ì 6 ZA te 5 6 NATUURLYKE HISTORIE dn 5 der Qe4j UITVOERIGE BESCHRIVING GEN DER 125% DIEREN, PLANTEN vC) MINERAALEN, Volgens het SAMENsTEL van den Heer bv Vk WV A. "Mer naanwremige Afbeeldingen. BA ADANA ATEN ATEA ERA TWEEDE DEELS,ZESDE STUK, De HEESTERS, Tr AMSTERDAMS By de Erven van PF. HOUTTUTN. MDD Ce MAREN L INHOUD van pir STUK: DERDE AFDEELING. DE HESTER S XVI, Heorpsr. De Eigenfchappen en on- derfcheiding der Samenteeligc Blocs men. „Naamsreden. De Samenge- ftelde of Vergamrde behooren * er toe, Verfchil der > daar de Bloem uit ETT ‘Kenmerken in algemeen, Rangfchikking in 't by- zonder. ps . ° Bladz. x XVII. HoorpsT, Befchryving van de Sa- MENTEELIGE HreEsTras, Syngene- fia, volgens de zes Rangen , waar in dezelven voorkomen, : mmm IT XVIIE Hoorpsr. Befthryving van de Max- WYvIGE HEESTERS, dat is de zoda- nigen, in welken de Meeldraadjes, op de eene of andere manier, met den Styl famengevoegd zyn ; gelyk in de Pasfiebloemen en anderen plaats heeft. . . mn WE pn ALXe XIX. Hoops. Befchryving van de Hers- TERS, in welken de Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen , op de zelfde Plant , van elkander afgezonderd zyn, deswegen EeNnurzicE ( Monoikia ) genaamd; gelyk de Hazelaars, Palm, Wonderboom en veele anderen, Bladz, 216 XX. Hoorpsr. Befchryving van de TwEE- Huizice Heesters (Dioikia) , dus genaamd ‚ om dat de Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen op byzondere Planten voortkomen, gelyk in de Wil- 231 XXI. Hoorpsr. Befchryving van de Veer- wrvicE Hresrers (Polygamia) , tot welken de Pifang of Banannen , Mimo- faas en anderen behooren, —_ . — 408 nde one ihn RiBee Jen KE aen ent pen AAN- AANWYZING per PLAATEN. en der Bladzyden ant alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden. Praar XXX, Afbeelding van Sâ- MENTEELIGE HERSTERS. tegenover Bladz. 45 Fig. 1. Het Wormbladige Byvoet van de Kaap . «dE Oiimuntent Droog- bloem (Gnaphalium,) een it 1e) nn Bloemgewasfen. bl. 52 A. Een Blommetje daar van met het Zaadkuifje, vergroot. mensne Praar XXXI. Afbeelding van Sa= | MENTEELIGE HEESTERS, memmen mn 67 Fig. 1. Het KruipendeGnaphalium. bl. 67 — 2, De Kroontakkige Straal- bloem (Keranthemum pro-_ bi i erum). . . Een B Ì van, met zyn Pluis en Vrugt- ke beginzel. B. Een Blaadje of Blader- ka Deeze Belden zyn met zeer fterke Vergrooting ge- tekend en het laatfte in ’t byzonder is wel vierdhalf ede Lighaamelyk men, “De en “Straal- : bloem van geele en witte es n Kleur. Allen Kaapfe Ge- wasle.._, bl. 77 Praat XXXII. Afbeelding van SA- | 5 MENTEELIGE Hees ESTERS. Ra Brzae Gh Tú „5 Fig. Fig. 1. Het Sparetiaiige Kruis- kruid van de Kaap. bl. 99 a. De wen en binnen met zyn b. De zelfde. van buiten gezien. c. Een der T weellagtige Ep etjes d. Een der Vrouwelyken, s e. Re Tweeflagtig zeer fterk; doch „. Een Haairtje van het Zaadkuifje of Pluisder Laadjes ongemeen ver- groot , om deszelfs Baardjes aan te toonen. î ie js : — 2. De van dae En Zaadje met zyn Pluis, allen in fterke Ver- grooting, voorgefteld. PLAAT XXXIII. Afbeelding ee, SA MENTEELIGE HEESTER mmm mm ES veréroik zynde, wor den De Id. Zie bl, 117 Fig. EN eeze ziet ng Tweefla ac: Blom- metje op zyn Vrugtbegin- zel, geflooten; by f een Vrouwelyk of Straalblom- metje en by geen Twee- flagtig dito geopend, met nn Stylen Meelknopjes : fterk vergroot. PLAAT IN, Afbeelding van Sa- TEELIGE HEESTERS. tegenover Bladz, 155 Fig.n. DeStere Gnaphaleides met aare Vrugtmaakende dee- en; als by a het Kelkje; by b het Blommetje daar Fig. 2. se Danjjsige Peri md en bye ha Ì Î in vervat; by c het Vrugt- pan met zyn Zaadkuif- Je Ì Ì be d een der Kelk. laadjes allen aanmerke-” yk v oot. re De Baferi Capenfis, be- fch 158 Een geopendBloeuheord je daar van is id. e afgebeeld; een Vrouwelyk of gelubd Blommetje by en Tweeflagtig met ‘zyn Styl en Meeldraadjes zeer dui- delyk, by g: zynde een der laatften afzonderlyk by A, se by { ver toond: — 3. Het hium 3 oe eriph k De Bloemboofdjes dar < 5 engefteld, waar in het eigenl ke Blomme. tje n verhoolen is, welks Pluis ongemeen ig ver- groot voorkomt by sE dd V, Afbecldng van Ef 5 | mm gn 2777 ig, Fg. 1. De Jatropha Herbacea. uit Westindie , met haare Bloemtros. ’ bl. 278 ‚ Derzelver Mannelyke Bloem met de Meeldraad- jes alleen, geopend. ‚ De Vrouwelyke Bloem , die bovendien een Styl en es heeft, > bd oo Fig. 2. De degel of Brabantfche Myrte met haare Zaad- hoofdjes, LI. 346 PLAAT nk, Afbeelding van TWEEHUIZIGE. _« _ tegenover Bladz, 399 Fig. r. De Clutía pulchella vande zynde het pn e of de vrugtbaare. bl, 400 je daar vans mm 2. Het Mannetje of de on- biker van de zelfde _Soo B. Het kort Bee, e daar ‚ beiden fterk _vergroo 8e od e Meel. draadjes te vertoonen, Praat XXXVII. mn van VEELWYVIGE,. mn mmm À 23 Amandel, : bl. A. De Mannelyke, B de _ Vrouwelyke C. De Tweeflagtige Bloemen ' van we fraaije Gewas, vergro D. Een Trosje van de Vrug- ten. . bl. 427 BESCHRYVING DER PLANTEN. A ERLING. De HEESTERS. KVL HOOFDSTUK De Eigenfchappen en onderfcheiding der Samen: teelige Bloemen. MNaamsreden. De Samenge- ftelde of Vergaarde behooren ’er toe. Vers fchib der Blommetjes, daar de Bloem uit be. flaat. Kenmerken in % algemeen. Rangfchik- + king ón ’t byzonder. k ben mba tot de Negeadend pn “die oomen heeft leverd, 6 maar in welke verfcheide Heetfters begreepen zyn. Dezelve voert den Griekfchen” naam Syngenefia, welken ik SAMENTEELI« GE heb verduitfcht (*). De Heer Linnaeus zelf _{(*) Zie het IL eenen et ine | fak, datis het E A IL Dasr. Vlo Stom, as Dy EIGENSCHAPPEN MIL zelf leidt dien naam af van- de Griekfche woot. Bink. den ed (famen) en yêneis (Voortteeling) , wes- Hoorp- halve zyn Ed. oogmerk; in deezen, myns oor- STUK, deels, met gezegde benäaming veel beter gevat is, dan met die van Zwager - Planten of andere vreemde bewoordingen, wier betekenis niet ge“ reedelyk in ’t oog loopt. of zelfs oneerlykheid ipfluit. De reden dier Benaaming „van den Ridder opgegeven, is, dat de Mannelyke Teeldeelen , ‚te weeten de Meelknopjes (Anthere ,) van ver- fcheiden Meeldraadjes ( Stamina), fàmenge- ae ark en aat Gringe en vd Rolrond Lighaam ze wallen he Zaadje. Hier Eon ee dat-de-Blommetjes-, in deeze Klasfe , elk toc een” byzonder Zaadje behoorende „door het- zelve op een zelfden Stoel Raap acnlum)i in- ‚> En van een gemcenen Kelk omvangen zyn, waar in veele Zaaden te gelyk tot volko- menheid worden gebragt ; om welke reden de Plantgewasfen van deeze Klasfe ook Samentee- ae mie mams van wt rd van de laat- peer een Beidietel ‘er renem moet men hier van uitzonderen, In deeze. Klasfe , naamelyk, wiri-die Gellag- ten vervat, welken de vermaarde TouRrNE- FORT, naar dat derzelver Bloemen uit een me- nigte van regelmaatige Blommetjes ee EEn WRR Em 0 Kop of Hoofdje vergaard; gelyk in de Diftels 1. en anderen : of uit veel onregelmaatige en als Arpzin. half doorgefheeden Blommetjes famengefteld wa- Hoorp- ren, gelyk in de Paardebloemen : of uit een ver. STUK gaaring van de eerstgemelden , door een ge- ftraalde Krans van de laat{ten omringd, gelyk ìn de Zonnebloemen , Afters en dergelyken „ beftonden , in drie byzondere Klasfen gefchike hadt. Anderen , gelyk Rav en BOERHAA- VE ‚ hebben dezelven altemaal begreepen on- der den naam van Samengeftelde Bloemen. An- deren wederom gaven ’er den tytel aan van of Vergaarde _Bloem- pjes : komende dit op een ent zelfde Uit. Sommigen namen den Gemeenen Kelk en Stoel , die tot een Bewaar- en Zitplaats voor dee Blommetjes ftrekt, daar by in aanmerking. Hoe kenbaar ‚ nu, die Planrgewasfen aan dit laatfte en hoe gemakkelyk daar door van anderen te onderfcheiden zyn, heeft nogthans in de famenvoeging niet alleen , maar ook in de ge- Oelde, van daens zegd een wonder- eidet ats, die he t onderzoek — van rn Riiste tot cen der Elten doch tevens moeielykfte Onderwerpen maakt van de Natuurlyke Hiftorie. Verfcheidene hebben zig, derhalve , daar op in ’t byzonder toegelegd. Na TourNEFoRT is dit ftuk door den be- roemden VAILLANT en PONTEDERA in ’ „Daglicht gefteld ; maar vervolgens; na dat de Groote Linneus ‘er gebruik gene A 2 it. pris Visorens’ ge 4 De EIGENSCHAPPEN UL en de niet minder Kruidkundige Hoogleeraar A. Banken, VAN Roven de Rangfchikking veranderd Hoor. hadt, door den Geleerden Heer BeERKHEY à STUK, deeze Blommetjes zyn: o thans Leëtor der Natuurlyke Hiftorie op de Hooge School te Leiden , niet alleen met een omftandige Befchryving , maar inzonderheid door _paauwkeurige en zeer fraaije Afbeeldingen, van alle de zo algemeene als byzondere Eigenfchap- pen deezer Bloemen ; grootelyks opgehelderd (*). Gedagte Hoogleeraar hadt, uit de opgegeve- ne bepaalingen van den Ridder , de volgende KENMERKEN van deeze Klasfe opgemaakt, las ge en Se er Dae De Kerk, het algemeene bekleedzel van veele Blommetjes , is eenvoudig, gefchubd, of meervoudig. leder Blommetje heeft een eigen Kelk , het Kroontje zynde van het Zaad, zit- tende op den top van ’t Vrugtbeginzel, _ De BrLoEM is famengefteld uit veele Blom- metjes, die eenbladig zyn, met een lang zeer dun Pypje op het Vrugtbeginzel geplaatst, en f en en Ratid 3 a die (*) In zyn Ed. Difertatie Inauguralis, geryteld Expofstie Charaëteriftica Struëture Florum, gui dituntur Compofiei,” per J. LE FRANCQ VAN BERKHEV. Leid, 1760. De Friefthe Hoveuier MrrsE heeft de befchryving der Samenteelige- Bloem-Gewasfen , in navolging van LINNAUS , in de Hol- Jandfche Taal voorgefteld „ en daaromtrent zyne Aanmerkin- gen aan de Wereld medegedeeld; Leeuw, 1761, in Oa vo, met Afbeeldingen, f ze ee makna: Em 5 die in vyven verdeeld is, de Slippen oe boogen uitgebreid hebbende: of _— magt j Spatelachtig ‚met een lang, plat. a uit- Hööllke waards geftrekt Randftuk ; aan den rip ge„°TUEe heel, drietandig, vyftandig of geknot: of __ Gebrekkêlyk, wanneer zy geen Rand, geen Pypje of geen van beiden hebben, De MeErpRAADJES, vyf in getal, zyn zeer korte , dunne, Haaïrtjes , in den Hals van À het Blommetie ingeplant „ met {malle opgeregte Meelknopjes , die zydelings famengegroeid zyn tot een Erecte, » Ea an zo lang als de Rand, De S Tampa n heeft cen en ; Prugte beginzel , waar op het Blommetje met zyn Voet rust , en een Draadachtigen opgeregten Styl, zo lang als de Meeldraadjes , doorboo- rende den Rol der Meelknopjes. De Stempel is in tweeën gedeeld , met omgeflagen uitge- breide Slippen, Een ZAADHUISJE ontbreekt ’er aan. Het ZAAD is Zas end dikwils Gekroond met een Kuifje, van vecle Straa- len in ’t ronde geplaatst, die of enkeld zyn of geftraald, of Takkig; en dit Kuifje is on- gefteeld of zit op een Steeltje: of met cen klein Kelkje, dat dikwils vyftandig is en bly- vende, Of __ Ongekroond , en dus geheel naakt, hase  3 pe DEsL. VIe STUK In. AFDEEL. XVI. 6 DE EIrIGENSCHAPPE NR De gemeene STOEL der Vrugtmaaking ontvangt veele ongefteelde Blommetjes, op eene Schyf , Hoorp- die hol, plat, verhevenrond , Pieramidaal of STUK, door den as in Klootrond is, en deeze heeft de Oppervlakte Naakt, oneffen door een weinig, ingedruk. te Strippen: Haairig , als bedekt zynde met opgeregte “ Haairtjes; o Kaffig, als met Elsvormige , platte , regtop= ftaande Kafjes , die de Bloempjes afzonderen , bekleed, Deeze Samenteelige Plantgewatfen, nu, zyn RO} Be te vier ‘Rane een en traande, adering bebe bende zyn Wel Ed. daar in de Planten van den Leidfchen Akademie-Tuin, meestal volgens de Soortlyke bepaalingen en Geflagtsverdeelingen van den Heer LinNaus, overgebragt en voorgefteld (*), De eigen Rangfchikking van den Ridder is, gelyk ik bevoorens aangemerkt heb, hier van aanmerkelyk verfchillende, R2 yn Ed, merkt qa ; dat tige zyn die zo wel Meeldraadjes als cen Stamper hebben : Mannelyke, die Meeldraad- jes hebben en geen Stempel: Wrouwelyke , die een Stamper bezitten zonder Meeldraadjes, en Gelubde , die noch Man noch Vrouw zyn, als hebbende geen Meeldraadjes en geen Styl of Steme () Vid. Fier, Leidenfis Prodrom, Leid, 1740, Pp. 17 s m8 eo, ECR SKcE NM Bok K ECN 2 Stempel. Dit heeft ZO wel plaats in. Spatelblom- In, metjes als in Trechterblommetjes, ea hier ui’ Ee fpruiten de volgende , weezentlyk plaats hebben Hoor de, Verfcheidenheden van Samenteelige Bloemen. STUK { Trechterachtige Tweeflagtige | inde Omrtrek, r. Trechterachtige- Vrouwelyke ‚in-de Omtrek. 2. ‘ Trechterachtige Gelubde in de Met Trechter- mtrek. 3. achtige T wee- . Dr lastige Blom: Erm De weeflagtige. in metjes op de Teriechtes Vrouwelyke in Schyfen __ f__de Omtrek. 5. $ Spatelachtige Gelubde in de Omtrek. 6, n Naakte Vrouwelyke in de Om- . hs tr Ze é € Met Trechterachtige Mannelyke op de Schyf — en Naakte Vrouwelyke in de Omtrek van den Stoel. 8. | lag Alle deeze Verfcheidenheden zyn.door den Heer Linnaus betrokken tot vier Rangen, _ welke ik bevoorensduidelyk voorgefteld heb (*), _ paamelyk tot die van 1, Egaa- _—___(*) In het IL, DEELS 1. STUK van deeze Merit Ne aop WI. aon NE en, Hoor 8 STUKe _ «Was ,) echter” tot cit Taatfte overhellen; Hy 8 Der EFGENSECHAEPPEN I. Egaale Veelwyvery. 9, Is 4e IH. Oversollige Weelwyvery. 2, Ss Ta UI. Wrugtelooze Veelwyvery. 3, Oe IV, Noodzaakelyke Veelwyvery. 8. En daar is bygevoegd een Rang van V. Afgezonderde Veelwyvery ; als mede vaa VL Zenwyverg. Deeze laatfte Rang, uit de Grondbeginzelen van het Stelzel der Sexen voortvlocijende, heeft cr, zo LiINN&us zelf aanmerkt, bygevoegd. moeten worden ‚ om dat het weezentlyk Ken- en. der Blommetjes van deeze Klasfe ws t ecn EEE met een enkeld Zaad beneden rz Voet _ van het Blommetje. Dit laatfte, evenwel, heeft geen plaats in alle zeven Soorten , welke tot deezen Rang betrokken zyn, en dus wordt die, by fommigen ‚, van de Samentceligen uitge. monfterd. De Franeker Hovenier MEEsSE, een niet onbekwaam Kruidkenner, zou, in zyne Verhan- nde over de smid (welke, zo hy ver- Kaa, alle kn top heide AE le epe oordeelt ‚ naamelyk , dat de Enkelde Paaring , gelyk hy ’t Woord Monogamia verduitfcht, jn fommige opzigten tegen de andere Rangen ftryde , of liever, niet met dezelven. overeen- kome, ’t Is waar, dat de Bloemen hier geens- À zins Er SK EO ME RORE BCN 0 gins in een Gemeene Kelk vergaard zyn , en _ IL ook niet als enkelde Blommetjes aangemerkt ran kunnen worden „ dewyl zy in verfcheide Ge- Hoorp« __flagten van-deezen zesden Rang geen enkeldeSTUKe … Zaaden geeven ; maar hy heeft niet opgemerkt , dat de famengroeijing der Meelknopjes het Hoofd - Kenmerk uitmaakt van deeze Klasfe , en dat bygevolg alle de Planten, wier Bloemen dit op die wyze hebben, daar toe betrekkelyk zyn, De Aanmerking , dat in fommige Soorten van Violen zulks geen plaats zou hebben, is voor ediand… wien. de menig vuldige Speeling der Natuu de Iykheid om dezelven naar de uiterfte ftrengheid in het haar behoorende Geflagt te. plaatfen , be- kend is 5 derhalve van de noodige toegeeflyke heid in deezen bewust; van weinig belang. „Uit het voorbeeld van ’t Geflagt van Laurus alleen, tot de Negenmannigen t'huis gebragt, waar in Soorten voorkomen met vyf; zes en de gewooe ne Laurier met van agt tot veertien Meeldraad= jes; als ook uit dat van emme waar in de heelt; % En we st uit ET van Pale. riana ‚ waar in” eenmannige , twee , drie en viermannige Soorten begreepen zyn; ziet men klaar ,‚ welk een moeite de Ridder aangewend heeft om de Geflagten niet te vermenigvuldi= gen, en hoe veel zyn Ed, gelet heeft op de uit- wendige Geftalte. Zo dat de onvolkomenheid; hier in plaats hebbende , moet ern wor. den ; A5 IL, Deer} Vl. STOK. i DRE LCR NEC RAL Pen UL den. alseen onvermydelyk Ongemak, Ípenitafe eer in de uit de fpcelzugt der Natuur. onp De Klasfe-der “Samenteeligen vereifcht; in de STUK. Kruidkunde , eenige byzondere Benaamingen, gelyk ’er feel; in dit Hoofdftuk , door my ge= bruikt zyn. Ik meen reden gehad te hebben „ om.in het verduitfchen van’ de -Latynfche-of Griekfche Weorden , door Linnaeus daar toe gebezigd, van die van gezegden Kruidken- ner af te wyken. Ik volg den Ridder in de onderfeheiding van Flores Capitati [Kopbloemi- ge] , Discoidet [Schyfbloemige] en Rudiati ett 7 waar van Ee Glen tld 8 ge en. — De ige , ster = “platheid da ge= naamd , komen met de Naaktbloemige van den Hoogleeraar vaN ROYEN, dar eigentlyk on- geftraalde Straalbloemen zyn „ nagenoeg overe een, De Afdeeling der Semiflosculofi ; welke door beiden behouden wordt , is naauwlyks in een Nederduitfch Gewaad te fteeken. Ik ge- bruik , derhalve , daar toe de benaaming van Shauni 5 om dat de Blommetjes , waar ke ei TE 4 gulati , dat geene Kougbinaumetjes betekenen kan, en dezelven ls ook meer naar een Spatel , dan naar een Tong, die altoos fmaller uitloopt , terwyl zy dikwils naar ’t end verbreeden of eer blyven. De Floseuki vande: die in de Kopbloemen de geneelc Bloem „ E re NMB MekE Ne kk Bloem, en in de Straalbloemen het midden of. IIs de Schyf beflaan , noem ik niet Pypblommetjes „\PDEELs (hoewel die benaaming vry algemeen gebruike- Hoorns lyk is,) maar Trechterblommetjes: want zy zyn°TUEe altoos Trechterachtig en men vindt ’er die in ’£ geheel geen Pypje hebben ; ’t welk nooit , by- na „ aan de Spatelblommetjes ontbreckt, ‘Dus ziet men , dat ik maar de verwarring in deezen getragt heb te vermyden. Dat ik het Bedde of de zitplaats van de Bloem (Reeeptaeulum] den Stoel noem, is om dat dit Deel deezen naam voert in de ide Voor ® t overige komen deelen met ‘de genen, die ine pn vooren in dic Werk gebruikt heb , overeen, De Plantgewasfen van deeze Klasfe hebben meest de Bladen overhoeks of overshands aan de Stengen en Takken , zelden tegen elkander over of gepaard, Onder de zevenhonderd Soor- ten , die daar in opgeteld wafen , vondt de Heer Dr. Ber KHEy maar vyftig van de laatstge- melden, Eenige weinigen, bovendien, hebben ie Nt Malak nat Be IFER wordt de Steng van de Bladen eenigermaate Scheedachtig omvat , wanneer dezelven ongefteeld zyn. Zeer veelen van de Spatelbloemigen heb-_ ben de Bladen door uitfnydingen Vinswyze of Lierachtig verdeeld, Men vinde ’er veele Hee- fterachtigen of Heefters onder, gelyk uit de volgende befchryving zal blyken, ha ; XVII, HOOFD. II, DEEL. Vlj STR) Ee 12 SAMENTEELIGE HEESTERS. nu, E FOKOROROKEOKOECKOROROROROES KS: | ArpeeL. Rd XVII. XVIL- HOOFDSTUK Hoorpe STUKe Befchryving van de SKAMERDEELIGE Hee- STERS, Syngenefia , volgens de zes Rangen, waar in dezelven veorkomen. EERSTE RAm:o. Egaale Veelwyvery. D= noemt’ men de gefteldheid van deeze Samenteelige Bloemen , wanneer alle de Pes cs Twecflagtig, z 4 hae, is, zo wel Sty rugtbe: draadjes heb- et Dit heeft plaats in de Eerfte, Vierde en Negende , der gedagte Verfcheidenheden of Soorten van Samenteeling, en hier toe behoort het Geflagt van ARR IK: De Kenmerken van hetzelve zyn: een naak- te Stoel ; een Haairig Zaadkuifje : een Rolron- de, langwerpige Kelk, die van onderen wen “Het bevat vyftien Soorten, waar vande ze: ven eerften Heefterachtig zyn, als volgt. 1. (1) Cacalia, die een Heeflerachtige Steng Pepillaris- heeft, \_(1) Cacalia Caule Fraticofo , obvallato Spinis petiolaribus Syst, Nat, XII. Gen, 933. P. 535. Veg. XIII. p gu. Kleinia Caule Carnofo &c, H. Clif. 395. Cacance, mum Caudice papillai, Dinx, Elie 63, T. 55. £. Sje, d SVEN Id ERTL A 39 heeft bewald met gee gela rad il Doornen. Ee Deeze, onder den naam van Kleinia met een Hoprp: Vleezige. Steng» die bewald is met geknotte” mega Steeltjes , in de Kliffortfche Tuin voorgefteld „Range is by DiLLENIUs onder dien van Cacalian- themum. met een getepeMden Stam afgebeeld. Zyn Ed. merkt aan , dat die Tepels Houtig Zyli ; nidedegendtaande de “Bladen sde Sappige hoedanigheid ‚van Huislook hebben Zy blyven van de afvallende verdorde.Bladen over. Uit Holland was deeze Soort in den Elchamfchen Tuin gebragt. (2) Cacalia , die een Heefterachtige Steng IL. Cacalia heeft, met langwerpig Eyronde Bladen; aa. ‚de Bladfteelen met drie Streepen neder. * waards afloopende, Onder den naäm Van Ant- Euphorbium is dit Gewas , dat insgelyks zyne afkomst van de Kaap der Goede Hope heeft „ door seed Autheuren ateebeeld Het Joes ens als een ‘Tegene e va Zap dewyl het door de zagte ie vn van zyn Sap kon dienen om de fcherpheid van die Gom- Harst (2) Cacalia Caule Fruticofo , Fol. ovato- oblongis planis , Petiolis bafi line eriplici deduêtis. Kleinia Fol. Carnoús plas nis &c. H‚, Clif. 395. Ant=Euphotbium. C. B. Pin, 387 Dop, Pempt. 373. MORIS. Hift, mi. Ps 3450 Se 7e T. 37.6 Ne zo, Dil, Eltb. 63. T. se fas de IJ, DEELe VI, Stu ' ze eraf S rendiis 14 SaMENTEELIGE HEESTERS Harst te temperen: DoponNéys acht dat rata men ’t zelve tot de Telephia zou kunnen bes Hoorp- trekken. Het komt ’er, in ’t uiterlyk aanzien , pek eenigszins mede overeën, hebbende ronde groc: Ee ne Stengen , met Bladen als van Porfelein be: zet, doch de Bloem- en Vrustmaaking is groo: telyks verfchillende; gelyk men dit by Mor r- SON en DIiLLENIUS kan zien, “em. (3) Cacalia, die een Heefterachtige Steng Caf heeft en Vieezige Wig vormige Bladen. — wigbl gen 5 De Steng van deeze is Vleezig , met onge- een vlakke Bladen …_van onderen een Eng haut tai te hooren 3} doch de Vering was „ alzo het in de Upfalfche Tuin.niet gebloeid hadt, door-den Ridder niet onderzogt, iv. _ (4) Cacalia , die een Heefterachtige famenge- Teng flelde Steng heeft , de Bladen Lancetvor- Smalbla. mig plat, met flaauwe merktekens der ci Bladfteelen aan de Steng. PEA voert thans den bynaam van Kleinia, verwarnet) _ heeft; „{3) Cacalia Caule Fruticofo , Fol, Cuneiformibus Carnofis. Mant. 110, (4) Cacalia Caule Fraticofo compofito , Foliis lanceolatis ‚ Petiol. Cicatricibus ebfoletis. Kleinia Fol. lanceol, &c. H- cf. 39$, Cacalianth, Folio Nerii glauco. DizL. Eirbs 61. T. 54. fe 2. -Frut, Ind. Orient, Lavandulz folio; C. B. Pin, sor. Nec Cacalia, nec Gacaliaftrum cc, KLEIN Adonogr, Burm. Fl Ind, p‚ 175, _ S: MEENIB 15: MAREA ir ds 15 heeft, hebbende dien te vooren aan deeze Ge-_ HIL wasfen gegeven. Zy was van zyn Ede, in de xvm, befchryving der Planten. van den KliffortfchenHoors= ‘Kuin Kleinia mét vlakke Lancetvormige Bla," ®* den en: eene: gladde Buikige Steng, genoemd Be Rand 5 weest. De: venete Krrin heeft er een byzonder Werkje. over uitgegeven ‚ zeggende, sj Het “is geen. Cacalia , noch Caetliaftrum 3 maar misfchien een Heefterachtige Tithryma- „, loides met Oleander -Bladen” Het zou de Oostindifche Heefter met Lavendel- Bladenzyn van C, BAUHINUS,; die daar toe den Laven- van een Tak, uit. Oostindie in Engeland over» gebragt, door deezen Kruidkenner is afgebeeld, Het onderfcheid , tusfchen Lavendels-en Ole- ander-Bladen, is evenwel wat groot, Dir r- Nius heeft het Gewas , onder den naam van Cacalianthemum , adebeend: en merkt aan, dat hetzelve , in vier of vyf Jaaren tyds, opfchiet tot twee of drie Ellen hoogte en tot de dikte hen Hee mand ademt 7 EE Be Boorleeraâr N. L, Boie MANNUs brengt deeze Soort tot de Oostin- difche Planten thuis. (5) Cacalia met een Heefterachtige Steng en v. en Vleezige Bladen. eran Dee © Dikbladie G) Cacalis Caule Fraticofo , Fol, compresfis cm 48 Daane VI, Srume ee Arp XVIL 16 SAMENTEELIGE HEESTER& Deeze is onder den naam van Afrikaanfch 1. Boomachtig Kruiskruid , met Bladen en Geftalte Hoorp- van Ficoides « door CoMMELYN in Afbeel: STUK« Ô Eet VL Cacalia schie aSa ding gebragt, onder de zeldzaame Planten van den Amtterdamfchen Tuin, Het maakte ’er , uit Zaad geteeld zynde , in twee Jaaren tyds een Gewâs van meer dan twaalf Voeten hoog » zig aan den top in veele Stceltjes verdeelende, _ die vergaarde Blommetjes voortbragten in Rol- ronde Kelken en daar op volgden gepluisde Zaaden. Het Loof was Zeegroen en als met een blaauwachtige Daauw bedekt. Men vindt ‘er aaide Verfcheidenheden van in de Hoven , | en figuur der Bla- Sui aûde Heuhesdaer N. L. BURMANNUS aantekent. (6) Cacalia met een Heeflerachtige Steng en platte Vieezige Bladen. Kopen, Deeze „ zo wel als de naastvoorgaande,; van de Kaap afkomftig , komt in Geftalte zeer met dezelve overeen , maar de Bladen zyn holach- tig Bs van tn niet nn wrm Zet. EOF hadt her niet gebloeid. . (2) Car Kleinia Fol. Carnofis lanceolatis”&c, H. Clif. sos. Senecio Afric. Arborescens, Ficoidis Folio & facie. BRADL. Succ. $. Ps IX, Te 49, (6) Cacalia Gaule Fruticofo , Fel, depresfis Carnofe Maut, 118, Sr NMG EON HEERE A Ir (7) Cacalia met een Heefterachtige Tukkige Us Steng „de Bladen Liniaal , vlak, ver. ArDrels Jpreid. goor Dit is een klein Heefter- Gewasje , in Brat ® vi, groeijende , volgens Arpuinus, met Draad- arai achtig dunne. Takjes, en zeer fmalle , verfprei-/. de , «niet: Vleezige Blaadjes. Eakelde Bloem- org fteeltjes draagen een vyfbladigen Kelk , dic htig- veele paarfche_ Blommetjes. bevat. Het Zaad. kuifje beftaat uit ftekelige Haairtjes. itn BR OMEIN ii EI Een Naakte Stoel ; een gepluimd Zaadkuif. je: een Kelk. die langwerpig en_gefchubd is: de Styl der Blommetjes lang-en ten halve ge- fpleeten : maakt de Kenmerken van dit Geflagt uit, Het bevat meer dan twintig Soorten, onder welken veelen Heefterachtig zyn. ‚Naar het getal der Blommetjes, in de gemeene Kelk ver- vat s worden ar in bre SRE en als edn re e cn. (1) Eupatorium met Lancetyormige rik mf 7 Eepus (7) Cacalia „Gale Shffearieoh: Rainofo ‚ Fol. Lincaribus, en ant, 109. Cacalia Fol. Lin, integerrimis , 4 Caulitas unifletis. ARD. Sp. Il, p, 39. Te 19. (1) Eupatorium Fol, lanceolatis venoûs obfolcte Gerrie glabris „ Calyc, quadrifloris , Caule Frutieofo, Syst, Nat, XII. Gen. 935. p. 536. Weg. Xlil, p. 612, Dalea Fruticofà &c, BROWN,” jee OP Ge ar kh i DEEL: Vl STUKe 13 SAMENTEELIGE HEESTERS, ur flaauw getande gladde Bladen, de Kelkèn AFDEEL, vierbloemig, de Steng. Heefterachtig D= XVIL __ Door den Engelfchen Heer, Doktor Bro w- À NE, is-dit Gewas op Jamaika ontdekt, dat hy Rang. geroemd heeft” Dalea ‚ die Heetfterachtig is, „met langwerpige , fmalle , eenigermaate getane de, wederzyds verlangde Bladen’ tegenover elkander , en Bloemtrosfen raan ’t-end-der Tak- ken. Hy heeft ‘er de Afbeelding van gegeven. m (a) Eupatorium met fial Lancetvormige ; srt en ‚byna effenrandige Bladen. rium si foe rijde: zi naam dig. van Prenen met fmalle Bladen en witte # _ Bloemen , afgebeeld „ fchynt dieste zyn van _PrtkenETrs welke ruig is en-de-Bladen naar % Loof van Hyfop gelykende-heeft Die van den Heer CrayrToN met witte Bloemen ‚op de « toppen der ‘Fakken-digt famengehoopt ‚, en vee le lange ; fmalle „ftekelige Bladen ,fchynt ’er naar te gek ken. ‘Het saat: een ge. hoog. (2) Eapatorium Fol, mn linearibus tineeviis’ fubin- tegertimis. Eup. Virg. Fol-angufto , Flor, albis, Ditu; Els. d4r. T. 115, É, 140: Eup. Virg. Flore albo, Hyflopi Fol. ‘amulum. Mor. Hif, II. pe 98. Eup‚ hirs, Hyflopi Fol, mula, &c. PLUK. Alm. 141, T. $8.f. 2, RA): Suppl. 189. … {3) Espatorium Caule volubili „ Feliis-cordatis, dentatis „ acutis. H‚ Cliff. 396. H., Ups, 253. R. Lugdb, 1565 GRÔN. Virg, 120, Corn, Neoweb. 132, Conyza (candens Eee, Pause Ji, SL NCGENESL A 10 Dit is mede een Virginifche, als een nieuw II, Soort van Clematis , met Komkommer -Bla- trom den, by PLuxkener geboekftaafd. Men oor: betrekt ’er toe, de Klimmende Conyza , met“Tuk hoekige Bladen van Nagtfchade, by.PLu MIER. Rr aen Is een Watergewas , dat welriekende witte Bloemen heeft , de Bladen lang gefteeld » ZO de Heer Cr AvtTonN aantekent. Hier toe behoort ‚ zo thans aangemerkt wordt „ dat Oostindifche Gewas van Java, waar van de Hoogleeraar N. L. BurMANNüus de Afbeel. ding. ‚ onder den naam van Harte vormig ‘Eubaiorium » Wegens de geftalte der Bladen ‚ die ook lang gefteeld zyn en de Ran- ken zeer glad, draagende Pluimen van Bloe. men (). (4) Eupatorium met cen windende heid hed tv. Bladen Eyrond effenrandig. Eapato- : Aas Hou Tot deeze Soort wordt het Eupatorium_ met dad: joe ied ek br den Heer Mir en de nd nú ‚ HUIS SCHT - 5 € à Ì indifche 5 me ke de Bladen van WEERTS fi. ed en niet getand heeft 2 hier nader fchynt thuis Ie, 99. Clematitis.-navum Genus ; Cucumeris. folio, hens PLijK. Aln. 109.T. 163, fe 3. (4) pegsn Caule volubilf „Fol, owatis. rin a H. Clif. 396. -Eupât- Fol. achet acúminatis Gc. Mille Die. 16, Conyza Amêticana fcandens &c, Amm. Hers. «54 Chem, Buma, Fl, Jude ps ns (HE 83. f, Ze B 2 H. DEEL, VI. STUKe 2o SAMENTEELIGEGHEESTERS. _ HL thuis te hooren. Het is een klimmend. Gewas , AFDEEL. met Aairen van Bloemen , daar valle de vier Hoorp- Blommetjes ‘buiten: den- Kelk uitfteeken, De aken pl wordt gefteld te Vera Cruz in de Pl Westin lange ** Met vyfbloemige Kelken; dn. 7 5) Eupatorium met PRK rant ; ge rium Zei. fleelde, getande Bladen. À CHI, Geyloníche De Bladen van dit Gewas, ’ wel Houtige “Stengen heeft , zyn van boven zwartachtig , van onderen met EEn ike, aikalligheid overe ‘toogen, zo BURMANNU 4 zyn Ed. Benere pe Ceytonfche Plait, “aantekent. Uit de Afbeelding-blykt , dat het- zelve de Bladen aanmerkelyk ge-oord heeft , wordende Pupula genoemd van de, Ceylonee- zen, om dat het op woelte Steenachtige plaat- fen groeit, s (6) Kupatòrium 7 met ongeflelde Lancetvormi- oen é 8 nei die de aten omvatten. äfolam. Re ZE en pen Pt ss kek e se en Hapdliesas Fol ovato- pe eds, laliie, deneae, yl, 306. Eupat. Zeyl. &c. Mom. Hijl. III, p. 99. Cae alia Foliis gemert ferratis &c. BURM. Zeyl. s2. T. zr Jacoba Senecionis Flore , Zeylanica , odorata: man oa 388. BURM. Fl, Ind, jk. …{6) Eupatorium Fol. fesfilibns angie „cmnlibus aiminêtis lanceolatis. Ls Ups. 254. GRON. Virg. 118. Eupatorium Virginianum Fiore albo &c. Mom More Hit, III, pe 95. oe Suppl. 188, Str EN RTE RR: er. Een Virginifche , met witte Bloemen „en: Bla- den als van Kruifemunt , doch fmaller, onge: uit, (7) Eupatorium met Lancetvormige getande laden , de Kelkblaadjes Lancetvormig,, _ aan de punt Vliezig en gekleurd. Deeze » in Penfylvanie groeïjende „ heeft een rcgtopftaande geftreepte Steng; de Bladen ge- paard, byna ongeftceld, breed Lancetvormig. Aan ’t end -komt „ecn Bloemtuil , die Bebeel, wie is: want de Kelken zyn ER Ee HL XVII. fleeld en zeer fyn getand , maakt deeze Soort Hoorp- ‚ STUK, VII. Eupates ius al wike Blaadjes , wier toppen Vliezig zyn en wit. Hie van heeft deeze Soort den bynaam, (8) Eupatorium «met Eyronde , gefleelde 5 5 Zaagswys’ getande Bladen, ee Eupato rium Arpreis Pd Deeze , in China door den Heer OsBrcK en lj waargenomen „ heeft de Steng rond gearmd, bykans naakt; de Bladen gepaard, fpits Eyrond, [ grof getand, gefteeld, glad, van‘ onderen blec- ker. Aan ’ end komen de-Bloemtuiter (9) Eupatorium met ongefteelde „ afgezonder- de, rondachtig Hartvormige Bladen. ne fen De PU (7) Kareerrinn Fol, Lanceol. ‚ Calycinis Foliolis aen apice fcari ariofis en nr, XlIL. apice mem. Alant. In. ( ‚Xx “Espasoriam Fol. periolais, ovatis, Ee Sp. Plant, 12e dig. 69) Eapasortam Fol, fesGibus dins , fabrorundo cote 5 dae EL, DEEL: VL, STUK, / a2 SAMENTEELIGE HEESTERS, Se HL De rondheid der Bladen ondetfcheidt deeze , er die naar de Valeriana eenigermaate gelykt , en Hoorp: Cacalia met rondachtige ongefteelde Bladen by STUK. _ MoRrIsON is getyteld, Zy heeft haar Groei plaats in Virginie en Kanada, B 7 (zo) Eupatorium met geribde Laucetvormige mam aden ‚ de onderften uitwaards eenigers Aller. grootst. maate getand ‚de Steng Heefterachtig. Het Virginifche Eupatorium met zeer lange eú fimalle Bladen , van MoRrIsoON , is niet näauwkeurig befchreeven. Men heeft deeze Stepgenì zyn eenigermaate Houtig , en komen uit een blyvende Wortel voort, maar vergaan Jaarlyks.‘ ’t Gewas groeit Mans langte hoog. De Bloemtuil is wit „ met de Hee nopjes al. leen paarfchachtig bruin, De overigen Soorten, waar onder het Eupa- torium Cannabinum of Boelkens- Kruid, zullen onder de Kruiden befchreeven worden, Ene: TERONIA, Neske tel. datis. Eupatoria Valerianoides Virginienûis &c. PLUK. Alme rar. T. 85. f. 4 RA). Suppl. 189. Cacalia Fol, rotundiori- (1e) den ak Lanceolatis nervofis, inferioribus exe timo fubfërracis Caule Suffruticofo. H‚ Ups, 253. GRONe Virg. 118. Eupat. as longisGmis 8 anguftisfimis Foliise Mögis. Hil. Ille pe 97. RAJ. Suppl, 147. SW eN G Er Neef IL Ae’ _23 fteltjes, die in veelen verdeeld zyn: het. Zaad- Ie kuifje eenigermaate gepluimd: de Kelk, Schub- achtig bekleed. Het “bevat twee Soorten, beiden. van, de Ter Kaap afkomftig, naamelyk. € 9, Pteronia met verftrooide Bladen , die aan pk den rand gehaaird zjn. Campa Die gehaairdheid der Bladen, welke daar weiriekens door als Vederachtig zyn in. deeze Soort, zal® waarfchynlyk aanleiding gegeven fiehhen: tot den Geflagtnaam. ct Gewas is Vederdraager , met Bladen van Camphorata , door Varr- LAN T. getyteld, _Men- betrekt ’er toe , de Kruiderige , Heefterachtige , Moorfche Oerizk van PLUKENET , hebbende een groote Goud- geele Bloem , uit Pyp-Blommetjes famenge- fteld, Het is een Heefter , met een Steng van drie Voeten hoog ; de Bladen zeer final „ vlak , uitgebreid en op zyde-gehaaird hebben- _ de, de Bloemen aan ’t end „ eenzaam, geel, grooter dan die van de e Sanna, Ze5t de pe de ger. (a) Pteronia met gepaarde Bladen, de Take pik ken gegaffeld en wyd gemikt. Dit, ppefifrn (1) Pteronia Fol, fparfis bafi ciliatis. Syst. Nat, XII, Gen. paarbladi- 937. Pp. 538. Vig. XIII. p. 614. Am. Acad, VI. Aft. 48. ge, 3 Prerophoros Camphorata, foliis ad margines pilofis, VArLLe AB: 375 ren Zan Frutesc, Maurite PLUK, dant. 56. T. 345. Ê. (2) Brervia es oppofiis, Ramis dichotomis divaricatis. _Cy- Ba córs- a. Deen, vr sro. u. e4 SAMENTEELIGE HEESTERS. Dit is een Kaapfch Heeftertje wan een-Hand- aire palm hoog ‚ met kleine ‚ Lancetvormige eeni- Hoops: germaate Wollige Blaadjes ‚ de Bloemen aan STUKe “x end, ongefteeld en geel hebbende; de Blom- han metjes diep verdeeld , twêe langachtige Stem- pels ; de Zaaden ruig, het Zaadkuifje Borftelig , den Stoel Kaffig ; volgens den Hoogleeraar D. VAN ROYEN. Tot dit Geflagt betrekt de Heer Bererius, onder den naam van Pteronia rigida , een Kaapfch Heeftertje , dat zeer Takkig is, van een Voet of hooger. a Steng en Takken zyn vierkanti ES n Ílyf | zet met hare fmalle Blaadjes, es, Wollie en ongefteeld, een halven Nagel edt: de Bloemen aan ’t end , eenzaam , hebben een Tolronden Kelk , van fmalle , Bompe ‚ Kafachtige Schub- ben, paâr beneden allengs korter , {de aller- Jaagften Eyrond. De Blommertjes zyn Trech. terachtig ‚ geel van Kleur , mef een Rolrond > Buisachtig ‚ Meelknopje , den Mond in vyven gefneeden hebbende, De Zaadjes zyn gekroond met cen zeer fyn geeld adi De sael Slate van " Kafi es ; Mt weinig verfchilt: ni de befchryving is wat duifter , en mooglyk heeft daarom LiNNaus deeze Soort niet cre kend. ST E- „Cyanus Centauroides frutescens Lavandulz folio. Breyn Prodr, Iite Pe 28 Te 17, É. 3, Cent. Fasc, p: 2 - ST NCO ER RTRA GE STEHELINA AFDEEL. Dit Geflagt naar den Heer STEHELIN Xite van Bazel , van wien men eenige Kruidkun. Hoor dige Waarneemingen heeft , waarfchynlyk ge- Eerfte eyteld ‚ beeft zeer duidelyke Kenmerken, De Rang: « Stoel is bezet met zeer ‘korte Kafjes : het Zaadkuifje Takkig gepluimd : de Meelknopjes geltaart. Zes Soorten zyn ’er in begreepen , als volgt. (1) Stehelina met Draadachtige Wollige Bla- a den, de Kelk- Schadhep a aan de Punt Vlie. goorn zie en om; zehoogen. De Ethiopifche Jacéa van PruKeENETs hier aangehaald , heeft de Doorntjes en Schub- betjes der Hoofdjes Goudglanzig, BerRetuss dit Gewas , van de Kaap afkomftig, befchry- vende, zegt dat de Bladen twee Duim of lan- ger zyn , Draadachtig dun „ met een Sleufje overlangs en witachtig Wollig , gelyk ook de maan aan % end der Kakjes, Ee a binnen Ba hes | a AC der warn kwa- men overeen met die van dit Geflagt , in ’c_ algemeen. (2) Ste- en (1) Srehelina Fol. Filiformibus tomentofis, Squamis Caly» cinis apice membranaceis reflexis. Sysr. Nat, Xll,- Gen. 938, pe 538- Wig. XIII. p. 614. BERG. Cap. 232. Gnaphalium __Fol, linearibus &c. Rs Lugdb. 151e Jacea Ethtopica, Srcechae dos Citrine-majoribus & towentofis foliis &c, PK werd 193, Te 302, f, 3 ' B 5 een IL DEEL: VL, sum 26 SAMENTEELIGE HEESTERS, UI. (2) Stehelina met fimalle getande Blaadjes, pede de Kelkfchubben Lancetvormig; hes Laad- Hoorpe kuifje eens zo lang als de Kelk. STUK: I Dit Gewas, dat in de Zuidelyke deelen van Bere Europa, Spanje „ Lânguedok en Provence , Twyfel. groeit; is onder verfcheide maamen voorgefteld achtige. geweest , naar *t gene hier onder blykt, Het komt ook voor als. een middelflag-tusfchen de Serratula, Gnaphalium en Stehelina, zo La n- Naus aanmerkt , geevende ‘er derhalve den bynaam van Twyfelachtige , aan, TouRN E- FORT noemt het lacet die SN, Hoofdje heeft, ae bs ES ser 2) ‚ waar uit blykt, dat _de Hoofdjes , wegens de langte der Zaadkuif- jes, langwerpig zyn. Het groeit Heefterachtig op dorre plaatfen, hebbende de Takjes en Bladen Wollig en de Kelkfchubben paarfchachtig , zo Govan aantekent. Volgens MacNor is t een zeer fraay Plantje, bloeijende in de Maand September. nis lanceolasis , Pd wt Eeen vg kanniart, AVL roms Nie, 73. nb Monsp. 430. Gnaphalium Caule Ftuticofo c.R. Lugd. 151, Stoechas odorata purpurea. Lon illuât. MAGN. Jfonsp. 247, 297, Stoechadi citrina affinis. J.B. Hij, MI. pe 156. Elychryfum fylvcftre Flore oblongo, Ce B, Pin, 265. Chama - Chryfocome &c, 53 Jeon. is Jacea capi. . Á REN, Se (*) Stoechas citrina altera smeren Böse seo, vid SY NG EN B WAA 27 (3) Stehelina met ovaale Bladen, Arperr, Op Kandia, op de Hierifche Eilanden en in_ £van Provence , grocit deêze , die cen Boomachtigg 075. Heefter is, met rondachtige Zilverkleurige Bla- Ï den en ‘Bloemen heeft als de Koornbloemen. sschina met Bladen als van den Styrax- Boom, De Kel ae eftaat uit ftompe Schubben: het Zaadkuifje is Takkig gepluimd , de Meelknopjes zyn van onderen getand: geen gelubde Blommetjes ko- men ‘er in voor. (4) Stehelina me eT Lamcetvormige Bla- Iv. en Stebelina , Fruticofa, es e . Hesfter. Deeze groeit op Kandia en in de Levant sachtige. volgens Dr, GERARD. De Bladen zyn by die van Weegbree door TourNeFoRT vers geleeken , en by de Olyfbladen door. V arr. LANT. ’t Gewas is Heefterachtig en heeft | Bloem. CG) Siehelina_ Fol. ovalibus, SCHREB. Dee, I. T. 1 Or Prodt. 1387. Raponticoides Frutescens Sty rac’s folio. it AEE, 179. Jacéa arbor Styracis folio, TOURNF. Jrf?. 445e Cyanus Arborescens alterg Folio Styracis. Arp. Exot. 33. Te 32. Frutex rotundo Argenteo folio, Cyani flore. C‚ B. Piz. PD) Stehalina Fol. Lanceolatis obtufis. Centaurea ere Sp. Plant, 1235. Cyanus repens anguftifolius. C. B 274. Cyanus repens. LoA. Je, 548, Jacea Frutescens side Folio, Flore albo. TouRNE. Cor. 32, tegen frutese gens pe folie, VAILL, AE, 179 wd, . DEEL VL, STUK 5 23 SAMENTEELIGE HEESTERS, 1. Bloemhoofdjes gelyk de voorgaande Soort , wor- AFCErLe dende Kruipende Smalbladige Koornbloem ge- Hoorp=’tyteld van CG. BAUHINUS, . EN (5) Stehelina wet fmalle „ zeer ko dist Sin … geplaatfte, omgeflagen Bladen. ce pynbladi- Onder de Serratulaas is deeze geteld ge- ge weest, die den bynaam van Chamepeuce, dat is Laage Pynboom , voert, wegens de Naald- achtige figuur der Bladen. “Zy groeit ook op Kandia, en is een Heeftertje , dat uit den Wortel veele Emme kh die digt 8 Keel E eg ied ed chtig , zo EK ACD dintele t. „Op En end der Stengen komen , gelyk in zyne Af- _beelding, de Bloemhoofdjes voort. = (6) Stehelina met Elsvormige s opgeregte , Jebricata, Wollige Bladen. uodia- : dige, De bynaam van deeze Soort , die aan de Kaap haare Groeiplaats heeft, is ontleend van den Heer BEeRrRGaus,; door wien dezelve om-= ftan- E , lina Fol. 1 escibus con tís longi fimis k dé Serrstula ‘Chamepeuce, Sp. Plant. 1147. Centaurea Calycibus . jnermibus &c. H‚ Cliff. 421, Re Lugdb, 138. Jacea fruticans Pini folio. C‚ B. Pin, 271, PLUK. Alm, 190, T. 94. f. 3. Chiammpeuce, ALP. Exet. 77. T. 76. Stocbe capitata , Cha- mapeuce. ALP. Exen, 77. T, 7$. Stoebe Cretica fruiicans,- en anguftis Foliis, Mon, #: B. IL. Pe 133 . JT int (6) Stehelina Fol, alia ereêtis | dais Man id Stchelina Calycibus ms Fol, acuminatis ovatis mba BERG, Cap. 23 ESTE TE WEEK A Sap ftandig befchreeven wordt. De Steng is Hee. HIT, fterachtig ; rond, Wollig. bezet met Kroon: jes Aipggte van Takken , die ook Kroontjeswys' bekleed Hoorn zyn..met Draadachtig dunne gebladerde TaksSTDE. jes , hebbende zeer kleine, EÉ Syrond gefpitfte ; Re gledachige, „ van onderen wit- Wollige „ Verse fpreide, Schubswys’ opleggende Blaadjes. ‘Twee Bloemen, de eene ongefteeld , de ándere met een kort Steeltje ‚ komen aan ’t end der Tak- jes voort. De gemeene Ee is uit {malle „Schubben, EE et Mn Bed fpits en is Zy, Shaaird en aan „’t gaan een Katie bene heb: bende, dat blaauwachtig gekleurd is, als een Straal zig vertoonende. De Bloem is korter dan de Kelk-Schubben. De Blommetjes zyn als gewoonlyk.… ‘Het Zaadkuifje is zeer fyn ‘gepluimd; ‘blaauwachtig : de ‘Styl Draadvormig__— met twee lange Stempels* de Stoel“naakt, met — verheven Stippen. pete el ie Ee LE , AS AA 9 M A. ‚Pro kb, bloeme. en en “De Plantgewas en van dit ef ast hebben een naakten -Stoel;-het Zaadkuif je eenvoudig; den Kelk half Klootrond, gefchubd; den Styl naauw- Jyks_ langer dan de Blommertjes, Het héeft zyn naam van de fi erlykheid der Bloemhoofdjes, die veelal Goudkleurig, of hoog “groen zyn , en bevat elf Soorten , waar van he zeven eerften on zyn , als volgt. 0 Pronk. ffe han j { 30 SamentreLiee HeEsrenrs. k u (1) Pronkbloem die Heefterachtig is met gez Arprrl, paarde Stomp ovaale Bladen, de Bloemen Hoorp- gebondeld en gefteeld, De Heer Bererus betrekt dit Gewas tot Chrsfoco “het Geflagt van Zupatorium, met den bynaam zifosa. van divaricatum, om dat de Takjes wyd ge- mikt zyn. Het heeft de Steng Heefterachtig „ byna fond , rimpelig , regtopftaande , en de Bloemen aan Tuiltjes. Linnaus merkt àan dat het zeer naby komt dan de tweede Soort van Pteroniä ; vennen daar van byna ak leen, os a aap oede H pe. De Bebi: zyn Bens de kelken Rolrond tomp. m. (a) Pronkbloem, die len ‚ met ed -Liniaale, regte , gladde Bladen, die aan ee j % Me anje: Pr ewg-Glomen. CEA mige. { Dee: (1) Chryfocoma Fruticofà , Fol. oppofitis ohovatis , Floribus pane wa EA lensen 939. P- 539» s- Cap, 145 . Cyanus arborescens minor, Fol. Majoranz., BREYN- Prodr. 2, p. 40. le, T. 17, f. 2. (2) Chryfocama Fruticofa Fol. linearibus reftis glabris , Dorfo decurrentibus. H. Clff. 397. Ups, 252. R, Lugdb, 146. Conyza Ethiopica Flore bullato Aureo, PLUK. Alm, 400. T. 327. f. 2 Elichryfum,Aft, maltif, enuifol, fratescens, VOLCK. Not, p. T. 148. (*) Dat is langs.de Takken heen zig trekken met den verlangden Grondfteun » of dus, zonder de Takken te omvat= gen „als aan dezelven kleeven , t welk Fra brerrmie bete: kent. Zie Phik Dot, Tab, Ille fe 95e Se Oef: Ne B Wem sA, SE Deeze beantwoorde, door háare Goüdgeele Il, Bloemen , aan. den Geflagtnaam,' Behalve Ee. Amman KENET ‚ die dezelve-Ethiopifche Conyfa tytelt, eta geeft ’er VorLCKAMER de Afbeelding van „TUKe onder den haam van Afrikaanfch Elichryfum , Range dat weelbloemig , fmalbladig en Heefterachtig is, zeggende ‚ dat hetzelve Houtige Stengen uitgeeft , van een Voet tot twee Voeten en hooger zig verheffende, met een mEhigte van fimalle … ftyve , llssiven Blaadjes omringd, Op de enden der Takjes zitten eenzaame Bloc. nen Kelk voortkomende en ben met een groote veelheid van geel Stuifmeel, ’Gewas zegt hys blyft altyd groen ‚ en groeit wan zelf aan de Kaap der Goede Hope, 3) Pronkbloem „ die laag. Heefterachtig ds, ry, met fimalle gladde Braden „ de. alken ai | wyd gemikt. brains De Heer Adin en deez, ook een_ Kaapfch achtig en fämengefteld hee gemikte effene Takken ‚ welke drie- of vier« voudig zyn , de Bladen fmal, ftomp, glad en uiegefpreid , de Bloemen aan ’t end, eenzaam; naauwlyks gefteeld,. Weinig verfchilt deeze „ voor ’t overige, van-de voorgaande Soort, | (4) Pronk: (3) Chryjoeoma Suffruticofa, Fol, linearibus glabris, Ramis divaricatis. Mant, 280, BERG, Cap, 234 Ie Dikke VIe STUKs 32 SAMENTEELIGE HEESTERS, UL (4) Pronkbloem die laag Heefterachtig is; ArperL XVIJ. met fmalle omgekromde , eenigermaate ruu- Hoorp- we Bladen , de Bloemen geflooten ‘knik- STUK. ke nde. IV. „Cups On Deire 5 deor den vermaarden COMMELYN Kniköloe- in Afbeelding gebragt , groeide" in de Amfter- mige. damfche Tuin met Houtige Stengetjes van een Voet hoog, bezet met fmalle Blaadjes als van Vlafchkruid „en droeg geele Bloemen, gelyk de meefte overigen , enkeld op ’t end der Tak. jes. Hy maakt van het knikken der Bloemen, ze Pronkbloein- die haa Boise en v. Chryfoe- met finalle regte , Böhaairde Bladen en ma ciliatd. Heybla- ruigachtige Takken. Anderhalf Voet hoog groeide deeze, dic _ Afrikaanfche Heybladige genoemd is van Com- “\MELYN, de Blaadjes byna rond en Kranswyze om de Takjes hebbende „ de Bloemen Kroon- hebde zandni Het Loof hadt een geu- EN hti ; ea dd © e (4) rak suffrutic. Fol, linearibus recurvis fubfcabris, REN nubilibus cernuis, H. Clifa 379, R. Lugdb. 146. Africana fruticans , Fol, Linarie anguftis, rd Comm. Hert. II. p. 39. T. 45. (5) Chryfocoma Suffrut. Fol. linearibus reis ciliatis Ramis pubescentibus. Coma Aurea Aft, fruticans Erice folio, Coma. Hert, IÌ. p. 95. T. st. „SIEN G BoNSErssl A 498 _® Pronkbloem- die laag Heefteracht ne is, IL met de Takken en Blaadjes Willige … ERE Deeze heeft de Takjes Wollig „ iden doer de Blaadjes fmal en regt ‚van. onderen insge- vr Iyks Wollig., de Bloemen geljk in de andere Te Soorten, dean ceian-tn En @ Pronkbloerì die sag SE erochaig” Wss | de Bladen Lancetvormig ‘Eyrond; omgè- Rauwe, kromd , Zaagswyzê getänd-, “de Bliem. Ser ròigachtig sensi erder 550 Pl pi he is “deeze ‘Baccharis. ge geweest , en by Dirve Nrus onder den naam van Afrikaan- fche. Conyza, die fynbladig. isen Heefterachtig, met, een Goudgeele Bloem „afgebeeld. _ Het is een laag Heeftertje gelyk 2 alle de voorgaan. den. van de, ‚Kaap afkomttig. e: TARCHONANTHUS: Erba en Stott is saak vt ane ie ta ze air pam ne nr. (6) Rik seer! Suffruricofa , ‚ Fol. Ramisque tomentofis, De ROvE €) east suffraticofs ‚Fol, 1 Lanceolato- ed ae ticulato - ferratis, Peduncutis is ’ ratts , He ofato - lânceolátig ferradis } Caule EE os af. 404. Coriyia Aft. venuifolia fubfrareseens Flore À Auteo. Diir. Elth. ros Ts 85. £. toss” be nae vind ík de Kenmêrken , miet ‘alleen i ia EL Sig Nat ard: “ook ín Ed Vig Kut „by, de befchr H. DEEL, VL, ru; Gt SAMENTERLIGE HErsTErs, UI. zeveren gedeeld en Tolronds; in dit Geflagt 3 nn t welk maar ééne Soort, van de Kaap afkom- Hoorp- flig, bevat, em. De eenigfte Soort van dit Geflagt is door den walg. Vermaarden VAILLANT geplaatst onder de nansbus _ Tarchonanthos , welken naam hy afleidt van het Campbore- Kruid dat men Dragon noemt, naar welks - sterk Bloempluim en Bloempjes die van dit Kaapfe Gewas eenigermaate gelyken zouden. H er- MANNUs achtte-hetzelve naby te komen aan het Elichryfum of aan de Chryfocoma. Het groeit, zegt hy, van zelf op Steenachtige woes- te e plaatfën aan de Kap „en, van daar in den | över: zynde , zat bet zyne Side of Ryzen wel tot de hoogte van zes of zeven Voeten opgefchooten, zynde Houtig, Takkig met een wit Wolligen Bast bekleed , en Bladen hebbende, welke eeni- iem naar die van Salie En en wa- voorgelteld; doch in de Lyst of Optelling voor aan deflasfe ftaat in beiden’; de Stoel is Haairig ; het Zaadkuifje Haairig , , omkleedende „ en in Gen. E& vl. het Zaadkuifje hroont het i bekleedz beszelve, Van waar komen deeze et en a “Tarchonanthus. ii Nat, XII. Gen, 940. Pe 5396 ; Vig. XII. p. 616. BERG. Cap. 236, H‚ Clif. 398. R. Lugd- bat. 1sze Elichryfo) affinis Arborescens Aft, &c. H Lugdb. 230. Tee p. 229. PLUK. Alm. 134. Te 174. Á cl WEINM. II. T. 476. f. D, Tarchonanthos, VAILL. AB 1718. — Elichryfam Arb, Aft, Borna. Zugdb, 1. p, 121, Conyza Afi. Frutescens , fol, Salvie , odore Cam TOURN3. Jif. 455 Pfeudohelichryfam > Moris. -Hift, Ille Pe 99 FARK Hemst, 429. KNIRH, Orig, Gente IIs me STN GE NES tf À Bs waren dik en ftyf , van boven groen; van on- - HL, deren wit , met veele fchuine Adertjes ‚van eenen En fcherpen Kruiderigen Smaak ‚en van een on- Hoorp. gemeen fterke Reuk, als tusfchen de Salie en STUK. Rosmaryn.- Aan ’t end der Stengen gaf het Rae. veele Takjes uit , met kleine Wollige Bloem- pjes, die paar{ch - violette Baardjes hadden rond- om een bleek Schyfje , dat bezet werdt met zeer dunne Kuifdraagends Zaadjes, De kragten kwamen met die van Rosmaryn overeen. De Hoogleeraar Fasrricius dit Gewas _ waärneemehde in de Helmftadfe den En. dat alle Winters, doch zonder Zaad te bna » bloeide , getuigt ‚dat alle Blommetjes twee- flagtig zyn. De gemeene Kelk was flaauw gecl, enkeld vyfbladig, uitgebreid ‚ met rondachtige’, vlakke, gelyke Blaadjes : de Blommetjes, van de gewoone Geftalte , waren eerst wit, ver- volgens bruin ‚ gelyk de Meelknopjes „ die een witten gehoornden Styl, veel langer zynde „ doorlieten De Stocl hadt een ruis Hain ge hide | dad Blommetjes is Nao Den Heer Pen aaa zes- tien , of daaromtrent, bevonden , en de Stempel pits. » enigermaate Haakig zynde. _ ÄTHANastA. Duurbloem. Deeze Griekfche naam betekent het zelfde als de Franfche naam Zmmortelle, die op fom- - mige Soorten van dergelyke Bloemen, wenn | 2 Ii. Das, VE Den: 36 SAMENTEELIGE HEESTERS, B, aerzelver Onverganklykheid , istoegepast , waar: erom menzes in ’t Nederduitfch-;{fomtyds Zee Hoorp- venjaars.» Bloemen’ tytelt ‚ en. ik. geef ’er- dese STUK. wegen den-naam-van- Duúrbloem aan. —_ Ba “__ In de Plantgewasfen. van dit Geflagt is-de Stoel met Kafjes bezet 3 het Zaadkuifje Kaffig BR-zeer kort; de Kelk Schubswyze gekleed. - _Het bevat. elf Soorten „ die ‘meest Heefter- vachig en. hc ramegt Kaaprafkomtig: Zyn; wa volgt.nsssve ame geo iten “atb om stonden RR B bd Duurbloem “met eenbloemige zydelingfe Tinerrels Eene de Bieden A en_om- Rappige. zn | pam Deed: Soort is , en sd Fn Maf weitkens een Heeftertje , met veele ‘Takjes en Bladen van de gezegde figuur, on- gefteeld , overhoeks , gefpitst , glad. Uit de Oxels komen eenbloemige Steeltjes voort, lane ger dan. dé Bladen. De Kelken zyn langwer- pig, gefchubd en effen, met de binnenfte Schubben fmalj Vliezig ; eiibebfdid. De Blom- metjes ze door finalle me ss, van langte als Ber: n zeer kon Kuifje gekroond, | _ E (2) Duur- ‚G) pele Pedunculis unifloris lateralibus, Felíis ovatis recurvatis. Syst, Nat. XII. Gen. 943. p. 540. Vig, XIII. Pp. 616. Am, Acad, VL, rs st, Santolina fquarzofa, Ante Acad, IV. p. 329, - (8 TR GE NES ra 37 (2) Duurbloem wet eenzaame end Bloemen lj en Liniaale Bladen. A ee (3). Duurbloem met byna ongefteelde bid Biae- send, men, de Bladen Lancetvormig; ruig. 23 Tot deeze Soort is niet alleen de Koppige ei maar ook de ke efipelae, van Bereus, hüis geketel gebragt. Decze Heer, evenwel, merkt aan, im. dat in de er de Bloemen eenzaam of er- re keld aan ’t end der Takjes voorkomen, en wee de vermaarde „BREYN dievafgebeeld had: , __eenigermaate gefteeld zyn; gelyk “in--de Af: beelding van Periveu, Dit fchynt een aan- merkelyk verfchil aan „te duiden. Bovendien was de “Stoel , in ‘de eerfte „ bezet met fmal. Lancetvormige Kafjes, aan den rand zeer fyn_ gehaaird,-en in de andere byna naakt, komen. de alleenlyk eenige {malle gehaairde Kafjes tus-, fchen de buitenfte Blommetjes voor, In deeze waren de Blaacjes he met ng: „linea har, Den Pre, sier blies tartis; nalibus , F Santolina Fol. linearibus , Flore Golieacio verdindh. H. Cliff. * 398. aen aes Been » fqaamis Caiycinis crenacis, sn 3) antie en terminalibus. Gabfeatlibac ‘Fol lanceoe letis hiefutis. Am,» Acad. VI. Aft, so, Chryfantbemum Coe nyzoides Ethiomicum: Capitulo aphyllo „ Fol. Majoranz.- BREYN. Cent, T..73. Mor. Hif, 111,-S.-6. po zi. To 3e fe 48. Athanafia Capitata, BERG. Cap. p. 237, Ath panêtata, tbid. p. 235. ti Cipente Baxi folio. PET. ze Pe 442. T.8If B ikea A ig nil IL, DEEL, VI, STUK . dn . in. 88 SAMENTEELIGE HEESTERS. de Stippen, in de eerfte wederzyds ruig Wol- ke lig, langwerpig ovaal, de bovenften Lancet- Hoasde STUK. - IV. Athanafia Maritù Wolligt: Ei Vv. Geniflifde dia Bremblae — dige, vormig. ’t Iseen glad Gewas met rondachtige Bladen en drie of vier end - Bloemen ‚ wordt thans door den Heer Murray gezegd. (4) Duurbloem , met tweebloemige Steeltjes , de Bladen Lancetvormig, gekarteld , ftomp en Wollig. Deeze in de Zuidelyke deelen van Europa en in de Levant, aan de Kusten van de Mid- dellandfche Zee , groeijende, wordt ’er Laage Katoen oe Katoenkruid geheten. … Anderen gee» ven ’er _naam _Zee- Gnaphalium aan. Het is een blyvend Gewas, dat naar het Gna- phalium gelykt „ zynde geheel Wollig. Het Zaadkuifje ontbreekt t'eenemaal en de Kafjes zyn van langte als de Kelk. Het fchynt als een middelflag te zyn tusfchen de Athanafia en Santolina, (5) Duurbloem met enkelde Tuiltjes , de Bla- id saai » onverdeeld , naakt , | Dee- 2 EERE mari rn Theelen elen ‚ obtufis tomentofás. Santolina Corymbo terminal dre pe Foliis-oblongis integerrimis obtufis. H. Clâff. 393, GRON, _ Orient. 257. Filago maritima, Sp. Plant. 927. Mir, Dil. ‘TE, 135. Gnaphalium maritimum. C, B. Pin, 263, Chryfan- perenne Gnaphaloides maritimum. Mor. Hij. He Pp. SL 5.6. T. 4. f. 47, GER, Prov, 211. aol j (s) Athanafia Corymbis fimplicibus „ Foliis Lanceolatig indivifis ,nudis confertis, Syst, Nat, XII. pe s4o, N, 15, Mante P. 464 ä Sr NG EN-ES r A 39 Deeze , wederom van-de Kaap afkomftig , maakt een Takkig Heeftertje uit, met onge- E, fteelde Bladen, van gezegde figuur en plaat-Hoorps zing, Aan ’t end der Takken komên kleineSTUE. … ‘Tuiltjes voort , van drie of vier ongefteelde gang)“ Bloemen. De Kelk is Eyrondachtig , effen ; gefchubd „ naauwlyks er dan een Tarwe- Graantje , v mi G C 6) Duurbloem met endelde Tuiltjes, de Bla- „‚r ha * __den Lancetvormig , onverdeeld, met “uid _ De Afrikaanfche Coma Aurea, die de groot-5°* fte in haar Soort is, met Wollig- gryze Bla- den , door CoMMELYN in Afbeelding ge- bragt , wordt hier bedoeld, Hy zegt, dat de- zelve een Stam heeft van wel drie Voeten hoog ‚ met Takkerf van twee Voeten lang, die aan ’t end gekroond zyn met Bondels van gee- le Bloemen , ín Schubachtig gryze Hoofdjes vergaard en gevolgd wordende van ftuifachtige 4 Zaaden. tjes í : Jeirns (T) Hier boven faat, in Afane. p. 464, Geniftifol. Fieres ES $ bladi alen vn Fol. tomentofis & incanis, Comm. Hort. IIe pe93- (7) ed Corymb, fimpl. coar@tatis, Felis eer C IH, DEEL. VL Stom 40 SAMENTEELIGE HEESTERS. IL tjes , de Bladen Vi nowyze verdeeld met ns rn Tandjes. | Hoorpe en in STUK, Deeze ‘Afrikaanfche iseen Jaarlyks Gewas, - Et met groene fappige Steeltjes , Bladen hebbende van een Vinger-lang , glad, dik, met eenige Infnydingen. De Bloemen, die ronde gefchube de Hoofdjes uitmaaken , Goudgeel van Kleur, zyn als Kroontjes aan ’t end der Takken fà- mengetropt. Het Zaad is klein, langwerpig > bruin ‘met een zeer fyn Kuifje. De Steng is, volgers Maecnorrus; een Elle boog. De, Afbeelding, en befchryving. v van RIM FT dahichnaangeha ald yot, aanm te _verfchillen, — Als eene Verfcheidenheid eik En huis gebragt de Reukelooze Afvikaanfche _Achillea met gefnipperde, Bladen van dien zelfden Au- _theur, welke, door den Leidfchen Hoogleeraar A. VAN Roven m onder den naam. van Achile_ leá met Tandswys’ gefnipperde effenrandige Bladen , die cen Per Punt zigd is voorgefteld,” an _ ú ; @ Duur derden enen aadials mises, Coronopi folio , annuum, MAGN. Monsp. 308. HERM. Lugdb. 2 BLS T: de Chrys.. Corymbiferum. “TRIUMFEIT, Obs. 85. T. 86. Bellis polyclonos: annua Afficata, Coronopi folio. Mog. Hit, Ille Pp 30. B, Achillea inodora. Sp. Plant, 1265. Achillea Fok. dent. jlaeiniatis-integerr, apice trifidis, R. Lugdh. 176. Agera- tum laciniatis foliis inodorum Africanu me. HEBM, Flor, ss. Born. Lugdb, Lp. zage STER GE NRW KS ZES (8) Duurbloem tet famengeftelde-Tuilen ‘en omgekromde Bladen; de onderften Liniaal Ur, ÁFDEEL. XVII. en getand , de bovenflen Zaagswys’ gekarteld, En, De vermaarde CoMMELYN-geeft cen REZ and Arhanafia. beelding van deeze , diein de Amfterdamfe Pi Tuin gekweekt een Steng hadt van een Voet, Geganiet rond en bruin, veele Takjes uitgeevende , met Bladen als gezegd is en Kroontjes van geele Bloemen, waar op gekuifde Zaadjes volgden. Die Soort, welke onder den bynaam van laevigata , „WEBSDS. ‚de. effenheid „der Tuiltjes, > is voorg » wordt t als een Verfcheidenheid van deere (9) Duurbloem met enkelde Tuiltjes, de Bla- den driekwabbig en Wi igvormig. IK,’ rifuroa= 1e Door den zelfden Hoogleeraar is deeze ook dee afgebeeld , zynde uit Zaaden van de Kaap voortgeteeld, Zy beeft de Bladen aan ’ end in drie Tandswyze Kwabben verdeeld en ee: Aen: ‚de zaan geel, en 8 MES amie ppke 7 ( 10) Duis . (8) Ashanafia Corymb, compos, Fol. recurvis, inferioribus ibus dentatis, fuperiorlbus ovatis ferratis. Santolina-Co- rymbis compofitis- faftigiatis &c: H.- Chff. 398. R. Lugdb. 147, Coma Aurea -Afr. Prutescens &c, Comm. Rar..T, 41. - (9) Athanafsa Corymb, fimpl. Fol. wilobis Cuneiformibus, Santol. Corymbo fimpl. terminali „ Fol, trifidis; H, Cif. 397. Rs Lugdb 146. Coma Aurea Aft. fruticans , Foliis se &c, Cosma. Fort. Ile p. 97. T. 49. 5 Pe IL, DEL, VIe Srum, Ed 43. SAMENTEELIGE HEESTERS, „Uk (ro) Duurbloem met enkelde ‘Tuiltjes , de sve Bladen ten halve Liriaal verdeeld. Hoorp- erin Onder den naam van Afrikaanfche Heefter achtige Coma Aurea, met Bladen als van Zee- glee “Venkel, is deeze afgebeeld „ door den zelfden dn COMMELYN. Een dergelyk Gewas van de bladige. Kaap is ook door den Hoogleeraar J. Bur- MANNUS in Afbeelding gebragt. Linneus merkt aan , dat deeze Soort. eig van de voorgaande verfchille. (rr) Puvrbloem met famengeftelde Tuiltjes ; „erin de Bladen Winswyze Liniaal, verdeeld. Klêin. dengenen bloemige. Dit Gewas , voorheen 0 onder de Tanacetum _ geplaatst, is thans hier t'huis gebragt. Gedag- te Hoogleeraar oordeelde het zyne , om dat het veel kleiner was en Mosachtige Bloempjes hd hadt ; (zo) Athanafia Corymbis fimplicibus , dan knp linearibus. Santolina Corymbis Gmplicibus faftigiatis. Marr. Dik. T. 327. fe 2e H‚ Ups. 252. Coma Avrea a; BURM. Afr. 186. T. 69. f. 1. Coma Aur. Aft. fruticans, Comme Hort, Il. p. 99. T. so. Jacoba Eee. Fol, Abrotani tri- 194, T. 3 fidis, &c. PLUK Alm a Athanafia Corymbis eetapaf it's, Fol. ‘Plamarts Tinearie bus „Mant. 464. Tanacetum Crithmifolium. Sp. Plant. 1182, BERG. Cap. 239. Elichryfum Ethiop. £, Staechas Arherea fol, Abrotani. PLUK. Alm. 134. T. 325. f. Je Santolina Cor. com= T. 68. f. 4. Elichryum Afr, Frut, Fol. Crithmi marinie Cpum. Hort, Il. p. 113 T. 57. Agêr. Capenfe Crithmi folio, Capitulis parvis. Par, Gar, Te 34. f.°T. KNIPH. Orie gite Cent, Go STR G.E NMR KET A 43 hadt, in Soort te verfchillen van dat Yan Com- II. MELYN » in de Amfterdamfe Tuin tot drie of ee. vyf Voeten ‘en hooger geteeld , hebbende de ouk Blommetjes ongelyk grooter en duidelyk on-STUK. derfcheiden. Men weet , dat ’er veel verfchil li tusfchen dit flag van Plantgewasfen , aan de Kaap gegroeid en hier in de Tuinen aangc- kweekt , plaats heeft 3 zo dat menze dikwils niet voor de zelfden zou aanzien, offchoon de laatften voortgeteeld zyn uit Zaad van de ecr- ften. ’t Verfchil ‚evenwel , is hier wat groot. De Kelken zyn ia deeze Soort vierbloemig p van grootte als een Rogge - Koorntje „ waar door zy van de voorgaande , die veelbloemige Kelken van grootte als-een Erwt heeft, ver= fchilt ; de Zaaden zyn gekroond. met Kaf- achtige Schubbetjes, en de Stoel is Kaffig (te- gen de* Waarneeming van VAILLANT 5) hoewel de Schubbetjes zeer klein zyn 5 zegt LiINNAUS, Tweaene RANG. Dus noemt mén de gefteldheid der Samen- teelige Bloemen , wanneer de Vrouwelyke Blommetjes in de Omtrek zo wel Zaad voort- brengen. als de Tweeflagtige, die den Stoel in *t midden beflaan, Hier toe behooren , behal ve de Kopbloemige , de meefte Geftraalde Bloem- Planten. #let eerfte Geflagt is HE hie 1, Deez, VL Srux. Af SAMENTEELIGE HEESTERS, * p T ANACE TUM. Reinevaren. ELs XV De Heefterachtige zyn. thans--Van «dit Gee pan flagt uitgemonfterd.… De eerfte is de naast- pr hgge voorgaande Athanafia , de tweede fchynt tot Cotula Tanacetifolia te behooren ,-en de derde maakt, onder den naam van,Hippia , een eigen Geflagt uie (*). ARTEMISIA Byvoet, Hier is‘de Stoel Bint naakt of met eenig Pluis bezet £ het Zaad heeft geen Kuifje:-de * Kelk is famengefteld uit ronde op elkander en ltd nee de Bloem is in *t geheel ongeftraald.… ë Tot dit Geflagt ‚waar in ook de ener, Averoon en Alfem- Planten begreepen zyn, be= hooren zes Heefterachtige Soorten, als volgt. G) Byvoet ‚ die Heefterachtig is, met Kaf- 4 See achtige zeer kleine digt geplaatfte Blaad- eis jes en een“ geïroste Pluim: van ongefteelde bn ef Bloemen, (*) Ik zie hier ek » welken onder den naam van PFriedenfs in rl Plantaruis „Ed, Il. aangerekend waren. Vid. Mant. p. 4 (1) Artemifia ned Fol. acerofis confertis minimis, « Pan'cula Racemofa , Flor. fesfilibus. Syse, bie XII. 345. p- sat. Wege Kill.-p, 618. Mant, r. Abfynehitim Afc, Atberescens , Folio ondede ee. TOURNE, Jnft, 958. hb Deelk: PAAR EEK: Ee Pilips Het ë S-T,N-G EN BST A 45 opftaande , -ftyve ‚ witachtige gepluimde.Hee- HIL fter ; met zeer. kleine finalle Blaadjes; die van boven. Wollig-en plat „van onderen rondach-H tig en‚naakt-zyn. De Pluim is uit zeer vee- le Trosfen famengetteld , met ongetteelde. Et an Eyronde Schubbetjes en Wollige Bloemen, die “de-onderfte Schub naakt hebben. | … ‘Tot deeze Soort’ behoort zekerlyk dat Kaap- ei. xxx. fe Gewas ‚ waaf van ike verfeheide“ Takken 25 * heb, zynde één daar van , gedecltelyk, hier nevens ' ‘afgebeeld. Hetzelve fchynt ook over- een te komen osachtigen Heefter van Ee „waar van alleen een EN ak door hem in Plaat gebragt i is, zonder Bloem of Zaad (1). Hy zegt 'er van, dat het een Boomachtige Heefter is, met wit | eld zeer zeldzaam , als met ‘Afch beftoo= menigvuldige en verfchei. dels gemikte Takken, welke verfierd zyn met Kleine end sE erde Tuin - Cypres n He thans de cerfte Soort van jenii Op dergelyke manier i8 in de myhe' de gefteldheid der Blaadjes , die ook van boven Wollig en plat, van onderen One ZyD; ken onze Ridder van deeze Soort Denim meot cp en Sr as Cont. p. 24.T. 13e ni 1 Dans, vi sro, 3 46 SAMENTEELIGE HEESTERS, ÏI. Soort zegt, en bovendien is de Tak Trosaclt« ete tig beladen met een menigte van Bloemknop- Hors. jes of Wollige Hoofdjes , vervat in rondachti- STUK. ge Schubbetjes , waar van de onderften naakt of ongehaaird zyn, ed _m. 2) Byvoet die Heefterachtig is, met flomp Slade. Eyronde , gekwabde „ kleine Blaadjes en Oofterfche. Pluimswyze gefteelde Bloemen. In ’t Joodfche Land, Arabie en Numidie, groeit dit Gewas, ’t welk geacht wordt de Moeder te zyn van het zogenaamde Zever- Zaad of Wormkruid, in ’t Latyn Santonicum of Sem, Zedoarie, in ’t Franfch Sementine , in Engelfch Wormfeed genaamd. Men heeft, “evenwel , daar omtrent geen zekerheid , en dan zou dit Gewas ook in Perfie en Indie moeten groeijen ; dewyl ons dat Zaad uit Ooste indie toegebragt wordt. TAVERNIER ver- haalt, dat de Indiaanen ’t gedagte Zaad, in ’t Mogols Land, van een Kruid, dat aldaar wild op de Velden groeit, met een foort van Wan- nen E) ze Ee in, od he Joe zou Es nld: wat Mene moeten Beloroas s zyn- (2) Artemifia Friúticofa Fol. obovatis, obrufis, tobatis , pas- vis, Flor. paniculatis pedicellatis. Aant, 111, Artemifia tota cinerea. GRON. Orient, 259, Abfynth. Halepenfe tenuifol. gati odoris. PLUK. Alm, 4. T, 73. f. z. Abfynth. Santohicum Judaicum, CB. Pin, 139, Santonicum, Mar, Med, sin, Ld STN GO BNET A B zynde hetzelve , Volgens de Wadrfieemingen En van den Ridder, flegts een Heeftertje-van an- =d derhalf Voet hoog ‚ gepluimd , ruigachtig en Hoorp= Afchkleurig , de Bladen drie of vyfkwabbig, rn, ftomp, plat en Wollig hebbende en een Tros- Range = achtige Pluim; de Bloemen platrondachtig, van grootte als Koriander-Zaad; zynde de uiterfte - Trósjes, zo wel als de Bloempjcs, geftecld. (3) Byvoet die Heefterachtig is, met ge „EL Eee pPalmde „ zeer kleine , finalle Blaadjes en Arbropica, Trorachtiee gefteelde Bloemen, PE: ze Deeze , in Spanje en Afrika groeijende , is een Heefter van een Voet hoog, Takkig, wit s met een zeer flauwe Wolligheid. De Bladen zyn klein , digt by elkander , Wolachtig, in zeer fyne Slippen verdeeld, De Bloempjes komen getrost-, geficeld, knikkende en Kloot- tondachtig voor, (4) Byvoet die Heefterachtig is, met ie Iv. _palmde, Jes ‚Kleine ein aen Srem se “Volgens En er zou deere het gene As ly- # 3) Artemifia Fruticofa Fol. palmatis linearibus minutisf. mis, Flor, Racemofis culatís, Mant. 283. Abtotinoïdes Foliis cinereis müscofis , Capit, Florum globofis 7 magnis, Ray. Suppl, 232 2 (+) man Frut. Fol, plmatis inenen, Panic Flor. fesfilibus, a He Darae VI, Stums IL gonst, Hoort STUK. Tweede Rang. 48 SAMENTEELIGE HEESTERS. Iyke Wormkruid fchynen te zyn, welk Semen contra , dat is tegen de Wormen , geryteld wordt ‚ en dezelve. groeit dat meer is „ in Perfie „volgens den Hoer: LERCHE. ’%t ls een. gepluimde „ regtopftaande ‚ witte Wollige Heefter; die de Takken nog: Wolliger heeft 5 ‚de Bladen zeer klein en fmal, dikwils digt by Vv. „Abrota= num. Averoon. Î een „ ftompachtig «en Wollig. De Pluim be- ftaat meestal uit enkelde Takken , overhoeks bezet “imet- verfpreide » zeer kleine , Eyronde Aairtjes, Schubswyze famengefteld uit Bloempjes die klein zyù, en minder ane dan de ark OB Bs | wf” Hee erachtig ù is, met Bor- Ree di Tukkige Bladen, Dit gewas is ’, dat men gemeenlyk Ave- roon of, Averuit noemt, in ’t-Franfch Au- ronne , in ’t Engelfch Sethernwood , en in t Hoogduitfch Stabwurts of, „Averaute, Het groeit natuurlyk in de Bergachtige open Landftreeken der Zuidelyke deelen van Europa, aan de Mid- Id GEA EDe Zee, mie komt Bee Ader maar … Ee ) inie Fruticof gol Setaceis. ramofis(imis. Horr, Cliff. 403 Ups, 257. Mat, Med. 335 GovAN Monsp, 432. ‚ Abrotanum mas anguftifolium majus, C.‚ B, Pin, 136} Abfö- tähum mas. DOD. Pempt, z1, TOURNF: Juf, 459. “GOUAN „Monsp. 439. Artemila Fol, multifidis-{etaceis, Caule- crete, SAUv. Afonsp, 432, SE NIGGEIN Ee Sake 49 de hoogte van een Menfch zo RAy aantekent, III Anderen zeggen , van drie of vier Ellen hoog (*). An pees © _ Dit weeten wy „ dat het zelfs in de TuinénHoorp- van Nederland een Boompje wordt , zynde °TDE gantfch niet teder van aart. zo dat het in de ross, Vaste Grond kan blyven ftaan, verdraagende alleeOngemakken van het Saizoen. De Wortel is Houtig, en de Steng hard , broofch , Takkig , met wit Merg gevuld; de Bladen zyn zeer fyn verdeeld, en hebben een fterken „ Kruiderigen niet onaangenaamen Reuk, inzonderheid wanneer men een Takje door de Handen haalt , en dan aan dezelven een poos « beklyvende : weshalve men het gemeenlyk Li- moenkruid tytelt. Men noemt dit Smalbladig „Mannetjes Averoon, om het vooreerst van een Breedbladige , ten anderen van de Wyfjes Averoon, welke het Cypres-Kruid of de San- tolina is, te onderfcheiden ; maar die benaa- ming, van Mannetjes of Wyfjes, is in dit ge- zen val ann, ongerymne; aaneen zy. beider 5 haar Es A Ees van den it DK runden? ner DioscoRIDES, die gezegd heeft , dac >er een Mannetjes en Wyfjes Averoon ware ; doch , welke hy voor de eene of andere gehou- den heeft, is niet zeker. De kragten, even- wel, tegen de Wormen , die hy ’er aan toe- fchreef , €) Geoffr, Mar, Med, Tom, UL p. 3: He DEEL. VI, STUKe HL AFDEEL. XVII. Hoorp- STUK. Tw 50 SAMENTEELIGE HEEsTErs. fchreef , worden nog in deeze Soort erkend, welke deswegen by de Spanjaarden Hierva Lombriguera, dat is Wormdoodend- Kruid, ge- heten wordt, Zy gebruiken het, in Zakjes op den Byik gelegd, daar tegen, in Kinderen. Het Afkookzel gedronken, of in Klyfteer , doodt de Wormen kragtiger dan de Alfêm. Men ‘gebruikt ook het. Zaad tegen Benaauwd- heden, Jichtpynen , Opftyging en Hartkloppin- gen, zelfs volgens hect Voorfchrift van Hir- POCRATES. Het Poeijer wordt in de Geeps- ed Geelzugt, Vryfter - LAT en hardnekki- _Koortfen , epreezen : zelfs hee Afkookzel der En in Wv of Wa- ter, tegen de Hoest en Engborftigheid , of - Moeder - Kwaalen en Graveel , wanneer’ die „uit Slym opntftaan (*). De en is bitter met eenige fcherpheid , en hier door zuivert het de Zeere Hoofden en Dauworm- der Kin- deren. Het maakt den Grondflag uit van ze- kere Smeering, welke geacht wordt de aan- grocijing van hes sens te bevorderen. In- s En 4 9 ja Cs, „gel ; ‚voor dt a de Er , ie Sn Hett doch anders byna van dergelyke uitwerkingen is, te hebben plaats gemaakt (+). (6) By- (*) Rurry Mat. Med, Quarto. 1775. p. 2. Cf) Vid. Tru, Tes, Mledicam, Quarto, 1764. Tom, Ke p. 90. wa a SYN GOE NSE Seim Gt (6) Byvoet, die Heefterachtig is , met Blaad- jes die uit veele fmalle verdeelingen. fa- Arn HL DEEL. XViL, mengefteld zyn, en Khootrandacsng Hoorp- TUKe' Bloempjes. Deeze Byvoet, welke de Boomachtige Alfem is van Loser, groeit zo gezegd wordt, me Italie en de Levant, Hièr wordt de Breed- ige, bladige Boomachtige Averoon , van C, BaAv- HINUS, thuis gebragt. Loren getuigt, dat deeze , gelyk de Averuit, als een Booinpje „ eens Mans ‘langte hoog groeit; zynde de ge- meene Alfem, die ook tot dit Geflast betrok- ken is , in Bladen‘en Bloemen niet zeer onge- lyk; doch de-Bladen witter hebbende. In Ne- derland vergaat „ zegt hy, en verfterft dit Ge. was ‚ fomtyds , door Vorst en kwaad Weder, VIe Artemifia * Arborese Bosinache De Smaak is wat bitter Speceryachtig en de Reuk niet onaangenaam. Het Soortelyk ver- fchil , van deeze met de gewoone gl, ie wat Keine, Zo de Ridder. Se Ee enn Bets Er eh Een naakte Stoel; het Zaadkuifje gepluimd ; de Kelk rondachtig van figuur en ruuw , bekleed met over elkander leggende Schubbetjes ‚ die | los. (6) Artemifia Fruticofa, Foliis compofitis multifidis linea= tibus, Flor. fubglobofis. Abfynthiam Arborescens. Lom, Jeon, 753. Abroranum latifolium Arborescens G, B, Pim 336. re EN in Da es it) zvn. 52 SAMENTEELIGE HEESTERS losfe Punten ‘hebben, toeluikende-, holrond, “gekleurd; zyn de Kenmerken van dit Geflagt; Hoorp- welks Bloemen deeigenfchap hebben van ge- STUKy droogd haar Kleur te behouden , en deswegen ik ‘er den naam van Droogbloem aan. Het bevat by de vvftig Soorten, onder wel. ken de negentien eerften Heefterachtig zyn ef dus hier. behooren. Zy worden , RE de eer- fte, naar dat de Bloemhoofdjes hen of Goud- kleurig zyn „ onderfcheiden. De meeften heb- ben haare Graeyplaats aan de Kaap der Goede Hope. ten gbloem ‚ die Heefterachtig is, met pe: fkelde Erends, opgeregte , Willige Bladen, digt by een; de Bloemtuil ongz fleeld, Wegens de ongemeene fraaiïheid voert deeze Soort , waar van men de Takken als iets raars van de Kaap mede brengt en duur verkoopt, den bynaam. Geen Afbeelding vindt men ’er „ tot-nog toe „ van , dan alleen in ’% Vogelens LI CMAN Ms ge ook i in ’t Nedcduit uit- gegeven (tf). Men noemt het en Eli. (2) Gaaphalium Fruticofum, Fol. fes lihus , ovatie , eonfer- » ereltis , tomentofis , Corymbo festili, Syst. Nat. Vg. XIII, Gen. 946, p‚ 6zo. Ed, XII. p. 543. Mant. <73. Eliehry= fum Afticanum Floribus fesfilibus zap Capitulis cone _ geftis ex rubello Aureis. Enw. Av. Pp. T (f) SELIGM. Pig. VL DEL ,blada, 5 on, ed LEXVIH, SCION GE NCEISTEEAT 59 _ Elichryfum met Lancetswyze ongefteelde Wallige Bladen en ronde Bloemhoofdjes, uit den rooden Goudkleurig; gelyk aan En war ps de Kruid- eld kenners naam van deeze Plant, zo hy verhaalt, Toek door den Heer Wa Tson Opgegeven was. Rang, Die Afbeelding , nogthans „ is zo onnaauwkeu- rig ‚ ja zo onnatuurlyk, dat ík niet begryp hoe „de groote LiNNAUS , die zo veele Afbeel- dingen , wegens de gebrekkelykheid , verworpen ‚ heeft , dezelve heeft-kunnen‘aanbaalen, _Ge- dagte ‘uiebeelder en befchryver van zo veele Vogelen en andere Natuurlyke Zaaken, hoe veel Roem ook in dit opzigt verdienende , (om dat hy byna niets ‚ dan ’t gene nog niet uitgegeven was, aan ’ licht gebragt heeft „) bekent ten op» zigt van dit Gewas zelf „ dat hy, ‘tot fieraad , aan °t zelve , van ek Bloemtakjes ge- maakt had , daar hem, adethand bericht was 4 dat neels niet meer dan een enkelen Tros aan den top draagt. Dit maakt, -dat men heg vooral wat het Bewark belang, piet altoos — Aspen XVIl. tosfen by hem moelleeld » zo met gemeene als byzondere Steeltjes ‚en de Bladen geheel anders, dan die in de overgezondene Takken voorko- men. _ Ik vond derhalve niet ondienftig „ van een der fraaiften uit de mynen, in Fig. a op Pl. XXX, de Afbeelding mede te deelen ; waar uit men kan zien, in hoe verre die van de zyne verfchilt en met de volgende befchry- ving van den Ridder ftrookt. D en ne is De 8. DEEL. VL. STUK. 54 SAMENTEELIGE HEESTERS, 5 RA a od De Steng is Heefterachtig , van. dikte als XVII. »» n Vinger, Wollig. De Bladen, digt by eed a hee geplaatst en ongefteeld , zyn Eyrond , uee 29 ÍPitsachtig , ongeaderd „ wederzyds. bekleed ss met eene witachtige Wolligheid,. De End- “Tros of Tuil heeft geen gemeenen Steel, maar beftaat uit enkelde. Steeltjes , die meest eenbloemig zyn. De Bloemen-zyn Klootrond », en hebben Kelken van grootte als het uiterfte z’Vingerlid , ‘bekleed met rondachtige , oneffe- ne , wrijpn ‚ fltompe , gladde; wen bin sien Ean van der Worzel ee ie zyn. Zy hebben” de dikte niet van een Vin- ger, maar zyn van’ onderen tot boven digt be- kleed met Bladen van eene Lancetswys’ ovaale figuur , taamelyk puntig, en wederzyds zo dik bedekt met eene witte Wolligheid ,-dat-zy zig op ‘t gezigt en gevoel als. Fluweel, vertoonen. De Tak is, gelyk in ééne, waar zy afgeplukt zyn. > ee Dele N met een Be veh en ij, een naar ke en zond eene hoog Purper- roode Kleur » zittende ieder op zyn eigen Stcel, De hier Afgebeelde heeft negen zodanige Bloe- men; anderen hebben ‘er meer dan twaalf, waar onder ook twee; of -arie“op “ven gemeen sceiie voorkomen 3 doch de ‘Tros heeft geen gemeenen Steel, Voorts is een Blommetje met S YIN G-E B BET ao ss het Zaadkuifje by A, zeer (terk vergroot zyn- JIL, de, geplaatst ‚om de gepluimdbeid van het Pluis lois B aan te wyzen. rDs RE * Met Zilverkleurige Hoofdjes. Ee (2) Droogbloem , die Heefterachtig is, met Gar „ongefleelde fmalle, van boven gladde, aan Fan Arbon den rand omgekrulde Bladen; de Bloemen Zac. eenigermaate aan Hoofdjes „ die lang ge-tiee- _fleeld zjn. Dit is een Heefter “van Mans langte ‚ bc- paald Takkig met “Bladen “als van a die ongefteeld zyn „ digt by elkander geplaatst, uitgeftrekt , van onderen. zo wel als de Tak- ken Wollig, met kleiner Blaadjes. over- hoeks , ver van elkander. Dezelve heeft de Bloemtuil zo gedrongen , dat die zig als een - Bloemhoofdje vertoont. De Kelken zvn wit, Afchkleurig ruig. De Stoel-is Wollig. *t Gewas groeit , zo el als oee eed aan a dank ze st Er se ge et ik gei de E en will d en rd ETET zn. reg (2) Gnaphalium Frut. Fol, fesúlibus lincaribus fupra & bris, maigine ind Floribus fubcapitatis , Pedunculi elongatis. Am Acad, VI. Afr. 53. BERG. Cap. 259. G) Graphalium ni ‘Fol. amplexicaulibus ovatis trinerviis tringue lanuginofis. BERG. Cap. 245. Gnaphalium tomentoe fam Fol. infer. fabrotundis , fuperioribus acuminatis. BURM. „fre 213. T. 76. £, 1. Elichrylam Aft, Lampie _ Il. DEEL, VI, STUK. 56 SaMENTEELIGE HEESTERS. UL. _ Tot deeze Soort wordt,;het Wollige Gnapha- Rel: lium , dat de onderfte Bladen rondachtig ‚ de bo- Hoorp. venften gefpiest heeft , van den Hooglecraar }. STUK. _ BurMANNUS, betrokken, * Het heeft groote Raan Sneeuwitte Bloemen , die tot een fraay rond Hoofdje vergaard zyn, ’t welk op een langen Steel ftaat. De Bladen zyn van onderen Wollig,, van boven groenachtig , wel twee Duimen lang. Men vindt 'er Verfcheidenheden van , zo wel als van de voorgaande, ten opzigt van de groot- teen figuur der Bladen en Bloemen , zo de jonge Heer N. L. BurMANNUs aanmerkt, RE 5 Droogbloem ‚ die Heefterachtig is, met Rua Pra _< Eyronde omvattende Bladen , een fiyve Priester. — - Steng, het Bloemhoofdje ongefteeld. SMSS Deeze, zegt de Ridder, komt de voorgaande Soort naby. Zy heeft de Steng Heefterachtig een. Vinger dik „ ftyf , ruig : de Bladen van grootte-als een Duimlid , van onderen Wollig , van boven Haairig, op ’*t laatst kaal. De Bloe- men vergaard tot een ongefteeld end Hoofdje , met den en van oaker geel, van bloben wie, Baden verinslen opvaren (5) Droog- en Calyce Fl, Argenteo Se amplisimo, OLDENL. Ae Te Grapbalium Frut, Fol. ovâtis ne ded gente, Cymâ fesfili, Alant. 