Lim: PE NATUURLYKE HISTORIE Qxál ide CL s UITVOERIGE BESCHRI/ING LAN DER DIEREN, PLANTEN MINER A ALEN,

Volgens het SAMENSTEL van den Heer

LINMNA U A arend Met naauwkeurige Afbeeldingen, hate an Laane Taat loans Vane Yannis aant Tanks TWEEDE DEELS, TWAALFDE STUK.

De BOLPLANTEN.

Tr AMSTERDAM;

Dy de ERnRveEenvaN PF. HOU Eve EN MDCCLXKX Te” Bs may il 3

AALDASe Garpen Ueet

INHOUD vaN pir STUK. ZYFDE AFDEELING.

De BOLPLANTEN.

1, Hoorpsr. De Eigenfchappen der Bore PLANTEN în 't algemeen en die def Bloem= bollen in ’t byzonder zals ook de hoeda-

mie der ag Bloemen, _Bladme x

1Ì. Hoorpsr. Befchryving van de Dair- MANNIGE LELIE- OF BOLPLANTEN , dat is, die drie Meeldraadjes hebben ; gebyk de Geflagten van Crocus , Ixia, Gladiolus, Antholyza, Iris, ene

lina, enz, Samon

UL Hoorpsr. Befchryving van de Zesman NIGE BOLPLANTEN ; toë welken de Nare cisfen, Leliën, Tulpen, Hyacinthen,

Tuberoozen en andere Lelieachtige, zo

* 2 LN

in als uitheem/che 5 gelyk de verfcheide

| Soorten van Affodillen, Ajuin, Look; de- Amoryllisfen of Lelie- en Tros- - Narcisfen ‚, Heemanthus , Crinum en veele andere, zo Kaapfe als Oostindifche Bloemen , van ongemeene fraaïheid , be=

hoorens Bladz. 117

IV, Hoorosr. Bifeping der Masaste | 8 CE LELIRACHTIGE of BoLrLASTEN; en der genen, naamelyk , wier Bloemen de Meeldraadjes of op den Styl zittende „of op enge manier daar mede vereenigd

hebben ;: als daar zyn, de EEn

ASalle nt Ge Jo}: pe | lak

Geflagten var gelyken. _— 452

AL Hoorpsr. Betedving van eenige LELIE: ACHTIGE of BorFLANTEN, welke tot , de voorgaande niet behooren naamelyk

_ het Water- Lifch of Zo

€NnZe

AANWYZING per PLAATEN; en der Bladzyden , alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden,

Praar LXXVII. Afbeelding van Daie- MANNIGE LELIE- of BorLPLAN- tegenover Bladz, 17

TEN. . Fig. Ie id at ale (Gseulide) Zie bl. 18. des E. Tia Sart CHyacinchige) KE 5 b. De Bloem vergroot. bl. 29.

3. Ixia Grandiflora (Groorbloemige)

Praat LXXVILL Afbeelding van Daas:

MANNIGE Laire. of BoLPLAN-

TEN. Fig. 1. Ixia Secunda, (Eenzydige) bl. 33. 2. Ixia Tubulofs, (Pypbloemige) —__ bl. 36.

bl. ar.

3. Ixia abbreviata. (Kortftylige) —_ 4: Ixia Campanulata. (Klokbloemige) bl, 42,

Paar LXXIX, Afbeelding van DrRiE-

MANNIGE LELIE- of Bor PLANTEN. mmm ame 4

Fig. 1. Gladiolus recurvus. (Omgekrom- __de) SEE On 2. Gladiolus Liliaceus. (Lelieachtige) bl, ss. 3. Antbolyza Caryophyllacea, (Anje- ne lierige. e bl. 63 Praar LXXX, Afbeelding van Drre- MANNIGE LELIE-OF BOLPLAN- TÈN,. pr venen man 7 3 Fig,

«Big. 1. Pitusfeusvia Ariflata (Gebaarde.JH. oa.” =m 2. Phalangium Spicatum (Geaaird.) bl. v15. a De Boem aanmerkelyk vergroot. ie}. Anthericum Bulbine. ve bl. 353 Ee Er Bloemblaadje met ee Meel.

PLAAT LXXXI. Afbeelding van Zas. MANNIGE LELie: or Bor- PLANTEN, tegenover Bladz. 129

Fig. 1. Fabricia Stellata gala bl. 129 Deeze en alle gaande

zyn. Kaapfe Eran ni. _— 2. Criniì Afiatich Flos : de Bloem van de ee Haak. Le- he. -isAltIC bl. mn 3, Crinum engin Gratie dige.) » . b, 165. Waar van de Bloem erg by Ais afgebeeld. Deeze beiden zyn. meten Java in -Ooftindie.

Praat LXXXIE Afbeelding van Zes- MANNIGE LELIE- OF BorPLAn- CK é TEN. ps : ; tag

I5$e

Fig. 1. Amaryllis dubia (T wyfelagrige) van de es ee G en bl, 18t. Litsùm

pan {che me on ee Ez)

Lely- Blom) en mn 3e Ornithogalum dein (Twyfel- * achtig Vogslmelk), van de Kaap, b/, 309,

Praar LXXXIII, Afbeelding van Zese , MANNIGE LELIE- oF BOLPLAN- TEN. ize tegenover Bladz, 335 Fig. 1. Asphodelus Comofus. (Bladerkroo- nige Affodil,) Een nieuwlings by my uit Kaapfc Bollen gebloeid beb. bende Plant ,dus van my genaamd

en omftandig befchreeven. bl. 336 ‚enz. Praar LXXXIV, „Afbeelding van Zes. MANNIGE Ad ES en PLANTEN. ° a 37E Fig. 1. Hyacinthus viridis(Groene Hya- cinth) van de Kaap, bl. 372. 2, Aletris Japonica. Een aartig Ja- panfch Kruid, bl. 413.

Praar LXXXV. Afbeelding van Zes MANNIGE LELIEË- OF BorPLas- TEN. . EE er 423

Fig. 1. Bloemen van. de Masfonia, eene nieuwlings, door den Heer Taun- BERG, dus genoemde Kaapfe Plant, uit de Hortus Medicus alhier, Let- - ter b, c. bl. 424. mmm 2, Het Melantbium Spleatins van den Hoogleeraar D. van Rovens door SPARRMANNIA ge- tytel1 , tot de Tweehuizigen of Veelwyvigen behoorende. bl. 430. De Bloem van deeze Vrou- welyke Plant , ziet men eens in middellyn vergroot by d , en die der Mannelyke of Tweeflagtige

by a, vyfmaal in Afmeetingen grooter. mm 3e Een Plantje, dat deens of drie Meeldraadjes heeft, by my uit Kaapfe Bolletjes gebloeid heb. bende, en Houttuynia door my geheten bl. 448. De Bloem van 't zelve is bye vergroot,

Praat LXXXVI. Afbeelding van MAN- WYVIGE LELIE Or BorPLan-

Rd. VER rk

Fig. 1. Orchis bicornis (rweehoomis® Standelkruid. bl. 455. mmm 2, Orchis. Cornuta (Gehoornd Standelkruid,) . bl: 456. mmm 3e Satyrium Capenfe (Kaaps ef Bloem.) ë 1, 5a2 Deeze drie zyn allen van jn Kaap gebragt „en de Bloemen vindt men by a, b, ce, met aanmerke: lyke vergrooting, afgebeeld.

REGNUM VEGETABILE. HET RYK ver PLANTEN

VYEDE-CLASSE edt

LEL EE-ACH-IEIGE OE BOL PL AN TEN

BESCHRYVING D ER

PLANTEN.

prena AEDEELING. De BOLPLANTEN.

LHOOEDST UK,

De Eigenfchappen der BOLPLANTEN in *% algemeen en die der Bloembollen in t byzan- der; als ook de heedanigheid der Lelieachtige Bloemen.

LSSVolgens myne Natuwrlyke Methode Vv maaken de BorLPLANTEN de Vyf. de Afdeeling uit, Deeze fchikking NSISU rust op de voorftelling van den Heer LinNaus, door wien de Leliën, met Bol swortelen , als Brard st worden aangemerkt in het Ryk der Planten , pfonkende met heer- Iyke Staatie- Kleederen, enz (*). Koning S 4- LOMO was in alle zyne heerlykheid niet zo Prag. (*) Zie t IL, DaErs , TI. STux van deeze Natuurlyke Hiftorie, blade, 236, 239.

A Il. DEEL. XII, STUK.

2 EIGENSCHAPPEN

pragtig opgetooid als de Leliën des Velds (*). panin. De Bolplanten, in’t-algemeen; gelyk de Leliën, en: Tulpen , Hyacinthen , Narcisfen en anderen , STUE. maaken , inderdaad , het voornaamfte Sieraad der Bloemhoven uit,

Men onderfcheidtze, door haaren Bolachtigen Wortel , van de andere Kruiden. Deeze is , volgens de fchrandere aanmerking van onzen Ridder ‚de Winterwooning van het jonge Kruid, dat daar in voor uiterlyke belediging of kwêtz zing befchermd blyft, even. als i in de Spruit of Knop van andere Planten. Ge ì Bol beneden aan de Steng, gelyk de Koop of Spruit om hoog. Hy is by fommigen uit veele op elkander leggende Schubben famenge- fteld, gelyk in de Leliën; by anderen uit een vaste of vleczige zelfftandighéid beftaande , gelyk in de Tulpen ; maar dikwils in een me- nigte bekleedzels fplytbaar , gelyk in de Hya- Cinthen, doch inzonderheid in de Wigs Prey en dergelyken.

Dit zyn de eigentlyke Bolwortelen,. of Bol. len , zogenaamd ; by welken LiNndeus ook Kadentken gevoegd heeft, die uit een reeks van famengefchakelde Plaatjes of Schubben beftaan: gelyk dit plaats heeft in de Orobanche, Martynia en, Adoxa, welke Kruiden, als niets hebbende datze tot deeze Afdeeling betrekken zou , zo wel als het Tandwortel , deswegen

dus

De Bolwortel,

dl

(*) MaTrH, Vlo vs. 28» 39e

DER BotervanNtTEN 3 ‘Jus genaamd; reeds befchreeven zyn. Ik breng Vs hier , veeleer ook de zodanigen t’huis, wicr Afpaak GEL} Wortel knobbelig is en de Bloem Lelieachtig , oord. gelyk de ris, Asphodelus en-anderen$ zo wel STUKe als fommigen, die alleenlyk Vezelige Wortels hebben , wanneer de Bloem dezelven hier toe fchyne te een sgclyk de vermaarde Toure MEFORT ook zodanigen tot KL Lelieachtige Dieren heef: Erekendte beleid : Eene gigenteap welke de Planten vandeeze. enke'de myne Afdeeling allermeest verbindt ; is dat zy des of. an door het opfchieten uit den Wortel van byna Scheuter, alle de reeds befchreevene verfchillen. ’t Is iedereen bekend’, dat de Hvyacinthen ; Tulpen; Crocusjes enze wiet den Bol een fpitfe Scheut maaken, die zig allengs verheffende de Stengel. of Bloemfteel wordt, Andere Planten geeven twee Zaadblaadjes uit, welke zig aanftonids ván- één fpreiden , gelyk men dit duidelyk in de Erwten Boonen en andere--Haautvgewasfen ziet. Ik heb daar van voorheen omftandig ge= {proken , en het verfchil tusfchen de Zaâdblaadjes en Zaadkwabben aangetoond (*). De onder: Scheiding der Planten , in dit opzigt ; is war. zo veel gewigt, dat daar op het geheele Kruid: kundige Samenftel van der beroemden Hoog- leer A: vaN RoyEN rust (4). Ook heeft Onze Ridder daar van den grondflag gemaakt zynef

c) Zie 1. Deters, I. STUK, ee 114 120 (T) Zie 't Zelfde , blade. 1995 3

2

Il. D&EL, XII, STUK.

4 DE EIGENSCHAPPEN

_zyner Natuurlyke Meshode, welke ik grooten= af deels, in deeze myne befchryving der Planten volgens zyn zo beroemd Samenftel der Kruid kunde, gevolgd heb (*).

Die enkelde Zaadblaadjes nu, uit hoofde van welken deeze Planten Monocotyledones geheten worden , hebben alleen!yk plaats in de Palme, Lilia en Gramina van gedagten Leidfen Hoog- leeraar , en nd Semanal A0% ir Aai toe

zelven hadt gezegde Hoogleeraar Planten, zeer weinig naar dezelven gelykende alleenlyk om dat zy ook zekere Bloem- of Vrugtfcheede (Spatha) hebben, of wel flegts wegens de manier

en de veelerley Gember- of dergelyke Planten , maar ook de verfchillende Geflagten vân Kalfs- „Sp ‚Slang len anderen reeds befct buiten en behalve de Drieman- nigen, be: Gladsels: , Sifyrinchium , Jxia , Kyris en negen Geflagten van Planten , tot de

(*) Zie II, Daets Ie, STUK, blade, 235 , enz,

DER BOLPLANTE N, 5 de Manwyvigen behoorende ‚waar vandeOrchis Ve en dergelyken de voornaamften zyn. Deeze ÂFP laatften heb ik, benevenspog.eenige weinigen , Hoorns die naverwant hióten te zyn met onze Af-STUKa deeling, hier thuis gebragt.

De Lyst is voorheen gegeven (*): en uit dezelve blykt, dat van my hier zullen befchreeven worden byna alle de genen, welke in de zeven Natuurlyke Rangen van OrchideesEnfate , Tripetalodee , Denudata Spathacea, Coronarie

_en Liliacee, door den Ridder vervat waren (t). Ook komen ’er de meefte Lilia in, van den Heer vaN RoyEN,en byna alle die der Klasfe van Lelieachtige Planten by TouRNEFOR Te Des myne Afdeeling, in deezen ‚aan de ber naaming taamelyk voldoet.

Ik moet alleenlyk nog iets zeggen , ten opzigt Pe De van van de Wortelen en Bloemen: Bolplanten heeten °° de meeften, wegens den Bol, die, als gezegd is, het jonge Plantje , Scheutje of Kiempje in- fluit. Dewyl men in de Erwten-en Boonen niet alleen, maar ook in allerley Zaaden , het toe- komftig Gewas reeds in ’c klein, of als in mi- niatuur , en in de Knoppen der Boomen zelfs de Bloemen , ja de Meelknopjes- door Mi- kroskoop ontdekt Wize ’t piet te verwonde.

ren ,

() Zie” t voorg. XL. Stux, blads. 422.

Ct) Zie Il. D, I. SruK , bladz. 177 = 129,

(1) Vid. Ob/erw. Microscopigues du Baron DE GLEICHEN .

Meur. 1270 , Fol, Seût. VI, da Germe & pag. 12e Tab, IX» E, KI, Xi A 3

IL. DEEL, XII, STUKe

y.

& De EIGENSCHAPPEN,

‚ren, dat men van ouds reeds in de Bollen een,

zn a fchets vernomen hebbe van de Blöemplant, daat. Hoorn: in verholen. De ontwikkeling van dat Kiempje

STUK,

en Vezelachtig , in anderen

vereifcht vogtigheid, welke de Bol in ’t eerst doorgaans, genoeg in zig befluit , om eene. Scheut te maaken ; gelyk men dit’ Winters in de Tulp- en Hyacinthen - Bolleh en anderen, waarneemt. Ja fommigen, gelyk de Colchte, cums, maaken buiten den Grond zelfs Bloem 3 doch anderen hebben daar toe het behulp der Wortelen noodig > EAA Eenigen zeer dun kort

> lang en feprig zyn. Van dit laatfte geeven de Hydeinthen. ons een voorbeeld; waar uit tevens blykc, dat die Wortels zekerlyk influrperde Werktuigen

zyn, gelyk de Wortels van andere Planten (*),

De Bloembollen, voor ’t. overige, zyn van.

_sveelerley figuur. Men vindeze byaa Klootrond:,

gelyk in de Hyacinthen ;’van’bovén, zo wel als van onderen placachtig , gelyk in de Impe- riaal of. Keizers-Kroonen; langwerpig en van boven {pits , gelyk in de Tulpen en anderen

Sommigen beftaan als uit twee Bolletjes Böven elkander , gelyk in de Crocusfef , Öf-uit twee halfronde wederzyds , waar t schen de Sten-

Ens en gelyk in de zogenaamde Kievits

Ook vindt men ‘er, die naar cen, Hondt gelyken, in de Pintsan dien. naam. Meestal.

…*) zie myn, Jl. DEELS, Ie STUK van deeze Natuurlyhp. Hiflorie » bladz. 19, ;

DER BOLPLANTEN 7

Meestal zynze met een byzonder Vlies, van Vi, verfchillende Kleur , paarfch , roodachtig of oe geel , en ook wel graauw , bekleed ; doch Hoorn. fomtyds naakt, als in de Leliën, enz. STUK.

De Bloem deezer Planten is, in ’t algemeen; Lelies Lelieachtig „dat is,zo Tourneron T dezelve Seen gea , s ef uit zes, zelden drie Bloem- sb laadjes beftaande, of zesdeelig ingefneeden.

Haar is: eigen , dat de ; k > Overgaa tot een Vrugt of Zaadhuisje altoos ss in drie hokjes of Celletjes verdeeld. Zodanig ‚> zyn de Bloemen der Tulpen, Hyacintbien ;, N Afodillen „enz. die Lelieachtig genoemd s, Worden ;-nict alleen , omdat ‘het grootfte deel derzelven eenigermaate naar de Leliën ge- s> lyke, maar ook om dat zy altoos een drie sy hokkige Vrugt. ; gelyk de Leliën, paie se ten (*)”

Myne Afdeeling ‘begrypt vooreerst de zódiee nigen uit de Klasfe der Driemannigen , waar van negen Geflagten: ten twéeden uit de Klasf der Zesmannigen waar van de meefte en meer dan “dertig Geflagten + ten derden , behalve bet Standelkruid en detgelyken, uit de Man= wyvigen van de Twincigfte, nog drie uit an- dere Klasfen. en dus elf: * welk voor deeze Afdeeling, in”t-geheel , met de bykomende en ingevoegde, by de zestig, Geflagsen maäkt, eed ik nu gaabefchryven.

„HK. HOOF De:

(*) Tournr, Int. Rei Herb. p. 3430

4 IT. DEEL, Xil, STUK,

B ArDEEL. a; Se

_ Hoorp-

STUK

* ORIEMANNIGE LELLI!

i. HOOFDSTUK.

Befchryving van de DRIEMANNiGE Leurs OF BOLPLANTEN, datis, die drie Meel. _draadjes hebben; gelijk de Geflagten van Crocus, „Äxia, Gladiolus, Antholyza, Iris, Commelie Dag CNZe j je een hoefd weinig breeken„-om de be- paamingen van deeze Bloemplanten te ver. duitfchen, Men kent dezelven , meestal, in * algemeen , door geheel Europa, * zy zonder of met eenige. verandering van Tongval, by de Latyníche of Griekfche Kruidkenners naa- men; gelyk in byzonder blykt in het hier. eerst voorkomende Geflagt naamelyk -

Crocus.

De Kenmerken zyn, een Bloem , die zig als zesbladig voordoet , doch alleenlyk een Trechtertje is , in zes deelen gefneeden »opgeregt gaapende. Het Vrugtbeginzel, daar beneden, in een eenbladig Scheedje vervat , heeft een Styl, zo lang als de drie Meeldraadjes, en deeze Styl verdeelt zig in drie lange omge. boogene Stempels.

Tot

oF BorLrPrAN TEN 9

Tot deeze bepaaling behoort dat Plantje, Vs welk de gewoone Saffraan uitlevert. Hetzelve ma maakt de eenigfte Soort uit , waar toe de ZO8E- Hoorpd paamde Crocusjes onzer Bloemtuinen als Ver- STUK, fcheidenheden zyn thuis gebragt (1). Men en onderfcheidtze by den naam van Herfst - Crocus ; Sacha. om dat de andere Voorjaars- Bloemen zyn, en en geeft ‘er den bynaam aan, als een Plant zynde, die geteeld wordt, niet alleen in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, in Griekenland en Italie ; maar ook in Switzerland , in Ooftenryk en zelfs in Groot Brittannie, De Ridder ftelt- haare Natuurlyke Groeiplaats in Thracie, op Rotfen in Portugal en de Pyreneen. Daar, immers; groeit een Wilde of Berg- Crocus, die de Bloem van de Tamme , doch bleeker heeft, zo Crusrus aantekent,

Men plant de Saffraan by geheele Akkeren uit jonge Bolletjes voort , niet uit Zaad ,

R Ax aanmerkt: desde bynaam, van C. sis. HiNus ontleend, weinig ftrookt. Evenwel kan zulks goed gemaakt worden , dewyl men

die

a) oei Spathà univalvi Radicali , Corolla Tubo lon- gisimo. Sy. Nat. Xr. Gen. Rie Weg, XII. p‚ 25. Crocus Flore an impofto Tube longis6mo. KR. Jagd. 41,

pse 15. Mat. Med, 27. H. Cliff. 18. &. Crocus Aus tumnalis Een Moris. Fijt, II. p. 335. S. 4- T. 2, fee Crocus fätivus. C, B. Pin, 65. Dop, Pempt, 213, LCB. Je. 137. B, Crocus Vernus latifolius, I= Xi. 85 I= VI. C, Be Pin. 65,66. Dop. Pempt. 214, 255, LOBe Jee 139; 140.

ke DEEL. XII, STUK.

Ke) D RIEMANNIGE LELIE:

die Bolleties, "als zaaijende, op de Akkers of in de Tuinen ftrooit of plant (*). Om ’% vier« de Jaar, zegt TABERNEMONT, graaft men in ’t Voorjaar de Wortels uit, en vindt dan by jeder vyf of zes jonge Bolletjes; die men in de Schaduw droogt en tegen den Herfst weder in

de Aarde fteekt, Men achtte de Saffraan, die

by Weenen in Ooftenryk’ gereeld wordt, niet minder dan de gene, die „in lealie groeide > volgens MATTHiOLUs; doch de gene, die wy gebruiken, komt Es uie Vrankryk, alwaar zy meest valt om Eyons, als ook in Languedok en Pibienee Niettemin wordt zy in Engeland ook uitmuntende geteeld, en zo menigvuldig , dat zeker Diftrikt, in Graaffchap Esfex, deswegen den naam van Saffron-Walden , dat is Saffraanwoud, voert. Hier dient dit Gewas, als ware , tot bereie ding van het Aardryk voor- Koorn : want de Grond is ’er zo vrugtbaar, dat dezelve, na een driejaarigen. teelt van Saffraan, agttien of twintig Jaaren lang , zonder Mesten, zeer goede Gerst voortbrengt (J).

Volgens de befchryving van den grooteu

D sere Kruidkenner RAY, heeft de Saffraan een Bol-

worteltje , van grootte alseen Hazel-of Walnoot, met een gryzen of Afchgraauwen Bast van buiten

(*) Seritur Radicis Bulbo, Prim. Seritur autem depofitis Radicum Bulbis. RAY

Ct) Zie de derma van Groet « Brittannie : Tegen Staat: Il, D

or BOrPEANTEN Hr

‘bekleed en van onderen gehaaïird met veele, Ve Vezelen. De Bladen , vyf of agt in gecal, rra: zyn van een Handbreed tot een Span lang ;Hoorpe zeer fial en geftreept. Daar tusfchen fchiecSTUK« in de Herfst een kort Stengetje, met ééne Bloem , die als uic zes roodachtig paarfch’ blaauwe Blaadjes beftaat , in wier midden zig zes Draadjes vertoonen; drie regtopftaande met geele Meelknopjes , de drie overigen een weinig langer dan de Bloemblaadjes, zo datze buiten” de geffootene Bloem reeds een weinig uitfteeken en als dezelve open is ter zyden uit hangen. Peeze haarften zyn van boven breeder dan om laag , met byna onzigtbaare Tandjesop zyde , Oranje- of Vuurkleurig uie den geelen rood ‚en maaken ingezameld, een weinig gedroogd. zyn- de , de Saffraan der Winkelen uit. Deeze Drogery, wier fterk afverwende geele Kleur, Geur en Smaak, ten overvloede bekend is, bezwaart , in groote veelheid gebruikrzynde , ge Hoofd en doet flaapen , doch by weinig tevens in een trekzel van Thee genomen, wekt zy de Geeften op en doet dikwils de Hoofd- pyn of bedwelmdheid overgaan. De Ouden de veel gebruik te maaken van Saffraan- en Saff Jaatende de Saffraan zelf in opent” byeenkomften ftrooïjen, tot ver- frisfchinge. Men echtze in de Geneeskunde Zweetdryvende, Hartfterkende , Windbreeken- de en tegen verfcheide, zo Borst- als Hoofd- kwaalen, dienftig. Haare Pynftillende kragt is dikwils

MN. DEEL. XII. STUKe

12 DRIEMANNIGE LELIE

V, dikwils waargenomen,en ten.dien einde word AFDEELe zy, zo wel als tot rypmaaking van Gezwellen , Hoorp. Onder Pappen gemengd, of op zig zelve, met STUK. Wynof Water, tegen de Pynen der Kraam:

vrouwen op het Lyf gelegd; terwyl zy tevens den Brand verzagt en de inwendige Rotting, wederftaat, Men heeftze ook ter -bevorde= rtinge van den arbeid in een moeielyke Kraam , met gewenfcht gevolg ingegeven. In de Geel- zugt is zy van fommigen gepreezen en‚ om de Kinderpokjes te doen uitzetten, wordt zy diks

wils van het Gemeen gebruike. DeTuin” By verfcheide Steden in Switzerland teelt Grocuslen. men de Saffraan ook, volgens den vermaarden HALLER , die aanmerkt, dat zy de Bloem veel grooter dan de gewoone Crocusfen , en den Styl veel langer gehoornd heeft, ook veel aangenaamer zynde van Reuk. Deeze , die een voornaam Sieraad van onze Bloemtuinen, in’g vroege Voorjaar, uitleveren, komen, in ’twile de, op verfcheide plaatfen van Europa voor. * By Kadix, in Spanje vondt Crus 1us dezelven op lugtige Heuvels in January en February bloeijende, De Heer Har Len hadtze op de. Switzerfche Gebergten , daar men zelden zo vroeg reist, in verfcheide Togten niet gevone den, tot dat zy hem voorkwamen in een {pon- gieuze geelachtige Grond, van welke maar weinige Dagen te vooren de Sneeuw was af= gefimolten. De Kleur was gemeenlyk wit, van boven en van onderen Violet , doch buiten- dien

or BOrPLANTE Ne Î5

dien waren ‘er ontelbaare Verfcheidenheden ,_ Ve wat kleiner van Bloem dan in de Crocusfen Arns onzer Tuinen , welken hy allen „op ° voor- goorps beeld van onzen Ridder , famenvoegde ().STUKe De Geele, met groenachtige Streepjes, wordt

ook op de Alpen gevonden, en van deeze te-

kent Bauminus zes, van die met andere Bloemen elf Verfcheidenheden- aan naamelyk

Crocusfen die niet geel zjn.

r. Meteen paarfch bonte Bloem , gemeenlyk zes- , doch ook fomtyds agtbladig:

2, Met een groote paarfche Bloem,

3, Met een witte Bloem, die paarfchachtige A- deren of zelfs de punten paarfchachtig heeft of zwarte Streepen.

4. Met wit bonte Bloemen,

s. Met Bloemen die uitden paarfchen Violet zyn , op verfcheide manieren gemengeld , fomtyds met blaauw of ook met een weinig geel.

6. Met gevulde of dubbelde Bleemen.

7. Met meer dan ééne Bloem op ieder Steeltje , en wel paarfch-Violet met witte of wit met blaauWwachtige Streepens

8. Met kleinere wit bonte-Bloemen:-_

9. Met kleinere paarfchachtige Bloemen,

zo. Met Afchgraauwachtige Bloemen.

zr. Mec Colombyne dubbelde Bloemen.

eld (*) Omnes quotquot funt Helvetie cives, in Alpibus lec- ôs Crocos, in unum unio Vernum latifolium. Autorem ha- beo, quem ubique maximi facio, LINNEUMe Jt. Helvet, 11. Pp 254 De DEEL, Xie STUKe

14 DrieMmanNiece Lettie Crocusfen die geelachtig «yn.

f. Met geheel geele Bloeien, hooger of blèeker ; en óok dubbeld: à. Met Goud * geele.. 3. Met bleek geele Bloemen. 4. Met geel bonte, Met Goud-geele gefttäälde of gëftreepte, en 6. Met dubbeide geel bonte Bloemen;

_ _Behalven de gewoöne Crociús heeft de Heer Ne L. BURMANN US,onder de Kaapfe Plan:cn ,

opgetekend die, welke door den Heer Mirrer

is afgebeeld, onder den naam van Bulbocodium ; hebbende geele of Violette Bloemen; als cok

‚een Driebloemige Crocus. Deeze heeft de Bloe:

men eens zo klein als de gewoone en door- gaans drie op een Steeltje ; de Bladen Haaîr- achtig dui: de Bloemen zyn ook geel of Vio- let (f). De eerstgemelde is door Linnaeus tot de tweede Soort van Ixia bettokken, IxraA

_ Welk Geflagt de Wortels geheel vaù eene Vleezige zelfftandigheid en Bolachtig , doch veelal niet zo regelmaatig rond , dikwils naár Aardomeglien gelykende, en ook wel Schubbig heeft, in de meeste Planten, hief toe be= Hotende welke van Kaapfe afkomst zyn.

De

CI) Prodr. Fl, Capenfis. p‚ 2

or BOLPLAN TEN ; A5

De Kenmerken, die hetzelve onderfcheiden, Ve zyn een zesbladige , gaapende Bloem met ge- erk iyke Blaadjes ; waar in, behalve de drie Hoorpe: Meeldraadjes , drie byna opgeregt uitgebreide $TUKs Stempels vervat zyn.

Hier van komen de volgende Soorten , thans in deeze orde geplaatst, voor.

(1) Ixia met de Steng Eenbloemig ongebla: LA zik

derd , zeer kort, Rofia.

Roosach Deeze , welke door den Leidfen Hoogleeraar tige: D. vAN Roven; is waargenotnen , zou naast overcenkomftig fchynen met de Afbeelding en befchryving van den fchranderen MarrEr, door wien gezegd wordt, dat het Bloemfteeltje naakt is. Dus kan dezelve dan niet tot de be. paaling der volgende Soort , waar zy ook t'huis gebragt is, behooren. M rr LER merkt teregt aan , dat zy van de Crocusfen verfchille, De Stempels zyn als in de volgende. _ Mooglyk heeft de Roozekleurigheid der Bloemen aan= leiding gegeven tot den bynaam. Uit Zaad van de Kaap was in Engeland gefprooten.

(2) Íxia mer ven zeer korse eenbloemige Steng , ze

‚hoekige Stengbladen en _zesdubbelde Stem- "Tien. 5

pels. Europifche, Som:

(1) Ixia Scapo unifloro aphyllo brevisfimo. Sf. Nat. XII. Gen. 56, Veg. XIII, p‚ 75. Bulbocodiam, MiLLe Ie, 160. T, 240.

(e) Ixia Scapo unifioro brevisfimo , Fol, angulatis rs

u, DEEL. XII. STUK.

Vv. ÄFDEELe II.

16 DRIEMANNIEGE LEL

Sommigen hebben dit Plancje, dat op de Ge. bergten der Zuidelyke deelen van Europa groeit ,

Hoorp: onder de Crocusjes geteld; gelyk het by Crv-

STUK,

s1us voorkomt met den naam van Smalbladige Voorjaars-Croeus. By den Heer A. van Royen was hect de tweede Soort van dat Geflagt, en werdt door het korte Bloempypje onderfchei- den. BauuinNusnoemdehet,met Cor uM- Nas Sifyrinchium,dat fmalbladig is en kleiner, met een groote bonte Bloem, ToURNEFoORT eindelyk , heeft ‘er den naam aan gegeven van Bulbocodium dien de Ridder hier tot een bid naam gebruikt.

Het is, volgens dien Kruidkenner , een Plantje met Grasachtige Bladen en een groote witte ; Lelieachtige Bloem , ín zesfen gedeeld en aan den bodem geel „, wier Stamper een langwerpige Vrugt wordt (f), in drie hokjes verdeeld „die ieder een rond Zaadje bevatten. CorLuMmMNa befchryft het dus.

Er Wy

nis , Stigmatibus i Bulbocodium Pedunculis nu= dis unifloris, Fol. Subul. longisfimis, MILL, Ze. 240. Cros i Flore

Vernus angu(tifolias guartus, Crus, Hi, it. 1. Pp. 208. Crocus Vernas minor tectius. Hisp. p. 261. Sifyrinchium minus an- C. B. Pin, 41, Sifyr. Ass

vebntenss Gak Ecphr. Ile p. 5. T. 7. f. 1. Bulbocodium Crocifolium &c, TOURN. Cor. 59.

(T) Dus is ’t dân vienilrinale van Millers Bulbocediams ; , % welk hee Vrugtbeginzel zo blykbaar onder de Bloem heeft verfchillende.

PLAAT EXEViL,

B'OLPLANTEN- sr xy

Wy hebben deeze Soort , die met. de

» dtufte laauwheid. der Lugt uitfpruit, in de para:

Maand January bloeijende gevonden in ’t Hoospd 6 Kafteel Aspra weleer Casperies genaamd, STUE« in t Sabieefche, Uit edn Bolletje, dat vry groot is» fchiet zy vier Blaadjes die gefleufd „> Zyn, maar byna Biezig {mal De Bloem s, als die der Saffraan in figuur en reuk, groot naar het Plantje gerekend , is noet :

„, kleiner dan der gewoone Crocus, wit, foms „, tyds met paarfche punten en altoós aan den „, bodem geel. Drie Meeldraadjes zitten ’cr » in, met dikke langwerpige geele Knopjes en „eenen witachtigen Styl in midden die zig » boven ‘in zes langwerpige Slippen verdeelt. Ook is de Bloem veranderlyk van Kleur” LinN&us zegt dat het Kaffige Scheedjes heeft van langte byda als de Bloem, welke blaauw is met een geelen bodem.

3) Ixia met de Steng eenbloemig de Bolk en Degenvarmig en de Srheede fr rappig. Ixia

Deeze en de volgende zyn Afrikaanfch of mige van de Kaap der Goede Hope afkomftig. Een geftreept gefcheurd Bloemfcheedje hadt dezelve en de Bloem was Violet met een zeer kort Pypje. Gedagte Hoogleeraar , D, vaN Roven,

, heeft

(3) Ixia Scapo unifloro, Fol. Enfiformibus Spathâ lacerâ,

Mant. 27, Ixia Fol, Gladiatis glabris, Canle unifloro, Mutz, Dil, 158. Te 237. £. 3

U, DEEL, XII, SWE.

1 DRrEtRaARENrer LererLurr-

V._ heeft dezelve aan den Ridder opgegeven. Zy Ernaer. is ook door Marrer afgebeeld , die aans Hoorpe merkt , dat de Bladen vyf of zes Duim, de 5TUEe Bloemfteelen vier Duim lang waren. Ik heb een

Eenbloemige , die de Bloemfteel rond en dun , byna

even zo lang als de Bladen heeft’, welke Grass

achtig fmal zyn, tien Duimen lang 3; de Bloemen

geel van Kleur: dus van deeze drie verfchillende, miv. __ (4) Ixia met getuilde gefleelde Bloemen en een sombafe,— Pweefnydigen Bloe

raar Volgens den Ridder is dit een Plantje van

Fe geen Handbreed hoog, dat de Bloemen blaauw; "W getuild, met tweekleppige Kelken heeft. Zy wordt befchreeven , als de Stengel een half Voet hoog hebbende, plat, tweefnydende , om Taag met een Vliezige Scheede , in ’t midden een of twee Degenvormige Blaadjes, die op- ftaan en geribd zyn, met den eenen rand om- bee: » korter-dan de Steng. Het Tuiltje, aan ’t end, uit meest tweebloemige Steeltjes beft De Bloemen hebben haar eigene, Evronde , tweebladige , overbly vende Scheed- jes, en zy zyn blaauw, De Heer N. L. Bur- MANNUSs metkt aan , dat in deeze Soort aan- merkelyke Verfcheidenheden voorkomen die men voornaamelyk van de medefoorten ondere feheiden kan, door en tweeklep: pis (4) Ixia Flor. Corymbofis pedunculatis , Caule ep ze

Am, Acad, IV, p. 3eo, BURMe Fl Cap‚ Pradr,

or BorrLANTEN. 18

pige. Scheedjes , welke ongelyk zyn , ende

„Bloem , zegt zyn Ed., is in allen paarfch-

achtig, Bkzer Met de voorgaande befchryving komt nage- “TUe,

noeg, dat Kaapfche Plantje , uit myre Verza-

meling overeen , ’t welk hier nevens in Fig.

I, PLAAT LX XVII is afgebeeld, Ik voeg

> en EL.

is bekleed ; dat de Meeldrandies langwerpige Meelknopjes hebben en dat de Styl korter is ; ftomp driedeelig of met drie Stempels. Ik vind de Kelkswyze Scheedeblaadjes niet onge- lyk. ’t Geopende Blommetje vergroot, by 4, wyst duidelyk de deelen der. Vrugtmaakinge aan.

C5) Ixia met honfdjes - Bloemen en rappige v: Bloemfcheeden. afreckh

Afrikaan:®s ‚De oudst bekende is deeze van dit Gefiact, als zyade allereerst en eenig , door den beroem- den Ridder, onder den naam van Zria in de Cliffortfe Tuin voorgefteld en dus befchreeven, De Wortel is Vleezig , langwerpig , met Veze- ler. _ Wortelbladen heeft zy menigvuldig, Ei biaal- Degenvormig „een Span lang,glad: veele enkelde pan van een vans Bladen aan ie B

(5) !zia Flor, Capitatis, Spathis laceris. Ixia. H. Cin. 490. R. Luzdh, 20, Ixia Fols &c. Flor. ac Frau Pappo convolutis. BuRM. Afr, 191. T. 7o, Ff. 2. Gram. Eriophorum Aftics- Capite Lanato. PLUK. Afani, 98. wils, 179 Te 299. f, 5. DURM, FJ, Cap. Prodr, p. 1.

> IL. DEEL, XII, STUK,

eo DrRrEMAN NNIGE LEL IE-

dezelven overhoeks , weinig in getal, naar de ii Wertelbladen “gelykende , omvattende , wier el fcherpte naar de Stengel ziet, en de bovenfte STUK, , “Bladfcheeden zyn aan den rand grys, haairig, Tappig geevende eenzaame Bloemtfteeltjes uit, met Bloemen , in ven gryze sie? vere ‘gaard,

Onder anderen zou hier bet Afrikaanfe Wols legras met gewolde Hoofdjes, vaa PLUKENET) volgens hem them, te beerekken zyn; doch die ver “fchi't, in de Afbeclate ie grootelyks van die, welke de oude Heer BuRMANNUS, onder de „Afrikaanfe ‘Planten , gegeven heeft van dit

“_Plántje, waar toe ook de andere onvolkomene van PLUKENET , onder den naam van klein Ethiopijch Sifynrichium , dat niet Takkig is, met geplooide en geribde gladde Bladen, door zyn Ed, is betrokken (*). Zyn Ed, mdk aan , dat tusfchen de Schubben der Bloemhoofd- jes die met Wol gevuld zyn, veele zesbladi- ge Roosachtige -Bloempjes voortkomen , de Blaadjes plat langwerpig en gelyk hebbende, blaauw van Kleur, die verwelkende zig fa- menvoegen en een Eyrond driekantig Zaad- huisje bewatten , dat driehokkig is, met een enkeld rondachtig Zaad in ieder meer

(6) Ixia

(*) sifyarichtum Zthiops &c, PLUK, Alm, 347 T, 1% Fig. 7e Niet Ee 15e f; 7eÌ

or BOLPLANTEN, 21

6) Ixia met Degenvormige, Bladen, een ger gagfelde Bloempluim en gefteelde Bloemen,

Uit Oostindie komt deeze; die in China als ieon

een byzonder fieraad der Bloemhoven nage-

Ati

eri

vr.

kouden wordt. Zy heeft, gelyk de anderen, ! Zord Chin een Bolwortel die overblyft en jaarlyks deeze” Chinee- Bloemen uitlevert, welke van de fiaayften zynên°.

in dit Geflagt. De Afbeelding van EHRET, door den vermaarden TRE w uitgegeven , toont, met haare Kleuren, zulksaan, Ook wordt deeze Bloemplant , als iets raars , in de Europifche Kruidtuinen gekoetterd , en in’ Franfch genoemd la Bermudienne , naar den Latynfchen naam Berinudiana, welke door TourRNEFoORT aan een Geflage gegeven was, wegens een Planc van de Bermudifche Eilanden , die ‘er in ge- Îtalte eenigszins naar gelykt,

es fchrandere Tekenaar EureTrT hadt de

fbeelding overgezonden onder den naam van Nn rikaon fen Sifyrinchium met Iris - Bladen 3 doch dit was in twee opzigten mis; alzo zy tot het Sifyrinchium niet hehaort en wii afkom- 6 fig (6) Ixia Fel Enfiformibus, Paniculâ ie Flor. pedunculatis. “$y/?, Nat. Vig ;Xlil. Ixia Fol, ne Fior. vemotiss H. Ups. 16. Sp. Plante 3e "SfS 9, AN Alonsp. 25. TREwW. Ebret, 23. T. 52. Betmudiaaa: lice Carnafà , Flor. mischtack &c. AE. Perrop. Xl, p. 303. T. 7. Becmu- diâna Irid. Fol. majori, Floie Croceo eleganter puuctato, KRAus. Hort. 25, T, 25. Balemcanda Schularmani. A, Mal, Fiep a Te 37e B3

EL, DEEL, XII, STUK,

yv. Arr en a D- STUKe

RALS

22 Darsmäniiet HET

ftig is uit Afrika. Aan de Kust van Malabar fchynt zy zeer veel grooter dan by ops te vallen , wordende de hoogte aldaar op eers Maps langte gerekend, De Bladen omvatten de Steng en hebben een aanmerkeiyke breedte : zy zyn met veel Ribben overlangs voorzienen loopen puntig uit. De Bloemen komen fomtyds, geeler, fomtyds rooder voor en van aanmerke- lyke grootte 3 altoos met donker-roode of Bloedkleurige Stippen en Vlakken getekend. De Styl , die een driedeeligen er heeft, wykt van de Meeldraadjes af. De Vrugt is een’ driekantig , driehokkig Zaadje, dat j in ieder holligheid verfcheide glinfterend zwarte rond- achtige Zaadjes bevat,

(7) Ixia met Liniaale Bladen , in de Oxelen Boldraagende , overhoekfe Bloemen en zy deling fe Meeldraadjes.

Door de byzonderheid, van Bolletjes in ce Oxelen te draagen , munt deeze uit. welke , gelyk de volgende, aan de Kaap der Goede Hope huisvest. Zy heeft Grasachtige of fmal Degenvormige Bladen die opftaan , met een verhevene zydftreep. De Stengel is een Voet lang ‚rond , met twee of drie Bladen overe hoeks, wrelk ieder; in de holte aan de Stengel , een Klein Bolletje bevatten, Aan den top der-

zelve

(7) Ixia Fol. Linearibus, Axillis Bulbifcris 8e, Am. Acad, IV. Pe 30% Milke Jep 158, Te 2360 5, an

or BoOorPLANTEN 23

zelve komen twee of drie Bloemen , over.

hoeks , ver van elkander ongefteeld, in en- Arrzens kelde , tweebladige, rappige Scheedjes vervat. Hoorn- De Bloem is Klokvormig bleek met een geelen$TUKs bodem in zesfen gedeeld , en voorts met de

deelen der Vrugtmaaking als in de andere Soor-

ten. De Wortelbolletjes zyn zo rond en effen

niet, alsin deeerfte,

(8) Ixia met TLiniaale Bladen en eens | bis weelbloemige Bloemtros, ee fi

De Bloemen van deeze zyn witachtig, aan den bodem geel, van buiten Violetachtig , zeer vecl in getal en dus te famen als een Tros uitmaakende. De Bladen zyn glad. Het Bloem ftengetje, een Voet lang, is rond, van Bloem tot Bloem een weinig geboogen , en dikwils ook een Takje uitgeevende, Dit ftrookt zeer weinig met de aangehaalde van Miurer, die daar niets van meldt. De Hoogleeraar N. __L. BurMANNus acht het eêne Verfcheiden- heid te zyn van de Geboogene Ixia van den Heer pe La RocHe, die de Bloemfteng, daar de Aair begint, dikwils tot eenen byna regten hoek , of in den ens gelyk men ’%

noemt ,

(8) Ixia Fol, Lineaubus , Racemo flexuofo multifloro, Ixia Foliis: Linearibus Flore fpicatis fesGlibus. Makt. Zeo 16e fe 2? BURM, FJ, Cap. Prodr, te

B4

U, DEEL, XIf. STUK.

24 DRIEMANNIGE LELIE

poemt , omgeboogen heeft en van de Witte, Ii, ° welke ik nergens aangetekend vind C.

rd (9) Ixia met Liniaale Bladen die heide

IX, Zairen aan de Steng heeft, Jxia poly- nn _ De Bloemen van deeze zyn wit, zegt de

Aärige. Ridder, met Violette Meeldraadjes en Stams pers. Tusfchen den driedeeligen Styl regten

zig de Meeldraadjes op , als of dezelven binnen

de Stemipels waren, De Bladen zyn fmalen glad. Behalve de endelingfe Aairen komen verfcheide anderen, overhoeks, aan bet Stengetje- voor.

De Heer BURMANNUs merkt aan, dat de

Stengel in deeze Soort drie Voeten lang is, draagende dikwils de Bloemen over ééne zyde , wit en violet, wier Blaadjes aan den bodem

een zwartachtig paarfche Vlak hebben. Volgens LinNmus zyn de Bloemblaadjes wit cn met Stippen Befprengd, BerGius, die ze Opftaande of Opgeregte noemt, zegt, „dat

Heke ss inflexk R ee tibe varittas vidstar ,

zegt zyn Ed.:Een Jxia alba vind ik nergens efchreevens maar zouden dáar-toe cok één of meer der Sifynrichia van CoOMMELYN; Hert. IT. Fig. 42,43, 44, behoosen kun-

nen, die aanmerkt, dat derzelver Bölletjes eerbaar en een verfnapering zyn voor de Hottentotten, ’t welk van de

er Ixiaas in ’t algemeen gezegd wordt,

a (9) Ixia Fol. Linearibus, Seapo Spicis pluribus. Ix'a Tu- bis Florum Capillaribus ereêtis, Spathis duplo longioribus.

BERG. Cap. s. Ixia Fol, Lineari - Lanceolatis, Flor. Alaribus

Dende

et terminalibus, MILE. Je, 155, f. 2, BURM, Fl Cap.

Prade.

Beter

Ebert ae ne

or BOLPLAN TENs TC s5

dat zy de Stengel een Voet of hooger en vs Takkig heeft van onderen met Bladen pe-Antn: kleed , de Takjes naakt: de Bladen een Span geoeps lang, treat; geribd, glad, aan ° end fpics , bysruxe == paaren geplaatst, de binnenften de Stengel digt omvattende. De Bloem-Aairen zyn Draad- achtig , met het Steeltje wat bogtig , veel in

getal, gevat ín tweekleppige » ftomp- »Eyronde, Vliezige , blyvende Kelken of Scheedjes, die het Vruügtbeginzel bekleeden. De Bloem is een- bladig, Trechterachtig , met ecn Cylindrifch, Draadachtig dun , green Pypje, aan den rand in zesfen gedeeld, met ftompe Slippen , langer dan het Pypie, Sneeuwwit. Drie Elsvormige Meeldraadjes; aan den Mond van Pypje ins geplant, half zo lang als de Bloem, hebben langwerpige opftaande, witachtige, Knopjes, Het Vrustbeginzel , dat Klootrond is, heeft een Draadachtigen Styl ‚met drie Elsvormige Stempels , blaauw” van Kleur, van langte a's de Meeldraadjes en zig als buiten dezelven vertoonende.

(zo) Ixia met Degenvormige sehen? ard Zn en een zeer lange air. eg

he Van deeze vind ik aangete gend ; taat Ktilige. Bolletje van den Wortel nederwaar ds Schub-, hdd big bekleed is, en dat zy de Bloemen blaauw . ee f

o

(10) Ixia Fol, Enfiformibus friatis, Spicâ elongatâ. Syf. Nat. XII, XU Bs

MI. DEEL, XII, STUKe

IL Hoorp- STUKe

36 DRIEMANNIGE LEL IE-

of Violet heeft» gelykende naar die van de

zogenaamde Gefternde Hyacinth (*), gemeen. Iyk blaauw van Kleur ‚in onze Bloemtuinen bee kend. Zy zyn atb geplaatst en van ele kander afftandig, hebbende geele Meelknopjes,

Zeer duidelyk fehynt tor deeze Soort dat Exemplaar te behooren , waar van de Afbeela ding, in Fig. 2, op Praar LXXVI[, gee geven wordt, Het heeft by my meer dan een Voet langte, De Steng is byna ronden Take kig met {malle geribde Bladen en lange Aairen , welken boven uie Bloemen, onder uic drichok- kige veelzaadige Vrugtjes beftaan; De Bloem= fcheedjes of Kelkjes zyn hier ook tweekleppig maar opgelyk het eene Klepje doorgaans met twee, het andere met drie of meer lange fpit{e punten, Deeze Scheedjes zyn Vliezig door- fchynende bleek 3 maar de Ribben , die de punten maaken , blaauw, Bleek paarfch: achtig fchynt de Kleur der Bloemen geweest te zyns die, klein en zesbladig , by b aanmer-

_kelyk vergroot-zyn. gesekend , waar doòr de

geele Tongachtige Meelknopjes met baar dunne

Draadjes aan den. voet der Bloemblaadjes inge- plant en de kortere Styl, die drie dunne om. gekromde Stempels heeft, zig vertoonen,

Ies (*) HFyrcinthus Stellaris. C‚ B, Pin. 46. Ornichogalum cos di

ruleum Byzantinum. TOURNE. dnf? 380, Scijla amana, LINNe Sh. Nat. eg. p440 A Pp. 27e 6

or BoOLPLANTE K.C 27

Car) Ixia met Degenvormige Bladen en over= V. k __hoekfe Bloemen , die aan den Voet donker zyn. err

Een yle-Aair met orgefteelde Bloemen wier looft à Blaadjes byna Lancetvormig. zyn , van binnen, Ee aan cen bodem zwartach:ig , de Meeldraad, „725% draadjes en Stampers geel; onderfcheide dee-Gerlakte. ze, die in geftalte naar de Boldraagende gelykt. Zy komt met Bloemen van verfchi lende Kleur en grootte voor, die aan korte, Vliezige , gebaarde Scheedjes kenbaar zyn , vol- gens-den Heer BURMANNUS, Het is een fierlyk Bloemgewas.- ik heb het droog met geele ‚groene en blaauwachtige Bloemen,

(12) Ixia met Degenvormige Bladen en over Elke hoekfe Bloemen , wier Blaadjes aan den Stan Voet Glazig gibenllerd zn. Rleurig.

De Ridder heeft , zo wel als de fchrandere Mi LLERUSscen Afbeelding gegeven ,eneene omftandige befchryving daar by gevoegd van deeze piet minder aanzienlyke Plant, wier Bloemen, zo zyn Ed, aanmerkt, nog og

Cr1) Ixia Fol, Enfiformibus , Flor. Elnng Ponts bie zis. Sp. Plant. 1664. sia Fol. Gladioli glabris, Flor.

gleboûs terminalibûs. Mir, Ze. T. 155. £. 1. Sifyrinchium majus African, Flore luteo, maculâ notato, OLDENL, Africe 32e _(s2) Ixia Fol. EnGform. Flor. alternis Peralis bafi hyalinis , Feneftrauis, Linn. Fase. 13, T. 7. Ixia planifolia , Cauc mu'tfloto, Mir. Je. 160. T. 239. f. a, Ixia Miller, BEHO, Gap, 8e Fxia Ieidifolia, Roca, Dif: p, 24.

Il, DEL, XII. STUR)

28 DRIEMANNEIGE LELIE

‘Va zynde byna, een Lantaarntje gelyken, „en _uit- Aant, gebreid-met eene. Saffraankleur praalen, M1r- Hoozp. LER Zegt, dat zy van ecne hoog Oranje of

STUK

Goudkleur zyn , zo fterk dat ’er het Oog, in de Zonnefchyn , op fchemert. Jammer. is dat zy nict meer dan twee Dagen duuren , {luis tende zig ook by ondergaan vande Zon. Het Bolletjé, dat platachtig rond is „legt tusfchen een Vezelig Opperhuidje, ’t welk ‘er niet aan gehecht is, dan daar her Worteltjes uitgeeft. Zodanige- Bolletjes heb ik van de Kaap ont-. vangen gehad, door hunne: platheid. ecnigszins paar de Braaknooten gelykende, Hier uit ko=

men van zes:tot agt Wortclbladen, die over-

endítaan , Degenvormig, geribd, zeer glad en fpits. Het bovenfte is klein en ros van Kleur, de Stengel omvattende, die de langte van een Voet heeft, rond en regt, aan ’t end met agt Bloemen getrost , welke voor ’t bloeijen een weinig knikken , niet grooter dan-der Narcisfen. Dikwils komen aan ieder Stengel twee Aaïren voor. Teder-Bloem heeft een Kelkfcheedje van twee Lancctvormige Blaadjes, die. aan *t end

driepuntig zyn met bruine Ribbetjes geaderd, naauwlyks langer dan het Pypje, *t welk geel is, zo wel als de gevenfterde of half doorzige tige Bloem voorgemeld, De Meeldraadjes „met hupne Koopjes hebben een derde der uitge=

ftrektheid van de Bloem, en zyn wit; zo wel als de Stamper, die eens zo lang is, en drie

omgekromde Stempels heeft , aan de bovenzy: ‚de

or BorePrrANTÉN, PT

de ruig; maar het Stuifmeel maaktze geel. De Vs: Hooglecraar BURMA NNUs heeft de Blocmen’ "pst: van deezs Soort, in eene Verfcheidenheid , Hoors dikwils witachtig waargenomen, vaar Klokjes STUKe gelykende, mert famengerokkene Nagels, aan de Glazige Vlakken kenbaar.

Zyn Ed, voegt by dit Geflagt , zo uit de keurige Verhandeling van den Geneeffctien Doke tor DE La Rocue (*), Re uit egen Waar- geeming , verfcheide niëuwe Soorten van Txiaas , welken Linneus niet heeft been gehad , hier nog te befchryven.

(13) Ixia met de Stengel geheel enkeld, de XLIL Bladen Lancetvormig ensen de: Bor Gr ee

men tweezydig. kan

Zodanig eene is deze Grootbloemige , niet minder fraay dan de naastvoorgaande , als gie Levie myne Exemplaaren van dezelvs blykt. Hier © , van heeft de fchrandere Miner een VAE beelding, welke gemelde Doktor niet hadt ge-

Zien en daar komen Verfcheidenheden van voor,

die, zo onze Hoogleeraar aanmerkt kenbaar

zyn aan de rappige doorfchynende Bloemfcheed-

jes. met Franje gem: Ik geef daat” van ri sen A ä

) Disfert. agra » fitens eene ‘Plant. alie quot novarmm: D. DE LA RocHx Geneveníis, Zugd, Bat,

er * bloemigea

(13) Ixia Caule fimplicisfimo , Fol. Lancealasa Linearie bus, Flor. diftichis, RocrE Disf p. 23. MILL, Je, Te 237. N. 1, Bua, Fl. Cap‚ Prodr.

Els DEEL, Xl, STUERS

30 DarreMinNrièr Lettt-

tn. KR

Vv. Afbeelding in Fig. 3,0p PLAAT LXXVII; Ap sn waar uit riet alleen de ongemeene fierlykheid a al van deeze Ixia, maar ook haar verfchil vande STUK. anderen blykt. De Bladen, allen uit den Wor-

tel voortkomende, zyn Landetvormig Liniaal,

korter dan de Stengel ‚die omtrent de langte- van

een Voet heeft , zynde by ieder Bloem zeer Ì

fterk geboogen. De Bloemfcheedjes of Kelken

zyn hier ook tweekleppig op zyde rappig en

met zeer lange punten, Seen, bont van Kleur,

gebaard , doorfehynende, van langte byna als

het Bloempypje. De losten» donker Violet

of paarfchachtig van Kleur, zyn groot, ian zes

fen tegelmaatig gedeeld , met een kort dun

Pypje-;, dât- voor Voet verftrekt, Haar rand

beftaat vic Slippen, die naar ’t end verbreeden

en aldaar Spatelvormig uitloopen gelyk blykt

in de geopende Bloem , waar ook de Stylen

Meeldraadjes , hier. in de patuurlyke grootte,

zeer zigtbaar zyn, Men zict, hoe de Meel.

knopjes , Liniaal, byna « de langte hebben van de

Draadjes, waar zy op rusten, gel de Styl

P t pels ge. 48

deeld, ffaande op zyn Vrugtbeginael î 4 5e za zegde Scheedje (*)e

(14)

C*) Gedagte Plaat levert dus, zo ten opzigt van degroote te en figuur der Bloemen, alsde Kelken en Teeldeelen,een _ aanme:ke!yk verfchit der Sziaas uit, % welk in de volgendà 4 uog nader blyken zal. Van. de Groorbloemige heb ik met aa A's ook mer geele Bloemen, Ik heb van de Crocard

olyfrachia, ook wel fraaïje Exemplaaren , doch re zyn €! eten afgebeeld, 6

sor BOLPLANTEN, 31

1-14) Ixia met de Stengel gepluimd ‚het Bloem- : pypje zeer lang en Boogswys’ omgekromd.

Deeze is door gedagten Heer pe LARo- Horo:

cur in Afbeelding gebragt en befchreeven. wv, Zyn Ed, merkt aan, dat dezelve de Steng twee ee et of drie Voeten lang » ronden regt heeft, van Gepluin: boven Pluimachtig_ bezet met Bloemen , die® Trechterachtig en zeer lang van Pypje zyn, ; geel van Kleur, in zesfen als gewoonlyk ge= deeld doch eenbladig, vervat in tweekleppige Vliezige Scheedjes kort zynde en van boven

rappig. De Meelknopjes heeft dezelve langwer-

pig, den Stempel in drieën gedee'd en agterom geboogen. Ik heb, zo ’t my voorkomt, deeze.

(xs) Ixia met een veel - Aairige Stengel , de. xr. Aairen overhoeks , digt aan dezelve, enra, gefieelde Vi rugtbeginzels binnen de Scheedjes, mige, nas

Meese onderfeheide zig deeze , doordien de Bloemen digt gepluimd zyn,:en dus. een Tros maaken van meer dan een Voct langte. De Steng is van boven bogtig en aan de Oxels der Takjes komen gebaarde Scheedjes-voor. De” Bloemen , digt geaaird , zyn fchoon blaauw van > Kleur , in zes Eyronde Slippen werdêëld, vlak met een kort Pypje. De Meeldräadjes zyn ns kort, (14) 1xiaCaule Paniculato, Tuho Floris longis(imo , arcuato. pee Disf/.p. 26.T. 1. BuRM. FL, Cap. Prodr, 1

“15) 1xia Baie Polyftachyo , Spicis alternis , Cauli Ee matis &c. ROCH. Dis/, p. zo, BuRm. Prodr, 1.

U. DEEL, zi STUK.

arran

ziende

82 DRIEMANNIGE LELIE

hoon ban kort , met langwerpige Meelknopjes en van

‘langte als de Stamper : het Zaadhuisje driekane rio tig, driehokkig , veelzaadig , gelyk in de meefte STUK. ° anderen,

XVIe (16) Ixia, die het Bollstje Schubbig bekleed

es heeft , de Stengel opgeregt Fakkig het ae buitenfte Kelkfcheedje zo lang ais ’t Bloem- Pypje.

_ Meest wegens: de Wortels , ee Bol gedekt of bekleed is met op “elkander leggende Schub=_ ben, die vlakke ‘Slippen hebben, “voert deeze ‚den bynaam, De Srengel is Takkig , een Span hoog, met Scheedachtige {malle Bladen , half zo lang. Losfe Aairen, aan ’t end der Takjes, hebben Bloemen , die van binnen geelachtig, van buiten ten deele rood zyn. . De Bice __fcheedjes zyn Eyrond » tweekleppig, zo lang als ’t Pypje gefpitst, aan den rand gekleurd: de Vrigtuidaketide deelen als gewoonlyk.

XVIL ol 17) Ixia, die het Bolletje gefchubd heeft ‚met

werd de buitenjte Schubben grootst, de Stengel

Vierhoe- enkeld en korter dan de Sleuvig vierhoekige Ee Bladen,

Deeze

(16) Ixia Bulbe Squamis imbricatis tefto , Se ereÎto

Ramofo &c, Roca. Dif. p. 17. Burm. Prodr.

(27) Ixia Bulbo Squamato, Squamis Sital maximis &c, Roc, Disy/, p. 16. BuBM. Prodr, ze

PLAAT Kah MEL:

Or BouPLAN TEN 53

Vv letjes boven kep fchubbig beke. zine Arps de Stengel „door de Scheeden der Bladen ; draa- Bike, gende weinige los geazirde blaauwe Bloëmen, $T0K,

(18) Ixia met een opgeregie Takkige. Stenigel, xVuw die de Bloemen over ééne ze heeft en en breede Vliezige Stempels. Eenzydig

Aar

Een klein Schubbig Bolletje , í He, van Ek Erk 3 deren uitgehold is, heeft deeze , met het Sten= getje ecn Span lang , van -Bloem tot Bloem zeer Boogswyze omgekromds; De Bladen zyn korter dan de Stengel ; de Bloemen eenzydig op een ry geplaatst; zyn aan den Keel paarfch- achtig » aan den rand hoogblaauw. Het Bloem: pypje is bynazo lang als-de Blaadjes het Blocm- fcheedje tweekleppig, met het eene Klepje veel kleiner, fpits: de Stamper langer dan de Meel. draadjes, in drieën gedeeld , met Vliezige Slip=

pen , die breed; aan den fând ‘gekarteld zyn

en met zeer kleine geele Knobbeltjes ‘bedekt, °°

In alle opzigten komt het Takje, dat ik var

de Kaap ontvangen heb, in Fig.1, op PrAar LXXVIIL' afgebeeld , met deeze befichryving zo naauwkeurig overeen dat ik het piet dan vóor deeze Soort kan hoüdes Het eenigfte is, dat de neen of verdeelingen van den Styl (18) Ixia Caule Ramofo reto, elek Stig: matibus latis Membranaceis, ROCH, Disf, 17, BURM. Prod, &. BERG. Cap. 6, C É Et AG

DEEL, XII, STUK, i

34 DRIEMANNIGE LELIE

V. Styl niet zo Vliezig zyn; hier Zo wel alsde Ken. Meelknopjes en de binnen holte der Bloem, Hoor, met geelachtig Stuifmeel beftrooid.

EE (io) Ixia met een gegaffelde, tweefnydige, ze e tande Stengel. î

ran Naar den Kruidminnenden FA BRICI US, van _. wien hy deeze ontvangen hadt, heeft gedagte Heer dezelve.getyteld, De Stengel verdeelt zig by den Wortel reeds, en heeft Scheedach- _ stige Bladen ; die Liniaal « Lancetvormig zyn. „De Bloemef, Aairswvs’ groeîende, Violetach- -tig van Kleur , doeh ook wit of geel, komen -geaaird aan ’t end der Takken voort, “Het Pypje is viermaal zolang als de Bloem en dun; hêt Scheedje tweekleppig: en op de rug met eén “breeden “getanden zoom voorzien: de Stempel driedeelig met omgekrulde Stippen. 2

Xx. (20) Ixia die de Stengel korter dan de Bladen dd vo en de Takken eenbloemig. heeft. Schubbige. ; a

‘Het Bolletje - van deeze is met eenige Klok: achtige Schubben, op eene zonderlinge manier, _ bekleed, die van onderen als gehaaird zyn: de Stengel drie of vier Duimen lang, een. b uitgevende , met ecnige Liniaale bin 5.

(9) Ixia Caule dichotomo ancipiti dentato. Rocn, Dijf. “38, Burm. Prodr. 1. $ (zo) fia Caulé Flits bteviëre , Rämis anifloris, Rock dif, 19. BuRM, Prodr, 1. 4

or BOLPLANTEN, 135

den en aan end groote geêële Bloemen. Een ,_ Ve

Kegelachtig Pypje heeft de Bloem en Lancet- Armin; vórmige Blaadjes: de Scheedjes egaal twee- Hoorns kleppig, ENZ. STUK. *

(ar) Ixia die de Steng eenbloemig heeft en lan- En ger dan de Lancetvormig Liniaale Bladen. mnd

Deeze , die de Stengel een Span lang , met een enkele geele Bloem, de Blaadjes in ’% midden zwart gevlakt heeft; zal waarfchynlyk tot onze Derde Soort, de Eenbloemige naa» melyk, behooren.

«

(22) Ixia met éen opgeregte geheel enkele Sten- Lein gelen Degenvormige Bladen. Breedblas

De Stengel is een Voet en daar boven langs eenigermaate plat met Schcedachtige Bladen byna geheel bekleed en heeft geaairde blaauw- achtig paarfche Bloemen aan den top.

(23) Ixia met de Meeldraadjes famengegroeid , PE de Stengel cast en de Bladen Degen- zins.

ven: proederige Een n

mi Da Cate diaadtó Fol. ged Linearibus RoOeH. Disf. z1. Bora. Prodr, ) en Caule eretto fimplicisima 4 ln Enfformie ocH, Disf. 12. BURM, Prodr. 1. ( de ard Filameritis Stamiinum coalitis, Caule Ramofo, Foliis Enûformibus. Rocn, Dis/. 22, BURMe» Prodr. 1e ï on an

s Me. DEEL. XII, STUKe

36 DRIEMANNIGE LEL IEY

V. _ Een Stengel van een Voet hoog heeft deë GER: ze, die eenige Takjes uitgeeft, langer zynde Hoorn» dan de Pladen. Zeer dunne rappige Scheedjes « STUKe komen aan de Mikjes voor. De Bloemen zyn

_ Jos geaaird , uit den blaauwen paarfchachtig;de Bloemfcheedjes gekleurd : de Bloemen hebben een Draadachtig Pypje en De Pylswyze Meel: koopjes, |

PAER Ixia met Waaijeraclitige Bladen , het Ë pel Life. —_ Pypje der Hon eens zo lang als de Kelk

mage” Jcheedjes.

Deeze heeft een ftyve Stengel_ van een Voet, ï

twee of drie Takjes uitgeevende en zeven Wor-_

ei telbladen min of meer, die Waaijerachtig uit* gefpreid zyn fmal Degenvormig. De Bloë men , die eenzydige Aairen nitmaaken, zyn wits achtig blaauw , hebbende een lang dân Pypje De vlperide nieuwe Soorten zyn 'er doof den oor N. L. BURMANNUs bgn

i

en

25) Ia met mere Fincitvornd id Bloemfcheedjes en Draadachtige Blo d a Pypjes.

LAAT E zl Van deeze, zegt zyn Ed,, komen twee erf

DE: cheidenhedea voor 3 de cene met de

xx, | ee Tirnbofa. Pypachti-

(24) aid ge Flabelliformibus &c, RocH. Diga URM

r

ges) Ixia Selk ne Lanceolatis, Tubis Flora m ge hformibuss BURM, Prodr. 1 . E DE

or BOLPLANTEN 37

als Biezen , de andere met breeder Bladen. Bloemen geaaird gevlerkt, na de ontluiking Arne: eenzydig, zyn'in de eerfte witachtig en teder Hoorp- in de andere rosachtig met roode Vlakken. Instrum. beiden zyn de Bloempypjes drie Duimen lang

en Draadachtig dun. _ > De lange aangedrukte Bloemfcheedjes onder- fcheiden inzonderheid deeze Soort: ten minfte, indien ik dat Plantje van myne Verzameling, in Fig. 2, afgebeeld, daar voor houden mag, * Hetzelve heeft de Bloempypjes twee of drie Duimen lang en zeer dun , de Blaadjes of ver= deelingen teder en bleek van Kleur: de Meel. knopjes lang en dik: den Styl tariger, dunner en in drie {malle Stempels verdeeld. De Bloe= men honen eenzydig voor en de Bladen zyn Biesachtig.

Hier van verfchilt de Eet. door Ran: Heer BERGIUSs dus bepaald,

(26) Ixia met veele Aaîren, hebbende de Pyp. _vxvr.

jes der Bloemen Draadachtig dun , zeer bies 4 lang en knikkende. Lang- bloemige,

Decze , van Kaapfe Bolletjes in Holland ge= kweekt , was zyn Ed, van bier door Doâor KALLSTROEMaangebragt. Zy hadt de Sten- gel vier of vyf Span hoog, van dikte als een

Rog-

(26) Ixia polyftachia, Tubis Corollarum Filiformibus lon» gisfimis nutantibus. BERG. Cep‚ 7, Sìfyrinchium Afcicanum Ramofum &cc. HER, Afr. 21.

C 3

IE. DEEL. XII, STUK.

88 DRIEMANNIGE LELIE

pH Rogge - Halm „opgeregt ‚, met afftandige Bloem- “takjes. De Bladen, fmal Degenvormig en fpits , Hoorns drie Span lang» waren overlangs {treepig ge. STUK. _ ribd, glad, fluitende de binnenften digt om de Stengel , als cen Scheede. De Bloemen geel van Kleur, maakten veele Aairen uit, met het Steeltje,bogtig. Zy hadden een Pypje van twee Duimen langte en zeer korte Bloemfcheedjes tweekleppig als gewoonlyk , Vliezig , fpits „byna egaal van punt: de Meelknopjes fimal Pylvormig; de Stempels eepigermaate Wig-

achtig: alles korter dan de rand der Bloem,

KKVIL (27) Ixia me Degenvormige Bladen en eene fpicata. enkelde eenzydige Aaïr. Geaairde,

Deeze onderfcheide de Heer BuRMANNUS van de Eenzydige voorgemeld. Zy heeft zege by de Aairen naakt aan den top met zeven kleine Bloempjes over ééne zyde ; de Scheed- jes kort tweekleppig ftomp , met Eyronde ge- ribde Blaadjes ; de Bloempypjes eens zo lang als de Scheedjes; den rand onregelmaatig vers deeld en Violetkleurig.

xxviu, (26) Ixia met Elsvormige Scheedachtige Bla

dns: den , op elkander leggende Bloemfcheedjes nige. als Tarwe- Graantjes en de Bloemen digt

aan elkander. In

(27) Ixia Foliis EnGformibus , Spicâ fimplici fecundâe Burm. Prodr. 1. 5

(23) Ixia Foliis Vaginantibus Subulatis, Spathis imbricasis Triticeis , Floribua approzimatis. BURM, Proár, 5e

Or BorrrANTEN. ,

In Geflalte en roskleurigheid. komt deeze Ve overeen met de zogenaamde Afrikaanfe, hiet c Arpeit Eg voor ; maar heeft een Stengel van twee Voer q À ten; de Bloemen groeijen Aairswyze en zin E Pypachtig, gevat in twaalf overhoekfe Scheed- jes , van gezegde figuur.

(29) Ixia met ovaale platte geribde Bladen ; zi

de Bladfleeleu Scheedig ; een bweekleppige rame ae __Pyramidaale Bloem/fcheede. aantjes,

In ’t Jaar 1760 , zegt onze Hoogleeraar , bloeide deeze, een Plantje van een Handbreed hoog, met zes overhoekfe, zeer gladde, lang- werpig ovaale Bladen, vyfribbig; de Bladftee- len Vliezig , gerand met witte Haairtjes ; de Stengel zydelings , enkeld, aan den top dri bloemig: de Bloem zeer groot en geel met paarfchachtige Nagelen,

(30) Ixia „net twee famengegroeide Ovaale

Wortelbladen , de Stenge an den top ome KA geboogen. :

Een Plantje , maakt deeze van anderhalve Handbreed , hebbende een hmgwerig Blaadje by

(25) Zxia oliis ovalibus Henk Elvo Perels Vaginan- tibus , Spathâ rg pyramidali. Burm. Prodr, 1. @, PLUK. Phyt. T. 424-

(30) Zxia Fol. made binis Ovalibus connatis, Scapo in fummitate inflcxo. Burm, Predr. 1,

C 4 U. DEEL. Xil, STUK.

go DRIEMANNIGE Lesire V. by de verdeling van de Stengel, die van Bloem as tot Bloem zig ombuigt en als gegaffeld fchynt, Hoorp- met de Bloemen aan den top overhoeks, wit stuK. en Violet, |

XEX\. _ (31) Íxia met Lancetvormig Liniaale gegolfde

dlulara, Bladen en een driehloemige Stengel, Gegolfd an | | vr eed Dit is cok , volgens zyn Ed,, een Plantje van anderhalve „Handbreed , met een Pypi geclachtig Bloempje en Liniaale Plaatjes, of Slippen denk ik, | XEN (32) Ixia met Degenvormige platte Bladen en rik idd __Pypige Bloemen. | dr Anjelier- achtige.

In ’t Jaar 1754 hadt zodanig eene hier ges bloeid, met een zeer korte gebladerde neerge- boogene Stengel en witachtige Bloemen, geel

gevlakt, | xxx. (33) Ixia met een gebladerde Stengel, platie Toonblae geboogene gefpitfle Bladen, en Pypachtige dige. Bloemen. |

Een zonderling beloop der onderfte Bladen heeft in deeze plaats, die, zo wel als de Sten- gel, anderhalf Handbreed lang, zig Boogswy- USD Miia Fok Takeeolao: Linearibus Undulatis , Scapo trifloro. Buras. Prodr, 1,

GGz) Ixia Fol. Enlformibus planis, Floribus tubulofis. Eurm, Prodr. 1.

(33) Zxia Scapo foliace , Fol, planis infexis acuminatis 4

Flor. Tubulofis, Burm, Prodr, ze

or BoLPLANTEN FN

ge zodanig omkrommen, dat zy met de tip- bed pen dikwils de bovenfte Bloemen aanraaken, dine die paarfchachtig zyn van Kleur , hebhende groote Hoor.

Pypige Bloemfcheeden, (34) Ixia meteen gegaffeld Tracht Kroontje. , ds

_ Zeer byzonder is , onder de Ixiaas , deez,

Soort, geheel met eene witte Wolligheid be- Ixia. bleed. Zy heeft een famengedrukte Stengel, met Lancetvormige omvatrende Bladen overs hoeks ; een Kroontje aan den top , ‘welks alge- meen Omwindzel zesbladig is en ‚kort , gee- vende zes of meer Steeltjes uit, aan end in tweeën gedeeld en zeer ruig. De Bloem be- {taat uit zes Ovaale Blaadjes , paarfch van Kleur, van buiten Haairig, van binnen glad. Drie Meeldraadjes met geele Meelknopjes heeftze ; een ruig Vrugtbeginzel en een driehoekigen Stempel.

Met zo veele Soorten is De die Geflagt vermeerderd waar by ik nog de volgende uit myne Verzameling, die zo ’t my voorkomt tot geene der voorigen behooren, voegen zal,

deme een Ixia die gebroste Bloemen : met zeer rn '

korte Stylen.

„Abbreviatas Kortftyli-

De kortheid van den Styl onderfcheidt eeen eh UR k-

(84 Axia Umbellâ bifidà Racemofà. BURM. Prodr, 2. (35) Ixia Flotibus Racemofis , Piftillo brevisfim o. HOUTT. | C

ä IL. Deer. XII, STUK,

42 DRIEMANNIGE LELre:

V, van de meefte anderen. Haar Bladen zyn Ll. AFDEELe niaal- Lancetvormig bekleedende om laag de AE Stengel, die een Voet lang is , rond en dun, srux. op “end cen TFrosje hebbende van zes Zwae

velgeele Bloemen, taamelyk groot. Zy komen voort uit Vliezige doorfchynende tweekleppige Scheedjes , wier kortfte of kleinfte Lip twee lange purten heeft. Dunne Steeltjes van een half Duim langte , draagen deeze Bloemen ; die byna een Duim lang zyn, beftaande uit zes ovaalachtige » fyn geaderde Blaadjes. De Meelknopjes , taamelyk dik, langer dan de Draadjes , Liniaal of oyeral_ ‘oven breed, ko. men uit den Stoel der Bloem, die wat bla: achtig is voort 5 naby den oirfprong der drie Stempels ; welke langwerpig ; dik en omgee kromd , naauwlyks eenigen Styl hebben, zit- tende op den bodem van de Bloem, Ik hebze ook die blaauw zyn van Kleur,

XEXVI. (36) Ixia met getroste Bloemen die Klokyor. pmm u mig zjn, en Grasachtige Bladen. Klokbl

pes De figuur der Bloemen , welke naar die der zxxviir. Klokjes gelyken , onderfcheidt deeze zo zeer nl 4 van de voorgaande niet, als de langte vanden Styl, waar van de lange dunne Stempels boven

de Meclknopjes zig verheften, De Bladen. zyn ras.

(36) Ixia Floribus Racemofis , Campaniformibus , Fole Gramineia. HOUTT,

*

or BOLPLANTEN —_ 43

Grasachtig Liniaal , en dus veel fmaller dan inede-laatie Soort. De Bloemen kleiner, met korter Steeltjes , zyn ook zesbladig enen komen voort uit korter Vliezige Scheedjes vree met veele punten. De langwerpige Meelknop- jes zynsook langer dan de ros geele Meeldraad- jes. De Kleur der Bloemen is Purperachtig donker Violet (*).

Tot zo veele Soorten. is reeds die Gefagt uitgebreid ; waar by misfchien nog anderen zullen «komen. Hier zyn ondertusfchen de voornaamfte byzonderheden van deeze Kaapfo Bol- en Bloemplantjes, wat de figunr der Bloe- men en Bloemfcheedjes aangaat, in Plaat vere toond : des wy overgaan tot de

Ammi

GLADIOLUS

De Planten van dit Geflagt , by fommigen

Zwaardekruid genaamd , wegens de Bladen (+), onderfcheiden zig door ee aan van

(*) Dat deeze of de voorgaande, geenszins tot de J/a- - eulata of Bultofa, aan welke zy door de Klokvormige noe der Bloemen naasf isd behooren kunnen , geme'de blykbaar. ers de em zyn niet gevlakt en de Stengel eer ad aagen

(f) Het behoort deswegen tot rr Erle Rang der Enfate (1. D. MH. Srux, bladz. 178,) welke men Zwaard- of Degenbladige kan aoemen, naar dat de Bladen breeder of fmallet zyn. Hier toe behooren de meeften van dit en de volgende Geflagten , zo wel als van ’t voorgafnde, De Arisof Lich iseigentlyk Zwaardbladig.

Il, DEELe Kil, STUKe.

44 DRIEMANNIGE LELIE,

V. van eene Smoelachtige figuur, welke eenbladig- ÁrpraL. } is, en in zesfen gedeeld , gelyk in veelen van Mòr. voorgaande en opftygende Meeldraadjes sruK. heeft,

Het bevat de volgende , ook veelal Kaapfche N altemaal overblyvende Plantge wasfen.

1 (1) Gladiolus met Degenvormige- Bladen en, Smets, afflandige Bloemen.

Gemeene, 8 In de Zuidelyke deelen van Europa , by- zonderlyk in Lapguedok en Provence, groeit deeze alom in de Koornlanden, aan de Wegen en op de Velden, Men noemtze in Franfch Glayeul , naar den Latynfchen naam Gladiolus, van Gladius, een Zwaard , Degen of Rapicr;, afkomftig, in ’c Engelfch Cornflag, Uit een Bolachtigen Vleezigen Wortel, die als dubbeld is, komt een regtopftaande Stengel van een Voet tot.een Elle en langer, bekleed met De genvormige Bladen , lang, plat en fpits , en doorgaans aan de eene, fomtyds aan beide zyden bezet met eene Aair van Bloemen op een aan- merkelyken afftand van elkander. Gewas ver- fchilt in hoogte, als ook in de Kleur der Bloe- meD »

(2) Gladielas Fol. Enûformibus Floribus diftantibas. SyZe Nat. Xi, Gen. 57. Weg. XIII. p. 76. Gladiolus Fol, Enfi- formibus. H. Clif. 20, Ups, 16. R. Lugdb, 19. b. Glad. Flor. uno verfu dispofitis major et procerior, C. B. Pin. 41. Ye Glad, urrinque floridus, Zóid, Gladiolus Narbonenfis, LOB: dia 98, Gladiolus, Dop. Pempt, zog,

or BorrLANTEN 4$

men, die meest paarfchachtig doch ook wie Ve - voorkomen of incarnaat, zo Loser meldt, wnd Het plant zig voort door zydelingfe Bolletjes , Hoorp: die {lymig zynen niet onaangenaam van Smaak wordende zeer dienftig geacht om harde Ge- zwellen te vermurwen en te doen verflaan,

De Bloemen beftaan , in deeze Soort, uit

iCtar OP Pepe

en als den Stamper met de Meeldraadjes om- vattende: terwyl de onder - Lip, nederhangen= de ; zigin vyven uicfpreidt : dat dus als een geapende Bek of Smoel van eenig Dier ver- toont.

(2) Gladiolus met Degenvormige Bladen en Po elkander leggende Bloemen, Demand

Opleg« In de naafte deelen van Rusland, zegt Eik gende. NAUs, komt deeze voor, die kleine Bloempjes heeft , eenzydig, op elkander leggende en dus digt geaaird,

(5) Gladiolus met Degenvormige Bladen ende rr, zydelingfe Bloemblaadjes zeer breed. eme ‚” gelde, Dee. (2) Gladielus Fol. Enfiformibus, Floribus imbricatis. Sy/2, Nat. (3) Gladioius Fol. EnGformibus, Petals lateralibus latisfi- mis. Am. Acad. VI, Aft. N. 2 Sityrinchiuum PrLux. Phys. T. za. f. 8 Ih DEEL» zit. STUK:

45 DARIEMANNEGE LÊtre.

Deeze , gelyk allede volgende , een Kaapfch

V. ArDEEL: Gewas , heeft de Bloemen als gevleugeld, Hoorp- Zeer onvolkomen is de Afbeelding van Pr ce

STUK

KENET en het fchynt ‘my toe, dat die van Brees, welke de Heer Bur marnus Gá- learus noemt ; veel nader kome (*). Deze hadt de drie bovenfte Slippen Meênie- rood; de on- derften , welke zeer fmal waren , geelachtig groen, met roode tippen, De by Sega voore komende, van de zelfde figuur; verfchilde wat in Kleur. De Helm echtêt „of gewelfde bovene

Lip, is in deeze Soott volgens de befchry- ving » fmal en Zeisfenachtig; de Vleugels; van de zelfde langte , zyn Ruitvormig en de drie Onderfte Slippen Eyrond , van gelyke grootte. Het heeft de Stengel eeh Span lang, dikach.

‚tig, tusfchen de Bloemen bogtig : de Bladen

Degenvormig geftreept niet fpits, en by de Bloemen korter , Vleugelachtig gefchikt.

(4) Gladiolus met Degenvormigt geplooide Pluizige Bladen, een zydelingse Stengel,

Gepiooide. de Bloemen regelmaatig.

De Bloemen van deeze zyn wel niet Smoel- ach-

9) BREIN Prodr. p. 25e T. za, É. 2. SBB, Kabirtt 1, T.7 Je Bek 3e (4) Gladistus Fol, EnGformibus pliestis villois, Sc4po la- eerali Corollis regularibus. Txia plicata, Am, Acad, IV. p. Zoo. Ixia Fol, Gladiolatis hirfutis , Fioribus fpicátis teras- malibus, MILL. Je. 155, £ 1e Sifyrinchium latifoliam, BREYN= Pradr. IL Pe 22e T, 9 H 2, BURM, Prodr. Ze

oF 8 ÖLPLANTE Ne 49

Behtij, doch ook niet volkomen geljk van ‚vs fänd : des Breen defelve geroemd hadt, 1, Breedbladig Sifyrinchium , met uitgebreide naauw- Heorot. byks mismaakte Bloemen. “Hierom betrektze de” ont; Ridder , met reden , thâns tot dit Geflagt en zondertze af van de Ixiaas , wier Bloemrand egaalis, De gettalte fcheen ze ook nader tot de Gladioli te betrekken. Zy heef: een gerok-

ten Bolwortel ; Bladen âls gezegd -is ; en een Stengel , die fomtyds enkeld, foritydì getakt voorkomt , fret groote Trechterachtige Bloe- meh , in myne Exemplaaren Violet , blaätw of wit van Kleur, De dikke driebladige Bloefïn* fcheeden , hier Blikjes genaamd door den Rid- der, waar van de twee binhenfte korter dan het buitenfte , ’t welk een Duim en daar over lang is,

erin deeze Plant genóegzaain,-

6) Gladiolas met geken Lalande Baten én _v. Klokvormige Bloemen. ì br Droevige,

Een fraaije Kaapfe Plant , die En zeer ver- menigvuldigt door haare ronde Wortel - Bol'e- tjes „en onderfcheide door haare zeer frmalle en gek tE ‚n omringen:

den,

(5) Gladiolas Fol. Linear =cruciatis , Corollis Campanula. latis. Gladiolus Fol. Lin, fulcatis, Flor. alternis, Petalis ance Euftioribus. Mitr, Ze. 157. T. 235. É. 1. Lilio- Gladiolus bifolius et biflorus, Fol, quadrangulis, TrEw. Ebret. T, 39. Glad, &c. fupremâ lacinit brevisfimà, BREIN Prodr, IIIe T. 7. f. 1- BURM. Prodr, 2,

We.DEELe Xlile STUK»

Hoor p: STUKe

48 DRIEMANNIGE Leri ë:

WV. den, eeu kruisje vertoonen. Twee Bladen hadt ‘Ärpeet. u.

maar die welke ; nu dertig Jaar geleeden , in

_de Koninglyke Tuin te Chelfea bloeide, toen

door Eure Tr afgebeeld , en twee Bloemen , jeder gevat in een tweekleppige Scheede, Men heeft waargenomen, dat deeze Plant ook wel met meer Bloemen voorkomt en dan met De- genvormige Bladen, zo de Ridder aanrekent, De Bloem; zegt Zyn Ed, „is droevig van Kleur , Klokvormig, maar heeft de Zomering volftreke van de Gladiolusfen. Volgens BrevN is de bovenfte Siip de kortfte. Tm ew tekent aan, dat de Bloem/ opregelmaatig is verdeeld, met, de boven- Lip breedst (*), de onderfte aller- kleinst. De Kleur fchyot volgens de Afbecl- ding, uit den geelen witachtig, met paarfchc Streepen en Tippen en-dus niet zeer droevig geweest te zyn. In die van BreryN was de Kleur donkeren de onderfte Slip zeer lang.

De Vrugtmaakende deelen -beftonden dus: Drie Meeldraadjes , dik , gegroeid aan de kanten

van Bloempypje , metopftaande. lange twee: sortie: Knopjes , die een weinig buiten den Keel uitfteeken. Een enkèlde Scyl mert een drievoudigen bladerigen Stempel en een lang“ werpig Vrugtbeginzel, waar van een drieklep= pig

® Segmentim Supremum maximum faat ’er op de Plaat; Vatisfimum in de Text: men ziet dat het één kan fimen- gaan met het andere. De Bovenlip kan breedst en grootst en tevens allerkortst te zyn.

PIcAAT ak kEx:

or BOLPEANTENS 40e

pig Zaadhuisje komt, hebbende aan ieder Klep.

en gevleugeld waren (*),

je:twee ryéën Zaedjes , die langwerpig plat boonen H

Si

STUEe

(6) Gladiolas met Degenvormige Bladen , en

VL. Gladielus

byna ge Ike, Lancetvormige s gef abi: de.

(7) Gladiolus met Degenvormige Bladen, en,

en,

byna gelyke, rented hd, omgekromde FE „omger

Bloemblaadjes.

Ee

Zeet weinig verfchillen deeze beiden, als Fie re

hebbende Lelieachtige Bloemen , byná gelyk -

verdeeld , in fmalle slippen , met een dunner Pypje en gegolfd in de eerfte, minder {pits in-de andere en aan de enden wat omgekromd. De Bloemen zyn in een tweebladig Scheedje gevat , dat het binnenfte Klepje kleiner heeft. De laatfte fchynt dezelven eenzydig , de an« dere wederzyds gefchikt te hebben. De Ge- ftalte heeft met de Europifche veel overeen- komst, gelyk blykt uit de Afbeelding van een

zodanig Exemplaar, dat ik van de Kaap ont- _

vangen heb hier nevens, in Fig. 1,op PLAAT LXXIX;

© TREw Ehret als doods pto, Ii.

(6) Gladiolus Fol. Enfiformibus, Vaal fubaqualibus Lan= ceolatis acte Mant

(7) Glediolus Fol. Enf ret Pet. fubeq. Lance. recurvatis, Mant. …e Glad. Fol, Lin. fulcatis, Flor. uno verfu dispofie tis , Tubo Floris longiore, MILL. Je, 157e Te 235. fe 2

D

II. DEEL, XIL, STUK, -

Ed «

so DRIEMANNIGE LELrt-

XXIX3 welk echter de Bloemen aanmer= kelyk verfchillende van dat van Mirren Boes heeft, en paarfch van Kleur, Ook is dat laat STUKe _ fte vervolgens tot cen andere Soort betroke

Vv. - Arni

ken. vur. _ (8) Gladiolus met Liniaale Bladen , een ge- De geheel enkelde Stengelen geaairde Bloemen. Geaaírd ij à (9) Gladio'us met Liniaale Bladen en eene We Schubachtig gevlerkie Aair. Vosfen-

faartige. __Deeze komen ialkander ook vry naa, De ____Jaatfte heeft de Stergel een Voet lang, rond, met Scheeden van tweefnydende , geribde , {pits vitloopende Bladen : terwyl de end- Aair beftaat uit Eyronde op elkander leggende twee- kleppige Scheedjes met zeer kleine Bloem- pjes, naauwlyks grooter dan die van Weegbree ,

zegt de Ridder.

x. (Io) Gladiolus met Liniaale Bladen en af=

de Rand 2

he flandige Bloemen, wier Pypjes langer dan zhe

Dee. (8) Gladio!ss Fol. Linearibus , Caule fünplicismo, Flor. fpicatis. R. Lugdb. 19. Gladiolus Fol. Linearibus , Spicâ diftichâ imbricat4. Am, Acad. IV. p. 301. BURM. Pradr. Ze (io) Gladiolus Fol. Linearibus, Flor. diftantibus, Corole larum Tubo Limbis longiore,. MILL. Jes 142. fe 2 BURMe Prodr, 2. Glad. Caule fimplicisfimo &c, BR. Lugdh, 19, Glad. Fol. Linearibus. El, Clif. zo, T, 6,

/

‚or BoïPraN TEN Br Deeze heeft de Bloempypjës uitermaatelang, , WV. zo wel in myn Exemplaar, dat dezelven; bui-Âr: Els tende Bloem, van meer dan drie Duimen Hoorp= heeft, âls in de Plant, welke door den Rid-:TeEe der uit de Cliffortfe Tuin in Afbeelding is gebragt. De Stengel heeft maar één of an» derbalf Voet hoogte en geeft byna alle de Bladen uit, die Grasachtig fmal, aan * begin __byna Draadachtig, langer dan de Stengel en fterk geribd zyn. De Bloemen, aan de eene kant geplaatst zyn Vlcefchkleurig, en hebben zeer fpiefe Siippen» de drie Onderften met eene aartige paarfche Vlak, welke zig als een Piek vertoont , getekend. Somtyds, evenwel, zyn de Bloemen geclachtig en de gedagte Vlak Bloedkleurig. De Bloemen zyn altemaal op=- waards gekeerd en de Wortel is een rond Bol- leje. Door de Tweefnygige Stengel verfchilt het van den Gladiolus met finale Grasachtige _ Bladen, welke BAuminus hadt befchreeven; zo LiNN&Us aanmerkt.

(11) Gladiolus mèt een B Stengel en XT Takki

Tot deeze wordt, oi Heer BURMA N= “_NUus,de zelfde Plant van MirLer betrok- ken » die door den Heer LinNaus tot de Omgekromde was thuis gebragt. Ik beken,

dat

(ri) Gladislus Caule Ramolo, Fol. Linearibus, B. Lugdhe 19e MILL, Je. 235. f, 2, BuRM. Prodr. 2%

D 3 Il. DESL. Xile STUKe

‚63 DRIEMANNIGE LErtr-

___ Ve dat menze by Mirrer eenigszins Takkig nk vindt. gajes (12) Gladiolus met een. Takkige Stengel, ge-

fleelde Hoofdjes en een knobbeligen Wortel.

solus Corien Deeze laatfte is een zeer groote Plant met blaauwe Bloemen, zegt de Ridder.

By deeze door den Heer Linneus opge- gevene Soorten zal ik vocgen die, welken de Heer BURMANNUS, zo uit de gedagte Ver- handeling van den Heer nr LA Rocur, als anders, onder de Kaapfe Planten geboekt

heeft, naamelyk.

xm 3) Gladiolus met een Takkige Sant! de

en a Bloemen eenxydig op elkander leggende; Gefpleete- _____de Bladen vierlioekig Elsvormig.

Dat de Bloemen van deeze den Keel niet geflooten, maar als gefpleecten hebben, geeft >er den bynaam aan. De Stengel, uit een Bolletje , dat van onderen plat is, gefprooten , js anderhalf Voet lang en rond , met zyd- Takjes en Scheedachtige Bladen. De Bloc- men waren bleek Violet met eenige mengee ling van paarfch en geel , niet groot, Een

fpee-

(12) Gladiolus Caule Ramo, Capit. pedunculatis, Ra- dice tuherofâ. LINN Sp 5$. Burm. Prodr. 2

(13) Gladiolus Caule Ramofo , Floribus Thibdlestie fecun- dis, Fo'iis Subulsto- » quadrangulis. Roc. Disf, p. 27, Te % BURM, Prodr. 2

id jor BOLPLANTE Ne. 53

pls van drie tot zes Meeldraadjes;, beeft on edagte Heer in deeze waargenomen, Ee: in (14) Gladiolus met een Takkige Stengel, Li-stux, niaale Bladen en gevlerkte Aaïîren, AE Deeze heeft den bynaam daar van, dat aider zydelingfe Slippen van de Bloem den geheelen Wondere. Keel, die hier , zo wel als in de voorige, wyd uit gezet is, zo de Heer pe La Rocne zegt, omwinden. Dit vind ik echter, in zyne Afe beelding , niet duidelyk vertoond. De Bloemen waren Roozekleurig , aan de zyd-Slippen van de Onderlip paarfch. Zy maaken twee ge- vlerkte Aairen uit, op een ronde Stengel van anderhalf Voet hoogte ‚, met fmalle Bladen. De Meeldraadjes zyn Pylachtig geknop: en de Styl heeft Omgekromde Stempels. Hier fpeelt ook de Natuur , zegt hy, dikwils in ’t getal der Meeldraadjes, Stempelen en verdeclingen van de Bloem. De Zaaden hebben in deeze twee Soorten, geyk in de Droevige, zo de Heer pr LA RocHe aanmerkt, een breeden Vliezigen Zoom, terwyl äiteliet in de dee en anderen rond zyn en ongerand,

a) Gladiolus met een daan enkelde Stengel, add al

(z4) gladiolus Caule Ramofo, Foliis Linearibus, Spicis diftichis, Rocu, Dis/. p. 28. T. 3. BURM- Prodr, 2. (15) Gladiolus Caule fimplicisfimo , Petalis fuperioribus 3 di. Il. DEPL. XII, STUK:

sa DRIEMANNIGE LEL tT E-

Vv. de bovenfte Bloemblaadjes afwjkende, da et Bladen Degenvormig. anr Dat deeze- naar de enkele Kleur der Bloe- men gebynaamd zy, is zonderling. Ik zou ze. _ liever fpreidende ( Divergens ) genoemd heb- ben , wegens die hoedanigheid der Bloemflip- pen, waar door de Bloem zig Lelleachtig „doch, niettemin grynzende (ringens) vertoont. Ook is de figuur der Meelknopjes en Meeldraadjes , die Zeisfenvormig gekromd zyn, byzonder. In twee gefpitfte Blikjes, het eene wel de helft grooter dan het andere, zyn de Bloemen gevat. De Bladen heeft deeze Soort wat breeder en. geribd; het Zaadhuisje gelyk de voorige, veels zaadig. xvm. 16) Gladiolus met Degenvormige Bladen. Ene overhoekfe Bloem/cheeden en éénxydige Blee- benlae. : men. Xvit (17) Gladiotus met Lancetvormige geribde pe Ins Bladen en ongefteelde op elkander leggende Ee Bloemen; het Pypje dun , van lang te als:

het Bloemfcheedje. (18) dn Sec. BROCH, Dis, p. 30 Te 4 BURMe vann 16) cie Fol, Enúiformibus, Spathis alternis, Flore fecund:s. Burm. Prodr, 2

(17) Gladiolas Fol, Lanceolatis Nervofis, Flor, fesúlibua imbricatis &e, BURM. Pradr, Za

Or BOLPLAN TENs 55

(18) Gladiolus met Degenvormige Blader, die v:

gefcheurd zyn, en eenzydige Bloemen ‚met en 5 een Draadachtig zeer lang Pypje, Hoorps STUK, -

(19 ) Gladiolus met Rolronde geribde zeer _Xvur, Giediolus

Aur.

gladde Bladen en eene gevlerkte Bloem- jecsraras. : Gefcheurs €.

Deeze heeft gezegde Hoogleeraar als byzon: Tabula, Pypachti-

dere Soorten voorgefteld , meldende van de ld,

Jaarfte , dat dezelve , in manier van bloeijen, met de Vosfenftaartige overeenkomt maar de Bladen om laag Scheedig heeft , daar de Blocm- ftengel door een Spleetje uitgaat , voorts tot boven toe Cylinderachtig famenzegroeid zyn- de , van binnen hol, aan den top met een Deornig puntje wefloocen: Dit maakt een aan. merkelyke byzonderbeid uic in deeze Soort (*).

Tot geen van alle de gemelden fchynt my

XxX. Liltaceus,

dat Kaapfch Exemplaar te behooren, waar van relieach-

ik de Afbvelding in Fig,2,op PraATLXXIX pie° heb voorgefteld, Ik noem hetzelve Lelieach- tig»

(13) Gicdio'us Fol. Enfiformibus laceris, Flor. fecundis, Tubo Fitiformi longisfimo, Burm. Predr. 2.

(19) Gladiolas Fol. Cylindr, Nervofis glaberrimis , Flor, Spicâ diftichâ. BURM, Prodr 2,

(*) Twee anderen , Pilefus naamelyk BREYN Prodr. Te 8.f. a. en Junceuse PLUK. Phyt. Te 187. f. 25 zyn doat zyn Ed wel gemeld , maar niet bepaald noch befchree«

D4 IL, DEEL. XII. STUKe

PL,LXEIX. Fig. 2.

A

Vv. AsDEEL.

Hoorp- STUKa

26 DRIEMANNIGE LELI E-

tig, om dat de Bloem , die geel is, zeer veel gelykt naar een Lelie ; doch zy heeft tevens. het Kenmerk der Glediolusfen , naamelyk , dat één van de vyf slippen korter en breeder is dan de anderen. De Styl is knodsachtig in drieën geknopt , en byna van gelyke langte als de

„Meelknopjes die met denzelven in de Keel zitten. De Bloemen komen overhoeks uit zeer

lange breede fpitfe Scheedebladen voort; aan de Stengel, die rond is en van onderen bezet met zeer lange finalle, geheel Biesachtige „over- langs Geutswyze geplooide Bladen: waar door deeze van de laatstgemelde van LA Rocnr veel verfchilt,

ANTHOLYZ A,

Door Pypachtige , onregelmastig verdeelde ,

„omgekromde Bloemen , onderfcheidt dit Ge-

flagt zig inzonderheid van de- voorigen, Het heeft doorgaans de boven-Lip veel fmaller en langer dan de onderften, Geutachtig ; de Meel draadjes en Stamper influitende, doch de krom. te van het Bloempypje en daar door neergeboo= gene Bloemen maaken hetzelve meest kenbaar. Ook zit het Vrugtbeginzel niet binnen maar

Daar komen de volgende , sie Afrikaanfë of Kaapfe Soorten, in voor, naamelyk

(1) An-

or BouPLANTE:N, 57

(1) Antholyza met de Lippen der Bloem wyd uitgefpreid en den Keel famengedrukt.

A, SE 1.

Zeer duidelyk openbaart zig het gezegde ree et

de Bloem van deeze Soort, die ten uiterfte

mismaakt is, en dit byzonders heeft, dat één; Ancholyaa

van de drie Meeldraadjes zig buiten het ge- dagte Geutje, om laag, bevindt. Zy zyn zeer zigtbaar door hunne zwarte Pyltjes, die de Meelknopjes uitmaaken en waar van de twee anderen den Styl, die langer is en drie om- gekromde dunne Stempels heeft, omvatten. De Kleur der Bloemen is over haaren Keel en Slip- pen , eerst geel, dan van bipnen en buiten rood, met geele punten, Zy zitten op kleine Takjes Vleugelswyze aan de Scengel, die van een Voet of meer, en langer is dan de {malle knee tor DIE, Bladen arigman en hoog pur- perkleur.

(2) Antholvza met Piinderachtige Bloemen, die de twee uitwendige Kwabben der Lip «breeder en opftygende hebben, Met (1) Antbolyza Corollz labiis divaricatis , Fance compres- fä. Sy. Nat. XI). Gen 58, Veg. 4 p. 77. Gladiola ZEthiopico fimilis, Planta anguftifolia. Comm. Hart. I T, ate Rups. Elys 1. p. er” f. 15. Gsdois flaridus &ec. __BREYN Prodr. T. 8.f. 1. Pro (2) Anthelyza Corollis harer je ‘Latit Lohis duo= bus externis latioribus adscendentibus, Minr- Ze. 113, Cu- nia Flor. fesfilibus Spathis maximis, BUTEN. Can, 215. TT. Lb

Ds , - Ik DEEL. XII, STUK.

emd e.

Canon TA Cunoo= fche.

Yv.

36 DEIEMANNIeE LELIE

Met den naam van Cunonia, naar den Lief-

ee ol hebber van Kruiden Cunos, in wiers ‘luin Hoorn: deze Plant eerst gebloeid heeft, was dezelve

STUK,

door den geleerden Bu rr NeR gedoopt, Cuno_ zelf hadtze , wegens haare fchoorroode Kieur , als de fchaamte in de nadering tot den Koning haaren Gemaal af fchetzende, op eenen Poeetifchen trant Esther gesyteld. Iedereen ziet, hoe ons eigen cn ver gezogt dit zy. Hy zegt, dat der zelve hem uit Perfie was toegekomen; doch (of hy in deezen ook misleid ware) men hveftze naderhand van de Kaap der Goede Hope gee kreegen.

De Wortel is knobbelig , met een bruinen Rok bekleed, van binnen Vleezig, bleek geel, De Wortelbladen zyn ftyf en fpits, geftreept , fmal Lancetvormig. Dezelve fchiet een Sten= gel van een Elle of meer hoogte, Vlerkachtig bezet met Bloemen , die in Scheeden vervat zyn, doch een aanmerkelyke langte hebben, Tusfchen twee gelyke Eyronde , opftygende; Vleugels , loopt de boven. Lip uit, die Lepel« achtig is, en den Styl, als vok de Meeldraad- jes, wier Pylvormige Knopjes nederwaards uit puilen, bevat. De onder-Lip of Kiel is zeer kort, klein, driedeelig en bultig, als een Ho- nigbakje onder de Bloem famengeplooid. Het Zaadhuisje maakt een langwerpige Knop, met gewiekte Zaaden. De Wortel geeft, aan alle zyden, Draadachtige Vezelen uit, welke aan ’t end Bolletjes draagen, zegt LiNNaus,

(3)

or BOLPLANTEN. _ 58

(3) Antholvza met vmgekromde Bloemen, wel. ke beurtlings twee Kwabben van de vyfa

ve Arprers

deelige Lip uitgebreid, grooter en Lancet-Hoorp=

Jorg hebben,

he

Van de Kaap der Goede Hope overgebragt abi

bloeide deeze te Parys reeds in den jaare 1633», in de Tuin van den Heer Morin. De Wor.” tel is knobbelig, platachtig rond , met veele Rokken bekleed , van binnen bédin. De Bla. den zyn breed, als die van Lifch en de Sten- gel draagt de Bloemen wederzyds, Vlerkache tig, van eene fchoone hoogroode Kleur , ‘met Geel gemengd. Zy zyn Pypig en hebben een zeer groote Lancetvormige boven= Lip, de on= der- Lip in vyven gedeeld met korte Lancetvor- mige Kwabben , beurtlings drie zeer kort; welk de Bloem zeer ongelyk maakt, De Schee- deblaadjes zyn ook roodachtig,

(4) Antholyza met Trechterachtige Bloemen en Degenvormige Bladen.

Rt

a

6) Antholyza Coroll, incurvatis , Labi quinquepartiti Eobis duobus alternis patulis gepot” Eonceolatis. Gla- diolus Mrthiopicus Flore coccineo. Corn. Canad. a). Es 79. Moris. Hif, Il. p. 421. S. 4. T, 23. f. 1. RUDE. Elys. Il. pe 236, f. 14. Hyacinthus Afric, ‘Fol, Colchici, Flor, coccineis, PLUK, Phyt, T. 195. f. z.

(4) Antholyza Flor. Infundibuliformibus , Fol, Lineari- bus. Meriana Flore rubello. Tasw, EArtt. T. 40. Warfonia. MiLL. Je. T, 226%

Me DEEL, XI. STUK,

6o DRIEMANNEGCE LELIE

r Alleenlyktereere van Maria Sibylla Mezran, Arne. die de Natuurlyke Hiftorie, zo ten opzigt van Hoo: ‚p- Planten als van Infekten, veel bevorderd heeft, STUK. was deeze Meriana getyteld door den vermaar-

den Trew. Deez’ heeft daar van een fchoone

Afbeelding aan ’% licht gegeven , welke de

fchrandere Eur FT maaktenaareecne Plant, die

uit Zaad van de Kaap in de Koninglyke Tuin van

Chelfea geteeld , aldaar de eerfte maal in den

jaare 1750- gebloeid heeft, Mirrer gafze

den naam van Watfonia , naar zynen Vriend, den geleerden WarTsoN, en rekende meer regt te hebben tot die benaaming , oordeelende tevens , dat de Plant niet tot dit Geflagt be- hooren kan „aan het welke ‚zegt hy, Lanneos maar één Meeldraadje toefchryft (*). Waar hy

„dit vandaan hebbe, begryp ik niet, ’t Is blyk- baar dat zyn Ed.’er drie aan geeve „gelyk deeze heeft,

De Bol en Bladen gelyken naar die van den Gladiolus. De Stengel is ftevig en getakt, gee vende wederzyds veele Bloemen uit , welke eenbladig , Pypachtig zyn 5 pederwaards omge- boogen , een weinig verwydende naar den Mond, die regelmaatig in ze-fen is verdeeld „met ftompe Slippen. De boverfte niettemin verheft zig een weinig en bedekt als ware den Styl ende Meel- draadjes, ’t welk de Plant tot dit Geflagt bex trekt. By ieder Bloem is een dubbeld Schee:

der

(*) Zie zyn Dillionary, Ed, 1760, ps 198,

òr BórPrarnTEN ét deblaadje. De Kleur der Bloemen is rood, de

gedaante als van de Polyanthes, de Zomering Arpreà van den Gladiolus, zegt de Ridder.

Hoorn TUKe ï

(5) Antholyza met Trechterachtige Bloemen. v. en Liniaale Bladen, An tba

ind naar de voorgaande eenigszins ge- À Merianel- Iykende heeft ook een Bolachtigen Wortel. De Stengel is anderhalf Voer lang, rond „effen. De Bladen zyn Degenvormig , gefkteebt, ruig- achtig , Scheedig , drie of vier overhoeks ge- plaatst , buiten de Scheeden kort. Drie Bloc» men komen overhoeks, eenzydig, ongefteeld , aan de Stengel, gevat in twee Lancetvormie ge Scheedcblaadjes, De Bloem is Trompet- achtig , met een kromme. paarfchachtige Pyp , langer dan het Mondítuk, welks Zoom inzes- fen gelyk verdeeld is, met Eyronde fpitsachti= ge Slippen, die geel zyn. De Meeldraadjes zyn opftyzende, van langte als de Bloem, en heb- ben Liniaale opleggende Knopjes. De Styl, met zyne drie Stempels , zyn Draadachtig dun: de Bloemen bleeker rood dan in de y voor gaande. __„Deeze Plant verfchilt , zo de Ridder aan- merkt, van de Meriana in en doch be- pâa- (5) Antholyza Cor. Infundibuliformibus Foliis Lineari- -

bus, Watlonia humilis, Fol. Lineari - Enffotmibus » Tube Floris longisímo, MiLL.de, 598. T, 297. £, 2.

HE. DEEL. ZIE, STUE.

62 DRIEMANNIGE Lertit

___ V. _ _paalingen, omze van de Gladioli en Ixiee af te

zt on zonderen zegt hy komen ’er niet in voor. Hoorp- Evenwel kon menze niet nader dan tot dit Ge- STUK. flagt betrekken, waar toe zyn Ed, ook de vol.

gende t’'nuis gebragt heeft,

anheza ©) Antholyza met Trechterachtige Bloemen ; Dinard. die van buiten Wollig zyn. Mooriche,

Deeze groeit zegt hy aan de Bofchachtige zyden der Bergen by de Kaap, in Mey bloei: jende. De Stengel is twee Voeten hoog , twee- fnydende , met de Scheeden der Bladen gedekt,

die Degenvormig , fial, geftreept , de boven- ften langer dan de Stengel, digt en Scheedach- tig in elkander naven _De Aair beftaat uit rappige, Í fcheedjes , dikwils twee Bloemen bevattende. Zy gelyken naar die van de Meriane, doch zyn geel, met een zwarten Hals of. Keel, van buiten aan de Slippen Wollig , met drie opftaande wit: te Meeldraadjes , en den Styl cen Stempel hebbende die zeer flaauw in drieën is gee deeld,

De volgende Soorten zyn door den Hecr N. L. BurMANNuUs, onder de Kaapfe Planten, by die Geflagt gevoegd: naamelyk

(2)

(6) Antholyza. Flor, Infund. extus tomentofis. Syft. Nais XII. Alant, 175s

or BortrrANPEN, 68

(2) Antholyza met afgeboogene Meeldraadjes, Vs omgeflagen Vleugels en Läöniaale vierhoe= Are kige Bladen. Hoarp-

STUE, In *t jaar 1760 hadt deeze by zyn Ed, ge- wir bloeid , hebbende zeer lange Bladen, een Sten- bijz gel van twee Ellen, en langwerpige geeks. se, pige Bloemfcheeden.

(8) Antholyza met opfbygende Meeldraadjes, ie,

lat omgewonden Bloemen en erbnkteden, + gen geribde Bladen. wondene.

_ In Otober van ’t jaar 1757 hadt deeze ge- bloeid , met een ronde Stengel van anderhalf Voet lang en paarfche Bloemen,

(9) Antholyza met Degenvormige Bladen en _ 1x. Pypachtige gelyke. Bloemen , de twee boe 52°? 99

venfte Plaatjes opftygende. Anjelierie ge.

In April des jaars 1760. bloeide deeze ‚die, Pr ke

zo de Hoogleeraar aanmerkt , veel overeen. ben komst met de Cunonia heeft ‚dan dat de Scheed- jes en Bloemen dunner, Anjelierachtig en niet zo rood zyn, de Sladen dea Zy hadt de Sten- gel drie Voeten lang. Schoon

LD] PER tarhinibus declinatis , Alis revolmtis, Fol, Linearibus tetragonis. Bumm. Predr, 1

(3) Anthelyza Stamin. adfcend. Corollis revolutis , Fol. Lanceolatis Nervofis, BuRM. Predr, 1e

(9) Antholyza Fol. Enhformibus, Floribus tubalofis zquas Libus Laminis duabus fuper. adfcendentibus. BURM. Prodr, te

M. DEEL, XII, STUK,

6, DRIEMANNIGE LEETIE:

V. Schoon de Kenmerken overeenkomen, durf ed ik, wegens deeze korte. befchryving , met geen Ee volkomen zekerheid myne Plant, in Fig. 3; srux. op Praar LXXIX, afgebeeld , waar van ik

meer dan één Exemplaar van de Kaap ontvan gen heb, hier c’huis brengen. Ik zal ze echter den zelfden naam geeven, en merken aan , dat de Bladen, gelyk men hier ziet, zeer breed , byna Lancetvormig en fterk geribd zyn; de Bloemen met een lang bogtig Pypje, roodachtig of byna wit van Kleur. Zy bevatten een Styl met drie Knodsachtige punten of Stempels, zynde een weinig langer dan de Meelknopjes.

Oogfchynlyk komen deeze Bloemen ieder uic een dubbeld Bloemfcheedje voort, en hebben de twee bovenfte Slippen opftaande of opfty= gende , als in de bepaaling wordt gezegd, a

(ro) Apntholyza met neergeboogene eenbladige

eb den naauwlyks getande Bloemen, waar binnen

de Teeldeelen beflooven zjn , en Degenvormi-

Hvacine thige. ge Bladen.

Deeze wordt door zyn Ed. befchreeven , als hebbende platte Bladen van een Voet lang; een Stengel van twee Voeten, geheel enkeld en zeef glad; met overhoekfe Bloemfcheedjes,dietweés kleppig zyn en overend ftaan , de Stengel in=

gaf

(ro) Antholyza Corollis declinatis , monoperalis, vix den” De tatis , Genitalia includentibus, Foh Enfiformibus, BURMe P rodr e Je 5 É

or BOr:PLANTE Ne 65-

fruitende-by ieder Bloem. De Bloemen zyn Vi Pypachtig als die van de Alethris , neergeboo- Trente gen, geftreept en paarfch , met gelyke sene draadjes, van binen aan de Pyp gegroeid , enSTUEs een Draadachtigen Styl, welks end of Stempel

een weinig buiten de Bloem uitfteekt. Ik bc=

zit een Exemplaar van deeze Scort in myne Herbarius, van Kaapfe Planten, -

IRIS Lifch,

Een zesdeetige Bloem, met de Bladen beurt= lings omgeboogen „en Stempels die naar Bloeme blaadjes gelyken, maakt eene zeer duidelyke onderfcheiding van dit bekende Geflagt van Planten (*)e

Het bevat veele , meest Europifche Soor* ten ; welke door den Heer LiNNseusin zoe danigen , die de Honigbakjes der omgeboogene Blóemblaadjes gebaard en in zodanigen , die dezelven ongebaard of glad hebben, onder- fcheiden worden,

A, Gebaarde of ruige,

( Ee, leje met gebaarde Bloemen die de Stene E dj ban.

Le (+) De Bloem is eat niet la heewel zy dus (che, Reg

genöemd Wes door den vermaarden ToURNEFORT , maar beftaat uit zes Bladen, die in een Pypje, dat op het Vrugt= beginzel zir, zyn ingeplant; zo de Heer LiNNEUS ‚in Hor= to cgs : aem of met bunne Nagels famengé= groeid. Ge Ga) ri Cütocs barlata , Coule Folijs lengiore unifloro. 5e

ve AcDEur.

Hoord- STUK:

66° DRIEMANNIGE LELIE

gel gren dan de Een en nes heeft. ss

zin ‚Klein Arie legt de Prine Sufi iana, be-

_poerende tot het Otromanni(che Gebied; van

waar deeze Jris eerst in de Tuinen te Konftan- tinopolen gebragt en van daar. „nu twee Eeu-, wen geleeden ‚te Weenen gekomen zynde, verder door Europa is verfpreid, _ Het is ech- ter tot heden geen gemtehe"Plant, wordende.

niet den by de, 1 bebe van Kruiden ge- der haare

_ vonden. On

mec - Soorten munt zy uit ; niet zo. zeer daan de oogte van d gel, waar in fommigen haar ‘overtreffen, maar door de grootte van de Bloem. Dezelve bee ftaat, oogfchynlyk, uit negen Bladen, waïrvan de drie onderften, naar de Aarde omgeboogen, dik zyn en ruig gebaard , meestendeels bleck zwart met eenige paarfche Streepen, doch in midden meteen donkerer Vlak, als van zwart Fluweel. Op dezelven leggen drie kleinere, als Gewelfjes paarfchachtig van Kleur, zynde Blade- Stempels ke s „die Priem-

Ale Ee

vormig Zyä , bedekken; terwyl de drie Boven{te

opftaande, ieder een Hand palmgroöt, zeer dun en | _ fraay.

Sift. Ná. RT Gen. so. en Kite ps 78. H. Clif 1 R. Lugdh. th: tise Saline “Flore tmaximo ex albo nigrican” (e CB. Pin Ves Tear, 599. Moris. Hij, II. pe 351. ET. Ef. 6 Iris Tatifolta « major. CLUS, Hin, L Pe 217. Mis Chal me en sn LOB. Jee 67

or BorePrrAntrtnr 65

fraay geaderd , dooreen kouttig Netwerk in * wit A Vs ee : EDEELS en Zwart, de Bloem uitermaate verfieren en naar 1, de Pluimagie van fommige Faifanten doen gely. Hoosps Ken. Men vinde er een fraaije Afbeelding van, “UE in’ Werk van Knorr, over de Planten (*).

Men noemtze ook Fris van Pharao, of Zwar- te, ja zelfs Cretifche , zegt CrLusius, en Loret heeftze onder den naam van Bonte Jris wan Chalcedonie voorgetteld. De Wortel is groot en knobbelig doch anders naar dien der andere Soôrten gelykende en de Bladen zynook niet veel daar van verfchillendes” Het Zaadhuiss je komt met dat der overigen byna overeen, Lorer hadt zodanig eene Iris-Bloem gezien met dwarfe en Ícheeve Plekken, die Ke Afch- graauw! en roodachtig warch, *

(2) Iris met geb, Bloemen , de Stengel oe dan de Bladen , Dyna been deren. Bloemen ongefteeld. __— Ee Deeze, wier Netuurlyke Groeiplaats in de Zuidelyke deelen van Europa, en byzonderlyk in de Krain, 5 doos den Ridder Ke Was 3

ek ús

Kwon Disaaras Rei Rei Hrbaria oren Neure 1770, Vol, I. pe 142. Tab. Et

(2) Iris Coroll, barbat. Crule Fol, alttore fu’ ’bifloro , Flore

Í MILL, Fe. isz. Iris alba Florentina. C, B, Pin. ste 8. Irië alba Germanica, C. B. Pin. 31e Iris Flore albo. RAje - Hi. 1180. ls noftras Ben candidis Bloribus, LOB, Ze, 52e KNORR Thss, ke Tab, L

Ea

IE, DEELe XII, STUK.

68 DRIEMANNIGE LELIE

V. is nogthans door Doktor Scoror1 aldaar niet

ArFDEEL.

