! WÊÊÊÊk ,P (} Jolm Carter 6nrttm. i; ( ) •I/uk x ?8/- tot Rotterdam Bij Arnoitt I^eers ^^cJ^m^kxmper. Anno 1662 z& ' c* *+ L ro t (ft! 1 NATUURLYKE EN ZEDELYK HISTORIE D'EYLANDE DE VOOR-EYLANDEN VAN AMERIKA. FerrijlHwt Vekjchowe (Platen , die uytbeelden d'alier-aan« merkelijkftefeldfaambeden citeer in befcbreVen ^ijn. Met ecnen Caraïbaanfchen Woorden-fchat. Door D. Charles de Rochefort Voor defen (Bedienaar des H. Euangelmms in d'Ey landenvan Amerikanen tegen7&oor- digh Herder van de Kerke derFrancoyfche Tal e tot Rotterdam. Vertaalt in Nederduy tfch door H. Dullaart. K^illes na een Voorfchrift door de Schrijver overfiem tn veel vermenighvuldight. TOT ROTTERDAM, By Arnout Leers, Boek verkooper. M. D C. L X I t %•* ^efe^^^^^gfe^fo^^gfe^gg^^^gr^^^^^^^^^^^fe^e^;^^ OPDRAGHT AAN T>en Erentfeften, Hoogh- achtbaren , Wel-wjfen Heei DEN HEERE MR JOHAN VANDER M E Y D E, Tegenwoordig]? ïïrefident (Borger- meefter der Stad Rotterdam en 'Bewind-hebber der Geoilrqyeerde Öojl-Jndifche Compagnie ter Kamer aldaar* MYN HEER. E Natuurlijke en Zedelijke Hiftoric der Voor-ey landen, die onder ons bekent fijo3 onder den naam van Caraïbaanfche Ey- landen, hebbende verkregen d'algemee- ne toc-juycliing van Europa en van Ame- rika 5 dat is te feggen , van d'aller-aanmerkelijküe ge- deelten der Oude en Nieuwe Werelt; foo hebbe ik gelooft dat'er de keurlijke Lief-hebberen, en d open- % 3 bare y OPDRAGHT; barenuttigheyt aan gelegen was dat fy wierd vertaalt in onfeTale: en hoewel ik altijd hebbe gehad eene groote af-keêrigheyt tegens de flavernye^enes Ver- taalders, die fich vaftelij k moet verbinden, aan het uy t- drukkenyan eens anders gedachten, veel-eer als fijne eygene; foo hebbe ik evenwel mijne Penne gewillig in-gewikkelt om dat bedwang te lijden, in de hope d&at de genen die de Tale des Schrijvers niet verftaan,eeni- ge vergenoegingefouden verkrijgen, uyt het lefen van de rijkelijke belchrij vingen,van de fcherp-finnige aan- tey keningen, en van allede feldfaarn heden die'er in begrepen zijn ; en dat de genen van onfe Nacye die reyfen doen in Landen die ons noch niet wel bekent fijn, aangeprikkelt mochten worden, door het voor- beeld van defen getrouwen Hiftorve-fchrijver om naauw-keurighlijk by-eente verfamelen alles w'at'er ichoonft en by-fonderft is,in die plaatfen foo verre van onsaf-gelegen , om ons op hunne weder-komfte daar van t onder-rechten. Siet daar, Mijn Heer , het doel-wit dat ik my hebbe voor-geftelt in het be-arbeyden deferVertalinae-dat in dien dit voor my eene ftoutigheyt is, fuik een edel eynde te verhopen : ten minftenis hetgeenemifdaad maar eene loffelijke genegentheyt om'erna te trach- ten 5 en de fake noch onfeker fijnde , foo fal de tiid ons Jeercn , of ik reden hebbe gehad , my fuik eene geluk- kige uyt-komfte te beloven. Maar OPDRACHT. Maar ik moet voor ubekennen,mijnHeer,dat aleer ikmy totdefe onderwindingekonde begeven, ik heb- be moeten te boven klimmen twee machtige Hinder- palen , die mijn beflote voornemen eenen tamelijk lan- gen tijd in gèwichte hebben gehouden. D'eene is dat d'Eeuwe waar in wy leven,foo net enfoo verlicht lijn- de, dat d'aller-wclfprekenfte tongen , en de beft-ver- fnede Pennen, moey te genoegh hebben om haar te ge- noegen; ik altijd hebbe ge-acht darmen hare oogen eerbiedighmoeft wefen,en darmen haar nietmoeftver- toonenals het gene vol-eyndight was, en om fichnict bloot te ftellen tegenshare rechtveerdige verftootin- ge , men bevalligheden moeft hebben die in my niet te vinden zijn. D'andere , is gegrond op de klachte die- men over-al doet, dat zedertde vindinge der Lette- ren, en de vlugge voort-varentheytderDruk-perfen de voort-brenging van verfcheyde Schriften gemak- kelijk hebben gemaakt,deWerelt kucht enfteent, en fiet fich gelijk verdrukt onder den onverdraaghelij- ken laft eener oneyndighcyt van Boeken, vol van yde- le her-feggingen, onnut tothet onderhoud der Borger- lnke gemeynfehap, en dikwijls na-deelligh voor de behoudemffe des waarachtigen Geloofs , en de fuy- verheyt der Zeden- Het is waar , mijn Heer, datperfonen vanverdien- ltenen vaneene byfondere geleertheyt, diemy eeren met hunne goed- wiiligheyt , hebben getracht om defe hin- OPDRAGHT. hinder-palen wegh te nemen, enmy te verloffen van d'eene en cTandcre defer befchroomtheden. Van d'eer- fte, my vertoonende dat indien defe Vertaünge niet hadde alle de bevallighey t, alle de pracht der Tale, en alle d'andere cieraden die deWerelt begeert, fy ge- noegh in gebiedeniffe quam doordeftoffen dieper in verhandelt worden,rnctecnc onvergelijkelijke naauw- keurigheyt, en door de getrouwighéyt die ik hebbe bewaart in het overdragen van dJuyt-drukkingendes Schrijvers inonfeTale, en niet te verdwalen van fijn oogh-wit. En van d'andere , my voor oogen (lellen- de , dat indien het veel is goede Boeken in het open- baar uy t te geven, dit noch is eene grootere glorye de- fulke ter banete brengen, waar van men verfekert is dat het lefenaan de menightefcer-foet, en feer- voor-i deeligh fal wefen , foo ten opfichtc van het rijk onder- worpièl dat fy verhandelen, als om de fchoone gedaan- ten die fy hebben ontfangen door de handen haar er Schrijveren : en dat dit felve, befittende fonder te* gen- fpreken, alle defe volmaaktheden, in eenen feer- aanmerkelijken graad, niet konde verwachten als een feer-gunftigh onthaal, van allede genen die bemin- nende Waarheyt van deHiftorye, en van alle de din- gen , die door haren glants , en door hare ongc- meenheyt , mede-behulpfaam konnen wefen tot het genoegen , en de Loffelijke vol-doeninge der Lief- 'bberen. Maar heu1 OPDRAGHT. Maar hoe-wel defe gunftige oordeelen, en defe foe« te aanmoedigingen mijner lief hebbende Vrienden, van een groot gewicht fijn, foo moet ik u even- wel belijden, mijn Heer , dat fy het vermogen niet fou- den hebben gehad om my t/eenemaalte bevrijden van defe moeyc lijkheden, noch uyt mijnen geeft te ruk* ken de vrede van eenigh verwijt te beloopen , in- dien U E. Ed. die ik de vryheyt neme te voeten te vallen , niet degoedheyt hadde om my ter huipe te komen, en mijne drijvende voor-nemcns teverfeke- ren, goed vindende dat dit Werk dendaghbefiè on- der de befcherminge zijnes naams , die verfcheyde uyt-muntende gaven , waar mede God uwen Perioon, en uw Huys gefin heeft verciert , feer dierbaar , en feer aanfienlijk maken in de Republijke , en in de Ker- ke. Doch van elders is het feer feker , mijn Heer , dat de vol-komene nettigheyt en vaftigheyt uwes oor- deels , foo vele hoe-danigheden natuurlijke en ver- kregene, diegy befit in fuik eenen hoogen Trap, en die juyfte kenniffe die gy hebt van allede brave din- gen, met de voor-fightighey t die daar uyt is gevormt in d'aller-aarifienlijkfteRaad-geftoelten , en'd'ailer-uyt- blinkenfte Ampten waar toe defe Republijke d'aller- doorlughtighfte haares lichaams mach verheffen , my befchroomt behoorden te maken om u defe Verta- lingc aan te bieden. Maar het betrouwen dat ik heb- be ** OPDRAGHT, be datdePerfonen van uwen Staat meer iïen op het herte, en op de Heylige genegentheden 5 als niet op de hoe-danigheyt der dingen diemen haar op-offert, foo neme ik de vryheyt van haar voor uw geficht te ftellen, in de hope dat gy haar niet voor on-aange- naam fult nemen , en inde vafte verfekertheyt datal- le hare gebreken lullen worden uyt-gewifcht, door de heerlijkheytdiezy falfcheppenin voorden te we- fen met het Zegel uwer toe ftemminge , en het licht te fien onder uw Edel-moedigh geleyde. Hierby-ge- voeghtdat gy hebbende eene foo volkomene kennit fe van alles wat'er om- gaat in het Qoften, in hoeda- nigheyt van eenen der Bewint-hebberen defer Be- roemde Compagnie , die'er foo vele uyt-ftrekking van landen belit , en foo vele door-luchtige Bond-ge- nootfchappen onder-houd , foo nebbe ik ook gelooft dat gy niet foud ver-ontweerdigen d'oogen te werpen op het gene dat raakt de WefterJijke deelen , waar van defe Hiftorie in het byfonder handelt, en aan- wijft foo vele gelijk-luydentheyt, en fulke verluftigende onder-fcheydentheden indeZeden der Volkeren van defe verre-afgelegene Geweften , die even- wel aan elkander fchijnen verbonden te worden door den Op- gank der Sonne in het een, en het Neder-dalen van die Bron-ader des Lichts , na ons aan- fien , in het ander. Ik O P D R A G H T. Ik ben noch beveftight in defe foete gevoelens, door die verplichtende natuurlijke geneychtheyt , die u gewonnen heeft de genegentheden /en de die- pe eerbiedingen , van alle de Bewoonderen defer groote Stadt, diegybeftiertmet foo vele Wijsheyt, en door alle d'andere rijkelijke Cieraden van uwe Deugt, die uhetal-gemeen goed doet foeken boven alle dingen j maar by-fonder lijk door uwe god vrugh- tighey t gekent in de vergaderinge der geloovigen , en door het goed voor-beeld , dat ons gegeven word door uw leven vol van eere, en altijd volftandigh in de heylige Oeffeningen van de Euangelifche Waar- heyt , parende door dit middel defe twee deftige benamingen , foo vereyfcht in perfoon en van uw aanfien, van Vader des Vader-lands en Voefter - Heer der Kerke y op eene onverbrekelijke wijfe aan elk- ander. Siet daar , mijn Heer ] de feer- waarachtige aan- merkingen , die mijn voor -nemen hebben onder- fteunt , en die my foodanigh verfekeren dat gy dit kleyn gefchenk fult aan-nemen , met uwe gewoon- lijke goedheyt , gelijk eene trouw-hertige getuyge- niffe van d'eerbiedigheyt die ik drage tot uwe uyt» nemende hoe-danigheden , dat my niets over-fchiet als den Opperften Gever aller-genaden te bidden dat hy u wil behoeden,met Me- Vrouwe uwe Seer-deugh- ** 2 delijke OPDRACHT. delijke Gemalinne in volkome gefontheyt en voor- fpoet ? doende alle dagen druypen fijne dierbaarfte Zegeningen foo Gcefteüjke als Tijdelijke op u , en op uw Braaf en wel-gebore Huys-gefin , en my te noe- men gelijk ik doe M YN H E E R Vw Aller-oodmoedighjle en Aller- gehoorfeamjle Dienaar, H. DULUART. VOOR- «i VOO R-R EDEN DES SCHRYVERS. WT hebben het ongeluk in de Vertellingen Hemen ons geeft van verre-gelegene Landen , dat dikwils fy ge- fc breven zijn doorperfoonen die er eenigh v00rd.eel.piyt x zonden trekken, en die door Jekere beweegh~redenent en fekere aanmerkingen, de Waarheyt vermommen , en ons de dangen 'ver- toonen met eenen anderen fwier, en ondereene andere verWc\ als fy in der daad niet zijn. Somtijds ook ontmoet e-n Wy Schrijvers , die met koelen moed.e en uyt licht hertigheyt, ons y ets doen gele oven, enfehep- pen vermaak in onfè lightgeloovicheyt yets op te (adelen. D' eenen en d' 'anderen hebben de verfekertheyt van te liegen , en ge lo o ven dat zy het onftraff.dijk mogen doen-, om dat het verre ü 'gebeurt , gelijk, het Jpreek'word feght. En fomtijdsy eyndelijk ,fijn wy onderworpen om Jlukken van defe natuur e t' 'ent 'fangen , uyt de hand van eenvoudige en botte heden, d.ie noch gelcertheyt noch geeft hebben , om ons yets naauw-keurichs noch verfekerts te geven : en in de fchriften van de Welke men niets vind Waar op men vajligheyt noch grond-veft f oude mogen beulden , om dat in verfchtyde onderWorpfelen fy het witvcor het/wart hebben genomen , en dat by gebrek van de dingen Wel te heb- ben begrepen , of onthouden, ?y die ons niet aanbrengen in hare leven- digeWaarheyt, hoe-wel van elders hunne meyninge niet is om ons te bedriegen. Lfltaar in het tegendeel foo ü dat een qroot voordeel. Wan- ne er fa Ike Werken fijn ie famen-geftelt door Schrijvers fwaar in men te gelijk kan bekeuren defe drie Voorwaarden , dat zy dadr geen by- fonder inficht toe hebben , dat zy nietjftelen met de waarheyt , en dat zy voorfienfijn met geheugeniffe en verfant , om hunne Vertellingen te vormen, Degenen die de moeyte fitten nemen om hunne oo de Hi flor ie die wy haar vertoonenin dit Boek , moqener dit voordeel in verhopen ifonder te kanten tegen s de Wetten van de wd-vc-evhlijk- * * 2 heyt < VOO R-R EDEN. heyt, noch van d'ootmoedigheyt,foo fullen T»y ons filfy vel moven toe- ey genen de twee e erft e van defe voorvvaatden , die vvy ^terftont hebben gefielt , dat ü te /eggen in een woord, de puere fuyverheyt • aangefien dat ditü een lof, die fchijnt dat elk fuh onnoofel mach ge- ven , ten minfte wanneer fijn eyge gevvijfe het niet verloochent. ^Maar betreffende de hoedanigheden van dengeej} , die vvy er heb- ben by -gefielt, gelijk zijnde de derde Voorwaar de, vvy en [ouden3 er de lof-fprake niet van mogen aan-nemenfonder eenen trek van y dele glo- rye te betoonen. Even-wel derven vvy defe Hiftorye wel in gebie- deniffe brengen door defe laat fievolmaaktheyt 5 vvant indien vvy ter zij de ft ellen het gene vvy hebben gefien met onfeeygene ooven , en dat vvy hebben getaft met onfeeygene handen ge due rende otfereyfenin defelve Ey landen die wy befchrijven ,foo hebben vvy voor het over- fchot daar weynige behulpfaamheyt toe-gebracht als de Vorm en de Verfamelinge , ge-arbeyd hebbende op de getrouwe en keur lij ke ge- denkschriften, die ons fijn v er fch aft ge weeft door Oogh-getuygen , on-ingevvikkelt en geloof w aar digh , en wiens geheugemffe niet min ft erken gelukkigh ü , noch haar oordeel min levendigh en ver- licht , als hunne ziele is fch o on enfuyver. Daarom is het dat wy eene neerftige en befchroomde forge hebben gedragen om niets van het onfe by te voegen , in het gene wefentlijk is,als de fchikkinge end' aan-een -bindingen, die niet gevonden wor- den inafgefnedeftukken. En vvy hebben niets gedaan , om eygcntlijk te fpreken , als de hand geleent aan die brave Reyfigers , om hunne Vertellingen te befchrijven en by-een te rijgen , fonder daar van den fint' ont ft e Hen, en om getrouwelijk v aft te fitten en te verwerken, defe dierbare ft offen ons van hun toebetrouwt . Ook fullen fy fijn , by alle gelegent heden , de genoechfame borgen en bevryders van onfe Verhalen; niets in dit Werk fijnde dat fy niet hebben gefien , dat zy niet hebben onderfocht , dat fyfelf niet hebben verbetert indien het noodigh is geweeft , en waar van in een woord , fy ge ene volkome toe-ftemmmge hebben gegeven met de levendige ft emme en by ae- fchrifte. ö Wy VOO R-R EDEN. . Wy derven ons beloven dat de Tytel van Natuurlijke en Scdc- lijke Hiftorie , die vvy ft ellen op het voor-hooft defes Werkx, in na- volgingevan die d'uytmuntende Jofèf Akoftagflf// aan fijne Hifto- rie, niet falfc hij nen> noch al tevveyts , noch al te wijt van uytbrey- ding aan degenen die hem fullen gewaar -digen te vergelijken met het lichaam van het ftuk. Ten minften hebben vvy getracht om eene ?e~ lijkmaticheyt te ft ellen tuffchen de grootheyt des Gebouw s met de defticheyt van de Foor- file. 2{iet dat vvy hier roemen in dit Boek begrepen te hebben , alles watmenfoude konnen fchnjven op het on- derworpfel der Voor-ey landen: men foude ftoffe genoechvinden, om er mede te verbreeden in vele dingen de T^atuurlijke Hiftorie , en felfs de Zedelijke : maar wat' er af zy, my dunkt dat in e eniger ley wyfe wy hebben voldaan, aan het gene de Foor -gevel des Boekx aan de Le- fers doet verhopen : en in dien y e der gedeelte der Tfjeuwe Werelt al- foo byfonderlijk was onderfocht door de Hiftorie- fchrijvers , d'Oude Werelt foude daar af beter onder -recht fijn ^ als zy tot noch toe nieten H geweeft. Wy fijn verplicht geweeft om in eenige plaatfen aan te roeren on- dervvorpfelen die air e ede fijn verhandelt by Doorluchtige Schrij- vers, en bekent van oneyndige Perfoonen : Sekerniet in meyninge of om ons Boek te verdikken , of om ons te verheffen boven defe qroote CMannen : maar om dat fond er dit onfe Hiftorie gebrekkelijk foude fijn geweeft. Even gelijk eene Kaart e van Frankrijk onvolmaakt was, indien haar Maker daar had de uyt- gelat en eenige aanmerkens-vvaar- dige Plaatfen , onder fchijn dat andere Land-befchrijvers haar aireede hadden aan-geteykent in byfondere Kaarten van yedere Provincie des Koninkrijkx. En even-wel wy hebben af-gefneden van defeftof- fen^foo veel als ons mogelijk ü geweeft ; gelijk in de Befchrijvinge van den Cocos tden Annanas, en verfcheyde andere dingen. 2{* het Voorbeeld van De Lery en L'Efcarbot , en andere Hifto- rie-fchrij vers , en door den raad , en de noodigingen van eenige onfer Vrienden , hebben wy dit Werk door-faayt met gelijk-luydende en daar-tegen'ftrijdendegebruyken, ontleent uyt verfcheyde Landen , en van VOO Pv-Pv EDEN. van verfcheyde Volkeren. Indien yemant bevind dat dit zy te door- breken den draad der Hiftorie , het Parkement uyt te rekken , en de baan te vervullen, foo vleyen vvy ons in het geloove dafer andere Tul- len fijn aan leien defe kleyne Ferry kingen met onaangenaam fullen Toe- fen. En aanmerken fy haar niet gelijk trekken en ft reken dt e behoor en aan de wefentlijkefchets des Taf er e els, fy mogen haar aan/c houwen met eenigh vermaak gelijk Lyfien van bloemen , van vruchten , en van vogelen , tot de ver ei er in ge van het Stuk. Om den Lefer niet al te veelte ver moeyen ; hem al te groot e teuten tn eenen adem latende doen , en om d'oogen niet af te matten door eene al te lange y en al te eenparige aan-een-fchakelinge van ruft- klanken en vangejprekkenfoo hebben vvy onfe Hiftorie ge deelt in foo vele Hooft* ftukken en Leden, als vvy hebben geoordeelt het redelukervvyfè en met bevalligheyt te mogen doen, ^Maar d' achtervolging en de ver- bintenijfe derftoffe in e enige Plaatfen ons niet hebbende willen ge- ven de vryheytom ruftingen te maken, en ons verhaal af te fnij den, gelijk vvy het wel hadden gevvilt , foo fal dit bedwang ons dienen tot eene voldoenende ontfchuldiqing. Hetgejprek is de beelteni/fe van de gedachte : maar het Afbeeldfel vertoont het dingfelve. Daarom ü h-et dat in defe Hiftorie vvy ons niet hebben genoeght met d 'enkele woorden, ny hebben er by-ge- voeght een groot getal vangedaajitens , en kopere platen, na d' onder- worp felen die het ons hebben toegelaten , om daar van het denkbeeld machtiger te prenten in de geeft en, door ee^ne gevoelige en taftelijke be- tooninge. En vvy hebben niet gelooft dat de 'beroemde Schrijvers die een ved.ee Ite der fclmpv Aiv>np™ ^^t^t.^i-o^A h*L.La^ ~.„..+ ^ j z.1- * -l^xuic , rv.jsui uc -Laac , ons aaar van behoorden af te wenden ; dewijl dat door defe bchulp-middelen vvy de kenniffe en het b er grijp der ft offen gemakkelijk maken, en vvy ver lift igtn de Lef) s terfelvcr- ftond als vvy onfe Hiftorie verrijken. Indien de hand des Plaat-fmj- des , die getracht heeft om de tey keningen van den Schilder te vol- gen , alle fijne trekken niet wel heeft beleyd, niet tegenftaande de forgen V O O R.R E D EN. forgen en de behendigheden der genen die er de fchetfen* af hebben ge-maakt , foo moet men alleenlijk befchuldigen fijne fvvakheyt en on- kun dïgjoeyt , en niet het gebrek werpen op de%Bsfiierders van het Werk. Belangende de gêbrekkelijkheden de fes Boekx die van ons /elf 'mo- gen voort gefproten fijn , f onder dat d'Öytfuhrijver , noch de Drukker daar y ets in behulp faam fijn ge "weeft , wy fullen niet befchaamt we- fen haar t' erkennen , en wy fullen ons wel wachten haar te ver- weeren, wanneer-men haar aan ons heeft getoontygenoegh weten- de hoefw&k onfe geheugeniffe en ons oordeel U\en dat wy onderwor- penfijn ons te misgrijpen , en ons te bedriegen gelijk alle andere perfo-* nen. Wy bidden dan onfe minlijke en fc her f (innige Lefirs , dat in plaatje van ge ft r enge lijk enfcherp teberifpen , het gene fy in onfe Hi- fi or ie niet fullen toe-flemmen , fy ons daar foetelijk en met liefde van vvaarfchouvven , en wy fullen hun oordeel aan-hangen ,feo vele de reden ons het fal kunnen overtuygen. K_Aldm wel verre van ons daar over te beklagen. , fullen wyer ons voor verplicht houden , en het Openbaar fal' er nuttigheyt door ont fangen , indien dit Boek ten eeni- gen dage voor eene tweede reyfe in het licht gegeven word, Wy bekennen aireede voor uyt , dat eene Hifi or ie dieverciertü met verfcheyde andere beelteniffen , min noodfzkelijk tot het begrijpen der fioffen die' er in begrepen fijn , ook verrijkt moefi vvefen , met de Kaar* ten der F$or-eyUnden in het algemeen , en met die van d'aller-voor- naamfle Eylanden, die' er in het byfonder befchreven fijn. CMaar om- dat de Druk-perfè niet lange konde wachten, en de verre gelegent heyt defêr plaatfèn de middelen tot het bekomen van netter enjuyfter Kaar- ten , als tot noch toe in andere Schrijvers fijn gefien , ongemakkelijk maakt 5 foo fal de Leferfichmet de klare Bcfchrijvinge der felve belie- ven te genoegen. Wy brengen fomtij ds hy met eer e verfcheyde perfonen van verdien" flen , van alle fiat en en hoedanigheden , die woonen in de Bevol- kingen , gefticht en in-gefielt door d'uytheemfche Land-aarden op de Voor-eylanden> en inde Rondes , enfelfwy hebben in het gevolgh van defe Voor-reden by-gevoeght, d'uytfiekende Brieven, waar mede * **- eem~ VOO R-R EDEN. eenige vandeHeeren de Gouverneurs en Befiierders van die Landen ons hebben ge-eert , na dat fy hadden gefien den Francoyfchen Druk van defe Hificrie. Wy hebben gedacht dat vvy aldm behoorden te doeny dewijl die Heer en ons daar van de toelatinge gaven $ om onfi Vertel- lingen door dit middel gefach te geven , en haar meerder glants , en meerder verfekertheyt te verwerven. ïVy hebben defe doorluchtige en onbcrifyelijke Getuygen ook voort -gebracht , om het mü-verftant f ontnemen aan eenige Europeanen-, d,ie foo qualijk onderrecht fijn van defe Eylandeny en van d 'andere Bevolkingen die fijn aan het Vafland van het T^oorderlijk ^Amerika , dat fy hun overtuygen hoe fy ten meefien de e Ie niet fijn als e ene vertrek-plxatfe der B ankeroutiers , en lieden van een quaad leven. Het tevendeelige niettemin Jeer-vvaar- achtiqhfjnde , te weten dat alle defe Ey landen , en Vafte-landen , te- qenwoordïgh bewoont worden door een oneyndigh getal van Eer- lijke Huys-gefmnen , dié er Borgerlijk leven , en in de vreefe Gods, onder de verfchillende opjterfte CHachten , die haar beheerfchen , na de verfcheyde reglementen hun er geboorte Landden. BRIE- BRIEVEN. (Brief die mijn Gebiedende Heer de fladder ~Vdn LonYiUien $oimyy Ballieupj en Grooc-Kruys der Ordre van Sint Jan van Jerufalem , Gebieder van Oyfemont en Coulours , Hooft van het Efqiiater Schepen dei Kon'mkx in Bretag- m^F laats- houder en Bejiierder d-gemeen voorene Majcjieyt in d'Ey landen vanAme- vika , en Keer van dat van Sint.ChrtJtoffel , <&.i. Gefchreven beeft aan den Schrijver defer Hifiorie , na dat hy van hein hadde on; fangen een Fxemfiaar van den Fran- foyfehen Drukj> en hem fendende het Tafereel ftjnes Buys , en het Landfcbaj) fijne s Eylands van S'ffit Chriftojfel. MYN" HEER. I IC hebbe niet overvallen geweeft door de fchoonheyt en d'uyfmuntent- heyt van Uw Boek , dat U belieft heeft my te feynden. Daar kan niets voort-komen uyt eenen braven geeft, gelijk d'uwe is , als dat völmaakteiijk is af-gedaan ; en my dunkt gy foo gelukkigh zijt geflaacht in dit Werk , dat ik my verfekere dat uwe aanfienlijkheyt daar door eenen grooten glants fal ont- fangen. Uwe aanteykeningen fijn foo keurlijken foo waarachtigh , en het gefprek foo net en effen, dat uwe vrienden daar aan niets meer megen wen- ichen: my belangende, ik wil my alleenlijk met u verheugen over luik eene goede uytkomfte , en u duyfentmalen bedanken , om dat gy aan my foo voor- deeligh hebt gedacht. Ik feynde u in ve.rwitfeiing het ontwerp van dit Huys dat gy hebt begeert. Ik heb'er by-gevoeght dat van het Landfchap onfes Ey- lands , het welke u niet on-aangenaam fal fijn. En hoewel d'afwêficheyt van mijne Heere Auber van Middelburgh,my wat moeyelijk is gevallen om te we- ten door vvien ik defe geringe Keurlijkheden aan u foude konnen befi:ellen> foo hebbe ik gelooft dat M. Kerke Apoteker woonende totVihlinge vanu bekent foude fijn , en dat hy fich gewilligh foude quyten van defen lalt , die ik hemop-legge door den Hooft-man Antoniid'Armoife. Ikwenfchfte geluk- kigh genoegh te mogen wefenomin gewichtiger gelegentheyt mijne dank- baarheyt te betuygen voor foo vele andere Verplichtingen als ik u hebbe. Gy mooght wel gelooven , Mijn Heer , dat ik het altijd doen fal met vreughde in alle die haar lullen aanbieden, en dat ik ben van gantfeher herten. M y n He e r. Uyt Sint Chriftoffel den 10. Decemb* 1658. Uw Seer- ootmoedige Dienaar De Ridder van Poincy. *** z Ande- BRIEVEN. Anderen Brief des [elven Keere, befielt van Sint Chriftoffel aan den Schrij- ver de [er Hiftorie. Den 17. Juli j 1655». M Y N H E E R. IK hebbe ontfangen den Brief die het u belieft heeft my te fchrijvenden 6. van de maant Maart laatflleden , en ik ben verblijd dat gy voor aange- naam hebt genomen de Tafereelen van mijn Huys en van ons Eyland. Uw Boek is vervult met feer geleerde aantey keningen, en foo keurlijk dat het flechtseen tamelijk vercierfel fal verkrijgen met het by-voegen van het ont- werp eener kleyne Café of Hutte op fijn Indiaanfch. Ik fcheppe even- wel foo veel vermaak in het voldoen uwer begeerte, dat ik u door d^fe wegh noch eene andere teykening feynde, op dat gy middel mooght hebben cm te verkiefen wat gy fult oordeelén bequaamft te fijn tot uw voornemen. Ik ftagantfch niet verbaaft over de toeftemminge die onfe Nacye, en felfs d'Uy theemfchen aan uwe Hiftorie hebben gegeven , want zy is foo naanw-keurigh , en foo wel befchreven , datmen er niets by-voegen kan. Ik ben getuyge zedert meer als twintigh jaren, van hetgrootfte gedeelte der brave dingen diegy'er inaan- teykent, en fuik eenen lofrelijkeri arbeyd foudemen niet te voordeeligh konnen erkennen. Ik wenfche u allerhande voorfpoet, en befweere u te gelooven , dat in alle gelegentheden ik u fal doen blijken my vplmaaktelijk te fijn. M y n Heer Uw feer ood moedige Dienaar De Ridder van Poincy Brief yan mijnen Heere den Beflierder der Bevolkinge van de Valme in het Noorderlijk^, Amerika, gefonden aan den Schrijver , op het ondeworpfel fijner Hijlone. M Y N HEER. Nfe Maatfchappye is veel fchuldigh aan uwe geleerde penne, en aan den y ver die gy gehad hebt om haar te doen kennen aan d'andere Werelt , al- waar fonder uwe brave lichten, men Hechts niet foude weten of fy in Dek be- llaar, O BRIEVEN. ftaat, in- voegen dat wy erkennen door eene foete ervarentheyt, dat in welke plaatfe men u vind, het zy in den boefem van het Eyland Hifpanjola , het zy ir» dat van de Schüdpadde , het zy in de Florides , het zy in Vrankrijk , of in uwe rijke gefchriften, gy over-al zijt de verplichtende , en de gantfch minlijke. Daar is geen eenige van onfe Bevolking die in foodanigh een gevoelen niet is, en li niet aanfiet als een Hert- vriend , dk niet en wenicht u in defe geweften weder te fien, en u ten eenigen dage te mogen betuygen d'erkentenifle die wy ufchuldighfijn ter ooifake van dit foet gedenken dat gy van ons hebt gehad, in uwe ware en onvergelijkelijke Hiitorie der Voor-eylanden. Wy hebben, Mijn Heer, alle oorfake om defe lof-fpraken te geven aan dit uyt-muntend voort-brengfel van uwen geeft , nafoo vele verdighte Verhalen die voor onfs oogen fijn ver-by gegaan , en die aan dit Land , en aan d'Inwoonderen die het Bevolken hebben gegeven een geheel ander aangeficht als fy in der daad niet hebben. My belangende , het rouwd my dat ter tijd als dcCe nieuw-geboorne Bevolking het geluk had van u te befitten , ik uwen foeten ommegang niet meer als een oogenblik konde genieten. Gy weet , mijn Heer , dat de nood- wendighey t onfer faken my verplichte om my te begeven op onfe uyterfte grenfen,om onfe krachten te ftellen tegens de belandinge der Barbaren, die'er waren verfc henen , en dat ik van u oorlof nam inde hope om u noch aan de Palmete vinden op mijne wederkomfte : maarfonder twijffel gy foud niet Weten , in dien ik het u nietfeyde , dat nimmer eenige wind ftrijdiger was met mijne (innen als de gene die geduerende mijne afwéfigheyt fich gunitigh maakte tot de volhardinge uwer reyfe^ dewijl dat u uyt het midden van ons ontfchakende , hy ook ontroofde onfe herten, en ontblooteons van eene feer- gevoelige vertrooftinge. Zedert dien tijd hebben wy dikwils van u gefproken, en ons is bekent geworden door uwe waardige Hiflorie , dat die vriendfchap die wy t'uwaarts dragen weder-zydigh is : aangefien gy foo wel bewaart hebt de denk-beelden van dit kleyn Land, en ons geeft fulke doorluchtige blijken van dit dierbaar geheugen. Seker , mijn Heer , wanneer gy ons al haddet ge- kten in die diepe ftilfwijgentheyt , waar in wy gelijk begraven leggen zedert foo vele jaren, foo fouden wy even-wel feggen van uwe Hiflorie , dat fy ver- ftandigh, getrouw , en verbuigende is , en dat fy rijkelijk is voorfien van alle d'aangenaamheden die d'allerlekkerfte geeflen fouden konnen op-eyflchen. Vervolcht, mijn Heer , in ons te beminnen, en houd> in dien het u belieft voor verfekert, dat wyons fullen fchatten d'allergelukkighftederWerelt, indien wy verftaan dat onfe Brieven u getrouwelijk fijn gelevert, en wy. altijd, een goed gedeelte in uwe genegentheden hebben : even als u feer volmaakteÜjk eerende, wy ten Hemel Bede4oiten doen voor uwen yoorfpoet, en voor *-**'J ' . de BRIEVEN. de gelukkige uyt-komfle uwer edelmoedige voor-nemens. Ik ben van gant- fcher herten. M y n H e e r: Uj/t de Palme in het Noorderlijk. Amerik*i den ia. Jimij 1659. Uw feer-oodmoedige en feer- ge- hoorfame Dienaar. De Val Croissant. Brief van mijnen Heere Edemaar d Gr aves Dokter inde Rechten, en een van de Bewind- hebbers derU/theemfihe Hiys-gefinnendie verjpreyd fijn inde Flondes, en bjfon- derlijk^onder d' Apalachiten.gefonde aan den Schrijver op het onderworp fel zijner Hi- ftorie, met de Vmellinge van den Staat desfelven Lands, M Y N HEER. HOe- wel wy leven in eene van d'allerverfchovenfle Bevolkingen van het Noorderlij k Amerika , endatwyby-na fijn ontbloodvan allen handel met het overfchot der menfchen, die haar werk maken van het na- Toeken der brave dingen, en haar te geven de waardye die fy verdienen : wy hebben niet- temin gelukkigh genoegh geweeft,t'ontrangen door de tufichen-komfte etnes Vriends die wy hebben in de Lukayfche Eylanden , een Exemplaar van d'uyt- muntende Natuurlijke en Zedelijke Hiftorie der Voor-eylanden , die gy uyt- gegevenhebt. En om dat gyfoo goed zij t ge weeft om aan ons te gedenken, en ons te noemen met eeren in verfcheyde plaatfen van uw Boek , en feit daar in te iluyten met voor-nemen, eene fchoone en verftandige Uytfpattin^e die niet handelt als van ons : Soo ben ik belafi: door dopperfte machten die ons gebieden,en van haren gantfchen Raad, u feer oprechtelij k en feer genegende te bedanken, en u te verfekeren , gelijk ik doe , dat wy met eene uytmuntende vergenoegtnge hebben gelefen die feer-getrouwe en feer-naauw-keurige Ver- tellinge, die het u belieft heeft te doen, van defen kleynen Staat, op de fchoone en keurlijke Gedenk- fchriften , die d'overlede mijn Heer Biïftok aan u hadde gefonden. Wy fouden wenfchen , mijn Heer , dat dees waardige Perfonafie , die fuik eenen goeden reuk onder ons heeft na- gelaten, noch in'het leven was, om fich te quyten in de beloften die hy u hadde gedaan , van de Na-komelingen noch breedert onderrichten in alles dat'er ongemeenft, en alier-aanmerkelijkft is in dit BRIEVEN. dit Land, en inde gebuerigeProvincyen. Want gelijk hy hadde eene feer- naauwe kennifTe van alle defe dingen , en eene onvergelijkelijke bevalligheyt in haar uy t te drukken, met de levendige ftemme , en door gefchrifte : fonder twijffel , hy hadde alfoo forghvuldigh geweeft , om fich in fijn woord te quy- ten met eere , als hy bereyd en verplichtende was om het te geven. Maar op dat in dit verlies het welke ons uyt- (lékend gevoeligh is % gy niet geheelijk veritêke mocht fijn van deCe foete verwachtinge ,en van de hope die gy daar af aan een yeder hebt doen verkrijgen , foo bidden wyu, mijn Heer, t'ont- fangen het Gefchrift hier neffens gaande , waar in gy fait vinden een waarach- tigh verhaal van den tegenwoordigen Toeftant oiifer k!eyneBevolkinge,en van alles wat wy gelooft hebben behoorlijk te fijn u t'onderrechfen , om by- gevoeght te worden, in dien gy het bequaam oordeelt , tot den tweeden Druk uwer Hiftorie. Wy hebben ook geacht , mijn Heer , dat gy niet cjualijk foud bevinden , in dien na onfen plicht, wy defe Gedenk-fchriften die wy uwe wijsheyt bevelen, vergefelfchappen met het oordeel dat wy byaangenome vryheyt hebben ge- daan van uw gantfch waardigh Werk, en in dien wy u bidden het voor aan- genaam te nemen, gelijk zijnde het eenparich gevoelen van alle d'eerlijke lie- den die fijn in dit gedeelte der Nieuwe Werelt.' Seker, mijn Heer, wyfouden gelooven eenegrooteongerechtigheyt te begaan,indien wy anders deden, en niet vry-poftigh beleden, dat gy hét Open- baar grootelijkx hebt verplicht , het felve gevende een van d'allervolmaakfte ftukken> in dit flagh van Gefchriften , dat tot noch toe den dagh heeft gefien. Wy twijftelen niet of gy fult'er eenen grooten lof door verwerven, en dat het isind'algemeene toe-ftemminge van geheel Europa. Maar veroorloft , mijn Heer, ons te feggen , dat terftont wy verwondert waren, hier over dat gy u al- leenlijk hebt te kennen gegeven onder defeletteren L.D.P. Wy fulien ons wel wachten van het foeken eeniger verborgentheyt , die eene behendige fpits- finnigheyt lichtelijk foude konnen ontmoeten in defe Letter- beduytfèïen , die nooyt van cjuade voorfpelling fijn geweeft; maar fonder tebooren tot in de redenen die u verplicht hebben foodanigh een gebruyk te maken , foo hebben wy ons overtuyght dat uwe Zedighey t dit dekfel hadde willen ontleenen , en dat door eenen gelijken vond en eene felve uytkomite als die van dien uyt- muntenden Schilder der Al-outheyt , denkende u verborge te houden achter deTapyt, gy niettemin zijt bekent geworden aan d'Elicheyt van uwe trek- ken , aan de levendige verwen van uwen Styl , en door alle die verrukken- de ftellingen , die uw Penceel heeft gegeven aan dit on- vergelij keiijk Ta- fereel. Sonder BRIEVEN. Sonder u t'onthalen met vleyende wijfen van fpreken , die , gelijk gy weet, verbannen fijn door een onweder- roe peiijk Slot- vonnis , uyt de gantfche Rechts- pleginge defer Republijke -, van weike andere Penne konde-men verwachten fulke rijke en levendige Befchrij vingen , van alles wat 'er verwon- derlijkft is in dek Eylanden, alwaar d'aiierberoemfte Land- aarden van Euro- pa d'een ten trots van den anderen hare Bevolkingen hebben uytgefet , als van die haar forgh-vuldighlijk heeft befocht? En wie konde beter daar van de waarachtige Hiftorie geven, als een perfoon ontbloot van alle d'eenzydighedé en de voor-oordeelen,die hef grootfte deel der Pennen van de Schrijvers defer eeuwe bederven • en die fich heeft beneerffcicht om de dingen in hare eygene gedaante te aanmerken, Tonder dat de Nijd, dejaloufie, ofeenige andere boofe tocht, hoe weynigh het fijn mach hare ware en natuurlijke fchoonheyt heeft öntftelt. Want het fy gy fpreekt van de wónder-werken der Natuure , of van de ze- den der Barbaren, of van de Borgeriijke beftieringe der uytheemfche Inwoon- deren , gy doet het roet foo vele bevalligheyt , naauw-puntigheyt , en beleyd, dat wy feggen mogen hoe gy hebt overtroffen de verwachtinge uwer Vrien- den, en datd'aller-gulfichfte en aller- onverfadelijkfte Keurlijkheyt, fich ver- genoeght bevind. Maar het gene meerder gewichte geeft aan onfe verwon- dering, is dat ^y alles hebt getrokken uyt uwen rijken grond , hebbende d'eer- fte doorboort in defe geheymeniflen, en defe ftoften verhandelt. Hoe-wel het onderworpfel dat gy handelt, dikwijls wild, fwak, quynen- de, en fchraal genoegh is , foo effent gy het door de fachtighey t uwer uy tdruk- kingen , foo verheldert gy het met uwe brave lichten , foo onderfteunt gy het door de kracht van uwe redeneringen , foo beuelt gyhet door de levendige kloekheyt van uwegedachten, foo verrijkt gy het met foo vele aangename gelijk- wefende gebruyken, en behendige tegen- Hellingen , en gy bekieed het foo heerlijk met foo vele dierbare cieraden, datmen'er over-al in vind onfien- lijke ketenen , en eenen foeten Zeyl-fteen , die de herten binden , en tot haar trekken de genegentheden der gener die haar aan-merken. Het is waar dat uwe ootmoedighey t in hare Voor- reden , alle dek fchoonheden , defe beval- ligheden , en defe rijke waar-nemingen be-hoedanight mét lyften van Bloe- men, van Vruchten, en van Vogelen , tot de verciennge des Stukx : maar ons belangende , wy fullen haar altijd fchatten gelijk een uytmuntend Borduerfel dat de {toffe verheft , engelijk foo velePaarlcn, Diamanten, Robijnen, en andere koftelijkeGefteenten, diegy'er ingefaayt hebt, om aan het gantfch lichaam uwes Werkx te geven alle den glants en alle den luyfter diemen fou- de hebben mogen wenfchen tot fijner volmakinge. Siet daar , mijn Heer , het gene BRIEVEN. gene wy in 't gros te feggcn hebben van uwen arbey t : maar, indien het u ver- volgens behaaght, laten wy hem van ftuk tot ft uk aanmerken. Verdraaght, indien het u belieft, mijn Heer, dat wy u openhertigh ver- klaren , hoe wy alhier eenige van uwe Vrienden hebben , die hun overtuygen dat gy een groot ongelijk hebt gedaan aan de Landen in uwe Hiftorie befchre- yen; door dien gy haar vertoont metfoo vele levendigheyt in hare natuur- lijke fchoonheyt, datfy vreefen dewijlemen foo gemakkelijk kan befchou- wen, alles wat'er feldfaamft indefe nieuwe Werelt is, Tonder uyt de plaatfe zijner wooninge te gaan , en felfs fonder het Kabinet te verlaten , daar voort- aan niemant fal fijn die van voornemen worden fal defe Geweften te befoe- ken , om dewelke men ten anderen tijde niet fchroomde fulke lange en fulke gevaarlijke reyfen tonderwinden. Maarwyfullen u ook niet achter-houden dat'er anders fijn, en in veel grooter getal , die recht in het tegendeelige rede- neren, en geheel anders oordeelenals d'eerfte: want fy geloovendatgy die Plaatfen foo fchoon en foo verrukkende af-fchildert , dat de gelukkige Eylan- den, diefoofeer fijn geroemt in de Verdichtfelen , daar van niet zijnde als grove denk- beelden, en rouwe af- tey keningen , men gewilligh fal nemen de kloekmoedige gefintheyt van haar te gaan befien , om d'uytmuntende Tafe- reelen die gy hun in handen hebt geftelt te befichtigen, en t'overwegen met d'Oorfpronkelijke , en aldus het geficht te genoegen , met het gene gy feght> gelijk het in der daad is, vergefelfchapt te wefen van foo velewefentlijke be- tooveringen, en waarachtige welluften. En in der waarheyt , mijn Heer , wie is het die lefende uwe geleerde fchrif- ten , geenen luft foude fcheppen in te fien die fchoone Vlakten der Eylanden die gy befchrijft bedekt te wefen met foo vele fchatten , en in tegen woordig- heyt t'overwegen , de wonderbaarlijke hooghte der bergen, die, om ons te dienen met uwe wijfen van feggen , zijn bekroont met eene oneyndigheyt van koftelijke boomen», en bekleed met. eene eeuwige groente. Wie foude niet bekoort worden door de fchoonheyt van foo vele diepe Valleyen, en aange- name Heuvelen , die dit Landfchap fchakeerende , fulke verluftigende door- fichten maken , dat het ooge niet kan lijden als met leetwefen hoe weynigh het fy af-getrokke te worden van de befchouwinge aller defer lieffelijke voor- worpfelen. Boven al, wie is hy die na gelefen te hebben het gene gy feght van dat groots en heerlijk Palais van mijnen Heere den al-gemeenen Gouverneur uwerNacye, het welk gy befchrijft na fuik eene volmaakte Bouw- konft, be- vochtight door foo vele Water-aderen ,bcfchaduwtdoor foo vele Boffchen van goeden reuke , geftofteeit van alles wat de Konft en de Natuure aller- ver- **** ruk- '* BRIEVEN. rukkend hebben', envoorfien met foo vele foetigheden, dat fykonnen op- droo^endc oorfprongen felf van de bitterheyt, vervolgens niet vervoert zy door~een§ vierige begeerte, om te befien de heerlijke by- een- fatnelinge van foo vele ongemeenheden , en van foo vele wonderen. Men moede ook ontbloot fijn van d'allerföetde tocht die het herte des menfchen vleyd,indien na uwe Hiftorie gelefen te hebbé, men niet en wenfch-. de te fien niet meer in de Boeken , noch in de Kabinetten der Keurlijke Lief- . hebbers, maar op deplaatfe felve van haren oorfpronk, foo vele foorten van vier- voetige Dieren , van kruypend Gediert , en van Ondieren , en byfonder- lijk die onvergelijkelijke Vogelen, die gy vertoont in alle haren pracht, bedekt met een gepiuymte gefchakeert van foo vele levendige en onverfchietelij- ke verwen , dat fy fchijnen te hebben uytgeput alles wat'er aller-uytblmkenft en aller-iicht-rijkd is in de Natuure, om defe grootfe mengelinge voort te brengen. Men ïeynd wel in Europa , eenige rompen van dele lichte bewocn- deren der lucht; maar boven dat dood zijnde, fy veel verliefen van haren luyder, foo hebt gy haar foo volmaaktelijk befchreven , datmen foude willen hebben eene mede-deylinge van hare fnelheyt , om fich te voeren in die lieffe- lijke Geweden, op datmen haar mochte fien met allen dien levendiger, glants-, en dat rijkelijk emmaillieerfel waar mede fy lijn op-getcoyt ; en boven al om t'aanmerkendien verwonderlijken Colybry, dien befielden Diamant, of die vliegende Sterre, die omzijn Gedachte te vereeuwigenreen ned maakt met fuik eene verwonderlijke konft-leyding, dat het gelukkigh Arabie dat van fijnen Fenix van nu voort-aan fal verfwijgen. Om niets te feggenvan datkieyn vliegend Ondiertje dat gy bekleed met foo vele heerlijkheyt en foo veel licht , dat hetd'allerdikdeduyfterniiïen van de nacht doet verdwijnen : Die Wanfchepfelen van de Zee en van het Aard- rijk , die Twee-natuurige , die de fchrik en de vervaailijkheyt voor haar doen henen gaan , bekleed zijnde met uwe wijfen van uyt-diukkin«;e , hebben eene fekere bevalligheyt, die geweldigh vermindert d'yd'jkheyt waar mede men wordaangejaaghtdoorharebefchubde,ofmet hair over-eynde ryfende lic- hamen, en door alle de wonderbaarlijke verweeiingen waar mede hare kelen gewapentfijn. De Zee felve , die onmede-doogende , die geene andere Wet- ten eerbiedigh is als die van haren Schepper , voed daar in vele onderfcheyde- ne Viikhen, en verfchuylt in haren wyden boefem foo veel Amber , Peerlen> en andere rijke voonbrengfelen , diegy befchrijlt; datmen lichtelijk fal be- reyd vvefen, om fich aan hare onftantvadigheyt te betrouwen, op datmen deel mochte hebben aan foo yele fchatten, Niet- BRIEVEN. Niet-te-min gy verheft defe gelukkige Geweften niet tot foodanigh eene hooghte , dat gy daar in de gebreken niet foud ontdekken , en d'ongemakken niet foud openbaren ; maar ter felver tijd als gy haar bekent maakt , foover- fchaft gy, door eene lief-hebbende kennifle, de behulp-middelen die bequaam fijn om haare geweiden te rugge te drijven: endaar is niets van alles wat de rufte van d'Inwoonderen defer nieuwe Werelt aanftootelijk mocht fijn , waar in gy niet voorfiet, noch vergif daar gy het tegen-gif niet byftelt, noch yerfla- gene die gy niet vertrooft ; invoegen dat de Nieuw-aangekomene in het lefen uwer Schriften in eene halve uure meer behulpfaamhey t vinden tegens de qua- len die hun mogen over- vallen, als eene moeyelijke ervarentheyt hun niet fou- de hebben onderwefen in d'om-wentelinge eener gantfcher eeuwe. Gy hebt foo getrouwelijk behouden de Denk-beelden van het Natuurlijk, vandeBuro-erkunde, en van alle de onderfcheydene wijfen van doen der Na- cyendiegy hebt gefien, datmen niets foudekonnen wenfchen aan de levendi- ge befchrijvingen die gy'er af gemaakt hebt. Selfs d'allerwildfte onderhou- dingen, end'allervreemfte gewoontens, verkrijgen foodanigh eenen fwier van nettighey t door uwe handen gaande, dat d'allerlekkerfte geeften in het le- fen van uwe Hiftorie niets vinden dat hun aanftootelijk is, of hundeminfte wan-fmaak kan geven. En belangende de Gedenk-fchriften die u ter handen fijn geftelt geweeft, door de waardige Reyfigers diegy met lof-fprake by- brengt j gy hebt haar foo wel geregen in hare eygene plaatfe , en verdeelt in fuik eene wijfe gefchiktheyt , dat hoewel fy dierbaar fijn in hare ftoffe , en 'm hare gedaante, gy haar foodanigh d'uwe hebt gemaakt, doordien fchoonen dagh , en die behaaghlijkheden die gy haar gegeven hebt , dat men u ongelijk foude doen wanneermen haar niet telde onder uwe eygene rijkdommen. Hoewel uwe Land-aard is eene van d' aller- doorluchtighfte en aller- edel- moedMifte die inde Werelt fijn, en datmen uw Vrankrijk noemen mach, met ïeden , even als het oudKanaan, het Land des waarachtigen Adeldoms, het volmaakte in fchoonhey t , de vreughde der gantfcher Aarde , en dat het vermaart is , door de gantfche Alheyt voor het ooge van Europa, de Moeder der beleeftheden , en de Meefterefie der brave Wetenfchappen , der goede bevalligheyt , en van alle de loffelijke oeffeningen : Soo veróntwaardight gy niet. met opgefchorte wink-braauwen van verfmadinge d'andere Volkeren, die fijn in zijne al-oude Bontgenootfchap : Maar gy prijft alles wat het ver- dient onder foodanigh eene Nacye als'er voor-komt, en gy hebt uwe verhalen foo wel verdeelt, dat gy aan elke geeft het gene haar toekomt > fonder datmen u kan befchuldieen van een-zydighey t. - ***# a üyt BRIEVEN. llyt vreefe dat die by-na altijd geduerende hitten, die op de Voor-eylanden heerfchen,niet tefeerftrijdighfouden fijn met de temperinge uwer Leferen, foo hebt gy hun verfchaft door eene verwonderlijke voorlienigheyt , fuik eene liefelijke verfrifïinge , door het middel van het Verhaal foo keurlijk , en foo wel met omftandighed&n bekleed , zijnde van die droevige Bewoonderen der Straat van Davis , die de twee derdendeelen van hun leven door- brengen tuiTchenhetys, en het meeuw, dat hunne bergh kelders bedekt, enhetover- fchot,in de wateren by de Viifchen,w*aar van fy hunne weiluften maken. \Vy twijftelen niet of de Caraïbanen, die gy foo wel hebt af-gefchildert in den Vrede en in den Oorlogh , in hun Huys- houden en in hunne Verïuftigin- gen> in hunn.e Geboorte en in hunne Dood, fullen u van nu voortaan aan-ne- men voor hunnen eygenen Hiftorie-fchrijver , en u verbreyden en vieren 'm hunne Carbetten , en in hunne aller-.plechtelijkfte verheugingen , om dat gy hebt gemaakt den boom van hunne Geflaght-rekeninge , om dat gy hun hebc gegeven de kenniife van hunnen waarachtigen Oorfpronk , en om dat gy hun hebt voort-gebracht in hetaanfien van Europa, foodanighals fyzijn in der daad, te weten, veel minder Barbaar alsmen hun tot op tegenwoordigh niet hadde gelooft. Wy hebben de finlijkheyt gehad om het gene gy'er af'ge- feght hebt , gemeen te maken aan de genen die noch in het midden van ons overfchieten , en wy hebben hun met de levendige ftemmen hooren beveili- gen alles wat d'overlede mijn Heer Briftok u hadde laten weten van hunne Öorloogen , van hunnen Gods-dienft , en van hunne Tale c, invoegen dat alle die dingen foo waarachtigh fijn in den grond , en in alle hare omftandigheden, dat men haar niet foude konnen verwerpen fonder het loochenen van een ge- heel Volk , dat door eene volftandige en eenparige overleveringe in dit geloof is gevoed , en dat daar voor altijd fal borgh ftaan. Maar dit foude weynighfijn , indiener niets was als defe wilde Nacye die uwe volmaaktheden verkondighde, en u hare vrolijkheden betuyghde. Het is alfoo rechtveerdigh , mijn Heer, dat wy, die leven onder eenigh overfchot defer Volkeren, en onder anderen die wy trachten Borgerlijker te maken, ons mede in het by fonder quyten van defe plichten , en dat onfe Huysgefinnen die geenigh lichaam van Staat met hun af-gefcheyden by-een brengen , en die tot op heden hun hadden genoeght met hunGetuyge in den Hemel te hebben, voor den dagh gebracht zijnde , en getrokken uyt hunne diepe eenfaamheyt, belijden dat fy verfchuldight fijn aan uwe goedheyt vooralle het licht datfy genieten , en dat fy daar voor door mijne Penne aan u hunne ootmoedige be- dankingen feyndenj neemt haar voor aangenaam, mijn Heer, indien het u belieft, BRIEVEN. belieft , en volherdende met ons t'eeren door uwe goedwilligheyt , die ons foo voordeeligh is , foo gelooft dat onfe Florides gewilligh en fonder eenige ach- terhouding , fal ftrooyen alle de bloemen die zy heeft , om daar af te maken en te vlechten alle de kranfen die aan uwe Hiftorie behoorlijk fijn , en dat onfe Vlakten , onfe Poelen , onfe Wilderniffen , onfe Dalen , en onfe aller- hoogh- fte Bergen geene Bewoonderen hebben die uwe Deughden niet verwonderen, en die den Heere niet bidden voor uwen voorfpoet. Dit zijn hunne gemeene gevoelens, en de byfondere der genen die altijd fal fijn> M y n Heer. Vyt Melilot, in de Floridety den 6. Januari! 1660. U»f feer-oodmoedige feer-gehoorfame en [eer-verf lichte Dienaar* Edewaard Craeves. **#* 3 Op Op dit Alder-keurelijkfte Werck >* D E N HOOG-GELEERDEN, EN- VERMAERDEN H E E R E CHARLES DE ROCHEFORT Leeraer in de Franfche l^erck ^Rotterdam. op het alder-findelijkfte Vertaalt door den Geejl-rijcken HEYMEN DULLAERT. H leidt oyt de redlijckheyt een eerlijk hert ver- bonden Tot danck aenVindercn van treffelijke vonden Soo heeft deRocHEFORT foo menig fchuldenaer Als Lefer van zijn Bock, die buyten noot van baer En fungerende wint, of fonder Zee te bouwen In t'eenfaam Boek-vertrek,kan op fijn ruft befchouwen De Wond'ren van het nieuw gevonden Werel ts-deel Wel heel niet onbekent , maarniet bekent geheel , C o l u m b o Salt tot lof in alle eeuwen ftrekken Dat hy dees Landen eerft de Volken ging ontdekken, Maer fchoon dees Helt verdient ontfterffelijke lof Soo liet hy niet te min voor andren ruyme ftof. Hier deelt de Rochefort, die niet de buyten ftranden AHeenelijck doet fien , maar tot in d'ingewanden Van Van s'Lants gcheymen dringt,met fo volmaekt verhaal Als een befnedenftijlendcftigheytvantael. k'Hoor elders in dit Boek de Schrijver ook vermanen Van het ge font geftel van de Caraïbanen zede! f Daermen Kaal- hoofdige, noch Kreupel, fcheele, blint ^ ?*" Noch diergelijk gebrek by defe lieden vint. mofl' Of fooderietwes mocht aan het geftel ontbreeken Pk, Hetistenmeeftendeeldoor houwen, Kerven, fteeken^' i51* Van t'vyantlijke ftaél. k'neem s'Schrijvers feggen aea Maerpas dit meerder toe aen dees volmaekte blaen. Waer was een gauwer oog ? 't fijn heeft het al door- keeken Ja tot het binnenft' toe, Gy vindt hier geen gebreeken In dit volmaekt papier, hier is noch buyl, noch bult Of Wanftel of het waar oock door verkèerders fchïïTt* Te heerlijk was ditfchriftals dat het wiert bedwongen In eene taal of tong , felfs waerdigh alle tongen. ' Lof fy dees brave Tojck , die onfe luften boet En 't Nederlantfche volk dit fchriftook lefen doet Bemint gyfuyvre taal, en vloet van duytfche reden ? Gy moet in 't Heyligdom van dele blad'r en treden Hier is het Kejjxelijk , en lekker altemael Hier is de fijnfte bloem van uwe Moeders-tael. — - — ~" Ik ftel het met goet recht ook onder de gelukken Van onfen Schrijver, en fijn Keurelijkfteftukken Dat hy getroffen heeft foo rijk begaefden geeft Die in Jt vertaelen van het geen hy denkt of leeft, Dat >* Dat weet foo levendig voor t'ooge af te beelden Dat felfs de faecken van het beeltfel weynighfeheel- den. 't Schijnt dat fijn Schilders-pen de verw als overvleeft, Het fcheen het wefen felfs, ontbrakker niet de geeft. De redens, dieder uy t fijn mont en penne vielen Diefchijnen infgelijkx defaeken tebefielen. De Lefer ftaet hier op-getrokken in den geeft En weet nauw of hy fiet 't verhaal, daii of hy 't leeft. Dit fijnfe, die den geeft der Mannen doen ontfoncken ; Schrijft, dapp're Mannen ! fchrijft van wijshey t tTaem gekloncken , Schrijft in uyt-heemfche Tael , daer komtcr lichte- JijckEen v ^ v ^ w Die t' onfe Bataviers maek in haer tael gemeen. S. SIMON1DES. De De Vertaalder van dit Boek , op de ftofFe des felfs , enhareBefchrijvinge, aandenLefer. Gïy wien eenfterke weelzdrift port , In 't onderfoek van Landen y Steden , Gewaffen^ Dieren, Volhen , Zeden , En wat door vlij d geweten word 5 Die 't Dach4ight na-jpoort , onVermoeyt , Soo Ven het om den Aard-kloot vloeyt ,• Voor wien geen plaats jets houd Verborgen y Noch met een kleed Van wonder dekt 7 Tgeengy 7 door neerfligheyt en forgen , Vand'eenen tot den andren morgen , > Niet uyt den donkren fchuyl-hoek trekt. Hetfygy wandelt op dien hfl , Verhart in edlefi^kelingen , Langs (Bergen die ter wolken dringen , Door Dalen daar de/chaduw ruft; Of u betrouwt aan 't Element , Dat wet noch mede-doogen kent , En aan de toomehofè Winden , Opjlorm, en Jchip-breuk of-gericht', Of uwe finnen flechts laat vinden* ©y and' ren y die 't hun onderwinden $ Ofhyjïert wat 't fPapier ufècht. flS fT? fr ?r 'f* Jan' Janfchouwt hier ', fonder "Voort te gaan Hetbraafïl Gewejl datooch kan ytyen, fGeenJtchyan 't Wejlen laat geleyeny En komt in uwe Kramer jlaan : Gewejly waar in Natuur haar Jchat Ms in een Luft-priëel beyat ; tiet Kabinet derjetdfaamheden ? Die fy in bit] de luymen teelt, Wanneer de Son in 't goud 'getreden. Ter Sruyloft komt y en warm yan leden, Verlieftmet d' Elementen jfteelt. De Somer heerfchier op een Troon Van eeuwig groen, infachte Wetten y Die Jt Vruchteloos Saatfoen beletten tOnfterflijk loof door huw te doon. De Winter word' er nooyt befucht. En als de drop der yette Lucht D3 Oranje- telgen hier bejegent , Danfchijnt het dat in oyeryloed fGejlarnt , yan boy en af-geregent , Met Hemel-glanfen dt Aarde Regent, Soo pronkt' er deJèrJppl en gloed. De ii De Ce dr en dempt n hier met kracht - t'Vergankhjk wevts der Hof-gehouwen. 4 Hierkanmm op 't Geboomte* aanjchouwen Een Foedfely dat aantreklijk laght In Vruchten 7 foo Vol lekfarny. Hier druypen 'Baljêm , Artfeny , En (Reukwerk, > langs den Stamgegleden; Wiens da?ikbre takken , opwaarts aan , Den Geyer defer nuttigheden Metjulk een Wierook , T?an beneden 7 Ten offer te gemoete gaan. V En dadthet Ooch weer op den grond, Daarjïet het Wortlen , Aard-gewaffen EnTlanteu, elk omftrijdy yerrajfen £ Gejicht y het oordeel ? en den mond: 1 Dien wijd-beroemden Ananas , Soo yeel gewas in een Gewas ; 1 En d>edle Suyker- rieten groeyen ; Ten trots 1>an welkers foetigheyt , ' Om uw gehoor niet te Vermoeyen, Ik mijne yeerfen ook ladt yloeyen 7 Waar heen de Sangdujl haargeleyd* *#■*.*'#.. a of 1 I 'f Offiveeft het lieflijk op 't Gehloemt , Waar konde d3 lichtend- daauw in 3t dalen Op eelder (Paarle-doofên pralen ? Waar word de droef heyt meer geioemt f Soo haar d? ontwijde M- outheyt fagh , Zy Jong 5 dat Zefyr dagh op dagh Sifn minne- qu aal 'hier komt gene fen ; Wyjïngen ,datwer > met hefcheyt , Infchoone en hroofè Lettren Ie jen y Als Tafereelen "Van ons We fen y t' Vergaan Van 's Werelts heerlij kheyt. Hierisgantfeh geengeyaar ?- hefiet Elk 'Beeft yry Van na- by in 't we fen y Gyfult aan hun de dood niet Ie fen : Geen On-diertje enVergeet , noch vlied; Elk heeft fijne eygene aardigheyt , Elk fijn Vermaaklijk onder Jcheyd In leVen^ doen , gedaante , mijnen, En in-gejlorte kracht : maar draalt Wat langer op die Vyer-rohijnen , Die 's nachts heftelde Starrenfchijnen T>ie Muggen, daar een toorts uyt-Jlraalt. Hoe ( Hoe lokt 't GeVogelt hier het oogh ! Op hun \ijn i met een heerlijk brallen , Dejchoonfte Verwen neer -geV allen , Van meer als eenen^egenrbooght Sy dragen 0 vliegende in 't ajuer , De Schilder 'kunfl Van Vrou%) Natuur , Schier uyt-geput in hun te malen : Hun^Jlommepluymenjuychen meer, Ms d' Orgel Van de Nachtegalen ; Die 7Jiende hun du* ^ege-pralen , Niet fingen Joude als 't hunner eer. Te Stroojnwaartjchijnt in't vifch-rijk nat Het Silver in i Rjijlal te [wemmen,. 't %rijlal fchijnt tot een vloed fontjlremmen? En 't is of't Silver leven had, In Z^eejfoo menigh wonder [weeft , jils Vifch in haren afgrond leeft : Sy fchijnt een voorraat-vat van defen 3 Waar hy de Honger nimmer quijnty Tengrooten Spiegel uyt-gelefen. Daar God, onfienelijkvan Wefeny In 'tfchijnfel fijner Macht verjchijnt. i **x ** En •1 En klimimen weer op 't blakke Strand \ Wat braakt ons J' 'Oceaan daar Jchatten ! Wat rijkdom , door geenbreyn te Vatten ? Xlytfijn onstilbaar in-gewand \ Hy doet7 met Jfmber GVerlaan , Het oordeel lang in twijjfidflaan, Ofhy de Schip-breuk doet gevoelen 3 Om fijnen kojl len roof in 't eynd Met woeker op het [and te Jpoelen ; Ofuyt berouw , na't [cbaadhjk woelen , f Gejïole dubbeldweder Jejnid. O lieflijk Land ! o fchoone Streek, l OrijkeheuVlen en ~v alleyen ! Q wat3 ren die foo foei kunt yleyen ! O Lucht die nimmer lucht en week \ Hoe dikwils heb ik nietgefeyt , Datfelver de Swaarmoedigheyt Gy kont betooyren en "Verblijden y jflsjy 'tgeficht op u wilflaan ; d Enwentheyt kan 't hier belijden > Syftelde^t ongemak ter jijden j Doet Leferfoojy heeft gedaan^ Maar Maar als gy hier dit Paradys Vanfulke Spookenfiet hewoonen , Die 't Beeld eens duyftren Geefts Vertoonen, Seghtgy dan niet Verbaajl; Ikys ! En twijjfelt 7 hy een Sonnefcbijn , Of 't menfchen , of hunn Jchaduw fii\n f tJ Sijn menfchen ; doch in men fc hen-leden Schier Heeften 0Joo Vol onbejcheyd; Wiens Oorjpronk, Dracht > Gedaante , Zeden ? Schept 't hert in Vremde Nieuwigheden Vermaak 0fjn vremdvan nieuwigheyt. J^omt Vergelijkt u hier eens hy ,* Niet om in glory-Jucht te draVeny **J$aar op dat gy Voor heter gaven JfOen milden Schenker dankbaar Jy ; En hehtgy dan noch leerins lufty Hier word de Leer-lujl ook gebluft? In *t Voor-beeld Van het cierlijk leven Der (Borger-kundige , die 't Land Denluyfter Van drie Volken geven 5 Drie Volken die te boten ft reVen Al wat den Wilden-aard verband* Hoe **••' Hoe km de Schrijver f jn vernuft , Gefint om wonderen te baren , jfan fchoonder Onderworpfd paren , Als dit> datfoo Veel Jlo f Verbluft ? Wat ftof Viel ooyt een Hand- juweel , Eenf boonder (Pen , Volkonft , ten deel, Als die hier op 't papier gaatfwevenï Tapierjöo leVend, Volbefcheyd, En Haar met gouden inkt befchreVen ; Maar dat den lof geen ff oor wil geven , Door 's Schrijvers hooge ZedicheyL En heb ik , die hem heb Vertaalt % Gelijk een! Ikarm der Droomen, In hooge Luchten , boven Stroomen , Mi jn f el f aan t Vallen afgemaalt : Soo ik met wajfche vlerfcenjwicbt , In 't Volgen Van dit Sonne-licht y Gelijk een wufte en onbefnde, Waar door mijn Hooghmoet nederftort f Veelt3 y del in het onderwinde' 7 Hoe was' er e dier Graf tevindë, Als dat my hier ge-opent word ? Natuur- ■ Natuurlijke en zedelijke Hiftorie van 4' E Y L A N D E N de VOOR-EYLANDEN van AMERIKA. EERSTE BOEK. Bevattende de natuurlijke Hiftorie. EERSTE HOOPT -STUK. Jran de gelegentheyt der Voor-eylanden in 't gemeen : van de gema- tichtheyt der Lucht ; van de T^atuure des Lands$ en van de Volkeren die daar "Woonen, UrTchenhet Vafte-Land van het Zuy der Amerika, enhetOo- fterlijke gedeelte vanhetEyland van Sr- JanForto-PJco^ïjn verfcheyde Ey landen, die de gedaante hebben van een boog, en die foodanig gefchikt zijn , dat (y een flimme {treek dwer s door den Oceaan maken. Sy worden gewoonlijk genaamt de Voor-eyUnden vanAme- riké' Dat, indien men de reden van defen naam vraaght, het istegelooven dat fy alfoo genaamt zijn geweeft, omdat fy gelijk een Schut-booni maken yoor henen de groote Eylanden < die genaamt zijn d'Ey- A landen "»* 2. Natuurlyke Historie landen van Amerika: en aldus moeft meneygentlijkfchrijven; enuytfpreken Voor-eylanden , dit woord te famen gefet zijnde van dat van EjUnd, en van het Griekfche by- woord M dat beteykent dur tegenover Niet te mm heek het eebmyck verworven datmeri fchrijft , en datmen uyt fpreekt Vojn^gUn- dèn. Men noemt haar ook de KaraibaanfcbeoUanmbaAljcheljlanden, van den naam der Volckeren die ten anderen tijde haar alle befaten^en eemge noemen haar hnvden ten dage Kamerl&anfche Eylanden, ,; Christoffbl C oTo m b u s , was den eerflen die haar ontdek- ten, onder de regeeringe van Fardinand en Ifabelle , Koningen van Kaihlien en van Leon -, in het jaar duyfent vier hondert twee en negentigh. Men telt'er in alles acht en twintigh voorname , die onder den brandenden Hemelrriem gelegen zijn, te beginnen van den elfden Graad van den Evenaar, tot aan den negentienden, trekkende na het Noorden. Eenigen , gelijk Lin- fchoten in fijne Hiftorie van Amerika. > den naam van Voor- eylanden m een alge- meender beteekenifle nemende, geven hem aan de vier groote Eylanden, het Spaanfche of S(- Domingo, Cube9 Tamaico, en Porto-Rico , alfoo wel , als aan defe acht en twintigh. De Lucht van alle defe Eylanden is geweldigh gematicht, en gefont ge- noeg, alfmen daar gewoon is. De Fefte was'er ten anderen tijde onbekent , even als in China , en in eenige andere plaatfen van het Ooften : Maar het is eenicre jaren geleden,dat het grootfte gedeelte van defeEylanden befocht wierd metÖboofekoortfen, die de Artzen voor befmettelijk hielden. Defe quade Lucht , was aldaar gebracht geweeft door Schepen die van de Kuften van Afrika quamen :.Maar huyden ten dage , hoortmen niet meer fpreken van dier- gelijke (lekten. De hitte is aldaar niet grooter als (y in Vrankrijk is , in de maanden van . JjjHusenvan.Auguftus : endoor de forghvuldigheyt van de Godlijke Voor- fienigheyt, rijft'er een kleynen Ooften wind, tuiïchen de acht en negen uuren des morgens , die menighmaal ftant houd tot op de vier uuren des avonds , en die de Lucht ververfcht , en de hitte verdraaglijker maakt. JofefA-koftakgt, dat aan de groote Eylanden van Amerika, men defe ververfchingh niet en ge- voelt als ontrent denmiddagh. En aldus is het dat by na onder de gantfche be- gordingh vanden brandenden Hemetóm , den wijfen Meefterder Werelt koeTe en eygei^aardige winden heelt geichikt , om de warmten van de Son te matigen. . Het is nimmermeer koud in de Voor-eylanden. Ook ifs'er het js niet be- kent, dit foude een wonderbare fake zijn, het felve aldaar te fien. gord koel* £»•■ Van de Voo r-e ylanüen. |; TO«f i» dit foet geweft, daar nooit het groen verdwijnt* Komt nooit d'onvruchtb're Winter beven : Slechts kan het lieflijk, mU dat op de L elj fchijnt, Het fchijnfel van fijn [neemp daar geven. Maar de nachten zijn daar uytnemendekoeï,en indienmen geduerende dien tij'd -ontdekt blijft, ifmende verkoudheyt onderworpen , en men verkrijght lich- telijk groote en gevaarlijke quajen der mage : En men heeft waar genomen, dat alle die haar naackt en bloot (lellen voor defe welïaftige koelt, indien fy niet overrompelt worden met maaghrqualen, ten minden worden fy bleek, geluwachtigh , en verdrooght, en verliefen in weynigh tijd , alle haar levendi- ge en blofende ver we. Het is waar, dat andere defe uyt- werkingen toe-fchrij- ven aan het voedfel van de C4.fz.ave, diemen in die £y landen gewoonlijk in N plaatfe van broot eet , en die mitlchien eenige ftrijdige hoedanigheyt heeft met de natuurlijke gefteltheyt van de Bewoonderen onfer geweiten. Men be- , vind defelve gematicheyt geduurende de nacht, in Veru , en in de Maldïves. En die de reyfe gedaan hebben van Jerufalem, en van alle de warme Landen,bren- gen mede, dat foo vele de hitte aldaar groot is by den dagh, foo vele de nach- ten aldaar kout zijn. Het welke gebeurt', ter oorfake van de menighvuldigc -dampen die de Son op trekt by den dagh, en die haar des nachts komende te verdikken, en in^dauw neder te vallen,de Lucht wonderbaarlijk verfrifïchen. DejjJËj^naar duurt in defe Ey landen by na de helft van het jaar, en in het o- verfchot van den tijd zijn d'allerlanghite dagen van veertien uuren, en d'al- lerkorfte nachten van tien. En aldus is het dat de Godlijke wijsheyt aan de ^i-and-ftreken die meeft bloot ft aan voor de vuurige ftralen van de Son , feer lange en feer vochtige nachten heeft gegeven,om te verbeteren en in kracht en leven te herftellen , het gene die foo nabuerige Starre , heeft verfleurt en ver- droogt geduerende den dagh. Men magh aldaar het jaar niet fchiften in vier gelijke en onderfcheydene deelen ■ gelijk wy in Europa doen. Maar de regenen, die daar feer geduerigh - zijn van de Maant Augqftus af, tot die van November,en de groote.drooghten diehetoverfchotvandentijd heerfchen, maken het eenige onderfcheyt dat- men tuflehen de Saifoenen kan befpeuren. Dat foo yemandt vraaght , hoemen dietweeGeftelteniffenenGematicht- heden van de Lucht noemen magh ; In defe plaatfe is het daar de meyningeii haar feer verdeelt bevinden. Eenige willen,dat even als de dagendaar by-na niet van die uuren hebben, die men fsligmerende noemt, en die het midden tuflehen den dagh en de nacht maken, daaroof alfoo geen Lente noch geen Herfft is,die ^^ de te famen-bindinge doen van dé Somer met eene fekere foorte va Winter,dic A 2 fy™ — -, ^ Natuurlyke Historie fy'er toe laten , d'andere beweeren in het tegendeel» dat'er geene eenige recht- veerdige reden is , die kan verplichten om den naam van Winter te doen dra- gen aan eene van defe Saifoenen, ter oorfake dat d' aarde daar nimmer bedekt is met Ys , noch met Sneeuw , het welke de droevige vccrt-telingen van den Winter zijn, maar altijd bekleed met een aengename groente, en by-na ten allen tijden gekrpont met bloemen en vruchten , hoewel in eene enderfchey- dene mate- Waar uyt fy befluyten dat de Lente, den Somer, en den HerifK het jaar daar in drie verfch'eyden gelijke deelen fcjy^ren , hoewel men haar foo gemakkelijk niet kan onderkennen, aisin verfchey de andere geweften van de Werelt. Maar het gevoelen der Volkeren, die Bevolkingen in defe Eylanden ge- maakt hebben , fternt met defe verdeeiingh niet over een , om dat fy den tijd der regenen voor den Winter nemen , en die van de drooghten , diefchoon* toe-lacchendeen helder is, voorden Somer. Het is waar dat A-kcfta in het derde Hooft- (luk van het Tweede Boek fijner Hifiorie, met de Spanjaar- den twift,die in defer. voegen fpreken, en die- defe regen-achtige Maanden voor den Winter houden. Hy houd {taande dat den droogen en helderen tijd , den waarachtigen Winter is onderden geheelen brandenden Hemel- riem , om dat deSon alfdanallerverdtt is van defe Land- ftreek; en dat in het tegendeel het Saifoen der regenen en der nevelen aldaar den Somer moet genaamt worden, ter oorfake van de na-verwantfehap defer Sterre. Maer hoewel om eygentlijk en na de ftrenejheyt te fpreken, men fich alhier aan het gevoelen vmA-koJU moeft over geven, niet te min dewijl dat niet alleenlijk de Spanjaarden, maar ook alle d'andere Land-aarden gewoon z.jn eene andere tale te houden, foo falhetons wel geoorlofc wefen hare manieren van fpreken te gebruyken , ia eene fake van foo een en alfoo be- Van de Voo r-e ylanden. 5 bequaam om voort te teelen als in cenigh geweft van Vrankrijk. ïnder daad alle de landen van defe Eylanden die gebouwtzijn, geven in overvloed om van te leven aan de Inwoonderen die aldaar verblijven-.waar in fy wel verfchil- len met die landen van het Nieuw- Vt -ankrijh^ , alwaar d'armfalige Wilden foo *~~ vele moeiten hebben om haar voedfe! te vinden , dat hare Kinderen des mor- gens uyt hare Hutten gaande , en fy oock, in 't midden van het vlakke veld daas fy hare jacht doen , de gewoonte hebben , van met luyder fternine te fchrecu- wen, ksmt Tatous , komt Bevers , komt Orïgmcs; roepende aldus ter hulpe van — ■ haar gebrek, defe Dieren, die hun felven foo dikwils voor haar niet aanbieden als haar wel van noodefoude zijn. Defe felve bewoonde Eylan'en, zijn voorfien met goede Bronnen van foet water, met Spring- aderen, met Poelen, met Vlieten , met Putten of Re- gen-bakken: Eneenige onder haar hebben ook fchoone Rivieren, died'aar- defeer lieflijk bevochtigen. Daar zijn fel ver in verfcheyde plaatfen minerale -*"* wateren, die men met gelukkige uytkomft gebruykt tot de genefmgh van ver- fcheyde qualen . Het zolfer word in verfcheyde plaatfen uyt den fchcot van de Bergen getrokken , "en de blinkende en verfilverde Looverei-i die de Beken en de Rivieren ten tijde van hare overvloeyingen onder het land,en het fchuyni van hare wateren op werpen , zijn fekere beduytfelen dat daarjkriftal word ge- vormt , en dat'er ook Mijnen zijn van die koilelijke Metalen , die foo na-ge- focht worden van het meefte gedeelte der menfehen. De loopende wateren , die verdienen den naam van Rivieren te dragen, droogen nimmer uyt in d'allergrootfte droogten, en zijn feer vruchtbaar in vif- fchen , die ten meeden deele verfchillende zijn met die in Europa gefien worden : Maar fy worden in foo groot een overvloed gevonden aen de Zee- kuften,dat de Bewoonderen haar felden bekommeren om in de Rivieren te vif- fchen. Den Wijngaat t fpruyt in defe Eylanden geweldigh wel voort , en boven eé- ne foorte van Wilde Wijngaart die natuurlijk tuflehen de Bofl'chen groeyt , en die fchoone en grootedruyvendraaght, foo fietmen in alle defe die bewoont zijn fchoone beplante ftaakryen,en felver in eenige geweiten bebouwde Wijn- gaarden gelijk in Vrankrijk,die twee malen des jaars vruchten dragen, en fom- tijds meermalen,na de af-fnoeying en de bouwingh diemen daar aan doet , acht nemende op de Mane en op het behoorlijk Saifoen. De Druyf daar af is ge- —■ weldighgoed, maarden Wijn die men'er uyt perft is niet om te bewaren, en - blijk niet meer als weynige dagen goed *, daarom bemoey t men fich niet om'er hem af temaken. Wat het Koren aangaat > dat in Nieuw-Spanjc® foo wel als in eenige plaatfe A i der. • .ft 6 Natuurlyk E HlSTOR Ifi der Werelt voort komt , het waft in de Voor-eyUnden alleen inioof , en is nietdienftigh als om groene foppe te maken , ter oorfake dat de Tarwe wil o- verwinteren , en dat het aardrijk te vet zijnde in dit land , het te^veel loof in hetbeginfeluytfchiet, en daar blijft geen kracht genoegh over aan de wortel om tot den halm over te gaan,en een ayr te vormen. Maar indienmèri verfocht hadde om daar Qarfte te zaayen , of Rogge, of andere Granen, die de warm- te begeeren , foo ïsThet te gelooven dat fy'er tot volkomenthey t fouden wat- Ten. Het is waar, dat als alle defe Granen daar tot hare rijpheyt konden ge- raken, d'Inwoonderen die de Mariwc, de Fatates, de Mays, en verfcheyde foorten van Moes-kruyden by-na fonder arbeyd hebben , de moey te niet fouden wil- len doen die'er van nooden is om haar te bebouwen. Alle de natuurlijke leeftochten van defe Eylanden zijn licht en van ge- makkelijke verdouwinge. "God dit alfoo toegelaten hebbende, om dat het land heet zijnde, men daar fijne maggfoo veel niet ma^h overladen, als in de koude land-ftreken. Soo komt het datmen aan de nieuw- gekomene raad geeft elf Graden , en feflhien Minuten. Het is ontrent acht mijlen la.ngh? en vier breet. Daar zijn verfcheyde fchooneen aangename-Bergen , waar uyt haren oor- fpronk nemen achtien Spring- bronnpff of kleyne Rivieren, die, na dat fy de vlakten hebben bedauwt , haar gaan ontlaften in de Zee. Men vertrouwt dat de Lucht daar goet foude-zfjn > als de boomen ter neder gehakt waren , en dat het aardrijk wel open .Kgh. De groote Boflchenmet hooge boon.en , die tot op de toppen van de Ber- gen walfen , betuygen de vruchtbaarheyt van het land. Men vind in dat eeni- ge Eyland,de vijf foorten van Vier-voetige Dieren, waer af men ten meeden , maar eene of twee in d'andere Eylanden (iet. 1. eenfoorte vanVerkens, die ■ weynigh hayr hebben , en een fnuyf-gat, of foo fommige willen, den navel op den rugge, 2. de Tatous , 3 . de Augoutïs , 4, d'Opajfums , 5 . Gemmkerde Ratten, die wy alle een yeder in fijne plaatfe fullen befchrijven. Boven de Wilde Duy- ven, deTortel-duyven,dePerdrijfen , en de Perroketten, diemen daar ge- meenlijk fiet , is'er een oneyndich getal andere Vogelen, die in Europ ^niet be- kent zijn. De Zee, die dit Eyland omringht , is feer overvloedigh in allerley foor- ten van Viflchen. De Zee-Schiltpadden komen'er met hoopen hare Eyeren verbergen in het zant, dat op de Rheedenis. Na den ondergangh en na hes Noorden, zijner Baayen die goede Anker-grond voor de Schepen hebben. Eene Maatfchappye van Borgeren van het Eyland van Walcheren in Zee- land , hadden'er ontrent feftien jaren geleden , twee hondert mannen op doera over-g.ian , o:n'ereene Bevolking op te rechten, onder het gefagh van mijn Heeren de Staten der Vereenigde Provintien , en hadden het Eyland genaamt het NieutgJVatchren. Maar de Caraibaanfcbe Indianen , natuurlijke Invvoonderen- des land egebuerfchap vandefe vi eemdelingen vreefende , vermoorden'er een gedeelte, dat d' anderen verplichteden , die met fiekten gecjuelc waren , en een gelijk onthaal als dar van hare Gefellen duchteden , om haar elders te ver- trekken, ïn voegen dat dit land langen tijd ontbloot is geweeft van Inwoonde- ren, die er haar vaft. hadden geftelt : en niet befocht wicrd als van Gtuibanw^ r, ■ die ei- ,ft S N at uurlyke Historie die'er aan qüamen» gaande en weder komende van hare Oorlogen, om'erde ververfchingen te nemen die haar nood fakelijk waren, en noch van eenige Fran- coyfchen van d'Eylanden van Mamnjkuhen van Gardebupe, die'er den Latnaiuin gingen vnTchen, en de Schiidpadde keeren in eenigh Saifoen van het jaar. Maar tegenwoordigh hebben er de Zeeuwen haar vaft geftelt ; en het is on- trent drie jaren geleden , dat mijn Heer Lampfen , Oud Burgermeefter van de Stad VlifTmgen, en Geftelden van wegen fijne Provincie in de Vergadering van mijne Heeren de Staten Generaal , ter herten genomen heeft , om dit Ey- land op nieuws te bevolken. Hy heeft'er aireede doen over gaan uyt fijne ey- crene fchepen , verfcheydë brave mannen, die arbeyden om het te üechten en re akkeren , en die te hulpe komen d'edelmoedige voornemens die hy heeft,, om heerlijck te verheffen de overgeblevene verwoeftingen van de Bevolking, die fijne Mede-vaderlanderen daarhadden geleght. Dit Eyland, het allernabuerighfte zijnde van de vafte Kuft van het Zuy- derlijke Amerika , is feer becuiaam om een handel t5 onderhouden met de Aroua- gen, de Caliben, de Caraïbanen, en verfcheydë andere Indiaanfche Land-aarden, die'er in groot getal woonen, enom'er een aanmerkelijke verfamelingh te maken van dappere mannen , die gemakkelijk fullen konnen over gaan op dat vatte land,en daar de grond- veilen werpen van eene machtigejbevolking. II. Lid. Tm het Eyland van de Grenade. Dit Eyland dat gelegen is op de hooghte van twaalf Graden , en feftien' Minuten aan defe zijde van de Linie, begint eygentlijk de halve kringh wandeVoor-eylanden. Mea geeft het feven uuren in de lengte, op eenebreete die onoelijk'is, het ftrekt fich uyt ten Noorden enten Zuydenop dewijfe van een halve mane. De Francoyfchen hebben er haar geplaatlUet is ontrent fes jaren eeléden. Sy haddeninhare aankomfte vele te Itellen met de Caratba- vcih die haar eenige maanden door de kracht van de Wapenen devreediame befittine betwifteden. Maar ten laatften mijn Heer du Parquet , Gouverneur wedden Koningh van het Martimfche Eyland , die defe ter nederfteiling op fiufeyocn hand haddconderwonden, verplichte haar het land aan hem vry te laten,door d'aanmerking van het gene haar daar felf aan gelegen was; voorna- mentlijk gegrond op het groot voordeel dat fy fouden ontrangen uyt dege- buerfchap der Francoyfchen, die haar te hulpe fouden komen m alle hare noo- D'aardc is er feer bequaam om allerley foorten van's lands leeftochten voort Van de V o o r-e ylande nC 9 te brengen, Suyker- rieten, Gember, en uytftekenden Tabak. Het heeft een goede gefonde lucht. Het is voorfien met verfcheyde Bron-aderen van foet water, en van goede Anker-gronden voor de Schepen* Daar is ook een on- eyndigh getal van fchoone boomen , waar van eenigen vruchten dragen , wel- luftigh om t' eten, en d' anderen zijnbecjuaamom Huyfente timmeren. De vincherye is goed langhs de gantfche kuire , en de Bewoonderen konnen haar uytftrekken, foo tot de Viflcherye, als tot de jacht» in drie oite vier kleyneEy- landekensjdiemen de Grenadinen noemt, en die ten Noord- weften van dit land zijn. Mijn Heer Ie Comte,Hooi'tmm van het Mar tinïfche, heeft deneerften Gou- verneur van dit Eyland geweer!. Mijn Heer de U Vaumenkre, is hem in dit ampt ge volgt- Hy heeft onder fijn geleyde meer als drie hondert goede krijgs-kun- dige mannen, die voor het meeite gedeelte alreede in andere Eylanden ge- woont hebben, en die haar volkomentiijk wel verdaan op het bouwen van d'aarde , en op het handelen van de wapenen, om ter nood af te drijven de ge- welden van de Wildenden Yan alle die de ruftediefy in defc lieflijke woonplaat- fe genieten fouden willen veritooren. Mijn Heer den Grave van Seryüac, hebbende verftaan het voordeelige ver- haal datmen tot Parijs en elders dede , van de goedheyt en fchoonhey t van dit Eyland, heeft het korteling doen koopen van mijn Heer du Parquet. Het gene alle aanleyding van hope geeft , dat in weynig tijd defe Bevolking, die in fo© goede handen is gevallen, aanmerkelijk fal zijn om het getal van fijne Be- woonderen, en om de menichvuldighey t der Koopmanfchappen die het ver- re haffen faL III. Lid. Van het Eyland van Bekia. Dït Land,is af-gelegen van de Linie twaalf Graden en'vijfentwintig Minu- ten. Het heeft tien of twaalf Mylen in ommeloop,en het foude vruchtbaar genoechzijn, indien het bebouwt was. Daar is eenefeer goede Have voor de Schepen, die daar in befcherming konnen zijn tegen alle winden : maar om dat het onvoorfien is van foet water, word het weynig befocht , ten zy van ee- nige Caraïbanen van Sr- Vincent, die 'er fomtijds gaan viltenen, of kleyne Tuynt- jes bouwen, die fy'er hier en daar hebben, tot haar vermaak. IV. Li-d, 19 NaTUURLYKE H'Ii.TG R *&4 IV. Lid» VanhetEyhndv&n Sf' Vincent. Dit Eyland is het volkrijkfte van alle die de CjrMbanen befitten. Het is o» de hoochte van feftien Graden benoorden de Linie. De genen die het Eyland van Ferro gefien hebben,dat het eene van de Canarifche is,fegoen dit van de felve gedaante te wefen. Het mach hebben acht mijlen in de langte, en fe* in de breedte. D'aarde is er verheven met verfcheyde hooge Bergen, aan den voet van de welke vlakten gefien worden, die feer vruchtbaar f ouden zijn foo fy bebouwt waren. De Caraibanen hebben'er menichte van fchoone Dorpen, daar fy welluitelijken , en in eene diepe rufte leven. En hoewel fy altijd in mis- trouwen zijn van de Vreemdelingen, en dat fy. op hare hoede blijven als'er op hare Rheeden aan komen , foo weygeren fy haar nietemin geen broed van het land, datisde Ca(f>tve, water, vruchten, en andere leef- tochten die op haar land wafïchen, indien fy die van nooden hebben : aangefien fy tot verwifleling. haar eenige bijlen geven , of hak-meffen , of andere vier-werken daar fy werk, afmaken* •'M V. LID, Wan het- Eyland van deBarhouctr. HEt Eyland dat onfe Francoy fchen noemen de Barboude, en d'Engelfcnea Barbade , is gelegen tuffchen den dertienden en den veertienden Graad, benoorden de Middel-lijn, ten Ooften van S"Ahiiz,ie en van Sr- Vincent. d'En- gelfchen, die aldaar in het jaar duyfent fes hondert (even en twintigh de Bevol- king gebracht hebben, die hetnoch tegenwoordigh bewoont , geVen het on- trent vijf en twintigh, Mijlen rondte. Het is van gedaante langwerpiger als breed. Daar is niet meer als een eenigen VJied in dit Eyland, die verdient Jen naam te dragen van Riviere, Maar het aardrijk daar by-na overal plat en ef- fen zijnde, foo heeft het in verfcheyde plaatfen Poelen en bewaar-putten van foet water , die het gebrek van fpring. bronnen , en van Rivieren te goedeko- men. Het meefte gedeelte van de huyfen, hebben ook Regen-bakken, en Put* ten die nimmer uyt-droogen. In het beginfel toen men defe aarde bouwde , foo vertrouwdennen dat fy weynigh beloofde : Maar d'ondervindingh heeft het tegendeeli^e bewaarheyt, en lyis foo bequaam gevonden om Tabak, Gember, Kottoen, en byfonder- U;k Suyker- rieten voort te brengen dat na het Eyland van S'- Chrijhftl, dit het meefc ■■■ Van de Voor-e yl aniek. ^ «neefl béfochte is van de Koop-liedcn , en het meeft- bevolkte van alle dcTóir- y landen* Van het jaar duyfent fes hondert fes en veertigh, teldem'er ontrent twintigh duyfend Invvoonderen, fonder te bevatten de Negerfche Slaven , die- men hield op te klimmen tot een veel grooter getal. Daar zijn verfcheyde plaatfen in dit Eyland , die met goed recht den naam ran Steden dragen : om datmen aldaar fiet verfcheyde fchoone, lange, en bree- de ftraten, die befet zijn met een groot getal van fchoone gebouwen, alwaar de voornaamfte Amptenaren en Inwoondcren van defe beroemde Bevolking, hare woonplaatfe houden: Maar dit gantfeh Eyland in 't geheel aangemerkt, foo foudemen dat voor eene eenige groote Stad nemen, om dat de huyfen d'ee- ne niet verre van d'andere zijn ; dat'er een groot getal van wel gebouwde is, op de wijfe als die van Engeland; dat de winkelen en de Pakhuyfen voorfien ïijn met alle foorten van koopmanfehappen $ datmen'er Jaar-getijden en Markeen houd; en dat het gantfeh Eyland in navolging van de groote Ste- den, verdeelt is in verfcheyde Parochien , die yeder eene fchoone Kerke heb- ben , alwaar de Harderen , di&'er in groot getal zijn , den Goddelijcken dienft doen. Alle de voornaamfte Inwoonderen van dit Eyland hebben'er haar vaft ter neder geftelt, en vinden'er haar foo goed * dat .het felden gebeurt dat fy het begeven om in een ander over te gaan. Bit Eyland is o ver-al berucht, om den grooten overvloed van uytftekende fuyker , diemen federt eenige j aren daar uy t trekt. Het is waar , dat fy foo wit niet is als die van elders komt , maar fy is meer geacht van de Suyker-fuy ver- aren, om dat Cy fchooner van graan is, en dat fy meerder vermenigvuldigt, als »aen haar loutert. VI. Lid. Vah het Eyland van S" Luik. DE Francoyfchen noemen dit Eyland gemeenlijk S"Alou&k; het is^ele- gen op den dertienden Graad , en veertigh Minuten aan defe zijde de Li- nie. Het wierd voor defen niet befocht als van een kleyn getal Indianen, die'er behagen fchepten in de viflcherye , dewelke daar overvloedigh is* Maar ae Francoyfchen van het Martinifihe hebben haar federt kortelingh gefel- schap komen houden. Daar zijn twee hooge Bergen in dit Eyland , die uyt- nemende hard zijn. Men befpeurt haar van feer verre , en men noemt haar ge- meenlijk, de Pitons van Ste Alouüe ; Aan den voet van defe Bergen , zijn fchoo- ne en aangename Valleyen, die overdekt zijn met groote boomen , en van wa- ser-fprongen bevochtight. Men houd dat er de lucht goed is, en dat'er d'aarde B a vrucht- ,fl il NatuurlykeHistqrie vruchtbaar fal zijn, wanneer fy meer ontdekt is als tegenwoordige. .Mijn Heer de RoffeUn^ heeft defe Francoyfche Bevolking gefticht, onderde gebied eniifen van mijn Heer du Parquet, die hem had.de uyt-gekofen om'er fijn; Plaats- houder te wefen : en overleden zijnde in d'oeftening van dit Ampty daar hy hemwaardighjk in .queet, is mijn Heer Ie Breton Pariiiaan in fijne plaat- fe -- geitek gewecii VIL L i D. f/m het EyUnA va?4XJiïaytimkusa, 'Indianen, noemden dit Eyhnd Madan'mai maar de Spanjaarden hebberï het den naam gegeven, die het tegenwoordighdraaght. Het is op de hoogte van veertien Uraden en derrigh Minuten aan defe zijde van de Linie*. Het is een fchoon en groot land , dat ontrent feitien mijlen in de lengte heeft, op eene ongelijke breedte, en vijf en veertig in den omme-ring. Het is huyden ten dage het eene van d'allervoornaamftc >. en van d'allervolkrijkfte van d'Ev,. landen de VoQï-ejlanden. De Francoyfchen, en d'Indianen beflaan dit land , en hebben'er lange te fa^ men geweeft in feer goeden verft'ande. Mijn Heer du Parquet , Neve van den overleden mijn Heer D^M/wb'r, die het beginfelgaf aan de Francoyfche Be- volkingen die in defe Voor-ejUnden zijn verbreyd>gelijk wy hier na noch leggen lullen, is'er Gouverneur wegens den Koningh, en federc.eeniee jaren heeft by'er de heerfchappye af verworven.. Dit is het allergebrokenfte van de Voor-eylandcn , dat is te feggena het meeft- vervulde met bergen , die geweldigh hoogh zijn , endoor-fneden met ontoe- gankelijke Rotfen. Het gene daar goede" aarde is , dat beltaat ten deele uyt Momes, het welke verheventheden zijn by.