HOi EE ene euin eid agit hef” mn | CC Zne Z > AATSCHETTN NEN LN nn, z= / hj eid PN | hak, 4 EA, NCA AEN Vn 2 al RE ae A0 NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT NEDERLANDSCH INDIE. hd Ki Ee NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT VOOR NEDERLANDSCH INDIE, NATUURKUNDIGE VEREENIGING NEDERLANDSCH INDIE, ONDER HOOFDREDAKTIE VAN Dr. P. BLEEKER. DEK KEM. VIERDE SERIE. EDEEECE, W. WW vonz BOT An IG AL, SED 1 A, BANG EE: 6 CO. 1859. LUSRART anw Tork BOT ANIG Al. HARDEN. IENHOUD VAN HET NEGENTIENDE DEEL. (VIJFDE DEEL DER VIERDE SERIE). BLADZ, G. J. Fier, De inlendsche plantennamen bijeenverzameld en in alphabetische orde gerangschikt. D, W. Rosr VAN ToONNINGEN, Rapport over de aanwezigheid van grondstoffen in den Nederlandsch-Indischen Archi- Al: geschikt tot bereiding van papier. Corys De Groot, Een woord aan het publiek betreffende eene beschouwing over de koolformatie van Borneo, naar aanleiding van de 18e en 19° der Bijdragen tot de geo- logische en mineralogische kennis van Nederlandsch In- dië door S. BrLEEKRODE. FEB 24 1931 . 281 vi INHOUD. BLADZ. P, BrrEKER, Over eenige vischsoorten van de Zuidkust-wa- teren van Java. so. en EL A. BeRsstEIN, Over eene merkwaardige anomalie in deu oorsprong der Arteriae Carotides, waargenomen bij Pitta eyanura Vieill,. (met afbeelding). . . … «rn dod Fr. WALKER, Catalogue of the Homopterous insects collec- ted at Sarawak, Borneo, by Mr. A. R. Wallace, with descriptions of new species. … H. Vor RosexBerG, Beschrijving van eene reis naar de Zuidwestkust en Noordoostkust van Nieuw-Guinea. 1e Gedeelte. Reis naar de Zuidwestkust en verblijf al- daar, ses atneret sie ere gn J, C. BerNeLorT Moeys, Scheikundig onderzoek van den bast van Nauclea orientalis, „+. ria aan P, Breeker, Derde bijdrage tot de kennis der weten: van Soembawa, —. ……. Caires arn J. HaAcreMAN Jcz., Over de uitbarsting der vulkanen in Oostelijk Java in het jaar 1586, nn Beriyten van verschillenden aard. Vulkanische verschijnselen in den Indischen Archipel. . „ 463 Verrigtingen der ingenieurs van het Mijnwezen in Neder- landseh Indië. . . … 2 mn INHOUD. VI BLADZ: a Ar adt a een nde PE, Index specierum Animalium in Volaminibus XV ad XIX Diarii Societatis Scientiarum Indo-Neerlandicae descrip- OTA A Ee) GEEA Aoki Ns (Bij dit deel is gevoegd de Geologische Kaart van de Wes- terafdeeling van Borneo, behoorende bij de 20e Bij- drage tot de geologische en mineralogische kennis van Nederlandsch Indië door R. Everwijn (Dl. XVII) welke kaart, wegens gebrek aan steendrukkers en papier, niet vroeger is kunnen afgedrukt worden). DE INLANDSCHE PLANTENNAMEN, BIJEENVERZAMELD EN IN ALPHABETISCHE ORDE GERANGSCHIKT DOOR G. J. FILE WE, Officier van gezondheid 2 klasse; Gedurende een tienjarig verblijf in deze gewesten de botanie in mijne vrije uren als liefhebberijwetenschap be- oefenende, hoofdzakelijk echter om door de kenmis der inheemsche gewassen ook tot die van haar geneeskrachtig nut te kunnen geraken, viel mij al spoedig het aantal en de gelijkheid soms der inlandsche plantennamen in het oog, zoo mede de noodzakelijkheid om met deze grondig bekend te zijn. Vaak toch heeft eene en dezelfde plant een groot aantal synonymen, omgekeerd ook hebben vele planten denzelfden of wel eenen algemeenen inlandschen naam, zoo als bijv: bijna alle Laurussoorten die van Hoeroe in het Soendaneesch, enz. — Daar bij het groot aantal boekwerken, waarin men tot nog toe de inlandsche planten moest op- zoeken om tot eene juiste diagnosis te kunnen komen, welk gebrek eerstdaags door den verdienstelijken arbeid van DL. XIX. 1 2 Prof. Miquel, het verschijnen zijner Flora van Nederlandsch Indië, waarschijnlijk zal opgeruimd zijn, voornamelijk echter door de onmogelijkheid om zich soms deze werken te kunnen aanschaffen of ter inzage te krijgen, het mij al spoedig bleek doelmatig te zijn om met de kennis der in- landsche synonymen toegerust te zijn, begon ik langzamer- hand, zoo uit de bestaande boekwerken, als door opgaven van inlanders, alle bestaande plantennamen, niet alleen van Java maar ook van alle tot deze bezittingen behoorende eilanden, bijeen te verzamelen, ten einde deze zoo mogelijk later tot een doelmatig geheel te kunnen rangschikken…— Bij gemis van een of ander toch moet men dikwerf, wanneer de in- lander deze of gene plant of wel een deel daarvan als van huishoudelijk, geneeskrachtig of algemeen nut aanprijst, deze met een schouderophalen voorbijgaan, daar men toch tot geene juiste onderkenning kan geraken. Niet ieder ge- neeskundige is daarbij zoo ervaren in botanie, dat, al bezit hij de noodige hulpmiddelen, hij dadelijk tot eene juiste diagnosis der planten kan geraken. Het is daarom, dat ik besloot dezen bundel te verzamelen en openbaar te maken, daar het door deze, hoop ik, gemakkelijk zal worden , spoe- diger omtrent eene aangewezene plant te kunnen oordeelen, vooral echter ook om een beter overzigt te kunnen krijgen over die menigte synonymen, welke soms eene en dezelfde plant in de verschillende residentiën van Java of op de overige eilanden draagt. Thans mij op Borneo bevindende, had ik gaarne: hierin opgenomen de namen, welke door de hier te huis behoorende Maleijers en Dajaks voor de mij bekende planten gebezigd worden. Dienstbezigheden ver- hinderden mij echter de door deze bewoonde streken op te zoeken, waarom ik mij alleen heb moeten bepalen tot het opteekenen van eenige Chinesche benamingen, welke volkstam sedert jaren deze landstreek reeds bewoont en langzamerhand de oorspronkelijke bevolking schijnt ver- drongen te hebben. 3 Wat de spelling der inlandsche namen aangaat, volgde ik steeds die, welke ik aangegeven vond, schreef de nieuwe naar de uitspraak volgens het gehoor op en veranderde slechts zelden de bestaande, wanneer deze mij foutief voor- kwam ; zoo veranderde ik soms ai in ai, u in oe, tsja en tscha in sja en tja, enz. Achter den inlandschen naam plaatste ik zoo mogelijk de nieuwste kunsttermen en gemakshalve, voor latere naspo- ringen, den familienaam, waartoe elke plant behoort. De achter elken inlandschen naam geplaatste kapitale letter of letters duiden verkort de streek of taal aan, waarin deze gebezigd wordt; zoo beteekenen: Alf. _Alfoeroesch, Dj. _Djambie. Amb. Amboina. Ht. Hitoe. Ar. _Aroë-eilanden. Huah. Muahomel. Bl. Bali. J. Javaansch. Bd. Banda. Lamp. Lampongsch. Bk. Banka. Lar. Larika., Bat. Batavia. Lt. Leijtimor. Btt. Battak. Lh. Loehoe. Btj. _Batjan. M. Maleisch. Benk. Benkoelen. | Mak. Makassaarsch. Bi. Bima. Man. Manipa. Be. Boegineesch, Mand. Mandhelingsch. Br. _ Boeroe. Men. Menado. Boet. Boeton. N.G. Nieuw Guinea. Bon. Bonoa. | O.Cel. Oostelijk Celebes. Bo. _ Borneo. O.Cr. Oostelijk Ceram. Bo.zo. Borneo's zuidoostkust. O.J. Oost-Java. Cel. Celebes. Om. Oma. Cr. Ceram, Pal. _Palembangsch. Ch. _ Chineesch. Phil. Philippijnsche eilanden. Ch.Bo. Chineesch van Borneo. R; Riouw. á 5. Sundaneesch. Td. Tidore. Saw. Sawoe. Ti Timor. Sol. ‚Solor. ‘Tond. Tondano. Sum. Sumatra. Ul. Uliassers. Sum.o.k. Sumatra's Oostkust. Zo.Ar. ZuidOoster- Archipel. Sum.w.k. Sumatra's Westkust. Zo.Bo. ZuidOostelijk Borneo. 7. Ternate. Achter eenige schreef ik de afkomst voluit; bij andere, welker oorsprong onduidelijk of onbepaald was opgegeven, heb ik een (?) geplaatst. En hiermede hoop ik iets verrigt te hebben tot verge- makkelijking der beoefening der Botanie , hoofzakelijk echter tot het beter opsporen van het algemeen huishoudelijk of geneeskrachtig nut der planten. Aontrado, Mei 1858. Inlandsche Naam. en | Aäntingan S. Äbo-abo S. Aboebo Mak. Ädal-adal J. Adas M, J, & R. „ -adassan JJ. „ manies M, J, [& R. „ ollanda J. > tina M,J. Adjeran oetan J. Affi-affi Cr. Afl Ti Aforo Bo. Ägar-agar M,R. » » koening M. Agila M. R. Aha Ht. Akhaän Amb. „ _abbal Amb. „ _malona Amb. Ahaijr Amb. Ahamahoe Lt. & [Amb. Aheij Amb. _Áhoe ila Amb. Áhuë maun Amb. Ahuelloe Cr. Ahuo Amb. Ahtès M. Aim koekoen S. E Botanische benaming. Aecroecephalium diffusum Hsskl. Callicarpa cana L. Dioscorea pentaphylla L. Croton tiglium Hmlt. Foeniculum vulgare Grtn. Gomphrena globosa Lu. Pimpinella anisum L. Ánethum graveolens L. Foeniculum vulgare Grtn. Illicium anisatum Dc. Bidens pilosa Lu. Avicennia tomentosa Wld. Hymenodyction timoranum Dioscorea pentaphylla L. Plocaria candida Nees. Sphaerococcus lichenoides, v. 6 [tenuis Ag. Aquilaria agallocha Luam ? Excoecaria agallocha L? Gossypium indieum Lam. Cureculigo latifolia Dryand. Epidendrum tuberosum Lour. Calanthe veratrifolia R. Br. id. 1d. Uncaria lanosa Dc., Gossypium indicum Lam. riodendrum anfractuosum De. Dioscorea pentaphylla L. Dolichos catjang L. radiatus Lour. Diospyros ebenum Rtz. Dioscorea bulbifera L. zie Adas M,‚ J. & R, Knema glaucum Bl Phaseolus Natuurlijke Familie, Labiatae. Verbenaceae. Dioscoreae. Euphorbiaceae. Umbelliferae. A marantaceae. Umbelliferae, 2 2 Maenoliaceae, Com positae. Avicennieae. Rubiaceae. Dioscoreae, Floridae. 3} Aquilarineae. Euphorbiaceae. Malvaceae. Hypoxideae, Orchideae. 3 bp Rubiaceae. Malvaceae. Sterculiaceae, Dioscoreae. Papilionaceae, ’ Ebenaceae. Dioscoreae. Myristiceae. ee Inlandsche Naam. | Botanische benaming. nn, nd Natuurlijke Familie. EE ES Ewen Ay Aija Âija -alya Amb. m bakoekoe M. panna S. M. Aijassa Om. Aijessi Amb. Aijewan Ht. Aijhau madelle Ht. Aijhoit Amb. Âij hosso Amb. Aij huaa Ht. « 2) 2 1 ’) „ ketjil Amb. „ mahina Amb. hua ette Amb. „ mette Amb.  ij kaij n Lt. Âijl 1 2 ’ karu laun maun [Amb. Aijkau boppo Amb. laun ela Amb. maun Amb. of kapoel. toea Ämb. Aiïlaloe Amb. Aij Aij 2 laloen Ht: lanoe hosso Ht. „ _ seloe Ht. „ soenoe Amb, Aijlaroe Amb. 2 Eb) pidjar Amb. pohon Amb. Aijlassalinoe Amb. Avlatoe Amb. … Eucaleptus versicolor Bl. (Rubus acuminatissimus Bsskl. „__ moluccanus Rmph. Eupatorium aijapana Vnt. Evodia latifoha De. Bassia longifolia Liam. ?? Podocarpus ebracteata Herit. B Rumphiana Bl. Pimela oleosa Lour. Coix agrestis Wld. Hernandia ovigera L. Euphorbia nerufolia L. Kalanchoë laciniata De. 2 ,) »5 Neuburgia tuberculata Bl. 2» 3 1 Cerbera musculiformis Eneycl. Stadtmanniasideroxylon Dc. Nelitris rubra Bl. Jambosa bifaria W eht, 7 alba Rmph. Nelitris alba Bl. > TDA BE „ __ bracteata Bl. Syzygia cymosa Dc. Adenanthera pavonina L. Abrus praecatorins L. Hernandia ovigera L. Actinodaphne Rumphü Bl Acalypha mappa Wild, of ‚ Rottlera tanaria Hsskl. Adenanthera pavonina L. Abrus praecatorius L. Pongamia? corollaria Mig. Dillenia elliptica Doe. Hernandia sonora Wld? Myrtaceae. Rosaceae. ’) Compositae, Diosmeae. Sapotaceae. Taxineae. 2 Burseraceae. Gramineae. Hernandiacese. Euphorbiaceae. Crassulaceae. ’ À pocijnaceae. 2 ed 22 Sapindaceae, Myrtaceae. Mimoseae. Papilionaceae. Hernandiaceae. Laurineae. Euphorbiaceae. 27 Mimoseae. Papilionaceae. ES) Dilleniaceae. Hernandiaceae. 1. DT Inlandsche Naam. Botanische benaming. | Natuurlijke Familie. Neten Avylauessi Amb. Aylau njid Amb. „sala Amb. „ __toeban Amb. Aylaun ahussen Ht. hj „ toani Ht. „. hitoe Amb. „ _kapepoeli Lh. „_ mahay Amb. „ mamulin Lh. „ manoek Ht. „ marua Amb. „ „marva Ht. „ niwel Amb. btn ni HIE … oerita Amb. „ __payamatta. Amb. „peu peu Ht. „ poetie Amb. „ _rihute Amb. „ sehu Lt. „ seron Lt. „ _tahina Amb. „ tahur Amb. „ _ uä massari Lt. „ uyn Amb, wakkan Amb. Aylilin Amb. Ayloaha Amb. | Bassia longifolia Lam ? | Medinella macrocarpa Bl. | Cissus carnosa Rxb. Vitex trifohia La. Vernonia cinerea Less. en leptophylla De. Bidens Walliehu De. „___ peduncularis Gaud. Coleus aromatieus Bnth. Hydrocotyle asiatica Lu. Phyllanthus nurwri L. 5 urinaria Lu, Ruellia alternata Brm. Cassia sophera L. var ves beer a, Mussaenda glabra Vhl. Dartus perlarius Lour. Nothopanax cochleatum Mig. pinnatum Mig. Riellia alternata Brm. Trevesia moluccana Mig. Bonnaya veronicaefolia Sprg. Gratiola lucida Rxb. Dentella repens Frst. Vernonia cinerea Less, Lawsonia falcata Lu Hydrocotyle asiatica Li, Vernonia cinerea Less. Tetranthera angustifolia Bl, Coleus aromaticus Bnth. Conyza balsamifera Bl. Piper subpeltatum Wid. Vernonia cinerea Liess, | Curanga amara Bl. | 2 kb 2 Graptophyllum hortense Nees. | Ruellia repanda L. | Sapotaceae. Melastomaceae. Ampelideae. Verbenaceae. Compositae. pb | 2 Luabiatae. Umbelliferae. Euphorbiaceae, Kaatthaee Papilionaceae. 2, Rubiaceae. Solanaceae. Araliaceae, Lb Acanthaceae. Araliaceae. Scrophularineae. 2 Rubiaceae. Compositae, Lythrariae. Umbelliferae. Compositae. Laurineae. Labiatae. Com positae. Piperaceae. Compositae. Scrophularineae. Aen iicoaët 2 | NER Nn Inlandsche Naam. À vloaha oetan Rib: Ay pb, lohoy Amb. lohun oebi Aanb. Aylou aha Lt. Ayl ouha poetie Lt. Aymaän abbar Lit. Ay Ày 17 -mabala Amb. mahoe Ámb. makianinoe Âmb makkaloelan Ht. makuninoe Ee maloe Amb. manoe Amb. massaninoe Amb! mette Ámb. metten Br. laun maun [Amb „. palehu ,„ miel Lt. miri Br. miten Br. erke 1OARS Ce | | 2) moesten Cr nahu Amb. Aynkka Amb. Ayoelan Amb. Ayoelit Amb. Ayokkol ketjil Amb. Ayokkoli Ht. Avyokkor Lt. Aypakka Amb. 1) ÂY 23 nd java Amb. passa Lt. poetie Amb. Botanische benaming. Ruellia repanda Le Nothopanax cochleatum Mig. Cissus cordata Rxb. Peristrophe tinctoria Nees. Hypoëstes purpurea R. Br. Mangifera laxiflora Desrouss. Albizzia Dur. Sp. Lansium domestieum Jek. Dillenia serrata De. Jxora amboinica Bl. Dillenia elliptica De. Ficus Rumphúü Bl Elaeocarpus serrata L, Dillenia serrata De. Commersonia echinata Frst, of s javensis G. Don. Ebenoxylon verum Luour. Guatteria Rumphiu Bl. Artabotrys odoratissima Bl. Stadtmannia sideroxylon Dc. Hernandia sonora Wld.? Ebenoxylon verum Lour. Stadtmannia sideroxylon De. Quercus moluccana Rmph. Melastoma polyanthum Bl. Aralia chinensis L. Sandoricum indicum Cav. Db | 2 1) Plumbago rosea L. Croton pavana Ham. , 2) 2 Cordia myxza L. Ficus Rumphiü Bl. Dehaasia media Bl. Machilus odoratissimus Nees. Melaleuca leucodendron L. Natuurlijke Familie. Peene: Araliaceae. Ampelideae. Acanthaceae. bj Anacardiaceae. Mimoseae. Meliaceae. Dilleniaceae. Rubiaceae. Dilleniaceae. Moreae. Tiliaceae. Dilleniaceae. Büttneriaceae. bb | Ebenaceae. Anonaceae. bb] Sapindaceae. Hernandiaceae. Ebenaceae. Sapindaceae, Cupuliferae. - Melastomaceae. Araliaceae. Meliaceae. EE Plumbagineae. Euphorbiaceae. bb} Cordiaceae. Moreae. Laurineae, vb Mvrtaceae. Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. pn polat Amb. samara Ámb. sana Amb. 2) „_ohite Huah. 2) „ ___„toeban Amb. Aytiba Amb. Aytimon Amb. Aytoea Lh. Ay toeban Amb. Ayukka Amb. Aywahaöe Lh. Aywara Lt. Aywel Amb. Ajam-ajam J. Ajer M, B. Ajong-ajong S. Akat Cr. Akel Men. Akkar binassa M. „ __koessoe M. marai M,‚ Sum. [Wk. „ _koekoetjingan [M. „ pouloron M‚M. »„ tikoes M. „ tjamakka S, „ treba M. » wangie M. Àlabobo T, tette obte Huah. Pisonia Plum. Sp. Urtica ovalifolia Bl. Casuarina equisetifolia L. Spaerococcus lichenoides, (3. [tenuis Ag. Codiaeum variegatum L. ’j ’ DD | Vitex trifolia L. Nepenthes phyllamphora Wid. Timonius Rumphiüi Bl. Aegiceras ferreum Bl. Vitex trifolia La. „„__ paniculata Eneycl. Leea sambucina Wd. Äcorus terrestris Rmph. Flagellaria indica L. Dioscorea pentaphylla L. Croton flavens L.? Aralia chinensis L. Quamoelit coeeinea Mnch. Ipomoea luteola Jcq. Bruguiera gymnorrhiza Bl. Sagguerus saccharifer Bl. Plambago rosea L. Leuconotis anceps Jck. Cibotium glaucescens Kaulf. Aristolochia indica Li. Ophioxylon trifoliatum Grtn. Dianella montana Bl. & var. [latifolia. Pardanthus chinense Ker. Rhinacanthus communis Nees. Andropogon muricatus Ritz. Kalanchoe laciniata De. Polypodium quercifolium WW ld. Nyetagineac. U rticaceae. Casuarineae. Floridae. Euphorbiaceae. ” Verbenaceae, Nepentheae. Rubiaceae. Aegicereae. Verbenaceae. bb] Ampelideae. Orontiaceae. Flagellarieae. Dioscoreae. Euphorbiaceae; Araliaceae. Convolvulaceae. ’ Rhizophoreae. Palmae. Plumbagineae. Polypodiaceae. A pocynaceae. Polypodiaceae. Aristolochieze, Apocynaceae. Liliaceae. Irideae. A canthaceae. Gramineae. Crassulaceae, Inlandsche Naam. Aladie Mak. Alaloen Bd. Äla manay Amb. Alaun mahay Ht. „ pinan Amb. Alea M. (Mol) „ oetan M. (Mol) „ paddi M. (Mol) Alhalla ambon Amb. Alla-antong S. Ällaar Amb. Allang-allang M. Alligoeroea banga T. Allor dawon J. Alossul UI. Amadyeh Mand. Ámakin abbal Lih. Amalar Amb. Amale Amb. A massi Amb. & Br. Ambatsjan M. Ambi T. Ambiet S. Amboelan J. Ambol J. Amies mata S. M. 5 lumboet® Amir Br. 10 Botanische benamin E. Colocasia vera Rmph. (C: anti- quorum Schott). Sesamum indicum L. Myristica salieifolia Wd. Oxalis sensitiva W ld. Scindapsus? Rumphii Mig. Zingiber officinale L. 5 marginatum Rxb. je gramineum Bl. Impatiens balsamina L. Tabernaemontana javanica Mig. Momordica subangulata Bl. Trichosanthes trifoliata Bl. Imperata koenign Pls. Tabernaemontana divaricata R, Br. coronaria R, Br. Atripled littoralis L. Cedrela febrifuga Bl. Bridelia stipularis Bl Commersonia echinata Frst, of b javensis G. Dik: Artocarpus incisa L. Flaeocarpus serrata L. Cubilia Rumphiù Bl. Manaifera foetida Liour. Artocarpus inteerifolia Lu, Martelsie Sp: dine nn angustifolius Bl. Monoceras lanceolatum Hsskl. Metroxylon Rumphu Mrt. Gynopachys tomentosa BL Ficus ribes Rwdt. „ _coronata Rwdt. „Dn ft Hernandia scnora Wld,? - Natuurlijke Familie. een Aroideae. Bignoniaceae. Myristicaceae. Oxalideae. Orontiaceae. Zingiberaceae, 23 1 Balsamineae. Apocynaceae. Cucurbitaceae. 2 Gramineae. Apocynaceae, 93 Chenopodeae. Cedrelaceae. Euphorbiaceae, Buttneriaceae. bb Artocarpeae. Tihaceae. Anacardiaceae. Artocarpeae. Rubiaceae, Tiliaceae. 2 Palmae. Rubiaceae. Moreae. 2 ’) Hernandiaceae. en Inlandsche _ Naam. Botanische benaming. Amme Amb. Ammelau abber ma- [mare Amb. A mmelau tallan ma- [hina Amb. _Ammelaun maüke | [Amb. „ _nitoe Amb. „ _tallan laun | [maun Amb. Ammelaun tallan [mamoeri Amb. _Ammelaun _ tallan [poetie Amb. Ammo Amb. „ …etteette Amb. Ammolaun Amb. | Ampadoe broeang [M, B. Ampak M & Bali. Ampalam M, R. Ampas-ampas Mak. Ampel J. Ampelas Mak. aM R. waaro 8. „ _ badak S. B „ _lumboet S. Ampetoe tana M, Chavica (Piper) betle Miq. Piper diffusum Vhl. ,» id 2 „ _arborescens Rxb. „ __ majusculum Bl. „ _arborescens Rxb. „ _majusculum Bl. ’ ,) Bl. Chavica betle Mig. „ __Roxburghii Mig. (Piper longum Dtr). „_betle Mig. Brucea Sumatrana Rxb. Evodia latifolia De. Mangifera indica Ls. Convolvulus peltatus Frst. on cymosus Desrouss, Bambusa mitis Poir. Tragia volubilis L. „ _seandens La. Ficus politoria Liam. > __ulmifolia Lam. „ obtusa Hsskl. „ _recurva Bl. „ __trichocarpa Bl. „ __ melinocarpa Bl. „ __ coronata Rwdt. „ __ politoria Liam, Curanga amara Bl. Aleurites moluccana Wld. Natuurlijke Familie. Piperaceae. 3 2 Xanthoxylaceae. Diosmeae. Änacardiaceae. Convolvulaceae., Ph | Gramineae. Euphorbiaceae, pb | Moreae. DE Á Secrophularineae, Euphorbiaceae, 12 mn re Botanische benaming. ror ve Ampoelat-poêlat M.| Urena lappago De. Malvaceae. Amproe badak S. | Lasianthus tomentosus Bl. Rubiaceae. Amtjou Ch. } Michelia parviflora Deless. Magnoliaceae. Amulen Amb. Verbesina moluccana Bl. Compositae. Wollastonia strigulosa De. h Ana ewan Amb. | Ochna squarrosa L. Oehnaceae. Anahan Amb. Artocarpus laca L. Artocarpeae. Anapoel Ht, en Anapoer Lt. Homalonema alba Hsskl. Äroideae. Anappoeraijer Amb/ Aglaonema oblongifolium Knth. ke Calladitum ovatum Wd. 8 Anasser Amb. | Pittosporum Rumphit Putterl.| Pittosporeae. Anau M. R. Arenga saccharifera Lab. Palmae. „ __koetari M. „ Westerhout Griff. | 5 Andahan J. Alchemilla villosa Lu Rosaceae. Andawalie M. Cissus papillosa Bl. Ampelideae. Andi-andi J. Grewia oblongifolia Bl. Tiliaceae. Andjang-andjang J.| Elaeocarpus ik Spec: h Andjir M, R. Ficus carica L. Moreae. Andoedoe Bl. Carijota Rumphiana Bl. Palmae. Andong M, J. Dracaena terminalis L. Liliaceae. „ hidjoe M. jd ferrea Ls, A rubens/ [Esskl. | 5 „ meirah M. g ‚u, B,atrosan- [cuinea Hsskl. E „ ‘watoe J. | Sanseviera fruticosa Wld. ks | Pavetta leucoxylon Mig. Rubiaceae. Andormata M. Freycinetia scandens Gaud. | Pandaneze. Androwalli Bl. Cocculus crispus De. Menispermaceae. Andur mangan Btt Casuarina sumatrana Jngh. Casuarineae. . Angajin Mak. | lnocarpus edulis L. Hernandiaceae. Anggroeng S. J. | Sponia orientalis Endl. Celtideae. Angi-angin Mak. | Casuarina equisetifolia Ls. Casuarineae. Angien-angienan J.| Cardiopteris quinqueloba Hsskl.| Sapindaceae. Angin M. Leucoenide alba Mig. Urticaceae. Angin-angin M. Ranunculus prohifer Rwdt. Ranunculaceae: je saderd. Alchemilla villosa Jngh, Rosaceae. Inlandsche Naam. Angkeb-angkeb J. Angkoa Ch. Angoeri M. Angor oetan M. R. Angrek M. S. „ andjine M. „ bener S. betoel M. R bobotjangan S. dicek S. gehgehben- gan S.] kadakka S. kassian M. katongeing M. ketjil M. „ Slap M. kolan BL en kringsing BL | - Botanische benaming. Wahlenbergia lavendulaefolia [DC. Gentiana quadrifaria Bl. Dohichos bulbosus Lour. Abutilon hirsutum Rmph. Vitis sijlvestris Bl. Orchideae R. Br. Aerides arachnites Lindl. Rheitrophyllum subverticillatum [Hsskl. Grammatophyllum seriptum BIJ. 5 speciosum Bl. Phrynium capitatum Hrsíd. Hedychion Roxburghi Bl. Viscum articulatum Brm. Epidendrum canimum Brm. Phajus Blumei Lindl. Cymbidiaum bicolor Lind]. 22 2 D/ „ _ cuspidatum Bl. Calanthe veratrifolia R. Br. Cryptostylis arachnites Lindl. Aerides acuminatissimum Lind]. Nephelaphyllum tenuifolium Bl. Acanthophippium javanicum B}. grimis tana S.|. Hysteria veratrifolia Rwdt Pteroceras radicans Hsskl. Cymbidium ovatum Wld. Arachnante moschifera Bl. Malaxis Rheedua WlId. Orchis strateumatica L. Cymbidtum furvum Wld. Vanda furva Bl. Grammatophyllum seriptum Bl. 2) 1 33 | Natuurlijke Familie. ee Campanulaceae. Gentianeae. Papilionaceae. Malvaceae. Ampelideae. Orchideae. 2 3) bb | Zingiberaceae. E bP| Viscaceae. Orchideae. A ON ENDE OEREN ie AEOS ied kk Mi 14 Natuurlijke Botanische benaming. rei Familie. Naam. Inlandsche | | | | Angrek kringsing | Grammatophijllumspeciosum Bl Orchideae ketjil MJ) Vanda lisschinoides Lind]. ö „ lama M. Cymbidiam cuspidatum Bl. 5 … Tema M, RB. 8 E 5 5 # bieolor Lind. î „ meirah M. Renanthera moluccana Bl. kh Baek: 8 Limodorum spathulatum Wld by „ oentjal 5. Cymbidium aloëfolium Sw. 5 Rhynchostylis praemorsa Bl. S retusa Bl. 3 „ oetan M. Plocoglottis javanica Bl. 5 „ plembang S, M.] Dendrobium angulatum Bl. 35 | Cleiseostoma spathulatum Bl. 5 | Cypripedium javanicum Rwdt. } „ _poetih besaar M.] Phanaelopsis amabilis Bl. 5 » _» ketil M.) Cymbidium ovatum Wld. Ee „ _potjongan S. | Calanthe veratrifolia R. Br. 3 „ ringit boemie S, MJ Hysteria veratrifolia Rwdt. si „ tana M. Habenaria susanna Bl. si Malaxis cornua Wid (?). 5 Epidendram tuberosum Lour. 5 „ ‘warna S. Vanilla Sw. Spec. EN Angriet 5. Nauclea lanceolata Bl Rubiaceae. Querens lineata Bl Cupuliferaec. Cephalanthus orientalis Bl Rubiaceae. Angroeng J. Grewia orientalis L. Tiliaceae. Angsana S. Pterocarpus indicus Wld. Papilionaceae. aut SM. ie Aubl. Spec: jr Angsoka S. Pavetta indica DC. Rubiaceae. Anibong M. R. Caryota urens L. Palmae. Anipan doerein Amb. | Amomum villosum. Lour. Zingiberaceae. „ _ echinatum Wid, ‚tet „ wakkan Amb.{ Alpinia gigantea Bl. Fl 5 15 ee en Tilandseke Botanische benaming. | Nakumelijke Naam. 5 Familie. Any Amb. Pangium edule Rwdt. Pangiaceae. „ in lala Amb. ‘Prichosanthes trifoliata. DC. Cucurbitaceae. Anys kastela FT. Zanthoxijlon armatum DC. Zanthoxyleae. „mestanL. » ’ » 7 Anjang-anjang J. | Elaeocarpus redjosso 1. | ‘Miliaceae. Ank-tsjoei-kun Chj Hibiscus rosa sinensis L. Malvaceae. Annipa wakkan Amb{ Alpinia malaccensis Rxb. Zingiberaceae. Anoer M. R. Cocos nucifera L. Palmae. Anrore Mak. Gumira integrifolia Hsskl. Verbenaceae. Anruda Mak. Peristrophe tinctoria Nees. Ácanthaceae. Antannan S. Hydrocotyle L., Spec. omn: | Umbelliferae. „ bener S. dà aslatica L.  „ gedeh S. pe ranunculoides 1, sk „ gedeh S- B aslatica L. Js „ Teuwung S. | Henckelia Roxburghiana Dtr. | Gesneriaceae. Geophila reniformis G. Don. | Rubiaceae. lamboet S. | Hydrocotyle splendens Bl. Umbelliferae. Antap kajoe loe-) Sterculia nobilis Kth. Sterculiaceae. [moet J. Meithan Ch. Soija hirsuta De. Papilionaceae. Antimon M, R. Cucumis sativus L. Cucurbitaceae. „ tikoes M. Aechmandra indica RBr. 2 Antjal S. Calla montana Bl. Orontiaceae. „ beurriet S. | Seinda apsus angustifolius Hssk]. is Antjar S, Ántiaria,tosticaria, Lesch. Artocarpeae. Antowalli Bl. | Cocculus crispus De. Menispermaceae. Antralia moegri J.} Volkameria aculeata L. Verbenaceae. Antsjak J. en Bl. | Ficus Rumphii BL Moreae. Appa-au Amb. | Colocasia humilis Hsskl. Aroideae. A pan-apan J. | Flemingia latifolia Bnth. Papilionaceae. papa Lt. Periploca mauritiana Poir. Asclepiadeae. „-karbou-). Conyza indica Bl. Compositae. Äppau Amb. Zie Appa-au Amb. Apepe dawon ketjil! [Amb./ Cynanchum tenellum Encycl. | Asclepiadeae. Apésoong Mand. | Flacourtia cataphracta Rxb. Bixaceae. Api-api S. ; Avicennia alba De. Ävicennieae. 16 Pe 7e EE 4 Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Api-api M. Apit J. Apoe S. Apoekat (M?) Appa-appa besaar J. Appya Lt. Arak M, R. Arang M, R. Áraroet M, J. Arau M, B. Areg henghé 5. Aren J, of Areng M. Areng J. Ares M. Areu Lit. Arian Bg. Arile Amb. Aringin EÉ Ariotton S. Ari ptychiuri dn Äroy S. astrawoeloe S. 2 badoejoet S. babalien gbien- [gan S. | Í | ! | | Ì 1 Avicennia tomentosa L. Scyphiphora hydrophijllacea [Grtn. Drymispermum Blumei Desn. Polyosma integrifolia BL Persea gratissima Grtn. Dicerma pulchellum De. Aleurites laccifera Liour. Croton mauritianum Liam. (?). Vitex pubescens Vhl. Diospyros L, Spec: Maranta indica L. Casuarina muricata Rxb. Arenga saccharifera Lab. Cardiospermum helicacabum L. Arenga saccharifera Lub. Mimosa hamata Wld. rauwolfia sumatrana Jek. Pandanus conoideus Liam. „ montanus Mig. Cissus glauca Rxb. Dolichos catjang L. Cassia divaricata N & BL. „ montana Heyne. „ _timoriensis Dc. Zie Aroy jutton S. Typhonium cuspidatum Bl, (var. ptychiarum. sign. Ojot M (elke slinger- [plant) Cissampelos hirsuta Hmlt. Stephaniae Lour. spec. di- versae. Modeecca cordifolia Bl. Trichosanthes villosa Bl. Ävicennieae. Rubiaceae. Daphnoideae. Saxifragaceae. Laurineae. Papilionaceae. Euphorbiaceae. 2 | Verbenaceae. Ebenaceae. Cannaceaec. Casuarineae. Palmae. Sapindaceae. Palmae. Mimoseae. Apocynaeecae. Pandaneae. Ampelideae. Papilionaceae. Aroideae. Menispermaceae. Ed Passifloreae. Cucurbitaceac. 17 di in “ t t Inlandsche Bin: Natuurlijke à otanische benaming. rj Naam. a Familie. Aroy baget S. Toxoecarpus macrophyllus Desn.| Asclepiadeae. „_ baliengbiengS.| Combretum latifolium Bl. Combretaceae. 5 neurophyllum Mig. ie | „ bali landak S.| Cissus obovata Vhl. Ampelideae. Modecca Liam Spec. Passifloreae. _ „ baloempangS.| Convolvulus peltata Frst. Convolvulaceze. 5 „ bapa kebohS.| Aristolochia acuminata Liam. |} Aristolochieae. „ barikbik S. Dalbergia L. Spec. Papilionaceae. „ _belehgetehpeh [S.) Xanthoxylon scandens Bl. Zanthoxylaceae. N Toddalia aculeata Bl. z __… biliembie S. | Modecca cordifolia Bl. Passifloreae. „ _bobontenganS.| Bryonia scabrella L. Cucurbitaceae, „, bodolandakS.| Cissus nodosa Bl. Ampelideae. „ boeboeloet S.| Bradleya lucida Hsskl. Euphorbiaceae. _„ boeboeloet. S.| Spermacoce hispida L. Rubiaceae. „ boeboe S, Convolvulas angularis Endl. | Convolvulaceae. Lepidostemon fiarescens Bl. gn Argyreia capitata Chois. 5 „ boeloestroe S. [M.| Luffa foetida Cuv. Cucurbitaceae. „ __boengboeroe- [toe S.f Cissus Lu. spec. diversae. Ampelideae. < „ boholkebo S.| Argyreia speciosa Sw. Convolvulaceae. Pr „ bojokkol S. Rubiaceae Spec. incertae. „„_bokray laut S./ Papilionaceae Spec. incertae. 8 „ _bungburuma- [ni assam S.| Cissus discolor Bl Ämpelideae, B, burrie S. Hiptage javanica Bl. Malpighiaceae. „ dawon koen- [toet S.| Paederiae L. spec. diversae. | Rubiaceae. » djaroedjoe S. [M.) Dilivaria ilicifolia Prs. A canthaceae. 5 „ doedoerenanS [M.\ Elaeagnus latifolia L. Elaeagneae. MDL. XIX. dl rigida Bl. A L. spec. incerta. 2) ’) Last] 18 Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. EE » Aroy gadel of ga- 1} » 25 22 29 2) [tel S. „urlaub 5. adons S. agaboesan S. ambas S. rambier $S. raroet 9. a fs Ga ya 0 leje „ gedeh S. „ peutjang [S. gatel S. glaga S. goensieng 5. goerahit 5. ad gontang $S. gurreut S. gurrug S. „ boddas [S. „ __burrum [S. haäsman S. LJ xÂA A hamproe bôgô [S. harendong S. hariang S. ee burrum [S. hasseum 5. Milletia sericea W.:& Arn. Dalbergia L. Spec. 1 Dioscorea hirsuta Bl. Jussiaea Ju, spec. multae. Momordiea subangulata Bl. Chilocarpus suaveolens Bl. o Mimosa caesia Li. Acacia pennata Wld. Albizzia rubiginosa Mig. Mimosa asperata Wild. Caesalpinia Plm. spec. 1. Acacia scandens Wld. Milletia sericea W. & Arn. Salacia oblongifolia Bl. Hippocratea indica La. Mucunae Adns, spec. plurimae. an Toddalia micrantha Hsskl.? Trichosanthes pubera Bl. 3 L., Spec. 2. Ziziphus napeca Liam. Calonyetion spectosum Chois (?) Stephania discolor Sprgl. 13 ’ 27 acuminatissima Sprgl. rotunda Lour. venosa Sprgl. Abrus L. spec. 1. Bryonia stipulacea Wid, @ per- [pusilla DC. Marumia muscosa Bl. Cissus repens Lam. 23 2} discolor Bl. 2 2} Papiltonaceaec. ’ Dioscorieae. Oenothereae. Cucurbitaceae. Apocynaceae. Mimoseac. ’ 2 ’ Papilionaceae, Mimoseae. _ Papilionaceaec. Hippocrateaceae. id bp | Papilionaceae. Zanthoxylaceae. Cucurbitaceae, Rhamneae. Convolvulaceae. Menispermaceae. El ’ Papilionaceae. Cucurbitaceae. Melastomaceae. Ampelideae. 3) hs 19 ä Ke. tm | Inlandsche à p Natuurlijke Botanische benaminc. Laken Naam. 5 Familie. ie ‚ Aroy hoeätbankong [S/ Erythropalla scandens Bl. Cucurbitaceae. 2 2 goeleng [S.) Calonyction diversifolium Hsskl., Convolvulaceae. „_trichospermum Chois. á hoei walleh S.| Karivia (Bryonopsis) Rheedii [M. 1. Roemer) Cucurbitaceae. hoenjoer boe- [oet S.} Kadsura scandens Bl. Schizandraceae. Sphaerostema axillare Bl. ” „ Jantang $S. Trichosanthes globosa Bl. Cucurbitaceae. „ Jimjing koeliet ‚| Ziziphus timoriensis DC. Rhamneae. „ juttong S. Ipomoea bifida Vhl. Convolvulaceae. s „ benerS. Convolvulus turpethum L. je „ jutton boddas [S.|/ Pharbitis hispida Chois. Convolvulaceae. à „ gedehS.| Convolvulus polyanthus Endl. 5 Ns „ lumb. S. „ _parviflorus Vhl. ne „ kat beussie S.| Naucleae L., spec. diversae. | Rubiaceae. Pisonia limonella Bl. Nyctagineae. „ kahawatangS.{ Sabia meniscosta Bl. Anacardiaceae. „ _kahitoetan ba- [dak S.f Paederia verticillata Bl Rubiaceae. 3 „ gedeh S. „ _ tomentosa Bl. c „be „ lumboet [S. ii „ Bl, var. angus. k [tifolia Hsskl. 1 „ kajorangan S.| Luffa eordifolia Bl. Cucurbitaceae. __„… kakawatan S.| Convolvulus filicaulis Vhl. Convolvulacese. RE ä „| Secamone lineata Bl. Asclepiadeae. Á „ _kakapassan S.| Dalechampia bidentata Bl. Kuphorbiaceae. # „ kalayar S. Trichosanthes macrocarpa Bl. | Cucurbitaceze. 4 globosa Bl. Fn „ __„ bener S. | Luffa mucronata Bl, 5 Bryonia scabrella L. | » Zehneria exasperata Mig. | 20 mmm Inla ndsche Botanische benaminc. Natuurlijke Naam. = Familie. Aroy kalayar beur- [riet S./ Bryonia pedata Hsskl. | Cucurbitaceae. Trichosanthes tricuspidata Lour laciniosa Klein. Luffa eurdifetia Bl. hd ’ 2 & „ _burrum [S./ Trichosanthes pubera Bl. ns En „ gedeh S. „ pilosa Luour. fl „ kaliageh S. | Capparis L., spec. 1. Capparideae. „ kamanden S.) Jasminum glabrum Wld. Jasmineae. undulatum Wid. 8 5. glabriuseulum Bl. ie „ elongatum L. 4 £ subelongatum Bl w Elaeagnus ferruginea Reh. | Elaegneae. kangkoeng S. [M.\ Convolvulus reptans L. | Convolvulaceae. „ karoewang S. Pipêr majusculum Bl. Piperineae. „ _karoh rontong [embeh S./ Bryonia marginata Bl Cucurbitaceae, bh , , [kambing $. ge ij z el „ karokkot S. | Cissus repens Lam. Ampelideae. „ kasoengka Sf Gnetum funiculare L, Gnetaceae. 7 »” beur- [riet S. „ _edule Bl. a a „ _ gedeh [S. ;) »” 2 ’ 3) L. spec. 1: , „ kasoengkaoen- [tjal 5. „ edule Bl. Gnetaceae. „ katilang S. Quamoelit vulgaris Chois. Convolvulaceae. „ katjambang s. Ardisia tenuiflora Bl, Myrsineae. Samarae Lu. spec. Rhamnae. 5 „ _gedeh [S.!. Ardisia? scandens Bl. Mvyrsineae. | Samara racemosa Hsskl, Khamneae, 21 » ee hae | Botanische benaming. Mabnnaee mm Samara scandens Hsskl, Áristolochieae. Aroy katjapi S. Sabia meniscosta Bl. Anacardiaceae. „ katoek S. Fylophora villosa Bl. Asclepiadeae. ie „ peutjang| Aristolochia indica Ls. Aristolochieae. Dy acuminata Lam. we kattam kattam [lumboet S.} Convolvulus thalassicus Std. | Convolvulaceae. „ kawaoch $. Dalbergia L. spec. Papilionaceae. „ _kawoyangS. | Convolvulus angularis Endl. | Convolvulaceae, Ipomoea dasysperma Jcq. 8 „ tuberosa L., voligantha [Hssk]. " „ kedjo 5. Cissus thyrsiflora Bl. A mpelideae. „ keekeedjoänS.| Conocephalus suaveolens Bl. | Artocarpeae. „ kehkep S. Piper malamiri L. Piperaceae. „„ kiassahan S. | Tetraceras L. spec. mult. Dilleniaceae. r „ lalakk: [S.) Delima intermedia Bl. m —) kibadak S. Capparis Li. spec. Capparideae. „„_kibara, &. Muldera baccata Miq. Piperaceae. Piper arborescens Bl, zl „ kibarera S. | Cissus javana Bl. Ampelideae. „ compressa Bl 5 ús „ bener S. „ mutabilis Bl. ss 5. SE theddas 8. „ nodosa Bl, Ee » „ boelet 5. » ” »” 9 sk „ gedeh $, „_rhodocarpa Bl. | p „ _scariosa Bl. 8 ve „ lalakkina »Loarspec.! Le vi kx EN laut S. sar zapbes sk, sé A „ leutiek Sf „ pergamacea Bl. r Ae „ leutiek | [burrum $S. „ serrulata Rxb. X » „ tjoetjoek pa apillosa Bl. 5 „ _kibattarah S, Willughbeia javanica Bl. À pocynaceae, Inlandsche _ Naam. 1 Aroy kidang S. „ kikadantja S. he „ laut S. „ kikalindan S. „ kikandel $. 3 „ badak S. zi „ lalakkiS. 5 ‚„ sabrangs. „ _kikangeran- [gan S. „ … kikawat S. „ kikoeja S. „ kikoepoe S. „ kikonneng S. „ kikontjang S. „ kikottok S. „ kiladja S. „ _„ lalakki S. „ _kilampahan S. „ _kinangender.S. 22 Botanische benaming. Polvozus latifolia Bl. Echites bantamensis Bl. Mimoseae incert. spec: Melodinus orientalis Bl. Apocynaceae spec: incert. Convolvulus obscurus Vhl. Dischidia rhombifolia Bl. Hoya diversifolia Bl. „ macrophylla Bl. 3 ») 2) „ coriacea Bl, ‚„… carnósa) KR. Br. „ laurifolia Desn. Salacia L. spec. div. Secamone lanceolata Bl. Clematis Leschenaultiana DC. Myxopyrum nervosum Bl, Cocculus acuminatus Bl. „ radiatus DC. „ rimosus Bl. Erythropalla scandens Bl, Pothos scandens L. Abrus melanospermus Hsskl. Uvaria humilis Bl. „ longifolia Bl. „ argentea Bl. „ multiflora Ts. & Bndk. Unona hamata Bl. Artabotrys hamatus Bl. „ suaveolens Bl. Tylophora villosa Bl Hoya coronaria Bl. „ clandestina Bl. „ _macrophylla Bl. Marsdenia villosa Hsskl. Anonaceae spec. incert. Natuurlijke Familie. Rubiaceae. Apocynaceae. Mimoseae. Apocynaceae. bb] Convolvulaceae. Asclepiadeae. Hippocrateaceae. Asclepiadeae. Rannnculaceae. Oleaceae. Menispermaceae, 3 ’ Cucurbitaceae: Aroideae. Papilionaceae. Anonaccae, mmm, | | 25 Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. mmm Aroy kingkilaban S. 2 ’ kirapat S. kisebeh S. kisioech S. „ benerS. kissioe S. kitjaäng 5. kitjantong S. kitjarang S. kitjau S. kitjembang S. kitjepot S. „ goenong [S. kitjiendeh S. Lof kitjinti S. kitjoeboeloe S. kitjoebone S. kitjontjorang kitongerret S. koäit beuss:S. koejapoe S. koekoe hoe- [lang S. Mussaenda L. spec. div. Loganiaceae spec. incert. Combretum latifolium Bl. 8 neurophyllum Mig. zie A. syoeh S. Cissus Blumeana Std. „ _repanda Vhl. adnata, Rxb. » _tkyrsiflora Bl. „ Blumeana Std. Erythrostigma diversifolia [Hsskl. Uvaria.acuta FE. & Bndk. Connarus Hasseltii Bl, Cissus hirtella Bl. Samarae L. spec. diversae. “Salaccia javensis Bl. „ __ maecrophylla Bl. » ___prinoides Bl „ _ melittocarpa Bl. Strychnos colubrina Wd. Crudya orientalis Hsskl, Cissus L. spee. div. Zanonia macrocarpa Bl. Pothos scandens L. Derris uliginosa Bnth. Naucleae spec. div. scandentes. Pisonia limonella Bl. Argyreia mollis Chois. »„ nitida Chois. Oxyanthus multiflorus Hssk}. Ziziphus. javanensis BL Rubiaceae. _Combretaceae. 1) Ampelideae. 2 Anacardiaceae. Ánonaceae. Connaraceae. A mpelideae. Rhamheae. Hippocrateaceae. : 27 de Asclepiadeae.. Papilionaceae, A mpvelideae. Nhandirobeae, Ároideae. Papilionaceae. Rubiaceae. zie Nyctagineae. Convolvulacege., 2 Rubiacese. Rhamneze. 24 Inlandsche : 6 Natuurlijk : Botanische benaming. wend Naam. Familie. mm | Zìziphus celtidifolia DC. Rhammeae. Aroy koekoe hoe- KATS [lang gedeh S. „ rufula Mig. 3 „ _ Horsfieldii Miq. à Nauclea L. spec. incert. Rubiaceae, * a nan dam- [boet laut 8.) Salacia L. spec. incert. Hippoecrateaceae. „ koekoentoeng [Sj Convolvalus angularis L. Convolvulaceae. koekoepoe S.| zie Aroy koepoe-koepoe 5. koeloek leu- keut S.| Salacia radula Dtr. Hippocrateaceae, Chilocarpus Li. spec. Apocynaceae, „ koemper S. | Parsonsia javanica Bl. 5 „_koepoe-koepoe| Phanera (Bauhinia) corymbosa (5. [Korth.f Papilionaceae. ” (__„ _) purpurea (Bnth. a Baahinia La. spec. inc. 5 „ _koetjoeboeng S, | Calonyetion longiflorum Hsskl. Convolvulaceae. „ konjal $. Ficus laevis Bl, var. pubiner- [vis Bl} Moreae. „ strigosa Bl 5 „ villosa Bl 4 „ asperrima Ts. & Bndk. ne „ _korreg kottok [S.) Bryonia scabrata Bl Cucurbitaceae. „ korro ronteng [kambing S. marginata Bl ” „ krawatan S. | Phy Mánthätadbiderël. Asclepiadeae. „ lallan S. Gynaecura sarmentosa DC. Compositae. „ landoek 8. Ardea heterophylla Bl | Ampelideae. ie „ benerS.| Cissus japomca Wld. pe ® „ _gedehS. „ geniculata Bl, var. inae- ie „ leutiek [qualis. £ [S. „ crenata Vhl. p Inlandsche Naam. 25 | Botanische benaming. Natuurlijke Familie Aroylida bebek S. 2) ’ 3 2 2) ’ : lokkot mata S. lopang bong- [kok S. luksa S. malatt: S. mandja S. of mandjel S. mangender S. mangoenang [S. mata hiang S. „ _ peutjang [S. moending dja- [loe S. ’ » id [laut S. mongel S. oeät bangkong. 5 „ goeling S. oebie djawa S. oyong S. ommas S, palembang S. Rubiaceae spec. incertae. Artemisia hi, spec. divers. Trichosanthes costata Bl. Boehmeria repanda Hsskl, Conocephalus Bl. Jasminum 4. spec. plur. Medinella radicans Bl. Combretum punctatum Bl. Salacia oblongifolia Bl. c. var: Hippocratea indica Lu. „leed apen Echites carvophyllata Rxb. Caesalpinia Ls. spec. Salacia L. spec. Spatholobus littoralis Hsskl. Combretum latifolium Bl. Randia scandens DC. Papilionaceae incert: spec. Medinella radicans Bl. Erythropala scandens Bl. Calonyction trichospermum [Chois. ’’ Convolvulus batatas L. Luffa eordifolta Bl. „__cathupicinna Ser, zie Aroy oyong S. Dendrobium angulatum Bl. Cleiseostoma spathulatum Bl. Cypripedium javanicum Rwdt. diversifolium Hsskl. Compositae. Cucurbitaceae. Urticaceae. Artocarpeae. Jasmineae. Melastomaceae. Combretaceae. Hippocrateaceae. ’ 3 Apocynaceae. Papilionaceae. Hippocrateaceae. Papilionaceae. Combretaceae. Rubiaceae. Melastomaceae. Cucurbitaceae. Convolvulaceae. 3 bh Cucurbitaceae. 32 Orchideae. 2 3 26 Natuurlijke Familie. Inlandsche 5 Botanische benaming. Naam. Aroy paparch S. Momordica Charantia L. Cucurbitaceae, „ papassan S. | Coccinia grandis M. J. Roemer. „ paria gingeh ,. ’ ’ ’ Bryonia laciniosa Dl, „_ patoek ma- [noek S.| Thunbergia javanica Bl Fylophora villosa Bl. „ tenuis Bl. Modeecca populifolia Bl. „ obtusa Bl. ‚„ palmata Lam. „ maerophylla Bl. „ acuminata Bl. „ integrifolia Lam. „ oblonga Hsskl. » „ cardiocarpa Hsskl. „ lobata Jeg. Áecanthaceae. » » » Asclepiadeae. Ie Passifloreae. hed ad hed hed EN MN [lumboet S. heterophylla Bl. „_pitjoeng tjel-| Gynaecocephalium macrophyl- [leng S. [lum Bl. Trichosanthes coriacea Bl. „ grandiflora Bl. „ hexasperma Bl, Cocculus radiatus DC. „ acuminatus DC. Phytocrene gigantea Wall. „__macrophylla Bl. hed hed Artocarpeae. Cucurbitaceae, ’ 1 Menispermaceae. » 7) ’ be- [bener S.| Cocculus bantamensis Bl, „ flavescens DC, „ _poelassarie S.| Alyxia stellata R. & S. Aganosma Blumei A. DO, „ elegans G. Don. puhjiet ajam Tylophora cissoides Bl. _ Asclepiadeaze, 27 ge | Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. nne | roy purries S. ; reba bangon S. saga leutiek S. sahagi S. sambangan S. sanga langit [S. sariboe S., of seboe S. en sewoe S. seuseurehan. S. si-haijam S. en si-kottok S. sijoek boddas [S. „ gedeh S. „ hiedjoeS. „ lampoeng [S. „ leutiek S. sirareb S. sivarah S. siwoeroengan [S. soesoë-an S. soesoe- moen- [ding S. sowaghi S. taai kottok S, [M:, J.? Tylophora ecuspidata Zip. Heligma javanicum Bl, Connarus javanicus Bl. Rourea javanica Bl. Mimosa pudica Ls. Abrus precatorius L. Gouania ferruginea Rwdt. Phaseoleae incert. Cassyta filiformis L. „ pubescens RBr. Dalbergia sissoo Rxb., en „ pseudo-sissoo Mig. Modecca Liam. spec. Abrus melanospermus Hsskl. Capparis La. spec. Cissus adnata Rxb. „ thyrsiflora Bl. „ Blumeana Std, Vitis cymosa Bl. Cissus repanda Vhl. Vitis sylvestris Bl. Gouania leptostachya DC, „ retinaria DC. | Zie Aroy sirareb S. Mussaenda L. spec. div. Cissus papillosa Bl. Elaeagnus javanica Bl. Parsonsia javanica Bl Gouania Lu. spec. div. Euphorbiaceae spec. incertae. Asclepiadeae. Apocynaceae. Connaraceae. 2 Mimoseae. Papilionaceae. Rhamneae. Papilionaceae. Laurineae. 2 Papilionaceae. » Passifloreae. Papilionaceae, Capparideae. Ampelideae. bb Rhamneae. 2) Rubiaceae. Ampelideae. Elaeagneae. Apocynaceae. Rhamneae. 28 Geer landsch à 8 vatuurlijk In mdsche Botanische benaming. Natu rlijke Naam. p Familie. Papilionaceae spec. incertae. Aroy takal laut S. Ey) ” EE) . hi „ taliayoenanS.| Abrus melanospermus Hsskl.| Papilionaceae. „ »„ kientjier S.| Convolvulus obscurus Vhl. Convolvulaceae. „ „ landak S. | Cissus obovata Bl. Ampelideae. | Modecca acuminata Bl. Passiflorae. „ tamman S. | Bambusa Thouarsii Kth. Gramineae. „ tangtang angin) Pterococcus glaberrimus Hsskl., [S. [off Euphorbiaceae, Hydraiostylus corniculat. Hsskl. ä „ tarawoeloe S.| Cissampelos hirsutus Hmlt, Ampelideae. „ convolvulacea Wld., var [3. hirsuta. pe „ tarroem S. dd parviflora. Desn. Asclepiadeae. „ _tatapaijan S. \reyreia mollis Chois. Cenvolvulaceae. > „ gedeh S. „ speciosa Chois. » „ tiliaefolia Wght. | „ tataroeman laut | [S.) Cassia L. spec. Papilionaceae. | „ tawoeloe S. | Zie Aroy tarawoeloe S. | „ tember kidang | [S./ Acacia scandens Wld. Mimoseae. | „ terongoetanS.| Helygma javanicum Bl, A poeynaceae. | „ tiliel S. Phanera (Bauhinia) debilis Mig. Papilionaceae. | „ tiwoek S. Frichosanthes ovigera Bl Cucurbitaceae. | Luffa petola Ser. jn | „ tjaliengtjieng | | Modecca cordifolia Bl. Passiflorae, | tjaloentjoen S.| Melastoma pudibundum Bl. | Melastomaceae. » … tjang-tjouw | [mienjak S.| Stephania capitata Sprg. Menispermaceae, „ tjannar babiS.| Dioscoreae Plum. spec. divers. Dioscoreae. | Smilax Trnf. spec. divers. Smilaceae, „ tjannar bok- [kor S.| Smilax Trnf. spec. divers. hs | „_tjapoe toehoer | | [S. Mikania volubilis Wld. Compositae. Ároy tjarayoeng S. 5 2 Inlandsche Naam. tjaroelang …S. tjatjabehan S. tjetjer 5. tjetjereh S._ tjietjer S. tjoech lam- [pong S. tjoekil an- [djieng S. tjoengkang- _ [kang S. [wung S. „ lalakk: [S. tjoentjoen S, tjoetjoek go- [raït S. tjoetjoerian S. tjullie méong. tjumpal ki- [kies S. toekkoel tak- [kal S. 29 Botanische benaming. Raphistemma Hooperianum De. Convolvulus peltatus Erst. Phaseoleae spec. incert. Quamoelit phoenicea Chois. Rourea javanica Bl. Dalbergia Blumei Hrt. Bog. Connarus javanicus Bl. Vitis cymosa Bl. Dalbergia sissoo Rxb. Parsonsia javanica Bl. Chilocarpus denulatus Bl. Strychnos colubrina WI. Coelospermum scandens Bl. Centrostemma moltiflorum Desn. Cystidianthus campanulatus Hova campanulata Bl. Gynaecopachus acuminatus Bl. Apocynaceae spec. inc. Vallaris laxiflora Bl. Chilocarpus suaveolens Bl. Clematis Luesschenaultiana DC. „ aurea Rwdt. Toddalia micrantha Hsskl. Hippocratea indica WlId. Piper mollissimum Bl Echites coriacea Bl. Croton denticulatum Di. [Hsk]. Natuurlijke Familie. Asclepiadeae. Convolvulaceae. Papilionaceae. Convolvulaceae. Connaraceae. Papilionaceae, Connaraccae. Ampelideae. Papilionaccae. Apocynaceae. 2 Loganiaceae. Rubiaceae. Asclepiadeae. ’ bh | Rubiaceae, Apocynaceae. 23 Vanunculaceae. ») Xanthoxylaceae. Hippocrateaceae. Piperaceae. Apocynaceae. Euphorbiaceae. 30 Natuurlijke Familie. Inlandsche Naam. mmm mmm | Botanische benaming. | Aroy toekoel takkal [mien-jak S.| Combretum Wallichii DC. Combretaceae. „ walen S. Phyllanthera bifida Bl. Asclepiadeae. „ wareng S. Canthium scandens Bl. Rubiaceae. „wat S. Zie Aroy otat S. „ wohwel oetan [S.) Spermacoce hispida L. Rubiaceae. Asam besembi M./ Oldenlandia Teysmanniana. [Sum. [ Miq. s Assa O0. Evodia latifolia DC. Diosmeae. „ wali Cr. Pterocarpus flavus DC. Papilionaceae. Assaihe toenie Amb.| Smilax zeylanica L. Smilaceae. Assam hollanda M. | Hibiscus sabdariffa L. Malvaceae. „ djawa M. „_kiranjie M. | Tamarindus indica L. Papilionaceae. „ kranje M. „ tambiloenganJ.| Begonia L. spec. Begoniaceae. ÄAssar Amb. Sesuvium portulacastrum L. | Portulaceae. « Assem asseman J. | Polygonum L. spec. Poly goneae. Assior Mand. Kaempferia galanga L. Zingiberaceae. Asso T. Hernandia sonora Wld. Hernandiaceae. „ kaloet Amb. | Achyranthes bidentata Bl, B. Lelongata.| Amarantaceac. Desmoschaeta postrata DOG. e Hydrocotyle asiatica Ta. Umbelliferae. Dalbergia Blumei Hrt. bog. | Papilionaceae. Tamarindus indica L., var: [macrocarpa Nees Jr. N „ var: platycarpa [Nees Jr. 8 Garcinia cambogia L. fs. Clusiacecae. Atalaya salicifolia Bl. Anona asiatica L. Anonaceac. Amorphophallus bulbifer Bl. f Aroideae. „ _campanulatus Bl. ke „ telina Amb. 4 „laun Amb Assum aroy S. „ djawa S. ’ „ rangie S. „ zeylon S. Atalai T. Ats T. Assiwoeng radja [mantrie S.| Typha angustifolia RBr. Typhaceae. Atjoeng S. Inlandsche Naam. Atjoeng boddas S. Atoen laut M. Attehoe Br. Áttihoe seloe Amb. Aule Ht. Aupaloelan Ht. mahina [Amb. „ poetie Ht. ED) Auparoelan Lt. Aussi abbal Amb. 2 2 Ávi- pipis Amb. woloe Amb. avi M. Awar-awar J , Bl. [& Bat. AwiS. :» 3) 3) 1 2 apus S, M. atter S. bitoeng SM. gedeh S. gombong S. hauer gading ES, Pal. hauer genlies [S. hauer konneng [S. „ tjoetjoek S. hiedung S. kriesiek S, sl Botanische benaming. Amorphophallus giganteus Bl Brachyspatha Muelleri Schott. „ variabilis Schott. ” ” „ Var. 1M- (maculatus. Heritiera littoralis DC. Jagera speciosa Bl. Polypodium quercifolium Wd. Bambusa verticillata W ld. Ixora amboinica Bl. Clerodendrum infortunatum B Piper subpeltatum Wld. Ixora amboinica. Bl. Frophis spinosa Rxb. Citrus limonellus Hsskl. „ hystrix DG. Ficus avi avi Bl „_septica Sprg. „ allutacea Bl. Bambusa Schreb., spec. omn. apus Schlt. „ verticillata Bl. „ _nigro-ciliata Büse. „„…Schreb., „spec. „ fera Mig. Bambusa Schreb., spec. | Schyzostachitum Blumei N. ab. [Es Bambusa nigra Lodd. (?) Beesha fax Schlt, Natuurlijke Familie. en | Aroideae. bb | Sterculiaceae. Compositae. Polypodiaceae. Gramineae. Rubiaceae. Verbenacecae. Piperaceae. Rubiaceae. Artocarpeae. Äurantiaceae. ’; Moreae. ’ 2 Gramineae, Dee enn ae] Inlandsche me Natuurlijke E otanische benaming. is Naam. ke Familie. en ed Awi tali S. Bambusa apus Schlt. Gramineae. stam jandus ’ verticillata Bl. je „ tamman S. B | pb he „_tjangkorrehS.} Dinochloä tjangkorreh. Schlt. 5 „ _tjangkoettoek | S.} Bambusa Schreb spec. 5 „ tioetjoek S. Schijzostachium durie Rupr. ie: „ toetoel S. Bambusa Schrb., spec. of les: # elegantissima Hsskl. id „ woeloeng S, ge nigra Lodd (?) 4 Awakkal Amb. Pterocarpus flavus DC. Papilionaceae. B ° Baayawie S. Acer cassiaefolium Bl. Ácerineae: Ba-a-lo S. Ficus bengalensis R & 5. Moreae. Babadatan J. Hyptis suaveolens Poit. _ Labiatae. Babadottan boddas 5. Anisomeles malabaricum R. Br, [fore albo. je „… burrum, S. ie IJ TE (rubro. 5 Ageratum conijzoides 1, caule [rubro.} Compositae. „ heedjoh S. Ü ED var [viridi. Ó Babangngan Kawi. | Areca catechu L. Palmae. Babawangan 5. Pancratium cordatum Li. Amarijllideae. bs Haemanthus puniceum.Jeg. sb Babie M, KR. Crypterrhonia paniculate Bl | Rhamneae. Babing J. Sauropus rhamnoides Bl. Euphorbiaceae. Baboeta Cr. Excoecaria agallocha L. À Babon Bl. Gumira integrifohia Hsskl. Verbenaceae. Badjang badjang Blf Andropogon acicularis Trin. | Gramineae. Badjoele T, Melaleuca leucodendron L. Mystaceae. Bado Mak. Schleichera trijuca Bl. Sapindaceae. Badoejoet S. Trichosanthes villosa Bl. Cucurbitacecac. 93 ee | AYE EE | RBE Botanische benaming. Keine l | Badoel S. Amorphophallus campanulatus| Aroideae. | [BL Pi giganteus Dl. jj Î Jadok bankon J. | Anisomeles ovata Br. Labiatae. adoerie S, M. Calotropis gigantea R. Br. Asclepiadeae, Bagoe M,R. Gnetum gnemon L. Gnetaceae Bahoes Bl ERI, sativa L. (Semina denu- ine Gramineaê. Bahoet Br. Engelhardtia selanica Dl. Juglandeae. Bahoeta Sum. Tacca montana Rmpb. Tacceae. Baya Mak. Morinda citrifoha L. Rubiaceae. „ _bracteata Rxb. En Bayam lohor J. Schmiedelia cobbe DG. Sapindaceae, Bajang Mak. - Intsia amboinensis Thrs. Papilionaceae; „_ bali J. Moschosma polystachya Buth. | Luabiatae, Bajau tjina M. Ruellia repanda L. Acanthaceae. Bajem M. Bl. Amaranthus oleraceus Ls Amarantaceae. | „__ pelygamus Wild, sk „tristis Lour. pe „__badoerie M. „spinosus La, var. viri.! [dicaulis Hssk] he „ „besaar M. Cladostachys muricata Don. ai „ _betoel M. Amaranthus retrofexus L. oe „ doerie M. Sct spinosus L. 2 »„ _ejkor koetjing [M. | Celosia cristata L. de „ loehoer Bl. Cladostachys muricata Don. 5 „ meirah M. Amaranthus tricolor L. â „ monjet M. ie polystachyus Wld. h | Ke prostratus Bib. in } spinosus L. ke ER „ oetan M. 5 > __L., var. vifi-| \ [dicaulis Hsskl ee RE „ pohon M. Zie Bajem besaar M. Ek > sajor M. Amaranthus oleraceus L. a k salassie S. M. IN cruentus L. â k Bayn java T. Thespesia macrophyvlla Bl. Tiliaceae. 63 fl DEE XIX, Inlandsche Naam. Baynan Mak. Bayngiri Bl. Bajoe LL. Bajoer S. M.J.& B. 13 ie HAD Bakar Mak. Bakattak S. Bakaö Phill, Bakawan Phill. Bakkor M. Bako M. J. ,3 Bakoeng S. M. Bak-ti-hoë Ch. Balabi Bd. Balakkatoa S. Balam tambaga Sum. (WK. ‚„ _tandoek Pal. Baleloetan M. Baleor S. Baliego S. M, Baliek soempa S. Balintette Bl. Balis bukkol Mak. | „ tiada Mak. katjang J. Botanische benaming. Averrhoa carambola L. k bilimbi La. Ficus nitida Thnb. Nipa fruticosa Thnb. Pterospermum lancaefolium Bl. ze suberifolium Wld. Acer cassiaefolium Bl. Engelhardtia serrata Bl. Artocarpus laevis Hsskl. Piper malamiri La. Bruguiera parviflora W.& A. e cylindrica Bl. 33 » ’ Rhizophora conjugata Li. JE) Hi : Bruguiera Rumphii Bl. Sonneratia acida L. a alba Smith. Rhizophora mucronata Lam. Crinum asiaticum L., & aliae. Jasminum sambac L. Gumira integrifolia Hsskl. Zingiber cassumunar Rxb. Isonandra gutta Hk. Àzaola (Ceratophorus) Leerii (Ts. & Bndk. Homalonema rubescens Kth. Cucurbitaceae Jss. spec. divers. Cucurbita farinosa Bi (Benincasa [cerifera Sv. ee villosa Bl. Aralia javanica Mig. 5 montana Bl. Wissadula zeylanica Mdk. Convolvulus peltatus Frst. Ziziphus jujuba L, Natuurlijke Familie. Oxalideae. ’. Moreae. Palmae. Büttneriaceae. bd Acerineae. Juglandeae. Artocarpeae. Piperaceae. Rhizophoreae, ’’ Myrtaceae. 2 Rhizophoreae. Amaryllideae. Jasmineae. Verbenaceae. Zingiberaceae, Sapotaceae. 4 Ld Aroideae. Cucurbitaceae. D 5) Araliaceae. 1 Malvaceae. Convolvulaceae, Rhamneae. 95 [mmm DE, | een Botanische benaming. Matnmiijke | Balla balla M. Pontederia vaginalis L. Pontederaceae. Balletjaai pagger Btj.| Curcas purgans Mdk. Euphorbiaceae. Ballo Mak. Arenga saccharifera Lab. | [(succus).| Palmae. Balobar Phill. Jambosa domestica Rmph, Myrtaceae. Baloen anjoek S. Polyalthia subcordata Bl. Anonaceae, „ injoek S, Schizochiton patens Bl. Meliaceae. Dysoxylon longifoltum Bl, & Baloengboeng S. Barringtonia excelsa Bl. Myrtaceae. Baloeng kajoo M. { Antidesma filiforme Bl. « major. Antidesmeae; Baloer Mak. Jasminum sambac L. Jasmineae, Baloestroe M, Lutfa foetida Cav. Cucurbitaceae. 4 7 „_petolo Ser. 5 Balong-balong S. | Viscum articulatum Brem. Viscaceae. Bama Mak & T. Enhalus Koenig Rich, Hydrocharideae Plumbago rosea Li, Plum bagineae. Bambaloe Bg. Entada pursata DC. Mimoseae. Bamban S. M. R. [J. & T.| Maranta Jacquini R. & Sch. | Cannaceae „ dichotoma Wld. Phrynium dichotomum Rxb. Fhalia cannaeformis Wld. „ geniculata L. Bamboe M. Bambusa Schreb. spec. omn. | Gramineae: „ ampel Bat. A lara. Mig. s „_ adong M. „ … verticillata Rupr. d A andor M. | Dendrocalomus strictus N. ab Es. 7 „ apoes M. R.f Bambusa apus Schlt. ee „ ‘atter M. d verticillata B]. ej „_bitoeng M. ie LR. ä nigro-ciliata Büsc. . „ boeloe M. & Schreb. spec. 1. 4 »„__djawa J. 5 vulgaris Wld. „ doerieM.J.f Schyzostachium durie Rupr, „gading J. | Bambusa Schreb. spec. 1, » iraton J. | zie B. doerie M. J. „ itam M, |. Bambusa niera Lodd. mn hd [mmm nme Inlandsche a | Natuurlijke otanische benaming. fe Naam. Familie. Bamboe krisiek S. | Schyzostachyum Blumei N. ab [Es Gramineae. „ lengka M.} Bambusa nigro-ciliata Büse, [var. @. 7 Schyzostachyum Blumei N. ab. [Es. ” „ mayang M. ” ” » „ oelar M. Bambusa Sch KS spec. 1. gen estane M. „ _apus Schlt. a „ tjma M.R.| Arundinaria glaucescens Rich. 8 „__» aloesM.| Ischurochlöa floribunda Büse. 4 Bamboelan poejan [S. | Pavetta subvelutina Mig. Rubiaceae. Bana Bl. zr zeylanica La, Smilaceae. Bandira O. } 'icus Rumphu BIJ. Moreae. Bangian J. & Bl. ee villosa Rxb. Verbenaceae, de lalakki M. { Phoberos chinensis Lour. Bixaceae. Bangkal B. Naculea orientalis D. Rubiaceae. Bangkoeang. M. & | [BL Ip mammosa Chois. Convolvulaceae. Pachyrrhizus angulatus Rich. | Papilionaceae. „… hollanda M.) Convolvulus sida etos Bng]. | Convolvulaceae. Bangka J. Hernandia sonora L. Hernandiaceae. Bancko J. &’ BI. Khizophora candelaria DG. Rhizophoreae. sk mucronata Lam. ij Bangkoedoe M. R. | Morinda citrifolia L. Rubiaceae. % umbellata. g „ badak M. R. | Fagraea morindaefolia Bl. Loganiaceae. „ dawon besaar M. | Morinda citrifolia L. Rubiaceae. „ lakkilakka M. je bracteata Rxb. 4 oetan M. R. | Fagraea morindaefolia u Loganiaceae. Ba anglaai M. J. & Bl. Zingiber c assumunar Rx Zingiberaceae, „ lalakki M. Alpinla malaccensis Re ie Bangoeng J. Barringtonia acutangula Grto.f Myrtaceae. KN racemosa Bl. bs Bangon bangon M.í Coleus aromatieus Bnth. Labiatae, Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Bangon bangon na- [bara Man. Baniream J. Bankal S. M. &R. „ lakki lakki [M. „__parampoean LM. Bankil M. Bantjet J. Bantji leuheur S. Bapasay Lh. Bapassongan S. Barakkattak S. Barang J. Barang-barang Mak. Baroboi J. Baroe M. & R. hd „_gallam Mak. 5u M. „ partey M. „ tina M.&R. Baroenai (?). Baros J. Barus Lh. Baso Amb. Basse Dl. Bata Cr. Batakka Men. Batar Mak. Batatas M. Bate M. & Lit. Celosia cristata L. Phaseolus farinosus L. Nauclea purpurea Rxb. 2) 3 ’ „ orientalis DC. Cadamba nocturna Ham. Rhizophora conjugata L. Turpinia sphaerocarpa Hsskl. Deeringia indica Sprg. Ventilago maderaspatana Wid. Sonneratia acida Lu. Piper malamiri L. Polygonum rhizocaulon Br. Polypodium guercifolium Wid. Gynaecotrochus axilleris Bl: zie Waroe M. Caryota Rumphiana Bl. Melaleuca leucodendron Tu, Cordia Rumphü Bl. Fhespesia macrophylla B} 2 5 ,3 Artemisia moxa Berses. ks vulgaris L. Crataeva L. spec. bantam, Fagraea morindaefolia Bl, Cassia javanica L. Diplarium malabaricum Sprg Piper betle L. Mangifera altissima Bl. Kaempferia galanga L. Sorghum saccharatum Wld. Convolvulus batatas Lb. Inga saponaria DC. Mangifera foetida Luour. Ámarantaceae. Papilionaceae. Rubiaceae. 33 3} El Rhizophoreae, Staphyleaceae. À marantaceâe. Rhamneae. Melastomacege. Piperaceae. Polygoneae. Polypodiaceae, Clusiaceae. Palmae. Myrtaceae. Cordiaceae, Tiliaceae. 2, Compositae. IT Capparideae. Lioganiaceae. Papilionaceae. Polypodiaceae. Piperaceae. Anacardiaceae. Zingiberaceae. Gramineae. Convolvulaceae, Mimoseae. Ánacardiaceae, mm ed gege Inlandsche Naam. Batel M. & Bl. Bati-bati Bl. Batjang M. & Bd. Batoe S, M.& B. „ lientjar SM. 3 » „ boddasS. En ‚„ burrum S. a „ leuttek S. „ malakka M. „ seetan M. Batsjam-batsjam Bl Batsjang-kiang Ch. le M. Batteka M. Bauwa appoer Amb. „ foeroe T. Bawang M. S. „ boddas S. „ kurrum S. „ kladie J. „ koetjey M. Ch. „ oetan J. „ meirah M. „‚ poetih M. N „ oetan Lt. „ prey S. M. „ rakk’joo M. „ timor M, tjina M. Bawangar A Baw raka ew | | | 98 ’ Mangifera foetida Luour. Leucas linifolia Sprg. Mangifera foetida Lour. „ altissima Bl. Amorphophallus campanulatus (BL. Blumea lacera DC. ’ ” 7 » 7» ”_ var. Com- [mersoni. » ld „ > var. Bur- (manni. 7 2 „» var. Blu- [mei DC. Mangifera foetida Lour. Hymenophallus daemonum Ns. Begonia tuberosa Dryand. Pancratium zeylanicum L. Sorghum saecharatum Wld. Citrullus edulis Spch. Amaryllis rotundifolia Liam. 3 33 : Allium L. spec. divers. „ sativum L. „ ascalonicum L. Seirpus juncoides Rxb. Allium L. spec. chinens. Amaryllis rotundifolia Lam. zie Bawang burrum S. zie Bawang boddas $S. Tacca montana Rmph. Allium porrum L. „ rakk'joo Siebld. „vi Spee cepa L. Urostigma modestum Mig. Aleurites laccifera Luour. Botanische benaming. | Natuurlijke Familie. Anacardiaceae, Labiatae. Anacardiaceae. rd Aroideac. Compositae. 3 : en Anacardiaceae. Gasteromycetes. Begoniaceac. Amaryllideae, Gramineae. Cucurbitaceae. Amaryllideae. 2 Liliaceae. bh ’ Cyperaceae. Liliaceae. Amaryllideae. Taccaceae. Liliaceae. Euphorbiaceae. Natuurlijke Familie. Inlandsche Naam. ES EES NN ee Botanische benaming. Bea-bea S. Sagittaria hiruudinacea Bl. Alismaceae. Bebeak 5. Fagraea obovata-javana Bl. Loganiaceae. Beberet S. Fragaria chrysantha Z. & M./ Rosaceae. Bebesahran S. Morus indica L. Moreae. Bedas S. Piper nigrum L. Piperaceae. Bedh R. Carica papaya Lu Papayacecae. Bedok-gil S. Sphaeranthus microceph. Wld.| Compositae. Bedek-gih S. Dichrocephala paniculata Mig. ä Behdji J. Cynoglossum Ls. spec. Äsperifoliae. Bejettan J. Lansium domesticum Jck. Meliaceae. Belawa Bg. Stagmaria verniciflua Jck. Anacardiaceae. Belehkehtehpeh S. | Echinocarpus sigun Bl. Bixaceae. Belyong M. Kibessia azurea DC. Melastomaceae. Beloedroe J. Luffa petola DC. Cucurbitaceae. Belondottan J. Liycopersieum esculentum MIL| Solanaceae. Beloo itam Amb. { Maba ebenus Sprg. Ebenaceae. Bemban M. R. Mangifera thalpa. Anacardiaceae, Benang M. B. Justicia purpurea L. Acanthaceae, Bendah S. Artocarpus pubescens Wid, f Artocarpeae. Bengang S. Neesia altissima Bl. Laurineae. Bengangan J. Polygonum rhizocaulon de Br.) Polygoneae. Bengberettian S. Rubus rosaefolius Sm. Rosaceae. „ _fraximfolius Poir. jk: Benger (?). Cratoxylon Bl. spec. nov. Hypericineae. Lagerstroemia ovalifolia T. & [Bdk. Lythrarieae. reginae Rxb. sE ’ Bengkoedoe Mak. | Morinda bracteata Rxb. Rubiaceae. Bengok M. Ottelia javanica Mig. H ydrocharideae. Benoh S. Pancratium cordatum L. Amaryllideae. Berel Lt. Pandanus humilis Wld. Pandaneae. Berohdjo S. Amarantus cruentus L. A marantaceae. „‚Celosia argentea L. he Besieran J. Drapieza multiflora (Bl ?). Melanthaceae. Bessa magoemi T. | Aristolochia indica La. Aristolochieae. Betau Mak. Calophyllum inophyllam L. | Clusiaceae. Beteh beti M. R, | Carica papaya L. | Papayaceae. 40 | Inlandsche - p ' Natuurlijke ETEN Botanische benaming. De, Naam. 9 Familie. Beteh meirah M en.) 1 Homalonema rubrum Hsskl. [{ Aroideae. papaja -M. B. dârids heeg L. Papayaceae. „rawang M.R.| is B: Bet-zy Ch. Dioscorea aculeata L. Dioscoreae, Bi Ch. Oryza sativa L. (semina). Gramineae. Bia S. Alocasia indica Schotf? Aroideae. Bia-bia Bl. Pontederia vaginalis L. Pontederiaceae. Biahoet Br. Engelhardtia selanica Bl. Anacardiacecae. Biarera TE. Oryza sativa L (semina cocta).| Gramineae. Bias M. Areca horrida Griff. Palmae. Biawas Mak. Jambosa alba Rmph. Myrtaceae. …… _celebica Bl. if Bichbier (7). Antidesma Li. spec. Antidesmeae. Bradleja Bnks, spec. Euphorbiaceae. Bidak bankong J. &) Vernonia cinerea Less. Compositae. [B]. Bidara M. S. Ziziphus jujuba Liam. Rhamneae. „ goenong J. { Diospyros L. spec. Ebenaceae. „ läut M. Ziziphus Horsfieldu Mig. Rhamneae. 5 rutdilgtMags ii 5 leutiek 5. 3) ,) ed , „ pahit-J. Strychnos colubrina WIL Loganiaceae. „ patis S. bs nux vomica L. ä Bidata M. J. Sonneratia acida L. Melastomaceae. je pagatpat Blanco. 5 Bidjan M. R. en Bidjin M. R. Sesamum indicum Tu Bignoniaceae. Bido-bido T. Rhizophora candelaria DG, Rhizophoreae. 8 mucronata Lam. Ej maran”®, Piper betle L. Piperaceae. „ masoffo T. 5 sìiriboa L. 7 ritsja T. N longum Dír. 5 Bidoer S. Pandanus latissimus Bl. Pandaneae. Bidoerie M. R. Calotropis gigantea R. Br. Asclepiadeae. Bidoto J. zie Bidata M. J. | „ _oedang J. Sonneratia alba Smith. Melastomaceae. Bidjietan M. Lansium domestieum Jek, var. [G biedjietan Hsskl. Meliaceae. Inlandsche | Naam, Biengbien S. Bientaro! hS. „ leutiek $S. heen kafe J: Bintienoe S. Biesietan M. Biet boddas S. (?). „ burrum (#). Bifi mafalla T. Bihaun Bl. Byo Bl. „ loetton Bl: Bikoro M. Bila Mak. Bilak M. R. & BIJ. Bilimba T. Bilimbing M.J. Bilio maman Bon Biloek S. Biloeloe Bi. Bimbing S. J. Binan Ch. Binang M. R. PBindatoin Mak. Bindjei M. B. Bingkawan M. Binong M. „ peutjang S. Bintan besaar M. R. 41 Botanische benaming. Pinanga Kuhlü Bl. „ _ latisecta Bl. Cerbera odollam Hmlt. 7 lactaria-Hmlt. Wrightia pubescens KR. Br. Visenia umbellata Houtt. zie Biedjietan M. Beta vulgaris L., alba. sagt rubra: Hetnrdia sonora Wld. Dioscorea aculeata L. Musa paradisiaca L, „ acuminata Coll. Mounda citrifolia L. Aegle marmelos Rxb. ED) ’ | Averrhoa carambola Li. bb 1 bid Panax fruticosum DC. Melia odorata Rwdt. Arenga sacchar ifera Lab (Fruc- [tus.) Pinanga costata Bl. Ptychosperma latisecta Mig. Kuhliiù Mig. { costata Mig. Areca catechu L. zie Binong M. Cajanus favus DC. (2). Mangifera foetida Lour. 1 Eleichenld Hermanni R. Br. Bueida nitida Hsskl. Tetrameles Horsfieldii R. Br. Pteroeymbium javanicum, Rottlera affinis Hsskl. „indica Wid. Cerbera odollam Hmlt.. Natuurlijke Familie. Palmae. 3) Apocynaceae. 7) 2 Büttneriaceae. Chenopodeae. 1 Hernandiaceae:; Dioscoreae. Musaceae. 2 Rubiaceae. A urantiaceae. ’ Oxalideae. LD Araliaceae. Meliaceae. Palmae. Papilionaceae. Anacardiaceae. Gleicheniaceae. Combretaceae. Datisceae. Euphorbiaceae, ’ Apocynaceae. 42 mmm mmm mmm ee ie ond ‚ Botanische benaming. | Natuurlijke Naam. Familie. Bintan ketjil M. R.f Cerbera lactaria Hamlt. Apocynaceae. Bintangor laut J. | Calophyllum inophyllum L. Clusiaceae. „ oetan M. nn sulatri Brm. à Bintaroh BL Cerbera lactaria Hmlt. Apocynaceae. Bira T. Oryza sativa L. (sem. denudata). Gramineae. „MR. an Colocasia indica Hsskl? Aroideae. „ ayer M.R. Aglaonema oblongifolium Knth. ie Calladium ovatum Wild. „ boddas S. Alocasia variegata CG. Koch & dl [Bouché. „ burrum S. „ _ metallica Schott. „ kaladi M.R. | Colocasia antiquorum Schott. „ ketjil M.R. { Typhonium divaricatum Bl „ mnegrie M. R.j Alocasia macrorrhiza Schott. oetan M.R. | Calladium sagittifolium Wld. ” Birani Mak. Ficus benghalensis L. Moreae. Birara J. Quamoeclit vulgaris Chois. Convolvulaceae. Biring simolai M. Argostemma Teijsmannianum! [Sum. WE. [Miq. | Rubiaceae. Birindjene Mak. Clerodendron inerme Grtn. Verbenaceae. Biroe S. Colocasia odorata Brgn. Aroideae. Pimela hispida Bl, à scabra. | Burseraceae. Canarium hispidum Bl. {3 majus [Hsskl. E Biroeroeng M. R. | Melastoma Brm. spec. divers. | Melastomaceae. „ itam M. B. sd polyanthum Bl. = „ meirah M.R. E asperum L. " Birong S. Ficus toxicaria Ls. Moreae. Bisoroh S. „ fecunda Bl. ad „ hispida Bl. * „ hiedung S. „ scaberrima Bl. s Bissi mattan Bd, | Hydrocotyle asiatica L. Umbelliferae. Bissoela Mak. Licuala ? bissula Mig. Palmae. Bitau Mak. Calophyllam inophyllum L. Clusiaceae. Bit-kam Ch. Citrus aurantium Lam. variet.) Aurantiaceae, Bitoe lientjar S. Blumea lacera DC. Compositae. Bitoele Men. Dioscorea hirsuta L. Dioscoreae. 45 eeen Inlandsche Naam. Natuurlijke Botanische benaming. pane kambodja M. | Plumieria acutifolia Poir. À poeynaceae. „ _kananga M. [{ Uvaria odorata Liam. Anonaceae “ kastela T. Pentapetes phoenicea La. Büttneriaceae. „ knop M. Gomphrena globosa L. Ámarantaceae. „ koeboeran M.f/ Plumieria hentitens Porr. Apocynaceae. „ landak N.J. | Barleria prionitis L. Acanthaceae. „ lawan M. Caryophyllum aromatieum L. | Myrtaceae. „ manila M. Tabernaemontana divaricata (RBr. Apocynaceae. pr coronaria RDr. AS mandoeroe Men. > _manoeroe Pel Jasminum sambac L. Jasmineae. > manoor M „mata hari Î, | Pentapetes phoenicca L. Büttneriaceae: „__merak M. Caesalpinea pulcherrima L. | Papilionaceae, Inlandsche Naam. Boenga njingin Bl 2 nassi M. penjaton M. J. petang M. poetri M. pitja pingang raja M. ‚„ poetie Bat. siam M. soessong M. susanna M. tali M. tandjong M. tenga harie T. tiga lapis M. tjakar bebekh [J. tsjana M. tsjoepo M. waktoe M. „ koening LM. „ _ketjil M. warie J. woengan Bl. ’ A Boengang S. Boengboelang S. Pp Boengboeng dallang K/e 46 Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Tabernaemontana coronariaRBr.| Apocynaceae. „ _ divaricata RBr. Clitoria ternatea L. Clerodendron siphonanthus RBr. Abutilon hirsutum Rmph. Grammatophyllum seriptum Bl. ie speciosum Dl. Clerodendrum infortunatum Bl. Hibiscus rosa sinensis L. Tabernaemontana coronaria RBr. ak divaricata RBr. Pergularia odoratissima Bl. Tabernaemontana coronaria RBr. 4 divaricata RBr. Habenaria susanna Bl. Quamoclit vulgaris Chois. Calophyllam inophyllum L. Mimusops elengi L. Pentapetes phoenicea L. Calanthe veratrifolia RBr. Voyria uniflora Lam. Caesalpinia pulcherrima L. Pentapetes phoeuicea L, Hibiscus mutabilis Ia. Abutilon hirsutum Rmph. Mirabilis jalappa L. zie B Soessong M. Jasminum sambac L. Memeecylon nigrescens Hk & Ad. Premnus tomentosus Wld. Verbenaceae Jss., spec. diversac, Cassia javanica L. „ marginata Rxb. 1 Papilionaceae. Verbeneaceae. Malvaceae. Orchideae. 3) Verbenaceae. Malvaceae. Apocynaceae. ’ Asclepiadeae. Apocynaceae. 1, Orchideae. Convolvulaceae. Clusiaceae. Sapotaceae. Büttneriaceae. Orchideae. Gentianeaec. : Papilionaceae. Büttneriaceae. Malvaceae. 2 Nyetagineae. Apocynaceae, Jasmineaec. Memecyleae. Verbenaceae. Papilionaceac. 2Ì 47 A Inlandsche Botanische benamins. N atuurlijke Naam. 2 Familie. S Boengboeroetoe 5. | Cissus arachnoidea Hsskl. Ampelideae. Boenglo J. Calosanthes indica Bl Bignoniaceae. Boengoer S. Lagerstroemia ovalifolia Ts. & [Bndk. Lythrarieae. n reginae Rxb. r Es Ser: Gangium edule Rwdt. Pangiaceae. Boenie karambau J.' Antidesma bunias Sprg. Antidesmeae. „ karbau Mak. si 4 Boenjoen-boenjoen J. Vernonià cinerea Less. Compositae. Boekaloenga Bl. Convolvulus peltatus Erst. Convolvulaceae. Boenoet S. Ficus conica Rwdt. Moreae. „ kaladja S. „ religiosa L. ai Boentak S. Guettarda speciosa La. …_{ Rubiaceae. Boentalie oyot S. Tylophora eissioides Bl Asclepiadeae. Boentieries S. Kalanchoë laciniata DC. Crassulaceae. „ konneng S.| Bryophyllum calycinum SlIsb. 5 Boentoet andjine M.| Saccharum cannum Rwdt. Gramineae. „ monjet M. | Gymnotrix elegans Büse. Gramineae. „ oetjing S. Uraria picta Dsv. Papilionaceae. pe 5 „ ecrinita Dsv. ne 2 seroh S. ’ ë ’ ’ 8 ’j „ siegung S. | Strobilanthes moschifera Bl. { Acanthaceae, „ tikoes S. M.j Heliophytum parviflorum DC. Tiaridium velutinum Lehm. Asperifoliae. Boerahol S. Uvaria boerahol Bl. Anonaceac. Boerang Bd. Ficus benghalensis L. Moreae. Boero malakko T. | Cissus glauca Rxb. Ampelideae. Boeroet S. Artocarpus rigida Bl. Artocarpeae. Boeron Mak. Maranta dichotoma Wld. Cannaceae. Boerong randa S. | Ceramanthus gracile Hsskl. Euphorbiaceae, Melanthes rhamnoides Bl, î Boesso Ht. Zingiber gramineum Bl, Zingiberaceae. Boessoe-boessoeMak.| Ocimum gratissimum L. Labiatae. Boetoe kawanes M.| Stachytarpheta indica Vhl. Verbenaceae. Boetoe seetan M. | Hymenophallus daemonum Tr.) Gasteromycetes. Boeton galé Cel. | Irina glabra Bl. ò alba. Sapindaceae. „laut M. ‚ Barringtonia speciosa L, M vrtaceae. 438 vt À eN RS \  4 En « Boewa assoeseng M. 2 23 2) 3 2 Inlandsche Naam. bata ME boeton M. djarong Bd. djoedjaroe M. frangì Àmb. gore M. hatie. M. T. koän M. kras M. langhit M. malakka M. _ massie M. Amb. eee nira M. nona M. radi a Tu rau M. „ oetan M. rembang M. saauw S. sawoh S. saboen M. sima Mak. tator M. Bogem J. Bohk Bl. Bokholawa T. Boisua T. Boy-oä-hoë Ch. Bokima kotele T. Bokkaay S. of Bo- [kray S. Botanische benaming. Neuburgia tuberculata Bl. Cecbera musculiformis Enc. Arenga saccharif. Lab (fructus). Barringtonia speciosa L. Diospyros ebenum Rtz. Uvaria tripetaloidea Dun. Anacardium occidentale DC. Guilandina bondue TL. (fructus). Soulamea amara Lam. Anona asiatica L. Dracontomelon sylvestre Bl. Aleurites molueccana Wld. Sapindus rarak DO. Embliea offcinalis Grtn. Cubilia Rumphii Bl Rhamnus vitis idaëa Brm. (?). Carapa volubilis DC, Anona reticulata Lu. „ squamosa La, Isora corylifolhia Hsskl. Dracontomelon mangiferum Bl. 5 sylvestre Bl. Sonneratia acida DC. be alba Sm. Achras sapota L. Mimusops kauki L. Sapiudus rarak DG. Elaeocarpus serrata L. Carapa volubilis DC. Sonneratia acida DC. Dracontomelon Bl. spec. div. Caryophyllum aromaticum L. Inocarpus edulis L. Caesalpinia pulcherrima La. Clitoria ternatca Lu. Elateriosperma tokbray Bl. Natuurlijke Familie. Apocynaceae. 2 Palmae. Myrtaceae. Ebenaceae. Anonaceae. A nacardiaceae, Papilionaceae. Soulameae. Anonaceae. Orontiaceae. Euphorbiaceae. Sapindaceae. Euphorbiaceae. Rhamneae. Meliaceae. Anonaceac. 2 Sterculiaceae. Orontiaceae. 1 Melastomaceac. 2 Sapotaceae, bi Sapindaceae, Tiliaceae. Meliaceae. Melastomaccae. Anacardiaceae. Myrtaceae. Hernandiaceae. Papilionaceae. » Euphorbiaceae. Bongor S. enteng S. „ soerie S. Bontje 5. „__soedoh J. Boonging tagal S. Bootsja T. Boppo tzeda T, Boproön J. Bori T. HA E M, Boroero T. Gü rd } orra- boie S. btolina iP: DL. XIX. Aike Be’. Rt mt, AS 47 Borottjoh blaauw S. E orotjoh blaauw S. „ ___burriet 5. Lagerstroemia indica 1. & aliae. Cucumis sativus Lu Lagenaria vittata Sering. Tetranthera oppositifolia Mig. Jasminum quinquenervium Bl. Covellia subopposita Mig. Roxburghia gloriosoides Jon. (?) Scaevola Plumieri L. Coecculus lacunosus DG. 2) ED 3 Croton pavana Ham. (?). 3 ’ ’ Celosia argentea L. & fastigiata [Hsskl. b erythro- [phylla Hssk. Amarantus cruentus L. Gynaecotroches axillare Bl Mephitidia stipularis B. Ebenoxylon verum Lour. i bh bh] | 49 , ed - | Ni 6 BE od Botanische benaming. in ollang S. Alocasia antiqguorum Schott. | [var. intermedia Hsskl. Aroideae. Bollong J. Bl, Melaleuca leucodendron DC. | Myrtaceae. Bonberettian. Rubus fraxinifolius Poir. Rosaceae. „ rosaefolius Sm. 2 Bombo terbang M.| Phalaenopsis amabilis Bl Orchideae. Bomboelang 5. Premnus L. spec. diversae. Verbenaceae. Bombom S. M. Mangifera foetida Liour. e bom- Anacardiaceae. Bombori Bd. Convolvulus bilobatus Rxb. Convolvulaceae. Bondor S. Cucurbita farinosa Bl, Cucurbitaceae. Bondot S. J. Dichrocephala latifolia DC. Compositae. Cardiospermum helicacabum L..} Sapindaceae. Lycopersicum esculentum MII.f Solanaceae. Bonelau Amb. Zingiber marginatum Rxb. Zingiberaceae. Bongok alas J. Cassia fistula L. Papilionaceae. Bongol bas M. Corypha unbraculifera L, Palmae. Liythrarieae. C desta eae 2 Liaurineae. Jasmineae. Apocynaceae. Menispermaceae. 2 Euphorbiaceae. 3) Amarantaceae. 23 23 Clusiaceae. Rubiaceae. Ebenaceae. 4 5Ô Ë ki ti Botanische benaming. Nämnelijke aam. Familie. Bossi S. Wendlandia laevigata Miq. Rubiaceae. Botor J. Psophocarpus tetragonolob. DC.| Papiltonaceae. Bou batati J. Quamoelit vulgaris Chois. Convolvulaceae. Bragma S. Guatteria macrophylla, 6 Brag- / [ma Bl. Anonaceae. Brambang M. R. | Allium cepa L. & alia. Liliaceae. oetan M. | Pancratium zeylanieum La. Amaryllideae. Brappa Bl Soneratia acida DC. Melastomaceaec. N, 5 er alba Sm. ie Brappat M. s_Jaerda DG, He „ gelang M. | Pemphis acidula DC, Lythrarieae. „ ketjil M. Aegiceras minus Wld. Aegicereae. „ majus L. 5 „_poetih M. Sonneratia acida DC. Melastomaceae. „ toedong M. | Aegiceras minus Wld. Aegtcereae. Brawas Pal. Tetranthera brawas Bl Laurineae. Bregedieng Bl. Gyrocarpus asiaticus Jcq. Gyrocarpeae, Brembets J. Rubus moluccanus Rmph. Rosaceae. Brengbang S. Polyosma integrifolia Bl. Saxifragaceae. Jretowalli J. Coeculus crispus DOC. Menispermacear Bringin M. B. Ficus indica L. Moreae. Brodjo wing J. Amaracarpus pubescens Bl. | Rubiaceae. Broetaka Bl. Semecarpus anacardium DG., [ var. angustefolium. Anacardiaceae. Brogo-wengi J. Mikania volubilis Wild. Compositae. Buah Amb. Areca catechu La. Palmae. Buhbuhsahran $S. Morus javanica Dl. Moreae. „ gedeh S. „ indica La kt Bunbun S. M. Mangifera foetida Luour, @ [bombom. Anacardiaceae. Bungburruman S. | Cissus discolor Bl. 5 ovata Hsskl Ampelideae. „ _heedjoh 8. je ‚€ concolor [Hssk]. 