Hooerp-

STUK

waargenomen. Mir teER zegt, dat de Zaaden uit Karniolie in Engeland gebragt waren coor den Bisfchop van Osfory , die dezelve- aldaar natuurlyk vondt grocijen. Zy-is wel wit vaa Bloem, doch met een gecleruigte gebaard. Zy verfchilt naauwlyks van de volgende Soort, dan dat zy de Bloemen meest twee op ten Stengel heeft , geheelbladig ‚mee de randen

der. onderften aan den voct omgeboogen ; de

meer opftaande , gelyk ook de Stem- pelblaadjes , die weinig gekarteld zyn. Van de Illyrifche of liever Floreneynfche

ns drie vond ik, zegt CAMERARIUS,scens in

’t vroege Voorjaar, op myn Reis door ’% Na- pn pelfche ‚een Hcuvel vol by de Stad Priver- „> num. By ons [te Neuremburg J kan zy zwaare

Winters niet wel verdraagen en moet byzon-

5 deb bewaard worden voor de fmeltende s Sneeuw”. Zy verfchilt daar in van de Duit-

fche witte, zegt C. BAumINUS, dat dere

zelver Wortel, even als die van de gemeene

blaauwe, rimpelig droogt , doch van deeze Diet; welke cok kleiner is, In onze Winkels vindt men een Illyrifche , van Venetie ge- bragt , welke rosachtig is minder fraay doch

aangenaamer van Reuk,” DE Wortel der Florentynfche Iris komt in veele famengeftelde of Winkelmiddelen der Apotheeken byzonderlyk in hee Niespoeder » gemeenlyk Groene Snuif genaamd , waar by een

33

oF iden ede be

een Geur aan echt. Hy is van een bitterach= tige, Kruiderige , fcherpe Smaak; doch maakt Weyn of Bier waar hy op gezet wordt, aan- B, genaam. Men gebruikt hem inwendig tot ecn °TUKe Borstmiddel , om de uitwerping der Fluimen te bevorderen in zwaare Hoest, Verkouwdheden

en Longe- . Kwaalen. Van den verfchen Wortel

is het Sap purgeerende ; het Poeijer van den droogen zet het natuurlyk Water ef, en geeft

daar een Vioolen-Reuk aan. Uitwendig komt

hy» als Wondzuiverende, by de Heelkundigen

in aanmerking.

Arora,

(3) Iris met geb. Bloemen; de stengel hooger mm. dan de Bladen , pe hek de onder fie 5 jk er Bloemen gefieeld. “Daite,

In Duitfchland komt deeze, op Bergachtige plaatfen , voor, en groeit ook in Languedok en Provence aan de kanten der Akkeren en Wyngaarden. Men vindeze by ons, en in de Noordelyke deelen van Europa , dikwils in de Hoven, De Franfchen noemenze Flambe of Glayeul , de Engelfchen Flower de Luce, de . Duitfchers Gilgen , dat met het Iraliaanfche

Gi-

(3) Iris Gér Retb, Caule Fol, does multifloro &cce Mat. Med. 24. H… Cliff, 18. Ups. 16. R. Lugdò. 17. GOUAN Monsp. 25. KRAM. Auflr. 12. Iris vulg. Germanica (. fylve- ftris. C. B. Pin. 30. Iris noftras vulgaris, Log. Je. 59. Itis fylvelkcis, TAB. Je. 648,

E 3

II. DEEL. XII, STUK.

rans u e

ie) Das LEET zE

Giga overeenftemt. De Ouden hebbenze ‚> in ’t Griekfch Aris geheten, om dat de Kleur

Hoorp- 9, zweemt naar die wan den Regenboog , maart

STUK.

s tegenwoordig wordize van alle Natiën Lelie s genoemd, zegt Lorer. De gedaante im: ss mers, wanneer mebze op zyde befchouwt , ss ftrookt vry veel mer cie van de Leliën in ss ’t Koninglyk Wapen van Vrankryk „en meer pe dan de figuur der gewoone Bloemen van

p Uit ééne “Stoel. geeft dit Gewas veele Bla: den „die weezentlyk Zwaardachtig zyn , fomtyds langer dan een Elle, om laag meer dan twee Duimen breed, elkander Scheedswyze omvat- tende, dik en flevig, glad en in een punt uit-

Joopende, Hier tusfchen komen dikke ronde

voort, anderhalf maal zo lang, met eenige Bladen , aan % end ‘Tekkig, en aldaar verfcheide Bloemen uitgeevende, die groot zyn. Dezelven ípreiden zig als in negen Bladen uit; waar van de drie onderften omgeboogen, van binnen ru'g,een Vinger lang, paarfch of Vio- let zyn, met witte Aderen. De Haairigheid is geelachtig gedekt met een kleiner fmaller Stempel-Blaadje , aan ’t end gefpleeten , t welk groenachtig of bleek blaauw is van Kleur, De drie bovenite Bladen , -Lepelswys’ hol, en paar elkander toegeboogen , maaken een Soort van Bol, die paarfchachtig is , fomtyds met witte Srreepen. Het Hemelfchblaauw en Purper re geert in deeze fchoone Bloemen zodanig, dat 2

%

er BorrLANTENes ga

menze, deswegen, gemeenlyk blaauwe of paar. Ws fche- Iris , of by de Tuinieren -Jrias noemt, Arre, Onder de Bloem, wier Bladen toe een Pypje Heero famenloopen zit het Vrugtbeginzel , dat eensTUka langwerpig zeshoekig Zaadhuisje worde, van binnen ín drie Hokjes verdeeld, en langwerpis ronde Zaaden bevat,

De Wortels van deeze mai in onderfchei- ding van die der voorige gemeenlyk Inlandfche genaamd , zitten knobbelig met knoopen aan elkander, zynde van buiten donker ros, van binnen wit en Zwaar van Reuk, Deeze wot- den ook in de Geneeskunde gebruike en het Sap derzelven, inzonderheid, is tegen de Wa- terzugt aangepreezen; doch de opgemeene fcherpheid, die den Mond en Keel verfchei- de Uuren als verfchroeid houdt , maakt het

uitwendig ‚tot Wondzuivering en

tot het wegneemen van Vlakken der Door kooken wordt het zagter en ‘de ge- droogde Wortel kan veilig, als een openend Bloedzuiverend Middel, worden ingegevea. De Bloemen leveren door weeking en roiting, met Bik ’er by gedaan , een (ehgggs Broene Ws

5 Tek 4 met ben. Bleek; 2 Stengel ber „ne

Vlierache (4) Iris Cor. Barb, Caule Fol. altiore multifloro &c, Izis tigce latifolia Germanica Sambuci odvie, C. B. Pin, 31, Iris mas jor latifolia o@tava. Cuus. Hif?. 1. p. 219. E 4 IL. DEEL, Xlle STyK.

72 DRIEMANNIGE LEr te

E Vv. “dan de Bladen , veelbloemig; de neerges ef boogene Bloemblaadjes vlak , de opftaande

Hoorp. ____uitgerand.

STUK.

Wegens den Vlier-Reuk is deeze afgezons derd, die buiten. ’t gemelde naauwlyks van de gewoone Duitíche Tris verfchilt, Zy groeit in de Zuidelyke deelen van Europa, De neerge- boogene Bloemblaadjes zyn donkerer Violet de opftaande bleeker blaauw ; de Stempel- Blaad- jes Zaagtandig fpits met een blaauwachtigen

iel.

wv. _ (5) Iris met geb. Bloemen ; de a hooger

Jpealens dan de Bladen, veelbloemig ; de neergeboo- Vuilkleu= gene Bloemblaadjes omgeplooid , de opftaans rige.

de uitgerand.

Naar de Duitfche gelykt ook deeze, maat behalve het gemelde zyn de Bloemen donkerer Violet met geelachtig witte, in ’t midden blaauwachtige Aderen : de opftaande Bloem- blaadjes, gelyk ook de Stempels, vuil sek en zeer uitgerand,

vr. _ (6) Iris met geb. Blimmek de Stengel naakt; dre van langte als de Bladen en veelbloemig. deide. De

(5) Iris Cor. Barb, Caule Fol. altiore muttiflorn &c Iris Folio lato rugo’, Pet, repandis ex parpureo fordido pallido &c luteo variis &c. BOERH. Zugdb. It. p. tas.

(6) Iris Cor, Barb, Scapo nudo, longitudine Foliorum , mut

tie

or BOLPEANTE BR 73

De obfebliderde Stengel onderfcheidt deeze, v. die, zo wel als de volgenden , in de openbare Â"Derd Kruidhoven voorkomt, Hoorp-

STUKe

(7) Iris met gebe Bloemen 3 de Stengel eeni- VI. ger maate gebladerd sveelbloemig ‚van langte za il s en

als de Bladen. “Bonte. (8) Iris met gebe Bloemen ; de Stengel korter vm. dan de Bladen en driebloemig. weelde, mige.

Van deeze fraaije Bloemplanten , heeft de eerfte haare Grociplaats in Hongarie, de an- dere op Rotfen in Portugal, zegt LinNus. Hy befchryft de laatfte , dls hebbende een ronde Steng; de Bladen uitwaards Zeisfenachtig; het Vrugtbeginzel langwerpig rond , met drie Stree- pen uitgegroefd;, de Bloemen Violet, niet uit

gerand ; . odin

SES hmh met T akkige witte Streepen, Tweemaal hiok zy in ’t Jaar , waar van de naam, niet van ’%

ge-

foro. R. Lugdh, 17. Iris latifolia Caule aphyllo, C. B. Pin. 3%

(7) Iris Cot. Barb. Caule fabfoliofo, longitudine Folio-

rum, multifloro. R. Zazdb. 17, Ups. 16, H. Clif. 19. Iris Jatifol. Pannoanica, Col, multiplici, C. B, Pin. 31. Iris luter variegata. LOB. Fil. 34. EnRET. Pil, T. zo f, 3. Jacq, Auftr. T. 5. (8) Iris Cor. Barb, Caule Foliis breviore trifloro. H, Ups. 17. H. Clif. 19. R. Luzdb. 17, Iris latifolia biflora. Besl. Eysr. Vern. 154. Chamziris mojar faturate purpurea biflora, C, Be Pin. 33.

Es, Ii, DEEL: Xile STUKe

Ed: u.

„Hoorp- STUK

a

J

24 DRIEMANNIGE LEUTE

getal der. Bloemen ek dikwils drie of vier isop éénen Steel, | Aanmeikelyk is ’, dat in alle Bosfchige Landítreeken aan de Westzyde van de Wol gas in Rusland , deeze Tweebloemige Iris al.

„gemeen zy; verl de Laage , die volgt, niet

voorkomt dan aan de Oostayde wan die Rivier, alwaar de T'weebloemige niet gevonden wordt zo de ie lat PA L L3 AS a rgenomen

heeft @. bee pe) _@ Iris met geb. Bloemen ; & B korter dan de Bladen, eenbloemig.

Mer veele veranderingen van we: deeze laage eenbloemige fris voor , die haare Groeiplaats heeft op bloote Heuvelen, zo wel . in-Opper- valsin Neder - Ooftenryk, CrLusius heeft daar van de volgende Verfcheidenheden aangetekend. De grootfte had: Bladen van omtrent een Voet , Bloemen van een Span hoog,

blaauw”

(*) Reifen. 1, Theill, p. 171

(9) ris Ne Barb, Caule Fol, breviore unifloro, JACQ» Aufir. T. 1. Wis Gor. Batb. Foliís Caulem uniflorum fu-

perantibus. H‚ Clif. io. R. Lugdb. 17. Govan Monsp, 26:

Chamziris miner Flore purpureo. C. B. Pis. 33. Chamzirig latifolta «1 sta 2e CLUS, Fift.-I. p. 225. Pann, 250 LoB. Ze, 64, 65. B, Chamze Iris minor El, purpuro » cCê= zuleo. 4, FL rubelio. à. Flore paliido et albo. &% Fl, variegato. É iris anguftifolia maritima minor. % Chama - Iris Fl, luteo et pallida, 9, faxatilis Galicia. C, Be

Pine 335 men

or BOLPLANTEN 25

blaauwachtig paarfch, met eenige witte Stree= V‚ pen: een andere was kleiner, doch weinig ver- ai as fchitlende van Bloemen , welke zo wel in toorn - deeze als in de grootfte , met of zonder Reuk ‘Tuza voorkwamen. Een derde hadt de Bloemen blaauw en welriekende : een vierde bleck of witachtig met eenige paarfche Streepen. Een vyfde eindelyk, met de drie laatften in kleinte overeenkomende , hadt de Bloemen hier en daar zwart, met witte Tongetjes; maar in allen was de ruigte onder dezelven geel en daar boven _ paarfchachtig zynde de Bladerige Stempels , die de Meeldraadjes in deeze Bloemen dekken , tweedeelig met twee opftaande Vinnen, en de Bladen, zo wel van de paarfche, als van de witte en van de bonte, by den Wortel ge- meenlyk paarfchachtig,

Nog meer Verfcheidenheden teelt men van deeze aartige- Bloemplantjes in de Tuinen, In de Zuidelyke deelen van Vrankryk, Langusdok en Provence, vindt menze ook op de Bergen, Heuvels en in de Spleeten der Rotfen , verane derende zelfs daar in, dat de Stengel hooger of langer dan de Bladen ‚of met dezelven egaal välle-; Be de Heer GERARD opgemerkt heeft. Ja fommigen hebben byna in geheel geen Stengel ; te weeten die, welke Loner afbeeldt zynde de Bloemen maar een Hande breed hoog (*). Voorts hebben zy de Bladen

bree-

(*) Perpufitla fagseilis Izis latifolia, acaulis Ferme, Lon. Jee 64: Kruid». p. so,

Ml, DEEL: Xl, STUK

46 DRIEMANNIGE LELIE

V. breeder of fmaller: het Zaadhuisje is ronder rr ag en kleiner , zo wel als ’t Zaad, den in de ge- Hoorp» woone of groote Iris,

STUK, B, Ongebaarde, dat is, de neergeboogene Bloemblaadjes zonder ruigtc. oe (ro) Iris met ongebaarde Bloemen, de binnen- rel fle Blaadjes kleiner dan de Stempels; de

eel Lich, Bladen Degenvormig.

_ Men noemt deeze, waar van de Wortel dik- wils , door onkunde, voor den echten gebruikt is, Walfche Kalmus , in t Hoogduitfch Was- fefehvertel of Water - Leliën,t welk de Groei- plaats aanduidt. Door geheel Europa, raame- Iyk, van de Zuidelykfte tot de Noördelyke dee- len, groeit dit Gewas aan de kanten van al'er. ley loopende en ftaande Wateren , in Meiren en Moerasfen. In Rusland is het zo wel thuis als in Switzerland ; in Sweeden zo wel als in Languedok en Piovende (*). By ons ge

(1e) Zris Cor. imberbibus; Pecalis interioribus Stigmate en me Enfiformibus. H. Clif, 19. Goar. se 11 L . Ne 7. OxD., Dan. 494. FI. Succ. 33, 37e nen ad 26, GER. Prev. 145. Itis paluftris sE f. C. B. Pin; 34. Theatr. 634. Acorum pri Cam, Epit, 6. Píeudo- iris. Dop. Pempt, 248. LOB. Je, 53. KNORR. Thes.I. Tab. L 8 C*) In Paludibus 8 Stagnis wo Gort. Inger. 6. In om- nibus Fosfis aquofis Helverie, Hau. Heiv. inchoat, IL, 129 Habitat in udis, flavijs , paludofis pasâm. PJ, Sue. $7: ‚Mont

or BOfLrrANTEN. „7

het op Kleijige, Zandige , hooge en laage Grone den, aan de kanten van allerley: Wateren dik= ÂF vri wils by en onder den echten Kalmus voor, et:

Men noemt het in Nederland Geel Lisch ensTuKe ook wel Pinkfterbloemen wier gemeenheid en gebruik tot opfiering , onder Landvolk , mis» fchien aanleiding gegeven heeft tot-die benaa- ming. Het heeft de Bladen langer en fmaller, ook geeler groen dan die der Irisfen , iets hoo ger dan de Steng , die Bladerig is , opfchie- tende tot drie Voeten hoogte, Aan ’c end komen weinige Bloemen , mert hèar tweeën vervat in een dricbladige Scheede, Zy zyn fraay geel , met zwartachtige ftrcepen in de omgeboogen Blaadjes , die voor ’t overige met hunne randen de Mee!draadjes omvatten. De opftaande Bloem- blaadjes zyn zeer klein en ovaal; de Stempel- blaadies in drieën gefpleeten. De Vrugt is we Eyrond , met drie bulten uitpuilende,

De Wortel van dit Gewas maakt een ron- den, langen Rolronden Knobbel , van. onde- ren Vezelig , van binpen rood, Dieze wordt onder de* Winkelmiddelen geteld, doch is. fa mentrekkende en fcherp , zodanig dat men - met het Sep daar van de Kiespyn heeft doen daaren, In komt » onder den naam van Aco.

rus

Momspelii ubique in Aquis, GoUAN 26. Provenit in Fosfis Paludibas , Stagnis. GER. Prov. 145. Habit in Fosfs circa um alibi, non rara, SCOP. Carn, p. 231.

IE. DEEL. XII, STUKe

Vv.

B DRIEMANNiGE Lertt 7

buê noftras , Acorus falfus of Paluftris, in een

ArDEEL: pieQuarie, dat ’er den naam van voert , doch Hoorp- zou verkeerdelyk voor den Kalmus- gebruikt

STUK.

hep

Aris ids

desfima. Zeer

„worden ‘ontbeerende ,-zo wel als ’e Kruid ,

deszelfs zo aanmerkelyken Geur Men heeft in Sweeden bevonden, dat het Vee , al-het andere verteerd zynde , dig Kruid laat ftaan, In Schotland dient hect Aftrekzel der Wortelen, in plaatsvan Galnooten , om Inkt te maaken. De Bloemen die uitermaate fcherp zyn , leveren een zeer goede geele Klang uit. -

C ri) Iris met ongeb. Bloemen, s de binnen? Blaadjes zeer uitgebreid; de Stengel één

stinkende, * hoekig; de Bladen Degenvormig.

Wegens den byzonderen Stank, die in de Bladen wanneer menze wryfc of behandelt , plaats heeft, wordt deeze Weegluixenkruid ge. noemd of Stinkende Lifch, in ’t Franích Glay- eul puant. De Groeiplaats is niet zo algemeen, Men vindtze niettemin in Languedok en Pro.

> Omftreeks Parys, als ook in Engelands

daar het overvloedig ftaat in vogte Beemden en omtrent de Zeeduinen, zegt Loser, RAY hadt het ‘er ook, doch zeldzaam, aan de Zee- dy-

Ee Kris Cor. imberb. Petalis interioribus har EC. H, Clif. 19, À. Lugdb, 18. N. 8. GOR , „Belg. ik Ge Mousp, 26, Gladiolus foetidas. CG, B. & 304 SP4* thula foetida, f. Zyzis. Je Be Hit. Mep. 73E. Don, Pempis 247s

or BorrtANTE Merz

dyken grôeïjende gewonden, en zegt, dâtmen _ Vs het ’er Stinking Gladdon. of Gladiryn noemt, AFprris Hier te Lande komt -deeze Stinkende Lifch aan Be de Vaart tusfchen: Haarlem en Leiden ‚en mis- STUEe-— fchien ook elders, voor.

Zy omiderfoketdt: zig ‚niet: sci dnee hee Geweren de Bladen donkerer. heeft „als wel door de Kleur der Bloemen , die vuil-paarfchs achtig zyn én platter , leelyk-van Reuk5 in July-en Auguftus te vinden. Deeze fplyten zig als in’ drie-Spatelswyze deelen , waar van mooge Iyjk-de benaaming, Spathula fetida, afkomflig is, De Grieken gaven het den naam van Xye ris en fchreeven aanmerkelyke kragten aan de Wortels toe ; die- Knobbelachtig: in elkander verward zyn en Plaggen maaken; maar in jonge Planten naar de Bollen wan Knoflook gelyken.

(12) Iris met ongeb. Bloemen , driehoekige xn,

Zaadhuïisjes sind Stengel en Liniaa soie le Bladen. Siberifche,

In de Velden van Ooftenryk , Switzerland en Siberie, komt decze voor, die gelyk de nde abe le den heeft. -

rd TSE De < ard is Be ER see gi

(aad Pis Oekene eeeh Ne von, Fok Finearibus.. JACQ, Au?r. T. 3. H, Chf. 19. Ups. 17, Re Zugdb. 78. Harn. Helv, 280. GMEL. Sib. 1. p. 28, Iris Pratenlia angultifötia non foefida altior, C‚ B. Pin. 32. Thearr, $97. ris anguftif, fecunda. Crus. Hifl, i. 227. PARN. Ze, Pp: 25de

IL, DEEL, XII. STUK,

Vv:

fo DRIEMANNIGE Lente:

Stengel ís hooger dan de Bladen: de binnenfte

ArDEEL. Bioemblaadjes ftaan overend : het Zaadhuisje

Hoor:

STUKe -

p. is niet op de hoeken gefleufd of gaapende, ge-

Iyk in de voorgaande , maar alleenlyk driekantig Eyrond

Dekundige HA Lr ER vondt deeze in Duitích- land, boven Jena , overvloedig , maar in Swit- zerland zeldzaam, Wel drie Voeten was zy hoog en hadt blaauwe Bloemen, Van het Vee werdt zy niet gegeten en hadt, gedroogd zyn-

de , geen den minften Reuk. By Crusius

vindt menze afgebeeld, en daor BAUHINUS na - getekend,

In Siberie is dit een zeer gemeene Plant, zegt GMELIN, wier Bloem, by de Ingezere: nen, haar Haanekop deedt noemen. De Bloed- zuiverende kragt des Wortels deedtze aanmer= ken als cen uitmuntend Middel, tot geneezing van de Venus- Ziekte. Van het Afkookzel nam de Patient, in een Badftoove, alle morgens een of twee Bierglazen in ; daar hy van braakte of afging. Zo hy te fterk purgeerde nam by minder anders meer. Na hect gebruik van eenige Weeken hieldt het purgeeren op. Dan. werdt het hem, nog agt Dagen lang, op eea Bed van frisfche Klisfen- Bladeren leggende ; die men dagelyks ververfchte , en daar mede toegedekt, op de zelfde manier ingegeven, en hier door werdt hy van die Kwaal verlost.

(13) ze

„rr BOLFLANTEN SG Ne

€13) Iris met ongeb. Bloemen , bynù driekanst Vâk tige Zaadhuisjes een ronde bogtige on en Degenvormige Bladen,

gee De fchrandere EureEr vondt deeze ed zein bloemige zo fraay , dat hy dezelve met haare dr aar: Kleuren in Tekening bragt. Zy heeft haare oBontbloes afkomst uit. Noord « Amerika groeijende in age Virginie en Penfylvanie, De geleerde Diurme” Nius merkt aan , dat zy van de voorgaände weinig verfchille , dan door de breedte der Bla- den en dat de Bloemen Reukeloos zyn. De= zelven beftaan , zegt hy , gelyk die der ande- ren,‚zomen de Stempels mede rekênt , uit negen Bladen , waär van de drie buitenften breeder en omgeboogen , uie den Violetten , geelen en wit- ten bont de drie middelften fmaller en korter , overend ftaande, geheel Violet; de drie ande- ren; die voor. Styl verftrekken , uiet den Violet- ten “paarfchachtig zyn , en tusfchen, de binnen. 8 ften geplaatst. ezidd Van één of anderhalf Elle was de hoogte ““““ van dit Gewas. Een ander, naar * zelve gely- kende , hadt de Stempel - Blaadjes op de sgr pe en niet inwaards omgeboogen : der Blócmen was zo en mer en de- (13) zris Cor. imberb. Germin. fübtrigonis. Caule tereti

fiexuofo &c, Iris Americana verficolor. Dirt. Filth. T, 135. f. 187 > 588, Iris latifolia Virginiana &c. EnRer, Pi@,T. 6. £. ze

Ue DEEL. XII. Srum,

82 DRIEMANNIGE LeErr E-

_ Ve _ dezelven. hadden een flaauwen doch aangenta-

B ci men Reuk. Men zeide , dat dit by de Ameri-

Hoors- kaanen in veel gebruik was tot geneezing der

STUZe « Venuskwaalen; zo hy meende wegens des Wor- tels purgeerende kragt.

(14) Iris met ongeb. Bloemen driekantige

XW.

Tris Vire Rt

finiea. - Zaadhuisjes en een tweefnydende Steng. Virginifches

To Virginie groeit deeze, op Waterige plaat- fen » die “ook fmalbladig is en de Bloemen uit den bleekblaauwen en zwarten.bont heeft, met kruipende Wortelen. Zy purgeert » volgens C LAYTON uitmuntende.

_ Jaarlyks wordt van de Kaap, zegt de Heer N.L. BormaAnNus een Iris overgebrage, met opgebaarde Bloemen en zeer lange Liniaale

XV. c ï D Iris met ons: Bloemen , driekantige Bee Zaadhuisjes , de Blaadjes aan den Voet Martes met Klierige holletjes voorzien,

_ Op % Eiland Martenique vondt de Heer Jac- Qu:N deeze, welke een Steng van twee Voe- ten hadt , met Bladen ; maar die van de Chie neefche Ixia gelykende , aan den voet omringd.

(5) Iris Cor. imberb. Geïme trigonis, Peralis Bafi fereo- lis Glandutofis. Jacq, Amer. Hift. 7. T. 7. Kiphion Floe luteo nigricante, PLUM, Spec. 8, Ze. 260, T. 261, f, de

&

„tor BeotPtanTENen 83

ken. dubbelde Bloemfchesde, vaan den top, gaf We ‘eenige geele Bloemen’ uit , in maakzel; zo hy ein opmerkt , grootelyks van die der andere Soor Hoorn. ten verfchillende. Volgens de Afbeclding , in- sTUR+ derdaad , fchynen dezelven my veel nader te

komen aid die vant Gellagt van Vicusfeusia,

welk ik ftraks zal voorftellen.

G 16) eis mt ongel, Mn. washoekige Zaad-

haisjes, een ronde Stengel en byna Liniaâeria ep en : ce, Bladen,

Ja de Velden van Duitfchland en Hongarie groeit deeze Smmalbladige Iris , met ftinkende Bladen, Crusrus hadt dezelve, zo’sfehynt, ook in Spanje waarge DOED 5, doch,de werfchei- denheid der Planten wan dit Geflagt is, zo hy aanmerkt zo groot, dat hem telkens nieuwe voorkwamen. Linneus betrekt ‘er „toe, die te Michelfeld niet Ed van Bafel met Bladen van twee Ellen hoogte volgens À BaUHiNUs: maar deeze acht de Heer Har- LER te- behooren” tot-de Siberifche , ni _ meld.

à. 2) Îris me ie Bomi, ze 2 365.

6) ris Ger Gee. tabers. Bla ngen, Gaule! gecle, ereti Fol. foblinearibas, lAcq. daffr. T. 4. H. Cliff. 19.

Ups. 17..Re Lugdb. 16. Iris Praten is Eden Fol. feti- do, C. B. Pin, 32. Iris ais heele) Cúus. Hi, Ie p: 228.

(17) Feis Cor, imberb, Germis, fesangularibus, Caule fabe vereri, Fol, Eniformibus Ariatis. Mant, 175, TREw. Ebren, Ts zon. 2 : 1. DEEL. XII, STUKe

Ar DEEL» u.

Hoorp-

STUKe

3 DRIEMANNIGE LEL rt E-

Jruisjês ; een bjna ronde Sténgel en wee vormige geftreepte Bladen:

Uit de Levant hadt men deeze in de Akaden mie- Tuin te Upfal, met een Stengel vaneen Voet en driebloemige Scheeden. De omge- boogene Blaadjes der Bloemen waren aan den voet breeder met donkere Aderen en geel ge-

_ zoomd met witte randjes - de opftaande , van

langte als de anderen , Sneeuw wit ‚aan den voet geelachtig geaderd : de Stempels wit , bedekken-

‚de Okergeele Meelknopjes. Aanmerkelyk fcheen

zy dus van de Bafterde te verfchillen, (18) Iris met ongeb. Bloemen ; ; zeshoekige Zaad-

XVII ris Grar huisjes, een tweefnydende Stengel en Li- osinea.

Grasache “_ niaale Bladen,

De Bloemen van deeze , die à in Ooftenryk aan den voet der Bergen , als ook in Karniolie groeit , hebben den-Reuk van Pruimen of-Abrikoozen, volgens de Waarneeming van den grooten Cr v- sIUS. Zy is, zo hy aanmerkt, zeer klein, val- lende fomtyds minder dan een Voet hoog. Men vindtze in de openbaare Kruidhoven. De Steng js zeer plat, tweebladig , voor het bloeijen

…… hurkende. Dus befchryft Doktor Scorort

deeze Soort,

en Drie Colt -dmbeehe - aren; fexaagularibus , adh Fol. Linearibus. Jacq: Auffr. T.2, H‚ Chf. 1

je ek R. Lugdb. 18. Iris angufti’ol. en ader: »

„…C B, Pin, 33 Iris enguttif, tertia. Crus. Hij: L

pr 230: STOP, Carn. p, 23

OFTBOLPLANTEN: 85

De: Steng is famengedrukt „tweebloemiggeen Ma. _ half. Voet lang. De Bladen’ zyn langer en Gras= Â? IE achtig; de Bloemen gefteeld ; met de binnenfte Hoorns Blaadjes byna opftaande , van figuur «als eensSTUXe > Herders Schopje ; Violet, korter dan de-Stem- pels ; de buitenfte gefleufd, tot aan ’t midden geel „beneden de tip famengedrukt , voorts „verbreed tor een holrond ovaal lighaam „wit van bodem, met blaauwe takkige Strcepen. De „Stempels wyd gemikt tweedeclig , met violette tippen» die opwaards gekeerd zyn , fomtyds roodachtig. - Het Vrugtbeginzel glad, zeshoekig langwerpig. Eyronde Zaans meer ik Rens in één bokje. - , 5

(ag) ris met ongeb. Bloemen; de Stengeleen- XIx, bloemig , korter dan de Bladen; de Wortel me

Vezelig. vont: re ene ja Ce i

„In Virginie groeit deeze , die eene blaauw- achtig. paarfche Bloem heeft , aangenaam -van Reuk. Men vindtze ’er ook met witte of:met ‚Violet-en Goudkleurige-Bloemen , waar vaneen Syroop= wordt iens van aart en Klene als die van Violen, ea

Ek met han on sld

XX. Van een Knobb

Ge) Iris Cor, imberb, iik ünifloro Fol, breviore , gaa, ie

“Fibrolà. GRON. Virg. 10. Iris Virg. ee Chamziris veina anguftifolfa &c PLUK. Alm. 198. T. 196. (zo) drig Coe: imberb, Fol. lkrn Mai, Med, zó. H. - Cls IL DEEL: Xile STUK,

86 DRIEMANRNIGE LEL EE.

V. Van fommigen. wordt deeze, volgens Ma T- dn. THIOLUS, voor de-Plant gehouden , die den Hoorp- Hermodaëylus- Wortel der ‘Apotheeken vie- €TUEe …_overt 3 doch anderen achten zulks’ met Lore ,

ongegrond, en meenen dat die van een” Soorc

„wan Colchicum afkomftig zy. TournerorT,

vhoewel deeze- Iris onder dien paam voorftel-

lende,"hieldt zig uit de Bladen:en Vrugten ‘vân

„de Plant „:door ‘hem dikwils in Klein Afie ge-

„vonden > verzekerd; dat zy het Corchicurn met

„den gedroogde Wortelowit, van C. BAUHINUS

ware (*).. De Bloem „nogthans , van den Her-

„modaêtylus- fcheen-hy toen-niet gezien te heb-

ben, en hy zeid’ vervolgens , dat dezelve maar

die der Irisfen gelykt, maar dat de Wortel

»_Knobbelig en dls gevingerd Js. Weinig fchynt

eek “dit met de Wortels , welke men ípde Winkels ie heeft, te ftrooken,

…Deeze Aris, in Arabie ende-Lievant gracien-

de ‚heeft lange {malle Bladen „die hoekig zyn

en ‚áls met Sleuven , heabende- de, Stengel op

dentop-een Bloem, welke groenachtigis vän

Kleur. De drie „middelfte. Blaadjes - zyn Els-

vormig en zeer klein, de Stempelb; tot

over % midden. in tweeën gedeeld: zo dat de-

if _zek

oet Chao. Re, Lugdb, 18, Iris tuberefa. Fol, mine C, B.

re 40: Monas. EGA Il, pe 3455, 4 Te sof. 1 ie

da@ylus Fol. quadrang. Tounnr. Cor. So, is tuberofa gaberoa Bel

garum. &e. Lom. de. 98. Dop, Pempt. 249. 56 TOUENS. de la Hes, Jed. Tom, IL, P. BA

Npe id vi

or DOLPLANTENs B87-

zelve,in veele opzigten, aanmerkelyk verfchilt AFDEE

van de voorgaande Soorten,

Vis.

GD, pn met ongeb.. Bloemen twee by elkan- 5

; de Bladen Elsvormig gefleufd, korter xe da: de Stengel, Kiphiam. tad

Deeze ‘Soort onderfcheidt zig door eent ge Bolwortel, die uit verfcheide: Schilfers be- (taat, gelyk de Hyacinthen-Bollen. Om die reden hadt TouRNEFORT de Plantea vän deezen aart afgezonderd in één ander Geflagt onder den naam van Xiphien, * welk de

Griekfche naam is der Gladiolusfen, Zy heb.

ben inderdaad ook Degenvormige Bladen, gelyk.-dies-en zouden derhalven , Jif even vecl regt, den naam van Zwaardlelie voeren mogen. By de Ouden fchynen zy onder de Leliën geteld te zyn.

Men vindt by Toumnerorrt de Afbeel. ding van den Wortel, als ook van de Bloem,

welke de opftaande Bladen veel fimaller en 4 |

neergeboogene regter, of byna horizontaal uite geftrekt heeft , maar anders op de zelfde manier

gedekte door: de hek, als in de ge-

woone

(26) Iris Cor. Tati: Flor. binis , eri fabuloto …carina=

tis, Caule brevioribus, Hl. Ups. 17. Izis Fol. mergine couni-

vantibus. H. Clif, 20. Iris Caulescens &c. R. Lagdh. 18,

Isis Bulbofa larifolia , Caule donsta. C. B. Pis, 38. B,

Izis bulbofa coeruleo- violacea. C. B, ee Don. Pemts err.

F 4

Il. DEEL, Xil. STUKe '

Arna. ley

83 DRIEMAN NICE LEL f E-

woone Irisfen. Dezelve komt’ van veeler zeer bevallige. Kleuren, blaauw, Violet ,

Hoorp- paarfch » wit en geel , onder elkander gemene

STUKe

he. PF

geld voor, gelyk men dit by WEtNMANN , op twee Plaaten, zeer fraay uiegedrukt vinde ©. Aldaar is ‘er ééne vertoond met volbladige of

_ sdubbelde Bloemen , die Hemelfchblaauw zyn

geel getongd : maakende deeze, mer veele an- mrd ook ee Lief Reet van

en) Iris mêt pan Bloemen . welke de bin- 5 _nenfte Blaadjes zeer kort en yd witge- ‚breid heeft seo” pratend

Gelk de voorgaande veelà! saatn. Lris» wegens haare afkomst , getyteld wordt, zo voert deeze’, om de zelfde reden , den naam van Perfiaanfche, Het is een zeer aartig Voor jaars Bloempje, tucest van de andere’ vêrfchil- fende door de laagte van de Stengel die veel korter dan de Bladen is; welke even zo ge- fleufd zyn , met hunne kanten de Stengel om- vattende. Men zietze dikwils in de Voortyd op de Blo@mmarkt en vindeze ook by W ers: MANN in Plaat vercoond (4). | Die hen Ee Kruidb. Pl. N, 6e9 , Gro.

faz) Aris Corolt,* imb, Petalis interioribus brev ienie pa tentisfimis. Iris Bulbofà precox minus odorà , Perfica , varieg:- ta. MOR, a IL. ps pe Iris acau!is. Fol. margine connie

eLugdb. 18, Iris Perfica Martie, Rups. Eiya IL. p- 10. ri 9. Xiphien Perficam pracox Flore variegatoe TOUaNE. Inf? 363, (Ì) Plaat N. 6o9, Lett. be GED AE ll

zor BoOrPrLANTEN SS 89

„Dit Blommetje , dat enkeld of by drie ‚vier -v‚ en vyven te-gelyk, in't laatst van. February Árpeerà tot in *t voorst van Maart, tusfchen de Bladen Hoor: : yie den Wortel fchiet, is aangenaam van Reuk, srums=» Het verfchilt van. de anderen. daar in, dac de middelblaadjes niet overend taan, De Kleur is

over geheel uit den blaauwen witachtig en

piet aanzienlyk maar de Lippen der onderfte Blaadjes van de ‘Bloem verrukken het Gezigt

door eene hoog paarfche of. donker, Violette Kleur, als van Fluweel „in welke een Saffraan. kleurige Streep affteekt niet blaauwe en paars

fche Stipjes gefprenkeld. In plaats van mid- delblaadjes. komen, boven aan de Steng, onder

de Bloem, drie kleine Krulblaadjes voor. O

dezelve volgt een Zaadhuisje met drie hokjes

ja Juny aanrypende.

2 Iris on nis Bloemen B Ee 9) Ir Lr en B RE, webs -TourneroRrT hadt deer - onder den naam ee van Sifyrinchium. ‚tot een Geflagt. gemaakt, 2 welk Ja van en kris es Kiphion-efsenderde.

been gek ds À

ed Ed

(23) Fris-Cor, imbeib. Fol. Canaliculatis, Bulbis geftiinis

faperimpofitis.” Sifyrinchium -maajus , „medium er minus. C‚ Pin, 40, 41. TOURNE. def. id CLUS; Hi, ‚he 216,

Pom rand Ze. 281, kn] glen 210, La 4 # ú DEEL. XII. STUK,

90 DRIEMANNIGE LEL.

V. _deezer Wortelen , die wit en zoet ven Smaak A is, ‘wordt in spanje en Portugal, alwaar dit Hoos. Gewas zyne Grotiplaats heeft , veel van de STUKe + Kinderen opgezogt en met graagte. gegeten:

weshalve zy de grootfte Soort Nozelhás, dat is Nootjes, noemen, De onderfte wei welke vergaat, ís" zwart en voos.

Men vindt het driederley , ten opzigt van de grootte, De grootfte heeft Bladen byna als ‘van het Look óf der gewoone Hyacinthen ,

groen en meestal op den Grond dee een ronde Stengel van een Span hoog die ge- ftreept en ftevig is “uit veele Sc achtige

Omwindzels vier of vyf. Bloermen” ‘voortbren- gende welke agter elkander ópen gaan. Dezelve beftaan , gelyk in de Irisfen, uit-negen Blaad-

jes drie nederwaards, drie eenigermaate op= waards, geftrekt doch de drie Stempelblaad-

jes; boven aan den Styl, ftaan hier opwaards s “met hunne dabbelde punten. Voorts is de ge- ee heele Eben fraay in ’t aanzien , blaauw van

jes ‚bevattende een klein , rond „rosachtig Zaad. De twee anderen zyn in alleopzigtér kleiner,

byzonderlyk de laatfte , Liri genaamd by de _ Portugeezen. Men vindt fommig ‚dat de Bloem- blaadjes paarfch of Violet heeft, met een geele Vlak, Het fchynt die eetbaare Bolplant te ZyD» by de Grieken Sifynrichion genaamd , en by PLINIUS Sifyrinchtum; dat van een Varkens- a oee Snuit

PLAAR Bnn

ee

or BOLPLANTENe. ST

Snuit afleidelyk zou zyn, zo fommigen willen. 9% Fomsraour vondt het overvloedig in de "Tj Velden by de Pieramiedeu van Egypte,en merkt Hoor;

het aan als een zeer fchoone Bloem (*). _ TUEs Ik laat hier volgen het Geflagt van |

vreosenorrs :

afs van den inbe eeiden Dekiór » DE’ lend RocHe is ingefteld, en benoemd ter éere van zyn Geneeffchen Medeburger „den Heer Vreus- SEUX, Een uitmuntend Kruidkennier zynen goeden Vrind. Het kome, zegt zyn Ed, in ge= faite de Irisfen naast by „doch verfchilt ’ef van, doordien de Meeldraadjes tot een Cylinder ver- eenigd zyn , de Bloemblaadjes meer verfchil- ne en ed el mêt de Nagels famenge- groeid Ct Drie Soorten, alemaal Kaapfe; afde denn zyn Ed. daar vane ven, naamelyk” a

(1) Vieusfeuxia met sen Warteldlad, vanag L eusfeuxia te als de Stengel. 3 Pd | De Wortel van: deze is cen Rolrond Boler Ie eds)

(*) Plurimz Plurime dignieatis ‘Flos. Fr. Bgypt. Ara. p. Ia. (ty Ik zou zyne Lyst der Kenmerken ‘hier ingevoegd Hebben , doch , dewyl dezelven naauwlyks iets anders zege gen, heb ik zulks be Ci) Vieusfeuxia Folio Radicsli unico, Caulís eo Roc, Dif. pe pr ger Prodr, ze 3

U, DEEL. XII, STUK)

92 D RAE MA-N-NIGE LELIE

ardra. © lij met gefpiefte. Scheedachtige. Omwindzels jj, bekleed en Kranswyze. begroeid met Afzetzels Hoorpe of jonge. Bolletjes. De Stengel, onder uit den STUK. Wortel voortkomende „een Voet lang is regt rond, glad „in Leedjes verdeeld. Behalve het gezegde Wortelblad komen aan de Leden der Steng geftrekte Scheedehlaadjes. -Op ’t end groeijen gefteelde geelachtige Bloemen , met donkerer - and en met. paarfche Stipjes gety- gerd. leder «B oem heeft ; ecn. tweekleppige Scheede: Zy. veld uit drie grootere buiten Blaadjes welke zig tondachtig uitbreiden, en ; drie binnen „Blaadjes , van Jangte als derzel ver Nagels, gefleufd, Wigvormig „„aan den tip drie- deelig metde middelfte. Slip. langer en raal gedraaid. „De drie Meeldraadjes maaken een hollen_Cylinder., waar binnen de Styl is befloor ten , die drie Stegnpels heeft, met Bladerach- tige, in-tweeën gedeelde Slippen; waar tus- fchen zig;de. lange Meelknopjes inlaaten, Het Vrugtbeginzel of ed is langwerpig, _driehokkig, delenheties

oimsict (8) Vieusfeuxia met De Warteldlad , daë oe vong tweemaal zo lang is als de Ssengel.,

EN aan zyn Ed. door den beroemden aar D. vAN Hof N medegedeeld, was

(2) Vieusftuxia Folio Radical unico Cau doing Rocn, Disf, p. 23. BuaM, Prodr. 2, ê

or BOLFLANTEN © 65

was grooter , naamelyk de Steng by de twee Vv, È Voeten hoog hebbende én het Wortelblad , van ea vel | langte als gemeld is , Grasachtig , geftreept, Hoor gekield ; terwyl by ieder. Leedje. de StengelSTtEe naauw omvattende Scheedebladen heeft , me- nigvuldiger aan den top, die twee Bloemen uit- geeven. Deeze, tweemaal zo groot als in ce voorgaande Soort en zeer wit, hadden aan

begin der Nagelen, die paarfch en met een dik-

ke Wolligheid gebaard waren , een dubbelen

Kring , van binnen geel , van buiten paarfch-

achtig geftippeld. De binnenfte Bloemblaadjes haddea de middelfte tippen hier niet {piraal maar

regt. Voorts waren de deelen der Vrugtmaaking eveneens.

Het hier nevens; in in Fi. Is op PI.-LXXX5 afgebeelde Gewas, behoort zekerlyk tot dit Geflagt , en wat de Bladen betreft tot. deeze Soort ; maar de Bloem is niet grooter dan. in myn Wi btopte van de voorgaande: Dezelve is, ten opzigt van haare deelen, met alle moog-

Iyke naauwkeurigheid voorgefteld. Aan de Nae gels is zy zekerlyk gebaard en heeft aldaar aan» merkelyke paarfche Vlakken , naar binnen

Voorts vertoonen zig zeer _duidelyk de drie kortere Bloemblaadjes met de middelfte punt langer en regt. In ’t midden zyn de opftaande Stempels, aan ’t end gegaffeld, waar onder de Scheede der Meeldraadjes 3 zittende de Styl ver« borgen op het Vrugtbegiazel dat zig onder de Bloem bevinde. si e

3

Kle DEEL. XII STUK»

24 DrI@MAN-HtICE Let rt:

Ve (3) Vieusfeuxia- miet ven enkel Blad, dat dt ES ra Stengel. Scheedswyze influit en zeer lang is, Elos Deeze, doof den Boom: en Bloemkwecker

ún VAN HAZEN, in de optelling der Planten van Fre zyn Tuin, in Plaat gebragt, heeft cen _platach- Verdwy= tig famengedrukten Bol boven den Moederbol *_groeijende. De Stengel is rond , maar vier of vyf Duimen lang en opgeregt, met één Schee- deblad bekleed , dat driemaal zo lang is , Liniaal

en flap. Uit dit Blad komt ecn Takkig Bloem- ftengetje voort , met geele Blommetjes, in drie Uuren verdwynende ; waar van verfcheidene ag- ter ne uit ieder verdeeling optluiken, De empjes , elk in een tweekleppig Schecdje gevat zyn zesbladig ; met drie buirentte Blaadjes Eyrond ea neergeboogen; de drie bin:

_ fiehften ftomp Lancetvormig uicgebreid ; allen met een Vliezigen rand verbreed aan de Nagels,

in welken een gebaarde overlangfe Streep hes Honigbakje maakt, De Meeldräadjes , » onder ook famtengegroeid, hebben langwerpige Meel- knopjes. De Styl heeft den Stempel insgelyks

in drie opftaande Blaadjes verdeeld, die aan de

tip gegaffeld en omgeboogen zyn. "Het Zaad:

huisje komt met dat der anderen overeen,

rd

M o- Speek Steps

G) > oere ad tiek vaginante ee MO. ROCH, Disf. P: 33, B Burm. Prodr. ze Iris immberbis Caule eren Sc. HAZEN , Catal, Arb, Er Plant, Sca Pp: 67.

„Óf BotrPrANTENs- 93 Mor ZA, Vv.

Bes an:

Deezc Geflagtnaam is door den fchrandereD goorn

MirreEr ingefteld ter eere van den Schild- rum

knaap RoBERT MorE, een Kruidkundig

Heer in Engeland, De Kenmerken , die hetzel-

ve van het Geflagt der Irisfen onderfcheiden

zyn, een zesbladige. Bloem mee de. drie ‚bin-

nenfte Blaadjes uitgebreid, Anders komt het

daar mede overeen, De drie volgende Kaapfche

Soorten. zyn 'er, volgens den Heer LiNNgus,

in vervat.

(+) Morza met gefleufde Bladen:

Van deeze heeft Mir rer twee Afbeeldin= wgn ek

gen, de eene met kleiner , de andere met groo. 22 ter Bloemen. De eerfte befchryft hy „als een Plant met een Balachtig Worteltje, gelyk de Crocus , dat jaarlyks ‘vernieuwd wordt. De Stengel , van onderen paarfch, wordt omtrent een Voet hoog , en is voorzien met fmalle plat» te Bladen , welke haar Sleufswyze omvatten,

meer langte hebbende dan de Stengel,-doch Dap. bss) groep, De Moenen ee

Bf twee

(1) Morea Fol. Canaliculatis, B Nat, “XII, Gens &o, Vege ELI. p. 79. ce, Morza Spathà biflorà, Caule planifos _- lio , Flor, minoribus, Mitr. Ze. 159. T. 238. f. 1. @, Morza Spathâ biflorâ , Flor, majoribus, MiLL. Ze, 159. T. 838. f. %

Is DEEL. XIls STUK»

56 DRIEMANNIGE Leute

V. _tweekleppig Scheedje, Zy hebben ieder cet

B a Steeltje met een Vrugtbeginzel, waar op de Hoorp. Bloem zit, die zesbladig is of tot den bodem STUK: in zesfen gedeeld’ Deeze Blaadjes zyn van fi» guur alseen Pick-yzer, beurtlings één fimaller,

één breeder, gelyk gewoon is in de Lelieach= tige Bloemen. Zy fpreiden zig vlak uic en’

gelyken dus te famen niet kwaalyK naar de Bloe. men der Nigelle of Juffertjes in ’t Haair. Ook is de Kleur bleek blaauw , met een geele Vlak by ’t midden , alwaar drie kleine Blaadjes over- end fraan , omringende het Vrugtbeginzel en den Styl, die met drie dikke gegaffelde. Steme pels is gekroond, allen blaauw van Kleur. Het Eyronde Zaadhuisje bevat in an hokjes veele ke Zaaden.

Die met groote Bloemen sak dezelven. en» keld in een Scheedje , een weinig grooter, bleek paarfch en eveneens gevlakt maar de ed is tot onderen groen. pe

„Ee @) Morza met Elsvormige Bladen.

or£â Jenea _ Deeze, zo wel als de voorgaande, bloeifby-

Biesbladi- ge na jaarlyks by ons, zegt de Heer N. L. Bur.

MANNUS , met Bloemen -van éénen Dag

die eene byzondere Violette Kleur hebben.

ee Oren ended Bladen, Frsdiordes, Dee- Bremer , | hide (2) Morea Fol. Subulatis. Borm. Fl, Prodr, 2,

Cap. (2) Morea Fol, Enftormibus. Mart, 28, Morza ee

me ne bi

E

Or BOEPLANTEN. 97

Deeze Plant groeit ook natuurlyk aan de Kaap der Goede Hope , zegt MirLreEr , van waar de Zaaden, onder den naam van Witte Water-Hooeks- Lely, overgebragt waren, die in de Tuin vanStuk. Chelfea opgekomen zyn, alwaar de Plant ge- bloeid heeft. Hy geeft ’er-de Afbeelding van, waar uit blykt, dat dezelve wel veel ge- iykt naar de voorgaande , doch tevens nader gan de Írisfen komt » verfchillerde daaf vart alleen, door de geheel uitgebreide Bloem , zegt LINNAuUSs, die daar toe ook betrekt, een Le- wentfche Leage ältyd groene Íris, door det geleerden Tirrrtus io de Toskaánfche Hor: tus te Pifa wâargenomen.

Deeze heeft Vezelachtige Wortelen , zo wel als die. Hy hadtze by Konftantinopöleh ges vonden en merkt aan, dat zy van de Smalblâ: dige Iris „die eén Abrikoozen- Reuk hêeft, vari BadurinNus, weinig verfehille , hebbende Grasachtige fpitfe ftyve Bladen en teükelooze Bloemen, geel en blaauw gemengeld, Derzel- ver gedaante fchynt van die.der Kaapfe van den Heer Mirren iets af te wyken, hoewel het Gewâs anders taamelyk daar mede ftrookts _

Tot deeze Soort behoort, wat het Loof aan

t‚ veel nadet dan tot de voorigen, die Mo- fan, welke, uit hee Kruidboek väù Bocrmopz,

ons

arr AAD Si

umiford Fol Gladiatis, Radice fibrofà. Msit, Je. 159. T. $ eggef. xe drie Orientalis pumila fempervirens &ic. Tilks, Pis. 89. T. 33e

G

IE, DEEL, XII, STUK.

93 DRrEMANRrtGeE Leite. V. onlangs te Neurenburg, onder den naam der ArDExL: cerfte Soort, is aan licht gegeven. Zy was al- Hoorp. daar Morea met Elevormige Bladen, Jris d’ 4- STUK.’ frique dat is Afrikaanfche Iris, wees (De

WACHER D oiar AAS

Ter vereeringe des naams van den geleer: den WACHENDORF, die, ruim dertig Jaar geleerden , een Lyst der Planten van den Utrechtfen Akademie -T'uiu, op eenen Griek- fcher trant gefchikt aan * licht gaf, ftrekt dit Geflagt.

„Het heeft een zesbladige ongelyke Bloem, bee neden het Vrugtbeginzel , dat een driehokkig Zaadhuisje wordt. Hier is de Styl Draadach: tig, neergeboogen, met eenen enkelden Stem- pel, waar door het inzonderheid van de voor- gaanden verfchilt , bevattende de drie volgende Kaapfe Soorten.

Ae @) Wachendorfia met een enkelde Ponies.

Tieke Is nu ruim twintig Jaar geleeden, dat deer ra. ze Plant, op de Buitenplaats van wylen den be- Aairbloes,

mige. roem

Er Morza geen Eelge Botanica, Norimb, 1778. Mie

Tab. 4 (1) and désdo fimplici. Syf?, Nat. Xil. Gete 61. Verg. XIlL, p. 80. Wachendorfia Fol, Lanceolatis quin- jecviis, canaliculato- plicatis, Flor. in Thyrfam cofleêtise RM. Mlonogr, Tab. 1,2, Nov, AC, dead, Nat, Curl Obs. se, T. 2, f, 1, BURM. Pradr, 2.

oF BoLPLANTEN. Bd toëmde Hoogleeraar J. BURMANNUS, âller. ip eerst hier te Lande háar Bloem vertoonde. Zyn Ed. bevondt dezelve volmaakt overeenkoni- Hoorgs Îtig met eene Bloemfteng daar váân, gedroogdsrut. in ’t Kruidboek van OLDENLAND voorko. - mende en dus voor veele Jaaren reeds aan de Kaáp gevonden. Hy dagt, dat de Plant aldaar op Moerasfige plaatfen groeide; dewyl £y zeer begeerig was naar Water, verdraagende têvens een ongemeen fterke Hitte en broeijende Lugt. Uit Zaad was dezelve door zyn Ed: geteeld, en bevindt zig federt „als een overblyvend Gewas, in de Kruidtuin deezer Stad,

Uit cen knobbeligën Wortel als van Een die bruinrood ss en veele Vezelen e verfpreidt zy wyd en zyd haare Scheuten, De Bladen zyn Lancecvormig ; vyfribbig , áls cen Waaijer geplooid ; glad, blygroen elkändef Geutswyze omvattende , de grootften twee Voe-

ten lang en drie Vingeren breed. Een Rietachs tige Stengel „van vier Voeten hoogte , met kleiner fmalter Bladen Scheedswyze, overhoeks bes _ kleed , Haairig en met roode Vlakken gerekend; draagt aan den top eën Aairige Tros vaù Bloe: men welké de langte van een Voet heeft, De: zelve beftaat overlangs uit Bloemtuiltjes , ieder ineen Scheedeblaadje gevat en gemeenlyk uit zeven Bloemen famengefteld , waar van flegts tén te gelyk een Dag ontlooken is. Zy heeft een gedle Bloem van zes Blaadjes die onge. lyk geplaatst zyù, en waar van Somtyds-één 2 ont: 1. DisL, XIL, STUK. :

too DRIEMANNIGE Lerrê?

ontbreekt , als wanneer dezelve twee Stylen heeft. De eerst uitkomende Bloemen zyn veel Hoorp- grooter dan de volgende. De Vrugt is een stuk. drichokkig Zaadhuisje , met verflenfte en ver droogde Bloemblaadjeg omringd , die als voor Kelk verftrekken : want het Vrugebeginzel zit binnen de Bloem. Het bevat drie Eyronde Zaa- den, aan een langwerpigen Stoel gehecht, uit den paarfchen_ zwartachtig en ruig (*).

Vv. ÄFDEEL.

u. (2) Re te ten veel - Aairige óem oemf eng. EN

Plui eidenke. de heeft Dagen Bladen » bloemige, welke drieribbig zyn en cene Takkig verdeelde of gepluimde Bloem- Aair , volgens gemelden Hoogleeraar, die de Afbeelding daar van, on- der andere uitheemfche Planten , door den Groot Agtbaaren Burgermeester W1TSEN of den

Groo=

_)'Deeze nloemplant, eenige Jaaren daar na,ook in de Koninglyke Tuin van zyne Allerchristelykfte Mzjefteit , Trianon, gebloëid hebbende, is daar van de Afbeelding , mét

de befcihyving van den Heer BURMANNUS , volgens de verh.

der Keizerlyke Akademie, waaraan zyn Ed, die medegedeeld hadt, aan 't licht gegeven: welke men, in 't jaar 17789 te Gera nagedrukt heeft, en deeze Druk is door my ge» (2) Wachendorfia Scapo polyftachyo, Wach, Fol. Enffor mibus trinerviis Flor, paniculatis. BURM. Jfonogr. Tab: 5

“hitelius Flor. es Karessandbnd &c. Bravn. Prodr, T, 9.£. 1. Burm: Prodr, 3. Erythrobulbus Hellebori albi pl gatis foliis, cans Mant. 70.

or BOLPLANRTEN Tor

Groôten BOERHAAvE, vervaardigd, vondts Vv, De Bloesfem gelykt veel paar die der voor- Arvrerì gaande Soort , inzonderheid daar in, dat de goorgs’ verwelkende Bloemen, geflooten, zig als een stug. Zwaintje of Gansje vertoonen, Voor ’t ovee

rige is tot nog-toe niets meer, aangaande dee-

ze Soort ; noch iets zekers van derzelver- Va= derland of afkomst bekend geworden. De Rid-

der verbeeldde zig, dat het Takkig- Ethiopifch Sifyrinchium van BREYN, nu ruimhonderd

Jaar “geleeden „uit Kaapfe Bollen gekweekt ,

hier toe behoorde, Hy betrekt ’er ook toe

den Breedhladigen Kaapfen Asphodelus met geel. achtige Bloemen van binnen rood gevläkt ,

door den jongen BREYNIUS uitgegeven;

welke even-de zelfde Plant fchynt- te zyn als het-gedagte Sifyrinchium. De roodheid van den Bolachtigen …W. a onderfcheideze van. de meefte anderens… wer as As zt

C 5) w achendoffia met een ai IFE: ur Wachen-

„achtig Kroontje. Een drfsÚe:

beilata,

‘Onder den naam van Dilatris hadt de Heer _ Kroon- Bere rus-bier van een nieuw” Geflagt ges muerte. maakt, doch de Heer Linneus oordeelde, dat decze. es meer ‚wel odt: het vegen.

woor.

G) wachendorfia Umbel!à biaar KacemolÂ. Mant, 320, Ita hiefuta dans. 27, STte Dilatsis, BERG, ol Te, 3. fe 5

G3

‚Ne DEEL, XI. STUK.

v.

zoa DRIEMANNIGE LELIE

woordige behooren kon,als hebbende cen Bloem

Ansel: zonder Pypje, een enkelen Stempel en een Ve- en zeligen Wortel. De zynen hadden alleen!yk ge

STUK.

ie jes, zÖnder Pypje. Zy

Iyke Meeldraadjes » terwyl Bemerus één Meeldraadje veel grooter dan de andere waar. genomen doch-de Vrugt niet gezien hadt. Linnaeus heeft 'er de volgende befchryving van’ gegeven.

De geheele Plant is grys en zeer Pluizig , de Bloemen van binnen alteenlykvuitgezonderd? de Wortel Vezelig: de Wortelbladen’ als van def Cyperus, glad, opgetegt, geftrekt „met één of twee Lancetvormige korte. Stengbladen. Zy heeft een getopt regelmaatig Kroôntje, met een algemeen zesbladig Lancetvormig’ kort Omwindzel ‚en ongevaar zes gefreelde twee: deelige Straalen ; ieder twee Trosjes uitmaa- kende, van overhoekfe opftygende gefteelde Bloemen. Deeze zyn van binnen gladachtig ; donker paarfch, famengevoegd uit ovaal Blaad- ben drie Meel- draadjes van langte als de Blades met geele

__egaale Meelknopjes. De Stempel is eenvoudig

of enkeld, driehoekig; de Vrugt beneden en

Pluizig,

Uit dit alles fchynt deeze Plant van die van Bererus aanmerkelyk te verfchillen, De Heer N. L. BURMANNUS fpreekt van ech Corymhofa of Getuilde, die mooglyk tot deeze Soort behooren zal,

Cox:

or BorLPLA N TEN. 103 CoMMELIN A Vs ArperLe Pater Pr umier heeft deezen Geflagtnaam Ik - Hoorn. ipgefteld , ter eere van de COMMELYNS,srur, voornaame Kruidkenners in Nederland , door welken de Kruidkunde niet weinig is bevorderd, Veele zeldzaame Pianten , van den Amfterdam- fen Stads Tuin zyn denn: hun aan ’” licht ge bragt. - De Planten van deezen naam hebben eene zeer zonderlinge Bloem, niet zo zeer, om dac van de zes Blaadjes, waar dezelve uit beftaat , twee of drie zeer veel grooter dan de anderen zyn, maar wegens drie Kruiswyze Lighaamen, opeigen Draadjes tusfchen de Meeldraadjes ge= plaatst welke voor Honigbakjes verftrekken, Voorts zyn de Bloemen gevat in een Hartvor- mig Omwindzel dat naar een Schulp gelyke, waar Zy in hakdoeiien uitkomen maar daarna zig weder in % zelve verbergen, als 't ware om de Vrugt te befchutten. Men telt ‘er “vier- Soorten van, die twee Bloemblaadjes grooter, en vyf , welken’er drie _ grooter dan de anderen hees allen gi,

£che Planten. f A. Tweebladige , met twee Bloemblandies grooter, (1) Commelina met ongelyke Bloemens de F. Bladen aman

u) Corzracfina Coroll. inzqualibus; Foliis oraro bg}

U, DEEL, Xil, STUK, ;

Vs AFDEEL. ze Uk Hoorp- $TUKe

hae

to, DRIEMANNIGE Lerre

Bladen Eyrond- dn idd Íbits; ee kruipende gladde Sing

Bere Amerikaanfche is een faaslyks Gee was, dat uiet een Vezeligen Wortel leggende Stengetjes , van een en twee Voeren of langer, verfpreidt die een weinig hoekig rond zyn’, en uit de Knietjes Wortel fchietea; De Bladen, die overhoeks groeïjen „omvatten de Steng eerst Scheedswyze en verbreeden zig dan ais die van het ts Sen » Zynde overlangs geribd en eent-

glad. Uit de Oxels der bovenfte Bla- Be komen dunne ronde Steeltjes , die uitloo- pen in-eeu famengedrukt Kasje , ’t- welk-agter= volgelyk Bloempjes uitgeeft, die fchoónblaauw. zyn. Deeze beftaan uit twee grootere , opftaan:

de, gekleurde Blaadjess-eerst hot, dan vlak,

eindelyk omgeboogen „fomtyds boven uitgerand en als Hartvormig ; en een kleiner hol door= fchynend witachtig nederwaards geftreke; ter-

wyl de drie anderen eén Soort van Kelkje maar

ken, dat de eerstgemelden omvat.

Tot deeze Soort behoort , waarfchynlyk „de Japanfche Plant genaamd „Koe feki ; welke KaEMPFER in Afbeelding gebragt heeft; en

wier latis acutis ; Caule repente glabro, Sys. Nat. XII, Gets en Pez. XII. P+ 89, Comm. Fol. oväto-Lanceolatis &c

B, CHF. zr. Lugdh. 38. GRON. Virg. Ho. Comm. Pro: cumb, annua Saponarie folio, DiLt. Elth. 93, T. 78. f 89, Comm. Graminee latifolia, Flore geceru!eo, Pruu. Ges «5 T. 38, LOERH, Lugdb, Te Pe 237.

oe , BOEPLANTE NM zoe

wier Hemelfchblaauwe Bloemen men, zo hy, aanmerkt aldaar tot bereiding van een Ultrg- Trad maryn -Verwe gebruikt (*). Onder de Oe difche Planten , naamelyk , wordr ook deeze \TUKs herwaards gebragt (})--

2) Commelina met ab Bloemen Elaks r. cetvormige gen Bladen en een hagende eve nd Steng.

De Steng van-deezeis, metmyn Exemplaar, dat ik van de Kaap ontvangen heb, overeen- komftig „eenigermaate plat, gegafteld , geftreept , aan de Gewrichten bezet met Vliezige Scheed- jes, fluitende in de uitgebreide Bladfteelen , wel- ke de Steng Scheedswyze omvatten, en op de kanten eenige Haairtjes hebben. De Bladen zyn Lancetvormig , fpics, groen en glad, twee Duimen lang hin overhoeks geplaatst overlangs geel geribd. - De Bloemen, uit de Oxels voort- komende, op éigen Seeeltjed; „hebben een Hart- vormig Omwindzel, dat zig fluit en opent, als gezegd is, en dikte wederom eën ander Bloemfteeltje uitgeeft, De es! Ee D

CP) Kaaurs. Jap. T. toen en |

(2) Commeiina Eusing, Eol. Lanceol. ed Caule procumbente. Commel, Rad. perenni &c. WAcHEND. Ultr, 323 Commelin procumbens Flore luteo, R. Zupdb, 53%, “HALL, Gort, 66, FAnm, Helmf?. 18, BERG, Cap, 1o,

Gs Her

U, DEEL, XI, STUK,

teó D RIE MANNIGE LELIE

V. drie onderfte Blaadjes „Kelkswyze geplaatst, A ek bevattende zo wel de twee grootere , als de Hoorp. deelen der Vrugtmaaklng, en de. zonderlinge STUK. _Honigbakjes , voorgemeld. Zy zyn: geel van

Kleur. Gewas komt in eenige Europi’che Kruidhoven voor ‚en is door den Leidfen Hovee nier M&rrsure onlangs met Kleuren in Plaat gebragt (*).

AE C 3) Commelina met ongelijke Bloemen , Ey eng ronde 7 EI EENG HE in a Steng. _ Tot deeze Bengaalfe is niet ven Onregte door den. Heer _N.L. BuRMANNos thuis, gebragt ‚het Arundinelle- Kruid vón Rumentuss dat Hemelsblaauwe Bloempjes heelt, Dit is cen klein Plantje, in groeijing naar Riet, in Loof naar het Muur gelykende, ’t welk een zeer Icke Ker Moes uitlevert 3 inzonderheid, wanneer het in Melk van Klappus- Nooten gekookt wordt, doch tevens {terk afzertende en gevaarlyk voor zwangete Vrouwen. Men. poemt het 'er_Sajor- Buls „dat is Rietmoes en dit werdt beter geacht dan het Sajor Bajang of Witte Maijer , voor- gemeld (+). 4) Com-

oe wefheeld, van zeidz. Gewasfen, Leid, 1775, Tab. IV. , Gor-vinag: Fol. ,Ovatis obtufis, Caule re- Bea …ferpens„ Folio gm, brevi , Phalangoides, PLUK; Almo 180. Te 27e £. 3 Epher merum Indicum dipetalum. HERM, Par. 156, 8, Arundi-. aella. Rumea. Awb. VI pits T. Je fe 2e (1) Zie Ki. D. Xl, STUK, blade, 255.

oF DBorPrLANTEN mE.

(4) Commelina met ongelyke. Bloemen , Ey- Ar

<_ «rond= Lancetvormige Bladen en een opge=" pu; regte, eenigermaate ruige, zeer eenvoudige Heine: Steng: s Een EE ln

Deeze Soort heeft Stengen van anderhalf of ene twee Voéten hoogte , regtopftaatde, by ieder Opftamde, Koietje een dergelyk Blad hebbende als het voorgaande die met Scheedjes de Steng om: vatten , doch fpicfer zyn aan % end, Voorts geeven zy -dergelyke Steeltjes en Bloempjes git, die met de deelen der Vrugtmaaking door * DirLENtvs afgebeeld zyn zo-wel als de-… ronde Zaadhuisjes. Het groeit in Virginie , doch js volgens den Heer BORMANNUs, Gok van de Kaap eN nn ee

HB: Dricbladige 5 rag is amet: drie goorn _ Bloemblaadjes.

(5) Commelina met byna gelyke | Lancetvormige eenigermaate rele Bla pg den, die aan, den Keel gebagra zyn en op= Teken heien Stengen,

Lid” 38. Cottmêlir eretta ampliote fubcoeruleo ven Dir. Eltb: oge p. 77 T. 38.

(5) Comwelina Cor. fibaq- Fol. presens Gospels ore barbatis &c, Ephemerum Phalangoides majas Virginienum eetum, PLUK, Afm. 135. Te 174, £. 4e

IL DEEL: Xije STUK,

108 DRIEMANNIGE LELIE

hoors zE Deeze Virginifche heeft opgeregte , enkelde, effene Stengen van twee Voeten hoogte; de mider, Bladen ‘eenigermaate gefteeld , Fancetvormig , STUK. gan de bovenzyde agterwaards ruuw, ‘met rib _ bige ruigachtige Scheedjes , aan den mond ges baard met rosfe Haairtjes. De endelingfe Om- windzels zyn, bypa Hartvormig; de Bloemen blaauw „met Hartvormige Blaadjes, het ope

derfie. korter en cen Voetje hebbende,

VL. (6) Commelina- met gelyke Bloemen en onge: rend es fleelde Bladen, ed Lancetvormig lee een eeen haarig zjn.

„De Wortels ‚_uit veele Koobbels famenge- voegd gelyk in ’c Kruid dat men gemeenlyk Hemelfleutels noemt of Smeerwortel (*); ons

cheiden niet alleen deeze Soort, maar ook

àë Bloemen , welke drie egaale Bloemblaadjes hebben grooter dan de drie overigen ; wese Kalve dezelven weêl naar die ‘van ’t Ephemeram rvan TOURNEFORT, nu Tradescantia ge- _paamd (f), gelyken. De Stengetjes zyn om- trent een Voet hoog , volgens meergemelden DiLrEnrus, de Bladen ruuw en overlangs dieper

56) Commelina Cor. aqual. Foliis fesilibas, Ovato- Lans eeolatis , fubciliatis. H, Ups. 138... Clif. za. R. Lugdb, 33e Commelina Radice Amacamplerotidis, Dit. Eihe. 94. Te „of, 99. Commelina, Peludofà haeifolia, hide, ns EN T. 20 f, 2

(*) Zie Te D. van STUK; bladz. 64aa.

(t) ’t zelfde, bladz, 329,

or BOEPEANTE Ne 7 108 dieper geaderd of geftreept dan in de anderen. Ve De Ceylonfe Moeras Commelina, die. breedbla= Et nn dig is, van den Heer J,BurM ANN us,wordt Hoor. » hier fchoon glad -zynde, thuis gebragt door STUEe den jongen Heer. Dezelve , met Runderen. Melk gekookt , zette het Water af , volgens de aanmerking van HERMANNUS.

Niet alleen de Bengaalfche , fomtyds Gecle tweebladige , fomtyds blaauwe driebladige Bloe= men hebbende , maar ook deeze Knobbelige ; vondt de Heer Forskaour by Hadie in rabie , alwaar zy WVaalan genoemd werdt, De Bloem. was driebladig blaauw : de Steng ge- gaffeld , zwak „kruipende in een Waterige Grond. Het Landvolk gebruikte ‘er de gekneusde Bla- den, naar ’t zeggen was, om, op een Wond gelegd, daar een Doorntje was ingekomen , hetzelve uit te dryven. Die Bladen waren ie merig, eenigzins kanthaairig-en zeer vlak (*),

(7) Commelina die gelyke Bloemen heeft, met verdikte Steeltjes ; de Bladen Lancetvor- Comma mig , met ruime Scheeden, die aan den end rand ruig zjn en dubleide ‘Blikjes. En a

Deeze, ‘in de Franfche Volkplantegen by de

(*) Flor, Zgypt. Arab, p‚ 12.

(9) Conmelina Cor. aq. Pedune. incrasfatis, Fol. Lanceoe latis &c. Zanonia Graminea Perfoliata. Prum. Gen. 33. Pe- iclymeäum reîtum Herbaceum Gentianz folio, SLOAN, Fam,

EIS Hift. 1. Pp. 243 Ke 47e £, Ee

Il DEELe Xlle STUK,

Ho DRIEMAÂNNiIeE LEiit: V. Linie in Zuid- Amerikà , door PLumirr ge- ArDEEL, vorden , werdt van hem Zanonia genoemd, dië Hoorp. Grasachtig is en doorbladig. Onder de Planten STUK. van Jamaika is door SLOANE een dergelyk Gewas opgetekend, dat hy regt Kruidig Peri- clymenum, met Gentiaan- Bladen; noemt. De Scheeden der Bladen zyn zeer breed en van de Steng afftandig ; aan den rand tuig. De Bloe- men hebijen twee Lancetvormige en Blikjes. ie

_vilL (8) Cömmélina mêt gelijke Bloemen, die Haait-

Paver dunne Steeltjes hebben; tweemannig, zone Naaktbloe: ___ der Omwindzel; de Bladen Liniaal,

De gelykheid wan geftaltte betrekt hier dit zeer kleine Plantje by Madras aan de Kust van Koromandel gevonden, ’t welk ongemeen {malle Blaadjes heeft en de Bloempjes twce- mannig , zonder Omwindzel,

De Heer Könte nam deeze, die op droo? ge Grasvelden groeit, peaúweurig waar. Zy hadt een ruuwachtig Stengetje van een Span; ten deele opgeregt , met Liniaale {pitfe Bladen en twee Bloemfteeltjes aan ’t end; die; var twee tot zes, knikkende gefteelde Bloemen heb- ben. Hy fchryft ’er een Kelk aan toe , van fpitfe ; en nd Ee Bloemblaadjes , metdrie -

Draàd-

(s) ami Cor. zg, kan Capillaribas; Fol. Linea tibus , Involuere -nullo ; Flor, diandris, PY. Zeyl, 31, Ephee merum Phalangoides Madetaspatenfe minimum, Fol, peran= guftis , perfoliatum. PLUK. Alm. Hs, n Ed & Ed Fl, Ind, Pe 17e

òf BorrtANTEnNs- tik

Draadjes ‚welke ieder een driehoekig Honigs vi bakje draagen: zynde het getal der Meeldraad- ap jes niet meer dan twee, (9) Commelina met gelijke Bloemen, die twee- en mannig zyn, en een Scheedachtig Ome Var-nara, windzel hebben; de Bladen Liniaal, Ste

ni Oostindie was ook deeze door dien Heer onden , wier Bloemen in tegendeel met een’ zeer groot Omwindzel voorzien zyn. Zy heb- ben drie gelyke Eyronde Bloemblaadjes, maar twee Meeldraadjes met geele Knopjes_ cn een Elsvormigen krommen Styl , gelyk in de meeste Soorten van dit Kee ol Vier Draadjes zyn ke ser zo lang als de Meeldraadjes, met malle Honigbakjes. De Kelk hadt Lancetvor-

mie fpitfe, aan de tippen gekleurde Blaadjes. ’* Is iosgelyks een jaarlyks Zaay-Plantje. Door den Heer N. L. BURMANNUS ZyD; onder de Oostindifche Planten , nog eenige gieuwe Commelinaas, voorgefteld en _afge- beeld (*). Zyn Ed, heeft. een Naakifiengige met Grasachtige Wortelbladen en blaau

(5) Commelina Cor. aq. Fol, Linearibus, Flor, diandsis in wolucro Vaginatis. MR c*) Commelina ndi Papitianasen „difrufa Norvofas B, ud. p. 17, 18. meren Ted ret. 15% He

IL, DEEL: zi. bruis

m2 DRIEMANNiee Lerré:

| Ak. genomen zZynde zo wel als de twee volgeg-

II,

de 3 een Verfpreide naamelyk en Geribde met

Hoorp- ovaale Bladen: de Bloemen in beiden met Hart-

STUK, É

vormige Omwindzels. Voorts heeft zyn Ed, ook de Gekamde , welke door den Ridder thans uitgemonfterd is , als hier behoorende , in Af- beelding gebragt (*). Zyn Ed, befchryft die, als een Waterplantje, op Ceylon en Ma- labar voorkomende, dat ongefteelde fappige, fpits Eyronde Blaadjes heeft en de Omwind- zels Aairswyze op elkander leggende; zo dat die met elkander een Kammetje maaken: De Bloemen kwamen, in alle deeze, ériebladig voor doch in de gedroogde Exemplaaren niet zeer duidelyk. Het zyn altemaal kleine Pian-

tjes die, uitgenomen de Naaktftengige, Wor-

s-fchieten uit de knoopjes van hunne leg: gende Stengctjess CE de

\

Een driebladige Kelk en drie Bloemibldadjee + dubbelde Meelknopjes en een tweehokkig Zaad: huisje, onderfcheiden dit Geflagt, * welk naaf * voorgaande veel gelyke , doch geen Honig: bakjës heeft, zegt de Ridder, P

e

{*y Commelina Criftata, Sp. Plant, 1. Pe 62, Spe 10 Comm. Cor. zqualibus involucris fpieatim imbricatis. Fly loste Zeyl. inflatum. HERM. Par. 148, nap Hit. 566. Bunm, Fl, Ind, p, 13, Te

An

ror Bor rr AN TEN C 113

‚De eenigfte "Soort (1) ; in de Westindiën va

door den Heer JAacQUiNs en wel op't Ei-

1and Martenique „in vogtige Velden , onder de dak

Commelinads groeiende waargenomen. ‘Zyn

Ed, noemde Ze, wegens de tederheid der Bloe-

men, “Hapalaniis en mêrkt aan, dat heteen Temes En

kruipend groen Krúidje- is, uit-de Knoopjds van Kruipend, Rankjes Wortel ‘fchieténde: Her heeft

Pyroade « gefpitfte , verre; glädae, taamelyk

dikke Blaadjes. ; van onderen Scheedachtig ; ‘aan

den ránd” pdárféh, overhoeks ‘aan deStengerjes

zittende , doch aan;’t end, trapswyzen Rt

maakende. De Bloempjes zyn klein; teder nn,

ongefteeld-„ groenachtig, én komen andkans. % de

drie te: „gelyk vie ieder Oke 2l der Eg Biadén : aib

def Meéldraadjes loopen dit inz biree rondachtige

Knopjes. Het Vrugtbeginzel is: langer: g met

oft lang it imaan maen Katje Het Vrugtje:bevar, in ai holigheid,

EWee rn, Zaadjess.d *

…,TFot dit zelfde Geflagt acht” zyn Ed: been

ewyfel, dat Planrjezte behooren: ’t welkde

Pua,

L (1) Callifia. Syf?. Nat. XII. Gen. 63. Verg. XIN. e 80, LOEFL, Jein. 305 „39 KE: tepense, Jaca” ar

Hpi Fn bn de. ls

: UIt eye

El. DEEL. Xlle stom.

KS

‚14 DRIEMANNEGE LEL TI E-

aevan.

vra

> kn

Pmaranerum

Die Geflage, ande: Kenmerken 1 moeten zyn; „een zesbladige Bloem, waar onder „bet pret beginzel, eneen. driehokkige Vrugts heeft de „Hoogleeraar N, EL, BURMANNUS; terwyl de

| anders Kruiden , onder dien. haam oudtyas bee

ra en 2

Takkig-

kend, by den Ridder Wegens de zesmannige heid „in ’„Geflagt van Anhricúm geplaatst ZyD, ‘hier. ander-de Driemannigen, ingevoegd en geeft daar van-drie Kaapfe Soorten op; als KCS, ern met be gin

é in ee Tin

„Deeze

door zyn Eds aldus befchreeven. “Een klem Kogelrond. Balletje geeft Scheedjes uit van drie Duim langte; ‘waar uit Lancetvormige Bladen , welke driemaal. zo lang zyn, voortkomen; Een Stengel van anderhalf Voet , heeft: in-*t-mïdden Bloemtakjes met eenzaame byna driebloemige Steeltjes, Een Eyrond tweekléppig Scheedje verftrekt voor „Kelk. De Bloem ‘heeft. zos Ey-

e Blaadjes, » aan_de.tippen Els- vormig : drie Meeldraadjes , in de Nagels inge- plant 3 -mepvdengwerpige, Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel, onder de Bloem „heeft een __Draadachtigen Styl, langer dan de Meeldraad- jes; iz een an zee ende in >

24

ú) Pidlmids eN Ramofis. Mihi, Er Jee 56 BLUR. T. 137, É. 3e BURM: Bie nd. p. 3e

IER Ak Ef \

OF BOLPLANTEN © 118

is een Hartvormig driehokkig- Zaadhuisie met Ve veele zeer kleine Zaadjes, Arpzat. Dit ftrookt in ’t geheel niet met de aangehaals Hoorpe- de Afbeelding van MscLper , welke cen /ss °TUEe phodelus woorftelt , met de Bloemen eenbladig , in zesfen gefneeden en het Vrugtbeginzel bo. ven, dat is binnen de Bloem. Ook heeft die van PruKeNeETr de Bloem vyfbladig en dee- ze zelfde is aangehaald op de volgende Soort, / waar van de Heer BoRMANNus geen Af- beelding of befchryving geeft, dan alleenlyk den Bynaam obfoletum , dat is flets van Kleur , hoedanig PL uKENET gezegd hadt de Bloemen der voorgemelde te zyn (*). _@) Phalangium met geaaïrde Bloemftengels. rn Of het Gewas, dat ik in Fig, a, op Praar SemPee BERK. vertoon , ook het ke Phaliltiiees Spic. hist: tiim’zy blykt mrineattave. NX Is zeker Pis» dat de Bladen veel van die by PLUKENET- verfchillen als zymde Grasachtig , ongemeen fmal en dun „de Stengel niettemin omvattende en predilens: geplaatst. Het maakt, gelyk men hier ziet, een lange Aair, van byna: = blaauwachtige Bloempjes „ieder gevat in een Vliezig Scheedje, dat twee punten heeft, over hoeks

() Gladiolus Phalangoides Erhiopicum ( forte SiGynrichit genus) Floic pent rat talos Er coloris, ex Codice Be tingiano Almag (2) Phalangian sais Spicatis, Mihi,

H 2

u. DEEL. XI, Stom.

16 DRIEMANNIGE LEL I E-

. _hoeks aan de Stengel zittende. Ieder Bloempje Etn heeft zes gefteelde Blaadjes, aan end ftomp , Hoorp- terwyl daar binnen maar drie Meeldraadjés zyn STUEe _ vervat, met groote „gevorkte Meelknopjes. Men ziet dit: duidelyk in het vergroote Bloempje by a, alwaar tevens zig de Styl vertoont, die by- na op een derde der langte in drieën is vere deeld; doch zodanig „-dat “ieder verdeeling wee derom in twee-Stempels eindigt, die met Stuif- meel bedaauwd zyn. Dit is een aanmêrkelyke byzonderheid, welke misfchien aanleiding zoù _ kunnen geeven, om hier van een nieuw Geflagt te maaken, Tot de Cyanella kan het, volgens de daar van door den Hoogleeraar D. VAN Roven opgegevene bepaalingen , hoewel zes Sempele hebbende, niet behooren. De Plant, in Fig. 3, op de zelfde Plaat | vertoond”, ad ik gemeend ook tot dit Geflagt betrekkelyk te zyn; dewyl zig in ééne Bloem maar drie Meeldraadjes vertoonden „doch by pader onderzoek bevind ik , dat ’er zes zyn, _€lk voortkomende. uiteen Nagel van een Bloem: blaadje als by hb; des dezelve vervolgens cot het Anthericum al worden t'huis gebragt.

‚Oz B or PAN. TE Min 17

U HOOFDS UK

: 8 s Befchryving van de ZESMANNIiGE Bor- *

PLANTEN, tot welken de Narcisfen, Le- liën, Eelde Hyacinthen, Tuberoozen en andere Telieachtige , zo An als witheemfche; ogelyk de verfcheide Soorten van AfFodillen Ajuin, Look; de Amaryllisfen of Lelie- en ‘Fros = Narcisfen , Heemanthus , Crinum en weeleandere, zo Kaapfe als Oostindifche Bloe- men; van ongemeene fraaiheid behooren.

is Ahpass Geflagten der Zesde Klasfe, die nale

melyk. Bloemen hebben met zes. Meel- draadjes , komen in deeze Afdeeling ; 5 welke de voornaamfte Schoonheden van Flora bevat. et cle voert den naam van

Ee ke 5

Welk een zesbladig veelbloemig Omwind- zel heeft 5 3 een ede Bloem , boven het

Ci) Beats” met Tong nrs platte 8 glad- de Bladen,

(1) Heamanthus Fol. Linguiformibus planis levibus. Sy? de. * pe ”. me we * k « 7 J

H. DEEL. XI. STUKe

p t ve Er Ken ar

OOFDs TUKe

} Haeman= hus cocci-

Hoogroo-

TiD ZESMANKNIGE LEL TE

Een zeldzaame Plant, die, door haare Tong:

Vv. mT achtige, breede , dikke Bladen , naar fommige Hoorp: Soorten van Aloë gelykt , maakt deeze uit.

STUK,

„De afkomst is van de Kaap der Goede Hope; hoewel fommigen het voor een Indifeh Gewas aen gehouden. Dus werdt het van Mom t-

N Hoogroode Jndifche Lelie , van anderen mfl Narcis of Lelie „Narcis met een Draas dige-Bloem Scogliofo of Squaliofo der Italiaar ren geheten ; dat op den Schubbigen Wortel ziet Ce Boom us VAN ST&pPEL, Een.Âm- fterdamfch Geneesheer die in den jaare 1636 ftierf, noemde ze Tulp van de reen der Goede

Te

Dús. ‚blykt , dat dit Gewas roden meer dan anderhalve Eeuw in ons. Wereldsdeel bekend Zy geweest. Het bloeide er, misfchien aller eerst , in de Hof van den Spaanfchen Staats- Raad en Gouverneur van ’t Nieuwe Kafteel te Napels „den: Heer-or GornuBA, ZO CoruMNa, die het naar dikzs Bloem in Af- Beelding bragt 2 ane Ge Dit moet er

XII. Gen, 396, ls XI!l, Gen. 400. p. 261. A. Caf. 327. R Lugdb. 42. Ham. Fol. obtufis , bafi truncatis. CouM- Hort. Il. p. 127. Te 64. Narcisfus Ind, pumiceus. Ferm. Cult. Ui Narc. Ind. Serpentarius, HERN. Aex, 835. T. 899, e= arcisfs, Indicus cruentus, Stamineus , Squas _ liofo Italis. Baan. Je. 1o4t, Obs. 792. ‚{f) Tulipa ex Promontorio Bone Spei. itinie THEOPBR: (1) CommeryN zegt, dat her geweest is in de Hof ven den Priùs Casius: doch ik vind het zodanig, ee ef fchry

Pe

Se 9 L zofsBOLr PLAN TENS \ 119

vroeger dan in jaar 1628 geweest zyû. Om trent die zelfde Jaaren heeft het ook- gebloeid arprea in de Hof van den Kardinaal B-A-RBERIN EN te Rome, gelyk FerRRARIUS heeft aangete-STUKe =* kend. In laat{te Jaar der, voorgaande Eeuw, heeft hêt-ook’ hier , in de Hortus Medicus dee. zer Stad, gebloeid sen is door, den gedagten Hoogleeraar Com Mer yN volkomen in Af- beelding gebragt en befchreeven.

Zeer zeldzaam bloeit deeze Soort van He- mantbus, Zygeeft uit een Bolwortel , van meer dan twee Vuiften groot , die uit veele op cl- kander leggende Schubben beftaat, twee dikke platte Bladen, meer dan een Hand breed en cen Voet lang. Deeze verfchynen wanneer. de Stengel bloeit , die anderhalven- Voet lang is en twee Vingeren dik, platachtig rond, wicachtig of bleek groen , doch met paarfche Vlakken, byna als de Stengel wan 't Kalfsvoet of Slan- gekruid , getekend, Op den top heeft dezel. ve een Knop, die open gaande een Kelk maakt van zes of meer Bladen, naar een Tulp gely- kende , welke wederzyds Bloedrood zyn, Hier van heeft de vermaarde HERMANNUS den naam. ontleend. ae dien TouRNEFORT ook ee heeft s door onzen Ridder aangenoe

men

fchryf. Cot vana zegt aileen, dat hy ze aan 't licht gebragt heeft of geplaatst ender,de Mexikaanfche Plunten: Exeelf. Principe Cafio annuente, en verder, dat zy in een Por ge: bloeid had by den gezegden Spaanfchen Heere Ha II, DEEL, Xlle STUK

hans EL

ine FD: STUK, »

ta ZESMANNAEGE LEErm

n (*). Binnen dat. Omwindzel zyn vervat meer dan dertig Blaemen; “ook rood, in zesfen „gedeeld , met zes witte Meeldraadjesén gecle ende Jeder ‘Bloem zit op veer driekanig

Í dat-het gezegde Zaadhuisje wordt, vii grootte” als eên Olyf , zo Cor omna waargenomen heeft, - In de ‘Herfst is de Bloei. tyd deezer Planten in ons :Wereldsdeel.

En Hemanthus met Jongachge kanthaairige

aal Jer Ee

ee Pat: an ob nier ad EE

vet Bt

ae geriitimafee is diie: Soort, mes eik a. langwerpisen Bol niet alleen , die ook groot en Bladen als de voorgaande ‚maar fmaller heeft, op de kanten zeer fyn eehaaird-en als mét druppeltjes neen Heet fchynt de ronde fcheLelie,met flaauw Granaatkleurige kleinere Bloeien; by HERMANNUS dus 5e nt, ste zyas

Zea een

ee) He » liae Ee Tcekak Bloedbloem ; gelyk COLUMNA zegt, dat die Bloembladen Deikleuig rood zyn (Colore Safiguineö rubente) ; FERRARIUS noemtze Nar- eisfus Indicus Punicess z dat is van een rm ie geelachtig: roode Kleur. De Ridder heeft woord Cocsineus, dat Scharlakenverwig of en be kent , gebrui wike, _Wasrfchynlyk zal de Kleur naar het Kli- maat wel wat verfchilien.

ad, Hamen:bas Fol. Kd Soonibek Ciliais. Lilium Afc, gphdleaas Fior. obolete puniceis minoribus, Hers. Lugdb. 375. Bulbus oblongus Zethiopicus, Fol, Gurtatis &c. BREYN Cent. Te 39.

ad GR eas

x

cor BOLPLANTEN « 122 fl 3) Heemanthus met Lancetvormig akk: se Ven ves gegolfde, opftaande Bladen. Ee

“Veel gemeenzaamer is de Bloem van deze, Hoomms. die haar afkomst piet van de Kaap, heeft, maar in. van de _Guineefche Kust. Men vindtze onder Pe wed den naam van Standelkruid uit Guinés, door ces.

WERTIus en anderen, in Plaat gebragt en Piron: befchreeven. BorrRHaave hadeze Dracuneu- loides getyteld. *t Schync dat de figuur van den Wortel, de Bladen en Steel , aanleiding daar toe gegeven hebben ; zo wel als om ze by de. Hyacinthen te vergelyken; dat Srsa doet, Hy noemtze Afrikaanfch Gewas , meest paar de Hyacinth gelykende Knobbel- en bolachtig van Worte] met een zeer fierlyk gefpikkelden Steel, en zeer breede Bladen, als die van Colchieum ; _ zynde de Bloemen hoogrood, zesdelig en veel by cen vergaderd. Het bekleedzel, merkt Drs LEN 1Ús aan, ze ott niet te beart- woorden aan den’ naam van dic Geflagt, als

roen zynde van Kleur: Het heeft, nogthans, veel paarfchachtigs , en de roodheid der Bloem-

EE ae à

H. cup. 127. HL DE es. Rs Lugdb. 42. E Daeniak. Col- chici foliis , Perianthio Herbaceo. Dirt. Elh. 167. T. 140.

e Guinea. Swart. Flor. 1. p, 62. f. 3. Ps ds ER, UI. pe 491e_Se 12e T. 12e É, Fre RUDB. ger Me pe 210, É. 3e Drar cunculoides, Bornm Luzdb, Il. p. 26

IL, DEEL. XII, STUK. 3

f me

STUK.

133 ZESMANNEGE LEL 1 E-

pjes, daar ín vervat, vergoedt rykelyk dit ge- brek; doch zy zyn Oranje of. geelachug rood. De Stengel komt niet uit het midden der Bla- den, maar aan de zyde van derzelver Steelen , uit den Wortel voort (*). Zy is groen en ten deele van onderen af, of geheel, met bruine Vlakken getekend, De hoogte is een Span of byna een Voet, gelyk ook die van den gemee- nen Steel der Bladen, welkerond is , de Bloem- ftengel aan de eene zyde plat. De Wortel be- ftaac uit twee Bollen boven elkander, waar van de onderfte grootst en de bovenfte mer vere fcheide jonge Bolletjes omgeven. In de figunr der Bloempjes fchynt , volgens de Afbeeldin- gen , een aanmerkelyk verfchil plaa:s te hebben. als zynde het Pypje korter of langer , de verdee. ) Ímaller, meer of minder uitge= breid: ook de Meeldraadles langer of korter. De Vrugten zyn roôde fappige Besfen, die op Steeltjes ftaan ‚komende meest éénzaadig voor; doch men vinde, ’er blyken in, van de twee ‘andere Zaadhokjes. Gedroogd , en in Papier bewaard , heeft men deeze Besfen zien Wor- tel fchieten en jonge Bolletjes maaken ; ’c welk zelden gebeurt met drooge Zaaden,

(4)

) Borsniavs zegt ur ex sd Tubere „inter Fo- la, emergit Calis : maat het blykt, che hy door de Bladen hier de Bladfteelen of stengels der Bladen meene, bezyden of tusfchen welken de Bloemfteng uitfchiert,

or BoOrPLAN TEN —_ 103

(4) Hemanthus met Liniaale gekielde Bladen: Bladen

Vv.

er Arberf®

Geen nadere befchryving vind ik van deeze vroor” die volgens MirrEr aan za ep der erge.

Hope groeit,

De Heer For SEAÖEL Gorik in hie Pe Hamanthus, welken hy coccineus noemt; EV oek

deeze fchynt zeer van de eerfte Soort te v

Hi Ve

; Gekielde,

fchillen. De Stengel beftondt , volgens in

_befchryving, uit geflootene Bladfcheeden , wel- ke wit waren, met Violette vlakjes. De Bla- den, anderhalve Span lang, waren langwerpig ovaal ; effenrandig , geribd , groen met dea Kiel ook Violet gefprenkeld. De Bloemfchee« de was maar getand (*). Twusfchen de Bloem- fteeltjes zaten lange Borftelhaairen. De Wor- tel was knobùelig of Bolrond , niet eetbaar,

GALAN Tuus Winertje.

Behalve de drie grootfte en buitenfte, welke holrond zyn, heeft de Bloem, in dit Gellagt,

een Honigbakje , dat uit drie kleine EEn

Bloemblaadjes beftaat en cen eenvoudige En niet verdzelden Stempel. hbe Star, 59, maakt cen Klein en zeer

(4) Hemanthus Fol. Linearibus carinatis. Miet. Diff.

_{*) Spatha. nonnìf dentata. Flor. Aögypt. Arab. p-75e (1) Galanthus. Sy? Nat. Kil. Gen. 397. Peg. Xl. Gen. gon. p. zón. B. Cif. 134. Ups. 73. “gn, 35e Leu-

Il, DEEL, XII, STURj

124 ZESMANNIGE,LEL TE.

zeer bekend.Kruidje dat-men. hier te Lande

Vv. Naakte Woyfjes of Fuffertjes in ’t Hembd, of

ok Zomer - Zotjes noemt. Het is hier byna genaturalizeerd, verfpreidende zig wyd-en zyd door zyne Bolworteltjes , die ’s Winters den Vorst verduuren doch heeft. zyne afkomst uit vogtige Valeijen in Italie , Switzerland en Oost- enryk.. Het is een klein teder Plantje , met Grasachtige -Zeegroene Bladen , die Scheed- achtig het Stengeltje omvatten dat een half Voet ‘hoog opfchiet of laager blyft naar den Grond. Aan den top heeft het ecn hangend

‘Bloempje dat zig Melkwit vertoont, waar van

de benaamingen ontleend zyn. Het zweemt naer de Narcisfen, wegens. het Honigbakje uit de drie binnenfte Bloemblaadjes bettaande, dat van de drie buitenfte grootere holle Blaadjes d wordt. TournNerorT heeft de ter der Bloem zeer fraay in Plaat gebragt, en getoond, hoe dezelve op een rondachtig Vrugtbeginzel zit, dat in een groot

_Zaadhuisje overgaat (*). Hy hadt het nog-

thans , met de volgende , in één EE te be: trokken.

LrEu-

Leucoium bulbofuim trifolium minus. C. B. Pin. s6. Leu- coium bulbofum triphyllen. Dop, Pempt, 230. Leuco - Nar- cisfo- Lirion minimum. LOB. de. 123. Narcisfo =Leucoium trifolium minus. TOURNE. Jaf?. 387. Erangelia, Apen Sp. 97: T. 96.

_ (*) Tab. 208, Let, Be

re nn

OF BOLELANTEN 125 SEU CO Jom _Eydeloos,

ge Witheid des Bloemen was een dermate È mok reden, om hier. den Griekfchen naâm dic ge- sub ss meenlyk «aan de Violieren , thans Cheiranthus genaamd (*), gegeven wordt; te gebruiken,

:. Geflagt onderfcheidt zig door een Klokvor- mige, zesdeelige, aan de tippen verdikte Bloem en heeft ook een enkelden Stempel, De dríe volgende zyn 'er in vervat.

KO) Tydeloos met een. eenbloemige-sScheede en _

eeri pees Stjh Bt rang

Op dergelyke Velden en plaaten ak het voor 1 gaande, kome sie „voor , dar men Witte Tyde. loozen in’ Voöridar bloeijende, Hier is het in de Bloemvutiën niet ongemeen. Uit een Vleezigen, ronden, witten Bolwortel , geeft het. taamelyk breede donker groene Blader’;

niettemin Grasachtig, maar ftomp aan ’t end’,

van agteren rond, Het Stengeltje bereikt zelden een Voer pent draagt gemeenlyk maar ééne ; ed

ke re en PU $ ein A tiki,

€") Zie Ma D. 1x. Stuk, blad,

1) Leucojam Spathâ _umiflor , so Clavita Sy. Nat. XII. Gen. 398 Vege. KUT Gen. 408: eas Pod $€ 1. Leucojam. HL. Cf. 135 H. Ups. vas Re En Lencoium Bulbofam vuigare. G. B. Pix, ss. Rops, bin U. p. Jing f, k Kac eoion Bulbofum hexaphyllon. Dop. Pempt.

Marcisfo - Lirion prucoribus floribus. Log, EL, EN iet Leucoium vulgare. TOURNE, Inf?. 387,

EE. DEELe XI STUK

Ve AFDEEL. HI, Hoorp

STUK.

taó ZESMANNIGE Letrt.

Bloem, die in een naauwe, Vliezige Scheede vervat is en knikt of nederhelt. Zy beftaat uiet zes Eyrond» Lancetvörmige geftrcepte , witte Blaadjes , de büitenfté grootst ; aan ’%

“end dikker-en geelachtig groem «Zy maaken

IL. En Rean

ata 3

Ees

met- elkander een Klokjes-zittende op het Ey- ronde Vrugtbeginzel ‚-dat een Peerachtige Vrugt wordt’, met drie iin ran verfcheide ronde Zaaden bevattende.

(2) Tydeloos met eene e voeldoemige Schred z oven een gekrodften he

Een naar *t end verdikten en Syt heeft deeze zo

wel als de nd

door de veelbioemigheid.… ee zou dit, belen, als een Verfcheidenheid. kunnen, aanmerken: terwyl de rn der bloeijing- zo verfchillende is, dat eenigen het Vroege , anderen laate Tyloo- zen noemen. LoBEr zegt , dat deeze; met zes of zeven Bloemen op een Stengeltje , veel

__in Languedok , aan -de Rivieren; op vogtige

plaatfen voorkomen. -De Heer Go UA Nn maakt

‘er gewag van, doch vermengtze met de vol-

gende en zegt niettemin, dat zy in ’t vroege - Voor.

£2) Leucojam Spathà multiflord , KI clavato, Leucoïum

fo-Lirion Pratenfe vernam. Lon. ke. 122, Leucojum Bulbs oënum ° mâjus. CLus. (Hij, de Pe 170 dann: KEN. Spec, 99. T, IOO.

t or BOLPLANTE NS zag.

Voorjaar bloeit wordende deswegen ze Vv. Neige genoemd van de Ingezetenen (*). _Arnzire

Ul. „{8) Tydeloos met eene veelbloemige Scherde Ts en een dn htigen Styl. „it as

In Portugal, zo de Ridder aantekent, vondt ins LoerLiNG deeze, die door Ëtosits by Badajoz in Spanje, aan de Grenzen van dat Ryk, waargenomen was. Deez’ zegt, dat hét de Bloem heeft als een Schelletje gefatfocneerd ; maar volgens LoerrrtNe is dezelve Pypach- tig, niet Klokvormig. De Bladen hadt hy niet gezien. Volgens Crus tus zyn dezelven Haairachtig dun en groen, komende eerst na ’t opengaan der Bloemen uie den Grond, Twee

of drie Bloempjes draagt dit Kruid op ’t hoog: fte, die ook neerhangen en ‘Melkwit zyn van Kleur. 5

Koe Se) elrben

D Tour BAG 1 veran wak ai

„Dit Geflagt is door Lannaus: benoemd , naar ee, den- Wel Edelen Heer Turpa ae

Afonsp 3) Leutoj um: cri mulilors Stylo Filiformi. LOEFLs Jtin, 136, Leucoium Bulbotum Autumnale, C. B. Pin, 56. L- Bulb. Aut tenuifolium, Crus. Hif. 1, p. 170. mie nimum. DOD: Pempt,- 230 LOB. de. 124: Txicopky\lum, REN. Sp. tor. T. 100 ì

u. DEEL. Xi STUK:

i8 OZeESMANNEGEB LELtË

V. gewezen Gouverneür van. ‚de Kaap der Goede kei Hope, door ‘wien een menigte Kaapfe Zaaden, Hoorr:” Bollen en gedroógde Planten, aan de Heeren STUK.” BORMANNUS alhier, tên dienite van den

Hortus Medicus bezorgd zyn.

„De byzondere Kenmerken. belast s in cen Trechterachtige Bloem , met den rand zesdee. lig, en een Homigbakje den Mond kroonende, met drie gefpleeten Blaadjes » van grootte als de zoom. , „Het, Senda! „zit binnen, de

Bloem, Bk

En De, eenì gfte ‚Soort He ier van. tot nog toe ss bekend voert > en EE naar „haare af. Kaapfe. komst. De, „Wortel is bolachtië., met veele dikke. Vezelen. Uit dezelve. komen veele inal- le „gladde, Grasachtige Wortelbladen woort. De.

el, die eens lang is draagt in ee erf van v vyf pe pk DN > 3 welke | gefteeld en edt zyn, veel gelykende naar die der-gewoone enkelde Hyacinthen, Anders komt de Geftalte , zo de Ridder aanmerkt , vel mét die-der. Naakte Wyfjes-of Jonqui!- jes overeen. Ik erken ‘het ‘geensvan beiden. Elders wordt gezegd, dat de Bloem groen zy en het Honigbakje donker paarfch. De Heer Jacquin heeft deeze Plant in Afbeelding gebragt. Uit een gedroogd Exemplaar „my door den” beroemden Migogiteeter D, vaN Ee ven diie ee Roven

ne wie Syp, Nat. rg zun Gen. 1300. ne za” Jacq: Hort, T. 114 Mant, 223.

PLAAT KE

er BOEPLANTEN rag

Ror TEN medegedeeld blykt, dat de Zaad Vi

truisjes driehokkig, driekleppig „en, zo’ fchynt, Ar ge

veelzaadig zyn. moore Hier zal ik een Geflagt laaten volgen, dat desTuxe

meergemelde Sweedfche Heer , Doktor TH un-

BERG 3 door zyn Ed. aan de Kaap rn

aynde, genoemd heeft

Peke ond

_ Yer eere , zekerlyk, van den vermaarden

Heer Fanr1cius, Lyfarcs van den Hertog van Brunswyk-Luneburg en Hoogleeraar s door wien de Planten van den Helmftadfen Akademie-Tuin in Optelling ge bragt en de zeldz1:mfte gs ven zyn.

De bepaaling der Renn $ door nr Weled. , nog niet gezien hebbende , deel ik rd flegts de Afbeelding niede van die Soort , wel-G ke hy Stellata noemt. Eén fchoon. Exemplar daar van, ’r welk ik van de Káhp heb ontvan- gen, toont dât het een Bolachtigen Wortelmet veele dunne Vezelen. heeft , waar vit Bladen voortkomen veel naar die der. ‘Narcisfen ge Iykende , döch niet lang, uit wier midden een dunne Stengel, van obgevaar een Voet langté, met één Blad, op ’% end één enkele Bloem _ kebbende, als in Fig. I, op Praat LXXXI, hier vrevens. Deeze beftaat uit zes Luancetvor- mige Bloemblaadjes, welke paarfchachtig „doch aan de Nagels byna zwart zyn, Zy rusten op

Ï een

Tae en

Ir DEEL, Xlle STUK.

V.

nn

Rel STUKs

diek Tkake pel

130 ZESMANNIGE LELIE

een Vrugtbeginzel, dat in eene-verdikking van; de Stengel. beftaat-,-gelyk in, de Crocusfen en. eenige Narcisfen, naar welken de,Bloem eénie germaste gelykt; doch zy heeft-zulk een. Ho-

_nigbakje niet als. in. de laac{ten,- De- Meeldraade

jes. komen. uit. den „Stoel voort en ‘zyn. zeer, kort, maar hebben uitermaate lange dikke, Liniaale Meelknopjes ‚zes in getal , omringende den Styl, die niet driedeelig-is en waar boven

Zy. uitftecken, Men kan hier van uit de Af-

Dg oord elen. 3 Nees Narcis ye „Een zeer. “bekend Geflagt, dac zynen Baams volgens de Ouden, van eenen Jofigeling Nar- .

cisfus, of van cene verdooving , welke het aan de Zenuwen toebragt , zou hebben, Hoe

‘oZy s die naam is in ’t algemeen gewettigd, hoe»

„2 ni, wel men-de Bloemen, daar toe behoorende, ook Tyloozen of Paas - Leliën, in *t Engelfch

Daffodils , in ’t Franfch Fonquiljes, noemt.

Zes „Bloemblaadjes (*), met een Trechterachtig. eenbladig Honigbakje. waar binnen de Meeldraadjes vervat zyn, ftrekt voor byzondere. Kenmerken van dit Geflagt, dat de veercien volgende Soorten behelst.

=, a) ) ep en anderen hadden wel de Bloem ee” bladig genoemd, doch zy beftaat , volgens, den Ridder, wit

zes Blaadjes, dië aan % rronigtekje dat het middelftuk is gehecht zyn.

‚or BourLanNTemS dj

{1) Narcis mes genbloemige Stengels 3-het- Hr v‚ Ks nigbakje Raderachtig, zeer kort , en rappig AFD er gekarteld, Horst!

sTuK/ vt?

Buiten de Hyacinthen en Tulpen zal men naauwlyks een Geflagt vinden, dat zo veele Narci/ar Verfcheidenheden heeft, Zelfs 4 van deeze, d “Wiee wit is, met een klein paarfch kransje in. % Sl den, dat men regt een Honigbakje noemt, maakt PARKINSON viet Soorten; eene vroe gE» Daamelyk , een laate, een zeer groote en een geftermde. Daar komen ook wel Witte voor, die van binnen een geel Bakje hebben, doch deeze behooren tot de volgende,

De Poëtifche , dus genaamd om dat zy naast met de befchryvfag van Ovinius ftrooke, i is zeer gemeen in Languedok, Provence en an- dere Zuidelyke deelen van Europa.De (Groote en Gelternde Lp. hade, men. uit den

Log: KE zeen

| a aan , dat ’s Voorjaars de Velden by Monrpel- * mes lier ongemeen verfierd worden door -deeze wit- te Bloemen, ‚die in ’c midden ; zegt hy „een 5 gefronfelden ring hekelt uit id Saffraane Ti geelen fe) Works st uniflerâ , Neftario rotato brevisfmo Kariofo Syfi. Nar. Xl. Gen: 399. Vig. XII, peta6z. H. Ups. 74. Narc. Fol. Enliformibus Sc; AL, Ciiffa 134. R.-Lusdb. 35. Narcisf, alb. cirenle purpareo, C. B.

„Roëticus Sc. LOB. lee iz. B, aes, C,.

zE 48 1 DEEL. XII. STUK.

aad

132 ZEEMEENLS E Lerie-

Vv. NE _geelen naar purper trekkende. Het is de KT _sNarcis. van Droscout DES, —áie een zeer Hoorn.» zeten en regt tot Slaap vérwäkkende Reuk oTUREE, heeft, naar dien der EOD iets ‚of wac at. » „gelyken: ge EET ‚De Bloem komt cenziam voort, uit cen. B Vliczig dE op En end der EES die kaal

werde en

men het greetae is, Et een Zud- Bad werde driehokkig „driekleppig en veels zäadig. De I Bladen ; ciyken r naar die der ande: rens Narcisfen zo wel LE de ‘Bol, wel ke byna rond is, gelyk de” Hyacinthen - Bollen en uit Roke en beftaat , doch geelachtig rood van Ken,

id

Kn Ser bains Sten; het He —_ “nigbakje Klokvormig'opgeregt en Eekruld, | en tan sb län als de Eyronde Bhoemblaadjes. /

_Van deeze, Sn. 5 de Bosfchen zn Vrank-

Engeland „Spanje en Icalic, zode Ridder mone” natuurlyk. groeit ‚komen, ook aan merkelyke Verfcheidenheden. voor. De get mcen-

HI. Narcisfus Pfeudo-

eet Ennaan uniflorà, Neâario mulato eres” to.ctiepa &e. Nete, .Fols-Enliformibus Sc. H‚ Clif. 134. Re Imgdh. 39e Nees: GOUBN Monsps 3641 Narcisfie fylv. pa

Cal.luteo, g, multiplex. gp, duplici f. tiplici Tuho Aureo Ci B: Pia, sq Nator-lureus fylveftrië er multiplex, pob. : Pompa, eh 19 8j % Lon, dee 117

EE KE Eid wd

or BorrLANTENS 153 meenften hebben de Bloembladen bleek en het Vi Honigbakje hoog, geel : doch „men vindt ’er die CE hetzelve Goudkleurig hebben en de Bloem geel, Hoorne: Voorts komen ook. deeze Narcisfen_met-dub-°7UEe >: belde , dut js gevulde Bloemen, en met. zoda. nigen voor, waar twee- ot-drie. Honigbakjes ia elkander, feeken » of die het Honigbakjes dat hier. een Zeer. grooten Kelk, in.’ midden van de Bloem maakt , alleen gevuld hebben met een foort van Bloemblaadjes,

In- Engeland zyn deeze.Narcisfen zeer. ge- meen, wordende op de-Groenmartkten te Lon- den by gronte, hoopen te-koop-gebragt, Het - Vrouwvolk iser zeer mede gediend-en‘noemt. ze Primrofe peerlesf, dat is Weergalooze Sleu= teldloemen of Voorjaars- Roozen, In Duitfch- land noemt menze Mertfzblumen „dat is Maarts- Bloemen, by ons Geele Tydeloozen. Hier onte brecken zy op de Bloemmarke als in de tyd is, ook piet, gelyk. ken, zo döor “de “Kleur als ‘door dert Reuks De Boschachtige Beemdea in- geheel Enge: 3 land- en_Nederland , zyn: ‘er vol af, zegt ss Lonen; maar in de Landen die-Zuidwaards. »> leggen gelyk in Languedok-,. Gasconjeven », Spanje, groeijen zy niet dan op hooge Ge- „s bergten , zynde zonder reuk of kragt en bloci- » jende in Mey of Juny.”’ Mooglyk heeft men- ze daarom Basterd - Narcisfen getyteld. Dit zal zekerlyk een andere Soort en misfchien de naastvolgende zyn , die ’er zeer weinig van

3 ver.

1. Daz. Xl STUK, f

Vv. AFDEEL. HL Hoorp- STUK

HL Narcisfus Bicolor.

Twee- ;

kleurige,

134 ZESMANNIGE LEEtLr-

verfchile. Dóporéus zegt, dat men de Wil. de gcele Narcisfen, als in Februâry of Maars bloeijende , by ors Sporckelbloemen , dat is Sproc- Kkelbloemen , noemt. Men heeftze omtrent Zwoll, in Overysler;, waargenomen. Wor tels zyn van eene Walging- of Braakverwek- kende hoedanigheid, als men ze raauw ect

maar gekookt kunnen zy tot een Pürgeerdrank dienen.

@) Narcis en enioenige Stengels; het Hor

aen: nig be » met een uitgebreider Ne raads van hange aen de Bloem: blaadjes,

In de Zuidelyke deelen van Edrôpa tied mens volgens den: Ridder, deeze ‚díe naar de voor- gaande: zeer-gelykt , maar witte Bloembladen heeft en het. Honigbakje hoog geel, groöter 4 met den-rand uitgebreid , gegolfd gekarteld. Ik verftaa niet ‚hoe het dan de-Groote geheel geele Narcis kan zyn van Bauuminus, die vole gens. TourntrorT de Groote Sp Basterd- Narcis is van Crustus, welke de Bloembladen , zo wel als den Kelk daar binnens et heeft) 4 zo Ray getuigt. Het zelfde hade

plaats

ve) Narcisfas spar: anifiorà , Neâario Campanulato &

; Narcisfas albus Calyce flavo alter. C‚ B. Pin. 52, Narcis”

fs major, totus luteus, Calyce przlongo. C. B, Pip. $& Buon, Ely: 2. p. 71. £. 9.

or BOL PLANTEN _ 2395-

Blaats in Spaarifche Bulbocodium, ook totdee- _ -V. ze Soort behoorende (*). IL

(4) Narcis met eenbloemige Stengels, een zeke flomp Kegelvormig ek gekruld, zes- delig Honigvakje. van lange als de Lan pers eebvormige Bloombladen” "Kleine.

Meer werfchilt acne x zie: in alien di drie- maal kleiner ús iss 'zo Lane euSzegt;-dan de tweede Soort. Zy heeftsde-Stengels naauw!yks gettreept ; de Scheede groenachtig; de Bloem tmeét krikkende; de Bloemblaädjes aan den vòet van elkander afgezonderd, Lapcétvormig; regt ; ggn niet Scheef of Eyrond. De rând van *t Honig- bakje is niettemin ook zesdeelig, “gegolfd, ge- kruld, De Grociplaats ftelt hy in Spanje.

9 0 hee met ed si het in v.

5 „… „kende. °, iltocodan Pipa. 5 EDE . en A.

Pe 5

kb: Narcis spathâ uniflorâ , Neâario obconico ereto erispo fexfido &c. Narcisfus parvus totus luteus. C. B. Pin,

53. Rups. Elys. Il. Pe 72e fn. Nac, fylv. pallidus mi- = nimus. BARR. de. 976. Pfeado= mitor folius, Crus. if Ie p. 465% aes Flip... Pp. 597.

(s) Narcis/ùs Spathâ uniflorâ, Neâario Cylindrico , trun= eato fubrépando &c, Narcisfus totus albus, nutante Flore, longà tubâ, BARR, lc. 935 , 6) 984, 953 921, 932. Narc. albus Calyce flivo ,‚Muscari odore, C. B: Pin, sz Rups. Elys. UL p. 69. f. 6, &e73. nt ner

tubo rotundo, Runs, Elys. II, p. 68, 3,4

H, DEEL. Xil. STUK,

236 ZESMANNIGE LEL TB

V. nighakje Rolrond geknot eenigermaatt ArnzaL uitgegulpt , zo lang als de langwerpige iter: Bloembladen.

STUK, zen Eek

Deeze Welriekende Narcis. pe voka uit Spanje afkomttig onderfcheidt zig meer door de figuut van haar Klokvormig Honigbakje dan door de Kleur. Gemeenlyk is zy geheel wit , maâr heeft ook fomtyds het middeltuk geel en men vindt 'ze zelfs met geheel geele Bloemen, De Reuk trekt naar Moekeljaat:

hd NO) Narcis. met byna eenbloemige Stengels; het Narg | serai Klokvormig gekarzeld , half Een 20 lang „als. de Hlosmblafeesedeje Meel:

“draadjes.

De voorgaande Soorten hebben taamelyk bies: _de, aan 't end puntige üladen , van eene blaauw- “achtige of Zeegroene Kleur; maar deeze heeft „idezelven half zo breed en gefleufd.— Anders komt zy met dezeiven in grootte nagenoeg overeen. De Bloem is geheel Sneeuwwit, met langwerpig Eyronde Bladen en drie Meeldraads jes in plaats.van zes „welke echter daar in-ook fomtyds waargenomen zyn. “Zy zien, gelyk by de anderen, in het Honigbakje en hebben geele Meelknopjes,

(2) Nar ers Mercis hik Gmösikonks Neâtario Campanulato, erenato êcc Natcisf Juncifolius, albo Flore reffexo, CLUS:

App. alt, ee: alb, oblongo Calyce, Kups. Elys, II, De jn fe 1e

n weak oren vj vaten vee

or. BOLPLANTENS Ip

LG 7) Narcis met byna tweebloemige Stengels, Va het Honigbakje Klokyormig driedeelig uit Arm gerand , driemaal zo kort als de Bloem- Hoorps- blaadjes. on

De kortheid van het Honigbakje onderfcheidt } percign inzonderheid -deeze ‚die wederom breedbladig se is, geheel wit van ‘Kleur met het Honigbakje geel of Saffraankleurig en in drieën gedeeld, Zy was, volgens CLustus , uit de Levant af. komftig.

(8) Narcis met byna veelbloemige Stengels; _ vir. het Honigbakje Klokvormig , byna drie mek deelig , eben half zo ra als debige.

In de Dadelvre deden van Erop. oet deeze, die naar de Jonquiljes gelyke, door de finalheid der Bladen , maar een Rolrond Honig- bakje heeft „meer dan half zo lang als de Bloem- blaadjes, flaauw driekwabbig,

(s)

(>) Narcisfus Sparhâ fubbifherâ ,_ Neâario ek trifido &c. Mant, 62. Narc. niveus Calyce flavo &c. RUDE, Elys. 1 pe ste £. 2. 8, Nare. Orient. Cal. rotundo Aureo- Juteo. RUuDB, Elys. IL. pe s4- 6. Ss y, Narc. albus major “edoratus. Rupm. Elys. Il, p. 50, f. 1. Narc, latifolius ma- jer airer. Crus. Ff. Lp. 15

(2) Narcisf/us Spathâ fabsmaltiftort, Neâario Campanula “ro fabtrifido integerrimo &c. Narc. angufifolius pallidus, Ca= ee Pin, st. Rups. Elys II. p. 61e f, 3e

Es TI. DEELs xn Srux,

135 ZES MA NN IGES LELIE !

(9). ee met -byna “thweebloemige Stengels; Alen set “Honighakje Klokvorniig” zesdeelig ef« Hoorn: we half ze danig als de Manis 5 STUKe n de Bladen half Rolrond.

Nereus Deeze „die de zelfde Groeiplaats heeft „kómt mekesde, met enkelde Bloemen op de- Stengels of met veele Bloemen voor. Zy zyn geel en driemaal

zo groot als van de Tazetta, die volgt.

X. _ _{o) Narcis met veelbloemige Stengels; het Hoe Calashi vas. nigbakje Klokvormig byna zo lang als dt ae nT _Bloemblaadjes ; de menen vee

eni Naar. de voorgaande. en volgende. gelkt dee- Ze, die op de zelfde plaatfen voorkomt , zeer , doch heeft de EED li age en

Be z xr BE CD) Nats. met ea Seengels ; het Hi nig:

Tazetts. Bekerige.