-na rond , alfoo geaaamt in 't land i. Tan heuvelen die volkomentlijk fchoon zijn (men noemtfe Cóikres op de tale der Ey landen ) en van cenige Vlakten of Valieyen, die uytermaten aange- naam zijn. De Bergen, zijn t'eenemaal onbewoonüjk, en verftrekken tot weyde aan dg Wilde Dieren, aan de Slangen, en aan de Serpenten , die'er in groot getal zijn. Defe Bergen zijn met fchoone boffchen bekleed , waarvan de boomen feer verre overtreffen en in dikte en in hooghre d'onfé van Vrankrijk , en brengen vruchten en granen voort, waar mede de Wilde Zwijnen ön. de Vogelen haar fpijfen. Wat de Momes en de heuvelen belanght, het meelt e deel is bewoonbaar , en van een goede aarde , maar feer moeylijk om te bouwen : want men liet' er die foo Van de Voor-eylandEn, j$ foo hoogh en foo fteyl zijn, datmen'cr naauwlijks Tonder gevaar kan arbeydcn, of ten minden , fonder verplicht te wefen om fich met eene hand vaft te hou- den aan eenigen (tronk van Tabak, of aan eenigen tak van een boom, om met d'andere te werken. Den Tabak die op defe verhevene plaatfen walt, is altoos beter,en meer ge- acht , als die groeit in de V'alleyen en in de diepe dalen , die niet van foo na-by begunftigt worden met de lieflijke tegenwoordighey t van de Son, dat is te fegr geft,. ontrent wooningen die in de laagkte zijn geplaatft, of op ilreken rondom met boiïchen befet. Want den Tabak die in defe plekken geplukt word , is al- tijd vol van geluwachtige vlekjes , geiijck of hy gebrand was, en is noch van goeden fmaak,noch om te bewaren. Defe verftikte plaatfen zijn ook gewel- digh ongefond , die er arbeyden worden'er ongedaan van verwe, en de nieuwe aangekomene, die aan defe lucht niet gewoon zijn , verkrijgen er eer als elders de qu.il? der mage, die foo gemeen in defe Ey landen is. Gelijk als'er twee foorten van onderfcheydene Land-aarden op defe plaat- fe zijn,alfoo is fy verdeelt tuffchen d'eene en tuifchen d'andere,dat is te feggeiv tuffchen d'indianen, natuurlijke bewoonderen des Lands,en de Erancoyfchen, die de grond- veften van defe Bevolking ontwierpen in de Maant- van JuJy , van. hst jaar duyfend feshondert vijfendertig,ondcr het wijle geleyde van mijn Heet' Defnambuc, die haar liet over-gaan van het Eyland van S' Chrijloffel , ftelde haar in vreedfame befitting van dat Land, en na haar voorlien te hebben met alle? wat noodig was tot haar beftaan, en tot hare verfekertheyt, liethaar mijn Heer du Pont, om te gebieden in hoedanigheyt van fijn Plaats-houder. Het gedeelte des Eylands, dat door d'indianen word bewoont, is gantfcii- in een quartier begrepen, datmen aldaar noemt de Cabes-terre,fondtï andere oiir- derfcheyding. Wat aangaat liet Land door de Francoyfchen beflet,datmen noemt Bajfe-ter~ re, het is verdeelt in vijf quartieren, die zijn de Hutte van den Pjloot, de Hutti Capot yhtt Carber, de fterkte iSf ' Pïeter , en den Prediker, la yeder van defe quartieren is eene Kerke, of ten minften eene Kapelle , een Wacht-huys ,- en een Wapen- plaats , rondom dewelke men getimmert heeft verfcheyde fchoo- ne en groote Fak-huyfenrom in te fluyten de Koopmanfchappen die van buy^- ten komen, en die in het Eyland worden gemaakt. Het quartier van de Hutte van den Pyloot, is alfoo genaamt, ter oorfake van een Wilden Hooft- man. die'er ten anderen tijde woonde , en die voor grooten roem rekende defen naam van Pyloot te dragen ,. die onfe Erancoyfchen hem gegeven hadden. Hy was een groot vriend van mijn Heer du Parquet, en hy was het die hem geftadighlijk waarfekouwde van alle de aanflagen, dig A i fijne- ... *4 Natuurlyke Historie '4* fijne Natie toen tegens ons voor-nam. In het quartier van de Hutte Capot , is cene geweldigh fchoone Stwne, (men noemt aldus aan d'Eylanden de velden en de weyde-piaatfen)dewelke aan cTeene zijde geboord is met eene Riviere , genaamt de Riviere Capot , en van d'andere met verfcheyde fchoone wooningen. Het quartier van het Carbet, heeft defen naam behouden van de Caraïbanen, die ten anderen tijde in defe plaatfe hadden het eene vanhaar allergrootfte Dorpen, en eene fchoone Hutte die fy noemden het Carbet , een naam die huy- den noch gemeen is aan alle de plaatfen daar fy hare verfamelingen maken. Mijn Heer den Gouverneur heeft een feer langen tijd dit lierfeiijk quartier ver- eert met fijne wooning, dewelke hy hadde in een huys dat gebouwt is van Tichel-fteen, niet verre van de Rheede,by de Wapen- plaatfe, in eene fchoone Valleye, die bevochtight is met eene tamelijk groote Riviere , die van de Ber- gen valt. D'Indianen die noch geen gebouw gefien hadden op cenedit-gelijke wijfe, noch van vafte ftoöe, aanfehouwden het fel ve met den eerften met ee- ne diepe verbaaftheyt , en na dat fy verfocht hadden door de kracht van hare fchouderen of fy het konden verwrikken , foo waren fy gedwongen te beken- nen , dat foo alle de hu.yfen op defe wijfe getimmert waren , het onweder dat- Bien Ouragan noemt, haar niet foude konnen befchadigen. Dit huys , is omringht met verfcheyde fchoone Tuynen , die met vrucht- boomen zijn geboord , en verrijkt met alle de feldfame en keurlijke. dingen des Lands. Mijn Heer den Gouverneur heeft defe woonplaatfe verlaten > federt ontrent twee jaren , om dat hy niet wel te paffe was in dit quartier , daar fy ge- legen is, en heeft haar gefchonken aan de Jefuiten, gelijk als ook verfcheyde fchoone wooningen die'er aan vaffc hangen, en een groot getal Negeifche Sla- ven die de felve waarnemen. De fterkte S'- nieter t is het quartier daar tegenwoordigh mijn Heerden Gouverneur woont. Daar is eene feer goede ftorm-plaatfe van verfcheyde grove (tukken Gefchut, ten deele van Metaal, ten deele van Yfer. Defe fterkte gebied over de gantfche Rheede.Een (teen-worp van de woonplaatfe van mijn Heer den Gouverneur is het fchoone Huys van de Jefuiten,. gelegen op den oe- ver van eene aangename Riviere, diemen om defe reden noemt de Riviere der Jefuiten. Dit ongemeene gebouw is getimmert feer vaft van uytgehouwe ftee- nen en van klinkerts, op eene order die het oogh genoeght. De toegangen daarvan zijngevveldigh fchoon; en in d'omgelegentheden fietmen fchoone Tuynen en Luft- hoven, vervult met al dat d'Eylanden in welluftigheyt voort- brengen, als ook met Planten, Kruyden» Bloemenen Vruchten, diemen aldaar uyt Vrankrijk gebracht heeft. Daar is felfs een beworp van Wijngaar- den, om'er Wijn af te Tan be V o o r-e y l a.k d en. «ten, die goede Druy ven dragen, en overvloedig genoeg , maken. Het quartier van den Prediker, bevat een plat-land, feer aanmerkelijk om fij- ne uytftrekking; en verfcheyde hooge Bergen, aan den af-gangh van de wel- ke men een groot getal van fchoone wooningen fiet , die van goed in-komen zijn. Tuffchen de Cahes-terre en de Baffe-terre is^er een In- ham, daar veel hout ge- vonden word, bequaam om Tabak op te winden. Men gaat'er ook Rieten hal- len die dienen om de Hutten af te fchutten , en tammen Mafot , waar van de fchorfe tot verfcheyde gebruyken dient in de Schrijnwerkerye. Het meefte gedeelte van de huyfen van dit Eyland is van Timmer- werl^.. feer gemakkelijk, en vermakelijkvan aanfien. D'alleraanmerkelijkfte zijn ge- bouwt, op defe verheventheden , diedlnwoonderenMorw* noemen. DcCg voordeelige gelegentheyt helpt veel aan de gefontheyt van die'er woonen,, wantfy ademen daar een lucht die beter gefuyvert is als die van de Valleyen 5 en fy verheft verwonderlijk de fchoonheyt van alle defe behaaglijke gebouw Wen, haar een feer aangenaam doorlicht verfchaffendei De befte Rheede van dit Eyland, is tuffchen het Carbtt, en de fterkte 8'- Pit- t$r. Syis veelmeer verfekert als die vandenabuerigeEylanden, half omcin- gelt zijnde met tamelijk hooge Bergen, om haar de winden te befchutten , ea dé fchepen in fekerheyt te bewaren. Tuffchen de Hutte van den F/kot', en dien Böefem diemen genieenlij fe noemt den In-ham van de Sout-tyylen , is een Rotfe een halve mijle diep in Zee» diemen den Diamant noemt, om iijne gedaante, die tot een vertrek- plaatfe ver* (trekt aan eene oneyndigheyt van Vogelen,en onder andere aan de wilde Duy- ven, die'er jiare netten maken : Den toegankis'er moeylijk : maar men laat niet achterwegen hem fbmtijds in 't voor-by gaan te befoeken , geduerende den tijdi dat déjongen van de wilde Duyven goed zijn om teten. De Crénage is gelegen van de fel ve zijde als defen Diamant j dat is eene plaatfe in maniere als een In- ham, of een Boefem, daar men de Schepen, brengfit om die te ververfchen, en te verklutfen , haar op de zijde winden- de, tot dat de Kiele blood fchijnt. De Zee is'er altijd ftille : maar defe plaat- fe leyt in geen goede lucht, en de Boots-gefellen zijn er gemeenlijk met koort- fengecjuelt, die evenwel niet feer gevaarlijk zijn , dewijl fy haar- den meeftert tijd verlaten als fy Yan plaatfe veranderen. Boven de ftroomen , die in den tijd der regenen tuffchen de Grachten van dit Eyland met ongeftuymigheyt af-loopen , foo telt men'er tot negen of tien aanmerkelijke Rivieren, die nimmer uy t-droogen. Sy nemen haren-oorfpronk- van* l6 N ATUURLY KE Hl S TOR I E aan den af-hank ofaan den voet van d'allerhoogPie Bergen , van waarfy hare wateren rollen tuflehen de Valleyen, en na dat fy d1 aarde hebben bevochtigt, lbo ontladen fy haar in de Zee. Hare gebuerfchap is dikwils ongemaklijk en gevaarliik, om dat wanneer fy over hare randen vloeyen , fy de boomen ont- wortelen, de rotfen onder- mijnen, en de velden en de tuynen verwoeden, (Ie- pen dikwils inde kuylen de huyfen die op de vlakten ftaan, en alles wat fich fielt tegen defe uytftekende fneiiigheyt van haren loop. Uit is het ook dat het meefte gedeelte van de Bewoonderendefer bevolking genoodigt heeft, hare woonplaatfen te verkiefen op den top van die kleyneBergskens , waarmede haar Eyland rijkelijk is bekroont : wantfy befchuttenhaar regens defe inwate- 'f* Maar dat het alleraanmerkelijkfte is in dit land, is de menickte der Bewoon-- deren die het befitten , en het bebouwen , diemen tegenwoordig fegt te wefen van negen of tien duyfent perfoonen, fonder daar in te begrijpen d'Indianen,en de Negerfche Slaven die by-na in foo groot een getal zijm De fachtigheyt van de Beitiering, en de voordeelige geiegentheyt van dit Eyland , helpen veel tot d'onderhouding, en d'aanwaffing van ddengrooten toe- vloed der volkeren* Want by-na alle de Stier-lieden van de Francoyfche en de Hollandfche Sche- pen die op Amerika varen, beleyden den loop van hare Scheep- vaart foodanig, dat fy het konnen onderkennen , en aandoen voor alle d'anderen, die foo wel niet op haar ft reek leggen: en foo vaardig ais fy het Anker uytge worpen heb- ben op de liheede van dit land , om de ververfchingen te nemen die haar noo- digh zijn , doen fy'er hare Mede-reyferen belanden, indien fy niet noodwen- diglijk verplicht zijn om haar noch verder te geleyden. Het is felfs dikwils ge- beurt , dat gantfche Huys-gefmnen , die uy t Vrankrijk gekomen waren , met voornemen om op andere Eylanden over te gaan, die verder als dit felve zijn,en het nergens in wijken, noch in de goedigheyt van de lucht , noch in de vrucht- baarheyt van de grond, vermoeyten af- gefukkelt zijnde van de Zee, haar daar fiille hebben gehouden, om haar niet op nieuws blood te geven aan foo velege- vaarlijkheden, walgingen , en d'andere ongemakken } die defe lange en moeye- lijke reyfen onaffcheydelijk vergefelfchappen. Onder die groote menighte van volk, dat defe Bevolking maakt, zijn'er verfcheyde perfoonen van verdienfte , en van flaat, die nadat fy hare dapper- heyt hebben doen uyt-munten, in de legeren van Vrankrijk, defe lieflijke vertrek-plaatfe hebben uyt-gekofen, om te zijn de plaatfe van hare rulle , na hare eerlijke vermoeyenilfen. Mijn Heer de Courcelas , algemeen Plaats- hou- der van mijn Heer den Gouverneur, heeft'er onder allen hem felven prijfelijk gemaakt; fijn wijs beleyd> fijne gefpraakfaa mheyt 3 en fijnen luft tot ver- plichting Van deVoo r-ey landen. i j plichtinghebben hem verkregen de genegentheden van alle d'Inwoondcren des Eylands, end eerbiedigheden van alle de Vreemdelingen die er belanden. Mijn Heer LeComte, en mijn Heer de ÏOubiere, zijner aanfienlijk onder de voornaamfte Amptenaren. Mijn Heer du Ceudré, heefVer langen tijd bedient het Ampt van Rechter in Borgerlijke en in Mifdadige faken , met groote toe- ftemming. In het beginfel van de befchrij ving defes Eylands , hebben wy met voorne- men gefegt, dat de Francoyfchen en d'Indianen, daar lange te famen in aoeden onderlingen verftandc hebben geleeft : Want wy verftaan uy t gedenkschrif- ten, dieonsfedertkorteling zijn gefonden ge weeft , nopende den Staat van dit Eyland , hoe het ontrent vier jaren is geleden , dat de Caratbamn'm openba- ren oorlog met d'onfe zijn; dat federt dien tijd, defe Barbaren verfcheyde plon- deringen in onfe quartieren hebben gedaan ,• en dat noch de hooge bergen, noch de diepte van de kuylen, noch de fchriklijkheyt van de wijd-itrekkende en nare eenfaamheden , diemen tot daar toe hadde gehouden voor ondoor- dringelijke munren , dewelke de land-ftreken van defe twee Land-aarden van den ander fcheyden, haar niet hebben konnen verhinderen om op ons volkin te komen ftorten, en te voeren tot in het midden vaneenige haar'er woon- plaatfen, het vyer, de moort , de verwoefting, en alles wat den geeft der wrake haar op het wreedfte heeft konnen in-blafen, om hare verwoethey t te genoe- gen, en om de beeft elijkheyt van hare driften te verfadigen. Men fpreekt verfcheydentlijk van d oorfake defer fcheuringen. Eeniqe fchrijven het toe aan d ongeneuchte die fommige Caraïbanen gefchept hebben, hier uyt dat mijn Heer du Parquet tegens haren danke , Francoyfche Bevolkin- gen heeft opgerecht in d'Eylanden van de Grenade, en van Sn Alourie. D'andere leggen , dat fy bewogen zijn geweeft de wapenen in de hand te nemen » om de dood te wreken van eenigen uyt hare Natie, Inwoonderen van het Eyland van S' Vincent , die fy houden om-gekomen te zijn , na dat fy vergiftiohde Brande- wij n hadden gedronken, dewelke haar gebracht hadde geweeft van het Martini- jche. Terftont als defen oorlogh was verklaart, en dat de Cardibamn , na hare ge- woonte, cenige fchenderyen in onfe quartie'ren hadden gedaan : de qenen die mjdigh zijn op de heerlijkheyt van onfe Bevolkingen, en op haren foort^ank ' en vaft-ftelling in defe Eyianden, deden een gerucht loopen , dat ons volk nimmer defe Barbaren fouden overweldigen; dat die van defe fëve Land- aard die op Domimkus en op S'- Vincent vvoonen, alle hare Bond-genooten van de Vatte Kuft hadden gaande gemaakt, om ons met vereenighde machten den .«wicghaïin te doen •, dat om dit voornemen gemaklijker te maken , en haar C gedeelte 't' ïS Natuurlyke Historie gedeelte te ver^rooten, fyfelfs van vrede hadden gehandelt met de AroUAget* hare oude Vyanden-, en datfy alle defe Wilden foo verre in hare twift-fake hadden gewikkelt, dat fy befloten hadden met een gemeen geweld haar op ons; te werpen, en ons te verdrukken door hare menkhte. Men weet niet voor waarachtich of dit eed- gefpan, daar men ons mede dreyphde , beworpen is geweeft : maar het is feker dat het niet te voorfchijn is gekomen, en dat nad'eerfte invallen, die de Cardibanen van het Martinïfche op onfe land-ftreken deden, met eenigh- voordeel , fy federt foo qualijk geflaaght zijn in hare onderwindingen , en foo dikwils vervolght en te rugge gedrongen geweeft van d'onfen, met verlies van hare voornaamfte Over-hoofden , dat fy gedwongen zijn geweeft federt twee jaren, of daar ontrent , hare Dorpen , als, ook hare Tuy nen in der fel ver befcheydenthey t te laten, en haar te befluyten in de dikte der boflchen,en tuflehen de Eergen en de Rotfen,dieby-na ontoegan- kelijk zijn.In- voege dat die kennen de dapperheyt,d'ervarenthey t,en degoede gefchiktheyt van onfe Francoyfchen die dit Eyland bewoonen, volkomentlijk zijn vroet gemaakt, dat foo de(c Barbaren noch de ftoutmoedigheyt hebben uyt hare holen te voorfchijn te komen , om het lot der wapenen te beproeven, en om defe diepe verflagentheyt waar in fy leven , van haren hals te fchudden^ fy door noodwendigheyt gedwongen fullen zijn , of om haar de gantfche be- iittingh van dit land te laten, of om aan te vaardigen alle de voorwaarden onder de welke fy vrede met haar fullen willen handelen , en te vernieu- wen d'oudeBond-genootfchap, die fy al te lichtveerdighlijk gebroken heb- ben» DERDE HOOPT -STUK. Van d'£y landen de Voor-eylanden die haar na het Tfyor- den uyt- ft rekken. ALle d'Eylanden, waar van wy debefchrijvinghindit Hooft-ftuk ful- len doen, meer ten Noorden gelegen zijnde als de voorgaande , genie- ten by gevolgh eenweynighfachter gematichtheyt. Sy worden ook: meer befocht als die van Tafotgo,, vande Grenadet en van S" Alouüe ; om dat de Schepen die haar aan het Martinifihe ververfcht hebben , en die na S'- Cbrijïoffd af-fakken, de felve mogen befien d'eene na d'andere 5 fonder van haar fpoor af. fee wenden* L X- 1 9* Van dï voohuandIn. I. Lid. Van het Byknd van Dominikus. \\ Dit Eyland is op de hoochte van vijftien Graden , en dertigïi Minuten Men acht het in de langhte te hebben ontrent dertien mijlen , en op het allerbreedfte een weynich minder. Het heeft in fijn middel-punt verfcheyde hooge bergen, die eene ontoegankelijke diepte omringen , waar in men van de hoochte van fekere Rotfen, een oneyndich getal van kruypende gedierte fiet, van eene vervaarlijke dikte en langte. ; De Cara'tbanen die dit Eyland in groot getal bewoonen, hebben de ^enen die haar gingen befoeken, langen tijd onderhouden met de vertellingh die fy deden, van een groot en wanfchapen Serpent, dat in defe diepte fijn leger had- de. Sy feyden dat het op fijn hooft droegheen blinkenden fteen gelijk een Karbonkel, van eene onwaardeerlijke waardye. Dat het gewoonlijk dit rij- kelijke vercielfel overkleede, meteen kleyne bewegende huyt, gelijk d'ooglv fchedel die het ooge bedekt : maar dat als het gink drinken, of dat het fpeef- de in het midden van defen diepen Af- grond, hetdenfelven naakt enblood vertoonde , en dat alfdan de Rotfen , en alles wat'er rondom was , een ver- wonderlijken glants ontfing van het vyer, dat van defe dierbare kroone uyt- üraalde, Den Cdcikes of Hooft-man van dit Eyland was ten anderen tijde van d'aan- fienlijkfte onder d'andere van defelve Land-aart, En als alle hare troepen in flagh-order voort trokken tegens d' ArouAgeshave Vyanden van het Vafte- land, hadde defen het geleyde van den voor-tocht, en muyten uyt door eenig byfonder teyken, dat hy aan fijn lichaam droegh. Als'er Francoyfche Schepen by dit Eyland voor-by varen, fietmen terftont verfcheyde Schuytjes,in yeder van de welke drie ofte vier Indianen ten meeften zijn, die de Hooi't-mannen van defe Schepen komen noodigen, hare Ankers te laten vallen aan de goede Rheeden die fy aan-wijfen : of ten minde, bieden (r aan vruchten van haar land, die fy hebben mede gebracht , en na datfy eeni- ge van de fchoonfte gefchonken hebben aan de Hooft-mannen, en aan d'an- dere Bevel-hebberen, foo bieden fy dat haar overfchiet in verwiffeling van ee- nige Vis-hoeken , van eenige Kriltalle Koralen , of andere geringe fnuyfterin- gen dienaar behaaghlijk zijn. IL Lid. 20 Natuurlyke Historis. •t' II. Lid. „ Fan het EyUnd vm Marigttlant-c. MEn fielt het gemeenlijk op de hooghte van vijftien Graden, en veer- tien Minuten. Het is een tamelijk pLat land , en vervult met Boflchen, die betuygen dac het niet onvruchtbaar, wefen foude, foo het bebouwt was. Het heelt altoos befocht geweeft van d' indianen , foo om.de VifTcherye, als om d'oncierhoudmg van eenjge kleyne Hovenieringen, die fy'er hebben. Deiaatite bekent-raafcingen , die ons van de Voot-eyUndeti gekomen zijn, brengen mede, dat mijn Heer d Heitel, Gouverneur van Gardehupe, dit ty- iand nieuwlijks heeft doen bevolken ,. en dat hy'er een Sterkte heeft doen bou- wen, om eenige Indianen over den hekel te halen, die haar tcgens dit voor- nemen wilden itellen, en die.twintigh mannen hadden gedood , die fy'er voor uyt hadden gefonden, om netland allengskens t' ontdekken : En dat om defe toe- val, hy'er ontrent drie hondert op heeft doen over gaan, die haar des nachts vertrokken in een groot Schip dat fy op de Rheede hadden, tot dat deVer- fterking weerbaar was. De Cardibanen van Domimkits, om de vriendfchap ton- derhouden. die fy hebben met d'Inwoonderenvan Gardeloupe, dat hare naafte gebueren zijn, feggen dat fy ontfchuldig zijn van defe moort , en hebben hare verantwoording gedaan aan mijn Heer d'Ho'üeU defelveop-ftrijdendeaan die. Yan hare Land-aart, die d3 andere Eylanden bewoonen, III. Lid. Wm d'Eylanden der Heyligen, en van de Vogelen. TUffchen Dominikusen GardelQUpe^ntï drie ofte vier kleyne Eylandekens^ d'eene feer na-by d'andere gelegen, diemen gewoonlijk de Heyligen noemt.. Sy zijn op de felve hoochte als Idangalante , aan den Ondergank van het. wel- ke fy gelegen zijn, en tot tegenwoordigh zijn fy woeft, en onbewoont. Het Eyland der Vogelen , is noch weftelijker als de, Heylige. Men plaatft het op de hooghte van vijftien Graden , en vijf en veertigh Minuten. Het is alfoo genaamt ter oorfake van de menighte der Vogelen , die'er hare neiten maken tot op het fand , en tot aan den Oever van de Zee. Sy zijn ten meeiten deele, gemaklij k met de hand te grijpen, om dat fy felden menfchen fiende, daar gee- ne vreefe voor hebben. Dit land is feerlaagh, en ter naamver nood kanmeir oet befpemen» voor datraen daar dicht by is. IV. Li®. . VAN BE VOOR-EYLANBEN» ïï I V. L I D. Vdn het EyUnd van de De/twde. HEt is alfoo genaamt , door dien Chriftoffd Colomhus dit het eerfte ontdek-' te van alle de Voor-ejUnden-, in fijne tweede reyfe van Amerika. En gelijk het eerfte land van defe nieuwe Werelt door hem genaamt wierd San Salvador, in plaatfe dat het te voren genaamt was Guanabam , dat eene van de Lucajefche Eylanden was ,. op de hpochte van vijfentwintigh Graden eneenige Minu- ten ^ alfoo noemde hy dit, bet Gewenfchtei om de vervulling van fijn wenfch. Het is tien mijlen af-gelegen van Gard/ioupe, trekkende na het Noord-weften ï eri van de Linie feftien Graden, en tien Minuten. Daar is ook goed land in dit Eyland,om5er verfcheyde fchoone woonplaatfen te beworpen : daarom hoopt- men,. dat liet niet lange fal wefen fonder bevolkt te zijn. V.' Liet. VdnhetEyUnd vanGardeloupe. Dit Eyland is het grootfte, en een van de fchoonfte , van alle die de Eran- coy fchen in de Voor-eylandcn befitten. Het was voor defen genaamt van dlndianen Cdwcueira : maar de Spanjaarden hebben het den naam gcgevea die het tegenwoordigh draaght. Eenigen ftellen het beftipteiijk op den feflienden Graad , en andere voegen'er feftien Minuten by. Het heeft ontrent feftigh mijlen in omme-kringh , op negen of tien in de breedte , daar d'aarde hernallerbreedft uyt-ftrekt. Het is in twee deelen gedeelt door een kleynen arm van de Zee, die het Groote-land af fcheyd van het gene men eygentlijk Garddoupe noemt. Het Oofterlijkfte gedeelte hier van is genoemt,C4iw-TmT> en dat na den Ondergank is, Bajfe-Terre. Het gene men het Groote-land noemt, heeft twee Sout-kuylen3daar het wa- ter van de Zee fich in fout vervormt, gelijk in verfcheyde andere Eylanden, door d eenige kracht van de Son, fonder eenige andere konft- greep» Het gedeelte dat bewoont word, is verheven op verfcheyde plaatfen? ert voornamentlijkin fijn middel-punt, met verfcheyde hooge Bergen , waar van> dat eenige over-eynde rijfen met kale en vervaarlijke rotfeh , die haar verheffen uyt den fchoot van verfcheyde fchrikkelijke fteyle diepten , dewelke haar om- ringen; en d'andere zijn bedekt met fchoone boomen , die ten allen tijde een aangenamen krans om haar vlechten. Daar zijn aan den voet van defc bergen^ verfcheyde vlakten van groote uy t-ftrekking > ververfcht door een groot getal C i .m> £1 Natuurlyke Historie • V van fchoone Rivieren, die ten anderen tijden de Vlooren die uyt Spanjen qua- men noodighden , om'er te komen putten de wateren, die haar noödigh waren om hare reyfen te volherden. Eenige van dele Rivieren, ovei hare boorden vloeyende, rollen met haar befulferde ftokken , die door de fulfer-mijnenfcija gegaan, dewelke zijn in een van de voornaamite Bergen des t .ylands , die ^e- duengh rook uyt- braakt, en waar aan men om die reden den naam gegeven heeft van Sulfenge. Daar zijn ook Spring- aderen van liedend warer , die d'er- varentheyt feer bequaam bevonden heelt tot genefingh van de Water lucht, €n tot alle de iiekten die uyt koude oorfaken ontdaan. Daar zijn twee groote Zee-boefemen,tuiTchen defe twee Landen.waar in dat d'Inwoonderen des Ey- lands, die vermaak fcheppen in de Viffcherye, in alle Saifoenen de Zee-fchild- padden, en verfcheyde andere uytnemende VilTchen mogen vangen. Dit land is begonnen bewoont te worden door de Francoyfchen , in het jaar duyfend fcs hondert vijf en dertigh. Mijn Heeren du Plefts en de Volïve , had- dener d'eerfte gebieden met gelijke macht. Maar den eerften geflor ven zijn- de de fevende maant na fijne aankomfte, en mijn Heer de L'Ohve onhebbelijk geworden zijnde tot de beftiering, door het verlies dat hy dede van het oefich- te, foo namen de Heeren vandeMaatfchappye van d'Eylanden van Amerikay ter herte om defe nieuw geboorne Bevolking t'onderfteunen , die geweiden, vervallen was, en die te voorfien met een O ver-hooft begaaft met moedig- heyt, met ondervinding, en met alle de hoedanigheden die vereyfcht worden in een Man van gebied. Hier toe wierpen fy d'oogen op mijn Heer Attber , den eenen van de Hooft- mannen van het Eyland S'- Cbriftoffel, die alfdoen te Parijs was. Den tijd heeft bre^delijk bewaarheyd , dat defe Heeren geen beter yer- kiefingh mochten doen : Want defe Bevolking is hare behoudeniffe , en alle den goeden ftaat waar in fy federt is geweeit,fchuldighaande voorfichtig- heyt , en aan het wijfe beleyd van defen waardigen Gouverneur , die fijne aan- komfte in dit Ampt dede uyt-munten met de Vrede die hy met de Cauti- hanen maakte , en door verfcheyde goede orden die hy in-ftelde , tot de verlichtingh der Inwoonderen, en omhet Eyland aanmerkelijker te maken; gelijk wy dat fullen verhandelen in het derde Hooft-ltuk van het tweede Boek defer Hiftorie. Mijn Heer d'Hoiiel is huyden ten dage Heer en Gouverneur van dit Eyland : en federt hy daar in beveftight is geweeft, heeft hec noch een geheel ander aan- gehchtr— ne van d'aanfienlijkfte, en van de bloeyenfte der Voor-ejUndm Men Van de Voo r-e y l a n d e n. ?! Men fiet'er fchoone vlakten, over dewelke men den ploech doet gaan ©n> d'aarde te bouwen ; het gene in d'andere Eylanden niet by de hand genomen word : waar door de Rijs , de Mays, de Manïec waar van men de Cajfave maakt, de PatateS) en felfs de Gember, en de Suyker- rieten aldaar de befte van de We- relt voort komen. De Gereformeerde Jakobijnen, befitten een gedeelte van het befte land defes Eylands , waar op fy verfcheyde fchoone wooningen hebben gemaakt, die van een goed aanbrengen zijn. Sy zijn den goeden iiaat waar in fy gevon- den worden fchuldigh aan d'onvergelijkelijke forgen van den E. V. Ka/mond Breton , die haar heeft behouden aan fijne Order, in het midden van verfcheyde fwarigheden. Het gedeelte des Eylands datmen de Bajfe-terre noemt , is verrijkt met eene kleyne Stad, die alle dagen aan-groeyt. Sy heeft aireede verfcheyde ftraten,die befet zijn met een groot getal fchoone gebouwen van Timmer- werk, die ten meeden- deele met twee verdiepingen zijn , en op eene gemakkelijke wijfe ge~ maakt, en aangenaam voor het geficht. Sy is ook verciert met de Parochie Kerke; met de huyfeil der Jefuiten en der Carmeliten , die mijn Heer dea Gouverneur daar federt korteling, geroepen heeft; en met verfcheyde wijde Pak-huy fen, die voorfien zijn met alle den voor-raat en de koopraanfehappen ,, die noodig zijn tot de beftendigheyt van defe lieflijke Bevolking. Mijn Heer den Gouverneur houd fijne woonplaats in een Kafteel , dat niet verre van de Stad leyd. Het is wel vaft gebouwt , op vier zijden. De hoeken zijn voorden met Punten, en met Wijk-fchanfen , van Metfelerye van fooda- nigh eene dikte , dat het kan onder- {tutten de fwaarte van verfcheyde Metale {lukken Gefchut, die'er in maniere van Storm-fchanfen zijn geftelt. Een wey- nigh aan gene zijde van het Kafteel, is'er eenen feer hoogen Bergh,die het fou- de konnen ongemak aan doen : Maar mijn Heer den Gouverneur, die niet met alle vergeet van dat tot de vercieringh en tot de verfekering van fijn Eyland magh mede helpen, heeft'er Gefchut op doen voeren ; en op dat een Vyand- defe plaatfe niet tot fijn voordeel foude konnen trekken , heeft hy'er gemaakt eene foorte van Veftingh of Slot, dat altijd is voorfien met leef-tochten en oorloghs-gereetfchappen. Hy heeft'er ook woonplaatfen doen bouwen , die' bequaam zijn om in verdek te houden de Soldaten die het bewaren,en ter nood tot eene verfekerde vertre k- plaatfe te dienen aan d'Inwoonderen. De Cabe-s-- Tcrre heeft ook een Sterkte die wel aanmerkelijk is. Sy is gebouwt op eene plaatfe diemen ten anderen tijde aldaar noemde de Café au borgne. Sy bebouwt? dat geheele quartier in, verfekering, Men noemt haar de Sterkte van de MejUgp Mana, .ft 24 NatuurlykeHistoris Verfcheyde perfoonen van aanfien , hebben haar in dit Eyland vertrokken^ en hebben er doen (tellen een groot getal van Suyker-melens. Mijn Heer de JSoïJfent , is'er algemeen Plaats-houder van mijn Heer den Gouverneur. Mijn Heer Hynfelin , mijn Heer du Blanc, mijn Heer de Me,' mijn Heer des Prez* , en mijn Heer Foftel, zijn er geacht onder de voornaan ifte Amptenaren, en d'aller- aanfienlijkfte Inwoonderen. Mijn Heer d'Aucourt, perfonafie van een onge- meen verftant, en een feer Toeten ommegangh, oeffent daar het ampt van Bur- gerlijk en Mifdadigh Plaats-houder, metgrooten lof. VI. Lid. Van het Eyland van Antigoa. Dit Eyland , is op de hooghte van feftien Graden , en veertigh MinutenV tuflehen de Barbades en de Defirades , fijne lenghte is van fes of feven mij- len , op eene ongelijke breedte. Het is van een moeyelijke aankomfl voor de Schepen, om de Rotfen die het omringen. Men hield voor defen dat het onbe- woonlijk was, om datmen geloofden dat'er geen foet water gevonden wierd : maar d'Engelfchen , die'er haar hebben geplaatft , hebben het daar gevonden, en hebben er noch Putten, en Regen-bakken gegraven , die dit gebrek fouden voldoen. Dit Eyland is overvloedigh in ViiTchen, in Wild-braat , en in allerley {oor- te van tam Gedierte. Het is bewoont door feven of acht hondert mannen , en daar zijn gelijk in alle d'andere Eylanden, die onder het bewind van dek Land- aard zijn,goede en verftandige Leeraren,die groote forge dragen over de Kud- den die haar zijn toe- betrouwt. VIL L i d: V*n het Eyland van t-Mont-fèrraf. DE Spanjaarden , hebben dit Eyland den naam gegeven die het draaght,1 om eenige geiijkheyt die'er is , tulfchen een bergh die hier gevonden word, en die van Mom- ferrat, die na-by Barcelonie is, en defen naam is hem by gebleven tot op defen dagh. Het is op de hoochte van feventien Graden Noor- delijker af- gangh. Het heeft drie mijlen in delengte, en by-nafoo vele in de breedte, in- voegen dat het hem in eene ronde gedaante vertoont. D'aarde is'er feer vruchtbaar . D'Engelfchen befitren her, en zijn er feer wel geplaatft. Men houd dat'er ontrent fes hondert menfehen op zijn. Het gene alleraanmerkelijkft is in dit Eyland, is een fchoone Kerke, van eea •*-. HHBHHHHH Tan de V o o r~e y l a n t> e ». »$ een aangename bouwingh , die mijn Heer den Gouverneur en d'Jnwoonderen daar hebben doen timmeren, den (toei, de banken, en al het verder fel van bin- nen, zijn van fchrijnwerk, van hout des lands , dat dierbaar is , en van goeden reuk. VIII. Lid. Van d' Ey landen van deBarbade en van Redonde. HEt Eyland, dat de Francoyfchen noemen Barbade, en d'Engelfchen Bar- bende, is op de hooghte van fe ventien Graden, en dertigh Minuten. Het is een Iaagh land , langh ontrent vijf mijlen , gelegen Noord- weft waart vari Mont-ferrat. D'Engelfchen hebbener eene Bevolking van drie of vier hondert menfehen, en vinden'er waarvan fy redelijk konnen beftaan. Het heeft dit moeyelijks en gemeen met d'Eylandenvan Antigoa en van Mont-ferrat? dat de Caraïbanen van Dominikys en van elders, daar dikwils groote plonderinqen doen. De vyandfehap die defe Barbaren aangenomen hebben tekende Èn- gelfche Natie is foo groot, dat'ernaauwlijks eenigh jaar door- loopt,\vaar in fy geen een ofte twee in- vallen doen, ter gunfte van de nacht, in eenige van d'Ey- knden die fy beiitten : en alfdan, foo fy niet vaardig worden ontdekt, en krach- telijk te rugge gedreven, vermoorden fy alle de menfehen die fy ontmoeten» berooven de huyfen en verbrandenfe, en indien fy eenige Vrouwen of hare Kinderen konnen v ermee (leren , maken {y die Oorloghs-gevangcnen , en voeren die met haar op hare gronden, met alle den beuit die haar wel bevalt. Het Eyland datmen noemt Redondeof Rotonde* om fijne gedaante, is op de hooghte van fe ventien Graden, en tien Minuten, Het is kleyn, endeen ver- toont van verre niet anders als een groven Toren.: ennaeenfeker aanfien, foudemen feggen dat het een groot Schip was , dat onder fey.1 is. Men kan net lichtelijk van alle kanten aan-doen, om dat de Zee , die het omringht , diep isa en fonder Rotfen of Klippen, die de Schepen in gevaar mogen ft ellen, IX. Lid. Vak het Eyland van Nieves, DTt is een kleyn land , dat gelegen is op de hooghte van den feventienden Graad, en negentien Minuten na het Noorden. Het heeft niet meer als ontrent fes mijlerïin het ronde, en in lijn midden eenen eenigen Berqh, die *evveldigh hoogh is , en met groote Bollenen bedekt tot op den top. ^D'In- >voonderen zijn alle rondom d^n Bergh, te beginnen van den Oever* der Zee» D - tot ttf Natuurlyke His.t-o.rie *H tot datmen komt op het hooghfte , daarmen gemakkelijk kan klimmen. Men doet den omme-gang van dit Eyland licht foo te water als te lande. Daar zijn verfcheyde Bronnen van foet water, waar van eenige machtigh genoegh zijn om hare wateren tot in de Zee te brengen. Daar is felfs een Spring-ader, waar van de wateren warm en mineraal zijn. Men heeft Bad-piaatfen cemaakt na- by den oorfpronk, die met een gelukkige uyt- komft worden gebruykt, tot de geriefing van de felve iiekten die de wateren van Bourbon vercy fchen. D'Engel fchen, die'erhaar hebben ter neder geftelt in het jaar duyfend fes hondert acht en twintigh , bewoonen dit Eyland in het getal van ontrent drie duyfend menfchen , die'er eerlijk beftaan , doorden handel die fy 'er doen met Suyker, met Gember» en met Tabak. Dit Eyland is van de befte beflieringh van alle de Voor-ejlanden. Het Recht word'er bedient met groote wijshey t , door een Raad , die te famen komt uyt d'alleraanfienlijkfte , en alleroudfte Inwoonderen van de Bevolking. Het vloeken en fweeren, de dieveryen, de dronkenfchap > de hoererye, en alle foor- ten van ongebondenthedenenwanfchikkelijkheytjworden'ergeftrengelijk ge- Ar aft. In het jaar duyfend fes hondert negen en veertig , gebood'er mijn Heer Lake. Korteling heeft hem God tot hem geroepen. Hy was een Godvreefend man, en verftandig, die niet groote voor fichtigheyt, en met groote fachtigheyt hecrfchte. Daar zijn drie Kerken , die eenvotidigh gebouwt zijn ; maar tot vergelding zijn fy'er feer gemakkelijk geftelt om'er den Gods-dienft te doen. Tot de ver- fekering van de Schepen die op de Rheede leggen, en om d'aankomft te ver-' hinderen die een vyand foude mogen doen, heeft men'er een Sterkte gebouwt> daar verfcheyde grove ftukken Gefcliut op leggen, die op de Zee gebieden. Sy houd ook in verfekeringh d'openbare Pak-huyfen , waar in men ontlaad alle de Koopmanfchappen die van buyten aan komen , en die noodi^h zijn tot het be- ilaan der Inwoonderen. En van daar is het, datfy daar na uyt- gedcylt worden aan alle de byfondere die haar van nooden hebben, aangefien dat die dit bevel hebben,haar bequaam oordeelen om te betalen op den geftelden dagh,en prijs, die mijn Heer den Gouverneur, en mijne Heeren van den Raad daar op en alle foorten van deughden. Ky doet de'krrjghs- tucht naatew- print elljk waar-nemen om het Eyiand in verweeringh. te houden , iclirik aan de vyanden te geven, en in de* nood hulp-e aan de Bond-genooten te verkenen. By is een Middelaar van alle de gefchilien die onder de gebuerigc Natiën cp-kemé,en door fijn whs beleyd, blijft hy altijd in volkomen goeden verft ande met a Engeifchen, en hy brengt haar hier toe dat fy fijne gevoelens moeten eeren en toe-geven* Hy kan in een oogenbiik ter baan brengen, verft hey de Compagnien Paarde- yolk , en ontrent jacht tot negen duyfent mannen te voet, Eyndeiijk>hy heelt forge gedrae,en om den Francoyfchen haam in verfcKeyde Eyiandcn uyz te brcyden.daar hy Bevol? kingen heeft op-gerecht die tegenwoordigh bloeyende zijn : Hy heef: ook ge- fonclen in het vaife land van Awenl^, in een plaats genaamt Caaj> de Noid, man- nen die een handel met d' indianen onderhouden, en die de grond- veil ing mor gen leggen van eenebrcedcBevoiking5oin dat die plaatfe den ingank.cpent van een groot en goed Land. Het was onmogelijk om verder te gaan, foncer eeni- gen tijd onfö oogen ftille te houden op een foo waardigen Generaal. Laat ons nu de befchrij ving van S!- Chrtftpjfel vervolgen,. Het Eyiand heek ontrent vijf en twintigh mijlen inliet ronde .j d'aarde al- daar licht en zandachtigh zijnde, om alle fcorten van de vruchten des iands voort te brengen , en verfchcyde van die in Europa waffchen. Het is verheven in het midden , door feer hooge bergen , waar af verfcheyde viietjes viceyeni die fomtijds foo fchielijkop-fwellen, door de regenen die op de bergen val- len „ fonder .datmen het aan den af-hank , noch op de vlakte befpeurt; dat- men dikwiis overvallen word, van defe ftroomen , . die inder ijl ovérvlcc,- yen». Het- gantfeh Eyiand is verdeelt in vier hoeken , waar van5 er twee zijn . die door de Francoyfchen gehouden worden, en d'andere twee door d'Engelfchen: maar in fulkcr voegen datmen niet magh door-gaan 'van het eene miartierna het andere , fonder te gaan op den grond van d'eene of d'andere Natie. D'Engel- fchen.hebben in hare bedeeiingh meer kleyne Rivierkens als de Francoyfchen: Maar in vergelding.h, hebben defe meer plat-landj en aarde bc cj naam om ge*- bouwt te worden. O' Engeifchen zijn ét ook in grooter getal als d'onfe ; maar \y hebben foo fterke plaatfen niet tot verweering, en fy zijn foo wel niet gewa- pent. De Francoyfchen hebben vier Sterkten , verfien met menighte van Ge- ichut, dat verre in Zee draaght , waar van het gene dat op de Sand-punt is, ver- werkingen heeft na de regelen, in maniere van een Burcht. Het alleraaniDcr- ' gelipe Van ©e V o o r-e y l a n d e n-. 25> kelijkfte aan dit, is op de Rheede, of aan de Anker- plaatfe dicmen noemt van het Lage-land. Daar zijn nacht en dogh in d'eene en in d'andere Ccnï- pagnien van Soldaten, die goede wacht houden. Om de quartieren ock in ver- fekertheyt te houden, en voor te komen de wanfchikiijkhedcn,die fouden mo- gen ontftaan tuffchen twee verfcheyde volkeren , foo houd veder Landkaart op de toe-paden van fijne quartieren, een \vacht-huys,waarin de wacht alle dagen word vernieuwt. D'Engclfchen, hebhen ook van hare zijde twee iterke plaat- fen, d'eene die gebied op degrooteRheede, en d' andere op een andere aan- Jïomft ,die naaft de Sand- punt is* Dit Eyland is voorden met een fchoone Sout-kuyl,die op den Oever van de Zee is, 'm een Boefem of in-ham, die d'lnwoonderen gemeenlijk noemen Cid-da-fac, Niet verre van daar, is'er een punt van aarde , die foo dichte by het Eyland van Nieves uyt-ftcekt , dat de Zee-ader die defe twee plaatfen fchey t, niet wijder is als een kleyn quartier-uurs , in-voegen dat'er mannen gevonden jsijn, die het ten anderen tijde hebben over gefwemmen. 'Men houd dat'er een Sil ver- snij n op S'- cbriftoffel is: Maar gelijk de Sout- .putten, de Boiïchen, de Rhecden, ende Mijnen gemeen zijn aan* de twee Na- tien ?. foo vaardight niemantdemoeyteaan om het te be hen, Voe^hthicr py dat'er eenegroote macht van nooden is , en een uytfrekend getal van Slaven tot fuik. een voornemen. De ware Silver-mijn van dit Eyland , dat is de Suy- ker. . Mën doet den ommegang van dit Eyland gemaklijk te land : Maar men kan het midden niet door-gaan , ter oorfake van verfcheyde hooge en van Zijde en van Wolle , die bequaam zijn tot het land , en al gemeenlijk alle de ververfchingen die in het Eyland niet groeyen , en die noodzakelijk zijn tot d'onderhouding der Inwoonderen. Men heeft alles voor een redelijken prijs, in vermangeling van de Koopmanfchappen die in dat land vallen. Het is in de felve plaatfe , daar de Konftenaars vvoonen , die haar in verfcheyde Am- bachten befigh houden, die nut zijn om den handel,en de burgerlijke gemeen- fchapt onderhouden. Menvind'er daar -en boven noch een Verhoor- plaat- fe om het Recht te doen , en eene fchoone Kerke, die een geweldigh getal- rij- ke vergaderingh kan begrijpen. Dit gantfeh gebouw is van Timmer- werk, verheven op een grond-voet van gehouwe fteen. In plaatfe van glafen en ven(ters> zijner niet als dwerfe traliën. De ruftingh van het dakitaat op drie Gevels om den wind foo veel fpelens niet te geven , en het verdek is met roode pannen. De Capucij nen Jiebben eenige jaren het beleyd van defe Kerke gehad, en den lalt der fielen onder de Francoyfchen van het Eyland:maar in het jaar duy- fend Ces hondert ks en veertigh , wierden fy van defe laft ontflagen met de ge- meene toe-ftemmin2;h der inwoonderen, die haar beleefdelijken oorlof ga- ven , en ontfingen in hare plaatfen Jefuiten en Carmeliten , die'er tegenwoor- digh door de forghvuldigheden en de mildheden van mijn Heer den Generaal en d' Inwoonderen , fchoone huyfen hebben , en goede omgelegentheden , die gebouwt worden door een groot getal Slaven , die haar toe-behooren , en die haar verfchaffen waar van fy eerlijk konnen beftaan. Den E.V.HenryduVi~ vier is den eerften Opper- vooght geweeft van het huys der Jefuiten. Sijne foe- tigheyt en fijnen minlijken omme-gangh, hebben hem het herte verkregen van alle die van onfe Natie, die dit Eyland bewoonen. Mijn Heer den Generaal , heeft ook een G aft huys doen bouwen in een feer gefonde plaats, alwaar de Sieken die geene middelen hebben om haar in hare huyfen te laten genefen, gevoed worden, als mede befocht van Artzen en van Heel-meefteren tot hare weder- herftelling. De vreemdelingen die in fiekte vallen in dit Eyland, worden'er ook ontfangen. Hy heeft noch order geftelt das de Weefen geplaatft worden in eerlijke huyfen, alwaar fy onderwefen en ge- voed worden op fijne koflen. Onder defchoone,groote,en Yafte gebouwen die ds Francoyfchen en d'En- gelfcfceq •f» $J- Natuurlyke Historie." g^fchen gèbouwt hebben, in verfcheytlegeweftenVan dit Eyland , munt uyt ionier tegenfpreken het Kafteel van mijn Heer den Generaal van Vmcy , en overtreft verre alle d' anderen ; daarom is het dat wy'er een geheele byfondere beichrijvingh van fullen doen. Het is gelegen op eene luchtige en gefonde plaatfè , aan den af-gank van eenfeerhoogenbergh, bedekt met groote boomen, die dooi hare eeftwi^e groenheyt , het een wee h- rukkend doórficht geven. Het is van de Zee eefc gen een kleine halve Francóyfche mijle. Mén' vind op de plaat fe die er na toe geleyd, en die al ongevoeligh op-klimt, d' aangename huyfingen van eeni.ee der vooraaamfte Amptenaren en Inwoonderen des Eylands : en aifmen op de zijde gekomen is van eene kieyne verhevemheyt die het verfchuylt, komen- de van het Lage-land, foo wordmen derwaarts geleyd door een recht en breed pad, geboord met Oranje-boomen en Citroen-boomendietot befchuttino- verftrekken , en die den reuk en het gelicht wonderlijk verluftigen: Maar dit fchoone Paleys aan het oogeeen aanfien vertoonende dat uytmuntende aan- lokkende is, foo kan men het ter naauwer nood elders werpen. Des felfs gedaante is by-na vierkant, met drie verdiepingen wel-voeghlijk, volgens de regelen van een naauw- keurige Bouw-kunfl, die'erde gehouwe fteenendetichel-iieen aan beileed heeft, met een fchoone gelijk- matigheyt. De Gevel die haar het eerfte vertoont , en die naliet Ooften gekeert is Theeft voor haren in-gang een breeden op-gang, met een dubbele ry van trappen, en een brave borit-weering daar boven op; en de zijde die haar uyt- ficht naden Onder-gang heeft , is ook met een Stoep verfien die d'eerftc geheel gelijk is, en met eene fchoone en grove Ader van Ie vendigh water , die ontfangen zijn- de in een groot bekken, van daar geleyd word door enge onder- aardfche Pijpen na alle de gemakken van het felve huys. De Salen en de Kameren zijn heeliuchtigh; de Zolderingen zijn op fijn Francoyfch gemaakt, van root hout, vaft, effen x van goeden reuk , en van het gewafch des Eylands. Het Dak is op eene platte wij fe gemaakt, vanwaar men eene van d'alierfchoonfte en van d'allervolkomenite uyt- lichten der We- reit heeft. De Venfteringen zijn op eene goede order geftelt: d'uys-fichten van vo- ren, ftrekken haar uyt langhs het toe-pad , en dringen door langhs fchoone Valleyen, beplant met Suyker-rieten, en met Gember. Die vanden Onder- gang,jworden bepaalt door den Bergh , die'er niet verder af is dan foo vele de juyfte gehjk-matipheyt fulkx vereyfcht, om door den rijken errond d.ie hy ver- toont de bcvallighëyt en de volmaaktheden van dit Paleys te verheffen. Wat d'uytïïchten van den Middagh en na het Noorden aangaat , fy ontdekken een aan- —**-* Van de Wgor-eyx andet*. g^ aanmerkelijk gedeelte van het Eyland , en de Hoven en de gebouwfelen, daar alle de noodfakelijke gemakken zijn tot de volmaking van foo fchoon een Huys. In de tuffchen- wijdte die is tuffchen dit Cafteél , en den nabuerigen bergh; Iieeftmen een lchoonen Tuyn uytgefpaart , die naauwkeurigh word onderhou- den. Hy is voorfien met het meefte gedeelte vandePotafie-kruydcndiein Vranknjk worden gevonden , en verrijkt met een Pronk-bedde, vervult met feldfame en finnelijke bloemen, die bevochtight worden van eene heldere fpringh-ader, dewelke haren oorfprong neemt aan den af-hankvan den berg, en Tonder veel konft-leyding eengroeten uyt-worp maakt,die weder ontfprinet in het midden van den Tuyn. "° Dit rijkelijk Gebouw is foo wel geplaatft, en foo aangenaam ververfcht met lachte winden die van den bergh af-fchieten , en van den Ooftenwind, die den gewoonlijkften des Lands is,dat in de grootfte hitten van den Somer,mendaar eene lieflijke gematichtheyt geniet. Dit is foo vermakelijk een faak als het mogelijk foudekonnen zijn, warmeer op de dagen van algemeene en openbare vrolijkheyt , men in d'Eylanden vreughde-vyeren aanfteekt, om de nieuwe tijding van een^e gelukkige uyt- komit der overwinnende Wapenen van fijne AJlerchrifteïïjkfte Majefteyt. Want alfdan doen de Claroenen en de Bafuynen hare klinkende geluyden hoo- ren van de hooghte der platte-form van dit Palays, in fulker voegen dat de nabuenge Bergen, de Heuvelen en de Boffchen die haar bedekken, weder- galmen op dit door-dringend gerucht , en maken eene minfame Echo dieliaar verfpreyd door het gantfeh Eyland, en wel verre in Zee. Dan fietmen ook hangen boven van d'aarde-grond , en aan de venfteringen van d'allerverheven- ite verdieping , de Veld-teykenen door-faay t met Leiyen , en de Wapen- vaan- delen en de Standaarden die mijn Heer den Generaal op de Vyanden .heeft Wegh gedragen. Aan eene van de zijden defesHuys, is'ereenefchooneengrooteKapelle, feer eygentlijk verciert, alwaar d'Aalmoetfenieren van mijn Heer den Gene- raal den dienft doen. De gemakken en de huys- veilingen van de Huys-ge- nooten komen in het gevolgh, en zijn begrepen int wee gantfche huyfinge'n, die mede van Tichel- fteenen zijn gebouwt. Aan d'andere zijde maar een wey- nigh verder, op eenekleyne verheventheyt, fietmen het quartier van de Ne- gerfche Slaven , die verfcheyde kley ne huy skens van hout en van Tichel-ileem bewoonen. Men heeft aan defeplaatfe den naam nerven van de Stad vaia Angola. ° * Pit Huys is niet alleenlijk lof-waardigh om dat het gelegen is in een goede £ lucht» 34 Natuurlyke Historie >»■ lucht,om dat het volmaaktelijk wel gebouwt is,en om de heldere water-fproiï- een by fonder oplicht heeft. . Mijn Heer den Generaal heeft noch de Wachten van fijn perfoon , die hem Van Dl Vo-o-h-eyeakdi». J5 *ergefelfchappen wanneer het noodfakelijk is , onder het geleyde van een Hooft-man, meer om de Majefteyt van den Koning te vertoonen, waar van hy deere heeft Plaats-houder re zijn, als door eenigh belang dat hy'er toe mach hebben, bemind zijnde, en lief en waard van alle de Franeoyfchen, en ontfien van alle de Vreemdelingen. Na het voorbeeld van mijn Heer den Generaal, verfchey de Edele en aan- fïenlijke Huys-gefinnen , die van Vrankrijk gekomen zijn, gelokt zijnde dooi- de foetigheyt van fijne Beftiering, hebben'haar vaft ter neder geftelt in dit Eyland ,°en hebbener gebouwt fchoone en vermakelijke huyfen. D'aüer- tanmerkclijkfte zijn die van mijne Heeren van Poincy, deTreval, en de Be- yevept, dat drie brave Edel-lieden zijn, Neven van mijn Heer den Gene- raal : den eerften van dewelke, byfonder Gouverneur is van S9 Cbrïftoffel, onder mijn Heer fijn Oom,, en de twee andere zijn Hooft-mannen van hare cjuar- tieren. Mijn Heer Giraud zaliger, onder fijne andere Huyfen had'er een doen bouwen by het Hof van mijn Heer den Generaal, en een ander te Cajonne, die yan d'allervolmaakfte zijn. Defe Perfonafie , die vangroote verdienften was, en die door fijn wijs beleyd,hem hadde verkregen de vriendfehap van alle d'In- woonderen der Ey landen, droegh de hoedanigheyt van Oorloghs-bedienaar van S'Cbrifaffel, en d'andereEy landen vanonder de wind, dat is te feggen van £'■ Maarten, van $'■ Bmbakmm>tn van het ïïejligb Kmys,dk na den Ondergank zijn, beneden Se- Chrifioffè'L Tuflchen d'aanfienlijke Huyfen onder onfeFrancoyfchen, moetmennock ftellen dat van mijn Heer Auber , die geweeil is Gouverneur van de Gardelou- f e. Het is van een fchoone bouwing , van vaft houten-op goeden grond» en dat meer is, het heeft een hoogh-getakt Bofch , dat noch niet ter neder is ge- flecht, en fuyvere aarde, omvijftigh Slaven befigh te houden, die in de Suy- ker en in de Gember werken. Maar dat het felve meer glans geeft, is dat het o-eplaatfl is , op de hooghfte verdieping van de wooningen van het quartier van den Bergh Plateau, en verheven op eenehooghte , van waar men ver- fcheyde fchoone woon-plaatfen ontdekt die'er beneden zijn , en fiet foo verre in de Zee, als de kracht van het ooge hem kan uyt- (trekken. Mijn Heer de U Roüere tegenwoordigh Majeur van het Eyland , mijn Heer.de Saint Amant, mijn Heer^e /' Efperapce , raijn.Heer de la Roche , dat Hooft-mannen zijn , alle d'Amptenaren in het gemeen , en alle d'alleroudfle Inwoonderen zijn wel ge- iiuyfveft. D'Engelfchen hebben ook doen timmeren in hare quartieren , verfcheyd-e groote en fchoone gebouwen) die de natuurlijke fchoonheyt van dit Eyland E * won* - ■ '4' ïgS Natuurlysb Historie wonderbaarlijk verheffen. D'alleraanfienlijkfte zijn, die van mijn HeerTO*?- nard zaliger , eerfle algemeen Gouverneur van dele Land-aard , dat van mijn Heer Riche zaliger, die lijn Na-befitter was ; dat van mijn Heer Eüret, die te- genwoordigh dit Ampt oeftènt met grooten lof, en dat van mijn Heer de Co- lonel Gejfrefon, die alle foo volkomen zijn, dat fy met goed recht genaamt moe- ten worden , onder d'alierfchoonite , en d'allergemakkehjkfte huyfen der Vqoy- ey landen*. Men telt ook tot vijf fchoone Kerken » die d'Engelfchen in dit Eyland Heb- ben doen bouwen. D'eerfte diemen ontmoet, komende uyt het quartier van de Francoy fchen, is op de punt van de Pahn-boomen ^ de tweede by de ^roote Rheede^beneden het Hof vanmijn Heer haren Gouverneur ; de derde aan de Sand-punt ; en de twee andere in het quartier van Cayonne* De drie eerfle zijn van een aangename bouwing na het land , van binnen verciert met fchoone ftoelen,en geitoeiten van fchrijn- werk, en van koftelijk hout. De Kerkelijke, die den Godlijken dienft doen, waren ten anderen tijde gefonden van den Aarts -biiTchop van Cantelbergh,die'er tot fijn groot Stede-houder hadde mijn Heer den Dokter Fiatley., Capellaan van den overleden Koning van Engeland» en Leeraar van de Kerke van de punt der Palm-boomen , in het felve Eyland, Maar tegenwoordig ontfangen fy hare fending van de Synodifche ver^aderin-r §en> die het Biilchoplijke vermogen hebben.. V Y F D E H O O E T-S T U K, 'nvan onder den Wind* . ALle d'Eylanden die na den 'Ondergank zijn van dat van S* Chrifloffel, worden gewoonlijk genaamt, d'Ey landen van onderde Wind : door dien de wind, die by-na altijd in de Voor-eylanden blaaft, een Ooften-wind is, die fomtijds een weynigh van het Noorden mede deelt , en dat het felden gebeurt, dat de wind van den Ondergank,of van den Middagh waay t. Men telt'er in al- les negen voorname, waar van wy in dit Hooft-ftuk fullen handelenden naafte- by op de felve fchikking die fy in de Kaarte houden.. I. Lid. Van hei Eyland van S*1 Eujlatius* DTt Eyland is ten Noord- wetten van Sf- Chriftoffel, op de hooghte van fe- ventien Graden, en veertigh Minuten. Het is kieyn, en maafiin alles niet meer hebben , als ontrent vijf mijlen in het ronde. Het is, om'eygentlijk te (preken»- Van d e V o o r-e ylanden. a** fpreken, niet meer als een Bergh, die hem verheft uythet midden van den Oceaan, in maniere van een Suyker- brood, dat de felve gedaante is die den bergh van Tabor , en de P ijk van Tcnerijfe vertoonen : ten zy dat defen laatften onvergelijkelijk hooger is. Het ilaat onder d'Oppermogentheyt van mijne Heeren de Staten der Ver- eenighde Provinciën, die de heerfchappye en de grond- ey gendom hebben o ver-gelaten aan mijn Heer van Ree,en aan fijne Mede-iianderen,aanfïenlijke Kooplieden van VlifEngen in Zeeland, die'er eene Bevolking hebben gefticht5 beftaande in ontrent fefthien hondert menfchen, die'er bequamelijk beholpen zijn, onder de fachte beftiering van de Hollandfche N atie. DitEylandishetallerfterkite van gelegentheyt van alle de Voor-eylandens want daar en is niet als een goede aan-komft , die lichtelijk beweert kan wor- den, en daar weynigh menfchen eengantfch Leger foudenkonnen te ru^ge houden. Boven defe natuurlijke verfterking heeft men'er eene goede Sterkte gebout, die op de befte Rheede gebied, en wel diep in Zee, door de drachtvan haar Gefchur. D'Inwoonderen zijn alle gemakkelijk gehuyfveft , en finlijk ^ehuyfraat , in navolging van hare Mede-land- genooten van Holland. Daar en is niet als het hooge van den Bergh, dat met Bofch is overdekt : den gantfchen Omme-loop is geflecht. En men foude naauwlijks konnen gelooven, hoe groot een menig- te van Tabak, men ten anderen tijde daar uy t gehaalt heeft , en men daaraoch dagelijks uyt- haalt.. ' ._ . Hoewel den top van den Bergh van dit Eyland geweldigh fcherp fchijnt , is hy niet-te-minhol , en heeft in fijn middel een grond die wijd genoeg is, om t'onderhouden menighte van Wild- braad, dat fichin defe diepe vertrek- plaats vermaakt. D'Inwoonderen zijn forghvuldigh om op haar land te voeden, al- lerley Gevogelte , en felfs Verkens , en Lampreyen , die'er wonderlijk verme- - nighvuldigen. Daar en zijn geen Water-fprongen in dit Eyland; maar daar zijn tegen- woordigh feer weynigh huyfen, die geen goeden Regen- bak hebben, om dit gebrek te vergoeden. Daar zijn ook Pak-huyfen, foo wel voorfien van alle dingen , die noodigh zijn tot het leven, en het onderhoud van d'In- woonderen, dat fy dikwils genoegh hebben om hare Na-gebueren mede te deylen. Wat de perfoonen aangaat die defe Bevolking uyt maken, daar zijn ver- - fcheyde aanfienlijke Huys gefinnen , die'er Chriiklijk, en fonder verwijt le- ven-, en die nimmer befwaikt hebben geweeft met de mildaden dieeenige haar ' op-zadelen. Degenen die onder defe lieden hebben geieeft3 hebben er vele w '$g Na.tuurl-Yke 'Hl STORIB gefchiktheyt befpeurt, en veel mindere ongebondcntheyt als in verfcheyde $m dere Eylanden. Daar is ook eene fchoone Kerke, die van een Hollandfch Leeraar word be- ftiert. Mijn Heer van der Graaf , die tegenwoordigh is Leeraar van de Kerke Tan ter Veer ,in bet Eyland van Walchren.heeft'er ten anderen tijde het bcleyd af gehad. Hy predikten er in een fel ven dagh, en op een felve Stoel, in het Francoyfchen in het Nederduytfch ; om te (richten dlnwoonderen van d'eene en d'andere tale , die in dit Eyland zijn. Mijn Heer de Mej vermaart Prediker van de Kerke van Middelburgh, die onder andere fchriften , in het openbaar heeft uyt-gegeven eene geleerde en naauw-keurige uytlegging, opd'alier- jnoeyelijkfte plaatfen van de vijf boeken van Mofes , daar van natuurlijke din- gen gehandelt is, quam in deplaatfe van mijn Heer van der Graaf } en federt dat hy beroepen is om in fijn Land te dienen, hebben mijne Heeren de Bewint- hebberen van defe Bevolking, altijd gevveldigh forghvuldigh geweeft , aan het Synodus van hare Provintie te verfoeken goede en getrouwe Werk- lie- den, om gebruykt te worden in dit kleyne- gedeelte van den Wijngaart des JHeeren» II. Lid. Van het Eyland van S*' Bartholomeits. HEt Eyland van S'- Banbolometis>'is ten Noord- Weften van S<- chrifloffeUop den feventienden Graad. Het heeft weynigh aarde becjuaam om ge- bouwt te worden , hoewel het redelijk groot van omme-kring is, Mijn Heer den Droft van Foïncy , Algemeen Gouverneur van de Francoyfchen , heeft het op fijne koften doen bewoonen, ontrent vijftien jaren geleden. Men vind' er verfcheyde fchoone boomen geweldigh hoogh geacht, een oneyndig getal van vogelen van verfcheyde foorten , en lteen zijnde geweldigh becjuaam om kalk te maken, diemen daar gaat halen van d'andere Eylanden. Het is van een moe- yelijke aan-komft voor de groote Schepen, om dat het is omringt met ver- fcheyde Rotfen : die behagen fcheppen in d'eenfaamheyt , fouden geene yoi- Isomener konnen vinden. III. Lid. Van het Eyland van Saba. Et is gelegen ten Noord- Weften van Sf- Euftatim, op de hooghte van den feventienden Graad) en vijf en dertigh Minuten. Men foude gelooven, het H Van de V o o r-e y l a n b k n. $$ het van verre fiende, dat liet niet anders was als een Rotfe : Maar-de Bevolking van Sf- Eufluüu&i die'er volk op heeft doen over- gaan om het te bouwen , heelt eene aangename Valleye gevonden, en goede aarde gcnoegh om verfcheydc' Huys-gefmnen heiig te houden , die te vrcden leven , in Adt lieflijke vertrek- plaitfe. Daar en is geene Ankering aan de Kufle als voor Sloepen. De viffche- rye is'er overvloedig. En de forgen die mijn Heer den Gouverneur van Sf' E#~ ftótius tot heden over dit volk genomen heeft, doen dat 4e noodwendige ver- yerfchingen daar niet gebreken. IV. Lid, Van het Eyland van Sf' 'Maarten. Dït Eyland is op de hooghte van aehtien Graden, en feftien Minuten; He# heeft ontrent feven mijlen in de lengte , en vier in de breedte. Daar zijn - fchoone Sout-kuylen , die den Spanjaart verplicht hadden om'er eene Sterkte te bouwen , daar hy een Garnifoen onderhield , om'er hem het eygendom af te bewaren. Maar op het eynde van het jaar 1648 foo flechten hy de SterkteT en verliet het Eyland. Het welke befpeurt zijnde door mijn Heer de Ruy ter,die een van de groote Schepen voerden , die mijn Heer Lampfen gewoonlijk in A- merik* ftiert,en die voor die tijd ontrent de kufte van dit Eyland van &'■ Maarten was, fooginkhy te S'Eufiaüm volk lichten, dat hy'er over voerden om het te' bewoonen,en daar befitting af te nemen,in den naam van mijne Heeren de Stap- ten der Vereenigde Pro vintien. De tijding van den uyt-tocht der Spanjaarden uyt dit land , ter fel ver tijd^ gekomen zijnde tot de kennirfe van mijn Heer den Generaal der Francoy- khen, foo-reede hy vaardighlijk een Schip toe, en fielden er in een getal' yan brave mannen, om het recht en den eyfch- van onfe Natie te vernieu- wen, die dit Eyland befeten hadden voor d'ontweldiging der Spanjaarden,»* Sedert hebben de Francoyfchen en de Hollanderen dit land in minfaam- heyt gedeelty en fy leven er te famen > in feer goeden onderlingen ver-- fiande. De Sout-kuylen , zijn in het cjuartier van de Hollanderen ï maar de Fran-- coyfehen hebben'erhet gebruyk vry af. Mijn Heer den Generaal ftcldetoe" fijn Plaats-houder in defe plaatfe mijn Heer de UTour. En tegenwoordige is het mijn Heer de Saint Amant, die'er gebied; Hy heeft ónder hem ontrene - drie hondert mannen ; die het land bebouwen, en doen allen mogelijken vliirf om het tot aanfienlijKheyt te brengen. Ah I I 't' ^ö Natüurlykf. Historiï De Hollanderen zijner in alfoo groot een getal als de Francoyfchen. Mijn Heer Lampfen , en mijn Heer van Ree , zijn de voornaamfle Heeren en Be- wind-hebberen van defe Bevolking. Sy hebben in haar quartier fchoone woon-plaatfen, groote Pak-huyfenjen een wel aanmerkelijk getal van Negers, die hare eeuwig-duerende Dienaren zijn. Daar en is geen foet water in dit Eyland , als dat in den regen-tijd word ver- gadert in de bakken, dieer genoegh gemeen zijn. Daar zijn verfcheyde Ey- landekens rondom dit land, die Teer wel gelegen zijn, tot de geringe verma- ken van d'Invvoonderen. Daar zijn ook poelen van fout water, die wel diep tuffchen het land in loopen , daarmen een oneyndigh getal van goede vifTchen vanght, byfonderlijk Zee-fchildpadden. Men vind in de Bollenen wilde Ver- wens, wilde Duy ven, Tortel-duy ven, en Perroketten fonder getal. Men fiet'er verfcheyde boomen, die onderfcheyde Gommen uyt-fweeten : Maar den Ta- bak die'er waft, meer geacht zijnde als die van d'andere Eylanden , foo is dit dat fijn Koop-handel aanmerkelijker maakt. De Francoyfchen en de Hollanderen, hebben hare byfondere Kerken , in de quartieren van haar gebied. Mijn Heer des Camfs, die tegenwoordigh Leeraar is van de Hollandtfche Kerke, wierd'erindefehoedanigheytgefon- den, in de maant van September des jaarsduyfent (es honder vijf en vijftjgh» door het Synodus van de Walfche Kerken der Vereenighde Provinciën , die: defe Bevolking heeft onder fijn geeftelijk toeverficht. V. Lid. Van het Eyland van den AaL HEt draaght defen naam om fijne gedaante; want het is een land gewel- digh lang , en geweldigh fmal , dat fich flangs-gewijfe uyt-ftrekt by het Eyland van Su Maarten, van waar men het bloot fiet leggen. Daar word niet een Bergh gevonden, het land is'er over-al plat en effen. Ter plaatfe daar het de meeite breedte heeft, is'er een poel , rondom dewelke, eenige Engelfchc Huys-gefinnen haar hebben geplaatft federt feven of acht jaren, en waar fy Ta- bak bouwen,die geweldigh geprefen word van die kenniffe van de(e koopman- fchap hebben. Men fielt dit Eyland op achtien Graden,en twintigh Minuten, herwaart de Linie, VI. Lid. - b Van de Voor-i yx. and en, 41 VI. Lid. Ym £ Eyhndenvm Sombriroyvan Aneg&de> invm de Maaghden. HEt eerfte van defe drie Eylanden , is gelegen tuflchen de Banken, die d'Engte boorden, waar door de Schepen komen, die in Europa weder wil- len keeren. Het is op den achtienden Graad , en dertigh Minuten. De Span- jaarden hebben het S ombr ér o genzzmt > om dat hei de gedaante heeft van een hoed. Het is onbe woont. Anegade , dat onder den fel ven Graad is als Sombriro, is mede woeft, en ge- Vaarlijk van aankomft. De Maaghden groote en kleyne , begrijpen verfcheyde Eylanden, die in de Kaarte onder defen naam worden beteykent. Men telt'er in alles twaalf of dertien. Syfpreyden haar uyt na den Opgank van het Eylandvan Sf Jan van Ttm-Rico , op de hooghte van achtien Graden Noord -waart de Linie. Tuf- fchen defe Eylanden, zijn feer goede Anker- gronden , om verfcheyde Vloten in verfekertheyt te leggen. De Spanjaarden befoeken haar dikwils tot de vif- fcherye, die'er overvloedigh is. Daar is ook een oneyndigh getal van fchooae Zee-en- Land- Vogelen. Daar is foo weynige goede aarde , dat na het beproeft en befocht te hebben in fijngantfcheuyt-it rekking» foo heeft men bevonden 4at het niet verdienden Inwoonderen te hebben» VIL Li d; Van het Eyland van het Heyligh Kruys. HEt laatfte van alle de Vwr-eylanden, die onder de wind zijn» is dat den fchoonen naam van Heyligh Kruys draaghf.» Het is op de hooghte van achtien Graden, en eenige Minuten. De Carktbanen , die'er uyt gejaaght wier- den door de Spanjaarden, noemden het Ayay. Het was feer geacht onder haar : om dat dit het eerfte Eyland was dat defe Land-aart in de Vosr-eyUnden hadde bewoont , komende van het Noorden eene becjuame woonplaatfe foe- ken , om de grond-veften van hare Bevolkingen te werpen , gelijk wy dat by- fondedijk fullen vertoonen in het tweede Boek van defeHiftorye,in hetHooit- ituk van haren oorfpronk. D'aarde van dit Eyland , geeft weder met grooten woeker , alles wat men daarin zaaid. Men fiet'er fchoone en wijd- ft rekkende vlakten, van bruyne $arde , en gemakkelijk om te bebouwen. Daar zijn ook verfcheyde boomen F feer 1 ■ "M 4i Kat uurlyk e Historie Teer fchoon, en koftelijk, die bcquaam zijn tot de verwerye , en tot de fchrijn- werking. De lucht is'ergoed; maar de wateren zijner niet feergcfont', in- dien men haar drinkt terftont als fy geput zijn geweeft. Om haar t ontnemen de quade hoedanighey t die fy hebben , foo laat men haar eenigen tijd ruften in aarde vaten , dat haar goed maakt, en dat reden geeft te gelooven dat fy niet qaaad zijn als om haar flijtn, gelijk die vandeNijl. Dit Eyland , is nu in de belitting van de Francoyfchen , dieer d'over- blijffelen heerlijk van weder op- gerecht hebben. Na de verfcheyde verivif- felingen van Meefteren , die daar in weynige jaren op gekomen waren 3^ gelijk wy het fullen feggen in het tweede Hooft- ituk van het tweede Boek deler Hi- ftorie. Mijn Heer den Generaal der Francoyfchen , die het heeft doen bevol- ken op fijne koften, heeft het een nieuwen glants gegeven , die de hope voort- brengt tot een breede Bevolking. Het magh negen of tien mijlen lang wefen, en by-na foo veel in fijn groot- fte breedte. De Bergen zijner foo hoogh niet, noch foo gedrongen d'eene te- gen d'andere, dat men'er niet boven-op magh klimmen,en dat'er niet vele goe- de aarde over-fchiet, bequaamom verfcheyde duyfenden van menfehenin't werk te houden. SESTE HOOFT-STUK. Van de Boo?nen die in defi Ey landen Teaffen , ipaar van men de vrucht magh eten. ONder de boomen die in defe Eylanden gevonden worden, dragen eenige goede vruchten die behulpfaam zijn tot het voedfel derln- woonderen, d'anderen zijn bequaam om gebouwen te maken , of wei fy fijn dienfligh tot het fchrijn- werk , of tot de verwerye. Daar zijn'er ook die met een gelukkige uytkomft gebruykt worden tot de Genees-konft , en ee- nige andere die alleenlijk den reuk vermaken, door haren aangenamen geur> enhetgeficht door defchoonheyt van haar blader-loof, dat nimmer verlept word. Van die vruchten dragen die goed zijn om t'eten , en die in Europa ge&tn worden , (bo vindmen'er niet als d' Orangie-boomen , de Granaat- appel- hoornen, de Citroen-b o omen , en de Lhnoen-boomen , waar van de groote , en de goedheyt* overtreft alle die van de felve foorte zijn, en elders wallen. Lid. Van de Voor-e ylanden. 