5 Bungo-bungo-pa- | | [rampoean M. f EIypoëstes purpurea RBr. Acanthaceae.. Bunjieng S. | Balanophora Frst., spec. omn. | Balanophoreae. | Fieus hispida L. ‚ Moreae. Inlandsche Bunjieng bener S. | Bunproön Bl. ee: goena J. Dadap Bi, MerR, bilindoeng. S. melayoe Mand. mienjak M. „ tjoetjoek tjoetjoek KR. wangie M. R. ldagksch BL iN Natuurlijke Botanische benaming. J f Familie. Ficus fistulosa Rwdt, Moreae. ’ » Î » „ latifolia Rwdt. 6 „ lepicarpa Bl. zp Cocculus lacunosus DC, Menispermaceac. D | Árdisia purpurea Mig. Myrsineae. Vernonia leptophylla DC. Compositae. Erythrina L. spec. div. Papilionaceae, „ divica DC. 4 „ hithosperma Bl | î „ lobulata Mig. ij 5 2 ’) , | , „ Indiea Tuam. id ‚„ spathacea DC. | IJ i lithosperma Bl. ä Mieropteryx crista galli WlIp.f Polypodiaceae. zie Dadap doert M. Erythrina secundiflora Bl. af Papilionaceae. (inermis. ’ » LR, bi ' [aculeata Hssk]. „ fusca Lour. 5 zie Dadap bong J. Erythrina hithosperma Bl 4 23 ’” ,3 23 »„ _ secundifiora Bl, ó acu- [leata Hsskl. 3 „ __ spathacea DC. | $ Jsonandra gutta Hk. Sapotaceae. Pisonia sylvestris T. & Band. 6 Codiaeum variegatum L. Euphorbiaceae. Dracontomelon mangiferum Bl Anacardiacecae. Punica granatum L. | Granateac. 52 ° Inlandsche Naam. Natuurlijke Familie. Botanische benaming. Dalimah konneng S.) Punica granatum L. 5 albes-| * [eens DO. Granateae. „ soessoen S. je 5 wise Tut [bra DC, plena. 4: J Daloendoeng Bl. Erythrina dioica DG. Papilionaceae. „ indica’ Liam. 5 Dama J. Dammara alba Rmph. _ Abietinae. Dammar M., Cet. ’ ; » 33 „ batoe M. ri 6 î „ galla galla M.| Pimela acutifolia Bl. Burseraceae. ’ itam. M. ” } ’ ED) „ malayoe M. f Engelhardtia selanica Bl. Juglandeae. „ poetih M. Dammara alba Rmph. À bietinae. „ selan Hf. Pimela glabra Bl. Burseraceae. u aM Engelhardtia selanica Bl. Juglandeae. sila M. 2 ’ »j ’) 3 Dangan dangan M.| Carica papaya L. Papayaceae. Dangdang-gendies [S. J.| Beloperone fulgida Hsskl. A canthaceae. „ goela S. | Alternanthera strigosa Hsskl. | Amarantaceae. „- bener S. „ kajoe S. „_lessang „ Fetjien 5. | 5 » js „ mienjak 5,| f js „… Var. d ova- | [lis Bl. ke Darengdeng S. | Panicum uliginosum Rth. Gramineae. „ obscura Bl. „ heteropleura Bl. ie 5 „_parietalis BL AJ. aj „ monjet S. | Myrtaceae spec. inc. 1. Dangdur S. ( Salmalia malabarica Schtt. &| Sterculiaceae. | [End]. „ gedeh S. Sterculia foetida L. jn Dangloe S. Engelhardtia aceriflora Bl. Juglandeze. Dangora M. | Graptopkyllum hortense Nees.| Acanthaceae. Dansidan M. | Cassytha filiformis Ls. Laurineae. Darangdang S. | Ficus obscura Bl. Moreae. “etrar. ©. | „ subulata Bl. ri „ beäs S. „ scaberrima Bl. | | | Dais dubiosa B}. Collyris major Vhl. Daphnoideae. Asclepiadeae. | | Inlandsche Botanische benaming. eed Dareu Dajak. Viscaceae spec. div. Daringgo M. R. Acorus terrestris Rmphb. Orontiaceae, Dau-bande-daue Bl.| Dracontomelon mangiferum Bl.) Anacardiaceae. ‚Dau-d au” ZE; Bruguiera cylindrica Bl. | Rhizophoreae. Dau-lassi T. Urtica ovalifolia Bl. Urticaceae. \Dauro-apapa J. Desmodium heterocarpum DC.| Papilionaceae. Daussa Bl. Gendarussa vulgaris Nees. A canthaceac. Lt. Crinum toxicarium Herbert, | Amaryllideae. an Crinum asiatieum JL, ? Dawoep M. R. Bauhinia L., spec. 1. Papilionaceae. Dawon api M. Fragia volubilis L. Euphorbiaceae. „ scandens L. Á „ apoe M. Pistia stratiotes L. Orontiaceae. „ assam M. R./ Garcinta coehinchinensis DC. fj Clusiaceae. Bignonia obligua WIL. Bignoniaceae. Diplocinium tuberosum Mig. Begoniaccae & „ ketjilM.f Oxalis repens Rxb. Oxalideae. zon ij RN „_cornicùlata Wld. „ bageêa M. Pandanus fascicularis Lam. | Pandancae. „bali landak M. Ampelideae. id [Rf Cissus obovata Vhl. „ baroe laut M.) Croton tiliaefolium Lam. ke Men „ _aromatieum Wld. batoe M. Amb.) Irina tomentosa Bl. Sid ee glabra Bl, 5 solida. benang M. | Peristrophe tinctoria Nees. Acanthaceae. Justicia purpurea. m besaar M. Morinda citrifolia L. Rubiaceae. bidjikatjangM.} Euphorbia hirta Wild. Euphorbiaceae. bisol M. Vernonia cinerea Less. Compositae. Convolvulus cymosus Desvss. | Convolvulacege, Cissus repens Lam. Ampelideae. bisôl-an J. Graptophyllum hortense Nees, Acanthaccae. [var. rubra. blibinam M. (2){ Drymispermum Blumei Desn. | | boba M." Ct Ri À } . a Ínlandsche Botanische benaminc. Natuurlijke Naam. > Familie. „ boelan M. ie „ _baboeloe „ _boeroeng J. bonkoes M. ‚_daloewang S 5 dammarangoes ki a PD djarong M. „ doedoek M. „_doelang … fransman M. „__ gabba gabba M./ (Amb. „_galinggam M. [R je U. „ gatel M. aijer M. ra”, besaar M: rte matt. M: - » getah gambir [M. 2 7 5 \boeloe boeloe M. „ gmdi M. „__goendik M. R. gorita M. gossok M. „ grisek. grissik M. Phvsalis indica Lam. Dendrolobium umbellatum W. E&L Cocculus flavescens DC. „ glaueus DC. Rhinacanthus communis Nees. Curculigo latifolia Dryand. Psychotria rhinoecerotis Rwdt. Bidens p „ Wallichù DCG. Pothis wbertrdieis zi Acalypha mappa Wid, of Rottlera tanaria Hsskl]. Gendarussa vulgaris Nees. Irina glabra Bl, 5 alba. Bixa orellana L. Urtica ardens Bl. „ ovalifolia Bl. Mucuna pruriens DC. Boehmeria interrupta Wld. Tragia mercurialis L, „ urens L. Uncaria acida Rxb. „ lanosa DC. Nepenthes phyllamphora Wld. „ ___gymnamphora Rwdt. „ _ destillatoria L. Trevesia moluccana Mig. Ficus politoria Liam. Nothopanax cochleata Mig. „ _ pinnata Mig. dencularis Gaud. — Solanaceae. Papilionaceae. Menispermaceae. bh | Acanthaccae. Hypoxideae. Rubiaceae. Compositae. ’ ’ Arordeae. Euphorbiaceae. 33 Acanthaceae. Sopindacecaec. Bixaceae. Urticaceae. ,y Papilionaccae, Urticaceae. Euphorbiaceae. 23 Rubiaceae. ’ Nepentheae, 33 ’ Araliaceae. Moreaec. Araliaceae. Inlandsche Naam. 9 Botanische benaming. Natuurlijke Familie. _Dawon hati-hati M. 2 Dawon koentoet heiran M. R. hellebardies J. heran M. hidop M. R. hode M. ila-ila J. inggat M. B. kajoe M. kaki koeda M. kali dabat J. kallak S. kambat Bo. kambing M. kamoening J. ‚ kandal M. Bl. kapialoen M. kapoer laut M. kappal J. kardamon M. kassise M. katsjo M. kattam S. [R. M. kemadoe M. kental M. B. ketjil M, koekoeran S. Coleus aromaticus Bnth. Leonurus javanicus Bl. Codiaeum variegatum Bl. Leucas linifolia Sprg. Oxalis sensitiva Wld. Pachyrrhizus angulatus Rich. Ruellia alternata Brm. Achyranthes aspera Bl. Exocarpus phyllantoides Endl. Hydrocotyle asiatica L Rhamnus oenoplia bh, (?). Unona dasymaschala Bl. Jambosa peregrina Bl. Gumira integrifolia Hsskl, Murraya paniculata DC. Cordia myza L. Cissus carnosa Rxb. Croton tiliaefolium Lam. „ _aromatieum Wld. Hoya macrophylla Bl. Limnophila punctata B. Colocasia humilis Hsskl. Uncaria acida Rxb. Convolvulus bilobatus Rxb. à pes caprae L. zie Dawon gatel M. Cordia suaveolens Bl. Phyllanthus nuriri L. Nn urinaria Ls. Nauclea purpurea Rxb. Melaleuca cajeputi Rxb. Hydrocotyle asiatica Li Curanga amara Vhl. Scutellaria indica La 9, [Rt Paederia foetida L. Cordiaceae. Labiatae. ’ Euphorbiaceae. Labiliatae. Oxalideae. Papionaceae. Acanthaccae. Amarantaceae. Anthoboleae. Umbelliferae. Rhamneae. Anonaceae. Myrtaceae. Verbenaceae. Á urantiaceae. Ampelideae. Euphorbiaceae. Ascleptadeae. ‚ Scrophularineae. Aroideae. Rubiaceae. Convolvulaceae. 2) Cordiaceae. Euphorbiaceae. hd Rubiaceae. Myrtaceae. Umbelliferae. Scrophularineae. Labiatae. Rubiaceae. 56 Inlandsche | Btiiiibes beratnds | Natiinslijke — Naam. ier: Familie. Paederia tomentosa Bl. Rubiaceae. Apoecynum foetidum (L?). Apocynaceae. Dawon koepan J. | Cassia alata L. Papilionaceae. „ koerang M. | Curanga amara Vhl | Scrophularineae. „ koerap M. Cassia alata L. 5 Rumphiana DC.) Papilionaceae. … kidj: Bat. an Geissomeria distans Nees, | Acanthaceae. aut Lagophilum spicatum Nees? B „ koyn M. | Nothopanax cochleatum Mig. | Araliaceae. „ __kopo-kopo M.|.Cardiospermum helicacabum L.| Sapindaceae. Physalis indica Lam. Solanaceae. Epidendrum tuberosum Lour. | Orchideae. Cureculigo latifolia Dryand. Hypoxideae. „ _korra-korra M. bh 2 A mb. „ _layang-layang| Polypodium querecifoliam Wld.f Polypodiaceae. „ lakka M. Luawsonia alba Lam. Lythrariae. „… lakki-lakk: M, [Amb.; Irina tomentosa Bl. Sapindaceae. „ glabra Bl, 5 sôlida. bs > lakoem M. Cissus carnosa Rxb. Ampelideae. „ lida-lida M. { Phanera lingua Mig. Papilionaceae. ade Neptunia javanica Mig. Mimoseae. „ _lobah moeloet | [M.; Phanera lingua Mig. Papilionaceae. „ loda M. Spilanthes pseudo-acmella L. | Compositae. „_doeloean karbo [J.j Panieum palmaefolium Koen. | Gramineae. „ _maniran karbo [J. Callicarpa cana L. Verbenaceae. „ mangkok M.{ Nothopanax cochleatum Mig. | Araliacege. „ manka J. Crassula? scutellaria Brm. (?)| Crassulaceae. „_matapannasM.| Achyranthes bidentata Bl, var. | [elongata.| Acanthaceae. Desmoschaeta prostrata DC. ek meirah Amb. Irina glabra BL, var. e rubra. Sapindaceae. „ __maoeka manies [M.) Vernonia leptophylla DC. Compositae. „ ngassi-T. Dracaena refieza Lam, (?) | Liliaceae. | Inlandsche Naam. Dawon oebie M. 2 ottot J. pakoe J. papeda J. hein M: „ pandjang (M. ‚„ papoea M. panoe M. parampoean [M. Amb. patma J. patjie-patjie. (M,R. pegagan Bat. petola M. pittis M. „_ ketjilM. „_ pittis M. poeding M. poetat M. poetih Amb. „_ ketjil M. poetri M. prada M. prasman M,R. ramboet M. ringang (?). roessa M. sabrang M. sakko M. 57 Botanische benaming. Cissus cordata Rxb. Plantago major Íu. Polypodium palustre L. (?) Crassula ? scutellaria Brm (2) Nothopanax cochleatum Mig. „ ____ pinnatum Mig. Si fruticosum Mig. Jussiaea angustifolia L. Irina glabra Bl. Plumbago rosea L. Leucas linifolia Spre. Hydrocotyle asiatica L. Neottia petola Bl. Hoya Rumphuú Bl. „ __macrophylla Bl. Dischidia Gaudichaudii Desn. e Rafflesiana Wall. Dioscorea nummularia L. Graptophyllum hortense Ns. Barringtonia acutangula Grtn. za racemosa Bl. Irina glabra Bl, var. d alba. Metrosideros soligna Sm. Mussaentla glabra Vhl. \ frondosa L. Graptophyllum hortense Nees. 29 1 23 Eupatorium ayapanna Vent. Convolvulus peltatus Frst. Ophioglossum pendulum L. Hedysarum trifoliatum Rwdt. Alternanthera sessilis RBr. zie Dawon hode M. Semecarpus cassuvium Sprg. Natuurlijke Familie. Ampelideae. Plantagineae. Polypodiaceae. Crassulaceae. Araliaceae, 2 bb Oenotherese. Sapindaceae. Plumbagineae, Labiatae. Umbelliferae. Orchideae. Asclepiadeae. 1 ’J 7 27 Dioscoreae. Acanthaceae. Myrtaceae. 2 Sapindaceae. Myrtaceae. Rubiaceae. 27 Acanthaceac. 2 Compositae. Convolvulaceae. Ophioglosseae. Papilionaceae. Amarantaceae. A nacardiaceae. Inlandsche Naam. Dawon salawar M. 2 » 2 B- » 2 saleh M. salier S. sambang J. sariboe Benk. sarong boerong [M. sasappo M. sedjoek M, R. seetan M. sentak M. setjang ®. sipat M. sjoerare J. soebat M. _soeggi M. soerroe J. sombong J. sompitan M. [Zo. Bo. sompittang M. “_sopatie J. tayonam J. tali M. tamman J. tangtang J. tapalewan (Mand. tarita Bd. 58 Botanische benaming. Semecarpús anacardium DC, var. Langustifolium. Liawsonia falcata L. Ophioglossum ovatum Bl. Acronychia laurifolia Bl. Polypodium scolopendria Brm ? Adinandra Jackiana Kths. Rhinacanthus communis Nees. Sida acuta L. Kalanchoë laciniata DC. Urtica ardens Bl. „ _ ovalifolia Bl. Leucas linifolia Sprg. Hydrocotyle asiatica L, Caesalpinia sappan L. Eclipta erecta L. Sida acuta L. Ruellia alternata Brm. Epidendrum distichum Li, of. Oxystophyllum carnosum Bl. Sanseviera fruticosa Wild. Euphorbia antiquorum Ls. Critonia dalea DC. Nepenthes Boschiana Khs. Crinum toxicarium Herbert, of op aslaticum L. Wollastonia biflora DC. Menispermum glabrum Brm. (?). Cassyta filiformis L. Codiaeum variegatum Rmph. Polygonum corymbosum W ld. (var. Nothopanax cochleatum Mig. Eclipta erecta Hsskl. Aecanthaceae. Natuurlijke Familie. Anaecardiaceae. Lythrarieae. Ophioglosseae. Xanthoxylaceae. Polypodiaceae. Ternstroemiaceae. Malvaceae. Crassulaceae, Urticaceae. ’ Labiatae. Umbelliferae. Papilionaceae, Compositae. Malvaceae. Acanthaceae. Orchideae. 2 Liliaceae. Euphorbiaceae. Compositae. Nepentheae. Amaryllideae. ’) Compositae. Menispermaceae. Laurineae, Euphorbiaceae, Polygoneae. Araliaceae. Compositae, penn 99 eer Botanische benaming. pra | | Wi ee eenn Daáwon tidoran M. | Mimosa pudica L. | Mimeseae. „ tidor-tidor M. % 5 5 3 „tikar M. Pandanus conoideus bam. Pandaneae. „tinta M. Eclipta erecta Ls. Compositae. „ tjie-tjiap S. Leucas linifolia Sprg. Labiatae. „ tinta M,‚, BR. | Phyllanthus nuriri L. Euphorbiaceae. N urinaria Ls. „_ toelak J. Graptopliyllam hortense Nees.| Acanthaceae. „ tokol manoec- [sia M. Oxalis sensitiva W ld. Oxalideae., „ tsjoe-tsjoe ram- [boet M. Hibiscus surattensis L. Malvaceae. „ wedoessan J./ Lantana mixta L. Acanthacege. Debat goena M. Vernonia linifolia Spre. Compositae. Dedelangan S. Bonnaya veronicaefolia Sprg. | Serophularineae. Dêdesh M. Saraca arborescens Brm. wate Delimah M. Punica granatum L. Granateac „ kattej M, B. „ pana DC. wrolaatsM: Carapa moluccensis DC. Melisa „ meirah M,R. | Panica granatum L. Granateae. „__poetih M,R. # p: “aar Dale [bescens DC. 6 Delongdong dadap [Blf Erythrina vespertilio Bnth. Papilionaceae. „ betoel Bl, „ __ spontanea? (an indica [L) } Demong J. Graptophyllum hortense Nees.| Acanthaccae. Dengen Mak. Dillenia serata DC. Dilleniaceae. Denro Mak. Pandanus humilis Wld. Pandaneae. Deringoe M. Acorus terrestris Rmph. Orontiaceae. pedadaut:.NE. Enhalus Koenigu Rich. Hydrocharideae. Dilem S, M, R. Pogonostemon Pohemdhiaiden Bl| Labiatae. > Diloewak J. Grewia microcos Lu Tiliaceae. Diloewang S. Broussonetia papyrifera Vent.| Moreae. Dinga-dinga T. Polypodium quercifoltum Wld.| Polypodiaceae. Dingding andaun [padjing J, | Ruellia repanda L. Acanthaceae. 60 mm ltmacaahie Botanische benaming. mberanir Naam. u Familie. Dingding arie J. Ruellia discolor Nees. Ácanthaceae. „ hayJ & Bl. „ alternata Brm. Ne Dingin-dingin Mand.) Bryophyllum Calylinum Slsb. | Crassulaceae. Disau sajo TÌ. Commersonia Frst, ectinata | Büttneriaceae. Lof | j javensis G. Don. x Djaät blaauw S. Psophoe. tetrahonolob. DG. var. [macropterus pellospermus Hk.| Papilionaceae. „ boddas S. 5 „ _leucospermus HK. } nl |, „ _melanospermus,, g „ konneng S. | [„ „ __xanthospermus „ 9 „ monjet S. „ __longepedunculatus Hk. 4 „ _putoi blaauw „ _ tetragonolobus DG, var. [S.{ [micropterus pellosperm. Hk. 21 in „ _boddas [gedeh S. [,„, _leucosperm. maj. Hk. ne ’ 2 ’ leu- [tiek S Bá) …) minor Hk. At A „ hiedung | [S. es; melanospermus Hk. rf s „ konneng [S. (4, xanthospermus Hk. ge Djabon J. Nauclea grandiflora DOG. Rubiaceze. Djadam J. Aloë vulgaris DC. Liliaceae. Djadjaway S. Ficus Rumphiü Bl. Moreae. Djadjawie M, R. ii jn Re ge Djago moetri J. Sorghum saccharatum Wild. | Gramineae. Djagol kedang J. |} Jödes ovalis Bl. Menispermaceae. Djagong M, R‚ S. | Zeä mays L. Gramineae. „ gedeh S. „ L., pallida Hsskl. ka „ hawarah S. A „ La, hawarah: pe „ tjoepak ge- [deh S 4 „ L., minor ze À so tenelentiek | [S.) ä 515 Ten ata a, 0, f Djagong tjeutriek S./ Andropogon sorghum L. Gramineae. En cernuus Rxb. 23 Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. | Djaha gading S. “Djahej S, M. | Djai-soe Ch. Bo. Djalam garo TÌ. Djalatroeng S. Djali J. Djalie J. „ batoeJ. Djallo-djallo 'T. Djamakka S. „ _konneng S. Djamban S. Djambeh M, S. „ bener S. Djambeh loengloeng „ rendeh S. „ soesoe S. Djamblang M. Djamboe S. [S sawajer M,R. b Li 2 mawar [M. „ alfoeroe M. „ aroeng S. EN „ aroy D. Cyanodaphne cuneata Bl. Zingiber officinale Rxb. Cocos nucifera L. Hibiscus surattensis L. Michelia montana Bl. Eleusine coracana Prs. Coix laeryma L. 3 ’ 1 Sesuvium portulacastrum L. zie Akkar tjamakka S. Rhuacophila javanica Bl. Coelospermum scandens Bl. Areca catechu L. ED) ’ L. ’” » L. [Hk. „ triandra Rxb. „ _catechu,L. Syzigium jambolanum DC, Vangueria latifolia Mig. Cerocarpus aquaeus Hsskl. Jambosa malaccensis DC. „ vulgaris DC. Syzigium caryophyllifolium [DC Psidium guajava TL. Dageretia parviflora Don. „ ayer M, R.| Jambosa palembanica Bl. Tond. „formosa W oht. „ ambigua Bl „ vulgaris DC. „ alba Rmph., e am- | bigua. „- aquaea Rmph. [tifolia. b alba Bl. c oblonga 2e C angus- Laurineae. Zingiberaceae. Palmae. Malvaceae. Magnoliaceac. Gramineae. 2 2, Portulaccaceae. Taliaceae. Rubiaceae. Palmae. 3 Palmae. » 3 Myrtaceae. Rubiaceae. Myrtaceae, ) 2 1 ’, Rhamneae, Myrtaceae. » 2 3 2 Inlandsche - Natuurlijke raa Botanische benaming. Familie. Djamboe ayer ketjil [M. Jambosa aquaea Rmph. Myrtaceae. kj „oetan M. „ laeta Bl ii B „__poetih b (M. „ aquaea Rmph., 5 limbat A, el „ _tjeribon [M. ‚„ samarangensis DC. je „ __bidji-bidji M, [R{ Psidium guajava Rdd. hs „ boerong M. | Jambosa densiflora DC. ib „ _bôhol M, of > bel -M,':B. Psidium maecrophyllum DC. k „ bol S, M. Jambosa domestica Rmph. 5 „ besaar ed Er oden [M. [lapparia. 2 En „ meirah > LM. 4 4 „„ » € rosea 1 ej „ __poetih LM. Ld) 7 » ‚ b minor 2 2 dajan Bd. : 7 ” ’ ’ diepa S, M. » » ”„ »>g pur- [purea. r Ee „ __purpurascens DC. } En BE „ malaccensis DC. | ii „ djene Mak. „ aquaea Rmph. pe » _goelampok S. „ samarangensis DC. var. [mierocarpa. 5 jn „ve DO.var.ob- d (obtusisissima. p „ hollanda M. | Perse gratissima Grtn. Laurineae. „ iroeng M,R. | Anacardium occidentale DC. | Anacardiaceae. „_ itam M. Jambosa domestica Rmph., e [ nigra. Myrtaceae. „ kadjoe M. zie Dj. iroeng M. R. „ koeneng Bl, f Jambosa guajava Rdd. 5 pryri-| [ferum, 5 „ klingM.R. [| Mvrtus communis L, 65 Inlandsche Botanische benaming. Natumelijke | Naam. Familie. | Djamboe kloetoek [S, M.| Psidium guajava Rdd. Myrtaceae. « „ klonkong Mak.| Jambosa domestica Rmph., d [calapparia. al „ lumboet S. | Psidium pumilum Vh. ne „ malabar M. | Jambosa formosa W eht. 5 „ _masson J. Anacardium occidentale DC. | Anacardiaceae, „ mehdeh M. 8 \ En ô : 5) monjet M. „7 ’ ’ [b indicum DCG. je „ meirah M,R.| Psidium purpurascens DC. Myrtaceae. „ oetan M. „ _guajava Rdd. E Jambosa domestica Rmph., e [nigra. 5 5 „ __peetih [M. „ alba Rmph. „ oewer Bl. „ aquaea Rmph. de „_portugaal Mak.{ Psidium guajava Rdd., 5 py- [riferum. 5 „ sakelat M. Syzigium caryophyllifoltum DC. 5 »„-_ samarang bod-| Jambosa samarangensis DC., [das 5. [var. fructu albo. kn ” „_burrum » »” ” [ » »” rubro. 5 » „ __meirah » ’ ” > [M [ ” 7 »” 3 » „_ poetih » » ” [M. arai. alba. pe „ söor Mak. Anacardium occidentale DC. | Arracardiaceae. „ tjma M,‚, R. | Psidium pumilum Vhl. Myrtaceae. Djamma. J. Lichen capillaris Brm. Lichenes. Djamoer bangkong [J.j Agaricus tuber regium Tr. Hymenomvyveetes. Pachyma tuber regium Tr. Gasteromycetes. „ _tombong M. | Liyeoperdon L., spec. 5 Djamor M. Agaricus djamor Fr. - Hymenomycetes. En} 54 | Ere Botanische benaming. Bange mmm Djampang S, of [Djambang S. | Eleusine indica Prs. Gramineae. PE koeda De: ,) sy, , bb] „ kahi S. Hypoëstes Forskaöli Soland. f Acanthaceae. „ manggongS.| Eleusine caracana Prs. Gramineae. Djangkang J. Sterculia foetida L. Sterculiaceae. Djanglot J. Gelonium glomerulatum Bl. | Euphorbiaceae. Djankar meirah M. | Salsola indica L. Chenopodeae. Heptapleurum rigidum Hsskl.f Araliaceae. Arthrophyllam Blumeanum Z. [& M. ew Siegesbeckta orientalis La. Compositae, Ricinus communis Ls. Eupkorbiaceac. „_speciosus (Brm?) „ rugosus MI. Curcas purgans Mdk. Ricinus africanus Wld. Djankorang M. „ gompongS. Djapoengan S. ‘ Djarak M. „ gorito J. „ _kalappa M. „ kapi M, R. „ malakka M. id Djarak meirah M. & iid. „ _selassielalakki LM. „ spectabilis Wld, 5 „ tjina R. Jatropha multifida Ls. pe Djaram M, R. Pavetta indica Bl. Rubiaceae. Djaran J. Odina gummifera La. Anacardiaceae. Djaren J. Galium L., spec. Rubiaceae. Djaringgan M, R. | Acorus terrestris Rmph. Orontiaceae, Djaroem-djaroem M, …__[R.| Ixora incarnata DO. Rubiaceae, Djarong S, M, J, R. „ bandhuca Rxb. A Nomaphila corymbosa Bl. Acanthaceae. Achyranthes bidentata Bl A marantaceae. Eranthemum R. Br., spec. div.) Acanthaceae. Lepidagathis Wld., spec. div. Ruellia anagallis L. Ebermeyera Nees, spec. ‚ Barleria cristata Li. „ multiflora Hsskl. Eranthemum viscidum Dl. 0 awehweh S. „ blaauw S. „ beddas S. „_ boeboekoean &.| 65 Inlandsche | Botanische benaming. ES Naam. | s 5. Familie. Djarong boenga flandep M. | Barleria prionitis L. Acanthaceae. „ _boentoet oe- | Crossandra infundibulaeformis [tjieng 5. | [ Nees. sf RS undulaefolia Slsb. 3 „ _djarong M. 4 Ixora amboinica Bl. Rubiaceae. „ gedeh $. Strobilanthes glandulosa Bl. {| Acanthaceae. „ konnengS. | Ruellia lupulina Wld. ES „ lalakki S. M./ Achyranthes aspera Wld. Amarantaceae. Stachytarpheta indica Vhl. Verbenaceae. Oxalis sensitiva Wild. Oxalideae. „ woengoe S. | Barleria cristata L. Acanthaceae. Djatang S. Spilanthes acmella L. Compositae. Djattie S. M. Tectonia grendis L. fs. Verbenaceae. wrr anon: ®. Gumira parasitica Hsskl. be „ hollandaS.M.| Guazuma Blumei G. Don. Büttneriaceae. „ _ eumanensis Kth. 4 „ _ tomentosa Kth. De Djaungdjaung Bl. | Wendlandia Brtl., spec. Rubiaceae. Djawer burrumS. { Coleus Blumei Bnth. Labiatae. „ gedeh 5. „ macrophyllus Bnth. f „ _goenceng S. „ _galeatus Bnth. B, „ konneng S. „ bicolor Buth. n en EDER 19. „ ingratus Bnth. , „ laciniatus Bnth. Dr Sonnerila tenuifolia Bl Melastomaceae. G odd Moschosma polystachya Bnth. | Labiatae ka „ _ meirah [S. M. | Pleetranthus scutellarioides Bl. in Djawie-djawie M. R./ Ficus Rumphiüú Bl. Moreae. Djawora S, Garcinia cornea Bl. Clusiaceae. ete divi BE sp „ __ laterifolia Bl. ki „ __ longifolia Bl. h Djeankong S. Polygonum torquatrum De Br.) Polygoneae. Djebis oetan M. Vitis indica Bl. Ampelideae. Djegeng M. Sorghum vulgare Prs. Gramineae. BL. XIX. Inlaudsche | Naam. Lm Diekken J. Djela-djela T. Djeletong karbau M. Ee Djendini M. Djendjer takko 5 Djengkol S. M. R. J. "| Djeloe menjan 5. | | Djengkot M, Djenggot S. Djepan J. Djepoen J. Djerenne Mak. Djeroedjoe M. RB. J. [BL Djeroek S. M. J. amies S. balie S, baliek M. djepoen leu- | [tiek S. | hiedung 5. honjeh gedeh kapas M. R karbau M.R.! Botanische benaming. 33 7 hd asper Wld. Berne bromoides R. & S. Burmanni R.& S. Urtica ovalifolia Bl. Scindapsus sylvestris Knth. Aegiceras ferreum Bl. Allophyllus javensis Bl. Albizzia lucida Bnth. Pithecolobium bigeminum Mrt. el lobatum Bonth. Bassia sericea Bl. Mimusops acuminata Bl. Sapotaceae Endl. spec. 2 incert. Corchorus olhitorius L. Acacia Farnesiana Wild. Daemonorops draco Bl. Dilivaria ebracteata Jsss ilicifolia Prs. Tupeia umbellata Kths. Citrus aurantiùm Risso. var. & (limettiformis Risso. decumana L. Eisepee aurantium Risso. nobilis Lour., var. micro- 2 3) 3 1 [carpa Hsskl. > » _Chryso- [carpa „ > » melano- [carpa „j erassa Hsskl. limonellus Hssk]. medica L. Natuurlijke Familie. Compositae, Gramineae. 2 Urticaceae, Ároideae Aegicereae. Sapindaceae. Mimoseae, 2 app Sapotaceae, 3 vb | Tiliaceae. - Mimoseae. Palmae, Acanthaceae. 17 Loranthaceae. Äurantiaceae. 2 1 . p nd nn nd nend td nnn Inlandsche Naam. Djeroek lekki J. „ liemoh S. 3 pandjang S. papaija M. „_poerroet S. „ _tandjong tangan M. „_ tiepies M. „ tjoplok S. „ boddas S. … lumboet S. Djiging J. Djijanti S. Djikoer (?). Djinei S. M. Djinka M. Djintam oetan M. jinten M. R. stam. limoh gedeh [S. matjan S. M. niepies S. M. [boerah (?). „ tjoetjoek S. 67 Botanische benaming. Citrus nobilis Lour. „ _hmonellus Hsskl: var. am- [blycarpus Hsskl. „ decumana L. „ limonellus Hsskl., [oxycarpus Hsskl. pyriformis Hsskl, sisa. Spe amara Hsskl. | Papeda Rumphiu Hsskl. Citrus amara Hsskl. „ ovata Hsskl. ‚„ _sarcodactylis Sieb. zie Dj. niepies S. M. Citrus macracanthus Hsskl. „ nobilis Lour., var. chry- [socarpus Hsskl. Chariessa suaveolens Mig. Mimosa Adns. spec. Limonia spinosa Sprg. Commelyna paludosa Bl Celosia argentea L. Symplocos L. spec. Dicalyx Lour., spec. re En TETE WE TREES eri GEE 2 Eb | » 2 2 2 bi 23 Indigofera hirsuta L. Sesbanja aegyptiaca Prs. Tacca montana Rmeh. Cucurbita acutangula Bl. Hibiseus rosa sinensis L. Chrysopogon acicularis Trin. Carum carvi L. Nigella sativa Lu. me me nn ae Natuurlijke Familie. Aurantiaceae. 2 33 32 M:moseae. Áurantiaceae. Commelynaceae. À marantaceae. Ayraceae. Ternstroemiaceae. 23 7 Papilionaceae. ED, Taccaceae. Curcubitaceae. Malvaceae. Gramineae. Umheiliferae. Kd,r Ee | ivanuncuataceae, 68 Je Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. mm Djintan poetih. J. Djoeär (?). Djoeät M.J. & Bl. Djoedjaroe T. Djoeël M. J. & Bl. Djoekoet S. „ _babawangan [S. keboh [S. biedrie S. „ bingbing [kassir $S. boe-boe-oet [S. „ _boeloe-mata [S. „baba boeloe mata [S. [lumboet 8. keboh [S. eb, h/ „ _boengboeng- |delan leutiek S. „ _boentoet se- [roh S. „„ bohrang S. | Cuminum ecyminum L. Diospyros L. spec. Syzigium jambolanum DC. Cycas pectinata Ham. Syzigium jambolanum DC. Dentella repens Frst. Scirpus juncoides Rxb. Xyris L. spec. Buchnera euphrasioides Bl. Pharnaceum strictum Endl. Paspalum sumatrense Roth Fimbristylis efoliata Std. eN ale snee. dis Isolepis RBr: spec. div. Cyperus compositus RBr. ie Rttb. diaphanus Schrad. pennatus Lam. Scirpus chaetanus Rtz. „ _congestus Sprg. Lobelia succulenta Bl. „ _Heyneana Rtz. Cyperus parvus Hsskl, Kyllingia brevifolia Rttbl. Justicia ochroleuca Bl. Mimosa pudica L, pseudo-jambolanum Mig. | Umbelliferae. Ebenaceae. Myrtaceae. 2} Cycadeae. Myrtaceae. Rubiaceae, Cyperaceae. Xyrideae. Scrophularineae. Portulaccaceae. Gramineae. Cyperaceae. , Lobeliaceae. Lb Cyperaceae. 3 Acanthaceae. | _Mimoseae. 69 Kd Inlandsche Natuurlijke Nes Botanische benaming. Rai Djoekoet djaran S.J.| Polygonium fissum Bl, e gla-| Polygoneae. (brescens De Br, bps Anthisthiria ciliata Lu | Gramineae. „ _djoedjoeloek Pi M.| Panieum -auritum Prsl. „ gehwor S. | Anilema nudifiorum RBr. Commelyna Dill., spec. Commelynaceae. Fradescantia L., spec. ns Campelia Rich., spec. | ' „ kakawatanS.| Panicum rigens Sw. Gramineae. „ __kamaloeänS.| Mimosa pudica L. Mimoseae. „ _kapolloh S. | Dentella repens Frst. | Rubiaceae. „ _ kassimboekan [S.| Drymaria driandra Bl. | Caryophylleae. „ _kawassa (?).| Ardisia pumila Bl. | Myrsineae. „ lakkilakkiS| Verna indica L. | „ Jari lari S. | Spinifex squarrosus L. | Gramineae. „ __hda aijam M. [S.) Spermacoce scaberrima L. Rubiaceae. Parietaria Trnf., spec. Urticaceae. „ loeloet S. Indigofera hirsuta DC. Papilionaceae. „ lokkot mata [S.) Artemisia indica L. Com positae. „ lavendulaefolia DG. KE mass. Ruellia repanda L. Ácanthaceae. Peristrophe salicifolia Lu „ malela S. Sporabolus elongatus RBr. Gramineae. | Polygala densiflora Bl. Polygaleae. „ __ hyperiaifolia Rwdt. kl „ _mamarakan [S./ Hoplismenus stagninus Knth. , Gramineae. „ mandel S. {| Adenostemma fastigiatum Bl | Compositae. a „ boddas „__ parviflorum, var. di- [S. [varicatum DC. | b „ mata boeng- [boengdelan S.| Seirpus aphyllus Hsskl. Cyperaceac. >» keujup S.) Mimulus javanikus Bl | Scrophularineae- Inlandsche Naam. Djoekoet mata keu- [jup ©. ” ame » 33 tboddas S. meurriet S of moeria $S. njariengiet s. oerieng, ari leng S. „ _pepereh peh- [tan S. plengpieng (kassier S, | „ prasman M. … _ramboekas- [sang leutiek S „ roengiet S. sarroenie $S. seetan M. | seketie S. seriawan S. siraroe S. sisier S. soemboe S. [M. sorosottie 5. tjalien g- [tjieng S. | sE Ge ENE Botanische benamin je EE HE tetragona Bl. E caespitosa Bl. Torenia obtusa Bl. 33 Bonnaya Lk., ‚spec. Mazus Lour. ‘spec. Euphorbia reniformis Bl Hyogethos nervosum Hsskl. Dsoiehrocenhaka latifolia DC. Mierocarpaea alternifolia Bl Lantana stricta Li. Hedyotis herbacea L. Paspalum pulchellum Hmb. „ orbiculare Erst, „ sumatrense Rth. Eupatorium ayapanna Vnt. Kerochlöa latifolia Hsskl. Oldenlandia paniculata L, Acalypha hispida Wld. Leucas linifolia Sprg. Polanisia viscosa DC. Nasturtium indicum DC. Ficus serpillifolia Bl. Ophioglossum petiolatum Hsskl. Opkiorrhiza neglecta BL Panicum auritum Prsl. zie Dj. seetan M. Oxalis L., spec. diver. erustacea Cham. & Schltd. Natuurlij ke Familie. Lobeliaceae, Serophularineze. 1 37 Euphorbiaceae. Compositae. Scrophularincae. Verbenaceae. Rubiaceae. Gramineae. 2} Com; positae. Gramineae. Rubiaceae. Euphorbiaceae. Labiatae. Capparideae. bb Moreae. Ophioglosseae. Rubiaceae. Gramineae. Oxalideae. 71 Dd ej k d Natuurlijke Jalandsehe Botanische benaming. eee Naam. Familie. ne Djoekoet tjarang S.) zie Dj. djaran J. „ tjarenjeh S.| Phyllanthus anceps Ohl, Euphorbiaceae. „ tjeutriek S. | Andropogon sorghum Betl. | Gramineae. „ _cernuus End]. 8, wats. Lindenbergia urticaefolia Lehm.| Scrophularjneae, „ walet S. Lourea vespertilionis Dev. Papilionaceae. Djoe malj T. Mussaenda glabra Vhl. Rubiaceae. Djoengitan J. Jödes ovalis Bl, Menispermaceae. Djoerang S. Oreoenide sylvatica Mig. Djoerei S. Ricinus salicinus Hsskl. Euphorbiaceae. „ boddas S. Nerium odoratum L., fiore albo.| Apocynaceae. „ burrum 8. n Br taro A „ oleander L. li | Djoeroe poerroet Tj Citrus hystrix DC. Áurantiaceae. Djoe-tse Ch. Bo. „ _ decumana L. 4 Djohhoh J. Terminalia laurinoides Ts. &{/ Combretaceae. [Bnndk. Djohoe BL Citrus limonellus Hsskl. Auratiaceae. _„ karbau Amb.) Papeda Rumphii Hsskl. 2 Djojomoetri J. Sorghum saccharatum Pers. | Gramineae. Djokka sawoor J. | Pimpinella javana DC. Umbelliferae. Djoko toewa J. Artemisia vulgaris L. Compositae. Djolo madjike T, | Dodonaea triquetra DC. Sapindaceae. Djongeh S. J. Gynura divaricata DC. Compositae. Gynaecura Css., spec. div. boddas S. Emilia sagittata DC. 38 2 | | B „ burrum S. „ _sonchifolia DC. | ps Djule M. Dolichos unguiculatus Lour. | Umbelliferae: Djuntier S. Globba maculata Bl. Zingiberaceac: „ _marantina L. ke xr badak: S. Hellenia bracteata Bl. z „ burrum S, { Globba maculata Bl. & jungdjieng S. Inga purpurascens Hrt. Bog. | Mimoseae. 8 Albizzia stipulata Bnth. : Dliesem JJ. Blackwellia spiralis (Comm.?) ‚ Homalinea. Dodeko Cel. Mangifera foetida Luour. | Anacardiaccae. Doedoeitan S. Acrostichum nummularifolium BÌ\ Polypodiaceae Inlandsche Natuurlijke Familie. : Botanische benaming. Naam. Notochlaena piloselloides Klf. | Polypodiaceae. Niphobolos carnosus Bl. Eb Dischidia nummularia RBr. Asclepiadeae. Doedoelam M. R. [ Platea excelsa Bl. Tcacineae. sd Fe latifolta Bl: . Ei: Doedoek S. Pemphis acidula Frst. Lythrarieae. Liudwigia trifolia Brm. Oenothereae. Lumitzera racemosa Wld. Combretaceae. Doedoerenan M.R.| Platea excelsa Bl. Tcacineae. Doedoewave J. Horsfieldia aculeata DC. Umbelliferae. Doehoe S. Ptvchosperma noxa Mig. Palmae. Doehon J. Sizigium Zippelianum Mig. Myrtaceae. Doek Bl. } Arenga saccharifera Lab. Palmae. Doekdoek J. BL | Otanthera moluccana Bl. Melastomaceac. Melastoma polyanthum Bl. ús Seypkiphora hydrophyll. Grtn.| Rubiaceae. Doekoe S. M. B. Lansium domesticum Jek., var! [duku Hsskl. Meliaceae. Doelang M. R. Cassia javanica L. Papilionaceae. Scaevola Plumieri L. &. Goodeniaceae. Doelon sentak S. | Sanicula montana Rwdt. Umbelliferae. Doengoeng M. S. | Heritiera littoralis DC. Sterculiaceae. Doengoer M. E 5 Ee 4 Doe-oet S. Syzigium jambolanum DC. Myrtaceae. Doerein Mol., of Doeren M., R. Dario zibethinus L. Sterculiaceae. Doerie entong J. Opuntia polyaltha Haw. Cacteae. „ geretan J. | Rhamnus nummularis (Brm?)/ Rhamneae. „ karbau M. | Artabotrys suaveolens Bl. | Anonaceae. „ sradak,d. Gmelina asiatica L. Verbenaceae. „ roekan J. „ … indica-(Brm?) ús Doeriban J. Hibiscus rosa sinensis L. Malvaceae. Doeroekoenam J. | Ranuneulus prolifer Rwdt. Ranunculaceae. Doetra M, Mol. Datura L. spec. plur. Solanacede. Doewe Bl. Syzigium jambolanum DC. Myrtaceae. Dohlok S. Trichospermum javanicum Bl} Ranunculaceae. Doka T. of 1 {3 Inlandsche pks Natuurlijke otanische benaming. of Naam. ee Faimilie. ‘Dokkoe T. Areca glandiformis Bl. Palmae. Ptychosperma Rumphii Bl. Á Domar Lt. Domu Amb. ; Bambusa mitis Poir. Gramineae. Domul Amb. Donda medang (?) { Crotallaria verrucosa L. Papilionaceae. Dondo Mak. Tacca montana Rmph. Taccaceae. Dongdong Mand. | Covellia hispida Mig. Dongi-dongìi Mak. | Sphaerococcus lichenoides Ag.| Floridae. [var. 6 tenuis Âg. Dotaga T. Cardiospermum helicacabum L.| Sapindaceae. Physalis indica Liam. Solanaceae. Dotto doekkoe Amb.f Ventilago maderaspatana Wld.| Rhamneae. Dowora Ì. Intsia amboinensis “DC. Papilionaceae. Drangdang S. Ficus rostrata Lam. Moreae. „angin S. Calpandria quiscosaura Kths. | Meliaceae. „ aroy S. Villaresia scandens Hsskl. llicineae. „ kajoe S, M.| Ficus cerasiformis Rwdt. Moreae. Dregel J. Capellia multiflora Bl. Dilleniaceae. Drowak S. Grewia affinis Hsskl. Tiliaceae. „ _oppositifolia Hskl, Columbia javanica Bl, E. 3 2 Eboel M. Orania macrocladus Mrt. Palmae. Esggel S. Xerospermum Noronhianum Bì.| Sapindaceae. Eyk Ar. Cinnamomum culitlawan Bl. | Laurineae. Eylan tassi Ht. Garcinia eochinchinensis DC. | Clusiaceae. Evparehu Amb. Dicalyx cochinchinensis (Law?){ Ternstroemiaceae. Eytale Huah. Cedrela febrifuga Bl. Cedrelaceae. Eytassi Ht. Garcinia cochinchinensis DC. | Clusiaceae. Ejkor andjing M. | Tiaridium indieum Liehm. Asperifoliae. „ koetjing M. | Acalypha densiflora Bl, Euphorbiaceae. 1e „ oetan M. „ _ betulina Wld. „ _ Caturus Bl. 3) 2 Inlandsche Naam. Ejkor meöng J. Ekana Lt. Elan Amb. Ella M,‚ S, en Elok M, R. Emmes S. Endok-endok J. Entjeng-entjeng J. Entjeng-entjengan J | Entoe Men. Epay Amb. en Epay salay Amb. Erang J. Erek ZO. Arch. Essoyr Amb. Etjeëne S., M. gedeh S. hai hai S. lumboet S. Euri S. Ewassa Amb. 74 Botanische benaming. Desmodium siliguosum DC, Acalypha mappa Wild, of Rottlera tanaria Hsskl. Dioscorea bulbifera L. Melaleuca leucodendron DC. Hellenia bracteata Bl Lutfa acutangula Ser. Grumilea divergens Mig. Kiesera minor Mig. Gynandropsis affinis Bl. Indigofera tinctoria L. Astronia papetaria Bl Areca nibung Mrt, „ Catechu L. Podocarpus Rumphuü Bl. Le ebracteata Herit. Monochoria vaginalis Prsl. # pauciflora Knth. Sagittaria hirundinacea Bl. „ _ Blumei Knth. Hydrospondylus submersus Hsskl. Hydrilla najadifolia 4. & M. Pontederia hastata L. Ottelia javanica Mig. Pontederia linearis Hsskl, Imperata koenigii Palist. Saccharum spontaneum Ls. Tetranthera Rumphiü Bl. » monopetala Nees. F. | Cordia Rumphii BL 27 7 1 N atuurlij ke Familie, Papilionaceae. Euphorbiaceae. ’ Dioscorecae. Myrtaceae. Zingiberaceae. Curcubitaceae. Rubiaceae. Papilionaceae. Capparideae. Papilionaceae. Melastomaceae. Palmae. 33 Taxineae. bd Pontederaceae. 2) Alismaceae. 2 Hydrocharideae. Pontederaceae. Hydrocharideae. Pontedereraceae. Gramineae. bj | Laurineae. 1 Cordiaceae. 3} pm Inlandsche Naam. Fetoel Br. Fan-choe-tin Ch. B. Fan-njin-tsoi Ch. B. Fan-njin-won Ch. B. Fette-fette TT, Fidakka T, en Fitakoe T. Fie-giong-seu Ch Bo. Fissa-foeroe TL. Flekke-natoor Bd. Foela-sapatoe Bat. Foeng-fa Ch. Bo. Foe-tho Ch. Wokki-fokki TT, Folle-aaros J. „ kotte J. Foucul Bat, Fuo T. Gabi-gabi T. Gaboes M‚ R. Gadel J. Gadag S, R. of Gadok S, R. Gadong M, R. _ „ loemoet J. jagaboessan, Gada-gada Sum. OK. Botanische benaming. Sandorieum indieum Cav. Convolvulus batatas Lu. Sauropus rhamnoides Bl. Fagraea auriculata Jcek. Crinum toxicarium Herbert, an. „ asiaticum Lu ? Calophyllaum inophyllum L Foenienlum vulgare Grtn. Ficus racemosa Vhl. Bryonia grandis Leur. Hibiscus rosa sinensis L. L. bb | v S ’» Juglans regia L. Solanum melongena L. Jasminum undulatum. Wild. Áërva lanata Jss. Lochnera vincoides Rchb. Eleusine aegyptiaca Ryb. B indica Prin. Sterculia foetida Wld. Phaseolus radiatus Liour, G. Actinodaphne, Rumphii Bl. Alstonia scholaris R. Br. Pongamia L. spec. Nepenthes phyllamphora WlId. Bischoffia javanica Bl. Dioscorea trifoliata L. Muldera baccata Mig. Jussinea Lu. spec. Aeschynomene indica L: & var. Scaevola Koenigü Vhl. Natuurlijke Familie. Miliaceae. Convolvulaceae. Euphorbiaceae. Loganiaceae. Amaryllideae, 2} Clusiaceae. Umbelliferae. Moreae. Cucurbitaceae, Malvaceae. 1. Juglandeae. Solanaceae, Jasmineae. A marantaceae. À pocynaceae. Gramineae. p| Sterculiaceae. Papilionaceae. Laurineae. Á pocynaceae. Papilionaceae. Nepentheae, Xanthoxylaceae, Dioscoreae. Piperaceae. Oenothereae, Mimoseae. | Goodeniaceae. Inlandsche Naam. Gaga-meirah S. \ . s ad Gagang-goenong J. Gagaway S. Gaharoe M, R. Galoeng-djangoeng S Gajang M. Gajum Bd. Gajati T. Galatrang S. Galiassa T. Galieboeng S. Gajam 5, R. „ __ boeloe S.{ Leonurus javanicus Bl. „ __ peutjangS.| Rubiaceae Jss. incert spec. 1. Galiengum S. Galingang Mand. Galing-galing Ok el hd Galli-galli S. M. Galoegoe M. Galoema M. R. Galoempiet S. Gamat M. Bl. Gambas S. M. R. Gambas kawong S. Gambe O. Cel, Gambier R. Gambir Cel. 16 | Botanische benamin g. Scaevola Plumieri L. Pentapetes phoenicea Ts. variet. » angustifolia Sprg. Rhododendrum javanieum Kkwdt. Viola alata Bagdk. Ficus benjamina L. Aquilaria agallocha L. Wendlandia glabrata DC. Inocarpus edulis L. Aeschynomene indica L. Michelia montana Bl. Alpinia galanga Sw. Cyrtandra rostra Bl. Bixa orellana Ls. Cassia alata L. Vitex trifolia L. Cissus vitiginea L. Serjania sinuata Brm. Dilivaria ilicifolia Prs. „ _ ebracteata Jss. „ _ robusta Nees. zie Gloegô M. Rubia eordifolia L. Cyclostemon cuspidiatum Bl. Coecculus glaucus DC. Coecinia grandis Roemer. „ __ Whightiana Roemer. Bryonia cordifolia Bl. Cardiopteris lobata Wall. ’ ») 3) Urtica nivea L. Nauclea gambir Hunt. Periploca mauritiana Poir. na Natuurlijke Familie. Goodeniaceae. Büttneriaceae. 2 Ericaceae. Violaceae. Moreae. Agquilarineae. Rubiaceae, Hernandiaceac. Mimoseae. Magnoliaceae. Zingiberaceae, Gesneriaceae. Labiatae. Bixaceae. Papilionaceae. Verbenaceae. Ampelideae. Sapindaceae, Ácanthaceae. 2) ’) Rubiaceae. Euphorbiaceae. Menispermaceae. Cucurbitaceae. 3 ’ Sapindaceae. ’ Urticaceae. Rubiaceae. Asclepiadeae. 77 mmm Inlandsche Oe | miei | SE Natuurlijke Botanische benaminc. gn o Familie. Naam. Gambir J. 23 laut. M. 7) LE) 5) g tjaai S. Jasminum spec. plur. Jasmineae. Rubiaceae. Rubiaceae. Malvaceae. Uncaria ferruginea Lu. Pavetta ge a, Rwdt. Hibiscus radiatus. 5 toepai M. Gambohan ? Gammat M. ne oetan M. [R. „ _ surattensis L. Echinocaulos perfoliatus Msn. 33 Polygoneae. Gamomong Sum. LOE. Gamongan Bl. Gandapoera M.R.J. [BL Ebenaceae. Zingiberaceae. Diospyros ebenum Ritz. Zingiber amaricans Bl. Malvaceae. Ericaceae. Änacardiaceae. Hibiscus abelmoschus L. Gaultheria punctata Endl. Bouea oppositifolia Msn. Gandarassa S. Gandaria M. R. J. Bl. Clerodendrum inerme Grtn. Verbenaceae. Gandaroessa M. R. [J. Bl| Gendarussa vulgaris Ns. Acanthaceae. if besaar M. (Bl) Evodia triphylla DC. | Diosmeae. 5 koening | [Bd. f{ Codiaeum variegatum Ls: | Euphorbiaceae. 4 oetan M. | Geniostoma lasiostemon Bl, var. | [6 moluccanum. Loganiaceae. Gandja M. R. Cannabis sativa L, Cannabineae. 5 rameh tji- [na M. R. | Corchorus capsularis L. Filiaceae. Gandoi Mak, of Gondoi Mak. Gandoh J. Gandohsohlie S. R. Gandok M. Sum. Entada pursata DC. Mimoseae. Mimosa scandens Wld. Er Hedychion Kön. spec. div. Zingiberaceae. Argostemma macrosepaluim Mig. Basella alba L., var. subcor-! Rubiaceae. [data Hsskl. Chenopodeae. „ ecordifolia Jsaam. de Andropegon saccharatus Ryb.| Gramineae. Blyxa javanica Bl. Hydrocharideae. Gandoola S. Ë burrum S. Gandroeng S. Gangang S. M. pad Inlandsche Naam. _} @ €) Botanische benaming. _Natuurlijke Familie. Gangang lumboet S. Gangangän Bl Gangh J. Ganglot 5. Ganesalan J. tee M. J. Bl. en Ganitrie S. M. J. en [B]. > R. Gangoe M. Ganja M. oetan M. ,, Ganjoeng tjai S. Ganrot J. Ganti J. Garang-bauw S. 5 goenong J. Garoe M. B. „ _ mienjak M. „ _ tjoempeka [M. R. Garoet badak S. „ __ peutjang S. Garo kominjam M. mata boeta T. Garong-garong J. Gatel M. R. of Gatep M. R. mo oper ML Gattak J. Gebang 5. R. „ _ paleng J. Limnophila pinnatifida Bl. | Jussiaea repens L. Miecrocarpaea alternifolia Bl. Gyrocarpus asiaticus Jcq. Vitis'indica L. „ sylvestris Bl. "Gelonium glomerulatum Bl. Punica granatum L. Elaeocarpus serratus DC. n angustifolius Bl. Convolvulus reptans L. Corchorus capsularis L. olitorius L. Hydrilla najadifolia "Zi" & ML Polygonum punctatum Don. Ligustieum striatum Rxb. Blumea lacera DC. [manni DC. Áralia montana Bl. Ficus elastica Rxb. „ _procera Rwdt. Agallochum spurium (lignum) Lantana mixta La. Endespermum scandens Bl. Agallochum officinarum Ham. Excoecaria agallocha L, Odina gummifera Bl. Tnoecarpus edulis L. Niota Lamarckiana Bl. Samadera indica Grtn. Hedxsarum strobiliferum DC, Corypha umbraculifera L. bj 3 28 a Bur- Scrophularineae. Oenothereae. Scrophularineae. Gyrocarpeae. Ampelideae. bb | Euphorbiaceae. Granateae. Tiliaceac. bb | Con volvulaceae. Tiliaceae. Hydrocharideae. Polygoneae. Umbelliferae. Compositae. Araliaceae. Moreae. 7 Verbenaceae. Papilionaceae. ’ Euphorbiaceae, Anacardiaceae. Hernandiaceae. Simarubaceae. ’ Papilionaceae, Palmae, 1 Inlandsche Naam. Gedang S. J. „ ganteel S. kastella Bat. 2 Gebumbo J. Gedebang 5. Gedong djengal J. NL Lel „ oelarJ.of G [oelo J. Geger bintin S. bidudaleko SS: Gehgehbengan (?). Geja-an J. Gelam S. M. Gelala ayer M. „„ _hitam. M. „ laut M. Gelang S. J. R. ze | ayer M. ke laut M. Gelatrang S. Geloepak J. Gembang M. Gembas J. Gembos J. Gendoeroe J. Geniestrie J. Genkot S. Botanische benaming. Musa paradisiaca L. Carica papaya L., mas. 2) 3) "> 2 ’” » huis Piper peltatum (Bl?) „ subpeltatum R. S. Urostigma Hasselt Mig. Ardisia laevigata Bl. Dactyloctenium aegyptiacum [Wld. Castanea javanica Bl. e monta- [na Bl Glycosma cyanocarpa Sprg. Rubiaceae Jss, spec. incert. 1. Pardanthus chinensis L. Heliophytum indicum DC. Gordonia Ellis, spec. incert. 1. Melaleuca minor Sm. 5 leucadendron L, 4 viridiflora Sm. Erythrina fusca DC. f divicea DC. s, indica Lam. 3, 1 ’ „ dioica DC. Portulaca oleracea L. Sesuvium portulacastrum L. Oldenlandia nudiflora Thnb. Sesuvium portulacastrum L. Michelia montana Bl. Morinda polyneura Mig. Corypha umbraculifera L. an Luffa cardifolia Bl? Sonchus fallax WlIld. Caryota furfuracca Bl. Aeronoda punctata Bl. Mimusops acuminata Bl. Natuurlijke Familie. Musaceae. Papayaceae. 2 ' 27 Piperaceae. rh Moreae. '_Myrsineae. Gramineae. Cupuliferae. Aurantiaceae. Irideae, Ternstroemiaceae. Myrtaceae. 2 ’ Papilionaceae. bj | Portulaccaceac. 2 Rubiaceae. Portulaccaceae. Magnoliaceae. Rubiaceae. Palmae. Cucurbitaceae. Compositae. Palmae. Tiliaceae. Sapotaceae. Inlandsche Botanische benaming. Natuurlijke Naam. ° Familie. mmm Gentoengan J. Zehneria deltoidea Mig. Cucurbitaceae. Gentongan J. Bischoffia javanica Bl. Xanthoxylaceae. Gering-geringan Bl.j Crotalaria retusa Ts. Papilionaceae. Geroeboet Pal. Amorphophallus giganteus Bl} Aroideae. Geroro mavalla FT. Melastoma polyanthum Bl. Melastomaceae. Gertok patok S. Stalagmites javensis End]. Clustaceae. Ee duleis Don, var. d [sylvestris Hsskl. 4 Gest J. | Conocephalus suaveolens Bl. [ (Femina). Artocarpeae. Getah njantji M. [Sum. Wk. | Chilocarpus ? costatus Mig. Apocyneae. gitan gedong [M. Sum. Wk/| Melodinus orientalis Bl. Geta-gitan gedang [M. Sum. | Willughbeia firma Bl. 2 3) , Getel J. Derris multiflora Bnth. Papilionaceae. Giba T. Evodia triphylla DG. Diosmeae. Gigi-gadja M. Aegiceras majus L. Aegicereae. Gigiel S. Adamia sylvatica Msn. Saxifragaceae. Gigirang J. Bl. Staphylea indica Brm. Staphyleaceae. Aralia chinensis L. Araliaceae. Gilig J. Hunteria sundana Mig. Apocynaceae. Gimnalloea M. Viscaceae Mrs. plur. spec. Gindapoera oetan J.| Ipomoea vitifolia Sw. Convolvulaceae. Gindi seetan M. Nepenthes phyllamphora Wid.| Nepentheae. - Gingiang S. Leea hirta Hrn. Ampelideae. 3 burrumS.{ „ rubra Bl. Ns 7 dusttspec vanen dk en E lumboetS.| „ javanica Bl. 23 Gimja Ch. Artemisia moxa Besses. Compositae. Ginjeh S. J. Thevetia nerifolia Jss. | Apocynaceae. Cannabis sativa L. var. indica Bl. Cannabineae. Gintoengan J. Stvlodiscus perfoliatus Bant. | Euphorbiaceae. Giong-meöng Ch. [Bo.) Andropogon schoenanthus Lj Gramineae. Girang J. | Leea rubra Bl, Ampelideae. 81 Inlandsche Botanische benaming. | NGN Naam. ne | Familie. Giring landak M. R.j Crotalaria retusa Lu Papilionaceae. Girmot J. Saussurea amara DC. Compositae (?). Gitan M. Sum. Wk.| Vahea ? angustifolia Miq. A pocyneae. „ ketjil M. Sum. [Wk. | Leuconotis augenifolia Mig. EN Gitta gambir Bl, { Uncaria acida Rxb. Rubiaceae. Glaga S. M. R. Saccharum spontaneum L. Gramineae, Phragmites Roxburghii Std. g ‚„ __ proemboeng [J. | Elalia japonica Tr. ie Glam M. Melaleuca minor Sm. Myrtaceae. Gordonia Ellis, spee. nov. Ternstroemiaceae. „ _ betie M. K. „ excelsa Bl. n Gledok pantok S. | Pavetta odorata Bl. Rubiaceae. Glengang M. R. Cassia alata Ts. Papilionaceae. Globba boppo loelo.f Amomum villosum Lour. Zingiberaceae. „ __ echinatum Wld, fi „ _durioen M. ee ze is 7 „ __ villosum Lour. ES „ oetan besaar [M.\ Alpinia gigantea Bl. 5 „___papoeaiedjoe [M.| Amomum echinatum WlId. 5, Eer mtesrah M: „ __ villosum Luour. À Glodok pantoh S. | zie Gertok pantok S. Gloegeh (?). Bixa orellana L. Bixaceae, Gloego M. R. Broussonetia papyrifera Vent. | Moreae. Glompan tita Dj. | Sterculia urceolata Sm, Sterculiaceae. Gnemon T. Gretum gnemon L. Gnetaceae. RE „oetan M. J. pe E 55 RE , tali M. Thoa edulis L. ER Goa-tschau Ch. Emilia sonchifolia DC. Compositae. Gobbang N. Corypha umbraculifera L. Palmae. Gobbo T. Commelyna Rumphu Kostel. of Commelynaceae. „ __ benghalensis L. Brm. 74 Godam Bl. en Gedom Bl. | Eleusine coracana Prs, ‚ Gramineae: DL. XIX, 6 82 mmm kee Inlandsche Bötaûtsdhe besl Natuurlijke Naam. 5 Familie. Godong J. Ranunculus prolifer Rwdt, Ranunculaceae. „ _djoerang J.| Pothos scandens Ja Aroideae. „ Jaweh S Dais dubiosa Bl. Daphnoideae. Drymispermum Blumei Desn. > Jema J. Munronia javanica Bunt. Meliaceae. „__ poeloe J. Maecrosolen tetragonus Bl. Loranthaceae. „ __saroeni J. | Wollastonia strigulosa DC. Compositae. „ _sengani J. | Jambosa rubricaulis Miq. Myrtaceae. en sikel S. Lasianthus sylvestris Bl. Rubiaceae. „ _ widodarieJ.| Agrimonia javanica Jngh. Rosaceae. Goe T. Dendrolobium umbellatum W. | [& A. | Papilionaceae. Goedé J. Parkia africana RBr. Mimoseae. eene Cajanus indicus Spr. Papilionaceae. Goedosari 5. Heterostemma acuminatum Desn/ Asclepiadeae. Goeggong Bl. Xubus acuminatissimus Hsskl./ Rosaceae. „ moluccanus Rmph. 4 Goelong-jangoeng rs. Wenlandia glabrata DC. Rubiaceae. x tjoetjoe M./ [R. | Plumieria obtusa L. Apocynaceae. Goema-goema J. | Odina gummifera Bl Anacardiaceae. Spodias Wirtgenii Hsskl. Spodiaceae. Goemaroe hoesoe Ll Andropogon schoenanthus L. | Gramineae. Goemere-laut M. | Premna serratifolia L. Verbenaceae. Goemi-ginati Lt. | Coecculus glaucus DG. Menispermaceae. EN oekkoe he Tragia volubilis SEN Euphorbiaceae. „ scandens L. x ks rotto- zotto| ji Cissus repens L. Ampelideae. Goemira T. en 4 laut M. Gumira integrifolia Hsskl. Verbenaceae. Goenarjah S. Bouea oppositifolia Msn. Anacardiaceae. Goenda S. Pongatium zeylanicum Jss. | Pongatieae. Sphenoclea pongatium DO. Bi 0 leutiek Hi Herpestes spathulatus Bl. Scrophularineae Hyogathos sphaerocarpus Hk. ? | ® { 85 Inlandsche nn Natuurlijke 5 otanische benaming. zE Naam. 5 Familie. Goengoeroetoe S, | Cissus Blumeana Hsskl, Ampelideae. | Ampelopsis indica -Bl. 5 Goensieng S. J. Papilionaceae Endl. spec. div. | Canavallia virosa W. & A. Papilionaceae. Mucuna monosperma DC. à „gigantea DC. É EL gedehS.J. ’ ’ ” ” Goentalian S. Boehmeria pilostuscula Hsskl.f Urticaceae. Goentoel M. Frichosanthes tricuspidata Bl. ‚ Cucurbitaceae. Goepo-gatel J, Hydrocotyle nepalensis Hs. Umbelliferae. Goera-batoe T. Nethopanax cochleatum Mig. | Araliaceae. A fruticosum Mig. B ze wilang S.| Ziziphus napeca Liam. Rhamneae. Goetjingan J. Triumfetta cana Bl. _{ Malvaceae. Goffo-hayran T. Leucas linifolia Sprg. Labiatae. 5 miskien T./ Phyllanthus nuriri L. Euphorbiaceae. 4 urinaria L. a Gofforoe T. Ficus nitida Thnb. Moreae. Gohi M. T. „ glomerata Thnb. sf Gohoengong Bl, Rubus acuminatissimus Hsskl.{ Rosaceae. B’ „ __moluccanus Rmph. is Gomassi Mak. | Artocarpus incisa ba. Artocarpeae. Gomo T. Men. ij " jp & à laevis Hsskl. ts 5 landoek S.| Barleria hystrix L. Acanthaceae. „ __ prionitis L. ie Gomoetoe M. Arenga saccharifera Lab. Palmae. omoha papoëa T./ Lygodium microphyllum RBr.| Schizaeaceae. Gomote 'T. Caryophyllum aromaticeum L. | Myristicaceae. Gompang S. J. Horsfieldia aculeata DC. Umbelliferae. ompohr S. | Mangifera macrocarpa Bl. AÄnacardiaceae. ondal M. | Ficus bengalensis L. Moreae. ondang kassé J. | Aërva sanguinolenta Bl. A marantaceae. ondo J. Guilandina bonduecella L. (se- mina). Papilionaceae. ondopoero J, Gaultheria punctata Bl. Ericaceae. opgay Bd. Caesalpinia microphylla DC ?| Papilionaceae. 84 Inlandsche Naam. | Goraka T. Btj. Gorang ireng J. Goratschi f. Gori maiho XE. Goro TÌ. Goro-goro T. Goroemi-dodo Tf. Gosouw-roeri Btj. Gossongi T. Gossouw madoeng! CRE LE. Gou T. Gowok M. Gozora £. Grenggoetoe d. Grigitang M. Grinting kawa J. Grung d. Guajava M. 4 ketjil M. ks lakki lak. (ki M- Gu-kak-tji Ch. Gampobl S. Guntalian S. Gurrung S. Haát Bl. en. „ adam Bl. Habeam Br. Botanische benaming. Acacia Hooperiana Zipp. Zingiber officinale L. Jambosa domestica Rmph. „ __aquaea Rmph. Zingiber officinale L. Horsfieldia aculeata DC. Curcuma longa TL. Grammica aphylla Lour. Cerbera lactaria Ham. rb | ’ ’) Ruellia alternata Brm. Eupaterium triplinerve Vhl. Enhalus Koenigú Rich. Phyllantus nuriri L. Desmodium umbellatum DC. Jambosa cauliflora DC. Mvristica fragrans Houtt. Vitis stercoracea Hrsfd. Premnus seratifolins L. Gautiera repens Endl. Rubus pruinosus (Bl?) Psidium guajava Rddi. „pumilum Vhl | 3 kh | Phoberos chinensis Lour. Nauclea grandifolia DG. zie Goentalian S. Menispermum lanuginosum Bl H. Ficus glomerata Rxb. Bassia longifolia Lam. Natuurlijke Familie. Mimoseae. Zingiberaceae. Myrtaceae. Lb Zingiberaceae. Umbelliferae. Zingiberaceae. Cuscuteae, Apocynaceae. 13 Acanthaceae. Compositae. Hydrocharideaec. Euphorbiaceae. Papilionaceae. Myrtaceae. Myristicaceae, Ampelideae. Verbenaceae. Ericaceae Rosaceae. Myrtaceac. bh _ Bixaceae. Rubiaceae. Menispermaccae. Moreae. Sapotaceae. 85 „ __ peutjang S. Hajam Bd. Haylale Amb. Tayoele Ht. Hayoero Lt. Hay-tsjau. Ch. Hakka leylu Amb. Hakoer Cr. 4 floribundus L. bs serratus L. ie longifolius Bl. X floribundus Bl. Inocarpus edulis L. Ipomoea mammosa Chois. Convolvulus peltatus Frst. | Dioscorea hirsuta Bl, | ’ 2 ’ | Sphaerococcus gelatinus Ag. Achyranthes bidentata Bl. var. [elongata Bl Desmoschaeta prostrata DC, Metroxylon filare Mrt. Oryza sativa L. Convolvulus peltatus Frst. Tetranthera laurifolia Jeg. var. [tersa. „__monopetela, 5 minor Ns. eee Botanische benaming. NAE Naam. Familie. Hatas S. Clavimyrtus virens Bl. Myrtaceae. Haffoe T. en. _ _„ haffoe xula T.| Pimela decumana Bl. Burseraceae. _Hahay-moeli Ht. Cassia javanica L. Papilionaceze. Hahanjieran S. Erythrostigma diversifolia Hssk.f Anacardiaceae. Hahappaän S. Flemingia strobilifera Ait. Papilionaceae. Crotallaria macrophylla (Rwdt). E Phyllodium pulchellam Dsv. b 5 elegans Dsv. f Dicerma DC., spec. # Hahaüan S. Daphniditum macrophyllum Bl./ Laurineae. Hahoeöl Ht. Ficus bengalaensis L, Moreae. Hahoeroe Amb. en. _riri oelan [Amb. | Cyathea arborea Wld. Polypodiaceae asen var Lut. Polypodium quercifolium WlId. Hahumalossey Man. Pimela hirsuta Bl. Burseraceae. Hahaoëwan S. Elaeöcarpus glaber Bl. Tiliaceae. 2) îj 3 ’ Hernandiaceaze. Convolvulaceze, ;) Dioscoreae. bh Floridae. Amarantaceae. 2 Palmae. Gramineae, Convolvulaceae. Laurineae, ip Inlandsche Naam. es) Go Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Halaur Amb. nn ennen „ __ ketjil Amb. Haleky lau muri Amb. „ launoeloeÂmb. nesdant Amb. „ _ meirah Amb. „ _ poetih Amb. Halery Loh, Halya Amb. Hamberang S. ur badak D. „ _ boddasS. „ _ meirah M. » _ mienjak S. LM. Hambiroeng S. Hamerang S. Ham: Br. Hampelas S. nc aroy a: … sbadak 8. „ _ leutiekS. lumboet S. Hamperoe S. „ _ badak S. a „ leu- [wung S, Tetranthera monopetala, ó d, [nor Ns. « laurifolia Jcq., var. [tersa. 5 glabraria Nees. Aleurites laccifera Lour (?) Croton tiliaefolium Brm. „ _mauritianum Liam. (?) Aleurites laccifera Liour. Croton mauritianum Liam. ? 2 33 , 5) 13 PD | Aleurites laccifera Eour. ? Zingiber officinale L. Ficus nivea Bl. „ setifera Std. Reinwardtiana Std. „ elegans Hsskl. „ fulva Rwdt. 3) „ elegans Hsskl. Vernonia javanica DG. Sterculia colorata Rxb. Pangium edule Rwdt. Ficus rostrata Lam. „ __ulmifolia Liam. „ obtusa Hsskl. st, ppeenn Viburnum sambucinum Rwdt. Nicus Tnft, spec. 1. „_politoria Lam. Bryonopsis ? leucocarpa Mig. Tabernaemontana sphaerocar- [pus Bl Orchipeda foetida L. Chasalia robusta Mig: Laurineae. Ld ’) Euphorbiaceae. 3 »» 2 2 , 2 ’j Zingiberaceae. Moreae. bh 2 2 2 73 Com positae. Sterculiaceae. Pangiaceae. Moreae. 3) 2) 5) Lonicereae. Moreae. ’) Cucurbitaceae. Apocynaceae. 37 Rubiaceae, | Co = Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke * Familie Hamperoe bogo S. eat [S. M. 2 2 „bogor S. Handaroessa heedjoh [S. „ _ hiedungS. El Handehenng. Handéong S. Handiwoeng S. Mandja sonno J. Handjeulieh S. Handullam boddas [S. :) burrum S. „ __ heedjoch S. Hanggassa gedeh S | Wte ene Sdk 2’ Hanci T. Hanile oöa Amb. Hanjah S. Han-jarak ? Hanjawaar S. Hanjereh S ge Bak 8 Hanjoewang S. 2 lumboet S. burrum S. Í ! í | Cephaëlis stipulacea Bl. Mephitidia Rwdt, spec. 1. Cissus pedata Liam. Gendarussa vulgaris Ns, b vi- [ridis Hssk]. a atra Hsskl. Abutilon sundaicum G. Don. „ __ atropurpureum Knth. Commersonia echinata Frst. ik javensis G. Don. Áreca nibung Mrt. Cocculus glaucescens Bl, Coix lacryma Ei Graptoplyllum hortense Ns, var. [album Hesk. var. [rubrum Heek. ’ »» Var. [viride Hsskl, Amomum maximum Rxb. „ __ dealbatum Rxb. Elettaria cardamomum Weght. Alstonia scholaris RBr. Sterculia urceolata Sm. Nauclea grandifolia DG. in Strobilanthes glandulosa Bl. Ptychosperma Kuhlii Mig nanga ngenga Bl, var. ha- [njawaar. Coix lacryma L. 5 e „» var. minor Hk. Dracaena ferrea L. var. rubens [Esskl. Cordylina cannaefolia Prs. Dracaena ferrea L., atrosangui- [nea Hsskl, Rubiaceae. Am pelideae. Äcanthaceae. bb | Malvaceae. 2 Büttneriaceae. eb / Palmae. Menispermaceae. Gramineae. Acanthaceae. 22 3’ Zingiberaceae. 2) 2 A poeynaceae. Sterculiaceac. Rubiaceae. Äcanthaceae. Palmae. kb | Gramineae. 23 Liliaceae. 2 32 Co CA mens | È a a els | Botanische benaming. er if Naam amilie. mm A T Hanioewang kassin- [toe S| Sanseviera flexuosa Dl. Liliaceae. e javanica Bl. an pr „ blang; [S.) ” ke ” À 7 toelis 4 „ BL foliis macu- [S. [latis. N 4 flexuosa Bl. pe „ __merak S | ES fruticosa Bl. Hanöa Amb. | Rottlera tanaria Hsskl. Euphorbiaceae. Hantap S. | Tetrameles rufinervis Mig. | Datisceae. | Sterculia subpeltata Bl. | Sterculiaccac. 5 urceolata Sm. | 2 5 rubiginosa Vent. | fs … „badak:S. | F cordata Bl. „ _ badang S.| „ ___javanica Bant. |  „ _ batoe S. | } lanceolata Bl. ï | 5 coccinea Rxb. | ed aerhedsnS 21 7 grandiflora Vent. | je hoelang A EN jevanica Bunt, 3e jj urceolata Sim. ie | 5 colorata Rxb. î | 3 subpeltata Bl. 5 „___ passoengS. nobilis Sm. re Han-so1 Ch. Bo. Amaran oleraceus LT. Amarantaceae. Hapoöng S. | Dodonaea Candolleana B., var. [minor Bl. Sapindaceae. Haragh-hagh S. Pandanus moschatus Rmph. | Pandaneae. Horamay S. Proeris latifolia Rwdt. Urticaceae. Boehmeria javanica Hsskl. pe „ _awehwehS. pe palmata Hsskl. ns … _lalakki S. | n candicans Hsskl. zb iarendong 8. Ardisia speciosa Bl. Myrsineae. Rhodomyrtus tomentosa DC. | Myrtaceae. Medinella verrucosa Bl. Melastomacese. Melastoma Don, spec. plurim. LD aroy S. Marumia muscosa Dl, / 33 Naam Banen de hon Natuurlijke Naam. EN ie | Familie. | Creochiton bibracteata Bl. | _Melastomaceae. ii Pogonanthera reflexa Bl | k Harendong aroy | [poetih S. M. Ì Melastoma album Rwdt. of | 5 Dissochaeta gracilis Bl. | d) „ __badak S. | Melastoma sanguineum Don. | 5 | Marumia muscosa Bl. | 5 „ __ boeloe S. | 8 so wdioek S. Medinella ernatelie B. | Ee Pogonanthera reflexa Bl. | 4 „ ___goenong S. Melastoma eximium Jck. | { | 5 polyanthum B}. | 5 | à sylvatieum Bl. | | ij setigerum Bl, | pt ä lanuginosum Bh | » ___ mengandoe | | [S. | Medinilla quercifolia Bl. | ik $ hypericifolia Bl. i Lysionutus longiflorus Bl. | Gesneriaceae. Proscephalium javanicum Korth.} Rubiaceae. „ __sabrang S.| Rhodomyrtus tomentosa DC. Myrtaceae. nanttapok S. Medinilla javanensis B. Melastomaceae., Harenoh S. Grewia oppositifolia Hmlt. | Tiliaceae. Hariang S. Begonia L. spec. plur. Begoníaceac. Cissus quadrangularis. L. | Ampelideae. wermaroy S. ;_ wirepens.L. | 4 „_ boeloe S. | Platycentrum robustum Mig. | Begoniaceac, „ _burrum S. {| Mitscherlichia coriacea Kl. 4 „ _dioek S, Diplocinium longifolitum Mig. g i, repandum Kl, PI „ _ doenkoekS.| Begonia latifolia Nor. 5 we hmna. S. Diplocinium tuberosum Migq. 4 „ _jJentjang S. a lepidum Mig. k, art 87 Cissus discolor Bl. Ampelideae. 5 peutjanc S. Diplocinium tuberosum Miq. | Begoniaceae. Harikoekoen S. Pterospermum suberifolium Wld.| Büttneriaceae. Cvelostemon mucronatum Bl! Euphorbiaceze, à } ide) en | Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Haringin 5. Haripingkoe S. Haroe Amb. ee Hlm Amb. Harras S. en. Harrassas S. gedeh S. leutiek S. lalakk1 S. ht tr: Harreutus S. J. a badale S: 2) 72 leutiek S. 2) Harruga S. Hassat Amb. Hasseum S. Hataul lau muri Amb. Hataula Amb. Hataur Amb. , Hate bessie T, boela T. „bgavaxtt. „kelang T. 2 mienjak S. [J. Schoutenia ovata kths. Cassia timorensis DC. „ setigera DC. „ pubescens Jcq. „ suffruticosa Rth. „ tomentosa Luam. „ exaltata (Rwdt). Epicharis sericea Dl. Paritium tiliaceum Hil. Fhespesia macrophylla Bl. Vitex pubescens Vhl, Pandanus caricosus Rmphb. Af humilis Rmph. Hypolytrum myrianthum Mig. Pandanophyllum palustre Hk. Rubus L. spec. div. „ __moluccanus Rmph. „ alcaeüefolius Poir. Adenilema fallax Bl. Rubus elongatus Sm. „ _glomeratus Dl. Bidens chinensis Wld. „ leucantha Wld., „… Wallichu DG, Fragia volubilis L, „ scandens L, zie Assam S, M. Calophyllum sulatri Brm. 5 inophyllam L. Blackwellia foetida Wall. Metrosideros vera DC. Pisonia Plm. spec. 1. Ficus Rumphii Bl. Melaleuca leucadendron L, Büttneriaceae. Papilionaceae. 1 1 25 7 bej Meliaceae: Malvaceae. _‘Tiliaceae. Verbenaceae: Pandaneae. 2 Cyperaceae. ,) Rosaceae. 2 9 Saxifragaceae, Rosaceae. ’ Compositae, 2 , Euphorbiaceae, 2 Clusiaceae. 2 1 Homalineae, Myrtaceae. Nyctagineae, Moreae. Myrtaceae. k, r Inlandsche Naam. Hate papeda T. ER Bopdsdae E, Hategou T. Hatoe ehu Amb. 1) Hatta bëas S. „ gedeh S. „ leutiek 5. Hattau ui Amb. Hau ettoet Lt. hanal Amb. 5 kallan Amb. Hauer tjoetjoek S. Haul amuret Ht. Haun laymeelan Amb. „ _ pantey Amb. tayn Amb. 3 „ _‘wassi Amb. Hawalinjan J. Hea kawa Amb. Bene rmuda. Hlt, Heéas S. Heët Amb. Heli Ht. Hena T. seathena TT. Henna M. R. Hentjah S. Heri Amb. assapin Lt. 2) „ __ malona Amb. | „ manu Amb. Hermang (?).: pd 91 Botanische benaming. Áralia chinensis Li. Bassia longifolia Lam. Desmodiam umbellatum DC. Diplocinium tuberosum Mig. ’) ij ® Liygodium mierophyllum DC. circinatum Sw. microphyllum DC. (aut : [BIJ ?) Calophyllum inophyllum L. Paederia foetida L. Schyzostachium durie Rupr. Aectinodaphne Rumphiiù Bl Pandanus dubius Sprg. 2) 2 2) 2 , „ _ conoideus Liam, „ _ bagêa Mig. Fypha angustifolia L. Calamus equestris Wld, Cassia javanica L. Jambosa Rmph. spec. Commelijna Rumphi Kostel. of 7 bengalensis L. Brm Dioscorea alata Lu, Areca catechu L. Calyptrocalyx spicatus Bl, Liawsonia alba Lam. Rottlera Blumei Desn. „ __ multiglandulosa Bl. set Rage 1. Dioscorea alata L. Cratoxylon Hornschuchiü Bl. Heuer djamoedjoe S.| Podocarpus cupressinus RBr. mm Natuurlijke Familie. Araliaceae. Sapotaceae. Papilionaceae. Begoniaceae. 2} DE Schizaeaceae. ’” bb Clusiaceae. Rubiaceae. Gramineae. Laurineae. Pandaneae. »» 3 ’) Typhaceae. Palmae. Papilionaceae. Myrtaceae. Commelijnaceae. ’ d Dioscoreae. Palmae. bb | Lythrarieae. Euphorbiaceae. 2 2 Dioscoreae. Hypericineae, Taxineae. 92 mmm ELLE  Inlandsche Naam. | | Botanische benaming. | Natuurlijke Familie. mmm nd ‘Hila Amb. „ abbal Amb. Hinam Lar. Hiny Br. Hiroeng S. Hissa Amb. Hitjoe J. Hitta oessi layn Amb. Hoëa Amb. alang Ht. ewan Amb. keker Amb. nivel Amb. niwel Amb. He is S. Hoeboel katjoe S. | Hoeda T. | Hoë S. of | Hoëh S. El baloekboek S ‚| boeboeai S. boeboean $S. boeboet S. ei S. o 8, | goerong S. |} | gorot S. kamoerang S. karokrok S. kassoer S. kidang 5. „ _kissoer S. „ _korrot S. mmm Alocasia macrorrhiza Schott. Calladium sagittifoltum Wd. Rottlera tanaria Liam. Engelhardtia selanica Bl. „Agathisanthes javanica Bl. Andropogon schoenanthus Ls. Kerria japonica DC. Ziziphus napeca L. Areca catechu L. Calyptrocalyx spicatus Bl. 3 ’ bd / Areca glandiformis Htt. Ptychosperma ? calapparia Mig. Calyptrocalyx spicatus Bl. Jambosa virens Mig. Agapetes varingiaefolia Bl. Sagus genuina Rmph. zie Rottan M, J. Daemonorops oblongus Bl, Calamus L. spec. Plectocomia elongata Bl. Calamus Reinwardti Mrt. L. spec. adspersus Bl. st aikjpee: Daemonorops crinitus Bl. Calamus heteroideus B}. pallens Bl. L. spec. 33 2 | ’ ornatus Bl. L. spec. ornatus Bl. viminalis W ld. pallens Bl. Oom wenn Aroideae. 3 Euphorbiaceae. Juglandeae. Combretaceae. Gramineae. Rosaceae. Rhammtae. Palmae. Myrtaceae. Ericaceac. Palmae. Hoëh krokkot S. ’ leilan S. lielien S. lêles S. of lülijs S. moeka S. omas S. paisan $S. pella S. perlan S. perlas S. palt S. sampang S. sel S. of sellang S. segeh S, seti S. of soettie S. tertas S. of irattas S. tjatjiung S. nn 98 L., spec. melanoloma Mrt, anceps Bl. bi melanoloma Mrt. heteroideus Bl. asperrimus Bl. ciltaris Bl. heteroideus Bl. e spissus equestris Wld. spectabilis L. Spec. rudentum javensis Bl. Bl. Lour. Daemonorops accedens Bl Calamus glaucescens Bl. , » ’) Doemonorops melanochaetes B! Calamus heteroideus Bl. ce re- ip Dj D/ Daemonorops platvacanthus Mrt | Calamus heteroideus Bl, c re 3. ciliaris B]. rhomboideus Bl. Korthalsia robusta Bl. 1 ’ ») ruber Mart. accedens Bl. (fractus. ornatus Bl. oblongus Rwdt. heteroideus Bl. e re- (fractus. (fractus. Inlandsche Natuurlijke Botanische benaming. Dn Naam. = Familie. Calamus heteroideus B, 5 bee! [cerus. | Palmae. 94 de nd Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Hoëh walat S. Hoei badak S. dangdur S. gadoeng S. lelien S. oepas S. poetoeng ee sawoet S. 2» ’ tjekker S tjoeroek S. toedoeng 8. „ __trobong S. Hoelone Amb. Hoenjoer boeöet SJ. Hoenie S. M. „ _ passier S. Hoerek Bd. Hoerip tjaai S, Hoeroe S. pe S. „ ___batoe. ;„ _ bessie ». kawoyvang 8; djahej S. | | Calamus L., spec. Dioscorea spiculata Bl. Manihot utilissima Pohl. Dioscorea hirsuta Bl. aculeata L. alata L. bulbifera L. alata L. pentapbylla L. mollissima Bl. EA triphylla L, L 15 E filiformis Bl. pubera Bl. Hippocratea indica L. ij, evonymoides Vhl. Dioscorea aculeata L. 7 Leptospermum amboinense Bl. Sarcocarpon scandens Bl. Antidesma bunias L. ak montanum Bl, Evsa acida Bl. Strobilanthes crispa Bl. Tetranthera Roxburghit jj acuminatum Bl. Gordonia Wallichtu DC. Polvadenia poly anthes Ns. Jeilschmiedia javanica Mig. Phoebe ? cuspidata Bl. Tetranthera chrysopleura Bl. se laurifolia Jcq., (multifiora. 1 Cryptocarya ferrea Bl. Ns., [var. parviflora Ns. Daphnidium pulcherrimum Ns. var. monopetala Bl, var. [d. alnitolia. Palmae. Dioscoreae. Euphorbiaceae. Dioscoreae. ’’ 13 Hippocrateaceae. Ed Dioscoreae. Myrtaceae. Schizandraceae. Antidesmeae. 3 Acanthaceae. Laurineae. 5 1 Ternstroemiacecae. Laurineae. ’ ’ ” 1 3 prs RE eden on nen id et ad Inlandsche Naam. 5 ur Botanische benaming. Hoeroe beurriet S| Tetranthera amara Bl. 2) 5 23 2) 23 dapoeng S. dengek S. gadieng S. heedjoh S. hieries S. kapas S. kapok S. kidang S. kiméong S. kisehreh S. koening S. konneng S. Machilus ? macrophylla Bl. Monoceras obtusum Hsskl. Tetranthera multiflora Ns. Re robusta Ns. z laurifolia Jeq., var [platyphylla. 5 monopetala Jcq. var, [d almifolia. 8 dengek Mig. Polyadenia gemmiflora Ns. Actinodaphne procera Ns. Aperula macrophylla Bl. Tetranthera geminata Ns. be glabraria Ns. 5 laurifolia Jeq., var. [platyphylla. 5 monopetala Bl, var. [d_alnifolia. Mastixia Junghuhniana Mig. Cryptocarya ferrea Ns. Tetranthera lucida Hsskl. js amara Ns. Machilus rimosa Bl. Cryptocarya reticulata Bl. Actinodaphne areolata Bl Aperula polyacantha Bl. Litsaea angustifolia Bl. Platea latifolia Bl. Actinodaphne macrophylla Ns. Litsaea maecropbylla Bl. Dictyodaphne macrophylla Bl. Cryptocarya oblongifolia Bl. Actinodaphne glomerata Ns. Tetranthera diversifolia Hsskl. Aperula polyantha Bl. Cryptocarya acutiflora Bl Natuurlijke Familie. Laurineae, pb | Tiliaceae. Laurineae. 3 | Corneae. Laurineae. A7 Olacineae. Laurineae. 96 Inlandsche Natuurlijke Naam. Familie. mmm Botanische benaming. Tetranthera resinosa Ns. Laurineae. Hoeroe kroet S. Actinodaphne glomerata Ns. n Laurus verticillata (Rwdt). fn „ lemoh $. Iteadaphne confusa Bl. z Tetranthera citrata Ns. Pe Laurus subumbelliflora Bl. 4 „ leuheur 5. Phoebe declinata Bl. pr Tetranthera rimosa (Ns). PE „ lelien S. Mastixia pentandra Bl. Corneae. „ lohor $S. Urophyllum corymbosum Korth.} Rubiaceae. „ madang $. Machilus madang Bl, an Laurineae. Laurius madang Bl, aut. 5 Beilschmiedia madang Bl. ? È Áperula macrophylla Bl is Tetranthera vestita Ns. ne pe elliptica Ns. pn + „ lalakkina [S. ’” ’ ’ „” Cryptocarya reticulata Bl. En „ madoen S. 5 glaucescens RBr. | 4 ee tomentosa Dl, | 5} Daphnidium caesium Ns. | 7 „ mandalaksaS./ Platea laurifolia Bl. Olacineaec. „ manga S. Aperula lucida Bl. Laurineae. Tetranthera angulata Ns. Ie „ __mangarawang [SH n macrocarpa Ns. En ‚ Litsaea macrocarpa Ns. Be „ manoek S. Daphniphyllum glaucescens Bl, Rhamneae. Cryptocarya mentek Bl, Laurineae. Laurus rimosa Bl. if Phoebe parviflora B|. 5 „ 2 incerta Bl. ij Acer niveum Bl. Aceiineae. Cinnamomum iners Bl. Laurineae. Cryptocarva oblongifolia BJ, Tetranthera angulata Ns. meiral S, mebrang S, $ nd Prine vh 97 ‘ Inlandsche al Blinukelie honen Natuurlijke | Naam. z Familie. Hoeroe menek S. | Endiandra rubescens Bl. | Laurineae. _„ mentek S. Polyadenia pauciflora Ns. | ER i | Partenoxylon pseudo-sassafras B]. 4 Cyanodaphne cuneata Bl. | in ‚„ mentek 8. Cryptocarya ferrea Bl, var. a. a) Laurus pseudo-sassafras Bl, > „ mienjak S. Fetranthera angulata Ns. ä ë resinosa ‚Ns. de „ _mogol $S. ir mogol Bl. « de mugmal S. rubra Ns. A 6 vestita Ns, bs laurifolia Jeq., var [platyphylla. 4 Dictyodaphne macrophylla Bl ä | Actinodaphne glabra Bl. a Cylicodaphne Noronhiana Ns. 5 Litsaea tomentosa Bl. à „ ngoengoek S.| Cryptocarya costata Bl. 7 Tetranthera nitens Bl. 4 Elaeocarpus stipularis Bl, var. [distans Blf Tiliaceae. RE oek S. Cryptocarya costata Bl. Laurineae. , Dehaasia cuneata Bl. pa Cyanodaphne cuneata Bl. ks 1 1 law 5. ’ ’ | „ payong S Actinodaphne procera Ns. 2 ° p glomerata Ns. 3 dl quercina Bl. | D d 4 „ aloes 5. si sphaerocarpa Ns. à 3 ’ ’ bener 5. ) » Ees ’ E 1 ” E 7 boddas 8. Litsaea latifolia Bl 5 op „ gedeh S.f Actinodaphne procera Ns. | 4 deatiek S. se glomerata Ns. „ pantjar S. Tetranthera pantjara BL e angulata Ns. | E „ passan 5. monopetala Bl, var. | E | [d almifolia. f 1 DL. XIX. 98 Jnlandsche Botanische benaming. Datnaglijke Naam. Familie. NE: Moeroe passeng S.| Leiocarpus arboreus Bl. Euphorbiaceae. „ passoeng S. | Tetranthera monopetala Bl. var. [minor Ns. | Laurineae. „ paul S. Caryodaphne densiflora Bl - „ peutjang S. | Acer niveum Bl. Acerineac. „ laurinum Hsskl, oe „ sariawan S. | Beilschmiedia madang Bl. Laurineae. „ sehreh 8. Tetranthera diversifolia Hsskl. ie „ settang S. kn e di pe „ tangkallak S.| Litsaea feruginea Bl ee % ef Knema laurina Dl. Myristicaccae. „ tjangkringS. {| Tetranthera pantjara Bl Laurineae. Laurus obtusa (Rwdt). si „ toelang S. Aectinodaphne procera Ns. a Litsaea pruinosa Bl. ze „ waleh S. Aperula polyantha Bl. en Hoerong Amb. Poa amboinensis R. & S. Gramineae. Leptospermum amboinense Blf Myrtaceae. Hoessoer Amb. Garcinia cornea DC. Clusiaceac. Hoetaulo Amb. Calophyllam inophyllum L. is, Hoettoem Amb. Barringtonia speciosa DC. Myrtaceae. „ darat Amb. ne acutangula DC, ze 5 rubra Bl. nd an racemosa Bl. er id „ leymuri Amb{ zie Hoettoem darat Amb. Hoewit kelôpô J. 8 jan Cocos nucifera L. Palmae. „ krambil J. Hohotu aman Amb.{ Eleusine aegyptiaca Rxb. Gramineae. „ indica Trim. 5 Hoi-lô-tjoeng Ch. [Bo. | Casuarina muricata Rxb. Casuarineae. Hoi-mwah Ch. Cannabis sativa La Cannabineae. Hokilam Ch. Aloexylon agallochum Lour. | Papilionaceae. Holan-fan-sjoe Ch. (Bo. | Maranta indica L. Cannaceae. Solanum tuberosum L. Solanaceac. 99 en Botanische benaming. ee mm Holo-holo Ht, ernandia ovigera L, Hernandiaceae, Honjeh S. Caryodaphne densiflora Bl, Laurineae. „ bener S, Elettaria speciosa Bl. Zingiberaceac. „ boeöet S. „ _anthodroides T. & [Bandk. + „ burrum S. „__ pallida Bl. n „ lakka S. »” » » „ leuwung S. 5 haemisphaerica Bl de warak S, „ __solaris Bl. 5 Hottong bengala [Amb./ Eleusine coracana Prs. Gramineae. Hua Amb. Areca catechu L. Palmae. _ …„… kêker Amb. „ _glandiformis Bl e „ soil Amb. „ tette Amb. Ptychosperma saxatilis Bl. s » _ _»„ewan Amb. Hulire Lh. Aleurites laccifera Luour. Euphorbiaccae. Croton mauritianum Liam. ? Humelen Amb. Cadamba nocturna Hmlt. Rubiacene. Es malona Lt.) Nauclea purpurea Rxb. 5 Huntjiet S, Adenocrepis javanica Bl. Euphorbiaceae Cheilosa montana Bl, = Hutta ahuae Amb. | Euphorbia hirta DC. 8 „ Sindam Amb. Fimbristylis polytrichioides R. [& S. Cyperaceae. RE „, laussa Lt. Bidens Wallichii DC. Compositae. _ „ urutta Amb. | Urena lappago DOG. Malvaceae. _ _„ wonin Amb. | Gleichenia Hermanni RBr, Gleicheniaceae. Hwok-dieng Ch. Iris florentina L. (radix). Irideze. EE Iboe tjengké M. { Caryophyllus aromaticus L, Myrtaceae, Iboel M. Br. Pholidocarpus sylvestris Bl, f Palmae. Ide-ide-malakko {.{ Abrus praecatorius L. Papilionaceae. Ido mahoe T. | Saccharum edule Hsskl. Gramineae. 100 nd per | Botanische benaming. Natuurlijke Naam. | Familie. fentaran J. | Azadirachta indica A. Juss, Meliaceae. leo T. | Cocos nucifera L. Palmae. Igo-igo T. | Oxalis sensitiva Wild. Oxalideae. | Phyllanthus nuriri L. Euphorbiaceae. urinaria L. a lhoer Amb. | Pholidocarpus ihur Bl. Palmae. En sylvestris Bl. gl lam Amb. | Melaleuca leueodendron L. Myrtaceae. Hat S. J. | Schoenus .paniculatus Brm. Cyperaceae. | Scleria Brgn. spec. div. pe | Rhynchospora aurea Vhl. a | Cyperus diluvialis R, & S. pi | „ _ distans L. 5 „ __ expansus Poir. , id | Xerotes avenaria RBr. Juncaceae,. „ _boeloe mata S.| Cyperus spinulosus Rxb. Cyperaceae. | „ _ Schottit Don. 8 „ gedeh S | Xerotes longifolia RBr. Juncaceae. „ tjaa S. | Erianthus glaucum Hsskl. Gramineae. Îla-a-un Lt. | Ficus politoria Lam. Moreae. ler J. | Celosia eristata L. A marantaceae. lus S | Arum proliferum Rwdt. Aroideae. Se. | Arisaema filiforme Bl. A ‚_Amorphophallus campanulatus [BÌ. ps | Brachyspatha variabilis Schott. à „ Ìemah S. BE, ypkonium divaricatum Bl. EE 5 cuspidatum Bl. ò „ leutiek S. _ | Tacca montana Rmph. var. maj.| Taccaceae. Ö „ tanah S. | zie llus lemah S. 4 Ima 'Ì. { Dioscorea alata L. Dioscoreae. „ sierum S. | Myrmecodia -Jck. spec. Rubiaceae. E | Hvdnopbytum Jck. spec. te 4 tua Ä mb. en 4 lnam Amb. | Colocasia vera Rimph. cum. var. Aroideae, … % imbe J. Melia azadirachta L. Meliaceae. namen Li. Mangifera lamfloca Desrouss. | Anacardiaceae, — 101 nn En RES Botanische benaming peaDSrRe Naam. f di Familie. _Inan Amb. Urtica nivea L. Urticaceae, _Indiapara J. Oxalis sensitiva Wld. Okxalideae. Inei Mand. Liawsonia alba Liam. Lythrarieae. Ingas J. Stagmaria verniciflua Jep. Anacardiaceae. Ingoe J. Ruta graveolens L. Rutaceae. Ferula asa foetida Kmfr (gum- [mi resina). | Umbelliferae. Ingomaas M. Dolichos bulbosus Lour. Papiltonaceae. Injarra Mak. Gumira integrifolia Hsskl. Verbenaceae. Inne ayer Amb. Impatiens balsamina Ls. Balsamineae. Inrore Mak, zie Injarra Mak, Intsji Bi Evia acida Bl. Poupartia mangifera Bl Andcardiaccae. Intarram sesse J. | Melia azadirachta L. Meliaceae. Ipé J. Ficus brevipes Mig. Moreae, Ip: Bg. Intsia amboinensis Thrs. Papilionaceae. Ipies koeliet S. Memecylon intermedium Bl Memecyleae e umbellatum Bl. 5 Jambosa acuminatissima Hsskl.| Myrtaceae. lineata DC. Calyptrocalyx spicatus Bl 33 ’ LD) Isse Amb. Dammara alba Rmph. | Abietineae. _ „ poetie Amb. | Ficus tsjela Hmlt. | Moreae. _ „ poeter Amb. Re “a jz seloe Amb. Pimela acutifolia B, | Burseraceae. M= sela Amb. en. Isser Amb. Intsia amboinensis fhrs, Papilionaceae. Jssipoeän Lt. Desmoschaeta prostrata DO. | Amarantaceae. E Achyranthes bidentata Bl, var. elongata. 5 Tilt Lot. Ficus politoria Lam. Moreae. Itit biroe S, Geniostoma montanum Z. & M.