282, 4 SUN CEN EEA Oi (5) Drcogbloem , die Heefterachtig is, HI. Lancetvormige Bladen en Tamer tref Tuiltjes , beiden ongefteeld; de Bloemfteel-Hoorp- tjes ongebladerd, de Kelken geftraald. Van dit Kaapfche Once. door den ouden gran Heer Bur MANNUS afgebeeld, zyn de Sten-de. gen Houtig, de Takken ruig, de Bladen zeer Wollig. De Bloemfteeltjes maaken een Kroon- tje aan ’t end der gebladerde Takjes, voerende ieder cen ruigen hels Ee tot een witte Dtraalkrans. (6) Droogbloem , die Heine is, met ongefteelde Lamcetvormige Bladen en witter um _Kelken, die de onder fte Schubben min achtig hebben. Diek. À Van deeze zyn, volgens de ane van Linneus, de Stengen laag Heefterachtig ‚de Bladen Lancetvormig ‚ van onderen dik hak lig: de gemeene Bloemftec! tjes lang. _De Kel. ter zyn 5 rood ; de Era binenften wies en ftomp. (s) Grapbalium Frat. Fol, fesfilibus Lanceolatis , Corymbís comp. fesf. Pedanc. aphyllis , Cal. coronatis. Graph, bn ob. longis „ acutis , craflis & incanis , Flor. albis umbellatis, B „fr. 188, T. 69, f. 3e (6) Gnaphalium Frut, Fol, fesf, Lanceol. Calyc. albis ,Squa= mis inferioribus incarnatis. Gnaphalium Pyrunidale. BERG, Cap, 255. Graph. Frut. toment. Folio oblongo, Flore cyman, ‚ BURM, Afr. 224. T. 79, fe 4 IL. DEEL. Vl, STUK, ui 53 SAMENTEELIGE HEESTERS. fromp. ’t Getal der Blommetjes is op ’t hoog- Ardell fte vyf. Zy Ed, betrekt ‘er toe het Zeefter- Hooi: achtige Wollige, Gnaphalium van den ouden’ STUK je Benen Er Frat, Hoogleeraar BURMANNUS, dat door den jon- gen Heer is huis gebragt tot de tweede Soort. B € 7) Droogbloem » die Heefterachtig is, met Elsvormige gefpitfte Bladen , een famen- gefteld Leonie „de „Kelken Rolrond » meest driebloemig Se ‚ Deeze Soort ‚tot welke anatek Ver- fcheidenheden behooren , is door deeze omfchry- ving, in “t algemeen De drie 5 on van sen aes Bur MAN- ONUS, Op zyn Negen- -en-zeventigfte Plaat van ‘Afrikaanfche Planten , wyzen de verfchillende Geftalten aan , van dit Gewas, In zyn Ed, der- de Figuur zyn de Bloemen meer als Kroonties, in de tweede meer Hoofdjeswyze en in de eer- fte is de Pypachtige Kelk het ad De Heer &c. BURM. En 221, of 79: 5 & An ymtume Cap. B. Speî, “Thymí foliis: Par. Gaz, T. 7. f. 3. Xeranthemum Afr. frutes cens &c. RAj. Suppl. 132. ie Stoech. citr. foliis &c. PLUK. Mant. 190, Graphaloides Ethiop frut. PLUK. Alm, 92. RAj. Surpl. 193. Eupatorioides Cap. B. spei. Prr. Cent, zo8. Lychnis Coronaria Monomotapeafis, PLUK. Amalb. 134. T. 406. f. 6, B, Graphalium Fruticofum Fol. reriorihus capitatuma BuRM, Afr. 223. T, 79, £, 2. y. Greaph. Frut &c. Jhid, €, 2e STN Gs ENE: S@ Heer Bererus heeft ‘er vier Verfcheidenhe- nr den van gemaakt „ noemende de eerfte Kroon- Ae: tjesdraagende ; de tweede Hoofdige ; de derde go, Keul- of Kunbladige ; de vierde Gebondelde, Ee Zyne tweede heeft hy nog in een W'yd. gemike , Tweede ie en een Bjna regtopfiaande onderfcheiden, Dit maakt ”er zes ,-op ieder van welken zyn Ed. byzondere Autheuren aanhaalt. - Mea kan ‘er echter niet al het verfchil uit begrypen; dat in deeze Gewasfen heerfcht.. De Stengen en Takjes zyn in fommigen wit en-Wollig, in anderen bruin, in allen Houtig en in de meeften lang; de Takjes in fommigen wyder, Mr andes ren paauwer gemikt, of byna regtopftaande: de __— Blaadjes in fommigen zo fcherp gefpitst en ftyf gepunt, dat zy even als die van den Gene- verboom fteeken, -In veelen zyn Tropjes- van kleine Blaadjes, Voctangelswyze , daar tusfehen. geplaatst. Het Bloemhoofdje is in fommigen losfer en_Kroontjes-achtig , “in tn meer pen zen en digehg, een. Het i ei , en Ik OK gerend vervat; en Sr mieest afie, doch Pee Bok vyf of zes Blommetjes bevattende; van de ge- woone. figuur en gefteldheid in deeze Klasfe „ zittende op cen Vrugtbeginzel , dat met een Haairig Pluis , doorgaans van langte als het Blom- metje, is gekroond , zynde de bores in allen naakt, eon es @ Di fl. Deer. VI, Srum, tn 60 SAMENTEELIGE HrEEsTers, (8) Droogbloem , die Heefterachtig is, met Arorin ongefteelde fmalle Blaadjes , de buitenfte ae __Kelken ruuw , de binnenften roodachtig. TUKe ï VII Dit is een Heeftertje met ftyve ongelyke Gr an Eri- Rysjes en zeer kleine Blaadjes ver van elkan- der; weinige ongefteelde end-Bloempjes heb- bende, wier buitenfte Kelk uit Afchkleurig groene , eenigermaate Wollige Blaadjes , de binnenfte uit roodachtige, gladde , langwerpige Schubben beftaat. Heyachild: IX. Q) Duurbloem , „de Heefterachtig is, met ee e htige Blaadjes , Fynbladige gerake Tuilen, en uitwendig Roeftkleurige Keken. De Bladen of Blaadjes zyn, in deeze Soort, zo digt by elkander en zo menigvuldig aan de Takjes , dat PruKeneET dezelve Ethiopifch Duizendblad ‚ grys zynde , met Hey - Blaadjes en een fierlyke Bloem „ getyteld hadt. Men vindt de dk Oog an den Heer Bur- B A AEGS vn di as -) PE in Frut. ba fesfilibus Hinearibus, Calycibus mp rudibus , interioribus incarnatis, Am, Aead. VI. @) Crapbalien Frut. Fol, confertis tefetiusculis, Corym« bis ramofis, Cal. extus Ferrugineis. Ben. Cap, 261. H. Cliffs got. Graph. Frut, Fol. tenuisfimis teretibus &ec. BuRM. Afr, ë 217. T. 77. f. 3. Millefolium Ethiop. Erice folio incanum , Bor fpeciofo, PLUK. Alm, 251. T. 308. É, 2e Sano mi phalium , met zeer fyne ronde Blaadjes en, Ie menigvuldige ‘Takjes, noemt. Gedagte Hoog- * leeraar zegt ‚ daar van tien en meer Verfchei- Hoor: denheden , zo ten opzigt van de verandering der“TUE Bloemen , als van de grootte , het getal, de Ran plaatzing en het maakzel der Bladen, te kennen en’ te bezitten. ’t Gewas heeft in allen eene Heyachtige Geftakte. * * Met Goudkleurige Hoofdjes, (to) Droogbloem met Elsvormige Ela Bladen , en rondachtige Kelk - Schubben Tot deeze Soort , wier Soortnaam van denied, Heer Bertus afkomftig is, wordt het Hee- fterachtige Xeranthemum , met zeer fmalle Blaad- ‘jes en Zwavelkleurige Bloemen, van den Heer J. BuRrMANNUS, thuis gebragt. De Steng geeft Takken van een Voet uit , zegt deeze Hoogleeraar , die de Bloemen klein noemt , doch dit heeft betrekking tot de Xeranthema en ae ; dat de Bloemen groot zyn , Gape 3 (ax) Droogbloem , die Heefterachtig is, met cit Liniaale Bladen, een famangefrelde Tuilzam Sa pon en Roedachtige Takken. (ro) Gnaphalium Frut. Fol. fabulatis mucronatis, Calycinis Squamis fubrorundis. Maxt. 283. Gaaph. mucronatum. BERG. % 269, Xeranthemum frutescens , Fol. knêaribus anguftise fimis, Capitulis Sufphureis. BURM. Afr. 179. T. 66 fs _6t1) Gnaphalium Frut, Fol, linearibus, Ramis virgatis, Co. ryme n DEEL, VI. STUK, per Pe men, 62 SAMENTEELIGE HEESTERS. IL Deeze Soort is de eerfte der -Europifchen AFDEEL onder de Goaphaliums. Zy maakt niet de ge: Hoorp- woone Stéchas uit ‚welke tot het Geflagt van STUK. Lavendel behoort en reeds door my befchree- Ree ede ven is +3 maar een byzonder Gewas, wegens 1 Vv. Sruk.ZyDe Goudgleurige Toppen Chryfocome en ge- D284e meenlyk Stechas citrina genoemd wordende; * welk men ook onder de Elichryfa geteld heeft. Het groeit natuurlyk in Duitfchland , Vrankryk , Spanje en het Ooften, op drooge Heuvelen, zo de Ridder zegt. In ons Land valt een laage , Kruidige Soort, welke ’er veel naar gelykt. Het wordt door zyne Smalbiadigheid che ’ en in Languedok Immortelle jaune des Jardi- niers „ dat is de Geele onverganglyke Bloem der T'uinlieden , getyteld, zo Gouan fchryft, Sommigen by ons noemen het Sauveto zegt GA- RIDELL ; die getuigt, dat het op-de Heuvelen omftreeks Aix, en door geheel Provence, zeer gemeen is. Zelfs in de Elfaz komt het voor, volgens Doktor Mareus, daar men het Rein- blumen noemt of aen 5 dat i is hr De DR als osenidschen it naauwlyks een Voet ti en heeft fial le Blaadjes , die zo wel als de Stengen Wol- lig rymbo compofito. H. Cliff. or, H. Ups, 256. GOUAN. Mansp. 435. Elichry(um {, Stoechas cittina anguftifolia, C. B. Pix, 264. Helichryfum f. Chryfocoma anguftifolia vulgaris. Moris. Hift. lil. p- 4o1. S. 7e Te 11, f. 7e Chryfocoma {. Stoechds citrina minor, BARR. Jeon, 41o, 409, 273 ten citrina. Dop. Ja 268, TOURN. Inf. 452 SUN e ENE SER 3 Ïis zyn , met losfe Bloemkroontjes op den, ML __ Top. XVIL , Hoo (12) Droogbloem, die Heefterachtig is , met eh byna Eimbriis ge, Wollige, ongefteelde xr Bladen en ver hoe lt ronde Bloemtuileje sz pen _de Bloemen zn rond, Vuurkleng: Vuurkleurig noemt men een Verw ‚ die uit © het geele naar ’t roode trekt, Het Elichryfum van BOERHAAVEs met een bevallig roode Kleur der Bloemen, wordt bier thuis gebragt door den Ridder, die de Groeiplaats onzeker ftelde. De volgende zyn wederom van de Kaap afkomtftig. 13) Droogbloem ‚die Heefterachtig is, met KIL Wigvormige, getande, ongefteelde Bladen , Gerande, ns en een enkelde Bloemtuil, Dit is een klein Kaapích Gewas , genes grys, met drietandige dikke geaderde Bladenen _ langwernige eenn „ van eene Goud- — (14) Droog- (12) Gnaphalium Frut. Fol. fublanceolatis tomentofis fesfilie » Corymb. alternis conglobatis, Flor. globofis. R. Lugdbat. 149. Elichryfum Flore fuave-rubente. EOERH, £ re, Lp. 120 (15) Gnaphalium Frut. Fol. Cuneîformibus dentatis fesúe Eibus, Corymbo fiimplici. R, Lugdb. 151. Coma Aurcaincana, Fol, Wee tidentatis, ne oblongis, BURM, Hen 0 T. 63, Ár Ees U. Deen. VL, Srum Ee XIV. lars Serratum. Zend: Parulam, Vitgebzei- de. C4 _SAMENTEELIGE HEESTERS. (14) Droogbloem, die Heefterachtig is , met / omvattende Lancetvormige Zaagswys’ ge- tande Bladen , die van boven kaal zyn. Dit Gewas heeft Houtige Stengen, die rond Grapba-en. groen zyn , overtoogen met eene Fluweel- achtige Wolligheid : de Bladen, die van ondee ren de Takjes omvatten, zyn fpits langwerpig , aan de kanten een weinig Zaagswyze getand , zagt in ’t aanraaken , van boven groen, van onderen bleek. Op ’*t end komt een Tuil , uit’ mepigvuldige Kroontjes femengefteld, van Bloemen die klein Zyn ; Rooskleurig of ros- achtig geel , haare fchoonheid lang behoue (15) Droogbloem , die Heefterachtig is, met omvattende Spatelachtige Bladen en ver- gaarde Tuilen , de Takken uitgebreid. - Van deeze zyn de Takken Draadachtig dun, een Voet of langer, wie Wollig, met kleine ‘Takjes overhoeks bezet, die Wollig zyn, ge- Iykerwys de Bladen. Deeze hebben eene Spa- gers Po ain aan Z- end rond zynde en Sc- a GG naphalium Frut. Fol. ampiexiecaul! bus Lanccolatis ferratis , Ees nudis. Gaaph. Folio oblongo cup mollt » Floribus ns vaer Afr. 214, T. 76. f. 3. BREYN. Pradr, IUU, T. (xs) els De Fol, amplexicaulibus Spatulatis „ CEJ. Corymbis aggregatis, Rami 402. Nan s patentsbus. #4 15. Elichryfum Afr. Folio oblongo deiner, „Caulcm am plexante , Flore luteo, BOERH, Lugdb, I, p. 121, BERG. Cam 249 ' Sar: arë me MASER Ab getand ‚ aan ’t begin fmal en ongefteeld , met ui. ronde Hoeken de Steng omvattende „ van ‘bo. S$DEELS ven groenachtig ; een Duim lang. De Kroon-Hoorps tjes , by een verdaard, van Bloemen, wier ge:TUK- meene Kelk wit fchabbig is, doch de Blommet: Rang. jes zyn geelachtig: C 16) Droogbloem , die Bach is, met eas ord: effenrandige gefteelde Eyronde B laden èn Gefteelde. digt getropte end - Bloemen. _Deeze verfchilt van de anderen zeer, door et ronde Blaadjes , welke van boven groen, n onderen , zo’ wel âls-de ‘Takken; met eehe je Wolligheid bekleed en gefteeld zyn. De Bloemen, dieaan ’t end van ieder Takje voorts! komen, zyn fchoon Zwavelkleurig en taamelyk groot. Ik kan niet zien, waar in deeze zo zeef gelyken zou naar de voorgaande Soort. > Zy komt; dunkt my, nader aan de vergen: gem (17) den ke € is Le Sig (26) Geapbalium Frut. Fol. ovatis integerrimis Periolatis, ES confertis terininalibus, H. Cif. 4o2. Gnaphalium to- utentofum , Fol. ocbiculatis fubtus incanis. BURM, Afr. 24. T.76 f. 2, (17) Gnaphalium Frut, Fol. lato - Lanceolatis fhubpetiolacis Coriaceis tomentofis , Corymbo compoficöz Gaule prolifêro Bant. mz. Pnt ie he a: ; u. Aroran. Hoor: 66 SAMENTBELIGE HEEsTERs. Deeze heeft de Steng een Voet lang, Tak- kig : de Bladen met eene digte Wolligheid bee kleed en ftyfachtig , allengs verfmallende naar de Bloemtuil, die uit menigvuldige Bloemen fa- mengefteld is , wier Kelken bleek, de Blom- metjes hooger geel zyn , maar zig, voor ’t ontluiken, wit vertoonen, XV (18) Droogbloem ‚ die Heefterachtig is , en en. 3 zeer Takkig ‚ {de Bladen Lancetvormig » rvd ongefteeld, fpitsachtig , de binnenfte Kelk= fchubben Goudkleurig hebbende. _Deeze groeit aan de Zeekust by de Kaap. ’t_ Is cen Hectter van vier Voeten hoog, met vees le Takken , de Bladen overhoeks, digt by een ò et Lancetvormig , Wol- lig, Afchkleurig hebbende, De Bloemen maa ken digte „ rondachtige Kroontjes, die ceniger- maate gefteeld zyn, dan tend der Takken. De Kelk is gefchubd , rauw , uit den witten ruig- achtig „ met fpits getipte Schubben , die een _ bruinachtigen rand hebber , zynde de binnenfte „ry, zo wel als de Blommetjes ‚ hoog Goud oc RN, Bur- MANNUS is een zeer fraay Gewas, t'eene- maal met een Fluweelachtig ons » dar uit den Bee (13) Grapbalium Fre. RamofisGmum , Fol, Lanceolatis fesfilihus acutiusculis , Calycinis intimis Squamis Aureis. Mfante 283. Graph. Sericeum , Fol, oblongisacutis, Floribus cymofise BURM, Afr. 216, T. 77, É. 2e b Det, PEKAR ARK. bru FTD hd \N4 hk RAN PP Stem 6 Bekir Ar geelen ziet, bekleed; zig in vecle zyd- Takken _ II, verdeelende, die meest naar ’t end toe met veele Hope Bladen bezet zyn ; van boven donkerer, vaû xv. onderen bleeker , de Takken met een breeden®Tur. Voet omvattende, welker Top met eene Tros= ae Wyze Kroon van Bloempjes praalt , en wier Kelken glanzig geel zyn ; maakende dus een Kroontje dat als uit verfcheide Trosjes is fa- tengefteld ‚ geel van Kleur. Als eene Verz fcheidenheid wordt. van zyn Ed. alhier het Afrikaanfche Elichryfum van Prurrener; met menigvuldige fmalle Blaadjes , welks Bloem jes als een Robyn fchitteren , t'huis- gebragt ; ‘doch dit laatfte heeft Lin ku s tot _ een volgende Soort, die een Trosachtige Blocm- tuil heeft, betrokken. vrede Droogbloem,, die laag Heefterachtig is. iss Es met zeer fmalle Blaadjes „ een kruipende "Pb regie Steng en geheel enkelde opftaande 2:75. Takjes, En | _Deeze Soort is onderling, | „Draadachtig dunne , geheel renkelde, hoekige ‚ Wortelfchietende Steng , van vier Voeten lang, die overblyft en kleine overe endftaande Takjes , van twee Duimen langtes nitgeeft , welke Blad en Bloem draagen. De jy Blaad: à (io) Gnaphalium Suffcuticofiim Fol, linestibus ‚ Ganle repente teâto men erelkis fimplicisfimis. JZant, 283, Ì be À 1, DEBE. VI, STUK, 68 SAMENTEELIGE HEESTERS. HE AFDELL. XVI. Hoorp Tweede Rang. de “gefchubd „ mec Blaadjes zyn Draadachtig., kaal, flap, eeniger= maate Lymerig, overhoeks geplaatst, uitge- breid en fpits: de Bloemhoofdjes, aan ’ end (y beftaan uit famengehoopte Kelken, ftlomp, met weinige Blommetjes gevuld, geelachtig ‚ van grootte als Hennipzaad. Zodanig een Gewas, van de Kaap afkomftig , onder myne ‘gedroogde Planten bezittende, waar van de Steng rykelyk een- Voet langte heeft, heb ik-daarval, Om dat hee mog nooit in Plaat gebragt was, zo veel ik weet ‚de Af. beelding alhier ‚ in Pin I,op Plaat XXXI, medenedee ld De Bloemen 3 dic by Ree doet: my ten Eeeniceariefie onderzogt , en met de Kenmerken van dit Geflagt overeenkomttig bevonden. leder Bloem , hebbende den Kelk gefchubd en geelachtig gekleurd; bevat onge- vaar vyf Blommetjes, wier Zaadkuitje gepluimd is en de Stoel naakt, XERANTHE MUM. Straibloee. De Stoel is Kafhig, het Zaadku: fie EN Kelk eene K kleurde Straalen in dit Geflagt, Evel van de „der Bloemen ; of daar van, dat zy gedoogd haare Kleur en Glans Bihoaden ‚ den naam voert, wordende van ScHaErremr, niet zeer eigen, Papierbloem getyteld. De meefte Soorten zyn in hetzelve Heefter- achtig; weshalve ik ze allen hier befchryven me SLR GRE NE Si & 69 „zal. De uitwendige gedaante is doof den Ridder _ Ur; hier meer in ’t Oog gehouden dan de gedagte or Kenmerken, die alleenlyk plaats hebben in de Hoorn. terfte Soort, naamelyk LeTUK. S Prmeede, * Met cen Kaffigen Stoel en een vaka, en ftelig Zaadkuifje. Se Straalbloem * ‘Kruidig is, het en Kirathe cetyormige vuitebr ede Bladen. ee Deeze Soort groeit in Ooftenryk, plange Jak Zuidel tand, Italie en de yke deelen van Vrank- cyk. Men heeft ‘er Verfcheidenheden van „ die in eenige opzigten verfchillen , doch’ daar in overeenkomen „dat de Bladen als die van den stu s geeft de Afbeelding vanen befchryft de eerfte, als een-Gewas , dat met een witachtige ee ter en van cen En onee, zin (1) Xe ien en tba me) Fol. Lanesolaeis patentibus Syst. Nat, XII. Gen ‚Pp. 546. Veg. XIII. p. 624. JACQ. ‚Wind, 150, G gr Mes 436. H. Chff. st Ee O@lez folio &c..Monis. Hil, III. p. 43. S. Gag Jacea Olez folio gn fmplicibus, C. B. se 272, Ptar- mica Auftriaca. Crus. Hit. II, p. Ir. PANN. 547: B, Xer. Olez fokio foetens. MoRIs. uefupra. f, 1, Xeranth, Cap. inapertis, Hair. Helv. 709 T. Ade Jacea O Olez folio, minore Flore, C. B. Pin. 272. y, Xeranth. Orientale Frnâu maximo, TOURNF. Cer, 38. Jacea Olee folio Capit. compaâtis, C, B. Pin 272 d, Jacea incana Cyani Capitulis, Tpid, &:3. u, DEEL. VI, Suse 40 SAMENTEELIGE-HBEssEns. HI. zig in eenige Takken verdeelt „op ’t end Hoofd. BEEEL: jes hebbende van Zilverkleurige Schubben, met Hoorp- twaalf of veertien ftyve , drooge Blaadjes gee STUK. _ftraald, welke in ’*t eerst wit zyn, wordende Pela vervolkeos purperkleurig blaauw , en die Kleur, als men ze tusfchen droog Papier legt, Jaaren lang behoudende, Het Zaad zit in een digte | Wolligheid, en is zeer klein , de Kelk rappig in deeze , die ook de Kafjes gaaf van Rand heeft, Deeze heeft geen » de Ita- liaanfche, die een kleinere Bloem heeft, ftinkt volgens MorisoN, dat echter de Heer Har- LER Ken a de zyne, van hem afgebeeld , hebben. Zyn Ed, noemt dezelve Xeran Ke van Wallitr Land, met gefloos ten. Bloemhoofdjes ‚en zegt , dat de Bladen final en fpits, van boven zwartachtig zyn, van onderen. wit, aan beide zyden Wollig, en de loemen ‚ die nooit opengaan ‚van onderen Zilverkleurig gefchubd , van boven Vleefch- kleurig of wit. Deeze is zo fterk niet van Gewas en heeft de Schubben van den Kelk zo rappig niet , maar de En als eieneard ï de Krans byn r of zes Groote a) ‚ zegt EE TETE De Der- de , in de Levant waargenomen , heeft, vole gens TOURNEFORT, zeer groote Zaadknöp. pen en de Vierde zou dezelber hebben als die _ der Koornbloemen, volgens BaAUHaNus,. « +4 Met ST NGENES IA 7 %* Met een naakten. Stoel en Haairige _& Zaadkuifjes, en (2) Straalbloem, die Heefterachtig isen regt gr Hoor: opftaande , met aangegroeide fmal Larzet-_ u. vormige Bladen , die Eeltige Punten heb-s Ae ben; de Takken eenbloemig en gebladerd. Deeze Soort , gelyk alle de volgende, van ’t Zuid-end van Afrika, of van de Kaap afkom- ftig , is door den Hoogleeraar J. BURMAN- Nus zeer fraay in Afbeelding gebragt. Het as Gewas is met een digte Wolligheid vertoogen., De Takken zyn meer dan twee Voeten lang, rond en dik. De Bladen zyn ook lang, fmal. en dik, De Bloemen, die zig by- na als Goudsbloemen vertoonen ‚hebben den Kelk en Straalen zeer glanzig Zilverkleur: het midden of de Schyf is bruin, Zyn Ed. merkt die met zwarte Punten, van RAvy, als een Ver- fcheidenheid van deeze aan. @, Seralbloemsdie EE ‘spe eg Uien - ES Krtek, rinktor eretum , Fol, adnatis Lamtende, eceolato-linearibus apice callofo mucronatis , Ramis mi Foliofis. Xer. Frut, Lanuginofum. BuRM. Afr. 177. T. 6 1. Xér, Afr. Ramofum Gnaphalii folio, Ray Suppl. 132, in. Speciofam Capenft, Flore albò maximo. Par. Gaz, 1, T. 1, £ 5. Chryfocome f. ‚ Argyrocome Aft, Ericoides. Sep. Tes, Il. P. 45e T, &3 fe 5 G) at Frut. ereêtum „ Fol, amplexi «caulibus Lanceolatis trinerviis, Flor. pedimmeuiaris; Tera eranth. tomentofum ore maximo. BURM. Afr. 178, T. per fte El IL, Dier, Vi, Srum, mt 12 SAMENTEELIGE HeeEsrTÉRs, opftaande , de Bladen omvattende, “Lans tr cetvormig en drie en ‚ de Bloemen Hoorps gefieeld STUK, : Tudeede Deeze is ooge afgebeeld door De Rox. Hoogleeraar , die aanmerkt , dat de Bloemen ongemeen groot en fchoon zyn, van een geel= ; «achtige Kleur ; gelyk zyn Ed. deeze, zo-wel als de voorgaande, in,’ Kruidbock van na gen Wel E “kuif e gepluimd ‚ zo de Ridder aanmerkt, iv. ENCI en een Heeferachtige Kroon- Prolift — Steno de FE 7 5 de 5 Ef en keggende en naanwljks te onderfcheiden. In fcboonheid overtreft nog deeze , die de „Koningin der Afrikaanfche of Kaapfche Bloe- men van BRE YNI1Us genoemd wordt „de voor, gemelden. De grootte der Ploersen is wei- hig minder danin. de laatíte Soort. Zy. heb- „ben een sa fchoonen Z egen DT NE - _Elichtyam Afr. Atbor. B ek is Pp: I2r. Elichr. Af, wannes, Jarifol,, vr ze m7: Ei 16, far, Raj, Supplt „SERT hes, Ile ps 4 43 f. 6. (4) Rasen Caule Frat. preien, Re Flar. feslilibas, Fot gyanulato- (abrotundis , dmbricatis ‚ obaletis, Elichryfum’ i foeminz foliis, Brun Je, 28. Te 17: £. Ie SEB, Mute EN 5 gevonden hadt. Zy Bboen. Eet Zaad | -t LENA be bee ùe p „de Bladen als Vind LE op’ elkander _ ILT. 89, fe 6. Carduus Keranthemoidere Raj. Sapph isd, Hans. 467. Beno. Cap, 27e ISEEN EGIETNEN Are a verliezende den Glans , door *t bewaaren, zo III min als de anderen. Het is een ftyf Kroonswys? A getakt Heeftertje „ op de Bergen aan de Kaap Hoorns” grocijende „ welks Takjes kruislings bezet zynSTUEs <> met kleine ftompjes van Korrelachtige Blaad- irl jes, hoedanigen LiNN&us in geen ander Ge- was gevonden hadt. Zy. worden echter door den vermaarden BREYN, die een Afbeelding van dit. Gewas gegeven heeft, ‘by die van de Wyfjes Averoon of Santolina vergeleeken. Die Afbeelding, zegt de Heer BrreIius, is taae melyk goed;-myns--oordeels is dezelve- zeer. flegeen niet natuurlyk, doch beter dan die-van SERA „ alwaar zy geheel anders voorkomen dan in myne Takken , van ‚de. Kaap ontvan- gen, Ook begryp ik niet, hoede Ethiopifche- Tamarifch ‚ met gryze Zevenbooms Bladen , een roodachtige Bloem en Hoofdjes als van de Facta , die tüsfchen de Takjes verfpreid zyn, _ hier thuis gebragt kan worden. In de wynet, se komen alle, de lens en pe EBA, maar Zecr ig en ien uitge- groeid zyn. Norsk El de Groeiplaats, op Bergtoppen of in Vlakten » eenig onderfcheid hier in, zo wel als in_de lange der Bladítom- pjes » hen: Om het verfchil aan te toonen , zo wel als — wegens de fchoonheid van dit Gewas, heb ik een van myne Takken, in Fig. 2, op Plaat XXXI ‚ doen afbeelden, in eige van ed E 5 Bloe- IL. DEEL, VI. STUK. A4 SAMENTEELIGE HEESTERS, ui, Bloemen de Stoel geheel naakt en bloot , ín Ne anderen nog bezet is met de Blommetjes, die Hoorp- een Violetkleurigen Mond hebben, en dus uit- STUK. _ munten in het Pluis der Zaaden, hoedanig een pee Blommetje met zyn Vrugtbeginzel en het gedage te Haairachtige of Borftelige Pluis, dat Haairig is, doch aan ’t end Penfeelswyze zig verdeelt, by A ‚als ook een Blader - Stompje „ beiden fterk vergroot zynde, by B, in Afbeelding zyn gebragt. BREYN veerde geen andere Bloemen af ‚ dan met een naakten Stoel, zonder Blom: metjes , die hy niet gezien zal hebben, De Vrugte beginzels van ’t Gnaphalium hebben , gelyk men op Pl, XXX by A ziet, het Zaadkuifje geheel uit Pluis, dat ewa is, beftaande, en dus gepluimd, vs C5) Straalbloem met een Heefterachtige Steng , Aat: Eyronde , eenigermaate Wollige Blaadjes Gefchubde, en gefchubde Bloemfteeltjet. De Kelken van deeze zyn glanzig wit, van buiten ten halve rosachtig, en het Zaadkuifje is roodachtig volgens den es die hier de (6) Straal. (5) Xeranthemum Caulibus Fruticofis, Fol. ovatis fubtomen» tofis , Pedunculis fquamofis. Xeranthemum Tartonraire Foliis. Per. Gaz. T. s. f. 10, Xeranth. variegatum. BERG. Cap. 275. Elichryfum Fol, Thymi incanis denfe res BREYN Joon, T. 13. fe To SUN CENES IA 15 (6) Straalbloem , die Heefterachtig is, met op UI. elkander leggende „ Eyrond- Elsvormige aes: À gladde Bladen, Hoorp. STUKe Deeze heeft de Kelken glanzig Purperkleur, _ va. de onderfte Schubben Tegelroodachtig en het geysachie Zaadkuifje of Pluis der Zaaden is wit , de Blom-8° metjes rood. sex Met een naakten Stoel en B Zaadkuif jes. KE, Straalbloem met Heefterachtige neerleg- ore, gende Stengen s- en Wollige omgekromde man Bladen, | Dit is een klein Kaapfch Heefter - Geri ‚met dupne leggende Stengetjes , waar aan dun- ne Takjes groeijen , met kromme Blaadjes als van ’t Polium , volgens D1itLENIus, welke de Takjes eenigermaate omvatten. Het brengt. gefteelde Bloemhoofdjes voort, van taamclyke grootte, die Zilverkleurig, geftraald zyn, (8) Straalbloem. metde —Kelkfchubben 1 Deer ei var. Spino achtig gefpitst. Gedoornd, De (6) Xeranthemam Fruticofum, Fol, imbricatis ovato fubu- glabris, Xer. Incanum Fol, fubrotundis Flore purpurea, Burm. Afr. 183. T.. 68. f. 1 (7) Xeranthensam —Caul, tcendins provolatis , Fol. tomentotis tecurvatis, Zer. Recept. madl’, vn 7 plumofo, H. Cliff, 400 oli folio, Dat: Elth. 433. T. 322. fe 415. K. Lagds. 1e Ni. zn (8) Keranthemum Squamis Calycinis mucronato- Spinofis. n Xer, dak, i. DEEL. VL, STUKe „6 SAMENTEELIGE HEESTERS; AI. De uitfteekende Kelkíchubben, die de Krans AnnBLt, van de Bloem maaken, zyn in deeze Soort gee Hoejs: wapend met Doornachtige Punten. % Gewas is STUK, laag en verdeelt zig in Hoütige Takjes, bezet _met - Lancetvormige Blaadjes , die wederzyds- —groen zyn, en de Bloemkranstis geel of rood- achtig. ì (9) Straalbloem met Takken dieeenbloemig en Schubswyze bekleed ayn met fimaile Blaad- en jes. s Sjem. … De bynaam, Sefumoides, van PLUKENET. ontleend » fchynt niet toepasfelyk.-op een Ge= ov swas, dat zeer finalle Blaadjes heeft, en voor “overige ook geheel niet naar de Sefamum ge- / Iykt. Doch gedagte Autheur heeft dien bynaam é Óptleend van een Plant met fmalle Blaadjes en_ Steeltjes als de Koorenbloemen , Se/amoides, parva Dioscoridis genaamd en afgebeeld by Lo- BEL, ’t welk hy noemt Xeranthemum Sefamoi- des, reid vervolgens ook deezen naam aan it Desis Ker. Ramofum , peil Gmplclus, 0. BURM, Afri vaan Ti 07e Bs no um , Capie, compaftis purpurascentibus. 1 BREYN Pis 2e-P. 105. (9) Xeranthemum Ramis unifloris imbricatis Fol, linearibus, _Xer, Ramofum Fol. Squamofis linearibus „ Floribus nd BURM, Affolâte Kerrefe2. B, Xeranthem. Sefamoides Flor. albo, Erice Foliis Cauli tomentofe aftrittis. PLUK. aan teo & amplisfimo, minn de. 27, Te 16. f, 2, BERG, Gak 272..R, Lugdb. 152. N. 4e non ape Á Br: NIG ENTREES Tas 7 dit Kaapfche Gewas, ’ welk van: anderen Hey UI bladig is getyteld. Hy zegt , dat het Bladen ÁSDEEL; van Hey heeft ‚die -aan den Wolligen te als vast gelymd zyn; doch aan den WortelSTUEF= losfe Bladen die langer zyn; als van de Ryn- zee 7 bloemen, Die by SeBa afgebeeld is, moet daar van eene Verfcheidenheid zyn, als aan de Takjes zelf de Blaadjes niet aangeplakt hebben- de. De Afbeelding van den Hoogleeraar Ja BuRrMANNuUs vertoont die aanvoeging der Blaadjes zeer duidelyk in een Takje met ver- fcheidene van. deeze Bloemen , fchoon Zilverwit van Kleur; doch dertwee van hetzelve ‚die uit gefpreid vertoond worden , zyn veel kleiner , dan die men geflooten op zyde ziet. In de Afe beelding van BREYN zyn de Bloemfteelen veel te kort gemaakt. Behalve de zodanigen, wier Kelkfchubben van pi. xxxr, de kleinften tot de grootften toe zeer fpits zyn „nen 53ste) een Zilverwitte Bloem maakende van ee twee _ Re Duim mers heb ik? en, van C ders gely Me mend of de Schyf grooter ‚ en dent zjn” van buiten Roozeroodachtig , van binnen geel , met een niet minder fchoonen Glans. Ook heb ik’er , van dat flag , geheel Zwavelkleurig of zuiver hood Geel , gelyk die is, waar van de Afbeelding in Fi. 3, op Plaat XXXI, is vertoond. Aan “ Een zy- Takje van één derzelven komen inder- daad Blaadjes voor van pe be ge en zeer I. DEEL, VL, STUK 18 SaMENTEELIGE rtEsters. UL zeer {mal , naar die van Rosmaryn eenigszins 77 gelykende , hoedanig eene door Bererus uit Hoorp- Ray, op deeze Soort; is aangehaald (*), Of STUEe deeze , nu, een weezentlyke Verfcheidenheid zyn, dan een enkele Speeling der Natuur, zou misfchien by nader onderzoek blyken kunnen. Onder cen menigte van dêeze Bloemen , van de Kaap ontvangen, ten miníte; heb ik nooit an- deren, dan de Zilverkleutigen ; gezien met zo fpitfe Kelk -Schubbens als Fig. 4 ‚in een det- zelven , volmaâkt natuurlyk van agteren uitgee — fpreid afgebeeld , aanwyst, en waar uit blykt; hoe zeer dezelve van die koode en geelkleurigen verfchille. Zy behouden altem Glans en en zyn de Foires de een 3 in * Franfch Zmmortelles , te rekenen , en tes vens van de fraaist gekleurden; zo dat gedagte Plaat eenigen der fchoonfte Bloemen van de Kaap voorftelt. / X. (zo) Straalbloem met eenbloemige Ae Eicher Takken; de Bladen Lancetvormig Wollig$ de achet en naakt. (*) Xeranthemum Capenfe Rorismani folio Flore albo. Sappl. App. p. 239. N. 22. (ro) Xeranthemum Ramis unifloris virgatis , Fol. Lanceolatië tomentofis ; Pedunculis fubnudis, Alant. 284. BERG. Capo27ss Elichryfam Afticanum tomentofum , angaftisfimo Folio, Calys . ce Sulphureo ampló, BREYN, Prodr, 3. T, 16. £‚ je gep mm Gerrie BENE A. 79 wit of paarfch „te hebben ; volgens Lins us, IL aan wien de Heer D. vAN Roven berigt Gnarls hadt, dat zy de Meelknopjes geftaart heeft, In Oee de eerfte opflag zou derhalve myne gemelde hier*T0%e fchynen t’huis te hooren; doch ik bevind niet sz en dat dezelve de Takjes minder gefchubd of Rysachtiger „ de Bloemfteelen naakter, of de Bladen Lancetvormiger heeft , dan de Zilver- kleurigen. Gedagte eigenfchap der Meelknopjes heb ik derhalve my de uitneemende moeite niet willen geeven te onderzoeken. Die van BEr- GIUS, bovendien, fchynt my Suidelyk van de voorgaande te verfchillen. (xr) Straalbloem met naakte eenbloemige Bloemfteelen aan ’t end der Takken wigs. eig de Bladen Lancetvormig en Wollig. Deeze heeft , volgens den zelfden Leidfen Hoogleeraar , een Houtige Steng, die teder is, gepluimd Takkig, en, gelyk bet gantfche Ge- was, met eene witte Wol igheid bedekt; gee- vende aan ’t naad Bheurtecier uit. (12) Straalbloem met eenzaame knikkende le Bloe Erum. ee (zi) Xeranthemum Pedanculis terminatibus exferris nudis unifloris, Fol, Lanceolatistomentofis. Syst. Nar, XI, Pez. XIIÍ. (x2) Xeranshemum Flor, folicariis nutantibus, Squamis Ca- Iycinis obtufis maculatis, ROYEN Ms/. Xeranthemum Ant Gaaphalii Fol, tomentofis &c, RAJ, Suppl. 181, ME. Dasr, VI, STUK. rs 80 SAMENTEELIGE HEESTERS. Bloemen „ dê rn! Átomp en ges ylakt, É Deeze heeft , volgens. de. aangehaalde van ‚RA yv, Wollige Bladen als» van het Gnaphalium 4 ‘die, zofwel alsde toppen der Schubben , Roest- __kleurig zyn. ’% Gewas groeit tot de hoogte van een Voet-of hooger, en heeft een dikke _ ftyve Steng , die van onder tot boven bezet is met Wollig gryze Blaadjes, langer dan een Duim en een derde Duims breed , zynde © op- waârds in eenige Takjes verdeeld , die ieder éen enkele gröote witte Bloem, giet Bocekdene rige Ki Lippen, Er Pe ob Tuil arn Ne Bernat heeft > met f nal BAE __ Bladen. Door veele Bloemen by elkander in een - Tuiltje vergaard te. hebbên, op den top-der Stengen of Takken, verfchilt deeze van alle de anderen. Zy zyn niettemin van dergelyke fis ‚guur doch kleiner „ hebbende een Zilverkleurt- gen krans van uidteekende Kelkfchubben , zeer f of middelftuk A chi en ag x ‚ die de Takjes omvatten , zyn Ee ‚ fimal, pits k __flapen Wollig. % Gewas fchynt weinig meer hoogte (13) Heranthemen. Flor. paniculatis „ Fol, lineari- Lanceo- latis, Xer, ha Fol, oblongo » acutis Capitulis plarimis Argenteis. BURM, ds 180. T. 67. fe Be L& 5 Tm oe: EN BiA 8r pen hoogte te hebben dan de naastvoorgaande Soort. Het is, gelyk alle de overigen ‚ behalve de eer- Aron fte, van de Kaap of het Zuid-end van Afrika. ee 3 àfkom{tig. Dit Geflagt heeft een naakten Stoel : het Zaadkuifje is Haairig, de Kelk gefchubd en olrond : de Wyfjes - Blommetjes zyn onder de Tweeflagtigen gemengd. Het voert den Griekfchen naam ‚van DroscorinrEs af- komftig , die aan fommige Soorten van het volgende wordt gegeven, Agt Soorten , altemaal uitheemfche en de meeften Heefterachtig , zyn ’er in vervat, als volgt. G) Roerkruid met Latieevvormige: overlangs, Zaagswys getande Bladen. _ Deeze Soort, is, een Pat ar gek ek LL of il vaa! Ti Eeen ln met fimalie’ geribde Bladen er Kroontje. ( 1) Baccharis Fol, ae lougitadinaliter ferrato- dentatis. Syst. Nat. ET Gen. 949. p. 547. Ve eg. XIII, p. 65. EN. Cliff. 404. R. Lugdb, 1s2. Conyza frutêstens, Fol. ânguftioribus nervofis. FRUILL. Peruv. 750. T, 37. Eupators a hase affinis Flor, albis, PLUK. A/m, 4oo, T. 328, f. L harm lis , Fol. angiftsocikus nervofis, Fl, um. eg Bas. Inft, p. 455. BARTH.. AlZ. Hafn. Il. B, 57 F il, Deit. vr, stuf; | e À BaececeHaARrts Roerkruid, Rag: Baek 32 SAMENTEELIGE Heesters. emken ms zeis, yk aangenamen’ Reuk heeft, en dat de In: Hoorp- diaanen ’er het Afkookzel van gebruiken tot ver- i- fterking van de Maag. ’t Gewas is Heefterach= | Ras. wiede tig, en komt in Bladerloof eenigermaate met 5 Ek ha PIK me een Soort van Balfemkruid overeen. De Wvfjess Blommetjes, hoedanig de meeften zyn, komen in drie-en verdeeld voor; de T wecflagtigen 4 die het midden | geel. zjn in vyven gedeeld. Dit zelfde Gewas zou, volgens den F ranekee Renier AL EESE, se den Ridder ook ge- j Ge ba, * welk re B” van Morrsos op- Ee kan hebben ; maar behalve dat de Sexé der Planten by de Autheuren, vooral wat de Samenteelige Gewasfen aangaat „ dikwils zeer rene is, zo blykt uit de andere aanhaalingen , „van den Hortus Cliffortianus , VAN Roven HL Lugdbat. enz, , dat hier weezentlyk - ver- fchillende Plantgewasfen bedoeld worden ; zyne — de, de PE van n Meest derhalve ige Ì » die _aan ‘tend maar één ie bye Tandjes eb — hen, Hee (1{ Zie dezelven in zyn Werkje over de * Smgenefia Leeuw. 1761, P: 35+ (2) Bactharis Fol, Länceolatie fuperme uno a'terove Dente ep. ferratis. H. Clif, 404. Re Lardb, 198, Arbuscula Foliis Nerii, BOERE. Lugdb, 11. p. 263. EEE Ee SEN GE NSE sra 83 Het Boompje met Oleander - Bladen vallen Rn HAAVE wordt hier thuis gebragt. Gewas is Xvit. pe: vic Afrika afkomttig. Hoorp. TUe, GG) Roerkruid met bete Lancetvormige _ur, laden, lege se Ai Dees in EN B va % Üikeindich ee Filand Johanna , door den Heer Koenic i Waargenomen ‚, maakt den grootften Boom uit in deeze Klasfe, zege de Ridder, Dezelve is echter , zo hy elders verhaalt , maar | Voeten hoog , doch heeft den Stam een Arm | dik (f). «De ‘Bladen, die overhoeks groeijen , hebben byna de grootte van de Handpalm , 7yn- de ruuwachtig “doch piet Wollig, - Aan ’t-end der Takken komt een Bloemtuil, van een. Span lang en” breed; beftaandeüit Kelken , digt bekleed met Elsvormige Schubbet- jes, die over ens hi Het el 4) Roerkrnid mt ir Brok Bladen; ", me i die aan ’t end met uitranding gekarteld zyn. Amis À c 3) Bascharis Fol. anr Lanceolats , integezrimis na- Mant. oee In ’t Geflagt w, abn, komt een Ovsrindifehe aen „met dergelyken Stam, wel twee. Mans langten hoog ge {4} Baccharis Fol obovatis fuperne emarginato- cicnarise, Chff 405. -GRON. Virg. 121, Re Lugdb. 153. Senecio … Virg. arborescens Auiplicis folio, Ra]. kie 1799 md ed iü DEEL. VI, STUK, Z 34 SAMENTEELIGE HEESTERS. HL Deeze Virgipifche heeft Bladen, welke naar” 7 ri die der Wilde Melde gelyken en Maaszchde eborn: of Zeegroen zyn. ’t Gewas is Boomachtig ea STUK. _ heeft het Pluis der Bladen Zilverkleurig. “__V. (5) Roerkrbid met breed Lancetvormige, on- Per nef gefteelde „ getande , geftoppelde Bladen. d Levantfch, Deeze zou, misfchien , de Baecharis van DioscoribeEs kunnen zyn. ’t Gewas, dat in Egypte en Syrie groeit, brengt veele Steel - tjes uit éénen Wortel voort, waar aan langwer- pige Blaadjes als van den Olyfboom, die vet en ruigachtig zyn, van eenen vry zwaaren ank: doch met eenige aangenaamheid, gelv- kende in Bloem en Zaad veel naar de groote Conyza. De Ingezetenen van Tripoli, in Sy- tie , noemenze Thaun , zo RAuworr gee tuigt. vi. (6) Roerkruid met flomp Eyronde Bladen , die rd gefleeid en fyn getand zyn. Het _ Parad, pT. 225 sas, Mieud etichyf vig _ Momus. Hif. REE 7. T. zo, f. 4 rt. affinis Virginiana Frutescens &c PLUK. Alm. 134 ET. 27. fo ze Argy- rocome Virginiana Atri folio. Per. Gaz. T, (5) Baecharis Fol, lato = Lanceolatis dentatis feslilibas fti- azen Am, Acad, IV. p. 289, Conyza major altera. C. B. Pin. 265. Conyza Dioscoridis. RAuw, It s4. T. 54. wien: k B. Hi, 11. p. ros4. Ray. Hift. 262. GRON. Or. en 5) Baecharis Fol. obovatis denticulstis petiolatis. Euparótio affinis Planta Zeylaniea Fol. Ulmi. BREYN Cent. T, 70, BURMe Fl, Ind, SZEIMNEIGC EIN: EST MN As 85 Het Ceylonfche Gewas van BREYN, met IL Olmen-Bladen , naar 't Boelkens- Kruid gelye ADEL gi kende, zou ook aan de Kaap der Goede Hope Hoorp- waargenomen zyn. Het heeft de Takken met STUE- verheven Streepen ; de Bladen zyn ftomp o- PV vaal’ en glad , van. grootte als een Duimlid, eenigermaate Zaagswyze getand, -Aan ’t end komt een groote Tuil van hoekige Bloemtfteel= tjes met eenige Elsvormige Blikjes, De Kelken zyn Rolrond en glad, €) Roerkruid. met Stomp Eyronde , effenran- m4: Tes dige , ruuwe ongefteelde Bladen , die van er re onderen geaderd zjn. san Deeze Brafiliaanfche , die de Steng eeniger- maate hoekig heeft „brengt zeer yle , Takkige , Tuiltjes van Bloemen voort, ver van elkanders wier Kelken fpicfe Genaöhen hebben en ad Zaadkuifje i is Roestkleurig. (8) Roerkruid, een y, _Zaa WIS 4 _getande B laden en etc uilen, fetida. Hier wordt de Beb ferichines zeer ftinken- de, Amerikaanfche Conyza, van DiLLENIUS, thuis % (7) Baeccharis Fol. obovatis, integris , fcabris, maer fubtus Venofis, Tremate. MARCGR. Bras. 81, BURM. Fl. Ind. 178. (8) Baccharis Fol. Lanceolatis ferrato« dentatis, Corymbis ee: GRON. Virg. 121. Conyza Americana Frutescens , DIL Elth, 106. T. 89. f. ros P il, Di’ vl, STUK, ' 85 SAMENTEELIGE-HBESTERS, UI thuis gebragt, ”É Gewas groëit in Vifginie , en, Arviar js van CrAY TON Boelkens- Kruid met witte Hoorp- Bloemen: getyteld. Drie’ Ellen. hoogte hadt er het in Engeland, in ‚de open Grond, bereike, weede 4 f ang. Sale 8 o ‚N v z A. Tonderkruid, Conyza Jordida. Vuitkleu- rig. ve ant onderkraïd weet Ee Heel ze dis voors daar mooglyk de Wolligheid der Bladen of het Een paakte Stoel; een eenvoudig Haairig Zaadkuifje ; cen gefbubie eg Kelk, _De gerfte Soort, die Krnidig is , voert, ik Weet niet om kend a den Nederduitfchen D E fe Mes EE Onder dede en - twintig Soorten. van hetzelve komen. ecnige Beeteng, achtigen voor, welke hier volgen. mm. | (5 Tonderkruid met. effenrandige, fe Bio Bloem den ; driebloemige lange Steng laag Heefterachtig. Dit Gewas „ te vooren met oe zelden by- oc His der, Bloemen , gedroogd , voor Tonder zou kunnen ver- rekken EE lins 5 Fol, linearibus integerrimis , pedaal joneie trifloris „ Cánle fuffcuticofoe Weg, XIIL, Gen. oso. p, 626e Mant. 466, gegeten fordidum, Sp. Plant 1193, H.Cliffe 401, GOVAN Mfonspe 435. GER. Prov. 212» GARID, Mix 157. Elichryfam BIE anguftif. Capit. conglobatis. C. B. Pin. 264, er nar: en 453e Stols, „citrina 2 Neng „LOB: "dé. 486, } { 6. LNG EN Maks ly naam onder de Soorten van Gnaphalium be- wokken, en dus getytêld, om dat de Dern, ARE kelken niet meer dan eene vuile Goudkleur Hoorn. _ Paihia: groeit in Languedok , Provence en Tra. “EK: lie „ op Rotfen en Muuren, Het zweemt veel zang, — « naar het, Elichryfum „ doch ‘heeft Janger Bladen en kleine ronde Hoofdjes. Ook is het als cen basterd-Soort van de Rynbloemen aangemerkt geweest. GARIDELL hadt opgemerkt „ dat dit Gewas eenen Harstachtigen-Reuk heefts-en een laffen Gtas- Smaak, Men -vindt het by Liorrr, onder den naam van andere ‚of twee- de Stechas citrina, afgebeeld. pe (4) Fonderkruid met fmalle êen weinig getan= zv. de Bladen, zeer lange eenbloemige Stelen „C)55 de. Steng Heefterachtig: ES nd Deeze, die naar de voorgdande vry veel ge= iykt, groeit in de Zuidelyke deelen van Euro- Pa, in Paleftina en en aaf de Kn p dank neden EC BacttWos vertoont oofe atë Gewas „ en zegt, dat het een Steng van an- derhalve Handbreed heeft „die in eenige korte « ‘Tak- ost). eerd Bk Jen re : unifloris , Gaule Suffruticofo” H. Cif. gon. Helichryfam Cap. Gngular. brevibus. Mor. Hif. MI-p. 37: 55 7. To 10: f, 16. Relichtyfam Sáxâtilë, fingulari Capitulo amplo. Boe: Afas, 142. T, rog: Elichrvfo fylveftri, Flote oblongo , Gmilis, ©: B. Ne. si Prodr, T, p‚ 123. ve F 4 2 DE. VL, STUK. 88 SAMENTEELIGE HEESTERS, Arbi Takjes verdeeld is,'zo dat men het raauwlyks vir Onder de Heefters tellen kan. ‚Het was dus Hoord: op het Gebergte van Italie waargenomen. STUK: xit. … (12) Tonderkruid met een bogtige Heefter- Cr ____ achtige Steng, langwerpig Eyronde effen» Bogg. ____randige Bladen, en omgeboogen Trosfen. Deeze is door VarrLaNtT ‚ onder den naam van. Conyza van Madagaskar ‚ die Hee-, fterachtig is, met een _Steng en Kor- noclje + Booms Bladen, voorgefteld, XIIL aL ! DRS Tonderkruid met Eyronde Wollige Bla- PE > de . dje, laag: dae end dr Talen 25 ‘Kandia vindt men deeze Soort, die we- „gens de witheid der Bladen , welke in figuur. ook naar die van ’t Wollekruid gelyken „ den bynaam voert. De Bloemfteelen. loopen op- waards dikker, Men vindt ’er eene Verfchei-. denheid van, welke met korte kromme Bloem- ‚ftraalen praalt, (14) Tone 2) ie Caule tortuofo Fruticofo , Fol, ovato - oblongis, En Cif 405. 1 _Mada- rs me “Gaule, Cormi folio. VAIEL, Een. » AR. 1719, 5 396, ef 3 Fol, ovatis tomentofië , Flor. confertis vpen s danealis laterslibus terminalibusque. H, Clif. gos. R. Lugdb, 157 Conyza Cretica Frut, Folio molli candidisfimo,-tomen- tof, TOURNE, Cor‚-33, Con. Saxatilis de Filaginis. BuxB, Cent. Up. 23. T. 17. After tomentofus luteus Verbasci folio, Bacc. Sie. 6o,'T. 31 f. 2, Jreob ea Cret. els Ec. BARRe Kar, T. 217. After Ragufnus folio Verbasci, ZAN, Hifi, Be é n SCENE NEER 89 (14) Tonderkruid met Lancetvormig “Eyronde _ UL ruuwe’ Bladen , eenbloemige Bloemijneelen B =d en rappige Kelken. Hoorp- Deeze Indifche is een Jaarlyks Gewas, doch Gak met Hourige Stengen , die rond, ruig en regt nabelnim zyn. Het heeft de Bladen overhoeks, fpits , wormdoo- Zaagswys’ getand „ met een Steeltje dat vandende onderen paarfch is. - De tippen des Kelks zyn Lancetvormig, verlangd en uitgebreid: de Bloem is klein en Ves uit jk en - twintig krt 4 Zink den beroemden HERMANNUS. Cis) Tonderkruid. met. sr ats » van onderen Wollige Bladen , de Bladfteelen Ji ook Zaagswyze getand, Onder: den naam Van Ruikende Conyza innen, deeze door RumrHius befchreeven, die aan- merkt, dat dezelve in Geftalte naar het Kruid. van gien, Amnat 5 | 5 naar TT Cree Fol. Lanceolato« ovatis fcabris „ Pedahcutis unifloris, Calycibus fquarrofis. eer Fl Zeyl, 4183 - nyza. Ind. Virga Aurez folio &c. VAILL. fem. 1719. pe ‘858. seabiofz Conyzoides Fol. latis ndi Sec. BURM. Fl, Zeyl zie. T. 95, Cattu- Schiragam, Mort. Mal, II. p. 39. hi 24. Ray Hil. 443. BURM. Fl. Ind. p. 178, (15) Cenyza Fol. Lanceolatis fubtus tomentofis , Periolis &iam fezrato dentatis. Conyza Arbor Zeylanenûs Ke. PLUK, Amalth. 64. Conyza odorata. RUMPH, Amb, VLT. 24. f. te odorata £ Helenium alteram Salvi odorem {pirans. Cuvs- Exo. L, UG he P. 92. BURMe Fl. And, 178 * EL Des, VL, „sr Ee * go SAMENTEELIGE HeesTErs, HL adr ’t Alants- Wortel Kruid enin Reuk naaz Arperr. XVII. de Salie gelykt. Men noemt het Sambong in Hoòrb_ Oostindie ‚ alwaar het op de Eilanden zo wel STUK. Feed Reis, als aan de Vaste Kust grocit. Daar is een Soort van, die meer dan eens Mans Jangte hoog op- fchiet, en deswegen wordt het de Conyza- Boom by PLUKENET getyteld, De Bladen zyn wel “Seen Voet lang en een Hand breed , fterk gea: derd , doch zagt in *t aanraaken , op de kanten ongelyk getan: ‚ De Bloemen zyn mer een Pluis van kleine Draadjes geftraald, zoRUMPHIUS aanmerkt ‚ zeggende , dat men de Bladen niet als Moeskruid eet „ ond de „Andiaanen , maar Bezelve Ger onder de BBvzen de dh e die. ze Java, af plats van Salie, en het Afkookzel, zo wel in -als uitwendig ‚ gebruikt, In een Tuin, of op een gebouwd Land, wordt „dit Gewas fomryde een- Boom, van wet twee. Mans ee hoog ‚ met een En van een, Arm dik (*). G5) T onderkruid met langwerpige Bladen en, Lien Rt Co= gehad te hebben. Hierom is € ny onbegrypelyk „ hoe Linnmos van de- Baccharis Arborea, (zie hier voor bladz: 83.) heeft kannen zeggen , dat dezelve de Graotfte Boom in deeze Klaste zo (16) Cowyaa Fol--obtonzis , Flor, ventes Coroll, Cy- lindricis „ Calyce dûplò' longioribus, Seneeiö Indicas Attiplicis folio. MORIs. Hifl. Ill. p. 106. S 7-T. 170 f. 77 Sefiëciai- des. Fl. Zeyl 415. man zen ae temis enen gene” Zeyl. zin. Te96. £. 1. Eupat uden PLUK. Alm. 141. Te, 243. fs. Olus TE RUMEB, Ab. VI. T. 14 f, Ie BURM, B, dnd, p‚ is Se NIETEN: Brdo ed IE „Pluimen, van Rolronde Porn die eens UL zo lang zyn als de Kelk. Á Dit Gewas „sook in Oostindie mie ‚on poemt gedagte Autheur Zeugen- of WVarkens-_ Tweede Moes’, omdat het veel van die Beeften gegeten an: wark rains de malfche Toppen , ge- iaanen tot Spyze. Het groeit met ; eenige rag niet. eveel hooger dan ee Elle, zegt hy, en beeft Bladen. naar-die der Netelen gelykende, doch wat langer en fpidfer 3 aan. de kanten. grof. getand, De. nep zeer klein te-zyn „ maakende ie Tee op de toppen der Stengen of Bladfteelen. « Dus fchynt hetzelve vande Ceylon/che Senecio met drievoudige gekartelde Biaden van den Hoog- lecraar BURMANNUS, te verfchillen. De Bloemen zyn Rolrond en paätfchi , mét korte Stylen en het Zaadpluis met dan: de Kelk , |, _ zegt onze, Ridders : … Leen 5 le npe Conyza > _JPtJE orara. Bla-, Welrie- kend, {17), Conyza Fol.-ovatis ferratis fubtomentofis.acutis, Caule Corymbofo , Corollis fubyglohofis. Amr; Acad, V‚ p‚ 406. Cor nyza odorata minor ere&: purpurascens Corymbofa, BROWN. $ „Fem. 318. Conyza Arborescens purpurea Folio Verbasci dens tits. PLUM. Spec, 9. le. 97. Conyza major odorata {. Baccharis Flor. purpureis nudis, SLOAN. Jam, 124. Hifl. 1 p. 255. T. 152, f 1. B, Eupator. Conyzoides Maderaspatana , Fol. ti een. PLUK, Alm. 141, T. hi: fz A Ind, p 4 IL Dern, Js dei 92 SAMENTEELIGE HEESTEns. Hi Bladen, en getuilde Bloemen , die Kloot- Arpeer. xe rondachtig zyn. Hoor srux, In de Westindiën komt dees Soort voor, Tweede welke by PrLUMIER den naam voert van E- _Boomachtige paarfche Conyza, met getande Wol- lekruids Bladen. SroANr vondtze op Moes rasfige plaatfen aan de Zeekust van ’t Eiland. Jamaika. Een dergelyk Gewas fchynthet te zyn, dat PruKkenNer onder de Planten van Ma- drasf aantekent , hebbende gladde Bladen en- eene paarfchachtige Bloem; zynde dit op Java onder den naam van en ens of Wilde Salie bekend, _ EE (18) Tonderkruid met Lancetswys’ Eyronde btn omgeboogen Zaagswys’ getande Bladen , _die van onderen Wollig zyn; de Bloemen getropt aan ’t end, r Dit Gewas, dat Rumrurus Ambon/che Senecio tytelt, fchiet, met een dikke hardachti- Steng, fomtyds een Elle hoog. Zelden draagt < het meer dan drie Bloemen aan Tropjes by el- Kander. Het wordt gp: Ambon Liefdekruid ge- poemd, dewyl het Vi zig daar mede het Aangezigt wafcht ‚ om de Mannen te be- haagen. De Heefterachtige Conyza, met Reuk van (13) Conyza Fol. Lanceolato- ovatis, reflexo- ferratis, fab- tus tomentofis , Flor, teriminalibus congeftis. Senecio Amhoî- nicus, RUMPH, Amb, VL, T, 14. fe 2. BURM. Fl Ind, pe 179. den En van Ciftus , welke de beroemde SLOANE op Is Jamaika waarnam ‚ fchynt naar ’t zelve te gely-“ nnee ken. Op Java wordt het, wegens de Rn ti Paarle- Knop getyteld. at (15) Boederknid met ovaale , effenrandige , gif an onderen ruige Bladen. Dit Chineefte Gewas heeft eene ruigachtie ge Steng; de Bladen langwerpig of ovaal, ef- fenrandig ‚ ruuw; van onderen zeer ruig en bleek; de Bloemen Troswyze famengehoopt; 5 de Kelken als van het Sterrekruid. (20) Tonderkruid met Eyronde effenrandige on and he ain Blikjes. tig. Dit Gewas, in de Westindiën voorkomende, en van PruMmier Boomachtige Conyza met eld, nak Bloemen getyt Eg Ss: EERS die ce; dat Re de “Tremate der Brafiliaanen zy. Hier toe behoort et (19) Conyza Fol. ovalibus integerrimis feabris fubtus hic- iS. * (zo) Conyza, Fol. ovatis integerrimis acutis (ubtus tomen. tofis, Spicis recurvatis fecundis, Braêteis reflexis. Conyza Ar- Florius coeru'eis. PLUM. Sp. to. 5 130, É. 2e Conyza Frut. flose pallide purpureo &c. SLOAN. Fam. 124. Hin. p 257 Eupxorium erctum hirfarum ke, BRO BROWN. Jam, 313. i. DasL. VI. STUK, 94 SAMENTEELIGE HEESTERS het opgeregte tuïge Boelkens- Kruid. van Brow- AFDEEL PETE : xvit, NE, dat de Bloem - Aairen aan ’t-end der Tak- dg ken altemaäl over eene zyde hellende heeft. (1) Tonderkruid met Eyronde efenrandige flompe Bladen; de Bloëmen en Över hoeks , de Takjes bogtig. zt Fruticofa. _ Heefter- Deeze , ook in Zuid-Amerika grocijende ; is Heefterachtig en heeft Bladen als die van den Kwee- Booms, volgens PL UmIER, wiefs Amerikaanfch Heefterachtig Boelkens- Kruid; met Bladel van Hondsdraf en eene paarfch= | s bier ook huis t'huis gebragt wordt. Ss E N EC i ©. _Kruisktuid. De Di Kenmerken van dit Geflagt zyn ; een naakte Stoel; een eenvoudig ! Zaad- kuifje , dat Haairig is; de Kelk Rolrond, ge- kelkt, de Schubben sE bet Onderkelkje , Be t end, als verfchroeid hebbende. Onder de menigvuldige Soorten van hetzel Ve waar van her groom Kerkri € ééne is, voor, welken ik hier zal befhryven. Tee (34) Kruis: (21) Conyza Fol. ovatis integerrimis pl Flor. fesfilibis alternis, Ramulis fiexuofis. Conyza frutescens Cydoniz folio, Prum. Sp. 9. Ze. 95. f. 1. ren Amer. frurescens Hederz tereftris folio; Flore purpurascente, Plum, Sp. io. oe ar A died ot oe dad ef a ee ried aal En ne evn mre. Sri ctnNes ied dj ui, (34) Kruiskruid met geftraalde Bloemen en verfpreide fmalle Bladen , de Sieng Hee- Kvit flerachtig. Hoorb- STUË, Van dit Afrikaanfche of liever Kaapfche a: 3 Gewas, zyn de Afbeeldingen, hier aangehaald , girotias. aanmerkelyk verfchillende. Het komt fomtyds ;; Heefterachtig , fomtyds. Kruidig voor, hebben- e en de de Bladen ook breeder of fmâaller, maar dië _ verfchilt op de zelfde. Plant ‚ gelyk’ men uit de eg van, ed kan. zien ; die ’er Lavendel aan toefchryft. Ik heb een Tak daar van, vol komen ftrookende met de befchryving van den Heer Bercius, cie en Soort van zytie Draadbladige andèrfeheidt Mi van _HeRMANNvs, » door zyn Ed, ‚ huis gebragt wordt. Deeze Draadbladige is door den Ridder betrokken tot de Gekroonde , welke de Bladen Vinswyze getand d fr, dae in pn de 5 ge a En e-van. zyne € Re heim ns vraagt ‚ of die ‘ook mede behoore tot deeze Soort, (34) Senecio Corollis radianribus, Foliis linearibus , s Caule Fruticofù. Jacobza Aft. Fol. Capitlaceo viridi, Heum Afr. 14. Jac. Afr. fruticans oblongis Foltis ht made inregris incanis. Vorcx. Nor, 224. Jac. Afte Fratescens Lavendulz HExhiop, anguft, & 'przlong’s fol, zarids crenatis. FLjs. Mi. „367. T. 4âr. f. 5 Is DEEL, VI, Srux, „ ev 1. AFDEEL. XVII. Hoorp- STUK, Tw Rang. 06 SAMENTEELIGE HEESTERS" Soort , ’twelk- my gantích niet waarfchyolyk voorkomt: De Bladen zyn wel, in deeze Lang: bladige „ hier en daar fomtyds wat gefchaard A doch zodanig, niet ingefneeden of verdeeld , als in dezelve. ’t Gewas groeit Heefterachtig ‚ met Stengen, die eerst groen, dan Wollig , en eins delyk Houtachtig bruin zyn Phtsbenda de Bladen om laag veel breeder dan aan de Bloemdraâ- gende Takjes, gekroond met eenige Bloemen; ZXXNTs met “de bepaalingen van dit Geflagt overeen- komftig , welke niet zeer groot en geel geftraald Zyn ; gevuld. met het Haairachtige witte Pluis ot: Zaaden. 56) Kruiskruid » Bit en Bloemen en Jarne: Slomp Eyronde, Vieezige , getande Bladen, _de Steng Heefterachtig. De Bladen van deeze Soort, die in de El thamfche Tuin een Gewas maakte van twee of drie Ellen hoog meteen Stam vaneen Atm dik 5 waren rondachtig „glad , dik en ftyf, aan de kanten getand , vlak , doch een-weinig famet= ete Bes figuur als Ee Jee der ag en ee N naar die der Zec - Melde behridde. 2 als Belleed zynde met eenige Wolligheid en fyn: geaderd. t Vers (36) Senecio Coroll. radiantibus, Fol. ohovatis Carnofis dentatis, Canle Fruticofo, Solidago Fol. obverfe ovaris &c. El. Cüâff. 411. Doria Afr. ‘Arborescens Fol. crasfis et fucct- lents, Attiplicem referentibüs. Dirt. Elth, 124. T, zer É 12de brmNe6 EN Bekke Ae a X Verfchil fchynt nict groot te zyn tusfchen, UL deeze en de veertigfte Soort, Arpa; (37) Kruiskruid met geftraalde Bloemen, eng _Pylvormige getande Bladen, de Steng om- xxxvu. vattende , die Heefterachtig is. miij. _ Deeze. Kaapfche Heefter bereikt dikwils de zikbiadge: hoogte van een Menfch, zegt COMMELYN, hebbende een ronde Haairige Steng , in der= gelyke Takken verdeeld , waar aan Bladen, die langwerpig ‚ Zaagswyze getand en gefpitst zyn „ van boven glanzig groen , ‘van onderen witachtig, en dus nar die van den Groen-Eik gelykende, De boventte id nfmâller ‚de Bloemp: jes geel geftraald, (39) Kruiskruid met geftraaide Bloemen en KEs, lvormige , uiigeguipte, ruuwe Bladen re de Steng omvattênde, die Heefterachtig in Etsi % Gewas van deeze. munt uit t dons zi Re anr ra le ea ie caulibus denratis, Caule Frúti eerie. Pir. Cliff. 34. H. Chi Ho6, R. Lugdb, Jacoba Afr, Frutescens Fol. incifis et fubrus Cinereis. COMM. Rar. 42, T. 42, BERG. Cap. 281. SEB, Thes, 1 Tab. z L35) pn “Cuadt: radiantibus , Fol. mans en Sp1- tulatis repandis „ erolis, fcabris, Caule Fraticofo, H. Cugz 405, R. Lagdhat. 164. Jacobza Afr. Frutescens, Fol, rigidis & hirfutis, Comx, Hort. IL. P- 149. T. 75e Jacobza AC, tamofisma , en Senecianis pinguis, rigidis ct lucentibus _ fabtus iacanis, A, J. Suppl, 179. SEBa Mete kT ask se He Deen. OE a 98 SAMENTEELIGE HEESTERS» IN. heid zyner Bladen, die ook den rand als- ge- AFDEEL. goornd hebben ‚ en van boven glanzig doch Hoorp- niet glad zyn, van onderen grys en ruigach- STUK: tig, „De Steng is ftyf , ruuw en onbevallig. Ras De Bloemen zyn Klein en vyfbladig geftraald met de Blommetjes onverdeeld en ver van el- “kander, “Uit Zaad geteeld, was het wel zeven of ägt Voeten hoog, in de Amfterdamfe ‘Tuin, opgefchooten. Ep; MTG ong gefiraalde Bloemen en Delifine Spatelvormig Eyronde , effenrandige , flom- am 2e Bladen ‚ de vobwas/tnen glad van hor De Beb si Eea” gelid alle de zes ‘be- fchreevene, van de Kaap afkomftig , en t'ecne- maal met eene witte Wolligheid bekleed , hadt de Bladen rondachtig ovaal „ effenrandig , of naauwlyks met een of twee TE ándjes blykbaar, en gelteeld ; de Bladí lang, en met cen iitBebreiden. Voet de Takken omvattende, zegt LiNNmus.. Zyn Ed, betrekt daar toe de _Afrikaanfche met Bladen van den Witten Pope- lier of Abeelboom, door Rav opgegeven, en (42) Senecie Coroll, radiantibus , Fol, ovatis Spatulstis inte gtis obtuûs; adaltioribas fupra glabris, Caule Fruticòfo. bre fe Africana Populi albe foliis. > Suppl. 177. &) EI eee was in Spec. Plant, als oek in” Sys:, Nat Ed. XI. , deeze ‘Soort gebynaamd ; doch thans in Peg. Ed XUI. , zeker door een Drukfeil en verwarring met devel gende Eerfte Soort van „After , (thans Lula ,) Polifeliase 2 Deel, PE MAT KERN. SYNC E N‚E-Ssi- Ai „99 nogthans, zyn, gelyk zyn „Ed.zelf-in de-Soor- HI: telykebepaaling van deezen,„Boom zegt, hoekig Ls getand en wel zeer blykbaar „…gelyk iedereen Hoos weet ; ook eenigermaate.rondachtig,, doch geens- TUE" zins.Spatelvormig flomp Eyrond, gelyk die van Per dit Gewas door zyn Ed, worden voorgefteld, Mooglyk zal hier thuis te en, zyn de Se- necio Solidaginoides van den Heer Bereius, met welke een Tak van myne Kaapfche Plan- ten, in Fig. 1, op Plaat XXXII, hier nevens a pen s en tot dit Geflagt behoorende ‚ zeer is Hel bet lDE blykt. „De Steng is Heefterachtig „ de Takjes zyn rond „ geftreept en glad : de Bladen dik Wig-5°® dap vormig ‚ aan ’t end getand ‚ ftomp;, agterwaards, Sparelbia- allengs verfimallende en daar ongetand „ „Onge- PKI fteeld „met twee kleine Oortjes den, Tak onr- Fig. wattende- ‚overhoeks geplaatst „ fterk geaderd, een of anderhalf - Duim a de „Bloemen. ae maakende een. ej E: als uit volgende Ee le ik M gek mT Kelk is geknot nd ende uit fmalle , fpidfe ‚ evenwydige Schubben be- ftaande ; die éen dunnen tand of zoom heb- ben. Zy vertoonen zig klaar in de geopende Kelk „-met zynen naakten Stoel; by a; zynde -b de zelfde Kelk van onderen gezien, waar door het blykt, hoe dezelve aldaar een klein Kelkje Nan. fpitfe--Schubbetjes heeft , aan dit Ge- enen De-Bloem is langer dan de Kelk» UL DEEL. VI, STUK g. zak Ne hf Îoo SAMENTEELIGE HeEtsTERs: geftraald. Zy beftaat ait Tweeflagtige Blont= xvil. metjes, in vyven verdeeld, als ‚en Trech- ee: terachtig 3 als ook uit Vroüuwelyke ‘Blöminetjes aus Rang. d, die een ftompe Lip hebben, en een dur Buisje , met een Styl, die een weinig uitfteekt ; - hebbende den Stempel bruin en in tweeën ges deeld of uit twee langwerpige ruige Stukken , die Rolrond zyn, beftaande, De Meelknopjes en deeze Styl vertoonen zig in het fterk ver- groote Tweeflagtige Blommetje by e‚ gelyk het Zaadkuifje ‚welks Haairtjes eenigermaate ge. baard zyn, als f‚ aan het gezegde Blommerje c‚ op het Vrugtbeginzel, De Stoel, binnen den Kelk, by &» is wegens de Holletjes of eigen Kelkjes , die getand zyn, waar in de Zaad. jes gezeten hebben, eenigermaate als een Hoz pigraat, De Bladen en Takken, zo wel als de Bloemtfteeltjes, zyn hier en daar met eene losfe Wolligheid, die ’er ligt af gaat, bekleed; gelyk Linneus ten opzigt van het Popclierbladige Kruiskruid aantekent. Vier nieuwe Soorten zyn door den Hooglee- raar N. L, BURMANNUs hier bygevoegd, die echter zonder Afbeeldingen weinig uitdoen: De eerfte noemt zyn Ed, Senecio Werbascifolius , om dat de Bladen naar die van ’t Wollekruid gelyken , zynde gefteeld , langwerpig ovaal en gekarteld. De Bloemen kwamen aan’t end „ by zesfen , als Hoofdjes, uit de Oxels der Bladen voort. “De andere Soort heet Lanatus ; maar de Wolligheid alleen kan naauwlyks nr Ke Mee N 6 E_N-E-8-I- A” IOR ing maaken , aangezien andere Soorten ook IIs Wollig zyn. De derde noemt zyn Ed, Lanige- Arn rus, dat is Woldraagende, om dat dezelve by Hoorpe den oirfprong der Bladen, uit den Wortel, metSTUEe een aanmerkelyke Wolligheid bezet is. Zy pa” heeft Vinswys’ verdeelde Bladen, een enkele, eenbloemige „ byna kaale Steng en eenen knob- beligen Wortel, De vierde Soort, eindelyk, Lanceolatus gebynaamd, insgelyks met geftraal- de Bloemen , heeft de Bladen ten halve ome” vattende , Lancetvormig , Zaagswyze getand , van onderen Wollig, de Bloemen getuild, In verfcheïde andere Soorten zyn ook de Bladen : van dien aart. ASTER. De Kenmerken van dit Geflagt, dat gemeen- lyk Aster ,’t welk men Sterrekruid vertaalen kan, genoemd wordt ‚zyn; een naakte Stoel , een enkel. Haairig Zaadkuif Jen cen Bloem met meerd ;de onderfte Kelk-Schub- ben en, ee zappig de niet Eelen de an- deren aan! fluitende. Onder de menigvuldige Soorten van hetzelve komen thans , de Polifolius uitgemonfterd en tot de Inula betrokken zynde, maar vier, al- temaal kaapkhe, die Heefters zyn, voor, als G3 ; ci) Ase toa SAMEN tE rriecE HEEs TERS. Sus (a) After, die laäg Heefterathtig- is „met af: 4 : XN En loopende, _Elsvormigë , gefleufde ; op de kant En rauwe Bladen, en ondelingfe Bloemen. TUE 5 ite Ean: van deens: beftaat- wit ‘ronde. Rys- wet sbladi- Jun, van-boven: Takkig; de Takjes vergaard, Pi XKR enkeld „gebladerd, regtopftaande ;de Bladen Els- 5 Ze Pe air yy anderen breeder > en —oprellsaader Lafene rykelyk cen half Dúim lang, De Bloemen, komen aan, end:der- Takjes ; VOOrE , Op Steeckjes die dezels ven verlangen. _ De gemeene Kelkis ve veelbla- dig swyze famengefteld uit fial. Lan- cetvormige fpitfe 3” zécr fyn gehaairde Blaad- jes, waar van de.buitenften kortst. De Bloem beftaat uit géele Trechterswyze Blommerjes , in, vyven gedeeld , ‚ die tweeflägtig: Zyn; en fondom geftraald met Vrouwelyke, paarfche, Spateclblommetjes. Het Vrugtbeginzel 3e rid beiden, gekroond „met. een zeer fyn gepluimd en Zaadkuifje, en de Stocl is kaal, (1) After Suffruticofus , Foliis decurrentibus Subulatis „Cas malsculatis ciliatis margine fcabris, Floribus terminalibus, Syst. Ná. Kit, Gen. 954. pe 553. Pig. XII, p. 632. die. Acad. VL, Af) 56, Beno, Cap, 286, wlan md naauwlyks een Voet laag: Draadachtig | vormig k fas R ‘Ípirs, est henlsnnse: uitgehold, et deeze Ze on be knee Goma Ber- AANG ENKA Ke J03 Takje, in de Natuurlyke grootte, in Fig. s, En op Plaat XXXII, is afgebeeld. Het gezegde Ea behoef ik niet te herhaalen. Men ziet by fH een Tweeflagtig Blommetje , en by g een Vroú- ha welyk, hoedanigen de Krans maaken, beiden Ean, _… fterk vergroot ; blykende daar in, het verfchil der Vrugtbeginzelen „ dat in de eerftgemelden Draadachtig dun is, gelyk zyn Ed. zegt, cn in de laatstgemelden fpits Eyrondachtig en“ plat. Deeze laatfte gedaante openbaatt zig nog dui- delyker in een byna volkomen Zaadje by h, ’% welk tot de Vrouwelyke- Blommetjes of die vanden Omtrek behoort; als-nog met ve, zo wel als met het “Zaadkuifje gekroond zynde ‚ hetwelk in de twee anderen zig ook zeer zigtbaar wertoont, zynde fyn gepluimd, ed After die Heefterachtig îs , met -Eyron- ier “de , eenigermaate sifcherde omgekromide ; nefe. Zaagswys’ En Bladen en MERE se RM ES groene Evie € en vergaarde Takjes, drie of vier by elkander. De Bladen zyn Lancet ovaal , ee ‚ mét gedoornde Tandjes , ver- zi After Frat. Fol, ovatis recurvis ferrato - ciliatis, riot. Hors, Ii. pe ss. T‚ 28. RAJ. Suppl. 159 6 4 EE, DEELS Vlo STUK. 104 SAMENTEELIGE HEESTERS „ verfpreid en glad , een zesde Duimslang. De Bloemen komen, aan *t end der Takjes, op, korte Stceltjes voort. De gemeene Kelk is by- na als ín de voorgaande Soort, De Blommetjes. in midden zyn geel, die aán den Rand, “welke de Straalen maaken » wit, volgens de Waarneeming van BERGIUS (3) After die Heefterachtig is, met langwer-, pig Eyronde , fpitfe, van onderen Wollige Bladen , de Kd ken “in Haairtjes uitloo- Ee ig honde Hier zyn de ee minder £ akkig, de Bla. den ongefteeld , van mer cen “witte ighe Ben aan “den rand ruw, zeer pies: de Bloemfteeltjes aan ’ end gebladerd, eenbloemig : de Kelkfehubben hebben aan *t „end een bruin Haairtje : de Bloemen zyn blaauw _geftraald. After Fr En ziculofiss. Geftippel- ks (4) After die Heefterachtig îs , met Jinalle, geftippelde Bladen, en naakte nde: Bloem - Sale. 8 Dee; in rutieule ‚ Fol. orato soblongts 2 zeatis Gabtus ‚calyeibus Pilo terminatis. Am, Acad, VI Aft. 66. 4 After Fruticofus , ms linearibus punêatis, Pedunculis, unifloris nudis. H. Cliff. 409. R. Lugdb. 168, After Africanus. Frat, Eol, anguftis & Bila conjanêtis. Comm, Hort, u. p- s3- Te 27. B, After maririmus Fruticofus, Hysfopi folijg, confertis , Flore albo. Pruk. Mant, 29, Te 340, £ 17. Alge Hysfopifolius, Bane. Cap. 07e SEN GEN E 8-5 Ai 105 _ Deeze-heeft , volgens Bererus, Draad, UL achtige Takken ‚ die Wollig zyn ‚ met vergaar- Es de Takjes , bezet met fmalle ruige Blaadjes, Hóorps- meer dan cen Nagel lang. Aan ’t end der Tak-STUEe — jes komen twee of drie Bloemfteeltjes by elk- rang, ánder voort, die uitermaate lang zyn, en fyn. gehaaird , eenbloemig, De gemeene Kelk, de Blommetjes en deelen der Vrugtmaaking, zyn, byna als ín de. voorgaande Soorten. CINERARIA Afchkruid. „Dit Geflagt heeft insgelyks den Stoel naakt en het Zaadkuifje eenvoudig gehaaird ‚ maar de. Kelk is enkeld , veelbladig en cffen. Het bevat ook verfcheide Soorten, waar on=- der de vyf sen hier thuis behooren; naa- melyk. (9) Afchkruid met Bloempluimen ; de Bladen Vinswyze verdeeld met witgefneeden Slip Bar pen, de Sleng, Haifirachig, Ehechis: Ee” + A egel: zo bekende ‘Gewas, dat gemeenljk den naam uan (9) Cineraria Flor, pâniculatis, Foliis pinnatifidis tomentoe : kel ““Laciniis finuatis : Canle Frurescente. Syst, Nar, Xl. „957. Pp. 555. Wig. XIl. p. 636. Othonna 2. Hort, Dos. 273. Solidago Foliis pinnatifidis; Laciniis finuatis, Coe ry Hs Cif. 140. GRON. Orient, 277, Jacobza Miatitima, C‚ B, Pin, 131. TOURNF. Jnff, 486, Marina Jaco- — bea &ec. Los, Jeon, 227. Cineraria, DOD, Pempt, 642, GER, Prov, 25e . G 5 Me DEEL, VI, Srum : 06 SAMENTEELIGE HEESTERS mr, van PFacobea maritima by de, Tuinlieden en by AFDEEL. de Liefhebbers, *t zy. al of. niet. Taalkundig „ Hon voert. Doponéus fpreekt ’er flegts van en stuk. de figuurvan Loser is door de. kleinte naauw- Pe Jyks kenbaar. By-WeiNMANN vindt men wel een Afbeelding, die taamelyk ftrookt; doch de Afchkleurige- witheid der Bladen, weshalve deeze ‘Soort in't byzonder deni naam van. Cines raria, dat is. Afchkruid „voert ris’ daar-geheel vergeten. … Het groeit aan de Oevers der Mid- dellandfche Zee , zo wel irt Gêbfed van Ge- gua als aan de Kust van Provence; natuurlyk, en verdraagt fomtyds onze Winterkoude, doch wordt meestin: ren geaee fat dus vot a Ge bar in Gefiake, veel met hee gewoone St. Jakobs - Kruid , dat hier in de Velden groeit , overeen „ waar van het ook den * naam heeft , doch is, in alle opzigten, grover „ en zwaarder. De onderfte Bladen gelyken eenigermaate naar die der Eikeboomen ; de bo- venfie zyn dieper ingefneeden; allen van boven donker groen, van onderen , zo wel als de _ _Stengen , met ecne Ree witte Wol- ligheid deheliegie: Op den top draagt het ‚ Bloemen die Pluimswyze famengehoopt 5 X. Ee) Ahkuid met Plinirnens à de Bladen incrarië nes ins- che ( 10) Cineraria Flor, paniculatis; Fol, pianatifidis fabvilofie ja- s AEN G E A NE, SE A, EE 107 - Winswyze- verdeeld en „ruigachtigs, „met uit en 7 one aasde Slippen ; de: Steng Kruidig nr Ben fchier, volgens BA vad1Nus, Sten- rn gen van „een--klle- hoog, die:rond zyn en met _ 7weidge een witte” Wolligheid bekleed ; bebbende de beed onderite:-Bladen: rondach:ig., metde Steclen ven een! Voet, lang,» ,een_ Hand. breed, gefbipperd of diep-ingefneeden. en—op de kanten, uitge- gelpt,. van boven. groen, envan onderen wit „ even als inde, voorgaande; maar.de Bloemftraak En uitgebreid, niet omgekruid, en een Kelk aan ode a aanmerkt, Voeg hier by, dat ie cen Jaar. Iyks Gewas is, niet overwinterende, gelyk het andere. _KArM heeft deeke Soort in Kanada waargenomen. Gi) Afchkruid met eer. en Lip tweetandi g hebbende, De groo ften komen in de Krans voor. De Gertie is als die van de Conyza of Inúla, LEYSERÁ _In die Geflagt is de Stoel eenigermaate Kaf: fig, zo wel als ’t Zaadkuifje , doch hetzelve komt , op de Schyf, ook gepluimd voor, ende Kelk is rappig. De drie Soorten van hetzelve, allen van oe Kaap a zyn Heefterachtig , als volgt. (1) Ley- (2) Perdicium Flor, fabradiatis Calyc. exteriore tetraphyllo , Caule Fruticofo, “Syst. Nar. XIl.- Gen, 960, Pe 559 Veg. XIIL. ps 639. Inula Trixis, Am, Acad. V. pe 406» Trixis Fru- tescens , Fol. nitidis ovatis dentatis, Floribus comolis, BROWE, Jan. 312e Te 33 f, 1, en je : Kd „ Sr u-o ENE we (a) Leyfers met verfpreide Bladen en giel Bloeme es” A Van dit Gewas vindt men een Afbeelding en door BreyN uitgegeven , die de zyne veel 1. beter oordeelt tezyD, dan van HERMANNUS , oaapbn welke naar die van SenA meer gelykt. % Ver-bokes: fchil is, inderdaad, aanmerkelyk , doch zal mooglyk afhangen van de Grociplaats, Het is een fchoone Soort van After, zegt HERMA N- NUS, op drooge Bergachtige plaatfen aan de Kaap voortkomende, die éen Houtige Steng heeft, bekleed met zeer fyne Borftelige gryze Blaadjes, en op den top gefteelde Bloemhoofd- jes hebbende met Goudkleurige Straalen. IL. 1 n- NEUS zegt, dat de Kelken Tolachtig zyn met alle Schubben rappig: de kanten der Bladen met geklierde. Haairtjes bezet ; ; en alle Zaaden ‘met een Vliezigen rand gekroond, doch op de Schyf komen gepluimde Laad) es voor. De Stoel is aan denrand » uidden naakt: alles volgens an arneetming van len Hoog- leeraar D. vAN Royen. De befchryving van Brrcrius komt nagenoeg daar mede overeen. C 2) Ley- 5 Leyfèra Foliis fparfis, Flore pedunculatis, Syst. Nat. 963, P. 560. Vig. Xllle p. 64e, Ar. Acad, VI, Alt. 74. A eropterus lateus Laricis Folíis lanuginofis. VAILLs Mem, 1720. p. 405. After Erhiopicus Stoechadis foliis Flore Aureo. HrRm. Lugdb. 68. Te 71e BREYN. Icon. 26, T, he 6 ‚ 3» SEB. Mus, II. T. 66. f, 6. BERG. Cap‚ 292, H _H. DSL, VI, STUK 114 SAMENTEELIGE Heesters. (2) Leyfera met drievoudige Baden en bns ongsfieelde Bloemen. De Hoogleeraar N, 5 BE be. al. fchryft deeze Soort onder den naam van Cal Galkzernialicornia,en zegt, dat het een Heefter is met de ee in Takken door Lidtekens rouw, de Bladen drie- voudig ‚ byna regtopftaande , een Duim Jang , {mal en Weollig ; de. Bloemen eenzaam aan *t end, byna ongefteeld 3 de gemeene Kelk Ey- rond , bekleed met Vliezige gekleurde Schubben: een famengeftelde Straalbloem ; waar van de Blommetjcs. ten deele T wecflagtig , ten deele Vroúwelyk; de eerften ruig en Pypachtig, de laatften Spatelswys’ Lancetvormig in drieën ge= deeld. De eerften. hebben vyf Meeldraadjes met Rolronde Pypachtige Meelknopjes ; beiden een klein Vrugtbeginzel , met een, Draadachtigen Styl en tweedeeligen Stempel. _ Het Zaad, dat in de onveranderde Kelk aänrypt , heeft een Kuifje van vyf gepluimde Borfteltjes , en de Stoel is-met Kafjes bezet, die de Blommetjes Aaefshidend. Zyn Ed, tekent hier van eene cheïdenheid met zeer korte, dunne, gladde pe als ook eene fynbladigs en eene drie- bloemige, aan. (2) Leyfera Fol, täfsäis, Fore Gibbs. Mant. “86 Callicornia Gnaphalodes, B URM. Prodr, Pe 24: PLUK, Pis E50 bie 2 Deel, PLAAT XXX. (ETET W Á SUE CG EN IRENE A (3) Leyfera met driekantige Bladen,dieaan HL de Punt Eeltig en omgekromd zyn.’ » ed ene ‘Van deeze zegt LiNNmus: de Bladen zyn an Ke ie met Haairtjes bezet , aan de bindenzyde. ur itgegroefd met eene Een, Sleuf, De ge- } za hi in Stoel * “heeft es byna van langte als heei de Blommetjes. Het Ef van alle Zaaden È PL Zx is Vliezig , zonder eenig Kuifje. Hierom ftrookt Fis zy met de Buphthalma in Kenmerken ; maar is aan, de eerfte zo Ke menze in gedaante naauwlyks onderfheide. De Aangehaalde van Ed’ 2: Bree s door deezen Heyachtige. gebynaamd, komt vol. maakt overeen met dat Kaapfe Gewas uit my- ne Verzameling , t welk in Fig. 1 , op Plaat XXX, hier nevens , is afgebeeld. De Steng is rond en graauwachtig . „met Lidtekens ‚ be- paaldelyk getakt , drie vierden van een kee ak | ben dies Bladen drie ERE: vorm p, van RER” diep Befienfd” en Wollig, van onderen rondachtig en groef, eenigszins Haai- rig » ongefteeld „ met een omgceboogen Tip, twee df drie Lvnen lang , digt by één, uitge. fpreid. De Bloemen komen eenzaam, onge- fteeld , , aan ’t end der pane voort. De in ne _@ enteoitel, triquetris, apice clloûs, recuzvatis, VAN. ROYEN, Leyfera Ericoides. BERG. Cap‚ 294, Ha IL. DEEL, VI, STUK. rI6 SAMENTEELIGE HEESTERS: “HL ne Kelk ís byna Klootrond ‚glad „ gefchubd , ere met Lancetvormige fpitfe, glanzige, ros- geel- Hoorp- achtige Schubben , de onderften digt aange- STUK. drukt, de bovenften aan de Punten een weinig / Re rappig. De Bloem is platachtig, hooger dan de Kelk, geftraald. De Blommetjes, waar zy uit ‚ beftaat, zyn in ’t midden T weeflagtig, ros-geel , Trechtervormig ‚ met den Mond in vyven gee deeld; die aan den rand Vrouwelyk, van der- gelyke Kleur, met een Spatelvormige ftompe , drietandige Lip , welke zig met eenige verhef- fing uitbreidt. Het Vrugtbeginzel, Rolrond en krom, is gekroond met met een eigen Kelkje, Vlies zie, t, onverdeeld , maar cen weinig rap- ä Dig 2 aan den bovenkant. Dit bevat het Blom- __metje, dat in de Tweeflachtigen een Pypachtig * vyfdeelig Meelknopje heeft , en in beiden een Styl met twee omgeboogen Stempels. De Stoel is bezet met zeer fmalle Kafjes, van langte als de Blommetjes en tusfchen dezelven geplaatst, vallende ligt af, Men ziet dus, dat de Afteropterus van VArr: LANT , die geel is met Rosmaryn- Bladen , of- hoo dezelve volgens De SHERARD den “Stoel ruig heeft , hier niet behooren kan ; dewyl “VAIELANT dien Geflagtnaam van de ge- plvimdheid der Zaaden afleidt, niet alleen , maat duidelyk zegt, dat alle de Soorten van zyn ge=_ melde Geflagt den Zaadftoel met Pluimpjes ger kroond hebben, terwyl de Bloem naar die van ’ Sn MIMETGEN: Er SRR 1108 k ho} 't Sterrekruid -gelykt. _Bererus hadt den-, HI zelven hier t'huis gebragt. aen Myne Afbeelding vertoont het Gewas , en daar Hoorpe nevens , by de Letter a, den Beopenden Kelk TS met een gedeelte der Tweeflagtige Blommetjes 5 des: as nog daar in; waar van ’er één afzonderlyk met zyn Viiktbentizel. wel driemaal in langte ver- groot, by bis vcorgefteld , als ook een der Kaf- jes. by c‚ en by d een der bipnenfte Schubbetjes van den Kelk, allen in de zelfde Gp van Ver- grooting. Die in het Geflagt van nr Csihendik of andere volgende eenigermaate Heefterachtig voorkomen , kunnen in de befchryving niet ge- voeglyk afgezonderd worden. Ik gaa dan over tot dat van AMELLUS Een Kaffige Stoel , het de e git kee flagt uit, > welk maar twee helle devi (1) Amellus met gepaarde , Lancetvormige 1 „Ame Me 7 gehmitiss Eenbloe-, (1) Amellus Fol. oppoftis Lanceolatis obtuûs tomentofis ‚ige, Fedunculis unifloris, Syst. Nat, XII. Gen. 978. p. 567, Veg» XIII. p; 647. Mant. 476. BERG, Cap, 298. Verbefina Afte. roides. Sp. Plant. I, p. goze Buphthalmum Foliis oppoûtis Lanceolato-linearibus &c, Hort, Cliff. ats. Chryfaath. vel potius Buphthalmum Afric. Afteris flor coeruleo, BREYN _Prodr, pa 23. deon, T. 15, fe 2e H 3 U, Daar, VI, Sruxs 118, SAMENTEELIGE Hees TERS. HIL flompe , Wollige Bladen en ee Aen Bloemfteelen, ) Hoorp rr Dit. Gewas , aan de B groeijende, heeft Pavsedg EEn ronde Steng en Bladen naar die der Vio- Rang. Tetten gelykende , terwyl de Bloem is als die “van ’t Sterrekruid, in ’c midden geel, en Vio- letkleurig geftraald, De Bloemfteelen , aan ’t end, zyn bykans naakt. De Hibiinelden wor. den door fmalle Kafjes onderfcheiden, _ Het Zaadkuifje is Haairig , met weinig Pluis, en dat der Vrouwelyke Blommetjes Kaffig. De- | zelve ne een an van Gmateent, En oes SE. en met- gepaarde , drieribbige, van me, nee onderen Wollige Bladen en Eide | Kroonbloen CMER. ige Deeze, op Taaie ohtiekt » heeft de Steng Wollig , de Bladen als gezegd is en gekarteld ; geevende aan ’t end een Kroontje tit van lane ge Steeltjes , de onderften dikwils kindeke Re Re beftaat uit fpitfe Schubben, 7 Borttmaimom een byzondere Kenmerken van dit Gef zyn een Kaffige Zaadítoel; het Zaadkuifje een flaauwe (2) Amellas Fal. oppofitis. triplinerviis , fabstas tomentofis ‚ Floribus umbellatis, Ans.-decad, V. p‚ 407 “Solidago vi incana , Fol. ovatis oppolids &C, BROWN, Jam, sao, Te 3 & SANG EN Bakedche dig flaauwe Rand ; de kanten der Zaaden , inzon- De, »_derheid van En aan den omtrek, gezoomd: de 12E Stempel der. Tweeflagtige Blommetjes onver- oor: dee Gaskes de Soorten van hetzelve, welke Tour- Nt, NEFORT Bae genoemd heeft, komen twee voor ‚die. Heefterachtig. STe beiden W Lestin- difche, als volgt. Gede (a) Buphtbalmum met gepaarde Tanck Buphhale mige Bladen en tweetandige Bladf/teelen man Bi ‚de Steng Heefterachtig, eetsrig, Dit Gewas is onder verfcheide Persant voorgefteld en afgebeeld, DarLLENIUs noemt het „Asteriscus ‚ niettegenftaande het Kenmerk van den Gefternden Kelk, gelyk hy zelf aan- merkt, daar aan ontbreekt, ‘Fot een of twee Ellen hoogte groeide het in de Brocibuizen van den -Elthamfen Tuin, „Het hadr dunne Houtige Takken „en dikke Baden, „ Flamel B en Brys er ie der Violic eren gel. ( 1) Da, shikai Fol. Houden Lanceolatis , Petiolis bidens tatis, aan ane Syst. Nat, XII. Gen. 977. p. 568 Peg. XIII p. 649. H. Clif. 415. GRON. Virg. 127. Ro Lugdba 170. Afteriscus Frut. En Fol. Sericeis & incanis, DILL, Elthb, 44- T. 38. f. 44. Corona Solis Frut. PLUM. Sp. ro, Fe. 107. Chryfanth. ex Ins. Caribais &c PLUK, Alm, 102, Te iis.f. 4, Moris. Hifl, ML, pe 25. RA). Suppl. 