(9) Narcisfus Spathâ fubbiflerà Nét. Cämpan. fexfido

Javi, dima idio Petalis breviore &c, Am. Acad, IV. p. 31e us polyanthos Flore minore ftellato toto luteo, RUDE

Elyse II. p. 60, f. 7

(zo) Narcisfus sacha maltiflor , Nedafto qguänte Petala , Fol. p'anis, Narc, erin fo: flavùs mie Caule. CC. B, Bi Br. RuDB, Eiys 1. Pe 60, £. 5, Nüte cisfas anguftifolius prior. Crus. Hifl. 1. p. 158:

fore, odore gravis Runs. Eiys. IL. p. 57-f. af dar” polyanthos Luftaricut, CB. Pin, so. latifol, El procfús albo, 1 & 2, Cuus, Hif. 1, p. en rame ze, pe 245.

or BOEPLANTEN 139

nigbakje Klokvormig , geplooid geknot , bni zo kort als de Bloemblaadjes : Arnen Bladen plat, AN STURer> Het Hopnigbakje vértoont zig als een Beker- tje in deeze Narcisfen, die de Velden in Span- je, Portugal en de Zuidelyke deelen van Vrank- ryk, even als by ons de Paardebloemen’, ver- fieren, Men noemtze in Länguedok, Pisfau* biech onder *t Gemeen, ’t welk veel naar den fchimpnaam dier Bloemen zweemt *, In Pro- „a de vence zegt Loner, worden van de Bloc: ij, 546 oee men Kransjes gemaakt , die men dâar noemt Donas; doch zy zyn het Gras zeer fchadelyk,- Hy hadtze in Nederland gezonden uit Langue, dok , in * jaar 1561 , onder den naam van Narcisfer of Spaan/che PFenette. Veel vindt menze in Spanje aan de Zeekust, daar zy vroeg in ’c Voorjaar bloeïjen volgens Crusius. Gemeen zyn deeze Narcisfen in de Bloemho- ven van Europa, die ‘er fomtyds voorkomen met tien of twaalf Bloemen op cen Stengels gemeenlyk Tros - Narcisfen genaamd , doch grootelyks verfchillende in getal, in grootte en kleur der Bloemen. Men vindrze-geheel wir, ook geheel geel; doch meest witachtig met een Citroen- „geel of Orânjekleurig Kelkje ín ’t mid- den; dat wel altoos veel kleiner dan de Bloem iS, doch in grootte verfchilt. In de Bloemiste. ry van D. Vooruermte Haarlem zyn meet dan Tros» Narcisfen op naam be

hed

MH. DEEL, XH, STUK é

£ 140 ZESMANNIGE,LELIE)

V. bekomen. “FoRsKAOHL vondt eene, Narcis en die hy. Tazetta bynoemt, in de Tuinen van E- oan: gypte , met fpiraal serie Bladen. Tuun STUK. “BERG heeft een Tazetra uit Japan overgezon=

den met ftompe Bladen en drie Bloemen op de

Stengel, XI (12) Narcis met éénbloemige Stengels; het Hoe eng ze nigbakje Tolachtis en grooter dan de Bloems en SAR blaadjes; de Teeldeelen neergeboogen.

_Tusfchen Lisfabon en Madric kwam deeze den onvermoeiden Cuustus- voor, die veel kleiner is dan de andere Narcisfen , groeijende paauwlyks een half Voet hoog en veel zeld- zaamer in de Europifche Tuinen. Zy heeft piet alleen Biesachtig Loof , maar zelfs de

jes zyn uicermaate fmal en fpits , korter dan het Honigbakje , * welk Tolach- tig » niet Trechtervormig gelyk in de anderen, is, zo de Ridder aanmerkt, Ook buigen zig de

Meeldraadjes en Stamper in hetzelve neder waards, De ep van Spio nende

ad

(12) Narcisfus Spatha uniflorâ, Nettario gibidato Peta= ls majvre , -Genitalibus declinatis. Narc, Fol. Subulatis &c» Hd. Cif. 134. R. Lugdh. 35. Narc. mont. alter, Flore im

jc. mont. Janeifolius Caiyce Aureo C. B.

53. RUDB-- Eys; Ul. p. 75. fi S, 7. Pfendo -Narcisfas Jun- cifobus fecundus, flavo Flore. Crus. Hifls 1. p. 166. Nae er montanus Juncifolijs minimus alter Flore luteo, LOB

‚Tib

of BOEPLANTEN tT

ze Campanilla. J. BaumiNus heerd Cmale, VE bladig Bulbocodium getyteld, Ee N De Bolletjes ván deeze Narcisfen, welke de Hoore groötte van Hazelnooten hebben, zyn allereerst STUK. 4 in Nederland gebragt door een Pelgrim uit het Gebergte van Biskaije, zo LOBEL aanmerkt, die het Plantje uit Potten van zekere Dâme, gensamd Maria de Brimen , in Brabant; hade lasten aftekenen. Zy hebben fraaije geele Bloe- men , die aan den rand of gaaf of gekarteld zyn » wic of geel van Kleur, kleiner of-grooter; de Eloemblaadjes fomtyds agterwaards geboogen, en de Bladen of omgekromd of overendftaande.

Eel 13) Narcis met éénbloemige Stengels; het Ho- _xun. …_nigbakje eden 2 zeer kort; de Bladen gross Elsvormig. sie, Ft, veatloe.

Deeze kleine Herfst - Narcisjes kwamen den fchranderen We ee der woor- naamfte zeldzaamhedén va Spanje, in Novem: ber bloeijend-voor. By Basha zegt hy, be- gonnen zy zig-t& vertoonen, en maakten alle Velden , door Eftremadura, in el toen hy ’er door reisde, Bantichi Wie |

ete Et gen “tende

C:3) Narcisfus Sphathâ uniflorà , Neêtario fexpartito bre- zen Fol. Subulatis. LOEFL, Atin, 19, Narc, albus Autumn, minimus” C. B, Pin.sr. Runs. Elys, Ms p. 64. f. 8, Nar- cisfus ferotinus. CLus. Hifl. L. p. 155. Narc. Autumnalis mi- mr. Crus. Hisp, 251. T, f52, Narc, Autuma, pacvus. Don. Pempt. 228. Lon. de, 122,

Er %

Il, DESL. Xl, STUK,

z4à ZBsMANNree Leer tr

Vs lende de Lugt meteen aangenaamen Geur. Gey: rl sius fchryft, dat zy zonder Bladen ia laatst Hoorp- van Oktober, in Granada, aan de, Rivier Gua- STUKe diana bloeien. Het Plantje, zegt hy „heeft maar

een Duim hoogte en een gefternd Bloempje ;

dat wit is,met een klein geel Kelkje, Het is

bitter van Smaak gelyk meest alle andere Nars Cisfen.

XIV, (34) Narcis met veelbloemige Stengels, Jib Fonguillaj __Honigbakje SE, kort én Elsyormi: 8 8e Bladen,

= Deet , in-% rate vena Fonguille 4 dat i is Jonquitje, heeft haare Groeiplaats in ver fcheide deelen van Spanje , in Languedok en Provence, als ook in Italie ért de Levant. Zy „„onderfeheide zig door de Biesachtige Bladen, (die rond, aan "rend fpitsen geheel donker groen Zyn) inzonderheid van de Tazetta , welke ook een kort Klokvormig Honigbakje. heeft. Men heeft ‘er een kleine, van en een groote, doch a ig ven ook een menigte Verfcheidene heden voor in de Kleur der Bloemen van deeze Soort, zynde de gemeenften fraay Zwavelgeel

en aangenaam van Reuk. Dus

a Nareis/is: Spathä multilorà , Neta. Campaautate

lutens Aft. pracox, an Bulb, Vomitorius. Lom. dc, 120,

Ors BOLPLANTENS 143

Dus bevat tbans-het Geflagt-der Narcisfen, Ve

voigens den Heer L anne us, veertien Soor- AEDERLe

ten; terwyk zyn Ed., in de befchryving VâD Hoo, den Cliffortfen,, Tuin , maat vyf. ven dezelvenstugs… kende, BOERHAANE). zegt hy daar telt

er zeven-en-veertig ; Ray. vyérig; Besur- RiUs negenen „dertig; BARRELIER- ZES» en-zestig; TouwNerorT bykars, honderd; Ede: Haarlemf Hoveniers nog meer „en jaarlyks komen ’er door: kweeking nieuwe voort. Zyn

Ed. hieldt die, flegts voor Verfcheidenheden ; s als, in den beginne niet gefchapen. Drie - en- negentig Soorten van Narcisfen waren aan * MunrinNe. kenbaar geworden ; doch, onder da verfcheidene , tot de volgende. Gellag-

pasen, zyn heen gelsk, vor, 5

„P A ezen A TE U M. Tros Narcis,

Teide des si FE { ot BE jongen

Een Bloe is, meteen t deelig Bott d 5 en de. Meeldraadjes op herzelve ingeplant heeft , onderfcheidt dic Ge- flagt, het welk veelal getroste, doch ook een- rn 5 ‚Algemaal wit van tn bed E 5

had

als, vo : bihine kaat see: SOM De Hert C ö ros: Narcis met de Stengél cees, A en omgeboogene Bloembladen, se Gen Dees janieum Ceyl

Ct) Pancratium Spathâ uniflorÂ, Petalis reflexis. Sy/?. Nat, ee, on: Vege XU, Gen. 404. P. 263. Fl, R&b:

«

IL, DEEL, zu Seen - ede iind Af

144 ZESMANNIGE Leur t

Deeze , die in verfcheide-deelen van Indie, zo wel op Java, als“op Ceylon-en aan de Kust van Malabar groeit, werdt aldaar Zndifche Le die genoemd wegens de-Bladerén hoewel de

_ Bloemen zeer weinig naar Leliën gelyken , zo

Rumrnius aanmerkt, Zy zyn, uit den Hortus Medicus alhier , door den beroemden CoMMELYN zeer fraay in Afbeelding gee bragt. De Plant heeft een grooten ‘ronden

__Bolwortel, byna als die der Narcisfen. % Ge-

heele Jaar door heeft zy ín Indie Bladen, by- pa als der Witte Leliën , maar in November fchiet zy fomtyds Stengels van een Span hoog» waar van ieder maar ééncn _bloeir, De Bloem is glanzig of Zilver-wit en aange of fterk van Reuk (*. Zy fpreidt zig byaë een Handbreed uit, met haare zes punten, vaii Ímalle: neede: Bladen uic wier midden een foort van Kelk of Beker ryst , die in twaal- ven gedeeld is en tusfchen de puntên de Metl- draadjes uitgeeft, welke vry- lang En tet geele _Mecl-

126. 6. Nascisfus zeyenicas Flâre alto hezagono Waes: Lugdb. 691. T. 693. COMM. Hort, 1. p. 75. DE 33. RUDBe Eijs. IL. p. 179: É. 7e Lilium Indicum. Ruman, „Amb. Vie Pp. 161, T, 70 f. 2. Catulli-pola, Hert, Aal, Xi. en T. 49.

) Oogfchynlyk de vermaarde HeRmáns dit, met Florers odoratisfimum, gelyk hy van de Ceylonfche, al- daar Lunala hestende, zegt, Immers COMMaLYN verraalf dit eigenfte, zeer lieflyk van Reuk. Van de Javaanfche 4 haalt RumPrtus, dat dezelve flaauw en eenigszins wek vunzig ruikt.

Meelkniópjes, - Uit hee midden komt de Segl, VE” zittende op een Vrugtbeginzel , onder de Bloem, TA dat een driekantig ge visa wordt, Hoor. met veele Zaadjes. p Op java valt dit Kruid ook met dele Bloes men , zegt RumePrmrus; en hy merkt aan3 dat zódänig. de Wortels bekwaamer heeft om de de Honden te vergeeven , wanneer men dezel: ven , aan ftukken gefneëden ‚onder hunne Kost mengt. De Tanden zouden’er hun , dat zonder= lingis, door uitvallen , gelyk ook door die van % witte5 zo dat zy van Honger moeften-fter= ven. Men noemde ’er het Kruid , deswege; Hondendood ; doch de Bladen werden gemengd Onder ene verkoelende me JO8

(2) Tros - Narcis met de Stengel pweebloemig. IL, Panerdò

Deeze, uit Mexiko of Nicuw Spanje afkom: Sida fig, wordt alleenlyk door de tw Mexi onderfcheiden. “DrrLeNrus befchryft dez kaanches zelve omftándig , en zege dat de Bladen vau zyoe Plant eén Span lang waren en één of an- derhalf Daim breed , glad, bleek groen,” De _Stengel van hoogte als'in de voorgáande, wes aan ’t boven -end gegaffeld , en droeg twee Bloemen , van figuur nagenoeg als de gemelde; doch reukeloës.

(3) Tros= (2) Päncratium Spath biflord. Ei Clif. 33. R. Lusdhs 34. Pancrat. Mexican, Fiore gemelle candido, Pir. Eb; 299. Te 222, f, 289, ne

El. DiEL, XII. stuit,

146 ZrsSMANNiIGE Lertik-

ed Panc Bam Cs

zibeum Karibi- £che,

@) Tros - Narcis met-de en esinloewelg 3 ide Bladen Lancet» eeN:

Deere noemt men Witte Leliën in de West- indifche Eilanden. Zy overtreft de voorigen zeer in grootte, als de Bladen twee Voeten lang hebbende en vier Vingers in ’t midden breed, dan ’t end fpits, bly- groen. De Bloem - Sten: gel, boven de Bladen: uitfteekende , -plat ; draagt op‘den top een Kroon van meer dan tien Bloe- men ‚die van geftalte-als-der voorgaanden , mc- de ‘wit en welriekende zyu. De Bol , zegt CoMMELYN, is meer dan een Vuist groot ; rond, en eenigszins roodachtig van buiten, Het zou die zyn, welke TourNerorT voorftelt onder den naam ven Amerikaanfche Witte Eg met den Reùk van Balfem van

Hier deg my die Plant te kunnen volgen ; ‘welke de Heer JacQqurN in de Westindiën vondt en afbeeldt. Hy noemze ,; Oever - Pan- 5 -Cratium ‚met, een veelbloemige Stengel , die

ss tweefnydig- plat is; de. Slippen. der „Bloem „5 half zo lang-nls de Steel; de Bladen Degen: vole

je { 5) Panrätiun Spathâ maltiflorà , Fol, Lanceolatis. H. Cf. 133 BROWN. Fam: 194. N. 1. Närcîsfius Americanns, Flore multiplici albo hexigono odorato. Comm, Hore. Ue Ps 123. T. 87e Natcislus totus albus lotifolius polyanthos wmaojar odoratus, SLOAN, Jam. 115. Hif. Ip, 244. MART Cent, 27. T. 27:

or BorPrARTER HP

5 vormig (9. Uit de befchryving 4 immers Ver blykt, dat zie bepaaling dus verftaan zy; ite bier duifterheid , misfchien , LINNAUs ze Hoor’ piet heeft doen aaihääles.

De Wortel, zegt hy, is éên Bol van groot- te alseen Vuist: de Bladen zyn drie of vier Voeten lang , naauwlyks anderhalf Duim breed. by den Grond elkander omvattende: de drie twee Voeten lang , zeer plat, glânzig groen, draagende tien Bloemen meer of min. DeS:cel of het Pypje deezer Bloemen is agt Duimen lang, blëëk groen ; de rand in zes Slippen vân

drie Duimen langte, dië Zeer final én Úitge: breid Ne verdeeld, Het Hovigbakje, een Duid hoog , is ook wic en tan den rand een weinig eek: ‘beplant met groêhe Meeldfaadjes ; van twee Duimên langte , die Hind,

genaámi éh Krûiderig van Ruk. O verwoed groëiden zy op den Zandigen DE Oevér van t- Eiland-Tierra Bomba, by Karthagena. (4) peen Narcis met de es hits ED, OER ‚Pancrá=

B Teelan.

k mi gert: AA ek en : Es ts ei Pasendam, (Liseoräle ) 4 Spahd ee ? Scapo eompresfo an prti ; Corollze taciniis Tubo pap btévioribus 5 Fol. En en us. JAcQq, Amer. Hij. p. 99, T. 179. f. 94e { 4) Pancratium Spathâà multiflorâ ; hals p'anis ; Fol, „Manus DEET. 197: Nardi isfus maritimus, C,

B. Pins sé. Abe: Narcisfas afbuis rmatitiius minot. vg

siteit oke

1438 ZESMANNIGE Lererië-

Deeze groeit aân de Zeekust van Spanje en

Vv. en Tl Languedok , van Valence tot beneden Monte oare pellier , overvloedig. Crust us vondt ze ’er in

STUZe %

Mey bloeijende, in July en Auguftus met ryp Zaad , en hadt veel moeite om den Bol uit het Zand te haalen, die ter zeer diep was ine

geworteld. Govan zegt dat zy op ’t end

van Auguftus bloeit „en dac menze noemt Nar- cisfe de Mer, slk Zee - Narcis betekent. Crus1us hadtze Hemerocallis Valentina ge- tyteld , om dat ze van een vermaard Kruid- kenner ‚te Valence, Hemerocallis genoemd was. Myn Leermeefter RoNDELETIUS, zegt hy» noemde Plant Scilla, en de Aptekers te Montpellier maakten ‘er de Squille- Koekjes van, voor de Theriaak, Naderband werdt zy

tium met Lelie- Bloemen geheten: wel-

: ke naam „derhalve, niet van Loper afkom-

ftig , maar van anderen reeds toegepast is op dit Kruid en door DrirreENrius aangemerkt als een Geflagtnaam, diend onze Ridder overge-

nomen heeft.

De Plant, zegt Crusrùs, heeft vif of zes, langwerpige breede Bladen naar die der Narcisfen gelykende , maar platter , ftevigef en eenigermaate Afchgraauw van Kleur, De Steng is loge een Elle hoog , oogebladije

är. m p. A5 8. 4. T. to. f. 236 Hemerecallis Valentina. Hi. 1. pe 167. Hip. p. 287, T. 288, Pancratiuak Los. XE 168 ; en Narcisfus marinus. DOD, gE 239:

or BOrLPLANTE Ne 149 Me

en geeft aan *t end , uit een dun Vliesje, vyfs e=

zes en fomtyds meer Bloemen, cie geheel wit

UI.

zyn, hebbende den. Reuk van Leliën. De enden Hoorp:

der Bloembladen echter zo wel als het mid. delkelkje , zyn wat groenachtig. Het Zaad- huisje beftaac uit een hoekige Haauw, welke een platachtig , Spongieus zwart Zaad in- houdt. De Wortel is wit en Lymerig „meteen zwartachtige Schil bekleed. De Visfchers en % Zeevolk hebben denzelven -fomtyds voor Ajuin of Knoflook met Zout en Brood gegeten, zegt LOBEL ; maar, hoe hopgerig zy waren, moeften zy daar van walgen. Aan de Kust van _ Spanje heeft hect fomtyds geelachtige; aan die van Ítalie vindt men ’c ook met roode of paar- fche Bloemen , welken men aldaar Giglio ma- rino , dat is Zee -Leliën, tytele, Zy worden fomtyds Ammts mies genaed van de ina

jaarden. -

Zie lers hie onze Ridder, cbsas: de Vrait, maakende deelen opgeeft, van deeze Soort. s, De Bloembladen Lancetvormig van onde. ten met een groene Streep ; de drie buitenften

STUK

ss aan de punt inwaards haakig. Het Honigbakje

„, met tweedeelige hoeken die gefpitsc zyn, > van langte als de Meeldraadjes en gemikt ‚‚ tot de breedte der Bloembladen, De Vrugt- " sy-beginzels, in’t midden van de Kroon , onge s fteeld. De Styl nederwaards „de Mecl- 2 draadjes omgeboogen.”

In de Tuinen op Eiland Martenigue werdt. eers: tium decli- een IL. DEEL, Xie SruK, 8 Hurk

159 ZESMANNIGE BELIE:

V. een zonderlivge Soort van dit Geflagt geteeld), ars misfchien van Caijenne derwaards gebragt zyn- Hoorp- de, zegt de Heer JacQurn. Zyn Ed. vondt 3TUK, demelve bypaaltoos met de Stengel op den Grond

leggende , die zeer plat was en tweefnydig , anderhalf Duim breed, groen en twaalf Bloe. men meer of min „aan-’t end hebbende. Zy hadt de langte vande Bladen ,die Tongachtig, wederzyds fpits waren effenrandig , glanzig» “opftaande ‚-drie- Voeten lang en drie of vier _ Duimen breed. De- Bloemen, byna een half Voet groot, wit van Kleur, hadden een aange- paamen Reuk, Haare Slippen watenviets-langer. dan het Pypje of Steeltje ; het -Honigbakje een, Duim hoog; de Meeldraadjes van langte alssde. _Bloem, yv. (5) Tros- Narcis met de. Stengelveelbloemig ; nps, de Bladen Liniaal, de RE, van, brian, pe langte als. het Hopighakje

_Op. Jamaika, en in ‘Karolina, groeit deeze , CATESBY in Af.

beelding is gebragt. (6) Tros:

C*D Paneratium (deelinatum) Spathà multifiorà ; Scape, compies vancipiti; Corolle Laciniis Tuhum fubexcedentis bus; Eoliis Lingulatis. Jacq Amer. Hifl. p. 99.

65) Pavncratium Spatha muliflora, Fol. Linearibus , Sta: minibus Neâarit longitudine, Lilio - Narcisfus pre, gio:

3 ze albo. CATESE. Car, 11. eg T. 5e

or BOrPLANTE Ne ISt

(6) Tros- Narcis met de Stengel veelbloemig Dn de Bladen Degenvormig, de Meeldraadjes ii in: Hoorpà, *

langer dan het , anger dan het Honigbakje ror.

Uit de Afbeelding welke SEBA gegeven ber heeft van deeze ilyrifche Tros - Nareis, zou mel lily. men haast te twyfelen, of dezelve wel tot dit ‘uiyriche. Geflagt behoorde : alzo de Meeldraadjes, als uit het midden der Bloem voortkomende » ver- toond zyn; doch de fchoone Afbeelding van FRrrEw toost te duidelyker, dat dezelven if. geplant zynop den rand van’t Honigbakje, gelyk in de anderen, De Bloemen zyn groot, wit en welriekende , verfchillende door de Bladen by- na alleen van de Karibifche , voorgemeid en van het OeverePancratium van den Heer Jac-

QUIN door de kleinte; alzo * Gewas niet meer grootte dan de Naakte Wvyfjes ( Galanthus ) heef ke kai

(z ) roscriniëik met De Stempel vee, elbloemig » Fen

de Bladen. Eyrond, geribd, gefteeld, oe De“ Ambonfe,

Cs) Pancratium Spathâ multiflorâ , 8Fol, Enfformibus Stam. Neêtario longioribus. R. Lugdb. $4: Panerac. Fol, “En- fiformibus &e. Trew. Ebre. TS 27. Narcisfas 1lyricús Lá. liaceus. C B. Pin. ss. Srem. Thes. 1 „Re 17. T. 8 Fn. Li lio . Narcisfus Hemerocallidis facie, haa Ey. Verne.iile 16, fe Ee

(7) Pancratium Spathà mutiflorà, Fol. ovatis, Nervoús petiolatis. Narc, Amboin, Fol, latisf, fubrotundo, Flor. Nie

veis inodoris, Comm. Hort. 1. pe 77» T, 39. RUDB. Eiyse II. Pp. 238. f, 17, 6. Pancratium Fol, ovatis &c, TREWe

K 4 ' Ekct. H. Deer. XII. STUK.

152 LE LenIir-

De Ambonfche Narcis , met zeer breede.

u = rondachtige Bladen en Sneeuwwitte reukelooze.

id

Bloemen, van ComMEer yn uit den Amfters damfen Hortus in Plaat gebragt, heeft de Meel- draadjes korter dan de Bloem; terwyl die in de Afbeelding van Earer langer zyn, zegt LinNEus(*): ook hadt deeze een zeer fters ken aangenaamen, de andere in ’t geheel geen Reuk: weshalve MriurrEr ze van een gee fcheiden heeft. De Bloemftengel der eerstge- melde was anderbalven Voet lang, zynde uit een Bol, van Batavia gezenden » voortgekomen, In beiden zyn de Bladen Eyrond , geribd, ge= fteeld , en dus grootelyks van die der andere Soorten verfchillende.

Hoe de Wilde Ajuin van Rumrnrus hier thuis gebragt kan worden, verftaa ik nict; ten ware het Gewas door kweeking in de Tuinen veel veranderen mogte. De Bloemen, im- mers, hebben, volgens hem maar de grote

„van die der Affodillen-en verfchillen buiten- dien zeer van die der andere Afbeelding. ’% Is

waar, de Bladen gelyken veel , zo wel als de Bollen pe welken men Bik Lookachtig maar

lan

gelsk die der Narcisfen,

en ie van dit Geflagt moet men, in't _ Ebru. T, 28 Cept or rn 2 Amb, VL ps 160 Te 7e. £. 1 buam. FL D Ind. p

) vit de Arbeelding ú cie zo blykbaar niet. @

or BOLPLANTEN 153

algemeen „opmerken ; dat de Bloemen, vanmeest Vs alle Soorten, wit zyn en welriekende; blyvende AP jd de Bolwortels gelyk de anderen over ; doch no zy vereifchen , tot uitbroeijing een aanmer-:TUKa kelyke hitte. Die ongemeene kragt tot Ge- neezing of Pynttilling welke de naam Pan- __eratium fchynt aan te duiden, word: in geene

Soort Ege

CR INU M, Haak-Lelie,

Den Griekfchen naam der Leliën heeft de Ridder, in een Latynfch gewaad, niet oneigen toegepast op dit Geflagt , welks Bloemen Lee fieachtig en Trechtervormig , doch „eenbladig zyn, in zesfen gedeeld, met de om- geboogen, beurtlings haakig. Het Vrugtbegin- zel zit in het Pypje van de Bloem gedekt, De Meeldraadjes komen by den rand van ’t Pyp- je voort, en ftaan van elkander af. De Vrugt is driehokkig met veele Zaaden.

Hier in zyn vervat de vyf ze uite heemfche Soorten.

_ (1) Haak-Lelie met Eyrond- -Lancetvormi- 2 Sasi

(1) Crinum Foliis ovato - Lanceolatis acuminais , fest li- gedi

bus planis. Syf. Nat, XII, Gen. 401

405. p. 263. Lilio-Narcisfus Indicus maximus. Ray. Hi?"

Ml, ps $53. Sjovanna- palestali. Hort, Mal. Xi. p. 77. T.

39 RUDER, Elys. 2. p. 91 É. 12. BURM, Fi. Ind. p. Sn.

Es

U. DEEL. XI, STUK. p 7

u ArpEEL. ul

Ld HoorD-

STUK.

zwellen gebruikt.

554 ZE SM A:NN-IeE Le Lr E-

8 Bladen, die oane: made en plaë

Op ERN plaatfen in ‘Oostindie , Óok aan de Oevers der Wateren groeit deeze , die Zeer groote Indifche Lelie -Narcis by R ay ge- tyteld wordt, in navolging van COMMELYN. %x Is een Plant van drie Voeten hoogte, die uit een witten Bolwortel Lelieachtige Bladen uit= geeft, drieof wier. Duimen breed , allengs vers {mallende naar de punt, dik en plat, doch met kleine-puntjes of tandjes aan-den rand en-over- langs geftreept. -De Stengel is holen heeft op. % end vyf of zes Bloemen , elk op zyn eigen

Steeltje , éenbladig , wit vier of vyf-Duie _

men (*) lang , van een flaauwen doch aange gaamen Reuk, De Meeldraadjes , zo wel als de Styl, zyn paarfchachtig rood ; de Meel- kropjes Draadachtig dun, Liniaal, enim: half zo lang als het Draadje of Pie Bloem. - De Vrugt, ryp wordende rondy bevat in een fpon:

gieufe zelfftandigheid eenige Zaaden. De Wor- tel fchynt van dergelyke hoedanigheid-te Zyn. als de Lelie. Bollen ; wordende tas verzagting der Aambeijen en tot rypmaaking der Ge-

(2) Haak-

en een Wetten; dat ik daar van uit Oostindie. Ontvangen heb, zyn de Bloemfteelen met Leedjes én vier

men, de Bloemen maar twee Duimën lang: zo dat die langte waarfchynlyk cp het geheele Bloemhoofd zal zien Kan ook zyn ‚dat zy aan de Kust van Malabar groote vallen. zt Son

rip AN

« or BOLPLANTEN)S 155

€2) Haak- Lelie met gekielde Bladen, en Bol, draagende Wrugten.

een EDEEL. l.

Deeze Soort „op dergelyke plaatfen in oost |

indie voorkomende , geeft, volgens He r-

HK.

MANNUSs5 Uit een langwerpige witachtige Prenss M ‚… Wollige Bol, Narcisachtige breede gladde , roizaadigee » gekielde , bogtige Bladen , waar. tusfchen! PI ee ‘Xe

» een naakte ronde Stengel opfchiet > twee > Handpalmen hoog, die aan den top ge s kroond is met van zes tot negen Bloemen; s‚ meer of minder naar den Ouderdom der, ss Plant of de gunftigheid van den Grond en s het Klimaat. Deeze maaken famen een >, Kroontje ‚en komen allen hens uit een » tweedeclige

„, beftaat uit zes witte toe Kee Bloems 2 blaadjes, in wier midden een Styl Ee, 2 MEKKS, witte Meeldraadjes „die uitl

» in geelachtige Meelknopies _draaijende als s, een Wervel, Als deeze afgevallen zyn, vol- „‚ gen 'er in driekantige driehokkige Huisjes, 5) bruine hoekige Zaaden , welke zig tot Bol. » letjes vergroonen en a vim. hesp

Yi’ Crinum, Fol. Carinatis. Fl. Zeyl, 127. MiLr. Dil, T. 110, Ons. Ie. 94. Lilium Zeylanicum bulbiferum et Um= belliferum. HERM. Zagdó. 682, T. 685, Rupn. Elys. II. Pp: 182, f. 10. Radix Toxicaria, ROMPER. Amb. Vl. ps 155 T. 69, Borm. Fl. Ind. p. 81. Amaryllis Eulbifperma. BURM. Prodr, p. 9. Delutta pola-Taly, H. Mal. XL. p. 75. Te 38, Rups, Elys, 1, T, ze, ï

156 ZES3SMANNIGE LELIE

V. _ ,, Bolachtige Zaaden worden in de rondbloes ker vn » mige Leliën , in fommige Sifynrichia en an. Hoorp« ‚dere zesbladige Hoiplanten van Indie en A- STUK. _„ frika, waargenomen.” pe spat,» Hetzelfde merkt Rumreu1us op, ten aan«

"zien der Zaaden van de Plant „die hy Spat= wortel noemt, in Maleitfch -Bacong , ondez, welken naam my de Bloemen en het Blad van, deeze overgezonden zyn ,-zo wel als van de. voorgaande. De Indiaanen hebben zekere Pyle, tjes, omtrent een. Voet lang s aan-’t end met. een vergiftigd puntje , welken men Spatters. noemt , om dat zy die uit zeker Inftrument o£- holle Pyp blaazen. t Vergift, dat zy van den voorheen befchreeven Vergiftboom neemen; verfch zynde, moet de gekwetfte fterven ; 'c. welk ons, in het vegten met de Makasfaaren , veel Volks heeft doen verliezen, eer men ont= dekte , dat braaken toteen Geneesmiddel ftrekte, Dus nam men in ’t eerst , als het gereedfte, Menfchen- Drek ; doch-naderhand den Wortel van dit Kruid of wel deszelfs, dikke Vezelen , welke zy lang kaauwden en can het Kaauwzel. op de Wond leiden, Door het geweldig braa- ken, dat hier op volgde, met fterk zweeten. gepaard, werdt het Venyn, welks werking ‘men ras gan eene draaijing in ’t hoofd.en dui, zeligheid--befpeurde , uitgedreeven. Hierom heeft men deeze Plant Spatwortel geheten 5 hoewel ook de Styl , die , als zulk een Pyltie zonder Spits , in % as van de Bloem uite

fieekt

Rt 7 he anda

br BorrrAnTeie 1 _ Steekt „eenige. aanleiding mogt geeven tot die v, ad benaamipg. Arn de

Volgens de befchryving komt my dit Gewas oorps- in allen deele veel grooter voor , dan het ge-STUE. dagte Ceylonfche; als hebbende de Bloemfteng wel een-Elle hoog 3 de Bladen veel langer , Bloemblaadjes van een half Voet,en de Vrugten van „grootte als Karftengen. Ook komen de Bladen voort uit een Stam van anderhalve of twee Voeten lang, van dikte als cens Men- fchen Been, uit op elkander leggende Schee- den der Bladeren gemaakt, Dit was de Strand- foort: eene Land-Spatwortel hadt de Stam der Bladen, die een Vadem lang waren, wel een Elle hoog, én maakte dus een ontzaglyke Plant, met Bolwortels van verbaazende groot- te, Vezels hebbende als Slangen.

Zodanig valt dit Gewas op Ternate , daar „men nog een Bergfoort vindt, die in alle op= zigten veel kleiner is, zo RuMmPusus ges tuigt, Bezwaarlyk is het, deeze Planten naauw- keurig te onderficherden. Ook zou de vraag zyn, of de Bolzaadige Amaryllis van den Heer N. L. BURMANNUs, uit den _Medie cus alhier befchreeven en aldaar zig thans nog bevindende, met regt door den Heer Linnzus betrokken zy tot deeze Soort; te meer / daar dezelve uit Afrika haare afko heeft. Even- wel is zeker , dat die, volgens de Kenmer- ken van den Ridder, nader komt aan dit Ge-’

EE, DEEL: XII, STUK) | Een

153 ZersMANNrieer Ler:ë: ik Een frisfche Bloem daar van, in Fis. 2, óp Ar RE myne Plaat LXXXI, in Afmeetingen van drie Hoorp- op twee gebragt; heeft meer dan een half Voet 8 langte. Het Pypje, groen van-Kleur ; dat oog:

fehynlyk voor Steel verftreke ; is ongevaar drie

Duimen lang , zo wel als de Bloem , en de

Styl, die van het Vrugtbeginzel tot buicen

de Bloem uitloopt by de zeven Duimen. Van

de zes Bloembladen zyn de drie-buitenften beürtlings- de anderen omvangende 3 fmailer er hebben ieder aan *t end een klein Haakje: de drie binnenften ieder een Duim op t breedfte,

De Meeldraadjes zyn ingeplant en vast aange-

hecht in den voet van ieder Bloemùlad; too:

pende van daar oogfchynlyk voort langs-de wanden van het Pypje en-daar in verdwynens de, Dus zyn. zy van, elkander -af{landig, De

Meelknopjes leggen dwars op *t end en: ver-

toonen zig als Balkjes, De Srempel is naauw-

lyks driedeelig geknoopt; de. Bloem eenbladig;

Zie hier hoe verder de Heer Nels Bur Man

Nus deeze Plant -befchryver- -

s De Wortel een Kloorrond Kegelvormige

digte Bol. De Streng uit Scheedachtige Bla=

3, den beftaande, De Wortelbladen tic het

s, omwindzel van den Bol, toeluikende, eenië

s> germaate Vleezig en zeer glad; met even:

EE » wydige. Ribben geltreept äan aan begin drie

» Duimen,breed vyf Voeten -lang, Ven de

» toeluikende. Bladen wordt gevormd een opt

» ftaande famengedrukte Steng, twee Voeted

as » lang,

- Phn ei De dine en add

or BOrLPLANTENS Ö

5 lang. Uice -de-zyde van den Bol fchietregt- v. s‚ opeen Stengel{vandrie Voeten ,die zeer glad sn ss is, met Vlakken uit den groenen paarfch: Hoorpe: s) achtig. - Een tweekleppige Lancetvormige ,STUKa 72 sj verwelkendeScheede maakt den Kelk. - Uit 5, één middelpunt, aan ’tend, komenagt Bloe- vs men et gefteelde. voetjes waar van vier „‚-vrugebaar ‚paarfchacheig metde. wee 5 der Bloembladen! uit den witten.”

. Voorts ís zyn’ Ed, -befchryving nagenoeg met

myne Waarneeming overeenkomftig: gelyk ook datde Meeldraadjes neergeboogen zyn : en het Vrügtbeginzel beneden : waaromtrent zyn Ed. aanmerkt; dat hetzelve een Vliezige'Zak wordt ,

waar ineen Bolletje „van een half Duim groot ; aanrypt “dat “na verloop van-een-Maand.of daaromtrent uitfchoot: in welk opzigt deeze Plant van alle tot nog toe bekende. Planten verfchillen zou, *t welk tegen *

’%-voorgemelde gezegde van HERMANNUS zfehyne te-ftry-

eden,

GQ) Haak - Lelie at ruuw - getande Bladen en Rn eene platachtige Bloemftengel, enk Zien. 6) Crinum Fol. fcabro- dentatis, Scapo Ne Ceylon: Zeylaniea, Sp, Plant,'g21s Amaryll, Spatha. mul- “che. tiflorâ , Coroll. Camp. zqualibus Scapo tereti ancipiti. Milt. Dik, Lilio- Narcisfus Africanus, Scille foliis &c, Enner. Pi&. s.f. z. TREw. Ebret. T. 13. Lilio - Nârcis- fs Zeyl. latifolius, flore niveo externe lineâ purpure ftria- to. Comm, Hort, 1, p. 73. T, 37. RUDB. kee ® Malipe javana Runen, mb. B 49 pe 306. Te 105. à

eden dd

Bk: Dezen, Xile STUE

a in

160 ZESMANNtGEe Leriët-

Offchoon de Bloemen zesbladig zyn, is dec» EEL, ze thans hier t'huis gebragt; die bevoorens

Hoorp in ’t Geflagt van Amaryllis was geplaatst, c'Is

STUK,

een Oostindifche Plant, welke vok in Afri- ka valt; zynde uit den Hortus alhier; door COMMELYN ; onder den naam van Ceylon- Jche, en door Trew, uit de Afbeeldingen van EnkRrer in Engeland gemaakt ; onder dien van ned Lelie + Narcis , uitgce geven. De Favaanfche Tulp, van Rumrarus, zal zekerlyk de zelfde Plant zyn. Hy merkt aan , dat dezelve veel naar den gemelden Spac- wortel. gelyke, doch fmalleris- van Blad, Uit een Wortel als een T'uipbol , grooter dan ecn Vuist , walgelyk van Reuk, komt een Struik van een half Voet hoogte, die zig uitbreidt in zes of agt Zwaerdachtige Bladen , by de drie- Voeten lang-en een Handbreed, Geutse wys’ van boven s ‚van onderen gekield, Zees groen van Kleur. De Bloemftengel; bezyden: den Struik , is diie Voeten hoog, een Duin tg Ad „op den top een Spatel. eede hebbende, waar uit van agt tot twaalf Bloemen, agter elkander } voortko: men. Deeze gelyken, in figuur, naar de witte Leliën, hellende een weinig over zydes Zy beftaan uit zes Bladen, die ieder vier -Duti- men lang eneen Duim breed zyn, overlangs met een middel - rib, welken van buiten rood is, van binnen paarfch, voor ° overige wit, De Reuk was geìl g 8

or. BOorLPLAN TEN rót

„Doof RumrHrus wordt aangemerkt, dat, Va * de Meeldraadjes niet los in ’t midden van de Aere Bloem ftaan, maar ieder als uit den fchoot van Hoorde zvn: Blad voortkomen. Dit ftemt overeen met ST UEe de Waarneeming van den betoemden Tarw, “waar uit blykt, dat de oogfchyolyke Steelen der Bloemen holle Pypjes- zyn; zittende op de Vrugtbegiozels, die op den bodem det Scheede _ zig bevinden, en dat dus de Bloem voor één» bladig kan gerekend worden , even als tot dit Geflagt behoort. Offchoon nu het Overige van de Kenmerken niet volmaak: overeenkome , fcheen zy echter naast hier-te pasfen. befchryving van deeze Soort, door den Ridder zelf , luide aldus: ‚, De-Geltalte als-der vole », gende, Bladen. als van de Winkel-Scilla, » Vleezig, aan den rand ruuw door kleine » Tandjes, Een tweekleppige Bloemfcheede,

app daar bi

» V bind xPypje vande Bloem » eenkleurig met de Stengel rosachtig. De » Zoom wit van Lancetvormige Bloembla- yden, die omgekromd zyn en van onderen » rood. gekield. RS Meeldraadjes en Scyl

Eze en we Een gi eelde! ond (4) (*) Dit harte Îrookt geenstins mer de Afbeelding van

wat de Meeldraadjes bereft, die wit zyu mat

= Knopjes , en zal waacthynlylk alleen op den Styl zien. Zyne teg heeft de Teêldeelen een weinig neerpe- hoogen oven, als die van Rumentus, doch die van Cox- 8 ME 1. DEEL, zn STUK, « 5.

Iv. Crinum A= mericanum,

Amert- manie.

168 ZESMANNICE Lruiegs

(4) ed Lelie met 6 ste der Bloemen waards Haakig.

hiene Bmeriknabfdhe:; ‚in zie Opaibome ‘Tuinen hier te Lande zig bevindende ;-wordt „onderfcheiden door de puntjes als weerhaaken aan ‘ct end aller Bladen , door CommerryYN afgebeeld , welken de Ridder getuigt, zo me= pigmaal hy de Plant- zag bloeijen daar aan vernamen. te hebhen: - Die Hoogleeraar maakte ‘er evenwel geen gewag van, zo min als de

geleerde DILLEN LUS in zyne zo omftandi- maks zulks

ge belichting: en waden nak befchryft een” Grootesen cen

Kleine Lelie- Affodil , beiden tot deeze Soort zi s in .

en hangen in de

Groote aan eenen ‘Stoel » die een ronde Struik uitgeeft , van een Arm. dik , uit „den. mees geelachtig , zcoonen: gens ®: et der Bladen , die uic et top MELYN niet. t Was hierom dat dezelve tot See Soort van Amaryllis (in Horto Cüfort,) Genitnlihus declinatis bee trokken werdt : doch dit betekent geenszins „Afwykendt

meende of afnnttingge, gelyk men het verkeerdelyk vere

Ge) Cras Coröll, ; apieibus fntcorfam uaguiculatis. Cri

delus Amer. fempervizens maximus poly yanthos albus. COMMe Rar. 14, Dit. Elh. as heks f. 595. 6. Liüio-Aspod, Amer. fempervirens minot. Comm, Rar, 154 Te He

or BOLPLANTEN A5

top” tröpswys” voortkomen meerdan drie Voel Va ten lang. Zy verbreeden zig, van een twee Arnie Duïrhs voerftuk , tot vyf Duimen „én loopen Hoo fpits uit, zynde van boven-een weinig Geur. sTUK achtig hol, aan de rug met €en verheven

Kiel. In ’t midden van deù Zomer kome uit » deeze trop Bladen eën Stengel van drie Voes’"

ten hoogte, die boven een-Tros draagt van witachtige Bloemen , in zesfen: gedeeld, met

een. Pypachtigen Voet, zes Meeldraadjes uits geevende, met nn opleggende geele Meel«

knopjes

De Kleine van Geksasd vN hadt dergely- ke Wortels, maar de Struik was viermaal durner en laager «de Bladen. waren driemaal finaller en maâr twee Voeten Jang. By dere gelver Voet fchoot een dergelyke Stengel uit, doorgaans «vier. Pypachtige witte dis Bloemen voortbrengende,, Aan-de Slippen deeze; die gelyk de Krul-Leliën en Zyn, heeft hy de gezegde. Weerhaakjes in Plaat vertoond : aan die der Groote zyn zy Haauwlyks te vinden.

In- grootte komt die van DinLen rus deeze laat{te nader , als de maar twee Voeten , de. Stenge. anderhalf. Voet lang heb= bende en de Bladen een Hand breed, Ook heeft hy de uiefchieting dèr Stengel ter zyde waare genomen en dat de Meêldraädjes uit den voet der Slippen voortkomen : de Styl, die enkeld is, aan de punt van Vrugtbeginzel onder in

het

„a

u DEEL. XII, STUK.

164 ZESMANNIGE LELIE:

het Pypje zittende, De Bloemen , zegt hy ; gaan pa malkander open 3 zy-zyn eerst geel He achtig , vervolgens wit ‚en hebben een flaau- _STUK. WED, niet Onaangenaamen Reûk,

Arora.

sn _(5) Heak-Lelie met byna Lancetvormige plat Africanun. te Bladen en flompe Bloemen.

By verfcheiden Autheuren is deeze Soort in Afbeelding gebragt (*). Men noemtze Afri- kaanfche Tuberoos , met blaauwe Bloemen. BREYN hade dezelve in-de Tu'n van den Ed, Heer van BEVERNINGK , nu juist een Eeuw gelec- den, zien bloeijen en gaf ’er deeze wrs van.

“3 Zy heeft een Bolwortel , ‘met dikke en „, lange Vezels van onderen begroeid, De »‚ Bladen zyn groen, langwerpig , als tusfchen die der Hyacinthen en Indifche Lelie - Nar- s Cis van Ferrarius gemiddeld. De Stengel is > tond, naakt , van anderhalven Voet of daar s> boven, piet dik. Op den top groeijen tien » of elf » meer of min , van groote gs en

(s) Crinum Fol, fublanceolatis planis &c. Polyanthés Florius umbellatis. Hort. Clif, 126. R. Lugdh. 27, Micke Dil. T, z1o; Hyacinthus Afrlc. tuberofus Flore umbellsto, BRaYN Prodr. 1. p. 39. en 23, T, 10, COMMe Hors, Il. p. 183. Te ,67e SEB. Thes. 1. p. 29. T. 19e f 4 Hyacintho affinis Tuberol radice , Af. &c. ie „Alm. 187. T. 155, É. he

(*) Gelyk in het byzonder ook zeer fran Tas Kleuren door Kwonm, in zyn The/auras Rei Heth. Hortense Univers falis. Neur. 1770, Tab, L‚ zo

or BOrLPrLAN TEN. \ 165

‚en figuur als der Tuberoozen, Kroonswyze Ve gefchikt en van een fchoone blaauwe Kleur,” *#% zer Hier heeft de Zoon bygevoegd , dat de Bloe acörpa men byra zonder Reuk zynven de Vrugt drie-tt ux. hokkig is ‚-met-ronde Zaaden, Deez’ Bar de Afbeelding uit, byna overeenkomende met van COMMELYN, wien de Plant, in Eke fte der voorgaande Eeuw, door den Wel Ed, Heer Schepen PANcRas; Kommisfaris van den Hortus Medicus alhier , vereerd werdte Sedert is dezelve ook in andere Kruidhoven voortgeteeld en geeft jaarlyks Bloem, ja fom= tyds- ook ryp Zaad. Volgens de algemeene Kenmerken behoort tot dit Geflagt de volgende Plant; hoe zeer. zy in Geftalte daar van verfchille, op Plaat LXXXI, in Fig. 3 3, afgebeeld, br Haak - Lelie met hie ì Loke Bladen vi. en geaairde 6 net. Zy-is- my, onder den naam Mohanks in Lissmalbldi- queur- van Java toegezonden. De Wortel fchyne8* knobbelig-te zyn , met Vezelen , waar uit cod Fe ze Stengetje of Struikje van Scheedachtige- Bladen, antfpringe die Liniaal of overal byna ever breed , Lifch- of Grasachtig zyn, naar ’t end verfmallende en fpits uitloopende.-Bezyden dee zelven groeit de Bloemftengel , naauwlyks een- der half:

(6) Crinam Eoliïs planis Lincatibus, Floribus ; spicatis.. Houtt. ef

Û ; EE 4 Me DEEL, Xl. STUK,

166 ZESMANNIGE Letra: ze

Vi half Voet Jarg. > mrd bezet met onge. Wk En Hoorp- Deeze Bloemen, altoos’ gepaard of met haat sTuxe. » tweeën gevat in cen Eytond Scheedje ; zyn om. trent twee Duimen lang. Zy hebben. een Pypie

en cen: Mondítuk dat zig in zesfen verdeelt, aan

den voet van ’t welke, binnen het Bloempyp*

je, zes Meeélknopjes voorkomen dric ageflë

Duims lang s-mer een zeer kort -Meeldraadje ieder-afzonderlyk. aan den. Wand gehecht en dus

vam elkander afftandig. De Styl van het Vrugt beginzel , «dat onder in het-Pypje zie , afkom»

tig, bereikt maar de helft der langte van de

rde geopende Bloem , by A, ) pn en A Ee. AC R 5 dike K Se, Lelie reaucien. ri Een zesbladige we Bloem on

een Mitt ennen Stempel, onderfcheidt dit => flagt , benevens-de byzondere gedaante, welke ie tfeg ain veele „Planten ; tot het behoorende , ‘den naam van vain Eflie Marvis heeft doen geeven. es hebben Bloemen als «de: Leliënen- graeijen op de wyze-der ‘Narcisfen , of hebben een Vrugt: als dezelven ‚‘gelyk TouRNEFoORP zegt. Wegens-de Schoonheid deezer Bloemen; moogìyk; beeft LinNmus, bier den naam van

piet ge.

bruikelyk s ‚op rd E - Beleg, bard de elf volgende uitheemfche ki (0)

zen JK NET

®.

ar BOrLPLANTE N » 167

(1) Lelie-Narcis die eenbloemig is, met een

Vv,

zeer ver afftandige Scheede ; de Bloem» et an blaadjes egaal; de en en Stam Haasse 5

per agt

sn EE

De hemnehakke » is Jräifzh Syria ie

chium „genoemd. geweest, door ConNur als uit-Oostimdie „afkomftig 3 doch. men heeft naderhand- ontdekt, dat de afkomst zy uit A= frika, van: de Kaap ‘der Goede Hope, Zy beeft een. Bolwortel-, met. een Netje overtoo- gen: Bladen als der Narcisfen en Bloemften- gels van gelyke langte als de Bladen beneden, ’t midden met een Scheedje, ’t welk biyft, ge= fpitst is en vlak. De Bloemblaadjes zyn Lan- cetvormig , aan den voet inwendig zwart, voor overige geel; Vleefchkleurig of paarfch. Het heeft zeer korte Meeldraadjes met opgeregte Kapoenen lang _ a ie loemblaadjes : Vrugtbeginzel beneden; « den Styl driehoekig,

he: drie Stempels,

(2) Lelie- Narcis die genbloemig is , met gely- ke na aadje en geftrekte Meeldraadjes.

(4) Amaryllis ‘spachd uniflorâ remorismà, Corollà aqua li, Staminibus P:ftilloque zeftis. Syft. Nat, XLI, Gen. 403. Vig. Kub Gen. 406. p. 264. Am: Acad. VI. Afr. 1. Sie fy Endicum. CORN, Canad, 16% MoRis. Hijf, Ile P- 42. Se 4. T. 23. f.9. Rups. Elys. II. p. 236. f. 17

2} Amaryllis, Spathà uniflorâ, Corollà quali, Stomini-

fik Rl: Clffe 135. Be zn 36, GOUAN. Mans,

165

ir Dee, wit

ed En

Kd 68 ZeEsMANNIer Ermwrm

In Spanje Ïtalie en elders aan de. Middel.

Arin. landfche Zee, groeit natuurlyk deeze-, die ook Horn: een Bolplant is , in de Herfst bloeijende, en

STUK

veel gelykende naar een Crocus of een Col chicum, Men vindt ’er een Afbeelding van by Crusius, onder de- Spaanfche Planten ; doch de Bladen zyn veel te kort getekend, zo dat ‘er de Bloem boven uitfteekt. In de-Hortuss

‘albier, bevind ik ze ruim een Voer lang en een

half Duim breed, opftaande ; terwyl de Bloem- ftengels, maar een half Voet lang zyn. Zy zyn donker glanzig groen , en de Bloemen , van figuur als gemeld is, hebber” eene Be geele Kleur, ee

eel Lelie, Narcis die eter: is, mes ge: ti 1 5 ee Gd weegnsen Stamper deine

De Bloem van deeze;, diein Rlhee en Kan rolina natuurlyk groeit en van ek Indiaanen enn en es niet Se > Maar

zee ns kek ee à 8 £ ea Le- 165. Fapric. ME: jd 15 _ Narcísfus “Antammalis s Majote Crus. Hifl. I. p. 164, Colchicum luteum primum majus, Ce

B, Pin. 69. Lilio omen sfus luteus Autumnalis moja. TOURNF. Jn/?. he Narcisfus Autumnalis quorundam. ces, Hip. 45ie Teak

43) Amaryllis spat uniflorà , Corollâ aq. pitilto de- clinsto, fl. Chf. 1 ms. R. Zugdb. 36. GRON. Virg. 36. Lie lio= Narcisfas Virginien(is. CATESB. Car. MI, p-*12. Te 12e Lilio « Narc. vernus angufifolins, en le. 994. Lilo Nare. Lliforus Carolinianus Sc. PLum: Alm. 220, TV, 43e fs 8: Lilio= Narc. Ind, pamilus Kanaslse base MM ons, Hil. EN Pp 266, Se 4. Te 24, £, de %

A

or BorPrANTEN 16e 0

Lelieachtig. Zy breidt zig, naamelyk, m ve haare punten wyd uit , en is niettemin op« Arora waards geftrekt , hebbende een witachtige K leur od met- eenig rood, De hoogte, echter, is ooksrum. ° maar een half Voet “met Bladen als die der pere en cen Ajuinachrigen wast: Bol,

@ Lelier Natcis die eenbloemig is, met on- v‚ elke Bloemblaadjes , waar van drie, zo Armarylig wel als de Teeldeelen neergeboogen. bea

Jacoliehes

Als een ongemeene Schoonheid ; onder de

Gerlyke Bloemplanten van diet Geflagt , komt

deeze voor die men deswegen in Franfch

la belle in tytelt, De meest bekende

naam is Narcisfus Facobeus of Jakobiete; wel.

ken een Spaanfch Doktor te Madrie daar. aan

gegeven heeft,„-om dat de Bloemblaadjes, ’t zy

in figuur, t zy in kleur, veel. gen naar het

roode gekruiste Z st welk de. Ridders

van St, Jakob op de Kleederen draagen. Nar-

gis heeft menze geheten , wegens de. geftalte

der. Bloem , die echter meer overeenkomt met

de Lelnhlmeiden, waar van de er weken

w pe Spatha wit, Côrolla inequali, Petalis tribus Genitalibusque declinat HB. CIP. 135. Ups 75. R. Lugdb, 36. GOUAN Ee 365. AE, Stochh. 1742, ps

93e T. 6, Lilio-Narcisfas Jacobzus. DiLL. Elh, 195,-T, 162, f. 196. Narcisfus Jacobzus major, KUDB. gee 2 Pe 89. fa en,

Ls

Il. DEEL. XII, STUK.

V,

170 LESMANNLG B LBEbIEs «

‘er DIBLENIUS, in zyne omftandige befchg

jj, Ving, met een keurlyke Afbeelding gepaard , Hoorp- aan geeft. Hier echter is de Stengel tweebloe-

STUK

mig, t welk , zo Linna-us aanmerkt , die in t janr 1742 » den 23 April , met-de-vere van deeze Plant , toen de eerfte m in de Akademie - Tuin te Upfal bloeijende ; zyne Lesfen aanving, iets deldzaams is: In Jaatfte der Zestiende Ecuw-kwamen eerst de Bollen daar van uit, de Westindën over, zynde en uit „door Europa verfpreid en en niet alleen door Cuussus, maar cok pg E anderen ‚met meer of minder in Plaat gebragt (*). De vermaarde HersTE : hi dezelve Spreckelia get geeld ). _ Meest pryst deeze Plane zig aan door de Kleur haarer Bloemen, die wel met ‘Schilders Penfeel volkomen afgemaald kan worden, doch niettemin een gekleurde Teke- ning daar Van veel bevalliger maakt, Haaré hoogroode Kleur praale in de Zonnefchyn met en. hed en

„Bek (*) Gelyk by WEINMANN , doch inzonderheid fraay , in % Werk van KRORR. Tes. R, Herb, Hortenfisque Neu, 2770. Is p- 180 T. N. Maer nófra guidem jam dia, a vais delinexe in ao

et Chalcographum Angutanum Hamm &, Brasov. pe

or BOLPLANTEN- 13

een Fluweelen Grond. Dit verbloemt de won- ve derlyke figuur der Bloem , die als de onregel- AR maatigheid zelve is; galsk uit de fchoone Af. Hoorps beelding by W‚EINMANN blykt, leder Bloem: stuKe blad , ‘ongevaar drie Duimen lang, is Lancet- vormig, €n zy maaken met elkander op het

Vv zel famengevoegd zynde , eenknik-

kende Bloem, Drie derzelven zyn opwaards,

drie nederwaards geftrekt. Deeze- laatften zyn

de binnenften en breedften maakende als de _ __Ôrderlip der Bloem, en de Teeldeelen Scheed.

achtig omvattende. De drie bovenften vórmen

te famen het Kruiswys’ Handvatzel van. *t_gêe

zegde Zwaard ,hoewel zy alle krom geboogen

zyn, en de Meeldraadjes , zo wel als.de Styl opwaards , in drieën. is gedeelde

Dus ftaat de Bloem op een Stengel van ruim

een Voet hoogte , ‚die niet volkontee rond is,

gelyken , zynde veel korter dan de Stengel omtrent een Vinger breed, ftomp, geriod ‚glad en groen. De Bloem is teder, en duurt weini- ge Dagen. ’% Gewas moet voor de Koude bewaard worden , gelyk de meeften van die Geflagt, en vereifcht een luchtigen Grond. Het worde thans by de Tuinlieden genoeg gekweekt , en zeifs hier bloeijende , op de Markt, on- der den rn med es Eni

172 ZESMANNIGE LELIE

W. _ (5) Lelie-Narcis die veelbloemig is; de Bloe- Aiden

be 0 men Klokvormig 3 de Bloemblaadjes egaal, Hoorp- _ aan de Nagels omgekromd; de Teeldeelen

pie ____neergeboogen.

Amar „Onder den naam van Roode Lelie was dee Suriname Ze in de Westindiën bekend groeijende te aap Suriname -wild in de Bosfchen. Zy gelykt, volgens Rocneror T, veel naar onze Roo- __de of Oranjekleurige Leliën maar de Bloes men-zyn aan den voet fterk omgekromd. Szo- ANE hadtze op ‘t Eiland Barbados zeer mee nigvuldig zien groeijen, Ook. vallen zy op ‘andere Eilanden in de Westindiën, De jean gel, uit den Grond komende ;-heeft aan end als-een-Spatcl , die zig, tweekleppig Bren geevende cen Tros uit-van-Bloemen , Vleefch= kleurig rood ‚doch aan den hals: uit dea witten geelachtig groen. De drie buitenfte. Blaadjes hebben van binnen. de tippen omge- keerd 3de drie binnenften. eel aan gen. voet gehaaitd de Styl is rood.

Gewoonlyk bloeit annhsoane: alhier ún Ne laatst van September ; wat vroeger of laater paar.’ Sayzoen , fchietende, dikke paarfche

Sten

(5) Amaryllis Spatha multiflora ; Cortol. Campan. aqua libus, Ungue reftexis, Genitalibus declinatis. H. Clif. 13se KR. Lugd, 36.*MicL. Dil. T, 23. HILL. Syft. I. Tere sn Lilio- Narcisfus polyanthos, Flor, incarnato, SLOAN. fame

‚115. Hij Ie ps 244. Sep. Thes. Ie pe 25. Tv 17. 6 L Lis um rubrum, elst Sarin, Te 22»

ger Be

or BoLrPrrANTEN, 175

Stengels van omtrent twee Voeten langte , aan den top met vyf , zes of zeven, groote

vir

AFT Eels Taa:

Lelizachtige bleek paarfche of: Roozekleurige Hoorp- Bloemen , van een aangenaamen Reuk, Na®TUKe

het vergaan. van deeze Stengels komen in

Voorjaar de Bladen te voorfchyn , die weder-

om in Juny verdwynen, De Plant wordt Bel. ladonna genoemd wegens haare fchoonheid en door jonge Bollen voortgeteeld, Mirren wil, dat zy van de Roode Lelie, voorgemeld, verfchille, envin den jaare 17re uit Portugal in Engeland overgebragt zy , daar menze uit Indie hadt. Zyn Ed. merkt aan dat ’er een Soort is,‚byna alleen door de bleekheid der Bloe- men daar van verfchillende , die men in % jaar 1754 van de Kaap in ‘Holland hadt gekres- gen, maar welke in ’t Voorjaar bloeide, De Belladonna, voorgemeld , zegt hy, is de voor- naamfte Schoonheid der Tuinen , Huizen en. Kerken , ín ’t Herfst -Saizoen, in Italie,

(6) Lelie- Narcis die veelbdloemig is; de Bloe- men Klokvormig ; de Bloemblaadjes egaal

en gegolfd; de Teeldeelen neërgeboogen. BE

Van de voorgaande verfchilt deeze, ook uit

zee de Wesindiën afkomftig , zegt Linneus,

door. ginne,

6) AmaryllisSpathâ mu'tiflord;s Gor. Congiouisiù aqua undalatis; Genitalibus declinatis. Mig. Di. T, 24. Lie

> Kium Amer. puniceo Flore, Belladonna di&um, Hemme

Par. 194. T. 194.

MW, DEEL, Xl, Srom,

Konin=

Vv.

be |

174 ZEEMARNIGE LErtie doordien de randen der Bloemblaadjes gegolfd

"enniee dan de Nagels omgekromd zyn. Hers

Ter hadt dezelve ook in zijn Geflagt van Sprec-

zelia bebreëpen (*). Veele Jaaren reeds overs

gezönden zynde geweest, blocide zy tegen ed van 1758 in et Wiftefhois te Helmfläd , en is door den Heer FABRteius befchtree. vén, die 'er echter maar tweë Bloemen aaf geeft. Na’bloeijen- komen de Bladen cerst te Pien dae eten van Koninginne Lelie kreeg dee- ë rts Dt De wenen, (die ze in t_

ú ideen aan van he rie, dien zy by de Rngelfche

Tuinlieden behoudt, In Duitfchland hoemt

men ze gemeenlyk de Kleine Belladenna ; want in Schoonheid de andere weinig ‚maar zi pen ven end, Alfëde nauwe {yks een Voet hoög. Ia een Broeikas geplaatst, | bloeit zy altoos vroëg in ’t Voorjaar, éh in een

gemaatigde Lugt, in Maart of April, Die van de Westindifche Eilanden komt , zegt Muze

Ee LER, is cen andere Soort,

dwerzië Undulata,

rd

(*) Fast, Helmflad p. 14.

(7) Amaryllis Spathà maläiford , Cor. Peralis

„ba äilatacis, Sift; Niki

or BOLPtaRBER m9

Bloem:n ; de Blotmblandjes ge _W. Lader en aan den voet verbreed. mn

Volgens de opgaave van den Leidfchen Hoog- aen leeraar Dav: ‚D VAN Roven, aan den Ride

van de Kaap. De Spatelfcheede onge. 7" vaar twaalf paarfche Bloemen voort, met fmal Larcervormige Bloemblaadjes , die aan de tip

zeer gefpiest zyn, aan den voer zelf Eyronds

met neergeboogene Meeldraadjes, Men vinde

ze thans door den Leidfen Hovenier M zen- BURG in Plaat gebragt De

@ Lelie- Narcis die veelbloemig is, met om-_ vir. gd/lagen ommilanije s de Teeldenlen ope Sermin. epankhe.

fer zo “3 ED

ma een ee ze Ae 5 ae men , om dat rd Bollen uit een geftrand aan Eiland Guernfey, op de Franfche Kust, im

€*)-Afberide van zelde, te Genirali-

Ye. N. 4 H. CHF. 151. Narcisfas Jäponicus railo Flor, Conn. Canad. 157. T. 158, Roos. Eijs. zp. zoe f. 14 Enter. Sch, T. sf. z Kaaps. Amer. 872. San. Mus, en te, RN:

huns me

37ê ZesMANNieE Latte

V. in’ Zand van den Oever aldaar begraven, Dd verloop van eenige Jaaren als van zelf gebloeid B hebben, zo Morrison verhaalc ; meldende ; STUKe dat vervolgens de Bollen deezer Plant van daar , âls uit dat Eiland afkomtftig , aan de Lief* hebbers medegedeeld zyn, Is eigentlyk een Japanfche Plant , van waar-de Heer T nun BERG bloeijende Takken, gedroogd , heeft overgezonden. Men vindtze tegenwoordig in alle Openbaare Kruidhoven. Door verfcheide is zy in Afbeelding gebragt. KAEMPFER

zegt, dat fommigen haar Doku Symira noemen ; om dat de Bollen Venynig zyn. “CoaNurtt heeftze, onder den naam van JFapanfche Nar- cis met een Wuurroode Bloem , aldus befchrees ven Eea aanzienlyke Bloem -Steng, in * eerst „» Bladerloos , regt zig tot een Voet hoogte » OP, Zynde in ’t bovenfte gedeelte groen s > Onder met duizend donker paarfche Vlakjes » gefprenkeld. Uit een Scheede aan den top > komen negen of tien Bloemknoppen , dié, s wanneer de Plant in een goede Grond ftaat , > zig zesbladig uitfpreiden ; zynde ieder Blaad- » je twee Duimen lang en zeer fmal , inzon- s derheid by het midden der Bloem, doch de » enden krullen om gelyk onze Krul- Leliën: „De Kleur is Lak- of Menie-rood, met een » Bloedkleurige Streep in ’t midden, Zes s> Meeldraadjes, langer dan de Bloembladen, z verheffen zig opwaards. Reuk alleen ont” » p breekt

er BOLrLbANTEN

breekt er aan) als of de Natuur hier door Ve

z de Kleur niet> had willen befchaarmen , Ae ln

welke zo- vuurig is , by ’t fchynen van de Hoorn.

ss Lon, dat 'er de Oogen op fchemeren en STUE.

s dat men zig verbeelden kan , daar Vonkea uit

» te zien fpringen, Zo onvergelykelyken gloed

»» heeft deeze Bloem, ’% Is een Bolplänt ,

wier Bladen hiet dan By % verflenzen van de.

Stengel , na den bloeityd , uitbotten, zyn

s, de donker Fluweelachtig groen.”

Die laatfte , dat de Bladen eerst lang na de

Stengels uitfchieten heeft in meer anderen

‘van diet Geflagt plaats, De Heer NL. Bur-

MANNUS betrekt deeze Soort ook tot de Kaap-

fe Planten, - Zyn Ed. {preekt van eene Gegolf-

de, die -Liniaale Bladen heeft en in manier

van groeijing zeer verfchilt van gedagte Ja-

paníche, Voorts. telt zyn Ed, nog de drie vole

ende van den Alders onder de se Kaap,

4 elyke. RE

9) Lelie - Narcis die vinti met IE en

Klokvormige Bloemen ; de Bloemùlaadjes Peet gelyk; de Teeldeelen neergeboogen 5 de, ard Stengel Jamengedrukt wen als het Per 8

A pe si errep piment Pd, On:

6) Amaryllis Spat. tmu't Cor, tak wie’, Ge. nit. declinatis &c, RA, Zugds. 36, Eunsr, PIE. T. 13. Li: linm Aftic, humile longisfimis foliis poly àathos We. HeR:t Par. ips. Te 195 Buam. Pradr, 9,

II. DEEL. XII, STUK,

178 ZESMANNIGE LeEter es

Vv. Ongemeen laag ftaat het Kroontje van dee: ie 6 ze, die zeer lange Bladen keeft en donker ed pidsthes Bloemen. Men vindeze- door den

STUK, konftigen Eurer zeer fraay in rn

ragt. x. (ao) Lelie- Narcis die veelbloemig is, miet de Oe Bloemblaadjes ongelyk en Tongachtige Orien- Bladen. taalfche,

Van deeze heeft de vermaarde He rtsTER veel gerugts’ gemaakt onder den naam van Brunsvigia, ter eere van het Doorlugtige Huis van Brunswyk door hem, ‘toen Hofraad en Eyf - Arts des Hertogs en tevens Hoogleeraar in de Genees-, Heel- en Kruidkunde te Helm- ftad zynde ontworpen. In de Akademieë Tuig, aldaar , bloeide , in't jaar 1750, deeze Kaapfe-Bölplaët , welke echter toen over de honderd Jaaren reeds was- bekend eh Men vindtze door den Romein FERRAR pir Bolronde Indifche Narcis, met Bloemen, TouaneroRt fleltze ef ole den naam van Zeer groote Bolronde In- difche Lelie - Narcis , met veele roode Be

(zo) Amaryllis Spath. mulifi. Coroll. inzq, Fol. Linger formibus. BUTIN, Caem, zis. RK. Lugdb. Pp. 37e N. 9. Li

5 A

Beansv. 175% T. Es Bon

er-BokPrâNTEN 139

Bloemén: welke naam ‘er aan gegeven wasdoor. Vs

den--geleerden Morison , die getuigt, dat Amaai

hy-in % jaar 1657 deeze. Plant te Parys heeft proorgs:

zien blocijen 5 gelyk menze ook by We IN-stTuxs

MANN, in zyn Kruidboek zeer fraay (*) ‚doch

io het Werkje daar over door gezegden Heis-

TER3 in. ’t'jaar 17535 te Brunswyk uitgegeven ,

ten pragtiglte in zeer groot formaat, op drie

Plaaten afgebeeld en ten uitvoerigfte befchrees

ven vindt. In de befchryving echter der Plan-

ten va gedagte Akademie-Tuin, tien jaaren

laater door den Wel Edelen Heer Fasarcatös

gegeven, komt de Brunsvigia niet voor, Deeze Lelie Ra mupt inderdaad in pragt

en fc t‚ Sommigen noemenze Bol-

rond Orntihogalún anderen Allergrootst Ínv

difch Moly,-zege Mortson. Uit eer ge-

fchubden. Bol ; grooter dan die der Zee- Ajuins

elfcheede, drie Vin

geren breed ; vyf lang ; hoog Menie-rood ; welke, allengs een Stengel bekomende van eeiú- Voet of langer, een Tros Bloemen uitgeeft 4 zig als die van een Uijen Klootswyze uitfprei- dende, miet Bloemfteelen van een Handbreed- langte. Dit maakt een Bloemhoofd van meer dan een half Voet middellyns , welks Straalen groen fomtyds roodachtig , fomtydé tood zyn waargenomen ; zo wel als de Stetie gel;

ui

180 ZssMARNIGE TEELT Fr.

gel. Misfchien hangt ‘zulks van den Grond

etn de Groeiplaatsaf. Te Helmftad, da ’t Winter Hoorp- huis, waren zy groen. Aan ’t end buigen zy

STUE

zig om, of liever de Bloem zit krom op het Vrugtbeginzel , dat als een Knopje aan ’t end der Steelen is, met den mond naar boven sdes t cen en andere niet kwaalyk een Kaarskrorn voorftelt of een Bol van Tabakspypen. De Kleur der Bloemen ig hoog rood. Zy gelvken taamelyk naar fommige Leliën, zynde zeer

in zes ongelyke Slippen verdeeld , met zes Meeldraadies die raauwlyks uitftecken, heb- bende geele Meelknopjes en in ’t midden cen Styl, die een weinig langer , geheel paarfch, boven wat omgekromd.is, met een geknopten

Stempel, =Dertig dale ranteerker hadt Heisrer

op de Stergel van zyne Brunsvigia geteld : waar van in ’t eerst tien , vervolgens twintig, ein- delyk allen te gelyk bloeiden, dat zekerlykeen fraaije Vertooning maakte. WEINMANN heeft 'er byna zo veel, FERRARIUS vier: of vyfentwintig”, Mots on negentien aan vertoond, De Kroon buigt zig pa *t b'ocijen” om ee fchiet-in 't Zaad, dat driekantige Vrugt- jes of Knoppen maakt, Vervolgens komen de Bladen te voorfchyn-, die byna een Sing Stroobreed dik

“en een Hand breed zyn „een

en-dus ftevig ; boven donker, onder blygroen en aan de kanten edn in % ‘Voorjaar wedere om verdwynende, _

za f1)

PLAAT Kakhell.

zat Bor? 1 AN TENS 18e

Cri) Lelie - Narcis die veelbloemig is ‚-met A v. kanthaairige Bladen. En Hoorp-

Deeze heeft de Bladen plat ; Liniaal n ee Duim breed, twee Handbreedten langen der- boerse halve van figuur als der Amaryllis en niet der gu::2:a. Hemarthus , maer aan den rand overal gehaaird , Eng a de Haairtjes wit niet ros of Roestkleurig. Hier-

om wykt zy ver af van de kanthaairige He- manthus ; doch geen van beiden heeft by ons gebloeid, zegt de Ridder,

Tot geen der voorigen noch ook totééne XE der zes van de Kaap afkomftige Soorten , wel. „Fmyfel- ken de Heer BurRMANNUs optelt, kan die rd Kaapfche Amaryllis c'huis gebragt worden , De waar van ik een Exemplaar ontvangen heb, el hier nevens, in Fig. r,‚ op Paar LXXXIT, afgebeeld. Het naafte zou zy komen aan de Jepanfche; doch niet alleen verfchilt die, wel- ke ik daar van beb, in gedaante te veel, maar ook zyn de Teeldeelen korter , weinig Tabger dan de Bloemblaadjes, welke bontachel zoda= nig piet omgekruld zyn. Ik zalze derhalve , tot rader onderzoek , onder den naam van twyfelachtige voorftellen ; dewyl zy van de Gegolfde ; voorgemeld, ‘vok niet zeer veel En af te wyken. De Bloemblaadjes ZyDs

zo

Gri) Amaryliis Spathà maultiflor Foliis ciliatis. Sy, Nat. Wez. Xl, Xlil. Amaryllis Ciliaris, Spec. Plant. et: Burm Prodr. p.s.

M 3

walen

IE. DEEL: XIle STUKS

82 ZESMANNIEGE LRELIE-

neven, 20 wel als in die, Lapcetvormig gefpitst, maar

II, de Teeldeelen niet neergeboogen. *c Getal der

Hoorp. Bloemen is zeven in myn Exemplaar. Ik heb

STUKe onp geen Bladen van. De Stengel bereikt on- gevaar een Voet langte,

BULBOCOD II UM. Klokbol.

Een Trechterachtige zesbladige Bloem, met

fmalle Nagels die de Meeldraadjes draagen ,

onderfcheidt dit Geflage ’t welke tevens het Vrugtbeginzel binnen de Bloem heeft.

De eenigfte Soort (1), een Plentie naar het

aise Colchicum gelykende, voert hier den naam van

pil Bulbocodium welke bevoorens aan verfcheide

Voorjaars. planten van deezen aart gegeven was. De reg:

Ke Afleiding is niet bekend. Schync dat men

een Bolplant met eene Klokswyze Bloem

do: Eert, hebbe. Dus zyn verfcheide Soor-

ten van Narcisfen met deezen naam beftempeld

geweest : en wel inzanderheid die; wier Ho-

nigbakje zeer lang en Klokvormig is, gelyk de

Wilde geele Narcisfen. TourNEFORT bee

greep onder dien naam geheel andere Planten,

waar van hier voor tot de Ixia betrokken en

wel de eerfte Soort. Tegenwoordig bevat het

een

(1) Bulbacodium. Sy/?, Nat, XII. Gen. 403. Weg. XIIL

407. Pe 265. H. Clif, 133. Bulbocod. Fol. Lanceolatis.

RK pn st. Golchieum vernum Hisp. C. B. Pir. 69.

E f. 2. Colchicum vernym. CLUS Hij. 2 ej 203. re B, Hf, Ile 652.

or BOLPLANTEN _ 283

een. Spaanfch Plantje ‚door Crus v s-Zoor- jaars- Colchicum genaamd, Til. > Dat ’er een byzondere Soort van Coichi- Ms

cum zv, welke alleen in ’t Voorjaar blocije , STUKe »s fchreef my de zeer geleerde Man |, Ver

‚> NER1USs in de Maand July van den jaare

pe 16or, (zegt J. Bauurnus) én zondt my.

2E8 ‘Bollen daar van, die hy op den Berg

» Sotau ‘hadt uit den Grond gehaald. Vier

„, daar van hebben by my in volgende Voor:

„> jaar gebloeid. Het brengt één of twee Bloe-

ss men met de Bladen te gelyk voort, die wit

‚> van Kleur zyn , eer zy open gaan „maar

» vervolgens bleek paarfch worden ; 5 Zo dat

5, zy veel naar die van de witte Crocusjes

„, gelyken ; doch zy zyn zesbladig, en ieder

Blad geeft aan den voet een Meeldraadje

» met een geel Knopje 5 terwvl die der bui-

tenfte Blaadjes korter zyn. Uit midden

„‚ der Bloem komt een Styl woort, langer dan

dezelven , die wit is, aan ’t end in drieën.

sj gedeeld. Die Bloem fproot uit tusfchen

sj drie gekielde Bladen veel fmaller ‘dan die

»s van *t gemeene Colchicum. Op-de Bloem

» volgde een driehoekig. Zaadhuisje., dat ss-niet grôot was, met een ros rondachrig

» Zaad, De Wortel geleek naar die van

» gemeene Colchicum , maaf was veel klei.

e ner,” Zo heeft men ’t ook thans alhier in

Openbaare Kruidhoven.

Arman,

it Drie mi

Hoor: £TUKe

8 Apbyll bes he are bh

geile ie

04 ZESMANNIGE LELIE:

5 APHYLEA TEE Bies - Anjelier.’

Zesbladige Bloemen, die vit Kafjes voortko= men welke eenkleppig zyn en Sehubswys’ op. elkander leggen ; bevattende het Vrugtbeginzel, onderfcheidt dit Geflagt, ’t welk de zes Meel- draadjes in de Keel der Bloem ingeplant heeft. Men heeft ’er ook maar ééne Soort (1) vans ‘die ik Bies- 4 njelier noem , om dat het éen fraay Anjeliertje is, grocijende op cen Biesache tig Plant je, dat paauwlyks Bladen heeft, Hierom is het Aphyllanthos. genoemd, zegt LoBer, by-die van Montpellier alwaar het veel groeit

Zandige ruuwe plaat{en by « de Kermesboo= boomen „en Bragalon geheten wordt. De Rid. der heef: en Mg: den. bynaam van Mont-

ier ven 3 shet ook voorkomt in

en “Zuidelyke deelen van Provence.

Bladen 5 enen ontbreeken ’er-niet-geheel. *

vaan maar dezelven zyn klein en byna verdroogd als de Stengeltjes uiefehieten „dieveen- half Voet hoog zyn , naakt, enkeld’, en-aan den voet met Scheedjes; gelyk die pe Op den top zyn zy bezet tet tweeklepr Kafjes, ieder twee Bloempjes:, _ gezegd i is, s ‘bevatten:

&

Aphyilanthese Syft. Nat. XI, Gen. ao4. Vig. XIIL. Gen. 408. ps. 265. dl. Clif. 493. GOUAN Monspe 166. TOURNE. Inff. 567. Te 430. rte Monfpelienfum, Los. de. 454 Je B. Hif, HI p. 536. Câtyoph. coeruleus. Monfpel. CG. B. Pin 209, Moge. Hi, u. Pe 562, Ss, 5. Ta 35 fo Faa

or BOLPLANTEN _ 18%

de, kleiner dan die van Vlafch. Zy zyn niet vier-maar zesbladig, en de Stengetjes worden Apra in de Tuinen wel een Voet en hooger. Dele Wortel kruipt voort, en het blyft over. ’tGe-STUKe heele Flantje i is bitter van Smaak en een weg

heet.

ALLE rum. Look.

Een zesdeelige vitgebreide Bloem, in zig het Vrugtbeginzel bevattende , en_tropswyzes op ’t end der Stengel , voortkomende uit eene Bloemfchcede ; maakt de byzondere. Kenmer- kem van dit Geflagt ‚waar in veele , meest Eu-_ ropifche en Oofterfche Soorten begreepen, zyn. Linneus heeft dezelven in vier Ran- gen onderfcheiden, naar dat het gebladerde of. ongebladerde Stengels heeft, de Stengbladen plat of rond, a anijen: Bol of ndi gende. «

A. De Stengbladen plat: het Kroontje Zaad- “huisjes draagende,

(1) Look me een Plaatst. gel ES

Ampelo.

(2) Allium Caule reg UmB&llifero &c. Allium Stam. Poecile alterne trifidis &c. HALL. All 5. Opuse. 344. Potrum Ra-Ù8te dice lareralì folidâ &%c, R. Luzdb. 40. All. Spherico Capite , Felio latiore &c. C, B. Pis. 74: Runs. Eijs, “Pp. 1Ste ageognlen ‚Dao. Pempt. 689

ear Mss 3. DEEL. XI srux.

186 ZESMANNICGE LEL tig de Stengel , het- Kroontje Bolrond 3 de

ArDEEL. Meeldraadjes driepuntig, de Bomans

ruuw gekield.

Van. Kaoftantinopolen eerst overgebragt zyn. de, wordt deeze Soort gezegd in fmaak te zyn by de Turken, Verder is zy op deeze en-ge- ne plaatfeù in Europa voortgeteeld. Het is een vreemde Soort van Prey, die de Steng twee Ellen hoog heeft van onderen gebla« derd, met fappige Bladen, een Kwartier Duims breed en zes of agt Duimen lang. De Bloem- fteelen zyn paarfch, de Bloemen wit ‚de Meel- draadjes een weinig langer--De Zimaidkiaisjes komen met die der Volgende overeen ; dochde: Wortel diel daar in, dat de Bol zydeligs

led be met een ie blarsladige wondrgr Stengel ; de Meeldraadjes Oriepuntigil 5 Warzel uit Rallen beftaa aande,

Bn beke zen en gemeen. „in weehtanienen onzes Lands en door geheel Europa , is dee- ze, die men Prey noemt , nt F ranfch Por-

pe

(2) Alis Caule planif. Usb, Stamin, tricuspidatis, Râ- dice tunicatâ. Mat. Med. 165. Gort. Belg. 93. Porrum en ambiente ‘tunicatâ oblongâ foliearià, H. Cif. 136.

R. Lugdb, 4e, Forum commune Capitatum. Porrum fâtie k Pin. 72 PForrum fe@ivam, Dop. Pumpr, 68% Borrum tonfile et vulgue. LÓB: de, 554, 155.

or BOEPLANTEN isp

reaú, in tEngelfch Leke en în tHoogduidch Ve Lauch. “De plaats, daar zy in ’t wilde groeit Ee is onbekend: misfchien zal zy flegts door kweenggoore! king uit de voorgaande geteeld zyn. ’t Ver-srur. fchil is klein en beftaat meest in de Worels, die niet zydelings en eenzaam groeïjen, Voorts is de Plant kenbaar aan den Reuk. Mefirioemt- ze gebolde Parey, wanneerze in *t Zaad fchiet , zegt Loser; doch, die men affngdt om te gebruiken in de Keuken , Sny- of- Scheer-Pas Teye Ook, valt.-ey. kleiner en grooter, De Griekfche naam. Prafton heeft aanleiding ge. geven tot de benaaming van een Kleur naar die der Pareijen zweemende en van een Edel Gefteente , dat donker groen is, in 'e Hoog- duitfch Prafer en by fommîgen Beril genaamd , doch gemeenlyk neemt meù daar voor de Chry- {opraas, Ezi Behalve het Köukenmjebmun tys de: Preyjen,

ook áls Gencesmiddelen kirhebne ien geweest. Zy hebben een verhietende hoedanigheid , be- ftaande in een vlugge Alkalvne Geest, minder fterk dan in de Uijens en Look, dach niettemin in fommige Gevallen dienttig. By: de Sa'ade Begeten , verbeteren. zy derzelver koelheid im zwakke Maagen en bevorderen de Ontlasting . in Slymige Geftellen. Het Afkookzel worde van fommigen gehouden voor een der kragtig- Te Stcenbreckende middelen, Hgrmon- THUS maakte van Prey, met Steen - Raket en

Sop van Klyf ‘een Smceting tegen „de. Der-

den- u DEEL, Xlle STUBs

* Vv.

HI. Hoorp- STUK.

188 ZESMAN-NIGE- LELIE-

dendaagfe Koorts (*),. Het - wiegeperfte Sap, * met. Honig gebruikt , dient ingenomen zynde tegen Venynige Beeten en de gekneusde Wor- „telop de Wond gelegd. Het Zaad, inzonder-

_ heid, zet het Water af ; verwekt Minnelust en

ftempt ommige Bloedvloeijingen.. Te veel Pas, rey gegeten bezwaart de Maag, doet onge rust flaapen en droomen, maar men zegt: ja- ftrekt toc verzwakkinge van ’t Gezigt. ke

Look met ean platbladige Kroondraagende EE het Kroontje" Klootrond; de Meel- rbernse driepuntig, ; tens zo de. ed de Bloem

Deeze Soort, in Srberie van le Rivier Jee nifea tot aan de Yaik toe, op drooge plaatfen , oorkomende ‚heeft, volgens GMerin,een langwerpigen dunnen Bolwortel , met eenige

“Rekken en veele Vezelen. De Stergel is van

een Span tot anderhalf Elle hoog, cn en fte-. cen: ‘Hoofdie, dat vry groot is, van roodachti- ge Bloemen, voortkomende uit een wmaehagse

nige Scheede, (4) Look met een platbladige Kroondraagendë

eN HALL, All, Opuses p. 3 (3) Allis Caule planif; vab Umb. Globofì, Stamin 4 pare Kc. HALL. Alle N. 9. Porrum Canle tereti Foliofe &c. GmEL. Sib. Ep. 56.T. 13 rg. f.r. de Allium Canis planif, Umbelif, Stamin, tricuepid, | Ume bel

Fn ed EN

or BOLPLANTEN 19

Stenzil: de Maeldraadjes drtepuntig hel" Ven Kroontje byna Klootrond ; de zdeling fe Asper: Bloemen knikkende. Hoer. teder Zaid taseten haat Bmope wos TT de Groeiplaats gefteld van deeze, welke Har- LER ook in Duiefchland hadt gevonden, en zy zou, door Cersrus, by Upfal in Sweeden waargenomen zyn. Harrer zegt ‚dat dezelve in Provence en Languedok zeer gemeen is, groei- jende tusfchen de Wynftokken en Kermesboo- men, De Wortel beftaat , zo hy aanmerkt, uit veele zwarte of paarfche Bolletjes , tusfchen de gemeene witte Scheeden famengehoopt. De Bladen zyn Saen „met een Stengel van drie Voeten hoogte, die een Bloemhoofdje als de voorgaande draagt, met Vrugt en Zaaden als wan Prey.

(5) Look met cer: platbladige Kroondra Stengels het Kroontje rondachtig 5 de 4 Bn je is Meel. Gerlaktes

bell fubglobofà &c. AU, Stamin, ad trifidis Sc. HALLe N. 8. All. Mont. Capite rotundo. C. B: Pia. 75. Scoroda= WE latif, (pontaneum Itelichm, bee Gen, 25, T. 24»

Eu Allium Crab planif. Umbellif, Umbellâ Jee Af 5 Stamin; Lanceolatis &c. Afar, Med, 163, All. Fol, Caulie mjs lanceolatis, KR, Lugd), 39, All, Radice oblong reticule

HALL. Opusc. 375. All, N, 2e. Allium Mont, la- úfol. maculatum. C. B. Pin. 74. TOURNE. Iuf?. 333. Allium Anguinam. Câu. Epic, 329. Allium en Dop, Pempt. Dr Victorialis longa. CLUS. Pang» 22

in DakL. Kle STUKe

493 ZESMANNAEE Lerik

Y, Meeldraadjes Lancetvormig danger dan ABk …_onBloem: de Bladen Ovaalachtig..

in ed k Bio algemcen ftaat deeze by de Authevren

bekend met den paam van Breedbladige gevlakte Berg -Loök. Anderen hebbenze , met Camee RARIUS,-Slâng- of Adder - Look geheten ;om dat het Loof. met zwarte Vlakken als het Slane gekruid is gefprenkeld, De Bladen gelyken veel naar die der. Lelietjes van: den Dale, dach zyn fomtyds wat fmaller, „De Wortel is rondbollig en gerokt met omwiadzels, als ia de Crocus, met van onderen veele Vezels , hebbende deit Reuk en Smaak van Knoflook,

Die Gewas, ’t welk op de Alpen van Swit- | gerland en Italie. huisvest ; werde deswege AlmifleL ook geryteld van GESNERUS; en

onder deezen naam by Doponéus en andes ten afgebeeld naar de fizuur van Cr usrus3 dic hetzelve Widorialis longa getyteld hadt. ss Dus (zegt hy), noemt het gros der Kruid- > 4 kundigen hetzelve , of ook miajór , tot on- sj derfcheiding van ia Gladielus , wiens Wor- „5 tel, wegens de gelykheid van den Bast, dië ss denzelven bekleedt met dien der voorgaan= 3 de, zy Viëtorialis rotunda et pafva heeten. ss Men vindt het overvloedig op de Rotfen 25 Durreftein , twee Mylen boven Gamingas 3, en het wordt Laulauch genoemd van de Berg- Herders, die het veel gebruiken tegen de ‚‚ uitwaasfemingen van een bedorven en dampi- j 66

È de Le Bis

or BorPrANTEN: it

ge Lugt Men vinde het ook op de Bergen arn ‚s die Bohemen affcheiden van Silezie, daar rr. 3, het Siegwurts getyteld worde van de. Duit- Hoorn) » fchers, om dat de genen, die aan het pitte ‚> graaven der Metaalen atbeiden, groote uite

» werkingen daar van voorgeeven te ondervin=

» den, tegen den aanval der booze Geeften :

s, weshalve ’er de naam van Vi iëtorialis , als

> Een: Overwinnings - Wortel , aan gegeven

„> zoude zyn. SIMLERUS noemt het ook Sé-

benhamkirn, wegens de Netswyze omwind=

zels van den Wortel, welke maaken , dat

s> men naauwlyks de Bolletjes van elkander

afzondereù kan,”

N oopens de Geneezende kragten van ee

Wortel welke van ouds bekend is in de Apo: _theeken, merkt de vermaarde) HALLER aaa,

dat die uitwendig hem als een Behoedmiddel

tegen de Krampen in het Onderlyf, inzonder-

heid by zwangere Vrouwen uiet onnut hadt gefcheenen en dat men ’er, by het Berg-

volk, byna als een Tovermiddel gebruik van maakte ; hoewel het in hoedanigheid en krag-

ten, als ook in Reuk, byna overeenkomt met

de Knoflook, „De Bladen zyn veel breeder 4 wanneer men % in de Tuinen teelt, dan in

wilde (*).

| (6) C°) HALL, Hel, indhoas, Form, lep. zis. WU, DEEL XII, STUER,

192 ZESMANNIGE LELIE

en 2 (6) Look met een plasbladige Kroondraagen. ene „de Stengels de onderfte Bladen ruig; de Hoor p- Meeldraadjes Elsvormig. _ _ Dat deeze het Moly van Dr1oscoripes eea zyn zoude (*), hebben de meefte Autheuren Ruigach- na Crusuus vastgelteld. Zy groeit in Spanje , SE Tealie en de Zuidelyke deelen van Vrankryk, als ook in Afrika en het Ooften, De Heef Osercx befchryft dic Gewas, zo als hy het in Spanje, by! Porto St. Maria, tegênover en aan de Baay van Kadix vondt, De Wortel , die Bolachtig is, meteen zwarten Bast, enkeld en klein , zegt EC! ER » fchiet een Stenge! van een Voet tot een Elle hoog, met Bladen vancen Span lang , twee Liynen breed, De Bloemen groeijen Kroontjeswyze of liever als een gebold Hoofdje, gelyk dePrey, van witte Bloemen.

mn U ere met een tien headed k Sten-

Tover- h kragtige, 5 Alian Caule ani Umbellif. Fol. elken hic- futis , Stammin. Subulatis. Os, /i. 49. HALL. Opus. bi All. N. 18. GOVAN Afonsp. 166. Re Lugdb. 39. Mo'y guftifolium umbellatum, C‚ B, Pin 75. Moly Bloso CLus. Hij?. IL. p. 192. a ps 256. T. 257. Moly Diosco= zideum putatum. Los. Je, 160,

(*) Dat Moly hadt van hs (dipven ie Ziekten den naam bekomen. Nu weet men, dat in tralie de Knoflook RSE Saer do Behenkmiddel ie: des die benaamiag niet kwaalyk past op Lookachtige Kruiden, e

(7) Allium Caule plaaif “vanbelf Ramulo Bulbifero,

Stas

4

or Borrkanten ì En

Det. een Boldraagend Takje en ee VE koide eeldraaäjes. hi ge sets

Deeze, waar van men de Groeiplaatstuiet weet, an heeft de byzondere eigen“chap, dat ’er uit deu Osxcl van een Blad ier Steeltje voortkomt met een Bolletie , % welk in den Grond ; geftoke ù Wortel fetdet én ech nieuwe Plant voortbrengrä. De Wortel- Bol is rond en groot, niet zelden alseen Vûist zegt HALLER, en de Blóemen zyn ook groot, wit van Kleùr, Hy brengt hiet hét breedbladige Moly van DopoòNmos huis, als ook het Leliebloemige van Lóse Lj ’ewelk die Autheur voor het Móly vâd Hos MERUSstCh, min(le, voor dat, van Turo- en MEER heil, G d noen zeker die fehyrt meer oken dan deszeifs Caucafon, door vor den Ridder chan Wat den bynagm hiet toepasfe! y manke hk En nic,

@ Coa met cen Blinde Ernie ge vii.

, ie’ dig r: SJ C. B. Pin, 75. welman parpuico, SWART. BA Le Be

162. ng fire Dop Psae.” és. Moly Liliforumi, Bùlbúm -ín-folio gerens , Theophräfti ët Homericum forte, Louk. 161. (2) Allium Caule planif. Umbellif. Stam, Filiform. &. All pl taniend ee, Gans. Lp. 49. Te

hui}

se, A

II, DEEL. KE, eid

Ex. Aili

Re

194 ZESMANNIGE Le irt.

de Stengel Draadachtige Meeldraadjes driemaal 20 lang als de Ee | en amen Bladen.

pe Steng van deeze Siberifche is twee of drie Voeten hoog , met Bladen die ten deele plat , ten deele gefleufd zyn , ronde Scheeden maa- kende en een Kloocrond Kroontje. De Bloe- men heboen witachtige Meeldraadjes , eens zo mee ed Eon en geele Meelknopjes, Het

of ji Lott meteen plathladige e „stonden de Meeldraaajes pd lang ; ee A Klootrond ; „de. Bladen a lachtig. Van den zelfden Landaart is deeze , byna half. zo hóog van Stengel , zig van detanderen

Er 0 Ee: RA: bej el

onderfcheidende door een byna Rolronden Bol-

wortel, wit, met bruine Rokken bekleed, den Reuk van Uijen hebbende, zo wel als ie Bla- den. Hy geeft niet zelden een zydelingfen dun- ren” Tak uit, met Bloemen fraaijer dan eenige andere Soort, zo GMELIiN aantekent, D& ‘Meeldraadjes-zyn wit, iets Janas: dande Bloem: blaad-

tje ae en vEt, slate Sabulscie long. &éc. All. Scapa “nudo tercti farto Sc, GMEL: sibe kep. 52 Te in bere A

,

or BÓLPLANTEN TS.

Blaadjes, met Violette Meelknopjes. Door ge- rj geheel Siberie is deeze , zet hy , gemeen. En ; hs, Look met een plarbladige Kroondraa-*® elk hi Stengel , het Kroontje getopt ; vu he _Bloêmblaadjes wigan; de éd 1 Kf „zeer kort en eenvoudig. 5

in Languedok en Bioverdt is deere Soort ty gemeen, op de’ Akkers, in de Wyngaar- den er Heggen groeijende. Zy heeft Stengels vaa éen Voet en kortef Bladen , taamelyk breed; De Bloemerr, op lange Steeltjes zitten de; zyn zeer groot” en refer en ae! aa fche bd 7 ee al De eenn ad ee, pd ee Boke (zo) en met een rale Bosne x. Stengels de Bolwortel arnel gm, Meeldraadjes driepuntig. "G:) Allium Caule planif. Uinbellif, Umbelfd if Eetalis emtarginatis &cc. Govan Monsp; 166; GER, Prod: 150. All, oe £. Moly minus , Rofeo amplo Flore,” MAGN,’ nsps 15. TO. RUDE. Eys. In p. 166. £. 27. (ro) dillian Ca Caule planif. Bulbifero, Bulbo compofito , Stam. tricuspidstis. Mar, Med. 164. GOT. Belg. 53. H, Ups: 76. All. Radicis Bulbo multipartito , Cepit, Bulbifes mo, Foliis Linearibus. H. Clif. 137, R. Lsgdb. 39. Alle rum “Cs Be Pin, 73, Allium: CAN Epi. ats Dop. Sept, 682. Na

U Daar, Xile STUK,

196 LESMANNICE LELIE

Onder. den naam van Look, tamme. Looks horen Kroplook. of Knoflook, is deze by onze Tuin- Hoorps lieden; zo “wel als “oor geheel Eüropa, in de STUKe--sMoeshoven bekend, groeijende natuurlyk, go Linneus. wil, op Sicilie (*, Men noemt= ze in Hoogduicfch Knoblauch, in't Engelfch Garlick, in ’t Franfch Mil , naar den Latyne _fchen en Allium , dien zy in de eg ken voe De rm, van die Kruid. of Stoel worde in _de Grond omringd door een menigte van Bol- letjes, die bet zo befaamde Look uitmaaken. Hy is drie Voeten” ‘koog en bezet met platte Grasachtige Bladen. - Het Hoofdje-op den top dat naar de grootte fchraal is, bevat, boven en behalve de Bloempjes-, die als gewoonlyk

„'ook Bolletjes die tot voortplan- ting kunnen dienen, Sommige Bloemen, naa- melyk , hebben geen Meeldraadjes, en alleen- Ee een Blaasje ‚dat een Bolletje wordt, welken’ Marricur:s, en hem Boer- HÄAVvE, genoemd heeft’, Mannelyke Bloe- men van het Look, De overigen, hebben beurt- lings drie Meeldraadjes, veel langer dan de: anderen; en driepuntie,

Dat men in de heete Landen veel gebruik _ wees Look, zo op zig zelf als. tot ep

te

oase

“(© Cumanus, tekent eene, ‘Verfchoidenheid, een en-

kelden Bolworel , als een inboorling van Bee aan, Hart. Gash. p. 6, ee nie

(OF BOLPLAN TEN * An der Spyzen maakt; is Wereldkundig: “Behalvede Egyptebaars; de Turken en andere. Ootfterfche  tie Volken, zjn ‘er. de Italiaanen en Betaaren, adh ja zelfs veele Duitfchers, op verflingerd, Ben srux. maatig gebrkik dient tot opwekking van den, Appetyt,,t tot v vetfter erking va van de Maag, voor

chêr heid, en de Stank, > died het verwekt, > js ‘hiatelyk, Alle Vògten des Lig haams worden ’@r dooraanzedaan , en als ‘top de, Voetzo oûten ; “gelegd is ‘ruikt de Adem maar het- zelve HirrocwaTes prees her aan als een Middél om „de ‚Zivangestieid te ontdekken. Meén et Ad dat de Bolietjes dor, * Ur rooge en in wigt BEER ete rete, het Smaak óf kra ten. Een Peftilentiaale befimet. ir dient het uwen va raf loon wel kwaalen ingegeven. Men maakt tér ook ge: bruik van om het Water af te zetten en Le. gen den Steen ; tot het doen verflaan of aan. rypen van koude Gezwellen , enz. Het sad

komt medsonder. da Winkelmiddelan. , De 5) Rd Ii) ook net gea | platbadige Boläraagende

Xr. SlEn= Allium Scoredon u) Hllscam Ce plant Bulb: fero 5 ‘Fol. dees pe Noud GeuAN, Monsp. 167, All Capitulo: Bulbofo- ereto &c. N 3

301eb Mm Imoo DEMINE-L 4 ideen: Ken onmaatig sp “baart fomtyds Onge,

X

1, DEEL, Xl, Srux.

kn

Boorn.

193 ZESMANNIGE LELIE

Stengels.de- Bladen gekarteld, met twesn __Jeydige Shin ‚en nemer Meet- e titre „draadjes sn

fa een: grt van 'Sweeden jn Deene- marken en Ooftenryk , worde de | iplaas gezegd te zyn van geeze die ook by Mont pellier als eén Onkruid „Svoortkome i in de Moes. hoven. Men noemtze aldaar Rocambole „by, de Gailanders Keipe , by de Oelanders Gras des. Op Oeland g; als Knoflook tot

pis do: hy wil U verle. nick pn Heil

earn ef

ke

sl die Js Dole makende, ‚De Tucer hoorn |

skromd, ns ee s PT ie Sûet. 266 , 278. It Od, 65. pr AL 3 AN Mont. bicorne jaifolium, GC. B. Pin. 74. Rups. Ely: 2. p 15se Allinm f. Moly montinum latifolium. CLUS Pans. 2taa zige A, All. Stamin. aliemne trifidis &c. Har. Al. 2. All. fativam alterum C. Allioprafam. CG. B. Pin. 73. Portum ra ne Peduneulo revolute , Capite-Bulbifcro, H,

6. Scorodoprafam fecundum, Crus, Eid. pe zog»

Clif. 15 arte Pii zie,

we geen geen

or, BOLPLANTEN 199 de Bloemen misdraagen nooit, maar zyn zeer vs fraay. en Violet gekroond; ook de Bladen e&ní- en germaate ruuw van rand. olies STUK. - (12) Look me seh plathladige Boldraagende zi nge 1, zonde Blafcheeden, een lompe marien ge

i . eg at er!

Met 4e venae: oe dee: wat ite ftrooken , dewyl het Tweehoornig Breedbladig Berg- Look van BAUHTNUS tot beiden is be trokken” geweest. ‘Thans onderfcheidt de Rid. der me; op Akkers en Velden van Schoo.

nen, alleenlyk in in Zandgrond groeijende, dien zy veel fimáller en kleiner is, met de Bol-

Thuringen, met de Stengel eee “Ellen hoog en donker paarfche of dea Bloemhoofdjes,

“(r3) Look met een _Boldraagende zi, s engel en Elsvormige Meeldraadjes. pr, RENS Dee- Bd (sz) =d Cue pianif planif, Rultifeso Tel tarn |

Fl. Succ. 1l, N. 229. neig mailen Mid

B, Pin. 74. Porrum planifolium &c, HALL. Rue. id

Toet He

KD kien Canie planif. Bulbifero &c. FL. Sue. It, N. 281. GORT. Belg. 93. All. Uimbellâ Bulbifer , Vaginâ bicors she Gasipatis. Hatr. Opssc. 391. All. N. ae K wks

à loprafum proliferam, Los, Js, 456, Be AL mont.

N:4 bie

Nn. Deer. XII, Stuk.

250 DRSMANNIGE Berg

Vv. eeze, die in Sweeden ook gevonden is, nT ie jo Duitfchland op vede plaatfen “Over. Hoorn, stee kwam zy den Heer HâErER by Freye STUK, berg in. ‘Thuriggen voor , €n, inzonderheid op. is Det, Gebergte, das. van de Switzerfche Grenzen, naar den Dongu ftrckt, aan, CLusius, Hier. te Lande vindt menze in de Zalliker Weert, zo de ‘Hoogleeraar. D. pe Gort rm aante. kent. Tot vier. Voeten hoogtergroeit de'Sten- gel ia de Tuinen of-op Akkers ,en-heeft aan den’ top een Scheede. met twee, zeer. lange Hoornen, Het Hoofdje beftaar geheel uic Bolletjes „met eenige daar buiken „hangende Bloempjes, die. flets van. Meel: draadjes van gelyke hie hee Zaadh gkalachtig, Reuk heeft -deeze, Plant, ook ger eeven zynde flegts ‚Prey of ie en in de. Bladen, geen den minften „maak,

Cr De Stengbladen. Spilrond: hec. Kroontje

=

zi B

…-(34) Look met een Kroondraagende Stenzel;

zie Ps nen half Spitronde Bladen en drieruntige Mels se H draadjes , langer dan de Bloem, | pige. é Ja

z. Crve Hi E mir

À da Allium Caale gen Umbeltif Fol. des Ec. GoUAN Hi. 167 Allium £. “Moly Mont. purpurea ‘fiere. Crus FBA: À.p. rós. Emmi Mont, Juncifg= lium. Micú. Gen, 25, T. 24. 6,2

W

za er Beirens zot

_Ín Italie , > “Siberie : Switzerland groeit ‘vol. Vi A Ford den Ì Ridder deeze, die ook in de Zuide- Ape

iyke deelen van Vrankryk, en ze 1fs omftreeks dooeps. Parys, is waargenomen. Zy heeft de Stengel TÚKe van cen Voet tot cen Elle hoog, met een =… ‘aangeriaam rood rond Bloemhoofdje, Van de > Meeldraadjes zyn. drie evkeld, drie hebben

drie puntjes 3 gelyk in veele andere. Soorten,

(15) Look wiet een Kroondraagende Steng 1 A en byna Spîlronde Bladen, het Kroontje ordi …Klootrond; de Meeldraadjes enkeld en lan- don

De dan de „Bloem; de ee Els- bloemiger mige

‘In de Zuidelyke nn Curor ef ‚volgens den Ridder, decze, die de Waadt van de, voorgaande. heeft, De Bol is langwer- pigs mEt, Rokken bekl leed: de Bladen zyn by- na zo lang als de de Steigel: het het Ì Kroontje be. eftaar uit zeer kléine Bloempies , die de’ binnen- fte Blaadjes eens zo lang als de buitenften en paarfchachtig hebben, De enkelde. Meeldraadjes onderfcheiden deeze inzonderheid maanen Arens Look,

ED, Al. (15) Album Caule fibteretifaisb Umbellifera ; Umbellâ

; Staminibus Rs gossalk longioxibus; Spe ehâ Subulatà. Sy. Nat. Kll

NN 5 - Me. DEEL, Xile STUK,

202 ZeESMANNIGE LEtie-'

AE Ce Look met een Kroondraagende Stenge? mi | en byna. Spilronde Bladen ; de buitenfte Hoorp- Ti Bloemfeeltjer korter ; >de “Metläraadjes

STUK, _driepuntig. fd

VE ,

‘descendens. _ In Switzerland groeit, volgens LiNN=us,

Nerd decze, die donker paarfche Hoofdjes heeft . ‘en daär doör geen onaartig Bloemplantje maakt. Men vindize deswegen onder de Bloemgewâs- fen ke De gekettingde Nad daalen jaariyks dieper in den Gron

ill | ED Look met een Baja Stenge} „Aterhae en Spilronde Bladen ; het Kroont; getopt welcies byna zesbl s de Bi bi ane de tabi enkeld ; de Bladen Bor- Beit ne ‘of Sivet onder- fcheidt deeze Soort , welke in Languedok en Provence, de ook in Spanje» op pos Berg

6) Allium Caute ass atd, Pedunc. ex- terioribus brevioribus 8e. H‚ Ups 28. All. G Moly Tärifot, Capite fpharico, Fl. purpureo. erde, Elyse Mp. 160, f. ao. Moly atro- purpureum, Zhid. f. 13 E

, (57) Allium Caule teretifol. Umbeltifero, Umbellâ fafti- giatà â , Peralis acutis &c. GOUAN Monsp. 167.

All, Fol. teretibus Caul. Flor. Umbellatis, HALL. Opusce mt wer Ns 17. Moly ‘Moschatum Capillaceo fólio. C. B,

6, Pradr, Pe 28, T. 28. ze Elys. i pe 166, £

à

or BOLPLANTEN. sg

velden voorkomt, CasrAr BAUHINUS hadt YW, bet eenige Jaaten in zyn Tuin gekweekt enzegt, md dat de Bladen Bies- of liever Haairachtig dun geozrn en kort zyn; de Stengel een Handbreed , zel-sTUES den een Voet lang -de Bloempjes: vuilwit „, met

bruine Streepen ;ovyf ‚zes of zeven Kroontjes.

wyze gepa < nee: cher cen ns teramidaal Zaadhuisje, * egt

19) Eoök: met een ij SE rn Stenge xe en Spilronde Bladen; hangende. Bloemen; Pen Eyronde Bloemblaadjes ; de Meeldraadjes en, langer dan die,

Als een Verfcheïdenheid > van de werkende fchynt deeze. door. fommigen aangemerkt te worden, Zy groeit zo wel in. Provence als omftreeks Montpellier, alwaar de Heer GOcAN ze voorftelt als een verfchillende Soort, die by- zonder uitmunt door haare fraaije geele Bloem- pjes. Crustus heeftze ook in Hongarie ge- vonden,

K 10) Look mer een. Kroondraagende Stengel_ er,

en Pallens,

Bleeke

8) Allin » Cai teretifolio Uintellifero , Flor. pendutis Ploemiged &e. GOUAN Monsp, p. 168. Allium Fol. teretibus Vaginâ

bicorni ea late pendalâ, Harn. Opsse. 385. All. N. 2%. Allium Juncifolium bicorne luteum. Runs, Eys, Il. ps 157, £6. (39) allium Caule fabteretifolio Umbellifero , Flor, pen flis truncatis Ec. HALL, Opsss. 336. All, Ne 24, All, u. DEEL. Xin. STUK. 5 Fi

dor ZESMANNIGE LETie:

RT ke bna. Spilronde “Bladen ; hangende ges vs ie ed te “Sloenien en | end ad Mreldraadjr, Hocgos. ng als die : zjn.

8TUKe De Heer Hinwek Bousie Sen jk tot.

de voorgaande;>terwyl-zy. de. Bladen ; zo, de, Ridder-vaanmerkt zevenhoekig. heeft , die. in de beide voorigen rond zyn. Het groeityvol gens der zelven , in kalie Spanje, Languedok en. Ooftenryk. Beiempjesayn RE:

rare

Ate ER NIE

_ Â pn à _ - td wiee Voeten Wagt Sharm ai

xe 20) Look met cen ‘Kromdraageide Stange Pnt “en byna Spilrondes Juitgefprtide 5 Mes k Haairachtige Bienftelijes -Bsvormige

den Hecr Ek LN NUEUS, die alten dat Ges RARD dezelve met de vôorgaande famenvoegte

Dus valt zy dan ook in Provence, De Bioe- mien, -die-paarfêh van Kleur-zyn sen.aan lange „Draadjes hangen , maaken deeze-zeldzaam. SEGUIER zoet, dar dezelwen driekantig

ik zyns

Mont. bicorne Flore eert C. Â Pin. 75: Gerhioides „flv. Corvin Bepbr ri 420). „Caule- fabel reis pedu ne. Capillarirus effutis et Allium tol tereribus j Vaginâ bicore “ni BE HALL Optic. 386. Alls°N- “=s. Afliem Mont, bis _gvimeg Floribus thqueris &c, SEG. Veron, He Pe Zar

ar R BOLPLANTEN ao8 AH Hatten. dat de Vrugt een Prisma is, Vo ‚met. zes ronde uitpuilende, Streepen. An

a) Look met een Boldraägendé Stengel en Rr vd

Spilronde vei dn ne Meel- Pere draadjes. tg

' err Deeze Smalbladige- wilde wig pe men ani. f ook Honds Look noemt ‚groeit niet alleen over vloedig in Duitfchland, inzonderheid oinftreeks * Gottingen, maarkomt ook op verfcheide plaats, fen ia onze Nederlanden voor. Men vindt ze in de. Velden. buiten. Harderwyk „Zwol, Alk- maat 5 aan ’c einde.van den grooten Hout te Haarlem, op den Weg naar Heemftede ; als ook in Vriesland. aan Wallen en ‚in „Bosfchen, Op drooge Velden in Engeland en Schotland is zv niet oogemeen. Ook heeft men ze in de Zuidelyke deelen van Europa waargenomen. De Wortel “béftaat uit veele Bolletjes van verfchillende grootte „met de platte zyden din’ elkander gevoegd: zo dat zy te famen éénen Bol uitmaaken , zynde wit van Kleur, De. men heeft twee Voeten Es 3 ee

ai & ve DEE

eee ‘Allas Canle tererifàfio wuiiitero, Ben tri Eùspidatis. Gort. Belg. 93. GOUAN Monsp. :68, Allium Stamin. alterne trifidis &c. HALL. Opusc. 338. All, N. A: All fylv. Campefte purpurascens. C. B. Piu. 24. All, ; „Jancif olium. 1d. Ibid, Porrum fylvettre Winerram, zd, na. & Gemino Sa a Allium fylveltre tenuifolium, Pop. Pempt, 63 Los, le,

u, DEEL, XiL. STUE, 5

v. HL,

Hoorp- STUKe

aall.

Allis

Okra. Clans,

Moes.

206 ZESMANNICE LEE i1e-

Bladen zyn’ een Vaer afs Het Hoofdje bes {taat uit een of twee én tiëer vergaaringen van Bolletjes welke dikwils beginnen uit te

_fchieten, zo dat zy zig als gehaaird vertoonen.

Daar tusfchen komen Steeltjes voort, met kleine Bloempjes die beurtlings enkelde en driepuntige Meeldrâadjes hebben , gelyk in veele ándere Soorten van dit Geflagt.

Smaak der Leipziger Leeurikken daar aan toe= gefchreeven, 2e nd meer dan de Tamme Look.

had

lend, padde, an

(22) Look met een Boldraagende en Bladen, die ruuw, half Spilrond van deren. inden De. en enkeide Mest.

EksÀ

Op veele Sha van _Pukfeilacd es Bit zerland komt deeze tusfchen * Koorn en zeer dikwils in de Wyngaarden voor , in eier

eran GE ati Bulbifero , Fol. fcabris fee

mi- teretibus Sec GOUAN Monsp. 168. sir. rj L

ER ARKEL 5, Cepa Crpitalo

Km de men es Capitulo Bulbifero, KR. Lagd © An

bicorne. Flore erulbido, C‚B. Pis, 75 rw

or BörbrÁNTEN aoj en Provence op de Velden. Dus rekent Har-_V me LER, dat dezelve in Europa zelden de paalen one

te buiten gaat van die. Landftreekens daar men Hoorps Wya teel, Hierom zoude maat van Wyn-stun.

Tuinen” of onder ’t Moeskruïds In Sweeden zelfs- merkt LiNNAUS Ban dat zy voort komt op braak leggende Akkets , Bergveldens in Hop-Plantagiën en Bosfchen, overvloedig in de Landen-by Scanora'in Schoonen, Volgens den Heer Harren, die ze af.

Pacha et an maake tee

tusfchen Steelrjes uitkesl fommigen ook Bol- andere Bloemdraagende , fomtyds vrugt- baar , fomtyds niet, De Bloemen zyt Klok- vormig, eenigszins ap ri, met enkelde

D. Mer

ùo8 ZESMÄNNIGE Leirë

De. Met. Wortelbladen ‚en een naakte Ster:

En A & ss a) Boot mit éen r daalt snipers Sten: pr en gel, Lintusale platte Biaden en Eid en rn Mreeldraadjes.

Knikker de, In Siberie groeit deeze, volgens den Heet

GMELIiN , zo veranderlyk in geftalce, dat menze. dikwils niet » kan. onder{cheiden. Uit een witte langwerpige Wortelbol fchiet zy- éen Stengel van. een_ Elle hoog, die platsch- tig is en geftreept. Een korte Scheede, op den top bevat. een Hoofdje van veele lang. gefteelde witte of paar mpies ;

ferachtige Bloem met holle Blaadjes en uitfteekende Meeldr: raad- jes, in-’t midden een „driekantig Vrugtbegin=

zel. Voor ’t blocijen knikt de Stengel.

C24) Look met een naakte Spilronde Stengel ; Elsvormige Bladen , een Klootrond Kroontje “Chalorte, en driepuntige enmet” Ben eg

Ee Paleftina. frele Has sELQU: sT de Groei: plaats van deeze, wier oen men gemeene: dn Iyk,

(23) Allium Caule nudo ancipiti „, Foliis ger p'onis Sc. H. Ups. zo, HALL: Opsse. ok All. N pende mi ee Siber.-I. p.5s. RE, 2 : (24) Allium Scapo nudo tereti , Foliis Subulatis hd Gorr Belg. 95- GOUAN Jonsp, 168. Cepa Fol. Subulatie H, Cliff. 36. Ups. 79. Cepa Ascalonica. Morris Hijt. Ia p- 383: S. 4 T. Iga Ff, 3e Copa fierjlise C, B. Pins 74 HALL, Opgsc. p‚ 365»

XVX. end

rtl in « ed en inge: bete Á,

om: BOLPLIAN TENs © oep

yk, -by-ons Châlotten noeïnte De Franche naam’ Ams is eigentlyk Echalottes. By Montpellier groei-® zer. jen- zy, zegt GovAN, met de Mioesirudenioonas De gedaante «is; byna als-die van, ’- Bieslook „\TUEe » zegt LiNNdZEuUssen metkt aan,dat de Sten- gel een-Span isen langer met veen Vliezige: Scheede , en een rond Kroontje , van kleiner. Bloaaes de Blaadjes opftaande blaauw ; de gern eer met ee Raeren J Pri VE sas) Loök mek een naakte svesfnige Sten:

gel, Liniaale van onderen verhevenronde 3

_ gladde Bladen ; een ares ied amen

en Mseldekaijerge LLNN

li rib iene als ap sieile in 5 Döietch. land en. Switzerland, zou sdeeze huisvesten , die daar. van „den bynaam- heeft „dat de. „Wortel, á welke in,de-rjongheid „uit veele di voegde ‚fchraale-Schubbige. Bolletjes beftaat, in_de-oude- Plant zig „zydelings, uitrekt, „Hou tig wordt en dwars legt , ontelbaare Vezeltjes abe se De Sade » uit den Wortel voorte shares sina Peek | et ne Ee ‚ò ko: AVE

« J 5

eel mark (25) Allium Scapo nudo ancipiti , Fol, Linearibus &c, in &

_H. Up Se 79. All, Fol, Linear, R, Zugdh, 39. All, ef

fenescente_ Lignof ‘transverft, Hätr. Helv. Enum

at RIS Jog, Kee 370, All. N, 19. All. Mont. re

majas, C. B, Pin, 75. All, Scapo en tere. IEN Fol. „Enfformi ocmibus, seen af , P. ie Ei d zr, f, Amr tar o Ì

He. DEEL, XII. STUK.

ai) ZESMAN:NIGE LErut zr.

Vv. ArsverL,

Ur Hoorp:

komende , zyn een. Handbreed , de Stengel een Voet lang ; de Bloemen Kroontjeswyze vergaard en groot, paarfch van Kleur, zo wel

STUK, “*als de Vrugt , die uit drie Eyronde: ftompe

XXXVII, linna

Rolletjes is famengefteld , bevattende zwarte hoekige Zaaden. De Plant heeft een-Löokachti= gen Keuken

(38) Look ai een naakte rondachtige Sten:

_ gel en Limiacle gefleufde Bladen , die van onderen Toekig: jn en ft ger s ee NE :

ge ik de Zuidelyke. dethen: wandinrofs komt

deeze, volgens den Ridder, voor, wier Bladen aan den voet hd zyn tot een ge- ftamd “Bondeltje. De “Stengel is een Voet hoog Yintoptsande, rond : de Bloemfcheede kort, met Vliesjes tusfchen alle de Bloemfteel- tjes, die langer zyn dan de de Bloemen, welke een witte nr nt en ne:

GW ded os be zietnede | a he ú p

XXVI, (26) Lek î met een naakte ronde ES 5

igrunte Lie Zwarte. . '

Aline nudo téretiusculo, Fol, wp ce in en Ümbellà faftigiara. Mant. 6) Allium Scapo nudo teretl, Fol. Linearibus , bana: à hemispharic &c. Allium Mont, latifolium „FE re magao dilute puzpurascente. KuDs. Eys 1. P- ie,

nNR eet ,17

or BOoLPrLANTEN af

Kimtaale Bladen , een half Klootrond EG ,

“Kroontje, de Bloemblaadjes opftaande, de TK

wScheede gefpitst en tweedeelig. Hoorp-

STUK. Te Algiers en in Provence vindt men dee- ze, die Bladen als der Narcisfen heeft, een Duim breed. Zy gelykt naar de Veroudende,: doch is „tweemaal en heeft de Bloemen vier- maal zo groot. De Bloemblaadjes zyn lang- werpig Eyrond, langer dan de Lancervormige Meeldraadjes, De Bloemfcheede is Eyrond gefpitst, naauwlyks tot den voet in twee ge- Iyke deelen gefpleeten.