} Loganiaceae. Ittil M. Ficus nitida Thnb. Moreae. wak Bl. of siJwak Bl Coleus aromaticus Buth. Labiatae. Iwoel S. Areca L. spec. Palmae. E Inlandsche Naam. 102 Natuurlijke Familie. | Botanische benaming. en ee een (NB). J. Vele woorden , welke met deze letter beginnen, moe- ten waarschijnlijk met Dj of Tj gespeld worden). Ja Ch. Jabbal Mol. Jacan bajam J, Jahaka Bl. Jajamboän S, dale J. dalen J. Jambmoer Btt. Jamblang J. a, „ sabrang S, Jamboä M. Jambon S. Jamper ender 5. Jamrool Bengal. Jam-tsja Ch, Janale Cr. Janiri Man. Janjan marap J. Jankar merak S. Jar & Jal Amb. Jar-& Jal-amin Amb „-& „„-halat Amb „-& ,,- mette Amb Jara mahoe Amb, Jarak kalappa S. „ kaliki S, Cocos nucifera L. Cerbera lactaria Hmlt. Amarantus polygamus Wld. tristis Lour. Arenga saccharifera Lab, Evonymus javanicus Bl, Coix lacryma L. zie Jajamböan S. Daerydium elatum WIL, Methonica superba Luam. Calophyllum inophyllum L. Syzigia jambolana DC. Mimusops imbricaria Wld. Citrus deeumana L. Coelospermum scandens Bl. Jambosa densiflora DC, Areca pumila Bl. Jambosa domestica Rmph. Metrosideros vera DC. Canarium sylvestre Grtn. Pimela oleosa Lour. Stipa arguens Brm. Salsola indica Wld. Canarium commune L. oe moluccanum Bl, Pimela decumana Bl. Canarium zephyrinum Rmph. Pimela acutifolia Bl. Aleurites moluccana Wild. Ricinus rugosus MII. „„__ spectabilis Bl. Palmae. Apocynaceae. A marantaceae. ’‚ Palmae. Xanthoxylaceae. Gramineae. Taxineae. Taliaceaec. Clusiaceac. Myrtaceae. Sapotaceae. Äurantiaceae. Rubiaceae. Myrtaceae. Palmae. Myrtaceae. 2 Burseraceae. ’ Gramineae. Chenopodeae, Burseraceae. 3 ’ Euphorbiaceae; ‚ ip 108 Inlandsche Naam. Jarak kosta S. „ peutie (?). ‚ salassie lalak- [ki S. „ selassar S, ke „ burrum S.f „ tina M. Jariengoe S. Jasesel Bon. Jasia (2). Jattie M. Jawer S. „ ajam S. M- „ gedeh S. s, -kattok 5. Jejengkolan aroy S. Jelamprong J. Jena-jena Mol. Jen-tjoe Ch. Bo. Jeradjo (?) Jeroekie S. Jets T. Jidjoeboe Bl. _Jierimmiengoh M. _Jinjieng koelit _Jin-sjô-hôh Ch. _Joe-kam Ch. Bo. _Joere S. _ Joenglang J. dh a ad ie eJoer oe demmoeng J. koe temoenl J: Botanische benaming. Ricinus communis L. Curcas purgans Mdk. Ricinus spectabilis Bl. DÛ ’ 4 ’’ » _ Communis L. ne de AP NE [vidus Sprg. Jatropha multifida L. Acorus terrestris Rmph. Pimela oleosa Luour. Leiocarpus fruticosus Bl Tectonia grandis L. fs. Celosia comosa Rtz. „ cristata L., var. humilis [Hsskl. zie Jawer S: _Celosia cristata IL. var. diversae. L., var. humilis [Hsskl. Papilionaceae End). spee. in- Leert. 1. Ficus oligosperma Mig. Pandanus bagea Mig. Mirabilis jalappa ee ’’» ’ Clerodendrum inerme Grtn. Pleuropetalon suaveolens Bl. Croton pavana Ham. Uncaria acida Rxb. zie Jariengoe S, Ziziphus Lu. spee. Papaver somniferum La Cicca disticha EL. Clerodendrum fortunatum Ás. Methonica superba Lam. Monechma violaceeum Ns. Covellia subopposita. Miq. Natuurlijke Familie. Euphorbiacese. 3 3 Orontiaceae. Jurseraceac. Euphorbiaceae, Verbenaccae. Ámarantaceae. ’ Moreae. Pandaneae, Nyetagineae, Verbenaccae. Euphorbiaceae. Rubiaceae. Rhamncae, Papaveraceae. Euphorbiaceae. Verbenaceae. Laliaeeae. Moreae. 104 ane | Botanische benaming. eer nmmr Jombirrit S, Fabernaemontana fagraeoides (Mig. | Apocynaccae, Jombo JJ. Carapa moluccensis Luam. Meliaceae. Jongheh $. Gynura sarmentosa DG., var. [longipes DC. | Compositae. Emilia sagittata DOC., var. son- [chifolia DG. A Jottang S. Plectranthus punctatus 1’ Herit.| Labiatae. „ gedeh S. Ophiorrhiza sanguinea Bl. } ah) Spilanthes oleracea L. Com positae. goenong S. | Wollastonia montana Bl. , ’ „ _lumboet S. { Spilanthes-pseudo-acmella L. ’) Jukam Ch. | Emblica officinalis Grtn. Euphorbiaceae. Juro Mak. | Ârenga saccharifera Lab. Palmae. a K. Ka Amb. & Kaä Amb. Gleichenia Hermanni RBr. Gleicheniaceae. Kaëäo Bl Dioscorea pentaphylla L. Dioscoreae. | Kaba T. Alcasa macrorrhiza Schott. Aroideae. Kabanbara S. Casearia velutina Bl. Samydeae. Kabi-kabi T. Graptophyllum hortense Ns. { Acanthaceae. „ _ mangoe T. Kalanchoë laciniata DC. Crassulaceae. Kaboe-kaboe M, Otanthera moluccana Bl. Melastomaceae. Kaboeko Mol. Metroxylon filare Mrt. Palmae. Kaboeng B. Borassus flabelliformis L. 2 | Kaboer-kaboer J. |} Polygonum orientale L. Polygoneae. „ _moeda JJ. ip barbatum L. hi Kabuwo T, Dioscorea bulbifera L. Dioscoreae. Kadaka soesoerroe M.| Grammatopyllum speciosum Blf Orchideae. „ tjoeän S. Smithia sensitiva Ait. Papilionaceae. „__ Javanica Bnth. se Kadatoean J, Hedysarum reflexum Rwdt. pe Dendrolobium umbellatum WW. [& A. E À Ö Al Lr EERDE 105 mm nd Bruguiera Rumphii Bl Rhizophoreae. ER | Botanische benaming. Set hee „Naam. = Familie. _ Kadelee M. J. & Bl. Soya hirsuta DC. Papilionaceae. Kadjan J.. Coelachne infirma Büse. Gramineae. RE „ kelan-S. Clematis smilacina Bl. Ranunculaceae, Kadjang M. Uvaria purpurea Bl. Anonaceae. Kadjar J. Remusatia vivipara Schtt, Aroideae. „ kadjar J. S.| Arum maximum Rwdt. B Coloeasia maecrorrhiza Schtt. 5 Kadjou M. Anacardium occidentale DC. ‘ [var. b indieum DCO, | Anacardiaceae. | „ kajoe Mak. | Agati grandiflora DC, Papilionaceae. „ oetan M. Semecarpus cassuvium Sprg. | Anacardiaceae. tj anacardium DC. var. [angustifolium. rp Kadoe S. Durio. zibethinus L. Sterculiaceae. Kadoekdoek J. Bl. | Otanthera moluccana Bl. Melastomaceae. Melastoma octandra L. ne B polyanthum Bl. 0 Kadoerenan (?). Anonaceae Don., spec. incert. Kadoet-doet Ceylon. Melastoma Royeni Bl | g _ Kadoja S. Pimela hispida Bl, var. d scabra.; Burseraceae. _ Kadok Mak. Oryza sativa L. (semina cocta).| Gramineae. _ Kadomaas S. Codiaeum variegatum Rmph. | Euphorbiaceae. _ Kadongdong S. M. R./ Nothopanax obtusum Bl. Araliaceae, | Evia acida Bl. Anacardiaceae. > amara Commers. Ek k Spodias Wirtgenii Hsskl. Spodiaceae. Ë Rhus pubiger Bl. Anacardiaceae, E SIKAROT 9. „ nodosus Bl. e B _„ assam M.S.|) Evia acida Bl 4 ____» goenoeng M.| Rhus retusa (L ?) 8 B … laut M. R. | Panax fruticosum L. Áraliaceae. „ malakka M. | Evia-acida Commers., var. & E [tuberculosa. | Anacardiaceae. ‚ Kafuwo T. Dioscorea bulbifera Lu. Dioscoreae. _ Kahamaisso T. Agaricus tuber regium Tr. Hymenomycetes, Pachyma tuber regium Tr. Gasteromycetes. on; | 106 Inlandsche Naa Botanische benaming. aam. Denn gn ed Lasianthus purpureus Bl Saprosma arboreum Bl. je fruticosa BL Kahitoetan S. „kai. ie dispar Hsskl. Kaibobo Cr. Cassia mimusioides Ju. var. & Kait-kait M. Uncaria pedicellata. ip estoepai: ML ge ferruginea. Kajan S. Quercus Korthalsii Bl. var. & [kajan. Lepionurus sylvestris Dl Uncaria acida Ryb. Kaymoni M. Murraya paniculata Wld. Kajoe M. Confr. Ki. „ ajer-laki-laki M./ Staphylea indica Brm. Kajiketoelan S. Kay-kayl Amb. „‚ parampoean M. angering S. angin Mak. „ angring J. „ angrit J. „ api-api M. „ apoen L. aah „ arang M. stie roetan: ME, „ assam besaar M. „ auwaran Bd. babi S. „ bakkat M. J. „ bako M. ‚__balangeran M. [& L. Bo. ‚ebanin:d: „_bappa Pr. … barito M. Aralia chinensis La. Leeä sambucina WlId. Dammara alba Rmph. Casuarina equisetifolia La. Parasponia parviflora Mig. Jambosa rhynchophylla Mig. Aegiceras majus Grtn. Avieennia tomentosa W ld. Pistia stratioides L. Vitex pubescens Vhl. Ebenoxylon verum Lour. Maba ebenus Sprg. Diospyros ebenum Ritz. Garcinia eochinchinensis DC. Plumbago rosea L. Henslovia paniculata Dl. Cassia javanica L. Carapa moluccensis DG, Hopea balangeran Khs. Aegiceras majus Grtn. Engelhardtia selanica Bl. Tetranthera varians Dl. Natuurlijke Familie. Rubiaceae, Ld ’, ’j» Papilionaceae. Rubiaceae. ’ Cupuliferae. Olacineae. Rubiaccae. Aurantiaccac. Staphyleaceae, Áraliaceae. Ampelideae, Á bietinae. Casuarineae. Celtideae. Myrtaceae. Aegicereae. Á vieennieae. Ároideae. Verbenaceae. Ebenaceae. ’ 1 Clusiaceae. Plumbagineae. Rhamneae ? Papilionaccae, Meliaceae. Styraceae. Aegicereae. _Juglandeae. Laurineae. TEN VERDE 107 Inlandsche Naam. Kajoe baroedan M. bawang M. belo M. besaar M. bessie M. „ bener M. bidara laut J. & „ paitJ. bobata T. boddi M. Mak. boelan T. boeloeng S. boeton M. branak M. dawar M. djaran S. djepoen M. doelang Bl. fassoe M. gaboes S. „ leutiek S. galedoepa Mol. goeroe S. M gedong ares S. gelam M. gitta J. goerda M. gorita M. gretje M. hollanda M. hoän Bd. Botanische benaming. Flindersia amboinensis DC. Dysoxylon alliaceum Bl. Stadtmannia sideroxylon DC. Fimonius Rumphü Bl. Morus indica L. Intsia amboinensis Thrs. Blackwellia foetida WIL. Stadtmannia sideroxylon DC. Syncarpia Vertholenii T. & Bk. Nania (Metrosideros) vera Mig. Strychnos ligustrina Bl. Coceulus flavescens DCG, Ficus Rumphii Bl. Pisonia Plm., spec. Casearia subeuneata Mig. Barringtonia speciosa DC. Castanea ? sessilifolia Bl. Costus speciosus Sm. Spodias Wirtgenii Hsskl. Spathodea Rheedii Spr. Parkinsonia aculeata La. Cassia fistula L. Vitex cofassus Rwdt. Alstonia scholaris RBr. Blaberopus sericeus A. DC. Derris Forsteniana Bl. Ficus elastica Rxb. Aloëxylon agallochum Lour. Zehneria deltoidea Miq. Melaleuca leucodendrum L. Excoecaria agallocha L. Guazuma tomentosa Kth. Trevesia moluccana Mig. Cerbera lactaria Ham. Quercus moluccana Rmph. Phaseolus radiatus Luour. Natuurlijke Familie. Cedrelaceae. Meliaceae. Sapindaceae. Rubiaceae. Moreae. Papilionaceae. Homalineae. Sapindaceae. Myrtaceae. Ld Loganiaceac. Menispermacecae. Moreae. Nyetagtneac. Samydeae. Myrtaceae. Cupuliferae. Zingiberaccac. Spodiaceae. Bignoniaceae. Papilionaceae. ’ Verbenaceae. Apocynaceae. DD / Papilionaceac. Moreae. Papilionaceae. Cucurbitaceae. Myrtaceae. Euphorbiaceae. Büttneriaceae, Apocynaceae, Cupuliferae. Papilionaceae. Inlandsche Naam. 108 Botanische benaming. Eran aten tt dd Natuurlijke Familie, rn nn Kajoe ikan manassin [Bd. zetam: AM. „_ Japan J. „ kantekka J. „kantjil M. „__kapal M. „ -karbori M. „ _kawan J. „ _kendjoeng S. kilan M. kilane M. koeda M. koekoen M. koembang mo- [lak S. koening M. R. 5) ») koetana M. korang S. M. „ krenjer S. lalakki M. & lanang M. lale Bd. landak M. „ lantjang S. „ assi M, „ lengoä Amb. „ lebe M. ‚ maas M. _madjannang (Mad, > manies M. Oeimum gratissimum L. Diospyros ebenum Rtz, Poinciniana pulcherrima L. Ávicennia officinalis L. Haloragis disticha Jck. Excoecaria agallocha L. Intsia amboinensis Thrs. Engelhardtea selanica Bl. Barringtonta Reinwardtii Mig. kan | Melaleuca minor Sm. 0 cajepati Rxb. 1e leucodendrum La. Spodias Wirtgenii Hsskl. Excoecaria agallocha L, Spathodea Rheedii Sprg. Heritiera littoralis Ait. Lasianthus lucidus Bl. Cadamba nocturna Hmlt. Nauclea orientalis DC. Pittosporum Rumphiu Pütterl. Aralia javanica Mig. Polyosma serrulata DL Calosanthes indica -Bl. Abrus praecatorius L. Barleria prionitis L, Litsaea acerina Bl. Echinus trisulcus Tuour. ? Pterocarpus indieus Wld. Bassia longifolia Lam. Codiaeum variegatum Rmph. Erythrina dioica DC. Cinnamomum zeylanicum Brm. kiamis Ns. hd 2 Labiatae. Ebenaceae. Papilionaceae. Avicennieae. Halorageae, Euphorbiaceae. Papilionaceae. Juglandeae. Myrtaceae. Lb, Bk 3 Spodiaceae. Euphorbiaceae. Bignoniaceae. Sterculiaceae. Rubiaceae. | 2) ,j Pittosporeae. Araliaceae. Saxifragaceae, Bignoniaceae. Papilionaceae. Acanthaceae. Laurineae, Euphorbiaceae. Papilionaceae. Sapotaceae. Euphorbiaceae. nde en neten ahd edn APT A CEE Cr A an Papilionaceae. Laurineae. É » Á 109 „ ketjil M A saliena Bl. 1) Inlandsche B ì Dede |F pede Natuurlijke Ni otanische benaming. Ad | Kajoe manies djawa M. | Cinnamomum iners Bl. Laurineae. 5 „ tjina M. EE aromaticum Ns. Glyzirrhiza glabra L. (radix). Papilionaceze. „mata boeta M.| Excoecaria agallocha L. Euphorbiaceae. „ _menoerang J.| Tetranthera elliptica Ns. Laurineae. „ meirah M., Pterocarpus indicus Wld. Papilionaceae. „ merak Bl. Casuarina equisetifolia L. Casuarineae. „. merawak M. { Castanea ? sessilifolia Bl. Cupuliferae. „ moni M. Murraya paniculata Wild. Avurantiaceae. „ morea M. 'Albizzia Dur., spec. molucc. | Mimoseae. „ moron M. Commérsonia echinata Frst., of | Büttneriaceae. ij javensis G. Don. ie „ nassa Bd. Ananassa sativa Lindl. Bromeliaceae. . nassi M. Dartus perlarius Lour. Solanaceae. 8 ME, Strychnos colubrina Bl. Loganiaceae, „ _ higustrina Bl. e „ obi M. Sum. | Fagraea latifolia Mig. zi „ _oedjan J. Rubus Horsfieldii Mig. Rosaceae. „_ oelar M. Strychnos ligustrina Bl. Loganiaceae. 5 colubrina BL % „ oerib J. Euphorbia tirucalli L. Euphorbiaceac. „„ passier M. Catha montana Hsskl. Celastrineae. ä er Bat: Seyphiphora hydrophyllacea [Grtn. Rubiaceae. Lumnitzera racemosa Wid. Combretaceae. „_patehak J. Hymenaea verucosa L. Papilionaceae. N poekon M. Aegiceras ferreum Bl. Äegicereae. „ poering S. Codiaeum variegatum Bl. Euphorbiaceae. „ _poetie M. Myrtus communis L. Myrtaceae. Melaleuca leucodendron L. tn si cajeputi Ryb. A Eucalyptus alba Rwdt. ) n seM. Leptospermum amboinense DO. 5 „ _poetie dawon [ketjil M. | Melaleuca minor Sm. Myrtaceae. Leptospermum amboinense DC. è> 110 Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familte. Kajoe poettar M. popoän M. purries S. radja M. Mak. rono J. sabo M. Sum. salowak ko mei- [rah M. „ poetie M. sanga M. Mak. sappan M. sarassa Mol. sawan M. sawo M. J. semoet M. simboe J. soemang M. soesoe M, sôkô J. soloakko M. sônô M. J. soreh M. stingie O. J. swangie Bd. taai M. tain ©. tanang Mak. tangan J. tangar S. tawa J. Isora corylifolia Hsskl. Phoberos rhinanthera Endl. Discostigma rostrata Hsskl. Hernandia sonora Wld. Cassia fistula Lu. Sonchus malayanus Mig. „__ oreophilus Mig. Fagreae sumatrana Mig. Pithecolobium clypearia Bntbh. Adenanthera circinata DC. in falcata DC. Stagmaria verniciflua Jck. Cacsalpinia sappan L. Eucalyptus sarassa Bl. Isora corylifolia Hsskl. Mimusops obtusifolia La. Hernandia sonora Wld. Vernonia javanica DC. Spalanthus confertum Jcq. Cerbera lactaria Hmlt. Bruguiera Rumphii Bl. ne parviflora W & A. Saraca Zollingeriana Mig. Oxalis sensitiva Wld. Pterocarpus indicus La. Quercus moluccana Rmph. Pemphis acidula Frst. Acorus terrestris Rmph. Eucalyptus deglupta Bl Saprosma arborea Bl. Geniostoma montanum L. & M. Ficus racemosa Vhl. Euphorbia tirucalli L. Paratropia rigida DC, Scindapsus macrostychia 4 & M. temboesiremJ.| Jambosa aromatica Miq. Sterculiaceae. Bixaceae. Clusiaceae. Hernandiaceaec. Papilionaceae, Compositae. ’, Loganiaceae, Mimoseae. Lb ’ A nacardiacecae. Papilionaceae. Myrtaceae. Sterculiaceae. Sapotaceae. Hernandiaceac. Compositae. Apocynaceae. Rhizophoreae, ’’, Papilionaccac. Oxalideae. Papilionaccae. Cupuliferae. Liythrarieac. Orontiacecae. Myrtaceae. Rubiaceae. Loganiaceac. Moreac. Euphorbiaceac. Araliaceae. Aroideae. Myrtaceae, 111 mem Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Kajoe tepang J. ‚… tikoes M. „ tingie M. 5». anjane. (2). „… tittie M. Amb. … tjakrah J. … _tjina oetan M. ‚… toessam Btt. ot tola.). „ _tombor Bd. „ totorra M, „ _tsjammara M. „ ulassi M. „ woena woena Bd. [ Kakadoeän S. Kakae mea Lt. Kakahil Amb. Kakahir Amb, Kakailo Ht. Kakajar J. „ laki-laki J. Kakalapaän S. Kakantjiengan S. Kakapassan S. Kakapassan kon- [neng S. „ _ salandjar S. Kakara M. Tetranthera elliptica Ns. Albizzia Dur., spec. molucc. Bruguiera parviflora W.& A. Uvaria glauca Hsskl. Vitex moluccana Bl. Paratropia Junghuhniana Mig. Smilax zeylanica L. Pinus Finlaysoniana WIL. Sambucus canadensis L. Ficus septica Sprg. Commersonia echinata Frst, of. ’ javensis G. Don Casuarina equisetifolia Lu, Echinus trisulcus Luour. Hibiscus rosa sinensis Li. Elaeagnus Lu. spec. Anonaceae Dun, spec. incert. Stadtmannia sideroxylon Doe. Uncaria acida Rxb. 2 : gambir Rxb. lanosa DC. ’- ” ” Polypodium laciniatum L. Acrostichum lanceolatum L. Oxalis sensitiva Wld. Morinda sarmentosa Bl. Drymispermum Blumei Desn. Drymispermum laurifolium Desn. Flemingia strobilifera RBr. Dais dubiosa Bl. Abelmoschus mutabilis WIL Hibiscus callosus Bl. Abelmoschus venustus Wld. Doliehos altissimus Luour. 1 lienosus Lu Laurineae. Mimoseae. Rhizophoreae. Anonaceae. Verbenaceae. Araliaceac. Smilacineaec. A bietincae. Lonicereae. Moreae. Büttneriaceaec. ’’ Casuarineae. Euphorbiaceae. Malvaceae. Elaeagneae. Sapindaceae. Rubiaceae. ,’ Polypodiaceae. , Oxalideae. Rubiaceae. Papilionaceae. Daphniodeae. Malvaceae. ’ ’ Papilionaceac. 2) 3 - langere Botanische benaming. Mabmaiijke | Kakara djoele M. | Doliehos unguiculatus L. Papilionaceae. 5 „ gattel J, Mucuna pruriens DC. ie 3 dank M Lablab microcarpus DC. à 4 „ _loengsir J. BL „_perennis DG, ie can „ parrang M. | Canavallia gladiata DO. var. b [macheroides DC. s poetie M. Lablab perennis DG. & Kakatjangan S. J. | Crotallaria L. 5 Neurocarpus cajanifolius Prsl. 5 Peristrophe albiflora Hsskl. Acanthaceac. … aroy S. Shuteria vestita W. & A. Papilionaceae. „__ pollong S.| Crotallaria striata DG. st „___ verruccosa L. var. acut. 5 Kakatoean djaran.S.| Hydrocotyle splendens Bl. Umbelliferae. Kakau M. Theobroma cacaö L. Büttneriaceae, Kakawatan S. Cynodon setigerus Rich. Gramineae. „ __ stoloniferus Rich. Kakera-kikera M. | Melia azedarach L. Meliaceae. „_ sambucina Bl, rs ‚‚ japonica Don. ae Kakerang Liamp. Mappa trichocarpa 4. & M. | Euphorbiaceae. Kakil Bon. Bruguiera gymnorrhiza Bl. Rhizophoreae. Kakkas J. Hiptage madablota Grtn. Malpighiaceae. Kakoeti-koeti Boet. Vitis indica L. Ampelideae. Kala-antong J. Tabernaemontana L. sp. (an [macrocarpa?)| Apocynaceae. Kalabassa M. S, Lagenaria vulgaris Ser. Cucurbitaceae. | Kalabbe Boet. zie Kalabassa M. S. E Kalagansa M.J. Bl. Cleome pentaphylla L. Capparideae, Polanisia ieosandra DC. ie Kalayar J. Frichosanthes trieuspida Lour./ Cucurbitaceae. ht Lhadak (B, ds grandifolia Bl. 4 Kalak J. Saccopetalum Horsfieldii Bnnt.| Anonaceae. RE ss Polyosma integrifolia Bl. Saxifragaccae. Kalakambieng J. Sarcolobus dichotonus RBr. Asclepiadeae. Kalakatrie (?). LA L. spec. Palmae. Kalakkai sigoeng S.; Kaempferia rotunda 1, Lingiberaceae. err CK a Inlandsche | Naam. Kalalayoe $. boddas S. gedeh S. Ein M. Mak. & T. Kalambak ML. Kalambau Mak. Kalamoyang M, ie M & Kalampoak Bl. | Kalan keboe M. Kalapa S. M. RB. | babi M. bali S. R. | | | | Kalakoetjet J. | | 3) E. ’) 1) „ besaar. M. „ bohoe B, „ burrum S. | „ gading M. S. ___»heedjohS. es KORNENG [S, ema S. „ _hiedjoe M.R. „ _kasoemba M. „ _ketaping M. „ _koening M. Ts NT. Botanische he benamime. 5 Rubus lineatus Rwdt. Erioglossum edule Bl. 23 ’ 33 LD var, JAA aha Ess album. subeorymbosum. Gleichenia Hermanni BBr. Piper diffusum Vhl. Typhenium divaricatum Bl, Homalonema alba Hsskl, Jambosa alba Rmph. Lomaria scandens Wild. Cocos nucifera L. LD 2) 1) 1) | 2 L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. L., var. Aloëxyion agalloechum ee | | pumila. maxima. macrocar pa. cistiforuiis. macrocarpa. pachyphlus. stupposa. rubescens. eburnea. viridis. alba, cistiformis. microcarpa. viridis. rutila. cistiformis. alba. lansiformis. N OE de Familie Rosaceae. Sapindaceae rb) kj | Gleicheniaceac, Papilionaceac. Piperaceac. Aroideae. 2 Myrtaceae. Polypodiaccae. Palmae. ke en Ed ch Earlteln Seratn | P etepa J. Barringtonia speciosa DC. | Myrtaceae. … manies M. { Cocos nucifera L. var. saccharina.{ Palmac. „ metrah M, | Oe vab FED | „5 5 ns var. rubescens. A „ parang M. | 2 5 5) Var: machaeroides, «| + 0e) DL. XIX, Inlandsche Naam. Kalapa pinang M. „ _poejoe SR. > lp var pumila 4 „_poetie M. noe vardal be ie „ radja M. Anw Nat, ste as 8 wensstkat „M: 51 as VEL Stu PR Es tam M. sbs orn dats Sasi ne „ teboe M. 59 1 5» Var. saccharina. ze „ tenja S. 5 ver oes Var. pumila, de „ tjindana M.{ Santalum album S. Santalaceae. „ toen S. Pyrrhosa globularia Bl. Myrticaceae. su benner 5. „ glabra Bl. e | „ ___„heedjchS.f Pyrenaria serrata Bl. Ternstroemiaceae. „ tjotjok S. Cocos nucifera L. var. oblonga „[Hsskl. | Palmae. … 3, var. machaeroides Hsskl. LE Kalawara S. Rhinacanthus communis Ns. | Acanthaceae. Kalawassan J. Bl. | Leea sambucina Weld. Ampelideae. Kalembemba M. Entada pursata DC. Mimoseae. Kaleroengan J. &. Kaleronkon J. Aegiceras ferreum Bl. Aegicereae. Kali Ti. Borrasus flabelliformis L. Palmae. Kaliageh S. Triphasia sarmentosa Bl. A urantiaceae, ‚… goenoeng S.| Capparis flexuosa Ls. Capparideae. Kaliageh laut M. S.| Catha montana Don. Celastrineae. Kalidoeng S. Gomphostema javanieum Wid.| Labiatae. Capparis flexuosa L. Capparideae. Diospyros melanoxylon Rxb. | Ebenaceae. „ laut S. M. | Meliaceae Jss., spec. incert. Kalikt B. Carica papaya Ls. Papayaceae. Rieinus communis |. Euphorbiaceae. Kali-loemoet M. J.f Hydrocotyle Zollingeri Mkb. Umbelliferae. Kalimborrot J. en Kalimorrot J. Castanea javanica Dl. Cupuliferae. „ __ montana Hsskl. ie Kallak S. J. Artabotrvs intermedius Hsskl. | Änonaceae. 114 Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Cocos nucifera L., var. pinang.| Palmae. Uvaria javana Bl. rufa Bl. 2) 2 LE, 115 $ à ae : EEE Inlandsche } Natuurlijke Botanische benaming. Pake Uvaria florida Hrsfd. Anonaceae. Aporosa frutescens Bl. Artocarpeae. Kallar Bd. Agati grandiflora DC. Papilionaceae. Kallas J. Conocephalus suaveolens Bl. mas. Artocarpeae. Kalleli Bl. Aleurites moluccana Wd. Euphorbiacea Kallokane Amb. Kalobkob Phil. Kalodjo M. Kaloekoe Mak. Kaloewie S. R. Kalok tsjeko J. Kalompon Mak. Kalonkan Bl. Kaloway M. Amb. Kaltiade M, Kam Bl. Kama Amb. „ mette Hf. sshilan’/Amnib: Kamadjara betoel J. Kamadoe J. Kamadoeän S. Mol. Kamal Amb. J. En lkden gan S [M. 3. Kamalenga M. Kamalban Amb. en Kaman silan Ht. Kafanden oetan S. M. Kamandre Mak, Sphaerococcus lichenoides, var. [b tenuis Ag Jambosa domestica Rmph. Ficus Rumphii Bl Cocos nucifera Lu. Artocarpus incisa L. Nepenthes destillatoria L. Sterculia foetida Wld. Psophocarpus tetragonolobus DC, Áctinodaphne Rumphii Bl. ne moluccana Bl. Cassia tagera L. Flacourtia jaagomas Gmel. Dammara alba Rmph. Pimela acutifolia Bl. Engelhardtia selanica Bl. Alpinia malaccensis Rxb. Boehmeria interrupta Wld. Viscaceae Mrs. Dendrophtoë lepidota Bl. Dammara alba Rmph. Tamarindus indica L. Leueaena glauca Brth. Albizzia montana Bnth. Salicornia brachiata. Benincasa cerifera Savi. Pimela (Boswellia) glabra Bl. Daphne chlorantha Rwdt, Eriosolena montana Bl Croton pavana Ham. nb. Floridae. Myrtaceae. Moreae. Palmae. Artocarpea Nepentheae. Sterculiaceae. Papilionaceae. Laurineae. $) Papilionaceae. Anacardiaceae. A bietineae. Burseacecae. Juglandeae. Zingiberaceae Urticaceae. Loranthaceae. Á bietineae. Papilicnaceae, Mimoseae. C] henopodeae. Cucurbitaceae. Burseraceae. Daphnoideae. 29 | Euphorbiaceae. i1ö mn é- ee ne Botanische benaming. werd Naam. 5 | Familie. 5 | | Kamanga S. M. Mangifera kemanga Bl. Anacardiaceae. Kamanilang (?) Sinapis indica Rwdt. Cruciferae. Kamar Amb. Dammara alba Rmph- Abietineae. Kamara koessoe T.f Andropogon schoenanthus L. | Gramineae. Kamaras S. Sarcostigma Horsfieldii RBr. ‚ Hernandiaceae. Kambehrong J. | Astronia spectabilis Bl. Melastomaceae. | … _ maerophylla Bl. ‚8 Kambiroen (?)- | Eupatorium arboreum Rwdt. | Compositae. Kamelan Ht. | Melaleuca leucodendrum DC. | Myrtaceae. Amb. | Zanthoxylon armatum DC. Lanthoxylaceac. … dawonketjil M{ Leptospermum amboinense za Myrtaceae. Kamelaun Ht. Piper betle L. | Piperaceae. Kami Amb. Pimela decumana Bl Jurseraceae. Kamibela Bd. | Ficus Rumphu Bl. |_Moreae. Kamilene Lh. | Verbesina moluccana Bl. Compositae, Kamirie M. R. ‘ Aleurites moluccana Wld. Euphorbiaceae. Kammang Mak. | Cordia myza L. Cordiaceze. Kamoe maäte Lh. | Piper arborescens Rxb. | Piperaceae. Kamoebeet Amb. | Derris Forsteniana DC. Papilionaceac. Kamoekoe S. | Piper cubeba L. fs. | _Piperaceae. Kamoel Ht. dte Hele | AS Kamoeloe hahoeä Htl Cocculus lacunosus DC. | Menispermacecae. Kamoening S. M.J (Mak. | Murraya L. Äurantiaceac. ‚„__ panieulata Wld. fA … _ doesson Rl …-vexotica Lu. 5 Kamoening japan Mi 5 kandi % ‚… oetan B. | if paniculata Wld. 4 …… tjina M. | Aglaya odorata Lour. Meliaceae. Kamolenga M. | Cucurbita farinosa Bl Cucurbitaceae. Kampak . | Hernandia sonora L. Hernandiaceae. Kampang-garang J. Dais octandra L. Daphnoideae. |_… dubiosa Bl. 83 ‚ Drymispermum Blumei Desn. gs Kampies (#). | Hernandia sonora L. Hernandiaceae, Kam-se Ch. Bo. | Citras aurantium L. Aurantiaceae, Kam-sia Ch. { Saccharum officinarum L, | Gramineae, Inlandsche Naam. Kam-tjiéh Ch. _Kam-tjo Ch. Kam-tjong Ch. Kananga $S. Kananga M. R. Mak. aroy S. oetan M. $) 2) 2 EE) ’ prit J. reges S. … _wangie M. Kanara M. „ laut M, ‚‚ poetie M. Kanarie S. M. R. Le / , bagsêa M. barat M. besaar M. 3) „ttam- M. „… ketjil M. „- oetan M. _pandjang M. pendek M. wolanda J. xula M, 3 3 en M. Amb. Kandajakkan S. Kandaka nassi M. Kandal M. S. BL == “__ Botanische benaming. Citrus aurantium L. | Glyzyrrhiza laevis Pall. si echinata L. | Aspidium filix mas Sprg. Lasianthus rigidus Mig. | Uvaria odorata Liam. | Artabotrys intermedius Hsskl. 5 suaveolens Bl. U varia tripetaloidea Dun. , odorata Liam, Lasianthus rhinocerotis Bl, al. Uvaria odorata Liam. | Dolichos lignosus L. | Lablab microcarpus DC. ‚‚_ perennans DC. | Engelhardtia serrata Bl, Canarium commune L. | miecrocarpum WlId. moluccanum Bl. „ __ zephyrinum Rmph. ‚‚ _ moluccanum Bl. Pimela decumana Bl | „… _acutifolia Bl, | Canarium commune L. var. min. &! … __ zephyrinum Rmph. 22 bk, 9e „ _ sylvestre Grin. | „ commune L, | 5 »… var: min. Amygdalus communis L. | Pimela decumana Bl, Cordia Rumphii Bl Piliostigma acidum Bnth. | Rdizophora mangle L. Kanilia (Bruguiera) caryophyl- [loides Bl. | Quercus? aporosa(Z.&M) | nn Natuurlijke Familie. Aurantiaceae. Papilonaceae. Polypodiaceae. Rubiaceae. Anonaceae. DE » Db) 23 Rubiaceae. Anonaceae. Papitionaceae. ’ 9% Juglandeae. Burseraceae. bb} Amygdaleae. Burseraceae. Cordiaceae. Papilionaceae Rhizophoreae. 33 Cupuliferae. lm en mm Inlandsche Naam. Kandalen J. Kandar J. „ loetoeng Kandel J. Kandelang J. Kandeli Mol. Kandis boerong Kandoeng $S. S. R. „ peutjang S. Kandoeroe J. Kandong batoe M. Kandori S. M. R. Kangkong R. Kanigara Rh. Kanjaloet M. Kanjar kar ang J. Kanjehreh S „ badakaroyS. … lumboet S. Kanjoeng J Kankong J. „… oetan M. Kannakoer Bd. Kanne Mak Kano kano M. & T. Kanoer Mak. Kanre oelar Mak. 118 Botanische benaming. Cordia bantamensis Bl. eatp MG) Freycinetia scandens G Paratropia elliptica Miq. Taraktogenos Blumei Hsskl. ol. Hydnocarpus heterophylla Bl Elatostemma (Procris) frutes- [cens Hsskl. Urostigma crassirameum Mig. Phaseolus radiatus Liour. Garcinia variegata (L?) Helicia serrata Rwdt. > _jJavanica Bl. 5 Loùt; spee: da „ robusta Bl. Brucea sumatrana Rxb. Caryota propinqua Bl. Panax fruticosum L. Adenanthera pavonina L. Convolvulus reptans L. Nymphaea stellata DC. Roxburghia gloriosoides Jon. Cardiopteris lobata WI. Phyllanthus stellata Prs. Bridelia tomentosa Bl. … __stipularis Bl, Uvaria purpurea Bl. Aniseia medium Chois. assyta filiformis L. Commelyna Rumphii köstel. of j benghalensis L. Brm. Piper sirmiboa L. Erythrina fusca DC. Arundo Lu, spec. 1. Erytgrina fusca Luour. Momordica suba ngulata Bl, Bryonia grandis Lour. Natuurlijke Familie. Cordiaceae. 9% Pandaneae. ÁAraliaceae. Pangiaceae. Urticaceae. 22 Papilionaceae. Clusiaceae. Proteaceae. 2 | Xanthoxylaceae. Palmae. Araliaceae. Mimoseae. Convolvulaceae. Nymphaeaceae. Roxburghiaceae. Sapindaceae. Euphorbiaceae. 3, 22 Anonaceae. Convolvulaceae. Laurineae. Commelynaceae. bb} Piperaceae. Papilionaceae, Gramineae. Papilionaceae. Cucurbitaceae. 13 19 Inlandsche A Natuurlijke Botanische benaming. Ri Naam. zi Familie. Kapa J. Ficus tricolor Mip. Moreae. Be TL. Gossypium indicum Lam. Malvaceae. Or Gel. nv vitifolium Liam. £ Kapa R. Ophioderma pendulam Endl. | Ophioglosseae. Kapalan M. J. Clemates Lieschenaultiana DC. [var. grosse-serrata. | Ranunculaceae. KapasS. M.J. Mak.&/ Gossypium La Malvaceae. ie indieum Lam. hs e arboreum Wild. En „ anggries J. 8 vitifolium Lam. 8 „ antoe M. Pavonia zeylanica Cav. a „ bengalaS.R. | Gossypium vitifolium Lam. var. [maculiflorum Hsskl, Ee ‚‚ “besaar-M. R. „ arboreum Wid. on „ vitifolium Liam. Ke „ betoel M. „_ jJavanicum (LP) ee „ burrum S. „ anguineum Hsskl. & „ gedeh S. „… _vitifolium Liam. et var. Ri … hiedung $S. „ nangking Meven. gn ‚‚ hoema S. | ‚‚ lumboet S. … indicum Liam. Ea „ meirah M. „ mohrie SR. „ micranthum Cav, 5 „ oemah S. … indicum Lam. 3 … oetan S.M.R| Hibiscus callosus Bl. E ‚staun Ss. Gossypium micranthum Cav. val ne vitifolium Hsskl. 5 Ê Ee sanguineum Hsskl. 5 „ tjiendeh S. Asclepias eurassavica Is Asclepiadeae,. Kapassa J. Gossypium vitifolium Liam. Malvaceae. Kapassang M. Asclepias curassavica L. Asclepiadeae. Kapawarita Lt. Uvaria odorata Lam. Anonaceae. Kapeping badak S. | Kiesera sericea Rwdt. Papilionaceae. Kapey gorita M. Ab. Lygodium eircinatum Sw. Schizaeaceae. „‚ _papoea M. ss mierophyllum. RBr. 5 Kapiriet lumboet S.| Boehmeria sanguinea, var. gla- [brata Hsskl | Urticaceae. 120 en EREN Inlandsche | asc Natuurlijke Re otanische benaming. 5: Naam. r Familie. Kapinango S. Dysoxylon laxiflorum Bl. Meliaceae. ij 5. Epicharis altissima Bl. 6 Kapintan J. | Knoxia mollis RBr. Rubiaceae. Ka-pi-hut Ch, Entada pursata DC. Mimoseae. Kapoean J. Ficus leucoptera Mig. Moreae. Kapoe-laga M. R.| Amomum cardamomum L. Zingiberaceac. Kapoendoeng J Ardisia decus-montis Mig. Myrsineae. | Pierardia racemosa Bl. | Euphorbiaceac. Áapoer antjak S Calophyllam inophyllam L. | Clusiaceae. ‚… _baroe M. ti Laurus camphora L. Laurineae. sy baros Re M.| Amomum cardamomum La. Zingiberaceae. … gading | Litsaea tenuiramis Mig. Laurineae. Kapoesilan en | Gymnema lactiferum RBr. | Asclepiadeae. Kapok M: J. R. Eriodendrum anfractuosum DC.| Sterculiaceae. … oetan R. Salmalia malabarica Schtt. 5 Kapo-kapo Bl Pistia stratiotes L. | Aroideae. Kappa torroh S. Jussiaea repens L. | Oenothereae. Kappal S. J. Excoecaria agallocha L. ‚_ Euphorbiaceae. Cyrtoceras miltiflorum Bunt. | Asclepiadeae. | Symphysanthus Hsskl. 5 | Hoya polystachya Bl. | dj Kappel S. | Sarcocephalus cordatus Mig. | Rubiaceae. Kappoel Amb. | Antherura rubra Lour. D Nelitris rubra Bl. Myrtaceae. | sm bracteata: Bl 5 ÏSappol S. | Amomum cardamomum L. Zingiberaceae. „ Tentiek S. | Donacodes tomentosa Bl. je Karag (®). | Ficus L., spec. Moreae. Karamandijt n Mak. | Melastoma polyanthum Bl, Melastomaceae. | Otanthera moluccana Bl, on Karambau dinar Bd.) Euphorbia neriüfolia L. Euphorbiaceae. Karamböa/ Bd. | Gossypium indicum Lam. Malvaceae. Karandang R. | Carissa carandas L. Apocynaceae. Karaneang J. Zanthoxylum armatum DC. { Zanthoxylaceae. Karang-karang M. | Polypodium quercifolium WlId.f Polypodiaceae. Karassa -dangdangS.) Vallaris perqulana Brm. Apocynaceae. Karbanga B, | Cureuma zerumbet Rxb. Zingiberaceae. inlandsche Naam. Kareh-o S. Karet S. M. R. „ andjieng S. : je, „ moending }. wan pantjal.:S: „_tapok S. Karoendoeng S. Karoenroen Mak. Karondong S. Karondong badak S. „ _goenons S, „apie S. Karpoo T. Karughang (?). Karumbie S. „ sabrang 8. Kasedel J. Kasimboekan S. }. Kasingsat S. Kasoenka $S. EOD: „ beurriet $. Kasse selan Bl, Kassoh S. Kassongket S. Kassoemba S. „ _Sumbaw. „ djawa R. ee E Natuurlijke Botanische benaming. Make | amilie. Colocasia macrorrhiza Schott. | Aroideaec. Ficus elastica Rxb. Moreae, Chrysophyllum rhodoneur. Hsk. Sapotaceae. Kakosmanth. macrophyll. Hsk. Sideroxylon attenuatum (L?) f Sapotaceac. Ficus elastica Rxb. Moreae. Solanum flavescens Dun. Solanaceae. Poupartia dulcis Bl. Spodiaceae. 6 mangifera Dl. 2 Solanum ferox La. | Solanaceae. ee involucratum B], 5 je trongum Poir. | d ferox Lu, | ee » » » » d involueratum Bl, Tournefortia argentea L. Piper muricatum. Homalanthus Leschenault. Jck. Stillingia sebifera Hmit. Cordia myxa L. Eclipta L. Paederia foetida L. Cassia occidentalis L. Gnetum latifolium Bl. , ’J 2 s funiculare Dl. 23 ’ pe edule Bl Crinum toxicarium Herbert. 5 aslaticum Lu. ? Pancratium zeylanicum La Saccharum spontaneum L. Anthistiria ciliata L. Phragmitis filiformis St. Bixa orellana L. Carthamus tinctorius L. 2 3 27 pm 7) Asperifoliae. Piperaceae. Euphorbiaceae. 23 Cordiaceae. Compositae. Rubiaceae. Papilionaceae. Gnetaceae. 13 Amaryl Lideae. $) 2 Gramineae. 3 39 Bixaceae. Composite, 1} 122 Dm nn Inlandsche Botanische benaming. Natdaiijke Naam. zi Familie. Kassoemba kling R./ Bixa orellana L. Bixaceae. Kassooran J. Blephilia hirsuta (Raf ?). Labiatae. Kastela Bl. Convolvulus batatas L. Convolvulaceae. Kastoerie M. J. Hibiscus surattensis. Malvaceae. B abelmoschus L. pe Katappang S. M. R.| Terminalia catappa L. Combretaceae. ER chebula Rtz, „ boddas S. B catappa L, var. chlo- [rocarpus Hsskl. yn „ burrum S. NN catappa La, var. rho- [docarpus Hsskl. ee „ gedeh S. 5 catappa Lu, var. ma- [crocarpus Hsskl. kn „ _goenong S.| Monoceros cbtusum Hsskl. Tiliaceae. Kateja M. Bruguiera parviflora W.& A.f Rhizophoreae, Kateng (?) Grewia tementosa Jss. Tiliaceae. KateppengS. J. Bl. R.} Cassia alata Lu. Papilionaceae. „ sophora L. É > tora ik: je „ badak S. „ _glauca Liam. ct „ indecora H. B, & K. e „ _Reinwardtiana Hort. Bog. 5 „ alata L., var. Rumphriana Bl Pô „ kebo J. 5 5 5 … “laut S. „dk speer de 5 „ lumboet S. „_obtusifolia L. 3 „ humilis Colla. t4 Katês gamblo J. Carica papaya L. (femina). Papayaceae. „ gantoel J. ee il (mg) Á Katigarrong S. Crataeva tapia Bl. Capparideae. Katigret J. Mirabilis jalappa Lu. Nyctagineae. Ka-tija Ch. Bruguiera gymnorrhiza Bl Rhizophoreae. Katilan Bat. Amomeum maximum Rxb. Zingiberaceae. Katilang J. Brucea sumatrana Rxb. Xanthoxylaceae. Katileng S. Hydnocarpus heterophylla Bl. | Pangiaceae. Katingang J. Oxalis sensitiva Wild. Oxalideae. Katja M Singap.etc| Uncaria gambir Hunt. Rubiaceae: Inlandsche Naam. mmm Katja piring M. / 3 oetan J. Ka-tjang-ma Ch. Bo. Katjang baley M. „ _boelet J. „ boeloe S, % „ aroy S. „ boontjes bod- [das S. „ boddas gedeh S. 5 hidung S. „ leutiek S. „ _djariedji S. M. [R. „ djaleher boe- [riek S. „ djepoen S. M.R. 5 „ boddas S. ee „ burrumS. ig „ heedjo S. 5 „ hiedung [S. „ djingkok J. „ djohgoh $. „on: „ gatel J. R. „ gendja M. boedjit hayam M. 125 Botanische benaming. zie Kembang katja piering M. Echites trifida L. Tabernemontana divaaicata R Br. t coronaria RBr. Leonurus javanicus Bl. Cajanus flavus DC. Vigna sinensis Sv. var. €. Phaseolus nanus |. 5 radiatus L. Soya hispida Mnch. Rhynchosia viscosa DC. Phaseolus sphaericus Savi. 5 vulgaris Savi, var. 1. ij vulgaris Savi, var. 2. Lablab vulgaris Savi, var al- [biflora DC. Phaseolus compressus DC. d humilis DC, Soya hispida Mnch. 5 Ee „‚ var. leu- [cosperma Hsskl. E „ » var. rhodo- [sperma Hsskl. 3 „ ‚var. chloro- [sperma Hsskl. en 5 se ovarsrnrela- [nosperma Hsskl. Desmodium reniforme DC. Phaseolus compressus DC. var. [humilis DC. Dolichos Junghuhnianus (sp. [nov.) Mucuna pruriens DC, Phaseolus lunatus Lu. var. 23 ’ DÛ ì Natuurlijke Familie. Apocynaceae. 1 ’ Labiatae. Papilionaceae. 2 2 2 2 23 Katjang girgadji M. 1) 2} 37 iì Inlandsche Naam. gluja S. goedeh S, goenong M. R goreng k. heedjoh S. „ aroy S. hehrang hiedjoe hieries S. jappan M. jat S. M. kaas (?) kadalee M. B. kajoe RB. kakara M, S. S. M. R. katépes M.S. kembang ka- [ra M. ketjil M. B. laut M. maas S. M. R manillaS. M. R meirah M. mienjak S. monjet S. M,R. njong S. oetie S, Je | 1924 Botanische benaming. Vigna sinensis Sv. var. ô. Phaseolus lunatus L. & variet. Cantharospermum parviflorum [W. & A. Desmodium gangeticum DC. Arachis hypogaea L. Phaseolus radiatus Lous. „ _ Hernandesii Savi. „ … Xuarezii Zucc. „ radiatus Lour. 2) ’ 13 Cajanus indicus L. Arachis hypogaca L. Psophocarpus tetragonolobus DC. Dolichos villosus. Rwdt. Soya hispida Mnch. Cytisus catjang. Lablab vulgaris Savi, var. mi- Leróearpus Hssk]. 5 er zie Kt. kakara M. S. Phaseolus radiatus Lour. pn marinus Brm. 3 lanatus Lour & variet Voandzeia subterranea Thrs. Dolichos catjang L. Arachis hypogaea L. Phaseolus caracalla L. „ trilobus Rtz. „ ‘Hernandesi Savi. et var. „ Xuaresii Zucc. „ zonalis La. Dolichos scabrinsculus Hsskl. Neustanthus javanicus Bnth. Phaseolus atropurpureus DC, s chrysanthus Savi. | | ’ ’ 2 } 7 2 RS „ EJ) 2 , ’ ij EL : ’ » 7 Eh | | Natuurlijke Familie. Papilionaceae. id Inlandsche Naam. Katjang oetjing leu- [wung S. Katjang pandjangM. ‚„ peda 8. „ pendek M,R. „ poetie M. R. „_porehek (?) „ prang h. „ roay S. „ _sapoh S. „ soeöer S. „ soëoek S. „ tana M. „ tandoe J. „ektihas. M. „ tjorang M. „ toengak S, en S. Katjou M. Singap. etc. Katoehoän (2). Katoek S, „Hauts Katoeka Blap 5. Katoelampa BIJ Katoelang J. Botanische benaming. Phaseolus hispidulus Hsskl, | 5 chrysanthus Savi. | Dolichos scabriusculus Hsskl 6: sesquipedalis Hsskl. Viena sinensis Savi, var. d Dolichos bilobus Rwdt. Lablab vulgaris Savi, var. pur-! [pureus DC. | zie K. djohgoh, K. djaleher [K. porehek en K. boelet J.| Vigna catjang End]. | Phaseolus compressus DC. var. [humilis DC. | Dolichos ensiformis Thnb. | Phaseolus lunatus Ls. & variet.; | 4 radiatus Lour. | Arachis prostrata Buth. 4 hypogaea L. | 1 » 2) E prostrata Bnth. | Cassia tora L. | Phaseolus lanatus L. & variet. | Vigna sinensis Savi. | Pteroloma triquetrum Buth. | Dolichos callosus Bl. | Vigna sinensis Savi & variet… Uncaria gambir Hunter. | Proeris baccifera Rwdt. | Melanthes virgata Bl. | Sauropus albicans Bl. | „ indicus Whget. | „ _ macranthus Hsskl. | Vitex L. spec. Bridelia stipularis L. Elaeocarpus oblongus DC, Campelia glabrata Knth, | Natuurlijke Familie. Papilicnaceae. Rubiaceae. Urticaceae. Euphorbiaceae. Verbenaceae. Euphorbiaceae. Tiliaceae. Commelynaceac, 126 Inlandsche Botanische “benaming. ee [meme be | ME Natuurlijke Naam. Familie. _Katoemba S. Gloehidion httorale Bl. Euphorbiaceae, , lemang S.f Phyllanthus nuriri Ls, je Katoembang S. Phyllanthus nuriri L. Katoembar ar: Coriandrum sativum L. Uiibeniinse: Katoempang S. M. | Callicarpa oblongifolia, var. acu- [ minatissima Hsskl. Verbenaceae. „ __ longifolia Luaam. 8 5 acuminata Hib. De is bener S. „__ oblong:folia Hsskl. B 7 lameh S. jn lanata Jss. sf lanang S.| Dicliptera pectinata Jss. Acanthaceae. Ee leuwung S.| Cordia L. spec. Cordiaceae. Verbenaceae. Rubiaceae. Verbenaceae. Polygaleae. 5 oetan ML. Calllicarpa virens Rwdt. tana M. | Hedyotis prostrata Dl. Katoendeng Mak. | Vitex cofassus Bl. Katoe- toengkal S. | Badiera venenosa Hsskl. „pulchra -Hsskl. Chamaebuxus viscosa Hsskl. ’) ned Ts k. dE S.| Aërva sanguinolenta Bl. Amaranthaceze. Katoe-toetoen S. Polygala venenosa Bl. 5 „ pendula Rwdt, Katos 5. J. Mimusops kauki L. Sapotaceze. Protium javanieum Brm. _Spodiaceae. Jcica dentata DC. Burseraceae. „ gamblo J. Carica papaya L. femina. Papayaceae. „ _gantoel J. L. mas. Katôpo J. Alysicarpus bepleurifolius DC. Papilionaceae. Katsjem-sjem Dl. Poupartia dulcis Bl. Sapodiaceae. d mangifera Dl, Ee Katsji Mak. Begonia tuberosa Dryand. Begoniaceae. Katsjoer J. Piper terrestre (L?) Piperaceae. daag: broe M. (Singapore. | Nepenthes phyllamphora Khs. Nepentheae. Kattammon Mak. | Jambosa alba Rmph. Myrtaceae. Kattari M. Cureuligo latifolia Dryand. Hypoxideae. Katta mala Bl. Kleinhovia hospita L, Büttneriaceae. 127 Abelmoschus pseudo-abelmo- [schus WIL var. longif. Hasskl. ficulneus WII. Re vitifolius WII. Inlandsche P eN É Natuurlijke Nan otanische benaming. je, Katti-katti M. Guilandina bondue L. Papilionaceae. „ besaar M. 5 bonducella L. 5 Katti- katti gora T.| Zanthoxylon armatum DC. Zanthoxylaceae. is » ketjil M.f Caesalpinia mierophylla DG. | Papilionaceaec. 5 nuga DC. is Acacia Hooperiana Zipp. Mimoseae. en „ panteh M.f Caesalpinia nuga DC. Papilionaceae. „ koeta Bat. Antidesma bunias Sprg. Antidesmeae. „ lajoe J. Vitenia edulis Std. Sapindaceae. wer mahar. J. Kleinhovia hospita L. Büttneriaceae, Kattimban Mak. Globba uviformis L. Zingiberaceae. Alpinia gigantea Bl. EN Kau Amb. Pithecolobium clypearia Bnth.| Mimoseae. Kaudallam. M. Cordia myxa L. Cordiaceae. Kaut-echöa Ch. Cassia alata Lu. 5 Rumphiana DD.| Papilionaceae. Kauwas Mak. Kleinhovia hospita L. Büttneriaceae. Kawah R. Coffea arabica L. Rubiaceae. Kawakkal Amb. Pterocarpus flavus Lour. Papilionaceae. Kawan M. Sideroxylon nitidum Bl? Myrtaceae. Kawies J. zie Kawosta S. Kawoeng S. Arenga saccharifera Lab. Palmae. Kawoh S. M. Saccharum spontaneum L. Gramineae. Kawohroh S. Malacha diversifolia Hsskl. Malvaceae. 2 ie esculentus WII. K „ __gedeh S. Vrieseanus Hsskl 8 Kawojang S. Pygaeum parviflorum T. Bk, | Amygdaleae, Prunus javanica Mig. e Kawo-kawo Mak. Eriodendrum anfractuosum DC.| Sterculiaceae. Kawosta S. Feronia elephantum Corr. Á urantiaceae, Kebag J. Ficus tricolor Mig. Moreae. Ke-bak-tji Ch. Flacourtia jaagomas Gmel. Bixaceae. Kebang M. Corypha gebanga Bl. Palmae. Kedang J. Musa paradisiaca L. Musaceae, __ Inlandseche Naam. Botanische benaming. armen rn Natuurlijke Familte. Kedawoong J. Kedelé J. Kedoe Bd. Kedjih S, J. Kedoe S. Kedoel S. Kedojo J.of Kadojo J. Kee Men. Keer S. Kehpas (?). Keiba J. Kekegoän aroy S. en Kekejoan 5. Kekel Amb. „ ela Amb. 4 maän He: Keker Amb. „ ewan Amb. „ Teynulun Amb. „ moni Âmb. … wassl Amb. Kelul S. Kelambar Kk. Kelan Bd- Kelangissan Dl, Keledek R. Keleh-baheh 5. Kelempang RK. Keleuëur S. Keli-assapin Lit. Kelingkeng KR. Kellor S. J. M. & R. | | | | | | | ' ki | | Parkia intermedia Hsskl. Grumilea Colocasia vera Rmph. & variet. Ebermayera subpaniculata Hk. Polyosma . E En R . divergens Miq. mutabilis Bl. Bidens leucantha Wild, Hedera nodosa Hsskl. Ärenga saccharifera Lab. (succ.) Lasianthus sylvestris Bl Pardanthus chinensis Ker. Gossypium arboreum L, Conocephalus suaveolens Bl. Pandanus Marquartia globosa Hsskl, Pandanus 33 bumilis Wild. humilis Wid. ,) vB, „ __spurius Rmph. Ptychosperma punicea Mig. conoideus Liam. Pandanus Ld) b/ ’) 1 ’ montanus Mig. humilis Wld. latifolius Rmph. conoideus Lam. sylvestris Rmph. Dichroa cyanitis Mig. Cocos nucifera Lu, Melaleuca leucodendron L. Maranta dichotoma Wid, Convolvulus batatas L. Nauclea scandens Sm. Sterculia Diplocinitum tuberosum Mig. foetida L. Dioscorea alata L. Nephelium htchi Don. Moringa pterygosperma Grip. „ _ pelygona DC. nendnd Penne Mimoseae. Rubiaceae. Ároideae. Acanthaceae. Polyosmeac. Compositae. Araliaceae. Palmae. Rubiaceae. Ivideae. Malvaceae. Artocarpeac. Pandaneae. 1 33 2 23 Palmae. Pandaneac. Mimoseaec. Palmae. Myrtaceae. Cannaceae. Convolvulaceac. Rubiaceae. Sterculiaccae, Begoniaccae. Dioscoreae. Sapindaceae, Moringeac. » Inlandsche Naam. 129 Botanische benaming. Natuurlijke Familie. mmm Kellor goenoeng S. bd [M. R. oetan M. Kelo T. Kemadoe J. R. Kemalon J. Kemang S. M. R. ’) bada S. M. Kemantan Madura. Kemba goeling tsjoe- [tsjoe Amb. Kembang ajer ma- 23 37 39 [war M. »s 2) [hollanda M. [pers M. bangkeh M.S. „ boddas S. boegang S. boekoe boekoe [M. dehdesh M. djangot M. & dwang J. DL. XIX. Caesalpinia nuga DC. Thalietrum javanicum Bl. Adenanthera circinata DC. Pithecolobium clypearia Bnth. ’ ’ bb | Adenanthera circinata DC. Moringa pterygosperma Gríin. N3 polygona DC. Urtica aestuans (B]?) Maesa Frsk. spec. Mangifera foetida Lour. © kemanga Bl. 7) DD / } bd Conyza lactucaefolia WIL. Plumieria acutifolia Poir. Rosa L., spec. diversae. „ centifolia L. „ damascena MII. Brachyspatha variabilis Schott. 2 Clerodendrum fallax Lind]. „ __ infortunatum Bl. „ __ paniculatum L. „ _ villosum Bl. „ _ calamitosum Bl. Siphonanthus RBr, Limnophila gratissima Dl. Saraca indica Lu. Poinciania pulcherrima L. 23 23 (var. immaculata Hssk], Papilionaceae. Ranunculaceae. Mimoseae. 1 LD, 2 Moringeae. 1 Urticaceae. Myrsineae. Anacardiaceae. 2) ’) Compositae, Apocynaceae. Rosaceae. é Äroideae. DD | Verbenaceae. Scrophularineae. Papilionaceae. Inlandsche Naam. | Kembang foettoe | ) ») 2) » 3) 7 [tjiek S. M. [bawa J. gedang J. kaijrano Bd. kajoe manies J. kantil J. kantjing J. | katja piering/ [M. S. | Í genni J. | | | | | kepeeting J. | koëh gedeh S | „ leutiek 5. koening M. | | | mantega S. M./ se M.S. nagassarie M. [S. | norotja J. BL. &/ pageh-soreh M., patrakombala | [S. of patramangala TM. S. rientjiek-rien-| | ringit-ringìt S.l santenboddas 5. „ djaroeng S. „ meirah S. M. | „poetie M, sapatoe M, Botanische benaming. Hibiscus mutabilis Ls. Canna coccinea Ait. „ _ flavescens Lik. Plumbago rosea L. Uvaria odorata Liam. Illicium anisatum DC. Michelia Blumei Std. Gomphrena globosa L. Gardenia florida L. N grandiflora Lour. &c. Rhododendrum javanicum Rwdt. Canavallia virosa W. & A. k gladiata DC, Cassia chinensis L. „__ planisiliqua L. Tabernaemontana coronaria RBr. en pauciflora Bl Acacia Burmanniana DOC. var. [triflora Hsskl. Mirabilis jalappa Lu. Poinciania pulcherrima L. Hoya lacunosa Bl. ’ 2 Ixora incarnata 1 ’ ’ „ „ grandiflora Ker. „ _stricta Rxb, Pavetta indica L. zie kb. santen boddas S. Hibiscus rosa sinensis La DC. flore albo. rose0. Natuurlijke Familie. Malvaceae, Cannaceae. ; Plumbagineae. Anonaceae. Magnoliaceae. ’ A marantaceac. Rubiaceae. ’ Ericaceae. Papilionaceae. ’ dd / Apocynaceae. 3 Mimoseae. Nyctagineae. Papilionaceae. Asclepiadeae. Rubiaceae, Malvaceae. ed Ee ke ketjil M. talang S. tambaga S. M. T Tik wd Botanische benaminc. Natuihijke Naam. Familie. Kembang sapatoe [blaauw Sf Hibiscus syriacus L. Malvaceae, E „ gedeh S. „ _ fieulnoides Lindl. ES „ sari tjina M./ Lochnera vincoides Rchb. Apocynaceae. „ sewoe J. Gnaphalium saxatile Bl. Compositae. „ siesier S. Tournefortia tetrandra Bl. Asperifoliae. „ sisitbessieS.en| Collyris major Vhl, „ __slesief peussing [S. Asclepiadeae. soastrih M. Gasparinia mirabilis Endl. Gesneriaceae. „ __soendal malam [M. of „_ sedepmalamJ.f Polyanthes tuberosa L. Liliaceae. „ soreh M.J. Blj Mirabilis dichotoma L. Nyctagineae. Abvtilon hirsutum Rmph. Malvaceae. | | 181 Sida indica Lour. Clitoria ternatea Ta Loechnera vincoides Rchb. 2 Papilionaceae. À pocynaceae. „ tambagaän a-| Jussiaea fluviatilis Bl. Oenothereae. [jer M. „_tandjoengS.M.{ Mimusops elengi L. Sapotaceae, „ tellang M. zie Kb. talang S. „ tongkeng S j Pergularia odoratissima Sm. | Asclepiadeae. „ __waribang Bl. | Hibiscus rosa sinensis L. & variet.} Malvaceae, Kembes Fond. Jambosa aquaea Rmph. var. g [angustifolia Bl Myrtaceae. Kembodja R. Plumieria acutifolia Poir. A pocynaceze. Gyrocarpus asiaticus Bl. Gyrocarpeae. Hernandia sonora L. Hernandiaceae. Tamarindus indica L. Papilionaceae. Pterocymbium javanicum Bunt. ? Fimonius Rumphit Bl. Rubiaceae. Kleinhovia hospita Ls, | Büttneriaceae, Barringtonia acutangula Grtn.j Myrtaceae. A racemosa Bl. Kemeroeksep Bl Kemiren J. Kemmal J. Kemoonong J. Kenay Lh. Kenal Ht. Kenassal Lt. 23 Kenau Bd. en Kenawan Amb. mnd | 4 à Cordia Rum phi BL Cordiaceae. 132 eee TE Inlandsche Bötustie -Ì | Natuurlijke Nin otanische benaming. Faistie. Kendajaän J. Casparea castrata Hsskl. Papilionaceae. Kendal S. Elaeocarpus floribundus Bl, Tiliaceae. „arby 5. Derris uliginosa Bnth. Papilionaceae. Kendiroe J. Caryota urens L. Palmae. Kendit monjet S. Coecculus bantamensis Bl. Menispermaceac. Kendoeng J. Helicia javanica Bl. Proteaceae, Kendong J. Broussonetia papyrifera Vent. | Moreae. Kendor J. Aéërva sanguinolenta Bl. A maranthaceae. Kenehoene Lh. Ficus nitida Thnb. Moreae. Keninga J. Cinnamomum zevlanicum Ns. | Luaurineae. Kengkeng J. Lasyolepis paucijuga Bont. P Kentang à M. zie Oebie M. „ _djawaM.J| Ocimum tuberosum L. Labiatae. „ hollanda M.| Solanum tuberosum L. Solanaceae. Kentong awar J. of „ _samaar J. | Nepenthes gymnamphora Rwdt./ Nepentheae. Kepa Lt. Sizvgia cymosa DC. Myrtaceae. Kepet-kepet-an J. Pardanthus chinensis Ker. Irideae. Kepini of kepinis R.| Opa metrosideros Lour. Myrtaceae. Kepitoe $. Fagraea hitoralis Bl. Loganiaceae. Kepoe oetan J. Gynura aurantiaca DC. Com positae. Kepoeë doeren Sawoe.| Borassus flabelliformis L. Palmae. „ _ngiejoe Sawoe.| Cocos nucifera La 4 Kepch S. Sterculia foetida L. Sterculiaceae. Keppa J. Ficus tricolor Miq Moreae. Keppel J. ä Cynometra ramiffora L. Papilionaceae. Keppo-jangkang J Sterculia foetida L. Sterculiaceae. Keriëssan | Carex curvirostris ‘Knth, Gramineae, Kerassar S. | Spermacoce hispida Lu, Rubiaceae. Kering-keringan M. | [ Mak. Crotalaria retusa L. Papilionaceae, Kerjangoe M. Acorus terrestris Rmph. Orontiaceae. Kesekking S. Psychotria aurantiaca WII. Rubiaceae. Kessasye Lh. Garcinia ecochinchinensis DC.| Clusiaceae. Kesse J. Dodonaea Burmanniana Dl. Sapindaceae. Ketal S, Dasyloma javanicum Miq Umbelliferae. Ketan S, M. | Oryza sativa L. var. glandul. Lour | Gramineae. Inlandsche Naam. Ketapag J. Ketebonan J. Ketella kajoe J. À P „ pohon J. „ _randoe J. Ketepong JJ. Ketimo J. Ketimon M. R. Ketip Men. Ketiwoe S. Ketjée J. Ketjeklok J. - Ketjoeboeng R. Ketoedang S. J. Ketoembar R. Ketoembaran J. Ketoemboran S. Ketohprak J. Ketol (?) Ki aboeben S, Ki-adjak S, Ki-amban M. Ki-amis S. Kiangier S. _ Ki-angin S. _ Ki-antjak 5. _ Ki-apa S, J. __ Ki-apiet S. _ Ki-apoe S. Ô | gr st Aikatge v che, | nn 188 | Botanische benaming. | Desmodium capitatum DC. Polygonum corymbosum Wd. [var. e densiforum Bl Mamihot utilissima Pohl. Polrgonum corymbosum Wd. [var. A tenuifolium de Br. Kleinhovia hospita L. Cuecumis melo Ls. … _sativus L. „ _ eonomon DC. Pardanthus chinense Ker. Meliosma angulata Bl Mimusops elengi L. Quisqualis pubescens Brm. Datura alba L. Viburnum sundaicum Miq. Coriandrum sativum L. Lysimachia Mnch., spec. Galium innocuum Mig. Cyrtandra Frst, spec. Falcaria javanica DC. Viburnum sundaieum Mig. Ardisia fuliginosa Bl „ _ semidentata Mig. „ _ parviflora Rwdt. Pistia stratiotes Bl. zie Kajoe manies M. Melicoccus amoenus Hsskl. Otophera spectabilis Bl, Knema laurinum Bl, Ficus Rumphiú Bl. zie Ki-amban M. Petunga variabilis Heskl. Viburnum ecoriaceum Bl. „ _sundaicum Mig. 5 Natuurlijke Familte. Papilionaceae. | Polygoneae. Euphorbiaceae. Polyeoneae. Hüttnansssse Cucurbitaceae. 3 2 Irideae, Meliosmeae. Sapotaceae. Combretaceae. Solanaceae. Lonicereae. Umbelliferae. Primulaceae. Rubiaceae. Gesneriaceac. | Umbelliferae Lonicereae. Myrsineae. bh Radon Sapindaceae. 2 Myristicaceae, Moreae. Rubiaceae, Lonicereac 3 : 8 4 Natuurlijke Inlandsche Botanische benamine. ane Naam. o Familie. Ki-apoe gedeh S. | Viburnum sambuecinum Rwdt ! Lionieereae. „ lumboet 5. „ __ Sundaicum Mig. nt k Kiara S. Ficus crenulata Hsskl. Moreae. „ „attoel S. M. „ béas S. „ boeä S. „ boenoet S. „ bunjur S „ djienkang S „ drangdang $S „ gattul S. „ _Zingang S. „ _goenoeng „ Jajava S. „ Jinjang S. „ karet M, 5. dan 5 5 koäng (?) „ _koeping S. „ konneng 8. sj „ aroy S. „ koppeng S. 2 2 5. „ leles S. „ mienjak S. „ _payoeng L. 7 22 gedeh S „3 Zie K nn magnoliaefolia Bl. pubinervis Bl. var. & fo- [iis lanceolatis. virgata Bl. rostrata Liam. glabella Bl trinervis Rwdt. proniformis Bl. pubescens Bl. labella Bl. sundaica Bl, altissima Bl. nitida Thnb. obscura Vhl. attoel S. M. | Urostigma (Ficus) tjiela Mig. Ficus “consociata Bl. Bees (Ficus) flavescens Mig. benjamina L. sundaica Bl. procera Rwdt. elastica Rxb. var. beng- [halensis Bl. L. spec. bantam. marginata Bwdt. Ficus valida Bl flavescens Dl. pubinervis Bl. L. spec. bantam. petrophila Hsskl. rubra Vhl. 7 ’ procera Rwdt. consociata Bl. Inlandsche Bötaaadher hb : Natuurlijke Nae tanische benaming. Familie. Kiara peër S. Ficus rigida Bl. Moreae. „ -perreng S. „ rubescens Bl. 2 „ diversifolia Bl f „ _poerroet S. „ tylophylla Hsskl. | ‚„ rambay S. „ nitida Thnb. s „ glaberrima Bl. ie „_ tapok S. „ involuerata Bl. | jk „ tjalodas S „ pubescens Bl. | ef „ walen S. „gibbosa BL var. angustifo-| [lia Hsskl. Kiassahan S. „ angustifolia Bl 5 Tetraceras Lu. spec. Dilleniaceae, „ Ïalakki S. Delima intermedia Bl IN „ kajoe S. M. | Sponia annulata Tsm.& Bndk | Celtideae, Kiattoel S. zie Kiara attoel S. M. „ laut S. M. Ficus L., spec. bantam. Moreae. » mienjak M. 5 EM à 5 Kibabi S. Crypteronia paniculata Bl Rhamneae Kibadak S, Fagraea fragrans Rxb. Loganiaceae. Sizygium laxiflorum DC. Myrtaceae. Kibaddoe S. Memeecylon intermedium Bl. var. [6 longipes. Memecyleae, Kibajawak (?). Kibalanak (?). Kibanen J. Kibangbara S. „ lumboet S. Kibantalli S. Kibantjet S. Philagonta sambucina Bl, Anonaceae. Dun. spec. bantam. Hedysarum DC. spec. bant, Henslovia paniculata Mig. Vitex L. spec. bantam. Clerodendrum laevifolium Bl. disparifolium Bl. eriosiphon Schauer. calamitosum La. Pavetta sylvatica Bl. Rubiaceae Jss. spec. bantam » Js. „„ Ficus L. spec. bantam. Xanthoxylum montanum Bl. Turpinia sphaerocarpus Hsskl, 2 Zanthoxylaceae. Papilionaceae. Rhamneae. Verbenaceae, 2) 3) 33 2 Rubiaceae, Moreae. Zanthoxylaceae, Stapbyleaceae, 136 Natuurlijke eee Botanische benaming. Famke: j Kibara 5. Sciadiearpus Brongniartii Hsskl.| Monimiaceae, Zuccarinia macrophylla Bl. Rubiaceae. „ lalakki S. Ardisia scandens Bl. Myrsineae. Kibarachma S. Diospyros melanoxylon Rxb. | Ebenaceae. Picrasmus javanicus Dl. Xanthoxylaceac. en laut S. M.| Ebenaceae Vent. spec. bantam. inc. Kibarera S, Gynostemma Blumei Hsskl, | Cucurbitaccac, Cissus nodosa Bl. Ampelideae. „ _quinata Ait. sì era 1: „ nodosa Bl. 5e „ lalakkima S. „ dichotoma Bl. 5 Kibaroeangan 8. Mephitidia Rwdt. spee. bantam.| Rubiaceae. Kibatalli S. Kixia arborea Bl. Apocynaceae, Kibatara S, Polyozus acuminata Dl. Rubiaceae. „ _latifolia Bl. 4e Echites bantamensis Bl. Apocynaceae. Kibatarrah S. Willughbeia javanica Dl. = Kibatjeta S. Tetraceras L. Dilleniaccae. „ _koddas S. Mieromelum pubescens Bl. Aurantiaceae, Kibawang S. Hartighsea mollissima Jss. Meliaceae. Meliaceae Jss. spec. bantam, „ boddas $. Dysoxylon alliaceum Bl. 2 Kibedas (2). Tetranthera diversifolia Hsskl.f Liaaurineae. Kibelang S. Quercus pseudo-molucca Bl. var.) Cupuliferae. Kibessie S M. of Kibcussie S. Myrtaceae Jss. spec. 1 bantam. | Kibessia azurea DC, Melastomaceae, Memecylon oligoneurum Bl. | Memeecyleac. ik ferreum Bl. Ze Melastoma echinata Rwdt, Melastomaceae., Kibeurriet S. Chionanthus montricola Bl Oleaceae. Kibewok S. Aglaja odoratissima Bl. Meliaceae, Schmiedelia racemosa Ls. Sapindaceae, jo javensis Bl. Allophyllus javensis Bl 5 fulvinervis Bl. 5 | Aperisthmium javense Endl. | Euphorbiaceae. 2 3) Kidjambang badak $. nt wijd: 187 Inlandsche Naam. Kibewok S. „ gedeh S. „ peutjong S. Kibiema S. „ awehweh 8. Kiboddas S. Kiboeaya S. Kiboeloe S. „ lemah S. Kiboentar S. Kiboentins S, Kiboero J. Kiboeroei S. Kibonteng S. Kibuntalie S. Kibuntur S. Kichkil S. Kidahoe S. Kidjahej S. Kidjaleh S. Kidjaloepang laut S. M. Botanische benaming. Glyeosma cyanocarpus Sprg. Parthiostema javense Bl. Schmiedelia Knth. spec. bantam. Aelaja odoratissima Bl. Podocarpus agathifolia Bl. 2 Lb) 1) 5 latifolius Bl. Dammara alba Rmph. Blackwellia tomentosa Vent. Aralia montana Bl. Euchresta Horsfieldii Bunt. Lieea aculeata Bl. f Leonurus oblongifolius Bl. j javanicus Bl. Hedyotis venosa Korth. & al. Mephitidia cyanocarpa DC.  sanguinea Hsskl. Urtica alba Bl, Mastixia trichotoma Bl. Ardisia polyneura Miq. Memeecylon nudum Bl, Trevesia sundaica Mig. Knema laurinum Bl „ _ Laour. spec. bantam. Kixia arborea Bl, Leucoenide (Ficus) candidissima [Miq. Boehmeria cinerascens Hsskl. 5 candidisstma Hsskl, E dichotoma Hsskl. Adamea cyanea Hsskl. Meliaceae Jss. spec. bantam. Rubiaceae Jss. spec. bantam. Aglaja Luour. spec. bantam. Hypericum javanieum Rwdt. Meliaceae Jss. spec. bantam. Memeeylon excelsum Bl. Natuurlijke Familie. Aurantiaceae. Sapindaceae. Meliaceae. Taxineae. 23 3 Á bietinae. Homalineae, Ä raliaceae. Papilionacecae, Ampelideae. Labiatae DD | Rubiaceae. » 2 Urticaceae, Corneae. Myrsineae. Memecyleae, Araliaceae. Myristicaceae. pb Apocynaceae. Moreae. : Urticaceae. DD 2 Saxifragaceae, Meliaceae. Hypericineae, Memecyleae, 138 Inlandsche Natuurlijke ie Botanische benaming. ba, Naam. Familie. Kidjambeh 5. Jambosa corymbosa Mig. Myrtaceae, Memecylon costatum Mig. Memecyleae. pn B „ _ laurifolium Naud. 5 „ _ excelsum Bl. » js awehweh $S. op he 5 » Kidjangoeän S. Wendlandia glabrata DC. Rubiaceae. Kidjanjoan Vangueria dicocca Mig. Kidjantong S. Anona acuminata Rwdt. Anonaceze. Kidjiroek 5. Tetranthera citrata Nees. Laurineae. Limonia dubia Bl. Äurantiaceae. Aurantiaceae Corr. spec. bantam. Kidjingkan koelitJ.| Jambosa acuminatissima Hkl. | Myrtaceae. Kiempôl S. Colocasia antiquorum Schott. | Aroideae. „ heedjoh S, h ss „var. po- [lyrhizus Hsskl. / „ konneng 8. sn 4e „var. pal- [lida Hsskl. 4 Kierman J. Fragaria L. spec. Rosaceae, Kiesiek Mand. Panieum palmaefolium Koen. | Gramineae. Kigaboes S. zie Kajoe gaboes M. Kigandik S. Henslovia paniculata Mig. Henslowiaceae. Kigangarongan S. | Capparis flexuosa Bl. Capparideae. Kiganjoön S. Tetranthera mollis Bl. Laurineae. Kigerok S. Glyeosma cyanocarpa Sprg. Äurantiaceae. Kigingan 9. Jambosa acuminatissima Hsskl.f Myrtaceae. Kigkiel S. zie Gigiel S. Kivorai 5. Sponia amboinensis Desn. Celtideae. Kigurrung 5. Jambosa ? kigurrung Bl. Myrtaceae. Kiha T. Colocasia indica Hsskl. Ároideae. Kihadjeroe S. Memecylon intermedium Bl. var. [b longipes. | Memecyleae, Mappia montana Mig. Dilleniaceae. Pygeum latifolium Mig. A mygdaleae. Canthium fasciculatum Bl, Rubiaceae. Wendlandia glabrata DC, Re Petunga DC. spec. 1. Ee Kihadji S. Kigangoän 8. Stylocoryna laxiflora Bl, Rubiaceze. Kihanjoerang S. Kihapiet S. 139 Inlandsche Naam. Kiharendong S. Kiharoeman S. Natuurlijke t Botamische benaminc. Eend ; > Familie. Rubiaceae Jss. spec. bantam. Astronia spectabilis Bl. ‚„ _maecrophylla Bl. Kibessia azurea DC. je Pithecolobium montanum Buth.) Mimeseae. Melastomaceae, 2 Kiharoepat S. Maba ebenus Sprg. Ebenaceae Kiharpan S. Canarium altissimum Bl. Burseraceae. „_kiharrepang S.f Pimela altissima Bl. 5e Kihaüer (2). Kiheur S. Kihiang S. J. Kilhierisan S. Kihiloet S. Kihioer S. Kihoedjang S. Kihoegang S. Kihoëh S. Kihoeöet S. Kihoera S. J, _Kihoeroe S. Kihoneh S. Anacardiaceae. Cupuliferae. « Mimoseae. Brythrostigma diversifolia Hsskl. Quercus acuminata Rwdt. Acacia odoratissima Wild. Albizzia procera Bnth. lebekkoides Bnth. Buddleja salicina Don. Db) 2 Serophularineae. | | | | | Nepeta disticha Ls. | Labiatae. Anisomelos malabarieum RBr. | 4 Quercus sundaica Bl. | Cupuliferae. Hoppea selanica Rxb. | Juglandeae. War Engelhartia aceriflora Bl. on A rigida Bl. | A ie spicata Dl. zg ’”’ ’ 2) 2 LD Sorindeja madagascariensis Thrs) Anacardiaceae. Xerospermum Noronhianum Blf Sapindaceae. Mischocarpus fuscescens Dl, k Arytera littoralis Bl P Geunsia farinosa Bl Verbenaceaze. Bradleja lutescens Bl. Euphorbiaceae. „ _ obscura Bl. f si Antidesma paniculatum Rxb. | Antidesmeae. Dicalyx Lour. spec. bantam. | Ternstroemiaceae. Orania regalis Bl. Palmae. Wallichia porphyrocarpa Mrt. Parthenoxylon pseudo-sassafras Bl. ? Cupania Lessertiana Cmsd. _{ Sapindaceae. „__ diplopetala Hsskl. | 8 Sorindeja glaberrima Hsskl. | Anacardiaceae. 140 Inlandsche Naam. Kihonjeh S. Kihor S. Kijalitrie S. Kijambe S. Kijangkär S. n Kijangkoran S. Kijapoe S. Ki-jingkan S. Ki-jo Ch. Ki-joejoela 5. gepeikalak ka 19. Kikadoe S. Kikamanden S. Kikanhoong (?) Kikankoeran S. Kikapas S. Kikarossak S. Kikatjambang S. Kikatjang 5. Kikatjapie S. rg hd Kikatoempang S. Kikawat leutiek 8. Kikehlus S. „ leutiek S. Kikeler S. Kikelle baheh S. Botanische benaming. Pseuditea javanica Hsskl. Olea lancea Lam. Pittosporum javanicum Bl. ed floribundum W.& A. Endiandra rubescens Bl. Wrightia pubescens RBr. Eugenia alata Rwdt. Cryptocary a? obscura Bl, Eugenia minima Bl. Jambosa lineata DC. Sciadiphyllum palmatum Bl. Arthrophyllum diversifolium Bl. „ ellipticum Bl. Pistia stratiotes L. Jambosa acuminatissima Hsskl. Solanum melongena L. A phanamixis erandifolia Bl. Trichilia ? rufiner vis Bl. Anonaceae Dun. spec. bantam. Myxopyrum nervosum Bl. Stylocoryna laxiflora Bl Arthrophyllum diversifolium B]. Polvalthia macrophylla Bl. Sterculiaceae Vent. s pec. bantam. Lonicera Loureiri Do. Strombosia javanica Bl. Evonymus javanicus Bl. Sandorieum nervosum Bl. 5 glaberrimum Hsskl, Elaeocarpus tomentosus Bl, Sambucus javanica Rwdt. Viburnum sambucinum Rwdt. Myrtaceae RBr. spec. bantam. Cargilia maritima Hsskl. Ebenaceae Vent. spec. bantam. Diospyros pendula Hsskl. Nauclea hirsuta Rwdt. Natuurlijke Familie. Ericaceae. Oleaceae. Pittosporeae. ’j Laurineae. Apocynaceae, Myrtaceae. Laurineae. Myrtaceac. Kraton. 3) Kross M vrtaceae. Solanaceae; Meliaceae. 2 Oleaceae. Rubiaceae. Araliaceae. Ánonaceae. Lionicereae. Rhamneae. Celastrineae. Meliaceae. sli Lonicereae. 1) Ebenaceae. Ruben Bed 141 Inlandsche Natuurlijke Naam, Botanische benaming. Es Familie. Kikekoeppo S. Bauhinia hirsuta Rwdt. Papilionaceae. Kikerossoh J. Sterculiaceae Vent. spec. bant. Kikeujup S. Strombosia javanica Bl. Rhamneac. Dauravia crenulata DC. Ternstroemiaceae. Sauraya nepaulensis DC. ie „ _goenoeng S.| Polyosma velutina Bl. Saxifragaceae. Kikihissan $S. Rottboellia exaltata L. Rottboelliaceae, E trichanthes Rth. ús Ophiura corymbosa Grtn. Gramineae, „ burrum S. | Mnesithea laevis Knth. p - Kikil J. Ardisia villosa Rxb. Myrsineae. Kiklor S. Diospyros melanoxylon Rxb. | Ebenaceae. Kikoeja S. Strophanthus scandens R. & S.| Apocynaceae. Goniochiton arborescens Bl. Meliaceac. ‚ Kikoejah S. Strophanthus dichotomus DOG. | Apocynaceae. Kikoejoeän S. Mimulus javanicus Bl. Scrophularineae. Symmetria obovata Bl, EN Polyosma ilicifolia Bl. Saxifragaceae, Viburnum sundaicum Mig. Lonicereae. Helicia Lour. spec. bantam. Proteaceae. Kikoekoepoe S. Bauhinia tomentosa L. Papilionaceae. Pterisanthes cissioides Bl. Ampelideae. Kikoel J. Covellia stictocarpa Mig. Moreae. Kikoempaai S. __ [| Goniochiton arborescens Bl, | Meliaceae. Ophioderma pendulum Bl. Ophioglosseae. Lycopodium L. Lycopodiaceae. „ _ lumboet S, „ _phlegmaria L. 3 »__» La. var. rigidum Bl. Ei Kikoeöet S. Mastisia ? cuneata Bl. Corneae, Kikoepa 5. Memeeylon appendiculatum Bl. Memecyleae. ‚ Kikondal S. Dischidia sagittata Desn. Asclepiadeae. _ Kikonneng S. Berberis xanthozvlon Hsskl. | Berberideae. j Coceulus lucida Fsm. & Bndk.| Menispermaccae. _ Kikoekoeran S. Carallia (Symmet.) symmet. Bl Lythrarieae. é „ _kajoe S. | Daphnidium maecrophyllum Bl. Laurineae. ï Kbiphidostigma Zollingeri Hsskl. P _Kikoppi 8. Canthium glabrum Bl, Rubiaceae, Inlandsche Naam. Natuurlijke Botanische benaming. Ër Familte. Hypobathrum frutescens Bl. | Rubiaceae, Coffea densiflora Bl. 5 Kikoppi bener 5. | Stylocoryna fragrans Dl. je Kikoppian S. Á 4 z u Kikorres S. Chasalia expansa Mip. hj „ robusta Mig. 5 montana Mig. 7 Grumilea viridiflora Miq. & al. sp. ee „ woengoe S. | Chasalia robusta Mig. # „__ Turida Mip. ie Psychotria gendarussaefolia Bl| ie „ _boddas S. Apocynaceae Lindl. spec. bant. „ lalakki 8, ” » ” ” Kikottok S. Euphorbiacear. spec. bantam. Kikoweh 5. Diospyros kaki L. Ebenaceae. „ chinensis Bl. 5 Kiladen ZBo. Anthocephalus morindaefolius Kth. Rubiaceze, Kiladja S. Ti Connarus grandis Jeg. var. kiladja., Connaraceae. Uvaria timoriensis Bl. Anonaceae, „ reticulata Bl, 5 „ argentea Bl. 5 „ _polypyrena Bl } „ macrantha Hsskl. D „ boeloe $. Anonaceae Dan., spec. bantam. „ ketjil S. M. [ Guatteria littoralis Bl. nn Kiladjeroe S. Memecylon umbellatum Bl. Memecyleae. Kilagiday S. Arbutus coriacea Bl. Ericaceae. Thibaudia coriacea BIJ. ki „ boeloe S. Amphiealyx pilosus Bl. d Kilahi Bo. Eichinus trisuleus Lour. Euphorbiaceae. Kilaketan 5. J. Viburnum sambueinum Rwdt./ Lonieereae. Aglaja sulingi Bl. Meliaceac, Anonaceae Daun. spec. bantam. Rubiaceae Jss. spec. bantam. Kilakkatang S. Nyeteristion lanceolatum Bl. | Sapotaceae. Grumilea viridiflora Mig. Rubiaceae. Kilakki S. Grewia oblongifolia Bl. Tiliaceac. 143 5 | Inlandsche 5 Natuurlijke | Botanische benaming. RET Naam. 5 | Familie. Grewia glabra Bl. Tiliaceae. | „ odorata Bl. he Kilalavoe S. Lepisanthes confinis Dl. Sapindaceae. B _„ boddas S. Friolohssum Bl. spec. bantam. 8 „ gedeh 5. ” ” »” » » „ hiedung S. | Vitenia edulis Std. À Kilalonpong S. Tina rupestris Bl. pe Harpula confusa Bl. Le Kilam Amb. Melaleuca leucodendrou L. Myrtaceae Oh. Aloëxylon agallochum DC. Papilionaceae. _Kilamboetang 5. Premna inodora Rwdt. Verbenaceae. k Allophyllus javensis Bl. var. ro | Sapindaceae. [busta. Schmiedelia Kth. spec. bantam. ie Kilampajang S. ie httoralis Bl, ie Allophyllus littoralis Bl d Kilampanie S. Ardisia L. Myrsineae. Ä „ purpurea Bl. 5 „ punctata Bl. 7 „ badak S. > __macrophylla Bl. Ee „ gedeh S. „ humilis Vhl. 5 „ speciosa B}. À „ _sanguinolenta Bl. ze : „marginata Bl. E d „ L. spee bantam. ak … JautS. M. Aa obivasnk ; B „ leutiek S. „ La. spec. bantam. 5 B, lumboet S, „ pumila Bl. pn „ _Blumeana Hsskl. 5 „ Slabrata Bl, 5 „ larida Bl. ES | 1 ancepst BE ii Kilanghit S. Epicharis sericea Bl. Meliaceae. j Hedera nodosa Hsskl. Äraliaceae. Arthropbyllum diversifolium Bl. # î Aralia longifolia Rwdt. nd Kilangier 5, Dipterosperma personatum Hk./ Bignoniaeae. BE 144 gg Inlandsche Naam. | Botanische benaming. Natuurlijke Familie. eee Ki-laroe Tí. | ‚ Kilaroek S. Kileät S. Kileho $. „ badak S er, Deeloe 8: „ konneng $. „ lalakkina S, ns ONE „ lumboect S. 33 ») 3) „ _moending $. Kilielien (?) Kilihoet S. Kili-kili Cr. Kiloenghit S. Kiloengloeng S. Kiloetoeng S. Kilong layong S. Kimadoean S. Kimalakkian S. Kimalakk. goeng- S Caesalpinia ferruginea Desn. Albizzia rostrata Bl. Claoxylon longifolium Endl. Gumira integrifolia Hsskl. Sauraya crenulata Bl, „ euneata DC. „ __nepaulensis DC. „ bracteosa DC. „ eauliflora CC. „ hirsuta Bl „ pendula Bl. „ nudiflora DC. „ mollis Hsskl. „ Reinwardtiana Bl. „ pendula Bl. „ Wld. spec. bantam, ) micrantha Bl. „ cauliflora DC. „ spadiaea Bl. gigantea Bl. Marumía macrophylla Rwdt. Meliaceae Jss. spec. bantam. Nepeta disticha L. „ malabarica L. Cassia sophora L. „ora 1, Spathodea glandulosa Bl. Aromadendron elegans Bl. Guatteria pallida Bl. Kopsia arborea Bl. Calpicarpum Roxburghii G. Don Marlea tomentosa Endl. Bryonia sagitta Bl. Loranthus lepidotus Bl. Rottlera Blumei Desn. Croton tiglium Hmlt. „ ___tiglioides Hsskl. Papilionaceae. Mimoseae. Euphorbiaceae. Verbenaccae. Ternstroemiacecae. Melastomacecae. Labiatae. 23 Papilionacecae, ’ Bignoniaceae, Magnoliaccae. Anonaceae. Apocynaceac. , Alangieaec. Curcurbitaceae, * Loranthaceae. Euphorbiaceae. ’) » d 4 145 en . Beede Botanische benaming. _Netwurjke | à Ì _Kimalela S. Polygala thea Brm. Polygaleae., | Leptospermum Frst. spec. Myrtaceae. _Kimandelketjil S.M.| Asclepias odorata Rwdt. Asclepiadeae. _Kimangal S. Anteëisch. (Gordon.) excelsa Bl| Ternstroemiaceac. | Kimangle S. en Kimangoe 5. Fagraea kimangoe Bl, Loganiaceae, Kimanilla S. Mastixia kimanilla Bl. Corneae. Cassia alata Lu. var. Rumphia- [na DC. | Papilionacecae. _Kimanjel S, Gordonia Bl. Ternstroemiaceae. _Kimbok J. Luffa pentandra Rxb. Cucurbitaceae. _Kiméong 5. Rottlera Blumei Desn. Euphorbiaceae. Lasianthera secundiflora Miq. | Ampelideae, Wendlandia densiflora DC. Rubiaceae. _Kimerak 5. Leucoxylon buxifolium Bl, Ternstroemiaceae. | Scepasma buxifolium, Bl. Euphorbiaceae. Podocarpus J ungbuhniana Mig. Taxineae. we amara Bl. je pe neglecta Bl. | p 5 bracteata B). | E ie cupressina RBr. | 5 se pat S. Ee amara Bl. pe. Ki-merto J. Caesalpinia nuga Ait. Papilionaceae. _Ki-mienjakh S. Fagraea speciosa Bl. Loganiaceae. | „ __obovata- Wall. & al. | A ‚ Ki-moeka S. Bradleja rubra Hsskl. Euphorbiaceae. _Ki-moekla S. Knema gluca Bl. Myristicaceae. „ __laurinä Bl. „ _ Liour. spec. bantam. 2) » ze moelak ketjil S. M./ Psychotria asiatiea Rwdt. Rubiaceae. EE -moentilan S. Ophiorrhiza Junghuhniana Mig. 5 ‚ Ki-mogmal S. Tetranthera rubra Ns. Laurineae. BKi-mokla J. Viburnum sambueinum Rwdt.) Lonicereaec. Ki-monjenjen S. an Brucea sumatrana Rxb? | Xanthoxylaceae. Bradleja salicina Lam. Euphorbiacae. Ki-namean Lt. Mangifera laxiflora Desrouss. | Anacardiaceae. _Kinar Lt. | Kleinhovia hospita Lu, Büttneriaceae. B DL. XIX, 10 É ed Inlandsche Naam. 146 Botanische benaming. Naammtike pn Kinauk S. Kindjarong Bl. Kindog S. Kindra J. Kingkilaban S. Kingkit S. M. Ki-nitjing S. Kin-jin Ch. Kintjoer M. B. Kintjoeran J. Ki-oera R. Ki-oerai S. Ki-oerat S, Ki-oeter J. Ki-omboet ? Ki-ompong 8. Ki-on Ch. Ki-oraij S. Kel Ki-oroi S. Kipadalli S. of Kipadella S, „ lalakki S. Kipaho S. Kipayong S. Kipainjar S. Kipait 5. Gelonium glomerulat. Bl var. d| Euphorbiaceae. Oeimum tenuiflorum L. Labitae. Xanthophyllum vitellinam Ns.} Polygaleae, „ __excelsum Bl. ee „__ longifolium Bl. Á „ ___Rxb. spec. bantam. es Securidaca inappendiculat. Hssk). 4 Basella rubra L. Chenopodeae. Mussaenda LL. Rubiaceae. Triphasia aurantiaca Luour. Avrantiaceae. Nelitris polymorpha BL Myrtaceae. Amygdalus communis L. Amygdaleae. Kaempferia galanga Li. Zingiberaceae. Exocarpus latifolia RBr. Anthoboleae. Orania regalis Bl Palmae. Commersonia javensis G. Don.{ Büttneriaceae. Plantago L. Plantagineae. Quercus lineata Bl. Cupuliferae. Luffa acutangula Ser. Cucurbitaceae. Arthrophyllum ovalifolium Jngh [& De Vr. Araliaceae. Zingiber officinale L. Zingiberaceae. Commersonia echinata Frst. | Büttneriaceae. Bombyecidendr. grewiaefol. Z.&M. P Cordia L. spec. bantam. Cordiaceae. Grewia Jss. spec. bantam. Tiliaceae. „ _ tomentosa Jss. pe Spathodea gigantea Bl. Bignoniaceae. 2 ’ 1 2) ze glandulosa BIJ, ee Polyosma integrifolia Bl. Saxifragaceae. Scepasma buxifolium Bl. Euphorbiaceae. Mahonia nepaulensis Dl, Berberideae. Clavimyrtus glabrata Bl. Myrtaceae. Picrasma javanica Bl. Xanthoxylaceae. Brucea L. spec. (an dysent. Rxb?), 5 147 Ed Inlandsche Boal Bastani Natuurlijke Naam. 5 Familie. Kipantjar S. Pterospermum Schrb. spec. bant} Bütneriaceae. _Kipaö S. M, Dipterocarpus Grtn. spec. bant. | Dipterocarpeae. Polyosma integrifolia Bl. Saxifragaceae. Kiparanga S. Cyclostemon longifolium Bl, | Euphorbiaceae. Kipareh S. Boehmeria candicans Hsskl, | Urticaceae. Lepisanthes frutescens Bl. | Sapindaceae. Lepidanthes montana Bl. Bradleja mollis Hsskl. Euphorbiaceae. „ __ glauca Bl. Á Melanthes virgata Bl. 5 Euphorbiaceae RBr. spec. bant. „ awehweh S.| Bradleja rubra, var. acutiuscula [Hsskl. kS „ gedeh S. Euphorbiaceae RBr. spec. bant. „ Ïeutiek S. Melanthes. rubra Bl. 5 Kiparellek aroy S./ Dalbergia La. spec. bantam. Papilionaceae. Kipassan S. J. Quercus induta Bl. Cupuliferae. „ soesoe S. J. „__ placentaria Bl. 5 Kipella S. Canarium pimela Korn. Baurseraceae. „ __ denticulatum Bl, 3 Pimela kipella Bl, B Engelhardtia serrata Bl. 9 Kipetjil S, Uvaria argentea Bl. | Anonaceae. Kipeurries S. Anonaceae Dun. spec. bantam. Kipeut S. Stephania acuminatissima Sprg.| Cucurbitaceae. Kipiiet S. Maesa virgata DC, Mvyrsineae. ___„ beurriet S. | Celastrus alpestris Bl. Celastrineae. Catha montana G. Don. 8 Maesa mollissima Hsskl, Myrsineae. „ lanceolata Frsk. 4 „_ djongoet S. „ virgata Hsskl. ks „ __membranacea A. DG. var. 4 | [b muscosa. ___„ lumboet S. „_latifolia Hsskl. je Kipieriet S. Buddleya asiotica Lour. Scrophularineae. Kipinnang M. Myrtaceae RBr. spec. bantam. > laut „M. Memeeylon DC, „ „ __F Memeevyleae, CE 148 dERsene Botanische benaming. ne Naam. Familie. Kipinnangan M. Memeeylon DC., spec. bantan.| Memecyleae. Kipoeak S Engelhardtia serrata Bl. Burseraceae. Kipoetrie S, Podocarpus discolor Bl Taxineae. „ nerifolius Sprg. 5 „ awehweh S. „ bracteatus Bl. 5 „ amarus Bl. 3e „ lalakki S Daeridium imbricatum Rich. | Laurineae. Kipoik S Pithecolobium montanum Bnth.| Mimoseae. „ __ elypearia Bnth. ne „ ketil S. M. „ __ angulatum Both. pe Kipool S. Prasium phlomoides Rwdt. Labiatae. Gomphostemma phlomoides Bnth. 8 Kipores S. Solanum ardisioides Bl Solaneae. Kiposseng gedeh S.| Ficus L. spec. bantam. Moreae. Kira kira S. Xylocarpus granatum König. | Meliaceae. Kira rawe? Mucuna pruriens DC. Papilionaceae. Kiradjoen S. Sciadiphyllum scandens DC. | Araliaceae. Kirahut bandang S.| Rhynchoearpus glaber Rwdt. | Compositae. Kiraij 5. Metroxylon sagus Rttb. Palmae. „ karbau berdoeri M. „ ___Rumphiú Mrt. „keboh S. „ _sagus Rttb. ú „ » tjoetjoek S. „___Rumphii Mrt, 5 „ » mienjakh S nae MTIs spee 5 „ » tjariengnaos. ne kent 5 Kirambetoek (?). Dalbergia L. spec. bantam. Papilionaceae. Kiramboetan S, en „ oetan S | Nephelium Noronhianum Cmbsd.| Sapindaceae. Kirandja 5. Cyanodaphne cuneata Bl. Laurineae. Machilus macrophylla Ns. se Phoebe excelsa Ns. 5 Viburnum sundaicum Mig. Lonicereae. Kirappat. S Talauma Candollei Bl. Magnoliaccae. „ mutab. Bl. var. g longifol. Bl. je Kirarauntho S. Gandarussa adhatoda Std. Acanthaceae. Kiras Cel. Garcinia celebica DC. Clusiaceae. Kirendang S. Hedera aromatica DO. var. lon- gifolia Hsskl, { Araliaceae. Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Kiribadoe. S. Kiribigit S. Kiringit S. Kirintjong S. Kiroehak S. Kisambie S. Kisampang S. „ _goenoeng S. Kisampie S. Kisamplak (?). Kisangat S. Kisaor S. Kisapie S. „ bener S. Kisariawan S. Kisarira (?). Kisauchun S. Kisauhiung S, „„tbadak- S. „ beurriet S. „_hieduns S, „ lalakki S. „ Tanto M. „ Ïeutiek S, Croton argyrotum var. ovatum Bl.) Euphorbiaceae, Stllingia sebifera Ls. Ostodes paniculata Bl. zie Kiladjeroe S. Arnoldia pinnata Bl Weinmannia Blumei Planch. Nelitris parviflora Bl Stylocoryna laxiflora Bl. Schleichera trijuga Bl, Evodia Frst. „ aromatica Bl. Berrya ammonilla Rxb. Fagara (Xanthoxylon Sm.) tri- [phylla Wid. Wendlandia densiflora DC. Leiocarpus arboreus Bl, Ardisia speciosa Bl. Premnus pubescens Bl. Polyosma integrifolia Bl, Gordonia excelsa Bl. Hymenaea verrucosa [. Dicalyx odoratissimus Bl Acronychia arborea Bl, Guatteria macrophylla Bl. Orophea heyandra Bl. Uvaria rugosa Bl. virgata Bl. „ _ octusa Bl. Guetteria lateriflora Bl. ’ Anonaceae Dun, spec. bantam. 