211. Chry- prei hang maritimum, Fol, glaacis oblongis , Flore ‚ Fam, vas. HA. L 4 je CATESB. Car, Le Bai e.. verd Pos. IV. D: p. 77. Pl. H 4 IL, DEEL, VI. STUE, 120 SAMENTEELIGE HEESTERS. HI. Wegens de Bloem is het; van anderen , de, AFDEEL got de Chryfanthen of Goudsbloemen t'huis _ Hoorp- gebragt. CaTesevy zegt, dat het aan de STUK. _ Zeekuften der Bermudifche Eilanden, ter hoog- R ml te van vier of vyf Voeten, op de Rotfen oeit. De Woonplaats van deeze Soort is anders gefteld op Jamaika en in Virginie, ms (2) Buphthalmum met gepaarde Lancetvormi- heere ge, wederzyds Willige , ongetande effen- ae: randige Bladen 3 de Steng Heefterachtig. Be: Decze heeft ook. haare Groeiplaats in Ame- rika, en zou door CaTEsBv sf Een naam “van de Ber jedoeld kunnen zyn: maar zyne dening - verfchilt aanmerkelyk van die van DiLrLr- NIUS, naar zulk een Gewas uit den Eltham- fen Tuin ‚ ’t welk byna van hoogte als *t voorgaande was , gemaakt. Dit hadt ook de Bladen glanzig groen: des ik niet begryp, hoe dezelven Wollig kunnen gezegd worden te zyn. De Amerikaanfche Zonnebloem , met Bla- den van Laureola „ door PruMIeRr waarge- no- (2) Bapbihalmam Fol, oppoltis Lanceolatis utrinque to- mentofis. edentulis integerrimis , Caule Fruticofo. Afteriscus Fruteseens Leucoii Foliis viridibns 8 fplendentibus. Dire Elth. 43. T. 38. É. 43. Chryfanth, Bermudente, Monss, Hift. III. p. 25. PLUK. Alm. 102, RA}. Suppl, 210. Coro= n3 Solis Frutescens Laureole folio, Flore luten, Sp. 10. T. to6, ‘f, 2? CATESB. Cars LT. 92? SEL, Foga IV. D. Pl, 84e Ld ee S Zen CE NE 5 ru. Tar nomen „, komt daar mede overeen. De Geftale ArpEEr. te is Boöractitigeë dan in de voorgaande vir Soort, DerRDE RANG. ì Vrugtelooze Veelwyvery. Dus noemt men het, in de Samenteclige of ‚ Samengeftelde Bloemen, wanneer de middelfte Blommetjes, die de Schyf beflaan , Tweeflagtig en vrugtbaar zyn“, doch de Vrouwelyke , aan, den Omtrek, geen Stempel hebben en derhalve geen Zaad voortbrengen, De meeften van dee= zen Rang hebben Geftraalde Bloemen , als Os Mi1 TES. Reukkruid, Een Geflagt, 't welk opde zogenaamde Zon- nebloemen volgt, en, gelyk die , den Stoel Kaffig of met Kafjes bezet heeft, en geftraald met Spauclblommerjes , maar „Det edig it Kleij, en den Kelk rappig gefchubd. Griekfche naam is van dE fierken. Reuk ash Het bevat drie Soorten, allen Kaap- fe Gewasfen , die Heefterachtig zyn „ als volgt, (1) Reukkruid met Liniaale Vleezige Bladen _ en rappige Stengen. firm Van achti (1) Osmites Fol, Linearibus Carnofis, Caulibus fcariofis. Syst, Nat. XII. Gen. 983. p. 571. Vig. XIIL p. 6st. Ane themis faffruticofa, Fol, linearibus tiiquetris &c, Aw, Acad. aag U, Daar, VI, STUKS Hoorp- es Bellidia- Madelicf: 5% 1a2 SAMENTEELAIGE HEESTERS, IL Van deeze Soort maakte VAILLAN TT zyn eze Geflagt van Bellidiaftrum , om dat goelver Hoidbe Bloem naar die der Madelieven , zegt hy, STUK. Iykt, en de Autheuren haar daar toe Kaaden pim hebben. — Van HerMANNUs ; immers, was see dit Gewas genoemd Afrikaanfche Bellis, die _Kroontjes draagt en Heefterachtig is, met eene Kamfer - Reuk. Hy noemt het ruigachtig, met Bladen als van Vlafch. De Bladen zyn drie- kantig , ongefteeld , en zitten digt by een, meeft Wollig, aan de enden der Takjes , alwaar de adi eenzaam , O se id voortk omen, RE 81 Reukkruid met Lancetvormige een weinig O smites gekartelde Bladen „die aan ’t agter-end Kamferige, gesand: ayn. Dit is een Heefter met overhoekfe Bladen , een end- Bloem draagende met een bladerigen Kelk , wit geftraald en geel in ’t midden, de Zaaden naakt, de Kafjes blaauwachtig getipt. Dit Gewas heeft een zeer fterken_ Kamfer: bd err avonne ek poet met Iv. P 330. Bellis Frutescens Aft. Camphorata. RAy. Suppl. 221. En fubhisfutum Linifolium, VAILL. 1720, Pe 5 (2; ida Fol. Lanceolatis (abferratis , Báû dentatis. Alant 477. Am Acad VI, Aft. 78. Bellis Camphorifera Afikans Aq urica Flore albo. Sim Mus. 1, ps 143e T. 90. f. 8, B. Anthemis Leacantha, Sp, Plant, 5261, Am, Acad, Vh AL. 75. a 4 SYNC E NES IA © 123, met een witte Bloem, van SEBA»-zyn. hier. IN t'buis gebragt ; zowel als de „Anthemis Leu-Arorats cantha , die op zyde- van ieder Blad twee dn drie fcherpe Tanden heeft. , STUK. . . (3) Reukkruid met. Lancetvormige gefipte ML laden en gebladerde Stengen. geren ni Deeze heeft ook een Heefterachtige Steng , Schoe met vergaarde Takken en verfpreide Bladen , ee die nu breeder dan fmaller Lancetvormig zyn, zeer bits: 3 wederzyds keer rykelyk een Duim lang, dik en Vleezig. De Bloemen komen, drie Te vier by elkander, aan ’t end der Tak- ken voort. De Groeiplaats is op Waterige Plaatfen. GORTERIA Die Geflagt, naar den vermaarden Hooglee- raar D, DE rd die de inlandfche Kruidkunde niet m , _uitk h bevorderd _ een akten Stoel , een walls Zaadkuifj e; de Bloem is met Spatelblommetjes geftraald , en de Kelk bekleed met gedoornde. Schubben. Een bykans naak- ed S teln. Fol. Eanceolatis punâatis , Le foliofis, Afr. 79. Leucanthemum Frut. foliis crasfis. dg wa 161 Te 58e fe 2. „Bellis ae ptn Came Frute SER. ddus. TI. pe 24. Te 6e btn de BERG, Cape IL, DEEL, VI, STUKe ' 124 SAMENTEELICE HEEsTEns, UI naakte Stoel en een Haairig Zaadkuifje, wordt verd Er er elders aan toegefchreeven (*). nòdib- Vyf Soorten , allen Kaapfche, komen ’er „ STUK. door byvoeging van een nieuwe, terwyl de R Ja} _daatfte uitgemonfterd is , thans in voor, naa- — melyk. (1) Gorteria met effenrandige en uitgehoekte 6 rates Lancetvormige. Bladen „ de Steng regtop= zohnde, flaande, de Bloemen gefteeld. Deeze heeft haar bynaam, om dat de Bloem- ne naar. die. der Kliffen en De Zaa- alehieten A uit Melken verfcheide Staneeties voortkofsen van een Span lang, die rondachtig en Haairig zyn, en niet zeer Takkig. Van de Bladen overhoeks , fimal Lancetvormig , ongefteeld, ftekelig, van onderen met een witte Wolligheid, hebben de grootften meest twee diepe Infnydingen weder- zyds, De Kelken , aan ’t end, zyn Eyrond, eenbladig , met gefpitfte Schubben bekleed , die ftyf zj 5 doch dai eeen De Blom- ae Serj fRet- Foo Hams in de Ema: aan’t Hoofd ger Klasfe, en het voorige aan 't Hoofd van het Geflagt. Dit zelfde ver- fchil, ’t geen zonderling is, vindt men zo wel in Ed. Vig. XII als in Ed, XII. Doch ik heb dergelyke meer opgemerkt. of het met voordagt dan by verbetering zy, is my duifter. (1) Gorteria Fol, Lanceolatis integris finuatisque , Caule ereâo, Floribus pedanculatis. Syse, Nat. XII, Gen. 981, p. 571. Veg. KUL p. 652, Carduus Ethiop. perpufillus &c. Pus Alm 36. T. 273. fe 6. Jacea minor Hieracii folio, Capita fpinofo, Hispanica, BARR, Jc, T, 360e BERG, Cap. 300. er Sr G EE N E-Gnads 125 metjes, op de Schyf ‚zyn Bläauwaáchtigs die;van , Tie den Omtrek, welke de Bloemen geftraald maa DR ken , korter dan de Slippen van den Kelk, geel „ Boor: doch van-onderen Violet. Het Vrugtbeginzel°"® der Tweeflagtige Blommetjes is-Eytondachtg ;, Rang. van boven gekroond met een overvloedig, cen= voudig , gekruld Pluis ‚ een wenig ek dan het Pypje, a 62) Gorteria met eenbloemige Steelen , de Bia: den Le Vinswyze: verdeeld, den: Steng neergedrukt. ergen Dit Gewas is onder verfcheide Nidri voor- gefteld geweest, Mirrer geeft ’er een fraai- je Afbeelding van, onder den naam van Arc- totis met. leggende Takken, de Bladen fmal Lancetvormìg en ftyf, van onderen Zilverkleu- rig , met eene groote Goudgeele Bloem, die zeer lang erase is. Sia sert Heer Ber: ei Us is de B iter de Blaadjes Se. men heated enkeld, anderen Vinswyze verdeeld , twee Duimen lang , met Steeltjes- van een Duim, die in een Schee- de-zitten, welke Vliezig is, van boven met ftyf- _- ach- (2) Gorteria Scapisunifloris, a Lanceolatis pinnatifidis , Caule depresfo, Am, Asad. VI, Aft. 80. Arltotis Ramis de. cumbentibus &c. Mir, Di. E 49. Ar@totis Fol. Lanceo» latis &c. Leys. Orig. 6, Arêtotheca Fol, rigidis leniter disféen tis. Vun. Mem, 1728. N. 9. Anemonospermos Fol, zigidis cc. RAJ, Suppl. 182. BERG, Cap, 304. Ne DEEa VI, STUK, Ei Orteria k 126 SAMENTEELIGE HersTÈnö UI, achtige Haairtjes. «De Bloemfteelen komen APDEEL enkeld’ of dubbeld, aan-’t-end der Takken. Hoorp- voort: zy” zyn dik, rond, regtopftaande, cen STUK. _Handbreed lang en naakt, De Kelk is van on- Rags sderen eenbladig ‚ van boven bekleed met tegte opftaande Schubben, die Doornachtig gehaaird zyn. De Bloem heeft een geele Schyf „zo hoog als de Kelk, en Straalen ongelyk langer ; ook geel, maar aan ’t Grondftuk, van binnen, paarfchachtig. Het Vrugtbeginzel is aan alle zyden omtfingd met een eenvoudig, ongefteeld Am korter dan het Blommetje, De befchry- oor zyn Ed. naar een Plant, in d . BN: been Deane. et EN Gorteria met Lancetvorwige : afloopende, Bower Doornachtig gehaairde , aangegroeide Bla: Rappige, den en ongefieelde Bloemen, Deeze Soort , door ComMeryn in-Afe_ beelding gebragt, wordt door hem als een Soort van After aangemerkt, die Heefterachtig is met kleine glinfterende omgeboogene Bladen. De Blaadjes, edn sn Ridder, zyn ongefteeld, een weinig langs de Takken afloopende , aan de Punt gedeornd „en wederzyds gehaaird met drie of vier Doorntjes. De Steng, die ryig iss (3) Gorteria Fol. Lancenlatis, decurreutibus, admatis, cie liato- Spinulofis, Flor, fesfilibus, Aant 476. Am. Acad. VI, Aft. 77. Xeranthemum Caulibus ‘Frutescentibus provolutis &éc Sp. Plant. 1. p. 859. After Africanus Frut. COMM, Tije 1 ‚Pe 55, Te 28, BERG: Cap, zor, SIE ZNEE EON MENTOR KS 12? is, geeft getropte Takjes it , aan *t-endvièder HK een Bloem draagende,- wier ‘Kelk rappig!ois AFDEEE, wegens de omgekrulde Schüubben of Blaadjes’; Hoor naar die van de Takjes gelykende ; svgen’ de Tu Blogmag Dd En ied Penne C ) Gortcrid ancel mi Cn TEER, Et. a om; dea 3 nt ee E baafrde. Bla: 7 een ‚ Rorfielge. en de Bloemen endelings. _Ín de voorgaande Soort leggen de Bait nederwaatds ‘over “elkander ; i zelven omgekromd, volgens de aanmerkt nd | den Ridder «en de Takjes gröeijen niet by trops pen maar overhoeks uit de Steng, die ook niet ruig is. Voorts komen de Blaadjes met die van de voorgaande Soort overeen, doch de Bloemen zyn gefteeld , geel en van onderen Violet ge- fraald , komende menigvuldig voor aan dit Gewas ’t welk op iin an den dekt groeit. nn (5) (Gôruerie en Natacha e dubbeldgehaai. de Blaadjes , die de buitenfte Haairtjes C7 Goreria en het end- Doorntje omgeboogen hebben. Getaaisde, Een (4) Gorteria Fol. Lanceolatis decuzr. ne sd sl inalibus, Mant, 287. 7 (5) Gerteria Fol. imbricatis , bifariam ciliatis, Ciliis exte- rieribus Spinaque terminali reflexis. Carlina Fol. imbricatis „ oblongis retieulatis &ec. BuRM. Afr, 151. T, 54, f. 1. Care duus Aft. latens Atra@iylidis facie, RA). Suppls 196, Aculeofa Atraâylidis facie. PLUK. Amakih, si: Te 354 fe 128 SAMENTEELIGE HEESTERS, HI. — Een verwonderlyk Gewas is-deeze , meest ArDEEL. gelykende naar fommigen van onze Diftels, die Hoorp- de Stengen digt bezet hebben met gekrulde STUK. _ frekelige Blaadjes; doch hetzelve heeft geen eten andere Bladen, dan zulken „die de Steng en Takken bekleeden. Het is door den Hoog- leeraar J. BuRMANNUs ten naauwkeurigfte paar t Leven afgebeeld , met aanwyzing van “de figuur der Blaadjes „ Bloemen , Zaadhuisjes en Zaaden, die geheel zondereenig Pluis fchy- pen te zyn. De Takken, zegt zyn Ed., zyn twee Voeten RA en dik, draägende aan ’t end En ere waar in de gezegde Zaadjes aan- rypen. De Groeiplaats is , gelyk die der an- …— deren, aan de Kaap, en van dit byzonderlyk in de Kloven van Rotfen „ daar. zig de afloopen- de Vogtigheid vergaart. VIERDE RaáNeG Noodzaakhyke. Ai Dus worde het geoemd, vänneër de Tweee flagtige Blommetjes, die het midden beflaan, wegens gebrek van een Stempel onvrugtbaar zyn, maar de Vrouwelyke, aan den rand , Zaad voortbrengen „en dus dezelven tot de Voort- teeling Bn waren, Hier in komt voor, het Geflagt van Osrse: pe _ 3 EMOTIE NEE eA Teer OsTrosrrrmum Beenzâader, , U Dus genaamd wegens de Beenige hardlieid en s der Zaaden , die rondachiig en gekleurd remde : rij Pluis ‘of Zaadkuifje ; beftaande de ove- _mierde e Kenmerken in een naakte Stoel en een veel. 2275 bladige. Kelk, _ Het getal der Soörten „ âltemaal van de Kaap afkomftig en meest Heefterachtig, is thans nes gen , als volgt. en Beenzaader met getakte Doornen, | Ke beroemde Comm EEYS, gaf: aan die flag) van nd Gewasfen ‚om dat zy naar de “Schors Chryfanthen gelyker , doch een Zaad , als Be meld is, voortbrengen „ den naam van Chry/an- …_êhemoides Ofteospermon ‚ waar vaù LINN&us het laatfte woord , meteen Latynfchen uitgang „ tot een Geflagtraam gebruikt. Zyn Ed. nam deeze Soort in onze Hortùs Medicus waar s zynde die aldaar uit Zaad van de rtge komen, en hy me erk 0: rent GA zy € een Stammetje van eèn Voet heeft, „ waar üit ronde groene Takjes fpruiten , bezet met on- @ wers ee: Ransofis. Syste Nats XII. Gen. 992. p. 573. Alan o. Pig. Xllle-p. 660. H. Cliff, 4245 R. Led, 179, nit Cas, 33Ie MORS. Hif. UI. S. 6,-Te d. f. 56. Chryfanthèmoides Ofteosperm muv Aft, fpi- OLCK, & Baccifera, VAILL. Mem. 1720, Pp, 374%) — 'e Deir. vi, sr, gen Hoorp- 6TUKs Wier Range 130 SAMENTEELIGE HEESTER& ongefteelde langachtige fmalle- gefchaarde Blar “den. De Takjes, zegt hy, loopen in een Doorn uit, wiens punt , allengs zwellende , eens Straal - ‚Bloem voortbrengt , vervat ín een Kelk die in agten verdeeld is, en daar op volgen in dit Land gemeenlyk drie of vier ronde zwarte Beenige of Steenige Zaaden, naar Besfen gely= kende en een witte Boecichtige Pit bevattende. ’* Geheele Gewas is Lymerig, met een Reuk als van Terpenthyn en fmaakt naar den Balfem Kopayve, VOLCKAMER merkt aan, dat dit Bora eerst ne Dpomen Es eakanneer het de dev van elen Hoen al in welke laatfte de Bladen ook veel meer uitgehoekt ZyD;, dan ir de zyne, Deeze beiden zyn niettemin naar in de Tuinen geteelde Gewasfen gemaakt, Br R- Crus betrekt hier toe een dergelyk Gewas pe dat de Bladen kleiner, fmaller, en bvna onvere deeld heeft, zynde met grooter en fterker Doore nen gewapend. De Straalen der Bloem zyn in ‘beiden drietandig , zegt hy ; waar van zig ín geen der beide Af beeldingen eenig blyk vertoont. Linneus merkt aan, det de Vrugt-aan een lang Steeltje hangt, uit Besfen in ’t ronde ge= fchikt beftaande , die bruinachtig paarfch zyn, Beenig, Klootrond , en dat deeze Sogrt, zeer. naby komt.aan de naastvolgende (*) (a) Been- (*) Afpne Opifero haat "er in Ed, Pig. XIII, doch dat dit , SANEREN EMEA TR Et @) Beenzaader met Lancetvormige gefditfles Ur. veenigermaate gefteelde ‚ gladde Bladen 5 Denkt die Zaagswyze getand zyn, de Takjes-met doorn, Tandachtige hoeken, == De Zaadkorrels , in deeze Soott, byna van grootte en figuur als Kerfen- Pitten of als Brw- fra ten zynde, heeft dezelve daar van den bynaam. s iin De Bladen zyn taamelyk dik en flyf, Wigvor- íig, aan de Punt gefpiest ; zy hebben Korte Steeltjes en fpitfe Tandjes, zynde glad en twee pe Jang. De eene op ebde A Sctt Blommetjes hebben cen zeer klein 5 de Rand- Blommetjes „ die de Krans fernaten s een rond en groot zoe bond gelyk in de andere Soorten, 5 m. rwtdraa. de, @ Beenzaader met fame. en Zaags onse. … pps” getande, gefieelde, een sie dn zr en ‚pende Bladen. Ì eit Je, vage Telgen fe Ie rp Eruticans ji dae BURM. Afr. 171. T ik Cap. (3) vitae Se, a ferratis”, de, fubde. „Cliff, 124. R. Jongdh, 179, Chryfanthemoides Afram 5 albe foli. Dinr. Elth. go. T. 68. f. 79e Chryfanch Aft. Frûtescens, Telephii (ere Foliis crasfis Ofte- OArpon. PLUK. Amelth. ss. T. 382, £_4. Chryfnthemum Ethiopicum Fol. Populi alba, BREYN Cent. 155, sa 75. Monilier Frutescens. Baccifera „ Folio fabrotunda CICRKO, VAiLr, Mem. 1720, P: 573 2 u. DEEL, Vs STUK, 132 SAMENTEELIGE HEESTERS. De Bynaam is afgeleid van ’t woord Moni- L lifera, welk VAILLANT tot een” ee gebruikt hadt voor deeze en andere Soorten om dat derzelver Zaad naar Kraalen tbelykt, BOERHAAVE en anderen hebben ’er, onder „den naam van Chryfanthemoides met Abeelbooms- Bladen, gewag van gemaakt. ’ Gewas is _ Boomachtig volgens fommigen , volgens anderen _ Iv. Ofleesper= — mum À Tiicifollum, Hulstbia- - Heefterachtig. In de Elthamfe ‘Tuin wierdt het, in zeven. of agt jaaren een Boompje van vyÊ Voeten hoog , met den Stam twee. Dhime dik, De Takken en Bladen waren hier, en, daar met. Wollige Vlakke de Blac ce drie d Be Bloemen gefteeld en geel, ne, ge ftompe , drietandige Straalen. Voor ’t overige bettaat het voornaämtte werfchil- met de woor- de Soort daar “in; dat-die ‘de- Tandjes der Bladen als uitgeknaagd heeft en“dat indezelve de kleinfte jonge Blaadjes glad, in deeze. Kraal, draagende Wollig zyn. RS 4) Beenzaader, met langwerpige ; n nde hoekte Eede VR Déde heeft Bladen als ge sro: Eik mg (a) djna Fol. oblongis, dentato „angulâtis fcabris, femi - amplexicaulihus ; Ramis ‘fulcatis. Ofteosp, Fol, fcabrise finuato -denticulatis, BURN, 4/7, 572, Te 62, STEN CE NES IA 133 mls die van Hulst, ongefteeld , byna de Takken Ui, omvattende , wederzyds met drie Tandjes ge AFDEEL, XVII. hoekt, aan de hoeken gefpitst, met den rand Hoorpe een weinig omgeplooid , van boven ruuw , van onderen ruig en-byna gewold , zegt, de Ridder, (5) Beenzaader met ovadl- -Lancetvormige , Vv. gekartelde „ gelaairde Bladen. Gean, De Wolligheid der Bladen onderfcheide voor- naamelyk. deeze, waar van een Takje door den Hoogleeraar “J. BurRMANNUs, zo wel als van de voorgaande Soort „is afgebeeld, LIN- Nus hadtze niet gezien en fchynt de Haairig-- heid aan den rand der Bladen , daar gedagte Heer _ in die Soort van fpreekt, op deeze toegepast te hebben, De Bloempjes zyn zeer klein en bren- gen kleine Zaadjes woort: ook fchynt het Ge- was ongelyk teerder te zyn dan in de voor- gaande, in Rl, pr mn rst f es ager: 9 we aag | hmh, tige. De Steng van deeze is „ volgens den Ridder vyf C s) Ofieospermum Fol, Elliptico - Lanceolatis crenatis cilia= _ ús. BERG. Cap, 332. bee Fruticans Lanuginofum &c, Burm. Afr. 171. T. 61. 5 (6) Ofteospermum Fol. Linearibus acutis carinatis diftantis bus, Piniculâ terminali, AE 296, Ofteosp, Junceum, BERG. Cap. 34 Ì3 u. DaaL.iv 1, STUK, STUK 194 SAMENTEELIGE HEESTERS. UI wyf Voeten hoog , regtopftaande ; de. Bladen BE we Elsvormig „ effen , ongetteeld , zeer ver van Hoorp: elkander: de Pli: aan ’t end, beftaat uic een- De ee bloemige Steeltjes „ met kleine Blaadjes vl be- a zet, Volgens Bererus zyn de Bladen maar een Nagel lang en de Kelken Wollig of kort gehaaïrd, vir. (7) Beenzaader met Lancetvormige kieden ersid Bladen en getuilde Bloemen. rj mhoff Geuúde. — Deeze , op. Steenige Bergen: aan de Kaap groeijende , heeft een ids regtop- klik: de Bladen zal doch a eerde Takken Neen: De Benskis: aan ’t end, is-ge- tuild , met Lymerige: Bloemfteeltjes van gecle Bloemen. De Zaaden zyn langwerpig, me dan Tarwe - Graantjes. vii (8) Beenzaader met Eyronde, nr, op el-_ Zmbrica- kander leggende Bladen, Ewa. Guichubde. De Steng van ks is twee Voeren hoog ; met ongefseel die glad zyn, det dan be rand ee merige Haairtjes en ruig in de Oxelen. De Bloemfteel , aan ’t end, is Draadachtig dun , een« () a then Fol; Eanceolatis glabzis , Floribus panicu= Jaris. Al (5) Oftrgermen Fol, ovatis, obtufs , imbricatis, Aant, 29% STING E NRA IT AS „135 fi veenbloemig , ongebladerd', de Heen. gecl , de A Kelk eenvoudig. À (9) Beenzaader met Lancetvormige verp eer de, gladde, effenrandige Bladen en it Ix, de Oxelen. Tonge: In deeze Soort , door Bererus omftandig ge, befchrecven , is de Steng naauwlyks een Voet ‘hoog, paarfchachtig bruin, geftreept, glad; de Takjes zyn groen; de Blaadjes een Duim la: Ípitsachtig , en je gekield, mood: de Bloemen komen „ t end in Te Es eenzaam voort, op loge Draadachtige B Bloem fteelen. De gemeene Kelk is veelbladig , met een geftraalde geele Bloem, welke de Straas den drietandig heeft. Voorts komt de Vrugt- maaking , nagenoeg, met alle de overige Soor- ten van dit Geflagt overeen. Drie nieuwen heeft ’er de Hoogleefaar 1 N. À BURMANNUS , onder de Bles ee Kleinbladie nigheden van verfheide jen Gaarte meen, en het laatfte Gewas wordt ‚ zonder fmel- ding van eenige Roodachtigheid ‚ door den ou- den 6) Ofeospermun Fol, Lanceolatis sen ne integertí- illis Lanatis. Oft, Polygaloides. Bere. Cap. 333. of. ‘Fol. Lanceol. imbric, fesûlibus, R. Lugdb. 179. Chty- fanth. Frutic. Polygoni foliis Africanum. PLUK. Mart. 47. E. 382, Monilifera Polygale folis, VArrg, Hen, ran; 34 sl Ws. vsa {4 136 SAMENTEELIGE HEESTERS. UL den Heer BuRMANNUS Wolig en getanà aeg genoemd (*). ê Sor 8 ‚ \ STUK, _ OTHONNA. Wierds k tE De Kenmerken van dit Geflagt beftaan voors Eset in eene éénbladige Kelk, die van bo= ven in veele punten verdeeld is en Rolrondach- gig van figuur. Voorts heeft hetzelve een naak- ten Stoel , gelyk het voorgaande ; maar het Zaatkuifie ontbreekt in fomimigen, in anderen is het Zaad Haairachtig gepluisd. In eenige Soorten zyn de Straalblommetjes alleen vrugt pe: in anderen ook dis van de Schyf, en de verdeeld. » fomtyds flegts 6 S Daar toe Beriadeed. thans elf Soorten ook “altemaal van de Kaap afkomftig en meest Hee- fterachtig ‚ als volgt. xt. (a) Othonna met langwerpige naakte gefteelde nd» _… Bladen, een Kruidige Steng en zeer lan, ‘Kuobbel- gereenbloemige Bloemfteelen. wouclige. Tot © ) Ofteosperm. Bant, sn me Gele Aesgendel Aeneas. Afr. T. 61. £ 24 ne Ee 7 (1) Othonna £ blo “pedunculis was laurier; Brits Nat. xr. Gen, Db p. $79: Wege Kill. p. 661. % Othonna Fol. geen ben Jacobaa affinis Planta tuberofâ Radice, Cap. B. Spei. Cent. T--66: MORIs. Hif?. II. p.111, S. 7. T. 18e £. é. Orhonna, Fol. ovato - Cuneiformibus dentatis quz solidago Fol. oblongis- dan glabris „ Fiocibus magnis um bell, BURM, Afre 164, Te Sj. Cum Varieracibuse Ae ST NGE NES ITA 137- “Tot dit Gewas , dat onder den naam van — Knobbelwortelige Kaapfe Plant die naar ’ St. ADEL Jakobs Kruid gelykt, door BrryN afgebeeld Hoorns is, wordt t'huis gebragt de Solidago met lang-STUE- *_ werpige getande gladde Bladen en groote Kroon- Ra tjes- Bloemen , van den Hoogleeraar J. Bur- MANNUS, „Deeze laatfte is een Heefter , groeijende in de Kloven der Rotfen, en dikke ‘Takken hebbende, aan welken de Bladen, by- pa als in fommige Soorten van Sedum, trops- wyze voortkomen , Alge ô door: hunne Tandjes , veel naar an Hulst. Uit het midden der Bladen En lange Bloemften. gels, die zig boven in dikke eenbloemige Steelen „ Kroontjeswys’, verdeelen, De Kelk is als gezegd is, maar het Zaad aanmerkelyk gepluisd. „Uit de gezegde Afbeeldingen blykt, dat ’er een groot verfchil van Geftalte plaats heeft in dit Gewas , ie veel van = An her afhangende, Ee ek van Or LAND Ì dige ‚heden voor , die de Wortelbladen gevind hebe ben, of de Bladen geheel Eyrond , of ten uiter- fte fimal en Liniaal, of Lancetvormig getand en ongetand ; van het Heefterachtige met de Bladen overhoeks, Lancetvormig en getand , of de getropte Bladen Lancetvormig „ byna onge- fteeld. De Bloemftcelen, en de Bladen by de- zelven, zyn dikwils gepaard en de Kelken fom- tyds in vyven g gedeeld, od kde 2) Ot- He Drag. vi. Stu, Ì 5 (2) 138 SAMENTEELIGE HEESTERS. uL (a) Othonna met Liniaale gevinde, eeniger- ANDEEL, maate getande Bladen, Hoorb: _ Deeze Soort, naat de Fluweelbloemen gely- u. kende, munt uit door haare kleinte en fynbia- Tin dieheid= De Steng is Draadâchtig en bogtig 5 bladerde Kelk Bekerachtig, aan den Mond met on ge gevaar veertien Tandjes , én zy heeft veele Be Straalblominet jes. (3) Othonna smet de. Bladen Vinswyae in lan- ge fimalle Slippen verdeeld. — Door CoMMELYN ís deeze als een mede- Soort van 5 Jacoba Bnn en, zo als de- us Medicus uit was voort. eld, befchteeven, De Grens is een Vin- ger ik met Didier der Bladen, en ver- Gpreidt zig in gryze Takken , met Bladen naar “die van-de Kroontjes draagende Alst gelykende en grys. Uit het end der Takken komen Stee- fen voort met eef groote gecle famengeftelde Bloem , en daar op volgen gepluisde Zaadjes. De Reuk der Bladen, zegt hy, is-als die van % Loof dt geelé WV bss en de Bloemen ftinken. ns _@ Ot- een, Alstblad:- EK ben. Fol. Lineasbes- A his: Tagetes minitmus tehuiter divif5 Folio. ERELN en u p. Ier. Chry- Gant. Afric. pumilum &c, Ray. Sappl. 2 (3) Othorna ee pinnatifidis , Laciniis alti paralles lis. H. Cliff 419: R. Lugdh 179. Mira. Dil, T. aeg fe % Jecobea Africana ke Fol. Abfyntb, umbellifezi incanis, Comm. Hort. U. p. 137. T. 65, B, Jecobza Abfynthites tomentofis Cinerarie foliis, Echiópica, PLUK. Alm, 106. IRE ar 139 (4) Othonna met de Bladen Vinswyzein fmal-— ur Ie Slippen verdeeld; de Stengen met ruige ae Knietjes. ee ‘Pat Afrikaanfche Gewas , ook in de ae oen Kruidtuin alhier geteeld „ aan ’t welke de be- „2/4era roemde COMMELYN, wegens deszelfs breedfolia. Gefternd Zaadhuisje, cen byzonderen naam ge-tladige geven hade, maakt deeze Soort uit. Hier wordt ook thuis gebragt de Heefterachtige Afrikaan- fche Jacobea, met Bladen van Averoon of Zee- Venkel, door VOLCKAMER van dien Hoogleeraar ontvangen, en welk i aanmerkelyk verfchilt, niet alleen ‚ maar in welker, befchryving „van zulk een Zaadhuisje geen hec minfte gewag gemaakt wordt. Die Neuremburgfe Doktor zegt alleen, dat het bruine , naakte Zaadjes, Onder Pfuis verfchoo- len, voortbrengt. Zyne Afbeelding houdt Ber- eius voor beter dan die van COMMELYNs doch ee ee Bien dik Gens. niet in t Ge oen. Hier op ancwbordt de. Bee piet, die hetzelve daar toe betrokken hadt, (4) Othonna Fol, maltifido » pinnatis Linearibus, Caule Ge- miculis vilofis, R. Lugdb 380. Cincraria Abrotamfolia, BERG. Cap. z92. Afteroplatycarpos Aft, Frutescens &c. Comm. Hórt. H.- p. 63. Te 32. Jacobza Afr, Frut. Fol. Abrotani, major & minor. VOLCK. Nor, 225. RAJ, Suppl, 179, PLUK. Pbyt. 823. F. 2, Conyza montana Frutescens, SrB, Mus. II, hg Rib € ; Dean vi, svn. ui. ‘ArperL XVIL Hoorp- STUK, Wierde Rang. 140 SAMENTEELIGE HEESTERS. hadt, „De door zyn Ed. aangehaalde Berg- Conyza van SEBA heeft ; volgens de Afbeel- ding „ weezentlyk den Kelk eenbladig ; doch de Bladen zyn meer overeenkomftig met de „voorgaande van COMMELXN. Volgens Vorc- “KAMER zou dit Gewas wel twee en door den „tyd meer Ellen hoog grocijen; te weeten zy- pe groote; want de kleine, die het Loof fyn als Venkelbladen heeft, fchynt daar van te verfchillen. _Nogthans is het de Afbeelding daar van, die Bereius bedoelt , zeggende dat de Vinnetjes of pn Bd Bladen eere das: Fn „n 5) C na 7 derfle 1 laden Lancet- a Dhr nl be aid > ad Pe Tand. _wyze-uitgehoekt. „De Heefterachtige Afrikaanfhe Jacobea met Bladen die naar Herts -Hoornen gelyken „ van COMMELYN, is-deeze, insgelyks in on- ze Akademic- Tuinen bekend, Dezelve heeft een Stammetje fomtyds een Voet hoog, met. * lange Takken; de Bladen een Duim lang, van. boven Afchgraauw van onderen Wollig 3 de Bloemen geel en daar op volgen Zaaden met Pluis gekroond. _ (6) Ot- (5) Orthonna Fol. infimis Lanceolatis integerrimis, fu uperios gibus finuato-dentatis, H. Clif. 419. R. Lugdb, 179. Jacobaa, Afticana Frutescens Coronopi folio, Comus, Horte p, 139, Te 79. RA]. Suppl, 175. hl „ on STe Go RE Nem r le rar (6) Othonna met Lancetvormiges-drieribbige , effenrandige Zaaden, de be Hee- Te flerachtig kruipende. Hoor E _t Gewas van deeze beftaat uit kleine rod: En L ne, leggende; enkelde Takjes, met drieribbige ae Sappige Blaadjes, alles. Zeegroen ven de Bloe-s men geel, wicr Steeltjes lang , van bòven ver dikt en Pypachtig- zyn ‚ de-Kelken meest in vyven of -zesfen. gedeeld, Het Zaadkuifje is wit: en lang. » Hét bloeit-byna' het geheele Jaar , doch brengt in Europa ‚ gelyk. veele anderen, geen ryp_ Zaad. voort, Dus befchryft de Heer G ovAN deeze. Boor” ‚ die in, de Ka ninglyke Tuin te Montpellier overwinterde in de open Lugt, De aangehaalde. Afrikaanfe Heefterachtige geele After met Bladen van Thy- meléa, van Ray, hb veel vete van Gee was te zyn 05 Ì Ne dir 7) Ontoars met Laming : Primi , ; "Cras, SE Dere Beide en aaf rde Venendes » maar B vier Voeten hóog en ftaat reg overend;, zegt LINNZEUS, (3) Ot- ee} Othonna ak. Lanceolatis trinerviis eene 8 Caule Kk. Zagdb. 179: Du HAm: Arbr. II. Pe54e T. 17. GOUAN kij 464. After prachti Africanus luteus, Fol, Thymelzz, Raj. ‘Suppl 167. MILL. 1e. 245. f. ro (7) Othonna Fol. Lanceotatis integerrimisfabearnofis , Caule ertelto. Mant, 118. H. Clif, 419. R. Lag. 179, Mank Jee "263. T. 245. f. 2, Ile DEEL, VIe SrTUK, Ten Vv 142 SAMENTEELI GE HEEsTEns. „EL (8) Othonna met Lancetvormige, gladde ; vn. er 8 vattende Bladen en. gepluimde Bloemen. STUK De Heer BE RGTUS heeft deeze Soort Klein- Pre zyn’ dan in-de- anderen. “Zy heeft de Bladen Fer ee „ Piekachtig van figuur, de Steng omvattende 3 en Zeegroen, zynde deswegen Senecio rie gens genoemd geweest, Met twee; drie of vier Stengen fchict-het Gewas uit den Wortel tor twee Ellen: nage; zo Varcmam ER aan- merkt (9) ee met Ee: Vleezig 3e Big: NE Sik en br vn = mie zt oen en nee aen eend Gewas ‚ cen eers van twee Voeten nà dee hebbende, hadt. onze Ridder lang gekweckt ; zonder. dat het beeft willen bloci- jen. Het fcheen echter zyn Ed. hier t'huis-te hooren , niettegenftaande de Heer M ILLER -hetzelve , wegens de Geftalte, tot ‘de Crasf- laas betrokken hadt. Tot geen ander Geflagt genes wegens den ee er » Ch-tot toen, gases; di rele c) Ae Fol, Lanceolatis glabris amplexicaulibus , Flor. Panieulatis. BERG. Cap. 335. Jfani.-289. Senecio rigens. Sp, Plant, 1224: Jacobaa Afr, Frut. Folio longiore 4; slauca. Coa, Heort, U, p. 143. T, 72. VOLCK, Nor. T. p. 226. (9) Othanna Fol. Filiformibus carnofis , Caul Fruticolö. Mant, 118. Crasfuia Frut. Fol, longis tereribus alen, Caule Erut. ramofo. Milk, Dit. Te 8. FLUK. Pbyt.T. 319, f, Se es DANE STNCEN Esa 143 te kunnen’ worden het Gewas ; waar -van ik HIL in Figye, op Plaat XXXIII, de Afbeelding „oee gegeven heb. De Steng of Tak van *t zelve xvm is geheel Houtig en dik, met een geele Schors „STURe S_< overhoeks digt bezet met zeer dunne Bladen, ed vaú drie of vier’ Duimen lang „. vertoonen- de zig als gladachtig , en fommigen. hebben zydelingfe -Uitwasjes.- Hier ven daar geeft deeze Steng , Kranswyze, “eenige Bloemftee- len uit; die piet minder dun en lang zyn dan de Bladen, allen: zeer, weinig; uitgefpreid. Aan ’t end van- ieder Bloemftecl is een eenbla- dige. Kelk, ten halve verdeeld in veele Punten, op wiens Schyf of Stoel , die welin- Hokjes als een Honigraat verdeeld, doch niet Kaffig en dus naaktis, de Piicelingtije Blommertjes geplant , zyn, Het Vrugtbeginzel- van deoze heeft: een Wollig bekleedzel , en is van boven met korte Pluimpjes: voorzien „ welke als toc een Kelk voor het Blommaje menen ís Ban me ; groo rie voorge van dst Orel; by je maar by gis eon Tweeflagtig:Blommetje, Óp zig zelf, viermaal in langte, en dusin Lighaa- melvke grootte vierenzeftig maal vergroot zyn- de, vertoond, om den Styl en de Meelknopjes of Vrugtmaakende deelen van dit Gewas te ver- tegenwoordigen. . Wat- zekere. witte. Wolligheid _en- bruine Vliesjos., Tropswyze-aan den Tak aitsende s eer; en of: die aan- er 4 re Dn vii bead. 144 SAMENTEELIGE HEESTER®& HL natuurlyk dan.onnatüur!yk zyn, en van zekere ATDEEL: [nfekten of Schildluizen de is my dui Hoorp- fter. (“Jones TUK. X- C A ges met Ovaale eenigermaate ge hie de Bladen, de Steng Heefterachtig. Heefterige, Ben® bas van deeze , in de Akademie- Tuin. te Upfal geteeld, hadt een Steng van een Voet hoogte in ’t eerfte Jaar, die rond was-en glad: de Bladen gelceken naar de Steng- Bladen van Witte Kool , ftomp - Eyrond zynde met een Klein Stecltje ; ch aan ’t end een: Puntje, dik en fappig » de onderften enne. de middels ften cen nij É 3 veele T en rn SPriadachtige, gtopft Je Bloemfteelen voort , ieder met-ééne Bloem s die een Rolronden 4 ftompen , gelyken Kelk hadt , in agten verdeeld 5 en een Krans van agt stele Straalen; eens zó lang als de Kelk , aan ’t end byna drietandigs met twee Lancetvormige korte Stempels; zyû de de Schyf-ook-geel; De Zaadjes- der Straal blommetjes - hadden en ee elf ed: van langte als Ik, - at ee er, den mea _ van (*) Zonderling is 't, dat in de Vierde soort, by Vorc KAMER , zig iets derpelyks openbaart. ( te Ortbenna ad Ovalibus fubdentatis , Caule Frutescente. 8. Cineraria Othonnites. Sp. Plant. 1244. Tacobza Afr. rai wadie & bii Foliis. Comm. Hort. Ik p. 147. Te 76. Solidago Afra Frurescens Fol, crasfis dentatise VAILL, Alem, 1720, ' \ SOYN GE NE S-IsA IA5 van Heefterige vocre, terwyl anderen veel fter- ker van Gewas fchynen te zyn, is my dui xv fter. Ook zie ik nict , dat die van Pruxp-Hoorp- NETIUS, welke Chryfanth met Hemelfleutels-" En de Bladen getyteld wordt, wegens den ‘naam hier Rang. meer behoore,-dan tot de Derde Soort van ’t voorgaande Geflagt , aangemerkt hy dezelve den bynaam van Ofteocarpon, dat is Beenzaa- dig, geeft, ’t Verfchil van ee met de vol- gende is aanmerkelyk, a, Othonna met langwerpige efenrandige ke Bladen, de Steng ne » Vleezig s Arboren En met gewolde Lidtekens. Boone: 10C. Het Gewas , dat hier bedoeld wordt, En, in de Elthamfe Tuin, vyf Jaaren oud zynde, maar een Boompje van een Voet hoog, bloei- jende aldaar , in ’t jaar 1729, in het Winter- huis. De Stam van ’ zelve was een Vinger en taay en Vl ezig, gel 5 e Huislook, met Ee britmachabe geni gedekt en hier en daar bezet met Wol- -hige Knobbeltjes , hoedanige Wolligheid men ook waarnam aan den oirfprong der Bladen. Deeze hadden nagenoeg de gedaante van de ; Bla- (rt) Othönna- Fol. oblongis integerrimis » Caule Arbores- &ênte Carnofò , Cicatricibus Lanatis. Doria Africana Arbores- » Cens , Flotibus- fingularibus." DiLL. Eith, 123, T. 103. f: 1230 Cotyl. Afra-Arberea crasfo Caudice, Folio Auricule Uri ane … &uftiore. Rn. laet. II. pe 288, N, 9? K M, DEEL; VL. STUK. ee 146 SAMENTEELIGE HEESTERS Bladen ‘der Áuriculaas „ zogenaamd ; zynde dik en fappig,-aan ’t end ftomp ‚ ongekarteld, wederzyds groen-‚--maar als befprengd met eenige glinfterende of Meelige Stippen. Aan > endder Takken kwamen lange dunne Bloem- fteeltjes woort, in ’t midden een Vlokje, en op tend een wyfdeeligen Kelk hebbende, met een Bloem van vyf breede , geele Spatelblom- metjes , in tamidden met Frechterblommetjes 5 leverende de cerfte alleen het vrugtbaare Zaad uit, dat dik en rond was’ , met een kort bruin- achtig, En EEn Len de Bloinmetjes , in ’ kw t . en 2 ee Teri en A „Ben naakte Stoel; geen Zaadkuifje : de Zaaden zeer breed gezoomd en naakt: de Kelk half Klootrond en eenigermaate Schubachtig bekleed: tien Straalblommetjes naauwlyks zigt- baar eneenigermaate in drieën verdee!d; maakt de. Kenmerken van dic nieuwe Geflagt uit. De irt soort van besig) jg aane eeigen kwam. Eenes hdas. eerst. Hee) erac tig (1) Hipnia. Syst, Nat, Pag. XIIL. Gen. 1324. p. 661. Erio= cephalus Pein: ifelius. Syst, Nar- Xll. Gen. S9de p. $7% Tanscêtum Sictiabn Sp. Plant. 1133, Tan. Fol, Pinnatië intezerrinis, H, Clif. 398. R. Lugdb 1sa-Tan. Afric, Are borescens Lavenduiz mulufido. felio, Coma; -Hort, UH Pi zo1, T, 105. a ten SAN CE NEDA Ht tig Tanacetum genoemd; vervolgens overge- Tr bragt in ’t Geflagt van ZEriocephalús ; doch cindelyk oordeelde zyn: Ed. , dat haare byzon- oons dere Vrugtmaaking een eigen Geflagt verdien- STUKe de. Zy is het Boomachtige Afrikaanfche Reine- vg varen van COMMELYN, welks Loof naar dat van de Lavendel met gefpperd de Bladen van Crusrus, zeethy, veel gelvkr. De Bladen waren , op ieder zyde, als een Kam verdeeld. In de Amfterdamfe Tuin maakte het , volgens dien Autheur, een Stam of’ Steng van zes of zeven Voeten hoogte , rond en met een brui nen Bast bekleed, van boven ‘Takken uitgee= vende, die aan ’t-end Wollig waren en zig in Kroontjes verdeelden van geele Bloemen , heb« bende het Loof den Reuk en Smaak van het gewoone Reinevaren, Dien zelfden Reuk word ik nog eenigérmaate gewaar in de Bloemen van een gedroogden Täk van Er Gewas, en. ane derhalf Voet lang, An dE Kaap verg DI a, en nin Be Verzamelin z ber bendes Ere Wolkop. In dit Geflagt „dat zynen naam van de Wollig- heid. der Bloemhoofdjes ontvangen heeft, zyn de Kenmerken; een eenigermaate Haairige Zaad- ftoel ; het Zaad zonder Pluis; de Kelk uit tien gelyke Blaadjes beftaande , en vyf Straalblom. He heeft twee Soorten , beiden van de K 2 Kaap Kan bm VE 148 SAMENTEELIGE HEESTERS. III. Kaap afkomftig , in beiden de 5 ASDEEL als volgt. STUK. € I) Bkr met ni en verdeelde Bladen, he Bloemen aan Tuiltjes. der de Disse. Soort is in naauwkeurige Afbeelding Geruitde. gebragt door den geleerden DiLLeENrus. Zyn Ed, merkt aan , dat het Gewas gewoonlyk Hee- fterachtig opfchiet tot twee of drie Ellen hoog- te, maar dat het, wanneer men ’t opfnoeit , een eaamelyk groot Boompje wordt, dewyl de Sten- gen Houtig zyn. De Takken zyn Bondelswy- Ceci begroe etend Bladen, van eenen __Kruiderigen Reuk en Smaak , de buitenften kor- Een ear in drieën ‚de binnenften lan- ger en niet verdeeld, De Bloemen, by Tuil tjes „ van zes, zeven of agt,‚op den Top voort= ik komende, beftaan ieder uit drie, vier, of vvf, korte breede Spatelblommetjes, en zes, zeven. of meer Trechterblommetjes , die het midden beflaan , zynde beiden. begreepen in twee Kel-_ ken, de buitenfte zo wel vyfbladig als de bin- nenfte, waar tusfeben. een witte A gheid is vervat. Vande S goede Zaadjes , zynde die der Trechterblom- d metjes fchraal en onvrugtbaar. (a) Wol (1) Erivcephalus Fol. integris divifieque Floribus Corymboe fis. Syst, Nat, XII. Gen, 94. p. 579, Vig. XIII, p. 662. He Clif. 424. R. Lugdb. 178. Erioceph. fempervirens, Fol. fas- cicularis & digitatis. Dir. Elb. 132. T. rro. f. 134. Abro- tanum Afte Fol, tereri tridentato, WArTu. Hert, 1. Te Ka ‘ STN GENESs TIK 149 (2) Wolkop met Liniaale onverdeelde Bladen, ur | de Bloemen aan Trosjes. “Arp ig Deeze heeft de zelfde Geftalte , maar ai Koons, Bladen zyn onverdeeld en de Bloemen hangen _ u. Troswyze aan “Steeltjes korter dan de Kelk, Recemis die insgelyks dubbeld is, en ook eene aanmcr- kelyke Woiligheid tusfchen zyne verdubbeling bevat. Straalbloemen waren ’er niet áan ge=" zien. | VvrpeE Rane, _Afgezonderde Vrelwyvery. Deeze heeft plaats, wanneer verfcheide Kelkjes , die ieder één of meer Blommetjes en derzelver Vrugtbeginzels bevatten , geza- melyk in een gemeene Kelk begreepen zyn, maakende dus te famen , als ’t ware, één Bloem uit, Zy bevat zes Geflagten , onder welken vier hier thuis gebragt moeten DER, me ad voor eerst dat van Ea ELErHA NTOPU'S se a Pod In het. byzondere Kelkje van deeze zyn vier Tweeflagtige Spatelblommetjes vervat : de Stoel îs naakt: het Zaadkuifje Borftelig, Twee Soorten , beiden Indifche Gewasfen 3 komen in dit Geflagt voor ‚ naamelyk | (1) Oly- (2) Eriveepbalus Fol. Linearibus indiviûis, Flor. Racemofis. Acad, VI. Afc, 37. Abrotanum Aft. Fol, Argentis ane &uftis, Flor. fpicatis. RA), Suppi. 233. K 3 B, Dzsr. Vl, STUEe 150, SAMENTERLIGE: HresTens, Ik: 2) pe en met agr ruuwe EDEEle Bladen le XVI, Ëi melk en STux, „2 Beeze. gort #8 is” 7 cise den Grickfchen emden V ArrLANT- zolen rein gebragt ; welke Olsphants Poot betes Ruwe. “kent, mogen voeren. Dezelve ftrekt.tot nae _volging ‘van den Malabaarfen naam „Ana-Schoe vadi, betekenende-den Voerflap van een Oly-- pbant, welken de Bladen van dergelyk Ge- was , door hunne figuur „ zouden” uitdrukken. ee is even het zelfde Gewas, niet. Het enwoordi, detselvet een ‘komen Bedek voort , miet Bloemhoofdjes , die in Bladertjes vervat Zyn beftaande uit afgezonderde Kelkjes van ftckc- lige Schubben , welke iedér drie , vier of vyf, paarfchachtige Trechter - Blommetjes „ “welke geer diep ingefnecden Zyn, bevatten EE Er Bod at zi, d ak Bim tg. Eden o. A. Ups. 147 One Hs 176. RK Leedh, 13r. Blephantopus eteêtus &c, BROWN Pam. 312. Blepnantopus Conyzx folio. Dirt. Elbe 126 T. 106, fi 126. Bidens Frutescens &c BREIN. de Tezâe Ecktnophore Indice affinis -8c. PLUK, Alm, 132. Te 388. fa oe 6, Ana. schovadi. Hert, Mal, X. pe 13e Te 7. BURM. Fl drd: p 18se (*) DiLtENtUS , van wiën ik de behrjving ontleênd heb, zegt, dat het weet rans zyn, en ik he ude ook SYNGEN ES LA a5r zelven zyn Tweeflagtig, en hebben een Vroat-, IL ke beginzel met witte drooge platte Puntjes, ip ATPEEL, plaats van Pluis, gekroond. De Heefterachti-Hoorp- ge Bidens van BreEvN, en de Indifche Scabio-“TUE fa -van-Bonrrus, fchynen nader met het Ma-g le pose Gewas, voorgemeld n te ftrooken. il 2) Olyphants - Poot met Byronde Wollige Bl laden. td „Jus wollige. Deeze, in de Westndiëns en in Virginie groeijende „ werfchilt niet uitermmaate « van voorgaande Soort. De Bladen gelyken veel paar dic van het Kruid , dat men Primula Veris hoemt, waar van die van de andere ook : niet | verfchillen , en de Geftalte is byna de zelfde. Alleen id de Bladen wat sonder en nit zo ruuw, sid Orvena ig ; bevat lommetjes die eea en en één of twee Vrouwe- Iy- voor zodanigen , kees de Verdeelingen der Blommerjes zo ongelyk zyn, zi LINNmus dit Gewas als een voorbeeld heeft aangehaald, waar door het valfteekte onderfcheid, tus- fchen de Freres mist en Jemiflosculofi van TOURNEFORT , zou verdwynen, Zie GMEL- Flor, Siber, Tom, 11. Praf. p. De plan Fol. ovatis tomentoûs, GRON, Pae us. ereëtus hirfutus &c. BROWN, Fam, 313, E DEEL, VI. STUK. 152 SAMENTEELIGE HEESTERS lyke Spatelblommetjes 3 ; de Stoel is Kaffig en “het Zaadkuifje beftaat uit verfcheide Kafjes. Het is benoemd ter Eere van den Deenfchen Hoogleeraar in de Kruidkunde, den Heer O r- DERUS, en bevat maar ééne enkele Soort (1); van de Kaap afkomftig, welke te vooren Aaa __Buphthalmum is getyteld geweest, Wat de teden zy van den tegenwoordigen bynaam, die ten opzigt van fommige Bloemen, gelyk van de Madelieven en anderen-, zeer ‘gebrgikelyk is, doch in de Stengen en Takken een ande- re betekenis heek LO CLE Es uit de be- Eh | overige met Lidtekens der. afgevallene- of met dorre Bladen bedekt. t Gewas heeft een Heefterachtige famengee ftelde Steng en opftygende Takken. De Bladen zyn gepaard, Ongefteeld, fmal, fpits, gefleufd;, omgekromd, op zyde met Tandjes of Haairtjes, Aan ’t end komen ongefteelde Bloemen voort, - welke Kelken hebben van pe df jes, breeder dan die van de Steng: De Straal blommetjes zyn eens zo lang als de Schyf, van boven geel , van onderen paarfch; de middel. ften (1) Oedera. Syst, Nart. XII. Afant. 201, Pig. XIII. Goti. 132$e P- 663, Buphthaliumum Capenfe, Sp. Plant, 1274, Am. „Acad, VI. Aft. 76, BERG. Cap, 297, (*) Caulis proiifer, ex apicis centro emittens tantum Ra- os, Pinus, Philos, Bet, p. 40. en ij ie arden mites mos st SY NG E NE $ 1 A 153 ften Twecflagtig , doch omringd met andere ur Vrouwelyke Blommetjes , die zo wel een Vrugt- Arpa. beginzel hebben als de Tweeflagtigen, _Hoorps STUK, S T OE B E. Stebe, à Vyfde 6. De byzondere Kelkjes zyn, in dit Geflagt, eenbloemige , of bevatten ieder maar één Blom- … metje , dat Trechterachtig en Tweeflagtig. iss de Stoel naakt ; het Zaadkuifje uit Prainipjes beftaande, Het voert den Griekfchen naam „die op eeni- ge Soorten van Gewasfen is toegepast , welke nu meest tot het Geflagt van Centaurea betroke ken zyn ; moetende dezelve dus uitgefproken worden ; gelyk men die Gewasfen , in 't Hol- landfch , ook plagt te noemen Stebenkruid. Vier Goorn altemaal Kaapíche „ komen ’er van voor ;'als volgt. ek (1) Stebe met ader ienke :_naakie Blaadjas. ze nr 7 opis Ethiopi» Der Bladen van eg zyn Beurs om- che, gekruld ‚ agterwaards krom , ftyf , en als die van den Geneverboom tekende glad, behal= ve aan het Grondftuk. -De Afrikaanfche Hee- Plerachtige Conyza, met Haakige gryze Hey- Blaad- (1) Staebe Fol. recurvato-uncinatis nudis, Syst. Nar. XII. Mant. 431, Vege XIlle-Gen, zoor, p. 664. H. Clif. 390, _ Conyza Afr, Frutescens , Fol. Erice, TOURNF. Jnf?. 455. Hee lichry(oides Juniperi foliis, VAILL. Mem. 1719, Pe 393 Ks 1E Daze VI, STume 154. SAMENTEELIGE HEESTERS. 5 le 4 Blaadjes van. OLDENLAND, als ook de He Xvil. lichsryfoides van VAILLANT met menigvuldige rok haakige Bladen als. van den Geneverboom en pofde Bloemen aan de Topjes der Takken, wordt hier Rang. ‚thuis gebragt. De gemeene Kelk beftaat uit _ Elsvormige Schubben , die den Stoel rondom bekleeden ; de eigen Kelk is vyfbladig „enkeld in ieder Sehub. van den anderen begreepen, en begrypt één-Blommetje, ’t welk Trechterachtig is en Tweeflagtig, behalve de Meeldfaadjes en Knopjes één Styl bevatrende met een fpitfen iden ae jd el: de, nd zyn ide pig „ mee eem lang-gep! e. mr EPSE met Pr groe Blaadjes en zj ore weegje pwee e ongeljie Blommetjes bj een. za ie 2 Hevz ct Ân/ * ai Deeze is Heyachtig Eupatorium door Brexn getyteld, die ’t zelve redelyk wel afbeeldt Het iseen krom Heyachtig Heetftertje , digt be- zet met finalte , fbitfe, kromme, gryze Blaad- jes, hebbende ongefteelde Bloemhoofdjes aan t end der Pakken ; wier gemeene Kelk ge- fchubd , een weinig rappig. leon vemlenl 5 ern e 8, di tien ‘Trechter-, zz andelë Snaren Het eer- —_ ftevis Tweeflagtig, het andere heeft geen Kun- En EE rn Stebe Fol. recurvaris incanis, Gorollis bifloris difformie bus. Bere. Cap. 3 239. Mant 574, Eupatorium Ericoides Cape _ B Se. BREN Cene, 140, T, 69. NE 8.7. T. 18. f 18, WR 2 Deel PLAAT XXXIV. NINMAMDE KI INNN Nen 1 \ / Á / da M/ so \ 4 vh ' N SA nnn ad D Ár mtd VR ANDA A in 5 S T$ eENEs Ek 1 Het Zaadkuifje. is opgefteeld , gepluimd; de Stoel Wollig. … Ar EN (3) Stebe met omgekantelde Blaadjes „ die manos de eene zyde Wollig zyn, en leggende Ren ln Pt en D es Da ad hti dun, Hurkendee Pan loutig. ; ie oen ES bepa Taekkig, aan de toppen Afchgraauw , van te als de Wilde Thym, en overhoekfe ES de, ovaale, „zeer. {picle Blaadjes , van grooste als die van Duizendgrein , van boven „wit. Wollig, van onderen naakt , omgekromd en, zodanig omgekanteld, ‚dat de Wollige zyde de onderfte worde. Zy- draagt enkelde Bloem- hoofdjes , ‘die ongefteeld zyn „ van en als. een Erwt,-aan ’t end der takjes. e ad ï (4) Stebe met wed erin Blaad- mv jes. den Ridder, was als volgt: „, De rag 5 ie ee Kroontakkig , Rysachtig, ander. “ ‚ half Voct lang ,. met Draadachtige Takjes, ss die door aangedrukte Blaadjes bedekt zyne » De 4 Staebe Fol. sanar à hinc tomentofis, aren tis. Alant. 291. (4) Stabe Fol. itabricatis ‘appresà. EE Ben. Cap. 336, sein Corymbiferum, Jant, 119, Gaa- phalium nivéum, Sp. Plant, 1192. MH, DEEL. VI, STUKe 156 Sarin Heesters. s> De Blaadjes Lancetvormig- Eyrond , nad UL A s fteeld, op de kant gehaaird , van buiten Floors. », naakt ‚ van-binnen Wollig, overendftaande , ri et pe bilgertecldt Tropbloemen , die he ‚, digt tegen de Lakjen aangedrukt. De Bloem: ‚hoofdjes aan ’t end, half Klootrond, wit, t veele Kelkjes fimengehool » maaken ss Zyn , famengefteld uit gefchubde Kelkjes 5, die glad en wit zyn , van Lancetswys’ Els- » vormige Schubberjes. Dezelven bevatten ‚ één wit’ Blommetje en witte Meeldraadjes , si nc ayede het Zaad san met zes gepluimde > Borfteltjeg en- den f Pagdild de van het ee Bec: odes de Chai van *« Ge- _ was, alsook wat de Blaadjesen Bloem aangaat, komt met deeze Soort volmaakt overeen , dat Takje uit myne Verzameling van Kaapfe Plan- ten, ’t welk in Fig. 1, op Plaat XXXIV, na- tuurlyk is afgebeeld. Zelfs ziet men hier die groeijing der Takjes plaats hebben, uit hoofde 5 van welke zy Proliferi genoemd worden door Ee 4 %, ‚ den. Ridder. Niet minder ftrookt hier de Stebe gren van den Heer BErGIus, dje zegt, dat derzelver Steng Kroontjes van Tak. ken uitgeeft, en aan de Blaadjes de grootte van een halve Nagel, aan de Bloemhoofdjes die van een Kers toefchryft. De Gemeene Kelk „zegt zyn Ed., beftaat uit Blaadjes, welke naar die- der Takken gelyken. Dit heeft plaats in de myne: de Eigen Kelk uit omtrent tien Schube : Kad Svein Em 1 betjes, die fmal, fpits, Kaffig , geelachtig wit, 5 opftaande , ‘Schubachtig geplaatst en ongelyk ÂSDEELe XVII. Zyn, naar onderen verkleinende. De vergroote Hoor. … Afbeelding van een zodanig Kelkje , uit één ‘TUKEe myner Bloemen van dit Takje, bya ,wyst zulks rp, in, aan. Het Blommetje , hier in begreepen, is ie b afzonderlyk voorgefteld , dat eenbladig en Trechtervormig is, met een Cylindrifch Pypje, en den Mond ín vyven gedeeld heeft met fpitfe Slippen. Het rust op een Vrugtbeginzel, af- zonderlyk by c vertoond, dat ftomp Eyrond, Hoekig ‚ van boven gezoomd en gekroond is met vyf Borfteltjes of Haairtjes, die een Sten- getje hebben, dat van boven in Pluimpjes uit- loopt , zynde meer dan. eens zo lang als Vrugtbeginzel. De Schubbetjes van het by- zondere Kelkje zyn geelachtig wit en de Mond der Blommetjes is ros van Kleur , ’t welk de __Hoofdjes niet onbevallig maakt. De figuur der Kelkblaadjes de deme ver wat EN opde, kant: voorgefteld Eike ak de kleinbeid van de oi metjes in de Hoofdjes blykt. Tot deezen zelfden Rang behoort een Kaapfch Heettertje ‚uit myne Verzameling , dac een Bloem heeft uit geheel afgezonderde Blomme- tjes beftaande , en tot geen der Geflagten van deezen Rang betrokken kan worden. Ik geef ‘er , aangezien de naam van mynen onlangs over- leeden Vrind, Doktor BAsTER, niet onver= diend in de Kruidkunde, thans uitgevallen was, Be- 1e DEEL, VI, STUKe 153 SAMENTBEELIGE HerESTERS. _ Bl: gelyk ik bevoorens op zyn plaats gemeld heb *, Avin. ter zyner ige nagedagtenisfe den naam is aan van gee ehh 5 B ASTER IA, mikt Erie De Kenmerken zyn: eenbloemige Kelkjes : D. V,ST. de middelften Tweeflagtige Blommetjes bee vattende , die met Vrouwelyke omringd zyn; en ongekuifde Zaadjes, ieder in een Vliezig eee beflooten. _ … Het Gewas in Fig. a, op de zelfde Plaats Ea rg naar ’t Leven vertoond, heefteen ronde , Afche G n bl. 228. Eend en zeer oe: bezet zyn met Lan- cetvormige gladde Bladen, ongevaar een Duim Jang, geribd, taamelyk dik, wederzyds begroeid, met weinige , zeer lange, geelachtige; ftyves fpitfe Doorrtjes. Op ’t end der Takjes komt een Bloem voort, of Bloemhootdje, welks Kelk Schubswyze beftaat uit Blaadjes van de zelfde Kleur , ek in een dikken eee Doorn, rd Iyker Nrd NE % En en de meefie Blommetjes daar uit genómen heb. Hier ziet men de gefteldheid der Hokjes of Celletjes » welke de Zaaden bevatten of Vrugtbeginzels ; zynde Vliezig en zig van boven uitbreidende tok SHANE EON B TRRAË GR tot een taamelyk grooten Kelk voor het Blome Tl metje, dat 'er met zyn Pypje byna geheel in vd vervat is, doch met zyn Trechter of Mondftuk bles % ver daar buiten uidfteekt, De gedagte Blom- STUK: metjes, die ten getale van elf of twaalf, Ros- „5 Je geel van Kleur, in dit Hoofdje waren , te es ik allen tot“ over. *t midden in vyven gedeeld te zyn, doch byna de helft waren Vrouwelyk, gelyk ’er Eén, geopend en vergroot, by f is voorgefteld , de anderen Tweeflagtig. Liever zou ik de eerften Gelubde kunnen. noemen, de- wyl zy wel een Styl, doch geen Stempel had-_ den , beflaande den Omtrek zonder Zaad of Mtacdtiûioie: De andere Blommetjes , ook geo- pend , waren, gelyk byg een derzelven vertoond wordt, niet alleen met een Styl en Stempel, maar ook met zeer duidelyke Anthere voor- zien, zynde dezelven, van elkander afgefchei- den, zeer langwerpig of Draadachtig , ee van Kleur , en En nar x ses” Er dat zig 8 á: “Men | dee- di duïdelyk in het ME wiElhedë Weetje gs en zulk een Anthera afzonderlyk by he, nog fterker vergroot ‚ waar nevens de uitgefprongen Zaadjes of Vrugtbeginzels, by i, eens zo lang als natuurlyk, vertoond zyn. Hiet zyn dan dui. delyk de Vrugtmaakende deelen van dit Gewas in Plaat gebragt. î | ZEs- IL. DEEL. VL. STUKs ee 160 SAMENTEELIGE HEESTERS u, BRSDE RENC. AFDEEL. : zine Me esaef Eenwyvery. - STUK zeke Dus wordt de gefteldheid in deeze Klasfc Rang, _ genoemd , wanneer de Bloemen , ten opzigt van de famenvoeging der Meelknopjes „ die Eigenfchap bezitten, om welke zodanige Plan- _ ten Syngenèfia , dat is Samenteelige, genoemd worden , maar niet uit veele Blommetjes, #7 een zelfde Kelk vervat , beftaan. Dit laatfte maakt eigentlyk ‚de volftrekte onderfcheiding Aaen deezen en den DT Rang, gE Se R IP HI pn M. De Kenmerken zyn; een gefchubde Kelk, bevattende ecn eenbladig Bloempje van gere gelde figuur; waar op volgt een langwerpig Zaadje, beneden de Bloem gebooren. Vyf Soorten , altemaal Heefterachtig en van de Kaap afkomftig , zyn ’er thans in opgete. kend, naamelyk Le a eben met enkelde Bloempjes, Krans- pieds 7 sd: k eaaird en witgebreide Blaadjes. Tige | Dee- (1) Seriphium Flor. verticillato- fpicatis unifloris „ Fol. pie tentibus. Syst. Nat. XIL. Gen. 1co3.-ps 582. Mant. 48% Vig. KI. p. 665. Tamariscus Zthiopicus Coridis Folio glâe bro, Herba Impiz Capirulis in Spicam fesûilibus, PLUK. Afant- 378 „ « SRG EN BENT À té Deeze Soort is het, waar omtrent de Frane- IE ker Hovenier Mrrse den Ridder doorftryke, Anneke als had dezelve tet voordagt een zelfde Ge- Hoofd: was in twee verfchillende Rangen en Geflagten STUK. willen plaatzen, Hy maakte zulks daar uit op, Pin, dat hy by deeze Soort en by een Soort van Zr- temifia , waarfchynlyk de Zthiópica als thans de Derde zynde, gelykluidende aanhaalingen vondt, het welk , zo hy miet reden aanmerkt; ook in andere Gevallen gebeurd is; doch hy fchynt niet bedagt te hebben, dat de Synony- ma geenszins de weezentlyke Kenmerken uit- maaken, en dikwils, ten opzigt van de Deelen der Vrugtmaaking, zo duifter zyn, dat men met geen mooglykheid kan bepaalen, tot welk cen Geflagt de Plant, die afgebeeld of befchreeven is, behoore. PrLuKENE Titus zelf verzekert; cat van dit flag van Gewasfen, die zo Afchkleu- rig of als met Afch beftooven’ zyn, en. Mosach- tige Blaadjes Sehben met geaairde kleine Bons hoofdjes ‚ aan de Kaap ie: komen. Zekerlyk zal Linneus deeze maart keurig Onderzogt , en de Bloem zodanig bee vonden hebben , dat zy niet tot den Tweeden maar tot een Vyfden Rang onder de Sa- menteeligen behoorde (*). Ten 178 Te-29js f. 1. Frutex cinereus Muscolus &c. PLUS. Alm. 159, Mant, 85. Cineroides- fis. Par. Gaz..2s° ET 3ef, 9. Artemifia® Floribus Gmaplicibus. H. Cliff. 403. Se« cinereum, BERG. Cap, 340. (*) Voor 't overige kan ik,de Wesken van koud L wel MH, Dee, VI STUK. 162 SAMENTEELIGE HEESTERS. Ten opzigt van de Geftalte komt het Gewas HL „vry. veel met het. gene in Fig. 1 op Plaat. eer hier’ voor afgebeeld Ne overeen 7 en verfchile ‘er ook gn) Ri „ten, opzigt van de Blaadjes, maar de akjcs komen, Kranswy- ze aan den Steng voort en de Aairen zyn Vos fenftaartachtig ‚vaal of bleekrood van Kleur, *% welk in die Takken van de myne geen plaats heeft. Ook zyn de Schubbetjes van, den Kelk zeer fimal, en byna Borftelachtig. zegt de Rid- der ; in de myne taâmelyk breed en ftomp. Van Blommetjes heb ik daar in geen blyk kun- nen, vinden, „De Heer BALEN (precljd welken vs met ee ed der Bladzyden aanhaalt , nà- & ziende, nie: begfypên wat de Man wil zeggen. De Ridder heeft, t'is waar, “de Artémifia Flor, fimplicibus, (dat is Ar remifia met enkelde Bloëmen,) van de Kaap afkomftig, 66: plaatse-onder de sSeriphiums , en daar van. de eerfte Soort gemaakt ; doch pig blyk iss"er „dat dit zelfde Gewas daor dg ook in Geflage van Artemifia gelaten ‚ veel te eee. pad A zou zyh: ebde is in de Elie Landen aangeweezen on. Zo ze na al de Artemia Lsbiopica ‚ die deeerfte is, gelyk ik denks bedoeld “mogt hebben , vervalt toch zyne zo } als laftige Aanmerking; dewyl daar geen gelyke aantsaalingen als by de Seriphium , noch in het éne noch hetandere weiks- zyn gebruikt, Zie ie annsandek ‚Leeuw, 176%e Pp. 30e Nd S TEGE Ks de rn , @) Seriphium met zesbloemigeBloem-Aai Wil ren, de Blaadjes. gekorreld Eyrondachrig. Arptat, _Deeze Soort voert den naam van Kaapfesmy En Breynia ‚ met witte gepluimde Hoofdjes , by: PeTriveEr’; en was Stabe- met eenbloemige srcpbi Kelken en-geaairde” Bloemen ‚door den Hooge Gepluimd, leeraar vAN Roven getyteld;- Ook worde hier t'huis gebragt de Afrikaanfehe Abrotanoi: des van RAy, met groote ronde Bloemhoofd= jes , en Afchkleurige Mosachtige Blaadjes.’ Schynt vreemd , dat LinNaus de Blaadjes | Draadachtig noemt, terwyl hy ze als boven —— » ‚bepaald hadt ; doch zyn Ed. verklaart zulks’ met te zeggen „dat de ‘Bloemen zydelings on« geftecld, vyf- of zesbloemig voortkomen , zyn= de gefchubd: met gekorrelde, Blaadjes. ‚G) Seriphium met eenbloêmige zhe en ee Befchubde Blaadjes. zi mand menten „Hier moet-een weezendyke mi misflag begaan, | zyn: want. de Stabe Eric /an IUSs die in’ voorgaande Gefiagt Nt was. en aldaar behoort ; komt: hier op nieuws te voor. (2) Seriphium Flor. Spicatis fexfloris , Foliis granulato-ova- = Mant, 431. St abe Floribus capiratis , Calycibus unifloris, K. Lugdb, 145. Breynia et Capitulis. albis plumofis. Pir. Gaz, 9. T, s. f. 4. Abrôtanoïdes A Afideaddm, al, cis Bêreis Muscofis, &c. a. Sapph. 233. G) Seri Serishiai. Floribus capieatis ; Foliis imibricatis. mais 481. Abrotanoides Capenfis Ericz folio, Par. Gaz, 9. Te pnt f, * Ze La B, Dir, VI, Stu mi, 164 SAMENTEELIGE HEESTERS. voorfchyn. Zy kan hier geen plaats vinden „ En om dat de Kelkjes eenbloemig zyn” in deeze Hood Soort ‚ maakende. met elkander een Hoofdje Ee uit, aan ’t end der Takken, die verdraaid en _ Rang. bogtig zyn, of krom, met Afchkleurige- ftom- > „pe Blaadjes „welke, volgens de bepaaling , Schub-_ achtig op elkander leggen. Van waar het den bynaam van bruin heeft , is my onbekend. LAA (4) Seriphium met” Elsvormige verdraaide Grapbalsi- Blaadjes. als afwykende Schubben. snee Deeze van Bercius , door den Ridder vee | beekt zn enteschtie bruin , rond; ‚van een ‚ met veele - ran Bswyze Eze Takjes ; de Blaadjes ver- ftrooid, Elsvormig met een fpitfe fcheeve Punt en grys, van boven met een witte Wollige Streep, van onderen verhevenrond en groenach- tig, ongefteeld, een Lyn lang, verdraaid. De Bloemen maaken Hoofdjes uit aan ’t end der Takjes, die eenzaam , ongefteeld en rondachtig zyn, van grootte als een groote Erwt,- Eenige Blaadjes , even als die aan de Takjes zitten ge- fatzoeneerd , bekleeden het Bloemhoofdje , dat (4) Seriphium Fol, Suhulatis tortis, imbricato - patulis, Stae- be Capitata, BERG. Cap, 338. Mant. 481, Abrotanoides Aftie — cana Foliis Argenteis minoribus & brevis(mis , Floribus im spicas breves congeftis, Raj. Suppl. 233. Tamariscus Ericoides Foliolis incanis ZEthiopicus, Capitulis purpureis in globofis, PLUK. Mant, 178. STN G E NESS T-A A68 half Klootrond is, beftaande uit dergelyke ge- fchubde met iet als in de laatfte Soort van vo, Stebe ‚ zynde voor’t-overige van de gewoone Hoorp-. hoedanigheid der T'weeflagtigen in deeze Klas- TUE fe. „Het, Vrugtbeginzel is langwerpig ‚ gekroond Ran met een gepluimd Zaadkuifje , van ongevaar twaalf Straalen „zo lang als. het Blommetje , dat twee-Rolronde Stempels, die overend fan, — aan de Punt verdikkende, op den Styl heeft. Tot deeze Soort fchynt t'huisgebragt te kun-p. XXXIV. nen. worden „dat Heeftertje uit myne Verza- Fig. 3 meling „zo zeer naar de G/ muricatum 4 volgens de Af beeldingen , 5 gelykende, dat men het onverhoeds daar toc betrekken zou : (zie - Fig. 3, op Plaat XAXIV.) Ik heb daar in de „ Kenmerken van een gefchubden, rondachtigen , gekleurden Kelk, tot de Gnaphaliums behooren- de, niet kunnen vinden, en; hoewel het niet volftrekt. met de befchryving van BErGIUS overeenkomt , zal het nogthans nergens beter dan. hier. vaegebenmaiicg ee CL Gewas heeft bruine Stengetjes , waar aan wyd gemikte gegaffelde, Wollig witte, Tak- jes voortkomen, die bezet zyn met Elsvormig fpitfe , frekelige , en weezentlyk verdraaide of omgekeerde Blaadjes , van een vierde Duims lang ,-ftaande meest nederwaardt geftrekt aan de Takjes en in de Wollige Oxelen tropjes van zeer kleine fpitfe Blaadjes hebbende, De Kleur deezer Blaadjes is groen; zy zyn glad en Erlemswys’ ne: N doch hebben een Wol. ® Kr. DE3Le VI, STUKe 166 SAMENTEELIGE HEESTERS, Wollige Sleuf’ of’ Holte , die zig maar in de - Ï ‚Ondften openbaar.» 91 even “In de- Mikken ven aan de enden. bes Take | jes ‚ -komen- ronde Hoofdjes , ‚ van grootte Rang, als een groote Erwt voor, die zeer. Wollig _ zynyen wel door” genige Blaadjes befchut , doch geen gemeenen: Kelk hebben, Zy bee ftaan uit een fämenhooping van zeer: Wollige Kelkjes , ks, wier “buitentte: Sckukben zwarte bruine” „Pures hebben, doch de binnenften een wit Bloempje maâken, als /, waar mêde dee: ze Bloemhoofdjes pieaalen. Dit Bloempjê , ‘dat ig naar e@ RE is, uit „Schubbetjes Pluis,” * welk geenszins Pluimachtig. is Ô & gelyk in de Gnaphaliums , maar uit vewáalf ringd- van zyne warn nl ) terwyl een” mee | witte Draadjes’ of ‘gedoornde Haartjes, die-aan %t end “geknodst ‘zyn, als a, beftaat zvnde dit läatfte byna' tienmaal ín langte- vergroöt.” De Blommetjes , in dit Gewas uitefmaate klein en‘byna geheel Pypachtig, zyn-derhalve zeer moeielyk' voor ’t Mikroskoop - te. outer den. „Een derzelven , „ineen Druppek von maakten „waar: van elders pd oha Zy hebben ‘eene ronde eenigszins ovaal pete figuur ‚ Eni in het Blommetje vertoon= de zig de dubbelde Stempel van den Styl, ome ee rend pe „Si Le MIG ENG Ertan: Ac We. ss nigte der! gezegde Bolletjes van het Stuifimeël, MIL zig in sen -buiter: „en aan de kanten ven: het XVIL ee openbaarden. Sen CS) Seriphium met aricbloemige ‘Bloemen ge Ee vaaird en zeer fmalle Blaadjes, ambi fel. Deeze „ voorheen” tot de Artemifia t vhiisachaige, sis een leggend Afchkleurig Heetftert- je, met enkelde finalle Blaadjes" digt by” elkaf- der, en“„aan *vend der Takjes, lange Aaîren “van rondachcige . Bloemen ‚met > Sl Kelken , “die „de binnenfte ry der Vliëzig gekleurd „wit hebben „ Behr teak. | phaliums, zegt de’ Ridder.” Vier of vyf Hair. achtige Straalen, die aan: ’t@nd-gepluimd zyn, van langte als de Blommetjes ;omtingen ‘de- zelven, -Het“Zaadkuifje betrekt dit Géwas , zo “zyn Ed, aanmerkt „ tot- dit Geflagt, „De > Afd. kaanfcheKrúiderige Heeftér, met een Klein ge-_ raaird- mid” Abed Cantare or nzo hier toe } nnen | ä K Ht En ERG akan L BE 2 et ror A SB HT ERUMEFIA de zen ei n57 oofemdikt ‘Kelk ; $ | Geh vyfbladige re- gelmaatige, Bloem» het … Vrugtbeginzel onder de-Kelk- worde: eene -éenzaadige- Befie, „ Dus zyn de Kenmerken opgegeven van dit 3 vh Ptn Ee Ge- (5) rich Flot: wide. Pol; linearibus. Arte- mifia ambigua. Sp. Plant: ngo. “Frutex Africanus Aromati- — deert Comm. Hort; 11, e Hij T. nt U. Desi. VL, Sruke E … 168 SAMENTEELIGE HEESTERS, HL. Geflagt, het-welk van den Heer JaCQuIN Aemwas benoemd is-ter eere van-den- Duitfchen Hoog- Foead leeraar STRUMPF. De eenigfte Soort (1) STUK door zyn Ed. op de Rotfen aan de Zee- Kust Stcempfia van Kurasfau , inzonderheid by de Plaats de magiine Klip genaamd, waargenomen , is een Heefter faufches _ van drie Voeten hoog, met ronde Afchkleurige Takken en drievoudige-Bladen ‚ naar die van Rosmaryn zeer. gelykende. In de Oxels komen korte Bloemfteeltjes voort, ieder met vyf klei- „ne. witte Blommetjes , waar op-weeke- witte „Besfen , van grootte als een Erwtje , volgen. De ra ue ue in kn: cot één Lige haam eugegroeid „ 5 D. To uien en seen zyn, onder den naam van Thymelaa , Afbeeldingen; zo’ fehynt ‚van dit Gewas prei : ten hao worden dezel- MAN NUS getyteld , verfchile ennn van de befchryving van JA CQUIN, „LOBErTA cen De Kenmerken: zân dit Geflagt, welks naam nen van den ouden Kruidkenner Lo- (1) Strumpfia. Syst. Nat, XII, Gen. rooz. p‚ 582e veg. XIII. p. 665. jJACQ: Armer, Hift, p‚ 218. Thymelza humilior oliis acutis meerv SLOAN. Fam, Hfl, 1, p. 93. Te 189. f. ze Thymelza frutescens Rosmarini folio, Florealbo, FLUM, 59. 37e de, z5te É. Ie STR EN: kaars A 169 Lorersftrekt , zyn: een Kelk in vyven ge- HL deeld; een “eenbladige onregelmaatige Bloem : naer het Zaadhuisje beneden ‚ met twee of drie En Holligheden. In dic Geflagt komen die Planten, welke ee TourNErorT. begreepen heeft onder den naam van, Rapuntium „ bevattende de zoge. naamde Kardinaals- Bloemen, w wegens hare on- gemeen fterke hoogroode Kleur, den Liefheb- beren van Flora tover bekend. Hier uit kan men eenig enkeld, van de En opmaaken , die , voor ’t overige gezegden Kruid- kundigen niet alleen zeer iere in Plaat ge- bragt , maar door den bekwaamen Bloem - Ont- leeder „den Heer BERKREY, nader en ten naauwkeurigfte „ in alle. haare deelen is onder- zogt, afgebeeld en befchreeven *).. Het bevat veele Soorten, die naar di efen: randigheid of infbydingen der Bladen, en naar dat de es opgeregt of ie dn, gefinal: _ iE die van Pr Pierre: ireemorttekd en tot een byzonder Geflagt, onder den naam van Scevola, gemaakt is, alleenlyk eene Soort voor , welke hier thuis behoort, naa- melyk (2) Lo- 5 ) Expos Fur. compofie. Leid. 1760, Tab, L. od Ls Den, \ VL srux. Aeon VII. Tadaned STUK H. Lobelia Pù nifolia. Pynboom- bladige. 10 SAMENTEELIGE HEESTERS. (2) Lobelia - die Heefterachtig is”: met Lini- aale, getrapde ef enrandige „Bladen. Dat de ee Vat delze Soort ook zeer on- „rogelieag RE ne eenigermaate_ tie de Af. he van B BREN , doch beter ‘uit die, Ike Heer Beer Ets EEn ENA 7 in zyn Ho over de ‘Áfrikaanfche Planten’, gegeven heeft, onder en kep: van: Heefkerige Rapun- culus met. gelid fie fterk geribde Bláden, die Bloempies à ari de” “énden def “Tâkjes draagt. BREYN oak ’Schelmd ” en ‘zegt, dat zy piet veel ' van, de Kardinaals - Bloetnen verfchil= len da, Bee let“ Zyn van Pe a uit uit welks midden, “als een Peperhuisje. hoge Styl” wiefigekt 5 die ed Ea eek langwerpig ‚ witadlitig , van Vooren Hazirig Kopje heeft, evén, als de Rápuntia en andere Helmbloeren. De Bladen vergelykt hy by die van den Pynboom, Gezegde Hoogleeraar : noemt het ce Heefterachtig Gewis, met Hou- tige ronde Takken), die zeer ‘dig igt „bekleed ' ee met, eee e Ee ae rte grÖ on der (2) Lobelia Fruticofa Foliis linearibus cone mag serrimis. Sys5 Nat XII. Gen. roo6. p. 533. Peg. XII, p. Cap. 172, R. Lugdh. 241. Rapunculus peddel Cent. 1734 T. 87. Rap. Fruticofus &c,-BURM.-AfF. 111. Te ar. £. ze Rap. Flo coeruleo galericulato, RAJ. Suppl. 334 — Rapuntium Ethiopicam &c. Mid, 385 dte pre Er et tre eg rr erin ha „ hen …ne itn en SNG EN Aad: Uk den, Rosmaryn- Boom gelykenden fj ele, aan het-end, ger Takken en Pe gt b tusfchen welken „aldaar de doener ‘op. Koren E Steeltjes voortkomen „ die gehelmd Zy, van boven. verdeeld „in „drie grootere,, van onderen Rae benen elen ee pen. Dn Deeze Soort. is ges en, REGE sc inlen eins! \ Mes aon 7: Ben ro eee Ee geen ë :sì : de psi nres „Een vofbladige, Kelk; 5, een ‚NY „tbladig ige onre, , gelmaarige, Bloem, « ie. avan agteren, geh Bood RR ad NL t de. erg ‚van het. Geflagt deezes. naams, % Res rn SEE Violen. en veele. andere onder, welken, wel Hp e.wei- nige Hestereiige voorkomen „ds de „niet gêvoeglyk, van,de anderen ee rd nen, worden „ ke cen n deeze Amerikaanf ar is se nt in Zuid A« Ameri, ontdekt „ een Gewas zynde., dat 5 ik ols „langs (25) Viola Arborescens , anadiae aculeata ; Fol: obfons gis » obtufis „ glabris. Syst, Nat. XII, Gen, 1007. p. 584e Wig. Klil. p. 668. Calceolaria Frutescens. Loss. Jrin. 282, 185. N. 3. Hybanthus, JACQ, Amer, en P: 77. Ts 175 Ds 24, ki ei, 7 Ù hd ee, XVI. 17: SAMENTEELIGE HEESTERS. langs de Boomén Heefterachtig opklimt, met “éen kromme gedraaide Steng , van dikte als Hoorp- cens Kinds Arm, laatende om hoog Draadach- STUK, Zesde Rang. tige Takken nederhangen , die Houtig zyn , met gebladerde Takjes hier en daar begroeid, De Bladen zaten tropswyze aan de enden van die Takjes, zynde Lancetvormig of langwers pig, ftomp en wederzyds glad, twee, drie of vier Duimen lang. Uit de Oxels der Bladen kwamen hangende Bloemfteeltjes voort, twee of dri by elkander, ieder met eene bloekgee- le onregelmaatige Bloem, enz. De Heer ae ‚vondt ‚by de Havàna, } de » dat naar de- ane thee TER door zyn Ed. Hy. itn met wegens de bultigheid van de Bloem , die een zeer groote rondachtige Honig - din hadt, in een Bochel van den Kelk, tusfchen de Meefdraadjes en ’ vyfde Bloemblaadje geplaatst. Volgens zyne vergroo- te Afbeelding Den de Bloempjes byfter klein zyn. De Vrugt was. iets grooter dan een Erwt , bevattende eenige ronde Zaadjes. * Gewas maakte aldaar „in de Bosfchen , een onbevalligen ‚ regt{tammigen , Takkigen Hee- fter uit, die gedoornd was, van zeven Voe- ten hoog. XVII HOOF D- Bloem Me een dakeld Vrugtbeginzel ‚op welks Top Pr XVIIL HOOFDSTUK “moo” STUK. Befchryving van de MANwyvicE Hee- TERS , dat is de zodanigen, in welken de Meeldraadjes , op de eene of andere manier » met den Styl famengevoegd zyn; gelyk in de Pasfiebloemen en anderen plaats heeft. Er de Plantgewasfen van dien aart, naar het getal der Meeldraadjes, in de Ran- gen van Twee-, Drie-, Vier-, Vyf-, Zes-, ‘Tien- , Twaalf. of Veelrtannigen » Zyn vere deeld, heb ik, toen ik de Boomen befchreef, reeds gemeld, De Driemannigen leveren hier één Geflagt van Heefters uit , naamelyk , dat den naam voert van SALACIK Dese Eme, AND, er ne de Meelknopjes zitten. Maar ééne Soort is van dit Geflagt be- kend (1), die den bynaam van Chineefche naar ies LL haare Groeiplaats voert. Het is een Heefter Chinenfsss met hoekige, gladde , zeer wyd gemikte Tak-gne, ken, die van onderen dikachtig zyn. Dezelve Rr heeft («) salacia. Syst, Nat. Peg. KUL, Ged. 1326, p. 683s U. DEEL. VL, STUK, x 174 MaANnwYviGE, HEESTERS Ul heeft de Bladen overhoekssver van. elkander; AE ee gêfteeld, ovaal gelyk die van den Pruimboom, Haer effenrandig; » fpirsachtig en‘glad. De /Bloemen STUK, „komen ‚ in de Oxclen, veel uit ééne Knop deman “voort , met eenbloemige Stecltjes , die” korter - zie it.dán-de Bladfteelen zyn. ’t Geflagt komt “in LE „26, Kenmerken dat van den Salamanderboom* ha: by ; doch ’t Gewás is in Geftalte verfchillende, Tot den Rang der Vyfmannigen behoort „ in de cerfte plaats, % Gellagt s Ta … eE-tfor a a, „Hier van ze: de sten, een Klokswyze afvallende Kelk le Blad es onder Vrügtbe, Bids aangelymd he dit raden enkeld en de Mades oe deszelfs Top ingeplant. Het ftaat op een Stander, es De eenigfte Soort , van dit nieuwe Geflagt Bergbas. bekend (1), voert den Oostindifchen bynaams af Het is een Boomachtig Gewas , met dè Ták- ken aan ‘t end gebladerd. De Bladen groeijen overhoeks; zy zyn konink Heeg Lancer- aanfches ‚meet gecopt. Aan * en komt een Peers | Pluim 6 1) Glata, Syst, Nat, Vig, XII, Gem. 1327, pe. 63ds Mant, 2 4 od d ot eik i ed EES Es Téilands ine te verbeelden. Tot Gx.N Beh BDE bl A Pluim ‚voort, van Bloemen ter grootte van die IL, van. de Kool, De Grociplaats is op. Java. EE Een byzondere. Vrugtmaaking vertoont. zig an hier „zo de Ridder aanmerkt ; aangezien het Vrugt-°TURe — beginzel gefteeld „is , in de eerfte. plaats, ens gyprtan ten anderen „om dat de Meeldraadjes aan den 5 zelfs Voet ne, zyn,en „de. Bloemblaadjes ê aan.het geheele Steeltje des Vrugtbeginzels, als aangelymd. - De Bloemblaadjes daar. van afge: fcheiden: zynde „zo zal de plaatzing der Meel. draadjes „zegt zyn Ed, , oxersenkamen met het volgende „Geflagt. … aen vp df BBR Pardoen)” Tot den zelfden Rang behoort hetzelve , dat „den Kelk vyfbladig en vyf Bloemblaadjes heeft , maar een Vrugtbeginzel met drie Stylen , ’% welk een gefteelde Befie wordt. Het Honig. bakje is cen-Kroon, die den Stander omringt. Sommige, Soorten, me meer, of min van « omtrent het midden ‘der voorgaande Eeuw fchynt maar ééne Soort bekend geweest en befchreevez te zyn , waar uit men zulks opmaäkte. Ver- _volgens zyn langs hoe meer andere Soorten , in- zonderheid-door-Pater-P Lu Mier, ontdekt en aan % licht gebragt; zo dat TourRNEFoRT er, reeds een aanzienlyke Lyst vân, heeft, die ‚na 1. Desta Vi, STUK, 176 MANWYVIGE HEESTERS. IL, naderhand nog aanmerkelyk is vergroot. Hy ge: Bit 2E bruikte tot een Geflagtnaam , ’t woord Grana: Hoorp- dilla , van Spaanfche of Italfaanfche af komst, pini betekenend een Gewas, welks Vrugt naar een Pe mân- Granaât - Appel gelykt. Verfcheidene zyn hem hier in nagevolgd. PruMrer begreepze on- der den Geflagtnaam van Clematis, om dat het meestal Rankswyze klimmende en omflingeren= de Gewasfen zyn. Wegens de Heefterachtigheid van veelen , en om datze niet gevoeglvk afge- zonderd kunnen worden, zal ik alle de Soorten van LiINNAUS, wier getal zes-en - twintig is , alhier ee: setes. ls is ’t > dat zy allen t de Westi of À Ridder, naar r de Verdelingen der er bladen. 5E fmaldecld. als volgt. perron Met puverdeelde Bladen. (1) Pasfiebloem met onverdeelde, Zaagswys” L merg getande, Bladen. olia e 0 Deeze Soort , in de openbaare Kruidhoven Li bekend „ heeft haare natuurlyke Groeiplaats te Ane, De Steng is rond, Haairig, klim- mende : dé Bladen zyn Eyrond Ls | mi en gefieeld ; de Bloemen Toeg, van Kleur, met de (1) Pasfifiora Fol, indivifis ovatisferratis, Syst. Nat, XIL, Gen. rear. p. 593, Vig. XIIL p. 684 Am, Acad, Lp. 217, f. 1. Pasfiflora Fol, ovato » lanceolatis indegris ferratis. H. Cliff. «31. RK. Zugdhat, 260, Granadilla Americana Folio oblonga Bec. MART. Cent, 36, Te 36, JACQ; Mort. T, zo, G Yen AN D, Roka Ken deinende € midden purperen aan: de tip- pen geelachtig groen; de Meelknopjes van Bet KP ai ven witachtig , van onderen geel; het omwind= Hoord En zeldriebladig, „De Amerikaanfche Wilde Hop-* perd 5 pes met Klaauwieren ; van PLUKENET; ge-dria, pl buiten de deelen der Wageneking ‚ naar deeze zeerin 1, E lg BZ @ Pasfiebloem met onverdeelde Bras fenrandige eni die aan de Tin twee Klieren mer Ee: its Di ed ki ee ee “ zi al Tovar d Blad van Androfemum en Vrugten als van den fJobenboom. Volgens de Afbeelding fchyntze * ovêreen te komen met de Murucuja van Brafil, door Prso en MARCGRAAF aan ’ licht ge= bragt. De bleekheid der Bloemen geeft ’er den bypaant aans Het Honigbakje is zeer kort en het Omwindze! hekienctel klepe % Ë 2) Pasfiflora Fol. indiv, ovatis integerrimmis, Petiolis bie glandalofis. Ani. Acad, 1. p. 218. f. 2, Clematis Indica alia Flore mitiore pallido. PLuUM. Am. 74. T. 85. Clematis Murucujä Pyriformis minor. MORIS, Hif?. Lils ie nt Teater (3) Pasfiflora Fol. indiv. ovatis fubintegerrimis , Petiolis equalibus, Am, Acad. 1 Pp. zie. É. 3. Granadilla Flore Cu. prêo , Fruêtu Olivzformi, DILE. 165. T, 138. Ff. 165, Gras — _madilla Am. Fruêu fubrotundo „&c, MART. Cent; 37. To 38 Ragre » Kc. CATESB, Car, II Pé he T. 95 et A aeg CEN ns teken Dein VL STUÉ, 178 MANWYviGEHEESTER HI De Kleur der- Bloemen gecft den bynaam AFDREL gan deeze, welke echter by-CaresBy onder goor den naam van Granadilla_ met drieribbige Sal- sTu fa en een blaau- Vils: € Olyfachtige -Vrugt- ‚ is “voorgefteld Die ns Bloemen zvn by anderen , misfchien door de- werfchillende Groeiplaats „ als_Vuurkleurig “of” rosgeel befchreeven. — % Gewas heeft Bladen als van de Kappers. dik_en- Lefietloemen ‘gaan ’s avonds open: het Honi gbakje is kleurig , zeer kort en geflooten : de A uicermaate hang, Het En "en de se Ee _@ artvormig paffira zak Ben; de Ben EE Ee Lindebla- > klierd. vacpelei dig’ E OE voedt dit Gewas in de Tuinen en op verfcheide andere plaatfen der Valcy van Lima in Peru, Hy ás- de eenig(te van wien men-eene_befchryving van -hetzelve heeft. De Stam, omtrent een balf Duim dik, _ verdeelt zig in verfcheide_ ‚dunne. Ranken , die Klaauw _k u er: zyn en vier Been. breed, Babbe Stee, Ten van twee Duimen en de figuur is byna als die der Linden. Ook zynze dun en Ake PE (4) Pappa Fol. “indiv. Cordaris tefra s, Periolis xqua!ibu Acad '. p. 219. f. 4. Tete ZA is folie: pa pe àl p 729, Te 12e ge / É GLR ÁNDETN 1e bly=groen. “De Bloem komt met die-van de LN Andere Soorten overeen; dan dat haare Kroon Karmofyn-rood is , met een witten Band of Hoor5= — Ring. De Vrugt is rond, derdhalf Duim dik „STUE. rood eh geel van buiten, wit van binnen,en, bier ns, binnen een VEy_ EA Schil, vol van een Wa- terige 7 ze lie zoet van Smaak is , doch gemengd met eene menigte Korreltjes van het Zaad. Hier uit ziet men dat die Vrugt de grootte van een taamelyken Appel heeft, en Pasfiebloem met onverdeelde , Hartvor- werpige effenrandige Bladen ; de» ej =e id met twee Klieren ; de Om: 2e de windzels onverdeeld, gend De Vrugt van ‘deeze is eigentlyk, door def ingedrukten Navel, Appelvormig, gelyk dezel: ve van PLU MIER genoemd wordt. De Bloem, komt, in Kleùr, Reuk, Jaen en kleinte, met die van de Twe: > en afte S sereen. — De Bladen zyn e en half Voct “Gewid En. groeit op. st. Doefie en n her je enidradden Eie land. — 66) Pasfiebloem met onverdeelde ‚ byna gg vr or eden Hotd () Pasfiftora Fol. beef Cofdato «ablongis integerrimis „V. ehoel: Betiolis biglanduloûs ; involucris integerrúmis. Am. Acad. 1,8%. Pzzo, fes, KR. Pan: 261, Clematis Indica latifolia , Flore ; re dat Maliformi. PLUM, Amer. 67. T. 32. sed (6) Pasar Fol. sad, fiber integerrimis ; hrs Ma u DEL, VI, STUE, 1 180 MANWYvIGE HEESTERS. LU vormige, effenrandige Bladen, wier Stee: ArDas, len-zesklierig zyn » de ze met vier XVIII. Hoorp- Vliezige kanten. 