43 I. Lid. Ym iïOYAngie-h@omen>Gréineiat- Appel-hoornen, en Citroen-hoornen. WAc d'Orangie-boomen betreft, daar zijner van twee foorten in de Voor- ej/landen; fy zijn evenwel van eene feive gedaante, en men kan haar niet onderfcheyden als door den fmaak. D'eenen zijn foet, en d'anderen fuer, maar d'eenen en d'anderen uytinuntende lekker; de fuere brengen een groot gemak in de huys-houding, want men befighthaar in plaatfe van groen-fap, en van Afijn; maar de foete munten uyt in goedheyt. Het is waar dateenige d' Orangie-appelen van China, den naam geven van Koninginnen van £ Orangte- 4ppeleny en waarachtige Muskaten onder de gedaante en deverwe van dele vrucht : maar wat een achting datmen hebben magh van d'aangenatne foetig- heyt defer Cbineefcbe , daar zijner eenige die den uytftekenden en verheven fmaak van onfe Amerikaanfike daar voor verkiefen. De Granaat appel-btomen, waden ook tot volkomenthey t in alle defe Ey- landen,en dragen'er vruchten fchoon in het aanfien en lieflijk aan den fmaak. Defe Boomtjes verftrekken in verfcheyde plaatfen tot befchuttingen aan de Voor-hoven , en aan de toe-gangen van de huyfen , en tot heyningen van de tuynen. Belangende de Citroenen , daar zijn'er van drie onderfcheydene foorten in groote,diemen evenwel niet alle Citroenen noemt. D'eerfte foorte,die d' aller- ichoonfte en d'allefgrootfte is,word genaemt Lime ^ fy deught weynigh als om te confijten, by-na geen fap hebbende, maar geconfijt zijnde is fy uytitekende. De tweede foorte is de Limoen, van de fel ve groote als de Citroenen die ons uyt Spanjen worden o ver-gebracht: maar daar is weynigh fap in na de mate van fijne groote. Den Klejnen Citroen, die de derde foorte maakt, is de befte en de meeft-geachte. Hy heeft niet als een teederefchelle, en is gantfch vol van fap uytermaten fuer , dat goeden fmaak geeft aan de fpijfen , en dient om ver- fcheyde fau Hen tebereyden. Hy is eygen aan Amerika. Eenige keurlijke heb- ben ook in hare tuynen Citroenen die volkomen foet zijn , foo ïn hare baft als in haar fap, die niet wijken noch in groote, noch in geur van die in Portugaal waf- fen. Alle d'andere boomen van de Voorcylanden , hebben het blad , den blocfèm, de vrucht, en de fchorfe van gedaante, van fmaak , en van verwe onderfcheyde met die van onfe seweileri. II. Li L>, 44 Natuurlyke Historie. II. Lid; Van den Goyave-boom, OM met de Vrucht-boomen te beginnen, men houd veel van den Gojrave- boom, die de gedaante van een Lauwer-boom na-by komt , behalven dat fijne bladeren fachter zijn, van een helderder groen, en van onder wolligh. De baft van defen boom is geweldigh dun en effen. Hy fchiet verfcheyde fcheutjes uyt fijne wortel , die in 't eynde indienmen haar nietaf-fcheurt , een dik bofch maken over de gantfche nabuerige aarde. Sijne takken , die tamelijk dicht zijn, worden twee-malen des jaars,beladen met kleyne witte bloemen,die voljht worden van verfcheyde groene Appelen , die geluw en yan goeden reuk ■ •*• worden , als fy rijp zijn. Defe vrucht , die Geyave genaamt word, is boven op verciertmet een kleyn knopje in maniere als een kroon , en van binnen is fijn vleefch wit of root, vervult met kleyne korlen, gelijk den Granaat-appel is. "Waarom de Hollanderen hem noemen foe ten Granaat- appel. Hy is van de groo- te als een Renet-appel , by-na ah diemenin Holland RfiUauwen noemt , en hy meukt in eene nachu Sijne Van deVoo r-e y landen. m Sijne hoedanigheyt is den buyk te floppen, groen gegeten zijnde : waarom hem vele ook gebruyken tegen den bloed-ïoop j maar rijp gegeten zijnde, heeft hy een tegen- itrijdige uyt-komft. III. LlDr Van den V af ay e-boom. DEn Tapaye-boom , is een boom die fonder takken groeyd , tot de hoogh- te van vijftien tot twintig voeten, dik na gelijkmatigheyt, hol enfponlie- achtigh van binnen, daarom gebruykt men hemomover-alwaarmenwilde vlieten van de water-fprongen te leyden. Daar zijn'er van twee foorten , waar van d'eene gemeenlijk gefien word in alle d'Eylanden. Sijne bladeren zijn verdeelt in drie pun&en, by-na als het blad van den Vijge- boom, fy zijn ge- hecht aan lange ftaartcn , die dik zijn gelijk den duym , en hol van binnen : Sy komen uyt den top van den boom , van waar gebogen zijnde, fy verfcheyde vruchten bedekken, die rond zijn, en van groote als een Quee-per » fy wallenen rondom den Stam, waar aanfy gehecht blijven. F 3 D'an- i. 46 Natuuriyke Historie D'anderefoorte van Papaje-boom, word byfonderlijk gevonden in het Ey- land van het Hejligh Krujs. Hy is fchoonder en meer heiaden met bladeren als dm anderen . Maar het gene hem meer doet achren, dat is fiin vrucht die van de groote is als een Meloen, en van de gedaante als een vrouwe borft > van waar komt dat de Portugeefchen hem genaamt hebben Mam'oa. Defe boomen , hebben dit byfonders , dat fy nieuwe vruchten geven veder maant van het jaar. De bloefem van d'eene en van d'andere foorte is van goe- den reuk,en na- by komende die van den Jafmiri. Maar men ftelt onder de land- eyge lekkernyen van d5 Eylanden de vrucht van de laatfte, om dat als hy tot fij- ne volkomentheyt gekomen is, hy een vaft vleefch heeft, datmetfchijven word gefneden , gelijk den Meloen, en dat wel-luftigh van fmaakis. Sijne ichorfeis van een geluvv door-mengt met eenige groene ftrepen,en van binnen is hy vervult met oneyndige kleyne graantjes, die rond, drabbich, en murw zijn, bijtende van fmaak en trekkende na de fpecerye, Defe vrucht verfteikt 'de mage, en helpt tot de ver douwing. IV. Lid. mrr~ — — Van de Voo r-e ylanden, , ''qy.. 1 IV. Lid. Van den Ulfomin. DEn Momin, is een Boom die groeyt tot de dikte van een Appel- boom, en draaght een grove vrucht van de fel ve naam als hy. Het is waar dat d'Eylanderen hem gemeenlijk Carafol noemen, om dat het Graan van die onder haar gevonden worden, gebracht is geweeft v-ah Carafol , dat een Ey- land is eenen langen tijd herwaarts in-gehouden door de Hollanderen, die'er eene goede Sterkte hebben, eneene breede Bevolking, dewelke haar heeft uytgebreyd tot verfcheyde andere Eylanden na-buerige vandatfeive. De- fe vrucht gelijkt eene kleyne Cocomber die niet rijp is. Sijnehuytis altijd groen , en gefchakeert met verfcheyde kleyne by- voeghfelen , in gedaante van fchubben. Indien men hem plukt in fijne rijpheyt , is hy wit van binnen gelijk frremmelis, envaneenefoetigheytwat rijfende door eene kleyne fuyiigheyt, dat hem een feer aangename fcherpheyt geeft. Defe vrucht is ten uyterfte ver- verfchende, en welluftigh van fmaak, Hy draaght fijn zaad in het midden, dat van groote en van gedaante is als een Boon , uyt-muntende glad, en van verwe als een Toets-fteen, op dewelke men verfchelijk een ftuk Goud foude getoetft hebben j want het fchijnc gefchakeert met kleyne s^oude adertjes. V. Lid. Van den lupina, DEn Juritpa, of Genipa , dat den felven Boom is die de Brefilianen noemen J.tmpaba, en de Portugefen Jenipapa, groeyt van de dikte gelijk een Kiftanje-boom: fijne takken krommen weder na d'aarde, en maken eene aan- gename fchaduw. Sijne bladeren zijn lang als die van den Note- boom. Hy draaght bloemen de Narcilfen gelijk , die van goeden reuk zijn. Sijn hout is dicht, van verwe als Parel- graauw. D'Inwoonderen der Eylanden fnijden de Stammen van defe boomen af als fy noch jong zijn, om de laden van de Vuur- roers en van de Musketten daar af te maken, door dien dit hout licht konnen- de gewrocht worden, volkomentlijk glad en effen kan gepolijftert zijn. Yeder maant her-kleed hy hem met eenige nieuwe bladeren Hy draaght Appelen die rijp zijnde, in den oven fchijnen gebraden te wefen, fy zijn van groote als een Appel van Rambour, of als de Hollantfche Appel- verraat. Vallende van den boom,maken fy een gerucht gelijk als dat van een vuur-bal: Het welk ejebèurt,. door Natuurlyke Historie . I 4' m door dat fckere winden of geeften, die bevat zijn in kleyne fchelletjes die hei- zaad ovcr-dekken, gedrongen zijnde door den val, haar fel ven met geweld een opening maken. Waar uyt men reden kan vinden om fich te doen gelooven, dat dit de felve vrucht is, die in Nieutv-Spdnjcn d' Indianen noemen met een feer Barbarifchen naam, Quant la lazJn. Indien men van defe Appelen van Jtmipa eet, fonder wegh te nemen die kleyne huy t die van binnen is , foo fluy ten fy den buyk op eene vreemde wijfe. Defe vrucht word na-gefocht van de Jageren, om dat hyfuerachtigh zijnde den dorft lefcht, en verfterkt het herte der genen die vermoeytzijn van den wegh. Sijn fap verwt in heel bruyn violet, hoewel het helder is gelijk rots- Water, en alfmen het tot twee malen wil doen op de felve plaatfe van het li- chaam datmen verwen wil, foo fchijnt de tweede verwing fwart te wefen.D'In- dianen dienen haar daar mede om haar het lichaam te verfterken,en haar fwak- ker en gefwinder temaken, eer fy na den Oorlogh gaan. Sy gelooven ook, dat defe verwe haar verfchrikkelijker maakt aan hare vyanden. De verwing van defe vrucht kan niet uyt-gedaan worden als met Seep : maarten eynde van negen of tien dagen foo verdwijnt fy van felfs. In den tijd als defe vrucht af- valt, Van de Voor-e ylanden. 4^ valt , hebben de Verkens, die'er af eten , het vleefch ende het fpek t'eenemaal violet, gelijk d'ondervinding dit getuyght. Eveneens is het met het vleefch van de Pcrroketten, en d'andere Vogelen, als fy'er haar mede voeden. Voorts maghmen maken met defe Appeleneen tamelijk liefeiij ken drank, maar die weynigh in gebruyk is als onder d' Indianen, endejageren die geen blijvende woonplaats hebben. VI. Lid. Van den Dvuyve-boom, DEn Dnyve-boom, die de Cara'ibanen noemen Ouüemy wad tot eene mid- del-matige hooghte, en kruypt by-na by der aarde aan den oever van de Zee: Maar in eene goede aarde wordhy hoogh, gelijk een van de fchoonfte boomen van het wout. Sijne bladeren zijn rond, dik, door-mengt met root en groen. Onder de fchorfe vanden Stam na datmen daar heeft af-gelicht een haft van ontrent twee duymen dik, foo vindmen een hout dat violet, vaft, en feerbeqiiaamisoinuytftekende fchr ij n- werken af te maken. Hy brengt aan fijne 50 Natu ti rlyk e Historie iijne takken vrachten voort, diemen, als fy rijp zijn, nemen foude voor groote violette Druy ven: Maar in plaatfe van korlen, heeft veder graan onder een tcedere fchelle , en onder feer weynigh itofte die fuer-achtigh , ververfchende, en van tamelijk goeden (maak is, een harde kraak- (teen gelijk die van de Pruy- men. VII. Lid, Vm den Acajou. DAar zijn drie foorten van boomen die den naam dragen van Acajou ; maar daar is niet als defen die wy hier befchrij ven die vrucht draaght. Dit is een boom van middelmatige hooghte, die fijne takken tot aan d'aarde hellen. Sijne bladeren zijn fchoon en breed, gerond van voren3en door-ftraalt met ver- fcheyde aderen. Hy draaght bloemen die wit zijn, als fy eerft nieuwlijks ont- luyken, daar na worden fy inkarnaat, en purper-verwigh. Sy wafkhen by trof- fen, en fy ademen foo Toet een geur , datmen geen moeyte heeft om den boom diefe draaght te onderfcheyden. Defe bloemen vallen niet tot datfyaf-ge- •t' drongen Van deVoo r-e ylanden. 5» drongen worden door eenefoorte van Kaftanje, gemaakt na de gedaante van een Oor , of Haze-niere ; Als defe Kaftanje fijn wafdom bekomen heeft , foo komt daar onder een fchoonen Appel, lang-werpigh , die met defs Kam ge- kroont is , die al rijp wordende van Oüjf-verwe word , terwijl dat den Appel haar bekleed met een huyt uy termaten tenger en bloofende. Sy is van binnen vervult met fekere fponfie-achtige draden, die vervult zijn met een fapjre gelijk foet en fuer, dat grootelijkx den dorftlefcht, en datmen hout feer nuttigh voor de borft te wefen, en voor de flaauwten, gemengt zijnde met wat fuyker. Maar foo het op eenigh lijnvvaat valt, drukt het'er een roode vlekke in , die'cr foo lange in blijft tot den boom weder op nieuws begint te bloeyen. D'Indianen maken een uytnemende drank van defe vrucht, dewelke eenige dagen bewaart zijnde, de kracht heeft van alfoo fchielijk dronken te maken, als de befte Wijn van Vrankrijk foude mogen doen. De Note die boven aan is, gebrand zijnde, geeft eene in- brandende Olye, diemen gelukkelijk gebruykt, om te verfachten , en felfs om uy t te roeyen de hardigheden die aan de voeten wallen, en diemen vereelt of evel noemt. Dat indienmen haar kraakt, dan vindmen van binnen een kerne bedekt met een teedere fc helle, dewelke afge- nomen wefende, van een feer goeden fmaak is, en heeft de kracht van wonder- baarlijk de mage te verwarmen, en te verfterken. Defen boom, draagt geen vrucht als eenmaal des jaars , van waar komt dat de Breülknen haren ouderdom tellen met de noten die op defen appel waf- fchen, daar van bewarende eene voor yeder jaar, dewelke fy met groote forgh- vuldigheyt wegh leggen, in een kleyn kasje, dat niet gefchikt is als tot dit ge- bruyk. Indien men een in-fnijding maakt aan den voet van defen boom , dan werpt hy uy t eene heldere en door-fchijnende gomme, die vele genomen heb- ben voor die uyt Arabie komt. Het zaat van den boom is in de Note, die lichte- lijk voort brengt, in d'aarde geleght zijnde. D VIII. Lid. Van de Pmymen van ïkake. En lkgke, is eene foorte van kleynen Pruyme- boom die waft in ma- niere van een Bofchjc^ de takken zijn in alle tijden beladen met kleyne g- werpige bladeren ; fy zijn twee-maal des jaars geëmaiilieert met een on- ey ndigh getal van fchoone witte of violette bloemen, die gevolght worden van een kleyne ronde vrucht, van groote als eene Pruyme van Damaft , en die -rijp zijnde , wit of violet word, even als fijn bloefem was. Defe vrucht is geweldig (oei, en foodanigh bemint van fekere Wilden die by de Golf van llondures woo- G 2 nen'i !an f' Natuurlyke Historie >V nen, datmen haar lï&kts noemt, om d'aehting die fy tot defe Pruymen dragen^ die haar tot voedfel dienen- De genen die gereyft hebben onder defe Volken, hebben befpenrt dat als defe vruchten tot hare rijpheyt zijn , fy feer forghvul- digh zijn om haar den eygendomdaaraf te bewaren, en dat om hare na- ge- bueren, die 'er in hare geweiten geene hebben, te verhinderen dat fy'er geenige fchade- aan doen fouden, fy geduerende dien tijd wacht houden op de toe- gan- gen van haar land, welke wachten te fam:n oeiielt zijn uyt de keur van hare befte Soldaten , die haar vinnigh te rugge houden met de pijle en met de knod» fc> foo fy de ftoutheyt hebben van haar te vertoonen. IX. Li d/ Van de Pruymen van Monbaïn* DEn Menbain, is een boom die feer hoogh waft, en die ook pruymefit vcort-brengt lang-werpigh , en geluw , die van tamelijk goeden reuk zijn : Maar de kraak- ftecn grooter zijnde als ailes dat fy tot vleefch hebben, foo fcijn fy weynigh geacht > ten zy van eenige dis haar mengen onder de dranken van Van de Voor-eylanden. 5j van den Oükou, en van den Maby, om haar een beter fmaak te geven. De Ver- kens die in de Boilchen leven, zijn altijd vet als defe vruchten rijp zijn, om dat' er eene groote menighte van onder de boomen valt na de mate dat fy rij- pen, die van defe dieren gulfigh worden op- genomen. Defen bocm'werpt ee- ne gehiwe gomme uyt,die noch een veel door-dringender reuk uyt-geeft als de vrucht, De takken in d' aarde geleght zijnde, fchieten lichtelijk wortel, waar- om men haar gemeenlijk gebruykt om de vakken af te fchieten daarmen het Beeftiaal voed. X. L i d. Van den Courbary. DEn Courharyt groeyt gemeenlijk hooger, dichter, en dikker , a!s den Monbain. Hy draaght een vrucht waar af de fchelle feer hart is om te kraken; en die ontrent vier vingeren lang is, twee breed, en eene dik. In de fchelpe heeft hy twee ofte drie kernen, bedekt met een feer deeg-achtigh vleefch, datgeluwisalsSafraan. Den fmaak daar af is nietleelijk: maar men magh haar niet overtolligh gebruyken, of de mage word'er uytnemende mede over-laden, en de kele verhindert. De Wilden in tijd van gebrek maken'er eene foorte van drank af, die niet onaangenaam is wel bereyd zijnde , dat is te fèggen als hy wel gekookt heeft met water. Sijn hout is vaft, van verwe trek- kende na het roode. Den boom oud zijnde, geeft gomme, die hart word in de Son, en die altijd helder blijft, door-fchijnende gelijk geluwen amber , en van goeden reuk. Éenige Indianen maken'er knoopen af van verfcheyde gedaante, die fy gebruyken tot Arm- ringen , TIals-cieraden , en Oor-behangfelen , die fchoon, blinkende, en van goeden reuk zijn. XI. Lid. Van den Indiaanfchen Vijgen > hoorn, MEn ~fiet in het meefte gedeelte der Eylanden , een groven boom , die d'Europeanen genaamt hebben t Indiaanfchen Vijgen-boom > ter oorfake dat hy draaght een kleyne vrucht fonder kraak-fteen, die de gedaante heeft, en- den fmaak naderende by de Francoyfche Vijgen. Anders heeft hy geen gelij- kenis met onfe Vijge-boomen ; want boven dat het blad van onderfehcyde gedaante is, en veelfmaller, foowafthy in fommige plaatfen foo onmatc- lijkdik, dat'er gevonden worden die naauwlijkx verfcheyde mannen fouden konnea om-armen > om dat den Stam, die meed oneffen is in fijn omme- G 5 SanS> 54 Natuürlyke Historie gang, uyt fijne zijden fchiet, van de wortel af tot daar de takken haar be- ginfel nemen, fekere pollen, of uyt- fprongen, die voor- komen tot q of 5 voe- ten in bet ronde, en die door dit middel diepe groeven maken , uyt-geholt ge- lijk hal ve-ronden. Defe uyt-fprongen, die van het felvevvefcn zijn als het li- chaam van den Boom, zijn ook om- wonden met de felve fchorfe die hem dekt, en fy zijn van de dikte van feven of acht duymen, na gelijk- matigheyt van de dikte des Stams die fy om-ringen. Het hout van defen Boom is van binnen wit en facht-achtigh, en men fnijt gemeenlijk af van defe lange {luk- ken die hy uyt fijn Stam fchiet , om folderingen , deuren , en tafelen te maken, fonder vreefe dat den boom mocht verderven : Want m weynigh tijd bedekt hy foo eygentlijk met fijne fchorfe de brefle die'er in gemaakt is geweeft , dat ter naauwer nood men kanbefpeuren of. daar yets af-genomen is. Alle die gewoont hebben in het Eyland van de Schik- padde, dat gelegen is aan de Noor- delijke kant van het Eyland Hifpanjola , hebben op den wegh die geleyd van de vlakten des Berghs, na het Dorp dat onfe Francoyfchen genaamt hebben Mil- flantdge, een van defe boomen gefien, die gemakkelijk meer als twee hondert mannen kan overdekken onder de fchaduwe van fijne takken,die altijd beladen zijn met verfcheyde bladeren, feer dicht. XII. Lid. Van den Smppeere-boom. DAar is in defe Eylanden eene foorte van Suippeere-boom, wel verfcheyderi vanden Suippeere-boom diemen in Vrankrijkfiet. Wanthy is van eene overmatige hooghte, geweldigh fchoon in het aanfien , en verciert met fchoo- ne bladeren , en verfcheyde takken die haar vergefelfchappen. Hy draaght een aangename vrucht , rond als eene Kerffe, die geluw van vervve is, gevlekt metkleyne roode tekentjes , en die van felfs valt als hy rijp is. Hy heeft den fmaak van den Suippeer , en dit is oorfake dat men hem den fel ven naam gege- ven heeft. Hy word geweldigh bejaaght van de Vogelen. XIII. Lid. Vak den Dooynigen Palm-boom. ALle defe Eylanden hebben Falm-boomen , en eenige hebben'er tot vier- derleye foorten, elke onderrcheyden. D'eene is genaamt Doornigen Falm- hoom. Defen boom draaght dien naamrechtveerdelijk^ want hy is over-al met punten, hebbende aan fijn Stam, aan fijne takken, en aan fijne bladeren groote ■■ K37 Van de V oor-e yl \ nd e n. 5* jroote doornen uytnemende fcherp, en foo gevaarlijk, dat als yemant daar £ gefteken is , hy avontuur loopt , om'er langen tijd door gequelt te wor- len , indienmen daar geen fchielijk hulp-middel toe- brengt. De genen die lenStam van den boom omringen zijn plat, lang gelijk een vinger, vange- laante als een Tant-ftoker, glad , en van taneyt verwe trekkende na het wart. De Negeren, eer fy haar naderen, leggen het vyer rondom den voer 'an den boom, om alle de Doornen af te branden die hem wapenen , en hem ot verwering dienen, Sijn vrucht beftaat in een grooten tros , die te famen ;êfet is van verfcheyde grijs -achtige , harde , en ronde noten , die kernen be- luyten goed zijnde om teeten. Ook is het van defe foorte van Fdm- bosmen, lat eenige Negers Wijn tappen , door middelvan in-fnijdingen die fy bene- len fijne takken maken. Het is waarschijnlijk dat dk den felven Boom is , die ie Breülimm Ajri noemen. XIV. Lib. Natuurlyke Historie XIV. Lid. Van denTammen Fdm-hoom. E tweede foorte is genaamt Jammen Palm-boom, Dit is een grooten Boom, recht, en van eene onmatige hooghte. De wortelen van defe foorte van Palm, verheffen haar uyt d'aarde rondom den Stam, de hooghte van twee of drie Yoeten,envandedikte vaneentonne. Dq[q wortelen zijn kleyn na de gelijkmatighey t van de hooghte des booms, die fy onderftutten : maar fy zijn foo naauwe en foo verwert d'eene door d'andere gevlochten, dat fy hem tot een vallen fteim verftrekken. Defen boom heeft dit by fonders , dat hy ge- meenlijk boven dikker is als onder. Noch jong zijnde , is fijne fchorfe teeder, grijs-achtighvan verwe, en geteykent van voet tot voet met een kring, die by-na te kennen geeft, hoe vele jaren het is dathy d'aarde heeft befhgen : Maar als hy fijne volkomentheyt heeft genomen, word hy over-al foo yafl: en foo effen, dat men er niets meer aan kan bemerken. Sijntop is verciert metverfcheydefchoone takken, uyt-geholt en glad, die van alle wegen ver- geièlfchapt VAN DE VOOR-EYLANDEN. 57 fcefelfchapt zijn, met oney ndige bladeren, groen, lang , fmal , en dun , die haar een verwonderlijke bevalligheyt geven. De teederfie van fijne takken, die noch met ontfloten zijn, verheffen haar juyft uyt het midden vanden boom, terwijl dat d'andere, die rondom gebogen zijn, hemeen rijke en .aangename kroon maken. Defen boom ontlafl hem byyeder maant van eenige fijner takken, en van eene fchorfe, die haar van onder los maakt, dewelke vier of vijf voeten lang is , breed twee of daar ontrent , en van de dikte van een bereyd leder. D'In- woonderen der Eylanden , noemen defe fchorfe Tacbe, en fy gebruyken die tot d 'overdekking van hare Keukens, en andere kleyne gemakken van hare Woo- ningen, en fel fs fy dienen haar met de bladeren, gevlochten, eneygentlijk cC- breyd aan d'eene zijde van de rakken, om daar het dak van hare huyfen af te maken. ; Wy hebben met voornemen de Falm-boomen geftelt aan het eynde van de vrucht-dragende boomen die in defe Eylanden zijn, om dat fy alle helpen, uyt- gelondert den Latane-boom, tot het voedfel der menfehen. Want foo den Door- nigen Palm- boom, dewelke wy befchreven hebben in het voorgaande Lid, Wijn uyt-levert ; defen draagt aan den top van fijnen ftam, en gelijk in fijn hert, een wit mergh, feer teeder, en feer fmakelijk, dat den fmaak heeft van de Hafe~no- te,raauw gegeten zijnde,en zijnde gekookt en toe-bereyd met verfcheyde dun- ne bladeren , en foo blank als mogelijk is , die het omringen, en het gelijk tot sen hemde dienen, danmaghheteenaanmerkelijken rang houden, onder de tveilufhghfte lekkernyen der Voor- eylanden. D£ Francoffchen noemen dit mergh-achtigh wefen , en de bladeren die het omvatten , Kool van ?dm-boom omdatfy daar af onder depot-fpijfendoen, inplaatfe van kooien of andere kruyden. Indien men den ftam van defen boom in tweeklooft, en daar uyt haalt fee- ijkmen dat gemakkelijk kan doen) eene fekere ftofïe die draad- achtiruyktfe om meteen eenigh frukde vorften van de hutten te dekken, en om de vateren te geleyden over-al waar men wil. De Draayers en de Schrijn- wer- kers maken ook van dit hout , dat by-nafwart is, en dat lichtelijk dad word gemaakt , verfcheyde fchoone en feldfame werken , die natuurlijk gemarmert Plinïns maakt gewach van Boomen foo wonderbaarlijk hooah,dat -een pijl, [yt-gekhoten zijnde, d^s felfs top kan bereyken ; En den Schrijver van d'alge- neene Hiftone der Indien, fpreckt van een boom van foodanigh eene hooghce, ^ . dat men 5 % NatuurlïkeHistorië datmen geen fïeen met vollen arm daar foude konnen overwerpen. Maar hoewel den Vdn* hoorn die wy befchrij ven, verre overtreft alle d'andere boomen der Voor- eilanden-, foo fouden wy niet durven (eggen dat Liy van fuik eene on- matige hooghte zy, dewijl dat van den voet des booms,men lichtelijk beipeurt een (choone pluym, die voort- komende uyt het hooghfte van den ftam, altoos gekeert is na dlo.p^-gaande.Zon; Sy vernieuwt haar by yeder-jaar, en als fy uyt haar koker is gekomen, is fy gefchakeert met oneyndige geluwe bloe- men, in aedaante van vergulde knoppen , die komende at te vallen , gevolght worden van verfdieyde vruchten, rond, en van groote als een kieyn hoender ey. Sy zijn gehecht aan een eenig n tros , en op dat deCe bladeren en defe vrachten befchermt fouden zijn tegen d'ongevalien vanden tijd, foo zijn fy overdekt van boven met eene fchoriè , die dik , hart, en grijfachtigh van buy- ten is, en van een s;uldigh vermillioen.van binnen, en die met een punt uyteyn- dight. Defen dierbaren Son-befchutter , is niet anders als de koker die de bloemen befloot : eer fy ontloken waren, en die hem van onder geopent heb- bende, fich uyt-fpreyd in eene gedaante hol van binnen, en fcherp aan d'uyt- eynden, om de bloemen en de vrucht te beter te dekken. Door dien defe foorte van boomen, geen doornen heeft , noemtmen haar Tamme ralm-beomen. Daar is noch eene andere foorte , die foo hoogh waft als dde, die een kleyn rond graan draaght , dat de Negeren forghvnldigh ver fa- melen om dat het dient tot het maken van fchoone ketting- fnoeren,die gemar- mert zijn, en wonderlijk glad.. XV D; Yam, den Lat&ne-boom. D£ derde foorte van Palm is vemamtlatane-boom. Defen boom verheft fijn ftara tamelijk hoogh 3 maar hywafl niet veel in dikte. In plaatfe van takken, heeft hy niet als lange bladeren , die ontfloten zijnde , rond zijn na boven, en gevouwen na beneden op de wijfe van een waayer. Sy zijn gehecht aan groote ftaarten, die voort komen uyt fekere draden, die het hooft van den fiarn om- vatten , qeli$ een dik vlies, ros, en feer helder. Defe bladeren gebonden zijnde met kleyne bondels, dienen om de hutten te dekken, en de huytdiemen.bovcn van de (taarten fchelt, is bequaam tot het maken van Ze- ven, Teemfen, Korven, en verfcheyde andere kleyne fmlijkheden die d'Jn- dian'en onder haren koltelijkftcn huys-raat ftellen. Sy maken ook van het hout van defen boom, en van dat van den TammenPalm-boom, bogen, kned- fen , die fy in hare (bijden gebruyken in plaats van Zwaarden ; Zagayen, J- dat Van öe Voohylanden, » iat kleyne fcherpe Veld-fpiefïen zijn, die fy met de hand tegens hare Vyaii- den uy t-fchieten ; en fy voor- fien daar de punten van hare pijlen mede, die ioor dit middel alfoo door-dringende zijn, als of fy van ftaal waren. XVI. Lid. yan den Cocos, en van den Cacao. DE vierde foorte van Palm, en d'alleruytmuntentfte van allen , is die dera naam draaght van Cocos, die beroemde vrucht , daar de Hiftorie Schrij- reren foo vele wonderen af feggen. Maar men moet aan-merken, dat de Co- os die in de \Veit-Indiè*n gevonden worden, op verre-na foo hoogh niet waf- 'chen , als die van het Ooiten , den (lam gemeenlijk niet overtreffende twin- ighof vijf-en- twintigh voeten hooghte» zijnde voorts van eene wel-gema- ighde dikte. Hy is veelmeer beiaden met takken en bladeren, als den Tam-- ven Palm-boom. D'Eylanden van de Monake, en van Roatam , die aan de Golf an Hondures leggen, zijn vermaart door den overvloed van de(e boomen. iet Eyland van S' Bartbolomeits onder de Voor-eyhndm is'er ook mede ver- H s ciertj 6o ciert , Natuurlyke Historie en van daar is het datmen'er af gebracht heeft op dat van SK Cfoh De vrucht , walt op den O.am fel ver, aan den voet van de takken. Hy heeft de gedaante van eene Note : maar fonder vergelijking te maken wat de groot- heyt belangt : want een eenige weeght fomtijds ontrent tien ponden. Van dat den boom heeft beginnen te dragen, vindmen hem nimmer fonder vrucht: want hy brengt'er nieuwe voort by yeder maant van het jaar. De fchelpe of bafte is foo hard en foo dik, datmen dicmagh polijfteiij en daar op fnijden veelderhan- de gedaanten, tot het verrijken van de koppen , de drink-kroefen, en verfchey- de andere vaten, diemen'er afmaakt tot den gewoonlijken dienft van het huys- liouden: fy is omringt met een dikke fwachtel, die t'eenemaal draad- ach'- tigh is. Alfmen dcCe Cocos-Note. geef ent heeft, vindmen eerftelijk een vlêefch wit gelijk meeuw, dat ten alleruyterite voedfaam is, en dat den (maak heeft van den Amandel. Defe mergh-achtige doffe , is in foo groot een menigte in yeder vrucht, datmen'er een fchotêl mede kan vullen ; fy is vaft aan-gehecht van binnen in de fchelpe, en in haar midden foo bevat fy een groot glas vol van ee- ne Van de V o OR-n y l a n den. C>i ne heldere en aangename vochtigheyt, gelijk muskateWijn; in-voegen dat een perfoon hem wei foude mogen genoegen met een van defe vruchten voor fijn maaltijd. Dit water is het alleenigh dat iich in zaad hervormt-, en dat on- der fijne andere krachten, d'eygenfchap heelt van alle de rimpels uyt het aan- gelicht te verdrijven, en het felve een witte en blófcndc ver we te geven, aan- gefierumen hem daar mede wafcht,alfoo vaardigh als de vrucht van den boom- gevallen is. Die wenfehen fal te verdaan alle de byfonderheden van den Cocos, en de gebrnyken die hy heeft fooindeGenees-konlt, aisindeHiiys-houding,- fal leien indien het hem belieft , de fchoone en breede befchrijving , die Fran~ cojs Pjrard daar van gemaakt heeft in fijne handeling van de Dieren , Boo- menen Vruchten van d'Oofterfche Indien. Alwaar hy vertoont dat de Vol- keren van dat Land, in defen eenigen boom vinden niet alleen haar brood, haren weiluftighften drank , hare kleeding, hare Olye, hare Suyker, ha- ren Honigh , en haren Balfem , en de genees-middelen om hare gefontheyt te herftellen als fy ontftelt is ^ maar dat fy 'er noch afhalende itorfe, om met eene onvergelijkelijke gemakkelijkheyt en vaftigheyt te bouwen, hare huyfen, en de fcheepjes waarmede fj den handel met hare na-gebueren on- derhouden. In- voegen datmen in de Maldmfcbe Ey landen Schepen fiet, die niet gemaakt en geladen zijn als met Cocos, hebbende verkregen van defen wonderlijken boom,planken,hecht-bouten, touw-werken,feylen,ankers,01y, Wijn, konrituren, en verfcheyde anderedingen. Éenige om de gelijkheyt der namen, verfmelten fomtijds denCor^me& den Cacao, die wad in de Provincie van Guatimala> by het Niewp-Spanjen, die ook een vrucht is fèer berucht in het cantfche Amerika , omdat dis de voornaamfte ftoffe is die gebruykt word tot het bereyden van de Cbicolate, of Chocolate, waar van men een opper- vermogenden drank maakt tot verfterkin- ge vandeborft, tot verdrijving vanalledecjuade vochtigheden die haar daar vafthechten, om het graveel te verjagen, en het lichaam irifch en wel te paifg te houden, aangefien men die matighlijk- gebruykt. Defen Cacao, die ook gevonden wierd in de Voor^eyUnden , in het jaar ié>403 in den tuy-ir- van een Inwoonder van het Eyland des Heyligen Kruys , het wel- ke alfdoen was onder de handen van d'Engeifchen, is een Boom by-na ge-- lijk den. Oranje-boom , alleen dat hy niet wel foohoogh walt, en dat fijne- bladeren wat meer uyt-geftrekt zijn- Men poot hem gemeenlijk- in fcha- duwachtige plaatfen , en £elfs onder andere boomen., die hem mogen be^ fchermen voor de hitte van de Son, die fijne bladeren foucle verflenfen. Sijn yrucht , die van groote en van gedaante is by-na als een Ekel-, of eene middel- H • 3 «Batige o's Natuurlyke Historie >V matige Olij ve, vormt fich in dikke haften, langwcrpigh , die gevlamt zijn , en verdeelt aan de zijden, SEVENDE HOOFT-STUK. Vm de Boomen die bequum zijn om te timmeren ; of die tot de fchrijniverking , of tot de Verloerye dienen, WY hebben tot hier toe vertoont verfcheyde fchoone boomen die vruchten dragen, dewelke behulpfaam zijn tot het vocdfel,of tot de vervcrfching van dlnwoonderen der Voor-ejlanden ; en in dit Hooft- flukftellen wy voor te handelen van de voornaamfte, diemen nuttelijk magh hefteden , foo om huyfen te timmeren, a!s om haar te verderen, door het middel van fchoonen huys-raad van fchrijnwerk datmen er af kan maken ; Daar na fullen wy aan-merken alle d'andere boomen van ver- fchevde verwen, die tot de Verwerye bequaam zijn. I- Lid. rr* 3S^ MM* • Van de V o o r-e y l a n d e n. «ï I. Lid. Van tTveefeorten van Acajou. DAar zijn feer weynige Eylanden, daarmen geen fchooneBoomen vind die feer bequaam zijn om huyfen te bouwen,en om' er verfcheyde werken yan fchrijnwerk af te maken. Men maakt byfonderlijk werk van den Acajou , die van fuik eene uytermaten hooghte en dikte waft dat de Caraïhanen uyt eenen Mam dikwiis die groote Sloepen trekken, die fy Tpauges noemen, en die bequaam zijn om vijftigh man- nen te dragen. Hy fchiet verfcheyde takken uyt, die feer dicht zijn, ter oorfake van de menighte der bladeren waar mede fy zijn beladen ; de fchaduwe van de- fen boom is feer aangenaam : en felfs eenige houden , dat fy behulpfaam is tot de gefontheyt der gener die er-onder rullen. Daar zijn twee foorten van Acajou, die niet verfchillen als in de hooghte yan haren ftam , en in de vcrwe van haar hout. Den genen diemen meeft acht is van hout root , licht , van goeden reuk , en feer gemakkelijk om verwerkt te worden.Men heeft doorondervinding befpeurt dat den worm hem niet befcha- dight, dat hy niet verrot in het water, als hy in een goede Mane is af gefneden; en dat de Kofferen en de Kleer-kaïfen die van dit hout gemaakt zij n.eenen goe- den réük aan de kleederen geven , en dat fy haar bewaren voor ailerhande"ge- wormte dieper uyt voort- komen , of lichtelijk glijden in de kiften , die van een- andere (toffe zijn gemaakt. Defe eygenfehappen zijn oorfaak dat eenige gelooft hebben dat defen boom eene foorte van Ceder was. Men maakt'er ook houte fchalien af om de huyfen te dekken. De Hooft-mannen van de Schepen die in de Voor-eylanden handelen, brengen dikwiis planken van dit hout mede, die foo lang en foo breed zijn,dat'er maar eene van nooden is orn'er een fchoone en groote tafel af te maken. 3 van Acajou fs van gelijke gedaante aangaande het buytenfte, chreven hebben ; maar hy waft niet wel foo hooeh , en alf- D' andere foorte als die wy daar beft men er de fchorfe met de b-aft af- gelicht heeft , bevindmen dat het hout wiüs. Hy is ook feer gemakkelijk om te verwerken als hy verfch is af-gefneden,maar alfmen hem in de lucht laat leggen verhard hy foodanigh , datmen er fich niet als met moeyte mede kan dienen. D'Inwoonderen der Eylanden gebruykea hem niet als by gebrek van anderen, om dat hy den worm is onderworpen , en m weynigh tijd verrot. Indienmen in-fnijdingen in den ftam van defe boomen, maakt, dan werpen fy grooten overvloet van gommen nvt, die eenidi eoed ^e- bruyK. mochten hebben, foo men daar proef hadde af genomen. " II. LlBt is wel foo dik en foo hoogii als den Acajvti, en word niet minder .geprefen van de Bouw-kunftenaren , en van de Schrijnwerkers. Sijne bladeren zijn glad, en tamelijk lang. Hy draagt een vrucht van de groo- ts als eenepruyme » die tot fijne rijpheyt gekomen zijnde , van geluwe ver we is, en fchoon om aan te Gen • maar hy is te bitter om van de menfehen gcfocht te worden. De wilde Duyven meilen baar daar mede in eenigh Saifoen van het jaar j en geduerende dien tijd? is haar vleefch van de felve fmaak als defe vrucht, die fy gegeten hebben. Sijne fchorfe is afch-verwighenfehrompe- ligh, het hout fwaar en gemakkelijk om glad te maken , en na de piaatfe daar hy waft is fi j n hert root , of geluwachtigh , of trekkende op het violet . Indien men de fchorfe opent, komt'ereen melkachtige vochtigheyt uyt , die haar ver- hard in maniere van Comme. III. Lid. Vétn het R&ofen*hout. MEn moet bekennen dat foo d'Inwoonderen der Voor- eyUnden een voor- nemen hadden om haar aldaar vaft ter neder te Hellen, fy daar fouden konhen vinden , niet alleen de dingen die noodigh zijn tot het onderhoud des levens-, maar ook de weiiuften en de fmlijkheden, foo voor dat het voedfel belangt, en de kleeding, als dat aan-gaat de bouwing van hare huyfen, en het inwendigh vercierfel der fel ven. Maar de foete gedachten van het weder- kee- ren in het land van hare geboorte, die het meefte gedeelte in hare herten be- houden, doen haar veronachtfamen alle de feldfame voordeden die defe Ey- landen haar aan-bieden, en lichtelijk over-loopen den rijken overvloed van de dierbare dingen die fy voort- brengen, fonder daar eenige winft uyt te trekken. Want om tegenwoordigh niet te feggen, van de groote gemakkelijkhey t die fy hebben om ftorfen te maken van Cottoen dat'er waft ; van in hare vakken te voeden alle foorten van Gevogelte , en van tam Gedierte, dat'erfoo verme- nighvuldight als in eenige piaatfe van de Werelt ; foo fouden fy fonder twijf- fel veelgewinskonnen ontfangen, vanverfcheydekoftelijkhout,dat van groot gebruyk ioude zijn, niet alleen om haar tehuys-veflen , en haar van becjuamen huys-raat te voorden ; maar ook om'er koophandel mede te drijven in Euro- pa. De befchrij vingen die wy doen fullen van eenige van defe ongemecne hoo- Van de Vo or-eyx an den. 6$ bootnen,foomhetoverfchotvanditHooft-ftuk, als in het volgende > fullen deiè voor-ftelling rechtveerdigen. Het Rofen-hout, becjuaam zijnde niet alleen tot het timmer- werk, maar ook tot de fchrijnwerking, moet d'eerfte plaatfe bekleedeh. Oefen boom wad tot eene hooghte die gelijkmatigh is met -fijne dikte ; fijn ftam is gemeen- lijk foo recht , dat hy-een van d'aangenaamfte vercierfelen is van debo£- fchen der Voor-eylanén \ Hyis bedekt met verfcheyde fchoone takken, die vergefelfchapt zijn met fachte bladeren, riiygh aan d'cciie zijde, en lang- vverpigliby-naalsdie van den Note-boom. In den tijd der regenen draaght hy witte bloemen , van goeden reuk , die by troffen wallen , en die wonderlijk de natuurlijke bevalligheyt van defen Boom verheffen. Defe bloemen worden gevolght van een kleyn graan fwart-achtigh en glad. De fchorfe van fijn (tam is van een wit-grijs. Sijn hout is van binnen van verwe als Feuillemort, en als'er de Schave , en den Polijfter over-gegaan hebben , foo befpeurtmen daar in verfcheyde aderen van onderfcheyde verwe, die gelijk golven maken, en geven het een gemarmerden glans , en een verwonderlijken luy fter. Maar den foeten geur die het uyt- ademt alfmen het verwerkt , en het handelt , is dat het meer doet achten , en geeft het den fchoonen naam die het draaght : Eenige hebben felf .geacht dat defen foeten reuk, die noch liefelijker is als die van de Roofe, het den naam moeft geven van Cy per-en- bout , en in der daad fy doen het onder defen tijtel door-gaan in eenige van de Voor-ejlanden. Defen -boom,waft in alle d'Eylanden op de felve wijfe , wat d'uy terlijke gedaante belangt ; maar fijn hout is gemarmert van verfcheyde verwen , na d'onderfcheyding der land- ftreken daar hy fijne geboorte heeft genomen. IV. Li d. V*n het Indumfch-hout. DEfen dierbaren Boom en van goeden reuk , word in foo groot een over- vloed gevonden in hetEyland van het Heyligh Kruys^ en in verfcheyde andere, dat'er by-na gantfche boiTchen afzijn. Hy gaat te famen met het Roo- fen-hom, maar hy walt veel dikker en veel hooger als hy eene goede aarde ont- moet. Sijn ftam fchiet diepe wortelen, en verheft hem geweldigh hoogh. Sij— ne fchorfe is dun, lacht 9 en over-al elfen \ fijne verwe is van een levendigh graauw en verfilvert, en in eenige plaatfen trekt fy na den geluwen,, het gene defen Boom doet uytmunten onder alle d'andere, Hy bloeyd eenmaal dés jaars, in den tijd der [regenen , enalfdan vernieuwt hy een gedeelte van lijn blader- loof. Sijn hout is heel va-ft, en uytermate fwaar, van waar konit dat I hy $6 N A T UU R L Y K E H I S T O R 1 E hy kan lijden gepolijftert te worden, en dat'ereenige Wilden hare knodfén af maken. Na datmen af-genomen heeft een bloofende baft, die onder de fchor- fe is, foo befpeurtmen het hert van den boom , dat uyt (tekende hart is , en van violet venve, het welke hem van dekeurlijke geweldigh doet achten. Dzn goeden reuk van defen Boom fit by fonderiijk in fijne bladeren. Sy zijrï van de Ccïve gedaante als die van den Goy ave boom > en alfmen haar handeit foo bereuk werken fy de handen met een foeter geur, als die vanden Lauwer. Sy geven aan de (pijlen en aan de faueen fuik een verheven fmaak,dannen die veel eerfoudetoe-fchrijvenaandet'famen-mengeling van verfcheyde foorten van fpeceryen, als aan een enkel blad. Men gebruyktfe ookinde bad-ftoven, die de Genees- meefteren fchikken om de verftuypte. zenuwen te verfterken*, en om de fwellingen te verdroogen, die aan de beenen zijn der genen, die van boo- fe koortfen zijn gequelt geweeft. V. Lid. Van verfcheyde roode-Houten, die bequaam zijnotn te tirmne* ren>^ en van Tfer-houten. Oven den Akajou-, waarvan wy in het beginfel van dit Hooft- (tuk gefpro ken hebben, foo zijn er indefe Eylanden noch verfcheyde hoornen , wiens hout is root, vaft, en wichtigh ; dat de wormen en de -verrotting wederftaat. Sy z\]n alle feer becjuaam om huyfen te timmeren, en om fchoone werken te ma- ken v a n fc h rij n we r k. Maar infonderheyt maaktmen (laat van het ïfer-lmt 3dat defen naam draagt, ter oorfake dat het overtreft in vaftheyt, gewicht, en hardigheyt, alle die wy tot noch toe befchreven hebben. Defen boom die geftelt moet worden onder de hooghfte, en de beft gelijkmatighfte der Voor-eyUnden , is bekleed met vele takken. Hy draaght kleyne bladeren, die fcherpuyt-eyndigen , en zijn ver- deelt by den fleel. Hy bloeyd twee-malen des jaars, te weten in de maanden van Maart en van September. Sijne bloemen, die van violet verwe zijn , wor- den gevolght van een kleyne vrucht, van de groote als een kerfe , die fwert word rijp zijnde, en word geweldigh gefocht van de Vogelen. Defchorfe van den Ham is bruyn. Het hout is van een lerendigh root , als het nieuwlijkx is afgefneden ; maar het verfchiet inde lucht geleght zijnde, en verheft veel van lijn glants. Het hert van den boom is van een feer donker root, gelijk het Brezüiaanfch hout, en van foodanigheene hardigheyt, datmen wel fcherp- ■fnijdende bij len hebben moet, en die op de proef gemaakt zijn om hem ter ne- der .te hakken; maar fijn hout fchoon, vaft, en gemakkelijk om te polijften zijnde, V A N D E V O O R-E Y L A N D E N. £y zijnde, en onbederflijker als den Ceder en den Cvprcs, foo beloont hy overvloe- dighhjk door alle defe goede eygenfchappen,"de moey te die hy reeft eer dat- men hem kan gebruyken. Daar is noch een anderen Boom die den fel ven naam van Tfer-hmtèrMght, maar hy is niet vergelijkelijk met den voorgaanden. Hy draaght niet als kleyne bladeren; en als hy bloeyd is hy beladen met een oneyndigh getal van Ruy- kers, die haar verheffen en fchikken op alle fijne takken , gelijk foo vele veder- boffen, die hem feer voordeeligh op-pronken. Hy is van eene fchoone hoog- te; enhyheeftdenbaftgeluwof wit, nadeplaatfendaarhy waft. Het hout van defen boom, (uyt-gefondert het hert dat feer kley n is , feer hard, en fwart- achtigh,) is de wormen onderworpen , waarom men hem niet eraaeh te werke leght, ten zy by gebrek van ander. VI. Lid. Van verfcheyde Boomen ivaar y-na als den witten Dooren. Wanneer hy beladen is met bloemen, foo ademt ly een foeten reuk uyt, die de Herfenen verfterkt. Sijn hout word gefocht van Ie Draayers ; maar fijn voornaam gebruyk is in de Verwerye. , Het Ey land des Eeyügen Kruys, is vermaart onder alle d'andere , om dat het meyndige feldfamc en dierbare Bobmen heeft. Men maakt byfonderlijk ftaat ran eenen die fich fel ven geweldigh hoogh verheft , en waar van het hout vol- comenthjkgeluw zijnde, tot de Verwerye dient. Toen d'Enoelfchendit Ey- and hielden, foo fonden fy'er veel af in haar land. Men noemtliet Gelw-bmt* er oorfake van fijne verwe. HtiGroen-eWe, word gemeenlijk befteed om'er verfcheyde uvtnemende verken van Schrijnwerk af te maken , om dit het ^makkelijk aan-neemt de rerwe en den glans van het ware Ebbe : maar fijn befte gebruyk is in de Ver- I 2. werye, £S Natuurlyke Historie werye', dewelke het maakt tot een fchoon aankoment groen. Den boom die dk hout draaght, is fecr dicht, om dat fijne wortel een menighte van fcheut^es uyt-werpt, die hem verhinderen foohoogh en foo dik te wallen, als hy. wel doen ioude, indien fijn kracht ineen eenigen ftam was vcrfamelr. Syn^blad§r ren zijn glad, en vaneen fchoon groen- Onder de fchorfe hcdffJty ÖnlrcntV twee duymen tot een witten baft , en hetoverfchot van het hout tot aan het hert, is van een groen foo donker, dat het aan 't fwart nadert ^ maar alfmen het polijftert, foo ontdektmen fekere geluwe aderen , die het gemarmert doen. fchijnen». VII. Lid. Van Roucou. D It is den fel ven Boom die de Br ezjiianen noemen Urucu : Hywaftniet haoger als een Oranje-boom. Sijne bladers. die fcherg zijn aaad'ecne- Van de V oor-e yl and en. 6y der eyRden,hebben de gedaante van een hert. Hy draagt witte bloemen door- mengt met inkarnaat *, Sy zijn te flimen-gefet van vijfbladeren, die de gedaan- te hebben van eene Sterre , en de breedte van eene Roofe. Sy waflehen by tropjes aan d'uyteynden? van de takken. De bloemen worden gevolght van kleyne fchelkkens , die verfcl^yde granen bifiuyten van de gtoote als eene kleyne erwete \ die tot rijph'êyt gekomen zijnde, bekleed zijn meteen vermi- lioen, hetallerlevendighite, en het allertiytblink^nfte datmen foudekonnen wenfehen : Defe rijke Verwing, die befloten is in deCe baft, is foo drabbioh er* foo klam, dat fy haar aan de vingeren kleeft alfoo ras alfinen haar aan raakt. Om defekoitelijke verwe te hebben, foo dompeltmen in een aarde vat de tranen waar aan fy is va ft gehecht, men gieter laauw water op, in het welke men haar vvafcht tot dat fy haar vermilioen verlaten hebben, tndan alfmen dit water heeft laten ruften, fooiaatmen den droeifem , of het grond-fap dat op den bodem van het vat gevonden word in de fchaduwe droogen, en men maakt'er platte koekjes af, of kleyne balletjes, die ge weldigh geacht worden van de Schilders » en van de Verwers , als fy fuy ver zijn , en fonder eenige ver- mengeling, gelijk zijn de genen die wy daar hebben befclrre ven. Het hout van defen Boom brijfelt lichtelijk; het is feer bëquaam om het vuurt'onderhouden, en als het t'eenemaalisuyt-geblufcht, en men eenigen tijd twee ftukken hier af tegens den anderen wrijft, foo werpen fy vonken uyt geliikeen vuur- fla^hfoude doen, die het Cottoen ontfteken, ot alle andere- ftofte die het vuur aan neemt , alfmen haar daar by geftelt heeft om haart'ont- fan^en. Sijnefchorfe dient' om touwen temaken die geduurfaam zijn. Sijne* wortel heefteen goeden fmaak- aan de fpijfenj en alfmen daar af in de faucen- doet, f jo maakt fy haar de verwe en den reuk van-de Safraan gemeen. De Caratbanen, hebben van defe boomen in alle haretuynen, fyvorfder- houdenfe for^hvuldigh en prijfenfe feer, om dat fy'er dat fchoone vermilioen af trekken, waar mede (y hare lichamen root maken. Sy gebruyken het ook om te fchilderen , en om een luy fter te geven aan de fchoonfte vaten van hare ge- ringe huys-houding» k Men foude ook mogen ftellen onder de boomen die beqüa 'm zijrT tot de Verwerye, het meeïle deel van die gommen fweeten : want die naauw- keurigh hebben geweeftom'er de proef af te nemen , hebben gemerkt dat fy? in M Verwing oemengt zijnde, d'allerdooffte en de minft heldere verwen- verheffen, door eenfekeren glants , en geweldige fchoonen luyfter die fy haar-' ^£ven.- 1H I-J5 ACHT, j9 Natuurlyke Historie ACHTSTE HOOFT- STUK. Van de Boomen die nut z>ï)n tot de U dé enees-kcnst : en van eemge andere iraar vm de Beloon der en der Voor-eyUnden groot e voordeelen konnen trekken. GOd hebbende aan alle Volkeren de bepaling van hare wooningen ge- ftelt, heeft geen geweft onvoorfien gelaten van de noodwendige mid- delen om daar gemakkelijk te doen beftaan de menfchen die hy'er ge- plaatft heeft; en om voor hare oogen te Rellen d'oneyndige rijkdommen van fijne aanbiddelijke Voorfienigheyt, heeft hy aan d'aarde de kracht gegeven om voort te teelen , niet alleen de leeftochten die noodfakelijk zijn tot haar voed- fel; maar noch verfcheyde tegen-giften , om haar te voprfien tegen de fwak- heden, waar mede fy fouden mogen overvallen worden, en verfcheyde vermo- gende hulp-middelen om haar daar uytte verleden als fy'er in gevallen zijn. Om niet te feggen van d'andere geweften van de Werelt, de Voor-ejlanden be- fitten fonder tegen- fpreken alle <\tk ongemeene voordeelen in een feer aan- merkelijken graad : want fy verfchaffen niet alleenlijk aan hare Inwoonderen eene aangename verandering van vruchten , wortelen , kruyden > moes-kruy- den, wilt-braad, vi(fchen,en andere welluften om hare tafelen te dekken ; maar fy bieden haar noch aan een groot getal vanuytnemende Genees- middelen, om haar te genefen van harefiekten. Dit is het dat den fcherpfinnigen Lefer lichtelijk fal konnen befpeuren in het gevolgh van defe Natuurlijke Hiftoiïe,en byfonderlijk in dit Hooft- ft uk, waarin wyfullen befchrij ven de boomen die van groot gebruyk zijn in de Genees-konft. I. Lid. Vun den Ca/f/e- ofCamficie-boow. DEfen boom wad van de dikte, en by-na van de felve gedaante als een Per- fich-boom ; fijne bladeren zijn lang- werpigh en fmal ; fy vallen af een- maal des jaars geduerende de drooghten, en als den tijd der regenen weder keert,foo fchiet hy nieuwe uyt. Sy worden voor-gegaan van verfcheyde fchco- ne troffen van geluwe bloemen, waar aan volgen lange pijpen , of lange fchel- len, die van de dikte worden als een duym, of ontrent , en zijn fomtijds ander- half: of twee voeten lang. Sy bevatten van binnen,gelijk in foo vele kleyne cel- letjes, defe Genees- konftige drooge, foo bekent van de Drank-meikers , die- men CrfjföV noemt. Onfe Francoyfchen noemen dm boom CaJftc-bowt of Cani- Van de Voo r-e ylanbin. 7r fck-hoom, en de Cdra'ibanen Mali Mali Terwijl de vrucht diken lang word, is hy altijd groen \ maar als hy tot fijne volkomentheyt geraakt is, word hy , al rij- pende, bruyn, of violet, en blijft foo hangen aan fijne takken. Als defe vrucht rijp en droogh is, en dat de Boomen die hem dragen be- weeght worden door fterke winden , dan hoortmen van feer verre het gerucht dat verwekt word door de te famen-kletfing van defe lange en harde fchellen deneenen tegen den anderen. Ditjaaght de fehrik in de Vogelen, die er niet by derven naderen ; en wat de menfchen belangt die d'oorfaak van dit ver- wart geluyt onkundigh zijn, indien fy de boomen felver niet fien bewegen, en hoe hare takken en liare vruchten fchudden en ftooten, dan beelden fy haar in dat fy niet verre zijn van den Oever der Zee , van de welke fy geloovende ruyfchendevoort-drijving te hooren: ofwel fy maken haar diets dat dit d& wapen- rammeling is yanverfchey.de Soldaten die hands-gemeen zijn. Dit is- 7Ï Natu uu lyke Historie isd-aanmerkingvanalledie befocht hebben den bocfem, of gelijk men het gemeenlijk noemt den Cul-dc-fzc , van het Eyland van S'- Domingo, daarmen aantfche vlakten fiet, en yangevyeldïgh lange uyt-breydmg , die van geemge andere Boomen zijn overdekt. Van daar is het ook, na alle waarkhijnhjk- heyt datmen bet zaad heeft gebracht van d' andere die in de Voor- eyUnden waf- fchen. Voorts defe Cape-flok&nAk van Amerika komen , zijn voller en wich- tiger, als diemen van den Op-gank brengt, en de drooge die'er m is , heeft alle de felve werkingen. . . '\m De bloemen van den Ca(Sie-boom in fuyker gekonfijt zijnae, iuy veren geluk- kighlijk niet alleen den buyk, maar ook de blafe. De ftokken van den Crfie- boom als fy roen gekonfijt zijn, hebben ook defelve eygenfehap. Maar de pap- pe of de qnuabbe van de rijpe vrucht af-getrokken zijnde, maakt een veel vaar- diger, en veel lofFelijker opening. Verfcheyde van d'Inwoonderen des Lands, vinden haar feer wel met dit eenmaal des maants te gebruyken , een weynigh voor den eten, en fy hebben bemerkt dat dit foete behulp-middel haren goe- den ftant wonderlijk behoud. ÏT. Lid. V&n de Medecinde Noten. DE Medecinale Noten die foo gemeen zijn in alle defe Eylanden, wanen op een kleynen boom, waar mede men ten meeden deelde fchey dingen maakt van de tüynen en van de wooningen. Indienmen fijnen rechten waf- dom niet verhindert,klimt hy tot de hooghte van een gemeenen Vijgen-boom, waar van hy ook de gedaante heeft: fijn hout is geweldigh teederen mergh- achtigh ; hy brengt verfcheyde takken voort die verwarrek rondom den ft-ara kruypen. Sy zijn beladen met tamelijk lange bladeren , groen en fachtachtigh, die rond beneden zijn, en met drie punten uyt-eynden. Het hout en de bladeren van defen boom, fvveeten een melkachtige fappe, die het lijnwaat befme.t: felfs is het niet vermakelijk daar na-by te komen,in den tijd der regenen, om dat de water-druppelen die op de bladeren vallen . een fel- ve werking hebben als het fap. Hy draaght verfcheyde geluwe bloemen te fa- men gefet van vijf bladeren, die de gedaante hebben van eene Sterre als fy ont- ilotenzijn; de bloemen komende af te vallen, foo worden eenigegevolght van kleyne noten, die groen zijn in het begin fel , daar na worden ly geluvv, en fwart in 't eynde, en een weynigh 'open als fy rijp zijn. Yedcr note_, beiluyt drie ofte vier kernen, in foo vele onderfcheydene celletjes, die eene fwartach- ticrefchorfe hebben, van grooteen gedaante als een Boon. De fchorfe af-ge- ö licht Van db V.ooR-Eii andek. 71 licht zijnde, vindmen in yder een witte pingel, van een o!y-achtigh wefen, cEe omwonden en half doordeelt is met een dun vliesje. Defe pingelen hebben een tamelijk aangenamen fmaak , die wat heit na die van de Hafe-noten : Maar alf- men geenigen regel waar neemt in haar t'eten, foo verwekken fy een felle af- drijving van boven en van onder, byfonderlijk indien men mede in-flikt het kleyne vlies dat haar om-vat, en dat haar de middel door deelt. Om hare kracht te matigen , en om haar met een gelukkige-uyt-komit te gebruyken , foo fuy- vertmen haar van defe velletjes , en men doet haar lichjes over de vyer-kolen gaan, daar nageftooten zijnde, foo neemt men'er vier of vijf af , diemen in een weynigh wijn mengt , om tot by-gaande verfachting en tot verbetering te •ftrekken. D III. Lid. Vm het Caneelen-hoHt. En Boom die defe foorte van Caneele draaght , die foo gemeen is in alle d'Eylanden, magh plaatfe grijpen, onder die tot de Genees-konil dienen, K dewijl «^ y%< K'ATBB^iTïïHiSToirr dewijl dat fijne kruydige fchorfe gefocht is van alle die met koude trekkingen gequelt worden,engebruykt word om de mnge t'ontlaiten van alle drabbige en ilij machtige vochtigheden die haar t'onder houden. Den goeden reuk en d'eeu- wigduerende groenighey t van defen fchoonen boom,hebben eenige over-redet dat dit eene foorte van Lauwer was* Maar by walt veel kooger, fijn ftam is ook dikker, fijne takken zijn meer uyt-gefpreyd, en iïjne bladeren die niet wel foo- lang zijn, zijn veel fachter, en van een vrolijker groen. Sijne fchorfe die bedekt' is onder een af-verwige huyt, is dikker, en van eene wittere verwe alsde Ca- neeledievanden Op-gankkomt; fy is ook van een fcherper en van een bij- tender fniaak -y maar in de fchaduwe gedrocgt zijnde , geeft fy een feer lieflelij- ken geuraan defpijfen. Bovenalle defe koftelijke boomen die wy daar befchreven hebben, worden d'Eylanden van Tabago^/an de Barb Gayac , en felf Safifras, die genor gh bekent zijn, fonder dat het noodighis daar by fondere be*- fchrij vingen af te maken, - IV. Lid. V&n den Cottoen - boom. D&ar zijn noch verfoheyde andere boomen gemeen genoegh door al-- Ie de V-QM-vylattdfflt waar vaai d'lnwoonderen groote gemakken kon- den trekken. Den Gottoen-b&om, d*e d-e Wilden noemen Mdnmku- Akedki* moet d'eerite plaatfe bekleed en -9 gelijk den allernutöen zijnde, Hy w-aft itot de ihoogbte van een Perfich-boom : fijne fchorié is bruyn , de blade- rren 2ijn Meyn^in drrie verdeelt. Hy draaght ^en bl-oejïi van de groote als eene Roofe,die oraderfteunt is van beneden, op drie Meyne .groene enfte- jkende bladeren,, die hem :befluyten. Deie bloem is te famen geièt van vijf bladeren ,, die guldigh-geluw zijn» (y hebben in haren grond kleyne ftre- ■|wrn van purper- verwe » en een geltiwe knop^ die omringt is met kleyne draden van de felve verwe. De bloemen worden gevólght van een vrucht na de gedaante vaneen lang- werpigh rond, die van groote is als eene kley- ne note met hare fchelpe. Als hy tot fijne rijpheyt gekomen is , is hy gantfeh fwart van buy ten , en hy opent fich op drie plaatfen , die de wit- heyt van het Cottoen doen fien, het welke hy onder dit harde dek fel be- iluyt. Men vind in yeder vrucht fevenj&leyne boonen j, die het zaad zijn van ien Boom- Da* V A N » g V O O R-E YL A, N B 1 H ^m Daar is ecne andere foorte vmCottoen-boom, die langs der aarde kruypt, gelijk de Wijngaart van flutten ontbloot: defen is het die het fijnfte en het meed-geachte Cottoen voort brengt. Men maakt van den eenen en van den anderen webben , en verfcheyde kleyne ftorFen, die van groot gebruyk in het buys-houden zijn* Y. Lip. Van den Scefe-boom. DAar'zijn twee foorten van boomen , waar mede d'Eylanderen haar die- nenin plaatfe van Zecpe, den eenen heeft defe ho;danigheyt in fijn vrucht, die by troffen walt, rond, geluwachtigh en van groote als een kley- ne pruym, die ook een iwarte kraak- fteen heeft, hart, en die gepolijftkan worden. Men noemt hem gemeenlijk Zeepe- appel. Den anderen heeft defe kracht in fijne wortel , die wit en facht is. Den eenen en den anderen maken het water wit en fchuy mende, gelijk de Zeepe felfs foude doen ; maar indien men van deneerftente dikwils gebruykten , foo foude hy het lijnwaat fen, gen. Men noemt defe Zoomen Zeepe- boomen, om d'eygenfchappen die fy h Ben van te witten. VI. L I D. V*n den Paretuve-hoom. ryEfen boom fchept geen behagen als in de moeraffen , en aan cfoe- J^ vers van de Zee. Sijn blad is groen, dik, en tamelijk lang. Sijnetak- Ken die haar na d'aarde krommen, hebben de felve niet foo vaardig ge- raakt, offy nemen wortelen, en brengen een anderen boom voort, die ge- woonlijk fijnen fteel en fijne takken foo dicht door elkander vlecht, en in foo vele bochten, met alles dat hy kan by-een voegen,, dat defe boomen m korten tijd winnen en beüaan alle de goede aarde die fy vinden , die door dit middel foo moeyüjk is om te fiechten , datmen'er geen winft af heeft te verwachten. Onder defe boomen is het, dat de wiide Verkens, en an- dere wilde beeften, hare fterkte houden. Sy dienen ook in fommige plaat- Ie tot borft- weeringen aan de Bewoonderen der Eylanden , die verfekert zijn dat niemant haar van die zijde fal overvallen. Sy zijn ook feer nut, hier in dat K 2, ig,fmal,en rond aan d'eyndea zijn, zijn by troppen valt gehecht aan de takken , en aan eenige plaatfen van deniiam. Hy draagt bloeiem en vruchten by-na alle de maanden van het jaar. Sijne- Van deVoo r-e y i a n d e n. f* Sijne bloemen zijn grijs door-mengt met groenden beladen met kleyne vlekjes die fwart zijn,en fomtijds violet. Sy worden gevolgt van fekere Appelen, waar van men'er ter naauwer nood twee kan vinden, die van eene felve grootheyc en van eene felve gedaante zijn. En gelijk als een Potte- bakker het fnédïge beleyd van fijne hand doet te voorfchijn komen, makende op een felve rat," en uyt een felve klomp aarde, vaten , van eene onderfcheydene gedaante en' bequaamheyt : alfoo vertoont hier de natuure hare wonderlijke feherpfinnig- heyt, trekkende van een eenigen boom , vruchten , die verfcheyden zijn in ha- re gedaante, en in hare grootheyt, al- hoewel dat fy alle uyt eene felve wortel ipruyten, en van een felve wefen zijn voort- gebracht. Dc(q vruchten hebben dit gemeen, dat fy alle eene harde flreep-achtrge fchorfe hebben , van dikte en vaftigheyt gelijk vereyfcht word omfe te korr- nen gebruyken in plaatfe van kroefen; van bekkens , van koppen , van fchote- len, .v^n kommens, en van alle d'andere kleyne vaten , die noodfakelijk zijn to^ K te •*• -^f NatöuuyóHistoiu de huys- houding. Sy zijn vervalt met eene fekere pappe , dewelke wel rijp zijnde violet word, van wit fojfy te voren was. Men vind onder defe ftorïe, verfcheyde kleyne, platte , en harde granen , die de zaden van den Boom zijn. De ]agercn der Eylanden dienen haar met dcCc vrucht , om by nood haren dor il te leiTchen, en fy feggen dat hy den fmaak heeft van gefode wijn ; maar dat hy den buyk een weynigh te veel op-flopt. D' Indianen maken de fchorfe glad, en emallieren haar foo aardighlijk met Roucou , met Indigo , en verfchey- de andere fchoone verwen,dat d'allerviefte mogen eten en drinken fonder wal- ging, uyt de vaten die fy'er afmaken. Daar zijn ook Lief- hebberen van keur- lijke dingen, die haar niet onwaardigh achten , eene piaatfe te laten beldeeden, . onder de feldfaamheden van hare Kabinetten. VIII. Lid. Van den Mahté, DAar zijn twee foorten van Boomen diemen Mahot noemt , te weten den lammen M^of , en den Loof- dragenden Mahot. Den eerften word meeft gefocht, omdathy fterkeris. Hy word niet feer groot, maarhy brengt ver- fcheyde takken voort die tegens d'aarde kruypen. De fchorfe daar van is feer dik, en feer licht om van den boom af te fchillen. Men maakt'er lange fnoeren af, die fterker zijn als de touwen van boome-baften diemen op vele plaatfen gebruykt. Men befight haar gemeenlijk om'er de Tabak- rollen mede te win- den, en om daar mede te hechten verfcheyde noodige dingen in deJhuys-hou- ding. Wat den Loof- dragenden Mahot belangt, men gebruykt hem by gebrek •yan den eerften ; maar hy verrot licht ,en is foo veel de fterkte betreit , by den anderen niet te vergelijken. Voorts zïjn'er in defe Eylanden verfcheyde andere boomen , die in Europa niet gefiert worden, waar van dat eenige alleenlijk het geficht vermaken, gelijk zijn, den genen diemen Mappou noemt, en verfcheyde andere foorten van Door" nigh-hout : En d^andere genoegen den reuk , door haren goeden geur ; of felfs hebben vergiftige hoedanigheden , gelijk den Mdkachtigen-boom ; Den genen waar van de wortel geftampt zijnde, en in de rivieren geworpen, de Viiichen dronken maakt; den Mancemlie-boom , dewelke wy in fijne plaatfe fullen be- fchrij ven ; en een oneyndigh getal andere, waar van alle het hout wit, facht, en van geen gebruyk is , en die noch geen naam behouden onder onfe Francoy- (chen. NEGEN- Van de V o om y l a n d e n. 75T REGENDE HOOFT-STUK. fan de Boomt je s des Lands , die vruchten dragen, of die Ivor telen Jchteten , die bequaam z,tjn tot het voed/el der Inlvosnde- ren , of die tot andere gebruykendienjligh z,ijn. GOd hebbende van d'aarde een eenigh Element gemaakt, heeft haar verdeelt in verfcheyde Geweften, aan yeder vaa de welke hy eenigh. gemak heeft gegeven, dat in d'andere niet gevonden word 5 op dat in defe aangename verfcheydentheyt, fijne Voorfienigheyt foo veel onderfchey- dentlijker mach bekent gemaakt worden; Maar tnen moet bekennen , dat in dieuyt-deyling die de Goddelijke Wijsheyt van hare goederen heeft gedaan, de Voor-ey landen fezï rijkelijk bedeylt zijn geweefl. "Want om ons niet verder {taande te houden, als op de ftorlè die wy verhandelen, foo fullen wy be- toonen, dat niet alleenlijk de groote boomen, die wy in de voorgaande Hoofr- ftukken hebben befchreven, mede helpen tot-de huys-vefting, tot het voedfel, tot de kleeding , tot de behouding van de gefonthey t , en tot verfcheyde an- dere gemakken van de menfchen die'er woonen : maar dat'er noch verfchey- de Boomtjes waden die wortelen fchieten , of die vruchten dragen, die tot de félve gebruyken dicnitigh zijn , gelijk befpeurt fal konnen worden door het le«r fen van dit- Hooft- ftuk. !■ Briv fan den Manyoc. D In ws>on deren der Eylanden , gebruyken in jplaatfe van koren de wortel ; vara een Boomtj-e»dat Manyo.c spmamt word? en dat de Tstqtinamfatis noe- men Mmymsm -andere M^i4&van:de welke men een brood maakt dat tame- lijk lekker ts , endatmen Cdfikve noemt. jDèfe wortel is föo vruchtbaar das -een bunder lands , daar mede beplant zijnde, het meer perfoonen fal voeden -als'er geen fes lauden konnen doen met de befte tarwe -bczaay t- Sy fchiet een Jcroni hout van dehooghte van vijf tot fes voeten > dat fee-r licht om te breken is, en vervult met kteyne-c|u alten. Haar Uad is fm al > en lang-werpigh,. T-m' eynde van negen maanden is de wortel tot hare rij pheyt. Men fey t felfs dat in Mrtzil haar niet meer als drie ofte vier maanden vaunooden is om foo dik tf msfêm als «ene dye. :Soo d aarde niet te vochugh is , jkan'erde wortei:hc7ar 4vk}uenmbémsim:&md^ m bï&mmi üfao 4at er:gee ^^nioren-iqlder^noo- M KaTUöRLYSS HflTOIÏI 'I' dighisom'erhaaropte leggen, want men trek haar uy ter aarde na de mate datmen haar heeft van doen. Om defe wortel te doen op-komen , moetmen dit hout nemen-, en by ftok- ken mijden, die ontrent een voet lang zijn. Daar na in den tnynkuylen ma- ken met een Spa , en fètten drie van defe ftokken op een drie- hoek in d'aarde die men uy t defe kuylen gegraven heeft , en van welke men een kleynen verhe- ven hoop heeft gemaakt : Men noemt dit in de kuj/lc planten. Maar daar is ee- nc andere wijfe om den WLmpc te planten , datmen noemt te poten met den In- fteker, die vaardiger en gemakkelijker is, doch die fuik een fchoonen noch foö wel-geachten mnyoc niet voort-brengt. Dit beftaat niet als in een gat in d'aar- de te maken met een In-fteker , en daar het hout van den Mtnjoc recht over cynde in te poten. Maar men moet acht nemen die plantende , de quaften niet na beneden te {lellen , om dat alfdan de (lokken niet fouden voort-fchieten. D'Indianen gebruykeu geene andere wijfe: doch om die op fijn tijd te heb- ben, Van d e 'V o o r-etl and e n. ;&r ben» nemen fy den loop van de Mane waai' , en dat d'aarde een weynigh be- vcchught is. : Daarzijn verfcheyde foorten van. defe Boomtjes, die niet onderfcheyden zijn als in de verw&van de fchorfe van haar hout, en van hare wortel. Welkers fchorfe grijs, of wit, of groen is maken een brood van goeden fmaak , en fy groeyen in weynigh tijd: Maar de wortelen die fy voort- brengen zijn vanfoo goeden bewaring niet, en fy vermenighvuldigen foo niet als die van den rooden of violetten Manjoc , djeie gemeenlte is, de meeft-geachte, en d'allervoordee- lighfte indeiuiys-houding. Hec fap van defe wortel is koud gelijk dolle kervel, en het is foo krachtigli een vergif, dat d'arme Indianen van de groote Eylanden ten vuure en ten bloe- de vervolght zijnde door de Spanjaarden , en willende een wreeder dood ver- mijden, haar dienden met dit vergif om haar felven te doen fterven. Men fiec noch heden in het Ey land van S' Domingo, eene plaatfe.genaamt het Md der In* dUnen, daar de beenderen gevonden worden van meer als vier hondert perfoo- nen, die haar doodeden met dit vergif , om de handen der Spanjaarden tont- fnappen. Maarten eynde van vier-en-twintigh uy ren dat dit fap , foo vergiftig voor allerhande dieren, uyt fijne wortel is getrokken , foo verüefl het fijne boofe en gevaarlijke hoedanigheyt. II. Lid. Van den Ricinus of P alma. chrifii. DAar zijn in de Voor-eylandcn oneyndi^e van defe Boomtjes die men noemt ?alma ChriSH, of Ricinus. En fy waden foo hoogh, en foo dik in fommige flaatfen, datmenfe vooreene onderfcheydene foorte nemen foude van diemen in Europa fiet. De Negers verfamelener het graan af, en drukken er den oly uyt, dewelke fy gebruyken om hun hayr te wrijven , en haar te bevrijden voor ongedierte. De hoedanigheden die het gegeven worden door Calenus en Diolcondes,antwoorden wel op het gebruyk dat'er defe Barbaren uyt trekken. Het blad van dit Boomtje is ook vermogende tot de ^enefing van een^e (wee- ren, om dat het ge weldigh na- trekkende is. III. Lid. Van de Bammie -hoornen '3 en Vljve-boomen. Aar waflfen in alle defe Eylanden twee foorten van Boomtjes, of 'liever grove rieten, fponfieachtigh van binnen, die graagh in vette aarde voort- I- komen^ D 1 & Ma t tt uu l y k i Hi s t o-Rïr komen, by de water-vlietjes, of inde valleyen, diebefekut zijn voor dewkr- den. Men noemt haar gewoonlijk Bananiê hoornen , of Flanen en Vi'jge- barnat, of Paradijs- appel-bwnen. Dek twee fooiten van Boomtj.es hebben dit gemeen onder haar, * Dat fy. van- gelijke hoogftte groeyen, te weten tot twaalf of v^ i- tien voeten uy t'er aarde : 2 . . Dat hare ft ronkendie groen , blinkende , f po nfie- achtioh en met veel wat-er vervult zijn, uyt een grooten ajuyn of bol voort -ko- men,inde gedaante van een peer, voortien zijnde met verfcheyde kleyne witte wortelen,die haar met d'aarde verbinde»: 3. Dat fy dicht aan hare voet fcheut- jes uyt doen botten, die ten eynde. van liet jaar vruchten voort-brengen : 4. Dat alfmen eene van.de ft ronken heeft af-gefneden om de vrucht te hebben, de grootfte van defe feheutjes weder inde plaatfe volghti-en aLfoo vereeuwigt fich het boomtje, en vermenighvuldight, foodanigh dat het in weynigh tijd ioo veel goede aarde beflet als het ontmoet : 5 . Dat het wefen van het eene en van Het andere facht is, konnende in water verfmoken worden , het welcke foo helder Van ï> e V o o r-e y l and 's tJ. £3 helder zijnde als mogelijk is, heeft niet te min de hoedanigheyt van het lij n- waat, en de witte ftofren een bruyne verwe te geven : 6. Dat hare vruchten aan den top van yeder ftronk zijn, in maniere van groote troffen, of dikke bof- fen : 7. En dat hare bladeren die groot zijn ontrent een elle en een vierendeel, enacbtien duyrnen breed, mogen dienen tot tafel-lakens en tot fervetten , en gedrooght zijnde, de plaatfe honden van mattelalfen, en van bedden, om daar fachtelijk op neder te leggen. Defe twee Boomt jes zijn hier in noch gelijk, dat aan welke zijde men hare vrucht open fnijd als hy rijp is, het vleefch dat wit is als fneeuw , vertoont in fijn midden de gedaante van een Crucifix: Dit openbaart byfonderlijk als men hem aan dunne fchijven fnijd. Daarom geloofden de Spanjaarden een mif- daad te ben aan met het mes daarintefetten, en ergeren haar geweldigh die anders te fien fnijden als met de tanden. Maar den Banane- boom heeft dit by fonders : 1 . Sijn vrucht is lang van twaalf tot dertien duymen , een vveynigh gekromtna het uyt-eynde, dik by-na als den arm ; in plaatfe dat die vanden Vijgen-boom de helft kleynder is , van de lang- te van fes duymen : 2. Den Banam-boom brengt in fijn tros niet meer voort als vijf-en-twintigh ofdertigh Bananen ten meeften, die niet al te dicht gedron- gen zijn d'eene tegen d'andere ; maar den Vijgen- boom-* heeft fomtijds tot hon- dert en hondertên twintigh vijgen5die foodanigh vereenight en gedrongen zijn d'eene tegen d'andere* datmen nioeyten moet doen om haar los te maken ^ 3. De Bananen hebben het vleefch vaft en dicht, bequaam om gebraden te worden, of onder d'alfche, of in den pot by de fpijfe, of gekonfijt, en ge- drooght in den oven , of in de Son , om beter bewaart te konnen worden 5 Maar de Vij ge, hebbende een fachtwefen, kan tot alle defe gebruyken niet dienen. Om van defe vruchten te hebben, foo fnijdmen de boomen (die niet meer dragen als een eenige reyfe in haar leven) by den voet af, en men onderüeunt met een vork den dikken tros , uyt vreefedat hy foude blutfen in het vallen, Maar men fet'er het fny-rnes niet gtaagh in, dan ais men befpeurt dat'er eenige van de vruchten van yeder tros zijn , die een geluwe huyt hebbe-a-; Want datiseenteyken van rijpigheyt : en dan te huys gebracht zijnde, foocijpen d'andere die noch groen waren d'eene na d'andere, en men heeft yder dagls nieuwe vrucht. Den Tros, die door onfe Francoyfchen Regime genaamt word, is gemeenlijk denlaft van een Man : en fomtijds moetmen hem overeen til- boom leggen, en met fijn tweên op de fchouderé dragé, gelijk den Druy ven- tros die de Ver(pie- deren brachten uyt het land van Canaan. Eenige hebben defe Vrucht foo fchoon L 2 en §4 Natu urlyke Historie enfoo lekker gevonden, dat fy haar die in-geheeld hebben de fel ve te we/en van het aardfche Paradijs *, van welke God Adam en Ev^a verboden hadde t'e- ten. Ook noemen fy hem Adams Vijgen- hoorn, of Paradijs- Appel. Het blad van defe Rieten, van de groote zijnde als wy gefeght hebben, was ten mistten wel becj.uaam om de naaktheyt van onfe eerde Ouderen te bedekken. En wat de gedaante van het Crucifix aan gaat , die de vrucht als hy door- (heden is van binnen vertoont, dat kaneen breede ftofte van diepe door-fichten en beden- kingen verfchaffen, aan alle die gewoon zijn de verborg^ntheden van de Na- ture te vergeeftelijken.. Daarzijnderdiefeggen dat de gedaante van een Kruys ook uyt-geteykent is in het zaad van het kruyddatmen Wijn-rup noemt. De kleyne Genüam of CruciatA, heeft de bladeren in de gedaante van een Kruys op den (honk geftelt: en men moet bekennen dat de Nature , gelijk fpelende , behagen heert gehad in op defe wij'fe verfcheyde gedaanten te vertoonen , in de planten , ende in de bloemen. Soo zijn'er die de gelijkenis dragen van het hayr, andere die van d'oogen , van d'ooren , van de neus ■, van het herte , van de tonge , van de han- den, en van eenig^ andere gedeelten des lichaams. En aJdus zijn er. noch ver- fcheyde beroemde planten, die verfcheyde andere dingen fchijnen te ver- toonen, gelijk , Adelaars , Honich-biën , Slangen, Katte-pooten, Hane- kammen, Beeren-ooren , Harten- hoorens, Pijlen, en diergeiijken ^ waar van fomtijds , ter oorfake van de gelijkenifie , defe planten den naam dra- gen. W-yen fonderen haar alle hier niet uyt, om dat'er alle de Boeken vol afzijn. IV. Li ix Van het Ccrale-heuti D.Aar is noch in verfcheyde Eylanden een kleyn Boomtje, dat een graan draaght root gelijk Coraal. Het waft by trollen aan d'uyt-eynden van en Keerfe-hout genaamt heb- ben, moeten geftelt worden onder die aanmerkelijk zijn indefeEylan- den. Want het eerfte draaght eene kleyne witte bloeme, die alle den ornmc- ring hereukwerkt met haren goeden geur ; en dit heeft het den naam verwor- ven die het draaght. En wat het andere betreft, het ademt een diergelijken aangenanien en loeten reuk uyt,alfmen fijn hout droogh brand : Het is ook het vuur foo aan- nemende, en geeft fuik eene heldere vhmme,om eene fekere reukeri^e gomme waar mede het door-v loeyd is , dat het met reden van d'In- woonderen word gefocht tot het gebruyk en tot het onderhoud van hare vuu- ren, en om het te gebmyken in de plaatfe van keerfen, en van toorts-lichten ge- duerende de nacht. TIEN DÉ ym de Planten , Km HOOFT ~ S T U K. , en Wortelen v$n het Land der Foor- eyUn den, A dat wy in de voorgaande Hooft- (lukken vertoont hebben , de Boo° men en de Boomtjes, waar mede het land der Voor-eyUnden rijkelijk is overdekt : foo moeten wy nu komen tot d'aanmerking van verfchey- de feldfame Planten, Kruyden, en Wortelen waar van het ook -overvloedighis voorden. I. L I D. fan drie foorten van Tjtnm, DE Plante die onfe Francoyfchen noemen Vjmm of Amerikaanfche Pe- per, is de fel ve die de natuurlijke des Lartds noemen Axi of Carive. Sy waft dicht, gelijk een kleyn bosje fonder doornen. Haren (lam is over-kleed met een afch-verwige huyt, fy draaght verfcheyde kleyne takjes , die beladen zijn meteene menighte van bladeren , langwerpigh , getant , en van vèrwé als aan-koment e,roen. Daar zijn er van drie foorten die nergens in onderfcheyde zijn als in de gedaante van de fchelle, of van de vrucht die fy dragen. D'eene brengt niet als een kleyne roode knop voort , die langwerpigh is gelijk een Kruyt- nagel, hebbende van binnen- een dun zaad , veel heeter als de fpecé- L i rysn S* Natuurlxke Hutöeje i^ ryen die van den Op,gank komen, en by-na in-brandende f het welke defe bijtende hoedanigheyt lichtelijk mededeelt, aan alles daar het bygebehght word. . ,.ii D'andere foorte, heeft een veel dikker fchelle, en kr,ger, die volkomen ver- millioen word, rijp zijnde, en alfmen die in de faucen gibruykt , maakt iy haar geluw, selijk de Safraanfoude doen. . De derde, heeft noch een grooter fchelle, die tamelijk dik is, root gelijk het lcvendmhfte Coraal, en die niet eenparigh is vereenight. Het graan foo kherp niet zijnde, noch foo gekruydet als dat van d'andere, hangt m het midden. Dit is een van de fchoonfte vrachten, diemen foude mogen tien, als hy rijp is. Men herft'er *raan af eebradtt in Vrankrijk en elders , dat tot volkomentney t is ge- komen. Maar de vrucht word niet wel foo groot ais 'm Amerika. Men ge- bruykt defe fchelle, en het cnaandat'er in is, in plaatfe van peper , om dat dele vrucht een verheven fmaak geeft by-na als die van defe fpecerye. D uytkom- Van de Voor-eyiakden. 