23 DP | 1 2 ’ ” 3 » Uvaria obtusa Bl. 1) 1 ’ Orophaea corymbosa DG. Anonaceae Dun. spec, bantam. 2 22 : 2 3 3 Saxifragaceae. ’ Myrtaceae. Rubiaceae. Sapindaceae. Diosmeae. » Tiliaceae. Xanthoxylaceae. Rubiaceae. Euphorbiaceae. Myrsineae. Verbenaceae. Saxifragaceae. Ternstroemiaceae. Papilionaceae. Ternstroemiaceae. _Xanthoxylaceae. Anonaceae. 2 2} werd Botanische benaming. weed Naam. Familie. Kiseggel S. Capellenia multiflora Bl. Dillenjaceae. Kisehúr S. Antidesma velutinosum Bl. Antidesmeae. „ _ montanum Bl. vt „ __L. spec. bantam. 5 „ bener S. „ _tetrandrum Bl. by „ dioek S. „ _ littorale Bl. 8 „ gedeh $. „ __L. spec. bantam. 4 „ monjet S, „ __ oblongifolium Bl. 2 „ _filiforme Bl. 8 Kisekking S. Grumilea aurantiaca Mig. Rubiaceae. Kiseroh S. Lonicera Dsf. Lonicereae. Claoxylon minus Endl. Euphorbiaceae. Prinos cymosa Hsskl. Ilicineae. Ilex spicata Bl. 3 Kisemoet S. Jambosa acuminatissima Hsskl.| Myrtaceae. Sizygium purifolium DOC. 4 Epicarpurus orientalis Bl. Artocarpeae. Erycibe glomerata WIL. Convolvulaceae. Kisengat S Aparisthmium javense Endl. | Euphorbiaceae. Guatteria littoralis Bl, Anonaceae. Anonaceae Dun. spec. bantam. Kisepat S. Memeecylon DC. spec. bantam.| Memecyleae. Kiserili S. Marlea tomentosa Endl. Alangieae. Kiseroet S. Epicarpurus orientalis Bl. Artocarpeae, Kiserogol S. Antidesma oblongifolium Bl. | Antidesmeae. Kiserro S. Polyosma velutina Bl Saxifragaceae. Kisueur S. vide Kisehür S. Kisierum S. Sizygium pyrifolium DC. Myrtaceae. Jambosa acuminatissima Hsskl. ke „ lineata DC. H „ densiflora DC. ij „__earyophyllifolia DC. nl Myrtaceae RBr. spec. bantam. 9 lumboet S. PD) 5) ’) ’) ’ Eugenia minima DC. sn Kisigoeng S. Hartighseia Forsteri Jss. Meliaceae. Kisijung S. Bergsmia javanica Bl. Ke 151 De Botanische benaming. en Ee se Kisikep S. Monoeceras obtusum Hsskl. Tiliaceae. Kisirum S. Stylocoryna hirsuta Korth. Rubiaceae. _ Kisoekkel S. Primus cymosa Hsskl. llieineae. ‚ Kisojon S. Jambosa melanosticta Mig. Myrtaceae. Kisokka S. Cyclandrophora glaberrima Hk | Chrysobolaneae. „ __scabra Hsskl. 5 Jonesia asocca Ryb. Papilionaceae. „ declinata Jck. EE „ confusa Hsskl. E „ __monopetala Hsskl. E Cyeclostemon longifolium Bl. | Euphorbiaceae. „ gedeh S. Pavetta arborescens Hsskl. Rubiaceae. vidakakk.S. Cyelostemon maecrophyllum Bl.| Euphorbiaceae. „ poetih S. Mf Pavetta incarnata Bl. Rubiaceae. Kissaör S. Polyosma integrifolia Bl. var. g (gibba. Saxifragaceae, _ Kisurrielie S. Diacicarpium tomentosum Bl. | Loranthaceae. Kitaai S. Gumira domestica Rmph. Verbenaceae. „ ___foetida Hsskl. B Saprosma arboreum Bl. Rubiaceae. Axanthes macrophylla Bl. pe Kitakki J. Albizzia tomentella Miq. Mimoseae. Kitalang boeloet S.| Lasianthus inaequalis Bl. Rubiaceae. „ attenuatus Jack. En Kitallus S. Phoebe declinata Ns. Laurineae: „ multiflora Ns. st Actinodaphne glomerata Ns. k Tetranthera vestita Ns. | d Alseodaphne excelsa Bl. ge „ badak S. Phoebe cuneata Bl. À __) bedas S. Tetranthera vestita Ns. pe „ bener S, Machilus cuneata \s. 5 Phoebe cuneata Bl, » boddas S. ’ » ’” ” Polyadenia grandis Ns. A „ gedeh S. „ _ _gemmiflora Ns. pe Daphnidium gemmiflorum Bl. | De Inlan dsche Naam. Kitallus mehrang 5. 3 Kitalsie S. Kitambaga S. M. R. Kitamia S. Kitamiang S. „ gedeh S. Kitanah S. Kitandoh S. „ laut S. M. 7 34 Kitapang KR. Kitapos J. pe = hd - Kitarrietie S, Kitehdja S. Kitehrong S, „ badak S. Kitelang S. Kitelong S, LD Ee „ _kirandjah S. „ songong S. 152 Botanische benaming. Phoebe umbelliflora Ns. Notaphoebe umbelliflora Bl. Phoebe macrophylla Bl, „ elliptica Bl. Alseodaphne excelsa Bl. Memecylon costatum Mig. Jambosa cerasiformis Hsskl. „ _densiflora DC. Syzigium caryophyllifolium DG. „ _ pyrifolium DC. „ _rostratum DC. Caryophyllum fastigiatum Bl. „ _foribundum Bl. Myrtaceae RBr. spec. bantam. Uvaria multiflora Rwdt. Sponia amboinensis Endl. Styrax villosa Bl. Podocarpus agathifolia Bl. Xanthoxylaceae Lind]. spec. bant. Wendlandia densiflora DC. Rubiaceae Jss. spec. bantam. Callicarpa japonica Thnb. Desmodium capitatum DC, Tarrietia javanica Bl. Kibessia azurea DC. Cinnamomum nitidum Hsskl. pe ke „ var. sub- [cuneatum. Caryodaphne densiflora Bl, Fagraea obovata Bl. Prosthesia javanica Bl. Fagraea oxyphylla Mig. „ _ htoralis Bl. „ _ auriculata Jck. Lasianthus attenuatus Jck. „ _ hexandrus Bl. | Haematosperma arborescens Rwdt Natuurlijke Familie. Laurineae. / Memecyleae, Myrtaceae. Anonaceae. Celtideae. Styraceae,. Taxineae. Rubiaceae. Verbenaceae. Papilionaceae. Sapindaceae. Melastomaceae. Laurineae. 3) LD Loganiaceae. Violarieae. Loganiaceae. 1 rb Rubiaceae. LD Loganiaceae; 155 Inlandsche Naam. Botanische benaming. Kitelor S. R: Kitengo S. Kiteroes S. Kitespong S. Kitikoekoer S. Kitipies koelit S. Kitiwoe S. „ bener S. „ _boeloe S. „ lalakki S. Kitjaäng S. Kitjabeh S. Kitjala S. Kitjalietrie S. Kitjalikket S. Kitjalloeng S. „aroy S. Kitjambang badak S. Kitjambeh S. Kitjandana S. „er laat::S.: M, Kitjangkeh S. „ __goenong S. Kitjangkoedan J. Kitjangkoedoe S, Xanthophyllum vitellinum Bl. Salacia Ls. spec. bantam. Pimela kitengo Bl. Capparis L. spec. bantam. Sambuecus javanica Rwdt. Polyozus acuminata Bl. Syzigium costatum Mig. Meliosma Bl. spec. bantam, „ angulata Bl. „ lanceolata Bl. „ ferruginea Bl. „ _ lanceolata Bl. 3) 2 1 2) bi :) Stereospermum chelonoides DC. Pithecolobium fasciculatum Bnth. „ __fagifolium Bl. Cornus ilicifolia Z. & M, Eurya serrata Bl. „ tristyla W. & A. Euchresta Horsfieldii Bnnt. Memecylon costatum Mig. Antidesma L. spec. „ __ heterophyllum Bl Trewia macrophylla Bl. Diospyros macrophylla Bl. Combretum trifoliatum Vent. Gynaecopachys acuminatus Bl. Memecylon excelsum Bl. „ __ tinetorium Wld. Glycosma simplicifolia Sprg. Aurantiaceae Corr. spec. bantam. Urophyllum glabrum J.& W. Odina gummifera Bl. Fagraea morindaefolia Bl. Rubiaceae Jss. spec. bantam. Natuurlijke Familie. Polygaleae. Hippocrateaceae, Burseraceae. Capparideae. Lonicereae. Rubiaceae. Myrtaceae. Meliosmeae. 2 Bignoniaceae. Mimoseae. 7 Corneae. Ternstroemiaceae; bb | Papilionaceae. Memecyleae. Antidesmeae. vb ? Ebenaceae. Combretaceae, Rubiaceae. Memecyleae. bb | Äurantiaceae, Rubiaceae. Á nacardiaceae, Loganiaceae. 154 Inlandsche Natuurlijke Naam. Familie. pn | Botanische benaming. Kitjanting S. Pierasma javanica Bl. Zanthoxylaceae. Kitjantoeng S. Anonaceae Dun. spec. bantam. Polyalthia subcordata Bl. Anonaceae. „ aroy S. U varia sphaerocarpa Bl, 5 „ subcordata Bl. 7 „ littoralis Bl. De Polyalthia Kentii Bl, g „ __elliptica Bl. je Kitjapie S. Elaeocarpus glaber L. Tiliaceae. Kitjarirang S. Epicharis altissima Bl. Meliaceae. Kitjaroeloek S. Canthium glabrum L. Rubiaceae. Kitjatjankier S. Abroma augusta L. Büttneriaceae. Kitjauw. Pisonia excelsa Bl. Nyctagineae, Kitjelang aroy S. | Gynaecopachys acuminatus Blj Rubiaceae. Kitjenkeh S Lasianthus laevigatus Bl. à Kitjepot S. Polyalthia Kentii Bl. Anonaceae. Kitjerelang $S. Pterospermum diversifolium Bl} Büttneriaceae, Kitjetja S. Laurus triplinervia Rwdt. Laurineae. Kitjidana S. Glycosma pentaphylla Clbr. Aurantiaceae. Kitjileijouw S. Erioglossum edule Bl, Sapindaceae. Kitjili badak S. Fieus peltata Bl. Moreae. Kitjitap S. Picrasma javanica Bl. Xanthoxylaceae., Kitjitjap S. Fagara dioica? Rwdt. js Kitjongtjorang S. | Desmodium triquetrum DC. | Papilionaceae. Dodonaea Candolleana Bl. Sapindaceae. „ __ viscosa L. ee Kitoeak S, Canarium pimela Koen. Burseraceae. „commune L. ee Pimela kipella Bl. 5 „ hispida Bl var. 5 axillaris. 5 Parinarium corymbosum Miq.| Chrysobalaneae, Kitoelang gedeh Sf Polyalthia elliptica Bl. Anonaceae. Xanthophyllum Rxb. spec. bant.| Polygaleae. Kitoembilah S. Pygaeum parviflorum T. & B. Amygdaleae. Kitoengila S. Pyrrhosa glabra Bl. M yristiceae, Kitoetoengkal S. Chamaebuxus venenosa Hsskl.| Polygaleae. Kitokkeh S. | Antidesma Li, spec. bantam. { Antidesmeae. Inlandsche k Natuurlijke Botanische benamine. zin Naam. > Familie. Albizzia latifolia Boivin. Mimoseae., Kitokkeh sabrang S. d Ee 8 ì Kitongerret S. Stemonurus javanicus Bl. Olacineae. Tetranthera resinosa Ns. Laurineae. Kitroes (?). Capparis L. spec. bantam. Capparideae, Kitsjing J. Guilandina bondue L. Papilionaceae. Kittikeekoer S, Polyozus acuminatus Bl. Rubiaceae. Kitjuhhai S. Turpinia sphaerocarpa Hsskl. | Staphyleaceae. Klabangan J. Pothos Horsfieldii Mig. Äroideae. Kladong S. Urtica interrupta L. Urticaceae. Kladie M. R. J. Bl. & [Mak. { Colocasia antiguorum Schott. Aroideae, SjersM. Ee 5 paar) „b [nymphaeifolia Miq. ks „ kandhati M. be # zor 5 Klagoe J. Petunga variabilis Hsskl. Rubiaceae. Klajoe J. Allophyllus fulvinervis Bl. Sapindaceae. Klakka sijang J. Kaempferia rotunda L. Zingiberaceae. Klampies S. Acacia tomentosa Wld. Mimoseae. ö „ _melanochaetes Zoll. in Klampok J. Jambosa densiflora DC. Myrtaceae. „ __ klampok Mig. n Klappa. zie Kalappa. „ tjoen S. Myristica javanica Bl. Myristicaceae, Pyrrhosa javanica Bl, 8 » ___» heedjoe S| Knema glaucum Bl « „ wanga Cel. Metroxylon elatum Mrt. Palmae. Kleedong J. Diospyros melanoxylon Ryb. | Ebenaceae. Kleho J. Ardisia tenuiramis Mig. Myrsineae. Klepo J. Nauclea grandifolia DC. Rubiaceae. Klimosodo J, Cordia subcordata (Li?) Cordiaceae, Klinting J. Clitoria ternatea L. Papilionaceae. „ biroe M. J.! Schmiedelia racemosa L. Sapindaceae. Klitsji M. Guilandina bondue L. Papilionaceae. „ besaar M. „ __ bonducella L. 5 „ laki laki M. 5 De en ï Klobans J. ‘Gnaphalium involucratum Frst.! Compositae. 156 ze Botanische benaming. | ie : Kloewoer J. Cassia fistula Ls; Papilionaceae. Klomboe J. Caryota furfuracea Bl. Palmae. Klompang M. Sterculia foetida Wld. Sterculiaceae. „ _boerong M. „ __urceolata Sm. ps „ ketjl M. » ” » »” „oetan M. „ » » ’ tsjendab Mak. Ke se De Kloppo wanga Cel. | Metroxylon elatum. Mrt. Palmae. Klowak J. Pangium edule Rwdt. Pangiaceae. Klumba J. Rheum palmatum L. (radix). | Polygoneae. Koait bessie $S. Uncaria glabrata DCG. Rubiaceae. „_pedicellata Rxb. 5 „ ovalifolia Rxb. pe „ acida Rxb. 4 „ ferruginea DG. is Griffithia fragrans W.& A. 5 Koie tzaijn Ch. Diplazium malabarieum Spr. | Polypodiaceae. Koäl Cel. Licuala Rumphii Bl. Palmae. Koang J. Urostigma superbum Mig. Moreae. Kobanbara $S. Casearia velutina Bl. Samydeae, Kodiha tjina M. Nerium oleander Lam, Apocynaceae, Kodiho T. Codiaeum variegatum La. Euphorbiaceae. Kodja janti J. & Bl. of Kodjanti J. & Bl | Aeschynomene indica La. Papilionaceae. Kodong seroeni J. | Verbesina moluccana Bl. Compositae. Koeban abbal Amb.j Uvaria tripetaloidea Dun. Anonaceae. „ badja Amb.{ Caesalpinia pulcherrima L. Papilionaceae. Koeda koeda J. R.| Odina gummifera Bl. Anacardiaceae. Spodias Wirtgenii Hsskl, Spodiaceae. „ kras M. Stylocoryna Cav. spec. Rubiaceae. rin elk Morinda bracteata Rxb, x Koedrang M. J. Frophis spinosa Rxb. Artocarpeae. Koejang kotteng J.} Cassia mimusoides L, Papilionaceae, Koekera kakeri S. | Melia azedarach L. Meliaceae, „ _sambucina Bl. ER Koekoehoelang S. { Ziziphus xylopyrus Wld. Rhamneae, „__ javanensis Bl 1} PETRE Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. _ Koekoejaän S. _ Koekoek M. „ jamjang S. Koekoen R. Koe-kwa Ch. Bo. Koela Amb. & Bd. „ bey Amb. „ hatoean Ht. Koelan Mak. „ _bantam. „ _besaar Mak. „ oetan Mak. _ Koelat batoe M. „ sendokh M. Koele Sol. Koelebet Bd. Koelit-lawan M. Re, „ betoel M. „ nipis M. Koelloer M. R. Koeloes oetan ? Koelombo Bd. _ Koelong tsjoetsjoe T. _ Koemarogan S, Koembielie R. Koemies badak S. „ oetjieng S. Koemielie djawa M.R. Griffithia fragrans W. & K. Schmiedelia Knth. spec. bant. Lagenaria idolatrica Soc. Trichosanthes anguina La Heritiera littoralis Ait. Momordica charantia L. Musa paradisiaca L. „ _aeuminata Coll. „ Berteroniana Coll, Thoa edulis L. Gnetum gnemon L. 1) ’) „ edule L. „ _gnemon L. Agaricus tuber regium Tr. Pachyma tuber regium Tr. Polyporus amboinensis Tr. Schleichera trijuga Bl. of 27 Stadmannia sideroxylon DC. Psophocarpus tetragonolobus DG Laurus caryophyllata Rwdt. Cinnamomum culilawan Bl. 2 1) ,j Memeeylon coeruleum Jck. Artocarpus incisa L. „ laevis Hsskl. „ __ lacucha Ryb. Dolichos altissimus Lour. Plumieria acutifolia Poir. Gymnopetalum leucostictum Mig. Arachis hypogaea L. Urtica heterophylla Vhl, „ __macrophylla Wild. Ortosiphon stamineus Bnth. ÀÄtacca integrifolia Prsl. Coleus tuberosus Bnth. | Plectranthus tuberosus Bl Rubiaceae. Sapindaceae. Cucurbitaceae, 2 Sterculiaceae. Curcubitaceae. Musaceae. 3 bb Gnetaceac. 1) Hymenomyeetes. Gasterombeetes. Hymenomycetes. Sapindaceae. b/ Papilionaceae. Laurineae. 2) Di Memeeyleae. Artocarpeae, 2 2 Papilionaceae, Apocynaceae. 2 Papilionaceae. Urticaceae. DD] Labiatae. Taccaceae. Labiatae. 3} Inlandsche Naam. Koempaai M. Koempait S. Koenang-koenang ? Koendang kassi J. Koenil Bd. Koening M.J. Mak. Koenjit M. Mak. R. „ paddi KR. ‚ santan KR. Koentang J. Koentja J. Koentje S. Koentjiet S. Koentsoe J. Koepa S. „ dessa S. „ gatalS. „ landak S. „ manok S. Koeping minjangan JvL, Koepoe-koepoe KR. Koeray 5. Koerandjie J. R. Koerang koerang M. Koerdoe M. Botanische benaming. Lyeopodium javanicum Sw. Tryphera prostrata Dl. Oxalis sensitiva Wid. Aërva lanata Jss. Curcuma longa L. „ zerumbet Rxb. „ __purpvrascens Bl, Ficus subracemosa Bl. Sycomorus capensis Mig. Kaempferia galanga L. „ rotunda D. we ra enes: Panieum marochaëton Jeg. Kaempferia galanga Lu. Jambosa cauliflora DC. Sizygium laxiflorum DC. Jambosa cerasiformis Hsskl. Cupadessa fruticosa Bl. Hydrocotyle nepalensis Hk. Flacourtia sapida Rxb. „ __ cataphracta Rxb. „ __ jangomas Gmel. ge spec. bantam. Sizygium costatum Mig. Plantago asiatica L. „ari. apee: Bauhinia tomentosa L. Grewia tomentosa Jss. Sponia andaressa Cmrs. Metroxylon sagus Rttb. Dialium indum L. Galedupa arborea (?). Oxalis sensitiva Wld. Ptychosperma malajana Mig. Natuurlijke Familie. Polypodiaceae. A marantaceae, Oxalideae. Amarantaceae. Zingiberaceae. pj | 128 Moreae. 1 Zingiberaceae. 2) ») Gramineae. Zingiberaceae. Myrtaceae. ’) Más Umbelliferae. Bixaceae. ’) ’ } ’ Myrtaceae. Plantagineae. ’ Papilionaceae. Tiliaceae, Celtideae. Palmae. Papilionaceae. olden Palmae. Inlandsche Naam. Koeroe-kekoe Amb. Koeroelak S. Koesa-koesa KR. Koessoe T. 159 End Botanische benaming. Rubus acuminatissimus Hssk]. „__moluccanus Rmph. Ipomoea bona nox L. Imperata Thunbergiü R&S. Natuurlijke Familie. Rosaceae. 5 Convolvulaceae. 3 Panicum colonum L. | Gramineae. DN allang Jngh. | Ee Pennisetum setosum R. & $S. . Koessoe-koessoe M. & [Mak. | Chrysopogon aciculatus Trin. Koetet-gamong J. | Valeriana javanica Bl. Valeriananeae. Koeti-kotta Bat. Antidesma bunias Sprg. Antidesmeae. Koetil 5. Coloeasia antiquorum Schott. var. [polyrrhizua Hsskl. | Aroideae. Koetjoeboeng S. M. [BL & Mak.) Datura L. spec. omn. Solanaceae. „ alba L. var. viridis Hsskl. RS „_boddas 8. … alba L. | is „ kassian $S. „ nigra Rmph. ae „ Ssoesoem S, „ fastuosa MI. | 8 Koewo J. Monenteles tomentosus Schultz. Compositae. Kofassa T. en | Kofassoe T. Vitex cofassus Bl. | Verbenaceae. Kaheba magolotsiffi T| Aralia palmata DC. |_Araliaceae. Uncaria lanosa DC. Rubiaceae. Kohlehlet S. Ficus elastica Rxb. var. bengha- [lensis Bl | Moreae. Kojo T. Musa paradisiaca L. Musaceae. Kojoor J. Alchemilla villosa Jngh. Rosaceae. Kojorono J. Sonchus javanicus Sprg. Compositae. Koka Amb. Caesalpinia pulcherrima Lu, Papilionaceae. Kokin Amb. Heliconia bihai Brm. Musaceae. Koko assan S. Cannavallia gladiata DC, Papilionaceae. Kokoejoehan S. Torenia scabra RBr. Scrophularineae. Kokontolon S. Isora eorylifolia Wght. Sterculiaceae. Helicteres hirsuta Lour. 5 „ _ viscida, Bl, tf „ __ oblonga WIL, n 160 N Nike Familie. Inlandsche et Botanische benaming. Naam. „ virgata Hsskl. Lansium domesticum Jck. var. [kokosan Hsskl. Didymochiton nutans Bl. Artabotrys odoratissima Bl. Rubus pulcherrimus Hk. Borassus flabelliformis Lu, Leea sambucina W ld. Lagenaria vulgaris Ser. 33 Kokossan S. M. R. Meliaceae, „ monjetS M.R, Kolaka Cel. Kolang koetjet J. Kolt Mol. Kollo tala T. Kolobbe Boeton. Koloditi manoora T.& „_maseu T. Kolopale Boeton. Komadas J. bb | Anonaceae. Rosaceae. Palmae. A mpelideae. Cucurbitaceae. Umbelliferae. Taccaceae. Ericaceae. Hydrocotyle asiatica La. Tacca pinnatifida Frst, Thibaudia mierocarpa Bl. Komak J. Komang 5. M. Komangie M. J. Bl. „ oetan M. Kombag koening M. Kowbilie Se „ wolanda J. Komessoe J. Komi-komi T. Lablab vulgaris Savi. Mangifera kemanga Bl. Gend tenuiflosam L. „ _ basilicum L. „ ___gratissimum L. Cassia glauca L. vdeuten aculeata L. Solanum tuberosum L. Elaeocarpus robusta Bl. Cadamba nocturna Hmlt. Cucurbitaceae. Anacardiaceae. Labiatae. 3) Papilionaceae. Dioscoreae. Solanaceae. Tiliaceae. „Rubiaceae. Morinda bracteata Rxb. Komlentoro J. Alangium hexapetalum L. Kondal S. Ficus variegata Bl. Kondang J. „ bengalensis L. 5 tylophylla Hsskl. „ allutacea Bl. be „ _chrysoearpa Rwdt. En gieac. Modest: Oudemansia hirsuta Mig. Sterculiaccae. jav ensis Hsskl. Be Kondang J. „ koening M. ’’ „ waroe J. Paritium tiliaceum Hil, Malvaceae. Kondondong M. Poupartia mangifera Bl. Spodiaceae. Kondor M. Bd. Benincasa cerifera Savi. Cucurbitaceae. Kondorin M. Adenanthera pavonina L. (sem.) | Mimoseaec. „ ketjil M. Abrus praecatorius La. | Papilionaceae. 161 Inlandsche Natuurlijke Botanische benaming. À Naam. 5 Famikie. Konjal S. Ficus radicans Rwdt. Moreae „ béas S „ villosa Bl. # | Be microcarpa Bl. „_boenjoer S. „_leptocarpa Std. „ rupestris Bl. „ punctata Thnb. | | „ peutjang S e. Cureuma longa L. ti Rktonneng & gedeh 5. Zingiberaceae. aeruginosa Rxb, „_ » parieS. „ _zerumbet Rxb. eh santen >. » »„tamman S. | | | Î | _„ __ purpurascens Bl. | À „_ longa L. var. minor js | | $ ae aas tienggang S. ’ viridiflora Rxb, _ Koprol Mak, Cucurbita farinosa Bl. _ Kontjor M, ‚ Kaempferia galanga L. _ Kontol moending Sj} Ficus macrocarpa Bl, 2: Cucurbitaceae, Zingiberaceae. Moreae. B _„ momjet J. Anacardium occidentale L. Anacardiaceac. _ Kontsja Bi Cadamba nocturna Hmlt. Rubiaceae. | Nyctagineae. _ Koom bonko soecen | _ Kool banda Mol. | Pisonia sylvestris F. & Bndk. 3 [N. Guinea. | Opilia Pentitdis Bl. Olacineae, _ Kopa BIJ, Carapa moluccensis DC, Meliaceae. ___„ poetie Amb, | Jasminum sambac L. Jasmineae. s Kopaäl J. Dillenia serrata DC. Dilleniaceae. __Kopabbar Amb. Uvaria odorata Liam. Anonaceae. _ Koping J. Litsaea triplinervia Bl. Laurineae. Koppan S, Gynaecura sarmentosa DC, Compositae. | | | _ Koppanabbal Amb.| zie Kopabbar Amb. | s Koppi M. S. J. Coffea arabica L, | Rubiaceae, » koppi rimbo | | | É ' ' (Sum. Wk.{ Urophyllum corymbosum Korth. 3) B, leuwung S, Rubiaceae Jss, spec. bantam. _Koppo S, Barringtonia speciosa Lu. Myrtaceae. | Jambosa acutata Mig. jk ete eauhfiora. DT: Sizygium Zippelianum Mig. TE: Jambosa glabrata DC. 4 „ lalai S. M. | Memeeylon nudum Bl Memeerleae. arte b.® def ii 73 „ _beurriet S. 5 162 Inlandsche EE aam. Koppo lalar 5. lant, Koran S. Korap R. Kore Bl. Korma M. Korres 5. 5) koeda S. „ kéné S. Korro ronteng S. Kosambie S. R. Kotiffo marau T, Kou-koäe Ch. Krak RK. „ lawok J. Sn veassl MJ. , Krandang M. J. Krandjang J. Krandji J. Krang goenong J. Kras R. „ toelang M. Kratau M. Krawitan J, „ foela arosJ. Botanische benaming. Jambosa formosa ln var. ù [ternifolia. „ _hypericifolia DG. „ tetragona DO. 5 densiflora DC. littoralis Bl. Trevesia” sundaica Mig. Cassia alata L. Calotropis gigantea RBr. Phoenix L. Psychotria alba R. & P. Grumilea aurantiaca Mig. Bryonia perpusilla Bl. Grumilea divergens Mig. Bryonia epigaea Ep Stadmannia sideroxylon DC. Polypodium quercifolium Wld. Momordica charantia L. Ruellia anagallis (?) Bonnaya grandiflora Sprg. „__ veronicaefolia Sprg. Gratiola lucida ‘Ryb. Dentella repens Frst. Vallaris pergulana Brm. Pergularia ateederis Bl, Cupia corymbosa DC, Citrus limonium Risso. Canavallia obtusifolia DC. an Pongamia glabra Vnt. Dianella oborata BL Aleurites moluccana Wld. Chloranthus spicatus Sw. inconspicuum Sw. „ _ officinalis’ Bl. & var. ‚„ __ brachystachys Bl. Morus indica L. Cassyta L. spec. 3) Natuurlijke Familie. Myrtaceae. 1) Neälicas. Papilionaceae. Apocynaceae. Palmae. Rubiaceae. Cuadt bitaceae. Rubiaceae. Cucurbitaceae. Sapindaceae. Polypodiaceae. Cucurbitaceae, Ácanthaceae. Scrophularineae. 1) Rubiaceae. Apocynaceae. _ Asclepiadeae. Rubiaceae. Äurantiaceae, Papilionaceae. Thats: Euphorbiaceae. Chloranthaceae, rb) 1 Moteie: liaurineae, 163 een Inlandsche Naam. Natuurlijke Botanische benamine. ar hd Familie. | Krema goenoeng S.| Nertera depressa Banks. Krenjes J. Kribesa Ti. Krissan S. Kroay J. Kroeboet J. Krodoe-kras J. Krokket J. Krokot J. R. Krotjé Mak, Krowang J. Kuge T. Kullehur Bd. of Kullewur Bd. Kupessa Ht. „ _abbal Amb, Kwas bakkol S, „ boddas S. „ boerik S. „ heedjoh S. en „ hiedung S. Kwi-pha Ch. Bo. La (P). Laban M. R. „ leutiek M. S. Labo Mak. Laboe M. R. J. Rubiaceae. Polyosma ilicifolia Bl. Saxifragaceae. Acacia quadrilateris DC. Mimoseae. Scirpus macrothyrsa Mig. Cyperaceac. Phaseolus Mungo L. Papilionaceae, Rafflesia Arnoldi RBr. Rafflesiaceae. Hunteria sundana Mig. Apocynaceae. Frianthema polyandrum Sauv. | Portulaccaccae. Sesuvium portulacastrum L. 5 Ficus bengalensis L. Moreae. „ _glomerata Rxb. n Chavica frustrata Mig. Piperaceae. Convolvulus peltatus Frst. & var.| Convolvulaceae. Casuarina equisetifolia L, Casuarineae. Acalypha densiflora Bl. Euphorbiaceae. „ __betulina Wld. 5 „ss „canruss Bl. hr Canavallia ensiform., var. alb. DC.| Papilionaceaec. Mucuna capitata W. & A. “4 „ velutina DC. var. Baal [culata Hsskl. 4 7 „ DC, var. maculata [Hssk]. rl pi „ DC. var. immacula- [ta Hsskl]. 2 Helianthus annuum L. Compositae. L. Stemodia cordifolia Rwdt. Scrophularineae. Vitex pubescens Vhl. Verbenacecae. „ _L. spec. bantam. Sn Lagenaria vulgaris Ser. Cucurbitaceae. 2) di) 2} en ne gn nn de ne Inlandsche Naam. Laboe ayer M. … ambon M. „ frangi M. £ 3 stela M. „ pandjang M. poet M. Tabok Bd. Lada M. „ andjing M. „ berejkor KR. „ djawa M. … itam M. „ ketjil B. pandjang M. B. Ladja S. M. „ bener S. 5 gedeh D. roë S. lobbe Mak. Laë Lh. Laei-kong-kien Ch. | Bo. Lagansa M. Lage- lage T. Lagoendie S. M.R‚J. LagoendieS. M. E sk en taut sp. … daut takki M.! Lagogo Cel, Lahang J. fmahi Boet. wan dn Laikiet nitwbolo Men. 164 Jetanische benamine. Lagenaria idolatrica Ser. 2 » ’ Cucurbita melopepo L. : ’ ’ » » ’ 2) 2) » ’ A marantus polygamus Wid. „ tristis Lour. Piper nigrum L. „ caninum Bl. … cubeba L. „ longum Dtr. „ nigrum L. D/ 33 » longum Dr. Alpinia cernua Bot. reg. „ galanga Sw. „ _pyramidata Bl malaccensis Rss. Glo bba uviformis L. Jioscorea pentaphylia L Hydrocotyle asiatica L. Cleome pentaphylla L. Polanisia icosandra DC. Liomaria scandens W ld. Vitex trifoliata L. Vitex incisa Lam. „ pubescens Vhl, „ _L. spec. bantam. „ _paniculata Eneyd. Cycas Thouarsú RBr. „ ereinalis L. Ärenga saccharifera Lab. Dioscorea pentaphylla L, Canna coccinea Ait, Af Natuurlijke Familie. Cucurbitaceae. Á marantaceae. ’ 2 ‚ ’ 3) , 2 | : Z , be ’ , ’ ” rd Piperaceae. 2 Dioscoreae, Palmae. Dioscoreaec. Cannaceae. Zingiberaceae. Umbelliferae. Capparideae. ’) Polypodiaceae. erbenaceae. , Cycadeaceae. | Inlandsche Naam. \ Kit » * 4 HE È \Laikou Amb. (Lajang-lajang sim- [pai M. Bn Amb. _ „ moehoe Ih. \Lakka S. R. __ „ ambon M. en B, ketil M. Lakkin Cr, Lakong M. Lak was Amb. Lalamoet Amb. of Lalanuit Lh. Lalang M. J. Bl k ra Lalar S. Lalego ? Laler: Mak, kali J. Lalian 5e Laloekkoe Boet. Lama Lh. samarang $S. jambeubeutang 5. aroy S. awehweh S. boddas S. Cam ds Gt Canna flavescens Lk. Lomaria scandens Wild. Diplocinium racemosum Mig. | Jambosa domestica En var. €l nigra. Syzigium caryophy llifolium DC. | Myristica iners Bl. | Knema laurinum Bl. Impatiens balsamina L. Erythrina dioica DC. Cissus carnosa Rzb. Alpinia galanga Sw. Enhalus Koenigu Rich. | Imperata Thunbergii R&S „__ allang Ingh. Pennisetum setosum R. & S, Dipterocarpus littoralis Bl. Vitenia edulis Std, | Convolvulus bilobatus Rxb. Bar rringtonia speciosa DC. Medinilla javanensis Bl. Cocos nucifera La. Rottlera tanaria Hsskl. | Cathormion moniliferum Hsskl.| Allophyllus fulvinervis Bl | Schmiedelia bantamensis Bl | Allophyllus fulvinervis Bl, | »… Javensis Bl. var. robusta! Cerbera lactaria Hmlt. Alstonia scholaris RBr, | „ spathulata Bl, | Allamanda cathartica Lu | Alstonia spectabilis Br. | …. RBr, spee. bantam. | Natuur lijk e Familie Cannaceae. Polypodiaceae. Begonlaceae. Myrtaceae. rj Myristicaceae. ij Balsamineae. Papilionacese. Ampelideae. Zingibereocecae. Hydrocherideae Gramineae. LD / Dipterocarpeae. Sapindaceae. Con volvulaceae., Myrtaceae. Palmae. Euphorbiaceae, ì Sapindaceae, 15 , A pocynaceae:; "3 kbd Inlandsche Naam. Lameh lalakki S. „ laut S, M. Lami Mak. „ hoeta Dj. Lamoe M. Liamoejan ? Lammoeta Amb. of Lammoet M. Amb. „ abbal Amb. Liampayang ? Lampanie S. „ peutjang S. Lampas J. „ hitam J. Lampoein Mak. Lampoejang M. J. „ oetan R. ee rkegit M. „ pat M. B. Lampoejangan S. Lampoejanjang S. Liamtassij Bonoa. Landap B. liandja-badak S. Landoek S. M. en „ ganjang S. Landok S. liaandul J. Langa R. Mak. „ langa Mak. Pd 166 Botanische benaming. Rauwolfia sumatrana Jck. Blaberopus sericeus DC. Dioscorea alata L. Tacca montana Rmph. 23 3 2 Enhalus Koenigu Rich. Zingiber zerumbet R. S. Cynometra cauliflora DO. „ __L. spec. amboin. Schmiedelia littoralis DC. Ardisia obovata Bl. „ _ glabrata Bl. „ _ villosa Ryb. „ __solanacea Wld. Ocimum tenuiflorum L. „ _ basilicum L. 3) ’j Zingiber amaricans Bl. Amomum zerumbet Ryb. Zingiber amaricans Bl. „ _truncatum Rwdt. Globba marantina L. Zingiber marginatum Rxb. „ __ cassumunar Rxb. Panicum antidotale Rtz. Juncus prismatocarpus RBr. Aegiceras majus L. Barleria prionitis L. Solanum rhinocerotis Bl, Jussiaea repens L. Cissus thyrsifolia Bl, Barleria prionitis L. Sesamum indicum L. Vernonia cinerea Less. L. var. oblon- [go-lanceolatum Bl. Natuurlijke Familie. Apocynaceae. 3 bp | Dioscoreae. Taccaceae. 33 Hydrocharideae. Zingiberaceae. Papilionaceae. 2) Sapindaceae, Myrsineae. 33 2 , Labiatae. » 5 Zingiberaceae. 2 22 3) : 1 bb Grämineae. J uncaceae. Aegicereae. Äcanthaceae. Solanaceae. Oenothereae. Ampelideae. Acanthaceae. Bignoniaceae. Compositae. Inlandsche Naam. 167 Botanische benaming. Natuurlijke Eamilie. md Langir M. J. Mak. Langkab S. M. Langké-Jangkang (?). Langsep J. Langkwas M. R. „ lakki-lakki M. „ malakka M. Liaano-lano Mak. Lanra Mak. Lansa M. R.J. Bd. en Lanseh M. Juansak Bl. Lanteboe Mak. Lanting Mand. Lanupa S. Jsapi-apan J. Lapia Amb. „ abkbal Amb. „ ihoel Amb. „ loeli-oewe Amb. „ makanaloe Amb. „ molat Amb. Larak J. Laronan S. Juassa T. en Lassata Amb. Latang M. J. Late M. Latiang M. Lau Amb. en Lauesiij Amb. Lauewul lih. TLiau-hau Ch. Lau-hio Ch. Liau-lassi T. Inga saponaria DC. Arenga obtusifolia Mrt. „ _ Westerhoutii Griff, Visecum orientale Wld. Lansium domestieum Jck. Alpinia galanga Sw. » _ gigantea Bl. … _ malaccensis Rxb. Heritiera littoralis DC. Vitex trifolia L. zie Langsep J. zie Me Arundo L. spec. Solanum verbascifolium Li. Fagraea fastigiata Bl, Lasianthus densifolius Mig. Metroxylon Rumphii Mrt. „ flare Mrt. „> __ sylvestre Mrt, _ micracanthum Mrt, „ __ longispinum Mrt. sagus Rttb. Sapindus rarak DC, Macropanax oreophilum Mig. zie Langsep S. Urtica interrupta L, Scleria fabellum Sw. Urena lobata L. Dracontomelon mangiferum Bl. Casuarina equisetifolia L. Myristica fragrans Houtt. Piper betle L. Semecarpus Forstenii Bl. „ _ anacardium DC. var, angustifolium. Mimoseae. Palmae. 2 Viscaceae. Meliaceae. Zingtberaceae. 2) 2 Sterculiaceae. Verbenaceae, Gramineae. Solanaceae. Loganiaceae, Rubiaceae. Palmae. Sapindaceae. Araliaceae. Urticaceae. Cyperaceae. Malvaceae. Spodiaceae. Casuarineae, Myristicaceae. Piperaceae. Anacardiaceae. 163 ee ee en eme en ee ee Inlandsche | Natuurlijke ont driers Botanische benaming. a, Naam. î 7 > Familie. Laulau tomma wan- [ga ET. { Seleria lithosperma Wld. Cyperaceae. Laun-maun Ht. { Medinella crispata Bl Melastomaceae. Laupa Amb. | Cyperus rotundus L. Cyperaceae. Liaus J. La-ulit Lt. en Lau-urit Lt. ‚ Cedrela febrifaga Bl, Cedrelaceae., Liau-wassin Amb. { Garcinia cochinchinensis DC. { Clusiaceae. Liawas Amb. en pal zie Lawas Amb. wann gn | Liawassa Amb | Alpinia galánga Sw. Zingiberaceac. „ wakkan Amb.) „ malaccensis Rxb. En Lawé J. | Dais octandra L. { Daphnoideac. Lea Cel. | Zingiber officinale L. Zingiberaceae. Lieeker M. | Amorphophallus sativus Bl, Ároideae. Liegetang J. | Spilanthes Jcq. spec. Compositae. fseha Amb. | Dicalyx aluminosus Bl. Ternstroemiaceac. Leka-leka T. | Zingiber amaricans Bl. Lingiberaceae. Liekat S |_Sty loeory na polycarpa Mig. Rubiaceae. Lieketan J. | Myriactis javanica DC. Compositae. dieko Mak. | Piqer betle L. Piperaceac. ‚„ boeloe boeloe Mak. Commelina Rumphii Kostel. of | Commelynaceae. „ __ benghalensis L. Brm. ze Liek-tau Ch. | Phaseolus radiatus Lour. Papilionaceae. Lele Amb. ‚ Leptospermum amboinense DC.| Myrtaceae. Leleba M. ( Bambusa verticillata Bl, Gramineae. Liêles aroy S. Ficus laevis Bi. Moreae. liemo of Lieemon M./ Citrus L. spec. divers. Äurantiaccae. Lemo boeleijn Mak! _„ limonellus Hsskl. & va r.| Ge „ itam M. ETSER AN eli „ jabba T. | Papeda Ramphii Hsskl. | Á, ergava Tr: | Citrus limonellus Hsskl. | ze va Uri be | Papeda Rumphii Hsskl. n „ kaloekoe Mak.{ Citrus decumana L. AE „ kambar Mak. | Papeda Rumphii Hsskl. 3 ‚„ kapas Mak, { Citrus limonellus Hsskl. kika karbou M. | Papeda Rumphii Hsskl. 7 f „ kassoembaS.M.j Citrus decumana L. De | Dn Inlandsche Botan! | Natuurlijke e otanische benaming. Naam. x | Familie. | | emo koeramas M.) Citrus hystrix DC. & var. | Aurantiaceae. „ maas M. „ hmonellus Hsskl. & var. A „-madura M. „ _madurensis DC. | Ae „ manies besaar M. „ aurantium Liam. & var. 5 nona. ME. „ nobilis Lour. | Ë „ oetan bersagi M. angulata DC. 5 „ papeda M. Papeda Rumphii Hsskl. | : „ papoea M. Citrus hystrix DO. | se ‚„ poerroct M. 5 4 3 | ie „ sengalea Mak. „ nobilis Lour. | 5 „ soesoe M. „ medica L. | ie „ swangi M. „ hystrix DC. 7 „ taai hajam M. ie Ht 8 s „ tinigara Ì |__„, hmonellus Hsskl. } „ titigela T. „ hystrix DC. z tina d M. „ aurantium Lam. zt Lempoeng oh Argemone mexicana Lu Papaveraceae. Lenat Amb. Semecarpus cassuvium Spr. Anacardiaceae, „ __ anacardium DC. var. [angustifolium. d ” frangi Amb. 1 » BOS 3 E lienga J. Bl. Sesamum indicum L. Bignoniaceae, Lenekene (2) R. | Nephelium longanum Cmbss. | Sapindaceae, Lengoens Bl, | Marlea Kxb. spec. Alangieae. Lengsar S. | Irina glabra Bl Sapindaceae, „ tomentosa Bl. ” Lepoer (?) Embelia clusiaefolia Miq. Myrsineae. leuntja S. Solanum nigrum L. var. pu- | [berulum Hsskl. | Solanaceae, | "3 „ _L. var. g mela- [nocerasum Dun. 2 | „__ lycopersicum Dun, se badak S, | „__ pubescens Wld. sh bonglot S, | „ _ denticulatum Bl. var. d 7 komier S. | „uliginosum Bl LD | Lvcopersicum esculentum Mill. is | 8 Humboldtu Dun. ie 170 mmm mmm Inlandsche Natuurlijke Nn: | Botanische benaming. red mmm mmm Lewer Bd. of | Lewier Bd. zie Lenat Amb. Liada O.Cr. Pterocarpus flavus DC. Papilionaceae. Lian M. Amb. Ventilago maderaspatana Wld.| Rhamneae. Libe haloen Bon. | Vitex indica L. Ampelideae. Lida aijam M. KR. Polygala (Blepharid.) javana DC. Polygaleae. Pachycentron constrictum Bl. Melastomaceae. Spermacoce scaberrima Bl, Rubiaceae. „ andjing Bd. Vernonia cinerea Liess. Compositae. „ bebekS.M.R.| Whitea oblongifolia Bl Gesneriaceae, 8 OEL 5 Renanthera matutina Bl. Orchideae. Aërides matutina Bl. EE Opuntia magnifolia. Cacteae. „ boeaija R. Agave vinifera (Li?) Amaryllideae. „ lida R. Bauhinia corymbosa Rxb. Papilionaceae. Lien Ch. Nelumbium speciosum Wild. f Nelumboneae. Lijitohoe Ht. Alstonia scholaris RBr. Apocynaceae. Liketan J. Spilanthes rugosa Bl, Compositae. ali T. Basella rubra L. Chenopodeae. Liluwi T. Casuarina equisetifolia L. Casuarineae, Lima toerie Alf, Exocarpus phyllantoides Endl.| Anthoboleae. Limoes M. Mangifera indica L. var. Anacardiacoae. „ _foetida Lour. 5 Limoh S. Tetranthera citrata Ns. Laurineae. Linatof Linata Amb.| Semecarpus cassuvium Spr. | Anacardiaceae. „ _anacardium DOC. var. [angustifolium, wl Lingoa M. of Lingoo M. Pterocarpus indicus DC. Papilionaceae, Linjal J. Colocasia antiguorum Schott. | Aroideae. Linrapa Mak. Emilia sonchifolia DO. Compositae. Liong-sjong-hoe Ch.| Caesalpinia pulcherrima L. Papilionaceae. Lipo M. Ficus septica L. Moreae, Lipa S. Nipa fruticosa Thnb. Palmae. Lipoeng S, Phrynium L. spec. Cannaceae. Järe T. Ruellia repanda L. Acanthaceae, „ehte st: „ alternata Brm, : 171 me Inlandsche Naam. Lisoe lalakki (?). Lite Ht. Litchi M. R. Ch. Loa S. Lobak S. R. Lobe-leijposso Amb. Lobi-lobi assam M.R. ) » manies M.R. ‚ » Sepot M. KR. Loeffe-loeffe T, Loehoe Ht. Loekoet tjai S. Loelajo T. Loeleba T. Loeloean sapie J. Loeloehan Mak. Loeloen Ht. Loeloena toa Bd. Loemis Bg. Loemboe J. Loemboei Jl. Loemoe Mak. Loemoet J. R. ‚„ meragan J. „ warakas J. „ watoe, Botanische benaming. Natuurlijke _ Familie. Hedycarpus Jek ?, spec. nova. Sapindaceae. Alstonia scholaris RBr. Nephelium litchi Cmbs. Ficus lucescens Bl. „ infeetoria Rwdt. Raphanus caudatus L. Nepenthes phyllamphora Wld. Flacourtia sapida Ryb. „ __ cataphracta Rxb. „__ jangomas Gml. Ocimum gratissimum L. Arenga saccharifera Lab. Lemna minor L. Graptophyllum hortense Ns. Bambusa verticillata Bl. Sisyrinchium latifolium Sw. Ocimum gratissimum Li, Heritiera littoralis DC. Clerodendrum infortunatum Bl. Mangifera minor Bl. Dioscorea alata L. Flagellaria indica L. Heritiera littoralis DC. Limnophila sessiliflora Bl. Dieranum nanum Múüll. Fissidens filicinus Dz. & Mb. Schlotheimia gonorrhyncha Dz. [& Mb. Loenga tambang J.| Acalypha densiflora Bl. lioentas M. R. Loessa-radja M. Loetoe Bd. Loetröa Amb. Loettoen Ht. Lofitti T. „ saloe uhi T. Pluchea indica Less. Brucea sumatrana Rxb. Dioscorea alata L. Datura L., spec. plurim. Jambosa domestica Rmph. Acalypha densiflora Bl „ __ betulina Wld, „ _caturus Bl. Apocynaceae. Sapindaceae, Moreae. , Cruciferae. Nepentheae. Bixaceae. 2 DD | Labiatae. Palmae. Lemnaceae. Ácanthaceae. Gramineae. Irideae. Labiatae. Sterculiaceae. Verbenaceae. Anacardiaceae. Dioscoreae. Flagellarieae. Sterculiaceae. Serophularineae. Bryaceae. DD / LD Euphorbiaceae. Compositae. Xanthoxylaceae. Dioscoreae, Solanaceae. Myrtaceae, Euphorbiaceae, ’) 2 172 Pp ed - n ú Inlandsche Botanische benaming. Nelleke — Naam. ed Familie. Lohoessoel Ht. Garcinia cornea DC. Clusiaceae. Liokan lokan M.Sum. [Wk. | Vangueria spirostylis Mig. Rubiaceae. Lokhsa S. Conoceplialus suaveolens BL (fe- [mina). Artocarpeae. Lolan Amb. … ahuk Ht. 5 „ _panteij M. Lalaroe M. Mol. ’ Lolin Amb. Lolloh-bener S. „ keboh 5. 2) E jk: „- monjet ». Loloro T. Liom O.J. Lomba J. Lombok J. „_ seetan J. Longpong ? Lontar M. R. „ oetan M. Loo-oetan J. Lopan 5. M. Lo-pit Ch. Bo. Lioré-mingarot J. Lorin Lt. Lôrô-setoe J. „ -wedoe J. Lorok J. Lossa-lossa Amb. laijnuhi Ht. & tomma banga T moending S. Caesalpinia sappan L. Sophora heptaphylla L. of „ _ tomentosa DC. Rhizophora conjugata Tu Bruguiera Rumphi Bl. Mangifera laxiflora Desrouss. Diospyros ebenum Rtz. Monstera cannaeformis Schott. Scindapsus pertusus Schott. 1 Re ’) „ Schott. spec. Convolvulus bilobatus Ryb. Cathormion moniliferum Hsskl. Piper peltatum L. Capsicum annuum Ie … __ fastigiatum L. Colocasia antiquorum Schott. Borassus flabelliformis Ls. Saribus rotundifolius Dl. Corypha sylvestris Bl. Banisteria benghalensis L. Trichosanthes costata Bl Bryonia scabrella L. Raphanus caudatus L. Polygonum rhizocaulon de Br. Diospyros ebenum Rtz. Andropogon muricatus Rtz. Adhadota betonica Ns, Sapindus rarak DC. 9 Bonnaya veronicaefolia Sprg. Papilionaceae. ij Rhizophore eae. Ake. Ebenaceae. Äroideae. 2 bp À Canned? Prperaceae. Solanaceae. fee deae. Palmae. id Malpig ghiaceae. Cucurbitaceae. EE Cruciferae. Polygoneae. Ebenaceae. Gramineae. A canthaceac, Sapindaceae. Scrophularineae. zach NN | | Inlandsche Naam. 178 Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Ed Lossal Ul. Loto-loto M, Lottu-lottu Amb. Lou-lite Amb. Lou-lou-idje T, Lour Lt. Louw T. Lunga tambang J. Lungsir $S. Lunijar J. Maa kikiri Amb. Maänuno Amb. Maboa pantey Amb. Mada kakka T. Madang dammar [Sum. Wk. Madikapo T. Madja J. M. R. „ bun wila Mak. Madjanang Mak, Madjo T. Madjong-oetan T. Madori M.J. & Bl, Magay S. Magori tonkin M., Mahee Ti. Mahoä pantey Amb. Mahoe-lapia Amb. Gratiola lucida Rxb. Dentella repens Frst. Cedrela febrifuga Bl. Carniospermum helicacabum L. Physalis indica Luaam. Sphaerococcus liehenoides Ag. [var. b tenuis Ag. Lactaria salubris Rmph, Arundo L. spec. Casuarina equisetifolia L. Melocanna humilis Rupr. Acalypha densiflora Bl. Nephelium altissimum T. & Bndk. Urtica longifolia L. M. Cyathea arborea WlId. Corypha sylvestris Bl Muecuna gigantea DO, Bauhinia lingua DC. Mappa moluccana Sprg. Conyza balsamifera Bl Feronia elephantum Corr. Aegle marmelos Rxb. ’ 1 1 Erythrina indica Lam. Barringtonia speciosa L. Cycas pectinata [Imlt. Calotropis gigantea RBr. Solanum pseudo-saponaceum Bl Pergularia odoratissima Sm. Amorphophallus campanulat. Bl. Mucuna nigricans Std. Nom. Astronia papetaria BL Serophularineac. PD Cedrelaceac. Solanaceae. 1) Florideae. À pocynaceac. Gramineae. Casuarineae. Gramineae. Euphorbiaceae, Sapindaceae. Urticaceac. Polypodiaceae, Palmae. Papilionaceae. ED) Euphorbiaceae, Com positae, Äurantiaceae. 5 ,j) Papilionaceae. Myrtaceae. Cycadeaccae. Ä poeynaceac. Solanaceae, Asclepiadeae. Äroideae. Papilionaceae. Melastomaceae, 174 me Inlandsche Natuurlijke Naam. Familie. | Botanische benaming. Mahoen S. Pavetta indica L. Rubiaceae. Mahuëwan Ht. Sterculia urceolata Sm. Sterculiaceae, Maja J. Aegle marmelos Rxb. Aurantiaceae. Majana J. Coleus scutellariodes Buth. Labiatae. „ _boessoek. Pogonostemon auricularia Hssk] p „ oetan M. ” »” » ” Majassa Man. Corypha sylvestris Bl. Palmae. Majoerat T. Garcinia cochinchinensis DC, | Clusiaceae. Makelan Ht. Dehaasia media Bl. Tuaurineae. Machilus odoratissimus Ns.  Makila Lt. en Makilan Lt. zie Makelan Ht. „ dawonketjlM{ Tetranthera angustifolia Bl, » Makka Mol. Arenga saccharifera Lab. Palmae. ……toeta Br. Excoecaria agallocha L. Euphorbiaceac. Makka hita Cr. Ee e - Ee Makkaë Amb. Arenga sacchharifera Lab. (ha- [rig weefsel). | Palmae. Makkalium Bd. Averrhoa carambola L. Oxalideae, Makkanoenoet Amb.| Corypha sylvestris Bl. Palmae. Makkey Amb. Zingiber cassumunar Rxb. Zingiberaceae. Makkou M. Eclipta erecta L. Compositae. Makoei M. Globba uviformis L. Zingiberaceae. „ malakka M. | Alpinia malaccensis Rab. ie Makoepa Phil. Jambosa vulgaris DC. Myrtaceae. ' Mak-se Ch. Bo. Lactuca vulgaris L. Compositae. Ma-la Huah. Broussonetia papyrifera Vent. | Moreae. Malahuol Ht. Ficus bengalensis L. 5 Malahuur Lt, 5 5 sh si Malaka J. Urophyllum corymbosum Korth., Rubiaceae. MalakkaS.M.R.Mak.| Garcinia cornea DC. Clusiaceae. Emblica vofficinalis Grtn, Euphorbiaceae. Malamahoelo Lh. | Ficus bengalensis L. Moreae. Malaparie M. Pterocarpus flavus DC. Papilionaceae. Malataul Amb. Carapa moluccensis DC. Meliaceae. Malatti S. M. R. | Jasminum sambac L. Jasmineae. „ aroy R. „… __ erassifolium Bl. | 2 Inlandsche R : Natuurlijk Ee Botanische benamine. à en Naam. > Familie. Jasminum scandens Vhl. Jasmineae. Malatti gambier oe- [tan M. R „ __ glabruisculum Bl. 3 „„ goenoengS.M.R. „ undulatum WlId. % „ kosta S. Guettarda sgsciosa L. „ leuwung S. Tabernaemontana L. spec. bant.{ Apocynaceae. Apocynaceae Lindl. spec. bant. „ oetan M., Clerodendrum fragrans Vent. [pleniflora. Verbenaceae. „ soesoen S. R. | Jasmin. sambac L.flore pleno.| Jasmineae. „ toempoek M. | zie Mal. oetan M. „ toenkat M. Pergularia odoratissima Sm. | Asclepiadeae. „ tongkeng 5. 7 5 » » „ _ minor Andrs. jé „ wolanda M. zie Mal. oetan M. Malepinan Amb. | Pothos gracilis Rxb. Ároideae. Scindapsus macrostychia Z. &M. ss Malsi M. (?) Hibiscus syriacus L. Malvaceae. Maling-maling Bg.| Aralia chinensis L. Araliaceae. Malisa-kamoel Ht. | Piper longum Dtr. Piperaceae. Maloe Amb. Evia amara Commers. var. 5 tu- [berculosa. | Spodiaceae. Ma-li-pha Ch. Bo. [| Jasminum sambac L. Jasmineae. Malorie Amb. r ge ee nà Mamadi Men. Leea rubra Bl. Ampelideae. Mamaniran S. M. | Hedyotis coerulea Rwdt. Rubiaceae. Aeschynomene indica L Papilionaceae. Euphorbia thymifolia Wld, Euphorbiaceae. Phyllantus nuriri L. zR „ poetie R. Portulaca quadrifida L. Portulaccaceae. Mamankokan M. «| Mamanoekan R. Nothopanax cochleatum Mig. | Araliaceae. Mamelen Amb. Cadamba noeturna Hmlt. Rubiaceae. Mamiki panté Bd. | Dendrolob. umbellatum W.&A.| Papilionaceae. Mampelaän M.R.Bd.f Mangifera indica L. Anacardiaceae. Manaër J. Ixora alba L. Rubiaceae. Manas Bl. | Ananassa sativa Lindl, Bromeliaceae. 176 dsche | Tleaelijke Inlandsche Natuurlijke , | Botanische benaming. nd Mandakakki (?). Tabernaemont. divaricata RBr. | Apocynaceae. ij coronaria RCr. ij Mandalaksa S. Platea excelsa Dl. Olacineae. Mandalika S. R. Ärtocarpus rigida L. Artocarpeac. Mandiki R. Citrullas edulis Spch. Cucurbitaceae, Mandira R. Ficus Rumphii Bl Moreae. Manga M. R. Mangifera Linnaei Kths. Anacardiaccae, „ foetida Tuour. De „ indica L. J 5 L. var. 5 domestica. Ten „ bembem M.S ambatjang M. aijer M. bappang M. S. bengala M. benjala (7). besaar M. S. betoel M. S. bomba M. S. brava J. budjo M &. buzjo M. daging M. derôpong M. 5. doedol M. S. gedeh M. S. hattie M, kaaijer M. kalapa M. kawehneh M. 5. kawini S. M. J. „ maas S. M kidang M. koekoeloe S. Mi foetida L. var. b sphae- [roidea. laurina Bl. var. o aquosa. „BL var. c marunga. indica L. var. e bapang: laurina Bl. var. p bembem. indica L. var. e compressa. L. var. maxima Hsskl. foetida Lour. var. d kawini laurina Bl. var. th niela foetida Liour. var. e bombom Ger bera lactaria Hmlt. Mangifera laurina Bl. : foetida Tour. var. e mollis. laurina Bl. var. dderôpong. indiea Ts. var. e doedol. foetida Liour. var. d kawini. laurina ie var. « teloor. indica Ts. var. £ kayer. „ Lb. var. d kalapa. foetida Liour. var. d kawini. Lb) Lour. ed: s Dean) Cer bera odallam Hmlit. Mangif. foetida Lour. var. d kawin: ED, 2 indica L. var. th kidang. laurina Bl. var. dderôpong. „2  pocynaceae. Anacardiaccae. Apocynaceae. Anacardiaceae. 1 2) un Botanische benaming. reren Ee Manga maroenga M.| Mangifera laurina Bl. var z. ma- [S. [runga. Anacardiaoeae. „ marunda S. „ ___» Bl. var.-k marunda. X „ menjala M. „ indica L. var. ce compressa. ES „ monjet M. „ laurina Bl. Ni Anacardium occidentale Ls, ze „ niela M. S. Mangif. laurina Bl. var. tA niela. % „ oedang M. S „ Bl. var. b microcarp. je „ oetan M. R. „ membranacea L. % „ _macrocarpa Bl. 5 „ giauca Bl. | â „ pappan E. „ indica L. var. e bapang. d „ parrie M.S. R. „ laurina Bl. u „ _macrocarpa Bl. var. par- [rie Bl. E „put S. M. „ laurina Bl. var. y püt. si „ sangier M. S. is ‚„ Bl. var. v sangier. 5 „ sentok S. M. s „ Bl. var. p sentok. Ei „ taai koeda S. M. en „ Bl. var. g globularia. k ‚„ temoe lawak S, k5 „ Bl. var. z teloor. à ’” telor M. ” Led. LR dj ’ „ wangie M. „indica La. var. c gratissima. En Mangana meirah? | Lioranthus sphaenoideus Bl, Loranthaceac. Mangarawang S. | Polyosma velutinum Bl. Saxifragaceae. Mangandoe S. Loranthus L. spec. Lioranthaceae. Mangender S. Salacia oblongifolia Bl. Hippocrateaceae. | Hippocratea indica Wld. f Mangi-mangi M. R. È [Amb./ Bruguiera Rumphiüi Bl. Rhizophoreae. B) „ akkar M. Rhizophora mucronata Lam. of Er 4 „ _candelaria DC. à B) -bonga M. Aegiceras floridum R. & S. | Aegicereae. ) »„ goenongAmb{ Acacia mangium L Mimoseae. B, »„-ketjil M. Aegiceras majus L. Aegicereae. » » laki-laki M./ zie Mangi-mangi akkar M. B) „ oetan M. Mangifara laxiflora Desrouss. | Anacardiaceae. os 5 A Acacia mangium Ju, Mimoseae. DL, XIX. 12 PENS 178 ee Inlandsche Naam. Mangi-mangi pado- [mara M. » »„ poetie M. „ » tjengke) M. Mangiet M. Mangies M. R. selaùt.:M! „ leuwung M.S. „ oetan S. Mangkoedoe M. R. Manglar $S, Mangliet S, R. „ bener S. „ betoel S. „ boddas S. Mangoe S. „ leuwung S. Mangong S. Mangostan Europ. „ oetan M. Manguba Bd. Manienjoh M. J. „ oetan M. J. Manila Amb. Manis ridjo J. Manja S. J. „ boddas S. „ burrum S. Botanische benaming. Sonneratia acida L. fs. meal BG: Avicennia tomentosa Wld. Kanilia (Bruguiera) caryophyl- [loides Bl. Rhizophora conjugata D. Garcinia mangostana L. „ __L. spec. bantam. „ _Javanica Bl. & aliae. „ __L. spec. bantam. „ __ javanica Bl. Morinda bracteata Rxb. „ _eitrifolia- Ly. Quercus Junghuhnii Mig. Michelia Doltsopa Buch. „ __glauca Bl. „__ pubinervia Bl. ’” ’” Bl. „ _rufnervis Bl. „ montana Bl. zie Mangies M. Fagraea morindaefolia Bl. Stalagmites javensis Endl. „ _ duleis Don. var. b syl- [vestris Hsskl. | zie Mangies M. Garcinia celebica DC, Muecuna pruriens DC. Gnetum gnemon L. ’ ’ ’) Hibiscus rosa sinensis L. Thibaudia vulgaris Bl. Androscepia gigantea Brngt. ’ ,) KD Anthistheria mutica Hsskl. neit: Es, Natuurlijke Familie. Myrtaceae. ,, Ävicennieae. Rhizophoreae. , Clusiaceae, ’ | Rubiaceae, ’ Cupuliferae. Magnoliaceae. 1 1 1) 1 2 Loganiaceae. Clusiaceae. | Papilionaceae. Gnetaceae. bb | Malvaceae. — Ericaceae. Gramineae, 179 Inlandsche Biton tds Natuurlijke Naam. É ai Familie. mmm Manjil S. Eriocaulon octangulare Rwdt.) Eriocauloneae. Manoa M. Anona reticulata L. Anonaceae. „ papoea Amb. „ asiatica L. 8 Manoe taijn Amb. | Loranthaceae Mrs. Mantaijn Amb. Pandanus conoideus Luaam. Pandaneae. Manjarakan gedehS.| Poa chinensis T. Gramineae. Mantjiro Sum. Wk. Mappa stricta R. & Z. Euphorbiaceae. Maoen JJ. Pavetta macrophylla Bl, Rubiaceae. Maobobo Amb. Mucuna prurita Hk. | Papilionaceae. Maoha Amb. Dolichos unguiculatus Lour? | zl Mucuna pruriens DC. 5 „ abbar Amb. 3 zl s : Mar J. Melanthes rubra Bl. Euphorbiaceae. Maramia Mak. Ficus nitida Thnb. Moreae. Maranginang S, Canarium denticulatum Dl. var. [6 latifolia. | Burseraceae. Epicharis densiflora Bl. Meliaceae. „ boddas S. Dysoxylon simile Bl. ze Marassi S. Curculigo recurvata Dryand. | Hypoxideae. „ minor Rwdt. 5 Marboo M. of Merbouw R. Intsia amboinensis DC. Papilionaceae, Mardeni T. Impatiens balsamina L. Balsamineae. Mare Lh. Commersonia echinata Frst. of | Büttneriaceae. 5 javensis G. Don. 7 Marela It. Dehaasia media Bl. Laurineae. Machilus odoratissimus Ns. & Maremeh aweweh S., Bradleja maecrocarpa Hsskl. Euphorbiaceae. „ lumboet S, Aganaya multiflora Hsskl. 5 Melanthes racemosa Bl. se Bradleja rubra Std. a » mienjak S. ss 5 E e „ _ arborescens Std. zi Maridjan J. Gentiana quadrifaria Bl. Gentianeae. Marisa ammo Lt. | Piper longum Dtr. Piperaceae. Maritja M. „ amme Lt, „ nigrum L. hf „ longum Dr. pe 180 Inlandsche Naam. wen Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Markisat gedeh S. „ lêtik S, Maroerang Amb. Marokka T. kn anonau ET. Maron Sum. Marong S. Marra S. „ boddas S. „ burrum S. „ mienjak S. Martahul Amb. Massen Cr. Massoessoe Amb. Massooi M. Mata auwe Amb. „ bagoes M. „ boeta B. „ hang S. „ » koetjing 5. „ hoeli Amb. & „ hoeri Amb. „ kantjil M. „ mata Mak. „ oedang M. „ soetji J. „ tekel Men. Matjaän J. ‚ koetjing M. R. Passiflora alata Ait. „ _ laurifolia L. Clerodendrum infortunatum Bl. Sterculia urceolata Sm. „ _ foetida Wld, Acalypha mappa Wld. of Rottlera tanaria Hsskl. Tridesmis foamosa Khs. Cratoxylon Hornschuchu Bl Rottlera tanaria Hsskl. Mappa tomentosa Bl. 7 3 ’ „ denticalata Bl. „ albicans Bl. Pachystemon trilobum Bl. Hernandia sonora L. Carapa molveeensis DC. Evia amara Commers, var. ò tu- [berculosa. Citrus nobilis Lour. Cinnamomum xanthoneurum Bl U varia tripetaloidea Dun. Ficus pilosa Rwdt. Excoecaria agallocha L. Caesalpinia nuga Ait. Mephitidia eyanocarpa DC. Excoecaria agallocha L. Salacia prinoides DC. Labianthus oculus cati Rwdt. Cardiopteris moluccana Bl. Dioscorea Cliffortiana Luaam. Cissus glauca Rxb. „ erenata. Bl. Kaempferia rotunda L. Cassia alata La Quercus infectoria L. (nuces). Passifloreae. bp] Verbenaccae. Sterculiaceae. , HEuphorbiaceae. ;) Hypericineae. ’ Euphorbiaceae, 5) Hernandiaceae. Meliaceae. 9 Ä urantiaceae. Laurineae. Anonaceae. Moreae. Euphorbiaceae. Papilionaceae. Rubiaceae. Euphorbiaceae. Hippocrateaceae. Rubiaceae. Dioscoreae. …— Ampelideae. ,) Zingiberaceae. Papilionaceae. Cupuliferae. RET, 181 ee Botanische benaming. ee Matjang medang an- [toe R.| Mangifera foetida Lour. Anacardiaceae. Mattahe Lh. en Mattahoe malamaho [Lh.j Ficus bengalensis L. Moreae, Mattoea massin Bd. Sophora tomentosa DC. Papilionaceae: Maulanit Ht. Verbesina moluccana Bl. Compositae. Wollastonia strigulosa DC. Fe Mebinso M. Gnetum gnemon L. Gnetaceae. Medangkoening Pal./ Phoebe ? nitida Bl. Laurineae. „ lessoe Pal. Parthenoxylon porrectum Bl, n „ sroe Pal. Phoebe ? holosericea Bl. jk. Menahoe koehoe Lt. | Adenanthera circinata DC. Mimoseae. Menampa Cel. Dillenia elliptica DC. Dilleniaceae. Medja R. Heliconia bihai L. Musaceae. Medjawa S. Macropanax oreophilum Mig. | Araliaceae. Medini J. Grewia oblongifolia Bl. Tiliaceae. Medinjo J. Gnetum gnemon L. Gnetaceae: Medsoeardan J. Hedyotis venosa Korth. Rubiaceae. Méh-tjien Ch. Strychnos nux vomica L, | Loganiaceae. Meha hatole Lh. Bidens Wallichii DC. | Compositae. Mehana M. Coleus ingratus Bnth. | Labiatae, Mehoe hoa Lh. Cocculus lacunosus DC. j Menispermaceac: „ huae Lh. Sanseviera fruticosa Wld. | Liliaceae. „ mamulin Lh. | Ruellia alternata Brm. | Acanthaceae. Mehoelato Ht &. Mehoetana hane Ht| Plumbago rosea L. Plumbagineae. Mehuaul Lh. Peristrophe tinctoria Ns. Acanthaceae. Mehulepia Amb. Astronia papetaria Bl. Melastomaceae. Melen Amb. Cadamba nocturna Hmlt. | Rubiaceae. Melinjoe J. Fagraea subreticulata Bl. | Loganiaceae. Memenigran S. Psychotria rhinocerotis Rwdt. | Rubiaceae. Chasalia montana Mig. | 5 Memmaniran S. Aeschynomene pumila DO. | Papilionaceae., Euphorbia thymifolia L. | Euphorbiaceae: „ leutiek S. Portulaca quadrifida L. | Portulaccaceae, | … _ meridiana DC. 3} 182 Inlandsche p à Natuurlijke on Botanische benaming. J Naam. > Familie. Memeöngan S. Sophora crassifolia DC. Papilionaceae. Uraria erinita DC. 13 Mena-toeh-toeboeh [Lt. | Pithecolobium clypearia Bnth. | Mimoseae. Mendo J. Wallichia Horsfieldii Bl. Palmae. Mengando M, S, Lepeostegeres gemmiflorus Bl; Loranthaceae. Dendrophtoë fasciculata Bl. „ __ praelonga Bl. Dentrophe umbellata Mig. Viscum articulatum Brm. Maecrosolen sphaerocarpus Bl Fragraea minor Rwdt. „ badak S. „ auriculata Jck. „ __ javanica Rwdt. katjibang S. | Elythrante albida Bl „ koetjoewoengS.| Macrosolen formosus Bl. manjal S. Aeschynanth. purpurascens Hk. ne albida DC. 5 „ seringan S. Viscum orientale Wild. Viscaceae. ’ ’ ’ Viscaceae. Lioranthaceaec. Loganiaceae. ’ 7) Loranthacecae. need hed ’ Gesneriaceae, „ taai boerong S.| Dendrophtoë atropurp. G. Don. Loranthaceae. i pentandra L. pe Menger Bantam. Cratoxylon Bl. spec. bantam. | Hypericineae. Mengkoewan KR. Pandanus furcatus Rxb. Pandaneae, Meninga R. Gnetum gnemon L, Gnetaceae. Menjom boeloe Mak.) Trophis spinosa Rxb. Mengkoedoe Bd. M.f Morinda citrifolia L, „ gantong Sum. „ padang M.Sum (Wk. „ __ Teysmanniana Mig. Artocarpeae, Rubiaceae. 2) 2 ’) 1 ’ Menona Bd, Anona reticulata L. Anonaceae. Menteng S. Pierardia racemosa Bl. Euphorbiaceae. Meöng dandang S.| Freycinetia Gaud. spec. Pandaneae. „ _ imbricata Bl. hr ans tete 8. „ __strobilifera Bl. Ee Merak (”). Podocarpus Junghuhniana Mig. Taxineae. Meroenggi B, Moringa pterygosperma Grtn.| Moringeae. Metsje Loeboe. Licuala bissula Mig. Palmae. 183 Inlandsche Baan hk Natuurlijke Naam. nnn ink _ Familie. Miana M. Coleus bicolor Bnth. Labiatae. „ boessoek M. Dysophylla auricularia Bl. ie „ maas M, Coleus scutellarioides Bnth. e Miendrie J. zie Mindi S. Mienjan M. R. Styrax benzoin L. Styraceae. „ meirah M. J. | Calamus draco L. Palmae. Miga-miga M. Ligustieum striatum Rxb. Umbelliferae. Mi-jit Amb. Cyathea arborea Wld. Polypodiaceae. Mika-mikan Amb. | zie Miga-miga M. Miloe Bt). Zea mays L. Gramineae. Miloe-miloe J. Canna indica L. Cannaceae. Mimboo M. Melia azedarach L. Meliaceae. „ azadirachta L. Je Mimiran S. Oreoenide (Urtica) sylvatica Mig.) Urticaeceáe, Mindi $S. Melia excelsa Bl. Meliaceae. „ Japonica Don. ad „ boddas S. Meliosma lanceolata Bl. Meliosmeae. Miendoengan J. Xyris L. spec. Xyrideae. Minibatoe ketjil Lh | Begonia tuberosa Dryand. Begoniaceae. Minjalilen J. Cupania minjalilen Bl Sapindaceae. Minjassal oenting T.| Cyperus kyllingiaeoides R. & S./ Cyperaceae. Mian-sjoe Ch. Bo. | Asclepias curassavica L. Asclepiadeae. Mo-a Ch. Sesamum indicum La Bignoniaceae. Moa T. & Moan T. Maranta dichotoma Wld. Cannaceae. Modoessan J. Gnaphalium javanieum DO. | Compositae. Modjo J. Aegle marmelos Rxb. Aurantiaceae, et. Barringtonia speciosa DC. Myrtaceae. Modori M.J.&Bl.| Calotropis gigantea RBr. Asclepiadeae. Moedja J. Plumbago rosea L. Plumpagineae. Moedoe T. Evia amara Commers, var. & [tuberculosa. | Spodiacese. Moehoen S. „ boddas S. „ gedeh S. Grumilea divergens Mig. Pavetta indica L. „__macrophylla Bl. Psychotria L., spec. bantam. Ixora L. spec bantam. Rubiaceae. 3 27 ’) 2 ee 184 … am ek be Rd 4 Inlandsche Botanische benaming. | Namelijke Naam. 2 Familie. Moehoen goenong S. [M. | Pavetta montana Rwdt. Rubiaceae. „ _kahoeroeangS. „ __ javanica Bl. ú „ lalakki S. Psychotria L. spec. bantam. ‚8 „ lalakkina S. | Pavetta L. spec. bantam. 5 „ poetie M. Tabernaemont. sphaerocarpa Bl. Apocynaceae. Zi El Psychotria robusta Bl, Rubiaceae. Moek-wa Ch. Carica papaya L. Papayaceae. Moelebuäe He Commersonia echinata Frst. of | Büttneriaceae. „ __ javensis G. Don. Ee Moeloet gagga M. | Momordica subangulata Bl. Cucurbitaceae. Moemeniram JJ. Urtica candicans Brm. Urticaceae. Moendoe S. Stalagmites dulcis Don. Clusiaceae. „_allas S. ú wevat)d | [edulis Hsskl. he „ amies S, h never [sylvestris Hssk]. , Moengsie J. Anethum graveolens L. Umbelliferae. Moentjang S. Aleurites moluccana Wld. Euphorbiaceae. Moessoeof Mussu A.| Ficus hispida Bl. Moreae. Mohutoe T. Commersonia echinata Frst. of | Büttneriaceae. „ _ Javensis G. Don. d Mokal Amb. Scaevola Plumieri L. Goodeniaceae. „ ahua Amb. | Tournefortia argentea L. Asperifoliae, Mondong sapie J. | Solanum involucratum Bl Solanaceae. Montsjonna Mak. | Arenga saccharifera Lab. (het [harige weefsel). | Palmae. Mora toppen S. Xanthoxylon rhizinoides Bl. | Zanthoxylaceae. Moral Amb. zie Mokal Amb. dh Crinum toxicartum Herbert. | Amaryllideae. an „ aslaticum L. ES „ boboeloe M. | Tournefortia argentea L. Asperifoliae. Moran S. Commersonia echinata Frst. | Büttneriaceae. More-more Mak. | Vitis indica L. Ampelideae. Morfalla T. Echinus trisulcus Luour ? Euphorbiacea. Mormosodo J. Cordia subcordata L. Cordiaceae. Mou Amb. Scindapsus macrostychia Z.& M.l Aroideae. 185 Inlandsche Natuurlijke Botanische benaming. ae. Naam. d Familie. Muomal S. zie Hoeroe mugmal S. Tetranthera nitens Bl. Laurineae, Litsaea Noronhae Bl. „_aroy S. Erycibe paniculata Rxb, Eryeibeae. „ _burrum S. Cylicodaphne rubra Bl. Laurineae. Mureila Ht. Muri-muri Lh. Tetranthera rubra Ns. Dehaasia media Bl. Machilus odoratissimus Ns. Costus speciosus Sm. Di 33 ’ Zingiberaceae. N. ENa Ei, Pterocarpus indicus DC. Papilionaceae. Nadoe Di. Amarantus polygamus Wild. | Amarantaceae. Nagassarie S. R.J. Bl. „ Farnesiana Wld. Achillea condensata Mig. Mesua ferrea L. , Compositae. Clusiaceae. Nagassi J. Nakkil Cr. Nala kiri Amb. Naloer Bd. & „ naloel Amb. Di Ld ’ LD | Erythrina dioica DC. Papilionaceae. zie Na Ti. Commelina Rumphii Kostel, of „ _ bengalensis L. Brm. Cynometra cauliflora L. L. spec. amboin. Schismatoglottis latifolia Mig. Mitscherlichia Jun ghuhniana Mig. J. Homalonema rubrum Hsskl. Nampong S. Commelynaceae. Nam-nam S. M. KR. „» oetan M. Nampoe S. „ Papilionaceae. : ? Begoniaceae. Aroideae. Xanthium inaequilaterum DC.) Compositae. Wollastonia DC. spec. divers. Kaempferia galanga L. Euphorbia pilulifera L. ’ Zingiberaceae, Euphorbiaceae. Nam-tjau Ch. Bo. „ tristis Lour 3 Acacia pedunculata L. Mimoseae. Nanangka-an S. „ gedch S. „ _ thymifolia L. 3 Nanas of Nannas M. (R.J.T. & Amb.l Ananassa sativa Lindl. Bromeliaceae. Inlandsche Naam. 186 Botanische benaming. Nanas idjoe M. R. {| Ananassa sativa Land]. var. vi- 2) wolanda J. Nane Mak & Bi. Nangka S. M. KR. beurriet S. „ boegang S. „ hollanda S.M.R. 2 Nangkaän S. „ lumboet S. ke Nangpong S. Nangsi S aroy DS. ’) Nani Amb. „ hoea Amb. ’) Narawastoe R. Narawatoe Bi. Narin talie J. Narkol Bengal. Narra Bi. Nassi-nassi M. kondeh M. R. sabrang M. R. „ soerat M. h. tambaga M. B. toempang M R. lumboet S. merak Amb. & ‚ wajer Amb. Nantahoele Amb. & [Huah. 1) 'ridis Hsskl. „ var. poly- “[eephala Hsskl. Agave Rumphii Hsskl. Ananassa sativa Lind]. var. scrip bd 2) ’) [Hssk]. „ var. rubens [Hsskl. » var. pyrami- [midalis Hsskl. zie Nannas sabrang M. R. Mimusops obtusifolia La. Artocarpus integrifolia La. 2 7 ‚‚ var. spec. bantam, Anona muricata L. Phyllanthus nuriri L. ’ quadrangulare Klein. Siegesbeckia orientalis L. Boehmeria sylvatica Hsskl. 7) rubescens Hsskl. Oreoenide (Urtica) sylvatica Miq. Boehmeria repanda Hsskl. Acalypha densiflora Bl, Nania vera Mig. Baccourea ramiflora Lour, Nania vera Mig. Lactaria salubris Rmph. Andropogon muricatus L, Pterocarpus obtusatus Mig. Fylophora laevigata Desn: Cocos nucifera L. Pterocarpus indicus DCG, Dartus perlarius Lour. Natuurlijke Familie. Bromeliaceae. Amaryllideae. Bromeliaceae. , Sapotaceae. Artocarpeae. 3) rh, Anonaceae. Euphorbiaceae, bb Compositae, Urticaceae. 1) | ’ Euphorbiaceae. Myrtaceae. Euphorbiaceae. Myrtaceae. Apocynaceae. Gramineae. Papilionaceac. Asclepiadeae. Palmae. Papilionaceae. Solanaceae. 187 „ besaar M. „ ketjil M. „ meirah M, „ » ketjil M. Niewel haboe Amb. „ latoe Amb. „ loepoe Amb. „ lopoe Amb, Caryota urens L. Calyptrocalyx spicatus Bl. Caryota Rumphiana Bl. Ptychosperma Rumphii Bl. „ _ punicea Mig. „ _saxatilis Bl. of Pinanga oryzaeformis Rmph. Cocos nucifera La. var. pumila. L. var. regia. L. var. pumila. »’ ’ ’ ») 27 2) L var. machaeroides, en Botanische benaming. ne Nau Amb. Otanthera moluccana Bl. Melastomacecae. Melastoma polyanthum Bl. 4 Naun Bi. en Nawa Amb. Bd. Arenga saccharifera Lab. Palmae. Nela Lt. Tournefortia argentea Tu. Asperifoliae. Nenge S. Areca pumila Mrt. Palmae. Ptychosperma costata Mig. s Nenoe Amb. & „ kerie Amb. | Morinda bracteata Rxb. Rubiaceae. Nepoe T. Tacca pinnatifida Frst. Taccaceac. New-djap Ch. Bo. | Piper betle L. Piperaceae. Ngaro T. Kleinhovia hospita L. Büttneriaccae. Nagassie T. Dracaena terminalis L. Liliaceae. „ kototidi T. Sanseviera fruticosa Wld. ER Ngauloe T. Poupartia mangifera Bl. Spodiaceae, dates BI ie Ngemblone S. Urostigma odoratum Mig. ? Ngenné S. J. Kibessia sessilis Bl. Melastomaceae. Nhingeh S. Pinanga nenga Bl. Palmae. Negoessoe T. Terminalia moluccana Luam. | Combretaceae. Nanari Bd. Canarium commune L. Burseraceae. „ Amb. „ _ sylvestre Grtn. pe »„ mienjakh M. | Pimela oleosa Lour. Nia T. „ _ decumana Bl. 4 Niamboe Bl. Jambosa domestica Rmph. Myrtaceae. Niboeng M,. R. Areca nibung Mrt. Palmae. Inlandsche Naam. Nioera Cr. Niha T. &. Nija T. „ sanäa Amb. Nijeri J. Nila M. KR. Nin: Ht. Ninipattoe Amb. Nioe Bl. Nioh Bi. Nior R. Nipa M. R. Mak. Nirie S. Nitoe Amb. salaat, „ atoay Amb. Niwer Mol. Njiamploeng M. KR. „ sabrang M. KR. Ji » Njampoog J. Njarang M. Njata S R. &. Njatoe S. Njatoech $. Njenging J. Njoema Ch. Bo. Noedjar J. Noeno anahan Amb. „ assan Amb. „ hauesse poetie. [ Amb. „ laun maun Amb. Botanische benaming. Cocos nucifera L. Canarium commune L. Otanthera moluccana Bl. Carapa moluccensis Lam, Indigofera tinctoria L. var. a [macrocarpa. Maranta dichotoma Wld. Averrhea carambola L. Cocos nucifera L. Nipa fruticosa Thnb. Carapa obovata Bl. Pavonia zeylanica Cav. Nepenthes phyllamphora Wld. Maranta dichotoma Wld. Cocos nucifera L. Calophyllum inophyllum L. Imbricaria maxima Poir. Homalonema rubrum Hsskl. Achyranthes bidentata Bl. var. Desmoschaeta prostrata DC. Sideroxylon nitidum Bl. Pterospermum Schrb. spec. bant. Mimusops acuminata Bl. Areca pumila Mrt. Sesamum indicum Wld. Tradescantia crassifolia Cav. Ficus racemosa Vhl. nitida ‘Thnb. tsjela Imlt. nitida Thnb. Natuurlijke Familie. Palmae. Burseraceae. Melastomaceae. Meliaceae. Papilionaceae. Cannaceae. Oxalideae. Palmae. b/ ) , Meliaceae. Malvaceae. Nepentheae. Cannaceae. Palmae. Clusiaceae. ’ Sapotaceae. Ároideae. Amarantaceae. Li / Sapotaceae. Büttneriaceae. Sapotaceae. Palmae. Bignoniaceae. Commelynaceae. Moreae. 189 Inlandsche Rat dnd Natuurlijke Naam. >" Familie. Noeno mattakau Ht.) Ficus citrifolia W ld. Moreae. Noessoe !T, Terminalia moluccana Lam. | Combretaceae. Nogosarin J. Nono T. &. Nonoe T. Nonno M. Noohhoe Rtt. Nopal J. Nopu Ht. Notja J. & Bl. Nua-hun Tí. Oar S. „ lettik S. „ naga 5. „ tambang ©. Obat dingin Amb. „ pamali Amb. „ papeda M. „ papeda M. „ tadja R. … ramboe Lbh. „ rede M. „ swangi M. Oea J. Oebar R. Oebie M. J. Bl „__catappa L. Jambosa lineata DC, Mussaenda glabra Vhl. Tacca montana Rmph. Cocos nucifera Lu. Opuntia monacantha Wld. „ eoccinellifera MII. Crinum toxicarium Herbert. an „ asiaticum L. Mirabilis jalappa La. Cocos nucifera Lu 0. Flagellaria indica L. „ minor Schlt. DD 2) ’ serveandieasds: Vanilla albida Bl. zie Oär S. Euphorbia neruifolia Lu. Soulamea amara DC. Astronia papetaria Bl. Tabernaemontana bovina Lour. Smilax zeylanica L. Sanseviera fruticosa Wld. Cyminosma resinosa Luaur ? Ruellia repanda L. „ alternata Brm. Korthalsia robusta Brm. Tanarius major Rmph. Solanum tuberosum L. | Dioscorea alata Lu. ’ Myrtaceae, Rubiaceae. Taccaceae. Palmae. Cacteae. Ten A maryllideae. ’ Nyctagineac. Palmae. Flagellarieae. 2) 2 1) Orchideae. Euphorbiaceae. Polygaleae. Melastomaceaec. Apocynaceae. Smilaceae. Liliaceae. Xanthoxylaceae. Acanthaceae. ED Palmae. P Solanaceae. Dioscoreae. 190 Inlandsche Naam. ntt Oebie ajam M. „ alea M. se raa Rt „ baboewa M. „ badak KR. „ boetong R. „ djari M, „ djawa M. R. „ gadoeng R. „ gorita M. „ kastela M. „ ketang KR. „ képas M. „ laki-laki M. „ lelien M. „ oepas R. „ oetan M. „ pariaman M. „ prantjis Mand. „ radja M. „ soeffoe J. „ taun taun M. „ torana M. „ wolanda B. Oebar Mand. Oedani J. Oedar-oedar J. Oedelan J. Oedjen sapi J. Oedjong atap M. ‚„ rahab M. Oedoe lada S. & Oedoel-adal S. Botanische benaming. id Dioscorea alata Lu. ’ 1 Arum L. spec. Dioscorea bulbifera L. „ __ spiculata Bl. alata. 1 27 = Convolvulus batatas L. Batatas ? glaberrima Hsskl. Dioscorea hirsuta L. Roxburghia gloriosoides Jon. Convolvulus batatas L. Ocimum tuberosum L. Dioscorea alata L. 1 7) > abuk ld „ _ bulbifera L. „ ___ pentaphylla L. „_Pharsntac Bl Roxburghia gloriosoides Jon. Dioscorea pentaphylla L. Manihot utilissima Pohl. Agaricus tuber regium Tr. Pachyma tuber regium Tr. Ipomoea mammosa Chois. Dioscorea spiculata Bl. LD / D/ 1 Solanum tuberosum L. Sizygium jambolanum DC, Quisqualis indica Bl. Cassia pumila Lour. Erioeaulon Gron. spec. Ruhus javanicus Bl. Baeckea frutescens L. ” ’ Baliospermum axillare Bl Natuurlijke Familie. Dioscoreae, 27 Aroideae. Dioscoreae. 7 Db ’) Convolvulaceaec. ’ Dioscoreae. Roxburghiaceae. Convolvulaceae. Labiatae. Dioscoreae. 2 Roxburghiaceae. Dioscoreae. Euphorbiaceae. Hymenomycetes. Gasteromycetes. Convolvulaceae. Dioscoreae. ’ Solanaccae. Myrtaceae. Combretaceae. Papilionaceae. Eriocauloneae. Rosaceae. Myrtaceae. DP Euphorbiaceae. 191 Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Em Ps Oeët Bd. Oega T, Oega-oega T. Oege-baja T. ‚bira T. ginotti T. LA „ jabba T. „ kelo T. Oehij Amb. „ kastela Amb. Oeja-oejaän J. Oekka Amb. Oekken Amb. „ ewan Amb. „ laki-laki Amb. Oekkoe manjoffoe T. Oekoe-oekoe Bl. Oelang-oelang R. Oelat Amb. „ hatoe Amb. Oelerum Amb. Oelet J. Oelit Amb. Oeloelon Ht. Oemare Amb. Oembel-oembellan J Oemboe-endoeroe J. Oendi Bl. & Oendis Bl. Oendor-oendor J. &{ Achyranthes bidentata Bl. var. [BL Dolichos sinensis DC. Saccharum officinarum L. Costus speciosus Sm. Amarantus polygamus Wild. „ tristis Luour. Basella rubra L. Agaricus djamor Tr. Cardiopteris moluccana Bl. Bryonia grandis Lour. Dioscorea Cliffortiana Lam. Moringa pterygosperma Grtn. „___ pelygona DC. Dioscorea alata L. Convolvulus batatas L. Ficus polycarpa Rxb. „ coronata Rwdt. Aralia chinensis L. Erythrina dioica DO. Ochna squarrosa L. Tabernaemontana bovina Lour. Poa plumosa Rtz. Ocimum gratissimum L. Ficus racemosa Bl. Agaricus sajor kajoe Tr. „ _tuber regium Tr. Pachyma tuber regium Tr. Dracontomelum sylvestre Bl. Boehmeria diversifolia Miq. Poupartia dulcis Bl. Dracontomelon sylvestre Bl Artocarpus incisa La. Sauraya bracteosa DC. Caryota urens L, Cajanus flavus DC. elongata. Papilionaceae. Gramineae. Zingiberaceae. Amarantaceae. DD Chenopodeae. Hymenomycetes. Sapindaceae. Cucurbitaceae. Dioscoreae. Moringeae. ’ Dioscoreae. Convolvulaceae. Moreae. bb | Araliaceae. Papilionaceae. Ochnaceae. Apocynaceae. Gramineae. Labiatae. Moreae. Hymenomycetes, 2) Gasteromyecetes. Spodiaceae. Urticaceae. Spodiaceae. ’ Artocarpeae. Ternstroemiaceac. Palmae. Papilionaccae. A marantaceae. 192 red | Botanische benaming. pien oi €, Desmoschaeta prostrata DC. Amarantaceae. Oenglien h. Memecylon trinerve DC. Memecyleae. Oenik Mand. Curcuma longa L. Zingiberaceae. Oenin Amb. ke 5 je ij „ pakkey Amb. | Zingiber cassumunar Ryb. 5 Oenti Bg. Musa paradisiaca L. Musaceae. „ djawa Mak. Carica papaya L. Papayaceae. „ oenti Mak. % 4 % pe Oenting Mak. Musa paradisiaca Lu Musaceae. Oentj-oetj Mak. Aegiceras majus L. Aegicereac. Oe-oejahan S. Elatostema laevigatum Hsskl. | Urticaceae. Oepan-oepan J. Dichrocephala DG. spec. Compositae. Oeparim .Lh. Croton pavana Ham. ? Euphorbiaceae. Oepas antjar 5. Antiaris toxicaria Lesch. Artocarpeae. „ bidji M. Sophora tomentosa DC. Papilionaceac. „ kamaroengi T. pn # jr À „ laki-laki M. Lactaria salubris Rmph. Apocynaceae, „ massou T. Sovulamea amara DC. Polygaleae., „ poetie Amb. Ë: 4 á 4 „radja M. Antiaris toxicaria Lesch. Artocarpeae. „ tieute M. Strychnos tieute Tuesch. Loganiaceae. Oerang-oerangan J.f Leucocnide dichotoma Mig. Urticaceae. Pouzolzia pentrudra Bnnt. 5 Oeréan J. Tacca pinnatifida L. Taccaceae. Oereul Cr. Casuarina equisetifolia L. Casuarineae. Oeri Bd. Musa paradisiaca L. Musaceae. „ bengala Ht. Ananassa sativa Lindl. Bromeliaceae. Oerioma Ì. Calamus pisicarpus Bl. Palmae. Flagellaria indica L. Flagellarieae. Oeris-oerisan (?). Grewia glabra Bl Tiliaceae. „ odorata Bl. pr Oerit Amb. & „ -ehoe Amb. Poupartia dulcis Bl. Spodiaceae. Oero-oroet 5. Paederia densiflora Mig. Rubiaceae. Oeroe pikkal Ul. | Agaricus tuber regium Tr. Hymenomyeetes. Pachyma tuber regium Îr. Gasteromycetes. „ weroe Amb. | Pittosporum Rumphii Pütterl. Pittosporeae. | Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Oesi-oesi J. Oesoeng-boegang S. Oesse ala Bd. 3 ,) krawo Bl. mettin Bd &Amb Oessi ela bal Amb. ’) 2) ’ ’ helawan Amb. lapia Amb. meloemëit Amb. wale Amb. Oeteren Amb. Oeteri NG. Oetji-oetji J. Oetta aman Amb. „aalelit. sane dt. „ baën Amb. „ baja Amb. „„ batoe Amb. „ bira Amb. ‚ hatoe Ht. „ lala Amb. „ lapialari Amb. „ lau kana Amb. „ mahoe Amb. Hibiscus surattensis L, Ixora salicifoliaa DC. „ fulgens Rxb. Psychotria robusta Bl. wilde Citrus medica L. var. „ _hmonellus Hsskl, fuse „DG. Papeda Rumphii Hsskl. Citrus limonellus Hsekl. var. Papeda Rumphii Hsskl. Citrus hystrix DC. „ medica L. var. Dracontomelon sylvestre Bl. Cocos nucifera L. Rubus parvifolius L. Hydrocotyle L. spec. Achyranthes bidentata Bl. var. elongata. Desmoschaeta prostrata DC. Bambusa verticillata Wld. ’ ’ DE) Amarantus polygamus Wld „tristis Lour. Dodonaea triquetra DC, Basella rubra L. Begonia tuberosa Dryand, Pachyma tuber regium Fr. Dioscorea Clffortiana Liam. Cardiopteris moluccana Bl. Trichosanthes trifoliata. DC. Calamus equestris Wld. | Agaricus tuber regium Tr. Malvaceae. Rubiaceae. ì) 1 2} Áurantiaceae, ) Spodiaceae. Palmae. Rosaceae. Umbellifolkferae. Amarantaceae. 22 Gramineae. bp | Amarantaceae. 3) Sapindaceae. Chenopodeae. Begoniaceae. Hymenomycetes. Gasteromycetes. Dioscoreae. Sapindaceae. Cucurbitaceae. Palmae. Cardiospermum helicacabum L.{ Sapindaceae. Bryonia grandis Lour. „ manoek Amb.{ Cassia fistula L. DL. XIX, „ sophora L. Cucurbitaceae. Papilionaceae. DD 18 194 mmm | Inlandsche ä 5 Natuurlijke ‚ae Botanische benaming. Familie. Cassia tora L. Papilionaceae. Oetta niwel Amb. | Helminthostachys dulcis Kaulf.| Ophioglosseae. Cycas pectinata Hmlt. Cycadeaceae. „ nuêr Amb. ee a Ks ie Oetta poetie Amb. | Agaricus tuber regium Tr. Hymenomycetes. Pachyma tuber regium Tr. Gasterdmycetes. „ renoet Amb. ‘ Basella rubra L. Chenopodeae. „ sasuum Lt. Ficus glomerata Rxb. Moreae. „ soä Amb. Gnetum gnemon L. Gnetaceae. „ toboe Amb. Desmodium umbellatum DC, | Papilionaceae, „ tuër Amb. Cardiopteris moluccana Bl. Sapindaceae. Dioscorea Cliffortiana Liam. Dioscoreaa. „ want Amb. Bambusa aspera R. & S. Gramineae. „ waïi Amb. Diplazium malabaricum Spr. | Polypodiaceae. Oewer Bd. Jambosa aquaea Rmph. Myrtaceae. Ohoepaë tanah Cr. | Neuburgia musculiformis Mig. Apocyneae. Cerbera lactaria Hmlt. Obhopaë Mol. ’” Oi-mo-a Ch. Corchorus capsularis La Tiliaceae. Oyong S. J. Luffa foetida Cav. Cucurbitaceae. „_pentandra Rxb. jh „ eordifolia Bl. el Ojot M. zie Ároy S. „ djambai M. Dorstenia Plum.? spec. nov. 4. [& M. Moreae, „ gember S. Vahea gummifera Liam. A pocyneae. „ jaha S. Combretum punctatum Bl, Combretaceae. „ ketjil M. Ipomoea obscura Chois. Convolvulaceae. Convolvulus parviflorus Vhl. a „ lomboë (?). Stephania capitata Sprg: Cucurbitaceae. ‚„ peetie M. Mikania volubilis Wld. Compositae. „ sisier M. S. Tournefortia tetrandra Bl. Asperifoliae, „ tjoempolkikisS.| Anodendron coriaceum Mig. | Apocynaceae. „ tjoetjoerian M./ Hippoecratea indica L. Hippocrateaceae. Okkir Lt. Cyminosma resinosa Luour. Xanthoxylaceae. Olaär Amb. Cissus glauca Rxb. A mpelideae. Ola-ola Ht. Gumira integrifolia Hsskl. Verbenaceae. Olassi M, | Echinus trisulcus Luour. Euphorbiaceae, 195 b parêh rôhgol, „ goendil. c d _„ majang poetie. Oe Parrum: f__» angsana. ee a Botanische benaming. me Oli-oli T. Entada pursata DC. Mimoseae. Oloeloe Amb. Gumira integrifolia Hsskl. Verbenaceae. Ompo-ompo Mand./ Haemanthus puniceum Jcq. | Amaryllideae. Ondo Boet. Dioscorea hirsuta Bl. Dioscoreae. Onjam S. Antidesma paniculatum Ryb. | Antidesmese, Opossy Cel. Pinaga oryzaeformis Rmph. of | Palmae. Ptychosperma saxatilis BL _ Oppa Boet. Dioscorea aculeata Ls. Dioscoreae. _ Orang-aring J. Wollastonia biflora DO. Compositae. Orang-orang J. M.| Ageratum conyzoïides L, zi Pouzolzia (Urtica) ovalis Miq. | Urticaceae. ’) ’ 22 AA 3 ( 2 ) glomerata Hsskl. 1 Osjegoe J Quisqualis pubescens. Combretaceae. Ossil Ht Entada pursata DO. Mimoseae. Ou Ch. Alocasia indica Schott. Aroideae. Colocasia antiguorum Schott, ee Ou-bak Ch. Ebenoxylon verum Liour. Ebenaceae. Oudjanjan Bo. Calamus caesius Bl. Palmae. Ouw Amb. Mangifera membranacea Bl. | Anacardiaceae. | „ _glauca Bl. bs Ouw-mwah Ch. Linum usitatissimum La. Lineae. Owa NG. Cocos nucifera Lu, Palmae. E. Padang biloelang BIJ{ Eleusine aegyptiaca Rxb. Gramineae, „ indica Trin. 5 „ jerak Bl. Oplismenos bromoides R&S. e „ Burmanni R. & 5. „ pingiris Bl Scleria flabellum Sw. Cyperaceae. Paddie M.R.J.&BI.| Oryza sativa L. eum variet: | Gramineae. 196 En Botanische benaming. Natumtlijke Naam. Familie. md Paddie djawa M. „ ketan kadoet M./ „ »„ poetih M. „rawa M, „Songo negoro S. „tjerreh S. „ poeloet R. Padosarie M.Sum.Wk. Paepe sajor J. Pagatpat Phil. Pahoe B. Paya mata Amb, Paydoh Bl. Pay-wong Ch. Pajong laut Malabar. Pa-kho Ch. Pi-kha Ch. Pakka ketjil M. Pakkies M. „ galen J. „ oetan M. „ taai J. „ tjeboek J. Pakoe S. M. J. Bl. „ aloes M. „ andam S. „ badak S. 4 | nnn en g parêh syngoel. h „ salak. Lt _„ mataram. „ landoeng. Pan macrochaëton Jcq. Oryza glutinosa Liour. » ” ”„ … Var, „ montana Liour. Oryza glutinosa Lour. Opbhioxylon quinata Mig. Gymnema sylvestre RBr. Sonneratia pagatpat Blanco. Mangifera membranacea Bl. Kyllingia monocephala Wld. Hydrocotyle asiatica L. Rheum emodum Wall. (radix). Aegiceras minus Wild. Illicium anisatum L. Lycopodium plumosum L. Filices L. Cycas L. Diplazium malabaricum Sprg. Polypodium papillosum Bl. Cyathea leucophaës Hsskl. „ arborea Wld. Cycas revoluta Thnb. Gleichenia Hermanni RBr. Filices L. Cycades 1 Diplazium malabaricum Sprg. Cheilanthes tenuifolia Wld. Mesosurus dichotomus Hsskl, (var. ec pubiger. Cycas circinalis L. Gramineae. LD Apocyneae. Asclepiadeae. Myrtaceae. Anacardiaceae. Cyperaceae. Umbelliferae. Polygoneae. Aegicereae., Magnoliaceae. Lycopodiaceae. Filices. Cycadeaceae. Polypodiaceae. ’) ’ Cycadeaceae. Gleicheniaceae. Filices. Cycadeaceae. Polypodiaceae. » 1 Cycadeaceae. ae 197 tea Botanische benaming. hmne Cycas pectinata Hmlt. Cycadeaceae. Pakoe bangkong S.