2 ge Zeer fraay is deeze in Arveelng gebragt nig. door den Heer JAcQuin , die haar ook op de. Westindifche Eilanden waarnam, en „ behalve de Vliezige hoekigheid der Heefterachtige Sten. gen van dit Gewas, “*t welk Bladen van. der- gelyke grootte als de twee voorigen heeft, de Bloemên befchryft als zeer fchoon en een kend, gelykende in Kleur naar die van de vol en Soor n dagh: teen zeg ed. Vol- ten waren rss en Ss » uit den geelen groen, grooter dan een Ganzen-Ey, zeer lek- ker van Reuk en Smaak , doch zeer grof van Schil. In een Spongieuze Bast van een Vin- ger dik, die tot voedzel van Zwynen en ánder Vee ftrekte, was een Vleefch vervat, van een aangenaamen Rinfchen Smaak B zittende binnen dien Bast, welke als den Bolfter uitmaakte , in cen cigen Vlies. Men acht de ae a het lan vervatte Vleefch of Se” ‘veelal met Wyn genuttigd, dien het zeer verkoelde. Alom vondt zyn Ed. dit Gewas aldaar. in-de Tui- ‚ Caule membranaceo tetragouo. Pasforz Fol, Sec. Caule quadrangulo alaco, BROWN. Jans. 327. JACQ; Amers Hijl, pe 231. Te 14îe ed GEEN AND a TRE Bi Tuinen, alwaar het tot bekleeding van Priee- mes den en tevens tot vermaak voor ’ Oog ftrek-Arprnee te, doch dit nadeel toebragt, dat de Slangen Hoorp- ‘er door aangelokt werden ;om te aazen op de STUE- Rotten „ die groote. Liefhebbers van deeze 1” Vrugten zyn. Hierom gakelen de Slangen, zegt by „ dikwils in het Loof. Zynê Afbeelding, inderaad 4 vertoont. ons. deeze Vrugt wel vyf Duimen ns en dtie Dui- men dik, zynde dus byna van grootte als een Vuist, overlangs een weinig geribd; doch een ander Gewas van dien aart, %* welk zyn Ed, als eene Verfcheidenheid aanmerkt, groeijende aan _de Vaste -Kust , hadt eene. Vrugt als een Me- loen , of dikwils grooter dan eens Kinds Hoofd , ied rondachtig , en overdwars met cen rone e Sleuf , van een Vinger diep , uitgegroefd. . En kesvarà in Bladen en Geftalte met deeze Pasfiflora Laurifolia, Laurier. ‚bladigee De Afbeelding van deeze Soort vindt men zi by 6) Pasf fora Fol. indiv, ovatis integerrimis , Petiolis ‚ Ínvalucris dentätis. Am. Acad. 1. p. 220. f, 6. RK. mg 532. Pasfiflora Axrborea , Laurinis foliis Ameri- Cina. PLUK. Alm, 282. T. 211, fe3, Clematis Indica Fruêtu Cieriformi, Fol, eblongis: PLum. Am, 64, T. 30, RAJ. Supphe uiaas Ef T. zr, JAC: Obs. Le ps 35e M _ fenra dige 5 Bladin ankle Blaaftee- 7 “Jen en > getande Omwindfelen. Ee À in, DEEL, Vl, STUKe zi He: ke 182 MaANwYvIGE HEESTERS. by MERIAN; die aanmerkt; dat men de vin 1 Vrugten te Suriname Marquiaas noemt , wel. Hoorp- ke naam waarfchynlyk van ’t Amerikaanfch STUK, eige woord Murucuja, waar mede het Gewas door „Kapar piso beltempeld werdt „afkomitig zal zyn, Zy zegt dat de Bloemen grooter dan de gewoo- pe Pasfiebloem ‚ en zeer aangenaam van Reuk zyn, lokkende dus -allerley vliegend Gedierte aan, en tevens niet weinig Ongediert, ’t welk mooglyk de reden zal- zyn, dat de Hollanders te Suriname ’er tot Prieelen “weinig gebruik van aen, Zic hier wat de Eed ACQUINs n „ Alwaar de Fran- jer jgten de Lianne of Klim- BEAP pelen ; 5: eres Honey Suckles of | Honig - Prammen tytelen ; heeft ‘waargenomen. _ Het komt op Martenique overal, zo wel op de Bergen als aan de Oevers der Rivieren en onderloopende Zee-Stranden , doch meestvin Bosfchagie , dat niet te veel belommerd is, van zelf voort: beklimmende de hooge Boomen tot aan den Top. Het is Heefterig en Hour tig, maar de jonge ‘Takken Rn Kruidig en „groen. — ae den zyn Jan JCIPIS AV. Ápits of ens ‚ Diet odeneeden, glanzig, ty. groen, vlak , derdhalf Duim lang, met ecn kort Stértid: Uit derzelver Oxcls komen zeeft … lange Klaauwieren. voort. De Bloemen zyn „zeer fchoon „ Violet , paarfch , wit „op cene geregelde wyze gemengeld, en welriekende. _ De Vrugt heeft Ie, de figuut en grootte” en aes tad een een Hoender-Ey , ruikende ook zeer Kruide- ak GEN A N Dr Re A. 5183 rig en aangenaam. Zy zyn ryp alsde Schil ie geel is, die dan, Lederachtig taay zynde, aan Hoor — het end met een Mes of bytende wordt gco-STUKe pend, als wanneer men, door een zagte fa- in” mendrukking „ het “daar in bevatte ‘Vleefch en Sap met de Zaaden kan uitflurpen, Het is Waterig wit met eenige Liymerigheid , zoet en zeer Smaakelyk met een lieflyken Geur ;_ des het van de Europeaanen nict minder dan van de kobooringen. bemid ond, De genden zyn Hartvormig. © kt (8) Pasfiebloem met onverdeelde Brie : effenrandige- Bladen en getropte Bloe-5° Mi ra men. veeibloë Dewyl in meest alle Soorten de Bloemen enkeld uit de Oxelen voortkomen , zo is dee- ze genoegzaam onderfcheiden door haare ver paitien „ als „geevende v f of 2 S mige PE ng Beten ‘de Kroon of het zis gietrie geel en de Vrugt is Violet; de Groei- plaats op ’t Eiland San Domingo, ** Met EAS ae a Fol. indivifis jee integerrimis, Flori- Acad. ; zi, f, 7. Pasfiflora Laurie rg min sma Amer. zin Alm, 282. Granadilla Flore mino:e Corymbofo. Prum. Sp. 7. Clematis Indica polyanthos odoratisfima. PLUM. Am, 75. T. go. RA}. wer ee went P _M4 k IL. Dat. VL Srox, is 184 5 MANWYvIGE idd dd, u ** Met tweekwabbige Bladen.” $ eN (9) Pasfiebloem met tweekwabbige, dwars lang: we werpige, de Steng omvattende ae die Ee _gefieeld en van onderen geftippeld En De Bladen van dit Gewas gelyken in en | Brat. “jing naar die van de doorbladerige Kamperfo- lie, zo SLOANE „die ’t zelve op Jamaika waargenomen heeft, opmerkte, « Het heeft de Bladen niettemin tweckwabbig , of zelfs: dries _kwabbig zo BrowNE wil, zynde het mide delfte Kw des zeer Rien en door een Bor: Ae g gefpitfte Bladen, die van onder genigermaate Wol Üig yn ne „De Roodheid van de Vrugt geeft den by: nâam aan-deeze Soort, die op Jamaika en an- dere Westindifche Branden » Als ook op Cay=_ jenne ‚ hatuurlyk groeit, De Bladen zyn Hale maane 6 ) Pasfifera mol, bilobis oblongis transverâs amplexicat- ee meen 4m „1 Ip: did ; perfol ie af pe pe: foltari- “folios SL ad tot. rio, T, 148 6.3 ‚ 4 Raj pl, 342e PE) Pasfi Nora Fol. “bil, aline acuminaris ‚ fabrus’ fue tomentofis. Am. Acad U. p. 222. fs 9. Pasliflora Fol. tenuias ribus trinerviis &c. BROWN. Jam. 323, Clematis Indica Flo. re clavata &c. PLUM. Am. 68e Ta 83e dns: ite : Flos Paffionis Polit medi lacinià quafs abscis Carneo, SLOANe Jam, 104, Ef, E. Pe 2290, ie a a à Ee G UN AN DEE n ms end „maanvormig als met twee Hoornen: de Blad-, ú | fteeltjes ongcklierd, — De Bloem- Kroon is wit rn Ee en paarfch bont, in fyne Draadjes verdeeld, mcd en HH) Pasfi ebloem met tweekwabbige van agte- en „ren uitgerande Bladen; de Kwabben fmal , Nr mp en yd van sen vaar bijlen er ee ein Ponie vene ae: De Bladen vän deeze beftaan uit twee lange “ftompe Kwabben , die een regten Hoek beflui- ten, zes de Ridder, en daar van heeft zy den bvn tusfchen is een klein Borftelig Kwabberje. De Bladfteeltjes zyn ook onge klierd. ’t Gewas komt voor in Zuid - Amerika , en zou door HERNANDEZ Onder-den naam van Contrayerva voorgefteld zyn, daar hy Bla: „den als een Hoefyzer aan geeft; doch hetis de Wortel van dit Gewas niet, daar men van ouds- her in de Geneeskunde onder dien naam‘ ge- heeft, a) ) stie met t „ flompe, e ae yn. Mien dn Bladen en een: zn = bladige Henigbakjes. Dee- Omg, kromde, Cr) Pasfifiora Fol, bil, Bafi emarginatis; Lobis linearibus pbrufis divaricatis , intermedio obfolero mucronata, Amr, Acad, V. ps 408. Pasliflora Fol, trilobis &c, BROWN. Fam. 328. m: 11, Connencpilli {, Contrajetva, HERN. Mex. 301. _(12) Pasffora Fol, bilob. obtulis Bai ladi, Neâariis monophyllis, Am, Acad, 1, p. ij É. zo Lugdb. 261. __Clemaris Indica Fiore puniceo, F gg Pion. Amere ok ie T. 87. ee Tee 342 iik folio lunato, TOURNE P: 245. Ms î me Oe wi Mo DEEL, VL, STUK. 186 MANWYVvIGE HEESTERS, UL _ Deeze Sooit maakt de Murucuja van Toure Aron, NEFORT uit 5 een” Gewas ; ’t welk die Kruid- Hoorp- kenner van de andere Granadillaas „ tot een STUK, byzonder Geflagt. heeft afgezonderd; om dat wie de Bloem geen Kroonswys’ maar cen Koker- an achtig Honigbakje heeft, Dezelve is , volgens Sommigen, paarfch, doch volgens PruMrER, die het Gewas eerst ontdekte , hoogrood van Kleur, Hy vondt hetzelve op *c Eiland San Domingo. De Bladen zyn ftomp tweekwab- big, met een Borfteltje in ’ midden; van on- deren geftippeld; de Bladfteelen ongeklierd ; de Dijes » Zegt LIN- EN 5 5 ‘Pasfichloem wet BEER van ag- an is teren ronde en geklierde Bladen, die van Gey onderen geftippeld zyn , met de Kwabben Jpits en van één wykende. De bynaam komt daar van, dat de Bladen naar de Vlerken van een Vledermuis gelyken. Zy hebben aan den Voet twee Honigkliertjes. De Bloem is klein en wit met omgedraaide Meeldraadjes; de Vrugt Sappig en Eyrond. ’*t Geene eisen in de Kruidtuinen van Eu- (13) Pasfifiora Fol. bil. RG rotundatis glandulofisque , zn acutis divaricatis, fubtus punêtatis, Am. Mead, Ts p. 23. f. rie Pasfiflora Fol. obverfe lunatis ,-punêtis duobis melle (ub bai. Pir. Cl. ore He Clifv 431. Re Lugdh, „ Granadilla bicornis Flore candido , ge intortis. DiLLe pb 164. T. 137, É, 164. Granadilla Fol. 1 o &c: MART. Cent. s2, Te Se ? G ERA N DREES 187 ropa overgebragt en door DirLLeNius zeer fraay HL afgebeeld. B Hoorpe (14) Pasfiebloem met tweekwabbige „ Hartvor-svor: mige, langwerpige gefteelde , Bladen. XIV. asfiflor. Deeze fchoone Soort van Pasfiebloem is door Een Pater PLUMIER, by Leogane op *t Eilanden San Domingo, ééns of tweemaal gevon Dezelve fchoot dunne Rysjes met Bladen, fn tyds grooter dan een Handpalm , hier en daar bezet, welke tweehoornig, blygroen, en lang _ waren > geevende uit de Oxels Bloc- men, gelyk i in de andere Soorten, wat breeder dan een Duim, geheel wit van Kleur, en daar opvolgde een “wederzyds gefpitfte, zeshoekie ge, roode Vrugt, die zig dus eenigermaate Doosachtig vertoont, vol zwarte Zaadjes, “4x Met A Buen, f €: | Pasficbloem t Ofte XV. befnapeld 2 at dige, Dee; op ’t Eiland Martenique door gezeg- 'den Pater waargenomen , beklimt , met haare | a { z) dl flora Fol. bilobis cordatis ablongis periolatis. Grana Gu. rubente, Folio bicorni. Prum. Sp. 6, Ie. ‚ 138. is Re L. Jeon. in Tit. Fig. 1. Gs) Pasfifiora Fel. fubtrilobis obtufis fabrotundis, fubtas punâatis,_G ranadilfa Folio Hederaceo ‚ Flore albo, Fruâu fo vill ofo.” PL PLUM. Sp. 6. Je. 138 Ff. 1, in Tit. Fig. z. Jäc2: Ops. II. T. 46. £, to IL, DESL, VL STUKe 188 ManwyvicesHeEEsTens. | ee Ranken, even als de andere Soorten van Gra xvur, Padilla , zegt hy, de hoogfte Boomen. Zy pl heeft Bladen grooter dan de Handpalm, wel. en zin ken hy Klyfachtig noemt „ eenigermaate naar mg a die van de Hondsdraf of Aardveil gelykende, BE — doch niet volkomen rond (+) , zo men de Af. Ebedingen raadpleegt , inzonderheid die op den Tytel van't Werk van BARRELIER, alwaar dit Gewas nevens de Afbeelding van dien Monnik, tegen over de voorgaande Soort, en in de zelfde grootte vertoond is, De Heer JACQUIN geeft een nieuwe ng van Het Blad, welke n n minder naar rond gelykt, drie zeer {lompe Sande Kwabben ni tot ie- deë van welken een Elsvormig, Puntje uitfteekt, De Bladen zyn zeer glad; en gelyken dus , meer of min, naar-die van den Tulpenboom, De Bladfteelen zyn ongekfierd ; de Bloemen Reukeloos , van middelmaatige grootte , wit van Blaadjes mer een geele Kroon , en de-Vrugt is een ronde Befie. Van onderen , tusfchen de Ribben, is het Blad bezet ens vanhier: achtige Stippen, …— 5 Ee Jen Bn Ree ES (16) Pasficbloem met rickwabbige Tk bir DR pi- ata, meant (4) Folia fint circinate rotundatis, wordt in het Afonitum er de Voorrede gezegd, (16) Pasfiflora Fol. fubtrilobis cblongis fubtus punâatis EE, minore. Ams. Acad. 1. p. 224, f. 12. Pasfiflora foe His bilobis obtufi is, Neîtario multifido, R. Zerdb. 260, Gre — pad, Folio tricuspidí obtafo & oculato, FEUILL, Persvek pe 718. Te Ile Horte Argh 25e en \ - Ke ” Ba Germar nea pige, van onderen geftippelde Bladen, heb, bende de middelfte Kwab kleinst, Aen à Ee De Bladen van deeze Sooft zyn, aan beide Hoorns a zyden, met eenige Vlakken getekend, zeat Pals FEUILLÉE, die , met het Mikroskoop ge-drias zien , zig vertoon als Beele Kringetjes, heb- bende een _m ip als een Kwastjc in vy- fi ven ‘gefneeden bruin groen , 5 ‚en hier door af. fteekende op de Kleur der Bladen, die aande bovenzyde donker , aan de ina helder „groen is, AE B zynze Ke Be vooren vondt dit Ee eene in een rie bes noorden Lima, de Hoofdftad van Peru. De Bloem is witachtig , met Blaadjes korter dan de Kelk, en de buitenfte omtrek van het Hoe nigbakje. beftaat uiet dertig. geele Straalen , die. Sp t zyn ‚ byna- van langte als de Blaad- vene jes: de middelfte 5 is Haairachtig en: korter: ad ig Dekzel. bei met ongetierde Steelen, zegt de Rid- ae 7) Pasfiebloem met driekwabbige dh pr ie ennen 4 ane. (7) Pasfiflor Fol, trtobis Cerdatis equalibas , obtufis , glabris integerrimis. 2m, Acad, Ie 324. Ff. 13. GRON, Virg. 146 H. Cliff. 431. R. Lugdb, 261, Clematis Pasfionalis tri- phyllos Fl; luteo. Moris. Hij. 1. p. 7.S. 1. T. 2. f. 3. Flos Pasfionis minor „ Folio in tres lacinias non ferratas , minus profundas, divifo. SLOAN, Jam, 104 Hif. Lp. OT Ber B, DEEL: VE STUK <__190 _ ManwvviceE HeEsTERS. JIL mige de ‚ flompe Side: effenrandige VIT. Hoor». Deeze Soort, gemeenlyk den naam voeren- zen B van Geele Pasfiebloem , heeft eigentlyk : de PEA van Klyf of Klim-óp, maar driepun- tig of driekwabbig. De Grociplaats is in. Virginie en op Jamaika, in Landftrecken, die. Zand- of Steenachtig zyn. % Is een Jaarlyks. Gewas, met gladde Ranken, hebbende Kleine Bloemen ‚ wier Blaadjes Kltner dan de Kelk zyn en groenachtig geel , het Honigbakje van de zelfde langte. De ook kl aat ding van gegeven. maàr. die van de Franje paärfch én [ en geel bont; zo dat de Kroon paarfch is met seen geelen Zoom, ’t welk de Bloemen ze verflert, À xxi. (eu) Pasfiebloem met driekwabbige zt Hai. geffhra rige Bladen en gepaarde Bloemen. Haairí 8e Een zagte Ege der Bladen , eenigers maate als die ft Pp laats east A k pe, s he p sp en ofiarigerad Pvt hebbe: zeer kleine witte Bloemert en niet Ride Re ne blaguwe« Vrugten. + De Groeyplaats wordt …— gefteld op St. Domingo en op Kurastau, xx — (22) Pasfiebloem met driekwabbige Hartvor: Palts j mi de. « Sunken (za) Pasfifora Hol veldhie elden opti, Am. Hibisci Sericeo trilobato Eee niiet. (22) Pasfiflora Fol. trilobis Cordatis slied. s gr multiido-capillaribus. Am, Acad. 1. p. 223, Ff, 17e Phile Ee 260, H. Clif: 431. Rs Lugdb, 261, Flos Pasfionis albus eticuldt ERM. Par. T, p. 173 Glematis Indica hirfatsf odd PLUM, Am. 71 T. 36. B, Rasûfiora. velicaria HAN deracea, Fol. Lanuginofis , odore tetro, &c, PLUK, brad 382. T. 104. fg Ho Ee GOT NANDERIA 193 “mige , gehaairde Bladen, de Omwindzels ur Haairachtig dun gefnipperd. Arpar, Hoorpe Deeze, een Jaarlyks Gewas , dat op de Eiesrur. landen St. Domingo, Martenique en Kurasfau , , Pensan groeit „ wordt door haaren Stank gekend, Zy heeft een ronde Haairige Steng., meer dan Mans langte hoog , doch zwak : de Bladen zyn we- derzyds begroeid met veele witte Haairtjes de Bladfteelen met Elsvormige Kliertjes : de Bloem- fteelen komen enkeld uit de Oxelen voort, niet dubbeld , gelyk in de voorgaande. Het Om. windzel of de Kelk is driebladig, en heeft de Blaadjes Haairachtig verdeeld. De Bloem is wit , doch in eene Verfcheidenheid van Pruke. NET zyn de Vezels der Bloemen wit en peagch bont opgegeven. (23) Pasfiebloem met derde s Za, XXI. wys end Bladen. Pasffbra ende ‘de Soort v ny Pasfiebloem, | lereerst, en tot omtrent Eet afdden der voot- gaande Eeuw eeniglyk en alleen , in Europa fchynt (23) Pasfiflera Fol, vais ferratis. Am. „Acad, 1, p‚ 230 hel 19, Hort. Ups. 278, GRON. Wirg. 140. Pastiflora &c. Lo- ovatis. H. Cliff. 432. 2e Lugdh. z6o, Granadilla Hispa. nis, Flos Pasfionis Italis. HERN. Mex. T. p. 858, RA). Hit, 649. Clem, trifolia „ Flore Rofeo clavato. C, B, Pin, 301. TQURNE. Inf. 240, Murucuja Maliformis alia, MAREGA.. Bras, 71e 15 194- MANwyvIGE HEESTERS, HL fchynt- bekend geweest te-zyn.. Men-noemt- BEDEL, ze Roozekleurige, wegens de Kleur der Bloe- Hoorp men, die een bleek paarfche Kroon hebben , en Meeldraadjes zo: wel als de Stylèn gevlakt ; de Meelknopjes overlangs . gefchikt 5 het Om- windzel fpits, gekarteld en zeer klein , op zy- Ke de, uit den Rand , een rond Klierrje voort= biengende, De Bliden hebben drie Eyronde Kwabben , die op zyde gekarteld zyn „ en de Bladfteelen- twee-flompe groene Kliertjes. De Wortel blyft over „ doch jaarlyks vergaan de Steng en T'akken:; die fomtyds wel de hoogte van twaalf Voeten bereiken, hebbende in de | ge Tui: van edet sid geheele Maan- ad lyks gel eid, EN _ Groeiplaats En ceze groote een ae $ die Better is5 zelfs i in in Visinies kkk Met weeldeelige Bladen. (24) esn en: met effenrandige gevingerde soer uiel, Blaauwe. XXIV, Pasfiflora 1 . Deeze , die wegens de Hemelsblaauwe Kroon den bynaam voert, is de gemeenfte onder alle (ee) Pasfiflora Fol, palmatis i Arm, Acad pe 23t. f‚ zo. H, Ups. 278. GOVAN goan er _Pasfifbora Fôl. pälm. quinque-part. integerr. Irvolactis Cordatis triphyl- lis. H. Cliff. 432. R, Lugdb. a6ó. Granad, polypliyllos Fräce tu ovato, TOURNE. Jn/f. 241, Gran. Pentaph. Ft, coeraleo magno. BoERH. Lu cdh, IL, p. 81. Du HAMEL Arbr. IL. p. 272. T. 107. Granadilla shdica (cändens “Mien” Flor. #6 Clematis quinquefolia. Ros. Jeon. Flos Pasfionis mâfor pesis taphyllus. SLOAN, Fam, 104, Hiff, 1, z29, RAJ. Suppl 339 GOTNAR DEI 105. de -Pasfiebloemen. ’t Gewas ' de uit Brafil afkomttig zou zyn, verdraagt. zeer wel de Win- pl terkoude der Zuidelyke deelen van Europa , Hoorne: doch kan niet tegen zwaare Vorst. In ons Kli-STOKe maat moct het, derhalve, ’s Winters in Huis zig ten gezet worden , vl men geen gevaar loopen van g het te verliezen. Bes En zyn meest in vyven of in zevenen vet eld, met Lancet- vormige et ntt, Slippen. Se FR et heeft groo- te ob Bladerige Blikjes en Nierach- tige getande ‘Stoppeltjes.. De Blaadjes van den Kelk , anders zeer naâr die-van-de-Bloem gely- — « kefide, zyn beneden de tip met een Tandje ge-— BEN Het Honigbakje , dat de Kroon maakt, heeft zyne Straalen naar 't midden donker- paarfch, aan de enden, Hemelfchblaauw of Vio- let, en daar tusfchen wit. Dus geeft het een zeer fchoone. Bloem, welke maar éénen Dag bloeit en gevolgd shel van een ronde Vrugt, _ die zuur van Smaak is „bevattende cen Saffraan- B hen _Gew 7 EE dan twintig Peelen hoogte. “Tot deze Soort fchynen eenige Pasfiebloe- men betrokken te moeten worden ‚ die of dui- fter voorgefteld ‚of met geene zekerheid beketrd zyn. Hier toe behoort de Vyfbladige met cen blaauwe geftippelde Bloem van Munting, waar in de middelfte- der -vyf Kwabben drie- en is verdeeld, gelyk de “tweede Appelvor- mige Murucuja van Brafil , door sem ook N 2 ‚Noo U Dante VE, Sruk, Rr 186 __ MANwyvricE HEESTERS. art voorgefteld wordt, en zulks heeft insgelyks XVIII. plaats in de Klokvormige van RoCHeroRrTt, ige wier Bloemen volftrekt overeenkomen met die en andere van MuNTinN es; doch men denkt dat zige, TE de Afbeelding , hier van ‚ naar verflenfte Bloemen zal opgemaakt zyn , ëf mooglyk naar een gê- droogde Plant (*). De Veelbladige mct een Ey- ronde Vrugt van TOUR NEFOR-T , die van BAg- 5 e \ __RERE en anderen „ zullen hier ook t'huis behooren, xxv. __ (as) Pasfiebloem met gevingerde Bladen, die rn hei Zaagswyze gekarteld zyn. de. 3 De Vlg. van eenige, „Soorten is, niet onge- past, by een Komkommei en „ maar ik s ef Ee dat PP outen ud deeze de Ne van een Koloquint gegeven heeft, Niet alleen ’t verfchil van Smaak , maar ook de figuur, die Peerachtig is, fchynt weinig daar mede te ffrooken. Mooglyk zal hy de grootte maar bedoelen. ’t Gewas, dat op Martenique gevonden is ‚ heeft de Bladen in zevenen verdeeld en op de kanten Zaagswyze ge C- (*) Men vait hier over en effronteert dien ie el befchryver in Am. Acad, als waren byna alle Idin- gen gefchetst naar gedroogde Planten ; dat ik deenkns geloof al was het zo, waren zy daarom nier te veragten; zynde de Uitheemfche Gewasfen, hier in de Tuinen geteeld, dik- wils van de in haer Land gegroeide zeer verfchillende en de Afbeeldingen naar dezelven fomtyds onvolmaakt. (25) Pasfiflora Fol, palmatis ferratis. Am, Acad, T. p‚ 232 f. zi. Clematis Indica polyphylla major, Flore clavato, Fruce tu Colocynthidis. Pum. Amer. 62. T, 79. RAJ, Suppl. 340. Granadilla polyphyllos Fruêta mnd TOURNE. Jaf. L. G LN AN D En getand: de Bloemen zyn zeer groot: de Om- , UL windzels effenrandig , geftippeld, van grootte XVIII. als de Bloem , beftaande de Kroon uit Vezels Hoor of Straalen , die Violet en wit bont zyn, ge-® Ter boogen en gekruld, Voorts is de Stander of PE ca Steel van het Vrugtbeginzel, met zyne vyf Meeldraadjes onder aan , en dric-Knodsachtige Stylen op het Vrugtbegiezel zittende; ’t-welk het weezenlyke Kenmerk uitmaakt van dit Ge. flagt ‚ hier even als in de andere Soorten, ( Ben Hp met etiahtige Zaagswys dit ande Bladen. Payffiera Pane Soort verfchilt wonden door ge oei 5e. figuur der Bladen „ die niet egaal verdeeld zyn, maar-zodanig, dat het Steeltje voorloopt in een enkeld Lancctvormig ovaal Blad, van vier Duimen langte , doch wederzyds. een an- der Blad uitgeeft , het welk in aen is ge fneeden, zone „ eed ee age sli ' Oortje "De: neubeddaikelske Omwindeels. De Veels die het Honigbakje of de Kroon maaken, zyn rood met witte Ringen, de enden Violet „en gedraaid als de Haairlokken van Medufa, Hier wordt een Afbeelding t'huis gebragt van Rocnz- FORT , die zegt, dat de Hollanders , in de West- (26) Pasfifiora Fol. Pedatis ferratis. Am, Mead. Ip. 233. f. 22, Clematis Indica polyphylla , Flore crispato. Pum Amer, 66, T, 31. Ra]. Suppl. 341, Flos Fasionise RoCHEe, Ant. Pe 119, Te Pe 118. f. 3- N 3 k Ei, DEEL, VI, SUKe 1038 _ MaAnNwyvicE HEESTERS „Westindiën , den naam van Rang - Appelen gee- ven aan de Vrugten der Pasfiebloemen, Van rang (AFDEEL Alie: STUK. ne Appel; ‚ zynde: gêel van Kleur eri hebbende nije. rie) Bast zo dik en’ taay als ‘die van cen Gfa- _paat-Appel. Van binnen bevatten zy ongemeen harde zwarte Pitten of Zaadkorrels, in een Sap- pig Vleefch , dar zeer rins-en verfrisfchende is, wordende inzonderheid tot verkoeling “gebruikt in Heete ‘Koortfen: -Men konfyt in: Brafil ook de Bloemen en-Bast-van deeze Appelen, even ‚als by ons de Oranje - Schillen en Bloefem. —_ Tot opwekking van Appetyt_ is ’er cen EE by; her” Loof van dit Gewas; —over — len en. de dezelven belommerende niet t älleen, maat ook: nict eên aangenaamen Geur vervullende, —_PruMmrer hadt deeze Soortop St, Domingo waargenomen; en “merkt aan „dat. de Bast: van de Vrugten overeenkomt het die der kleine Kalabasjes , daar men Tabaksdoosjes van En ge van, reen en eene En: EESTE ETS BE _—_Dit Geflagt, tot de Zesmannigen in deeze Klasfe „behoorende, heeft geen „Kelk, maar een senbladige tn gaen Bloem, _wor- Ee E zt pe > GEN a NN Dima. 100 wordende het En dee onder de Ol Bloem zit, ‘een zeshokkig Zaa ent Een -en-twintig Soorten De 8 in begree- Hoorns - pen , die, meestal Heefters of ‘Rankgewasfen enk exAn= nde lens hier befchreeven zullen wor- gria, ee @ Ofterlucie ii erevatige B Bladen en mt eene windende Steng, hie biloba= Deeze, op St. Domingo waargenomen door PLuMIER „ fchict uit. een Penwortel , van een Voet lang en een J zwart van buiten , ‘geelachtig van ze en: zeer bitter van Smaak „ dunne „ gladde ,-Knoopige Ran- ken, die lage de Haagen kruipen, - Hier aan zyn Bladen: ‚ die naar eens Paards Hoef gely- ken; Bloemen „als vande gewoone Ofterlucie en „dagr op volgen. eenen van hein als cen Duiven-Ey.- … Bn GS Ofterlagig rabbi ee a en Ehr. : en: a shel pe Bphden- van dees zyn als die van Klyf_ ‚ Driekwibe in drieën gedeeld, Her.is een. klimmend Ge- Pig: Was » keet: (:) Ariftolochia derd bilobis Caule volubili. Syst, Nat, XI, „Gen; 1022, p. Goo. Weg. XII!, p. 686, Arift. longa fcandens, „Foliis Ferri Equini nin ie. PLUM. „es Amer. 91, T. 106. ma} Suppl 39$e (2) Ariflolochia Fol. vib, Cau volabili , Flor: etos ‚ximis.-JACQ, "Spee. 8. T.'3. Arift, Fol. fiederacëò tri PLuMs Spes. Ar. fcandens & C. BROWN, Jam, 323. 4 1, Dern. VL, srux. „ao Manwrvicr HEESTERS. HL was, in Zuid-Amerika groeijende „ dat een Arre Kruiderige of Aromatieke Steng. heeft , wor. Hoorp- dende als een Geneesmiddel gebruikt tegen STUK. _ den Venynigen Beet der Slangen, IL (3) “Ofterlucie met Hartvormige Piekswys’ Wrs byna driekwabbige Bladen, een windende eandra, Steng, en ten gekken omvattend Vyfman= i Blikje. Dit is een Windend Gewas, dat de nabuu- rige- Heefters tot agt Voeten hoogte beklimt , hebbende eenbloemige Oxel -Steelen , wier Sn es mere Bike Ae: waar in de 0 gef eelde Bloem geplaatst is, zynde van bui- ten groen , van Ebiiiien bril: Getal van et wyven heeft hier zo wel in de Meeldraadjes als in de verdeelingen van den Stempel en van het Zaadhuisje plaats. De Heer Jac- QUIN heeft deeze Soort in de Bosfchen ss de Havàna gevonden,’ (4) EEE met Nierachtige byna Schild- Re vormige Bladen en een windende S teng. ae end in ì Zuid erika } i este le, heeft Bla- EAR 5) erijfvlechte Fol, Cord, Haftato-fübtzilobis ‚ Caule volnbilf, Beâ Cordatâ amplexante. Arift. Flor. pentnidie. Jaca, a) Ariftelachia Fol. „Reniformibus fubpeltatis, Caule voe lubili, Jacq. Sp. 9. Te 4 Arift, Afari folio umbilicatis, Floxe longismo „Radice repenie, Prum, Sp, 5. de, 32e fo 2 G XY NA N DRE AAS WOE Bladen als. die van Mans - Oor ‚welke in ’t B midden op de Steel ftaan, De Bloemfteeltjes hebben één Bloem, die ruig is en eene uiter- Hoon, maatc lange Lip heeft , zynde van buiten ge-*TUEe … ftippeld. 65) Ofterinci met langwerpige gefpitfte Bla- _v. een windende made en veelbloemige ca pedias “goe: vrugtigee den , Bloemfteelen. De Heer JAcQqurin, die den in de Kar- thageenfche Bosfchen vondt ‚ merkt-aan, dac het Gewas de Boomen beklimt tot dertig Voe- ten hoogte, De Stengen zyn rond, de Bladen _ fomtyds een Voet lang ; de Oxel- Steelen meest twee - of -driebloemig , hebbende ieder Bloem een Lancetvormig Blikje. Zy - zyn donker- paarfch en groot , doch kort vân Lip. De Vfugt is uitermaate groot, gelykende naar een Mandje , en fplyt aan den Steel in zesfen opens terwyl zy aan den Top eheel Teti kunnende — vervolgens famengevc en als cen Reis-Zak of Beurs gebruikt worden; de- „wvl zy geheel doorweven is met dwarfe Ve- zeldraaden. - (6) Ofter- Cs) Ariflelechia Fol. a 5 acuminatis »-Caule volubili, Pedunculis multifloris. JacQ. Amer, Hifl, 233. hd 145. Arie frolochia Fol, eblongo-ovatis obrufis integerri Kandente &c. MiLL. Dil. 13. N 5 “HL Dar, 91, Srum 202 ManwvyvvtceE HEESTERS, | Bee Bah (6) de ‘miet langwerpig Eyronde drie= Di ribbige Bladen , een mnd tai en oofD- Sole pa vwedlippige Bloemen. RE VL GE: met nestor maige ‘ongefleel- ebi le » tenigermaate ruige Bladen, een opge- Sive eik, elemie en eenzaämeeenbloemige Bloem- je ige 3 fleelens de Bloemen by uitfbek lang. Breite. 5 8) Ofterlucie met Hartvormig * Lancetvormie faande, ge Bladen „de Sten: wavtljomdsen kes: „Arboresa + ‚_fieracht ig. Boom ef ó) Ofterlücie met Hartvörmig gefpiufte, drie- mn ribbige” ‘Bladen en eene apindende Seng Caudata ter ke ie heeft aika ge ore en als Wijers ei uid pende in een dunne Draadachtige. Staart. De Heer J a c- QUIN nam. decze zonderlinge Bloemen ook waar op °t: Eiland-van St. Domingo , bekleeden- de het Gewas de Heetterige Heuvelen by Kp (6) Arifialùbia ES ovato - -oblongis trinerviis, Caule voluú- bili, Corollis bilabiatis, f- Ariftolochia fcandens, Fol, oblongis ” „UM. Sp. S. Je. 3 fes ' (73 Ariftotoetia Fol. lanceolatis fesfilibus fubhirfutis , Caule_ Re eretto , Pedurculis folitariis unifloris , _Floribus ed Marr- Dil v2e Ff —rr(8 je driflolochia Fol, Geediton lanceolatis „Cau'e ereâo- Fuicicofo:. HCl 433 Aciftol, mhr e Auriculatis folüs MAS PLUK. Aim. suf. itolochia Fol ales acuminatis triplinerviis », Caule de: - JACQ» Amer, is 232, Te 145. Ariftolochia’ fcandens &c. EROWNe Jam, 329 _ À Gy Ti ÁIR-D Rrk, Ae es Frangais.…Het-klom tot tien. Voeten. hoo by de Boomen op, hebbende, gelyk veele Ee Ar dere Soorten , een_walgelyken Reuk. De drie HOUR nesthootgdankig: groeiden ook allen in Ame-STOEe rika, gd Ofteriucie met dn Bladen; een _x. windende rachtige «Steng;, enkelde „Arles. Bloemen. 5 met de Lip ee „dan derisfne. Bloem. > sikende. Ne ed deeze Boor zouden de aangehaalde kun- rde > zeer ned Hi ar Sr NE ‘Een Gewas is met een groene Steng, zig om Boomen of Heefters windende tot zes of agt Voeten hoogte. De Reuk van % zêlve wâs zeer aangenaam. De Lip der Bloemen is zeef groot en paarfch van Kleur. Men wil dat hèt de -Mexikaanfche van Hers NÀ NDEZ zoude zyn. B riftolchia fol. Gordatis , le volubili Fi, Pedanc. folitariis, Labio Corollis gtt Arif, ens aoertistima. SLOANe Fam, 69, Hijk, IL. „Fro: 5 ï Ray.Snppl. 394. BROWN, Fam. 329, atitol Folig-Gardi- formi &cc. PLUM, Sp. Sede. 34e (11) „Ariffoiochia. Fol. Cord. Baumol Cale volabilt Fruticofo , Pedunc. folitatiis. Spulis Gordaris, s. Jacq. Amer, Hip. 233 Ts 144. Atik Mezic. ‘Flore acutiore. Mor. Alif 1e P. melk. it, KEIN Bors. El. ded. pe rgi, ie Dem. vi. sro 204 MANwYvicE HEESTERs, 3 ui. enkelde Bloemfteelen en Hartvormige Stop XVIlL. peltjes. ke De Rcuk van dit geheele Gewas is walgelyk Zesman- en onaangenaam zegt de Heer JacQuin, die mig ‚ zelve in ’t Kreupelbofch by Karthagena doorgaans aantrof. Het beklimt de Boomen tot tien Voeten hoogte, met zyne ronde Sten- gen, die by den Wortel Kurkachtig van Bast zyn. De Bloem heeft een fpits Lancetvormige Lip, die van agteren in een Pypje famenloopt: de Zaadhuisjes zyn zeshoekig en bruin. „, Het » Sap van den ond ae Oranjekleurig „ md. ee h, se en ih den Bek « va een taame- Di it groote Slang gedroopen , maakt dit Dier „> zo dronken en vadzig, dat men het op aller- ») ley manieren behandelen en zelfs in zyn Boe- 5, zem fteeken kan, zonder gevaar, komende s‚ het, na verloop van eenige Uuren , (zegt hy) » eerst. weder tot zig zelve, Doet men het „„ meer Druppeien inzwelgen , dan wordt het „> Op ftaande voet door een Stuipachtige trillen- » de beweeging, die over ’t geheele Lighaam ae zigtbaar is, bevangen en fterft wel ‚dra, De Aniërikaanfche Kwakzalvers maa- ken hier gebruik van, om de Menfchen te „‚ Overreeden , dat zy een Geheim bezitten , ’t-welk hun Lighaam voor den Beet, zelfs = … vl Venynige Slangen , beveiligt, Ik heb „» OD« - GT NN ANDRE 205 3» ondervonden, dat die Dieren voor den Reuk Mk » vandeezen Wortel weg vlugten. Een Menfch Re oe Elan veilig eenige Druppels van het Sap in= Hoor 3» Zwelgen ‚ maar het maakt een Walging, gc-°TUE »» lyk ik zelf gewaar wierd , en geloof , der. Penne » halve, dat het in grooter Gifte een Braakmid- » del , of op een andere manier fchadelyk zou ss kunnen zyn. Men wil, dat door hetzelve op 2 te leggen of in te neemen een Venynige Beet ‚ kan worden genezen. . Dit zou de Indiaan „ « »> die my het Geheim ontdekte , driemaal op _ „ zig zelf ondervonden hebben : doch ik kan- s‚ Diets daar van zeggen. De Ingezetenen, die de Plant flegts by naam kennen, heeten de- zelve Contracapitan „en die met de zeer groo- s te Vrugten wordt van hun ard ge- », noemd. (12) Ofterlucie met effenrandige Piekswyze Bladen , een ih enkelde biste in en om, „Arle Deeze Orientaalfche Ee 85 Aero | in L- Plantagiën van Olyfboomen volgens Rauworr , wordende van de Mooren Rhafut en Rumigi geheten. De Reuk van dezelve , zegt hy, is niet (12) Ariftolochia Fol. Haftatis integerrimis , Caule infirmo fimplici, Floribus folitariis recurvatis. GRON. Orient, ago, Aziftol. Orientalis , Fol, lanceolatis. TOURNF, Jrf?. Cor. 161, Arift, Maurorum. C, B. Pin. 307, Arift. peregrina Rauwolfii Crus. Hift, IL. pe 71, Arift, Rhalut & Rumigie RAuw, Jt. el Kate ale u. DEEL, VI, STUK: 206 MANWYVvIGE HEESTERS u _niet aangenaam, Zy ge uit gen Wortel door» Stu. * Water: - Varen, doch iet Ka lt in de Edes den le Salie. T usfchen de. onderfte Bladen kwamen de Blóemen ‘voort „ welke naar die van de ge- _woone Ofterlucie elken zouden. zui. « (13) Ofterlucie met REE fpitsachtige ts. Bladen , een windende S. teng en kxasbblge: es | mige Bloemfteelen, —_ ld Oostindifche wordt Carloe - Pegon van e Indiaanen en, rade Se van de Hollanders op kerr genoe nd, De Ceyloníche naam. is! Sacfanda of ac 5 ole ERMANNUS je M Mexikaanfche is hier van verfehillende. Tee 4) Ofterlucie met Hartvormigé “fiibsachtige spaanfche, Bladen, een windende Steng en byna drie- voudige Bloemfteelen, langer dan de Blad- teelen. Op verfcheide plaatfen van Spanje heeft de vermaarde Crustus deeze ín Haagen en Kreu. Ì- | 40% Ga). r ren da „ seutiusculis , Caule volu» ili, Peduneutis mulcifi stie PE Syt 323. Carloe- Vegon __Hort, Mal. VUL. p. 48. T. 25. RAj Supp. 394. B, Ariftole Caule volub. %c. Horr, Ch: 433. Burm. Fl Ind. p, voï. (14) Arifloloehia Fol. Cordatis acutiuscutis , ee Pedunc. fubternis Petiolo. longioribus. Ariftolochie atis ferpens. C. B. Pin, 307. Moms, Hij, u. zt $o9, he gebe mf 6 A crus. Hij. np 71. Hisp, p. 323. GX RAN DRI A En pelbof groeijende gevonden. Hy noem Ede zelve tweede of andere Klimmende Olli f e EL, en Loper voegt ’er den bynaam van Spaan- Hoorne, fche by. % Gewas heeft lange dunne Ranken „STEK, waar mede het allerley Geboomte omflingert , ie fchietende dikwils boven den Top uit. De Bladen “=== zyn als-die van Klyf; de Bloem is uit den paar- | chen, zwart, zittende op een zeer Jang Steeltje. (rs) Ofterlucie met langwerpig Hartvor vormige XV. gefpitfte gegolfde Bladen, een flappe Steng sia ren =f en eenzaame Bloemen. gi Altyd De bynaam druke de hoedanigheid uit, waar ®°"“ in deeze van de anderc Europifche „ die men Pijtolochia noemt, verfchilt. Haare Groeyplaats is op Kandia, (16) Ariftolochia met ie Hartvormi- _xvr. ge vlakke Bladen; flappe, bogrige, vonden 255 Stengen en eenzaame Bloemen, - en PE a Fol. Cordato- oblongis acuminatis undatis, Caule Bena, ee folitariis. Arif, Caulibus infirmis -&c., Hort. Cliff. 432. SAUV. Monsp. 111, Piftolochia Cretica. C. B. Pix. 307. Moris. Hif?. II. p. sro. S. 12, T, 17. f. 16. Biftolochia altera fempervirens. CLUS. Hif. Il. p. 160, (16) Ariftolochia Fol. Cordato- oblongis planis, Caulibus infrmis flexuofis teretibus, Flor. Glitariis. GRON. Virg, 140 148. facs. CATESB. Car 1 T.p: 29 SELIGM. Pag. u, Deel, bl. 47. Pl 58. Raj. Suppl: 394. Arit polythizos Virginiand. Moris. fB UI p, sto,S, 2 T, wiee mies he Des, VL, STUK, 2o8 MANwyvicE HEESTERS UE komt de Wortel , die in de Gemeeskunde, van Arns. overlang , bekend is, onder den naam van Vir= Hoorp- ginifche Slangen - „Wortel *. De befchryving, STUK. welke van het Gewasdoor Doktor BanisTER de en aan RAy was medegedeeld, komt vry wel * Serpen- overeen met die van CATEsBY, doch in, taria Pir geen van beiden, zo min als in de Afbeelding, vind ik gewag gemaakt van de Knoopigheid der Stengen. De eerfte meldt, dat die ge- meenlyk regtopftaan, niet. Rankachtig flingc- rende zyn noch kruipende; de ander , dat zy buigzaam zyn en vertoontze Rankachtig. Dit verfchil kan daar uit ontftaan , dar de laatíte een wild il jende P Plant voorgefteld heeft, die in de ‚ zegt hy, overgebragt zyn- de, een Stene krygt zo dik dat menze niet omfpannen kan :-terwyl de eerfte mooglyk een dus gekweekt Gewas bedoelt (f). Hoe *t zy „ beiden komen daar in overeen, dat de Bloee men flegts by den Wortel groeijen en donker paarfch gelipt zyn. Het Zaadhuisjc, zegt Ba- NISTER , wordt byna een Duim dik „bevattende veele kleine Zaadjes. De Wortel van dit Gewas, uit veele dunne je bellgande ‚is onder de 4 Amerikaanen als ib Dat het verfchil des Ouderdoms en det Groeiplaats _ €en aanmerkelyk verfchil in dit Gewas maakt, worde ook aangemerkt in ’t Werk van den Heer Ten, over de Virginifche Planten. pag. cit. Doch dat CATESBY hetzelve met keer Knoopige Stengen, of zeer gezwollen Leedjes „afgebeeld zou hebben, kan ik mier befpeuren, GTR AND RIEN 209 als een groot Tegengift van den Beet der Ra- "IL _ telflangen bekend, en wordt derhalve van de A4DEEL. Wilden vlytig opgezogt. Niettemin is dezelve , Hoorp- gedroogd zynde, in Virginie gantfch niet duur,STU% Van buiten is hy bruin, van binnen geelach- aria, tig, fterk en Kruiderig van = hebbende eenen fcherpen bitterachtigen S Men houdtze voor een Middel, dat Oren. zo door de onzigtbaare Gaatjes van de Huid, als door de Waterwegen , kragtig bevordert , zynde tevens Hartfterkende en tegen de Op- ftyging dienftig ; doch allermeest wordt ’er ge- bruik van gemaakt tegen Afloopende Koortfen, ‚ die van langen duur zyn, inzonderheid de Der- derdaagfe, Het Osfenvleefch wordt door dee. zen Wortel langer voor ’t bederf bewaard dan „door Zee- Zout (*). (17) Ofterlucie zn eer Rs ri XVII. In re: in Paniek en Pine: is deeze Soort een wild Gewas, dat men Pifto- lochia noemt , als van vertrouwelyke kragten zyn- (*) Rurry. Mar. Med, Quarto. Lond, & Roterod, 1775. (17) Ariiotschia Fol. Cordatis crenulatis, fubtus reticula- » petiolatis; Flor. folitariise GOUAN, Afonsp, 476, SAUV. Monsp xxx. Horre. Cliff. 433. Ariftolochia Piftolochia diëta. C. B. Pin, 307 » Piftolochia, Crus. Hil, IL, p, 72. Dop. Pamps, 525, GER, Fri 131, GARID. dix, 39, Oo IL, DesL. VI, STUK. aio. MANWYvIGE HEESTERS. Hi. zynde; dochsik vind niet> dat dezelve ten dien Anken opzigte byzonderlyk in aanmerking komt,-of Hoorn: gelyk laa met de, Pittolochia van Pxinrus STe ie zesteHak het Afkookgel of Aftrekzel van er den Wortel in Water, voor. de genen die, Stuie pen of -Kneuzingen hebben „ of van om hoog gevallen waren , zeer nuttig. zoude zyn. ’J8 een laag, Gewas ‚mer dunne Ranken, of Stecl- tjes; , van. de volgende „weinig verfchillende , dan_.dat het: een Hartvormig, ongefteeld , klein Blikje heeft aan den voet der Bloemfteeltjes. XVII je Oirlo met HL actermige, byna onge- Ariftolo- 5 « (lompe Blk 5 zwakke See rou we Ronde. si En dned van ed helsen: Drios- CORIDES en GarrENus gefteld , de Ron- de, Lange en Dunne, waar by gemeenlyk een _ Vierde , die men Boontjes Holwortel noemt , hier niet c’huís behoorende „ gevoegd wordt. De Ronde, ’t welk deeze Sort is, voert van de gedaante des W a) dien naam, ’t Gewas, (18) aaah: Fol. Cord. fabtesf obtufis, Caule infigmo, ibus Solitariis, Govan. ane: 476, He cf. 43 Mat. pen, 414 SAUV. Jlónsp. 111. GER- Prev, 133. GARID. dix, vcleknende se Es en pe pm Crus. Hil. zp. 70, zaai 318, Cam Bet. is. GEN AN DORE A MI vierkant zyn, overhoeks bezet met donkergroe= ne Bladen , van middelmaatige grootte, die HI “Arptar. XVIII kort of naauwlyks gefteeld zyn, en in: derzel- Boorn: ver Oxelen donkerpaarfche Bloemen, met een ° taamelyk:breede Lip , waat op Zaadhuisjes vol- 4,4% gen als «kleine, Meloentjes , met zwartachtige Zaaden, De Wortel is Bolachtig rond, rim- pelig, zwartachtig ‚ van binnen van Kleur als Palmboom- Hout en heeft een groven Bast, fomtyds wel drie Duimen dik, ‚„Kruiderig van emir C 19) oe met nn gefeelde ER effenrandige frompachtige Bladen , een zwakke Steng én eenzaame Bloemen. Deeze , op de zelfde plaatfen voortkomende » verfchilt aanmerkelyk , doordien de- Bladen blee- ker groen. en lang gefteeld zyn. De Bloem beftaat, © even pe in ‚de gen ia uit he is uit den amie Neche van. ze „ van binnen ruig , gelyk in de anderen. De Vrugt is eveneens, maar de: Wortel „ van -geftalte als een Franfche Raap , wordt fomtyds wel een Arm (19) Ariflolochia Fol. Cord. petiol. integerrimis obtufiuscu- lis, Caule infirmo , Flor. folitaciis, GOUAN. Mfonsp. 477. SAUV, Monsp, 111. GER. Prov, 133. Ariftol, longa vera. C. B, Pin. 307. MILL. Di. sr. “Arift. longa. Crus. Hf, 2. p. 70 ee. 315. B, Arif, longa Hispania, G. Be Pin, Sôfoe Poe EU à Ten 1, Deer, VL stug, Ze Lange, 212 ManwyviGE HEESTERS, HL Arm dik en een half Elle Tang gevonden, zegt AFDEEL, Cr ys1us. “Zodanig een Plant groeide in de XVII. 4 Hoorp- Zuidelyke deelen van Vrankryk tusfchen ’ STUK. _ Koorn of in de Wyngaarder , maar in Spanje Fafe wam ’er hem eenc voor ‚die in de Kleur vande nge. 2 Bloem, als ook in de figuur van den Wortel „een weinig verfchilde. Decze wordt, in % byzonder , de Spaanfche en van BaAt- HiNUS, Xx. (20) Ofterlucie “met Hartvormige ftompachti- en ge, ruige Bladen en eenzaame hangende, Hira, omgekromde „ byna geknoite Bloemen, Uig De vermaarde TouRNEFORT vondt dec- Ze Soort, welke hy keurlyk in Plaat gebragt „heeft, in zyne Levantfche Reistogt- op ’ Eiland Skio, De Steng is dose € en ruig 5 Z de Bladen zyn Hartvormig ftomp met een Puntje ; de Bloemen omgekromd zonder een verlangde Lip, zegt de Ridder. Uit de be- fchryving van TouRNEFORT blykt, dat dit Gewas ook een taamelyk dikken Wortel heeft , van anderhalf of twee Voeten lang « van buiten paarfchachtig , van binnen gecl- achtig gemarmerd en uitermaate bicter, zo wel als ” geheele Plant. (21) Ofter- (zo) Aripnlachia Fol, Cord, obtufasculis hirtis , Flor. for litariis pendulis recurvatis fubtruncatis. Arift, pads (ubhirfüa ts, Folio oblongo, Flore maximo, TOURNE. Jt, 1, p. T. 147» , GEE MSA ON DR AR omge (er) Ofterlucie met Hartvormige Bladen, UL regtopftaande Siong en getropte Oxelbloe- evn hs men. Hoorps — STUKe - Deeze , die in de Zuidelyke en middelfte dee- _ xxie” len van 'Buropa natuurlyk groeit , “wrdt van Gemanien Crusrus gezegd de ‘anderen in te Evers treffen, verheffende zig meer dan een Elle hoog ‚ met een ftevige, ronde , geftreepte Steng. De Bladen zyn ook grooter dan in de overi- gen, bleek groen, lang. gefteeld, Gewas draagt veele bleeke Bloemen en Vrugten als’ Kleine Appeltjes. De Wortel is fterker van Reuk dan in de anderen, doch dun’, wordende nooit éen Vinger dik , lang en fterk voortkruipende; ‘t welk dit Gewas zeer gehaat in de Tuinen maakt, om dat men het naauwlyks kan bepaa- len of uitroeijen. Zelfs is het in de Wyngaar- den, op fommige pend van na » 20 gemeen ; dat de W pgenaar men Geur van krygt. ke De ‘Ofterlucie beeft h haaren Griekfchen naam , zo fommigen willen, van het nut, dat haare Wortel toebrengt, om de Ontlafting te bevore de- (2x) arifohehie Fol. Cordatis ‚ Caule ereto ; Flor. Atke rela. C. B, Pis. 307. Ar. Clem. ve gd Crus, Hif, P 71. Hifp. p. zer- Ariftolochia rotunda. Fucns, Hit, go Mart. Hiel, 196. TOURNF. Par. 1 01 3 214 MANWYVvIGE HEESTERS. ren deren in Kraamvröuwen. Som migen noemenze , xvint in VränktyksSarrofine ; andere ;"in Langue- Hoorp-… dok, Fauterne; de Engelfchen, volgens M r r- Res RET, Birthwort. De Ronde en Lange worden, in de de Geneeskunde, meeft gebruikt; de Dunne an din. Allen zyn het Middelen „die inwene dig werken door verdunning, van Slymige Vog-. ten, dezelven, uitdryverde en de. Zenuwen prik-. kelende ; waarom, Zy. als, Hoofd, „en Borftmid-. delen worden aangem emerkt. De Ronde i is, in dit opzigt, boven de Länge te verkiezen; doch wer, Sent, de arn is ie piet,altoos buiten, gen ‚Ns „deszen,„Wortel,ook wegen de za 5 ep ide Broere | OERHAAVE Seike ib. in al ‘destelf langduurig geb uik wel de Pynen der _Podagristen. verzagt derzelver. Leven tevens gaar oogenfchyn, door affchuuring_ van de Maag en verzwakking des Lighaams, verkort Zy. De- Lange is een zeer goed ditwendig Middel , tot zuivering van Won- den en vuile Zweren, alsook togen de Schurft en andere Huid-kwaalen. Zy komen altemaal ín deeze en gene gele ze geleden „en verfchillen in hoedanigheid meer of _ minder fcherpte. De de Dokters leggen op Gezwellen der Paarden , die anders ong enees- baár zyn, den gekookten Wortel van Ofterlucie met Lynzaadmeel, of ook den Vigne alleen in an gekook e(t) merken aan, dat men defi jaatfte Ee van Ofterlucie, in plaats van de anderen , Ed 5e 5 x \ (*) Kurery Mad, Med, ut fupra. p‚ 33, É gebruiken kan; dewyl 1 dr niet de mi infte is in fcherpte én bieterheid.. Veelen telen ek AFDE: Le „XVille ook niet, of het. zal deeze geweeft zyn, waar Hoorp= van ÂNDROMACHUS, onder den naam van Dun: ® Bn ne*, inde Theriaak gele nidakte: °t Gewas, „{ ka dat in alle zyne_ deelen ‚uitermate bitter is, door Töd ORREFO ndig. „onde iz Gets gaf veel zuur Vogt, “ved lie én Aârde, ee ad weinigje Pisachtigen Geeft „doch geef EZ Het vâfté of Loog - Zout „door verbranding ’er uit gettokken, mäakte af solúdië van Súblimäat, dat zonderling is, niet geel. Het móet dêthale ven van een byzonderen aart zyn ‚meer. dien van Zee-Zoutof eenig ander neutraal ZE uts trekkende. Hy vondt deeze Plant in_de. Graften Arifloisn by de Abtdy van Longchamp, doch nergens an. … ders, omftrceks Parys. Ray, indtze, in, zyne Kruidleezers Togten door Du ‘efchland „ BIER aangetroffen, dig aan d in Zy groeit, EE ervloe onze P: komt dee- ze Olie; Be neite wel zig? Hobwor- zel ‘noemts tykelyk voor, op den Kruidbêrg by Brederode; éh omtrent de Stad Utrecht, in hes Sticht ($). Haîre Bloemen zouden doór de Lang Pee 15 enke, ik AA laas genoenid aas € (*) KRAMER geren aca, Ep ledinenr… Maer goa dt) „‚ Pinax. CD) Conmaar Cat. Ind, Hall, or ee I. DEEL VL Srux. e) 4 engte *Zie I. De 4 Ta zie bl, 4 216 EENHUrzIGE HEESTERS, IL bevrugt worden, zo de Erlangfe Hoogleeraar ge SCHREB ER opgemerkt heeft (#). AIS OOE DS IUK, Befchryving van de HerEsTERS, in welken de Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen, op de zelf- de Plant, van elkander afezonderd zjn, des- wegen EENHUIZIGE CMonoikia) genaamd ; ge- byk de Hazelaars, Palm, Wonderboom en veele anderen. D:: Klasfe der Eenhuizige Planten , in het df exen, is, gelyk wy gezien heb. ben, paar hét getal der Meeldraadjes en en “ir D.I hoedanigheden , gefinaldeeld *, _ Onder bladz. 244. eene komen Heefters voor ; Bisel ’t Geflagt van ÁAXxXYRIS. Waar de ‘Mannelyke Bloemen de drie. Meel- draadjes in een driedeelige Kelk hebben , zonder Bloemblaadjes: de Vrouwelyke een tweebladie gen Kelk, geen Bloemblaadjes , twee Scylen en een enkeld Zaad, dat rondachtig is. Vier Soorten , altemaal Siberifche of Tartari- fche Planten, zyn ‘cr in vervat, als volgt, a) (*) Tipula Pennicornis ien SCHREBER. Vig. Xlr, Pp. 687 Mo, orE de Ha (1) Axyris met Lancetvormige Wollige Bla- m. — den, de Wfjes-Bloemen vlokkig.— — — Arpamls De Woonplaats van deeze wordt ‘gefteld in Hoorp- Tartarie en Moravie, “TourNeFoRT heeft _} het. Gewas. op zynen Levantfchen Reiftogt, Par wp za mooglyk in Armenie ‚, waargenomen ; en ‘er , we- Gehooei- gens. bet gehoornde Zaadhuisje, den naam van “* Heefterachtige Ceratoides, met Bladen van den Olyf-Wilg, aangegeven. De Hoogleeraar vaN RovyeN noemt het Brandenetel met Lancet- vormige Bladen „de Wyfjes-Bloemer ruig. Hier uit kan men eenig denkbeeld opmaaken van het Gewas ,’t welk door den Heer GMEL IN in ’t Derde Deel zyner Plantbefchryving: van Sibe- rie,’ welk my no ontbreekt , zo wel als de drie volgende Soorten „ is befchreeven en afge- beeld, (2) Axyris met Eyronde Blaien; ee soe u regtopftaande, el ene beent mer Dit Gewas fchy Berg-Melde van den Heer Jane, door Mes- SCHER- (1) Axyris pd ar tomentofis, Flor, Eng Lanatis. Sy/, „Gen. To4j. f. 618. Vig. . Pe 7o6. Am, gil ne Ps 24 Urtica Fol, Lanceolatis eat Fremininis hirfutis, R. Zugdb, zro, Ceratoides Orientalis Fruticofa Elzagni folio. TOURN. Gero 52. GMEL. Si, III, 17.T. 36. 2e C2) Axyris Fol. ovatis, fe Caule erecto Spicis dropen Am, Acad. MI, pag. 24e GMEL. Sib. III p, ee Tik Aue plek Mon tana incanescens CC, AMM. Rub, 23? 0 5 t U. Dein. Vie ben, Il, ArFDEEL. XIX. Hoorp- STUK. ri nige. Iv. Proffrata. hee rn 218 Etnuuizick HeÈstTeErs. SCHERSCHMID in Ruüfland waargenomen. ’t Ge- was heeft ruuwe Bladen met gefternde Haairt- jes: de Vrugtdraagende Takken zyn tot ver van onderen kaal: aan derzelver end komt een Drieman eer klein Aairtje , dat rappig-is , bevattende zwart. „Zaad, 1(3) Axyris met Eyronde Bladen; de sie regtópfvagnds en getropie Aairen, — Deze gelykt naar de voorgaande zeer , doch verfchilt. ’er van , „door eene lang gefteclde Tropswyze. Aair-, over zyde hangende en ge: draaid: de ne Takken nevens de Stenge de Bladen ruuwer. Y @ Abre met ftomp Eyronde Bladen ;° 3de Sténg eenigermaate verdeeld; de Bloemen oppig. — 4 De Steng” van deeze is zeêr Takkig cen Span: lang ‚ wyd en zyd verfpreid + de Bladen zyn fomp. Eyrond, gefteeld : de Bloemenâân de enden der Takjes famengehoopt ‚ met’ veele Blaadjes daar onder gemengd zynde. Het is een Mi Rr even als de twee. voor- OM- GG) Axyris „ri ovatis, Caule erecto, Spicís--conglomer- tise Ams, Acad, 11. p. 24. SMELs Sib, HL ps 23. -T. 4 zet Axyris Fol. Pab; Caule fubdivifo , Flor. Capita tis. Am. Acad. Ul. p. 25, Goar, Sb, mu p. 2 Te 4 fe Ze ZINNe Gelit, 33, _ ee Mo NorkKt Ten: 219 OMmPHA LE A ee Dekt In.dit Gellagt hebben de Mannelyke Bloemen; XIXe > een vierbladigen-Kelk, zonder Bloemblaadjes HOOPS en een_Eyronden, Stoel , waar-de. Meelknopjes TAN, op zitten: de Vrouwelyke komen ‘er, wat Kelk en Bloem aangaat, „mede overeen „maar heb- ben een driedeeligen Stempel: het Zaadhuisje of de Vrugt is Vleezig en driehollig: het Zaad enkeld, Het bevat twee Soorten ‚beiden dn Indifche „ die hier volgen. RGD, ‘Omphalea’ met Byonde B Baden wa EE Deeze is, onder den naam van Omphalandria rn _ door ‚den, beroemden Doktor Browne „in des-nise. zelfs Natuurlyke „Historie van % Eiland, Jamai- ka, voorgefteld, ’c Gewas. maakt: een uitge- ípreiden. Heester „met groote. Eyronde Bladen wier Steelen weeken Zyn ;en aap, dtas _@ Omptalt met Erinn Bladen. De Bladen van deezen Heefter zyn gefel, Omziee een Handpalm groot , Lancetswys’ Eyrond, doch sigs: met het et End naar buiten; gehecl effen- ran- 4) Ophaa Fol bedie t, FIRE Ns, KIL Getù ‘zo55.” ps 619. Weg. XIII pe 706, Oimphalandria Frutestens diffsfa, Fóliis artipl. ovatis Sc, BROWN. Jam. 334. ae (z) Ompbalea- Foliig oblongis, Am. Acad, Vs p. go8, Ome neg glabris &c. B BROWN. ‚Jan 35 Te atefei he Oi IL. DEEL VI, STUK; 230 EENHUIZIGE HEESTERS, ‘randig, naakt, De Bloemfteelen;uit de Oxels. voortkomende, drie by elkander, zyn eenbloe- poor mig , naakt, van langte als de Bladftcelen, b Voorts hebben de Mannetjes Bloemen in dec- ze Soort drie , in de voorige twee Meeldraadjes , waar van de Bynaam. Beiden zynze, door ge- melden Doktor , op Jamaika, en tot nog, toe nergens anders gevonden. T.RAGTA De ann ke Bloemen hebben bier. een drie- desligen Kelk zonder Bloemblaadjes zin de Vroue _ welyken is de Kelk ele en de Styl drie- deelt uit ‘drie Besfen en heeft drie Hol- ligheden, waar in enkelde Zaaden. -_ ad % Getal der Soorten van dit Geflagt i is vyf, waar van de meesten Heesterachtig zyn en uit Indie af komftig,° als volgt, » (1) Tragia met acne longer pia: den en een windende S Door SLOANE is deeze ne in de West- Indiën Banken en aen ep? en: naam _van G) Trazia Fol. “Cordato- “ oblongis , Caute volabili, Sy/t, Nat. XII. Gen. 1048. p. 619. Weg. XIII 7. LOEFL. Zin, 233. Tragia fcandens Fol. haftatis ferracis hìspidise ‚Jam, 336. Tragia alia &c. Plum. Gen, 14e Je. 252. f. =. Urtica Racemosa fcandens anguftifolia ,‚ Fr. tricocco, SLOAN. JAM, 33. Hift, Lp. 123. Te83 £, 1, RA}. ae zos, Funis urens. RUMPR Amb, V. Pp. 13. T. 9. BURM. Jud, p. 264. B Tragia fcandens mik Betonica fol, PLUM: on, ele 25, br, M ON or RTS ar van leader, Smalbladige Brandenetel, met eene uit drie Besfen beftaande Vrugt, aan res: E IE > FDEELJ. XIX. fen. By de Hoofdftad van ’t Eiland Jamaika Hoorp=» groeide het Gewas overvloedig. PruMmter vertoont ook hetzelve met Brandenetel Bla- den en een ruige Steng. De Bloempjes ko- men aan Trosfen of Aairen voort; de Besfen op enkelde Steeltjes in de Oxels der Bladen, De Brandende Touwe-Struik, in Ooftindie of wel op de Molukkes zeer gemeen , en tot bin- den in gebruik, wordt hier thuis gebragt, De befchryving van den Ridder is als volgt, „ ’t Gewas heeft een windende Steng, die ‚tegen de Zon omdraait: de Bladen fpits 5 Oelanewerbië Hartvormig , fcherp getand, ge- ‚‚ fteeld , met ftyve Haairen bezet. Uit de „ Oxels komen enkelde Mannelyke Trosfen , „ van groene driedeelige Bloempjes, met drie STUK, Triandria, geele pepe ee: Reed le 3 eee Soet van ‘drie-Besfige Huisjes, met ftyve ‚ brandende Puntjes gedekt, hebbende ieder an laks van buiten en van onderen, twee „> uitpuilende Stippen. (2) Tragia met WVrouwelyke Blikjes die vyf- IL bladig zyn, en Vinswyze verdeeld. Fragia ein nn Het Gewas van decze Soort gelykt zodanig Omwik- id (2) ris Braêteis Feemineis pentaphyllis pinaarifidis ze EL. DEEL. Vl STUK, 222 EENHUIZIGE HEESTERS. zr, dat der Brandenetelen; dat men het Heefderach- ArpeeL. tige Malabaarfe-Brandenetel , door ComMELYN » as getyteld vindt. De nl is aldaar Scho- sruK. _rigenam , doch het-valt-ook op Ceylon, en is Drieman-door den Hoogleeraar J. BurMmANNUs in en Afbeelding gebragt, onder den naam van Riú- cinokarpos; om dat de Vrugt eenigermaate naar. die van den Ricinus gelykt. Uit -de Okxels der Bladen brengt-het-een Steeltje voort, dat aan + end vyf Blikjes heeft, die Vinswyze verdeeld zyn, en-tot Omwindzels ftrekken voor cen Vrouwclyke- Bloem „waar boven zig een Aairte je verheft van. Mannelyke Bloemen, Voorts isde, Gellalne-wan-deeze Soo Reek vraie „ komende de Steng ne ruig dik glad voor , ZO a als de Bladen, die ok. nu breeder dan fimaller ZyDe:” $ Ek Tragia met Eyronde Bladen, 4, teens Deeze , op Malabar genaamd. Pee-Cupameni, Gladde, heeft/de Vrugten zonder Omwindzels en is glad van Loof ; weshalve aan dergelyke Ceyloníche | Gn het _calypha involactis Foemineis pentaphy!lis pinnatifidis, Flor. Zeyl. 340. Croton Fol. ovaro Lanceolatis Sc. R. Lugdb zor. Ricinokarpos Zeylapica hi Sec, BURM, Zeyl. zoz. T. 92. schorigenam. Hort, Mal II, p,?3..T- 39. RAy. Hifl: 160. (3) Tragia Fol, ovatis. Fl, Zeyl, 334. Arm, Acad, V. p. 499. Mercurialis Maderaspatenfis. PLUK. Alm. 248. T. 205. f. 4" Pecupameni. Horr. Mal, X T, 82. Ray. Suppl. zos. B. Croton Fol, Cordatis ferratis petiolatis, Floribus fpicatis. GRON. Virg, 153, Manihot minima Chamedrifolia, Pum Sp. zo. le. 172, f, 2. Urtica minor iners Spicata ce SKOA Jan, 38, Hifi, 1. dn 128. T, 8ze £, 34 M o No IK IA, 223 het Blad van Bingelkruid is toegefchreeven. Il Als eene Verfcheidenheid ‘wordt hier t'huis ge- Ae bragt de Kleine Westindifche Doove Netel, die Biens Aairen draagt, van SL oaNeE; welke veele ver-STUE fpreide dunne Stengen heeft en gefteelde , Zaags- Triandria, wys’ getande Bladen, die ftomp en naakt zyn, brengende dikwils twee Aairen aan de toppen der Takken voort , waar in veele Mannelyke Bloemen boven de Vrouwelyken zyn, met Ey- ronde {pits getande Blikjes omgeven. Op Zan dige Md de Hoofdftad van Jamai- ka, groeitze (4) En met Pa Laer aad Iv. maate getande Bladen. God ge Deeze kleine brandende Ricinus, met Eike- ndende. booms-Bladen , van PLUKENET , groeit in Virginie, 5) RSE met dede Lameeorniges ze is Eeen htie en heeft Bladen alst die van Vlaschkruid, gelykende in Geftalte naar (4) Tragia Fol. Lanceolatis obtufis fubdentatis. Ricinus patvus urens, Fol, Qyercinis Virginianus, PLUK. Alm, 320. T, zo7. f, 5. (5) Tragia „ Lanceolatis obtufis integerrimis. Fi, Zet. 335- Bema: ei linearibus , Flofculis fpicatis, echinata Fruâtu. Burm. Zeyl, $9. T. 52. Codi-avanacu. Hort, Mal. IL. p. 63, T. 34e Ra). Hift. 17to. Tichymalus tenuifolius aquaticus , Fol, raris ‚ BRM. Zeyl, 225. Burm, Fi, mar RD Ee En _H. Dzer. VI, bie 224 _ EE@NHulziGE HEESTERS. Hf. haar de Wolfsmelk zeer. De Vrugten, die gee A8 Pels doornd zyn, komen in'de Oxels der Bladen Heen. voort. De hoogte is twee of drie Voeten. Het STUK. groeit op Zandige plaatfen van Ceylon en Ma- nn Ohdét de Viermannigen der Eenhuizige Plante Dee asten ‚ behoort hier het Geflagt van CICC A. Waar van de Kenmerken zyn : Mannelyke Bloemen , die den Kelk vierbladig hebben , doch geene Bloemblaadjes, zo wel als de Vrouwêe Iyken, wier Kelk kde iss ’t geral der Sty- len vie: > e uit vier Hokjes famen- ; 0 1 Maar ééne Soort (1), zynde cen Oostindifch meid, Gewas, komt in dit Geflagt voor, den bynaam Veerbiedi- voerende van de tweezydigheid der Bladen (*). nn Dezelven- zyn overhoeks geplaatst, gefteeld , Eyrond gefpist en effen. Het is een Heefter, „die enkelde Trosfen draagt van Blommetjes, aan ieder Stip famengehoopt , gemengd , ge- fteeld , van grootte naauwlyks als in de Cla- _ tia, naar welke het Gewas gelykt. GE Dt Pale, “De Mannelyke Bloemen hebben hier een _drie- (1) Gieca, Sy. Nat, Voeg. XIII, Gen. 1274. Pe 703. Mant. Erlend ; (*) Hier mede wordt die plaatzing der Bladen bedoeld, wanneer dezelven, gelyk in de Taxis, flegts aan twee tegeno= verzyden van de Takjes zitten, en dus zou menae Veerbladen kunnen noemen. Ee „2 Mò0* N Oo tr reg. A 2 das Ed driebladigen Kelk en twee: “Bloemblaadjes; met UI. een fchyn van Vrugtbeginzel: de Vrouwelyken xx. * een vierbladigen Kelk; drie Bloemblaadjes" en’Hoorp- drie Stylen. De Vrugt is een driefnuitig, drie: hokkig Zaadhuisje met twee Zaden. Tot ee id van dit Geflagt, den Verfcheidenheden van hetzelve ergert > „die in Boomachtige en Heefterachtige Palm be: ftaan. De eerfte is by Doponwous zeer wel afge- beeld onder den naam van Buxus , dat is Palm of Bóom - Palm ; want de Duitfchers noemen’ hen Buchsbaum, de Engelfchen Boxtreé , en fommiz gen in de Nederlanden Busboomof Bosboom ‚ waar van de reden: blykbaar iss zynde het Hout om . Doozen van te draajen zeer bekwaam, Deeze Boomachtige of grove Palm bemint de het Gewas ook veel in Savoije ; Bourgondie en Switzerland: “Op de Heuve: len omftreeks het Meir van Geneve groeit het en on Daar is in Kngeland, by Dar: in e _G) Bases Syst, Nat. XII. Gen, 1053. Pp. zi. bene Pp: 7os. H. Cliff. Ups. Bes Bes Re Lagebe goos Mar, Med, ‘423, GOUAN. Monsp. 483. GER, Prov. $45. TOURNE. Mee 57, GaRID, Aix, p %; Buxus Ar Arborescens scens. CB, Pim C, B. Pi. ar. ne Don, bera oe a Ue DEEL VI, STUK, sr van in Taoiiedor en Prive sT 7 ktrane dria &, … Boom koude „lugtise, ee arjen dochePaia. ‘eigen : ee fe 5 8 HI. gn Boend 226 EENHUIZIGE HEESTERS. kingham in Surrey , zekere Hoogte , welke men Boxhill noemt wegens de menigte van Palm. Of zy in Nederland ook natuurlyk groeijc , komt my, piettegenftaande men ze in ’t Duin ag-_ er Overveen vindt, bedenkelyk voor. In’ Duitfchland fchynt zelfs de Grove Palm niet bekend te zyn, dan in de Hoven. Het is in die Landen een zeer bekend Boome Gewas, dat tot een aanmerkelyke hoogte: op- fchiet „ krygende fomtyds een Stam een Arm of Been , ja ook wel een half Voet dik: wit van Schors, zeer Takkig en Blaadjes hebbende die wat grooter en langwerpiger zyn; dan in de ge alm. Die vermaarde Kruid= kenner, de Heer HALLER, fpreekt ’er dus van. ‚, BOERHAAVE ftelt de Wyfjes-Bloemen > en de Mannetjes op byzondere Planten. Ik s, Vind de laatften in de Oxels der Bladen, en , s,‚ op de zelfde Plant, in de Kroontjes, aan ’£ z‚ end van ieder Tak, de Wyfjes-Bloemen on- 3, der de Mannetjes gemengd. De Kelk beftaat » uit vier rondachtige drooge Blaadjes. In ’ », midden van de Bloem is een vierkant Stoelt- »» je,dat vier Meeldraadjes uitgeeft , met zwaa- » te Toppen beladen. De Wyfjes-Bloem heeft » een dergelyken Kelk, maar de Vrugt is Pris- ss matiek, driehoekig , driehokkig , driehoornig. » Uit de Hoornen komen Pypjes voort, die »‚ naar elkander toegekeerd zyn, In ieder » Hokje zyn twee Zaaden, Hier voegt RAY » by, dat het Zaadhuisje zig Veerkragtig 9 opent” (*). Het (*) TouanrroRr hadt zulks ook gezegd, £ Mo No IK 1 A _ 37 Het Hout, dat van fommigen in Afkookzel tegen de Venus.-Zickte zo fterk geprezen is, is Tg wordt hedendaags weinig, en de Olie, die men Hoorn. ‘er uit deftilleeren kan , wegens zyne fcherp- ein heid en ftank ‚, byna niet dan uitwendig ge- Pt a bruikt. Men oden door QUERCETANUS als een zeer goed en kragtig Pynftillend , Be- derfverhoedend en W: Middel , in t byzonder tegen de Vallende Ziekte, opgche- meld. Het Aftrekzel van Palmhout in Wyn zou tegen Kolyk en Afloopende Koortfen die= nen, Het Afkookzel is met Vrugt gebruikt tot zuivering van zeere Hoofden, en doet het Haair groeijen. De Bladen, die onaangenaam van Reuk en walgelyk van Smaak zyn, kunnen tot een Purgeermiddel ftrekken. De Wormen in de Paarden worden ’er door verdreeven, Het Hout, zynde het hardíte en zwaarfte onder alle die in Europa grocijen, overtreft dezelven ook in duurzaamheid 5 hin den Woe niet et ve zeer z gebruik, Ook maakt men ’er tot Plaatfnyden in Hout geen minder werks van, dan tot Fluiten en andere Mufiek - Inftrumen- ten. Van de Wortels, die fraay geaderd zyn, worden fierlyke T'abaksdoozen vervaardigd. Het Zaagzel dient de Tekenaars , om Potlood-ftrce- pen uit te doen van Papier, | Pa De 0288 Eentuizice HeeEstTEns. De Laage Palm, anders fyne Palm genaamd, x, ís hier te Lande bekender dan de Boom-Palm. Hoewel men decze ook wel tot fieraad, E Zy tot Heiningen of “Kroonboompjes , Kandelaars en Pieramieden ‚ in de Hoven bezigt , is de ‘Palm van oneindig meer gebruik in het pipailen der Bedjes en Rabatten en het formee- ren van Bloemperken. Dezelve heeft de Blaâd- jes wat ronder dan de Boom- Palm, van wel- ke zy anders in hoedanigheid weinig of niet verfchile. Van beïden komt ’er voor, die de Blaadjes met Goudkleurige of geelachtige Rand- jes heeft , of ook witachtig , voerende den naam van Dei Ra DE de Tuinlieden, ee Rerdfoald 5 of ook’ met fchoone Goud- kleurig geftreepte Bladeren. Deeze Bonte Palm dient niet tot Heiningen , Haagjes of om de Bedden; dewyl men aldaar een egaale Groente verkiest: maar zy ftaat, zo in ’t groot, als in t klein, op zig zelf, tot Kroonboompjes en an dèêre Figuuren, zeer fraay. Men begrypt ligt , dat deeze verandering van Kleuren alleen door de lage der Tuinlieden veroirzaakt zy (*). De “zogenaamde _Boom-_ " Sc ‚van re me, je en , voor laatende , gaa ik over tot de Vyfmannigen, on- der welken voorkomt _N-r- (*) Dat men de Tuin=Palm, die gemeenlyk 5, bheaak ’ vermenigvuldigd enteren heeft de Heer O L ko g. KAVL Band, p‚ so, Senn Mo NOTIE IA 229 GNerneErur Mtd we. Waar van de Kenmerken zyn: Mannelyke a ge Bloemen dieden Kelk vyftandig en Vrouwelyke ero, die denzelven vierdeelig hebben ,-beiden zonder _ Pentan - Bloemblaadjes ; de laatsten twee Vrugtbeginzels „cia 5 Te Der, twee „Stylen; „waar op volgen twee pr Zaadkorrel bevattende en De cenigfte Soort (1) is een Indifche En fler, welke de Bladen. overhoeks gevind, van twee paaren zonder end.-Blaadje, heeft: de Vin- blaadjes flomp Eyrond , de buitenften grootst, Hy draagt een Tros, die overend ftaat en korter dan de Bladen is, uit eenige Aaïrtjes famenge- fteld, Pyl In dit Geflagt hebben de. Mannelyke Bloemen cen gemeenen. Kelk, die nn hs bevat- tende eenbladige Blommet se deeld zyn en op den S, | ee fcheiden. — Be Vrouwclyken hebben een” derge- antennes lyken’ Kelk en vyf Straalblommetjes, met twee lange Stylen en een naakt ftomp Zadd, De twee Soorten, in dit Geflagt voorkomen. _de, zyn beiden tot de famengeftelde Bloemen thuis gebragt geweest, doch, om dat de Meel- draadjes nict Bn zyn, daar van afge zon €) , Syfl, Nat. We. KUL Gen. 1277, p. Zie Bant, | P zu u, Den vl, sro eig 239 BENnnUIiziGr HEESTERS, UL zonderd, Beiden zyn zy uit de Westindiën af- beans komftig. goor (1) Iva met Lâncetvormig Eras Bladen en Te eene Kruidig ige Steng. Jua annua, Kruidge, _ Deeze Soort, in de Akademie- Tuinen zig bevindende, is door den Heer B. pr Jussieu genoemd Tarchonanthos met Hartvormige Zaags- wys getande , dricribbige Bladen. % Gewas, uit Zuid-Amerika afkomftig , moet Jaarlyks ge- zaaid worden en heeft niettemin een regte ge- ftreepte Haaïrige Steng van Mans langte , met weinige Takken ‚ én fpicfe, gefteelde Bladen, van De ros, aan ‘tend, beftaat ikken mhoofdjes , van driebladige ci met Blaadjes omgeven ‚ waar in vvf Vrouwelyke Blommêtjes , die de Mapnelyke Bloemen van de Schyf omtingen. — (2) Iva met Lancetvormige Bladen, de Steng oa ra Heefterachtig. Bieclierach- „Dit Gewas gelykt zeer, wat de Bloem aan- S8 gaat, naar her Elichryfum , zynde derhalve Perú- 4) oi er; ieden Caule Herbaceo. Syf?. Nat- XI. } Am Acad. ML ps 25. Tarchonanthos Fol, Cord. s trinerviis, B, ZL (z) Iva Fol, Lanceolatis, Caule Fruticofo. Am, seed. u p. 25 Parthenium Fol. Lanc. ferratis, H. Clif: 443. GRONe Virg. 14e R. Lugdb. 36. Agerato affinis Peruviana Frates- cens. PLUK. Alm. 12. T, 27. f£. 1, Elichryfo affinis Peruviae pa Frutescens, HERM. Lugdbh. 666. Pfeudo - Helichryfum Fré tescens Peruvianum Ee, MQRig. Hi, III, pe 99e M oN Oor K I A 231 d ee * . Peruviaanfch Basterd - Helichryfum van Mors HIL. son getyteld. Het valt ookin Virginie , en rn ftaat onder den naam van Parthenium geboek- Hoorp= ftaafd by den Hoogleeraar A. VAN ROYEN. HERMANNUS meldt, dat het in de Bever- ga, ningfe Tuin geteeld was uit Zaad , van Peru ge- komen, Het was aldaar een altyd groenend Boompje geworden van zes of zeven Voeten hoog ‚ met taaïje Knoopige , zeer Takkige, Hou- tige Looten, waar aan Bladen veel ge naar die van Balfemkruid, doch drieribbig en aan de kanten zeer getand. De Bloemen kwa- men by Kleine Tuiltjes of Hoofdjes, byna als in het Elichryfum, voort ‚ doch knikkende, gelyk in de, voorgaande Soort; nu enkeld, dan drie of vier. by elkander en het fcheen kleine gepluisde Zaadjes te hebben. Van deeze Soort, niettemin „die zig in de Clifortfche Tuin be- vondt en „aldaar is befchreeven, zullen, naar alle gedagten , de Kenmerken zyn afgeleid, Het arkelyke Reuk ot ij…maak :-Z0 STUK. … KN | JK 6 "de Winkels Zva Moychate Ex vigan noemt, verfchille. Vervolgens komen in aanmerking de Veelman- nigen , in deeze Klasfe, dat is die meer dan zeven Meeldraadjes hebben, gelyk Corruus. _… Hazclaar. In dit Geflagt is de Kelk der Mannelyke Bloemen eenbladig, driedeelig , Schubachtig » ne Pa _ecn- IL. DEEL, VI, STUK | 3e BENHUIzIeE HEEsTERs, eenbloemig , -zonder “Blaadjes, met: agt Meeél- draaden: die der Vrouwelyken tweebladig als zioorià gefcheurd „ zonder Bloemblaadjes,’ twee Stylen ie „bevattende, en dé Vrugt ecn Eyronde Noot. an …— Fwee Soorten zyn ‘er van opgegeven, wier eerfte alle Verfcheidenheden der- gewoone Ha- ee „ de andere zekere nb Chen be- helst. % eK Armen: ales 0 Hazelaar, ek: Eyronde flompe. Stappeltjes ; Eucopiidie. De Bladerachtige Vliesjes , die “dikwils inde Plantên ‘dan den oorfprong der Bladfteelen of Bloemfteelen gevonden worden, cn waarfchyne Iek overblyfzels Zyn van de bekleedzelen der Krop rehiër, gelyk in. éenigë é" andere Gewasfen , tot cén Soor kr ndekdng In onze gewdöl, Europifche Hazelaar zyn zelven, gelyk “iedereen gemakkelyke Eerd niéeimen ; rondâchitig en ftomp , in de Uitheem- che: van de volgende’ ‘Soort final en Spits, ge- Tyk în de meeste “Plinten, Veelar komen zy dubbeld voor’, ‘en’ byna_ altoos buicen , doch fomêyds oök“binnen-de ta der er Bladen, ge- a in die, Moerbezie- en Vygeboör ‚In de so gai xioteres ni nechö 855l0v wer. EL „diie x est zie nd ne te Ba zi en Vig. XL 5 718, Es omnium Auto rum, Corylus Splvelteis. B Cor. ätiva Fruêtu albo mojore, S. gl Ye /cor,Sativa Eruêa rotundo_m x/0, é, Cor. al. «a Pruân, eblongo zul gute 8. Cor, Nucibus in Raceraunan Condat. C. B, Pik: 418. Sn Nus Syivefkis FucHs, », Hit 368. Los. Jeon. Wi: „Mon OT RT A 233 Werken*van Do po nNéus-en Loner, alwaar IE, „veelal de zelfde Plaatdruk gebruikt is, zyn dee- BE ze, Stoppeltjes eenigermaate ‚doch in *t Kruid- Hoort: boek van WeEINMANN , (waar uit wederom deg-STUEe “5 zelfs onndauwkeurigheid blyke,) in ’t gelions Pe hiet aangeweezen. „Men vindt-aldaar gewag gemaakt van vier- _Hazelaaren, die ’er op één Blad afge- Peerd zyn (*), als 1. Een Tamme of „Zaay- Hazelaar „met langwerpige witte: 2. Een der- gely ke. met langwerpige roode Nooten: 3, Een ‘ groote ronde witte Vrugt, en’ 45 Een Wilde. Deze laatfte voert Zer , eenvoudig , den’ naam van Hazelnooten , terwyl deseerfte envtweede by “hem door den naam van Wittesens Roode Baardnooten, de der- ede-deor dien- van Selder - Nooten; onderfchei- den wordt;= En-deeze laatfter. zouden-de Groo- te Spaanfche Hazelnoten zyn :-terwy\: iedereen „weet, dat dezelven een roode Kldushehbancid …_ Gedagte onde gen ade ke wilde. der Hulfen-afgelcid,- ons niet zo zeer ín gebrüiks als-welchet verfchil van Wilde en Tam- … „me Hazelaars.…vDe veerfte windt men door ge- sheel Europary zelfs in-Sweeden 3 ja ook in de de Noordelyke: Deelen van” Afie-;- natuurlyk groeijen.»In “Siberie „ «echter „ vondt de’ Heer GMELIN dezelve maar op ééne plaats, aan de Rivier Arg je die in En v A 99 a En, Arles Rus- a esra Rt. En ta, kern e id IE Dier. VI. Srux, " 234 EENHUiziecE HEESTERS. MW. Rusland en 't Ryk van Cafan, zegt hy, gemeen - ware is. In de Bosfchen en Haagen van Sweeden, Hoorp: Engeland en’ Duitschland, is het Gewas cok STUK. overvloedig ‚ doch. nergens gemeener, zo gek fchynt, dan in de Elfaz, aan den Ryn, en in Switzerland. Men vindt het by ons, ín veele Bosfchen van Holland, Gelderland en Overys- fel, als ook in de Wouden van Vriesland en diden. De manier van-Groeijing i is, in de Wilde en Tamme, byna’de zelfde. Veele taaije ronde Ryzenof Teenen komen uit eenen Wortel voort, en maaken dus opgroeijende een Bosfchagie , dikwils meer dan ei Mans langte hoog. Op die n ’t Gewas der Hazelaaren in ke Kreupelbofch, in Haagen, en ook dikwils aan de Slootkanten van Plaentagiën ; aan de Oevers van Beeken en Moerasfen; want zy beminnen vogtige plaatfen. De Bladen zyn in de Wilden kleiner, de Nooten ronder en zitten in de Hul- fen niee verborgen, groeijende by dikke Trop- pen „fomtyds-van tien of meer witachtige Noot- jes, waar van echter veelen misdraagen en ledi- Mudd s, in de Elfaz , aldus * waargenomen.” „, Kort na dat de Vrugten afgevallen: zyD', 5» zegt hy „ in de Maanden September en Ok- s‚ tober naamelyk , komen de Katten voort, » die geduurende den Winter aangroeijen, en „‚ Om” bead eN ZM oi @-Hiketr-K, -235 » Omtrent het end van February of in Maart HI, » geel worden, open barften ‚ en een overvloed Aas. s van bleek geel Stof in de Lugt verfpreiden, Fiona z» Op den zelfden tyd „en dus by de twee Maan-STUK — 9, den voorde Bladfchieting , ja het eerste van gs, » Alle de-Bloemen der Boomen , openbaart zig ‚> Zig de Vrouwelyke Bloesfem,op andere plaat- „fen van de zelfde Takken, zynde Vrugtbc- ‚ ginzeltjes met bevallig roode- ‘Krülletjes die > voor Scylen of Buisjes verftrekken aan de te- ‚ dere Schepzeltjes. Als deeze door het Stuif- » meel der Katten genoegzaam bevrugt zyn , 5 verdwynen. », dan groeijen de Vrugtbeginzeltjes allengs aan. ‚> Uit derzelver. menigte waant cen rykelyke » Oogit voorfpeld (*),” „De vermaarde: Heer, Déktor Scaror Tt, in pin alwaar men ‘t Gewas, groeijende in Land overal aan den voet der Bergen, Les- ek noemt pi her, Hazelaars Ei íchryft er dien rde van, ‚‚ De Mannetje sa sbat de Bieten tebberis:de wyf 5 of zes laagíte Schubben Bloemloos. De Wyf- 2 jes-Bloem ‚ onder de Mannetjes geplaatst, „ heeft van zes tot twaalf ongefteelde Vrugtbe- s» ginzels, die rondachtig zyn, wier paarfche s, Stylen dan eerst zig openbaaren ,„ wanneer » de Meelknopjes het Stuifmeel hebben uitge- „> worpen, Jk telde op éénen Boom meer dan - zl) Maret Bf Plant. Alfat, Argenton & Amtt, zen, iu Drát. VI, Srux, _ 236 EENuurizicE HEESTERS. XIX. ‚> driehonderd Katten, in ééne Kat tweehon- ‘3 derd dertig Schubben ‚in ééne Schub agt Hoorp: Meelknopjes , en twee Beursjes- in. ieder STUK, Veeiman= nige ‚‚ Meelknopje. Wie zal ’t getal der-Stuifmeel- „ bolletjes in ieder Beursje begrooten? Zie daar ‚> een wonderlyk. Voorbeeld “van Vrugtbaarheid „sen nogthans vergaan de meefte Schepzeltjës ss uit gébrek- van Bevrugting , ja fomtyds-komt „> naauwlyks eenige Vrugt vanden geheelen „> Boom (*). *t Voorjaar-van 1755 zeer Winde- », derig zynde,-groeiden ’er byna in ’t geheel r 5 geen Hazelnooten , en even ’t zelfde wasin ’ 5» voorgaande Jaar „door de menigvuldige Voor- ine ten minfte Gewesten ; die wisfetwalligheden zo veel niet onderhevig. Dit kan daar uit voortkomen , dat dezelven hier-te Lande niet zo-zeer aan den Wind bloot gefteld zyn, veelal’ door ander Ge-- boomte befchut, en door hunne laagte ‘het ge- weld van den Wind ontduikende.- Men maakt ter nogthans „'-door …wegneeming der geduurig reet zyd- Scheuten of Uitloopers, taa- in 2 Boomen. van „met Stammen van ge: ae die, | ed eene Jaar od arte cast REE ans, Geer , ee) De opgegevene EE Baile” op Nier Boon meer dan ‘een Millioen Beursjes uit, en zo ieder Beursje maar eens dui- zend Stuifmeel-Bolletjes bevatte, dan was de Verfpilling van — „?t Mannelyke Zaad hier verbaazende, (tn Flora Carniolica. Vienne, 1760, p. 416, (1) Hodie Francofurti ad Moenum, in ipfà Vibe, in An boris vafte magnitud. nem culturâ Excrevit, MENTZ, ien P- ál Sd AE COER Bel rdinen” 7 meer shiët ader miinder , doorgaans redelyk Vrugt II. baar zyn. „Het Gewas vereifcht, om goed van ASpsEL. Dragt te zyn , dat men het door Uitloopers: ver- Hoorp. 3 menigvuldige, De groote lange witte, die in STUE. _ ruige Bolfters zitten , zyn de fmaakelykften. De-, Polyan. zelven groeijen met één of twee, en ten hoog- zE fte drie of vier Nooten aan éénen Steel (*) De Hazclnooten’, hoe zeer ook tot Verfnape- ring in gebruik, leveren , inzonderheid gedroogd zynde, een hard en niet ligt verteerbaar Voed= zel uiet. De Olie, uit dezelven geperst, is on= der den naam van Oleum Nucum bekend en te- gen de Tandpyn aangepreezen geweest. Men vindtze in de Winkels, doch zy wordt meest gebruikt in Handwerken. Verfch zynde komt zy vry veel met de Amandel-Olie overeen en de Emulfie van Nooten is tot verzagting der Wá- _ terwegen,niet-onnut. Van de Kolen, die vari het Hout in een beflooten Yzeren Potje gebrand Zyn » bedienen de Te zig geare, De Ryzen of U ci WL « Poem Verbeken Schatten , Mineraa-” len of Whderlöapen op te fpooren , gebezigd. In ’t Graaffchap Tyrol-maaken ’er-de Boeren, met beter uitflag, gebruik van tot Vogelknip- pen en Mollenvallen. Tot Hoepen van Vaat- werk “gebruikt men de gefpleeten „Twygen cl- ders, en het Hout is in de Werktuigen niet on- dienftig. De Olie, door ee daar uit ge. troke (7) tmamerkingen opt agen zn Lai en Pliie ragiën. Portsd, it +2 Il, DEEL. VL, Ka 238 EENHUIzIGE HeEEsTers, _ HL trokken, en door verfcheide Overhaalingen , op ArDEEL ongebluschte Kalk, tot eene Goudkleur gebragt ; iiesin is onder den ie van Oleum Heraclinum te- STUK, gen de Vallende Ziekte opgehemeld door den af Keizerlyken Lyf-Arts RuraNpus; ‘doch heeft reeds lang haar achting verlooren. Ik heb nog niet gefproken van de byzondere benaamingen, welken dit Gewas in Europa voert, De Franfchen noemen den Boom Cou- drier of Noifeitier, om dat zy de Vrugten MNoi- fettes heeten , dat is Nootjes, in vergelyking met de Ockernooten of Walnooten, die men by ons gemeenlyk door den Naam van Groote Nooten onderfeholde, Zo let ieder Landaart yp-het-gene by haar gemeenst is. Zy ge- Ee MOE ook ‘et woord Avellanes, gelyk de Italiaanen, die ze anders AVoceivoli of Nocel« li tytelen. De Engelfchen noemen de ruigen Filberds , doch zeggen anders Hafelnuts , ’t welk weinig van de Hoogduitfche benaaming verfchilt. Voorts zyn de Hazelnooten onder den naam van Nuces Pontice, preneftine ,„ Heracleotica, by de Romeinen bekend geweest (*). u (2) Hazelaar met hdd Ee, Colsrna. ie 3 5e Het as Bida zegt PLINIUS, dat is, Die worden ge“ braden; welke gewoonte nog in Italie en elders plaats heeft ’ als wanneer zy tot $pyze beter en minder bezwaarend zya voer de Maag. Bone guippe Matrone Hifpanice toftis wulgari- zer utuntur ad grarificandum Stomacho , tetek confars tandum , non fine futcesfid. Ray. Car. Pant. har (2) Coryius Stipulis linearibus acutis, Cif. od R. Ing. Maw Cm. Sn Het laatstgemelde zou echter meer zien kun-, lil ArDeeL, nen op deeze Soort, welke door Prinrus zi. fchynt bedoeld te zyn met den naam van Ny-Hoorp- ces barbate , dat is Gebaarde of Baardnooten, line genoemd te worden naar de Groeiplaars „ waar van ”t woord Avellane zal gemaakt zyn, of van Avellanum een Stad in in Campanie, zo Servius wil. Uit Klein Afie waren zy in Griekenland overgebragt , en daarom voerden zy den naam van Nuces Pontice en van He- racleotice naar de Stad Heraclea in Pontus, De bynaam Colurna, een woord dat by Vrr- GILIUS van den Hazelaar, by FresTus van den Kornoelje - Boom afkomftig fchynt te bete. kenen, zou, wanneer de Bladen zo als in de Indifche Hazelaar by SEB A zyn, in de laat- fte zin hier te pasfe komen. Doch, hoe kan dit ftrooken met de zeldzaame kleine Hazel. nooten - Boom , die ‚van nee L overgebragt was > zo Cr Usi us at deszelfs Vrugt zeer in achting aan ’t Turkfe Hof, als een Lekkerny ? Die Heefter groeïde zelden meer dan een Ellé hoog, draagende , op dunne Steeltjes „ zeer Zards, 81. Corylus Byzantina. Hrmm. Zugdb, 1or. SER. Mus, 1, T. 27. f. 2. Avellana peregrina humilis, C. B. 418 ng pumila Byfantina, CLUS. Hifl, 1, pe 11. Panne pe Lens IL, DEEE. VI, Stug. STUK. Deeze zyn het mooglyk, welke hy zegt Abel-aria 1" 540 “EFNHUIZIGE HEEÏTErs. UL zeer dikke én groote Hûlfen ‚ in veele dikke ipnr en lange Slippen verdeeld, vân agteren ook Hoos. vecle korte byhangzels hebbènde Deeze Hul STUK. —_ fen waren van buiten zeer hard en“ruuw, van 6 Ee, telmen- binnen glad, bevattende eene Vrugt gelyk die der Wilde Hazelaaren , maar korter en mêt een harden Dop: zynde die Vrugt door ge- dagten Autheur afgebeeld. De Nooten, daar van gezaaid, bragten hem Gewasfén voort „ die tot eens Mans langte en hooger opfchoo- ten , hebbende Bläden wat langwerpiger dan de gewoone Haazelaar , doch niet minder rime ee en ook oe de kanten Lantgze getand.” vj me Tiet Bef en die in ’ jaat 1 595520 hem hage wenk » nog geen Vrugt gedragen hadt,  De Ekenroäderiee leveren. verfcheide Gê- flagten uit, waar onder hier eerst in aanmers — king komt Ì dt E: CROTOMN: …— _In het welke de. Mannelyke Bloemen vyf ladig zy met een _Cylindrifcheh vyftandi- | van tien tot vyftien Meeldraad- jes hebben : de Vrouwelyken zonder Bloem- blaadjes een veelbladigen Kelk , mer drie Sty- len: die gefpleeten zyn , en een driehokdig Zaad huisje met enkelde Zaaden, ’ Vee MonNotrïEKIA 24r Veele Soorten komen ‘er in voor, waar van - mr de meefte Heefterachtig zyn, als volgt. … foor (1) Croton met Lancetvormige, effenrandige rio gladde , gemarmerde, gefteelde Bladen, 1 Dit Gewas , dat men aan de Kust van ze Malabar Tsjere- Maram ‚en in ’ Neerduitfch “Bont Meerling noemt, is onder den naam van Codinho of Dahingora bekend op Ternate, alwaar het meer groeit dan op Java, in Oostindie. ’ Is een Gewas , meer dan” Mans langte hoog , verfchillende door de figuur der Bladen, die in de tamme Soort breeder, in de Wilde finaller en als gekruid zyn. De eerstgemelde munt uit door gen fierlyke -Marmering der Bladen „welke zig byna eveneens vertoonen, - als of zy met ftukjes en brokjes Bladgoud beplakt waren; gelyk men dit door 't ge- meene Volk de: Maagdepalmm ait een Haije loft zien, doen ‚ en omde, re worden de Taki Gewas in é nde ‚ of. A Omines van de In- amen. gebruikt : : ja hier door flrekt dit Ge- was op Java ook tot verfiering der Bloemho- ven. Men heeft het insgelyks met Riemachtige Bla- £1) Craton Fol. Lanceolatis, integerrimis glabris piâtis pe= tiolatis. Syste Nat, XII. Gen. 1083. p. 634. Vig. XIIL p. zat. Codizum Cc chryfoftichum , teniofam & fylvefire. RUMPHe „Amb. 1V-.p. 65-63. Te 25-27« Tsjere- Maram: rn le VL pe reede 30e rt f de u, Des. vi he e42 EENHUIZIGE HEESTERS. IH. Bladen , die geheel geel zyn, -De- Bloemen „ Mn we zo wel als de Vrugten, komen. aan lange Ris- Hoor»: ten of Aairen voort. De Bladen zyn tot die Moes niet onbekwaam, bevattende éen Wey- bie pee Sap ; > dat uit de gn Steelen | Se (2) Nn met fpits Lancetvormige , Pf sij Beedle. r hie” : gefleelde Bladen, die van onde- mma. n Wollig zyn ; de Steng Boomachtig. Deeze Heefter , door Carrsay ovèrdioe- dig op de Batiáma: Eilanden gevonden en vafi hem Ricinoides met Biden: van den Olyf-Wilg ee “heeft Pldpiverpige” fimalle gefpiefte Bioiwaroese Bladen: Dezelve geeftaan’t end der Takken, uit zekere Kelkjes’, kleine zes- bladige reine Bloempjes , met geele Meel opjes. * Hy draagt witachtig groëne Besfen, in drie aen » Van grootte als eem Erwt + gefcheidèn „ welke ieder een zwart Zaad be- vatten. Het zoude , volgens hem, ’t Gewas zijn, dât-de zo bekende Cortex Cascaril!a uit: mene Benen oen en ememgednerd jas al en (2) Craton ‚ Fol. Lanceol. acutis , heer. petiolatis „ füb- ms tomentofis, Caale Arboreo, Am. Ar ed, V. P. «rr. Cro- toh ereftum glabrum &c. BROWN. Fam. 347: Ricimoides Elzigni folio, CATESB. Car. 11. p. 46. T. 4 CPLUM. Sp. 20. Je. 240, f. 1, Ricino affinis odorifera Früticofa majör, Rosmarini folio , Fr, “tricbeco albido. SLoan. «Fam: 44 Hij. 1. pe 133. Te va Gn Cenia Mat. Med, ae Moro tr Kede & 43 valkeside des Boomachtiger in Zaanemmerike voe. dan-op de gedagte Eilanden.  