87 ften niet te mm zijn foo loffelijk niet ; want na dat liy een wey nigh op de ton- ge heeft gebeten , foo ontfieekt hy het gehemelte door fijne in-bijtende kracht : ia plaatfe van de börft te verfterken , en te verwannen , foo ver- fwakc hyfe , en veroorfaakt'er verkouwingen ; Of liever, na het gevoelen van de Genees- meefteren, ver warmt hy haar niet als te veel, en verfwakt haar door fijida- brandende kracht, daar geen koutheyt veroorfakende als by toe- val, voor foo veel als hy de wortel- vochtigneyt verteert,die den Setel van de warm- te is. Daarom befpeurtmenin de Eylanden, dat die hem gemeenlijk gebruyken in kaar eten, de maagh-cjualen onderworpen zijn , en verkrijgen eene geluwe ver we. II. Lid. V'dn> den Tabak. DE Plante van Tabal^, alfoo genaamt ter oorfake van het Eyland van Tabago , of na de meyning van eenige , is fy eerft ontdekt geweeft door de Spanjaarden; is ook genaamt Nkotianc, na den naam van mijn Heer Nkot Genees-meefter , die haar in Europa eerft in gebruyk bracht , en die haar fond uyt Portugaal in Vrankrijk. Men geeft haar ook den naam van Komnginne- Kwj'd, om dat van Amerika gebracht zijnde, fy de Koninginne van Spanjen wierd aan- geboden, gelijk als eene feldfame planteen van wonderlijke kracht. De Spanjaarden geven haar dat meer is noch den naam van Meylïgb Krujd , om d'uytftekendeuytwerkingen die d'ondervinding haar daar van heeft doen ge- voelen, gelijk Garcilajfo getuyght , in het 25 Hooftfiuckj, van het 2 Boek^ fijner Ko- ninkj.ijke Uitleggingen van d'ïngas van Hem. Voorts men noemt haar Velum hoe- wel Jan de Lery daar over feer gram word, (taande houdende dat de Plante die hy in Bre^ü ge(ien heeft, en die de Taupinambous Petun noemen , t'eenemaal onderfcheyden is van on (en Tabaks. DeCaraïbawn noemen haar in hare na- tuurlijke taai r-Oidi. Meukende ten anderen tijde in d'Eylanden geene an- dere Tabak-planten, als die d'Inwoonderen gemeenlijk groenen Tabal^ noe- men , en Tabak^alsdeTonge,, ter oorfake van de gedaante van fijn blad ; Maar federt datmen daar uyt het VaïW-iand heift gebracht, van het zaad der gene diemen noemt Verines Tabaks en TabaJ^der Amazonen , heeftmen haar ook in, die vier foorten verdeelt. De twee eerfte zijn van het grootfte in- komen nnaar< de twee andere zijn de meeft geachte, om haren goeden reuE Alle defe foortê.van Tdbal^plame^xva&n 'm d'Eylandë van de hoogte als eea man en meer, wanneer men hare aan- groeying niet verhindert, den top van ha- re flronken af-fnijdende. Sydragen menigte van groene bladeren3 lang,ruycb- . ■ . ym> 1 88 Nat auRLYKE Historie van onder» en diemen foude feggen ge- ölyt te wefen alfmen haar handelt. Die beneden aas ée planten groey én, zijn bteeder en langer, gelijk meer voedfel trekkende uyt de vochtigheyu van de wortel. Syfchietcn uyt haar top kleyne rankjes» die een bloeme dragen op de wijfe van een "kley n klokje , dewelke van een helder violet is. En als defe bloeme drooghis , dankomt'ereen kleyne knop in hare plaatfe, waar in het zaad is begrepen, dat van bruyne verwe is, en uytnemende dun. Somtijds vindmen onder de bladeren, en onder de tnkken van dcCe: plante de nesjes van die' kleyne vogeltjes diemen Co/ifcrw noeiijt,en die wy in hare plaatfe Tullen befchrij ven. XIII. Lip. Fav den Indigo. DE (toffe waar van men dcCc violette verwing maakt diemen Indigo noemt, word van,eene Plante getrokken die.haar uyt der aarde niet /ver- Van de Voor-eyl and en. 89 heft als een wéynigh meer dan twee voeten en een half, Haar blad h Ideyn, van een aan-koment groen dat na den gel uwen trekt als fy rijp is. Hare bloe- me is roodachtigh. Sy komt van graan , datmen by grippels op een rechte ft reep zaayd. Haren reuk is geweldigh on-aangenaam j in het tegendeelige / Tan die foopfce van Indigo die in Madagaskar word gevonden, dragende kleyne bloemtjes, purper- ver wigh, door- mengt met wit, die wel rieken. IV. Lid. Van de Gember. ONder de Speceryen van het Ooften, diemen befocht heeft om te doen watten 'm Amerika, is'er geene die foo wel geflaaght is als de Gember, _ è\€ er overvloedigh voort-komt, en tot fijne volkomentheyt. Dit is de wortel yaa eene Plante die niet veel boven d'aarde verheven is, wiens bladeren groen M en 9° Natuurlyke Historie en langwerpige zijn, gelijk die van de Rieten , en van de Suyker- rieten. Hare wortel fprëyd fich uy t niet in diepte,maar in breedte,en leght tuffchen lucht en aarde, gelijk een hand die veifchcyde vingeren heeft rondom uyt-gefpreyd. Waar door men hem ook Voote noemt , onder dlnwoonderen der Lylanden. Defe Plantekan vöort-fpruyten uyt zaad, of gelijk het meeft gedaan word, uyt fekerekleyne worteitjes,die gelijk draadjes gioeyen,rondom den ouden ftronk,. en de dikfte wortelen, even als aan de graauwe ei weten. Sy vvaft lichtelijk op alle de Voor-ejUnden^en byfonderlijk op> Cbnpffd. Ook federt den Tabak op foo gering een prijs gekomen is, foo doetmen handel met de Gember, met ge- lukkige uytkomlt. V. Li i>. Van de Pat at en. E Patates dieeenige Batate noemen, is eene wortel die by-na van de gedaante is als de Artifiokken onder d'aarde diemen Toupinambous , o£ * J«- Van de V o or-eyl and en. $3 Indlunfche ArtifiokMn noemt , maar van een veel verheven'er frnaak, en van eene veel betere hoedanigheyt voor de gefontheyt. Wy Tullen hier gelegentheyt nemen om in het voor-bygaan by mailere van uyt-fpatting te feggen , dat defe Toufimmbom die heden niet alleen feer ge- meen in deiè quartieren zijn, maar feer gering en feer veracht , en die weynigh meer zijn als de fpijfe der arme lieden, ten anderen tijde geweeit zijn onder d'allerongemeenftewelluften. Want in de prachtige maaltijden die te Parijs gegeven wierden door de Princen, aan eenige Ai-gefanten in het jaar duy- iènt fes hondert feftien , dillen men haar op gelijk een koftelijke en uy tmun- tende lekkernye. Laat ons weder tot onfe Patate keeren. Sy waft tot volkomentheyt in lichte aarde> middelmatigh vochtigh , eneeti weynigh gebout zijnde, Sy fchiet menighte van fachte bladeren uyt , van een feer bruyn groen, die by-na van gedaante zijn als de Spinnafie. Sy komen uyt verfcheyde ranken die langs de aarde kruy pen, en die terftont alles wat daar rondom is in het breede en in het lange beilaan ; en foo d'aarde wel bereyd is, brengen defe ranken in korten tijdverfcheyde wortelen voort, door het middel van fekere wit-achtige adertjes of draatjes,die van onder de quaflen uyt-fchie- ten, en die gemakkelijk door d'aarde in-dringen. Sy draaght een bloem by-na vm de felvevervve als de wortel is, en in maniere van een klokje, aan het eynde van het welke het graan komt. Maar gemeenlijk om defe vrucht voort teteelen, foo neemnnen alleenlijk van defe ranken, die, gelijk wy gefeght hebben,' haar over-al uyt-krullen , en men leght haar in eene bebouwde aardes alwaar fy ten eynde van twee of drie maanden hare wortel hebben voort ge- bracht: Dewelke ook defe kracht heeft , dat aan fchij ven gefneden zijnde, en in d'aarde geleght, fy hare wortel en hare bladeren voort brengt ; gelijk of fy haar zaad in yeder van hare minde gedeelten hadde : even als de Natuur- ken- ners dit toe-fchrijven aan het Coriander-zaad , en aan d'Artemifiaoï het Moe- der-kruyd, van het welke fy feggen, dat het felf uyt fijne afTche weder geboren word. Defe wortelen zijn van onderfcheyde verwen, en uyteenfelye veld fal- men'er dikwds trekken die wit zijn, als de gemeende, die violet zijn ; die root zijn, gelijk de Biete-wortelen-, die geluwzijn^ en die gemarmert zijn, Sy zijn alle van een uyt nemenden finaak : want aangefien fy met geen water zijn vervult, en dat fy zijn gewiden in een middelniici^h vochtigh en droogh land , dat van het eeneen van het andere mede- deelt, foo hebben fy den finaak van Caftanjen, en zijn van een b^ter voedfel als de Cafave , die het lichaam uyt-drooght ; want fy zijn foo dorre niet. Ook gebruyken verfcheyde Engel- fchen defe wortel in plaats van brood en van Cajfave , en braden haar hier roe M z onder p2 Natuurlyk e Historie cnder d'affche, of op de vyer-kolen: want aldus toe-bereyd zijnde, zijn fy van beter fmaak, en fyverliefen die windachtige hoedanigheyt , die het mee-, fte deel der wortelen hebben. Maar gewoonlijk laatmen haar braden in een grooten yferen pot , op den bodem van de welke men een kleyn weynighje wa- ter doet : Dan Itoptmen forghvuldighlijk met lijnwaat het dekfel over-al dicht toe , op dat fy door defe verftikte hitte fouden braden. En dat is den gemeen- den op-difcli voor de dienaren en voorde (laven des Lands; die haar eten foo uyt den pot komende , met eene foppe gemaakt van Pjmm, en Oranje-fafa die onfe Franeoy fchen Fjmantade noemen. Men moet bekennen dat indiendefe wortel foo gemeen niet was, fy veel meer gepreïèn fpude worden. De Spanjaarden ftelien haar onder hunne wel- luften , en fy bereyden haar met boter, met fuyker, met muskaten, of met Ca- neel. Andere die maken haar tot pap, en doen er veel vet by, en peper, of Gember , en dus bevinden fy dat dit een uytnemend eten is. Maar de meefle Bewoonderen der Eylanden maken er foo veel werkx niét af : Eenige pluk- ken ook de teedere botten van heteynde der ranken, en na dat fy die hebben laten koken, foo eten fy die als falaat, in maniere als Afperfies, of Hoppe. YL Lid. Vanden Ananas. DEn Ananas is gehouden voor d'allerlekkerfle vrucht , niet alleen van defe Eyknden, maar van geheel Amerika, Hy is ookfoofchoon en van foo foet een reuk, datmenfoudefeggen.dat de Natuure in fijne gunfle heeft be- ileed, alles wat fy ailerfeldfaamit , en allerdierbaarft onder alle hare fchatten bewaarden. Hy wad op een dronk ruym een voet hoogh,die bekleed is met ontrent vijf- tien of fedien bladeren, van lengte als die van de Kaardons, en van breedte als de palm van de hand, en van de gedaante als die van d'Alcës. Sy zijn fcherp aan d'eynden, gelijk die van de blaauwe Leiyen, een weynigh uyt-geholt in het midden', en van weder- zijden gewapent met kleyne doornen, die feer fcherp zijn. De vrucht die tuflehen defe bladeren wafl, en die op defen dronk verheven ftaat, isfomtijds van groote als een Meloen. Sijne gedaante komt feer na-by dievandePijn-appel. Sijne fchorfe, die verheven is met kleyne by-voeghfe- lenin maniere van fchobben, van een bleek groen, met inkarnaat geboord, leg- gende op een gel uwe grond, is beladen van buyten met verfcheyde kleyne bloemen, die na de verfcheyde aangefichten van de Son > haar bekieeden met ibo Van de Vo or-e tl anben. 9J evendigh 94 Natuurlyke Historie foo vele verfcheyde verwen alfmen in den Regen- boogh befpeurt. Defe bloe- men vallen ten deele af, na de mate dat de vrucht rijp word. Maar dat hem meerder glants geeft, en dat hem heeft verworven den tijtel van Koning on- der de vruchten , is dat hy gekroont is met een grooten tros , gevlochten van bloemen en van verfcheyde bladeren , valt , en getant , die van i en blinkend root zijn, en die hem eene verwonderlijke bevalligheyt geven. Het vleefch, of de pappe die onder de fchorfe begrepen word , is een wey- nigh draadachtiglv, maar het verfmelt t'eenemaal tot fap in de mond. Hy heeft fuik een verheven {maak, en die hem foo eygen is , dat de genen die hem volkomentlijk hebben willen befchrijven, en dit niet konnende doen onder eeneenige gelijkenis, ontleent hebben alles wat lekker word gevonden in de blaauwe pruym, in de Aard-belle, in de Muskaat, en in de Renet-appel, en na dat fy dit alles hadden gefeght, waren fy gedwongen te belijden , dat hy noch een byfonderen fmaak heeft, die niet lichtelijk uyt-geleyd kan worden. De kracht, of de voort-teeiïng, door dewelke defe vrucht hem kan vereeu- wigen, beltaat niet in fijne wortel , of in een kleyn ros graan, datdikwilsin fijn pap ontmoet word : Maar in die ruyker waar mede hy bedekt is. Want foo ras als fy in d' aarde is geleght, neemt fy» wortel, fchietfy bladeren uyt, en ten ey nde van het jaar brengt fy een nieuwe vrucht voort. Men fiet dikwils van defe vruchten, die beladen zijn met drie van defe troflèn,die alle de kracht heb- ben van hare foort-gelijkente behouden. Maar yder ft ronk draagt geen vrucht als eene eenige reyfe. Daar zijn er van drie of vier foorten die de Bewoonderen der Eylanden af- gefondert hebben, of door hare verwe, of door hare gedaante, of door haren fmaak: te weten, den witten Ananas, den Scherpen, en die fy de Renette noemen. Defen laatften is meer geacht dan de twee anderen,om dat als hy rijp is, hy wat den fmaak aangaat , alle dele ongemeene hoedanigheden beiit die wy gefeght hebben ; hy heeft ook een aangenamer reuk als d'andere , en hy maakt de tan- den minder eggerigh. De natuurlijke Indianen des Lands , en onfe Francoyfchen die in d'Eylan- denwoonen, maken van defe vrucht een fekeren uytitekenden drank, die de Malvezey feer gelijk is, als hy eenigen tijd is bewaart. Men maakt'er ook ee- ne vloeyende confiture af, dewelke eene van de fchoonfte en van de lek- kerfte is, van alle diemen uyt Indien brengt. Men fnijdcok de fchorfe in twee, en men confijt haar droogh meteen gedeelte van de dunde bladeren, daar na voeghtmen haar vaardigh te famen , nadekunft, en men over-korft haar met een gefuykerde korfte", die de gedaante van de vrucht en van fij- ne bladeren volkomentlijk bewaart , en die in defe gelukkige gewed en doet VANDE VOOR-ÜYLANDEN. 95 doetfien, niet tegenftaande de hitte van den brandenden Hemeï-riem, een foete beeltenis van de droevige vcortbrengfelen van de Winter. ^ Men heeft een lange wijle van defe vrucht gegeten , Tonder te bemerken d'ongemeene gebnryken die hy in de Genees- konït heelt; maarte^enwoor- digh heeft d'ondervinding doen kennen dat fijn fap een verwonderlijke kracht heek om de geeften te vercjuikken, en om de verflagene herten teverhefTen* men gebruykt het ook gelukkighom de mage te verfterken , de wan-fma- ken te verjagen, en den honger te herftellen. Het verquikt ook verwon- derlijk die met graveel gequelt zijn, of met pijn in het water maken, en felfs het verftrooyt de kracht van 't vergif. By gebrek van defe vrucht, brengt fijne wortel de fel ve dingen te xve^e. Het water datmen'er doordeDruyp- keteluyt trekt, maakt een vaardiger en veel krachtiger opening - maar ter oorfiike dat het in-etende is, en dat hetde mond beledigt, als ook het gehe- melte, en de water-dragende vaten, foo moetmen wel weynigh gelijk gebruy- ken en dat door den raad van een wetelijk Genees- meeft er, die aan defe fcher- pighey t een verfachtmg fal weten te geven, VII. Lid. Van deSuyker-rïeten. Et Riet, dat door fijn wellufligh fap defloffe verfchaft waar van de Suyker word gemaakt, draaght fijne bladeren gelijk andere rieten , die- men in de moeraiTchen en aan den oever van de poelen fiet; maar fy zijn een weynigh langer , en wat fcherp-fnijdender , want indien men haar niet met beleyd aan-grijpt , mijden fy in de handen gelijk een fcheer-mes. Men noemt het Smker-net, enhetwaft totdehooghte van vijf tot fes voeten, en tot de dikte van twee duymen in fijn omme-gang. Het word verdeelt door verfcheyde quaften, die gemeenlijk d'eene van d'andere vier of vijf duymen ftaan. En hoe veel defenaf-ftantgrooteris, hoe veel meerde Suyker- rieteiv worden geacht als becjuamer zijnde om de Suyker te maken. Denftronkfchiet gelijk een kleyn bosje van lange, groene, en dichte bla- deren, uyt het midden van de welke het riet fich verheft , dat ook aan fijn top beladen is met verfcheyde fcherpe bladeren, en met een plumafie waarin het zaad fich felve fet. Het is gantfch vervult met een wit en fap-achtig merch,uyt het welke me defe foete vochtigheyt perft, waar van de Suyker gemaakt word- Het komt tot volkomentheyt in cene lichte , vette, en middel-matig- vochtige aarde. Men plant haar in grippels, diemen op een nelijken, af-ftant maakt met de fpade, of met den ploegh, en die een halve voet diep zijn. Men. H * g£ Nat uurlyke Historie Menleeht'et rieten in die rijp zijn, men dekt haar met aarde, een weynigh tijd daar na bren-t yder qiiaft een wortel voort , en fchiet fijn bladeren den ftronk uy t die een nieuw riet voort teelt. Soo ras als fy uyt der aarde komen, moetmeneeweldighforghviildighwefen om rondom wei te wieden, op dat hetquaad on-kruyd haar niet verftikt , Maar iiadatfy eenmaa d aarde heb- benbeflaêen, behouden fy haar felven , gelijk een befnoeyd bofch , en fy mocen vijftieh jaren dtieren Tonder vernieuwt te worden , aangefien den grond goed is, en dat den worm haar niet bederft-, want in die gelegentheyt is het beftedegantfcheplanteaf te mijden foo ras het mogelijk is. en haar weder geheel nieuw te maken. ■■ Hoewel de rieten rijp zijn ten eynde van negen of tien maanaen, loo blij- ven fy op haren voet twee jaren goed, enfomtijds drie voile jaren, waar na fy vergaan. Maar het fekerfte en het befte is, haar yder jaar af te fnijden, dicht aand'aardcenbyd^erftequaft. . Wanneer dek Rieten in hare rijpheyt zijn, en darmen op de velden wandelt, foo vindmendefefoeteverquikking,enmen fuyglit'er met vermaak het lap uyt datuytftekendets, hebbende den felven fmaak als de Suyker. Maar ioo rnen'er te veel afneemt, loopt men gevaar vaneen buyk-loop, en voorna- mentlijk de nieuwe aan-gekomene 3 want die in het land zijn vernatuurlijkt, zijn dit foo niet onderworpen. Daar zijn noch in eenige vandefeEylanden, van die fchoone en koftehj- ke rieten , diemen tot cieraad in de hand draaght , en die natuurlijk gemar- mert zijn, en gefchakeert met verfcheyde gedaanten. De boorden van de poelen, en alle de moeraiTige plaatfen zijn ook voorfien met groote Rieten, feerhoo-h, enfeer recht, waar van dlnwoonderen gemeenlijk deheynin- Penend?af-fcheydingenvanhare huyfen maken, en de latten van hare over- dekken. DUndianen gebruyken ook den top van Mq Rieten , om het meelte gedeelte van hare pijlen daar af te maken. ELFDE H O O F T-S T U K. Vaneenige andere ongemeene Voort-brengfelen van het land der Voor-ey landen , en verfihey de foorten van Moes- kruyden , en Bloemen die er Tpajfen. Y hebben aireede in het voorgaande Hooft- (tuk vertoont, ver- fcheyde Planten, Kruyden, en Wortelen die in de Voor-eylmden waden, en die aanmerkelijk zijn in hare bladeren , in hare vruch- ten, VAN DE VOOR-IYLANIDEN. £| ten, en in hare verwonderlijke eygenfchappen. Maar door dien defe ftoffe uytnemende vruchtbaar en behaaghlijk is , foo zijn wy overtuyght dat den keurlijken Lefer voor aangenaam (al nemen, noch onder een byfonderen tijtei te fieo,een groot getal van feldfame Voortbrengfelen van die land,die ten mee- ilen deele onbekent zijn in Europa. I. Lid. V&n de Raketten. HEt gene onfeFrancoyfchen Raketten noemen, teroorfake van de ge- daante fijner bladeren; is een dik doornachtigh bosje, dat langs der aarde kruypt, fich niet feer hoogh konnende op-heffen, om dat fijn ftronk, die niet anders is als een blad dat meter tijd dik geworden is , niet meer klimt als ontrent een halve voet uyt'er aarde. En hoewel hy dik genoegh is , foo komt hy niet tevoorfchijn, en men kan hem niet gewaar worden als op-lichtende de groene, logge, lompe, en een duym dikke bladeren, die hem om-ringen, en die d eene aan d andere zijn gehecht. Sy zijn gewapent met prikkelen uytermaten door-dringende en dun," enopeenigevan defe ftêkelige en lange bladeren, wad een vrucht als een Dadel-pruym vangroote , die ook op fijne liuyt heeft verfcheydekleyne en dunne doornen, die de vingeren van diefe plukken wil- len wel vinnigh door-fteken. Rijp zijnde is hy root van binnen, en van buyten als yermiilioen. De Jageren der Eylanden vinden hem feer lekker, en feer ver- fan1 chende> Maar hy heeft defe eygenfehap, dat hy het water met bloed -verw verwt foo ras men daar van gegeten heeft ; in- voegen dat die defe verbor- gentheyt niet weten, vreefen dat haar een ader gebroken is. En daar zijn'er ge- vonden die defe verandering befpeurt hebbende , waar van fy d'oorfaak niet wiften, te bsdde zijn gaan leggen, en geloofden gevaarlijk fiek te wefen. Men feyt dat'er in Peru eene foorte van Pruymen is, die dit felve te wege brengen ; en eenige verfekeren het felve befpeurt te hebben na dat fy konferf van roode aal- beffen hadden gegeten. # De genen die den Tunxl b e fc breven hebben , die foo geprefen is , om fijne dierbare fchiarlake verwe,die hy op fijne bladeren voed, maken hem dele Plan- te daar wy van gefproken hebben gantfeh gelijk,uyt-genomen dat fy hem geen vrucht toe-fchrij ven. Eenige andere hebben hem geilelt onder den rang van de Kaardons die vijgen dragen,oin dat de vrucht daar van de gedaante heeft, en dat hygeopent zijnde, in plaatfe van een kraak-fteen, niet~ anders heeft ais klcyne graantjes, die van de vijgen in alles gelijk, Daar zijn er noch van eene andere foorte , waar van de vrucht wit is, en van N een *■■ W$ Natuurlyke Historie een veel foeter en gevoeliger (maak als de roode, daar wy ftrakx van gefprcw ken hebben. En feif daar word eene andere gevonden, die fonder twijfel ee-* ne foort-gelijke van den Tund is, waar op men wonxitjes heeft gefien in. verwe een robijn gelijk: die het lijnwaat, of het laken op dewelke men haar knipt, vei wen met een feer fchoon en feer levendigh fchaarlaken.. II. Lid. Van de Vïas-keerfe. DE W^s-kierfe, die aldus van onfe Francoyfchen is genaamt , om hare ge- daante, is door de Cara'ibanen Akotderou genaamt. Dit is ook eene foorte van grove Kaardons,die wafl gelijk een dik en dicht bosje,en over- al gefcherpt met uytnetnende prikkelende en dunne doornen. Sy fchiet uythaar midden negen of tien ftruyken fonder takken noch bladeren, die van negen tot tien voeten hoogh zijn, recht en met groeven gelijk de groote Was-keerfen. Sy. zijn ook voorden met ftekelige doornen , gelijk fijne naalden, en foo door-bo- rende als mo^elijkis, die niet toe-laten datmen haar aan magh raken van wat zijde dat het foude mogen zijn. De fchorfe en het binnenüe is vry wat facht en fponfie-achtigh. Ydere Was-keerfedraaghtineenfayfoendes jaars, tuf- fchendeuyt-geholde groeven van haren ftruyk , witte of violette bloemen na de welke volght een vrucht op de wijfe van eene groote vijge, die goed is omt'eten, en tamelijk lekker. De vogelen zijner geweldigh op verlek- kert, maar fy mogen hem niet pikken als al vliegende, door dien de prikkelen die hem aan alle kanten befchermen, niet willen lijden dat fy haar op dit bofch noch op fijne ftruyken ftille fouden houden. Dlndianen lichten er de vrucht, af, met kleyne rijsjes aan d'eynden geklooft. III. Lid.. Van verfcheyde foor ten van vaft-hechtend.e houten* DAar zijn verfcheyde foorten van houten die langs der aarde kruypen, én die haar aan de Boomen vaft hechten, en verhinderen dikwils om onbe- flommert door de wouden te loopen. D'Inwoonderen der Eylanden noemen haariiflïM. Eenige zijn op de wijfe van een dikke fcheeps kabel. D' Anderen dragen bloemen van verfcheyde verwen. En felf daar worden'er gefien die be- laden zijn met groote getaande fchellen, ruym een voet lang, breed vier of vijf duymen, en hart gelijk Eykefchorfen, in de welke begrepen zijn die keurlij- ke vruchten diemen Zce-kaftanjen noemt, die de gedaante hebben van een hert, Van de V o o r-e y*l a n d e n. $) feit* en diemen dikwils gebruykt alfmen er de pap heeft uyt- gedaan , om ge- pul verden Tabak in te doen, of eenige andere poeyers van goeden reuk. Het gene d'Inwoonderen der Eylanden noemen Appelen w» Zienes , is een vrucht die waft op eene foorte van ranken of heefters, die haar valt hechten aan de grooteboomen gelijk de klim-op. Hy is van grootealseen kaats-bal, en be- dekt meteene harde fchelpe, en een groene huyt, die van binnen een wefcn begrijpt, het welke rijp zijnde, de gedaante en de fmaak van Kruys-doornen heelt, IV. Lid. Va» d' altijd «levendige Kruyden. MEn vind in de Voor-ejlanden verfcheyde foorten van kruyden die akijd. levende zijn, waar van eenige waften op den ftronk van oude boomen, gelijk de Maren-takken op den Eyk : d'andere waflTen in der aarde , en op de Rotfen. Sy hebben foo vele natuurlijke vochtigheyt, dat hoewel fy uyt-getrok- ken zijn , en op- gehangen met de wortel om hoogh , midden in de kameren, daarmen haar tot cieraat bewaart, om hetgeficht te verheugen , fy hare groe- nighey t niet verliefen. V. Lid. Van de gevoelige Planten. DAar is op Tahago eene foorte van Kruyd dat altijd Ievendigh is , en das meer, is ook gevoeligh. Het waft ontrent anderhalf voet hoogh , de ftruyk is oin-ringt met eene groote menighte van bladeren ruym een voet lang, drie vingeren breed, getant by-na als die van het varen-kruyd , aan d'uyt-eyn- den groen van verwe door-mengt met kleyne bruyne en roode vlekjes. In het faifoen der vruchten waft uy t het midden van defe Plante eene ronde bIoeme9 te-faraen-gefet van verfcheyde bladeren, op eene felve fchikking geregen zijn- de als die van de Gouds-bloerne. Maar fy zijn van een helder violet, en hebben een tamelijk goeden reuk gehandelt zijnde : De natuure van defe Plante is foo- danigh, dat foo yemant van hare bladeren af-rukt, of dat hy die alleenlijk aan- raakt , dan verflenft de geheele Plante , en laat hare andere bladeren ter aarde vallen, gelijk ofmen haar met voeten hadde getreden. En na het getal der bladeren diemen af-getrokken heeft 9 blijft fy meer of minder tijd fonder haar op te heffen. Daar waft eene diergeiijke te Madagafcar die d'Inwoonderen noemen Haaft- N 2, vd* ico Natuurlyke HistoRï* velt dat is te fcggen Truyd dat leven heeft. Maar dat is de felve foorte niet dré alhier tot Parijs gefieri word in den tuyn des Koninkx *, want haar blad is veej >V kleynder,en is noch getant,noch gevlekt: en dat meer is, fy brengt geene bloe- men voort. Boven dat hare bladeren aan- geraakt zijnde, fy haar van binnen toe-iluyten dooreene foorte van tegen- fporreling. In plaatfe dat de gene die wy befchrijven» de hare van buyten af ter aarde laat vallen. Men (iet noch een andere foorte van defe levendige en gevoelige Plante, in verfcheyde andere Eylanden, Sy watt fomtijds tot de hooghte van eert boomtje. Sy is bekleed met verfcheyde kleyne takjes, die tot aller tijd beladen zijn met oneyndige langwerpige en fmalle bladeren, die geëmaillieertzijn in, het fayfoen der regenen, met fekere kleyne vergulde bloemtjes,die kleyne fter- retjes gelijk zijn. Maar het gene te wege brengt dat defe Plante geacht is een van d'allerfeldfaamfte en allerverwonderlijkfte der Werelt, isdit, datfooras men haar wil aan-grijpen, fy hare bladeren te rugge trekt, en wringt en krult die onder hare kleyne rankjes, gelijk of fy verflenit waren , daar na ontiluyt fy die op nieuws, als men'er de hand af trekt, en wegh gaat* Daar zijn er die defe Plante noemen Kujfcb Krujd ; om dat fy niet foude konnen. Van de Voor-e ylanden. §&$ ftonncn lijden datmen haar aanraakt , fonder haar te beledigen. De ^cüen die den lübmus hebben idoor- reyft van UmhredeDf^ éjméto.mmm^ vertelen dat'er gantfche boiTchen zijn van een Boom Gevoelige genaamt , aande welke foo ras men hem aan raakt, de bladeren en de takken Laar met erect oerucht verheffen, en maken te famen de gedaante van een Globus. Eenige jaren geleden fsghmen te Parijs in den ruyn des Koniiokx een geüjk diemen Rocmfche of LombAïdifcke JBoonen noemt. Maar d'aanmerkelijkfte om hare feldfaamheyt j zijn diemen noemt Boonen van fevcnjarcih om dat een felve ilruyk Teven jaren draaght Tonder vermoeyd te worden, en breyd haar uy t op de Boomen , op de Ilotfen , en alles waar fy by Jkan geraken. En het gene verwonderlijk is,dat is dat'er t'aller tijd vrucht in fijn bloey itaat, vrucht groen is, en vrucht rijp is. In- voegen datmen'er aan magk verwonderen. De Lente met den Herffl, op eenen uk^ tefien. Men feght het felve, van een fekeren Egyptifchen Boom genaamt Faraoos Vij- gen-boom, daannen altoos aan fïet vruchten die rijp zijn, vruchten bereyd om te rijpen, en vruchten die eeift uyt-botten. D'Oranje-boomtn hebben dierge- lijk een voor deej. VIII. Lid. fan de Planten, en Kruyden, die haar gebruyk mogen hebhen in de Gences-konft , of in de huys- houding. WAt de Planten aangaat die haar gebruyk mogen hebben inde Ge- nees-konfl: ; daar zijn er verfcheyde in defe Eylanden, waar van d'ey- genfchappen noch niet wel bekent zijn, en eenige die ook elders gevonden worden. Als daar zijn, de ÏÏerte-tomge, eene foorce van Mms , en verfcheyde foorten van Muer-rujrten. Daar zijn er ook eenige, waar van men aireede on- dervinding heeft, en die bekent zijn voor begaaft te wefen met groote krach- ten, onder de welke meeft worden geprefen f de reuherige Biefe, de Baltfie , en bet 'fijle-kruyd. De reukerige Biefe , is in alles d'andere Biefengelijk, die by de poelen en aan de kinten van de rivieren waflen ; maar hy fchiet een ronde wortel van de dik- te als een Hafe-note ,.die een geweldigh foeten reuk uyt~ geeft even als die van den Iris, en die inde fchaduwe gedrooght zijnde, en tot ftof gemaakt, eene verwonderlijke kracht heeft, om de Vrouwen te helpen die in barensnood zijn, indien men haar daar van een weynigh in geeft. De Bdifie, walt, van verfchillende dikte en hooghte, na d'aarde daar fy in gevonden word : byfonderlijk fchept fy behigen in vochtige plaatfen. Hare bladeren zijn foo groot en foo breed, dat de Caraïbanen daar ter nood hare kleyne hutten mede dekken ; fy worden ook gebruykc om d'ontftekins der wonden VAN DE V OOR-EYL A NBEN. Iqj wonden te verfachtcn , en om bad-ftoven te maken voor die verfïuypte zenu- wen hebben, of eenige andere fwakheyt. Hare bloeme, die waft gelijkeen veder-bos, en die te famen is gefet van verfcheyde kleyne roode of geluwc koppen, word van knopjes gevolght, vervult zijnde met een menighte van graan groot gelijk erweten, en foo glad en. foo hard, datmener kettingen af kan rijden. Het Pijlen hrujd , is eene foorte van droevigh kruyd; wantgeduerende den dagh zijn fijne bladeren altijd gefloten, en geduerende de nacht zijn fy ontfloten. Sijne bladeren die fchoon groen zijn, zijn fes of feven duymen dik, en drie breed. Sijn wortel geftampc weiende, heeft de kracht van alle het venijn der vergiftighde pijlen uyt te bluffchen, zijnde op de wonde geleght, foo ras als hetmogelijk.is. •Het meefte gedeelte van de Pottafie kruyden die wy in Vrankrijk hebben, waffen ook op de(è Eylanden. Het is waar dat'er eenige zijn, gelijk 'de Kooien en den Ajuyn,die geen graan dragen. Evenwel zijn fy'er daarom niet gebrek ; want wat de Kooien aangaat , als fy rijp zijn fchieten fy verfcheyde fcheutjes, diemen verplant, en die'er andere voort- brengen, dewelke alfoo groot en alfoo fchoon op-komen als of fy van zaad quamen. En belangende d' Ajuynen , de Schepen brengen'er menighte , die veel groente uyt-fchieten, die goed zijn om gemeenlijk in de pot-fpijfen, en in d'ervveten te gebruyken. Daar zijn ook: vele gemeene Meloenen , waar van het zaad uyt deCe ge- weften is gebracht geweeft ; Maar ter ooi fake van de hitte des Lands , foo rij- pen fy daar lichtelijker, zijn vafter van vleefch, van beter fmaak , en van geuri- ger reuk. En dat'erd'uytliekentheyt van is, is datmener af heeft in alle fa^ foenen des jaars. IX. Lid. Vm de Water-MeLenen.. DAar waft in dit land eene foorte van Meloenen, die in Ttalien gemeen zijn • Maar die fönder vergelijking beter zijn in Egypten , en in het Oo- ften. Daar waffen'er ook in eenige deeien van Vrankrijk; maar fy deugen niet , Men noemt haar Water-Mcloenen>om dat fy met een gefuykert water ver- vult zijn, dat door haar vleefch loopt, het welke gemeenlijk vermilioen is , en root gelijk het bloed ontrent het herte , waar in beerepen zijn de granen van haar zaad, die ookvan de felveverwe zijn, en fomtijdsfwart. Hare fchorfe is altijd groen en fonder reuk, in-voegen dat het meer aan denfkuyk als aan de. viucht is> datmen hare rijphey t moet onderfcheyden. Sy wa&n dikwils groo- ler. ÏQjJ. Natuurlyxe Historie ter als een hooft? op ecne ronde of ovaalfche gedaante. Men eet haar fonder fout, en hoewel men daar menightc van eet, foo befchadigen fy de mage «iet : Maar in die landen die heet zijn, verfriflchen fy geweldigh, en verwekker! den honger. Men bouwt'er noch eene foorte van Mays , datmen anders noemt Spaanfche of Turkfche tarw> allerhande foorten van Geerft, Comcombers, Pompoenen, Biet^ monden, en andere Wortelen, die alle een uy tnemenden fmaak hebben. X. Lid. Van de Leiyen der Foor-eylanden. EN om dat'er zijn die boven dit alles noch na bloemen fouden vragen; Daar waflen'er ook feer fchoone, en van feer goeden reuk. Onder andere fietmen'er eene foorte van Witte Leiyen , van een verwonderlijken reuk : wane fy hebben een geur die van den jafmin gelijk , maar foo doordringende, dat'er flechts Van de Voo r-ï- y land -e k. ï©$ flechts eene bloeme noodigh is om eene geheele kamer te bereukwerken. Den Bol en de bladeren zijn die van Vranknjk gelijk, maar de bloeme heeft hare bladeren verfpreyd en verdeelt met kleyne ftrookjes , gelijk of fy tot vermaak niet knip-fcheertjes door-fnéden waren. Daar zijn noch andere Lelje^d' on& gein we of oranje Leljen gelijk. XI. Lid. Vantlvee foorten van Bloemen der Pafte. MEn fiet in d'Eylanden eene Plante feer vermaart om de fchoonheyt vaa hare bladeren, om den foeten reuk van hare bloemen , en om de goed- he/t van hare vrucht. De Spanjaarden noemen haar Grenadile, de Hollanders &^£-rfpptf/,enonfeFrancoyfchen de bloeme van het lijden Cbrifti, tecoorfake dat fy dele ongemeene bloeme draaght,in de welke men met verwondering be- fpeurt , een gedeelte van de werk-tuygen , die tot het lijden onfes Heeren ge- bruykt zijn, en die daarin vertoont worden. Het is waar dat eenige keurlijke Lief-hebberen die haar aandachtelijk hebben overwogen , bekennen dat fy'er wel in gekent hebben eenige gelijkenis van de doorne kroone , van de roeden, van de nagelen, van den hamer, en van de Pylaar : maar fy voegen'er ook by, dat het meefte gedeelte van defe dingen daar geheeld zijn by"-na op de fel- ve wijfe, als de Maaghden, de Leeuwen, en de Beeren door de Hemel- fche tey kenen ; alfoo dat om alle defeteykenen van het Lijden in defe bloe- me te vinden , fy na Akofta feggen in het 27 Hooft- ftuk van het vierde Boek fijner Hiftorie, dat'er eenige godvruchtighey t van nooden is, die'er een gedeel- te van doet gelooven. Daar zijn'er van verfcheyde foorten, die alle dit gemeen hebben , dat indien fy niet eenigen boom ontmoeten om hem te omhelfen, endiehaaronder- fteunt, fy op de aarde kruypen gelijk de klim-op doet : dat hare bloemen orit- flaytennadenop-gankvandeSon, en weder toe- flviy ten eer hy onder gaat; en dat fy voort-brengen een vracht die lekker is, en foo ververfchende als het mogelijk is. Maar de bladeren, de bloemen, en de vruchten van eensgen zijn foo verfcheyde in hare uyterlijke gedaante , datmen niet verwondert moet wefen, foo eenige Schrijveren die van defe Plante hebben gehandelt , en die gelooft hebben dat'er niet meer als eene foorte van was , niet over-een- komen in de befchrijvinge die fyJerons van gegeven hebben. D'Inwoonderen van Bretil tellener tot (cvta foorten: maar in de Vo9r-eyUndenktntmzri?ï niet meer als de twee, waar van wy hier de gedaanten hebben doen (lellen. D'eene heeft de bladeren tamelijk breed, die in vijf uyt-fprongen zijn verdeelt , waar O van loó Natuurlyke HlSTORIJE •*' Van de Voo r-e uanden. 107 van het middelde boven rond is, en de vier andere loopen tot een punt uyt. Hare bloemeontfloten zijnde, is breeder als eene Rofe. Sy is gefloten dicht aan den voet, in drie kleyne groene bladeren ; haarlichaam is te funen ge- voeght van verfcheyde andere fchoone bladeren, waar van dat cenige Hemels- blaauw zijn , door-zaayt met kleyne roode ftipjes , die de gedaante van eene kroone hebben, en d' andere zijn purper- verwigh. Defe gantfche fchoone bloe- me is omringt met oneyndige kleyne gewaterde draatjes, die gelijk de ftralen zijn van defe kleyne Son onder de bloemen j Sy zijn geamaillieert met wit, met root, met blaauw, met inkarnaat, en met verfcheyde andere levendige ver- wen, die haar eene verwonderlijke bevalligheyt geven. D'andere foorte heeft ook de bladeren in vijf deelen verdeelt , gelijk d'eerfte : maar hare bloeme die de gedaante heeft van een kleyn kopje, geboord van boven met kleyne witte en roode draatjes, is foo veel niet uyt-gefpreyd ; het binnenfte is verciert met wit- te bladeren, die tot een punt uyt-eynden. Defe twee fooi ten van bloemen van liet lijden Chrifti, fchieten uyt haar hert een kleyne ronde py laar , die op haar Capiteel een knop heeft beladen met drie granen, hebbende de gedaante van fpijkers : defe pylaar is vergefelfchapt met vijf witte draatjes, die kleyne gelu- we tongetjes onder- fchragen, gelijk diemen in de holte van de Leiyen (iet , en dit is het datmen feght de vijf wonden onfes Heere. te vertoonen. Defe bloemen die van een goeden reuk zijn , komende af te vallen, foo ver- groot de knop die op de pylaar is foodanigh, dat hy een fchoone, geluwe,en gladde vrucht voort brengt, en van groote als een middel-matigen appel. Si}— ne fchorfe is al foo dik als die van een Granaat- appel , en fy is vervult met een fap dat welluftigh van fmaak is, onder het welke is een groot getal van fwarte korlen, en ten uycerften hart. Men fchikt defe vrucht, gelijk eene opper- ver- mogende ververfching voor die de koortfe hebben , en d'ondervinding heeft doen kennen,dat Cy eene byfondere deucht heeft om den honger te verwekken, de levendige geeften te verheugen, en de vyerigheden van de mage in te too- rnen; d'Imyoonderen van Brez.il onderhouden defe Plante fcrghvuldighlijk, van de welke Cy haar dienen , gelijk een byfonder cieraat , om de galeryen en de priëelen van hare tuynen mede te dekken ; want hare bladeren en bloemen ver- fchaflfen haar eene aangename fchaduwe j en fy maken met de vrucht een hert- fterkende Syroop, die onder haar geweldigh is geacht , om dat boven d'eygen- fchappen die wy aireede gefeght hebben, fy noch defe aanmerkelijke hoedanig- hey t heeft , dat fy geenige ,wan- fmaak laat aan die haar gewoon zijn te gebruy- ken. O z XII. Lib. ïoS Natuurlyke Historie •** XII. Lid. Van het Muskes -kruyd. DAar is ook een Kruyd d'atmen noemt Muskes krujrd. Het draaght fijn* flruyk tamelijk hoogh , en het waft dicht, gelijk eene kleyne hage fon* der doornen. Sijne bladeren zijn tamelijk lang en rouw, fijne bloemen zijn ge- luw feer fchoon om aan te den, op de wijfe van kelkjes of klokjes,dic haar vor- men na een palfelijk groote knop, die rijp zijnde , word als gefatijnt , wit van binnen, en muskes- vervv van buyten. Het graan dat defe knop befluyt , is ook. van de felve bruyne verwe. Het ruykt volkomentlijk na de muskes, als het verfch gep&ütt is. Waar van het ook genaamt word, Musl^s- graan, en het be- houwt defen reuk langen tijd,aangefien men het in eene drooge plaatfe houwt, en in eenigh Vat daar het niet te veel verlucht. Alfoo ook verfcheyde andere Kruyden, verfcheyde Boomtjes, en felfs het meeftendeel van die ranken of Lienes, die tuflehen de bollchen krtiypen , en op de boomen klimmen die in de Voar-ejlanden waffen , dragen bloemen alfoo fchoon en alfoo aangenaam voor het gelicht, alsfyfoet en lierlelijk voor den reuk zijn . In- voegen dat dikwils wandelende langs den velde,men door plaat- 'fen gaat, daar de gantfche lucht bereukwerkt is. TWAALFDE HOOFT -STUK. ce Eylanden D Van Vyf foorten van vier-voetige Beeften , diemen in gevonden heeft. Er de Spanjaarden en de Portugeefen Bevolkingen in Amerika hadden op- gerecht, foo faghmen' er noch Paarden , noch Öflen , noch Koeyen, noch Hameien, noch Schapen, noch Geyten,noch Verkens, noch Hon- den. Maar om hare Scheep-vaarden gemakkelijker te maken, en hare Schepen ter nood te ververfchen, wierpen fy van alle defe dieren op verfcheyde ge- weden van defe nieuwe Werelt , alwaar fy foodanigh zijn vermenighvuldig hr, , dat fy'er te^enwoofdigh meer gemeen zijn, als in eenigh gewéft Van Europa, Boven dit uytheemfch Beeitiaal, zijn'er ten allen tijden inde Voor-eyUnden geweeft, eenige vier-voetige Beeften, ais daar zijn, den O^.ffimi, den Javarisjen T-atott, den Agom'n, en de Gemmkerde Ratte, waar van wy de befchrij vingen {uilen doen in dit Hooft- (luk.. Lid. Van de Vo o r-e ylandé^ *°3> I. Lid. Vap den Opajfkw+ DEn Opapm, diehetfelve dier is dat de Breziïianen Carlgmy* noemen, is van groote als een Kat. Sijnen muyl is fcherp, fijn benedenfte kaké-been korter als het bovenfte , gelijk het Verken , fijne ooren lang, breed, en recht, en fijnen ftaart lang en kaal aan 't eynde,en na beneden om-gckromt. Hy is op fijnen fugge gedekt met fwart hayr , door- mengt met grijsden onder den buyk. en onder den hals is hygeluw-achtigh. Hy heelt uytmuntende fcherpe nage- len, met dewelke hy lichtelijk op de hoornen klautert. Hy voed hem met Vo- gelen, en doet de jacht op de Hoenderen gelijk de Vos, maar by gebrek van roof) foö voed hy hem met vruchten. Het gene yets eygen is aan dit Dier, is, dat dooreene wel- aanmerkelijke befonderheyt, heteene beurfe van fijn eygen vel onder den buyk gevouwen heeft, in de welke het fijne jongen draaght , die het ontloft op de aarde als het wil, dcfe natuurlijke beurfe ontfluytende. Dan als het voort gaan wil, doet het die weder open , en de jongen kruypen er in , en alfoo brengt het haar over- al. Het wijfje Zooght haar fonder haar op d'aarde te leggen; want hare mammen zijn bedekt in defe beurfe, die van binnen is over- kleed met een veel fachter hayr als dat van buyten is. Het wijfje brengt gemeenlijk fes jongen voort. Maar het mannetje,dat ook eenê diergeiijken natuurlijken fak onderden buyk heeft, draaght haar op fijn beurt, om het wijfje te verpoofen , 'hoewel 'hy haar niet kan zoogen. Defe dieren zijn in de Virginie en in het mémv- Spanje gemeen. De Walvifch van de Natuyre het gemak van foodanigh een fak- niet ontfan<- g»n hebbende, heeft de behendigheyt, na 'het fegs^en van Philoftrates, om fijne jongen in fijne kele te verbergen. En het Weïèltje bemint fijne jongen (oo, dat vreefeiide of menfe hem föude ontfteien, het haar ook in fijne keleneeint,, ■en haar. voert vm d'eene plaatfe op d'andere. II. Li d. Van den ïavaris. Aar is ook op eenige van defe Eylanden , gelijkop Tabago, eenefoortë van Wilde Verkens , die van gelijke ook qefien worden in Brez.il, en in NicaragfLi Sy zijn by-na in alles de Wilde Verkens van onfe wouden gelijk.- «aar fy hebben weynigh fpek, korte ooren , by-na geen (taart , en fy dr - is van bruyneverwe, trekkende na den fwarte. Sijnhayrïs roiiwrhelder, en hy heeft een kleynen ftaartfoiTdèr hayr. Hy heeft twee tanden in het opperfte kaak-been, en foo vele in het benedei.ite. Hy houd fijn eten in fijne voorfte pooten, gelijk het Enchoorentje. Hy geeft een khreeuw alsof hy onderfcheydentlijk feyde Coïljé. Men vcrvolghthem met de hon- den , om dat fijn vieefch , hoewel tikt het wat wuda-cijtigh finaakt, van ver- fcheydefoo hoogh word geacht als dat der jonge Ivcnijnen. Als hy ge- jaapt word, befchermt hy hem 'in de holen van de boomen , waar uyt men hem doet komen met rook , na dat hy wonderlijke fchreeuwe.n heeft gegeven. Indien men hem jong vangt, word hy gemakkelijk tam, en als men hem toor- nigh maakt, foo rijft het hayr op fijnen rugge over eynde, en hy fchopt d'aarde met fijne achterftepooten, gelijk de Konijnen doen. Hy is' ook vanhare groote. Maar fijne ooien zijn korten rond, en fijne tanden zijn fcherp- mijdende gelijk een fcheer-mes. V. Lid. Van de Gemokerde Rtitt em DE Gemaskerde Katten, die onfe Francoyfchen PilorU noemen, makeii d&n meeden tijd hare vertrek-plaatfe in de holen der aarde gelijk de Ko- nijnen, ook zijn fy by-na van de felve groote ; maar wat de gedaante betreft, hebben fy geenigh onderfcheyt met die van de groote Ratten diemen elders Tiet ; ten zy dat het meefte gedeelte het hayr van den buyk wit heeft gelijk het hebben de diertjes diemen in Vrankrijk Ghrons nóemt,en dat van het overfchot des lijfsfwart of taneyt. Sy geven een gemuskerden reuk die het herte ver- flaauwt, en de plaatfe van hare fchü|ling foo krachti-gh hereukwerkt , dat het feer gemakkelijk is haar t'onderfcheyden. Het vafte land van Amerika voed verfcheyde vier-voetige dieren, die in gee- nige van defe Eylanden gevonden worden. DER- Van d e V o. o r-e y x a n d e n. T13 DERTIENDE HOOFT- STUK. Van de Kr uy pende Dieren die in defe Eylanden gepen Tv orden, NA dat wy in het voorgaande Hooft-ftuk vertoont hebben de vier- voetige Beeften, die in de Voor-eylanden gevonden wierden toen d'uyt- heemfche Bevolkingen haar daar ter neder fielden, foo moeten wy te- genwoordigh handelen van de Kruypende Gedierten, die'er ook ingrooten overvloed zijn: want defe dieren wefende natuurlijk vyanden van de koude, vermenighvuldigen haar verwonderlijk in defe warme landen." Voeght hier by dat de groote Boflchen en de Rotfen defer Eylanden, tot hare voort-teeling groote hulp- middelen verfchaffen ; want fy verftrekken haar tot eene verfè- kerdeverbiijf-plaatfe. I. Lid. Van verfchey de foorten van Serpenten, en van Slangen, DA ar zijn feer weynige venijnige beeften in de Voor- ey landen. Het is waar dat'er vele Serpenten en Slangen zijn van onderfcheydene ver we en ge- daante. Men fiet'er van negen tot tien voeten lang, en foo dik als eenen arm of eene dye. Men heeft'er felfeenmaal eenen van deïe Slangen gedood,die in fijn buyk eene Hinne met hare vederen hadde, en meer als een dozijn eyeren ; de Hinne overvallen hebbende foo als fy broede. Daar is eene andere gevonden, die een Kat hadde in-geflokt, waar uyt men lichtelijk kan oordeelen van de groote defer Beeften. Maar hoe overmatigh dat fy zijn, fyhebben geen vergif in het meefte ge- deelte van defe landen. En felf verfcheyde Inwoonderen haar hebbende op de daken van hare huyfen, die meeftendeel van palm- bladeren zijn, of van Suy- ker-neten; fooen verjagen fy haar niet, om dat fy alle de ratten ontneftelen en verflinden. Maar men moet alles feggen, fy doen ook de Kiekens den oor- bghaan. Men heeft noch befpeurt , dat eenige de behendigheyt hebben van eene Hinne te bewaren als fy broed, fonder haar in defen tijd eenigh quaad te doen : Maar foo ras als d'eyeren ontfloten zijn, eten fy de kleyne^Kiekens, en ten minftenverfmoren de Hinne, indien fy nietmachtieh zijn om haar in te üokken. Daar zijn'er anderen die rolkomentlijk fchoon en aangenaam zijn om aar* tefien: want fy zijn gantfchelijk groen, uytgefondert den buyk , daarfy wit- ichtigh graauw zijn. Sy zijn anderhalf elle lang, en fomtijds twee ellen : maar P fy fci,^ Natuurlyke Historie fy zijn feer dan na gelijkmatigheyt, ten hoogften niet dikker zijnde als een duyui. Sy leven niet als van Spnng-hanen , die fy by de vlieren verfpieden, of Van Vogelen die fy op de boomefo en in hare neften betrappen , als fy'er by konnen reyken. Aldus is defe foorte van Slangen edelder als d'andere ; want fy leeft nier als van de ViiTcherye , en van de Jacht. Eenige van d'Inwoonderen die alle defe foorten van Slangen gewoon zijn te fien, handelen haar fonder vreefe, en dragenfe in haren boefem. Die in Afia en in Afrika gereyft hebben, fegoen dat fy'er yets diergeiijkx hebben gevonden. Want fy verhalen dat in hetgroote Ta; tarye, bergen zijn daar haar Serpenten voeden van eene uyt der mate gróote , maar geenlins vergïftigh, en feer goed om t'etën : en dat in het Koningrijk van Syr , fy van defe beèften hebben gefien die met de kinderen fgcelden, die haar ftukjes brood gaven. Men fey t ook dat in de Provinciën der Anten in het Koningrijk van Peru vervaarlijke Slangen zijn , lang van vijf^en- twintio-h tot dertigh voeten, die aan niemand duaad doen. Wat d'Eylanden van Martmiky*, en van £>'*'Aloufte aangaat, het is daar foo niet als in d'andere Eylanden ; want daar zijner die niet gevaarlijk, en ande- re die geweldigh gevaarlijk zijn. De genen die het niet en zijn, zijn dikker en knserals d'andere. Daaromis het dat die defe niet en bennen, meer vreefe voor haar hebben, als voor andere die waarlijk te vreefen zijn. Niettemin fy doen geen quaad : in tegendeel als fy yemant gewaar worden, vluchten fy neerfticrh wegh. Het weike ook oorfaak is datmen haar Loopfiers noemt. Sy hebben ook fwarte en witte vlakken op den rugge, die dienen om haar gemak- kelijker t'onderkennen. De gevaarlijke Slangen, zijn van twee foorten. D'eene zijn graauw op den rugge en geweldigh gëfiuweelr. D'andere zijn geheel geluw, of ros en y (lelijk om aan te fien ter oorfake van ddc verwe, hoewel fy niet gevaarlijker zijn, en miffchien minder als deerde. D'eene en d'andere beminnen de Ratten ge- weldigh , alfoo wel als die geen vergif hebben ; en als'er vele in eene hutte zijn, is het wonder dat'er ook geene Slangen gevonden worden. Sy zijn van onderfcheydene dikte enlangte, en men houd dat de kortfte de vreefelijkfte zijn. Haar hooft is plat en breed, hare kele uytnemende wijd, en ge wapent met acht tanden en fomtijds met tien y waar van dat eenigen gebocht zijn ge- lijk eene waffchende Mane,en foo fcherp,dat het onmogelijk is fich yets fcher- pers in te beelden . En gelijk als fy geheel zijn uyt-geholt , foo is het door de- fe kleyne engte dat fy haar vergif fijntjes weten te laten vloeyen, dat anders hefloten is in kleyne fakjes , aan de twee zijden van hare kele, juyft aan de plaatfe daar de wortelen van hare tanden op uyt komen. Sykaauwen nimmer de fpijfen daar fy haar mede voeden : maar Hikken die geheel in, na dat fy die geperft Van de Voo r-e yJl a n de n. 'ii $ 'geperft en plat gemaakt hebben, indien fy te groot zijn. Eenige feggen dat wanneer fy hare tanden gebruykten om te kaauwen, fy haar felven fouden ver- giftigen, en om dit te voor- komen .foo dekken fy hare tanden mét haar tand- vleefch als fy haar voedfel nemen. Defc dieren zijn foo vergiftigh i;ndeTg twee Ey landen, dat als fy gefteken hebben, wanneermen niet vaardigh fijnen toe-vlucht tot eenigh hulp-middel heeft, dan word de wonde ongeneeflijk , in minder als twee uuren. Sy hebben dit goeds , dat fy u nimmer bijten, aangefienghy haar, noch niet daar fy op ruilen, aan raakt. 1 I. L I D. Van d'EgdiJfen. D Aar zijn verfcheyde foorten van Egdijfen in defe Eylanden. De groot&e en d'aanmerkelijkfte , zijn die eenige Indianen genaamt hebben Igumas-, de Brazilianen Senembi, en onfe CcirdibanenOuiiyamacii. Als fy tot hare juyfte groote gekomen zijn, zijn fy ontrent vijf voeten lang, re meten van het hooft tot aan het uyt-eynde van den flaart , die wel foo lang is als het ove-rfchot van het lichaam : en wat hare dikte belangt, die magh een voet in ommegang we- fen. Na de verfcheyde plaatfen daar fy haar onthouden , hebben Cy ook de huyt van onderfcheydene verwe. En miflehien is het te dier oorfake dat de Portugeefen haar Cameleoenen genaamt hebben, en hebben haar overtuyght dat dit eene foorte daar van was. In eenige Eylanden zijnde wijfjes bedekt met een fchoon groen, datgeteykent is met wit en fwart ; en de mannetjes zijn graauw: In andere zijn fy fwart; en de wijfjes zijn van een helder graauw, door-ftraalt met fwart en met groen : daar zijn felf plaatfen , daar de mannetjes en de wijfjes alle de kleyne fchubben van hare huyt , foo glans-rijk en foo ge- fchakeert hebben, dat men foude feggen haar van verre fiende , dat fy overdekt zijn met een rijkelijk vlies van goud en van filver. Sy hebben op den rugge fte- kels in maniere van kammen, die fy over-eynde fetten en neder leggen als fy willen, en die altijd verminderende af-gaan van het hooft tot aan het eynde van den Haart». Sy worden gedragen op vier voeten , die yeder vijf klaauwen hebben., met geweldigh fcherpe nagelen voorfien. Sy zijn feer licht in het loopen, en fy klauteren van de befte op de boomen. Maar het.zy dat fy 'be- minnen de menfehen aan te fien, of dat fy van eene loome en weynigh begrij- pende natuure zijn 5 alsfy van de Jager zijn befpeurt, foo verwachten fy ge- duldighdefcheute van den pijl, of van het vuur-roer fonder te verroeren. Ea felts [y lijden datmen haar eenen ftrik 0:11 den hals werpt, die gehecht is aan het P 2, eynde me* X-lrf NaTUURLYKF. H'ISTORtf eynde van eene rijfe, diemen dikwils gebruykt om haar uyt c!e bcomen te trek- ken daar fy op rufteden. Als fy toornigh zijn, dan doenfy op- (wellen eeiv grooten krop die haar onder de kele hangt, en die haar verfchrikkelijk maakt, bare kele is ook geweldigh op-gefpleten, hare tonge dik , en fy hebben eenige tanden die tamelijk fcherp zijn. Sy verlaten niet lichtelijk het gene daar fy eens in «ebeten hebben ■, maar fy hebben geen vergif. De wijfjes hebben eyerendie van de groote zijn als die van de Wilde Duy- ven, maar hare fchale is facht. Sy leggen die tamelijk diep in het fand, dat op den oever van de Zee is, en laten die uyt-broeden in de Son,waar van gekomen is dat eenige Schrij veren haar geftek hebben onder de twee-natuurige Dieren. De Wüden hebben aan d'Europeanen het middel geleert om defe Egdijfen te vangen, en de vrymoedigheyt omfe t'eten na haar voor-beeld. Sy zijnfeer moeyelijktedooden. In-voegen datmen op eenige drie vuur- roer- fcheuten heeft gedaan, en een gedeelte van d'ingewanden wegh gerukt, fonder dat fy ter neder o-e velt waren. Ondertuilchen als men haar een kleyn houtje in de neufe fteekt, of eene fpelde tuiïchen de twee oogen, aldaar een kleyn gat zijn- de daar de fpelde gemakkelijk in gaat, dan doetmen haar terftont iterven. De Garaïbanen zijn geweldigh fnédigh om haar te vangen, haar eenen val~flrik om den hals werpende met groot beleyd, of haar in het loopen betrapt hebbende, foo grijpen fy haar met d'eene hand by den (taart, die feer lang zijnde, een goed vatten geeft, en eer fy haar konnen om-keeren om te bijten , foo vatten fy haar by de nekke, en dan keeren fy haar de pooten op den rugge, fy binden haar, en bewaren haar alfoo in het leven meer als veertien dagen, fonder haar t'eten te geven. Haar vleefch is wit, en fommige plaatfen zijn met vet bedekt. Die het gebruyken bevinden het lekker te wefen , dan voornamentlijk , alfmener heeft af-genomen eenen viefen fmaak die het natuurlijk heeft, en dat door goede kruyding en eenige bijtende faucen. Men raad niet-te-min niemant daar veel af t'eten , om dat het '-t lichaam te veel verdrooght , en het felve fijnefriffegefontheytdoet verliefen. D'eyeren zijn fonder wit, en hebben van binnen niet als geluw, dat de pot-fpijfen foo uytnemende maakt als onfe hoen» der- eyeren. Boven defe groote Egdiffenfietmen in defe Eylanden vier andere foorten die veel kleynder zijn, de Francoyfchcn noemen haar AnolU.t Roquets, Mdoujats, en Gobe niQUchss, III. Liifc Van bk Voor-e yl anden. ïtj III. Lid. V&n d'Anolis. D*'AnolU zijn féer gemeen in alle de woon-plaatfen. Sy zijn van dikte en van lengte als de Egditfen die in Vrankrijk gefien worden : Maai haar hooft is langwerpiger, hare huy t is geluwachtigh, en op den rugge hebben fy ftrepen geftraalt met blaauw, met groen en met graau w,die beginnen van het bovenfte deshoofts,eneyndigenaanhetuyterftevanden ftaart. Sy maken hare wijk- plaatfen in de gaten van d'aarde , en daar uy t is het dat fy by nacht een gerucht maken, veel door-dringender en veel onverdraaglijker als de Krekels. By dagh zijn fy in geduerige beweging , en fy doen niet als fnufïelen rondom de Hutten, om yets tot haar voedfel te foeken. IV. Lid. VandeRoquetten: DE Roquetten zijn kleyner als d'Anolis. Hare huyt is van feüillemort ver- we, die geteykent is met kleyne geluwe of fwarte ftipjes. Sy worden op vier voeten gedragen, waar van de voojfte tamelijk hoogh zijn. Hare oogen zijn tintelende en ioo levendigh als het mogelijk is. Sy houden altijd haar hooft verheven in de lucht, en fy zijn foo quik , dat fy fonder ophouden hippelen als vogeltjes, wanneer fy hare vleugeltjes niet willen gebruyken. Haren ftaart is foodanigh om-gekruit op haren rugge, dat hy gelijk een kring en een halve kring maakt. Syfcheppen vermaak in de menfehen aan tefien^ en als fy haar itille houden in de plaatfen daar fy zijn , werpen fy haar geftadigh lonken toe. Wanneer fy een weynigh vervolght worden , openen fy de kele, en hijgen met, de tonge als kleyne jacht-honden.. p V. Lid. Van de Maboujats. E Maboujats zijn van verfcheyde verwe. De genen die haar onthouden m verrotte boomen, en moeraffige plaatfen, gelijk ook indediepeen imalle dalen daar de Son niet door-dringt,zijn fwart en foo yfelijk als fy konnen weien, en dit is fonder twijftel dat gelegentheyt heeft gegeven haar met den iel ven naam te noemen, die de Wilden den Duy vel hebben op-gdeght. Sy zijn p % se- D tiS Natuurlyke Historie gewoonlijk maar een weynigh dikker als een duyrn, en fes cf feven lang. Hare gmtfche liuy6 is of fy geölijt was. VI. Lid. Vin de Gobe-mouvhes , of T'li e ge- Slikkeren . DE genen die onfe Francoyfchen Gobe-tnottches noemen ter oorfake van hare gewoonlijkfte oeffening, endeearaibanen<)Hlleouma,iï}nd'al\er- kleynfte van alle de kruypende gedierten in defe Eylandcn. Sy hebben de -ge- daante van die de Latijnen Stelüones noemen. Daar zijner die fchijnen bedekt te wefen met geheeld fijn goud, en met verfcheyde andere verrukkende ver- wen. Sy zijn lbo gemeenfaam, dat fy vrymoedigh in de kameren komen , daar fy geen quaad doen ; maar in tegendeel fuy veren die van vliegerden van dietge- lijkeongedierten: het welke iy met fuik eene gefwintheyt en gaauwïgheyt doen, dat de (treken en liften van de] ageren niet te prijfen zijn, in vergelij- king met die van ditkleyne Beésje. Want het duykt, en ftelt fich felve als op fchilt-wacht op eenigen plank, op.de tafel, of op eenigen anderen huys-raad, die hooger is als de vloer , waar op het hoopt dat eenige vliege fal komen ruften. 'En fijnen roof befpeurende, foo volght het die over-al met liet ooge, en verheft die niet uyt het gelicht, makende met fijn hooft foo vele onder- fcheydene bewegingen, als de vliege van plaatfe verandert. Men foude fom- tijdsfeggendat'het met fijn half lijf in de lucht op- wipte. En fich op fijne voorde' pooten houdende, en hijgende na fijn vangft, foo opent het fijne kley- ne.kele die tamelijk wijdis, gelijk of het die aireede vernielde» en op- (lokte door de hope. 'Voorts hoewel men gerucht indekamer maakt, en datmen by het felve komt, het is foo aandachtigh op fijne jacht , dat het fijne prooye niet verlaat; en ten laatftenfijn kans gevonden hebbende, foo fchiet het toe foo recht op fijn roof, dat het feldcn gebeurt de felve hem ontfnapt. Dit is wel een onnoofel vermaak, d'aandachtigheyt t'overwegen, die defe kleyne Beesjes gebruyken, om haren levens onderhoud te foeken. Dat meer is fy zijn foo mak dat fy op de tafel klimmen als men eet j en in- dien fy eenige vliege gewaar worden, gaan fy die vangen tot op de tafel- bor- den der gener die eten, en felf op de handen en op de kleederen. Sy zijn vor- dersfoonetenfoofiniijk , dat fy geene, af-keerigheyt noch walging aan de fpijfen geven daar fy over geloopen hebben. Geduerende de nacht houden fy harepartieindeMulïkedied^Ko//*, en d'andere kleyne Egdijfcn maken. En om haar voort te teelen,. Leggen fy kleyne eyeren foo groot als erweten , die fy met een weynigh aarde.overdekken, haar latende uyt- broeden van de Son. Soo vaar- Van de Vo or-etl andeh» Gros létzart nomnelgumcs üil (Breekt Je. tzrre ï io Natuurlyke Historie vaardigh men haar dood , dat feer licht orn te doen is, om den yverlgen aan- dacht die fy tot hare jacht hebben, verliefen fy terftont alle haren glans : Het Goud en hst Azur, en al den luy lier van hare huyt verdooft, en word bleek en looi-vervv';gh. Soo eenigen van dc(c kleyne kruypende diertjes die vvy befchreven heb- ben , gehouden moed worden voor eene foorte van Camdeeen, het foude dit laatfte moeten zijnj om dat het gaarne aanneemt de verwe van alles daar het fijn gewoonlijkfte (it-plaatfe op neemt. Want diemen rondom de jonge Palm- boomen liet , zijn geheel groen gelijk de bladeren van dien boom. Die op d'Oranje-boomen loopen zijn geluw gelijk hare vrucht. En felf daar zijn'er gevonden , die om dat Cy gemeenfaam zijn geweeft in eene kamer, daar een bidde-behangfel was van veranderlijk tafFetas,oney ndige jongen voort-brach- ten, die alle hare lichamen geammaillieert hadden met ver fchey de verwen , t'eenemaal gelijk met het vercierfel van de plaatie daar fy toegank hadden. Men foude miflehien defe uyt-komfl mogen toe-eygenen aan de kracht van ha- re kleyne inbeelding : maar wy laten dit m-ficht aan de keuiiijke Onderfoeke- ren. VII. Lid. V&n de Land-fiioeken. DAar zijn noch in verfcheyde van defe Eylanden Land-fnocken , die dege- heele gedaante, de huyt , en den fnuy t van onfe Rivier- moeken hebben. Maar in plaatfe van vinnen, hebben fy vier beenen, die foo fwak zijn dat fy haar al kruypende langs d'aarde (Iepen, en al krullende gelijk de Slangen , of om by onfe gelijkenifle te blijven, gelijk de Snoeken die uyt het water zijn. D'aller- grootfte zijn niet langer als vijftien duy men, op eene gelijkmatige dikte. Hare huyt is bedekt met kleyne fchubben , die geweldigh fchïtterende zijn, en van eene graauwe verfilverde verwe. Eenige Lief-hebberen hebben'er kleyne in hare Cabinetten, diemen by haar heeft doen door gaan voor Salamanders. Geduerende de nacht maken fy eenyflfelijkgeluyt van onder de rotfen, en uyt de diepte van de holen daar fy haar verhouden. De klank die fy maken is veel fterker , en veel o.i-aangenamer als die van de Vorfchen en van de Pad- den, en hy verandert en word verfcheyde , volgens de verfcheydentheyt van de plaatfen daar fy verfcholen zijn. Sy vertoonen haar by-na niet als op d en ingang van de nacht, en wanneer msnhiarby daghontmaet, hare beweging jdiefoo- danigh is als vvy gefeght hebben, geeft verfchrikking. VIII. Lid* YAÏJ DE V © O R-ETL ANDE^ ïl'1 VIII. Lid. Van Schorpioenen, en van eene andere fiorte van gcvaarlyk Kruy f end-gedierte, D Aar zijn ook Schorpioenen, die de fel ve gedaante hebben , als diemen in Vrankrijk (iet: maar fy hebben fuik een gevaarlijk vergif niet; fy zijn geluw , graauw , of bruyn, na d'onderfcheyde land-ftreken daar fy gevonden worden. Alfmen delft in de rnoerafïige plaatfen om'er putten of water-takken tema- ken > foo vindmen fomtijds eene foorte van EgdiJJen foo vervaarlijk als het mo- gelijk is. Sy zijn ontrent fes duymen lang. De huyt van haren ragge is fwart» en door-faay t met kleyne graauwe fchubbera , die fchijnen geölijt te wefèn, foo blinkende zijn fy. Het onderfte van haren buyk is gefchubt als haren wigge: maar de huyt die haar bedekt, is bleek-geluw. Haar hooft is kleyn en fcherp. Harekele is tamelijk gefpleten : fy is gewapent met verfcheyde tanden, die uytermaten mijdende zijn. Sy hebben twee kleyne oogen, maarfy konnen het licht van den dagh niet verdragen ; want foo vaardigh alfmen haar uyt d'aarde heeft getrokken , poogen fy terftont een gat in d'aarde temaken mee hare pooten, die yder vijf harde en kromme nagelen hebben, met dewelke fy haar eene opening maken, even als de Mollen, om over- al door te dringen daar fy willen. Sy maken eene groote wanfchikkelijkheyt in detuynen, kna- gende de wortelen van de Boomen, en van de Planten. Hare bete is ook alfo© yergiftigh als die van het gevaarlij kft Serpent. VEERTIENDE HOOFT -STUK. Fan de Ondiertjes die uyt eenige hederving voort- kamen , tndiege* meen Zijn in de Foor- eyianden* Niet alleenlijk de Hemelen, en d'andere wijd-flrekkender en verhevener lichamen van de Natuure, verkondigen deheerlijkheyt van den fterkem God : maar fe)f d'allerkleynfte en d'allerminfte van fijne voortbreng- Felen , vertellen ook fijner handen werk , en verfchaffen aan alle die haar met aandacht aanmerken, eene rijke en overvloedige doffe om fijne macht en op- perfte Majefteyt te verheffen. Daarom geiooven wy dat die behagen fchep- pen in de verborgentheden van de Natuure t'overdenken , en de wonderen van God te befchouwen, die uyt fijne on-uytputtelijke fchatten heeft gehaalt, fo© Q vele 122 Nathurlykë Historie vele rijkelijke vercierfelen , geheyme eygenfchappen , en feldfame fchoonhe- den,om'er de geringfte van fijne Schepfelcn mede te bekleeden: voor aange- naam lullen nemen dat wy dit Hooft- ftuk Tullen geven aan d'aanmerking van cenige Diertjes die uyt bederving fpruyten , die in de Voor- ejlanden gemeenlijk gefien worden, en die alle eenige byfondere hoedanigheden hebben, gelhk foo vele dralen vanheerlijkheyt, die met grooten glans hare natuuriijke'lwakheyt en nedrighey t onderftutten en verherren.. I.' L I D. Van de Soldaten, en van de Slekken. ONder de Diertjes die uyt bederving voort-komen , en die in overvloed is* defe warme landen zijn,is'er eene ioorte van Aalikrujrkcn, of Slekken, die de Fr&ncoyCchen Soldaten noemen, om dat fy geene fchelpen hebben die haat eygen en byfonder zijn, en haar niet uyt haar eygen {lijm maken, gelijk de ge- meene Slekke doet : maar foo ras fy van eenige bedorve ftofte zijn voort- ge- teelt, of op eene andere wijfe, hebben fy defe drift , om de fvvakheyt van haas kleyn lichaam te bedekken voor d'ongemakken van de lucht , en voor den overval van andere Beeiten, dat fy een vreemd huys gaan foeken , en haar op- tooyen met fuik eenen Kink-hoorn als fy bevinden haar bequaam te wefen, in de welke fy haar fc hikken en voegen j gelijk de Soldaten die geene vafte woon- plaatfe hebben, maar die altijd haar huys van dat van een ander maken , na de voor-vallen en de noodfakelijkheyt. Men Het haar gemeenlijk in de fchelpen van de Burgaut, dat groote Zee-jlek? %flzijn, die fy op de kufte ontmoeten, daarop gedreven en gefpoelt zijnde, wanneer de vifch, die'er d'eerfle waartin was, dood is. Maar men vind ook van defe klcyne Soldaten, in alle d'andere foorten van Kink-hoorens , felts in de fchelpen van de Lienes-noten , en eenige die haar gehuys- veft hebben in de poo- ten van groote doode Krabben. Sy hebben noch dek behendigheyt, dat na de mate van haar groot worden, fy van Kink- hoorn veranderen > die in gel ijk ma- tigheyt met haar lichaam is, en verkiefen'er eenen wijderen , in den welken fy gaan,den anderen verlatende. In- voegen datmen'er van onderfcheydene wijié en gedaanten fiet,na de verfcheydentheyt vandeKink-hoornédie fy omleenen.. Het iswaarfchijidijkdathetvandefe5c/to»is daar Plinius van fpreekt on- der den naam van eene foorte van kleyne Kreeft , aan wie hy het felve eygent. Haar gantfeh lichaam is geweldig teeder,uytgenomen het hooft en de pooten. Sy hebben tot voet en tot verweering eenen grooten bek, den voet van eenen grooten Kreeft gelijk, met de welke fy den ingank van hare fcheipetoe-fluy- ten, * V A TSf D Ë V O O R-E Y L ANDEN, IÏJ ten, en haar gantfch lichaam befchermèn, Hy is getant van binnen,en hy houd foo vaft het gene hy kan betrappen, dat hy niet los laat Tonder het ftuk mede te dragen. Dit dier gaat vaardiger als de gemeene Slekke, endeen befmet de plaatfe daar het over gaat niet met fijn flijm. Alfrnen defe Soldaat vangt, is hy'er om gefleurt, enmaakt gerucht* Om hemhethuys dat hy genomen 'heeft te doen over-geven , brengt men'erhet vuur by : en terftont komt hy uyt fijne plaatfe te voorfchijn. Soomen het hem aanbied om'er weder in te gaan, kruypt hy'er met fijn achterfte in. Als'er vele gevondé worden, die op eenen felven tijd haar oud huys willen verlaten,en haar met een nieuw voorfien, dat haar alle behaaghtj dan raken fy in een groote twifting, en na dat fy hartnekkigh hebben gevochten, en met hare bekken ge- fpeeld,danzijndefwakftetenlaatiï:e gedwongen om voor den overwinnen- den te fwichten , die terftont den Kink- hoorn in neemt, dewelke hy in vrede beiit,gelijk als eene dierbare verkrijging. Eenige van dlnwoonderen eten'er van , geiijkmen in eenige plaatfen d'Aal- kruyken doet : Maar fy zijn meer bequaam tot de Genees-konft als tot de voe- die bj beurt den dagh doenfwlchtcni Vercierdent lirmament al met ontelb're Lichten : Daar wierd de Mane ontdekt-» en hier beneen 't gekild Van levend uvevend vyer, van ronken met een [iel : Die wond'ren op de vlucht, die-Sterretjes van £ aarde Die met haar ft rak-goud de [chadmven vervaarde-, Die [dutten daar een beeld vanGodtijklickh quam ; Air e ets [oorijk^vanglants-, en brandeloofe vlamt Haar aan Maria' es hooft totponk^cieraden hechten, . GelijkCarbonkel-fteen, inbare [choone vlechten.. Maar hoe licht-rijk dat defe kleyne Sterren van het Ooflen mogen wefen, fy, zijn altoos niet anders als eene vonke te rekenen by het groote vuur dat defe. vliegende Fakkel-lichten van Amerika uy t- ftralen. Want niet alleenlijk magh- raen,ter gunfte van haar licht,fijnen wegh by nacht fien : Maarop de hulpe V3n dit. licht, fchrijftmen gemakkelijk, en men leeft fonder.moeyte de kleynfle ieiter.. Een Spaanfchtiiftory-fchrijver verhaalt, dat dlndianen van het Ey~ land Van de Vo or-e yl and en. 125 land Van Sl- Doming» , haar dienden met defe kleyne Vliegen gehecht aan hare handen en aan hare voeten, gelijk keer fen, om by nacht op de jacht te gaan» Men feyd ook dat eenige Indianen de lichtende vochtigheyt uyt-perfen.die de- fe Vlieden in hare oogen en onder hare wieken hebben , en dat fy hare aange- zichten en hare borft daarmede wrijven, inharebly-feeftendiefy by nacht houden : Het gene haar doet fchijnen in hettnidden van de duyfterniflen , ge- lijk of fy t'eenemaal met vlammen waren over- kleed, en gelijk yfelijkefpoken, aan d'oogen der gener die haar aanfien. - Men.vangtdefe Vliegen gemakkelijk by nacht. En hier toe moetmen aU leen in de lucht bewegen een ontftéke brand-hout. Want terftont als de ge- nen die op den aanvank van de nacht uyt de boffchen komen , dit vuur gewaar worden, geloovende dat dit van hare mede-gefellen zijn , foo vliegen fy recht na de plaatfe daar Haar dit licht verfchijnt, en men werpt haar neder met den hoet, of fy haar felven tegen het brand-hout komende ftooten, -vallen in fuy- feling ter aarde. Dit fal fonder twijffel alhier eene vermakelijke fake wefen over te dragen het gene Mijn Heer du Mwr^/(Francoyfch Edelman, een perfonafie alfoo waar- achtigh en geloofwaardigh , als hy geleert en naauw-keurighis, en aan d'e- delmoedige milddadigheyt van den welken wy vele fchuldigh zijn van de brave enfeldfameaanteykeningen die defe Hiftorie verrijken) op dit onderworpfel nochnieuwlijkx aan eenen van fijne Vrienden heeft gefchreven. Siet hier dan 5, 't geen hy 'er af feght. Zijnde in het Eyland Hifpanjola, of-Stm Domingo, heb- ,, be ik dikwils ftille blijven ftaan, op den in-gank van de nacht, voor de kley- ?, ne hutjes die wy'er beworpen hadden, om'er eenige dagen door te brengen» „ verwachtende dar ons Schip verholpen was : Ik ben, fegge ik, dikwils ftil-- „ Ie blijven ftaan ,-om de lucht t'aanmerken in verfcheydeplaatfenverlichÉ „ door defe kleyne dwaal- fterretjes. Maar boven alles , dit was een van d'al- j» lerfchoonfte dingen om te fien , wanneer fy by die groote boomen nader-- >3 den, die eene foorte van Vijgen dragen, en die tegen-ovcronfe hutten fton- ,> den. Want fy deden duyfent keeren terftont rondom , terftont tuiïchen de : »takké van defe dicht-gebladerde boomen, die voor eené korten tijd hetlickt" j> Van defe kleyne fterretjes bedekten, endeden haar in verduyftering vallen, 33 en gaven ter felver tijd defe lichjes weder, en ook hare ftralen, tintelende 33 met door-fchitteringeinuffchen de bladeren heen. De klaarheyt quam tot. 33 onfe oogen terftont ilim en van ter zijden , terftont op eene rechte fh eek, ea; 33 recht op en neder gaande. Dan defe blikkerende Vliegen haar uyt de duy-- 09 fterniflen van defe boomen reddende , en naderende by ons , fagen wy haarr sj;op dena-rbuerige Oranje- boomen, diefy geheel in vuur ftelden, ons geven^- ti6 Natuurlyke Historie van hare fchoone vergulde vruchten die de nacht ons had- 5> dehetgedcht >' de ontrukt, emaillierende hare bloemen,en gevende eene foo levendige ver- ,> wing aan hare bladeren, dat haar groen natuurlijk aangenaam zijnde, fijn )> ^lans noch verdubbelde en aanmerkelijk verhief door dcfe rijkelijke verlich- ,> ting. Ik wenfchte alfdoen de behendigheyt van de Schilders te hebben , om „ eene nacht te vertoonen van foo vele vuuren verheldert, en een landfchap» ->, foo vermakelijk en foo licht-rijk. Neemt het niet ten quaden, dat ik foo j> lange blijf ftaan op de vertelling van eene Vliege , dewijl du Bartas haar ten j> anderen tijde plaatfe heeft gegeven onder de Vogelen, in den vijfden dagh „ van fijne eerfte weke? en heett'er aldus deftighlijk af-gefproken. „ Alreets de Queues hit Nieuw Hiftanjè, dragen Twee vjeren voor in V hooft, twee ktde blixem-flagetii Een onder elke wiekj, waar bj een fnège naald Om 'i Koninkl Ledekant gordijnen flikt en maald : En in de fwartfle nacht, de Draajer, om te pralen, Beeld konfligb 't wit yvoor bj> defe Fakkel palen : By haar telt en her -telt de Woekenaar fijnfehat : Bj> haar een wij [e hand haar galde penne vat, , Indien meneenkriftalle vathadde, en daarin vijfoftefes van defe fchooné Muggen dede, daar is niet aan te twi jftelen of het licht dat fy fouden geven, ,, mocht alle defe wonderlijke uyt-werkingen te wege brengen , die alhier be- 9, fchreven zijn door die uytttekende Dichter, en foude eene levendige eii „ onvergelijkelijke fakkel verfchaffen. Maar voorts , van dat defe Vliegen „ dood zijn blinken fy niet meer. Alle haar licht dooft uyt met haar leven. Dat is het aangenaam verhaal van onfen waardigen Edelman. III. Lid. Vun deFalanges, zijnde eene fiorte van groot e Vliegen. M te komen tot d'andere foorten van grooteF/i^wdieindeFöö?'-^- landen gefien worden, en die eenige Falanges genoemt hebben : boven de Cucuyos, zijner die veel grooter zijn, en vaneene vreemde gedaante. Men vind'er die twee fnuyten hebben , gelijk die van den Elefant : d'eene gekromt na boven, en d'andere na beneden. Eenige anderen hebben drie hoornen , ee- ne voort komende uyt den rugge, en d'andere twee uyt het hooft. Het over- fchot van het lichaam , alfoo wel als de hoornen , is fwart en blinkende gelijk eenegitte. Daar zijn'er dieeenen grooten hoorn hebben vier duymen lang,op de O Van de Voo r-e ylanden, rr/ dewijfe van een Snippe-bek, boven op gelikt, en van onder met een wolligh hayr bedekt, dewelke haar uy t den rugge komt, en gaat voort recht toe op het hooft , aan het bovenfte van den weiken noch eenen anderen hoorn is , gelijk- vormig met die van een Cerf volant of Vliegend hert, die fwart is gelijk Lbben- hout, en helder als glas. Het gantfche lichaam is van feuillemorte verwe, elad, -engeloofwerkt. Haar hooft en hare nutyljs als een Simme, fy hebben twee groote en ftijve oogen, een gefplete keel, en tanden gelijk een faagh. Laat ons hier noch hooren, wat onfen getrouwen en naauw-keurigen Reyfiger op dit onderworpfel verhaalt. „ Ik hebbe gefien , feght hy , eene foorte van groote Muggen, volkomen „ fchoon. Sy was ontrent drie duymen lang. Haar hooft was azuur- verwi°h» „ op de wijfe als dat vaneenSpring-haan, ten zy dat de twee ooeen groen „ waren gelijk een Efmaragd, en geboord met een kieyn wit kantje^' Het op- „ perft e van de wieken , was van een blinkend violet , gebolwerkt met ver- „ fcheyde by- voegfelen van inkarnaat verwe,verheven met eenen kleynen na- „ tüuriijken filvreren boord. Voorts dcfe by-voeghfelen waren foo wei op ha- „ re wel- voeghlijkheyt waar-genomen, dat het fcheen of de pafler en het pen- >, ceel daar alle de regelen van de Doorlicht- kennis, en alle de verfachtingen „ van de Schilder-konft in hadden befteed. Het onderfte van het lichaam *, was van de fel ve verwe als het hooft , uyt-gefondert dat fy ks fwarte voe- „ ten haddeeygentlijk tegen den buyk gevouwen. Alfmen de vlerken uyt- „ rekte, dieharten vaft waren, foo befpeurdemen twee wiekjes, die dunner „ waren als zijde doek, en root als fcharlaken. IkfaghhaarophetEyland „ van het Uejligh Kmjs , onder de handen van eenen Engels-man, en ik Helde y, terfelver uure de befchrijvinge op mijne tafeltjes. Ik geloofden in het be- „ ginfeldatfy door de konlt gemaakt was, om dit foo levendigh inkarnaat,. „ en omdefe filvere boorden ;-, maar haar gehandelt hebbende, erkende ik dat „ fonder twijftel de natuure in hare vrolijkte luymen zijnde , haar felve hadde „ vermaakt, om defe kleyne Koninginne onder d3Ondieren,foo rijkelijk op te n pronken» IV. Li v. Van de Duyfeni-bcenen. Dit Ondier is alfoo genaamt, ter oorfake van de by-na ontellijke menigh- tt van fijne beenen, die het gantfche onderfte van fijn lichaam over-cyn- de (teken, en die het dienen om met eene ongelooflijke haaftigheyt over d'aar- d£tekruypen,.danvoornamentlijkalshetvervolghtword. Het is ontrent fes- duy- jig Natuurlyke Historie duymeniang. Het bovenfte van fijn lichaam is geheel bedekt met getaneytè fchubben,diegewel%hhartzijn,end'eenein d'andere gevoeght, gelijk de leven van een dak ; maar het gene gevaarlijk is in dit dier , is , dat het bijters m fijn hooft en in fijnen ftaart heeft, daar het foo fel mede prikkelt, en foo quaad een vergif door laat glijden in het deel dat het gequetft heeit -, datmen den tijd van vier-en-twintigh uuren, enfomtijds langer, daar eene geweldigh fcherpe fmerte door gevoelt. V. Lid. Van de Sj>innc- koppen.' MEn fiet in verfcheyde Voor-ejUnden, groote Spinne- koppen , dieeenige geitelt hebben onder den ry van de Idanges , ter oorfake van hare vvan- fchapene gedaante , en van hare foo uytftekende groote , dat als hare pooten uyr.