(27) Look met een naakte tweefnydige Sten- Dlt gel en Liniaale gefleuf de Bn . die hi pe van onderen eenigermaate hoekig zjn ; het Hoeka. ,

Kroonje gen ek ai

Pie den RE Har LER zou deeze Soort naauwlyks van de Veroudende te onder- fchêiden zyn. LiINN&us bekent zelf , dac de Bladen dikwils van onderen _naauwlyks ke | ge oe boe hebben. GouAN zegt. dat z

| on

zw Allisns Seapo nudo ancipiti, Fol, Linearibus Canr- lieulatis &c, H. Ups. 79. GOUAN Monsp. 168, All. pe- team Umbelliferum. J- B. Hif. M. p. s64- Allium Mont. Narcis. folio -minus.-C, B, Pin. 75. Cepet Scapó nudo es En GMEtL. Sib, I, p‚ 53. Te 14e Le 2e „02 noms xn. srex,

ae ZESMANNIGE Lerrre:

Vv. óp Rotfen by Montpellier groeije. Onté Rid. aci ik der ftelt de Groeiplaats-op vogtige plaatfen in HoorDs. Duitfchland en Siberiee Dit ‘getuigt Gme- STUK, LIN van de zyne , welke hy noemt, Uijen

meteen naakte, eenigermaate hoekige , gevulde Stengel Liniaale-Bladen die van onáeren hoekig zyn de „Meeldraadjes korterdan de Bloems Overvloedig groeide deeze-op <voëti- ge -Moerasfige. plaatfen der Velden, van de Oby-tot de Jaik toes en firekte-aan fommige Tattaaren tot Spyze. >De Bol wás gemeenlyk wit ‚doch fomtyds cok. Violee, en: en hade de Plant een grooter fraaier pn In

xxviin. (28) Look met een naakte ei) Siere „Li- tian 6 heki griaale Bladen en een Boldonagend Hoofdje,

lers

Che, bn Dh: Bece held: K: ER dat dezelve ‚toen hy zig in Noord-Amerika bevond: , byna op alle met Zand vermengde Akkers groeide, wor- dende Landlook geheten van de S à

Eogelfchen noemden ze Garlick, Zy nd véel naar de Europifche Wilde Look, en was zeer fterk van Smaak, zodanig dat men op de - Landen, daar zy veel groeide, naauwlyks Runde vee kon weiden. Somtyds kwam te Philadel- phi Das op & Oene ve str des-

i , mek Ht Wee

Gr Allin. sapo nudo gerei, Fol. kelibes; 5 Cogis

Bulbsfero,, KALM. Trine Mle-p. 79. Allium Bulbiferam Vir-

ginianum. Bong. Lagde. 1, p. 146, Allium Arvenfe odore gravi Capitulis bulbofis rabentibus, GRONe Biirge 47 » SQ

ER rem; BABELANTE NS 213

wegen niet- grbruikberr was. Ook fimaakte zelfs vs het Vleefch „dat in de Herfst geflage werde, EE 36 paar die Look. , fomtyds geweldige „Hier uic Hm blykt, dat zy niet alleen ia-Kanada grocije, STUKs

69) Look met ‘een manke. driekantige: Sten- Xxx, rf ‚.Laneervormige. gefteelde Bladen Urfman. Das- Look,

„ten getopt Kroontje, »

_ Deeze Soort groeit miebilleti in de -Zui- ‘_delyke , maar ook in de Noordelyke deelen van Europa. Door geheel Siberie;is- zy Bs meen, wordende de Bladen ‚sin * Voorj van de Rusfen en Fartaaren dikwils in Moes gekookt en met Vleefch Rean, In ons Ne- derland komt zy ook op. verfcheide plaacfen, „daar de Grond Zandig is, gelyk-by Haarlem, Utrecht en in ej voor.…Men noemtze Das- Look; welke na am mischien, zo. wel als de Latyofche bynaam Urfinum afkomftig mag zyn van den afgryzelyken Stank, waar in. die Kruid

(29) Allium Scapo nudo triquetro Fol. Lanceolatis petios latis &c. Sf. Nat. Veg, XIil All, Scapo nudo femicyline drico Bec. Gorr. Belg, 94. GOUAN Afonsp. 169. All. Fol. Lanceol. Fl, Stes. 263, 277, All, Fol, Rad, petiolatis, Flor. umbellatis. R‚ Zugdh. 39, HALL. Opusc. 379 All. N, zr. GMEL. Sib. 1. p. 49e All, fylveftre larifolium, C,B. Pin, 74 Allium Urfinum. CAM. Epit 330, LOB, de. 159. DOD, Pempt. p. 683.

8 Schee e O0 3 it. dut mi STUK,

Vv.

214 DESNKENEED LEZER

Kruid de andere soad van Look overtreft (*),

NL De Franfchen noemen het Auls. d’Ours , de Hoorp. Engelfchen Ramfons, de Duitfchers- geeven

STUK»

“er den naam van Beer- of Honds- Kroflook aan, De Stengel is driekantig , een Voet Jang en gebladerd , zo de Heer Haruer aantekent , hebbende lange Grasachtige Bladen, byna een Duim breed; doch de Wortelbladen zyn bree. der , Lancetvormig en hebben lange Steelen, By alle Kruidkundige Autheoren', bvnä, worde het derhalve Wilde breedbladige Lok getyreld. Het Kroontje-beftaat doorgaans uit weinige Bloemen, die wir zyn , met lange Blaadjes en dunne Meeldraadjes. Het. brengt Kiide , zwar. te, rimpelige Zaden voort, „Op verfche! de plaatfen wordt van deeze Look als een gebruik gemaâkt. Op de Wester - Eilanden ven. Groöt Brittannie, neemt men het Afkookzel inwendig tegen ' Graveel; in de Ooftelyke deelen van Siberie tegen het Blaauwfchuit, In land , daar dic Onkruid maar al te gemeen wordt ‘er dikwils de Smaak van Melk, Boter en Kaas, door bedorven.”

„___(go) Look met een naakte Stengel, die zowel vri, als

( Dan de emmer, eon gemeen spreekwoord : Hy Pinke als (39) an Sape maa Fe, ige ei Gp

l

‘or Borr tr AN TBM Is

als de Bladen , driekantig is,en enkeldé We Meeldraadjes, as in Hoorps.

In Spanje is de Groeiplaats van deeze, dië STUwe”

Bladen als van en driekantig. Lifch opzer

Slooten heeft „en eene driekantige. Bode) $

welke- korter is, met eene Lán

Bloemfcheede een Kroontje bevattende vari

witte Bloempjes ‚, met de Meeldraadjes en Stam.

per kort 3 de Meelknopjes geel en den Stem

gel fpits.

(31) Look met een naakte’ Stengel, die om xxx. laag Buikig is, langer dan de Spilronde ve Bladen. Uijen.

Dit Gewas , waar van mer dêr lyke Groëf.

plaats niet weet , is de gewoone Uijen of 4: juin, die door geheel Europa, als ook in de Oofterfche Landen , ín, de Tüinèn of op Ak- kers geteeld wordt. Men noemtze in *t Engelfch Onyon , in ’t Franfch Oignon of Cibouilles, in

Lan:

cisfimis. Sp. Plant. 1630, All. Caule triangulo, Tovar Jeft. 385. R. Lugdb. 39. All. Pratenfe , Folio Gtamineo, Rups. Eijs, Il. p. 159. £, 16, Moly parvum Caule triangue lo. CB. Pin, 75.

31) Allium Scapo nndo, inferne Ventricofo , löngiore Foliis teretibus. Mat. Jed. 166. GomT. Belg. 94. GOUAR Monsp, 169. R. Lugdb. 40, Allium Stam. alterne trifidis &c, me ge All: 12. Cepa vulgaris, C‚ B. Pin, 71e Gepa rotunda. Don. Pempt, SA Cepa. LOB. Ze, 150,

Hb: ie HUE

216 JES SMACNEN IGE LBEwr z-

Ve _Languedok. Séberzein:’t Hoogduicfch Zwibe?, Aan Ziholle, in *c-Traliaanfch Cipolas- welke benaa- Hoorpe; mingen meestendeels afftammen van ’t Latyn- ETUK. —° {che woord Cepa of Cepe , dat ookwel Cepa

gefpeld-wordt.- Mischien is hetzelve van ’t Griekfche woord Kames ‚dat een Tuin betekent, _afkomítig. By de Friezen wordenze Cipels ges heten,

De manier van groeijing is iedereen bekend, en wordt door de bepaaling genoegzaam aange- weezen. Zy heeft nog dit byzonders, dat het Hoofdje van de Stengel , die-anders vry dik en flevig fehynt, in Zaad fchietende zo zwaar wordt , dat de Stengel”het-dikwils niet kan draagen en omver valt, knikt of breekt. Voorts

« kome de Bolworel inzonderheid in aanmerking ,

d Hellp de uur. der Looken geen zydbol-

of Jongen id Hierom is de Plant

in ’t Latyn Unio gencemd geweest: waar van de- Franfche en Eogelfche naamen voorge- meld. Dezelve is ook van.eene geheel ande- te figuur, Knolrond naamelyk, en bywylen,

ontzaglyk groot. Ik heb ze gezien en gehad,

die ik naauwlyks befpaanen kon, „In, zwaare

verte Gronden, gelyk hier te Langedyk of by.

Eokhuizeû , “teelt men fomtyds de platbollige

yen die grootte, welke van buiten rosachtig de roode.valt kleiner zo wel als de langbol.

gen doch men beeft ook een witte platbolli-

ge ‚die fcherper is van reuk en fimaak „dan de

gewoone rosachtige, In tegendeel is er een

langbollige witte Spaaníche Uijen „IBE

or. BOLPEANTENS ei

nig fcherpteheeft, dat menzebynaraauw,alseen Vs

Appel ; kan ceten ; doch deeze maakt een byzon Aj

dere Soort uit, gelyk wy zullen zien. Hliins

#De Uijen kome meer onder de Spyzen, dan TU

onder de G ge Raauw

is zy gewoonlyk zo en „dat menze niet

fchillen en fnyden kan,-zonder traanende Oo-

gen. -Waar-dit van eik kome is duifter 3 ter «

tyl fcherper” dingen, gelyke-de Pepers ja

Euphorbium, geftampt wordende, dit niet doen,

De fyne deelen moeten hier van een anderen

aart zyn , zelfs dan in de Knoflook. De Uijen

geeft ; door Destillatie veel vlug Alkalyn Zout

en zeven agtfte parten Water. Door ’* kooken

vervliegt al die fcherpheid en de uitgepertte

Wortel levert een aangeraamen Kost, Raauw,

zelfs „gebruikt men de kleine witte Uijentjes of

Ajuin, „» met Smaak en nuttigheid, tot de Sala

<55 wier Zy “ver.

en de Maag verfterken. Men weetl, hoe de

Franfchen byzonder gefteld zyn opde Uijen,

ia alle hunne Pottagiën. ° Dit wordt by andere

Natiën ook dikwils nagevolgd; Sommigen eeten-

ze raauw tot Brood , EN by ons de Boter

en Kaas gebruikt wordt. Van ouds heeft

Ien, aan ende de kragten- van Steen-

brecking toegefchreeven. Gekneusd en met een

weinig Zouts Azyn of Brandewya opgelegd ,

zyn zy dienftig tegen Brandingen of ook tot doen aanrypen van. Gezwellen , inzonder-

heid om ‘het “kwaad uit te ie naar men me

O5 wil,

II, DEEL, Xl, STUK:

813 ZESMANNIGE LELr rr.

Vv. wil, wanneer ’er iets Venynigs fchuilt. Gebra. en ra den acht menze voor Borst en Longe- Ziek. Hôojs: ten, als ook voor Engborftigen dienftig Ge= STUK, _ kookt laxeeren zy en geeven een Stinkende Reuk

aan °t Water dat men loost.

s, Dat de gewoone Uijen ééne zy der Soor« s‚ ten van Lookachtige Kruiden; over wier ges > mis de Ífraëlieten in de Woeftyn zo geweldig ss treurden (*) bewyst, (zegt HAssELQUIST ;) „, het overvloedig gebruik en de vitneemendheid »» derzelven in- Egypte, Die ze aldaar ooit ge-

s geten heeft ; zal bekennen moeten, dat ze

nergens op den Aardkloot beter valle; Zy is » piet fcherp ‘noch hard, maar. zoet en‚zagt, wordende hedendaags, in vieren gefheeden,

gebraden gegeten , met ftukjes gebraden ‚„ Vleefch daar by ; ’t welk de Turken in E- » Zypte Kebab noemen , zynde by hun een zo „s fmaakelyk Geregt, de ik ze heb hooren 3, wenfchen hetzelve ook in ’t Paradys te zul- ‚‚ len mogen genieten. Een dikke Bry van grof ss gefneeden Uijens wordt ‘er ook zeer dikwils » gekookt, zynde éen der beste Spyzen , wel.

> ken ikooit gegeten heb. De Knoflook komt ook wel in de bereiding der Spyzen, maar

ss die sek ’er uit de Eilanden van den Are s, Chi«

e wy gedenken der Visfehen, die wy in Egypten om

XL. vs 5: De. Valzata heeft, Porrigue et Copa > Ailiaj voor de drie laatften,

er BouPrANTEN. aï8

s Chipel gebragt. Derhalve is ° niet te dens Vi

s, ken, dat de Israëlieten die bedoeld hebben. *? rand 5 Maar Prey , by de Arabieren Karrat ge= Hooep- » genaamd, teelt men ’er genoegzaam, en de-sTUK.

» Zelve is in de Wintermaanden eene Lekker-

» Dy, piet alleen voor gegoede Luiden , die

» ze met gebraden Vleefch als Töéfdijze 5

‚> maar ook voor *t Gemeen , dat dezelve

» faauw met Brood , ongemeen {maakelyk-nut-:

2 tigt” (1).

(32) Look met een naakte byna Roltonde xxxír. gel, Lancetvormige ongefteelde Bla- ui den en een getopt Kroontje. eelbloe- Jan

Deeze wordt breedbladig Moly der Kruid- kündigen , met geele Bloemen ‚en den Reuk van Look, door 5 Bauninus geheten, Crus tus hadt, in de aanvang der voorgaan- de Eeuw, de Bollen van de Pyreneen beko- men. LiNNseus past 'er den bynaam van Molyop toe; als ware het dat Kruid, welk Dr

(T) HasseLq. Reize wach Pakeflina. pag,

(32) Allium Scapo nudo bold: Se a Ups 76. All. Fol. Rad. fesfilibus Lanceolatis, HALE, Opusc. 3834 All, N. 23, Re, Zugdb. 33. Moly latifol, luteum Odore Alli, C_B. Pins 75, Moly flaro Flore. Swerr. Flor. Ia T. 6o.f. 2, Moly montanum latif. flavo flore. CLUS. Appa en: latifol, Botanicerum meteen: B. Hif, 1 P. s

U, DEEL, XII. Srux,

220 ZESMANNEIGE LELIE

EE DroscorIiDES t dien: 5 bedoeld heefc.*

urn Hy ftelt de Groeiplaats. in ‘Hongarie , int Ve- Hoorp: roneefche by Moptpellier. en op de Pyreneen. ei De Heer Govan, nogthans, maakt. geen ge- nad 152.Wag van deeze Soort,

Zy heeft , volgens HALLER , den Bol rond en enkeld, maar dubbeld. volgens Cr usius, die-ze by. den Wortel van Standelkruid vere gelykt. „De Stengel is een Voet lang. De Bla= den zyn als die van Lifch. Uit een kort Scheed=

6 je, dat fpits is, komt een Kroontje van dertig Bloemen voort, geel van Kleur , byna- een Duim breed, en derhalve. van de grootften in dit Geflagt. De Meeldraadjes. zyn enkeld: de Vrugt is driehoekig, pieramidaal. |

XXIV. (34) Look met een naakte Stengel, niet lan- AN ger dan de Bladen , die Spilrond en Bui- Ajuin. kig zyn.

Deeze bepaaling onderfcheide de zogenaamde Lange Spaanfche Uijen of Ajuin, ‘voorgemeld, ; van de gewoone Uijen, welke de Stengel veel langer dan de Bladen heeft. Men noemt de= zelve, dieook in de Moeshoven geteeld wordt , by ons St. Fans Look, in ’t Franfch Ciboules,

in oe) Alam Scapo nudo adzquante Folia teretia Ventrie

Pen, All. N, 13. H. Clif. 536. R. Lugdb, 40, Copa oblons gie C. B, Pine 7ie DOD, Pompé, 687, LOB. Je. 150.

or BOEPLANTE Ne oaf

in % Engelfch St. Omers Onyons. De Stengel

is maar een Voet hoog, het Bloemhoofd er kleiner ende Meeldraadjes zynenkeld ;-doch goorps - in: Reuk en ‘hoedanigheden komt deeze nagestTuke _noeg-met de gewoone Uijen overeen. Alleen-

lyk moet. men aanmerken, dat Zy veel min-

der - feherpte heeft, als gezegd is. Misfchien

is; vän-dien aart‘de zoete Ajuin, welke ‘mien

in de: Levant teelt „er; waar op de Turken Zeer

_ verflingerd. zyn ;"hoewel men. daar ook de ge=

woone platbollige Uijens’ heeft, -zo RAuworLF aantekent. Deeze worden ’er Basfal genoemd.

Men teelt in de: Tuinen van Egypte ook-Prey

en Knoflook , volgens Forsk AOHT , die’ by

Kaíro een briouders Soort. aantrof , har hy

poem: Look der Wildernisfen.. Deeze hadt ron- de Stengbladen Elsvormige nen en een “Zaaddraagend Kroontje, ee was niet ee ne Ë led Ep Ee, 0e a ,

C 55) Look met een hae” Se s niet Jaa XXXV. ger. dan de « Bladen, die rond Vime pred ij 7 raf, …Draadachtig zyn en pred Si 3e: N 8 an £ -De e Allium Defertorum, Flor. Aoypt. Arab. pe 2, (35) Allium Scapa nudo adequante Folia, teretia , Subulae to- Eiliformia. H. Ups. 78» GonT. Belg. 95. GOUAN Monsp: 129. H, Cliff. 136. R. Lugdb. 40. N. 3, All. Stam. fimpl. 8e HALL, Opsusé. 361, All, N. 14, Cepa Scapis Foliisque Snbulzs Sc. FL Succ, 264 : ie Cept feftilis Juncifolia

IE DEEL» Xlle Srum,

Ean

Ve ke!

222, ZESMANNIGELeErrE

De vermaarde TouRNeroRrT, die de Uie jens, in een byzonder Geflagt,-door de Pyp-

geb. achtige Bladen. van de Look afzonderde , moest

STUK,

en

_daar ook het-Bieslook thuis brengen, ’t-welk

anderszins veel meer naar de Knoflook gelykts De Franfchen noemen het-dikwijs ook Ciboules zegt Govan, de Engelfchen, volgens Raw, Cives of Ghives, Veelen hebbenze, met Bau- HINUS, onder de Prey-geteldven Biesbladige Sny- Prey geheten of ook Wilde : want zy komt-wild-voor in veele deelen van Europa. G EsNuErus-vondtze- op-Rotfen; by Lauffen- burg ‚aan de Oevers van den Ryn5-tlare LER doorgaans in- t Alpifch Gebergtee-Zelfs is zy, zegtzyn Ed,, aldaar in fommige Weis den zo- gemeen , dat Jer de Smaak van het

„bedorven «weshalve hy ze voor cen Plant der Alpen houdt, Men vindtze op de drooge Kalk-Rotfen van Oc'and en Gothland , en elders aan de Kom, vaa ies”

en ager ke; vt

overvkiedig <' _ Het gemeene Bieslook, oaf men Te nen teelt heeft van cen Handbreed tot een Voet hoogte. De Elen verfchillen a Nia

Tovnss. If. 383. Porrum feltivum Jancifolfam.

üisq. tereribus , ‘Capitulis is. ets tE epa palufttis aldisfima, BuxB. Canto IV, Ps 27° T, 45, GORT. Jngre 49.

TEN Wd

or BOLPLANTENe “223

Stengeltjes niet, die ronde Hoofdjes,vanbleek _ V. paarfche Bloempjes hebben , in een kort wii Bloemfcheedje. Het Zaadhuisje , dat Kegels Hoorpe) rond, ftomp en driekleppig is, bevat zwarte TUE. hoekige Zaaden. De Wortel- Bolletjes , die famengedrakt , lang en Ovaalachtig zyn, laa- ten zig fplyten en hebben, zo wel als ’: Kruid, een fterken Lookreuk, Men gebruikt het één , zo wel als ’t andere, op verfcheide manieren in het Moes'en tot Toefpyze, of ook in de Sausfen , naar den Smaak des Lands. Het wordt dikwils, alleen!yk om Appetyt te verwekken, van fommigen voor den Ecten gekaauwd. De ‚Kuikentjes der Kalkoenen wordt het ook fyn gefneeden , onder ’t en.

Het is zo wel een overblyvend Kruid, als de andere Soorten van Look, kunnende, daar zy eens geplant is, ‘verfcheide Jaaren gefnee- den worden , en het Loof groeit weder aan. Dit heeft ’er den naam van Sny- Pârey of _Sny-Ajuin aan doen geeven: want de gewoo- ne Uijen lyde die effnyding, zonder nadeel , niets Ook zou de tamme Bieslook eenigszins fchynen te verfchillen van de Wilde, die met de punten der Blaadjes niet zodanig omge- kromd te voorfchyn komt; maar dit verfchil is klein. Zelfs behoort hier, zo de Heer Har- “LER mét den Ridder oordeelt, de Ajuin met ronde Stengels en Bladen en pieramiedaale Hoofdjes van den Heer GMELIN, welke door geheel Rusland en Siberie gemeen is ,

maar IL, DEELe XI, STUR,

2 ZESMANNIGE [EL í E-

V. maat fomtyds zo groot voorkomt , dat Bux. en: BAUM-dezelve allerhoogfke Moeras- Ajuin ge- Hoorp- tyteld heeft, De hoogte. verfchilt, zo G ME- STUK: LIN aantekent „, van een Span tot een El-

le.(*). De Bladen zyn wat langer dân de Stengel, die dikwils. aan den voet een violette Kleur heeft. De Bloemen. zyn of bleeker of donkerer paarfch of wit, en hebben de punten der Blaadjes uitgebreid 5 ’t welk men nasuw- Iyks-in andere Soorten aantreft. Ook geeft dic een. Klokvormige figuur aan dezeìven, die genoegzaam byzonder eigen is aan deeze Soort : terwy! de Bloemblaadjes doorgaans van elkan- der afgefcheiden zyn in de overigen, of Kno wyze gefloten. LiNNAUS, evenwel, had „bevoorens geoordeeld, dat deeze Siberifche tot u Ajuin van TourNeroRT te Merrekten ware; maar het fchynt my toe, dat dezelve hedendaags niet van de gewoone, onderfcheiden worde, Immers ook betrekt de Heer pe Gorter dezelve tot de Bieslook, die aan de Oevers van het ronde Eiland by Petersburg overvloedig voorkwam , gemeen- Jyk een half Elle hoog.

©) es heart” hier , magritudine admodum variat , nimi- vam inter dodrantalem , fesquicubitalem er bieubitalem : 't welk daar np uitkomt; dewyl Cubitus , dat door fommigen voor een Elle genomen wordt , flegts de langte is van de Elle. psp of weinig meer dan een half Elle, gewoone maat,

or BOLPLANTEN Ba$

C ) Look met een naakte Spilronde Stengel; Ve half__Rolronde Bladen en -Blsvormige AFDEEL Meeldraadjes, Hoorat

STUK:

Onder den bynaam van Siberifche is thans Allin Si deeze hier ingevoegd die befchreeven wordt, siucifkhe. als de Bladen half ps cenigermaate ik

fleufd en geenszins hoekig. hebbende (*); de B

Stengels - Spilrond en hbe: dan de Bladen 5

een getopt bloeijend Kroontje; de Bloemfchee-

de klein, Eyrond rappig 3; Eyronde Bloem-

blaadjes „met een ftompe uichoeking, fpits witg

aan. de kiel groenachtig « Elsvormige _Meele

draadjes die korter zyn : cen Afchgraauw Vrugt-

beginzel en enkelde Sremgeka

(36) Look met een haatte IAA hl start. Srenge? , Draadachtig Elsvormige Bladen, Temsi: logje Hoofdjes met weinige. Bloemen, Aleyne

Dit is ook een Siberifch Kruid, dat geni- Bermaate naar de Bieslook gelykt , doch naauw- Iyks U) Alkum Scapo nudo tereti, mts pdertinj Bnbulatis. Alant, s6ze (*) Wat dit ‘er by doe hete ik niet, dewyl het niet tot onderfcheiding dienen kan, van deeze, van de voor grande of valgende Soort. (36) aen Scapo nudo teréti inani, Foliis Sabulatis

bus, Capitúlis laxis zeem 2 MEL, Sb, Le Pe <t, T. sect. oker eh.

opeet Ki Sram k

226 ZLESMANNIGE LEL Iyks den “Smaak of Reuk-van Look of Uijen

man. beeft. Waarom aan-hetzelve- juist cen bolle Hoorp- of ledige Stengel toezefchreeven.worde, daar STuR. “- de voorgaande Soorten die cok hol hebben en

de Bladen hier tevens hol zyn, even alsin de

e= voorigen : ‘is my duifter. Immers dat dient tot

de Soortelyke onderfcheiding piet , en baart zelfs. verwarring. Doch Linneus heeft dee- ze bepaaling woordelyk van GME LIN ‘ont- die aanmerkt , dat het van de Veldmui- £ Rotten » en tot’ Wintefvoorraad de, Zie sh wr hy heg be-

Tyve ee Een zeer dun uden “Violet Wortelbolletje dat met losfe Schillen is belt ed, geeft onder ikke. lange Vezelen , en boven holle buikige d het Stengeltje met hunne Scheeden Bn end > ‘wegs byna omvattende , en omtrent zolang als’ zelve. Het is groen , vaa een Hapdbreed tot een Span hoog, en EELS dun. Uit „eene ; puntige $ van zes tot agt Bloemen , op Steeltjes van ongevaar een hal Duim, byna knikkende, bleekrood en Knopswyze-bykans geflooten, halen Bloem be- ftaat uit zesdikke Blaadjes, met zes pieramiee daale Meeldraadjes » welke flaauw paarfchach- tigzyn, mèt geele Meelknopjes volgens STEL: LERUS,-die in bedenken geeft , of het ook de

_ zeer klein, een paarfchachtige Bloem hebbeide,

van ToURNEFORT zou SURE ED: RE 6)

or: BOLPLANTEN aa?

(37) Look-met een naakte of bna geene Sten- gel, knikkende Zaadhuisjes en platte kant- hasirige Bladen,

Zo de. Look- Planten. met. fraaije Bloemen den naam. van Moly verdienen , gelyk Ra x wil „dan behoort zekerlyk hier dit eer

wordende door CoruMNA, bedenkelvk, voor *Moly-van Droscoripes aangezien. Het heeft Bolletjes van grootte als Hazelnonten en G Bladen op’: hoogíte een Voet Jang. Zo dra de Lugt zig, in * vroegfte

Vs AFDEELS mi.

Sd

Chama Epe

Voorjaar , flegts een weinig: EE dat in

Tealie dikwils in January gebeurt komt tus. fchen de Bladen een Blaasje uit deu Grond, dat van zeven tot tien aartige gelkernde Bloempjes pare, van bipnen wit, van buiten paarfch chtig. Het Vrugtbeginzel js met zes Mecldrandies omringd sen wordt een Zaad- huisje ‚zig pederwaards krommende , van groot= te als-een Erwt, met zwarte hoekige Zaadjes,

De Reuk is als aiafchen dien, van Koolen Lens

middelflagtig. Van dit Geflagt, hoe menigvuldig re in mt ® ven Arie d arn eid - Soor

(37) Alliam Seapo nudo fubnullo , Capfalis cernuis , Fol.

planis ciliatis. Moly humile Folio Gramineo, C, B. Pin, 75,

Rups. Elys. Il. p. 166... 15, Chame- Moly an Moly Dioscôs Maratie

dln EEEN, „325. T. 326, Saturnfa Pa u ‚DEEL, ZIl, STUK.

„28 ZESMANNICE LEL tT ËÊe

Soorten , vallen maar weinigen buiten de oude

Wereld, In Europa en-Afia zynze byna allen

thuis. Eene Soort , de Toverkragtige geby- paamd, voert by één Autheur den naam van Indifthe en is door den Heer BuRMANNUS Öntder de Indifche Planten opgetekend, Eene andere , die den bynaam heeft van Ruigachtige Leok , plaatst zyn Ed. , doch met geen zekere heid, onder -de Kaapfche Planten. In Noord- Amerika valt; volgens GrRoNov1ns,de Dase Look voorgemeld én die zeer ftinkende, welke den bynaam van Kanadafche voert

Thans gaan wy over tot een Geflagt van Bol- ‘planten, welks-aangenaame Geur wel ras dien affchuwelyken Reuk zal doen vergeeten: naa- melyk „Ertruwm, Lelies

Het onderfcheidt zig door een Klokvormi- ge Bloem van zes Bladen, met eene Honig- voerende Streep overlangs: het Zaadhuisje de Klepjes met getraliede Haairtjes famengevoegd hebbende, Daar komen in voor, de volgende Soorten.

(2) Lelie met verfpreide Bladen en Klokvor- mige Bloemen , die van binnen glad zjn. Die

„Eter

or BoLrLANTEN: —_ 229

Dit zyn.de gewoone Witte Leliën; de He Ve merocallis der Latynenen Grieken. Men noem:- Á"PEELS ze in ’t Italiaanfch Giglio, in ooms Hoorn. Gilgen , in *t Engelfch Lilly, in ’% FraníchsTux. Lys of Lis. De Latynfche naam- Lilium is van den Griekfchen Leirion sfkomftig (*). In Pale{tina als ook in Syrie grocijen zy aan de Zeekust wild, doch in Arabie worden zy op de middelfte deelen der Bergen aangekweekte Men houdtze als een aangenaame en fierlyke Bloemplant , door geheel Europa , gelyk by ons, in de Tuinen.

De Geftalte is iedereen bekend , doch niet zo zeer de Verfcheidenheden. De gewoone hebben de Bloemen Ten als zy open gaan, op- waards gekeerd en deeze komen geheel wic

voor,

bris, Sy. Nat, XII. Gen, 496. Veg, XIII Gan. “10. p. 268. Mat. Med. 173. H. Chf. 120. Ups. 80 R. Lugdb. 3 GRON. Orient, 105, Lilium album Flore ereto vulgare, 76. Lilium candidum. Dop, Pempt. 1974 6,

Mheen albym Flor. dependentibus f. peregrinum. C. B. Pin.

76. 9, Lilium Caule plano compresfo GRON. dend 105, Lilii albi pulchri ee ignoti fpeeies C. B Pin album , Lilium Weg dum ie LoB. ks ie eri MANN. Kruidh Pl. N. 655. gee

(*) Dit woord fn heeft , is waar, by de Gie ken ook de Narcisfen betekend en ij Lelie wordt Krinon genoemd, by TREOPHRASTUS en ulle de lasteren : doch’ men kan, niettemin, aan de gedagre afleiding , dewyl Leie zion by de Ouden ook de Lelie berekend heeft, geenszins. twyfelen. Puinius verzekert , dat het Zeirion van THEQe PHRASTUS het Lirium of Lilium der Latynen zy.

Ens U. Daer. XII, STUK.

230 (ZEsSMANNieE Lr rr z-

voor, of met roodachtige Streepen of gevlakt, Ook zyn ’er dübbelde witte Leliën, mer groo-

teren Kleiner Bloem. Maar geheel byzonder.

zyn die met nederhargende Bloemén, Uic- heemfche Lelie of Sultan Sambach denhinië. Men noemtze Zambak in de Oofterfche Lan- den. Derzelver Stengen zyn, volgens C Lu- sius, fchraalder, met minder en kleiner Bla- den bezet, de Bloemen vallen ook kleiner

; ie zo welriekende als die der gewoone witte

En. Den Wortel - Bol hebben zy fomtyds zes dat men dien paaùwlyks mer de Beide Handen omvatten kaa. „Deeze komen dikwils voor met plätte Stengels, wel er. breed ‘en hoog en zeer Bloëmryk zi Loret hadt aan zulk ecn Stengel van eers Mans langs

te, en een Hardpalm breed , tweehonderd en

meer, Sneeuwwitte. en zoerruikende Bloemen , waargenomen. Men verkooptze te Aleppo op

‚de groote Marktplaats, gelyk hier pe delloen:

markt de witte Leliën,

Van ouds werdt de Lelie Roos van En ge beten „als-uit-derzelver- Zog gefprooten Men achtze miet alleeù om -haare fehoonhcid welke de pragt der Koninglyke Gewaaden van

SAL oMo te boven ging, en om den aange= „paamen Reuk dien Loper Godlyk noemt 3

maar ook om de geneezende krage, De Wor- tels, Bladen en Bloemen , zyn altemaal van eene verzagtende hoedanigheid, en dienen uít- wendig zo wel ten dien einde, heh tot ken

king

of BOEFLANTENS egt |

king van Gezwellen, inzonderheid de wort 5 De Bloemen zet men in Olie , die däaf ván wel Ez riekende en tevens Balfamiek wordt. Zy zyn; Hoorgs zo wel als de Bladen, bitterachtig van Smaak, 5TUKe Lelie- Bollen, onder de Afch gebraden, zyn tot

Pappen di enftig. Met et het uit Sap, ín het Deeg vän Brood gemengd, zou de Wte: zugt genezen aft

(2) Lelie met verfpreide Bladen en Klokvor= Ih,

iin Bal mige opftaande Bloemen , die van binten Wende

OLUM. rùuw zjn. Ter as

Gemeerlyk worden deeze Roode Leliën ge= noemd „hoewel zy uit den paarfchen saffraane _ kleurig zyn. De Groeciplaats isin Jcalie ,Oost- eprykK Siberie, zegt LiNNaus. Waarom

zyn Ed. 'er de Levant niet byvoege, ag

Rauworr ze by Gerar groeijende ge

heeft, ís vreemd. Door geheel hier byna,

houdt menze als Bloemplanten in de Tuinen, wels

(2) Liliam Fol. fparfis, Coroll, campanularis ereftis, intus IL p. 41. GRON. Orient, 104. Lilium purpureo-croceum ma- jus, C. B. Pin. 76. B. Flore pleno. y. Minus. Did. 8, Lie Tam purpureum. DOD Pempt, 198. arken en en Eon. fe. 164. Liliam pheniceum. C. Pin.

Bulbiferum latifolium majas de nd rk wt ER

Minus. &, incanum. Zhid. m _purpur. Dop.

Penmpe. 199. Lilium À ne ar gerens me pe dee

165. Pens _ P4

IL. Daal. XIL. STUK.

232 ZESMANNIGE LELIE

V. welken zy ook niet weinig verfieren. By de ARDEEL. pranfchen wordenze genoemd. Lis Orangé, by, Uk de Engelfchen Red purple Lilly, in ’t Hoog- sTuK. _ duiefch Goldgilgen , dat is Goud-Lely. Men, wil dat het de Bulbus cruentus. van He Pos CRATES zy en de Hemerogallis of Wilde Le-

ly van. DroscoRIDES. LoB&L noemtze de. Martagon der Alchymisten , en dienaam fchynt,

\_ in ‘t byzonder aan de roode Leliën te behoo-

en. nk: Gewas Berks aanmerkelyk van dat der _ Witte Leliën , zynde laager ‚met de Bladen, langer ftyver » donkergroen en byna regthoe- kig eenigermaate Kranswyze aan de Stveng ge- plaatst, die zig boven Kroontjeswys* verdeelt in verfcheide Bloemtteelen. Dus heefc men ze met grooter kleiner , met enkelde of vol bladige Bloemen , die fomtyds bleeker , fomcyds. hooger Oranje of Bioedrood zyn. Op deeze Leliën , welke in. Italie de Akkers en Velden verfieren , worde door de Latynfche Digters., onder den naam van roode Hyacinthen, ge zinfpeeld (*). Maar het zonderlingíte is, dat dezelven , gelyk weinig andere Planten , fom- tyds (°). Uit het Bloed van den Jongeling Hyacinthus , met Apollo fpeelende gekwetst, ze » zoudenze med zyaà Want Ovanlus zegt, Me Ecce Cruor qui fufus kans fignaverat Herbas,, Delipig esfe Cruor, Tyrioque nitentior ceftro Flos oritut , formamgque capit quam Lilia, G non, Rurpureus color his, Argenteus esfer in illis,

ar BOLFLANTEN > 33

tyds Bolletjes of Klifters draagen in de Ogels We der bovenfte Bladen en der Bloemfteelen als ÁPDEEL;-. wanneer de Vrugt gemeenlyk misdraagt. Dee- Hoorns ze Bolletjes gaapen Schubswyze, en vallen rypSTUEs wordende zwartachtig af , waar na zy Wors ° teltjes fchieten en nieuwe Planten voortbrengen, Van. deezen aart zyn ‘er met breeder of met fmaller, als ook met grysachtige Bladen; met grooter, kleiner, meer of minder talryke Klis- ters 5 als ook met zydrakjes , uit de Kroon, fchietende , die met veele Klisters bezet zyn. De Bloemen van deeze zyn insgelyks hooger ef bleeker rood. Voor ’t overige komen deeze roode Leliën, wat de Bollen aangaat en derzel. ver hoedanigheden , met de witte overeen,

Men vindt in Switzerland de Witte en Roode Leliën, op Bergachtige plaatfen, wild, zo wel als in Provence en in Ooftenryk, Wat Siberie aangaat , aldaar komen de Roode in alle haare gemelde Verfcheidenheden, beooften de Rivier Jenifea tot aan de Zee, overvloedig, voor , zegt GMELIN, die ’er dus van fchryft.

s In de wilde Plant heb ik de Bloemen nooit » het getal van vier zien overtreffen, Dikwils 9, komenze eenzaam , ook wel twee of drie , s âltoos uit den top der Stengel , als uit een ‚‚ middelpunt voort. Dezelve is of weinig » of zeer fterk gehoekt, by den Grond rood of » groen met roode Stippen, De Bladen heb- se ben aan de kanten een wiste. Wolligheid,

IE. DEEL. XII, STUK.

24 ZESMANNIGE Lerie.

s en ee 40 oaf

aen de Bvencú rad ond Nlibea: „‚ Deeze Verfcheidenheden komen in verfchîils „j lende Landftreeken voor, De Wortels of ‚, Bollen zyn gelyk die der ovêrige Leliën , by ‚‚ de Rusfen en Tartaaren tot Spyze in gebruik, Zy kookenze in Melk of braadenze onder de

wegens de wit en chin de Bols

» hen,” ge RE Rn (3) mn met verfpreide Elsvarmi zige Bladen Pape e genees lede om dige

Op de Brome: Bergen, als ook in Sibe- po komt deeze voor, Ie LinNEUs, e

er ere en de. Spleet van mg er ge- (2 Lilium Fol. {paris Sabulatis, Flor. reflexis, Corolle

s. Hers, Clif, vzo, Ups St. Re Lagdb. 71. Milde Dil, T, 165. 6. 2. Lilium Rad, tunicatà, Fol. fparûis Kc.

* i or BOLrLPLANTEN 239

getand heeft. GMELiN merkt aan, dat zy in Ws Siberie op de zelfde plaatfen groeit, als de ge- AFTER. zegde roode Leliën en met den zelfden naam Hoorne genoemd wordt, verftrekkende de Bollen ookstuxe tor Spyze. Zy w %er grootelyks van d zo door de fynheid der Bladen als door «

guur der Bloem , behoorerde tot onze

Leliën , en Merie- =rood zynde van Kleur, es beeft den Worrel-Bol met Rokken bekleed piec Schubbig noch getand. De Styl is zes- hoekig en groen , maar de Meeldraadjes en Knopjes verfchillen weinig van de Bloem. De Stengel, die ligt van den Bol afgaar, is rond en glad, witachtig groen, van een Spam tot een Elle hoog. De Bladen zyn twee Duimen lang en één Linie breed, glad en hoog groco. “In getal van Bloemen verandert zy, zegt zyn Ed ,

Verfcheidenheden ; want daar de eerstgemelde van Crusius maar één , twee of drie Bloe- men hadt, droeg ’'er, die mer korte Grasachti- ge Bladen, fomtyds wel over de dertig en tot by de vyfcig op é ééne Stengel , maar dan was dezelve gelyk die menigvu Idigheid ook in de witte Leliën by een misgewas plaats heeft. De zodanigen worden Martagon Pomponii by hem geryreld (*). 5

(©) Zie Wainmanms Kruidboek , Plaat N. 659 , 66,

IL, Dasr, XII, STUK,

36 ZESMANNIGE LEKER 7

Vv, De aangehaalde , op deere Soort, uit het

Werk van Marres, heeft groote Schubbige

Hoorp. Bolwortels, en eene Steng van drie Voeten

sruK. _ hoogte, zvnde thans, zo deez’ aanmerkt, inde

Engelfche Tuinen vry gemeen ea bloeijende

een groot gedeelte van den Zomer. ’t Blykt

klaar, dat dezelve , fchoon in fyoheid der Bla«

den overeenkomtftig , van de gedagte van GME-.

LIN verfchillende. zv , ea ’t.is zonderling, dat MirLreR ze verwarre met de volgende,

RA @) ele met verfpreide Lancetvormige. Bla-

doake omgeboogen Bloemen en omgekruide: ek Baembladie, Krul-Lelie,

vie Perfie zou deeze , die van oven in de Bloemtuinen reeds gemeen is , afkomttig zyn , of van Konftantinopolen. Elders ftele LinnNmus de Grociplaats in Alle en op de- Pyreneen. Nu juist twee Eeuwen geleeden; kreeg de wydberoemde Crusius het Zaad op, dat hy van Konftantinopolen hadt ontvan- gen, vee} naar dat der Wilde Leliën gelyken- je de

a Lilium Fol. fparfis Lanceolatis, Floribus reflexis &cca H. Cliff, 120, Ups 81. R‚ Lugdb, 31. Lilium Byzantinum iniatum, Pin, Ï, 3

Los, Je, 169, Lilium zubrum Zufiniare, CLU% Pan. p. 133, 134

of BorPlANTENS #37

de. Omtrent dien tyd waren de Bollen van Th Konftantivopolen te Weenen eerst gebragten HIL. ftrekten, door haare fraaije Bloemen , tot ver- Hoorn: maak der Dames. in Karniolie , dader de Krain KT genaamd, by den Golf van Venetie, èn om. ftreeks Idria „groeijen zy natuurlyk op veele Bergen , zy bloot of in Bosicaen, zo Doktor Scorout verhaalt, dieze aldus befchryft (*J. » De Bol iswit; de Stengel een Elle hoog, 5, glad, rond, De Bladen zyn verfpreid , zo 3 lang als de middel- Vinger , Lancervormig , ss van boven glad , van onderen aan de even- »» wydige Ribben ruig , famengehoopt. Tot 3 drie Bloemfteelen geeft zy uit, langer dan s‚ de Bladen, naakt. - De Bloem is Menie. ») kleur , grooter dan de. Martagon ; met de ss Blaadjes, beneden ’t midden , door een zwar- ste ruüwheid Schurftig, de Tippen Wollig , » omgeflagen, van langte als hot onderftaande ‚, Blad, van agterenen beurtlings nederwaards 5 bultig en aan den voet getand.” De Meel- draadjes geelachtig groen: de Knopjes gevuld a> met een Meniekleurig Stuifmeel,” Dus verre de pier Heer ScororLtr ; wiens byzonderheden’ sik rwyfel of men allen zal kunnen nagdah in 4e. ze fierlyke Krul Le- liën, waar van Crusius' in *t gezegde jaar 1575, in ’t eerfte maar één vervolgens vier ein-

__{®) Flora Carnal, p. 2330

Ue Dale Allo STum

En

gers: STUK

233 ZrsMANNIGE L toit.

Siodelakek zes Bloemen uit den top der Stenge roa erfcheide Dames te Weenen hadden ters aks hy, op * hoogfte-maar drie beko- menen de Edele Heer BRANerON, te Me: chelen,; die ééne Bol prefent hadt, kreeg daar van Jaarlyks maar ééne-Bloem. Zeker Heet Drirro in tegendeel die ééne Plant uit Zaad hadt geteeld, zag daar van in *teerste Jaar agt;

in ’t volgende veertig Bloemen. Dus merkt

hy aan, dat ‘er van dit flag Eenbloeruige fchy- nen te zyn en Veelbloemige Planten,

„Wat. «den naam aangaat, in ’t gemelde en de volgende Jaaren- werden verfcheide Bollen--uit de. Tuinen by-Konftantinopolen herwaards -overgebragt , Onder den näameven Zufiniare; gelyk ook “bevoorens, toen hy zig te Weenen bevondt het- Zaad was gee

end geweest : doch hy vernam , dat deeze fchoone Bloem van fommigen Corona di Resdat is Konings Kroon genoemd werde. Andêren gaven ’er en: naam aan van Konftantinopoli- taavíche Martagon. ‘Thans weet ‘men dat ’er amnmerkelyke Verfcheidenhieden” wan > voorko= men, met hooger en“bleeker’roode , of ook met. geele Bioemen , “die ‘mét roode Spaas gevlakt-zyn of geheel Ongevlakts

„Als een. weezentlyk verfchil , met de voor- gaande. en « volgende. Soort aakt de Ridder

aan dat de Tros voor het bloeijen naauwlyks gekromd is en de Stange! tot „hoven. toe met

or BorLPrLANT EN 239

digt gettopte Bladen bekleed, die naar het RS Loof van witte Leliën Re er rigs

(5) Lelie met verfpreide Lancetvormige Bla- erin den, de Bloemen in een takkige Pieramiede En gef. en EEN lr de, blaadjes.

ie oat. Amerika groeit Pl door C A= rrsry afgebeeld, onder den daam van Ka- nadafche Martagon of Krul-Lelie , met eene geele -geftippelde Bloem. Het zou de zelfde zyn, waar van de beroemde Trw de Af- _beelding geeft, onder den naam van Weel. bloemige. Lelie. met varias Bladen , de een Goudgeelen bodem, een Oranjetlun eee zoom of rand, „zwart ‘etippeld „de Bloemfieel:jes mer één 1e? Zyn. Ed, merkt aan dat | „in figuur en

kleur, overeenkome. met die, welke by Mir- LER ‘genoemd wordt Groote gevlakte Kana- dafche Martagon, met langere, Bladen, Maar

| derzelver. Steeltjes > ZC8t hy», hebben twee ; Bladen , en, deeze_is bo in getal van enen, ooge der teal pieramiedaa-

le

_ (5) Lilium Fol. fparfs Lanceolatis, Flor. Ramofo-Pyra- midatis Sc, MiLL. Diff, N., 8. Lil. Fol. fparis multiflorum Ee. TREw. Ebret, p. 2. T. 12e Lil, £ Martagon Canadenfe , ne ie ee CâT&sB. Car, II. P: 56, T, 56e

8 bain Xin Sus, ED 0% steu) e CIC EED A

V. ArpeeL.

240 ZESMANNIGE Leti

le figuur , vitrountende. Tot verder verklaaring heeft EHRET zelf daar van- het volgende

Hoorp. hr ds

STUK»

5 Deeze Lelie bloeide voor de eerfte maal

ins ia de ryk geftoffeerde Tuin van P, Cor=

» LINSON , dien voortreflyken Kruidminner, » waar ik ze heb afgetekend, Zy was opgee » groeid tot de hoogte van zes en een halven „> Voet, wet een zeer fraaije paarfche Kegel- » achtige Stengel, die van onderen tot den » top Bai in ’t ronde, Bladen uitgaf. Dee: ‚> ze Plant is, zo veel ik weet, nog niet be- » fchreeven of afgebeeld. Haar Moederland is Penfylvanie, gelyk my de zeer vermaar- „> de GrRoNov1ius heeft verwittigd, die ook Verzogt en de gegeven befchryving heeft Dl toegeftaan.”

Hier kan niet thuis gebragt worden de Mars tagon met Goudkleurige Bloemen, die met fier Iyke paarfche Vlakken fraay getekend zyn, op jeder Stengel maar ééne Bloem en fomtyds meer, van CLA yToN waargenomen , welke op Möërasfië plaatfen in Virginie bloeit, zynde de Martagon met omgeboogen Bloemen, vit den geelen rood , met paarfche Vlakken wan BANISTER, eu de Lelie of Martagon van Kanada, met een geele geftippelde Bloem (*).

(6) Le

(*) Je, Reg. Par. Cares. Car. I. p. Se: Carn N. 622. Corn, Neuh, 7e GRON, Firg: ps 50,

or BoLPLaNrTEN. en (6) Lelie met gekranste Bladen en omgeboogen n vs . Bloemen, de Blaadjes. omgekruld, marre H 8

Gorp: _ Aan deeze geeft onze Ridder den bynaamsruk. van Masrtagon, mis{chien, om dat MArTHrto- zee: Lus zegt, dat dezeive van de Chymisten » Ín Martagonà Talie Martagon genoemd worde. De Groei, ve Plaats is op de Gebergten der middelfte dee len van Europa vry algemeen, Zy komt over vloedig door geheel Siberie , tot in de aller. ooftelykfte deelen zo op opene Velden, als aan de kanten der Bosfchen , in yle Berken-- hout- „Plantagiën en op Steenige gronden voor, Men noemtze ook Sarana,en gebruike de Bol- Jen insgelyks maar tot ecn Spyze. van gerine ger Smaak. Ín Switzerland is zy niet alleen omftreeks Geneve , maar op alle Berfgvelden en in alle Bosfchen zeer gemeen. Men noemtze Breedbladige Berg - Lelie, en gemeenlyk Krul-Eelie waar van het de be: vendfte Soort is , in de Europifche Bloemho- ' Ven. Sommigen mnoemenze ook Lelieijes van Kalvarie. Zy heeft een digt fchubbigen Saffraan- Reslen.d Bolwortel. De Stengel , welke een Elie en

15 Pia” Fol, vadet Floribús réfiezis &c. H‚ Cif zo. Ups. 81. GMEL SÌ. 1. p, 44, R. Zurdb, är Lil:

Flor. reflexis montantm.C. #, Pin, f7. Liliutu (ylvelkes . Dop. Pempt, zor. Lilium montanum. Lon. Ze. 168, HAL Es Helv. inchoat. Il. - hee B, Lil, Flor, reflezis alierum higs Gau. C. B, Pis.

U. Dien, XIT, Stuk. x Q

UE ZEEMANNieGE Lerr iks

en hooger opfchiet, ís bezet met onvolkomen

ArDEiL Kransjes van drie” coevyf Bladen, doch enkeld Hoorp- aan * bovenfte, die hard zyn en gefteeld ,

‘STUK.

breed Lancetvormig. De top is gekroond met hangende Bloemen , fomtyds tot by de twin- tig, gemeenlyk witachtig Roozekleur met Bloede kleurige Vlakjes gefprenkeld. Hoe die in % open gaan van figuur en Kleur vêranderen ; s zal ieder Liefhebber der Bloemen bekend zyn. Men heeftze met roode , met Vleefchkleurige paarfche en met zuivér witte Bloemen. Zy val: cok hooger of laager en fomtyds rüig van Blad. De Vrugt, die zeshoekig is ei in an= dere Leliën, bevat, volgens de Waarneeming van Sed POE: » tot vyftig Zaaden in ieder Hokje @).

„de geele Bollen noemen de Duit- fchers deeze Krul-Leliën Goldwurta , dat is Goudwortel, en Turckifcher Bund; voor welke laatfte beraamiag misfchien niet meer reden is; dan voor die zo algemeen y Martagón. Zo ’er in de omgekrulde figuur der Bloemen iets ware, dat dezelve naar een Werktuig der Chymisten deedt gelyken, dan zou immers die naam op de voor befchreevee ne Roode Lelie niet toepasfelyk zyn. Tot de Hemerocallis van D1oscortpes fchynt men deeze. Krul-Lelie nader te kunnen betrekken CC) Zie eenige Verfcheidenheden van deeze Kral - Leliën, it WEINMANNS Kraidhock , Blaat N, 657 , 65%.

oFBörPLANFR NR WZ dan de gemeene Witte, doch niét nader dan En de Roode of Saffräänkleûrigë Leliën, voorge- meld. as \ Ron, 2 | ien is @ zend zbrg Bladen emgeboögen KS Bldemen , , die omgekruld Kime zn. van

In se byzonder voert deeze den” bynaam vant Kanádafche ; om dat zy by de Autheutén dus is getyteld en dat menze ‚in Vrankryk, de Mârtagon van Kanada noemt. CaTESBY zegt, dat de Bloemen niet omgeböog én. Zyn 5 doch niet tot dien trap als in de Krul - Leliën zal hy zeggen willen, Neat die der Roode Leliën gelyken zy. veelen, hebben eene Klok- vormige figuur, nederwaards hangende, De Kleur is geel; met zwarte Vlakken vân binnen gefpikkeld, _ Thans zegt Lannaus, dat de B: es, evenì als ín de Martägön „om- gekruld zyn,’ welk tegen het gezegde en tes gen de Afbeeldingen ftrydr. De Bladen; voegt zyn Ed, ’er BIJ» zyn gekraúst en drieen

fe

2) Lilas ng ventie 3 3 Flor. reflexis, Corollis r

voluto - - Campanulatis. Mant. 364. Lil, meekan: zen

Havo maculis nigtis diftinfo. Tovanr, Inft. 37% BARR.

Rar. 778. T. 123. Lil Martagon Canadenfe maculâtums

Mon. Hif, IL. p. 408. Se 4. T. 20, f. 9e RUDB. Eljs. IIe

en 17. £ 5e Lil, f. Martagon Canad. Flor, mägn, favis tiod Heflesis, Carkss, Car, ll, pe 11. T- a,

ee

IL, DiELò XIN STUK,

Vv.

U Hoorp-

BTK. _

gai ZESMANNIGE berte:

Zou het ook die kunnen zyn, welke C LA TON noemt Lelie met een Saffraankleurige Bloem, die met bruine Vlakken van binren is

getekend; de Bloemblaadjes by den oirfprong

{mal ; de Bladen- langwerpig Lancetvormig , vier of vyf aan de Knietjes Kranswyze ge- plaatst? Deeze bloeide in de Westelyke Bos- fchen en Valeijen- nevens de Gebergten , in Karolina (*).-Ik vind die thans t'huis gebragt tot de volgende Soort.

Lelie met poen Biaden en overend flaan de Bloemen, die sf zyn;de Bloem=

blaadjes genageld. Deeze is afgebeeld doot den dente: LERUS wien de Bollen gezonden waren door den Heer BARTRAM, van Philadelphia in Penfylvanie , die ze aar groeijende hadt ge= vonden. Grootelyks onderfcheidt zy zig doot delangen fmal genagelde Bloemblaadjes , welke wel breed zyn, doch fpits uitloopen , maaken- de een Bloem gelyk der gewoone Leliën. De Kleur

(*) Lilium Fel. Lanceolaro oblongis, fuperioribus vetie

(8) Lilium Fol. es ‚Floribus ereêtis , Gap Campanuùlatà &c. Lil. Fol. verticillatis brevibus &c Dië. T, 165, É, t. Eri hort Ii. Pe 58 T. st.

or BorrPrANTEN: 235

Kleur ús hoog paarfch zegt hy, met DN an Vlakken naar ’t midden. Hy hadt de Stengel Amr één en een vierde Voet hoog gezien met twee Hoorne Bloemen. STUE,

(9) Lelie - de den Bladen en “overend ke ‚flaande Bloemen , die EE Cammfebar- „„Bloemblaadjes ongenageld.” “En (ar

PDe gezegde byzonderheid onderfcheide voors paamelyk deeze, die tot de. Planten van Kam« fchatka op den: Noordoosthoek. van Siberie ; behoort „doch ook in Kanada fchynt gevonden te zya.. Het Loof komt veel met de ne Krul- Leliën overeen: want de Stengel is bee zet met Kransjes-van Lancetvormige Blaadjes, gelyk in. de voorgaarde , maar deeze heeft de Bloembladen Eyrond en {tomp ; anderszins"ook paarfchachtig van Kleur.

De Heer T&unsero. hadt in Bee Lele verzameld en overgezonden met den Japrican bynaam van Papanfche, Dezelve heeft de Bla- Praar

LKXXile

den niet Kranswyze , noch verfpreid , maar Fig, a. overhoeks geplaatst aan een ronde SteNg wél. ke boven lang ongebladerd fchynt uit te loo= pen in ééne Bloem , die de figuur heeft der oone witte Leens De Vrugtmaakende deelen verfchillen ook weinig daar van. Ta slik (5) Lilium Fot. verticill. Flor. tier, kend SEE jari, Pefalis fesfilibus. ee: Acad. Il. p. :

6 ZESMANNEGE LELIE

V‚ de Bladen is dit byzonders-‚-dat zy blykbaar: Agee Iyk gefteeld. Zyn, ptn miet voorkomt i in eeni- Hoor p.8e{ befchreevene ten. De Steeltjes zyn STUEe een Kwartier Duims es ae Bladen, hebben een volmaakt Lancetvormige figuur , met drie. k Of vyf Ribben’ overlangs ; zynde ongevaar: een wesen half Voet dang-en drie. Kwartier -Duims op % ‘er breedfte, Van boven fchynen zy donkerer groen,

en ruuw , van. onderen ligter glanzig en cenie

germaate Zilwerachtig te zyn geweost “De Kleur

der Bloem is geelâchtig, ‚Nog ect 'amdere Lelie

ef s aldaar ge slakt, die’ langer en

fimaller dan de gewoone Lel

én „doch dok: wit van Kleur was en een weinig ront: geïyk de-

_gélve in- myne Afbêclding SPL, LRRXL Be. @, eenigszins verkleind Dihdol worde, zynde. ien: Lelie- Blome in myn Exemplar » Jol

FRITIEEARIA vletten 4

Geflagt, waar ip, belalve de gewoone ie Bloemen, verfcheide andere loemp lanen Vers me zyn, als volgt. |

Pe) Supra Ungues Cavitate Nekariferâ. Dit boven zal men

hoofd der Klasft faar, haf frueâ erjrd vaste

- mirte wrd de vl Ai #

or BorrrANTEN En ME

C1)-Kievitsbloem wet een gekroonde, Bloem- tros , die onder naakt is, en geheel K kie kn randige Bladen,

ro Uit Perie le” waar menze ifs Jc goemde’, was deeze fraaij e _Bloemplant , : die men Keizers. ents Kroon of Kroon Imperiaal, in % Coijy- Keizers- ronne Amperiale tytelt, te Konffantinopolen me bragt en van daar, nu ruim tweehonderd jaar gee leeden, door geheel Europa verfpreid , alwaar Zy chats gemeen is in de Bloemhoven. Ltr- N&Us gaf ‘er bevoorens den naam aan, van Petilium, ontleend van Pr: NIUS, die deezen ndam gegeven ‘hadt aan een dergelyk Kruid, ‘Thans win hy ze in dit Geflagt betrokken, De Plant heeft een vasten „- Knolronden Bol, ie niet Schubbig is, naar een Uijen gc- Ikenid en naar Look ruikende, Hier uit ee

ene elken

jen ers boven geheel naakt, en ind in een Kroon van opftaande Bladen , tusfchen- wel. ken: gefteelde. veerde Bloemen , vier iof meer ia Ae „n eenn aka SES: A Frisillaria Racemo Eomcfö, Ee nudo, Folffs in tegerrimis. Syft. Nat, Xil. Gen. 407. Weg. XIII. Gen 41t. __p. 269. GOUAN Monsp, 170 H. Ups. 82e Petilium Fol. Caue linis. H.- Clif. 119. R. Luzdh. 30, Lilium f. Corona Impe= ziatis. C…B. Pin. 79, TOURNF. duff. 373. Don. Pempt, 202. Tafel Lilium Perficum. Crus. FER. I.p. 127, 128

Q4,

4

IL. DEEL, Xi srüx,

ir. Fritillaria

Reg vee

248 ZESMANNEIGE LEL ie

aan de punten der Bloembladen een weinig uit

“en ‘zyn gemeenlyk bruinachtig rood, doch ook: p- van andere Kleuren. Dus Vindt menze die. _Roozekleurig ‚die witachtig , bleek, of hops

geel, en met fireepen zyn. Bovendien zyn ?er met dubbelde of volbladige Bloemen, en mee twee Bloemkroontjes boven elkander, Ook vallen zy grooter of kleiner van Gewas en met geheel bonte, *t zy Goud. of Zilverftreepige Bladen welke de fierlykften zyn. Men vindt ook van Kroon Ímperiaalen met platte Steelen en veele Bloemen van getakte en monftrcuze, gewag, gemaakt. Zodanig eene brengt J.BAunHinus, uit gekleurde Afbeeldingen „op ’ttopyt , die veel meer Bloemen in de Kroon dan Bladen

hade (9)

TG) Kievits. Bloem met een sille Bloei. bros, die onder naakt is , en gekan deg Bladen,

Onder de Kaapfe Phiten behoort misfchien deeze , die door DrrreENrus in Afbeelding, is gebragt en befchreeven, Hy zelf twyfelt- ‘er aan, en geen ander Aucheur fchynt men met zekerheid te kuaren vastftellen daar van mel-

ding, c*) zie lg tie in WEINMANNS Kraidb, Blaat N, 661,

(2) RR) aas Comofo, inferne mado , Fofr!s erenatis. Corona Regalis Lilü folio crenato, Bit: Elk, io, Te si 5 109, BURM, Prodr, pe %

or BOEPEANTEN u

ding gemaakt te hebben. Gedagte Kruidkenne A

achtte, dat menze, in vergelyking met get

voorgaande : Konings « Kroon mogt noemen, dooep

De Plant gelykt , wat het Loof belangt, naarsturs

de Maagdelieven ; verfchêide ‘Tongachtige „dik-

ke gladde Bladen , die overlangs fterk geaderd

zyn, in ronde op den Grond uitfpreidende ,

tüsfchen welken een Stengeltje opfchiet, van

ongevaar een Handbreed hoog en een Pink dik.

Dit is ook met Bladen gekroond , als in de voor-

gaande , maar die allengs naar beneden verklei-

Den , En waar tusfchen ‘de Bloemen getrost

zitten ; zynde verder nederwaards de Stenget

naakt, Zy zyn klein Klokvormig , in zesfen ges

deeld , en bevatten een driekantig Vrugtbegin.

zel. De Kleur deezer Bloemen is groenachtig

wit: zo dat zy zeer weinig fraaiheid hebben

en geên den minften' Reuk, De Wortel maake

vooral deeze Plast ‘zonderling als’ zynde een _

pieramiedaale Bot, met veele dwarfe Ringen ,

allengs verdunnende naar- boven, en onder met

veele Vezelen voorzien , alwaar de Bol pg

is, als met een Mes afgefheeden, KE) 3) Kievitsbloem mes een ‘gekroonde Bloem HI,

tros de Bladen op twee ryen (*) omvat- pena.

tende de Stengel , Lancetvormig. Een Naantice

(3) Fritillaria Racemo, Como Fol. bifaris, amplexis A Ed Lanceolatis. BURM. Prodr.

wel begryp: want Folia bifaria is my duiss

Ee, PO Lorem aus niet,

À 5

IL. D3%Le XII, STUK; Q

ze ZEUMANNIGE LEEL

V. Een, zodanige ‚met den bynaam van. Naan; Aagne tje, dat is zeer kleine, heeft ed N. L BURMANNSUS onder Kaapfe ATUK.. ten waargenomen. Zy zal zekerlyk_ van die

van DiLLeNeus verfchillen 3 doch of de nog kleiner zy vind ik niet gemeld,

Iv. (4) Kievitsbloem met een an byna naakte. Bloes ricil/ari, Peerfed, tros 1 dige. Badee. Perùiche

ten aps voert „den. naam. wan Perhfite Lelie, in * Traliaanfch Pennae Pennachì Perfiano, en by Cru» srus Lilium. Sufianum, als wan Sufa, een Stad aan de Grepzen van, Perfie, neden

Jaaren ruim geleeden , te Kon flan bragt ee Uit Italie. was, een en daar van í Ba AneLen. in de Neder. Ô die in den jaare: 1576 een Stengel fchaot, van twee Ellen of meer hooge te, met vyftig Bloemen beladen; hangende aan lange Steelen , welke de Steng opwaards pier ramidaal. omringden. _ Zy. hadden ecne Klok. vormige figuur en waren van cen flaauwe pur- perkleur, onaanggnaam van Reuk. Zy gelyken veel

RN ig

4 Frisillaria Racemo nudiuscalo Fol. obliqu's. MZ,

Ups. 82. GOUAN AMfonsp. 171, Fit. Racemo nudo terminali.

H Ch. vg. Erit- Radice rotundâ. R. Lugdt, 30, Lilian

tfcum C. B. Pin. 79. Rups. Elys. Up 183, 6 1. Lie

liu Sufianum Crus. Hif, 1. pe 130. Lil, Perficum, Don, Pamp:. p. 220, LOB 17e

tig

or B oL PL Â NOTE We mjn 295

veel naar de Bloemen van die Plantjes , welken _ Ve men witte Tydeloozen noemt (*). De Wor- Aij" tel iseen ronde Bol, uit groote. Schubben fa-g mengefteld , wich geel, van grootte als censra an Ti Oranje- of Sínaas- Appel. De Bladen gelyken ,

in manier van groeijing, naar die vande gemee-

ne roode Leliën ; ftaande de onderften „by tweeën , dricön of wieren, Kranswyze tegen nûlkander over, Thans vindt men zhe Bloem-

plant , vry algemeen „ie de Europifche Kruidho-

vèn , alwaar zy een zagten Winter verduurt ,

doch fteeds afneemt „ten th des hbe Warm gehouden wordende,

„De geleerde Heer GouanN zegts dat men

ze in Vrankryk Ja Fritillaire noemt,en maakt van de eigentlyke- Bloemen deezes naams, die

hier volgen welke zo gemeên zyn, geen ge=

wag onder de Planten van den Koninglyken Tuin

» de open Lugt gekweekt en heeft twee Voe- sten” hoogte, …-De- Bloemen zyn Violet. van „> Kleur of verfleeten paarfch , naauwlyks groo» » ter dan een Hazelnoot, mer cele) EN Ee eren RS ek „De Bloeityd is in. Maart” DD. Doch aan de Et eng Imperiaalen geeft hy aldaar ook maar een Stengel van een Voet hoogte, Dit is niet minder vreemd, (5)

f*)- Zie hee Gefioge van Zauesiam , hiet voor, CÌ) Momsp. p. a71a

U. Das, XII. STUE

252 ZESMANNIGE LEL 1 Es

Vv. { 5) Kievitsbloem met de onderfte Bladen tegen nn elkander over wdn Men tusfchen:

DS “de Bladen, vor

Dieke wórde Zwarte of Kleine Pyreneefche Brtlaie Kaevissbloem door Crus1us-genoemd, in,’% Pyzenee- Kngelfch Black Fritillafy of Leather - Coat », ee zegt Rav. In Geftalte komt zy veel met de, volgende overeen, hebbende de Stengel onges vaar een Voet hoog ; doch de Bloem ís klei ner, van buiten flets met geelachtige Aderen, van “binnen uit-den groenen geelachtig, met donker paarfche Vlakken als-gefchakeerd. en. Zwaar. van Reuk. ‘Mea heeft. Jer x volgens BAUumINUs, deeze v isIne wendig als boven, de omgeboogen randen met» gens Arron ce van de helft toc. het midden bruinacht' che ruitjes: ‚2. De Bloem. Honen barfchachar met dergelyke ruitjes: ge Uit den geelen meer groen cen weinig bruin= achtig, van binnen minder gefchakeerd; 4. Uic _ den bruïnen en-geelen wat’ Loodkleurig en van, binnen ook minder met’ fuitjes gevlakt, Van Cr ustus is dit ontleend , die verden aanmêrkt , dat deeze nog wat Mier bloeijen dan de gewoone laate Kievitsbloemen , doch het Zaad in even zodanige a mand Zaadhuis-

Cs) Fritilleria Foliis infimis oppofitis , Floribus nonnullis Folio interjeâis, Frit. Flore -minore. C+ Be Pins ers Friejlke Eyrenza. CLUS, Hit. u. 256. Posth, ze, f

pers RS We, zn et

os BoLPBANTEN 258

jes draagen, *t-welk plat is, gelyk dat det anderen. Somtyds brengt deeze ook twee Bloes

v:

men op ééne stengel : me de, gewoone ; Hoor:

voort,

(6) Kievirsbloem met àlle Faa overhoeks

en Steng eenbloemig. a Erde

a à ® prs

Dit laatfte is ‘er thans EERE byge- voegd , want ten opzigt van het getal der Bloemen komt deeze Soort met de voorgaan- de ovefeen en valt ook fomtyds tweebloemig. Zeer bekend is deeze aartige Bloëmplant, die men gemeenlyk Kievits- Eijeren noemt, om dat de Bloemen byna van dergelyké figuur en even zo gemarmerd zyn. Hierom tytelt men de Plant, by verkorting, ook wel Kievits: bloem, gelyk zy den Griekfchen naam Melea- gris van de gelykenis der fchakeering naar die der Vederen van fommige Faifanten heeft. Fri- tillaria, de Latynfche naam, zou van een

4 6) Fritillaria Fol. omnibus alternis Câu'e unifloró. H. Ups. 31. Fl, Sac, Me _N. 283» GER. Proù- 149. KRAM: Aur. 93. Frit. e Fol. Alis forens H Clif zig. Frits Radice fà, R. Zugdb. zo. Fritillaria precox purpureì variegata. C. B, Pin. 64 TOURNE. pre 277. Meleagris.

REN, Spec, 147. T. 145. Don. Pempt. 283. LOB. Ie. 156,8. ee: alba variegata. C. B. Pin, 64. Ye Betis alha pre-

Ae, Pin. 64. , Frit. Serotina atro-purpurea, Ibid, pi dilutioc et faturatior, Cuus, Pans. T. p. 179 4

Fia DEEL, xXx. STUK,

leden

4 ZEEMANNEGE LEriE:

V, foort van Schaak» of Dambord , dát men Pii. Arpan, zillút noemde; afleidelyk Zy: In * Franfch Hoorn. en en Engelfch- behoudt: men dit woörd ; en noemt de Plant Fritillaire, en Fritillary , of Che: querd Lilly, dat is gedobbelfteende Lelie. De Duitfchers noemenze, deswegen , Breifpisl- Blum. Die afleiding, evenwel, is onzeker Sommigen hebbenze Ge/pikkelde Lelie» Narcit- fen geheten.

De natuurlyke Groeiplaats fchynt te zyù id de middelfte en Zuidelyke deelen van Europa: Zy groeit op de Bergvelden die vet en vogtig zyn; in Provence, zegt GERARD. Ván zelf komt zy in Velden aan de Rivier „niet ver Han Orleans in ‘Vrankryk ; ; voort. In Batik ed. is Zy door den vermaarden GAGNEBIN

„Goudeba gevonden en „federt berugt gewor

an onder den haam van Tulpen van Goudèbá. Dus komt zy ook elders aldaar en in Ooftenryk voor , zo Crusrus meldt, By Upfal vindt menze thans, overvloedig zegt de Ridder, in *t Koninglyke Veld, alwaar zy jaarlyks bloeit en voortteelt , en hoewel uit de Tuïnen daar gebragt; telt hy ze nogthans onder de Ínboors ngen van Sweeden.

De Wortel is Bolachtig , rond en digt, gees vende zydelings Stengel uit (*), ongevaar

C°) Radix balhofn votunda, folida > Calmus latsrälit volgens HALLER, TOURNEFORT zegt en toont aan, dat de Wots

Of BórPrÄntÊRS 85ô

Ëen voet hoog, met vyf Grasachtige, fmalle, S.: Scheede-Bláden. Op den top heeft zy ge- et meenlyk één of twee , zelden -drie Bloemén „Hoorn. die aan kromme Steeltjes hangen, Zy beftaanSTui uit zes Bladen, digt aan elkander gevoegd ; in de gedaante van cen wydbuikige Klok , met een naauwen Mond. Deeze Bloemblaadje zyn bultig aan den voet, daar van binnen eef diep Kuiltje is van Eyronde figuur, t welk het Honigbakje maakt ; loopende ftreepswyze naar ’t midden. De zes Meeldraadjes omrin: gen den Styl, die een driedubbelden Stempel heeft en de- Vrugt is een driekantig-Zaadhuis- je, van binnen drie holligheden hebbende „met veele Plaiagdg gerande Zaadjes (Ì). Een Verfcheidenheid heeft in de Klete der nn plaats. Zy zyn in ’t algemeert Ruitachtig verdeeld en dus gefchakeerd met Vlakken, dat ’er den naam aan geeft. Ook is de Kleur van binnen Jeevendiger en fraaijer dan van buiten, alwaár zy gemeenlyk groenachtig Zyn , met bruine en bleek paäffche Vlakken gefpikkeld; doch men vindt 'er ook die Vleefchs kleurig zyn of geel, of [fabelle- Kleurig en ge- wit, * zy met of zonder par fche Vlak- jes. Zelfs zyn ’er, die men zwarte Kievits- : Ei-= Wortel doorgaans beftaat uit twee halfronde Bolletjes, waar tasfchen de Stengel opfchiet. Cf) Het voornaam(te hier van is zeer gamen eens in de keuslyke Plaat by TOURNEHORT, N, zo

IE DEEL XI. STUB

Ar, kleiner als-ook met dubbelde of volbladige

256 ZEsSMANNier Leärt

Eijeren_ noemt. Daar komen met grooter en mek

Hoorn. Bloemen voor „die ongemeen zeldzaam zyn (*)-

STUK,

De gewoone Kievits - Eijeren zyn Voorjaars- Bloemen , doch men heeft ‘er ook die in de Zomer bloeijens welken Laate genoemd wor: den. Zodanig eene was die donkere van Sain. tonje, daar Loren de Afbeelding van geeft : want deeze hebben de Bloem wat korter en meer uitgezet. Zy vallen insgelyks van vers fcheiderley Kleuren, of donker paarfch, of uit den geelen groen en op verfchillende wyzen gewengeld.- Cruustus hadt ‘er, in jaar 1577» zulk eene bloeijende gezien, met de punten een weinig omgeboogen, geel groen en paarfch bont , uit Provenee afkomftig, welke GARIDEL aldaar weder vondt, en afbeeldt (+ 4

Uvutartiaá Lelkruid.

Tot orderfcheiding van * voorgaande Gé» flagt dient, dat de Bloemen hier zeer korte Meeldraadjes hebben. Het Honigbakje is een Kuiltje aan den voet der Bloemblaadjes, over- endftaande (4). Om dat de Bloemen eenigere

maa.

(*) Zie WEIKMANNS Kruidioek , Plaat s15,516, 517.

(Td GamiD. Prov. orn férotina , Floribus lutco vis gescentibus. p. 19%. T- (JD Bafi foveâ Weers erellâ, Een Kuiltje dat overend Raat , luide inderdaad taamelyk vreemds doch Corolla ereë- za , kan ik al ze min overeen brengen,

org Bourvantei > dst

raate als ans Lelletjc in de Keel. (Uvyula)neers: Vo hangende (*) heeft het. den Geflagtnaam be» pen komen. Het bevat de drie volgende. Soorten. Hoorns fe Lelkruid met omsariende Bladen. | weze Die Uvslsrid

Deeze, oort is de Tâihùs Alexandrinä van

MarTrHiOLus, in Duiefchland, Silezie « end. Dauphiné, en mooglyk elders in Euröpâ, voor“ kófnende, Crusius, die dezelve op Rorzis ge Gebergeen van Ooftebryk groeïjende vondt; Bocimtze Takkig breedbladig Polygonatum ; om dat de ‘Takken en Srengels , even als in ’t Kruid;

dât men gemeenlyk Salomóns -Zegel noemt; bögtig eh met Kniëtjes zyn, Het'groeide zet éen Voet en fomtyds cet Ellé, hoog , ja hoòz ger, de Stengel en Takken rond hebbende; met breede fpits.Eyronde Bladen , dezelven byna als in het omvâttende. Op de hoóg- «5 fte Alpen van. Switzerland von vondt de beroemde OR HALLER heezelve in zyne laatfte Kruidlee. zingen aldaar , overvloedig 3 zelfs op. die van

nm

Wal. F tn Fratlificasio ed Uvsle helt, el Cif. An s kai. Pez. Xi 5 “iz. De 269. ain” Fol. Cordato-

oblongis. R. Lagdb. 29. Smilax perfoliâta Ramofa Flore als bo. BARR. Rár. 58. T. 720. Polygonatum Tatifolium Rê- mofum. C, B, Pin. 303. jé. Hf. u. P. 531. Môkis. Elif Ul. p. 537. S, 13. T. 4 Fit. CLUS. Bit, Jb P1276 Pann, Tp. 265. Kai. Aare. o4

IL. DEEL, Xil, Srum,

Re ArSMANKIEGE LELt ez:

V. liferland en der Grasuwbunderen. „, De Blas FDRELe „s den , zegt hy j zyn teder , en onder ieder Hoorpe ‘s‚"Blad komt een “enkeld”Bloemfteelcje voort, STUK. °, met ééne Bloem, dat in de winkelhaak als ‚ss gebroken is of bekt. De Bloem , ‘die s> neerhangt ‚is Klokvormig, famenluikende, mer 9, „mEt witte Blaadjes, ouder wordende aan de stippen omgeboogen, de buitenften aan. den » voet bultig en rood; de binnen{ten fmaller , 5 byna Elsvormig C). De tusfchen wydte der eelknopjes. loopt i in een Baardje uit (ft). De Vrugt wordt een roode Befie , die uit den Eyronden. driekantig is en „driehokig De „Styl verbreedt zig , met een famenge: dru id. De ‘geheele Plant hd eeen

‚van, Reuk,”

y vi @ mat doorboorde Bras.” erfoliats.

gPeorblae Virginie en andere deelen van” Nóoni: en Amerika is de Groeiplaats van deeze”, „die een Stengel Keeft , welke zig, def Grond ;

(*) Cabolla Melole sbaragond se? zegt ü tevzos

(tf) Antherarum mterpallap í in Artiftam terminatur. . Halle Flu, inchoat, Il. 1

) Uvslaria Fol. perfoliacis. 4m. deed. 5 i& Pe 597. Gron

Virg. 37. „Uvalaria Folio. integeurimo, RK. “Lugdb. : 29. Uvu- lara, | ‘Port. Céf. rar. Po olygonum Ramofuu Fl. luteo ma- jus. Corn. Canad. 38. Mor. Hif. UI. p. 5385. 13: Te 4. f. 12. Polygonatum lacifoliam pesfoliatum Braûlianum. Ce B. Pin, 303. Prodr, 136. _=°

or BowPvaNTEN. ® verdeelt “en “voorts Takkig zo” vèr-uitfpreide, „N° dat de Plant dikwils een Elle en meer hoogte B bereikt. De Bladen zyn bleekgroen en breed, Hoospà aan *t end ftomp ; de Stengel én en Takken tnt STUKS nig omvattende » dat zy doorboord | weezentlyk zyn. Uit derzelver- Oerd krat een Steeltje, met een neerhangende vry groo- te, geele Bloem, waar binnen het Vrugibegin- zel, dat vervolgens met het Steeltje opryst, en het Zaadhuisje wordt ».’t welke byna-als dat der Kroon-Ímperiaalen. gevleugeld is, De Wortel is.wit en Vleegig, zegt. CL ax TON LINN&Us merkt aan dat de Planten, welken door een Apteeker uit Bral medegebragt waren,en Caspar BAugenus: door, Bu z- SERUs: inedegedeeld, hem fchynen uit Kanada afkomftig te zyn geweest: zo dar het den naam van Brafiliaanfch niet zou mogen eenn er; BA UHEN Ds aan gegeven hadt.

(3) Lelkruid met ongefbeelde Bladen. | zits,

Uvularià

In Kanadá komt , volgens Karm, deeze /flfojid: Bórtibe die Lancetvormig Eyronde Bladen feside. overhoeks heeft; doch, daar de Bloem uit den anderen Tak uitgaat, zyn twee Bladen en de Bloemfieel is Daakte

or eden f Ate te (3), Voddarta “rol fesGilibuer Uvul: Fol. resin, en unieo. Coup. Noveb, 7

MN DEEL, Xile STUKe

Vv.

AFDEEL.

HE

Hoorp STUKe

L. Gloriefa wperba,

200 ZRBSMANNIGE LELIE Gro RROS As: Leliepraal.

“Een Beikladige 6 gegolfde »……omgeboogené ‚Bloem , met een fcheeven Styl, maakt de on: derfcheidende Geflagts - Kenmerken ‚uit, van de twee volgende Soorten.

(1) Leliepraal met Klaauwierdraagende Bla den.

-

Zeer veele aise zyn ’er van decze fehoone Oostindifche Bloemplant, die te regt den tytel voert van Pragtige Leliepraal. De a CommELrN hadt ’er den naam

egeven van hoveerdige Zeylonfche Lelie. E * Is de Methonica der Malabaaren, Sunglanë by_ de Javaanen genaamd en Nienghala op

zo de Heer BURMANNUs aante: kent; De Porec poemdenze Raiz d’ Em- Pofe, de Nederlanders Croefteen. * Zie hier „hoe de geleerde Her MAN Nus haar befchryve,

„> De Wortel vän deeze Plant, die uit den » ronden een- weinig. famengedruke is, heeft „>de figuur van een Winkelhaak waar van

de 23

(1) Glriofa Fol. Cirrhiferis. Sy2. Nat, Kit, Gen. 4e5° Vig. Kill. Gen. 413ep. 269: H‚ Clif; aat. Fl Zeyl, ies,

Aep, 478. fe 7e-Mendoni, He Mal, Ville pn Te 37e

or BOLPLANTEN abs

„de: hoek -de -Stenzel uitgeeft. *t Zyn Krúi- Ver s…-dige, ronde, knoopig getakte Ranken , drie” Es vel of vier Voeten lang, welke of op den Grond-oorn=+ s kruipen , of by. Struikgewas en Geboomte STUK. » opklimmen. _Aan-ieder Knoop hangt een za vlak , glad, Blad; dat , twee of drie Vinge- ss ren keel en_byna een Span lang zynde, ss uitloopt in eene lang geklaauwierde punt,', Uit het end der Ranken , als ook fomtyds’ sy uit de Oxels der Bladen, komt een Steeltje’ Voort , dat een naakte Bloeje draagt , wel „‚ Reukeloos, maar ia aartigheid en fraaiheid » van Kleur alle andere Ceylonfche en Mala-: baarfche- Bloemen overtreffende. Dezelve bes s, ftaat uit zes fmalle Blaadjes, een halven 5, Vinger lang, die aartig-gefalbalaad zyn en even zo veel geknopte Meecldraadjes , met Een driepuntigen Styl in.” midden, In de s; Cerfte keg nne groenen «‚ geclachtig en hangt nederwaards als die der Fritillaria 5 we breidt zy-zig uit. De ‚y Bloemblaadjes , Meeldraadjes en Scyl ‚keeren: sy zig agterwaards om ; en krygen allengs een » Goudkleur , tot dat zy hoog rood wordende » en. Als zy afgevallen zyn groeit de Vrugt ter grootte van een Ockernoot, rond= s achtig driehoekig zynde-en driehokkig „die ‚ryp wordende zig opent tor drie Lederach- „> tige Vliesjes , gevuld met kleine roode hoe-. » kige gene, welke op. oee het geplaese » ZD” È

Ks Dmiie zr. srad 5

ve

26 à Z ESSSMCAZNENS ISG CE, È ETT Be

In de Tuin van ‘den Heer Be VER NING heefs

Armee: deeze Plane weleer gebloeid; fchreef Hers Hoorne MANNus-gu ‘omtrent honderd Jaar gelecden.

STUK.

„De vermaarde COMME Lv gafze in laarfte. der- voorgaande Eeuw aan ’t lichtsrondér de Planten van den Amfterdamfen Ts doch hy. merkt aan,dat de: Stengels wel drieEllen: of hooger groeijen (*) ; naar de gefteldheid van den Grond, Hy beeldt de Blöemblaadjes. wel een Vinger lang af;-die cigentlyk-op de kanten ge-

_dolfd zymnren zigd famenvaegen boven

den Styl-byaa hoe zifontaal- zyn uitgeftreke 20 dát de Bloem zig. alseen Vlammetjë op. een. Roellëruciroods, gelyk-Lannaeus-hêt

heeft. - In-de Aantekening’ wordt gezegd; s dar de Wortel naar. eën Driehoek der Werklieden gelyke (Gromon Gnomon-Fabrilis in ’e Lavyp ;) doch % is blykbaar , dàt men daar door eéa Winkel: haak. verftaan „meet, - De Bladen -zyùfamen- trekkende „maar de Wortel is vergiftig , zelfs in kleine veelheid gebruikt zynde, volgens Her- MANNUS; d Aal hem

_ voor: een Tegengift houden. Misfchien hangt

dit vande bereiding ef, gelyk in de Yucca

dies volgens: den Ridder, veel minder den by-

naam. van Cloriofa verdient (fe a} 0) Caalis Perren zegt LINNZUS in Mant, s/a ater dat

is: de-Steng een Veden lang.

441» befchreeven ; 5 doch zy is de Alaniok of Cas/zue Wiets:

weke men vinden kan in myn VI, Tx, in Zn

Menn pa

or BODPEANTEN.S 265 ) Leliepvedl met gefbitfle Bladen. ey Vs Ale in Senegal. huisveftende , Gele Lum. ONE: Nus deeze voor, -die-door-den. fchranderen srux.

MILLER: genoemd. is 7 Gloriofa. met Ejrond: Lancetvormige: „Jbitfe_ Bladen. De Blac

blaauw, De Ridder hadtze- niet. gezien, ERYTHRONEIU M. Hoeden

Een-Bloem; veel naar die van ’t voorige Ge. Slagt gelykende ; zesbladig,Klokvormig; waar van het Hopigbakje beftaat uit twee knobbel. tjes, by -den voet der, beurlingle Ploesiaasieg aangegroeid; onderfcheide die-Geflagt

De eenigfte daar van bekende Soort ( 1) groeit E natuurlyk in, damen der nen: deelen à ig ed

dok « en Provence , en men. ‘er een Ei {cil : zmygen;y van; dach. Ray vondt het overvloedig

(1) Erythronium, oaf Nat. zn. Gen. 410. Veg. Xu. Gen. 414. p. 269. Ml. Clif. 119. R. Lugdb, 30. GmEL: Sib, Ipe 39 Te 7e Dens Canis. C. Be, Pin, 87. Dop. Pempt. 203, TOURNF. lxfl. 378. T. 202, Satyilum Erythronium Los. lees; i96. ed Bec, GRON.' Wirg, 151. SCORE Carn. ps 2354 HALEe Fie ir ee Ups nld 1500d

: ze N DEEL. Zil. STUK.

264 ZESMANNIGE Errik

Vs aan den Weg van Turin naar-Afty, in Piemont, TE als ook in ’t Gebied van Genua, in ’% Voorjaar. Hoorn- aldaar bloeijende ; gelyk J. BavitiNus by GTUEe Geneve. Op de Jura groeide het fchreef Ls; oBE Ls

die het uitgeftoken hadt in ’t Gebergte aan het „Meir van Laufanne, Het komt, omftreeks,

Iäria, ‘in ruuwe Bosfchagiën. voor, zo Door: ScoProrLr aantekent 2 die hetzelve. aldos bes fchryft.

s‚ Een Vleezige-, witte , langwerpige , ger

5 fpitfte Wortel” [als een Honds - Tand affchet-

zende, gelyk ToüRrNerorRT die zeer fraay afbeeldt , er waar van dit Kruid den Batynfchen

hand by de meefté Autheuren heeft] Wor »» telbladen, die titgebreid. Yos ig ) giste, met de Steëlen de Stengeb

k _ Deeze is rond, boven * mid- 2 Bloem enaar ‘knikkende. De Bloemblaadjes paarfch , met de Nagels 2 overhoeks witachtig groen, en een Vleczig EN _Honigvoerend ruggetje hebbende , van heo » welke twee evenwydige ribbecjes opwaards

loopen. De Meeldraadjes wit, korter dan de. » roode Meelknopjes, die eindelyk zwart wore

ande. Een afwykende Styl, die den Stempel s> tuuw heeft door menig valdige zeer kleine » Tepeltjes. Het Vrugtbeginzel groen gen: » Het Zaadhuïsje Eyrondachtig

_Aanmerkelyke Vert näldenieden of ger kingen. komen-in „die kleine Kruidje voor. De Heer Hanpen, die de. hoogte op: ecn half

ama REL

KOTS slk ts

Voet ffelt) hadt van den Botanist zr CrERm- Ve een- Afainachtie Bolletje daar van bekomen. et * welk in ééne Scheede vier Tandachtige-Hoorpe! Bolletjes bevatte. De twee Biaden merkt hysTUäm als Stepgbladen; niet als Wortelbladen , aan. In Europa valt de Bloem doorgaans paarfch…. achtig maar ook wel geheel wit. By-de Bloemisten vindt men het met witte, roode: en, paarfche Bloemen. -In-Virginie-komrt- het met. geele Bloemen: voor. en bemint» ‘er. Waterige, plaatfen, Men vinde het in Siberie, even als, by ons, met breeder. of fmaller Bladen, en raet eene verfchillendheid van paarfche, Vleefch- kleurige. en witte. Bloemen, zo GMELIN aantekent , die-opmerkt dat, a's de Plant gebloeid heeft, de Vlakken gemeenlyk van de Bladen af gaan. Die met Vleefchkleurige Bloemen zyn zeer zeldzaam , zo- wel als eene met volbladige Bloemen welke-dezelven zeer fraay in Kleur gemengeld ‚geen teken. van Vrugtmaakende -deelen- en de Bladen geheel groen hadt.

sy-In ’t vroege Voorjaar (zegt hy) bloeit pn pre Flaot , en in de Herfst-is 'er niets

» droogen die » aan een Draad gereegen. Zy 2 ftampen ze en mengenze in. Melk tot Pap; sof kookenze tot Bry in Vleefchnam. Het

ss fchynt , inderdaad, dat dezelveneen_ zeer » goed Voedzel geeven, komende my ook niet

Rs » OBr IL, DEEL, XII. StUx,

Va ÂFDEEL.

mu, Hoorp- GTUXe

Ae

806 ZESMANNEGE LELIE:

»> Ímaakelyk. voor , inzonderheid met Melk ges » kooktzynde, Nier kwaalyk neemt menze in » Plaats van Karftengen ;-waar mede de Gans sy ZED »-die-men braaden ‘wil; doorgaans vol

»» geflopt worden, Dat zy dien(tig zouden zyn

„om de Lintwormen te verdryven ; kán ik > naauwlyks gelooven; alzo de Tartasren, die » 'er dagelyks gebruik van maaken , niet weia » nig daar “mede zyn” geplaagd. Zo zy-de s> Minnelust opwekken, zal dic misfchien eérs s der van de Opfpanning:in Lyf. oncftaan, „> dan van de vogtige en warme zelfitandig- » heid deezer Wortelen; met eenigefchefp

mengd .selvk Lorre Ket

39 5 OS IER Lok le WWE SWV AL IK HD » ‘er nooit iets-heets of-fcherps in waargeno- » men, Van fommige Tartaaren worden zy »» Besf, van anderen Kandyk geheten. Dar men dit Kruidje Saryrium -Erythronium genoemd hebbe , komt van de gedagté eigen- - Íchap en van de roode Kleur dèr Bloemen; die echter-niet zo zeer vitmunt, Dt osco- RIDES verzekert, dat -de Wertel; geheel in de Had: gehouden, de - Minnelust verwekt. Anderen hebben zulks van deszelfs inwendig gevruik verhaald. De Icaliaanes’ voemerize Hers modaêtylus ‚volgens Lover, By de andere Natiën van ons. Werekisdeel- heeft het geen naam, -dan die met den Läcynfchen Dens Ca- nis , in 't Nederduicfch Honds-Tand Over- eenkomftig is, ABM serf JAGEN ee

eee ged

or BoLPLANTEN 27

EUL IPA, ABe, 7 on A ON Di Geflagt orderfcheidt zig be ene we HE

B bladige Klokvormige. Bloem te hebben zonder s Pet Styl. „Het, en He: drie „volgende Soorten, AGE pre ve ana we ge Eph sin ee Eene Krik %

kende en Bte, Blad. zotbsckì Tulipa

jv, Rriss Wildee

os ass stade

-Deéze Tulpen ; die wild pg inver feheide “deelen van “Vraûkryk-ef. Italie heef LANN us van deranderen’ afgezonderd; daar by ze te vooren. allen vincééne Soort begreepea hade. | Men vindtze: ook, hier -en-daar., uit de Tuinen verfpreid:, “in’c wilde groeijen, in de de middelfte-en. zélfs-in de Noordelyke. deelen van Europa; gelyk by Lunden in Schoonen en elders. in Sweeden, zode Ridder aantekent. Van

zy; zo hy zege, door de Steng; hooger «e }

men is gel, ván ‘ondeten groenâchtig, mét de Blaadjes fpicfer, NY de hete is Des ipirik

Hdd so0ag, mis

ka) Ees Piene 5 Nat, XIL.,Gen,. zite Peg. Kille Gen ‚Ais. pe 270. Fa „IL N. 284 GOUAN OAN Zonsp. 17te Tulisa Filamentis

Subalatis inferne villofis. Gem. Prov. 148. Talipa minor lutea Eralica &c Gallica, C. B. Pin. 63. TOURNE, drf. le Talipa NarbôtenGs. Ctus. Hif, 1. p. rsv: Natbon. Narcisfus luteus montanus et parva Tulipa potas. pr EN iè4 DOD, Pempr, aid, HER

1 ,DEEL, Zil STUK,

266 kt nt LELIE?

ers “Bloemen, ep éénen_ pdre voor. „Maar hae

de Meeldraadjes aan den voet zeer dun én boven den voet ruig zyDa De binpenfte Bloem heeft een ‘aangeraamen Reuk.” Voorts: komt: hier in aanmerking, dat zy kaan ter op. den. Dag ontluiken dan de gewoone: Tulpen, te-tiens Vuren naamelyk , zo Lr N- Nus in Sweeden opgemerkt heeft „en de. anderen een weinig voor agten, -Haare Bloei. tyd in tegendeel , ís. een „weinig. vroeger komende tusfchen die der Vroege Tulpenen. der gewoonen: in, —Harcer, die deeze Wilde lu'pen nict Een voor _Inboorlingen van Switzerland, hieldt hoewel zy hier en-daar in de Velden omftreeks Bern voorkomen, merkte: op, dat de Wortel fcherp is en, van. een kwaadaartigen Reuk, -Braaken verwekkende (*).LINNAUSs,: piettemin haalt uit PARKINSON aan, dat de gekookte Bollen, met Olie en Peper gege= ten , fmaakelyk en heilzaam zyn- (+). Dit zege ° He van de Bollen der Wilde ‘tulpen, Aat= gaan- ) Radix pent) Vormitum. movst et maligao odore eft… Belo. inchoat, IL, pe 116,

(T) Bulbi coëti, cum Oleo & Pigere. adami, Gpidi é. Glutares funt, PARKINS. FJ, Succ, uts,

bt Borr LANTË Ne bój

Faande de Tulpenbollen, in’ algemeen, is ’t v. bekend , dat de Rotten en Muizen naar de- Arperrò zelven zeer gretig zyn. ‚Of zy de zelfde krag- Hoor. ‚ten als het Satyrion hebben, weet ik niet dat STUK, iemand tot nog, toe onderzogt heeft „zegt Cru- „> sius, Jor. MULLER » een, Weener Apothee- adi ker heeft veele Tulpenbollen , even als de Wortels van bet Standelkruid. „gekonfyt wel« ken ik veel zoeter en aangenaaimer van Smaak ‘bevond, dan die: doch of zy dat gene doen, ’t Welk aan dezelven toegefchreeven wordt , „> heb ik nog niet vernomer,”_ PARKINSO : fchryfe ook, dac hy de Wortels der T met Suiker gekonfyt hadt, gelyk men die van ’% Eryngium en Orchis doet > ên dezelven niet minder lekker bevonden dan die van Eryngium ; doch of zy eenige Veneriaale kragt hadden wist hy zo min als Crusius, en hadt het ook van anderen niet verflaan :. doch dagt, ‘er iets zodanig ín de Wortels van Orchis plaats had; dat 2y-dan ook daar van geenszins ontbloot “zyn-zouden(*), lets zonderlings, ten opzigt van dit Onder- werp, brengt de gezegde Crusrus te berde, Na dat hy zyne onkunde, of de: Tulpbollen in kragten met de Wortels-vanzhet- Standel- kruid overeenkwamen , als gemeld is, beleeden hade, vervolge hy dus. Voor eenige Jaaren ven 208

| (*)-Rar, Hip. Plant. UL P. ie.

HM. DEEL. XII. Stug,

vs

rd

STUKò

50 ZereMANWiece Lerre-

;, zoueen RE Koo 1 iets zekers aans s gaande d it ftuk hebben kunnen befluiten.

Deeze geen Klein geral FotahijeBetlen; van re Wetend , uit Konftantinopolen ontvan- ‚gen hebbende met Zydea Stoffen , meende „: dat het Uijens waren en liet Yer eenigen vans » 39 de gewoone manier gekooke , met Olie en » Äzyn zig tot een Avondmaal bereiden : de overigen begroef hy in de Tuin : cusfchen s Kool en ‘ander Moeskraid , daar zy, ver- » à loosd , „allen in si kort vergingen uitge- > nomen eenige weinigen, welken een Koop-

‚> man van Mechilen. ande Sorg Rye,

ss die eén 2 Was, naat zig Pam; ‘aan wiens ee en zorée 5 WY ee Zy dat wy vervolgens te een aangenaame verfcheiden- van dence Bloemen hebben mogen

» verlustigen de oe!

5 0) Tl aan oeren Ben Ra Eyrond - Laneenvormije Bladen.

- 8 ne CE.

(*) Pannen. Hfl. p. 169.

62) Tulipa Flore ereto, Foliis ovato « Lanceolatis. GOUAN Honig J7u, Talipa Scapo triphyllo Fotiis ovato - Lanccor

Tover Inft. 373. Te td zoo. Tulipa Turcarum. CORD. Hift. 213. Dop. Pempt, 231. Lilio- Narcisfus feu Tulipan variorum colorum. LOB, de Ei js. Wein. Kraidé. Tab, N, 982 - 997»

Est

Z

or BorPtanrtEn ot

Deeze zyn de Gewoone Tulpen, wier benaa- _ Vs ming, in de Europifche Taalen , gelyk de Fran- Arrats fche Tulipe, van het Latyn Tulipa afkomttig H is,dat GEsNERUS, in den jaare 1560, cerst sTUKe ip tre'n gebragt heeft. “Men wil hetzelve af- leiden van den T'urkfchen Tulband hoewel de Bloem daar weinig naar gelykt. Het Gemeen noemtzé Tulpen , doch de Geleerden Lelie. Narcisfen zegt Ctus1ius. By de Bloemiften heeten zy hedendaags Tulpaanen. Welken naam zy by de Ouden gevoerd hebben , is nog te raaden. Mooglyk zyn zy hun, -als omtrent den-gemelden tyd, eerst, uit de Turkfche Lan- den in ons Werelddeel ingevoerd zynde, niet bekend geweest. -Haar natuurlyke Groeiplaats ftelt LinNmus in Kappadocie, RAuworr vondt ’er verfcheide by Aleppo in t wilde , en-met_ md Brocpen Eed nd banon, weeet sobgnid

Een voornaame onderfchätdik der Tulpen is in Vroege en Laate ‚van welke beiden men een verbaazende verfcheidenheid van Kleuren heeft, In de eerften hadt Crustos dezelve - zo ‚groot opgemerkt „als in geen andere Bloe. mer, zegt hy, dan misfchien in de Papavers, grooter was. …Menoweer ‚-dat-zy veel laager en kieiner vallen dan de Laate Tulpen, met welken; zy-anders in Gewas veel overeenkomst hebben, «Ziehier ‚hoe hy-dezelven ten oprig:

van de Kleuren onderfcheidde.

De Ii DEEL. XII. STUK,

272 ZESMANNIGE Lrrsêe

De Geele komt naby aan-eenen Goudglans of is bleek 5 doch de ‚Nagels der Bloembla-

»- den zyn doorgaans Goudkleurig; de Reuk is

âls die van verfch Wafch,of ook van Saffraan ; fomtyds in ’t geheel geen of zeer flaauw. _De Kleur der Rood? is nu hooger, nu blees ker en zeer bevallig, of cok niee fraay en flets: de Nagels der Bloembladen zyn of ge= heel geel’, of als met eenig flaauw Rood in het geele befprengd: in fommigen befmet flegts een zwarte Vlak het midden van den geelen Nagel 3 in anderen een groote, zo dat van het Geele flegts een flreep, den “zwarten Nagel omringende, gezien. wordt. Somtyds-zyn die Nagels zo groot dae zy de helft der Bloeimn- bladen beflaan, Deeze hebben den Reuk wel eens Als van een Oranje - Appel; doch meestendeels zeer flaauw, en eenigermaas te naar den Stank der Papaveren gelykende. De Witte Tulpen zyn geheel wit , dan dat

‚de drie buitenfte Bladen aan de rug iets Afclis

graauws of fomtyds ook iets blaauws, daar on- der vermengd, fchynen te hebben.” De Nagels zyn geel , de Meeldraadjes en derzelver Knop- jes bleek.

Van de Paarfchen zyn eenigen of donkerer en Violet- of Amethystkleur ; anderen als de Bloem van de Peonie, of ook bleeker naar de Provencie» Roozen gelykende; fomtyds. geheel Wens doch allen hebben zy de Ng

Ed

ez ror B OL PLAN ATAE NES ke 5

Eh de Meeldraad jes of bleek of geel van Kleur 5 À hoewel ‘fommigen ook: de “Meelknopijës- swart HL En derzelver Steeltjes-als. met eenig Roet be-Hoorpd Smet. Men. vindeze Mako, rhikende en re 5 uk.” LGOV, 1D De Bonte zyn zeer ieridoutiies „want het Zaadssvan alle vroege Tulpen, in den Grond; gevallenof gezaaid , brenger zelden Jongen voort die de Kleur der Ouden hebben, verbasterende in verfcheide Kleuren, zelfs dikwils in-%* Geels Wit-de Witte , nogthans „heeft my de Onder: vinding geleerd, komen de, grootfte. Verfcheie denheden van Kleuren te voorfchyn, Uit Zaas den van echen zelfden Bol, te gelyk in Herfst gezaaid, kreeg ik in * volgende Voore jaar eenige Plantjes die na ’t vyfde , zesde, zevende , ja fommigen eerst na het agtfte en vieade Jaar, bloeiden , en derzelver Bloem was

food, of paarféh en paarfch bont. Ik zal alle deëze Veffetieidenheder Vän Kleuren, zo veel doeplyk is, tragten op te geeven.

__De Bloem der Geel bonte , ukgefprcid ah toont zig ‘1. In de eerfte Dagen fomtyds ze de. heel geel, op den vierden en vyfden van bui- ten met roode ftrcepjes aan de kanten der Bladen, doch blyft van binnen geel, met de Nagels Roetachtig , de Meelknopjes fomtyds _ geel, de Meeldraadjes bruin, 2. Somtyds zyn de Bloembladen van binacn met toode Stree.

Is DEELe zin Srun.

Yv. ArprEL.

Ui, Hoorp- STUKe

Tulpen.

274 ZESMANNIGE LEL tT E-

pjes getekend, die byna tot het end uitloopens metde. Nagels Goudkleurig , de Meelknopjes bleek. 3, Men heeft ’er met de Bloembladen “vanbuiten rood , van binnen rood geftreept. Ook komen ’er voor, die de buitenfte Bla- den op de rug geel hebben ,aan de kanten-rood geftreept ; van binnen -hoog rood „zo wel als de “binnenfte , doch deeze geel geftrcept.s metde Meelkvopjes zwartachtig en derzel- ver Steeltjes geel ; de Nagels zeer groot en Goudkleutig. 5. Anderen zyn 'er, die de drie buitenfte Bladen fpits gepunt hebben en geel , met paarfchachtlge randen, van binnen rood geftraald; de binnenfte rond gepunt, van onder tot’ bovén met roode Streepen , maär aan de randen geel; met groote gecle Nagels , Meel« djes en Knopjes , aangenaam van Reuk.

6. Dar Rôried ‘er voor , met de buitenfte Bla- den ook rond, van buiten geheel Goudkleurig , maar de fanden en van. binnen geel, mer eenig rood; een. weinig ruikende, 7. Ook met alle de Bladen. rond. gepunt aan de rug tot het end geel met. Goudkleurig roode ‘randen en geele Nagels, die het halve Blad beflaan; de Meelgraadjes, geel, en; ö, Die bleeker zyn» met de Meel K Il verfchillene de. Deeze beide. Jaatften zyn ook niet Reukelooss Van de Rood honte Vroege Tulpen zyndoore gaans de, buitenfte Bloembladen fpits „de bin- nenfte rond gepunt. 1, Somtyds hebben dezel- ven. groote Goudglanzige randen en sie

1

or Boter ia No EA

geele Nagels, de’ Meélkfiopjes ‘of Zwart- Eajnns ri fiets paarfch en derzelver Steeltjes als met Roet _ úÌ befinet, Zy ruiken taamelyk wél. 2: Eorre len hebben ‘de buitenfte “Bladen van buitèn’”, geele randen «en zyn vân binnen bleeker rood 5 de binnenfte insgelyks maar met breeder gee- le Randen, waar het rood Straalswyze in uit loopt, gelyk in de buitenfte Bladen: de Na. gels geel, Meelknopjes Afchgraauw: 3. Ook komen ‘er’ van deezen aart voor, die bleeker Menie- Kleur zyn. Deeze beiden hebben ook eenigen Geur. 4. Aaderen hebben de buitenfté Bladen op de rug geel , met Bloedkleurige Îtreepjes en gecle randens de binnenften byná: gebeel rood en Goùdkleurig gezoomd , vat binpen- meest geel, zo wel als de Nagels s de Meelknopjes zwart. 5. De Bloembladen Van anderen zyn allen gefpitst, de buitenften op de rug geel, voorts-Bloeckleurig ‚maar de randen geel 3 van binnen met Bloedftreepen over ’t geheel, doch geel gerand 3 dei binnen» ften van buiten geheel Bloedkleurig , geel ge. raad, van binnen geel, doch omtrent het mid: den, als een roode , Ster. hebbende, ós vi td ook getp Bladen hebben, zyn de randen Goudgeel , hiet overige rood, behalve de rug der buitenfte Bladen, die eenîe ge Goudgeele Streepjes heeft, De Nagels en Meeldraadjes geel , de Knopjes. zwart, gelyk in de beide voorgaanden. 7. Van fommigenzym_ de buicenfte Bloembladen fpits, de binnenften a, rond,

He Deen. XII, STUK,

276 ZESMANNIGE LELIE

V. rond, geheel rood, maar de randen Goudkleur, osn ie die Straalswyze in *t roode uitloopt ; de buiten- Hoors: fte-donkerer , doch allen van binnen meer Goud- stug. kleurig; het overige als boven. 8, Ook vindt Tulpen. men 'er die zeer fchcon rood zyn ‚met kleine Gouden randjes; de Nagels geel de Meel- draadjes als met Roet befinet en de Knopjes

flets paarfch,

‚De Wit bonte hebben of alle de Bloembla- den aan *t end gefpitst of de drie binnenften rond. in fommigen 1. zyn de buitenfte tot aan de punt toe byna geheel wit , doch paarfch- achtig of Vleefehkleurig gerand, de binnenften meer paarfch : «de Nagels geel-en verder wit- achtig, de Meeldraadjes en Knopjes geel. a, In anderen zyo de buitenfte bladen witachtig van KUB s- met EN md voor ’t overige purper Ì lpaarfch; î de. Nagels ven teen geel. 3. Eenigen hebben de binnentte Bladen donkerer paarfch dande. buitenften , die ook wit gerugd zyn; de: Nagels geel geftraald ; de Meeldraadjes bruin , met zwatté Knopjes. 4, Somtyds heb= ben de buitenfte Bladen randen, die zo wel als ° de binnenften geheel Vleefchkleurig zyn. 5. Men vindt ’er ook , die de binnenfte Bladen geheel

„wit hebben, zowel als de buitenften , doch beiden met paarfchachtige Strcepjes getekend, 6. De binnenfte Bloembladen komen in fom- migen van buiten paarfch geftraald voor, zo wel alsde buitenfte van binnen 3 alles voor

„OV6:

or BOEPLANTEN. S77

overige wit. 7. Anderen hebben de:buitenfte Ve

geheel wit, de ‘binnenften met eenige paarfche

ÄFDEELS

fireepjes aan den rand ; „de Nagels’ zyn geel» Hooeps” de Meeldraadjes-en; Koopjes «bleek. &.-Men°TUKe vindt ’er „eindelyk „die alie-de-Bloembladen Tulpen.

Vlecfchkleurigen Zilwerwit gemengeld hebben ; met. de Meelknopjes Ard de Bar jes-eunNage's wit. « d „Van -de- Paarfch bonte Es 'er voor mét alle. de.„Bladen fpits , „ook «mer alle-de Bladen rond’ aan end, en met tweederley :Bloembla- den..1.-Van de eorften hebben fómmigen in’ geheel de Kleur als der Peonië -Roozen ; mét witachtige randen; de Nagels-en-Meeldraadjes geelachtig ‚de Knopjes Zwart. 2.-Men vindt ’er ook die van buiten grootendeels paarfch;, van binnen Vleefchkleurig zyn met witachtige tolken de Nagels > ak he en Knopjep a

die ven. binnen en buiten ne paatfch zvn, > met witte randen en geele;Nagels „de Meelknop- jes in’t eerst paarfchachtig., vervolgens ;”-wan- neer. zy omgekeerd zyn, en gaapen , met geel Stuifmeel befprengd. 4, Nog: van denzelfden aatt, die donkerer. paarfch zyn. met wicte Nae gelen. 5. Anderen bleeker <en levendiger paarfch, insgelyk: wit gerând, de Negels bleek groen, de, Meeldraadjes- zwartachtig met blee- ke Knopjes. Van deeze isdoorgaans de Bloem met-Reuk-, van-de anderen , zo wel-als van alle de volgende , Reukeloos, 6, Men heefé

S 3 er

1. bast. XII, STUK,

278 ZESMANNIGE LELIE

Vs _ ‘er aok- met slle de Bladen fpits en donker Tij, paarfch, met groote witte randen, de Nagels, Hoorp: Meeldraadjes en Knopjes geel. 7. Van fommie sTuKer gen zyn alle de Bladen voorzien met groote Tuigen witte ronde punten, voor * overige. donker en glanzig paarfch3 de Nagels geel met een witten kring, de Meeldraadjes geel , de Kùopjes bleek. 8. Van fommigen zyn de binnenfte Blae den eenigermaate gerond en bleck paarfch, van binnen -bynás geheel wit ; de randen ‘van allen wit en groot, de Nagels, Draadjes en Knop- jes“ geel, ge Nog vindt-men er, wier buiten- fte: Bladen gefpitst zyn en omgeboogen’, van buiten donker: paarfeh; de binnenften rond en bleeker 3 ‘beiden. met groote’ witte randen en an binnen a's mer een paarfche kring, de ges deken in % midden Omringende ; ae Na- gels geel met een witten zoom de “Meel. draadjes ook geel en de Knopjes. flets paat{ch. „to. Eindelyk zyn ’er ook, met alle de: Bladen aan „ten! fpits coo'de dhiel Mruikanden van buiten paarfch allen, met groote witte randen en” van binen geheel wit, uitgenomen cen paatfche Kring coor ’e midden van de Bloem; de Nagels: geel als boven: „de Helden

met de Khopi es bieek/

Jk zgeef” deeze befchtyving van ded ius feheidenhedef der Vroege Tulpen dus breed voeg op s- om te doen zien „- mêt welk een Baawkevrigheid de groot ‘Kruidkenmet Cru sv b, ee voor twee Eeuwen r zo. ee heeft

en PE Dd

oF BOLPKANTEN 279

nagegaan —en- waargenomen. De vermaarde V. TourNeErForrT heeft zyne meer-can veertig sE Soorten ten deele van hem ontleend „op *c voet- geors- fpoor van BAUHINUSy-die veelen -uit den sruts => Eytftetter Tuin daar toe becrokken heeft. Te, Duipen. genwoordig-komen deeze zo zeer niet in-aan-- merking alsde anderen , AR van- ‘Crostus aldus-fpreekt. ie

s‚ De Laate Tulpen groeïjen val hoûgen 3 Laare »; met een Stengel van een Elle en fomtydsdrie T“P s-Voeten die dikker is en-fteviger; rond ss:gevuld , van buiten alsbedaauwd; met. een » fyne gryze Wolligheid.-Zy. wordt overhoeks »s Van vier, fomtyds vyf Bladen-„omvat, dië » gekield zyn. fteviger dan in de, Vroege Tule »s pen, dikwils opftaande „-n-‘met-de randen » fomtyds zodanig geboogen., dat zy uitgee ss boekt fchynen te zyn 5 fomtyds in geenen

» deele, Op den top der. Stengel, die doors »s gaans een Voer of langer, ja fomtyds een ‚… Êlle, naakt boven de Bladen uitfteekt ; ait » cen enkele groote en langwerpige Bloems s‚ hol als een Beker, uit zes Bladen beftaans » de, welke de uiterfte tippen. vokomen. ges EE fpitst- of rond, of de: drie Bhiehee- aus ss de-drie binnenften rond hebben, even als ‚sin de: Vroege Tulpen, en het omgekeerde, ss Het-Zaadhoofdje is, evenals. in die, driee sschoekig Vliezig dikker ten-grooc{ten. dees ss le, en-buikig uitpuilende; ’t welk „van bos „ven gaspende » zes ryën van platte Kraake

Ss 4 » bee- U. Das. XII, Srux.

eo ZESMANNIGE LELIE za beenige Zaaden,„ die ros of roodachtig en ji, » grooter dan in de vroege ‘Eulpen zyn, ver Hoorp- »‚ toont. De Bollen zyn eveneens; mmaaár door- STUKe ss gaans langer en grooter. Verder pens e ss daar mede overeen.” nee en-… Van deeze “hadt: die groote rade zo veele Verfcheidenheden in Kleurvniet waarge: nomen; daar nogthans dezelven hedendaags - ontelbaár zyn.’ Dit moet men aan- den: Onge- ‘ever, met welken de Bloë tiften Zg 3 Gat zynen vLeeftyd, op de kweeking der Taulpen:toegelegd hebben , dank wyten. Of men kan ‘het toefchryven aan de uitzinnig: heid, met welke ‘de Liefhebbery der Tulpen; if het vooffte gedeelte der voorgaande Beu- wes in dit gedeelte van Europa; zodanig raa top gevyzeld: werdt ; dat hee Gebouw cer lang moest inftorten én in zyne Val den welvaart van veele. Hüishoudingen verpletterdes « Ik bedoel dien-fpooreloozen Yulpen- Händel, welke, zo men wil uit Vrankrve” afkomftig, in de jaaren 1634 tot 1637 ; iu werfcheideHol landfche Steden, gedreeven” werde, Men zict ‘er te Hoorn nog een“gedenkreken ‘var ‚in de Voorgevel van een Huis, thans veele Jaaten ‚tot een Roomfche Kerk gediend hebbende ‚welk (zo men’ zegt) verkoge is voor drie Tul- pén aldaar afgebeeld. Doch dit is niets, ia vergelyking vân andere Pryzen. ‘Dat een Pond eha: Franfche merge pre ‚twaalf

á

or BOLPLANTEN _ e8t

twaalfhonderd Guldens verkoet werdt , zegt V. ook weinig. Men rekende het Aas van fom-Ârprenu „mige Bollen op vyf tot tien Guldens. Dus nn werden vierhonderd «Aäzen vaneen “Tulp, TUR» welke men Admiifäal Liefkens noemde, verkogt 792 voor meer dan vierduizend Gahan: twee:

Koidert Aazen van de Semper Augaftus “Bol voor vyfduizend ‘en vyfhonderd Guldens , dit is meet dan vyfentwintië Guldens het Aas en het Loot zeshonderd zestig Guldens. “Want toen wareù rèeds aan verfcheidene van de fraaist geachte Tulpen naamen gegéven.

“Men letteeens , in hoe verre die Prys de Waär- de van Gótd, Päarten en Edele Steenen ovër= trof. Onbefchryfiyk zotte Koopmanfchappen werden ‘er ook ten dien opzigte gedaan. , Zeker Perfoon hadt -gekogt een Viceroy, die in de Aarde geplant was, voor negenhonderd Guldens, welke éen ander van henr overnam, mids’ hem vereerehde een Kleed , zo koftelyk “alshy be- geeren zoude , en nog, wanneer de Leve tantie gefchiedde, eene Som van.duizend Gul- dens. Ook werdt zo een enkele -Bol- verkogt voor twee Lasten Tarwe, vier Lasten ten Rog- ge, vier vette Osfen, agt ens twaalf Schaapen , twee Oxhoofden Wyn, er Ton- nen agt Guldens Bier , twee Tonnen Boter, duizend: Ponden Kaas , een Bed-met zyn toe- behooren , een Di ‚Kleederen , en een Ake

S 5 IL, DEEL, XII, STUK,

ie

UL Hoorps STUK: *

28 ZESMANNIGE LELLI E-

derd Guldens waardig -(*)e-: ‘De Semper Au» EL. guftus= Bol „anderhalf Vierendeel Loots zwaar , werde verkogt. voor de ‚Som, van tweeduizend Guldens, onder beding , dat de geen „die ze

Tulpen. gekogt hadt, dezelve niet zou mogen aan een

ander overdoen, zonder,toeftemming van den Verkooper 5 die verneemende Ee dat de ander zyn woord-piet gehouden hade, daar. van, drie Bollen verkogt, voor de Somme. van derig duizend Guldens Bankgeld, He

„Tot, zulk cen ongelooflyke dolheid was de Windhandel , ar tevens tot andere Bloemen overflaande in’ Jaar 1637. gefteegen , dat men den s February van re kie ki

(*) Als een byzonderheid zal ik hier Lyst getven van de

Waarde, op welke nee en dies „tyds gefchat werden; yk 2 Last Tarwe. . eg een Erman de Guld, : 4 Last Rogge. . ai md 55% 4 Vette Osfen, pr iin 3 —= Varkens. Ek daa ee jo” in __— nn. EON TT ij ks z Ozhoofden Wyag, tone op trier SDO vara), 4 Tonnen Bier. e ac&t Boter, rijke . 192 i 2000 vond Kaas. n N ‚120 1 Bed met Sel toebeh. Ps ‘Foo zr Pak Kle u verie seer DE ke | nmr Jr OLE asho 1 dors

í hd mmm gn eos Maakt” 2#ao Guldens. CI) MONTING. Waare Ovfening atr Planten, Qramo. pe

or BOELPLANTEN- 283

de nieuwe Schutters Doelen , voor de fges V. naamen van zekeren Wouter Bartholomeusz , Appers

die Kastelein in de oude Doelen ‘was ge- Hoorn.’

weest, in openbaare Veilinge verkogt heeft , “TUES

ter Somme van negebtigddizend Guldens aan 29

Tulpenbollen. Een eenig Perfoon te Amtter-

dam hadt met dien Handel, in vier- “Mätnden

tyds, meer dan zestigduizend Guldens gewon:

nen. Huis en Hof, Landeryên of Goederen;

niets kon daar tegen opweegen.. “Twaalf Mors

gen Lands, in de. Schermer by Alkmaar gelee

gen , werden gebooden voor eenen “Tulpebol ,

die daar voor niet was te bekomen, 'tGemeen»

fte Volk hadt zig , ever als omtrent honderd

Jaaren laater met de Aêtiën gebeurde;in dien Handel gemengd en fpeelde den bass-zodanig:,

dat Luiden van Vermogen, in ’% begin van

'c” laatstgemelde Jaar, den aanftaanden Val van

deezen Windhandel voorziende , beflooten een

fpaak “in ’c Wiel te-ftecken, > Want veelen

waren buiten “ftaat vom- de Bollen, die zy ge=

kogt hadden, te betaalen, en daar uit-fprooten

Regtsgedingen , welken de Regeeringen. der

byzondere Steden. weigerden uits tev-wyzen,

Hierom troffen de Bloemisten van alle de

Hollandfche Steden , binnen Amfterdamverga-

derd zynde, den-a4 February van dat. Jaar cen.

accoord , dat alle Koopen van Tulpen; die

voor. hees end van November 1636 gedaan wa.

hees ftand zouden. houden 3 doch van de laa-

Ce ER eea it Deus, B eon.