| Marattia sambucina L. Marattiaceae. „ besaar J. Polypodium simile L. Polypodiaceae. „ dibatan Bl. Cyathea arborea Wld. ip „ dioek S. Helminthostachys duleis Kaulf./ Ophioglosseae. „ djoekka S. Filix L. spec. incert. Filices. „ hadjie S. M. R.{ Cycas circinalis L. Cycadeaceae. „ _pectinata Hmlt. à „ hantam J. Polypodium lineare L. Polypodiaceae. „ haroepat S. Taenitis blechnoides Wld. À „ hoerang S. Blechnum pyrophilum Bl. . Nephrodium exaltatum RBr. 5 Blechnum orientale L. 4 „ kadal S. Davallia pentaphylla Bl. 3 „ _ mucronata Bl. + „ flaccida RBr. 5 „ kapal S. M. Nephrodium lanuginosum Hssk] ie „ katakka S. of „ kadakka S. Filicum spec. permultäe pseudo- [parasiticae; Acrostichum, [Grammitis, Niphobolus, Vit- [taria, Polypodium Asple- [nium, ete. (Hasskarl). „ kawat S. Polypodium phymatodes La ge „ ketjil M. Cheilanthes tenuifolia Wld. be „ kidane S. M. | Alsophila laurida End]. 4 ‚„ koempaai S. Vittaria intermedia Bl. e „ angustifolia Bl. & „ __ pusilla Bl. „ lehat S, Polypodium fecundum Hsskl. de Ee adfine RBr. \ „ meirah M. Lomaria scandens Wld. ‚ „ menjanganS.M./ zie P. oentjal S. „„ moending gedeh.} Angiopteris erecta Kaulf. Marattiaceae. » __»„ leutiek S.| Marattea sylvatica Bl. gi 5 mjereh | Nephrodium ensifolium Bl. Polypodiacese. Aspidium exaltatum Sw. | ij Inlandsche Naam. Pakoe njereh leuwung oedang M. oentjal S. „ oetan M. 2 J. „ pohon M. rambat Bl. tihang S. M,R. „ boddas S. burrum ge- [deh 5. „leutiekS. hiedung S. 2} 27 23 23 atd D, 0) tambaga®. „ sorok radja S. Pala S. M. R. ala manay Amb. „ foeker Bd. „ laki laki M. oetan Amb. 2 EL Lj M. Palaglar 5. „ beurriet S. „ mienjak S. _Ditperocarpus 198 Botanische benaming. Aspidium Schkuhriü Bl. Davallia biserrata Bl Lomaria scandens Wld. Acrostichum alcicorne L. Nephrodium musaefolium Bl. Cyathea arborea Wld. Polypodium glabrum Brm. Cyathea arborea Wld. Lygodium microphyllum RBr. Cyathea arborea Wild. „ Javanica Bl. | Nephrodium pallidum Hsskl. Alsophila extensa RBr. Cycas eircinalis L. Alsophila glauca Endl, „ lurida End]. Polypodium ferox Hsskl. Cyathea medullaris Sw. var. g. [tripinnata Hk. „ javanica Bl. „… Walkerae Hk. Nepenthes gymnamphora Wld. Myristica fragrans Houtt. „ salicifolia Wld, „ fatua Houtt, 2) 2 ’) 33 1) 2 „ _salicifolia Wld. Dipterocarpus trinervis Bl. > “gracltis: BL „ _ Grtn. spec. bantam. Sponia annulata F. & Endk. Mastixia trichotoma Bl. 1 3 é dd trinervis Bl. Natuurlijke Familie. Polypodiaceae. 2) Schizaeaceae. Polypodiaceae. 3 ’ 2 Cycadeaceae. Polypodiaceae. 2 Nepentheae, Myristicaceae, ’ Dipterocarpeae. : 1, Celtideae, Corneae. | 2 Dipterocarpeae. 199 en Alanis | Botanische benaming. Eitnunbije aam, Familie. | Dipterocarpus retusus Bl, Dipterocarpeae. Palaglar tengo S. Sr gracilis Bl. is Palala Amb. Myristica fatua Houtt. Myristicaceae. „ boerong M. „ _ salicifolia Wild. ke „ dawon ketjil M. „ __tingens Bl. ki „ kanari M. „ _ canariformis Bl. En „ ketjil M. „__ globularia Liam, b ‚„‚ laun maun Amb. tingens Dl. se Palangontan S. Leiocarpus ‘arboreus Bl Euphorbiaceae. Palas Bo. Calamus ciliaris Bl, Palmae, Palawan Bk. joo ze | Tristania obovata Bnnt Myrtaceae „ toedak Bk. bene. } „ toengouw eN es Combretum trifoliatum Vent. | Combretaceae. Pale Amb. Vitex cofassus Bl. Verbenaceae. Palean Amb. Nipa fruticosa Thnb. Palmae. Paloe-dengen J. Chloranthus spicatus Bl. Chloranthaceae, Peloen Amb. Ptychosperma Rumphiü Bl. Palmae. Bruguiera Rheedii Bl. Rhizophorae. Pasoenen paroen Amb. Caryota Rumphiana Bl, Palmae. Pambong J. Dasyloma laciniatum Mig. Umbelliferae. Parnawa soffo T. Sophora heptaphylla L. of Papilionaceae, „ _ tomentosa DC. da Panawar M. Luffa catou-picinna DC. Cucurbitaceae. „ béas S, Prosthesia javanica Bl Violarieae- Stematura javanica Hsskl. ? Lepionurus sylvestris Bl Olacineae. Gelonium glomerulatum Bl. | Euphorbiaceae. Euphorbiaceae RBr. spec. inc. [bantam. » pittis M. Soulamea amara DC. Soulameae. Pan-dan Ch. Bo. Pandanus odoratissimus Lu, Pandaneae. Pandan aren J. „ _bagea Mig. a „ bebaauw M. „ _latifolius Rmph. „ boeboe M. „ _odoratissimus L. „ goenong M. „ conoideus Liam, edt hd Na 200 mmm dplandagns Botanische benaming. Nattmtkijke Naam. Familie. mmm mmm mmm Pandanus montanus Mig. Pandaneae., Pandan kastoerie Á. „ moschatus Rmph. ge „ ketjil M. „ humilis Wld. 5 „ laut gedeh S.M. „ _spurius Rmph. e. „ lawoet S. „ repens Rmph. y „ lengis Bl. |___„ _moschatus Rmph. e „ laut leutiek S. „ httoralis Jngh. 7 „ matti M. spurius Rmph. dt „ meirah M. Frey cinetia strobilifera Bl. „ oetan M. | Pandanus conoideus Lum. 2 „sylvestris Pmph. 5 „ orang J. „ samak Hsskl. 7 „ passir J. „ _httoralis Jngh. 4 „ poedak R. „ inermis Rwdt. 8 „ poetie B. „ leucacanthus Hsskl. ä ze rene „ latifolius Rmph. n | „ep ketnl.M. pn „ __Rmph. var. minor [Hssk]. À Ee Piek: | „ samak Hsskl. ne ’ sammak. ’ ’ ’ ’ | „ sarenseng Be | „ humilis Wld. 5 „tali M. | Freycinetia strobilifera Bl. „ tjariM.Sum.Wk.| Morinda rigida Miq. Rubiaceae. „tikar M. R, | Pandanus samak Hsskl. Pandaneae. wang J. | „ _ bagea Mig. zi Pandjal kidang B an-| [tam.) Elaeocarpus L. spec. bantam. | Tiliaceae. Pandjoe kitar J. Hyrtanandra (Urtica) hirta Miq.j Urticaceae. Pandohga S. J. Pandanus samak Hsskl. Pandaneae. Pandotan J. Polygonum reticulatum de Br. [var. e macrophyllum{ Polygoneae. Pangais monjet J. | Lygodium circinatum Sw. Schizaeaceae. Pangang S. Hedera glomerulata DC. Araliaceae. Macropanax glomerulatum Mig n Trevesia sundaica Mig. pe „ put S. Áralia javanica Mig. dj „ poejoe S. | Macropanax floribundum Mig. e Inlandsche Naam. 201 Botanische benaming. Natuurlijke Familie. ne Pangang poejoe S. Pangang tapok S. Panggaga 85 Pangi M. Bl. Mak. Panglaai S. of Pangleh S. Panglar S. Pangran Mak. Panigawong J. Pany Boet. Pankolang J. Panrang Mak. Pantjahan (?). Pentjahar M. Pantsja J. & „ loho J. „ sonno J. Papadjaran S. Papaya M. R. „ oetan M. Amb. Papayta T. Papareh oetan M. Paparehan S. Paparihan Amb. „ abbar Amb. Papassang M. Bl. & „ lalakki S. „ kali S. Papeda R. „ papoewa R. Papey aloes M. Papi Amb. Paratropia serrata Mig. „aromatica Mig. „ _ tomentosa Mig. Hydrocotyle asiatica Lu. Pangium edule Rwdt. ‘Zingiber gramineum Bl, Aglaja argentea Bl, Melia argentea Bl. Dysoxylon Bl. spec. Ananassa sativa Landl. Hydrocyle asiatica L. Pangium edule Rwdt. Alpinia gigantea Bl. Pandanus kumilis Wld. Baliospermum axillare Bl. Croton tiglium Hmlt, Cladostachys muricata Don. Menispermum cordifolium Wld. Actegeton sarmentosum Bl, Carica papaya L Eupteron nodosum Mig. Curanga amara DC. Momordica balsmina L, Blepharochloa Endl. Hyerorhiza ciliata Nees. Momordica charantia Li. „ _ balsamina L,? Coccinia Wightiana Roemer. Knoxia mollis RBr. Dialium indum L. Nothopanax fruticosum Mig. Lygodium microphyllam RBr. Periploca mauritiana Poir. Cvnanchum tenellum ? Enevyel. Áraliaceae. 13 ben ferae. Pangiaceae. Zingiberaceae. Meliaceae. ’) D| Bromeliaceae. Umbelliferae. Pangiaceae. Zingiberaceae. Pandaneae. Euphorbiaceae. bb Amarantaceae, Menispermeae. Celastrineae. Papayaceae. Áraliaceae. Scrophularineae. Cucurbitaceae. Gramineae. »j Cucurbitaceae. Db, ’) Rubiaceae. Papilionaceae. Araliaceae. Schizaeaceae. Asclepiadeae. hd Inlandsche Botanische benaming. Natiturlijke Naam. Familie. Pappe pauna Amb.j Cassia fistula L. Papilionaceaec. Pappetale Lh. Paritium tiliaceum Hil. Malvaceae. Papari Cr. Aegiceras minus Wld. Aegicereac. Parahoeloe gedeh S.} Amomum aculeatum Rxb. Zingiberaceae. „ leutiek S. „ gracile Bl. Ë „ _ciliatum Bl. 4 Paralli Mak. Papeda Rumphii Hsskl. Äurantiaceae. Parang Amb. Entada pursaetha DC. Mimoseae. „ Mak. | Pandanus humilis Rmph. Pandaneae. Paranjeli J. Canthium glabrum Bl. Rubiaceae. Parrassi S. Cureuligo recurvata Dryand. | Hypoxideae Pare T. Areca catechu L. Palmae. Pareh S, Oryza sativa L. Gramineae. | Endiandra rubescens Bl. Laurineae. „avam M. J Momordica kharantia L. Cucurbitaceae. „ djambang S Oryza sativa L, var. subulata. | Gramineae, „ rogol S h: > „Var. calvescens. „ goendil S. te > var. submutica. „ majang burrum En > varsaubra, ts boddas S. Ea 5 iepsvardalba, „ angsana S. 5 >» var. haematelytra. „ singoel S. je >» var. rhodosperma. „ salak S. 5 „var. acutiligula. „ mataram $S. 5 „var. flaviseta. „ landoeng S. 4 „var. flavescens. Parena Amb. Nipa fruticosa Thnb. Palmae. Pareng R. Mimosa scandens Wld. _ Mimoseae. Parengpeng S. Rottlera javanica Hsskl. Euphorbiaceae, Pari boddas S. Alocasia ? variegata C. Koch & [Bouché. Aroideae. Pariahan kalak S. | Zehneria exasperata Mip. Cucurbitaceae. „ mucronata Mig. # Parianom J. Cardiopteris lobata Wall, Sapindaceae. Paritjôtô J. Medinella speciosa Bl. Melastomaceae. „ intermedia Bl. „__ javanensis Bl, id bei 203 T el gee Botanische benaming. en Medinella Horsfieldi Miq. Melastomaceae. Paroen Amb. Bruguiera Rheedu Bl. Rhizophoreae. „ maun Amb. Ptychosperma Rumphii Bl. Palmae. Parran Amb. Entada pursaetha DC. Mimoseae. „ ketjil M. Mucuna nigricans Std. Nom. | Papilionaceae. „ mette M. Amb. Ee é e E E Parria gingie S. Bryonopsis mucronata Bl. Cucurbitaceae. Parrie S, Mangifera indica L. var. par. Bl.| Anacardiaceac. ‚„ _Jaurina Bl. var. e parrie. ie „ koerang S. » ____» Bl var. b macrocarpa. sk „ kembang S. « „ BL var. 2 pallens. e Paschaga oetan ke- [tjil J.f Ipomoea reniformis Chois. Convolvulaceae. Pa-sjoe Ch. Bo. Jambosa domestica Rmph. Myrtaceae. Paspassan M. Bl. Bryonia grandis Lour. Cucurbitaceae. Passal Amb. Vitex cofassus Bl. Verbenaceae. Passan J. Bryonia grandis Lour. Cucurbitaceae. RN Quercus L. spec. plurimae. Cupuliferae. „ sundaica Bl. oe „_spicata Sm. RS „ __pruinosa Bl. oh „ sphacelata Bl. „ _Korthalsi Bl, 5 „ glutinosa Bl. 3 „ pallida Bl. É „ turbinata Bl, ne „ batoe S. Lithocarpus javensis Bl. $ „ betoel S. Quercus pseudo-molucca Bl. an „ gedeh S. „ _pinanga Bl. & „ hieries S „ gemelliflora Bl a „ kajang S. „ __pruinosa Bl. a „ _daphnoidea Bl, » „ kapot J. „ elegans Bl. a „ kalimborot S. „__pseudo-molucca Bl, a „ thelecarpa Mig. % „ kihioer S. „ sundaica Bl. | In „ koppia S. „ rotundata Bl. LS 204 ene Botanische benaming. Natkimijke Naam. Familie. Em Passan lalakki S. | Quercus elegans Bl. Cupuliferae. ‚„ _spicata Sm. 7 „ glutinosa Bl. 5 „ laut S. „ httoralis Bl. „ mienjak S. „__pruinosa Bl. p „ pinang S. „_pinanga Bl. Dd „ soesoe S. J. „ thelecarpa Mig. À „„__pseudo-moluoca Bl. var. zi ds „ & incrassata. N „ tapok 5. „ rotundata Bl. 5 „ tjotjok S. „ costata Bl. pr Passisir M. Daemonorops hystrix Mrt. Palmae. Patada. Mak. Sonneratia acida DC, Myrtaceae. „ alba EC. zó Patakkar T. Kaempferia galanga L. Zingiberaceae. Patala moedi J. Sphaeranth. mierocephalus Wld.f Compositae. Patat S. Dehaasia cuneata Bl. Laurineae. Phrynium latifolium Bl. Gannaceae. ’ lipoeng 5. ’ 2 ’ ’ „ sagoe S. Maranta indica L. at Pate-abbal Ht. Inga saponaria DO. Mimoseae. Pati-ati J. Tridesmis formosa (Bl?) Hy pericineae. Patikan J. Euphorbia thymifolia WlId. Euphorbiaceae. Patina J. Hibiscus mutabilis L. Malvaceae. Patjar S. J. Bl. Murraya exotica L. Áurantiaceae. Lausonia alba Lam. Lythrarieae. „ aijer M. Impatiens balsamina L. Balsamineae,’ Jussiaea repens L. Oenothereae. Aeschymenes sesamoïides DC. | Bignoniaceae? „ banjoe JJ. Impatiens cornuta L. Balsaminae. „ djawa M. J. { Lausonia spinosa L. Lythrarieae. „ goenong S. Pachyderma javanicum Bl. Oleaceae. „ koekoe S. Balsamina hortensis Dsv. Balsamineae. er De Lawsonia alba Liam. Lythrarieae. „ leuwung S. Balsamina latifolia Bl. Balsamineae. „ _ javanica Bl. 8 | „ _ miecrantha Bl. n Inlandsche Naam. 205 Botanische benaming. _Patjar petok J. &BI.| Luausonia alba Liam. „ tjalong J. „tina S. MR. Patjee J. Patjieng S. J. „ dawar (2). „ leutiek S. Patma J. Sk Patoek gagak S. Patoekoe Cel, Patok bebêk J. Patrakombala S. Pa-tse Ch Bo. Patta-kamoedi M. „ toelang R. Pattal J. Pattene Mak. Patti lalar J. Patti-oelar J. Pattikan J. Pattong 5. Pau Bd. Pawan R. Pedas J. Pedalen S. Pedij Bl. Peding poetie Mand. Peher S „ inermis L. „ alba Liam. „ spinosa L. Impatiens balsamina L. Âglaja odorata Lam. Morindo citrifolia L. Costus speciosus Sm. „ _ sericea Br. „__ globosa Bl. … __minina Hsskl, Rafflesia patma Bl. Nelumbium speciosum Wld. Commelijna paludosa Bl. Fhunbergia javanica Grtn. fs. Cycas ‘Lhouarsii RBr, „ eircinalis L. Bryophyllum calycinum Slsb. Poinciania pulcherrima La. Psidium guajava Rdd. Emilia sonchifolia DC. Euphorbia tirucalli L. Phrynium capitatum Bl. Pterocarpus indieus DC. Picrasma javanica Bl. Brucea Mill. spec. Ophiorrhiza mungos L. Sonirila heterophylla Jck, Flemingia stricta Ryb. Mangifera altissima Blanco. Clerodendrum inerme Grtn. Piper nigrum L. Macropanax floribundum Mig. Ptychosperma Rumphiü Bl Graptophyllum hortense Ns. alb. Ficus saxatilis Bl. „ ribes Rwdt. Natuurlijke Familie. Lythrarieae. ’) 1 pb | Balsamineae. Meliaceae. Rubiaceae. Zingiberaceae. DD | »” ’ Rafflesiaceae. Nelumboneae. Commelijnaceae. Á canthaceae. Cycadeaceae. 2) Crassulaceae. Papilionaceae. Myrtaceae. Compositae. Euphorbiaceae. Cannaceae. Papilionaceae. Xanthoxylaceae. 1) Rubiaceae. Melastomaceae. Papilionaceae. Anacardiaceae. Verbenaceae. Piperaceae. Áraliaceae. Palmae. Acanthaceae, Moreae., 3} ee 206 ammmmtd Eder Botanische benaming. En Ficus heteropleura Bl. Moreae. Peh-sjia-ljoe Ch. | Punica granatum L. Myrtaceae. Pehtekan J. Nertera depressa Bks. Rubiaceae. Peijlale Lh. Ficus tsjela Hmlt. Moreae. Pekan KR. Jasminum grandiflorum (Bl?)| Jasmineae. Pele-tjedanganM.B).| Vallaris pergulana Brm. Apocynaceae. Peloetan M. Urena lobata L. Malvoceae. Penaga Mand. Ficus elastica Ryb. Moreae. Penawar-béas S. Urtica spinosa BL Urticaceae. Pendjalinan J. Prunus Junghuhniana Mig. Ämygdaleae. Pengan M. Scindapsus ? “Rumphii Mig. Aroideae. Penggaga J. Hydrocotyle asiatica L. Umbelliferae. Penjalin J. Daemonorops melanochaetes Blf Palmae. „ =tjatjing J. Calamus ciliaris Bl. $. Penjalinan S. Cyperus melanocephalus Mig. | Cyperaceae. „ Junghuhni Mig. a Pentis J. Morinda citrifolia La (fructus | [immaturus. | Rubiaceae. Pepatisan (?). Bignonia carnosa Rwdt. Bignoniaceae. Pepe-oetan S. Oxystelma esculentum RBr. | Asclepiadeae. Pepe-pepe Mak. Avicennia tomentosa Wld. Avicennieae. Pepere-pepetan S. | Justicia coerulea Bl. A canthaceae. Pepinjo-tikoes M. | Aechmandra indica RBr, Cucurbitaceae. Pereng $. Ficus rigida Bl. Moreae. ie cuspidata Rwdt: Hibin „ ribes Rwdt. 5 ‚„ saxatilis Bl. Ee „ gantong S. „ diversifolia Bl. J „ disticha Bl. 5 „ lamboet S. cuspidata Bl. Ee Perkottat S. Viburnum Junghuhniü Mi. Lonicereae, Peron J. Menispermum coeculus Lu. Menispermaceae. Perpat-ketjil (?). Aegiceras majus Grtn. Aegicereae. Pertjah RK. Isonandra gutta Hk. Sapotaceae. Petasi J. Chamaebuxus venenosa Hsskl.| Polygaleae. Pete Ht. Dioscorea pentaphylla Ls. Dioscoreae, Peteh S. M. RK. Parkia africana Br, | _Mimoseae. pd Inlandsche Naam. 207 Natuurlijke Botanische benaming. Familie mh Peteh zeilon J. Peteka R. Petola R. „ bengala M. „ oelar M. „ oetan M. „ pandjang M, „ tina M. Pettet-soreh S. Peupeutjangan-laut [S. M Peurries S. Peusong 5. Pidada S. Piedji J. Pie-ma Ch. Bo. Pietjietan M. Pietjong S. Pigagan J. Pih-pholh Ch. Pikkat Bl. Pilang S. J. „ gedeh S. „ leutiek S, Pinang M. R. „ besaar M. „ boeboe S. „ boerong. M. ‚„ gomoetoe Amb. „ kalappa M. „ lansa Amb, Parkia speciosa Hsskl. Mimoseae. Leucaena glauca Bnth. t Citrullus edulis Spch. Cucurbitaceae. Momordica charantia L. Luffa acutangula DC. Trichosanthes anguina L, Luffa pentandra Ryb. „ sylvestris Mig. „ _petola DC, ’ ’) ’ »3 Desmodium polycarpum DC. | Papilionaccae. Peliosanthes javanica Hsskl. | Ophiopogoneae. Leiocarpus fruticosus Bl. Euphorbiaceae, Antidesma L. spec. bantam. Antidesmeae. Anonaceae Dun. spec. bant. inct. Dichrostachys cinerea W.& A.| Mimoseae. Soneratia acida DC. Myrtaceae. Pinanga Rmph. spec. Palmae. Ricinus africanus Wld. Euphorbiaceae. Lansium domesticum Jck. var. [b piedjetan Hsskl., Meliaceae. Pangium edule Rwdt. Pangiaceae. Commelijna agraria Krth, Commelijnaceae. Piper longum L. Piperaceae. Entada pursata DC. Mimoseae, Pithecolobium umbellatum Buth. Acacia leucophlaea Wld. Inga umbellata Wld. Dichrostachys cinerea W. & A. zie Djambeh S, Calyptrocalyx spicatus Bl. Palmae. Areca alba Rmph. Ptychosperma malayana Mig. Areca glandiformis Bl. Ptychosperma ? calapparia Mig. sd Areca glandiformis Bl » 308 nge Ínlandschie Botanische benaming. Natuurlijke Naam. … eet Pinang loelloeng 5. Areca alba aang lots acara eee Palmae. ‚ loendoeng S. á „ oetan M. J. Pinanga Kalis Bl. st Calyptrocalyx spicatus Bl. 5 „sj ketjil M. Piuanga oryzaeformis Rmph. ke Ptychosperma saxatilis Bl. ä „ pandang Amb.) Areca gland.formis Bl. pk „ pandjawar J. | Ptychosperma sylvestris Mig. es „ rambeh M. Íguanura geonemaeformis Mrt.) L „ renda M. Bentinckia renda Mrt. ii Areca triandra Ryb. K. „ rendie S. R. En 5 „saleh S. R. zie P. oetan ketjil M. ES „ Sinagaar M. Areca alba Rmph. ie » tjinaga X M , 7 » „ „ wangie R. Pinango 8. Didyäochetod mts Bl. Méliagene) Pindis R. zie Kepinis R. Pingar oetan J. Calotropis gigantea RBr. Asclepiadeae. Pinine 5. Elettaria minor Bl. sericea Blf Zingiberaceae. is kiessie S. Donacodes paludosa Bl. „ randja (?). „__ pininga Bl. E „ tottot S. … villosa T. & Bndk. ef Pinka T. Crotalaria retusa L. Papilionaceae. Pinkoe S. Epicharis cauhfiora Bl. | Meliaceae. Pinten J. Dicliptera chinensis Ns. | Acanthaceae. Piroe Cr. Cynometra ramiflora L. | Papilionaceac. Pisang M. Musa Trnf. EH Musaceae. „__paradisiaca LL. | 4 „ ayer M. Ravenala madagascariensis Adns! si „ alfoeroe M. Musa Berteroniana Coll. | ” „ batoe M. „_trolodytarum L. 7 „ biokaykek Bl. |\ Heliconia bihai Brm. | s „ ceram M., Musa Berteroniana Coll. en „ jakki M. „ acuminata Coll. | # „ kipas M. zie P. aijer M. | > toendjoek langit M.| zie P. batoe M. 209 05 == B nencansinmac| E N Botanische benaming. Menam. SN _ Pisere kekil S. Dichroa eyanitis Miq. Hydrangeaceae. ‚ Pitada Mak. Sonneratia acida DC. Myrtaceae. | „ alba DC. Pitisan J. Aecrostichum nummulifolium B). Polypodiaceae. Pitpisan. S. Vangueria latifolia Mig. Rubiaceae. ‚ Pitjoeng S. Hydnocarpus inebrians Vhl. f{ Pangiaceae. ___„ tjelleng S. Trichosanthes coriacea Bl. Cucurbitaceae. _Pitoe-lintjar J. Blumea lacera DC. var. Bur- | [ manni. Compositae. Pitsjo T. Cycas pectinata Hmlt, Cycadeaceae. Pittis-pittisan Bl. Hoya Rumphu Bl. Asclepiadeae. „__macrophylla Bl ee „ »„ ketjil BL | Dischidia nummaularia RBr. # „ _ Rafflesiana Wall. Plam djiewa Pal. | Mangifera indica L.5 domestica. Anacardiaceae. Plillak S. Bradleya Blumei Std. Euphorbiaceae. Plisse-dangan M.Bl./ Vallaris pergulana Brm, Apocynaceae. Plosso J. Butea frondosa Rxb. Papilionaceae. Pluman J. Pogonostemon Dsv. sp. 1. Labiatae. L Pô J. & BIJ. Mangifera indica L. Anacardiaceae. Po-angoes Bl. „ minor Bl. Poboän S. Urtica leucophaea Bl. Urticaceae. Pochpochan S. „_glaberrima Bl. 5 ‚; eataracta-Std. D „ angulata Bl. / 5 inten B). Poe Cel. Quercus molucca Rmph. Cupuliferae. Poea Bd. Äreca catechu L. Palmae. Poean-bonga J. Clerodendrum calamitosum Ll Verbenaceae. Poedak S. R. Pandanus laevis Rmph. Pandaneae. „inermis Rwdt. Poedja Mak. Barringtonia alba Hsskl. My rtaceae. Poeding rimbo Sum.{ Polyphragmon hydrangeaefo- (Wk. [lium Miq. { Rubiaceae. „ oetan M. Sum. [Wk) Wendlandia Teysmanniana Mig | Poe-jong Ch. Hibiscus mutabilis Ls, | Malvaceae. EIK. 14 210 ted Heludache Botanische benaming. Namarlijke Poekie andjieng M. R.| Cynometra caulifiora Wld, Papilionaceae. Poelas R. zie Poeloes S Poelassan S. R. Nephelium glabrum Cmbsd. | Sapindaceae. „ _mutabile Bl. ie „ longanum Hk. 5 „ boddas S. „ _glabrum Norh. var. a Es „ hieduns S. jn 5 irt ln fs Poelassarie S.M.R.| Alyxia stellata R. & S. Apocynaceae. sf gedeh S, # isa Mak, latifolia Bl. Dr „ labi R. Chilocarpus suaveolens Bl. ü: „ lalakki S. 5 ei mt „ poetie M. „ denudatus Bl, et Poelé M. J. Alstonia scholaris RBr. ai Blaberopus villosus Mig. d Tabernaemontana citrifolia L. ië „ pipi M.Sum.Wk.| Alstonia calophylla Mig. 5 „ batoe M. Timonius Rumphu Bl. Rubiaceae. Poeleh M. Sum. Fagraea imperialis Mig. Loganiaceae. Poeleh-pandak M.J.f Ophioxylon serpentinum L. À pocynaceae. „ trifoliatum Grtn. & ob- [versum Mig. s Poeli J. Alstonia spectabilis RBr. pk Poeloe-lata J. Thalictrum javanicum Bl, Ranunculaceae. Poeloengan J. Cardiospermum helicacabum L./ Sapindaceae. Poeloes S. Urtica ovalifolia Bl Urticaceae, „ confinis Bl. En „ stimulans Thnb. # »” 7 var: ob- [tusa Bl. sj „ jJavanica Bl. 3 RON, Tragia hirsuta Bl. Euphorbiaceae. Cnesmone javanica Bl. J „ besaar S. Urtica spinosa Bl, Urticaceae. „ djalatong S. „ gatel S. „ heedjoh ®. „ _ovalifolia Bl. „ sinuata Bl „ ovalifolia Bl. „ stimulans Thnb, Inlandsche Naam. Poeloes malaba S, ‚‚ malehla S. „ moending S. Poeloet beurriet S. Poeloetan J. „Jaut-M. Poelot M. Poenanga boeg Mak. Poenggang S. Poepoeloetan M. Poerasane Amb. Poerdoppo wali J. Poeroet S. Poerwo djamboe J. „ genni J „ iki J. „ koening J. „ koetjet J. „ sottoh J. tjeng J. Poespa BR. „ lumboet S. „ mida S. „ nidra J. of Posponidro J. Poespa tjarang S. Poetag (?). Poetar S. Poetat S. J. 211 Botanische benaming. Urtica ardens Bl. „ obnoxia Hsskl. „ aestuans Wld. Kopsia arborea Bl. Corchorus javanicus Bam. Urena lappago DC. Abutilon striatum Hk. Urena lappago DC. Calophyllum inophyllum L. Barringtonia racemosa Bl. Urena heterophylla Sm. Alyxia stellata R. & S. zie Poetat waleh J. Artocarpus rigida Bl. Ficus tylophylla Hsskl, „ L. spec. bantam. Gautiera punctata Bl. Agapetes varingiaefolia Bl. Elatostemma Frst. spec. 1. Hypericum javanieum Rwdt. Rubus lineatus Rwdt. Gautiera leucocarpa End]. Pimpinella pruatjan Mlkb. Schima Noronhae Rwdt. Gordonia Wallichii DC. Tetranthera multiflora Ns- Acronoda punctata Bl Calpandria lanceolata Bl. Canna coccinea Ait. Dehaasia microcarpa Bl. Aecronoda punctata Bl. Sizygium racemosum DC. Ixora corylifolia Wght. Planchonia sundaica Mig. Barringtonia spicata Bl, „ racemosa Bl. mn Natuurlijke Familie. Urticaceae. 2 2 Apocynaceae. Tiliaceae. Malvaceae. :) ’ Clusiaceae. Myrtaceae. Malvaceae. Apocynaceae. Artocarpcae. Moreae. bj | Ericaceae. ’j Urticaceae. Hypericineae. Rosaceae. Ericaceae. Umbelliferae. Clusiaceae. pb Laurineae. Tiliaceae. Meliaceae. Cannaceae. Laurineae. Tiliaceae. Myrtaceae: Rubiaceae. Myrtaceae. DD 23 212 en Botanische benaming. Ae Naam. | Familie. Barringtonia rubra Bl. Myrtaceae. „ alba Bl. á Poetat gedeh S. Myrtaceae RBr. spec. bant. incert. „ goenong 5. Planchonia sundaica Mig. Ee „ lakki S. Barringtonia spicata Bl. ze „ waleh J. Coecculus crispus DO. Menispermaceae. Poetir S. Parkia intermedia Hsskl. Mimoseae. Poetjoek J. Corypha umbraculifera Lu. Palmae. „ soelang ©. Typhonium ? discolor Hsskl. | Aroideae. Adenosacme cauliflora Miq. Rubiaceae. Poetjoeng oetan M.| Clerodendrum paniciculatum Lj Verbenaceae. Poetjoengan J. Campelia glabrata Knth. Commelijnaceae. Poetoen Bantam. Barringtonia speciosa Bl, Myrtaceae. | Poetrawalli J. zie Poetat waleh J. Poetria R. Mussaenda frondosa L. Rubiaceae. | Poetsja Mak. Barringtonia acutangula Grtn., Myrtaceae. „ racemosa Bl. sj Poetsjoeng J. Hydnocarpus inebrians Vhl. | Pangiaceae. Poewan B. Clerodendrum inerme Grtn. Verbenaceae. Poewar KR. Amomum cardamomum L. Zingiberaceae. _ sedaki zee THE enn | Pohodoelang S. Scaevola Plumieri L. | Goodeniaceae. Pohon dawon sago Bd.| Albizzia Julibrissin Boiv. 4 mollis. Mimoseae. „ hanjawar 5. Ptychosperma sylvestris Mig. | Palmae. | Pinanga nenga Bl. var. 5 hanjawar.| 5 „ hidop J. Euphorbia tirucalli L. | Euphorbiaceae. — „ kerambang M.S. 3 „ kerambil M. | Cocos nucifera L. | Palmae. E „ kiara S, Ficus procera Rwdt. |_Moreae. â „ knitni J. Elaeocarpus angustifolius Bl | Tiliaceae. | „ krangean J. Tetranthera citrata Ns. Laurineae. j „ kot J. Albizzia tenerrima Vriese. Mimoseae. | „ manggir J. Pithecolobium Jupghuhnianum | [Bnth. 5 „ marra M. | Rottlera tomentosa Hsskl: Euphorbiaceae. — „ mienjan M. | Styrax benzoin Dryand, Styraceae. nior M. | Cocos nucifera [. Palmae. Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Pohon oepas M. „ pait M. „ pilang J. „ plebber J. „ sadang S. „ sengon J. „ Sikat Bd. „ tjap M. „ weroe M. J. Pohpohan J. Pohung S. Poko J. Pokor koepan M. > Wassi. Mol Pokroe J. Polat Amb, of Polot Amb. Polendo darat Bl. sc lanfBl. Pollo-keijou J. Polloe S. Pollong M. S. Polomit-sjoe Ch. Bo. Polone M. Polto-polto Mand. Pompohrang S. Pompoeloetan lalak- [ki S. „ parampoean $. Pompoeroetan. S.J. Antiaris toxicaria Lesch. Laurus angustifolia Rwdt. Acacia ? alba Rwdt. Viburnum. coriaceum Bl, Saribus rotundifolius Bl. Albizzia stipulata Boiv. „ __? moluccana Mig. Rhus succedaneus L, Albizzia procera Bnth. Daphnidium caesium Ns. zie Pochpochan S. Dichrostachys cinerea W. & A. Peperomia javanica Mig. Talauma Rmphü Bl. ’ Lb ’) Stryechnos tieuté Lesch. Urtica ovalifolia Bl. Trevesia moluccana Mig. Scaevola Plumieri L. Dais octandra IL. Zehneria exasperata Mig. Pisum sativum Ts. & variet. Artocarpus integrifolia Tu, Anona muricata L. Caryophyllns aromaticus L. Callicarpa cana L. Calosanthes indica Bl. Triumfetta glandulosa Liam. „ __suffruticosa Bl. Corchorus javanicus Brm, Melochia erecta Brm. Xanthium indicum Rxb. Urena lobata L. „ _L. spec. plurim. Triumfetta humifusa Hsskl, Artocarpeae. Laurineae. Mimoseae. Lonicereas, Palmae. Mimoseae. DD | Anacardiaceae, Mimoseae, Laurineae, Mimoseae, Labiatae. Magnoliaceae, 2 Loganiaceae. Urticaceae. Araliaceae. Goodeniaceac.. Daphnoideae. Cucurbitaceae. Papilionaceae. Ärtocarpeae.. Anonaceae, Myrtaceae. Verbenaceae. Bignoniaceae. Tiliaceae, pb | ’j Büttneriaceae, Com positae. Malvaceae. 2 Tiliaceae. 214 - and han mmm Inlandsche _ Naam. mm | Pompoeroetan bod- [das S „ bunjer S. „ burrum S. „ konneng S. Poncho-soedo J. Pong J. & „ pahang J. Pongokan J. Pontjollok J. Popo Men. Popoeloetan J. Popongan Bl. Popotjangan laut S. Poppya oetan M. Porang J. Porono-jiwa J. Possi-possi T. Potong M. J. Bl. Pottong koedjangS.M Pradak poeding B. Pradjitan J. Prakkoe-toepoe J. Pran J. Prappat J. Prellak S. Prending S, Prya KR. Pringgat R. Pringgi R. Priokra M. Bintang. Proeatjan J. Botanische benaming. Triumfetta L. spec. plurim. cara BIJ Sida viscidula Bl. Urena heterophylla Sm. „ villosiuscula Bl. Jasminum multiforum Rth. Dicrostachys cinerea W.& A. Crypteronia paniculata Bl Piliostigma acidum Bnth. Cocos nucifera L. Urena sinuata L. Dioscorea Cliffortiana Lam. Cardiopteris moluccana Bl. Psychotria bantamensis Mig. Peliosanthes javanica Hsskl. Momordica subangulata Bl. Trichosanthes trifoliata Bl. Scaevola Plumieri L. Euchresta Horsfieldii Bant. Sonneratia acida DC, „alba DE: Bambusa aspera R. & S. Desmodium DC. spec. plur. Catenaria laburnifolia Bnth. zie Handullum burrum S. Crotalaria retusa Lu. Acalypha virginica L. Dichrocephala paniculata Mig. Sonneratia acida DC. & var. Diospyros cauliflora Bl. Hydrocotyle hirsuta DC. Momordica charantia L. Vitis sylvestris Bl Cucurbita pepo L. Nepenthes phyllamphora Wld. Pimpinella pruatjan MIkb, Natuurlijke Familie. Tiliaceae. , Malvaceae. 1 bb Jasmineae, Mimoseae. Rhamneae. ? Palmae. Malvaceae. Dioscoreae. Sapindaceae. Rubiaceae. Ophiopogoneae. Cucurbitaceae. 2 Goodeniaceae. Papilionaceae. Myrtaceae, ’ Gramineae. Papilionaceae. Confervaceae ? Papilionacea. Euphorbiaceae. Compositae. Myrtaceae. Ebenaceae. Umbelliferae. Cucurbitaceae. Ampelideae. Cucurbitaceae. Nepentheae. Umbelliferae. en Car riete tn a B 215 ne ee eenn Inlandsche Naam. Proet S. Proetak M. Promosodo J. Prono-djiwa J. Protak S. Pu Cel. Pua Amb. Puhtak $S. Piühüng $S. Puntoi S. Pussaar S. Putir S. Putoi S. Rabey Lh. Rabassa J. Rabna bakadja J. Raboeset M. Radja R. „ (kajoe) R. . Radna poetie J. Radjoen S. „ lalakki S. Raggi J. Ragoelô J. „ goenong S. J. Rajana S. Ray-ray T, Botanische benaming. Thibaudia floribunda Bl. Vaccinium latifolium Rwdt. Balanophora Erst, spec. omn: Hydnophytum Jck. Myrmecodia Jck. Cordia subeordata (Bl?). zie Porono-jiwa J. Pachycentria constricta Bl. Quercus molucca Rmph. Areca catechu L. Myrtaceae RBr., spec. bantam. Dicrostachys cinerea W.& A. Parkia africana RBr. Artocarpus integrifolia L., var. [4 runcinata. Parkia intermedia Hsskl. speciosa Hrt. Bog. h. Lygodium circinatum Sw. Hydrocotyle asiatica L. Gomphrena globosa L. Disemma Horsfieldii Mig. Hernandia sonora L, Cassia javanica L. Gomphrena globosa L. Sciadiphyllum scandens DC. Lasianthus lucidus Bl. Ichnocarpus frutescens RBr. Abelmoschus pseudo-abelmosc- [hus WI Hypericum coriaceum Bl, Lactuca indica L. Achyranthes bidentata Bl, var: ’ Natuurlijke Familie. Ericaceae. bb | Balanophoreae. Rubiaceae. 1 Cordiaceae. Melastomaceae, Cupuliferae. Palmae. Mimoseae. 2 Artocarpeae. Mimoseae. 3» Schizaeaceae, Umbelliferae. A marantaceae. Passifloreae. Hernandiaceae. Papilionaceae. Amarantaceae. Äraliaceae Rubiaceae. Ä pocynaceae, Malvaceae. Hypericineae. Compositae, [elongata.| Amarantaceae. aa vane Botanische benaming. Nene Desmoschaeta prostrata DC. | Amarantaceae, Rakat R. Abrus praecatorius L. Papilionaceae. Rakka J. Pteris L. spec. Polypodiaceae. Rak-nassi M. J. Pergularia accedens Bl. Asclepiadeae. „ wek J. Muecuna prurita Hk. Papilionaceae. Ramai $. Boehmeria sanguinea Hsskl. | Urticaceae. Bamak daging lalak- [ki S.f Clerodendrum macrophyllumBl.| Verbenaeceae. „ lakki S. Ruellia bicolor Bl. Acanthaceae. Rambang J. Bruguiera gymnorhiza Lam. | Rhizophoreae. Rambia M. R. Metroxylon sagus Rttb. Palmae. Ramboeset Madura.f Passiflora Horsfieldii Bl Passifloreae. Ramboet daauwn R.| Ophioderma pendulum Endl. | Ophioglosseae, „ kaloga M. Jussiaea repens L Oenothereae, „ poetrie M. R. | Cassytha filiformis L. Lauriueae. Ramboeta T. Bixa orellana L. Bixaceae. Ramboetan S,M.J.R.f Nepheliumlappaceum L. cum var:| Sapindaceae. a ramboetan atjeh leutiek. 5 b 5 „ _gedeh. 4 c ie „__boddas. . d 5 „ _konneng. ie e EA „ __goendil. 5 jk „ __goendil. js q »” „pit. »” h „ atjeh hoerong. } d „ boeloe toentoen. 7 | k » »” gedeh. ” U ek „ _leutiek. A mm „ ramantan. ze 1 „__serôgol. ‚ o „ leutiek hiedung. Ei, p „ _lengsar. ie Rameh 5. of Rami M. RB. Boehmerla sanguinea Hsskl. f{ Urticaceae. 216 Urtica diversifolia Bl, „ nivea L. „ aestuans Bl? Inlandsche Naam. 217 Botanische benaming. Deed Natuurlijke Familie. Rameh boeloes S. Rami tjina M. Ramen J. Ramis Mak. Ramnia R. Ramok daging S. „ gellang S. » giling S. So tehuiitjer S; „ goendie S. Ramôkêkesh J. Rampat R. Rampanei R. Rampoe-kassang S. Randa-katissan S. Randjeh-bakoeng (?). Randoe M. R. J. „ agoeng J. „ allas S, M. RJ. „ badak S. „ kapok J. „ lawang S. of ‚ leuwung S. Ranch S ‚MR. J. Corchorus olitorius L. Urtica rugosisima Rwdt. Corchorus capsularis L. Boehmeria candicans Hsskl. Caryota Rumphiana Bl. Bouea oppositifolia Msn. Leiocarpus arboreus Bl. Portulaca oleracea Ls. Sciadiphyllum scandens DC. Paratropia divaricata Miq. „ __ longifolia DC. „ __ parasitica Mig. „ __ elliptica Mig. „ _ tomentosa Mig. „ ___polybotrya Mig. „ __ corono-sylvae Mig. parasitica Mig. Ficus japonica Bl. Pandanus latifolius Rmph. Ardisia coriacea Bl. Anthisthiria arguens Wld. Jussiaea fluviatilis Bl. Susum anthelminthicum Bl. Eriodendrum anfractuosum var. [indicum DC. Salmalia malabarica Schtt. ’) 2 2) Crataeva magna DC. Psychotria rhinocerotis Rwdt. Gossampinus alba Hmlt. Salmalia malabarica Schtt. Lycopodium ornithopoides L. „ __ planum Dsv. „__ Javanicum Sw. „ __ Wildenowu Esv. „ __ eanaliculatum Lu, Tiliaceae. Urticaceae. Tiliaceae. Urticaceae. Palmae. Ánacardiaceae. Euphorbiaceae. Portulaccaceae. Áraliaceae. ’ KD / 1 1 ’ DD, » BD Moreae. Pandaneae. Myrsineae. Gramineae. Oenothereae. Xerotideae. Sterculiaceae, ’ 1 Capparideae. Rubiaceae. Sterculiaceae. ’ Lycopodiaceae, ” ’ 1 33 Inlandsche Naam. 218 Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Raneh gampang J.j Lycopodium cernuum L. Rangas k. Ranjie 5 Ranteh peutjang S. Rapa djawa Mak. Rapo Mak. leko Mak. Rappotsjidoe Mad. Rara Mak. „ ajam M. Rarak S. Rarawéha S. Rare T. Rass S. Rassak ZBo. Rassamala S. R. Ratjom ratjam Bl. Rau M. & Rauhitoe Mak. Rauparoro T, Rawé J. Rawong (?). Raijana S. „ boddas S. „ burrum 8. Rebut Br. Reluksa aroy S. Remang S. „ poetoen S. Remblas J. Rendang M. Rendé Sum. Rendeng J. Rendoe S. zie Renghas S. Dialium indum L: Rivina purpurascens Schrd. Syzigium jambolanum DC. Areca catochu L. Piper siriboa L. Artocarpus integrifolia Ls. Erythrina dioica DG. Celosia cristata La. Otophera spectabilis Bl. Sapindus rarak L. Mucuna pruriens DOG. Adenanthera falcata DO. Vitex pubescens Vhl. Retinodendrum rassak Khs. Liquidambar Altingianum Bl. Diplocinium tuberosum Mig. Dracontomelon mangiferum Bl. Nothopanax cochleatum Miq. Mucuna pruriens DC. Ocimum viscosum Roth. Lactuca indica L. Sonchus fallax WI. „ sundaica Bl. Crinum toxicarium Herbert, an. „ asiaticum L. Boehmeria repanda Hsskl. Cratoxylon Hornschuchü Bl. BL. spec. nov. bantam. Ficus remblas Mig. Carissa carandas L. Bentinckia renda Mrt. Hydroeotyle hirsuta DG. Pinanga Kuhli Bl. Cyrtandra Frst, spec. plur. Lycopodiaceae, Papilionaceae. Phytolaccaceae. Myataceae. Palmae. Piperaceae. Artocarpeae. Papilionaceae. A marantaceae. ? Sapindaceae. Papilionaceae. Mimoseae. Verbenaceae. ? Balsamifluae. Begoniaceae. Spodiaceae. Araliaceae. Papilionaceae. Labiatae. Compositae. 3 Amaryllideze. ’’ Urticaceae. Hypericineae. ’ Moreae. Apocynaceae. Palmae. Umbelliferae. Palmae. Gesneriaceae, Inlandsche Naam. Rendoe badak S „ burrum S. „ lalakki S. „ poetjang S. Rendoel ribatan S. (Sum. Renghas S. M. „ manoek S. Renjoe S. Riang-riang Mand. Ribadien Je Ribey Lh. Ribes J. Riboe-riboe M. Ribua Lh. Rijmbam Br. Ri-larat J. Ri-in Amb. Rinat Amb. Rindengan J. Rindoh S. Ringan-ringan J. Bl. Ringis S. Rinjoeng S. Rinoe S. „ leuwung S. 5 manoek S. Rintjik-rintjik R. Rioed Amb. of Rioen Amb. 219 Botanische benaming. Ruellia L. spec. plurim. Cyrtandra glabra Jck. Ruellia Hamiltoniana Std, Cyrtandra pendula Bl. Ebermeyera incana Hsskl. Chasalia lurida Miq. Gluta benghas L. Semecarpus anacardium L. Coniogeiton arborescens Bl, Rhodamnia (Myrtus) spectabilis Bl, Vitis sylvestris Bl. Rubus alpestris Bl. Lygodium circinatum Sw. Ficus gibbosa Bl. Helminthostachys duleis Kaulf. Crinum toxicarium Herbert. Bassia longifolla Lam. Hibiscus surattenisis L. Heliconia buccinata Rxb. Semecarpus cassuvium Sprg. anacardium DC. var. (angustifolia. Cardiopteris lobata Wall. Ebermryera elongata Hsskl. Hedysarum strobiliferum L. Dodonaea triquetra DC. Rhodamnia spectabilis Bl. Melastomaceae RBr. sp. incert. Cubeba officinalis Mig. Piper recurvum Bl „ baccatum Bl. „ arborescens Bl. Hoya lacunosa Bl. 2» Heliconia buccinata Rxb. Natuurlijke Familie. Áecanthaceae. Gesneriaceae. Á canthaceae. Gesneriaceae, - Ácanthaceae. Rubiaceae. Anacardiaceae. ’ bb | Myrtaceae. Ampelideae. Rosaceae. Schizaeaceae. Moreae. Ophioglosseae. Amaryllideae. Sapotaceae, Malvaceae. Musaceae. Anacardiaceae, Sapindaceae. Acanthaceae, Papilionaceae, Sapindaceae. Myrtaceae. Piperaceae. DÛ DÛ Asclepiadeae. Musaceae., 220 Inlandsche Open Botanische benaming. € e Natuurlijke Familie. mmm Riseseer J. Berberis asiatica (Bl?) Rita Mak. & Rite Amb. Alstonia scholaris RBr. Ri-wonno J. Smilax china La Roaay 5. Phaseolus lunatus L. Roe R. Casuarina littorea Bl. Roekem S. B. Flacourtia Cms. spec. divers. „ __ jangomas Gml. …_rukam, Z. &.M. Phoberos rinanthera Endl. assam S. M. | Flacourtia sapida Rxb. hered hed „ badak $S. Capparis L. spec. bantam. „ kembang M. { Phoberos rhinanthera Endl. „ manies M. Flacourtia cataphracta Rxb. „ sepat S. „__ jangomas Gmel. Roekoe Mak. Cyperus rotundus L, Oplismenos bromoides R.& S. „ __Burmanni B. & S. „ teker M. Eleocharis tuberosa Schlt. Roekoem S. Sphaerocarya moschifera Bl. Roekoe-roekoe M.Bd.| Ocimum gratissimum La Roema-semoet M. | Hydnophytum formicarun Jck. Myrmecodia tuberosa Jck. Roemboeta S. Allophyllus javensis Bl. Roemoet Lt. Ophioglossum pendulum L. Roempoet M. zie Djoekoet $. „ assap M. Poa plumosa Rtz. „ bengala M. Paspalum mollicomum Kth. „ boeloe babi M. | Fimbristylis polytrichoides R‚&S. „ __» mata M. | Spinifex squarrosus L. „ boewang M. | Commelijna benghalensis L. „ djintam M. Fimbristylis polytrichoides R&S. „ emboen M, Lepeocercis pertusa Hsskl. „ kakarendengan [M. | zie R. kasan J. „ karbou M. Eleusine indica Trin. ‚„ kasan J. Anthisthiria ciliata L. Berberideae. A pocynaceae. Smilacineae. Papilionaceae. Casuarineae. Bixaceae. ’- Capparideae. Bixaceae. Lb , Cyperaceae. Gramineae. 1 Cyperaceae. Santalaceae. Labiatae. Rubiaceae. ’) Sapindaceae. Ophioglosseae. _ Gramineae. ’) Cyperaceae. Gramineae. Commelijnaceae. Cyperaceae. Gramineae. Inlandsche Naam. Roempoet koeda M „ koekoehoelang [M. „kras M. „ laut M. „ malela M. „ manni-manni M „ oedang-oedang [M. „ oetan M. J.' „ paket J. „„ palias J. „ ploemboen J. „ seret J. „ seriboe ayer J „akki S. „takt sait (?). „ toewan Schil M walang genni J Hosen Lt. of Roeroen Lt. Roeremoe T. we Roeroe-teker M. Mak. Roeroekoe S, Roeroh NG. Roessimal NG. Roessoe-layn UL. Roettoe maun Amb. „ roettoe kajoe M. Roetsjaga T. & „ goffo T. Roettoen Amb. „„ layn Amb. | Botanische benaming. 221 Oplismenos bromoides R. & S. „ __Burmanni R. & S. Limnoghila villosa Bl. zie R. karbou M. Stipa littorea Brm. Panicum limnaeum Steud. Coix agrestis Wd. Diplocinium bombycinum Kl. Scirpus miliaceus Brm. Argyreia ? mollis Chois. Panicum polystachium Brm. Ischaemum barbatum Rtz, Galium barbatum Rtz. Ulva javanica DC. Kyllinga fuscata Mig. Cyanotis axillaris Schlt. Turnera sericea H. B. & Kth. Polygonum pulchrum Bl. Heritiera littoralis DC, Dj 1 ’ Eleocharis duleis Trin. Ocimum aristatum Bl. Teucrium viscidum Bl, Cocos nucifera L. zie Rasamala M. Sophora heterophylla TL. of „ _ tomentosa DC. Jambosa aquaea Rmph. Lycopodium phlegmaria L. Bidens Wallichii DC. „_peduncularis Gaud. Jambosa domestica are. 7 2 3 Natuurlijke Familie. Gramineae. 2 Scrophularineae. Gramineae. 1 D, Begoniaceae. Cyperaceae. Cenvolvulaceae, Gramineae. bb Rubiaceae. Ulvaceae. Cyperaceae. Commelijnaceae. Turneraceae. Polygoneae. Sterculiaceae. 2 Cyperaceae., Labiatae. ’ Palmae. Papilionaceae. 2 Myrtaceae. Lycopodiaceae. Compositae, 1) Myrtaceae, 3) 222 ‘me Inla ndsche Botanische benaming. Natuurlijke Naam. Familie. Roettoen moela Amb.| Jambosa domestica Rmph. Myrtaceae, „ oär Amb, 5 5 ETE OP [nigra. jn „ tsapeo Amb. „ aquaea Rmph. . Rogare Mak. Guilandina bonduc La Papilionaceae. Rombia Mak. Metroxylon sagus Rttb. Palmae. Romiho Bd. ke sd 5 E Romo J. Lactuca indica L. var. g sub- integerrima Mig. | Compositae. Rondong M. J. Suffrenia dichotoma Mig. Lythrarieae. Rong Kk. Garcinia cambodja Desr. Clusiaceae. Ronggot S. Elettaria alba Bl. & aliae. Zingiberaceae. Roossan J. Saccharum officinale L. Gramineae. Ropal deda J. Dischidia punctata Desn. Asclepiadeae. Roppo-rappo-djawa Mak. | Sizygium jambolanum DC. Myrtaceae. Rorako T. Parkinsonia echinata Sprg. Papilionaceae. Diphaca cochinchinensis Lour. ie Roraka Td. Caesalpinia sappan L. 8 Rosamala ? zie Rasamala M, tosmarijn ambon M.{ Hedyotis crateogonum DC. Rubiaceae. zottan M. B. zie Hooth S. „ ayer M. Calamus littoralis Bl Palmae. „ aleä M. „ rudentum Rxb. e „ alea M. Calamus graminosus Bl. ze „ assam M. Daemonorops barbatus Mrt. ER „ boeloe M. „ __strictus Bl. Ne ES Calamus pisicarpus Bl. % „ boeboet M. „ _Rumphü Bl. A „ djerenang M.R./ Daemonorops draco Dl. ij „ gelag M. Calamus horrens Bl. jn „ goenong M. „ exilis Griff. ee „ itam M. Daemonorops niger Bl. „n „ ___ melanochaetes Bl. 5 „ jawa M. Calamus viminalis Rwdt. B „ kalappa M. Daemonorops calapparius Bl. al kawa M. Calamus cawa Bl. ij w… hed 223 ee Inlandsche EE Natuurlijke Naam. a Familie. nn | Calamus equestris Wld. Palmae. Rottan koro S. „ _heteroideus Bl. en „ korwaër J. Flagellaria indica L. Flagellarieae. „ latong M. Calamus caesius Bl. Palmae. „ leilan M. „ _ heteroideus Bl. ks „ lellang Pal. Daemonorops palembaniens Bl. et „ leumeus M. Calamus asperrimus Bl. Á „ ___melanoloma Mrt. p DN) hlin M. ’” ’ ” Eb) „ __ heteroideus Bl. d „ __ calolepis Mig. EN „ loemoes M. „ __anceps Bl. je „ njappa M. Ceratolobus glaucescens Bl. al „ oetan M. R. | Flagellaria indica L. Flagellarieae. £ »„ Oohat ZBo. Calamus marginatus Mrt. Palmae. „ pella M. S. Daemonoraps accedens Bl. En „ _ oblongus Bl. À „ poetie M. Calamus rudentum Rxb. « „ sabote M. Daemonorops hystrix Mrt. ke „ salak M. Salacca edulis Bl. an „ sampai S. Korthalsia Junghuhnii Miq. Ee „ segah R. Calamus viminalis Bl. se „ selang J. Daemonorops melanochaetes Bl. en ED Ù palembanicus Bl. A „ teboe. El niger Bl. e d melanochaetes Bl. vl „ tjatjieng S. Calamus javensis Bl, es > ame dk a REEN „ _heteroideus Bl. var. 5 (procerus. 2e „ tjetjeret J. „ _ Reinwardtii Mrt. à „ toeni M. „ ___Rumphii Bl. Es „ tratas M. „ _hetroideus Bl. var. & [procerus. À „ tsavoni M. „ __ equestris Wld. AR „ tum daun be- [saar M. | Daemoncrops strictus Bl. » mmm Inlandsche EE Rottan way-ory M. „ wanitette M. „ zalak M. Run Ch. Rundoe S. Rungang S. Runghas S. M. ‚ boerong M. ke nn 5. Rungkeng on nan Eh ‚„ moela ie Saay S. Saär S. Saauw-manila M. Saba-saba T- Sabbeh S. Sabe Bi. Saboer nekker Amb. Sabrang Bl. Sadab R. Sadagor! S. AS „„ aroy >: | 224 Botanische benaming. Calamus ane Bl. Daemonorops. strictus Bl. Calamus vìiminalis Bl. „ __ buroënsis Mrt. Salacca edulis Bl. Oryza sativa L. (semina cocta). Cyrtandra Frst. spec. plur. Ruellia L. spec. plur. Ebermayera subpaniculata Hk. Memecylon tinctoriam Wld. Gluta benghas L. Semecarpus s hetr ophylla Bl. Buchanania arborescens Bl. 1) 1 ’) „3 ’ Lasy olepis paucijuga Bunt. Jambosa domestica Rmph. 5. Broussonettia papyrifera Vent, Sorgsum tropicum Spr. Sapota achras MII, Trevesia moluccana Mig. Canna L. spec. plur. Pisonia Plm. spec. Colocasia antiquorum Schott. [var. b nymphaeifolia. Pachyrrhizus angulatus Rchb.! Ruta graveolens L. Abutilon DC. spec. plurim. ie, DC. spec. plurim. Sida L. spec. plurim. „ _hederaefolia Cass. Natuurlijke Familie. Palmae. ’ ’ Gramineae. Gesneriaceae. Acanthaceae. Memecyleae. Anacardiaceae. LEN ’ Myrtaceae. Moreae. Gramineae. Sapotaceaec. Araliaceae. Cannaceae. Nyctagineae. Ároideae. Papilionaceae. | Rubiaceae. Malvaceae. Büttneriaceae. Malvaceae. 33 Lia] We Gt EA ke, ö Inlandsche Boteradee Wesae Natuurlijke 4 Naam. de Familie. 4 _Sadagori lalakki S.| Sida acuta Brm, Malvaceae. Sadang S. J. Licuala peltata. Palmae. Sadangan S. Saribus subglobosus Hsskl. EN „ _olivaeformis Hsskl. 4 Sadingin R. Kalanchoë laciniata DC, Crassulaceae. Sadjeng J. Livistonia rotundifolia Mrt. Palmae. Saga S. M. R. Abrus praecatorius L. Papilionaceae. »„ rOy 5. ’” ” ” ’” „ kajoe M. R. Adenanthera pavonina L, Mimoseae. ‚„ pohon M. »” ” „ » 5 tes Pongamia ? corallaria Mig. Papilonaceae. Sage mane J. Freycinetia Gaudichaudi RBr.| Pandaneae. Sagoe M. Amb. Metroxylon Rumphii Mrt. Palmae. „ doeri rottan M. „ __ micracanthum Mrt. 5. „ oetan M. „ flare Mrt. 5 „ papeda M. „ _sagus Rttb. 7 „ parampoeïn Amb. ä nete er „ rottan M. „ filare Mrt. we Sagoena Bantam. | Anondceae Dun. spee. inc. bant. Saha-saha T. Aralia palmata DC. Äraliaceae. Sahit-metten Ht. Uvaria argentea Bl. Anonaceae. Sahoe J. Guilandina bondue L. Papilionaceae. „ Amb. Dioscorea aculeata L. Dioscoreae. ‚„ nakkoer Amb. | Calladium nymphaefolium Wld.| Aroideae. Daihe-maruani Lbh. | Smilax zeylanica Ls, Smilacineae. Say-se-sjoe Ch. Bo. | Mangifera indica L. Anacardiaceae. Saja-baki !T. Grammatophyllum speeiosum Bl Orchideae. gn scriptum Bl. > „ balitsjaga T. | Hibiscus mutabilis L, Malvaceae. „ kananga T. Uvaria odorata Lam. Anonaceae. „ kotele T. Clitoria ternatea L. Papilionaceae. „ mamj Ì. Ixora amboinica Bl. Rubiaceae. ‚„ manoere T. Jasminum sambac Ta Jasmineae. „ ngalli-ngalli Tj Hibiseus mutabilis L. Malvaceae. „ ngawan T. zie Saja baki T. „ tina T. Poinciana pulcherrima L. Papilionaceae. Sajor M. Amarantus polygamus Wid. | Amarantaceae. DE XIX. 15 ded ene nn Inlandsche Botndereishonss Natuurlijke Naam. je Familie. A marantus tristis Liour. Amarantaceae. Sajor aijam M. Cassia sophora L. Papilionaceae. jn vebora, u 83 „… babr.M;. Colocasia humilis Hsskl, Aroideae. Borreria oeimoides DC. Rubiaceae. Vernonia cinerea Losch. Compositae. „ bandan M. Colocasia humilis Hsskl. Aroideae. „ bengalaketjil M.{ Alternanthera sessilis RBr. Amarantaceae. „ bintor N. Elloboearpus oleraceus Kaulf.{ Polypodiaceae. „ boeloe ketjil M.f Commelijna Rumphii Kostel. of | Commelijnaceae. „ _benghalensis Lb. Brm. 4 „ gebe Mol. Gossypium vitifolium Lam. Malvaceae. „ kajoe M. Agaricus sajor kajoe Fr. Hymenomycetes. „ kalappa M. Cycas circinalis L. Cycadeaceae. „_pectinata Hmlt. B „ kambing M. Gumira integrifolia Hsskl. Verbenaceae. ‚ karang M. Sphaerococcus lichenoides Ag. [var: b tenuis Ag.| Floridae. „ koddak J. Atriplex littoralis L, Chenopodeae. „ kodokh J. Ulvra javanica DI. Ulvaceae. Ellobocarpus oleraceus Kaulf. | Papilionaceae. Ceratopteris thalictroides Brgn. 5 „ lomba M. BL | Piper subpeltatum Wld, Piperaceae. „ mamma M. Cleome pentaphylla Ls. Capparideae. Polanisia ieosandra DG. 4 „ manies M, Helminthostachys duleis Kaulf.| Ophioglosseae. „„ moeka maniesM.| Emiliâ sonchifolia DC. Compositae, „ morsego M. TFrichosanthes trifoliata DC. Cucurbitaceae. „ oedang M. Alternanthera sessilis RBr. Amarantaceae. „ pakoe M. Diplazium malabaricum Spr. | Polypodiaceae. „ pangaijoe M. | Opbioglossum ovatum Bl, Ophioglosseae. „ panoe M. Jussiaea angustifolia Lam. Oenothereae. „ poetie M. Agaricus sajor kajoe Tr. Hymenomycetes. Pisonia sylvestris T. & Bndk.l Nyctagineae. „_poppija M. Momordiea subangulata Bl. Cucurbitaceae. radja M. Trichosanthes trifoliata Dl. Crcas pectinata Elmlt, Le Cycadeaceae. Inlandsche Naam. ned Sajor selar J. „ songa M. „ telorikan M. en „ troeboe M, … wassa Ht. Sakandal M. Sakelan Gr. Sakka Lt. Sak-njong-phaCh.Bo.| Saksak Bl. Sak-sok J. Sakti R. Sala Amb. „ lakoe M. R. „ sala Mak. Salay Amb. Salakkal of Salakkar Amb. Salam J. „ andjieng S, „ badak S. amanor!t, „ peutjane S, Salamang J. Salak S. M, Salassie S. M. „ boddas S. il burrum S, Salattan Bd. Salawat J. Salea Omd. Saleh M. Amb. Saleijt Br. 227 Botanische benaming. Bryonia laciniosa Li? Verbesina moluccana Bl Saccharum edule Hsskl. Ficus glomerata Rxb. Cordia myxa L. Melaleuca leucodendrum DC. Ficus bengalensis L. Pardanthus chinense Ker. Verbesina moluccana Bl. Wollastonia strigulosa DC. Adenostemma erecta Bl. Nasturtium indicum L. Boehmeria interrupta Wild, Cissus quadrangularis L. Bruguiera Rumphii Bl Astronia papetaria Bl. Cinnamomum culilawan Bl. Eugenia lucidula Mig. Jambosa saligna Mtg. Syzigium nodosum Mig. Hibiscus surattensis L. Myrtaceae RBr. spec. bant. inct. Syzigium subdecurrens Mig. Salacca edulis Bl. Ocimum basilicum Ú. a album. 2 3) L. blanceolato- [ ovatum Bl. EE „ LE. e oblongo- [lanceolatum Bl, Urtica ovalifolia Bl. Ocimum sanctum L. Hydnocarpus inebrians Vhl. Coix laeryma L. Plychosperma vestiaria Mig. 13 1 L. p purpurasc. Natuurlijke Familie. Cucurbitaceae. Compositae. Gramineae. Moreae. Cordiaceae. Myrtaceae. Moreae. Irideae. Compositae. 2) Cruciferae. Urticaceae. Ampelideae. Rhizophoreae. Melastomaceae, Laurineae. Myrtaceae. 2) | Malvaceae. Myrtaceae. Palmae. Labiatae. D/ DD | Urticaceae. Labiatae. Pangiaceae. Gramineae. | Palmae, van 228 erigeche Botanische benaming. hak nejke Salekong M. Aecrostichon auritum Spr. Polypodiaceae. Salempat S. Colocasia humilis, var. minor [Hssk]. Aroideae. „ toelies S. a „__var.picta Hsskl. Ee Salier ? Aecronychia laurifoliu Bl. Xanthoxylaceac. Salifou Amb, Bauhinia lingua DC, Papilionaceae. Saligi J. Saribus rotundifolius Bl. Palmae. Salim S. Aglaya Lour. spec. bantam. | Meliaceae. „ lalakki S. „ speciosa Bl. | 9 „ batok Mand. |{ Pardanthus cinense Ker. Irideae: Salimoeri T. Cordia Rumphi Bl. Cordiaceae. Salioe Ch. & Ch. Bo.| Punica granatum L. Myrtaceae, Sallam M. R. S. Syzigium cymosum DO. g À Salleh oetan M. Coix agrestis Wd, Gramineae. Salo T. Dammara alba Rmph. A bietinae. ’ baboda T. ” DJ) „” ” „raro, E. Engelhardtia selanica Bl, Juglandeae. „ koklu T. Pimela acutifolia Bl, Burseraceae. Saloengeri T. Cordia Rumphii Bl. Cordiaceae, Saloempang S. Scindapsus pothoides Mig. Orontiaceae. Salonjowo JJ. Pouzolzia pentandra Bunt. | Urticaceae. Salua Amb. Desmodium umbellatum DG. | Papilionaceae. Samaë M. T. Rottlera tanaria Hsskl, Euphorbiaceae. Samay Ch. Kaempferia galanga L. Zingiberaceae, Samal Amb. ) „ batoe Amb. &) | Blackwellia foetida Wall. Homalineae. Samar Amb. Samangi J. Hydrocotyle latisecta Zoll. Umbelliferae, „ goenong J. „__ Zollingeri Mikb. ’) _Desmodium microphyllnm DC./ Papilionaceae. Samangka S. J. Bl. | [T. Amb, & Bd.| Citrullus edulis Spach. Cucurbitaceae. Sambal J. Agati grandiflora Dsv. Papilionaceae. Sambaroeka Bd. Verbesina moluccana Bl. Compositae. Wollastonia strigulosa DO, 5 Sambang tjollok J./ Pouzolzia pentandra Bant. Urticaceae, Sambeng J. Colocasia humilis Hsskl. _Aroideae 229 pm Inlandsche 8 . Natuurlijke Na Botanische benaming. Familie. Sambi Bi. Schleichera trijuga Bl. Sapindaceae: Sambodja J. Plumiera acutifolia Poir. Apocynaceae. Samboe J. Cillenia elliptica DOG. Dilleniaceae. Samboeta Mak. Excoecaria agallocha Li. Euphorbiaceae. Sambong Bl. Pothos pinnata Wld. Aroideae. „ toelang Bl, Cissus repens Lam. Ampelideae. „ glauca Rxb. En Samie Bl Saribus rotundifolius Bl | Palmae. Saminta S. Tetranthera amara Bl. var. c [glauca. Laurineae. Samirin Cr. Zanthoxylon armatum DC. Zanthoxylaceae. Samkok-kwa Ch. Bo.| Psophocarpus tetragonolob. DC.| Papilionaceae. Samöan Bl. Dioscorea pentaphylla L. Dioscoreae. Samparandoe. J. Myrsine avenis A, DC. Myrsineae. „ affinis. 3 Sampie S. Typhonium Reinwardtianum de [Vr. & Mig. | Orontiaceae. Lasia hetrophylla Schtt. 3) „ gedeh S. „ Merkusii Hsskl. en „ leutiek S, „ aculeata Luour. Re _Sampoeng S. Vernonia eupatorioides Bl. Compositae. Sampohra $S. Columbia javanica Bl. Tiliaceae, | Grewia Juss. spec. divers. 5 Sam-su-eng Ch. Verbesina moluccana Bl Compositae. Sana Ti. Pterocarpus indicus DO. Papilionaceae. ‚ Sandagori lalakkiS./ Sida lanceolata L. Malvaceae. - Sandori M. Sandorieum indieum Cav. Meliaceae San-ga-hap Ch. Bo.| Melastoma polyanthum Bl. Melastomaceae, Sanga-boeana S. Heptapleurum rigidum Hsskl.| Araliaceae. Paratropia tomentosa Mig. „ divaricata Mig. „ __longifolia DC. „ rigida DC. 3 „ langhit S. Hedera decomposita Rwdt. ek Sangal M. ZBr. Hopea sangal Khs. Styraceae. Sangang-burrum S.| Amarantus tricolor L. A marantaceae, Sanggar J. Myristica glabra Bl, Myristicaceae. 280 mms Inlandsche Naam. Botanische benaming. a Natuurlijke Familie. es Sangi Cel. Dangklappa R. Sangoway Lond. Sanienten S. Sanka S. Sanko-hidong M. -Santoel, of Santoor Mak. & T. Santen S. M. R. San-tiau-sjoe Ch. Bo. Saoentjoen S. Saöwa NG. Sapa Mak. Sapanon S. Sape-lajang-lajang [Sum Wk. Sapie $. Sapiri Mak. Sappa lalawa Bl. Sappar Lt. Sarabang J. Sarabboeng 5 Sara brassa Mak. Sarakaden J. Sarangan 4 Sarang-boerong J. Sarawang M. Sari-bollong J. Sari-gading J. M. Dillenia serrata DC. Gardenia florida L. Medinilla celebica Bl. Castanea argentea Bl. Tetranthera amara Bl. var. c [glauca. Achyranthes bidentata Bl. var. Lelongata. Desmoschaeta prostrata DC. Sandorieum indieum Cav. Ixora L. spec. plurim. & Pavetta L. spec. plurim. Capsicum annuum L. Panicum palmaefolium Koenig. Metroxylon filare Mrt, Caesalpinia sappan L. Ophiorrhiza filistipula Mig. Mappa? hypoleuca R. & 4. Myristica tomentosa Thnb. Knema laurinum Bl. Aleurites moluccana W ld, Ficus pumila ‘Fhnb. Commersonia echinata Frst. of „__ jJavensis G. Don. Pouzolzia ovalis Mig. Ranuneulus prolifer Rwdt. Anona reticulata L. Sanicula montana Rwdt. var. b [ javanica, Castanea argentea Dl. de nl vanen Ocimum monachorum Ju. Melaleuca leucodendrum L. [(fructus). Nyetanthes arbor tristis Lu, Dilleniaceae. Rubiaceae. Melastomaceae. Cupuliferae. Laurineae. A marantaceac. Dh Meliaceae. Rubiaceae. Solanaceae. Gramineae. Palmae. Papilionaceae. Rubiaceae. Euphorbiaceae. Myristicaceae. 1 Euphorbiaceae. Moreae. Büttneriaceae. 1 Urticaceae. Ranunculaceae. Anonaceae. Umbelliferae. Cupuliferae. 1 Labiatae. Myrtaceae. À Jasmineae. 281 Inlandsche Bite nn Natuurlijke EES anische benaming. Wanne. Sariboe M. R. Saribus rotundifolius Bl. Palmae. Parila halat Amb. | Nothopanax fruticosum Mig. { Araliaceae. Sario-sit J. Acacia Farnesiana Wid. Mimoseae. Sarodja R. Nelumbium speciosum Wid. | Nelumboneze: Saroi S. Areca pumila Mrt. var. ò han- [ jawar. Palmae. Wallichia porphyrocarpa Mrt. 2 Caryota furfuracea B. 5 „Sarrai S. Drymophlaeus Zippeliù Msskl. EL Sarronie S. M. Urtica cymosa Hsskl. Urticaceae. ‚„ javanica Bl. ne Acalyphes indica L, Euphorbiaceae. „__ hispida Wld. E Chrysanthemum DC, Compositae. Wollastonia DC. 3 „ _ urticaefolia Hsskl. 4 „ yer M. Frianthema polyandra DC. Portulacecaceae. „ goenongS.M.R.| Wollastonia DC. Compositae. „ hollanda S.M.R{ Pyrethrum indieum Cass. „ laut S. M. Rf Wollastonia asperrima Desn. & Clerodendrum inerme Grtn. | Verbenaceae: 2) Sasakka sehy Juh. | Flindersia amboinensis DC. Cedrelaceae. Sasawie R. en „ leuwung L. Gynandropsis affinis Bl. Capparideae. „ oetan S. Cardamina trifoliata Tu. ir » » Sabrang T.} Gynandropsis speciosa DC. is Sasoeroe Bl. Stagmaria verniciflua Jck. Anacardiaceae. Sassa banten S. Dicalyx Lour. spec. bantam. |{ Ternstroemiaceae. Dassa bener S. Leiocarpus fruticosus Bl Euphorbiaceae. „ lumboet S,. 4 pr eS 5 Sassea Man. Evodia latifolia DC. Diosmeae. Sassoerroe Amb, Hedera umbellata DC, Araliaceae. „ oetan Bl. Cerbera lactaria Hmlt, Apocynaceae, Sasulen Amb. Cyathea arborea Wld, Polypodiaceae; Satore Lh. Entada pursata DC: Mimoseae. Sattoel M, Sandorieum indicum Cav. Meliaceae. Pauchun S. Panieum palmaefolium Koen. { Gramineae: 5 ij rede Botanische benaming. af Pauüng (?). Freycinetia graminifolia Bl. Pandaneae. „ rienggung (?). „ spec. divers. 5 Sawakkal Amb. Agaricus djamor Fr. Hymenomycetes. Sawala 5. Licuala spectabilis Mig. Palmae. Sawam T. Hydnocarpus inebrians-Rwdt. | Pangiaceae, Sawarol S. Caryota furfuracea Bl. Palmae. Sawé J. Sinapis sativus L. Cruciferae. Sea-kan Amb. Adenanthera pavonina DOG. Mimoseae. Sawo M. Mimusops manilkara. Sapotaceae. „ _Bojeri DC. s „ __ kauki DC, 8 „ manila M. zie Saauw manilla S. Seäppa Mak. Dioscorea hirsuta Bl. Dioscoreae. DSebeh M. B. Canna pulchra Hsskl. Cannaceae. Sedah J. Chavica betle Mig. Piperaceae. Sedap malam R. | Polyanthes tuberosa L. Liliaceae. Seganen J. Astronia macrophylla Bl. Melastomaceae. Segel S. Xerospermum Noronhianum Bl{ Sapindaceae. Seghan S. Ficus alba Rwdt. Moreae. Segoelan J. Maesa indica A. DC. Myrsineae. Sehit Amb. Guilandina bondue L. Papilionaceae. „ ela Amb. „ _ bonducella L, ee „ ketjil Amb. Caesalpinia nuga DC, Á „ rara Amb. ’ ’” ’ ’ Sehij Amb. Zingiber officinale L. Zingiberaceae. „ lale Amb. „ __ gramineum Bl. 4 ‚„„ rara Amb. ’” „ ’ ” Seho T. Arenga saccharifera Lab. Palmae. Sehreh $. Andropogon schoenanthus L. | Gramineae. „ goenoeng S. Schoenus paniculatus Hsskl. Pharsellanthus multiflorus. ? Sekoel Amb. Sandorieum indieum Cav. Meliaeeae. Sekur Lt. Diospyros ebenum Rtz, Ebenaceae. Sel Bl Pisonia Plm. spec. incert. Nyctagineae. Selalassor S. Jussiaea fluviatilis Bl. Oenothereae. Selangkar S. Leea sambucina Wld. & aff. Ampelideae. Selantom Mand. Graptophyllum hortense Ns, var, rubrum. Acanthaceae. Inlandsche Naam. jn} Selassie J. R. Selendap R. Sellang passier (?). Seloan badak Lamp. SemangkaS.J.M.R. Semangen J. Semaran poeloe M. [Sum. WE. Semboeng S. R. „ awehweh S. „ dedak J. „ koeöek J. „ lalakki S. „ lanang S. „ langoh S. J. „ leutiek 8. Sempoer M. „ ayer R. of „ tjaai S. Se-meong Ch. Bo. Sempohl Bl. Sendang J. Sendoero J, „ besaar J. Sengang S. „ bener S. Sengan burrum $. Botanische benaming. Ocimum basilicum L. * „__gratissimum L, Crinum asiateum L. Portulaca quadrifida L. Chasalia montana Mig. „__ robusta Mig. „ __ expansa Mig. Citrullus vulgaris Schrd. Parochaetus communis Ham. Rhombosp. Commersonü Kths. Arthroisma viscidum Z. & M. Anaphalis longifolia DC. Gnaphalium javanieum Rwdt. Pluchea balsamifera Liess, ’’ : 1) Vernonia javanica DC, „ _ Schrb. spec. Blumea macrophylla DC. Buddleja acuminatissima Bl. Antennaria javanica DC. Inula salviodora Schultz, Blumea DC. spec. div. Colbertia obovata Bl, Dillenia macrophylla Rwdt. „ __ speciosa Thnb. Imperata Koenigii Palis. Hedychium Koen. spec. Hydrocotyle asiatiea L, Gnaphal. Reinwardtianum Mig. „ jJavanieum Rwdt, „ _longifolium Bl. Amarantus oleraceus L. 1 ’ ’ „ _retroflexus L. „ tricolor L, Natuurlijke Familie. Labiatae. ,j Amaryllideae. Portulaccaceae. Rubiaceae. ’ ’ Cucurbitaceae. Papilionaceae. Rubiaceae. Compositae. DD Soropbularineae. Com positae. :) ’’ Dilleniaceae. rh ’ Gramineae. Zingiberaceae. Umbelliferae. Com positae. ’) DD} Á marantaceae. 254 men andsche à ; Natuurlijke Inla 6 Botanische benaming. RE, Naam. Familie. Sengan monjet S. | Amarantus polystachyus Wld.| Amarantaceae. „„___prostratus Blb. 4 Sengang tjoetjoek S. „ spinosus L. zo Senggani J. Melastoma polyanthum Bl. Melastomaceae. | „ _asperum Bl. ie Sengkam Ch. | Citrus aurantium Lam. Áurantiaceae. Sengo J. Kerria japonica DC. Rosaceae. Sengon OJ. Ärthrosprion stipulatum Hsskl. ? Sente (2). Heliconia indica Rwdt. _Musaceae, Senteh S.J. BL Homalonema alba Hsskl. Aroideae. Alocasia macrorrhiza Schott. pe ‚„ boddas S. in zn so valt [ pallida. a „ heedjoh S. ie ni Ver [atroviridis. | En „ itam J. jr 5 jn ven [rubra. zl „ woelong J. Homalonema rubrum Hsskl. Senteng S. „ _ cordata Schott. 5 Sentigi Mak. Aegiceras ferreum Bl. Aegicereae. Sentoel M. R. Sandoricum indicum Cav. Meliaceae. Sentollong Karimon [Java Pisonia sylvestris T. & B. Nyetagineae. Sepang R. Caesalpinia sappan DC. Papilionaceac. Sepra besaar J. Dichrocephala latifolia DC. Com positae. „ ketjil S. J. Duchesnea sundaica Mig. Rosaceae. Seradan kajoe S. Flacourtia sepiaria Rxb. Bixaceae. Seré lampoeng S. | Apluda aristata L. Gramineae. Serei R. Andropogon schoenanthus L. 5 Sereti besaar S. Calophyllum sulatri Brm. Clusiaceae- Serewoeng Men. Celosia cristata Lu. A marantaceae:; pergadieng (?). Nyctanthes arbor tristis La. Jasmineae. Serientiel J. Pratia montana Hsskl. Lobeliaceae. „ tentiel J, Cupanumoea javanica Bl. Campanulaceae. Seriwan M. Plumbago auriculata Lam. Plumbagineae. Serjawan $S. Dicalyx odoratissima Luour. Ternstroemiaceae. Seroe J. Sanseviera fruticosa \Vld. Liliaceae. 235 ee Natu urlijke Familie. Inlandsche 5 Botanische benaming. Naam. Oenothereae. Com positae. Jussiaca erecta Lu Verbesina moluccana Bl. Wedelia ealendulacea Less. Trianthema polyandra BL Seroenie ajer M.J. Por tulkceuden „ ___» ketjil J. | Ludwigia perennis L. Oenothereae. „ tjina M. Verbesina moluccana Bl. Compositae. Seroenen J. Spilanthes pseudo-acmella L. „ walang J. Bigelovia mitracarpoides Mig. Rubiaceae. Seroet S. J. Claoxy lon minus End. Euphorbiaceae. getpna NE: Ehretia buxifolia Rxb. dae Seroja Bk. Isonandra gutta Hk. Sapotaceaec. Serok radja mantrie S.{ Nepenthes H: spec. div. Nepentheae. Serrch J. Desaloenes boddasS. Sesobeh Mand. Loganiaceae, Cena Gaertnera Zollingeriana Mig. Canna coccinea Ait. „ flavescens Lik. Sisymbrium indicum Ls. Sesoerie tjina J. Cruciferae. Setabah rimbo Sum. [Wk Sé-téo Ch. Bo. Setja-atan (?). Setjang S, „ lumboet S. Setoel Amb. Hoya Teysmanniana Mig. Lablab vulgaris Savi. Dolichos alatus L. Acacia pennata Wild. Mimosa caesia L. Caesalpinia sappan L. „ nitida Hsskl. „ _ sepiaria Rxb. Sandorieum indieum Cav. Ficus tricolor Mig. & variet. : Moreae. Asclepiadeae. Papilionaceae. 2 Mimoseae. ’’ Papilionaceaec. hj Heliacede. Seuëur badak S, Antidesma stipulare Bl, Antidesmeae, „ bener S. „ __L. spec. bant, sk „ dioek S. „ _ httorale Bl. Ee „ gelang S, „ __L. spec. incert. Ee Seureu S. zie Siri M. Seurisatie S. Calophyllum sulatri Brm. Clusiaceae, Siaffoe T. & Siaho Amb. & Siavoe Bd. Dioscorea aculeata Li, Dioscoreae. Siawaho Amb, & Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. gd Siawaro Amb. Sibak-langa Bl. Siboe of Siboet Br. Sidagorie J. „ lanang J. „ pandjang J. „ parum paon J. Sidawaija J. Sidowaija Bl Sië Amb. Siegun S. Siegung S. Siemboekan kebouS. Sienagaar M. Sienie M. Sientok bener S. Sieroet 5. Siger Br. Siggawe J. Sija of sijë Amb. Sjak-son Ch. Bo. Sjampar-ingat Sum. Sjoeng-ko Ch. Sjoe-oe Ch. Bo. Sjoe-sjie-kwa Ch.Bo. Sjoe-tjie-kap-phaCb. [ Bo. Sjok-ma-foe Ch.Bo. of Sjong-ma-foe Ch.Bo. Sjong-meong Ch.Bo. Sjuggi-lida T. Sikappa Bl, Sikat Bd. Sikattan S. Sikattang S. Zingiber amaricans Dl. Momordica subangulata Bl. Aleurites moluccana Wld. Calotropis gigantea RBr. Sida L. spec. plurim. Urena repanda Bl Sida spinosa L. a retusr skr Nerium oleander L. Grislea tomentosa La. Oxalis sensitiva Wld. Echinocarpus sigun Bl. Rottlera Rxb. spec. incert, Metabolos Bl. spec. Pinanga coronata Bl. Capparis foetida Bl Cinnamomum sintok Bl. zie Seroet S. Corypha sylvestris Bl. Melastoma polyanthum Bl. Adenanthera falcata DC. Crinum asiaticum L. Otonthera moluccana Bl. Agaricus allutaceus Prs, Dioscorea alata L. Citrullus edulis Spch. Impatiens balsamina L. Lagenaria idolatrica L. Andropogon schoenanthus L. Euphorbia nerufolia L. Dioscorea hirsuta Bl. Adenanthera falcata DC. Gynaecopachys corymbosa Bl. Ardisia Blumei DC. Pavia actephila Hsskl, Zingiberaceae. _ Cucurbitaceae. Euphorbiaceae. Asclepiadeae, Malvaceae. DD 2) , À pocynaceae, Liythrarieae. Oxalideae. Bixaceae. Euphorbiaceae. Rubiaceae. Palmae. Cpparideae. Laurineae. Palmae. Melastomceae, Mimoseae. A maryllideae. Melastomaceae. H ymenomycetes. Dioscoreae. Cucurbitaceae. Balsamineae. Cucurbitaceae. Gramineae. Euphorbiaceae. Dioscoreae. Mimoseae. Rubiaceae. Myrtaceae. Euphorbiaceae. ve Botanische benaming. giek zt Sikeh-sikeh-roembo | [M. Sum.) Gaertnera Junghuhniana Mig.) Loganiaceae. Sikkey Lh. Lygodium microphyllum RBr.{/ Schizaeaceae. Siko-hajate Ht. Evodia latifolia DC. Diosmeae. Si-ko-a Ch. Citrullus edulis Spch, Cucurbitaceae. Sikoep burrumS. | Ehretia javanica Bl Asperifoliae. Silagoeri M. Sida retusa L. Malvaceae. acute E 5 Silasohi M. ERR > A Silar Cel, Corypha umbraculifera Li Palmae. Siloär S. Knema Lour. spec. Myristicaceae. Silong doewa Mand.) Homalonema rubrum Hsskl. | Aroideae. Simbar J. Bl Ophioglossum pendulum L. Ophioglosseae. Polypodium quercifolium Wld./ Polypodiaceae. „ lajangan M.J. DD | 1 ’) 1 Simboean lemna J.l an Oldenlandia foetida Frst. | Rubiaceae. Simboe badak S, Cyrtosiphonia sumatrana Miq. | Apocyneae. Simpeurum S, Phyllanthus verrucosa Wild. | Euphorbiaceae. Flugsea microcarpa Bl. Je Sinagaar S. R. Ptychosperma coronata Mig. | Palmae. Areca pumila Mrt. var. b hanjawar 7 Sindoekan S, Rottlera viscida Bl. Euphorbiaceae. Singa-dapoer J. en Singa-depah S. R. | Bragantia tomentosa Bl, Aristolochieae, » __» laut S. M.) Munronia javana Bant. Meliaceae. „ rono J. Gnaphalium longifolium Bl. | Compositae. Singoegoe S. R. Clerodendrum serratum Sprg.| Verbenaceae. Cyclonema serratum Hsskl. ? Sinkoer batoe Mand. Coix lacryma L. Gramineae. Sinkti T. Crotalaria retusa L. Papilionaceae. Sinsim J. Pothos Zollingerianus Schott. | Aroideae. Sintaka R. Plumbago rosea L. Plumbagineae. Sintok J. R. Cinnamomum culitlawan Bl. { Laurineae. „ latjan S. „ _ camphoratum Bl. 5 „ monjet S. Litsaea polita Bl » Sioe hunaë Lt. en „ humate Lt. Evodia latifolia DC. Dioscoreae: 238 Inlandsche Botanische benaming. naming, | Netwwlijke Naam. Familie. Siri M. R. Chavica betle Mig. Piperaceac. „ bipar J. Ficus septica Spr. Moreae. „ boddas S. Chavica betle Mig. Piperaceae. „ boewa M. „_siriboa Mig. „ boppar Amb. | Ficus septica Spr. Moreac. „ burrum S. Chavica siriboa Mig. Piperaceae. „ dingin M. Piper diffusum Vhl. 5 „ karoewang S. „ _majusculum Bl. Á „ konneng 9. „ maculatum Bl. E „ gading S. Nyetanthes arbor tristis La. Jasmineae. „ leuwung 5. … monjet J. „ oetan M. „ _„ bebaauw M. „_» dingin M., „ pait J. „ seetan M. swangi M. Ene Bl. Siree oetan M. T. Sirijawan J. Sirikaija M. R. T. Sirikaijnona T. Sirmgin M. Sirit-oentjal S. Sisangkil Mand. Ditang-gadang Sum. (WE. Siti-boppal Ht. & Siti-boppo Amb. Sivarah J. Siwalen J. Siwe Amb. „ lale Amb. Piper sulcatum B |. ’) 23 Pisonia Plm. Poa amboinensis R. caninum Rwdt. arborescens Rwdt. diffusum Vhl medium (Hsfd?) majusculum Bl. Le Ld) spec. Dais octandra L. Citrus aurantium Lam. Anona squamosa Bl, 3 1) 1 asiatica L. impunctata Dun. retculata L. Ficus nitida Fhnb. Sphaeria alutacea Prs. Gendarussa vulgaris Ns. Stvlocoryna dasyphylla Mig. Ficus septica Spr. Gouania retinaria DC. Borassus flabelliformis L. Zingiber officinale L. 3} gramineum BL & S. Piperaceae. ’ 1 1) 7 ’) 2 ’) N yctagineae. Gramineae. Daphnoideae, Á urantiaceae. Anonaceae, 2) 1 KS) Moreae. Pyrenomyeetes. Ácanthaceae. Rubiaceae. Moreae. Rhamneae. Palmae. Zingiberaceae. 2} emendat : Oee ee = nm Inlandsche Been Natuurlijke an otanische benaming. | as Slada M. Lactuca sativa L. & alie. Compositae. Slada aver M. of „ tjaai S. Nasturtium officinarum RBr. { Cruciferae. Slangking J. Anisomelos ovata Bl. Labiatae. Soä abbal Amb. Gnetum funiculare Bl. Gnetaceae. „ _edule Bl. 5 Soä wali Amb. & „ wari Amb. zie Soä abbal Amb. Sobak Ch. Caesalpinia sappan L. Papilionaceae, Sobe leijposso Amb.f Nepenthes phyllamphora Wid. Nepentheae. Soë weijer Waija. | Pimela hirsuta Bl. Burseraceae. Soeba goratsji T. | Spilanthes pseudo-acmella L. | Compositae. Soedoe J. Euphorbia antiqguorum L. Euphorbiaceae. „ soedoe M. R.J. > mernifoha Lu. 5 Soeka-doeka M. Cassia angustissima DC. Papilionaceae. „ rameh J. Sambucus javanica Rwdt. Lonicereae. Scekan M. Coleus aromatieus Buth. Labiatae. Soekat kremi J. Cassytha filiformis L. Laurineae. Soekat-an-jari J. Campanula cinerea (L?) Campanulaceae. Soekat srep J. rubia cordifolia Ts Rubiaceae. Soeket kolonjonoJ S{ Astaxia Horsfieldii RB. Gramineae. Doekkoen S, R. Artocarpus laevis Hsskl. Artocarpeae. … sh icisa LL, & 7) bidjt M. R. ’) 2 ’) :) ‚„ oetan Bd. „” ’ ’ ” „ radja Bd. „ _ laevis Hsskl. En Soekmo deluwi J. | Gunnera macrophylla Bl. Gunneraceae. Soelabé Lih. Desmodium umbellatum DG. | Papilionaceae. Poelamoe M. T. Soulamea amara DC. Soulameae. Heritiera littoralis DC. Sterculiaceae. „ ambon Amb. Cocculus flavescens DC. Menispermaceae. „kjoe M. T. Soulamea amara DG. Soulameae. Doelangkar S. Leea robusta Rxb. A mpelideae. „ aculeata L. & aliae. ee Soelanking M. Pogonostemon auricularia Hd.f Labiatae. Poelangono J. S. | Galium javanicum Bl. Rubiaceae. Doelassie M. Ocimum gratissimum L. Labiatae. 240 mm Inlandsche Botanische benaming. Natuurlijke Naam. ae Familie. NT MEENTE TT TT mmm Soelassie ajer M. Anisomeles malabariceum RBr.l Labiatae. „ketjil M./ Limnophila punctata Bl. Scrophularineae. „ ketjil M. Ocimum menthoides Bl, Labiatae. „ mihik Bl. „ sanctum Bl. A Soelatrie M. KR. Calophyllum sulatri Brm. Clusiaceae. „ __ spectabile Wld. si „ lanceolatum T. & Bk. EE Mesua speciosa Choissy. en Soelowakko J. Adenanthera falcata La Mimoseac. Soembel woeboe J.l Sanicula montana Rwdt. var. e (divaricata. | Umbelliferae. Soemboe S. Hymenachne interrupta Büse. | Gramineae. Soemboeng S. zie Semboeng S. „ kebo J. & „ koealot J. Vernonia javanica DC. var. e | Compositae- „ langoe J. Blumea salviodora Z. & M. pe Soeminta S. Tetranthera amara Bl. var. g glauca. Laurineae. Soemon M. Sonerila erecta Bant. Melastomaceae. Soempal woewoe J.| Elatostemma Erst. spec. Urticaceae. Soempoe S. Juncus communis B. Meyer. | Cyperaceae. Soenia T. Caesalpinia sappan L. Papilionaceae. Soentie J, Zingiber gramineum Bl. Zingiberaceae. Kaempferia pandurata Rxb. Soepa Amb. Ficus citrifolia Wld. Moreae. Soepa djeroek S, [{ Liycoperdon giganteum Batsch.j Gasteromycetes. 7 al rml Apes s Soepan Bi. Caesalpinia sappan La Papilionaceae. Soerawoeng S. Ocimum sanctum Li. Labiatae. Coleus carnosus Hsskl. Ee „ longit S, Moschosma polystachys Bnth. de Plectrantus javanicus Buth. 5 Soeren S. R. Cedrela febrifuga Bl, Cedrelaceae. Soerian S. Pimela hispida Bl. Burseraceae. Soero J. Chavica betle Mig. Piperaceae. Soeroe M. J. Euphorbia neriifolia L. Euphorbiaceae. Soeroh diëng J. „ __ javanica (Bl?) Natuurlijke Familie. Inlandsche Nais Botanische benaming. ed Soeso karbou J.R.| Tabernaemontana floribunda Blf Apocynaceae. ” moending S. „7 ED) bj ED) & multiflora Sm. x Beaumontia multiflora T. & Bdk. È Soesoeroe S. Euphorbia nerifolia L. Euphorbiaceae. „ __antiquorum L. 5 Soe-tjoen Ch. Qeisqualis indica Ls. Combretaceae. Soewala J. Licuala spectabilis Mig. Palmae. Soewalen J. Borassus flabelliformis Tu, pe Soewalie S. Engelhardtia spicata Bl. Juglandeae. Soewankong J. Caryota propinqua Bl Palmae. „ maxima Bl. 5 „ furfuracea Bl. j Soffo mannimanni tT.) Dartus perlarius Lour. Solanaceae. „ moetiara T. Vernonia linifolia Bl. Compositae. „ __ Teptophylla DC. _ Soge mane J. Freycinetia Gaudichaudii Bant.) Pandaneae. Soggoh J. Caesalpinia ferruginea ? Papilionaceae. Sogmodeloewi J. Gunnera macrophylla Bl, Gunneraceae. Sogo toentong J. | Abrus praecatorius L. Papilionaceae. Sohij Bd. Zingiber officinale Bl. Zingiberaceae. Sohwoh J. Engelhardtia spicata Bl. Juglandeae. Sokka S. zie Santen S. Ixora laxiflora Sm. Rubiaceae. Pavetta pauciflora Bl. Ee Ixora mutabilis Rwdt. ge „ boddas S. Pavetta incarnata Bl; fl. albo. pe Ixora L. spec. bantam. É „ blaauw S. Pavetta incarnata Bl. ö „ burrum S. „ coccinea L. & „ stricta Rxb. a8 „ djaroeng S. | _„ imcarnata Bl. ie „ doeka M. | Cassia mimusoides L. Mimoseae. „ goenong S. | Pavetta salicifolia Bl. Rubiaceae. „ konneng S. EN sp » » |__ „ _amboinica Bl. je | Ixora fulgens Rxb. v 242 rh Botanische benaming. Ne Naam, Ee Familie. Pavetta javanica DO. Rubiaceae. Sokka koening M. | Ixora pallida Rwdt, y „ oetan M. „ rosea Wall. 5 „ poetie M. Pavetta subulata T. & Bk. 4 „ nigricans RBr. a Sokko T. & Sokoer Bd. Kaempferia galanga La Zingiberaceae. Sokkoen M. J. & „ kapas M. Artocarpus laevis Hsskl. Artocarpeae. Soloelo pohon M. | Parkinsonia orientalis Spr. Papilionaceae. Diphaca cochinchinensis Liour. 5 Somangen J. Somangie goenong J. Parochetus communis Hmlt. 5 Somanggi J. Oxalis corniculata Lu, Oxalideae. Sombang Bd. Ficus racemosa Bl. Moreae. Sombok Bd. Dracaena terminalis L, Liliaceae. Sombong beaar. Pluchea hirsuta Less. Compositae. „ oetan J. „ odorata Cass. ES Sompoer $. zie Sempoer $. Aer DM. Lillenia elliptica Rwdt. Dilleniaceae. Sondak Bl. Uvaria odorata Lam. Anonaceae. Songgom $. Barringtonia insignis Mig. Myrtaceae, „ __ macrocarpa Hsskl. 5 „ alba Hsskl. je „ racemosa Bl. 5 „ _Vriesei T. & Bk. a „___? macrophylla Mig. 5 „ __ acutangula Grtn. » „ andjieng 5. »” »” »” » „ lalaklki S. „ __ speciosa L. NG „ laut S. M. „ ___macrocarpa Hsskl. ES Bl. spec. bantam. 7 Songì Cel. Dillenia serrata DC. Dilleniaceae, „ elliptica DC. a Songin Bg. 5 fs À 5 Songo M. ” ” ’ ’” Songkam Ch, Bo. | Citrus limonellus L. Aurantiaceae. 245 meenen Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Songket lanang J. Sonko J. Sono kling J. Sonoeboe-woeboe J. Sontol M. Soö J. So-oelo Ht. en So-oer Lt. So-or S. „ poetih S. M. Sorok radja mantrie S. Soroni S. Sosa Amb. Sosal Ht. Sosoehoe J. Sosoroe T. „ boboeto T. Sou T. Soun Amb. Souniba laut biberan EP: of EN „ boubou TT. Sowaghi aroy S. Sowangkong S. M. „ besaar M. Suelen Bd Sughang S. Suiju-kam Ch. Scutellaria La. spec. Lasianthus purpureus Bl. Pterocarpus indicus Wild. Urtica oreophila Mig. Sandorieum indieum Cav. Guetum genemon L. Kaempferia galanga L. Antidesma pubescens Rxb. „ _tetrandrum Bl, „__ sylvestris Wld, „ _montanum Bl. Nepenthes L. spec. plurim. Boehmeria javanica Hsskl. Gendarussa vulgaris Ns, Codiaeum variegatum Ls. Euphorbia nerufolia L. Boehmeria interrupta Wld. Tragia mercurialis L. Acalypha mappa Wid, of Rottlera tanaria Hsskl. Artocarpus laevis Hsskl. Sophora heptaphylla L. of „ tomentosa DC. Gouania javanica Miq. „ leptostachya DC. „ __microcarpa DC. Ptychosperma appendiculat. Bl. Caryota furfuracea Bl. „propinqua Bl. „ maxima Bl. ,) 2 3 Melocanna humilis Rupr. Ficus setifera Std. „ Reinwardtiana Std. Citrus limonellus Hsskl. Labiatae. Rubiaceae. Papilionaceae. Urtieacese. Meliaceae. Gnetaceae. Zmgiberaceae. Antidesmeae. 