-gefpreyt zijn, fy meer ommering hebben als de palm van de hand geene breedte heeft. Haar gantfch lichaam is te famen gefet van twee deelen , waar van het eene plat is , en het andere van eene ronde gedaante, die tot een punt eyndight, gelijk een Duy ven-ey. Sy hebbenalle een gat op den rugge , dat als haren navel is. Hare kele kan niet welonderfcheyden worden, om dat fy by- na gantfch is bedekt onder een grijs wit hayr , dat fomtijds door-mengt is met rood. Sy is aan weder-zijden gewapent met twee fcherpe weerhaken , die van eene vafte üorfe zijn, en van een foo glad en foo blinkend fwart, dat de Liefhebberen haar in goud fetten , om haar te gebruyken in plaatfe van Tant- (rokers , die geweldigh geacht zijn van die de kracht kennen diefy heb- ben, die beftaat in de deelen die'er mede gevreven worden , te behoeden voor fmerte, en voor alle bedervingen. Als defe Spïnne- koppen oud geworden zijn, zijn fy over-al met een fwartach- tigh dons bedekt, dat alfoofacht, en alfoo dicht is als fluweel. Haarlichaam word gedragen door tien beenen, die ruygh zijn aan de zijden, enftekeügh aan d onderkant met kleyne puntjes , die haar dienen om gemakkelijker te ha-: ken aan alles daar fy willen op- klimmen. Alle defe beenen komen uyt het Yoorfte gedeelte : fy hebben yeder vier voeghfelen of leden, en aan het eynde zijn fy voorfien met eenen fwarten en harden hoorn,die in twee verdeelt is als een kleyne vork. Sy verlaten alle de jaren hare oude huyt, gelijk de Serpenten , en de twee weer- haken die haar tot tanden en verweering dienen ^ wie defe koftelijke uyt- fchuddingen ontmoet, kan er in bemerken de gantfche gedaante van haar li- chaam, foo als wy die hebben dce.i af- fchildcr:n op het eynde van dit Hooft- ftuk. 6W.:'^3 V A N D E V O O R-E Y L A N D E N. Ï2& Ruk. Hare oogen zijn foo kleyn , en foo hol , dat fy niet anders fchijnen als twee kleync (tipjes. Sy voeden haar met vliegerden diergelijkegewormten ; en men heeft befpemt dat in eenige geweften fy webben fpinnen, die foo fterfc zijn, dat de kleyne Vogelen dieerhaarin verwarren, ter naauwer nood daar uy t konnen raken. Men feght het felve van de Spinne-koppen die gemeenlijk ^e- vonden worden op de Bermudefibs Eylanden die door de Engelfchen worden bewoont ; het is ook feer gelooflijk dat fy van eene felve foorte zijn. VI. Lid. Van den Vlic genden Tyger. MEn heeft aan dit Ondier den naam van Vliegende Tyger gegeven , om dat het over fijn gantfch lichaam geteykent is mee vlekken van ver- fcheyde verwen,even als den Tyger. Het is van groote als een Vliegend-hert. Sijn hooft is fcherp, en verciert met twee groote oogen, die alfoo groen , en al- foo blinkende zijn als eenen efmaragd. Sijne kele is gewapent met twee harde haken, en foo fcherp als mogelijk is, met de welke het fijnen roof houd, terwijl het daar het fap uyt fuygt. Sijn gantfch lichaam is bedekt met eé harde en bruy- ne korft, die hem dient voor een pantzier. Sijne vlerken, die ook van eene vaite ftoffe zijn, bedekken vier vviekjes, die alfoo dun zijn als zijde doek. Het heeft fes pooten, die yeder drie leden hebben, en dieftekeligh zijn met verfcheyde kieyne puntjes. Geduerende de dagh , is het altijd bêlïgh met jagen na ande- re On- dieren, en by nacht dan fit het op de boomen, van waar het een gerucht maakt als den fang van de Krekels. VIL Lid. Van de Honich-byen, en van eenige andere On- dier en. DE Honich-byen, diemen in de Voür-eyldnden liet verfchillen niet veel van die in het Zuyderlijke Amerika gevonden worden : maar d'eene en d'an- dere zijn kleyn er als die van Europa. Daar zijner die grijs zijn , en andere die bruyn of bl'aauw zijn : defe laatfte maken het rneefte wafch, en den beften ho- nich. Sy vertrekken haar alle in de klooven van de Rots-fteenen, en in het hol- le van de boomen. Haar wafch is facht , en van fuik eene fwarte verwe , dat'er geene konft- grepen zijn bequaam om het wit te bleeken : Maar in vergelding haren honich is veel witter, veel foeter,en helderder, als die wy in defe «réweften hebben. Men magh haar handelen fonder eenigh gevaar, om dat fj by-na alle on-voorfien zijn van angelen. K. Men 3^3 Natuurlyke Historie Men vind' noch in defe Eylanden , verfcheydc vliegende Verten > en een öri- eyndi<*h getal van Spring-lunen, en van Capellen, die verwonderlijk knoon zijp. Daar worden ook geilen en op d'aarde en in de lucht verfcheyde onyerdraagh- lijke en gevaarlijke On-dieren, die d'Inwoonderen grootelijkx quellen: maar wy Tullen van defe ongemaklijkheden, en van eenige andere fpreken in de twee laatiTe Hooft- ft ukken van dit eerile Boek. V y F T I E N D E H.O'ÖFT'-STÜ.K Van d' aanmerkelijke Tögetèn der Voor ~ey lande». ALle de werken Gods zijn heerlijk-, hy heeft haar alle gemaakt met wijsheyr, het aardrijk is vol van fijne goederen: maar men, moet be- kennen dat onder alle de Schepfelen, die niet boven het gevoeiigh leven hebben» Se Vogelen, veel luyderals eenige andere, d'on-uytputtehjke rijk- dommen van fijne goedheyt en van fijne voorfienighey t verkondigen : En cok dat het voor ons behoorlijk is, door de foete gelijk-Iuydenthey t van haren fang, door de beweeghlijkheyt van hare vlucht, door de levendige verwen en door alle de pracht van hare vederen, te loven en te verheerlijken die Oppermogen- de Majefteyt, die haar foo voordeeligh heeft op-gepronkt, envemertmet foo vele feldfame volmaaktheden. Het is ook om ons tot defe gewijde plich- ten aan te moedigen, dat na wy gehandelt hebben van de boomen>van de Plan* ten, van de Kruy den, van de vier-voetige Heeften, van het kruy pende Gedier- te en van d'Ondieren die uyt bederving fpruyten, waar mede het land der Vw-, evUnden overdekt is , wy , fegge ik , in dit Hooft-ftuk fullen befchrijven alle d'oneemeenfte Vogelen, die delucht van defe liefelijke Geweften bevolken, en die verrijken d'eeuwigegroenigheyt, van foo vele dierbare boomen, waar, mede fy zijn gekroont. & L L in» Van de Fregatten. VAn datmen defe Eylanden nadert, komen verfcheyde Vogelen die de Zee handelen, de Schepen te gemoete , gelijk of fy uyt-gefonden waren. omhaart'ontdekken. Soo ras als de nieuwe Keyfigers haar gewaar worden, beelden fy haar in dat fy terftont het land fullen hen : Maar men moet fich met dek hope niet vleyen, tot datmen haar met troepen aan fiet komen. Want daar zijn'er van eene foorte die dikwils in de volle Zee af- dwalen,en verder als twee. hondert mijlen van het land, Van de V o o r-eyl'a ndeh. f $• Onfc Francoyfchen noemenfe Fregatten, om de vaftigheyt en de lichtighey t Van hare vlucht. Defe Vogelen hebben wel foo veel vleefch als eenen Ent- vo- gel ^ maar hare vlerken zijn grooter, ook kloven fy de lucht met fuik cene fncl- ligheyt en rappigheyt, datmen haar in weynigen tijd uyt het geficht heeft ver- loren. I^are vederen zijn onderfcheyden : want eenigezijn geheel fwart: en andere zijn geheel graauw,uytgefondert aan de buyk, en de vlerken die met ee- nige witte pluymen zijn door-mengt. Sy zijn geweldigh goede vilTchers : en als fy cQïiQn viïch tuflehen winden water gewaar worden, gebreken, fy niet ge- lijk al fpelende hem wegh te voeren, en hare prooye daar van te maken. Sy heb- ben boven alles eene verwonderlijke gaauwigheytom de vliegende viiTchen te overvallen •, want foo ras als fy bemerken dat defen lekkeren roof de wateren doet verheffen , en dat die gedwongen fullen worden om den fprong; te ne- men, waardoor fy de wreede vervolgingen vanhireZee-vyanden moeten ontgaan > foo plaatfen fy haar foo wel aan de zijde daar defe haren op-gank moeten nemen, dat foo vaardigh die uyt het water komen, fy haar in den bek ontfangen of in hare kiaauwen : Aldus defe onnoofele en ongelukkige vif- fchen, om de tanden van eenen vyand t'ontgaan, vallenmkwils onder de kiaau- wen van eenen anderen, die haar geen beter verdragh doet aennemen. De rots-fteenen die in Zee zijn, en de-kleyne onbewoonde Eylandetjes ver- ftrekken tot eene vertrek-plaatfe voor defe Vogelen. In defe woefte plaat- fen is het ook dat fy hare neften maken. Haar vleefch is niet veel geacht,; maar men vergadert geweldigh forghvuldigh haar vet, om dat men ondervon- den heeft , dat het geweldigh bequaam is tot de genefing , of ten ininfte» tot de verlichting van de Gicht, en alle foorten van koude finkingen. II. Lj D. Tan of Vale Vogelen. DE Vogelen, dieónfe Francoyfchen Fauves noemen, ter oorfake van de vale verwe vanharen rugge, zijn wit onder den buyk. Sy zijn van groo- te als een Water- hoen ^ maar fy zijn gemeenlijk foo mager, dat'er niet aan is als hare pluymen die haar doen achten. Hare voeten zijn als die van d'Ent» vogels, en haar bek is fcherp als de Zneppen. >Sj leven van kleyne viifchen evenals de Fregmeri, maar fy zijn d'aüertraaghfte *aat$He de vogelen der Zee en des lands , die in de Voor-eylanden zijn; want tierzy dat fy lichtelijk moede worden van vliegen, of dat fy de Schepen voor drijvende rotfen aan- fsen j foo vaardighals fy'ereenbefpeuren , voornamentlijk als de nacht aan- komt, komen fy'er terftont op ruften : en fy zijn foo domen foo dudfeligh dot fy haar laten vangen fonder ïiioey ten. R 1 III. I- 1». ï$5 Hatuurlyke Historie III. Lid. Tm £ 'Smetten, en van verfcheyde andere Zee- en Rivier- Yogden. En fiet ook ontrent d.efe Eylanden , en fomtijds wel verre in Zee , vol- komemüjk witte Vogelen, wiens bek en voeten root zijn gelijk koraal^ Sy zijn een weynigh grooter ais de Kraayen. Men houd dat dit eene foorte van Aigrettenis , om dat fy eenen (taart hebben die te Tarnen is gefet van twee kofte- lijke en lange pluymèn s die haar doen onderkennen uyt aiie d andere Vogelen die de Zee bevliegen. Onder de Vogelen van de Rivieren en van de Poelen , zijn'er Timers ; Duy- kers ; Wliter-hoemjts -, Ent-vogelen •, Wilde Ganfen ; en eene foorte van Talwgcn, die wit zijn als fneeuw over het gantfeh lichaam, en den bek en de voeten gantfeh (wart \ en Aigreiten van eene verwonderlijke wittigheyt , van greote ais eene Duyye, en waar van de bek die van de Sneppe gelijk is y fy leven van viflehen, beminnende de zanden en de fteen-rotfen. Sy worden in het byfon- dercrefochtjtèr oorfake van dien koflelijken veder-bos van piuyraen, fijn, en ioo°dun als zijde, waar mede fy getooyt zijn, en die haar eene bevalligheyt geeft welke haar t'eenemaal byfonder is. Maar om dat alle dde Zee- en Ri- vier-vogelen elders gemeen zijn, is het niet noodigh haar te befchrijven. IV. Lid. Van den Groot en- Kr op. Aarisnocheengroote Vogel inaliedefe Eylanden, die niet leeft als van vifch.Hy is van groote als eenen grooten Ent-vogel,en afch-verwig van vederen, yfTelijk om aan te fien. Sijn bek is lang en plat, fijn hooft dik, fijne oo^en kleyn en diep, en fijn hals redelijk kort , onder de welke hangt ee- nen Krop foo onmatelijke wijd en brced,dat hy eene groote emmer met water kan bevatten. Daarom i's het dat onfe lieden hem (Srooten-Krop noemen. Defe Vogelen worden gemeenlijk gevonden op de boomen , die aan den oever van de Zee zijn, daar fy haar in hinder- lage houden om hare prooye te verfpieden. Want foo ras als fy eenigen vifch tufichen lucht en water , en tot haar voordeel fien, vallen fy'er op aan, en voeren hem wegh. Sy zijn foo gulligh, dat fy al ta- melijk groote viilchen in eenen (lok in-fchieten , en dan keeren fy weder op hare fchild-wacht. Sy zijn ook foo aandachtigh op hare viiTcherye, dat fy haar geficht niet van de Zee af-keerende,waar uyt fy haar aas verwachten; men haar V AN DE Vo OR-EYL ANDEN. I$.i gemakkelijk van het land kan fchieten , (onder dat fy acht nemen op de flagh. Sy zijn droomende en fwaarmocdigh , gelijk dat hare oefïening betaamt. Ha- re oogen zijn foo levendigh en foo door- dringende, dat fy de viffchen wel ver- re in Zee ontdekken , en meer als een vadem diep : maar fy wachten tot de vifch by-na tuffchen lucht en water is» om 'er od roe te f< hipten H«, xA^f.u ;„ niet goed om t'eten. water is, om er op toe te fchieten. Haar vleefch is V. Lid. Van de Water-hoentjcs* 'UyhvAcndkmen de Maaghden noemt, zijn prijflèlijk onder alle de Voor- eyUnden, om dat fy een oncyndigh getal van fchoone en onge-meene Zee- ën Land- vogelen hebben. Want boven alle de genen daar Wy teiflont van ee- fproken hebben, die'er in overvloed zijn, fiet mener eene foorte van kleyne mter-hoemjes, die verrukkende vederen hebben. Sy zijn niet grooter als eene Duy ve : maar haar bek is veel langer, van geluwe yerwè , en hare beenen zijn hooger, die, even als hare voeten , van een geweldigh levendigh root zijn. De vederen van den rugge, en van de wieken, en van den (taart , zijn van eenglin- fterend inkarnaat, door-mengt met groen en met fwart , dat dient als tot een grond om dde fchitterende verwen te verheffen. Het onderfte van de wieken en vanden bnyk, is geluw-vergult. Haar hals en hare bord, zijn verrijkt met eene aangename fchakering van alfoo vele levendige verwen, als'er aan haar gantfeh lichaam zijn: en haar hooft, datkleyn is, en in het welke twee kleyne blinkende oogjes zijngefet.is gekroont met eene kuyve,by-een gefchikc van verfcheyde kleyne vederen, die ook geëmaillieert zijn met verïcheyde fchoone verwen. VI. Lid. Van de Flammans. | E Poelen en de moeraflige plaatfen die weyn'gh befocht werden , voe- dden fchoone en groote Vogelen, wiens lichaam is van groote als wilde Ganfen, en van de gedaante der gener die de Hollanders Lepelaar, noemen , tér oorfake van de wijfe van haren bek, die voorrond en breed is als eene lepel. Want haar bek is even eens, haar hals geweldigh lang, en de beenen en de dyen foo hoogh, dat het over-fchot van haar lijf ontrent drie voeten hoc-h van d aarde is verheven. Maar fy verfchillen in verwe , voor foo veel hare ve- deren, wit zijn jong wefende, doch daarna, volgens de mate die fy op- Waf- R-3. *4» g£j Natuurlyke Historie fen, worden fy roos-verwigh , entenlaatftsnalsfy oud zijn, worden fyt'ee- ticmaai inkarnaat. Het is waarfchijnlijk dat het ter oorfake van defe^verwe is, datonfeFrancoyfchenhaar Mmnuns noemen. Daar worden van defe ielve Vogelen gevonden dicht by Mont-pclüer, die alleenlijk het onderde van de vlerken en van het lijf inkarnaat hebben, en het bovenfte fwart. Daar wor- den er ook in dEyiancien geilen, welkers wieken met eênige witte en fwartc pennen zijn door-mengt. Men ontmoet haar felden als met troepen, en fy heoben fuik een f cherp ge- hoor en reuk , dat fy de lucht van de Jageren en van de vyer-roeren van verre weéhkrijgen. Om ook allen overval te vermijden, gaaniy gaarne fitten in openeplaatfen, en midden in moeraden , van waar fy hare vyanden van verre konnen gewaar worden, endaaris'er altijd een van de ben Je, dieopichild- wacht ftaat, terwijl dat d'anderen in 't water wroeten, om haar voediel te foe- ken: En foo vaardighhy het minde gerucht hoort,, of dat hy eenen menfche ontdekt, vlieght hy op , enhy geeft eenen fchreeuw , die aan alle d'andere ver- ftrekt tot tevken om hem na~te volgen. AU de Jageren caenet Eyland van S1 D^^aan-doen, defe Vogelen, die'erfeer gemeen zijn, ter nt-der willen fchietenfftellenfy haar onder den wind, op dat den reuk van het buile-kruyt tot haar foo lichtelijk niet foude gedragen worden , dan bekieeden fy haar met eeneOfkn-huyt, en n;aan op handen en voeten, om dit Beeft na te apen, tct dat fy aan e-Qne plaatfe gekomen zijn daar fy gemakkelijk mogen af- trekken: en door defe liftigheyt worden d^c Vogelen , die gewoon zijn wilde Oflen te fien die van de bergen af-komen, om de drenk-plaatfen te naderen, eene proo- ye van de jageren. Syzijn vet, en tamelijk lekker van vleeich. Men bewaar* haar vel, dat met een facht dons is bedekt, om tot de fcivegebruyken te belle- den, als dat van den Swaan, en van den Gier. VII. Lid. Van d' ' Atnerika&nfch: S^ahl^e. HEt is eenige jaren geleden dat uyt defe Eylanden gebracht wiert, aan -enen Lief- hebher van Roebelle, eenen Vogel van groote als eene Swalu- we, en de felve t'eenemaal gelijk, behalven dat de twee groote pennen van den ftaart een weynigh korter waren, en dat fijn bek gekroait was als die van de Peroket, en iijne voeten gelijk de pooten van eenen End-vogel. Alles was volkomen fwart, ten zy het onderfte van den buyk , dat wit was als die van de Swaluwen; Kort, hy was haar foo geweldigh gelijk, behalven dele kleyne ondericheydemheden , dat wv hem met beter fouden konnen noemen als . Ame- Van de VooR-niANEïN. T35 Afner1k4anfc.be Swalmve. Wy hebben hem met voor- nemen plaatfe gegeven achter de Zee- en Rivier- Vogelen , om dat de gedaante van fijne voeten ge- noegh te kennen geeft , dat hy in de wateren leeft. En om dat hy foo feldf aam ; is dat'er geenigh Schrijver by ons weten immer af gefproken heeft, foo geven wy'er hier de beeltenis van, getrouwelijk na het oorfpronkelijk af-geteykent. Herftellende die van d'andere Vogelen, die aanmerkelijke zijn, en die vvy- alreets befchreven hebben, of die wy gaan befchrijven , tot op het eynde vaa dit Hooft- ft uk» VIII. Lir>, Van verfcheyde Land- Vogelen, Oven alle defe Vogelen van de Zee, van de Rivieren, en van de Poelen % vind men in defe Eylanden een feer grooten overvloed van Perdrijfen , van Tortel- duyven-, vm Kraay en, en vznWtlde Duyven, die een vreemt gerucht in de boflchen maken. Menvind'er drie foorten van Hoenderen, d'eene zijn jj^ tneene Hoenderen , die van defe geweften gelijk j d'andere zijn die wy Indiaan- fche of Kalksenfcbt Hoenderen noemen ; en die van de derde foorte , zijn eene foorte van F ai fanten , die de Francoyfchen in na-volging van de Spanjaar- den Vïntades Hoenderen noemen > om dat fy als gefchüdert zijn met witte ver- wen> ■ <•' . .t-$6 NaTUURLYKEHisTCRÏS wen, en met kleyne (lipjes die gelijk foo vele oogen zijn op eenen duy fleren grond. Daar zijn ook verfcheyde llurlen, Lijjlers, Ortolanten, en Groot-hekken , by- na t'eenemaal gelijk d'onfe die de felve namen dragen. Wat d'andere Vopelen belangt, die aan de bodenen van de Voor- eylandehty» gen zijn, daar zijn'er van foo vele foorten , en die foo rijkelijk en foo prachtigh zijn bekleed, datmen moet bekennen, indien fy die van Europa wijken in den fang , fy overtreffen haar verre in fchoorihey t van vederen. De befchrij vingen die wy van eenige van de voornaamftc fullen gaan doen , fuilen Yolkomentlijk ê.2 wairheyt van defe voortelling beveiligen. Wy fullen beginnen met -dé Perroketten , die na hareondeifcheydenegroo- te in drie foorten worden verdeelt. D'allergrootfte zijn genaamt Arrat , Canï- des-t of Cmtvesi de mindere , gemeene Perroketten ; en d'allerkleynfte, Verro* ketjes. IX. Lid. Vm £ Ar ras. 'Arras zijn Vogelen fchoon door uytnementheyt, van de groote als eenen Faifant : maar in de gedaante van het lichaam zijn fy de Perroketten ge- lijk. Sy hebben alle het hooft tamelijk groot , de oogen levendigh , en verfe- kert, den bek gekromt , en eenen langen ftaart , die beflaatuytfchoone pen- nen, van verfcheyde verwen , na de verfcheydentheyt der Eylanden daar fy ha- re geboorte genomen hebben. Men fiet'er wiens hooft , hetopperfte vanden hiis,endenrujrgegewatert hemels-blaauw zijn: de buyk, en het onderfte van den hals, e'nvan de wieken bleek geluw, en de ftaart geheel root. Daar zijn'er andere, die by-na het geheel lichaam van couleur de feu hebben , uyt-ge- genomen dat fy in hare wieken eenige pennen hebben die geluw, azuur en root zijn. Men vind'er noch waar van alle de vederen zijn door-mengt met root, met wit, met blaa'uw, met groen, en met fwart , dat is te feggen met vijf fchoone en levendige verwen, die eene feer aangename fchakering maken. Sy vlieden gemeenlijk by troepen. Menfoude aan haar gelaat oordeelen dat fy gëweldigh ftout en onvertfaaght zijn : want fy zijn niet verbaaft van het geklap der vuur- roers, en foo d'eerfte fcheute haar niet gequetft heeft, verwachten fy, fonder van hare plaatfe te gaan, dateene tweede haar treft : Maar daar zijn'er die defe onvertfaaghtheyt toe-fchrijven aan hare natuurlijke loomheyt, veel eer als aan hare moedigheyt. Men kan haar lichtelijk tam maken: men leert haar ook eenige woorden fp reken, maar hare tonge is te dik, om haar foo V A tf DE VOO R-ET L A ND E N. Ï3.7 foo wel te doen verdaan als de Cmldes , en d'allerkieynfle Verrekenen. Sy zijn fulke vyanden van de koude, datmen moeyte heeft om haar over-Zee te Yoeren. X. L 1 d. Tan de Canides. En acht feer veel de Canides die van de felvegrootexijn als de voort- gaande , maar van noch verrukkender verwen. Getaygen Aqu genen die mijn Heer du MonteU die verfcheyde reyfen in Amerika, heeft gedaan , en die forghvuldighlijk heeft befochf alle dJ£yianden, in dat van Coracao heeft gefien, „ en waar vanhy ons defc naauw- keurige verhaling doet. Hy verdiende , fegt „ hy, plaatfe te houden onder de fchoonfte Vogelen van de Werelt. Ik ever- ?, woegh hem van foo na-by, en handelde hem foo dikwils, in die plaatfe „ zijnde, dat ik'er de denk-bcelden noch t'eenemaal verfch af hebbe. Sijne ve- „ deren van onder den buyk , onderde wieken, en onder den hals waren van „ verwe als de morgen-ftond , en dat gewatert : het opperfte van den ru^ge, „ en van de helft der vleugelen, was Hemelfch-blaauw , en foo levendigh ak y, mogelijk is. De ftaart en de groote pennen van de wieken waren door- y, mengt met eene verwonderlijke glinfterende inkarnaat- verwe , gefiha- „ keert met een blaauw als het opperfte vandenrugge, meteen aan-koment ,, groen, en met een blinkend fwart, dat het goud en het azuur van d'andere y, vederen verhief, en met grootenluylter dedc te voorfchijn komen. Maar y, het allerfchoonlte, was fijn hooft, bedekt meteenkleyn dons van roos-ver- „ we, gefprikkelt met groen, met geluw, en met verfchote blaauw, dat fich ^ in golven uyt-fpreyde tot aan den rugge. Sijne oogh-leden waren wit , en r> d'appel van fijne oogen was geluw en root, gelijk een robijn in eenen p-ou- y, den klaauw gevat. Hyhadde op fijn hooft, als eenen bos van vederen die „ vermilioen root waren , tintelende als eene aan-geftekene kole , en ge- „ ooörd met verfcheyde andere kleyne pennen, van parel-graauwe verwe. Dat foo hy verwonderlijk was om dit rijkelijk op-tooyfel , hy was niet Ü minder te prijièn om fijne foetigheyt; want hoewel lijn bèk krom was, en ,s dat de nagelen, oi de klaauwen van fijne voeten (die hy gebruykte als han- 5g' „ den, fijn eten daar mede valt houdende, en aan fijnen bek brengende) foo „ fterk en foo door-borende waren , dat hy het ftuk foude hebben konnen „ wegh rukken, van alles dat hy aan- greep : niet-te-min was hy foo mak, dat ,, hy fpeelde met de kleyne kinderen, fonder haar te quetfen : En als men hem „ aaai,'wift hy fijne klaauwen foo wel in te trekken, dat men'er de punten S niet k i -■$-$■ Natuurlyjje Historie j» niet met alle af gevoelde. Hy lekte als een kleyne hond met fijne korte j> en dikke tonge de gene die hem itreelden, en hem eenige lekkernyen gaven; >> voeghde fijn hooit aan hare kaken, om haar te kullen en te fooien , en be- „ toonde fijne erkenteniilè door duyfent lief- kocfmgen; hy liet hem in fuik ,, een gelaat ftellen als men wilde, en hy fchepte vermaak in hem foodanigh te j> verheugen, en fijne vrienden den tijd met hem te doen door- brengen. Maar 5> foet en handelbaar als hy was , aan die hem goed deden*, foo cjuaad en on- 3> verfoenhjk was hy, met die hem mifdaan hadden, en hy konde haar c,evvel- >j digh wel onder d'.andere onderkennen, om haar eenige kraauwen met fijnen j) bek en met fijne nagelen te geven > als hyhaar tot fijn vooi deel konde vin- 3> den. 3> Voorts,, hy fprak Hollandfch, Spaanfch, en Indiaanfch : En in defe. j» laatfte tale fong hy liederen ais een Indiaan felf. Hy konde ook na-baau- » wen allerhande gevogelte, en andere tamme Dieren. Hy noemde fijne. » vrienden by naam en by toe- naam,, liep haar te gemoete, en vloogh tot haar- >» waarts foo ras hy haar gewaar wierd , voornamentiijk als hy honger hadde.. >> Dat foo fy af-wêiigh geweeft hadden, en dat hy haar in langen tijd niet ?> hadde gefien, dan liet hyhaar de blijdfchap blijken die hy op hare weder- ». komfte gevoelde,, door een vrolijk geroep. Als hy wel gemalt en gefpeelt » hadde, en datmen fijne lief-kooferyen moede wterd , foo vertrok hy op den 3» top van het dak dat op de hutte van fijnen Voeder was , zijnde een Ridder, 9> van het felve Eyland. En van daar fprak hy , fong hy , en pleeghde duyfent s» aperyen, hem fpiegelende in fijne vederen, die hy fchikte en op- pronkte, 3* reynighde en efte maakte met fijnen bek. Men hadde geene moeyte met a> hem te voeden; want niet alleenlijk het brood datmen in dat Eyland ge- f? bruykt, maar alle de vruchten en alle de wortelen die'er wallen waren hem » aangenaam. En als men er hem meer gegeven hadde als hem van nooden ?>< waren, foo verfchuyldehy forghvuldighlijk het overfchot onder de blade- 3» ren van het dak der hutte, en nam daar na aldaar eenen toe- vlucht in de » nood:. Eyndelh/k ik heb nimmer noch fchoonder noch minnelijker Vogel 3> gefien. Hy was waardigh om aan den Konink vereert te worden , indien » men hem in Vrankrijk hadde konnen over-brengen. Dit is het dat die edele en waarachtige Getuyge van hem verhaalt , die er by voeght dat hy van de Voor- ej 'landen was gebracht geweeft aan mijnen Heere 'Rodenburgh , die doen fcer tijd Gouverneur was van de Sterkte, en van de Hollantfche bevolking , die is in het Eyland van Cora^m XI. Lib. Van de VooR-niANDEu. tt* XI. Lid. Van de Pwoketten. MEn fiet by-na door alle deVoor-yïande* Perroketten die d'Indiaanfche bewoonderen des lands in hare tale Koulehuec noemen , en die met troe- pen vliegen als de Spreeuwen. De Jageren ftellen haar onder den ry van het wild-braad, en gelooven haar bufch-poeder noch haren arbeyd niet te verlie- fen als fy haar ter neder fchieten : want fy zijn alfoo vet , en alfoo goed als het befte Kieken ; boren al wanneer fy jong zijn, en in den tijd der granen , en der vruchten van verfcheyde boomen daar iy haar mede voeden. Sy zijn van ver- fchiliende groote en van onderfcheydene vederen, na het onderfcheyt van defe Eylanden. In-voegen dat d'oude Inwoonderen kunnen onderkennen in wat plaatfe dat fy gebroed zijn, aan hare geftalte en aan hare vederen. Daar zijner van eene verwonderlijke foorte in een van d'Ey landen diemen de M,ugbden noemt. Sy zijn niet grooter als is de Vogel die de Latijnen Hu- pupa noemen, en fy hebben by-na de fel ve gedaante : maar hare vederen zijn gefchakeert met foo groot eene verfcheyde ntheyt van verwen , dat fy het o-e- ficht wonderbaarlijk verheugen. Sy leeren volkomen wel {preken, en doenat- ies na wat fy hooren. XII. Lid. Van de Perreketjes. D'AlIerkleynfte ferroketten zijn niet grooter als een Mare!, daar worden'et felf ge vonden die geen meer lichaam hebben als een Mufch. Men noemt haar Perroketjes. Sy zijn bekleed met vederen die t'eenemaal groen zijn, behal- ve dat onder den buyk, en aan het eynde van den [taart en van de wieken fy na den geluwen trekken. Sy leeren ook fpreken en fleuy ten. Maarfy houden al- tijd wat van den wilden aart. Daarom is het dat fy geweldigh pikken en boo- ren, als fy geene goede luym hebben. Enfoofy de vryheyt mogen krijgen, vluchten fy bofchwaart, en fterven daar van honger. Want zijnde gevoed ge- weeft van hare jonkhey t in de kooye, daar fy haar voedfel bereyd vonden, ken- nen fy geene boomen uyt-kiefen, op de welke granen zijn die voor haar be- quaam mogen wrferu S z XIII. Lid, ï^n Natuuriyke Historie XIII. Lid. Van den Tremblo. Aar is op eenige Eylanden, byfonderlijkop Gardeloife een kleyne Vo- gel diemen Tremblo dat is Bevende noemt, om dat hy Tonder op-hou- den beeft, voornamentlijk met de vleiken die hy op en toe (laat. Hy is van de groote als een Quakkel; fijne vederen zijn wat donkerder graauw als die van den Lecuwrik.. XIV. Lid, Van d'Jtmeyikaanfche Mufch. D5£y landen van Tahago en van de Barbouda , gelijk d'allerzuyderïijkfle zijn- de van de Voor- ej landen, hebben verfcheydefeldfame Vogelen, die niet gefien worden in de genen die noorderlijker leggen. Daar word'er onder an- dere eenen gevonden die niet grooter is als een Mufch, en die verrukkende ve- deren heeft: want fijn hooft, fijn hals, en fijn rugge zijn van een foo le- venden foo glinfterend root, dat alfmen hem in de hand valt houd , en datmen niet doet te voorfchijn komen als den hals of den rugge, men hem foude aanfien felver van feër na- b >y, voor eene gloeyende kole. Het onderde van fijne wieken en van fijn buyk is Hemels- blaauw, en de pennen van de wie- ken en van den ftaart duyfter root , of gefpikkelt met kleyne witte ftipjes, leg- gende op eenen gelijken af- ftant, die de gedaante van den appel fijner eege hebben. Sijn bek, en fijn wild- fang zijn ook als die van een Mufch j en cc die'er oorfake noemt men hem ook Ameril^anfibe Mufch, XV. Lid. Vdn den Avent van Ortnoke. Aar komt ock dikwils van het Vafte-Iand in defe Eylanden over , eene foorte van grooten Vogel, die den eerften ry moet houden onder de Roof- Vogelen, die in de Voor- ej landen zijn. D'eerfte bewoonderen van Taha^ go noemen hem , Arent van Gxenohe, om dat.hy is van groote en van gedaante als eenArent, en datmen hond dat defen Vogel die niet meer.als Vreemdeling in dit Eyland is, gemeenlijk gefien word in dat deel van het Zuyder Aweniti dat bevochtight is van de groote Riviere van Oreno'ke. Alle fijne vederen zijn van een helder graauWjgefpikkelt met.fwarte vlekjes, uy t-gefondert dat de tip- pen <**— » Van de Voor-eylanden, 141 pen van fijne wieken en van fijnen ftaart niet gfeluw zijn geboord. Sijne ooren zijn levendigh en door- dringende. Sijne wieken geweldigh lang , fijn vlucht is flijfenfneUaangefiendefwaarte van fijn lichaam. Hy aafl hem met andere Vogelen daar hydul op neder- ftort, en nadathy haar ter aarde heeft geveit, verfcheurt hy haar aan (lukken, en (lokt haar in. Hy is nochtans foo edelmoe- digh, dat hy nimmer aan valt die fwak en (onder verweering zijn. Maar alleen- lijk d'Arras> de ?emksnen, en alle die gelijk hy gewapent zijn , met ftërke en kromme bekken, en met fcherpc klaauwen. Men heeft kit befpeurt , dat hy fijn wild-braad nimmer over- valt terwijl het ter aarde is, of op eenipen tak fin maar dat hy wacht tot dat het vlucht genomen heeft , om het ui de luchtte be- vechten met eën gelijk voordeel. XVI. 1 m Van den Mansfeny. DE Mansfcty, is ook eene foorte van kleynen Arent die ook van Roof leeft: maar hy heeft foo veel hert niet ais die daar wy tertfont van a£- fproken hebben ; want hy beoorioght nier als de wilde Duy ven, Tortel- Duyven, de Kiekens, en d'andere kleyne Vogelen die hem niet konnen we- •deritaan. Daar zijn noch in defe tylanden oneyndige andere Vogelen van alle foor- ten? en die ten meeden deele noch geene namen hebben. XVIL Lii>.. Vdn den Coühry. OM' de Hiflorie van de Vogelen onfer r^r-r//^?^waard5ghlijkte be- kroonen, fullen wy eyndigen met de verwonderlijke Colibry ^verwonder- lijk om fijne fchoonheyt , om fijne kleynheyt, om lijnen goeden reuk , en om fijne wijfe van leven ; Want zijnde cfallerkleynfte van alle de Vooclen die oe- fien worden, bewaarheyt hy heerlijk het feggen van Plinius, d^ Natura tmfi quam magis-qnam in minimis ma eft. Daar worden van dde Vogelen gevonden,. waar van het lichaam foo kleyn is, dat fy vveynigh grooter zij n als een Kever." Daar zijner die fulke fchoone vederen hebben"datdehars,dewiekenende rugge vertoonen de verfcheydenthey t van den Regen-boogh , die d'Öüde ge- r.aamt hebben Iris, dochter van de verwondering. Men fiet'er noch die ondel- den hals fuik een fchoon root hebben, dat van verre men gelooven foude dit. een KarbonlceUfieen te wefen. De buyk en liet onderfte- van de wieken is ge- $ 3 lawv 141 Natuurlyk-e Historie luw verguit, en de dyen van E fmaragd-groen; de bek en de beenen fwart als gepohjlt ebben- hout j en de twee Leyne oogen zijn twee diamanten , in een langwerpig roncj gehecht, van verwe gelijk gebruneert ftaal. Het hooft is van een aan- koment groen, 't welk het felvc foo veel glants byfet dat hetfehijnt als verguit te weien. Het mannetje is verrijkt meteene kleyne kiryve als die vani'.ii^rf^^ijjdietefamenisgevoeghtvan alle die onderfcheydene verwen, die dit kleyn lichaam emaillieren ; het wonder onder de Vogelen , en een van de feldfaamfte vercierfeien van de lucht, en van het land der Voor-.eyUndcn. Het laat Takken, en verheft als het wil defen kleynen kam van vederen , waar mede de Werk- meeiler van de Natuure hem foo rijkelijk gekroontlieeft. Alle fij- ne vederen zijn ook fchoonder, en blinkender, als die van het wijfje. ^ Dat foo defe Vogel wonderlijk is in fijne geftaltc, en in fijne vederen ; hy is niet minder verwonderens waardigh in de beweeghlijkheyt van fijne vlucht, die foo levendigh en foo fchielijk is , dat na gelijkmatigheyt d'aljergrootfte Vogelen de lucht met foo groot eene kracht niet door- kloven , en fuik een we- der-klinkend geluyt niet geven, als het gene dat defe kleyne en minnelijke C0- lïbrjf verwekt, door het Haan van fijne wieken : want men foude ieggen dat dit eenkleynedraay-wintisinde lucht bewogen, en die in de ooren gonft. En omdathy behagen fchept te vliegen na- by die voor-by gaan, foo overvalt hy haar fomtijds foo onverwacht,dat hy dikwils eene fchiehjke en onnoofele vree- fe aan jaaght, over die hem eer hooren als fien. Hy leeft niet als van dauw, dewelke hy uyt de bloefems van de boomen fuyght met fijne tonge, die veel langer is als de bek, en die hol is als een kley- ne ftroo-halm, van de dikte als eene kleyne naaide. Men fiet hem niet als geweldigh feldfaam op d'aarde, of op de boomen gefeten : Maar fwevende in de lucht by den boom, daar hy fijn voedfel haalt. Hyhoudfich foo al op-ge- heven met een foet klap-wieken , en ter fel ver tijd foo trekt hy dendaauw uyt, die allerlangft bewaart word op den grond van de half ontflote bloemen. In dit poftuur is het dat hy vermakelijk is om aan te fchouwen. Want fijne kleyne kuy ve ontfluytende, ibudernen feggen dat hy op fijn hooft eene kroone heeft van robijnen, en van allerhande foorten van dierbare ^eftcenten. En de Son alle de rijkelijke verlichtingen van fijne vederen verhefïende, foo flraait hy fuik eenen fchitterenden glants uyt, dat men hem foude mogen nemen voor eene rofe van gefleenten, befielt en vliegende in de lucht.&Opplaat- fen daar vele Kottoen- boomen zijn , fietmen gemeenlijk menighten van Cö- librü. > Hoewel fijne vederen vele van hare bevalligheyt verliefen als hy dood is, foo is het dat hy nocli foo fchoon is,datmcn Juffers heeft gefien die hem tot finlijk- heyt Van de V o o e-e y l a n d e n. t,^ heyt voor oor-behangfelen droegen. Het welke vele kcbben geocrdeelt haar wel- voeghlijker te weren, als alle denderen. Dcfe wonderbare Vogel heeft niet alleenlijk de verwe uytmuntende aange- naam : maar daar zijn'er van eene foorte , die nadatfy het gefichte hebben veiheught , noch den reuk verqmkken. en genoegen door haren reukeriaen geur, die alfoo foet is,als die van d'alderfijnfle amber en muskus. Hy bouwt allermeeft fijn neft ondereenen kleynen tak vaneenigen 'Oran- je-boom of Kottoen- boom, en gelijk dit gematight is na dekleynheyt van fijn lichaam , verfchuylt hy dat foo wel tuflchen de bladeren, en fielt dat foo behendighlijk in bewaring tegen de ongelegentheden van de lucht , dat het by- na on-nafpeurlijk is. Hy is fuik een goede bouw-meefter , dat om niet bloot te ftaan tegen d'Ooft-en de Noorde-wind, die gemeenlijk in dat land blafen , hy fijnneft tegen de middagh plaatft. Hy voeght dat van buyten te famen van kleyne draadjes van eene Plante diemen Pke noemt , en waar van onfe India- nen hare koorden maken. Defe kleyne draadtjes zijn dun alshayren, maar veel fterker. Hy bind en breydelt die met fijnen bek foo vaft rondom den kley- nen gevorkten tak die hy heeft uyt-gekofen om'er fijne foort-gelijke te ver- eeuwigen, dat dit neft aldus tuflchen de bladeren zijnde, en onder den tak han- gende, gelijk wy gefeght hebben , bevonden word te wefen buyten het geficht en buyten alle gevaar. Het felve vaft en befchut gemaakt hebbende van buy- ten door defe draadtjes, en door eenige fcheutjes van fchorfen en kleyne kruy- den, d'eene door d'andere gevlochten, met eene verwonderlijke konfte, foo bepronkthy dat van binnen met het allerfijnfte cottoen , en met een dons van kleyne vederen fachter als d'allerdunfte zijde. Het wijfje leght gemeenlijk niet als eyeren, die langwerpigh rond zijn, en van degroote als eene erwete, of foo. ghy wilt als een prijs- parel. Onfe brave Rey figer fal niet fwijgen op defe ftofte. Sy is fijne naauwkeuri- ge aanmerkingen te vvaardigh. Siet hier dan wat hy'er onder andere dfag'efr y> aan fijnen vriend af fchrij ft in fij-negemeenfame verhalen. Men vindfom- „ tijds nesjes van den Colibry onder te takken van eenige van die Tabak- plan- „ ten diemen laat op-waffen foo hoogh alsfy mogen ,.. om'er het zaad van te ,, verfitmelen.. Ik gedenke dat een van onfe Negers my'er een toonde, dat al- ,, dus geweldigh eygentlijk was vaft gehecht ondereenen van dek takken.. „ Self foo als ik op $'■ Clmftoffel was op de punt van de Palm-boomen , . dede „ een Engelfman my'er een fien> dat vaft hirg aan een van de rieten, die het „ verdek van fijne Tabak-tente (gelijk men in deEylanden fpreekt) onder- ,* fteunde. Ik heboe ook een van defe neften met d'eyeren ^efien , dat noch „ gehecht was aan den, tak, die af-gefnêJen was tot het cicraat van het kabi- net; 144 'NATUUULYKt HlSTORlï „ net eens Lie f- hebbers , dewelke daar-en-boven noch hadde het mannet- ,, je en het wijfje gedrooght , en in haar geheel bewaart. En daar was het „ dat ik en het neft enden Vogel aandachtelijk door en weder door befagh. j, En na dat ik Gods werk in dit kleyn Schepfei hadde verwondert , foo (prak *, ik t'eenemaal verrukt zijnde opliet aanfien vanditnesiedatvandegroore 5, van eene note was. , , .Laat vry de Konsï hdar kracht doen blij ken jj In wijfie, en in gedaante , enflofi\ }, Niets is' er by den ed'len lof , y Van defe B ornv- konfi te gelij l^en^ 5 > Die met de ksurigbfte aardigbeyt „ Het tperlCfioojuyfl, fioo vaft. beleyu „ Sqo ficboén voor ons geacht verheven ; 5> En door een fonderbaren vond : 3 , Want een kleyn Bekje alleen dat grond, „ Met Jlepen, hechten, floppen, weven , j, En gecj t, foo feldfaam op de maat, ,, V Gebouw fijn braaffte peni^cieraad. Voorts daar worden van d^Cc Vogelen by-na in alie de Voor- ey landen gefien-; maar na de vericheydentheyt der Eylanden verfchillen fy ook van groote en van vederen. D'allerfchoonite en 'd'allerkleynfte van allen worden gevonden in het Eyland van Aruba, dat ftaat onder de Hollandfche Bevolking, die te Co- rdcao is. Men foudë hier miiTchien mogen wenfehen dat wy van den Tang van defeh Vogel fpraken, en na dat wy het gelicht hebben verrukt, en den reuk wonder- baarlijk voldaan, hy door de gelijk-luydentheyt van fijnen Tang 't gehoor noch foude genoegen. Ëenigefeggendat'erinderdaad van eene foorte zijn die in eenigen tijd van het jaar fingen. Maardit is grootelijkx waarfchijnlijk, dat het gene men de fang van den Colibry noemt, niet anders is als een kleyn ge- ichreeuw gelijk vormigh met dat van den Krekel, dat altijd op eenen felven toon klinkt. Maar als hy niet en Tong, befit hy fonder dat, genoegh andere feldiame voordeden van de Natuure, om plaatfe te houden onder d'aller- fchoonfte en alleruytnemenire Vogelen. Die in Brez.il gewoont hebben , brengen ons mede voor vaft en feker dat'er een kieyne Vogel is genaamt Gotumbucb , van blinkende witte verwe , wiens lichaamniet grooter is als een Horzel, en die de Nachtegaal niet fchuldigh blijft belangende fijnen heideren en netten fang-Het kaniijn dat dit eene foor- te ■■ w -h* £fy£<ê. OTtfioaue, êdii 0>au£ Mnt&e. UllJLl LVlill^i^v UjuCa Uv-iUCJ Vil VIA II» Lu Vil Ul.:i,'li'vl nuu fa ;;b,iiVV' te Van de Vóor-hlando, 1^5 te van Colibry is, gelijk eenige dat vaft (lellen. Maar hy is altijd niet te verre- lijken, noch in fchoonheyt van vederen, noch in reuk, en andere verrukkende cygenichappen met die wy daar befchreven hebben. Ode hebben beter ontmoet, die gefeght hebben dat dit meefter-ftuk f» de Natuure eene foorte is van die kleyne Vogelen, die eenige Indianen Guar^ mtM , oïGwariga noemen , dat is te femen ftraal van de Son , en Gnarachaba, dat is te leggen Hajr van de Son. De Spanjaarden noemen haar Tommeios, door dien dat als men'ereenen met fijn neftleght in eene fchale van een goud~o-e- wicht hy gemeenlijk met meer weeght als twee van die kleyne gewichten, die defelre Spanjaarden Tominos noemen, dat is te kwen vier-en-twirt^li &zzn. OD * 'b Eenigen^hebben voor-gegeven, dat een gedeelte van defe verwonderlijke Cow&weerft Vliegen zijn, die daar na in Vogelen hervormen. Anderen heb- ben ge chreven dat de VoQt-e)UnderenMe Vogelen Herboomen noemden, om dat Ij de helft van het jaar fkpen gelijk de Water-rotten, en dat fy in de Lente ontwaken, als van nieuws herboren wordende , met dit aangenaam Sayfoen SeU daar 2ijn;er .die feggen, dat als de bloemen komen af te vallen fy haren kleynen bek in de (lammen van de boomen drukken, en blijven daar onbe- weegh ijk en als dood vaft geplakt hangen geduerende ks maanden, tot dat het aardrijk wederom komt bedekt te worden, met een nieuw tapijt van bloe- men. Maar wy lullen ons wel wachten alle defc vertellingen te vermen-en, met de waarachtige Hiftorie van onfenCö/itrr, en wy doen niet als fcferfo ïn het voor-bygaan met den vinger flechts aan raken. Wy fulien dit Hooft-ftuk flu'yten, met yets dat wel waardigh is aangemerkt te worden, en dat elders niet geilen word, ten zy mhfehien in Guinee gelijk het Lmfchoten verhaalt. Dat is de wonderlijke ingefchapc aard , die God aan alk de kleyne Vogelen van Amerika gegeven heeft , om hare foort-gelijke t'onder- houden. Hier m, dat zijnde in de boffchen eene foorte van groote Slangen groen en dun , die op de boomen kruypen , en die haar om-krullende vanuk tot tak, iouden mogen gaan eten d'eyeren van de Vogelen , daar fy feer eulfi Hi na zijn : Om defe dieveggen te verhinderen dat fy hare nellen niet fouden be- reyken, foo maken alle de kleyne Vogelen die geenen bek hebben die fterk oC- noegh is om haar te verweren tegen hare vyanden, hare neften aan liet voik- achtigh eynde van fekere kleyne draden, cfoals de klim-op op d'aarde waf- lenen, van daar haar met de huipe van de boomen verheffende, en voört-*e- tlommen zijnde tot aan haren top, en nier verder konnendc komen,fakken we- ler na beneden, en hangen fomtijds twee ofee drie vademen onder de takken. Aan net eynde van dit bind-garen, door onfe Francoy fchen Limes genaamt , is T het I 1 1^6 Natuurlyke Historie het dan dat de Vogelen hare nesjes iierk vaft hechten, met fuik eene fnêdig- hcyt, dat als men haar ontmoet in de bofichen, gelijk er een groot getal is, daa- kan men niet 'enoegh verwonderen, noch de ft ofte, noch bet. werk van defe kleynefchcn^elendegebouielen. Wat de Perroketten aan gaat ,end'andere Vogelen die iterker zijn, fy maken hare neften in het hol van de hoornen, of op de takken, oelijk die van herwaarts- over : want fy konnen met den bek en met de kiaauwen verjagen, de Slangen die haar d'corlogh aan doen. Men fal.00 het volgende blad. vinden, de gedaanten van d' aller ongemeende en d' alleraanmeikelijkfte Vogelen die wy daar befchreven hebben : maar men moet belijden dat het graaf-yler, noch felf d'edelfte pcnccelen , haar niet fou- den konnen eeven,de bevalligheyt, de trekken, noch alle de levendige Ycrwen, waar mede fy-zijh op-gepronkt... SESTIENDE H O O F T -S T ü IC Van de Vïffchen van de Zee, en van de Rivieren der Voor- ejUnden. Y en betrachten niet de Hiftorie van de ViiTchender V&or-ey- hnden te verhandelen , met alle de naauwkeurigheyt die defe breede en vruchtbare ft ofte foude mogen begeeren : maar dewijl wy tot hier toe hebben aangemerkt , alle de koftelijke rijkdom- men waar mede Godt de landen van defe gelukkige geweften geweidigh voor- deeligh heeft voorfien,foo vereyfcht de gefchiktheyt dat wy tegenwoordigh fullen fpreken van de voort-brengfelen van de Zee die haar omringt, en van de Rivieren die haar bevochtigen : wy Hellen ons alleenlijk voor in dit Hooft- Huk kortelijk te befchrijven d'alleruytftékenfte ViiTchen,die'er in overvloed ge- vonden worden , en die dienen tot het voedfel van den menfche, op dat dvfc overweging ons vervoere, om t'erkennen dat fijne feer-wijfe Voorfienigheyc fijne wonderen heeft uyt-gedeelt over de diepe wateren, met foo vele uyt- blinking en milddadighey t als over het drooge ; en by gevolgh dat het recht-- veerdigh is dat de Hemelen en d'Aarde hem ioven, de Zee en alles wat fich ia haar verroert. I. Lid. Van de Vliegende Vijfchen. Aar zijn'er die het gene men van de Vliegende Vij/cken zeght , houden voor, eene vertelling tot vermaak verfonnen , hoewel de verhalen van ver^ fcheyde Va n d e V o o r-e ylanden. 147 ftheyde beroemde Reyfiejers daar geloof aan geven. Maar wat voor mcy- ninge da: er van mogen hebben, de fulke die niets gelooven willen als dat T s 148 Natuurlyke Historie fy hébben gefien,foo is dit ecne leer volftandigewaarheyt, dat varende, var* verre, maar met meer, om dat hare wieken in de Son droegen. Sy zijn de Haringen by-na gelijk -y maar haar hooft is ronder , en fy zijn breeder op den rogge. Hare wieken zijn als die vaneenen Vleder-muys , die wat ach- ter het hooft beginnen , en haar by-na tot den öaart uyt-fpreyden. Het ge- beurt dikwils dat ly al vliegende tegen de Seylen van de Schepen ftuyten , en dat fy feif by helderen dagh op den oyer- loop vallen. Die'er af hebben ge- braden, en gegeten, bevinden haar geweldigh lekker te wefen. Het »ene haar verplicht de Zee te begeven , die haar gewoonlijk!]: Element is , is dat fy vervolght worden van verfcheyde groote Viflchen die haar afen. En om ha- re ontmoeting te vermijden nemen iy een valfch fpoor, makende eenen %rong in de lucht , en veranderende hare vinnen in wieken om hetgevaar t'ontgaan, maar fy vinden hare vyanden foo wel in de lucht als in de wateren : Want daar zijn fekere Zee- Vogelen die niet als van roof leven, dewelke haar ook eenen wreeden corlogh aan doen, en vangen haar al vliegende -0 gelijk wy dit alreets gefeght hebben in het voorgaande Hooft-ftuk. Het fal miflehien niet on- aangenaam wefen aan die de Hiftorie van dek o-e- wiekte Viflchen der nieuwe We relt fuilen lefen , dat fy'er ons fien by-vörgen» tot verrijking, de woorden van defen grooten Dichter,die in iijne ldijle Heniipia ons getuyght dat met vermaak hy heeft Wel duyfendmaaUfoo 't fikeen, daar' tDaghli ebt boegh van vlucht. De kringen brand en blaüktijien vallen uyt de lucht Oprechte Viffchen , die de gulfigkej/t ontvlogen Van roof- jiek.Zee-gedrocht ; en, /hakjes van vermogen, Haar bloede wieken, als een toevlucht in den nood (Die haar aan 't leven dreygbt) gebruykende, in denfehoot Van ' t Pijn- hout vlug ter 'fej/l van alle kanten regnen, £n met haar 'Jily 'ren glants de[warte dennen Mgnau II. Lid. Van de Zee- Perroketten. DAar zijn ook in die geweiten Viflchen wiens fchubben zijn als die van den Karper, maar yan groene verwe gelijk de vederen van een Perro- ket: Van de V o or-e yl an den. ïzj^ ket : waarvan ook komt dat onfe Francoyfchen haar Zee-Penoketten noemen. Hare dogen zijn fchoon en geweldig h tintelende, d'oogh- appelen helder als kriftal die omringt zijn met eenen verfilverden kring , befloten zijnde in eenen anderen, die efmaragd- groen is, gelijk de fchubben van haren rugge ; want die vanonder den buykzijn van een geluwachtigh groen. Sy hebben geene tan- den, maar hare kaak-beenen van boven en van onder, zijn van een vaft been, dat uytnemende fterk is, van de fel ve verweals hare fchubben , en verdeelt in kleyne by-voeghfelen, fchoon om aan te fien, Sy leven van fchelp-vif- fchen , en brijfelen met die karde kaak-beenen , gelijk tuflehen twee molen- fteenen, d'Oeilers, de Moffelen, en d'andere fchelpen,om haar met het vleefch dat daar in is te fpijfigen. Sy zijn uytmuntende om t'eten, en foo groot , dates gefien worden die meer als twintigh ponden wegen. III. Lid. Van de Dorade. DE Dorade die eenige Zee-brafem noemen, is'er noch gemeen. Sy heeft defen naam van Dorade , om dat in het water haar hooit van een guldigh- groen fchijnt te wefen, en azuerigh als den helderen hemel. Sy fchept behagen in de Schepen te volgen -, maar fy fwemt met fuik eene rafligheyt , datmea wel gefwint moet wefen om haar t'achterhalen met den elleger of met het fteek-yfer, dat werk-tnygen zijn, met de welke de Boots-gefellen gewoon zijn de groote vilïchen te vangen: ookworden'erweynige gevonden die grootere natuurlijke becuiaamheyt hebben om de golven te door-klooven als de defe;, want het voorde van haar hooft is geweldigh fclierp. Haar rugge is ftêkeligh met punten, die haaruyt-ftrekkentotaandeftaart, die geklooft is ; Sy heeft twee vinnen daar het hooft af-fcheyt, en foo vele onder dm buyk *, hare fchub- ben zijn kleyn; en het gantfeh lichaam is meer breed als dik van gedaante: Het gene haar eene wonderlij ke heerfchappye in de wateren maakt. Daar wor- dcn'er gevonden die ontrent vijf voeten lang zijn. Vele achten dat haar vleefch,, dat een weynigh droogh is, alfoo aangenaam van fmaak is als dat van de Voor- ne,^ of vandcnSalmj aangelien dat fijne dorheyt wat verbetert word door eenige goede fauce. Wanneer de Portugefen lien dat defe Dorades haar fchip volgen, gaan fy op de blind- reede f tten met een draap-lijn in de hand , aan het eynde van het welke Hechts een ftukje wit lijnwaat is gehecht boven aan dea Vis- haak, fonder ander aas. IV. Lid, 4.5$ N A T 11 U R. L Y K 5 Hl S T OR-I E I V. Lid. Van.de Bonite. Dl Aar is een andereVifch die gemeenlijk de-Schepen volght. Men noemt beun Bonite. Hy is dik en geweldigh vieefchachdgh , ontrent twee voe- ten langh. Sijnehuyt fehijnt van één geweldigh donker groen s en wit onder den buyk. Hy heeft geen fehubbèn , ten zy aan de twee zijden daar hy'er twee ryen heeft van feer kieyne gedaante, die leggen op eene geluwe ft reep, die haar uyt-ftrekt van het eene eynde tot het andere , te beginnen van het hooft tot a-an den ftaart, / die gekloof c is. Hy wórd met groote vis-haken Gevangen, diemen rondom de Schepen uyt- w7orpt. Ai voort- varende , en fonder de fey- len te fhïjken,doetmen dek Viifcherye. Defe Vifch is gulfig gelijk den A ber- daan, en word met allerhande aas gevangen, felfmet het grom van de yiffcheri dicontweyd zijhgewéeft. Men ontmoet hem meer in de volle Zee als aan de kaften. Hy is goed, verfch gegeten zijnde.,; maar hy ïs noch lekkerder als hy wat in het fout gelegen heelt , en ook inde peper, eerdatmen hem doet bra- den. -Verfcheyde houden dat defe Vifch de fel ve is, die wy Thon noemen , en die gemeen is aan alle dekuften van-de Middellandfche Zee. V. L i d. Van de Zee-?{aaUe. E Naaide is een Vifch fonder fchubben, die tot de lengte van ontrent vier voeten groeyd. Sijn hooft is fcherp, ruymeen voet lang, fijne groo- gUnfterende oogen zijn met root geboord. De huyt van fijnen ru<™-e is flraai-vvijs geltreept met blaauw en met groen, en die vanonder fijn buyk is wit door-mengt met root. Hy heeft acht vinnen die na den geluwen trek- ken, en eenen feer fcherpen ihart, die hem mifichien gelegentheyt heeft gegeven den naam die hy draaght aan hem toe te eygenen, even als fijn hooft de Hollanders heeft bewogen om hem Tóbakzpjpe te noemen. VI. Li d. Vin verfcheyde andere Zee- en Rivier- Viffcloen. DE Kuften van defe Eylanden hebben ook Carangen\ Herders , die forn- tijds in het foet water komen, en in de Rivieren gevifcht worden; Rots- vffiben die root zijn, en van verfcheyde andere verwen, en die by de Ilots-ftee- nen sp^-i^Q* cUjsioeaefwoleen zijn, foo vertrekeer hem dek kleyne' Vifch in alle fekerheyt, en flaapt'erf En ^e- V due- ' 1 154 Natuurlyke Historie ducrende fijnen flaap, verroert de Walviich niet, maar alfoo ras als het uvt gaat foo fteit hy hem om fonder op- houden te volgen. En fco by ongeval hy van het felve at-dwaalt, gaat hy fwerven gintfch en herwaarts, hem dikwils te- gen derots-ftcenen wrijvende, ais een Schip dat geen ftuer heeft. Het gene Plutarchus getuyght gefien te hebben op het Lyland van Antrcjre. Daar is ee- ne diergelijkegemeenfchap tufichende kleyne Vogel dicmen Kon'mkje noemt en den Krokodil. En die Schqlpc diemen Paarle-moer noemt, leeft ook foo- (danigh met de Finnothera, dat ook een kleyn dier is, op de. wijfe vaneenen Kreeft. Dit verhaalt Micbel de Montagne 'm het tweede Boek van fijne Sjfaü, 11 Hooft- (tuk. Voorts, het vleefch ysxi den Requiem is niet goed , en men eet het niet als by nood. Men houd evenwel dat als fy jong zijn, fyniet qu.aad worden bevon- den. De Lief-hebbers vergaderen forghvuldighiijk het breyn dat in het hooft van d'oude is, en na dat fy het hebben doen droogen bewaren fy het, en fy feg- gen dat het feer nut is voor die met denfteen, of met het graveel gequelt zi jn. Eenige Land-aarden noemen dit Monfter Tiburon en Tuieren. Maar de Erancoyfchen en de Portugefchen geven het gemeenlijk defen naam van Re- quiem, dat is te feggen Ruft e , miiïchien om dat het gewoon is te vcorfchijn te komen als het weder helder en ftille is, gelijk ook de Schild- padden doen : of liever om dat het vaardigh tot de ruft e brengt die het kan achterhalen ^ dat d'aigemeenfte meyning is van onfe lieden, die hem met delen naam noemen. Sijne lever gekookt zijnde , geeft eene groote menighte van traan , die feer be- quaam is om de lampen t'onderhouden , en fijne huyt is nut voor de Schrijn- werkers om haar werk te polijfteren. IV. Lid. Van dcRemora. Oven defe Stier- luj/den daar wy van gefproken hebben, worden de Requiems noch dikwils vergefelfchapt met eene andere foorte van kleyne Viflchea die de Hollanders Sujgers noemen, omdat fy haar vaft hechten onder den buyk van de Requiems gelijk o£ fy die wilden, uyt-fuygen. Onfe Francoyfchea houden dat dit eene foorte van Rempra is, en fy hebben haar defen naam gege- ven, om dat fy haar tegen de Schepen aan ftooten , gelijk of fy die wilden te- gen houden in hare vaart. Sy groeyen tot ontrent twee voeten lang , en na ee- ne gelijkmatige dikte. Sy hebben geene fchubben > maar fy zijn over-al met eene afch-verwige huyt bedekt, die glibberigh is gelijk die van d'Alen.. Haar bo- VAN DE VOOR-ETLANDE W. 1^ bo ventte kaak-been is wat korter als haar onderfte , in plaatfe van tanden heb- ben fykleync heuveltjes, die fterkgenoeghzijnom te verbreken het gene fy willen in- fwelgen. Hare oogen zijn geweldigh kleyn , van geluwe vervve. Sy hebben vinnen en ftêkelen gelijk andere Zee-viflchen ; maar dat fy byfonder hebben, is dat op haar hooft verheven is een feker ftuk als een langwerpig rond gemaakt, dat haar vooreene kroóne verftrekt. Sy is plat, en van boven ftraals-wijfemetverfcheydeflrepen, die haar hompeligh maken ; ook is het' ontrent met defe plaatfe daar dtk Viflchen haar foo vaft aan de Schepenen aan de Requiems hechten, datmen haar dikwils moet dooden eermen haar daar kan af-fcheyden. Meneet'eraf; maar dat is by gebrek van andere Viflchen die lekkerder zijn. V. Lid. y*n den L Amant in. ONderdeZee-gedrochtendiegoedzijn om t'eten , en diemen in voor- raad bewaart, gelijkmen in Europa deSalmenen den Abberdaan doet» houdmen boven alles in d'Eylanden veel van den Lamamin, na dat hem onfe Francoyfchcn noemen , of Namantin en hianaty na de Spanjaarden. Dit is een Gedrocht dat met den ouderdom tot fuik eene vreemde groote groeyt , dat- rnerf er gefien heeft die ontrent achtien voeten lang waren, en feven dik in het midden van het lichaam. Sijn hooft heeft eenige gelijkformigheyt met dat van eene Koeye , van waar komt dat eenige hem Zee-Koeye noemen. Hy heeft kleyne oogen , en fijne huyt is dik, van bruyne verwe, in eenige plaatfen ge- rimpelt en door- faayt met eenige kleyne haartjes. Droogh zijnde word fy loo hart, dat fy mach verflrekken voor eene on-doordringelijke rondas te^en de pijlen van d'Indianen: ook gebruyken haar eenige Wilden om de pijlen van hare vyanden af te fchutten als fy ten ilrijde gaan. Hy heeft geene vinnen, maar in hare plaatfe heeft hy onder den buyk twee kleyne voeten, die yeder vier tee- nen hebben , geweldigh fwak om den laft van fuik een lomp en fwaar lichaam t'onderfchragen : En hy is van geenige andere verweering voorfien. Dcfe Vifch leeft van kruyd dat wad by de rotfen, en op de banken die maar ontrent een vadem lengte met Zee-water zijn bedekt. De wijfjes werpen hare vrucht iiyt, op de wij (e van de Koeyen , en hebben twee tepels met de welke fy hare jongen foogen. Sy werpen er twee t'elker dracht, die haar niet verlaten , toe dat fy geene melk meer van nooden hebben, en dat fy het kruyd konnen af- yveyden, gelijk hare moeders. Onder alle de Viflchen , is'er geen die foo veel goed vleefch heeft als den V 2 £4- 2^6 Natuurlyke Historie L/tmamin : want men moet'er fomtijds maar twee of drie hebben om den laft temaken vaneenengrooten Canoa; en dit vleefcb is dat vaneen Land-dier gelijk, kort» blofende, fmakelijk, en door-loopen met vet, datgefmol- ten zijnde nimmer fchimmelt. Als het twee ofte drie dagen in het fout gele- gen heeft is het beter voor de gefontheyt dan verfch gegeten zijnde. Men vind defeViffchen meer voor de mond van de Rivieren van foet water, als in de volle Zee. De Lief-hebberen maken grooten ftaat van fekere fteenen die fy in haar hooft hebben , omdatfy tot ftof gemalen zijnde, de kracht hebben om de nieren van graveel te fayveren , en feif om den fteen te breken die 'er gevormt foude zijn. Maar om dat dit hulp-middel fel is , raadmen niemant het feivetegcbruykenfoiiderdenraad vaneenen wijfen en ervaren Genees- meefter. VI. Lid. Tan de \Valvlffchen> en andere Zee-gedrochten, DE genen dk in defe Eylanden reyfen,befpeuren fomtijds langs haar fpoor IVdvijfchen, die het water een pijk hoogh door haar fnuyf-gat werpen , en. gemeenlijk niet vertoonen als een weynigh van den rugge, die uyt het water als een rots-fteen te voorfchijnkomt. De Schepen worden fomtijds ook eenen geruy men tijd geleyd van Gedroch- ten die van lengte, en van dikte zijn als eene Sloepe, en die vermaak fchijnen te fcheppen in haar te vertoonen. De Boots-gefellen noemen haar Morbous of JïUfers, om dat van tijd tot tijd defe wonderbaarlijke VhTchen een gedeelte van haar hooft uyt het water ftéken , om haren adem te fcheppen. En alfdan blafen fy, en doen het water voor hare fcherpe muylen verftuy ven. Eenige feg- gen dat dit eene foorte van groote Zee- Verkens zijn.. VII. Lid. Van de Zee-Duyvelen. AAn de Kaften van defe Eylanden, valt dikwils in het Want van de Vif- fchers een Gedrocht datmen ftelt onder de foorten van de Zce-Dnyveletti om fijne yffelijke gedaante. Het is ontrent vier voeten lang , en dik na gelijk- matigheyt. Het draaght een bult op den rugge, bekleed met prikkelen gelijk die van denEecbel. Sijnehüytishart, on-eenparigh, en fchrompeligh als die vanden Zee-hond, en van fwarteverwe. Sijn hooft is plat, en bovenop ver- Keve met verfcheyde kleyne bultjes, tuflchen de welke men (iet twee kleyne oo- . Van deVoo r-e y l a n d e n. 3 57 oogen, geweldigh fwart. Sijnekclc, dieonmatelijk wijd is, is gewopent met • verfcheyde tanden, uyt- ftékende door- dringende, waar van er twee gekromt en uyt-geholt zijn, als die van een Wild Swijn. Het heeft vier vinnen , en ee- nen tamelijken langen ftaart, die aan het eynde is geklooft. Maar het. gene het den naam van Zee-Dujvel heeft doen geven , is dat het boven fijne oooen twee kleyne fwarte hoornen heeft, tamelijk fcherp, en die op fijnen rugge. om- krul- len gelijk die van de Rammen. Boven dat dit Wan- fchepfel foo leelijk als mo- gelijk is, foo is fijn vleefch,dat murw en draadich is,een waar vergif; want het veroorfaakt vreemde uyt-brakingen, en flaati vvten , die van de dood fouden o-e- volght worden, indien fy niet wierden te rugge gehouden, en dat wel vaardighi door d'in-neming van goede Terial^a , of eenig ander tegen-gift. Dit gevaarlijk Dier word niet gefocht als van de Lief-hebberen, die wel blijde zijn als fy'er de ontweyding van in hare Cabinetten hebben. Aldus defe Da/v*/ die de men- fchen geduerende fijn leven geene nuttighey t heeft aan- gebracht , verquikt ten minften hare oogen na fijne dood. Daar is noch eene andere foorte van Zee-Dtryvels, die niet minder vervaarlijk is als de voorgaande, hoewel van eene andere gedaante. D'allergrootfte van defe foorte zijn maar ontrent eenen voet lang van het hooft tot aan den ftaart. Sy hebben by-na alfoo vele breedte , maar als fy willen doen fy haar foodanigh op-fvveilen , dat fy fchijnen rond te wefen gelijk een bal. Hare kele die rede- lijk wijd is, is gewapent met verfcheyde kleyne tanden uytmuntende fcherp, en in plaatfe van eene tonge hebben fy niet ais een kleyn beentje , dat foo hart als, mogelijk is. Hare oogen zijn geweldigh tintelende, en foo kleyn en foo diep in het hooft, datmen ter naauwer nood den oogh- appel kan gewaar worden. Sy hebben tuffchen d'oogen eenen kleynen hoorn,die na achter om- krult, en voor de felve een draatje dat wat grooter is, en met een kleyne knop eyndight. Bo- ven haren ftaart, die is gelijk het eynde van eene roey-fpaan, hebben fy twee ftékel- vinnen, d'eene die op den rugge is, dewelke fy recht op, en verheve dra- gen, en d'andere onder dai buyk. Sy hebben ook twee vinnen , die aan yedere zijde ontrent midden aan den buyk uyt-komen, en die uy t-eyndigen op de wij- fe van kleyne pooten dit elk acht teenen hebben, voorfien met nagelen redelijk - fcherp. Hare huyt is hart , rouw , en ftêkeligh over-al , gelijk die van den Re- quiem, uy tgefondert onder den buyk. Sy is van een donker root , en ^eteykent met fwarte ftipjes, gebeelt gelijk golfjes. Haar vleefchis niet goed om Veten. Men kan haar gemakkelijk villen ; en na datmen de huyt gevult heeft met kot- toen, of met drooge bladeren, foo geeftmen haar plaatfe onder de feldfaamhe- den van de Kabinetten y Maar fy verheft veel van liaren glants als de Vifcli dood is.. I VIII. Lid, 15$ NaTUURLYKE HlSTOllIH VIII. Lid. Van de Becune. Nd.er de Gedrochten die guifigh en hongerigh zijn na menfche-vleeichj en die aan de kullen van defe Lylanden gevonden worden , is de Becune een van d'allerontfachlijkfte. Dit is een Vifch van gedaante ais een Snoek, die groey t tot kven en acht voeten lengte, en tot eene gelijkmatige dikte. Hy leeft van roof,en hy werpt fich met verwoedheyt gelijk eenen moordadigen hond op de menfehen, die hy in het water befpeurt. Boven dat hy met ftch wech draagt het (luk van alles dat hy kan achterhalen , foo hebben fijne tanden foo veel fe- nijn, dat hare minfte bete doodelijk word, indien men ten fel ven oogenblik geene toe- vlucht heeft tot eenigh machtigh hulp-middel, om de kracht van dit vergif ter neder te werpen, en te verflroyen. IX. Lid. Van deZee-fneppe. Aar is noch eene andere foorte van Becune* die onfe Francoyfchen Zei- ' fneppe genaamt hebben , om de gedaante van haren bek , die by-na gelijk is met die van eene Sneppe , uytgefondert dat het bo venfte gedeelte veel lanj^er is als het onderde, en dat dele vifch het eene en het andere kaak- been verroert met eene gemakkelijke gelijkheyt. Men vind'er foo dik en foo lang, datmen ruy rn vier voeten kan meten tuflchen het hooft en den (hart, en twaalf duy men in de breedte van elke zijde ontrent fijn gehoor. Sijn hooft heeft by-na de ge- daante van een Verken , maar het is verlicht met twee grooteoogen die uyt- rnuntende glinfterende zijn. Sijn ftaart is in twee gedeelt , en hy heeft vinnen aan de zijden en onder aan den buyk , en eene hooge en verheve ftêkel-vinne, die by trappen op klimt gelijk eenen kam, de welke begint aan den top van het hooft, en haar uyt-fpreyd langs den rugge tot dicht aan den ftaart. Boven de lange vafte bek die hem doetuyt-munten onder alle de VirTchen , foo heeft hy noch twee foorten van harde hoornen, fwart en anderhalf voet lang, die on- der fijnen krop hangen , en die hem eygen en byfonder zijn : hy kan haar ge- makkelijk verbergen in eene groeve die onder fijnen buyk is, en die haar tot eene fcheede dient. Hy heeft geene fchiibben; maar hy is bedekt met eene rouwe hu'y t, die fwartachtigh is op den rugge, graauw aan de zijden>en wit on- der den buyk. Men macli'er af eten fonder gevaar, hoewel fijn vleefch foo lekker niet is als dat van verfcheyde andere Viflchen. X. Lid. - m C een gro van dei- het: ven 1S1T is al met ruy ind daa mui aan die hoc lan< hy i der mal een rou der lek] Van de Voor-etlanden, X. Lid. Van den Zee-EecheL ï<>9 DE Zec-lecbcl, die ook aan Me kutten gevonden word^draaglit met eoed recht aien naam. Hy is rond als eenen bal, en gantfch bekleed met -e- weldighfcherpe doornen, die hem ontfachlijk maken. Andere noemen hem Geweende Vifch. Als de Viflchers hem vangen, laten fy hem droooen om de Lief-hebberen te fenden, die h hangen. aan i om d'ongemeenhey t in hare Kabinetten ACHTTIENDE H O O E T-S T U K. Byfondere befchrijvingevan eenen Zee-Een«hoom , die flrande op de Rheede van het Eyland van de Schild-padde in het jaar 1644. Meteen keur lijk verhaal, by maniere van vergelijkingen aante- name uyt-fpattmg, rakende verfcheyde fihoone enfeldfame hoor- nen, diemenfedert korten tijd gebracht heeft van de Straat van Vavü 5 en de hoedanigheyt van bet land, en de zeden der Volkeren die' er Tvoonen. ■Y konnen niet beter eyndïgen het gene wy te feggen hadden van de Zee-Gedrochten , als met de beschrijving van eenen V ikh f 00 aanmerkens waardigh , en foo verwonderlijk , dat hy wei verdient een byfonder Hooft- fuik te hebben. Dat is de Zei len-boom die fomtijdsin dlegeweften gevonden word. Daarflranden'er in het jaar 1644. een overmatige aan den oever van het Eyland van de Schild padde, hetgebuenge van het Eyland HifpanjoU of *'; Domingo. Miin Heer du Umtelèto* eene naauw-keurige kennifle van hebbende, alsooohFetuy-e, „ geeft eronsdefenaauw-keurigebefchrijvingaf. Dcfe Een boom, &ht r$, >, vervolgndeeene Carangue , of eenen anderen middelmatige* Vifch, met „ fuik eene onbefuyüheyt, dat hy niet befpeurende hoe hy dieper water van >, nooden hadde om te fwemmen als den anderen Vifch, hy hem met het hal- >, ve lichaam droogh bevond, op eene groote fand- bank, van waar hy het voT- „ e water met weder konde gewinnen, en daar d'Inwoonderen van h-t Ey- „ land hem overvielen. Hy was ontrent achtien voeten lan£r, mnde van de „ diKtevaneeneWijn-pijpeophetfwaarftevan het lichaam. Hv hadde fes w. groote vinnen, op de wijieals het eyncle van Gale^-riemen > waar vanfr twee lóo Natuurlyke Historie ,, twee geplaatft waren by het gehoor, en de vier andere aan de zijden van ,, den buyk, op gelijken ar-frant: fy waren vermiiioen root. Het geheel bo- ,, venfte van fijn lichaam was bedekt met groote fchubben, van de breedte ,, als eenënRijkx-daalderor Dukaton, dewelke van een blaauw waren dat 9, fcheen door-faayt te weien met fiivere looveren. By den hals waren de fchubben neer gedrongen, en van bruyne verwe, dat aan hem als eenen hals- band uy t-beelde. De fchubben onder den buyk waren geiuw ; de ftaart was geklooft; het hooft een weynighgrooter alsdat van een Paart, en by-na van de felve gedaante ; het was bekleed met eene harde en bruvne hny t : en gelijk d' Een-hoorn eenen hoorn in het voor- hooft heeft , foo had 'er dci^ Zee- Een-hoorn ook eenen die volkomen fchoon was voor in het hooft ftaan , ne- gen en een halven voet lang. Hy was geheel recht , en van het voor-hooft, waar uyt hy fijne geboorte nam', verminderde hy geduerigh tot aan het an- der eynde, het welke foo fcherp was , dat het met kracht voortgedreven zijnde, d3 aller vafteitoften konde door-boren. Het dik eynde dat aan het hooft vaft Itont , was in de rondte feffcien duymen , en van daar tot de twee derden-deeien van defen verwonderlijken hoorn , was hy gedraayt ge- ■ ï> lijk de vijfel vaneen pers, of om beter te feggen, op de wijle van gol- 3> ven, gelijk eene gevlamde pylaarj uytgefondert dat de groeven geduerigh „ verminderden, tot fygevult waren en ge-eyndight met eene aangename en ,, in-vloeyendeverfachtmg, die twee duymen boven den vierden voeti.vt- ,, liep. Dit gantfche onderde gedeelte was over-trokken met een afch-ver- >j wigh leder, zijnde over-al bedekt met een kleyn facht hayr, en foo kort als 3j fluweel, van reuillemorte verwe ; maar onder was hy wit als y voor. Wat ,, belangt het andere gedeelte dat gantfeh blood verfcheen , het was natuur- ,, lijk glad , van een blinkend fwart, getevkent met eenige dunne draadjes die 5> wit en gel uw waren, en van foodanida eene vaitiafieyt, dat eene spede vijle j» daar ter naauwer nood eenigh ftot van konde rafpen. Hy hadde geene uyt- ), ftaande ooren, maar twee groote gehoor-gaten gelijk d'andere Viiïchen. j> Sijne ooren waren van groote als een Hoender-ey. Den oogh-appel die van ,, eene Hemelfch-blaauwe verwe was, door-ftraak met geluw, wierd omringt 3ï met eenen vermiliioenen kring, die gevolght wierd van noch eenen anderen | »> geweldigh helder , en blinkende als kriftal. Sijn mond was tamelijk wijd, j, en vooi tien met verfcheyde tanden, waar van de voorite Icherp waren, en ,, foo mijdende als mogelijk is , en d'achterfte , loo van het eene als van het >, andere kaak- been , breed en verheven met kleyne bultjes. Hy hadde eene ,, tonge van eene gelijkmatige lengte en dikte, bedekt met eene ruwe en ver- „ miiioene buyt. Voorts , defe wonderbaarlijke Viich hadde noch op fijn hooft VAN DE VOOR-EYL AND EN. ïff •>•> h ^oft eene foorte van kroone verheven boven het ander leder 5 ontrent twee » duymen,enlangwerpigh rond, waar van d'uyterfte eynden fcherp uyt liepen. „ Meer als drie hondert perfonen van dat Éyland aten van fijn vleefch in 5> overvloed, en bevonden het uytnemende lekker te wefen. Hetwasdoor- »> fpekt met een wit vet, en gebraden zijnde fchilferden het , gelijk de verfche » Abberdaan : maar het hadde een veel geuriger fmaak. t> De genen die defe feldfame Vifch levendigh hadden gefien, en die hem » den rugge-graad met fware hand-boom-flagen hadden gebroken, feyden „ dat hy verwonderlijke geweiden hadde gedaan, om haar met lijnen hoorn te ,, door-booren j de welke hy handelde en wende van alle kanten met eeneon- ï> vergelijkeiijke rappigheyt en gefwintheyt $ en dat indien hy water genoegh „ hadde gehad om hem op te houden, en een weynigh te (wemmen , hy foude ,» haar alle door- regen hebben. Als men hem den buyk hadde op-gefneden, s> bekende men lichtelijk dat hy (ïch met roof voede j want men vond in fijne » darmen vele fchubben van Viflchen. ?