284 LESMANNSGE LELIE-

V. teren zou „de-Kooper, mogen „afflappen , ai Aaen tien ten. honderd. aan den Verkooper geevende, Hoorp- voor rouwkoop; en hem de „Bollens laatende. ‚STUK. Tot. beveftiging hier van kwam den 27 April

ulpene een Plakkaat der Straaten van Holland en Weste friesland. aan't light ‚en dus raakte die dalle Handel in ’t‚ kort ‘zodanig teniet ; dat men een Bol voor vyftig Guldens koopen kon , die over de vyfduizend gekost, hadt. „Sommigen hadden Kad „gelyk naderhand met de Aktiëns Dr verr aderen, waren ’cr arm door gewor. den „en de meeften, van’ Gemeen, die zig “daar in geftoken hadden, herdagren met- bart

zeer -hunne,-voorige weelde en‚verlies,van tyd:

Deeze „Handel betrof inzonderheid, de Luaaie of Gewoone: Tulpen ‚wear van men, ‘als ge. j rt zn voor twee Beuwen maar weinige idenheden

dezen Geel of Goudkletirige en Roode-van gezien „-die door ‘t-zaaijen.…hiem -ook weinig Waer voortbragten,” Mounrri N G ken- lere aartige

Söoridid van Tulpen. By We NMA NN vindt mens-op zestien “Plaaten ;’ tusfchen de veertig en vyftig van ‘de’ aartig{ten), mêt natuurlyke Kleuren afgebeeld. Men ónderfhidnde; hoofd- „zaakelyk, inFranfche Kroonen, die Bloedkleur rig rood zyn met Goudgecl'of met wits-{een fraaije- “Tulp, bevoorens Yin “veel agtinge ge- weest „-dochv- thans geheel „werfmaad;)‘in Ba- „guctten en ml: » dic De of paarích * ZyD,

“kende, Cries'rus hadt ’er_

»

or BorPLANTENs 208

Zy0s met wit, flreep- en vlamswyze gemengd envin Bifard n, diemeer dan twee-Klevrig zyn Asnrar: of in geel en roode vallen , verwardelyk ges drs’ mengeld , cen minfte geele Gronden hebben. De sTux Bsguetten „ook witte Tulpen genaamd , wegens Tulpens haaren witten ;Grond „zyn de zwaarfte en groot. fte, met de dikfte Stengels of Steelen, waar van misfchien de naam afkomftig is. Op dee= - ze is, in de laatfte Jaaren, hier te Lande, de meefte Liefhebbery gevallen, en de byzonde= re fchakeering van derzelver Kleuren, naauw* Iyks dan voor de Liefhebbers van Flora on- derfcheidelyk , heeft honderden Naamen doen uitdenken , op welken zy ee verkogt en geliefkoosd. - Omtrent deLulpen ; in ’t heeten ‚moêt men aanmerken , dat dezelven, door zaaijen verme. pigvuldigd , gelyk men thaus vox wel in Bra= bant, Vlaanderen en Vrankryk, by de Klooss terlingen doet , meest Eenkleurigen voortbren- gen. Zeldzaam is ’, dat met, maeenige Jaa- ren toevens uit de duizend Bollen, twee of drie kryge , die van goede verwagting zyn, vitmuptende in zwaarheid van Bloem,fchoon= heid of: feerkte van Kleur, en hooge. Steelen. Zodanige Eenkleurigen , uit Zaad getéeld, nog- thans , heeft men onderfcheiden door de alge. mieene benaamingen van Baguetten primo, Ba- guetien Rigauts , Incomparables » Verpoorten , Triumphes de Vllle, Secundes, Grand Violets ten , Beauregards Dromedarisfen , enz, Uit zl tabs

MM Dain. XII. STUK.

Va Api,

28ô ZESMANNaIGE ÙELt f-

zodanige Eenkleurigen zyn» allengs , oneindige veranderingen voortgekomen; die in de Afzet:

Hoosb. zels of jonge Bollen wel ftand houden, doch

STUK.

ook fomtyds verloopen, Hec onderfcheid be-

Ki ipen, ftaat byna alleen in de fynheid van het werk

en de zuiverheid van de eene boven de andere: want in de Baguetten en Bybloemen is, als ik gemeld heb, de Grond altoos wit , met zwarte of bruine of roode of incarnaate Streepen door- weven. In de Bifarden , die den Grond geel hebben , kan meer fpeeling van Kleuren waar« n worden ; om dat zy ’er dikwils meet

dan twee en de tekeningen verwarder hebben. Men acht die genen onder dezelven hoogst ; waar in de Kleuren fterkft zyn, en tegen malkander het meefte affteeken, vooral wan-. neer. de werking wat regelmaatig is. Evenzo is het met de Vroege Tulpen insgelyks geles gen.

Natuurlyk groeijen de Tulpen met ééne en. kele Bloem op een Steel of Stengel; maar mer heeft ’er- ook. met twee of drie Bloemen dat ia de Wilde. gecle Tulpen voorheen booten ven gemeen is. Het komt in de anderen _ fomtyds „doch zeldzaam voor. Voorts heeft men veelerley Tulpen die dubbeld of volbladig zyn (*). Dan komen ‘erook voor, van cene

(*) De manier om zodanigen uicEnkelde te teelen , is oute fendig deor den geleerden Heer Doktor Hitt voorgelteld, befchreeven en in Plaat vertoond: Zie het Vil. Dew der Uit Bezogte Verhandelingen , bladz, 67, Pl, 4

or BOLPLANTE Ne > 287

monftreufe-of wanftaltige figuur, ’t zy zulke Vs de feheefheid der Bloemen de oneenpaarig- Aaen heid van Kleur der Bloembladen, of derzelver Hoorp- byzondere fchikking plaats- helibe: Men vinde STUE» ‘er , die de kanten der Bloembladen diep inge- Telpere fneeden en met eene gekrulde Franje bezer hebben, ’% zy rood en geel of rood en wit, of anders gemengeld, Ook zyn de groene Tulpen, die de randen der Bloembladen rood en wit hebben, zeer aartig.

Wy hebben de Tulpenkennis , die reeds voor twee Eeuwen plaats hadt , befchouwd ea ge- zien, hoe de dolle Handel, die voor bynaan* derhalf honderd Jaaren in dezelven plaats greep , allengs is in verval geraakt, Nu zal ik nog een Schets geever van den tegenwoordigen ftaat dier- Liefhebbery , welke voor die der Hyacinthen federt heeft moeten wyken. In de Blgemkweekery van-den-Heer Diar Voon- HETE Ms, de Buiskool genaamd , te Haar- lem , die federt veele Jaaren door geheel Eu- ropa beroemd is geweest , door megigvuldige verzendingen aan Keizerlyke, Koninglyke en eisten hein f ik Sape: te bekomen

flreepen, ennen mn me mm Spit Met violet of paarfch, KE: gr: Dubbelde min tgeelmet rood, 5 mn Dub.

288 ZESMANNIGE LELIE

Vv. Dubbölde TuLrAANEN, swit. mes rood, Ba DEEL, en Roozekleur , aat 26 Soorten Hi st met purper, 2

Bazuotten bei

Hoorp- STUK. Laate erase Tulpen, mo,

pr T24 Bntenaannnnsdsd ae Baguetten Ri-

gauts, â ZI ET mmm Incomparables, ag —_ ——_ Bybloemen, wls met 3wat- te Streepen, _ PP Kn ee witmêt bruine _ Streepen, _ wit met raped en Kerfen - Kleur. Et mamet wit n Vioe ) lette Streepen , é nnee ze Bifarden , geelmet zwart.63 ns mmm geel met bruin of feuillemort. nb ge nad geel met Violet of Purper, VN memnnnd hd tenet enn valmst Gans & je-of Kerfenkleur. re reen

Dit maakt eeú gêtal van negendhalf hon- derd benoemde Tulpaanen , terwyl zy hog vec« le anderen daar van verfchillende, hebben, zonder naam: zo dat het getal der zogenaam- de-Soorten, tegenwoordig bekend, ver over de duizend is. Onder deeze zyn de meeften thans, zelfs fraaije , voor een Daalder of ecn Kroon, de bloeibaare Bol „te bekomen. Eenige

wer

or. BOVLPLANTEN. 289

weinigen, van de uitmuntendften gelden nog Vs totstien avtwintig Guldens ; gelyk de Guldè (ig Zon met -geftreepte Bladen, onder de Vroege Hoorns: Fulpen- 6; Dordrecht Royal reblifië , onder de TUE Baguetten „15 Duke of Graften extra 85 Hof Ooftenryk-6, en Reine d'Hongarie extra 5 Gulden, Opder de Bybloemen fchyat-nog-wel de grootfte -Liefhcbbery te zyn, Daar van vindt men by hun verfcheidene op 10, 12-en 15 Guldens de „Bol , gelyk. Roy de Pegu', Ro» fe Parel Schaap , Ro/t primo ; en Prince d’ Oran- ges onder de Bifarden, op 23 Guldens aange- tekend, Zy hebben ééne daar van, Sans. Rival genaamd ; gefteld op den Prys van tco Gul- ders (*), De Bloeityd. der vroege Tuipen_ is op den blooten Grond in Maart, die der laatere Tul- _pen.in Mey‚-naar een. gewoon Saizocn gere- kend. Maar men-heeft ’er ook als middelflag- tig, die tusfchen beiden komen, en van deeze zyn insgelyks menigvuldige Verfcheidenheden, piet. allven in-de Kleur, maar ook in de Sta- tuurs alzo ‘er grootcre, middelflag en kleinere van Zyùs welke. Jaactten piet meer dan een Voet hoog groeijen , hebbende een veel grooter Bloem, dan. de vroege Tulpen, naar welken zy anders in.geftalte wel wat gelyken. De REE Naamelyki de tegenwoordige Bloemisten in de Buise » genaamd Dinx VooRnHELm en M, GRON Wwour. te in

MU, DEEL. XII, STUKs

v. AFDEEL. „HE

290 ZESMANNICE LELIE

De Tulpen leveren wel, door Afzetzels of jonge Bollen, de zelfde Soorten uit; maar zy

Hoorp: Zyn in zig zelf aanmerkelyke veranderingen

STUE,

onderhevig. Niet alle Bonte, *t zy: Vroege of Laate , zyn ieder Jaar even fraay. Somtyds hebben de Roode of Paarfche fmaller; fome tyds breeder geele of witte randen, \ Bovene dien verdwynen fomtyds , in eene Tulp, de fchoontte Kleuren, dat men verloopen noemt, en dit zyn zy meest door verzuim of door eene flegte behandeling , onderworpen. Het kan ook voortkomen van Saizoen , van veel Regen of van te fterke Zonnefchyn : weshalve „de “Liefbebbers gewoon zyn hunne Bedden , tegen ’t bloeijen der Tulpen,met Tenten van Zeildoek te” voorzien , ’t welk tevens haare „Schoonheid langduuriger. maakt, :

Het zaaïien baart wel de grootfte verbas- tering in dit flag van Bloemen, Daar komen uit het Zaad der Vroege dikwils Laate Tulpen voort. en omgekeerd, Van de verandering der Kleuren heb ik reeds gefproken. Men vindt Tulpen , die Bolletjes in de Oxels der Bladen hebben, gelyk zulks in fommige andere Bol- planten gebeurt, Voorts zyn zy ook onderhe* vig, dat men de Stengel, by ’t uithaalen » op” zyde uit den Bol bevindt te komen , daar de.

«zelve niettemin , in ’t eerst, boven uitgefchoo-

ten was, welk aan des Bols aangroeijing of ryzing is toe te fchryven; terwyl, in tegen deel, fommigen nieuwe Bollen fchieten, diep

ia

en

‘dr: BorrPraNTEN mor

în dem Grond deorgsäns veel grooter dan-de _ V. Ouden, die- dan vermageren „en wit van Kleur. en ad | Anderen verfpreiden zig zydewaards, geeven: Hook de Jongen uit, die door Vezelen met de Ou. STÒRe den als gekettingd zyn 5 't welk die groote Plantenminner,C uus 1 U s,inde Bonopifehe of Apeonyifche, als ook int de” Spaanfche en dert Kpn, ín Zyo ‘Tuintje, zegt hy, waarham: welke Tülpen zo aangenaam van Reuk Waren. âls de Muurbloemen of geele Violieren.

Nu gaan wy over tot dä-derde Soort van dit Geflagt > volgens het Samenftel van den Heer LiNNdUs.

sche 3) Tu mel een veelen ige “peelh ge OM ) soie en Linidale B! laden,” ja Breken 7 ; Kaapichee

Bloem uit den st door Brew | Niys naar *t leven ER eer gekweekte Plant, meteen enkelde Bloem it Pláât gebragt ,

heeft van hem den byraam,, „Onze beroemde

Ho: ‚gieeraar"N. DL. BUR aM ÄNNUS brengt wel rs daar toc ook thuis, een Planrje meteen veel. == bloemige Stèngel, grootelyks daar val ver °° fchillende,, » door en vermaarden PLUKENET

Det EE, tet een dihgehaam toode 5’ én

€) Bebo. multiflora polyphyilo, Fot. Linearibuss Syt: Nat. Kil, Peg. Xutl. Sifprinchium éx phoenieeo. faa« verdbente Flore Kc” BREYN Cènt. T. 36. Rops Elys. me Pp. 13. f. . PLUK. T. 414. f. 5. Luru, FL, Gap, Prodrs Pe Je

Ta

'

IL, Das. XII, STUK.

202 ZESMANNIGE LELIE

__V. afgebeeld ‚doch hetzelve was uit. Oostindie ArDEEL. afkomttig. La NNseus,niettemin, merkt aan , Hoorp- dat deeze Soort zes of zeven, Stengbladen sruxs overhoeks heeft ‚die Liniaal =-Lancetvormig zyn, de bonengen allengs ‘korter ;- en-drie of vier ‘Bloemen aan den top‚-kleiner dan in de Plant van BrREYN, met de Bloemblaadjes aan den voet fmaller.en geen Styl. „Want de Scam- per beftaar in -deeze, gelyk- in-de andere Tul- pen uit een en vi „welk met den Stempel is gek 5

At U CA. Sttisloem. wi,

Een. zesbladige Bloem met de -binnenfte sets Blaadjes van eene verfchillende figuur, en drie ve van de zes Meeldraadjes zonder Knopjes; de

__ Stempel Priemvormig ‚en omringd met drie fpitsjes; maakt de onderfcheidende Kenmerken van dit Geflagt uic, ’c welk sers volgende Kaap: fche Soorten bevat,

E ai & 8) Stiftbloem met Lancétvormige Bladn, ibuca Groot, Het Loof van deeze Plant gelykt zeer naâr

dat

xr) Alfea Fol. ste Syfl. Nat. XII. Gen, 412» ves. Xlil, Gen, 416, p. 270. BERG. Cap. 87. BRM: Pradr. Pp. 9. nm Canadenfe. Sp, Plans, I. pe 308, Ote nithogalium luteo= virens Indicum. CORN. Canad, 160, Te

161. Runa. _Elys. It. p. 140. fe 7e Raj Fit, 1154, Mos RIS, Hit. Wepe 423. Se 4. Tg. £o7,

serr „rn Ab ie 4 be ven

_

; OB:BCOLPLANTE NS 293

paar dat-van ’t Ornithogalum, weshalve zy ook _ V- tot dat Geflagt is betrokken geweest en geel- eri à achtig groen Indifch Vogelmelk getyteld “van goorpe: Cor nurus. Het heeft een ronden Bolwor-sTUKe tel, die de Stengel te gelyk- uitgeeft met de

Bladen , welke lang en breed en gekield Zyn,

byna als-in ’t gewoone Kruid van dien naam,

De Stengel is ongevaar een Voet lang; rond, glad en groen met een blaauwen waafem a's

der Pruimen of blaauwe Druiven. Van ’t mide

den tot den top is-dezelve bezet met bolletjes

van Bloempjes , die ín een. hol Blaadje of

Blikje gevat zyn, waar uit zy allengs met een

Steeltje “te voorfchyn komen ,- nederwaards knikkende open gaan , en eene dergelyke Bloem

maaken als in de zogenaamde Naakte Wyf-:

jes.. De drie buitenfte Blaadjes, naamelyk,

zyn uitgebreid en breed , geel van Kleur; de

drie binnenfte blyven tegen. elkander aange-

voegd , befluitende de Meeldraadjes en de Stam-

per, die de voornaamfte byzonderheid van

deeze Planten vitmaaken. Op een langwerpig; driekantig Vrugtbeginzel , zit een drichoekige

Styl, die een Priem: of Pontfoenachtigen Stem=

pel heef: welke met drie afwykende puntjes.

is omringd, Hierom noem ik die Geflagt Stift-

bloem. De Vrugt is een driekantig driehokkig Zaadhuisje, als in veele anderen.

(a) Stifte II. DEEL, XII, STUK, sa oe

V. Z err

Hoorne STUKe* Ii.

4 Minor.

Klein,

294 ZLRAMAMNICE LEttE- (a ) Stiftbloem met Bijomendge Bladen,

„De ‘werfchillendneia. der Bloemblaadjes heeft vrdesmaninande LE 2 An Nus ook in deeze daar door aangewcezen, dat de Bloem als dubbeld is; uit twee driebladigen beftaande, waar van de eene in de andere fchynt gegroeid te zyn, groen: van. Kleur.”

De Hoogleeraar N, L.BurMmaAxnNus heeft hier, onder den bynaam van Allergrootfte ‚nog een derde Soort, van de Kaap afkomítig, by- gevoegd, welke, zo zyn Ed, aanmerkt, coor de manier van Groeijing en-de breedte der Blas den, die uitermaate lang zyn; van -de anderen altoos verfchilt 5 terwyl zy -ook dezelven ge- fleufd heeft (*).

„De-Sweedfche Hoogleeraar Berarus, de —enfie Stres int-de Tuinen van ons Land ges kweekt, befchryvende , merkt aan , dat dezele ve roode Bloemen heeft ‚en dat-de helft der Meeldraadjés -onvrugtbaare Knopjes hebben, zynde witachtig van Kleur , doch de gcheele Stamper Karmozyn-rood, met een dikken Styl en de Srempel uit den geelen pyramidaal , aan den rand ruigachtig ; zo dat zy evenwel aan den naam van Stiftbloem voldoet.

Hy

(2) Aluca Fol, Subulatis. Burm. Fl, Cap. Prodr, 9e Ornithogalum Afticanum Flore viridi , altero alteri innatae HERM, Parad. 209, T. zog.

(*) Albuca maxima Fol oblongis Canalicylatis longisá mis, BURM. Pl, Cap, Prodr, pe 9.

or BOELPLANTEN —_ 295

Hyroxi s. Ruigblad,

yv: Arprer,

Pen Redbilaiige blyvende Bloem, boven het Een Vrugtbeginzel , dat een Zaadhuisje wordt vansTuke

onderen dunner ‚vervat: in „een tweekleppige Kafachtige Kelk. Dus komen de byzondere Kenmerken voor van dit Geflagt, waar in de volgende, meest Amerikaanfche Soorten, veel- al aan. de gere der Bladen kenbaar , be- greepen ZyD.

CG) Ruigblad, dat Haairig is, met Hovande ar Zaadhuisjes. si Opgeregte

In Virginie en Kanada is de Groeiplaats van deeze Plant, welke bevoorens Ruig Vogelmelk was geheeten. Zy gelykt, inderdaad , zeer naar het Geele Ornithogalum van C. BaAv- A INUS , zynde een zeer klein Plantje, met Gres- of Biesachtige Haairig ruige Bladen ; veel langer dan de Bloemftengetjes die hoekig zyn, met ruige Bloemfteeltjes. Gemeenlyk komen zy tweebloemig voor 3 gelyk de Hoog weerd VAN ROTE de b daar van

(z) Dek et Certis. ovatis. ler, Nat. Eider 413. Veg. Xill, Gen. 417. p. 270, Ornithogalum hirfutum, Sp. Plant: 1. p. 346. Ornith. Scapo bifloro. R, Zmêdh. 31. Ornith, Vernum luteum, GRON. Wirge- 37, Orn, Virgins luteum. Per, Gaz, 1. Te te £. 3 Ornith, Hesbaceum dc. PLUK: Als, 273, T. 350. É‚ 12. Nee

Tis a ae

Il, DEEL, XII, STUKe |

Ns A an

26 ZESMANNEGE LEE TE

V. ontleend heeft: dech fomtyds Kroontjeswy ze 3 Argent of ook eenbloemig. Het heeft in * Voorjaar Eens zynen Bloeityd.

STUK

u. (2) Ruigblad dat Haairig is, met getij deet Zaadhuisjes. Neerleg-

Hier van geeft de fchrandere Mriurer, order den naam van Zaag Anthierieum , met _Liniaate platte Bladen en leggende “Stengetjes, de „Afbeelding. _ Hy merkt aan, dat dit Plan- “tje naar het Virginifche Kleirie_ geele. Vogel: melk, van de voorgaande Soort, veel z gelyke, en naauwlyks in,’t aanzien. „daar anemerfchils le, dan doordien 'er verfcheide Bloempjes op ieder Stengetje.zyn, als, ook wegens de nee

ederzelven „_en_dat. het bykans alle Maanden bloeije, Het heeft de Bladen zelden meer dan zes, de Stengetjes maar wier Duis men. lang, De …Bloempjes zyn, van buiten groen, van binnen geel, zo ’t fchynt met O- ranickleurige. Meeldraadjes. De Wortels zege MirLLEr , waren van Jamaika , toevallig ; overgebragt en door hem in eeu Brocy - Bak geplans; doch by melde de hoedanigheid =S

© En great, Caplalis Clavatis. Am. Acad. V. pa

96. Ornienoga!. Gram:neis &c, BROWN. Fam, Tos.

aalts lie , Fol. Linearibus planis , Caule decume

bente. Mti. Dil. T. 39. Ff, 2. Crocus Fols et Rad, Stor” KONCIE, PLUM, Je, zog. for

EN ie End ahnedhen Hen A onend

or BOLPLANTEN. 297

zer. Wortelen piet. Hy zegt alleen, dat hy

ze onder die van eenige Piment- Boompjes ep hem toegezonden , welke dood waren , leven- Hoötp. dig vondt. Zo het de Crocus met Blad enstTux. Wortel van Scorzoneere, door PruMmiEr in Zuid-Amerika waargenomen, kon zyn , dan

zou Blad en Bloem veel verfchillen.

À

(3) Ruigblad met zeer lange Bloempypjes. am. H

De Kruidkundige Heer Russer vondt dee- „5, Ze, op zyn Levantfchen Reistogt, als een gejj nieuwe Plant, by Aleppo. Hy heeft ze Wild Look, of klein Moiv, meteen groote den getyteld,

(4) Ru'gblad dat Haairig is en EE Iv met de Vrugtmaakingen by den Wortel. Pe

Dic zonderlinge Kruid heeft , hoe ook der anderen mogen zyn, een Bebelisie Wortel, Hert gelykt zeer naar de eerfte Soor- ten, door zyne Grasachtige Haairige Bladen, als die van ruig Gras of Rn „maar het

en,

Re: zn B zg gn ss deme

ee veen onder de a vp as

maika-Pepér , in ons II. STUK, bladz, A schie even.

(3) Hypoxis Tubis Florum longisfimis f. Allium íylvettre f, Moly minus amplo Flore. Russ. Alp. 34. T, 2.

(4) Hypoxis EE acaulis , Fruêtificationibus fabrad:calis bus f. Ornithogali Virginici facie Herba tuherofa Carolinien- ús. DiLL. Elh. 198. T. z1o. f. 287,

MK DEEL, Xlle STUK;

293 ZESMAN NIG E LEL1 EE:

heeft niets; -dat-naar een Steel of Stenzet

weemit, Tusfchen den oirfprong der Bladen, Hoo:p.. en dus by den Wortel „even boven dea Grond, STUK. _ komen Bloempjes voort, die: naauwlyks open gaan en evenwel drichokkige Zaadhuisjes uits ‚Teveren, met rype zwartglaùzige. Zaadjes. Zy was, io de Elchamfe Tuin, toevallig opge groeid uit Aarde, in welke andere Planten uit Karolina waren overgebragt, -

V. Aro EEL je: nl

OgnrrmocArum. Vogelmelk.

Een meibladige”, opfandb, blyvende Bloem, 5 boven ’t midden uitgebreid en de Meeldraad- jes beurtlings aan den voet verbreed hebben=

de ; maakt de byzondere Kenmerken van: dit. *

Gefhgt d : welk de volgende Soorten bevat. 4, Met alle de Meeldraadjes Elsvormig.

Ï Ornithoe gelum ursa Premie. (1) Vogelmelk, met een tweebladige Seng) mig. en etage Bloemfteeltje. en

Dit Popelidk s volgens den Heer LaxMman op den top van den Berg Sint Sopka in Sibee rie groeijende gelykt in alle opzigten naar het volgende , maar heeft een onverdeeld cen-

bl

OCs

(1) Ornithogalam Scapo diphyllo, Pedunculo unifloros Sf. Nat. XII. Gen. 414. Mlant, 62, Vig. XLI. Gen. 418 p- 296

air as

or BorrPrANTEN. 299 bloemig Bloemfteelje : de Bloem is driemaal

Ar kei: zo groot ; met Lancetvormige ftompachtige zu. Blaadjes, die geel zyn, van onderen groen, red

(2) Vogelmelk met een hoekige tweebladige

mr.

Stengel ; de “Bloemen Kroontjerwyze met etarng seg

eenvoudige Steelijes.

Hoewel dit Geflagt wegens de Melkwitte Bloemen zynen naam heeft , komen ‘er doch ook in voor met geele Bloemen. Deeze Soort’, die op verfcheide plaatfen in Európa gemeen is, \groeit wild ín de Moeshoven by Har- derwyk en in de Koornlanden by Zwol, vol: gens den Heer pre GORTER. In belom- merde Moeshoven groeit zy maar al te veel in-Sweeden zegt de Ridder , byzonderlyk in Oost- Gothland, alwaar, by gebrek van andere Spyze , de Bolletjes. gegeten. worden, Men

noemt het Veld- Ajuin, in Hoogduitfch Feld.

Zwibel, Het is aan de kanten der Akkerlan. den en Hakbosfchen in Duitfchland gemeen , zegt RAy. Harremr, die het ook op ver- fcheide Eens in Siemens ee be-

Le) Ornithog alam re wijn gorie Pedanc, um= bellatis fiasplicibus. Goar. Bil. 95. GOUAN Mdonsp. 171, Oren. Dam 378. Pl. rg 270 , de H‚ Clif. 124. R. Lugdb. 31e Ornithogalum luteum. C. B. Pix, 7r. Bulbus fylv. Dop. Permprt. 223, LOB, de. 149, Pyrrochiton, A z- _NEALM. Spec 91. T, 90

I1,DEEL, XI, STUEs

300 ZESMANNIGE LELIE

Va fchiryft het, onder den en tiran

ES gium , aldus (*).

Hoosp- _ » De Wortel is een Vleezige- honde Bol

STUK, > geevende zeer weinige fpitfe Bkmechtige Bladen uit, dikwils langer dan de Stengel, , die een enkeld of twee ongelyke Bladen heeft , fomtyds drie , welke veel breeder zyn, „> op de kanten ruigachtig. Uie derzelver Oxze- », len komen veele eenbloemige Sreelt jes voort , ‚»_die-glad zyn of maar weinig ruig. De Bloem- » blaadjes, op twee ryên zyn geftreept , uit den ss groenen geel, van «buiten geheel groen, »; doorgaans glad, De Meeldraadjes , uit den ‚‚ voet derzelven voortkomende, zyn niet breed , noch driepuntig: de Stamper is dric- ‚hoekig , driedelig 0

m.. (3) Vogelmelk met Hoerige pweebladige Sten:

EK az gels; de Bloemen Kroontjeswyze met Take wimum, kige Steelijes. à

Zeer klein.

Dit kleine-geele Vogelmelk enk is door den Heer pe Gorter in Rusland waarge- nomen. Het groeit ook by Montpellier op de. Akkers, alwaar de Heer Govan het zelden

hoo-

C*) Phalangium Radice ee Stipulis maxiais birfa- aen ibus umbellatis Petioli kanton, Helv. inchoat. Ile

ú de Oidarntas Scapo zagulafs diphylio &c.Gont. Belg. 95. Fl, Sate. 271, 286. GOUAN Afonsp. 172. GORT. Ingr. Ss Ornithog. luteum minus. C. B. Pin, 71, Hypoxis, RENEALM: Sp. 92, CLUS, Pans, 191. T. 192.

or „BoLPLANTE Ne & 301

hooger dan: een Handpalm gezien heeft, In Switzerland vondt. de Heer HarrLeR het Asper; ook, en zegt ‚dat het-laager en. Takkiger dan Hoorns het voorgaande is, hebbende. vyf, zes of ze- STUKe _ ven Blaadjes aan de Stengel, ’c welk tegen de bepaaling en tegen de Afbeelding van Cr v- s1us, welke door hem aangehaald wordt, flry-

dig is. Die Aucheur fchynt het. in Ooftenryk

met een Stengetje van maar een Duim hoog-

te, waargenomen te hebben. Onze Ridder merke

aan , dat het in Sweeden, in- de Tuinen ; on-

der het voorgaande gemengd, doch niet over- alen dus zeldzaamer voorkomt, Even % zelf-

de heeft ín ons Land plaats. Het verfchilt ,

zegt hy, niet alleen in grootte, maar ook door

de fpitsheid der Bloemblaadjes , die in het an-

dere zeer fltomp zyn; ‘om van de takkigheid der Bloemfteeltjes niet te fpreeken —_GMELINS;

die het Gecle Vogelmelk ook in-Siberie op verfcheide plaatfen vondt , ‘hadt naauwlyks een

Plant gezien , die in manier van groeijing, in hoogte, in breedte der Bladen , in grootte en Kleur derzelven en der de » meer vere anderde (*) : zo dat. hy ‘dic kleine voor eene Verfcheidenheid fcheén te. AE van de voor- gant, Soort (Ì).

(4) Vo.

(*) Har, Helv, inchoat. uts._ tt) Flor, Siber, Le. Pp. 47e

IL. DEEL. XII. STUK.

Br ZESMANNieGEe "Lette

B, @ Vógelmelk Ik met een zeer lange Tros, Arae 4 _Läncetvormige Meeldraadjes : : de Bloem- Hóord- _ draagende Steeltjes egaal en uitgebreid; STUK. 5 Nd Vrugtdraagende digter aan de Stengel.

Iv.

ND he Deze groote „Soort met witachtige Bloe-

renaieum, men, vondt de. Heer Ravworr by Aleppo

Pyre-

neefch, im de Tuinen. Zy is. gemeen op de Gebergten

van Oostebryk , Switzerland en Karniolie; doch

inzonderheid op de Pyreneen , waar van CLv-

stus er“ den bynaam aan. gaf, Naderhand

merkt hy aan; boe het jaar 1606. hem geleerd

hadt, dat déeze--geen andere-Planc ware ; dan

de Bolwortelige Affodillen van-GALENUS, by

Dopnonéus afgebeeld, en-door-Lorrer Hy-

acinth- Affodillen- getyeeld omdat de-Blocme

_tros“veelsgebykt naar-die der biyacincben, Op

verfcheide »plaatfen in Switzerland is hee door

den onvermoeiden, Kruidleezer „den grooten

Harteu en: aderen. ies ‚die het en hoipbi BEN mei allah ven

BE oet ons RE SIOE zn bie En De

f (4 Orsidegglen Racemo aes » Filamemis Coca latis 8e, GOUAN Monsp, 172. Ornich. Racemo longisGmos Filam. dilatato-Linearibus , Caps. erectis. 1e. Scan. 220. Ornith, Spica longisfimâ, Fil. triangularibus, Harte Helg.

P Crus. Hifl. 1. p. 187, Orn. Pannon, albo flore. Pans, 188, T. 189, Ornith. Pyrenaicum, Cur‚ Poff. 21. Stichyoides. REN. Spec. 93. T. go, need bulbofus Galeni. Dop, Pampt, 209. Hyacintho- Asphodelus &c. Los, le, 93

or BOLPLANTEN: 903

pe De Bol is dik. De Bladen zagt, gekield v. „en paar den Grond omgeboogen , vergaan zn s, ras. De Stengel , van twee Voeten en hoo- Hoorpe „ger, niet Takkig, draagt een zeer lange STUK, » Aair, met Zeer y veele Bloemen. Witte Stop- » peltjes heeft * zy; die omvattende z zyn, breed » van voet en lang geftaart. Opftaande Bloe- „fen , in ’t e@rst toegeknepen , breiden al-

Îengs zig meer én meer ‘uit. Van de Bloem= pe blaadjes ‚uit den groenen geel, met witte 2 tanden, zyn ‘de drie buiteoften {maller, de » drie Eitinedtten breeder en korter s alle Meel. 2 draadjes breed gefpiest : s de drie buiteníten ss fmalst, De Stamper is korter dan dezelven : de Vrugt Eyropd,, met, rondachtige Heuvel. » » tjes beftipt” ( De Meeldraadjes maaken in dit Geflagt : een voornaame onder rfcheiding. Dezelven worden, in deeze Soort , van fommigen gezegd drie- hoekig te zyn zof driekantig „van. anderen Li- piaal verbreed, Doktor ScoProri zegt, dat dezelven Elsvormig opftaande, glad, aan den voet breeder en korter dan de Styl zyn, Het één ftrekt tot opheldering van het andere, De Stempel, voegt hy 'er by, ís ruuw door wits te, ronde. 7 neige Tepeltjes en drie- deelig (1).

(5) Vo-

(*) Helv. inchoat. UW. p. zor, Ct) Flor. Carniol, Pp: 242e aai í

II. DEEL. XII, STUK.

304 MESMANNAGELEL tE ze

Vv. (5) Vogelmelk met een langwerpise Bloemtros

Ne tn _Lancetyormige Vliezige Meeldraadjes ; de Hoorpe __ _ Steeltjes en Bloemen uitgebreid. STUK.

Deeze Soort wordt van GERARDp' en aft Orie an gehouden voor eene Verfcheidenheid van zl de voorgaande, Wat de ‘Metldraadjes aan: bonifch. gaat; zou ze nader ‘komen aan die van HAL: LER, dan dezelve ; maar de Bloemen vind, ik aangetekend van binnen wit te zyn, van bui- ten groen | met „witte rand djes,, en ‚dus zondér Geel. Dat Vild- Ajuin met gebaarde witte Bloempjes van Montpellier „, by Loser st welk Doponéus Nar rbonfch noemt groeit op de Velden in Provence, en is, volgens cen Heer GERA Dg alleenlyk kleiner dan % voot- oe. de Meeldraädjes Vliezig Lan-

> en tevens Elsvormig kunnen zyn, beiden Een LiNNAUs;laatik onbefflise Ede

Vie (6) Vogelmelk met een zeer korte Tros, Lan- Gelok: cetvormige mese wân langte alsde Bloc-

men, flompe B eter en B tbd ge Meeldraadje. 8 dn @

(5) Ornishogalum Racemo oblonga, Filam, Lanceol,. Mente branaceis &c. Am. Acad, IV, 312. GER. Prov. 150. zag thog. mojus fpicatum Flote albo. Ornithog. Narbonenfs. Dop, Pempt. 222. Ornithog. fpicatum Monspelienfium. LOB: de. 94.

C°) Dat de Meeldraadjes allen Elsvormig zyn, maakt de onderfcheiding van deczen Rang in dit Geflagt: zie voore.

(6) Ornithogalam Racemo brevishmo, Bracteis Lanccola-

ts

sgr ae Ee endiidndd ad

OE BorLrLaN TEN zor

0 Vogelmelk met een zeer lange Tros, en vs tsidaeetvormige Degenachtige Bladen, pan -Vân:de voorgaande is de Grociplaats onb ruken kend: deeze-wordt gezegd in Arabie en Egyp- omst te te húisvesten. De vermaarde For SKAORL, lm la- niettemin , heeft daar niets ânders gevonden ze Breed dan een Geelbloemig . Vogelmelk op byzonderg Pidi plaatfen byzonderlyk genaamd. Het tegenwoordige heeft Bladen van een Woet lafg , teer dan twee Duimen breed. Het draagt een Bloemaair die zeer groot is; fomtyds -met honderd Sneeuwwitte Bloemen: Des vindt men het ook onder de fraaije Bloem- planten gerekend, Het wordt by SWERTI rn. Alexandrynfe Leie getyteld, Crus tus heeft : daar van gefproken:

@) Vogelmelk met een Kegelvormige Tros en vis, menigvuldige ne: Bloemen, hels

Deeze

ks longitudine Florum &c. ân. Acad, IV. per 312 Or- nich. Spice ee: „Comefum Flore. Laêteo, „C. B. B. Pin, 70.

Runs. Elys. 11 Pe: 135. £. 1. Ornich. La@ei Latei fpecies ma- jor, BEsL. Eh.

(7) Orrishogalum. Racemo longisûimo , ir Lanceolato= Enfiformibus. Ornithog. latifol, & maximum. C. B. Pin. 70.

Ornith. vel Lil. Alexandrinum , Flor. albis rkder

bas: Swart. Flor. ss. Crus, Pans, p 187. (8) Ornithogalim Racemo- Conico , Flor, numerofis adscers Vv dent

A Diks. zu. stut.

DE ZESMANNIGE LErure-

Vi __Deeze is mede een der: allergrootfté Soör- ABEEL ten -verfchillende «door «de « Smalbladigheid Hoorp- meest van de voorgaande, Men vindtze, on- STUK. der den naam van Zeer groot: Melkwit Ornie

thogalum , in de Verzameling der-Bloemplare ten van den Eyftetter"Tuin , em „wel ender

komst is van Heuvelen in ne Zegt de Ridder.

E Be Met de Meijen beurtlings uicges _ rand,

ix. at 9) Vogélmelk met geruilde Wiesin; de in Bloemfteelsjes laager dan de ez de mre verg Draadjes eenigermaate uitgerand: |

_Deeze , door Crus1tus Arabifch , door Doponaus Groot Ornithogelum getyteld

werdt gemeenlyk Alexandrynfe Lelie genoemd, „volgens LOBEL; welke paam men zoude mO- il Re: denken van Alexandrie in Egypte af kom- : 5 ft ig

_ döhtibrie,” Ro‘ Lupdb. 32. Otiithog. angufifol, Spicatum ma- mm. Cs B. Pin: zo. RÚDB. Eli p. tg f. 400 Bithogalum Lattum maximum. Basu: Eyf. heit aided

Ek f Ze (9) Örvithopat 0 ee: Cöryümbofis Pedunc. ‘Scapo fami: Noribas &E. Re Lied. zz Ornithogalum uinheliatum inf

5o, Eilium Alexandrinum ens ee le, 149. OF withog. majus, Don, Pempt. aat. dt A

d

Oo Re B OL P TAN TE Ni 5 zr ù

ftig:te‘ zyn $ doch: daarvis vok een Alexandria Ve in Ligurie ‚„-zo DoboNmaus aabmerkt. In-Árpears dien zy gemeen was by de gedagte Stad, Hoorde zou immers bnc ded ed marge STUK nomen hebben. - die

De Wortel ís een witte Bols van onderen. plat , en , zo wel als de Bladen, veel naar. die der ‘Hyacinthen gelykende » de Stengel één of anderhalf Voet hoog, glad,‘naakt, dun ert groenachtig, aan den top omringd met eenige verwardelyk -groeijende Steeltjes , Bloemen draagende van groótte als der” Narcisfen „maat - van figuur als die van ’” Vogelmelk, en even als dezelven des avonds zig fluitende, Zy be* ftaan uit zes geheel witte Blaadjes , terwyl een zwatt-Knopje; dat driekantig is, het mids „den van de Bloem beflaat, van zes Meeldräad- jes omgeven ‚die. wit zyn met geele Knop» jose „Deeze Bloemen zyn-zeer aangenaam er balfamiek van Reuk, Harrer zegt, dat de ddr famehzegroeid zyn (*®,

Eenmaát hadt Crvstus deze in Neders Jand zien bloeijen , en vervolgens, in t jaar 1575; te Weenen; döch p Dn ì Voort: Zelfs hadt deeze B een zonderlinge nätuur : wiltetde geen Blad fchieten , dan alle Jaaren uit den Grond gee nomen en voor den Winter weder geplant wor.

à detja

(*) Staminaconnata, HALL, Goese, 81, Syfl, Nat, Pig, KULs El En Il, DEEL, Xile STUN.

zl Kes nn

z08 Zes MAN NIEGE LEL 1 È-

wordende; Ook geene”-dâar van hadt hy zich bloeijen „dan van Konftantivopolen gebragt

Hoorp- zynde. Men noemdeze Zunbul Arabi, ’t welk

STUEe

Arabifche Hyacinth betekent; maar hy-gaf ’ers om dat zy meer naat de Soorten van’ Vogels

_ melk geleek, den naam van Zrabifch On,

um aan.

De Bloemtros , inderdaad, zo als hy dezel- ve in Afbeelding bragt , welke de zelfde is als die van Loren en Doponéus, gelykt zeer weinig naar. eene Hyacinth, als de Bloe- men byna egaal van hoogte hebbende ; wes= halve deeze Soort ook zeer groot. Kroontjes- draagend Vogelmelk genoemd. was by B a u- BINUS., Ik kan derhalve naauwlyks begrye pen, hoe de Dames te Weenen dezelve Wit te Hyacinth konden noemen, gelyk hy zegt. Immers de grootte der Bloemen, derzelver figuur en plaatzing, hadt geen de minfte over-= eenkomst met de Hyacinthen, _ Ook verftaa ik niet, hoe de Steeltjes der Bloemen laager kur- nen gezegd worden te zyn dan de Stengel : ten zy dat zulks in tegenftelling met de volgende gezegd ware. Immers de uitdrukking van wy- len. den beroemden Hoogleeraar A. van Rover billykt deeze twyfeling: alzo. hy niet de bepaas ling vande Ridder heeft ; maar zegt dat de Bloemfteeltjes naauwlyks hooger dan de Sten- gel zyn (*).

Lins _{*) Ornithog. Flor. Corymbofis, Pedunculis Scapum vit fuperantibus, Filamentis alternis emarginatis. R, Lugdb, uis-

ror BOLPLARTEN. 309

—LanNeus merkt aan dat” deeze Soprt w à ook aan’ de-Kaap der. Goede Hope voorkome;: Arens ìk beb van daar een Bloemtros ontvangen; die Hoorps* - in ’c gezegde-opzigt meer met de gedagte be-STUG Te paaling (trookt ‘en welke vik » derhalve. onder, {27525 den bynaam van Fwyfelachtig Vogelmelk voor-biun. 2 itel, „Men vindtze, in de’ Natuurlyke grootte zachts, ee in Fig. 3, op Plaat LXXXII , afgebeeld. Hee Etant, nevensgaande Blaadje toont; dat zy het Uijen. Fig, 3, „achtig. Vogelmelk niet kan zyn van HERMA N*

Nus (*) 5 gelyk ook de Meeldraadjes geene Weolligheid hebben. De Blikjes, die de Bloem: iteeltjes- omvatten.» zyn niet Hartvormig ;. hoe- danigen. de Ridder toefchryft: aan hect: Arabi-

Îche (f): maar zy. loopen-zeer. fpits-uit. De, Onderfte-Bloemfteeltjes zyn vry wat korter of

Jaager dan de top des Stengels; en maaken met

„de bovenften. eene byna. pieramiedaale ‘Tros;

‚van tien of twaalf Bloemen; Deeze-hebben

de zes Blaadjes taamelyk fpits en geel van

Kleur, ovaal- of Eyrondachtig?: _

(ro) Vogelmelk met gevilde: Bloemen 5 á Bloemfteeltjes hooger dan de Stengels derne GE aan den Pot” verbreed, aa nnn

- i&

id

Ni Ornishogalum Cepaceum, HERM: Lugdh, Pp» 466. T,

Ti Broûes amplexicaules , Cordatz. Syt. Nat, Vas.

bl Ornithogslum Flor Corymbofis , Pedunc. ne, ge 3

U. DEEL. XII. STUK,

sio ZESMANNIGE LELIE

„De Waarneeming der Meeldraadjes heeft, in

amie. deeze Gemeene Soort eene aanmerkelyke ver-

Hoorp “andering ondergaan. In ’t eerst -ftelde de Heer _

STUK even dat-zy witgerand owaren ‚op 't

á

k adlkd

Jaatst aan den voet” verbreed. De uitranding

werdt bevoorens “door zyn:Ed;-maar-aan drie

ver Meeldraadjes ';- beurtlings h vervolgens” aan alle "……_ toêgelchreeven.

„Dit ‘Kruid; dat men wi Vrij bielizvoemne, komt: door geheel Europa „tcismintte’ wat de Zuïidelyke en middelfte deelen betreft, op vers

“{cheide plaatfen- woor. —,, Het ‘groeit:‘op Vel-

den ‘omftreeks' Dresden aanderElve (zegt sErwNaus); in Ítalie by‘Padua ten nevens 4 Villanova 5: omftreeks Lyonsánt Vrânkeyk; sp jaook door shet grootfte deel wan Duicfche zsland?*e Dits zybr, op ver vaa, alle deszelfs Groëiplaatfen niets In“ Lânguedok en” Proven- eeis-het alóm op Akkêrs en -Veldenngemeen: Omftreeks Parys ontbreektshet ook niet; noch in Engeland, envin- onze Nederlanden alsook in Brabant ‚komt het-op verfcheide plaacfen voor.” Is mn “denken”, dar her daar ge-

zaaid

“_gibus, Filamentis baG dilatatis. Sy/f, Nat. pas XU

Eilam. emarginatis. Sp. Plant. Il. Gort. Belg. 96. GOUAN Monsp. 172 wee Pedunc, Scapum longe fuperantibus 4

Filarentië altërdië eMátginatis. R. Lugdb. 32. H. Cif. 124 GRON: Orient, 42. Ornith umbell, med. anguftifolium. Cs B. Pix. zo. Ornith: “vuigáre tas êt minus. J. B. Hit. Me 63o. Bulbus leucanthemus mîno £o rpithogalum. Dop Pompe. 221. Ornichogalon. hin ze 148. Aden REN. 2, 8. T. 87.

ie Ja de

os BOLPLANTENS Sit

zazid,, zou Zyn: RaAuworrF. vonde hect zelfs by. Aleppo groecijen. De -Franfchen noemen Aspen het Orzithogale „de Engelfchen Star of Beth: Hoorp- lehem 3 de „Duitfchers » Feld, Zwibel, dat is sruEe. Veld- Ajninns Jkzal her „de; befchryving ide lasíchen van den. Geleerden HALLER, die hect. in, „Switzerland , hier „en daar. „Op „Grase wegen „-tusfchen-de W yngaarden en in Velden, | overvloedig aantrof (*).:. «

‚De. Bolwortel. heeft aankomelingen De Weortelbiaden zyn. zagt , „gekield „weinig breeder daneen Lyn, doch ook tweelynig , so, ftomp. „Aan de Stengel, die een Span hoog 2, is, komen witte, zeer groote gekielde Stop- za peltjes voor, De Bloemen. zyn geaaird, hoe= „wel, zy. -zig als een. Kroontje vertoonen,’ 2 welk. uit eenbloemige Steeltjes-beftaar , waar, 2 Van, de, onderfie die zeer lang zyb, boven s de bovenft e korteren uitfteeken. _dub- » belde ry is ‘er van Bloemblaadjes, van bin- », pen Melkwit, van buiten met een breede s, groene Streep getekend. De. Meeldraadjes zyn breed, Sappig , drie eenvoudige, drie s, uitgerande, welker het Meelknopje uit de »'verdeeling uirgeeven. De Styl is oke

de Vrugt Eyrond , ftomp.”.

z Is zonderling , dat gezegde. Heer aan de Vogelmelk -geaairde Bloemen toefchryft; èlzo:

| zy

(*) Felv. inchoat, Tem. IL. p. roa,

Va Je DEEL, XIle STUK. î

V,

de ra

II, Hoorp-

$TUKe

sit2 ZESMANNIGE LELIE:

zy in ’e geheel de gedaante niet hebben, van, cen air , en naauwlyks ook die van een, Kroontje ; hoewel men het gekranst zou kunnen goemen of: getuild. Verfchil in de figuur der Bloemtros is nogthans aanmerkelyk. De aankomelingen » die men Bolletjes of Klifters noemt, zyn in de Afbeeldingen blykbaar. Dat het in gebruik zou zyn, tot Spyze of Genees- middelen, vind ik piec aangetekend. Wat de reden zy; dat LiNNaus het voor de Dui- ven- Mest, welke in de Belegering van Sama- ria zo duur werkogt werdt (*), houde Hs is my duifter, Het zou daar ‘overvloedig moes, ten groeijen-en in menigte in gebruik geweest

zyn'in ’c Beloofde Land, HasseEQquist wondt „in ’t jaar 1750, by Smyrna een Kruid dae hy: Or umbelletum noemt cn omftandig- befchryfrs doch maakt kever van geen, genas 1.

(ai), u den VL vs 25e Columbinum Bibs. B) » Nat, KUL, Stercus. Colambinum chare emptum ín Ohfidione Hierofolymitands, Mant. 364. Dat heet verflimmmeien in plaats ‚van verhete-. zen Her was naamelyk nier in de Belegesing van „Jemfa- lem maar van Samaria en fommigen verftaan dië gehee anders. In de vertaling van Junius TREMELLIOs leest men: ut Venter, infe quief? in cavo Columbarnm effet guinghe Siclorum Argemiì Dus zuu het zeggen willen , dar men de Ingewanden eener Duive » of cen vierde part daar van n, toen voor vyf Sikkelen Zilvers verkogt had,

CJ) Reize nach Palaflina. p. sor.

ar BOLPLANTEN 313

CI 1) Vogelmelk met eenzydige hangende Bloe-_ V-

men en eën Klokvormig Honigbakje van ngen Meeldraadjes. Hoörb STUK,” 22

In ’t Napelfche die $ pu meer den twee OE Jaaren geleeden, deeze zonderlinge Soort door zaten es. Crus: us waargenomen en befchreever,” De- Kaikk ni, zelve heeft Bladen , naar die der Fyácinthen gelykende , zegt de vermaarde Kruidkenner ;

En een dikke taamelyk ftevige Stengel, glad en groen, een Span lang, van boven met tien, twaalf of meer, aan Steeltjes van een half Duim hangende Bloemen , die wit van Kleur zyn, van buiten Benches Hy merkt aan, dat deeze in ’t midden een Kelkje hebben, Ook van zes Blaadjes, waar in zig zes witte Meeldraadjes met geelachtige topjes en een Witten Styl, “vertoonden De Nn zegt hy , zyn geheel Reukeloos » En daar volgen driehoekige dikke Hoofdjes op, met zwart Zaad gevuld , door haare zwaarte de Stengel nederdrukkende. De Wortel waâs een witte Bol, met een bruinachtig Huidje, boven pun- erin a De piet ten opregte werde

és da piste eg el PN ja

É: zr) Ornithogalum Flor. fecundis pendulis, Neâario Sta=

mineo Campaniformi. Filam- vlatis emarginatis, H Clif. raa Ups, 84. KR. Lugdh, 32 Sp. 4. Ornith,

Elys: Ip: 137 f. 12e Ornich, Neapolitanum, Crus, Ape 2. Pe 9. Te 9. MORLS: 1LS- 4. T, Aj, fe 39 9e

Vs IL DEEL, XIIe STUK

314 ZESMANNIGE LELIE:

kiest

* meen. as) vigeimelk er - Hyacinth

Hor. geheten. Want men rs dt begrypen, dat

‚de Bloemtros veel naar die der Hyacinchen

ect Ge agstinkios asss RIS: 4 12) ans a destine » Eyronde

bene Kaapfch. Een seen Wortel heeft deeze Kaap-

s nde bvna. een Vuist groot kvobe EN En Et nde pe van en à B sede met Oee Wholeliies jonge Wortelen» begroeid. De, Bladen , welken dezelve, twee of drie‚in getal, uikpechts wórden, door den vermaarden BREYN, als .tusfchen die van 6 Varkens ug god, cn; Water - Slangekruid middele | - COMMEL ÍN: oordeeltze volmaakt paar die van de breedbladige of Roos Weegbree, te gelyken. “Tusfchen dezel- ven. fchiet, heteen Stengel, van anderhalf of

twee Voeten lang ‚vaakt. en dun, ‚van mide

de: tot, „den top yl begroeid „mer, Bloemftecl- tjes, ieder een, klein Bloempje draagende, dat blaauw- en groenachtig i is van Kleur, en uit zes Blaad-

et ast Gaetano stora amie Pres “Rolex folio , Radice Tuberofà. Comm. Hert. 1e Ps.

ue T. 38, Ornithog,. affinis Radice-tuherofà, Cyclaminis 0. BREEN Cot. Toa. rennen a FI

?

ik et ERE EL

ar BOorLPLANTENe © sis

Blaadjes “beftaat {dies een. Bekertje, maaken, VZ Someyds zyn de Bloemfteeltjes , inzonderheid ABEL} de-onderften , „wel een Vinger lang naar bo- Hoorn: ven gekromd,->De-Bloempjes, die op ’t laatst sTUE” "> wit worden ;-bevattenveen-driekantig Zaad?

huisje ‚dat driehokkig ís „-met-ronde-Zaaden;

De “Meeldraadjes zyn „in deeze. eben tot

een mees rnes A reiden beek

S crwr As Squille,

Een zesbladige uitgebreide afvallende Bloem, met Draadachtige Meeldraadjes ftreke tot on- derfeheiding, van die Geflagt , waat in, de vol- gende Soorten zyn begreepen, | dn

No} Squille die de Bloemen naakt is met L al geknakte „Blikje es.” rrd

wbt Are: Eér „ii ë Eep EL Zee.

“De cerfte’ erde dum. eere die Ajuin. Berk ons gemëenlyk Zee- Ajuin ,in’t Hoog- duicfch Meer - Zmbet noemt. In Spanje trad

ee Scilla nudifiora. Erateis relais: Sia Nae KIL. Gen. nis aai 419. p< 271. Scilla Radice tunicatâ. Pa: Med. 1 H.. Cliff. 125. Ups, 822 RK. Lagdb. 32, GOUAN pee 173. Scilla valz. Radice rubrâ. C. B. Pin, 93, Scilla maritima. Crus. FBA. 1, p- 171. Hip. 290, 291. LoB. Je. 155. Dob. Peúpt. Gor. Ornithogalum mari- stimume Squilla-Rad, rubrâs’ TOURNE. Inf. 531. q, Scilla Ee CG, B. Pin, 73e Scilla alba, BRSL, Eyf. Vem, 35. 1. 7

woei Eh:

V. ÁFrDEEL: ui,

Hoorp-

316 ZESMANNIGE LEL 1E

dezelve' niet alleen patuurlyk , maar ook in Italie en elders op Zandige-Oevers aan de Middellandfche Zee. By Lisfabon, in Portu» gal, ís“ zy ook niet ongemeen, De Wortel wordt door de Engelfche-Schepen , die de Itae liaanfche Kusten van-Caìlipolis bevaaren , zegt SEBA medegebragt.. Hier door verftaat hy de Stad en Haven van Gallipoli ; op een uit hoek gelegen in ’t Ryk van Napels, Volgens ee vindt men dit Gewas ook by Tri- ven ins De Abeldingens welken Louer en Do- DONZ&US, in hunne Kruidboeken , zo vat den Bol’ als“ vän “de Bloem geeven, zyn even de zelfden als die van Crus1ús; door wels ee eee Kruidleezer.de Squille op verfcheie

atfen van Spanje en, Portugal, aan den

| Senf in Auguftus en September bloeijen-

de. werdt waargenomen. Dien zelfden Bloeityd houdt dit Kruid hier te Lande, en heeft dit byzonders, dat de. Bollen. op-een Zolder ge= plaatst, buiten den Grond Steng fchieten en bloeijen. De Stengel is in de Natuurlyke Groeiplaats doorgaans een Elle hoog , regt , en in de bovenfte ‘helft, Aairswyze , begroeid

met veele witte gefternde Bloempjes, klciner „dan die der Affodillen,-zo Crxusrus aafl- merkt. _Op-dezelven volgen driehoekige Zaad-

huisjes, als famengedrukt en ledig bevattende

Een zwart plat kaffig Zaad, “Na dat het Zaad

ryp isen de Steng verdord, en t Een des rans Jaats »

or BOoEPLAN TENS St7

Jaars , fchiet de Bol vyf of zes breede, groote , groene zeer dikke Bladen, op den Grond leg-" yy, Arpress gende, en cenigermaate gekield @*) ln De Worrels-of-Bollen-van dit Gewas, o-STUKe. verkomeude zyn van een- helf. tot vier of vyf Ponden ‚zwaar , en dus dikwils uitermaate groot, Zy zyn byna van figuur els die-der Hyacinthen, uit veele Rokken , gelyk een Uit jen , famengefteld, ‚‚ De buitenfte zyn by den „Steel , (zegt SERA), als afgerot , droogen »‚ bruin op en vertoonen als een mâarmering », door het allengs uitzetten van de witte Ly- »» mige boven- Schil. In de Grond gezet ,fchiet > de Bol dunne Vezelachtige Wortelen” (+). Wy vinden een Squilla met-roode en eene met witte Wortels by de Autheuren opgete- kend : waar van de eerfte eigentlyk Medici- naal zou zyn; doch Bauminus merkt aan ; dat ’er geen verfchil is in de hoedanigheid. Ook fpreekt Cr usius van een witten Wore tel en SEBA van een wicte boven- Schil, Veer len twyfelen, of deeze Plant wel de Skilla der Griekfche Geneesheeren zy, SALMASIUS heeft zulks met kragt ontkend; doch dit doer weinig ter zaake, aangezien de onze de zelfde uitwerking heeft, als die, waar zy van fpree. kene (*) Crusrus zegt dit, die de Plant op de Natuurlyke plaats hadt zien groeljen. LinNmüs zegt, dat de Blader Zancetvormig en geftrekt zyn. (12 Zie SB Kabinett,l, D, p. 73e Pe 44e Fez.4, Pe

U. Deer. XII, STUKe

v. ArpreL

Hoorp- STUK,

318 ZESMANNEGE LEE1 r-

ker, > Raaúw- is de Bol, hoe Lymetig dok ;

‘zo fcherp ; dat “men Puistjes aan de Handen krygt, door ze lang te behandelen. De Smaak “ús opverdraaglyk bitter, heet en fcherp. Men

begrypt ligt s dat zy, dus ingenomen , den Keel en Maag verfchroeijen en derhalve een Vergift zyn zou, Ondertasfchen gecft de Squil- le, door Deftillatie-in cen Kromhals,een zuure achtig Water, Loogzouten bencemen baare bitterheid «en fcherpheid grootendeels. Door

* braaden «wordt de vinnigheid ook getem- es doeh het verdikte Exerakt „“met Water, behoudt dezelve, Het Pooijer van den gedroog- den Wortel, tot: eenige “weinige Greinen ‚met andere Middelen, die ‘de: fcherpheld matigen , ingenomen is door Hedendaagfche Proevén van een byzondere kragt bevoûden in de Eng- borftigheid en Waterzuet. Alle Kwaalen , die uit een langduurige verftopping door: Slymige Stoffen ontftaan kunnen” dienst hebben vaû een voorzigtig. gebruik: daar van. De Squille bevordert altoos de Waterloozing ; fomtyds doet zy braaken of afgaân en verwekt ook wel de Stonden. Behalve de Koekjes daar van in de Theriaák , heeft men ia onze Apothee-

‚ken een Azyn van Squillen, waar doot iemand,

miet 's avonds en ’s morgens twee Lepels » verfcheide_ Maanden lang , in te neemen , van gen: Steenachtig Gravel. verlost werdt. * Ge* bruik dat de Gemeene Man -van deezen Wóte tcl, door hem op Sterken Drank te zeeen s

‚maakt »

or Bötrt'A NT END EE

maakt, is wereldkundig. Men kan iele Vv, ook de geflampte verfche Sauille’, als een = fchroeijend cf Brandmiddels ‘opleggen. Dus Hooens: dient zy , ín_plaats van de zogenaamde Spaän-STUKSTe fche Vliegen 3 doch lang leggerde of ftyf-aan. gedrukt ‚vreet Zy in, en maakt Ages cen

diepe Zweer (*). ee

(2),Squille met een gefchubden Wortel, eN ie Lie

Tot dit Geflagt brengt de Ridder die Bol; jen Plantjes thuis , welken TournerorT be- gi yucioth, greepen heeft onder den naam van Lelies Hyacinthen : alzo het Blad en de: Wortel veel gelykt naar die der Leliën. Anderch hâddenze gefternde Hyacinth geheten, of’ dât de Bloem zig Sterswyze opent; hoewcleen Tros of Aair maakende als de Hyacinthen. Dus gelykt dee zelve « ook voel paat die der Squillen. De Groeiplaats is in verfcheide deelen van Spanje en op de Pyreneefche Bergen.

Ui een Bol- Wortel , van gemelde hoede: nigbeid , fchiet dezelve zes of zeven breede Lelieachtige Bladen en daar tusfchen een

Blogmleele meme: dn den top

…_ Bloem»

(*)Rorry de Mat. Med. p. 471,

(2) Scilla Radice Squamat4. A, caf T23e n. er 32e Sp. 2, Lilio - Hyacinthus vulgaris Flore eoeruleo; ToURNE, inf?, 372. Hyacinthus Stellaris Folio et Radice Lili C‚ Be Pin. 46. Hyacinthus Steil. floridus Mutoni, LOB, de. Kole

II, DEEL. XII. STUK,

320 ZESMANNIGE LELrIëË.

s hebbende die zesbladig zyn, als een Ster

Ie jee ers "ri uftgefpreid, gemeenlyk blaauw, doch ook wit

ern

of roodachtig van Kleur. Ia % laatst van „Voorjaar bloeijen zy en daar op volgen drie- hoekige Zaadhuisjes met zwarte Zaaden.

(3) Squïlle met een langwerpige Kegelachtige Tros.

De afkomst is onbékend van deeze fraaije Ster - Hyacinth door TourNeForT tot de Orpithogala betrokken. Men noemtze even- wel Italiaanfche. De Bladen gelyken naar die der gewoone Hyacinthen en vallen meest op den Grond neer. De Bloemfteel , tusfchen dezelven, is naauwlyks een Voet Boon. en Op den top getrost of getuild met twintig of der=

Bloemen blaauwachtig Afchgraauw of

witachtig van Kleur. Ieder Bloemfteeltje heeft

twee fimalle Blikjes, ’t een langer dan het an= dere. De Bollen zyn digt van ee byna gelyk die der Tulpen. (4) Sqil- (8) Scilla Racemo Conico oblongo. Syf?. Nar, Vg, zui, \ Scilla Corymbo conferto hemifpherico. Syff. Nae) Xl. Spe Plant. ae Scilla Radlce folidâ, Flor. Corymbofis confer= Ì H. Cliff. 123. Re. Zugdh. 32. GOvAN ei 173. Omnithogelam picatum cinéreum. TOURNE. Jet. 38e Hyacinthus fiellaris bicires cinereus, C. B. Pin, 46. giyde €inth, fell. 1ealicus. Best, Eyf}, Vern, 42. f. 1, Cod, Hif, 1. pe 184,

r:er BakrbANTENS Hat

„45 ari met een digte Kagelvoreuige Bloem. Vs Arpzrr

Hoorp: Een ongemeen fchoone Bloemtuil maakt dee- STÜSe

ze, die gemeenlyk Peruviaanft che genoemd wordt ED navolging van Crusrus; hoewel menzé;

Ook in Portugal groeijende aantreft. Sómmi= gen meenden , dat zy eerst uit Peru Överge- bragt ware ; maar op den uithoek Lands van Kadix, in Spanje, groeit zy ook menigvuldig, Govan merkt äan , dat de Stengel mindet hoogte dan de voorgaande heeft en dat de Bloemen kleiner zyn , doch de Tuilis grootet en aanzienlyker, zo dat men deezén onder de Fraaîften rekent van alle Hyacinthen; ín Bloem komt de Spaanfche volmaakt overeen met de Peruviaanfche doch, deeze “heeft de Blader eens zo bréed.

Uit een_ “gerokte. Wortel; dië- als met Spin- _newebben is overtoogen ; weshalve Crustus er den “nádm van Bulbus Eriophorus (dat is

Sr eru= viaanich&a

Woldraagende Bol,) aan gäf ‚komen ia ’-

Voorjaar groene Bladen, byna een Duim- breed

me. « in ® de | Pe : geet “ek Ge ke ord ned

Corymbo conferto. inie ile GOUAN Monsp. 173. gen

(a)Seilla N Scilla late Umbellifera. Sauv. Monsp. 58, _ Ornithog. CET Lafit,- latisliam } ftémi” Ornith. Eriopkorum Peruvianume TeuReE. Jift. 381. Hyacinth: Ind Belts. stelfarus, C B.’ Pin. 47- Rúbs. Ely hp. 37. f. 1; Hyacinths-Stellatus Peruarius, CLUS, ee Is pe 175. MORIS, Il p. 375e S. 4e er ier

e

u. bek zi eg

hik

322 ZESMANNIGE LE&LTIE-

V. „en een Span lang ; in“’t ronde op den Grond ArDeel verfpreid, Daar tusfchen ryst een Stengel of Hoorp. Blaemfteel, van dikte als een Schryfpen, ter STUK. “langte van een Span, die aan den top met

nigvuldige dunne Bloemfteeltjes uitgeeft > paarfchachtig zwart, welke ieder een Bloem- pje draagen, dat uit zes gefpitfte Blaadjes be- ftaat die als een Sterretje uigebreid zyn , paarfchachtig blaauw , of donker, paarfch en Violet, of. ook. uit den witten roo Jachtig van Kleur. Zy hebben ia, 't. midden een Vrugtbe- ginzel dat boo2._p arfch is ‚omringd met zes Meeldraadjes dic, raamelyk. breed en Pypach: tig hol zyn. „De Bloem heef geen | Reuk, maar Se Bladen afgerukt, rekken zig in Draadjes sels, de. Bloemen oud worden, krommen deli de randen der Bloemblaadjes om, Zy bloeit in de Meymaand en is in de Tuinen van voors naame Liefhebbers. niet onbekend ; gelyk neD. ze ook-by‚‚de Bloemisten kan bekomen; doch de tederheid.van } ERS en. der Bollen maak

3 zeduar Os on 4 we, R 8 v. 5) gen met de Bloemen sigs over. Seilla amoend. Joeks p] Ster» Hyâ- : sinch, (5)Scilla,Floxibus „lateralibus -alternis fabnatantibus. a.

 Jle:he „Lugdb. 33, GOUAN Mlonsp 173. Hyacin= thus S ni : p

He Pe 54e es, Zes Hyacinthus Ssellaris_Byzantimus- Beste.

ek Vern. 43. f. &. Hyacinthus ferotinus elegantisfimuse Hi. 11, p 582, Ornithogt'um coeruleum Byzanrinute

tonnie Inf, 330, rf Jd

vn We Eerd x 93

Hiòeks , eenigermaate werg en een Be, hoekte Bloemfteel,

Hoó „Deeze dies in, den jare, nae: van. Konssrux. *

ftaptinopolen: overkwam, wordt deswegen Kon-- ftantinopolitaanfche by. fommigen getyteld. Zy

verfchilt van. de voorigen,, doordien zy went fcheide Stengels of Bloemfteelen -uit-een. Bol: die.digt en Vleezig is uitgeeft. „Die-Stengels- zyn hoekig seen Handbreed of een half Voet

lang „-en-draagen dikwils ieder maar twee Bloe-

men, welke volkomen als die der gemelde Ster- Hyacinthen gefatfoeneerd zyn van-eene-zeert bevallige blaauwe Kleur. Drie, Blaemblaadies, zyn van, binnen aande tippeos.kekig of ge- pageld en alle zes aan den-voet met twee wit- achtige” Stippen -of Kercpien mi Het

tje of

\ liezig Bhkje befchut..: Zy: werfchillen , op by- zondere. Planten „in grootte -en‚Kleur, ko- mende bleeker of hooger-blaauw , ook fomtyds paarfchachtig of Violet, zelden. wit voorsczegt EACHINUS. Tegenwoordig vinde men, by de Bloemisten, zo wel wite en_ roode_ als

blaauwe Stef fyscinthen. a RO) Squïlle met byna overend font liene beed Senf in geta tab vel vO VREE 5 ded ; x d den, : Tweed

(6) Scilia Flor, ollie enn Okn, Dan 562. A

U. DEEL, Zil. STUK.

el ,

id

Ve Arual.

34 ZESMANNIGE LELIE

Men vindt. van--deeze aan welke ook cen digte Wortel toegefchreeven wordt vier Soore

‚pten by TourNerorT, onder den naam van

Duitjch twee of -driebladig Vogelmelk, merblaau-

Ea Ba

ee eadie

we; donker blaauwe , Vl efchkleurige of wite achtige Bloemen , aangetekend. De Groei- plaats „naamelyk ; ís in Duitfchland. vry alge- meen hoewel men ’t ook overvloedig in de Elzas „in Switzerland «en in de” Zuidelyke deelen van Vrankryk-aantreft. Ray meldt, dat het op zekere Eilandjes aan de Westkust van Engeland, in-de-Terfche Zee, inzonderheid op Bardfey , voorkome.” Het voert by Doponéus den naam van Hyacinth van Fveus1us; on dat ’er die. Autheur «de eerfte Afbeelding van gegeven hadt. Dezelve noemt het Mertzen- blum , dat is Maartsbloenr, alzo het in ’: Voor jaar bideie doch geeft dien naain ook aan Druif: Histibtben ‚enz. (*). “De beroemde HÁáL- LER noemt’ het Phalangium met een Bol- Wor- tel , zeer breede ftompe Bladen, een Aair met weinig: Blóemenven: zeer kleine Stoppeltjes. oe aint het t dus ()s

sa Een

H. Clif. 123. R. Lugdb, 33. GOUAN. Monsp. 174, Hyaciar thus Stellsris bifolias Germanicus. C. B. Pin. 45. Hyacine Sn nieus Liliforu, LoB le. 99. Hyacinthus Fuchfiie empt. 219. Omithogalum Geumagkum, TOURNE. 480

15e

MORIS. IL. S. 4. T, 12. f

(*hZie Fucus. Herbarias,Oâavo. Hyacinthus veersleusmd Jor ‚minor , maset foemina item niveus. Pag. $8l 85e „…{t) Hebo, inchoar, Tom, 1. p. 102

»

or B O-L-P LAN TCE NK 325 d be

s Een-Uijepachtige- Bolwortel; met twee of _ Ve

„‚ drie breede ftompe zagte Bladen , en eene ‚> naakte Stengel ,. van een half Voer of €en Hoop. s Span, -Een losfe Bloem- Aair, van twee of ;TUKe vee sy drie, op”’t-hoogite tien Bloemen (*), Zeer ssikleinestappeltjes. Uitgebreide , ook wel om- s, geflagen Bloemen, zeer kort famengeknoopt; s groen genageld, de Blaadjes ovaal en blaauw; ‚door een donkerer Streep verdeeld, De büi- s tenfte ry der Blaadjes fmaller , de binnerfte ss-breeder: de Styl enkeld met een fpitfe tip 3 „het Vrugtbeginzel Kegelachtig en breede » Meeldraadjes ® (4).

Van deeze Ster- Hyacinth zyn de Bloemen vry groot en fraay , en verfieren in ’t Voorjaar ì de Velden in Duitfchland en elders niet weinig, wordende in Engeland Our Ladies Flower , dat is Onzer Vrouwe Bloem geheten , zo LOBEL aantekent. Ip de Tuinen pan zy zig fterk “door haare Bolletjes voort (He

(7) Squil,

(*) Dikwils vier Bloemen, gelyk van hoogte , fchryft ’er onze Ridder aa à ai (f; Daar eg Geflagt van Phalangian Elsvormige Meel-

komt het vreemd voor, dat hy die Plantjes daar ouk en niet En TOURNEBORT rot de Ornithogala thuis gebraze

5 Hoe de squillen en dergelyke Planten ut enkele schile fers, op een warmé plaats gelegd, Bolletjes geeven , in! men zi en bj'GUETTARD. Memoires Tuur, Is Ogier.

4 zi

3

idd Hoorp- : STUK vil. illa Lu fitanica. Portu-

geefche.

vur.

Hyacin= thoides, ie achtige,

326 ZE”S MCANNI GE L Eo1o1 E-

(7j-Squille meteen. langwerpige Kleaisilgge „Tros en dacht senen

avan daat; die ip Pontugstierdelfens is ge- vonden ; meals de Ridder thans. een rieùwe Soort, en zegt, dat zy aar de,-Vyfde gelykt. De Stengel is rond en draagt- een Tros van af/tandige Bloemen , die-byna korter dan,de Steeltjes zyn. Zy hebben ovaale,, (tompachitige Bloemblaadjes , Sleufswys’ geltreept en- uitge” breid; een weinig langer dan de en N diegeel geknopt zyn;

„…(8) Squille met een =n En le de Be men korter-dan het geknalt, 1

„De, vermaarde TourRNEFORT heeftessin „geen gewag gemaakt van zulk een B ONTiAöf dlink, maar ftelt- onder. dien naam een Soort in zyn Werk voor „tot welke hy de Woldraagende Bol van Cuussus betrekt (*. des mans de as GOovaAN van deeze, 443 Scilla Racemo otinen ns Peralis Eeue Syt. eX!F, XL. Hyacinchus ;Srcllaris coeruleus Stamina ® vis

rid loes C‚ B. Pin. 46. Runs. Elys. Ile .p. 34 | É (8) Scilla Racemo lopgis(imo, Floribus pedunculo colora- % brevioribus, Gein. Omithogalum Eriophosug: DE le. Touunr. } {%) Oriema'e.. rd r 321, Ornithog, Ezioph. Bulbus zo

phorus Orientalis, CB Pin. 47. Mais Eriophoxus, CLUS

Hifi, 172. J. B, fl IL, Gzre Gale GRAS Rpke ad

maer KE

en hd ki ge“ arie ha ras vet

5 HIE BEOLP LAN -T-E Ne 327

opder den opgegeven naam , gefproken hebbe , _—_ Ve weef ikeniet: “De-Ridder laar op. her hier ader” eg geplaattte volgen, „, De Blcemen blaauw „-me- Hoors® p nigvuldig in getal en klein : de Steektjes‘ruEs ze sverfpreid, _Draadachtig , » blaauw, driemaal

35 ZO er als de Bloemen. ide

al Squille- met Shmamchtië ZLininale ‘Bladen IX. en getuilde Bloemen , de Steeltjes naakt , er ‚_opflygende ;-van langte als de. Bloem. Heifstfche,

…Deeze «wordt ‚Herftfche Ster Hyacinth ge- tyteld omdat zy in de Nazomer bloeit. „By

Kaap. Lezard. in Engeland vonde Ray dezelve overvloedig. Zy groeit- ook omftreeks Parys - “en. verder „in Vrankryk- Zuidwaards, alsook in. ‘Spanje-en Italie „op Zandige Gronden: De Sten- ge) ie is een: Hasdpal: m hed net: de

Rrwr. zon: dêr

bd

I gr d Blikjes. EE

(10). Souitie me! een rndachag. Blad oep zyde „Ee tenjgermaats geaaird, ee: bajes ù Ee „ge. gi RANGE Ed: wat idd Va „Ad Kd anti: oren “Eiliformibus ‘Linearibs, Flor. Corytbo- fis &ec. GOUAN Moksp. 173. Scilla Rad ‘golidä”,’ Fol, Seta- ctis &tc. GER. Prov. 149. GURTT. Stamp. 131, DALIB, pr zoz. Hyacinthus Stellaris Autumn-lis minor. C. Be 8 GAS. ee Lp. 185. ven Autumnalis, LOB

ref u Go) sia ‘Folio abend se Latere io, Syt.

KE es, rr 8 / Á Kiddie k ‚Nat. il. Dai Xi STUK.

sc ZESMANNIGE LrEL IE

Y. In Portugal was de Groeiplaats van deeze bye Ee: zondere Soort dieongemeen zeldzaam is. Crur mies stus hadt een-Bol daar van by een, Franfchen STUK. Bloemkweekcr „in ’t voorfte der voorgaande

_ Eeuw , voor Geld bekomen. : Zy: ‘Schiet „uit

den Wortel een Biesachtig Blad, van een Voet langte om laag Sleufachtig hol, en aldaar een Bloemfteel beflaitende van ongevaar een Hand-

breed. langte ‚, weike. op den top-drie witte Bloemen draagt, naar de Plane naamelyk groot

en zesbladig , met witte Meeldraadjes en cen drie.

hoekig ‘Vrügtbeginzel. De Bol was niet grooter

dan een Hazelnoot , bruin ,” en gaf twee z0-

danige Bleden uit, rad met een” Edergehk zydelings Bloemtrosje. Capenfis, _ Behalve de Herftíche Ster. Hs aëlothe beerit’ Kaap. _ de! Heers Nels Bur MANNUs, onder Kaapfche -Plagten ; eene daar hy den naain vaa Kaapfche“Squille aan geeft (*).” ‘Dezelve was

by den vermaarden CommeryN afgebectd

en befchreeven , als zig in de Amfterdamfche

Kruideuin® Ge thidene? “Pie ‘heeft de Plánt ,

wel is waar, genoetnd Afzikaanfche Syuilla met

een kleine groene Bloem en een zeer groooten Bol:

maar alzo hy meldt en vertoont, dat de Bloe-

men , die aan een Stengel van.drie Voeten een hans Aair „uitmaaken , niet. zesbladig„emaar = Eet EN ze 8 Nat. Ornithog. Spicatum unifolium , Flore Nigeo òdortte: Grist. Lafsan, Bulbus Begiaile: mt albo. J. B. ke

Nep. daze! : ik (*2 scilla Copenûis Coppa Heet. dat Ea 5 A,

or BOLPLANTEN 329

in zesfen gedéeld zyn :zo kandie Plant naauw- VA

lyks toe dit Geflagt behooren. De Bol was drie-Â?: EELS} meal’zo groot als die der gewoone Squille , zegt es

OMMELYN. Aanmerkelyk is t, dat zy eensruxs*®

bloeijerde- Stengel zonder. Bladen fchoot: ’%

welk hear ‚in de eerfte opflâg zelfs , genoegzaam

van myne nieuwlings ontdekte Kaapfe Bolplart,

die ik tor het Geflagt van pin seine Deen

ken heb , onderfcheidt.

Ër ABLE

Een zesbladige Bloem, met de drie onderfte fte Blaadjes neerhangende ‚en het laagfte Meel- draadje langer ‚van de “anderen; en wen onderfcheide dit Geflagt. oz: _De eenigfte Soort, daar van bekend, voert 1. den ‘bynaam paar-haar afkomst van de Kaap Cape der Goede Hope. Eenige gelykheid naar de Kaaple Koornbloemen ‘, Cyant’, fchynt aanleiding ge- geven te hebben tot den Geflagtnaam. De aangehaalde Afbeelding van PLOKENET, on- dertusfchen , voert by hem den tytel van Klein _Leliebloemig Phalangium met Goudgeele Bloemen. Linneus oordeelt dezelve flegt te zyn, en inderdaad, zy gelykt weinig naar een Plantje, dat de Geftalte van de Squille heeft, zo ds Ridder aantekent, die ook- aanmerkt, dae de Bloemen onregelmaatig zyD. As (rt). Cyaneilas: Sy/2. Nat. Kil, Gen. 416. Peg. XIII, Gen, $20. p. 272. Vid, PLUK, Phyt. p. 434, É. 2,

Xs

IL, D&EL. Xl. srux,

330 LES MANNIGE LELi1E- Asrmooerus Affodil.

Die Gelagt heeft de Ben in zesfen gedeeld

en het Honigbakje beftaat uic zes Klepjes, die

het Vrugtbeginzel bedekken „zegt de. Ridders Voorts. moet menin aanmerking neemen, dat de. Bloemen Aairswyze aan “een lange dikke dikke Stengel« „groeijen en. de Wortels: eene byzondere gedaante hebben ;-als by. veeleilang- werpige Knobbels te gelyk aan één Stoel han- gende in de gemeene Soort. De drie volgende heeft LINNAus opgetekend,

@ Afrodil met» een gelder Segni _ kantige gefbreepte Blade

ec, ed OP Sicilie groeit natuurlyk Sep die. zo

Ekerse >

> gemeen, niet iet is,als-de volgende Men achtze

te zyn de Plant. Ipiryon genaamd by Tnro- PHRASTUS, en het Erizamba der Arabieren. Gemeenlyk wordt zy geele Affodil genoemd en

‚was by de Ouden het Woyfje „tot onderfchei-

ding van de. volgende, welke zy het Mannetje

__noemden. De gebladerde Stengel b die de. hoog;

ni 1 ) Asphodelas Caule foliofo , Fol. red Syt. Nát. XI Gen. AN Vg: Xllls Gem,’ Pp: var JAC

or B-or:pr A NT EN 331

te van een Elle of daar. omtrent heeft maakt

het grootíte vedfchil. : De Bladen svimmers, kos arnel,

men in deeze ook fomwylen Pypachtig voor, H

mu, OOED= ,

hoewel ‚zy meest,maar geftreept zyn, De Bloes: TUe

men , geel van. blends ben: „groote witte Vliezige, Blikjes. en kee

tt

(2) Áfrodil met een naakte SokF; en Degen!

u. „5 vormige gekielde gladde Bladen. 7

_Deeze, de Witte of Mannetjes Affodille ge= paamd , groeit inde Zuidelyke deelen vaa Vrank: tyk , in Spanje Portugal , Italie, in Switzer= land, als ook in Ooftenryk „volgens LinNgus. Ik vindtZe nogthans door KRAMER of Jac= QUIN niet aangetekend ; maar in-de Krain graeïtze ‘op ** Gebergte, volgens Scoror :, HarL&r maakt wel van de voorgaande Gees le ‚doch ‘niet. vän deeze ‘Witte, onder de Planten van Switzerland , gewag. R a v-heeft dezelve op Gebergten by Mesfana, ais ook op Steenige Heuvelen, omftreeks Montpellier ; ges vonden. GOUAN zegt , dat zy aan de Zee,

naar Frontignan stere ia ee dE

es, Ban Pena ER pat Kl gt Ee Er sE » ke

( ke Caule- zat Fol. vamos Carinatis Ievibus. Mat, Med, 172,’ Asphodelus C nudo Foliis laxis. A. Clif. 127, Re Lugdb, 24. ia Monts, 15e haha. albus Ramofus et non Ramolus. C. B. Pin. 28.

dnft. 343. Asphodelus primus et fecundas. Crus; gen ú p 197, Momié. mat Ik, pe 330: Se 40° kn ì

HL.Desr. Xl STUK. ne ft

Wacte,

Vv,

Árnert.

33 ZIES MAN NIGE LeELIE:

Op dorre Bergen, in de Zuidelyke deelen van en eigen By» id (GERARD; Ze

mut. Hoorp- von "BTUKe chat dëëze Affodil zo wel wandeiin als

_ Fakkig voorkomt, vind ik-den- bynaam riec geer eigene CrLustus noemt de ongerakte

Witte, de, Getakte. Groote Asphodelus , van welke laatfte by ‚van Lislabon naar Madrit reizende de Wortels door den Ploeg uitge= rukt vonde leggen, wel tweehonderd. of meer in getal, aan éénen Stoelhangende, zynde zeer dik als Stek-raapen: des hy dagt, dat de gee ee Plant wel vyftig Ponden gewoogen had. De Steng ,-zegt hy; valt fomtyds wel. twee Ellen: hoog, zynde rond en glad, boven in Bloemdraagende Takjes. verdeeld , en anders geheel. naakt. De Bladen, uit den Wortel of Stoel voortkomende , zyn langwerp'g, fmal, driekantig en als gekield , gefpitst , voos sin taays. De Bloemen zyn zesbladig, van binnen wit, van buiten ieder Blaadje met een paarfch= achtige Streep getekend, Zy zitten op korte Steeltjes en hebben die eigenfchap , aan de meefte Bolwortelige Planten , welke een Aair of ‘Trosachtige Bloem draagen, gemeen; dat zy

‚van onderen op ontluiken, en dus de onderfte

Bloemen reeds verflenst ef afgevallen zyn,eer de bovenften open ftaan. Een paarfchachtige

Affodille, met bonte Bladen, vindt men door. BAUHENUS opgegeven. De Zaadhuisjes zyn.

byna rond, met drie ziten brt in “die

Or, DOLPLANTENS 339

drie. holligheden verdeeld „een zwart driekan- are tig Zaad bevattende. UL

(3) Affodil , die de Stengel naakt heeft, en ke âs Belle, Elsvormige „gelbreepte , byna snbedetus Pypachtige Bladen, ponden É

ge.

Deeze, die de Stengen minder dan een Elle hoog en altoos getakt heeft, is in Spanje zeer

_gemeen, en komt oók voor in Languedok en

Provence, © Ih de Woeftynen by Kaïro in E-

gypte is een Pypbladige Affodil door F om se p

KAOHL waargenomen. De Wortels zjn van

die dergemeene Affodillen verfchillende wânt

Zy oe Vezelig aan den ‘Stoel, vniet verdike

_ kende, * De Bladen zyn fomtyds Pypachtig ,

maar ook dikwils halfrond, aan de eene zyde

vlak , aan de andere BERreeDt 5 veel bleeker dan die der gewoone Affodillen, welke insge- lyks Zeegroen zyn. De-Blóemen vallen kleis

ner en witachtig , hebbende -de Meeldraadjes é

aan de tippen verbreed} de Zaadhuisjes en het

Zaad komen nagenoeg overeen.

Dat hee Affodil ook. op” Creta Tk

je aki een - et 5125 READ Liter hef EO ee inn 56 hs RE 5 %

bj Seren aard ie jn Fel arittis ern flac - tis WA H. Ups. 83. Govan Menip. 174. Asphode Cauie nudo Fol, friâis. C. B. Pin. R. Lugdb, 34. Asphoe delas Fol. Fiftulofis. C. B. Pin, 29. Aphod. minor. Cuus, Hijt. Lp. 197-- Hisp. p. 295- Te oe Dop. he 25 206, Phalangium Crete. Lon de. Len pr

Et On,

4 vaa ven Gd

U, Das. XIl. STUK.

mA

334 ZESMKNN TGE Le LI e-

beeft Lt NNeus meer dan eenmaal gemeld (*),

AFDEEL. Men moest daar door volftrekt” verftaan “het Hoor: BEK Kandia ; alzo dat woord op zig zelve

est he? Ë Te Ser “vân Oritur planitie, Crete: maar

Tat,

A ne E

ooi ‘anders gebruikt wordt.” Ook zegt GE-

dit geeft aanftonds aanleiding ° on te denken , dar die Autheur daar door. een. Vlakte. in Pro- vence verftaa. Nog, meer moest. zulks blyken wanneer Loper dit. Gewas hoemt , Phialan- gium Crete, Salonenfis} en Mout son zulks verklaart , met de Franfche benaaming le Crau de Salo. Zie hier , goe Laet zelf daat vaa eee se penn Doen wy van dtm On fpelen ende ss haibeiferen gingen nae. Marfeille in Pros » VENCEN. „onder. ons Clercken door de gruys= ss achtighe, en de „dorre pleynen ghenaamt „5 Craux' van Kn als ghelyck.wefende vat natuerén. den melenden Creta: oft Candies foo vonden wy-daar in grooter menichte een s, ander foorte, defen. anderen niet: anghelyck; >, verfchillende alleene-in.-de grootte zals nau », wejecnen” Voet hoogte’ zyndesssen minder sp: van Bladers, maar dicker ende veel ftyver, „» den Ee gg zeer nae comênde. In Ju- se, gaft f yn Bloemen hed G Säedt in ‘Au- vCrtrne, en: ba : pen is

in plast van

‚© permet ue ns ct „Alwaas men oak dert; ee 83, ps. vindt. en (f) Herbarius s Erusdnh. 60, :

DRRAT TRI.

am

N eN

ZA

Sn

hd

if

ED

lijn

or BOLPLANTEN 395 » gufto den anderen ghelyck , maar minder 5.

De’ Affodillen zyn door de Ouden “aange! Aspaa merkt geweest, als de Waterlóozing en Ston- Hoos “den bevorderende; doch tegenwoordig geeft TUE. men 'er naauwlyks pladts aan onder de Ge- neesmiddelen, De Wortels zyn zeer heet en fcherp „kunnende derhalve uitwendig dienen als een Schroeiend middel, Inwendig zal men er niet ligt gebruik van maaken. Door de Zwynen worden zy fomtyds uit den Grond gewroet en opgevreten,

Onze kundige Hoogleeraar , N. L, Bure MANNUSs telt onder de Kaapfe Planten-twee «> Soorten van dit-Geflagt. De eene, door zyn Ed. Capenfis. gebynaamd „heeft. een “naakte Stengel die Takkig is en Lancetvormioe plat- achtige Bladen ; : de andere ‚met. den bynaam enen naakte Stengel en. Liniaale

laden, die et zyn dan de Sten.

geftrekte | gel (4). Tot geen van beiden behoort. die. Kaapfe Bolplant, in’ voorleeden Jaar 1778, hier: te Lande moogiyk allereerst , en in E gadget 83 trike ESL ae „tant ten , GOK : NN PE lon, zegt GARIDELL : waar uit blykt, dar die Gruis- Zandige Vlakte tusfchen de Steden Arles en Aix gelegen zyz-omfireeks de ke on Zie de Tegenw. Staat vue Frankryk. H. Deel, ( Asphodelus Oben & frius, Predr, FI, Capa P. Io,

U, DEEL, XI. STUKe

*

36 ZESMANNIGE LELIE

Ee ook. by my gebloeid hebbende welke ik, zo rt “wegens de deelen der Vibgemaaking. als we* makke gens de Geftalte , niet nader brengen kan dan STUK. tot dit Geflagt, Ik maak ’er derhalve een nieu» we Soort, van, onder den naam van Asphodelus Comofus of Bladerkroonige Affodil, om dat de Bloem -.Aair met Bladeren, gekroond is, en geef

die op met de volgende bepaaling,

iv. _ (4) Affodil met een naakte Stengel, de Bladen

gee oe __Lancetvormig , pe hemisch sold, 3 van kong onderen gekield, _ | > Zee LxÄxIn ‘Naar de leevende Plane” in een Pót js mys

als-gezegd is ‚uit een Kaapfe Bol gékweek:, co

inde Zomer des voorleeden Jaars,zeer fierlyk

in Bloem taande > is de nevensga aande Afbeel-

ding, to en derde der \Cogt Èv ver.

kleind, } dor’ onzen kundigen Plaatftigders den

Heer G. Purriess;- getekend en vervölgens

in’c Kopergebragt. Deezen Jaare 1779 heeft 2y

ook nog, zo wel als töen „met verfeheïde Sten-

gels in de Hortus Medicus alhier gebloeid en_

Zaad gedragen. De Kenmerken, op de manier

van den Ridder , door my ten naauwkeurigfte - daar van opgemaakt, toonen , dat dezelve tot

dit Geflagt behoore ; naamelyk;

De Kelk ontbreekt.

„De Bloem is- eenbladig , zesdeelig; metten:

qa) 4s beses Caule he Foliis amel Alveolatis undulatis , fubtus Carinatis, Hourruy NERI 8

or BOoLPLANTE N,- 337

cetvormige vlakke uitgebreide Slippen, die wit Va

zyn, aan 't end geknodst en groenachtig; niet Árpezrs

afvallende. nd Hoorps

Het Honigbakje beftaat uit zes paarfche Schub-sTums betjes ‚die Kegelswyze famenluiken , dekken- de het Vrugtbeginzel.

De Meeldraadjes, zes Elsvormige uitwaards Boogswys’ gekromde Vezels, van gelyke lang- te, de flippen der Bloem aan den voet inge- plant: de Meelknopjes langwerpig -opleggende, opftygende , tweelings of gefpleeten , neder- waards Vorkachtig 5 vervolgens Eyrond, dwars opgelegd ; het Stuifmeel Zwavelkleurig.

‚De Stamper; een rondachtig WVrugtbeginzel, binnen de Schubberjes van het Honigbakje bye kans verborgen: de Styl Elsvormig mer een ge- knotten Stempel,

De Vrugt : z een Kogelrond , Vleezig, drie- kwaösbig , driehokkig Zaadhuisje ; niet alleen gekroond met den Styl en de-blyvende Bloem; maar zelfs door de Meeldraadjes gefchoord.

Zaaden verfcheiden, tot negen toe, in ieder Hokje der Vrugt, die Eyrond a a zyn, aan de ééne zydesbultig.. >

Op Praar LXXXII, Hie: nevens, s, 250 ter wederzyde van de Bloemfteng de: deëlen der Vrugtmaaking , in alle Afmeetingen voriibbE zynde , onder *t aog gebragt. “Dus ziet men by A de Bloem vertoond, zo als zy. na de outluiking voorkomt, de stippen ‚naar Blaad- jes gelykende , half wit , half groen, aân %

| 4 end

‘EL. DEEL, XII. STUK,

GB ZESMANN TOE Leries

We end geknodst: de-zes-geboogen Meeldraadics, rad met Votkagtige Knopjes omringende het Vrugt Hoorns: beginzel, 't welk by B afzonderlyk vertoond is, STUK“ “70 wel als de Meeldraadjes by Cvemr'D.-Hier

openbaart zig in deeze laarften een adnmerkelyk

werfchil , naar dat dezelven”nog-in “Ttaat tot

Bevrugting of reeks uitgewerktezyù , gelyk

men dit ook -aan- de: Bloemfteng”; die van ob-

deren “op” bloeit kan-waarneemem: * Zodanig

iets heeft plaats in, de biyvende ‘Meelknopjes

_ van allerley. Bloemen Zy keeren zig om en

Schudden als haar Stuifmeel uit “waarna zy

allengs inkrimpende -verdroogen, “=De Vrugt ,

onder groen, boven rn ver=

toont zig by Es inde © ende Bloem

gevat , met de Meeldraadjes omringd en mét

den Styl „By-E ziet ‘menze over-

dwars deorsttoeeden:s s zo wel-als de hollighe-

den der drie Hokjes ende Zaaden daarvin

vervat, wier figuur vader blykt by G; alwaar

Zy, Zo van de eene als van ik e andere enk higigen ht De

rijgion baotg

ARE der Plants e 3 5

De Wertel is een. Schubbige Bol, niet ronds maar Kegelvormig „onder geknot en als,dwars afgefneeden Witpeisig:geche van aanmel grootte.

De Bladen zyn Lelieachtig,” anderhalf voet en daar over lang, by den Stoel ben ui

OIGR BOREN PERS &

Dain breed, ‘voorts Méngs, ‘tot aat de El toë, ' Verfamllende, vân Bevek Geutachtig, ran onderen buldg , gekield, de’ kanten ger, Ir , niet úiregttipt zm de boten AE ovenzyde donk ér groen van sateren enen en aldaar, in de handen: fte zele nrèt paarfche Vlakjes Betekend. —_ loemfteng is aanzienlyk, fchuins uit den wek” fchieteude en verder regtopftaande, - ffevig; van benêden toe het middén een Vinger dik, en ter hoögte van drië Rynlandféhe Voe- ten opgroci ijepde. Zodánig is de hoogte van de eee myner Planten, in Portés geweest. Ik had nog “eén andere met twée Bloemftengen Be 4 de Höttus Medicus Iët x Blcet:

5 c

var minder

Hoogte, allen van bs ven ne en. gn, sE VTE Bp

geld di tet Br rond, 5 is me elvke aarfche. Vlakken „als de Blaten Eer zyn en ‚dist by elkander” (lia, getekend. Het bovenfte is geeler en hoekig door ’tafgeeven van de Bloem- feeltjes allergs verdunnende. De afgeblocide en worden op de 02

JK DEEL, Xl, STUE,

340 ZESMANNIGE LeEure-

Vv. AFDEEL. u. Hoorr-

$TUKe

Zon ftaande, aan de randen paarfchachtig ; maat het Vrugtbeginzel , dat in ’t eerft paarfch was bekleed, wordt van onderen groen of geclach= tig en by aanryping uit den geelen paarfch.

ÂANTHERTIGCU Me

Diet Griekfche woord is van PriNrus voor de Affodille , by TurornrasTus voor de Steng der Affodillen : waerfchynlyk wegens de menigte * van, Bloemen , daar aan zittende, in welk opzigt zy de meette andere Planten over- treft , gebezigd, Waarfchyolyk zyn de Witte Affodillen daar mede bedoeld , dewyl men ’% Latynfch Albucum daar mede ENE tele, Lan- Naus gebruikt het bier voor een Geflagt van Planten, dat niet alleen in Geftalte zeer veel van de Affodillen verfchilt, maar ook de Bloem zesbladig , Sterswyze uitgebreid heeft en het Zaadhuisje verhevener , Eyrondachtig. ’: Geflagt van Phalangium by Tournerorrt, zo wel als deszelfs. Liliafirum , en dat gene, % welk de Ridder bevoorens Bulbine getyteld hadt ‚zyn begreepen in de drie volgende {maldeelin- gen.

A Phalangium : met de Blâden gefleufd , de Meeldraadjes meeftendeels glad.

(1) Ar

\ or BoOoLPLANTEN, 341

(1) Anthericum met platachtige Bladen, de v. aSteng eenbloemig. Es Se Deeze , bevoorens „voorgefteld onder den on naam van Bulbocodlum , van anderen onder de Narcisfen of Vasterd- Narcisfen geteld geweest , hale is een loutere Bergplant voorkomende op Swic- Leatbloc- zerfche Alpen en-andere Gebergten der Zuide. "5 ‚Iyke deelen van Europa , als ook in Engeland volgens RAys, die dezelve heeft afgebeeld, Harrem befchryftze dus. De Wortel is een langwerpige Bol, met een Netje omweven,die veele dunne ronde of drie= karptige Bladen uitgeeft, en een Stengeltje van vier Duimen of een weinig hooger, met veele korte Blaadjes. De Stengel-draagt een enkele Bloem, die van zelf fameoluikt, gelyk die van Palangium des avonds. De Blaadjes zyn Ey- rond -Lancetvormig “wit, van binnen en ten ros, met donker roode Streepen en een geel Nageltje. De Styl is Prismatiek; de Vrugt drie. kantig- Kegelvormig. | Het is, zegt hy,een Voorjaars- Plant, en

(1) Antberieum Foliis planiusculis , Scapo unifloro. Syf. Nat, XII, Gen. 418. Veg. XIII. Gen. 422. p.'272. Maid. 365. Bulbocodium Fol. Subulato- Linearibus. Kk, Lagdb. 41. Sp. Plant. 1. p- 294. Bulbocodium Alpinum Júäneifo- lium. Raj. Angh UE. ps 374 Te 17, f. 1. Pfeudo-Nacis-

Gramineo folio, C‚ B. Pins sx, Prodr, 27. Runs. Elys, Bep B f. de Y3 EL DasL. XII, $ruxs

342 JESMANNIGE LEL te:

V. betrekt ’er-niettemin.toede Kleine Herfst < Nar: HI, cis van J. BAUBINUS, als ook de Laatbloemis Hoorp- ge Narcis van Crusuus, ) t welk tegenftry- STUK, dig fchynt, doch” niettemin den bynaam bi. Iykt van. onzen Ridder CJ.

ts @) Anthericum- met “vlakke Bladen; eens ers elle kelde Stengel en getuilde Bloem. Griekfen,

‚Die Kruid : in. de Levant. door. Touänse FORT waargenomen „heeft , „een Bolworiei en ide » byna „zo, lang als de

Een > die And is ‚> met drie of vier Korieze Bladen , hebbende op ’-endeen-Tuil. tje-van vef Bloemen, op: drie’ Steeltjes , “het

| Bee te eenbloemig, De’ Bloem is wic, mef e Me gekop ende. Syt ik karlens

ett,

te 5). eek Mèt vlakke Boden, de Sien:

pe Pias „gel en Meeldraadjes Wolig hebbende. 05

lakbla- En den bis Soort; i in Portugal, by Kaap. Spizel,

in de „Maand, April, bloeijende gevonden Coor den

(*) De Afbeelding van de: Marcisfius, Autunnaiis minor,

by Crusius Hip, P--252, komt-met die,‚van BAUHANUS

papees oTepen, of deeze is daar van ern ee

be Cin Eol. pi planis, Seapo Gmpli « Blok ou

bofis. Bulbocodium Grecum, “Myolotidis Florer ner OURNE,

Côr. 50,

CG) Anthericun Fol, planis ,, rin meis Lamas,

Mant, 224. lk

_BOLPLANTEN En.

den Heer VANDELLI, heeft, volgens hems de Wortels dik langwerpig aaelodbinr: de

Worteibladen Liniaal, vlakachtig s, geftreept „Hoorns «

Vs

eenigermaate. gekield, met het end omwonden „*TUKav ««

Elsvormig : de Stengel Takkig - „met Lancet. vormige Blikjes en de Bloemfteeltjes eeniger- maate-getrost: «de Bloemen rood, van grootte

als-in het Takkige , dat volge, met Wollige

Draadjes , geele Meelknopjes en -den-Styl kor- ter, De Geftalte is als die van ’t voorgaande, maar de Bloemen zyn kleiner en hebben geen gladde Meeldmaadjes 6e

(4) Anchericum met driekantige ruuwe Bla= den „een beke Stengel.pn. omgekromde cam „Bloemen.

To ot de Kaapfe Planten moet, volgens den Heer MourRay, deeze Soort behooren, vals zynde in de Ei alhier, nu negentig Jaar geleeden, uit Zaaden van de Kaap gefprooten, Zy-maakte een. Gewas, met Bladen als van, Prey „de ak anderhalf Voet hoog en

ee in

eN Gij wamre en sider ijgent Mas, inc. cit, en daarom heb ik Filamentis Lanatis, dat ® er byge- was, vân ’t voorgaande afgelaten.

Anthericum Fol, trigonis fcabris, Scapo Ramofo, Co- rollis revolutis. Phalangium ZEthiopicum Ramofun Flor, albis, ° Pezalis reflexis, Comm. Hort. IL. pe 67. T. 34. Muan. Goet, 214. Asphodelus Fol, compresfis asperis, Caule patua lo, TOURNE, In/i, 34îe

Ya

Il. DEEL, XII, DEEL

RL 4 +

aten

Den bloemig.

344 ZRSMANNIGE LErtIr-

Vi _ Takkig ; de Bloemen zesbladerig , agterwaardg

ren omgekruld , gelyk die cer Hyacinthen, en wit 5

Hoorp- de Zaadhuisjes langwerpig driekantig , bevat-

STUKe _ tende bruine ruuwe Zaadjes , driehoekig zynde en met drie zeer kleine Gaatjes doorboord,

ov. _ (5) Anthericum met vlakke Bladen een Tak-

lers, va kige Stengel , platte Bloemen em een reg- mofum. ten Stamper. Takkig. ie :

_Dití ís het Gemeen of Groote Phalangium , dat in de Zuidelyke deelen van Europa, op Kalk- of Kryt- Rotfen groeit, volgens den Rid- der, Dien Griekfchen naam leide men daar van af , dat deszelfs Bladen, Bloem en Zaad, op Weyn gezet een nuttig Geneesmiddel tegen _de Beeten van Spinnekoppen, Scorpioenen, en „andere Venynige Infekten zouden uitleveren. Hierom noemen fommigen het ook, in ’t Ere gelfch , Spiderwort , in ’t Hoogduitfch Erd-

_ JPinnenkraut , dat is Aard-Spinnenkruid. Op verfcheide plaatfen , in Duitfchland , groeit het op Heijen en Bergvelden en komt in Sweeder

voor, (6)

(5) Anthericum Fol. planis , Scapo Ramofo, Coroll- pla- nis, Piltillo reto. Anther. Fol. planis &c. GouAN Monsp- 175. Fl, Succ. 267 , 289. GUETF, Stamp, p. 529: Phalan- 3 gium pârvo Flore ramofum. C. B. Pin, 29, TOU anr. Inf. 368. Phalangium majus, Cam. Epit, sto. Phalang: Ramo- fam. Dop. Pempt. 106, kOB. Jee 47. m Flor AE, Bern, 1766, T. 6e

+ ,

Ee, BOLPLANTEN 545

(6) Anthericum met vlakke Bladen, een ge. Ve heel eenvoudige Stengel, platte Bloemen er Ti

ed Shape sers in Ge Hoorp- STUK. Deeze, zo wel als de andere, groeit inme- VL

„eherin nigte op de Switzerfche Bergen , als ook iste’ ri

drooge Vlakten in Provence, LinN&us vondtonssake. deeze laatfte zelfs in Sweeden en verzekert

dat zy een verfchillende Soort zy; hoewel de

Heer GrRARD ze als een Verfcheidenheid aanmerkt van de voorgaande, Het voornaam-

fte verfchil is aangeweezen,

De beroemde HarrLER noemt deeze laate fte een fraaije Plant, die de Wortels Vezelig tot een Knobbel inie: heeft en famenge- groeid ; waar uit veele Grasachtige Bladen voortkomen, die ftevig en een Voet lang zyn. De Stengel is een Elle lang, Bladerloos , met

een losfe Aair van tien Bloemen , welke uit twee ryën Bloemblaadjes beftaan 3 de binnenfte breeder Lancetvormig ovaal en zuiver wit; de buitenften met een groenachtig ftreepje. leder Bloem is by de twee Duimen breed en zy ge- lyken veel naar die der Affodillen,

Van het Takkige Phalangium , zegt die groo:

Ks. Pempt, 106, Liliago Cordi, Lo. 8 43 le Hort. LEN vs II, DEKL, XII, STUK,

346 ZESMANNIGE LErir

Vv. te Kruidkeaner , is: zy voor,’t‚overige weinig Arpitl. verfehillende. ‚dan dat-zy de Hloemens veel kleiner Hoorp- heeft, en dus ook veel minder. -aanzienlyk is, sruxe =De Stengel verdeelt zig boven in verfcheide

Takjes 5 yl-met Bloemen bêladenr, „welke: by „magt geheel geflooten ; op-den ‘middag volkor

men uitgefpreid. zyne en op detusfchen - Vuren in een gemiddelde {taat In Sweeden bevondt LiNNiEUS, dat zy van zeven Wuren ’s mor- gens.‚ tot drie of vier. Uuren=’s namiddags 4 waaken. Wegens die-zonderlinge. eigenfchap heeft MurrLerus de EEn ea van Eara-gersteld 4 De

(7) häthericaan met: adakke Ee zen ge-

herte i ien semeiccheel, eenvoudige Stengel, en Klokvormige ae: og Tdi ogene „Mieeldr

Le:ieach- zn ie rn he cd % ge

ad

guur naar die der witte Leliën nl doch verfchillende daar van, ee doo

(*) Vide Mem, de Ja Socierg de Berne, 1266. T. IV.

fas HK cf. à rt, “Sp. Pr. £ 324. GER. Prov. 1 5.

ALL, Hil, 290, „Lilaftrum Alpinam minus. TOURNE- Inte 36, Plâ lamgiu m magno Flore. C‚, B. Pin, 25, Phalangiame DALECH, Ee 852,

age ma:

or BOLPLANTENS 347

doordien de Wortels aan den Scoel hangen als_ SS

en. Anderen-hadden ze onder de Pha: Ee langia gefchikt, en door de grootte der Bloem galba: van de voorgaande onderfcheiden. ger biine plaatfte dezelve bevoorens in % Geflagt van Hemerocallis, welke benaaming de Heer Ha r- LER nog behouden heeft (%).

Overvloedig kwam het deezen voor, op de Betgvelden der Alpen in Switzerland, zelfs op de allerhoogften ; gelyk het ook groeit op die van Provence, naar den kant van Piemont en Savoije. De Wortels zegt die Kruidkenner , beftaan uit veele ronde zeer lange Vezelen. Hierom is ’t zonderling , dât Linn&os er Een Knobbeligens Wortel aan zn, heb (He Dn ss » Za8t, breeder dan twee Tynen, die uit den Wortel

zeer lang. De Stengel ongebladerd , van: een Voër of een oëmtair ; over ééne zyde, De Broen komen gaapende voor , op eenbloemige Steeltjes , met gekleurde Ey- rond Lancetvormige Stoppeltjes. Zy beftaan uit zes tedere Sneeuwwiiue Blaadjes, die de pune nge en dikker: hebben , met een Sroene getekend. De djes zyn Dyna - zo Tg en tap; de Stamper is langer ,

aan

6) ‘Hemergeallis Flor. patulis fecundis. Hebo. inchoat. Il. p. 12, Sp-1230.

4) Hemerocallis Radice tubetoft, Gesollis hepa Hore, Cif, uts. item, KR. Lugdh. Lr er

1e DEEL. EIT, STUK,

343 ZESMANNIGE LELIE

„Vs aan ’tend geknopt; de Vrugt Eyrond Kegel» en ra vormig met hoekige Zaaden. De Bloemen Hoorp- zyn welriekende.

STUK.

vur. (8) Anthericum met een omgedraaide Bloem: Antheri=

gam Spire flengel.

did Aan den voet des Leeuwenbergs, aan de Kaap der Goede Hope, kwam dit Plantje den Heer KorNie voor, dat federt in de Upfal- fche Akademie-Tuin is waargenomen. Uit een Bolwortel fchiet het een Stengeltje , dat van

_ onderen als met begingels van Bladen bekleed, is, doch Bladerloos blyft. Dit Stengeltje , een Handbreed hoeg en Draadachtig dun , is Schroefs= wyze gedraaid , een weinig klimmende, Het draagt. drie of vier Bloemeo , op eigen Steel. ties, die viermaal zo lang zyn, aan den top: terwyl ieder Bloempje flegts de grootte van die van ’t Varkensgras heeft.

B. Bulbine,met Vleczige Soa en gebaarde

Meeldraadies, 4 IX, (9) Anthericum met Vileezige bea Bladen Heeferig.” en eene Heefterige Steng. We-

(8) Anthericum Scapo Spirali. Mant. 224. (s) Anthericum Fol. Carnofis teretihus, Caule Fruticofo. GOUAR Monsp. 175. Anthericum Caulescens, WACHEND. Uitr.

IH. p. 192, Phal. Capenfe Caulescens, DiLk, Eith, 310. T. 231, f. 29%. BURM, Prodr. 10,

or BOLPLANTEN, 349

Wegens de geftalte hebben fommigen dit V. Kaapfe Heefterige Gewas ook tot de Phalan- SADRELE gia thuis gebragt. De groote BoEr HAAVEHoorps noemde ’t ‘zelve Afrikaanfch Spinnekruid, metSTUEe Bladen als van Uijen en geaaïrde Goudkleurige Bloemen. De Ridder heeft het , met de vol- gende van deeze Afdeeling, onder den naam van. Bulbine, tot een byzonder Geflagt betrok= ken gehad, --Immers dit erkent DrLtentus het zelfde te zyn, als zyn Stengmaakend Kaaps Phalangium-, ’t-welk hy aldus befchryft.

„‚ Een -regte Houtige , ronde-Steng, van seen Duim dik en een Voet lang , Takken » uitgeevende- met, Bladen van dergelyke of meerder langte, die glad en groen zyn, van », boven plat, van onderen rond en niet hol: »,-zo dat zy piet volkomen met Uijenbladen ‚-ftrooken. Zy omv atten Scheedswyze de

Takjes aan-den- voet en ken „„-zynde een Iymerig bitter Sap uit, Naar send der Takken komen uit de Oxels Stee.

s den , van één of twee Voeten -langte, die » gelyk de Eerenprys geaaird zyn met Bloe- ‚‚ men als van het Spinnekruid, geel van Kleur,

hebbende drie breedere, drie fmallere Blaad-

ie Het Vrugtbeginzel dat een dun Sty!-

‚tje heeft » is met zes Meeldraadjes omringd.

leder Bloempje duurt flegtséénen Dag, doch à weerd dagelyks van anderen vervangen: zo »» datde Plant byna gen een Zomer biaeike,

( É) El. DESL. XII STUK.

350 ZLasmânnrdetlenië

| kp „Aatherieur ‘mes Vkeezige edet Nn oeli scplapochtige. Maden schofie

Hour BE ‘wordt en en Trade Dreide

N1US sim, tegenftelling «van” ’t „voorgaande';

ienke Kaopfch ongefieeld Phalangium getyrelds= „Het

bodes heeft de Bladen z01-2gêrs naar-diervan Aloë

tig. gelykende dat wen hets zonder Bloemen, daat

voor zou „aanzien: Zy» zynLancetvormig, can

de bovenzyde Geueswyze uitgehold en komend

diercen kor

breede „-geele Knobbel is, Vezels uitgee-

vende. ‚Mer: een weinigsbehandeling kiéust

men, deeze „Bladen ven- krygt- aanrde = Vingers

een Iymerig- Sap 4 ‘als Eywits dat, viert eerst

mageksigs zeen gevoel” vanvfchéfpre ‚op de

ng: agterlaat,. tederheid: doet de Bla-

an „ligte IES endvaf verdorren’, ed’ de

Plant is niet. gemakkelyk- te-bbehoudens +Zy

gese uit den Wortel Stengels: vans eers of twee

Voeten; lang met Aairens in ”teërst. bynâ vals

die van Weegbree, vervolgens‘bûtluikende met

dermis rans î mr an nnen 8

el naven 14

Ld

z

Aiserin ol. Gamofs, sbulatie. planiusculist He vn. ROE Hels pu'pofis si pieten de pine excavatis,” Wicstsn Uit) sok bulsne cqnlise A Ciiffs 123 Racbugdhe 3e EE ET À zakte Ditr. Ekh, 312, To > f‚ 299.

1

oP BOLPLANTENS 3ft

ke PET Anthericum met Wleezige Elsvormige an RD “half Spitronde ee Bhdens 5 ensen rd el 2 Hoorp- zel 12) Anthelia Hhenige Blvor mige sTuRgas “rondachtige Bladen „en Frosdraa- ijs:

4 Sens St Te GE eam Aspbe-

“_Deeze. twee > Kaapfen verfichilfen à in Ee /

tre gar pezen

van de voorgaande, | byzonder, wéinig, ok is RE

mn

gens WACHENDORE heef: de erfte he „Bladen, platachtig van boven, welk byna overeenkomt met die der Heefterige van Dir-

LENUS, en de. laate zou dezelven finaîfer hebben dan. de. Stengel, Zy Zyn. fleviger i in de Affodillige gee” welke, en me Reg Î En heid” EL as rwintert, gek dezen S Anders a Pe en ei End à Zy een Se gen hb-

eenigë vaals Pint ja dit Genie 3 za Kij

‚{x3) Anthericum met ie Jamengedrak XL „Seité ’; en a | Frida,

| ot Pupoîe | Subulatis, me B WACHEND, Ulr, 305. qz) Anthericum ze ciel: Sabia teretiusculis , Sca= po {ubracemofo. FH, Ups. 83, Anther, acaule Fol, Setaceis 5 „Caule ir: Wacn. Ultr. 305. vir) Antherieam Fol. Carnofis compresfis ane ie à

Ile DarL, Xll, STUK.

352 ZESMANNIGE LELIE

eeze ook aarde Kaap huisvestende , heeft,

D Arpin. volgens den Ridder een Vezeligen Wortel, ps met byna Vleezige , famengedrukte , gefren

STUK,

te Bläden , een half Voet lang , omgekromd, overal bezet met ftekelige Haairtjes , zo wel

„als de Stengel , die eenvoudig is en een Bloem- tros draagt met Lancetvormige Blikjes, zolang

als de Bloemfteeltjes en ook ftekelig. De Bloe- men zyn wit met een groenen Kiel en geele Meelknopies. Bedenkelyk wordt bier van zyn Ed. thuis gebragt, die Plant , welke door den fchrande- ren MiLLER , onder den naam van Affodil met een naakte Takkige Stengel en platte Lan- cetvormige Bladen , is afgebeeld en befchree- ven. Verfchil, ondertusfchen, is in de eer- zelfs vry groot. De Takkige Srengel

eenn

He; ferydt tegen een eenvoudige of enkelde zeer. De

Bladen waren in deeze glad, zonder eenige ftekeligheid : hebbende negen of tien Duimen langte en anderhalf Duim breedte in ’t mid- den en- loopende aan beide enden fnral, Dit verfchilt veel van famengedrukte Vleezige , omgekromde Bladen. De Wortels waren Affo- dil-achtig als dunne Stekraapen, Uit Kaaps Zaad was deeze in: Engeland geteeld , die-aldaar Zaad uitleverde , in driehokkige Zaadhuisjes vervat.

TR, deeze zelfde heeft , dat ook zonderling

lS

delus Caule nudo Ramolo, Fol, planis Lanceolatis. MILL, Dik, T. se?

or BokPLEANTEN « 353

is, de Heer N. L. BurMANNuszyn Pha-, Ve langium Ramofum ’t welk ik hier voor be- an fchreeven heb, gemaakt. Hoo,

„Mooglyk zal tot één der gemelde SoortenstUke en van Bulbine die Kaapfe Plant behooren, waar

van ik de Afbeelding in Fig. 3, op PraAT LXXX, heb gegeven. Immers, dat dezelve

een „Anthericum zy, blykt uit de zes Meeldraad-

jes en het Vrugbeginzel binnen de Bloem , ge-

Iyk onze Afbeelding duidelyk voorftelt: maar

de: Meeldraadjes zyn niet Haairig of gebaard, „als-blykt by Letter hb, alwaar men ziet, hoe de. zelven uit den Voet of Nagel der Bloemblaade

jes oirfprong neemen „en vrygroote Meelknop-

jes hebben

C. Narthecium, met Degenvormige Bladen.

( 14) en met Degenvormige Bladen XIV. vl Berle MERE EI, 1

In de Noordiyke > zo wel als in de middel-, Bains fte deelen van Europa groeit dit Kruid, ml, het

7_(14) Anthericum Fol pe nde Lanatis. Gonr. Belg. 96. Fi. Sue. 269, 237. Gust. Si. 1. p-73-T. 18. f. 2. Fl. Lapp. 136. R. Lagdbs 45. Nartheciam. MoEER. Eph. wen ares p: 389. T‚ s. f. 1. Pfeudo- Asphodelus

GC. B. Pin, 29. Phalang. Angl. paluftre Aridis folio. TOURNE. Znff. 368. Asphodelus luteus palufr, Dop. Pempt, 208. Asphod, minimus luteus &c, Los, Je, Pke

IE D&EL. XII, STUK,

*

354 ZESMANNIGCE LELIE

het zo beruchte Beenbreekend Gras is onzer

Y. “ÄFDEEL. Voorcuderen. Het komt overvloedig buiten

IL. Hoorp- STUK.

Harderwyk op de Gagelkamp voor, by ’s Hee- ten Loo; in Vriesland op de Bergummer- Heyde en elders in de Wouden, volgens den Heer pe GoRrTER. Men noemt het, zegt zyn Ed. , Geele Water- Affodillen en by de Boeren Egelgras. In Engeland fchynt het bye zonderlyk zyn Zetel gevestigd te hebben, al- zo het den naam van Engelfeh of Schotfch voert by de Autheuren, ja zelfs by fommigen Lancaster- Affodil getyteld wordt, Het is ’er op Moerasfige plaatfen zeer gemeen, als ook in Noorwegen en Sweeden. Het zelfde verze kert de Heer HALLER van Switzerland, doch nergens komt het overvloediger, zegt hy , voors dan by Bern in het Veld de Eymatte, daar de Beek eerst uit het Bofch komt vloeijen , als ook op andere Moenmsfige plaatfen; doch zelfs in de fchuinte der Bergen.