Deeze Bast, die in de Winkels ook hes Hoöl - rilla en Cortex Eleutherii genoemd werdt, igSTUK. voor een” Basterd - Soort van Kina. gehouden AE geweest; De Hoogleeraar ST 1ssrRrRus heeft ter, allereerst „gewag van gemaakt „ in ’ laatst van de voorgaande Eeuw. Hy «hadt >er icts van bekomen door een Heer uit Engeland , die hem verhaalde , dat men aldaar het Schraap- zel daar van onder den Tabak mengde, om ‘ers Ì in % rooken , een_aapgenaamen Geur aan te geeven, ez Bast ‚ naamelyk, heeft die byzonders , dät hy , verbrand wordende, cen iterken Moskeljaat- Reuk verfpreidt. - Vervol- gens ontving hy dien ook van een voornaam Koopman te Amfterdam , met geen melding van eenig ander gebruik. Naderhand is deeze Bast în bid senen: En als, en en De ttrpnease nd in heerfcht , en hy derhalve in fommigce Epidemifche Ziek- ten ‚ die uit verflapping en: Slymigheid der Vogten ontftaan , dienftig bevonden zy, kan men hem echter, in geenen deele , met de Kîina'gelyk ‘ftellen. In Borstkwaalcn is deeze Bast, tot werzagting en-om -de -uitloozing te bevorderen, van STAHLrtus zeer aangepree- „zen. Het voornaamfte en weezentlykfte gebruik beeft ‘er men van tegen 5e Buikloop ‚ ìnzon- der. IL Dasr. VI, STUK. UL 'AFDEEL. XIX. Hoorp- Enkel- broederige. iu. Croton Benzoë.} : 244 EeNnurtzice HEESTERS. derheid wanneer die met bloedigen Stoelgang gepaard gaat, en dus werdt toen de Franfchen voor éenige Jaaren, in” ’c -Hapoverfche ‘ zo fchrikkelyk aan den Bloedloop ftierven , byna al de Voorraad, dien men daar van in Holland hadt , tot derzelver Geneezinge gebruikt 4 waar door het Loot van deezen. Bast ‘hier ter - Stede duurder wierdt, dan te vooren een Pond was geweest. Sedert is, door nieuwen invoer uit de Westindiën , deeze Drogery weder op den gewoonen Prys gekomen, (3) Croton met Liniaale, een weinig uitge- gu art naakie Bladen , „die rood geaderd pn eBjeere aan in Oostindie naden is uit den Upfalfchen Akademie -Tuin door den “Ridder befchreeven , als Takken overhoeks hebbende , die enkeld en ruigachtig zyn, aan de toppen met troppen van Bladen-, die gee fteeld zyn en Degenvormig fmal, van onderen ruig met roode Aderen, en jong of oud wor- derde geheel - Bloedrood. Zyn Ed. hadt de Vrugtmaaking niet gezien, doch oordeelde, uit de overeenkomst in Gewas en andere opzigten, - met de voorgaande Soort , dat dezelve hier bee hoore, Hy zegt , dat CoMMELYN den oirfprong van de Benzoïn, ten onregte, vanden Boom, (3) Croten Fol. linearibus fubrepandis , Venis rabris, Mant. 297. B Mso N orx EA s 245 Boom, welken zyn Ed. Laurus Benfoin genoemd 1. heeft, hadt afgeleid (*). De beroemde Com- Ar ae MELYN hadt een Virginifchen Boom, met Ci- Hoost. troen- of Limoenbladen , voor den Benzoïn- 1E Boom opgegeven, en_ xt is zekef „ dat men uit iphis de W ook een dergelyke Gom krygt; hebbende - Linneus die. „Soort. van Lauricr mede voor den echten Benzoïn - Boom gehou. den (t). Uit den bynaam, alleen , zou het N fchynen , dat het deeze Soort van Croton, of liever dit Gewas, ’ welk zelfs nog. niet voor een Soort van dit Geflagt erkend is , dy. zz (4) Croton , met flomp Lancetvormige, Zaag wys’ getande „ gefteelde , gladde Bladen. Caftaneifs Deeze , uit Zuid- Amerika afkomttig, zou, volgens Hei Hoogleeraar A. vAN Roven, de Ricinoides met Karttengen- Booms Bladen, van Pater. KEM Ee on, ART _ Karft gentladig, Hin Bentzone Officinarum pergeram* e Laure Bentzoë deri- vavit COMMELINUs. Jfant, 297. Van waar komt die zon= derlinge er door geen der Ouden voor Benroin of Bene zoë gebru ok 1) Zo Fia die ran op den Ridder ai past. Zie zy- : en vergelyk het gene dien aangaânde door my in de beha van den Benzoïn- Boom , in ’t Ile pn u, Srux deezer Natuurlyk Hiflorie , bladz. 357 « ae ne Fol iet obtuis ferratis , petiolatis ‚gla- bris. R. Lugdb. zo (s) Croton zie ovato- Lanceolatis , plicatis, lets, Laa brian IL, DEEL, V], STUK, Q ' ; 246 EENHUIZIGE HeEsTEns. um ) veraf getande; ruuwe Big- ArDEEL. XIX. erv Deeze , in Moerislen 5 te Vera Ei groei jende, heeft een ftekelige Vrugt. vi. (6) Cfoton met flomipachtig Eyronde; fa Pe ee randige ; gladde Brad de Vi ge ge Gladbladí- fleeld, ge Dié Boom met “Appelboûs Heden den Reuk en Bloesfem … van Byvoet hebbende. 4 welken de vermaarde SLOANE op zekere sab, van Jamaika overvloedig groeiende vondt, Vindë Ewas _Heefterachtig ‘Graton by BROWNE getyteld. „ De Bladen zyn van onderen grysachtig „en-het cees “brengt kleine oren uit derzelver Oxeclen voort. vir (7) Croton met Be aieste Bla- Tinitorium, A den, bris. en Er 445. R. Lagdh. zor, Ricinoides paluftre , > Fruêu enn MART, Cent, 38. &e. BROWN. Fam. 348 pa i Mos SLOAN. Fan. 139. Hij, IL p. 30. T, 174 f. AJ . 9Ì. ‚44 Tas Fol. thombeis tepandis, Capfùlis pendulis» Cau le Herbaceo. H. Ups, 290. Mat, Med. 441. GOUAN. Monspe 495. GRON. Orient. Croton Fol, ovatis, plicatis fcabris &c. R. Laugh. 532. Sâ0v, Monsp. 305. Ricinoides ex q zatus Tourne{ol Gallgrum, T TOURNE, Int, 655n Niss. Alim. de MON OT Kar ER oe erden, hangende Zondlruitjet en een Ent „dige Stenge B Dit is een Europifch Gewas, dat eene vg Hoor: smaarde Verwftof uitlevert. ToURNEFORT noemde, het Ricinoides 6 waar van de Tourne. fat der Franfchen, ze zegt hy, bereid wordt, Be- halve de gewoorie Soort , Dr | neweride van BAUHINUS, heeft hy nader. hand nog van eene, die de Bladen langwerpig en Haairi ECD van eene, „die Ki Bladen wel della. a jie B. & rpig en | airig heeft, Belbroken. Deszelfs voornaamfte Groeiplaats is in Languedok , omftreeks de Stad Montpellier „ op woefte plaatfen. By Aix in Provence ziet men ’er ook geheele Velden van, zo GARIDELL getuigt; doch het zal miffchien daar gezaaid worden. Men vindt ee Gewas ook in de Oofterfche Landen en zel GARC ‚ op Java verzam erzameld, door den Ee if BEE nei NNUS in n Afbeelding gebragt. Uit een rónde Penwortel fchiet het een rondachtige Steng van verfchillende hoogte, met Takjes bezet, die meest. uit de Oxels-der Bladen voordomen De Bladen „zyn van eene ver- ’ ele eg ge zt de 1712, ps; 337: r. 17: gin C, B. Pis, 253 RAJ. Hi, 165, BumM. FJ. Ind, p‚ 304. T, Ga. fn Los. denm pete ai vat Q4 IL, DEEL, Vie Srum, 248 EENHurzicE HEESTERS. Me verfchillende figuur, nu breeder, dan langwer: xix. piger, eenigermaate naar die van- Heemst ge- Hoorp- Iykende, bleek groen cn als Afchkleurig, zeer ae lang gefteeld. De Bloemen maaken Trosjes derige. Uit „ voortkomende aan de Takken , en be- ftaande uit onvrugtbaare en vrugtbaare Bloemp- jes, beiden met de opgegevene „bepaalingen van dit Geflagt overeenkomftig. De Kelk en Bloem is vyfbladig : de Meeldraadjes , agt in getal , zyn , even als ín de Enkelbroederige Planten, te famen gegroeid, Het Vrugtbegine zel wordt een ronde knobbelige Vrugt, donker groen met witte Puistjes » in drie hokjes ver- deeld, die i “fond wit Zaad inhouden, Zy Bit met Eten Kelk dan een taamelyk lang Steeltje, zo dat , wanneer de eerfte of Man- nelyke Bloemen , die aan den top van het Trosje zitten, afgevallen zyn, dit Steeltje zig ombuigende, de volwasfen Vrugt aan de Tak- jes op zulk eene manier hangt, dat veelen zig verbeeld hebben, dat de Bloemen en Vrugten van dit Gewas op afgezonderde “ Stammetjes voortkwamen, De Franfchen noemen het , ‘modg- ee om dat het naar de Nagpieadt gelykt » De Toute In de Geneeskunde is hetze van weinig nelol. of geen gebruik; dan mooglyk uitwendig; alz0 het Sap een zuiverende kragt heeft, Het ís de Grondflag van een voornaame- Verwft welke echter niet, gelvk Lrmeryen Po- MET gefchreeven hebben, uiet de Vrugten » maat 2MiocER orI KERS 249 maar uithet Loof van dit Kruid vervaardigd IL wordt, Men gebruikt de geheele Plant , die ArDEEr in de Nazomer wordt ingezameld , den Wok Hóofs- tel alleen wegfinytende, en, na dat dezelve es een Molen is gekneusd of fyn gemalen, wordt pia. ‘cr het groene Sap uitgeperst „ door middel . van een Werktuig, dat naar een Boekbinders Pers gelykt. Lappen van oud Hennipdoek , hier toe in menigte vergaderd , worden dan; een en andermaal , ín dit Sap geftoken , zo dat zy van ’t zelve wel doordrongen zyn; 't welk door Vrouwvolk in een foort van Wafchtob- bens gefchiedt. Zy leggen dan die Lappen; in de Zonnefchyn , op een Haag te droogen. Vervolgens een Kuip hebbende met Pis, waar in men zekere veelheid levendige Kalk fimyt, worden die Lappen in menigte op cen. Houten Roofter daar boven gelegd, om den ee YA Damp te en ‚ die dezelven aa: tig blaauw maakt, … Dit „geluk hd ne reis: men jadttie, op nieuws gedroogd eye: nog een en andermaal in het Sap fteeken, en dan wederom over gezegden Damp ate tot dat zy de. wereifchte Kleur aangenomen heb- ben. „Grand- Galargues , een Dorp in Langues dok, vyf Mylen van Montpellier , is lang de voornaame en_ byna de geniale et ge- weest van deeze Verwftoffe ( _Dee- …_(*) Zie het Vertoog over ’t sanke van de Tournefol ia Vranktyk, door den Heer MONTET, uit de Mem, de PAcad, de Paris, de 1754, verraald overgebragt in het 1x, Deen der Uitgez. des: P. 27Ie KI. DEEL: VL STUK, Q 250 EENHUIZIGE HEESTERs, Il, “ Deeze gekleurde Lappen, ops’ van Cette aan Anil, de Middellandfche Zee onder den naam van Haan eig > toegebragt, zyn, een reeks van Jaa- „ door de Noordhollandfe Kaaskoopers in lk oke gebruikt » om de ronde. Zoete Melks of zogenaamde Edammer Kaazen, van buiten, daar mede te beftryken, en dus-ddar aan een _ donker paarfche, Korst te geeven, Dit maakt deeze Kaazen , na dat Es afgefchraapt zyn , fraay voor ’t Oog, en ‚ zo men zig ver- beeldt, ook dienen tot learns duurzaame beid; fchoon. het binnenfte daar van, oogfchyne Iyk ; niet aangedaan wordt. By -myn geheugen _deeze 1 duur geworden, dat ge= Kaaskoopers zig van Brafilie of Fernam- bucq en blaauw Hout ten dien einde begon- pen hebben te bedienen; als waar van het Af. trekzel dergelyke Kleur uitleverde, Of die duurte door een mindere inoogfting van ’t ge- zegde Kruid, ’t welk, in ’t wilde- en-_maar op fommige plaatfen van Languedok en Provence grocijende ‚ -mooglyk « meerendeels - verbruikt zal zyn, dan door een andere-befteeding van deeze Verwftoffe ontftaan zy , is my agen De F hebben zig wel verbeeld , het Laknoes, ’t welk zy Pierre de dr noemden, door de Hollanders ‚van wien zy dat ontvingen ‚ van gezegde lapan of van de Verwftof, daar in vervat ‚ gemaakt werde. By Honssen, wordt dit, niettegenftaande Zy pe dat de bereiding van het Laknoes nog Me: Ro re mi agp > een Geheim is, volkomen vastgefteld (*). On-_ Ills dertusfchen is die Verwftof recds- lang: in me- thee nigte hier vervaardigd; zo dat zuiks antw yks momma Oirzaak fchymt te, kunnen geweeft zyn , van" "Dl gezegde. done „Men wil, dat van de ‚Tour- de/pbia. nefol ook gebruik akt worde den Wyn te kleuren en _mifl chien dit daar mede in Viinkryk zelf Ee Men zegt, dat dèrgelyke Lapse met st Ob bz chenilje gekleurd , ons ook wel uit-de Levant, ouder. den-naam vam. Tournefah, worden toege- bragt. „Zy heeten.-in * Iealiaanfch Pezzetta , — rg in ’t Franích Bezette , of liever Bellette, in t Hoogduitfch Farb - oder Schminkfiecklein of Spa- fifcher Flor ; alzo menze tot Blankeefel bezigt. Daar zyn roode van en blaanwé, die ‘dan ook dienen Kunnen. om een Kleur te En aan de Liqueuren en Poträgiën, De beften komen it ee _ Mooglk zjn, Bkat nd dergelyke ‚ „waar SARIDELEL, hoewel zeer. verwarde preekt CD zene Sn @ Cro. _(*) Zie BOMARE Waordenboek „op't Artikel van Taurnefol; als ook LiNN. Mat, Med, waar hy zegt, Lacmus fuceus Tor= mefolis , en ’t gedagte Vertoog, (1) TRALLERt Tes. Afedicam, Francof. 1764. p. 34, Sub nomine Termafolis rubra Cy caralea. rm pi ( zegt zefque inâciendos (1 Le Tournelol quï e ef en oes N chez, ‚nos Droguiftes, e elt zi des Gousfes ge Fruit de cere Plante. == Le Tournelol nous eft aponé d'Hollande ou on le prepare, On en teintauflì des vieux Linges, « qu'on pre: Bi ie DEEL VI, STUMe 25 EENHUIZIGE HEEsTErs, HL. (8) Croton met langwerpige Zaagswys’ getan- de B mes nij „die aan het Woeije twee. Klie- Hooro= tgn „en ongefteelde Vrugten. STUKe vin. _ (9) Croton met Hartvormig Eyronde , van PRS onderen Wollige „ effenrandige een wei- re nig getande Bladen. IX Deeze , uit Amerika afkomftig ‚ bevondt zig velie in de Europifche Tuinen, de voorgaande groeit op Jamaika. - x. (10) Croton met Ruitachtig geronde, weder- re ede ge, 5 feces ‚ gladde Bla- te En ser Osr BECK nam deere in China, doch zeldzaam, op vogtige plaatfen waar. Het is, zegt hy» een kleine Boom, int Chineefch O-ka-o, genaamd, en in ’teerfte aanzien naar den Europifchen Ratelaar gelykende, gE a pare dans les Pays feptentrionaux „ dont on fe fert pour dons ner cette Couleur aux Geldes, aux Vins Sc. Plant, d' Aix pe 403. (3) Crotsn Fol. obiongis ferratis Bali biglandulofis, Fruce tibus fesfilibus. Am. Acad. V.p. 409. Croton mi Î +. R. Lugdb. zor, (10) Creton Fol, atsbso rotundatis utrinque e mucronatis integerrimis glabris. Os, Jt. 245. Ricinus Chinenfis Scbifera Populi nigra folio, Per, Gaz. 53. T, 34, f‚ 3. Evonymo afie nis Sinarum &c. PLUK. Amalth. 76. T. 390. f. 2. Arbor Sebifera Chinenlis Kia- =Ycu, MART, LE COMPTE, AMM. Herb, M: MEDTE RE TSAS 253 zeer Takkig en omtrent eens Mans langte IL hoog, hebbende de Takken rond en glad, met En: Knoppen. De Bladen, die ’er overhoeks aan ieense ftaan, zyn glad en gelyken naar die der zwarte te Popelicren » van onderen wat Wollig, en delphi, met veele Ribben , hebbende lange Draadach- tige Bladfteelen, De Bloemen , die geel zyn, maaken Trosfen uit, aan ’t end der Takken, zo wel van Mannelyke als Vrouwelyke Bloes men, De laatften , zes of zeven in getal , zitten onder de anderen , en hebben een Ey- rond Vrugtbeginzel met drie omgeboogene Sty= len of Stempels. Geen rype Vrugt hadt hy Ser van gezien; zo dathy niet verzekeren kon, of het de Smeerboom is , waar van men in ze- kere Provincie van China Kaarfen maakt, vol- gens Pater pu Harpe. Deszelfs Vrugt , e,‚ is met eene driekantige Schaal bekleed , waar in drie zwarte Zaaden , als pende zig deeze 2 in de nn al de Bolfter der Karftengen. (11) Croton Fol. ovatis, glabris, acuminatis ferratis, bnidasd Arboreo. Zeyle 343, Mat, Med. 440. Ricimoides Indica Folio lucido. &c. BURM. Zeyl, zoo, T. so, Pinus Indica nu- cleo purgante. C‚ B, Pin, 492. Lignum Moluccenfe foliis Malvz , Fruêtu Avellanz &c, C. B, Pin, 393. Granum Moe laccum. RÚMPm. Amb. IV. p. 98. T. 42. Cadel- avanacu. Horte Mai, IL. p. 61. T. 75. Ra]. Hif, 167, 1855. Suppl, 112 , 566. IE. DEEL, Vl, STUK) ‘as4 EeEnuHuizioe HEESTERS. Ee Zaagswys’ getande Bladen, de Steng Boons Ar ers Ee achtig. f imi Van dit Gewas is een fraaiïje Afbeelding, ii ónder de Ceylonfche Planten, door den Hoog: broederige-Jeerdar J. BURMANNUS in Plage gebragt. Het groeit ook in andere deelen #an Oostin- die en is bekend op alle de Molùkfe en Am- bonfche Eilanden, zegt Rumrunios, van waar alleen men eêrtyds de Boontjes ; die 'er_ den naam dan geeven, kreeg , zynde dezelven deswegen Grana Moluccana genoemd geweest. De Portugeezen noemdenze ook Grain de Mû- co of _Nucleos ie fer > als ane naaf — Pynappel- Pitten gelykende. Onder | etiedeniddelen zyn deren by den naam van Grana Tiglia, in *t Franfch Grains dt Tilli, opgetekend. De Franfchen tellenze on- der de Pignons d'Inde. t Is een Heefter (zo gezegde Hoogleeraat fchryft) met enkelde Stengen zonder zyd= Fake ken ‚en Lancetvormig ovaale , taamelyk lang gefteelde, gladde Bladen, aan den top Aairen Van Bloemen draagende, tüsfchen twee Takjes van den zelfdên aart. De sAairen beftaan bo _ ven uit Mannelyke Bloemen, van agt Blaadjes __en zestien Meeldraadjes, zonder Kelk, Onder __dezelven komen de Vrouwelyke voort „die in een waren Kelk „een rondachtig Vrugtbe: el hebben , met drie Stylen , wordende een” ronde Re, ede » welke in a Moro 1 ri Bit holfigheid een glad en glanzig , langwerpig — Zaad bevat, dat aan de eene zyde bultig, aan de andere platter is, ecnigermaate vierhoekig ; en Afchgraauw met eenige bruine Vlakken, HetSTUEe is een weinig. dikker, doch gelykt anders taa-45en* melyk wel naar. ‚de. Begin of Nootjes der Pypers: ee „Dit Zaad Bees „ in een dunne Dop, een Purgeet wieichtigg Kern , verfch zynde van een wal-Fi"* gelyken , fcherpen Smaak, den Kecl branden- de als men ’t inneemt, Om die reden is het zelfs by de Indiaanen veel buiten gebruik ge- raakt , die naderhand begonnen hebben de Wortelen in te neemen van het zelfde Ger was. „HERMANNUS getuigt. by Ondervin- ding, dat ieder Grein van de inwendige zelf- ftandigheid één Stoclgang maakt; zo nogthans, dat-men ‘er, van drie Grein, vyf heeft, Het was meest tot dames dee in ek sd be En A DTe ” nin DEE MEt brandt, in Pis of Azyn te Kooken, of met verzagtende Pappen in te gee- ven ‚ gemaatigd. De Europeaanfche Genees- heeren, nogthans , onthouden zig, wegens de onveiligheid , van deeze Purgeer- Pitten, laa- tende het ingeeven derzelven voor de Kwak. zalvers, die den. Patient dikwils op de proef zetten, over, BOERHAAVE zelfs, en ande- ren , hebben dezelven voor Vergiftig Er di De uitgeperfte Olie is uitwendig ,, ) Dr Me DEEL. VL Seu, 255 EENHUIzIGE HeEEsTEnS. UL door beftryking Afgang te verwekken , van We ix” Veiliger gebruik. maass. GRIMMIUS zegt’, dat de Ótona Tiglia STUK. van Boomen komen, die menigvuldig groeijen Famaya, by Colombo op Ceilon, wordende Gajapala genoemd aan de Kust van Malabar. Hy merkt aan, dat binnen in de Pitten zeker Vliesje zit, ’t welk men ’er uit moet neemen, om dezelven veiliger te kunnen laaten gebruiken, _ Voorts twyfelt men niet, of het is dit Gewas, waar van het Hout van Panava komt, dat van ouds beroemd is , wegens zyne Purgeerende sen en naar alle gedagten, de boven- „zyn. Het voert den naam Linum Moluccenfe by Acosta, en heeft den anderen van ’t Maleitfch woord Pana war s ’% welk allerley k Juidt. Som- migen, nogthans, fchryven Lienum de Payanas In Europa is hetzelve naauwlyks bekend, xit. _ (12) Croton met Eyronde gladde Bladen , erheen geaairde Bloemen , die weeldeelige Stylen PR nd - hebben , welke neergedrukt Sie oh zjn: de Steng Bere Dee. u) ii Fol. ovatis glabris , Flor. fpicatis, Srylis multie fidis depresfo - pubescentibus , frutescens, Syst. Nat. XII, XIII. depresfo= patentibus, LOEFL, Jf. 234. Alant. 407. Croton Fol. ovatis glabris, Ramis nudis, Racemis fpicatis. BERG. Phil. Tranfaft. Vor. LVIIL. p. 132. Te-7. Croton Fol, fub- ferratis glabris oppofitis fubterminalibus Articulorum. Am. Aced. V. pe 419, Groton ereRum glabrum Ec, BROWN. Jam, 347 Mo Nor1ktIáâi sr Deeze Westindifche of Amerikaanfche gelvke, If Veel naar de voorgaande; maar de Bladen zyn “ "DEEL gepaard ‚ minder getand, en in ’t geheel niet Hoorpe geribd. De Mannetjes- Bloemen hebben den*TU&e Kelk tienbladig , Schubachtig bekleed, van bin- „4 Had. nen ruig: den Kelk der Vrouwelyken Vy fola- dig; het Vrugtbeginzel ruig, met drie Stylon; diein zesfen gedeeld zyn » gekroond, Een fraaije Afbeelding en befchryving daar van „ door den Sweedfchen Hoogleeraar Brrerus, is in de Verhandelingen der Koninglyke Societeit van Londen, op ’t jaar 1758, aan ’ licht gebragt: (13) Croton met Eyronde , Wollige , Zaág- zit: tandige, gefteelde Bladen, en Wollige Kel 1 re en: ken. d. De eigenfchap van een Sort van Gom Lak®” te draagen; die zig als een Knop aan den oir: fprong der Takkenen in de Oasis de ver: toont „ „geeft den byr fche Gewas; het welk ook Oostindie. Volgens de harhéeming: van HrEr: MANNUS is decze Lak zeer fchoon rood ; fraaijer en zuiverer dan die, welke men uit e= A De „ey Ee d De C: 3) Croton Fol, ovatis tomentofis fecrulatis petiolatis, Caly- toméntofis. F/ Aromatica Ásbor &c, Burm. Zeyl. zor. T. en BURM. FJ. Ind, p. 304. Rici- zus Aromatiëus fpicatus , Fol. Circee &C. PLUK. Alb 325. J- Suppl, 113 malen sinen. Rumbx. Amb: HL ps 357 Tt. 17e vii Vee 258 EENHUIzZIGE HeEsTERS. Pegu en Siam krygt, en welker verzameling of AFDEEL, bereiding aldaar aan Vliegende” Mieten toege- Hour» fchreeven wordt (*). - De Ceyloneezen verlak- ‚ STUK __ken- ‘er verfcheiderley Rottingjes „ Pickfteelen pn en Mesfen-Hechten mede, zegt die Waarnee- mer ‚ noemende het een Boom. De Land Ha- leky van Rumrrius, welke men hier toe be- trekt , mag, zo die Autheur zegt, geenszins een Boom-geheten worden, als laag zynde met een Stam van een Been dik en van Gewas als onze Hazelaaren , draagendeook dergelyke Bla- den, Men vondt ze driederley ; een gemeene; een witte en een ruige, cm in ’t wild groecijen- D > NOG hynen , volgens zyn berís En Boeanen. te Erbdhen, met die van dit it Gelet. Men maakte , op de, Moluk- kes, meest van het H gut etape of Lat- ten gebruik. De Bast van den Wortel des Ceylonfchen Booms ; is Kruiderig en purgec- rende , wordende het Aftrekzel daar van, zo wel als dat der Bladen , in Melk of heet Wa: ter, ingenomen en dan dikwils een geweldige Ontlasting maakende naar boven of beneden. Bsj6 9) Croton met Löneetvornig Byronde ri roton Belfamife Eee lengen (*). Zie dien rn pie as bedenkiag, : in : het L.DEELS X, STUK , van deeze Natuurlyke Historie N bladz, 521. ale waar mooglyk „ met de Gom Lak van Bengels, en. Ceylon, deeze wordt e A: en Cratan Fol, ovato-Lanceelatis integerrimis , feabris, Mant, 125, Croton Fol, Lanceolatis gc. aes Amer, Ff, pe 255, Te 1720 fe an { SNE OW of ak ê5o- we, ier. an onderen Wollige HE Bladen. Ees: erin. ARDEEID Ki De Becr Rek vondt. deeze Soort ne pigvuldie: op Rots- en Steenachtige plaatfen aan Monadels den Zeekant „op de Eilanden: Martenique en ?”* Kurasfiu. „Het was een_Takkige zeer welrie- kende Heefter, van drie of vier Voeten overal met een digte geelachtige Wolligheid he: kleed, ‘en uit ieder afgebroken-deel een dikken — Balfem , Drupswyze , uitgeevende. Dezelve hadt de Bladen van boven groen, van onderen fos, twee of drie Duimen lang. Aan ’t end der Takken kwamen Aaïrtjes voort , van kleine wit - te Bloempjes. Die van Martenique, het noe- mende Kleine Balfem „destilleerden uit het Loof met Brandewyn cen Geeftig Voet, by hùn over Tafel are Eau de Manies genorpd amet ies Fibde, maate Á p : e Û „a teng nHoemachtig. { Kruiderig, Deeze, op Ceylon waargenomen door Hek: MANNUs, was maar cen Boompje, ’t welk ook (rs) eas Fati Goedatin Gabrie fabfrentis periolacls „Canis je Arboreo. Fl. Zeyl. 345. Ricinosdes Arhor Aromatica Cix- Ruinen. P 196 T, 126. BURM, Fl, ded, ma „Ra an 1. DEEL, VE, STUK Ga EeENnuiziGE HEESTERS. HI, een Gom-Lak uileverde, Het droeg, lange Bloem- ArpeeL. Aairen. De Strand-Haleky van RumrPHius, ne hier t‘huis gebragt , maakteen veragt Struikach- sTuxK. tig Gewas, op de Amhonfche Eilanden, uit; hebbende Besfen of Vrugten, gelyk die van den Weonderboom , in drie-en verdeeld. Op Ceylon heeft het Loof een fcherp Kruiderigen Reuk. Enkel- Öroederigt, de (16) Croton met Hartvormige effenrandige smile, ruuwe, eenigermaate gehaairde , van on- ts deren Wollige Bladen; de Steng Heefter- achtig. Dit gelykt ig Ean KAn tetten | | Blade geenszins van boven Wol- lig noc! vitgegulpt aan den Rand. Het groeit in de Westindiën. 4 De Croton met byna Amis: etri Ricinokare Bladen ; de Bloemfteeltjes Tropswyze kruidig. Een dezelven over; de Steng Kruidig. Dit Surinaamfche heeft den bynaam van eenen Geflagtnaam, door BOERHAAVE gebezigd 5 die de ge van de Vrugt aanduidt, De pe 6) Ciara Fol. ‘Cordatis integerrimis Feabeis fubciliatis » fabtus tomentofis; Caule Fraticofo. „Am, Acad, V.p. 410. Croton ee minus, Fol, villofis Cordatis &c» ‚Jam. 3 FR on Fol, fabcordatis crenatis ; edancalis Racemo- fis oppofiti-foliis ; Caule Herbaceo. Mercurialis Androgynae Wir, Clif. 98, R. Lugdb. 203. Ricinokarpos Americana Flore albo fpicato &c. BOERH. Zngdb, I, p‚ 254. M Te EL EEL “eér is een Duim dik, met overhoekfe Takken en Bladen ; de. Bloemfteeltjes daar tegenover , lan- A Or - XIX. ger dan de Bladen, De Tros beftaat uit Manne- Hoor: Iyke en Vrouwelyke Bloemen , wier Kelk drie- *TU£ bladig, fimal is en wic. (18). Croton met Hartvormige gehoekte ruu- ollige Bladen. we, van onderen diane Terwyl deeze Soort ‚in ’t byzonder , en by" naam van Molukkifche voert, is ’t zonderling, dat daar van geen Afbeelding voorkomt ‚by Rum- PHLUS die de Ambonfche Planten zo uitvoerig heeft befchreeven. Men vindtze Molukkifche tweedeelige Ockernoot, by den Hoogleeraar J. BuRMANNuUs, getyteld, welke de Ceylonee- zen, zegt zyn Ed, Uitheemfch Kaekuna noe- men, Dezelve draagt Vrugten grooter dan Wal- nooten, hebbende cen Bolfter, een harden Dop en een Kern, waar uit men En Ae haalt de topper _ der Tak omen lange g Trosfen van Boerin: EE gen ruige Kelkheb- dsl Mlolucc ben met vyf Bloemblaadjes en omtrent zeventien _ Meeldraadjes: doch de Vrugt kennen wy niet ‚ acgt LINNZEUS 9} (18) Croton Fol. Cordatis angularis icabrie, fubtus tomen- tofis, Fier, Zeyl. 346, Nux Juglans Moluccana bifida, en Zeyl, 17e. R 3 Il. D&B VI, STUKS 262 EENHUIZIGE HEESTERS, ul, (29) Crocon met langwerpig. Hartvormige, ef- Tek _fenrandige, wederzyds Wollige Bladen Hoofs de Takjes met een dikke Wallighed, xix, -…Deeze „een Heesië dat op re at las genomeu door Doktor Browse „heeft d ken met een zo digte Wolligheid bezet , a A ‚Kruid, “dat men Phlomis noemt „ ‘en deeze Wol- …… ligheid beftuat-uit dereelyke geftechde sterretjes, « als door my aan-de Blaadjes eener” Soort van Wollige «Nagifchade „' ‘in myne Plant -Verzame- ling bertstende, waärgenomen en door het Mi- in. En Kfóskoop afgebeeld i is *% Hier zal waarfchynlyk » ws Jant die ne van cene EE Kleur zyn ES weke: NE piel olie = Eee < äg Hier js ‘de Brad Ricino oides ES Surät- MANNUS, die ’er, de Alb, van get, C ‘huis gchraat, 0. ete make É se ik (19) Crozon rel, Cordatis obloneis hek. aringie romentofis Rämaülis denfius tomencoûs. Am. Acad. V. Pe {ta “Croton Fruticalofum et ciliofum Ke, BROWN, Jas 347. N 420) 28 Fol. triloboshaftatis lancealatis waak Rièi- nuscafperor Aces en foliis al:quat re kier Alm 320. T, zaó. f. 2, €) BURM. B, Ind, p. zor Te fn ‚M ° ‚R o Lg & ‚3 A. 263 us eg ke Arpzreus an) Dan met fomp gekartelde Bladen, de „XX. onderften vaf=s de bovenflen driekwabbig. srux. hg | de beroni zig in de Tuinen van Europa. DE Het iseen Kruidig Jaarlykfch Gewas, waar van Gemwants de Heer, MARTIN een fraaije Afbeelding ge- geven | heeft, (22) Croton met vyf- en 2 drie _gepalm- XXI. js de , Doornachtig nn En deg rake) Bloemen ongefteeld langs de Takken ver Jbreid, : Hier behoort de Ricinus van hadi zee met taoi harde Bladen, die aan de kanten ge- doornd zyn, van PLuKENr T afgebeeld, ee 23), Croton, met, drievoudige GREPEN Jen, an __ … de Lancetyormige Bladen.” Eend Dese: Soort heet Brandende Ricinus , die meta 18, met td by dien (zr) Kens Fol, inermi-ferratis „ inferi oribus quinquelobis, faperioribus trilobis, H. Clif. aas. R. Lugdb. zor. Ricinoie des Merbaceum es le trifidis S. quïinquefidis & Serratis. MART, Cents 46: Ts 4 (22) Croten zit palmatis quinquelobis bene Je {pinofoe erratis , _Flots Cauli adfperfis. fabfesfilibus, FI, Zeyl, 238, - Ficinus Maderaspatanus Sec PLUK. Als, 320. T. ros. £. 3. 23) Croton Fol, ternatis ferratis lanceolatis. Ricínus ze anabinis foliis , triphyllos ex Maderaspatan. PLux, sao, T. 120, £. 6. R 4 IL, DEEL. VI, STUK, 264 ‘EeNnuizicE HEESTERS, Nog vier Gewasfen, die onder den naam van x. Croton door den Heer N. L. BURMANNUS voorgefteld, en waar van twee door zyn Ed, afgebeeld zyn, heeft LIN N us, misfchien k- „wegens de onzekerheid der Vrugtmaaking, niet erkend of aangehaald, Deeze waren ook , zonder naam, van Java over gezonden, Hetzelfde, dar : meer verwondering baart , heeft plaats om- trent vier. Westindifche Soorten , die door den Heer JAcQuin naauwkeurig waargenomen zyn; in de frisfche Planten , omftreeks Katha- gena groeijende , doch waarvan de Vrugt niet wordt befchreeven.. Allen waren die Heestere achtig en_ de vierde , „genaamd. Croton lineare, zyn Ed, voor het naar den Wonderboom vens: gelykende , “welriekënd, Heefter-Gewas;, met Rosmaryn-Bladenen eene driezaadige witachtige „Vrugt, dat de.beroemde SrLoANeE op Jamaika gevonden heeft „ aldaar Wilde of Spaanfche-Ros- maryn genaamd. Onze Ridder hade hetzelve betrokken tot den Kaskarille-Boom,- die thans de tweede Soort uitmaakt van dit Geflagt. CUPANIA De Kelk dd: zo wel in be ke als Vrouwelyke Bloemen; hebbende de eer- Áten vyf Bloemblaadjes en vyf Meeldraadjes, de. laat{ten drie Bloemblaadjes , een dri Je Be ecn, dehokkig Zaadhuisje en ‘dubbelde HS va M o NO IK 1 A: 265 _ Van dit Geflage is maar ééne Soort bekend „iik (1), welke in Zuid-Amerika groeit , zynde voor- heen tot de Vyfmannigen betrokken geweest, ‘oan doch thans: hier t'huis gebragt volgens de Af-STUEe beelding van Prumrer. Deeze Pater noemt Cis het Gewas Cupaniamet Karftengen-Bladen, en “parende eene Fluweelige. getakte Es Dit „wil zeg: kaanfchee gen, dat de Vrugt-Trosfen-uit Trosjes famen= gefteld zyn, Het is een groote Boomachtige Plant, met enkelde Takken , die-den Gele. naam naar een Italiaanfchen Pater: CUPANE, door wien in ’t laatst der voorgaande Eeuw een Lyst der Planten van Sicilie aan ’ licht gebragt is , heeft bekomen. EE) JATR oPHA, De Blóaren hebben 5 in die Geflagt , zegt de Ridder, geen Kelk. De Mannelyken zyn eenbladig , Trechterachtig , met tien Meeldraad- jes s beus ogg oger en korter. de Ae ken v de, met dric | de sier; „éen driehokkig Zaadhuisje En Bn, “kelde Zaaden, „Tot hetzelve behooren agt meeftendeels Ame- rikaanfche Soorten; die byna allen, ind tig zyn en ‘hier volgen. hea) km eet) Jin ( 1) Capania. Sf. Nat, XIL, Gen. 279. ps 636. Pig. Xllls Pe 722. Cupania Caftaner folio, Fruêtu Sericeo & Racemofo. PLUM. „Gen. 45. Jo. 119. Cupania Arborca Fol, er de meds &. BROWN. Pam. 175. Il, DEEL, Vie STUKe 266 EENHUIZIGE HeesTens, ul (1) Jatropha met vyfdeelige Bladen, de Kwab- id rde ben Eyrond en onverdeeld , met ae Hoorp- geklierde Haairtjes. STUK: En Van dit Gewas vindt men verte elks Afbecl bn i-dingen en het-is in de -Europifche Tuinen be- en kend. Juffr. MeErraN hadt hetzelve te Suri- dige, mame in ’ wilde gevonden , grocijende agt, Voeten hoog. De Bladen „naar. die van ’t Vvfvingerkruid gelykende, waren rondom be- zet met kleine geknopte Haairtjes „wordende aldaar tot’ Purgaciën en Klyfteeren gebruikt : men gaf ook het Afkookzel aan de genen die de Beljak; zekere Landzickte in-dat Klimaat, _ hebben. Het grocit end in andere deelen van erika „ een Wonderboom, die overblyft, met dele Bloemen en Tia Bladen , door CoMmMELY N voorgefteld, Som- tyds komen de Bladen driekwabbig voor, fom-- tyds vyfkwabbig,gelykende in’t algemeen naaf die van den Katoenboom, en TOoURNEFORT bragt het Gewas in zyn Geflagt van Rúcinoi- des, om dat het zweemt naar den Wonderboom, Á (1) Jatropha Fol, Vein Lobis ovatis integtís ‚ Seris Glandulofis ramofis. Sy/. Nat. XII, Geh, 1034. p. 636. Vig. XII Pp. 723. R. Legdh, 202, Jatropha bumilior &C BROWN Jam. 343. Ricinus minor Staphifagrie rolio &c. SLOAN. Jam, 41. Hifl. I, p. 129. T. 84. Ricinus Amer, pé- _gennis &c. CoMm. Hort. 1. p. 17. T, 9. MER, Sur, T, 38. Rie cinus Indicus Pilofus &c. Prux. Phyt. 56, F2, Te 220 £. 4e Ricinas Americanus Folio Staphifagrie, C. B. Pin. 432. s18. Ricinoides ae: _Staphilagria folio, TovaNE. AP P, M o N O1 Kx I A 261 2 ERES Sd ke ek „Aangaande de Vrugtmaaking, heeft de Heer, - HL D. van Roven, de r te Léiden, hee” Volgende waargenomien.”;, De Marne nelyke Bloe „> Men hebben” en Blodnbetiecdet dat ten "PUK 5 halve in vyven gedeêld is, met Läncetvor- deipbia, „ miges gehaairde, fpitfe Slipper + de Bloem 5 5 Roders, g \ aas beftaat uit ‘vyf rond- achtige | las van G „van bui- > Len hol en dus om chosen: het es igbakje „uit vyf Kliertjes, die in den Stoel ingeplanc ss zga. % Geul, der Meeldraadjcs is tien; die — == El Elsvormig ‘zyn, in % midden” digt aan elkan- raes ap an beurtlings vyf ‘korter dan de Bebe” en’ tegtopftaande De - Meelknopjes ze zyn rond en kunen draaijere Vân den Styl 5; is een flaauw Bewys, “De Prouwelyke Bloe- „men, nt zelfde” Kroontje me metde Manne: ss"Iyken, hébben Kelk (*) en Bloëm eveneens’, z; met een ronidachtig Vrugtbezinzel sen ‘drie Ei me Srylen” met enkelde kai eat byma zend 18 bevacten:” en (2) Farrophia” mét “effenrandige re Blá- vnd die EEEN ge ode Moluceana. „4% wabe der Soorten van dit. Geflects: naamelyk de vier zarften zyn gekelkt;-’r-welk tegen de Kenmerken frydes gaaar hee zal, geloof ik, zeggen eed de Kelk nier ze Fasrepha Fols origine flens B, Zij ee Dan, vi. rus 268 EenuHuiziceE HEESTERS _ HL De Molukkifche Nooteboom „ met Bladen pe van den Wonderboom en zwart Zaad , door Hoorp: HERMANNUS Op. Ceylon waargenomen , maakt STUK. deeze uit. ’t Gewas is Boomachtig en ver- “fchilt , door vier Stylen te hebben, van de overige Soorten. „it Ee (3) Jatropha met Hartvormige cat Bladen. Jasropha le Een geheele „Lyst van Autheuren , die dit dige. ewas befchreeven hebben, is door den bc- roemden SLOANE te berde gebragt. Hy telt ’er onder de Noix de Medecine vanRocHaeror Ty zeer gemeen zynde op alle de Franfchc Eilan- bet welk men er doorgaans tot Nen om de Tuinen en Wooningen ge- bruikte.. Het groeit, zegt: die Autheur , als men het niet verhindert, tot de hoogte van een gewoonen Vygeboom , waar van. het ook de figuur heeft. De Bladen, van agterensrond, loopen in drie Punten uit. ’t Gewas is zeer Takkig , doch week van Hout , en geeft een Melkachtig Sap; dat het Lywaat bevlekt. Zelfs oet oren vie minkescnns’ Folio inftar Ricini, Semine nigroe HERM. RDE 34. BURM, Zeyl. 170. BuRM. Fl. Ind, 306. (3) Fasropha Fol. Cordatis angulatis. H, Clif. 445, Mat. Jed, 439. Re Lugdb. 102. atropha asfurgens Ficus folio , Flor. Herbaeeo. BROWN, Jam, 348, Rici major Seminenigro. C, B, Pin, 432, Ricinus Ficus ude SLOAN. Jan. y Guacu. MARCGR. Bras. 97. BURM. Fl. Ind. p. 306. Ricinoides Amer, Gosfypii folio, TOUBNEe Jr 56, Eed M on ó 1 KI A 269 doet het Regenwater zulks, dat van de Bladen HL op de Kleederen druipt. In de Helmftadfe Tuin Arp Pi, hadt die Melkgeevende eigenfchap ‚ mooglyk Reofbs, wegens de gedwongen groeijing, naauwlyks te plaats in de Heefter, dien wylen de Hooglee- delphi raar HeisTER onder deezen naam was toege- zonden , komende met de Afbeelding van Piso anders zeer wel overeen (*), „De Groeiplaats van deeze, dic reen vol- Purgeer „of gens den Amerikaanfchen naam , getyteld wordt , ali is ook aan de Vaste Kust van Zuid-Amerika, in Suriname en Brafil. Zy heeft een vyfbladige Bloem die groenachtig geel is met tien Meel- draadjes, en de Vrouwclyke brengen , by ‘Tros- fen , Nooten voort van grootte als Walnooten in de Bolfter, bevattende ieder Noot drie zwarte Boonen. Het zyn deeze , welke men in Vrankryk gemeenlyk Pignons d’Inde noemt, of onder dee zelven begrypt ; in Engeland Plryfick-Nuts , dat Ká is Purgeer- ge den nen re ere ter dan die der zodanig, dat âfle agent Be van zige witte EDE 7 opgekaauwd , de Maag byna t'onderfte boven keeren. Prso , nogthans , pryst derzelver gebruik aan , in langduurige Verftoppingen der Ingewan- den. ’t Is zeker dat zy, van de binnenfte en buitenfte Vliesjes gezuiverd, zagtelyk gebraden en dan in Wyn geweekt zynde , met eenige Kruideryën veel veiliger kunnen ingegeven wor- den (*) Fanmic. Hert. Helmflad, p‚ 237, IL. DEEL, Vl, STUK, u. 270 EEennuiziect HEESTERS, den, dan raauw. Zo het de Diurak Cofta_ def. en _Jävaanen is, gelyk de Hoogleeraâr N. EL. Bog Höör MANNUS gels STUK. rie dan zoude, volgens iS het” Berigt, p aan zyn Ed. gezonden; een halve Boon daarvan ‚naar boven ‘en onderen werken. De Oli lie, die r door de Amerikaanen uitgeperse worde, is ed uitwendige beftryking der Lighaams ; en om koude Zwellingen tc, doen verflaan , uitmunten: de. In alle foorten van Wâterzust het Lighaam daar mede beftreeken en dan eenige Druppeltjes ifgenômeh zynde, maakt zy Ontlasting en dient dus ook tegen de Wormen in Kinderen, en tof’ zuivering van ese z Men gebruikeze eche > De en tot an- Ke rens” Tv. 4) Tarranha ph EDE Se Tar Dt di Tyrropha hb de wle. fyn verdeelde „Boraige ‘Stoppeltjes. Bn Veel Van deeze Soort, daar de beroemde BREIN fie cets de Afbeelding van een jong Boompjë van gegeven hadt, is de Geftalte vo Ikomener voor= gefteld door den kundigen DirrLeNrus, die echter ten onregte de Amerikaanfche ee van TouRNEFORT me, zeen RE d ze Zege Fol, En ultipa zvibus, ‘Stipalis. seraceis dis. H. Clif. 445. R. Lugdd zez. Jatropha asfungens Foliis ltu BROWN. “Fan 348: Rienoides canus tenuiter divifo folio. BREyYN. Cent. 116: T: 53. soan. Far. ao. RA}. Hij, 167. Moris. Hij. Ul. p. 348. 5. 10. T 3 £ ult. Avellana purgatris, C B. Pin 418. Manihot folia tenuïi- Arbor ter divifo. Diru, Elehezig. Targ fi ers Americana muitifido folio, TOURME. Zn? 566. zaM:0rR OTB als-die met Katoenbiaden ; daar toe betrekt. Het HL js de Baomachtige Amerikaanfche Ricinoides- met he “ok _ veeldeelige Bladen, van TOURNEFORT „Hoorde „welke , in ’t- Fransch , . Medicinier CEP ee geheten wordt, en wiens Vrugten Purgeerende Pr ad Hazelnoten of Karftengen, door de Autheuren „ zyn, om dat zy naar dezelven gelyken. Men rekentze voor de derde foort van Purgeer- Nooten of Pignons d'Inde, by fommige Genees heeren Ben magnum genoemd geweest, en van - niet minder geweldige uitwerking dan de voor- gaande, Tien of twaalf Bladen van dit Gewas, in het Nat van een Jonge Haan gekookt, maa- ken hetzelve zagtelyk purgeerende, Men kan het eigentlyk geen Boom noemen , zegt DiLLENIUS, hoewel-de Stam dikwils opfchiet tot agt en meer Voeten hoogte. Pru- MIER geeft ’er maar de helft van die grootte aan , en zegt qe de Stam nde Arm, ie aa in't end in ee nige e doorgaans in negen Bare en EE nes 5 Vinswyze verdeeld. De Kleur is van boven „ donker „van onderen Zeegroen, met witte Rib. ben of Aderen. Bloemen bragt dit Gewas jaar- lyks in het Broeihuis van den Elthamfíchen Tuin, aan Kroontjes voort, van eene hoogroode Kleur, vyfbladig , in weie eenbladige Kelk vervat en A06 gefteeld, doch onvrugtbaar ; komende. in het-Kroontje ‚ aan de Mikjes der Bloemfteeltjes , emee: de opgetelde blijde tid IE Dii VI, rus. 272 EENHUIZIGE BERTA „ÏIL baare Bloempjes voort. De Vrugt is, naar uit AFDEEL qe « Westindiën” overgebragte “Nooten , door 4 Horo BreEyN naauwkeurig afgebeeld en befchreeven, STUK, _« … Zy hebben de grootte-en byna de figuur beg? s, vaneen kleine Walnoot , zynde rondachtüúg ‚ met een Puntje, en dus eenigermaate Hart- 5 s-vórinig. Een dunne witachtige weeke Bolfter , ss van buiten met Ribben en Aderen doorwc- „, ven , is in twee Holligheden, zegt hy , ver- », deeld, die ieder een Zaad bevatten, dat in „‚ Kleur en figuur naar cen Hazelnoot of naar „een Karftengetje gelykt. Dit heeft in zyne „ Schil of Dop cen zoetachtige witte Kern.” Anderen merken aan,dat de Vrugt in drie Hol- » ieder zulk cen Noot bevattende, ver- deeld is, Het binnenfte en buitenfte Vlicsje deezer Nooten heeft wederom de meefte fcherp- heid. Als in de Stam met een Mes gefneeden of gehakt wordt met een Zwaard, of de Bladen afgeplukt, loopt ’er een helder , geelachtig Sap , in overvloede, uit. AAE (5) Jatropha met gepalmde Bladen „de Kwabben EEn Lt effenrandig , glad. Mapiok. it 6) Zape. palmatis, Lobis lanceolatis integerrimis levibus. Jatr. Fol, palm. lens &c. BROwN, Jam: 349. Ricinus minor, Viticis obtufo folio &c, SLOAN. Jam. at. Hij. 1, p. 130. T. 35. Manihot Indorum, five Yucca Fol, anr ca C. B, Pin, oo, PLUK. Alm. 14t. Te 205. f. 1. Manihot Theveti , Yucca & Casfavi-y. B. Hif?. Il. pò 794. MER. Sur, p‚ 4. T. 4, 5. Arbor Succo Venenato, Ras dice esculentà. C. B, Pin, 512, TOURNF, Inf?e 658 Te 43% =, M oN O0 IE TA 23 Dit Gewas is zeer bekend en van ongemeen Ui, veel gebruik in Amerika; om dat de Indiaanen Arda: hun Brood , genaamd Casfave of Casf/avi , van Hoorp- deszelfs Wortelen. bereiden, Alle oude Autheu- “TPE ren, bynas hebben ‘er, als eene groote byzon- deipbiae derheid , gewag van gemaakt , inzonderheid, dewyl het tegenftrydig fcheen, dat een Wortel, waar van het Sap Vergiftig was, een onfchade- . lyk en goed eetbaar. Brood kon uitleveren, Zulks is nogthans door nader onderzoek beves- tigd en thans algemeen bekend. igen hebben het Yucca geheten, maar dat Amerikaanfche woord is thans als een Ge- flagtraam in gebruik, voor geheel andere. Ge-= wasfen *._ Men noemt het, op de Franfche * zie Eilanden, gemeenlyk Manyoc of Maniok; by ss oi an. de Engelfchen Mandeoch, en het Brood, dat de Ingezetenen van de Westindiën tot Voedzel ftrekt, in ’t algemeen Casfave. In Brafil worde veelal het Meel van deezen Wortel cor de Spy- zen gegeten, maar in onze Volkplantiogen bakt men ’er Koekjes van, en dus heeft het byna den Smaak van grove Biskuit, zynde een nict ongezonde Spyze. De manier van bereiding van dit Brood is dui- gaefivës delyk afgebeeld door RocnrrortT, zo wel Boet als een Koekje zelf door Juffr. MERIAN, hoe: danig ik ‘er een heb , dat volkomen rond is , vyfd. half Duim in middellyn , een Kwartier Duims dik , van Kleur en gedaante als ware het van die fyne foort van Zemelen, welke men Korteling noemt , ge IL, DEEL. VI. STUK, HL 294 EenuuvizicE HEESTERS. gebakken en niet oniaangerëam van Smaak. Me- ATLETE befchryft omftandig de manier van Bé- feih: reiding. De „Wöttéls” worden geraspt als tot ik. Houtza: en_daar “úit wordt het Sap ge- Eb, perst , 5 ie WE NRR van Kleur en van een zO doodélyken aart is, dat het, versch ge- dronken , Menfchen en Beesten doet {lerven. De Irdiaanen ‘hebben dikwils daar vân gebruik gemaakt, of de wreede Handen der Span jaat- den te ontgaan, en de Negêérs- doen het nog heden fomtyds uit fpyt of uit fchrik voor tfraf, Een Etmaal- geftaan hebbende , nogthans, of en aad verliest het geheel die hoeda- eed SE, in onze Koloniën, cen e Soort E Vh Mafiiok Saan in wiër Sap d En het minfte kwaad {tee menze zo dat ‘er, als de Amandelen, in Dee n° ‘bittêré on- derfchieidt , „ wördénde de’ Wortel van de laatst- gemelde, wiet Sap Vergiftig is, zonder * van Viervoetige Dieren ja gebräden zyùde va de Menfchen gegeten (*). } _ Waarftchynlyk zal de Grond en Groeiplaats , en de behandeling , if dit opzigt’, gelyk men hier te Lande met alle eetbaare Wortelen plaats ziet hebben, veel onderfcheid maaken. Men teelt de “Maniok zeer gemakkelyk voort , de- wyl alle ftukken van de Takken, in de Aarde geftoken , “Wortel fchieten , en zy Ì is zo vrùgt- baar, (*) Zie de in an de vliet a mbo Tagenw. St. van Amerika; IL, D, ble 617. 7 Kerner rufa Ran eN Oo TIE T A. Bs 27f baar Pe dt een ike daar geit pedal; Swel u . zo veel Spyze uïtlevert als zes Akkérs met: an Koorn, zegt RocHzerorr. De Wortels’ ge? Hi Orb pen Jyken wab naar länge of Fsafche rand je En zes tot agt — Klimaaten en vrugtbaare tn ne of drie Maanden, opfchict, näct eén Stam vân. dikte, als» eens. Meafchen Been, Het is Hof ‚ be „welke als dic” van, s di „gewoone Pasfic. Boom ;- Vineerachtië verdeeld, Zyn. S LòA: E heeftze. by.‚die,van den Kuischboom vergelee= ken. Hy, zegt, dat, de. Steng of Stam Wrattig, is, „de, Bloemen beftaande. uit, vyf ren witte „Blaadjes. De Vrugt, in haar Bolfter ver- Vale, is ear EN; rehab SE die, Ren st en wel als die def Vi welyke, Bloemen , welke ie heet in. vs. gedeeld: zyn, gegeven. „Linne us merkt ‚aan dat het.getal.der Meeldraadjes tien, de. Bloem naakt „is, of; zonder Kelk; „De, Bladen inf volgens de Afbeeldingen , meest in zevenen verdeeld te zyn. Men vinde ’er ook Boompjes van, die den Bâst. „wig òf groen hebben: „en deeze. leveren wel „een ‘fmaakelyk Brood uits maar-de “Wortels zyn. zo. duurzaam niet als. die vân de Maäniok met een rooden. of „Viiolêtten Bast, welker Worttlen tot drie Jaarén “goed S 3 bly Me DEEL» VI, STUK. 276 — EENHUIZICGE HEESTERS, _ ML blyven in de Grond, wanneer die Zandig en Arae piet zo vogtig is, dat dezelven verrotten zou- Hoorp. den (*). Per (6) Jatropha met gepalmde Bladen, die effen- lane randig zyn , de middelfte Slippen weder- „ zyds uitgehoekt hebbende. De Heer JACQuIN vondt, by Karthagena in de Westindiën, dit een gemeen Gewas te zyn, ’t welk LoerLine Jatropha, die Hees- terachtig is en hooger, met een gladde Houtige Steng , genoemd hadt (4). Dezelve groeide aldaar, in belommerde Bosfchen , Rankachtig en getakt, tot twintig Voeten hoogte, altoos flap van Steng. In open Kreupelbosch be- reikte zy maar de hoogte van zes Voeten cn kwam dan de Geftalte van de voorgaande zeer naby. Op de Steenen Wallen van * Kasteel van Boca chica, na de laatfte verovering door de Epgelfchen verwoest gebleeven , zegt hy, hadt hy ze opgegroeid gezien tot een Boompje van agt Voeten hoogte, met een Stam van vier Duimen dik en cen fraaije Kroon. Hier uit ziet men, dat dit Gewas naar de Groeiplaats zeer verfchilt , en ane vend aan de gewoone Ma- (*) ROCHEFORT , Hit, des Antill. p. 89, (6) Fartropha Fol, palmatis, Lobis integerrimis , interme- diis utrinqae Sinu lobatis, Mant, 126. ae Amer, Hij. 256. TIEL 6 Hi LoErL. Jt, 309. _(t) Fanipha frutescens wordt uit innemend doch ik vindby hem Jatropba, |l 2Dedl PEAAT KEUR M oNeofrïeE IA 217 der Asphodillen, De Bladen hadt het vyfkwab- big, met Steelen van een half Voert lang, Het droeg losfe Bloemtrosfen met weinige Vrouwelyke beneden de Mannelyke Bloemen s deiphias * allen uit den geel en bruinen groenachtig. De tien Meeldraadjes , voor de Bevrugting opge- regt, waren na dezelve verfcheidelyk geboogen. In de Vrouwelyke Bloemen bevonden zy zig ook, doch zonder Meelknopjes. De Vrugt was rond en glad, een half Duim dik, bekleed met een wit geftreept Vleezig groen Buidje. waar binnen een driekantig Nootje, bevattende glad» de Eyrondachtige groene of Aschgraauwe Zaaden, Van de Eigenfchappen wordt door den Heer JacqvurnN nicts gemeld, dan dat het Gewas vol ware van een Waterig Lymerig Sap, ’t welk den Reuk hadt van Walnooten- nn In de Tuinen van de Havana hadt zyn Ed, een J: pha gevonden met geh ronde Blac op St. Domingo eene met Plekvórmiëe Bladen, ‘aldaar uit Oostindie gebragt. Mooglyk behooe ren die tot de Tweede en Derde Soort. (7) Jatropha met gepalmde , getande , gedoorn= PM de Bladen. Mb Dee. Brandende, (7) Fatrepba Fol. Palmatis dentatis aculeatis. H. Clif: Maniok. De Wortel was ook Knobbelig als die , Bk goon: tee & p- 19. T. 10. Ricinus la. Fici folus, PLUK, dim. 32 320. TE 220 fe se Jacq; Horst. T. 21. S 3 HM, DEEL. Vlo STUKe Í 273 ErNuuizieE HEESTERS, UI _Deeze wordt Brandende genoemd, om dat de Arbis Bladen, gelykdie der Brändenctelen, met kleine Hdorm- ftekelige Doorntjes gewapend ‘ZyD. Het is de STUK, Melkgeëvende en “brandende Amerikaanfche vld: ‚ Wonderboom, die naar det” Wolfsmelk gelykt Fn Smet Witte Bloemen, door den vermaärden Comm ELYN,in de Amfterdamfe Tuin , afge- beeld en Hafdireeven. ’t Gewäs heeft zyne af komst uit Brafil, De ‘Bloem is naakt , by de Mannelyken in vyven gedeeld, by de Vrouwe- 1yKen vyfbladig , met tien Meeldraadjes , juist gelyk in de voorgaande Soort was waargenomen door den Heer Jacmurs dieeen fraaije Af- vanden, eze heeft i in % licht gebragt. | dor eg ej © Jatrophas. die Blfoorid'; 15, met driekwab- ps vs & bige Bladen en eene Kruidige Si EnZo Kruid Pl. XEEV, _ Kruidige is deeze. „ om dat zy geen. Houtigen Fig. 1 Steng heeft, gebynaamd. Zeer fterk gedoornde, brandende, Fusfieuia heet het Gewas by Hov- | sTON. ‚ Het heeft zyne afkomst van Vera Cruz in. Amerika en blyft over in de Winterhuizen. Ik bezit ’er cen Tak van met Bloemen, dien — „ik, om dar er nOg geen Afbeelding van gege. iere Li hij at AE en zelfs de Bladen en Bloemen met fpidle Ste- ji aint aculéata , Fol, trilobis, cheese: A. _ Eazd. ‘202. Jusfietia Hetbaced S Spinofisfima urens , Fol, die Gitatis Ee laciniitis. MousT, Amm. Herb, in Menorkra GE kels est zyn. Uit een driefprong van lang, 2 gefteclde Bladen, die echter. byna vvfkwabbig * ee zyn; komt de Boikiflens voort, welke aan Hoorp:, * end Troswyze is verdeeld in Steeltjes, met er verfcheide Bloemen. Sommigen derzelven Man- ree va nelyk a: gelyk. de TE by A; zyn Trechter- ‚ins fneeden, en bevatten tien Meelraadjes Db : waar van yk langere, tot één Lighaam famengegroeid; vyf. kortere van onde- ren, uit den Bodem der Bloem , afkomtftig , allen met zeer blykbaarc Meelknopjes. _ De andere Tweeflagtig , gelyk by B, hebben veel. fmaller Slippen, en zyn miet Trechterachtig maar uit- gebreid ; bevattende (behalve de Meeldraadjes, die hier byna even lang zyn;) een ruig Vrugt- beginzel en een Styl, welké in ‘drieën is vr deeld, : De Bloemen zyn van buiten ruig en fte- skelig 3de - Meelknopjes. Tongachtig en tweee wi 5 bevattende roos) nn, zei RrerN v woiderboork er dit Geflagt hebben de Mannelyke en cen vvfdeeligen, de Vrouwelyken een driedee- ligen Kelk, beïden zonder Bloemblaadjes; zyn- de de eerften met: menigvuldige Meeldraadjes ‚de laatften met drie gegaffelde Stylen voorzien, De Vrugt isy even. als in-de Croton-cn- Jatro- pha, een driehokkige Noot, met en ENEN Zaâaden. Drie Soorten, allen Oostindifche Gewasfen, zyn ‘er in vervat, naamelyk S | p IL. DEEL. VIe STUK. — : @ Wop: ao EENHUIzZIGE HEESTERS. Pine (1) Wonderboom met Schildvormige , byna KIK, gepalmde , Zaagswys’ getande Bladen, Hoor. STUK Deeze groeit niet alleen in Oost- , maar ook pe CN in de Westindiën, ín Afrika en de zuidelyke Commanis, deelen van Europa; zo dat zy een inboorling Gemeene, fohynt te zyn van alle de Wereldsdeelen. Ru M- purus zegt, dat dit Gewas in Oostindie veel hooger groeit dan in Europa, alwaar het nog- thans, volgens Govan ,eens Mans langte be- reikt. Het wordt aldaar in menigte gezaaid , om de Olie, even als in de Westindiën, alwaar de Negers zig daar van bedienen, om in het Haair te tiryken, tot zuiveringe des Hoofds van Hier groeit het ook veel hooger dan in ons Wereldsdeel en fchynt dus de Heete Klimaaten te beminnen. In de Oosterfche Lan- den fehynt het een Inboorling te zyn, en niet enwaarfchynlyk zal de Wonderboom van Jonas _ zulk eene zyn geweest. Het Hebreeuwfche woord Kikkajoon , hoewel door eenigen voor Klyf, door anderen voor eene Kaauwoerde Plant genomen, nasi ; ‚ volgens het Wortelwoord Kiki, „Oi Fol. pelacis pna: ferratis. Sy. Nate XII. Gen. 1085. p. 636. Peg. XIII. p. 723. Ricinus Fol. pelratis Serratis, Petiolis Glandaliferis. Hort. Cliff. 450. Up/e 259. Fl, Zeyl. 339, Mat. Med, 438. Phil. Bot, 256: GRON. Orient, 299. R. Lugdb. zor, Ricinus vulgaris omnium Autho- xam, Ricinus albus & ruber, Rumpr. „Amb, IV. p. 92 & 97. T. 41. Ricínus Gallis Palma Chrifi. Lo Hijl, 392. Joon. _ 63% B, Ricinus Afr, maximus Caule Geniculato rutilantes KOUENE. Inf, 542, M oNOIKIÁ En dat by de Egyptenaaren nog dit Gewas bete- kent , naauwlyks iets anders zyn. De Et ik of Kerva der Arabieren wordt hedendaags nog Hoorp= bevonden hetzelve te zyn, uit welks Zaad men Ten in Arabie ook. Olie perst, Oleum de Kerva Of zipbian Oleum Cicinum genaamd. Hier komt by, de fchielyke aangroejing den Wonderboom eigen , en dat hy in Oostindie dikwils, in ééne Nagt, van zekere zwarte Rupfen kaal gevreten wordt. De Kriftenen en Jooden, in Arabie, evenwel , verbeeldden zig, dat het niet dit Gewas maar een Soort van Kaauwoerde, die groote Bladen ze heeft en een groote Vrugt, en kort van is, zoude geweest zyn , welke God als een Won- derboom den Profeet befchikte (*). Hoe ’t zy, de Nederduitfche naam is zekerlyk afkomftig van dit denkbeeld; hoewel men het ook Mollenkruid, als tegen de Mollen mied genoemd vindt, Sommigen Beeren er dna van Palma Christi, waar van de beteker Guitterer is, aan, en de Portugeezen noemen het, in tegendeel, Figo d' Inferno, of Helfchen Vygeboom. Het is, in ’t Engelsch en Fransch , by den tytel van Palme de Christ bekend, en in ’t Hoogduitsch noemt men het ook wel Kreutz. baum „ dac is Kruisboom. Men vindt ‘er twee Soorten van, een Witte en een Roode, De Steng- van beiden is Houtig, maar (*) Nizpvan Defsript. vrg Coppenh. 1773, pe 13ke 5 U, DEEln VL STUK. 281 EENHUIZIGE Heesters. maar van binnen hol of gevuld met een voos rd Merg, byna als de Vliertakken, en fpreide zig opwaards in “Takken uit; bebbende een groen- achtige Schors met een Meelachtigen Waafem „zo dat de Takken zig paarschtig blaauw of ook ‘bruinachtig groen vertoonen. De Bladen, veel grooter dan Vyge-Bladen, zyn aan den Omtrek Vingerachtig ingefneeden, met Zaagswys’ gee | tande Slippen , flap en zagt op ’t gevoel, don- ker groen van Kleur, geribd en Netswyze gea- derd „ op lange holle ronde Steelen, die in ’ midden van het Blad worden ingeplant, en het- zelve dus” bcariee maaken. Deeze inplan= r niet volmaakt in ’t middelpunt ; ai: 5 je Pe de Slippen of verdelingen , wier getal van zeven tot negen of tien is, al- lengs vergfooten, leder ladfteel is met vyf Klieren op_ Eede plaatfen bezet , en deeze hoedanigheid maakte te vooren mede een Ken- merk uit, In de Witte Wonderboom vondt RuMmrPuius deeze Bladen anderhalf Voet lang en breed, thar. in de Roode waren zy nog veel grooter’, À tot by de drie voeten over 't Kruis; » dat eene. Ontzaglyke grootte is. Zeer srofeet EE het fteeken. van de Zon te ber fchaduwen. “ Het draagt de Bloemen by Aairen Ds an | dan een half Voet lang, voortkömende over’ de Bladfteelen „ en beladen met Kelten die een menigte’ van” Mecldraadjes bevatten , wel- NON ET Ae A welke Takswys’. famengegroeid zyn. De Kelk Il der, Vrouwelykc Bloemen is in drieën gedeeld, ATEN | en. bevat een Vrugtbeginzel met flappe Doorn-HooFpe, tjes bezet, mandepse, een ronde GR » grooter Er in, Wit groen en, yne de Sd Deli en drie. deelen, welke. ieder een Huisje md of. Dop, waarin een Pit, die de grootte en figuur van een ‚Tek, of, Hondsluis. heeft (*), Naar dee » wier Latynfche naam Ee, de Griekfche Keelan. was „ voert dit Ge- flagt „en deeze Soort sin ’t byzonder ‚ den naam. „Deeze Boontjes ZA. Op een Zilverachtig Purgeers Afchgraauwen grond „met. donkerbruine Streep, "°9n. pf kenhet. Zaad u gie. dat menin.de Winkels Sem. Cataputia. mais, goet zyndede fte der. difc che Purgeerboor | Es e ; D rme he: nek Grains de ie Ri- a De arbddik van zulk een niet zeer bekend Infekt , isste vindenin het IX. Dux der Uisgezopre Verhandelingen, Pl LX. ig. ss en de befchryving in-het I, DeeLs, XllL, STUK van deeze Natuurlyke Historie , bladz, za. (f) Men plagt, weleer vier Soorten van Sem, Carapatie te tele len; naamelyk maxine, ma majoris, minoris et minima ; doch he- dendaags ap men zig tot twee, de Groote en de Kleine ; zynde dat der ‚het Zaad van vanden hier befzhreeven ; Zie T RILLERI Thefaarus Mazer, Med. Quarto. Lond. 1775. Semen Cataputie — PN ‘zouanders het Zaad van de Ooft- of wettindifche Ja= tropda, hier voor, bladz, 268, 269, befchreeven, zyn; Me DEEL. VLSTUK, 284 __ _EENHUIZIGE HEESTERS, Arne Ricin genaamd. Deeze bevatten in haar Huid- xr je cen witachtige Pit, veel naar dic van een Hoord- Amandel gelykende en in ’t eerst zoetachtig ge maar vervolgens walgelyk en fcherp van Smaak. week Van ouds zyn zy bekend als Purgeermiddelen, waar van Droscoripes dertig beval in te neemen ; doch MarTTúürorus oordeelt dat hier een Drukfeil ingefloopen zy; want, in zo verre men hedendaags dezelven kent , is dit getal te groot. De Ouden, evenwel, gebruik: ten veel fterker Purgeer- en Braakmiddelen dan de Hedendaagfchen, Mesure, onder de Ara bieren , aas 'er op hoogfte vyftien aan , en by de ‚ zegt Prso, zou men niet boven t getal van zeven deezer Boontjes dur- ven komen. In zelfftandigheid kunnen zy tot een Scrupel, en in Emulfie tot een half of ge- tiel Drachme , op ’t hoogfte , in zes Oncen Water, worden voorgefchreeven : doch hoe ook gebruikt, maaken zy, door braaken en afgaan, zulk een geweld in ’t Lighaam van een Menfch, dat een voorzigtige Arts zig in Europa liever van dezelven onthoudt. Het inflokken of op- kaauwen van deeze Zaaden , welke ook van geen Ge » zegt men, aangetast worden, is vooral ten uiterfte gevaarlyk. Men vindt if voorbeeld bygebragt van een Jongman, dic door het gebruiken van een half Boontje zulk een brand in de Keel en Ontfteeking in de Maag kreeg, dat hy ’er den negenden Dag aan flierf, ad oe drie Korrels tie , Riser ae Chabee aen clk tdkde mir akin iten neede an Kd arn 2 lelie cht En MowmorzIin 235 uitgemelkt en met eenige Syroop verzagt, le-_ IT. veren een uitmuntend Middel voor Waterzug. A"DEELS. tigen, wier Ingewanden niet te veel verzwakt Hooff: Zyn, uit. Nog verdient onze byzondere opmerking , Á Olie ran Olie uit decze Zaaden geperst , die in Indie van $ arten zo algemeen gebruik is, dat men ’t Gewas om die reden overal, even als by ons het Koolzaad , kweekt. Deeze Olie, naar de manier van be- reiding byna gelyk de Amandel-Olie verfchillen- de, kan, verfch zynde, inwending tot verzag- tinge by een Lepel vol gebruikt worden; maar rans en door Vuur of met heete Plaaten uit- geperst ‚ of uitgekookt met Water , dient zy piet dan uitwendig tot beftryking der Leden in Lammigheid en wat dies meer is. Het algemeen gebruik derzelve, by de Indiaanen, is, om in de Lamp te branden. De Javaanen, ‘Malcijers en andere Volkeren van Oostindie, elmeeren by ons de Teer en Pek. In Egypte, Arabie en Perfie, wordt ’er van tegen de Schurft, en cl- ders tot inwryving van het Hoofdhaair tegen Ongediert, even als van die der Amerikaanfche _ Purgeer-Pitten, voorgemeld, gebruik gemaakt. (2) Wonderboom mes Schildvormige. uitge. Ri, _gulpte Bladen. Pemerad Taanboom, De (2) Rieinus Foliis peltatis repandis. f. Tanarius minor. RumPH. Amb, IL, p. 190, T, 121, BURM, Fl, Ind, p‚ 307. Il, DEEL, VI, STUKe 286 EENHUIZICGE HEESTERS. HE De Geftalte van deez Soort , dic op de Mo- An lukkes groeit 5 et Taanboom genoemd wordt, Hebe om dat meh met het Afkookzél van den Bäst de STUK. _ Netten taant, is zeer wel uitgedrukt doot Rum- bre, PRIÙS, die danmerkt, dat het veeleer een” Hee. ie er is dan cen Boom, groeijende op Ambon en de Eilanden dáhtommiftreelkks Dezelve wordt ook in een witte en roode onderfcheiden , die beïden een Vrugt ; als de Wonderboom_ draagen, doch daar de Zaaden niet zodanig vitfpringen. De Bladen, die twee Spannen brecd en wel twee Voeten laüg Zvù, zegt hy ‚ worden van de Se boincezen tot Servetten gebruike (*). ur. ne Wonderboom met” Bette onvers deelde Bladen, Mappa, Et enn te Taiellae kens- _ Wegens de o ongemeene gróotte der Blader voert deeze den naam van Tafellakens-Bòom by RumeHius, die aanmerkt, dat de Bladen wel \ derdhalf Voet lang en anderhalf of twee Vocten breed vallen ‚ künnende dus zo wel tot Tafella: kens dienen; als-de voorgaande tot Servetten. Men maakt, zegt hy , éen dergelyk gebuik À in In Indie van ale gros Bladen; doch grooer r dan waren hem nooit voorgekomen aan eenig Oenema Zy Beten eenigszins de gedaante \ab EE van (*) Men vinde be he van rde (3) Pen wenende ED B HoE : ET fmb, IL po 172, Te 108. BuRM. Fb Jd, zi 307. Mr ore van een Roch, en de Steel is ‘er ook hiet aan EN de kant,’ maar middehwaards , ingeplant, Aän en de bovenfte zyde zynze erft doch van ondé= Hoorp. ren’ Wollig. Van dit Gewas, dat Boomachtig STUKe wl vinde men mede een Witte en SK gen 5 an die van den eee, 2 NEE oe De Hoogleeraar N.L. BURMANNUS heeft, onder den naam van Ricinus pij een nieu- Blad-met den Vrugt-Tros door zyn Ed, jsafge- beeld, wordende dit Gewas Dijarak Górito: Be- noemd van de Javaanen , die den gewoonen Won- derboört-Djaräk heeten: De gten wa die Blad is inderdaad zeldzaam, en, zo het geen misge- was zy van de gewoone „Soort „zeer aanmer- Ns wen In dit Bleuwe Rebiak cur ai fehrânderef Natuur-onderzoëker STITË INGFLEEËT, een Engelsch, gêryreld, is dé Kelk der Marfie: Iyke- Bloäiën half Klóottond; veelBloemig; de Bloem ‘Pypachtig en als úitgeknaasd: de Kelk der Vrouwelyke Bloemen is eenbloemig ; de _ Kelk’ offder ; "de Bloei boven het Vrustbegin: zel; dat een: driëdeeligen S&ykhêeft ereen drië- nn gehoije ° wordt. De Os Kerma wol. mss benenden r. an ief. 2. Ee DEEL, VI, STURe a88 EENHUIZIGE HEESTERS, UI. De eenigfte. Soort (1), hier van bekend, is AFDEELs in de Pynboom-Bosfchen van Karolina door Dok- mien. tor GARDEN waargenomen,en draagt daar van STUK. den bynaam.. Het is een Heester met veele seillingsafegtopftaande ronde Stengen, drie Voeten hoog; Sylvatiea, Melkgeevende, die uitloopen in een ongefteelde fche. —__ Bloem-Aair. De Bladen komen overhoeks , ge- fleeld, ver van elkander voort: zy zyn ovaal, Zaagtandig, glanzig, uitgebreid. De Bloemen van de Aair zyn klein en geel. Men houdt het voor een byzonder Middel tegen de Venuse Ziekte. De Samenteeligen onder de Eenhuizige Plant- » leveren geen Heesters uit, maar de beide Gegen der glad Ab. hooren hics thuis; als Eren De Kelk der Bloemen is, in dit Geflagt, vyf= bladig, doch zonder Bloemblaadjes in de Vrou- welyken en met vyf in de Mannelyken , die vyf Meeldraadjes hebben, ingeplant op een onvol- maakten Styl De Vrouwelyke Bloemen zyn met drie Stylen voorzien en het Vrugtbeginzel wordt een driehokkig Zaadhuisje met dubbelde Zaaden. Buiten de eerfte Soort , die een laag teder — ___Kruidje is, dat Touanerort in de Levant hadt (2) Stillingia. Syst, Nas. XII, Gen, 1279. p. 637. Vig: KUIT. p. 724. Mant, 126, -M 60 N 0 dik B _ B8ô hadt gevonden , komt hier de Pinda, aan, Bk merking „ naamelyk Arpeags G) pij, met een regtopftaande PER | tige S Ir. Andrachné ebs Osz ECK, die dit Gewas i in China Anne 5 s het tot de Tweehui-achtiges peer Behöoren; want hy zegt; dat ”er ‘er Manne- Iyke en Vrouwelyke Planten van zyri, die beï- den Struikachtig groeijen. De Bladen warcù ovaal , van boven glad, van onderen Wollig. De Mannelyke hadt cen Klokstryze vyfdeelige Bloem, die groen was; de Vrouwely ke den “def en zes Stempels, zynde de bit zeshokkig met zes Zaaden, Hier uit blykt, dàt de Ken: kain _merkeri afgeleid-zyn van de Eerlte Soort. ko cp Als eene Verfcheidenheid is thans hier Ehüs gebragt (*) de Clutia androgyna, ook een In- disch men eik zo pan als de nd gelykt. Her h t bu: e Fakkel s met langwerp Pbvaale kot gefteelde Bladen ; die glad en taay zyn. De Bloempjes komen in de : Oxels; (2)-Andrachne ereta Arboreâ, Syst. Nât. XII, Geh. koos. Pe 641, Pig. XIIL. p. 728. Andrachne, OSB. Jtin, 228. B, Clutia androgyna. , 12% ttr: ir (*) Naamelyk in Syst. Nat. eg. XII. Zy wasin Mautisfá jp afs een Clatia befchreeven en dus ook in Ed, Xil geplaatst, De benaaming van Andr. man bier of Drakfeil zyn. Ne | rg gr en 290 EENHUIZIGE HEESTERS. Oxels, gefteeld ‚ met haar tweeën uit een Kleín ber Knopje voort, zynde in vyven gedeeld, Pae | AGCYNEJA In ditnicuwe Geflagt is de Kelk zesbladig gonder. Bloemkrans of Bloemblaadjes, De Man- nelyke Bloemen hebben drie Meeldraadjes „ aan- gegroeid aan ecn onvolmaakten-Styl: de Vrou- welyke het. Vrugtbeginzel aan den top gaapen- de, zonder Styl of Stempel. Twee Soorten, beiden in China groeijende, zyn-bier-toe betrokken , naamelyk — He 48 „@ cen die Là Bladen wederzyds glad Üze, en NB road Heester, met de enden der “Takken ‘ruigachtig, de Bladen overhoeks, eenigermaate gefteeld , ovaal , maar een wei- nigje fpits; ongekarteld, een ‚Duim lang, we derzyds zeer glad; veel Bloemen famengehoopt in de Oxelen, wier Steeltjes zeer-dun zyn; de Mannelyken onderft klein en glad ; de Vrotù- welyken boven, grooter, met -Wollige Steel- Sens : ee To gy ja, die de ie van onderen Wol- ple Htefn | Ruigblae dgn an Dit … (2) Agymeja Foliis utrinque glabrie, Syst. Ná, a xr Gen. 1330. p. 728, Jant 296 & 161. (3) Agyraja Foliis fubrus tomentofis, Ibid, ‚Mom or td SBE Dit onderfcheidt voornaamelyk deeze, welke Ht ín Geftalte eenigermaate van de voorgaande ver- Arpa ‘fchilt, doch de Bloemen eveneens heeft. De Hoorps Bladen zyn-langwerpig ovaal, anderhalf Duim*T0le > lang 5 de nde Arin e XX. HOOFDSTUK ee a, van de TwEEHvIZIGE Hersens, (Disk me de 1 lanten. “waor kamen.» „gelyk. in vld Wilgen en veele anderen. Ege Klasfe ís wederom ‚ gelyk- ik bevoo- rêns aangemerkt heb : ‚ naär het getal * rí. Dn, der „Meeldraadjes “in. Rangen verdeeld, Onder; 5°* de mm en An maaken de Wil Ss. pe er a Elen Wils De heerd kan van dit Geflagt zyn by de Boomen opgegeven, alwaar ik de grootften be- fchreeven heb, gaande dus tot de Laage Wil gen over; als Ge) Wilg - met Zaagswys getande ned HE ali. VOV parpureds (10) Salix Fol. sternis de adssiele 4 imferioribas 4 is. It. ‘Scan. ast Fl, zen U, Nins4- Salix folio Ni. peet VMG x \ 202 TwirnuUizicE HrEEsTErs, it A vormige gladde Bladen , de onderften ge- ÁFDEEL. XK. nt Es EE en | EU: Men noemt-deeze, Soort, die de Takken ge- Twee- „meenlyk Koraalachtig Bloedrood heeft, in ons marge Tand Roode of Paarfche Wilg. Volgens de aanhaaling van Ray door CoMMELYN, zou dezelve in Zeeland en in de-Zyp groeïjen. Die van J. BAUHINUS, getaamd Roode geenszins broofche Wilg , met lange fmalle Bladen, kan geen “andere dan de gewoorie Bind-Wilg. zyn of mooglyk een kleinere Soort : want de Teen- sp Wilg’, te vooren befchreeven *, groeit in, de bla 468. 5» Zuidelyke. deelen van Sweeden wel vyftien El _ en hoog (*). Deeze , die meest voorkomt in de midgelijn deelen van Europa,’ heeft de-a ken, zegt de Ridder, Zy onderfcheidt ee van de meefte anderen, doordien de Knoppen drie Bladen uitgeeven, waar: van de twee: buiteníten dwars geplaatst zyn. Ook zyn-de Bloemen eenmannig, volgens ARDUINUS. | red 4», Wilg met Zaagswys’ getande gladde is Helix, / E Î £ sh La Wilge longo ‘fablateo non amtenleef Viminibas rubris.-RAJ. Ansl. IL p. 450. Salix valg, nigricans Folio non ferrato. C+ B- Pit: 473» Salix rubra minime fragilis, Folio longe angufio. Je > Hist. 1, p. 215. ile k C*) LiNN. Jt, Scan, Hoogd, p. 1694 (21) Salix Foliis Serracis glabris Ianceölato-linearibus , fi” perioribus oppofitis obliquis. Roven Lugdhat. 33. N. + DALIB, Paris, 299, Salix Fol, uminque lavibus, infemegi cie DB: 1:01 EEA : 293 Lancetvormige Bladen , de en ge: ES paard en Scheef, ad De bynaam is ontleend van T neo vargas Koorn 7 Tus, die eene Soort van Wilgen Helice gety- Diandrieas teld heeft, om dat derzelver Rys zig laat buie gen en draaijen als Teen, Zy verfchilt vande meefte andere Wilgen „ door dien de Bladen byna tegenover elkander aan de Takjes voort- komen en blaauwachtig zyn; hebbende onder zig Knoppen, aan de Oppervlakte dikwils Gal letjes als de Eiken, en aan de toppen der Tak- ken fomtyds de zogenaamde Wilgen- Roozen, van famengegroeide Blaadjes , welken van vee- le voor de Bloem of Vrugt gehouden zyn. Het is alleen zonderling, dat hier toe ook de broos» fche Wilg, van J. BaumrNus, betrokken wordt, ze In de middelfte en Zuidelyke deelen van Eu- ropa komt deze ed » aan de ja. wegens de Pee w van Ge Rys: want n Bla. den zyn blaauwachtig groen. Zy groeit ook aan den Duinkant van onze Provincie , in ’t byzonder by Berkenrode buiten Haarlem ; zo COMMELYN, die dezelve Roos-Wilg noemt s heeft cis ig Has Helo, 153, Salix humilior &c. RAy: Hij. 1421. Cant. 144, Angl. II, p. 448, Salix tenuior, Folio minore atrinqae glabro fragilis. J. B. Hif, 1, p. 213. É, 2 Salis Meliee Theophrasti, en eg 277. H. DEEL, VL, STUK, ur 204 TwWEEHUIzZIGE HEESTEns. heeft ‘aangetekend. „Men noemtze- in den El Aap mg faz Rheyn-Weyden, dat is Ryn-Wilgen, om dat Hogen: zy digt aan den Ryn veel voorkomen, en fom-. STUKs migen geêven ‘er den naam van Kris Weyden, menige dat is Kreeft: Wilgen aan; doch de algemeens de, veróorzaakt wordt. fte naam is aldaar Sumpff- Weyden, of Moeras- Wilgen, met Schubbige Koppen, ‘niet, alleen we- gens de gezegde Roozen, welke, van enkele Bladertjes gemaakt, òok wel in ander flag van Wilgen voorkER > maar wegens zekefe vers … hardiùg van de Katten , die, ín plaats van Wolligheid, een harden knobbeligen Kop kry« gen; ’e welk door Wormpjes , daar Ì in grocijen» De Heer HALT vondt deeze Soort in chile op Waterige plaatfen , en meent dat het ook de ia met Oleander-Bladen, aan OER s ZY, van VAILLANTS alzo de grootfte Bladen die gedaante hadden. Pons TEDERA heeft ’er, onder den naam van Berge Wilg, met gepaarde, langwerpige gefpitfte Bla: den, van gefproken, Hy noemtze, Wilg die de Bladen wederzyds glad, van onderen Zee- groen heeft, de Schubben ‘en Zaädhuisjes Wol. lig, De Takken of Ryzen waren taay , hoe- f > Es, en wierden door den tyd donker 5 ’t welk in ’ geheel niet met de Gee- le Wil van Ray fchynt te ftrooken, maar meer overeenkomst fchynt te hebben; met de voorgaande Soort, ” 3 CEE is za de ‘ruigre W haare Wyf jes DD LO MME A 295 jes Katten, en aan de zwarte Schubben, die, IL de Wolligheid van de Mannetjes-Bloemen be- Sy3EELS kleeden, kenbaar, volgens den Heer HALLER, Horse. die deeze Soort gadet befchryft , als , t zy broosch dies of buigzaam , behoorende tot de Laage Wilgen; de Bladen fimal, niet ruig, van boven donker blaauwachtig. groen, van onderen Zeegroen heb- bende , ten deele getand en „niet, volftrekt ge- paard. Men maakt ’er , in Switzerland „een gemeen gebruik van om de Dykjes aan de Bee ken of Rivieren te ftutten en te fteunen (*e De Takken zyn hoekig, „groen , doch worden door den Ouderdom donker paarfch, … (ra) Wilg met eenigermaate Zaagtandige , Lancetswys’ Eyronde , naakte, geaderde * zopie Bladen ‚-en enkelde Bladftcelen , die niet Egyptiches geftoppeld zyn. Het Egyptifche Gewas, Calaf of Ban ge- naamd , dat ALPINUS enn 5 aheglde, komt overeen met de-Syrifche Wilg, « zilverde Olyfbladen ze van Ba ve INUS. Onder de Wilgen munt dezelve door den aange- gaamen Reuk der Bloemen, en in Kragten uit 5 zo (*) Ermend, Stirp, Helv. A, Helv. VOL. V. p. 32. (12) Salix Fol. (ubferratis, lanceolato-ovatis nudis Venofis, Eerielis cibus exftipulatis. Am. Acad. IV. p‚ 295. Salix Syriaca, Folio Oleagineo Argenteo. C. B. Pin, 274. Calaf S. Ban. Arr. Zgypt, Gi. T. 62, Bied- Muske BRUN, Jin, 1924 T. 7% __Ta4 Maan nani 205 TwreEndizice Heesters, zo VEsLINeius aanmerkt, Van de Bloemeù werdt een Water gedestilleerd; Macahalaf ge- Hoöorp- nâamd (*), zeer Hartfterkende , Tegengiftig Bhren en Zweetdryvende. Zo was ook ‘het Aftrekzel mamige. derzelven tegen de Rotkoortfen en de Pest dien- à ftig. Zie hier de befchryving. „% Is een Heester van grootte als de Kuifch: boom, met dikke, gladde, roode Takken; de Bladen overhoeks. als die van de Ruige Wilg, fpits ovaal, wederzyds kaal, van onderen ge- ribd , zeer flaauw en wyd» Zuigewais;® met kor- te Steelen.- In de Oxels der Bladen komen roo- de Knoppen voort, van grootte als een Boon, Deeze openen. zig met ééne Klep, en geeven Katje uit, even als dat vande Ruige en tweemannige Bloemen bevattende. zn (13) Wilg met Zaagswys’ getande , Eyronde, Myrfinites._ gladde, geaderde Bladen, | Ovaalbla- dige. In de Laplandfche Alpen groeit deeze Soöft zele UI AFDEEL. be À (*) Die Water zal het zyn, waar van KAEMPEER zegt ‚dät men in Perfie de Gasten ‚onder andere welziekende Wateren, tot verfrisfchinge befprengt met „Arachi Badm:sh, dat vande van de Moskeljaat Wilg, die byna cen Hemelfchen Geur geeven, te en end wordt, Aman. Eget. Pp: 374 {13) Salix Fol. en: ebr, ovatis , venofis , F1. Leppn iT. 8 fFRT.7,f. 6. FL Suec, 7909: 38 s Salix ill folio Spicâ crasf ei HALL. Helv, 15% a pumila Myrfnites, Ponr. Comp. 140, Sal, Alp. Fol. angustioe ferra erratis, DEE nz. Alp. 340, haet pumila repens &c. Tir. Pis, 15 zelden meer dan twee Voeten hoog; de Stam … is bezet met veele taaije , paarschachtige Teen- RE a tjes: de Bladen komen in figuur met die van de > Blaauw-Besfen Boompjes overeen, en zyn nage- noeg Ovaal; de Bloemen eerde ; het welk - deeze Soort byna van alle anderen onderfcheidt, SCHEUCHZER hadtze op, dn met glanzige Blaadjes waargenomen. De Heer HArrea hadtze gekreegen, die En verga= derd was, zynde zeer laag en takkig van Ge- was, met eene ruuwe roodachtige Schors; de Bladen zeer glad en glinfterende , van figuur byna als die der gezegde Blaauw-Besfen , aan den rand fyn gekarteld en fterk geaderd , fpits ovaal; de Wyfjes Katten waren zeer dik, beftaande uit groote bruine Zaadhuisjes , in een zeer digt Dons, niet glimmende, met zwarte Sehubben. (14) Wilg met de Bladen raten ze N bag ed ‚van nn de Steng- arhtio Die Werfcheidenheden van B eens ja de Laplandfche Gebergten voorkomende , worden hier toe betrokken. Twee hadden de Bladen getand, de derde ongetand. De figuur der (tad Salie -Fol, fubferratis, glabris , fubdiaphanis, fabtus glaucis: Caule fuffruticofo. Fl Suec. 798: 386. GMEL, Sike IE, p. 166. Salix Fol, ferratis glabris obovatis. Fl. Lapp. 352. T, % f. E. Sal, Fol. integris &c, Fl. Lapp. 356, Salis Fol. end s glabris &c. FL Lapp. 360. T. 8. fe M, Ie DEEL: VL, Srux. PR 8 TWEERUuIziGe HeesTEns, EE. der Bladen was in de eene ovaal; in de ande- xx. te Spatelvormig, of naar ’t end verbreedende; Hoorp- in de derde Lancetvormig , aan *t beginen en end, beiden, fpits. In alle warenze zeer menige, dun en byna dobrfchiynende; van onderen groen- achtig, en ’ Gewas groeide aldaar wel als een Boompje ‚ maar naauwlyks een Voet hoog. In de Tuin voortgeteeld zynde.was hetzelve wonderbaarlyk veranderd, «eens Mans langte hoog geworden , met veel dikker Bladen; zo dat het naauwlyks naar het Wilde geleek” De Heer GMELIN nam dergelyke Dwerg-Wilgen door geheel Siberie , op Moerasfige plaatfen van de Berken-Bosfchen, id waar verfchillende alleen van de ; 2l: landfche daar in , dat de Zaadhuisjes zeer glad en nict Fluweelig waren, gelyk LiNNeus van dezelven meldt. __De Mannetjes Katten’ vondt hy dun, de Wyf- jes dikker ‚meer dan ecn. Duim lang; beftaane de uit Zaadhuisjes , naar ’t Gewas te rekenen groot, paarsch. van Kleur, niet digt by eens gefteeld, Deeze Siberifche hadt de Blaadjes byna onzigtbaar getand. De gedagte Lapland- _fche, met ongetande Bladen , zou de Myrtebladi- ge Wilg van Ruvrerck zyn, HALLER nam dit Gewas op de Switzerfche Alpen waar s met glinfterend Fluweelachtige Schubben der Mannctjes Bloemen , wier Katjes in hege zeer klein waren. r 15) wilg rt 3,0 sE KTA Se Gs) wilg met eenigermaate getande, gladde, UI _zeer flomp Eyronde Blaadjes, « a Te regt voert deeze, die op de gebergten Hee ; van Switzerland , Oostenryk en Italie groeit, Iv. den bynaam, De Heer HALDER merkt aan , verufa dat zy op alle ie Boen der a: ‚ zelfs op die den van ’t Ge is, maakende ge zeer klein en Vendel hr Gradient dataleyd langs den Grond kruipt. Jong zynde heeft het zelve zeer kleine Blaadjes, naauwlyks grooter dan die van Ke Wilde Thym, oe ” mct evenwydige Ribben, (een zeer zeldzaam v beeld ( Gy onder de “Wilgen ‚) geftrecpt, ze glad en glanzig, De volwasfene , die deels van een Voet-hoog voortbrengt, heeft de Blaad- jes Eyrond en in de geheele Omtrek-met Tand- jes. De Katjes zyn omtrent een Duim lang , omende voort uit getropte Blaadjes en beftaan- de uit ie Ne ie in een witte Wet met jer ra, en De’ foo ‚op an- dere (15) Salix Pol. fubferratis elabris obovatis obtufisfimis. Salix Fol, levibus ovatis, Spicà rarisfimâ. HArr. Helv. 154. pas, 30l. Salix Alpina rn za repens non incana, CG, ‚. 