> D'ongemeene ontweydingen van dit wonderbaarlijk Dier , en boven al jj fijn hooft, en de rijke hoorn die'er aan gehecht was , hebben by de twee ja- » ren op-gehangen ge weeft aan het wacht-huys van dit Eyland , tot dat mijn » Heer /t Vajfeur, die'er Gouverneur af was, mijnen Heere des Trancarts, Edei- »> man van Saintonge, die hem was komen befoeken, willende befchenken hem 3> defen hoorn vereerde. Maar een weynigh daar na ik te fchepe gegaan zijn- „ de in een Schip van Vlifïingen met den Edelman, die defe dierbare feld- „ faamheyt hadde in eene lange kafle, foo (Het ons Schip aan ftukken by het » Eyland van de Fayale, dat een van d'Aforifcbe is. In- voegen dat wy alle onfe „ plunje en alle onfe koopmanfchappen verloren. En defe Edelman beklaag- „ de boven alles fijne kafl'e. Tot hier toe zijn de woorden van onfen minlij- ken Reyfiger. Men vind in de Noorder Zee eene andere foorte van Een-hoornen-, die dikwils door het ys aan de kuiten van Ys-land worden gedreven. Sy zijn van fulke ee- ne feldfame langte en dikte, dat de ir.eefte Schrijveren die'er af vermeit heb- ben, haar onder den ry van de Walviflchen ftellen. Sy zijn met geene fchub- ben bedekt, gelijk de gene van de welke wy daar de befchrij ving hebben gege- ven ', maar met eene huyt die fwart en hart is , gelijk de Lamanun. Sy hebben niet als twee vinnen aan de zijden, eneene grpote en breede ftekel-vinne op den rugge.de welke in het middefmaller zijnde, gelijk eenen dubbelden kam maakt, die hem verheft op eene feer bequame wij ie , om de wateren gemakke- lijk te kloven . Sy hebben drie gaten in maniere van fnüyf-g'aten aan het begin- fel van haren rugge, door de welke fy alle het overvloedige water dat ly in-ge- X fwolgea i6i Natuurlyke Historie fwolgen hebben, weder uyt fullen braken, even als de Walvifïchen. Haar hoofe eyndightfcherpuyt, en aan de flinker zijde van het opperde kaik- been is het voorfien meteenen hoorn die over- al wit is, gelijk de tand vaneenen jongen Elefant, die fomtijds van de lengte van vijftien tot feitien voeten uyt het hooft vvaft. Defe hoorn is krom in eenigeplaatfen, en over-ai draals-gewijfe met kleyne ftrepen van Parel- graauwe verwe; dewelke niet alleenlijk op het op- perde zijn -y maar die in het lichaam van den hoorn in-dringen , dewelke op het derde-deel hol is, en overal foo vad als het sllerhardde been. Eenige willen dat defe uytdeking veel eer een tand als een hoorn zy,ter oor- fake dat fy niet uyt het voor-hooft komt , gelijk de gene daar wy van gefpro- ken hebben, noch van boven uyt het hooft, gelijk die van de Stieren en van de Rammen j maar uyt het opperde kaak- been, in het welke het eynde vad is, ge- LN.1 ' lijk Van de Voomüianben. a% lijk He tanden in hare eygene holen en kasjes. Die van dit gevoelen zijn , voe- gen'er noch by,datmen fich niet moet verbafen,om dat defe Viffchen niet meer als eenen van defe lange tanden hebhen, aangefien dat de doffe dewelke noch andere foude hebben konnen voort- brengen,Veenemaal is uyt- geput om de- fen te vormen, die van fuik eene wonderbaarlijke lengte en dikte is, dat hy vol- doen foude om'er hondert af te maken. Het zy nu dat defe fwaarwichtige en verwonderlijke verweering, waar me- de defe wanfchapene Viffchen gewapent zijn, tand of hoorn genaximt moet worden, foo is het evenwel feker dat fy hem gebruyken om tegen de Walvif- fchen te vechten , en om te verbreken het ys van het Noorden , in het wel- ke fy haar dikwils benart vinden j van waar komt datmen'er fomtijdsgefien heeft die om dat fy hare krachten ten fterkften hadden in-gefpannen, om haar uyt het midden van defe Ys-bergen t'ontworftelen, niet alleenlijk de punt van defe natuurlijke Spieffe hadden ftomp gemaakt; maar felf hem hadden o-e- brokkelt en in twee ftukken verbroken. Wy hebben in eene fel ve plaat doen fnijden de gedaantens van den Een-hoorn dewelke ftrandden op het Eyland van de Scbild-padde , en van eenen der genen van het Noorden , op datmen ge- makkelijker magh onderfchey den het groot verfchil dat'er tuffchen defe twee foorten is. Ter felver tijd als wy uyt ons Cabinet éek Hiftorye te voorfchijn haalden, om haar in het openbaar uyt te geven, een Schip van Vlifïingen , gevoert door Nicolaas Tunes (in het welke mijn Heer de Burgemeefter Ldmpjën, die na Gecommitteerde is van fijne Provincie in de vergadering van mijne Heeren de Staten Generaal , en neftens hem mijn Heer Biens, mijn Heer Sandra en andere Koop-lieden van defelve Stad mede-ftanderen waren) gelukkigh we- derom gekomen zijnde uyt de Straat van Davis, heeft van daar mede gebracht, onder andere ongemeene dingen, verfcheyde uytftekende ontweydingen van defe Een-hoornen van de Noorder Zee, waar van wy nu gefproken hebben. En voor foo veel als de vertellingediemen ons gefonden heeft nopende defe rey- fe, groot licht kan geven aan de ftoffen die wy verhandelen , foo gelooven wy dat de keurlijke Lefer goed fal vinden, dat wy ons met defe nieuwigheyt die- nen by maniere van uyt-fpatting , die vergefelfchapt fal wefen met de felve ge- trouwigheyt, waar mede fy ons is gemeen gemaakt geweefi De Hooft- man , van wie ons dit verhaaf befchikus , van Zeeland uyt-ge va- ren zijnde op het eynde van den Herfft des jaars 1656. van meeninge om eeni- gen nieuwen handel t ontdekken in de Noordelijke landen , quam te belanden op het eynde van de maand van Juny in de Straat van Davis , van waar in eene Riviere gekomen zijnde die begint op den vier-en-feftighïlen graat en tien mi- X z ïtu$ea ig&g Matuurlyke Historie nuten van de Linie na het Noorden, foo feylden fy tot aan den twee-en- feven- ti^hften, onder de welke gelegen is/het land dat wy gaan befchrijven. Van dat d'Inwoonderen des Lands , die op de Viiïcherye waren , het Schip gewaar wierden, quamen fy het onderkennen met hare kleyne Schuytjes , die riet ^emaakt zijn als om eenen eenigen perfoon te dragen; d'eerfien die haar tot defen plicht voeghden, trokkèn'er foo vele andere naihaar , dat fy in korten tijd een geleyde vantfeventigh vanditkleyn vaar-tuygh uyt maakten, die dit uytheemïch Schip niet verlieten, tot dat het aan, de beite Rheede was geankert, alwaar fy betuyghden door hare uyt-fchateringen , en door alle de tcykenen van fToedwiiü^heyt, diemen magh verwachten van eene Land- 'aart van fooda- nïeneene op- voeding, de ny tftékende vreughde die fy hadden van fijne geluk- kige aan-komik. Dde kleyne Schuytjes zijn foo verwonderlijk , het zy dat fy aangemerkt worden in hare doffe, het zy datmen oplicht heeft cp de wonder- baarlijke fnêdigheyt waar mcdefy gemaakt zijn, of op d'onvergelijkelijke oefwintheyt waar mede fybeftiert worden, dat fy wel verdienen den eerden njgh te houden in de befchrij vingen die defe aangename uyt-fpattingons ver- fcharren fal. Defe kleyne Scheepjes zijn gemeenlijk van vijftien totfedien voeten lang, enfy mogen in het midden, daar fyallerdikft zijn, ontrent vijf voeten in het ronde hebben. Van defe plaatfe is het ook dat fy beginnen te verkleynen, foo- danigh dat cTuyterfte eynden fcherp toe-loopen,die met witte beenderen voor- den zijn , of met den af-val van d'Een- hoornen, daar wy terdont van gcfpro- ken hebben. Het opperde is gantfch plat, en met leder bedekt, gelijk het over-al is, en het onderde heeft de gedaante van den buyk eenesgrooten Vifch : In-voegen dat fy feer hequaam zijn om over de wateren te vloten. Sy hebben maar eene opening, die juyft in het midden van het gantfch gebouw is. Defe opening is rondom beleyt met eenen Wal vifch- beenen boord,en fy is ge- maakt na de gelijkmatighey ten na de dikte van eenes menfchen lichaam. Als on den , haar de Zee te gaan de Wilden, die defe foorte van kleyne Schuytjes hebben uyt-gev willen gebruy ken, hetzy om tegaan vilfchcn , or om haar op ' vermaken , foo deken fy door ^defe opening hare beenen en hare dyen , en op Karen rechten feet zijnde, binden fy den rok die haar dekt foo ftijr om den boord van defe opening, dat fy fchijnen op dit bootje gecntet te wefen, en een lichaam met het felve te maken. Siet daar wat betreft de gedaante , en de doffe van acfe kleyne Scheepjes.. Laat ons nu aanmerken de toe-takeling van de mannen die haar beflieren. Als fy van voornemen zijn op de Zee tegaan , dekken fy haar boven hare andere lieederen met eenen over- rok, dewelke tot geen ander gebruykgefchikt is. Dit ■■Mi V AN DE Vo OR-EYL ANDEN. i^J Dit Zee-kleed is gemaakt van verfcheyde vellen, ontblood van hun hayr, foo wel bereyd en te famen vereenight, datmenfe foude gelooven van een'ftuk te wefen. Het dekt haar van het opperfte van het hooft, tot onder den navel. Het is over-al beftreken met eene fw.artachtige gomme , dewelke in het water niet verfmelt3.endie het door-dringen verhindert. De Kaproen die het hooft dekt, flayt foo dicht onder den hals, en op het voor-hooft, dat fy haar niet als het aangefichtbloodlaat. De mouwen zijn aan de hand toe-gebonden, en het onderde van defen over- rok is ook foo forghvuldigh en met fuik eene behen- digheyt gehecht aan den boord van d'opening, dat het lichaam , dat'erock- mede bedekt is, altijd drooghfit in het midde van de golven , die met alle hare krachten niet konnen nat maken als het aangelicht en de handen. Schoon dat fy noch feylen, noch maft, noch (lier-roer , noch compas , noch anker, noch niet een eenigh ftuk hebben van alle dien groeten toe-ftel die ver-. ey fc'ht word om onfe Schepen bequaam te maken tot de Zee te bevaren : Soo onderwinden fy haar niet- te- min lange reyfen met defe kleyne Schuytjens , op dewelke fy fchijnen genaayt te welen. Sy hebbeneene volkomene kennifie van de Sterren, en hebben geduerende de nacht geenen anderen leyds-man van nooden. De riemen die fy gebruyken , loopen aan beyde d'eynden wat breed nyt na de gedaante van eene kaats-palette, en op dat fy de baren gemakkelijker fotiden door-fnijden, en Iangdueriger wefen, verrijken fy haar meteen wit been, dat d'eynden van het hout dekt; fy beleggen'cr ook de kanten van de fpanen mede, en fy hechten'er dit vercierfei aan met nagelen van hoorn ge- maakt, die fy in plaatfe yan fpijkers gebruyken. Het middelde van defe riemen is ook met beenderen verrijkt , of met dierbaren hoorn hoepels gewijfe om- wonden, en daar by houden fy haar vaft op dat fy hare handen niet fouden ont- glippen. Voorts, fy handelen defe dubbele riemen met fuik eene gefwintheyt, en fnêdigheyt dat hare kleyne Schuytjes lichtelijk voor-by loopen *de Schepen die alle hare feylen hebben by ftaan , en die van de wind en van het Zee- drift begunitight worden. Sy zijn foo verfekert in defe kleyne bootjes , en fy heb- ben fuik eene behendigheyt in haar te beftieren , dat fy haar duyfend kromme (prangen doen maken, om vermaak te geven aan die het aanfien. Sy fchermen ook fomtijds tegens de golven met fuik eene kracht en gefwintheyt dat fy haar óo^n fchuymen, gelijk of fy van een fwaa.r onweder wierden beroert , en dan- foudemen haar veeleer aanfien voor Zee- Gedrochten die tegens eik-ander horten , als voor menfehen : En felf om te betoonen dat fy de gevaren niet ontfien, en dat fy in goeden onderlingen verftande zijn met dit Eiement, dat haar voed,en haar lief-kooit, maken fy den meulen,haar plompende en rondom. beukelende in de Zee,en met drie reyfen het weder hervattende; in- voeden dat ■ X3 ö fy NathuRlyki Historie %64 fy mogen door-gaan voor ware twee-natuerige, Land- en Water-aarden7 Als fy van voornemen zijn eenigereyfe te doen die langer als gemeen Tal wefen, ofals fy vreefen door een onweder in de volle Zee geworpen te wor- den , foo voeren fy met haar in het ledige van haar Scheepje eenen blaas foct water, om haren dorft te letkhen, en Vifch by de Son gedrooght , of be- vroren , om haar te voeden by gebrek van verfche fpijfcn. iMaar het gebeurt felden dat fy gedwongen worden om eenen toe- vlucht in defen voor-raat te foeken : want fy hebben fekere pijlen op de wijfe van kleyne worp-fchichten, die op hare Scheepjes valt gehecht zijn , en die fy foo fel weten uyt te fchie- ten op de Viffchen die fy ontmoeten, dat het by-na nimmer gebeurt dat fy fon- der defe ververfchingen zijn. Sy hebben geen vuur vannoodeu om hare fpij- fen te braden, om dat fy haar op de Zee en op het land gewoon zijn raauw te eten ; fy voeren ook fekere tanden van groote viffchen , of fpitten van been- deren diegeweldigh fcherp zijn, die fy in plaatfe van meflen gebruyken , want fy dienen haar daar mede om de Viich die fy gevangen Lebben t'ontweyden en te mijden. Voorts daar en konnen geene gefchillen noch twiften in defe Schuytjes wefen, dewijl dat een eenigh man daar van is de Meefter , de Boots- gefel,deScharïer,endeStuerman, die het magh flille houden als het hem goeddunkt, of dat voor wind en gety laten drijven, als hyde rufte wil ne- men, die hemnoodfakelijkisom lijne krachten te hervatten. By defe gele- gentheyt foo knoopt hy fijne roey-fpaan aan riemen en fnoeren van Herte- leder tot dit gebruyk bereyd , en die met banden over dit Schip gehecht zijn ; of anders hy hecht haar met eenen knoop in eenen ftrik of litfe die voor aan fij- nen over- rok is. De Vrouwen hebben het gebruyk van defe kleyne Schuytjes niet; maar op dat fy haar fomtijds op de Zee mogen vermeyen, hare mannen, die haar ge- weldigh veel foetigheyt en vriendfchap be wijlen , geleyden haar in andere Schuyten, die van degrootevan onfe Sloepen zijn, en bequaam om vijftigh perfoonen te dragen. Sy zijn gemaakt van rij fen aan elkander gevlochten , en fy zijn bedekt met huyden van Zee-honden, gelijk de genen die wTy daar be- fchreven hebben. Sy konnen met kracht van roey-fpanen geleyd worden als het ftil weder is : maar als de wind kan dienen, hechten fy aan de maften ledere feylen. Nu op dat de befchrijving van defe feldfame Scheepjes , en van defe Zee-mannen, beter verlicht en als befielt foude wefen : hebben wy'er de gedaante hier by doen (tellen, de welke natuurlijk op het oorfpronkelijk is af- getrokken geweeft* Om Van de Voor-b yl and i Ni u7 : Om nu te fpreken van het land waar in defe menfchen geboren worden , diV foo verft andigh in de Scheep- vaart zijn : de Graden onder de welke wy aireede gefeght hebben dat het is gelegen, getuygen genoegh dat het van eenen feer kouden toeftant is. Het is waardatgeduerendede maanden van Juny en van July (die dé Somer van defe Land-ftreek makelen die dooreen geduerige da°h verlicht worden, even als die van December en van January maareene nacht maken) de lucht daar aangenaam, warm, en helder is : maar het overfchot des jaars zijn de dagen, die by beurte verlangen en verkorten, vergefelfchapt met- dikke miften en nevelen, met fneeuw, of yfel, dewelke geweldigh koud en on- verdraaglijk zijn. Aile het Land dat by de Zee leyt , is droogh , en hompcligh met verfcheydc- kalerotfen, die boven maten yflelijk zijn ^ het word ook over-vloeyd in ver- fcheyde plaatfen in den tijd dat de fneeuw verfmelt, met verfcheyde vervaarlij- ke water- itortingen, die hare omgeroerde wateren in den wijden boefem van •< de Zee rollen. Maar alfmen een kleynmijkje op eenen quaden wc^h gewan- delt heeft, foo ontmoet men fchoone velden, die geduerende de Somer, met eene aangename groente betapijt zijn. Men fiet'er ook bergen die overdekt zijn met kleyne boomen, diehet gelicht wonderbaarlijk -verheugen , en die es- iC% Natuurlyke-Historïë ne groote menighte van Vogelen en van wild- braad voeden. En men gaat'er door vaileyen, die bevochtight worden mee verfcheyde heldere en aangename vlieten van foet water, die kracht genoegh hebben om baar tot aan de Zee te brengen. De Hooft- man, die dit Schip van Vullingen voerde, en die federt korteling de reyfe gedaan heeft, waar uyt wy ddc vertelling trekken ; met een ^edeeltc van lijn volk op het land getreden zijnde, en dat forghvuidigh behen hebben- de, ontmoete hy 'er , onder andere dingen die aanmerkens waardigh waren, eene ader vaneene fekere bruyne aarde, door-faayt met blinkende en verfilver- de looveren, van de welke hy eene tonne dede vullen om'er de proef af te ne- men : maar na dat fy in de fmelt-kroes is geleght geweelt, heeft men bevonden dat fy niet bequaam was als om doosjes mede troverplakken , en eenige andere geringe werken van hout, aan de welke, fy eenen geweldigen fchoonen glants geeft. Dq{q beduyding laat niet-te-min eenige hope , datmen Mijnen van fil- ver in dat land foude mogen vinden, indien men noch dieper door- boord hadde. Hoewel dit Land geweldigh koud is , foo fietmener verfcheyde fchoone en groote Vogelen met witte en fwarte vederen, en van verfcheyde andere ver- wen, die d'inwoonderen villen om'er het vleefch af t'eten, en om haar met ha- re vellen te dekken. Men vinder ook Herten, Elanden , Beeren , Voflen, Hafen, Konijnen, en oneyndige andere vier-voetige Beeften , die by-na alle van hayr wit of graauwa'chtigh zijn, en geweldigh dik , lang , (acht en feer be- quaam om goede hoeden, of fchoone en rijke pelteryen af te maken. . Wat de Volkeren belangt die dit Land bewoonen , onfe Reyfers hebben'er van twee foorten genen , die te famen leven in goede eenigheyt en volmaakte vrtendfcliip. D'eene zijn van eene geweldige hooge geftalte, wel gemaakt van lichaam, van tamelijk blanke verwe , en fnédigh op het loopen. D'andere zij n veel kleyner, van eene Olijf- verwigehuyt, en redelijk wel gematight in hare lede-maten, behalven dat hare beenen kort en dik zijn. D'ecriteichep- pen vermaak in de jacht, tot de welke fy gedreven worden door hare gefwint- heyt en hare fchoone natuurlijke gefialteniffe: terwijl dat d'andere haar met de viflcherye bemoeyen. De tanden van haar alle zijn uytnemende wit en dicht gefet, hunne hayren zijn fwart, hare oogen levendigh , en de trekken van het aangelicht foo wel gemaakt, datmen 'er geene aanmerkelijke wan-geftake aan kan befpeuren. Sy zijn alle foo kloek en van foo krachtigh eene getempert- hcyt,-dat inen'er verfcheyde het, die het hondertfee jaar van haren ouderdom voor-by zijnde, noch feer blymoedigh en (rerk zijn. Int uren gewoonlijken ommegang fchijnen fy vrolijk , vrypofligï gn en moe- dieh Van de Voor-eyianden. iG$ digh gefint te wefen. Sy beminnen d'uytheemfchen die haar komen befoeken, ter oorfake dat fy haar naalden» vis haken, meden, hak-meffen , en alle het ander yfer-werk, dat fy van nooden hebben, brengen, en waar van fy fuik ee- ne groot-achting maken, dat fy die koopen voor het beding van hare eygene kleederen, en van alles dat iy kofteiijkft hebben: Maar fy zijnfulkevyanden van alle nieuwigheden rakende hare kleeding , enhaarvoedfel, dat het wel moeylijk foude zijn haar eénige verandering te doen aan nemen , noch in het eene noch in het andere. Al- hoewel dat fy eene van d'allerarmfte en van d'al- ler Barbarifte Nacien zijn die de Son verlicht, foo gelooven fy haar feer geluk- kigh, en de beft- bedeelde van de werelt te wefen: En fy hebben fuik eenen goeden waan van haren ftijl van leven, dat de plichten der beleeftheden van al- le d'andere Volkeren, by haar door gaan voorqualijk-voeghlijke dingen» die wild» en ten uyterfte belachlijk zijn. Defe hooge achting dewelke fy van haren flaat verkregen hebben, is niet weynigh behulpfaam tot hare voldoening, en tot die vergenoeging des geeftes diemen op haar aangeficht magh lefen ; voeght hier by dat fy haar niet onder- houden in d'ydelheyt van verfcheyde voornemens , die hare gerufthey t fouden mogen beroeren : Sy en weten niet wat te feggen zijn , alle die knagende be- kommeringen, en die onverdraaglijke en laltige verdrieten, waar mede d on- gebonde begeerte tot de rijkdommen het meefte gedeelte van d'andere men- fchen quelt. De gemakkelijkheyt van fchoone en prachtige gebouwen,de«lo- ryeder eeuwe, de welluften van de maaltijden, dekenniflè van de fchoone •dingen , en alles wat wy de foetigheyt en de rufte des levens achten te wefen, tot haar noch niet door gedrongen hebbende, foo worden fy ook niet gecpelt met de gedachten vanhaar te befitten, die de foete rufte die fy genieten, moch- ten verftoren : maar alle hare aanflagen zijn bepaalt, in de dingen die juyft noodfakelijk zijn tot hare kleeding , en tothaar voedfel , te verkrijgen fonder een driftige aanftoking. Hare gebruykelijkfte oerïeningên zijn de vifTcherye en de jacht : en hoewel ■dat fy geene vuur-roers noch netten hebben, foo heeft de liftige nood haar an- dere behendige ftreken in-geblafen, die haar byfonder zijn om haar in die ge- legentheyt met goede uytkomft te werk te ftellen. Sy eten alle de fpijfen daar iy haar mede voeden fonder die te doen braden , en fonder andere fauce als die haren vryen honger haar verfchafr. Sy lacchen met die den Vifch of het, Wild-braad doen braden; want fy houden dat het vuur alle haren natuurlij- ken geur, en alles wat-haar aangenamer voor den finaak maakt, verteert. Al- hoewel dat fy geen vuur van nooden hebben om hare fpijfen te braden, foo prijfen fy evenwel het gebruyk daar af geweldig, en hare holen zijn'er nim- V mer tflto Natuurlyke Historie mer van ontbloot in den winter •, foo om door het licht des felfs te verheldcrefi en te verfoeten, defwartigheytendeyflijkheyt van die lange du y ft ere nachr, dieinhaargeweftheerfcht j als om door fijne lieflijke warmte te matigen de koude die haar van alle kanten belegert houd. Maar als fy hare rulle nemen, of als fy gedwongen zijn uyt hare Grotten te komen, voorfien fy haar met ee- ne fekere pelterye , dewelke door eenen uytüêkenden trek van de Godlijke Yoorfienigheyt, de kracht heek van haar te befchermen tegen alle dongeval- len van de koude , wanneer fy felf in het midden van het fneeuw gelegen wa- ren. De kleederen van de mannen beflaan in een hemd , eenen broek"*» eenen over-rok , en leerfen. Het hemd komt niet verder als tot onder de lendenen. Het heeft eene kappe , die het hooft en den hals bedekt. Het is gemaakt taa m I Van de V o o r-e y l a n den. tj.l van blafen van groote Viffchen, die gefneden zijn aan ftrooken van qelijke breedte, en feerünnelijk aan elkander genaayt. Het heeft aan de borfTgecne opening, gelijk d'onfe; maar op dat het niet en fcheure in het aantrekken, foo zijn d'eynden van de mouwen, het hooft-gat, en het onderde gefoomt met een fvvart en gevveldigh dun leder : na de gedaante die wy in defe plaatfe hebben doenftellen. m Hare andere kleederen, en klE hare laarfen, zijn ook van te-fame-gevoegh- de>ftukken, gelijk hare hemden: maar fy zijn van eene veel fterkere dof- fe, te weten van Harte- vellen, of van Zee-honden volkomen wel toe-be- reyd, en voorden met hun hayr. Die van den Wilden, van den welken wy hier het af-beeldfel hebben doen (lellen, na het leven ophetoorfpronkehjkaf- geteykent, was van vellen van tweederhande verwen , de ftrooken waren ge- fneden op eene gelijke breedte, en foo wel gevoeght , dat een witte ftraal ge- naayt was tuflehen twee bruyne, door eene aangename by-een-fchikking. Het hayr, dat buyten op ftont, was alfoo glad, en alfoo facht als felp, en het was foo vlak neder geftreken , en de verfcheyde ftukken quamen foo volkomentlijk over-een, datmen van buyten foude geoordeelt hebben het geheele kleed uyt een eenigh vel gefneden te zijn. Wat nu belangt de gedaante van den O ver- rok en van alle het uyterlijke vercierfel van den Wilden die er mede was op- gepronkt. De Plaat-fnijder heeft haar foo Ievendigh in dek koper- fnede ver- toont, dat het eenen onnutten arbeyd foude wefen daar eene breedere befchrij- ying van te willen maken. Defe Wilden die defe Engte bewoonen, komen nimmer uyt in het veld Ton- der op de fchouder te hebben eenen pijl-koker , vervult met pijlen, en den boogh of de worp-fchicht in de hand. Wat de pijlen aan- gaat , fy hebben'er van verfcheyde foorten. Eenige zijn bequaam om de Hafen , de Voilchen , de Vogelen, en allerhande kleyn Wild-braad te dooden: en d'andere zijn niet gefchikt als om de Harten, d' Elanden, de Beeren , en d'andere groote beeften ter neder te Vellen. Gene zijn maar twee ofte drie voeten lang , en in plaatfe van yfer is hare punte voorfien meteen dun been,fnijdende en geweldig fcherp, dat d'eene van de zij den gebult heeft met drie ofte vier weer- haken , die te vve- ge brengen datmen haar niet weder kan rukken uyt de plaatfe die fy hebben door-boort, fonder de wonde wijder te maken : En defe, die ten minften vier ofte vijf voeten lang zijn, zijn gewapent^aan het eynde meteen fcherp been, dat ook weer-haken heeft , gemaakt gelijk de tanden van een faagh. Sywer- pen defe laatfte met de hand uyt ; maar om haar meer kracht te geven, en ver- der te doen toe-reyken, foo hechten fy aan haren rechteren armeen hout van anderhalf voet lang, dat aan d'eene zijde eene tamelijke diepe groeve heeft, in Y 2, de- 17% Katuurlyke Historie Van de Vo&i-eylanden, 173 dewelke fy het dikke eynde van defe fpeer leggen, die met een kleyn gaatje aan het eynde fluyt in een kievnfchcrp beentje dat vaft is aan het uyterfte van de groef van het ander hout , om .door dit middel vait te leggen , en dan aldus de ichicht uy t- geworpen zijnde, ontfangt hy eenveel krachtiger voort- drijving, en doet een veel feller uyt- werking. Sy dragen ook Tomtijds in de hand eene Toorte van Tpeeren, die van een ge* weldigh Twaar hout zijn voorfien aan het dnnfte eynde met een rond been, waar vandepuntopeenenfteengeflepenisgeweeit,of wel fy voorfien die met de hoornen, of de tanden van de Viflchen die wyWchreven hebben. Defe fpee- ren zijn van fe ven ofte acht voeten lang, en'fy zijn verrijkt aan het dikfte eynde , met twee vlerken van hout, of van Wal vifch- been , die haar een wey- nigh meer bevalligheyt geven als fy Tonder dit vercierfel fouden hebben. Boven verfcheyde foorten van Vifch-angels die fy gebruyken om de kleyne" VifTchen te vangen die aan hare kutten fwemmen , hebben fy noch verfcheyde foorten van worp-pijlen, die fy kunnen uyt-fchieten met eene onvergelijke- lijke gefwinthey top de grooteen wan-fchapene VifTchen, die fy in de volle Zee gaanfoeken. En op dat de genen die fy met defe foorten van fchichten gequetft hebben, niet op de grond van het water fouden finken, en hare ver- wachtingete Ieure ftellen, foo binden fy aan het dikke eynde een fnoer-lijn vanHarte-leder, vijf-en-twintigh of dertigh vademen lang, en fy hechten aan het eynde van defe lijn, of ledere moer , eene blafe vol wind, dewelke altijd boven op het water weder-keerende, haar deplaatfe aan wijft daar de Vifch is, die fy na haar trekken, of wel fy leyden hem gemakkelijk na het land, na. dat hy hem wel geweert heeft, en fijne krachten uy t-geput. Be jonge vrouwen dragen een kleed dat weynigh verfcheek van dat der mannen: maar doude wijven bekleeden haar meeft den tijd met de vellen van fekere groote Vogelen , die witte en fwarte vederen hebben, en geweldigh gemeen in dat land zijn. Sy hebben de behendigheyt van haar foo eyo-entlijk te vrllen, dat de vederen vaft blijven aan de huyt. Defe kleederen hanc?en haar niet lager als tot aan de kuyten. Sy zijn gegort met eenen lederen riem°aan de- welke in plaatfe van fleutelen, fy verfcheyde beentjes hangen, die fcherp zijn gelijk elfenyen van de (dvQ langte als hooft-naalden. Sy dragen noch arm- ringen, noch hals-banden, noch oor- behangfelen: maar tot alle cieraad ma- ken fy haar eene fnêde in yedere wang , en fy vervullen het lijk-teyken met eene fekere fwarte verwe, die na haren waan, haar veel aangenamer doet fchijnen. Terwijl dat de mannen haar vermeyden op de jacht, of in de viiTcherye, foo zijn Ty bêfigh met kleederen te naayen, en met het maken van tenten , van ïj kor- 1 1-7-4 Natu u r l y k e H i s t o b i e korven, en alle denkleyncn hayfraat, die noodigh is tot de huys-houding. Sy dragen ook grooteforge voor de kleyne kinderen; en foo [y verbonden zijn om van wooninge te veranderen , of hare mannen ineenige reyfe te volgen, dan dragen, of geleyden (j haar over- al daar fy gaan ; en om haar op den wegh te vermaken , en haar te vredcn te (lellen als fy krijten , foo hebben fy kleyne trommeltjes? die met blafen van ViiTchen overdekt zijn , op de welke fy fulke goede akkoorden' konnen maken, dat de rinkel-trommels niet foeter noch aan- Van de V o or-e yl a nd itf. m genamer zijn. Sy klinken daar ook op om fchrik aan te jagen , en de Beeren te doen vluchten, als ook d'andere verwoede Beeften , die dikwils komen fnufte- len by de holen daar defe Wilden haar in vertrekken , met hare huys-gefinnen, geduerende den Winter ; of rondom de tenten in de welke fy woonen in den Somer. Wy hebben in defe plaatfe doen ftellen liet af- beeldfel van eene defer Vrouwen met vederen bekleed,aan de welke men fal konnen bedenken wat be- valiigheyt d'andere mogen hebben. Hoewel defe arme Barbaren weynige Burger- wetten hebben , nietemin hebben fy onder haar Koninkjens enHooft-mannen, die haar beheerfchen, en die de voorfitting in alle hare vergaderingen houden. Sy verheffen tot defe waardigheden die de beft-gemaakte van lichamen zijn, de befte Jageren, en d'allerdapperften. Sy zijn met fchoonder vellen, en dierbaarder pelteryen be- kleed als hare onderdanen, en totteyken van hare grootheyt, draden fy een ken- teyken op de maniere van eene rofe van borduerfeï die genaay t is" voor op haren over- rok , en als fy gaan , worden fy altijd geleyd van verfcheyde jonge mannen, die gewapent zijn met bogen en pijlen , en die alle hare bevelen ge- trouwelijk volbrengen. Sy hebben de kennifle niet om huyfen te bouwen; maar geduerende den Somer woonen fy op het veld onder tenten van leder, de welke fy met haar- dragen, om haar te ftellen in alle de plaatfen die fy goed vinden om te legeren : en by den Winter woonen fy in holen, die natuurlijk in de bergen gemaakt zijn3 of die fy'er door konft uyt gegraven hebben. Sy faayen niet, noch verfamelen geenigh graan van d'aarde, tot d'onderhou- ding van haar leven. Sy hebben ook geene boomen of planten die vruchten dragen bequaam om Veten, uyt gefondert weynige aard-befiën , en eene foorte van braam- bellen : maar fy beft aan niet , gelijk wy aireede aangeteykent heb- ben, als door hare jachten door hare viffcherye. Het fuy ver water is haren ge- woonlijken drank, en voor hare allerwelluftighfte onthalen, drinken fy het bloed van de Zee- honden, en dat van de Harten > en van andere aard-gedier- ten die fy hebben ter neder gevelt, of die fy in de ftrikken hebben doen vallen> welke (y haar met eene verwonderlijke konfte weten te ftellen. De Wmter foo lang en foo geftreng zijnde in defe land- ftreke daar fy woo- nen, is het niet mogelijk of fy moeten veel hongers-nood hebben geduerende defe droevige geftelteniHe van het jaar, namentlijk in den tijd van dieafgiïjfe- lijke nacht, die haar twee gantfche maanden omringt ^ maar boven dat" fy ter nood den honger gemakkelijk verdragen, foo hebben fy foo vele voorfienig-, heyt, dat fy in den Somer het overfchot van hare jacht en van hare viffcherye ' doen droogen, en leggen die in bewaring, met alle het vet, en het ongel, dat fy hebben l7S Natuurlyke Historie hebben konnen vergaderen i tot den voor-raat van dit moeyelijk en quellijk fayfoen. Men feght fel f dat fy foo flim zijn op de jacht ter gunfte van de Mane, dat geduerende d'allerdikfte duyfterniflèn die haar bedekken , fy felden onvoorfien zijn van verfche fpijfen. Sy hebben de finlijkheyt niet van andere landen te beften als dat van hare ge- boorte ; en indien het gebeurt dat eenigh hart onweder, of eenige andere ont- moeting, haar in eenigh uytheemfch land gedreven heeft , dan luchten fy fon- der op-houden na haar lieve Vaderland,en fy geven haar geene ruft e, voor dat- men haar daar in herftelt heeft: dat byaldien men haar weygert, ofte lange uyt ftelt om haar defe weldaad toe te (taan» foo trachten fy om'er te komen met gevaar van haar leven, ter gunfte van hare kleynefchuytjes, in de welke fy haar blood begeven voor alle de gevaarliikheden van de Zee , fonder ander ge- leyde als dat van de Starren, waar van fy kenniife genoegh hebben , om hare Scheep-vaart na den fel ver loop te ftieren. De taie die fy gebruyken heeft niet gemeens met die van alle d'andere vol-. keren des Aardbodems. Wy hebben 'er eenen kleynen Woorden-noemer af: maar uyt vreefe van defe uyt-fpatting een weynigh te veel te vergrooten , foo achter-houden wy hem onder onfe gedenk-fchriften, tot dat eene tweede rey- fe, diemen na die Straat aan-leght, ons daar helderder lichten af heeft ge- geven. ■• Men heeft noch niet wel konnen bemerken, wat foorte vanGods-dienft by defe arme Barbaren in gebruyk is : maar om dat fy de Son dik wils aanfchou- vven, endatfy hem met verwondering toonen , hare handen om hooge hef- fende , foo heeft men daar uyt voor-dacht , dat fy hem voor haren God hielden. Het Schip dat ons defe Vertelling befchaft heeft , keerde weder uyt defe Straat van Davis, beladen met verfcheyde goede koopmanfchappen , waar van wy hier de lijfte ftellen, om te toonen dat de koude in defe land-ftreek foo ge- ftreng niet is, dat fy'er alle foorten van handel bevroren heeft. i . Negen honden Zee-honde- vellen , ten meeften deele van feven tot acht voeten lang, geteykent, en ge watert met fwart , met ros , met geluw , met tan- neyt, en met verfcheyde andere verwen die hare waarde verhooghden , boven diemen gemeenlijk in Holland fiet. 2. Verfcheyde rijkelijke vellen van Harten, van Elanden, van Beeren , van Voflen, van Hafen,en van Konijnen,waar van het meefte gedeelte volkoment- lijk wit waren. 3. Een groot getil van koftelijkePelteryen van vier-voetige beeften, die dit gewed alleen eyge zijn, en die onder ons noch geenen naam hebben. 4. Ver- Van de Vóor-eylanden. lll 4. Verfcheyde pakken Walvifch-baarden, van eene uytftékende laagte. 5 . Volkome kleederen van d'In woonderen des Lands , waar van dateehicre van vellen waren, en d'andere van Vogele-huyden, en van gedaante als wy die vertoont.hebben. 6. Verfcheyde van hare hemden gemaakt van blafen van VuTchen , feer finlijk genaayt, van hunne mutfen , wanten of hand-fchoenen , laarfen , pijl- kokers, pijlen, bogen, en andere wapenen die Cy voeren, gelijk ook ver- fcheyde van hare tenten, van hare Takken, van hare korven, en anderen kley- nen huys-raat die Cy 'm de huys-houding gebruyken, 7. Een groot getal van die kleyne Zee- fchuytjes, die gemaakt zijn om al- leen eenen man te dragen. Een groot Schip vijf-en- veertig voeten lang dat ge- makkelijk vijftigh perfonen konde voeren. 8. Maar het gene allerongemeenft en allerkoftelijkfl: was, dat .was ee- ne wel-aanmerkeiijkj menighte van die tanden , of hoornen van die Vif- (chen diemen Zee-Een-hoornen noemt, die de fchoonfte , de arootlle , en de bsft-gemaakte geoordeeld worden, van alle diemen tot noch toe ^efien heeft. ö Men heeft'ereenige te Parijs af-gefonden , en m andere Geweften van Eu- ropa , die wel ontfangen zijn geweeft : maar het is waarfchijnlijk dat fy ioch meer geacht fuilen worden, als men de kennhTe fai hebben van de ver- wonderlijke krachten die fy in de Genees- konfte hebben. Want fchoon ha- •e fchoonheyt, en hare feldfaamheyt , haar deerfte plaatfe behooren te ge- ren onder de dierbaarfte rijkdommen van d'allerkeurl-ijkfte Cabinetten : ver- cheyde beroemde Genees-meefters en Drank-mengers van Denemerken» :n van Djyts-Iand , die'er in verfcheyde ontmoetingen, de proeven af-geno- nen hebben, getuygen volftandighlijk dat fy het vergif verjagen , en dat lv alle Ue (elve eygenfch.ippen hebben diemen gemeenlijk den Hoorn van den Land- ïen- hoorn toe- fchrijft. Siet daar gen aa fommige, voor eene enkele uy tips "ga , en miiTchien te veel na den fnaaak NE' j,ySr Natuurlykb Historie NEGENTIENDE HOOE T-S T U K, Yan de Viffchen bedekt, met harde korft en , in plaat fe van vellen en van Jikubb.cn: vanverfcheyde feldfame Kink-hoor ens : en van '■ e erna e andere fchoone voort-teeUngen van de Zee%dte aan de kujlen van de Voor-ejlanden gevonden iporden. Onder ten minden eenige mede-bedeeling te hebben van die Hemel- fche Wijsheyt, die ten anderen tijde aan Salomon vvierd gefchonken» om te fpreken niet alleenlijk van den Ceder- boom die op denLiban waft af, tot aan den Yfop die uyt de wand groeyd ,. maar nocb van de Beeflen> de Vogelen, de kruypende Dieren , en de Viilchen : foo is bet onmogelijk te door-gronden de diepe verborgentheden van de wateren , om daar in te tellen alle d'uytftêkende khepfelen die in haren hoefem loeien , en na te {peuren al- le de in-geitorte krachten en eygenfc happen,, waar mede fy veredelt zijn. Want deie Hooft- ftorfe is begifught met luik eene wonderbaarlijke vrucht- baarheyt, dat fy niet alleenlijk voort brengt in allen overvloed de Viilchen van onderfcheydene foorten, die dienPcigh zijn tot het voedfel van den menfche, en die ten meeftendeele zijn van eene onmatige grootheyt en wanfehapene ge- daante, gelijk wydieterftontin.de voorgaande Hooft-ftukken vertoont heb- ben: maarnoen fuik eene groote menighte van dierbare Kink- hoornen en andere feldfaamheden , dat men moet belijden dat de Godlijke wijsheyt , die, haar uyt-fpreyd in alle foorten, alle dde rijke fchoonheden getrokken heeft uyt hare on-uytputtelijke fchatten^om de heerlijkheyt van hare macht te. voor- fchijn te doen komen uyt het midden van de golven der Zee ; en om ons foe^ telijk te no'odigen tot de verwondering van hare goedigheden , en van hare aanbiddelijke Voorfienigheyt, dewelke haar vernedert tot in de diepten der af- gronden, om haar. te bevolken met een getal van goede fchepfelen, die elders niet s;efien worden, en met oneyndige andere, die de letteren, de teykenen, en de beelden dragen van d'aanmerkehjkfte lichamen die de Hemelen verderen, of die in de lucht vliegen, of die d'aarde een fchooner aanfien geven : van waar komt dat men er vind gelijk wy in dit Hooft-ftuk fullen fien, Starren, Kornet- ten, Trompetten, Porceleynen , Boomen, Appelen, Caftanjen, en alle de meeft verrukkende finlijkheden die onder de menfehen geprefen worden. Nu om te beginnen met de Viilchen die bedekt zijn met harde en vafte kor- tten, in plaatfe van fchubben , of van vellen : daar zijner verfchey de foorten in de Zee,en in de Rivieren van de Voor-ejlamlenMtn maakt byfonder itaat van de Uomarsj yan de Spmmkoppen, en van de Kreeften. I- L I D. V A N DIVOO R-E YX A N © E N, I79 van d 436, D I. Lid, jfc# itf Homars. DE FöWrftt zijn eene foorte van Kreeften van de fel ve gedaante als die van onfe Rivieren. Maar Cy zijn foo groot dat'er maar eenen van nooden is om eene fchotel te vullen. Haar vleefch is wit en fmakelijk, maar wat hart om te verteeren. D'Eylanderen vangen haar by nacht op het fand, of op de platen — en door-vloeyt met vlekken van een glinfiercnd fwart , van een vrolijk groen, en van fuik een volkomen en fchitterend graauw , dat geen emailiieer- der dat foude konnen bereyken met alle fijne kond;. Soo ras als de Vifch , die d'eere heeft van onder fuik een dierbaar dak te huys- vellen , daar de befitting af verlaten heeft, fietmen terftont eenen grootfen en deftigen ingank , bckorft met paarlen : enin't gevolgh verfcheyde rijkelijke vertrekken , foo helder, fooerTen, enover-algeëmaillieertmet fuik een levendigh filver » dat'er niets heeriijkers noch fchooners kan geilen worden, in flofte van Kink- hoornen. V. Lid. "Van den Helm, DL Helm', die van ongelijke groote is, na de gelijkmatigheyt van de Hoof- den foo veler Viffchen als'er mede bekleed zijn; is aldus genaamt ter oorfake van fijne gedaante. Hy is verdubbelt van binnen, en op de kanten, die dik , plat , en getant zijn , van een inkarnaat fatijn , uytnemend blinkend." En van buyten is hy gefatfoeneert meteene aangename boersheyt, en rouwigheyt, die verheven is met verfcheyde kleyne bulten, door- vloeyd met duyfend fna- keryen, op de welke men eenen vederbos van verfcheyde ongemeene verwen fict wateren en krullen. VI. Lid. VAN DE V O OR-EYL ANDEN, kti VI. Lid. Van den Lambü. En Lambis, heeft miiTchien delen naam verkregen, ter oorfake dat de Vifch, die hem doet bewegen, de gedaante heeft van eene groote ton*é, die de drabbige vochtigheyt lekt, de welke vaft kleeft aan de rotfen waar re- gen de Zee met hare golven fpoelt. Dit is een van de grootfte Kink- hoornen die gefien worden. Hy is om-gekrult aan d'eene van fijne kanten , om heter te Yoorfchijn te doen komen de fchoone gepurperde verwe die hem van binnen verrijkt. Maar men moet bekennen dat fijn klomp tamelijk grof en rouw zijn- . de, van boven met verfcheyde harde en fcherpe bulten geknobbelt, hem de deuren van de Cabinetten foude toe-fluyten , indien de konft , hem fijnen eer- den rok af-lichtende, daar onder niet ontdekte de fchakering endenetti^- heyt van de gefpikkelde fchelpe, die hy onder dat veld- kleed draaght. De Vifch die in de holen van defe kleyne beweeghlijke rotfen huys-veft , is foo groot, dat'cr weynige van nooden zijn om eene fchotel te vervullen. Hy magh geftelt worden op de tafelen van de lekkere , aangefien dat hy wel geftooft, en noch beter gepepert is, om fijne harde verteering te verbeteren. En om win- fte van fijne ontweyding te trekken, uyt-gebrand zijnde en gemengt met ri- vier-fand, foo maakt men er eenen tiras af, die den regen en alle d'ongemakken van den tijd weder- ftaat. Defen Lambü ook toetende gelijk eenen jacht-hoo- ren, en van geweldigh verre konnende gehoort worden , foo gebruyken hem eenige Bewoonderen der Eylanden om haar volk tot de maaltijd te roepen. VII. Lid. Van de Porcelainen, DE Vorcelemen moeten geftelt worden onder d'allerongemeenfte voort- _ teelingen van den Oceaan : het zy datmenoverwege die aangename ef- fenheyt, waar mede fy en van buyten en van binnen gelikt zijn j het zy men ee- nen wederflagh makeop foo vele onderfcheyndene en levendige verwen waar- mede fy zijn bekleed. Sy krullen haren gekartelden boord, enVekken die na binne-waarts, en hoewel fy min of meer beglanft zijn, foo zijn fy alle van eene felve Iangwerpigh- ronde gedaante, gapende in het midden , en om-gevouwen aan den bek. Maar daar worden'er gevonden die geweldigh verfcheyde zijn in groote en in verwe. De gewoonlijkite zijn van een verguit gelnvv , gefprikkelt met kleyne wit- Z % te, i8& Natu u rx yke Histori s te, of roode vlakjes, en men foude van verre feggen dat dit tey'kenenvan paarlen.ot granen van koraal zijn. Men (iet'er ock die blaauwachtigh , oe- iiarnt, graauwachtigh, krillalijnigh, en van Agaat-verwe zijn. Maar die van de Lie{- hebberen de meefte geacht worden, zijn van buyten inkarnaat-koraligh, en veriilvert van binnen : of wel fy zijn bepronkt met een fchoon hemels-biaauvv van binnen , en met eenen rijken Porfijr van buy- ten, door-draalt met kleyne vergalde draden. Men prijft haar ook met re- den die boven op van een glinfterend groen zijn gelijk efmaragd , enbeparelc inwendigh, aan de kanten, en in hare groeven. Hetisindefelverijghdaar men degenen ftelt die op den rugge van een blinkend fwart zijn , geliji gitte, en voorts geë mail lieert met een verdervend blaauw, door-vloeyt met kleyne purpere adertjes. Eyndelijk , daar zijn'er die gefchakeert zijn met foo vele levendige verwen, dat het fchijnt of de Regen-boogh op dcfe kleyne Schepfelen heeft in-gedrukt eene bekorting van fijne allerverrukkenfte fchoonbeden : daar zijner ook on- eyndige andere die bemaalt zijn met foo vele beekeniflen en quieren , dat tiet te gelooven is hoe de Natuure in hare ailervrolijkfle luymen was , toen fy haar Itelde om defe wonderen voort te brengen. Maarhetquaadis, dat de Zee, die haar befit , gelijk hare allcrkoftelijkfte jüweelen, haar daar niet gaarne van ontloft , en fchijntfe niet te geven als te- gen wil en dank. Want foo de winden haar fomtijds niet tot gramfchap noop- ten, en hare ingewanden niet het onderfte boven rommelden , om tot in den grond van hare fchatten te booren, en haar de defe met gewelt t'ontrukken, fy Foude alleenigh defe rijkdommen en defe fchoonheden genieten, fondcr ons immer daar van mede te deylen. ^ De Lief-hebberen om'er den glants af te verheffen , piaatfen haar na haren rijgh, en na hare waarde, in onderfcheydene kasjes,gevoert met groen fluweel, of eenige andere rijkelijke ftofte. En na- volgende de Bloemiften , die hare Tulpen en hare Nagel-bloemen behoedanigen met de namen van Cefars, en van d'allerdoorluchtighfte Helden j doen fy haar dragen de tijtelen van Keyfers en van Vorflen, VIII. Lid. VAiide È£ e-Kornetten. MEn fiet noch in de Voor- eilanden, twee foorten van die grooteKtt>lr- hoornen diemen Zee- kornetten noemt, die gedraayt zijn aan het eynde op de vvijfe van eenen Vijfelaar. Eenige zijn wit gelijk elpen- been , en wijken den Van de V o or-e ye a nd e n. jfjfö den glants van liet felve nergens in. D'andere zijn verrijkt van binnen meteen porel-graauw, uytftékend günflerachcigh, Cn van buyten met verfcheyde fenooneen levendige verwen, die Wijds uyt-eyndigcn in fchubben , of haar verfpreyden op de wijfe van golven, die haar voort-ihwen en died'éene op d andere kabt>elen,van den boord van de wijde opening van boven af te fien tot aan domgeKni de punt daar fy verderven. Indien men defe Cornetten door- boort aan het kleyne eynde, foo maakt men er eene foorte van muf,kaal fpeel- tuy^af, dat een fcherp en door-dringend geluyt geeft , en dat voort-sedronecn- zijnde door de verfcheyde bochten en kromten van defen Kink-hoorn, fich van verre doet hooren, gelijk de klank van eene Klaroen foude doen. Maar daar is eene verborgenthey t, in het blafen wd te paflèn na behooren, om haar te doen fpelen. De Zee , alfoo wel als de Böuw-konftenaren fchept vermaak in het voort- brengen van werken van verfcheyde fchikking. Somtijds maakt fy'er op fijn boerfch, die t eenemaal naakt zijn, en weynigh vercierfelhebben ; en fomtijds maakt fy er te-famen-gevoeghde dooreene vermengelinc. van fchikkingen, die d eene d andere te hulpe komen, met foo vele lieftijkheyt en eli-hey t , daf er niets aangenamer* voor het oogc is. Dit word befpeurt in eene oneyndighey *.- van Kinkhoornen, die verfcheydentlijke zijn met hondert duyfent quieren en krullen. Men kan er in gewaar worden door-een gevlochte ft rikken , foor- ten van vruchten, buy ten- werk fche uyt-fprongen, diamant-punten , hangende druppelen, naalden, klokken, pyramiden, pyhren , hare fchaften en kaSitee- ïen molcn-yfers en eene oneyndigheyt van andere inbeeldingen en grillen , die ftofte van onderhoud en verwondering aan de Liefhebberen eeven. Geliik: men in der daad fich nimmer genoegh foude konnen verwonderen door Me taaltjes, over de verwonderlijke verfcheydentheyt van foo vele rijkelijke wer- Ken, die de wateren beivaren in hare diepe Kabinetten. IX Lid. Van de Paarlemoer. PVE Schelper «endèKink hoornen geven niet alleenlijk eene aangename-: A^ verlufting, die de menfchen aan-port , door d'aanmerkine van defe kley- ne maar verwonderlijke werken van de Natuure, om te fegenen de gene die'er -." de Verk-meefter af is. Maar nadat fy doogen hebben genoeg!^ foo vèr- knaff.n fy genoegh waar mede den fmaak voldaan kan worden, en onfe fchat- de Mfeir TaZ ?7'dntf ?e?n$ ? de m$ëlen diene" tot ^ fluiten der tafelen : en de Gepaarkmoerde fihelpe of de Vrnrlemoer, is fwanger van de- Paar- 184 Nat uurlyke Historie Paarle die de Kroonen der Koningen verrijkt. Het is waar dat dele Paarlen iil de Voor- cyUnden niet gevonden worden als in zaat , en dat het is het Eyland van H.iYgmïête en de Zuyderiijke kufte van Amerika , die het geluk hebben van haar t'eenemaalgevormtteverfamelen. Maar indiende Voor-eyLmdm dit dierbaar laad niet fien ftremmen en verharden tot groote Paarlen , hare rijke fchdpen laten haar.evenwel niet Tonder eenigh voordeel. Want fy bieden haar aan tot voedfel het lichaam dat fy befluvten, en de twee deelen van hare verfilverde fenubbe verfcharFen yeder eene lepel, die met pracht op de tafel mach te voor- fchijn komen. Het is befwaarlijk te feggen, of de daauw die aan de Voor-eylanden valt , niet vruchtbaar genoegh is om te wegje te brengen dat de Paarle- Moeders hare vruchten in volkomentheyt voort foüden brengen: of dat na dit faad van de Hemelen ontfangen te hebben, fy het voor haren voldragenen tijd uyt-ftorten, en geene natuurlijke kracht genoegh hebben om het te behouden. Maar fon- der t'onderfoeken van welken kant het gebrek komt, is het vallen feker dat fy alfulk CQnm geweldigen drift hebben om haar van den fmaad der onvrucht- baarheyt te vcrloflen , als diemen vifeht aan de kullen vmMargwüte. Want indien men de fmlijkheyt wil nemen om hare heymelijke liefde- plegingen te verfpieden, van bovenderotfenaanden voet van de welke fy haar vermaken, men fal befpeuren dat in het op -dagen van de Morge-ftont , i'y verfcheyde ma- len komen fchietcn en keyien bovenop het water, gelijk of fy aan d'opklim- mende Son hare plichten van onderdanigheyt quamen bewijfen : Dan (almen haar weder fchieiijk haren boefem fien ontfluy ten , en hoe fy op dit facht bed- de haar ontluyken, om d'eerfte dralen van defe fchoone Sterre te verwachten. Dat indien fy gelukkigh genoegh zijn om eenige druppelen t'ontfangen van den daauw die hy in fijne op-komfte van de Hemelen doet af-druypen, dan iluyten fy hare gepaarlemoerde fchelpen vaardightoe, uyt vreefe dat eenige drupoel fout water , dit Hcmelfch zaad foude komen bederven. En aldus plompen fy haar weder vrolijk en licht-hertigh na den grond van hare legcr- plaatfe. Een Schrijver genaamt Frajo/ïa, acht dat de Paarlen geteelt worden in het vlcefch van den Oefter , gelijk den (leen in eenige dieren , van eene klamme en drabbige vochtigheyt, die van het voedfel overfchiet. Eenige geleerde Ge- nees- meéileren, die ook in het felve gevoelen zijn , onderfteunen defen waan, op het gene dat Jofif a Cofta, een feer gelooflijk Schrijver, voor valt ftelt,te we- ten, dat de Slaven die de Paarlen vilfchen , fomtijds tot op twaalf vademen in de Zee daykelen , om d'Oefters te foeken , die gemeenlijk aan de rotfen ge- hecht zijn : dat fy haar daar van afrukken , en komen weder boven het water, Van de V.oomylaIden. ïB$ geladen zijnde: waar nyt fy befluyten dat ten minfte men niet feggenmagh, dat die Oefters die aan de rotfen zijn gehecht, dendaauwin-fnuyv'en, en dat daar door de voort-teeling van de Paarlen foude gefchieden. Maar Tonder met defe Heeren in twiftinge te raken, enfondergantfehen al haren waan te ver- werpen, dewelke fijne grond- veften heeft:" Men magh feggen dat het feer waarachtigh verhaal van Aksfta, rakende de vificherye van de Paarlen, niet met alle doet tegens het geraeenc ontfangene gevoele van hare voort-teeling: want het kan gebeuren dat de Paarle- moeders die van dendaauw entfangen hebben, haar gevoelende beladen te wefen met defe dierbare vrucht, geenen trek meer hebben om haar boven op de wateren te doen Men ; en genoeght zijnde met denfehat die fy befitten, haar alfdan vaft aan de rotfen hechten, van waar ly daar na met geweld af-gerukt worden. X. Lid. ; Van verfchey de andere foorten van Geboomte. E genen die in het midden van de levendighfte en meeM-begangene Steden, Woeftijnen, Rotfen, en Eenfaamheden willen na-bootfen : of die in de vlakten van hare tuynen bergen willen verheffen , in de welke fy Grotten uyt-graven, die fy over- kortten, met alle d'allerfmlijkrle ontweydin- gen van de Zee, en van het Aard-rijk, fouden in het meefte gedeelte van defe Eylanden vinden waar mede fy haren luft fouden konnen voldoen. Maar het foude te vreefen ftaan, of d'overvloed en de verfcheydentheyt, haren keur be- angftigende, haar ook geene verachting fouden veroorfaken. Want om van eenige te fpreken, men fiet'er eeneontallijkemenighte van Zee-ioet-hoornen, Aal-kruyken, enkleyne Zee- Slckkcn> filverachtigh, geflarrent, bloedigh, groen- achtigh, beftraalt met inkarnaat, gevlekt met duyfend foorten van verwen, die haar doen glinfteren onder het fand , gelijk foovele dierbare gedeenten. De Son verheft haren gïants verwonderlijk. En als na een hard onweder , de Zee de vlakten van dek oevers verrijkt heeft met alle dek kleynefchitteraars, blijft'er hetoogh foodanigh af verblind , datmen verplicht is om te bekennen, hoe dé Natuure hare macht met majefteyt doet uyt-blinken » en vertoont wat fy kan doen, bekleedende met foo vele rijkelijke cieraden , en foo vele fchoone lichten defe geringe fchepfelen. OnfeEylanders verfamelen fomtijds 'tot tijd- verdrijf de(è kleyne fpeel- werkjesvande Zee, enheteynde daar van door- boord hebbende, rijgen fy iiaar,om'er arm-ringen en hoed-banden van te maken. Maar het meeiie ge- deelte der Indianen van het Noorderlijk Amerika hebben haar wel in hoo- A a , £rer =T 3$£ N A T ÏH R L Y K E H I S T O S I E gei achting Want fy gebruyken dié in haren handel en in hare geringe kcop- manfchap, gelijk wy onder ons het gemunte goud en filver doen : En die'erhet grootfte^etai afhebben, zijn onder haar de rijkite geacht. De Kink-hoor- nendie tot dit gebruyk dienen, zijn van matige grootheyt, van eene onver- gelijkelijke vaihigheyr en luyfter. En het is te vertrouwen dat fy op fekere plaatfen moeten geteykent worden door Bedienaren hier toe gelteit, die'er de waardye en de gangbaarhey c. aan geven , daar fekere kleyne teykenen in gra- vende. XL Li d. Van een Geboomte met Mufijk-notcn gebekt. Aar is een feer aanmerkelijke Kink- hoorn die mijn Heer du Montel ge- looft datmen in eenige van de Vgqï- ejlanden vinden magh , hoewel hy'er geenen.gefien heeft als te C^racao. Hy is van gedaante een weynigh verfchil- lende van de Porceieynen, dat is te feggen een weynigh meer gedrongen. Men noemt hem 'lluf^U om dat hy op den rugge draaght fwartachtige ftrepen vol van noten, die eene foorte van (leute! hebben om haar in gefang te feikn , in- voegen datmen foude leggen aan dit natuurlijk fchriftelijk berecht niet Vont- breken ais deletter. Dele keuriijke Edelman verhaalt , dat hy'er gefien heeft die vijf ftrepen, eene (leute! en noten hadden , dieeene volkomene gelijk- luy- dentheyt maakten. Yemant hadd'erby-gevoeght de letter die'er denatuure aan hadde vergeten, en dede haar fingen op de wij Te yan een Tm of drie-fcem, waar van de zwier feer aangenaam was. De brave Geeften fouden hier op dLiyfendfchoone aanmerkingen mogen doen. Sy fouden onder andere dingen feggen, dat indien na de meyning van Pyta^oras, de Hemelen hare over- een-Hemmende klanken hebben , waar van de foete gelijk- luydentbeden niet gehoort konnen worden om het gerucht dat- men op de aarde maakt ', dat foo de luchten weder-galmen , van het foet- klin- kend gefang van eene oneyndigheyt van Vogelen, die'er hare (temmen on- der houden ; en de menfehen uyt-gevonden hebben eene Mufijkeop hare wij- fe, die de herten door d'ooren betovert : de Zee mede (die niet altoos word be- weeght, in haar gebied) Mufijk-fangeren heeft, fingende op eenen ftijl die haar byfonder is, de Lof-gefangen vanden Ailerhooghften. De Dichteren fou- den'er by- voegen, dat defe natuurlijke fchriftelijke berechten de felve zijn die de Sirenen in handen hadden in hare allerwel-luydenfte vermengeüngen van Hemmen, en eenigh oogh gewaar geworden zijnde dat hare tijd- verdrijven cpam verftoren/y haar lieten vallen in de wateren,dewclke de felve altijd forg- vuldigh II II Van de Voor-eylanden. 'Burgtui Jiufical Cafqut de mer Lam^^ ^^^v ,. *8S Natuur lyke Historie vuldjgh hebben bewaart : Maar latende ddc gedachten, en hares gelijken, aas» die haar toe-behooren, foo vervolgen wy den draad van onfe Hiilorye. XII. Lid.. Van d'Oogb-Jleenen. .r . O'eweJ men van dek Steenen wel diep ïn het land vind, alfoo wel als aan , den zoom van de Zee : nietemin dewijl de gemcene meymncr haar houd ,; vooreene voort- teeiing der wateren,(ullen wy haar in éfeplaatie&Jlen. Men liet er die alfoo breed zijn als eerröortje; maar de klefnfle zijn de rceeft- co- achte. AÜmen haar befchóuwt in de Son, foudemen gelooven dat het een van die Paarlen was diemen Baroqites noemt, die in twee was gemeden , foo helder door-fchijnende, en glad zijn fy . Daar zijner eenlge, die kieyneroode of vio- lette adertjes hebben, die haar ecnen geweldigen aangenamen glants geven na het verfcheyden aanfienwaar-opmen haar befchóuwt. Sy dropen allé de re- daantevaneeneSlekkeopdezijdedieplatis. Alfmen haar onder den oo3i- ichedel leght, kruypen fy rondom den appel van het oogh , en men feeht dufy de kracht hebben van die te verfterken, te verhelderen, en daar vaard&h uy t te doen gaan de vefelen die er in gevallen fouden zijn. Daarom is het datmenhaar genaamt heeft met eenen naam* die hare eygenfehap te kennen geeft. XIII. Lid. de Zee- appelen. En ontmoet in het Eyland van S' Maarten Zee-appclen, belet met fïêke- JLhge prikkelen, die uyteenebruynehuyt te voren komen: Maar ais de vifch , die haar voort-rolt , dood is , verlaten fy alle defe doornen en alle defe verweeringen, die haar voortaan onnut zijn : en latende ook defe afch- vervviee korfle , die haar om-wond , foo pronken fy met de witheyt van hare fchelpen die door- wrocht zijn metfoo vele drblleryen cnkleyne bulten, dat de naaide van den allergaauwften borduer- werker haar wei bekommert foude vinden in- dien fy haar wilde na- volgen. Het fchijnt dat defe */>ƒ*/ om het over- reylen uyt d'Eylanden na defe geweften te konnen uy t-flaan. TWl.NTIGHSTE HOOFT -STUK. Van den Amber gr ijs ; Van fijnen oor f pronk , en van de tey kenen des genen die goed ist en fonder -vertneneetinv . En Ambergrijs, word in grooter overvloed gevonden aan de kuften van de Florides,z\s in eenige van d'andere geweiten van Amerika. Daar- om is het dat de Spanjaarden daar flerkten hebben gefticht , om het land voor haar te bewaren, en om met d'Indianen , die het bewoonen , te on- derhouden dtn handel van dek rijke koopmanfchap , die fy forghvuldighlijk verfamelen, federt men haar daar van de waardye heeft geleert. Men heeft'er ook fomtijds na harde onweders van op-geraapt op de Rheeden van Tahago, van de Barboude, en van eenige andere van onfe Voor- ey landen., gelijk ons be- kent is door verfcheyde gedenk- fchriften, die onder onfe handen zijn: En d-it doet ons gelooven, dat, fonderuyt depalenteloopen van de Natuurlijke Hiftone die wy verhandelen, wy dit gantfch Hooft- ftuk bereuk werken met den lieflijken geur van defe Aromatifchedrooge, die fonder tegen-fpreken is d'allerfeldfaamfte, en d'allerkoftelijkfte van alle de voort- teelingen , die d'O- ceaan tot noch toe uyt fijnen wijd- (trekkenden en on-uytputtelijken fchoot heeft op-geworpen, om defe nieuwe Werelt te verrijken. De Mddivers noemen den Ambergrijs Panahambar , dat is te fesgen Gouden Amber> ter oorfake van fijne waardye. De Bewoonderen van Fes"cn van Ma* rocco, en d' Etfopiers, noemen hem met eenenfelven naam als de Walvifch. Het gene wel gelooflijkdoet fchijncn dat fy geacht hebben dat hy van de Walvifch quam. Het is heel feker dat noch HqrpoJ^rates, noch Dioshrides, noch Gdcnis nimmer van den Am bergrïjs hebben hooren fpreken , niet meer als van den Befoar-psn, van het Pokhout , van de sójfafr*, van de Strftpamllie , van de GUt- VAN DE VOOR-EYLANDBN, jurf GMUgmm, van de RaWfcr, van den Mecboacan, en van oneynd^e andere din gen. De imfeigrjjj is dan eene drooge, waar van de kennifie t Wmaal nieuw is, en waar van men den oorfpronk met weet. Eenigcn hebben haar ingebeeld dat defe Amber, cnlxkent aan d'Al-out- heyt, eenen drek van de Walviflchen is. Andere gelooven dat hv van de Kro- kodil en komt om dat haar vleekh reukerigh is. Eenige andere over-reden haar dat dit ftuk.en van Ey landen zijn, en afbrokkelingen van rotten in de Zee yerfcholen, en wech-gerukt door de feihey t van de golven , om dat'er dik- wils ftuksen van Mm Amber worden geraapt 'die tot hondert ponden wegen, enieaighpaimenlang, en dat na het verhaal van Linfihoten, in hen aar duV- fend vijf hondert vijr-en-vijftigh, eenen brok of klomp gevonden wierd na de C^vmCmom toe, van het gewicht van dertigh qumtalen. Daar zim'er die achten dat dit eene foorte van Zee-fchuym is , 't gene verfamelt en verdikt metertijd,doordebewegingvandewaterenvandeZee, en verhart door de hitte van de Son. Maar het is waarfchijnlijker eene foorte van pekachtigh lijm, dat op den grond van de Zee word voort-geteelt: en als fy komt uytnemende beweegt te worden, door eenigh ongeftuymigh onweder, foo ontbind fy dit lijm van haren boelem, en werpt het op hare oevers. Want inder daad , het is gewoon- lijk na eenen grooten ftorm, datmen het op de ftranden vind. Filofirates m het leven van Apoüonm ke,ht, dat de Panters die rondom den bergh Kauhdm zijn, den i goeden reuk van die plaatfe geweldigh beminnen. Maar het is feker dat onier andere beeften, de Vogelen haar geweldigh verheft op defen Amber be- toonentewefen;endatfyhemvanfeer verre rieken. Daarom moetmen als hetonweaerophoud, henigaanfoeken,.eninneerftigheyt wech nemen , an- ders foudemen hem t'eeoemaal op-gegeten bevinden. En het is niet fijnen goeden, maar fijnen quadenreukdiede Vogelen trekt. Want dit foo koÜe- liK en foo verwonderlijk reukwerk, als het noch verfch en facht is, en even uy t der Zee komt, fhnkt geweldigh leelijk,en de dieren loonen er op de feive wi4 toe, als fy tot de krengen loopen: want fijnen flank is^by-na als de lucht van bedorve (pek, en het is te gelooven dat het om defe reden is datmen foo lan^a tijd is geweeft fonder het te kennen, en fonder het te gebruyken. D'Quden oordeelden van fijne kracht door fijnen quaden reuk, beter bequaam om het herte quaad te doen als om het te verheugen, en daarom verwierpen fy hem gelijk onnut, ja felr fchadelijk zijnde. Hier bysevoeght dat hy foo seineen noen in foo groot eene menighte niet gevonden word na de zijde van Griek-n!' noch m Europa : eadat de fcheep- vaarden in d'lndien tenanderen tinten kï&~ iaam waren.. * J>9 Natuuriyki Historis De Voffchenbetoonen haar daar niet minder tochtigh na te wefen. In de landen daar hy in menighteverfamelt word, honden defo. dieren fchildwacht aan de ktifte, en foo ras als fy'er yets af ontdekken , vatten fy het aan en (lok- ken het in. Maar na dat fy het eenigen tijd in haren buyk bewaart hebben, foo geven fy het weder fonder dat het eenighüns verteert is. Alleenlijk verlieft het'er een gedeelte van fijne hoedanigheyt en van fijnen-goeden reuk. Daar- om is het dat dek foorte van Amber, diemen Gevofien noemt, minder ge- prefen word als den anderen, en word weynigh gebruykt als in de reuk- werken. Het fal niet cjualijk te paffe wefen in het voorby-gaan het middel te geven ■om den waren Ambergrïp met den valfchen t'onderfcheyden » aangeven dat al- le dieper van gefchreven hebben, gelijk Gtrcias, MonarU, Scaliger , Ferd'mandLo- fesy Glufws, én andere daar niet van fpreken als met weynige woorden , ende en feggea ons daar van de wefentlijke teykenen niet. Men moet eerllelijk weten, dat den Amber in het al-gemeen word onder- fcheyden, in-die uyt de Zee van het Ooften , en die uyc de Zee van het Wetten •komt. Die aan d'Ooft-kuftegehaalt word, en voornementlijk aan de knfle van Barbarjen, daar hy in groote menighte en met groote (lukken word gevon- den, is al-gemeenlijk fwart, ende en drooght nimmer foo wel, dat hy gepulve- rifeertkan worden, gelijk die van het Weiten, watmendaar ook toe doet om hem tot grnys te maken. Hy fmclt ook lichtelijk hy het vuur, hy is van minde- ren foeten reuk , en van veel mindere waardye. Men brengt weynigh van dien Amber in defc geweiten, om dat hy'er niet geacht is , noch dat hy weynigh be- quaam is tot de Genees-konft, noch tot de bereukwerkingen. D' Amber van het Weden, waar van de befte is die van onfe kun1 en komt, is gemeenlijk van een afch-verwigh graauw: gelijk ofmen affche onder wafch hadde gemengt : nietemin op fuik eene wij fe dat er d'affche onderfcheydent- lijk in gefien kan worden, en haar niet verfmclt met het wafch. Het bovenfte op het ilrand verlegen zijnde, en de lucht meer geroken hebbende , is gemeen- lijk van tanneyt verwe, of ten minften witter als het binnenfte, hart en vaft op de maniere van eene korde, en fomtijds met fand en met fchelpen ver- mengt -j het welke gebeurt, als hy facht zijnde, gelijk pik of teer, de vuylighc- den daar lichtelijk aanhechten , en dit vermindert fijne waardye , maar maakt hem niet minder goed. Om te weten of defe Amber die voor de befte word gehouden , ook wel goed is, foo filmen eerft de gedaante befchouwen , die gemeenlijk moet trek- ken na de rondheyt, door dien dat alle matigh fachte dingen door de Zee ge- jolt zijnde, en op den oever gedreven, hier nioor rond worden. Hy moet ook ceni- VAN DE VOOR-EYL ANDEN. 293 eeniger maten glad wefen, en van bmynevenve, tufichen het moore-^raauw tthettanneyt. Datfoo hy na bèhooren droogh is , moet hy eeweldieh licht weren na fijne veelheyt. Want daar aan fult zhy oordeelen of er oeene Coio- fone onder is vermengelt, of Joden- lijm, of Wafch, of Pek, en Hars , -alle de- ie dingen veel meer wegende. Daar aan fult ghy ook kennen of onder den goe- denX^rgeen land is vermengt, of dat het geen fvvarten Amber vznkez bo- tten is. Soomcn het ftuk niet breken wil, moet men eene naaide nemen en laten haar warm worden, en door-ftekener dat &uk Amber mede. Gy fult door dit middel gewaar worden als fy'er lichtelijk in-gaat, dat er geene fieenen in beflo- tenzijii. -En riekende de vochtigheyt die er uytfal komen, door de hitte van de naalde,dic den Amber fai doen fmelten, fult ghy eenen reuk vinden die na- by die van het gegomde wafch komt, en dit ten laatilcti in eenen tameliikèn foe- ten geur verwafemt. Maar het allerfekerfte middel, is, na datmen het geding van het ftuk Amber gemaakt heeft op voorwaarde dat het goed moet zijn, hetzelve te breken. Al- dus luie ghy konnenfien, dat'er geene keyfel-fteenen in verboden zijn- H-t moet weien gelijk wy aireede gefeght hebben, dat den Amber afch- verwirh be- vonden word, kleyn van graan, gelijk het faad van onfe Water-noten. Verlch zijnde, is hy bruy nder dan als hy geweldig* droogh is. Maar aangefien dat hy weymgh van defe verwe af-dwaalt,en dat hy noch te fwart noch te wit Zv, is>er met vele aan gelegen; boven al moet hy van gemengelde verwe fchijnen te welen Men (oude ook moeten nemen een weynigh wan het binnenfte van lm Ltuk, ot van de plaatfe diemen wantrouwt het minde te deugen , en het op een mes leggen datmen warm heeft doen worden , en daar op geleght zijnde, moet hy foo ras verfmelten als wafch, en indien het mes geweldigh heet is] garitfche-. ijk verwafemenfonderyetsoverigh te laten. ° Ghy fult acht nemen als ghy hem aldus doet verfmelten , of hy bv-na len reuk heeft die wy aireede geleght hebben, en die cjualijk onderkent kan vorden, indien men hem te voren niet heeft ondervonden, om dat hy hem ey- ;en en f onderling is. En daar door fult ghy noch onderkennen of'er geen flof «der den Amberis vermengt. Wanneer hy fmelt , fult ghy ook , 'alsehy'er de •roet ar nemen wilt, eenweynigh mogen nemen en dar opdehind Wgen. nhetielveuyt-fpreydende, fult ghy iien of er geene mengelinc byis. hV tioet foo vaft aan de hand kleven, dat hy'er niet lichtelijk af gedaan kan wor- BB. Als hylmelt foo word hy van eene eeni^e verwc , hoewel hy te voren .hijntgemengeit te wefen, en hy trekt dan na de Colofone. Hy moet niet vec- hten noch m het w/ter, noch in den olye. Niet dat'er geen middel foude B " konnen jö 4 Natu urlyke Historie konnen eebmykt worden om hem te doen verfmelten en in het eene en in het andere, door de by- voeging van een fcker ding, dat de genen die het weten ge- heyra houden. By moa ook niet gepulvert konnen worden, ten zy dat hy wel droosh zijnde, men hem mortelt, en vermengt met ecnigh dun en fijn {lof: nochhanot hy ten deele aan den vijfel , diemen van tijd tot tijd moet af-wrij- ven. Den fwarten word nimmer weitot itof gemaakt, noch op defe wijfe, noch op eene andere. Het onderfcheyd van den fwarten met den graan wen is' eerftelijk fijne ver- we, die meer trekt na het fwartpek, endievermengelt is met witte graauwe graantjes , maar over-al eenparigh. De fwarte is ook murwer en fwaarder» en hy ruykt meer na het lijmachtigh pek. Daar is eene derde foorte van Amber, die wit is, dewelke gelijk Ferdinttnd Loi- pes feght, d'cngemeenfte is, maar niet de belle, gelijk hy acht : in het tegendeel hy is de minde van allen : en gelijkmen' er weynigh werk van maakt , brengt men'er weynigh van over. Maar om beter te feggen, het is fwarte of graauwe Amber, de welke gegeten en verteert zijnde door de Vogelen , die eene gewel- dige heete mage hebben, aldus wit word , gelijk by-na alle de drekken van de Vogelen zijn. Den genen die de ViiTchen hebben verflonden, dat dik wils ge- beurt, is weynigh verandert, noch in fijne verwe, noch in fijn vvefen. Dat komt om dat de magen van de Viifchen minder warmte hebben als die van de Vogelen, en dat (f miflehien gevoelende defe Amber warmer te wefen als ha- re gewoone voedièlen, en haar daar mede gecjuelt vindende, fy die fchielijk uyt- braken. Maar de gene diemen Gevoften noemt,is by-na gantfeh bedorve, en van weynige waardye, ter oorfake van de hitte van de magen der Voiïchen,. die hem verflonden hebben. Defe witte Amber heeft gelijkenis met het geftolde fmeer , verfmelt licht» en ruykt na het fmeer , ook gelooven eenige , dat hy niet anders is als fmeer door de Zee geflremt. Wy fullen ons niet (taande houden om te vertoonen de liftige bedriegeryen,1 die met den Amber gepleeght worden, door dien fy oneyndigh zijn , en dat het genoegh is de teykenen van den goeden gegeven te hebben. \Vy fullen mede niets feggen van de verwonderlijke gebruyken die hy in de Genees- konft heeft, noch van alle fijne goede hoedanigheden , en boven alles van den foeten geur die hy geeft aan de vochtige dranken, aan de konfituuren,en aan alles daar men hem in gebruykt : dewijl dat de nieuwe boeken daarmede vervult zijn, m dat d'ondervindinge het getuyght. EEN4 Van de Vo or-eyl an den. £95 EEN-EN-TWINTIGHSTE HOOFT-STUK. Van eenigeTivee-natuurige 'Dieren , die gemeen de f e £y landen. %ijn m OM niet meer als ecne vlucht te maken van de Vogelen onfer Voor-ej- landen, en haar d'eene van d'andere niet te fèheyden, foo hebben vvy in het vijftiende Hoofc-ftuk van defe Hiftorye aireede gefproken van de Vogelen diemen de Waterige noemt, en die te gelijk op het land en in de Rivie- ren leven. Ons fchiet dan hier niet over als noch te befchrijven eenige andere Xwee-natuurige Dieren die in defe Ey landen gemeen zijn. I. L I D. Ym den Krokodil, WY lullen beginnen met de Krokodil, die dEylanderen Cayman noe- men. Dit is een feer gevaarlijk gedrocht , dat dikwils groeyt tot eene ongefchikte dikte en lengte. Menbrengt3erd'overblijffelen foo dikwils afin Vrankrijk, dat het niet noodfakelijk is ons veel op fijne befchrijving uyt te breyderu Dit Dier houd hem in de Zee en aan de Rivieren van d'onbewoonde Eylan- •den, en felf op het land , tuffchen het riet. Het is foo y (lelijk als mogelijk is. Men houd dat het lange leeft, en dat fijn lichaam waft in alle fijne leden , tot aan fijne dood. Waarom men niet moet verbaaft wefen , indien men'er gefien lieert die achtien voeten lang waren, en foo dik als een Oxhooft. Het word on- derfteuntop vier voeten, die met kromme nagelen gewapent zijn. Sijne huyt -die bultigh is met fchubben, is foo hart op den rugge , dat eene musket- fchote geladen met getakte kogels , haar maar lichjes fchrabt j maar foomen het quetft onder den buyk, of in d 'oogen, leyd het iïrakx ter neder. Sijn kleynfte kaak-beenis onbeweeghlijk. Sijne kele is foo onmatelijk wijd, en beftèken met foo vele tanden, ioo fcherp en foo fnijdende, dat het met eenen fnap eenen man in twee kan bijten. Het loopt tamelijk hart op het land; maar de fwaarheyt van fijn lichaam brengt te wege dat fijne pooteninhet fand futke diepe fporen drukken als een karos-paart foude mogen doen. En gelijk het geene wervel- beenderen aan den rugge-graat heeft niet meer als de Eyenes, foo gaat het al recht uyt , fonder fijn groot lichaam te konnen om-draayen, als geheel gelijk. In-voegen Jat. foomen van het felve vervolght word } dan moet men piet als valfchefpoo- Bb a ren io^ Natuurlyke Histo-rib ren nemen ,- en loopen al fwierende en krollende , De KrokoMlen die'h om net te vermijden. bet foet water onthouden, ruyken fbodanigh na de Muskesalsfylevendighzijn, dat'er de gantfcïie lucht -af is bereukwerkt wel liondertfchredéni"1-'"'- --«J-- — f-n < • ■ aanmerkiné: van den : ^.r.^y „3an in het ronde : en (elf het water daar fy zijn, is reukerigh. Defe len goeden reuk des KhkoJilst toont ons in het voer- by gaan de dwaling van P/i/;;^, die hem hadde ingebeeld dat de eenige Fanter onder alle Dieren reukerigh is, gelijkhym eenige plaatfen feyt: hoewel hy elders %t dat dmgewanden van den Kro^// (eer Wel rieken, en dat dit voort komt vin de rcukerige bloemen, die hy tor fijn voedfel neemt. Voorts defe gemuf- korde geur van den Amerikanen Kro^dü, is byfonderiijk faèflötèn in iekere klieren d:e aan delieiien zijn, die hy by fijne dyen heeft, en af-gerukt zijnde nxh langen tijd defen reuk bewaren. Het is tegelooven dat God haar defen g2iir gegeven heeft, op dat den menfehc en d%ndere dieren die dit moort-fiek wan-fchepfel eenen wreeden oorlogh aan doet , aan den reuk mochten onder- fcheyden de plaatfe daar hy ïlcli bedekt houd, en haar voor hem wachten. De gene die in de Zee leven rieken na de Muskes niet , maar d'eene en d'an- dereziin uytnemendetevreefenals menftch badet, of als men gedwongen is eenige riviere over te (wemmen. Dit yffeïnk Wan-fchepfel heelt eenen door* trapten vond om d'OlTen en de Koeyen hem tot aas te maken. Sijne lift is de- fe ; .Hy ver/piet de plaatfen van de rfU-ftaande weeren , of van de foete Rivie- ren, daar defe dieren gewoon lijn te komen drinken. En wanneer hy eenen van haar tot fijn voordeel befpeurt, %t hy fijne oogen ten halven, en laat hem.foo dnjventüflchen lucht en water, door dit middel een groot ftuk verrct hout gelijkende dat leght en dobbert, en aldus allenskens genadert zijnde by het arm-faligh beei dat drinkt, en dar op hem geene achting neemt, op fijn verraat niet afgericht zijnde, foofchiethyfchielijk toe, en het met eenen fnap by de quaoben van de lippen vattende, trekt hy hst met fuike eene dulligheyt na den grond van het water, dat hy het niet verlaat voor dat het verfmoort en ver- dronken is, en dan houd hy daar fijne maaltijd mede. Hy betrapt niet alleen de heeften, maar ook de menfehen door defen looien vond. Getuyge het gene Vincent Ie BUncq verhaalt van eenen knecht eens Borgermeefters van Alexan- drien, die willende eenen van defe wreede beeïïen nemen , die hy vertrouwde een ftuk hout te wefen, door het feive wierd wegh gerukt na den grond van het water, fonder dat hy federt oyt te voorfchijn is gekomen. Men fiet boven al overvloed van defe wan-fchapene Krokodillen, aan d'Ey- landen die tot defer oorfake genaamt zijn d'Eylandcn van den £aymm , en die met befocht worden als in den tijd datmen de Schiid-paddeVaat draayen. Want cm dat na datmen het befte vleefch van de Schiid-padde genomen heeft, men Van de Voor-hlanden, i97 men het overfchot voor niet laat leggen, komen defe Krokodillen met hcopen in der nacht, haar fpijfen met dmgewanden en met de rompen, diemen op het land gelaten heeft. In- voegen dat die op de wacht ftaan om de Schild- padde te draayen, verplicht zijn tot groote hand-boomen van hout te dragen, cm haar te verweeren tegen Mq Cayemans, die fy den meeften tijd veiflaan, na dat fy haar met defe hand- boomen den rugge hebben gebroken. Defe dieren hebben een wit vet , het welke de Genees-meefteren ten ande- ren tijde gebruykten om de finkingen te verdrijven, die tiyt koude vochtigheyt ontftonden; omdat het warm is, en uyt fcherpe en dunne deelen beihat. En om de feive reden wreef men'er de fieken mede in den aanval van de kooit-' fe,omhaarhetfweet te verwekken. Vlinïui verhaalt dnyfend andere eyeen- lchappen die in den Krokodil' ontmoet worden, tot de geneling van fiekten.