De Wortel, die wie en Vezelig is, geeft veele. Grasachtige , harde , platte Bladen uits en cen regte Stengel, om laag gebladerd, welke uitloopt in een lange Bloem - Aair, be- zet met paarfche Blikjes. De Bloemen, kort gefteeld hebben twee ryën van Blaadjes, uit den geelen groen en een Draadachtigen-Styl» met gladde’ Meeldraadjes , volgens dien Au- theur, Dit ís te verwonderen, daar de Heef LinNmus getuigt, dat in Sweeden de Bloe- men door haare gebaarde Draadjes aanzicnlyk

or BoLrLANTENs 358 zy. Zou dit dan ‘ook een weezentlyk ver- 4 Vi fchil maaken zaangezien H ALLER Zegt: ;, doe ss ze onze Soort heeft geen Beenbreekende Hoörp:- kragten om welken een. dergelyke Plant „in ’t Noorden berugt is” ?- Maar de Heer GMEL IN heeft zelfs in Siberie ook deeze Plant met gladde Meeldraadjes waargenomen 3 zo het piet de volgende is, welke daar mede verward wordt by de Autheuren. = Die Beenbreekende hoedanigheid , ondertuse fchen, fchynt eene Herfenfchim te zyn, De vermaarde BARTHOLINUS bragt dezelve te voorfchyn uiet een Gerugt, ’c welk ten dien opzigte in Noorwegen heetfchte, daar men ’t Storregras noemde. Men zeide, dat hèt de Beesten , die daar van aten, kragtelaos en to& beweeging onbekwaam maakte , zo dat zy zig als Beerderloos vertoonden (*), S1monPAuus LI, die in zyn tyd een bekwaame Arts-was3 meende zulks door zekere Lood- of Kwikzilve- rige Stoffen , welke aldaar in de Grond mogten zyn, te verklaaren, De Franfche Schryvers Van het Journaal der Geleerden , op ’t jaar 1675 3 ftaken ’er den gek mede, zeggende; ‚‚ dat Bam- ‚> THOLINUsS van dit Nontweegfche. Kruid ver- zekerde, hoe heezelve van de Katten ge- » geten, derzelver Schenkels als door de Huid ‚„ heen deedt komen , zo dat zy niet loopen as koft- (*) BamTH. Aa Hafs, IL. p. 26,

2 II, DEEL, XII. STUK,

356 ZESMANNIGE LELIE-

V. _, konden in die toeftand. Men gaf haar, SE s tot Geneezing, Poeijer van gedroogde Been- Hoorp- »‚ deren , dat eene fterke Kwyling verwekte.” STUK. Hier omtrent verantwoordt BARTHOLINUS zig

zeer wel, maar voegt ’er by, dat in Jutland, alwaar het overvloedigst groeide, geen Mine- raalen waren en dat het Vee aldaar, zonder hinder,dit Gras nuttigde (*). In onze Pro- vinciën heeft men ‘er ook geen nadeel, noch voor de Runders , noch voor de Schaapen; van bevonden ; hoewel Linneus aanmerkt, dat men het by de Boeren, ín Smaland , voor het Wolvee fchadelyk oordeelde. Men Red het in Engeland tot Geneezing van ee kragtig , en metde Bloemen, in Loog gewe maakten de Meisjes het Haair geel, ge LoBErL, zo Ray meldt. Misfchien ziet dit op een abaere Soort van Affodillen, (45) Anthericum met Degenvormige Bladen oûis- Oa en driekwabbige Kelken; de Meeldraadjes Oan glad, de vhn driewyvig. bloemig. Op (*) Eadem- T. IV. p. « 6 (15) Antherieum Fol, maak Perianthiis trilobis, Filamentis En Flor. trigynis, GOUAN Monsp, 175. Ml. s GM ele De 1ieT. Ile hote He Cif. 40. Gron. Virg. 39. Anther. Scapo nudo sen si » Filam. glabris. Fl. Zapp. N. 136. T. te. £. 3. Antheri Pleudo- Asphodelus, Jacq, vind, 233. Oep. Dan. 36. Phâ- pn Alpinum paluftre Iridis folio. TOuRNe. Zoft. 368. SEG.

Veron, Ilp. 61, Te 14, Pleudo* Asphodelus Alpinus, C. B- Pin. 29.

or BOLPLANTEN © 357

Op de Gebergten van Switzerland, Lapland. _V‚ en Siberie , niet alleen ‚„ maar ook in Icalie en rn He elders, groeit deeze wonderbaare Lelieachrige goarns” Plant, zegt de Ridder , welke in de geheele stux. Geftalte naauwlyks van de voorgaande te on- derfcheiden is, maar grootelyks verfchile in de Vrugtmaaking , als hebbende een driehoekigen Kelk en geen Styl, drie Vrugtbeginzels en kaa= le Meeldraadjes. SEGUiEr vondtze in een koude Valey van den Baldus- Berg op een vet” ten Grond, en geeft ’er een Afbeelding van, welke zeer goed is, zo GoUAN aanmerkt, en niettemin aanmerkelyk verfchilt van de Lap- landfche van LiNN&us; nader komende aan de Siberifche , door GMELIN uitgegeven : hoewel die de Stengel met Bladertjes bezet heeft, ’t welk deeze Kruidkenner als eene Ver- fcheidenheid aanmerkt.

Zy valt veel kleiner, de Bladen zyn naauw- Iyks een Duim lang , bleek groen , en als ín malkander fteekende: het Stengeltje van langte als een Vinger ; Draadachtig dun en beladen met kleine witte Bloempjes: zo dat deeze Soort in fraaiheid veel te kort fchiet by de voor- gaande.

De een of andere , doch hr, de eerfte , heeft men in Sweeden llograes ge-

poemd, om dat men de Bottigheid der Schaa- pen daar aan toefchreef, dat zy veel van dit Gras nuttigden. Terwyl,nu, fommige Wei- den , in Noordholland, hier ook aan onderhe»

L3 vig

En

u. Daal. XII, STUK.

ArpzeL. ‚JI,

Hoorp- 8TUKe

998 ZESMANNIGE LE&ire-

vig zyn, zou het onderzoek, of deeze Socst van Gras of dergelyken , daar ook groeiden , niet opnut zyn (*).

Geen Geflagt , (zegt Linneus) (4); s… wordt, în de geheele Klasfe der Lelieachti- s> gen, moeielyker dan dit bepaald, Het Steen- ‚> breekend en Kelkbloemig Anthericum ís ín de » geheele Geftalte zo overeenkomftig, dat s, menze , de Vrugtmaaking uitgezonderd , » naauwlyks onderfcheiden kan ; doch de laat: a fte Soort heeft gladde ike limifs een: s byna Klootrond Zaadhuisje, drie Stempels Zonder Stylen en een driekleppigen Kelk. Hec Steenbreekende is met de vyf voor 2, gaande Soorten door zyne ruige Meeldraad- jes verknogt „, doch verfchilt door een pie: > tamidaal Vrugtbeginzel , kaffige Zaaden en » een blyvende Bloem. De zeven eerfte Soor- » ten verfchillen van de volgeoden door glad- », de Meeldraadjes en Geftalte der Affodillen : derhalve moeften alle deeze Planten of in „één Geflagt begreepen, of in vier byzonde- re voorgefteld worden, als wanneer men zeer ‚, moeiclyk de Kenmerken der zeven ceriten » zou bekomen,” Zie daar de reden van de opgegevere fchikking en benaamingen. '

| LE- (*) Gemeenlyk leide menze van de nattigheid af : zie

wyal. D. MI. STUK, bladz, 235, €) Sp Plante Ile pe 4470

or BOEPLANTEN.“ 959

LeroNrtTIce, Leeuwenblad, Vv, ArperLs De Kenmerken van. dit Geflagt zyn, cen Pee zesbladige Bloem en een zesbladig Honigbak- srugs… jes op de Nagels der Bloem zittende , met een. uitgebreiden rand : als cok een afvallende zesbladige Kelk, Het bevat de vier vande Soorten.

( 1) Leeuwenblad met gevinde Bladen, dege. 1. meene Bladfleel enkeld. chr

(2) Leeuwenblad met verdeelde Bladen , de, „Erkel gemeene Bladfteel driedeelig.

Leonto Deeze beide Planten heeft TOURNEFORT Ge, in Één Geflagt betrokken onder den Griek- fchen naam Leontopetalon , die Leeuwenblad betekent. Zy hebben haare Groeiplaats in de Zuidelyke deelen van Europa,-in-de (1) Leontice Fol, pinnatis, Petiolo communi fimplici, Sy/7. Nat. XII. Gen. 423. Peg. XIII. p. 273. H. Clif. 122. GRON: Orient, N, 113. Leontoperalon, Fol Cote fimplici innas- _ centibus, TOURNE. Cor. 49, Leoncopetalo affinis Fol. Quer nis. C. B. Pin, 324. MORIS. Hit IL. pe 285.53. T. 15e f. 7. Chryfogonum Dioscoridis, | RAUW, lsin. Ing, RA). Hfl,

) Leontiee Fol. decompofitis, Petiolo communi trifdo, H ar za2. R. Zugdb, 34. GRON. Orient, 114, Leonto= petalon Fel Cofir Ramofz innascentibus. TOURNF. Cor. 49. Leontoperalon. C. B. Pin, 824. Cam. Epit, 565, MCRIS, úts, fig. 6, RAJ, Hifl, 1326,

II, DEEL, XII, STUKe 8

Vv. Arpeer. ai, Hoorn.

STUKe

ed

362 ZESMANNIGE LEE IE-

en de Oofterfche Landen. Beiden groeijen zy by Aleppo onder ’t Koorn. W nerLEr vondt ‘er een groote Vlakte, by Achenen, mede be» zet.

„‚ De Vraag is, (zegt Linneus (*),)of s, men deeze Plant, in een Natuurlyke Klasfe , «‚ Onder de Lekeachtigen mag thuis brengen. , Dit wordt aangeraden. door de naakte Bloem, s, met zes regelmaatigce Blaadjes, de zes Meel- ss draadjes en een Knobbelworiel: doch de ge- ‚> daante, de famengeftelde Bladen , en deeen- ss hokkige Vrugt, ftryden er tegen.” Ik heb echter dezelve, geen. beter plaats. weetende, op 't voorbeeld van den Hoogleeraar A. van Roven , daar toe bewaard,”

De laatstgemelde , die de Bhadfteelen Takkig verdeeld heeft, acht men hec Leontopetalon der Ouden te zyn; ten minfte voert zy by alle An- theuren dign naam, Ruererus zegt, dat men het Pata Leonis in de Winkels heette en de Duifchers noemen het ZLowentap, dat is ‘Leeu euwenpoot ‚in ’t Franfch. Patte de Lion. De Bladen , immers , hebben veel-dat naar dezel= ven zweemt. Zy gelyken in’ Kleur naar die van Kool en de Wortels naar Aardappelen zynde wel een Vuist groot , ongelyk geknob-

beld, van binnen geelachtig groen , en-bitter

van Smaak. ‘Tusfcken de Bladen fchiet een Sten- gel van één of anderhalf Voet hoogte , welke in _— Tak:

(*) B. Clfarsani logo citaten

or BoLPLANTEN 361

Takjes verdeeld is en Bloemen draagt als die Bats ai der gewoone geele Veld - Ranonkelen. Het“ Bi L Zaadhuisje, dat ‘er op volet , is Blaasachtig Hoorp- en heeft veel dat zweemt naar die der Krie-“” er ken over Zee maar bevat verfcheide ronde zwarte Zaaden , als van’ Oostindifch Bloemriet.

Het Leontopetalon heeft , volgens Gare- NUS; uitwendig op Gezwellen gelegd zynde, een Kragt van vermurwing , verwarming en verdrooging in de derde Graad. De Wortel, zegt DroscorIDEs, met Wyn genomen, helpt de genen die van Slangen gebeten zyn, Diestyds werdt dezelve veel in Klyfteeren ge daan, om de Jichtpynen te doen bedaaren, en was in deezen van goede uitwerkinge.

De eerfte Soort , die veel naar ’t zelve ge- Iykt, acht men het Chryfogonon van den laatst- genoemden te zyn. Sommigen. hebben daar voor het bekende Kruid, * welk men Cinera- ria noemt, anderen de Tormentilla gehouden; doch. dit fchynt het echte te zyn. De Wortel is ook. een Knobbel , maar van binnen rood: de Bladen zyn mesmanden als die der Eiken, en ftaan kruislings om cen Bladfteel , donker groen van Kleur: de Bloemen , ook Ben. zyn aaïzienlyker , a's kleine Anjeliertjes ; voor ’% overige komt het in Gewas byna overeen , dan dat de Stengetjes dunner zyn , zig over den Grond uitbreidende.

Zs _(3) Leen: IL Den. XIl. STUK. k

362 ZESMANNIGE LELIE

5 Ve (3) Leeuwenblad met het Stengblad driemaal dre drievoudig; het Bloemblad tweemaal (*).

Hoorp

srux. _ Die van Parys zyn gewoon dit Kruid Zha-

Me, liêtroides te noemen, zegt de Heer Grono- Thai vtus. Het groeit in Virginie op de manier Fynbladig. van ’t Epimedium , volgens den Ridder, die

het dus befchryft.

‚> De Steng is naakt, bepaald door drie uit- gebreide gefteelde Bladen. Ieder Bladíteel », is driedeelig . met negen aangegroeide Blaade s, jes; waaf van de twee zydelingfe ongefteeld, »» tweekwabbig, het middelfte gefteeld , drie» ss kwabbig ,” enz. Aan ’t end loopt de Steng uit, ín een losfe overend ftaande Tros van Bloc- men.

4) Leetuwenbläd- met enkelde driedeelig veel-

Lege deelige Bladen, en eenbladige gekelkte Vveeldeelig. Bloemen.

= Dit Kruid, in Oostindie groeijende, en door AMMAN in de Perersburgfe Verhandelingen B ak

(3). Leontice Folio Canlino triternato (27), Florali biter=- näto (9). Leontice Fol. fupradecompofiris. GRON. Firg- 1 Sz

(FJ Dat ís het men van zevenentwintig , het Bloem: Blad van negen Blaad; ;

(4) Leontice Fol. Graplicibas tripartito - multifidis, Cor, monoperalis Calyculatis. fp. Leontopetaloides, Amm, Aë: Vil p. ain Te 113, BURM, Ed Ind, pe 820

op BOLPLANTEN « 363

afgebeeld, heeft de Geftalte van dit Geflagt, doch de Bloem fchynt veel te verfchillen, Arpa, Misfchien zou men ’er een byzonder Geflagt Hoorp, van mogen maaken, mr onze Ridder , die het TUE _

niet hadt gezien.

“De drie hier op volgende Geflagten van As«

‘paragus Dracena en Convallaria , reeds be-

fchreeven zynde, komen wy toc dat van

PoLtANT HES Tuberoos.

Dus wegens de menigte van Bloemen, die de Steng verfieren, en wegens derzelver fraai- heid , g Hec heeft een Trechterachtige , kromme , gelykrandige Bloem, die” eenbladig is, mer de Meeldraadjes in de Keel ingeplant, en het Vrugebeginzel op den bodem,

De eenigfte Soort (1), die haar afkomst uit Oostindie , van Java en Ceylon, heeft ‚Plnie maakt een Bloemplant uit, welke, en wegens Sieriyke. de Geftalte en wegens den Reuk zeer bemind

wordt.

Cc) Polianches. Syt. Nat, pg Gen, <a, Veg. XIII. Gen. 426. p. 276. Polianthes Flor. alternís. H‚ CHf 126. Ups. 76. GOVAN Monsp. 178. R, Legdb. 27. Fl, Zeyl, 125, Hya- einth, Ind. tuberofus Flore Narcisfi , item Flore Hyacinthi Orient. CB. Pin, 47. RuDB. Elys, II. p. 39, 38, f‚ 4 a, Hyacinthus Ind. tuberofà Radice. Crus. Hift. 1, 176, Amica noêturna. RumPa. „Amb, V‚ Pp. 235, T. 93, BURM. Del. maa. Fl Ind p. 83

IL, DEEL, XII, STUK.

864 ZESMANNIGE LELIE

V. wordt. Men noemtze gemeenlyk Tuberoos, nee in t Franfch la Tubereufe of Tuberoft; welke Hoorp- benaaming daar van afkomftig is, dat het den STUK. Wortel van onderen knobbelig heet en hiere

Twberos. om voert het by BAUHIN us den naam van Indifche Hyacinth met eenen Knobbelwortel, Ru pH ius heeftze Nagt- Lieffte of Nagt- Min= naares genoemd naar * Maleitfch Sondal-Ma- ram, om datze by nagt licffelyker dan over dag ruikt. ‚‚ Het is een van de welriekendíte Bloc- men, zegt hy, in indie, uit het geflagt der „> Hyacinthen ; want onder by de Wortelen > Mdakize een Bol als een groeijende Ajuin, » hier op Amboina een paar Duimen maat », Clders wel een Vuist dik, en aan”t onderfte aes veele deränsloopende Vezelingens

Bladen verfpreiden zig in t ronde, zeer

ES RE > van een Elle of langer, een Pink » breed , Geutswyze gefatfoeneerd, dik, Sap= » Pig, döch flap en meest gebroken hângende, » Uit het midden der Plant fchiet een enkelde », tonde Steel, drie of vierdhalf Voeten lang, >, met eenige korte Bladeren bezet , welke „zig fomtyds in zyd- Takken verdeelt. Aan „» het opperfte van dien Steel of Stengel ko- » men Bloemen voort , twee by elkander uit „een klein Blaadje, als uit een Scheede, on- sp geftecld, doch met een langen krommen » Hals ; des menze altoos over zyde of ne- » derwaards geboogen ziet. De Bloem heeft » de gedaante van die der Hyacinthen, gaan- gs de

or BOLPLANTEN. 268

» de ’savonds open als een Klokje, van zes _ V. » Melkwitte en gefternde dikachtige Blaadjes ic wi „of Slippen. De onderfte Bloemen gaan al- Hoorp. » toos eerst open , en duuren maar éénen Dag ‘TUE doch worden telkens door anderen vervan. 7% „gen tot aan het bovenfte van. de Stengel. „, De onderfte zetten inmiddels tot Vrugtknop- »‚ pen of Zaadhuisjes maar-zonder Zaad: des »» mep dit Gewas moet voortteelen door de » Knobbels die ter zyden uit den Hoofdwor- s tel fchieten. Men plantze aldaar meest in Potten of Kesjes, in goede zwarte Aarde »„en zetze voor de Venfteren , wordende de s, Bloemen ’s avonds afgebroken , om in Haair te fteeken of op de Bedden te ftrooi- „> jeo. Men zet ook wel de Bloemftengen in », Water of de geheele Pot met de Bloemplant s in een Kamer, om die des nagts te vervul- », len met den aangenaamen Reuk, als van Le liën en Narcisfen.”

Nu ruim honderd Jaar geleeden was deeze Plant eerst op Amboina gebragt van Batavia, alwaar de Natuurlyke Groeiplaats als gezegd is, fchyot te zyn. In Egypte vondt Hasser- QoasT de Tuberoozen in Auguftus blocijen= de, en merkt aan dat men aldaar, door infufie der Bloemen , een zeer welriekende Olie, gelyk met Jasmyu-bloemen , vervaardigt. In Italie en in andere deelen van Europa zyn zy door de konst der Bloemisten zeer verbeterd en ver- fraaid, zynde aldaar ae meer dan anderhalve

Eeuw E1.DEEL. XI, STUK.

366 ZesMANNIGE LEL! E-

V. Eeuw bekend geweest, Men vindtze nog. wel 5 ke metenikelde Bloemen gelyk die, welke R u m- Hoorp- Parus afbeeldt en dus a's Hyacinthen; doch _ STUK. ook met dubbelde Bloemen, naar kleine Nar- Teberoos. isjes of Roosjes gelykende, wie met eenig mengzel van Roozekleur (*). De enkelde zjn zesbladig , maar de dubbelde of volbloemige, hebben negen, twaalf, agttien of meer Bloem- blaadjes en een veel grooter Bloem. Zy komen ook met verguld gezoomde Bladen voor, ‘Het gene de manier van bebandeling of kweekiag betreft, veel tot het begtip van deeze Bloem

plant dienende, zal ik hier overneemen {1). ‚‚ De Tuberoozen begeeren eenen vetten „, Zavelachtigen, wel doormesten. Kleygrond, „in eene vrye opene warme Lugt met veel s, Vogts. Wanneer men dezelven aldus plant ‚en onderhoudt , vermenigvuldigenze zeer s fterk „en-brengen , ult ieder Bol, verfcheide Bloemftengen voort ; ’t welk niet zo zeer door ss de grootte van den Bol, maar voornaame: s Iyk daar door veroirzaakt wordt , dat de > Bol, van onderen ,„ met eenen gezonden , „> vaften, dikken Wortel voorzien is, uit wel- ke veele kleine Haair- of Houtige Wortelen „, fchie-

*) Zie de Afbeelding by WEINMANN ,in zyn Kruidboek » Plaat N. 584, doch ongelyk fraaijer in * Werk van dea Heer LA COURT, over *t aanleggen van Lusthoven en Plan: tagiën , enz. 1. Druk aan ’t en

(t) Uit het laatstgemelde Werk , bladz. 409.

or BOLPLANTEN © 567

5, fchteten, die aan deezen Plantbol, by aan- houdende Warmte en Vogtigkieid; een ge= „‚ duurigen groey veroirzaaken door geftadigen

2.

„aan geen ander Plentgewas zo eigen en ik heb het door de Ondervinding geleerd. Wan- neer ík zodanigen grooten onder- Wortel , zonder Bol. die alleenlyk op zyde eenige „, kleine uitbottingen hadt, van grootte als „» Speldenkoppen geplant had; bragt deeze »» piet alleen in het zelfde Jaar, in Auguftus, > vyf Bloemftengen, ieder met over de dertig ; of veertig Bloemen, voort: maar was ook, » in Oktober uit den Grond genomen zynde, „tot een groote Klomp, van tien groote _ _ Bollen eneen menigte aanwasjes van klei „, ne Klifters, gegroeid. Ook bevond ik, dat een groote Bol, het ééne Jaar gebloeid heb= ‚bende, indien hy flegts met een goeden onder - Wortel voorzien is, het volgende Jaar niet minder Bloemftengen voortbrengt; „alzo ik 'er dus vyf te gelyk op zyde heb » zien uitbarften,

‚‚ Koude en natte Pant, is deeze Bolplanc » zeer nadeelig’, maar een zoel Najaar, met veel Vogts , doet dezelve met ongemeene

dikke Stengen en veele Bloemen praalen. ‚… In tegendeel zyn de Stengen , in groote s, Zomer- Hitte en droogte , mager , dor met z, weinige Bloemen : weshalve men dezcelven » alsdan overvloedig en dikwils begieten moet,

zelfs II. DEEL. XII, STUK, hid

v. ArpzeLì IH. Hoorst

aanwas van Klifters. Dic is, myns weetens „STE

Tuberoose

IL.

363 ZESMANNIGE LELIE-

s zelfs fomtyde twee of meer maalen in de a eek.”

Hy Ac iN Tuus. Hyacinth.

Dit Geflagt , ’t welk tegenwoordig de voor- naamíte Liefhebbery van Flora behelst , wordt bepaald door een Klokvormige Bloem, en dat het Vrugtbeginzel drie Honigvoerende Gti heeft. Voorts komt daar by, de algemeen be- kende Geftalte, uit hoofde van welke, buiten de gewoone „hier ook verfcheide andere Bol- planten t'huis gebragt zyn, in de volgende Soorten.

(1) Hyacinth met Klokvormige zesdelige Bloe-

Hyacinthus mon feripe_ _men, aan de tippen omgekruld, erven Dat deeze Hyacinth , by fommigen , den naam

van non fcriptus, dat is niet befchreevene , voert, is in tegenftelling van de benaaming Hy- acinthus fcriptus, welke oudtyds toegepast werdt op de Oranjeklegrige Leliën ; om dat derzelver Bloemblaadjes met zekere Merkte. kenen als befchreeven zyn. Hoe die vergely- king

(1) Hyacinthus Corollis Campanulatis fexpartitis , apice zevolutis. Sy/. Nat. KIL. Gen. 423. Weg. Kill. Gen. 427.

P- 276. H. Cliff. 125. R. Lugdh.27. SAUY. Monsp. 17. Hyae_

cinth oblongo Flore coeruleus major. C. B. Pin. 43- Hya- cinrh. non (eriptas. Dop, Pempt, 216. Hyac, Anglicus & Belgicus, LOB. de, 103, 5

òr BOLPLANTEN ? 950 king plaats kan hebben, daar Zy in gedaante Aben zo zeer van deeze Hyacinth verfchillen ; is. IL, duifter. Dezelve voert by. anderen, naar den Hoorpì Landaart den bynaam van Engelfche en zelfs SPOE van Nederlandfche. Defen hebbe ick wilten Hyscinchen heeten Engelfchen ofte Nederlandefchen Ja „cinth, om dat hy nergens ter wereld: in „groen Bosfchen en Bemden overvloediger „en groeyet, dan in Engellandt, Nederlande;

ende principaal by Doornick , aan den Berg „van ‘Trinitt geheten ende desgelycke by Bruesfel,” zegt Loner, De Heer SCHwWENCKE heeftze in ’t Haagfe Bofch gevonden en meù boemtze Hyacinthus Belgicus by de Bloemis: ten, ín Bosfchen en Heggen van Engeland, aan de kanten der Akkeren in Spanje en de zui- delyke deelen van Vrankryk ; als ook nevens de Wegen in de Piemontec{che Landsdouwen; {telde Linneus de Groeiplaats, In Langue- dok of Provence , ondertusfchen, vind ik ze onder de inlandfche Planten niet aangetekend. en de Spaanfche van Crustus verfchilt eeni- germaate van deeze, die Rav Engelfche Hy: acinth of Haazenklokjes noemt, Misfchien val- len zy onze Provintiëa, dan ook wel elders wild, als mede io Duitfchland3 hoewel zy door _ _KgaMmEr niet onder de Ooftenrykfen geteld zyn. In Switzerland vindt menze op eenige woefte Steenige Bergachtige plaatfen, zo HAL- Leg aantekent , die deeze Hyacinth aldus be» fchryft (*Je (*) Helv. inchoat. Tom, A p‚ 12 Aa u, Dist. Zil. STUK. 5

per ut

Hoaorp-

STUKe

Cernuwt,

370 ZESMANNIGE LEtrië

‚‚ De Bol is als die der anderenen geeft Grac- achtige , zagte, breede Bladen uit , van caas „s melyke langte, als ook een Bloemftcel, met Eene omgeboogene Aair aan ’t end, van wei- ige Bloemen, die Pypachtig zyn , aan den 3, voet buikig ; voorts rolrond en aan ‘tend in s Slippen verdeeld, drie grooter drie kleiner.” In de natuurlyke Plant zyn deeze Bloemen blaauw maar men heeft ’er zo veel Verfchei- derheden in t witte en roode of Roozekleu- ige, van bekemen , dat onze Ridder hier de agttien eerfte Soorten van TourneEFoRT thuis bragt. BaAumtiNus heeft ’er ten, van Hyacinthen met langwerpige Bloemen en

de groote BorRHAAVE zes opgetekend (*).

oemen en een

(a) ed th met Klokvormige eren fiks Bi

Spaanfche.

De bynaam van a onderfcheidt dee:

„zen. niet behoorlyk , alzo de andere ook vol:

ftreke knikkende Bloemen heeft. Hier words thans de Spaanfche van Crusius t'huis gee bragt , die, zo LiNNaus aantekent, de Bloemen meer knikkende en vooral buikiger heeft (+) van eene Roozekleur; met de Slip?

{*) Bozen, Lugdb. IL. p. vara (2) Hyacintbas Core Campan. fexpartitis , Sk cernuo, Hyaci acinthus Hispanicus. Crus. Hif.I. p. + CT} Corolla buie Bafi Vensricofier , ad vero minime jd : wal

-

PLAAT Hike

ij

Kl

TD jn

ii / \ He oe Ain

waaren cer, vann \ '

iN

E

en. Ee

MN ON AK ss:

ä

NEE SS

SAP Da,

SANEREN DSN EE ENIS AAN NS EOD INNEANN, ANN SSR RNN OAN NEENEEE ANNEN N, RENSE NN NEER NNENE ENNE Ks ee,

Wa NN

SSSNANNNN

id

EN ENEN ARA NNN ON ENIS MAN AN NIN SENS Nn

NS ENEN BANEN Need VNANENSN 5 AN SESE ANNEN ESES NAENNANEN Wet. ASEAN NN TEN AMEN NE, WI, NS

ee SNN

en

EN: |

rd

N Dd

AD LEI

( VID

fd 1D

EN, RENS NES

A RE EN AREN AN

N

50 4 Di) Pe

A 5 DA zj

Re RNN, EUN

NRN,

CGS GILDE OD OEE GG

DPA Gj

A A PA

NN

NRN EN

NRE AE

Zi Ab /

ze

SIEN

NF

N AN Nn Í

SNE SN,

À kj

ANÌas NIN RNRNSNN IN SRA NIN BRAKES BNSCANNN N

or Bór Pr ANTEN 33E pen weinig orgekruld, De Blikjes ook, die de a V. Bloem befchutten , dikwils langer ‘dan dezelve ; AFDEEL zyn van een zelfde Kleur of hooger rood. De ro Stamper is korter dan de eRgjeadies, en STUK Gewas kleiner.

C 5) Hyacinth mèt de buitenfte priembridager Ht. _byna onderfcheiden , de binnenflen te fa- piens Löat-

vereenigd. bloemiges

…Deeze was; onder de voorgemelde Verfchei- denheden van de: Eerfte Soort, bevoorens mes de geteld door den Ridder; doch naderhand daar van afgezonderd. Hy fteìt de nätuurlyke Groeiplaats in Spanje ch Barbarie. ;, De Bloem: » tros (zegt hy) bloeit aan ééne zydet de 5, Bloemen zyn droevig of flers van Kleur en 3 evenwel by nagt niet welriekende: de Bloem is zesdeclig , „met de-drie buitenfte Slippen ‚> beurtlings, byna totden bodem toe; vän één. s gefcheiden-en omgekromd.”. De Kleur is ; volgens Orusruùs; uie den pepe bak prin

DN bereres ewentsocisle Me van he olle dlinpiave nes tel gd XlIL., gezegd: doch HaLuLtEr zegt daar wan Flos tubalofusz Mellugint plenas , ad originem Wentricofus : gelyk ik heb ge. fchreeven

G) Bhemurbas Petâlis exteriorihus sn interiori bus coadunatis Hyacinthus ohfolero Flore, Pin FOURNE. Ief. 345. GOVAN Monsp. 173. Ea hel e ti Coloris ; Hispanicus ferotinus. Cuus. Hij, I.p. 1773 198. { aa Me DEEL, XIL StUK,

de

37a ZESMANNIGE LELIE-

V. (4) Hyacinth met de buitenfte Slippen der __ Bloemen E j

ri Elsvormig en zeer lang. pet iN Deeze zeer aärtige Hyacinth, van de Kaap

iv. afkomftig, hadt de Heef BURMANNUS le- Byacinthsvendig gehad , fchryft LiNnmus, die aart- Groene. merkt, dat de Geftalte als van de volgende is, Rt maar dat zy de Bloemen groen heeft. De drie

Fig. ». buîtenfte Slippen, beurtlings , zegt zyn Ed., zyn eens zo lang als de geheele Bloem, eu loopen Elsvormig uit in een zeer fpitfe punt. De Ridder fchynt dezelve niet levendig ge- zien te hebben. Ik had deezen Zomer het gee luk, van dië aartige Groene Hyacinth uiet my ne Kaapfe Bollen in bloey te krygen en der- halve hebik zein Afbeelding laaten brengen , ge- Iyk zy in Fig. 1, op Praar LXXXIV, naar %” Leven is vertoond,

Men moet in agt neemen dat deeze Bol- plant alles groen heeft, uitgenomen de Lan- cetvormige Blikjes , één by ieder Bloem, die Vliezig witachtig, en de naauwlyks zigtbaare Meelknopjes in de Keel, die geel zyn. Voortt zyn de Bloemen met een paarfchachtigen waa- fem als bedaauwd. De Stengel of Bloemfteel heeft omtrent een Voet hoogte. „In de Hor tus alhier heb ik ze dit Jaar ook blocijende ge- vonden,

| (5)

(4) Hyacinsbus Coroll, agen Laciniis Subulatis lon gieimis. BRM, FL, Cap. Pr

or BOLPLANTEN 3993

(5) Hyacinth met Klokvormige half zesdeeli. Vi ge Bloemen die aan den bodem Rolrond ts zYne rd

TUKe Drie Bolletjes van ese oor: in Spanje ver- Te. ra zameld, hadt Crustus ontvangen, en LWEe@ amerbyftie derzelven gaven Bloem. De Plant hadt lange “tene fima!le geftrcepte Bladen , van onderen gekield , achtige. groen , zeer. flap en doorgaans op den Grond leggende, Een regtopftaand Stengeltje of Steel-

tje, van een Span lang, paarfchachtig gekleurd,

droeg zes of zeven Bloemen kleiner dan dic

der gewoone Hyacinthen en wyder , van blaauw=

achtige Kleur uit het eene, wit uit het andere

Eolletje , en uit dergelyke zouden ook roode

Bloemen voortgekomen zyn. Mec paarfchach-

tige Bloemen , ondertusfchen , is deeze in de

Bloemhoven niet onbekend,

(6) Hyacinth met Trechterachtige half Zee dd deelige Bloemen, die aan den bodem Bui- Beseak kig zyn.

25 Naauwe

5 ed Corpllis Campanulatis femni- fezhdis, bes ricis. He. Ups 85. Hyacinth. oblongo coeru!eco fore minor. C. B. Pin 44. Rups. Elys. Il. p. 27. f. 8. Hyac. minor Hisp. angufiifolius, J. B. Hil. II. p. 587. CLUS. Car. App. alter.

(6) Hyatinthus Corollis 1nfundibuliformibus, femi- fexfa dis, Ba Ventricofis, H. Cliff 125. Ups. 85. R, Lurdh. 27. GOUAN Monsp. 178, Hyacinthus Orientalis Sp. 1 - 15

a3 8

IL DEEL, XII, SrTux,

374 ZESMANNIGE LELIE

Vv. ss Naauwlyks iser een Bloem , die de Wet- ee peten der Kweeking bekwaamer ondergaat , of Hoorp: »» daar door befchaafder gemaakt wordt, dan STUFe vs, deeze 5 zeide Linneus. Hierom wordt Hyacinten „zy , hedendaags, by de Haarlemmer Bloe- ss misten , âls de Koningin der Bloemen geëer- sp bied en gekoesterd :- maar „de K weeking ver- » waarloosd zynde, neemt zy allengs, weder.

zom, haar wilde manieren aan.”

Dus fprak de Ridder , nu ruim veertig Jaar _geleeden , toen hy den Clifforcfen Tuin be- fchreef , van deeze vermaarde Bloemplant, die tegenwoordig nog de grootfte Liefbebbery der Bloemisten uitmaakt. Verwonderlyk is het te zien, met welk eene zorgvuldigheid de Grond der Bedden , waar in mepze planten wil, ber reid worde zom vryheid en Voedzel te verfchald fen aan de zwaare Wortelvezelen der Bollen! Verwonderlyk is de zwaarheid der Bladen 4 Stengels en Bloemen, door zodanige. Osfening "gekweekt ! EE de fchoonheid der-

in haare Bloeityd praalende met een oneindige. Verfcheidenheid van Hyacintheo , blaauw , wit, Koozekleur en ans ja zelfs thans

plenus 1-3. C, B. Pin, 44. Hyacinthi Species zon Ó3- TOUENE Jrft. 345. Bomam Jugdb. Sp. 15 - 5 Hya- €inthus Orientslis Sp. 10-14. MoRis. Hij. Il. p. 474- S- 4. T. 11, Hyacinthus Or, major et minor. DOD: Perapt, velie Hyacinthus Orient. Gracus , purpureoru\ens ;

major poljanthos : albus et minor. Lom, Jee 104, 195 4 50,4

or Bore LANTENs > 325

thans’ geel,” met veranderingen te:fyn'omvan Vs eenander Oog, dan dat der Bloemisten, nas rd gegaan te worden | Verwonderlyk „dat zulk Tsorb- cene Plant de Neusgaten- niet minder ftreelt TU Rs" dan het Gezigt door een by:uitftek lieflyken Preta Geur: hier in de fchoonfte Tuipea Rauonke-

lep-en- Andere Bloemen overtreffende!

Kortelyk zal ik-van den oirfprong des naams

en van-de-plaëts der afkomst fpreeken. 'Hya- “kinthos is ceo zuiver Griekfch woord; van Dioscoripes gebruikt, dac by de Romei- gen-met den tongval van Hyacinthus overgeno-

men werdt, en-nog heden door geheel Europa zwerft. De Italiaanen zeggen Hyacintho, de Franfchen Jacinthe , de Engelfchen en Duic- fchers, gelyk wy, Hyacinth. Daar zyn’er wel,

die ze in ’t Spaanfch Mayos Flores , in 't Hoog- duiefch Mertablume, in ’t Enge!fch Grape Flo-

wer, in ’t Nederduiefch. Hondslook heeten 5 doch.

die benaamingen zyn of op byzondere Soorten coepasfglyk » of in geen gebruik. Men geeft

Yer, by ’t gemeen , ’t zy wegens den Reuk,

't zy wegens de figuur , in ons Land wel den

zekeren Jongeling

var dien naam genoemd Zn: als uit deszelfs Bloed , wanneer hy door Apdilo, onverhoeds, al fpeelends, doodelyk gekwetst was, gefproo- ten zynde , laat ik voor de Fabel. Hiftorie- kundigen ter beflisfing over. Die Bloemen 4: a4 wel

Il. DEEL. XIL, STUK.

356 ZESMANNIGE LEE 1E 2

V. welkenOv1 pt usdaar mede bedoelt (*”) , fchy= EE nen geenszins onze tegenwoordige gewoone Hyacinthen geweest te zyn (t). Zy hadden, immers , de gedaante van Leliëa, en waren Hyacinthe paarfch van Kleur, „, De Hyacinth (fchryft ‚, Droscoripes,) gecft Bladen als een Bol ,

en een gladde Stengel van een Span hoogte,

‚, dunner dan de Pink, Grasgroen van Kleur ,

„, met eene bultige kpikkende Tros van paars

fche Bloemen,” Dit zou nader komen aan

de eer{te Soort of misfchien op de twecde of

op de vyfde kunnen zien, die in de Zuidelyke

deelen van Europa groeijen , dan op de gewoo-

ne hedendaagfche Voorwerpen der Lief hebhe-

ry, welke haar afkomst hebben uit de Oofter-

fche Landen. in Italie worden zy genoemd

he Hyacinth, zegt DovonNéus en

Loser tyteleze Hyacinthen van Konftantino-

polen ’t Is wel waar , dat deeze ook van een” Griekfche fpreekt, doch daar uit op te maaken ,

dat zy in Grickenland natuurlyk groeijen zou-

iede

STUK.

Ds

(*) Ecce Cruor, qui fufus Humi fGgaaverat Herbas, Definit esfe Cruor , Tyrioque nitentior ceftro , Flos etitur, formamque capit quam Lilia, fi non Purpureus Color his, Argenteus esfet in illis Non fatis hoc Phxho eft , (is enim fuit Auâtor Honoris: } Ipfe fuos ro Foliis inferibie, et ai ai Flos habet infcr CH) Immers de hikdas der Letteren Ai of Aja vindt men daidelyk:t in de Ridderfpooren , geïyk ik gemeld heb 5, IL. D, IX. Stug, bladz, 152.

or BOLPLANTEN. 377

den , was ongegrond. MATTHIOLUS, ime _V. mers die de woorden van Droscoripes EL verklaaren wil, verftaat ’er door een Hya- Hoorn. cinth, in Italie wild groeïjende, aldaar Cipollesrur. Canine, dat is Honds- Ajain genaamd, en dee- fyacinsben, ze is niet onwaarfchynlyk één van de volgen- de Tros-Hyacinthen, wier Kleur ín ’t paarfche valt, en waar op het kan zien, dat dezelven knikken , naar den Grond hellen of ook fom- tyds op denzelven neerleggen; gelyk fommi. ge Handíchriften- de laatfte woorden van Droscoripes hebben (*). MarTruro- Eus zelf verhaalt, daar nevens, dat hy onze thans gewoone Hyacinth, die hy afbeeldt, Ontvangen hadt van den Kruidkenner Cor r v- sus, wien dezelve uit de Oofteriche Landen, waarfchynlyk van Konftantinopolen , was ge- zonden. Dezelve was ook, ten tyde van Cru- s1us, reeds onder den naam van Orientaalfche Hyacinth bekend; zo dat zy geenszins de Hya- kinchos van DroscoriDEs kan zyn en den Ouden waarfchynlyk niee bekend zat zyn geweest.

Overtollig- zou het derhalve zyn, ‘het ver- fchil van Kleur te trachten goed te maaken ; dewylmen de Gewoone natuurlyk flegts blaauw

of

(*) Naamelyk in plaats van Kozy Emautigton xvsrnr 3 dat men op verfcheide manieren vertzalen kan, leezen zy êzô vis ztimtro 3 dat is op den Grond leggerde,

Aas

H. DEEL, XII. STUK,

378 ZESMANNIGE LELIE

_ V. of wit aantreft. Van meer belang acht ik her,

raa te letten op ‘het groot. verfchil van de figuur ,

Hoo,.p- t welk plaats heeft in de Bloemen der enkele

STUK. _ de en dubbele Hyacinthen, De Bloem der

Hyacinthe Enkelden maakt van onderen , daar zy op ’t Steeltje zit , een Knopjes weshalve ook onze Ridder, in de bepasling deezer Soort, dezelve zegt aan den bodem Buikig te zyn: daar de Bloem der-regte zogenaamde Dubbelde ef vol« bloemige iyacinthen zig Kiokvormig als een Vaas, ja in fomsigen byna geheel plac, als een Roosje, vertoout.… De: reden , ou , hier van is blykbaar , wanneer men acht geeft op het maakzel der Bloemen en de Vrugtmaas kende deelen.

In de enkelde Hyacinthen re, t de oel â welke „zeer verkeerdelyk de Kelk poemen , ecne “Trechterachtige gedaante , vere LE zig, wanneer menze vergroot be- fchouwt, byna als een Trechter met zyo Tuit geplaatst op den bodem van een omgekeerden Bortel, wiens Hals dan het:Sceeltje. verbeeldt. De rand van den Trechter is in zesfen gefnec-. den en meer of minder omgekruld. In de Kee! of het onderfte van de Tuit, bevinden zig de Mannelyke Teeldeclen , naamelyk zes Palet- achtige zogenaamde Meeldraadjes , naauwlyks grooter dan een Zandkorreltje, ieder een lang- werpig Meelknópje ‘hebbende , dat driekantig is of Prismatiek , aan twee zyden bezet met Stuifmeel, regt overend ftaande in de opge-

reg:e

or BOLPLANTE N. 379 .

regte Bloem, De holte van den. Bottel, dat Vv, is het Buikig Knopje der Bloem , bevat. hec DEEL, Vrugtbeginzel , waar in men, dear Mikros- 110 mene koop , zeer duidelyk de toekomftige ZaadenSTu%e waarnéemt , in een driehokkig driekantig Kloot-Hyscirthens rondachtig Hatsje zittende, Dic is met een taamelyk dik Styltje gekroond , dat zeer kort is en den Keel der Bloem niet bereikt , hebbende een breêder Stempel.

De geleerde Heer Marquis pe St. SIMON, door wien deeze Vrugtmaakende deelen zeer naauwkeurig in Plaat gebragt zyn(*) geeft op de volgende Plaat, tot vergelyking, de Af. beeldingen der Bloemen. van eene Enkelde en verfcheide rn Hyacinchen ; waar uiet men ziet, hoe-dat de Vrugtmdakende deelen door de Bloemblaadjes, naat derzelver meer of min- der mênigvuldigheid , ook in meer of. minder graad verdrakt en in, de‘hoogfte trap van vol bloemigheid als geheel -verniecigd-worden, Uit zyne Afbeelding der doorgefheeden Bloemen blykt , dat zy niet, gelyk fommigen zig ver- kies hebben ek haare Mti van de

_Meecl.

© In zyn Ed. werk, Rn Facinthes &c, Amtterd. 1768. Pl. 6, 7, 3- Men vindtze ook by uitftek fraay en niet minder duidelyk , mer de Naruurlyke Kleuren, uit de Enkelde Blaauwe Hyacinth afgeseeld door den heroemden LEDERMULLSR , în zyne Mikroskoopifche Vermaak! kheden y 1, Deel, Pl. 22: die seed, | in ’t Franích te Neurembarg, in NM jaar 1764, uitgegeven war

CT) Zie ons IL, DEEL , ks Natuurlyhe Hiforie, bl nge,

1. DEEL, XI. STUK,

330 ZESMANNIGE LELIE

a Meeldraadjes bekomen ; alzo dezelven in den

ee Keel der Bloem, en deeze Blaadjes in den

Hoorp- bodem ingeplant zyn. Te minder, alzo de

stux. __Meeldraadjes , zo wel als de Vrugtbeginzels

Fljacintbenein ommige dubbelde Bloemen nog te vinden zyn: ja dat meer is, aargezien de Dubbelde Bloemen fomtyds vrugtbaar Zaad voortbren- gen.

Dit is een twistappel. Linnaus zegt, dat volle Bloemen nooit Zaad geeven, dewyl zy in t geheel geen Meeldra:djes hebben (*); terwyl gezegde Heer, in de Bloem van de Hya- cinth, genaamd le Wainqueur, dat is de Overe winnaar , dezelven zeer duidelyk aantoonc. Niemand, nu , zal dezelve niet voor een vol- bladige Bloem houden. Ook is ’t in de Balfd- minaas en anderen bekend , dat dubbelde Bloe- men fomtyds Zaad geeven. Maar zodanigen houdt LiNNmus niet voor Volle, of gelyk men gewoonlyk zeggen zou, volkomen Dubbelde Bloemen (+4). Ook blykt uit gezegde Afbeel-

dingen, dar de dubbelheid der Hyacinthen niet voortkomt uit flippen van den Rand, maar uic weezentlyke Blaadjes, niettegenftaande de Rid-

der

1 (*)P'enus Flos, cum Corolla adeo multiplicatur, ut Sta mira omnia ezcludantur: Steriles ergo funt Pleni; illi enim Eunuchi evaferunt, adeoque femper abostiunr. Pbij. Boran. 6 EREN

(f/ Paucr Flores, ut Papaver , Nigella, potius multie plicati dicendi quam perfecte pleni, Semina perficiunt, Ibid, 6. 150,

or BOLPLANTEN q3í

der zulks verzekerde (*). Dan dit geeft floffe _ V, toe nader Waarneemingen (4). en Ten tyde van Crusrus waren nog geen Hoorp- anderen, dan Enkelde , van deeze Orientaal- stuk. fche , Afiacifche of Konftantinopolitaanfche Hya- Pyacistbe s einthen bekend. Hy maakt echter van eene gewag, dieeen Kelkje van drie Blaadjes in ’t midden hadt, zyndede Bloem eenigszins groene achtig en deeze was ook met Meeldraadjes voorzien. Uit zodanigen zullen vervolgens, door *% zaaïjen , die uitmuntende Tros- Hya- Cinthen voortgekomen zyn , wier fchoonheid thans tot zo veel vermaak ftrekt. Immers men verkiest ‚, om Dubbelden te teelen , onder de Bloemisten te Haarlem , liever het Zaad van Enkelde“dan van Dubbelde Hyacinthen zegt ene LIOEr 5 5 dewyl hetzelve volkomener flaagt , er geen voorbeeld bekend is, ‘dat het EL van eene Hyacinth, zy Dubbeld of Enkeld, ooit de zelfde Soort voortgebragt hebbe , uitgenomen de Kleur , die doorgaans eenigerraaate ftand houdt, RE verkic- zen het Zaad van Zee D, | 8E c) Flores monopezali per lacinias Limbî Pol ypetali per Perala implentur. Ó. 126. Wnsgen $ Fso, beani Excres. ennt in Perala. 0) Zie ven dien opzigte het Vertoog van Doktor Hit , ver de Manier, om uit Enkelde Bioemen dehbeide voorr vs ne door een regelmaatig beloop van Kweeking. Uitgez, Werband. VM. Deen, bladz. 67, enz,

Il, DEEL. Xi, STUK.

332 /E-SMANNIGE Leer tit-

V. ge Blaadjes bevatten of half dubbeld zyn, ge. BREN: Iyk men ’t noemt anderen hebben andere op- Holt: merkingen 3 doch het is gebeurd , dat men uit STUK, enkelde geele Hyacinthen, flauw van Kleur en Hacintten klein van Gewas, de fchoonfte Dubbelde ;

zwaar van Bloem, „hoog van Stam,en volmaakt fchoon van Kleur, bekomen heeft,

De Licfhebbery der Bloemisten heéft « <0 deeze Eeuw, onder de Dubbelden zelfs aanmer: kelyke onderfcheidingen gemaakt, Men heeft ’er die ten deele en die geheel gevuld zyn ; in fom- migen leggen de Blaadjes van binnen regelmaa- tig op de büitenfte Slippen en op elkander; in anderen zyn zy, op veelerley. manieren, doof één gevlochten en verward. Sommigen hebben het Hart of middelftuk van de zelfde, fommie gen van een geheel andere Kleur als den buiters rand. Voeg hier by,de trapswyze verflaauwin- gen of verheffingen van Kleur, in ecne zelfde Bloem; om nu niet te eken van derzelver figuur, die in fommigen Klokvormig ‚in an deren Roosachtig uitgebreid is, gelyk ik bes voörens heb gezegd, Bovendien komt in aans merking de geftalte , die zelfs fommige Enkel den bevallig. maakt,

In de witte Hyacintben is de mengeling van het Roozekleurige, paarfch of ronde ‚een voors naame fraaiheid met veelerley veranderifige (*% *N

Be oc j Niet

(*) Zodanig eene, van ongemeene fchoonheid, is doot

Of BÖLPLANTEN 383 Niet minder fierlyk fpeelt het zwarte of vio-_ V. lette met het blaauwe in de Blaauwe, en het ie “am groen in de Roode Hyacinthen ; terwyl de zoons Geele aartig met wit of rood gemarmerd zyn.STu*. - Men heeft ook verfcheide Witten, in't mid. Hyacinten. den geel, en order de Enkelden zyn fommigen in veel achtinge, Onder alle de Kleuren vindt men ‘er, die een aanmerkelyken Prys: waardig geacht worden, waar in de nieuwheid en zelde zaamheid , of ook de fraaïheid in alle opzig- ten, de Markt ftelt, faarlyks komen ‘nicuwe Sooïiten te voorfchyn en de onvermoeide vlyt der Bloemisten , in het aanteelen , heeft ge= maakt, dat 'er hedendaags naauwlyks Kleuren te bedenken zyn , welken men niet in deeze Bloemen aantreft. Men heeft ’er Blaauwen die byna geheel zwart zyn, ook helder He- melsblaauw en oneindige tusfchen - foorcen : men heeft paarfchen , Agaatkleurigen en Por- feleinen, zogenaamd : ook geftreepten en on. der de Rooden, van Roozekleur of incarnaat tot Scharlaken en Vuurkleur, zeer veele ver- anderingen, In WES en an zelfs ak aanmerkel e _Natuurfpecl! witten vindt , wier Hart byna Gaai! Diet alles mate dat men thans te rf byoa ee van deeze Orientaalfche

Hy-

den fchranderen Mirren , in zyn Kruidkundiz Vroorden= boek op Plaat 148, uitgefchilderd.

II. DEEL, Zil, DEEL.

84 ZesMmanniece Lenie

__Hyacinthen,-zo enkelde als dubbelde „by Nas= Een vindt aangetekend : wier verfcheidenheid ;- Ee wanneer zyop Bedden in bekwaame orde ge- sTUK. « plaatst zyn het Oog der Liefhebberen onge: Hyarintheh.rneen verlultigt;

‚Ruim cen Eeuw geleeden ‚kwamen de dub- belde Hyacimhen nog in geen aanmerking, SwERTiusS geeft, in zyn Florilegium, cat tot een Verzameling der Afbeeldingen van al lerley. fraaije Bloemen ftrekte, die van veertig Soorten „van Hyaciothen of dear omtrent, waar onder zig geene Dubbelde bevindt. Na hec het verval van den ‘T'ulpen- Handel, voorbeen

“Blade. gemeld * , begonnen. echter de Hyacinthen al- 21% Jengs het boofd op te fteeken , en dus-werct van dezelven langs. hoe meer werks gemaakt

_men lette toen flegts op de zwaarheid cer

Bloemen , de fraaiheid der Kleuren en de aan-

tenaarmheid van Reuk, Men verwierp onder

de Nieuwelingen , alle, die van de gewoone regelmaatigheid. afwecken , en gaf dus in % geheel geen acht op Dubbelden, welken men voor “wanfchapen aanzag , verkiezende flegts de genen , die tot Zaaddraagen wel gefchike waren. Even zo weinig als een Liefhebber thans op dubbelde Tulpen het Oog flaat, wer? den de volbloemige Hyacinthen diestyds ge: estimeerd. De fraaiheid van een dubbelde

Hyacinth , by toeval uit de Enkelden gefproo-

ten en bewaard gebleever , bekoorde eindelyR

de Bloemisten om dezelve voort te teclen ; 't

er: BorPranTEN 383

% welk danleiding gáf tot het begin der tegens woordige Liefhebbery. Dit moet niet veel Apers voor den aanvang deezer Eeuw geweest zyn, Hoorps aangezien de zogenaamde. Koning van Groot “TUE. Brittannie, die tegenwoordig voor de oudfte Evert gehouden wordt , thans maar omtrent tagtig Jaaren is bekend geweest. Deeze Bloem werdt oneindig meer geacht dan de anderen en het ging zo ver, dat mea ’er meer dan duizend Guldens voor betaalde, In warme Landen overgebragt Ontluikt hy veel fchooner dan Haarlem en fleagt xo wel op den blooten Grond als in Broeibakken , maar vergaat in eeu koud vogtig Terrein.

Sedert dien tyd, dat is geduurende het be= loop deezer Eeuw, heeft men zig Met zo veel vlyt toegelegd op het aanteelen van nieu- we Soorten en op allerley manieren , door vera betering van den Grond, de aankweeking en Voortteeling zodanig bevorderd, dat het getal ontzag\yk is vergroot, In plaats van veertig of vyftig Verfcheidenheden , die men voor honderd Jaaren kende, warten ‘er, ín % Jaar Tk oe reeds zo veelen met Naamen jeiden als ik bevoorens, van de Ver- (ehéidenheden der De fpreekende, in een Tafeltje opgegeven heb (*). Hetzelve baà jk ontleend uit de Lysten der Naamen, door

S den

© U. Desis 1, Stuit van deeze Nasmurlyke Hiftorit bladz. 253 Bb

BE DEE, Xile STUK,

6 ZESMANNIGCE: Lette:

V. den meergemelden- Heer Marquis de ST. Ste APDEEL von , die zo uitvoerig overde Hyacinthen hreeven heeft, verzameld, Die Heer zegt; STUK. yn Werk , verfcheide maalen3 dat men ’er a. Haarlem meer dan tweeduizend by: Naamen

kende. De Catalogus:van den-Heer DIirK VooRrHELM , voor. dit toopende Jaar 12294 bevat de volgende

Hv AC TNT HEN

_Pubbelde bruin blauwe. __ “189 Porfelein blaauwe.. 129 Agaat blaauwe en Grisdeline, 54

ren Ritten remmen

met deel. pn 36 en Wide . 3 mn MEL Violet rine 87 r: met Vleefchkleur, 38 mmm Roode 126 Roos- en Vieefehmleurige 80 “Enkelde donker Blaauwe, _— 92 ik « Porfélein” blauwe,’ oor st 4 go Agaat. blaauwe, . 35 wam Witte ì diie Roode en Roostleurige, Ss

EE an enesniennd Geels, Er Die ns amen een getal van twaalfhon- derd een- en vyftig, waar onder driehonderd- zeventig-Enkelde ‚van welken cok - veelen een aan:

or Borra 36

aânterkelyken Prys waardig zyn; inzonderheid Vv de Geele en Roode; welke daatften, die voor Arprerò dertig of veertig Jaaren nog: byzönder zeldzaam Hoorp-” waren, thans zo zeef vermenigvuldigd zyn, Tor als men uiet de optelliog ziet en in raarheid Ayacir:hön plaats gemaakt hebben voor de Geelen, önder welken dezen Zomer cen Nieuweling by zyn Ed, gebloeid heeft; die ik gezien beb, zo uit= muntende, dat dezelve by het bezigtigen door haare Koninglyke Hoogheid , Princesfé WirLHELM! NA ,met Hoogst derzclver Naam is Verwaardigd (*). | _Onderde Blaauwe en Witte komen nog welde hoogfte van Prys voor; gelyk ik dus; onder de eer{ten Marchal-de Turenne, Monbijóu, Triaë non en “PImportarte vân 40 Guldens; Princê Fredric Henry , Fanciscus primus, en la Gen- tillesfe, van 255 Duke of Newcastie , Gekroonde Moor, Grand Piftorieux , Keurvorst van Trier , la Mode Francoife van 205 la Belle Brunetië van 18 Guldens, aangetekend vind,“ Onder de dubbelde Witte is de Admiraal Genêraat op 40, de dege op Piene en fteld ek vaten cren op 25 a 2o Guldens,

| que d’ Hol:

lans

(* De nieuwheid ie Geelen blykt meer daar uit, dat gaen in 't Kruidhoek van WEINMANN, nu ruin dertig Jaar gelevden aan ’t ie gekomen ; ader de zo veele dube belde en erkelde Hyreinrhen, ls Plaat N 684 —= s8f Woorgefteld zvn ; geen ééne secle of Geelachtige vinde,

Bb 2

IL DEEL, Xll, STUK,

‘493 ZESMANNICGE LELI!E-

V. lande, (met reden. de hoogfte) , op so; Prin--_ ar cesf F rederica Sophia. Wilhelmina , Duchesje de Hs „Parma en Aimable. Caroline , op zo; anderen STUKe gp. 2o Guldens en minder getaxeerd, Onder. Hyaciniben de Enkelde- Roode of Roozeklcurigeen Geele,

komen ook eenigen van ra en ic Guldens de

Bol voor „enz. Uit de Catalogusfen der Bloemisten - blykt , dat eene zelfde. Naam, in verfchillende Kleu- * ren —_ toegepast wordt ain byzondere Hyacin- then. Men vindt by voorbeeld, een Gloria Mundi, zo wel onder de Blaauwen en Witten ,. als onder de Rooden, _ Sommige Enkelden zyn met de Naamen der Dubbelden benoemd ; ’% welk daar uit voortkomt, dat de Bloemistea | Dek onder malkanderen niet eens zyn, omtrent de b „Ook verfchillen zy. dikwils met elkander 5 ten opzigt van de Kleuren, die zo in melkander loopen , dat mentusfchen Rood» _ Roozekleur en Vleefchkleur, geen regte onder fcheiding vindt. Voeg bier by, dat de zelfde

Bol in de ééne Tuin een Bloem van hooger

Kleur geeft dan in de andere; doch inzonder-

heid, dat het Rood in het ééne Saizoen veel beter flaagt.dan in het andere 3 gelyk ook de Klifters, van een zelfde Bol genomen, zo van €lkander als van den Moeder- Bol dikwils in Kleur verfchitlen, Men heeft ook Bloemen van vêrfchillende Kleur op één Steel gezien. k zwyg. van de Gedrochtelyke. vermengia* gen, die men kan wenken; zo door twee are

\

ORB LEEN TE Ni 385 ——

Bollen aan elkander te lappen, alsenders; om. Ve nog kortelyk te {fpreeken van de Ongemakken Hie welken. deeze thans zo “geachte -Bolbloemen Joorp- onderhevig zyn shet geene-den Prys onder de TURess raarften in ftand houdt, en maakt dat veelen Hyacinhens te „Haarlem „een beftaan hebben uie-de Ver: zendingen zo binnenslands als inzonderheid

aan de- Vorftelyke Hoven.door geheel Europa.

Want ,-behalve dac ’er dikwils fterven , zonder

dat men. ’er de reden van kaa navorfchens of

ook. door blykbaare redenen, wegens de kou- de, en-natheid van °t Saizoen 5 zyn fommige Bollen „in de Behandeling , van. een geheel an- dere natuur dan anderen: waar omtrent gezeg. de Heer Marquis, de STe SIMON ven sien,

ik veel Ì

2, re rt primus is alle Hya- »;cinthen - Bollen de : gene d die moeielykst voort- teelt en- de meefte zorge vereifcht voor zyne „,Kliscers; maar, tot vergoeding:, is dezelve het minst onderhevig aan -verfcheide: K waa: End len, welken, de andere. Bollen, aandoen en » vergaat niet ligt. Het is de cuigle dn

4 Er er er, fchoon

sy altoos eCh, Rad. Toos sn zerdoogd is zen, A. cen weinig gekruld: men zou den- EE) ken

gts

ût In” zyn sehisikde Wilk „des Facinthes , de leär Anatonsie y veprodution ez

‚witare. Amft, 176% * he « b

Hi, Daze, Kil. SrurS

390 ZRAMAUNIGE LELIE

V. ‚ken dat de Bol ziek ware ; doch hy geeft art 2 een piet te minder fchoone en forfe Bloei, Pld ‚‚ De blaauwe Pas/e non plus ultra fchynt ook STUK. _, geen genoegzaam Sap te hebben tor onder-

lyasinther. _ houd zyner Bladen, die vlak-op-den Grond ss uitgefpreid blyven , hoewel zeer. groen en

s, gezond. Og Koning van Bafan in tegen

» deel, fchiet de Biaden zo hoog , breed en „'Tegts dat-zy, zo wel als de Bloem ,die van

EED a ek grootte is , en in

sy Midden geel;} alle anderen overtreffe. De

dn Couronne du Roi heeft haar Loof ook al-

ss toos van “een byzondere breedte en- dikte.

» De Parhelie' Solaire en «de Komeet hebben

«> het Hart haarer Bloemen. raïd en-”groen

22 aen Daar is veel werk aan, om

En „van het Groen te zuiveren ; zo

„dat zy miet behoude' dan hét woortreffelyke

î Rood,” t welke haar tot eene der fchoopften van alle Hyaciuchen maakt, “De Prins Des- s5fau hecf€ het - zelfde gebrek én, nog crager „5 zynde: dan de Komeet , is het veel -mocie“ lyker die te zien in alle baare fchoonheide

a De Fhieatré kalien , zeer fchoon rood van » „mier, maar zlroos laag blyverde komt'uie » den. Grond mer éen fterkkleurige Aaïr en » paderhard vertoonen zie de Bladen, dic zig ai Piet ontwikkelen dan na de Bloem, welke; ss Om-d'e reden, meer dan een andere van den

sa Vorst te. dugten heeft waar door.de Kop. 1 ligt verfchraeid ward Het ss van Haar.

neten 4 st ,

8

or BOLPLANLENS 391

…> dem en de Princesfe Karolina hebbe zo klei. WE

et en fmalie B'oemblaadjes , vooral wanneer SPEEL zy beginnen te ontluiken, dat men ze, zon: Hoorne”

s) der op de manier wan -groeijirg te lerten, TUE

ss naauwlyks voor Hyacinthen aan” zou zien, Ayacmabea

$; Ook ‘behooren deze tot de laatbloeijende,

;‚ De Admiraal de Ruiter in * blaauw man-

5’ keêrt nooit” een‘ tweede Steng te fchieten,

sy 20 dra de eërste haar Bloemen begint uit te

s fpreiden. « De Marguife de Bonnae , wier

s, Kleuren zo fyn zyn, is meer dan eên andere

» Onderhevig haare Stedg te verliezen , welke

„voor ’t open gean der Bloemen dikwils verr

as dort „’t geen de Bloemisten veel -moeite.

hebben te beletten. Dit Ion doet den Bol

„geen kwaad; die nie ia de volgende

„, Jaarén op zyn tyd bloeit. Pe der ver-

‚‚ maardfte Bloemkweekers heeft my pand:

dat hy dit toefchreef aan een gebrek

den omloop des Saps, % welk te en van

ss bee middelpuat afweek, om zig in de zyden

„te begeeven, - De Alcibiade en de Beaure-

El Lee zyn ook dit toeval nee ’twelk

fe, hat 10e ng Soratië Soorten geeven seen groote menigte van Klifters , gel; k de 5 Gekroonde “Amflèlland’, die ’er altoos ecn 5 kring van fondom de kroon des Bols maakt: 5 ter! ändèêren’er zeer weinig uicleveren en

s iedér Soort behoudt hier in haare cigenfchap: BR Á pen.

ear. zi B

392 ZESMANNIGE Leur e-

V. „pen. Die zig het minfte vermenigvuldigen we gelyk de Franciscus primus , Staaten Genes de $, raal , Gekroonde Pieramiede , enz. vergaan STUK. —_„, ook zo ligt niet als anderen, De Witten in Byacislen. 1% midden rood, paarfch of „violet zyn het

bederf meest onderhevig verrottende ligt : ea Kontrolleur Generaal in ’t Witte, met een Violetkleurig Hart , is het moeielyk{te te, ‚‚ behouden en het gemakkelykfte om voort te ö en De Gloria Florum fuprema, welke ‚as veel le. Liefhebbers voor de bevalligfte van Ee Hyaciathen houden „vergaat zeer ligt „> en fleept in het bederf alle de Klisters mede, » welke zig daar aan gehecht bevinden.” Wat de Bollen aangaat s- die hebben, gelsk: bekend is „eene. zeer, regekmaatige en fraaije. figuur; waarvin zy byna: alle. Bolplanten overs, treffen. Ook is die figuur in-alle- Hyacinthen- Bollen even,de zelfde. „De meeften-zyp-van, buiten. met een Vlies. van een zeer -bevallige, paarfche. Kleur. bekleed ; „doch,fommigen mis” fen aloos dit paarfche Vliesje, en,blyven wits hoedanig- ook-de Kleur. der Bloemen zy. On. dertusfchen kuonen geoefende Bloemisten, niet: tegenftaande die egaalheid: van. de figuursder Bollen , de meefte Soorten aan: dezelven on= derfcheiden.. Verdient eok aanmerking, dat, deeze Bollen eenigermaate den aart hebben van, de Zee- Ajuin, niet eetbaar en misfchien-eeni- Vergiftig zynde: zo dat zy door het, ‘Ongedie, hoen, en Muizen, dat paar Tul.

ka ae Ee Id

ree chik zine” n

1

t

Or BOoLPLANTEN, 303

pen- ‚Bolten: zo gretig is , zelden worden aan, V4 getast. EB

_(7) Hyacinth met Treharacitige getuildesturd wir: opflaande „Bloemen , die de Stengel korter VII, dan de Bladen ad „ie rn

, „Jus.

Deeze Kaap heeft den beides daar van, en

„dat de Bloemen niet Aairswyze groeijen ‚maar

een Tuiltje maaken aan den top van de. Sten:

gel (*). De Bladen, die uit den Wortel , welke een Bol ris , voortkomen „zyn zeer fmal, dikwils drie in getal , korter dan een vingert ve de Stengel is nog’. korter en heeft een Tuiltje van Trechterachtige paarfche Blommetjes. De Heer Korn:e, heeft deeze aan de Kaap se-

vo 4 le

Ed: Hyacinth « met Klokvormige half zesdee- win, lige getroste_ Bloemen _ en er Meel Romanus, draadjes,

mgb

nn ‘vindt w zi Re hs >, P zal een misflag zyn; ae ’er Grliabijss in de Mantisfa haat en nog een andere Soort met dien bynaam volgt.

(s) Hyaemtbus Cor Campanulatis femi- fexfidis Race.

4*. Hyacinth. Comofus a! bus, coeru! eis Stamini- Cc. B be ik, Arie tte Pe Br Ë b

„dk

IL, DEEL. XII, STUKj

ä HI,

304 ZES MYACN-N IGE LET 1 ge

Te, Rome komt: deeze, volgens. den Heer kr COPELLER, van zelf, zo op Bouwlanden

Hoorp- als in de Tuinen voort. Zy heeft Bladen

BTUKe

die“ zeer lang zyn, een Vinger breed, en cene lange ronde Tros van meniyvüldige Bloe- men , die g-{teeld zyn , met kleine Vlivzige ftompe Blikjes. Zy zyn Klokvormig of Cyes lindrifch Eyrond, over de helft in zesfen ge- deeld , wit, met breede ont Meeldraadjes en blaauwe Arekijpjes

9) Ehyaeisth met Drie Benen, die al: Jen Belk zjn.

5 vie Konftantinopolen ‘en de deere », Fuinen , over den Bosphorus gelegen ‚is

“ss Allereerst -aan ons Europa deeze Plant mê-

» degedeeld, (zegt Cr usus ,) welke ik, we- » gens den aangenaamen Reuk „niet kon voor-

oons bygtan. Zy heeft een witättièjken Bolwor-

» tel, die groot is, en uit veele Schilfers » beftaat als een Uijen. Deeze geeft vyf of sy zes langwerpige Bladen uit , over den Grond s verfpreid , taamêlyk: dik en” Sappig, dikwils » fchoon rood of paarfch van Kleur, 1e”

a VaORr

Rd get |

(s) Hyacinshas Corollis ovatis omnibus zqualibus. He

Ki 126. Ups 85, K. Lugdb. 23, GOUAN „Monsp. 178.

Hyacinthus Racemofus Moschatus. C. B. Pin. 43. Muscar

obfoletiore Flore. CiLus. Hifi. Lp. 178. BANR. de. pe 2Oin Tipeadi Chakedonium. Log, Je, 109

4

«

& oF BOLPLANTEN. 395

Voorjaar fehiet uit derzelver midden eeh vry

33

» naar Bekertjes., en zyn. in ’t eerst fomwy- „… len: paarfchachtig of groen, vervolgens uit »‚ den groenen. witachtig : omt dg, blaauw of „> zwartachtig in ’t begin en vervolgens bleek, EN Als zy verflenzen willen, dan geeven zy 9, een zeer aangepaamen Moskeljast of Krui-

derigen Reuk: hoewel die geel zyn naar Nar- .

ss Cisfen ruken. Ik verftaa, dat zy ook geheel » wit of koog rood voorkomens doch zodani- s gen heb ik nog niet gezien. Op alle volgen »» groote, driekantige cn als gevinde Hoofdjes, bevastende een atd rond Zaad dat taa- » melyk groot is, als kleire Erwtjes, Zy be= jes gint v van onderen op te bloeijen , gelyk de

oil andere Hyacin inchen, De vermaarde Cor- » TUusus heeft eerst de Bollen hier van,

“‚ aan den grooten Liefhebber van Kruiden in

ss Nederland , myn Vriend BRANC ION? on- » der den naam van Tipcadi toegezonden. Te Koortenrpogalen iN de en Bea als al ue 5d È kier hoeken, ("Zy gr Er Br de a: in Legit 1 in % wilde zo GOUAN (Io)

ren zyn 'er tot ten in gebruik, wordende dan Eene Bemnde toegezonden, TO TOURNEFORT verhaalt,

IL. DEEL. Kil. STux,

dikke ronde Steel, niet ftevig, in dz boven- booi. ‚fte helft Troswyze met Bloemen omringd, goos ‚, welke als aan elkander kleeven. „Zy gelyken stux._

306- ZESMANNIGRE LELIE 2 (TO) Hyacinth met byna Eyronde Bloemen,

Hoor. ‘Hoe deeze Monftreuze Hyacinth gezegd kan sruxK. worden byna Eyronde Bloemen te hebben, jmeimehus BIIP ik niet. De gene, ten minfte, die ik- moffen. daar van gezien heb, gelykt in Loof wel naar Reu de Hyacinthen , doch de Bloem , hoe fraay

ook door haare fchoone Bârehiichtig blaauwe

Kleur, gelykt in geenen deele naar dezelven s

dan door. de trosachtigheid; zynde als het over=

bl van een Tros , däar men de Druiven afgeplakt ‘heeft , zo Gb uid aanmerke.

De Bloem, die Kegelvormig gepluimd is,

duurt lang en vergaat eindelyk zonder eenig:

Zaad te geeven. De Soort niettemin. blyft bee

houden door de Afzetzels of Klifters, waar

men dezelve voortteelt, Coru MNÁ

heeht ne Si den “Kaärdimaal SANNEsSíus ge.

noemd , in wiens Tuin zy zig ten zynen tyde bevondt, Sommigen willen , dat zy in ’t Land

omftreeks Pavia, in Lombardye, zou gevon-

den zyn. Anderen denken, dat het eene ver- bastering zy van. de volgende Soort, en dat

is niet on aarfchynlyk. By WEINMAN vindt

menze onder den naam van Koraalen- -Hya

cinili,

to) Hyacinthus Corollis fabovaris, Vir. Clif, 25. e Luz. 28, 8, Hyac. Floribus eg monftroûs. H, Chff. 126. Kyac, panleu'4, coeraleâ.. C, B. Pin. ge. Hyacin= thus Sannefus, p: À cemofà,. Cor, Espbr, pio, E 53e

ok Borrt ANTENe - 397

cinth, om 2 de Bloesfem zig als Takjes Ko- KS

raal vertoont, zeer wel afgebeeld (*).

(ar) Hyacinth met hoekig Rolronde Bloemen,

“Hoe STUKa bs

de bovenfben _onv, a en langer ge- Faa mofius.

Jteel d.

In de Velden der Zuidelyke deelen van Eu- ropa , zelfsin Vrankryk, Duitfchland en Swit- zerland , groeit deeze , die in t Franfch ac- cer genoemd wordt. Veelen houden dezelve voor de Hyacinth van DroscomiDEs, en misfchien piet ten onregte. De Kleur, me voldoet ,‚ en wat de kromte van de B Aair aangaat hier omtrent is_zyne. gene. ving duifter. Gemeenlyk wordt dezelve, in Duitfchland, Akker - Hyacinth geheten. Men houdtze hier in de Tuinen.

Uit een Bol , als die der eerfte Soort ; komen breede Bladen van een Voet Jangte , waar tusfchen een Stengel , die fomtyds een Elle hoog wordt , met een zeer lange Aair. De on- derfte Bloemen zyn flets van Kleur » see: :

9) B. ne En ie pe N. sen Lett, 4.

(11) Hyacinthus Coroll, engulato - Cylindelcis &c. Mant. 366. GOUAN Afonso. 178. Muscari Arvenfe latifoliam pur= purascens. TOURNE. Zn, 347. Hyacinth. Comofus major purpureus. C. B Pin, 42, Hyacinthus, CAM. Epit. 798. Hyae, Comolùus fpurius tertius. Dop. Pempt, 213. Hyac, Dioscoridis comofus major, LOB. Je. 105, WEINM, uts. Let: be

Me DEEL, XII. STUK.

ned de.

HI Zes MANNIiGe Lerie-

van binnen met Honig gevuld en Vrugtdraa: gende, Aan den top zyn zelfs de Steeltjes Ber paarfchachtiz blaauw , zo wel als de Bloemen, STUKe die zeer fchraal zyn en misdraagen , maakende een Kroontje boven de anderen, waar van de rn byoaam. Het enkele Gezigt maakt het blyk- baar, dat de voorgaande Soort uit deeze kan zyn gefprooten.

xr. C 12 ) ge met Klootronde eenvormige Hlvacinthas Bloemen en Sleufachtig Rolronde geftrek- ae te Bladen, achtige, set

Xu. 3 Hyacinth met Eyronde Bid] oe bo et wenften ongefteeld, de Bladen flap.

ze beiden „in de Zuidelyke deelen. van Drops als ook in Duitfchland en Switzerland; groeijende , verfchillen weinig, Behalve het ge- ne in de bepaalingen is aangeftipt „merkt de Mager aan, is bee moormgendie waslchil daar in

bi ed ER +

(12) MN Corol!, dak oan Fol. Cana- liculato « Cylindricis firiétis. GOUAN on 179. Hyacinthus Corollis globofis. ZL. Cliff, 126. Ups. 35. R. Lurdh, 38 Hyac, Racemofas coeruleus major. C. Pin. ar. Hyac Botryoides purpureus tertius, CLUS, Hijf, I. p. 181. Hyac Botr coer. amcenus. Log. Jc. 102,

(3) Hyacin:bus Covoll. Ovatis , famnúis feslibus , Fols

. SUV. Montp. 17, Hyac. Racem. coerul, minor Juä- elftas: 6: B: Pins 43. Hyac. Botryoides primus CLUS HA. 1, p: 181. Pann, T. sos , zo6, Hyacinthus Racemofuss Don. Pemps. 17. :

ki

er ern

or BOLPTLANTEN 909

In beftaat , daf de Bloemen in de laatfte wel- riekende en de Bladen hf neerhangende zyn. De eerfte heeft dezelven , buiten:ien , veel 4oorps breeder din de laatfte , die derhalve Biesbla.sTuwer « ‚dige doorBaum teus gebyoaamd werdt. Ook vat dezelve Kleiner. TOURNEFORT maakt derhalve , doch inzonderheid wegens de Kleur der Bloemen , wel agt of negen Soorten van deeze Druif - Hyacinthen in zyn Geflagt van Muscari, dat door de Kogelrondachtige Bloes men van de Hyacinthen onderfcheiden wordt. De beroemde Harren betrektze, met on- zen Ridder , tot dezelven en noemt de laatfte, Hyacinth met gekielde, de andere met Gras- achtige Bladen, welke de Kogelronde Bloemen eenzydig heeft , en de Aair met wat minder beladen, twintig of dertig naamelyk, daar de Gerroste ‘er wel veertig of, vyftig in ééne Aair heeft. « Deeze , zegt hy, ruiken naar Pruimen , en zyn bol Hopnigzoet Vogt, maar aan den top vindt men dikwils misdraagende, De Stengeijes vallen maar een half Voet hoog»

Hs Arperr;

Gemeene Volk, in Provence, noemt deeze Druif - led | is zegt Loser, om dat de Bloer paar Flefchies , ‚Lik zou den-

ken naar Topnetjes ‚] gelyken en ín Languedok geeft men aan dezelven , zo wel als aan de Gekroonde Hyscinth , voorgemeld , den naam van lou Couguou, zo GoUAN verzekert. De Kleur, gelyk men ze ook by onze Ploemiften vinde, is blaauwachtig, wit of incarnaat

(14)

II. DEEL. XII. STUKe

409 ZESMANNIGE LELIE

Vs (14) Hyacinth met zesdeelige Bloemen , de

er drie buitenfle Blaadjes korter.

Hoor. ia <

STUK. ‚‚ Van den jaare 1758, tot nu toe, heeft XIV. DN eis dikwils by ons gebloeid, (fchryft de

Hyacinthus”

Oo sbioidesss Heer. N. Le BURMANNUS,) verfchillende kruidige 9 grootelyks „zo in het Loof, als in-groot- „te, in de kleur de Bloemen en in de Vlak-

ken, waar mede de Steng en Bladen ger

ai " fprenkeld. zyn”. Drie verfcheidenheden zeef

‘er de vermaarde BrEyN van op, allen van

de Kaap afkomftig, ‘welken zyn Ed, Vader in

de Tuin van Mevrouw pe Fr 1Nes bloeijende

hadt gezien. Twee derzelven waren grooter,

met de Stengel een Voet hoog en twee Wor-

gelbladen van een half Voet lang bleck groen 5 '

maar de eene hadt dezelven zo wel als de Stengel,“ongevlakt de ander mer bruine Vlak-

ken getekend. In beiden was de Stengel op

de manier der Hyacinthen , bezet met buikig Rolronde Bloemen ieder door een Blikje gee

fchoord , daar de Meeldraadjes een Aeg uice

ftaken en: deeze Bloemen hadden de drie bui- tenfte Slippen veel korter dan de binnenften. De Kleur derzelven was in de ongevlakte blaauw), in de gevlakte Zwavel geel. Een derde hadt Ga) Hyacinthus Corollis fexpartitis, Petalis tribus exterio= zibus brevieribus. Hyacinth. Orchioides Africanus major. bin folius maculatus Sc. BReYN Prodr. Ille p. 24, T. 11. 5

2, 3- Orchis zend maculata, Buxs, Ces, IL Ps zo, T. 16. BURM, Prodr, 1

or BOLPLANTEN. 4of

geene Bladen; de Stengel was geel en bruin, V- gevlakt, de Bloemen , uit den witten geelach- ATpEEL tig, maakten een korte digte Aair uit. Hoorps

Ik heb dergelyke Verfcheidenheden deezerSTuEe

Soort van de Kaap ontvangen , waar onder ééne eenbladige , gelyk deeze Hyacinth by WEINMAN afgebeeld worde (*) : doch de Bloemen gelyken ’er weinig naa en de twee- bladige, die hy daar nevens opgeeft, fchyne door den Wortel nog meer te verfchillen van deeze Soort , die een ronden Bolwortel heeft,

C1s) Hyacinth met Wollige Bloemen en een Takkige Stengel.

Gew: Deeze , die zig inde Leidfe- Akademie-

Tuin bevorde, welke de Hoogleeraar A, van RoyEN genoemd hadt, Hyacinth met een Takkige Stengel en Woldraagende Bloemen, hadt de Heer Linnaeus niet gezien en wist ook de plaats der afkomst niet.

Onder de Kaapfe Planten telt onze Hoog- leeraar N. L. Br RMANNUS, ook de Paarfche achrige Golem en misfchien de Orien- talis of gewoone Tuin-Hyacinth. Ik heb Kaap- fe Exemplaaren naar deeze beiden gelykende.

ALE:

(*) Hyacinthus Africanus Orchioides Serpentarius B. Tab,

- $82- (15) Hyacinthus Corollís Lanstis , Caule Ramofo, Hya- cinth, Caule Ramofo, Corollis Lanigeris,R, Luwgdt, 27,

5 Cc |

IL. DEEL. XII, STUK.

XV. Hyacintbas Lanatus,

id

42. ZESMANNIGE LEL TE- Vs | ALETRis.

Arpzal.

iet Dit Geflaat hadt een Trechterachtige ger

stuK, —_ rimpelde Bloem, ook in zesfen gedeeld zynde, met de Meeldraadjes in den voet der Slippen ingeplart en het Zaadhuisje driehokkig. De volgende uitheemfche Soorten komen ’er thans in voor; naamelyk

Te, (zj) Alerris die ongeftengd is, met Lancetvar: ms: …_ mige gegolfde Bladen, een Eyronce Aaîr Kap. en knikkende Bloemen,

Na dat de Heer Linneus die Kaapfe Plant, onder deeze bepaaling , voorgefteld hadt, werdt dezelve door gedagten Heer N, L. Bua: MANNUs omftandig, op de volgende manier , be. fchreeven.

De Wortel, een Kegelachtige Bol , van » onderen plat als een Koek, met omge », gen Vezelen. Lancetvormige, gegolfde Sap-

ss pige, zeer gladde Bladen , die de Stengel » Scheedswyze , tot het midden toe , omvatten , ‚, welke anderhalf Voet lang is, eenzaam , met », paarfche Vlakken. De Bloemen aan den top

(1) Aketris acaulis, Fol, Lanceolatis Undulatis , Spicâ avat , Floribns nutantibus, Syf?, Nar. XIle Gen. 424 Vé5: XIII. Gen. 428. p. 277. Burm. Fl, Cap. Prodr. vo, MUR- BAY Gort. zos, AE. Stokholm 1770, p. 929. T. 5 Velt- heimia, Glan. AG. Berol, 1771. Orchis Hyacinthoides Fols Caule et Flor. maculatis, BUXBe Cent, Ille P. ia. T, 2%

or BoïPramTEN 403

„top van de Steng , knikkende, Pypachtig, Vs s, aan. de tippen zestandig. Zes Draadachiig A ‚5 dunne Meeldraadjes , in het Bloempypje-in Hos » geplant , met rondachtige Knopjes, Een STUKe 5 aad driehoekig , driehokkig Vrugt. i beginzel , met een Elsvormigen, geboogen » Styl.”

Het is , volgens den Heer. Murray, de. zelfde Plant , waar van wylen de beroemde HeisrTer den Bol- van de Kaap ontvangen hadt, en die, in den jaare 1760 in de Helmftad« fe Akademie Tuin gebloeid en ryp Zaad gedraa- gen hebbende , in jaar 1763 wederom bloei de (*); Eend toen veel forfer. Bloemfteel 5 waar uit de Heer Fauatcius dezelve alá: een byzonder flag, van Plant, tusfchea de Aloë en Hyacinth middelflagtig , befchrecf. De- ‚zelve geleek, (zegt die Autheur), ten op- Zigt van den Wortel en Bloemfteel volmaakt

»‚ haar de, Peruviaanfche Hyacinth, (waar zyn » Ed. dit Gewas op volgen laat)5 in het Loof Baar de Hemanthus Colchici folio van Dire LENIUS ; maar, wat de Bloem-Aair aan- »‚ gaat, volkomen vaar die Plant, welke Afrie

fmalle driehoee

» kaanfé Aloë, met zeer lange f ee

\

Emp

(*) Die bijkt duidelyk uit de woorden van den Hoog- \ leeraar Fágaicrus , die zegt: que nunc , Menft Januario 06, iterum Scapum floridum adhuc vegeriorem ex eodem Bulbo protulie. (Enum. Meth, Plant. Hart, Heimftad, 1763,

% p. 23.) See Gea IL, DEEL. XII. STUK, a

44 ZESMANNIGE LELIE-

‚‚ kige Bladen en geele ftinkende Bloemen, van

OMMELYN genoemd wordt :” welke de

Hoo: p- Alt (thans Aletris) Uvaria is (*). STUK, Gezegde Gottinger Hoogleeraar MurraAw in de Kruidtuin aldaar, in den jaare 1769, twee bloeijende Planten daar van voor Oogen heb- bende, gaf daar van, in de Verhandelingen der Koringlyk Sweedfche Akademie te Stokholm, een uitvoerige Afbeelding en befchryving, wdar van het voornaamtte hier op uitkomt.

‚> De Plant heeft cen Klootronden , gerok- in KE Violetkleurigen n of bruinachtigen Bol, » die van onderen veel lange witte Vezels „s beeft , welke taamelyk dik zyn , met fyne

», Veze!tjes doorvlogten. Zes Wortelbladen ai heeft dezelve van ongelyke breedte zic he „, buitenften als een Handpalm , Lancetvor- s mig - Eyrond , Siete geplooid , op de » karten gegolfd, donker groen, met paarfch- s achtise Vlakken. Zy zyn half zo lang alsde » Stengel » die fcheef „tas{then dezelv en op-

ftygt ,

(*) In de PES altera van den Heer Linneus „wordt de benaaming ven Scila, Radice folidâ , Corymbo contarte Conico : Faxnr. Heimftad. 23: zeer verkeerdelyk als een Sy- nonymam van deeze Plant opgegeven: daar dezelve de Soort- naam is van de gedagt nen Hyacinth » met een vitieuse verdraaijing van contorto voor eend. st welk men

Vv. ArbeeL. ®

t cius niet in zyn hoofd gehad heeft, gedagren naam geeven aan dit vreemde Gewas.

or BOLPLANTEN- 405 5

ftygt, in % eerst krom , verder rezt, rond, Ve taamelyk dik , twee Voeten lang, met der- Tee »‚ gelyke Vlakken, aan den top gekroond met Aoorp- „„ ten dikke digte Aar of Tros, van menig-ST 9E. > vuldige, kort gefteelde , knikkende Bloemen, » ieder met twee Borftelige Blikjes die bo- s ven een klein Kroontje maaken. De Bloec- » men, ongekelke., zyn byna Rolrond, Pyp- ‚> achtig, drie Duimen lang en maar twee Ly- «‚ nen breed , aan den Mond doorgaans een » weinig ingefneeden , Reukeloos, witachtig s‚, met Vleefchkleurige Vlakjes. Zy bevatten » doorgaans zes Meeldraadjes, die, op twee » derden der lange van den bodem af, aan »» den wand der Bloemen aangegroeid zyn, en » by den Mond eindigen , mct langwerpige ‚‚ Meelknopjes en een geel Stuifmeel. Het Vrugtbeginzel , op den bodem zittende , heeft »„ den Styl een weinig korter, Elsvormig, > met een ftompen Stempel. Het Zsadhuisje is groot, driekantig Eyrond, met drie Vler. » ken, Elaasachtig , twee Duimen lang, fprin- gende van boven open, en bevattende maar » weinige Zaaden.” le Heer heeft in die leide Planten eenige verfchiflendtieden opgemerkt. In degroot= fte hadt de Aair wel zestig, in de kleinfte maar twintig Bloemen. De onderften hadden den Mond in zevenen of agten gefneeden , en ook ‚zo veel Meeldraadjes : terwyl de boventten in zesfen gedeeld waren , met zes Meeldraadjes. Voorts

IL. DEEL, XII. STUK,

406 ZESMANNIGE LEL I E-

Voorts merkt hy te regt aan, dat deeze Plant van de opgegevene Kenmerken der Aletris in dit voornaame afwykt , dat de Bloemen geens- zits gerimpeld, maar volkomen glad zyn. Het eerfte hadt LinNzus van de Virginifche Soort, welke den bynaam ván Meeclig droeg , ontlêend , én, piettegenftaande dezelve thans is titgemonfterd en ik weet niet waar geplaatst, heeft zyn Ed, nog dit Kenmerk, op geen der tegenwoordige Soorten pasfende , behou- den (@*). Bövendien komt de inplanting der Meeldraadjes geenszins. met deeze Soort over- een en de gedaante der Bloemen verfchilt groo- telyks van de Hyacinthoides , gelyk wy. zien zullen; zynde zelfs ook niet Trechterachtig « 8 des het byzondere Kenmerk vän dit Geflagt byna verdwynt. (2) Aletris die ongeftengd is „mèt Degönvor- mige -gefleufde gekielde Bladen. Dat

Ook wordt elders daar van gezegd: Binks non al. ternantia cum Corolle fesmentis, fed iisde m oppofica, et Corolla rügofdfis et fere Farinacea, diftin&isfiinuim is. ‘dunt Gênus. vm. Acad. III, p. 11. Hoe weinig Arodkt dit met de thans apgegevene Soorten !

(2) Alesris acaulis , Fol. Enfiformibus Canalicalatis cáti-

‘nâtis. Sy/?. Nat. xn. Aloë Uvaria. Sp. Plant. 460. Alcë Fol. Linearibus ‘Radic. Membranaceis. H. Clif, 133. R. „Eurdh, 23: Aloë Africang Folio triangulari longisfimo et engufisGmo,

Flor. futeis foetidis. Comm. Horr. II. p. 29e T. 15, SEB. Fes, Ie p. 29, T. Io. É. 3e Wein. Kraidh. ‘Tab. N. 45. KNORR, Thes. Rei Herbarie Bee Neat

3770. Tb, A. 15, opúme,

or BorPrLARTEN _ 423

Dat deêze van de voorgaande afgezofdëra W, moet worden is blykbaar uit hét Loof , alzo n IL. zy zeer lange fmalle driekancige, gefpiefte, De HdofBe genvormige Bladen heeft „uit hoofde van wel- TUEs_ ken vaN STAPEL haar oudtyds Zris Uvaria genoemd heeft, zinfpeelende tevens opde Ge: troste Bloemen die echter in ’t ellertminfte niet ndär de Bloemen van Lifch gelykerú : des déze naam weinig pâste Tot de Aloë - Planten

kon zy ook niet gevoeglyk behooren , gelyk de Heer BurMANNuUs den Ridder efinnerd heeft : hoewel de Bloem zo min als die der voorgaande Soort , met de opgegevene Ken- merkén der Aletris ftrookt. Ten opzigt van de gedaante der Stengel en Bloemtros komt zy byna volmaakt met gédagte Kaapfe, wel als in de afkomst overeen; doch heeft den Styt en Meeldraadjes een weinig uitfteekende , ent de hoogte van ’t Gewas verfchilc aarmeérkelyk. Haar Bladen en Stengel hebben wel vier of vyf Voeten langte; de Bloemen zyn geflootett rood ontlooken geel en flinken ; de Wortel is geen Bol , maar cen onregelmaacigë Knob- bel, die zydeliogs dikke Vezels uitgeeft. Ja de

melyk bez

kend en bloeit ver op % laatfte vari def hy mer. (3) Aletris,die ongeftengd is , met breede plat. HI ; Alerri te Lancetvormige Bladen, Niet- Ligne „ne (3) Aktris deautië,; Fôliis laris, ek bgg en grongbla BURM, Cap. Prodr. to. BuxB. Cezt. III T 5

, Ce 4 IL. REEL XI, STUK,

498 ZESMANNAGE: EEL tr pe

V.

Niettegenftaande de aangehaalde Afbeelding AFDEEL.

van BUXxBAUM door den Heer Linne us Hoorp- tot de eerfte Soort betrokken is, geef ik hier STUK. _ nog plaats aan de gene, welke de Heer N. L. BURMANNUs Tongachtige, wegens de figuur der Bladen , tytelt. Dezelve , zegt zyn Ed., hadt in de Maand April van ’t jaar 1758 ge- bloeid en kwam in Gewas met de eerstgemelde overeen; doch hadt de Steng korter „ongevlakt en de Bloemen eens zo groot. Een dergelyk verfchil heeft plaats in de Scandelkruidige „as cinth, als boven is gemeld.

Saer in ee Ale, (4) Aletris die ongeflengd is en tweebladig.

bifolie. | weebla: Ik zou van deeze , die ook een Verfchcir denheid van de eerfte fchynt te zyn, geen ge- wag maaken , indien ’er niet in een Verzame- ling van nog niet uitgegeven Planten, uit het Kruidboek van Bucgopz, een Afbeel- ding van aan % licht gekomen ware, die in ge- ftalte aanmerkelyk van de voorgaanden verfchilt. De Bladen omwinden de Stengel , welke yl met Rolronde Bloemen is bezet waar van _ eene afzonderlyk geopend vertoont wordt. Volgens die figuur fchynt my de Bloem tot aan den voet verdeeld te zyn, dat met de an-

(4) Aletris acaulis, Foliis binatis. Mfibi. Burm. Cap. Prodr. to, Ecloga Botanie per WARSiING, Norimb, 1778, Fol, Tab, 3,

or BorLPLANTEN 409

deren geheel ftrydig is. Zy was, in dat Kruid- an boek , cen Soort van Orientaalfche Hyacinth} Perras genoemd ; welk myns oordeels beter ftrookt. Hoorp- | Ux. (Ss) Aletris die ongeftengd is, met Lancetvor- _v. mige Vleezige. Bladen en tweelingfe Bloe- ne men. erse ,

Veel twyfeling heeft deeze Plant veroirzaakt wg als zeer Jang zonder bloeijen in de Holland- fche Tuinen bewaard geweest zynde; zo dat daar van zelfs Afbeeldingen , met enkele Bla. den, aan ’t licht gegeven zyn, onder den naam van Aloë , wegens de gedaante ; doch men heeft paderband ontdekt dat dezelve, in fie guur der Bloemen , nader kwam aan de Hya- cinthen of aan dit Geflagt, tot het welke zy eindelyk is thuis gebragt. Men meent daar toe zo wel een Ceylonfche als een Guineefche te behooren; maar dezelven verfchillen mer- kelyk in Loof, als volgt.

De Ceylonfche (*) heeft de buitenfte Bladen

A. 7 „Zeylanica, ses tld (5): Aleris acaulis Fol. zaneeolaeis Camoûs, Floribus ° EBURM. Fl. Ind. p. 35. nthoides. Sp.

Pe: Lt. p. 123: Aloë Fol. ke planis reftis Radiga- Íibus. H. Ciiff. 132. Ups. 85e Fl. Zeyl. 130, Katu - Kapel. H‚ Mal Kip. 33. Te42?

(*) Aloë Zeylanica pumila Fol. en Comm. Hort. IL. p. 41, T. 21. PLUK. Alu, 19e T. 256. £ 5. WEINM,

Kruidb. Tab. N. 74. Aloë se zeen Lanceolatis pla- niserectis Radicalibus &c.

c 5 IJ. DEEL, XII, STUK.

KIO ARSMANNIGE LELtr-

Vi Laneetvormig plat restopftaande; de binnenften

ArprEL: gisvormig half Rolrond, gefleufd en vecl lans

Hoorp- gef: ällen in donker groene met bleeker

STUKe _-Vlakken , als een Slangehuid getekend. Deeze Bladen komen voort uit een dikke roodachtige Wortel, die van binnen wit is en fterk voort- loopt , zo dat menze ligt kan vermenigvuldi- gen. Eens heeftze in de Keizeriyke Hof-Tuin te Weenen geblocid , zo de Heer JacQquin aäntekent ; dje bevondt , dat de Bloemen nage noeg met de volgende overeenkwamen; zynde zeef fyn geflipt; en de Stepgel maar een Voet lang, de helft dunner hebbende,

De Guineefche ) heeft de Bladen wel op de vr dergelyke mabier , in ’t donkere waamelyk, ge met Golfswyze licht groene Vlakken getee

kend; doch dezelven zyn altemaal Lancetvor= mig en plat , „hoewel insgelyks (tyf overend ftaande. Deeze werdt door den” vermaarden CoMMELYN, uit de Hortus alhier, ook zon- der Bloemen in Plaat gebragt, als wanneer zyn Ed, opmerkte , dat zy een Wortel mec Kniet- jes heeft , die van buiten geelachtig is en de Bladen komen op een geheel andere wyze voor, ‚Eygde ook met e@n rooden rand gezoomd. Dus fchyüt zy vry vell van de voorgaánde ver- fchillen. Hy hadtze, in den jaare 1702, eene igeonteng zien fchieten , van twee Voeten

hoog ;

e Aloë Guineënfis , Radice geniculat&, Foliis e viridi

et atro undulatim variegatis, Goma, Hért, Ik p. 39 Te 28, Pral. 84. T. 33e

ES

òr BorPLANTEN AT

hoog, rond en uit den gtoenen paarfchachtig _V

met veele witáchtige eetibladige Bloemen. moet, Deeze waren Pypaehtig , in zes diepe omge- Hoor: Boogene Slippen verdeeld, hebbende in * mid-*TUXs den, behalve den S:yl, zes witachtige Meel- ‘draadjes, met dwars daar op léggernde Knop:

jes. Deeze Bloemen vergingen in de Herfst altemaal , zonder Zaad te maaken. Het fchynt

dat van dezelven twee by elkander aan de Stengel voortkwamen , ’t welk de réden zál

zyn van de gemelde bepaaling. …„ Zy gelyken

‚, naar die der Hyacinthen (zegt de Ridder)

» ook door de drie Honigvoerende gaatjes vân

‚, het Vrugtbeginzel : JACQ UIN; mise 5

» achtze tot dit Geflage te behooren (*).”

(6) Aletris die geftengd $s, met Lancetvor: vi. mige Jlappe Bladen. ris

Deeze Plane, in ’c laatst der voorgaande terde: Eeuw in de Hortus Medicus gebloeid hebbende, werdt door den geleerden CommirvyN-op twee Ee Tae hen hadt toen

ik Viod dt jn BEIË tt de Hysiitien, of tot cen niëut ‘Geflagt , met de v va gereeden hebben : Zeggende, dat zy jäarlyks inde Keizeriykè Hor Tuin bloëit. Bind. os.

(6) Aletris Cau'escens, Fol. Lanceolatis laxis, Jacq, Vind, 209. Aloë Africana Arborescens Flotibus albicantibus fra- Biäntisfimis. Comm, Hori, Il, p.5.T. 4. N.t,& &L Pp. 93e is 49. 5

U. Daar, XIÌ, STum,

V. 'AFDEEL. UL Hoo:p-

STUK.

412 ZESMANNIGE LELIE een Stam: van vier Voeten ke aan ’t bo- en op de wyze der Mays, met Bladen bezect van anderhalf Voet langteen drie Duimen breedte , fpits utoopende en donker groen , van onderen met eere dikke Ribbe gekield, niet ftevig. Daar tusíchen fchoot zy een Stengel of Bloemfteel van anderhalf Voet hoogte, beladen met veele Trosjes van witte eenblade. rige Bloemen , met een in zesfen gefneeden omgekrulden rand ; dus verl naar die der en- kelde Hyacinthen gelykende , en met roode ftreepjes overlangs getekend. Zy gaven een zeer aangenaamen Reuk „als de Tuberoozen, ftortende , gelyk de Boomachtige Aloë, een Ho= nigzoet Vogt. Vroeg in % Voorjaar bloeide deeze Plant, om de twee Jaaren, in het Win= terhuis 5; vervullende; hetzelve met haaren aan- genaamen Geur. Zy was uit Guinee afkom- ftig en moest derhalve warmer gehouden wor- den dan de Kaapfe Planten. Hy hadtze Boom- achtige Afrikaanfche Aloë, met witachtige zeer Maar éénmaal hadt de Heer fACQU IN dee- ze Plant bloeijende gezien in de Keizerlyke Tuin te Weenen, alwaar het zeer groote Winterhuis ook met derzelver aangenaamen Reuk vervuld

„werdt. De deelen der Vrugtmaaking onder-

zogt zyr Ed. naauwkeurig en bevondt de Bloem als gezegd is, aan den voet Buikig , als het Vrugtbeginzel inluitende, ’t welk Eyrond was met een langen Draadachtigen Styl, die een

Krop-

or BOLPLANTEN. 413 Knopje hadt als uit drie Stempels beftaande,__ Vs Deeze Styl {tak buiten de Bloem uit, van lang- Ee te zynde als de Meeldraadjes, die de omgeboo- Hoorns , gene Bloemflippen bykans-evenaarden , zynde °TUEe aan derzelver voet ingeplant, zes in Heal met langwerpige draaijende Meelknopjes.

Dit doet dan blyken , dat deeze Plant, zo wel als die van de voorgaande Soort , geenszins tot het Geflagt van Aloë , dat de Meeldraad- jes, volgens LiNnNmus, in den Stoel moet ingeplant hebben, behoorde. ‘Tot de Hyacin= then kon zy ook , wegens gemis der drie Honigvoerende Gaatjes in ’c Vrugtbeginzel , piet thuis gebragt worden. Hierom was niets. nader dan dit Geflagt, tot het welke zy, vol: gens de opgegevene bepaalingen , meer behoor- de dan de eerfte Soorten,

(7) Aletris die byna geflengd is, met de Wor- _ yn; * telbladen Eyrond , gefteeld „en Klokvormige Alnris Bloemen, Teas.

Tot dit Geflagt heeft ook de-Heer T a uN- hbe

BERG een Plantje betrokken , dat zyn Ed, in Japan geplukt hade; helsen, als een nieuwe Soort , noemende Aletris PFaponica. Ik heb, vol- gers myn daar van ontvangen zeer fraaije Ex- emplaar, de Afbeelding in Fig. 9, op PLAAT LXXXIV, (7) Aletris fabcaulescens, Fol, radicalibus ovatis petiala- äs, Flor. Campanulatis, Aiki.

EE. DEEL. Xl, STUK,

Mk arte

414 ZESMANNIGE LELIE

LAAKEV, medegedeeld, In Bladerloof vers fchile hetzelve van alle de voorgaanden niet

welk. ik door de bepaaling getracht heb eeni- germaate uit te drukken,

De Seng of Stengel fchynt taamelyk lang te zyn , doch hoe lang kan ik niet vastftel- len (*) De Wortelbladen, ín een Plantje daat nevens gevoegd , zyn Eyrondachtig , overlangs

_geribd , met zeer langeSteelen en Vliezigdun,

zo wel als de Stengbladen, die Lancetvormig en naauwlyks gefteeld , allengs verkleinen naar boven , en ieder. aldaar. uie zynen Oxel cen Bloem uitgeeven , welke van een dun Pypach- tig beginzel zig Klokvormig uitbreidt mes zes fpitfe punten. De Styl des Stan:pess is, geknope en langer dan de Meeldraadjes, die echter ook buiten de Bloem uitfteeken en ingeplant zyn in de wanden, daar de Frechter eindigt, gelyk my uis de opgefcheurde Bloem is gebleeken. De Geflagten van Yucca, Aloëen Agave ,

hier op in het Samenftel der Sexen volgende ,

zouden volgens de gedaante der Bloem ook wel tot de REE hebben kunnen thuis

ge pe Of het een Seng perse een Stengel of Bloems feel. (Srapns) te noemen zy, yeven zo min blykbaar.

et daar tusfchen Chone niet volftrekt bepaald te zyn. In Phil. Bot. onderfcheidt Linnius Scapus van Caulis , doordien de eerfte enkel Bloem en Vrugt,delaafte ook Bladen draagt : dienvolgens zou dit een Cayiös. Zy

_ Doch men vinde ook wel Scapi genoemd, die Bladen draat

gen en Caules zonder Bladen,

or BouPLANTE N. 415

gebragt worden: maar, om dat-de Gefialtete V- veel van de Bolplanten afweek ‚heb ik die TREE reeds elders befchreeven (*)» Dus volgt dan Hoorns hier het Geflagt van TUKe

ALSTROEMERIA

t Welk de Bloem zesbladig, byna tweelip- pig heeft, met de twee onderfte Blaadjes aan den voet pypachtig» en afgeboogene Meecl- draadjes. Het is paar den Sweedíchen Bota- Dist ALSTROEMER getyteld en bevat de drie volgende Amerikaanfche Soorten.

_(x) Alfiroemeria met een apgeregte Steng. Ajram

De natuurlyke Groeiplaats van deeze Soort a is op het Gebergte , omtrent een Uur gaans benoorden de Stad Lima in Peru, alwaar de Plant, wegens de fierlykheid haarer Bloemen, Pelegrina , dat is Uitmuntende , van de In- woopers geheten wordt. Pater FeuriLée befchryft ze aldus. „De Wortel is als een

2 Bos

en nak de Tucen; onder de Heee: Gewei, ia

het IV. STUR, bladz. 44ï: de Aloë- Planten ia het Vilt. Stug, blailz. 353 eaz, onder de Kruiden voorgefteld.

(a) Alfvoemaria Caule ercâo. Sy. Nat. Xl. Gen. 42.

ria pe o P ‚fraande.

Alftromeria, Am. Acad, Vl. p. 247. Tab. Hemerocallis Flors purpurascentibus maculatis, FRUILL. Perwv, Il. p, 75 T, se

IE. Duren. XJK. STUK,

Vv. Arprer. UI,

Hoorp- STUK

416 ZESMANNIGE LELIE

s bosje Franfche Raapen , van twee Duimen langte, en in ’tmidden byna een half Duim dikte: ‘Zy maakt een Stengetje van een

Span hoogte, zeer dun doch overend ftaan: de, onregelmaatig bezet met eenige Blaadjes „, van anderhalf Duim langte en vier Lynen „> breedte, dat puntig uitloopt, Op ’t end der Steng zit een Peerachtig overlangs gefleufd ,

Vrugtbeginzel, gekroond met eene Lelieach- tige Bloem, die tot aan den bodem in zesfen

» gedeeld isen de Bladerige Slippen zeer ver- 5 fchillende heeft. Drie derzelven hebben,

by de tip; de randen inwaards gevouwen ,

„> en loopen uit in eene fpitfe geelachtig groene » punt; terwyl het midden fchoon Karmozyn- », TOOd is, met Roozekleur tot aan de kant ge,

a> zoomd. De langte is twee Duimen en de

breedte, naar de punt toe, ruim één Duim. De drie andere Slippen , maar een half Duim » breed, zyn plat, ten halve naar de punt toe » Food, met donkerroode Vlakken regelmaatig » bezaaid: de helft naar den. voet geel, met » bleekroode Vlakken. Zes Roozekleurige Meeldraadjes komen uit het midden der Bloem sen het Vrugtbeginzel heeft zes Hokjes , ie- ‚‚ der met Zaad gevuld,”

By geval kwam gedagten Heer Arsrromer te Kadix deeze Plant te vooren, die dezelve nader onderzogt en het Zaad naar Upfal overzondt, alwaar zy opgekomen is, en federt overbly- vende de Oogen verluftigd heeft door de on-

ge

or BoLPraNTEN gif gewoone fraaïheid haarer Kleufen. în de nà- ï Vv. 5 dere befchryving , welke daar van gegeven | EE wordt, is gemeld, dat de Bladen ongeplooid Hdorps zyn en de Steng hadt aan ’t end verfcheide ‘TUE Bloemfteeltjes, De Bloem was tweelippig , be- Îtaande de Bovenlip uit één breede en twee {malle , de Onderlip uit ééne fimallc en twee breede Slippen of Bloemblaadjes. De Meel- draadjes waren, drie boven, drie beneden, in de hellende Bloem, van den Styl afgeboogen , welke Draadachtig, aan ’t end drie dunne, ge- knopte Stempels hadt. Het Zaadhuisje van grootte als een Vingerlid, was driehokkig s be: Vactende veele rondachtige Zaadjes, 4

(2) Alftroemeria mèt een opfljgende Men à Abas merid Lig

_Deeze, welke ruim zo veel naaf het volgen: za, Kende

de Geflagt gelykt , werdt daarom , naat alle gedagten van Pater FruirLék- met den Daam van Hemerocallis beftempeld én de Rid- der achtte weleer deeze, zo wel als de voor= gaande en volgende , tot de Lelie - Asphodillen te behooren (*). Gemelde Pater nam dezelve lahgs de Rivier waar die door *t midden def Stad Conception ; in Ryk van Chili, vloeit; a, Hier=| KS) Alftroemtria Caule- adendente. Hemerocallis Floribus Ne ibus flriatis, Fauint. Peruv. 11. Pp. 71

Td hi @) Hort. Cliffort. p. 128.

N. Dann. Xij. SrTus.

Vv.

413 ZESMANNIGE LELIE

Hierom is *t zeer zonderling , dat Linneus

Arij deeze , zo wel als de volgende, kon zeggen Höofp- haare natuurlyke Grociplaats te hebben in Li-

STUK.

y

ma, de Hoofdftad van Peru (*).

Gemeenlyk werde dezelve Ligtu geheten, zegt Fr OrLLéE. De Wortel boort fchuins in den Grond, zynde rond, een vierde Duims dik, als in Leedjes verdeeld; met eenige Haaire vezel jes aan ieder Lid, De Steng verheft zig, in de zelfde ftreek, tot een Voet hoogte, zyn de rond. s bruinachtig rood, bezet met Lancet-

ge Blaadjes en met zes of zeven aan % end gekroond. Hier tusfchen fchieten even z0 veele Bloemtakjes uit , ieder verfcheide Bloen:- fteeltjes draagende; % welk een fierlyk Kroon- tje maakt. Zy zyn getopt met een langwerpig Vrugtbeginzel, dat geribd is en een fchoon roo- de Leljeachiige Bloem draagt, in zes Blaad- jes verdeeld, gelyk de voorgaande. Twee derzelven , die {maller en puntiger zyn dan de

anderen hebben witte Streepen. De langre der

Bloem was Omtrent anderhalf Duim. Hy hadt ‘er geen ryp Zaadhuisje van gezien.

Ed (3) Ak

(*) Van de voorige had ik nog kunnea goedmaakén , dat zyn Ed. zegt : habitat in Peru et Lima:doch ven deeze twee te zeggen, habiter in Lima, komt my geheel ong” ryind voor. Had zyn Ed. gezegd habitat in Peru; dan zóu ik denken, dat hy % Ryk van Chili voor ee Peru mogt houden : maar nu vind ik voor zyn zeggen en verfchoening,

or BorrPrLANTEN —_ 4ìg

(3) Alftroemeria met een windende Steng. Vv. AFDEELs

In de fchuinte van een Gebergte, in t Ryk me van Chili, vondt gezegde Pater ook deeze „srux. aldaar Salfslla genoemd, als welker. Wortel tit. _ gelyk- die der Salfaparilla en tot de zelfde vie Safillas Kwaalen, door de Ingezetenen des Lands ge- limear bruikt wordt. Dezelve is , zegt hy ; met een donkeren Bast bekleed , van binnen wit, Hou- tig en dringt zeer ria in den Grond, Zy heeft een dunne Steng , welke zig op de ge- woone mapier der klimmende Planten dat is van de {linker naar de regtet Hand, om de Stammen of Takken van Geboomte Wi (. In zyne Afbeelding was het, door de omkee- ring, van den Plaatfnyder , dat veel gebeurt 2 verkeerd vertoond. De Bladen, overhoeks aan de Steng groeijende, waren zeer fpits Eyrond- achtig, drie Duimen laag en omtrent een half Duim breed , met een kort Steeltje, glad en fchoon groen. Aan ’t end kwam ook cen Kroon- tje, van roode Bloemen, in zesfen. zeer on-

gelyk verdeeld (4). Be- (5) Alprsemeria Canle, voluhili, Hemerocallis fcandens Floribus eis. FEUILL. Peruv. 1 p- 713. T. 6.

) Dat is met de Zom om, gelyk men gemeenlyk zegt. Hy hadt het tegendeel maar in ééne Peuldraagende Plant gezien: maar 't is zeker, dat men in de Klokjes. Winde (Convolvalus) zo wel als ia de Tu: rkfe Boonen { Phaftolus) €n verfcheide anderen, eene winding tegen de Zon op waars neemt, Vid. Phil. Botan p. 39:

(1) % Is zonderling , dat hy de Bloemen van alle deeze

| 2 drie

Ne DEEL, Xil, STUK.

V. Árpzer.

ui. Hoorp- STUKe

E Hemero= éallis flas °

v4. Geele.

422 ZESMANNIGE LEL EE

» Behalve % gemelde. gebruik dat de indí- ae gs van deeze Plant maakten , bedienden ‚s Zy zig ook daar van-tegen binen, de »» tende dezelve, ééne-nagt lang ‚koud in ge« ‚meen Water trekken, en dan hetzelve nee ‚5 mende voor: hunnen ve site Drank.”

HemERoOcarurs Dagfeboond:

Dit Geflagt onderfcheide zig door eene Klok. vormige Bloem, mee een Rolrond Pypje en af- geboogene Meeldraadjss, „Het hevat de Lelie

Affodillen van den beroemden TouaNEroRT, dus, wegens de Lelieachtige Bloem en Affo-, dilachtige Wortelen, reeds voor hem genoemd. LiNNsmus dien baam, afs famengefteld, ver- werpende geeft er Kens welke Dagfchoon betek ei » orn dat de Bloemen vroeg open gaan en wederom vroeg verwelken op, den zelfden Dag. Hier van zyn ene twee volgende \ Soorten

ER Barten a met: wan” Baemar.

Dee-

drie Soorten in ’t Franch rood of roodschtig { rare inde tweede d'an beau rouge , dat is fchoon eerfte Karmozyn -rood (d'un Frau rouge cramoifi geen in t Latyn paarich of paarfchachtig._ Hemerscallis Corallis flavis. Syl, Nat. XL Gen. 429. 43 XL Gen. 433. Pe 229, Hemerocallis Scapo Ramo Ups. 88, GOUÁN _Monsp. 182. Hem, aal taberof Be H. Cif. 128, R, Lugdb. 26. Gust. ih

bel Sk

oF, BOL: PLANTEN" X gar

Deeze „-die-in-’t Ooftenrykfe , vin: Hongarie-> V.- en, in Siberie, wild groeit op drasfe, verre Grons is | den, is een gemeene. overblyvende-en fierlyke Hoorss= Bloemplant in de Tuinen vaa ons. Wereldsdeel.sTex. hk Ook is zy in Swiezerland-, en _in_de Bosfchen by. Idria „aan de Adriacifche Zee, waargeno- men. Men heeftze Lelie- Affadil genoemd of - geele Lelie, om dat de Bloemen byna-de fi- guur.en, Reuk hebben „van de gewoone-Witte Leliën. Hierom noemde Doponéus deeze Plant, Lelie zonder Bol want de Wortel is, gelyk ik gemeld heb „als die der, Affodillen,

In % Franch noemt menze, ook Belle ‚de Jour,

dat is Dagfchoon , naarden Griekfchen-naam _Hemerocallis, welke aan dit Kroid doorde Ou-,

den zou gegeven zyn (*): hoewel anderen dien

op fommige Leliën roepasfen , ENE wy gezien

hebben. De Ergelfchen noemenze, om de

zelfde reden, Day- Lilly ,-dat is Dag-Lelie: _

Uit den Stoel der Wortelen, dieeen Knob- => …— belige Tros uitmaaken , van buiten geel zynde , van binnen wit en zoet van Smaak , geeft het

pre Sn dj 7. abe wbt sinen cald: drs DAN Pe 137. Lilissphodelus luteus. -Pann, T+ 344. LoB, fe, Lil: um luteum Asphodeli radice. C. B. Pin so. Lilinm non bulbofum. Dop. Pempt. Erst Lilio- Asphodeius lu- teus miner. TOURNF. Jnfl, 3

(*) Liliasphadelum dok ge nonnulli Liliagi= nem, pierique Liliaftrum : Vereres autem Hemerogallida di. xerunt. DOD doc. cit,

| Dd 3

422 ZESMANNIGE LELIE:

Ne, * een geheel Bos van lange gekielde Degenvor-

ij. mige Bladen donker groen van Kleur, waar Hoorp: tusfchen dernd ronde Stengels, van meer dan STUK. cen Elle lang, aan ’t end gekroond met Takki- ge Bloemfteelen , waar op Bloemen van ge. zegde figuur en fchoon geel. De Zaadhuisjes, zynde dikke driekantige Haauwen, bevatten een rond zwart Zaad. Een aanmerkelyk gebruik maaken de Tartaas ren, in de Ooftelyke deelen van Siberie, van deeze Plant, De Bladen , verdroogd zynde , wryven zy tusfchen de Handen , en van de over. blyvende Vezels weeven zy zekere Klee- den, die haar, onder de Beeften- Vagten, tot een foort van Linnen vêtftrekken, Hier van hebben deeze Bladen , by de Rusfen, ook een byzonderen naam.

m (2) Degfchoon: met hóogroode Bloemen:

B Behalve de Kleur en grootte der Bloem fchynt deeze ook daar in van de voorgaande, volgens GMELIN , te verfchillen , dat de Slippen der Bloem ds twee ryën Baken. Lin- N&Us vondt buiten gemelde geen verfchils dan dat deeze grooter is en wat laater, naa-

mente

(2) Hemerseallis Coroilis fulvis, Lilio- Asphodelus puní-

PLAAT LXXXV.

or BorPrANTEN 423

mentlyk în de Nazomer, bloeit. Zy is in de vi Velden , omftreeks Pouriéres in Provence , door t den Kopinglyken Hoogleeraar Fougqur gee HónE vonden en door GArsperr afgebeeld, In sruxs Switzerland , tusfchên les Posfes en Fenalet,

fchynt zy ook waargenomen te zyn. Sommi»

gen ftellen de Kleur flets- , anderen hoog- ; anderen Oranje. rood. De Bloem is vän nièt langer duuring dan die der geele. Onze Rid-

der heeftze uit China afkomtftig gerekend.