2 2) Li Nepentheae. Urticaceae. Acanthaceae. Eupkorbiaceae. Lb) Urticaceae. Euphorbiaceae. ’) 2 Artocarpeae. Papilionaceae. PD} Rhamneae. ’ 97 Palmae. Gramineae. Moreae. jj À urantiaceae. Inlandsche Naam. Summon M. Sunda assam J. Sune Amb. Sussuela M, Taä Amb. Taat angin M. „ boerong M. R. er nert M „ gigi M. & Mak. „ hayam M. R. ‚„ (kajoe) R. „ manoek S. „ oetan M. Tabako laut M. „ oetan M. Tabakoeli TT. Tabalissa M. Taban Linge. Tabat Huah. Tabatiko nani T. el toet 'Taboeng-broe M. Tadjam M. Tadjoe S. Taëwan Amb. Tagalgnama 4 „ oetan T. 244 Botanische benaming. Sonerila erecta Jck. Tamarindus indica L. Artocarpus laevis Hsskl. Hoya coronaria Bl. td Amorphophallus sativus Bl. Grammica aphylla Lour. Viscum articulatum Brm. Hydnophytum montanum Bl. Loranthus pentandrus L. „ _ longiflorus Rwdt. Elaeocarpus oblongus DC. Tagetes patula L. „ erecta L. Sterculia foetida L. zie Taai boerong M. Mephitidia stercoraria Bl. Tournefortia argentea L. Lawsonia falcata L. Cyathea arborea L. Kyllingia monocephala Wld. „ __inono-cephala L. Isonandra gutta Hk. Bambusa verticillata WlId. „ fera Mig. „ __longinodis Mig. Nepenthes phyllamphora WlId. … destillatoria L. Ficus tadjam Mig. Cinnamomum nitidum Hk. var. [oblongifolitum. Ochna squarrosa L. Athisthiria arguens Tr. ‚ Poa amboinensis R. & &. Natuurlijke Familie. Melastomaceae. Papilionaceae. Artocarpeae. Asclepiadeae. Ä roideae, Cuscuteae. Viscaceae. Rubiaceae. Loranthaceae, ’ Tiliaceae. Compositae. 23 Sterculiaceae, Rubiaceae. Asperifoliae. Lythrarieae. Polypodiaceae. Cyperaceae. ’ Sapotaceae. Gramineae. : Nepentheac. ’) Moreae. Laurineae. Ochnaceae. Gramineae. DD 245 ne, Inlandsche Naam. Tagallo T. Taggarei J. Tagoelela Amb. & Tagoerela Amb. Tagogak S. Tagoggan S. Tagorela abbal Amb. Tagorera Bd, Tahalale Ht. Tahi Amb. Taiba Amb. & Mak. „ bonka Mak. „ pali pali Mak. Tai-soi Ch. Bo. Takka M. „ besaar M. „ goenong M. „ koelat M. „ laut M. „ oetan M. » » ketjil M. Takkari laut M. Takk: T. Takoässa Lt. Takoet manoesija R. Takokkak S. „ boddas S. „ lumboet S.- „ oetan M., Botanische benaming. Scleria lithosperma WlId. Ficus septica Sprg. Cassia tora L. Averrhoa bilimbi L. Flemingia stricta Rxb. „ __ congesta Rxb. Desmodium siliguosum DC. Cylindria rubra Lour. Averrhoa bilimbi L. Agaricus tuber regium Tr. Pachyma tuber regium Ìr. Bruguiera Rumphiúi Bl Mangifera indica L, membranacea Bl. glauca Bl. „ minor Bl, Diceros longifolius Prs. Amorphophallus sativus Bl. companulatus Bl. Tacca montana Rmph. Amorphophallus campanulatus B]. Tacca pinnatifida Frstn. zie T. besaar M. Tacca montana Rmph. Cyperus kyllingiaeoides R. & S. „ rotundus L. Crinum toxicarium Herbert, an „ aslaticum L.P Oxalis sensitiva L. Solanum saponaceum Dun. „__pseudo-saponaceum Bl. „ _saponaceum Dun. Clerodendrum fragrans Vent, [var. pleniflora, „ u. b domestica Bl. indica Lu. d kalapa Bl. Natuurlijke Familie. Cyperaceae. Moreae. Papilionaceae. Oxalideae. Papilionaceae. 27 2 Proteaceae. Oxalideae. Hymenomycetes. Gasteromycetes, Rhizophoreae. Anacardiaceae. 2, Scrophularineae. Ároideae. 2) Taccaceae. Aroideae. Taccaceae. 3 Cyperaceae. Amaryllideae. bb} Oxalideae. Solanaceae. 1) bb, Verbenaceae. Inlandsche Naam. Takkari M. al: Tala Mak. Tal üe Amb. Tali aijjer M. „ andjieng M. 2} 2 2 2) 2 33 2 2 api M. baboenie M. bakompol M. boeboet Amb. gnemon M. hismoe M. kaffa J. kandeh S. kandjoe $. „ burrum S. karbou M. koening M. koepan M. koessoe M, morea M. oebie oetan M. pisang M. sait S. M. J. tali R. toakka M. Taliengkoep S. 2 mienjak S. Talio batoe Bd. mm 246 Botanische benamine. Dianella odorata Bl. Borassus flabelliformis L. 2 ») Dj Trichosanthes trifoliata DC. Uncaria lanosa DC. Acalypha densiflora Bl. Amarantus frntescens Rwdt. Pragia volubilis L. „ scandens L. Cissus cordata Rxb. Derris montana Bnth. Ventilago maderaspatana Wld. Gnetum edule Bl „ funiculare Bl. Cissus trifoliata Lour.? Polypodium laciniatum L. Cissus Lu. spec. bantam. Bauhinia tomentosa I. Phanera variegata Bnth. Artabotrys suaveolens Bl, Coecculus flavescens DC. Dioscorea nummularia L. Pothos digitata Jeg. Aglaonema ? cuscuaria Mig. Medinella crispata Bl. „__ macrocarpa Bl. Cissus trifoliata Lour. Uvaria argentea Bl. Commelijna agararia Knth. „ bengalensis L. Aneilema lineolatum Knth. Quamsdclit vulgaris Chois. Fagraea Thnb. spec. (v. [Rmph. IL p. 28). Claoxylon indicum End]. „ ___Jss. spec. bantam. Ferminalia catappa L, Bl. Natuurlijke Familie. nnee Liliaceae. Palmae. ’) Cucurbitaceae. Rubiaceae. Euphorbiaceae. A marantacecae. Euphorbiaceae. 2) Ampelideae. Papilionaceae. Rhamneae. Gnetaceae, ’ Ampelideae. Polypodiaceae. Ampelideae. Papilionaceae. 7 Anonaceae. Menispermaceae. Dioscoreae. Aroideae. ’ Melastomaceae. n A mpelideae. Anonaceae. Commelijnaceae., 2) DD | Convolvulaceae. Loganiaceae. Euphorbiaceae. DD | Combretaceae. 247 Inlandsche : Natuurlijke - Botanische benaming. EE Naam, Familie. en | Talipoe Mak, Villarsia indica Vent. Gentianeae. Talisseij Mak. Barringtonia speciosa DG. Myrtaceae Taljabo sula bassa [Xula. | Quercus moluccana Wld. Cupuliferae. Talla Bd. | Pisonia Plm. spec. Nyctagineae. Tallahoho Amb. Sida acuta L. Malvaceae. Talla-talla J. Smilax zeylanica L. Smilacineae. Tallam Mak. Melocanna humilis Rüpr. Gramineae. Tallak S. Diospyros frutescens Bl & var.) Ebenaceae. Tallas M.of TallusS.| Colocasia antiguorum Schott & [variet. Äroideae. „ banteng S. ge Dn „ atrosangui- [nea Hsskl, 5 „ boengboelan S. 1 5 „ minor Hk. 4 „ heedjoh S. D n „ atroviridis [Hsskl. an „ kangkaring $. ES ee ‚„ variegata [ Hsskl. je „ ketan 5. 8 ft „ scripta Hk. À „ koekoek S. 3 È „ lurida Hk. Nt „ rommah S. 2 Re „ rubrinervis [Hsskl. pe soerat S. a „ scripta Hk Ni Talli-wal NG. Pittosporum chelidospermumBl.| Pittosporeae. Taloekka Amb. Bixa orellana L. Bixaceae. Taloetoe Mak. Aralia chinensis L. Araliaceae, Talok S. J. Grewia inaequalis Bl Tiliaceae. „ tomentosa Jss. de „ _eeltidifolia Jss. 5 Rottlera dispar Bl. Euphorbiaceae. Talom Bl. Indigofera tinctoria L. Papilionaceae. Tamalakki Bd, Tamarindus indica L. Je Tamalla Bl. zie Tallam Mak. Tamalasse Amb. & j Tamaloessel Amb. | Dysoxylon alliaceum Bl, Meliaceae. Tamandilang S. Antidesma heterophyllum Bl. | Antidesmeae, Tamatta M. Mak, | Cardiopteris moluccana Bl. | Sapindaceae. ‚ Inlandsche Naam. Tamatta bontal M. „ tayris M. Tambaga $S. Tambakan J. Tambakkoän S. Tambakko M. Tambang J. „ tambang Sum. (Wk. Tambar Mak. Tambatiko ake T. Tamboe Mak. „ noeno Bg. Tamboen taai R. Tambos S, Tamma lassin Amb. Tampak behla Bl. Tampal badak $. Tampar kidang S. Tampoe song T. Tampoeran M. ZBo. Tampoeti T. Tampoi Phil. Tampok belah M.B]. Tandjang J. Tandjong M. J. „ kauki-J. Tandoek menjanean Tangalak S. 14 A} Tanggogo ek Tanginoer Dat, Botanische benaming. Dioscorea Cliffortiana Lam. Lycopersicum esculentum MI]. ’) 13 ’ ’ 33 7) Jambosa tenuicuspis Miq. Polygonum corymbos. Wld var. [t floribuedum de Br. Tournefortia argentea L. Nieotiana L. Acalypha hispida Brm. Polyphragm. compressicaule Miq Luffa catou-picinna DC. Bambusa aspera R. & S. Carapa moluccensis DC. Guilandina bonduc L. Myristica iners Bl. Cyperus haspan L. Garcinia cochinchinensis DO. Musaenda Teysmanniana Miq. Cyrtosiphonia sumatrana Miq. Ántidesma tomentosum Bl Panax fruticosum DC. Dipterocarpus tampuran Khs. Kaempferia pandurata Rxb. Jambosa domestica Rmph. zie Tampak behla Bl. Bruguiera cylindrica Bl. Mimusops elengi L. Calophyllum calaba L. Dicerolepis (Periploca) paludo- [sa Bl. Cylicodaphne sebifera Bl. Castanea tungurrut Bl. »„__javanica Bl var. parvifolia nk „ Bl. var. frutescens Castalia (Nymphaea) stellata Bl. Natuurlijke Familie. Dioscoreae. Solanaceae. ’ ») Myrtaccae, Polygoneae. Asperifoliae. Solanaceae. Euphorbiaceae. Rubiaceae. Cucurbitaceae. Gramineae. Meliaceae. apilionaceae. Myristicaceae. Cyperaceae. Clusiaceae. Rubiaceae. Apocyneae. Antidesmeae. Áraliaceae. Dipterocarpeac. Zingiberaceac. Myrtaceae. Rhizophoreae. Clusiaceae. 1) Asclepiadeae. Laurineae. Cupuliferae. ’) ’) Nymphaeaceae, 249 _—_ Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Tangkallak S. „ goenong $S. 3 > Tanggiling SK. Tanggoelie S. 4 Tangkal mienjan S. Tangkoerat J. Tangkoerak S. Tangkoeloeng S. of Tangoeloeng S, „ ketjil M. Tangkolloh S. Tangoelong M. S. Tangkoelo M. Tanglar S. „ monjet S. Tang-tang angien S. Tankal raijana S. „ sauci S. Tankari Amb, Tanidri Mak. Tanjoerah S. Tankil S. „ assoe S, zie Tangalak Se Tetranthera Roxburghii var. ra- [eemoso-umbellata Ns. „ _ robusta Ns. Tacca montana var. major. Rmph. Cassia fistula Ta „ javanica L. Styrax benzoin Dryand. Ficus diversifolia Bl. Hydnophytum montanum Bl. zie Tankoerak S. Amyrrhis dentata Wld. Icica dentata DC, Mimusops kauki L. Schinus terebinthifolius Rdd. Kleinhovia hospita L. Protium javanicum Brm. Amyris protium DC. Aegle marmelos Ryb. Canarium littorale Bl. Aglaya argentea Bl. „ inaequale F. & Bk. „ suling: Bl Dysoxylon acuminatissimum Bl. Sporobolus ? gigas Mig. Phragmites Roxburghi N.ab Es Deeringia indica Sprg „ __ eelosioides RDr. Lactuca indica L. Pratia zeylanica Hsskl. Lobelia nummularia Prs. Dianella odorata Bl Convolvulus reptans L. Myrmecodia echinata Gaud. Gnetum gnemon L. „ edule Bl, Be Laurineae. D| Taccaceae. Papilionaceae. ’) Styraceae. Moreae. Rubiaceae. Amyrideae. Burseraceae. Sapctaceae. Anacardiaceae. Büttneriaceze. Burseraceae. Amyrideae. Áurantiaceae. Burseraceae. Meliaceae. ’ Gramineae. 2’ A marantaceae. bb 4 Compositae. Lobeliaceae. ’ Lialiaceae. Convolvulaceae. Rubiaceae. Gnetaceae. 37 Inlandsche Naam. 250 Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Tankil beurriet S. Tan-ko-é Ch. Tankoerak S. Tankokkak S. Tankelle S. Tan-kwoh Ch. Tapanawa Amb. „ bediri M. „ ketjil Amb, „ tairis Amb. Tapa pokang Solor. Tapen S. J. salaut sik. „ sayong S. ne boddas. 5, Tapeussa Lt. Taping J. Tapoes S. Tapok jallak J. Tapos S. Tappa gadja M. „ rawa-rawaMak. Fappal inam M. Tarattas S. Faratteh S. M. „ biroe M. „ gedeh S. „ goenong S. „ ketjil S. M. Gnetum edule Dl. Cucurbiia farinosa Bl. Pachycentria constricta Bl. Hydnophytum Jck. spec. Myrmecodia Jck. spec. Solanum L. spec. div. Kleinhovia hospita Ta zie Tjan-kwoh Ch. Pothos gracilis Rxb. A glaonema marantaefolium Bl. Pothos scandens L. „__pinnata Wld. Cocos nucifera L. Rottlera tiliaefolia Bl. Croton L. spec. Rottlera Rxb. spec. Meliaceae Jss. spec. bantam. Rottlera Rxb. spec. bantam. 1 » ’) 1) Crinum toxicarium Herbert. Lasianthus inodorus Bl. Elettaria coccinea Bl. se dal Phanaelopsis amabilis Bl. Elateriosperma tapos Bl. Convolvulus peltatus Erst. Mangifera minor Bl. Convolvulus peltatus Frst. Calamus oblongus Rwdt. Nelumbium speciosum WlId, Nymphaea stellata DC. Nelumbium speciosum Wld. Gunnera macrophylla Bl. Nymphaea pubescens DO, „ stellata DC. „ coerulea Sav. Villarsia indica Vent. Gnetaceae. Cucurbitaceae. Melastomaceae, Rubiaceae. bb | Solanaceae. Büttneriaceae. Ároideae. 1 1 ’ Palmae. Euphorbiaceae, 1 1 3 ’ A maryllideae. Rubiceae. Zingiberaceae. 2) Orchideae. Euphorbiaceae. Convolvulaceae. Á nacardiaceae. Convolvulaceae. Palmae. Nelumboneae. Nymphaeaceae. Nelumboneae. Gunneraceae. Nymphaeaceae. 17 1) Gentianeae. Inlandsche Botani Natuurlijke otanische benaming. oh Naam. S Familie. Taratteh leutiek S.| Villarsia indica Vent. Gentianeae. Nymphaea stellata DC. Nymphaeaceae. „ sajor M. Villarsia indica Vent. Gentianeae. Tarna poetie Pal. | Amorphophallus cempanulat. Blj Aroideae. Taroe M. Indigofera tinctoria L. Papilionaceae. Taroem $S. „ divaricata Jcq. se „ ‘galegoides DC. 7 „ __ leptostachya DC. Ee „ aloes ‚__tinctoria Lb, 3 „ akkar Sum. Wk. [& „ aroy S. R. Marsdenia parviflora Desn. Asclepiadeae, „ goenong S. Parsonsia javanica Bl. À pocynaceae. ‚„ kajoe S. KR, Indigofera tinctoria L. c. var. { Papilionaceae. ‚„ _macrocarpa DC. e „ kembang S. R. „ _anil L. var. polyphylla DC. A „ coerulea Rwdt.  Taroes poetie Sum.) Amorphophallus campanlat, Bl.| Aroideae. Tarrietie S. Tarrietia javanica Bl. Sapindaceae. Tarrissie S. Albizzia odoratissima Bnth. Mimoseae. „ rufa Bnth. 5 similis. 8 „ aroy S. „…rufe Buth. Es Tasbeh burrum S. | Canna coccinea Ait. ‘Cannaceae. „ konneng S. „ flavescens Lik, ze Tatambagan S. Poa indica L. Gramineae. „ ciliata Hsskl. 4 „ aloes S. Spartina glabriuscula Hsskl. 2 „ boddas S. Àtaxia javanica RBr. R „ gedeh S. Sporabolus pulchellus RBr. be Tatapayan S. Ipomoea sericea Bl. Convolvulaceae. Tataroe maä J. Derris montana Rwdt. Papilionaceae. Tataroeman S, Polyozus acuminatus Bl. Rubiaceae, Melodinus laxiflorus Bl, Á pocynaceae, „ _ scandens Bl. Ee Dendrocharis inflata Mig. Á Cassia nodosa Bl. apilionaceae. Tatempéan J. Adhatoda vasica Ns. | Acanthaceae. Inlandsche Botanische benaming. Nammijke Naam. 5 Familie. Barleria lupulina Lindl. Acanthaceae. Taténar Amb. Andropogon nardus L. Gramineae. Tatepal Amb. n N je ä Arundo L. spec. 8 Scleria lithosperma WlId. Cyperaceae. Tatupele Amb. zie Tatepal Amb. Tatter S. Solanum verbascifolium L. Solanaceae. Tat-wel Bl. Artocarpus integrifolia Ls. Artocarpeae. Tau Ch, Dolichos catjang L. Papilionaceae. Tau-hijo Ch. Cyperus rotundus L. Cyperaceae. Taunui Amb. Ruellia alternata Brm. Acanthaceae. Tawar-tawar Mand.| Costus speciosa Sm. Zingiberacae. Tawas Bl. Wrightia pubescens RBr. A pocynaceaec. Tawas M. Polypodium quercifolium Wld.| Polypodiaceae. Tawawe T. Aegiceras ferreum Bl. Aegicereae. Teba-teba Amb.& T.| Bambusa teba Mig. Gramineae. Tebe-pussa Lh. Costus speciosus Sm. Zingiberaceae. Teboe Bd. Pentapetes phoenicea L. Büttneriaceae. MR: Sacharum officinarum L. Gramineae. „ assap M. of „ asrap M. z „ L. var. viola- [ceum Prs. e, 4 „ _L. var. i fumo- [sum. ze „ meirah pendekh z „ LL. var. g ru- [M. [brum humile. n „ rottan J. 2 „ LL. var. dealami. „ troeboe S. M. „ _ edule Hsskl. Á „ toettoenoe Bd.{ Aristolochia indica L. Aristolochieae. Teboel tiboel S. Hoya coronäria Bl. Asclepiadeae. Tedjo Cr. Cinnamomum culitlawan Bl. | Laurineae. Tehe Ht. Stadtmannia sideroxylon DC. | Sapindaceae. Té-hit-sjoe Ch. Bo.| Dracaena ferrea L. var. atro- [sanguinea Hsskl.j Laurineae. Tehtehan J. Eupatorium celebicum Bl. Compositae. Tehij Amb. Bruguiera Rumphi Bl. Rhizophoreae. Tehoe-lepoe Amb. f Costus speciosus Sm. Zingiberaceae, md Inlandsche 253 Botanische benaming ee Naam. En Familie. ‚ Tekabbal Lh. Crinum toxicarium Herbert. | Amaryllideae. Tekari J. Dianella odorata Bl. Liliaceae. Teker M. Mak. Eleocharis dulcis Trin. Cyperaceae. Tekie S, M. „ __ erythochlamys Mig. 5 Cypperus rotundus L. n% „ tuberosus Rttb. ä Andropogon duloe Hrsfd. | Gramineae. „ keboh S. Cyperus rotundus L. Cyperaceae. „laut :M. „ kyllingiaeoides R. &S. ge „ longus L. ip „ laki-laki M. „ hexastichus R. & S. À Tekkini J. Hydrocotyle asiatica Lu, Umbelliferae. Telang M. R. Clitoria ternatea L, Papilionaceae. Teleij Bd. & Telijo Bd. Termtnalia moluccana L. @ Burseraceae. Felice Sum. Cardiospermum helicacabum L./ Sapindaceae. Telin-hahoeloe Amb.} Bambusa aspera R. & S. Gramineae. Telinga-tikoes M. | Concharia pertinens Ts. P Telontaga ? Alternanthera denticulata RBr./ Amarantacecae. Telontaja S. Illecebrum sessile L. Caryophylleae. Teklam $S. Pogonostemon Dsv. spec. Labiatae. Tema Cr. Musa paradisiaca L. Musacecae. „ tenalla lanit Cr. „ _troglodytarum L. ke Temboeloe J. Metroxylon sagus Rttb. Palmae. Temiki R, Citrullus edulis Spch. Cucurbitaceae. Temman J. Graptophyllam hortense Ns. | Acanthaceae. Temo koentjie M. | Kaempferia pandurata Ryb. Zingiberaceae. Temoe KR. Curcuma zerumbet Rxb. Je „ String R. „ viridiflora Bl. ER ents). „ zerumbet Rxb. j _ Tempo trions J. Gynura aurantiaca DC. Compositae. B „wiijong S. Emilia sonchifolia DC. 3 _ Tempoeja bali Bl. | Hyptis suaveolens Poit. Labiatae. _ Tenarrom Bd. Indigofera tinctoria L. Papilionaceae. Tengkel S. Fylophora tenuis Bl. Asclepiadeae. Tenstjektjaa S. Nauclea orientalis L. Rubiaceae. Fenjo S. | Mastixia pentandra Bl Corneae, no led, Ham Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Téo-koh Ch. Bo. Tepoeri Lh. Tepoes 5. „ bener S. Tepohot Bo. Tepon J. Teponang J. Terap R. Terin rahoeroe Amb. Teroes J. Terong S.M.R.J.& Bl. andjing M. „ blanda J. „ boddas &. „ galattiek S. „ gatta M. „ gedeh S. „ hoemboet S. „ kapipit J. „ kendie S, „ koepa S. webrrmm „ heedjoh 5. korrie boddas S. Mastixia trichotoma Bl. Vigna sinensis Sav. Aegiceras ferreum Bl. Elettaria coccinea Bl. „ alba Bl. „ coccinea Bl. Memeeylon appendiculatum Bl. Campelia glabrata Knth. Commelijna paludosa Bl. Artocarpus elastica Rwdt. Bambusa aspera R. & S. Gendarussa vulgaris Ns. Solanum L. spec. plurim. involucratum Bl. „ melongena L. „_pressum Dun, Lycopersieum esculentum MIl. Solanum pseudo-undatum. var. [leucocarpa Bl. esculentum Dun. var. te- [res-album, zie T. boddas S. Solanum pressum Dun. ovigerum Dun. var. in- [sanum Bl. Dun. var. [ceum Bl. Chamaebuxus venenosa Hsskl. Solanum esculentum Dun. var. [teres-violaceum. „ _pseude-undatum., var. [atropurpurascens Bl. 2) 2 2) E 5 viola- Calonyetion speciosum Chois., [var. muricatum Ch. „_longiflorum Hsskl. „ speciosum Chois. var. grandiflorum Ch; Corneae. Papilionaceae,. Aegicereae. Zingiberaceae. 1) ’ Memeecvleae. Commelijnaceac. 33 Artocarpeae. Gramineae. Acanthaceae. Solanaceae. 1) 17 1 1) Solanaceae. Polyga leae. Solanaceae. 13 Convolvulaceae. 13 255 Inlandsehe Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Terong lelles S. „ oetan M. „ pait M. „ pandjang S. „ pangang S. „ piliet S, „ pra M. „ puhhur S. „ rangoe S. „ tjinnang-S. Terongan S. Tespong S. J. „ poetie J. Tetengoran S. Teterongan S. Tette palehoe Amh. Tewer Bd. Tewoe S. Amb.& Bd. Thé ambon M, „ oetan M. Thi-see Ch, Thim Ch. en Thim-hio Ch. Thong-se-soe Ch.Bo. Thou-thau Ch. Tiau-tsoi C. Bo. Tiba Bl. Ti-boeaya S. Tiemboel M. R. J. Tigel-kio J. Bl Solanum pseudo-undetum Bl 1 ’ [var. albiflorum. trongum Poir. undatum Liam, zie |. boddas S, Solanum ovigerum Dun. 13 2) ’ 1} 23 album Lour. pressum Dun. undatum Lam. var. sphae- [rocarpum Hsskl. pseudo-undatum Bl. var. [albiflorum Bl. trongum Poir. parasiticum Bl. Dasy loma javanica Mig. Gymnopetalum piperifolium [Miq. Dichrocephala paniculata Mig. Grewia tomentosa Jss. Glycosma chlorosperma Sprg. Dicalyx cochinchinensis DC. Alstonia scholaris RBr. Saccharum officinarum Ju. Sida retusa L. 1 ’) Lagerstroemia indica L. Mettbainerns vera DC. Agallochum officinarum Ham. Aleurites moluccana Wld. Arachis hypogaea L. Solanum esculentum Dun. Morinda bracteata Rxb. Leea aculeata Bl. Artocarpus incisa L. Gynura pseudo-china DC, Emilia sonchifolia DC. Solanaceae. 27 3 2 Vaer ? Compositae. Tiliaceae. Äurantiaceae. Ternstroemiaceae. Apocynaceae. Gramineae. Malvacaeae. ’j Lythrarieae. Myrtaceae. Papilionaceae. Euphorbiaceae, Papilionaceae. Solanaceae. Rubiaceae. Ampelideae. Artocarpeae. Compositae. 3) mmm nn nd Inlandsche | Botántschò bindae | Eat Natuurlijke Naam. ee Familie. Tigo T. Sida acuta L. Pace Malvaceae. Tihine ampel Bl. | Bambusa mitis Poir. Gramineae. Tij Bl. Amorphophallus sativus Bl. | Aroideae. Tijng-kam Ch. Citrus nobilis Lour. Aurantiaceae. Tikal baloeng S. | Euphorbia tirucalli L. | Euphorbiaceae. Cissus menens. L. Ampelideae. „ toelang J. ie | 5 Tikoessan J. Platycentrum “tenuifolium Mig. ? Tilging S. „ ___ rupicolum Mig. | ? Cucumis sativus L. Cucurbitaceae. Timoen R. Trichosanthes tricuspis Mig. | baloe M. Ligusticum striatum Rxb. Umbelliferae. Timo-timo 'Ì. Kleinkhovia hospita L. Büttneriaceae. Timoho J. Timonius Rumphii Bl Rubiaceae. Timon Amb. Cucumis conomon DC. Cucurbitaceae, „ passir M. Aegiceras ferreum Dl. Aegicereae. Timpule Ih. Glaucena excavata Brm. Aurantiaceae. Tinat Amb. Maranta dichotoma Wld. Cannaceae. Ting kassan J. Zehneria hastata Mig. Cucurbitaecae. „ connivens Mig. En Tinggeeling mentikS.| Atacca integrifolia Prsl. Taccaceae. Ting: lakka Bd. Lawsonia alba Liam. _| Lythrarieae. Tingoelong M S. | Protium javanicum Brm. | Burseraccae. Fin-sjong Ch. Caryophyllus aromaticus L. | Myrtaceae. Tintinga Bl. Clerodendrum infortunatum Bl) Verbenaceae. Fipies koelit S. Nelitris parviflora Bl. | Myrtaceae. „__polymorpha Bl. ö Jambosa lineata DC. | » Chiliocarpus compositus Bl. | Apocynecae. Tiri-makke Amb. | Concharia pertinens Îr. | ô Tiroe boddas S. . | Calladium giganteum Dl. Aroideae. „ makir Lt. Collyris major Vhl. Asclepiadeae. Tisere-giggil S. Aamia cyanea Wld. | Saxifragaceae. Tissoek S. Hibiscus spathaceus Bl. Malvaceae. Titawey Lbh. | Ficus Rumphii Bl. | Moreae. Titikoesan M. J. Typhonium divaricatum Bl. | Aroideae. „__cuspidatum Dl, | pe ___Imlandsche Naam. 257 Botanische benaming. ‘mmm Natuurlijke Familie. mmm Titiwoean S. Tiwada T. Tiwera Bd. Fiwoe S. „ aboe S. E „ asrap S. hed „ hiedung S. „ hoe-ota-heite S. ‚„ Japara S. ‚„ konnengamôS. MEE PAS 4D. „ landoek S, „ landoe S. „ aroeboek S. se Bn. „ pêkes S, „ rapoe S. „ soerat S. » _» pendekh S. Liwoek S. Tja Ch. Bo. Tjabé S, Tjabeh M. S, J. DL, XIX, burrum gedeh S. ‚ „ leutiek S. Arum diversifolium Bl. Loxotis obliqua RBr. Polygonum corymbosum, var. [densiflorum Bl. Artocarpus laca Encycl. Crinum toxicarium Herbert. Saccharum officinarum L. 2) D/ [& S. rs NE fumosum, ‚„ var. nigrum. bD} 5 ED] var. rubrum-hu- [mile. „ var, rubrum al- (tum. » _» » Var. nigrum. „ var. otaheitense. „ » » var. hitteratum. » » var. luteum-molle. _» » var.luteum durum. Meliosma nitida Bl. Artocarpus glauca Bl. Saccharum edule Hsskl. „ __ officinarum L. var. can- [delaria. st „ L. var. litteratum. 5 „ L. var. luridum. se „ L. var. litteratum. EN „ La. var. hitteratum- (breve. Luffa cordifolia Bl. Trichosanthes ovigera Bl. Saccharum officinarum L. Stylocoryna polycarpa Mig. Capsicum L. spec. divers. Piper L. spec. divers. „ longum Dtr. „ var. commune R. Aroideae. Gesneriaceae. Polygoneae. Artocarpeae. A maryllideae. Gramineae. ’) Meliosmeae. Artocarpeae, Gramineae. 2 Cucurbitaceae, DD | Gramineae. Rubiaceae. Solanaceae. | Piperaceae. 2) 17 entend 258 dmlandsehe | Botanische benaming. Matenslijke Naam. Familie. | Tjabeh atjoeng M.R.| Capsicum frutescens Lu, Solanaceae. aroy S. Piper longum L. Piperaceae, kig ig dehsrm: Bl. pn „ bedat S. Capsicum frutescens L, Solanaceae. „ besaar R, „ _meurvum Bl (var. frutes- [cens L. Hel „ betoel S. „ sinense Jcg. ie „ djawa M, Piper longum L. Piperaceae, Chavica officinarum Mig. 5 „ gedeh S. Capsicum annuum L. Solanaceae, „ _macrocarpum Fngrh. pe „ vulgatum Fngrh. be „ frutescens L. var. in- [eurvum Bl. je „ kling J. BL. „__pendulum var. torulosum [Fnerh. je „ oetan M. Piper arborescens Rxb. Piperaceae, „ rawiet M. R. | Capsicum fastigiatum Bl. Solanaceae, „ sabrang $S. „ frutescens L. je „ longum L. pj „ Salassie M KR. „_bieolor Jeg. var. mela- [nocarpum Hsskl. hs „ tjangek M. R. „ longum L. E „ woengoe 5. zie Tj. salassie M. RB. Tjai S. J. Adenanthera pavonina L. Mimoseae, Tjajoer S. Pterospermum lancaefolium Rxb./ Büttneriaceae, Tjaka S. Coffea salicifolia Miq. Rubiaceae. Tjakra-tjikri Bat. | Acacia Farnesiana Wid. Mimoseae, Tjakka mabido T. | Piper majusculum Bl. Piperacecae. Tjak-tjok-boewoe S.| Elatostemma rostratum Hsskl| Urticaceae. Fjaliek-angien S. | Rottlera oppositifolia Bl, Euphorbiaceae, B „ boddasS. „ Zippeliù Hsskl. en ie ‚„ burrumS. „__paniculatum Jss. 4 Tjaliengtjieng S. Averrhoa carambola Lu, Oxalideae. „ laut S. M. Elaeagnus L. spec. bant. Elaeagneae. Tjalla kanjing S. | Rottlera paniculata Jss. Euphorbiaceae. Garcinia cornea DO, Tjaloeng J. Clustaceae. ® 259 eng Botanische benaming. ME Tjaloengtjoeng S, | Marumia muscosa Bl. Melastomaceae. Creochiton pudibunda Bl. n „ aroy S. Dissochaeta cyanocarpa Bl. „ burrum S. Melastoma ferugineum Rwdt, el ° Marumia muscosa Bl. Tjaloepangpang S. | Seindapsus pertusus Schott. | Orontiaceae. Tjamara M. Podocarpus cupressina RBr. var. [b curvula Mip. { Taxineae. Casuarina equisetifolia Frst. { Casuarineae. „ laut M, „ muricata Rxb. ie Tjamarra Lh. Clerodendrum infortunatum Blf Verbenaceae. Ljamôrô J. | zie Tjamara M. J. Tjamakka moloe S.| Dianella montana Bl. Liliaceae. Tjambang Bl. Erythrina fusca Lour. Papilionaceae. Tjaming-tjaming R.|'Averrhoa carambola L. Oxalideae. Tjammoen S. Boehmeria incana Hsskl, Urticaceae… Tjampahoe S. Tamarindus indica L Papilionaceae. Tjampakka S. M. R., Michelia Blumei Std. Magnoliaceae. „ ___ champacca L. zn „ boddas S. „ _ longifolia L. | £ „ boeloe M. S. „___ champacca Bl. " „ _ velutina Bl. Ss „ goenong M. R. montana Bl. j Liidtdten hlhferum ? 8 Talauma Rumphu Bl, n „ gondokS. M. R. „ pumila Bl. ; »___» oetan S.M.{ Capparis callosa Bl. Capparideae. „ leuwung S. Talauma mutabilis Bl. Magnoliaceae. „loentoeng aroy S.| Capparis flexuosa L. Capparideae. „ moelia S. R. | Plumieria acutifolia Poir. Apocynaceae. ‚| Parkinsonia aculeata L. Papilionaceae. Dianella nemorosa Prs. Liliaceae. Tjampakkaoetan M./ Talauma Rumpbii BL Magnoliaceae. „ poetie M. Michelia longifolia Bl. 5 „ zeylon S. R. | Pyrrhosa (Knema) Horsfieldii B1.| Myristicaceae. Tjampedak S. M. R. Artocarpus polyphema Prs. Artocarpeae. { Calophyllum inophyllum L. | Clusiaccae, Tjamplong J. 260 Inlandsche | Natuurlijke Rin Botanische benaming. Feuslie. | Tjamporang S. Manihot utilissima Pohl. Euphorbiaceae. Tjanar S. R. Smilax TFrnft. spec. plur. Smilaceae. Dioscorea salicifolia Bl. Dioscoreae. Smilax odoratissima Bl. Smilaceae. ‚„ babi S. M. Rl Zanonia indica Tu Nhand:robeae ? Smilax odoratissima Bl. Smilaceae. „ repanda Bl. 5 „ betoel S. 5 » » ” „ beurriet hiedung | [S. „ _Trnft. spec. si „-bokkor S, R. „ _nummularia TL. ge „ leucophylla Bl. „ __macrocarpa Bl. „„ _zeylanica L. it dE DS: „ _glvcyphylla Sm. > __»„ mienjak S. latifolia RBr. el „ peutjang S. Dioscorea Trnft spec. Dioscoreae. Tjang Bl Caesalpinia sappan L. Papilionaceae, Tjanging Bl. Erythrina fusca DC. £ Tjangkeoh S. Myrtaceae Jss. spec. inc. Tjangko S. J. Quercus spicata Sm. Cupuliferae, Tjangkoeang S. Pandanus furcatus Rxb. Pandaneae. Tjangkoedoe S. Morinda citrifolia L. Rubiaceae. ‚„ badak S. Nauclea grandifolia DC. zi Fagraea morindaefolia Bl Lioganiaceae, „ kantjil % Morinda bracteata Rxb. Rubiaceae, ‚ lalakki S 9. Nauclea grandifolia DC. - „oetan S. zie Tj. badak S. Tjangkorreh S. Dinochloä tjangkorreh Büse. | Gramineae. „ dioek S. Nastus ? humilis Hsskl. is Tjangoeloe kras S.| Ficus lepicarpa Bl Moreae. Tjangtjeng S. Elephantopus L. spee. omn. | Compositae. Tjanigarah J. Cochlospermum gossypinum DC.) Ternstroemiaceae Tjangkier 5. Abroma augusta L. Büttneriaceae. Tjankoerang S. Trevesia sundaica Mig. Áraliaceae. Tjankré M. J. Ervthrina fusca DC, Papilionaceae, Fjankring R.J. | 5 4 er a 261 Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Tjan- ah Ch. Tjantekkeh S. Tjantiegie S. ‚„ betoel S. „ boddas S, „ boeloe S „ gedeh S. oe leutiek S. „ wangieS. M. R. Tjamtjauw S. Tjantjerrettan S. „ badak S. „ beurriet S. ee zalt as 5. Tjantokkeh S Tjapa R. ‘Tjapoe-toehoer S. Tjaptjek meirah (?). „ Ppoetie (?). Tjarehan S. Tjariaroe S. of Tjarieang S, Frythrina indica Lam. Iris florentina L. (radix). Bouea oppositifolia Msn. Thibaudia Bl. Rhododendrum L. Gautiera Klm. Leptosperma Frst. Áecronoda Bl. Dodonaea viscosa Ta. Amphicalyx latifolius Bl. Agapetes floribunda G. Don. ‚_Taeida.G. Don. Scepasma buxifolium Bl. Dodonaea Candolleana Bl. Leucoxylon buxifolium Bl. Thibaudia varingiaefolia Bl. Gautiera leucocarpa End]. Rhododendron tubiflorum Rwdt. Thibaudia floribunda Bl. „ lucida Bl. Gautiera punctata Endl. Elephantopus D. Nauclea excelsa Bl. Anthocephalus indicus Rich. „ _ morindaefolius Kths Nauclea glabra Rxb. „ mollis Bl. „ obtusa Bl. Bouea oppositifolia Msn. Conyza balsamifera Less. Cynoctonum muricatum DC. Blumea DC. spec. div. Nerium odoratum Liam. „ flore albo. Eat jav anica DC. Äglaonema simplex Bl ear ee En Papilionaceae. Irideae. Á nacardiaceae. Erieaceae. 2) My dn Büttneriaceae. Sapindaceae. Ericaceae. 17 Euphorbiaceae. Sapindaceae. Ternstroemtaceae. Ericaceae. Comy positae. Rubiaceae. Anacardiacehe. Compositae. Asclepiadeae. Compositae. Apocynaceae. BE Aroideae. 262 Inlandsche | Botanische benaming. Natelijke Naam. Familie. Tjarieang boddas 5. Homalonema album Hsskl. Aroideae, „ beurriet burrum, [S. | Aroideae Jss. spec. incert. 4 „ burrum S. Homalonema rubrum Hsskl. c | [majus Hsskl. sj Tjariengien S. ( Ficus pisocarpa Bl. Moreae. | „ benjamina L. & aliae. a Tjarioe S. | Entada monostachya DC. Mimoseae, Tjariwoe S. Colocasia ? humilis Hsskl. Aroideae, | _Alocasia indica Schott. 4 „ boddas S. ” EE) ” ” „ gedeh S. Colocasia ? humilis Hsskl. var. [c major. si „ leutiek S. pp vab , „ peutjang S. | Aglaonema pygmaeum Hsskl. sy Tjatjabehan S. Euchresta Horsfieldii Bnnt. Papilionaceae. Tjatjandie S. Sesbania cochinchinensis DC. 4 Tjatjang S. en Tjatjeng S. Elephantopus scaber L. Compositae. Tjau S. Musa paradisiaca L. Musaceae. Tjawenné sorch S. | Rhododendrum javanieum Rwdt. Ericaceae. Ficus lutescens Rwdt. Moreae. Tjeboengan J. Flemingia involucrata Bnth. | Papilionaceae. Tjehreh M. Oryza sativa Li Gramineae. Tjeiska 5. Urostigma strictum Miq. Moreae. Tjekok J. Quisqualis pubescens Brm. Combretaceae. Tjelegor J. Commelijna paludosa Bl. Commelijnaceac. Tjembaul J. Solanum maecranthum Dun. | Solanaceae. Tjengkeh S. M. R./ Caryophyllus aromaticus Ls. Myrtaceae. Tjengkeh laut M. | Dodonaea triquetra DC. Sapindaceae. „ oetan daun ke- [til M. | Nalitris bracteata Bl. Myrtaceae, „alba BIJ gn „ rubra Br. à Dn iT) ketjil M. „ ’ 7 ” „ papoea T. & „ radja Amb. Caryophyllus aromaticus L. 263 neen Botanische benaming. Nun se Tjenettan S. & Fjentjenettan S. Physalis angulata Hsskl. Solanaceae. Tjeraken J. Croton tiglium L. Euphorbiaceae. Tjereboet J. Amorphophallus giganteus Bl/ Aroideae. Tjerian S. Calladium pendulum Bl. 4 Tjering O. J. Pithecolobium lobatum Bonth. | Mimoseae. Fjerlang S. Pterospermum diversifolium Bì| Büttneriacese. Tjermeh S. R. Cicca disticha L. Euphorbiceae. „ nodifiora Lam. „ leuwung S. Scepasma buxifolium Hsskl. Fjentjektjaa S. Naueclea pallida Rwdt. Tjeroggol monjetS.| Xerospermum Noronhianum Bl. Tjetjan kahan S, { Mephitidia tomentosa Bl. Ophiorrhizos mungos L. 5 Tjetjang koedoeanS.| Sciadocarpus Brongniartii Hk. | Araliaceae, 2 ED | Rubiaceae. Sapindaceae. Rubiaceae. Tjetjer ketjepet S. | Rourea javanica Bl. ? Fjetjerennean S. M.| Bradleja glauca Hsskl. Euphorbiaceae. Melanthes rhamnoides Bl. ie Scepasma longifolium Hsskl. a „ roy S. Dalbergia Blumei Hrt. Bog. | Papilionaceae. sarjgeleatS; Cassia Lu. spec. bantam. 5 „ leutiek S, Euphorbiaceae RBr. spec. bant. Tjetjerobet S, Loxonia ? decurrens Bl. Gesneriaceae. Tjettek S. Strychnos tieute Lesch. Loganiaceae, Tjeulie badak S. R./ Opuntia decumana DC, | Cacteae, waaeshener SR. „ tomentosa Slm. Dk. >» tjeribon S.R. „ cochinillifera MI. » _» tjoetjoek S. [R. „ monacantha Wild. Opuntia polyaltha Haw. „ elatior DC. Tjeurrie S. Garcinia lateriflora Bl, „ dioica Bl. „ L spec. bant. incert. Tjiboeang S. Grewia tomentosa Jss. Tjiboelan J. Agrimonia javanica Jneh. Tjie-teo Ch, Do, Arachis hypogaea Lo 33 3 rb Cacteae. bb Clusiaceae. a) 27 Filiaceae. Rosaceae. Papilionaccae. 204 mmm Inlandsche Botanische benaming. Natuurlijke Naam. Familie. Tjigau J. Quisqualis indica L. Combretaceae. Tjigige J. Viola serpens Wall. e genuina.| Violarieae, Tjingrerem S. Duchesnea sundaica Mig. Rosaceae. Tjinga tjinga T. Wollastonia strigulosa DC. Compositae. Tjintekka S. d. Plambago rosea L. Plumbagineae. Pjinti Btj. Zingiber cassumnar Rxb. Zingiberaceae. Tjipait S. Agalmyla staminea Bl. Gesneriaceae. Cyrtandra straminea R. & S. 35 Tjiploek-an J. Physalis angulata Hsskl, Solanaceae. Tjipohkak J. Gynura Cass. spec. Com positae. T'jitjabéan oetan S.| Lieeonurus javanicus Bl, Labiatae. Tjitjap S. Ficus venosa R. & S. Moreae. „ allutacea Bl. a Tjijhe badak S. Glycine javanica L. Papilionaceae. „ kandoeriketjilS.| Abrus praeeatorius Lu, ‚8 TjoebangdarioetanS.| Jodes tomentella Mig. Menispermaceae. Tjoejer ? Ricinus salicinus Hsskl. Euphorbiaceae. Tjoekilan J. Schmiedelia racemosa L. Sapindaceae, Tjoelakketan S. Psychotria L. spec. bant. Rubiaceae. Tjoelang S. M. R. | Aglaya odorata Lam. Meliaceae. Tjoengoelan J. Ethulia megacephala Schlt. Com positae. Tjoeni 5. Gynotroches axillaris Bl. Clusiaceae. Tjoeng-neo Ch. Bo.) Piper longum L. Piperacecae. Tjoenjoen baauw S.| Magnolia odoratissima Rwdt. | Magnoliaceae. Talauma Candollei Bl. 2 „ goenong S. { Magnolia fragrans Rwdt. ‚8 „ wangie S, Talauma Candollei Bl. á Tjoenkankang S. Chilocarpus denudatus Bl. Apocynaceae. Salacia melittocarpus Bl. Hippocrateaceae. Cyrtoceras laurifolium Mig. | Asclepiadeae. ‘Coelospermum scandens Bl. | Rubiaceae. Tabernaemontana polyantha Bl} Apocynaceae. Echites densiflora Bl. Parsonsia barbata Bl. se Centrostemma multiflorum Desn| Asclepiadeae; Cystidianthus campanulat. Hk. pe Tjoeukankang goenong S. Echites inflata Bl, Apocynaceae. ’ 265 reren Botanische benaming. | a en Tjoenkankang lalakki S. | Chilocarpus suaveolens Bl. | Apocynaceae. Fjoen-seu Ch. Bo. | Apium graveolens L. Umbelliferae. Tjoen-tjiou Ch. Bo./ Musa paradisiaca T,. Musaceae. Tjoen-tjon J. Magnolia pumila Bl. Magnoliaceae, Talauma pumila Bl | 8 Tjoeran rambat S. | Urtica alba Bl. | Urticaceae, Tjoerei S. Gynotroches axillare Bl. | Clusiaceae. Crypterrhonia paniculata Bl. ‚ Rhamneae. Tjoetjoek kaliagehS.{ Trophis spinosa Rxb. | Artocarpeae. | Canthium Rheedii: DC. | Rubiaceae. „ lamaran S. Gardenia Blumeana DC. | $ vesten S. „ tomentosa Bl. K Tjoewawoet J. Pennisetum macrochaëton Jcq. Gramineae. Tjok Ch. Bo. Bambusa Schreb spec. div. he Tjokai S. Polyosma integrifolia Bl. Polvosmeae. Tjokkot toewa J. | Coecculus DC. spec. Menispermaceae. Tjoklat S. M. R. | Theobroma cacao L. Buttneriaceae. Tjomplongan J. Prenanthes Vaill. spec. Com positae. Tjomu toeffa T. Ophioglossum ovatum Bl. Opkioglosseae. Tjong Ch. Zingiber officinale L. Zingiberaceae. Tjongkok S, Curculigo recurvata Dryand. | Hypoxideae. „ _latifolia Dryand. 5 Tjonkodo kir J. Melastoma polyanthum B}. Melastomaceae. Tjontjong beloet J.| Melanthes rhamnoides BL Euphorbiaceae. Tjontsjo Ch. Abrus praecatorius L. Papilionaceae. Tjoppi toehoer S. | Crawfurdia trinervis Hsskl. Gentianeae, Tjotjok boewoe. Boehmeria scabra Hsskl. Urticaceae. Hypopteron speciosum Hsskl. | Gesneriaceae. Elatostemma rostrata Hsskl. | Urticaceae. Sonerila heterophylla Jck. Melastomaceae. ‚ pauciflroa Bl. % „ boewoe leutiek [S. | Rphtorrhiza triehocarpa Bl. Rubiaceae. » ___» romangS.{ Euphorbiaceae Brtl. spec. bant. Ïjotjor bêbekh J, | Spermacoce hedyotidea DC. | Rubiaceae. Bryophyllum calycinum Slsb. | Crassulaceae. Tjotjorokkot S. Solanum canescens Dl. Solanaceae, 206 Inlandsche Naam. otoet kh Tjou-njok Ch. Bo. Tjouw S. „ tjai E Tjulang S Tjurei S. Toan T. Toansing Men. Tobba toko V. Tobo-tobo Mak. Toeahoe Rtt. & Toeahoea Ti. Toeangau ZBo. Toeba aweweh S. „ bidji M. „ djenoe S,. „ gatel S. „ kajoe R. „ lalur S, Toebe abbal Amb. Toebi-sira Mand. Toeboe-sala M. Bl. „ toeboe M. 3 3) [Amb. Toedjoe J. Toedong laut M. Toehe- Bd. pee Toejong pongorMand. Toeka doeffa T. Toekoel takkal M. Toelak tangal $S. waät-ketjil gelde | poasche teming. | Nee Botanische benaming. De onteren Solanum saponaceum Dun. „ japonicum Dun. Si konee tuberosum Mig. Plumbago rosea L. Musa Trnf. spec. div. Ravanala madagascariensis Adns. zie Tjoelang S. Buddleia L. spec. omn. Metroxylon sagus Rttb. Costus speciosa Sm. Abutilon hirsutum Rmph. Ficus septica Sprg. Borassus flabelliformis L. Eurya nitida Khs. Dalbergia heterophylla Wld. Coceulus laeunosus DC, „ ecrispus DC. Dalbergia purpurea Rwdt. Milletia sericea W. & A. „ rostrata Mig. Dalbergia heterophylla Wld. „ angustifolia Hsskl. Derris Forsteniana DC. Vitenia edulis Std. Arundo L. spec. Andropogon nardus L. Costus speciosus Sm. Aegiceras majus L. Argemone mexicana L. Aegiceras minus Wld. Cocculus lacunosus DC. Datura alba Ns. Musa troglodytarum L. Berrya ammonilla Rxb. Heptapleurum rigidum Hsskl. Natuurlijke Familie. Solanaceae. Begoniaceze. Plumbagincae. Musaceae. 23 Lioganiaceae. Pallas: Zingiberaceae. Mal iieas: Moreae. Moreae. Ternstroemiaceae. Papilionaceae. Menispermaceae, ’) Papilionaceae. Sapindaceae. Gramineae. Lb Zingiberaceae. Aegicereae, Papaveraceae. Aegicereae, Menispermaceae. Solanaceae, Musaceae. Tiliaceae. Araliaceae. Inlandsche Naam. Toelalot J. Toeloek Bd. Toeloewodji Bij Toemboeloen J Toemboen Beanie oee geditjin 19: ‚, boeloe S. R. „ lietjien S. R. Toemon telong J. Toendjoek langit M. Toendjoeng S. R. „ barak Bl. „ dado Bl. „ poetie Bl. Toendoen M. Toengerreh S. Ld A = 5) foengtoeng monjet: „ sajoeng ? Toepak T, Toeri S. M. R. „ boddas S. „ burrum S. _ rawa J. Toeroejan S. Toeroe muksa S. Toerroep aroy S. „ boëoek S. Toetoe massoniha T. Toetoekekoe Bd. Toetoep Bl „ antjoer Bl. Wendlandia tinctoria DC. | 267 ham | Botanische benaming. Bambusa longinodis Mig. Ophioxylon serpentinum L. Metroxylon sagus Ritb. Canthium Rheeduü DC, ‚„ Len. spec. bantam, „ horridum Bl. „ ecornelia Ch. „ horridum Bl. Geniostoma montanum Z. & M. Ophioglossum ovatum Bl. Talauma Candollei Bl. „ mautabilis Bl. & variet. Nymphaea rubra Rxb. e purpur. „ b rosea. & Sch. ’ 2) | ___» p albiflora. | Nephelium lappaceum La | Castanea tungurrut Bl il Discostigma rostratum Hsskl. Rubiaceae Jss. spec. inc. bant. Barringtonia acutangula Grtn. „ rubra Bl. „ _ racemosa Bl. Agati grandiflora Dsv. „ flore albo. „ flore rubro Aeschynomene aspera L. Cassia glanduliflora Rwdt. Ruellia Blumei Std. Nom. Ficus annulata Bl. „ depressa Bl. Artocarpus elastica Rwdt. Carapa moluccensis DC. Scaevola Plumieri L. Pavonia zeylonica Cav. Ricinus mappa ? 2 ’) Natuurlijke Familie. Rubiaceae. Gramineae. Apocynaceae. Palmae. Rubiaceae. 1 Loganiaceae. Ophioglosseae. Magnoliaceae. ’’ Nymphaeaceae. 2) 2 Sapindaceae. Cupuliferae. Clusiaceae. Myrtaceae. 1 | Papilionaceae. bb Acanthaceae. Moreae. ’) Ártocarpeae. Meliaceae. Goodeniaceae. Malvaceae. Euphorbiaceae, 268 and Botanische benaming. ied Toeton M. J. Barringtonia speciosa L. Myrtaceae. Polytoca bracteata RBr. Gramineae. Toetop M. Abutilon indieum G. Don. Malvaceae. Toewa S. M. zie Toeba S. M. ER: Leëa sambucina Wid. Ampelideae. Toggare J. Dracaena ensifolia Haw. Liliaceae, Dianella nemorosa Lam. . Tohon Amb. Solanum melongena L. Solanaceae. Tohong Bl. 4 5 5 B „ kanji: Bl. „ trongum Poir. u Toja Bd. Amorphophallus sativus Bl. | Aroideae. „ oetan Bd. Typhonium divaricatum Bl. ë Tokbraai S. Elateriosperma tokbrai Bl Euphorbiaceae, Croton L. spec. bantam. 5 Tokee O.J. Albizzia lebbek Bnth. 4 leuco-! [xylon Hsskl. Mimoseae. Tokokka S. Solanum giganteum Jeg. Solaneae. Tola topolo T. Kyllingia monocephala Wild. | Cyperacese. Tolak tangol S. Paratropia longifolia DC. Araliaceae. Tolong S. Aracium laevigatum Mig. Compositae. Toloen Ht. Pandanus conoideus L. Pandaneae. „ montanus Mig. pn Tolasion Bangaai. | Quercus moluccana Wid. Cupuliferae. Tom J. Bl & T. | Indigofera tinctoria L. Papilionaceae. Tomandellan J. Ixora longifolia Hsskl. Rubiaceae. Tommo M. J. BL | Curcuma zerumbet Rxb. Zingiberaceae, Tommon Mak. x 8 Hi A ke Graptophyllum hortense Ns. | Acanthaceae. Tomon_ gering S. J.| Curcuma longa L. Zingiberaceae. Tomoemoe T. Tondjo poetie M. J. [BL & Tondjongtedjalor M. [J. Bl. Tonggoeli J. Tongkeng M, R. „ viridiflora Rxb. Aegiceras ferreum Bl. Villarsia indica Vent. Protium javanicum Brm. Pergularia odoratissima Sm. ’ Aegicereae. Gentianeae. Spodiaceae. Asclepiadeae. 269 Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. es Pergularia minor Amdrs. Ásclepiadeae. Tongtak (?). Zingiber ovoideum Bl Zingiberaceae. „ amaricans Bl. ’ Tongtoet (?). Canthium La. sp. inc. bantam. | Rubiaceae. Tonjo Mak. Nelumbium speciosum Wild. | Nelumboneac. Tonkat-langit M. | Quamoclit vulgaris Chois. Convolvulaceae. j Ophioglossum ovatum Bl, Ophioglosseae. Musa troglodytarum L. Musaceae. „ seetan M. Maranta dichotoma Wld. Cannaceae. Tonkia S. Dischidia nummularia RBr. Asclepiadeae. Tonke M. Bruguiera Rumphii Bl Rhizophoreae. „ parampoean M. „ eylndrica Bl, e Tonkin S Vallaris ovalis Mig. Apocynaceae. Tonkollo S. Kleinhovia hospita L. Büttneriaceae. Tonkon Dajak. Loranthaceae Mrs. Tonokoeko Ht. Hedera umbellata DC. Áraliaceae. Too-kokki-tjaptjkeCh{ Neritum oleander Liam. Apocynaceae. Toppa-lima S. Élephantopus scaber I. Compositae. Toron Amb. Solanum melongena L. Solanaceae, Toropatti Bd. Dracontomelon sylvestre Bl | Spodiaceae. Totarre palekong Mol.| Acalypha mappa Wid. of Euphorbiaceae. Rottlera tanaria Hsskl. $ Totebo T. en Toteho T. Cordia myxa L. Cordiaceae. Totokbrai S. zie Tokbrai S. Totongoën S. Salvia coccinea L. Labiatae. Totorra itam M. Commersonia echinata Frst. | Büttneriaceae. „ Javensis G. Don. u Totou-o-an S: Boehmeria dichotoma Hsskl, | Urticaceae. Towada T. Artocarpus laca Encycl. Artocarpeae. Tower J. Pongamia Lam. spec. Papilionaceae. Fran J. Metroxylon sagus Rttb. Palmae. Trang-doenijaM.Amb| Caesalpina pulcherrima L. Papilionaceae. | Aeschynomene indica L. 5 Trasen S. Ceropegia Horsfieldiana Mig. | Asclepiadeae, Traseng J. Sanicula montana Rwdt. var. c genuina. Umbelliferae. Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Trassen J. Trawalot J. Treba djapan S. M. Treham ajam 5. Trembaloe J. Trembel S. Trembiloegan S. Trigoe hollanda (?) Troeëp $. Troena malam M, Troentong M. R. Troes goenong S.R. Trong-ngor J. Tropongan J. Fsampé J. Tschamba Mak. Tschau-po Ch. Tscheën Ch. Tschi-jo Ch. Fschili-meirah M. Tschira Bi 'Tschô Ch. Tsja-tsji-tsji Ch. Tsjay Ch. koaë Ch. „tau Ch. Tsjakka magoli T. Tsjakkar bebekh J. Tsjali-moeri T. Gynura aurantiaca DC, Elatostemma paludosum Mig. (var. forma rubro stipula. Brucea L. spec. (an dysent. BIJ ? Rhinacanthus nasutus Ns. Andrographis paniculata Wld. Crossandra infundibuliformis Ns Rubia eordifolia L. Cassia sulphurea DC. Diospyros melanoxylon Rxb. Platycentrum robustum Mig. Friticum vulgare Vaill. Artocarpus elastica Rwdt. Polyanthes tuberosa L. Aegiceras obovatum Bl. „ majus Grtn. Hartighsea excelsa Jss. Elaeocarpus Js. spec. an Solanum undatum Liam ? Valeriana javanica Bl. Uvaria odorata Liam. Tamarindus indica L. Acorus terrestris Rmph. Indigofcra tinctoria L. Musa paradisiaca L. Capsicum pendulum e torulo- (sum Fngh. Trophis spinosa Rxb. Scaevola Plumieri L. Phoberos chinensis Lour. Amarantus polygamus Wld. „ tristis Luour. Luffa petola DC. Dolichos sinensis DC. Scleria flabellum Sw. Kalanchoë laciniata DC. Cordia Rumphii BL Compositae. Urticaceae. Xanthoxylaceae. A canthaceae. ed 2) Rubiaceae. Papilionaceae. Ebenaceae. Gramineae. Artocarpeae. Liliaceae. Aegicereae. DÛ Meliaceae. Tiliaceae. Solanaceae. Valerianeae. Anonaceae. Papilionaceae. Orontiaceac. Papilionaceae. Musaceae. Solanaceae. Artocarpeae. Goodeniaceae, Bixaceae. Á marantaceae. ‚) Cucurbitaceae. Papilionaceae. Cyperaceae. Crassulaceae. Cordiaceae. 271 Inlandsche Naam. Tsjam-poelan J. Tsjamarkijen T. Fsjampadaha M. „ oetan M, Tsjampé J. Tsjangkok J. Tsjappo-tsjappo M. Tsjauw-tsjeer Ch. Tsjavoni M, Tsjek Ch. Tsjendana M. Bg. Tsjerekan Bg. Tsji-tik Ch. Tsjia-lioe Ch. Fsjilli abbal Amb. en „ oetan M. Tsjin-ka-hoe Ch. Tsjin-khi Ch. Tsjin-tsjau Ch. Fsjinga-tsjinga T. Tsjioe-lang Ch. Tsjioe-tsjat Ch. Tsjit-tsjit Ch. Fsjonkor M. Tsjoo- hoaë Ch. Tsjopelon T. Fsjorro T. „ boboä T en „ mamma T. Tsjot-tsjo E Tsoi-teo Ch. Bo. Tube Bd. Tubi pokkol Amb. Tueijl Mak. & Tueijlo Amb. Botanische benaming. | Calophyllum inophyllum L. Croton pavana Ham. Artocarpus laca Encycl, Ochna squarrosa L. Michelia Blumei Std. Calophyllum inophyllum L., Pontederia vaginalis L. Murraya paniculata Wld, Calamus equestris Wld. Oryza sativa L. Santalum album L. Pterocarpus indicus DC. Cissus glauca Rxb. Bambusa agrestis Poir, Punica granatum L. Tabernaemontana bovina Lour. Lawsonia alba Lam. Barringtonia speciosa DC. Sphaerococcus gelatinus Ag. Verbesina moluccana Bl. Aglaya odorata Luour. Stagmaria verniciflua Jck. Oxalis sensitiva Wld. Kaempferia galanga L, Sphaerococcus gelatinus Ag. Calophyllam inophyllum L. Ficus bengalensis Lu. Cleome pentaphylla L. Polanisia icosandra DC. Begonia icosandra DC. Raphanus caudatus La Coceculus lacunosus DC. Sida acuta L. Spathodea Rheediü Spr. Natuurlijke Familie. Clusiaceae. Euphorbiaceae. Artocarpeae. Ochnaceae. Magnoliaceae. Clusiaceae. Pontederiaceae, Äurantiaceae. Palmae. Gramineae. Santalaceae. Papilionaceae. Ampelideae, Gramineae, Myrtaceae. Apocynaceae, Lythrarieae. Myrtaceae. Floridae. Compositae. Meliaceae. Anacardiaceae, Oxalideae. ZLingiberaceae. Floridae. Clusiaceae. Moreae. Capparideae. ’) Begoniaceae. Cruciferae. Menispermaceae, Malvaceae. Bignoniaceae, Inlandsche Naam. 212 Botanische benaming. Tuha toeni Amb. Tuhe tuttunu Bd. Turu pensjeng J. Ua ahun tayn Amb „ ela Amb. „‚ hahoela Amb. „ helite Amb. „ kawa Amb. „ lau kana Amb. „ manima Ámb. „ niwel Amb. „ mette Amb. sor M. „ poetie M. „ tehoe Amb. Ubo-ubo I. Uhe-talla Lt. „ walea Luh. Uhulibita Lbh. Uin-kion Ch. Ula pala pala Amb. Ulassa Ht. Ulibite Lh. Unas Br. of Unos Br. Ung-sjong Ch. Bo. Une-bime Mak. Uöt Bd. Upessa Ht. Urri Bl. Ussasve Tib, „ lalun-sehi Amb. nd NAS Cocculus lacunosus DC. Aristolochia indica L. Loxotis obligua RBr. U. Calamus rudentum Wld. 1 1 LD Daemonorops calapparius Bl. Calamus Rumphii Bl. „ _equestris Wld. „ rudentum Wid. „_pisicarpus Bl. Daemonorops strictus Bl. „__ calapparius Bl, , »” „ niger Bl. „ _ melanockaetes Bl. Calamus pisicarpus Bl. „ rudentum Wld. zie Ua mette Amb. Hibiscus rosa sinensis L. Roxburghia gloriosoides L. Dioscorea hirsuta Bl. Curcutna longa Lu ‘Calamus equestris Wld. Cedrela febrifuga Bl. Dioscorea hirsuta Dl, Cedrela febrifuga Bl. Ocimum basilicum Lu Maranta dichotoma WlId. Dolichos catjang L. Acalypha densiflora Bl. Pterocymbium javanicum. Garcinia cechinchinensis DC, Natuurlijke Familie. Menispermaceae. Aristolochieae, Gesneriaceae, Palmae, Malvaceae. Roxburghiaceae, Dioscoreae. Zingiberaceae. Palmae. Cedrelaceae. Dioscoreae. Cedrelaceae. Labiatae. Cannaceae. Papilionaceae. Euphorbiaceae. p Clusiaceae. 218 en Inlandsche n 4, Natuurlijke Botanische benamine. zj Naam. 5 Familie. Vale topo J. Varoe-ranoe Bd. en Varook Bd. Villoeroe J. Virahi Mak. Waän semane Huah. Waanwaanan J, Waät Amb. „ mahina Amb. „ tehy Amb, Wabba mert Amb. Wabbal Amb. _ Wabo goenong Cr. Wadanie S. M. R. Waddorie (?). Waddran J. Waderan J. Waëtor Lh. Way-way Amb. Wayle Amb. Waylo hittoeta Ht. Wakkat Amb. DL, XIX, V. Dendolobium (Desmodium) ce- [phalotes W. & A. Parititum tiliaceum Hil, Entada pursata DC. Ficus bengalensis L. W. Bambusa mitis Poir. Capparis L. spec. Bruguiera Rumphii Bl, Sonneratia acida L. fs. … Salba Sm: Aegiceras majus Grtin. Rhizophora mucronata Liam, „ _candelaria DC. Lactaria salubris Rmph. Cerbera lactaria Hmlt. Neuburgia tuberculata Dl. Quisqualis Rmph. Calotropis gigantea RBr, Urtica oreophila Mig. Elatostemma cyrtandraefol. Mig. Tacca montana Rmph. Mangifera glauca Bl. „ __ membranaceca Bl. sander Clerodendrum inerme Grtn. Paederia foetida L. Bruguiera Rumphii Bl. Kanilia caryophylloides Bl, | Sonneratia acida Lu, fs, Papilionaceae. Malvaceae. Mimoseae. Moreae. Gramineae. Capparideoe. Rhizophoreae. Myrtaceae. ’ Aegicereac. Rhizophoreac. LD Apocynaceae, ’) ’) Combretaceac. Asclepiadeae. Urticaceae. 7, Taccaceae._ Anacardiaceae. 23 | Verbenaceaec. Rubiaceae, Rhizophoreae. 5 | Myrtaceae. L®, 18 ne) _N nee a ne Botanische benaming. nee Naam. Familie. Sonneratia alba Smith. Myrtaceae. Wakkat bessie Amb. Aegiceras ferreum Bl. Aegicereaec. Wakoen ranoe Bd.| Pandanus bagea Miq. Pandaneae. Wala Ht. Flagellaria indica Ls Flagellarieae., Walan M. Pterospermum diversifolium Bl, Büttneriaceae. Walang S. Ficus ribes Rwdt. Moreae. | Hedychion gracile Rwdt. Zingiberaceae. „ hiedung S. Ficus L. spec. bantam. Moreae. Anonacceae Dun. spec. bäntam. Walantakka Men. | Erythrina aculeata Bl. - Papilionaceae. Walat Br. Caryota Rumphiana Bl. Palmae. Walebissi Ht. Hoya coronaria Bl Asclepiadeae. „ _Rumphuú Bl ss „__macrophylla Bl. ir „ ketjil Amb. Dischidia nummularia RBr. Ke | „ Rafflesiana Wall. 3 Wale makel Ht. ‘ Pothos digitata Jcq. Orontiaceae. Wale pinan Amb. { Scindapsus? Rumphii Mig. E Walen S. | Covellia paniculata Mig. Moreae. Ficus L. spec. divers. n ,badak’ S. 5 scaberriuma Bl A „ leutiek S. | „ L. spec. bantam. incert. ie Wali J. ‚ Boehmeria diversifolia Mig. Urticaceae. „ ahoeöen Amb., Derris montana Bnth. Papilionaceae. „ angin J. | Boehmeria diversìfolia Mig. Urticaceae. | „ __ odontophylla Mig. 45 „ hoelan Amb. | Cocculus flavescens DC. Menispermaceae. „, _„ hakoeloe Ht. „ _ glaucus DC. kier „ maloehoe At. | Medinella crispata Bl Melastomaceae. „__macrocarpa Bl. | | | 5 >» laun ella Ht „ _ ecrassinervia Bl. Lb) be mana Ht: Uvaria argentea Dl. | Anonaceae. amtietten (FEE, 1 0 : A et ‚„poetielolahaAmb., Clerodendrum inerme Grtn. | Verbenaceae. Walieran S. | Cissus scariosa Bl. Am pelideae. Waliekatoepoh J. { Desmodium DC. spec. | Papilionaceae, Waliklar J. Sapindaceae. Cupania Lessertiana Cmbsd. Ì to EN | Gt Inlandsche Naam. Walingi J. Walisaä Amb. & Walisoä Ht. Walisana J. Wallas J. Walli-kaddeb J. Walo Ht. Waloe M. aeBleraf Walok BIJ. Waloer S. Wana J. Wanga- Cel. : Wangiìi malakko T. rde tal Es „ wangi-maiho ![. Wangkoedoe J. Wangong laut M. Wanie Bl. en Wanné Bl. Wannat Amb. Wanijer Bd. Wanlekoe Lih. Wan-ong S, Want-choaë Ch. Wara of Waro Lt. Wareng S. Wargoe S. „ gedeh S. „ leutiek $S. Wari J. „ hismoe Amb. „ hoelan Amb. „lottoe lottoe Amb. Beten Natuurlijke otanische benaming. Eamili amilie. Acer javanieum Jss. Acerineae. „ niveum L. ke Typha angustifolia L. Typhaceae. Gnetum edule Bl. Gnetaceae. Tylophora RBr. spec. Asclepiadeae. Aristolochia indica La Aristolochieae. Mussaenda frondosa Lu. Rubiaceae. ziee Wala Ht. Lagenaria hispida Ser. Cucurbitaceae. „ vulgaris Ser. ze Sauromatum Horsfieldii Miq. | Aroideae. Smilax xeylanica L. Smilaceae. Metroxylon elatum Mrt. Palmae. Emilia sonchifoha DC. Compositae. Conyza pubigera L. je Eclipta erecta L. ie Morinda bracteata Rxb. Rubiaceae. Mosehosma polystachya Bnth. | Labiatae. Mangifera foetida L. Anacardiaceae, Melocanna humilis Rupr. Gramineae. Pterocarpus flavus DC. Papilionaceze. Phanaelopsis amabilis Bl. Orchideae. Olax obtusa Bl. Olacineae. Datura L. spec. Solanaceae. Flagellaria indica L. Flagellarieae, Gmelina asiatica L. Verbenaceae, Rhapis javanica Bl. Palmae. Licuala Rmph. spec. divers. ze „ pumila Bl. 5 „ elegans Bl. pe Hibiscus rosa sinensis L. Malvaceae, Cissus trifoliata Lour ? Ampelideae. Cocculus flavescens DC. Menispermaceae. Cissus repens Lam. A mpelideae, | Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Wari metten Amb. ‚„„ sahoe Amb, 5 soä Lt. „ toea Amb. „unenar Lt. „ wari poetie Bl. „ waroehoe Lt. Waribang J. Wariengien S.M.J.T. … dawon besaar M. „ _» ketjil M. „ malatta M. „ tsjampadaha M. Waroe M. dögong M. 2) „ goenongS.M.B. „ landak S.M.R. „laut M. B. mss: Waroema koessoe T. Waron J. Warren J. Wassa Ht. Wateran J. Watoetan S. „ gedeh 5, Watta Lt. Artabotrys suaveolens Bl. Convolvulus cymosus Dsyvs. Gnetum edule B. Fagraea Thnb. spec. (z. Blume [Rumph. IL. p. 28). Conyza pubigera L. Hibiseus rosa sinensis L. flore Medinella crispata Bl. „- macrocarpa Bl. Hibiscus rosa sinensis L. Ficus benjamina L. pisocarpa Bl. „ racemosa Vhl. &c. „ alba Sm. Lb ’ „ nitida Thnb. „ pumila Thnb. „ racemosa Vhl. Hibiscus elatus Sw. Clerodendrum paniculatum La Paritium simile WIJ. Abelmoschus mutabilis WI. „ venustus WI. Paritium tiliaceum WIL Cordia Rumphiúú Bl. Thespesia macrophylla Sprg. Abelmoschus venustus WIL. Bidens Wallichut DC. „__peduncularis Gaud. Trigonella foenum graecum. Gmelina villosa Rxb. Ficus glomerata Rxb. Sonerila heterophylla Jeg. Paspalum coromandelinum Liam. Milium tomentosum Rttl. - Sonneratia acida L. fs. Anonaceae. Convolvulaceac. Gnetaceae. Loganiaceae, Compositae. Malvaceae. Melastomaceae. rb | Malvaceae. Moreae. | Malvaceae. Verbenaceae. Malvaceae. 1 Dd DD / Cordiaceae. Tiliaceac. Malvaceae. Compositae. 2) Papilionaceae. Verbenaceae. Moreae. Melastomaceae. Gramineae. ’, Myrtaceae. Âd Inlandsche Bätenmcshest Natuurlijke Naam. ee Familie. Watta boehoe lawan [Amb. { Kanilia caryophyloides Bl. Rhizophoreae. „ ewan Amb. Mangifera laxiflora Desrouss. | Anacardiaceae. „ koembangAmb./ Aegiceras floridum R. & S, | Aegicereae. Avicennia tomentosa Wld. Avicennieae. „ lepoe Amb. Bruguiera Rumphiu Bl. Rhizophoreae, „ mahina Amb. „ cylindrica Bl. ss Kanilia carvophylloides Bl. 5 Bruguiera Rheedii Bl. 5 „ tube-tube Cr. | Aegiceras minus Wld. Aegicereae. Wawalingian S. Fuirena pentagona Wight. Cyperaceae. Scirpus mucronatus L. Typha angustifolia RBr. Typhaceae. Wawaloehan $S. Bryonia geminata Bl. Cucurbitaceae. Wawaloetan S. Anisonema dubia B. Euphorbiaceae. Wawaran J. Abelmoschus pseudo-abelmos- | [chus Bl Malvaceae. Wawateran S. Spartina pubera Hsskl. Gramineae. Wawoie NG. Metroxylon filare Mrt. Palmae. Wawoeloetan $. Anisonema dubia Bl. Euphorbiaceae. Weddor Lt. & Weddule Ht. Convolvulus bilobatus Rxb. | Convolvulaceae. Weenong J. Tetramelos nudiflora RBr. Datisceae. Weligi S. Cyperus elatus L. Cyperaceae, Welihissa Amb. Scleria lithosperma Wld. k Wellat Ht. Ficus politoria Bl. Moreae. Welluaijt.abbal Ht. | Sanseviera fruticosa Wld. Liliaceae. ‘“Welluang Amb. Dracaena reflexa Lam. sô Welluga Ht, „ terminalis L, ps Weri Amb. Imperata Thunbergii R.& S. | Gramineae. „ allang Ingh. qe Pennisetum setosum R.&S. a Wering ampel Bl. | Bambusa fera Miq. je Weringie J. Urostigma benjamineum Migq.| Moreae, Weroe J. Albizzia odoratissima Buth. Mimoseae. „__procera Bnth. ze „ kebo J ‚} Tetranthera almoides Mig. Laurineae. 278 ands g : ur mees Botanische benaming. Aadjee Weroesiffi Lt. Dracaena terminalis L. Liliaceae. Wersingan Amb. " 5 ie Ä sooteflexa, Lam: À Weul Cr. Metroxylon filare Mrt. Palmae. Wewéan J. Pontederia vaginalis L. Pontederaceae. Wida-darie M. Melastoma polyanthum Bl. Melastomaceae, Widara S. M. R. | Zizyphus jujuba Luaam. Rhamneae. „ leutiek S. »sxylopyrus,. Wlde Widasarie S. of. Widdo-sarie J., Canthium scandens Bl. Rubiaceae. Widjojo-kesoemo J.| Pisonia sylvestris L. & Bk. | Nyctagineae. Wiedje T. en Wiedjien S. M. RJ. [& Mak. Sesamum indicum L, Bignoniaceae. sallas dn. „ leuwung S. Wiedjor J. Wielodo J. Wiewiedjienan S. Wilingi J. Wining J. Wirangging badakS. Wiroe S. „ gedeh S lalakki S. » leutiek S. wamtasse (P). Wierangon S. Wit-krambil J. 3) „ orientale L. , 1 PD) Artanema sesamoides Bnth. Hedyotis prostrata Bl. „ latifolia Rwdt. Artanema sesamoides Bnth. Sesamum orientale L. Covellia didyma Mig. Artanema sesamoides Bnth. Scirpus sundanus Mig. Pteroeymbium javanicum Bant. Psychotria rhinocerotis Rwdt. Liicuala spectabilis Mig. „_Rumphu Bl „ spinosa Wurmb. „pumila Rwdt. ’ Lerehe „ var. 9 Rhapis javanica Bl, 2) ’ 1 5 101 Tuwspees Dantecineerk ’ :) LD) ’ 2 Ellobum montanum Bl. Cocos nucifera L. 1 , Scrophularineae. Rubiaceae. 1 Scrophularineae. Bignoniaceae., Moreae. Scrophularineae. Cyperaceae. 2) Rubiaceae. Palmae. 1) „) bb} Ácanthaceae. Palmae. Inlandsche Naam. Botanische benaming. Natuurlijke Familie. Witjenang S. Wode J. Wodoesan J. Woedelan J. Woedelang S. Woeka oetan M. Woengli J. | Woegoe J. Woeng-soi1 Ch. Bo. Woenie S, „ tjaai S. Woe-tse Ch. Be. Woh-han J. Wokka Cel. & T- „ wokka Mol. Wok-sjong Ch. Wonelau Amb. Wong-kjoek-pha Ch. [ Bo. Wong-lie Ch. Bo. Wong-ski Ch. Bo. Wonuth J. Woo Cel. Wora- warl poek J. Woraka T. toem- Worssa J. en Wrassa J. Wotel of Wotele [ Noessa-laut. Wowo S. Zagar J. Hedyotis rugosa korth. Piper medium Hrsfd. Hibiseus surattensis L. an Scaevola Koenigiù Vhl, Kyllingia bifolia Mir. Pholidocarpus ihur Bl. En sylvestris Bl. Calosanthes indica Bl. Lagerstroemia reginae Rxb. of 5 speciosa Prs. Convolvulus reptans L. Antidesma bunias L. „ L. spec. bantam. inc. Calladium giganteum Bl, Areca catechu L. Saribus rotundifolius Bl, Corypha sylvestris Bl. Solanum duleamara L. Zingiber margmatum Rxb. Pyretrum indicum Css. flore [luteo pleno. Ananassa sativa L. Gardenia grandiflora Lour. Cynometra ramiflora L. Broussonetia papyrifera Vent. Clerodendrum fragrans Vent. (var. pleniflora. Zingiber officimmale Tu „ _gramineum Bl. Ämomum maximum Rxb. Urena lappago DC. Flagellaria indica L. Z. Beilschmiedia lancifolia Miq. Rubiaceae. Piperaceae. Malvaceae. Goodeniaceae. Cyperaceae. Palmae. bh | Bignoniaceae. Lythrarieae. h Convolvulaceae. Antidesmeae. | Aroideae. Palmae. ’ 2) Solanaceae. Zingiberaceae. Compositae. Bromeliaceae. Rubiaceae. Papilionaceae. Moreae. Verbenaceae. Zingiberaceae. DD | ” Malvaceae. Flagellarieae, Laurineae. In landsche Botanische benaming. Natuurlijke Naam. Familie. Zalak S. M-2F: Salacca edulis Rwdt. Palmae. Zenka Mak. Dtoscorea aculeata L. Dioscoreaec. Zong-zay Ch. | Morus indica L, Moreae. RAPPORT OVER DE AANWEZIGHEID VAN GRONDSTOFFEN IN DEN NEDERLANDSCH INDISCHEN ARCHIPEL. GESCHIKT TOT BEREIDING VAN PAPIER, DOOR DD. WW, ROSE WAN TONNINGEN. De schaarschte aan geschikte lompen tot papierbereiding , welke zich reeds gedurende langen tijd heeft doen gevoelen , had vooral in de jongst verloopene tijden, de aandacht der gouvernementen, en van deskundigen tevens, tot zich ge- trokken. Hoe dikwijls men ook heeft aangekondigd, dat eene goe- de grondstof, in overvloed voorkomende en gemakkelijk te verzamelen zijnde, was ontdekt, zoo schijnt het echter, dat geene daarvan, tot heden toe, aan de zich dagelijks ver- meerderende behoefte in genoegzame mate konde voldoen; althans de aanvragen en uitloovingen, zoo wel door gouver- DL, XIX, 19 282 nementen als door partikulieren gedaan, schijnen zulks te bewijzen. Ook de minister van koloniën in Nederland, heeft zich eze zaak aangetrokken, en een onderzoek hieromtrent ge- last, waarvan als uitvloeisel dit rapport het licht ziet. Door den direkteur der kultures hiertoe uitgenoodigd, hebben de verschillende hoofden der gewestelijke besturen in Indië zich beijverd om stoffen te verzamelen, welke volgens hunne wijze van zien, waardig konden geacht worden, om tot proefnemingen te dienen. Deze in mijne handen gesteld zijnde, werden aan eenige bewerkingen onderworpen, ge- schikt om eene schifting daar te stellen tusschen diegene, welke mogelijk dienen konden tot eene goede papierberei- ding, en andere die, als hiertoe ten eenenmale ongeschikt, moesten worden verworpen. Die stoffen, welke in de eerste kategorie vielen, waren bestemd om naar Europa tot het nemen van meer volledige en juiste proeven, door deskun- digen , verzonden te worden. Ter bevordering van een gemakkelijk overzigt, zal ik dit rapport in drieën splitsen, namelijk : 1°, aanwijzen, uit welke residentiën of gouvernementen grondstoffen gezonden zijn, met aanhaling van hetgeen van deze bekend is. 2°, eene beschrijving geven, hoe de proefnemingen zijn ingerigt, en welke resultaten deze gegeven hebben. 3°. aantoonen, wat volgens mijn oordeel van eene alge- meene toepassing dezer proeven, voor de papierfabrikaadje te wachten is. Door zes gewestelijke besturen op Java, en door vier der buitenbezittingen, werden verschillende papierstoffen aan het 288 laboratorium te Buitenzorg toegezonden ; namelijk van die der residentiën Batavia, Samarang, Bagelen, Madioen, Tagal en de adsistent-residentie Patjitan op Java; van het gou- vernement der Molukken, de residentiën Banka, Timor en de adsistent-residentie Benkoelen buiten Java; terwijl door den resident der Wester-afdeeling van Borneo, een rapport dienaangaande toegezonden werd van Dr. Croockewit, zijnde evenwel de in dat stuk beloofde zelfstandigheden om tot proefneming te dienen, tot heden toe nog niet alhier aan- gekomen. Ik zal thans residentie ’s gewijze de namen der ontvangen stoffen doen volgen, met (zooveel van deze bekend is) eenige ophelderingen vergezeld. SAMARANG. Uit deze residentie werden verzonden monsters van Kapok en Widoeri. De kapok, zijnde de wol der vruchten van den kapok- boom (Gossampinus alba) wordt veel op Java aangetroffen ; hare wol is van eene grovere hoedanigheid en wordt tot wei- nig anders aangewend, dan om kussens, matrassen, enz. mede opte vullen. In de berigten, welke de resident van Samarang geeft, komt ook voor, dat de pikol kapok (624 kilogr.) in den bolster, gemiddeld voor f 1 aldaar zoude kunnen verkregen worden. De widoeri of de wol der vruchten van de Calotropis gi- gantea, komt van eene aan de stranden van Java veel voor- komende plant, welker zijdeglanzige wol even als die van de kapok dienen kan. BATAVIA. In deze residentie werden verzameld. 1. Kapok (zie boven), van welke p. m. 1500 pikols tegen 2. ie ie pre ln ek 254 f 10 de pikol jaarlijks geleverd zouden kunnen worden. Talie alar (nom. spec.?), waarvan gemiddeld per jaar zouden kunnen verkregen worden, 800 pikolsà f 6 de pikol, . Rekoeng betoeng (Bambusa spec?), eene bamboesoort, welke door de Chinezen als grondstof voor de papierberei- ding gebruikt zoude worden, Men schatte de produktie per jaar, op p. m. 1500 bam- boezen, tegen 15 tot 30 duiten het stuk. Koeliet kajoe waroe (Paritium simile); de buitenbekleed- selen (schors, bast enz.) van den waroeboom, waarvan jaar- lijks 500 pikols, à f5 de pikol, verzameld zouden kunnen worden. Rambega (nom. spec)?, de vezelen van eene katoenach- tige plant. Soemboe (nom. spec?) het produkt vaneen gewas dat in de moerassen van het Oosterkwartier van Batavia voor- komt, en op den duur te bekomen is. Van deze beide laatste was het echter te betwijfelen, of zij wel in genoegzame mate zouden geleverd kunnen worden. BAGELEN. Uit deze residentie werden de volgende basten tot proef- neming aanbevolen. 15 Ds 3°, Gloegoe of Lantjang (Broussonetia papyrifera), de zoo- genaamde papierplant der Javanen; de bast van dezen boom levert, na geklopt, geweekt en gespleten te zijn, eene soort van papier op. Bliendjoe (Gnetum spec?); van den bast wordt touwwerk vervaardigd, dat door de Javanen zeer gewild is. Randoe; deze naam wordt ook gegeven aan de kapok (zie boven); ik kan evenwel niet beslissen of ook in 62, d 8°. 9. 255 Bagelen deze twee namen denzelfden boom aanduiden. „ Woeroe (nomen spec?). . Fimoho (Kleinhofia hospita); men gebruikt het hout tot het maken van scheden voor krissen. Bendo (Benda?) waarschijnlijk de bast van Artocarpus Blumei of Entada monostachia Dec. Pisang (Musa paradisiaca). Over geheel Java voorkomen- de, levert de stam van deze plant, welke zich gemak- kelijk laagsgewijze afstroopen laat, eene geschikte touw- soort op, welke echter, naar de varieteit der plant (en dat aantal is zeer groot) in hoedanigheid verschilt. Raméh (Boebmeria candicans). Van de vezelen dezer plant wordt zeer deugdzaam touw- werk bereid; zelfs kan men er tafellakens kleederen enz. van maken, zoo als dit in de laatste tijden genoegzaam in Europa bekend is geworden. Poeloeton (waarschijnlijk eene Urena of Desmodiumsoort), van welke eene vlassoort verkregen wordt, welke zich zeer sterk glanzend en zacht op het gevoel voordoet. 10°. Wisnoe (nomen spec?) 11°. Nanas (Ananassa sativa). Van de bladeren dezer om hare vruchten zoo bekende plant, wordt door afschrapping en behandeling met water, een zeer bruikbaar naaigaren bereid. 12° Oeris Oerissa (Grewia odorata). Van deze plant is mij alleen bekend, dat hare bast, ge- droogd zijnde, aangewend wordt, om de rijstbossen mede zamen te binden. Volgens de berigten van den resident van Bagelen, zijn alle deze gewassen aldaar genoegzaam voorhanden, of zouden het ten minste zeer spoedig door aankweeking kunnen worden. Dewijl derzelver basten of vezelen echter nim- mer op de bazaars te koop worden aangeboden, zoo wa- ren de prijzen er van ook niet bekend. 286 MADIOEN. Uit deze residentie werd de aandacht op de basten of vezelen der volgende planten gevestigd. 1°. Bendo (zie boven), à f 2.60 de pikol. 2°, Boeloe (waarschijnlijk eene Ficussoort), mede à f 2.60 de pikol. 9°. Loo (Ficus luceseens), à / 1.80 de pikol. 4°. Loewing (nomen spec?), à f 3.40 de pikol. 5°. Mentahos (nomen spec?), àf 8.40 de pikol. 6°. Widoeri (zie boven), à f 2.10 de pikol. 17°. Gloegoe (zie boven), à f 2.60 de pikol. Alle deze planten, zoo meldt de resident, zijn in groote hoeveelheden voorhanden, met uitzondering van de Men- tahos, welke wat schaarser voorkomt. TAGAL. Uit genoemde residentie werden aanbevolen, de 1°. Embet (nomen spec?) Dit is eene van Oktober tot December bloeijende, rietachtige plant, welke in menigte in het wild op moerassige gronden en langs de stranden zoude voorkomen, en welker bloem eene katoensoort, gelijk aan die der kapok, voortbrengt. 2°, Wisnoe (zie boven); de bast. 8°, Lawee (zie boven); de bast. 4°, Bendo (zie boven); de bast. Deze gewassen worden in deze residentie in toereikende mate aangetroffen, om op den duur eene zekere hoeveel- heid te kunnen afleveren; dewijl er echter geen handel in gedreven wordt, zoo is hunne waarde moeijelijk te be- palen „en zouden de kosten weinig meer bedragen, dan die der inzameling. 281 PATJITAN. In deze adsistent-residentie werd opgegeven, dat voorhan- den waren de 1°, Bamboe (Bambusae spec?), de vezels van nog jeugdige stekken. 2°. Nanas (zie boven); de vezelen. 8°. Gebang (Corypha gebanga), eene palmsoort, welke ech- ter niet overal veelvuldig voorkomt; uit de jonge, nog onontwikkelde bladeren wordt eene vezelstof bereid, ge- schikt tot het maken van duitenzakken, kleedjes, enz. 49, Waroe (zie boven). | Verder had de heer Boers, kontroleur aldaar, zich de moeite gegeven, om pisangvezels en nog eenige andere vezelstoffen (zooals van kloetoek, lonjok en sobo) aan eenige bewerkingen te onderwerpen, en had tevens bij zijn verslag over de uitkomsten dezer, eene vertaling ge- voegd van een programma eener Fransche maatschappij, genaamd: „Compagnie générale pour l'exploitation des fila- ments du bananier à Paris.” Op een en ander zal later worden teruggekomen. De meeste der reeds genoemde planten zouden in voldoende hoeveelheid geleverd, of ten minste de kultuur er van uitgebreid kunnen worden; iets wat vooral bij de Kapas en Widoeri-planten zeer noodzakelijk is, MOLUKKEN., In de missive van den gouverneur der Moluksche eilanden wordt niet aangewezen, welke soort van voorwerpen van daar verzonden zijn of zouden worden; er is alleen mel- ding gemaakt, dat, met uitzondering der Roenoet ka- lapa en de Gandal laki, de overige stoffen in dat ge- deelte van den Archipel niet veel voorkomen; dooreen ge- 285 rekend zoude de prijs per pikol de som van f 5 niet te bo- ven gaan, BANK Á. In deze residentie zijn, volgens het verslag van den resident, geene planten aanwezig, welker vezelen als grond- stof tot het vervaardigen van papier zouden kunnen dienen. Buiten den kapokboom, welke in het distrikt Muntok zeer welig groeit, bestaat er nog te Koba eene boomsoort, Menkuras genaamd, welker bast mogelijk tot het beoogde doel zoude geschikt zijn, doch waarvan de resident den uit- voer ontraadt, uithoofde hij door de bevolking wordt ge- bruikt tot het maken van touw. TIMOR. Ook op dit eiland werd weinig aangetroffen, wat oppervlak- kig beschouwd, geschikt zoude kunnen geoordeeld worden, tot het bereiden van papierstof; behalve de kapok, kapas, waroe en bamboe (deze laatste tegen den prijs van f 20 de honderd stuks), welke niet eens in groote hoeveelheid voor- komen, zond de resident tot proefneming over de bladeren van den bebak, gawang genaamd, en welke plant aldaar in het wild overvloedig aangetroffen wordt; de prijs dezer bladeren is gemiddeld f2 per 100 stuks, BENKOELEN. Uit deze adsistent-residentie werden gezonden twee bast- soorten, verkregen van de Terio poetie en Terio mera (nomen spec?), van welke vermeld werd, dat zij waar- schijnlijk geschikte grondstoffen tot de vervaardiging van papier zouden opleveren, enin genoegzame hoeveelheid al- daar voorkomen. Later zond de adsistent-resident van dat 239 gewest nog een monster vezelen van de Pisang oetang, welke boom veel op bergruggen, bij kreken of rivieren in deze streken gevonden wordt. Zoowel door den overvloed dezer boomen, als door de gemakkelijke voortplanting en de geschikte gelegenheid tot vervoer, zoude de prijs dezer vezel- stof zeer luttel zijn. AK Het waren deze, in het kort aangestipte plantensoorten, welke tot het nemen van proeven voor papierbereiding overgezonden zijn geworden. De bewerking, waaraan zij in het scheikundig laboratorium te Buitenzorg onderworpen werden, komt hierop neder. Na de stoffen (hetzij basten of vezels), eenigzins verdeeld te hebben, werden zij in houten kuipen geplaatst, met water overgoten en in dezen toestand eenigen tijd aan zich zelven overgelaten. Wanneer de ontbinding goed ingetreden was, iets wat zich zeer ligt door den stinkenden reuk aangeeft, werden zij met houten stampers zoo lang geklopt, tot dat de mechanische verdeeling, op deze wijze ten minste, niet verder meer voort te zetten was. Gedurende dit kloppen, wer- den de stoffen meermalen in stroomend water afgewasschen en ten laatste op groote zeeften verzameld. Nadat nu dit ge- deelte van den arbeid volbragt was, werd eene kleine hoe- veelheid der nu zooveel mogelijk gezuiverde stof, behandeld met kalkmelk, waardoor een aanhoudende stroom chloorgas gevoerd werd, en daarin zoo lang gelaten, tot dat de ve- zelstof ontkleurd was, of wel zich niet verder ontkleuren liet. Vervolgens werden de nu met chloorkalk gebleekte zelfstandigheden, goed afgewasschen, op bamboezen horden (tetampa’s) uitgespreid en in de zon gedroogd, waarna zij door handenarbeid zoo fijn mogelijk uitgerafeld werden. 290 Det is duidelijk, dat bij het nemen dezer proeven, twee zaken in het oog moesten gehouden worden, als: 1°. dat de middelen, om eene goede papierstof fabriek- matig te bereiden, niet aanwezig waren. Het komter hier vooral op aan, om op mechanischen weg, eene geschikte papierpap te kunnen maken, en dit is alleen door eene uiterst fijne verdeeling met gelijktijdige afwassching in stamp- of cilindermolens te bereiken, en 92° dat, terwijl het minder moeijelijk valt, om eene ze- kere aldus bereide massa, voor eene geschikte papierstof te erkennen, echter het oog van een’ kenner vereischt wordt, om te bepalen, of eene stof geheel verworpen moet wor- den, dan wel of zij als inmengsel (halfgoed genaamd), bij eene goede papierstof, nog bruikbaar zijn kan. Als een natuurlijk gevolg dezer twee beschouwingen zijn dan ook alleen diegenen teruggehouden, van welke men met bepaalde zekerheid melden konde, dat zij stellig tot het beoogde doel geheel ongeschikt waren. Na den afloop van het onderzoek, dat zeer veel tijd weg- genomen heeft, door de langzame wijze van werken, welke men verpligt was te volgen, en ook daardoor, dat de behandelde stoffen met ruime tusschenpoozen werden aan- gevoerd (de laatste eerst op den 192 December Il), is ge- bleken, dat de hier ondervolgende plantenvezelen, waardig waren, om aan het oordeel van deskundigen in het moedere land, te worden aangeboden. 1°. Raméh; welker vezelen, nadat de mechanische bewer- king voleindigd was, door chloorkalk zuiver wit zijn geworden. 2°, Nanas; de vezelen dezer plant werden door de chloor- behandeling geel; vooraf echter met kalk of potasch uit- getrokken zijnde, werden zij witter. 3°. Pisangvezelen; verhouden zich in alles gelijk aan die der Nanas. 4, 5e. Ge, Te 82, 9e, 10. 11. 15. 16. 17. 18. 291 Gloegoe; de bast van dezen boom, zooals die aan het laboratorium ontvangen was, is moeijelijk schoon te ma- ken en eerst na langdurige trekking met chloorkalk, begint zij eenigzins witter te worden. Wisnoe; verhoudt zich als de Gloegoe. Bendo; door chloorkalk worden de vezelen van dezen boom duidelijk witter. Bliendjo; verhoudt zich als de Bendo. Poeloetoen vlas; neemt door chloor eene schoone en zachte gele kleur aan. Waroe; de vezelen van den waroeboom worden door chloor sterk geel gekleurd. Ferio poeti; zoo als deze bast hier ontvangen werd, was hij nagenoeg wit, lederachtig en zeer vezelig. Ferio mera; een roode bast, die door koking met pot- aschloog, en daarna gevolgde behandeling met chloor, zuiver wit is te verkrijgen. IÌet mogt mij evenwel niet gelukken, hieruit eene goede papierpap te vervaardigen. Kapok; de wolachtige vezelen, waarmede reeds meer- malen proeven ter papierbereiding genomen zijn, wer- den verzonden zoo als zij ontvangen waren; door kalk, potasch en chloor worden deze vezelen sterk geel gekleurd. Widoeri; verhoudt zich als de kapok. Timoho; geeft door de mechanische bewerking reeds eene schoone graauwachtige vezel, welke door chloor geel wordt. Ranjoe; levert eene minder schoone vezel en verhoudt zich overigens zoo als de Timoho, Nussawwe; als boven. Poeloep bago; als boven. Ganemo; als boven. Verder zijn, daar de hoeveelheid te gering was, tot ver- werking, verzonden zooals zij alhier ontvangen werden, de 19. Soemboe. 