159. Salix Alpina Serpilli folio lucido, Bocc. Has MH, ps 18. T. erge Epit. 104. (*) Unico in Salieibus pn zegt de Heer Hansa; Emend: urf.-p= 34: maar ze Egypte, hide hoor befchreee ven ; fchynt de Bladen ydig g bben , ende U. Daer, VI, STUKe 300 TwEEnHviziGE HEESTERS, HI. dere Stammetjes groeijende, zyn ronde Katjes , pn van weinige Zaadhuisjes famengehoopt. Hoorp- CAMERARIUS geeft een zeer goede Afbeel- STUK. ding van dit Gewas, dat, zo hy aanmerkt, niet oneigen, Aard-, Berg-, Steen, of Kruip- Wilg, genoemd wordt, BoccoNe heeft het- zelve ook zeer wel in Plaat gebragt en genoemd Zeer kleine kruipende Alpifche Wilg met ftom- pe glinfterende Wilde Thym-Blaadjes. SCHEUCH: zER heeft ook dien naam gebruikt en van Tour: NEFORT is dezelve, wat de Blaadjes aangaat, mede nagevolgd. ’t Geheele Gewasis zeer glan- zig groen, niet grys, gelyk BAUHINUS te zegt aanmerkt, Rr Twee. mannige, gres bn ene xvL. 6) Wilg met Zaierwyr zerken stats; re rondachtige Blaadjes, gak Kruid. wilg. Deze is de ‘allerkleinfte Br Á zo Bir NAUS aanmerkt; geevende een Afbeelding van het grootfte Gewas daar van, hem ooit op de Laplandfche Gebergten voorgekomen, geen hal ven Vinger hoog. Aan een Steng van naauw- tyks een Duimbreed lang, droeg hetzelve drie of vier byna ronde Blaadjes , en geleek dus a > | veel ren {16} Salix Fol. Genel ochiedistie, Fl. Lapp. 355e Fitt. He 8 T. 7 Fo Foa ER Soer. . Soo: 837. R. Lug e 82. HALL, Helv, 155. Jacq. Viudsb. 296, Salix fagatilis mi nima. C‚ B. Pin. 474. Prodr. 159. Salix Alpira luc jarepens, Alni rotunde folio. Boec, Mas, 11, p. 19 T. te £ ult. Raj. Suppl, 12, Angh, 11. p. 448. Herba facie Pyrolz, MARTe Spissbe, 47. Te G. fe B. OED. Dan, T. 1i7e WE isme EAN EE ei veel naar het Kruidje , dat men noemt Win= HL tergroen. Het heeft een taamelyk dikken Wor- Arpmans tel, en vertoont zig als een ondcraardsch Hee- Hoorps® ftertje , dat flegts ret de topjes der Takken STUK => boven den Grond komt. De Sexe maakt in Zie _ het Loof eenig verfchil, De Mannctjes-Plant - heeft de Blaadjes byna rond en de Bloemen geel: de Wyfjes-Plant heeft dezelven Hartvor: miger en de Zaadhuisjes zyn rood. Van dit Gewas heeft BorrHaave di onder den naam van „Allerkleinfte Wilg, mes een zeer fraaije geele Bloem; in de Optelling der Planten van Rfe Leidfen Akademie-Tuin, gewag gemaakt. - Boc co Ne noemtze-dlpifche glinfterende Kruip-Wilg , met ronde Elzen-Bla- den ‚en MARTENS, in de befchryving van Spitsbergen , een Kruidje gelykende naar Win: dergroen. Zie daar, hoe een zelfde Gewas.na- mn en op ern sen fade in Ede Ede Heer Bite biezen van hersstke kleinte „ fomtyds naauwlyks een Duim hoog ‚ hebbende de Katjes ook zeer yl; van weinige Blommcetjes, maar de Vrugt- of Zaad- huisjes , (dat zonderling is) van de grootften in het geheele. Geflagt der Wilgen. Dit is ech- ter maar betrekkelyk tot de grootte of liever kleinte van ’t Gewas te verftaan ; gelyk de Heer JAcQUIN te regt aanmerkt, die deeze Kruid- Wilg op het hoogfte van de Schnee- berg IE, DESL, VI. STUK. „302 TwerEnuvizice Heesters. mn, EEE ar STUK. XVIe Salix reticulata. eaderde, berg by Weenen , zeer digt- aan de Sneeuw s groeijende „ heeft waargenomen’ @). (17) Wilg met afenrandige, gladde » Eyron- de flompe B Deeze, die ke: de Netswyze Adertjes van -haare langwerpig ronde Blaadjes, welke geheel niet getand zyn, onderfcheiden wordt, hadt op de Laplandfche- Bergen ook maar de’ hoogte van een Vinget , met blaauwachtige Aairen. Op de toppen van den Schneeberg vondt de Heer Jacquin dezelve insgelyks als een Kruie pend Gewasje , met dikke Takjes byna Plag- gen maakende als Hey, en de Blaadjes vanon- deren g €, fomtyds met roode- Ader- tjes doorweven. Op de Switzerfche Alpen nam de Heer HALLER deeze Soort wat „ als cen Heeftertje van omtrent een Elle hoog, datde Blaadjes fomtyds- glad , fomtyds ruig hadevof met Zilverkleurig “Dons overtoogen ; “en”de Katjes zeer dun, onderfcheidende zig”door de lange Steêltjes det Bladen van haare mede Soórten. De mes, der rra en de (*) Caplulz u prime tone sigi Jaca, Pidi 297. (27) Salix F _ovatis obtufis, JACG Vind. 296. Salix Fol. integris glas brads fubtus rien Fl. Lapp. 359. Te 8 L,& T.7,f, 1,2. Fl, Sct. 835. Salix pumila folio rotundo. J. B. Hifi. Ie mi 14 ScusucHz, Alp, 43: 340. RA). Hi wr er J- ifs de 4 212, DH MA Nikes 303 de Bloemen der Mannelyken, zyn uitermaate UL _Wollig (%. (18) Wilg met effenrandige » gladde , Pits STUK. — Eyronde Bladen. XVIIe Salix B is een Heeftertje, dat de Geftalte heeft 4 Aant de zogenaamde Myrtillus of Blaauwbesfen Mirc ®. _De Bladen van hetzelve zyn swederzyds" 8 glad en groen, fomtyds volmaakt Eyrond, doch dikwils een weinig fpits of langwerpig. Het en in Veenige Moerasfen van Lapland voor , n hadt de gedaante van een Boompje met paar- fche of roodachtige Takjes ‚doch de hoogte was niet meer dan een Voet, Op dit Gewas nam Linneus die Wilgen-Roosjes waar , van wel- ken ik, het Ínfekt, dat dezelven vormt, be- fchryvende, te vooren heb gefproken (4). (19) Wilg met geheel penn van onde- RE ) Food. Aj tad Ge) Salix Fol. i integris is glabris ovatis acutis. salie Fol, in= gegris glabris ovatis aiternis. FJ, Lapp. 357, T. 8, f. I, K. ES Suec. 304; 889. (1) Fi. Sue, Ed. 1. p. 292. en el het 1, DEELS XII. STUK van deeze Natnsrlyke ‚ blada. 131. De reden van den bynaam deezer Soort heb Dn ae _ opgegeven, Het is de gorsone Wilgen. 8 neder bedoe wende (19) Salix Fol, integerrinms, fubtus tenuisfime villofis , pvato-oblangis. F4. peen nf. tE Tes, fB Flo Sue go2j 390, Salix. Alpina Pyrenaica, C. B. Pin, 474 Prodr, 159. BURSER- XXIV: 120, IH. DEEL. VI, STUK. doy _ TweErnuizicE HrESTERS „HL deren zeer fyn gehaairde, langwerpig Ey: el ronde. Bladen. sieke STUK, In de Laplandfche Berg-Valeijen wâs dit een “Tite. Heeftertje van twee Voeten hoog ‚ de Bladen AnEt van boven glad, dech niet glanzig „ van onderen bleeker met eenige Haairtjes hebbende, De Mannelyke Bloemen maakten „dikke Wollige Knoppen uit. De hier aangehaalde, welke Bur- sERuS op de Toppen der Pyreneen vergaderd heeft ; ‘paauwlyks een half Elle hoog , hadt lang- werpige Blaadjes, zagt als Fluwecl , met Haaie . tjes op de kanten , en Aairen van een Duim Jang , dun en Wollig: Disfchien komt deeze gade we vintic EE en Braken He Wilgen met ingeste gladde Bladen uit, waar van voorheen gefproken „y.D, is *: thans volgen die met ongetande ruige Bla: « ML, STUK „den, “waar van agt Sooften zyn, | bladae 453» 64e … ‚ ee. (ao) Wilg met effenrandige, wederzyds ruige s he: | flomp Eyronde , ge-oorde B Ge-oorde. dn de Woeftynen van Lapland is-deeze, vol- gens den Ridder, gemeen, fchietende dikwils . op tot een dunne buigzaamen Boom. De Bladen hebben, aan het Steeltje „kleine, ronde, by- nn of. Oorlapjes, Bens dl hadt dee. ES Salix Fol. integetr. utrinque villofis obordels eppen- -diculatis. Fl, Lapp. 369. T, „8 fe Ts Fl, SOM Mo; Sor. R. Lugdb. 84, Salix kele zaand iatnai DILL. App, 37 Ray. Angi, TIL pe 450 Ne “ huisjes vaten. glad. Dir LENiUs 0 zdeeld „der Blaadjes waargenomen. — Men ziet klaar die wyze, toe, de Laplandfchc Wilg , met Lan- wi or Te ME deeze Sort, by Giesfen;, met een weinig ron- Et Ra dat dezelve zeer van de Gezoorde. Wilgen, met Hoorp- Amandel-Bladen *, verfchille. De Heer Har- eri Leer fchyntze te houden voor eene Verfcheiden- 11, 455: heid of v van A: Sereen Ruige Wilg ee edes ä (ar) Wilg met de Bladen r wedr Willig, Er rondachtig en gepunt. wollige enn op. de Laplandfthe Alpen door Len: s was Boomachtig en hadt | de Takken overal aad eene witteruigte bekleed , de Bladen rondachtig en ftomp gepunt, miet ee- ne lange losfe, Wolligheid. zodanig bezet, dat vertoonde, bet gehêele Gewas zig wit en ruig Twee Katjes kwamen gemeenlyk aan het end der Takjes van: het voorige Jaar en de de dat deeze fleg Í L re de Wi ‚met rondachtig ‘gefpiefte Bladen van BAvHINUS „ en de Ridder betrekt ’er thans, op CeLS= (*) Emerd, utlupra. p. 35 a, Salix. Fol, utrinque Ean: fubrotundis aeatis, Fl. 63. Te 8. f. KET, 7. f-7e Fl :Suec. og 3 892e Salix humilis ariel ereka. C. B, Pin, 474 Prodr, 159. RA}. Hif, 1426. Haur. Helv. 154. B, Salig depresfa Fol. integris uhtus hilofis Ber. Fl, Lee. 361, Te BÊN, FA, Sure. u. N, Mdd zadel II, xx. 306 TWEEHUIZIGE HEESTERS. cetswys’ Eyronde, aan beide enden fpitfe, van onderen ruige Bladen , welke door de aankwee- Hoorp- king gebleeken was, de zelfde te zyn, De aan- STUK gehaalde van BauHrinNus groeide in vnd land maar een ae hoog, (22) Wilg mat geheël efenrandigt , „ ruige » Lancetvormige Bladen. Geen gemeener was ’er in alle de Vallcijen der Laplandfche Bergen ; weshalve deeze te regt de Laplandfche gebynaamd wordt. Zy kwam menigvuldig ín de Bosfchen van geheel _ Sweeden voor, zynde een Heefter van vyf of zes Voeten höogte. Ook ontbreekt zy niet in andere declen van Europa. Ten minfte worde de Portugaalfche, mer ge-oorde Salie- Bladen, _ hier thuis gebragt door LinNnaus. Ende Afbeelding , welke door den Heer H ALLER» wegens de fraaiheid, is gegeven, fchynt-nader tot deeze dan tot de volgende te behooren. Die Kruidkenner merkt aan, dat ’er een groote ver- anderlykheid in de Bladen plaats heeft naar den Ouderdom. In de Jongheid zyn dezelve zeer Wollig zagt, wederzyds Zilverkleurig. zonder eenig Groen : vervolgens komt het Groen eeni- e doorblinken aan de bovenzyde, en de germaat onderzyde is ook veel dunner gehaaird, zo dat de Ribbetjes zig vertoonen : co worden de (2) Salz Fol, lntegerrieaish irfatis Baci, 2E Lapp. 366. Ts. f. Te Fl, Sus. 308; 393, HALL, Zitiv. 155. T- Jefe Ze ader t EE Wie OE de Bladen. van boven geheel glad en groen (*). Zwart hadt zyn Ed. dezelven van boven areste zegd te zyn en glad; van onderen alsgefluweeld , ei) en dus ook afgebeeld: *t welk door den Heer STU 2 GMELIN die anders zyne Siberifche laage Piendriäs Wilg , met wederzyds witachtige Wollige Bla. den , gedagt zou hebben de zelfde ns nooit was gezien ({). Een (23) Wilg met effentandige fpits Eyronde Bia- xxuis den, die van boven -ruigachtig, van onde- 4renarias eede eeen puin-Wilg Deeze komt zeer nd en is mooglyk ecn. enkele Verfcheidenheid van de voorgaande, zo de Ridder heeft aangemerkt. Zy komt ’er in hoogte mede overeen ; als ook in de Kleur der Stengen of Stammetjes, welke Aschgraauw of uit den rosfen. zyn, De Bladen, alleenlyk, zyn wat minder ruig, haronderhe, van boven, em ook zo Ì niet. : Las NEUS» de gedagte m3 van GMeLiN thuis ge- bragt, en de Woonplaats gefteld in de Moss fen van Europa. Men vindtze in Engeland en __Deuitfch= (*) Emend, utf. p. ) Fier. Siber. Vol. 3 P. 166 (23) Salix Fol, integris ovatis acutis , Bam mgr Sabtus comans: FS kf aj odd Ile- en de Sib, IL. pe 164, T. 36.£, ie x u. Delen: baeten hd 308 — TWwEBEHUIZIGE HERBSTERsS, UL Duitfchland , als ook in Vogtige Velden aan der Arnell Ryn ‚ en by ons overvloedig in de Duin-Valei- Hoofs jen, wordende gemeenlyk, volgens den Heer STUK, per GorTERr, Kleine Wirf genoemd (*), dat Twee. _mooglyk tot den naam van Wervelen-Hout , dic NEN gam een Boomachtige in ons Land gegeven wordt, eenige betrekking heeft Cr. xxiv. (24) Wilg met effenrandige Lancetvormige veren Bladen, die van onderen ruig en glanzig Leggende, zyn, en Eyronde gefpitfle Stoppeltjes. Deeze, in harde Grond op laage Velden van Zrce zijn en was gemeen in Sweeden, „van de voorgaande Bere BEEN OF opgemerkt ís; daar in te beftaan , dat de Bladen langwerpiger Zyn; van boven glad, van onderen glanzig als Zyde, en dat zy de Takken witachtig groen heeft. Zy regten zig niet op en maaken dus een leg- gend Gewas uit, °t welk HArLER, naauw- Iyks een Voet hoog, by Bern hadt waargeno- men ‚ hebbende geelachtige Rysjes en ronde Bloem-Aairtjes. en © Flor. Belgic: p. 275. (f) Zie hee voorg. III STUux, deezer Nae, Hit, bladz. 459 (24) Salix Fol. integerrimis Lanceolatis, (ubtús villofis nie tidis ; Stipulis ovatis acutis. Fl. Saec, go w8gss Salix Fols ovato-Lanceolatis integerrimis , Ramis decumbentibus. Re Lugdb. 34. DAL. Paris, 299. Salix Fol, integris ovati GOETT. Stamp, 416. Salix pumila, Fol, ellipticis se we HALL. Hels, 153, À „Orr 0E TT Age 508 (25) Wilg met effenrandige. Lancetvormige Fe. „_wederzyds omtrent kaale Bladen , de Sten te kruipende. Hobtn- STUKe Deeze;, die ook in andere deelen van Euro- ar pa waatgenomen is, komt nn de Bergen „pan in Sweeden op en, voor. InKtuipende; ‚Kleinte tart zy de Kruid- Wilg, hier voor be- fchreeven , als hebbendé dé Steng dikwils maar een Duimbreëd lang , doch een Vinger dik, met roodachtige Takjes , die witte Haairtjes ben, als Rysjes langs den Grond uitgeftrekt. De laadjes zyn langwerpig Eyrond, gefteeld;, wederzyds glad, van onderen Zeegroen, zón- der Stoppeltjes en de Katjes komen zydelings voort. De Ooftenrykfe Kleine Berg-Wilg van Crusius, hier «aangehaald , hadt leggende Rysjes van een Voet lang en-een Vinger dik, met dunne kri LES tusfchen het En heffende en Blaadjes-van-b ring, van boven glanzig “groen ermidate grys. Aan de due aten zàg: e Aatje, uitgeevende een witte Wolligheid, : (26) Wilg met effenrandige , Eyronde Bladen, XXVL die van onderen gehaaird zjn. fuscas (z5) rk ra. ns weneectaie » utringue fabpilo» fis, Caule repente, FL Sec, 814; 896. Saliz Alpina pumila repens inferne fabcinerea, C, B. Pin, 474 RAj. Angl. Til. Ts Ed et ph latifolia prima, CLUS, Hif?, 1. p, 35. € Kirs Fol. ieesas ovacs, Cabeus pubescens. Salix : # a 3 Fol. k Ll AE DEEKs VI. STUK, He 310 TwWEEHUIZIGE HEESTERS Van deeze, die ook een zeer laag Heeftertje Arms. is, dat dikwils kruipt, heeft LINN&us, ge- Hoorp- STUK. Tuit wannige. jes van deeze, Iyk van alle de andere Laplandfche Wilgen, de Bladen, op eene byzondere Plaat, tot ver- gelyking» ’twelk zeer fraay en nuttig is, af- gebeeld. Thans echter merkt zyn Ed, aan, dat deeze met ‚de Kruipende „ Leggende. en ‘Breede Duin» Wilg, veel overeenkomst heeft, Zekerlyk-loopen deeze vier grootelyks in, één, en zyn niet gemakkelyk te onderfcheiden : waat door-men- van byzondere plaatfen wederom ane dere Soorten krygt. etienne de Blaad- eine an. onderen ee- waren, mi rd dat de ‘Naantjes-Wilg F met nn gladde Bladen, van. BAUHaiNus, hier t'huis behoore. Deeze fchynt het te zyn, die onder de Duin- wilgen van. ons „Land, door den den COMMELYN, is opgetekend. Mooglyk is die, welke Meese in de Wouden van Vriesland, op Heyvelden en V eenagtige plaatfen., veel waar- nam, hoewel door, hem tot de Negentiende be- trokken . ook deeze Soort, Immers de Zee- ER dat zy de Koppen re jn tweeën en 5 Fol, integ. ovat. fubt, villofis nitidis, Fi, BE zes. pr” 6, Re Pl, Sue, 303; 897, R, Lagdb, spe JACQ, Vindob. zon Salis pumila Folio utrinque glabro, J. B. Hij. Ie p. 217 Sal. pum. brevi anguftoque Folio incano, COMM, Hol, ze f Goar, Belg. 279, MEijs. Fris, N. 403. za 2e me ET Ae sir gedeeld en _de Katjes ongebladerd heeft. De Uk bruinheid der Bladen, van boven geek. ’er den Arm _bynaam aan, Hoorne i STUK (27) Wilg met febr mat L ancetvor- XXVI mige, uitgeftrekte : fs ne van onde- pere he Wollige É str! je ie hi erd sq f. ket AE B rmalbladis Deen: is door de froalhoitner nmdkenenake 52°" kelyk te onderfcheiden. Men vindt daar van een fraaije Sie by Lorer, die deeze dee Laa: Wilg by Antie op. de Steeltjes van een Palm ob tat EE: ; Bladen als-van het Motte- kruid en Bloemkatjes als der gewoone Wilgen, grocijende vondt, -zynde het-Loof bitter van Smaak. Onder de Ooftentykfen heeft Crusius ook twee Smalbladigen’, “waar van de laat{te mooglyk,door Com mer eN bedoeld zal zyn, met Ne Kaag 8 dien kh me zen gryze Blaadjes: t eerfic : dagte Autheur. buiten twy ‚Nan : dat dezelve PTS van een Voet of kor- _ter heeft, die geelac chtig zyn, met Blaadjes van een ED ‚als die” van Vlschiuid, van bo- ven 5e) Suis zol, een lanceofato- linearibus, friâis, R- Zugdb, AL N. ES Fl, Sauce. IL. N. 898 Salix humilis auguftifolia. CB, Pin. 474. Salix humilis repens auguftifolia. Lon, Fe, IL we 137. } B. Hij, I._pe 34e GORT, Belg. 280. Mess. Fris. N. 404» Salix pue gela angutifolia me Pan, Pe 192. T. 103e D, Daste VI, stuw 4 me PR DEEL, oe n£ TweEtnuizieE HeEstens. ven groen, van onderen Aschgraaúw en nog jong zynde theel grys. Dezelve groeit in vog- D: tige Hakbosfchen beneden Frankfort aan de Mayn volgens Je BauniNus (*). „Een der- … gelyke fchynt in Switzerland in de „Beeken te weoeijen volgens HArLER, die gewag maakt van een Wilg met fimalle, zeer lange, van on- deren demen Bladen ; welke de Wilg met het allerlangfte Blad, van ia: guy, en desalee, ee befchryfe: GE). sh IBEN À 55, De Takken" zyn Ik regt; broósch ;-de 55 „Bladen fomtyds genoegzaam Eyrond en-Ovaal« » achtig ‚ doorgaans. echter langwerpig, van » drie Duim ven; daar-bovens final, met even- s-wydige Ribben (4), die cen fchefpen hoek sy met” de middel-Rib- maaken , van onderen be= s»-ftendig Wollig „en wits: “nu eens pers dan- glad; ‚de Katjes tusfchen de Bladen sr Ongefteeld ‚niet. uitpúilende; ‚„Rolrond zode ‚5: Zaadhuisjes „als zy jong ZyD’ met eene wit- 5 is bv bekleed; ws’ tros mtn f nja neven Ee: dE evisenbr b Bad nf zend in gul ie zn Bog jurk nn ds eren as venhe bie de” ‘derde Sort van Wig der voten el Tee Emed, ürfupia, Pp. 58. niiet | (1) Zie daat wederom een Vóorbeald, Re vj en j beid der Ribben ook’ in andere de end neefeF verg byk bl, 299, bee hier als | th te enn bs ADD rr ren meg In de holte der Beeken was deeze’ laager, an zegt die -Kruidkenner : wâarfchynlyk dan daar doet buiten. Ik vindze ook aangetekend onder de Hoörp + Planten van den Elfaz, door Doktor MaArpus°TUEe (*), die zegt, dat menze aldaar Girrl-Weyden Dierdria. of Girrlen noemt. Dat dezelve Katten eer dan, Bladen. voortbfénge en wel het Mannetje over- vloedig , fomtyds“twee Duimen,’ fomtyds maar één Duim lang, bleek geel en van een ongemeen aangenaamên-Reuk: des hy ze “by de Perfifche of Egyptifche Moskaat- Wilg ; hier voor befchree- ven ‚ vergelykt. In April en Mey; ‚ voor ‘alle anderen, bloeide deeze Wilg: aan de Riviertjes van den Elfaz, en men maakte ’er fomtyds ge- bruik van de Bloemen, om gedestilleerde Wa- teren een Geur te ; geeven, dien zy lang behiel- den. -_ De Wyfjes-Wilg van deeze Soort bragt haare ‘Trosfen van Zaadhuisjes AG voor de Bla. den voort, » heek kie en Longebol ouwde Vel. } ‚of Rr zuip - Ais EK “och anders a groeit. clye ops; tot een. caamelyk hoogen 2 dieten. efter „die „zo ‘erde Takken dikwils » Afgefnceden worden „ een zeer ‘dikken Stam so. kry gt” ie d ‘door deezen. ej 2C e verinderlyktieid, ook ud, de Wilgen waar, ge. Pe), ris Plant, Se Ps 275. : vs 40 Dir, v‚ drin: ur, 314 TWEEnUizIGE HersTens. genomen , welke „het gene ik te vooren daar van Arpzer. gezegd heb *, bevestigt. RAY zegt, dat dee. Hoorp- STUK. ze Smalbladige. Laage Wilg in Engeland over- Benin seen plaatfen en en zelve Rosmaryn-Bladig noemt; hade ze-by aal onder de voorgaande, in de Wouden: van, Vries land, gevonden. Zy groeit. ook, volgens den Heer DE GorTER, veel in de Gagel-Kampen by Harderwyk ‚ ook wel elders in onze Duinen en in Zeeland, ja buiten, twyfel ge, meer. plank mi _De overige “Wilgen naden te mana befchreeven es 3 ga ik over tot het Geld) Bezie ú met negen Zaadjes. x > ree wl hid we, Ber PS ‘ verwr E M P E r R UM, Voet Dat tot den Rang der Driemanrigen, als drië Meeldraadjes hebbende ‚behoort, Hier zn dezelven, läng. ” De Kelk der Wipe, ‚ 20 wel als „der, Vrouwelyke Bloemen , » is in Sn | de drie Blocmbl midi Twee Soorten, beïden Buriti, „komen es ol {A ‘er in Ars naamelyk, r: ke En Hal s D to AAE 3Es Bes-Heide die regtop jaat. — ui. 6) gtop fi je En abe: is in, Portugal alleen waargenomen door pe g0r Fa den vermaarden Crusrus. Hy vondtze boven STUK. Lisfabon in, een Zandige Grond, met een mê- 1, nigte van vitve, Basfen. beladen; waar door „Eper het Ì erst als of Witte. NEETG, het Gewas. met Greintjes Manna was begroeid. Zy maakte ’er, een Heefter met Takjes. vancen Elle hoog die broosch en descid waren dan de andere Heide, cieibende de laden ,-op-cen byzondere manier, by er » om de Takjes gefchikt. De Vr Pasen waren witte doorfchy- nende Besfen , als Paarlen , zeer Sappig en zuur van Smaak, cards gemeen drie harde Steentjes. À Van de voldandes: naar welk. zy in. Gethite veel gelyke „. verfchilt. deeze „ zo, NS us hs ane Sane door. ‚de Ees: ne langer en, | Nee En een. fik en. duide indi van SEVER (2) Bes Heite die veder Dees eran en EEE eretum, Syst, Na XII. Gen. 1100. p. 640. “Zwarte Weg. XML 737. He, Clif. 470. R. Lugdb. 206. Empenum Cuus. Hij, Lp. 45. Erica feptimna. Hsp Pp. 114. Te 117 TouRN5. NE. Jai. 519, Te 42le. GC) Emperram mprocumbens, He Clif Bn haet ne IE. DEEL. VI, STUK e HI. Arata sió TwrrEHviziceE HEESTERS. Deeze valt ín-vogtige Berg-Valeijen der Noordelyke deelen van Europa ‚niet alleen ‚ maar Hoorn: ook in die der hooge Gebergten van Ooften- STUK. Drie. wannige, ryk en Switzerland. Men vindtze op de Hei- jen van Engeland , alwaar het Landvolk de Vrugten Crow-Berries en Crake. Berries, dat is Kraaije-Besfen noemt, volgens RAvy, en dus geeven ook de Boeren op de Veluwe , in ons Land, aan ’t Gewas den naam van Kraay-Hei- de, zo dé Hoogleeraar pe GorTER aantekent, Het groêit aldaar op vêrfcheide hooge Heys Velden , als ook in de Wouden van Vriesland , in Zeeland en elders. Men vindt het onder den naam van Leggende Camarinna der Noor- “Fandefi"door Periver gemeld ,zynide Ee poe naam van t vorige hier op ie Lapland, daar dear Bes:Heide in de dof- fte en droogfte Zand-Woeftynen der Alpen niet ongemeen is, hadt de Groote Linneus daar van Mannetjes „Wijfjes, Manwyvige en Twee- flagtige Gewasfen, waargenomen, en derhalve dezelve tot de Klasfe der Polygamia thuis ge- bragt. De ‘Heer JacQuin eenige Planten daar - vans in de Herfst op de Gebergten uitgerukt, BE oe in den Kruid-Tuin overgebragt zat d bee ondt Sutt, 8325 904, HALLe Helv. 12, ee Vindob. 298. Em- Baccifera. Pann, 7 79. GORT. Belg. 231; MEES. Fris. 'N. 4094 = Empetrum montanum Fru&u nigto, TOURNB, Jr/?. 579. DOT ETR: SE vondt dat dezelven , in Maart van ’t volgende _ Us Jaar, op den zelfden Stoel veêle Tweeflagtige An Bloempjes voortbragten, met drie , twee of Hoorp. één Meeldraadje voorzien , en weinige Wyfjes „STUEe maar in ’t geheel geene Mannetjes - Bloemen. EE Hierom oordeelt hy, dat dit Gewas te regt be- hoore tot de voorgemelde Klasfe „en niet tot deeze. De Ridder merkt ten dien opzigte aan, dat hy ’er één met Tweeflagtige Bloefnen te Upfal gezien hadt, tegen duizenden, die wee- zentlyk tweehuizig waren. Dit doet dan deeze Bes-Heide hier bekly- ven, waar Omtrent de Heer HArLER, by nader onderzoek, deeze nieuwe Waarneemingen te berde brengt à 1). RE) De Kelk 8 in drieën s, gedeeld , rie Bloem » blaadjes , die Eyrond en ros zyn » fteeken ‚ daar buiten uit; en drie lange Meeldraadjes pi nand uit de Bloem voort. De V, ee is » een net negen … et „> rond Kogelte Erie Bienfbteaters: N Een Styl is ’er , met negen purpere Stem-= ‚, pels. De Mieeldraadjes zyn zeer dikwils s‚ met een misdraagend Vrugtbeginzel gepaard.” Dit geeft eenig Licht aan het voorigc en be- vestigt de regtmaatige plaatzing van dit Gewas volgens de laatfte goedkeuring van den Rid- der, die ten opzigt vande Besfen , welke zwart en zond zyn , byna als Geneverbesfen, aan- merkt : (*) Emend. utG p. 36. IL Daar, VI, STUK: 318- TweEnUIiziecE HEESTERS, UL merkt, dat dezelven ; (fchoon-op zig zelf in mes mie oe kenigte gegetem , het Hoofd bezwaarende ,) zo oek: wel alsde Bofch-Besfen, waar-van voorheen STUKe “ Zie en ns DL dn. \ gefproken is,-insplaats van Korenten in de Kaas- Beulingen der Laplanderen komen *. Het blykt TUR ‚dan „ fchoon fommigen deeze Besfen voor Ve- nynig uitgemaakt hebben, dat zy eetbaar zyne Oraus BoRRICHIUS maken dat zy nict alleen tot Voedzel ftrekken voor ’t-Gemeene Volk 4 maar dat hy, nog een Jongen zynde „de- zelven dagelyks by handen vol hadt gegeten (*)e Waarfchynlyk-ftrekken zy voor het Gevogelte geth 4 de Katt en andere Dieren, tot Spyze, giet daar pers, om de koudíte deelen des Aardbodems , zelfs in de Winter, van Voedzel niet ontbloot te laaten, uitblinken, Crusiuss immers, vondt het Gewas, op de Stcen-Rotfen van Hooge Ge= bergten in Ooftenryk en Stirie, bloeijende en met groene Besfen beladen; terwyl ’er nog vec. — le rype Besfen aan zaten van ’c voorgaande Jaar. Het was in Switzerland, volgens HALLERs een. Takkig Heeftertje , met Rysjes van een Voet lang of hoog, en digt gebladerd , byna als. wyze om de alien med De Coris van hagon, wier Blad Ceusrus zan deeze Heide geefs, (*) Bamraor, AB, Med, Vol. it. pe 164n „DD. A0 1 RE Ani 319 geeft, heeft ze ook zodanig; doch wy gebrui- ken liever het Loof. van dit Gewas, als voor reet ons bekender zynde (*). Hoorps STUK. OsSERrRIs Triandrias De Kelk der Bloemen is ae zo wel in de Mannetjes als in de Wyfjes-Planten ‚ in drieën gedeeld, zonder Bloemblaadjes, en in de laat-_ ften ook zonder Styl, maar met een rondachti- - gen Stempel en een Vrugtbeginzel , dat eene Bezie wordt met ééne Holligheid, waar in een ronde Steen De Birkelt Soort (1), gemeenlyk onder den on naam van Cafia bekend, groeit overvloedig in a de Zuidelyke deelen” van Europa, zo in fommi- Wi® ge Gewesten van Spanje , als in Provence en Languedok , byzonderlyk omftreeks Montpel- lier , alwaar het Lalitvork ee lou Rouvé poem, Hier van beeft zj den naat es by fomm gen gedragen, dier OPEL an geer; hoewel de Beltinderé Biao order dat Zy (*) Gelyk in de benaaming van Erica Emperrifolia ; zie 'tIV. STUK, bladz, 517, Pl. XXII, Fig. 2, en de Polygala Empe- zrifolia : V. STUK, bladz. 433. Pl. XXVIII, Fig: 1, enz. (2) Ofyrise Syst, Nat, XII, Gen. 11oI, pe 649» 5 XIII. Pe 737. R, Lagdb. 203. Sauv. Monsp. 56. GOUANe Monsp, sor. GRÖN. Oriënt, 3o8. LÖEFLe Itis. 165. Ofyris frutescens Baccifera. C‚, B. Pin. 212, Cafia Poëtica M i CAM Epit. 26. LOB, Ic. 432. Cafia Latinorum. Arp. Exot. Pe 41. Cafia Monspelii dia. GEsN. Epi/l. so, Cafia quoe rundam, Crus, Hliff. 1sre Joe 282e IL, D5EL, VIe STUK. 320 TwEEKUIZIGE HEESTERS, k zy geenszins de Cafia van V IRGILtUS kan zyn: zo min âls het Kneoron van Tùrornwa: " sius, ’t welk Cafia genoemd was van Hyar- NUs, zo Prinius verhaalt, De benaaming ze van Cafia Poëtita is derhalve zeer oneigens Waarfchynlyker zou dit Gewas de Ofyris kun- nen zyn van PLiNIius, en -daar van js de Geflagtnaam ontleend. Men vindt het ook zeer fraay in Afbeelding gebragt door Crusius, die het in Spanjc, daar men het Guardalobo noemt, op verfcheie de plaatfen aan de Wegen groeijende waarnam, Het is een Heefterachtig Gewas van een Elle hoog, — „met dunne, taaïje, groen-, en fomtyds ook zwartachtige Rysjes , begroeid met ver- fpreide finalle Blaadjes als van ’ Vlaschkruid, Het draagt Mosachtige groengeele Bloemert, als die van den Kornoeljc-Boom, Pluimswyze famengehoopt volgens de Afbeelding van CA- MERARIUS. De Vrugten zyn Besfen gelyk die der - Aspergie- Planten, Koraalrood van Kleur, en bevattende een rond Steentje, met een witte Pit, die zoet is , zo wel als het Vleesch der Bezie, maar de Bloemen zyn wrang en het Kruid is bitter. Het bloeit in bd mer; de Vrugt wordt in Oktober ryp. In de Wyngaarden van den Berg Eend iss dit Gewas ook gemeen, wordende aldaar Mack- mudi en de Besfen Habel mickenes- geheten , volgens Rauworr. LorrLING nam in Spânje waar, dat het een zeer aangenaameù Reuk { za to TE Wij 3x Reuk heeft welke dikwils de nabitechap ver- ME vult, bderheid van ‘de Mannctjes Heefters "xe die fterk bloeijen, De Wyfies zyn, dewyl zy Hoorns Meeldraadjes hebben , veeleer Tweeflagtig, doch TeK zonder de Mannetjes brengen zy geen Vrugten voort, al Linnzus Es Ee ne PCirS wo ns Die van de Mannelyke Sexe, in dit Se. hebben, geen Kelk maar eene driedeelige Bloem: die „van de Vrouwclyke een driedeelige Kelk, der Bloemt s ; drie Stylen en [brengen voort ecn “Zaadhuisje van drie. Gre Twee Soorten , beiden Indifche Genen, komen in dit „Geflagt voor , als volgt. 0) Caturus met hangende Bloem * Aatren_ in Caturus “de Ozelen. Spicifloruse tper iet é ge Aairbloee ige. NE oDú %, Grickûhe woord bier tog cnroenn volftrekt hee k Dt. at Staart, elk heus vadis dat men dic Gewas in ’t Maleicfch noemt, we- gens de figuur der Bloemen; gebruik ik nog- thans die. benaaming niet, alzo dezelve by ons aan andere, Gewasfen of Kruiden gegeven wordt; Voges hem he de Bloemen : vecl-.naar 5 man die ( 1) Caturus spicis Asilleibus foliearlis _pendulis. Syst. Nat. XIf. Gen, 1ago. p. 650, Pig. KIL. pe 739. Acalypha hispi- da. BURM, Fl, Ind, p. 303. T. 61. f. 1. Cauda Felis, RUMEH. Br aes P. 84. T. 36 & 37, Watta-Taly, Hors, Mal. Va Pp. 6 iS & U, Dest. VL, STUK, 322 TWEEHUIZIGE HEESTERS, HL die van onze Katte-Staart Amaranthen, doch in ArDEEL, alle de monfters, van, Java gezonden , ftaan, de zode Steeltjes van deeze Katten overend, zo de Heer STUK. Drie- mannigt, N. L. BuRMANNUS aanmerkt ; Nees iens Af- beelding niettemin men ligt befluiten zoude , dat zy van den zelfden aart als die van Ru m- PHIUS, Cn mooglyk op ’t Papier regt geleid en dus gedroogd waren, Want, die Afbeelding zal, naar alle gedagten, volgens een gedroogd Takje getekend zyn; dewyl de figuur der Bloe- men of Vrugten ’er niet in aangeweezen is: zo dat men zelfs niet onderfcheiden kan , of het Bloem- dan Vrugt-Aairen zyn (*). Het saal ‚dat men in Oostindie Katte-Staart gezegden Autheur „ Een Struik KE En laage Hazelaar, vyf of zes Voe- ten_hoog, opfhiecende met Takken , die van boven meest krom ftaan, wegens de zwalfte der Bladen, Het wordt in tam en wild ver- deeld; waar van het eerfte Bladen heeftals-die van den Moerbezie- Boom , wel twee of drie Handbreedten lang en meer-dan half zo breed’, donker groen, van Onderen rood geaderd, Uit derzelver Oxelen komt een Staart, die maareen Vinger dik, doch wel twee of derdhalf Voeten Yang is, hoog Bloed- of Karmozynrood van er elykende: dus veel naar het bloeizel der ei (*) Die van Plait XXVI, in ’t voorge srug waren veele anderen, in Flesfchen met Liqueur ge D Ì OI Ki A. 329 Bezegde Amatanth. Decze Staart is Wollig — Ee. zagt „ en beftaat uic veele Draadjes „ die op Knopjes zitten, welken zig als Kelkjes veftoo- Foor. hen en een oogfchynlyk Vrügtbeginzel bevatten; doch *t gene altoos misdraagt. De Wilde in te: Triade gendeel „waar van cen Witte is en Roode, die hooger opfchieten, heeft Zaaddraagende Katten, % Gezegde komt taamelyk.met de opgegevene Kenmerken overeen ; doch ik begryp niet, hoe hier de. Watta-Taly van Malabar, welke aldaaf door de onzen Looghoom geheten wordt , betrok= ken kan ZyD. Ray noemt dezelve sid. Bese fendraa Malabaarfe „ met ge-aairde Bloe- men, die tweebladig zyn, en een éénkorrelige Vrugt (*)e - Dezelve wordt befchreeven als eeri Boom „vry dik. van Stam en‚omtrent twintig Voeten hoog, met vcele Takjes in ’ ronde, de Bladen rondachtig, fpits op lange ronde Stcelen hebbende; de Boen Aaen uit vende Koopist PR ee re en met vele gee lach: tige Topjes pronken. op de-Bloempjes volgerì ‚groenachtig. e Besfen, welke. reuk- en iiiaakeson ZYN » he een ronden ; groenen, Zaadkorrel (f)s die « _e main: Malabarica. Floribas Spicatis dipetalis, Fruês monopyreno. RäJ. Hift, 1595. item Coma. Fl. Malab. p. 496 (f) De Vrugtmaakende deelen, in de Malabaarfe Kruidhof s “ zyn, wat fommigen ook zeggen mogen, volgens den Ridder maauwkeurig opgegeven. Vid, Gen, Plant, Ed. Vv, Piaf, $. ans a. | KL, DEEL. VI. Srux. 34 TwEkHurzice HEESTERS, Ï Uit de Bladen van deezen Boom, met groene ArDElls Tabak en Rystwater gewreeven „ werde een Hoorp: Zalfje gemaakt tot zuivering van oude Zwee- STUK, ren, en van de Bladen alleen, in Water ge- she kookt „ een Stooving of Bad tegen Koude Koort- fen. De Bloernen van de gedagte Katte- Staart, op Java Tambang genaamd, in Water gekookt _ of met Suiker tot een Konferf gemaakt, werden als een byzonder Middel tegen den Buikloop en andere Kwaalen, van ein der vatte Eene afhangende , gebruikt, aise (2) Caturus met zydelingfe ansafld erm Men. Filler _De EP TTERSI VERE En op ‘Marerigie, ) MER, * aan de Oevers van St. Pieters-Rivier, een Was, t welk hy tereere van den Heer Bor P, ! eeraar in de Ontleed- en Kruidkûn- de op de Wittenbergfche Akademie , Boelumeria doopte. Hetzelve is door Lr NERDS “hier thuis gebragt, met den bynaam van Takbloemt= „g2,om dat het een menigte tropjes van Bloemen aan Bladerlooze Takjes uitgeeft, die Mannelyk zyn of onvrugtbaar, en de Vrouwelyken komen aan jongere Takjes op den zelfden Stam voort: des deeze eigentlyk tot de Eenhuizigen zou'be- hoorèn. De Vrugt was; bovendien „ door ge- zegden Heer niet-gezien ; ’t welk nóg meer — oan mende gd Rd Ea (2) Caturus Florib: us lateralibus feslibass se Tbid, Mant. 127e Boehmeria ramiflora, JACQ, Amer. Hil. p. 246. Te 157 * Ne E Dero TEA 325 duifterheid maakt. Hy bevondt se een Boompje Ii. van agt Voeten hoog, met lange Takken, aan PDEEL. * end doorgaans omgeboogen , en daar bezet met Hoorp- kromme fpits Lancetvormige getande, rimpclige °"® Bladen, van zeer verfchillende grootte. LiNnNus hadt derhalve byzonder weinig reden om te twyfelen, of dit Gewas van hee zelfde Geflagt kon zyn als zyne Caturus : te “minder, alzo de Heer JACQUIN in de Vrou- welyke Bloemen,zo wel als in de Mannclyken;, geen Kelk, en een enkelen zeer langen Styl, met een enkelen. Stempel, waargenomen hadt, De uitwendige Geftalte alleen zou het hier be- trekken. Onder de Viermannigen van deeze Klasfe ko- men verfcheide Heefters voor, naamelyk in de cerfte plaats het Geflagt van Triandria, TOEN Welks Kenmerken, behalve díe der Meeldraadjes hai? in de Ere zyn een zien bladige Bloem , terwyl de Vrouwelyken geen Bloemblaadjes hebben en de Kelk in beiden ontbreekt. „De Styl is in tweeën gedeeld en _ de Vrugt eene eenzaadige Bezie, De eenigfte (1) is door BrowNe op Jamai- zake ka etn en n_ afgebeeld , die ’er deezen Americana, G weg (1) Trophis. Syst. Nat, XII, Gen 1ro3, p‚ 6so. Veg. Xiti. P. 739. Am, Acad. V. p. 410, Trophis Fol, Bte glbris &c, BROWN. Jam, 357. T. 37. £ 1 X 3 vo, DEEL: Vis STUKS _ u. Ane maa: eet ho 326 —_ TwEEzuizicr HEESTERS, Geflagtnaam aan gegeven heeft. Zy maakt een Hecfter , met langwerpig Eyronde, gladde Bla- den overhoeks envin derzelver Oxelen Aairen n Mannelyke Bloemen, Voorts komt dezelve in hoedanigheden. de Brandencte- len en-bet Glaskruid zeer nabv. De Ridder vraagt, of het Bucephalon Racemos fum ook een Soort van dit Geflagt zy. Dat Gewas voert by PeuMmseERr den naam van Bu- cephalon of Osfenkop met eene roode getrofte Vrugt (*). De Bladen zyn Eyrond, gefpitst, effenrandig , overhoeks geplaatst en zeer kort gefteeld. Het draagt enkelde zydelingfe Bloem» Aairen. De Scylen der Vrouwelyke Bloemen zitten met haar b ‘zodanig op het Vrugtbe- ginzel, dat zy daar mede een foort van Offens Kop maaken ; doch de Vrugt heeft daar ‚van de ant niet in dit Gewas, dat een Heefter ‚ in Amerika huisvestende. Ik heb een Oost- indich Zaadhuisje, dat volmaakt beantwoordt aan dien naam. B A ST eiken De Maanelyken hebben, in dit Geflagt, een Kat die vis efchubd is : de Vrouwelyken Eyronde Katten, met cen tweebladig Omwind- zel. In beiden ontbreekt zo wel de eee als _Blocm- $ (*) Bucephalon 'F rubro. Brent; Gen, Saa Lee 67, Bucephaloa tiens Sp. Plant, pe 1661. Dj Oers, a: 827 Bloemblaadjes. De laatften hebben een twee- kwabbigen ongefteelden Stempel, en de Vrugt Arnes beftaat uit vierzaadige famengegrocide Besfen. Booïës Hier behoort een Gewas (1), dat door Sroa- gn: NE genoemd ís Heefterachtig Kali dat Pynappel- Bate tjes draagt, met cen witte Bloem, Browne jn hadt hetzelve Batis geheten, en mede op Jamai- ka waargenomen. De Heer JAcQuin merkt aan , dat hetzelve de Zandige Zeckusten beflaat van de meefte Eilanden en het Vaste Land in Westindie , wordende van de Spanjaarden te Karthagena en elders, die van de Afch gebruik maaker tot het Glasblaazen, Barrilla le De Smaak zegt hy, van het geheele Gewas , is uitermaate zout, Het komt als een Heefter voor, van vier Voe- ten of minder hoogte , die de oude Stengen Houtig, broofch, Afchgraauw , zeer Takkigen leggende heeft; de jongen nd Ben: 5 met vier pe ‚ Fegtopítaande, De Blade, zyn Vlecdig en Sâppig, dik, aan be de eden fpits en naar Es van ete Soorten van Huis. look gelykende, naauwlyks een Duim lang. De Vrugt is uit den groenen geelachtig of gehect geel , SLOANE fchynt de Stempels, die wit zyn, voor Bloempjes te hebben aangezien. Vis (:) Batis. Syst. Nat, RIE. Gen, 1104. Pe 650, Pik XII. P. 739. JACQ: Amer, Hift, 260. T. 40. Ff, 4. Batis maritima ereâta ramofa &c. BROWN. Jam. 356. Kali Fruticofam Copie ferum Flore albo. SLOAN. Fam. so, Hij, Ip. 144. X 4 IT, DEEL. VI, STUKe 823 TwErmUlzIcE HEESTERS. GIN: ISCUM Marentakken. ‘latie hebben cen vierdeeligen Kelk , De zonder Bloemblaadjes of Meeldraadjes,, zynde de Meelknopjes aan den Kelk aangegroeid ; de Kelk der Vrouwelyken is vierbladig , zonder Styl of Bloemblaadjes. Het Vrugtbeginzel , on- der den Kelk geplaatst, wordt ecne Bezie, met een enkel Hartvormig Zaad. Dit Geflagt bezat zes Soorten, waar van de vyf eerften Bygewasfen zyn, naamelyk G) Marentakken met flomp Lancetvormiga Bladen, een graaf side Een en Aairen in de Ozelen, „Die is de-eeriiefie iwror Tete Soort, een Ge- eld dat men Marentakken noemt, groeijende de Bosfchen op veelerley Boomen, door ge- heel Europa. Het is onder den Latynfchen naam Viscum , van de Lymerigheid der Besfen afkom- ftig, den Romeinen bekend geweest, voerende nog ìn Italie den naam van Wischio of Panta ; in Spanje Visco, Liga Mordago en anders gehe- ten wordende. In Griekenland noemen de Boe €1) Pjseam “Bot; Lamcéolatis obtuis ; Caule d'chotomo, Spic's Azillaribus. Syst, Nar. XII. Gen. ros. p. 650. V:5. X!il.-p. 739: Viscum, Hort, Clif. aar, Fl, Suec. 816; 905+ Mat, Med,.45oe R. Kugdb. 400. HALL: Hels. 162. DALI8» Paris. 300, GOUAN. Mfonsp. so2, SCOP, Carn. 269. Viscunr we we B. Pin, 423. TOURNE: Jnfi- 6to, le, 3304 Par. 323. Viscum. Dad. Me 2d Paap Er, Cau. Epit. $55e ‚MBE. Als. 329. Seeigg AD: at Oekene a. 529 ren het , volgens den ouden naam JZwos ;-nog he- _ MI, den Oxo- De Franfche naam is Guy, de En- ed gelfche Misfeltoe of Misfeltree ‚ cenigermaate Hoari gelykende naar den Hoogduitfchen Miftel , die STUE- gemeenst is, wordende het in Duitfchland ook ga" pe » nd en Vogel-Leim, en fomtyds Jt -Heilige- Kruis getyteld. je 3 een en He ‚ “dat-zig meer in de breedte dan in de hoogte uitftrekt, met Hou- tige Takken, doorgaans omtrent een Vinger dik , bedekt met eene groene, fomtyds geel- pe Schors, Deeze Takken hebben Knoo- pen ‚ waar uit dunner Takken, Gaffelswys’, voortkomen ‚ en deeze geeven-wederom ; op de zelfde manier , nog dunnere buigzaame Tak- jes uit. De Bladen zyn-langwerpig ‚ fmal en dik, aan ’t end rond, overlangs geribd , bleek of geelachtig groen. Deeze zitten gepaard aan * end der arn: wrs ‚ en we gn een vandan ik en Leder en f erlachtie van Kleur zyn. Zy, zitten ook, op de zelfde manier , in de Mikken der Takjes, en bevatten vier Meel- knopjes ‚ als Kusfentjes ieder op een der ver-. deelingen van de Bloem geplakt, Het zelfde Gewas, of een ander, heeft Wyfjes-Bloemen (+), die uit drie Re ek ieder ae vere () De Heer HALLER zegt, dat de Vrouwelyke Bloemen ep het zelfde Gewas als de Mannelyke voortkomen: Doktor 5 sca- Ii. Deer. VI, STUK, 330 TWEEHUizicE HEESTERS, „HL vervat in een Kelk van vier Blaadjes of Schub= AFDEEL. botjes, welke fpoedig afvallen en dan leveren rossi Zy, aangroeijende, drie ovaale witachtige Bes- STUE. fen uit. Deeze, van grootte als Erwten, niet Ed dan laat in de Herfst aanrypende, verfieren dit altyd- groene Gewas in de Winter. Zy bevat- ten een plat Hartvormig Zaad, bedekt met een Zilverkleurig Vliesje, en met een zeer Liyme- rig Vleefch overtoogen, waar in het Zaad na- tuurlyk begint uiet tefpruiten, met twee Knop jes op zyde, gelyk TOoURNEFORT hetzelve ‘afbeeldt (}). Dit laatfte maakt de Voortteeling der Maren- takken ecn De Besfen worden veel van de Lysters of Merels en andere Vogelen gegeten , en het Zaad, in derzelver Drek vervat, op de Takkenof Stammen van Boomen lende , wortelt ligt in de Reeten van de Schors (J). Dat zulks mooglyk zy, hadt een Apotheker van Londen, door het Zaad van dee- ze Besfen in den van hem geopende Bast van een ScoroLr hadtze altoos gevonden op byzondere Planten : TournerorTt heeft nu eens ’'t eene, dan het andere, waar genomen : Herb, aux env, de Paris, p. 371 , en dit laatfte word: door Doktor Mareus, in zyne et der Plan- ten van den Elfiz, bevestigd. Hij, Plans. Alfat. p. 329- Rs FATREG ou Deftript, des Plant. env, Paris, Tom. vl. PD Hier van ’t bekende spreekwoord ; reedt cacat in Jui excidium: (de re Cchyt tot zyn verderf:) om dat hy weleer door de Lym der Besfen gevangen werdt. Dreypto rt: EE 33E een Abeelboom te fteeken, (tt welk aldaar op- oak fchoot,) aan Rav beweezen, TOURNEFORT xx. en anderen hebben zulks ook waargenomen, Hoorp= Hier uit is blykbaar, dat dit Gewas toevallig een groeijen kan op allerley Soort van Boomen. drie, Ra v heeft het, in Engeland, op Efchdoorn en Esfchen , op Hazelaaren , Linden , Olmen , Wilgen, op Lyfterbesfen em anderen gevond en. Op Appel- en Peereboomen, en op de Haage- doorn , zegt hy, is het aldaar gemeen, doch zeldzaam op deEiken, welken het, in Duitfch- land, allermeest fchyntte beminnen. Crusrus, immers, verhaalt , dat de breedbladige Eik , in de Ooftenrykfehe Bosfchen , de Marentakken overvloedig uitlevert, Op het Eiland van den Donau, tegenover Pofen, hadt hy groote dikke Wilgen, met een menigte van groote Heefters van dien aart, begroeid gezien. Hem was vere haald, dat zy, vetienn die Stad, bn voorts nm op Karítengen „. Hag boomen, In een TT erin is geene Eikeboom,die geene Marentakken draagt, volgens Bet zo nto s. In Karniolie groeit dic Gewas , zegt Doktor Scoport , op de Abeelen , Pynboomen en Beuken. In Provence is het op de Amandelboomen, die aldaar aan de Wegen groeijen, zeer gemeen (*). ’ Gene men in ’t (*) OLaus Borrrcurus fchryft, dat hy zulks by Sifteron heeft waargenomen, TH. BARTH. 4, Med, Vol.l.p 127: gelyk aangehaald wordt door GARIDELL , in deszelfsbefchrye vang trân= Il, Ditz, VL Szux 332 _ TwEEHUIzIGE HEESTERS. _ II, Bosch van ‘Vincennes ‚ín. Vrankryk niet ver deren van Parys, vindt, beflaat degezondfte Takken Hoorp- van de Haagedoorn , zegt TOURNEFORT, STUK. _ die zulks met eigen Oogen hadt gezien, Com-_ MELYN ftelt de Groeiplaats der Marentakken, binnen Amfterdam op de Olmen of Ypen, in de Haarlemmer-Hout op de Berken, by Dot- drecht op de Pruimboomen ‚en verder op de Eiken en meer Soorten van Boomen (4). Moog- Iyk was dit ten zynen tyde zo, Ik hebze op kc zer. mannigt, ving der Planten , die omftreeks Aix en op andere planten in Provence Là jen, p. 491: doch wanneer deeze Autheur van BARTHOLINUS flelt, dat de Marentakken K: 5 dE Palm (Buxus) groeïjen, zo fchynt hy het aangelralde niet ater te hebben. In de eerfte plaats hadt tus zulks gezien, en inde plaats Blyk aid aldaar niet, dat dit Bygewas op de Palm, die in Provence ook aan de Wegen gemeen is, groijen zou de, maar wel op de Ammndelboomen. Dit maakt het nazien der Autheuren , waar iets uit aangehaald wordt, ten uiterfte noodzaakelyk, om eene ongemeene zaak dt uit voor te draagen. Nog grappiger is ’t, wanneer men inde Ind, Libr._ Bibliorh. Boran, van SEGUIERIUS, p. 19, leeft: De Visce Amygdale Ey Flori Caryophylleo innato, Zekerlyk die Au- theur heeft BORRICHIUS nog vry minder hegreepen dan pin pg en hoe fraay zou iemand, die wat onveorzigtig of niet oplettend was , daar uit agree BoR= gienmus de M g hadt op de Bloem van een Anjelier ! (1) Catal. Plant. Indigen, Hollandse. je 116, De Hooglec- raar De DE GORTER heeft, in zyn Ed, ra Belgica, het ge- zegde van CommaryN flegts ee eee. en voegt er geen andere Groeiplaats by. Daro erk 93 de Ypen, ten ite in deeze Stad, nog. nooit HL gezien EC Dat de Boomen, waar een menigte van Mi Hoorns’ rentakken op groeijen, door dit Bygewas zeer*TUke benadeeld worden, gelyk Printus wil Elie TunroParAsTus verzekert, is niet ongeloof- baar «want hetzelve trekt buiten twyfcl eenig Voedzel uit den Boom, en hieromis-het ook , wat fommigen zeggen mogen (4), even zowel als Planten die in een magere of vette Grond geteeld worden, naarden aart des Booms ee- nigszins verfchillende. Dit-blykt te meer, om dat het niet , gelyk fommigen willen , geen ‚Wortels heeft, maar met fyne Vezeltjes- door den Bast indringt tot op het Hout. De Ouden hebben dat-der, Eiken byna als Heilig aange- merkt, wegens de uitmuntende kragten, mis- fchien al te bygeloovig. Hier van komt het werende at IT, le dE B moog- (*) De en ln ES ie at ed en d tus, de nd RM ‚ NIG alles wat in zyn De be eter 5 ‘om n denzelven met nieuwe Planten of ingeent in den Bast van Eiken, Ypen, Linden en veeler- ley andere Boomen „ doch het is op geen derzelven gegroeid, dan alleen op de Acer Saccharinum , een Soort van Eschdoorn, door my in het IL, DEELS IL, STUK van deeze Natuurlyhe wietregenftaande de vile kaale ude, welke het in deeze Win- ter uitgeftaan heeft, thans, in ze laatst van Maat 1776 , zeer frisch en tierig zig vertoont. Cf) vid, BRanrEY Lellures on she Mar, Hadi ina. Pe 1170: Il DEEL. Vl. STUK. uL AFDEEL: Hoorp= STUK. een 334 Twreuvizice Heesters. mooglyk , dat men in de Winkclmiddelen al toos Wiscus Quercinus voorgefchreeven vindts Anderen hebben die der Hazelaaren aangepree- zen, als een veel nuttiger middel tegen de V al- lende Ziekte, Lammigheid en andere Zenuw- Kwaalen ,- dan die der Eiken (*). Anderen pryzen „ wederom, die der Berken of Linden en Karftengen : anderen fcheeren ze allen over de zelfde kam, en-Marentakken zyn by hun Marentakken , op welken Boom ook groeijen- de; gelyk CorBATeHs een Engelsch Dok: tof, die de uitmuntendheid van dit Geneesmids del, in alle Stuipachtige Kwaalen of Ziekten; door veele Ondervindingen heeft willen bevess tigen (})5 waar inhem CARTHEUZER,Vo- GEL, LOESEKE en andere voornaame Hoog: duitfche Geneesheeren , toegevallen zyn ; dochs piettegenftaande dit alles , wordt het door den beroemden Rica. MrAp voor een nutteloos Hout verklaard (1). À Geen Samengefteld Middel tegen de Vallen- de Ziekte, evenwel, is ’er byna, waar in de- Viscus Quercinus niet komt, en van het Poeis jer of Afkookzel des Houts, op zig zelf inger ed hebben veele Geneeskundigen goede dE MEE TAK, See tegen Kwao Kl be Br (*) HENR. AB Heers Ohf. Med. Libr. Ia Ohf 8e (1) A Diferratien concerning Misletoe. Lond. o@zvo. (45 Celebratum a longo he Viscum Quercinum, im tile Lignum esfe, jam dud um Experientia compertum he- beo. Comm, de Morbis Biblicis, Cap, Xa Diorria 335 Kwaalen, uit flappigheid der Vaten fpruitende; UL gelyk in fterke Vloeijingen, en in dat opzigt AFDEEL, zou het ook tegen de gezegde Zenuwkwaalen Hooë®. dienen kunnen , mids men het lang gebruike STUK. (+). Het is wat fcherp en famentrekkende van gis, vm Smaak, De Bast wordt gezegd kragtiger te zyn dan het EE doch fommigen gebruiken wel bet geheele Loof. „ Het Woordenbock „> van Trevoux wil, dat het een byzonder »‚ Middel zy in de Vallende Ziekte, Beroerd- ss heid, Slaapziekte en. Lammigheid , maar, ‚> wat my belangt , (fchryft FABREGO Us) »2 alzo ik het voor een foort van Vergift hou- s, de ‚ zou ik ’er my niet dan uitwendig van „bedienen. willen , tegen Gezwellen; want het »‚ is zeer bekwaam om die te verflaan” CD. ring ‚ welke men daar van zou kunnen mg den, gefchikt om de nej: van zh te ARR: Smaake eren zyn doch niet van eterdkeid ‚ Sommigen willen, dat zy van ecn Menfch gebruikt, of veel gegeten zynde, door haa- (*): Lignum ejus, quod in Quetcu nascitur, fi in pulverem contritum potandum exhibeatur , maximum, Epilepticis et auziliam : ne in quadragemum diem usque. potandum cf. CAMER. 1) Be des Plant. evviron Paris. Tom. VL, Ps 325e (1) Unguentum ad infringendam Veneficiorum vim mirabi- le, GEOFs. Mar. Med, Vol, III ps 366. Kl, DEFL,. VI, STUK. * Ik D, IV, STUK s bls 169. 936 TwEEHUIZIGE HeesTErs, Hääte Lymerigheid aan * Glare kleeven en ‘dus gevaarlyke Ontfteekingen en Blocdloop ver. oirzaaken kunnen (*), Men maakte er eertyds Vogel-Lym van; doch heden wordt dat vanden Bast van Hulst bereid * Sommige Vogels zyn ‘er byzonder gretig naar en hier van voert de grootfte Soort van Lyfteren den bynaam (4). CAMERARIUS geeft, behalve een fraaije Afbeelding der gewoone Marentakken „ook, die * Pisum van cene Soort, welke hy veelbesfig noemt *, polycoccon om dat “er aan dezelve veel meer dan drie, jz een menigte van Besfen, aan tropjes voortkos men, Door HALLER wordt dezelve ook aante gehaald en EE cbragt tot de getroste Ma- re en “v AUHINUS „die in Swif- zerland, B en gevonden WarcD , kos mende het Gewas, in aile andere, Opgigten, ‚met het gewoone Ovêréen. Het zal derhalve eene fpeeling der Natuur, of cene loutere Verfchei- denheid zyn; gelykerwys die Marentakken met roode of paarfchachtige Besfen, welken Cr u- sius in Spanje op de Olyfboomen waarnam dezelven grootclyks benadeelende en een plaag der Boeren ; dewyl het dikwils deeze Boomen kwynen doet en dus onvrugtbaar maakt. Moog- Iyk hangt die „verandering van Kleur van het _ voedend Sapder Boomen af : want BELLO- Naus fchryft, dat op de Olyfboomen „Om: Eed p wond cks Vol Mi mas Mad ps (f) Turdus Viscivorus, Zie deeze he Hif, Ie D.V. STe bl, 482. RT $ Âe D 1761 xr Ae) 337 ftreeks Jerufalem, ook Marentakken groeijen, , Ru met roode Besfen. DERK; (2) Marentakken met flomp Lancetvormige Hoorn Bladen en zydeling fe Aairen. a Fiscum __ Her laatstgemelde geeft zt bynaam aan dee-” en: ze, die echter een byzonder: e Soort is, dewyl de Bloemtropjes, die onze Ridder Aaîren noemt , niet in de Mikjes, maar op de zyden der Tak- ken voortkomen. Zy groeit ook op de Boomen, maar in Karolina aan de Kust van -Noord- Amerika. (3) Marentakken met flomp Eyronde Bladen zE en zydelingfe Trosfen, parpeream, B Deeze heeft de Bladen breeder en paarfche Î8- Besfen die gefteeld zyn, volgens CATESB YY, komende ook in Karolina op: de Boomen voore en hier worden de Marentakken van met Sneeuw stroste Bester geele Blaadjes als_van Palm, t'huis gebragt, als drek: ke de Besfen ook fomtyds paarfch hebben , gelyk de andere Soorten, (4) Ma- (2) Viscum Fol. LEanceolatis obeufis, Spicis mean Á longtoribus Baccis rubris, CATESB. Car, 81, T. 3 G) prin Fol. obovatis , winne: lateralibus Vikcuien Fol, latioribus , eneen ‘Pediculis infidentisus. CA- TSB, Car, IL, p. 95: T. 95. B, Viscum Bacöis niveis Races ee en Buzxiluteis, PrUM. Sp. 17, Tee 258, Ff, 3. in YY br HM. Dre. Ve STUK, 338 TwrEEnUrzIGE“HEESTEnsS, mi, (4) Marentakken súet een Kroantakkige, flerk ei getakte, ongebladerde , plätachtige 'Steng. pint Dit zonderling Gewas, dât Draadachtige N Takken ‚ met Leedjes , wederzyds. nederhan- Oper. gende, uitgeeft , die, als zy aan een anderen Se “Pak raaken, daar mede famengroeijen, zo dat derde men ‘er geen begin noch end aan Kan vinden, _ is door Pi oMieR in Amerika ontdekt. Hy noemt het: ongebladerde Marentakken ‚ met ‘Goudgeele Besfen die genaveld zyn, Dergely- ke, zweemende naar de Opuntia , heeft SLo4s NE op Jamaika waargenomen, tak en GM Marentakken met een gekranfte Steng ; de rbe Bladen drieribbig Eyrond en flomp. Bam Gekranfte. Deeze heeft Kransjes van Takken, die zeer Jang en digt geftfaald zyn en geftreept, met Bladen als van Porfelein. De Besfen zyn Saf- fraangeel , ‘drietandig en komen ään osfen voort, Het groeit insgelyks op Jamaika. (5) Ma- (4) Viscum Caule prolifero Ramofisfimo aphylio. Viscum geniculatum aphyllam &c, BROWN. Fam, 357. er Jie beren heee PLUM. ide. 17 Jeezs8e f. SLOAN. fas. Hij. hi p. 83 T. zon. 5 3 Ray. Deur. s €65} Viscum Caule verticillato, zes ovatis trinerviis € ld Viscum parafiticum, Ramulis verricillatis Gec” Jam 356. Viscum Portulaca foliis, Baccis Croceis er Racen PLUM. Sp, 17. Je, 258, f. 2, Viscum Ramulis et Fol. longis PE Fam, 56%, Hi, IL. pe 93. Te 2o1e fo 2e Rake diet: (6) Marentäkken met eene Kiss van rl hae ro et kige, ge: Stent, de ks Lane bs „vormig. Hoorn STUKe In vogtige. gie by Philadelphia in Pal VL _Wiscums vanie. heeft « ,decze, die in de 7urreftres. Aarde groeit, ge je Ster aar San een Voet hoog, met gefteel > effenrandige on- geribde Bladen, en Vleczige Langweid onge- fteelde Aairen. in derzelver Oxelen,, De Vrugt» maaking is tot‚nog toe duifter en dus onzeker of dit Gewas. hier behoore. Zou het ook een Soort van Loranthus Zyn; vraagt de Ridder. ie Behalve de, Tweede Soort; die in Oost: indie op de, nd Caen te ehs heeft . Nus cene ne een driekantige gentile Senn cn platach- ige Takken , welke als een middelflag tusfchen de e Vierde en an re EEn ngopgegeve De En: van dit Geflagt zyn; cen tweedeelige Kelk zonder Bloemblaadjes , in, de Mannelyken vier Meeldraadjes , in de Vrouwe- dyken een enkele Styl op het Vrugtbeginzel, dat Eene cenzaadige Bezie wördt, en ke Wien en art (6) ieu Bs Herbaceo tetragono behe Polis () nes articularum. Eur. Ind. Pe Site Na 340 TwEEHUIZIGE HerEESTERs Twee Soorten, een Europifche cn eene Ame- IL AFDEELe sikaanfche „ zyn ‘er in opgetekend, als Hoorp= STUKe (1) Duinbesfen mét Lancetvormige Bladen, Alzo men dit Bens het Hippophaë acht te oi pvn van Droscoripers, heeft LiNNAUS I. Hippopbaë „Rhamnoi. des gE dat Griekfche woord tot een Geflagtnaam ge= eÎC bruikt, in plaats van Rhamnoides „gelyk T our- NEFORT hetzelve getyteld' hadt. Het gelykt, inderdaad , veel paar de Rhamnus of Wege- doorn, en wel naar de tweede Soort, te vooren befchreeven *. Ik geef ’er, om dat het by ons en elders meest in de Duinen of in ’t Zand aan de Zee-Kust- „ (weshalve het in Duitfch- land ook “Zand-Doorn; en in Engeland Doorn- Wilg of Zee-Rhamnus genoemd worde ») si, naam van Duinbesfen aan. — Dit Gewas, hoe weinig ook in vergelyking met anderen bekend , groeit door geheel Europa. Men vindt het niet alleen aan de Zee-Kusten van Engeland en Vrankryk, maar ook in fom- mige Berg-Valeijen van Spanje, zo Cru$rus verhaalt ‚ die hetzelve onder den naam van { Fol, Lanceolatis. ne Nat. XII. Gen. tra6. €) Hippophaë p. 651, mas XIII. p. 740. Oep. Dan. 265. Hippophaës. Fl. Lapps 372. Fl, Suec. 815; 906. Hors. CH, 454. R. Land Fruêu 207, ek Salicis folio angustiore B. Pin. 477. Rhamni fpecies, Cam. Zpit, 4 sr. SBlort 133 Florifera et Fruêtifera Salicis folio. TOURNE. Cor, 53. GoRT. Fl. Belg, 282. MAPP. Als, 268. Rhamnus primus Dioscoridis, Lom, deon, II. p. 180, it Der OTE nn S4t Tweede Ramnus befchryft doch nier afbeeldt, rif de ei fchoon anderen zulks gemeend hebben (*). Ray vondt het op zandige plaatfen by Augs- Hööto. burg, als ook aan der Ryn en Rhône; ja het STE groeit mepigvuldig aan de Rivieren van Beije 4,; ren, ZO CAMERARIUS verhaalt, en dus in ’t midden van Duitfchland, döch in Ooftenryk is het door de hedendaagfche Kruidkundigen niet ‚aangetroffen. Zeer veel komt het voor in de Rivieren van Switzerland, op Zandige- Eilanden en Oêvers, als ook laager aan den Ryn, in de Elfaz , op verfcheide plaatfen. Daar noemt men het Ryndoorn , Ryn-Wilg of Duitfche Wilg- Doorn , wegens de figuur der aessd weshalve CAMERARIUS of GESNERUS, is byna de eenigfte goede ae daar van te se ten, vooren ond 2 nv En Î nus van Dioscorides , harig „ zo hy aan- merkt, ook op verfcheide plaatfen van Italie, De Oevers van Sweedfch Pommeren zyn ’er op eenige plaatfen mede bezet (f), als ook die van Sweeden op Aland in de Oostzee, worder- „Lee de (*) In Darzcnant. Hi. Plant, Lugd. Tom, E. ep 118, wordt de Afbeelding van den Rhamuus primus alter Clufii , die men ook by DopoNEUS vindt, daar voor te boek geen Onder den naam van Abamre Second, (1) Were, Fl, Pomerans-Rugica. p‚ 151. hater EPs _ M, Dasr, VI, STUMe getyteld wordt. Buitendien en BENE die van . bet 342 EwEE HUIZIGE „HeEeorrrs HL de het aldaar, in ’ algemeen ; „Ha aftorn of Zee AFDEäL, Doorn geheten: doch in het Sane Lpland Heet beeft L En be iet gevond STUK. Het is, volg vol E: Deng on den Heer, Ki wdonde - HALLER, es 5 bet Heefter , met regt Rys pe de ven eene Roestklenrige Schors. De Bladen ge: Iyken naar die van fommige Wilgen, of ook naar die vanden Olyfboom, volgens anderen, waar; van het, den : naam van Oleafter. gevoerd heeft. Zy zyn. echter veel kleiner. @, en vol. gens, myne Waarneeming een weinig ftomper, van endêren, met ecne witte Wolligheid be- Kleed, van, Boven donker groen, ‚en dikwils Ì sd „En el 3e est: ICUTIgE dà Vlakken, k Ge- z Loot EOERLGONE zie als of ú met Poeijer cn warge „De, Mannerjes. Planten draa ppjes , gezegd is, van groena ze Kleur: de Wybjes- -Planten Besfen, ‚ diegeel de Oranjekleurig zyn. Jong zyndei ngedoornd., doch. volwasfen heeft het Door- nen , niet onder de Bladen geplaatst ‘maar af- zonderlyk als Takjes voorkomende. Het is met rhinder Doornen p Aland gewapend dan in de _ Nedarnden > » ZO. de Ridder aanmerkt, die ’er kia are het aldaar Finbaer_noe dat is „ om dat de Visfchers , die: Besink ke Enninden zyn , aan den Bothni, fchen | 5 Zee-Boezem woonende » Es er gs de ie et (*) Ik weet niet, hoe de Heet PLEN dezelven by die „d van de en met bn en allérfinalfte Bladen vergely. je kèn k 6: ed ed EG EEE Mari 343 fen een Geley maaken ;, welke hun ‘een-{mad- HI. “kelyke Saus verfchaft tot-den verfchen Vifch, ze Dezelven zyn, zo zyn Ed. zegt, van een wran= Hoorp- gen Weynachtigen Smaak, Wat my beng, ik hebze altoos walgelyk bevonden. HALLE R dri. JE zegt ‚dat zy in „Switzerland ftinken en van geen gebruik zyn. — ARIUS zegt wel, dat ’er-een zeer zuure Rob van gemaakt “wordt; doch” het -blykt „dat hy de Besfen van dén Wegedoorn „ die-men: ook. wel Rynbesfèn en Duinbesfen-noemt,- daarmede verward heeft; zeggende ‚dat men ze-by de Hollanders Schijt hesfen noemt. Dewy!_ Zy 's Winters nog aan 47 Gewas zitten, worden de Takjes, daat Van,’ met -deeze Te Besfen á by, het an Bruiloften en Gastnalan: gebezigd (*). 5 ge zer Ee Bladen, gen i EK: in eze Soor À ; 5, | ais een Heefter. van Geffilke ee umsinde „ maar. de: Bladen breeder , half zo dang-én-Eyrond of langwerpig Eyrond hebben- de. De-Takken zyn gepaard; Enkelde Tros- jes komen tusfchen de eerfte Bladen voort, regtopftaande en de helft korter als het Blad, De Bladen, han van en nb, met bondel- tjes; (2) keg Fol. ovatis, Syst. Nat, eet 5 WLME Mare. Hij. Plant, Alf. p. 269, _ nn 4, pe ze ed zr. Bi VI, STUK, 34 TwEeHutzieck Hresvens: arne, ‚tjes van kleine Haaïrtjes befprengd ; van on- “ deren met een Zilverkleurig Dons, vol Roest- Hoorn” en Ei es Mi YR ICA Gage. Een Katie n met doeme Schubbetjes , "dat in de Mannetjes-Planten vier-Meeldraadjes, in de Wyfjes:twee Stylen heeft, ende Vrugt cen eenzaadige-Bezie;, maakt de Kenmerken uit van dit Geflagt, waar in vyf Soorten, en daar onder drie Kaapfche „ begreepen zyn , als volgt. ke Ke 1) Gal met Lancetvormige eenigermaate Gale zn e Bladen; de Steng laag dels, Raikende . OE Deeze Soórt voert in ons Land den naam van / Gagel, doch wordt in Engeland genoemd Sweet Willow of Ruïkende Wilg; zo wegens het Loof als deszelfs niet onaangenaamen Harstachtigen Reuk, dien men van verre zelfs gewaar wordt , in de: nabuurfchap der Heyvelden „met dit Kruid begroeid , Gagelkampen genaamd , hoedanigen er en mee eamell Gaper en td n m3 ed t 5 Myrica Fol. Lal fabferratis, Caule Sufi fo: Syst. Nar. Xl, Gen, 1107. p‚ 651. Ver. KUL P- 7 Mytica Fol. Lanceolatis inns ficco, Fl. Lapp. 373- aat Med, q51. Fl, Succ, 817; 907. Hort. kie gee … Lugdb. 527. DALIB. Paris, 300, Rhus Myrtifolia ‚ B. Pin, +14. Elzagnus. Lop. Jeon, IL, p‚ 11e. zere Do. Pempte 780. \ in Kk in onze Provintiën , voorkomen. In Vriesland groeit het menigvuldig op zeer veele plaatfén” „ in de Wouden, op Hey-Velden, als ook dan Boos Wallen en Weitn ‚ zo Meerse aanmerkt.STUE: Het is in Zeeland ook niet onbekend , doch ingg en zonderheid overvloedig op de Moerasfige Hei- den in Brabant, weshalve het by fommigen den naam gevoerd heeft van Myrtus Brabantica of Belgarum, dat is Brabantíche of Nederlandfche _ Myrte, doch Loser geeft 'er cen Afbeel- ding van, onder den naam van Eleagnus Cordi , zeggende, dat het by de Engelfchen Gold ge- heten wordt ‚ anderen zeggen Gaule, of Ga- gelder Duitfcheren, waar van onze benaaming zal afkomítig zyn; doch het wordt ook Post genoemd by die van Zutphen en Twent, vol- gens den Heer pe GorTEr. In Duitfchland fchyne het niet bekênd te zyn; veel minder in Vrankryk en n Îealie, Het ee overvloedig in _ de Noordelyke deelen van Eüfópâ, en, inde Moerasfen- ag Nbordelyke Geh’ van Bee en Noorwegen, is byna niets gemeerer , wor- dende het in Sweeden Pors geheten, De Geflagtnaam Myrica, dat de eigen naam van den Tamarifch was by de Grieken , zal wegens de gelykheid der Bloem-Aairen hier op toegepast en „ door den Ridder: want het Loof heeft ’er geen de minfte overeenkomst - mede. De Bladen gelyken meer naar die der Wilgen of Olyfboomen, of naar die van den Olyf-Wilg, Eleagnus; weshalve ook Dopo- EN IT NEUS Arons IL. DEEL. VI. STUK, IL. 346 _ TwEEHUIZIGE HeesTens, N&Us het Gewas Chameleagnus noemt, geen AFD rt, vende daar, van cen‚ goede Afbeelding, met de Hoorp- Vrugt-Aairen.…… Die van Lorrr fchynt my het STUK. Vier. migen PRRP | en, in, bloeijende Gewag. af te fchetzen. „Het is een Takkig. Heeftertje, dat dàt doorgaans een Elle of ak groeit, met Bladen, langer dan die YrIen, welke fomtyds cen weinige-getand sch ZY. zyn glad en cenigermaate grys, maar de Bast der “Pakken i is bruin, De Bloem-Aairen komen i int vroege voorjaar aan; ’t‚end derzelven voort, en daar. mede verfiert het Lancdvolk, ja fommige deelen van Engeland, de Vertrekken, om den Reuk „20, Rax, verhaalt. In Vlaan- werden de Takken met Vrugt de Herfst, by geheele Zakken ter farkt Shas nds Olicachtig en nict mia- gtad fterk va ur: docl-by Harderwyk vindt all lk Suiker met Mangelkeg Bloc- Hen zo | gedagte Hoogleeraar aant batt EE $ Pl. XXXV, De Vrugten van dit Gewas worden oneigent- Fig. ze EN Ek ryén van Zaadkorrels beftaande, | vyf in ieder ry heeft, „ De 7 den zyn dika JE 5 vondahtis, hoekig, efen lyk Besfen genoemd, ten. ware,men ook dien — naam wil geeven aan alle Zaaden ‚hoe klein ook, die met een taaije Schil of Boifter. bedekt-zyn. Het is, „volgens, Linnaeus, een langwerpige ten halve in drieën gedeeld, (mees zyds aangebecht DAOG ge Lec (*) Vorhand, der Helt. zaad, zv. ‘Stug, bladz. rise as: Ee OT KL ‚A 342 3 Ee tig, een klein Pitje inflaitende. - Van buitenzyn me zy met Goudgecle Harstachtige Stippen bes Ee fprengd. Dit laatfte bevind ik in de Vrugt- Hoorne ‚ Aniren vaneen Takje van dit Gewas, in myneSTUE- Verzameling Define, 't welk ik, om dat „Arran: de Vrugt ad ie. Ì H | er bs ze Ee Pi op Plaat SKV, gen Daar uit blykt „ dat die zogen mnd ellae paauwlyks 2 zo groot zyn als Koriander-Zaad. „ Van > Medicinaale, hoedanigheden. bezit het Noorwegen maaken van welig het Pocijer met ouer cen Smeeing, die zeer kragtig js om de Schurft te geneezen. Het is ook dien(tigs tot het dooden of verjaagen van Ongediert, gelyk de Vlooijen, het. plaats. van Stroo onder de Bedden gelegd. ‘worde, rete serhalt., ek be: kandvalk kon; ja dat het de Thee zelë ze ware fe): doch dit koude geen proef. Men plagt het in Swee den te gebruiken om ’ Bier duurzaam té maa- ken, in plaats van Hop: maar zulk Bier veroir- zaakte Dronkenfchap of Hoofdpyn , cn daatom is-dit languit de gewoonte geraakt. „Waarfchyn- Iyk zou ’er een Olievof. Harst uit gehaald kun- nen worden , die veel naar Kamfer Zweemde. In rs Thee Eurtpeum aut noflras, Sim PAULLI Monoge: in Deer. VI. STUK, ë 348 TwrenUIizicE HeesTEns. UL In Kasfen of. Kisten gelegd bewaart het de rad Kleederen voor de Mot Hoorp- STUK. (2) Gagel met _Lancetvormige eenigermaate dre getande Bladen en eene Booimachtige Steng. orlidinan De voorgaande Soort komt ook in Noorde gende, _ Amerika voor, zegt de Ridder, zo wel als dec- ze, die weezentlyk Besfen draagt, waar van een Soort van Smeer of Wafch gekookt wordt: des men het den naam geeft van Wafth- of Smeer- Boompje. CATrsBy beeldt ’er twee Soorten van af, de eene tot twaalf Voeten hoogte ope fchietende, de andere maar drie Vasrär: hoog, en etch somftandig de manier van bereiding deezer vette Stoff: in Karolina, uit de Besfen van dit Gewas. Het groeit ook in Virginie en Penfylvanie ‚ alwaar Kar Mm het waarnam , zeg- gende dat de Sweeden hetzelve aldaar Smeer- flruik , doch de Engelfchen Kaarsbezie= Boom noemden. Het grocit er op eenige plaatfen, die vogtig van Grond zyn, overvloedig , en fchynt de Zee-Lugt te beminnen C*)-_De Bes- fen, (2) Afyriea Fol. Lanceolatis fubferratis , Caule Arborescente, KALM. Jt. ie. P- 312, Myrica Fel. Lanceolatis ORE Frutu baccato Hort. Cif. 455. Hort, Up/. 295. GRON. Wirg. 1205 153. Re Lugdb. 527. Myrtus Bhaan fimilis Carolinienfis Baccifera &c. Prux. Alm, 250, T. 48e fe 9» Car, 1, p. T. 69. B, Fan Brabant, Gmilis Carol. humilior &e. CATEsB Car, I. p. Te 33e SELIGM. Vig, Ille D.p. 32. PL. 38. el. D. p‚ 21, Pl, 26e (*) Hier te Lande verdraagt dit Gewas de Koude , als berijd lep 1E Pd 349 fen ‚die men rvp zynde in de Herfst verzamelt , mm: grocijen Tropswyze aan de Wyfjes-Scruiken AD DEELS zv zyn blaauw doch vertoonen zig als waren zy Heopb: met Meel beftrooid. Dezelven in een Ketel met°TUEe Kookend Water geworpen zynde, fchuimt men 4,54, ns er het Vet af, ”t welk geftold zynde zig als Wafch voor doet, vuil groenachtig. van Kleur, maar door ’t zuiveren helder groen wordende. Deeze Stoffe was duurder dan Smeer doch be-. ter koop dan Wafch, De Kaarfen, daar van gemaakt , brandden langer en_ gaven minder Rook, ja zelfs een aangenaamen Reuk, wan- ‚neer men ze uitblufchte. De moeite, echter, om deeze Besfen in tc zamelen hadt, na dat é men rykelyk Smeer van Slagtvee bekomen kon, zodanige Kaarfen in minder gebruik gebragt, Van het Vet werdt nog een foort van Spaanfche Zeep. gemaakt „ en de Chirurgyns gebruikten hetzelve en tot dis) in Ketten, Een Sweed van een. OC : | srhaal- — _de hem, Aat de TE Smserftruik door de Wilden weleer tegen Kiespyn gebruikt werde. Men maakt, zegt hy, in Karolina, van de uitgekookte Wafch der Besfen , niet alleen Kaarfen , maar ook een foort van Zegel-Lak. Onder den bynaam van Conifera is door den Horea Jon-Zt Eer mai zig, na den Strengen Vorst van deezen Winter, 5 de Hortus Medicus nog in de sen ke za in ’t Leeven, n Heefter van te minften agt V %) Mlyrica Fol. Lanceolatis a, infimis integerrimis. Mant, 1. Det. VL Srum, 350 TweeuvizicEoHEESTERs. jongen Hcer BuRMa NN US tot die Geflag: be I EL. trokken dat Afrikaanfche Gewassedoor PruxÉ- NET; als een Myrtus naby aande Gagel ko- mende ; afgebeeld ‚ welke Zaagswys’ getande, _spelriekende ‚„ Laurier van de- Kaap genoemd is “_door den Amfterdamfen Doktor Bopaus vAN STAPEL in deszelfs Aantekeningen op ’« Werk van T'urorHrasTUs. Dergelyke komt ook uit Amerika ‚ wordende opde Bermudes Wel- riekende Laurier geheten zegt PLUKENET, en fcheenen de Aairtjes van dit Gewas, als kleine Pynappeltjes , veel naar die van onze G te gelyken , zynde uic verfcheide Schubbetjes ede En Rav aanmerkt. De Bladen, Jang e als die der Wilgen, hier-en daat een weinigje ‘ingefneeden of getand, gaven een aangenaamen „wanneer men ze aande Handen wreef, “Bellderen bynaam heeft LIN- Na&Us veranderd in MEthiopica, welke: ook tot de drie volgende behoort, en bovendien miet past op gedagte Westindifches De ‘Ridder merkt aan, dat het een Kaapfche Heefter is, piet regt bekend , doch reine aan de twee hr erger et ills wederzyds. gul nn en Eeeh aes, flje me dige. Mant, 298. Weg. XU P: 740. Myztus Brá ant ez accedens , Africana Conifera, PLUK. Alm, 2so. Pbyê, Te 48 ef s. Arbot bt, T: Conifera odorata, Fol. salicis rigidis | ferratis. rd Hijt. 1009, Myrica Conifera. Burm. Prodr, Cap, Pp. 2 (4) Myrica Fol, oblengis oppa E Gi HB, Clif, 456 Ra nk 5 a: ed Co RE EEn ET 5 55e Byzonder gelyken de Bladen van dit Nine fche Gewas naar die der Eiken, waar van het Arpa den: byraam heeft. (Men vindt bet by Co M- Hoorne MELYN afgebeeld, onder den naam van kleine STUKe Afrikaanfe Laurier met Bladen van den Eike- 4 boom, Het „was een Boompje met een Ee biiië Stam, van t twee Voeten hoog, in ver- fcheide roodachtige Takjes verdeeld; waar aan Bladen als gezegd is; taamelyk dik en ftyf‚* De Vrugten, uit Afrika overgezonden; waren Bes- fen als die van den Laurierboom, befluitende een eenig Zaad. „Dit Gewas is, volgens de Af- beelding, welke ‘er op order van den Gouver- peur VAN DER Ster aan de Käip van gemaakt was, met de Vrugten, door den Hoogleeraar. J. Burm ANNUs naauwkeurig in Plaat gebragt. 6) Gagel met byna. Hartvorinige , Ad wat etn ie Ssst R. nd. 527. Ed Afticana hôt tryos voc Foliis denis. PLux. Amalth. 85. Laurus EN minor Folio nin Comm. Hert, P. 161, Ray. Dendr, Ss. BURM. Afr. T. 98. (Gs) Myriea Fol, knie ferratis fesilibus, H. Cliff, 4s6. R, Lugh, sar Alaternoides Ilicis folio Erasfù hirfuro, waLrr. Hort. U, T. 3. Tichymáli facie Planta “Erhiopica pa aculeato een PLUK, Alm, 373. Te 319. f. 7. Gale occifere folio. Per. Jus, 774. B, Myrica rd fubeordaes Sine fesfilibus, BURM, Afr, 2634 Te ELD f£ D Dea VL STUK: Á 352 TwEEHUIZIGE HEESTERS. HI. niet ingefneeden; Derhalve zou het kunnen An zyn, dat hier de Tweede van gedagten Hoòg- RSE leeraar , op de zelfde Plaar, die de Bladen fom- STUK. _tyds getand, fomtyds ongetand heeft, zo wel re  behoorde als de Derde , welke als eene Ver- fcheidenheid daar toe betrokken wordt, Deeze laatfte, die de Bladen enkel Hartvormig heeft; was ook op order van gedagten Gouverneur aan de Kaap getekend. De Bladen zyn fpits gepunt, en in derzelver Oxelen zitten tropjes van fchoon- roode Bloempjes, brengende dit Gewas kleine ronde gladde gefteelde Besjes voort. VI, (6) Gagel met drievoudige getande Bladen, pe as trijhart. Deeze, ook van de Kaap afkomftig , heeft de dige. Bladen overhoeks, gefteeld , drievoudig ; de Blaadjes ongefteeld ,‚ Lancetvormig gefpitust, diep getand, van onderen Wollig: de Vrugten aan een Trosje , niet ge-aaird, uit Besfis-be ftaande, ruuw. De Viermannigen zyn dus altemaal Heefter* achtig : onder de Vyfmannigen komen geen Heefters voor : des ik overgaa tot de Zesmanni- gen in deeze Klasfe , waar onder het Geflagt van S Mm ILA X, _ Struik-Winde. _ De Kenmerken Zyn, een zesbladige Kelk zon- der Bloemblaadjes in de beide Sexen p „ebhends ’ - de’ (€) Myrica Fol, ternatis dentatis, Ams Acad VL. Afrusto Pa 11e - Det oer kork — as ‘de Bloemen der Mannetjes- Planten zes Mdel. draadjes en die der Wyfjes-Planten drie Stylen, “ r RE, XX ‘welker Vrugt een Bezie is met drie Hollighe- Hoo: den; in ieder twee Zaaden. De Soorten van dit Geflagt zyn gefaideeld naar de. gefteldheid vande Steng , die in de vier eerften gedoornd en hockig is, in de vyf volgende gedoornd en fond, in de twee vol- gende ongedoornd en hoekig, in de twee laat: ften ongedoornd en rond. Zy zyn meest Hee- fterachtig $ en daarom geef ik den naam-van Struik-Winde aan dit Geflagt, om het van dat der gewoone. Winde CConvolvulus ‚) daar Hare de Griekfche naam van is, te onderíc “Hes: (1) Struik. Winde met een gear hoekige … n Steng ; de Bladen Tandsn Road Hartvormig „ met negen Ribben. Rr Deeze voert eren zee naam van Sten kende EEE zy ge Eme of Ruuwe in * kfch. ach ion nde 5 Ee er SrONdER wien , @) oe Caule aculeato angulato , Fols dentato-aculea- tis cordatis novemnerviis. Syst, Nat. XII, Gen, DAE p. 654. eg. XIII P. 743e EUR ee 505. GRON. Orient, 316, H. Clif. 453. R. Lugdb. 2 milax aspera reid rubente, €. B. Pin, 296. pen, tege Ip t12, B. Smil, aspera n minus, ‘pinofa Fr, nigro. C, x Pin. Fed Crus, Hi it. E Pe Ben ye Smilax Viticulis aspêra, F hoar angustis mucronsts lavibus &c, PLU. An, ak T. 116. £ 3e | Z \ pe DssL. VI. Stuk, HIL 354 T.WFEHUIZIGE HEESTERS, onder welken zy reeds by Droscoripes mgb bekend ftaat. Zy groeit in Spanje , Italie , Grie- Horo kenland en verder in het Ooften, Rauworr STUK. Zes. manni vondtze aan een Beek by Tripoli in Syrie, ze. ls ook tusfchen Rama en Joppe in *t Beloof- de Land. Aan de kanten der Haagen of Land- fcheidingen komt zy in Provence voor , wore dende van de Ingezetenen des Lands genoemd Gros-Gramé, volgens GARIDELL, die aldaar ook de Smilax met zwarte Besfen vondt, daar Crusros van fchryft, hoewel de gemeenfte die met roode Besfen is „ groeijende ,„ volgens hem, in de Zuidelyke deelen van blie Spanje en Italie, ‘t Gewas klimt, even als de gewoone Klok: jes-Winde , met zyne gedoornde Ranken by allerley Geboomte op; doch welke Ranken. Houtig zyn en overblyvende. Het heeft Bla- den byna als die der gemelde, doch fpitfer, en Zeisfenswyze een weinig omgekromdg óokhar- _der en-kleiner, bezet met Doorntjes.. Zy-zym fomtyds met witte Vlakken getekend, de Bloe- „men wit en welriekende, De Vrugten komen aan Trosjes voort, zynde roode Besfen, ee- nigszins fcherp, bevattende zwartachtige. Kors zels als Hennipzaad. BoneTus verhaalt, lie de Boeren, ie het Napelfche ‚ de Bladen van dit Kruid ge= bruikten om ‘er uitwendig Vuurige Gezwellen — mede te geneezen. Crusrus erkent, dat de Wortels Zweetdryvende zn „ en fommiger hele EDE Mm Bek oe "855 hebben ’er, in dit opzigt, Afkookzels van ge- „Eil, maakt tegen de Venus-Ziekte, in plaats van xx, de Sarzaparil. Ook zyn ’er, die ze daar voor Hoorn: “gehouden hebben; doch dit is fout, gelyk EE ne ftraks zien zullen. (2) Struik- Winde met een gedoornde hoekige pa % Steng 5 de Bladen ongedoornd » Harivor- excelfa. mig met negen Ribben, on rm TournNeFORT heeft deeze voorgefteld , al met haare gedoornde Ranken hooge Boome: beklimmende. Het Gewas, door hem in d: Levant waargenomen, fchynt dat gene te zyn % welk Arrprnus afbeeldt en befchryft onde) den naam van Smilax aspera ; want hetzelve heeft de Bladen ongedoornd , en, zode Afbeel. ding echt is, ook van eene zeer verfchillende figuur ‚niet fcherp maar {tomp van Punt en by het pen niet uitgehoekt ; gelyk ALEA pige Worden: el alles deeze Struik. Winde: op ’t Eiland Zacynthus, nu Zante, groeijende ; ai berkelyik van de Italiaanfche deedt verfchile len, Ten onregte wierdt deeze ook, door Ar- PINUS , voor de echte Sarzaparil gehouden, Zy Gc) Swilax Caule aculeato angulato, Fol, inermibus cordan tis novemnerviis. R, Zugdb, 228. Ne 2. Smilax Orientalis Sarmentis aculeatis &c. TOURNF. Cor, 45. BUXB, Cent, 1, p. 18, T. 27e male. Smilax aspera, ALP, Mgypt. 