Hier volgen, in het Samenftel van Line Neus, cenige Geflagten , met eene geheel ver- fchillende geftalte van Bloem- en Vrugtmaaking , gelyk de Acorus, Orontium en Calamus of Rot- ting-Riet , reeds onder de Kruiden befchre 4 ven, dan de Funcus of Biezen, nog onder ce Grasplanten te befchryven : voorts de Achras; Prinos Burfera , Capura onder de Boomen ; de Berberis, Loranthus, Hillià onder de Hees- ters en anderen onder de Kraiden voorgefteld : waar mede de Rang der Eenwyvigen ten einde loopt. Maar tot denzelven behoort nog een nieuw Geflagt.

By peek _naamelyk , dat „een Kaapfe Bolplant ; welke de vermaarde Heer Taoun- perG naaf zynen’ Reisgenoot in Afrika, den

Engelfchen Héer M a ssoN(*), benoemd heeft, | tee

(*) zie het Dagverhaal der Reizen van dien Heer, van de

Kaap Noordwaurds, in de jaaren 1773, 73,74, in het VI. d 4 __ _DezLs

IL. DEEL, XII. STUK.

424 ZESMANNIGE LELIE

V. tegenwoordig, nu ik dit fchryve, in ’t midden, Arps, van December des jaats 1779» andermaal bloei- Hoozp- de, hadt de Kruidkundige Hortuianus , de Heer. BTUKe „STORM, de goedheid, van my daar van twee

Bloemen. mede te deelen , die ik om de zeld- zaamheid hier „in Fig. 1, op Pr. LXXXV, heb, in koper doen brengen. Ik zal derhalve ook een kort woord zeggen van deeze Plant.

MAssoNi1A.

De „Kenmerken zullen zyn, een Klokvormige. Bloem , die in zesfen gedeeld is, met omge- boogen Slippen en inwaards emi Meel: draadjes. ‚De eenigfte Soort, misfchien , date van tot L _ heden bekend (1), geeft uit haare Bol of Wor- Mafmia cel twee Bladen , die tegenover elkander vlak Ed op eh ‘Grond leggen, » Bride van ovaalachtize Lsa. figuur en donker groen. Zy gelyken veel naar: Fig. 1. de Bladen van den Hemanthus, zo als die en na *t vergaan van de Bloem. Hier tuse fchen komt een ronde Knop te voorfchyn. van een halven Vuist groot, die aan den omtrek. bezet is met Bloemen , welke zig vervolgens over de geheele rondce uitfpreiden. Een-dees! zer Bloemen vertoont zig by c‚ alwaar men de gedaante ziet van het onderftuk, dat wie-: ache DEELS Us Stur der Hedendaag che Vaderland Lesteraef itn ger, blade: aas „274 & 323, | G ) Masfonia. THUNB,

Dr BoLPLANTEN:T 485:

achtig is en-van de omgeflagen Slippen, die Vv groenachtig zyn. De holte van de Bioem ver- Á“PEELe ftrekt voor Honigbakje , als zynde met een hel- Han n der , zoet, Vogt gevuld: welks rand in *tron-sruxe de gekroond is met zes taamelyk dikke Rooze. kleurige Meeldraadjes , binfienwaards gekromd en op't end langwerpige Meelknopjes hebben- de, Op den bodem van het Honigbakje zit een Eyrond Vrugtbeginzel,met een Roozekleurigen Styl, die zig tot de hoogre der Meeldraadjns verheft , hebbende een naauwlyks blykbaaren _ Stempel, als in de geopende Bloem by b zeer duidelyk zig vertoont.

Nu gaa ik over tot den Rang der Driewy- gigen ouder de Zesmannigen ,„ alwaar eerst voorkomt het Geflagt van Mej

al

MELANTEHEIUM.

Welks naam weleer op de Nigelle toegepast geweest , wegens de zwartheid der Zaaden (*), thans, ik weet piet om welke reden, door den Ridder gegeven is aan Planten, die een zesbla-- dige Bloem hebben, uit welker verlangde Na- gelen de Meeldraadjes fpruiten. Het bevar de volgende Soorten die naar de plaats der af- komst onderfcheiden zyn.

(1) Me- C°) zie IL. DEEus IX. STUK , blade. 176, d.

5 Sl. Desr. XL. STUK.

4% ZESMANNIGE LEI 1E. V. __(@)-Meldnchium mèt genagelde Bloemblaadjes. EL,

Boorn. Dit Kruid, welk ProkEsEr als met de

STUK. _Affodillen naverwant aaninerkte , hadt T'ak-

milan. Kide Stemgen én fletfe Bloemen naar die vaa

en ke Vogelmelk gelykende, Zyne Afbeelding ver:

Sirgimiieh toont hetzelve in een fraaije gedaante, Men

vindt hect by Cravyron genoemd Nigella

met, ecne fleis geele Bloem en Grasach:ige

laden. Het is, volgens de befchryving van

wylen den Heer Gronovrus , een Piant

van één , twee Voeten of of hooger met een

ronde Stengel als een Halm en Bladen als vân

Koorn; overlangs geribd, dun en flap, Opden

top is de Stengel, zegt hy; gepluimd met one

telbaare Bloemen, doch allen Vrouwelyk zyn-

de, datis „zonder Meeldraadjcs. Hietom vraagt

de ‘Ridder, of het ook tot de Twechuizigen behoore,

Een fraaije Afbeelding van deeze Soort » door den beroemden Enrerr getekend, vindt men in * Werk van den Keizerlyken Lyf- Arts; Trew , in’ welke niet alléen de Bloe- mên met Meeldraadjes maar ook in ’t midden

van

(:) Melan:hium Peralis Unguiculatis. Sy, Nar, XII, Gen. dag. Weg Kill. Gen. 454. pag. 237. GRON. Virg. IL Pe 55. Melanth. Fol. Linearibus integerrimis longisfimis, GRON. Virg. 1. p s9- Asphodelo affinis Sloridana, Ramolo Caur le, Flor Orniehigölí chfoletis. Pluk. Amikb. so. T. Â34 f, 8. Tmuw. Eóret, T. Sr.

or BOLPLANTEN 427

van ieder Blaadje met een aartig oan De zyn voorzien (*). an Hoorp=

(2) Melia met Brie hed.

Op verfcheide plaatfen , in Siverie is geenen

waargenomen wier Bloemblaadjes, in verge- Stberifch. lyking met de anderen, ongenageld zyn (f). GMELtN noemt het Kruid Ornithogalum, om dat het, war de Bloemen aangaat , ook veel naar ‘t Vogelmelk gelykt. ’t Heeft een langwerpig Bol- letje dat Grasachtige Blaadjes van een Span of gen Voet lang, uitgeeft en een dun Sten- getje ; dikwils twee Voeten lang , fomtyds roodachtig. Dit is, in de boventte helft Aairss wyze bezet met Bloempjes, zo aan de Stengel als zydelings. Dezelven zyn zesbladig, uit den groenen witachtig, en hebben de Meeldraadjes van onderen breed, allengs verfmallende en de Meelknopjes taamelyk groot , in ’t eerst paarfch- achtig. Zy komen voort ter plaatfe daar het Bloemblaadjeis aangegroeid aan ’: Honigbakje : doch geenszins uit de verlangde Nagelen der Bloem,

(*) Traw Ebret

(2) Melanthium oat fesfilibus. Am, Acad. IL. p. 349. T. in. GE Spicis Flor. longisfimig Ramofis. GMEL, Sib. 1. p.45 T.

(f) De Nagel en is dit langwerpige steelachtige gedeelte, waat mede de Rloemblaadjes in dén stoel of Kelk zyn ingeplant.

IL Dear, XII, Srum,

428 ZES MAN NIGE LEL: E-

Va Bloem, alzo dezelve-geen Nagels heeft: ten Arian. ware men de Honigbakjes daar wvoor-neemen Hoorp- mogt. Ondertusfchen zweemt dit Kruid naar srux. *%gedagte Virginifche , in Geftalte, zeer De

Vrugt beftaat uit drie £ nende Scheed- jes.

mi. (3) Melanthium mee geflippelde Bloemenen Huik-

mrd achtige Bladen.

penfe. e Ì bp

Kaapse _ De befchryving ‚welke ik van dit Kaapfe Plantje vind , is als volgt.-Een geheel eenvoa- dige Steng , van een Handbreed hoogte, Lar- cetvormige Bladen, die omvattende doorboord of Huikachtig zyn ‚of onder, Scheedig, met de Scheede opwaards. uitgebreid, Vier zodani- _ gen” aan-de Steng „het boven(te en onderfte kleinst. Een Tros aan ’t end. -Ovaale Bloem= _ blaadjes , eenigermaate genageld, en geftippeld. De Meeldraadjes byga in den Stoel ingeplant, Drie Stylen.

iv, (4) Melanchiun met Liniaal- + Lancetvormige cum. __Bloemblaadjes ‘en Liniaale Bladen,

By Tranquebar was deeze door den Heer Kore

NiG gevonden. Het Kruid, dat de Geftake

van

(3) Melanthium Petalis punêtatis, Foliis cucullatis. Am. Acad. VI, Aft, 12.

(4) Melanthium Petalis Kheië- » Lanceolatis, Pol, Linesd- bus. Mast

he ke

„Or: BOLPLANTENS 429

vanhet Geele Vogelmelk heeft, komt uiteen: V. Bolwortel voort. De Steng is-ook eenvoudig es we een Handbreed hoog , -regtop{taande „glad; Hoorp- met drie Liniaale, Bladen „die langer zyn, be- STUK groeid, Aan ’t end komen doorgaans twee Bloemfteeltjes, het eene één-, het andere twee- bloemig; met twee korter breeder Blaadies-by

de Bloemen. De Bloemblaadjes , fmal Lancet vormig zyn donker paarích met de Meel= draadjes en. Stamper korter : het Zaadhuisje is driekantig sieffen van grootte als +} Koffy=

(5) Melanthium met de Bloemblaadjes van _v.

binnen Jamengegroeid es en. meines ide ti Bladen gefpitst en Gens: rd,

Deeze Soort heeft onze aan ed

BURMANNUs, by dit Géflagt gevoegd, doch Fig, ». geeft daar van geen nadere befchryving.=Ik heb by den Leidfen Hoogleeraar, D, van RoveN,onlangs op dien naam de zelfde Plant gevonden ‚welke voor twee Jaaren by my uit Kaapfe Bolletjes , die ik toen ontvangen had, gebloeid heeft, en welke ik nog gedroogd: bewaar; Onder myne van de Kaap overgezon-. den Planten heb. ik “erstwee Exemplaaren van $-het eene, gelyk het voorgemelde', dat ie

(s) Mielanibiam Petalis interne concretis reflexis, Foliis

ene zie recurvis. BURM. Prodr,

IL, Daas. zi. STUK.

V. ArpeeL u

Pall

430 ZESMANNiGE LELIE:

by my in een Pot bloeide, zeer donker paarfch “en byna zwatt van Kleur, het andere met wite

Hoorp- te Bloemen. Van het eceríte gaat in Fig. 2,

STUK

Praar LXXXV, de Afoeelding Levensgroot- te, hier nevens

De Bieeegemdide Heer THUNBERG , dat Exemplaar by my ziende, verzekerde my ‚dat de Ridder Lannaus dic: Plant elders als een nieuw Geflagt, onder den naam van Srauk- MANNIA, naar den vlycigen reizenden Botanisc deezes naams , hadt woorgefteld. Ik heb het, tot nog toe , nergens kunnen vinden , en: der- halve breng ik ze hier onder den opgegeven Soortnaam , als een_ Soort van Melagtbium »

paar welk Geflagt zy veel gelykt.

De Bloemblaadjes , immers, in figuur naar Oostindifche zweemende,

_ die der voorgaande doch Sleufachtig hol, geeven , als * ware ; uit

hunne Nagels, welke famengegroeid zyn, ieder een ann end 5 gelyk men- in, de eenmaal vergroote Bloem by d, duidelyk ziet ; wier geele Meelknopjes op ‚de zwartachtige Kleur der Bloemen zeer, en byna eveneens als in het witte Nieskruid af{teeken, Dit maakte myn bloeijend Plantje zeer fraay en het gedraog= de, dat zyne Kleur behoudt, nog niet onaartig, Maar het byzonderfte is , dat deeze Bloemen, zo veel ik ’er heb kunnen onderzoeken, geheel van Vrouwelyke deelen ontbloot zyn. Die van myo Exemplaar met witachtige Bloemen, in, tegendeel ; zo veel kleiner, dat men eene der-

zel

or BOLPLANTEN © 451

zelven, by a,vyfmaal in Afmeetingen vergroot Vv.

ziet, bebben allen een Vrugtbeginzel , met Styl Armer HI

tjes, wier getal fomtyds drie of ook vyf of zes mo

en meer iss fchynende dit zo wel als ’t getal sruRe

der Meeldraadjes, af te hangen van ’t getal der

Bloemblaadjes of Slippen, die <ik-hier vyf;,

zes of zeven , bevonden heb. Ondertusfchen

heeft dit laat{te de zelfde Geftake als het-an.

dere; zo dat dit Plantje ook tot de Klasfe der

Tweehuizigen of Veelwyvigen zou fchynen te

hooren,

TRIDEEOM,

Een driebladige Kelk en een ‘driebladige Bloem onderfcheide die Gelg:» welks Vrugt is een driehokkige Bezic. toe behooren de volgende Noord - Amerikaanfche Planten,

(1) Trillium met een gefleelde knikkende Bloem. en 5

In Karolipa heeft deeze haare Groeiplaats , zynde een Kruid met een Knoliigen Wortel , die twee of drie Steelen „van ongevaar een Sp laagte, volgens: ERI: 0D ©

end

(s) Trillium Flore Pedunculato cernuo. Sy. Nat. XII. Gen, 451. Weg. XIIL. Gen. 456. p. 287, Paris Fol. ternis Flore Pedunculato nutante, Coup,” Noveb. 81. Solanum, trie phyllam , Flors hexapetalo Carneo, CAT&SR: Carol, L, p. ee SELIGM. Voz. 1. Band. Pl, go,

El. DEEL. Xi. STUKe

IP ZESMANNIGE Lerré-

V. end van welken altoos drie Bladen groeijen ; AFDERL. on uit derzelver midden komt, zegt hy, een Hoorp- zesbladige Vleefchkleurige Bloem voort, met STUK. ongelyke Meeldraadjes. Het Zaadhuisje is

rond en in een Kelk van drie EE Blaadjes gevat.

IL Ca) 'Lrillium met” een gefteelde opgeregte verellam., Bloem.

Niet alleen in Virginie, maar cok in Käna- da én zelfs in Brafil , dat tot Zuid- Amerika behoort , fchynt dic Kruid te huisvesten , dat men , gelyk het voorige, tot de Nagtfchade betrokken heeft gehad. Volgens CorNurr heeft het ook een Bolwortel, die cen Steh-

getje uitgeeft van een Vact-langte, dat om: Geif in °c midden “drie Bladen heeft, byna ge- Iyk. de Bofch- Ranonkel en_op den. top

‚er een Bloem, welke zig zesbladig, vertoont ,

“25 doch uit drie groene Kelkbladen beftaat die korter ‘en’ drie donker paarfche, welke langer zyn. In ’esmidden groeit een klein Appeltje of Bezie , byna gelyk in de gewoone Nagct- fchâde; zwart van Kleur, met fyn Zaad. Het Brafiliaanfche , dat BAumiNus befchryft ,

kyna erven aanmerkelyk te verfchillen.

éen Trilliam Flare Pedunculato ereto. Páris Fol. ternis Ee. Am. Acad: 1 p. 154. Solanum triphyllum Beafilianum. C. B. Pin. 167. Prodr. 91. Sôlanum triphy'tum Caradenfë. CORN. Camad, 166, T. 167, Moss. Hil, 1. p‚ 53% Setda €. Be f, 7e

e

or BOoLPrEANTEN 359)

{3) Trilliam met een ongefteelde Persie, Bloem.

hei:

„Hears; Een zeer aartig Plantje, dat in Virginie ensrur.

Karolina vry gemeen is, fnaakt deêze uit, Iet heeft ongevaar een half Voet hoogte , en be- ftaat uit een enkel Steeltje, dat aan ’t end drie

HE

Jeifilee Ongen eelde, *

groote groene Bladen heeft; waar tusfchen in ’c - midden een Bloem voortkomt , met drie over.

endftaande lange paarfche en drie nederleggen= de of omgeboogene groene Bladen, welke voor Kelk verftrekken.

De Wortel is knobbelig en geftreept van dit Plantje, zegt de Heer CrLAYrToN, die

van eene Verfcheidenheid daar van gewag maakt,

door wylen den Heer GRoNovIusgenoemd; Trilliam met drie byna Eyronde ftompe Bladen, een ongefteelde opgeregte, eenzaame Bloem welke de helft kleiner dan de Bladen is. - Deeze fchynt , inderdaad, zeer weinig ,dan in Kleur, te verfchillen. De Bloem, naamelyk, was wit en welriekende.

CorcHIicum..

Dit Gefagt heeft een Bloemfcheede, De

Bloem

(3) Trillium Flore feslili ereto, Gron. Vitg. II p. 56.

Solanum Virginianum triphyllum &c. PLUK. Alm. 352, Te

Hir, f, 6. Solanum triphyll, Flore hexspetalo &c, Catsas, Car, Ie p. 59. T. 50. SELIGM. Wog, I, Band, T, 100,

IL, Deza, XIL. STUK,

Ka ZESMÁNNIGE Loet te

Bloem. is zesdeclig en haar Pypje komt uit detr

NBE. Wortel voort. Het Zaadhuisje befksät uit drie

ndk famengevoegde opgeblazene „Hokjes. Hier ko-

STUK, mende drie volgeode, Europìfc he Soorten, in et voor.

s (1) Colchieum ‘met platte Längevpormige pe Kers f _flaande pnt

“Yo vreemd als de voorgaande, zo bekerd is dit: Kruidie onder dep naam van Colchicum ; den Griekfchen Colchicon nabootzerde welke daar aan gegevefi was , om dat het vecl op Eiland Coichos „groeide, Het komt zowel in Engeland en Ooftenryk als in de= Zuidelgke deelen van mk, op Velden en Akkers voort, In Karniolie is het op de Velden, na % afmaaï- jen van het ‘Hooy ; een zeer getreen Plantjes de voorlooper van den- Herfst , zegt Doktor ScoPor r, die het aldus-befchryft (*), « “ss Een, geélachtig langwerpig gefpitst Bol- ‚> letje , ontvangt in zyne gefleufde-holte een » 86

(1) Cokhieum Foliis planis Lanceolatis ereâtis. Syf?. Nat. if. Gen. 452. Pig. XIII, Gen. 457: p. 237. H. Cliffs 140. Ups. So. R. Lagdb, 41, GOUAN Monsp, 189. DOEHM: Lips. 29. FABR. Flelmf?. 13. Colchicum commune. C. B. Pin, 67: TOURNB.-Jnfl. 348. Te 885,-382, Colchicum. ie Lamps 460. Colch, f. maden. Ephemerum Los. Je, 143, g, Colchicum Flore pleno, Ce

B. Pin. 67 | |

(*) en Carricl. Ps 229.

}

or Bo LPrAN TENs 435:

3 geworteld Pylaartje ‚dat twee Bloemen, vz 3 draagt. Deeze hebben een half rolrond. en ad ss Pypje uit twee Vliezen beftáande ; waar Hoorns” „> van het buitenfte‘de “groote - “Sfippen «der sTur” == „‚ Bloem, het binnentte de kleine voortbrengt. “Colchican, „5 Tusfchen dat Pylaartjë én-den voet “van ’t ss Pypje legt het Vrúgtbeginzel , dat flegts! ia St volgende Jaar een Doosje mâakt, invhee dorre gefcheurde en verwyde Pypje der Bloem s) beflooten en bevrust met veele witte rond- sy achtige Zaaden”’ De beroemde Heer-HaArLER, die het een weinig omflandiger waargènomen heeft, be- fehryft het (*) áls volgt: ‚Een Bolronde, „> Vlcczige Scheedige Wortel ; aan de eene 5 zyde verhevenrönd, aan de andere plat ‚en » aldaar uit een Sleuf een nieuwen Stengel 3 uitgevende, brengt in de Herfst de Vrugt; met de beginzels der Bladen, onder de Aar- s de voort. Na dien tyd en even zo in s> Voorjaar , in de Verfcheidenheid B, komt ss de Bloem, alleen door een Sleuf van den » Ouden Wortel te voorfchya » met een Pyp-_ je van een half Voet of een Span en bleck paarfche Bloemblaadjes. “In ’c naafte Voor- s jaar , (of omftreeks «de Maand Juny in de 5 gezegde Verfcheidenheid,) volgen Blader, » die LeeneRig Zeer groot , Eyrond Lan- 55 cete

. Heiv, inchrat. Al, pe 125, , Ee

MH. DEEL, XII, STUK.

6306 ZESMANNIGE LErrr-

4 We os mige zyn bevattende de ongefteelde

in

Hoorp- De hiine Verfcheidenheid is het Woor=

STUK. jaars - Colchicum, ‚‚ dat by Roche, (zegt zyn

Colebieun. Ed.) in de Velden omftreeks Rennaz , overe ‚s vloedig is groeijende ook by Zurich en ss Dyon.- Dit brengt insgelyks de Bloem een „, weinig voor de Bladen voort, welken tc ge= z lyk met de Bloem overblyven. De Bladen », zyn niet Liniaal, noch uiegebreid, maar zo wel als de Bloemblaadjcs ez, weinig fmaller „‚ dan in het ardere,”

Zyn Ed. hadt de Blókmen an befchree- ven. „‚ Een Pypje ‚uit den Wortel zelf ge- s, booren lang zonder weerg?a , zeer naauw ss En vervolgens in drie grootere, drie kleine- » Te, famenluikende , ovaale Slippen verdeeld. » Zes Meeldraadjes , uit het onderfte der Bloem- » blaadjes, ['t welk de gezegde Slippen zyn, s, fpruitende. Drie Stylen ook buitenfpoo- » Tig lang, Draadachtig, uitloopende in krom- » me Haakjes. Een groote, Eyronde, drie- s… hokkige;, veelzaadige Vrugt.”

Men behoeft flegts de aangehaalde Plas van TOURNEFORT , die ten opzigt van dit alles byna volmaakt zyn, te befchouwen „om een begrip te krygen van de Bloemen deezer zonderlinge Plant, welke ook gemakkelyk des Winters, tot onderzoek , zyn te bekomen. Ís naamelyk bekend , hoe deeze Bloemen des Winters zelfs buiten den Grord; uit de Ei

e=

or BorPraANTENs 437

letjes voortkomen. Dus vindt menze doorgaans. Va by-de Bloemisten en op de Markt te koop, ÂPpeEt. Men heeft ’er aanmerkelyke Verfcheidenheden Hoornes van, zo ten aanzien van de breeder of finaller: TUE —— _en ook bonte, Zilwer- of Goudkleurig geftreepsCesbieum te Bladen , als ten opzigt van de Kleur der _ Bloemen, die, met veel veranderingen, van-’t witte in het bleek en bruin paarfche fpeelen als ook geftreept , gevlamd en dubbeld of vol bladig voorkomen. Men heeftze ook met veel Bloemen op één Stengel en geel van Kleur *). De geftalte. van de. Bloem zweemt zo zeer naar de Crocus, dat menze , op fommige plaat. fen, Wilde of Veld-Saffraan noemt, gelyk in Engeland en Italie, De Duitfchers heetenze Zeitlofen of Wiefenzeitlofen, dat is Tydelo: zen ; een benaaming welke by ons aan de Naakte Juffertjes of ook aan de wilde gecle Narcisfen gegeven wordt *, om dat zy zo vroeg in 't * Zie Jaar en dus buitenden gewoonen Bloeityd , voor-” "#3: komen ; even vof. zy de Tydrekening misten. Met meer regt mag die naam dan op de Colchi- cums worden toegepast, als welke daorgaats midden inde Winter bloeijen. De Franfchen geeven. ‘er den naam aan van Tüe-Chien , of Mort au Chien, dat is Hondsdood : welke voor een geheel ander flag van Planten , doch om 4 de

(*) vid. LOB, Zee 144e Sub titulo , Colchicum cand;dam Pannonicym polyanthen Cluúi 8 Golchicum luteum. p. 147 item TABERNEMONT. Herb. 353.

Ee 3 HI DEEL, Xi, STUK,

433- ZES MANNAGE LELIE

Ve deszelfde, reden , gebruiklyk is (*) ; dat er Aer “naamelyk eene horen ee aan wege Hoorp- fchreeven en ‘wordt. di3 STUK v1e4 De Reuk: is walgelyksen vam hee veel ecten Colebicume, ger Bloemen wás: een Kalf-geftorven, datde Maag: zeer gezwollen enhard en de Bloëdva. tén van dat-Ipgewand met zwart Bloed opge- vuld-hedes Schryfe- Doktor Scororur, Men verhaalt (zulks;“ten opzigte-der. Wortelen ; ook van andere Dieren, Men heeft in “Engeland, met Honden. daar van, de proef genomen. Door twee Oncen- der. Boliétjes opte ceten , wierdt een Hond bliùds en: van een half+Loot fticrf en. ander » met geweldig -braaken en- afgaan, Men vondt de-Maag „in die ‘Dièr gizeer famen getrokken en ontftoken , de Dârmen vernaawd, mer harde en opgevuld ven-van derzel-

ver Vliezen:was de Hond, zo hovên sle onder, kwyt Bend he. gin

zer eind zaden, opzigt: van. as Menfchen. bei het Col:

 in ook in, een zo kwaad: gerugt, dat. men

het, met Droscontpeszveeker onder de

Vergiften „dan onder de Beneerihddelerr tel-

de, De verfche. Wortel is»zo’fctierp', dat hy,

gekaauwd. „zynde.s de- Tong «eri, het Gehe-

melte verfchroeit en ‘als-gevoelloós maakt vóór

„eenige. Uuren ;, doch, gedroogdzynde , verliest

is byna zyn geheele kragt (4). Dicheeft

een

ie En

cn $roRGE ge Coke va pets arj ad Ì u) STORCK. de Palfaiilia, P- ss.

„or, Borrt ANT 5439

een_byftere tegenftrydigheid», omtrent deszelfs pn cigenfchappen Onder de Gepeeskundigen vers Hee Oirzaakt. Men deest van sta men uiewerkin- gen, daar. ‚van af arte Waterloo, 5. zing cn Afgang. ren daar van, de zy.met Water Wyn of Wyngeest „waren. en uigftek bitter en iehesp. en van het; gebruik der Merfchen baas. Anderen verhaalden, dat mende. Wortels seeten kon als Hazelnooten hebbende dergelyken Smaak,

„Veel gerugts maakte „voorseenige Jaaren „ge= Tk her Estralum., ue i: zo.ook-het Oxy» mel. Col:hici.. De Weener Geneesheer,Sroac as daor het berge sen, van, verfcheide zogen

Ven kundig (Js zette den Wortel. í in % Voort van cen Zomer verzameld „op. twaalfmaal ‚zo veel, A en maakte: van het Aftrekzel ;-met.Honig een Sy- reop. Hier van tof zes Drachmen in. Neen tot anderhalf Once in Voalwasfenen. eens, of tot twee Drachmep om de, twee Vuren gebruikt, zynde , ‚kreegen, „Zy- daar van, fomeyds zulk een fherke,Waterloozing, dat zy. dagelyks ne- nn EE TEENS jn zyn Ed daar

mce

Ne) Zie myn preadroeig en naauwkearig’ “edit dien Ámgaande , ten opzigt van de Dole Kervel, zo in her Ie DEELS , VLil. Br deezer Natwurlyke Hiftorie , bladz. 57 en vervolgens ; âls in de Uitgezogre Perbandelingen vidk vere han ple, dis aangehaald,

_EE4

Ie DEEL, KIT wolk

vw

430 ZESMANNIGE LELIE

mede verfcheide Waterzustigen genezen hadt.

ArDPEL Borstkwaalen waren ook door dit Middel weg Hoorp- genomen; weshalve het daar toe, inzonderheid

STUK. _ wanneer men gedagten op eén ‘Borst - Water- Cokbieun. zugt hadt, naar zyn voorbeeld ; van andere Ge-

neeshecren. ock voorbeelden werdt. Doch dit Oxymeel voldeedt , zo min als het zo be- rugte Extrakt van. Dolle Kervel , aan de vere wagting. Een Poolfch Geneesheer , Cra TOCHWYEE genaamd , maakte zelfs de Wor- tels van Colchicum voor kragteltoos uit, la bende van vyf Orcen van dit Oaymel, éénen Dag gebruikt , geen de minfte Boren king waargenomen, Het zelfde hadt hier plaats , en in Engeland heeft men ôok de Pisdryvende kragt des Works ri t'eenemaal ont- kend.

De virntaarde STore xr derhalve (zegt de Heer HALEER (*), van wien ik dit ont- „» leen ,) bekent, dat hy in Karniolie de Wor- tels van het Colchicum enfchadelyk bevof- s) den heeft , zo’ dat ‘hy zonder nadeel daar s> van een geheel Bolletje kon opeeten, en,

„> zelf de proef herhaalende, hebik in de Herfst > den Wortel zonder eenige Smaak of fchetp- ss heid bevonden, Is misfchien , gelyk Ma- s RANTA gewaarfchouwd heeft, de Wortel. | in

(*) Hif. Stip. Helv. inchoar. Tom. IT. p: 125 9 126: Het bovenftaande is een kort begrip van zyn Ed. uitvoerig, Berigt dien aangaande , kunnende zyne ee waar hy het van daan hadt, aldaar nagezien worden.

Fr BoLPLANTEN. 441

in’t Voorjaar zeer bitter „in de Herfst zoet (4)?

» Maar, in de Proeven van anderen ontftondt, Arora,

ss op het gebruik van Colchicum > gelyk ook goorpe Monro meldt, een een geweldige ab ask „tot en pynlyk Wateren. Andere Genees- Colhicam. heeren maakenze zwakker dan de Zee-A. „> juin : anderen evenwel hebben gezien dat s, het Oxymel de Pis fterk afzêtte , met een zeer gewenfcht gevolg. In de Proefnee- s> mingen, Eindelyk , van CRATOCHWYLL 3 zelf; ftierf- een Hond van twee Oncen dec- » zer Wortelen met Ontfteeking van t Gedarm- s te. My komt het zeer onwaarfchynlyk voor, „> dat een’ Hond van twee Wortelen zou fter= » ven , en een Menfch ’er vier zou kunnen 5 verdraagen z want in algemeen kunnen de ‚„ Honden grooter Giften van eheenndean; „, dan de wesen, uieftaan Cin?

(2) Golchicum met Liniaale zeer zigereid co "Sd laden ne mont anums. Smalbladige

De

KL berg fchryft ee me verfchil aan den Landaart toe: zie ' f JUH Bebndens. de nn van snit grooten HALLER ver Schilt het veel welk foort van Honden men de Proef op nêeme, Van een Bulhond zal dit laarfte waar zyn ; doch niet van kleine of Schaothondjes. En of "er in ’t voor- gaande ook een Drukfeil fchuile , dat het ewee Drachmen Hertelen moe zyn; is my

(2) Cokehieurs Fol. Linearibus Putentiosais; LOEFL, Hip.

Ee 5 is, 1, DEEL, XII, STUKS

442 ZESMANNICE, LELIE

De Smalbladigheid opdadfeheide, voornaame- enk a Berg -Colchicum„” welk ín,Spanje en

Eoorny switzerland „valt. Op Heuvels by. Salamanca

Nd

„plukte; Cr us1us „hetzelve in „de Meymaand

Geleen, it. den, Grond, met een fievige stengel, van

een. Span ere „die, op.den top een drichoe-

kig, Peultje hadt» „met, klein, rondachtig;; bit-

ter, Zaad bevaugt. ; In, ‚Nederland overgebragt ,

zegt hys: heeft, „dezelve fchoon eenige „Jaaren

gebloeid, hebbende’ s „DOS geen, Laad voortge- preek

Mendes en

by. fommigen Vi „De Bladen: omeen hei = Balen Duitet, e Hyacinthen.drie“ of vier in getal: een, Vinger lang zynde en‚ruimzo breed , maar donker groen. Bij glanzig., op den Grond. uitgefpreid, ap. -En‚zuur, van, Smaak, Eerst kwam de Bloemte voorfhyas s doch-werdt fchielyk van Bladen gevolgd en als voortge-

Ln fiooten, die-den geheelen Winter, overbleeven soncetOE. den Zomer toe, De Wortel swas.Bo'lig , “““ “piet groot, met veele ros en zwartachtige Rok-

ken bekleed , van binnen digt, wit zoet met

eenige famentrekkinge Ovérvloedig vondt de-Heer Barr Ling dit Colchicum by Maïrit groeijen sb welk van hee Geteste, r zo ty AARDE Is Bevorgean in je nan

as ne

ET: herte Tinde vermaak Colehieum Montenum,- en va 266 Ts 267 Tijl, Ie „P-:2c0, LOB, Ze, 145, 5 5

8 ide „ars „48

—orsBorPLANTEN, E

het Loof „door de geftalte „kleur-en;tyd, onders feheiden is; hoewel de Bloemen-eveneens zyn, Ie B

en“hy achtte het motielyk te. bepaalen, of Hoorp., het een byzondere, -Soorrdáfv eene Verfchei rue denheid ‘wire van de anderes’ dies ne werkd is in de- Herfstals die,»

N 5). Costieun met gef vigejree Blas Dik EM ze erge OR Bladen, vaf deeze hebben vólmaakt Paed pan jedaante. vab een Tulp, » Zegt LINNAus oden. gn die uiedrukking à hoe duister. ook zat hy zekerlyk hebben ‘willen zeggën, dác de Biá. den van deeze Plant naaf die der “Tulpen ziee. men. Z zodanig Voor by 1 RISON » hee Erne wan een ander Bn Bontbloemig Co!chicum dát vlakke “Bladen heeft , onderfcheidt. ‘Het hier bedoelde , van Eiland Chio ; zo men’ wil ; s äfkomftig, geeft ook in de Herfst zyné Blócm , ‘die ; gelykerwys fornmige Kievitsbloemen , ‘vat binen Ruitswye ze gefchakeerd is met zwartachtige Plekjes, loopende Jh, ‚© eb : overlaten, ‚Ec witte MENE T 7 hea HEEN: nn re St MINS Str écp (3) Colelicam” Fol. Undutaris- eb bas. H. Cf: a. duzih, an Celchieum Chioncafe » “Flor. Fritillaria nee stestulatis, ‚Fol, uadulats. Moâis, Hil Alep. Stien S RE ie Colchicum variegatume Conn, Canad, Colch. hi. aricum Chienfe, RA). Hip 1172, { ej Folia hujus faciem exadte Talipe ferunt, Hijrz, Ch.

IL. DESL: XI, Stur.

&

Vv. Arprer.

444 MESMANNIGE LELIe-

Streep daar door heen. Midden in de Bloem, voor overige naar die van ’t gemeene gely-

Hoorp- kende, ‘zyn zes „Meeldraadjes met blaauwe

STUKe

Knopjes. De Wortel, met rosachtig zwarte

Cokchieum. Rokken omwonden ea met Wolligheid voor-

zien, is van binnen digt eo wit, gelyk in de andere Soorten. Na het bloeijen komen. de Bladen te voorfchyn , welke donker groen zyn met gegolfde kanten, als boven is gezegd.

Veelen hebben de. Wortels, ’t zy van deeze

of. van een andere Soort, gehouden voor den

Her modaëylus der A nhhicelen. Anderen hebben het gebruik derzelven, als zodanig, zeer veroor- deeld, Ten overvloede zagen wy, hicr voor , het ongemeene verfchil dat ’er tusfchen de Bollerjes dj tzy door den Landaart ,’t zy door het Saizoen , aats heeft , en dat buidel derzelven zoet ne zjn. ToURNE:- FoRT verzekert, dat de Hermodaêtyli de Wor. tels zyn. van die Soort, welke Casrar Bau- HINUSs genoemd, heeft , Colchicum, welk den gedroogden Wortel wit heeft. Hy hadt dezelve dikwils in Klein Afie aangetroffen met Bladen en Vrugten van Colchicum. , Men heeft dan s de minfte reden niet, zegt hy, om te twy* felen-of de Hermodaétylen de Wortels van seen Soort van Colchicum zyn; alzo ik de - „> Plant , waar van menze afrukt, bevonden s beb, overeenkomftig te zyn met het ge- », meene Colchicum door haare „Bladen en

Vrùg:

oF BOLPLANTEN. 445

Vrugten (*). Rauworr heeft ook in . Syrie by Aleppo ; een Soort van Colchi- ee cum, tusfchen de Olyfboomen groeijende, ge= Hoorn. vonden by de Ingezetenen Kufam genaamd „STUK.

%x welk de Hermodaêtylus zou zyn. Dit wordt van fommigen voor een Soort van Iris gehou- den , als boven is aangemerkt (Ì).

HELONI1 AS,

Een zesbladige Bloem, zonder Kelk, en een driehokkig Zaadhuisje , komt als de byzondere Kenmerken van dit Geflagt voor;.’t welk ge- Iyk de voorigea zes Meeldraadjes en drie Stylen heeft, hoewel de geftalte anders veel paar die der Weegbree gelykt. Het bevat de volgende Soorten.

Helonias bullata. Belbloe- We mige.

C 1) Helonias met Lancetvormige geribde Bla- 1. den. jd

) ToUaNr, de la Mat. Bled. Par. 1717, Tom. Fe pe

bladz, 2

(1) Helonias Fol. oa Nervofis. Sy/?. Nar, XII. Gen. 453. Vig. XIII. Gen, 458. p. 287. Helonias Fol. Radicalibus Lanceolatis. „Am. Acad. IN. p.rz T. 5, f. Ephemerum Phalengoides Virginianum, Flosculis Aureis bul. Jetis in Spicam dispofieis. Plum, Alm, 135. T, 174. f. 5. Moris. Hift. 1. p. 606. S. 15e T. 2. f 1. Veratrum Race» so fimplicisfimo, Corollis patentibus , Staminibus longiori- bus, Mart. Je. 181 T, 272

Il. DRSz. Xile STUK,

446 ZES MANNIE Leer 1E

„Vs oi Wegegsrde -Bolachcige gedaag:e der: Bloe,

Aafje men's. die-gancfch. piet: groot zyn, heeft deexe

Hoosp, ded bynaam. „Zy groeit óp Moerasfige: plaacs

STUKe ve fén-van Penfylvaniez-als ook van Nieuw Jer: fey‚ in: Noord- Amerika.

De Wortel is Vleezig ; en geeft nace

mige, Ribbig geftreepte; fpitfe Bladen: uien

* midden derzelven ftaat cen geheel cenvou-

dige Stengel ‚die rond is , met eenige Lan-

cervormige Schubbetjes , wyd van elkander,

aan den-voet digter en Eyrond, bekleed. Op

2% end is een Eyronde, paarfchachtige, Blocm-

Air, tiet blaëùwac chtige Meelknopjess ©

Hier brengt de Ridder die Planc \ thuis, wel.

ke Min Lea genoemd heeft Pefatrüm, met

‘een geheel eenvoudig Bloemtrosje , giapende

Bloemen en langer Meeldraadjes, De Geftake;

inderdrad, wende zeer ei EE de, paden

a » wykt ongemeen af-van ecne e Bilvormige

Ir. Ook waren de Bloemen geenszins Goud-

Fleurig » gelyk in die van PLUKENET, maar

conker-rood en ten deele’ Mannelyk, ‘ten deele

tweeflagtig: zodat de Plant, volgens Marrens

oordeel billyk „met: het Veracruar; tot ae andere Klasfe moest behooren.

1 Heloniäs met Borflelige sieta ne

Deer ash Rit Dee: ffodil- °

lige. % ) Flenias Foliis Caulinis. Setactis. Aspliodsraë” mina

albus, PLUK, Mant, 29, T. 342. É 3e

tatie vd

vof BOLFLANTEN 349

_Deeze, ook in Penfylvaniergroeijende / heeft VW. een geheel” enkelde Stene „twee Voeten: lang, 5 overhoeks bezet met Borftélige' Bladen, én aán Hoorss %*% end gevrost met we erge Witte ken" pjes n

‘Zeer gelykt perd naar de’ Arsa » zegt len Naus, mâar heeft drie omigektoinde Styleris Jk twvyfel of de aanhâaling ván de” kleine “witté Affoâl, aït Puk ener, wel regt“ a: greepen “zy. Immérs, het fchynt ‘my toe dat met die Figuur een andere Plant beaadd worde (*) ; waarfchynlyk de Aleris Hya- cinthoides , hîer voor ga 2 nr EE pel der Malabaaren. we

_@ Stein. mt Liniaale Bladen en Tuitige nt

Nethen EI Vlek aan. dadel Hope; op Puinige of grof Zandige plaatfen, is deeze door den Heer KOEN re gevonden die men ook in de Uofalfche Tuin gehad heeft. Haar is een Kegelachtig: Bolletje, van. opde in varte4 Wortelbladen: Le

en gerand. „De, aise VIDBE. fpits „langer.dan de Stengerjes-”- of a vere welke rond zyn en. Lakkig, met witte Bloempjes-„ ieder. op cen ‘Steeltje, Ti Het

Art je 2

, GG) Helonias Fol. Linearibus , Seapis Ramofis, Alant, 225.

‚U. DEEL, Xi}, STUK,

448 ZESMANNIGE LELIE

Het « Vrugtbeginzel is, langwerpig met drie Vliezige Styltjes ‚pieramidaal famengevoegd.

>, Het fcheen een. overblyvend Plantje te zyn.

Eer ik dit Hoofdftuk eindig, zal ik hier de befchryving nog invoegen van een aartig Plant- je, by my nu vyf of zes Jaaren geleeden, uit Kaapfe Bloembolletjes , die ik gekogt had, ge- bloeid hebbende en toen door den Heer Pa I- Lips naar ’t leeven. afgetekend. Het is my nergens voorgekomen en dewyl het , fchoon driemannig, wegens de figuur der Bloem geens- zins tot de Jxiaas behooren kan, noch ook, zo

my voorkomc tot eenig. ander Geflagt in de derde Klasfe, zo gecf ik 'er den naam aan van

HourTtTugnNia.

De Kenmerken zyn een éénbladige Klok- vormige of liever Trechterachtige Bloem, die in zesfen gedeeld is, met een Cylindrifch Pyp: je en drie ee Meeldraadjes , de Styl in drieën gedeeld,

eer Aan de eenigfte Soort, my Baar van bee

Capen fis Kaapfe.

PL.LXXXV, Fig. 3

vind kan ik niet gevoeglyker dan den bynaam Capenfis geeven. Men zou mogen denken

of Ely tot een der Sifynrichia, welke door den vermaarden COMMELYN op ééne Pleat, uit den Hortus Medicus alhier , vertoond zyn, behooren mogte; dewyl derzelver Bloemenook wit waren met paarfchachtige Streepen , gelyk in

oFsBoOLPLANTEN 449

in de myne; maar geen derzelven komt, în __V.

andere opzigten, daar mede overeen, en het alen

fchynt my toe , dat dezelven Îxiaas zyn ; tot Hoor.”

welken dit Plantje , als de Bloem niet zes STUKe

bladig noch tot het Pypje toe verdeeld heb.

bende , volgens de Kenmerken van dat Geflagt

geenszins behooren kan. Ook komen de Bloe-

mep niet uit dergelyke Scheedjes, maar uit een

_afzorderlyk tweepuntig Kelkje , dat ineen Blik-

je gevat ie, voort. De Styl is Draadachtig dun,

in drie Stempels verdeeld, en lenger dan de

Meeldraadjes , wier dikke langwerpige Knopjes

zig in de vergroote Blosm , by e‚ duidelyk Openbaaren. Die aftekening toen niet hebben.

de, was ’t my in de an'ere voorgekomen „dat

de Bloem zes Meeldraadjes had en daarom had

ik ze dus/lang bewaard: maar naderhand heb ik

bevonden , dat die hoog paarfche Streepen, in “midden van ieder Bloemfl'p, in de Keel der

Bloem, zig als Meeldraadj doch het.

niet waren : zynde die deelen juist in zodanige

vergrooting , ook op myn order, ten naauw-

_kevrigtte afgetekend, Voor het overige was de

Bloem geheel wit en, diestyds door andere be-

zigheden ‘werhinderd, heb ik geen nader Waare

neemingen daar op gedaan. Het Plantje federt

verlooren tiebbende, ftrekt de Aftekening alleen

tot onderrigting van de Geftalte ; zynde de hoog-

te omtrent een Voet geweest.

Er IV, HOOFD- 1. Deer. XII. STUK.

V.

Aspin.

Hoorp- STUK.

450 MANwyYyvriceE LEL tE-

IV. HOOFDSTUK.

Befchryving der MANwYyviece LELIEACH- TIGE of BOLPLANTEN; der genen, naamelyk , wier Bloemen de Meeldraadjes of op den Styl zittende, of op cenigerley manier daar mede vereenigd hebben; als daar zjn, de ver« Jehillende Geflagten van Standelkruid en daat Iyjken.

D: zodanigen heeft de vermasrie Hooglee- raar, op onze Leidfe Akademie, A, van Royen, tot de Palme betrokken en gerekend dat zy als een middelflag tusfchen de Lelie: en Grasplanten uitmaakten: zo dat zy, in my; ne Natuurlyke Methode, piet gevoeglyker dan hier geplaatst konden worden, HArrer maak- te er een byzordere Klasfe van , onder den naam van Liliaceis adfines , dat is de Lelieach- tigen rabykomende, en Doktor Scoror 1 onder den ytel Sâtyria , waar van hy het volgende zegt. > Met de Leliën komen zy overeen, doot » Een, enkel Zaadblaadje , een fappigen Wor- » tel, onverdeelde Bladen en een onbekleede Bloem. ‚Zy vwerfchillen daar van door een, » enkele Stengel of Bloemfteel; een veelbla- dige onregelmaatige Bloem; twee Meel- » draadjes op cen eigen Kolommetje gegroeid, met

or BOLPLANTEN 4SL

‚‚ met Wigvormige Meelknopjes ;.geen Styl; Vw » het Vrugtbeginzel gedraaid en altoos buiten ÍFDEELs » de Bloem te hebben ; als ook: een: éénhokkig Hoorp- Zaadhuisje , dat. driekleppig aan de hoeken STUK. »„ open fplyt en- zeer veele - Zaagzelachtige » Zaadjes, welke op drie ryën gefchikt zyn.” De algemeene Kenmerken der Standelkruiden , achtte de Heer HALLER te beftaan „, in die »» Klootronde Balletjes, Kluwens naamelyk van ss Draaden, daar het Scuifineel aan kleeft, in > twee Huikjes verborgen en op den top van st Vrugtbeginzel zittende binnen den Helm; » van welken , door een taamelyk open Ka- » naal, het Zaad bevrugt wordt ;”” zegt Doke tor Doktor ScoroLa.-HALLER hadt zulks tot onderfcheiding der Orchis van de Hellebo- tine en anderen. voorgefteld , „in welken de s Meeldraadjes (zegt zyn Ed) , binnen de »‚vooze zelf(tandigheid van hee opgeregte Spongieufe Lighaampje geplaatst zyn” (*)._ Het algemeene Kenmerk.deezer Planten , hadt de beroemde TouRNeEFORT zeer eenvoudig en duidelyk, gefteld in een ongeregeld veelbladi. ge Bloem » wier Kelk de Vrugt wordt. 75

(*) Non posfum quïn notem, verum Charaêerem Orchidis, quo ab Hellstorine frparatur, efe ftruturam Stas minum. Testes enim Glohoii &c. (ut haber ScoroLr, Fl, Caru, p. 244-) In Hellesorine vero, Calceola, Nido Avis, Stamina in fungofa fubftantia Corpusculi ereêti fpongiofi lo- cantur, OPUSC. Boran. pe Se

Ff 2 MU. DEEL. XII, STUK.

e V. AFDeEeL. IV

Hoorp- STUK.

452 MANWwYvrGE LELIE

(Calyx) maamelyk , was by hem de algemeene benaaming van dat gedeelte waar de Bloem ops rust: mids tot de Bioem ‘behoorende, ’t welk daar uit blyke, dat hetzelve uitzet en een Zoad: huisje wordt : zynde daarom gemeeplyk door eenige dikte van den Steel of het Steeltje on: derfcheiden. « Hier is ’t byna het Bloemfteeltje zelf, Zulk een eenvoudige fchikking verwer= pende , heeft men de Kenmerken in * alge- meen van andere omftandigheden ontleend, en is daar door in ongemeene verwarring ‘geraakt. Onze Ridder kwani zo ver, dat hy hee vere fchil der Wortelen en van Gewas in’ aanmere- king neemende , de overeenkomst der Plsnten, welken by tot den Naruurlyken “Rang'van Or- chidee betrekt, byna zou hebben doen beflaan inde Bloemen of in de Kragten (*). De bloe: men komen in dat opzigt overeen , dat 7y veel- al, zeer grappig, de een of andere Menfche- Iyke of Dierlyke gedaante, ’t zy van een Aap-

jes Vogeltje , Kapelletje , „Vliegje cf derge-

lyken voorftellen en aan de Wortelen wordt

eene Geilmaakende kragt toegefchreeven: doch

allen hebben zy wederom dit niet: zo dat-de

groote LaNNaus,na veele overdenkingenten

dien opzigt „eindelyk het volg ende daar van ge:

boekftaafd heeft, Pen

vis Het is een Natuurlyke. Rang, waar in de

: ‚> SC-

(*) Zie het IT. Desis 1. Srum van deeze Natuurlyke’ dliflorie , bladz, 177,

tn enen nennen ere ana ennn er ene een ane

Or BOLEPLAN TEN M 453:

> Geflagten byna alleen ten aanzien: van het Var

Honigbakje verfchillen : welk Kenmerk.ik wer- ET » re boven dat der Wortelen verkieze, Ook Hootseld » Fecft deeze Rang eene byzondererplaatzing STUKe „der Teeldeelen. Het Prugtheginzel is al- » toos omgedraafd. De- Bloem beftaat uit vyf Blaadjes , waar van de twee binnenften door »' gaans tor cen Helmpje famen!luiken , welks Onderlip het Honigbakje wordt , dat de plaats sr inneemt van den Stamper en van een zesde sBloemblaadje, De Styl is ‘aan den id setten vrand «van bet Horigbakje aangegtocid » Zo darmen hem,met zypen Stempel ;naauw- $3’lyks onderftheiden- kan. -Altyd vindt men ’er » twee zeer korte Meeldraadjes (*), ieder een Pk » Meelknopje sdraagende ‚dat van Ouderen fmale ss leris naëkt of zonder bekleedzel, en gelyk »het.Merg der Citroenen deelbaar. Deeze zyn » gedekt met zo veele Ceilètjes, nederwaards- ssopen , in den bienenrand zelf“ van het Ho- »higbakje ingegroeid. De Vrugt is een één- 5 ‘hokkig driekleppig Zaadhuisje, dat eân de »‘hoeken gaapt onder gekielde Ribberjes. De » Zaadjes zyn menigvuldig, fyn als Zaagzel;, ' zittende aan een lang en final reepje in ieder 5 Cene) Alle-deeze Planten zyn ,’doör de

„‚ Ger

{*) Des: maaken -deeze „Planten, onder “den naam van Tweemar.nigen > den ceitten-Rang uit in de Twintig fle Klis. Levan het Samenfiel der Sezen ‚die de Manwyvigen. «Gj-

vandria) hehelse,. Zie het voorg. Xl, STUK, mare EEN 3

u. Dazr. zin. Ston,

yv. Arni.

Hoorp- STUEe

454 MANWYVIGE berte

Geneesheren , in *t algemeen als de Minne« »s driften opwekkende erkend (f)”” Zy voeren daar van ook veelal den nadam, gêlyk blykt in het Geflagt van

ORcHtI Ss, Standelkruid.

Dat van de figuur der Wortelen, die veel- al naar Honds - Balletjes of Kulletjes gelyken, den Griekfchen tytel heeft; in ’t Franfch Couil- lon de Chien; in % Spaaních Coyon; in ’t En- gelfch Goats- Stones , Fools- Stones, enz. Men noemt het, in Hoogduitfch , Knabenkraut , Ragwuris en Stendelwurts, waar van misfchien de Hollandfche naam.

„‚ De Orchis (zegt de Heer HA LLER) heeft ss de Wortels Bolachtig gevingerd of onver” „> deeld.” Haare twee Mecldraadjes hebben »» Vliezige Klepjes » die dis met een Kleedje «, geflooten zyn, ’c welk opfcheurende , als het

_ ss tyd is ; de Meelknopjes uitlaat, Dit zyn

«> geen Doosjes maar Kluwentjes van een

ss opgewonden Draad , waar overal de Zaad”

‚s bolletjes aan zitten.”

_ Dit Geflagt wordt van onzen Ridder door de

Hoorn. van ’t Honigbakje ‚die zig als een Spoor s on”

(f) Voorts merkt de Ridder aan, dat men, in ’t onder: en vergelijken der Kenmerken van deeze Klasfe , al-

toos eerst acht moet geeven op den Stamper of Styl, niet” tegenaande zyn Ed. de Meeldraadjes tot de eerfte onder” Scheiding Na gebruikt. Wid, ejus Genera Plantarum,

en

PLAAT LXXXVI.

NN SNN, AN

HEN RN

MA

Nh En Ù

ORSBOEPLANTE NR 488

onder aan de Bloem vertoont, onderfcheiden ,__ V.

en bevat meer dan dertig Soorten; welken op Ee: de volgende manier gefmaldeeld zyn. Hoötpe STUK aar

A, Met de Helm der Bloem gefpoord,

(1) Standelkruid met onverdeel;’e Balwortelen, RE de Bloemhelm tweefpoo; ig arg

Deeze en de beide volgende verfchillen van ge:

de andere daar in , dat zy de Helm gefpoord Lxxxvr,

‘hebber. -De eerfte heeft twee Hartvormige ze

Wortelbladen en drie of vier aan de Stengel ,

Huikswyze dezelve omvattende. De Aair is

met Lancetvormige Blikjes voorzien , befchute

tènde de Bloemen , welke ieder een Hewelte,

eenblàdig Helmpje hebben, dát van agteren

twee Hoorfitjes uicgeeft, Jabir dan hec Vrugt-

beginzel , en op hetzelve leggende. De twee

zydelingfe Blaadjes zyn breeder dan de flippen

van het driedeelig Lipje „welke byna egaal zyn:

gelyk dit zig in de vergroote Bloem van en

PLAAT LXXXVI afgebeeld, by a; ver. toont.

(2) Stan-

té) Orchis Bulbis undivifis, Cotollis Gale& bicalcarats. „Gen. 1609. Wez. Xlil.p. 675. Am, Acad, VL Aft. go. Orchis lutea , Caule geniculato, BuxB, Cent, ills p 6, T. Búäm. FL. Cap‚ Prodr. p. 30, Ff 4 IL, DEEL. XII. STUK.

436 MANwyvaiecE Legre

Ve __(@) Standelkruid met onverd, Bolwort. de Bloem. AFDEEL.

IV. ‚helm éénfpoorig met uitgebreide Vleugels ; Hoorpe de Lip gefpitst Lancetvormig. STUK.

ee Deeze, ook van de Kaap. afkomttig , ‘heeft bifora. ecbige kleine Eyronde Worteiblaadjes en een blonk. Draadachtige Srengel met Bladerige Scheed- jes, doch doorgaans maar” twee Bloemen aan

“den top hebbende. Ken kort gefpiest boven-

‚… Blaadje loopt van agteren in een Spoor uit : "twee binnen - Blaadjes verbergen de Teeldee- ten, en de Lip, een gefpitst Blaadje, is tus- fchen de twcé adat die we zyn, ge-

plaatst. ur. he 3) Standelkruid met davon Balwort. de sn …Bloewhelms eenfpoorig met uitgebrei.'e Vleue nxkvr oer gelede Lip. zeer klein. en bykans Ey- Fig. Ze rond.

Veel. Bladen, heeft, deeze: aan dc Stengel , die groot en Lancetvormig zyn, van di lacen Scheedig zeen. losfe „Aar met Lancetvormige Blikjes , langer dan de Bloemen, wier Helm gewelfd is, langwerpig , van agteren een Hoorn-= tje vitgeevende , dat {lomp is en kort. De

twee

2) Orchis Bulb. indiv. Coroll. Galeâ unicalcaratâ : Alis peen, Lahio Lanceolato acuminato, „Am, Acad. VI. Aft. gas Gd oe Bulb. indiv. Coroll; Gateâ Shhnienise â, patentibus , Labello minimo fabovato. Am, Acad, VIe Af 9I.

oF BOEPLANTEN. Be

twee ‘zydelingfe Blaadjes zyn langwerpig, de Ver anderen korter dan de Helm en_daar ondaf ee bykans famenluikende , met een kleinder ovaal Hoorne middellipje, Men ziet de * Bloem van deeze STUEe Kaapfe, die in Fig. 2, op de-gezegde Plaat is afgebeeld vergroot. by hb. Myn Exemplaar

heeft twee Hoorntjes of Staartjes, Mooglyk.

heeft men ’teene over ’t-hoofd gezien” bed gelyk-alhier niet-kunnen zien, ‚o

B. Met onverdeelde Wortelbollen.

(4) Sande met onverd, Bolw. de Lip, ML

’t Honigbakje , dat krom „gehaornd i is, Santa.

Par aftands de 5 Aemtiedi, iten /amenluikende, /

Deeze' Soort s in ’c Beloofde Land groei- jende, heeft de Steng een Voet lang, cen groorften deele naakt, boven met een of twee fpicfe Blaadjes. De Tros is yl, met 'Lancet- vormige Blikjes en drie fpitfe Bloemblaadijes , welke een langwerpige Helm maaken, De Lip. is breed Lancetvormig , in vyf fpicfe Tanden verdeeld , waar van de middelfte langst.

© Sandelkruid met onverd. Bolw, de Vleu- sle gels Par a

(4) Orchis Bulb. indivifis ? Labio Lanc, he se Cornu incurvo, Petals conniventibuse (5) Orchis Bulb, indiv. Neêkarii Alis amplioribus ciliarise Lak $ „Or IL, DazL, xn. STUKe

v: ArpreL, 1V.

Hoorp- STUK,

458 MANwyvriGeE LELIE „gels van ’t Honigbakje grooter en kant- Deeze wordt by Ru Mer H1us Suf/anna- Bloem genoemd naar zyne Beminde, die hem in opzoeken der Planten behulpzaam was geweest, en hem ook allereerst dezelve getoond hadt; Zy heeft een Steig van derdhalf- Voet langte , die van onderen af bekleed” is met Scheedachtige, geribde Bladen als van Weegbree, en boven vier je bral witte Rau draagt var eetie zeer figuur, Op zyde hebben dezelven twee

dEtraitde Vleugels, Bore ee Helm, var ag-

0e : eh eeh Hoorn , Spoor of Staart , die byna

eën half Voet ien eh de Bianen: zyn zo. groot als gewoone Narcisferi , hebbêtide een flaas wen msn Reuk. In’ midden zyn de cele der Vrugemaaking vervat en het Steeltje levert He: Zaadhuisje. uit , gelyk i in de Standel- kruiden in ’t algemeen, De Groeiplaats was are Zegt. hy, op de Bergen van | Kâfteel Vitoria, paar het often „onder laage : ruige , s daar je Cai tie. ida ftaan.

ajupoe-

(6) Standelkru'd met onverd, Bolw, de Lip van + Honigbakje gd kanthaairig : met een zeer lange Eee In Orchis Auboinenús Fl, albis fimbf, HERM. Per, Ps T. 209 Flos Sufanne, ROMPH. Amb. V. p. 286. T: 995 €6) Orchis Bulb, indiv, Nettarii Labio Lanceolato &c, d AN

or BOLPLANTEN, 459

In Virginie en Kanada komt deeze voor, Vs die niet minder aanmérkelyk is wegetis de, Mant zeer lange Staart van haare Bloem ; welke geel Hoorp- is van Kleur en aartig gepluimd. Zy heeft STUK. fmalle geftreepte Bladen, Aan deeze wordt , door BANISTER, een gepalmde Wortel toege- fchreeven.

(7) Standelkraid met onverd. Bolw.de Lipvan Vil ’t Honigbakje driedeelig ; de zydeling fen Hateraria, Borflélig en een Draaáachtige Spoor ; tien-S“toomd, maal langer dan de Bloemblaadjes,

Op ’t Eiland Jamaika in de Westindiën ,

is deeze waargenomen die een ongemeen lange Staart-aan de Bloem heeft. De Steng is een Voet hoog , met langwerpig Eyronde Bladen en Vrugtbeginzels of Bloemfteeltjes van een Duim Jang in gefpictte Blikjes, gevat. De drie bovenfte Bloemblaadjes luiken: famen en Zyn eenigermaate gekarteld; de twee zydeling- fe Eyrond langwerpig, uicgebreid , en het on- derfte , dat de Lip maäkt , is in drie lange Slipen. led 5 PE

A, Ups. 1740. ps 6. GRON, Virg, IL. 136. R- Lag. 15, Orchis palmate elegans lutea Americana &c. Momis. Fijt. Jil, p- di Orchis Marilandica grandis et procera. RAy.

Suppl, 58 5 ) rein Bulb. . „…Neûtarii Labio tripartito Sc, Am.

Vv. p. 408. Be, creêtum Fol, obiongis kaons, Fam. 324

II. DEEL, XII, STUK

460 MiAN wvvicE LELIE

(8) Standelkruidmetonverd. Bolw. de Lip van Honigbakje Lancetvormig effenrandig ; een zeer lange Spoor en uitgebreide Bloem: blaadjes.

Deéze Soort , op drooge Velden door ge- heel Europá hier en daar voorkomende » wordt ook by ons in de Duin-Valeijen agter Hille- gom ‚en op Heyvelden in Vriesland gevonden , zo de Heer pr GorTER aantekent , die ze

insgelyks. in. Rusland. „aan « de Neva en elders waargenomen « 5 „Wegen s de Wortelen telt menze onder de Vosfe- Kulletjes, hoewel de Eogelfchen haar veel deftiger, Butterfly- Satyrion heeten, om dat de Bloem. eeniger- maate naar een Vlindertje gelyken zou, „Lo. BEL, nogthans oordeelt , det dezelven de fie guur van eene Mug’ uitdrukken, en zegt, dat menze daarom , in ’t Neerduitfch Muggen goemt, Zy block laat , dd Hitvern cn int s ee 5 6,

(s).0 vebiesiib: id. Nett abio 1 Laneeolato o integer rimo &c. Mat. Med, air. GórT.: Belg. 255. AB. Ups. 1340. p. 5. Fl. Succ. 723, 793. DALIB. Par, 273. GER, Prov, 127. Sop. Carn. 244- KRAM. Auflr, 263. HALL. Flor. T‚ 35. Orchis alba bifolia minot Calcari oblongo, Ce B. Pin. 33. VaiLL. Par. 1ör. T. 30. £, 7. Stc. Veron. T, 15. f, 19. Orchis Serapias primus. Dop, Perspt. 237. Testi culus Vulpinus primus. Log, Ze, 178. Testiculi Sp, quinte. ve Epit. Gas. B, Orchis trifolia minor. C. B. 33.

chis bifolia altera 8 latisfima. C. B. Pin. 82 Orchis Radi- ces oblongis , Labelló Linear. HAur. Held, incboat. Il 146, Tab. f, 2, Oep. Dan, T, 235,

or BOLPLANTEN * 46t’

geeft een den avond , als ook in de vroege V, morgenftond, en zeer aangenaamen Reuk. Armer. Ongemeen heeft deze: Kruidkepner in 't Hoorns.

Geflagt der Standelkruiden uitgeweid en zeerTUEe fchóöne Afbeeldingen van de genen, die in Switzerland groeijen, gegeven. Daar onder is ook deeze , die dus ongelyk frazijer by hem voerkomt , dan by CAMERARIUS, LOBEL en Doponaus, VartrLLANT heeft de Bloem ook zeer naauwkeurig in Plaat gebragt; die wit is én aan haar finalle voorwaards efhan- - gende Lip, niet minder dan aan het lange Staar- tje of Hoorntje (@*) van agteren, kenbaar. Is langte echter komt hetzelve by de naastvoor- gaande veel te kort (f). De opmerkzaame Heer Scororut befchryft dus deeze Bloem. » De Lavcetvormige Wieken maaken een kruis ‚> met het ovaale Schildje en de Lip, die lan- » ger is dan het Kapje. Het byna vierhoekige ‚> Hoorntje , eenkleurig met de Lip, is eens » zo lang als het Vrugtbeginze!. Het groen- s, achtig Blikje is langer dan hetzelve en kor- » ter dan het NE Het den Meel.

draad-

u In de le vantiag noemt Linneus het een Hoorn: in „Mantisf, alt. zegt hy Calcar Subularum longisfimum, HALLER noemt het ook een Spoor.

(T) Die aj in de Westindiën , gelyk ik aangetekend heb , des men daar agter, in Syt. Weg. Ed Xiil. zeer ee en Dan. T 235, geplaatst heeft , °t welk deeze is, die ook geen Caksar longisfimum heeft, als ix Manzisfa wordt gezegd.

IL, D&SL, Xil, STUK,

V. AFDEEL. IV.

462 MANWYvicE LELIE

draadjes is groen getopt, van agteren koob- ;, belig ‚met af{tandige beursjes. De Mels

engen koopjes zyn geel; de Reuk is aangenaam.”

Ix. Orchis flexaafa. Bogtige

Voorts -moet men aanmerken dat deeze Soort de Geftalte der andere Standelkruiden heeft, maar voorkomt met een byna naakte Stengel, van een Span of een Voert hoogte, naar den Grond {*) ; hebbende om laag cwee of drie breede Bladen, waar hy uit fpruit en van on- deren twee langwerpig getepelde ronde Wor- _telbolletjes. De Stengel is onder met eenige kleine Blaadjes bezet en boven met Bloemen en Blikjes, maakende een lange yle Aaïr, »

Hier toe behoort ook dat Breedbladige al- lergrootfte Standelkruid, welk de groote'Cuu- sus, nu twee Eeuwen geieeden , by het Kas- teel Greben , in Opper - Ooftenryk , eenmaal waarnam met twee Bladen , zo groot als die van ’t Witte Nieskruid, fterk. geaderd, van boven groen cn glanzig, De. Bladen, naame: Iyk, van. deeze be: oak de grootften in dit Geflagt.

(9) Standelkruid met onverd, Bobv. d Lip van ’t Heonigbakje geplooid; twee Draadachtige verborgene.Bloemblaadjes en een bogtige

Aan

Ry Caulis Cubjtalis zegt de Heer HALLER. Hy moet ciyk Cubitus op een half Elie hebben- genomen. À ik: 9) Orchis Bulb, indiv. NeAarii Labioimbrficatd, Petalis dao bus occulratis Filiformibus , Scapo flexaofo, Am; "Acid. VIe Af, 89e

or BOLPLANTEN, 463

Aan de-Kaap valt deeze, die de Wortel. v. bladen Eyrond , de Stengel een Voet lang / Arpa, heeft , overhoeks bezet met kleine. Scheede- Hi. blaadjes en aan % end met kleine Bloempjes „TUE ver van elkander. Deeze zyn Vlinderachtig, met de Vlag en Vleugel roodachtig wit en twee Draadachtige Blaadjes onder de Vlag ;-de-Lip bleekgeel met zwarte Shppen. breed en golf achtig geplooid, -

(10) Standelkruid met onverd. Bolw, ‚de Lip van ’t+ Honigbakje driedeelig 3 de. Bloem-, orde zn blaadjes famenvloeijende en cen naakte ‘Gekap.

In Siberie groeit deeze, die door haar drie- tandig Kapje van alle anderen Al zo de Heer GMELIN aanmerkt. Zy is nogthans aldaar , of ook in Rusland, niet ongemeen, en wordt van hem een zeer fchoone Plant ge= noemd. Zy heeft twee rondachtige Worrel- bladen, het Stengetje een half Voet of een Span ‚hoog, met een losfe Aair van Bloemen, die paarfchachtig zyn, hebbende.de- Lip ook drie-

danig een kort krom arg

(ax) Stan- (1o) Orchis Bulb. indiv, Neêari Labio trifido, Petalis _confiuentibus , Caute nudo, Orchis Rad. rotundâ, Cucullo tzidentato. GEL. Sib. 1. pe 16, T. 3, £. 2.

" Ee DEEL. XII, STUNo

464 ManwyYyvriece LEÈrte.

_V. C 1) Standelkraid met onverd. Bolw. de Lip en Le van't Honigbakje omgeflagen , driedelig , Höor “met de middelfte Slip uitgerand: een korie STUKe Spoor en d asaatd aat Elsvórmig ge-

es, Ee

rchis

Globofa. nde N Wigan de binkie Kegelvormige Bloem-

Air voert- deeze den bynaam , die de Sterg

ook ongevaar eén of and rhaif Voet hoog heeft, met peat Bladen bezet en en ortelen. De Bloemen zyn bleek paarfch sera flaauw van Reu” Men vindt deeze, zo wel _in Oofterryk als in Switzerland, ee hage Berge

velden,

xu. kde Standelkruid , met danird. 3 Polw. de Lip pl ot Honigbakje mene „driedeelig, grime: PEER j “egaal,

En Orchis. Bulb; indie. Neâatii Lahio refupinato trifdo

Wind, 29% Harts Fior. 27, Otchis Rad. Conicis

ast ds on Opee 226. ar Slee glonoio. GC,

B. Pin, s1. Orchis Flore lo. C. B. Pin. 81. Orchis

Rad oan: Ô Bia denfisimà Sec. HAL!. Helu' in. choat. N 1272. T. 27. ET.

(12) Orchis Bulb. indiv. Netarii Lasio- bicorni trifido

quali integerrimo, &c, GORT. Belg. 255. GOVAN Monsp.

2

758, H. Cliff, 429 SEG. Ver. T, 15. f. 11. RA). Angl. 3e pe

377. T. 18. Cyopthechis Militaris montana Spicâ rubente

in.8s. Prodr, 28. B, Cynos. tatifolia

hiante Cucallo altera. sp, er lauf. th compa. C. B.

Pin. 8x. Cynoforchis tertius. Dop, Perspt, 235. Cynos, made”

jor alt. noftcas, Los. Ze, 174. HALE, Helv, inchoat. N, 1236, Te 35, £, Ie Rive Hex, T. 14e Es

vor BODPLANTEN : 465

egaal „efenraridig + de Spoor lang; BVE: S Bloemblaadjes byna Lancetvormig. E.

Aanmierkelykë Verfcheïdenheden komen vanSTUSa deeze , die“door geheel Europa gemeen is en Onder de Honds -Kulletjes geteld “wordt, by- de Autheuren voor. In * algemeen ‘onders fcheidt zy zig doot haare Aait; die wel rond. achtig , gelyk in de voorgáande s doch tevens Echigermaate Pieramidaal is. Zy walt zelden ineer dan éen Voet-hoog. Het is een ‘fraaijë Plant, zegt de-Heer HarteRr, dic har zeer fierlyk afbeelde, en danmerkt „dat de Bloemen fchoon paarfch zyn. In Sweeden. vondt de Heer BERrRG1os haar flegts een Händbreed verheven. By ons ‘groeit zy omftreeks den Haag en elders in de Duinvelden, “Haar Bla- den zyn taamelyk breed, Lancetvormig ; doch hier in heeft, zo wel als in de digeheid van de Aalr, > fomtyds eenig verfchit gn ©

(13) Standelkruid amet onverd. Bow. pe Lip Ets

van tS ne driedelig „omgebooZeN coriophora. eme en ee, Wanrs- Á _ draagead,

(13) Orchis Bulb, indiv, Nettariì Labie'tildo refiexo crê-

nato &c. GOUAN Mfonsp. 469, GER: Prov. 127. DARIB. Par, 272. Orchis odore Hirci minor, VärrL. Par. 1455 T, 31. zo, gr) 32. RV: Hexandr. T. zo. Tragorchis minor Floe, te fuliginofö. RAy. Ff. rah3. Trag, minor et verior Geme Los. Je. 197. HALL. Heit. incbaat. Ile-l45, N, 1284. ACER hae. pt 2

Ge

2 on UP

466. MANWYvVIGE LEL tTE-

en sekarteld ; een korte Spoor en famen- luikende Bloemblaadjes.

De Bloemen vandeeze hebben iets, dat naar de figuur van Weegluizen gelykt, zo LOBEL

wil, of de Stank der Bloemen heeft reden

gegeven tot de Griekfche benaaming Coriosmie

tes en Coriophora: ’t één mooglyk met het an-

XIV, Orchis

Cubitralis, Hoog.

dere gepaard, Van fommigen wordt die Rcuk Bokkig gekeurd, en deswegen is de Plant Zra- gorchi genoemd „geweest. Zy komt op. ver- fcheide plaatfen in de Zuidelyke deelen van Europa , als ook in Duitfchland en Switzer- dand voor „enheeft de. Bloemen door, rgaans don- ker groenachtig of “bruin doch ook wel uit den paartfchen ziende , welke de zesde Bata- wifche. Orchis is by Crustus. Ik vindze , nogthans, onder de Planten van onze Provin-

ciën niet opgetekend, De hoogte komt nage“

noeg met. die der voorgaanden. overeen : de Aair is langwerpig , Ue twee Duimen lang, met kleine „Zy heeft van de grootte Wortelbollen:, en honsernibeie: de Ballen van een Bokje, en deswegen wordt zy , in *t Engelfch, ' Goats - Stones geheten.

(14) Standelkruid met onverd. Bolw. de Lip van tHonigbakje Draadachtig driedelig, „metde middelfte flip Eyrond, en de Spoor

5 korter dan de Vrugtbeginzels,-- _ Schoon

(14) Orchis Bulb, indiv, Nearii Labio erifido Füiiformí » ete,

ÓP-BOLPLANTENR 467.

Schoon aan deeze Ceylonfche ‘eene Steng: vaneen :Elle-hoogte toegefchreeven wordt,

Vv.

Arpeer

Iv.

vind ik die; in-de befchryving; maar op an Hooeg- derhalf. Voet gefteld :-zo dat-men hier de Cu- srux.

bitus ook voor een half Elle neemt. De Wor- tel is Vleezig-en zo het fchynt-eenigermaate Testikelachtig als in de anderen.” Om laag.

heeft de Steng vier of vyf Bladen, die Lan-_

cetvormig en Scheedachtig zyn: het overige: is naakt met fpitfe Blikjes; en boveneen zeer fmalle Aair van byna een Span langte.

Cis) Standelkruid met onverd. Bolw. werde Lip van ’t Honigbakje vierdeelig , gekarteld; met een flompe opfbygende Spoor, en flome pe Jamenluikende Bloemblaadjes.

‘De Bloem zig eenigermaate als een Zots- Kaproen vertoonende , heeft men deeze en de volgende Morio geheten, en by fommigen Tri- orchis , als fomtyds drie Wortelbolletjes heb:

ben.

inane OvatÀ , Cornu Germinibus breviore. Fl Zeh 320, Orchid, Gpecies. Caule Cubitali. HERM. Zeyl. 23«

(25) Orchis Bulb. indiv. Netaii Labia quadrifido csenur lato &c, Mar. Med, gra. Gort. Delg. 256. GOUAN Monsp. 469 R. Lugd. 15. Fl, Sutc. 724, 794%. DALIB. Par. 273. Ste. Ver, Te 15. fe 7. Orchis Morio foemina. C. B.-Pin: 82. VAILL. Par. T. 3i. Ff. 13, 14e OED, Dan. T.457. HALLG Helv. inchoat, 11-143, N. 1282, Te 33, fs 2e Cynososchis Morio foemina, Orchis Delphinia C. Gemmz, LOB. Je. 176. Testiculus Morionis foemina. Dop. Pempt, 236. „„Arioschis Serapias mas, FucHs, Hil, sss. Gg a

1, DssL, XII, STUK.

Orci /

maid he

Vv.

463 MANwYvreE LEL: E-

bende. Anderen tellenze mede onder de Cy-

ed noforchis of noemênze, in 't algemeen , Kulle- nk kens -Kruid,- ’t Is zeker dat de Bloemen ,door

STUK.

den gezegden. Kap; de geftreepte Vleugels en geftippelde. Onderlip , veel hebben dat naar een Harlekyns Pakje zweemt. “Zy is op dorre drooge Velden; door geheel Europa „mooglyk

„wel de allergemeerste, komende in onze Pro-

vinciën: ook veel voor. Zy valt dikwils maar een Span hoog en heeft de Bladen een Vinger _ breed , om laag de Steng Scheedachtig omvat- tende en boven een korte Aair hebbende van Bloemen, welke meest paarfch, doch ook wit of Roozekleur voorkomen. De Lip is geftip- peld en in twee Kwabben gedeeld, tusfchen welken een klein middelftukje, dat uitgerand zyhde twee puntjes maakt; waar door de Lip zig vierdeelig vertoont. De Spoor is eeniget- maate opgewipt en van langte als het Vrugt» beginzel of Steeltje der Bloem. :

De Wortet- Bolletjes worden in het Elec: tuarium Diafatyrion geeïfcht, als hebbende een byzondere kragt om de Vermogens, van den Menfch te verfterken. Oudtyds werden zy tot wegneeming” van de Mannelyke onmagt” tc Voorueeling , door Tovery veroirzaakt , voor- gefchreeven ; doch hedendaags heeft men zo weinig. gedagten van het Middel-als van de oir- zaak der gemelde Kwaal, Hierom zal het ook weinig verfchillen , of daar toe de Bolletjes van het Tweebladige , dan van dit Standel-

kruid »

tk m2 Â iN

Ed j 5 7 or-BOL PLANTEN 469

kruidsvonder den naam van a radix ge- vs romen worpen (*). IV.

(16) Standelkruid amer onverd. Bolw, de Lip TUK. van.” Honigbakje vierdeelig. gekarteld, RAS met een_flompe Spoor; de Fagdlajrf pass. omgeboogen, netjce

Deeze , Mannetjes -Harlekyn by de Autheu- ren genaamd, voert by de Engelfchen, ou ge. dagte reden , ook den naam van Fools: Stones, dit is Zots-Ballen, De Bloem komt in het. hoofdzaakel ke wel overeen , doch heeft de

eugels fpicfer en langer : ook is de middel. flip van de Lip grooter dan de zydkwabben en duicelyker in tweeën gedeeld. De Steng valt „wel anderhalf “taal zo hoog én de Bladen zyn tweemaal breed, De Bloemblaadjes zyn niet zo zeer gefprenkeld als in de voorige ‚maar de Bladen komen fomtyds. gevlakt voor , fomtyds kn Het aib van de Bloem is

(*) De Heer Linnmus hade de pisa daár voor aangete-

„renate lato &c. Gorr. Belg. 256. Gován Momsp. 470. VAILL. Par. uts. fs-r2.“Testiculus qtrartus. CAM, Epit 624, Ore chis Morio “Mas Foliis (non) maculatis. C. B- Pin. sr, Run. Elys. Il. p. 191, f. r‚ Testiculus Morionis mas. DOD, Pempt. 236. Cynoforchis Morio, Log. Ie. 176. HALL. Heive inchoat. Il. p. 144. Te 33, f. 1. Rive Hex T. 19.

„6 II. DEEL. XII, STOK, wt

vs

- * 47 MANWYvVIGE-LELIE-

is hier nooit gefloten gelykrin de voorgaan=.

en ri de, maar de Bloem - Aair valt ‘mede: zo wel wit Hoorp als paarfch.

TUI

„4 5, et AN

Dit Mannetjes Earlektyn Standelkrüïd- „groeit zo wel by ons, als elders in Europa, op de

„vorgelfdeplaatfen, by het Wyfjes, voorgemeld,

“Men houde hetzelve voor het “Satyriùn der

Ouden, en fommigen willen de Wortels daar van , ten einde als boven, gebruikt hebber, Dat Zy» met Kruim van Brood geftampt cn de Sp nf Wiyn bevogtigd, door ftooving etinlend de, sed uirdrukking, een rood he ak ‚‚gelyk van Heers heeft be- vonden (*), is zo zeer nict te verwonderen, als dat hetzelve de Minnaary b zo! de Zeker Vorst , immers , heeft een groote eelheid van de gekonfyte Wortels, om zig tot Voute bekwaam te maaken, ingenomen, ea vfugt (f).

Hier uit blykt, niettemin, de onfchadelykheid die e Bolletjes, en alzo zy, gedroogd zyn: “de, door PEVOEEBIDE. een lymige Stoffe uitle- veren, is. % et „onwaarfchynlyk, dat de zo berugte Saleh, die ops uit de Levant tve- gebragt wordt de Wortel van dit of eenig

ânder Standelkruid zy. De Turken en Perfie “aanen, zegt men , maaken van dezelven veel , emme als img van cene- gren vérfter-

kene

kn Brasl. Beaals > 1714.

(1) HALL. Hel, inchoat. IL. p. 145.

Jor BOLPLANTEN. 47

kende hoedarigheid , weinig minder dandeNins Ws zisof Ginzeng- Wortel. Zy koten echter van Ärpeer: geheel verfchillende gedaante’, fommigen lang Höoune werpig Eyrond anderen aan ’t eene end ver STUK deeld voor „en deeze worden gehouden voor wnse _de Wortels van een Standelkruid , welks Bloe- men wel taamelyk naar die van deeze Soort ge= lyken, doch het welke maar één of twee Bla- den heeft, Zodanige Worteltjes zyn „aan Draade jes gercegen, overgebragt ; maar anderen , ge- lyk-die-men thans gemeenlyk los bekomt, heb- ben eene meer org: figuur, hoedanis gen. de kundige S SEBA van. een. andere blae afkomtftig oordeelde 5 EE Dus is nog onzeker (f)» welke Gewas eis gentlyk de.Saleb. voortbrenge en te verwon- deren „dat men door de hedendaagfe Reizigers in de Oofterfche Landen niet nader daar van. verzekerd zy. -By RAUWOLP vind ik 'er in geheel geen. melding van, noch ook by Has. seLQuisT.Fonskaour fpreekt alleenlyk van een Orchis , welke hy by Mharras in Arabie vondt , (die cen En Stengel hadt en groe- ne

Merten

zie Erna Thes. Vor. U, nes PLAAT LXXXNIs de Afbeeldingen, zo van de Plant of Blcemfteng, als van de Wortels gegeven worden.

(TD In de Sweedfihe Verhand. 1764, P.-25 14 vind ik wet, dit de Orchis mascula de Salep der Perfen zy; doch dit zal mooglyk fteunen op de Mar. Med, Linn. welke chratis niet op dezelve, maar op de Orebis Morio aangehaald wordt,

ì Gg 4 U, DEEL. Xij. STUK,

472 ManwyyvaGr? Lrrtr-

ne Bloemen ;)-dat de Bladen geljk waren aan de

er Saleh -Plant-(*)z „maar. sik vind niet dat hy

Rn die ergens heeft befehreeven, Ook is het zon-

iden” 5 “derling dat dergelyke Wortels , als ‘die van

en % Standelkruid „“doör “een half Uur in Water’

te kooken 5 goorfehynend worden en dan we-

derom gedroogd, Ì ‘vervolgens tot Poeijer ge

maakt geheét” in Water fmelten en hetzelve

Lymig maakén zouden C+). Niet minder vreemd

is't, dat die Saleb, „welke by ons bevonden

it LA voor de nij in en

hoofde: dienftig CI), de zelfde Wertet zy» waar van de Oofterlingen_ ene Opma Hartfterking gebruik maaken fchynt iets “Kruidcrigs vereischt te worden, of eenige bittefheid, met het Lymige vermengd, gelyk men in de*Ginzeng . je Pedro del Porco, Bezoar ea Ambergtys vindt, Tot langdaùrige Verzwakkingen , ; doór Uitteering, wegens in- endige Kwaalen of 86 aders; ek tE

oa in 5 milia Plante Salab, Flor. Rei en

a vid. „Expe: Guorrror t Mem de-P Acad, de Paris , 1740, p. 139, &c. AF, Stochh. 1764 t si mie Sche difchen Salep. von RETZIVS: p. 2435

(1) Men zegtevenwél bevonden te hebber, “dat de si in de Roode Loop een gebrek heeft , ván P te droogen en te floppen. ZIMMERMAN vor der Rhur, p e

(6) Nonne plecaque Angleptica viscofa le ? ge er Bled, pe 463,

er BOoLPLANTEN 473

De Wortels van’ ’t Satyrion werden doorde V. Ouden, in Melk gekookt , tot-opwekkinge aib tina Mispelust gebruikt. Men atze ook, ten dien Hoor: Einde , gebraden ‘of ge kookt en fchreef ’er, insTus, % algemeen, eere verzagtende eigenfchap aan toe. - Tegenwoórdig bevindt menze van een zoetachtigen Smaak en fchryftze“-voor „cot verfterking „in ergens ope Kasei ra ver ant

(17). Standelkraid wiet. onverd. Bev. de Lip xvir. * van 't ‘Honigbakje vierdelig en ruuw Be- aftoe. _flippeld, met een flompe nd en Afgezon- Pakkeligs

DIS on PEES MGE An Ei ene

“Deeze en de volgende’, door geheel” Europa

ook tamêlyk- “gemeen; voëren by ‘de Autheu- ren den naám van Orchis Militaris of Strateu- matica „om dat de Bloemen de figuur van Ù: gehelmd “Maánnetje voorftelten. _ Deeze t‘wegens de’ Pukkeltjes’, welken zy me- fngvandi heeft, of paarfche Vlakjes , die op Et

ndr vn WL

„£13) Orchis, Bulb. in Tr Pet tis Gcabro &c. GOUAN Mons. 470. DALIB, Par, 272, Fl. Zr 726 , 795. OfD. Dan. 5 roj. Orchis Militaris Pra- wei bumilior, VAILL. Par. T. 31,£, hetin- 36. SEG. Ver. se fr eG cèhis Rad, fab vnd is Labello quadrifido, ns brevisfimo. Har. Helv. inchoat, Mps 138.Ne 1273, , 23. f. 2. Orchis Pannoníca quarta. Crus, Hi, 1. p. 268, Eenokent alter. DOD. Pempt. 234, Orchis Strateumarica minor. LOB. de Ee “Orchis Militaris minor, minima, Rat Hexandr. Te Ga 5 IL. DEEL. KIL. STUK,

474 MANWYVIGE, LELIE- ArDEEL; men te hebben. De ens in Sweeden Hooep- noemenze, Zo de Ridder aanmerkt , _ Kruibrane

of minder ; met taamelyk broede Dien en_

een korte -Aair van kleine Bloempjes , die korter gefponnd dek dn in des olgende, |

xvu1. (18) Standelkruid met onverd: “Bol. de Lib

enen. van 2 Honigbakje vofdeelig en ruuw ge- Krygs- flippeld: met een dn ef en jamsn-

«

|

Veele Verfcheidenheden behooren tot deeze Soort ‚die ook zeer in onze Provinciën wordt gevonden, Wegens de Wor- telen behoort zy,-met de-voorige, tot de zo- genaamde Hondskulletjes. Zy valt grooter dan die, doch verfchilt zelf ook in grootte , ko» mende jamgne tot by de twee Voeten, fom- tyds EE Orchis zuib. indi. Neftuii Labio quinquefido punc- tis fcabro Ec, Gort, Belg. 256, GOUAN Monsp. 470. DA- zeen Paris. 271. Fl, Sute. 725, 798. Orchis Rad. fubro. dis, Spicà Conicâà, Labello end Brachiolis et peel peranguftis.. HaLL, Helv. II. 140. N, 1277. T. 28e f. 1. Jtem, Orchis Rad, fabrot. Sp. long, Labello quadri- fido, Brachiolis anguftis, Crusculis latis fetratis. 1bid. T. 3%e Cynoforchis latifolia hiante Cucullo major et minor. C. Be Pin. Bo, 81. Jrim Militaris mojor. Ibid. Orchis Militaris major. TOURNE. Jnf?, 433. T. 247. A. Orchis Strateumatie caf. Stratiotes majot five Miliacis, LOB. Je. 184

or BoOLPLANTEN * 478

tyds van anderhalf of éénen Voet voor: De Ve

Bladen zyn in de kleinere fpitfer dan in TE

grootere , doch “in beïden Lancetvormig. De aards

Heer HALLER „die onvergelykelyk naauw= TUR

keurig is geweest in % onderzoek der Standel-

kruiden merkt het gedagte grootfte byna als

het rehsdete van allen áan. De Armpjes van

het Krygsmannetje (dar de Onderlip is der

Bloem,) zyn, zegt zyn Ed., in deeze langer én

fchraalder , de Schenkeltjes veel breeder en wy-

der gemikt, dan in de kleinere , die in Swit-

zerlahd bide de gie, voorkomt, Van beiden geeft h by zeer oone Afbeeldingen; zo van

de ‘gehele Phibe met Wortel en Bloëm-Aair,

‚als van de Bloemen in ’t byzönder, Het klei-

ne puntje, dat tot onderfcheiding der Sexe zou

kunnen dienen (*), neemc LaiNNdus voor

het vyfde deel, en_ poemt daarom de Lip vyf-

deelig. Somtyds komt. de figuur nader aan die

van een Aapje en dan voert de Plant, hoe-

wel ook tot deeze Soort behoorende; daar van

den baam (Ff). Zodanig is de Bloem, welke

de

„Soort, dach het is lernen ner en henhekkank wel geheel : zo dat men die WWyfjes zou kunnen noëmen. CG. “Bäuuinus heeft van deeze Menfchdraagende Bloemen om die zelfde reden, ook Wyfjes en Mannetjes gemaakt. ({D Orchis Flore Simiam „rcferens. C. B. Pin, 82. Or- ehis Zöophora Cercopithecuú exprimens Oreades. Car,

: Eepbr. 1. Pp. 32e u. DEEL. Zit, STUK

476 MANWYVIGE-LELIE-

Vv. de vermaarde TourRNEr ORT daarvan „zo, EW fraay in Plaat gebragt heeft, door de (malte Hoorp. der Armpjes-en Schenkeltjes delal. verfchillen. STUK. de; weshalve hy ze ook zegt de figuur van cen

paakt Menfch voor te ftellen : terwyl die der anderen van deeze Soort een Mannetje vertoo- pen als met een Tabberd of in Turkfch Ger waad, „Met eenige toegeeflykheid kan men zig allerley veranderingen daar in verbeelden, Ook gaapt in de eene het Kapje of, Helmpje meer dan in, de ancere. De Kleur der Bloemen is, getyk in de voorige , van buiten paarfch, van binnen bleek met rie Vlakjes of weer- fchyreade met „eenen blaauwen Glans. Men

vindtze ook geheel "wit en V

paarfche Streepen op den Helm en roode Stip. ek de Borst van ’t Lipje rood gevlakt zyn- , zegt de Heer HArreEr, die gedagte Ver- feidenheden id bjndnddte. ‘Soorten aanmerkt,

orn C 19) Srandelkruid met. anverd, Bato: de Lip

pilionacea, 5 tg nder= | karuld : witgerand; de Spar Eisvormig; de Bloemblaatjes Jamenluikende,

In GER komt deeze, die door den: Heer ALT-

(19) Orchis Bulb. indiv. Neat Labio indivifo crend- to, emarginato ampliato , &c. Orchis Papiltonem fam zefesens. C, B. Pin. 83? Orchis Ormithophora à Ore nithes, LOB, Jc. 182. Cynoforchis quintus, Dop, Pempts gis.

„or BOLPLANTEN 477 ALTSTROEMER in Spanje gevonden ís, de VW: naastvoorgaande zeer naby , zegt de Ridder Arperr? en heeft dergelyke Bloem „maar de Lip heeft Biorbs de grootte van een Duim- Nagel, breeder zyn-STUE. de dan lang , onverdeeld, ftomp of uitgerand en gelyk de Bloem paarfchachtig, Dat van Bauntnus hadt een groenachtige Bloem , en kwam overeen met het Vogeldraagende of Vogeltjes - Standelkruid- van Loser, die de Vyfde Soort van Hondskulleties is ie Do- ponéous. Loser noemtze Vyfwouters of Pepels , dat oude Duitfche benaamiogen zyn van ‘de Vlinders of Kapellen. Men zou deeze Soort derhalve Vlinderbloems kunnen hesten.

(ao) Standelkruid met onverd. Bolw. de Lip xx van ’t Honigbakje veeldeelig Liniaal; een Ptn Hartvormig Blad, de Stengel, die eenbloe. nn.

rmane mig is, omvattende. zie EEE

„Deeze , van de Kaap afkonitië heeft de Stengel een Span hoog, naakt en pluizig: een enkel Wortelblad , Hartvormig, ftomps gef ike

keld : eert zeer korte, Bon te: | met ééne Bloem. Deeze heeft, behalve drie buitenfte Blaadjes, die Lancetvormig zyn en ruig, twee langere Degenvormige , gladde, en een

__ bree-

go) Orchis Bulb: indie. Netariit Labio multipartito Li- neari, Fol. Cordato nn Scapo unifloco. Arn, Acad. VL Aft, 88. BuRM. Prodr, p. 3

H. DEEL, XII, STUK.

Vv.

ait ManwrvaiGE LELIE

breede lange -Lip.‚ die in ontelbaar Liniaale

AA Slippen is verdeeld. De Spoor, van agteren,

heeft naauwlyks de langte van het Vrugcbe- ginzel.

(21) Standelkruid met orvverd. Bolw, de Lip van ’t Honigbakje driedeelig effenrandig 4 een fhompe middelmaatige Spoor en uitge- breide Bloemblaadjes. |

In Daitfehland, omftreeks Jena, als ook in en Switzerls omt deeze voor,

die vân de bleekheid der Bloeien gebynaamd is, welke echter de Lip geel hebben. De Blas den zyn zeer breed, doch de Stengel is laag met eene yle Aair van weinige Bloemen, veel

naar die _van het Harlekyn gelykende, maar

Zy flinke zodanig naar Katte- pis, dat tedere Vrouwtjes ’er byna in zwym door vallen, zegt HALLE nz.

bd mi

€. Met gevingerde Wortelbollen, (22) Standelkruid met byna gevingerde regte

Bol-

(zr) Orchis Bulb. indiv. Neâtarii Labio trifido integerris mo &c. Mant. 292. Orchis Bulbofa Fl. flavescentibus. SeGs Per. T.8.f. 3. Orchis foetida Sylv. praecox Fl. albo Bar- luteolâ, Rupp. Jen. 1. p. 297. Orchis Pann. feptima, pen Hij. I, Pe 269, HALL. Helv, inchoat, N, 128te

ds, Orchis Bulb. fubpalm. reûtis Sc. Gort. Belg. p. 257. DA=

or-BoLPLANTE N 479

Bolwortels ; de Spoor van't. Honigbakje Ke-__ V. gelvormig; de Lip driedeelig met de vyde- Arprers

lingfe K wabben Rt, » en Be Hoorn, loem.

danger

Op voztige Velden , meest in de-middelfte deelen: van Europa, als ook in onze Neder- lanen , komt-deeze voor , die in ’t Franfch Satyrion Royal getyteld wordt, in’: Hoog. duitfch Kruisbloem. De gemeene naam „by ons, is Handekens- Kruid , misfchien wegens de fi- guur der Worcelen;, die knobbelig en als ge- _vingerd zya, Dit onderfcheidt deeze en de

volgenden zeer van de voorgaande ‘Teftikeldraa- gende. Zy heeft de Steng ongevaar'een Voet Pypachtig hol, Scheedachtig over- hoeks bezet met Lancetvormige breede Bladen, die overlangs geribd zyn en ook Ea wat Vlak- kig , opwaards verkleinende en eindelyk zig tusfchen de Bloemen als Blikjes tevobenle: zo dat zy de Aair aid fterk" gebladerd maaken. nT „De Daris. Par 274. Fl Succ. 728, Bor. Orchis Rad. palmatis &c. H. Chff. 429. Orchis palmata Pratenfis latifolia, lon- gis Calcaribus. VAILE. Par. T, 31, É. 1 mms. B, Orchis palm. Palu(tris latifolia. , Orch. palm. Montana altera. à, Orch, palm. Paluftris maculata. C. Bs; Pin. 86. Oep. Dan. 266. Satyrium Bafilicum mas & foliofam. Dop, Pempt. 240, 241, Palma Chrifti et Serapias mas lavi folio, Los, Ze. 183, HALL, N. 1279. T. 33, f, 2. i

KI. DEEL, XI, STUK

480 MaNwyyvterletiË- Á NE „De Bloem; die paarfchachtig is-of ook wit iv. “of Roozekleurig zweemt eenigermaate naat Hoorp. een Crucifix in deeze ‘Soort. Haar bovenfte de nblandis, dat Eyrond..is ; dekt. twee an- deren en de Kolom der Meeldraadj jes, die roene Knopjes” hebben, Wederzyds- is een bits uitgebreid Blaadje, en nederwaards hangt de Lip, die bultig is in drie Kwabben mas,

De Spoor , “korter. dan het wi dek

krom en se

XXII. (23) Srahderkraid, met gevingerde Bobr. de en eerd «Spoor van ’t Honigbakje Kegelvormig ; de Vleefch- Lip flaauw driekwabbig an dn 6: ge Ted Ruggeblaadjes omgeboogen.”

Deeze komt in_ Sweeden, zo ’% fchynt ; als ook in de Zuidelyke deelen van Europa, doch met ecnig verfchil voor. _LINN&us merkt aan, dat zy van de voorgaande niet alleen ver. fchilt „door, de Bladen bleek. groen en onge vlakt , de Stengel half. zo hoog maar ook wegens de ie Ben bleek Vleefchkleurig te heb- ben, waar van de bynaam. Zodanig hadt hy ze in Sweeden gevonden; doch HArLER verwondert zig» waarom de Ridder dezelve dien bynaam bad gegeven ; terwyl hy ze; zo

- t ne wel

(23) Orchis Bulb, palm. Neêtarii Cornu conico; Labio obs- curetrilobo lecrato , Petalis Dorfalibus reflexis, Fl, Suec, II. Na 302, Orchis palmata lutea, Flor. Labio maculato. SEG. Vers Ml, p‚, 249. T. 8, £. 5, HALL. N, 1230,

set

or BorPLANTEN, 48r

wel als Brou. in % Vorden », met

geelachtige Bloemen vondt. Van de volgende aar Ens acht by haar; hoewel zy, geen den minften Hoorde. ; Reuk heeft, niec foortelyk Dn derlchillen, es T3

aa Standelkruid’ met bna’ gevingerd regië

XXIV.

olw. de Spoor van ’t Honigbakje Kegel: Sanbucindi

ate de Lip Eyrond, byha driekwab= Vlie

oee 5 de Blikjes vän langte als de Bloes

Deeze , die in Sweeden zo wit als ar et in

Europa groeit, is en den Ridder zeer nâauwe A ik

keurig waargenomen. - Men ònderfcheideze, 55 (zegt hy) wan fat mede: Sóörten, zo “**

», door de figuur van de deelen “der rat: »> maaking als door de Kleur der Bloemen , „die geclachtig is met paarfchachtige Streep; jes en Stippen. Ook vak zy,op vogtige » Bergachtige plaatfen en bloeic vroeger dan eenig ander van onze inlandfche ‘Standelkrui- »’den , naamêlyk met de Kfoon Imperiaalen,

» Men onderfcheidt ze ligtelyk van het det,

„jes niet aak dan de Bloemên te hebben. ie SD we

(24) Orchis Bulb. fabpalm. rettis Sc, Fl. Succ. II. Ne Bo3, Orchis palmata, Sambuci edore, C,‚ B. ‚Pin, 86, RUDS. Elys 11. p. 213. £. 9. Orchis Pann. oîtava. CLUS, dbi Ie pe 269, HALL, Helv. N. 1280, Var. Hh II. DEEL, XII, STUK,

erige

_ Manwyvier LEL rte-

De Bladen Zyn ook geenszins Eyrond Lane. » cetvormig , maar byna ‘Tongachtig, gelyk „s in ‘het Gevlakte Standelkruid , waar van mene

in ze Tigtelyk onderfcheidt door ‘yler Bloem-

zn Aair, de Lip niet gekarteld, een langer Spoor,

at “ongevlakte Bladen >. minder.-wyd gemikte 2 Woreels , cn door de gantfche Geltalse.” /

komt ook met witachtige ea. merpaarfche Bloc- men voor en heeft een zwaaien Reuk als van

Vlierbloemen,

ai arki

Bol. de Spoor van't Honigbakje korter en dan’t Vrugibeginzel; een dies Lip eu « Ruggelinge Blaemblaadjes. 55 nt ee

Ke) “van het Breedbladige wordt dit als het Woyfje_ Wangemrike >en

(25) “Standelkruid met wit anke gevingerde

aks worden. Het komt op de zelfde plaats

van ‘Europa als ook in onze Nederlanden in Duin - Valeijen ea. haags. rap n Zynde op der,Ge- bergeen Ì in ‘Swlzerland: zeer gemeen. ‘Het beeft ‚en de

eK

Sfesjr Orchis Bulb, palm. patentibus &ce Gort. Belg. 257 Gouan Mansp. 475. DALIE. Par, 274, Fl. Suec, 729, 800» Öfchis pattaata * Pratenfis maculata. “C. B; Pin. 85, Meme rech, palm. „Montana mas. Zbid, VAILL.’ Par, T, 3. f. re "zo. Háur’ N. 1278. T. 32. Satytiuiù “Bafilieúm foeminar Don. Pempt. 240. Falima soif hen foemiüa Pracênfis- Los. Je, 188, Rav, Hex, T, 8

„ôf BotPrarèns 483 de Stergel wat hooger dan het Breedbladige,-_ V. niet hol maar digt ; de Bladen fimaller en met Afpzei: veel donkerer Vlakken a Eed die dezelven Higorp- Van boven gantfch bont maaken, Wat de Bloem STURs <. aangaat, die verfchilt daar in, dat de twee zy- delingfe Blaadjes agterwaards uitfteeken 3 dat de middelflip der Bloem niet uitgerand he de Lip niet bultig maar vlak ‚,doeh-ook met paar: fche Streepjes en Stippen getekend, Voor *t overige merkt de Ridder tên opzigt Van deeze op Waterige plaatfen gtoeijende Standelkruiden aan , dar de ééne Wortel zwem- pt Gewas uitgeeft; ende andere zinken de de Sprüit bewaart van % volgende Jaar 09° Misfchien zal iets dergelyks plaäts hebben in de Teftikel-draagende of rond wortelige; waar van het ééne Bolletje doorgaans laager dan het andere, als cok fletfer en meet ingekrompen bevonden wordt, De groorften dier Bolletjes, in het Stinkende of Bokkige. voorgemeld, 3 zyn ovgevaar als een Ockerhoot in de Bolfter , of als-de Balletjes van een jong Bokje,; De ge= Ee Standelkruiden hebben de neen dubbeld , maat als K Han deeze noemt men elders Lieve Vrouwe Hand, of einde Orchis,

C zt Standelkruid met gevingerde Bolw, ee 4e de Spoor van 't Honigbakje korter en tasisfda, nr pende,

en Baib. gn Netstii Goma recurvo ada a Eens IL, DEEE, Zil, STUK

484 MANwyYvIGE LELIE

omgekromd ; de Lip driekwvabbig : de Bladen

id

Deeze , die ook hier. en daar, doch meest in de gemaatigde deelen van. Europa, groeit, is ongemeen fterk en „aangenaam van Reuk. Misfchien is zy daarom Kruidnagelig of Anje- lierig genoemd geweest. Zy heeft de Stengel een Voet of anderhalf hoog, de. Bladen zeer fmal, de Bloemen ‚bleek paarích, en, veel naat SR der volgende gelijkende,

(21) Standelkruid miet EA) ‘Bol.’ de Spoor van. 2 Honigbakje Borel, en lan* 7 de Lip dri

ger dan het e deelig met twee zeer wife Bloem- zal en ‚blaadjes.

Naar

&. GOUAN Oe je Orchis Zee” en minot ‘edorafisima, C. B. Piz 36. Prod. Top. 3 Raj. Hij.

Yas. SEG lina of Pe 250, kn 8. 4 6. kmi N. 1274 Almar:

T. 29, Orchis, nd © akil 77: Lob Je, 194.

(27) inn Bulb. bale. Nebtarii Câmi S&tacéo , Germ. longiore, &c. GorRT. Belg. 258, DALIB: Par. SE. OBD. Dan, T, 244. Fl, Suec. 727 799. H. Clif. 429. Orch.

Calcare longislimo „Labello obtufo trifido-cone

colore. HALL. N. 1:37. T. 29. Orchis palmata minor, er

oblongis. Cs B. Pin. 65,-VAILL. Par, Te 30. f:

8,8. RuDs, Elys MM. p. 2ta. £, 5. RivoHexap. T. ste Serzpias minor rubello nicente Flore. Los. ie rine rage. bafilicum mas. Fucns. Hijf?. 712. Palma C inor mas TABERN. @, Osch, palm. anguftifolia minor, 6 5 Pie 85e Orchis palm. Prat, maxima. Zhiders, pn nd

Or BOLPLANTEN, 485

Naar seen Geflagt van Infekten , doer den _ V. Ridder Conops genoemd, by ons keld on aeg voert deeze Soort, wegens de Bloem, die als goorn. met een langen dunnen rooden Angel voorzien STUK. is, den bynaam. Zy groeit ook op veele plaat- fen in Europa en komt by _ens in de Duin: Valeijen voor. In Sweeden is zy vry zeld- zaam , maar in Switzerland groeit zy overal op de Velden, zo in de Valeijen als op de Gebergten , zegt de Heer Harrer, die ze telt onder de genen, welke een zeer lange Spoor hebben. Hier door verfchilt zy inzon- derheid van het Welriekende Standelkruid, en van het Pieramidaale door de Wortelen , uit hoofde van welken 45 oon vor de Hatdekens: Kruiden

De Steng is Bladerig, anderhalf Voet lang , tot omtrent de halve hoogte bekleed met {mal le Bladen, allengs verkleinende, tot dat zy de Blikjes worden van de Bloemen, die een paar- fche Aair uitmaaken , wat zwaar, doch fom- tyds aangenarm, van Reuk. De bovenfte Bloem- blaadjes zyn Lancetvormig ovaal, de Lip is

als-in de voor

in drieën gedeeld even als-în -vóorgaande; en egaal gekarteld. id Ent (23) Standelkruid met gevingerde Bolw. de KEV

er ‘Aava.

Geel, (z3) Orchis Bulb. palm. Nearii Cornu Filiformi hous: mo &c. GRON. Virg. 1. 137. Orchis palmata elegans lap ati

Vigginfana Be. Moris. Hifi. LIL p. 499. h

IE. DEEL. XII, STUKj

486 Manwyvyvree LeEure-

“Spoor van ’t Honigbakje Draadachtig zo lang als ’t grs s-de Lip zel ef- an.

In Virginie groeit deeze, die wegens de Kleur der Bloemen den byrpaam voert; hoewel dezelven maar flets gecl,zyn, en in een lange Aair vergaard, zo, CrLAyTON aantekent. By Mor1soN wordt zy een fraaijc Virginifche Plant geheten, De onderfte Bladen zyn een Handpeimm. aseot „-Lancetvormig.

In Arabie vondt FoaskAo HE €en Soort van Standelkruid , daar hy ook den bynaam van Geel aan zeeft „hebbende eene vry hooge Stengel met. groote getroste geele Bloemea en gladde Lin'aal - Lancet vormige Bladen, van langte als de Stengel. Deszelfs Wortelbollen waren gron, drie-Duimen dik, fteekende dik- wils boven den Grond uit, De Greiner was op” Gebergte. Barah genaamd. De Arabic- gieren beeldden zig ins dat het Sap daar van, op een Wondje reeken daar een Doorn in zat, dezelve daar uit. kon dryven. „Nog maakt by van cen Bladerlovs gewag en vaneen Groen. bloemig waar van ik reeds gefproken heb,

D. Met gebondelde Wortelbollen. en) ek met gebond, Bolw, de Spoor

en - sE as van

(as) Orchis Bälb, Fasci, Nea Een oi

mee

oF BorPrANTEN 487

_van ’t Honigbakje zo lang als ° Prugtbe-

tand.

Ve

ginzel ; de Lip Hard aan den. voel ge- = ie

vroe

Ji Silezie nam de Heer Guerin deeze waar , hebbende veele Wortels als dikke Veze- len, langer en korter, in ’t midden dikwils dik- ker , gelyk die der Affodillen, De onderfte

Bladen zyn langwerpig Eyrond, de bovenften

allengs fmaller. De Stengel is een Span of een Voet hoog, met eene Aair van een halve of-geheele Handbreed en ook van een half Voet langte. De Bloemen. zyn uit den groe=

geelachtig, De Plant wordt door” ve

gen bruin, waar van de bynaamte

(Go) Srandelkraid met, geond. Bely. de Lip

XXX. Orchis

van ’t Honigbakje tweekwabbig effenran- Stra

randig :de Spoor penne: airline Ge Cestons,

beginzel. au

Deeze, op Ceylon vallende, heeft de Sten- geleen Span hoag ; de Bladen Lancetvormig Liniaal , overhoeks de onderfien,korcer, de

ee Me pen

&c. etn Rad. multis , Labello quaf alato. Gun. Sib. Te Ll Os En (zo) nen Bulb. Fascic. Neîaii Labio bilobo integer- timo, Cornu, longitudine Germiais, Fl. Zeyl, 319. Buam. Fi, Ind, p. zer Orchis Caule ad annen. Foliofo. ‚Buma

Zeyl. 176.

2 Hh 4 “Ir. Diar. XII, STUK. ë:

| Ek,

ais A de 5

438 Manwyviece Leute „avs bovepften langer. Dus isde Stengel tot boven ai toe gebladerd , zo wel als de Aair der Bloe- Hoorp.. men, welke de Bovenlip driedeelig , de On- STUK. derlip ftomp Hartvormig tweekwabbig hebben, en van agteren een dunne Spoor.

arn “_(B1) Standelkruidmet gebondelde Bolw. de Spoor

gerborea. van ’t Honigbakje zo lang als *t Vrugte Leland, ° beginzel; de Die Liniaal effenrandig ges knot,

ne Weselroake G ; deeze op ; Ysland gevon-

dear hebbende , befchryftie dus. „De Sten-

9, gel metde Aaireen Handbreed. hoog. [Welk

» een klein Plaptje!] De Bladen Lancetvormig

» overhoeks, van dergelyke langte. De Aaîr-

Bo En Eyrond, met Lancetvormige Slikjes, zo lang,

“ss als de Bloemen, die geelachtig groen voor-

„komen, hebbende de drie bovenfte Blaadjes

famenluikende; de twee zydelingfen laager

EE en de Lip irtehn ei dan EP TeRIe:

xxx. © ( 39 Srandatkraid wiek PT Bois. die Draad. rede achtig zyn; de Lip van ’+ Honigbatje Eyrond effenrandig « de Stenge) Blader- me ee en

Deeze (21) Orchis Bulb, Fascic. Neûtarii Cornu longit. Germ.

Esbio Lineari initegetr, truacato, Plans, rar, Orchis Bulbis, Gbrofis &c, Orp. Dan, 333.

(22) Orchis Bulb. Fascicutatis Filiformibus , Nettarii a:

or BOLPLANTEN 488

Deeze was, door den vermaarden Tourne. Vi FORT, tot een byzonder Geflagt gemaakt op Arre der den naam van Limodorum, by welken ssoalkas ook voorkomt in-de befhesviag der Ooften-STUK «=« rykfe Planten , door deh-grooten Crusrus ‚> Van ’c Limodorum (zegt deeze) vindt men ss wel verfcheide Soorten, die aan veele Gee s, westen gemeen zyn; maar ééne, weet ik s‚ niet , ergens vanders gevonden te hebben , s; dan in ’e Gebergte boven de Badenfe Bad- ftooven. De Stengel verheft zig een Voet, s… om laag met veele Scheedachtige Blaadjes » omwonden boven een Aair draagende van ‚‚ Bloemen uit vier Blaadjes beftaande, waar » van het bovenfte in een Hoorntje uitloopt; », En zeker Snuitje tusfchen de middelfte Blaad- s, jes uitfteekende , daar zekere Baardjes aan 5 gegroeid zyn, Onder de Bloemen bevinden > zig geftreepte langwerpige Hoofdjes , met », zeer klein Zaad als dat der Standelkruiden ge- s vuld, De Wortel beftaat uit dikke lange ‚en fcheeve Vezelen. De geheele Stengel s met de Bloemen is AS rr of Violet

ts nie

df

bio ovato inertie. GOUAN Monsp. 471. DALIB. Paris 75. Orchis abortiva violacea. C. Be Pin, 86. Limodorum Auftriacum. TOURNE. Jnf?. 437. T. 459, SEG. Ver, IL, 137. Crus. Pann. 241. Orobanche et Nido Avis affine Pfendo- Limodorum Auftr,Violaceum. J. B. Hif, II. 782, Epipaêis aphylla, Caleare longo, Labello ovato Lanceolato, HALL. Helu. inchoat. II 148. T. 36 Hh IM, Dist, XII. 3TUK,

doe MAnNnweviIieEL ELI E-

Ve ‚gekleurde Een dergelyke , maar veel blee- ang * 4, kerscheugt het my, weleer inhet‚Bofch van Hoorp- , ’t Land omftreeks Montpellier, by ’t Kloos- STUK, «ter Gramont ; onder de Groen-Kiken, gee

5 vonden. te hebben

Hederdaags drinie deeze Basterd - Orchis overvloedig i in de Pynboom- Bosfchen van Lan- guedok, als ook in Provence op verheven Heu* velen. Men vindtze veel in Switzerland „alwaar de vermaarde HaureEr dezelve maauwkeurig in Plaat gebragt en befchreeven heefc, -Haare _Zaadhuisjes zyn grooter , zegt hy, dan in eeni- ge andere van dit Geflagt, en hebben die eis genfchap dat na de uitftorting-vau- het zeer fyne Zaad de Klepjes afvallen , waar door een gevenfterd Hokje overblyft: , gelyk TOURNE- vor in Plaat vertoont.

E. Met de Wortels nog onbekend.

me: 3) Standelkruid dat de Spoor van ’t Ho- Pfyeeder, Srehdhje aaf zo Tj als * Prugt-

_Deeze Virginifche, in Kanada ook door den Heer

(33) Orchis Neôtarii Cornu Setaceo longitudine Germie nis, Labio tripactito Ciliari, GRON. Virg. Il. p. 137. Orchis Marilandica Spicâ brevi confertà &cc.RAJe Suppl. 582, Ore chis Floribus Aureis, Spicà habitioze &c, GRON. Virge Ie Pp. 184,

Ee ed ed

or BOLPLANTEDN-- 49E

Heer -Ka LM gevonden, heeft de geftalte van Vv.

% Gevlakté Standelkruid, De Stengel, met Li- ÂFDEELs niaale gefpitfte verftrooide Bladen bezet, heeft zoorn= een lange digte Aair-en Bloemen van vyf famen=sTUK, luikende Blaadjes , die Goudkleurig zyn , de

drie buitenften Eyrond , de twee binnenften langwerpig. De Lip is omgeboogen , driedee-

lig met zeer Ímalle Slipjes, Wigvormig, aan ’%

end gehaaird.

(34) Standelkruid dat de Spoor van En Ho- Xxx. nigbakje zo Ús als ’t Vrugtbeginzel ; de pra si „Lip ovaal en uitgerand; en ovaale Biden 4 heeft, met een naakte Stengel.

Wegens de fraaiheid voert deeze Virginifche den bynaam, die, volgens CL Á{TON, zeer fchoone groote Bloemen heeft , met de Helm van ’t Honigbakje hoog blaauw ; de twee bui- tenfte Blaadjes groen en een witte Spoor. Maar vyf of zes zodanige Bloemen maaken de Aair uit, Wortelbladen zyn ’er twee , ovaal, ge- fteeld, ftomp en byna van en 4 als de Sten.

EE

groot zyn nde Bilice Zy Zyn k Bike inies: uit wier Oxelen de

(34) Orchis Nettarii Cornu longitudine Germinis , Labio

ali emarginato , Caule aphyllo, Fol. ovalibus. GRON, Virg, MM. 136, Orchis Fl. pulcherrimo magno fpeciofo &c. CLAY- TON,

Il. DEEL. Xl STUK,

mn.

402 MANwyvrieoe LELIE

de Bloemen oan nehen, î mn elders wordt

et gezegd ye

mbs. STUKe

Kaapfe

Van dit Geflagt ooien 5 ae » Zeer wie fige Soorten in Afie, in Oost- of Westindie voor ; maar ettelyken in Noord - Amerika. Buis ten Europa, dat de meeften huisvest, groeijen veelen op den Zuidhoek van Afrika: want zy. beminnen , in ’t algemeen , drooge Zandige Landsdouwen,

Behalve de vyf hier befchreevene , vaamelyk

Soorten. de Tweehaornige, Tweebloemige , Gehoornde , Bogtige en Marah

ilche , vind ik onder de

__Kaapfe Planten , door den Heer N. L: Buz-

MANNUS, ook aangetekend, de Vlinderachti. ge en nog vyf nieuwe Soorten. Zyn Ed. heeft een Knikkende , met onverdeelde Bollen , de van ’t Honigbakje vyfdeelig, een Badevor mig Blad, een ruige geaairde Stengel en knike kende Bloemen, Een Gebladerde en Digte by Buxraum gemeld, Een Dunbladige: mec onverdeelde Bolwortels, een gebladerde ‘Sten- gel en _ opgeregte Bladen, Een Ge- fpoorde , indelvk, ‘met wyd gemikte Bollen , de. Helm der Bloem gewelfd, gehoornd; uit= gebreide Vleugels, een uitpuilende Lip en zeer lange Spoor; tot welke, als eene Verfcheiden- heid, zyn Ed. nog eene van Buxsaum be- trekt Dn S Ae _(*) Orchis Fol. inferiorihus ovatis , fuperioribus ovato «ob longis , Flor, ex Alis fuperioribus. GRON. Virg. 1. ps 109. (1) Orchis eernua, Osch, Foliacea & den(ata, Duxse Ee

orsBOLPLAN TENs: 493 „SATYR TUM. Zakiglloan, ve

Een Honigbakje , dat naar ‘het Naeakie ge- lykt, of zig als twee Balletjes „vertoont, Belidae é ter de Bloem, onderfcheidt dit Geflagt, w. van de. meefte Soorten weleer geteld zyn onder de Standelkruiden ‚en in geftalte,daar van-wei- , nig verfchillen. „Ook komen‘zy:iu alle opzig- ten, wac de deelen der Vrugtmaaking betreft, daar mede overeen 5 uitgenomen, dat-de-Spoor, die als een aanhangzel vanhet Hanigbakje aangemerkt wordt ontbreekt , en. dât zy in plaats van. dien-’t gezegde nn EEn weshalve ik ’er den-naam van | EC om Ciatdibnmete

_ (1) Zakjesbloem mét “onverdeelde diend, Ad

‚en _ ina,

Il. Te 14, I2e Orch. ematfoibe os: Cras a, ze

Cent, TIL. T. 10, Prodr. Fl, Cap. p: 304» he (*) De Heer HALLER betrekt de s ook tot zyn Geflagt van Orchis, en onderfcheidtze alleen: lyk van de anderen door een korte Spoor: Calcare bd, he zegt cas Ed, lk ed cum Arid B nk dar i EE welke L f met rt ds /

: btn beed Fal, Lanceolatis ; ‚Netarii La- ‚bio trifido, intermediâ [(e‚ parte] Lineari obliquâ premor- fä. Syft. Nat. XI, Gen, toto, Pez. XIII. p. 676. Govan Monsp. 471. DALIB. Pare 275. „Occhis barbata foertida. J. B, Hift, 11, p. 256. Van. Par, T. 30. f. 6. SEG, Ver.T. rs. £. 1, Orchis barbara Odore Hirci, breviore et latiore folio, C.