^Ee- nigefoekenforghvuldighlijk fekere fteenen die kleyn zijn, en op.de wij fe van beentjes, dien hy in fijn hooft heeft, en die tot pulver gemaakt hebbende , ge- bruyken fy daar van om het graveel uyt de nieren te verjagen. Men feght ook dat de fcherpfte tanden van dit Dier , die aan de zijde van elk kaak-been zijn, de tand-pijn doen vergaan, en verhinderen haar te rotten; aangeiien datmen forge draaght om haar alle dagen te wrijven met defe flach-tanden. Aldus de hoofden van de Draken en van de Padden beiluyten fteenen van eene verwon- derlijke kracht tegen verfcheyde qualen. En ook die wreede Haaien die wy hier voren befchreven hebben, verfcharfen een hulp-middel tegen den fteen en te- gen het graveel. Dewijfe Wcrk-meefter van de Natuure gewilt hebbende, dat wy eenige nuttighey t fouden ontfaneen , feifs van d'allertègen-ftriidighlté dingen. D ; ö De Chinefen weten de Krokodillen te vangen, en tam te maken, na der Hi- fi orye-fchrij veren feggen. En als fy haareenigen tijd tot harent gevoed, en wel vet gemaakt hebben, (lachten en eten {y haar. Maar a Europeanen die'er af geproeft hebben, feggen dat dit vleefch hoewel wit en tenger zijnde , niet aan- genaam is, om dat het geels, mal-foet, en te gemuskert is., II. Lid. ■ fdn de Tamme- Schïid-ptdden. En vangt in defe Eylanden verfcheyde foorten van land , zee , en foet- water- Schild-padden, die van onderfcheydene gedaanten zijn. De C^ me «noemen haar alle Cdtttötki maar als fy van die van het land fpreken, Voegen fy'er het woord Monum by , dat aarde bereykent in hare tale ; of dat van Toihty dat is te feggen van de riviere, of van het water. B b i Ds D Natuurlyke Historie )e Zee Schlld-ptdden worden gemeenlijk door d'Eylanderen verdeelt in 'amme-Scbtld-faddcn, in de genen die fy Qfmmne noemen, en in Caret. Sy zijn by-na alle van eene felve gedaante ; maar dair is niet als het vleefch van d'eer- fte foorte dat s,oed is om t'eten, ten zy by tijd van nocdfakelijkheyt , en by ge- brek van andere dingen : even als' er niet is als het fchild van de laatile dat van waardye is. < De Tamme-Schildpadden, en de Caoaannesnjn den mseften tijd van fuik ee- ne onmatelijke groothcyt, dat alleen het opperfte fchild ontrent vier voeten en eenen halven lang is, en vier breed. Waar over men fich niet moet verwonde- ren aaneefien datmen er op het Eyland Mauritius ontmoet, die konnen voort- gaan, dragende vier mannen : Dat Elianm verhaalt dat'er d'Inwoonderen van het Eyhnd Taprobdne hare huyfen mede dekten : En dat, na het aan-brengen van Diodortu van Cicilien, fekere Volkeren van d'Oofterfche Indien haar ge- bruyken als Schuy ten waar mede fy over- varen eene engte van de Zee, die haar van het vafte-land af-fcheyd. Defe Twee-natuurige Dieren, komen weynigh op het land als om hare eye- ren teleg^en: fy verkiefen hier toe een geweidigh facht en dun fand, dat op den oeveirder Zee leyt, op eene weynigh befochte plaatfe, en daar fy eenen ge- makkelijken toe-gang mogen hebben. D'Eylanderen, die in eenen fekeren tijd van het jaar aan d'Eylanden van de Cdveman aaan, om voor- raat te doen van het vleefch der Schild- padden , die'er in een ontallijk getal belanden, feggen, dat fy'er aan- komen van meer als hon- dert mijlen verre , oirfer hare eyeren te leggen , ter oorfake van de gemak- lijkheyt van den oever die laagh is, en over- al met een murw fand bedekt. De belanding der Schild-padden begint aan het eynde van de maant April, en fy duert tot die van September, en dan is het datmen'er in overvloed kan vangen, het welk op dek wijfe gefchiet. Aan denin-gankvande nacht brengtmen mannen te lande, die haar fonder gerucht te maken op de Rheede houdende, de Schildpadden verfpieden , als fy uyt de Zee komen om hare eyeren in het fand te leggen. Enalsfybefpeuren dat fy een weynigh van den zoom der Zee af zijn, en dat fy met hare pooten in - het fand eenen kuyl graven anderhalf voet diep, en fomtijds meer , om'er hare eyeren te leggen; terwijl dat fy bêfigh zijn om haar in dit gat t'ontlaften, overvallen haar de mannen die haar verfpieden , en keeren haar op den rugge : en in dit poftuer zijnde, konnen fy haar niet wederom wenden, en blijven aldus tot des anderen daaghs, alfmen haar gaat halen in de Sloepen , om haar aan de Schepen te brengen. Als fy aldus op den rugge zijn gekeert , fietmen haar fchreyen,en men hoort haar fuchten uyt- werpen. De gantfche werelt weet dat het Van de Voo r-e yl anden. i99 Het Hart weent als het tot fijn uyterfte gekomen is. En het is by-na ongeloof- lijk wat gehuyl en wat geiteen de Krokodillen van de Nijl-ftroom op-halen , en wat tranen dat fy uyt-itorten als Cy haar gevangen fien. DeBoots-gefellen van de Schepen die in°defe Eylanden van den Cayenun gaan, om hare lading, yan Schildpadden te halen > mogen'er gemakkelijk veder avond, in minder als drie uuren, veertigh of vijfngh om-draayen , waarvan de minftc hondert-vijftigh ponden weeght, en degewoone t wee. hondert pon- den, en daar zijn er foodanige die twee groote bekkens met eyeren in den buyk hebben. Dele eyeren zijn rond, van de grootheyt van een kaats- bal: fy heb- ben een wit en eenen dooier gelijk de Hoender-eyeren, maar de fchale is niet valt, doch week gelijk of het nat parkement was. Men maakt'er geroerde en gelnerkte af, en Itruy ven die tamelijk goed zijn ; maar fy zijn drooger en dor- rer als diemen van Hoender-eyeren maakt. Eene eenige Schild- f adde heeft foo veel vleeich, dat fy.bequaam is om feftigh mannen op eenen daah te voeden. Alfmen haar wil eten kneuftmen het fchild van haren buyk , dat d'Eylanderen noemen d'onderfle plats , die vereenight is aan het bovenfte door fekere inkarte- lingen, die gemakkehJK af te fnijden zijn. Den gantfchen dagh zijn de Boots- gelellen befigh, om de Schild-padden die fyby nacht gevangen hebben in {luk- ken te fnijden, en te fouten. Het meefte gedeelte van de Schepen die aan defe Eylanden van den Cayeman gaan , na dat fy haren laft in hebben , dat is te feg- gen na fes weken of twee maanden verblijf, keeren weder na de Voor-evUnden, waar iy dele groote Schild-padden verkoopen, tot het voedfel van het gemeene volk, en van de Slaven. ö Maar de Schild-padden die de vangft ontfnappen konnen, na dat fy haar ever- leggen twee ofte drie malen hervat hebben, keeren weder na de plaatfe waar- van fy sekomen waren. D'eyeren die fy op den oever van de Zee met aarde bedekt heboen,worden ten eynde van fes weken uy t-gebroed door de hitte van de Som en niet door haar gelicht, gelijk Flimmm eenige Oude haar ten ande- ren tijde hebben in-gebeeld. Alfoo ras als de jonge Schild-padden de fchale daar ly in gewonden waren, gebroken hebben, door- boren fy het fand , en ko- men uy t dit graf dat haar geboorte heeft gegeven te voorfchijn, om haar recht tot in de Zee te oegeven by hare Moederen, door eenen drift die fy van de Na^ tuure hebben ontfangen. Het vleefch van dek foorte van Schild-^dde is alfoo lekker als het befte Kali, aangefien dat het verfch zy,en alleen bewaart van den eenen dagh tot den morgen. Het is door-mengt met vet, dat van een groenachtieh geluw is , oe- kookt z,j nde. Het is gemakkelijk te-verteeren, en geweldigh gefom ; van waar komt dat als er fieken zijn , indien {y aan d'andere Eylanden niet konnen gene- Ïqïi Natuurlykb Historie 200 fen worden, doetnien haar over gaan op d'Eylanden van den Cayeman, in de Schepen die daar haren voor-raat halen. En den meeftentijd ververfchten gefuy vert zijnde door defe fpijfe,keeren fy weder in goede gefontheyt. Het vet van defe foorte van Schild- padde^ geeft eene olyedie geluw is , en becjuaam om te roofteren het gene men daar in wil bakken als fy verfch is. Out zijnde,dient fy in de lampen. III. Lid. Van de Schild-padden diemen Cdoüannes noemt. E Schïld-faddc diemen Caoüanne noemt , is van de felve gedaante als de voorgaande, uyt-gefondert dat haar hooft een weynigh dikker is ; fy fielt haar in ver wering aifmen haar wil naderen om te keeren: maar haar vleefch f wart, dradigh en van quaden (maak zijnde, word fy niet geacht als by gebrek van andere: d'Olye diemen er uyt trekt is ook niet becjiiaam als om de lampen t'onderhouden. IV. Lid. ; Van de Schild -padden diemen dr ets noemt. WAt de derde-foorte van Zee-fchiU-faUe belangt, onfe Francoyfcheri noemen haar Caret, Sy verfchiltvandetwee andere in groote, veel kleynder zijnde , en hier in dat fy hare eyeren niet in het fand leght •, maar in het drijf- fand dat gemengt is met kleync keyfel-fteenen. Haar vleefch is niet aangenaam, maar hare eyeren zijn lekkerder als die van d'andere foorten. Sy foude foo vele verwaarloofl worden als de Caoüanne , was het niet dat haar ko- flelijk fchild kaar forghyuldigh dedz foeken. Hetis te-famen gevoes;ht van vijftien bladen foo groote ais kleyne, waar van'er tien plat zijn ; vier een wey- nigh gekromt; en het gene den hals dekt is drie-kant uyt-geholt, gelijk een kleyn fchild. Den af- val van eenen klcynen Caret wceght gewoonlijk drie of- te vier ponden: maar men ontmoet'erfomtijds waar van de fchelpe foo dik is, en de bladen foo lang, en foo breed, dat fy te famen wegen, ontrent Qs ofte fe- ven ponden. Van dit fchild van den Caret is het, datmen heden maakt foo velefchoone kammen, foo vele deftige koppen, rijke doofen, kasjes, kleyne difch-vaten , en foo vele andere uyt-ftékende werkemdie van groote waardye geacht zijn. Men verrijkt'cr ook mede den pronk-huyfraat van de kameren , de lijften van de %iegels,en van de tafereden ; en tot haar allerédelfte gebruyk>men bekleed'er mede Van de Voor-eyl anden. 201 ïnede kleyne boekjes van Godvruchtige oeffening , diemen in den fak wil dra- gen. Om defe dierbare fchubbe te hebben, moetmeneen vveynigh vyer leg- gen onder de bovenfle plaat, op de welke de bladen vaft gehecht zijn : want foo ras als fyde warmte gevoelen, licht men haar fonder moeyte af, met de punt van een mes. Eenige verfekeren dat dcCe foorte van Schild-p adde foo hard- vorftigh is , dat haar fchild haar af-genomen zijnde, fy wel vaardigh een ander voort- brengt indien men haar terftont in de Zee herftelt. D'overvloedighey t van den Caret, yindmen in het half-Eyland van Jitcatan, en in verfcheyde kleyne Eylanden die in de Golf van Hondures zijn. Het gene doet fien dat den goeden Pirard qualijkwas onderricht, als in het tweede Hooft-ftuk, van fijne verhande- lingeder Dieren en Vruchten van d'Ooft- Indien , hy gefeght heeft dat defe foorte van Schüd-padde niet wierd gefien als in de Maldives en de Philippines. Men houd dat d'Olye van Caret, d'eygenfchap heeft van alle foorten van finkingen die uyt koude oorfaken voort- komen , te genefen. Men gebruykt haar ook met gelukkige uyVkomft om de zenuwen te verfterken, en om de pijnen der nieren, en alle koude af-vloeyingen te (lillen. V. Lid. Vm de Ivijfe hoemen de Schild-padden, en alle d 'andere groot e Vijfchen der Voor-eyhnden vifckt. DE Zee-Schild-padden worden niet alleen op het fand gevangen , op de maniere die wy Her voren befeh re ven hebben: maar ook door liet mid- del van een werk- tuygh datmen Varre noemt. Dit is eene rijfe van de lengte ee- ner halve Pieke, aan het eynde van de welke men vaft maakt eenen fpijker, aan weder- zijden fcherp, die in het midden vierkant is, en van de dikte als een pink. Men klopt hem tot half- wegen in het eynde van de rijfe , daar hy fon- der geweld in gaat. Eenige maken groeven aan dezijde daar hy uyt' komt , op dat hy te vaftermagh houden, alfmenhemin de fchubbe van de Schild-padde fchiet. Siet hier hoe dat de Viffchers doen om defe Varre uyt te fchieten.De nacht als het heldere Mane is, en dat de Zee ftilie leyd, fielt hem de Meefter- Vifl'cher,dre fy Varraar noemen, in een kleyn Schuytje,dat by haar een Canoa word genaamt, niet twee andere mannen, d'een 'die den ftuer- riem houd, om het van d'eene en d'andere zijde te bewegen met foodanigh eene fneliigheyt en gefwintheyt, dat het foo veel en met veel minder gerucht voort gaat , als of het met krach: yan roeyen wierd gedreven. En d'andere is midden in de Canoa, daar hy de lijn Cc vaft toz Natuur lyke Historie vaii houd tlie aan Jen fpijker is gehecht, op foodanigh eene wijfe dat fy licht en vaardigh kan af- loopen, wanneer als de Varraar de Schild- padde Cal getroffen hebben. In defe ruiling, gaan fy fondereenigh gerucht te maken, daar fy'er verho- pen te vinden: en als de Vtivt4&> die hem recht op het vooifte van den Canoa houd, daar eene gewaarword, by hetfehijnfei van de Zee» dewelke fy doet fchuymen , nu en dan eens bovenkomende j foo toont hy metheteynde van fijne Varre, (welke tot Compas moet dienen aan diehetkleynefchuytje be- iliert) de plaatfe daar hy het moet geley den, en al fachjes by de Schild- padde ge- nadert zijnde, fchiet hy haar wei (tij f defe Varre opdenrugge. De fpijker doordringt het fchild , en boort wel diep tot in het vleefch , en het hout komt weder op het water. Alfoo vaardigt! als fy haar gequetfl bevoelt , (inkt fy grondewaart met den fpijker, die pe.wi.kkek blijft in hare fcheipe. En hoe fy haar meer verroert en beweeght, hoe dat hy meer in-nagelt. Eyndelijk nadat fy wel heeft geil red en, hare krachten af-gemat zijnde, ter oorfake van het bloed dat fy verlied , foo laat fy haar lichtelijk vangen, en men trekt haar fon- der moeyte aan het boord van den Canon, of aan land. Men vangt op de felve wijfe den Lamanün, en verfcheyde andere groote Viflchen : maar in plaatfe vaneenen fpijker, doetmen aan het eynde van de Varre eenen Harpoen, of een yfere lens , die na de gedaante van eene fcherpe lancye is gemaakt. Aan de zijde van dit yfer is een gat, door het welke eene koorde gaat, die ook geflingert is rondom de rijfe, in fuiker voegen dat als de Varraar die heeft uyt-gefchotenuy talie fijne macht op den Vifch, de koorde dan gemakkelijk af-loopt , om hem de vry hey t te geven van door het water te gaanfehueren : en na dat hy alle fijne krachten heelt uyt-geput , en dat hy tot het uyterfte gebracht is, kan men hem dan in de Canoa niet fchepen , trekt mei» hem fonder arbeyd op den oever van de Zee, daarmen hem aan quartieren yerr deelt.. VI. Lid. Van de Land- en Soet-ivat er- Schild-Hadden. DE Land- Schild-padden worden in eenige Eylanden by de Rivieren van foet water gevonden, die d'overvloeying minft onderworpen zijn , of in-, de poelen en in de moerafichen die verre zijn gelegen van de Zee. Sy zijn van alle kanten bekleed met eene harde en vafte korfte., dieby geene fchubben word af- gelicht, gelijk die van de Zee-Schild-padden , en die over-ai foo dik is, dat fy dient tot luik eene verfekerde Sterkte aan het dier dat'er fijne woon- plaatfe 'JL toz valt houd envaardij hebben/ Indefc pen te vin houd, da; fchuymei fijne Varr itiert) de nadert zi door.- dr ir weder op grondew. haar aieej fy wei he. bloed dat der moey Men 'v Viflchen Varre een( lancyeisj kooide e< Var ra ar di dangema gaanfchu het uy terf hem fond deelt.. 13 (bel de poeier alle kante word af- g dat fy dit Van de Voor-etlandin, 20*» plaatfe in houd, dat foo de wielen van eenen wagen daar boven over rolden , fy niét ver brij feit foud e worden. Maar het gene allerverwondcrlijkft is, dat is, dat fy nimmer benaauwt kan wefen in dit voort-wandelend huys : want het word wijder na de mate dat het lichaam van fijne waardinne nieuwe aan-groe- yingenkrijght. Het opper-dekfel is van fommige anderhalf voet lang. Het is van eenelangwerpigh-ronde gedaante, uyt-geholt gelijk een fchild , en ver- rijkt boven op met verfcheyde itralen , die ïn verfchey de parken zijn aan-een gevlochten, een weynigh verheven zijnde , en makende verfcheyde kieyne by- een-voeghfelen van eene volmaakte konft-beftiering. Alle defe door-een- fwieringen leggen op eenen fwarten grond , die geëmaillieert is in verfcheyde ftreken met wit en met geluw. Defe foorte van Schild- pddde> heeft het hooft geweldigh yfifelijk ; want het is dat van eene Slange gelijk. Sy heeft geene tanden : maar alleenlijk kaak-bee- nen, die van een tamelijk hart been zijn , om te kaauwen alles wat fy wiüen in- dikken. Sy word gedragen van vier voeten, diewelfwak zijn om de fwaar- wichtigheyt van haar lichaam t'onderfteunen , ook vertrouwt fy haar niet op hare lichtighey t om haar te behouden , en eenige vertrek- pi aatfe te gewinnen als fy vervolght word : maar als fy niet is aan de kant van de Rivieren of van de poelen,in de welke fy haar kan neder-ftortenj foo foekt fy geene andere fchuyl- plaatfe, noch eenigh ander voordeel, als het dak van haar eyge huys, onder het welke, even als den Eechel, en den Armadille, fy haar hooft, hare voeten, en ha- ren ftaart vaardighlijk en verfekert in-trekt, (oo als fy het minfte gevaar vreeft Het Wijfje leght hare eyeren van de grootheyt als die van eene Duy ve-.maar een weynigh langwerpiger. Het bedekt haar in het fand, en betrouwtfe aan de Son, ©m haar te doen uyt-broeyen en t ontfluyten. Hoewel eenige houden dat het vleefch van defe Land-Schild-paddtn fwaaromte verdouwenls, de genen die'er af gefmaakt hebben ftellen dat onder de lekkerite en luftigfte fpijfen van Amerika. En de Genees-meefteren des lands raden aan die met water- fucht ^e- dreyght worden, daar dikwils af te gebruyken tot hare genefing. Sy hebben ook geleert door donder vinding die fy'er afgedaan hebben, dat haar bloed ge- drooght zijnde, en tot ftof gemaakt, het vergif trekt van d' Adders en vande Schorpioenen , het aldus op de wonde leggende. Het is ook vaft dat d'affche van haar fchild, gemengt met het wit van een eye, de klooven geneeft, die aan de borften en tepels komen van de Vrouwen die zoogen; en dat alsrnen daar het hooft mede poedert, fy het hayr verhindert uyt te vallen, Cc TWEE- 2©4 Natuurlyke Historie TWEE -EN -TWINTIG HST E HOOFT -STUK. Bevattende de byfondere bcfchny vingen van verfcheyde focrten van Krabben^ die gemeenlijk ep het land der Foor* ly landen ge/i en tj? orden. Aar worden aan alle ctefe Ey landen gevonden Krabben of Kreeften , die eene foorte van Land- en water-aardige Kreeftenzijn, engeweldigh goed om t eten, in plaatfe dat die van Brez.il on-aangenaam zijn , om datfy te veel na den wortel van de Genever geuren. Ook achten dlndiaan- fche Eylanderen de hare veel meer, en maken er hare gewoonlijkfte tafel-koft af. Sy zijn alle van eene langwerpigh-ronde gedaante, hebbende den ftaart om- gekromt onder den buyk. Haar lichaam, dat gantfch is bedekt met eene tamelijke harde bafte, word gefteunt op verfcheyde pooten, die ïtékeligh zijn met kleyne puntjes, de welke haar dienen om gemakkelijker te beklauteren, daarfy begeerentereyken. De twee voorite zijn geweldigh grof: d 'eene na*; mentlijk is grover als d'andere. Onfe Francoyfchen noemen dcfc twee voorfte pooten Bijters, om dat Cy met de felve prikken, en wel degelijk vaft houden het gene Cy achterhalen. Het voorfte deel dat een weynigh breeder is, en meer ver- heven, als het andere doet van buyten twee oogenuytpuylen, die vaft, docr- fchijnende, en van onderfcheydene verwen zijn. Hare kele is gewapent met twee kleyne witte tanden, die aan elke zijde zijn geftelt op de wijfe van fcherpe tangen, waar mede fy af-bijten de bladeren van de vruchten,en de wortelen van de boomen, die haar tot voedfel ftrekken. I. Lid. Van de Krabben diemen Tourlpurou noemt. DAar zijn'er van drie foorten, die verfchillen in groote en in verwe. Dval- lerkleynfte zijn diemen gemeenlijk Tourlourous noemt. Hare baft is root geteykent met eene fwarte vlekke; Cy zijn tamelijk aangenaam van fmaak: maar ter oorfake dat'er vele aan te pluyfen is, en weynigh af te halen , en dat- men ook houd datfy den bloed-gank voort brengen, worden fy weynigh gc- foclit als by nood. II- Lid. Van de Vo or-eyl ani>en. 20' II. Lid. Van de Witte Krabbe®. D 'Andere zijn geheel wit, en onthouden haar aan de voeten van de boo- men, by den oever van de Zee, en in gaten die fy in d'aarde maken , waar in fy haar vertrekken, gelijk de Konijnen in hare holen. Sy zijn de grootfte van allen, en daar worden 'er foodanige geilen, die foo veel vleefch in eene van hare pooten hebben als de groote van een ey, alfoo lekker als die van de Rivier- Kreeften. Sy veitoonen haar feldenby,dagh: maar geduerende de nacht ko- men fy met benden uyt hare holen, om onder de boomen te gaan eten ^ en by defen tijd is het ook datmen haar gaat vangen, met lantaarnen of toorts- lich- ten. Sy verlufligen haar voornamentlijk onder de Paretuve-boomen, en onder d'andere boomen die aan den oever van de Zee zijn, en in d'allermoerafchi^h- fte plaatfen. Als men in d'aarde of in het fand delft om haar in hare vertrek- plaatfen te foeken, vindmen haar altijd half- lij fs in het water, even ais het mee- fte gedeelte van d'andere Twee-natuurige Dieren. , III. Lid. Van de befchilderde Krabben. MAar die van de derde foorte, dewelke het midden houd tufTchen de twee andere daar wy terftont van gefproken hebben , zijndefchoonfte, de verwonderlijkfte, en de meeft-geprefene van allen. Sy hebben wel de üAve oe- daante als de voorgaande : maar na de verfcheyde Eylanden, en d'onderfchey- de /treken daar fy haar voeden, zijn fy met foo vele verwen befchildert, die alle' foo fchoon en foo levendigh zijn, dat'er niet vermakelijker is , als haar op den vollen dagh te fienkruypen onder de boomen, daar fy haar voedfel foeken. Deenen hebben het gantfeh lichaam van violet verwe, gepluymt met wit, D'anderen zijn van een fchoon geluw, dat gefchakeert is met verfcheyde k!ey- ne grijfachtige en purper- verwige trekjes , die aan de kele beginnen , en haar flingeren over den rugge. Daar zijner felf eenige die op eenen taneyten grond, beftraalt zijn met root, met geluw, en met groen, dat haarde rijkelijkfteen de beft- gemengde venving geeft diemen fich foude konnen verbeelden. Men foude feggen in haar van verre te fien, dat alle dek aangename verwen , daar Cy " natuurlijk mede zijn geëmaillieert, noch niet droog zijn, foo blinkende zijn fy ; of datmen haar noch verfch met vernis heeft uyt- gehaalt,om haar meer luy fier te geven. Cc s Defe ■2^6 Natuurlyke Historie Defe Befibiiderde Krabben, zijn niet gelijk de witte, die haar by da^h niet der- ven vertoonen. Want men ontmoet haar boven al des morgens en des avonds en na den regen onder de boomen, daar fy haar met troepen verquikken. Sy laten haar ook wel van na-by komen • maar foo ras als men gebaar maakt ge- lijk of men haar wilde tegen houden met eene roeclë , (want het foude te Ge- vaarlijk wefen daar de handen toe te gebruyken) wijken fy fonder hare vervol- gers den rugge toe te keeren, en al ai-fchuvende zyelinkx uyt toonen fy hare tanden, en aanbiedende hare opene verweeringen , dat die twee tangen of bij- ters zijn , die fy aan hare pooten hebben , foo befchutten fy'er het geheel li- chaam mede, en fy doen die van tijd tot tijd den eenen tegen den anderen kletfen, om hare vyanden fchrik aan te jagen-, en in dit poftuer winnen fy hare fterkte, die gemeenlijk is onder de wortel, of in het hol van eeni^en ver- rotten boom, of in de kloven van de fteen-rotfen. Defe Krabben hebben defen natuurlijken in-druk , van alle jaren te gaan on- trent de maant van Mey, in den tijd der regenen, aan den oever van de Zee,om haar te gaan wallenen en hare eyeren te gaan leggen , waar door fy hare foort- gelijken vereeuwigen. Het gene fy in defer voegen doen. Sy dalen van de ber- gen met foo groote troepen, dat de wegen en de boffchen daar mede bedekt zijn : fy hebben defe verwonderlijke loosheyt, van haar fpoor te nemen na het gedeelte van het Eyland, daar de (and-platen en af-gangenzijn, van waar fy gemakkelijk de Zee konnen aan-doen. Het valt d'Inw'oonderen alfdan geweldigh moeyelijk , om dat fy hare tuy- nen vervullen, en met hare bijters de erweten, en de jonge Tabak-planten at- kaauwen. Men foude feggen, aanfiende de gefchiktheyt die fy in het af-dalen houden, dat het een leger was, in flagh-order voort trekkende. Sy breken nimmer hare geleden. En hoewel dat fy op den wegh huyfen , bergen , rotfen, of andere hinder-palen ontmoeten, bekrachtigen fy haar daar over te klim- men, om altijd volftandigh op eenen rechten (treek te gaan. Sy houden ftil- ftand tweemalen des daaghs, geduerende de grootfte hitte,foo om haar te voe- den, als om een weynigh te ruften. Maar fy vorderen meer wegh by nacht als by dagh, tot dat fy eyndelijk aan den oever van de Zee gekomen zijn. Als fy defe reyfe doen>zijn fy vet en goed om t'eten^de mannetjes vol vleefch zijnde, en de wijfjes vervult met eyeren. Ook in dien tijd brengtmen voor- raat aan de deuren. En fomtijds komen fy felf in de huyfen , als de fchut-hey- ningen niet wel gevoeght zijn» en dat fy opening vinden. Het gerucht dat fy by nacht maken, is grooter als dat van de rattenen verhindert te flapen. Wan- neer fy op den oever van de Zee zijn, na dat fy een weynigh hebben geruft , en de Zee aangemerkt als de voedfter van hare jongen , komen fy haar foo na-by, dat Van DE VooR-EÏ LANDEN. 2d- dat fy tot drie ofte viei ■ «tefiheteb reyfen befpoelt konnen worden van de Uék ne golfjes die op het fand kabbelen ; daarna haar vertrokken hebbende inde bottenen, of m de nabuenge vlakten om haar te ruften, keeren de wijfjes eene tweefc-maal nade Zee, en haar een weynigh gewaffchen hebbende /openen fy haren ftaart, dewelke gemeenlijk gefloten is°onder haren boyk , en y )C"ln m het waterde «eyne eyeren d.e^r aan vaft waren. Daar nahLr noch'C waifchen hebbende, vertrekken fy haar op de felve fchikking als fy „ekomen waren. ö- ** */ &C*U1UCU De fterkfte herwinnen dadelijk de bergen, yedere in het quartier daar fy „yt vertrokken was, en door de felve wegh die fy g'egaan hadde/" Maar fy zij, I n wr 1 f 'e8Sfnnihlre.^«-l«>«>fte,hetSeefteded foo fvvak, „ foo mager dat fy gedwongen 2,,n haar ftdle te houden aan d'eerfte velden die fy ontmoeten, om haar te herfte len, en hare eerfte krachten te hervatten, eer dat iy op den top van de bergen klauteren. h^\fErT b/la"gï di£ Cï alf°° Mn de' Zee bebbe« bstro«vt, na dat fy op het murw fand gedreven zijn , en eenigen tijd verwarmt door de ftralen van de So,,, komen fytontfluyten, en kleyne Krabben voort te brengen , diemen by 1/d^r Tl ■ f 1.teVanCfn,00rtiede "ab^rigebo(fchèn fiet aandoen, tot da fy, fterk «jnde.haar op de bergen by hare Moeders konnen begeven. J^ST 1 ' krftlsind^iCr^»,isdatfy een-maal des^aars, te IvX tfy7de7^eZerWaart2iJnwederS^«,haaralleind'ar- komt By defen tijd veranderen fy van huyt , of van fchubbe , en vernieuwen haarteenemaal. Sy ftoppen alfdan den ingank van hare holen foo fmlijk mee aarde datmen er d opening met van gewaar word. Het gene fy doen on gee- "a II È£t P?7 , Wa.iU a'S ^f hal'e" °"den Mbb-» *4g » , l f r Sh^ÉTf^ "^n'' T" be,d£kt 2ijnde als raet een ™d*> '«■ ^n vliet i'k 1 / 7 , ' e" "''a"^1" ha" WOrd toteene ko':ft= » tot dat hetge- hjkwordcevaftigheytvandegenediefyverlatenhebben. b d, ïlf j • MM,ff/ "f^f'ï ' dat h? met ™°™emen heeft doen graven in moïl eb! ^^ldf rHrTaf ChiJnJllJkvfb°r"enwaren- Enhaarinder daad ont- v nlé Sn d 7 f0"11 •• ï* SeH,k omfeb^ waren in de bladeren SfrteT?:' d'e fonderrt«'')fel ^ar dienden tot voedfel en tot bedde in de,, ve fclauyhng ■ maar fy waren foo quijnende, en foo onbequaam om de K'^mT' «at fy half dood fehenen, hoewel, b\alven at Lr a S n rS tl t' °m ^T &&"***& der Eylanden noemen K öffl J '" ' e" aC 1Kn baar Veeb Dkbt b7 tó« %b % haar oud uyt-fc.Wl, dat is te feggen , hare bafte , die foo geheel was , "als of het dier- m -io8 ■ Natuurlyk e Historie dier daar noch binnen hadde geweeft. En het gene verwonderlijk was, is dat hy ter naauwer nood, hoewel hy daar Teer goede oogen toe gebruykte , daar in konde bekennen eene opening oftefcheure, waar door het lichaam van het beeft was uyt- gekropen, en hem van d^fc gevankenifle hadde verloft. Niet-te- min na dat hy daar wel fcherp acht op hadde geilagen, befpeurdehy in defe ontwey dingen, eene kieyne fcheyding aan de zijde van den flaart>waar door de Krabbe haar hadde uyt-gefchut. De gewoonlijkfte wijfe van haar te bereyden , is even de Czlve als die van de Kreeften 'm Vrankrijk : Maar died'allerlekkerfte zijn , en die willen beft eden den tijd die vereyfcht word om haar van beter finaak te maken, nemende moey te na dat fy haar hebben doen koken, van af te pluyfen alles water eoed is aanharepooten,envanuyt te trekken een feker olyeachtigh wefen, dat in het lichaam is , het welke men Taunuly noemt , en dit alles te roofteren met d'eye- ren van de wijfjes, daar onder mengende heel weynigh peper van dat land, en Oranje- fap. Men moet bekennen dat defe honger- wekkende fpijfe eene is van d'alleruytftékenftediemen in de Voor- eilanden op-difcht. In de Land-ftreken daar vele Mancenilie-boomen zijn, hebben de Krabben die'er onder weyden, en die defe vrucht gebruyken , eene vergiftige hoedanie- heyt. In- voegen dat die'er af eten, daar gevaarlijk fïek af zijn. Maar in ande- re plaatfen zijn fy ge weldigh gefont , en bekleeden de plaatfen van welluften, gelijk de Kreeften in Europa. Alletlie forghvuldigh zijn om hare gefontheyt te bewaren, openen haar al-eer fy daar af eten , en ïoo het binnenfte van het li- chaam fwart is, houden fy dat fy gevaarlijk zijn, en wachten haar wel daar af te gebruyken. DRIE-EN-TWINTIGHSTE HOOFT-STUK. Vati de Donderen >, van de Aard-bevingen j en van d'Onlr>e- deren die dikivils in defe Ey landen gefchieden. éf^ Elijk als'er weynige aangefichten zijn foofchoon en foo aangenaam," datmen'er nieteenis h gebrek in foude konnen bemerken,en die niet ee- ^J nigh vlekje, of wratje zijn onderworpen : Soo hebben de Voor-eylmden, hoewei fy elders alle de fchoonheden en alle de voordeden befitten die wy ver- toont hebben, en die haar foo loffelijk maken , ook hare onvolmaaktheden, en eemge ontbeeringen, die defen glants befwalken , en hare behaaghlijkheden en waardye verminderen, Siet hier eenige van de voornaamfte ongemakken die'er ontmoet worden, endaar beneffens de hulp-middelen diemener toe brengen mach. I. Lid. Van de V o or-e yl and en» I. L i o. Van de Donderen. Op IC N eerflelijk, in plaatfe datmen aan alle de kuften van Feru nimmer hoort Xj donderen, foo zijn hier de Donderen gemeen, en 'm eenige plaatfen zijn fy foo vervaarlijk, dat het allervolltandighfte hert van fchrik moet beven,als defc machtige en grootfe ftemme vanden Hemel haar doet hooren , met fuik een yflelijkgedruyfch. II. Lid. Van cC Aard- bevinden. o D' Aard-bevingen brengen er ook fomtijds droevige uytwerkingen voort, en bewegen de grond- vetten van d'aarde, met fuik eene felle fchuddins, datmen gedwongen is te waggelen , in plaatfen daar men fich gelooven foude allerverfekerft te wcfen. Maar by geluk ditgebeurt felden , en in eenipe plaat- fen is de beweging foo groot niet. III. Lid. Van een Onweder dat d'Eylanders Ouragan noemen.. Et geneallermeefltevreefenisjiseenealgemeene famen-fweering van alle de Winden, die de ronde keer van het Compas maken in den tijd van vier-en-twintigh iuiren,en fomtijds in minder, Sy komt gemeenlijk in de maant vanJuly,vanAuguftus,of van September. Buyten defe vreeftmen haar niet. Ten anderen tijde befocht men die niet als van ïeven tot feven jaren, en fom- :ijdsnochfeldfamer; maar federt eenige jaren herwaarts is fy gekomen van rwee tottwee jaren: en in een eenigh jaar heeft men er twee geleden: $ét, ia dat mijnen Heere Auber gefonden was om aan -Gardeloufe te gebieden , wa- "eh'ër drie van defe Onweders in den tijd van een jaar. Dit Onweder, dat d'Eylanderen Ouragan noemen , is foo vreemd dat het de >o 3 men brij feit en ontwortelt, ontbloot van alle groente die het niet weqh ■ukt, verwoed: geheele Wildemiffen , ontbind de rots-fteenen boven van de >ergh-toopen, en ftort haar ter neder in de dalen , werpt de hutten om verre, leept tot aan de Zee de planten die het u-yt der aarde fchetirt , maakt, eene al- jemeene verwoefting van alles wat het op het veld vind : en in een woord, laat :enenhongers-noodoverinhet gantfeh land, dat langen tijd vyierd Van de V o o r-e y l a n n e n. 2IÏ v/ierd ter neder geflagen. Verfchcyde andere Klokken- torens , en verfchey- deLand huyfenleden'er velefchade by. Eenige perfoonen te paard gefeten zijnde, midden op het veld, wierden meer als feftigh fchreden wegh gevoert. Defe wind liep van het gebuerfchap van Bordeaux, tot aan de Vandomon , en aan de Percbe : behoudende de breedte van ontrent fes of feven mijlen , en men fagh in alle die uytftrekking, niet als orrwerre- rukkingen van boomen, uyt-ge- flmgert, en ter aarde leggende. En om een voor- beeld te geven van eene foorte van Ouragan die hem by fon- deropdeZeeheeftgetoont, Tullen wy hier aan hechten het uyt-getrokkene, dat ons is mede gedeelt van eenen brief, gefchreven van Roebelle t door een aan- fienlijk Koopman van die piaatfe, aan eenen van fijne vrienden en mede-han- delaars tot Rouaarty geteykent van den dertighften January duyfend fes-hondert vij t-en- veertigh. Siet hier dan wat het mede brengt. 3, Sedert twee dagen blijven vvy in eene gevoelige benaau wthey t, ter oorfa- „ ke van den uytftêkendenftorm, die begonnen heeft de nacht van den laat- 5, ften Saturdagh, den acht-en-twintighften defer maand, en die noch duert. „ Wy fien van boven onfen muer dertigh of vijf-en- dertigh Schepen geftrand, „ engebrijfeltaanonfekulte, hetmeeften deel Engelfchen , met een getal „ van verlore Koopmanfchappen. Een van dek Schepen , van twee-hondert „ vaten, is vervoert geweeft tot by eenen wind- molen, die twaalf voeten hoo- ,, ger Haat als de gewoonlijkfte hooghte van de Zee. "Want het Onweder „ heeft niet alleenlijk in de lucht geweeft: maar defe ftorm heeft de Zee foo- „ danigh bewogen en doen 'op-fwellen, dat fy hare gemeene fcheyd-palen wel 9, verre is overtroffen: foo dat de fchade en het -bederf dat fy opliet land ge- „ daan heeft, onvergelijkelijk veel grooter is als die van de Schip- breuke der „ Schepen. Alle het fout dat oj> de lage broek-landenwas, is wegh gevoert 3, geweeft, alle het koren van de lage landen, en van d'opgedrooghde moeraf- s, lchen is onder gevloeyd. En aan het Eyland van 'Réis de Zee van d'eene zijde „ tot d' andere over gefpoelt, en hecft'er een groot getal wijngaarden bedor- „ ven, en veel vee verdronken. Bymenfchen gedenken heeft men de Zee foo 3, hoogh niet fien klimmen, en fy is op fommige plaatfen tot by-na eene inijle 3, in het land gevloeyd. Alfoo dat die tot Sf Cbriftóffeï geweeft zijn, feggen dat „ d' Oaragan die daar gemeen genoegh is, niet vervaarlijker is , als dek is ge- a, weeft, die fy met den fel ven naam genoemt hebben. De wind wasNoord- 3, welt. Men waardeert de fchade,foo op de Zee als op het land,meer als vijf- „ hondert-duyfend Kroonen. Men houd dat'er ontrent twee-hondert-duy- „ fend aan fout verloren zijn, dat den laft is van twee-Jiondert Schepen yeder 3, van drie-hondert vaten. Daar zijn ook Hollandfche Schepen verloren voor Dd 2, ;r/, 212 Natu urlyke Historie ,, R ƒ, te "Bourdediix, en te Bayonne, die rijkelijk geladen waren. Waar uyt blijkt dat'er fomtijds in Europa Onweders ontftaan, die alfoo fel zijn , als die aan ds Voor- ej landen gefchroomt worden. Eenigen om haar van defen verwoeden ftorm te verlorTen , verlaten hare huyfen, uyt vreefe dat fy met hare yerwoefting overftulpt fouden worden , en behouden haar in holen, en in kloven van fteen-rotfen, of anders , fy gaan plat ter aarde leggen in het midden van het veld , daar fy dit gantfeh Onweder uy i* harden. D'anderen betrachten om vaardigh eenigh gebuer-huys te gewinnen, dat vaftgenoegh is gebouwtom alle de fchuddingen van defen ftorm te we* der- Haan. Wantby geluk, daar zijn tegen woordigh aan de Voor-ejlanden ver- fcheyde Gebouwen die ddt proeve konnen uyt-ftaan. Daar zijn'erfelf die haar vertrekken in kleyne hutten die de Negerfche Slaven getimmert hebben, od het voor- beeld van die van de Cara'ibanen ; wart men heeft door ondervin- ding geleert, dat die kleyne tenten van ronde gedaante , die geene andere ope- ning hebben als de deure > en waar van de dak-balken d'aarde raken, gemeen- lijk worden gefpaartj terwijl dat d'allerverhevenfte huyfen van d'eene plaatfe tot d'andere worden verkroden, indien fy niet t'eenemaai onder de voet gewor- pen wordeivdoor d'ongeftnyrne beweging der winden , die dit Onweder ve£- wekken. Maar men moet bekennen dat alle defe uy-terlijke waar- borgen, niet be- quaam zijn om eten geeft der menfehen volkomentlijk te verloften, van de doo- delijke vreefen die hem om-cingelen, wanneer God van den Hemel don- dert, en dat hy fijne verfchrikke'ijke ftemmedoet klateren, dat hyde we- der-lichten en d'aangeftêkeyuur-kolen uyt-fchiet ,foo dat'er d'aarde af beril, de bergen daar af dreunen, en de grond- veften der aarde daar door ontblood worden : want Toont defe ' afgrijfelijlie flem Vol heefcbgedruysy met klaar, aan hem Die fichtot Godes Wet door goedhejt niet laat nejgetr, Een Beeltenis van fijne macht ? Och ja; wie fonder fchrikdie gramme teyl^cns wacht , Mn valt fijn Majefiéjt nietftrakx te voet in 't drejgetiy , Men niet flantvafligh noemen magh ; Maar liever, goddeloos verbajlert van ontfagh. het isdannoodfakelijk dat alle die wenfehen fonder fchroom te zijn in het mid- den van defe wanfchiklijkheden, en van defe om-tuymelingen van de Zee en vandelucl%een,en toevlucht nemen aan verfekerder vertrek- plaatfen, en dat k Van de Voo r-e ylanden. 2 r 3 iy hier toe tot Gods Heylighdom in-gaan, haar ruften in de fchaduwc des AU machtigen, en den Heere kiefen tot hare fchuylingen , en tot hare fterkte : fj moeten die grooteen dierbare faligheytomhelfen die hy in fijnen wei-bemin- den Soon heelt ontvouwen, die ons verlof! heeft van alle onfe vreefen door het bloed van fijnen Kruyce, dat onfen vrede heeft gemaakt , en dat alleenigh kan bevredigen de bevreeftheden en d'ongeruftc ankxften van onfe gewetens, esi- ecne waarachtige rufte geven aan onfe helen, door dien dat Wie overfehaduwt uyt den beogen Van God-i eri't opperfte al-vermogew Gedoken fit, en in En onder d'ddertmsle hoede Van 's Hemels Schut s* Keer en fijn roede ^ Geruft yan hert en fin ; Dïe magbmet recht en reden f preken ; O God, wat hulp kan mj ontbreken. Sy, moeten in dit Onweder aan-merken dat het God is die de winden uyt fij- ne fch at -kameren trekt, en dat fy nietenblafen als door fijnen laft. Datdefe' vervaarlijke dwarrel- buyen,defe rommelende Donders, defe fwarte duyfter- niflen die het aangeficht der aarde overdekken , en alle die machtige bewegin- gen die haar voort-ftmven : niet zijn als grove denk-beelden, van dien ver- fchrikkelijken dagh des Heeren, waarin de Hemelen met een fnel gedruyfch fullcn voor- by gaan, en in vuur geftelt zijnde, verfmolten worden, en d'ele- menten aan-geiteken zijnde, af-druypen, en d'aarde en de werken die in de fel- ve zijn verbrand. Sy moeten byfonderlijk tot God haren toe- vlucht hebben van gantfeher herten, en hem bidden dat door d'aanfchouwing der on-eyndige verdienfteïr van fijnen Heyligen Soon Jefus, het hem belieft'bevredight te wefen wegens fijne knechten, en dat hy hem gewaardige fijner d'aarde t'erbarmcn»- Sy moe- ten gedenken dat fijne gramichap niet langer duert als eenen oogenbiik : maar " dat fijne goed-willigheyt een geheel leven niet op- houd. Dat de tranen des a- vondsby ons woonen, en dat daar in de morgen ftemmen der vrolijklieyt ge- vonden worden. Eyndelijk fy moeten vaftelijkovertuyght wefen, dat die de hairen van haar hooft getelt heeft, ook hare dagen heelt getelt ; dat hy haar in den nood niet fal verlaten, maar dat hy haar fal Hellen onder het bewint van fijne Engelen des lichts, om haar te befchermen tegen dc(e af-grijfelijke duy- {ternilkn , op dat geene verwonding hare voor-hutte foude naderen. Maar om ter nood alle defefgete gedachten te hebben, en ornvoorfien te- D-d 3., wefen 1 2*4 Nat u u r lyke Historie weien in den dagh der ellenden van fuik een heyligh betrouwen; foo is het noodigh dat fv wei-doende by yederen dagh, harefielen gebieden aan den op- perften Schepper aller dingen 5 dat fy haar benaarftigen te wandelen in Hey- ligheyt en in Gerechtigheyt voor hem, alle de dagen hares levens ; dat fy hare handen waffchen in onlchult, en datfe hare herten reynigen door het Geioove in fijne dierbare beloften ; verfekert zijnde dat hy de' winden en alle d'andere fchepfelen door fijne macht in teugel houd; dat'er niet een en is dat fich kan bewegen fonder fijne toelating ; dat hy tot fijne heerlijkheyt doet dienen het Vuur, de Donderen, d'Onwcders, d' Aard- bevingen, die hy befüert ten roede en ter faiigheyt van fijne kinderen. VIER-EN-TWINTIGHSTE HOOFT- STUK. Van eenige andere ongemakken des lands, en van de hulp- middelen diemener toe , Voor-eilanden dikwils doen daveren, en het terneder flaan,'gelijk \\y fiont vertoont hebben: foozijn'er noch eenige andere ongemak! mdgtj brengen. Oven d' Aard- bevingen, de Donderen , en de Ouragam die het land der t er- ongemakken, die wel moeyelijk zijn, alhoewel datfy foo veel niet zijn te vreefen als de voor- gaande. Wy hebben haar bewaart tot ditlaatfte Hooft-ftuk van het eerfte Beek defer Hiftorye ; alwaar, om te betuygen den grooten drift die wy hebben van gelukkigh genoeg te wefen om yets mede te helpen tot de verlichtingen tot de geheele voldoening van de lieflijke Bevolkingen van defe nieuwe Werelt ; wy fullen voor-ftellen de hulp-middelen, die d'ondervinding aan d'Oude Inwoon- deren heeft gelee rt, en het oordeel van verfcheyde beroemde Genees- meefte- ren heeft bevonden te zijn d'allereygentlijkite , en de meeü-uyt werkende "om' er te voorfien tegen hare gevaarlijke krachten. I. Lid. Van de Moufttken^ en de A: V fw giftigh , dat hare ftéking foodanigh eene onlijdelijke jeuking veroorfaakt, datmen dikwils het vel af-krabbendedoor te veel kraauwen , de wonde ont- aard in eene forgelijke fvveering, foomen daar geen hulp-middel toe vind. Daar worden er van eene andere foorte gevonden, die grooterzijn en die een Van de Voor-e ylanden. #r« een gebrom maken even als de Muggen, die in Vrankrijk by de poelen en de broekachtige plaatfen gevonden worden. Men noemt haar Maringoim. Sy ver- wekken de iel ve on^ Mö,f/^, gewapent zijnde met eens kleyne pijle, die de kleederen door-boort , en fel ver de fchongelende bedden daarmeninruft. Maar fy hebben dit hyfbnders, dat fy nimmer haren kïevnen prikkel uyt-fchieten, voordat fy ai- voren den oorloqh hebben aan-geféyt. en den aan- val gefpeelt met hare kleyne trompette , die dikwils meer vieefe geeft, als hare liekmg wee doet. b Om fich te bevrijden van defe twee foorten van kleyne heeften , is men ae- woonnetnuyStefetten?opeeneplaatfedie een weynigh hoogh verhevene, , het felve lucht aan ahe^den te geven, en alle boomen af te hakken die den Ooiten wind verhinderen, dewelke by-na gemeenlijk in defe Eylanden waayr en die defe boofe en onverdraaglijke vyanden verre wegh jaaght. De gene die ook vaft-geflote huyfen, en dichte bedden hebben , zijn'er foo veel niet mede gequelt. Maar foomen'er ongemak mede lijd , heeftmen maar Tabak in de kamer te doen rooken, of een vuur aan te leggen dat veel rook* maakt ; want door defe middelen jaaght men defe kleyne oncftellaren van de rufte der menfehen op de vlucht. Dat oo fy gefteken hebben,en men de jeuking terftont begeert te ver- drijven, en al het vergif, dat fy haar hebben laten ontglijden, uyt ?e trekken:: moetmen alleenlijk de plaatfe nat maken met azijn, of metfap van kleyne Ci- troenen* * ; Of IL Lid. Van de iVefpen, en van de Schorpioenen, E mfpen en de Schorpioenen, zijn gemeen in het meefte gedeelte van de nor-ejlmden. Defe gewormten zijn van de felve gedaante, enalfooge- vaarujK als hare foort-gelijken diemen in vele geweften van Europa (iet. De itcKing van de mfpen worden verlicht door het fap van het blad van Wijn-ruy- te,enteenemaalgenefendooreeneftovingevan het alleropperfte hulp- mid- del, tegens alle foorten van vergiften, dat uyt-gefondert word door den beruch- ten naam van Ometan. En voor die van de Schorpioenen vindmen het hulp-mid- del m het beeft feif, waar van men de vochtigheyt op de ftêking wrijven moet, en by des ie lts gebrek neemt men eenen toe- vlucht tot d'Olye diemen met den naam des Schorpmns noemt, welke o ver-al gemeen moet wefen , daarmen van. dele Ondieren vind. BIL Lid* 2i6 Natuürlyke Historie III. Lid. Van de Mkncenillie-boomen, N het mccftc gedeelte van defe Eyknden, wafTen fekere boomen Mancenïl- lie-.bövmen genaamr, fchoon om aan te fien, die bladeren dragen na de gclij- kenifle der gener van de wilde Appel- boomen,en een vrucht dieinen Mancenillie noemt, even als een A pis- appel is ; wanthy is door- vloeyd met roode ftrepen, verwonderlijk fchoon , en van fuik eenen aangenamen reuk , catmen terüont foude gelokc worden om'er af t'eten, indien men niet gewaarfchouwt wierd •van fijne gevaarlijke hoedanigheyt. Want hoewel hy foet in den mond is , foo is hy foo doodelijkï.dat als men' er af at, hy ons niet te flapen foude fenden voor vier-en-twinti^h uuren, gelijk een feker zaad van Veru, en een kruyd van het Qoften, van het welke Linfihoten breed en wijdlcopigh fpreekt *, maar om'er nimmer af t'ontwaken. Alfoo dat hy wel arger is als die Amandelen van een vrucht uyt Mexikéi die na Muskes rieken, maar die gegeten zijnde,ecnen fmaak van verrottinge na-laten. En noch wel arger als die Appelen van Zodom , die geopent zijnde niet ver-toonen als roet en (lof. Want foo ghy het ongemak hebt dat gy daar van bedrogen word, ten minden is het niet met gevaar van uw leven. Maar defe vergiftige Appelen, mogen vergeleken worden met d'In- diaanfcheNote, die in Java wa'ft. Sy heeft de geiijkheyt van eene Gal-note, en terftont als men haar eet, heeft fy eenen Hazel- noten fmaak ; maar daar na geeft fydoodelijkebenaauwtheden, en het is een feer gevaarlijk vergif. Daar word ook in Afrika eenen boom gevonden Coftoma genaamt, die met doodelijke Appelen is geladen. De boom der MélSvifche, Ambou^n^mt, draaght een vrucht die niet minder bedrieghlijk , en niet minder boos-aardigh is. En de land- ft reek van Tripoljr 'mSjrie, brengt eenige groote v4&ni^72 voort, die ge- weldigh fchoon voor het oogh zijn, en geweidigh geurigh van fmaak ; maar hare hoedanigheden zijn dikmaalsdoodelijk, or ten miniten veröorfaken fy lange en moeyelijke fiekten, aan die'er af eten. * Daar wa(Ten Mancemüien op den oever van de Zee en van de Rivieren*, en foo de f nicht in het water valr,fterven de Vilk'aen die'er af eten fonder miiïen; En hoewel hy lange in het water blijft, verrot h-y'er niet, maar hy bekleed hem niet een fal peter, dat hem eene vafle korfte geeft, gelijk of hy over-kn^ed war, In d'Eylanden daar defen boom in overvloed walt , zijn de Slangen vergiftigh* om dat eenigegelooven dat fy fomtijds van fijne vrucht fuygen. De Krabben felfs die onder defe boomen gaan weyden, trekken'er eene vergiftighde hoeda- nigheyt uyt, geluk wy dat op fijne plaatfe gefeght hebben: en fommige hebben fu-k VAN DBVofrR-EYLANDI Ni 2Ï7 fiek geweeft om dat fy dan van defe heeften gegeten hadden. Van waar komt, dat als dcfe vruchten geweldigh.rijp zijnde, fy ter aarde vaIIen,foo raadmen aan alle die forghvuldigh voor hare gefóntheyt zijn, haar van het Krabben-eten t'onthouden. Noch de Slangen, noch de Krabben leven niet gantfeh en gaar van defe Mancenillic-appelen. Maar als fy haar voedfel onder defen boom aaari halen, trekken fy'er de bederving uyt, en noch meer als fy het vergif van fijne vrucht fuygen. 't Is evenwel gebeurlijk dat het gene doodelijk is aan eenige dieren, het niet aan alle zy : en felf dat defe Ondieren, die dikwils van dit vergif eten, het felve door de gewoonte en de volherding in haar voedfel veranderen : Ge- lijk men van Mitridates feght. Aldus mogen fy befmetten die'er af eten , felve daar geene fchade by ontfangende. Onder de fchorfe van den (lam, en van de takken defes booms, is begre- pen een feker drabbigh water, en wit gelijk melk, uytnemend boos en gevaar- lijk. Gelijk als'er vele Mancenillie-boomen langs de wegen zij n,indienfonder acht daar op te flaan, ghy in het voor-by gaan eenen van hare takken af- fchilt, defe melk, of liever dit vergif komt'er uyt, en fpat op u neder : Indien het op ow hemde valt, maakt het'er eene leelijke vlakke, die fchijnt of fy gebrand was. Soo'top het naakte vleefch is, en datrnen de plaatfe die geraakt is niet terftont af-wafcht, loopen'er ftrakx buylen en knobbels op. Maar voor d'oo- gen is aüermecft te vreefen: want foo by ongeluk eenen druppel van dit in- kan- kerend vergiftigh water op de felve valt , lal het daar eene gruwelijke ontfte- king veroorfaken, en ghy fult negen gantfche dagen het geficht verliefen j ten eynde van de welke ghy verlichting fult gevoelen. De daauw, en de regen, na dat fy eenigen tijd op de bladeren van de Mance- müie-boomen hebben gelegen, brengen de felve uyt- werking voort; foo fy op de huyt vallen doen fy haar vervellen, gelijk fterk water foude doen. Het ee- ne weynigh beter is als de regen-druppelen onder de Linye , die foo befmette- lijk zijn na de genen verfekeren die haar gevoelt hebben, dat indien fy vallen op de handen, op het aangeficht, of op eenige andere plaatfe van het lichaam dat bloot is ; daar terftont bleynen en buylen op verheffen met fmerte, en felf foo men niet vaardigh van kleederen verwiflelt , fietmen terftont het gantfeh li- chaam met puyften beloopen, fonder te fpreken van de wormen die in de klee- deren voort- teelen. De fchaduwe van defen boom is fchadelijk aan de menfehen , en als men'er onder ruft, fwelt het geheel lichaam op eene vreemde wijfe. Flinhis en Plu- Urebus maken gewach van eenen boom in Arkadien , al foo gevaarlijk als de de- fe- En die in d'Ooft-Indiën gereyft hebben , verhalen dat'er een kruyd ge- E e vonden 2ï8 Natuurlyke Historis vonden word Sapony genaamt, dat de dood geeft aan alle die'er op flapen. Maas het gene de quade hoedanigheden van den Mancemüte-boom vermeerdert, is, dat feïf de fpijfe aan het vuur van fijn hout gebraden, eenige quaad-aardighevt mede-deelt,diede monden de kcle brand. De Voor-eylandifche Wilden, feer wel de natuuf e van defe Mancenillie-boo- tnen kennende, vermengen ook de melk van den boom, en den daauvv die'er af- valt, en het fap van de vrucht in haar vergif, daar fy gewoon zijn hare pijlen- mede te vergiftigen. Om in korten tijd te genefen de op-fwelling en de puyften die op het li- chaam komen, na datraen door onachtfaamheyt onder de fchaduwe van defen boom heeft geflapen, of na datmen bevochtight is ge weeft van den regen of vanden daauw die op fijne takken valt , en felf yan die melk die onder fijne fchorfen is, foo moetmen vaardigh eenen toe- vlucht hebben na eene foorte van Slekken, waar van wy hier voren gefproken hebben onder den naam van Sol- daten , en men moet'er een feker klaar water uyt trekken , dat bevat is in haar hoorntje, en ft rijken het op de befchadighde plaatfe *, dit hulp- middel flaat het vergif van defe brandende vochtigheyt terftont neder,en fielt den perfoon buy- ten gevaar. D'Olye die fonder vuur uyt defe Slekke word getrokken, heeft ook de feive kracht : indien yemand gebeurt is dat hy van de vrucht defer ver- giftiger boomen heeft gegeten, dan fal hy van de felve hulp- middelen moeten gebruykendiewyhiernabefchrijvenfuiien, omhet venijn Yan de Serpenten», en alle andere vergiften te verjagen. IV. Lid. Van de Hout-luyfitt. DAar is ook eene foorte van Mieren, of van gewormte,die op het hooft ee- ne kleyne fwarte vlekke hebben,en het overfchot van het lichaam cantfeh- wit. Sy teelen uyt verrot hout,en om dtft obrfaak is het dat onfe Francoy fchen haar Hout-lujfen noemen. Haarlichaam is murwer als dat van onfe cemeene Miere,en niet te min haar gebit is fo verftaalt, dat fy het hout knagen, en fluype in de Koffers die dicht by der aarde ftaan r en in minder als twee uuren, om dat fy elkander op het fpoor volgen , indien men niet forghvuldigh is haar te doo- den, komt'er fuik eene groote menighte in, dat fy door- borend eten, en vernie- len, het lijnwaat, de kleederen, de papieren , en alles wat'erinis : fy etenert knagen foodanigh de Voik-ftijlen, die de gemeene hutten onder- fchragen, dat fy haar ten laatften ter aarde doen vallen, als men er gecne hulpe toe- brengt. Men verhindert defe beeüen. om voort te teelen, wanneer men geenhout 4 Van DE Voor-eylandin. lïf cp d'aarde laat leggen in het timmeren van het huys ^ want fy teelen uyt ver- dorve en verrot hout: Ook, indien men brand het eynde van al het hout datmen in d'aarde poot : of terftont als men er eenige befpeurt , warm water giet in de gaten, die fy gemaakt mochten hebben : of de Koffers in de lucht limgt met touwen, gelijk men verplicht is te doen in verfcheyde geweften van d'Ooft-Indiën, op dat fy d'aarde niet raken 3 en forghvuldigh is om de ka- mers dikwils fchoon te maken , en daar in niets op den vloer te laten leggen. Men heeft noch ondervonden, dat om haar den wegh af te fnijden , daar niet meer te doen is, als de plaatfe daar fy door komen te wrijven , met d'Olye van die foorte van Falma-Cbrifth waar mede de Negers haar hooft wrijven om haar van het gewormte te bevrijden. De Olye van den Lamantin heeft ook de fel- ve eygenfehap, en als men daar van uyt-itort op hare veiling , ('t welk is een mieren- hol van haar flijm gemaakt, dat fy vali hechten rondom de vorken, die de hutten onderilutten) foo verlaten fy die dadelijk. V. Lid. Vm de Ravetten. E Ravetten zijn noch gevaarlijk. Daar zijner van twee foorten. D'al=* lergrootfte zijn ontrent gelijk Kevers , en van de felve verwe : d'andere Eijn de helft kleynder. D'eenen en d' anderen kruypen voornamentlijk by nacht, en fluypen in de kiften als fy niet dicht gefloten zijn, bekladden alles wat fy vinden, en befchadigen genoegh ^ maar niet foo veel noch foo vaardigh als de Hout-luyfen ; men noemt haar Ravetten, om dat fy knagen gelijk de Rat- ten alles wat fy overvallen. Dit is fondert wijffel de felve foort-gelijke die J-jndeLerry Aravers noemt , nadetale der Brezjlianen. Dit gewormte tracht byfonderlijk na de boeken, en na haar bekleedfel , of om- flagh. De Hout-luy- fen doen niet minder ais fy'er den tand in mogen fetten. Maar fy hebben dit goeds, dat fy de letteren eerbbdigh zijn,en dat fy haar genoegen de kanten van de boeken af te knagen, en daar diepe groeven in te maken. Want of den inkt niet na haren fmaak zy, of om eenige andere oorfaak, fy eten den druk niet als in eenen uytmuntendenhongers-nood, en by gebrek van alle andere dingen, Wy fouden boeken konnen laten den die de livreyen en cje tekenen van hare tanden dragen. Maarfy zijn verlekkert op lij nwaat bovenalle ding: en als fj in eene Koffer mogen komen, bereyden fy in eene nacht meer werkx, als d'al- lerfnêdighlte naayfters in geene maand fouden konnen Proppen. Wat de Ravetten belangt, alhoewel dat fy foo (lim op het werk niet en zijn,' verfparen fy niets, ten zy de ftoöen van züde en van cottoen ? voornamentlijk Ees die D 220 Natuurlyki Historie die noch niet zijn verwerkt, zijn niet na haren fmaak. En foomen de kiften in de lucht houd hangen, en d atmen de touwen die haar op- houden , met óefe ftoften bewind, foo ras als fy tot het cottoen gekomen zijn, dat harekleyne pooten wat verhindert, betrachten fy haar daar van t'ontwarren , en fy kiefen terftont een ander fpoor. Die huyfen van tichel-fteenen, of van andere ftcé- nen hebben, vreefen de Hout-lujfen niet : maar met alle hare forgen hebben fy fpuls genoegh om haar te bevrijden van de in-breuken en de ichadenvan de Ravetten. Men heeft niet te min door ondervinding geleert, datfy vyanden zijn van de goede reuken , en dat fy haar niet geerne huys-veften in de Koffers van Cederen gemaakt, en van die uytftêkende reukerige houten, die in het meefte gedeelte van d'Eylanden gevonden worden. Te C^irwfetmende voe- ten van de Cabinetten in vaten met water, om demieren te verhinderen daas ap te klimmen. Dit geheym dat wel gemakkelijk is , foude fonder twijffel de felveuytkomften aan de Veor-eylandercn geven, om fich te voorfien tegen de Hout- liyfen, en de Ravetten daar wy terftont van gefproken hebben , en lèlf te- gen de mieren, die'er ook geweidigh onlijdelijk zijn. VI. Lid. Fan de chiken. HEt gene alkrmeeft te vreefen isin.defè Eylanden, zijn fekere kleyne ziertjes, die voort-teelen in het ftofon de afch-hoopen,en in andere vuy- ligheden. Men noemt haar gemeenlijk Chiken. Sy gaan gewoonlijk aan de voeten fitten, en onder de nagelen van de teenen , maar foomen haar voort laat gaan, en datmenhaarby tijds daar niet uyt trekt , loopen fy over alle d'andere leden des lichaams. In het beginfel veroorfaken fy niet anders als een kleyn gejeuk: maar als fy de huyt hebben door-boort, verwekken fy eeneomftê- king aan het deel., dat befmet is, en van kleyn dat fy'er in cjuamen , worden fy in weynigh tijd foo groot als eene erwete, en brengen eene menighte van Ne- ten voort , bequaam om andere voort te brengen. En vervolgens komen'er dikwils gefweren aan de plaatfen, daarmen haar heeft uyt gehaak. De Wilden, na dat fy vertellen die'er onder verkeert hebben , hebben eene fèkere gomme, met dewelke fy hare voeten gewreven hebbende , byfonderlijk onder de nagelen, foo konnen fy van dit gewormte niet gecjuelt worden. Maar men raad aan die de kennifle van dit geheym niet hebben , van haar aan de voe- ten te laten befien , door die haar op het ontdekken verftaan , endefe oevaar- Ijjke kleyne beeften daar uyt te halen, foo vaardigh als men de minfte jeukeriro- gevoelt, waar ind'Xndianengevveldighfncdighengeweldigh gelukkighzijn&. X3ie Van de Voor-eylan&in. 221 Die ■ dek Chiken uyt halen, moeten wel acht nemen datfy ctenfak,. waar in fy beflotcn zijn, niet doen beröen;, anders mift het nooytofdaar blijven eenige van hare kleyne eyerenin, waar uyt fondermilTen weer andere C/;/%» vorft- teelen. Men gelooft ook dat de 2ü«£ö« die de Caraïbaneti zebmyken, om haar fihoonder, fwakker, en vlugger ter loop te makelde kracht heeft om alle dit ge worm te te verjagen. Het is ook een goed middel, de kamer met fout water dikwils te bevochti- gen; niet blootsvoets te gaan; feeme koufen re dragen ; en fich fuyver te houden. Want gewoonlijk is'er niemand als die haar veronachtfamen , en die haar vuyl houden, die'er ge voeligh mede overvallen worden. Defemceyc- Iijke Mijter* is de felve die de Éreülïanm Tons noemen, en eenitre andere Ihdia- nen mgas. De genen die gefweren hebben die haar veroorfaakt zijn door de Chiken, wanneer fy niettijds genoegh noch fnêdigh genoegh zijn uyt gehaalt , worden na den ltijl des lands Mdingus genaamt. Deïe fweren komen, ook dikwils na eenkleynfchrapje3datinhet eerftegantfeh weynigh fcheen te wefen. Maar. daar na fiaat men verbaaft dat dit foo groot word als de palm van een hand ; en alfdan is'er weynigh order op te ftelJen : want de fwering moet fijnen loop ne- men. Daar zijn'er felf die om dat fy kleynder zijn, evenwel feer moeyelijk zijnomtegenefen. Defe gefweren zijn van twee foorten. D'eene isrond,en dender oneenparigh. De ronde fwering.is veel moeyelijker om te genefen'ak d'andere, om dat'er kanten van dood vleefch zijn die'er rondom komen,en die het cjuaad verargeren. Want foo lang als er dit dood en cjuabbigh vleefch is. kan de fwering niet genefen. Daarom moet men wanneermen de wonden ver- bind, altijd dit dood vleefch tot aanhet ievendighaf-fnijden, heteene wreede imerten veroorfaakt. Onder de genees- middelen tot de heeling, van defe gefweren r gebrnykt- men fpaans-groen,.fterk. water, het wefen uyt het koper- root, en ^cbrande aluyn, die het doode vleefch van de wonde af-bijten. iMen dient fier? ook tot het felve gebruyk,met het lap van denkleynen Citroen , die uytmuntende fuen is. En als de wonde vuyl is, maaktfe dit fchoon en fuyver. Het is waar dat ter. oorfake van de groote fmerten diemen gevoelt als inen'er de wonde mede wrijft, men veel eer eenen toe-vlucht heeft tot andere hulp-middelen: maar ©okgeneeft men dan foo, fpoedigh niet. Men maakt noch eene falve van ge- nieenen Honich, een weynigh fterken azij n,en pulver van fpaans groen dat op- permogende is om de fweren in korten tijd te genefen. En om haar te voor- komen, foo raadmen niets te verfuymen tot de minlte wonde , of fchrabbing, die komen aan wat gedeelte van het lichaam dat het zy , byfonderlijk aan det E e % Toeten; 222 Natuurlyk e Historie voeten of aan de beenen, maar daar eenigeplayfter op te legden , die daar uyt trekt den brand de welke in de wonde mocht wefen, en by gebrek van alle an- te leggen. En fich te ïjn, om de jeukering over te doen gaan , die er ds der hulp-middel, daar ten minften Tabak-bladeren o; dienen met Citroen- fan, en ir over blijft na dat de Moujlikm, en de Marmgo'ms gefleken hebben, liever als' nagelen aan te {lellen. VII. Lid. tlïdp-mMelen tegens de hïjtinge der Serpenten die vergif ti?h zijn, entegens die andere ve?tijnen foo van het land als van de Zee der Voor-eylmden. WY hebben gefeght in het fefleHooft-ftuk van defe Hiftorye, datcf Serpenten en Slangen waren aan d'Eylanden van Martimkus en van S" Aloude, die een gevaarlijk vergif hebben. Maar wy hebben hulp-middelen diemengelukkighmaghgebruykemom'er de kracht van neder te vellen met voornemen tot aan dele plaatfe bewaart. Wy (allen dan eerft ftellen dat fy ge- béfight mogen worden en van binnen en van buyten. Van binnen, om het herte te verquikken en te verfterken , en te verdrij ven de vergiftige hoedanig- heyt die het felve mochte gewinnen, foo dientmen fich met gelukkige uytkomft van TberiakeU van MitriddM^ van Confefth d' Alkermes , van Egiptifchen balfem, als ook met die van Peru, van Wijn-ruyte, van Scordeum , van Scorconnaria , van ViperineivanAngelikjiVinComnibierva', Maar boven al moet men in- flikken met een weynigh water van bernafie, of van bugloile het gewichte van ee- nen kroon longe- poeder, en van het herte van adderen. In het gemeen , men moet alle dingen gebruyken die het herte verfterken , en de geef ten verheugen en op- wekken. Van buyten mach merier opleggen alle de genees-middelen die de kracht en d'eygenfchap hebben van allerleye foorten van vergif uyt te trekken, en te verdrijven. Gelijk de bloed- fuygende Koppeop de geprikte wonde geftelt , de Cornetten, en alle andere warme en na-trekkende heel- middelen , foodanigh daar zijn de gommen van Galbanie , van Ammomac, de ftoving van de gezodene wijn , met de wortel van Draken kruyd , of het blad van Moeder-kruyd , de Look en d'Ajuyn , de Duyve-drek , het bloed van de Land-Schild-padde, gedrooght, 'en tot pulver gemaakt , en dierge- lijke. Daar is niets verfckerder als foo vaardigh het mogelijk is debeledighde plaatfe boven de bete af te binden, en daar terflont in te mijden, en felf het {tuk Van DE VOOR-IYLANDEN. 2 2 f ftukdaaruytte halen: of ten minften m gekopt te wefen, foofpoedioh & men magh daar op te leggen liet achterife van een Minne of van eene Öuyve geplukt zijnde, om het vergif na fich te trekken ; Cnd^fc Hinnèof defeDuy- ve dood zijnde, moet men eene andere nemen , foo lanoC tot dat'er mm vei-if meer uytte halen is. & o Het : foude : ook te vrenfehen wekn dat alle d' fnwoondcren der Voor-evhndm het gebmyk hadden van dat uytdèkend. Tegen-gif, dat in foo vele plaatfen van dit Koninkrijk is gebruykt , het welke bekent is onder den beroemden naam van Ometan, en dat verkoft word te Parijs op den hoek van de Fmfneuf op den hoe* van de ftraat d' Auphme,da*r de Sonuy t-hanet. Want dit venyon- derlijk^geheym, heeft onder andere feldfame hoedanigheden , de kracht van al- lerley {oorten van Serpenten te verjagen , en de kracht van d'ailermachtinhHe vemjnent ontwapenen. Siet hier de wijfe waar op de genen die van verouW serpenten gebeten zijn, het moeten gebruyken. v Men moet'er afnemen degroote van een boon, in wijngefmolten. En daar na moetmen koppen laten prikken, op de bete, en het bloed daar uyt trekken door het middel van de koppe. Daar na een weynig Ormmtiet op le^en en wel acht flaan dat den gebetenen wakker blijve, ten minften den tijd l vaSïwaalf uuren. Dit vermogend hulp-middel mach fijne goedheyt verfcheyde jaren be- houden, aangefien datmen het niet houd in eene warme plaatfe , ïur het kan verdroogen. Enfoohetdrooghword, moetmen het weder tot fijn wel-zim brengen met geroofden honigh. Men vind'er ook af dat gepulvert is Wat aangaat de beftiering van leven diemen houden moet -eduerende het cebruyk van dit gences-middel; men moet vermijden alle de fpijfen die ver- hitten en het bloed verbranden, of die de fwaarmWige vochtigheyt verwek- ken. En men moet fich geheelijk onthouden van den doel-gank door dran- ken, en ook van het ader-laten, uyt vreefe van het vergif van buyten na binnen- e trekken, indien het quaad d'edele deelen noch niet heeft gewonnen : In wel- ke gelegentheyt men fich wel tamelijk overvloedigh foude moeten fuy veren- van oinnen,en bad-floven gebruyken,en dingen die bequaam »n om de fweet- gaten te openen, en te doen fweeten. Dat indien men in fuik eenen uyterften nood vervallen was, van niet te kon- henvenmjgen eemge van defe Tegen-giften die wy daar befchre ven hebben : Sieter hier noch een dat geweldigh gemeen is, en feer licht om in het werkte «ellen. Degene die vaneen vergiftigh dier gebeten is, moetterftont etende &W T f ien 9^1 Want h* heefc de h'acht ™ ^ ^rte te- gen ht venijn te voorfien. Indien het mogelijk is moetmen het belédiehde deeIaf-binden.foovaft.als men kan, boven de bete. Daar- namoetmen naar prik- 214 Natuuriyke Histokib prikken, endaar dikwils op leggen het fpeekfel vaneenen man die nuchtere is, en indien men kan hebben het beeft dat het quaad heeft gedaan , moet men het felve 't hooft af- mij den , en het te mortel wrijven , tot dat het gelijk eene falve geworden is , diemen heel warm op de wonde moet leggen. Dit is het gewoone hulp-middel dat de natuurlijke Jnwoonderen van Brez.il gebruyken, om haar te bevrijden voor de felligheyt des vergifs van dat gevaarlijk en wan-, fchape Serpent , dat Tv in hare tale Bokimn'mga noemen,en de Spanjaarden Caf- cavel. Delaatftegedenk-fchriften die ons gefonden zijn geweeü: van het Martini- fcbe, brengen mede dat eenige aanfienlijke Huys-gefinnen federt korteling van BrezJl gekomen zijn, met hare Negerfche knechten, om in ditEyland te woo- nen, welke aan d'Inwoonderen de kennifle hebben gegeven, van verfchcyde kruyden en wortelen, die in de Voor-ejlanden wallenen alfoo wel als in Erezjl, en die eene opper- vermogende kracht hebben om uy t te bluffchen de kracht van het vergif van alle foorten van Serpenten, en vergiftige pijlen. Men kan de felve hulp-middelen die wy boven befchreven hebben gebruy- ken, om fich te voorfien tegen de Bccune , en alle andere gevaarlijke VilTchen, die in de Zee gevonden worden. Sy mogen ook met gelukkige uyt-komft he- fteed worden om te verhinderen de quaad- aardige uyt- werkingen van het fap van den Manioc, van den Manceniliie-boom, en van de flêken der \Vefpen> der Schorpioenen, en van alle d'andere vergiftige Ondieren. VIII. Lid. Vanhet Zec-fchuym.' DE genen die in de Zee vhTchen of haar baden t worden fomtijds bevan- gen met een feker fchuym , dat van de wind gedreven word , gelijk eene kleyne blafe van purper-verwe , van onderfcheydene gedaante, en aangenaam om aan te Hen : Maar aan wat deel van het lichaam het vaft hecht, veroorfaakt heter in een oogenblik eene feer gevoelige fmerte, die brandende is, en ten hooghften {lekende. Het alleripoedighfte hulp- middel dat men gebruyken kan om defe fcherpe pijne te {tillen, is de belêdighde plaatfe te falven met olye van Acajou-noten , vermengt niet een weynigh goede brandewijn : want d'eene kitte verdrijft d'andere. IX. Lid. Van ,di Voor-et lam »in. IX. Lid. *25 Vm de Mtt en die gemeen 2ijnin defe Ejhnden. S E dert dat'er in de Voor-eyUnden fuik een groot getal van Schepen handelen* en dat het dikwils gebeurt dat'er verfcheyde ftranden aan de Rheede I van defe Eylanden, daar fy verrotten vanouderdom : foo hebben de Ratten, die deCaraibanen ten anderen tijde onbekent waren, het land gewonnen , en heb- ben haar daar foodanig vermenighvuldight, dat aan fommige plaatfen fy groote fchadc doen aan de Fataten, aan de erweten , aan de boonen , en 'byfonderlijlc aan het MdüoE grof koren, datrnen Turkx-koren noemt. En foo de Slangen haar niet vernielden, en haar wel diep gingen foeken in de gaten van d' aarde, eri van de fteen-rotfen daar fy in-kraypen, en feif in de daken van de huyfen , die gemaakt zijn van Palm-bladeren, ©f van Suyker-rieten , men foude fonder twijffel fpuls genoegh hebben om leef-tochten te bewaren. Het is- waar dat'er tegen woordigh Katten in defe Ey landen zijn, die haar niet verfchoonen . Men heeft felf honden geleert om haar den oorlogh aan te doen , en het is een ver- maak om te fien hoe fcherp dat fy zijn om haar in den inof te krijgen, en hoe fnédigh om haar te jagen, en te dooden. Dit ongemak is niet alleen eygen aan de Voor- eylanden , maar, het is noeh ar- ger in Peru ; want Gardlajfo in fijne Koninklijke Uytlegging, getuyght ons, dat defe fnoode dieren daar by-na in een oneyndigh getal zijnde , daar fomtijds groote fchaden doen, vernielende de plaatfen daar fy door loopen, verwoeden - de de velden, en knagende de vruchten, felf tot de botten, en de wortelen der boomen. D'Inwoonderen HerEylanden gebruyken noch eene uyt- vinding , die fy Ba- Un noemen, om te verhinderen dat de Rattenhzre Caffave, en anderen voor-raSü niet fouden eten. Defe Bal/m is eene foorte van ronde of vierkante horde , ge- maakt van verfcheyderijfen, op de welke fy gewoon zijn de Caffare te leggen, nadatfyindeSonisgedrooght. Sy is gehecht aan het bovenfie van dehutte met eenen band, of koorde, die de Balan houd op-gehangen in de lucht. En op dat de Ratten niet langs de koorde fouden neer-zijgen, en op de Balan dalen, la- ten fy de koorde fchteten door eenCalebaffe die heel glad is , en die by de mid- den blijft hangen ; in-voegen dat de Ratten tot aan defe plaatfe gekomen zijn- de , geen vatten vindende om hare voeten {taande te houden, en fchroomende de beweging van de Calebafle, foo hebben fy de verfekertheyt niet om voort t-fc gaan. Sonder dit kleyn geheym, was het dlnwoondcren befwaarlijk om hare leef-tochten te bewaren. itf ;Si4t ïit Natbul, Mist. Van ds Toomtl Siet daar hoe de wijfe Werk- meefter van de Natuure gewilt heeft door een verwonderlijk tegen- wicht, het welke alle de volmaaktheden van d'Alheyt in gelijkheyt houd, dat de Landen dieeenigh voordeel boven d'anderen hebben,, door te°-en-.ftelling onderworpen zijn aan ongelegentheden die elders niet worden ontmoet: en hoe fijne Godlij keVoorfienigheyt, die in de nood van hare Schepfeleri machtighlijk voorfiet, geftelt heeft het l egén-gift by het ve- nijn, het hulp-middel naaft het gebrek, en heeft felfvoor den menfeh geopent,. d'onuytpattelijke fchatten van de genade, en van de Natuure , om haar te ver- forten te^en dongevallen van de lucht, d'overlaftigheden van de Saifoenen, de- felheyt van de veVgiften, en van alles wat d'aarde aller gevaarlijkft voort- brengt, van den tijd af dat fy vergiftight is geweeft de d'eerfte fonde. Myndt van het eerfte Beek van de Hifi or ie der Voor-eyhnd.cn. Natuurlijkeen zedelijke Hiftorievan d'EYLANDEN de VOOR-EYLANDEN van A M E R I K A, TWEEDE BOEK, Bevattende de ZEDELYKE HISTORIE. Natuurlijke en zedelijke Hiilorie van C E Y L A N D E N • de VOOR-EYLANDEN: van AMERIKA. TWEE DE BOEK, Bevattende de Zedelijke Hiftorie. FERSTE HO aFT-STU K. fan de tcr-nederftelling der Vytheemfche In'woonderen in d'Ey lande® ■' en haar de plaatfe vry laten. Na dat mijn Heer Defnambuc'm Vrankrijk wederkeerde en mijn Heer VAir- n*rd in Engeland, daar hare vermeefteringen en alle hare handelingen de Ko- ningen aangenaam waren ; en -haar oorloi gegeven zijnde om volk over te fchepen, foo keerden fy'er weder met goet geielfchap, in hoedanigheyt van Gouverneurs,en Plaats- houders van de Koningen van Vrankrijk en vanGroot Bretaigne, hare Meefteren. Mur eer dat mijn Heer Deframbuc fijne verkrijginge cjuam bebouwen en vervolgen, geloofde hy dat om een machngh fteunïel in Vrankriik te hebben, het wjlke mede deel nam in de behoeding van dit Eyland-, onder het Opper- gefach van den Koning; en om fijne aanilagen alfoo te verfekcrenen vooit te fetten ; het goed foude zijn eene Maatfchappye te verbinden van perfconen diegefachhaiden,die de beftieringen de Hecrfchappye van dit Eyland had- den, en noch van d'andere die hy foude mogen gewinnen , en onderwerpen aam degehoorfa.amhe.yt van den.Koning : Op voorwaarde dat defe Maatfchan- Van de Voo r-e yianden. ,233 pye forge droegh , en ter herte nam om daar volk op over te doen gaan, die het land mochten behouden , en het bebouwen : daar Kerken- dienaren te zen- den, en in haar onderhoud te voorden: daar Sterkten te doen bouwen tot de verfekertheyt der Bewoonderen, en die te voorden met Gefchut , met Bufch- poeder, met Klooten, met Musketten , met Lont en met Kogels : in een woord daar een goed Wapen-huys t'onderhouden.om altijd in handen te hebben waar mede men den Vyand 't hooft mocht bieden. Defe Maatfchappye , of Gefelligheyt wierd in-geftelt in de Maant van Oólober des jaars duyfend fes-hondert fes -en- twintigh , foo voor het Eyland van£!- Cbriflojfel, als voor deby-gevoeghde, en wierd toegedaan van den Ko- ning : en federt wierd fy beveitight en begunftight mee nieuwe toelatingen, en feer fchoone Voor-rechten, verworven van fijne Majefteyt den achtdenvan Maart des jaars duyfend fes-hondert twee-en- veertigh voor alle d'Eylanden van Amerika, gelegen van den tienden tot aan den dertighfcen graat herwaarts den Evenaar. Mijn ïrjeer Defnambuc,hehhende aldus in Vrankrijk order op fijne dingen ge- ftelt, keerde weder na S'- Cbriftoffel met drie hondert mannen,die de Heeren van denieuwlijkx-ingedelde Maatfchappye hadden geworven , om'er de grond- veden van defe Bevolking te bewerpen : hy voerde ook met hem verfcheyde brave Vry- willige , die voor verheerlijking rekenden fuik een beroemd A- yont-mir-foeker te volgen, en deel te nemen aan fijne deftige fukkelingen , on- der de hope van ook te fijner tijd de vruchten van fijne verkrijgingen te pluk- ken. Sy quamen alle te $'■ Cbriftoffel aan , in het begin van de Lente des. jaars duyfend fes- hondert feven-en-twintigh : en hoewel fy vele hadden geleden op hare reyfe, en dat fy voor den meeden deele fiek of verfwakt waren , foo lie- ten fy haar door defe harde proeven niet ter neder fiaan : maar haar gedenken- de dat de deftige onderwindingen altoos vergefelfchapt zijn met groote fwa- righeden, en dat de Rofen niet geplukt worden als tuflchen de doornen , foo begonden fy van toen aan de hand aan 't werk te leggen , en in weynige dagen geleert hebbende van de genen die fy op het Eyland vonden , de gantfche or- der diemen houden moet om deboffchen te flechten, woon-plaatfen op te del- len, het land te bebouwen, de leef- tochten en den Tabak ze planten, en om alle de plichten te volbrengen die vereyfcht worden in de nieuwe ter neder- ftellin- gen , foo waren fy behulpfaam aan d' edelmoedige voornemens van haren Hooft-man, die haar door fijne woorden , en door fijn goed voor-beeld krach- telijk aan- prikkelde. De verdeelingen van dit Eyland tuifchen de twee Nacyen hadden bswor- pen geweed voor defe reyfe ; maar fy wierden befloten en plechtelijk vad ^e- Gs ftelt «34 Zedelyke Historie ftelt den dertlenden van de Maant May in het felve jaar. Want op dat een ve- der met verfekering op fijnen eygenen grond mocht werken , en dat d'onfe met d'Engelfchen niet te betwiften hadden : Mijn Heer Warnaard ook uy t En- geland weder gekeert zijnde, eenigen tijd voor mijn Heer Deframbuc , daar hy hem ook hadde onderiteimt met eene Maatfchappye , die de befchermine van fijne onaerwindingen nam : foo verdeelden fy onder haar het land van het Ey- land>en{telden'erfcheyd-palenfooalsfy noch heden worden gefien; even- wel op voorwaarde dat de jacht en de viilcherye o ver-al vry fouden wefen aan alle d'Inwoonderen van de twee Land-aarden, en dat de Sout-kuylen , de Bof- fchen die van waard ye waren, en bequaam tot de verwerye , of tot de fchrijn- vverking, de rheeden en de mijnen ook gemeen fouden blijven. Syquamen noch ovcr-een in fekere (tellingen, die aan beyde zijden behaaghlijk waren, en, vaft geflelt wierden , om eene goede wederzijdige gemeenfehap t'ondei hou- den, alle jalouzyen voor te komen, en alle oorfaken van twift en tweedracht te vermijden, die lichtelijk konnen ontdaan tufkhen twee Nacyen van verfchey- dene zinlijkheden. Sy maakten ook gefamentlijk een eet-gefpan tot verwe- ring, om elkander ter nood te helpen, en de fterke hand te leenen om haar bey- der gemeenen Vyand te rugge te drij ven, en ook alle die fouden willen verft o- ren de rulleen de vrede, die fy met den anderen hoopten te genieten,, in dit liefrelijk land, dat haar in bedeeling was gevallen. Na d^fe dingen arbeydden de twee Gouverneurs elk öm'tfeerft, tot de valt- {telling en het vercierfel van hare bevolking. Maar men moet bekennen dat d'Engelfchen feer groote voördeelen boven de Francoy fchen hadden , oni hare voornemens met gemak ten eynde te brengen. Want boven dat die Land- aard, die geboren is in den boefem van de Zee, veel beter als wy konnen ver- dragen de fukkelingen van langduerige reyfen, en dat fy haar beter verftaat als \vy op nieuwe bevolkingen te maken : foo voorfagh ook de Maatfchappye die te Londen was in-geftelt tot de beftiering van S'- Cbrijioffel , foo edelmoedigh» dat fy in hare geboorte geholpen wierd met mannen en met leeftochten, die noodigh waren tot haar beftaan, tot dat d'aarde het haar voort- bracht; en fy was foo forghvuldigh , dat vantijd tot tijd defe wierd ververfcht met nieuwe hulpe, en met alle dingen die haar in defe beginfelen noodigh mochten wefen* foo dat fy oogh-fchijnlijk verbeterde en voort-ging; terwijl dat d'onfe , die onvoorfien was van alle defe behulpmiddelen, niet dtdc als quijnen, en felf fy foude lichtelijk ten eynde geloopen hebben, foo de genegentheytdiefy tot haar Hooft droegh, en de hooge achting die fy van fijne dapperheyt hadde ver- kregen, haar niet hadde tot fijnen wille gehouden y en feer naauw aan fijnen dienft verbonden. Ter- Van ds V o o r-b y l a n d e n. i 3 $ Terwijl dan dat onfe Bevolking alle dek fwakheden moeit lijden , en dat fy niet beftont als door hare moedigheyt ; die van d'Engelfchen winfte trekken- de uyt h^re krachten > bracht er eene andere voort in het Eyland vmNieves, dat van S!