20. Bendo (eene soort uit Madioen), zijnde de boombast in den ruwen toestand, en tevens een monster papier hier- van bereid. 21. Boeloe; als boven. 22. Loo; als boven. 23. Loewing; als boven. 24. Mentahos; als boven. 25. Widoeri; als boven. 26. Gloegoe; als boven. Voorts had Z. E. de heer gouverneur generaal tijdens zijne reis naar de Moluksche eilanden, eene hoeveelheid boombast doen verzamelen (de naam er van is mij onbe- kend), welke door mij aan dezelfde reeds genoemde bewer- kingen is onderworpen. Evenmin als van de andere basten, konde ik hiervan eene papierpap verkrijgen; het grootste gedeelte ging onder de behandeling verloren , terwijl door chloorkalk de vezelstof sterk geel gekleurd werd, zooals blijken kan uit no. 27. Het is mij niet mogen gelukken , om van alle toegezondene plantenstoffen, de wetenschappelijke namen uit te vorschen; de hierover handelende werken geven van slechts enkelen den wa- ren naam aan ; zulks vindt zijne gegronde reden daarin, omdat 1°. de meeste gewassen in de Maleische, Soendasche en Javaansche talen, eenen anderen naam voeren, en 2°. omdat buitendien in verscheidene residentiën deze planten zelfs nog in naam verschillen. Dit is echter eene zaak, welke later, als sommige der toegezondene boombasten of vezelen toepasselijk voor de pa- pierbereiding mogten geoordeeld worden, ligtelijk uit te ma- ken zal zijn. Naar eene aanwijzing in het Repertory of patent inven- tions, heb ik ook eenige proeven genomen, met het doel om van het rijststroo eene papierstof te maken, en wel naar de volgende methode. ne 295 Eene hoeveelheid van dat stroo werd in kuipen gedaan, met water bevochtigd en eenige dagen aan zich zelve over- gelaten; na het duidelijk intreden der rotting, werd het ge- stampt en met water schoon gewasschen. Nadat dit afgeloo- pen was, werden de vezels verzameld, en met eene sterke potaschloog gekookt. Daarna de thans papachtige massa in zeeften gebragt zijnde, werd zij met water afgewasschen en vervolgens in water, waarbij een weinig zoutzuur gevoegd was, geweekt. Vervolgens werd deze pap door middel van chloorkalk ontkleurd, met water op nieuw gezuiverd en ten laatste in de zon gedroogd, Het produkt dezer bewerking was eene schoone, zeer witte en vlokachtige massa, naar het mij toescheen uitermate geschikt, om als papier te dienen; de opbrengst uit ruw rijststroo bedroeg van 85 tot 50 pCt. Dewijl ik dit stroo op verschillende tijden van het jaar bewerkt heb, ben ik tevens in de gelegenheid geweest op te mer- ken, dat hoe verscher het stroo bij de mechanische behan- deling is, des te beter de scheikundige bewerking gelukt. De eerste proeven geschiedden met stroo, dadelijk nadat het gesneden was; eene andere proef met stroo dat eenige maan- den oud, en de laatste proef met stroo hetwelk reeds tien maanden oud en zwartachtig geworden was. De vervorming tot pap had in alle deze tijdperken gelijkelijk goed plaats, maar de witte kleur, vooral van de laatste proef, was veel minder, dan die van de papierstof uit versch rijststroo ver- kregen. Gelijksoortige proeven zijn genomen met de Al- lang allang (Imperata Koenigii), met het zoogenaamde Gui- neagras (Paspalum mollicomum), en eene zeer op Java ver- spreide soort van Varens (Filices spec?), doch van gene de- zer plantensoorten waren de resultaten zoo gunstig als die van het rijststroo. De stof uit de allang-allang verkre- gen, zoude mogelijk geschikt wezen tot het bereiden van grove papiersoorten, waarbij het niet zoo zeer op witheid 294 van kleur aankomt. Het Guineagras konde ik met de werk- tuigen, welke ter mijner beschikking waren, niet genoeg- zaam fijn verdeelen, om de massa homogeen te maken; buitendien was het produkt zeer stijf van vorm. De varens werden door de werking der potaschloog voor het grootste gedeelte van hun organisch weefsel beroofd, en er bleef na het eindigen der bewerking bijna niets an- ders over dan het hardste gedeelte (de anorganische deelen der plant, ongeschikt om tot papierstof te dienen). Wat nu betreft de vezelstoffen der verschillende planten- basten of stengels, welke bij dit rapport overgelegd worden, merk ik aan, dat de ramehvezelen boven alle anderen uit- munten in witheid van kleur en zachtheid van vezel, en dat zij de eenige onder zoovele waren, welke zich, nadat het mechanisch gedeelte van den arbeid afgeloopen was, door het chloor regt goed en snel ontkleuren lieten. De gele kleur, welke vele vezelen aannamen als zij met potasch-kalk of chloor behandeld werden, neemt waarschijnlijk haren oor- sprong uitde aanwezigheid van proteïne-verbindingen, welke in deze voorhanden zijn. Hetis evenwel te verwachten, dat eene meer volkomene rotting en stamping, hierin verbetering aanbrengen zal. Verder moet ik opmerken, dat wezenlijke boombasten, ook na eene langdurig voorafgegane bewer- king, niet gemakkelijk te ontkleuren zijn; zelfs zeer sterke chloorkalkbaden waren in de meeste gevallen niet voldoen- de, om de vezelen wit te maken. Het nadeel, hierdoor ver- oorzaakt, springt dadelijk in het oog; de vezel zelve aange- tast wordende, is nu te zwak van zamenhang en onge- schikt, om als eene goede papierstof te dienen. In het algemeen kan ik dan ook als mijne, op ervaring steunende meening aangeven, dat de vezelstoffen der een- jarige en meer nederige gewassen (zoo als die der Grami- neae, Musaceae, Bromeliaceae enz ) veel beter mechanisch 295 verwerkt en ontkleurd kunnen worden dan die, welke van boomen of meer hoogere plantenvormen verkregen zijn. De vorming tot eene pap, welke de planten, tot de familie der Gramineae behoorende, veelal aannemen, als zij met potasch- loog gekookt worden, schrijf ik toe aan den oplossenden in- vloed dezer loog op de kiezelaarde (vorming van oplosbare kiezelzure potasch), welke, zooals men weet, een groot ge- deelte van het anorganische weefsel der stengels dezer plan- tenfamilie uitmaakt. LEE Ik zal thans overgaan, om mijn gevoelen aan te geven, over de waarschijnlijkheid, welke er bestaat, dat men eene stof zal vinden, zoo goed tot de papierbereiding geschikt, als de gewone lompen. Drie zaken zijn er, waar hier bij- zonder op dient te worden gelet; als le. de hoedanigheid en hoeveelheid dezer stoffen. 2e. de middelen tot derzelver vervoer, en de, de prijs waarvoor zij aan de fabrieken of aan de op- koopers moet worden geleverd. Zonder mij te begeven in het geschiedkundig gedeelte van de papierbereiding en het papierverbruik, merk ik toch, als ter loops, aan, dat de schaarschte aan goede papiergrond- stoffen, zich reeds sinds lang heeft doen gevoelen. Er was een tijd, dat men nagenoeg in geheel Europa volstrekt geen katoen meer gebruikte bij de papier fabrikaadje; maar reeds voor veertig jaren werd men wel gedwongen , door het steeds toenemend gebrek aan lompen van vlas en hennip, en de zich toen reeds snel vermeerderende behoefte aan papier, om weder gedeeltelijk tot de oude methode zijne toevlugt te nemen, en thans kan men zeggen dat katoenen lompen voor de papierbereiding onmisbaar geworden zijn. Het is dan ook van vroege dagteekening, dat men naar geschikte 296 middelen heeft gezocht, waardoor de lompen van vlas of hennip, zoo al niet vervangen, dan toch gemengd met deze, een goed papier zouden kunnen opleveren. Men moet evenwel erkennen, dat het groot getal stoffen, welke te dien einde onderzocht zijn, in aanmerking genomen de uitkomsten voor eene algemeene toepassing, verre van bevredigend te noemen zijn. Zoo ver ik heb kunnen nagaan zijn (behalve de in dit rapport aangeduide stoffen), in be- trekking tot derzelver geschiktheid voor papierstoffen, reeds onderzocht het stroo, het hooi, de brandnetels, de hop, de maluwe, het hondsgras, het zoethout, verschilllende biezen, de lindebast, de twijgen van beuken, wilgen en populieren , de varenkruiden, de kastanjebladen, het zeewier, de sten- gels van aardappelenloof, het moes der beetwortelen, de sten- gels van mais, de wortels van lucerne, en zeker nog vele andere gewassen. Het algemeene resultaat dezer proeven was, dat alle de opgenoemde planten of plantendeelen, een pa- pier opleverden, verre beneden dat, wat uit lompen van vlas, . hennip of katoen was bereid geworden. Uit de adviezen over deze zaak van de Engelsche geleer- den, de heeren Dr. Forbes Royle en Dr. Lyon Playfair, uitgebragt ten gevolge eener korrespondentie tusschen de ministeriën van financiën en koophandel in Engeland (en welke door de zorg van Z. E. den minister van koloniën in Nederland ook alhier bekend zijn gemaakt), meen ik het volgende te moeten aanhalen. — De heer Forbes Royle geeft een ruim overzigt der stoffen, waarvan in verschillende landen al papier wordt bereid. Hij haalt als zoodanig aan, het papier, dat uit het rijststroo en de bamboe door de Chinezen gemaakt wordt; hij merkt op, dat in Indie uit de vezelen eeniger lelie en aloëvormige planten, zeer goed pa- pier verkregen wordt, terwijl de vezelen der Tiliaceae, Mal- vaceae en Leguminosae, tot hetzelfde doel aangewend wor- 297 den. Zulks is ook het geval met den bast van den moer- bezieboom in China en de netelgewassen in Holland. De steller noemt vooral deze planten op , omdat zij, in warmere landen overvloedig voorkomende, aldaar de gelegenheid ope- nen tot het maken van zeer goede grondstoffen voor de pa- pierfabrikaadje. Daar, waar de kleur aan de bereiding in den weg staat, kan deze vernietigd worden, hetzij door de natuurlijke bleeking, hetzij door chemische middelen, hiertoe aan te wenden. Volgens hem, bestaat er, als de Chinezen papier kunnen maken van rijststroo en de jonge bamboe- uitspruitsels-, en de Hindoes touw van verschillende gras- soorten, dat sterk genoeg is voor hunne Perzische raderen, zoowel als voor hunne touwslagerijen , alle waarschijnlijkheid, dat er meerdere vezelachtige stoffen, geschikt voor de papier- bereiding, aldaar zullen aanwezig zijn. De heer Forbes Royle merkt hierbij op, dat men de aangekweekt wordende koorngewassen niet in rekening kan brengen, dewijl der- zelver stroo het voornaamste voedsel voor den veestapel zoude uitmaken. Verder wijst genoemde beer aan, dat in Indië, bruggen van touw, vervaardigd uit de Eriophorum cannabinum, over bergstroomen gelegd worden, en hoe in de vroege oudheid reeds de Egyptenaren papier uit de pa- pierplant (papyrus) maakten, door deze laatste in kleine re- pen te snijden, en door drukking aan elkander te verbin- den, — haalt hij ook nog aan de Cyperus legetum , waarvan evenzoo in Indië matten worden gefabriceerd, van welke planten, daar zij in groote hoeveelheden voorkomen, het te wachten is, dat de uitvoer eenmaal van vele plaatsen met voordeel zal kunnen geschieden. Vele streken der wereld bieden, volgens hem, een schat van lelie- en aloëachtige plan- ten aan, vooral die van de geslachten Agave, Aloë, Yucca, Sansiviera, Bromelia enz. Van de Sansiviera wordt onder anderen in Trichinopoly papier gemaakt, even zoo ook DL. XIX, 20 i 298 van de Agave. Onder alle deze gewassen echter zegt de schrijver, is er wel geene, welke zoo veel voorkomen en zoo ruimschoots vezelen kan opleveren voor de papierberei- dine, als de Pisang (Musa paradisiaca), een gewas dat in de tropenlanden om deszelfs nuttige vruchten algemeen wordt aangekweekt, en van welker vezelen nog weinig partij ge- trokken is. De vruchten, welke op vele plaatsen het brood vervangen en in voedende waarde het naast met de aardap- pelen te vergelijken zijn, leveren een meel op, dat in za- menstelling veel overeenkomt met dat van rijst. Elke wor- telstok brengt van zes tot acht stammen voort, welke meest- al ieder jaar afgesneden worden, en dan van drie tot vier ponden vezelen kunnen opleveren. De onkosten der kultuur door de opbrengst der vruchten vergoed wordende, zouden dus de vezelen tot eenen zeer gematigden prijs kunnen in- gezameld worden, vooral daar het eene plant is, welke groo- tendeels uit water en vezelen bestaat, welke laatste zich zon- der moeite laten scheiden. Alle de planten welke de schrij- ver thans genoemd heeft, hebben geenen eigenlijken bast ; eene eenvoudige drukking tusschen cilinders, en het was- schen met water zal dus waarschijnlijk bij de meesten vol- doende wezen, om de vezelen van een te scheiden. Doch andere nu volgende plantenfämiliën, welke in het bezit van wezenlijke basten zijn, welke door afstrooping ver- zameld worden, moeten gewoonlijk eerst in water geweekt worden, voordat de vezelen van de overige deelen, kunnen worden bevrijd. De vlasplant bezit vezelen in overvloed, doch heeft te veel waarde om haar tot de papierbereiding te gebruiken. In Indië echter groeit eene menigte soortgelijke planten, welker zaad in vele streken aangewend en in zeer groote hoeveelheden uitgevoerd wordt, doch in weerwil daarvan is de vezelstof tot niets dienstbaar gemaakt, De oorzaak hier- 299 van schijnt hierin te moeten gezocht worden, door dat het klimaat de vorming van zachte vezelen niet begunstigt, doch deze korte vezel, welke zeer gemakkelijk afgezonderd wor- den kan, heeft altijd waarde voor de papierbereiding. Zoo worden er vele Malvaceae aangekweekt, alleen om de vruch- ten, welke tot spijs dienen, te verzamelen, zooals de Okhro (Hibiscus esculentus) der West Indiën en der Vereenigde Staten, terwijl van eene andere Hibiscus-soort papier in Ja- pan gemaakt wordt. Tallooze soorten van Hibiscus, van Lida en nog andere geslachten dezer familie, groeijen over- vloedig in warmere klimaten; verscheidene daarvan worden evenzoo op verschillende plaatsen aangekweekt, zooals de Hibiscus cannabinus en de Hibiscus sabdariffa in Indië, de Lida tiliaefolia in China, en meer anderen. De familie der Tiliaceae is evenzoo gekenmerkt, door het overvloedig en fijn vezelgehalte, welke velen van dezelve bezitten. Ver- scheidene soorten van Grewia leveren eetbare vruchten, en geven meest alle eene goede vezelstof. Ook de familie der Leguminosae is rijk hieraan; de vezelen der Banlernia race- mosa worden in het Himalaya-gebergte gebruikt tot het maken van touwbruggen, en de vezelstof der Parkinsonia aculeata werd naar de tentoonstelling van 1851 gezonden, omdat zij geschikt was tot de papierbereiding, alhoewel de vezelen gekleurd en niet zeer sterk waren. Nadat de schrij- ver nog heeft aangehaald de bereiding van papier uit de Broussonnetia papyrifera door de Chinezen, de aanplant van dezen boom in Bengalen aanbevolen en de opmerkzaam- heid op de plantengeslachten Urtica en Boehmeria gevestigd heeft, eindigt hij zijn rapport met in het algemeen te wijzen, op den rijkdom aan vezelen opleverende planten der tropische gewesten. Hij is er voor, dat eenvoudige werktuigen, geschikt om de vezelen van de basten enz. te scheiden, ter plaatse zelve gebragt worden, wat veel tot vermindering van onkosten J00 zoude kunnen bijdragen, en twijfelt alsdan niet, of vele goede papierstoffen zullen in Europa aangevoerd, en tevens de plan- ten of kolonisten in verwijderde streken, door een gunstig debiet aangemoedigd worden. Het rapport van Dr. Liyon Playfair begint, met als eene onbetwistbare waarheid voorop te zetten, dat er sinds eenigen tijd een groot gebrek aan geschikte grondstoffen voor de pa- pierbereiding bestaat. De oorzaak van deze schaarste, in weerwil der vermeerderde aanvraac, zal volgens hem waar- 5 schijnlijk hierin zijnen oorsprong vinden, dat de grondstof- fen voor de papierfabrikaadje niets anders zijn dan de af- gesletene overblijfselen eener reeds in hoogen graad bewerkte stof, waarvan de voorraad afhangt van bijkomende oorza- ken, welke de produktie dezer laatste grooter of kleiner kunnen maken. Van hier is de stremming of gedeeltelijke opheffing van den handel in linnen en katoenen manufak- turen, voldoende ter verklaring van eene tijdelijke en be- paaldelijk van eene paatselijke schaarschte van lompen. Al- dus hebben de papiermolens den invloed moeten ondervin- den van het afsluiten van Wigan en Preston, en het op half tijd werken van Belfast en de omliggende distrikten. Het schijnt ook, dat afgescheiden van eene tijdelijke prijs- verlaging der manufakturen, waarvan de afval de heofd- grondstof voor papier levert, ook de vraag der papierfa- brikanten grooter is geweest, dan de verhouding der toe- name in het verbruik dezer manufakturen. Daarenboven zijn er meerdere verbruikers van papier- grondstoffen ontstaan, zoo als b. v, de stoombooten en spoor- wegen, welke groote hoeveelheden van katoenen en andere stoffe u behoeven, om de machineriën schoon te maken. Doch de meest gewigtige van alle mededingers zijn ontegenzeg- gelijk de Amerikanen, welke niet alleen op groote schaal hebben aangekocht op de Engelsche markten, maar ook JOL in die vreemde landen, waar een geregelde handel in lom- pen gedreven wordt. Het dient ook vermeld, dat deze han- del in het bezit is van eenige weinige kapitalisten, welke de lompen van kleine verzamelaars opkoopen en invoeren, en dat deze beperking van den handel hen gemakkelijk voor eeni- gen tijd in staat stelt om de markt te drukken; doch deze invloed kan slechts tijdelijk en nimmer van langen duur zijn. Het schijnt verder, dat er voldoende redenen zijn waarom de aanvoer van vodden niet in verhouding staat tot de ver- meerderde aanvraag, kunnen gevonden worden, 1°. in het nadeel, dat de grondstof voor de papiermakers, moet gele- verd worden door manufakturisten, die geen onmiddellijk be- lang hebben in derzelver aanvoer en de vraag welke er naar bestaat, en 2°. ook daarin, dat de zucht naar litteratuur in grootere mate IS toegenomen, dan de manufakturen van katoen en vlas. De heer Playfair zegt verder, dat reeds vele pogingen in het werk gesteld zijn, om nieuwe papier- grondstoffen te leveren, doch tot heden toe slechts met een gedeeltelijk goed gevolg. Deze mislukking hangt volgens hem, van drie oorzaken af, als: a. Dat sommige vezel- stoffen zoo veel kosten, om ze in den gevorderden staat aan de papiermakers te kunnen aanbieden, dat zij niet met de gewone lompen kunnen mededingen. b. Verscheidene vezelstoffen verliezen zoo veel aan gewigt, voor dat zij toe- bereid zijn, dat deze geen voordeel meer opleveren, en ce. Andere vezelstoffen, welke men om hare zamenstelling ge- schikt acht voor de papierbereiding, veroorzaken zoo vele zwarigheden bij het bleeken, dat zij ongeschikt zijn, om er wit papier van te maken. De prijs welke de kamer van koophandel op 10 à 121/3 cent het Engelsch pond (1121/5 Engelsche ponden = 100 Am- sterdamsche) voor gedeeltelijk bereide papierpappen had ge- steld, komt aan de meeste papiermakers te hoog voor; mea 902 zoude niet meer dan 5 à 71/, cent voor de ongebleekte pap kunnen besteden. Wanneer evenwel de papierstof even goed van vezel en evenzoo gemakkelijk wit te maken is, als de katoe- nen of linnen lompen, dan zouden zij van 12!/, cents tot 20 cents waarde per pond hebben. De hoeveelheid welke tot proef- nemingen verzonden mogt worden, moet niet minder zijn dan een halve ton (500 kilogr). De heer Playfair eindigt met een volledig onderzoek naar de statistiek van het ver- bruik der verschillende stoffen, welke bij de papierberei- ding aangewend worden, ten zeerste aan te bevelen. Fot dusverre gaan de rapporten der heeren Forbes, Royle en Playfair. Ik heb gemeend uit de adviezen dezer geleerden het voornaamste gedeelte alhier te moeten inlas- schen, omdat hun oordeel van belang kan worden geacht n de onderhavige zaak, en van invloed zal wezen op het besluit, dat, van mijne zijde, uit alles zal getrokken wor- den. Vooraf echter wil ik nog kortelijk het meest gewig- tige aanstippen uit ket programma eener Fransche maat- schappij, getiteld: „Compagnie générale pour lexploitation „des filaments du bananier à Paris,” hetgeen, door de zorg van den heer Boers, kontroleur te Patjitan, mij ge- worden is. Dezelfde oorzaak welke de stukken der boven- genoemde Engelsche geleerden te voorschijn riep, had ook in Frankrijk ten gevolge, dat zich na eene menigte van proefnemingen, een genootschap vormde, met het doel om den banaan of pisangboom op groote schaal in de West-In- diën aan te kweeken, en de vezelen, tot het bereiden van papierstof, in den handel te brengen. In dit programma wordt, nadat het uitgestrekte nut en gebruik der banaanvruchten is aangetoond, op den voor- grond gesteld, dat door de opbrengst dezer vruchten, reeds al- le de onkosten der maatschappij zouden worden vergoed, en dus de vezelstof (het eigenlijke doel der aanplant) nog als zuivere 803 winst zoude overschieten. Daarna geeft men aan, dat deze boom, na eenmaal geplant te zijn, vijftien jaren lang, zonder eenige andere zorg dan het wieden van den grond, van zelf we- der zoude opschieten en voortgroeijen. Elke boom zoude na de voorafgaande bewerking op de groeiplaats, vier ponden vezel- stof opleveren , welke in hoedanigheid de gewone lompen verre overtreffen en veel minder kosten zouden. Onder vele andere berekeningen, welke ik echter niet opnemen zal, komt ook voor, dat 100 kilogr. tot den staat van lompen gebragte ba- naanvezelstof, in Frankrijk 12 franks waarde zouden hebben, terwijl lompen van gelijke hoedanigheid, als uit de banaanve- zelstof kan worden verkregen, in laatstgenoemd land met 45 à 50 franks, te Londen met 70 franks, en in de Vereenigde Staten met 80 franks de 100 kilogr. zouden worden betaald. Men ziet uit het aangehaalde, dat het aantal gewassen, welke aanbevolen worden, als eene goede papierstof te kunnen opleveren, zeer groot, en er geene moeite gespaard is, om de tegenwoordig in gebruik zijnde lompen door andere daaraan gelijke stoffen te doen vervangen of er mede te vermengen. Aan de andere zijde evenwel, is de dringende vraag naar goede papierstof niet verminderd, maar zelfs zeer toegenomen. Hieruit is dus duidelijk gebleken, dat ondanks alle gedane onderzoekingen het tot heden toe nog niet is mogen gelukken, deze door eene algemeene toepas- sing te kunnen bekroonen. De heer Playfair verklaart de tegenwoordige schaarschte vooral uit de groote aankoo- pen van vodden en lompen, door de Amerikanen en eenige kapitalisten gedaan, waardoor deze als het ware in staat gesteld worden de markt te dwingen, en ook door de groote zucht, welke er tegenwoordig naar litteratuur bestaat, De eerste oorzaak kan, volgens de eigene verklaring van den heer Playfair, niet van langen duur zijn, maar toch zien wij het gebrek aan goede papierstoffen sedert jaren bestaan. Het is 504 daarom dat, volgens mijn gevoelen, vooral aan de laatst- genoemde oorzaak als hiertoe zeer krachtig medewerkende, eene eerste plaats moet toegekend worden. Deze toch is gelegen in den toestand en de inrigting der hedendaag- sche maatschappij, en hare gevolgen zullen zich ongetwijfeld meer en meer doen gevoelen. Ik bedoel de verbazend toenemende behoefte aan schrijf- en drukpapier in de laatste tijden; zoo wel veroorzaakt door de zucht tot lezen en schrijven, welke veel meer dan vroeger bestaat, als door de voortgaande uitbreiding van het onderwijs en vooral van het lager onderwijs in meest alle landen. Men sla b. v. de statistiek van Noord- Amerika op, en men zal verbaasd staan, hoe aldaar het aantal schoolinrigtingen , bin- nen korten tijd, veelvoudig is vermeerderd. Om te weten hoeveel meer papier na het jaar 1848 de maatschappij be- hoeft, zal het slechts noodig wezen, om weder de statistiek ter hand te nemen, welke ons b. v. van het eiland Java leert: dat in de jaren 1846, 1847 en 1848, aldaar gemiddeld verbruikt werden, 17 à 19,000 kilogr, papier, ter waarde van f 44 à 47,600. dat in 1849 die behoefte meer dan verdubbeld was; men verbruikte toch dit jaar 43,000 kilogr. welke eene waarde hadden van f 107.600, en dat in 1850 de behoefte reeds gestegen was tot 56.700 kilogr. à f 141.800 waarde. Maar er zijn nog meerdere verschijnselen op te noemen, uit welke die langdurige schaarschte aan lompen, met meer regt, dan uit eene voorbijgaande handelsspekulatie te ver- klaren is. Ik bedoel het kolossaal getal brieven, dat ge- schreven wordt, nadat door verschillende Gouvernementen de briefport is verminderd, en in het algemeen het vervoer van brieven en drukwerken veel gemakkelijker en zekerder is geworden. Ik zal uit de statistiek hierover, slechts die 903 van Engeland als voorbeeld nemen. In dat land , waar tegen- woordig per jaar voor vijftig millioen gulden aan papier be- reid wordt, waarvan slechts voor eene waarde van drie à vier millioen wordt uitgevoerd , was, na de vermindering der briefporto’s, het verbruik van postpapier verdubbeld. Ook in Nederland is, zoo als men weet, door deze vermindering eene beduidend grootere behoefte aan genoemde papiersoort ontstaan. Wanneer ik nu bij alle deze feiten nog zamentrek den reeds door Dr. Playfair aangehaalden dorst naar lek- tuur, welke zich vooral vertoont, door het onnoemelijk aan- tal dagelijks uitkomende nieuwsbladen, zoo wel als in eene ware overstrooming van romans, brochures enz, dan geloof ik met reden te kunnen vaststellen, dat de behoefte aan ge- schikte grondstoffen voor de papierbereiding zich meer en meer zal doen gevoelen. Voorondersteld echter, dat het bestaande gebrek aan deze grondstoffen zal ophouden en men deze dus weder voor dezelfde lage prijzen als vroeger zal kunnen inkoopen, dan nog moet het vinden eener andere grondstof dan linnen lom- pen enz. van het grootste gewigt beschouwd worden. Het schijnt toch wel, dat het papier niet meer zoo deugdzaam bereid wordt als vroeger. Bij de meest in alle landen stij- gende prijzen der dagloonen en hooge markten van nage- noeg alle levensmiddelen, kan de winst der fabrikanten op hun papier, niet meer evenredig zijn aan die van vorige tijden, en van daar een zooveel mogelijk goedkoop werken, ten koste van het fabrikaat. Het meeste papier en in de eerste plaats het zeer witte schrijfpapier, dat door sterke chloorkalkbaden is ontkleurd, wordt niet genoegzaam schoon gewasschen of op chemischen weg van het aanhangende chloor bevrijd (antichloren) genaamd , door potasch, kalk, enz. De pap wordt dus gedroogd en verwerkt vóór dat zij den noodigen graad van zuiverheid bezit; de vezelstof van het 306 papier wordt door het nog aanklevende chloor aangetast niet alleen, maar hetzelfde ligchaam, dat het papier ontkleurde, ontkleurt (dat wil zeggen vernietigt) na eenige jaren, de let- ters, welke er met inkt op geschreven waren. Reeds langen tijd, hoorde men ook op Java klagen datde tegenwoordige inkt niet meer zoo goed en van langen duur is, als die van vroegere jaren; doch het is niet de inkt, welke slechter is geworden, maar wel het papier, dat dikwerf eene stof in zich bevat, welke dien inkt met ter tijd ontleed. Ik heb mij hiervan dezer dagen nog overtuigd, met twee papier- soorten, de eerste gelijk aan dit, waarop mijn rapport ge« schreven is, de tweede van eene eenigzins mindere hoedanig- heid. Beiden met eene overvloedige hoeveelheid chemisch rein water afgewasschen, toonde dat duidelijk eene zure reaktie aan, waarna later door de gewone herkenningsmiddelen, het bestaan van zoutzuur met zekerheid aangetoond werd. Zoo als ik reeds opmerkte, blijft dus het vinden eener geschikte papierstof, ook indien de prijzen der lompen weder mogten dalen, eene zaak van het uiterste gewigt. Wanneer ik nual de planten naga, welker vezelen tot het vervangen der lompen aanbevolen worden, dan komt het mij voor, dat aan de meesten daarvan, al kunnen hare pro- dukten ook tot goed papier worden verwerkt, een bedui- dende invloed, op het aanhoudend voortbrengen van papier- stof, moet worden ontzegd. Volgens mijn oordeel, kunnen de basten van boomen of andere gewassen, tot de hoogere plantenfamiliën (dikotyledonen) behoorende, als ongeschikt beschouwd worden, om in het groot deze stof te blijven leveren; en dat wel om eene en dezelfde reden, namelijk: die van te groote kostbaarheid van aanvoer en bereiding, onver- schillig of zij in het wild groeiijjen, of wel door eene geregelde aanplant verkregen worden. Is het land toch, waar men die boomen in het wild vinden zal, al met eene 807 rijke vegetatie begunstigd, doch onbevolkt, dan ligt het reeds in den aard der zaak, dat eene exploitatie van boom- basten veel te veel onkosten na zich zoude slepen, dan dat deze met voordeel de gewone lompen zouden kunnen ver- vangen. 1sechterdestreek, welke men gunstig gelegen oor- deelt tot den aanbouw van die boomen, enz. al bevolkt, dan kan de grond, welke voor het aanplanten der benoodigde boombasten geschikt geacht wordt, en welke natuurlijk van eene zeer groote uitgestrektheid zal moeten wezen, veel meer winsten opleveren door andere kultures. Men zal b. v. op Java en Sumatra, beide groote eilanden en be- deeld met den weligsten plantengroei, eene aanplant van boomen daarstellen, en drie, vijf of meer jaren moeten wachten , voor dat men derzelver basten afnemen kan. Wel- nu, de boom sterft, bij het afstroopen van den bast, ook al wordt hij niet omgehakt, meestal af, en men heeft nu, na zoovele jaren arbeids en verlies van eenen belangrijken interest, van elken boom verkregen, eenige ellen boombast, welke na de eerste en grove bewerking ondergaan te hebben, een nog veel minder aantal ponden aan vezelstof zullen af- werpen, die men verkoopen kan, welte verstaan daar, waar papierfabrieken zijn, voor 5 à 74 centen het pond en wan- neer zij reeds zoo ver bewerkt zijn, dat men er dadelijk papier van kan maken, voor 124 à 20 centen het pond. Het is eenigzins moeijelijk, om zich van eene dergelijke spekulatie vele winsten voor te stellen. Men bedenke hier- bij wel, dat wat in het wild groeit, spoedig ophoudt zulks te doen als men maar steeds voortgaat, de produkten van dien weligen groei weg te nemen. De kinaboomen in Zuid- Amerika, welke vroeger aldaar overvloedig in het wild groeiden, en thans zeldzaam worden, zoodat alleen door eene kostbare en geregelde aanplant, de geheele vernieti- ging dezer boomen zal te voorkomen zijn, bewijzen zulks. dÛs Ik word dus als van zelf teruggebragt tot de beschouwing dier gewassen, welke minstens binnen elk jaar hunnen vollen wasdom bereiken, weinig plaats beslaan, en welke ter verkrijging hunner vruchten als een volksvoedsel aan- gekweekt worden, zoodat de vezelstof als een zuiver bijpro- dukt kan worden beschouwd. Onder deze rubriek behooren in de eerste plaats de pisangboomen en het rijststroo, welker vezelen voor het grootste gedeelte thans elk jaar onbenut verloren gaan. Ik druk hier voornamelijk op deze beide stoffen, omdat, zoo als uit de aangehaalde rapporten blijkt, zij ook in Europa het meest de aandacht tot zich getrokken hebben. Of zij volkomen aan het doel, dat men voor de papierbereiding er zich van voorstelt, geschikt zullen zijn, kan ik natuurlijk niet beslissen. Zoude men afgaan op hetgeen in het programma der genoemde Fransche maatschappij hieromtrent over de pisang-vezelen voor- komt, dan ware dit eene reeds uitgemaakte zaak. Doch daargelaten dat niet alles wat oprigters van ondernemingen aangeven, als strikte waarheid kan aangenomen worden, (eene Fransche fabriek, ter bereiding van papier uit maïs- stroo, welker gunstige vooruitzigten even zoo sterk opgehe- meld waren als bovengenoemde zaak, moest, reeds een jaar na de oprigting, den arbeid staken, omdat deze grondstof te kostbaar was), schijnt vooral uit een finantieel oogpunt, hieromtrent nog geene bepaalde zekerheid te heerschen; zulks blijkt genoegzaam uit het verschil in prijs per pond, opgege- ven door de kamer van koophandel in Engeland en door Dr. Playfair. Eene kommissie in Frankrijk heeft de pa- pierstof uit pisangvezelen bereid, verklaard te zijn zeer ge- schikt tot het maken van een deugdzaam machine-papier, dat goeden weerstand zoude kunnen bieden aan de chloor- bleeking. De Académie des Sciences heeft van dezelfde stof getuigd, dat zij allezins geschikt is om de lompen te vere 809 vangen, doch dat én het transport én de verwerking te vele kosten na zich sleept. In het bekende Polytechnisch Cen- tralblad schrijft men hieromtrent het volgende: „Proeven „hebben allezins de mogelijkheid bewezen, om de lompen „van linnen en hennip door andere stoffen te vervangen; „er bestaat stroo, hooi en aardappelstroopapier; papier van „hout, maïsbladen en vezelen der bananen, maar welk „papier is dat? Het kan alleen met lompen vermengd, „gebruikt worden, en is tot nu toe, in weerwil van alle „proeven, veel duurder. Er bestaat geen twijfel meer, „ of uit alle plantenvezels kan min of meer goed papier gemaakt „ worden ; het papier der bananen is zelfs zeer vast en wit, maar „de vraag is om het goedkooper en dus met voordeel te „maken, terwijl dit laatstgenoemde papier zelfs eens zooveel „kosten moet, als dat uit lompen.” Men zoude uit deze beoordeelingen kunnen afleiden, dat de vraag tegenwoordig niet meer is, om eene stof te vinden, geschikt voor de pa- pierbereiding, maar wel om de middelen te zoeken, welke het mogelijk maken, op eene meer voordeelige wijze papier uit die stoffen te maken; met andere woorden: het vraagpunt is zuiver technisch geworden. Wat aangaat de proef, om van rijststroo papier te berei- den, zoo verkeert deze onder nog gunstiger omstandighe- den, dan die met pisangvezelen. Dit stroo toch komt zoo menigvuldig voor, dat het te dien opzigte alle andere ge- wassen overtreft, en deszelfs geschiktheid tot papierberei- ding acht ik vooral niet minder, dan die der pisangvezelen. Het is hierbij echter al weder de vraag, of het voor den zeer geringen prijs, welke reeds meermalen aangegeven werd, zal kunnen verwerkt en afgeleverd worden. Ik bedoel hiermede niet zoo zeer de onkosten van aankoop, als wel die van de bewerking en het vervoer uit de binnen- landen naar de strand- of afvoerplaatsen. Een groot voordeel 516 dezer zaak echter mag niet uit het oog verloren worden, en wel, dat beide genoemde stoffen de overblijvende pro- dukten zijn van eene zeer uitgebreide volks-kultuur, zoodat tot derzelver verzameling geene afzonderlijke aanplantingen zouden behoeven aangelegd te worden. Van de rijst is dit ge- noegzaam en algemeen bekend, en wat de pisangboomen be- treft, in geene kampong worden zij gemist, geen inlander, welke er niet eenige om zijne woning heeft staan. Tevens moet ik hier geheel beamen, hetgeen Dr. Forbes Royle aan- beveelt, om namelijk deze stoffen op of nabij de groeiplaatsen aan eenige mechanische en zeer eenvoudige bewerkingen te onderwerpen, zoo wel de pisangstammen als het rijststroo, en wel 1°, aan eene rotting in water, en 2°. aan het stampen, schoon maken en droogen der vezelen. Aldus toebereid, zal de vezelstof eene veel mindere ruimte beslaan, en dus ook minder aan vervoer kosten, terwijl genoemde arbeid geens- zins zoo omslagtig of moeijelijk is, dat men het aan de inlanders niet gemakkelijk en snel zoude kunnen leeren. De prijs per pond, waarvoor de dus bereide stoffen zouden te leveren zijn, is nog moeijelijk te bepalen, en zal natuur- lijk veel van plaatselijke omstandigheden afhangen. Het zoude daarom eene doelmatige en zeer onkostbare proef- neming wezen, om van Java naar Nederland te verzenden 500 à 1000 kilogr. pisangvezelen en even zoo veel kilogr, rijstsroo, welke tot eene zoogenaamde ruwe grondstof zijn verwerkt. Zulks is te meer noodig, omdat Dr. Playfair deze hoeveelheid als de minste aangeeft, welke tot eene volledige proef voor de papierbereiding vereischt wordt. Tevens zoude men alsdan, na de inzameling, verwerking en het vervoer dezer beide stoffen, eenigermate kunnen berekenen, tot wel- ken prijs het pond dezer ruwe grondstof, uit Indië aan Ne- derland zoude te leveren zijn, en in laatstgenoemd land zou dan voor eens en altijd kunnen uitgemaakt worden, of sil deze stoffen bruikbaar zijn voor de papierfabrikaadje, en zoo ja, hoeveel waarde dan, bij den tegenwoordigen stand van zaken, daaraan per pond kan worden toegekend. Al- dus handelende, kan er geen twijfel bestaan, of de gewig- tige vraag, waarover in dit stuk sprake was, zal tot de noodige klaarheid worden gebragt. Ik zal thans niet handelen over den invloed, welke de onttrekking aan den grond, van een gedeelte der pisang- stammen en van het rijststroo, op de vruchtbaarheid van deze zal uitoefenen. Dit is eene vraag, welke voor alsnog niet met eenige juistheid te beslissen is, omdat de maat dier onttrekking, met geene mogelijkheid kan vooruit- gezien worden. Het komt mij voor, dat er geen bezwaar bestaan kan om, wanneer deze stoffen geschikt zullen zijn bevonden voor de papierbereiding, dan met den uitvoer een begin te maken. Welligt dat ook daardoor de par- tikuliere industrie van Indië, binnen korten tijd met papier- fabrieken vermeerderd wordt. Wanneer ik thans al de in dit rapport ontwikkelde za- ken te zamen vat, dan meen ik mijn gevoelen in de volgende stellingen kortelijk uit te drukken. 1°. Het is niet waarschijnlijk, dat de prijzen der grond- stoffen voor de papierbereiding, tot den normalen toestand zullen worden teruggebragt. 2°. Al is dit evenwel het geval, dan nog blijft het op- sporen van andere grondstoffen, van het grootste belang. 98°. De grondstoffen, welke van éénjarige en lagere plan- ten afkomstig zijn, hebben meerdere kans om de gewone papierstof te zullen vervangen, dan die welke van meerja- rige gewassen of boomen zijn verkregen. 4°, De vezelen der pisangstammen en van het rijststroo bieden, wanneer zij op hunne groeiplaatsen aan de eerste bewerkingen onderworpen en dan vervoerd worden, de he „812 meeste waarschijnlijkheid aan, dat zij de thans gebruikte papierstoffen, zooal niet geheel dan toch gedeeltelijk zullen kunnen vervangen. Buitenzorg, 10 Maart 1856. EEN WOORD AAN HET PUBLIEK, BETREFFENDE ? EENE BESCHOUWING OVER DE KOOLFORMATIE VAN BOR- NEO, NAAR AANLEIDING VAN DE XVIIIde EN XIXde DER BIJDRAGE TOT DE GEOLOGISCHE EN MINERALO- GISCHE KENNIS VAN NEDERLANDSCH INDIË, DOOR S. BLEEKRODE. DOOR CORNS. DE GROOT. L. HK, KE, E: Weinige dagen geleden woonde ik te Batavia eene be- stuursvergadering bij der Natuurkundige Vereeniging in Ne- derlandsch Indië, Bij die gelegenheid meende ik eenige inlichtingen te moe- ten geven aangaande de klagt van den heer Bleekrode (1): als zouden noch door ZEd., die aan de Koninklijke akademie tot opleiding van burgerlijke ingenieurs te Delft belast is met het geven van onderwijs in eene reeks van vakken, waaronder de geologie en mineralogie, noch bij het onder zijn opzigt staand kabinet dier akademie, delfstoffen uit Indië ontvangen zijn. Die klagt toch, schijnbaar tot het gouver- nement gerigt, is gebonden aan eene beschouwing over het werk van mijningenieurs en in de klagt zelve wordt het- geen van het mijnwezen ontvangen is verkleind voorgesteld „een twaalftal van Biliton, een kistje van Jeboes. ” Het was mijn voornemen de beantwoording der „beschou- wing” te bepalen bij de gegevene inlichtingen nopens de mineralen, doch mijne medebestuurderen achtten het van belang, dat zij in haar geheel werd beantwoord, (2) XVIl de deel van het Nat. Tijdschr. v. N. I, bladz, 249, DL. XIX, 21 Aan dat gevoelen toegevende verzoek ik daartoe gehoor ; ik zal mededeelen wat aan het mineralen kabinet der Delftsche akademie werd gezonden en er op laten volgen eene beant- woording der bemerkingen van den schrijver. De mijningenieuts voor Nederlandsch Indië worden te Delft opgeleid, waarom ik, die bij de instelling van het mijnwezen in Indië met de leiding dier dienst werd belast, er van den beginne af aan op bedacht ben geweest om, voor het onderwijs der toekomstige mijningenieurs, delf- stoffen te doen verzamelen en naar de Delftsche akademie over te zenden. Had ik zulks niet gedaan, dan zoude ik mij aan pligtverzuim hebben schuldig gemaakt en het is vooral daarom, dat mij de klagt van den heer Bleekrode heeft getroffen. Aan die klagt van den heer Bleekrode, onder aan op blz. 249 en op 250 bovenaan, is geene andere beteekenis te hechten dan: het gouvernement vertelt u wel, Nederlan- ders, telken jare in het algemeen verslag, dat men uit Indié mineralen zendt aan de Delftsche akademie, doch ze zijn in het mineralen kabinet niet voorhanden en ook niet ont- vangen „tenzij een twaalftal van Biliton; eerst in Juny „1858 werd mij een kistje van Jeboes, op Banka, ter „hand gesteld” Waarom de heer Bleekrode uitgaat van het einde van 1857 begrijp ik niet; mij dunkt ZEd. behoorde uit te gaan van den dag, waarop hij zijne beschouwing schreef, dien hij ons wel niet mededeelt, doch welke zeker later is dan „Junij 1858.” Jammer is het dat de heer Bleekrode, die toch reeds in 1852 een twaalftal van Biliton, behoorende tot eene eerste bezending mineralen voor het kabinet te Delft, van het mijn- wezen in Indië ontving, zich bij het ministerie van koloniën te ’s Gravenhage niet heeft geïnformeerd, naar hetgeen door het mijnwezen na dien tijd werd gezonden, ZEd. ware dan nt — in de gelegenheid geweest om de zaak tot klaarheid en in het ware daglicht gesteld voor het publiek te brengen ; zulks ware immers beter geweest dar op het gouvernement en het mijnwezen eene verdenking te leggen. Het mijnwezen, dat zoo als blijken zal geijverd heeft om delfstoffen, geschikt voor het onderwijs, naar Delft te zen- den, kad geloof ik iets beters verdiend, dan tot belooning in verdenking te worden gebragt : weinig of niets te doen, voor de akademie waaraan al de mijningenieurs hunne we- tenschappelijke opleiding erlangden. De heer Bleekrode heeft dit zeker zoo niet ingezien; ZEd. had bij het departement van koloniën alles kunnen vernemen, wat ik hier over het verzamelen en verzenden der mineralen zal mededeelen. Wanneer de mijningenieurs bij hunre onderzoekingen rotssoorten, enkelvoudige mineralen en erttsen ontmoeten, welke geschikt zijn voor het ondefwijs aan de Delftsche aka- demie en om naar elders in Europa verzonden te worden, dan zijn zij verzocht om daarvan de noodige moristers te willen verzamelen; aan dat verzoek wordt door allen met welwillendheid voldaan. Een dier exemplaren blijft in het mineralen kabinet van het mijnwezen te Buitenzorg, aan de overigen wordt door mij de bestemming gegeven, welke in het meeste belang van het mijnwezen is te achten. De inpakking geschiedt door den aan mij toegevoegden mijn- ingenieur, of door mij, of door ons gezamenlijk, doch: eigenhandig. Met elk specimen wordt een genummerd plankje ingepakt, waarvan het nummer verwijst naar eene met de delfstoffen verzonden wordende lijst, houdende de bepaling van het specimen, zijne vindplaats en waar het noodig is verdere inlichting. In mijne kwaliteit schrijf ik hij elke verzending van delfstoffen een ambtsbrief, aan de inrigting of aan den persoon, waarvoor de mineralen bestemd zijn, waarbij ze namens het gouvernement worden aangeboden, terwijl ik er bijvoeg berigten, beschouwingen of vragen in het belang der wetenschap en van het mijnwezen in Nederlandsch Indië. De kisten, welke de mineralen bevatten, worden door de zorg van den direkteur der produkten en civiele maga- zijnen naar Nederland verzonden en aan mij de scheepsge- legenheid opgegeven, waarmede de verzending heeft plaats gehad. De schrifturen verzendt de Gouverneur Generaal, per overlandmail, aan den Minister van koloniën, door wiens departement de verzending van een en ander aan de belanghebbenden geschiedt. De mineralen zijn aan mijne zorg ontnomen zoodra ze aan boord zijn van het Nederlandsche schip; dan begint de zorg van den belanghebbende, voor wien het geschenk bestemd is. Deze toch ontvangt den geleidebrief van den Minister, met de lijst der mineralen; hij kan bij het depar- tement van koloniën informeren aan boord van welk schip ze zijn en zoo doende, indien hij werkelijk belang in het geschenk stelt, er het oog op houden. Naar ik vermeen wordt, op deze wijze, het zoek geraken eener bezending mineralen genoegzaam onmogelijk. Zie hier eene opgaaf der delfstoffen, welke aan de Delft- sche akademie, voor het mineralen kabinet, ten geschenke werden gezonden: monsters. i°. Bij brief van 26 January 1852, zeven en twintig stuks (niet een twaalftal zoo als de heer Bleekrode zegt) afkomstig van Biliton; met eene fiktive door- snede van den goenoeng Tadjem laki, om de be- trekkelijke ligging van gezondene mineralen aan te “WIJZEN, A, ars0 dl at viriel en éen van de Padangsche bovenlanden. ‚1 (Met deze bezending werden gelijktijdig verzon- den zes monsters mineralen bestemd voor den heer Dennadieu, destijds belast met het scheikundig 2. ö°. 4. 9°. monsters. onderwijs te Delft, opdat ten behoeve van dat onderwijs, de voor het mineralen kabinet bestem- de kollektie, niet zou worden geschonden). Bij brief van 4 January 1854, acht en vijftig stuks, afkomstig van de Zuid- en Oosterafdeeling van Borneo en de Padangsche bovenlanden. .… benevens een staaf koper op Sumatra uitgesmolten. (Dit is de bezending, welker gemis de heer Bleek- rode kij zijne „ beschouwing” zal gevoeld hebben). Bij brief van 4 Juny 1855, twaalf stuks afkomstig van Banka, Westerafdeeling van Borneo, Sarawak, Celebes, Ternate en Kaseroeta. … .. .. Bij brief van 29 December 1857, vieren veertig stuks afkomstig van het distrikt Jeboes, op Banka. (Dit is de bezending welke de heer Bleekrode zegt eerst in Juny 1858 te hebben ontvangen, in een kistje. ZEd. had wel mogen zeggen in eene kist, want het waren allen groote monsters en vulden eene kist. De heer Bleekrode had toch bij dat ver- kleind voorstellen in de eerste plaats wel gedaan te bedenken, dat het hier een geschenk gold en in de tweede plaats, dat het mijningenieurs zijn, welke die specimens hadden verzameld, op exkur- siën in de wildernissen van Nederlandsch Indië, aan duizend ontberingen blootgesteld, onder den invloed van het vernielend klimaat en niet zelden uitgevoerd met levensgevaar). | Bij brief van 26 November 1858, een en zeventig stuks af komstig van Buitenzorg, de Preangerregent- schappen, Bawean, de Padangsche bovenlanden, Negri tapong, Benkoelen, Palembane, Banka, de Westerafdeeling van Borneo, de Zuid- eu Ooster- afdeeling van Borneo, Celebes en Japan. nr mt GO 12 44 rh monsters, Zoodat vóór den 11° December, den dag waarop ik kennis maakte met de „beschouwing” van den heer Bleekrode, aan het mineralen kabinet waren ge- zonden,” en 0e NE (twee honderd en veertien) monsters van delfstof- fen; terwijl er tijdens die heer zijne „ beschouwing” schreef een honderd drie en veertig monsters in zijn bezit hadden kunnen zijn. Nadat de toekomstige mijningenieurs te Delft hunne op- leiding hebben ontvangen, zoo ver zulks aan de akademie aldaar kan geschieden, worden zij naar de mijnlanden in Europa gezonden voor hunne verdere, vooral praktische, oefening. Op die reizen ontvangen zij belangeloos hulp en raad van geologen, mineralogen en mijnbouwkundigen van algemeen erkenden naam: Sir Henry de la Beche (sedert overleden en opgevolgd door Sir Roderick Murchison), Wilhelm Von Haidinger, Bernard Cotta, A. Breithaupt en anderen. De persoonlijke kennismaking in Europa wordt uit Indië levendig gehouden en zoo doende eene voor het mijn- wezen hoogst nuttige betrekking met die heeren onderhou- den, waartoe hun ook veelal voor de instellingen, welke aan hunne zorg zijn toevertrouwd, delfstoffen worden gezonden. Op last der regering worden aan H. R. Göppert te Breslau, wiens verhandeling over de koolvorming in 1846 door de Haarlemsche maatschappij der wetenschappen met goud is bekroond, bergsoorten en versteeningen toegezon- den, betrekking hebbende op de koolformatiën in Neder- landsch Indië. Van hier uit kan ik niet nagaan, wat er met de mine- ralen is gebeurd, welke naar de Delftsche akademie zijn gezonden en volgens verklaring van den heer Bleekrode bij het onder zijn toezigt staand kabinet niet zouden zijn ontvangen. Maar het zal toch niet te sterk zijn uitgedrukt als ík zeg, — 319 — dat het zeer bevreemdend is dat, terwijl de kisten met delf- stoffen door het ministerie van koloniën aan de bestemmingen zijn verzonden, die welke uit ’s Gravenhage naar Londen, Weenen, Freiberg en Breslau gerigt waren, aldaar in be- hoorlijke orde werden ontvangen, doch dat van de naar de Delftsche akademie (op 14 uur gaans afstand) gezondene alleen een „twaalftal van Biliton’” en „een kistje van Jeboes” hunne bestemming zouden hebben bereikt. De heer Bleekrode erkent in zijne „ beschouwing” de ont- vangst, bij het kabinet der Delftsche akademie, van 12 + 44 dat is $6 monsters en bedankt voor dat ongevraagd ontvan- gen geschenk op geene andere wijze dan door hetgeen in zijne „ beschouwing” te lezen staat. Sir Roderick Murchison, om alleen dien grooten geoloog te noemen, schrijft mij over 51 monsters, de eenige welke ooit aan het „Museum of practical geology and geological survey” te Londen zijn gezonden, in dato „13 July 1858” eenen alleraangenaamsten brief, om dank te zeggen voor de ontvangene mineralen, daarbij voegende zijne aanmoedigende en leerrijke opmerkingen en zich aanbevelende voor het vervolg. Ik laat aan het publiek over in deze te oordeelen en zal overgaan tot de beantwoording der bemerkingen van den heer Bleekrode. Blz. 249. Dat de heer Bleekrode „te huis” de pen opvatte, om wat ZEd. noemt „eene beschouwing over de koolforma- „tie van Borneo's zuid- en ooster-afdeeling” te schrijven be- vreemdde mij niet. Zijne beschouwing is niet van die koolformatie, maar eene kritische van hetgeen anderen in dit tijdschrift mededeelden omtrent die koolvorming,...... van hun werk. Om zoodanige „beschouwing” te schrijven, is men immers aan geene plaats gebonden. Blz. 250. De versteeningen, vooral die welke betrekking hebben op de koolformatie, worden bij het mijnwezen niet over het hoofd gezien. Zij worden met de betrekkelijke — d2Û — rotssoorten, zoo als boven gezegd is toegezonden aan den hoogleeraar IH. R. Göppert te Breslau; ….….……. ‚…… zouden zij, in het belang der wetenschap ter bearbeiding aan beter handen kunnen worden toevertrouwd? Den 4u January 1854 werd de eerste, den 81e Mei 1855 eene tweede en den 29n December 1857 eene derde bezending aan dien paleonto- loog toegezonden. Wanneer men den ijver kent, waarmede de heer Göppert arbeidt, die zijn leven er geheel aan wijdt en men weet dat er omtrent deze bezendingen nog niets gepubliceerd is, dan zal men kunnen nagaan, dat daaraan nog al iets te arbeiden valt en dat zoodanig werk door de mijningenieurs in Indië niet te ondernemen is. De werkkring der mijningenieurs in Indië is bepaald. bij het besluit van den Gouverneur Generaal van 3 Juny 1852 no. 9. Daartoe behooren volgens art. 1, 29, a „geologische, mineralogische en mijnbouwkundige onderzoekingen.” De XVIIIde bijdrage bevat mijne bevinding bij mijnbouwkun- dige onderzoekingen, ik heb getracht haar daarvan den stempel te doen dragen. De heer Bleekrode schrijft uit de XVIllde bijdrage af, dat ik verklaarde „dat het niet mogelijk was eene opgedra- „gene onderzoeking verder uitte voeren dan het werkdadig „nuttige vorderde; uit een wetenschappelijk oogpunt afge- „werkt, vindt men derhalve ook in deze bijdrage geen enkel gedeelte.” Die verklaring is door mij nimmer afgelegd. Mijne verklaring, waarvan de heer Bleekrode alleen het laatste gedeelte en onjuist afschrijft, komt voor op blz. 2, van regel 12—18, waar staat: „Bij de vele werkzaamheden, „met betrekkelijk klein personeel, welke de mijningenieurs „in Indië, sedert hunne aankomst in deze gewesten te doen „hadden, is het geen hunner zog mogelijk geweest eene op- „gedragene onderzoeking verder uit te voeren, dan het werk- „„dadig nuttige vorderde.” Voor: „is het nog mogelijk geweest” ak de heer Bleekrode mij in den mond „ket niet mogelijk … / was” en die heer laat de door mij gegevene reden, waar- om het nog niet mogelijk is geweest, maar weg; terwijl het juist die reden is welke deed zien, dat de mijnin- genieurs er wel op bedacht en wel toe gezind waren, om hunne onderzoekingen verder uit te strekken dan het werk- dadig nuttige vordert, doch dat hunne dienstverrigtingen het hun nog niet veroorloofden zulks te doen. Het laatste ge- deelte mijner verklaring geldt mijn eigen werk, waarvan ik de wetenschappelijke waarde laag stelde, den lezer vrijla- tende deze naar eigene bevinding te bepalen. Blz. 25l en 252. Indien de heer Bleekrode niet alleen blz. 9— ll maar ook blz. 12 en 18 had gelezen en op den titel had geïet, waaronder de beschrijving der aardlagen voor- komt „b. De kolenmijn Oranje Nassau, in goenoeng Pen- garon”, dan vermeen ik zonder aanmatiging te mogen ver- trouwen, dat ware die heer een mijnbouwkundige, zijne be- oordeeling gunstiger zoude zijn geweest, Toen de XVIIIde bijdrage door mij geschreven werd, had ik gaarne gezien dat de heer Göppert zijnen arbeid, be- treffende de twee eerste der bovenvermelde bezendingen, reeds had in het licht gegeven. Op aanraden van Sir Henry de la Beche was ik voorzigtig om niet te spoedig parallellen te trekken, tusschen de in Indië en in Europa voorkomende watervormingen. Door mijne eigene onder- zoekingen met zekerheid geleid, was ik evenwel de eerste, die de kalkvorming aan de Riam kiwa ende Kapoeas rivier bestemde, als „de welbekende nummulieten-kalksteen”, (blz. 49, 5°) en eveneens de eerste, die uitmaakte dat de koolvor- mingen van Oranje Nassau ónder dien nummulieten-kalk- steen lag en dus ouder was dan deze (blz. 49. 6°). Deze uitspraak is bevestigd door het onderzoek van den inge- nieur Van Dijk, die destijds aan mij toegevoegd en op het bureau van het mijnwezen werkzaam was. Die mijninge- nieur toch schreef, ruim eene maand na mij, in de XIXe ane bijdrage, blz. 7: „De eerste vraag (de geologische ouder- „derdom) is, voor zoo ver betreft de formatie, waarin de „zwartkool der Zuid- en Oosterafdeeling van Borneo voor- „komt, voor een deel door den ingenieur De Groot inr de „reeds aangehaalde XVIllde bijdrage beantwoord. De daar- „bij gevoegde kaart toont ten duidelijkste aan, dat de zwart- „ koolformatie aldaar onmiddellijk onder den nummulietenkalk- „steen ligt, en dus stellig niet jonger is dan oud tertiair „(D'Orbigny's étage suessonien).” Het overige deel der vraag „of de koolvorming nog een lid uitmaakt der oud tertiaire „lagen, dan wel of zij tot het krijt (D'Orbigny’s période „erdtaecée) of nog oudere geologische tijdvakken moet ge- „rekend worden;” bleef voor hem te beantwoorden. Met dien arbeid hield de ingenieur Van Dijk zich bezig, om zijn werk te doen aansluiten op de XV1Illde bijdrage, waarmede zij een geheel uitmaakt en waarvan zij niet mag gescheiden worden. De schrijvers van de XVlIllde en XIXde bijdra- gen hebben elk hun eigen werk geleverd, hetgeen de in- genieur Van Dijk op blz. 7 zeer duidelijk heeft bepaald; ‘hij wist zelf het best wat door mij gedaan was en wat hij ondernam en tot mijn groot genoegen uitvoerde, bevestigen- de daardoor mijne uitspraak en er aan tcevoegende de be- antwoording van het door mij onbeslist gelatene. Om niets aan de waarde van het werk van den ingenieur Van Dijk te ontnemen, dat hij zoo als uit het bovenstaande blijkt in overleg met mij ondernam, is in de XV 1de bijdrage slechts in algemeene bewoordingen van de versteeningen gewag ge- maakt, want ware ik daarmede verder gegaan, dan had ik mij bediend van het werk van den heer Van Dijk, hetgeen ik vooral wilde vermijden. Reeds den 31n Mei 1855 had ikaan den hoogleeraar H. R. Göppert geschreven: „Deze specimina, afkomstig van het „oostelijk en van het westelijk deel van Borneo, geven, „dunkt mij, het bewijs voor de voortzetting der uitgebreide — Ö2ò — „nummulieten-vorming ook over dit deel van Azia.” Daar- op was nog geen antwoord ontvangen, toen ik de XV 11de bijdrage schreef, het eerste stuk waarin het bestaan van den nummulieten-kalksteen op Borneo en het daaronder liggen der Borneosche koolvorming als uitkomst van eigene naspo- ringen aan het publiek werd kenbaar gemaakt. Blz. 253 en 254. Dat op Borneo evenzeer als op al de buitenbezittingen van den Nederlandsch-Indischen archipel nog veel te onderzoeken valt, stem ik den heer Bleekrode gaarne toe, doch ZEd. zal ook mij even gaarne toestemmen dat elke bijdrage tot dat onderzoek hare waarde heeft, mits zij met juistheid en eerlijkheid wordt gegeven. Daartoe strekken de bijdragen door de mijningenieurs geleverd. Geen onzer deelt omtrent geologie en mineralogie iets mede, dat hij niet zelf gezien en bevonden heeft, terwijl ook op de kaarten, welke sommige bijdragen vergezellen, geene geo- gnostische gesteldheid wordt aangewezen als van de plaatsen, welke persoonlijk bezocht zijn; van daar dat er op die kaar- ten zoo veel wit en zoo weinig gekleurd is. Indien men, gebruik makende van berigten, gevolgtrekkingen wilde af- leiden, dan kon tienmaal meer werk geleverd worden en niemand zou het ware van het onzekere, het rijpe van het groene kunnen onderscheiden. Daarvan zoude evenwel het gevolg zijn, dat men, in lateren tijd, landstreken als op- genomen zoude beschouwen, waarvan inderdaad nog maar een gedeelte onderzocht is. Zoo als het werk nu wordt ge- leverd, kan hij, die later komt, het werk van zijn’ voor- ganger vervolgen; hij zal met juistheid weten, wat vóór hem is gedaan en wat aan hem is overgelaten. Op deze wijze heeft elke geïsoleerde onderzoeking waarde en behoort, naar mijn gevoelen, publiek te worden gemaakt, om daardoor voor goed aan het verloren gaan onttrokken te worden. Op eenen togt naar de oostkust van Borneo, waar ik voor het gouvernement een speciaal mijnbouwkundig onder- — d2d — zoek te doen had, passeerden wij met de Zjipannas poeloe Datoe, waar dat stoomadviesvaartuig op mijn verzoek ge- durende een dag ten anker bleef. Dien dag van ’s morgens 51 tot des avonds 5 uur liep, sprong en klauterde ik, met de gloeijende zon, zoo als zij op de stranden van Indië branden kan, boven het hoofd, over boekit Timah en poe- loe Datoe, om te weten te komen, wat ik in de XVIIIde bijdrage van blz. 57 tot 60 daarvan aan het publiek me- dedeelde en kwam daarbij (zie blz. 60 regel 15—17 van boven) tot het besluit dat het van belang was, om later, als daartoe gelegenheid zal bestaan, de daar voorkomende serpentijn-formatie in haar geheel te doen onderzoeken. Het aanwijzen van den serpentijn op poeloe Laut, dat eveneens bij wijze van uitstap onder het langs varen ge-- schiedde, kostte mij bijna het leven door het omslaan, in de branding, der giek, waarmede ik de boven water uitste- kende klippen onderzocht. Tot eenige belooning voor dat werk, eigener beweging uitgevoerd, zonder daartoe geroepen te zijn en dat wel met levensgevaar, daarvoor, waarde landgenooten, wordt op blz. 253 en 254, gezegd, wat nog wenschelijk ware geweest te onderzoeken , vooral het verband tusschen de eruptive gesteen- ten en het Meratoes-gebergte. Dat zoodanig onderzoek moest plaats hebben had ik immers zelf op blz. 60 te kennen gege- ven; want het Meratoes-gebergte, is voor zoo veel aan iemand bekend is, de serpentijn-formatie, door mij daarop regel 16 genoemd. | Tot geruststelling van den heer Bleekrode diene, dat van het door hem bedoelde onderzoek, reeds voor drie jaren aan het gouvernement de wenschelijkheid uiteen mijnbouw- kundig oogpunt, door mij is aangetoond. Uit een mijnbouw- kundig oogpunt, omdat de bevordering van den mijnbouw door de partikuliere nijverheid bedreven, bij mij in al mijne handelingen op den voorgrond staat. Doch ZEd. bedenke wel, Ei -= dat zoo lang geene meerdere mijningenieurs naar Indië wor- den gezonden, aan dat, door mij zoo gewenschte, onderzoek geene uitvoering kan worden gegeven en ZEd. dus even als ik, zijn verlangen om er meer van te weten nog wat zal moeten opschorten. Bla. 255. In het algemeen heeft het eruptive gebergte, bij zijn ontstaan, zeer zeker op de kolen gewerkt. Dit ge- tuigen de ligging der koollagen en de hoedanigheid der kolen, welke in de zoogenaamde bruinkolen-vorming voor- komen en toch zwartkolen zijn, volgens de onderscheiding van Naumann, welke door de mijningenieurs als tot nog toe de beste geoordeeld en gevolgd wordt. Van de werking door den heer Bleekrode, naar ik gis, bedoeld, hebben Rant en ik, tot dus ver op Borneo niets gezien. Tot narigt van den heer Bleekrode, diene, dat de zamen- stelling der gesteenten niet zoo gelijkvorming is als ZEd. zich schijnt voor te stellen; zulks loopt op een klein bestek dikwerf zeer uit een. Van daar dat ik (blz. 47) aan itakolu- miet heb gedacht, doch volstrekt niet gezegd heb dat ik dit gesteente gevonden had; ergens aan te denken” was, dacht mij, niet sterk uitgedrukt. De benaming „ klappersteen” schijnt de heer Bleekrode, in engere beteekenis te nemen, dan door mij gedaan wordt. Voor mij beduidt klappersteen niets anders dan een steen, een natuurlijke steen, welke eene klappervormige gedaante heeft. Juist omdat ik er aan dacht dat velen, met den heer Bleekrode, eene meer begrensde beteekenis aan „ klappersteen ” zouden hechten, heb ik de zamenstelling van den klapper- steen vermeld, waardoor elke vergissing onmogelijk was. Voor den ijzererts (A LVde bijdrage) is reeds eene mijn kon- cessie gevraagd, in verband met eene andere onderneming in Nederlandsch-Indië. Als deze tot stand komt zullen de mijn- werken dier onderneming gelegenheid geven, om uit een geo- logisch oogpunt meer van dien ijzererts; te weten te komen, iii = Blz. 256. Dat het mijnwezen zijne oogen niet sluit voor de toepassing der paleontologie op Borneo’s neptunische for- matie, is reeds voldoende aagetoond. Göppert wijdt daaraan zijne krachten en de mijningenieur Van Dijk heeft in zijne XIXe bijdrage, welke kort na de XVIllde aan de pers werd gegeven, bepaald de fossielen, welke zich nog bij het bureau van het mijnwezen bevonden, voor zoo verre zij daartoe ge- noegzaam waren gekonserveerd, Indien de heer Bleekrode eene betere, meer algemeene onderscheiding in benaming weet dan die van Naumann, die de benaming van zwartkolen of bruinkolen geeft, naar mate de eenvoudige beproeving van de tot poeder gebragte kool door eene verwarmde potasch-oplossing uitvalt, zal ZEd. het mijnwezen in Indië verpligten, door die methode in dit tijdschrift publiek te maken. Het mijnwezen zal zijne methode, indien zij beter wordt bevonden, gaarne gebruiken. Blz. 257. De mijningenieur Van Dijk heeft niet vermeld, hoevele proeven door hem met elke kolensoort zijn genomen, doch ik kan den heer Bleekrode ook hier weder gerust stellen. Van alle beproevingen, welke bij het bureau van het mijn- wezen worden uitgevoerd, wordt door den onderzoeker aan- teekening gehouden, in een daarvoor bestemd boek (niet op losse bladen papier), dat tot het archief behoort en daaruit blijkt, dat hij meer proeven dan drie heeft genomen om het middengetal te verkrijgen; de heer Bleekrode zal zulks ook wel van de naauwgezetheid van den mijningenieur Van Dijk hebben verwacht. Maar buitendien kan ZEd. gerust zijn: bij het bureau van het mijnwezen bepaalde men zich nim- mer bij eene enkele proef, Blz. 258. „Het bevreemdde te lezen, dat bij het mijnwe- zen een wel ingerigt laboratorium onbreekt.” Indien de heer Bleekrode metde omstandigheden bekend ware geweest, alsdan had zijne bevreemding opgehouden. Het is mij aangenaam om aan den lezer kenbaar te maken, waarom dat WN — „wel ingerigt laboratorium ” ontbrak tijdensde heer Van Dijk den 82 April 1857 schreef, dat hij door dat gemis in de keuze der wijze van onderzoek gebonden was geweest. Toen de mijningenieurs in Indië, in de tweede helft van 1850, hunnen arbeid aanvingen, was de dienst van het mijn- wezen , voor Nederlandsch-Indië, geheel nieuw. Bij gouvernements besluit van 8 Juny 1852 No. 5 werd die dienst geregeld en aan mij definitief de leiding daarvan opgedragen. In Maart 1853 werd door den Gouverneur Generaal het bureau van het mijnwezen ingesteld ,doch nog zonder stand- plaats; het was voorloopig te Buitenzorg, in het door mij bewoonde en aan mij toebehoorende huis gevestigd, dat ik er half voor had afgestaan. Mineralogisch-chemische onder- zoekingen werden, zooveel daartoe de middelen voorhanden waren, bij dit bureau uitgevoerd door den mijningenieur Huguenin, na hem door Van Dijk en worden er thans door Schlosser gedaan. Voor dien tijd geschiedden de mineralogisch-chemische onderzoekingen bij het laboratorium van het militair depar- tement, door Maier, en na de instelling van het mijnwezen, wanneer de daar voorhanden middelen te kort schoten, door Dr. Croockewit bij het landbouwkundig-chemisch laborato- rium te Buitenzorg. Reeds den 21n Maart 1855, slechts twee jaren na de instelling van het bureau van het mijnwezen, dat evenwel nog geen vaste standplaats had, betoogde ik aan het gou- vernement, dat bij het mijnwezen behoefte ontstond aan eene eigene werkplaats, tot het doen van chemische en metallur- gische onderzoekingen. Weldra zou bij het mijnwezen evenzeer behoefte ontstaan aan lokaliteit voor bureaux, mineralen- en modellen-kabinet, school tot opleiding van indische kinderen voor opzieners- personeel en steenzagerij; welke toch niet altijd in mijn he He. * JO zake woonhuis konden gevestigd blijven en dat ook daartoe te klein zou worden. De Gouverneur Generaal droeg ten gevolge van mijn betoog den direkteur der burgerlijke openbare werken op, om na overleg met mij het terrein aan te wijzen en, onder overlegging van projekt en begrooting van kosten, een voor- stel te doen, tot de oprigting der voor het mijnwezen noo- dige gebouwen. In January 1856 leverde ik aan genoemden direkteur een projekt en memorie van toelichting, waarmede deze zich niet kon vereenigen wat den bouwtrant betrof, doch dat door ZEd. verklaard werd een volledig programma te bevat- ten, waarnaar bij zijn departement, door den ingenieur der le klasse voor den waterstaat Beijerinck, het door de rege- ring verlangde projekt werd gemaakt. In December van dat jaar was dat projekt bij het gouvernement ingediend, waar- op bij besluit van den Gouverneur Generaal van 25 November 1857, no. 10 magtiging werd verleend, tot den bouw te Bui- tenzorg van een bureau, kabinet, school, laboratorium, enz. voor het algemeen beheer van het mijnwezen in Nederlandsch- Indië. Dat etablissement wordt thans gebouwd door den aspi- rant-ingenieur van den waterstaat A. Th. Sorillon en naar het zich laat aanzien zal, nog vóór het einde van 1860, het algemeen beheer van het mijnwezen daarin zijn gevestigd. Het bureau van het mijnwezen werd dierhalve eerst den 23n November 1857 eene vaste standplaats aangewezen en kon moeijelijk vóórdien tijd van een „wel ingerigt laborato- „rium ” worden voorzien. Buitenzorg, den TP January 1859, OVER EEMGE VISCHSOORTEN VAN DE ZUIDKUST. WATEREN VAN JA VA. DOOR P. BLEEK KI, Toen ik, thans ruim een jaar geleden, eene lijst open- baar maakte (1) van alle mij toen van Java bekende visch- soorten, drukte ilk mijne overtuiging uit, dat die lijst, of- schoon zij niet minder dan 1038 soorten vermeldde, op verre na niet teruggaf het wezenlijk aantal op en om Java leven- de vischsoorten. Deze overtuiging werd weldra versterkt door eene ver- zameling visschen van Anjer (2) en door eene andere van het in een geographisch opzigt tot Java behoorende eiland Bawean. Meerdere soorten, tot die verzamelingen behoo- rende, komen niet voor op de aangehaalde lijst, zoodat het daarin voorkomende cijfer van 1038, in mijn artikel over Bawean (3) reeds tot 1068 gestegen was. (1) Enumeratio specierum piscium Javanepsium hucusque cognitarum, in Nat. Tijdschr. voor Nederl. Indië Dl. XV p. 859—456. (2) Vischsoorten van Anjer, 1. c. XVI p. 424. (3) Bijdrage tot de kennis der vischfauna van Bawean, le. XVIII p. 351—358. DL, XIX. 29 930 Sedert ontving ik nog twee verzamelingen visschen van Java’s zuidkust, welker onderzoek op nieuw een niet onaan- merkelijk aantal soorten heeft doen kennen, welke nog niet als Javasche waren ingeschreven. Een dezer verzamelingen bevatte soorten van Patjitan. Ik had haar te danken aan den heer D. C. Noordziek, adsistent-resident van Patjitan, dezelfde verdienstelijke hoofd- ambtenaar aan wien de wetenschap reeds de kennis van talrijke soorten van de zuidkust van Java, uit de omstreken van Prigi (residentie Kediri) verschuldigd is. Deze kollek- tie was zeer belangrijk en bestond uit niet minder dan 115 soorten t. w. Vischsoorten van Patjitan (Verzameling van den heer Noordziek). 1% Holocentrum melanoto- 17* Mesoprion bottonensis pterus Blkr. Blkr. 2 „ orientale CV. 18 „ decussatus CV. 3 „ _punctatissimumCV. 19 „ erythropterus CV. 4 Myripristis hexagonus CV. 20 „ lutjanus CV. 5 Grammistes orientalis Bl, 21 ‚, marginatus Blkr. Schn. 22 „, monostigma CV. Apogon hypselonotus Blkr, 25% „ quadriguttatus Blkr. * _„ Noordzieki Blkr. 24% Diagramma orientale CV. 8 „ novemfasciatus CV. 25 Therapon servus CV. 9% Cirrhites pantherinus CV. 26 Pristipoma paikeeli CV. 10 Serranus hexagonatus CV. 27 Upeneus Russelli CV. 11 „ marginalis CV, 28% Mulloides flavolineatus 12 „ _microprion Blkr. Blkr. 13 „ myriaster CV. 29 Upeneoides vittatus Blkr. 14 „ nebulosus CV. 30 Pterois volitans CV. 15 „ pardalis Blkr, 31 Scorpaena bandanensis 16 „ urodelus CV. Blkr. o3Í 32 Scorpaena polyprion Blkr. 33 Scorpaenopsis diabolus Blkr 34 „_pelylepis Blkr. 95 Chaetodon auriga Forsk. 86 „ biocellatus CV. 37 „ citrinellus Brouss. 98 „ decussatus CV, 39* „ lunatus CV. 40 vagabundus Bl. ’ 41 dieta cornutus CV. 42 Holacanthus semicircula- tus CV. 45 Equula bindoides Blkr. 44 Amphacanthus marmora- tus QG. 45 Acanthurus lineatus Lac. 46 „ matoides CV, 4,7 „ melanurus CV, 48 „ triostegus CV. 49*Naseus annulatus Blkr. 50 Mugil waigiensis QG. 51l*Percis cancellata CV. 92 „ tetracanthus Blkr. 53*Salarias arenatus Blkr. (var. pinna anali nigro marginata, caudali et mem- brana nigro macûlata). 54 „ lineatus CV. 53 _ „, melanocephalus Blkr. 96% Gobius padangensis Blkr. 57 58 Culius niger Blkr. 59 Kcheneis neucrates La petrophilus. Bilkr. 1 60“ Antennarius nummifer Blkr. 61 Pseudochromis fuscusMuüll. Trosch. 62 Plesiops coeruleolineatus. Rüpp. 63 Glyphisodon antjerius K, vs H;. 64 _„ modestus Schl. Müll. U er RR oc) dh 66 „ unimaculatus CV. 67 Labroides paradiseus Blkr. 68 Cheilio hemichrysos CV. 69*Anampses coeruleopunc- tatus Rüpp. 70 Julis (Julis) eupido T. Schl. TE „(5 ydorsalis OG. 12 „ ( »„ )Jansenu Blkr. 18 „ ( »„ )javanicusBlkr, 18 or) Jeans OV: 15* „ (_»„ ) quadricolor Less. 16 „ ( „ )Souleyeti CV. 17 „ ( » )urostigmaBlkr. 18 „ (Halichoeres) annu- laris K. v. H. BI eef 0e) bufotopsis Blkr, 8025 (5) casturi BIEr. 81 „ (__„ ) HarloffiBlkr. 82 nt CE MOPETEL Bkr. 83 „5 ( „ }leparensis Blkr. 902 84 Julis (Halichoeres) mimia- 99% Muraena Agassizi Blkr. tus K. v. H. 100 „ buroënsis Blkr. 85e" 41070 Dip 4 Jmotopsis Ks 104 „ bullata Richds. se. 102% _„ eancellata Richds. 86* „ _(_» )pardaleoce- 103 „__Colubrina Richds. phalus Blkr. 104 „ isingteena Richds. 87 „ (__»„ )pseudomini-105* _ „ javanica Blkr. atus Blkr. 106% _„ micropoecilusRichds. 88 „ (__„ ) phekadopleu-107 „__ pantherina MeCl. = ra Blkr. Mur. hita Richds. 89* „ (_ „ )kallosoma 108% „ polyzona Richds. Blkr. 109* _„ prosopeion Blkr. BOT ot) ReicheiBlke-110 „ variegata J. R. 91 Cheilinus decacanthus Blkr. Forst. 92 Scarus Dussumieri CV. 111* „ zebra Cuv. 95 Moringua microchir Blkr. 112* Uropterygius xanthopte- 94 Conger Noordzieki Blkr. rus Blkr. 95* „vulgaris Cuv. 113% Dalistes lineatus Bl 36* Leiuranus Lacepedu Blkr.114 — „ verrucosus Ls Ba- 97% Ophisurus colubrinus listes praslinus Lac. Richds. 11ó Monacanthus pardalis 98* _, maculosus Lac. Rüpp. Alle deze soorten zijn nieuw voor de kennis der plaat- selijke fauna van Patjitan, doch niet minder dan 830 daarvan, de in de lijst met een * gemerkte, zijn tevens nieuw voor de kennis der fauna van Java, en daaronder tevens nieuw voor de wetenschap Apogon Noordzieki, Muraena javanica en Uropterygius xanthopterus, terwijl Anampses coeruleo- punctatus Rüpp. vroeger niet van den Indischen archipel bekend was en ook nieuw is voor mijn kabinet. De tweede verzameling bestond uit soorten van Karang- bollong, eene plaats, van waar reeds vroeger een aantal soorten zijn bekend gemaakt naar visschen, aangeboden door den heer FP. J. Schultze en wijlen den verdienstelijken entomoloog Dr. C. L. Doleschall, van wiens te vroeg ver- scheiden de nieuwsbladen dezer dagen het treurige berigt hebben gebragt. De laatstelijk van Karangbollong ontvan- gene soorten ben ik insgelijks verschuldigd aan den heer F. J. Schultze, adsistent-resident van Ambal en zijn de hier onder genoemde, Vischsoorten van Karangbollong (verzameling van den heer Schultze). 