14e. Te zê Za IL. DEEL. VI, STUK, 356 TwrrenHvuizicE HeEEsTEns. MI. Zy groeit; volgens den Ridder, in de Levant en in Syries: ; < Ì srux. _ (3) Struik- Winde met een gedoornde hoekige IL Steng; de Bladen ongedoornd, die aan de Ee Steng Hartvormig, aan de Takken lang- pn ee {rs werpig Eyrond. Tot deeze Oostindifche behoort de Ambon fche Basterd-China van RumrPuius, onder de Ceylonfche. Planten door den Hoogleeraar BurMANNus befchreeven , als een Rankach- tig gedoornd Gewas, welks Bladen zeer naat die van den. Kaneelboom gelyken, en de Wor- = „Van, ABS Vezels, keien, zynde, veel , _ met den China - Wortel heeft, De ‘onderfte Bladen » evenwel, zyn Hartvore _ mig en de Bladfteelen met twee Tandjes, ko- mende de Klaauwieren van de Struik- Winde hier niet uit dezelven, maar als ’t ware uit de Oxels der Bladen voort. De Virginifche-van PLUKENET, met breede Kaneel-Bladen „die niet gedhärnd. zyn ‚en eenen dikken knoopie gen Vleezigen Riet-Wortel, wordt hier thuis „gebragt door den Heer.N,L, Bormans En 6) o- (3) Smilax Caule aculeato angulato ; Foliis inermibus , Caulinis Cordatis , Rameis ovats.obl 364 Smilax ar Sad Folio be pfeudo- China qui M. Zeyl. 217, hinaAmbolfiénfs, Kumrs. Amd, Vp. 457. Ean 161. BURM, ie Ind, 313. ED we WENEN. ix 85% (4) Struik- Winde met een gedoornde hoekige IL ‘Steng ; de Bladen ongedoornd , Eyrand er Slomp gef/pitst, drieribbig. | vronn Hier wordt het echte Gewas bedoeld, in zv. verfcheide deelen van Amerika groeijende, dat ae en den. zo bekenden Sarzaparil- gearel uitlevert. hese Ey deezen naam, ee merd Rankgewas, dat Stekelige Takken als de Braamen heeft, betekent (*), is hetzelve reeds meer dan twee Eeuwen bekend geweest in, Europa (4). SCALIGER beweert ‚ dat die Wortel van ccnen_ Spaanfchen Geneeshcer P a RiLLus, die deszelfs gebruik eerst ontdekt, en den Wortel in ons Wereldsdeel avergebragt zou hebben, den bynaam bekomen heeft (1); doch dewyl Pen in ’t Spaaních „ een klim- mende Wyngaard aanduidt , is de eerfte aflei. ding „met Ma THLOLUS, zonder pasen be- eran ze ner lk; gn mi, 228. N. FSi be Caule aculeato angulato , Fol. dilatato-cordatis, ah is 5 „ 459: GRON. Virg, 120; 156. Mat, Med, 460. Viticulis aspera Virginiana; folio Hederaceo leni: lisfima. PLUK. Alm. 348. T, tit. f, 2e RAy. Suppl. 345. Smilax aspera Virginiana S. Peen C. B, Pin. 296, {*)-C. HOFMANN, de Med, Officinalibus. p. 348: (f) Primam, importabatur in Europam ab Hispanis Ann, De 1563. RUrTY. Mat. Med, Lond. 1775 Pe 464 ([) In Scaiigerianis primis, p. 132. TRiLLe Dhes epe) eh Ps 83e z 3 Il Dist, VL, STUK 358 TwEEHUIzIGE HEESTERS. Aopeiu. wys » natuutlyker, Hoe’t zy, HERNANDEZ, Lyf-Arts van Koning Purrrps den II, die Hoes: in de Zestiende Eeuw verfcheide Plantgewasfen van Amerika befchreef , telt ’er vier Soorten van op ‚ wiet ldatfte, met Hartvormige Bladen, eigentlyk den Wortel uitlevert , dien men in _de Winkels gebruikt; deswegen by PLuxKeE- NETIUSs den naam voerende van Sarza noe bilisfima. Wanc, fchoon-die Autheur zulks toepast op de eerfte van HERNANDEz, wier Afbeel- ding naast overeenkomt met de voorgaande Soort van Smilax, blykt nogthans, dat hy ’er eene met Bladen als van Klyf of Winde be= doele 3 als ftellende de Eerfte Soort of Euro- pifche Smilax , met zwarte Besfen, van C. BA u- ‚ HINUS, daar mede gelyk, Veelen hebben zig ook ingebeeld, dat het de zelfde Plant wa- re. ArrpiNus hadt op het Eiland Zante, aan de Kust van Morea in de Middellandfche Zee, van waar. men hedendaags de meefte Ko- renten krygt, vernomen, dat de Wortels van de voorbefchreevene Hoogklimmende Struik- er van daar onder den naatn van Sarzapa- ril vertierd werden. Sommigen verzekeren ook, dat die Wortels in veele plaatfen aan de Mid- _dellandfche Zee gebruikt worden, en niet min- der kragtig zyn in Afkookzel , dan de West- indifche , als zynde tot Bloedzuivering zeer be- kwaam (*). 5 De (*) De groote BoraHAAvz fchynt mede van dat denkbeeld ie ze Pm MN Ber Kor As ; 359 hee AN De Sarzaparille Wortels zelf, die-uit Ame= rika overgebragt worden, zyn, naar dat zy uit” Seer Peru, “uit Nieuw Spanje-of Mexiko „ of uit Hoort Bfafil, (zeer ver van elkander afftandige Lap-'TUket. den ,) hunne afkomst hebben , aanmerkelyk ver- PE an fchillende, Sommigen fchryven zulks aan het Klimaat „ anderen aan de byzondere Soort van Planten toe: waarfehynlyk komt het van bei- den. De Sarzaparil is, volgens de aanmerking van MoNARDEZ; driederley. Eene, die in Nieuw Spanje groeit, bleeker en fchraalder : eene betere ‚ uit de Honduras , zynde dikker en-donkerer van Kleur: eene uit de Provincie van Quito, in de nabuurfchap van Guayaquil groeijende ‚ die men naar deeze Stad plagt te noemen zwartachtig. graauw. ‚nog dikker en grooter Wortelen ‘hebbende ; zo dat men dik- wils eens- Mans langte diep moest graaven , omze uit den Grond te krygen. es ls ie men Ee we En ME aanf 6 phi het ite is. ten oprik van dane 5 Wortelen , die geen byzondere maar wel een fterker kragt tot Bloedzuivering , dan andere Openende Wortelen, bezitten , aan te merken, dac de Landaart veel invloeds daar op heeft; zynde dezelven , in de Westindiën geteeld , A gn meer te zyn geweest. De regte Plant van de Sarzaparil was hema miet bekend. Vid. ejus Hift. Plant, ps 495. IL, DEKL, VL, STUK, ‚360 TWEEHUIZIGE HEESTERS, IN. meer ‘bezwangerd. met fyne zoute of Olieach- ADEL, (ige deelen; die in Virginie’vallen , (gelyk in, Hoorn -meer gevallen plaats heeft ,) kragteloozer en die. STUK van de Middellandfche- Zee nog flapper. Men an heeft federt eenigen tyd zelfs de lange dunne "Wortelen der Sarza, uit de Spaanfche Westin- diëny te flap geoordeeld, en derhalve de zoge. naamde Koppen of dikke Knobbels , daar dezel- ven aan grocijen , die te-vooren weg gefimeeten werden, alleen begonnen te gebruiken in Vene- ‚—riaale Dranken; daat men zig meer uitwerking van belooft. ’t Is zeker dat de Spanjaarden en andere Europeaanen, in de Westindiën, zig daar mede van de Pokken plagten te geneezen; doch eensdeels fchryft men: zulks toe aan de Hitte evan * Klimaat, welke de Zweetdryving meer Begunftigt : anderasleela, was ook de langduurig- heid van fchraale Levenswyze 3 daar by te houden » naauwlyks uit te ftaan, Hier te Lande, zeker; “bevindt men de fterkfte Afkookzels van Sarzaparil, op zig zelve, daar toe niet-bekwaam, ‘Tegen Borst- ziekten of tot Geneezing van Schurft , Zweeren en andere Huidkwaalen „zo het geene overblyf- zels-van-de Venus-Ziekte zyn, hebben wy an- nn kragtige Middelen. Sommigen hebben hier uit opgemaakt, dat, men de Sarzaparil en Ghink: Wortel, beiden, in de id wel onte beeren kon É EN ir z’ 5) (*) Carrueus. Fund, fed, Part, B set. 13. Gi Ja, p. 427. Vid. TRILLEN: Tbes, Med, P D ror EEA 3% 65) Struik-Winde met een gedoornde rondach- ks. tige Stena; de Bladen ongedoornd, Hart-  ene vormig Eyrond, met vyf Ribben. Hoorn- TUK, De laatstgemelde wordt hier bedoeld, Hy is ve de Wortel van een Gewas, in China en Japan china » ’t well geel overeenkomst vid „china. met. het. ‘voorgaande. moet zekerlyk benaaming van de an der afkomst Be worden : hoewel men ook een Westindifche China-Wortel heeft. Ka&MmrPrER, die alles op de plaatfen ondezags beeft ;s Zegt „dat men het as „daar te „Sankira en gemeenlyk uaquara noemt; nict anhu by gelyk fommi- gen verkeerdelyk fchryven. Het groeit, zegt hy » zonder behulp „ecn Elle of anderhalf hoog , doch eenig Geboomte kunnende de vatten, met zyne-Klaauwieren, dan ftyst het hooger. De Ranken zyn nig van, en, als. eeN, StroO- met eeni wieren, uitgeeve de Bladen bevalikd: oen en Ee rondachtig. zyn, met korte. of geene Bladfteel- tjes; aan den rand, Golfachtig. geboogen, met vyf (5) Smilax Caule aculeato teretinsculo, Foltis inermibus gvato=cordais quinque-nerviis. Mat. ed, 461. GRONe Orient. 317: Smil, Sarmento tereri inferne aculeato &c, BROWN. Fam. 359. Smilax minus fpiuofa &c, KEMPE. Am. 781. Ta Frum. Je. 183. Fruticulus Convolvalaceùs. PLUK. Ams. 1öte T. Les te Burm, Fl, Ind, p. 313. sini 5 i Det. VL. STUK. 362 TWEEHUIZIGE HEESTERS. UL vyf Ribben, twee ter wederzyde van de Mid- ADE delrib, van. het begin tot aan de Punt zig uite Hoorp- ftrekkende, “Op. een dun rood. of geelachtig STUK, Zes. mannige. Steeltje komen tien Bloempjes ‚of daar ointrent, in een Kroontje voort. De Bloempjes zyn geel , met zes Bloemblaadjes en zes Meeldraadjes , ia % midden eén Styl hebbende met een blaauw Knopje, en daar op volgen Vrugten van” grootte en Kleur als Kerfen , doch met weinig, droog , wrang Vleefch, waar in vier vyf of zes Zaa- den , tot eene Sterswyze figuur famengepakt, droog wordende zwartachtig , van binnen wite De Wortel, welke groot hard en knoopig is, met eenige Vezelen ‚ zegt die Autheur , maakt den China-Weortel der Geneeskundigen uit, die wolgens LiNscHorTuN in China Lampaton gee noemd wordt ) zynde hoe zwarter hoe beter. is van buiten donker-rood, van binnen roodachtig wit 5 de W estindigae van binnen rooder. Men plagtze voor afkomftig van een Gewas te houden , dac naar de Iris of Lifch- Planten geleek , hebbende Ama Tus hetzelve onder de Soorten van Riet geteld, en VesA- L1ius cen Vertoog over deszelfs gebruik gee fchreeven. Van over lang is deeze Wortel ook bekend. Hy kreeg zyn eerfte gezag , omtrent het jaar 1535, van Chineefche Kooplieden , die verzen kerden , dat men ’er de Venus-Ziekte het Po- dagra en andere Kwaalen, zonder zulk een be- paalden Levensregel , als in het gebruik des Poke Ì Dr oor ko Era 363 _ Pokhouts toen. waargenomen werdt, in. minder tyds en met minder walgelykheid, door genee- Â*DEELe zen kon. Op dien voet werdt de China-Wor- Hoeon tel Keizer KarEt den V. aangepreezen , die STUK ‘cr, zonder zyne Lyf-Artfen raad te pleegen;, PE or van gebruikte ; doch zo weinig baat daar by vonde ‚dat hy „wel haast tot.het Pokhout we- derkeerde. Toen de zaak rugtbaar -wierdt , ver- lapgden niettemin alle de Ryks-Vorften en Ho- velingen „het-Geheim te weeten ; doch ’t werdt nergens Souverein bevonden, en hierom is fe dert de China en de Sarza, gelyk men weet, tot het maaken van Afkookzels, by het Pok. hout gemengd ; hoewel men naderhand. ook dikwils-den China-Wortel , (die. meest Wormig en dus van weinig kragten is ‚wanneer menze koopt ,) agterweg gelaten , of onzen frisfchen Klisfen Wortel , by sere daar voor genomen heeft. (6) St ge ppi, omtrent zevenribbig. Steng En Blan RE ze Rondblae d'ge. En Geode der Ribben zou bynoa het eenigfte onderfcheid fchynen te maaken tusfchen de voorgaande en deeze , die door KaArm in Ka- ‚_ Dada is waargenomen ; en niettemin worden de Bladen, in de beleg virg, ook asedhig gezegd te (6) Smilax Caul. acul. tereti , Fol, inermibus Cord, au Minatis „ ende KALM. H. Duan, v L STUK» 864 TwErEnHurziGE HEESTERs, UI, te zyn; ’c welk de onderfcheiding duifter doet AFDEEL. voorkomen, « oor (7) Struik - Winde met een “gedoornde ronde VIL. Stengs. de Bladen ongedoornd , Lancervors Pra mig Eyrond, drie. Rübbig. Laurier. bladige. omeëie heeft de Bladen dikker dan eenige …… andere Soort , en van figuur als-Laurierbladen, draagende zwarte Besfen. Het Gewas , dat zyne Stengen met zeer ftyve Doornen gewa d heeft, ís altoos groen en hierdoor ftrekt hetzelve, ’s Winters, tot befchutting voor het Vee, klimmende. wel tot. zestien Voeten hoog: te by het Geboomte op. Sommig Gevogelte aast op deszelfs Besfen. De Grociplaats is in Virginie en Karolina, vur. … (8) Struik- Winde met een gedoornde ronde Sedes.” Steng ; de Bladen ongedoornd , Harvvor- veelrib» mig , langwerpig, zevenribbig, — C In de voorgaande was maar éene Rib, door ’ midden loopende, volgens C ATESBY, doch dit getal is wat onzeker, zo ’t fchynt, en one _ beftendig. Men kan deeze ten minfte Zeven- ribbig {7) x Gaul. a acul. tereti ‚ Fol. inermibus ovatoelanceo= atis trinerviis. B kt 1933 156. Smil. {zvis Laurie _ folia Baccis nigris, CAT. Carol. 1. P. Te 15e SEL: Vóg- Ie D. p- 24. T. 30, C de altera tid &c, PLUM. Zee S5e p (8) Smilax Cal, acul. ter. Fol, inerm, Cord. oblongis fep- temnerviis, Smilax Bryonie Fol, Caule fpinofò, Baccis nigris. CAT, Car, Ip, Te 52 SEle Vage le D, p. 3. Te 4e ‚Bae:Botiieten. le _ribbig Tr noemen ‚ volgers de Afbeelding van, HE dien zelfden Autheur , welke aanmerkt, dat Arpzatd het Gewas met Stengen , zo dik als cen Rot- Hoorp=_ ting, twintig Voeten hoog, over de nabuurige TUE _ Heefters en Boomen heen kruipt, Het draagt Per groote Trösfen van zwartachtige ronde Bes- fen „ die aan Steelen hangen. De Wortel is Knobbelig en wordt door ’t droogeri zo hard als Hout. De Ingezetenen van Karolina koo ken ’er Dranken vän, tot Bloedzuivering , en noemen hét China-Wortel, De Groeiplaats is ook in Virginie en Penfylvanie. De bynaam duidt aan , dat de Bladen naar die van den Zwarten Wilden Wynvgaard gelyken. (9) Struik- Winde met een gedoornde ronde ix. Steng ; de Bladen ongedoornd , Eyrond, Er ALDE. ee Iyks SeAten der E EER tjes op korte Steeltjes ORE de ete voort- komen. Het eerstgemelde zou kunnen veroir- zaakt worden door het Klimaat, (10) Struik- Winde met een ongedoornde hoe- 5 mila® kige zn Bias Norg (9) Smilax Gaul. vacul, ter. Fol, inermibus, ovatis, tie Nagt. nexviis. (10) Smilax Caule inermi angula to, Foliis ciliato-aculeatis, Smilax aspera Ind, Occid. C‚ B. Pin. 256, Smil. Fol, latisim id ine Ned item Smil, Caroliniana dn quadrato leni — &c. Pluks Alm, 348. Te Mir f. 1 & 3 Hie DEEL. Ke STUK, 866 _TwWEEHUIZIGE HEESTERS, kige Stengs de Bladen. a's met -Ooghaaire tjes gedoornd, Dit Gewas heeft zynen bynaam van de Spaan- fche Avond-Groet Buenas Noches, dat is Goede menige, Nagt, welke ’er aan gegeven wordt, zo Cuu- xL Smilax Kruidige. srus miet onbillyk zig verbeeldde, om dat de Bloemen, ’s morgens ontlooken, tegen de Nagt verflenzen. Hy hadt ’er de Zaaden van uit de Westindiën ontvangen, die een zodanig klim- mend Rankgewas voortbragten , als de voor- gaanden zyn, met hockige Bladen als die van Klyf, ’t welk in Karolina grocit volgens PL ur KENETIUS, wordende Gedoornde Westindifche Smilax, van C, BAUHINUS, getyteld, Gr) Struik-Winde met een ongedoornde Joe kige Steng ; de Bladen ongedoornd, Ey- “rond, met zeven Ribben, Deeze, als niet Houtig zynde, wordt door den bynaam van Kruidige onderfcheiden. ’t Ge-= was, dat in Virginie en clders aan de Kust van Noord-Amerika groeit, heeft geribde Bladen als van Klyf, die op zeer lange Steelen zitten, en zeer kleine Bloempjes tot een Kroontje f2- mengehoopt „ die van een ftink me rf (11) Smilax Cate inermi angul. Fol, inerm. ovatis ee temnerviis. GRON, Virg. 193: 156, Smilax levis Fol, Hedere nervofis &c, Ray, Suppl, 345. Smilax Clavicu- lara Hederz folio &c, PLUK, „Alm, 349. Te 225. fo 4» dh 60s EEN rede: 367 Reuk zyn. Het is een jaarlyks Gewas , dat UI, met eene bruin paarfche Steng tot de hat van An zes of zeven Voeten opfchiet , hebbende Een Hoorn blyvende Wortel , volgens GLAYTON, dicSTUE zegt dat de Bladen vyfribbig zyn, k 13) nf met een ongedoornde ronde xn. eng > de Bladen ongedoornd Lancetvor- , Smilax mig. or ancetvore L Hier wordt betrokken, de Ongedoornde Smî- *i8° lax , met roode Besfen, van CA TEsBY, maar niet die, welke in zyn Eerfte Deel, Tab. st. voorkomt, als welke de Bladen hoekig en Klyf achtig heeft , gelyk de voorgaande ; doch in het Loof van deeze Gewasfen heeft een aan- merkelyke Speeling plaats als blykt uit de vol- gende. (13) Struik-Winde met een gsdends ronde XI. Smilax SES nde (:2) Silas Caute Ínermt et 1 nermibus Lanceo- Psi. atis, H. CHF. 459. GRON. Zeg 120, Smilax non imc Baccis rabris. CArrsB. Care II, p. 82, T. 84, ed Smilax Caul. dae ter. Fol. inermibus , Caulinis Cordatis , Rameis ovato-oblongis quinquenerviis. Syst, Nat, XIL vas. XIII. elen longisfimis. GRON. Wirg. 193: 256. Petiolis bidentatis. H‚, Cliff. 459, GRON. Virg. 120. Smil, aspera, Fol, trinerviis oblongis, Petiolis biclaviculatis. -359e Smil, Virgin. Spinis innocuis PLUK. Alm. 349. Te rro fes. Smil. asp. Fr. nigro &c. SLOANe Jam. 105, Hifi, Ie p. 31. T, 143e É. 1. Smil. asp, zubra majore, PLUM, Ze. 82. China fpuria nodofte eK Pin. 297. Pfeudo-China Radix, Crus, Exo, Libte4» k Er pe 83. Il, DEEL. VI, STUK, 368 _TweErHuviziece Herêrers: HL Steng; de Bladen ongedoornd, die aan dè ad pien _Steng Hartvormig , aanp de Takken lang: Hoorp- sperpig Eyrond, >yfribbig. STUK. Zes- De Wortel van deeze is. eigentlyk- de West: Banigt. indifche China, waar van ik boven gefproken heb, Veelen hebbenze daarom ook China ge- noemd, gelyk uit de menigvuldige aanhalingen Fi by SLOANE, die byna een geheele Bladzyde beflaan, blykbaar is; doch by Ctusrus komt — de Wortel voor, onder den naam van Basterd- China uit Virginie, zynde dezelve hem, in ’% jaar 1591, van Londen toegefchikt. Uit de naauwkeurige Afbeelding ‚… welke hy ’er van Gea en uit zyne Aanmerkingen , blykt, hoe zeef van den echten China- Wortel verfchille ; en erftrande veelen denzelven, uit onkun: „de, daar voor gehouden hebben. Met regt geeft ‘er LINNAUS, derhalve ,den naam van Basterd- China aan. t Gewas, dat op Jamaika zo wel zis in Vit: 5 ginie groeit, heeft länge Bloemfteelen ‚ en twee- tandige Bladfteelen , die ieder twee Klaauwieren uitgeeven volgens Baas De Wortel is Rictachtig ; dik ; Knoopig en Vleezig, doch ec d hands Meelig, ZO SLOANE aanmerkt, aar! Iyks Gewas „wolgens den Heer Cr A Y- TON, die heezlte in Virginie- onderzogt heeft; en het volgende daar van fchryft. ‚‚ De Wyfjes: ;, Plant is laager dan de Mannêtjes, met dé : 3, zelfde Bladen , een kleiner Bloemfteel „de ‚ Bloemhoofdjes digter maar ook kleiner. Alle a ee ‚de EO TDA ae ie a Ì Hexan= ‚, maar rie angwerpige omgeboogene ruige gria, » Stempels heb ik ’er taamelyk zigtbaar aan » gevonden. Van den ‘Tamnus- verfchilt hct , „ door het Vrugt beginzel boven den Kelk, door zeer veele Klaauwieren te hebben , en s» door € ontbreeken van het Homens: s‚ In ’t laatst van Mey bloeit het.” Onder de Giemmnsoisen. komt voor , beb Ge. flagt van ' KrGGELARIA, Welks Kerimerken: zo wel in de Manncties= als in de Wyfjes- Planten, een vyfdeelige Kelk en era peria „met ae gede siens de Vande is een wi tenhokkig s ns Kleppig , veelzaadig Zaadhuisje. De eenigfte Soort, (1) uit. Afrika afkomttig, … heel Pe is door LiNNusin de befchryving van den Afsicana. Cliffortfchen Tuin in- Afbeelding gebragt. Zj en was door STERBEEK voorgefteld onder;-den ee nd EE À naam (1) Kiggelatia. Sys. Nae. XI én. 1128. p. 653. Voz. CEI. pe 747. H. Chff. 462. T, 29. R. Lugdb. 478. Evony- „mo affinis Athiopica fempervirens &c, PRURÒ Hm, Tide -TË 16. 5, U den Aa JH, Deet. VÍ, STUK: SAE 919 TwrEEHUIZIGE HEEsSTEns. UL paam van Reukelooze Laürier met eene Kloot. EE ‘ronde Vrugt, ’t Gewas, dat naar den Paapen-. Hoorp- boom gelykt, is altyd groen en heeft ftyve gee STUK. tande Lancetvormige Bladen. pien Tot de T'waalfmannigen Benaoren de: twee volgende _ - EK neuk De Mannetjes hebben vyftien Meeldraadjes 3 voorts is de Bloem in dezelven ook vyfbladig en de Kelk vyftandig, zo wel als in de Wyfe jes-Planten, die het Vrugtbeginzel boven hebe ben en twee Stylen, wordende de Vrugt eene Bezie met twee Holligheden. Dus wordt thans dit nieuwe Geflagt opge geven (1) ‚ met de aanhaaling als hier ‘onder, Bucka welke zekerlyk gebrekkelyk is. Zo het Tabs Racemofa. Gerroste.84. Ff. 2, moet zyn, dan wordt hier-bedocld het Kaapfche Gewas, ’t welk door den Hoog- leeraar J. BURMANNuUs in Afbeelding was gebragt onder den naam van Padus met lang- werpige Bladen en eene enkelde Vrugt. ts wel waar, dat dit tegen den bynaam fchynt te _ftryden, doch ’t is ook waar, dat de Vrugten redelyk “TFrosachtig aan-de Takken voortko- men „ zynde ronde blaauwe Besfen, dic cen Stecntje bevatten en groeijende aan een zelf- den Takals de Bloemen: ’ welk tegen de Ken- merken vande Klasfe zo wel als van % Geflagt, ftrydig is, Ik laac*dit derhalve iù % ET (2) Buelens veg. ZIN pe 747. Buma fre 4e 3e Ge 13 oi bad ik B Bt Le 8 MENISPERMUM, — Gulpzaad. arr In dit Geflagt zyn vier uitwendige en agt in- Ho nooi wendige Bloemblaadjes. De Mannetjes-Bloe- srux. men hebben zestien : de Wyfjes-Bloemen agt Dedecans onvrugtbaare Meeldraadjes , en brengen twee 17% eenzaadige Besfen voort, * Getal der Soorten, allen Indifche Gewas- fen, en de meeften Heeftcrachtig; is agt, als volgt. G ) Gulpzaad met Schildswys’ Hartvormige , rondachtig gehoekte Bladen. He zige Aan deeze heeft ToURNEFORT den a. zegden Geflagtnaam, gegeven, om dat de Zaa- den Halfmaanswyze uitgegulpt zyn: weshalve ik ze Gulpzaad noem. Het is een Klimmend Gewas , in’ Virginie en Kanada groeijende, dat Eentladige dsl Kf „ met , van Winde , door ZENE teld wo: De Stenë draait tegen de Zon om. De Bloem. fteel, korter dan de Bladfteelen , knikkende, komt boven de Oxels der Bladen voort, en ‘draagt twee Trosfen, De Stamper beftaat uit drie Stukken, waar van ieder een Bezie wordt , met zulk een ronden Zaadkorrel , als gezegd is, (2) Gulp. (:) Henispermams Fol. peltatis Cordatis fubrotundo-an angula- tis. Syst. Nat. XII. Gen, z131. Dn Weg. XIII. 745. Ho Clif. 140. Upf. ge GRON. Virg. 56 Menisp. Canadenfo cato folio, en. Mers, 1705: pe 315. gn amalan Virg. en Alm, 81e T. 36e bea HN, Deer. VL. STUK, 372 TWEEHUIZIGE HEESTERS, EN, _ 2) Gulpzaad met Schildswys’ Hartvormige Anasks gekwabde Bladen. Hoor STUK Een zeer fraaije „Afbeelding Ni waar uit derge- u. -lyke figuur der Zaaden blyke, geeft Dirte Merisp, vangt deeze cze Soort. Echter kwamen hem eum die Zaaden voor , eenigszins naar verfteende Virginifch. Ammons- Hoorentjes te gelyken. Gewas hade, onder „aan de „Ranken „de Bladen. eenigszins hoekig, doch boven waren dezelven flegts Hart- vormig. Aan een droogen Tak , ia Karolina verzameld, waren de Besfen drie , vier of vyfs op een Steeltje fämengehoopt, Het groeit aan ‚de Zee. Kust, vole CLAYTON, hie aio Guipased. met Hartvormige, van onderen edn ruige, Bladen. Kato Î- ifch, En é Wte: fchynt deeze van de voorgaand ‘die de Bladen van onderen ook taamel yk t aairig heeft, te verfchillen. Zy groëit mede in Ka- tolina. EA PR G) Gutpzaad met vr pa gtr vergiftig. 5 Jie ene en eene rappige Sieng. er rige Fol, ete lobatis. GRON. Pig. 56. …Ekh. 223. T. 178. f- 219» 3) PE Fol. Eördin fubtus villoúis. Syst. Nat. (4) Menispermam Fol. Cordatis retufis ns rn Caule facero. Mar, Med, 175, GRON. Orient: 12 iftolo- „€hie foliis, Maderaspatana &c. PLUK.” ar svet. Ts f,2e Cocculus sOfficinafums. Ges: Pin, srt. PLUK. Mant, sax To 345. É, bren Romera, Amb. V‚ p. 35- T. 22e Naliatam, Hort, Afab, ee LT. 1Ì BURM. Fl, Ind, pe 316a a Hier “wordt het Gewas ‘bedoeld . : dat de in er onze Winkels zo bekende Coculi , in Engelfch gn pes 7 Goekles ‚ en by ons gemeenlyk Kokeltjes ge- Hoorp= fiaamd , voortbrengt. Pommeren LEMEuYSTUE — waren vat de afkomst deezer Nootjes , die men ria, Dedcan, in *e Franfch -Coquês de Levant noemt, gchecl GR: Die benaaming duidt“aan „ dat men- ze uit de Levant kreeg, én volgens Rauworr heeten Zy in ’% Arabifch. Done sr: wordende de Visfchen , in de Euphraat „daar mede vere geven. “Dus zalvdan swaörfchynlyk dit Gewas “zyn in de Zeidelyke deelen var Alie: ten minfte groeit het op de Eilanden van Oosf- indie , in ’t byzonder op Celcbes de Moeder ' van alle Venyneny-zegt Rumrurius, die het de Besfendraagende Tuba-Struik noêmt zynde Tuba of Tuha, in ’t Maleitfch, alle dingen, Zaaden, _Vrugten of etn waarmede ds | ns hem, cen groote wild Rank getepli de ami een Arm of Bech dik, de Schors zeer barftig ep gefcheurd, doch de dunne Zydtakken , die glad zyn „loopen vit in ftyve Klaauwieren, waâr mede: zy zig aan- hechten, kruipende dus, verfcheide Vademen hoogs-by.de Boomen op. De Bladen, lang ge ftecld ende zyp ftyf als Pifkerient en wat Wollig. Aan de dikke Ranken komen Stee- Ten, die Trosten draagen, wel anderhalf Vé oet lang, van Bloeizels, met twee of drie Vrugtbe- > waar uit Besfen voortkomen, zelden Aa 3 vier EE, DEEL, VL, STUK. 874 TWSENUSEIER HEESTERS, UL vier by malkander, wat kleinder dan Druiven , ArDER- die cindelyk zwartachtig worden. _ Deeze Bes. gooie fen bevatten in haar week Vleefch een ronde ha ‚„Korl, van grootte als een Kerfen-Steen of wac vans) grooter, rimpelig of ruuw van buiten, en van _ binnen een witte Pit bevattende , die zig in tweeën laat fcheiden; zynde ook wat Maan- of Niervormig van figuur. Het Bloeizel ftinkt en de Besfen hebben een vunzige Reuk „ zynde het Hout van dit Gewas uitermaate taay. In Oostindie maakt men van deeze Besfen of van de Nootjes, tot het vangen der Visfchen , in ’t algemeen gebruik. Zy worden zonder het weeke Vleefch, of daar mede gedroogd, met eenigen van die kleine Krabbetjes, welke men Soldaatjes noemt of. Kluizenaars „- gewreeven , en ‚ daar ook wel een weinig Menfchen-Drek by Sn zynde , maakt men ’er Pillen vanen ftrooit dezelven op de Waterplasfen , waar in zig Vis- fchen onthouden. Deeze happen gretig naar dit Aas, doch worden ’er zo duizelig van, dat men- ze met de Handen kan grypen. Dic zelfde wordt ook wel in Europa , byzonderlyk in Duitfchland, waat menze Fifchkorner noemt, od eerd ; mengende het Poeijer met wat Meel : ‘Honig.en Oude Kaas. De Vifch, zulk _ een Pil weder uitfpuuwende en dan in verfch Water gefmeeten, heeft 'er geen hinder van. Op dergelyke manier worden de Pappegaijen of Loeries , door de Ingezetenen der Papoes- Eilanden , met list, gevangen. Die dee ed Da 1. Leden 375 men Jaarlyks, Troepswyze, op zekeren bepaal-, Ill den tyd, aldaar danvliegen „ en zoeken dan AO hunnen Drank in Kuiltjes of Gaten van hooge Hoorp« Boomen, daat het Regenwater. ftaan blyft, ’ He welk de-Papoezen met zulke fyn gewreeven dria, st Korrels weeten te vergiftigen; zo dat de Vo- gels, die daar van easdale ter Aarde vallen en zig laaten vangen,” Voor Menfchen evenwel, zo min ah voor deeze Dieren ; zyn de Kokeltjes s -in kleine veelheid, gebruikt ‚ een …weezentlyk Vergift, Men ‘heeft bevonden „ dat twee derzelven een Menfch doen afgaan; maar-de -benaauwdheid „ het geweldig braaken en de Stuipachtige trek- kingen , welken. zyzin {ommige Geftellen veroir- zaaken-„ maakt per “inwendig gebruik niet raad- zaam. Serfcheide Autheuren- hebben over de- zelven în ’t byzonder gefchreeven , mjet Wets ken men kan nazien, _Gemeenlyk ilp ier. ner oo: Ti Bibmak: Gi rderde zo _ veiligst. bec Poeijer dereheni meêt wat Olie of Vet. gemengd, in ’t Haair gefmeerd. (5) ‘Gufpzaad met volmaakt Hartvormige Bla- pe den en eene vierkante gekralde Steng. EE EE wordt het Erkan Touw - zld Klad (5) Menispermum Fol. Cordatië exquifitis, Caulé qúadrän- es crispo, -Funis page UMEN. Aob; Vp ia % ri & 2 zstAag I Deen. VL Su. 576 TwrEnUIZI GE HEESTERS. UI, van RuMePHrus, door den Ridder aangehaald „ et doch “met een verkeerde figuur’; -zynde die , Höorb: waarvan de Bynaâm “is ontleend , oogfchynlyk iede PE Gall-Touwe- Struik: van dien Autheur , dus Mere, en som dat de Steng als“met Galletjes ronde Wratten Schubachtig is bezet. Dee- ie SCall- Touwe-Struik was Krulswyze door malkander gevlogten „t-welk geenszins plaats hadt «in “het Vierkante T'ouw-Gewas, op die zelfde Plaat afgebeeld, dat met breede Vleu- gelachtige kanten overlangs was gezoomd , heb: bende de Bladen ftomp getand en dus zo Hatt- vormig niet als -de- gedagre Struik, Beiden; evenwel „kunnen - tot eene zelfde Soort behooren en -dè- Groeiplaats wordt door :Lin- BD gefteld i in in Bengale, Misíchien is van daar iks: Soor- Gé bepaaling ftrookt. pe vi. Ko) Gulpzaad gl ndi, pe San “onderen ei ooh Haairige B | ete Ee geer Keriknefkiedesadë dig. ze ‚ een Heefter-naar de Winde gelykende , die, op het „Krokodillen Eiland in Oostindie ats - ie ge akte edn STE eet & At ) rene Lanestswys Byrne Haaïî- Ruig. pn RE jj Dee- Mpriiperman: Fol, orbiculais fabeas villofis, Orient. a ne We IN A 61e T, 384» É. 6. Burm. Bl. Ind. p. 316. ‚0 Menispermum Tel, Bement Oats lo, Coen BE EP En 377 Deeze een kleinere Soort , Heite Bladen ME gef die van de Maagde-Palm gelykende. armes | HEE es Gulpzaad met dam Lancevormige ee Blade 1 zt Morin _Deeze a in Bladen en el ftalte te vecl Ee : Kruid dar mene: Muizen- Oor gócmt „ volgens SProeikes, die Afbeeldingen van de drie laatften ‚ allen Oostindifche Gewasfen, geeft, Van de eelmannigen behoort hier het ee- nigfte PN ‚dat den naam voert van CLIFFORTIA, “Naar ‘den Wel Peten “van onzen Ridder, door wiens begunftiging dezelve gele-. Ale tot het Zei der in. en masfen n. befchry- van levende plane. sbr eerften flag te leggen. van zynen rosen Naam, et het uirgeeven ‘van dat beroemde Werk, ki welk* den ‘wezentlyken Tytel voert van Hor- tus se alerafpecies minor fcandens, &c, PLUK. Amalsh. 61. T. 3s4.t. 7 heen 3 Indici fpecies minima gee. PLUK. Amalth, 62. Te ed fe 3e pon. win dod hs 316. 5 ” die Aa s ni ed Hoorp- STUK Vie u JAFDEEL, XX. 5108 TweEHUuIziGE HEESTEns, tus Cliffortianus : om van de Mu/u Cliffortiana en anderen. niet te fpreeken. De Kenmerken van dit Geflagt zyn ‚ Een dricbladige Kelk zonder Bloemblaadjes4 zynde in de Vrouwelyke Gewasfen het Vrugtbeginzel met twee Stylen gekroond. *’c Getal der Meel- draadjes is , in de Mannelyken, byna dertig. De Vrugt wordt een tweehokkig Zaadhuisje met één Zaad in ieder Holligheid. Zes Soorten , altemaal Kaapfche Heefters , komen in dit Geflagt voor , naamelyk (1) Cliffottia met byna Hartvormige getande Blader REN EN ) Deeze is, volgens de nadere befchryving van den Ridder pn die daar van ecn fraaije Afbeel- ding, in ’t gezegde Werk, gegeven heeft, een Heefter met overhoekfe afgeboogene Takken, die met geknotte Vliezen en Stoppeltjes zyn bekleed, „De Bladen, ook overhoeks en onge- fteeld „ zyn rondachtig , met zeven of negen Doornige Tandjes , vlak doch’ aan ’t end om- gekromd „ met een Kraakbeenigen tand, glad, Ee laatende, als zy afvallen, een rosach- EEE over. ‚Vooraan den voet des Blads , hed boven Gen.-1133. pr 660. Ze: XLIL, P-748. pn denta- tis. H. Cl. 463. T. 30. Re Lugdb, 252, Arbuscula Afra Folio acuto Mlicis Caulem amplexo rigido, DiLL, Eh, 36. Es 3, fe 35. DpD TET 5 boven de Scheede , ís een-fpits gedoornd, bly- _ Ilf vend Stoppeltje. De Bloemen komen zyde- Â*DEEts lings, in de Oxelen , ongefteeld , eenzaam ‚ Hoorp: voort: zy zyn groen van Kleur met witte Meel-*TUE draadjes en geele Meelknopjes. ’t Gewas maakt , ari 2 in de Tuinen, Soaeien van twee of drie Yoe ten hoog. (2) Cliffortia_ met Tanen e Femi Bladen. Rusifolia. Deeze Soort „ ook door LiNnaus zeer ige. Traay afgebeeld, is door BerG1us nader be- fchreeven. De Takken zyn van boven bruin, met overhoekfe zeer digt gefchubde korte Tak- jes, aan *t end gebladerd en Bloemdraagende. De Bloemen komen aan T'ropjes voort en zyn door driepuntige Blikjes ee De ht Dione. eeen, ‚Îleg RE de Kaap ontvangen. à Br Bevinder » Bh aid 2 twee bruin gepluimde , uitfteekende Stylen , ken- baar, De Blaadjes die de Bloemen omringen , hebben nevens de end-Doorn wederzyds nog een Doorntje zegt de Ridder, Dit bevind ik ín fommige Blaadjes van myn Exemplaar ‚ doch niet. (3) Clif- Cz) Cliffrtia Fol s Lanceolatis integerrimis. H. Clif. 463. T. 31. R, Lngdh. 252. Frutex Ethiop, Conifer , Er Bice PLUK. Alm, 159: Te 297. fe 2e U. DEEL. Vl STUKe 580 TweekuvizicE HEESTERS, ae kol 3) Cliffertia miet Lintaale- id Blaadjes, ee _ Deeze, s wier. „Blaadjes naar die, „van ’t Vare Hoorp hi “ kens-Gras gelyken is onder. den gezegden by- naam, ook. door-LiNN # usvafgebeeld, Chfeerik pk oh) ChitPortia met drievoudige Bladen , ‚het | en middelfte Blaadje drietandig. Tefnine. Deeze was” door BorrRHaAAvrE voor gefteld gnoes onder den naam van Afrikaanfch driebladig Boompje, met ongefteelde Blaadjes en het Zaad _gepluisd, Linneus hadt ’er, te vooren, eene Myrica Var gemaakt gehad. « Ia de aangehaalde van Prokinen id de Bladen aan alle kan- ten ruig: sena 65) cire gn drievoudige Linien Haa Brachtige En Aan de Zee- TR van de Kap Kom ig voor, bloeijende in de Meymaand,. De Steng is Heefterachtig , vier Voeten lang, fliertig, opgefchikt, met overhoekfe, enkelde , kortere, ronde , ruige Takken. De Bladen, die over- Ek eee ot ea 10 Ales ra pese le ad bek, et ne ten, soi Ee f „ Linéaribas clk sé sn, @ Chifortia Fol ternatis, intermedio wadde. BR. Lugdb. e& 53. Myrica Fol. ternaris , intermediis Cuneiformibus triden- tatis.) H- Cf. 456, ers forte affinis Mthiopica &c, PLUK. Alm. 367. T. 319. f, 4. Arbuscula Afra, Foliolis tri- foltatis, fine pedun ulo ú Canlaar: macis, Semine ar ROERH, Lugdb. II. p‚ 262. _(5) Clforsia Fol, eernaris kincrdbus villofis. Han, 29% IK kn An hoeks, drievoudig groeijen, zyn zeer fmal, on. HE gedoornd, grysachtig ruig; hebbende zeer kor- rand te, breede, Vliezige, naakte Bladfteelen, De Hoorp= Bloemen komen zydelings in de Osgelen , on gefteeld eenzaam voort. Zy zyn wit en hebe gi 72 ben een driebladige , Eyronde „ holle Kelk, met veele Meeldraadjes. Het fis | hadt dé Ridder van decze niet gezien. EEEN (6) Cliffortia met Ems Liniaale fpisfe Ee. gladde Bladen Serebijs epe _Deeze is een Heefter met ronde ‘Takken a niet zeer Takkig , en ongefteelde. fmalle fpisfe- Blaadjes; als die van den Geneverboom. De- zelven hebben cen zeer kort Scheedachtig Steel- tje , dat tweetandig is. Van deeze Steeltjes blyven rappige ‚ Eyrondachtige, gladde Stop- peltjes over. De ween hadt de sen niet gezien, maar verzeke les C e P pel- achtige wi tejesvaarr dit Gewas geen Vrugten maar NGaletjes zyn. Het is, gelyk alle de anderen, van de Kaap afkomtftig. By gisfing uit de Geftalte heeft hy hetzelve alhier geplaatst. — Onder de Enkelbroederigen van deeze Klasfe ehooken hier de twee volgende Geflagten, Er re EE rn zis (6) Ciifortia Fol. ‘ternatis Linearibus acutis levibus. Syst. Net, Wig. XUl. p. 749. Cedrus Conifera, Juniperi foliis, Racemota, Conis amg en pasvis, de Alm, oe rd 295. f, 2e Il. DRELe VL, srux, 382 TwEEHUIZIGE HEESTERS, ui. EPHEDR A. Zee-Druif. AFDEELe erken De Bloemen der: Mannetjes-Planten , in dit srux. Geflagt, zyn Katten, van tweedeelige Kelken , Ebm met zeven Meeldraadjes , de Meelknopijes vier “rig. _ laager drie hooger geplaatst. De Wyfjes heb» ben een tweedeeligen vyfvoudigen Kelk met twee Stampers. De Bloemblaadjes -ontbreeken in beiden. De Vrugt is een Kelkachtige Bezie met twee Zaaden. Het bevat twee Soorten, als volgt, 5 Ii) Zee-Druif met gepaarde Ered en 7 le dubbelde Katten. Eur he. Dit Gewas, aan de Zee-Kust der Zuidelyke Deelen van Vrankryk gemeen ‚ wordt aldaar de Mer, dat is Zee-Druif , geheten. De Rene hebben het ook Uya Marina ge- noemd, en onder den naam van Montpellier- fche Zee: Druif ishet by Loger in Plaat ge- bragt, wiens Afbeelding veel gelykt naar die van CAMERARIUS, doch merkelyk verfchilt van die van Crusrus, door wien het in Spanje, niet Ser aan de Stranden, maar ook ver bin- pense ‚0 Ephedra Redaneulis oppofitis, Amentis geminis. Sys Nat, XII. Gen, 1136, p. 661. Weg. XIII. p. 750, Hort. Clif. 465. GOUAN. Monsp, s1o, GER. Prov, s44- Polygonum maritimum minus, C. B, Pine 15..Tragos. CAM Hort, 171. Te 46, BARR. p. Taze Icon, 731 Uva marin? con. 796. Polygonum quartnm minus. ‚Crus. Hisp, 183, T. 185, Ephedra, TOURNFe Jn/?. 663. Alie Helv, 145. : DTO re ETEN. 383 nenslands , overvloedig waargenomen was. Dee-_ HE ze Krujdkenner oordeelde, dat het ftrookte”DERE met het Vierde Polbygonum van P LiNtu s,hoe-Hoorp- wel anderen het t’huis bragten, zo hy aanmerkt „TUE tot het Tragum of Traganum van D 10sCOR1-shia, DES, ‘t welk ’er ook een weinig naar gelcek. Hierom wordt het van fommigen Tragos of Uva marina geheten. BerroNius fcheern hetzelve onder den naam van Androface te be- doelen : maar ANGUILLARA befchreef het onder dien van. Kroton , zo 5 zig verbeeldt , dus naauwkeurig. s Aan de Rivier Sebenicus , in Dalmatie , „ groeit een laage Heefter , zeer naar den Pyn- s, boom gelykende ‚met thenigvaldige Leedjes , „‚ wiens Bladen [liever Klaauwieren of Takjes ,} - s naar die van het kleine Paardeftaart- Kruid 9 zweemen 3 hebbende een pens Bloem N … Mn ike ze ook as sE neee En een Kers; door de mn food z „ wordende en niet oneetbaar. Het groeit op s ruuwe, Berg- en Steenachtige plaatfen.” De Geflagtnaam, natuurlyk enby Prinrus een Gewas betekenende , dat by de Boomen oploopt, anders ook .Anabafis genaamd, is hier op niet zeer tocpasfelyk : want zodanig hade Crusrus het nooit gezien, Hy merkt aan, dat de Besfen zuur zyn, en de Bladen zeer Balie: trekkende of wrang, wordende het Afkookzel daar van, by de Ingezetenen, tot zuivering van & IL. Dante VL STUK, 384 _ TWEEKUrziGE HeesrTens. * \__ EL inwendige Zweeren nuttig geoordeeld. — De Af» ArDEEL: beelding van -CA MERARIUS go uit die van’ zoal Ges NERUS- ontleend worde” voor de beste STUK. __gchouden: „als, zynde aldaar ook, behalve het , pe geheele Gewas en deszelfs Bloemen, de Vrug- ten en Zaaden vertoond. „De vermaarde TourNerorT betrekt tot dit Geflagt niet alleen het Klinmumende- Besfen= draagende Duizendknoop van C. BAUHINUS, maar ook zo wel de Groote als de kleine Zee- Druif van CLusius, welke by BARRELIER ondercen gemengd zyn, en moeielyk te onder- fcheiden volgens den beroemden Heer HaLLER; die dit Gewas, -in-’t jaar 1733, op ’t berigt van GESNERDUS ; Overvloedig in Wallifer-Land aantrof. Dus wordt hetzelve van zyn Ed, be- _____fehrecven. is De EEn en Bladen zyn bic „, rond ‚ met grof gefnipperde „Se > het Wyfje, hoedanig ik in Wallifer- Land heb » verzameld ‚ worden de hoogfte Takken be- ;‚ paald door Knoppen, beftaande uit een vecl », bladigen Kelk , wiens tweedeelige Blaadjes „> beurtlings in elkander zyn geftoken , en hoe » meer inwaards hoe grooter, De middelften „, bevatten twee Zaaden , aan de eene zyde … bulcig aan de andere DE met de platte zy= -_s den naar elkanderen. Door de aanryping : » worden deeze Schubbetjes-Vleezig en ver- » toonen zig , ecnigermaate ‚als een Bezie. » Het Mannetje, aan zyne Teeldeelen op by zon. „DO AK Ache 335 En zondere Stoelen kenbaar , heb ik niet gezien: EU ze De Bloemen van hetzelve- zyn rond famen-ÂF ee: »» gehoopt „ toe Mosachtige Knodsjes , bynaHoor, ze gelyk die van de Salicornia.-’t Gewds GBE si ze cen Elle hoog.” @) OR De met gr B en en- ? & des Deeze Soort is vin Siberie abreenndn zy Seite, maakt aldaar een klein-Heeftertje, op de dorre Velden aan de+Rivieren-en elders, zynde-de Besfen daar-een aangenaame verfnapering , voor de: genen die -op % heetfte van den Dag door- ‘dezelven reizen ,-gelyk de Heer AMM AN on- dervondt. Zy zyn zuurachtig zoet van Smaak, fchoon rood van Kleur en rondachtig doch van boven ‘hoekig en, fmaller „ beftaande ook uit Vleezige Schubbetjes, die het. Zaad bevatten, Mea „heeft ’er eronder met cen Sekel Zaad, Flor ‘de Besfen, zeer fraay in Afbeelding gebragt is „komt.even ke en Bladerloos voor, als ín de andere. Bloem hadt hy ’er niet vaa gezien. LinN aus merktaan, dat deeze Soort zeer naby aan de voorgaande komt, Door zee den uitmuntenden Kruidkenner GMÉ- te) Ephedra reke pluribus Ameûtis folitariis. GMEL, tte s® « Ephedra pens Flagellis breviorie ‘bus et tenuioribus. pe, Ruth. 254 Te 26. Ephedra menes. peunos. Ibid, N. zss. Bb 306 Twrenuizice Heestens, u Arg Hors Enkelbroe derize. Gur LIN is vervolgens dit zonderlinge Gewas * veel uitvoeriger befchreeven en met de Vrugten niet alleen, maar ook met de Bloempjes, zeer naauwkeurig in Plaat vertoond. Die Hooglce- raar zegt, dat het zeer groote veranderingen in Geftalte en hoogte, naar de Groeiplaats , onder= gaat. Men behoeft zig flegts een Heefterachtig Paardeftaart-Kruid, met Vrugten die naar Besfen gelyvken , te verbeelden. SrTerreRus heeft op bloeijende ‘Stammetjes fomtyds- ook de een of andere Bezie, en op de Vrugtdraagende ook wel - eenige” Bloemtrosjes waargenomen. Het zelfde is reeds-door den grooten BOER HAAVEs mmgoade di Geflagt » opgemerkt, reen Sit Ald AE inf € De Mannetjes , in dit Geflagt, hebben zo wel als de Wyfjes geen Bloemblaadjes. By de eerften is de Kelk ín drieën gedeeld, en bevat veel Meeldraadjes , die onder famengegroeid zyn: by de laactten in vyven , met drie gefcheur- de Stylen, De Vrugt is een driehokkig Zaad- huisje. | Drie Soorten, altemaal Westindifche Hee- fters, komen in hetzelve voor, naamelyk. Ga) in mmEnerpist, Wollige, Zaag hann De (1) Adelia Fol; oblongië voren B: Nat, Xlle Gen. 1137, pe 662, Veg XIII p. 751. Bernârdia F: Eel, tomentofis ovatis ferratis aliernis. BROWN. Jam. 36de Brörkik De bynaam is afkomftig van Doktor Bie w- HE NE, door wien dit Gewas Bernardià gernoëmd ‘was. De Bladen komen overhoeks aan de Taàk- Hoorde ken voor. Hy heeft hetzelve , benevens de “TUE. beide volgende „ op Jamaika waargenomem. CV Aai B Pop Bijarde Gemardie , " Rondhiks Deeze brengt de Bladen uit de Knoppen ge- dige, tropt voort „ even als in de Berberisfen , zy zynù {lomp Eyrond ;- effeprandig ; naakt, gefteeld. Uit die zelfde Knoppen komen twee of drie \ Bloemfteeltjes ;- die Draadachtig dun; naakt eenbloemig zyn, met eenen rutger Kelk, (3) Adelia met pn Takken: en gedoornde zeike Knoppen. Knopdode? 6 Dit is ecèn Heefter se ns aan ee se kromme ftyve Taken uit uilen | d | Fer Van buiken Eer dh fyn Doomie vereren Dá Blâden zyn; evert in de voorgaande, getropt, naakt, kleins, De eù” geâderd; Uit die zelfde Gedoornde Knoppen--kómen Haairswys’ dunne , náakte ; een- (2) Adeiia Fol. obovatis insegerrimis. Am. Acad, V. pe 411. Bernardia haan ergen Ec. BROWN. Ja. 361. (3) Adelia Ramis’ femioss’ Spits Getfmactis. Art: AchÂ, V. p.azis Acidoton Frutescens aculeatum Bilan B Fam 3sse Bb á IE Dista VI, STUK, et MN AFDEEL. XX. Hoorp- STUKe te 1. Ruseus aculeatus, Gewoone. Samentee- 588 Twee HUIZI er HEeESTErS. eenbloemigc Seeslijen voort, van En als de Bladen, , Ru scus a Muisdoorn, Van Samenteeligen is ‘in deeze Klasfe ‘maar één Geflagt bekend, naamelyk dit, welks Ken- merken zyn ; een zesbladige Kelk , zonder Bloem- blaadjes, en in ’t midden een Honigbakje dat Eyrond is, aan den top doorboord, De Wyfjes- Bloemen hebben: een Styl op ’t Vrugtbeginzel , dat een driehokkige Bezie wordt. ‚met twee Zaaden in ieder Holligheid, Hier van komen vyf Soorten voor, meestal in Europa huisvestende „als (1) Muisdoorn met de Bladen van boven mä Bloemds raage ende, Deeze is de gemeene en ‘mecst welde ia Europa. Men noemtze, onder de Kruidkundi= gen, Ruscus , in ’t,Italiaanfch en Spaanfch Rus- co of Brusco, zekerlyk van ’t.Latyn afkomftig- Veelerley naamen heeft dit Gewas: in’ Vrank= _ ryk, te weeten die van Petit Houx-of Housfons dat is Kleine Hulst, Hat Bouis piguant of a St Ce- (1) Ruscus Fol. fapra Floriferis nudis. Syst, Nat. XI. Gen. 1139, p. 662: Pig. XIII. pe 75ste H. Cliff Up/. Re Lugdb. &c. DAL. Paris, 304. TOURNE. Par, 528. HASSELG- Jin. 492: 53te Ruscus Myrtifolius aculeatus. TOURE ‚daf. 79» Ruscus. C. B. Pin, 470, Ruscum: Dop. Pempt. 474 Myrthacantha ‚ Murina Spina five Myrtus Sylvelkiis;” LOE deon, 637 BD: 4 oP RR as 289 Steckende Palm, en Heux-Frelon. De Engel- ur fchen noemen het Knee-Holly, of Butchers-Broom, Arpz: datis Slagters- Bezem. In Duitfchland heeft ry or: dove het de naamen van Rusken, Brusken en Mausf* vrux. dorn „ waar van de onze ‚, Muisdoorn „ontleend is 3 Syngene/ia. doch meest wordt dit Gewas, in de Nederlan- den 5 Palm „ of Kleine ge- doornde Myrte : gelyk. _men- shet ook; in % Griekfch , Oxy-Myrfine of. Myrthacanthas gery- geld “vindt Natuurlyk «groeit ‘hetzelve, op ruuwe Bofch- achtige plaatfen-; in de-Zuidelyke deelen van Europa, en fchiet fomtyds twec Ellen hoog op ; des het aldaar, en ook in de-middelfte-deelen , dient tot het maaken van- Haagen, die wegens de fcherpe Doornen allerley Gedierte afweeren, Omftreeks Parys komt het in 't wilde voort , ja ook in Groot - Brittannie , doch in Duitfche land, en zelfs i in gene vink ik bek » Le : me dikwils maar een No Bool: uit taaije Takken beftaande, die eenigszins gefleufd zyn , en digt bezet. met Blaadjes byna alsdieder Myr- ten; „doch fterk geribd en uitloopende in een fcherpe ftyve , fpitfe Doorn. Zy zyn zydelings nBeROOEEn 5 zo dat men het Gewas. naauwlyks kan, zonder zig te kwetzen, Uit het midden van die’ Blaadjes, op defzelver Op- pervlakte, groeijen de Bloempjes: icts dat zeer zeldzaam is onder de blykbaar bloeijende Plan- b3- ten, IL, Dez. Vi. Srox. 392 TwrEEHUlzioE -HzaeEsrEns ten. „Die Bloempjesshebben een Kelk van zes ui AeNe kleine Blaadjes , waar uit als een Bekertje voort= Hoorp- komt, het Vrugtbeginzel bevattende, ’t welk STUK. _ een Bezie wordt, grooter dan die der Aspergies, “ye zynde roodachtig van Kleur en niet onaange- paam van Smaak. De jonge Scheuten, hoewel een weinig bite ter, kunnen als Aspergies gegeten worden en, de Wortels hebben dergelyke Vezelen als dic. Het Loof dient niet alleen gelyk Hey, tot Be- zems , maar het wordt van het-Landvolk dik- wils gebruikt, om *t Vleefch en Spek tegen de Muizen en Rotten, die voor de Doornen bang zyn, te befchutten, en dit’s de reden van den Naam, De Wortel is geteld onder de Pyf groo- ze Openende Wortelen; hoewel men hem ‘er hee dendaags zelden onder gebruikt ‚ neemende van „de vier anderen. die‘gereeder en beter te beko- men en misfchien ruim zo kragtig zyn, wat meer, of den Gras-Wortel in de plaats. Sommií- gen meenen evenwel groote uitwerkingen van deszelfs. Afkookzel „in de Waterzugt en andere - Verftoppingen , ondervonden te hebben. De kee werden te Smyrna door een Turk aan de Apotheek te koop gebragt volgens HAsSEL- QuIsT; zo dat dezelven aldaar zeer in ge- bruik zyn. De Geley der Besfen is ook tegen de _Pynlykheid der Waterwegen , met byzondere. vrugt , ingenomen geweest ; zo ek verhaalt, 5 Mus. (2) Muisdoorn met de Bladen van- onderen UL _ naakt Bloemdraagende. Arran. Hoorps Deeze in Italie, aan de zyden van Heuvels „srux. voortkomende , is Alxeandrynfe Laurier ge- mE noemd geweest en heet Chamedaphne of Laage Hpapiyt Laurier by COLUMNA. ’t Gewas groeit zo Ge, ‚hoog niet, maar de Bladen : jn veel breederde. en grooter , de onderften wel twee Duimen lang. Dirvenius heeft cen- Gewas afgebeeld, dat hier thuis gebragt wordt , zynde van hem als middelflagtig tusfchen de Breed- en Smal. bladige van TOURNEFORT, dat is tusfchen deeze en de volgende Soort, aangemerkt. Hier groeïde de Vrugt wel doorgaans aan de onder- zyde, doch fomtyds ook aan de bovenzyde der Bláden , zo wel als de Bloem, wicr verfchil, ip de Mannelyke en Vrouwelyke Gewasfen van dit Geflagt, ik boven vermeld heb, ARL k zo wel als ì in m5 Es Eet en gende. BOURREFOET, en zj aan, ” heeft verkeerdelyk het Honigbakje, dat in de Man- netjes (2) Ruscus Foliis fubtus Floriferis nudis, H. Clif. Up/. R. Lugdb. 227. Laurus Alexandrina Fruâu Folio infidente, C. B. Pin. 305, Laurus Alexandrina Chamadaphne. Cor. Eepbr. I. pe 164» T- 165, fe 1, Ruscus latifolius Fruâu folio ipnascente, TOURN. Zrf?. 79. B. Ruscus larifolius Fru&u ex. medio Foliorum' extra pendente, Dir. Elb, p‚ 333. A4 zsIe, . 303. Bb 4 U. Der. VI, STUK: 592 TwrrnurzIGE HEESTERS. IN. petjes de Meeldraadjes „inde Wyfjes den Styl FDEEL bevat, voor een Klokswyze Bloem gehouden. pn (3) Muisdoorn met de Bladen van boven, on- B _ der een Tongetje ; Bloemdraagende. Ruscus pag Deeze Soort groeit op lommerryke Bergen Getongde. van Hongarie, Ligurie en Italic, zegt de Rid- der. Men vindtze overvloedig op den Berg die boven ’t Steedje St. Jurgen, drie Mylen van Presburg in Hongarye , zig verheft, vol- gens Doktor KRaMer. Zy kwam ook aan ScorProrLr, omftreeks Idria aan den Golf van Venetie, in hooge , donkere Bosfchagien , voor , dic het Gewas aldus befchryft. De gedaante js als het Salomons- Zegel 0e Kruid: De Steng is gefleufd, enkeld , een- », kleurig, met de ‚Bladen 5 welke naar die EN van den Laurierboom gelyken, flegts aande ‘ss Cere zyde. Pluizig en Ongedoornd, „de on- » derften gekranst, de bovenften gepaard, ge- » ribd , ongefteeld, niet afvallende. Uit een EN Schubächitig Nest van Kafjes komen twee » of drie Bloemen voort, op ronde Steelen, »; langer da de Keen en korter dan de Vrugt» o die (2) Rasa Faliis ne Flociferis fab Foliolo. Hs Cif. Up. R. Lugdb, 227. Mat. Med 469. Laurus Alexandrina Fruêu Pediculo infidente C. B Pin. 304 Hypeglosfum Dioscori= dis, Laurotaxa Plinii. Cor. Eepbr. 1 p. 166. Te 165. f. 2e inde anguttifolius Fruêtu folio innascente. TOURNE, Infò, 79. Hippoglosfam Bonìfacia, LOB. Je. 638 Ld Pe ze Meel PDE Mk „5 die met een Lancetvormig Blaadje gedekt mf, »> Zyn, waar van één of twee vrugtbaar. De „ Blaadjes van den Kelk zyn fimal en platach- En » tig, Violet van Kleur, zo wel als *t Honig-STUE. — „ bakje. De Vrugt, een Eyronde, hoogroode ,5)”8*"/a» », eenzaadige Bezie , met een Styl bepaald, „ wordt in ’t volgende Jaar ryp, bevattende » cen of twee half Kloottonde Beenige Zaa- s, den, gedekt met een week, witachtig Spon- > gieus, Smaakeloos Vleefch. Het Afkookzel komt in de Gorgeldranken , zymdetegen het », hangen van ge Huig door LaNNaus ook » aangepreezen.” | Het Loof, naamelyk, van dit Gewas, dat fomtyds wel een Elle en hooger groeit , is de Uvularia der Apotheeken; dien naam, waar- fchynlyk, uit zekere verbeelding van overeen- komst met het Lelletje, dat ons boven in de Keel ans ì Bekomen hebbende. Hierom noe- ER on Kehl Blat, dat is Keel-Blad. Het lieft een imeibelind: hoedanigheid, en is daarom tegen Ongemakken , die uit te groote flapheid em vogtigheid ontftaan , aange= preézen. {4) Muisdoorn met de Bladen aan de kant WW. B. daad R loemdraagende. dais. et Rie en Deezes vna - Spsen $ 7 (4) Ruscus ne deren ane eris. HI CHJ 464, Ruseust® lacifolius e Foliorum (inu Fiorifer et Baccifer. DitL.„Ekb. gaz T. zso. f. 332. Bb s JJ. DEEL. VI. STUK. _ ige 394 TWwWEEHUrziGE HEESTERS UL _Deeze wordt Manwyvig genoemd, om dat zy AFDEEL: op den zelfden Stam Bloemen en Vrugten voort- Hoorp* brengt, volgens Dir LENIUSs die ’er de Af- STUK. _ beclding van geef dat de Mannetjes- Samettt-cn Wyfijes - Bloemen $ in dit Gewas, daar in verfchillen „dat de eerften tot hun Bekertje Stuifmeel uitgeeven , de anderen daar in het Vrugtbeginzel bevatten , zonder Stuifmeel ; zynde door hem-geene Meeldraadjes, in eenige Soort van Muisdoorn, waargenomen. Wat de Geftalte aangaat, die is niet onbe- valligs- zynde het cen zweepig Gewas ‚ met Strengen van twee of meer Ellen , bezet met ‘Takjes van, cen Handpalm of byna cen Voet Jang, die digt gebladerd zyn. De Bladen gely- ken naar die van de gewoone Muisdoorn , doch zyn drichoekig en ecnigszins Pickvormigs fom- migen met cen hoekje op zyde uitgefneeden, nevens het welke „ aan de onderzyde des Blads, de Vrugtmaaking gefchiedt, Hier, naamelyk, komen, in de Maand Mey, tropjes voort van groene Bolletjes „ die, in vyf.of zes Weeken volgroeid, zig.openen als een Bloem, in zesfen ten bodem toe verdeeld, eneen dergelyk Beker- tje als in de andere Soorten bevattende , ’t welk aan den rand met zes Blaasjes, die het Stuif= meel uitgeeven, in ”t ronde famengevoegd, be- groeid í Ws Hier uit blykt dan, dat onze Ridder te regt er dit Crfla ai anda hanheashns: = Aadikngtaschadden dewyl het, naamelyk, ook dus gefteld i is in de gewoor Psor okt. saas Muisdoorn , die echter maat ann Meelknopjes heeft op-den top van ’ Honig. À bakje, welke van onderen famengegroeid zjn, Hoorn. De Vrugt , een ronde Bezie, kreeg inde EIST $hamfche Tuin haare volmaaktheid eerst in ’ volgende Jaar. De Groeiplaats fcheen te zyn op de, Kanarifche Eilanden, (5) Muisdoorn met een bweelagtige Tros GAN > pusas t end der Takken Racemo/: Ga ia. Tot deeze Soort betrekt men de Smalbladige wier Vrugt op ’t end der Takjes ‘groeit, van TOURNEFORT, die aanmerkt, dat ’er de Afbeelding van gegeven zy in *t Aanhangzel van den Leidfen Tuin, door He r- MANNUS, Onder den naam van Alexandrynfe Laurier , welken naam, als gezegd is, de Tweede Soort ook voert , zo wel als de Derde. Gedagte ie REEL dez elve.dus ss fterachtig Gewas met KR bearn tilde En Rysjes , van cen Elle lang , verfierd met helder. s» bly-groene gefpitfte Bladen, naar die der EE) Myr- (s) Ruscus Racemo terminali hermaphroditico. H. Clif 466 R. Lugdh. 227. GOJAN Hlonsp s11, Ruscus anzuftifo- lus Fruêu fummis Ramalis innascente, TOUBNE. At. 79. H. Reg. Par. H. Lugdbat. 679 Ie. p 681 Mien Pi. 32. Laurus Alexandrina anguftifolia Ramo'a. Moris. Hif. 1, Pp: ee S, 13. T, 5. fe 140 FABB. Hleinf?, P- 39e | Dan. Vie EN he 506 TWEEHUIZIGE HEESTERS; ‚ Myrten gelykende. In de Maand September Arne ‚ komen uit de toppen der Takken kleine Hoorp- „ ronde groenachtige. Koopjes , van onderen STUK. _, met eene eenbladige bleek groene Bloem hed [of Kelk}, die in zes kleine Tandjes ver- „ deeld js, bekleed , welke verflenzende de „ Knopjes veranderen in Kogelronde fchoon „> foode Vrugten, naar de Besfen van de As- pergies zweemende. Deeze bevatten, onder een dun Huidje , in weinig Vleefch , een enkele , ronde, harde, bleeke Pic. Hef geeft van onderen veele lange, witte, Vezel-Wor. „» telen, als die der Aspergies, uit eenen Kn s beligen Stoel” __—De Vry is derhalve eenzaadigen de Bloem tweeflagtig ; maar hoe de Kelk en Bloemkrans hier vereenigd kunnen zyn tot een Vleezig Lig- ‚ haam; terwyl die van dit Geflagt geen Bloem- _krans (Corolla) gezegd worden te hebben, ís my duifter, CEUTA Ee De. Rang, der Manwyvigen levert ook maar één Geflagt van Tweehuizigen uit, naamelyk dit, *t welk ter eere vande Kruidkenners CLU- TIUS, in ’t Neerduitfch Kr urr, Vader en Zoon , wien de Leidfe Akademie - Tuin zyne opkomst grootendeels te danken heeft „ is be- noemd, De Kenmerken zyn, dat de Kelk en Bloem vyfbladig is , bevattende in de Wyfjes drie Sty- o hi ne gafien, en de Vrugt een ies Zaadhuisje UL met enkelde Zaaden, Arp, Zeven Soorten, die altemaal Heetterachtig dorp: en meest van,de" Kaap afkomftig zyn, komen °"°% thans in hetzelve voor; naamelyk. (1) Clutia met ongefteelde fimal Lancetvormi- EE GEK ge Bladen en eenzaame opftaande Bloemen. gernoides. Het Afrikaanfche Gewas, naar den Alaternus Îis® gelykende , met Bladen van de zogenaamde Hemelfleutels, door COMMELYN afgebeeld, behoort tot deeze Soort. Hetzelve was uit Zaad in de Amfterdamfe Kruidtuin geteeld , hebbende een Stam van anderhalf “Voet ‘hoog , bezet met ongefteelde Sappige Bladen, die vald gens de Afbeelding taamelyk Lancetvormig wa- ren, en wat famentrekkende van’ Smaak. - Jit derzelver Oxelen kwamen kleine Steeltjes voort, met een pe di in en gedeeld , Ze uit een geile Topjes, een Styl hebbende; die din del top gekroond wâs. met vyE geele Draadjes. Zie daar de reden, dat die Gewas Manwyvig ge- noemd (1) Chlutia. Fol, fubfesûilibus Lineari- zhassclis, Flor. fo» Jigariis „ereâtis, „Syst. Nat, XII, Gen. 1140, p. 662. Vege Xil. p. 752. B. Cf, soo. Re Lugdb. 203. Croton Fol. %c. PLUK. Pya 230. fe - Chamatea Fol, oblongis &c. _ BURM. Afr. 116. Te 43. fe 1. Alaternoides Afr. rel £olio. Coxum, Hort, 11. P. 3 Te. 2 Mas, äl, DES, VE. STUKe 308 TwteEnvizice HeestTens UE noemd wordt, De Vrugt aängâânde , die ‘is ’c* nk zekerlyk uit de van de Kaáp gezondene byge- Höorb- voegd: want het Gewas hadt in de gezegde STUK. Tuin nooit Vrugt gegeven; Zo was de Clutië Re nd ook onvrugtbaar in de meette Hollandfche Tuì= nen, maar te Leiden vondt Linneus dat dezelve Zaad voortbragt, cn befloot hicr-uit; so dât ’er een Mânnetje most Zyn, ’t welk zyn Ed. ook ontdekte (*). | Van ‚bet Wyfje deezer Soort fchynt de-Af- beelding- te zyn, welke door den Hoogleeraar J: BuRMANN Us, onder den naam van Châs telea met langwerpige geribde. Bladen, de Bloes men uit derzelver Oxelen voortkomende, in Figs » op zyne: drie-en-veertigfte Plaat van Afris kaanfche Plantgewasfen „is medegedeeld. ’t1s waar, a. Ed, zegt, dat de Bladen als die van doch de uitdrooging,heeftze … annabst kunnen veranderen. An ‚de Af- beelding zynze byna volftrekt Liniaal of overal even breed, en de Kelk was, volgens de be= fchryving.s in vieren gedeeld, met korte, tonie de Bloe reren en kleine Meeldraadjes, den Styl omringende, die van boven in dricën was gedeeld £ maar de Geftalte toont een aanmer- kelyke overeenkomst met het Boomachtigt Wolfsmelk van Pt okener dât Bladen heeft als de Peperboompjes , en dit Gewas hadt de Ridder Croton, met Liniaal Lancervormige B Bla, den 3 () Philos, Bot, à 92 en | 2 Deel. PLAAT XEBVI Dn oare Raan 2og den , in Kin Cliffortfe Tuin gerytld Zyn Ed. um zegt, dat de Bladen aan de-kanten ruuw zyn: Arperis (2) Clutia met Lancetvormige Bladen en ver. pn fcheide Bloempjes in de Oxelen. Cl diie Poa. Tot deeze Soort , de Blaadjes. byna als tere van ’* Va s dat men ook wel Duizend- dige. knoop noemt, hebbende, worde t'huis gebragt de Chamelza met breede langwerpige Blüdenyde Bloemen uit derzelver Oxelen en ook Aaîrswy« ze aan ’t end voortkomende , zynde Fig. 3, op de zelfde Plaat van gedagten Hoogleeraar ; doeh in dat Gewas hadt zyn Ed. de Bloemen in ’t geheel maar zesbladig bevonden, verbeel. dende zig dat het drie Blaadjés van den Kelk en drie- van de Bloem mogten zyn. De Bla- den verfinallen allengs naar de tippen, zyn ge- fpitst, effenrandig en glad: de Bloemen komen uit de Oxelen voort , en twee dels elken ‚der, hangende en klein, zegt Lannseus. (3) ae met Korodd Een Bladen 4 e Bloemen zydelings. wend Chasin ae we Are (z) Clatia ‘Fol, Lanceolaris Flor, Axillaribas pluciiis. Syste Nat. Veg. XIlL’ Chamzlea Fol, latis-oblongis, Flor. ex Alis et in Spicam congeftis, BURM. Afr. 118, T, 43. É. 3e Cif Helianthemai folio, Planta. PLUK. Pyt. 23. £. 7? {3) Churia- Fol Ovatis integerrimis’, Edas lateralis; Glutia Fol, pêtiolatis, Hy Clif. ad ih KR ae zot BOER, Luzdb. II. 260. Frutex Portulacz folio, Flore ex albo virescente. Cosma. Hors, 1 ps 177 T 9 Buam. Fl. ind, p‚ 217. Il. DEEL, VI, STUK, 400 _ TWEEHUIZIGE HEESTERS UL Van deeze heeft de beroemde CoMMELYN4; ES in de Amfterdamfe Tuin „een Afbeelding ge- Haorb: geven onder den naam van Ethiopifche Heefter ET Porfelein- Bladen. „ de Bloemen uit den wite 20) ten groenachtig. Men vindtze Clutia met gee fleelde Bladen, door Linneus, genoemd „in de Cliffortíche Tuin , en de Groote Bor g- HAAVE ‚ van wien de Geflagtnaam zyne af: komst heeft , befchryft. het Wyfje van deeze (zo de Heer A VAN Royen zegt,) onder den naam van- Clutia; als „, Bladen hebbende , ‚‚ welke naar die van Porfelein gelyken, vale „; lende ’s Winters af: een vyfbladigen afvals „, lenden Kelk „en daar in een vyfbladig bleek „, Bloempje.. De Eijerftok, (zegt die Hoog- „‚-leeraar) in ’t midden van den Kelk , geeft „‚ cen lange regte Buis uit, met een rond Top- ss-je, daar een tedere Buis om heen groeit, ö Straalswyze met vyf Meeldraadjes byna in », ‘t bovenfte, bezet; wordende de Eijerftok, — » door aanryping, een driehokkige Vrugt, gen „ Iyk ín de Ricinus plaats heeft” (*). PLEXXVI. Ik heb gelegenheid om de Afbeelding aan A _Pigeastericht te geeven, zo van het Wyfje als van het - Mannetje, meten benevens de-Bloemen , waar uit derzelver verfchil en tevens blykt , dat de Vrugt- maakende deelen hier boven ondereen gemengd zyn. Het Takje van het Wvyfje, Pl, XXXVL Fig. 1. naar alle waarfchy nlykheid. uit den Leid- fchen wiet, {*) Hort, Lugdbat. IL, pe 260, ‘ DT OUT KT: 20 fchen Tuin geplukt, heeft de Bloempjes zeer UR lang gefteeld, gelyk in de tterk vergroote Af AFDEEE. beelding van een derzelven by A blykt, alwaar Hospes men ziet , hoe dezelven vyfbladig zyn , in een me dergelyke Kelk vervat, en hoe in ’ midden van Pen end dit Bloempje zig een drieribbig rond Vrugtbe- ginzel bevindt, dat een Styl heeft, die zig vor- deelt in drie gegaffelde Punten , aan * end ecn weinig dikker of geknodst, ’t welk de Stempels zullen zyn. . Van het Mannetje heb ik verfchei- de Takken van de Kaap gekreegen, die bezet zyn met zeer kort gefteelde Bloempjes. En ‘Takje daar van is in Fig. e, vertoond. De Tak- ken zyn ;tot boven toe, vol kleine witachtige Pukkeltjes , zo wel als de Bladen, inzonderheid aan de onderzyde: welke Bladen ook langwer- piger voorkomen , dan in het Wyfje, en op dergelyke manier naar onderen ber wor- den, % welk den RE van \ Scheg hade BE rand mik een weinig ennn: en fmaller dan ‚de onderften, ja byna Lancetvormig; insgelyks redelyk lang gefteeld. De Bloempjes komen hier menigvuldig, en dikwils meer dan één, uit de Oxelen voort, op zeer korte Steeltjes, Een derzelven is , met fterke Vergrooting, by B vertoond, waar in men een deel ziet, dat de Geftalte van een Styl heeft, boven uitloopende in een zwartachtig Puntje met een geknopten Stempel , doch daar beneden Straalswyze ge-_ kranst met vyf zere dag ‚die In Hori- fon. Ie DEEL, VI, STUK. Ass DEEL. xx ns Aer Pe edn ener Tee 402 TwFrFEHUIZIGE HEEstTers. fontaal geftrekt zyn, hebbende groote rondaci tige Meelknopjes. De Bloemfteeltjes zyn zo wel ruig in dit als in het andere. (4) Clütia met Ovaale Bladen, die wederzyds Wollig zjn. Deeze, gelyk. de drie voorigen- aande Kaap natuurlyk groeijende, is een zeer Takkige Hee- * fter van drie Voeten hoog, met ronde ruige Takjes. De-Bladen, digt by cen , zyn ongee. fteeld, fpitsachtig, van grootte 7 die van de. ‘Thym, wederzyds Wollig: de Bloemen zydes lings voortkomende, enkeld, ongefteeld ; lans _ ger dan de Bladen, wit. De Kelk is vyftandig van buiten Wollig. Hy heeft vyf Bloemblaads jes, genageld , Ovaal, van langte als de. Kelk5 es op den Styl en een gebaarden. __Het Wyfje hadt gier niet gezien. (5) Clutia met Eyronde flompe Bladen , get trofte Bloemen in de Oxelen. 4 _ Deeze en de twee volgende zyn Indifche Ge: wasfen (*). Het is een Boom met kort eef! Lid Clutia Fol. elipdiëis aainge tomentofis. pens 209. (s) Clatia Fol ovalihus retufis, Flor, racemofis axillaribuse Fl Zeyl. 367. Corni f, Sorbi Detie Bonr, fav. 103 sche- tunam Cottam. H, Mal. 11. p. 23. T. 18. mala, Raj. Hife 1623, Arbor Fol. latis fabrotundis Venofis. BurM, Zeyk 29 Burm. PF}. Ind. p. 219, (*) De Clutia pulchella is ook van Tin rade: zo de „Heer NL. BURMANNUs aantekent, en Schynt derhalve ins- gelyks in Oostindie te groeijen. Berti 483 de Bladen „die rondachtig en fterk gerisd zing Is haâr die van den Beuk gelykende, brengende Arpsik, uic derzelver Oxelén Trosfén voort ván ladge Huord- Bloem -Aairen , wier Vrugtmaakende deelen ST&- ien overeen te komen met dit Geflagt. 4,55 Cn KR HEE etn, dat” er tate van zyi, die mee draagen Sm (6) Clutia met Hanoi Lenstra VL Bladèén. ae f Mét deeze Soort wordt een Gewas bedoeld , mige. dat Zoete Amerikaanfche Ricinus;, met Zilver. “kleurig Pöpelier- Blad, heet by PruKEnEr, zynde gemeenlyk onder den naam van Wildé Kaneel , in de Westindiën, bekend. Hiervan is een Takje int Werk van SEBA afgebeeld; %*- welk die Autheur uit de Verzameling van KreHeiAaARr bekomen md) re di Gee was, volken ber eu geni: NT ie ee: Ear 7, GEL; en-hem een Takje Eel ve met dë Bloc: men, door den Heer BraAUMONT, prefent gedaan. Hy betrekt daar toc den Zoetern Cey- lonfchen Wonderboom van den Hoogleeraar Bur: M ANs (6) Clatia Fol. Cordato-Lanceolatis, PF, Zeil. 366. Mar. 2e Med, 470. Am. Acad, Ve p. 411. Elyeeria, „Hort. Clif. 4855 aid, Crotori ent erc&um Kc. Fam. 347 Ricie vt nüs dulcis Arborescens Americanus, Populneâ Ftonde Argens teÂ, PLUK. Alm. 321, T, 220. f. 5, SEB. Thes, 1. pst. Te zs. f. 3e BURM. Fl. Ind, p‚ 2170 ik in verend Ce 2 ni 2e IL, Deer. VL STUK. N 404 TWEEHUIZIGE HEESTERt, UI MANNUs,en vraagt, of het ook de Boom zy» _ xx. waar van de Cortex Eleutherii „dat is de Kaska- Hoorp- ril, komt? De Petersburgfe Hoogleeraar Am- Ee MAN hadt hem-gefchreeven , dat hy eenige Fr vREht Takjes van dien Boom van de Bahama's Eilan- den, en in ’ byzonder van Eleuthera , of % Alabafter-Eiland , daar deeze Bast zyn naam van heeft, bekomen hadt, welke volmaakt geleeken „paar die van deezen Wonderboom (+). Bevoorens is de afkomst van: die Drogery aan een Gewas, tot het Geflagt van Croton of Ricinoides behoorende , op ’t Gezag van CAe * Bladz. TESBY, toegekend *; doch herzelve is maar Aten een Heefter , en volgens anderen zou dezelve _ komen van een Boom in Peru, alwaar de Kina valt, zynde die, Bast, voor een. basterd. Kina den geweest en in ecigenfchappen naar 1 ‘Koorts-Bast eenigszins gelykende. _Hicr- om , aangezien verfcheide Soorten van Clutia voorheen, wegens de Vrugt, tot den Ricinus betrokken zyn geweest , en deeze Soort tien Meeldraadjes heeft , zo is dezelve door LnN- NEUS als twyfelachtig hier geplaatst , en uit de andere deelen der Vrugtmaaking nader te onderzoeken, E Clutia mee ovaale van onderen Wallie _VIL Clutia Loten Geftop- pelde, Dit Gewas, in. Oostindie. groeijende s heeft (*) BrEvn Pradr, P. 94 „£7) ia Fol, ovalibus his tomentolis, fant, aje Dt otrïkKiIA 405 bogtige. Wollige Takken, met Bladen van ge- zegde figuur, die taamelyk groot, effenrandig zyn en kort gefteeld, hebbende fpitfe Stoppel- Hoorp- tjes. De Bloempjes komen, byna ongefteeld „*T5 in de Oxelen voort. Zy hebben. een eenbladigen mg Kelk „welke in vyven gedeeld is „en korte rond- achtige Bloemblaadjes, tusfchen de punten van den Kelk ingeplant. De Styl met zyne Meel- draadjes komt met de overige Clutiaas over- een (*). oua xx. XXL HOOFDSTUK. Befchryving van de Verrwyvice Heesters (Polygamia) , tot welken de Pifang of Banan- ak: Mimofaas en anderen behooren. ve peen ming ik Beeken ede gegeven ‘heb *, gelyke geftalte, famengedrukt, aan de eene een weinig gefleufd. aan ss de- andere zyde eriesorend ‚ een weinig „ lan- (*) Commere, Litter, Norimb. Ann. 1739. Pp. 42» 49, 106 & Ann. 17er, p. 35, (t) Acad. Caf. Nar. gr, vor. VII, App. P. 150 (4) Vid. Aman. Acad. Vor, v Lp. BO: ket O4 MS „Eea HE 5» langer dan-het Bloemblad ‚en alie met Meel- Hf. » knopjes voorzien. waren , omringende den Styl, ÂFpitrs » De Meelknopjes, ieder aan de voorzyde van Hoor. s> Zyn Draadje, in de bovenfte helft, aangc-STUE. », groeid, hebben een Sleuf daar het Draadje aneikia. » doorloopt „en vereenigen zig opwaards, doch » fcheiden nederwaards van elkander , loopende », dus ieder in een klein, vry EEplaacht Puntje 5 uit. Dezelve omvacten den Styl dige met „, hunne Randen als met twee Armen , inzon- »» derheid wanneer de Bloemfcheede nog maar ‚ weinig gaapt, dat zeer bekwaam is tot de », Bevrugtings zynde boven een weinig van el. 2, kander en van den Stempel afgeboogen,” s, Aan den Voet van den Styl, pas boven het ‚ Vrugtbeginzel , is'een Honigkuiltje , ’t welk s, gedekt wordt door het onderfte breede end en een, Haairachtig dun Draadje, dat zeer „ kort is, gls buiten SLE het zesde o; Kuile, met het pe Draadje en hetHo- ° nigbakje van LiNNeus, een tweede Bloem- blad of de onderfte Lip van de Bloem heeten, De Stempel is niet geknopt maar geknodst, De Bloemfcheeden , anders bleek groen, zvn ‚ryp/ wordende getekend met donker paarfche „ Strepen, De Meelknopjes. zyn bleekrood „ de grond van de Bloem is witachtig geel; de „tip van eene droevige bleek blaarwachtig „‚ toode Kleur. De Wortel is zeer. fchoon „hel. der groen.” 33 » He, DEEL. VI, STUK, ui. Arpen ks Hoops „>_naamelyk , begint het een Bloemfteng te fchic: Eenhai STUK. zige. P| dig. VreLwyYvroe Hester? » In Egypte heeft ‘het Gewas zyn Bloeityd » in de Maand Oktober en ’t begin van Nos s> vember. Ná het afloopen van ’t Nylwatcr ; „ten, In ’t midden van December zyn de 3 Bloemfcheeden met volle Bloemen beladen: 5, Tegen ’t end van ’t Jaar, of in ’t voorst van ‚, t andere, verflenzen allengs de onderfté „» Bloemfcheeden , die bevrugt’ zyn , met de. » Bloemen „ en-anderen daar boven gaan we- derom open. In Maart ís de Bevrugting » voleindigd en de Vrugt geformeerd, die als s> lengs aangroeit tot de Mey-maand, als wan: „neer zy haar rypheid heeft bekomen. Zy ‚5 bloeit derhalve als de Warmte gemaatigd-en \ > de Grond met Vogtigheid-zeer vervuld:is3 »» doch worde ryp met zeer heete Zonnefchyn, sy gelyk men ’s- Voorjaars in Egypte heeft. Naat > dat de Bloemfcheeden afvallen „ worde de »» Steng grooter , tot de längte Van twee of s drie Voeten aangroeijende,” »‚ De Vrugt bevat, binnea een Lederachtige » Huid , een zoetachtig Vleefch , harder dan s dat van een Pruim en weeker dan dat van s, een Dadel, een weinig Lymerig en Meelacht= tig, doeh gemakkelyk fineltende in de Mond ; > 20 dat men % niet, ten minfte niet veel , be- ‚ hoeft te Bw: Zy kan niet langer dan seen Week bewaard worden , in *t Klimaat __s van Egypte, of zy wordt zuur, en dan heeft » … den Smaak volkomen van Brood-Deeg ‚> dat & PE LEE Mrdnd B 3 dat eerst begint te giften (*), Men kanze, Ie » van * begin van Mey tot het end van Ok- Ark: » tober , in dit Land frifch hebben, en over- Hoorp- ss Yloedig bekomen te Rofette, doch te KairoSTUEe ‚ 3» zyn zy zeer fchadars , hoewel ’er geen. Boo- ehaikigs » men van dien aart ontbreeken : want deeze »» zyn meestendeels onvrugtbaar , brengende »‚ maar weinige Vrugten voort, ten dienfte van de Vrouwen der aanzienlykfte Luiden,” Van het algemeene gebruik , dat men van geSebrik deeze Vrugten in de Oost- en Westindiën®% ins: maakt, zal ik niet uitvoerig fpreeken. Wy hebben in Europa geen Vrugt, die dezelve — evenaart. Onryp en groenachtig-zynde ftrekt dezelve voor Brood, kunnende of raauw gege« ten, of op vertaal manieren gekookt, gebra- den en ‘geftoofd worden, zo dat men ’er aller- ley Pottagiën-van maakt, die, naar de manier van gest en het gene Ge Gedaan orde: hefieeden en Denoted. nseen dens: Vros ten als Vygeh, en zyn tevens zeer voedzaam. Aan Schyfjes gefneeden en in de Pan gebak- ken , overtreffen zy, in Smaak, de lekkerfte Peeren. Veelal worden zy » gelyk de- Aardap= es van de Indiaanen en Negers by Vleefch of (*) Men bigdbe me ied dei vaticders van * Land Kanaän, Nem. XIII, dan een Tros van Banannen zulk een verren Weg, in byna een dergelyk Klimaat, goed zou- den hebben kunnen houden, om die Vrugten aan 't Volk t@ vertoonen. Zie Bladz. 408. í IL. DEEL, VL. STUK, HL Arn Hóors: STUK. E ‚zige. 416 VEELWYVIGE HEESTERS. ef Vifch gekookt en dus gegeten. Met Wyns Suiker en Kaneel , geftoofd zynde, wordende ’er de lekkerfte Geregten voor de Europcaa- ‚nen van gemaake 3 ryp zynde is de Vrugt Ci- troengeel , en dan ook zeer lekker, doch moet met voorzigtigheid gebruikt worden even als alle verkoelende Vrugten in de heete Klimaae ten. Maar, wanneer de groene Banannen in Huis aanrypen en geel worden, dan zynze zo gevaarlyk. niec. Overryp geworden aan den Boom, is de Schil zwart en het binnenfte ge- lykt naar Boter. De Vrugt heeft een Komkommerachtige gee ftalte, zynde dikwils een Voet lang en een Duim of daaromtrent dik, met een dikke Schil als een Citroen, Ik heb ’er een, in Liqueurs die agt Duimen lang is en omtrent twee Dui- men dik 5 ‘komende dus overeen met de gee meenfte Soort in Oostindie , volgens het zege gen van RumerPH, De Pifang-Struik brengt, als hy een of twee Jaaren oud is, eenen Tros van zodanige Vrugten voort, zo zwaar dat cen Man hem naauwlyks kan, draagen. Aan ecn dikken Steel, die de Bloemtteng is geweest» zitten van tien tot vyftien en meer Bondels, jeder van tien tot twintig zodanige Vrugten overhoeks , *t welk den geheelen Tros, van verre ‚ niet kwaalyk naar cen der zwaarfte Uijen-Risten doet gelyken. De onderften zyn rypst , de bovenften onryp3 ja, daar zitten doorgaans nog Bloemen , die met haare ne | al / Par Ya AMA) 4 roode Meeldraadjes praalen, welken Merian 1 voor Bloemblaadjes genomen-hecft, boven aan, Arg) k den Tros, wiens dikke Punt naar een blaauwe Hofs. Pruim gelykt.» Deeze Punt:, uit-nog, in haar) TU% omwindzels of Scheeden beflootene. Bloemen, Hili, en Vrugtbeginzels. betaande , is door den bes roemden Hoogleeraar B.S, Arrtnus, on- der den naam van Bol van den Pifang-Tros , doorgefheeden in'‘Plaat vertoond en n befchrees ven (*). ‚Schoon de Pifang-Struik na het El van deezen ‘Pros verflenst en fterft, is doch die zeer ligt voort te teelen, Niet door middel van Zaad, ’t welk men ín de Banannen nog piet fchynt ontdekt te hebben, maar door middel van de zy-Schenten „welken, het Gewas alsdan uitgeeft, en die, verplant zynde, naar de hoedanigheid van den, Grond en van * Klis maat, meer of minder aangrocijen, MERIAN zegt, dat ” j Boom wan groeit, met een Stam van dertien Voeten hoog „zo dik als die van een Mastboom, De Heer FERMIN zegt, dat hy in negen Maan, - den zyne volle grootte bereikt, zynde alsdan ongevaar een Voet dik, Die gemakkelyke Voorte tecling maakt, dat de Vrugt de gewoone, Kost der Slaaven isin de Westindiën. Op ’t Eiland Barbados krygt ieder Slaaf Weekelyks een Ba- nannen-Tros of twee zo zy niet groot zyn , voor » ZV ne el De Bulbó Racemi mia gedaan Litr. VI. Caps bl f JN Dan. Vlo Srus. ki 418 VEEL wYviIGE HEEsTEns, UL zyne Huishouding ef Gezin, Men maakt ’er AFDEEL. van deeze Vrugten een Soort van Wyn, door Hoorp- Gisting, en het enkele Afkookzel wordt als STUK. Drank gebezigd, -Ik Zwyg van de nuttigheden ; Eehui- welke zy hebben tot verzagting van den Borst oe en de Waterwegen, als ook van het gebruik der Bladen en Bloemen, enz. IL (2) Pifang. met een knikkende: Bloemfteng, de % Mannelyke Bloemen afvallende. fche, Behalve de Verfcheidenheden van Hit Kleur en Smaak , die door eenige Autheuren als byzondere Soorten opgegeven zyn , komt ’er eê- ne voor , van Westindifche-afkomst, of het moest de Wilde Pifang zyn van Rumruius, die dan ook wel de Spys der Brachmannen of Oofterfche Wysgeeren ‚ volgens den Bynaam, kon zyn geweest. Hoe ’ zy, deeze verfchilt door een gevlakte Steng en een règte, ronde , kortere welriekende Vrugt. Men vindtze; ins- gelyks , door Exrer keurlyk afgebeeld naar een Gewas, dat in den Jaare 1739 het eerst in Engeland, in het Broeihuis van den Hertog van RicHMoNp, gebloeid heeft, en waar in men waarnam, dat de Mannelyke ot on vert @ Mufa pa dine de masculis desde Mufa Spadice nutante, Fruêu breviore oblongo. „BE BROWN. Jam. 363. MILL. Di, z. Mufà Candice maculato; &c. SLOAN- Fam, 192. Hif. U. p. 147. TREw Ebret IV.T. 21,22, 23e —____Mufr affinis altera, C. B, Pin. so8. Ficus Indica Racemofá Fol, venue Venofis, Fruêta minore, PLUK, Alm: 1455, Pe ore GR MSA 419 baate Bloemen afvielen ; %t welk: LENNw ys. Arnes, voor een Soortelyke onderfcheiding gebruikt” Onder de zeventien Soorten-van tamme: Ba-Hoerdà: nannen ‚die Rumpuivs opgeeft en befchryft,STUE_ fchynt deeze niet te behooren. « Het zyn. de Prkovens, kleine-Banannen van RocHeErorT „ Cenorins by de Portuúgeezen ven Bacovos by de Spanjaar- den genaamd, waarvan de onzen Bakovens ge- maakt hebben, De andere of gemeene Banan= nen worden van de Spaanfchen Plantains -ge- heten „en daarom noemen de -Engelfchen het Gewas: Plantain <= Tree „doch dit the Bonanas Tree of Banshen: Bebe: Of het de Muskuse Banannen zyn daar LABAT van fpreekt , dan de Pygen van Amerika, gelyk RocHeroRT zyne kleine Banannén noemt , ‘is my duiftcr, Die beide Vrugten zyn van dergelyke figuur , doch maar-een-half: Voet lang en omtrent een Duim dik, De Tros s: „welken: de gls in de Westindi -nOCMEH, 15 4 met één of “tweehonderd zodanige en Ee: laden,--Haar- Vleefch is witachtig-en lekkerder , zegt LABAT ‚-maar ook Slymachtig-en met minder Sap‘ aangevuld. Wanneer zy typ en op den Roofter gebraden zyn, {melt het in de Mond als- een Geley;- Men kan ’er „ zo’ wel als van ‚de Banannen ,Yaarten van maaken „ mids ’er wat Suiker en geftooten Kaneel , als ook wat Citroen- of Oranje-Schillen bydoende ; mâar „dewyl zy weeker dan de Banannen Zyn, Dd … kan IE. DesLe Vlo Srus. 420 VEELWYVIGE HeErEsTEnrd. HI, kan menze op zo voenieg: manieren niet bes ArpeeL. reiden. XXL Hoorp- Die Vygen worden in onze Volkplantingen Eel Bakovens of Bakoves genoemd, en deeze zyn zi het, waar in men, dezelven doorfnydende , duidelykst een “Kruis van bruine Streepen of iets naar ’t zelve gelykende vindt, ’t welk maakt dat de Spanjaarden, uit zeker Bygeloof , die Vrugten nooit willen doorgefneeden hebe ben , zig verbeeldende , dat hier het Geheim van ’t Kruis des Heilands in verborgen zit. ’t- Gewas: verfchilt weinig van dat der anderd Banannen, Maja Tro. 3) ng met een regtopftaande Blenjfeng prs en’ afvallende Bloemfvheeden. ram. Nn, Het onderfcheid , van een regtopftaande Bloem- ste hebben ‚ deedt den Ridder een by- zondere Soort maken van deeze Pifang , die de Hemelwyzende door RumrPH1ivs getyteld wordt, om dat zy ín de Maleitfe en andere Oostindifche Spraaken dergelyken naam voert, van gedagte hoedanigheid afkomftig. “Dezelve groeit natuurlyk op de Molukkifche Eilanden ’ Gewas verfchilt weinig , doch de Stam en Bladfteelen-zyn harder van zelfftandigheid zr in de andere rd de Bladen finaller, de î Vrug- (3) Mafa spadice erelto , Spathis deciduis + Maf Ura- noscopos, Romer, Amb, V.D, 137. T. 61 B, Mui Unde- cima, Pisang Batu, Jhid, p, 132, BURM. Fl, Jnd, p. 218, CP OE AME A Vrugten dik en rond , byna als if de voor, ae , en gaande Soort, hebbende de Tros een lang uit- ser,” fteekende Steng ‚ met den gedagten Bol aan ’t Hoorns ES end. Het weezentlykfte onderfcheid beftaat*TOE daar in, dat deeze Vrugten, in haar Goudgeele Sa Vleefehg % welk wat zuurachtig is en wild van Reuk, overlangs eenige platte, bruine Korrels hebben, die waarfchynlyk de Zaaden zullen-zyn. De Vrugt is eetbaar, doch maakt het Water s van de genen die ze eeten, Bloedrood. Hier wordt, als eene Verfcheidenheid , t'huis gebragt de Pisfang-Batu van Rumrmius,met welke veel overeenkomst fchynt te hebben de Ailplrurefche of Ceramifche Pifang ‚van dien zelf- den Autheur, in wier Vleefch ook dergelyke , doch ronder Korrels zyn, als Peonie-Zaad. De Vrugt van deeze laatíte, die gebraden de dage- Iykfe Kost der Inlanderen is, wordt nt een and dat i is zeven Duimen „lang ACT AL 3 Ie ú Men heefe in de Westindiën een ‘Balifer-. zute » Boom; die in Gewas volmaakt overeenkomt °°” met de Banannen, doch geene Vrugten voort- brengt, die van eenige nuctigheid zyn of den naam van Vrugten mogen draager. Pater La- BAT geeft de Afbeelding van de Bloem, die als uit in elkander geftoken Vaasjes beftaat , zynde omtrent een Voet hoog, zes of zeven Duimen breed en niet meer dan derdhalf Duim dik. Op den bodem van die Vaasjes, zegt hy, vindt men kleine Graantjes, die „byna rond en d 3 fchoon. IL, DEEL, VL. STUK. Eik « ee eg 1 sa Verowvviee HrestTens; HUIL _ Arpern, A Hoorp- STUK Eeeh fchoonrood- zyn ‚ een zwart Vlakje aan ecn der Enden hebbende en zynde met Draadjes daar aan. vast gehecht. Zo fchynt die-Bloem dan veeleer een Vrugt te zyn, welke de. gezegde Zaadkorrels bevat. — Dic Struik is, onwel van Bonden nut: tigheid voor de Indiasnen, De Bladen , over * Vuur gehouden, worden buigzaam „en die- nen dan om allerley Waaren in. te pakken , als Papier of Doek, De Jaagers of Reizigers ge- bruiken dezelven om hunne Tenten, tegen Re- gen of fterke Zonnefchyn, te dekken. Dat meer is, zulk een Boom vindende, behoeven zy geen Dorst te lyden: want, als men met een ‚Mes in den Stam fteekt , geeft dezelve wel twee of drie Pinten zeer goed, frifch Water uit. Het Hart van den Stronk doet de Gezwel- „wordt , fchielyk rypen : den „ daar het op maar het voornaamfte is, dat de Indiaanen een Soort van Garen haalen uit den Stam , ’% welk zy tot het ‘weeven van zeker Doek weer “tente. gebruiken. Lasar hadt ’er een Stuk van gezien, vier-of vyf Voeten lang en omtrent drie Voeten breed , ’t welk wel doorweven ; en fterk was, fchynende duurzaam te zullen zyn. Het zelfde bekonten zy ook uit den Stronk van de gewoone Het denkbeeld van veelen . ‚volgens Arri- NUs, dat de Pifang-Struik haar oirfprong heb- ben, zou. van cen Suiker-Riet geënt. op den Stoel 10, Colocafia of dergelyke Planten, die zeet 2 Deel PLAAT XEENVIE N \ NN AN NN VN ap PO OVEN Hf 4 ijf Pe ij J ONO VRIST nf), SN / NID) AN OH, lan, b/ HE WIDE Nd » , „Porn tre: deM, 1 Pe 43 zeer Sappig zyn, tot de Arun of Kalfsvoet be- hoorende-(*) ‚, heeft niet. meer waarfchynlyk- en __heid dan dat der. hedendaagfche Egyptenaaren Hoorp. of. Egvptifche Tuinlieden , die elkander wys STUK maakten, dat het Gewas eerst voortgekomen Mensikiae — ware van een Dadelfteen , geplant in den Wor= tel van dé Colocafia „en dat het nog op die zelfde manier voortgeteeld zou kunnen worden. HasseLQuisT hun’ vraagende, waarom zy dit dan niet deeden, kreeg tot antwoord, dat zulks de moeite niet: waardig zoude zyn, aan- gezien-het. zig zelve zo gemakkelyk , door Uit- loopers aan den Wortel, voortplant. Immers, terwyl ‘men werfcheide Wilde Gewasfen van deezen aart vindt, is het veel geloofbaarer , dat dezelven door aankweeking in de Tuinen en kundige Behandeling gebragt zullen zyn tot het draagenvan goede , vette , zoete en zwaare Vrugten, even 3ls men dit in de oome eed n andere: se De fs 3 E be gen, waarneemt, En, dat pe Vroand dek tam. me Banannen geen Zaad inhouden, ís. niet meer te verwonderen, dan dat zulks plaats heeft in fommige Soorten van Druiven , enz. | wanen De hed Aen mul infitam hanc Plantam olim fuisfe Cannz Culcasfie radicem. ArP, /gypt, Cap. 22. ‘Hier mede kan hy de Indiaanen niet bedoelen , die van geen inenten der B Boomen ‘zo R ‘offchoon LiNNzus dit Denkbeeld op rekening van de In- diaanen ftele, Mus. CÉf, ad finem, IL, Deer. VL, STUK. Hoord STUK Eenbui- mige 424 VEELWYZIGE Hererfks. De Heefterachtigen, in het Geflagt van Aert. plex voorkomende ‚ kunnen , volgens de Na- tuuriyke Orde, niet van de: anderen afgezone derd worden. Ik gaa dan over tot den BRABEJU M. Kransboom. Eén Kaapfch Boomachtig Gewas, waar va ik reeds tweemaal gefproken heb (*), doch hetwelke , om dat ik ’er thans een nieuwe en goede Afbeelding van kan leveren, een nadere overweeging verdient. Het was door den Rid- der eerst onder de Viermannigen geplaatst , naderhand heeft zyn Ed, zig verbeeld, dat de Bloemen vyf Meeldraadjes hadden , hebbende het dus onder den naam van Brabyla Capenfis woorgefteld; doch eindelyk ís zyn Ed. geblee- ken, dat het Gee Bloemen van verfchillen- de Sexen « Behalve de Tweeflagtigen , naamelyk , vondt: de Heer Mouris ‘er Mannt- _ byken in, aan Katten of Aairen grocijende s even “als de anderen , en in vieren s met vier Meeldraadjes; - een Draadachtigen Styl met twee Stempels , doch geen Vrugtbe- ginzel hebbende, Brajan Een der Takken van dit fraaije Gewas, dat fella zo wel de Heefters als tot de Boomen t’huis Te ee ‘worden „ uit myne Verzameling, Kevin Fig. 1 n_de-Natuurlyke grootte, alhier , op Plaat XXXVII he! ir Hy is ee doch (*) In het 1. DamLs IL. Srum , blade. 