Pin, zo. TOURNE. Zul. 433. Tragorchis Tefticulus Hircí. Dop. Pempte 237. LOB. fe. 177. Fig. ke NALjn Helv, Ne Ka68. T‚ 25. Riv, Hexandr, T. 18

ue DEEL, XIL, STE vd

494 MaANwyWiee lette

eri Läncetvormige Bladen ; de Lip van % Honigbakje in drie deelen gefplecten, Hóörs- =waar van het middelfte Liniaal is en als STUK. fcheef afgebeeten,

Bokkig: Standelkruid vof-Boks- Kuiletjes worde deeze in ’t algemeen genoemd dar meer zynen oirfprong- van den Bokkigen Stank , dan van de figuur der Wortelen heeft; die ewcneens zyn als inde Feftikeldraagende, woor befchreer ven, Des verfchilt zy vanhet Waetsdraagende

TD aen: Ae.

Vv. Árprer. IV.

byna alleen in ‘de figuur der Bloem, welke

door foramigen Haagdisachtig íe gekeurd, In Vrankryk, zo wel als in Engeland, kómt zy,

_ als ook in Switzerland, doch zeldzaamer voor; ten} andere 5 Scandelkruiden. De Heer HAr- LER heeft ’er cen allerfraaifte Afbeelding van gegeven. Zyn Ed, merkt-aan ; dat de Wortel

en Stengbladen zeer ‚groot zyn, een half Voct

fan Frie he Duimen brêed; de Wortelbol-

Enk Siete 2 als Be »

dic van het oant PDT hier voor re # glad. ven *, De Stengel valt fomtydseen Elle hoog (*). 466, S, tt ee De

(*) Zyn Ed. zegt wel, Culmus Cubitalis, bieabitalis ; doch hy neemt Cabitus, gelyk * behoort, op een haif Elle, gelyk ik boven heb TE Het ì is een der hoggtieù euder de Orchisfen , des ’er ook onze Ridder van zegts Planta alta Ún Sf. Nar. en eldêrs Cin Mentisla) Planta «

» . f á

r

re BouPrANTEN 499 De Aäir vis Trosachtig en beftaat uit veele ,

v.

paatfchachtig groene , taamelijk “groote Bloe- e men, die ten uiterften byzonder @yn door het Hoorg- oe » fmalle , middeldeel der Lip, terwyl desTUK.

zyddeelen als gekruld zyn of geplooid : waar by komende de geftalte der andere Bloemblaad- jes, die zig als tot een Kop of rond Hoofdje vereenigen ; zo kan men ‘er, met eenige toë- geeflykheid , zeer wel een Donderpaddetje of jonge Kikvorfch , die zyne eerfte Pooten flegts bloot heeft; van knaken: In plaäts van Spoor is agter aan de Lip, pevens het Regel daar de Bloem op rust rust, een dik K ci tig deël, dat weezentlyk naar een Belzäkje be. Iykt. Het gedagte Strookje van de KL naar een Lintje gelykende , îs SA: smet belde. fche Vlakjes, twee of drie Duimen lang , aan

* énd fcheef ; met re ed ook in twee Slippen Verde a

af 2): Zatjebloen » met: nn Bare

RE dat „iss Zer heh „allexhoogfte at.

in betrekking en de Orchid, zE ng _moog- heren eeen zyb. sl Be idee Militaris “komt daar in het naast aan „deeze * zie bladz. 474 DikWils is de Stengel Pypachtig en een Voet lang „zegt der Heer Gooán, die ze by as hadt waargenomen,

(2) Satyriam Bulbis palmatis, Fol. oblengis obtufs ze. Dárin. Par. 276. Fle Succ, 730, Ot. OBD. Dan. T. 37. Sat, Fol. oblongis Caulinis. Fl, Zapp, 313. Orchis palaca More viridi, C. B. Pin. 86. Prodr, 30, Lors. Prus/, 18t. T. 56. B. Orchis palmata Batrachises, C, B, Pin, 86. VAIEL,

Par.

Ws DEEL: XL, STOK,

1 xk

4906 Manwxyvres Lerrt.

Aike. en-langwerpige ftompe Bladen; de Lip van

’t Honigbakje Liniaal mi „met de „mmiddelfte Slip klein.

Veel laaget valt deeze , die- wegens de groene Bloemen den bynaam heeft , beminnende de koude Gewesten van Europa. In fommige deelen van Sweeden is zy zeer gemeen , en komt jp Switzerland op hooge en laage Bergvelden , als ook in de Valeijen, veel voor, . In Siberie moeit, Zy, hind de Oh Rivier, tot de Jaik, „overal, guoftig ie, zegt Gue- ‘zin. De Eier Sewind ir heeftze in de Valeijen op Spido elg. Ze Graavenhaage,, ge vonden. Zy heeft twee.driedeelig-gevin, Wortels, welke , even als in de Teftikeldraa- es, zoodbelige Standelkruiden ; de eene je der flets zyn en flap, De Stengel is antie: een Span hoog met taamelyk breg- de Lancetvormige Bladen als die der Hellebo-

kine, Of „zy. wegens dergelyke figuur der __Bloemen

Batrachites genoemd zy, is onzeker.

Loser zegt, dat menze Myoides of Batra- chites noemt , Om dat de Bloemen groen, zyn als Vorskens, ghelyckende lanckwerpige Vlies ghen.. Zy hebben een rond groenachtig Helm: pje, van vyf Blaadjes gemaakt, als de voorige , Waar binnen de Meeldraadjes beflooten zyn, | maar

be. 153. Te. 31: F6, 7, 8 Serapias Batrachices vel

oides, LOB. Je, 193, HALL, Helv, N, 1269, Te 26e

- eek nd Wen PS red

zor -BOLPLANEEN-- dof.

maar de Lip is. geel, en in drieën gedeeld, de Slippen fpits , de middelfte zeer klein. Ver-: fienzende worden de Bloemen, bruin,

Ve

Arpeerà

Kla,

Sri

ee “Zaljesbloem met deere Bobwortels én

IT.

Liniaale Bladen; de Lip van ”t Honig: er ds te

bakje opwaards gefirekt en onverdeeld,

Een Plantje van dergelyke hoogte , als voorgaande maakt dceze uit , die taamelyk: emeen is, zo op de Laplaadfche als op de js ee: rn alwaar. zy insgelyks

in c d voorkom iefchers , Eene: zy Prat EOOED zi En. Schueebeig in: Ooftenryk), voemenze Brandtlia, de Switzers

Jaloufië , de “Sweeden Brunkulla, vólgens den

Heer LINNA Os. Zeer gemeen is Zy -op alle

Velden der Sweedfche Provincie’ Jemtenland, *

alwaar men de Bloemen gebruiktrom een Vio-

lepe te geeven aan de „Jenever, Dezel. ven zyn cigentlyk biet zwart , maâr donker paarfch en hebben een zeer aangenaamen Reuk

roi WE ree,

ee Gn AE ER ede bio refupinato indivifo. Mant. 488, KRAM. „duflr, 265.

Qq, Vind, 293, Far, Suec. 7âls 805» Sat. «Fol. Lineari- T R- Jagdh, 14e Orchis palmata, anguftifolia Alpina nie gro flore G. B. Pin. 85, Palma Christi minor. Cau, Epit, 627. Orchis , Rad. palmatis Spicà denfisfind , Flore zen fapinato., . Chien brevisfimo, HALL, ‚N lait. Te E leze schie nn EN boe À sin :

. Vs

sùasdasmesk

“fl DEEL za

5 dae

408 Manwvyvrice Leurie

V. als van Anjelieren (*). Zy zyn zodanig om- ne gekanteld, dat de Helm onder komt , de Lip ed met de Spoor boven : maar de deelen der STUK. Bloem zyn zeer klem: het Lipje gelykt naar een Ploegyzer en de Spoor is naauwlyks zigte

baar.

Dit fmalbladig Standelkruid of Zakjesbloem ; dat Bladen byva als de Crocusjes heeft, komt op de Gebergten ook ‚doch zeldzaam , voors met Roozekleurige en met Wiwe Bloemen, zo. TournerorT aantekent.» Het wordt, wegens de gevingerde Wortels, mede tot de Hanson Bereskken. C De zt

4 Zakjesbloem met gebondelde ie ern 5

/ Eis ëshaacsmrongt Bladen, de Lip-van’t Hoe

weg. nigbakje fpits dio het middel - -Slie je flomp.

In Sweeden is deeze Soort zo zeldzaam , dat RK bl haar. ia „Schoogen, Ed

re

(%) Flos faturate purpureus , pene niger , ín altioribus Alpibus rarius Rofens, odore Caryophyllorum eximio. HALL» _(f) Inco&a Radix dicitur Lac in fervorem ciere. he

(4) Saryriam Bulb, Fasciculatis, Fol. Lanccolatis Nec- tari Labio trifido acuro &c. Jacq, ind: 294. Fl Sa: 753, 866. OED. Dan. T. 118. Satyrium Scânente. JE, Star. 15% Pfeudo-Orchis Alpina Plore Herbacco Mien. Gen 30. T. 26. Limodorum móntanum &c: Crom. Mem. de Paris 1705. Pe 517, Tab. 87 Orchis Rad. confertis tereribus 8 HaLL. N. en T.26, Fig. te Helleborine Broccenbergeniik Kav. Hex adr. Te

Ff BoLPLANTEN 498 ser den bynaam van die Provincie aan gaf. Mep vindtze ook hier en daar in Duitfchland „Arna Ooftentyk en Provence, aan den voet der Ber- Hoorp-

en maar in Switzerland is zy op alle Gras-STUKe velden der Alpen t’huis.

Een trop ronde Wortelen geeft een ftevige Stengel van een Voet hoogte, met Bladen van taamelyke breedte overhoeks bezet en een digt langwerpig Aairtje hebbende van Bloemen, ve Helmpje wit, geelachtig of Roozekleurig

; het Lipje groen; ja zy komt fomtyds met mirte Bloemen voor ; zo dat, de Kleur, in-

id hier geen genoegzaame onderfcheie ding waakt, CrnomerL, die ze op hooge Ge: _bergten in °C midden van Vrankryk vondt, beeftze, onder den naam van Berg- Honger: gift , met eene uit den witten bleek groene achtige Bloem , in een byzonder Vertoog uit= voerig befchreeven en afgebeeld, RrvriNus badtze Brokkenbergs Niesblad getyteld.

(5) Satyrium Bulb, compress dentatis, Caule Vaginata &e. Jacq Vind, 164. Epipogum. GMmEt. Sb. 1. p. Ie. T. ze f. 2. Epipactis Cau'e aphy!lo, Fl, fupinato, Labello Ovatae Lanceolato, Calcare Ovato turhido, Haur. A, Bers. Va pe 309- Helv, inchrat N. 1289,

lia

IL. DiEL. Xie STUKe

zoo MANWYvVIGE LELIE

Vs _De Heer GMEL ft N- hadt deeze Soor: „welke An: hy op hooge dorre, Zandige plaatfen der Bere Hoorn. gen, ia Siberie tegen * end van. July fraay STUKe bloeijende vondt ; Epipogumi genoemd, om dat,

zy de Bloemen omgekeerd, met de Baard of, Lip naamelyk , opwaards gefireke heeft, even als het Zwartbloemige, Zy -komt-in Ooftenryk ‚op dergelyke plaatfen , en zelfs ia Switzerland. voor hebbende een vreemde getlakte. j

es: Ldie 9 Tak kia is, geeft een Sten- ne dat zeer teer is én angebladerd ; - een half Voet of een Span lang, by den Grond als Bolachtig. Een, yl Bloem Aairtje, met met groote Stoppeltjes , draagt zeer weinige Bloemen , Eer en „\naar. een Spinnekop doch omgekeerd gely- ken, zyrde. uit den paarfehen wisachtig. Op dezelven volgt ecn_ driekleppig en_dricvenftes tig Zaadhuisje met. zeer fyne Zaje 5 gen in anderg Standelkruiden.

VI, Es e 5) 2 Er Bie Planer a wortels en schel. : de Lip van t Ponisbakje onverdeelde al k Dee-

Satyrium Bulb. fubfibrofis , Fol. Caulinis ovatis Per fiolaris vaginantibus,”&c, Aus. Acad. V. p. aol, Orchis ela- tior harifolsa, Asphoderd Radice , Spicâ ArigofA. SLOAN, Jam, LEN Hip, E Pp. 250, T. 147: he Helleborine Fol. Lila cels. PLOM, Ze. 190: Satytium ereftum minus &c, BROWNe "ard 324. Epipactis Pand ie lutéo. Fuind. Per. ih Ts 2

Eed cn va

or BOLPLANTENe sor

Deeze Westindifche heeft Wortels bvna Ve als-der Affodillen, zo uit de- aanhaalingen ARREL der Autheuren en uit de Afbeeldingen blykt : Hoorns des het te verwonderen is, dat zy byna Ve- STUK zelschtig genoemd worden. De Stengel ie een’

Span hoog. De Bladen zyn gefteeld , langwer- pig Eyrond en geribd : dus veel naar die van Weegbree gelykende, De Steelen maaken” Scheedjes om de Steng. De Bloem heeft twee uitgebreide zydblaadjes; ééne langwerpige on- _ verdeelde Lip, en een ftomp Eyronde Spoor.

La, Zaki ezelige Bolwortels ‚wrr. _Eyrond- branden en en Dee == MEN e (ruipend.

In verfeheide Nelen” van EOD, Sd heid in Switzerland , komt dit Kruipend Zak- jesbloem in de--Bosfchen voor, Het die van Pyn- en Denneboomen, voarnek: te beminnen, De Wortels zyn Spilrond Tak- kig, als met Leedjes geringd, zonder Haaïrige lina Zy selen kruipende Kankeps uit

Nn De en F wrd Edd

Pe zit. ‘Fibrofs, Fol. Ovatis Radicalibu, Flor, fecundis. DAurg. Par, 278. Fl, Saec, 732, Sor. Flor, Lapp, 314. Orchis minor Flasenlis albis f, Radice repente. CAM. Hort, 111. T. 35+ Pfeudo-Orchis. C. B. Pin 84. Pyrola

anguftifolia polyanthos. Lors. Pras/. 210. T. 68, B; Orchis _ Rad. tep. Fol. maculis nigris et albis. MaNTz, Pag. To 8e f, 4, s. Epipactis Fol, petiolais Bec. TREW. Wor, 1736. pa 409. T, 6. Ff. 7. Hälke Helv, inchoat. p. 153, Ne 1295» Te 22e

IL, DEEL: Xil, STUKe

li 3

N Vv r ArDEEL- IV

Hoorp- SIUK.

ser MANWYvieE LELieE:

en als ware lang gefteelde Bladen die zwaar geribd zyn, fomtyds bont met zwarte en wit: te Vlakken. De Stengel » een Span hoog, is byna naakt en geheel ruig, inzonderheid bor ven, alwaar zy eene Aair draagt van een Duim

_ Jangte, die als eenzydig zig vertoont, bevat=

Vv.

tende by de twintig Bloemen. Dezelve zyn flegts vierbladig en witachtig geel van Kleur.

(8) Zakjesbloem , dat de Lip van ’t Honighak-

capeae _je breeder ‚Jlomp wiigerand en wederzyds rn gulpswyze get etand heeft. 5

LAXKVI

Fig 3 Die Kaapfe hade cenige Liniaal Lancetvor-

mige Wortelbladen , geftrekt en eenigermaate geftreept; de Stengel werdt overhoeks omvat

_vân kortere gefpit{te Scheede-Blaaijes. Een

yle Bloemtros droeg dezelve met kleine Lan- cetvormige Blikjes en Steeltjes van langte als de Bloemen, die uit vyf byna gelyke Blaadjes

_beftonden behalve de Lip, welke breeder was;

geript, uirgerand. en wederzyds in midden een ‘Tandje hade , van agteren cen zeer korte ftompe Spoor.

Van dit alles zyn de blyken te befpevren in onze Afvcelding Fig. 3, op Plaat LXXXVI; met de vergroote Bloem, bye, daar nevens.

Hier ( Satyrium Bulbis.,... Ne@arii Labio latiere obtufo

emarginato utrinque undulato, Sy, Nat, denrato. Ame bead, VL, Af, 95. unidentato, Sp, Plans, Up. 1232

or BorPLANTEN, sos

Hier by voegt de Heer BURMANNUs, , We onder de Kaapfe Planien , een Geloornd Sa- Art tyrium, met gevingerde Balmarcelk. Eyronde Bôoins Wortelbladen Lancetvormige Stengbladen en *TUKe een enkcle gehoornde Bloem (*).

Orr ys Tweeblad. ;

De Griekfche naam Ophrys wordt gemeen- lyk gegeven aan een Plantje , datde Duitfchers Zweyblatt of Tweeblad noemen. Ook hebben de meefte Soorten van dit Geflagt, by onzen Ridder , twee Bladen aan de Stengel ; maar zyn voorpaamfte Kenmerk betaat daar i in, dat het Honigbakje van onderen eenigermaate ge- kield zy. Ondertusíchen zou de Griekfche paam, die Wenkbraauw betckent, volgens fome migen op gedagte Bladen zien, De Heer Hare rEr brengt de Soorten tot zyne Orchis, tot zyne Epipaltis en elders thuis , naar de zeer fyne ondericheidirig, der Teeldeelen , door hem ge- maakt. Weinigen , inderdaad , zal het gelusten , zyn voetfpoor in die verdrietelyke uitpluizing te volgen, Ik kome dan tot de mate 6

» VC 4. Met Takkige Wortels.

(1) Tweeblad met Vezelige gebondelde Wor. tels Opbrzs Nidus (*) Satyrium Cornutum. FL, Cap. Prod, p. 30. md eea (1) OpArys Bulbis fibrofo«fasciculatis , Caule Vaginate li 4 aphyl. m DEEL, XII, STUK,

dog MANWwYvicE LEL tE

telbollen ; een Scheedige ongebladerde Steng ; de Lip van t aa werd

De We hmaarde ov tard) RT hadt een byzonder Geflagt gemaakt van deeze Plant die in geftalte behoort tot de Standelkruiden, maar Vezelachtige Wortels heeft , naar een Vogelnest gelykende, en daar van ook den

Latynfchen naam MNidus Avis voert, „Meer dan tweehonderd Jaaren reeds is die naam aan dit Gewas gegeven gewesst, als uit LOBEL blyke dië h een Miswas van de Or» chisfen noemt , om Te het geene Bolachtige Wortels heeft, Het komt door geheel Euro- pa bier en daar voor, in lommertryke Bosfcha giën; doch is in ons Land, zo veel ik weet, nog niet gevonden, _

Uit een Wortel , als gemeld is, brengt hee een ftevige dikke Stengel voort, on in plaats van Bladen met vry groote drooge Schubben e is bezet en Roestkleurig, een Voct of ander-

lange Rolronde Aair heeft een groote menigte. Bioe vyftig in getal 5 die ieder beftaan uit vyf Blaadjes tot een Helm ver- á re &c. Syt, Nat. XI. Gen. forte Peg. Kill pe e

GOUAN Monsp, 472. Neottia Bulb. fasciculatís, Nettarii L bio bifido. AZ. Ups, 1740 pe 33e Pi, Snec. 742; gepioe Pas, 277. Orchis abortiva fusca. C, B, Pin, 86. Nidus Avis. TOURNE. Jnf?, 437. Lom. Ie, 195, Neottia, Dop. Pempt.

559. plz: hr Flore inermi Labello bicomi. HALks N. 1230, T,

£

“or BoLPLANTEN 505

vergaard en een Lipje , dat in twee ftompe v. Slippen Gaffelswyze gedeeld is, lang uitfteerDrer, kende en nederwaards hangende, volgens de ooren, wyze van dit-Geflagt. „De Bloemen zyn Ook ‘TUE. rosachtig wit en zwaar van Reuk. = Tweeblad met getakte bogtige Wortelbol- 11. len , een Scheedige ongebladerde Steng ;: ended de Lip van’t Honigbakje driedelig. a koral In de Wildernisfen der Noordelyke deelen en van Europa, als ook in Switzerland en Oos- teoryk ‚in „Jomt yke_ Dennen Bosfchen, komt dit Gewas voor , dat wegens den aarti- gen Koraalachtigen Wortel den bynaam be- komen heeft. Corallorhiza was het, voor vee- Je perte reeds,door Rurrtus getyeeld, die het omftreeks Jena in Duitfchland, vondt. Meot- tia met eenen Netswys’ gevlogten Wortel heeft men het , als met Vogelnest naverwant , getyceld, MENTzEt nam, op zyn fchroomelyken Togt naar den top des Bergs van Mittenwalde „een

za

hi Olten Wrs 2e hels gee, Neneti Balbis Reticulatis &c. AZ. Ups. 1740. p. 34. Fl, Suec. 743,816. Orobanche Rad. Coralloide. C. B. Pin. 68. Rups. Elys Ue p‚ 234evf. 16. „Orobanche fpuria {, Gorallorhiza, Ruep. Fen. 284 Te Orobanche Rad. Coralloide ruber rimâ, MENTZe Pug. T, 9 fe 1. Corallorhiza, HALL. Helo imeboat: IL. p. 159 N. 1301, T. 44. Dentaria Coral-

ce. CLUS: Pann, 449. T. 450, i

„ppmmtsm

Vv. AFDEEL.

IV. Hoorp- STUE.

506 MANWwvyyicE Leziz

Plantje van deezen aart waar, dat hy noemt Kleine. Orobanche , met een hoogrooden Ko- raalachtigen Wortel, doeh Crusrus vondt in zyn. Koraalwortelig 'Landkruid den Wortel geheel wit, zo wel als HALLER „die de Plant aldus befchryft.

» De Wortel wykt van de Stengel in den s, Winkelhaak af , maar geeft aan alle zyden fpruchtels , die zeit Takkig zyn en ftomp, » gelyk in de Koraalen [Madreporen], allen 2 teder, volfappig en wit. De Stengel is een » Span of een Voer hoog, regt en ongebla- s, derd , uitgenomen de niet groene, weinig Pe uitftéekende en fompe Schubben. Zy heeft ‚> een yle Aair, van twaalf Bloemen of daar » omtrent, met Eyrond Lancetvormige Blikjes en Steeltjes van eenige Liynen 3 des de Zaad- huisjes neerhangen. Deeze zyn driekantig » Eyrond en geribd , met drie breede Stroos ss ken, welke de Klepjes zyn, daar, gelyk in EE wai: de Standelkruiden , bet Zaad aan ge- »» kleefd zit. De Bloem heeft een groenach= > tig Helmpje , maar de Lip is wit met eeni= „ge pearíche Vlakjes en daar in verfchilt »‚ deeze Soort van de anderen , dat zy vier s, Meelknopjes heeft, doch. welke in twee » ovaale Beursjes verborgen zyn en ryp zyn- de daar uit fpringen.”, Dic maakt deeze Plant in alle opzigten zeldzaam,

De Heer Linnans wil, dat men hier mede vergelyken zal, twee Plantjes , die onder

den

er BorPrLtaANTEN 507

den paam van Orobanche met getande Wortelen V, door D, BAN 1 sT er opgegeven en door Pre ÄFDEEL, KENET in Plaat gebragt zyn (*), de eene een SN Voorjaars de andere een Herfstgewas. Desruz. Heer CrAYTON nam in Virginie eere Plant

waar, die-hy Meottia abortiva of Limodorum Auftriacum noemt, zonder eenig Blad ; de Sten-

gel fchubbig als in * Heermoes ; bangende Bloe-

men van Roeftige Kleur , met paarfche Stree. /

pen van binnen rood ‚in een yle Aair gefchike

en eene lange witte Vleezige Snuitige Wor.

tel (He

3) Twecblad met vergaard: langwer pige Wor ur. telbollen , een byna gebladerde Streng ;'Spi- Det raal -eenzydige Bloemen en de Lip yan ’$ Spicaal. Honigbakje onverdeeld gekarteld.

Deeze Europifche voert , wegens de Spiraal gedraaide Aair, den bynaam, Welriekende Kul- letjes was by fommigen de naam, om dat zy

ecn

C*) Conf. PLUK. bed zin £ Fahne (Ì) GRON. Pirg. Ii. p. 137.

_{3) Ophrys Bu'bis ers oblon, Bers Caule abfolicfa &c, GOUAN Mlonsp, 472. DALIB. Par. 277. Triorchis alba edorata minor, C. B. Pin. 84, Satyrium odoriferum. BRUNSE. He:b. Ie pe 105. Tefticulus odoratus, Lom. Je. 386. B, Tri- etchis f, Tetraorchis odorata major, C. B. Pin 84 y, Orchiaftrum zftiv. paluftre elbum odoratum. Mic. Gen, 39. T. 26, @, Epip. Fol. plerisque ez lincari Lanceolaris. GMEL. Sib, 1. p. 13. T. 3 f. 1. Epipatis Buib, Cylindr. Spicâ fpirali, Labello crenulato. HALL: N, 1294 T. 3%,

U, DEEL, XII, STUK:

sos MAnNnwryvicE LerLite-

V. een zeer aangenaamen Reuk heeft. De Groeie ik plaats is op Grazige Velden, in Jcalie Vrank- Hoorp- Fyk en Groot Brittannie. Ii Switzerland is zy STUK. _ zeer gemeen, volgens den Her HALLERS

“hebbende “een ‘Wortel „die uit één , twee of

drie, rolronde Bolletjes beftaat, van twee Duie

men langte, en een Stengetje van een half Voet

tot een Voet hoogte. Zy heeft vier of vy£

Sappige Wortelbladen en-aan het Stengerje

kleine Blaadjes „dat ter halver langte fchraal

geaaîrd is met omtrent twintig Bloemea, die

_ Spiraal gefchikt zyn, even als een Wentelcrap

oploopende. Behalve dic, zyn ook de Bloemen

van eene zonderlinge figuur cenigermaate Klok- vormig of Lelieachtig, gelyk in ommige Soore

ten van Aloë’, doch hebben evenwel een Lip-

\ je „-dat rondachrigisen aan de kanten gehaaird,

De Kleur is witachtig , de Reuk als der Hya-

cinthen,

Als Verfcheidenheden behooren hier: 1e Een grootere van den zelfden aart, die een Wortel _ van drie of vier Bolletjes heeft: 2. Het witte Zomers Moeras - Orchiaftrum , dat M rc me-- LUS afbeeldt , op vogtige plaatfen des Lands omftreeks Florence, tusfchen de Biezen groei jende en 3 Dat geen , t welk GMELIN in Siberie waarnam meest verfchitlende door de paarfchachtige Kleur der Bloemen. Dit laat{te, immers, komt volgens H ALLE r anders in alle opzigten overeen 3 hoewel de meefte Bladen Lie

_

or DBOLPLANTEN. sop

Lipiaal Lancetvormig zyn en het Lipje Wi, v: fel, niet rond is gelyk-ia de anderen. gk is

_ (4) Tweeblad met gebondelde_ Wedi ES 5 een gebladerde Steng en knikkende Bloe- men; de Lip van ’t, ms langwer= Ovbry Pig , Jbits onverdeeld. eperrard

eeh ad

Ce

In Virginie en Kanada groeit, Hls den © Ridder, deeze, ‘wier Wortel beftäat uit zeer veele dikke Vezelen. De Wortelblader zyn Liniaal en lang; de Rn Scheedig, zeer

kort, A Dee fc cen c pg er

vel de krikke Ae jag e klein zyn met de Hövenfte Blaadjes famenge- vod de led als boven is geme eld,

KO Tweebläd miet een Viesgo Wartelbol ; v. de Steng-tweebladig ; de Bladen Eyrond ;- en A 4 de) het van ij ln En

deif'i mdk k | : | Dec

45 ze rror ek fi 1 k

e 4) Ophrys Bulb, Fasciculiis, ek Folio, ge cet muis Neftarii ADI GADE MEE MMEOAE, ete MEER: En rene” selen od, Neâarii Pae Biko. GouaN Monsp. 4 Gar. Prov. 0, Kram. Aifr. 265. Goar. Belg. 258. ze et 145. GmsL. Sib. 1. p- 25- Fi. Swee. 738, Bo3. OED. Dan. 137. Scop. Carn. 254 Ophrys Fol, ovatis. Dac Par. 278, H.

" en cees heh om ei

Vv.

sis ManwtvicE- betr t-

Deeze voldoet, zo wel als de volgende , aan

AFDEEL. de benaaming van Tweeblad , en voert deezen Hooro. Daam te rezt zo wel als den bynaam; alzo zy

STUKe

maar twee Eyronde Bladen heeft. Men heeft ‘er evenwel ook een driebladige van gevondens De Gfoeiplaats is doot geheel Europa, door- gaans op vogtige ‘Zandige Velden. Zy komt op de Stads Weide te Harderwyk ; tusíchen Bergen en Egmont op den Hoef, buiten Alke maar, als ook in Bofchjes aan den Duinkant 4 by Haarlem „voor. _In Switzerland groeit zy alom , in Velden, Jo omgaarden en Bosfchen, zegt HarrLer. in Karniolie vindt menze mevigvuldig op laage_ Kruidige Heuvelen; zegt Doktor Scoror1 , die ze aldus befchryft.

ós Eyronde gladde Braden , de Steng boven 5, de Bladen-ruúig.s gefchubd: Een lange Aair, pe Groene ditgebreide Bloemen; De Bloe n- », blaadjes van: het Huikje even: lang. De Lip „> inwaards ‘geboogen, langer dan het Vrugt-

37 beginzel , met een glanzige Borst. Meel.

‚> draadjes met een rondachig Plaatje gedekt , » geel-van Kleur , driekantig, op cen byzon- 3, dere manier geplaatst, Het Vrugtbeginzel Eyrond ,- met een’ Blikje dat langer dan het 5 ee is. De Reuk als van vermufte

22 gen”

enen (6)

Pempts 242. Ophris bifolia. Touans. inft, 437. T. 28e B,

ed trifolia. C‚ B. Pin. 87, Epipactis Fol, binis oval, as o bifido, Hau. N, 1291 T. 37.

er BorPLANTEN)”, Si

(6) Tweeblad met een Vezelige Wortelbal, V. tweebladige Steng en Hartvormige Bladen. ‚Arnrst,

Hdosb Zeer veel-komt dit kleine Tweeblad , dat sTUKe in de Bosfchen van Lapland ‘gemeen is ook Bak in die van Switzerland voor, Men vindt het Conan. insgelyks in Siberie. By ons-groeit hetin de pe Duin-Valeijen agter Overveen by Haarlem; op opene luchtige plaatfen , zegt Comme- LYN, Het valt ook,op hooge Gebergten „in Thuringer - Wald en elders in Duitfchland , doch meest in de. Hey en Mos, op vogtige Moeras- fige Gronden ; terwyl men het in hooge Den- nen '- Bosfchen „, omftreeks Idria; in- Karniolie aantreft. is, volgens GAGNEBIN (die ‘er een by- zonder Vertoog over gegeven heeft in de Swit- zerfche Verhandelingen ‚) een zeer klein Plant- je, dikwils maar één of ‘anderhalf Duim hoog voorkomende , met zyne twee Blaadjes boven aan een Stengetje; doch , als het bloeijen wil , dan verheft zig hetzelve tot twee, vier, of zes nr az Duin

mrpr re Goti sh î -

46) Opbrys Balbo foro , Cane bifolio » Fal. Cordaris, Gorr. Belg 259 Ophrys Fol. Cordatis. FL Zapp. 247. FI. Stec. 785, 809. Gurt. Sb Ps 25. GAGNEB. AB, Helv. U. p. 75. T. 6 Ophis mihiina. €. è & Pin, 37. Prodr 3r. Bifoliun minimum. J. B. Hif. fr. P- 534» * Epipactis Fol. binis Cordatis , Labello bid», poftice bi. dentato. HALL, N. g, Ophrys minima Flor, purpuro- cro- ceis, MaNTz, Pag, T. 9, f, 2, ,

El, DEEL, XII, STUK.

Sie MANWYvrGE LELIE:

V. Duim en fomtyds tot een- Voet hoogte, zo u HarreRr meldt. Dit Stengetje is roodachtig Hoorp- bruin, en heeft aan ’t end een Aairtje van by de STUK. twaalf Bloempjes wier bovenfte Blaadjes van

elkander gefpreid zyn , allen groen zo wel als ’-onderfte, dat de Lip uitmaakt „die in tweeën gefpleeten is, als in het gemeene. T weeblad; maar-=wederzyds een Tandje heeft, De Bloc- men worden vervolgens road “of: paarfch en opende konië aan het Stengetje, digt onder de

Blaadje voor,-De Wortels zyn als Totrweries door den Grond verfpreid ,-wit van Kleur, doch worden- doof ’cdroogen geel, bruin of zwartachtig, == en Ee

> B. -Met-rondbollige. Wortels.

vir. ) Twecbad eten vonden Balworlals een

Libifolia. „naakte, Steng en Lancetvormige Bladen ; 5

a laties de Lip. van ’t. „Honigbakje onverdeeld; de é vre Ruggeblaadjes 1 Liniaal, eit vate

In Virsinie en Kdnada , als ook Gis Moe:

rásfen van Sweeden , groeit volgens Linneus

PED) Ophrys Bulbo, fabrotundo, Scapo nudo, Fol. Lancee: Jatis &c. Gort. Bilg, 259, Fl, Suec. IL ‚N. Sit. GRON» Ving. 138. EHRET. Phil. Tranfalt. 1764 _N. 53. pe 81. Te 4. Orchis Lilifolia minor Sabuletoram Zelandie et Batavie. TB „Hi IL. p. 770. Hetminium Rad. _ovatis tunicatis Scapo nudo, H‚ Clif. 419. B, Epipatis Fol. binis ovatisa, Buibis Pyriformibus, HALL, 48. iv. p. fzo. Bifofum bul be, Dop. Pempt, 242

shi ent 42 eid

…ôr BorLrLANTEN, 513

äit Tweeblad met Lelie = Bladen, Men vindt. V. het ook by ons, volgens CoMMELYNs: in ee de Breefaap , een groote Duin- Valev, bezuiden Hoorps den Weg van de Beverwyk naar Wyk op Zee. *Tüke Niettemin wordt het als een gemeen Gewas der Duinen van Holland en Zeeland „door fommigen , opgegeven. In de Moerasfige Gronden van En- geland, by Kambridge, ishet ook waargenomen. Uit een Schubbige Bolwortel geeft het twee Bladen, van gezegde gedaante, waar tusfchen een Stengetje. van een Handbreed of half Voet hoog dat hoekig is , en boven drie, vier of meer , Bloempjes draagt, _Deeze beftaan , als in de anderen, uit zes Blaadjes , waar van vyÊ een Kapje maaken , en het onderfte een Lips

De Kleur is ten deele groen , ten deele rood, Hier zal ik byvoegen de befchryving van de Virginifche welke, volgens Linneus, zesmaal grooter is dan de Europifche of Sweed« fe, door hem waargenomen. De kundige En- r gaf daar van, in de Verhandelingen der Ko= ninglyke Societeit van Londen ,een zeer fraaije Afbeelding en merkt an, dat E Heeg sane red van: » Dweeblad met een i Sccgel uit ‚het midden van twee Bladen , die naakt is z en ongebladerd dun aan ’t Bi, paar deg „> top allengs ‘aarigroeijende en zes of zeven Doosjes draagende : een Vleezigen, Vezeli. gen, groenen Wortel , met Bladen omwon- ‚den ; ter aarde leggende en weinige Ve- Kk ss zels

qu, Daer. XII, STURe

sia Manwyvree Lerte:

s‚ zels uitgeevende 3 daar de Wortel van “%

“s voorgaande Jaar , aanraakende en van de

‚„ dorre bekleedzels ontwikkeld, doorfchynen- »s de ‘aan kleeft,” ‘Ferwyl zy voor de eerfte maal in Engeland,

in den jaare 1758, in de Tuin van den Heer

COLLINSON bloeide, befchreef hy zealdus. „De Wortel , die veele Vleezige Vezelen 3 Takswyze (uitgeeft, beftaat uic de Voet- fteelen der Bladen , welke elkander zodanig s omvatten dat zy een Bolachtigen Wortel : s, volrmas/ aard egden Bol komen twee », Ovaale geribde glad. de “Bladen voort, welke. » vliezige Scheedachtige Voerfteelen hebben. „, Deeze omvatten een driekantige Stengel of ‚enkelen Steel, uit het middelpunt van dêezen s Wortel fpruitende en veele Blocmen van cen byzonder maakgzel voortbrengende.. Dezel- » ven zyn door kleine Steeltjes onderfchraagd ; s Van een Bloedroode Kleur , die’ tot Zaad- » huisjes uitzwellen , hebbende een ee

hem onderzogt p achte de Heer ENE aane merkelyk van die van CLAYTON te ver fchilen , welke in- Virginie deeze Plant , ps Mey van % jaar 1741 bloeijende. fen hade en aanmerkt dat de- Vrouwelyke de len volmaakt als-die der arn. van onzen, Ridder ZyD. Zya Ed, brengt hier , als eene 2 .

oF Bokrtaâk TEN. He 7 heid, t'huiss de Bpipallis met twee Eyronde Vs Bladen , die tusfchen Gottingen en Pirmont Efe gevonden was, door den Heer Harren be- Hoorps fchreeven. Deéez’ vondt op den Wortel twessTuK. groene Vleezige Bolletjes zitten, ieder uit éen Scheede van driekantige Bladen een Stengetje uitgeevende van cen half Voet of een Span , met een Aairtje van zeven Bloemen of iets meer,

„» De Bloem was. uit den geelen groen ,-zeer s> uitgebreid, mer afftandige Blaadjes; de drie pe buitenften Byrond Lancetvormig en daar van „> het middelfte opflaände, de zydelingfen hangende , evenwydig aan het Lipie: de

ka Binnenlte gavtfch Draadachtig , gelyk in het > Vliegdraagende Standelkruid 3 het zesde Blaad. s, je, dät het Lipje maakt, holrond als een Lee ‚» pel en uit den ovaalen ‘Lamcetvornig” ak

(3) Tweeblad met een rondachtigen Bolwor- cf tel, een naakte driehoekige Stengel , de

Lip van 't Honigbakje Eyrond. En

Deeze 3 ien in Pruisfen doorde Heer den waar van zy den bynaam

draagt > ek ai pe ge ook in Sweeden op Moerasfige- plaatfen voors. De Wertel is een Bol , die een opftygende Tak uite

(8) Ophrys Bulbo fübrotundo, Scapo nudo tiigono, Nece tatii Labio ovato. FL. Succ. 1l. N. 812, Ophrys diphyllos bulbofa, Loss. Pras/. 130. T. 58.

Kk a MH. DEEL. XII, STUKe

516 MANWYVvVIGE LELIE

v. peert Zy heef: twee Lancetvormige ge= En fteelde Blaadjes , byna zo lang als het Sten- Sn aa getje, dat naakt is, boven driekantig, met STUK. _ Bloemen eens zo groot als in de volgende ,

van vyf tot agt in getal. Deeze hebben fmalle Oomgeboogene Bloemblaadjes en de Lip van Honigbakje Eyrond, vry groote

dE (9) Tweeblad met een rondachtigen Bolwor- pbrys

Paladofa. tel, een byna naakte vyfhoekige Stengel Hoenig de Bladen ruuw getipt ; de Lip van ’%

__Honigbakje onverdeeld,

Op Veenige Moeras. Gronden ín Sweeden , als ook in Engeland , komt deeze voor, ie daar van den bynaam heeft. Uit een Eyronde kromme Wortelbol geeft zy drie of vier Spae telvormige Bladen, en eene meest naakte Sten- gel, die een Trosje draagt van veele groene geelachtige Bloemen. Deeze hebbe twee zyd- __ blaadjes 1 Eyrond en een’ weinig om»

geboogen; twee anderen Liniaat omgekromd: het bovenfte regt , maakende het Kapje der Meeldraadjes. De Lip is Lancetyormig Eyrond, omgeboogen. De Bollctjes hangen nederwaards als gekettingd aan malkander, Van de voor=

gaan-

() Bn Bulbe fubrotundo Scapo fubnudo pentagono

Fl Suee, N. 813. Orchis minima Bulbofa, Ray. Hif.

UL p. 587. Orchis bifolia minor paluftris. Pum, Alm. 270 T, 247, É 2, Bifolinm Paluftre, Ray. Angi, IJ p. 385

or BOLPLANTEN si

gaande verfchilt zy door meer Bloemente heb- _v. ben en een finaller Lip; van de volgende door Arpzers niet Eyronde maar ruuw getipte Bladen en geene Hoorpi Haairige Bloemfteeltjes, zegt de Ridder. STUK.

(ro) Tweeblad met een ronden Bolwortel en ó Ee ek een naakte Stengel; het Blad Eyrond; de nepblles. Lip van ’t Honigbakje onverdeeld, nd

In fommige deelen van Sweeden, doch by- zonderlyk in het Pruisfilche, groeit dit Eenbla- dig Tweeblad, dat men ook in Switzerland, op ééne plaass, en: in kc opklimmen van een Berg, Fri in % Kanton van Gla- ris, heeft gevonden.

Uit een rond Bolletje, dat met veele drooge Bladen als omkleed is, komt, volgens HA r- LER, eenenkeld ftevig Stengetje van anderhalf Voet hoogte met één Blad, zeer daar ’t Slan- gerong-Kruid gelykende, Het bovenfte van de Stengel, ter langte van een half Voet, is yl bezet met ongevaar tagtig Bloemen, die zeer klein-zyn , hebbende het boven(te Blaadje Ey» rond, het Lipje Longhi allen s. groen van Kleur. ie

re (ro) Ophrys Balbo rotunds , Scapo nudo, Folio ovato &c, Ophris monophyllos bulbofa. Loms. Pras/. 180. T. 57. Moe norchis Ophioglosfoides. Msntz. Pag. T. s.f.r, 2, Pfeudo- Orchis monophyllos. Crus, Hif. I, p. 269. Epipattis Folio uuico ‘amplexicauli, Spicâ prolixâ multiflorà, HALL. N‚ 1295. T, 36. Fl. Succ, 1. N, 814 7 k 3 Ne, DEEL, Kil. STUK)

Vv. ArDERL,

sis MANWYvicE LELiE-

Anderen , gelyk Mentzer, hebben dic Gewas veel kleiner , met bet Stengetje Draad

Hooep- achtig dun, naauwlyks een Handbreed hoog,

STUK,

- on , $ st Eenballig.

en dus nog meer raar het Slangetong gelykens de , waargecomen.

(11) Twecblad met een Klootronden Bolwor- sel en een naakte Stengel ; de Lip van ’t Honigbakje drizdeelig gekruist,

Op vogtige plaatfen , in verfcheide deelen van Kurppa 5 es deeze , die in Switzerland zode Heer HALLER aan-

tekent , Deevende veelal de Berg - Valecijen. Zyn Ed. betrekt ’er toe dat Plantje , ’t welk Lopen Klein Oever - Standelkrnid van Vries and en her gene die ensen Klein Luiks Stan- delkruid ROE, api indie Genen groeijende, ie

(11) Ophrys Bulbo globafo, Scapo nudo , Nearii Labia trifido crucisto. Gem. Prov, 131. Oren. Dat, 162, Hermie pepe 0 fapra radiato &c. Fl, Succ. 740, 810. Herm.

Globofà. „#4, Zapp. 317. Orchis Rad. fabrotund4 , Eels Hiftato. GMEL. Sibs te Pe TOEN EEE Orchis odorata, mofchata {, Monorchis. C. B. Pine 84e Orchis trie folia. SEG. Ver, 1, p. s3r. T. 16, Orchis Coleo unico fe Monorchis, LOES. Prausf, 184. Te. Gr. Monorchis. M!CHe

en, 30, T. 26, RuPP, 25, T. 2. HALL. Ne 1262, P, 132. T. 22. B, Orchis lutea hirfuto folio, C. B. Pin. 84 %. Friorchis lutea Fol. glabro. Jbid. à,Triorchis lutea aleras Ibid. g, Monorchis bifoiia, Flore pallide virente, Prusfica. MENTZ. Pug. T. 5- É 5. Orchis Frifie Littoralis, LOB. on 135. Orchis minor Leodienf: is. Jbid. 137.

„oF BorPrANTEN. 519

„Uit een enkel rond Worteltje geeft het twee 7 of drie Lancetvormige Blaadjes , die Scheed= pant achtig in elkander fluiten omvattende tevens Hoorp. het Srengetje ‚dat ciaauw Ika een half. Voer “TUe hoog is, maar dige geaaird met een reeks van Bloempjes, naar Honig ruikende, die het On- derlipje Kruiswyfe in drieën gedeeld hebben, met alle punten fpits. De. Kleur is meer of min groenachtig en fomtyds byna volkomen geel. De Heer HALLER hadt bevoorens aan dit Eanije, behalve het rs, Lipje, ook wer

ven (*). Daar toe betrok zyn Ed. alle de ge- melden onder den naam van Monorchis en Triorchis ‚hier uit de Kruidkundige Autheuren aargehaald. Thans verdwynt die Kruisvormig= beid der twee zydblaadies, by hem, byna gee heel en het Lipje: alleen behoudt die figuur’ zeer aanmerkelyk (f). Derhalve kan ook dat Plant- jes t welk G MELI N door geheel Siberie, op alle zo droóge áls vogtige Velden , aantrof , hier billyk thuis de ee De erhamdehrytt daar van: yin” V we Tie oi in

(*) Orchis Radice fabrotundâ , Labello & duobus Peralis Cuculli Cruciformibus, Calcare nullo, Euam Stirp. Helv,

„269. N. 20. wi (f) Interiora duo Persla ad ortum ex Baf incifone aliquâ notata; Labellum ad angulos rettos rrifidum &cc, Helv, inchoat. u. Pe. 1320”

ee 8

IE, DEEL: XII, STUKe

zao MANwYviGE LEL Tr

V. „, is maar één enkel Blad aan den Wortel „doch, Oe als de Bloemen verflenzen , dat in ’c laatst Hoorp- ‚‚ van July gebeurt, groeit ook een tweede en STOK. _,, derde Blad, zelfs aan de Steng, die dan hoo-

» Ber oörchiet. Ik heb ook in fommige Plante ‚‚ jes ‚behalve den gewoonen Bol aan ’t end van een dikken Vezel, die boven aan den

„‚ Bolwas uitgegroeid, een anderen Bol vinden ;, hangen: des het byna geloofbaar is, dat aan „Alle Eenböllige Standelkruiden twee Bollen »‚ gegeven zy, maar van welken de één eerst 5 in de Herfst aangroeije ; daar dezelve in de , echte Standelkruiden reeds in Voorjaar „, waargenomen wordt,”

Volgens anderen geeft dikwils het Wortel. bolierje van die Plantje één of meer Draaden uit, waar aan een ander Bolworteltje op eenie gen afftand is gehecht; ’t welk dan het Plantje swee- of drie- Ballig maakt , gelyk men in de- aangehaalde van Loper afgebeeld vindt.

F en (22) EE bere met Eyronde Bolwortels, een

b Alpina Elsvormige Bladen; Alpiche me van ’t Honiabakje onverdeeld ftomp , awederzyds eentandig. | Op (12) Opbrys Bulbis ovatis, Scapo of al FL. Succ. 1, N. 317. JACQ. Vind, 295.T. 9. Oxp. Dan. 45%, Chamz-

Orchis Alpina Fol. Gramineo. C. B. us 81. Prodr. 29. Ors ghis Rad. fabrotundis, Labelle ovato, uirinque Denticu'e Rotato. HALL, N, 1263. Te 230 É, Ko à

er BoLPLANTEN. sar

Op de Alpen van Switzerland en van Lap- land is deeze waargenomen, zynde eender aller- Arpa: kleinften onder de Standelkruidachtigen volgens en Linneus. De Elsvormige Blaadjes , cch-STUEe ter, welken zyn Ed., zo wel als het Stengetje, - maar een Duim lang opgeeft, kwamen in Swit= land den Heer HALLER weinig korter dan de Stengel, die van vier tot zes Duimen lang was, voor. Het getal derzelven was ook groo. ter: hy fpreekt van veele en: onze Ridder van _ vier Blaadjes. Op de toppen van den Schnee- md die met Aalden begroeid zyn, by Wee-

» vonde-de Heer JACQ UIN

die ‘Plantje met van vier tot agt dunne „groe. ne, gekielde Blaadjes dikwils van twee Dui= men, en het regtopftaande. Stengetje , hoekig

naakt, van de zelfde langte. Men begryp: lige, dat de Grond en Groeiplaats dit order. fcheid maakt. ’t Getal der Bloemen of Bloem. * pjes verfchilt niet minder. In Lapland hade de Aaîr ’er flegts vier of vyf; in Ooftenryk van drie tot twaalf; in Switzerland van twaalf tot twintig Bloemen : 't welk eenigszins met 1 fchil v teevenredig is, Vyf Blaad- ‚jes maaken het Betople of Kapje als gewoon- Iyken zesde het Lipje , dat weinig langer js; het Vrugtbeginzel omgedraaid als in de voorige. De Kleur der Bloemen is cak uit

den groepen geel.

Kk s (13)

|

Il, DEEL. XIL, STUK.

522 MANwYvtGE LELIR-

Vers: 15) Tweeblad met een Draadachtige Schee- Aen dige Stengel, een gie Bloemiros , de Lip Hoor p- van ’t- Honigbakje Liniaal tweedeelig. STUK,

Xi,

Opbrys Een byzonder aartig Bloempje heeft dean

Camtfchat- Siberifche in Kamtfchatka groeijende; waar

°Siverifch. van de Wortel-nog onbekend is. Zy heeft een Draadachtig Stengetje van een Handbreed hoog gevat in Pypachtige Blaadjes, De Bloem- _pjes beftaan.uic vyf_ uitgefpreide Bladdjes en een Lipje dat geek larger is, aan ’t.ead in twee

) Slippen ft } en het Zaadhuisje is langwerpig met : veele Kafi ge Zaadjes,

xv. (14) Tweeblad met rondachtige Bolwortels;

Eat een gebladerde. Stengel ; de Lip van ’t

dege, Honigbakje Liniaal drindeelig; mat de mid en Slip langer en gevorkt,

etips beteren en É ai ed, a et end Pe Anetta binne:

x errene SC mi. vaginato Néfarii Labio lineori brfdo. Neottia Net. Labio bifida Lineari--Am. Acad. 1. p. 361. T. 4. fe-24e (14 Ophrys Bulbis fubrotundis , Scapo Folio; Nettarii Labio &c. GOVAN Jlonsp. 473. GER, Prov- 131. Neottia Bulbis fubrotundis, Neê. Labio quadiido. DaLiB. Par. 277. Orchis Flore nudi Hominis effigiem reprafentans, foe- mina. C. B. Pin, 82. VAttm. Par. 147. %. 51. Lis, 10e Orchis antropophora Oreades. Cor. Eephr. IJ. ps 320. Orchis Rad. fubrot. Spicâ longâ, Fl. inecmi Labello perangufto guadrifido, HALL, N, 1264. T. 23.

OB BOLPLANTEN, 523

In de Zuidelyke deelen van Europa, alsook ‘Ve in Vrankryk en Switzerland, komt deeze voor, en, die door den Heer Harrer zeer duidelyk in goorn: Plaat gebragt is, Zy wordt Menfchdraagende STUEe bygenaamd ‚-om dat de Bloemen, wegens haare vier Slippen van de Onderlip, icts heb- ben , dat naar de geftalte. van een naakt Menfch gelykt. Het Kapje , naamelyk, kan voor het Hoofd worden genomen; doch de gelykenis blyft niettemin zeer onvolmaakt, De Plant heeft twee Ballen, en komt daar in met alle de Teftikeldraagende Orchisfen overeen; dat de ééne Bolwortel grooter en kragtiger dan de andere is , welke in *c volgende Jaar een Steng zal fchieten (*).

De Plant heeft aan den Wortel eenige Bla- den, die taamelyk breed zyn, en andere kor- tere aan de Steng „welke één of anderhalf Voet lang > en grootendeels bezet is met-een yle Aair van mepigvuldige Bloemen , die regt op ftaan, Het Kapje is eran » met Een paarfch randje: het Lipje bleek met twee

ed

ml rak en ed at zyn hoogroo er CD. d

(15) Twee-

(*) Omnibus Bulbofis Orchidibus ez eft natura, ut alter Bulbus nno vigeat, inde periturus 3 alter , nunc mi= por, alterius Anni Scapum fit editurus, HALL. p. 132,

(4) Odor vehemens, Ozchideus, HALr.

IT, DERL,EXIL, STUKe

sa4 MANwyvicrE LEL rr

V. (as) Tweeblad met rondachtige Bolwortels,

ent an __een gebladerde Stengel, de Lip van ’t Ho. Hoor: nigbakje byna vyfkwabbig. STUK-

‚_ Onder deeze algemeene bepaaling heeft onze Iafe pres Ridder die Srandelkruiden begreepen, welken infekten- men Vlieg-, Wesp of Spinnekopbloemige genoemd dragend. pade, volgers de byzondere gedaante der Blocs men, naar deeze of genen, der gedagte Ine fekten, gelykende, ’t Is zeker, dat zy aanmer- kelyk van elkander werfchillen , en dat dit verfchil {tand houde in veele der opgenoem- de, Verfcheidenheden; doch men kan ze gen voeg.

(15) Orchis Bulbis fubrotundis , Scapo Foliof , Neâarii Labio' fabquinquelobo. GovAN Alonsp, 473. GER. Prov. 13. Cypripedium B mement Foliis ob! te en Ïte Oel, 44. p. var. Fl, Succ. 7 Corpus referens minor. C. B. Pan. VAILL. Paris. jd T. Sk f. 17, 18, Orchis Myades prima, Los. Je, 181. 8, Orche

Muscam referens major. %- Lutea C., B, Pin. 83. Orche

Myodes lutea Narbonenfis. Log. Ze. 1%. &, Orch. Muscam ce am majorem repra EN Cent. Joo, T. 44 Moris. Fijt. HIS Sera Te a tee, Osch, | 8 lus

tea & & fusca Lufitanica. BRREYN. Cent. 110. T‚ 45. en Or- chis Araneum referens. C. B. Pin. 84, TOURNE. Inf?, 434° T. 247. VAILL Par, T. 30. f, 10-13, Orchis Adrachnitiss LoB. le. 185. 9, Orchis Fucum referens Colore Rubiginofo, C. B. Pin. 83. VAILL, Par, T. 31. f. 15, 26. 4, Orche Facum zeferens major, flore fabvirente. VAlLL. T. Je Ede

.

o 1. BREYN ti Orchis Scarabzum referens. Momis. Hif?. Ill, S. 12. ”. 13e f, ro. A, Orchis Cercopithecum exprimens LuGtanica, BREYN Cent. 94. Te!42. MOR. S. 12, T. 18. fe 4 Orchis Fuciflora 8 Musciflora. HALL, N. 1265, 1266, Te 24e

or BOLPLANTE Ne 25

woeglyk tot twee Hoof dfoorten betrekken ,wel-_ V-'* ken de Heer HALLER heeft voorgefteld, mr Aen dee Ze termen. Hos

(A) Standelkruid met rondachtige Wortels, A: het Lipje als Fluweel , tweefleuvig , met aen korte Elsvormige Armpjese bloe ln 3

Deeze komt, zo wel als de volgende, in verfcheide deelen van Europa, buiten ons Ne- derland , voor; hoewel menze veelal, zelfs in Engeland, in laage Grazige Velden vindt, Dik- wils vertoont zy zig zodanig dat het fchynt of ’er Vliegen hingen aan de Stengel, die een Voet of anderhalf hoog en ftevig. is,‚-om laag bezet met Grasachtige Bladen, De Bloem-Aair is ongemeen yl (*), uit naauwlyks meer dan agt Bloemen beftaande, welke ieder een Blikje hebben , langer dan het Vrugtbeginzel of Steelc. je. Zy ftaan overend „en hebben een open Helmp- je, met de drie buitenblaadjes groen „de binnen- fte twee donkerpaarfch of byna zwart, gelyk de Lip, dieals het Lighaam van een Vleefiehvlieg

Fluweel É maar de Bloem verwelkende eens

zy bruin met een witte Vlak, Ook zyn ’er

met geele Bloemen en dus kunnen hier de zes

eer {le

(A) Orchis Rad. east. Labello Sericeo , bifulco Brachiolis brevibus Subulatis. Helv. inchoat, IL. 13

(*) spica Floralis omnium Orchidum zarisma, HALL, ibid,

IL DEEL, XII, STUK,

en.

s26 MANwyvicE Lette:

eerfte Verfcheidenheden van LI NNaus wots

ÁFDEzL, ui HIV. den t huis gebragt.

Hoorp- STUK.

bd

(B) Standelkruid met rondachtige Wartels p het Lipje als Fluweel , uitgerand, met een byhangzel,

Veel overeenkomst heeft deeze in geftake met het Vliegbloemige, maar de Steng is meer gebladerd en de Aair minder yl, zegt are LER, De Blaadjes, van her opene Helmpje der Bloemen ; zyn hier wit of witachtig, en de twee binnenften , in het voorige fmal en dun, in-dit dik en breed. Het Lipje is ross achtig of donker bruin van Kleur , hebbende een rondachtige figuur , met twee knobbeltjes in plaats van Armpjes en vericheide Vlakjes , zynde van onderen met een byhangzeltje in de uitranding voorzien, en zo wel Pluizig als Fla- _ weel, met eenen glans, als in het voorige,

Door den ouderdom ondergaan de Bloemen van «die Stendelkruid, zo ons de Heer Har- LER leert, eén af dering. Het Witte niet alleen , wordt paarfch, gelyk in in andere Plantén , maar het middelfte tipje van de Lip flaat om zo dat het fchynt weg te zyn, en de Knobbeltjes worden , door omkee- ring, een foort van Armpjes of Pooten. Dit

maakt,

(B) Orchis Rad, fubrotundis Labello holofericco , emar= ginato, appendiculato. Heiv, inchoag, Le p. 13e ,

or BOLPEANTEN. 5e?

maakt, dat de Bloem (hoe tegenftrydig zulks Va

ook fchyne) als van een Spinnekop in een Wesp ® mals

verandere. Dus kunnen hier de genen dic Hoorne

naar een Wesp gelyken, zo wel als die men ene

Spinnekopbloemig - genoemd heeft , worden

t'huis gebragt. Gemakkelyk heeft men ‘er ook

de figuur van eén Torretje in kunnen vinden.

M aar de gedaante der Bloemen, die paar een

Aapje of Meerkatje zweemen , in het Portu-

geefche Standelkruid. door BrervyN afgebeeld

en befchreeven , fchynt meer overeenkomst te

hebben met de ae da ten ware het

enkele a, an zaam mogt ‚om EE ‘regens ie evt elige Lip ,

hier te betrekken.

(46) Tweeblad met Pezelige Bolwortels, en xv. driebladige Bloemen, die een groot uitge- ls Helmpje hebben en een nperek Gekaperd.

fpannen Lip; de Stengel gebladerd,

(17) Tweeblad met onverdrelde Bolwortels en _xvu. driebladige Bloemen ; de V eugels uilge- Graas.

6). Opbrys à k Bulbis Gbrofis » Flor, ve Gale& Ven- ceicofà magnà, Labio Cruciato, Scapo, foliofo, dis, Acad, VI. Aft 94 Orchidi affiais ied luteo. BuxB. Cent, ui. Pp. 12. T. 21, BURM. FL Ind,

(17) Ophrys Bulbis oen: Ake tripeulis ; Alis emar- ginatis ; Labio tfido lateralibus circumdexis. 4m, Acad, Vlo Aft. 95. Orchis bacbâ < carens Flore Iuteo, » viridi, Bux, Cent,

ÄL p. Ze Te Ie Xi. DEEL, XII, STUK,

ze8 MAN wvviGE Lerruie-

Vv. rand; de Lip geh met de zydflippen ArDEELe en. iv. omgebo0g H | $ et a (18) Tweeblad met de Lip van ’t Honigbak- XVIIE „je Niervormig , zeer breed en uitgerand. Ophry Kalfens. (19) Tweeblad met het Kapje der Bloemen, XIX. waar in de Meeldraddjes vervat zyn , „Atratas Zwarte iter OOR wordend.

8

van de bynaam.

Van deeze vier Bies. zyn de byzonderhe-

sot uit ES genoegzaam blykbaar, RE laatften waren ne

Naus onbekerd. De eerfte en derde hadde de Stengel ongevaar een Voet, aai maar een Handbreed hoog, en rn ie weinie ge Lancetvormige Bladen hadden, was deeze met menigvuldige , Elsvormige, byna Liniaale Blaadjes , aan ce Stergel voorzien. Zy hadt de Bloempjes vyfbladig en het Helmpje gehoornd ; wordende door het droogen geheel zwart, waar Td ER hr ed

ge _Niesblad,

Een Eyrond bultig Honigbakje , met een Eyronde Lip , onderfcheide.die Geflagt , waar ds eed : =de

_fús) Ophrys Bulbis …. Neâarii Labio Reniformi le

tisGmo emarginato. Am. Acad, VI. Aft. 96.

(19) Ophrys Bulbis .…..,.. Florum an Staminifera bicorni, Mant, zar.

oF BOLPLAN TENs) Sag

de Ridder den naam, die door Droscorr- V. prs aan een Soort van Standelkruid gegeven ÄFDEELs was , aan tocëigent. Om dat de Helleborines Hoorn: meest daar in begreepen zyn, die van de ge. STUE« daämte der Bladen haaren naam hebben, geef

ik ’erden van Niesblad aan, Het bevat thans de

zeven volgende Soorten waar vande vier eerften

‚door den Heer Har.rer betrokken zyn tot zyn Ge-

flagt van Epipaltis , dat by door de plaatzing

en figuur der Teeldeelen , zeer fyn, van dat

van Orchis, waar toe de vyfde behooren zou, afzondert.

(1) Niesblad met Vezelige Bolwortels, Ey ronde de Steng omvattende Bladen en han- Spa gende Bloemen. en

Tot veel verwarring heeft dit Kruid , dat men gemeenlyk Helleborine , of basterd - Nieskruid, in

(1) Serapias Bulbis fibrofis, Fol. ovatis amplexicaulibus, Flor, pendulise Sy/?, Nar, XIl. Gen. tor2, Weg. Wil. pe 678. Ser. Bulb. fibr. Neîarii Labio obtufo crenato, Peralí aquali Fru@ibus penduli Angle sit. Serap; Bulb. &brofis, Flor. fecundis, Labello planiusculo , Peralis ovatis, Scop. ‘Car. 255. Ser, Bulb, Fibr, Caule multifloro , Flor,

40. meten aaneen montana, C, ee in. 186, TOURNE. ee 436. T. 249.. Helleborine. Dop, Pempt. 384. Hell. G

is recentiorum. LOB. Je, 312. CAM, Epit. 187, RiVa eere T. 6. GORT. Belg. 259. GOUAN Monsp, 474,

1, Dist, XII, STUE,

Ve

BEE

MaánNnwevree LErre.

in °% Griekfch Epipaftis roemt, aanleiding ge= geven. De verfchittende kleur der Bloemen

zis pam men tot Kenmerken van byzondere Soor-

_ STUK

_ Bladen, welke Lancetvormig Eyrond Sin %* klein zeer veel vaar die van ’t Witte

tep, zo wel als derzelver hangerde of ópftaande geftalre benevens de lang:e of kortheid van de Lip. Linsaus heeft eindelyk goedzee vonden , de onderfcheiding dus re maaken naat zeer blykbaare Keotekenen , daar toe ook in-» zonderheid de bepaalfingen van den grooten HALLER , die de Standelkruidachtige Plan- ten , op de Groeciplaats zelve , weergaloos naâuwkeurig onderzogt en in Afbeelding. ge: bragt heeft gebruikende, Aan deeze die zig door de breedte harer

Nieskruid gelyken kenbaar maakt, {chryft de Jaatstgemelde , evenwel , een -Lancetvormig Lipje toe, daar hy hetzelve, inde befchryving,

Hartvormig poemt, uit een foort van Schuitje

n ice en fpits ed De Bloem be- aat it vyf_ jes tvormig en „Byna gelyk van n langte enn ne Ee een

Helmpje, twee wederzyds geplaatst „in welker midden zig dat Schuitachtig Lighaampje of Ho- nigbakje bevindt , dat van fommigen by het Lighaam van een Vliegje vergeleeken wordt. Het fteekt door zyne donker paarfchachtige Kleur dikwils veelaf by de Kléur der Bloemen, die in de jönge Plant groen- Öf witachtig, in

de volwasfene ned of bleek gE

Zi tor BotPLANTEN “Sör

en fomtyds ook wel roodachtig of Violet ,_ V. voorkomen « want derzelver Kleur is veele DEEL 2 veranderingen onderhevig. De Stenzel valt Asoro: wel leen half Elle hoog, met eene Aair ven STUK. een half Voet, famengefteld uit een groot gee

tal, tot dertig , meest hangende Bloemen; waar

Op Zaadhuisjes volgen » die ook nederwaards == gekromd zyn. Een

(2) Niesblad met Vezelige Bolwortels , Zwaard- _n. achtige ongefteeide Bladen en hangende, „opis Bloemen, Ae, aen Lagbla-

rk er ARR Ahead dig,

Spoor theel Europa komt deeze ‘Smalbladi-

ge zo wel voor als de Breedbladige Helicborie

ne , én wordt ook in onze Luin - Valeijen,

hier sen daar , gevonden, De Bloemen han.

gen zo wel nederwaards , als in de voorgaans

de, doch in deeze zyn zy. eens zo groot , met

breeder Blaadjes en het Honigbakje, met de

overige Blaadjes famengegróeid, heeft het

Schuitje paarfch geftrcept met geele daken Nn B

oh eh eenen, @) Serapias Bulb. Fibtofs „Fol, EnGformibus (esflihus , Flor, pendulis.. Ser. Bulb. Fibr. Net, de io ebrufo-longitu» dine Petalorum. GER, Prov, 132, Ser. Bulb. Fibr, Fl {par- fis paulis , I Labello concavo, Petalis en Score Carne 256, Epipaâtis Fol. Enâformibus » Flor. pend. Eabeilo obtu= Da Oris RR HALL. Helv. inchoat, U. _N, 1296. pe 1$4e pe anguftifolia® Palais f, Pratentis, GC, ok

Ein 187, Govan zeen Var. y‚ Lla

s22 MANWYVI1GE LELIE

V. en een veel kenbaarer Lipje, dat ftomp Hare dan vormig is. Zy valt omtrent van gelyke hooste Hoorp- en is meest in ’t Loof verfchillende, hebbende STUK. de Aair ook yler, met minder Bloemen, doch

grooter, als gezegd is.

EE 3) Niesblad miêt Vezelige Bolwortels :

radijs Zwaardachtige Bladen en ongeregie Bloe- ne men ; de Lip van 't, Honig bakje Jtomp en bloemige korter dan de Bloembiaadjes.

Deeze heeft de Bloemen rog grooter en zeer weinig aan de Stengel , verroonende zig byna geflooten, en,‚ doordien zy regtop ftaan, veel van de anderen verichillende. Zy zyn niet ia Stoppeltjes ge, maar in kleine Bladen dië Jager zyn dan de Bloemen. Men vindt van deeze Soort ks Verfcheidenheid , welke de Bladen breeder , /Eyrond- Lancetvormig , heeft. Het geftreepte fie van de Bloem heeft drie geele Ribbetjes , welke Haairig zyn, doch is voor ’t overige , gelyk de lo wite

(4) Nies

(3) Serapias Bulb, Fibrofis, Fol. Enfifotmibus , Flor. erece ds, Net. Labio obtufo Petalisbreviore. It, Oel. 144. HUDS. Angl. 341, Ser. Bulb, Fibr Coule paucifisro, Flor. diftant. &c. GER. Prov. 132. Epipsêtis Caule Foliofo paucifloro , Lineis lavibus Labelli ohtufi. HALL, Helv. inchoat, 11. IE 1208. p. 155. T. 41 Helleborine Flore albo, f. montant colum. C. B. Pin. 187, Helleh, alba. hak. Hex. T, 4, 5. Ozn. Dan, T. 506. GOUAN Monip, 474, Va, à

or BoLPLANTEN 533

(4) Niesblad met Vezelige Bolwortels en Zwaarde vs _ achtige Bladen; de Bl-emen opgeregt en ME. ons Lip van 't Honigbakje fpits. ei Deeze, die meest kenbsar is aan haare rood- ec of paarfchachtigë Bloemen, heeft dezelvenook rara niet klein , maar met Stoppeltjes gefchoord. Ben Het Loof komt veel mer dat der voorgaande overeen en de geftalte verfchilt weinig uitge- pomen die der Bloem , gelyk uit de bepaaling blykte Dus ziet men dat alle deeze vier Soorten van Niesblad , die zo wel in onze Provinciën als elders in Europa voorkomen, gemakkelyk te onderfcheiden zyn. Of evenwel die Kenmer- ken zo beftendig plaats hebben, dat zy op alle Gewesten toepasfelyk zyn, is twyfelachtig door de Waarneemingen van den Heer GMELIN, die in Siberie de zelfde Soort fomtyds met wei- nige , fomtyds met veele Bloemen ; adr hooger fomtyds laager; mer fmaller of breeder Bladen > aantrof en de Kleur der Bloe- men fomtyds groen en rood bont, fomtyds paar{ch vondt, fomtyds _uie-den groenen

wit-

(4) Seropias Bulb Fibroûs, Fol. Enfformibas, Flor. erece ús, Neêtarii Labio acuto. Osn. Dan. 345. Riv. Hex. T. 6. Ep:paâis Caule Foliofo paucifloro, Lineis undulatis Labelli acutisfimi, HaLL. Heiv. inchoat. IL, N. 1299, p. 156, T, 42e Ellcborine qyinta. CLUS. Pann, p. 275. T. 276. Helleborine montana anguftifolia purpurascens. C. B. Pin. 187. GoRT. Betz, 160. GOUAN Morsp, 474 Var. g, GMEL, Sid, I.p. 8

IL. Dasr: XII. STUK, 3

s34> MANWEUIGE LEL IE-

V. £ witachtig. Evenwel fchynt de Heer-HALLER ; An en. LiNNAUs ‚op. zyn voetfpoor, dit ftuk Hoorp ‘thans, zo ’t mooglyk is, op een. vasten voet STUK. Taebie te hebben.

Bon ze G, Niesblad met rondachtigt Babortels. Lingsa.. vx Lip van”t Honigbatje driedelig gea, 6 Gesosigd. olad, langer dan de Bloemblaadjes,

Gezegde Harrer brengt deeze : die we. gens de lange’ ‘Tongachtige Lip van Honig: bakje den bynaam_ te tot het Geflagt van Orchis Chu y- _Standelkruid mer rondachtige Wortels een Brengelvndreilip: je mer een zeer lange Snuit en een wiek dhel ge Lip , die Eyrood Lancetvorn gis. Eart hy dezelve.

En pe. geftalte is als ie der anderen > met

5 OOit 2 van cen Voet lan gte, S met zeer groote, paarfche el achtige n geftreepte Scoppeltjes. De Aair

ap beeft weinig Sloemen , geheel van die der

> Standelkruiden, ver le De Helm, van » vooren lang gef at uit dr ftre

EE) ‚te 8

(5) Serapias Bulb. fabtorundis „,Neâarii Labio trifido aci , glabro, Peralis” löngiote. GOUAN Monsp. 474 is Montana ital, Flore fertugineo, Linguâ , ablongâ. C, B. Pin. 84. Prödr. 25: B, Orch. Mont. Ital, Lingui ob- long altera. C‚ B. Pin. 84. Orchis macrophylla. | CoL, Eepbr, Is p. 32%e Ts 322. Orchis Rad, fabrot. Galei con+ glurinatâ , longisfime Roftrsrì, Labello trilobato , » Ovata- Eanceolato, HALL, Heiv, papa iN, 1267. ie EED

Ik det

oF BOLPLAN TEN, ee

» te buiten - Blaadjes , welke uit den Eyron-, ee » den lang bipmierbnis Zyn, hebbende, aan. IV, s de binnerzyde de twee binnen- Bandiet » aangelymd ‚die vande zelfde figuur zyn,

ss gebaard ,geftreept, Het zesde daalt wer »Teder, als een Ploegyzer ,-Lancetvormig ,

s met twee Eyronde ftompe Uitfteekzels aan

» 't begin, tot dus verre meer paar die der E‚

» pipactes gelykende, Tusfchen die byna reg= ste Uitfteckzels is een Valcitje (*)-en zy

pe fchraagen - „wederzyds het pylaartje der Meel.

Er B : Ll het: Blaadje zelf Erne om

» tje der Meeldraadies geeft voorwaards een 2-Zeer lange purt.uit, gelyk in het Wespbloce mige Standelkruid; voor % overige heeft het zo twee „Kapjes en gefieelde Meelknopjes. Des is 2 het een. waare: Orchis, _ Midden „onder de 5 Meelknopjes puilt een Bolletje uit. Onder ‚» het Pylaartje der Meeldraadjes is het leage sj holle gedeelte met Smeer gevuld.”

Dit ladrlte Ke is aan ike K uiden va deezen aart ang oc eee Ef cel veren gemeen. nr bet mie heeft in Kruid kenner het onderfcheid der Epipaêtes van es _ Orchisfen ontleend; als aan welken-de gezeg

Kapiee over, de Be ontbréeken en 4 Meel.

@) ur fubreâz es intercipiente NEl4 il. DEEL, XIl. STUK, ,

ss5 ManwyvicE Lerrie-

Ys _ Meelknopjes ongefteeld zyn. Zy zitten, zon- AE der eenig blyk van Meeldraadjes , in twee hol- Hoorp. letjes van een Spongieus Lighaampje, dat op STUE. een dergelyk Pylaartje rust voortkomende uit het Vrugtbeginzel. Iets fraays, waarlyk, om van de Liefhebbers de Kruidkunde nagegaan te

worden (*). Sd es (6) Niesblad met rondachtige Bolwortels, de Cordiera Lip van ’t+ Honigbakje driedeelig gefpitst , de werk. zeer groot en aan den Voet Zas

ciplaats is in Italie,

Porche) en de Zuidelyke deelen van Vrank- ryk, als ook in Switzerland ; van deeze in Spanje, Italie en de Levant, volgens den Rid- der. HaArrLER zegt , dat zy niet van de voorgaande verfchille; LiNN&us, dat zy ‘er veel naar gelykt, maar grooter is, hebben- de de Lip van 't Honigbakje byna Hartwormig , ih

ik heb bees hier mede gedeeld, gn het als een Toegift kan dienen op de hiftorie « den, welken de kundige Heer HALLER uit de enkele ge- daante der Vrugtmaakende deelen, in de twee Geflagten van ORrcHIs, dat ook de Satyria van cnzen Ridder bevat, en van EPIPACTIS, waar in de meeften van ’t Ophrys en Se- rapias van LINNzus begreepen zyn, geplaatst heeft: terwyl onze Ridder de onderfcheiding van veel blykbaarer Kenmer- ken, uit de gedaante der Bloemen , in tn van T afleidt.

2 (6) Serapias Bulb. fubrot. Nett. Labio trifido acuminato,

maximo, Bafi barbato. Orchis Montana Italica Lingu trigsdà. Rum Elys, IL p. 204 f, 29,

or BOLPLANTEN, 537

ín ’tmidden vanden Voet gebaard, en, Vv.

met een opgeregt ftomp Oortje. Er: (7) Niesblad met verdubbeld Zwaardachtige sar?” Bladen : de Steng om hoog byna naakt; vir, met Bladerige Scheedjes, Pae san apenfis, Kaaps,

Een geheel enkelde opgeregte Steng van een Voet langte heeft deeze Kaapfe Soort , met Zwaardachtige Wortelbladen , glad en fpits, van een Vinger , de Stengbladen een Duim lang , Scheedig, ver van elkander. Aan end komt een -eenzydige- Aair ‚met elf of twaalf Bloemen , die gefteeld zyn, en Lancetvormige Vliezige Blikjes hebben, De Bloem. beftaat uit vyf Lancetvormige opgeregte Blaadjes en heeft ce Lip van ’t Honigbakje tweedeelig. |

Het Langbladige is door den Heer N, L. DBuRMANNUS onder de Kaapfe Planten ge- teld: of deeze Soort daar mede bedoeld worde kan ik niet bepaalen,

LIMopor UM Hongergifte “Een Honigbakje dat cenbladig , holrond is en gefteeld, binnen het onderfte Bloemblaadje

vervat, onderfcheidt dit Geflagt, welks be- paaming ik dus vertaald heb, a)

(7) ren Fol, eonduplicauo - = Enfformibus; Caule fupers ‚pe nudiusculo Vaginis Foliaceis. Mans, 293, p]

IH. Dasu. XIl, STUK.

558 Mea Nw YVvIGE. LEL1E

We (1) Hanzgergift met ongefrke gattenie Blaen ki” ol men overhoeks. _

Hoornes re 5 Fi STUE. In Noord- Amerika is de Groeïplaats van dit

tes Gewas, dat een Knobheligen wortel heeft, u

be ee waar van de byraam, Het komt. mm Geftalte Knobbelig met de Helleborines overeen, hebbende lange {malle Bladen ; uit den Wortel voortkomende; van groote Wortels gemeenlyk vier in getal 4 zegt MiLteEr. Dezelven zyn negen of tien Duimen’ end % midden drie Kwartier Duims breed

-d fpits 4 | { ade en aal de Bereik. met vyf Sleuven; dus naar jonge Bladen van Dadelboomen wac gely- kende. De Bloemfteng, aan ééne zyde uit den Wortel fcbietende”, “is naakt, anderhalf Voer hoog » van boven een langc yle Aair hebbende van Bloemen die roodachtig paarfch zyn. Dee: ze beftaan uit zes ongelyke Blaadjes, waar van - vyf in ’t ronde geplaatst zyn ‚en één laager als ‚een Geutje uitgehold, Het Voerftuk “wordt een Vr gt dig ze, twsckleppig opent. |

hadt Mirren

van PEiglvanien als nd van de Bahama- Ei landen en‚zelfs van Jamaika ontvangen , daar Doêtor H oUsTON dezelve overvloedig op de Gebergren vondt grocijen, Zyi is in Engeland, als

An Limedorum Flor, fesfilibus Racer alternis. Sy? Nat. Xli. Geh 1013. vig Kilt, p. sto R. Luzdb. 16 GRON, Virg. 138. AB Ups. 1740. p. 21. He'leborine Amer. Räd, túe Lerofà Ec, MAAT, Cent, SO, T. 50, Mill. Di, Te 145,

ôf BotrLANTEN 559 áls ook de" Leidfe nn: Tuins alber, Ve (2) Hongergis met gefteelde werfpreddeBlesror” 5 Diendtes

„De Ametikaanfche: of Westindifche’ Plants verngven. welke. Pater PLUMIER genoemd hadt Helle. borine met eenen Rietachtigen Wortel: en zeer groote Lierachtige Bladen, acht thans de Rid- def een byzondere Soort te zyn. Hy orider- fcheidt dezelve door den bynaam van Verheven; alzo de Stengel Bezeg zd worde zeer hoog te zym en de B r hunne ploijen cenigs- zins naar een Lier g gelykende » Cewelk echter L rN Naus niet -Lierâchtig noemt) warten. in de Natuurlyke Groeiplaats zeer breed, De Bloe. mien “worden wan -den-Heer BURMANN Us gezegd ineen Tros vergaard te zvn, en uit eigente lyke Blaadjes te beftaän , zynde ook-vief meer gefteeld dan in de. voorgaande Soort, Maar het-fchynt , dat omtrent deeze Gewasfen Des _ duifterheid” plaats. hebbe, Je”

DARETHUS A: Een Pypachtig Honigbakje binnen den bodem | dr | ; der G) Ja Flot,- pedanculatis (paris, Sy. Nat. Xl , XU. Helleberine Radice Arundinscoà. Fel, amplisfimis Ly- zatis, Pium. Sp. 9. Ie. 189. ze

Za0o MANWYVIGE LELIE

der Bloem, wier Onderlip aan den Styl is

aangegroeid , maakt de byzordere Kenmerken

Hoosp- van die Geflakk; welks benaaming van den Heer

STUK. _CrLAYTON afkomftig fchynt te zyn. Het bee vat de volgende Soorten,

Arrzer. IV.

(x) Arethufa met cen Bolronden Wortel , een

Bao ln Scheedige Stengel en een iweeblaaige Bloems ee fcheede,

Dit Virginifch Plantje is Arethufa genoemd door gezegden Heer, als zynde cen Water- plantje (*), naar het Standelkruid gelykende , dat in ’t Voorjaar zig met een eenige zeer fraaije roode Bloem op zyn Stengetje vertoon- de. Het hadt zeer fmalle groene Bladen, zeer weinige aan den Steel , en een ronden witten Vleezigen Wortel, Volgenaiden Ridder komt bet oók in Kanada voor, Het is door den Heer Mircuerr befchreeven als een byzon- der Geflagt , onder den naam van Orchidis ons die aanmerkt dart hetzelve vyf byna gely- ke Bloemblaadjes heeft , drie buiten twee bin-

Bae Rt

(1) Areibufa Radice g'obofà, Scapo Vaginato , Spathâ di- phyllâ. Sy/. Nae. Xii. Gen. 1014. Weg. Kil, p. 68e. 4m, Aced Wil. p. 15. Arethufa Claytoni, GRON. Virg. 184. Ile 138. Serapias Eulbis (u’rotundis , Gaule unifloro. A&@. Ups, 1740. p. 24, Heleborine Mariana monanthos. PLUK. Mant. 100. T. 348. f. 7. Orchidion. Mircu. Nov. Plant. Gén. 19.

(«) Arerhafa was één der Nymphen of Water Godinnen by de Ouden,

or BOLPLANTEN. S4Ì

nen, tot een Helm opwaards famenluikende en LE een éénbladig Honigbakje , dat Trechterachtig Ar Ee is, met twee Lippen , de bovenfte breed en Hoorn- hol , de onderfte fmal en byna wan langteSTUE, als de Bloemblaadjes. Dit zal die eenbladige Bloem zyn, waar van de Heer Gronovius fpreekt en uit hoofde van welke zyn Ed. dit Plantje zo zonderling onder de Standelkruid. achitigen oordeelde. Het is door den vermaar=

den PLuKENET eenbloemige Helleborine van Maryland , met een lange paarfche Lelieachtige Bloem, getyreld.

(2) Arethufs, met een Vezeligen Wortel, een rr. ovaal Stengblad en een Lancet vormig Bloem- Óprigle. „fcheede - Blaadje, vides, ‘Slangtom: Een piet minder zonderling Plantje maakt®'S* deeze uit , op dergelyke plaatfen in Virginie en Kanada groeijende. Is een louter Sten- getje of Steeltje , ongevaar een Voet lang en zeer dun, met één Tongachtig Blad in ’t mide den en boven een weereens dat een Bloem bevat, die V Een paarfchen gehaairden Baard, zo Cray TON aancekent, (3)

(a) Arethufa Rad. Fibrofà, Scapi Folio ovali , Foliolo Spa, thaceo lanceoiato. GRON. Virg. Il. p. 139. Cypripedium Folio Caulino ovato-oblongo, terrinatrici Seraceo plano. H, Clif. 430. Helleborine Virg. Ophioglosfi folio. PLUK. Alm, 182, T. 93- f, 2. Hell. Virg, diphylla. Monas, Hifl, Ille pe 483» S. 12. T. Hi. f, £5o

IL, DEEL. XII, STUK,

sa MoANWYviGE LerIe

_ (3) -Arethula met een-byna gevingerden Wor Laden. tel, het Steng - Blad en Scheedeblaadje Hoorpe ……dLantetvormig de buitenfbè anale STUK. 8 opfiygende.

arebafa

divaries- Dic, insgelyks op Moerasfige Gronden. in ersd ge-Noord- - Amerika voorkomende „maakt een Plante mikte, je van dergelyke hoogte , dat cen Uijenachti- gen Wortel heeft en een groote zesbladige Bloem, met drie lange fimalle donker paarfche en twee ONEK: Blaadjes, het Honte

kje omvangende. Bet is als met cen Lelie Blad omgevele

en, (4) Arethua met een Vleezigen en Wortel, een _Kaapie. gebladerde Stengel , de buitenfte se haine en langer en Kitr,

Wat de een ZY» dat de Heer Etta deeze -Kaapfe Soort thans uitgemonfterd heb- be, is-my duifter. Ik vindze nugthans by den Hoogleeraar ‚N. L. BURMA NNUS ren a en bele

Een Jaogwerpige Wortel fehiee ‘een “Stengel

é Van

(3) Arethufa Rad. fabpalmarà , Scapi Folio Folioloque Spas thaceo Lanceolatis „Per, extst. adscerdentihus. GEON. Virg. u. hi Ser. Rad. palmato- Fibrofis , Caule unifloro, GRON «

15, Le, p. 2te Helieboring Lili Folio Caulem amniente,

Pe 30.

or BOrPLANTEN 543

wan een Voet langte , die om laag ruig is, en _ V. drie omvattende Bladen overhoeks hèeft, wel. ADRES. ke Lancetvormig zyn. De Bloem, op dentop, roorps heeft drie Blaadjes met Staarten , het boventte STUKe der anderen ovaal „met twee Hartvormige ftom-

pe zydelings.- Het is een overblyvend ie

zo wel als de voorigen.

CyraIiPEDriuM. Vrouwe-Schoen,

Een Buikig opgeblazen hol Honigbakje on- derfcheidt dit Geflagt, ’t welk van dat gedeel. te der Bloemen den naam heeft, bevartende de twee volgende Soorten.

G) Vrouwe- Schoen met Veilige Wortels Li Eyrond- EN Stengbladen, dan cori

In de Moonkelgket deelen van 1 Europa, Afia vezelig, en ) Cypripedia ant “Bed. Fibrofis, Fol. ovato « Lanceolatis,

on) Nat. KIl. Gen, tors. eg. XIII. p. 680, GOUAN Mfonsp, 475. KRAM. pn aen 265, Pl Sue. 235, 320, FL, happ 318, G ib, fu. incho

N. 1200. pe Pr a à vi Tj T.f4a; Calceolus Ma- rianus. Dop. Pempt, 180. Calceolus Marie et Sacerdatis Cre- ‘pida. Log. Ic. siz. Hellehorine Flore rotundo f. Calceolus, C.B. Pin. 187. TOURNE. dnf? 436. T. 249. GMEL. Sb. I, ‘Tab, 1. B, Helleborine Virginiana &c. PLUR, Alant. ror. “T. 418, fe 2. op, Galceolus Marianus Canadenfis. Corn. Canad. 204. g, Calceolus minor Fl: vario. Amm. Ruth, 133, re zz. Calc. Fol. ovatis ed Caulinis, GMEL, Sif, 1. p. 5. : LN

IL DEEL. XII. Sin.

ArpteL IV

544 MANwYyvriecE LELIE:

en Amerika, zegt LINNaus, groeit decze, “doch zy valt ook vry Zuidelyk , gelyk in Lane

Hoorp. guedok, daar menze Sabot de notre Dame, dat

STUK,

is Lieve Vrouwe-Schoen noemt , en in Virgie nie. In Switzerland is zy niet zeldzaam , zegt de Heer HarrLeERr, die het Gewas zeer fraay afbeeldt. Hy noemt het een fchoone Plant, gelyk inzonderheid uit de gekleurde figuuren van *t zelve, by MirLERenby WEINMAN, blykt.

De Wortel beftaat uic Vleezige zwarte Ves zelen , die zig digt aan de Oppervlakte des Gronds uitfpreiden. De Stengel is een Voet of anderhalf hoog , met Blaadjes bezet byna gelyk het Biesblad, welke drie of vier Duimen lang en aan den Voet by de twee Duimen breed zyn, loopende zeer fpits uit. Op ’t end van de Stengel komt een enkele Bloem , die vier paarfche Blaadjes heeft, twee breeder , twee zeer fmal ; van elkander uitgefpreid , en in midden een dergelyk Honigbakje , als boven is gemeld , geel van Kleur, met een Lipje of Dekzeltje aan % begin waar onder de Vrugt- maakende deelen geplaatst zyn,

Zodanig komt het Vrouwefchoen in Europa voor; doch men heeft ’er Verfcheidenheden van, ’t zy. met kleiner of grooter geele of ook met ge= heel paarfche Bloemen; zo wel in Noord-Ame- rika , als in Siberie ; welken de Heer G m EL iN zeer omftandig heeft befchreeven. Hy merkt aan, dat de Kleuren niets doen tot eene Soor-

te-

Or BOLPLANTEN. sas

telyke onderfcheiding in deeze Plant: want. Ve

AFDEELS

behalve de opgetelde Verfcheidenheden (zegt IV. by) is oudtyds reeds , door Caspar B Aù- Hoorps HINUS, ecn Vrouwefchoen met een purper “TUEe Blaasje en witte Blocmen waargenomen. Doch hy maakt een byzonder Soort van zyne Calèeon lus met twee Eyronde Stengbladen, hier als de laactte Verfcheidenheid door den Ridder opge= tekend, waar van AMMAN , onder den naam van Kleiner Vrouwefchoen met bonte Bloemen ,de Afbeelding gegeven hadt. MESSERSCHMIDT hadt dezelve by Tobolsky in Siberie gevonden en noemdeze _ Calceolus welke een enkele kleinere Bloem heeft ‚die wit is en met paar- fche Vlakken getekend; het Zakje weinig of » Diet omgeboogen. p de Wortel Vezelig en » langer kruipende.” Of het de zelfde was met het Kanadafch Wrouwefchoen van CorNurTuss kon A MMAN uit deszelfs gebrekkelyke be- fchryving niet opmaaken. GMELEtN echter verbeeldde het zig (*)en dat Schoentje „’t welk hier van bun een Blaasje en Zakje genoemd wordt, komt wel: wat verfchillende voors ten

,

Kreukels s die het ° van binnen of buiten heeft ,

veranderende ook naar den ouderdom; doch

zv fchynen allen tot eene zelfde Soortydie ook | wel

€*) Videtùr, zegt bi? dech HALLER gâat verder, zeg- gende Conjungit certe LinNmuser ipfe GMELINUSS notas discriminis gnari inquirant. Helv, indhoate im

«

il. DEEL. Xi, STUKe

s46 MANWYVvVIGE LELIe-

V. welden naam van Priefter- of Paapen- Muil- Amen tjes voert , (hoewel zy volkomen uitgefpannen , Hoorp- veeleer de gedaante van Holtsblokjes hebben d STUK. _te behooren.

‚, Deeze kleine Siberifche komt , (volgens

zj GMELIN, metwitte, of ook met vuil wit-

» achtige, of met Vleefchkleurig en wit bonte

„> Bloemen , door geheel Siberie voor, alwaar

2 Zy in ’% voortst. van Juny begint te bloeijen.

> Altoos valt zy laager en heeft nooit meer den

» twee Bladen aan de Stengel * welk een

Voornaa cheiding Het Ho-

5 nigbakje is byna Rolrond en altoos grooter

» of langer dan-de zydelingfe Blaadjes, van

» vooren niet gefleufd of gekreukt, maar met- ss een verheven Streep getekend, Het bovenfte ss Tongetje van den Styl is opftygende, niet >, horizontaal gelyk in de andere; het onder- fte met drie Tandjes ingefneeden. Doch de ss-tuigte der Bladen; die van weinig belang ss iss heeft zy met de voorgaanden gemeen. s> De Reuk- der Bloemen is in deeze ongemeen te B ra aangenaam’: maar het Loof ‚> wordt , na afvallen der Bloem , zwarts > weshalve de Rusfen haar Zwart Kruid noee »» men : daar de gemeene Naam van ’t Vrou- »» wefchoen by bun is Koekkoeks- Laars. Het s>zelfde gebeurt , wanneer men de Plantjes, „> STOER.

(*) Lahellum wrm Calcei lignei fimile , ovatum » ad Cymbz modum cavum. HALLER , ibiders,

Stor: DOL PLANTEN. 547

roen afgeplukt , tusfchen Papieren droogt; bie Kruid is „by-de’ Ingezetenen des Lands oops » afgekookt zynde, gei de Vallende Ziekte oor E in gebruik. en % 5 sTuRZS te (2) Vrouwefchoen met: eenên. eden nok IL Bolwortel en één dte Wortélblad, > bam Be Tiet pen e Te verwonderen is ’t, dat de Ridder, paarzeis zyne gewoonte , niet een duidelyker „onders, fcheiding in-dit Geflagt gemaakt hebbe : alzo hy ‘het eerfte en gemeene Europifche: Vrou- wefchoen „zeer „gevoeglyk veelbladig ; het. Siberifche kleinere , zo even befchreeven, dat ‘er zekerlyk van. verfchilt „tweebladig en-dit. laatfte-eenbladig hadt kunnen noemen. Hy ge- bruikt de Wortels, die, aanmerkelyk in dic laat- fte verfchillen st welk ook zine. ao plaa in Lapland en Siberie heeft; „Het was door de groote Kruidkenners Rupseck gevonden, uit welker Aftekeping de: Ridder het, onder-den naam van Zrouwefchoen met één amen) Biak »- in, Plaat gebragt | haft en beft hree

Word

Siberifche bard: 6 aps ELIN, wegens het getal. der.

(2) Cypripedium Bulbo fubrotundo , Ae fobirarahdo Radie calì. AE. Ups. 1740: p. 25. FL. Snec. 736, 821. Cypripe- dium Folio fubrotando. Fl Lapp. 319. Te 12. É. 5. Sera pias Scapo. unifloro. GMEL. Sib, Iep. 7. Te 2. É. 1, Orchis Laponenfis, monofolia, RuDB,:Elys._ Ue pe Ope, fe A9LÍ)

ma

IL. DEÉL. XII, STUK.

sas MANwyvierE Leti E

der Bloemblaadjes en het. maakzel der Teel- ye deelen, liever tot-de Serapias dan tot het Cy- pripedium willen betrekken, „De Afbeelding van STELLERUS, door hem gebruikt, is „-zo by oordeelt , ook veel naauwkeuriger. Zie hier zyne befchryving van dit Plantje, dat in t midden van Mey zig, op opene Velden tusfchen de Bosfchen , aan de Rivier Lena, tot vyfenvyftig Graaden breedte toe bloeijen- de vertoont.

‘ss Het heeft voor Wortel ecn byna rond ; „wit Bolletje , op een trop” dikke Vezclen » tustende ; waar nevens een ander, voor » volgende Jaar. Een Eyrond Wortelb!ad, op >, den Grond leggende, met Ruitjes geftreept , „> dikwils van onderen paarfchachtig, van bo- sy ven groen, Een zeer teder Stengetje, van „> Een Handbreed of een half Voet hoog; s Witachtig , met fpitfe Schubben, en boven » met een Scheede - Blaadje, dat paarífch is , ss voorzien, De Bloem beftaat uit vyf fimalle 23 {piet Blaadjes, > Waaijerswys’ gefchikt, paarft ch » met eenig wit, van welk tHo- » nigbakje afhangt, dat famengedrukt Eyrond » is, van binnen met gecle en purpere Streee >> Pen, die aan de buitenzyde doorblinken. ss De opening of Mond van ’t zelve is zeer » groot , en daar over hangt een paarfche » Tondachtige Lip , bedekkende. den Stamper, » die de gedaante heeft van een Penis met een s> Glans voorzien , welke aan de binnenzyde 2 LWee

Dd

>

or BOoLPLrAN TEN. 549”

twee Meelknopjes bevat, ieder met een EE Vv. FDEELs

s‚ Draadje Behecht aan den Stamper.” Iv.

De overigen. van den-Rang der: de Hoorp. gen onder de: Manwyvige Kruiden , gelyk hetstTux. Epidendrum of Boomplaag-, dat veel naar de Standelkruiden gelykt, en de Gunnera, eel reeds befchrceven. ; maar onder de gen komen nog voor, de twee volgende Ge: flagten , ook tot de aen iden behoorende,

Ib:

Bes is eenwyvig > 5 maar éénen Styl of Stempel hebbende ‚met eene tweebladige Bloem- fcheede en zes vlakke Bloemblaadjes en ’t Vrugt- beginzel beneden de Bloem , wordende een drice hokkig Zaadhuisje, Het bevat de twee vol. gende Soorten. reis {

er gifyrlachtaft met Deane” maass: de “die ongeribd zyn. ME EDE maten.

en 5 SEE Fol. Enfiformibus e: entrvils. Ek. Nw. mede Gen, Jop Veg. XII, p. 632. Sis. Caule Foliisque ancipi- tibus. Fl, CI. 434. Ups 278. R. Jagd. 19. GOUAN „Monsp. 475. GRON. Virg. Il. p. E4os- Sifyr. coerul. parvum gladiato Caule Virginianums PLUK. Alm, 348. T. 61. £‚ 5. Bende Graminea Fl, minore coeruleo, Dir. Elh. 49e T. ar. £ 49. B, Sis. Bermudrenfe &c. PLuk. 1bid. £. 2. Bermud, Iridis folio Radice fisrofä. ToURNs, Dru. Elck. «4, TK. etits 05 Mm 3 U, DEEL. XII. STUK.

sso= M anrw vwo LEL pe-

Ve „De - vermaarde: TourNEFORT hadt dit An Plantje, als-van-de-Bermudes Eilanden afkom- Hoorp- +ftig.;-Bermudiand genoëmd en wegens de Bloem STUKe vsondér de Lelieachtige Planten geplaatst. Prus

KPNET hadt ‘hetzelve Sifyrinchium geheten. Dat van die “Eilander nfkomttig is, heeft Bla- dervals-vân Lifch doch: kleiner groeijënde piet‘meer dan één of anderhalf Voet hoog met de Stengel } diest welk zonderling is de gedaan- te bid heeft van een Blad, zynde “plat en

heeft de S n Bloem- d BET uiegeeft , Cnstent zeven in getal. Zy zyn wat eh dan’ die der dn dar aan ie Nägels “des. Bloc cmbiaa jes vn? Int midden van de Bloem is een enkele Styl, met drie, Mee elknopiés, die aan Kleine, Dad

hangen, beladen. Dic i is de gemeene ‘Bermudiana . “waar van de ifche-eene. Verfcheidenheid uitmaakt „pls veel kleiner z nde , met Gras e.Dladen, welke op sn ro ee aad- „achtig dun voorkomen , zo wel als de Stengel. _ Voort overige is Uizelve. aan de ‚voorgaande ger Iyk , maar valt in alle opzigten kleiner en de Bloer men hebben dikwils niet dan een blaauwe Kleur. „De Bladenzym; ‘zo wel als in *t vootige,’ over: Taogs geftreept. cn’ Stengel, die zig ook bo- ven verdeelt N heeft i in % midden, een gite fend Ribbetje.

irgin bm

pen Ë de

wert JI vase)

or BOLPLEANTEN. SS1

(2) Sifyrinchiam met D } j V. C 2) ben um met Degenvormige geribde Pad

3 eid Hoorp- Deeze Amerikaanfche , Ixia met geribdesrux. Bladen door-den Heer BURMANN usgetyteld, H_ heeft dezelven geplooid of gekreukt en witte af Pal- Bloemen, ° el bladig: FERRARI A

Een enkele Bloem uit eene Scheede, on- derfcheidt dic Geflagt , dat ook eenwyvig is, -of éenen Styl heeft „met gekapte Stempels: zes djes , die Golfachtig gekruld zyn , * en onder de Bloem het Vrugtbeginzel, dat een driehokkig Zaadhuisje wordt.

‘De chil tte Soort (4) , reeds lang bekend e geweest, héeft van wylen den beroemden Hoog- se leeraar J. BORMANNUS, die ’er in de Vér. Gesolfde. handelingen der Keizerlyke Akademie een goe-

de

a skrhelis Fol. Enfiformibus Nervofis. Jie 122, ol. Hors,

se E. ToORNE. Zn. 338. (1) Ferraria. Sf. Nat, XII. Gen, ro1s, Vig. XIII. p. : F

‘vofis Lanceolatis. Burm. Eph: Nat, Cur. 1761. p. 199, T. 3. f. 1, tis flellata Cyclaminis radice pullo flore, BARR. Ze. 1216, Narcisfus Flore (aturate purpureo. RUDB. Elys. Il. pe 49. f. 9. Flos Ind. e violaceo fuscus, Rad. tuberofà. FERR, Cult. 168.°T: 171. Gladiolus Indicus &c, Moris. Hif, He p-344- 5.4 Te 4 fn de

Mm 4 Il. DEEL. Xll, STUKe

nee: DEEL. IV

sza ket LBELIE-

de Afbeelding en Befcheyviag van uitgaf , den naam bekomen van den Kruidkundigen italiaan

Hoorp- FERRARUUS: door wien zy was voorgefteld

STUK.

onder den tytel van Jndifche Bloem, wit den Vig= letsen bruin, met een knobbeligen Wortel. Zy is pogtbans van de Kaap der Goede Hope en niet uit de Indiën af komtftig, Sommigen had- denze tot de Irisfen , fommigen tot de Narcis- fen, anderen tot de Gladiolen t'huis gebragt. Gewas gaf zekerlyk daar toe aanleiding,doch -

de Bloem betrokze tot een ander Geflagt. Ook

zy niet tot de Klasfe der Driemanpi-

gen gelyk MirLvenr dagt; maar, alzo de

Meeldraadjes op den Styl gegroeid zyn, tot deeze Klasfe, die de Manwyvigen bevat,

‚_Hy hade den Wortel, afkomftig van de Kaap. der Goede Hope, ontvangen van. wylen den Heer Doktor BAsTER , van Zirikzee ; zynde een plat Bolletje , veel naat die der Ixiaas of Gladiolen gelykende, van buiten licht bruin,

van binpen wit, Uit een holletje, in deszelfs midden ,

kwam een Stengel voort van ander- half Voet hoogte, ongevaar een Pink dik, over de geheele langte met Piekvormige Bladen bee zet, de laagften van vier tot vyf Duimen lang, licht groen van Kleur. Aan den top kwamen, uit Scheedeblaadjes , de Bloemen voort, die uit zes Blaadjes beftonden, drie kleiner , drie groo: ter, aan de kanten met Franje en agterover ge- boogen, Op het langwerpige Vrugtbeginzel, dat het bovenfte van het Steeltje uitmaakte ,

oF BOLPLANTEN: 553

hadden zy een Styl, die met zes Meelknopjes _V. was gekroond, en daar onder drie Stempels, Der wee Kleur der Bloemen was Hemelfchblaauw en aan goorn: de buicenzyde vuil wit, Het Vrugtbeginzelstuge wierdt een driehoekig Zaadhuisje, dat driehok- kig was, gevuld met kleine ronde Zaadjes,

De Heer MirrLer merkt aan, dat de Bol. letjes deezer Plant dit byzönders hebben , dat zy één of twee Jaaren kunnen over leggen , zonder Blad of Bloem te geeven, Mooglyk komt dit van ’t Klimaat : want te Rome hadt men bevonden , dat de Wortel Biesachtige Bladen uitgaf , waar tusfchen de Bloemfteng fproot en int anders van de zelfde gedaante, waren van buiten groen, van binnen Violetkleurig blaauw , met donkere Franje en Vlakken, wordende in ruim een Etmaal geheel zwart, en verflenzende of rimpelig famentrek- kende , zo wel als de Meeldraadjes. In hee getal der Knopjes (Anthere) fcheen ook eenig verfchil te zyD; zo dat deeze Plant veele by-

gonderheden oplevert,

MDL Emi t PE De

ars ocMms Vv. HOO FD- IJ. DEEL, XIl, STUK,

334 LELTE-ACHTIGE vs Ss STUK Ie HOOFDSTUK.

Befchryving van eenige LELIR-ACHTteE of BorLPLANTEN, welke tot de. voorgaande niet behooren naamelyk. het Water - Lifch of Zwaanebloemen enz,

M5 andere Klasfen, in ‘hetsainentte ir: Se. Xen, behooren tot de Lelie - achtige of

eenige Kdl: = hed Get flagten , waar ‘onder in de Negende, dat is onder rte Negen. rep gpeg het Geflagt van

hese, ee En en he Bid gere |

B u T o M ij S. Zwaaacboem.

Boie ie, het Jaatfie, en het eenigfte onder de: Zeswyvigen, dat is die- zes Stylen of Stem- Ee en ’t welk de oare :f Kenmer-

et fte Soort (1); deaf van , door ge- womsbellatus. heel Doe op W aterige Ee Een by ons

y Gekroond.overal aan de ar van Slooten, Vaarten >

(1) Butomus, Syst. Nat, XII. Geu. 507. Weg. XIIL p. 319s

major. C. B, Pin, 12, Gladiolus aquatilis, Dop. Pempt, 6or. Juncus Cyperoides floridus Paludofus , Gladiolus paluftcis Ootdi, LOB, de. 36. Butomus, TOURNE, Jnft, 271. Te 143v

Op, BOLPLANTEN 335

Rîvieran , Vyvers en buiten -Graften der Stc- den, in het Water groeijendeë , wordt deswe- songi gen Water-Lifch of Zwaanebloem , in’t Franfch Hoorne Fonc' fleuri ; dat is Bloeijende Biezen, geheten, STUX, Dus is-ook de Latynfche haam ,”Fineus flori-

dus; by de Autheurèén- gemeenér dan Butomus’,

eerst door C&SALPINUS gebruikt , onder welken" de vermaarde TouúrNerorT een Ge-

flagt -daar van gemaakt heeft , in zyne Klasfe

van Planten ‘mêt ëefe Roosachtige Bloem.

Water <Gladiolus is’dêeze Plant ook van fom-

migen geryteld, «W ylen de „Leidfe Hoogleeraar As van Rorê Nh tor de Telieachtige

Planten betrokken (*).

De Wortels: Vezelig, doch de’ onderfte Blad. fcheeden geeven een foort van Bolwortels aan dit Gewas, dat in Switzerland zeldzaamer dan in Duitfchland is, zegt HarrLer. Het heeft zeer lange driekante Biesachtige Wortelbladen ,

allen wel fchiet

tusích CEE WEEKS I van‘ meer dan’ een Elle: lang. Op den- tp draagt dieeen fierlyke enen van vesle Bloemen welke

meen $

dubbeld- rine 5 thet de drie buiteffte Blaad- jes fimalst „-de-binnenften breedst, gelyk in de meefte’ Lelieâchtigen.” Haar- Kleur js uit den paarfchen Roozekleurig , doch men vindt het De, ook

(*) Planta hze í in syû, Naturali fub Liliaceis omaino com- prehendi debet. LINN, FL. Lapp. ps 120,

II. DEEL, Xlle STUKe

AFDEEL. Vv.

Hoorp-

STUK,

556 LELIE-ACHTIGE

ook fomtyds met witte Bloemen. Daar binnen “zyn vervat negen Meeldraadjes , omringende het Vrugtbeginzel , dat uit zes geftylde Scheed. jes beftaat , die een zeshokkig-Zaadhuisje fas mepftellen waar in veele kleine Zaadjcs, Van Vee wordt het Loof, misfchien negene, de bitterheid verfisad (*).

Verfcheide Soorten van het Geflagt van Ova- lis, dat ik Klaver- Zuuring- genoemd heb, zous den ook, wegensden Bolachtigen Wortel, hier kunnen behooren 5 maar de Bloem verfchilde te veel van, -Lelieachtigen-; des ik salle de Soorten- van dat Geflagt by elkander „heb pee fchreeven tf).

Des volgt dan hier uit. de Elfde Klaste, het Le yan

men Gerurtvis

„Waar van , boven en behalve het getal van mal Meldi en- een enkelen Styl of ri beftaan in in een zes-

it ‘Bloem die vit een Bloemfcheedje voortkomt en de geftalte der Crocusfen heeft , maar met een zesvoudige inplanting der Meeldraadjes ‚, en het Vrugtbeginzel, dat een driehokkig Zaadhuisie wordt, onder de Bloem:

De

(*) Armentis non placet, HALL. uts. (1) Zie II, D. Vill. STUK , bladz, 654, Enz,

or BOuPLANTE NR. 55?

De eenigfte Soort (1) fchynt eene nieuwe VS _Kaapfe Plant te zyn, alleenlyk in de Clifforcfe Arnete 5 Tuin gebloeid hebbende, en by geen Autheu- - Hoorbs ren bekend. -Dezelve geleek zeer, zegt Lr n- men NAUS, naar de Crocus of het Bulbocodium a van TourNEFORT. Zy hadt een Bolwor- de teltje , met veele Liniaale Blaadjes , van een Vinger lang. Aan den Wortel was, binven de gemeene Scheede der Bladen , een witte Bloemfcheede. De Bloem hadt het Pypje lan- ger dan de Bladen , een witten zoom en wit- te Meeldraadjes, met geelachtige Knopjes. De Vrugt zat binnen de Bloemfcheede verho-

Nu volgt nog uit de Drie -en-twintigfte Klasfe , welkë ‘de inn CPolygamia) bevat, het Geflagt van

CHRYITRIE

Deszelfs Kenmerken zyn , tweederley Bloe- men op byzondere Planten, de eene met, de andere zonder Vrouwelyke de vrugt- baar. De Tweeflagtige Bloem heeft een twee. kleppig Kafje en beftaac uit veele Borftelige Vezeltjes, hol zynde, en ieder een Meeldraad-

je | (1) Gethyllis. SyA. Nat. XII. Gen, 590, Veg. XII pe 367. H‚ Clif. 493. BURM, Fl, Cap. Prodr, 13.

Il DEEL, KIL, STUK,

558 LELIE --ACHTIG E

V. je influitende. De Styl is enkeld en ontbreekt Aan enk geheel in de Mannelyke Bloemen, die anders Hooep: eveneens zyn.

STUKe Deveenigfte-Soort (1) ‚hier van is door den Heer Koenig aan de Kaap der Goede Hope Capenfise Ontdekt en waargenomen. ’t Is een overbly- Kaapfe, vend Plantje, dat de geftalte van *t Sifyrin= chium heeft , en daarom zekerlyk hier thuis behoort. De Bladen zyn Degenvormig , effen 4

een Handbreed of een Voet lang. De Stengel ;

naat. een Bladgelykende, í is famengedrukt Vlies

en. haafr aan

a, tweekleppig is met ot het eene Klepje regt; als een verlanging van de Stengel; het andere laager „, gaapende , Eyrond. De Bloem voort- komende uit den anderen bovenrand der Stene gel, is als een getopte Bondel van Gouden Borftels, in een Kraakbeenige Bloemkelk ver- vat.

tri wt, Nat, Zed KI, Gene 1335e p- 2730:

di rn B Se Br Tet zi

etten

In % volgende XIII. STux, zullen de Gras- Planten , het Koorn en dergelyken , enz. ber fchreeven worden,

BLA D-

BLAD WYZER

>

LELIE

DD ER

ACHRIEE

oF

BOLPLANTEN,

A A. Druif- Hyacinth. 399 dder . Look. 199 LE. Affodil. 330 | Egelgrase 354 Ajuin of Uijen. 25 s (lange Spaanfche) 220 | Fritillaria of Kievitsbloem.254 Akker - at dd G. Aletris. Geel Lifch, 71 A LO2 » wij Gladiolus. —— _ A3 Aloë Bratt, go | Goud- Lely. 232 Aloë Uvaria, 406 ! Gras - Look. 198 Amaryllis, 266 î Ei: j 8 Haak - Lelie, (Crinum) 153 Bafterd - Narcisfen, 133 * Haanekop. 80 Beenbreekend- Kruid, _ 354 Haazenklokjes. 369 Beer of Honds- Knofiook: 214 | Handekens - -Kruid. …_ 479 Belldonie 173 $ Harlekyn - Orchis. 467 Kleine) 174 | Helieborine. 529 Berg - Gidea è 42 | Hemerocallise 347 Berg- n 1go | Hermodaêtyius. 444 DRA eee: 184 Hon dendood, 3 145 Bieslou sjRile 377 Bag zor Hronds s-Kulleties. 4654474 ; Honds- Look, 2055 375 Chalott 208 | Hondsdood. 437 Cipels of Ajuin. 216,220 Hondstand. 263 Colchicum Aue 433 { Hongefgift. 537 oorjaars-) _ 183 | Hyacint 368 Corona zevende “247 (Gefternde) 319 eren (Haak -Lelie) 153 (Gerrotte) 98 Crocus …_ 8 Fedde AOK (Groene) 372 Dagfchoon. A2 (Konftantinopoli- Das - Look, 213 taanfche). 322, ge

BLAD W YZ ER:

a

Hyacinth (Monftreuze.) 396 Krul- Leliën. (Breedbladie (Muskeetende) Sat ge) dáiî (Nederlandfche.)36 (Geele geftip- ‘(Orientaalfche) 376 pelde) 239 (Peruviaanfche) 321 Roode) 236 (Roomfch 393 (Sel bladigg, )234 \ (Spaan (che) 379 { Kullekens-Kru 4 Tweebladige) 324 | Kulletjes. Welriekende) 507 Hyacinthen. (Gewoone) 374 Hyacinthus Africanus. 164 \ Tancafter - Affodil- 354 elgicus. 369 | Landlook. at Orchioides, 400 eenen 359 Peruvianus. 32: Î Leli ph Plumofus 396 Alex andrynfe) pe ar 319 C ragtige Ceylontene) co eni an 245 tadifche Lely. weed 144 (Perfifche) so Infekten - draagend Twe (Roode) 172 blad, Lent Leliën (Roode) 23t Irias of Iris. 65 Witte *_ &ag Iris Bul 87 Lelietjes ge Nede a4t __ Florentina. 67 | Lelie- Affo 20 88 | Lelie- Bach. 31 Sufiana. 65 | Lelie- N Uvaria, 407 N(Afriktan fche) a, é (Amarvllis’ 166 dg 169 (ndifche Bol. „St neet 220 e) Jonquiljes. I42 (Indifche groote) 1 Juffertes EE nee 24 (Twyfel tast it Keizers - Kroon: 247 ET 10 Kievitsbloem. 246 | Lieve gees Hand, “483 ager. 252 Eee iaft 34 Kiev 253 65 _Klokbel (Balbocodiam;) 182 | Look. (Alian) 185 Knoflook of Knoplooke 195 (Alpifche) Koninginne - Lelie. 174 …(Egyptifch) der wi Konings - Kroon. 48 dernisfen Koraal wortel. Sos CTentie> Kaoploë Kroon Imperiaal, 247 19 Kruisbloem- 479 (Wilde) Hondslook.zos N M.

BLADWYZER

rad ns of EL belida. 234 | Saffraa mer wreef hal of veld) nd 522 | Salep- Wortel. 47E Msherles der Malabaar, 260. Ero 493 Mexikaanfche Lelie, 174 | Slan k. 190 Moly. (Allerkleinst) 227 goaanitths OJenette. EA €) Breedbladig) 219 | Spatwortel. 156 me allergrootst)179 Spinnenkruid. » 349 Juscar 399 SpinnekpbleenigeOr ds 524 u 315 Naakte Wyfj es. 124, Standelkruid. 454 Nagelbloemen 375 | Ster - Hyacinth. 320, 322 agt- Minnaares. 64 | Stiftbloem. 292 Narcis. (Ambonfíche) 152 | Stinkende Lifch. 7 (Japanfche) 175 | Sultan Sambach Lelie. _ 230 Rm 342 | Sufanna- Bloem 458 Narcis 130 . (eters) 138 | Tros - Narcis. 143 Geele 132 | Tros - Narcisfen. 139 el ECE 134 | Tuberoos, 363 Welriekende) 135 (Afrikaanfche) 164 Witte 131 Tulp. 267 Narcisfus Jacobeus. 169 (Javaanfche)) 169 Narthecium. 353 ee ke rd 29r Niesblad. 528 Eos 27 Oo, Tulpen. (Gewoona) 270 Oever - Standelkruid. 518 25 Orchis of Standelkruid. 454 ( ae) 279 Ornithogalum Alexandri- (Vroege) 27 num nieancl 30 Wilde) ts Neapolita: he RUlpen Et 260 NRD ra | Tweeb 503 Vulgare. 310 125 P. 437 P Leliën 130 ï 133 Perfi sour, kris. 88 | 125 Perfifche Lelie, * 250 } Tyloozen, 130 Phalangium. d #s nge st Uijen, of Ajuiä, 25 Prey of i/d 156 Uurwerk van Flora, 346 Uvaria, 406 Rietmoes. to6 V. Ruigblad. 295 | Valfche Kalmus. 36 Na Veld:

BLAD WY ZE Ri Veld. Ajuin. 299 | Witte Leliën. (Westindi- Veld- Ee, 437 fche eN Vlinderb A17 aan rtje. 123 Veelmelk. Ornithoge- | Woldraagende Bo er 321 kid bum) 298 { Wyngaards 207 it gro % elnest. 504 | Xiphion. 87 Vosfe- Kulletjes. A60 é Vrouwefchoen. 544 | Zakjes -Bloem, 493 Vyfwouters of Pepels. 477 | Zee- Aiuin, 315 w,. Zee - Leliën 149 Water - bere 8 354 | Zee - Narci 148 Riad nd Zomer - Zotjes, 124 lp ots - Ball 469 Waer. LitchlBloeijende)s 55 Zwaanebloein. 554 eegluizen - Kruid. 78 | Zwaardekruid. 43 Wilde Ajuin.) «| Zwaardielie. 87 fche) 152 1 Zwibels. 216 DRUKFEILEN, „Bladz. 15. Reg. 8, Lees Ixia. A57, 2, —= nederhangen. 372 22, = Voorts. 277. Aantek, Kver, Zer, mmm monopetalí. 423. Reg. 25. —= Bolplant, Ms nn

rden.

GO a 542, Opde kant en haa _ Ophrys,

REGISTER DE KR

GESLAGTEN.

lbuca, Bladz. re Fritillaria. Bla A Aletris. s PE aid

Allium . 155 6. Alftroemeria, . 415 Amaryllis. N 166: Gelanthus. EEE Anthericum. . 340! Gethyllis. Ee Antholyza. 5 56} Gladiolus. « 43 Aplryllanthes. 14 | Gloriofa. Areihufa. 539 Asphode . 330 ! H. B. Hemanthus. El I17 Helonias . 445 Bulbocodium. ë 182 Eiinierdealiin. 420 Butomus. . 5541 Houttuynia. 448 ended 368 C. ypoxis. j 295 Callifsa. Ira is Chryfisrix. ° 551 Colchieum. ë 433 } 1ris. 8 65 nd 103 | tia, 14 rinum. . he ne en yanella. _ _«___329f Leontice, . 59 Cypripedium. -__543 j Leucoium, Tag Lilium. 228 E. Limodorum. nl Erythronium. _ « _ 263 | A M. F. _Masfonia. é 424 Fabricia. . 13g | Melanthium, 425 Berraria. 3 sst * Morea. . Nn s Á

Scilla.

vR WST elk

pe

N. Serapias. _.

ee Sifyrinchium.

Narcisfus. 130 | Sparrmannia. O0.

a rillium. Ophrys. : o ulbagia. Ornithogalum, 298

U. P. | Uvularia. 5 | ò 143 Phaianzium. . 114 | Vv. Polianthes. 363 Vieusfeuxia, f S. a W. atyrium. 493 - 315 | Wachendorfia.

De Plaaten zyn dus ingevoegd. Praar LXXVIL.

zee OEEK

zon

msn

tegenover -Bladz,

Mmmm

17

91

98