1 Molocentrum orientale CV. 18 Chaetodon vagabundus Bl. 2 _„ punctatissmum CV. 19 Holacanthus semicircula-. 3 Grammistes orientalis Bl. tus CV. Schn. 20* Amphacanthus guttatus 4 Apogon novemfasciatus Bl Schn. CV. 21 „ marmoratus QG. 5 Dales taeniurus CV. 22 Acanthurus lineatus Lac. 6% Serranus hexagonatusC V. 23* _„ matoides CV. ki „ Hoevenu Blkr. 24 „ triostegus CV. 8” „ mieroprion Blkr. 25% Mugil axillaris CV ? he „ Sebae Blkr. 26% Platycephalus malayanus 10 Mesoprion monostigma CV. Bkr. 11% Upeneus Russelli CV. 27* Gobius petrophilus Bikr: 12* Mulloides flavolineatus 28“ Salarias epalzeocheilos Bikr. Blkr. 18 Scorpaena polyprion Blkr. 29* _„ lineatus CV. 14 Scorpaenopsis polylepis 80 „ melanocephalus Blkr. Blkr. 81 ter AOorti Bik 15* Pterois volitans CV. 32% +5, Schultze Blkr. 16 Chaetodon biocellatus CV, 83 „ sumatranus Blkr. 17 „ decussatus CV. a4 „ vermiculatoidesBlkr 334 hd 35 Glyphisodon antjerius K. 47 Julis (Halichoeres) Hyrtli v..H. Blkr. 36 „ bengalensis CV. 48% , ( „ ) kallosoma Blkr. 87% _„ leucozona Blkr. 49% „, ( „ ) leparensis Blkr. 38 „ modestus Schl. Müll. 50 „ ( „ ) notopsis K.v.H. 39 „ rahti CV. 51 „ ( „ ) phekadopleura 40 „ septemfasciatus CV. Blkr. 41 „ sordidus CV. 52* „ ( „ ) pelyophthalmus 49% _ unimaculatus CV. Blkr. 43% Julis (Julis) celebicus 53* Cheilio hemichrysos CV. Blkr. 54* Scarichthys naevius Blkr. 44 „ (_„ )SouleyetiCV. 55* Conger vulgaris Cuv. „ (Halichoeres) banda- 56% Muraena bullata Richds. nensis Blkr. 57% _„ _prosopeion Blkr. 46* „ ( „ ) Harloffíi Blkr. 58% „ xanthospilos Blkr. Ook van deze soorten zijn meerdere nieuw, hetzij voor de kennis der plaatselijke fauna van Karangbollong, hetzij voor die van Java, hetzij voor de wetenschap. De soorten, nieuw voor Karangbollong, zijn met een % gemerkt en ten getale van niet minder dan 28. Daarvan zijn nieuw voor Java, voor zooverre ze niet reeds in de hier boven gegevene lijst van Patjitan zijn vermeld, 9 soor- ten, t. w. Serranus Sebae Blkr, Mulloides flavolineatus Blkr, Platycephalus malayanus Blkr, Salarias epalzeocheilos Blkr , Salarias schultzei Blkr, Glyphisodon leucozona Blkr, Julis (Halichoeres) kallosoma Blkr, Scarichthys naevius Blkr en Muraena xanthospilos Blkr. Van deze 9 soorten zijn die van Salarias, Glyphisodon en Muraena tevens nieuw voor de wetenschap. Door beide verzamelingen is alzoo de kennis van Java’s vischfauna met die van niet minder dan 89 soorten verrijkt geworden, zoodat het aantal van Java bekende soorten de- 835 zer klasse er door gebragt wordt tot 1107. Van dit cijfer echter moeten eenige soorten worden afgetrokken, welke mij in den jongsten tijd gebleken zijn in mijne Enumeratio twee of meermalen te zijn aangehaald, t. w. Systomus (Barbodes) maculatus Blkr, aldaar als Barbus binotatus Kuhl vermeld, welke soort meerdere varieteiten aanbiedt, welke er als eigene soorten zijn opgebragt onder de namen Barbus bili- tonensis, Barbus kusanensis, Barbus oresigenes en Barbus polyspilos, terwijl voorts ook Barbus sarananella Blkr en Barbus orphoides CV. tot Systomus (Barbodes) rubripinnis (Barbus rubripinnis) zijn terug te brengen, evenals Leucis- cus cyanotaenia tot Rasbora argyrotaenia Blkr (Tseuciscus argyrotaenia Blkr), Dangila leptocheila CV. tot Dangila Cuvieri CV., Rohita erythrurus CV. tot Rohita vittata CV, Rohita Waandersii Blkr (nomen tantum Enumerat. nee des- eript. alibi) tot Rohita mierocephalus CV., Rohita chryso- phekadion Blkr en Rohita koilogeneion Blkr tot Chrysophe- kadion polyporos Blkr (Rohita polyporos Blkr), en Cobitis suborbitalis CV. tot Cobitis fasciata CV. In plaats van deze 13 nominale, moeten daarentegen nog op de lijst der Javasche visschen gebragt worden Sil- lago macrolepis Blkr, Sillago japonica T Schl., Systomus (Sys- tomus) Waandersi Blkr, Crossocheilos (Crossocheilichthys) co- bitis Blkr (in de Enumeratio onder den naam van Liobo- cheilos cobitis ten onregte als synoniem van Crossocheilos ob- longus V. Hass. opgebragt) en Hymenophysa MacClellandi Blkr, te zamen 5 soorten, zoodat, naar den tegenwoordigen stand der kennis, voor Java zouden overblijven 1099 of na- genoeg 1100 soorten. Van de soorten van Patjitan en Karangbollong, nieuw voor mijn kabinet of nieuw voor de wetenschap, laat ik de beschrijvingen hier volgen. DESCRIPTIONES SPECIERUM DIAGNOSTICAE. CHEILODIPTEROIDEL Aprgon Noordzieki Blkr. Apog. corpore oblongo compresso, altitudine 8} circiter in ejus longitudine, latitudine 2 circiter in ejus altitudine; ca- pite 4 fere in longitudine corporis, paulo longiore quam alto; oculis diametro 8 circiter in longitudine capitis, diametro 1 fere distantibus; orbita edentula lineam rostro-frontalem-de- clivem concaviusculam superante; osse suborbitali edentulo; maxillis aequalibus, superiore sub oculi parte posteriore de- sinente; dentibus minimis, vomerinis in vittam A formem, palatinis utroque latere in vittam gracilem dispositis; praeo- perculo rotundato, margine posteriore et inferiore leviter denticulato, crista intramarginali edentulo; operculo spina plana bene conspicua; osse suprascapulari edentulo; squa- mis lateribus 87 vel 88 in serie longitudinali, 15 vel 16 in serie transversali; linea laterali subarborescente; linea dorsali linea ventrali multo convexiore; pinna dorsali spino- sa dorsali radiosa multo humiliore spinis medioeribus pun- gentibus 83° ceteris longiore corpore plus duplo humiliore; ' 897 dorsali radiosa acutiuscula convexa, corpore multo humilio- re, spina radio 1° minus duplo breviore; pinnis pectoralibus obtusiusculis rotundatis et ventralibus acutis 54 ad 54 in longitudine corporis, caudali emarginata lobis obtusiuscule rotundatis 44 circiter in longitudine corporis; anali acutius- cula convexa dorsali radiosa vix humiliore; colore corpore roseo, pinnis miniato; vittis utroque latere p. m. 18 longi- tudinalibus fuscis, latitudine aequalibus, iis supra lineam la- teralem lineae dorsali parallelis; rostro capiteque superne violascentibus; iride flavescente fusco cincta; pinna dorsali spinosa superne late nigra; dorsali radiosa basi vitta longi- tudinali fusca. Ba DD. 11/9 vel 151/10;,-P.:2/13: NV 1/5. A, 2/8 vel 2/9. C. 1/15/1 et lat. brev. Hab. Patjitan, in mari. Longitudo speciminis unici 115”. Aanm. De diagnose, in de groote Histoire naturelle des Poissons van Apogon multitaeniatus Ehr. gegeven en ook die van mij zelven, van dezelfde soort, voorkomende in mijne Bijdrage tot de kennis van de Percoïden van den Malayo-Molukschen Archipel (1848), zouden zeer goed op het koven beschreven voorwerp passen, niettegenstaande dit tot eene geheel andere soort behoort. Een nieuw bewijs van de noodzakelijkheid van meer uitvoerige diagnosen der soorten, Apogon multitaeniatus Ehr. (volgens mijne voorwerpen) verschilt van Apogon Noordzieki, doordien de overlangsche bandjes des ligchaams er afwisselend dunner en dikker zijn en alle regtlijnig verloopen, terwijler bovendien twee dun- ne overlangsche lichtblaauwe bandjes op den kop zich be- vinden, van welke de bovenste van den achterrand des oogs 938 naar het operkel en de onderste van onder het oog naar het onderste gedeelte der borstvinbasis verloopt. De schub- ben zijn er bovendien aanmerkelijk minder talrijk (slechts 24 of 25 op eene overlangsche rei). POMACENTROIDEL. Glyphisodon leucozona Blkr. Glyphis. corpore oblongo compresso, altitudine 22 ad 24 in ejus longitudine, latitudine 24 ad 24 in ejus altitudine; capite obtuso convexo, 4} ad 44 in longitudine corporis, non vel vix altiore quam longo; oculis diametro 2% ad 8 in lon- gitudine capitis; linea rostro-dorsali convexa; rostro oculo multo minus duplo breviore; ossibus suborbitalibus anteri- oribus alepidotis porosis angulo oris oculi diametro plus du- plo ad duplo humilioribus, posterioribus squamosis; naribus rotundis oculi margini antero-inferiori approximatis; ma- xillis aequalibus, superiore sub oculi margine anteriore desi- nente; dentibus utraque maxilla p. m. 82 truncatis; praeo- perculo subrectangulo, angulo rotundato; squamis lateribus medio corpore 28 p. m. in serie longitudinali ; linea lateral: sub pinnae dorsalis radiosae dimidio posteriore interrupta; pinnis dorsali et anali valde squamosis, angulatis, elevatis, dorsali anali paulo ad non altiore altitudine 2 circiter in al- titudine corporis; dorsali spinosa dorsali radiosa humiliore spinis mediis et posterioribus longitudine subaequalibus 24 ad 8 in altitudine corporis, membrana inter singulos spinas parum incisa; pinnis pectoralibus obtusiuscule rotundatis 5 circiter, ventralibus acutis radio 1° producto 44 ad 43, caudali sat profunde emarginata lobis acutiuscule rotundatis 4 ad 4% in longitudine corporis; colore corpore olivascen- te-violaceo; fascia corpore transversa diffusa flavida; dorso 339 sub spinis 6a et 7? incipiente et ante anum desinente; iride coeruleo et aureo annulata; squamis capite, ventre basibus- que pinnarum singulis guttula vel puncto margaritaceis, squa- mis cetero corpore singulis macula oblonga transversa mar- garitacea; pinnis fuscescentibus, pectoralibus basi superne ma- cula trigona profundiore; cauda dorso prope radium dorsalem posticum macula nigra. B. 6. D. 12/15 vel 12/16 vel 12/17. P. 2/18. V. 1/5. A. 2/12 vel 2/13. C. 1/138/1 et lat. brev. Hab. Karangbollong, in mari. er P/P … Longitudo 5 speciminum 56’ ad 77 Aanm. De onderwerpelijke Glyphisodon is kenbaar aan haar hoog, midden over de zijden met een’ lichten band geteekend ligchaam, zwarte vlekop den rug van den staart en voorts aan de formulen der tanden en vinstralen, enz. Zij is de 82° soort van het geslacht, welke mij van den Indischen Archipel naar de natuur is bekend geworden. Men kan zicheen denkbeeld vormen van den rijkdom van dezen Archipel aan Pomacentroïden, wanneer men nagaat dat in de registers der wetenschap reeds meer dan 90 ar- chipelagische soorten dezer familie zijn opgeteekend, dat is, ruim 20 meer, dan Cuvier op het einde zijns levens van de geheele aarde kende. LABROIDEI. Julis (Julis) quadricolor Less., Zoöl. Voyage Coquill. II p. 189 Atl. Poiss. tab. 35 fig. 1, CV. Poissons XIII p. 324, Blkr, Act. Soe. Ind. Neerl, 1 Vissch. Menado p. 55 (varietas). 340 Jalis (Julis) corpore oblongo compresso, altitudine 34 ad 4 in ejus longitudine, latitudine 2% circiter in ejus al- titudine; capite obtuso convexo 43 ad 4} in longitudine cor- poris, vix longiore quam alto; oculis diametro 43 ad 5 et pau- loin longitudine capitis; linea rostro-dorsali eonvexa; denti- bus maxillis medioeribus anticis 2 caninis mediocribus curva- tis, intermaxillaribus inframaxillares recipientibus; angulo oris dente prominente nullo; labiis valde carnosis; naribus parvis valvatis ante medium oculum perforatis; regione suboculari et regione interoperculari tubulis transversis pluribus, operculo tubulis 5 longitudinalibus aequidistantibus notatis; squamis la- teribus 28 p. m. in serie longitudinali; squamis thoracicis squa- mis lateribus multo minoribus; linea laterali ramosa ; pinnis im- paribus basi squamosis; pinna dorsali spinis pungentibus postror- sum magnitudine sensim accrescentibus pösteriore corpore plus tri plo humiliore, membrana interspinali vix emarginata ; dorsali radiosa dorsali spinosa paulo altiore postice quam antice humilio- re angulata; pinnis pectoralibus acute rotundatis 52 ad 5 et pau- lo, ventralibus acutis 7% ad 83, caudali extensa medio postice convexa angulos versus leviter emarginata angulis acuta 53 ad 54 in longitudine corporis; anali dorsali non altiore postice quam antice humiliore angulata; capite dorsogue violaceo-viridibus vel violaceis, lateribus pulchre rubris, vel fasciis 8 longitu- dinalibus rubris notatis; corpore inferne roseo; iride rosea; capite vittis vel fasciis conspicuis nullis vel vitta postocula- ri rubro-violacea curvata postice bifida operculo et suboper- culo desinente vel usque sub basi pinnae pectoralis producta; rostro medio interdum fascia lata transversa post angulum oris desinente; lateribus mediis maculis oblongo-tetragonis trans- versis magnis pulchre viridibus ornatis, maculís longitudina- liter biseriatis seriebus fascia rubra separatis utraque serie p. m. 23 approximatis vittula transversa rubra separatis , is serie su- ò4dÌ periore ex parte usque ad lineam dorsalem produectis; pinna dorsali spinosa violascente-rubra flavo marginata, antice ma- cula magna nigra; dorsali radiosa maxima parte violascente- rubra margine lato triplice, rubro, favo et coerulescente; pinnis pectoralibus dimidio basal: aurantiaco-flavis, dimidio api- cali_ margine superiore vittaque basali transversa nigro-vio- laceis; pinnis ventralibus flavescente- roseis; pinna anali dimi- dio basali violascente- rubra, dimidio libero flava, medio vit- ta longitudinali coerulescente; pinna caudali maxima parte vio- lascente-rubra superne et inferne flavo marginata, postice ma- culis trigonis elongatis longitudinalibus apice antrorsum spec- tantibus flavis hine inde coerulescentibus. B. 6. D. 8/18 vel 8/14. P. 2/14. V. 1/5. A. 3/11 vel 3/12. C. 1/12 /1 et lat brev. Syn. Girelle pao Less. Zoöl. Voy. Coq. II p. 139 Atl, tab. 24. 85 fig. 1, CV Poiss. XIII p. 324. Scarus Georgi J. W. Bennett, Ceyl. Fish. p. 24 tab. 24. Searus? “quinquevittatus Lay Benn, Zoöl. Voy. Blossom p. 66 tab. 19 fig. 3. Lena Girawa Cingal. Pao Otait. Hab Patjitan, in mari. Liongitudo 4 speciminum 182” ad 225”. Aanm. Een mijner voorwerpen beantwoordt, wat kleurtee- kening van kop-en ligchaam aangaat, zeer goed aan de aan- gehaalde afbeelding van Lesson, doch de overige drie mis- sen alle vlek-of bandteekening op den kop, hoezeer zij zonder twijfel tot dezelfde soort behooren. Onder den naam van Julis (Julis) quadricolor, doch als varieteit daarvan, heb ik vroeger, ter boven aangehaalde plaatse, een paar kleinere voorwerpen beschreven, welke 942 eenige verschillen aanbieden ten opzigte der plaatsing van de kopbanden en de kleurteekening van ligchaam en vinnen, doch overigens geheel aan de grootere, hierboven beschre- vene voorwerpen beantwoorden. Anampses coeruleopunctatus Rüpp. Atl. Reis. N. Afric. F. Roth. M, p. 42 tab. 10 fig. 1, N. Wirbelth. F. Abyss. F. Roth. M. p. 20, CV. Poiss. XIV. p. 4. Règn. an. éd. de luxe, Atl. Poiss. tab. 87 fig. 2. Anamps. corpore oblongo compresso, altitudine 8} ad 34 in ejus longltudine, latitudine 23 circiter in ejus altitudine ; capite obtusiusculo 4 et paulo in longitudine corporis, vix lon- giore quam alto; oculis diametro 54 circiter in longitudine capitis, plus diametro } a linea frontali remotis, diametris 2 fere distantibus; linea rostro-frontali declivi rectiuscula, an- te oculos concaviuscula; naribus parvis, posterioribus patulis, anterioribus brevitubulatis; dentibus maxilia superiore com- pressis, margine externo angulatis angulo rotundatis, margi- ne interno concaviusculis; dentibus maxilla inferiore antrorsum et deorsum curvatis, basi conicis apicem acutiusculum versus depressiusculis; labiis carnosis ; operculo radiatim et suboperculo transversim valde striatis; squamis lateribus 26 vel 27 in serie longitudinali; linea laterali singulis squamis tubulo simplice no- tata, sub pinnae dorsalis radiosae parte posteriore angulatim deflexa; pinnis dorsali et anali basi alepidotis, dorsali spinis me- dioeribus pungentibus postrorsum longitudine sensim accres- centibus, parte radiosa parte spinosa paulo altiore convexa pos- tice angulata; pinnis pectoralibus acutis 54 circiter, ventralibus acutis 7£ circiter, eaudali extensa convexa angulis acutiuscula Y circiter in longitudine corporis; anali dorsalí radiosa non vel vix humiliore, convexa, postice angulata; colore corpore su- REN) perne lateribusque violascente-fusco, inferne fuscescente-ru- bro; iride margaritaceo et fusco tincta; capite vittis numero- sis dilute coeruleis violaceo limbatis ornato, vitta unica trans- versa ceteris ex parte transversis ex parte longitudinalibus, ex parte curvatis; squamis corpore singulis guttula dilute coerulea annulo nigricante-violaceo cincta; guttulis regione thoracica ex parte in vittulas confluentibus; pinnis pectoralibus radiis aurantiacis membrana coerulescente-hyalinis basi fascia transversa fusca vittula dilute coerulea cincta; pinnis ceteris coffeis, anali ceteris profundiore, dilute coeruleo marginata, caudali superne et inferne dilute coeruleo, postice albo mar- ginata; dorsali et caudali ocellis dilute coeruleis nigricante- violaceo annulatis, dorsali irregulariter longitudinaliter 4- ad 6-seriatis, caudali ocellis is pinna dorsali paulo majoribus irregulariter transversim ò-seriatis; anali maculis vel vit- tulis longitudinalibus brevissimis in series 2 longitudinales dispositis. B. 6. D. 9/12 vel 9/18. P. 2/11. V. 1/5. A. 8/12 vel 8/18. C. 1/12 /1 et lat. brev. Syn. Anampses auv points bleus CV. Poiss. XIV p. 4. Anampses chlorostigma Ehr. CV. L c. p. 7. Jab. Patjitan in mari, Longitudo speciminis unici 286”, Aanm. Volgens den heer Valenciennes ontdekte Péron de- ze soort bij Mauritius. Later werd zij teruggevonden in de Roode zee en door de heeren Rüppell en Valenciennes be- schreven en afgebeeld. De afbeelding van den heer Rüppell is beter dan die in de prachtuitgave van de Règne animal. BrLENNIOIDEL Salarias epalzeocheilos Blkr. Salar. corpore elongato compresso, altitudine vix plus quam 6 in ejus longitudine, latitudine antice vix plus quam 1 in ejus altitudine; capite truncato-convexo 5! circiter in longi- tudine corporis; altitudine et latitudine capitis 1 et paulo in ejus longitudine; fronte convexa; rostro obtuso truncato- convexo, paulo ante frontem prominente; oculis diameto 83 circiter in longitudine capitis; vertice cristis vel cirris nullis sed poris valde conspicuis longitudinaliter seriatis; nucha utroque latere cirro membranaceo plurifimbriato oeulo breviore; or- bita cirro membranaceo simplice oculo multo longiore; na- ribus anterioribus ecirro membranaceo plurifimbriato oculo multo breviore; labio superiore valde conspieue multierenu- lato; maxilla inferiore caninis 2 bene conspicuis; regione suboculari et operenlari poris valde eonspicuis verticaliter bi-ad tri-seriatis; cute laevi, dorso strijs numerosis oblique postrorsum descendentibus parum conspicuis; linea laterali antice etubulis simplicibus contiguis composita, post apicem pinnae pectoralis valde curvata, post anum recta poris distan- tibus ex parte parum conspicuis composita; pinna dorsali par- tem spinosam inter et radiosam profunde incisa, parte spinosa parte radiosa humiliore radio producto nullo, parte radiosa corpore sat multo humiliore postice obtuse rotundata non cum pinna caudali unita; pinnis pectoralibus obtusis rotun- datis 5 fere, caudali extensa convexa 6 et paulo, ventrali- bus acutis 8 circiter in longitudine eorporis; anali dorsali radiosa humiliore, membrana inter singulos radios valde incisa; colore corpore superne violascente-olivaceo, inferne roseo-margaritaceo; iride aurantiaca; capite et corpore guttulis et vittulis brevibus longitudinalibus aurantiacis; mento fasciis 345 8 longitudinalibus viridi-violaceis, internis 2 postrorsum uni tis; lateribus insuper fasciis 12 p. m. transversis diffusis vi olaseentibus; pinnis roseis vel aurantiacis, dorsali spinosa maculis irregularibus violascentibus, dorsali radiosa vittis obliquis violascente-fuscis postrorsum adscendentibus, pec- toralibus basi olivaceis aurantiaco guttulatis, anali dimidio libero fuscescente, caudali radiis maculis diffusis fuscescen- tibus in series 5 transversas dipositis. B. 6 D. 12/16. P. 14, V. 2. A. 18 vel 19 C. 8 simpl. + 9 fiss. + 6 simpl. (rad. brev. incl.) Hab. Karangbollong, in mari. Longitudo speciminis unici 85”. Aanm. De onderwerpelijke soort is gemakkelijk herkenbaar aan hare gekartelde bovenlip, hondstanden, poriënreijen op kruin wangen en operkels, nekdraadjes, diep ingesnedene rugvin, eigenaardige kleurteekening des ligchaams en de for- mulen der vinstralen. Salarias Schultzei Blkr. Salar. corpore elongato compresso, altitudine 7 fere in ejus longitudine, latitudine 14 ad 15 in ejus latitudine; capite truncato-convexo, 6 et paulo in longitudine corporis; altitu- dine capitis 1} ad 15, latitudine 13 fere in ejus longitudine; fronte convexa; rostro obtuso, truncato, non ante frontem pro- minente; oculis diametro 8 circiter in longitudine capitis; ver- tice nuchaque cristis vel cirris nullis; orbita cirro membra- naceo simpliee oculo breviore; narìibus anterioribus cirro qua- drifimbriato oculo breviore; labio superiore nec crenulato nec Íimbriato; maxilla inferiore caninis 2 bene conspicuis; cute laevi; dorso strijs numerosis oblique postrorsum descendenti- bus parum conspicuis; linea laterali paulo post apicem pin- DL, XEX. ho ) 846 naë pectoralis deorsum curvata, post anum inconspicua; pinna dorsali partem spinosam inter et radiosam profunde incisa, parte spinosa parte radiosa humiliore radio próducto nullo, par- te radiosa corpore sat multo humiliore, postice obtuse rotun- data, non cum pinna caudali unita; pinnis pectoralibus ob- tusis rotundatis et caudali obtusa convexa 53 circiter, ventra- libus acutis 9 circiter in longitudine corporis; anali dorsali radiosa humiliore, membrana inter singulos radios medioeriter incisa; colore corpore superne lateribusque violascente-roseo, ventre roseo-margaritaceo; iride rubra fusco annulata; rostro capiteque inferne profunde violaceis; vertice, genis operculis- que guttulis majoribus et minoribus sat numerosis miniatis ; operculo superne macula oblonga verticali profande coerulea rubro annulata; dorso lateribusque maculis numerosis majori- bus et minoribus rotundis et oblongis miniatis; lateribus ma- culis ‘oblongis longitudinalibus dilute coeruleis violaceo cin- ctis, in series 2 longitudinales distantes dispositis; lateribus postice caudaque insuper punctis sparsis nigris vel fuscis; pinna dorsali spinosa roseo-hyalina maculis parvis irregula- ribus rubro-fuscis ex parte coalescentibus variegata; dorsali radiosa rosea arena fusca plus minusve variegata; pinnis pec- toralibus aurantiaco-rubris, inferne fuscescentibus; ventrali- bus, anali caudalique aurantiacis, anali inferne, caudali su- perne et inferne fusco diffuse marginatis. B. 6. D. 12/20. P. 14, V. 2, A. 20 vel 21. C. 5 simpl. + 9 fiss. + 6 simpl. (rad. brev. inel.) Hab. Karangbollong, in mari. Longitudo speciminis unici 987, Aanm. Van de mij bekende soorten van Salarias is de onderwerpelijke, door haren habitus en kleurteekening, het naaste verwant aan Salarias periophthalmus CV. en Salarias ò47 eyanostigma Blkr; onderscheidende zij zich daarvan voor- namelijk door eenige bijzonderheden in de kleurteekening van ligchaam en vinnen en lagere doornachtige rugvin. Ik heb haar genoemd ter eere vanden heer F.J. Schultze, adsistent resident van Ambal, aan wien de vischfauna der zuidkust van Java de kennis van meerdere nieuwe soorten te danken heeft en aan wien men ook de kennis dezer soort is verpligt. MURAENOIDEL. Muraena javanica Blkr. Muraen. corpore elongato compresso, altitudine 16% cir- citer in ejus longitudine; capite acuto 84 ad 81 in longitu- dine corporis, duplo fere longiore quam alto; oculis diametro 11 ad 12 in longitudine capitis; linea rostro-dorsali fronte concava; naribus posterioribus non tubulatis marginibus non elevatis, anterioribus brevitubulatis; poris regione supramaxil- lari tantum eonspicuis, parvis, uniseriatis; rostro valde con- vexo, oculo duplo fere-longiore, elevato, non ante maxil- lam inferiorem prominente; rictu post oeulum producto, 2e circiter in longitudine eapitis; maxillis ore eclauso hiantibus ; dentibus acutis; dentibus palatinis uniseriatis com pressiusculis utroque latere p. m. 14; dentibus nasalibus periphericis uni- serlatis p. m. 14 plurimis subulatis dentibus palatinis longi- oribus, mediis 2 elongatis subulatis mobilibus posteriore den- tibus ceteris omnibus longiore; dentibus vomerinis conicis brevibus aequalibus p. m. 18 anterioribus biseriatis seriebus antrorsum divergentibus, posterioribus 4 vel 5 uniseriatis; dentibus inframaxillaribus anterioribus biseriatis, lateralibus uniseriatis, lateralibus compressiusculis, anterioribas conicis, serie externa utroque latere p. m. 21, serie interna utroque latere 3 vel 4 tantum dentibus inframaxillaribus ceteris longi- 545 oribus; apertura branchiali oeulo majore, paulo infra mediam altitudinem corporis perforata; cute laevi; linea laterali in- conspicua; pinna dorsali ante aperturam branchialem incipiente corpore duplo circiter humiliore; anali in media longitudine corporis incipiente dorsali plus duplo humiliore; corpore pin- nisque fuscescente-umbrinis; capite maculis nigris majoribus et minoribus rostro, fronte, verticeque plerisque confluentibus variegato; regione postmaxillari macula majore trigona nigra; apertura branchiali macula magna rotunda nigra cincta; dor- so, lateribus superne, cauda tota pinnisque maculis nigris mag- nis oblongis et quadratiusculis polymorphis spatiis intermediis maculis ipsis valde multo gracilioribus; lateribus inferne ven- tregue maculis nigris parvis rotundiusculis et angulatis spar- sis numerosis hinc inde confertis et ex parte coalescentibus ; iide flavicante vel coerulescente. D. 333 p. m. C. 10 p. m. A. 215 p. am, Hab. Patjitan, in mari. Longitudo speciminis unici 7807, Aanm. De bovenhelft des ligchaams en de staart dezer soort is bijkans op dezelfde wijze gevlekt als die bij Muraena can- cellata Richds. en Muraena tessellata Richds. doch de kleur- teekening van kop, benedenhelft der zijden en buik wijkt aan- merkelijk af van die bij beide genoemde soorten, zoodat het niet moeijelijk is haar daarvan bij den eersten oogopslag te onder- kennen. Zij is overigens herkenbaar aan hare in twee naar voren vaneenwijkende reijijjen geplaatste ploegbeenstanden, eenreijige gehemeltetanden, tweereijige voorste onderkaakstan- den, de lengte der bekspleet, enz. Muraena xanthospilos Blkr. Muraen. copore elongato compressa, altitudine 135 ad 144 319 in ejus longitudine; capite acuto 74 ad 72 in longitudine eor- poris, duplo fere longiore quam alto; oculis diametro 18 ad 15 in longitudine capitis;, linea rostro-dorsali fronte concava; nari- bus posterioribus non tubulatis sed marginibus elevatis, ante- rioribus brevitubulatis; poris rostro, regione postoculari et re- gtonibus supramaxillari et inframaxillari conspicuis seriatis; ros- tro valde convexo, oculo duplo circiter longiore, elevato, non ante maxillam inferiorem prominente; rictu post oculos produc- to 34 circiter in longitudine capitis; maxillis ore clauso non hiantibus; dentibus conicis obtusis; dentibus palatinis junioribus biseriatis serie externa 7 ad 9, serie interna 2ad 4, aetate pro- veetioribus uniseriuatis 7 vel 8 mediis quam anticis et posticis paulo majoribus; dentibus nasalibus triseriatis dentibus palatinis et vomerinis majoribus 11 ad 18 in thurmam oblongam antice rotundatam dispositis; dentibus vomerinis p. m. 25 ad 25 anticis subtriseriatis, mediis biseriatis vel subbiseriatis, posticis uniseriatis; dentibus inframaxillaribus p. m. 24 ad 28 biseriatis serie externa quam serie interna minoribus, anterioribus utraque serie conicis posterioribus graniformibus, anterioribus serie in- terna ceteris conspicue majoribus; apetrura branchiali oculo vix vel non majore, paulo infra mediam altitudinem corporis perfo- rata; cute rugosula; linea laterali stria parum conspicua nota- ta; pinna dorsali longe ante aperturam branchialem incipiente, crassa, corpore plus duplo humiliore; anali antice in dimidio corporis posteriore incipiente dorsali sat multo humiliore; cor- pore pinnisque pulchre fusco-violaceis, maculis aurantiaco-fla- vis rotundis et oblongis et vittulis aurantiaco-flavis transversis. ornatis; maculis in series 4 longitudinales dispositis, serie su- periore in pinna dorsali, serie inferiore gulo-ventrali et post anum in pinna anali; maculis distantibus aetate provectiori- bus quam junioribus crebrioribus, cephalicis ventralibusque ex parte elongatis et coalescentibus et interdum etiam maculam nigricantem cingentibus; iride flavicante. 350 D.-290p..m. C.-10 Pp. mA db pam Hab. Karangbollong, in mari. Longitudo 2 speciminum 225" et 334”. Aanm. De vinstralen heb ik slechts bij het kleinste der beide voorwerpen geteld, om het grootere niet te beschadi- gen. De vinnen zijn zeer dik wegens het tusschen de huid en de stralen liggende vetcelweefsel, even als bij Muraena zebra de stralen eerst door wegneming der huid zigtbaar worden. Alhoewel mijne beide voorwerpen zonder den geringsten twijfel tot dezelfde soort behooren en zelfs in grootte niet aanmerkelijk verschillen, heeft het grootere stellig slechts een- reijige en het kleinere duidelijk tweereijige gehemelte-tanden, terwijl ook de schikking der tanden op de neusplaat bij het kleinere meer langwerpig-eirond en bij het grootere meer zuiver driereijig is. Hoezeer deze verschillen in de dentitie naar den leeftijd des diers niets wegnemen van het gewigt van het tandenstelsel voor de bepaling der soorten, leeren zij, evenzeer als dergelijke verschillen, bij vele andere soor- ten reeds waargenomen, dat eene splitsing van het geslacht Muraena in verschillende geslachten, naar de verschillen in het tandenstelsel alleen, niet dan met de uiterste omzigtig- heid zal mogen plaats hebben. Kleuren en vlekteekening van onderwerpelijke soort her- inneren die van jonge voorwerpen van Varanus bivitta- tus DB. Uropterygius aanthopterus Blkr. Uropter. corpore elongato compresso, altitudine 22 circiter in ejus longitudine; capite acuto 93 circiter in longitudine cor- poris, paulo plus duplo longiore quam alto; oculis diametro 10 circiter in longitudine capitis; linea rostro-dorsali fronte concae 351 va naribus posterioribus non tubulatis marginibus non elevatis, anterioribus tubulatis tubulo oculo breviore; poris regione su- pramaxillari et regione inframaxillari bene conspicuis longi- tudinaliter uniseriatis; rostro convexo, sat elevato, oculo minus duplo longiore, non ante maxillam inferiorem prominente; rietu post oculum producto 25 cireiter in longitudine capi- tis; maxillis ore clauso non kiantibus; dentibus acutis, pa- latinis, nasalibus periphericis et inframaxillaribus biseriatis, serie externa brevibus serie interna elongatis subulatis mobi- libus; dentibus palatinis utroque latere serie externa 20 p. mi. serie interna 7 vel 8 p. m; dentibus nasalibus peripheri- cis serie externa p. m. 20 confertis serie interna p. m. 8, mediis 2 vel 8 subulatis mobilibus posteriore dentibus ceteris omnibus longiore; dentibus inframaxillaribus utroque latere serie externa p. m. 28, serie interna 7 ad 9 p. m.; dentibus vomerinis uniseriatis conicis leviter curvatis p. m, 8; apertu- ra branchialí oculo non majore, paulo infra mediam altitu- dinem corporis perforata; cute laevi; linea laterali inconspi- eua; ano postice in dimidio corporis anteriore perforata; pinna dorsali capite duplo circiter breviore cum pinna caudali et pinna anali capite triplo circiter breviore caudae partem posetriorem tantum cingentibus, dorsali et anali corpore multoties humilio- ribus; corpore violascente-fusco nigricante dense arenato ; iri- de coerulescente; pinnis pulchre flavis; poris regione maxil- lari albicantibus. D. 80 p. m. conspic. A. 20 p. m. conspic. C. 10 vel 12, Hab. Patjitan, in mari. Longitudo speciminis unici 275”. Aanm. Deze soort is de tweede van het geslacht Uropte- rygius, welke mij onder de oogen gekomen is. Zij verschilt van Uropterygius micropterus Blkr (Muraena micropterus 952 Blkr ol.) door slankeren kop, grootere bekspleet, minder talrijke tanden der buitenreijen en grootere tanden van de binnenreijen, donkerbruin ligchaam, fraai gele vinnen met nog goed herkenbare stralen, enz. Ik moet hier nog aanteekenen, dat de heer Kaup in zijn „Uebersicht der Aale” geheel ten onregte mijne Muraena micropterus voor dezelfde soort houdt als Uropterygius con- color Rüpp. De afbeelding dier soort van den heer Rüppell, tenzij zij zeer onjuist mogt wezen, wat niet aannemelijk is, geeft het beeld van een’ zeer verschillenden visch met veel spitser profiel van den kop en veel slankeren staart, terwijl bij Uropterygius concolor ook volstrekt gemist wordt het fraaije netvormig gemarmerde des ligchaams. Ook de hier beschrevene soort kan niet dezelfde zijn als Uropterygius concolor, biedende zij dezelfde verschillen in habitus aan, terwijl bovendien hare grootere bekspleet, wel- ker achteroogsgedeelte langer is dan de snuit, en hare fraat gele vinnen, haar gemakkelijk doen onderkennen. Scripst Batavia Calendis Martü 1859. OVER EENE MERKWAARDIGE ANOMALIE IN DEN OORSPRONG DER ARTERIAE CAROTIDES, WAARGENOMEN BIJ PITTA CYANURA VIEILL. DOOR Dr. H. A BERNSTEIN, (met eene plaat.) Eenigen tijd geleden deed ik de opspuiting der slagaderen van eene Pitta cyanura Vieill. en had zoodoende gelegenheid eene merkwaardige bijzonderheid in den oorsprong en het verloop der art. carotides bij dezen vogel waar te nemen. Door herhaalde onderzoekingen overtuigde ik mij, dat deze bijzonderheid, hoofdzakelijk daarin bestaande, dat de linker carotis uit de regter zijde en de regter carotis uit de linker zijde der carotis communis haren oorsprong neemt, geene indivuêle anomalie is, maar aan genoemde vogelsoort schijnt eigen te zijn. Zulk eene verhouding der genoemde slag- aderen is, zoo ver mij bekend is, tot nog toe niet bekend, en ik zal dus in de volgende regelen de nadere beschrijving DL, XIX, 237 354 daarvan, als ook van het geheele slagaderstelsel van dezen vogel, geven. Intusschen is de opspuiting bij geen der door mij onderzochte vogels volkomen gelukt, doordien deze, toen ik ze ontving, reeds eenigzins in bederf waren over- gegaan en de wanden der fijnere aderen dus aan de heete wasmassa niet meer den noodigen tegenstand konden bieden. Het was mij dus onmogelijk, al de fijnere vertakkingen naauw- keurig na te gaan. De aorta heeft eenen zeer korten stam en verdeelt zich, na alvorens twee arteriae coronariae cordis te hebben afgegeven, onmiddellijk na haar uittreden uit het hart, in de art. ano- nyma (sinistra.), art. subclavia dextra en aorta descendens. 1. De art. anonyma (sinistra) is aan haren oorsprong 1 mm. dik en verdeelt zich omtrent 6 mm. van daar in de art. ca- rotis communis en art. subclavia sinistra. 1. De carotis communis toont in haar benedengedeelte de meeste overeenstemming met de type van andere verwante vogels. Zij geeft op geringen afstand van haren oorsprong 2 takken af, liegende met hunne wortels onmiddellijk aan el- kander, de art. oesophagea descendens en art. vertebralis. a. De arteria oesophagea descendens loopt naar het bene- dengedeelte van den slokdarm en geeft enkele fijne tak- jes aan de trachea en de glandula thyreoïdea. b. De arteria vertebralis geeft nabij haren oorsprong de art. transversa scapulae en art. cervicalis descendens af, welke laatstgenoemde in de halsspieren eindigt, terwijl de art. transversa scapulae in de huid en het bovenste gedeelte van den schouder uitloopt. Bij één der door mij onderzochte vogels zijn beide aan haren oorsprong in één gemeenschap- pelijken tak vereenigd. Hierop dringt de art. vertebralis in de canalis vertebralis en vereenigt zich eindelijk, zon- der de schedelholte in te gaan, met de art. occipitalis. Ge- durende haar verloop in de canalis vertehralis geeft zij bo- 95 vendien verscheidene fijne takjes af aan de halsspieren en het ruggemerg. Hierna loopt de carotis communis aan het voorste gedeelte van den hals in den suleus ecarotieus naar boven en ver- deelt zich voor den &den halswervel in de carotis dextra en sinistra. Evenwel is deze verdeeling niet, gelijk bij andere, van eene carotis communis voorziene, vogels vorkachtig , maar de carotis sinistra ontspringt, gelijk wij reeds boven hebben aangetoond, op de regter zijde, de carotis dextra daarente- gen op de linker zijde der carotis communis, liggende te- vens de oorsprong van deze eenigzins meer naar achteren dan die der carotis sinistra. Deze loopt in het begin regt omheog en alsdan zich links wendende over de carotis dex- tra heen, met deze dus zich kruisende, naar de linker hoofd- zijde. De carotis dextra heeft hetzelfde-verloop, behalve dat ze beneden de carotis sinistra heen regts loopt. Beide carotiden verdeelen zich spoedig weder in twee nagenoeg gelijke takken, de carotis externa s. facialis en de carotis interna s. cerebralis. A. Uit de art. carotis externa ontspringt onmiddellijk na- bij haren oorsprong en soms reeds uit de carotis zelve als een. zelfstandige tak: a. de art. occipitalis. Zij loopt na een’ fijnen ramus ascen- dens te hebben afgegeven gekronkeld naar achteren en ver- deelt zich in 2 takken, een’ buitensten ramus cervicalis, welke in de oppervlakkig gelegen spieren van het achterhoofd en den nek eindigt, en een dieper gelegen’ ramus occipitalis, welke zich met de art. vertebralis vereenigt. Omtrent 4 mm. van haren oorsprong verdeelt zich de ca- rotis externa gelijktijdig in 4 takken. d. art. auricularis posterior, welke in de spieren achter den meatus auditorius externus eindigt. b. art. lingualis, welke, na de art. laryngea superior te är vb hebben afgegeven, als een vrij stevig vat langs den buitenrand van het tongbeen naar voren loopt en zich in den hoek van de onderkaak met de art. lingualis van de andere zijde ver- eenigt. Gedurende haar verloop geeft zij talrijke kleine tak- jes aan het benedengedeelte van de mondholte. ce. art. pharyngea ascendens, een fijn dun takje; loopt in de spieren van het verhemelte uit. d, art. maxillaris interna; de stevigste van de genoemde 4 takken der carotis externa. Zij verdeelt zich spoedig in 2 na- genoeg gelijk dikke vaten, de art. infraorbitalis en art. pa- latina, De eerstgenoemde loopt achter het os quadratum naar het benedenste gedeelte van de oogholte en staat door eenige fijne takjes met het rete mirabile ophthalmicum in verband. De art. palatina verspreidt zich in de spieren van het gehemelte, terwijl een harer takken, art. alveolaris, tot aan de punt van den snavel loopt. B. De carotis interna verdeelt zich 6 mm. van haren oor- sprong, nabij de opening van de canalis caroticus in de ei- genlijke carotis cerebralis en de art. ophthalmica. a. De carotis cerebralis loopt door de canalis caroticus in de schedelholte, staat achter de sella turcica door een ra- mus communicans met die van de andere zijde in verbinding en verdeelt zich eindelijk in verscheidene takken, van welke de rami corporis callosi en rami cerebelli zich in de herse- nen verspreiden, een fijne tak door het foramen opticum zich naar de achterzijde van den bulbus oculi wendt, ter- wijl een derde eindelijk door het foramen olfactorium loopt en zich met de art. ethmoidalis vereenigt. b. De art. ophthalmica loopt, slechts door eene dunne beenplaat bedekt, rondom den achter- en bovenrand van den meatus auditorius externus en achter den processus orbi- talis posterior de oogholte in. Hier vormt zij een zeer aan- zienlijk rete mirabile ophthalmicum, waaruit de volgende vaten hunnen oorsprong nemen. do aa. art. ethmoidalis ; stijgt langs den margo orbitalis omhoosr, vereenigt zich met den ramus olfactorius derart. carotis ce- rebralis en eindigt in de neusholte. bb. ramus ophthalmicus; loopt aan de achterzijde van den bulbus oculi, omgeeft den nervus opticus met een net van fijne vaatjes en vormt hier het rete mirabile pectinis , waaruit fijne takjes door de spleet der sclerotica in de kam van het oog komen. Bovendien ontspringen uit dit wondernet nog verscheidene rami ciliares. 2. De arteria subclavia sinistra is zeer kort, naauwe- lijks 1 mm. lang en verdeelt zich in de art. axillaris, art. thoracica externa en interna. IL. De art. subclavia dextra is natuurlijk veel langer, omtrent 10 mm. lang, en geeft, alvorens zich in voormelde 3 takken te splitsen, nog de arteria vertebralis dextra af, welker verloop hetzelfde is als die der art. vertebralis sinistra, _ A. De art. thoracica interna, de kleinste der voormelde 3 takken, geeft nabij haren oorsprong eenen naar beneden loo- penden ramus costalis af, en eindigt in den musc. coraco- brachialis inferior (pectoralis tertius auct.) en musc, coraco- brachialis superior. B. De art. thoracica externa, een stevig maar slechts 2 mm. lang vat, verdeelt zich in eenen ramus superior en inferior, die in de borstspieren uitloopen. C. De art. axillaris loopt, na de art. subscapularis te heb- ben afgegeven, als art. brachialis langs de binnenzijde van den opperarm, aan den binnenrand van den musc. biceps, be- neden, en verdeelt zich even boven het ellebooggewricht in de art. radialis en art. ulnaris. a. art. radialis; de dunnere tak loopt langs het spaak- been naar beneden en eindigt, alvorens den carpus te heb- ben bereikt. Uit haar ontspringt de art. interossea, wel- ke zich in verscheidene takjes verdeelt, die tot aan het hand- - 958 gewricht uitloopen. Buitendien ontspringen uit de art. ra- dialis nog kleine vaatjes voor de vleugelhuid. b. art. ulnaris; loopt, na eenen ramus recurrens aan den elleboog te hebben afgegeven, langs de ulna benedenwaarts en verdeelt zich aan het handgewricht in eenen ramus radia- lis en ramus ulnaris. De eerstgenoemde gaat, na eenen ramus. pollicaris aan den duim te hebben afgegeven, langs den voor- sten rand van de hand tot aan de punt van den tweeden vinger- en vereenigt zich hier met den ramus ulnaris. Deze loopt daarentegen langs den achterrand van den carpus naar be- beneden en voorziet elke der groote slagpennen van een klein vaatje. III. De aorta descendens, zijnde aan haar- oorsprong om= trent 2 mm. dik, geeft, behalve eenige kleine rami oeso- phagei, de volgende grootere slagaders af. A. art. coeliaca; ontspringt voor den zesden ruggewervel uit den voorwand der aorta en verdeelt zich tusschen voor- maag en milt in een regter en linker tak, art. ventriculi dextra en art. ventriculi sinistra. a. art. ventriculi sinistra; geeft eenen tak aan de voormaag, loopt in de sleuf tusschen deze en de eigenlijke maag naar voren en verdeelt zich eindelijk in verscheidene kleine vaatjes, die in de maagspieren uitloopen. b. art. ventriculi dextra; geeft vooreerst eenige takjes aan den regter leverkwab en de milt en loopt alsdan als art. pan- creatico-duodenalis tot in de lis van het duodenum en het pancreas. B. art. mesenterica superior; neemt haren oorprong zeer nabij de art. coeliaca en voorziet het grootste gedeelte van het darmkanaal van takken. C. arteriae renales (superiores en inferiores); ontspringen aan weêrskanten van de aorta en verspreiden zich in de nieren. D. arteriae iliacae: ontspringen in de lendenstreek, evenwel dod aan weerskanten van de aorta. Elke van haar verdeelt zich nog binnen de buikholte in de art. epigastrica en art. eruralis. De eerstgenoemde loopt in despieren van den buik en het bekken uit, de art. eruralis daarentegen gaat achter de laatste rib naar buiten en vertakt zich in de spieren van de dij. E. arteriae ischiadicae; zijn de aanzienlijkste takken der aorta. Elke van haar gaat, na een klein takje aan de nieren te hebben gegeven, tegelijk met den nervus ischiadicus door het foramen ischiadieum en aan de achterzijde van het dij- been, tusschen deszelfs buigspieren naar beneden. Gedurende haren loop geeft zij kleine vaatjes aan de omliggende spieren en verdeelt zich achter het kniegewricht in de art. tibialis antica en art. tibialis postica. Van een rete mirabile tibiale heb ik echter niets kunnen opmerken. a. art. tibialis antica; dringt dadelijk tusschen het boven- einde der tibia en fibula door het lig. interosseum heen, loopt langs de voorvlakte van genoemde beenderen naar be- neden tusschen de spieren , waaraan zij takken afgeeft en gaat eindelijk op de voorzijde van den tarsus tof aan de teenen , die zij van takken voorziet. b. art. tibialis postica ; daalt langs de achterzijde van de tibia, tusschen de spieren in, naar beneden en verliest zich in het gewricht van den tarsus. Behalve verscheidene kleine vaatjes geeft zij nog eenen vrij aanzienlijken ramus peronaeus af. F. De arteria sacra media, eigenlijk de verlenging der aorta descendens, loopt regt naar beneden tot aan het stuit- been en van daar, onder de benaming van art. coceygea, tot aan den laatsten staartbeenwervel. Uit haar ontspringen de art. mesenterica posterior en twee zijdelingsche art. sacrales laterales. Evenwel waren deze vaatjes in de door mij on- derzochte vogels niet goed opgevuld geworden en was ik dus buiten staat, hunnen loop naauwkeurig na te gaan, [ele] aap) CE VERKLARING DER PLAAT. 4. Arteria carotis communis. a. w _vertebralis. b. mp cervicalis ascendens. c. # _transversa scapulae. d. w ecarotis sinistra. e. „interna sinistra. eo „ __ ezterna sinistra. g. w occipitalis. h. w __auricularis posterior. ë. a __ophthalmica. k. mn ramus cerebralts arter. curot. intern 1. _« _infraorbitalis. m. v _palatina. n. wu _lingualis. o. mp __oesophagea descendens CATALOGUE OF THE HOMOPTEROUS INSECTS COLLECTED AT SARAWAK, BORNEO, BY ME, A. R. WALLACE, WITH DESCRIP- TIONS OP NEW SPECIES, BY FRANCIS WALKER. [Read January 20th 1857] Ord. CICADINA Burmeister. Fam. STRIDULANTIA Burm. Gen. PrATYPLEURA Amgyot el Serv. . Platypleura semilucida Valk. Gen. Tacva Amyot et Serv. „ Tacua speciosa Jlliger (Tettigonia). Inhabits also Hindostan. Gen. Durpugia Amyot et Serv. „ Dundubia immacula Walk. Cat. Homopt. pt. 1. 50. Inhabits also Tenasserim. „ Du dubia phaeophila Walk. Cat. Homopt, pt. 1. 52. Inhabits also Corea. „ Dundubia Thalia Walk. Homopt. pt. 1. 72. „ Dundubia intemerata Walk. 1. DUNDUBIA DECEM, n. s., foem. Ferrugineo-lutea lata, mesothoracis seuto viridi, scutello fasciu lata interrupta nigricante, abdominis segmentis nigro marginatis, tibiis supra tarsisque nigris, alis vitreis; anticarum areolis margina- libus fuscescente vittatis, venis viridibus nigro variis, venis transversis apice venulisque transversis nigricante maculatis. (1) Overgenomen uit: Journal of the Proceedings of the Linnean Society. Vol. I. Zoöl. No 4. DL. KES: es, eed pn 962 Female. Werruginous luteous, broad. Sentum of the mesothorax green; seutel- lum with a broad diffuse blackish band eonsisting of four parts, and with the apical ridges partly black. Hind borders of the abdominalsegments, tibiae above and tarsi black. Wings vitreous. Fore wings with an indistinct pale brown streak on each marginal areolet; veins green, partly black; transverse veinlets and tips of the marginal veins clouded with blackish-brown. Length of the body 18 lines; of the wings 58 lines. 8. DUNDUBIA DUARUM u. S., mas. Fulva, capite vittis tribus angulosis fas- ciaque antica prothorae: vittis quatuor mesvthioracis seuto vittis duabus seu- telloque vittis quinque nigris, tympanis abdominis apicem attingentibus apices versus nigris, abdominis segmentis testaceo aut viridi marginatis, pedibus ni- gro variis, alis vitreis, anticarum venis nigris ex parte rufescentibus, venulis transversis la et 2a nigrieante maeculatis. Male. Tawny. Head above with three angular black stripes, and in front with a black band. Prothorax with four black stripes, which are dilated in front. Scutum of the mesothorax green, with a black stripe on each side; scutellum with five black stripes, the inner pair interrupted, the outer pair broad. Opercula green; drums black towards the tips and along the inner border, extending to the tip of the abdomen. Legs testaceous, femora and tibiae striped with black; tarsi black ; hind tarsi testaceous. Wings vitreous. Fore wings green at the base; veins black, reddish along the costa and towards the base; 1st and 2nd transverse veinlets clouded with blackish-brown. Length of the body 15 lines, of the wings 46 lines. Gen. FrpiciNa Jmgyot et Serv. 9. Fidieina Aquila Walk. Cat. Homopt. pt. 1. 84, Inhabits also Corea. Gen. Hvurecuvs, Amgot et Serv, 10. Hueeliys spendidula Zubr. Syst. RAynech. 42. 49. Imhabits also Hindostan and Java. 11. Hurcuys FACIALIS, n. s., mas. Afra, fronte facie mesothoracisque maculis duabus testaceis, pectoris maculis duabus et segmentorum abdominalium mar- ginibus rufis, alís anticis fuscis, posticis subeinereis. Male. Deep black, shining. Front and face testaceous. Seutellum of the mesothorax with a very large testaceous spot on cach side. Pectus with a red spot on each side. Hind borders of the abdominal segments red. Fore wings brown. Hind wings slightly greyish. Length of the body 9 lines; of the wings 22 lines. Fam. FULGORINA Burm, Subfam. FULGORELLAR Spinold. Frib, Furcorrres Spinola. Subtrib. FuLGOROIDES Spinola. Gen. Hortius Amyot et Serv. 12. Hotinus sultana WAite, Proc. Zool. Soe, Lond. 1847, 83; Anx. Nat. Hist. xx. 204. 13, Horinus INTRICATUS, n, s., mas. Ferrugineus, rostro ascendente albo punc- tato apice luteo corpore vix breviore, abdomíne nigro segmentorum marginibus viridibus, tibüs tarsisque nigris, alis anticis viridi-venosis fasciis interioribus testaceis, maculis exterioribus luteis, posticis lacte ecyaneco-viridibus, margine latissimo purpurascente nigro. Male, Ferruginous. Rostrun slightly curved and ascending, sprinkled with white feeks, rounded and luteous at the tip, a little shorter than the body. Abdomen black; hind borders of the segments green. Tibiae and tarsi black. Fore wings black, with three testaceous interior bands, and with twelve ex- teiror luteous spots; Srd band interrupted; veins green, brighter on the in- terior part than on the exterior part, where they are differently arranged. Hind wings bright bluish-green, with very broad purplish-black borders. Length of the body without the rostrum 11 lines; of the wings 33 lines. This species is closely allied to M. maeulatus Oliv., but in the latter species the rostrum is wholly black and more slender at the tip; the fore wings have green spots and no bands, and the blue part of the hind wings extends more towards the bordors in front and less so hindward. 14. HorINDvs CULTELLATUS, n. s., mas. Paliide viridis, rostro compresso subas- cendente eorporis fere longitudine, abdomine testaceo, alis anticis guttis non- nulis testaceis fusco marginatis, posticis luteis. Male. Pale green. Rostrum compressed, keeled, hardly ascending, acumimated at the tip, testaceous above, a little shorter than the body. Abdomen and legs testacecous. Fore wings with a few testaceous brown-bordered dots of various size. Hind wings luteous. Length of the body without the rostrum S lines; of the wings 28 lines, Subtrib, LysTROIDES, Spinola. Gen. APHAENA, Guérin. 15. Aphaena scutellaris WAte, Ann. Nat. Hist. xviì, 830. 16, Aphaena Saundersii WWAite, 364 17. Aphaena basirufa Walk. Cat, Homopt. pt. 2. 218. It differs slightly from the three Silhet specimens in the British Museum, which are exactly alike. 18. APHAENA SATURATA, n. S., mas. Nigra, thoracis lateribus ferugincis, alis anticis viridi-nigris e linea transversa arcuata lutescente in arcas duas divisis, area interiore longiore semicirculis rufescentibus ornata, exteriore subrotunda creberrime luteo-venosis, posticis linea recta divisis, marginis interioris dimidio basalí flavo plagiato. Male. Black. Ferruginous piceous, black beneath. Wings greenish-black, divided into two areas by a transverse line, which is eurved and pale luteous in the fore wings, straight and rather darker in the hind wings ; interior arca longer than the other one, adorned in the fore wings with various little lu- teous half-ringlets which are accompanied by dots, in the hind wings with partly green veins, and with a yellow patch towards the base of the interi- or border; exterior area nearly round, most thickly erowded with Tuteous veins; a glaucous bloom covering the interior area on the under side, and forming a semicircle on the exterior one. Length of the body 11 lines; of the wings 80 lines. This species and A. rosea Guér., are closely allied in structure and ín the disposition of the colours, and are distinguished from the two preceding species by their much more ample wings. 19. APHAENA VERIS-AMOR, n. 8., mas et foem. Nigra, facie pedibusque ferru- gineis, abdomine rufo, alis anticis saturate et laetissime viridibus, eosta li- nea arcuata exteriore maculaque basali flavis, subtus tomento albo variis, pos- ticis niveis apice fulvis. Male and Female. Black. Face and legs ferruginous. Abdomen red. Fore wings intensely grass-green, with the costa, a basal spot, a few dots in the disk , and an exterior curved transverse line yellow; tips tawny ; under side with various marks of white tomentum, which also appears on the costa above at the base. Hind wings snow-white, with tawny tips. Length of the body 11 lines; of the wings 26 lines. This species has narrow fore wings like 4. scutellaris, but belongs to a dis- tinct group. 90. APHAENA UNIFORMIS, 0. S., foem. Fusca, capite thorace antico pedibusque fulvis, alis fulvo venosis, anticis basi nigris fascia contigua flava. vemale. Brown. Head, fore part ofthe thorax and legs tawny. Abdominal seg= ments with red borders. Wings with tawny veins. Fore wings narrow, black at the base, near which there is a yellow band. Length of the body 8 lines; of the wings 22 lines. This species will form a fourth group in the genus. The veins of the fore wings have the same structure over the whole surface. 865 Subtrib. Drierrormorompes Spinola. Gen. DicryoPHORA Germar. 21. Dietyophora speilinea, Walk. 22. DICTYOPHORA SPEICARINA, nm. S., mas. Testacea, capite thoraceque viridi carinatis, capite lanceolato tricarinato subascendente apice fusco, thorace septem-carinato, tibiis tarsisque rufis, alis hyalinis venis fulvis apice fusco nebulosis, stigmate fulvo. Male. Testaceous. Head and thorax with green keels, Head lanceolate, very slightly ascending, with three ridges, brown at the tip, as long as the breadth of the thorax. Thorax with seven ridges, three dorsal and four lateral. Tibiae and tarsi red. Wings hyaline; veins and stigma tawny; apical trans- verse veinlets elouded with brown. Length of the body 5 lines; of the wings 12 lines. Gen. LEUSABA, n. g. Dictyophorae affinis. Caput arcuatum, breve, vertice marginato, fronte plana longi-subquadrata antice latiore, facie lanceolata fronte paullo breviore. Pro- thorax marginatus, valde arcuatus, margine postico excavato et intus angu- lato. Mesothorax tricarinatus. Pedes longi. le anticae extuslatiores , a- reolis basalibus longissimis, disealibus et marginalibus brevioribus, venis mar- ginalibus nonnullis fureatis, venulis transversis costalibus et submarginalibus nullis. Allied to Dictyophora. Head short, arched; vertex with an elevated border, about four times broader than long; front smooth, subquadrate, much lon- ger than broad, slighty widening in front, with two indistinct furrows wich converge forwards; face lanceolate, a little shorter than the front. Protho- rax much arched, with an elevated border, excavated and much arched on the hind side. Mesothorax whit three keels. Legs long. Fore wings widening towards the tips; five basal areolets very long; six discal arcolets a little longer than the marginal areolets, the latter numerous, and four of them forked ; no transverse costal or submarginal veinlets. 23. LEUSABA MARGINALIS. n. S., mas. Viridis, capitis thoracisque marginibus et carinis ex maxima parte testaeeis, thorace guttis nonnullis nigro-fuscis, alis hyalinis, anticis apud marginem exteriorem fuscis, venis nigris basi fulvis, stigmate fusco, Male. Green. Borders and keels of the head and of the thorax for the most part testaceous. Thorax with a few blackish-brown dots. Wings hyaline. Fore wings brown along the exterior border; veins black, tawny towards the base; stigma brown, Length of the body 5 line; of the wings 14 lines, 9 id 966 Gen. IsPoRIsA, n. o o' Leusabae afinis. Caput breve, valde arcuatum, vertiee postice excavato et mar- ginato, fronte facieque marginatis et medio earinatis, fronte subquadrata antice latiore, facie trigona. Z4orax brevis. Prothoraa et mesothorax tri- carinati , carinis lateralibus valde obliquis. A/ae anticae angustae , areolis basalibus longissimis, discalibus et marginalibus brevioribus, venis marginalibus simplici- bus, venulis transversis costalibus nonnullis exterioribus , submarginalibus nullis. Aied to ZLeusaba. Head short, much arched; vertex with three angles in front; bind part excavated, and with an elevated border ; front and face with elevated borders and with a middle keel; front subquadrate, a little longer than broad, slightly widening in front, its sides imdistinctly concave; face triangular, a little broader and longer than the front. Thorax short. Prothorax and mesothorax with three keels, the lateral pair very oblique. Wings narrow, Fore wings with the five basal areolets very long; six discal areolets hardìy longer than the marginal areolets, which are rather more numerous; all the latter are simple, and form a continuous row with the few very oblique exterior costal veinlets; no submarginal veinlets. 4. IsPORISA APICALIS, n. s., foem. Viridis, capite thorace pectoreque nigro maculatis, abdomine nigro, segmentorum marginibus postieis viridibus, pedibus nigro notatis, alis subluridis, antieis apice fuscis, venis nigris basi fulvis, stigmate nullo. Female. Green. Head with three black spots in front of the vertex; front aud face with reddish borders, each with two black spots. Prothorax and mesothorax with a black dot on each side. Pectus with black spots. Abdomen black; bind borders of the segments green. Legs marked with black. Wings slightly lurid. Fore wings with brown tips; veins black, tawny towards the base, no stigma. Lengt of the body 3 lines; of the wings S lines. Gen. ErorA, n. Oo te) Dictyophorae affinis. Caput tricarinatum, supra transversum; vertex conícus; frons longissima, linearis; facies brevior, lanceolata, Prothoraz quadriearinatus, valde arcuatus. Mesothoraa tricarinatus. Pedes longiusculi. dlae anticae sat angustae, areolis basalibus longissimis, longitudinis bis trienten oeeupantibus, disealibus et marginalibus subaequalibus, venulis transversis eostalibus obliquis parallelis, submarginalibus nullis. Allied to Dictyophora. Head with three keels, transverse above; vertex eonical ; front very long, with parallel sides; face lanceolate, much shorter than the front. Prothorax much arched, with four keels. Mesothorax with three keels, Legs rather long, Fore wings rather narrow; basal areolets as long as two-thirds of the length of the wing; marginal areolets a little longer than the discal areolets, all of them simple; transverse costal veinlets oblique, parallel except towards the tip. 967 25. EporA SUBTILIS, n. s., mas et foem. Viridis (mas) aut testacea (foem.), alis hyalinis, veuis viridibus, stigmate nullo. Male. and Female. Green (male) or testaceous (female). Wings hyaline; veins green ; no stigma. Length of the body 22-—8 lines; of the wings 6—7 lines. Gen. DARApax Walk. 26. DarApAx ACRIS, mn. s., mas. Viridis, mesothorace tricarinato, abdomine albo-tomentoso, alis anticis fuscescente marginatis, posticis albis. Male. Green. Head much longer than broad; vertex and front lanceolate, with a keel in the middle and one on each side. Mesothorax with 3 keels. Abdomen with whitish tomentum. Fore wings with brownish borders. Hind wings white. Length of the body 8 lines; of the wings % lines. Subtrib. Crxrorpes. Gen. Crxrus Latr. 21. Cixius pustulatus, Walkg 28. CIXIUS FERREUS,n. s., mas. C. efferato valde affinis. Ferrugineus, fronte. facieque subcarinatis, pedibus fulvis, alis subeinercis, antieis macula, discali interiore guttaque costali exteriore fuscis, venis fulvis. Male. Very nearly allied to C. efferatus. Ferruginous. Head convex between the eyes, front and face with a slight middle keel ; front much broader thaán long; face lanceolate, much longer than the front. Abdomen with the apical appen- 3 dages much developed. Legs tawny. Wings slightly ereyish. Fore wings slightly greyish , with a brown spoth in the disk before the middle, and with a brown dot on the costa near the tip; veins tawny. Length of the body 82 lines ; of the wings 7 lines. 29. Crxius pIFFINIs, n. s. Fuscus, subtus testaceous , fronte perangusta, thorace vitta dorsali fusiformi interlineata straminea, pedibus testaceis, alis fuscis, anticis fasciis duabus interruptis guttisque nonnullis pallide viridibus. Brown, testacous beneath. Head narrow; vertex slightly concave; front very long and narrow, with three keels. Thorax with a fusiform straweoloured dorsal stripe, divided longitudinally by a brown line. Legs testacous. Wings brown. Fore wings with two pale green bands, and with afew pale green dots, of wlich the largest ison thecosta nearthetip; Ist band quite interrupted; 2nd slightly interrupted. Length of the body 834 lines; of the wings 7 lines. 30. Cixtus GUTTIFER, mn. s., foem. Testaceus, capite supra subquadrato subtus laneeolato, peetore guttis duabus anticis lateralibus nigris, alis antieis pallide testaceis subhyalinis nigro triguttatis, venis testaceis, posticis cinereis, venis uigricantibus, 68 Female. Testaccous. Mead with elevated borders; vertex subquadrate; front and face with a middle keel; front full thrice longer than broad, slightly imere- asing in breadth towards the face, which is lauceolate and shorter than the front. Peetus with a black dot on each side in front. Fore wings pale testa- ceous, nearly hyaline, with a slightly darker spot near the tip of the costa, and with three black dots which form a curved line in the disk; veins tes- taceous. Hind wings grey with black veins. Length of the body 3 lines; of the wings % lines. . Crxtus zquus, n. s. , mas. Testaceus rufo varius, albido tomentosus, capite toto valde angusto lateribus valde elevatis , alis cinereis, anticarum venulis trans- versis costalibus duabus, exterioribus paucis. Male. Testaceous , with some red marks, slightly covered with wlitish tomentum. 32. Vertex, front and face very narrow ; their borders much elevated. Wings greyish, with two oblique costal veinlets, and with a few discal exterior veinlets. Length of the body 2-23 lines; of the wings 6-7 lines. Cixrus PERPLEXUS, n. s., mas. Niger, capitis lateribus elevatis carinaque testaceis, fronte testaceo conspersa, vertiee perangnsto, abdominis segmentis testaceo marginatis, pedibus testaceis, alis anticis cervinis fusco comspersis , costa margineque interiore pallidioribus guttis nigro-fuscis magis determinatis, posticis nigricantibus. Male. Black. Head with testaceous elevated borders: vertex very narrow; front and La face forming an elongated fusiform compartment with a testaceous keel and testaceous marks. Hind borders of the abdomiual segments and legs testaceous. Fore wings fawn colour, sprinkled with brown, paler towards the tips; costa and interior border pale testaceous, with blackishbrown dots, Hind wings blac- kish. Length of the body 2 lines; of the wings 5 lines, 83. Cixrus INCLINATUS, n. S., mas. Niger, capitislateribus elevatis carinaque testaceis, vertice perangusto, frontis lateribus nigro punctatis, abdominis segmentis testaceo marginatis, pedibus testaceis , alis anticis testaceis fusco conspersis et nebulosis, stigmate obscuriore , posticis cinereis. Male. Black; like the preceding species in structure. Borders of the head and middle keel testaceous; borders of the front with minute black dots. Borders of the abdominal segments and legs testaceous. Fore wings testaceous, sprinkled and clouded with brown; stigma darker. Hind wings grey. Length of the body 1ë line; of the wings 85 lines. 84. CixrussimPLEx, n. s., mas. Niger, carinis pedibusque piceis, thorace tricarinato', abdomine snbtus testaceo, apice albo dense floccoso, lais ecinereo vuttepieus Walk; Dl: SEK pe8 7d »_vtorpidus- Walks, DI XIX'p. 817. Eurybrachys conserta Walk., Dl. XIX p. 377. „on wvetusta Walks; Di, GACEX vpt 29 dige „ __intercepta Walk., DL. XIX p. 878. surrecta Walk., Dl. XIX p. 578. Flatoides veterator Walk., Dl. XIX p. 368. A posterus Walk., Dl. XIX p. 879. 5 limitaris Walk., Dl. XIX p. 879. „ ___stupidus Walk, Dl. XIX p. 879. Rieania osmyloides Walk,, Dl. XIX p. 579. 5 subacta Walk., Dl. XIX p. 879. Benna canesceus Walk., Dl. XIX p. 879, „ ___elarescens Walk., Dl. XIX p. 880. 5 praestans Walk., Dl. XIX p. 880, 47 Serida latens Walk., Dl. XIX p. 380. ke fervens Walk., Dl. XIX p. 380. Paricana dilätipennis Walk., Dl: XIX p. 881. Niserte submentiens Walk., Dl. XIX p. 881. S flammula Walk., Dl. XIX p. 881. „ __fervens Walk., Dl. XIX p. 381. Eucarpia univitta Walk., Dl. SIX p. 382. __Rhotana latipennis Walk., Dl. XIX p. 582. Pochazia convergens Walk., Dl. XIX p. 883. Nephesa grata Walk., Dl. XIX p. 583. „ _ guttularis Walk., Dl. XIX p. 383. „ __volens Walk., Dl. XIX p. 385. ne tutea WalkgrDl IK p-,:988. „ ___ deducta Walk., Dl. XIX p. 883. tripars Walk., Dl. XIX p. 383. lotr rorida Walk., Dl. XIX p. 384. „ __ deplana Walk., Dl. XIX p. 284. Ficarasa pallida Walk., Dl. XIX p. 385. Eupilis hebes Walk., Dl, XIX p. 885. Centrotus subsimilis Walk., Dl. XIX p. 385. Dn limbatus Walk., Dl XIX p. 586. „ __ densus Walk., Dl. XIX p. 886. » _ latimargo Walk., Dl. XIX p. 386. „ __ varipes Walk., Dl. XIX p. 387. » ___ icadiformis Walk., Dl. XIX p. 886. consocius Walk., Dl. XIX p. 886. Mone metuenda Walk., Dl. XIX p. 887. Cercopis semipardalis Walk,, Dl. XIX p. 388. ee delineata Walk., Dl. XIX p. 588. ie semirosea Walk., Dl. XIX p. 888. E undulifera Walk., Dl. XIX p. 388. „ ___subdolens Walk., Dl. XIX p. 588. Ptyelus ineffectus Walk., Dl. XIX p. 888. Amarusa picea Walk., Dl. XIX p. 589. Ct ú AR Perinoia exclamans Walk., Dl. XIX p. 389. signifera Walk., Dl. XIX p. 889. „ __ expressa Walk:, Dl. XIX p. 890. Tettigonia elongata Walk., Dl. XIX p. 890. lineolata Walk., Dl, XIX p. 390. angularis Walk., Dl. XIX p. 890. invadens Walk., Dl. XIX p. 391. scitipennis Walk.,Dl. XIX p. 391. lepidipennis Walk., Dl. XIX p. 391. eburnea Walk., Dl, XIX p. 391. signifera Walk., Dl. XIX p. 391. polita Walk., Dl XIX p. 391. glabra Walk., Dl XIX p. 692. inelinans Walk., Dl. XIX p. 592, diffieilis Walk,, Dl. XIX p. 392. AE tuberculifrons Walk., Dl. XIX p. 992. dilatuifrons Walk., Dl. p. XIX 892. tenuifrons Walk., Dl. XIX p. 898. longifrons Walk., DL XIX p. 895. conicifrons Walk., Dl. XIX p. 393. planifrons Walk., Dl XIX p. 398. arcuatifrons Walk., Dl. XIX p. 394. ranifrons Walk., Dl. XIX p. 394. obtusifrons Walk., Dl. XIX p. 894. truncatifrons Walk., Dl. XIX p. 394. nietes obligua Walk., DI. XIX p. 895. Isaca bipars Walk., Dl. XIX p. 895. Acocephalus discigutta Walk,, Dl. XIX p. 396. Coelidia dirigens Walk., Dl. XIX p. 596. pardalis Walk., Dl XIX p. 896. albisigna Walk., Dl. XIX p. 896. „ _ capraria Walk., Dl. XIX p. 696. Bythoscopus testacuis Walk., Dl. XIX p. 397, Lid ) 7) » 473 Bythoscopus metallicus Walk., Dl. XIX p. 397. ES lateralis Walk., Dl. XIX p. 397. „ cephalotes Walk, Dl, XIX p. 397. 8 biarcuatus Walk., Dl. XIX p. 398. „__ laetisigna Walk., Dl. XIX p. 398. „ ___nigrilinea Walk, Dl. XIX p. 398. „ _ ignicans Walk, Dl. XIX p. 598. PISCES. Holocentrum binotatum QG., Dl. XV p. 207. Heterophthalmus kaätoptron Blkr, Dl. XVI p. 253- „ __ palpebratus Blkr, Dl. XVI p. 253. Cirrhitichthys oxyrhynchos Blkr, Dl. XV p. 205. Serranus Waandersi Blkr, Dl. XVII p. 152. Mesoprion rangus CV., DL. XVII p. 154. Dentex balinensis Blkr., Dl. XVII p. 155. „ __sumbawensis Blkr, Dl, XIX p. Apogon Noordzieki Blkr, Dl. XIX p. 336. Ambassis Kopsi Blkr, XV p. 253. Sillago malabarica CV, DL XVII p. 157. me eatd OE DECANTIE D. 161. „ __ Japonica T. Schl, Dl. XVII p. 163. „__ chondropus Blkr, Dl. XVII p. 166. „ _ macrolepis Blkr, Dl. XVII p. 146. Holacanthus pseudannularis Blkr, D). XV p. 169. Osphromenus Deissneri Blkr, Dl. XVIII p. 376. Acanthurus goramensis Blkr, Dl. XV p. 208. Mugil oligolepis Blkr == Mugil macrolepis Blkr, Dl XVI p. 275. » _ vaigiensis QG. == Mugil melanochir K. v. H., DI. XVI p. 276. DE RLS ERS 474 Mugil Rossi Blkr, Dl. XVI p. 276. ‚„ _ parmatus Cant., Dl. XVI p, 276. „ __sundanensis Blkr = Mugil brachysoma Blkr, Dl. XVI p. 276. „ _ eeramensis Blkr, Dl. XVI p. 277. „ _ Valenciennesii Blkr, Dl. XVI p. 277. „ _ Froscheliiù Blkr, Dl. XVI p. 277. „ _eephalotus Cant., an et CV?, Dl. XVI p. 277. „Engel: Blkr, DL XVIp. BA „ _ecunnesius Blkr, an et CV? Dl. XVI p. 278. „ __bontah Blkr, Dl XVI p. 278. „ __ labiosus CV., Dl. XVI p. 278. „_ borneënsis Blkr = Mugil adustus Blkr, Dl. XVI p. 278. „ _ coeruleomaculatus Lac, Dl. XVI p. 279. „ _ borbonieus Cant., an et CV?, DL XVI p. 279, XVIII p. 375. „ _ Ophuyseniüi Blkr, Dl. XVI p. 279. „ _Dpeigleri Blkr, Dl. XVI p. 279. „ _axillaris CV?, DL XVI p. 280. „ _ macrocheilos Blkr, Dl. XVI p. 280. „ _ heterocheilos Blkr, Dl. XVI p. 280. Pseudoplesiops typus Blkr, Dl. XVI p. 280. Glyphisodon leucozona Blkr, Dl. XIX p. 398. „ __xanthonotus Blkr, Dl. XVIII p. 975. Crenilabrus leucozona Blkr, Dl. XV p. 238, Tautoga leucomos Blkr, Dl. XV p. 239. Anampses coeruleopunctatus Rüpp., Dl. XIX p. 842. Julis (Julis) Girardi Blkr, Dl. XVII p. 168. „ ( _„ ) quadricolor Less, Dl. XIX p. 339. Novacula tetrazona Blkr, Dl XVII p. 169. Gobius notacanthus Blkr, Dl. XV p. 210. stethophthalmus Blkr, Dl XV p. 236. D/ 475 Eleotriodes Helsdingenii Blkr, Dl. XV p. 212. Callionymus goramensis Blkr, Dl. XV p. 214. Petroskirtes kallosoma Blkr, Dl. XV p. 227. „ _Heyligeri Blkr, Dl. XVI p. 840. Tripterygion trigloides Blkr, Dl. XV p. 2384. Salarias tetradactylus Blkr, DL XV p. 228. „ decussatus Blkr, Dl XV p. 250. „ bilitonensis Blkr, Dl. XV p. 231. „ Hendriksi Blkr, Dl. XV p. 283. „_epalzeocheilos Blkr, Dl XIX p. 844. „ Schultzei Blkr, Dl XIX p. 345. Antennarius urophthalmus Blkr, DL XV p. 287. „ tuberosus Blkr, Dl. XV p. 463. Micronema phalaeronotus Blkr, Dl. XVI p. 386. Systomus Waandersi Blkr, DL XVI p. 358. Cobitis Art. Blkr., Dl. XVI p. 803. Lepidoeephalus Blkr, Dl. XVI p. 803. Acanthopsis v. Hass., Dl. XVI p. 308. Acanthophthalmus v. Hass., Dl. XVI p. 804. Cobitichthys Blkr, Dl. XVI p. 804. Hymenophysa McCl., DL XVI p. 503. Hemiramphus balinensis Blkr, Dl. XVII p. 170. Engraulis Zollingeri Bìkr, Dl. XVII p. 172. Muraena chlorostigma Blkr, Dl. XV p. 160. » __ Javanica Blkr, Dl. XIX p. 347. „ __ pardalis T. Schl., Dl. XVI p. 205. „ __ _xanthospilos Blkr, Dl. XIX p. 348. „ _Brummeri Blkr, Dl, XVII p. 187. Uropterygius xanthopterus Blkr, Dl. XIX p. 850. Sphagebranchus polyophthalmus Kp = Dalophis polyophthal- mus Blkr, Dl. XVI p. 211. Oxybeles gracilis Blkr — Fierasfer gracilis Blkr, Dl. XV p. 163. Monacanthus penicilligerus Cuv., DL XVII p. 178. 416 Doryramphus melanopleura Blkr = Syngnathus melanopleu- ra Blkr, Dl. XV p. 465. Syngnathus Anderson: Blkr, Dl XV p. 465. „ __ tetrophthalmus Blkr, Dl, XV p. 467. REPTILIA. Hemidactylus Ludekingi Blkr, Dl. XVI p. 27. „ platurus Blkr, Dl. XVI p. 81. „ Meyeri Blkr, Dl. XVI p. 47. Lyeodon ophiteoides Blkr, Dl. XVI p. 436. Ablabes baliodeiroides Blkr, Dl. XVI p. 359. Enicognathus javanicus Blkr, Dl XVI p. 437. Gonyosoma Jansen Blkr, Dl. XVI p. 242. Homalopsis buccatus Fitz., Dl. XVI p. 811. Aipysurus margaritophorus Blkr, DL XVI p, 49. Bufo gymnauchen Blkr, Dl XVI p. 46. Epicrium monochrous Blkr, Dl. NVI p. 188. AVES. Phlyetolophus galerita, XVII p. 561. Trichoglossus cyanogrammus Wagl., Dl. XVIII p. 360. Cracticus varius Gm., Dl XVII p. 361. Phonygama viridis L., Dl. XVII p. 361. Paradisea apoda L., Dl XVII p. 377. Casuarius galeatus Vieill., Dl, XVII p. 364, ‚ 3 5185 00240 3499 4 f jn Ne ene PA VE6SL A WII Ten kC rl A: F > w <& u an, | es E re ANN ee  N= Ne! EEELOLnase bea Ee ®: DR) al en f en ANS LENADS Nd k ks een AD. zd CSE À à _ in - Ì S 4 Ê