73, en in het IV, Srux, blads, 577. r Pr EEE B AS Pas ars added MN in BRK ME, TMS 3 doch voos Kleur , overlangs geftreept, en en eenigen VAE Wollig; by Verdiepingen bezet met Kransjes Hoorps wan Bladen, wier getal niet zeven maar zes isSTUK in ieder Krans , even als in het Echiopitch Ahalbie, Boompje by PLUKENET;, op deeze Soort aangehaald. De Bladen zyn gefteeld , van Lan- cetvormige figuur, aan de kantemzeer ruim ge- cand , van boven glad , van onderen Neuswys’ geaderd , omtrent drie Duimen of een Hand- palm lang , ftyfachtig en uitgebreid. In-de Oxels van deeze Bladen , binnen het Kransje, komen eenige dik gefteelde Aairen voort, die in zeer ruige ftompe Schubben de Bloempjes bevatten ; waar van ik eenigen met het Mikros- koop onderzogt heb, en wier verfchillende Ge- ftalte dus, by vergrooting ‚-hier in Plaat is ge- bragt; om de eerden manier der V rugtmaa- inge van dit Gewas du idelyk te doen, zier A wer pand: Men ziet hoe dezelven Trechterachtig zyn, van buiten ruig en verdeeld in vier lang- werpige Slippen of vierbladig, bevattende vier geelachtige Meeldraadjes , van langte als de Bioernblaadjes of Bloemkrans,en Eyronde witte Meelknopjes , aan de zyde der Draadjes aan- gegroëid, doch den top niet t bereikende,, gelyk ur. AFDEEL. XXL. Hoorp- STUK: „Eenh Zi5te 426 VEELWYvIGE HEESTERS. den. De Tweeflagtige „ gelyk ’er een by B is voorgefteld , «hebben de verdeclingen van de Bloem zodanig „ dat dezelven meer naar Bloem- _ blaadjes - gelyken:-’t- getal «en. de figuur der * Meeldraadjes en Knopjes is eveneens: maar in deeze Bloempjes bevindt zig een Rolrondachti- Styl van dergelykelangte , bruin van Kleur. Die zelfde Styl openbaart zig alleen , zonder Meeldraadjes „in de Vrouwelyke Bloempjes, als by Letter C; hoedanigen-ik-maar zeer wei- nigen in zodanig eene Aair.,-die de anderen uitleverde ‚heb aangetroffen. De Verdeelingen van de. Bloem ‘zyn. hier ook langwerpiger of fimaller, dan in de Tweeflagtigen „ wier Stuif- meel eene volmaakt driehoekige figuur heeft. Zo blykt dan, dat dit Gewas te regt. door den Ridder is thuis gebragt i in deeze Klasfe (*). Dat ”er van de Vrouwelyke Bloempjes zo wei- nigen zyn ,indien deeze alleen vrugtbaar waren , komt overeen met de Vrugten, wier Grootte maakt „ dat ’er maar weinigen aan den Steel dee» zer Bloem-Aairen kunnen groeijen , naar de mee nigvuldigheid- van de Bloempjes te rekenen. Want het is buiten twyfel de Etlriopifche Aman- delboom ‚ met eene Fluweclachtige Vrugt, waar van een Tak door den vermaarden BREYN‚is afgebeeld. Hy zegt dat dezelve kleiner is dan de Europifche ‚doch fierlyker van Blad en Vrugt, gelyk ik gemeld heb. Een Trosje der Vrugten is Por YeaAMmia 4 is’er hier „uit de gedagte Afbeelding bygevoegd , Ke by Lester D, zynde dezelven met cen Kaneel- ie kleurig Fluweelselilë Dons bekleed, en binnen Boor. haar Schil cen Amandel bevatsènde die veel STUK: naar onze Amandelen gelykt (*), Nn, OrmroxyrumM Slangenhout. De Tweeflagtige Bloemen hebben, in dit Geflagt, den Kelk in vyven, de Maillen in tweeën gedeeld; de Bloem in beiden ín vy- ven. Dezelve is Trechterachtig en haar Mond maakt een Cylindrifch Honigbakje. De eerst- gemelden hebben vyf Meeldraadjes en een Stam- REL, de anderen alleenlyk twee Meeldraadjes. — De eenigfte Soort (1) heeft den Griekfchen ophing naam Ophioxylum „ dat is Slangenhout , beko= tum men , om dat het Gewas een Soort van Slangen, Ptn hours: welke echter het mes Colubrinum der (*) De Br Jaria van den Heer N. dlg Bemscens Én hier, aangemerkt de wreland der Bladen en de fpitsheid der Bloemfthabben le als ook wegens de verfchillende ‘Teel- deelen, volgens zyn Ed. Opgave, niet t'huis behooren: ter- wyl ook zyn Ed. eeen tot de Klasle der Gynandria be- xrekt. Flor, Cap, Prodr. p. 26, Men ziet hier, hoe zeer de deelen der Vrugtmaaking daar van veríchillen. (1) Ophioxylam, Syst, Nar. XII. Gen. 1742, p. 667, Veg. XI, pe 765. Ophiox. Fol. quaternis, Fl. Zeyl. 398. Mat, 474. Liguftrum Fol. B. Pin. 304. Radix Mufte!z, Ruxpa. Amb, VII p‚ z6. T. z5. BURM. Fl Ind. p.aië. Il, DEEL, VI, STUK. 428 VEELWYVIGE HEESTERS, „IH, … Apotheekèn hiet fchynt te zyn, uitlevert. Het en an regte Gewas van dien aart,“ een aänzienlyken Hoorp- Boom uitmaakende, is reeds door my befchree- STUK. _ ven *, Het tegenwoordige, dat RumrPnius ree D. den Znkhoorns-Wortel noemt ; maakt flegts een bladz, 119. „Boompje, met een Stammetje van een Vinger dik, én kan derhalve zulke zwaare Wortels niet hebben. Men zegt nogthans, dat dit de beste Soort van Slangenhout zy ‚ wordende de Wor= tel deswegen, by de Indiaanen , Raiz de Mongo geheten, Het groeit op Jäva, in de Bosfchen van Kiaten-Hout, doch valt ook, zo die Au-= theur zegt, in Bengale en op Ceylon, alwaar — het Ekawerya ‚ dat van de zelfde betekenis is, _ „genoemd. wordt, -zynde door “den Hoogleeraar J. BuRMANNuUs afgebeeld en aldus befchaje \ Ven _ De is riskant met FTead; ge- ’ TK de Bladen aan ieder Gewricht drie , EF langwerpig gefpiest ‚ niet ingefneeden noch » getand , waar door zy van de.Perfikbladen , > met welken zy anders, in figuur, veel over- _s eenkomst hebben „- verfchillen ‚ - hebbende s, korte Steeltjes. Aan den top van de Steng s‚ komen veele Bloempjes, als Kroontjeswys’ » » zynde Trechtervormig, vyfbladig „ met klei- » ne vyfdeelige Kelkjes, en twee Meeldraadjes ss hebbende met eénen Stamper, die een rond= s> achtige , ten halve verdeelde, twechokkige si Vrugt wordt in ieder Holligheid een enkel » rondachtig Zaad bevattende,” — ‘t Gee Pes Ps OLS WG Ar MT 5 429 Gewas. van den Inkhoorns- Wortel, by Ht Rumrarus evenwel, verfchilt aanmerkelyk * elkander aan de Steng; hoewel de Bloem enSTUEer Vrugt ’er taamelyk mede ftrookt,-,, De De len >, vanna vanden Malabaarfen Kruidhof, zegt; stes » Linnmuss.gelykt meer naar hide dan ‚> naar de ‘Ophioriza ; doch de-Koning der Bit-. s, terheid, by Rumrmius (*)» is-een vere » fchillende Boom, Men diende ook het Ken= », merk des Geflagts nog nader in een volmaakt » „ Voorwerp te onderzoeken.” gr En Mn Dit Geflagt is , ter ecre van den Heer GOouAN ; die zig door de befchryving van den Koninglyken Kruidtuin te Montpellier ‚en dusetevens- van de Planten omftreeks die Stad groeijende , beròemd. aen heeft: door dE, Heer Jac Een se De Kenmerken zyn; een Tweeflagtige Bloot die-een vyfdeeligen Kelk heeft, zonder Bloem- blaadjes „en vyf-Meelknopjes „ onder een Huikje verborgen, benevens een driedeeligen Styl , waar onder het Vrugtbeginzel, dat een Vrugt wordt, die in’ drieën deelbaar is. De Manne- byke Bloemen komen ’er mede overeen, doch ben Stempel gasb. dn ve ned en ES zelfs een Styl. : TE e) Herb, an, IL. p. 129. T. 45. Rex Amaroris, „Amoris of Koning der Liefde pa tt IL, DSL Vbo sram, Ke „hier vans als hebbende de Bladen tegenover Hoorpe” 430 VEELWYviGE HEESTERS, Twee Soorten zyn door zyn Ed. opgegeven Ne naamelyk d Floor (1) Gouania met Wollige Bladen. Gade Deeze, van zyn Ed. op St. Domingo v waar- ele genomen , is een Rankachtige Heefter, beklim mende de hoogfte Boomen, en zig Beede de met zyne Klaauwieren, De Bladen zyn langwerpig Eyrond , fpits, flaauw gekarteld, Wollig „ gefteeld , overhoeks geplaatst , vier Duimen lang. Hy draagt Trosten van: vyf Duim, in de Oxels en aan de enden der Tak«« ken, van gefteelde kleine Reukelooze geelache tige Bloempjes , hier en daar famengehòopt. Het Huikje, dat de Meelknopjes dekt, fpringt 'er Veerkragtig-af ‚in de uicfchieting van het Saitmeet. De Mannetjes-Bloemen hebben geen „hoewel men in dezelven altoos een Styl ziet „-zonder Stempel.=-De Zaaden zyn glinfterend zwart. id De Heer JacQquin hadt dit Gewas bevoo- ___ tens tot «de Rhamnus betrokken ‚ doch nader= hand hetzelve , met het volgende „ dus daar van afgezonderd. Ga Gouania met Kalf Bladen. pee u sn rol. ehkentafs, Mas: Amer, ad 263e inermis, Ramis Cirrhiferis, {candentibus „ Fol, to- mentofis. Id, Enum. p. 17 (2) Gouania Fol. glabris. Syst. Nat. XII. Gen. 1157. ps 675. Vig. KIL, pe 767. Jacq: der, Hij. 264. en F Preri GG: A; MI A 431 „Deeze Soort ; anders met de voorgaande over- IL eenkomftig, kwam dien zelfden Heer op St. ÄFDEaL, Domingo voor, Hier waren de Mannelyke Hoon Bloemen , byna altemaal, zelfs van cen Scyl°TUKe ontbloot. Dat Gewas van de Barbados , hooi welk de Ridder Paullinia genoemd hadt in de Upfalfche Tuin, naderhand van zyn Ed. Bani- fleria Lupuloides getyteld, fchynt hier te behoo- ren. Dus wordt ook de Amerikaanfche Wilde Hoppe die Klaauwieren heeft, van Pr UkENET ; hier thuis gebragt. De Grociplaats is, der- halve „ ook op Jamaika. ‚M 1-M 0: SA. De Kenmerken van dit bekende Gewas, zyn, dat het den Kelk vyftandig en de. Bloem in vyven gedeeld heeft „ met vyf , tien of meer Meeldraadjes , brengende de T'weeflagtige Bloe- men , die een Styl en Vrugtbeginzel hebben een Halt ; , De Boomachtige- Soorten. van: dit Geflagt reeds befchreeven zynde, zal ik-hier de ove- rige Heefterachtigen , gelyk ver de meeften zyn „, voorftellen. “* Met twee- of dtiepaarige Bladen, (5) Mie Fol. alternis ene hen Plant, 1. p. 427. Paule linia Fol. Gmpl. &c. H. Upf. 97. Rhamnus inermis &cc Fol. glabris. JACQ: Amer, 17. Lupulus fylv-Americana &c, PLUK, Alm. 229. Ts zor. f. 4. & se T. 263e fe de U. DEEL. VL, STUK, 432 VEELWYVIGE HEESTERS. IL. -{(5) Mimofa die gaen is, mèt wegga 8 gt flompe Bladen. ; Zeer bekend, in de Openbaare Klidilinen is deeze, die. Katten-Klaauw genoemd wordt, Mima egens haare fcherpe. Doorven. «Zy heeft k. e_ Bladen tweepaarig , en voert daarom, den- vieren naam van Vierbladige by Pr umier. ’ Is ceno Boomacntige Heefter » Op. Jamaika, overal in de — Velden groeijende, en door de twee fpitfe, reg- te Doorntjes, aan de Gewrichten der Takken, grootelyks kwetzende en in de Kleederen haa-, kende als de Klaauwen van cen Kat. De ge- ftalte gelykt eenigermaate-naar die van de Aca- cia, maar de Bloemen groeijen aan ronde Hoofd- - jes , op lange Stelen. Zy zyn eenbladig en. si veel Meeèldraadjes , die tor één ee, gevo gd zin. Daar uit komen lange ver delyk “omgedraaide Haauwen VOOrt , die: zwartglanzige platte Zaadjes bevatten, vi. _ (6) Mimofa-die ongedoornd is „met -driepaa= Mimefe rige Bladen. 6 : Ung gn | bek Berten GED, } : é Ee ” zige. Die gefteldheid der Bladen , om. welke zy Drie- (5) Mimafa Mimefa Spinola Fol. bigeminis obtufis. H. cf 207 265. Acacia Frutescens non aculeata, Flore purpurascente, FLUM, Sp, 17. Jee IO, £ ze Port CIK tdk 408 Priepaarige genoemd wordt, doet deeze Soort. nf” by alle anderen uitmunten. Zy voert den naam Arbeete van Heefterachtige Ongedoornde Acacia by Pru- ao heere MIER , en is ook door den Heer JAcQuiNs; in den rn Bosfchen van Martenique, waargenomen, Ie- lide der Bloempje heeft een menigte van Draadach- tige Meeldraadies , die tot één Lighaam famen- gegroeid zyn, en dikwils viermaal langer dan - het Bloempje , vertoonende zig het Vlies, dat dezelven famenhecht , door zyne vyf Lippen; als waren ’er twee Trechterachtige Bloempjes in elkander geftoken, De Haauw is lang en plat: achtig, gefpitst, eenhokkig met twee Kleppen , die na het open barften Spiraal zyn opgewonden; sk Met de Bladen gepaard en tevens gevind, (1) he, die ongedoornd is en Paarfteelige RLS heeft , aan de zyden van den hatin Stul nan dige. Deeze is ;- onder deltae van Onbrdiori ‘Acacia, met Walnooten-Booms Bladen en eene paarfchachtige Bloem, door PLU Mier opge- geven. De Bladen zyn in dezelve zeer groot en fpits Eyrond, by vyven , op de gezegde manier , aan een Steel, die zig met een anderen famen. voegd „geplaatst. De Bloemen ongefteeld ; herte nag … : trops- (2) Mimofa inermis, Fol, conjagâtis, Pinnis teeminalibus eppofitis „ lateralibus alternis, Acacia non fpinofà , Jolande folio, PLum. Spee, 17. Je. 9. „Ee Ii. Daete VL STUK. 434 VRELWYVIGE HeEEsTErs, II: tropswyze, uit dé Takken fpruitende ‚ zyn zeer ArDEEL. groot, en hebben een langen uitfteekenden Styl, Hoorp- -maakende, op de gewoone manier ,- Hoofdjes STUK. uit, welke by die-der- hade in Bi uit- munten, Ee ie ii eN (8) Mimoft die omgedoornd is, mét Paar flee- Ee Persant: lige Vinbladen, waar van de binnenflen Paarfche, kleinst. ‚De paarfche Bloemen geevèn-den Bynaam aan deeze , die door gezegden Paterin de West- indiën gevonden en insgelyks tot de Acacías be- ‚ trokken is. De Blaadjes-komen meest by vier Paarén aan ieder Steeltje voort, wordende naar end langs hoe grooter, In twee zodanige Steel- de is ieder Blasdesl. mikswyze ‚verdeeld. ix. 0) Mimofa die ongedaan nd is, met Paarflee: ie fa … — «dige Winbladen „*vierpaarig: eu stondachtig eat de Steng Kruidig. _ Een klein Gewasje ‚ van naauwlyks dric Dui- men Be, maakt deeze byzandess, Soort van mimi pare 7 ar Hamils inermis Beier Foliolís ‘conjugatis- „ántimis minoribus, Acacia Frutescens non Beld, Flore put- purascente. PLuM. Spee, 17, Je, te, f. z. mini sin? Herbacea , vix eaipollieacie &c. BROWN. Jam. 254. Mimof Herb. non fpinofà minima repens. SLOÂN. Fam, 153. Jr. u P. 58. T. 182, É, 7e RAJ. Sapph-480. Poorter okekoick vd Mimofa uit » Welke by SLoANE den: tytel anti « voert „van allerklcinfte, kruipende, zynde in „ de Velden en Savaanen op Jamaika gemeen. Zy, heeft cenzaadige , ruige Zaadhuisjes; zE 24 Mimof die opn in met Paarflee- e Winbladen , er Blaadies en 85 C: ti Ee ELLE Rondhaade j 8 wi ige. Deeze voert, wegens de Slangswys’ rond ge=… draaide Haauwen, den bynaam. Zy komt met de Katten-Klaauw byna in alle opzigten overeen ; uitgenomen de Bladen, die er zes zyn aan ie- der gepaard Steeltje. De Bloemhoofdjes- zyn rond ‚en komen op lange Steelen voort. De Groeiplaats i is in de Westindiën : en-in Karolina. (11) Mimofa die gedoornd. is, “met Paarftee- AR -hige.N'inbladen, St ze en krom- Aike: me Dao Oren, ee De Bit v Van deeze is Atte of de Afch beftooven , waar van zE den ed heeft, ge- eN Mios aculeata ; Fol. conjug- pinn, Pinnis aqua bus. Stipulis Spinofis. Mimofa Frut. Spinola et aculeata; BROWN. Jam. 253: Acacia Fol. amplioribus, Siliquis circind- tis. PLUM. Sp. 17 Ie, s. CATESB. Car, II. p‚ 97, T. 97. les recurvis. Mimoft Frat. Spinis adancis undigue arm, Cor- _ tice cinereo, BROWN. Jam. 252. Acacia Maderaspatana fpi- goa, Imfiz accedens ; corice cinereo Be, Fom, ld. Phyt, T, 2 fe TI, BURM. RF, Jd, P., 2d, f ; enk & Be È; Dekt, VL, Sri, ze 436 VEELWYVIGE HEESTEns. UL gelykende dus eenigermaate naar het Gewas, ARL “dat men op Malabar Intfia noemt, vervolgens Hoorb. te befchryven, zynde-een medesSoort van dit STUK. Geflagt. Deeze is rondom gewapend-met haa- ae kige Doorpen, en heeft kleine Blaadjes en ron- de Bloemhoofdjes als gewoonlyk. Dergelyke groeit op Jamaika. xm. __ (12) Mimofa die gedoornd is, met Paarftee- Etat lige Winbladen ;- de Steeltjes drie-Paarig Kuifche. met byna gelyke Blaadjes. „Deeze en de twee volgende behooren tot‚die Gewasfen , welken men, wegens de Gevoclig- heid , Noli me tangere „of -Kruidje roer my niet, noemt ‚ «en hier op ziet de bynaam. Anders EES: ze ook wel Herba viya of Senfitiva, om aandoening in heeft, welke en paar Hctivke Beren in de lee- vendige Schepzelen. Deeze heeft de Bladen taamelyk. breed ‚… rondachtig en Haairig. De Bloemen komen Aairswyze, voort, waar van de onderften onvrugtbaar , de- bovenfte vrugtbaar zyn, hebbende beiden tien Meeldraadjcs, De Ee is in Indie, : (3) Mi B Afimofa Goat, Fol, Eonjag. pinuat. partialibus trijugis fabegualibus. Mimiof: Fol. conjugatis, Fol, pin Upf. tas. Mim. undique aculeata gc. H. Cliff. 208. ZECchy- nomene Spinofa latifolia S. Herba viva &c. COMM, Horte I. p. 55. T. 28. Mimof: Folio lato Senna ‚ BOERH. and II, P. 55, BURM, F, Jud, pe zaz, EN de Porte amie an (13) Mimofa die gedoornd is, met Paarftee- - lige Vinbladen; de Steelt'es twee-Paarig, \ KI met de binnenfte Blaadjes zeer klein. ES STUKe Deeze is de eerfte Soort van de Brafiliaan- de fche Gevoelige of Schaamkruiden by den be- An roemden BREYN, zynde hetzelve een der Gevoelige, breedst-Bladigen. In dit Gewas is een byzon- dere blyk van de Almagt van den Schepper; welke onze redeneering paalen ftelt: want daar, men byna altoos de Vinbladen, ter wederzyde van den-Steel , egaal ziet groeijen , heeft hier doorgaans een der onderfte Blaadjes , aan de cene zyde , geen zestiende of twintigfte part der grootte van het andere. Waarom, mag men zeggen , is hier de toevloed van Sappen paar den eenen kant zo veel minder 2 ruimezo duifter is de oirzaak der Ge- woelighéid van eed Gewasft Te al te diepe overpeinzing Naber Wis geer , zo men ter goeder trouw verhaalt, zyn Verftand verlooren heeft. De enkele Veer- kragt der Vaste deelen hier ten behulp tc nee. men, met BonT1ius, die zulks door het weg- fpringen der Zaaden in de Ezels-Komkommers, wanneer men die aanraakt, tragt te verklaaren , is (13) Mi sa aak Fol. ‘conjug. pinnat. partialibus tn intìmis minimis Mimofà Caule acul. ar geminatis Zugdb. 471. en Spin. prima S, Braiil. eerd Siliquis radiacis, BREYN Cent, 31. Te 16, TREW, Ehrtte … DSe à Ee 3 We DESL, VL STUKe HL AFDE. XX Hóórn: STUK. 48 VeeLwtviee Heesters. ís niet echt. Zulks met Recrus en ande- ren af te leiden van de opklimming en neder- daaling der Vogten, door zekere Pypjes, overs Bint eenkomende. met de bovenfte, én onderfte Op- 20E pervlakte-der Bladen en van de werking der ‚„Klapvliesjes daar in; ftrydt tegen. de fchiclyke . heid der aaurlasniaë en de onverfchilligheid, waar en hoe -men bet Loof aanraake : zo dat die verklaaring ook geenszins ftrookt, Men moet hier acht geeven „ dat hetzelfde in dit Geval gebeurt, ’t welk plaats heeft in de Slaap _ der Planten: want deeze Gevoelige laaten te- gen den Nagt, óp de zelfde. manier , haare „Blaadjes hangen, even of zy verflenst waren, Ne herftellen alg: ’s giorgéns: Des men in de ide U geftaan hebben ; ia de Ewert plaats “duidelyk ziet j-dat de Veer- kragt de Oirzaak niet kan zyn. Men moetdie zoeken in veen fterke aandoenlykheid- voor Prik- keling, gemeerlyk -Irricabiliteic genaamd „en „in: Stuipachtige beweegingen, daar uit voortko- mende; die derhalve, even als zy in fommige ‚Menfchen «plaats hebben, in anderen miet: Zo : ook: smaar ín “eenige Planten heerfchen.” „Daar „40e “wordt iets, dat met de Zenuwen van %_ Menfchelyk Lighaam overeenkomst heeft, ver- eifcht, t is waar, eh wat Je dat ’er zodanig iets in de Planten zy ? De Deelbaarheid derzelven ‚ «mu-de-Polypen der id Pr OT Grrr 439 Zoete Wateren ontdekt zyn , geenszins. El- PR ders heb ik daar van iets meer gezegd (*). STE: Het Gewas is Heefterachtig , met bleekgroe- Húofn. ne Stengen en Takken, die broofch zyn, met STEE. een wit Merg gevuld, vierhoekig , digt bezet “erika, met ryën_ Doorntjes. Op omtrent een Doim tänds van elkander komen hier Bladfteelen aan, van dergelyken aart, ruim een Duim lang „ieder aan ’t end zig in tweeën vere deelende en- met vier Blaadjes bezet, die van agteren ruig zyn, van vooren glad en bly-groen, Zy zyn niet veel kleinder dan de Sennebladen 5 en gelyken ook eenigermaate naar die, doch zyn fcheef , in de eene helft fmaller, en het binnenfte Blaadje ‚ naast aan den Tak , zo veel kleiner , als ik gezegd heb, Aan de Oxels der Bladfteelen zyn ftyf gehaairde Stoppeltjes , tus- fchen welken een of meer Bloemetje, ins- _ veele bleek Ì jes. Hier op volgen eng Pen ‚ meer dan een Duim lang, in ’t ronde op het Steeltje ge- plaatst, bleek van Kleur en ruig, op de kan- ten als met Doorntjes gehaaird ‚ en famenge- fteld uit gezwollen Leedjes, Het Zaad ryp zynde wordt in de omtrek. van. het Haauwtje ar een (*) Zie het IL, Dazas 1. STUK van de en Hiflorie, blade. 4, enz. Ee 4 Il, DEkLe VI, STUK, # ú4o Vererwryviee Heesters, 1. een Draad los, en hetzelve fpringt open tot es vier of vyf Hokjes, ieder een platachtig ovaal Hoorp- Zaad bevattende , dat klein is en aan beide STUK. _Oppervlakten met een rond Perkje getekend (*). hes (14) Mimofa die gedoornd is, de Bladen byna aan 4 Vingerachtig gevind hebbende , met eene RE Stekelige Steng. Deeze is Mimofa met gevingerde Bladen ge= tyteld geweest, en’ wordt Heefterachtige ges doornde, die laag van Gewas is, met rondbol- lig getropte Haauwen ‚„…by PrLuMIER gety- teld. Het is de derde Gedoornde Schaam-Hee- fter van BREYN, uit wiens Afbeelding de Vin- gerechtigheid der Vinbladen zeer blykbaar is, Menigvuldige zeer kleine Blaadjes, naamelyk, Ve chtig aan Stecltjes Wederzijds geplaatst , maken ten getale van agt of tien met elkander de figuur van een Waaijer van Paauwen-Veders git. ‘*t Gewas is een Heefter als de Rooze- boompjes, met veele ronde Takken, die cen zeer ruige donkerroode Schors hebben, zo wel / als de Bladfteelen , die aan den Tak niet alleen met e) BREYN Cart, 1. p. 32. erge tekent aan, dat de Bloemen in deeze Soort Vyfmann (14) Mimofa acul. Fol. fubdigitatis aa: Caule hispie do, Mimofa Fol. digitatis, Foliolis pinnatis &c. H. Câff. 205, Upf. 144, Mimof humilis Frutescens et fpinofa » Siliquis conglobatis, Prum. Sp. 17. Je, zoz. in rd Spinofa tertia , Silfquis parvis echinatis. BREYN Cent, 40 T. 18e ZElchyn. fpinofa , Flore gep albido &c, coma. Hert. Ih Pe 57: Te 29e k , ke in KE SR Ss T 44T met twee haakige fcherpe Doornen zyn gewa- III end, maar in de Oxels ook verfcheide fmalle Arna Scppelejes hebben. ‘Tusfchen deeze komen de Höeip: Bloemfteeltjes voort, van drie tot zes en fom-STUK. tyds meer by elkander , hebbende kleine Bloem. ereitiae hoofdjes, en de Haauwtjes_zyn dun, in drie hokjes verdeeld. Aangaande de Vrugtmaakende deelen , zegt de Ridders dat de Kelk ís Trechterachtig, in drieën gedeeld, zonder Bloemblaadjes: ’t getal der Meeldraadjes vier, die zesmaal zo lang als de Kelk zyn en regtopftaande: het Vrugtbegin= zel rondachtig, de Styl Elsvormig, iets korter dan de Meeldraadjes en de Stempel fpits. kkk Met dubbeld gevinde Bladen, (15) Mimofa die ongedoornd is, en Paarftee- xv, lig met een Klaauwier aan ’t end; des; Mimofa — __ dn. Steeltje, a: Tot deeze Soort wordt t'huis gebragt , de ‚ Haauw- (xs) Mimofa inermis, Fol. comjugatis Circho i Foliolís bijugis, Gigulobium fcandens Claviculatum. BROWN, Yam. 362. Lens Phafeoloides. Burm, Zeyl. 139. Phafeolas maximus perennis , Folio decompofito &tc. SLOAN. Fam, 68, Arbor Siliquofà,) Jaglandis folio» Brafiliana &c. C, B. Pis, 4Ö4. Faba marina. RUMPH. Amb, V. p. 5. Te 4 Pufztha Fl. Zeyl. 644. Perim Kaku-Valii. Horte. Mal, p. so. T. 32, 33, 34. Burm. Fl. Zzd, pe 222. Fhafeolus novi Orbis &c, Pauw. Phyt. zin f. 6. Ee s Ie DEEL, VL seu, 442 VEELWYvIGE HEESTERS, IL. _ Haauwdraagende Prafiliaanfche Boom van Bau» Af ecn HINUS, met Walnooten-Bladen en eene uiter- Hoorp; maate lange Haauw : zo wel als de-allergrootfte STUK, … overblyvende Phafcolus van SLOANE, met Pad verdeelde Bladen en een zeer groote gedraaide Peul, op. Jamaika waargenomen. In Oostindie valt zy op Ceylon, wordende aldaar Pufetha van de Inlanders geheten en- Perim Kaku Valt op Malabar ; dat de zogenaamde St. Thomas Boonen zouden zyn... RumrPH1us noemtze Zee- Boonen, om/dat zy veel aan ’t Strand ge- vonden worden, en zegt, datdie Vrugten , wel- ken Ctus1usonder den naam van. Zeer groote Brafiliaanfche Haauw, Boomachtige Boon en ’ Hart van St ns in ’% eerfte, zevenen en flagt van Parr | nn „vr Strui- TEE - Ecri kock dit ii is, wife Dewyldie Haauwen en Boonen zeer verfchillen , zo moe. ten ’er dan aanmerkelyke Verfcheidenheden van dit Gewas zyn, * welk men inde eerfte opflag niet ligt tot de Mimofaas zou betrekken. Het is een der meest verwarrende Bofchtou- wen in Oostindie, zegt die Autheur, ‘beklim. mende. met zyne_ Wenteltrapswys* gedraaide Struiken «de hoogfte Boomen, en dikwils vers fcheidene derzelven zodanig aan elkander verbin- dende, dat de een zonder den ander niet om kan vallen. Niet verder kunnende oploopen, dan laat het zyne Touwen nederbapgen, die j | 28 Re en ni vra ki Er RIO LEN Er W Ip 4453 zig alsdan in groene Ranken verdelen , ef En een zo digt Loof maaken „ dat men fomtyds dat  ge van den Boom- niet onderkennen kan. Dewyl Hoorp-" her veel by de Yzerhout-Boomen opklimt, heb-STUE, ben enen de Vrugt daar van voorde Vrugt dier B oomen aangezien, De Bladfteelen ver. vo zig in tweeën, en daar komen doorgaans twee paar Bladen aan, regt tegen elkander over, loopende de Steel in een Klaauwier uit. ' De Bloemfteelen, die een Span of anderhalf Voet lang zyn , komen voort uit de Oxelsder Bladen, Zy zyn Aairswyze digt bezet met kleine Knoop- - jes van Mosachtige Bloempjes , beftaande uic tien Meeldraadjes „ en de onderfte derzelven brengen gezegde Haauwen voort, welke drie of vierdhalf Voeten lang zyn, vvf Vingeren breed , platedoch als in Leden verdeeld en knobbelig naar G Alan der Boonen, die dee in legge: cn, bel, en het dhtal der Bodhch is Bros ver. _fchillende, Men vindt ’er in fommigen zeven, je anderen meer, tot vyftien toe. Deeze Boonen, die men gemeenlyk St, Tho- „5 „he __mas- Boonen noêmt, hebben, zo hy aanmerkt, nen. omtrent de groötte van Tiktakbord. Sehivéns “zynde_ fommigen meer, anderen minder plat, “piet volkomen rond, „ maar van boven eén wei nig ingedrukt, er aan de zyden dikwils als ge- “drongen ; dus eenigermaate “Flârtvorinig. De Kleur is glanzig Kaftanje-bruin, \De Ambone “fehe zyn twee Duimbreedten lang en brecd. Die IL DEEL. VI. STUK. 444 VEELWYVIGE HEESTERS, HL Die in de Westelyke deelen van Oostindie BE groeijen zyn grooter , ronder , dikker, beter ee gefatfoeneerd ea lichter bruin , maar zo glad STUK. zige. niet als de Ambonfche, Ik hebze van veeler= Bebu- Icy figuur, fommigen zeer plat en nagenoeg rond „ twee Duimen over ’t kruis : fommigen Hartvormig en anderhalf Duim dik; en ook ee- ne, die nagenocg vierkant is, van geftalte als een Naaykusfentje , twee Duim lang, anderhalf Duim breed en een Duim dik. Deeze laatfte heeft op de zyden zulk eene Straalswyze l'e- kening, als een Zonnetje, gelyk Rumeruius aan de Ambonfche toefchryft. Voor ’t overige is ’t zonderling, dat men zo weinig gebruik van die, zo vermaarde , Boonen heeft. Eeten ane ’er Snuiftabak of Reuk- aakt „doch dit is thans byna De t ifrype Nooten worden in Indie ER om het Hoofd te wasfchen en dus te zuiveren van Schurft of ander Zeer. Zy bevatten een Pit, die bitter-is, maar van. het Arme Volk in Indie, als Karftengen ge- braden, gegeten wordt. De Malabaarfe en de Westindifche heeft de Haauwen veel meer ge- kruld en langer dan de Ambonfche, Die van t Eiland St. Thomas, in de Bogt van Guinée , waar van gezegde Boonen haaren naam zouden hebben, geeft Haauwen, welke kort ; dik en breed zyn , bevattende ieder maar twee Boo- nen, zo Crusrus aanmerkt en uit zyne Af- Pon: GA MEEK aas beelding blykt. Deeze worden Purgeerboonen HI; genoemd by fommige Autheuren (*, Kn OoFD= (16) Mimofa die ongedoornd is , met duiseld, sro gevinde Bladen die aan ’t end ke wierd zjn, de Bladfleeltjes vyf.- Blik er % Gewas van deeze, zegt de Heer Jacqurs , aairige. zelf Boomachtig, beklimt allerley Boomen , en van de Toppen des eenen in den anderen voortgaande , verbindt het ’cr een menigte te famen , zig vast hechtende aan het Loof , en hetzelve eindelyk door zyne zwaarte zodanig verdrukkende, dat de Boomen moeten fterven, Men kan de uitwerking van de Klim-op , in ’c klein , daar mede vergelyken, en zig verbeel. den , welke verbaazende: Natuurlyke Prieelen dit Gewas, derhalve, op de Westindifche Eie landen maak. ‚ Het is by de en () Phafolus novì Orbis, five Faba panis latisfinä Cordis figurâ. J. BAUB. Hif. T. HL, Lior. XVI. En 276, Faba purgatrix Hen ma ex Infulâ Divi Thomz. C, B. Pin, 338. Maat die Aurtheuren fchynen ’t gezegde van sten te ver getrokken en mooglyk de Purgeerende hoedanigheid daar uit beflooten te hebben, dat hy ‘er ope’t Hoofdft. de Faba purgatrice van MONARDEZ gewag vân maakt. Dezelve waren hem, met andere Vrugten, onder den naam van Pare ren Mime inermis, Fol. bipinnatis Cirrho terminatis, __partialibus quinquejugis. Fl. Zeyk, 219. Acacia ali fcandens ea multiplici, Siliquis latìs, Pum. Sp. 7. Je. 12? En- gada. Hort. Mal. IK. p. ist. Te 67, Mimofa polyftachya, Jaca. Amer. 255. T. m5. nes A Ie DEEL, VL, STUK. zn b HL Ar Ee 446 VErLWYVicE HEESTERS. ss van Martenique, (zegt hy) daarom inzondet- „‚ heid gehaat, dat hetzelve de Boomachtige - „» Haagen , welken zy tot befchuttinge voor ’t » geweld der Winden om hunne Suiker-Akkers se, planten, op. e manier ‚ onbarmhartig, „ vernielt. Want het is niet genoeg den Stam : pe te hakken 3 alzo uit ieder overblyvend » Winden, TE 5, Wortelftukje aanftonds een nieuw Gewas op= „> fchiet. De: Stam is rond ‚met: cen bruine „ Schors; dikwils negen Düuimen over ’t kruis ss dik: De Bladen zyn dubbeldsgevind, door- 25 gaansemct drie of vier Steeltjes wederzyds ss aan ieder Steel „waar van: de twee uiter: 5 fien, na dat zy de eigen- Blaadjes verlooren » hebben, «tot zeer fterke Klaauwieren worden, 5 die zig omde ‘Takken der nabuurige Soon. kan rükken , Ja dat. zy ‘er „ miet Eerden aan vast gegroeid fchynen. De + Eigen Blaadjes zyn meestal zeven wederzyds, ss langwerpigs- ftomp en uitgerand. De Bloe- ss men „maaken „digte Aairtjes uit, van twee ss Duim „allen -opgeregt ;-ongevaar dertig by s elkander „op. ’t end van een gemeenen Steel , - 3, van een “Voet lang, die waterpas uitgeftrekt zis, geplaatst. De Bloemen , die klein ep » groen zyn, komen ten getale van anderhalf 3, honderd , of daar omtrent, aan ieder Aairtjc s voort, t welk een getal van wierduize » vyfhonderd „Bloempjes uitmaakt in ieder fa: sb Een Aair : op „welke menigte van ss Bloes P | de! bd GS A: M 5 € cm 12 nt „ Bloemen, misfchien wegens de menigte van Ul s onvrugtbaare of. Mannelyke, daar onder ge= APPEEL » mengd , naauwlyks tien Haauwen volgen, Hoorp= „y die zelfs nog zelden tot rypheid komen,” — STUK Hier is, volgens dien zelfden Kruidkenner „ee. ’t getal der Meeldraadjes cien , die eens zolang zyn als de Kelk welke vyfbladig-is. Aan de voorgaande Soort heeft onze Ridder vyfbladige Bloemen , die: tienmannig zyn, RE. Weinig fchynt het Gewas, voort overige ‚ van dezelve te bereken ndi ook Haauwen , die langwerpig ftomp, plat, en zeer groot zyn, in veele Holligheden verdeeld en als uit Leedjes … beftaande , die Eyronde , ftompe, platachtige Zaaden bevatten. De fraaïje Afbeelding van Pr uMrertooptde geftelte der Bloem-Aairen , en der Bladen, veer dezelwen Klaauwieten. ge habben. aan. De Entada ze Mala- bar is ook een, dennen, Ls welke de Heer LiNN&U onder dea _paam van Pakachns ea geene hier te behooren. (17) Mimofa die ongedoornd ü s mét dubbeld xvm. gevinde Bladen en vyfmannige Bloem-pina, Aleen; de onderften vol. anne Een Se Gewas maakt deeze uit, die tot de (17) Mime herl, Half ‘bipina. ‘Spicis Re: Flor. inferioribus plenis. H‚ Up/, 145. MikL. Di. T. rsz. 6 za Mimofa Herbacea non fpinofa procambens et paluûtris , } lutco pleno. Bee MAES Ke IH, DEEL, V 448 VEELWYvicE HEESTERS. HIL. de Gevoeligen behoort, van Pera Cruz afkoime Aran, ftig. Uic het Jaarlyks daar van in de Upfalfche zeven Tuin in Sweeden geteelde , heeft LINN us STUK. _hetzelve befchreeven. Het heeft leggende Rys- Eat achtige Stengetjes: de Blaadjes groeijen by vier paaten aan-de Vinfteeltjes: uit de Oxels der« zelven komen eenzaame gefteelde Aairen voorts die Eyrond en omgeboogen zyn, hebbende de onder{te Bloemen volbladig , grooter en uitge- breid, geel van Kleur; de bovenften met vyf Meeldraadjes , die lang zyn , en een korten Styl, xvir. _ (18) Mimofa die ongedoornd is, met dubbeld en gevinde Bladen, regtopftaande Aairen ; de eeen Bloemen tienmannig, de onderfien gelubd, Deeze Amerikaanfche heeft de Stengen hier en daar begroeid met, Eeltige Stippen : de Blad- zi vsmet een neergedrukte Klier tusfchen het eerfte paar: de Vinblaadjes twin- tigpaarig: de Bloemfteeltjes met twee overs hoekfe Blikjes , die half Hartvormig zyn : de Aaïren langwerpig: alle Bloempjes tienmannig; de onderften met enkele Meeldraadjes zonder Meelknopjes: de Bloemen vyfbladig. (19) Mi (18) Mimofa inerm. Fol. bipinn. Spicis ere@tis, Flor, de- eandris , inferioribus caftratis. Mimofa Frut, in. Siliq. com- presfis falc, umbellatis, Pediculo longisfimo, BROWN Paz. 253. Blchynomene mitis prima, Comm. Horte 1. p. ó1, . 3Is £ “ Behalve het gezegde , is deeze kenbaar aan , Plena Pir de EC Ar Mo: £ Ss AF 449 Bladen en tienmannige- Bloem: ee Aairen , de- onderften Mannelyk zonder Bourdi Knopjes: de Steng hoekig enregtopftaande, ged Mima (19) Mimofa die ongedoornd is, met dubbeld Ut; ger: haare lange fimalle , gladde , Haauwtjes „en Arche zoude „ volgers den Heer BURMANNUs, 7 ice Niti-Todda-Valli-van Malabar zyn, welke mc: ter breede, platte Haauwen fchynt te hebben, De zodariigen waren , met haar vyven aan één Steeltje, overgekomen , uit welken S yr N een Plantje op kreeg, dat naar de kleine Mi- mofa geleek. Door den Heer JaCQUIN is deeze Soort in Afbeelding gebragt. De Tak- ken zyn Rysachtig. Sommigen hebben deeze met de volgende verward. (ao) Mimofa die ongedoornd is, met dubbeld e knikkende gevinde Bladen, en vjf: _(9) Mimofa inerm. Fol. bipinn. Spicis decandcis , Aa. Cafiratis Masculis ; Caule.ere&o angularo, JAcQ. Hert. T, 30 Mim. Or, non fpinofà, rarioribus Ramis Flor, fpicatis. PLUK. Alm, 252. T. 307. f. 4. Niti- Todda-Vail, Hort. Mal. IX. p. 35 Te zó. Fl, Zeyl. sos. Hort, Up s ras. H. ne) ten Burm, Fl. Ind. p. 233. Mimofa Herba URM. Zeyl. 160. zo) pn aaf Fol, bigien, Spicis cernuis pentandris, Flor. inferioribus caftratis; H. Up. Mja, Mimofa Amer. nigra, Silige longis emee BE bas. PLUK. Abm. 552. T, 307. f. 3» Mimofà {paria de Pete gambuco, gas Mino Er ee Hil. 15m, IL Deen. va. STUK. 450 VrELWw{viocE HeEeEsTEns. MI, Dit Gewas, teeds in Tealie bekend; en on- AFDRELe der den- naam wan Mimofu Iealiea afgebeeld Hoorp: door Á MBROSINUS, meende men uit Egypte STUK. __afkomftig te zyn, doch Za NoNt, Opziender a van den Openbaaren Kruidtuin te Bononie , kreeg hetzelve uit Zaad, dat hem uit de Hoofd- ftad van rafil toegezonden was , en noemde het derhalve Basterd- Mimo/a van Fernambuk, Maar deeze fchynt geen leggende Steng te heb- ben gehad, als groeijende ongevaar een Elle hoog. ’t Getal der Vinblaadjes was groot, en onder het eerfte Paar, op den gemeenen Blad- fteel, vertoonde zig een Kliertje of Blaasje rood als een Robyn , en een zodanig Sap be- vattende, * welk „door uitdrukking , een roode Vlak op een Neusdoek maakte, Uit de Oxels One. by de Bloemfteelen > Stekels voort. twee lange fimalle DN ensineis met klei ne wen Zaaden De drie volgende Soorten onder de Boomen befchrecven zynde (*), gaa ik over tot de XxIv. 34) Mimofù “die” ongedoornd is, met dubbeld en ‚__gevinde Bladen, vyfpaarige shet er „bagtige Zien: en shrorrvade Ke pen | Dee gE Dn ren do Kas went ik rat Fol. bipinn. pak ee Ramalis flexuoûis , Acasia „non fpinofa » Sùiquis ars compress, Flore albo, PLUM. Sp. Sp. kT. & Pritt bki Wi Deeze, in de Westindiën groeïjende, heeft , Elk half Haärtvormige Blikjes en drie Bloemtteel- Arnad tjes, de Bloemen aan Hoofdjes: een foort van Hoorpe Klier op den gemeenen Steel , agtef de onder “TUE fte Vinfteelen : ook rondachtige tweekleppige Ene » uit twee holronde Blaadjes beftaan- (as) Mimofa die ongedoornd is, met dubbeld xtv. gevinde Bladen, zestienpaarige Bladfreele „ie tjes „ en veertigpaarige Vinblaadjes; aan oge % Grondftuk een Steelklier. % Getal der Vinblaadjes is ontzagiyk in deeze Soort; alzo de gemeene Bladfteel , volgens. deeze uitdrukking , cwee-en-derrig Blad- fteeltjes draagt, äan ieder van welken tagtig Blaadjes zyn. Dit maakt tweeduizend vyf- en zestig Blaadjes, die een. enkel Blad famenftellen, 1 a Gewas; uit Amerika afkomftig , zig bevonden, Het droeg langwerpig Eyronde platte Haauwen: (26) Mimofa die ongedoornd is, met duhbeld _tevt. gevinde evinde Bladen, de Bladfteelsjes fran sie peten (25) Mimefa in&sm, Fol. bipinn. partial. rag ajugis: Glandalà Baleos petiolari, Mimof lie mn Gland. ad ad bafin Folior, sil, HI. Ar DEEL, XXL, Hoor p- STUK. Eede XXVII. imofa 4 42 VeEELWwYviGE HEESTERt, rig, de Blaadjes veelpaarig ; de Steng fte- kelig. In deeze Soort is de Steng niet gedoornd, maar ruuw en als ftekelig door verheven Knob- beltjes. ’t Gewas heeft flompe Blaadjes, wier getal aan ieder Bladfteeltje , in de Afbeelding van PrLuMIER, ten minften zesentwintig cn fomtyds dertig is; waar door het getal der Vin- netjes by de driehonderd beloopt, Het draagt verfcheide Bloem - Aairen en-de -Haauwen zyn lang en breed, tropswyze op. den Steel ge- plaatst , bevattende verfcheide ronde platte Zaaden, (27) Mimofa die rid is met dubb. ge: vinde Bladen, de Bladfteeltjes zespaarig , Ed ld Jotmhiaadk, en om laag een een Steel. Dat de: Blaadjes van onderen Zee-groen of blaauwachtig zyn, onderfcheidt disks welke Boomachtiger groeit dan veele andere Soorten. Men vindtze, onder de Afbeeldingen der Uitge- leezene’ Planten door Enrer; zeër fraay af- ge RC 2) Mima inerm. Fol bipinn. partial. fejugis ; Pinnis plarimis ; Gl:ndulà inter infima, Mim. inerm. — — Siliq, planis Membrantceis. R. Zugdb. 472, Mimofa Arhôrescens Americ, non fpinofa &c, BREYN, Pródr. TL pe 83, “Acacia non fbinofa &c. MILL. Dil, T, 4. TREW, Ebret. T. 36, Acacia Baxi Fol, rotundioribas &c. CATEsB. Car. Il. p. T „4 Ace fimilis &c, KiaG, Bead. je RAS BIE GSA ISAT en gebeeld , en in ’t licht gebragt door den ver- , II maarden TREw, die zig verbeeldde , dat zy ie toen nog nergens afgebeeld of btn wa- Hoorsi re. My dunkt ook dat de Vinblaadjes zeer final “="* if „_ Monsi zyn, en weinig naar Palm gelyken, veel min dat zy breedachtig „of ronder-zouden zyn dan Palmblaadjes ‚ gelyk inde aangehaalde uit Ca- Trspy. De Bloemhoofdjes zyn-Kogelrond en wit: de Haauwen plat, doch aan beide enden fpits , volgens de gedagte Afbeelding. ’t Ge- was , uit Amerika-afkomtftig, is in de Kruidtui- nen niet ongemeen, en wordtetienmannig ge- „zegd te zyn of tien Meeldraadjes te hebben , zon- der Bloemblaadjes.- Het vertoont zig, door de ‘weranderende Kleur en’ de eg ijn van ‘het Loof „zeer fierlyk (*). Ci Mimofa met enkelde Doornen, gabbela XXVII. laden en geaairde Bloemen. ama en Deeze kleurige Schors rege. den bynaam. De Blaadies zyn zo klein en me- eigvuldig, dat dezelven de Vertooning van Vo- gel- _(*) BrEYN hadt een Haauw daar van, zegt hy ‚ van den Heer KIGGELAAR , onder den naam van Wastepena beko- ank doch die naam fchynt eer Oost. dan Westindifch te a Mms (iis folieariis, Fol, bipinnátis „ Flor. fpicxe- zis. Fl. Zeyl. zis. Acacia fpinofa ex Alis fpicata, Fol pen- nas Avium referentibus. BURM. Zeyl. p‚ 3. T. z. Acacia Ma- derasparana , minutismis Foliis , an PLUK, Alm. p. 3. Te hakte Ff 3 MK, DEEL. VL, STUK, 454 VerLwYvicE HeEEsTERS. UL gelveders-aan het-Loof geeven. ’t Getal der Aron rek Bladfteelen is tien en dat der Blaadjes twee-en- Hoor: twincig Paaren, De Hoogleeraar J,-BurMAN- nm Lit Nus-geeft 'er een goede Afbeelding van, en $ Befchryft het Gewas aldus, (*) ‚‚ Uit een witte s, Schors komen, by den oîrfpróng der Blad. ss ftcelen, enkelde Doornen , van onderen breed, s fegt uitloopende in een zeer dunne fcherpe s Punt; ook witachtig: tusfchen welken fom- ‚… tyds een Bloemfteel fpruit. De Bladfteelen » Zyn tegenover elkander bezet met Steeltjes, «> vol van kleine gevinde Blaadjes, die op 't » Aanraaken zig niet famentrekken, zynde glad, s, groen en ftomp.- De- Bloemen komen hier en 3» daar „ in ’t midden tusfchen «de Doorens en » Bladen, op lange Steelen geaaird te voorfchyn 2 sie die van den Tamarifch van nes An n - te mede KN hs ENEN ends hete LS 5 ed hip „> t onde ER toc in ° bovenfte geel , s, dat door vermenging met wit cen fraay aan »-zien geeft. Als de Bloemen afgevallen zyn, »‚ volgen gewrichte gedraaide Haauwen , gelyk z» blykt uit de benaaming , welke door Ha Rr» 2» TOGH, op de Natuurlyke ee ene aan a, dit Gewas gegeven is.” De Negenentwintigfte Soort , genaamd Hoorn- bones: is voorheen befchreeven : des kome ik tot de Dertigfte, wier Soortelyke befchry» ving is als volgt | dik (9) de Ther Zoja, loco EE zak Or BT OAT Â. 455 (30) Mimofa met Stoppel-Doornen, van lang- | te als de Bladen , die dubbeld gevind zyn ; Arpa. de Bladfleeltjes zespaarig , de Takken glad. Hoorn. STUK. Deeze , wegens de groote fpitfe Doornen XXX. fchroomelyk om aan te raaken, fchynt in de sang. beides Jadiën. te huisvesten. De Amerikaanfe er gf heeft ronde gefteelde Bloemhoofdjes , gelyk de zee volgende , maar in ’t midden.met een klein twee- kleppig Blikje, zegt Linnaeus. GD Mimofa met Stoppel-Doornen en dubbeld xxxr. „gevinde Bladen; de: Bladfieeltjes vierpaarig gore. met een Klier etage ed «blaadjes zestienpaarig ; de Bloemhaofdjes Kloorrond. Deeze gelykt zeer naar de voorgaande, maar heeft de Dootnen een weinig korter; de Tak- ken ruigachtig ; de inie gede, en het riaat geblikt. Op fatale ‘hect Doêtr Br OWNE dit Gewas, dat zo wel als het voor- gaande” met TRE nt TPN 4 waargenomen. pn (30) Mimofz Spinis Stipularibus, Longitudine ne Fol. es ket fexjugis, Ramis levibus. A a, Fol. parvis, Aculeis e regione anp ce cinereo, dibus Alm, 4: Te. maf. 4 31) Mios Spinis Stipal nat Glandula inter iafima; Foliolis fedecimjugis: Spicis giohofs, Mimrof: tortuofs, Aculeis rekis geminatis, Fol. tenuismis, Spicâ sen siliquis crasfis. Ee Jan, 251, = M. Das. VI, STUK, ‚456 VEELWYVIGE HEESTERS. Ï De drie volgende Boomachtige, als die van onse. Senegal, de Westindifche uit de Farnefiaanfchen goos Tuin, en de Egyptifche, welke de Arabifche ps 05 Gom uitlevert, ook reeds befchrceven zynde*, , en „gaa ik over tot de hbl615 » En enz. (35) Mimofä die gedoornd is „met dubbelde ge- Nimsra “vinde Bladen, de nie langverpig en ovaal en fcheef gepunt. he De Klootronde geele Bloemhoofdjes en de Bladen die van onderen blaauw zyn , onder- fcheiden voornaamelyk deeze, die haare Groci- plaats in Oostindie heeft, Het iseen Rankge- „was, met kromme Doornen; die niet alleen aan de Steng en Takken, maar ook aän ‘alle de Blad- fteeltjes en den gemeenen Bladfteel verfpreid zyn. Men vinde, het zo wel op_ Ceylon als aan de, Ka Malabar. Ook fchynen twee ge- tehilderde Een de Heer J. BURMANNUS van de Kust van Koromandel ontvangen heeft, tot geen andere Soort te kunnen behooren, „De- zelve hebben de Haauwen, gelyk die welke i in de Malabaarfe Kruidhof Jntfia genoemd wordt, zaamelyk breed. (36) ts) Bimofa lie Fol. bipinnatis, Pianis ovali-oblon- ndi Mant, 1, T. 330. f. 3. Acnca Zeglis (asmenpen Flare en ENE b laten ane Se: bs SS 457 _ (36) Mimofa die gedoornd is , met dubbeld ge HI vinde , byna ontelbaare , Naaldachtige EER Blaadjes , en een gedoornde Pluim ik Hoorn * Klootronde Bloemhoofdjes. Ten De ongemeene dunhcid en fynte der Vin- Him blaadjes ‚ doet de Bladen zig vertoonen , even Veelal alsof het Vogelveders waren „en hier van heeft?“ deeze Soort den bynaam. Gedagte Hoogleeraar geeft ’er een fraaije Afbeelding van, onder de Ceylonfche Planten , en merkt aan ‚ dat het een zeer fierlyk Gewas is, ’t welk ‘tevens de Ge- voeligheid der gewoone Mimofaas heeft. De Stam is Houtig, eenigermaate hoekig, overal bezet met haakig kromme Doorne , wel klein maar fterk als die der Roozeboômen , zittende in een bruine Schors. Aan den oirfprong der ‘Takken komen ftyve Bladfteelen „ ook gedoornd, en decze zyn. Vinswyze bezet met Stecltjes , jh nn menigte van Vinblaadjes {taan , die, als menze aanraakt , zig {amentrekken en tegen elkander fluiten, Wa fchynlyk-doet dit Gewas zulks ook tegen de Nagt, evenals de andere Stuipgewasfen *, Het *zie * geeft ‚aan *t end der Takken „ een gerakte “iadzesss. Bloem: (36) Mimo/a acul, Fol. bipinnatis ed sfimis linearis _ 5 kaculeatâ, Capitulis globofis. Fl, Zeyl. 216. hande acul. multiflora „ Fol, „Pennas. Avium. referentibus, _BUBN, Zeyl. p. 2 T. ie 9, Mimolà tenuifolia. Sp. PL, 1. p. 523 Acacia repens aculeata, Fol, emnium minisais. PLus- Sp. 17. BuRM. El Ind, p, 224. MH. Derr. Vl STUK, 458 VeELwrYviceE HEEsTEnrs, UL Bloempluim uit, welke even als de Steng ge- Arekie doornd is „ en op lange Steeltjes als bezet met mof, Braamboozen ; wier Knopjes zig. ontfluitende STUK cen geftraald Bloemhoofdje maâken ‚ van Blom- Pel metjes rondom met Pluis, byna, gelyk in fom- mige Soorten van Kruiskruid of dergelyke famen- geftelde Bloemen. Men heeft ’er enkel Tak» ken van, die uit Oostindie overgezonden zyn, en de Vrugt was nog niet bekend, Als eene Verfcheidenheid is de Kruipende Gedoornde Aca- cia van PLUMIER, mer allerkleinfte Blaadjes , hier thuis gebragt, ede (37) Mimofà die gedoornd is en glad; de Bla- zin meis den dubbeld gevind met gepaarde Doornen, zaage: en één regtopftaande tusfchen ieder paar Bladfteeltjes. : Deeze is, onder den naam van Vyfde ge: ornde A ene of Schaamplant. by BRrEYN afgebeeld, Aan den gemeenen Blade fteel. heeft het Gewas ongevaar zes paaren van Bladfteeltjes, bezet met een menigte van Vin- blaadjes.” Aan de Stengen of Takken zyn gee _ paarde korte ‘kromme dikke Doorntjes hier en daar verftrooid, zo wel als aan den gemeenen Bladfiecl , tusfchen ieder paar van gen pi (27) Mimofa aculeata levis, Foliis biplanatis ans acu» leatis, Spinâ ere longiore inter fingula partialia, Aw. Acad, IV. p. 274. Efchynomene Spinofa Quinta. Fol. Acacie latio. ribus , Frondibus longisGmos Aculeos babentibus. BREEN. Cent. Lp. 44. T, 20 , , j Por Le A MI A. 459 en ùit derzelver. famenvoeging -ryst een Jange , IN egte ‚ dunne Doorn, De-Bloemhoofdjes-zyn ed Klootrond ; de Haauwtjes Vliezig famergedrukt, oat geleed en ruuw. In de Tuinen van Europa TU groeit. deeze Soort tierig „ maar is traager van fämenuekking, : zo op ’t aanraaken âlsby avond, dan-de 6 BREWN, die dezelve by „es renta: in één Jaar, drie Elten hoog „opgefchooten «hadt gezien , met veen ronden Streng of Stam ‚van een Vinger of Duim dik. - HD, Mimofa die gedoornd i is en ruuw: de Bla. vet Ge pest den dubbeld gevind met gepaarde Dooren pers en nn die regiop flaat EE ieder paar Aname 2 __Bladfleeltjes. … Deeze iss onder den raam van °Pofie Ge- doornde … ZEfchyjnomene of Schaamplant „door COMMELYN in Afbeelding gebragt. BREYN rhecft ook een Blad „met dele Die Orne HR vertoond; “gt at de Blaadjes owe? getyken; ° Hy noemt PR een Bi. filiaanfch “Gewas. Het groeit ook'op Jamaika en te Vera Cruz in de Westindiën, Behalve de Vinblaadjes,. wier getal menigvuldig i is aan veertienpaarige. Steeltjes „is: hetzelve geheel | ruuw Ce) Mima, ed hirta, Fol, bien, opp„aculeatis, Sp'n nn lia. Mimof: Gaule Frutico- 5 &c. MILL. NE Es 132. Te rl Spigofa “et aculeata, BROWN. Jam, 253. lchyn. Spinoft Quarta. BREIN Cent.1, pe 43. T. 59e ne ad “Hett. Lp. so. T. 30. Ile DEEL, VI, STUK 460 VeEELWyvViIGE HEESTERS, HL -ruuw op ’t aantasten en gevoelig. De Door- ArDEEL, nen komen nagenoeg met die van ’ voorige nies overeen. De Bloemen maaken ronde Hoofd- STUK. jes, uit welken de Zaadpeulen voortkomen, en zaid die befprengd zyn met ftyve Hesen » rood- achtig van Kleur. De geleerde BreyN vraagt, of deeze ook het Gewas zy, waarvan RocHEFORT in zyn befchryving der Voor- Eilanden van Amerika verhaalt , “dat de genen , die de Land-Engte tusfchen Noord. en Zuid-Amerika, van Nom- bre de Dios tot aan Panama , doorgereisd heb- ben , aldaar geheele Bosfchen vonden van een Geboomte , ‘t welk op ’*t aanraaken zyne Tak- ken en Bladen, met een groot geraas , zodanig famentrok, det het Loof naar een Kloot ge= leek, Dit fchynt tegenftrydig met de hoeda- 4 Mimofaas , „welke haar Loof, op 't ‘aanraken, ‚ flap laaten hangen of op den Grond vallen. Die Schryver meldt niet of het Gewas gedoornd ware dan ongedoornd ; fyn of grofbladig , enz. Men ‘kan ’er derhalve niets uit opmaaken, ries, (39) Mimofa die gedoornd is , met dubbeld gevinde Bladen, ns Vi ea es A Ant fia ij a : dige, ee 39) Mfimofa acul. Fol. bipian. Pinnis incurvis, Caule angu- lato, Stipulis aculeo longioribus, Mimofa Aculeis-undique fparfis folitariis Ec, H. Cliff. 209. GRON. Wirz. 195. Acacia Maderaspatana {pinof2; Pinnis veluti Lunulatis, Nervo Pinnu- larum ad unicum latus vergente. PLUK, Alm, 4. T. 122, É‚ aa Intfiae Hers, Mal, VI, pe 7. T. 4e PED Ee 4 orn. 461 es hoekige Steng en Stoppeltjes langer ‘dan HL de Doorn. An Deeze Soort, op Malabar Zntfia genaamd, rr verfchilt van de anderen inzonderheid door de agsneikia. fcheefte der kigblaadjes » die als Halfmaans- « wyze zyn en zy heeft bovendien de Steng niet rond maar hoekig. Men noemt het Gewas in ’t Nederduitfch Wond- Doorn , volgens CoMMELYN, die daar toe betrekt de Boomachtige Javaanfche gedoornde Mimofa met zeer fyne. Vinnetjes en een ‘zeer groote ‚van BREYN. Zelf hadt zyn Ed. het Malabaarfe Acacia ‚met eene Klootronde Bloem en breede Haauwen , getyteld, (40) Mimofa die gedoornd. is , met dubbeld xr gevinde Bladen , de ee. van de Sn, je ope van boven In de Kliffortfche Tuin heeft deeze zig be-"8° vonden, die afkomftig was uit Amerika. (ar) Mimofa die gedoornd is, met pen ELL Ae, Vierklep- (40) Minnfa acal. Fol. bipinn. Articalis Caulinis faperne pige. eatis. Mim. Aculeis ad fummitatem internodigrum con’er- tis &c. Hore, Cliff. 203. (41) Afimefa acul. Fol, bipinn, Caule quadrangulo, Acu- leis recurvis, Leguminibus quadrivalvibus. Marr. Dië, T. T. 182. f. 1. LOEFL. Jtin, 266. N. 146, Mimofa undique ‚ Caule angulato &c. R‚ Lugdb. 471. Mimofà Her- bacea peaimbens ac fpinofa &c, Housr. M/. Fig. don, Amu. Herb. 5836. Il, DEEL. VI, STUK. 452 VerEeuwvyvvicge HEESTERS, ut. gevinde Bladen en een vierhoekige Steng Beer Se met kromme’ Doornen , de Haâuwen vier- Hoorp- kleppig hebbende. STUK, Eexhui- _ Volgens den. vermaarden. hen: FLING, die mage. deeze in Zuid-Amerika ‘waargenomen biete 3 zyn de Bloemhoofdjes rond en paarfch van Kleur ; de Haauwen fmal, hoekig, Elsvormig; overlangs met vier Klepjes opfplytende, waar van’ de bynaams, -Deeze. Soort is een Kruidig leggend Gewas, met. vierhoekige Stengen , de Bladen dubbeld- gevind ,- met drie paaren van Bladfteeltjes in de Leidte Akademie-Tuin waars genomen. Kromme Deornen zyn over de Steng ; Blad- en Bloemfteelen , verfpreid, Het heeft ‚ zyne afkomst van Vera Cruz. XL aa) 1 Mimofa die gedaen „ met dubbeld ge- Passen SE Bladfleelijes vyfpaarig, Rond de ETE driepaarig en drieribbig. Het Loof: van-deeze gelykt, min of meer , paar dat van den Boom , die den naam var wiiee Ceratonia of St. Jans Brood voert * Pr u- bl, 646. MIER, die ’er de Afbeelding van geeft, ge- tuigt dic zelf, en noemt het Gewas Kruipende Gedoornde Acacia, met Witte Bloemen enSt. Pe Bladen. De rondheid der Vipblaad- jes (42) Mimo/a acul. Fol, bipinn. quïnquejagis, partiatibus trijugis Pinnis trinerviis. Acacia repens aculeata Flore albo , hee Bree 0 Beter arn Ma jes onderfcheidt hetzelve van de pake andere. HE Soorten van dit Geflagt. ATDEL, (43) Mimofa die gedoornd i is, met dubbel ge oor: vinde Bladen, de Bladfteeltjes vyfpaarig, zuur: de Vi iben tienpaarig , de gemeene „Zûm/t raare l ongedoornd, — ápan. ke Deeze Amerikaanfche, wier Bladen naar die debisdise. van den aenrindeh Boots gelyken , volgens Prumier, heeft zeer breede Stoppeltjes , die gefpitst zyn en paarfch: de Bloemen zyn eeni=_ germaate gepluimd, in Hoofdjes , zydelings. Weinige kromme Doornen komen aan de Tak- ken voor. Het onderfte Vinblaadje heeft geen weergaa aan de binnenzyde, (44) Mimofa die gedoornd is , met dubbeld gee md vinde Bladen , de Bladfteelsjes twintig- “rynbiad fi: pan s mel edet baan Vin, hd (45) Mimofa die take Doornen heeft, xuv. de Bladen Paarfteelig, met zes paaren News 7 inblaadjes , zynde de ep met een Doorn en Klier bepaald, (43) Mimofa acul. Fol. bipinn. quinquejugis, kras is Petiolis commupibus inermibus, pan. Sp. IJs ge ek nis multijugis. Syst. Nat. XII et Pi) zut. N. bi (45) Mimofa Spinis Stipularibus, Fol. comjugatis, Foliolis fexjugis, Periolis Glandulà Aculeoque terminatis. Syst, Nat, zi et Weg, XIIL N. 43% IL. DEEL. VI, STUK, 464 VEELWYVvVIGE HEESTERS. ur Deeze beide Soorten zyn ’er, zonder nadere ArDEEL omfchryving, door den Ridder bygevoegd „ die Hacumé ten opzigt van de Mimofâas in ’t algemeen STUK. _ganmerkt, dat fommige Soorten eene eenbladi-. mba: ge anderen een vyfbladige Bloem hebben: dat eenigen viermannig, ándeten vyfmannig, tien- mannig , veelmannig en enkelbroederig. zyn: dat fommigen eenige Bloemen zonder Mecl- knopjes hebben: dat de Haauwen Vliezig of Korstachtig „ of Lederachtig, of Vleezig, ja zelfs fomtyds Bezieachtig zyn. Welke ver- fchillende. Vrugtmaakingen zyn Ed. wenfchte, dat de Kruidkundigen oplettend befchryven mogten, Ik voeg ’er by, dat de Bloemen in fommigen Aairswyze, doch in -demeeften Bols-. wyze vergaard voorkomen, en dat deeze Bloem- vei zelf de Heauwen uitgeeven, die dik- terwyl het Bloem- wils byna Bi dedind hoof je noe beftaat Ep En Onder de Twechuizigen van deéze Klasfe komen nog twee Geflagten in aanmerking , naa- melyk eerst het gene den naam voert van ANTHOSPERM UM. Amberftruik. Hier is de Kelk vierdeelig zonder Bloem- blaadjes: de Tweeflagtige Bloem heeft vier Meeldraadjes en twee Stylen, Ook komen ’er Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen. op de zelfde Plant of op verfchillende Planten voor. Twee Soorten, beiden van de Kaap afkom. ftig, zyn ’er in begrepen, als volgt. (1) Am- Por TGaAMtaA 465 (2) Amberftruik met gladde Blaadjes, m Deeze door den Heer Linnaeus, inde befchryving der Planten van den Cliffortfchensrug, Tuin ‚in Afbeelding gebragt, is de Afrikaanfche _m Heefter , die den Reuk van Amber heeft , br PLUKENET:USs, en daarom noem ik die van ‘pian. dit Geflagt Amberftruik. In deeze Soort komenge, voor, die Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen draagen , en anderen , die alleen Vrouwelyke hebben, van welken onze Ridder de Vrugt of Zaaden niet gezien hadt. PONTEDERA, die dit Gewas Tournefortia noemt , zegt dat de Bloem eenbladerig is en Trechterachtig „ op den Kelk zittende , welke een rondachtige hoekige Vrugt wordt, agt langwerpige Zaaden bevattende, die paarswyze famenhangen, Of nu die Kruidkenner den Kelk voor de Vrugt en de Meelkvopjes voor de Zaaden gehouden dan de Vrugt nader onderzoek moeten blyken. (2) Amberftruik-, die de Blaadjes aan den u. Kiel en aan den rand gehaaird heeft. — gehaaide; Dee- (1) Anthospermum Foliis lavibus. Syst, Nat. XII. Gen. es” Pp. 679, Vege XiIL. p- 772. Hoört, Clif: 455, T. 27, MR. Lugdb. zot. Frutex Africanus Ambaram fpirans. PLUK. Alm. 159. T, 183 be 1 WALTE. Hert. 24. T. 9, Tournee fortia, Ponrep. Ep. ar. (2) Anthospermum Fel, Carinâ podium Africanum procumbens, Pfyllii foliis et Capitulis, cum Calyculo Lanugine veftitis, FLUX, Mant. SIe T, 34e KR Gg IL. DEEL. Vle STUK, nl. ek mom: STUK. Di huigige, 466 VEELWYVIGE HEESTERS, Deeze, Afrikaanfch leggend Clinopodium by den zelfden PLUKENETgetyteld „is niettemin een Heeftertje, dat uit een blyvende Houtige Wortel maar vecle Stengetjes van een Span wee: Jang, die naauwlyks getakt zyn, uitgeeft, met fmalle Lancetvormige gehaairde Blaadjes en ongefteelde Oxelbloemen; de Kelken in vieren gedeeld hebbende , met vier Meeldraadjes. Vrouwelyke Bloemen waren van deeze niet ge- zien. 6. T IE BE De Kenmerken van dit nieuwe Geflagt zyn: fommige Gewasfen Tweeflagtig , hebben een uitwendigen Kelk die driebladig is, een inwen- digen die vyftandig is en Kraakbeenig : een Trechterswyze vyfdeelige Bloem , met vier jes en een enkel Zaad, dat in de in- Werdiee Kelk als in een Huikje zit. Anderen zyn Mannelyk, hebbende geen inwendigen Kelk en geene Vrugt. “Twee Soorten, beiden ook van de Kaap af- komftig, komen ’er in voor , naamelyk, (1) Stilbe met ruige Aairen en zes fmalle Blaadjes, Door (1) Stille Spicis hirfutis, Fol. fenis linearibus. Syst. Nat. Vig. XIII, Gen. 1336. p, 77z. Stilbe vestita. BERG. Cap, P- 30, T, IV, (. 6. Selago Pinaftra, Sp, Plant. 336. Valerianclla Afticana Fruticans Fol, longis et angustisfimis, Comm. Hert 1. p. 219. T. 210, PO LENEGE AIM Eke” Gij „Door den Heer Brrerus is een Kaapích_ HL Gewas in Afbeelding gebragt onder den naam DEN, van Stilbe veftita, ’t welk de Ridder tot deeze Hoorp- Soort thuis brengt. Ook betrekt zyn Ed, daar “TUE _ toe het gene te vooren door hem genoemd was Diit. Selago Pinaftra, als in Loof en Geftalte naar den Pynboom gelykende , welke zou zyn de Afrikaanfe Heefterachtige Valerianelle van Co m- MELYN, in de Am(terdamfe Tuin befchree= ven. ’t Schynt my nogthans toe, dat ‘er een aanmerkelyk verfchil plaats heeft in deeze Heec- ftertjes, en, dat de Blaadjes by zesfen gekranst zouden voortkomen, kan ik in geen van beide … de Afbeeldingen befpeuren, veel min, dat de Aairen ruig zyn. De Bloempjes zyn wederzyds gewold en het groeit aan Beekjcs, zegt LiNNaus. (a)-Stilbe met gladde Aairen en Lancetvormige _n. Blaadjes by vieren geplaatst, Peli Zee Deeze Soort heeft de Geftalte van de voor- gaande, doch is in alle opzigten kleiner. Zy heeft viervoudige, langwerpig Eyronde, gladde fpitfe Blaadjes, die klein zyn en byna Schubs- wyze op elkander leggen. De Bloemen zyn aan t end vergaard in een Eyrond Hoofdje, dat, als ’t Gewas gebloeid heeft , uitgroeit en het Takje verlangt; zodat de Vrugtjes op zydeko- : men, (2) Srilbe Spicis levibus Fol, guaternis Lancgolatis. Jant, 305» Selago Ericoides, Mast. 37. Gg es II. DEEL: Vl, STUK; ú 488 VerLwvvrer HEESTERS. IL men. De Meeldraadjes zyn langer dan het ene Bloempje , *t welk glad is, niet Wollig gelyk in HoorFp. de voorgaande Soort. an Dus de Heefters befchreeven hebbende, gaa ik in ’ volgende STuk tot de Kruiden over. aen en A, dn A RS DRUKFEILEN. Bladz. Go. Reg, rr. Lees Droogbloem. mmm 115, Op de kant Lees Paleacea. mn 143. Reg. 21. Voor eens Lees driemaal, BLA D- BLAD WYZER. D ER HEE ERR Van de Letters, EAA de Ggiale zaad ‚ e het n Rog Be dd 8 hes jf 1. DEEL. de Naruurlyke Hiftorie , Po, Bakovens. Balifier-Boem, . A. ern eni e. 44 Balrooz . d, 420 Á aester. e d, 336 Biesen: Gewas. f- 409.419 Aapedruiven. é ‚ 376 4 Basterd-China. f-356. 367 Aardbezie-Boom. €. or | Basterd-Senna. . e‚ 40 Abelmofch. €. 415 | Beenzaader. f. 129 Abrahams-Boom. €. 345 | Beerendrui €. 96 Adams Vygen-Boom. f. 407 j Bekkeneel-Plant, €. 293 Akker-Brem. €. 459 | Belladonn . 23k Alaternus. . _d. 286 | Benzoïn . 244 ' d. 474 | Berberisfene d. 453 Atexandryníe Laurier. f. 391 | Berg-Besfen ° ‚339 Alfsranken. d. 241 | Berg-Boon. . e‚ 527 Alp- of Be didhd de Althé pe. fe 408 f Berg-Ruite. €. st Amandelboom van Cayen- Berg-Vlier. d. 429 ne é, Bes tHeide ë f. 314 ome Ethiopifche)f et Besfenboom. RO Amber-Suruik Betel, d, 73 Anjelier. . 5 5 Bezem-Brem. . €. 45 Anysboom 278 4 Bitterzoet. d. 240 Arabifche Jasmyn. d. 10 | Blaaskruid. . d. 234 Armringen-Boom. d. 263 | Blaasnooten-Boom, d. 432 Afchkruid, é f. to5 | Blaauwbesfen. d, 483 É . f. Ior | Blaauwe Brummelen, «. 2Ig Averoon of Averuits _{. 48 | Bois de oee ou, 444 Boksdoorn ‚ d. 257 B, ie € 545 kshoorn €. 297 ° 419 { Boom enen rd Roos. f 130 Bo FE Gg Boom-Palm. 3 B EAB. W: Ze Bek. Bortûtruik, " Fn | Bofchbesfen: 5 d. 483 Bofchpraatjes, ‘ €. 48 Bofchtouw. : d. 143 Bofchvlam. d. 124 EE ks 2Is raam 220 vene: ( Amerike ini d 496 … Brem (Ethiopifche) — e. 468 age €‚ 463 _—_ (Gemeene) e. AS1 mmm (Kanarifche e. A55 —_ (Kandiafche) e‚ 479 — — (Spaanfche) €. 445 mm (Stcekende) €. 464 —— (fterk Gedoornde) e. 494 Busboom of Bosboom. Buskruid-Kolen Hout. 4 25 aa | CG. China- Wortel. _f.-361. 368 nele hee hr » 405 x 296 Cistus e. 05 Coccygria d. 409 Gonchenilje Plant €. 165 Cones : le 301 Conyza- f. go | kpren Pynboodsie. d. 329 De Dauworms Boompje. _ €. 31 Distelpeeren. €. 159 PDonderkruid. ° Pik 8 odkruid. Dey e 231 Doornkerfen. . _d, ee Doornwilg F3 pggkenblocd Palmriet.d. sen! 3 nn cerisdg 3 Proogbloe ’ L si Druifies- Wilg. 92 Druiven en Rafynen. . 363 Druivenboom, 43t Dubbelblad e. 59 Duinbefiën d. 271 Duinbesfen fa 339 Duin-Wilg. ° id Duivels-Erwten. e‚ 235 Duurbloem. : mn E. eren (Groen) & A Eende Plan ' Eglantier- Bn: . 4 gn Egyptifche Wilg. €. 192 Esfchenboom. (Kaap: fche e. 106 Eyloof. d. 351 b F. rd e‚ 4OI Fluite €. 169 Frankenidiler Dru d. 362 G. Gagel. 344 Gail. Touwe Struik f-. 376 Gaspeldoo: e. 464 Geele Besfen. d, 272 Geiten-Boompje, d, 154 Geitenkruid. „400 Gekken-Roos. . €. 493 Gelderfche Roos. d. 418 Gelukkige Boom €. 34I Gevoelige Gewasfen. f. 437 Glimkruid, n e. 323 G f- 366 send a Veder, d. 479 Granaatbo e, 181 Guineefche Zuring e. 410 Gulpzaad., f 371 Hauir- BLAD WTZ ER H. Haairfteekers-Kruid. ee. 413 Hadig of laage Vlier. d. 424 Hardhout. d. 218 Hartogia. é d. 322 Hartsdoorn, : d, 27 Hazelaar. f. 231 Heide of Hey. ed, 497 Hey-Brem. —_ … €. 484 Hoenderkruid, €. 18 Honds Besfen. d. 215 Honds-Roos. s e‚ 210 Honigbloem €. 169, 352 Houten-Blad. d. 436 Hout van Panava, f. 256 st. : ‚ 166 L rn Vyg. e. 162 Indigo. lees e) € 7 EE ee "537: 540 Inkhoorns ‘Wortel. f. 428 aagers- D. d. 488 Japanfche Perer. Jasmyn & Geele) d. 21 Gemeene) d. 18 _—_— (Indifche) d. 13 —___— (Kaapfe) 387 _—_— SS oeknfche) d. 19 (Vlaamfche) d, 2 eupjes-Besfen 284 Jovensoo (Franfche) d. 295 oornde}d 297 en Aindifehe) d. 292 _ Perfifche) d, i2ae (wide) 290 mn men K. Kaapf= Jasmyn. d. 387 Kaarsbezie-Boom — f.348 Kamperfolie. (Gewoo-. —_* ne 213 ( Ttaliaanfche) d. 210 (Virginifche) es 212 Kaneel-Roos. 203 pers. Í £ 232 Kaskarille f- 242. 404 Kasfave-Plant 273 Katoenboom €. 387 Katoenkruid . f iid Kattedoor ese €, 3033 E. ke Katte-Staart Keel-Bl me : L 303 Kelkbloe 227 Kariióor. (Kaapie d et Klyf of Klim-o Knoopsnboon: (Goele) no ae ’ „120 Kokeltjes. Plant. Ff. 313 Kokerlingen. e 266 Korenten. 374 Kraaijen-Besfen. e. 94 rabben-Doorn, €. 414 Krokodils Bid e Kruid-Wil fe 3 Ae voor my niet, f. 450 Kruip Wilg. . f.3 Kruisbesfen. e > 23 mn (Amerikaan- : fche) ’ 487 Kruisboom, 5 f. 28r Kruifemunte RE JS Kruiskruid, é f. 94 Kuifchboom. e €. 343 L. Lange Peper. AE Pe Langtteel. d. 198 Laureola, pi d, 533 Le B LA D Laurus Tinus. & me Lavendel, Lederbloem, s d ne Lederftruik. ded Leguaan Boom. d, 291 Lepelboom, Ki e. 66 Lepelhout. . d. 319 Liefdekruide shi = _Ligufter. d- 2 == (zgypritche) d. it Limoenkruid, fa Lomba-Plan d. Âs Lombiarte Linaen, e. 516 Loodhou d. 545 Lotboom. €. 339 Lotus. d. Luiffelbloem. d 196. 398 Luizen d. 31 M, iet d. 213 „393 Nn adel Mades A | aniok. Te 278 Mansbloed. e. 569 Marentakken,. feeste Meelbesfen. - €. 95 Meelboom. 6 d. 416 Meerling. _…f. 241 eloen-Distels, €. 142 eyv-Bloemen. d. 189 ispelboom e e. 186 Mollenkruid, _„ - f£. 281 ondhout. d. 24 looren Kappen. d. 236 Morgenfterren. ve ass Muisdoorn. a Muizen Hout, d. 54 Muskus-Banannen. f. 419 Musk 6 €. 45 Myrten se En. . €. 17 mam (Brabantíche) f, is WW YZER N, aaldeboom. 127 Maanrieakeriek. d, 216 Nagtbloem. d. 10 Nagtfchade ed AT Nagt-Syrin „8, 208 anen-Pluimen. d. 293 Navelkrui e. 116 ieuw blad-Booms €. 399 O. Oijevaars-Bek. €. 368 Oleander. d. 388 Olyf.Wilg. in drei Olyphanrs-Poot Á. 149 Oortjes-Kr d, 172 Oranje- Appel van ane d. oe Ofterluc fe 1 Orterbesfen. d. 485 P. { Paapenhout. … ‚ 314 Paarden. Kasfie, €. 37 Paarldruif, d. 362 Paarle-Knop. _f. 93 Paauwenkers d. 126 Paauwen Kuif. €. Ar 2) Paliurus. ) d. zi Palm F. 224 Palmriet, ë d. 446 Papierbloem. _… f-68 Paradys-Bloemen, —_ € 43 Par adys-Boom, d. 158 lebloen. efen Pe d. 68 —_—— anfche) d. 153 sers dee . . 346 Peperboompie. d, 532 2| Pumpen ra gm 430 d, 189 Rilang BELTASDS WIE YIZSE a 4 Pifang of AE ‚405 | 14 Plat Pimperlinge 9 | Salie 58 dis venae d. 381 Salpeter- Struik. €. 136 Pos f. 345 { Samaarboou „dirsd praaijes der Bosfchen. d. ss9 Sandelboom. Witte) d. 162 Prikhou d. 45 pennen Boom d. 137 Priemkruid. €. 443 ” Sarzaparille. 2 f-453 Pronkbloem. « ‚29 Schenken. f 437 Provence-Roos, e. 207 f Schaftbloem. eni Pruimboo e. 185 { Scheelkoorn. d, 129 Purgeer-Boontjes, f. 283 | Schoen-Roos, e. 403 er of Braak: Nooe Schurftblad. 32 f- 269 Batbweiken- Sins d. 419 Prio Pitten. f. 255 | Schytbesfen. . d. 272-343 yihou . de 283 | Scorpioen-Brem sk 485 Pyp-Kasfie, : e. 19 gainebladen Boom, 27 ë N : oom vager e s16 “- 0: S eren d. OS. 3 ek «__{ Sirie-Struik : d. 156 Qualfter. …— d. 241 | Slangenboom d. 279 -—j Slangenhout. f-421 Ek R. Slangen- Wortel. f. 207 { Smeerboom. EL ane á. 148 Smeerftruik. f. 348 Reinevarêfie f. 44} Sneeuwballen. d. 420 Reukkruid, _ par. " „ Riemenbloe 56 L 7 Rivier- Koen. Ee €. 138 {-Spaanífche Brem. € 446, Reerkruid. f. 31 | Sporken of Pylhout, d. 283 Roodknop-Boom, €. 881 Spuicbloem, . 123 Rood-Wo 305. eee p € 487 Roos ie an d, 213 | Stebe. . bASS Roos- ‚ 292 | Stéchas €. 283 Roos-Winde. ode 308 Sredkdnde Pali. f- 389 É oozeboom e € IGj | veen rj 353 __Roozelaar. p e‚ za | Steenlinde. : d. 27 Re „Hot etl. 456 y Stekelbesfen. .. d. 347 Ro ded d. si Stinkboom ' d, 283 (Wilde) e‚ 68 Î Stink-Strui edt r0 Rotting-Gewas, 445 | Straalbloem, > f. 68 wbla ë d. 122 | Strand-Jobenboom,, 29% Rynbefiën. ú d. 271 | Struik-Winde, f- 353 Ryndoorn, f-34r {Spring d. 3x Rynwilgen, - d. 24, f. 294 | —= (Witte) &. 169 Rystbloem. d. umask. e 403 En h, Taans Vederkruid. f. 22 Veenbesfen. d. 494 Venus-Navel. €. 11 Verwbes{en. d. 273 Verwloof. d. 40 erhoek-Plant, e. 189 Viorne, : 8. 412 Til A d 275 en an d, rar Vlier, A24 Vlierboom. - d.427 VR. „5 A91 Vosfendruiven. 327 Vrouwe- “of gees a nk wen si, BELEASDEW: YZ: Ri 5 E. | W. Taanboom. 265 vb Gree > en Tafelblad. „ 386 | Warftruik Tafellakens-Boom. f. 286 | Wafch ofsmeerboompje, f ze __ Tamarifch, 432 | Waterbesfen, van Monomo= Waterftruik. q def tapa. Water-Vlier. d, 419 Thee-Boom. À €. 246 | Weegboontjes. e‚ 436 valfche) d. 276 | Wegedoorn. ë d, 268 St, Was Boonen. fs A42 | Wilde Kaneel. f. 403 Thymelza, d. 541 \ Wildruit. , €. 133 Tonderkruid. fe 86 | w Wilg. f. 29x Tongeblad. E13 Wintergroen. „€ 429 Toortsplanten. e, 147 Wolkop. - fe 147 Tortelduiven-Boom. _e. 63 f Wond-Doorn. f. 4ót ournefol.Gewas. f. 247 { Wonderboou. f. 279 Touwe- truik, d, 145 | Wormkruid. f. 46 Trommelftokboom, ‚ 22 { Wyngaard. d. 355 rompetboom, e‚ 309 Hmm (Driebladige) d. a Tuba- of Tuba-Struik. £, 373 | —— (Vyfbladige) d, 354 ; and (Zovenbladige) d, 380 „U. Wynruit. } nam ár s13 erhour - d. 152 aerkruid. . €. 285 | Zadelboom. î d. 151 Zanddoorn. - f. 340 Zee-Bies. Ll €. 485 Zee-Boonen. Ff. 442 ee-Druif. ë f.-382 Zeugen-of Varkens-Moes Ê gr Zever- mid Wormkruid.f,46 Zilver d. 93 Beitoóne Boom. e. 3E Zonnebeom. 399 Zonne-Vrugt, e‚ 140 Zuurboom. . 453 Zwarte Besfen. d. 340 Pruim. . 7 d. 273 Zweepriet. 7 d.- 465 vs boor van Aden b Vygplanten. DA ee €, 16r REGISTER. VAN DE GE SLAG T EN Van de Letters, voor de Getallen geplaatst, wyst d het Vierde, e het Vvfde en f het dede Stuk van het IL, Deer. der Natuurlyke Hiftoric, aan. : A, B. Ars ° e. 436 | Baccharis. - f. 81 „Adelia : f, 386 | Beckea. jendss ZEgiphila S d. 154{ Banifteria. … € Iiio Aermeja. f, 290 k Basfia. „€. 126 „Aloë. . d. 445 | Bajteria. é f, 158 Amellus. 5 f‚, 117 | Batis. % f. 326 „Amorpha. e. 486 f Bauhinia. vat Anagyris. . e. é €, 127 „Andrache. Andromeda. Anilospermdm Anthrylliss A tia. . Aquilicia. 5 Arbutus . Ardu - Het Á ASC P, spalatlus. . 5 âe . SSEssAAN ze f, Tol Buphdhalmum. f. 118 ftragalus. € 543} Buttneria. d. 307 thanafia. EEK f. 224 traphaxis. d. 463 ltropa. BE 6: xyris. jk en 216 ] lzalea. A d. 183 f Cacalia, a f‚ 12 Hha : Car. Catus. Calamus, Callicarpa. Calligonum. Calycanthus. keen: Capr Celaftrus. EE Oee, Chryfocoma CCâ. : Cineraria.  Dn Wan Vn Ned ad hd ed ed je 3, en md td raten. à illa. RB GEST EI. | D, Dais. , Daphne. Decumaria. a. Digitalis, Diosma. Dirca. ê E sd 1, _ B, Euc Duranta, . Een uns Evonymus. vdselloria. werg b G. \ S enig. : aura. . Genifta. : Geranium. —. KE. | Gluta, ’ d. d. 465 Ce 223 Isi EECEEST ER „Graphalium, f, 51} Jasminum. Gnidia. . dd. 545 th Fatropha. -. Gordonia. _« e. 421 f Fufticia. Ee Gorteria. . £.xa3f Gosfypium. e. 387 en Gouania. . 429 Grislea. ve —__-de-473 | Kalmia. ° ronovi gn d. 348 Kig gelaria. Gualtheria. e. 89 ae Guilandina, €44 En H. rb ft Ld agerftroemia, lefza. d-<@ 129 Lantán tana. gn. . d. 208 | Lavandula. d, 350 ‚ Lavatera Hed kn: e.s24f Lawfonia. . Heifteria. 5 e. 62 | Ledum Heliconia, ° d. 385 | Lerchea “ Heliocarpus. “€. 140 | Ley/era. Hermannia. e. 359 j Liguftrum. didis, ' e. 395 | Linconia, pile d, 402 Liparia. “ Hippias terne Hippaeraten. ‚go | Lifianthus. Hippophaë. _. -f. 3394 Lobelia. jn Hirea. … . €. IÌ4f Lonicera. …. Hudfonia. . e. 136 {| Loranthus, Hydrangea. €. 104 Lotus. N Hypericum. e. 564 | Lycium, i ja Dex. ken K dllicium. — € 277 b Mfacrocnem Indigofera. «€. 537 Maher. qe Inula. sem na de . Malac Jtea. . / 335 ue 3 £_a39 Mrne Jxora, e d, 124 f Marthiola. ne ‚ | Medicago. jaguinia. . d, 262 S Melianthus, Hh 3 EEG PS TE BR Pallasfia. € en . Ee 9 Quisqualis, 2 x / Randia. Rhamnus. Melochia. : e‚ 364 , Pasferina, _ Menais. „225 | Pasfiflora. Menispermum. f. 371 | Patagonula, tha e. 288 | Paullinia, Mespilus, e. 186 f Pavetta. Mimofa. . …f, 431 | Peganum, Mitchella. . d. 132 | Penea. Munchaufig. 8. 565 | Perdicium. Muntingia. e. 242 j Pergularia, urraya, . . 59 | Perilla, lufa. f. 405 4 Petefia, Musfenda, d. 226 | Petiveria Myginda : 172 { Petrea, Myrica. . 344 Dhiladelbhus Myrfine. d, 309 | Phillyrea yrius. . --@ 171 5 Phylica. Phyllis. E N. Phyfalis, Piper, Nephelium. _… —_f. 229 | Poinciana Nerium. : 388 } Polygala Profi Oo, det Protea. edera. f_ 151 Prunus, Omphalea, f, 219 Pfvralea nons. €. 487 1 „fychotria Opkioxylum f. 427 | Peelea. phira. : „531! Pteronia. Osbeckia, d. 469 | Punica, mit 121 n * Peren n Amana mna 5 ham) md Lan | REEEG-I ES TERS Rhododendrons Rhus. en Ribese : Ricinus. % Rivina. : Robinia Rondeletia, ef. Bars Salac ile - Xe alvadora, alvia. amar. ambucus. cabr Eee cevolas ehmiedelia. ecuridaca. phonanthus. Ee 5 Pan Pa En CA Pa FaFaPaPaelanfPfaPfaFaPEnPaEnPfaPafsPa hr @ Ld Kane Ee” Sophora. e nge . Staps jlea. ni ea ge d, 51 | Tamarix.. e, 70 | Stilbe. » d d. 402 en d, 356 f. 279 Strumifia d, 162 | Syringa. e. sI2 d. 193 Ee e. ror | Tanacetum. Tarchonanthus; Tetragonia, hea Tourer” Tragia Trilix: 3 f. 173 | Triopteris. f, 291 [| Trophis. d. 156} Wolkameria, d. nen bne en W. e. 443 | Waltheria, e, 1914 Weinmannia. d. 430 f. 251 & REEIGTI IS ITS ErR; X. Y Xeranthemum, f. 68 Jeen d, 44x Xylophylla. d. 456 Z Zygophyllum. € 59 De PLAATEN zyn dus ingevoegd: Praar XXX, tegenover Bladz, 45 KKK oo a 67 î ‚XXXL 99 XXXL mm 15 EE OE er XXXIV. pn mmm I55 . , se XXXV, mmm a 297 ‚ … e AXXVL, a me 399 Kita à XXXVII. omm agen EE men Ap ;