- Chriftoffd niet af-gefcheyden is als door eenen kleynen arm van de Zee, gelijk wy dat in fijne plaatfe gefeght hebben. Maar foo dit kleyn getal waar toe onfe lieden gekomen waren, haar niet toe-liet diergelijke voort-gan- gen te maken, mijn Heer Defnambmaxbeyde in vergelding neerftigh om haar- vat! te ftellen, en haar te effenen en te regelen door verfcheyde brave Infettin- gen, waar van wy hier eenige van de voornaamfle leden fullen ftellen , op dat de geheugenifle daar dierbaar af bewaart foude worden , tot onderwijfing van de Na- zaten. In d'eerfte plaatfe , om dat door de vrede en d'eénigheyt d'allerkleynfte dingen aan-waflen, en dat de verdeeltheyt d allergrootfte doet wegh vloeyen, en verdwijnen: foo wilde hy dat alle d'Inwoonderen van het Eyland, die fijn gefagh erkenden, onder haar eene volmaakte eenigheyt behielden, dewelke hy haar in alle gelegentheden aanprees , gelijk de Suyl van haren kleynen Staat, en de geheylighde pijpe, waar langs allerhande zegeningen des Hemels en der aarde overvloedig op haar fouden af-vloeyen. En door dien het onmogelijk is, 4 at in den onderlingen ommegang niet vele dingen fouden ontftaan , die be- cjuaam fouden wefen om defe lierfelijke wederzijdige over-eenkoming fom- tijds t'ontftellen, indien daar niet vaardighlijk in wierd voorfien , foo begeer- de hy dat diergelijke gefchillen op het fpoedighfte met foetighey t wierden af gedaan, en felf voor het onder-gaan van de Son, indien het mogelijk was. Hy gebood haar getrouw , open-hertigh , en oprecht te wefen in alle hare handelingen j beleeft en behulpfaam te zijn aan hare gebueren , en foo God- vruchtelijk te houden het woord dat fy gegeven hadden, als of het by gefchrift was geftelt, en voor Notarius en getuygen door-gegaan. . Op dat den al-te-vlijtigen arbeyd van hare Landeryen, haar niet foude doen vergeten d'oeffening van den oorlogh, of dat de moed niet mochte verflap- penindedieperufte,enfy ter nood de wapenen fouden kannen handelen, en die met beleyd gebruyken, foo wilde hy dat fy daar dikwils d'oeffening van fou- den doen, dat fy haar aan-ftelden na de regelen van de Krijghs-tucht.in.gen ; en hoewel (y alle den Land-bouw deden, dat fy debevalligheytenhetedelmoe- digh gelaat van Krijghs-mannen fouden hebben , en dat fy daarvan t' aller tijd de teykenenendelivreyen fouden dragen, nimmer uythare quartieren komende fonder Vyer-roers, of ten minden fonder den Degen aan te heb- ben. Dat indien hy haar op defe wijfe fchikte en voeghde > op dat fy by gelegent- Gg 2 heyt , Z$6 ZEDELYKE HlSTORlB heyt mochten betoont» hare dapperheyt en hare tnoedigheyt regens hare Vy- anden •, foo verplichte hy haar aand'andere zijde om fachten menfchehjkd'ecn tegen d'andere te welen ; en hy kondc niet verdragen dat de fïerkPce de fwak- fte. vertraden. Daarom gaf hy dit fchoon voor- fchrift, het welke noch in we- fen en in kracht is aan alle dele Eylanden: te weten, dat de Meefters hare knechten niet mochten verbinden als voor drie jaren , geduerende de welke fy gehouden {"ouden weien om haar te handelen in alle middelingen fachtigheyt en van haar niet af te vorderen als eenen redelijken dienft > en gelijk- rnatigh ha hare krachten. Sij.ne forghvuldigheden fpreydden haar voornamentlijk uyt over de nieuwe aan-gekomene > en op dac iy in hare aan-komfte y ets mochten hebben waar onder fyfouden mogen ver/chuylen voor d'ongemakken van de lucht, en op dat haren arbeyd niet Vertraaght foude worden, by gebrek van woon- plaatfen, foo begeerde hy , dat alfoo ras de piaarfe die ff tot liet maken van het ^bouw gefchikt hadden, ontbloot was, de gantfche gebuerfchap mede hielp om het op te trekken. Ddc loffelijke Jnftelling wierd foo wel ontfangen en foo fotéhvüW dighlijk waar genomen,dat'er niet een van d'Inwoonderen was die'er derecht- veerdigheyt niet af erkende, en die by defe voor- vallen niet voor geluk 1 eken- de daar gewilligh mede behufpfaam aan te wekn, fonder moeyten en fonder bekommeringen. Eenige gingen hakken het hout dat noodigh was , d'andere hepen tot de rieten en tot de palm bladeren, om de fchut-heyningen en het dak' te maken, de befte Bouw- meefters poteden de gevorkte hoek-ihjlen , verhie- ven de dak-balken, en. hechteden het verdek daar "aan vaft, en fy waren alle infulkeeneminlijkeennoeftigebêilgheyt, dat het kleyn gebouw in weyni- ge dagen bequaain gevonden wierd om'er te huys- veilen , fonder dat d'Eyge- naar hem in eenige koften behoefde te ftêken, als alleenlijk om te voorfien, dat den gewoonlijken drank van dit Land, geduerende defen arbeyd , aan dde lief- hebbende werk lieden niet ontbrak. Eyndelijk,hyhadde eenen af- keer van de leuye, die leven van het fweet en van den arbeyd eens anders, gelijk de Horfels van den honing der Honing- byë'n; maar om in onfe dagen weder te brengen een kleyn af-becidfel van de gulde eeuwe , foo geprefen door d'Ouden , foo rade hy aan alle d'In- woonderen om mild-dadigh te wefen , mede Weelende- van de goederen die God haar hadde gefchonken , en hare liefde en herberghfaamheyt te be- tuygcn aan alle die haar quamen befoeken , op darmen in het toekomen- de niet verplicht foude wefen om onder haar te (lichten Tap-huyfen, Kroe- gen , en diergelijke verleydende plaatfen , die fouden verftrekken tot ee- nen toevlucht aan de léthge en aan d'ongebondene , en die op haar fou- den ! Van de Vo or-ey landen. i$j den halen de vernietiging en de geheele verwoefting van de Bevolking. Terwijl mijn Heer Dejhambuc dele kieyne Republijk foo wijeelijk befiierde^ en dat hy haar onderhicl in de hope vaneene vaardige hulpe y deHeerenvan deMaaachappye, volgende het natuurlijk van velen onfer Land-aarden , die wel fouden willen oegiten terftont nadenzaay-tijd; waren van hare zijde in eene'geduerige verwachting van eenige-fchepen geladen met alles wat'er rijke- Kjkx en kofteiijkx is in Ammfy,om met woeker weder te vervullen het serie fy uyt hare beurie hadden gelédight, waar van d'eerde in-fchepinge was gedaan y en tot dat defe weder- keering aan- gekomen (oude zijn, dachten fy nergens minder aan als om nieuwe onkoiien te maken. Mijn Heer de Gouverneur, be- fpeurt hebbende dat alle de brieven die hy defeHeerenopditonderworpfèl badde gefonden>geene gunftige antwoorden hadden bekomen,befloot by hem eer dat de Bevolking tot een grooter uyterfte vervallen was , haar felf in per- foon te gaan vinden, en eene tweede reyfe tonderwinden om defe hulpe te be- vorderen, aan de welke hing de fekerheyt van hare eerfte voort- gangen, en het beftaan van de Francoyfchen in dit Eyland. Defe goede aanflagh, dis denyverdiehyhaddetotdeheerlijkheyt van onfe Nacye hem hadde in-ge- blafen, viel uyt na fijn herre > want tot Parijs gekomen zijnde, wift hy het gewicht en de noodfakelijkheyt van defe hulpe aan de Keeren van de Maat- f chappye foo wel te vertoonen, dat fy hem drie-hondert mannen toe- ftonden> en Schepen voorden met alle de noodwendige voor-raden,om haar aan S'-Cfori- fioffel over te brengen. Defe verfterking foo feer van onfe Bevolking verwacht , quam by haar ge- lukkigh aan in het begin van de Maant Augufti, van het jaar duyfend'fes-hon- dert negen-en-twintigh j en fy ontfing haar met fuik eene vreughde en voldoe-- ning, dat fy haar in-beelde geklommen te wefen tct de volkomenthey t van al* Ie hare begeerten, en dat fy van toen aan gemakkelijk mocht- te boven komen alles wat d'uytvoeringen van haren voort-gang moeke verhinderen. Maar gelijk de voorfpoedighedën van dit leven kort van duerzijn, ter naauwer nood hadde fy haar twee maanden vervrolijkt in de befitting van dit geluk , dat ee- ne machtige Vlote van Spanjen op haar quam af-ftorten : Dom Frederik van 7 olede die haar gebood , hadde beftipte iaft , eer dat ky lande aan de Havana ne, aan Cartagena, en aan d'andere allervermaarfte Havenen van den boefem van Amerika 9 aan S'- Cbriftoffd aanteleggen, endaar af te jagen de Francoy- fchen en d'Engelfchen , die haar federWeynige jaren daar hadden ter neder geflagen. Defe Scheeps-vlote, die beftont in vier-en-twintigh groote laft-fchepen, en vijftien Fregatten, overviel totdeneerflenoverlaft, eenige Engelfche Sehe- Gg. 3 ppnr *$8 ZedelyieHistorie pen, die by het Eyland van Nieves voor anker lagen , daar na quam fy legden op de Rheede van £'• Glmflojfel , op de dracht van het Canon van het Lapland, daar mijn Heer de Koffej/ gebood. De fterkten van de twee Bevolkingen waren noch niet bequaam om een belegh uy t te ftaan , fy waren onvooi ïienVan leef- tochten, alle den voor-raat van bufch- poeder en van kogels die in het Eyland gevonden wierden, konde niet veel uy t- rechten, en als de twee Nacyen alle ha- re krachten hadden vereenight, foo fouden fy fuik een ontfachelijk ïmes niet hebben konnen wederftaan : Maar hare moedighey t voldeed aan alle defe ge- breken, want op dat den Vyand geene oorfake foude hebben om te roemen dat hy fonder eenigen wederftant ten eynde van fijn voornemen was gekomen ; lichtede mijn Heer Defmmbuc van het Hooge land, daar hy fich begonde te ver- fterken, alle fijne befte Soldaten, om ter hulpe te komen van de gene die ge- dreyght wierden, end'Engelfchen deden daar op gaan vier van hare befte Compagnyen. Alfoo ras defe troepen aan de verfamel-plaats waren gekomen , foo hielden fy haar een-ftemmigh nerTens de Bewoonders van het quartier béfigh,met haar langs de kufte te begraven, om den Vyand met kracht te rugge te houden , en hem de belanding te betwiften, en fonder twijffel fy fouden hem fpuls genoegh gemaakt hebben, indien fy wel hadden aangevoertgeweeft, en dat dieeerfte vyerighey t niet was verüapt door de fchrik,die foodanigh het herte van mijnen Heere de Roffey overviel, dat hy haar den voet op het land foude hebben laten fetten, en naderen, fonder eenigen wederftant te bieden , indien een jon<* E- delman Neve van mijnen Heere Defnambuc , eerft-geboorne broeder van &mij- nen Heere du Parquet, die tegenwoordigh Heer ende Gouverneur is van het Martmfche, niet hadde verworven de vryheyt van uy t de Begravingen voort te komen, en d'eerfte Compagnye van den Vyand, die haar op het zand vertoon- de , aan te taften. Hy wierd onderfteunt van eenige Vry willige , die deel aan fijne verheerlijking wilden hebben, maar hyftreefde haar alle verre voor-by in moed en in ftoutheyt ; want hy befprong met fuik eene felheyt de gene die den troep aan-voerde , dat hy hem doodde , en verfcheyde andere van d'al- lerdapperfte fijner Compagnye, die ftout genoegh waren om fijne dapperheyt te befoeken ; maar verlaten zijnde van die hem in dit gevecht waren gevoleht, wierd hy foodanigh overdrongen van de menichte , die op hem quam ftorten, dat hy eyndelijk wierd gevelt,en gebracht in een van des Vyands Schepen, daar hy, na allen mogelijken vlijd diemen dede om fijne wonden tegenefen, ^cftor- ven is, tot groot leet- wefen van d'eene en d'andere partye , die getuygen had- den geweeft van fijne edelmoedigheyt, en die niet moede konden worden in hem de fchoonfte lof-redenen te geven, die fijne deucht hadde verdient. Ge^ V A N D E V O O R-E Y L A N D E N. 239 Geduerende defen ft rijd , die van d'onfe een weynigh kloekmoed iger be- hoorde gehandhaaft te zijn geweeft, dede het Opper- hooft van de Vlote ter fel ver tijd van alle de Schepen los maken groote Sloepen vervult niet Soldaten* die wel gewapent, in goede gefchiktheyt landeden , en de Rheede befloegen. Dit verdubbelde de vervaartheyt van mijnen Hecte de RoJ[ej> , dieuyt vreefe van door defe menighte verdrukt te worden> van rade wierd om voor 't geweld te wijken, en eenen eerlijken af-tocht te doen, eer dat d'onfe befet wierden, en van alle kanten omringt. Dit befluyt dus in het wilde genomen , wierd gewel- digh qualijk aan-gehoort van alle die belch-fiek waren over de glorye van onfe Nacye, en die begeert fouden hebben dat de Vyandde bederving van hare Bevolking wat dierder hadde gekoft : maar de (temmen , die de vervaartheyt by defe onvermijdelijke ongelegentheyt in-blies , gegolden hebbende , foo wierd valt geftelt datmen ter felver oogenblik den wech na het Hooge land foude kiefen, en datmen daar breedelijker foude beraadflagen,op alles dat noo- digh geoordeelt foude worden, tot het genieene heyl. De Spanjaard, fiende dat ons volk hare Sterkte verlieten, en hare begraving fonder veel wederftant geboden te hebben , geloofde dat dit wijken niet meer alls eene geveynftheyt was, die met voornemen wierd aan-geley t , om hem te lokken in eenige hinderlage, diemen hem in het bofch mochte hebben geleght. Defe achterdocht die op eenige waarfchijnlijkheden was gegront , wederhield hem in het vervolgen van fijne overwinning, en dede hem ftille (taan in het qnartier van het Lage-land,tot dat hy voor waarachtigh foude onderdaan heb- ben den ftaat van het gantfeh Eyland , en voorfien in alles dat hem foude den- ken het nuttighfte te wefen, om vaardighlijk en getrouwelijk uyt te voeren, al- le de punten van fijnen laft. Terwijl dat de Vyand dus op fijn luypen lagh, om fijne aanflagen fonder ge- vaar ten eynde te brengen : mijn Heer Defnambuc ontftelt van fuik eene fchie- lijke verandering en onverhoopte uyt-komft, trachtede de fijne weder een herte onder den riem te (léken , en haar aan te moedigen om dit ongeval flant- vaflig te lijden: haar vertoonende dat het niet onherftelbaar was: dat de Vyand niet halftarrigh foude zijn om in het Eyland te blijven tot dat hyd'Inwoon- deren daar t'eenemaal hadde uyt gejaaght : Dat hy dingen hadde uyt te voeren; van meer gewichte die hem elders riepen : dat hy fich niet foude wikkelen in de boiïchen, die hy noodwendigh foude moeten door- gaan , om aan fijn quartier te komen : dat fy'er haar in goede verwering mochten (lellen , om fijne gewei- den uyt te harden, en hem defen in- val met fijn bloed te doen teykenen, in- dien hy onderwond voort te varen; en dat te defer fake daarfelfs op den?, wegh plaatfen waren foo fterk van natuure , dat weynige mannen hem fou- den i4.o ZedêlYke Historie denkonnen keeren, en hem dwingen op fijneerfte pad weder te ruw te trekken. &5~ Defe oordeelen waren feer fcherpfinnigh : maar de fchrik hadde de geeften fcodanigh in- genomen, en de verilagentheyt re verdienden niet wierden overwogen. De yt was foo al-gemeen , dat fy na ha- 'efaak dan in overleghgeftelt zijn- de, was het befluyt, datmen het Eyland foude verlaten, en dat de Bevolkirg over- gedragen foude worden op eenigh ander, dat den Spanjaard foo vele be- kommeringen nietfoude verwekken, en dat een weynigh foude af- geleoen zijn van den gevvoonluken coers van fijne Viote. Mijn Heer Dcfnambitc*die wel voorfagh, dat wat verwe men aan dit raads- befluyt mocht geven, het foude ge- teykent wefen met eenige laf-hertigheyt , die foude verflenfen de hooo e ge- dachten diemenrechtveerdigh hadde ontfangen van de dapperheyt der Fran- .coyfehen, en foude verfmoien ineenen oogenblik alle die groote hopen die- men van hare Bevolking hadde gehad 5 foo konde hy niet over-redet worden om'er fijne toe- (lemming aan te geven. Mietemin, hoewel hy van een ^antfeh flrijdig gevoelen was,om in defen droevigen voor- val niet te verlatende genen die hy van foo verre hadde mede gevoert, en met de welke hy foo vele Zeen was overgegaan, en foo vele gevaren hadde befocht, foo fchikte hy hem na haar wei-gevallen , en ging met haar te fchepe in eenige Schepen die op de rheede wierden gevonden; en aldus om eene grootere wanfchiklijkheyt te vermijden, getuyghden hy in hem fel ve t overwinnen, dat hy edel-aardioh wil- de vergetende weynige achting die fy tot fijne aan- wijfende voor-Üellen had- den gedragen. De.Quartieren van déËngelfchen waren ook in eene groote wanfchiklijk- heyt-, fy hadden verdaan dat de Vyand Meefler was vanhetgantfeh Laae land : dat hy de Verfterking van de Francoyfchen verwoefteden , na dat hy'er het gefchut hadde af-geiicht: dat hy aireede alle de hutten hadde afgebrand, en de Landeryen van het cjuartier bedorven. Sy geloofden op yeder oogenblik dathyop haar quamftoi ten met fijne gantfche macht, en in dit vertrouwen trachteden eenigen haar ter Zee te behouden , of haar op de berden te vertrek- ken, terwijl dat d'andere , die een weynigh moediger waren, van zins wier- den om eenige Af-gefanten tot Dom Frederik te fenden, om hem te bidden I dat by tot eenige middeling wilde verftaan : maar tot alle antwoord onthngen fy een uyt-gedrukt gebod van vaardighlijk uyt het Eyland te gaan, of dat fy anders foudengehandclt worden met allede ftrengheyt, diede wapenen toe- laten tegen de genen, die tegens alle recht , in het bezit treden van het Van di Voor-b ylandën. 245' ■verwonderlijk zijn aan gegroeyt , en haar beroemt hebben gemaakt door den handel van rijke koopmanfchappen die iy verfchaffen , en door het getal van hare Inwoonderen , gelijk gefien kan worden in de byfondere befchrij vingen die vvy van defe Eylanden hebben gegeven , aan liet begin van het eerfte Boek deferHiftorye. Wat belangt de Hoüantfche Bevolkingen aan de Voor* eylanden, fy rekenen hare ter- neder- Helling niet als na de Francoyfchen en d'Engelfchen. En het is de Staat niet die in d'onkoften heeft voorfien, maar het zijn byfondere Maat- fchappyen van Kooplieden , die begeerden (om gemakkelijker te maken den koop-handel die fy voeren aan alle d Eylanden die de Francoyfchen en d'En- gelfchen beflaan) verfekerde vertrek- plaatfen te hebben om hare Schepen te ververfchen. D'alierondfte van dde Bevolkingen , die ftaan *onder d'Opper- mo^entheyt van mijne Heeren de Staten Generaal der Vereenighde Provin- cyen, is die van S' Euftacius. Sy wierd ingeftelt by-na ter felver tijd , als mijn Heer Waarnard die van Montferrat bewierp, dat is te feggen in het jaar 1 6$ 2. Sy is aanmerkelijk om dat fy begrepen is in eene plaatie van natnuregeweldigh fterk; om het getal en de hoedanigheyt van hare Inwoonderen 5 om den over- vloed van goeden Tabak, die fy tot htdcn voort brengt ; en om verfcheydene andere oncremeene voordeden, waar van wy aireede hebben gefproken m het vijfJe Hooft-ftnk van het voorgaande Boek* Mijn Heer Defnambuc h&ddsgeene mindere begeerte noch edelmoed igheyt als d'andereNacyen, om fijne Bevolking uyt te breyden : Maar niet geholpen ge weeft zijnde, gelijk het billik hadde geweeft in defe beginfelen , en fijne aanflawen dikwüs overdwerft zijnde geweeft door verfcheyde moeyelijke ont- moetingen, foo hadde hy dzfQ ongenuchte, te fien verfcheyde fchoone Ey- landen van andere in- genomen 5 eer hy foo verre was dat hy'er deel aan konde nemen, en fijne verkrijging uyt-fchieten buyten de fcheyt-palen van-S*" Chti- fioffeL Hy hadde al van over langen tijd d'oogen geworpen op het Eyland van Gard'sloupei gelijk zijnde het eene van de fchoonfte en van de grootfte van alle deVoor-ejLwden; maar ter felver ftont als hy fich bereyde om'er volk op te {lieren , wierd hy voor- komen van mijnen Heere de Voltve , een van de voor- naamfte Inwoonderen van fijne Bevolking, die geduerende eene reyfe die hy osdaan hadde in Vrankrijk , om fijne bylbndere verrechting, hem vereenigh- de met mijnen Heere du Vlefiis , en eenige Kooplieden van Diepen om'er eene Bevolkincr te planten, onder den laft van de Heeren van de Maatfchappye der Eylanden van Amerika. Ddc twee Edellieden geflelt zijnde als Goaverneurs van Qardeloufe , met gelijk gefagb, quarnen' er aan den acht-en-twintighften Juny duyfent ks- bon- Hli z deit ï44 ZEntLY.iB Historie dert vijf-en-dertigh, meteene Compagnie van vijf-hondert mannen, die op hare aan komfte uvgehaalt wierden van den-hongers-nood , en van verfchey- defiekten>die5er fommige van wegh rukten. Men houd dat d'eerftc van dcfe qualenhaarovei quam, om dat iy haar terflont hadden gepiaatft in Oreken daar d'aarde alierondankbaarft was, en alleronbequaamfl tot den land- bouw van alle den grond die in het Eyland was •, en om dat fy te lichtveercigh had- den onderwondenden ooriögh tegen de Cardibanen, oorfpronkelijk van die piaatfe, die haar Tonden hebben konnen verfchafFen in allen overvloed het meefte gedeelte van de leeftochten, die noodfakelijk waren tot haar be- ftaan in'defe beginfelen, tot datfe d'aarde haar hadde voort- gebracht. De fiekten volghden de quade voedielen , die de honger haar bedwong te ne- men by gebrek van beteredingen: waar by men ook kan voegen, dat d'aar- de noch niet ontdekt zijnde van de boomen, de lucht daar licht wierd be- feneti Mijn Heer du Vleftis , Tiende d'ongelukken die van dagh tot dagh op defe nieuwe Bevolking Horteden , en hebbende alle ocrfaak,om5er noch grootere te duchten in het toekomende, ontfing'er fuik eene ongenuchte door , dat hy. ftierf in de fevende maand na-fijne aankomft. Hy wierd bckiaaght van alle de Francoyfchen, en felf van d'Indianen, die altijd hadden betuyght eene groote toeftemming aan fijne gevoelens, en liefde en eerbiedigheyt tot fijnen per- foon. Hy was begaaft met eene groote voorn* chtigheyt , en van fuik een fpraakfame en verplichtende fin, dat hy trok de herten van alle die met hem handelden. Na het overlijden van mijnen Heere duTlefis-, vatte mijn Heer de TO- live het geheele Gouvernement aan j en gelijk hy föo beroerende was als fijn Mede-gezel facht en middeligh hadde geweeft , (co hing hyfoo veel aan den raad vaneenige warre- geeft en die hem onophoudelijk aamkleefden, dat hy korts daar na weder dede aan- vangen die doodelijke oorlogh tegen de Carai- banen} de welke defe nieuw-geborene Bevolking fcheen te verwoeden. Het is waar dathy haar in 't begin foo iel drong , dat hy haar verbond om hem de geheele befitting van G.irdeloiipe te laten. Maar -voor foo*veel als hy , om tot het eynde van defen aanflagh te komen, die by van fijne aankomfte al hadde be- worpen, fich felven befmette met verfcheyde wreetheden , die de Barbaren niet (ouden willen oeffenen hebben, tegens hare grootite vyanden, verflensen hy foodanigh fijne glory en fijne achtbaarheyt , dat'erniemant was als lieden van bloed, en wanhopige, die fijne wijfe van doen mede ftemden. De Caraihriendk mijn Heer deïolive uyt ditÊyland hadde verjaaght ,. ver- trokken in dat van Dominion. Die van de feive Landaart die het befitten, cnt- finacn Van de V o o r-e y l a n d e n. MS fingen haar feer gaarne, en om haar te betuygen dat fy gevoeligh waren ge- raakt van haar ongeval, boden fy haar aan met haar te vereenigen, om door de wapenen te-wreken den hoon die haar was aangedaan ', defe aanbieding was al te voordeeligh om te weygeren. Hare machten dan aldus vereenight zijn- de, foo deden iy verfcheyde landingen op Gar.detöilpe , en fy waren foo halftar- righ in d'onfete cjueilen door de geduerige invallen die fy op baardeden , dat fy gedwongen waren om den bouw van haren Tabak te verlaten , en felf van de leef- tochten die noodfakelijk waren tot haar bcftaan, om altijd in de wapenen te zijn, tot af- keering van de geweiden , voortkoming van de liftigheden , en ontdekking van d'aanflagen defer vyanden, die fy door hare onvoi rlichtigheyt op haren halfe hadden gehaalt. Defe wreede oorlogh , die ontrent vier jaren duerde, bracht defe Bevol- king in fuik eenen beweenüjken ftaat » dat fy over- al wierd uyt-gekreten » om dat fy foo dikwils de Cara'ibanen op het lijf hadde; Men geloofde dat fy op het tipje van hare verwoefting was ; maar mits fy tot dit uyterfte was ver- vallen, verloor mijnen Heer rfe l'Olivê- het geachte , en mijne Heeren van de Maatfchappye fonden'er mijnen Heere Auber tot Gouverneur , die op alle de- le wanfchiklijkheden order (telde , d'oproerigheden ftilde , en bracht'er die goede vrede , die'erdaarna den koophandel en den overvloed van alle din- gen trok, gelijk, wy dat fullen feggen in het derde Hooft- ft uk- van dtfo. Zedelij- ke Hifiorie. Terftont als mijn Heer Defnambuc wilt, dat Gardeloupe was bewoont, was hy voornemens van niet langer uyt-ftel te nemen in fich te plaatfen op eenigh van de befte Eylanden , die noch aan fijnen keur ftonden ; en uyt vreefe van noch- eens het hooft te ftooten, fich geholpen fiende van een tamelijk goed getal van dappere mannen, en voorfien van alled'öorloghsen mond-gereetfchappen,die' in defe onderwindingen noodigh zijn, foo ging hy felf befitting nemen van het Martïwfche Eyhnd i op het welke hytot fijnen Plaats-houder ftelde mijnen Heere du Vont , en tot eerfte Hooft-man mijnen -Heere deUVallée. Daar na ftervende op Sr- Cbrijiojfel, gaf hy by fijn uyterfte wil alle de goederen , en al- le de rechten die hy hadde aan het Martiniffbë, het welke hy op fijne koftem hadde doen bevolken, aan mijnen Heère du tafqpét fijnen Neef, die'er noch tegenwoordigh Heer en Gouverneur af is , gelijk wy het aireede gefeght hebben. Defe Edelman was dapper , waardigh te gebieden , ■ gefpraak'faain , ge- meenfaam aan alle, en begaaft met een groot beleyt om hem te gelijk te doen - beminnen en tegehoorfamen. D'Engelfchen felf waren hem eerbiedigh en te gelijk. vreefende.- Men verhaak van hem , dat defe Engelfchen hebbende een H-h-j, weynigb T *4& Zedelyke Historie weynigh overtreden de fcheyd-palen., die met eenegemeene over-een-item- ming waren geftelt tuffchen de twee Nacyen , foo ging hy met wel weynige van lijnen voike in het quartier der Engelfchen , en fprak met den Gouver- neur, die hem verwachtede met eene groote Compagnie van Soldaten : Maar hy droegh fich met foo veel moeds, en met fuik eene anverfètbaarheyt , ftelde fuike goede redenen voor, endede fulke machtige bedreygingen van door de kracht tot het ooghmerk te geraken, dat hy door defoetigheytniet moch- te verwerven, dat de Engelfche Gouverneur hem toeftonthet gene hy ver- focht. Defe ontmoeting geeft te kennen hoe jaloers dat hy wis , om de rech- ten van fijne Land-genooten te behouden. Zedert waren defe twee Gouver- neurs altoos goede vrienden. TWEEDE H O O E T-S TUK. Yan Ae ter-ntderftelling der Francoyfchen ïnd 'Eylandenvan SK Bar* tholomem, van S? Maarten t en van het Heyligh Kruys. A het overlijden van mijnen Heere Defaamhuc , van wie de geheuge- j niiïe gefegent is aan d' tyianden, wierd mijnen Heere du Halde, die fijn *' Plaats- houder in de beftiering was, Opper- Gouverneur gemaakt door mijne Heeren van de MMtCchapipye der Voor-eylanden. Maar gelijk hy wcy- nigh rijd daar na hem in Vrankrijk hadde vertrokken, mijn Heer de Cardinaal de Richelisa, eerde Bedienaar van den Staat , wiens oplicht fichuytfpreyde tot aan de verre-gelegeqfte plaatfen, oordeelde dit een ding te welen fijne for- gen waardigh, dat hy de behcudeniife, en d'aangroeying van defe Bevolking in Amerika ter herten nam, en dat van daar, de heerlijkheyt van den Francoyfchen Naam, en de zege-pralende wapenen van onfen onoverwinnelijken Monarch, haar mochten verbreyden tot over- al in gene nieuwe \VereIt,gelijk als fy deftig uyt- klonken en blonken in defe. Hy begeerde tot dit eyndedatd'Eylanden vooiiien wierden meteenen Gouverneur, die fijne edelmoedige aanfla«en kon- de helpen, en uyt- voeren. En na over- al gefocht te hebben na eenen Heere, die bequaam was tot defen laft , eo begaaft methetbeleyt,metde wijshcyt, met d'edelmoedighey t,en met d'ondervinding Boodfakelijk tot fuik een hoogh Ampt : In een woord die alle de voordeden hadde van den eenen en van den anderen Edeldom, om waardighlijk deMajefteyt van den Francoyfchen naam te vertoonen in fuik een verre gelegen land: foo vond fijne Eminentie niemand die alle defe hoedanigheden hadde in eenen hoo^eren graat als M Y- NEN HEERE DEN RIDDER VAN LO N VIL LIER S POINCY, BAILLIU EN GROOT KRUYS VAN DOR- Van de Voo r-f. ylandïn. 247 D'ORDER VAN S. JAN VAN JERUSALEM, Gebieder van Ofemont , en van Coitlottrs , Hooft van het Efcjuatcr Schepen van fijne Ma- jefteyt in Bretagm , Edelman van oeweldigen ouden Huyfe , het welke den naam draaght van POINCY, en waarvan d'eerft-eebore broeder fij- ne woonplaatfe houd in eene van fijne Landeryen, dichte by de Stad van Mcaus. Mijn Heer de Cardinaal, vertoonde defen uytnemenden Edelman aan Louis de dertiende hooghlofrelijker gedachtenis, die defe goede keur prijfende en toe- ftemmende, hem vereerde met het ampt van Gouverneur en algemeen Plaats- houder van d'Eylanden van Amerika. Waar van hem brieven wierden verleent in de maand van September, desjaars duyfend fes-hondert acht-en-derti^h. Vtfe hoedanigheyc was niet gegeven geweeft aan die voor hem <*eoa"an wa- ren. ö D In het jaar duyfent fes-hondert negen-en-dertigh , mijn Heer de Bailliu vanPoincy vertrokken zijnde met alle fijn gevolgh van de rheede van Die- pen, op half January , quam een maand daar na aan de Voor-eyUr.den te belan- den, en wierdeer-ftelijk ontfangen aan het Martinifibe, door de Irtwoonderen in de wapenen. Daar na ging hy aan Gardeloupe, en aan Sf- Chrifoffel , ontfan- gendeover-alden eet van getrouwigheyt. Boven alles was fijne in-halinga leer deftigh op het Eyland van Se- CbnjhffcL Hy wierd op fijne aan-komft be- groet met het Gefchut van onfe Sterkte , en met dat van alle de Schepen. Al- le de Francoyfche Inwoonderen in de wapenen zijnde, ontfingen hem in hoe- danigheyt van Generaal, met eene al-gemeene toe-juyching, gelijk fy aireede te voren vreughde- vyeren hadden geftookt, en God gedankt , op d'eerfte tij- dingen die fy hadden ontfangen, van fijne noeming tot dit Ampt- hy wierd na de Kerke geleyd , vergefelfchapt met fijne Edel- lieden, en met lij ne lijf- wachten, onver het Te Deunt te fingen. Soo ras hy in befitting was getreden, verkreegh het Eyland een nieuw aan- fien, en men fagh inweynigh tijd eene merkelijke verwifieling van goed tot beter. Aldus antwoorde hy niet alleenlijk op de groote verwachting die fijne Majefteyt, en mijn Heer de Cardinaal van fijne Befiiering hadden ontfangen : maar hy ging haar verre te boven. Terftontdedehy Kerken bouwen in* Ver-} ficheyde quartieren van het Eyland. Hy-droegh forge dat de Priefters wel wier- den gehuyfveft en onderhouden , op dat fy haar ampt mochten bedienen fon- dcr vergadering. Sijne Gerechtigheyt bleek in de goede gefchiktheyt die hy in-ftelde om haar goed , kort , en" weldadigh te maken , door een Raad , die beftont uyt d'allerwijfte, en d'allerverftandighfte onderde Bevel-hebberen van het Eyland. Sijne wakkerhey:t verbeterde* alle de wanfchikkelijkheyt , die lich- 248 Zedelyke Hïstökis lichtelijk in-fluyptby perfoonenuyt verfcheydeplaatfentefamen geraapt, en beftaandeuytonierfcheydefinlijkheden. Sijne voorfichtigheyt, die nimmer overvallen word» en die altijd is vergefelfchapt met eene kiaarheyt,en wijfc verre-iienigheyt in den fchielijken voor-val van d'alierbefwaarlte dineren, deden hem een-parigh verwonderen van de genen die hy beftierde, en van fij- ne Gebueren. De grootheyt van fijnen Geelt , die hemdede te boven klim- men alle de fwarigheden die hy ontmoete in de vervulling van fijne aanfla- gen, maakten hem ontfaghlijk aan de warre-geeften. Sijne gemeenfaamheyt, fijne gefpraakfaamheyt, en het goede onthaal dat hy aan d'uytheemfché dede» trok den koophandel en den overvloed in fijn Eyland. Sijne goedheyt en fijne Milddadighey t verkregen hem met goed recht de herten en de genegentheden der Francoyfchen. Eyndelijk fijne edelaardigheyt, in verfcheyde voor-vallen beproeft, foo in Vrankrijk, in de feer aanfienlijke laften die hy gehad heeft in de legeren van fijne Majefteyt , als in Amsri1^ fedèrt dat hy'er gebied , in de behoaiing , of uyt-breyding , of in de verkrijging van foo vele aanfienelijke plaatfeq ^ joegli van toen aan de fchrik onder den Spanjaard , die tot noch toe fijne deftige en heerlijke onderwindingen niet heeft derven tegen-ftaan. Mijn Heer de Generaal hebbende in het Eyland van SK Cbr/ftoffel allede goede order geftelt, die noodfakelijk was om d'Inwoondereii in goede een- dracht te onderhouden , op dat hy'er foude mogen trekken alle foorten van goederen, en'er den koophandel doen bloeyen : en dat gemaakt hebbende het allerfchoonfte en het alierdoorluchtighite van alle de Voor-eyUnden , qelijk wy dat hebben vertoont in het vierde,Hoofr.-fl:uk van het eerfte Boek deler Hilto- rye, foo fpreydehy daar na de Francoyfche Bevolking uyt op d'Eylanden van S'- Bartolomem, van S'\ Maarten, en van het Heyligb Krujs , waar van wy de be- fchrijving in hare plaatfe hebben gegeven : maar daar fchiettn ons noch eenige oaiftandigheden over die wel aanmerkelijk zijn , rakende de verkrij- ging van het Eyland van het Heyligb Knys , die wy aan defe plaatfe fullen by- voegen. Dit Eyland heeft verfcheyde Meelleren gehad in wel weynigh tijd , en ge- duerende eenige jaren hebben d'Engelfchen en de Hollanderen te famen qe- twiil aan wie het wefen foude. Eyndelijk4iadcien fy het onder haar verdeelt: Maar in het jaar duyfend fes-hondert negen-en-veertigh, d'Engelfchen be- fpeurt hebbende dat'er de Hollanderen in kleyn getal op waren , verbon- den fy haar om'er degeheele plaatfe over te laten. Evenwel fy genoten ha- re ontwddiging niet lange:. want korts daar nadedeifer de Spanjaarden van het Eyland Porto Rico eene belanding, branden'er dehuyfen, dooden'erdie fy onder de wapenen vonden , en deden d' andere over-voeren» met hare Huys- Van de V o o r-e y l a n d e n. 149 Huys- vrouwen, en haren toeftel, aan het Eyland van de Edrbwdc. Na dat fy dit Eyland foo ontvolkt rradden,mits dat fy weder in hare Schepen meenden te gaan, orn op haar land te keeren , fiet hier aan komen een Schip van d'Eylanden van S' Eufiaï'ms en van £'• Maarten } dit peladen was met man- nen , die verdaan' hebbende de verjaging van d'Engeifchen, quamen met het vertrouwen dat de Spanjaarden vertrokken waren, om de rechten en den eyich die de Hollandfche Nacye op dit Eyland hadden weder op te rechten : maar de partyen ongelijk zijnde, aangefien dat de Spanjaarden tien tegen een waren, wierden fy gedwongen om verdrach te maken. Het voornemen van de Span- jaarden, die haar goed quartier hadden belooft, was om haar te brengen op Tor- n Rics by haren Gouverneur , die na de Spaanfche gewoonte , haar miÜchien niet al te goed een onthaal foude gedaan hebben. Wanneer fy nu overdachten hare weder- keering met defe gevangenen , dk haar van fel fin hare handen waren komen werpen ; foo quamen aan het Ey- land twee Francoyfche Schepen geladenmet Soldaten, met leef- tochten, en alle foorten van oorioghs-gereetfehappen , gefonden zijnde van wegen mijn Heer de Pohtcj haren Generaal, om den Spanjaart uy t defe plaatfe te verdrij ven, en haar te verkrijgen voor den Koning. Defe hulpe quam wel te paffe tot de verlofEng van de Hollanderen : want de Spanjaarden ons volk gefien hebben- de, die bly moedigh en in goede fchikking landeden, en die terftont op het land een gros van ftrijdbare en wei-gewapende mannen uyt maakten , en gereet om te vechten, foo lieten fy terftont hare gevangenen los , en na eeni^h befprek, fo geboden haar de Francoy fchen ter fel ver ftont het Eyland t'ontruy men,en in hare Schepen te gaan, waar in gebrekende, fy haar fouden aan- vallen als vyan- den gelijk fy waren, en haar geen quartier geven. Het welke fy liever wilden gehoorfamen, als de dapperheyt van d'onfen , en het lot van de wapenen te on- dervinden, hoewel fy 'm grooter getal waren. Mijn Heer de Generaal erkennende na fijne naauvv- keurige voorfichtif- heyt , liet gewicht van dit Eyland , dat andere, noch heerlijker verkrijgin^en, gemakkelijk konde maken , oordeelde datmen fulke ^elukkipe beginfelea moeft vergefelfchappen , met eene grooteforge om het te behouden ,° en het voorden met een aanmerkelijk getal van ftrijdbare mannen , en boven al met een edelmoedigh en ervaren Hooft, om'er in fijnen naam te gebieden. Tot de- fen eynde fond hy'er mijnen Heere Auger, Majeur van het Eyland van S'- Chri- ftoffet, die dit ampt verfcheyde jaren met groote toeftemming hadde bedienden. hy bskleeden hem met de hoedanigheyt van Gouverneur van dit Eyland. Hy ftierf in de bediening van dit Ampt, tot groot leet-wefen van alle d'inwoor.de- ren, na dat hy het Eyland in eene goede gefchikthey t hadd e ge oracht; li fijne ver- 2?a Zedëlyke Historie Verwoeftingés herdelt 5 en cie beginfelen gegeven aan eene Sterkte, die hy fet- verhaddear-geteykenttordeverfekerïng van de Schepen, die hier na op de rheede fouden komen -3 en om de Spanjaarden te doen verliefen alle den luft van in het toekomende daar re ianden,om'er hare rooveryen te plegen.De ?er- kiijcnng van die Eyiand wierd gedaan op de wij te als wy het daar befchreyeii hebben in het jaar 1650. Soo dsCc Bevolking, hare beginfelen fchuldigh is aan d'edelaardigheyt van mijnen Heere den Generaal, die niet eene gelegentheyt laat voor-by flippen, beouaam om de heeriijkheyt en den naam van de Franccyfche Landaart te ver- breyden -, fy is aan hem ook fchuldigh hare behoudenifle en hare aangroeying. Want hy heeft forge gedragen om daar mannen op te doen gaan, en daar leei- tochten te fenden, tot dat'er d'aarde hadde voort gebracht alle de ververfchin- gen die nootfakelijk zijn in nieuwe ter-nederfteiiingen , en namentlijk d'oor- io^hs-crereetfehappen die wefen moeten in eene plaatfe > die foo nabuerigh by den vyand is, en die hy voor fijne oogen en onder fijne handen heeft wech ge- rukt. Om dit^voornemen gemakkelijker te maken , heeft hy langen tijd in Zee gehad een van fijne Schepen, gevoert door de Hooft-man Maticel, wiens deucht , ^etrouwigheyt , moedigheyt , en beleyd in verfcheyde aanmerkelijke voor-vallen zijn beïocht geweeft Hy dede de gewoonlijke reyfe van Sf' C/;n- Jloffel aan het Heylïgh Krujs, om'er te brengen alles wat aan defe nieuwe Bevol- king van nooden mocht wefen. De Hollanders, hadden op eene aangename hooghte van dit Eyiand eene fchoone Kerke ?etimmert,gebouwt op de wijfe van een kruys. Indien de Span- jaarden, dit heyligh teyken dat op den toorn (lont eerbieciigh zijnde, dit ge- bouw niet hebben verwoeft •, foo zijn onfe Francoyfchen dit Bede- huys fchul- digh aan de Godvruchtigheyt en aan den yver van eene Maatfchappye van Kooplieden uyt de Stat Vullingen, die dit Eyiand eerft dede bewoonen, onder het bevel van mijne Heeren de Staten. Den te^enweordigh heerfchenden Koning, onderrecht zijnde van alle de heeriijkheyt die mijn Heer van ?olncy verworven heeft , en die hydaaghlijkx verwerft aan onfe Nacye,en hoe noodig fijne tegenwoordigheyt in Amerika is, heeft defen edelmoedigen Ridder weder van nieuws vaft gefttlt in het ampt van fijn Gouvernementen algemeen Plaats- houderfchap in die geweften,en de Koninginne geduerende hare beftieringe, heeft fijne waardige daden , en fijne getrouwigheyt in den dienft van den Koning hooghlijk geprefen. In het jaar 165 1. handelde mijn Heer de Generaal onder het wei-beha- gen van den Konink, met de Maatfchappye waar van wy gefproken hebbemen haar weder herflelt hebbende alle d'onkoiten die fy gemaakt hadden tot d'op- bouwinc: Van de Y oor-eyl anbin. 25* bouwing vm defe Bevolking, verkreegh hy van de Heeren die defe Maatfchap- pye hadden , de heerfchappye en de grond-eygendom van d'Eylanden van S' Chriftoföi , van S*- BartholomeUs , van S'- Maarten > van het Heyligb Kruys , en van d aanhangende, en dat in den naam en ter vvinfte van fijne order van Malta, die door dit middel is aangewaflen, met eene van de fchoonfte, van de rijkfte, en van d'aanuenlijkfte heerlijkheden die hy geniet onder d'Oppermogenthcyt van fijne Allerchriftelijkfte Maje(leyt.|En federt heeft de Koninkcene vol- komene gifte gedaan van defe Eylanden, aan d'order van Malta, met d'eenige behouding van d'Oppermogentheyt, en van d'onderdanige opdracht van ee- ne goude kroone tot weder-erkenteniflejop yedere verwifleling van Koning>na de vvaardye van duyfend Kroonen ; gelijk dat blijkt by verleende brieven van fijne Majefteyt, gegeven in de maant van Maart 165 3. Mijn Heer duParquet Gouverneur van het Manimfche , heeft ook van de fel- ve Maatfchappye verkregen de heerfchappye van d'Eylanden van de Martini- kys> van de Grenade » envmS"AlouzJe. Mijn Heer d'Hoüel Gouverneur van ■Gardeloupe heeft het felvc gedaan met d'Eylanden van Gardeloupe , van Mariga- lante, van de Defirade, en van de Heyügen. Defe twee laatfte zijn noch niet be- volkt. Maar hy heeft door voor-baat de heerfchappye van defe plaatfen ver- focht, op dat andere met bilükheyt.die niet fouden befetten. Want men moet Weten, dat de Maatfchappye van d'Eylanden van Amerika, die nu vernietight Is, van den Koning hadde verkregen , alle de Voor-ejlandm,en degenen die in vervolgh van tijd bewoont fouden worden. In- voegen dat de Heeren, die met dtk Maatfchappye hebben gehandelt, in haar vergun-fchrift hebben doen ftellen, d'Eylanden die noch niet bewoont zijn, maar die aan haregebuerfchap wel-gevoeghlijk palen: en terftont als fy in hare andere Eylanden Volk ge- noeg fullen hebben, fullen fy haar op defe doen overgaan; indien d'Engelfchen of de Hollanderen haar niet al- voren in-nemen. Want dit is een algemeene regel , dat eene plaatfe fonder Inwoondéren is aan den eerften aanvaarden En het vergun-fchrift van den Koning, of van de Maatfchappye, dient niet, als om dtk Heeren te bevrijden tegens yemant van onfe Nacye , die op hare voorne- mens fouden mogen loopen. Aldus alle d'Eylanden die de Francoyfchen heden in Amerika hebben , Haan onder den Koning wat belangt d'Oppermogentheyt, en onder mijne Heeren de Poïncy,du Parquet, en d'Hoüel wat betreft de heerfchappye , fonder de Maat- fchappye meer te kennen, die in hare gunfte heeft over-gegeven alle hare voor- rechten, en alle haren eyfeh. Wat belandt het vervolgh van d'Engelfche Gouverneurs op het Eyland van S^Chiftojfd. Mijn Heer Wamurd dood zijnde, na dat hy fijne Nacye in de Voor- Xi 1 ejl.mdcn *5: Zedelyke Historie eylanden heerlijk had de vaft geftelt , en hadde bevolkt het EyJand van S'- Chriftoffd in het hyionder met twaalf tot dertien-duyfend mannen:, wierd mijnen Heére Riche, die eerde Hooft- man van het Eyiand was, in dit arrpt be- veitight , en dek van gelijke overlede zijnde , wierd mijnen Heere Euret vooriien met het Gouvernement, die het noch heden bedient , metdebe- quaamheytende byfondere toeftemming, diewy aireede hebben vertoont, fprekende van het Éyland van S'; ChriftojfeL Voorts toen d'uytheemfche Nacyen in defe Eylanden aan quamen>foo huyf- den fy haar by-na op de felve wijle als de éatuuriijke Bewoonderen des Lands, onder kleyne verdekken, en in eenvoudige hutten en tenten, gemaakt van hout, dat ij felis op de piaatfe af-hakten , in. het ontblooten van d'aarde. Men ïiet noch in de eerft- voortkomende Bevolkingen , verfcheyde van die fwakke gebouwen, die niet geftcunt worden als .door. vier ofte fes vorken in d'aarde ge- poot, en die voor mueren niet zijn omringt en befchut als met rieten , en voor dak niet hebben als palm-bladercn, fuyker-rieten , of van eenigh ander kruyd: Maar in alle d andere Eylanden, daar dek Nacyen beter zijn vaft geftelt , fiet- men tegenwoordigh verfcheyde fchoone gebouwen van timmer- werk, van ileen, en van tichel- fteen, die gemaakt zij nop de felve wij fe als die van haar land; uytgefondeit, dat gemeenlijk fy niet «meer hebben als eene verdieping, of twee ten hocgfte, op dat fy te gemakkelijker de winden fouden konnen we- deritaan,die fomtijds met groote ongeftuymigheytin die geweften blafen. Wy hebben genoeg gefproke van dek gebouwé,in de gclegentheyt die'er voor ge- valle is,wanneer wy ycder der Voor-eylattden in het by fonder hebbé befchreven. Maar wy fullen hier alleen by- voegen, dat boven alle andere, d'Ergelfchc die defe Eylanden bewoonen, ten meeiien gemakkelijk zijn gehuyfveft, en fin- lijk gefchiktin hare huys-houding, om dat fy in de Bevolking blijven , en haar verderen gelijk of het de piaatfe van hare geboorte was. Sy zijn ook by- na al- le gehuwlijkt, waardoor fy meer arbeyden om haar gemakkelijk te (lellen , als die een Jongelings leven leyden , gelijk den meeittn deel onder de Francoy- fchen doen. Wy hadden een voornemen om tot 'befluyt van dit Hooft-fiuk alhier te ft el- len de wijfe van handeling die mijn Heer Auberheeu gehouden om den vrede te maken met de Caratbanen, toen hy befitting quam nemen van het Gouverne- ment van Gardeloupc ; maar ter oorftke dat het gefprek wat lang is , en dat het groot licht kan sneven, om teleeren kennen het natuurlijke van dcCe Indianen, waar van wy in dit tweede Boek hebben te handelen, foo hebben wy gelooft datmen daar niet modi; af-ihijden > en dat het wel verdiende een by fonder liooft-iluk te vervuilen.. DER- Van ds Voo r-s y l a 8 wi n. DERDE HOOFT-STU K. 253 £&» #£ vaHfielling der Francoyfche Bevolking van Gdrdeloitpc , afwj» dfr# vrede , die gemaakt Jeierd met d,e Karaib&n&n van Dommikm , in bet laar 1640. 'Eerftc onder dcFrancoyfclien die het Eyland van Gardelotipe bewoon- den, quamen'er aan in het jaar 16$ 5. door den lalt vaneene Maat- fchappye van Kooplieden uyt de Stadt Diepen, die onder het gefagh van d'al^emeene Maatfchappye der Eylanden van Amerika, te Parijs op-ge- ftelt> aldaar fonden de Heeren du HefiU en de iolive, om'er in haren naam te ge- bieden. Maar d' eerde geftorve zijnde vveynige maanden na fijne bediering,en d'andere door het verlies van lijn gelicht, en door fijne geduerige fiekten on- hebbelijk zijnde gemaakt om eene nieuw- geborene Bevolking te beheer- fchen > gelijk wy aireede hebben vertoont in de voorgaande Hooft- ft ukken :' foo verfagh mijn Heer de Toïncy waardighlijkin alles wat dienftigh was tot het onderhoud van d'onfe op dit Eyland, het welke foude verlate geweeft zijn, fbnd'er de groote forge die hy droegh met'erhehulpfame troepen tefenden» onder het beleyd van mijnen Heere&/*Fr*?r»rf&> en van mijnen Heere Sa- boutliy, om haar te (lellen tegens d'aanflagen van de Caraibaneth die de befitting- daar van met haar krachtelijk betwifteden ^ in- voegen dat foo defe Bevolking hare eerde indelling nier fchuldigh is aan mij nen Heere den Generaal van P«?j~ cy , Cy is ten minden aan hem verfchuldight hare behoudeniffe en haar bedaan. Hy (temde ook toe, en beveftighde in den naam des Konings cle benaming die de Maatfchappye der Eylanden hadde gemaakt van mijnen Heere Auber > om- Gouverneur van dit Eyland te wefen. Defe nieuwe Gouverneur gaf den eet van getrouwigheyt in de handen van mijnen Heere den Generaal den 2.0. Oótober 1640. Maar eer dat hy aan S' Ckriftoffitbehnde; het Schip dat hem van Vrankrijk in Amerika hadde ge- bracht, hebbende ge-ankert dicht -hy Domimkus» verfcheyde Wilden, die hec Schip van verre hadden befpeurt , en geoordeelt door de teykenen van goed- willkheyt diemen haar gaf, dat fy geene vyanden in dat Schip hadden, na- men fy de verfekerhey t öm'er in te gaan. By geluk, de genen die het waren ko- men befien, waren d'eerfte Hooft- mannen van het Eyland. Mijn Heer d* Auber nam voor wind uyt defe voor- val te trekken, oordeelende dat fy feer gunftiglr was om in verbond met dit volk te komen, dat fchrikkelijk hadde vergrimt Zweeft ?- en by-aa geheelijk tegen de Francoyfchen aan-gefpannen >■ door. de Li z - , aewelr 254 ZedelykeHxstoB-ïe geweldenaryen en de geftrengheden van mijnen Heere de Volyve, een van fij- hulp-troepen :s in het nipt, en door het quaad beleyd van di geboden, die mijn Heer de Generaal gefonden hadde aan ons volk dat cp dat Eylandwas. En om dat die van defeNacye haar licht Heten verleyden door goed onthaal, en door geringe gelcbenken,ioo vergat hy niet van alles dat ken- de dienftigh wefen tot de bevordering van fijn voornemen. Hy dede haar dan verdaan dat hy uyt Vrankrijk quam,en dat hy was «relon- den om in. het Eyland van Gardelmpe te gebieden : dat hem met leêt- wefen was ter ooren gekomen, de gefchiUen die de Francoyfchen met haar hadden fcdert eenige jaren : Dat hy quam met een voornemen om alles minnelijk af te doen; en dat hy haar goede Gevader, en haar goede gebuer wilde wefen, en met haar leven gelijk gedaan hadde d'overlede Heer duPlefk haar goede vriend. Hy de- de dit onderhoud door-mengelen met vele glafen brandewijn , die hy haar de- de aan-bieden. Dsfe Wilden fiende fuik een vrypoftigh, en openhertigh onthaal ; na dat fy onder haar in hare oorlochs-tale hadden gefp roken, die niet verftaan word als van d' Oude Hoofden van hare krijgen, foo namen fy een voornemen om d'aan- bieding die haar was gedaan aan te vaarden ; en d'oude vriendfehap te vernieu- wen, ar-leggende alles wat defen Moedigen oorlogh mochte onderhouden,die de twee partyen foo geweldigh laftigh was gevallen. Maar al-eer dat fy yets wilden beloven vraaghden fy aan mijnen Heere Atter, of mijn Heer de l'olive mijn Heer Sabmüjr, en alle die hare felle driften hadden gevolght , uyt het Ey- land fouden gaan. En haar geantwoord hebbende , dat hy haar daar toe foude verplichten, ieyden fy dat dit noodfakelijk was, en dat anders fy altijd tegen de Francoyfchen grimmigh fouden wefen, om dat feydenfy yfOlyve & Saboulv pint bom pur Caraïhcs ('t geen in Nederduy tfch foo veel te feg^en is als loipe en Saboidj niet goed voor Cardibanen) dit zijn hare kromtongi^e woorden, Hier op mijn Heer Auber haar hebbende verfekert dat dit valt geitel t bleef, en dat hy goed tot haar-waarts foude weien, indien fy ook goed wilden zijn, het crenc fy belovende, foo onthaalde hy haar braaf, en zond haar weder te rug^e niet <*e- fchenken, en wel voldaan. Van de rheede van Dominikits, ging mijn Heer Auber aan Gdrdeloupe , om'er fijne Toe-rufting te laten ; en van daar aan S'- Chnftofd, om fijne plichten aan niijnen Heere den Generaal te volbrengen, die verblijd was over de coede ver- ifing die de Maatfchappye der Eylanden in lijnen perfoon hadde «redaan, en ftelde hem valt in fijn ampt in den naam des Koninkx getrouwigheyt hadde gegeven. Hy fcheyde wel ras daar na van S{- Cbrifiojfcl, om hem na dat hy den eet van n fijn Gouvernement te Van de Voor-f,yland en. 2^ te begeven: alwaar aangekomen zijnde, wierd hy met vreughde óntfanaen? van alle d'lnwoonderen die eene hooge achting droegen tot fijne ervarent- heyt, in alles wat konde dienen tot de bevordering van d'aankornende bevol- kingen ; en om dat fy over- redet waren dat hy was vervult met eene byfonde- re voorfichtigheyt om de voorledene wanfchiklijkhedèn te herfiellen ; met eenegrootmoedigheyt die bequaam was om de tegenwoordige fwari<*hedèn te wederltaan, en tonderwinden het gene noodighfoude wefen tot het goede, en de rade van het Ey land -y en met eene foetighey t en gefpraakfaamheyt die hem pnjfelijk hadde gemaakt aan alle die van S'-Clmfloffel, dewelke hem ook had- den erkent voor een van haar befte Hooft- mannen. Sijne belaftino- wierd me- ieren en verkondight voor aan de fpitfe van de Compagnyen des Eylands op twee achter-een- volgende Sondagen, die waren den 2 5 November , en den ï van December des jaars 1640. D'oorlogh,die aangeflêken was tuflehen de Wilden en die van onfe Nacye, door de quade raad-gevingen van eenige beroerende geeften, en door het licht geloof van den voorgaanden Gouverneur, die haar d'oore hadde verleent ; En de verdeeltkeden, de wantrouwingen, en d'eenzijdigheden, die defe war-gce- ften hadden verwekt onder de voorri'aamfte van het Èyland, hadden dit het al- lerellendighfte van alle iï 'Amerikaan fetie Bevolkingen gemaakt. Defchaarsheyt van leef-tochten, hadden'er vele tot fuik een hoogen uyterfte gebracht, dat het leven haar verdrietigh was, en de dood wenfchelijk. De befchroomtheyt daar fy geduerigh in waren, van door de Wilden overvallen te worden , verplichte haar om haar on-ophoudelijk onder de wapenen te houden, en om hare tuynen en hare landeryen braak te laten : en het onverdraaglijk hard onthaal dat haar wierd aan-gedaan van eenige Hooft- dienaren, die haar gefagh misbruykten, hadde haar alle gebracht op het tipje van eene onvermijdelijke verwoefthig. Maar federt dat mijnen Heere Auber voor haren Gouverneur was erkent, door d'eenparige toejuyehing van alle d'lnwoonderen, en dat hyhaar hadde gegeven de tijding van den Vrede, die hy befloten hadde met de Wilden hare gebueren, -de welke hy verhoopte dat wel haaft foude geft aaft worden, door al- le de " verfekeringen diemen mochte verwachten van eene fooqualijk op-ge- trokkens Nacye als is die van de Caraïbatwn: foo verftrooyden alle de ver- ftoordersvandegemeenerufte, en d'eerlijke lieden fagen haar in verfekert- heyt, onder het wijs beley t van defen waardigen Gouverneur , die niets vergat van alles wat het Eyland in goede gefchiktheyt konde helpen herftellen. In- voegen dat dit Eyland in korten ftond een nieuw aanfien kreegh : de Gerech- tigheyt begonde daar weder te bloeyen , de goede eenigheyt en d'arbevd der Xnwuonderen riep daar te rugge den overvloed, den-koophandel , en den Vre- de, z^ Zebelyke Historie de, die'er uyt geweken waren : en de Godvriichngheyt vin het Hooft , prik- kelde alle deieden van dtCe Bevolking om na fijn voor-beeld wel te leven. Hoewel dat hy-met de Waden van vrede hadde gehandelt , was hy nietemia van rade, uyt vreefie van o vervallen te worden, dat d'Inwoonderen haar altoos op hare hoede fouden houden. Hier toe zond hy ichildwachten aan alle de piaatfen daar de Caraibanen gcmikkéïjkfr konden aan komen fonder ontdekt te worden : Hy veranderde de wacht- huyfen , en ftelde haar op voordeeliger piaatfen -y En hy berifpue door fijn gefagh de genen die d'eerftegrondveiten wilden verwoeden die hy hadde beworpen van een vafte vrede , en eene naan- we bond-genootfchap met defe vereenighde vyanden, haar verplichtende door byfondere verbiedingen > dat fy in alle werken van overiaft fouden op houden, om door hare byfondere driften dek verbinteniffe niet te beroeren,die fo nood- fakelijk was tot het algemeene bede van alle d'Inwoonderen. D'Ëylanden beftaande door den koophandel, foo befpeurde mijn Heer 4«- far dat'er niets was het welke dit inftalliger hield, als de quadekoopmanfchap- pen diemen'er maakte ; en om dat de Tabak d'eenige was die in dien tijd aan Gardrtoufc wierd getrokken ; hebbende verftaan dat verfcheyde haar uytven- teden, die onhequaam was, het gene het Eyland foude hebben uyt-gekreten by d'Uytheemfchen, die'er hare Schepen niet meer fouden hebben willen fen- dcn, foo iielde hy perfoonen die verftant van Tabak hadden , die hem forgh- vuldighna-fagen, en die in de Zee wierpen den genen die bevonden wierd of verrot, of gebrekende te wefen,in eenige van de hoedanigheden die hy hebben moet om goed te zijn. Defe goede gefchiktheyt enindewapen-handel , en in de burgerlijke be- fliering, maakten dit Eyland bloeyende in weynightijd: en fijne vermaart- heyt trok aldaar vele Kooplieden, en lokte een groot getal van eerlijke Huys-4 gefninen , om'er hare woon-plaatfe te komen nemen en haar daar vaft te Stellen. Omnutotonfe Wilden te komen, die mijnen Heere Auber in fijn Schip hadden befocht, en die met hem van vrede hadden gehandelt , onder de voor- waarden.die wy hebben gefeght , fy waren niet foo ras op haar land gekeert, daar fy met ongedult verwacht wierden, omdat fy een weynigh lange in het Schip hadden gebleven, dat on hare rheede lagh, offy verkonsiighden door het geheele Eyland het minnelijk onthaal dat fy hadden ontfangen. Sy kon- den niet genoegh loven de goede verwelkoming, die den Gouverneur, nieuw- lijk^: uyt Vrankrijk gekomen, haar aan dede. De brave gefchenken die hy haar gegeven hadde beve High den volkomentlijk fijne goedheyt en fijne miiddadig- heyt. En (y voeghden er by dat hare vyanden l'Oitrc en S.óquI/ van Garde'o^pg mee- Van de Yoo r-e y l a n d e n. 2 57 moetende vertrekken, fy de Vrede hadden gemaakt met defen braven Geva- der, die Kaar foo wei hadde ontfangen, dat hy hare bondgenootfchap waardigh was. Dat om hem geen oorfaak van wantrouwen te geven , fy haar voortaan moeden onthouden van in-vallen , die fy gewoon waren op het land van Gur- déloupe te doen, terwijl dat fy in oorlogh waren. En dat als fy fouden weten dat defen nieuwen Gouverneur vaft geftelt foude wefen , fy hem met gefchenken fouden gaan befoeken, en wederzijdigh defen vrede beftemmen, die haar in het toekomende foo winftelijk foude zijn. De Caraïbanen , die vele van hare mannen hadden verloren in de gevechten die fy tegens de Francoyfchen had- den gehad, en die moede wierden te doen te hebben met fulke behendige en moedige vyanden; waren wel blijde over de gelukkige ontmoeting die eeni- ge van hare voornaamfte Hooft- mannen hadden gedaan. In-voegen dat fy mede- (temden het gene fy met mijnen Heere Auber hadden vaft geftelt, en fchikten haar na alles dat haar was voor-geftelt>om defe vrede van nu voortaan t'onderhouden en te beveftigen. By-na vijf maanden verliepen , geduerende dewelke de Wilden beftipte- lijk de beloften hielden, die fy aan mijnen Heere Auber hadden gedaan, van de Francoyfchen niet meer moeyelijk te vallen. Waar nafy haar over- redet heb- bende dat dien tijd hem genoegh behoorde geweeft te zijn om hem op Garde- lottpe met gemak ter neder te fetten ; daar de noodige ordre te ftellen , en dln- woonderen kundigh te maken van de verbintenifTe die fy te famen hadden be- raamt op de rheede van Dominiku* ', foo namen fy beraad om een plechtigh Af- gezandfchap te doen , waardoor fy de vrede fouden beveftigen , en hem al- le voorfpoet in fijn Gouvernement wenfchen. Ider van defe Wilden wil- de d'eerfte zijn om d'eere van fuikeene gewichtige bezending te hebben, en van de welke fy niet en twijfteldeneenigebyfondere voordeelen t'onttangen. Sy namen dan voor, om d'alleraaniienlijkfte onder haar te genoegen , die me- de begeerigh tot dit gezantfchap waren , uyt haar te ftellen twee Hoof- den van hare alleroudfte, en van hare allerberoemfte Capiteynen : en aan ye- der een aanfienlijk geleyde te geven, beftaande uyt de keur van hare allerbraaf- fte Ampt-bedienaren en Soldaten. Enopdat'ergeene belgh-fiekte onder de Hoofc-mannen foude zijn, foo vonden fy goed haar te doen vertrekken in twee verfcheyde Pjraugen, yeder met fijn gevolgh, en op d^fe wijfe , dat d'eene een dagh voor d'ander foude gaan. D'eerfte van defe Af-gefanten wierd genaamt de Hooft-man Am'uhsn, heel aanfienlijk onder haar,die vergefelfchapt wierd met dertig van d'allerbe^uaam- fte en allerfnedighfte van Domïmkus. Mijn Heer Auber feght,dat hy federt geen fchoonder noch gefwinder Wilden heeft gefi en. Defe Wilden dan haar be~ ■ f ««ft: ZedblylbHistosib trouwende in fijn woord dat hy haar hadde gegeven op hare rheede, quamen te GarddGitpeaw. en alfoovaardighfy hadden verftaan vanden genen die aan het wacht-huys gebood, dat mijn Heer Auber op het Eyland was , en dat hy'erwas in goede gefontheyt , daalden fy vrymoedighcphetland, en ver- fochtenhem te iien , hebbende ondertuffchen eenige van de minft-aanmer- kelijkevan den hoop gelaten, om de Ftrauge te bewaren. Terwijlmen mij- nen Hee re den Gouverneur ging verwittigen vand'aankomfle defer Afge- zanten van DominikySy zond de Hooft- man Amichcn, die het woord moeit voeren , hem twee van de geeftighfte van fijn gevolgh , beladen met de fchoonfte vruchten van haar land, die fy hadden mede gebracht om hem te befchenken. Mijn Heer Auber was feer blijde over hare aan-komft, en hebbende tcrftont geboden aan die van fijn huys , en aan het geheel quartier , haar geenige ge-~ jegentheyt te geven om eenigh quaad onthaal te duchten , foo nam hy de nioeyte om feit haar te gemoet te gaan , met een aangeficht dat genoegh be- tuyghde hoe welkom fy hem waren. Men behoeft hier niet feer bekommert te wcfen, om te beramen de goede fchikking van d'aanfpraak- reden en de plicht- plegingen die de Hooft- man Amichonhtm dede in dek eerfte ontmoeting. Hy hadde geweeft een van de genen die mijnen Heere Auber in fijn Schip hadden gefien, op fijne aankomft uyt Vrankrijk, en het viel hem niet fvvaar hem te kennen. Terftont dede hy hem verftaan, dat hy quam om te beveiligen het gene fy te famen hadden beraamt op de rheede van £0»jwiih*5,rakende een goe- de vrede: en dat alle de Caraïbanen van fijn land hetookwenfehten. Mijn Heer Auber met die minfaamheyt en diebyfondere bevaliigheyt die hy heeft om de herten te winnen van alle die met hem handelen , gaf haar ftrakx klaar genoegh te verftaan , en door fijnen tolk, en door fijne gebaarden, dat hy van fijnen' t wegen altijd fóude houden eene onfchendelijke eenigheyt, aan- gefienfydaar felf d'eerfte niet tegen fondigliden. Daarna, dede hy haar in fijn huys komen: En om dat hy wilt dat de goede ciere het belïe zegel was dathyopdefe verhandeling van vrede kondefetten, dede hy haar terftont brandewijn aan bieden, en haar dienen van alles wat fmakeiijkft in het Ey- land wierd gevonden. Eyndelijk bekroonde hy het gaft-maal met fijne ge- fchenken van alle de fmlijkheden die het meeft geacht zijn onder defe Land- aard. En op dat alle de Mede-gefondene deel fouden hebben aan het goed onthaal, en de niilddadigheden van mijnen Heere den Gou verneur , foo gin- gen fy die onthaalt hadden geweeft de plaatfe bekleéden van d'anderedie tot bewaring by de Pjraagc waren gebleven, de welke ook opharebeurte alle oorfaak. hadden om haar te bedanken over het goed onthaal dat haar wierd gedaan, Van de Voo r-e ylanden, i^ gedaan, en over de gefchenken die haar wierden uyt-gedee!t van gelijke zls aan d'eerfteii. De Hooft-man Amicbon vergat niet , na de gewoonte die fy niet hare vrienden gebruyken, den naam te nemen van mijnen Heere Auber , en dai fijnen aan hem weder te geven. Na dat fy alle hadden vervult geweer!: met goederen en met de beleefde onthalingen van mijnen Heere den Gouverneur , keerden fy weder eewel- digh blijde in hare Pyrauge , enzeylclennahaar Eyland. Sy vonden aan cene fekereby-een-komft-plaatfe, die fy hadden beftemt eer dat fy van Dominikus gingen, d'andere Fjrauge , diegeladen was met het tweede Hooft van de be~ -zending, genaamt de Hooft-man Baron, met fijn gevolgh. Engelijk defea tweeden Hooft-man van d'eerfte hadde verftaan het minnelijk onthaal, en alle de goede ciere die mijnen Heere Auber hem, en de fijne hadde aan- gedaan, foo begaf hy hem des ander daaghsaan Gardeloupe. Defe Baron hadde ge- weeft, een van de befte vrienden van mijnen Heere du Pieflis, die geftorven was Gouverneur van Gardeloufe, in gelijk gefagh met mijn Heer de l'Olive fijn Mede-Amptenaar, de welke na de dood van mijnen Heere du Pieflis den oor- Jogh tegens de Wilden onvoorfichtigh hadde aangenomen. Defe Hooft-man dan, die den overleden mijn Heer du Pieflis ver fchey de feyfen hadde befocht, en die eene byfondere geheugeniffe bewaarde van de vriendfchap die hy hem gedragen hadde , overtuyght zijnde van d'edelaardig- lieyt der Francoyfchen, fettede terftont de voet op 't land met fijn Gefelfchap, en wierd geleyd aan het huys van mijnen Heere Aubir, die haar alle de felve onthalingen dede die hy aan d'eerfte hadde gedaan. En felf als hy hadde ver- ftaan dat defen Hooft- man was de Gevader vanden overleden mijnen Heere dit Pieflis , dat is te feggen een van fijne vertrouwelingen en befte vrienden,foo .handelde hy hem met meer betuygingen van genegentheyt als d' anderen , en verbond met hem eene byfondere vriendfchap,ontfangende fijnen naamyen ge- vende hem den fijnen. Aldus hielden haar defe nieuwe gaften noch meer vol- daan als d'eerfte, en beloofden in het toekomende hare befoeken te volharden. Maar d'een en d'ander vertelde in alle hare Car betten het goed onthaal en de be- leefrheden van den nieuwen Gouverneur. De Hooft-man Baron, die hem by fijn eerfte befoek foo wel hadde bevon- den, wachtede niet lang fonder begeerte te hebben van een tweede te doem En in dit was het dat mijn Heet Auber hem dede fien eenen van de Sonen van den overleden da Pieflis , waar aan defe Hooft-man duyfend troetelingen be- wees, ter gedachtenis van fijnen Vader , die hy fijnen goeden Gevader noem- de, enden vriend van fijne Nacye. En inder daad" defe Edelman hadde ver- worven de genegentheyt van defe Barbaren, die eerbiedigh waren tot fij- Kk : ne 2£o Zedelyk e Historie ne verdienden, en de brave hoedanigheden diehy hadde om te gebieden. Na dit befoek, en vele andere die de Caratbanen by-na alle dagen deden , wil- de mijn Heer Auber vanhaar verfekert wefen door Borgh-panden, dat Cy de bondgenootfehap vaft fouden houden. Hy voeghde hem hier toe by den Hoort-man Baron, met de welke hy eene naamver, vriendfehap hadde gemaakt als met d5 anderen, en die hem lijn Gevader noemde,gelijk gevolgr zijnde in de verbintenifïe die ten anderen tijde hadde geweeft tuflenén mijn Heer du Phfis en hem: Mijn Heer 4«fr«- vraaghde dan op een dagh aan defe Hooft- man , of hy niet redelijk bevond te zijn,dat om hem te verfekeren van die van fijne Na- cye, hy eenigé van hare kinderen in borgh-pand verfocht. Defe man die beter verftant hadde, en het oordeel veel fchranderder als het gewoone van de Wil- den, antwoorde terftont, datmen de voorwaarde aan weder- zijde gelijk moe- fte maken : en dat foo fy van hare kinderen aan de Francoyfchen gaven , het ookrechtwasdatdeFrancoyfchencokvande hare aan hun befchikten. Hy bood op ftaande voet aan mijnen Heere Auber éenigc van fijne kinderen , die hem hadden vergefelfchapt -5 en mijn Hen Auber de gelegentheyt aan- grijpen- de, en d'aanbieding aan- nemende, verkoos uyt haar allen eenen jongen knaap, die aangenamer was van gelaat , eene aanlokkelijker wijfe van doen hadde, en in een woord, ik weet niet wat minnelijkers als fijne andere Broederen, De Vader itont fijnen Sone toe, en de Sone gaf fijne bewilliging om bymijn Heer Auber. te blijven , fonder eenigeaf-keerigheyt. Het gene wel aanmer- kelijk is onder defe Wilden. Hy was genaamt Tamalabciy. Van defen dagh aan handelde hem mijn Heer Auber als fijnen Sone, en noemde hem niet anders. Ook de jonge van fijnen t wegen, noemde hem fijnen Vader. Hy fcheen niet bedwongen te wefen in fijne kleederen, toen hy gekleed was : en hy hadde niet veel moeyten om hem na onfe wijfe van leven te gewennen: De Hooft- man B^rw verfocht van fijnen't wegen, in ver wirTeling van fijnen Sone, eene van de Sonen van Me- Juffer Auber, die voor d'eerfte maal was gehuwlijkt geweeft aan den overledenen mijnen Heere du Vief is, en die het voor de tweede reyfe was aan mijnen Heere Auber. Maar mijn Heer Auber aan defen Hooit- man ver- toont hebbende, dat de jongen du Viefu van al te teederen natuure was om de wijfe van leven der Caraïbanen te konnen verdragen , foo dede hy hem toe- ftaan in wiffel-borgh te willen aan-nemen, in plaatfe van hem , eenen van fij- ne knechten die fich gewilligh aan bood om hem te volgen, Defe jorgehng die van eene fterkc ^ematightheyt was, woonde eenige maanden met dele "Wnden, die hem metgroote fachtigheyt handelden. Maar het zy de verande- ring van de lucht , of de verandering van voedfel, fijne goede gefteltenis had- de ontftelt , hy wierd fick eenigen tijd daar na. Het gene de Hooft-man . Mr on VAN DE Vo OR-EYL ANDEN. 161 Bxrm befpeurt hebbende, vreeiende dat indien hy onder hare handen quam te fterven, hy eenigh verwijt mochte hebben , foo bracht hy hem weder by mij- nen Heere Auher met groote forghvuldigheyt, Tonder hem eenen anderen Per- foon in fijne plaatfe at te vergen , feggende dat hy niet anders te borgh wilde hebben als het woord van fijnen Gevader. Het 'is waar dat hy fijnen Sone trachtede te bewegen om weder te keeren : Maar hy koner hem niet toe bren- gen, de jonge feggende, dat hy hem veel beter bevond met mijnen Heere Aa- Ier als met lijnen Vader. De Hooft- man Baron, hebbende aan Gardel&ufe fulE een dierbaren pand ge- laten , nam dikwils geiegentheyt om mijnen Heere Aitber te befoeken, en docr het felve middel fijn Soon te fien : en (iende dat hy aan mijn Heer Auberon- eyndigh was vsrfchuldight over foo veel goeds ais hy van hem omring , en by- fonderlijk over de teedere genegentheyt die hy fijnen Sone toe-drocgh, den Welken hy in pand hadde, foo focht hy de" gelegcnthedenom'erhemeeni- ge erkentenifl'e voor te betuygen. Hy was dan van voornemens" aan hem te openbaren dat geduerende d oorlogen de welke die van fijne Nacye hadden ge- voert tegen de Francoyfchen, geboden door mijn Heer de l'Olive , hy fijn oor- loghs- gevangen hadde gemaakt eenen Francoyfchen Jongeling , aan wie hy het leven hadde gefchonken, om dat hyten anderen tijde hadde geweeft in den dienft van mijnen Heere ^P/^/w fijnen Gevader : en dat het by-na drie jaren geleden was dat hy hem hadde gehouden in eene eerlijke vryheyt,hoewel hy genomen geweeft; zijnde met de wapenen in de hand, en in de hitte van het- gevecht , hy hem foude hebben mogen doen fterven, Maar dathy geene ftrengheyt hadde willen gebruyken , in aanmerking van d'oude vrientfchap die hyten anderen tijde hadde gehad met mijnen Heere duBlcjïis, in het ge- volgh van den welken hem geheughde defen Francoyfch te hebben gefien* Mijn Heer Auber medelijden hebbende met defen arm faligen Jongeling , had- den Hooft-man Baronden felven hem te willen weder brergen. Het gene hy hemgewilligh toe-ftemde: en weynige dagen daar na vol Jedehy fijne belof- ten 'y en den genen die door dit middel wierd veiicft, heeft federt eenen geruy— men tijd op Gardeloupe gewoontï Befe edelaardige Hooft-man, fich niet genoegende in mijnen Heere Auber' dus verplicht te hebben, en fijnen gevangen te fijner aanmerking geloft, waar- fchoude hem dat noch een ander Hooft-man van Dominikm ook eenen Fran-t coyferun fijn huys hadde,. mede een oorloghs-gevangen zijnde j en ofede • fich fijn beft by defen Hooft-man te doen, om hem in vryheyt te doen ftellen^ Het gene hy volvoerde met eene onvergelijkelijke getrouwigheyt en gene- §.entheytj weynige dagen daar na weder brengende dien anderen gevangen, ;. Kk 3, dk- ■iCi Zedelyke Historie die genaamt was Jean Jardin. Defe Jongeling geeftigh zij nee, hadde gewon- nen den goeden wille, niet alleen van den Hooit- man welkers gevange hy was, maar van alle de Cardibunen, die hem foo vele genegentheyt toe droegen, a's of hy iel f van hare Land-aard hadde ccweeft. En hy was fob eelukkiea van c-£- heugenis dat hy hare taal in volkomenthey t hadd< egeieert. Mi;n Heer Auhsr niet mogende lijden dat den Hooft-man Barmin goetJé •iienks^heden en in betuyein< ?n va:: genegentheyt hem te boven ging", bo- >en de gefchènken die hy hein alle dagen dede , en d'ongevey nfie vnendfehap die hy hem in 't byfonder betoonde, wilde ook fijne geheele Nacye verplich- ten. Dit gebeurde toen defe Hooft-man ten corlogh moefl; trekken tekens ètArowgts, diehetEyland van de Dney^/cV*/;*?/ f bewoonen , en dat hy tot dit voornemen eene buyten-gcwoone wapen-rufting hadde gedaan. Want defe brave Wilde fijn af-fcheyt komende nemen van mijnen HeercAnber, eer hy tot dek af- vaardiging vertrok , gaf hem mijn Heer Auber 'm fijne troepen ee- nen van fijne Hnys-genooten,die fijn Wild-fchutter was, genaamt Scripers, die al van over iange hadde gewenfcht hem in de gevechten van dcCe Wilden te mogen vinden: en hy voorfagh hem met goede vuer-roers , en met alle de noodfakelijke behoeften om'er hem wel mede te dienen. De Hooft-man Baron was wegh gerukt door defe gunfte , en haar met vreughde aan-genomen hebbende , dede haar wel iuyde klinken onder fijne Nacye. DsCq vry- willige volghde dien Hooft- man groothertigh : en te fchepe gegaan zijnde , trek hy ten ttrijde tegens cï Aromges van het Eyland der Dnevuldigheyt , met een mach- tigh leger van Wilden van alle d'Eylanden der Voor-ej'landen, Indefeontmoe- tinge dede hy alles watraen mochte verwachten van eenen dapperen Krijghs- nian: en gelijk hy een feer goed fchutter was, foodoode en quetfte hy foo vele Aroiiages, die niet gewoon waren d'uytwerkingen van de vuer-roers te gevoelen, dat fy eyndelijk de voetlichteden, en haar tuflehen het geberglite vertrokken hebbende, lieten het oorloghs-veld aan de Caraïbanen overwinlijk. Sedert ging Seriper s onder die van defe Nacye door voor een groot Hooft- man, en fy konden de goedheyt van mijnen Heere Auber niet genoegh verwon- deren, die hem felve gewiiligh hadde, ontblood van den dienit die hy van defen Jongeling konde verwachten, om hem aan hare troepen te verleenen. Wy heb- ben alle dtk byfonderheden uyt het oorspronkelijk > en mijn Heer Auber felf ftaat'er borgh voor. Geduerende den gantfehen tijd dat mijn Heer Auber Gardeloupe heeft be- ftiert, is de vrede die hy met de Cdraibanerj hadde gemaakt, aan weder-zijde enfehey delijk onderhouden geweeft, tot groot voordeel van de twee Nacyen. Want de Wilden hadden door defe over-een-koming het middel om van de Fran- V-VN D- E V O O R-E Y h A N D E Ni 2^f Francoyfchen te handelen, bijlen , fnoey-meffen, meffen, en verfcheyde ande- re gereedfchappen en koopmanfchappen die fy van noode hadden : en de Francoyfchen kregen van haar ia verwifTeling Verkens , Echdifïèn , Zee-- fchiid- padden, en oneyndige andere viilchen, en andere ververfchir^en, die baareen byfonder voordeel aan- brachten, in-voegen dat de Caraibanen wa- ren als de Schakers van de Francoyfchen , die ondèrtuflchen aan hare lande- ryen en wooningen in vlijrigheyt en in verfekering arbeydeden. ^ V I E R B E HO"OFT-STUK.- Van den Koophandel en vm de Bê/Igheden der uytheemfche Inwoon- deren des Lands : en eer/lelijk van de bouleing en van de toe-bereyding van den Tabak, IN alle de Vèor-ejlmden heeft het geld geenen gang in den gemeenen han- del, maar de koopmanfchappen die in het land waflen worden verwiflelt,. tegens die van Europa komen ; het zy dat fy beftaan in kleederen en in lijn- waat, het zy in wapenen of in leef-tochten, en in andere noodfakelijke gemak- ken om het leven in foetheyt door te brengen. En dit is het gene by alle Vol- ken infwangging voor het gebruyk vandemunte , en dat noch heden word genen m vele Wilde Nacyen, en felf in de Colchides , daar yeder ter markt brengt wat hy overigh heeft, om te hebben dat hem ontbreekt. De Pak-huyfen die op defe Eylanden worden gefien , zijn gemeenlijk voor- den van alle de foorten van koopmanfchappen die gebracht worden uyt' Vrankrijk, uyt Engeland, uyt Holland, en uyt Zeeland, alfoo overvloedig als in eenige piaatfe der werelt. De waardye van yederekoopmanfchapisnieC gelaten in de vryhey t van de Kooplieden die de Pak- huyfen houden, maar fy is op yedere foorte geftelt door mijne Heeren de Gouverneurs., na de aoed-keu- nng van haren Raad. De koopmanfchappen die d'Inwoonderen in alle defs. Eylanden in verwiflèling aan- bieden, worden gebracht tot vijf voorname foor- ten, te weten, tot den Tabak, de Suyker, de Gember , den Indigo , en de Cot- toen. D In het beginfel begaven haar alle d'uytheemfche Inwoonderen der Vw- eylandsn aan den eenigen bouwvan den Tabak, die haar eerlijk dede beftaan. Maar federt den grooten overvloed, diemen'er af gemaakt heeft, den prijs heeft doen af-üaan, hebben fy in verfcheyde piaatfen Suyker- rieten , Gember en Indigo geplant: en God heeft hare voornemens foodanighgefe^ent, daf het een wonder is te -fien met welk eene goede uyt- komft alle dele * [oopnsan- fchap- 2^4 Zedelyke Historie fchappen in het meefte gedeelte van defe Eylanden waflen. En om dat'er ve- le die haar in Europa Tien niet weten dewijfe op de welke men die bereyd, foofalhetom harenieuwfgierigheyt te vergenoegen hier te paile komen van yedere te fpreken: en wy fullen er een woord by- voegen van de handeling van het Cottoen. Het is waar datdefe ftoften aireede door verfcheydeSchrij veren zijn ver- handelt: maar boven dat onfe Hiftorye onvolkome en gebrekkelijk foude zijn als wy haar onder (lil- Twijgen voor-by gingen , foo mogen wy hier eerile- lijk met oprechtigheyt heggen dat alle het gefprek dat wy'er afgaan doen geen na-beeldfel is, of eene na-volging van eenigh ander , maar een waarach- tigh oorfpronkeiijk, na het leven af-geteykcnt met alle mogelijke forghvul- digheyt en getrouwigheyt. In- voegen dat fo wy de felve dingen feggen die an- dere voor ons hebben gefeght, men niet qualijk te vreden behoort te wefen al- hier te fien de beveiliging van eene waarheyt die van foo verre komt , en van de welke men geene te groote verfekertheyt foude konnen hebben. En indien het tegen- ft rij dige dingen zijn, foo fullen fy konnen dienen om te doen fien de valsheyt van de genen die haar tegen zijngeftelt*. of ten minften fullen fy betoonendatin alle plaatfen men foo naauwpunteiijk niet volght een felfge- bruyk in de toe-bereyding van defe koopmanfehappen, of daar word ten min- flen dikwils eenige kleyne verandering aan befpeurt. Daar-en-boven , wy verhopen ook dateenige miflehien in de volgende befchrijvingen fullen vin- den, eenige naauwe op-merkingen eenige klaarheyt die haar niet fal mis-ha- gen,en dat fy'er fel f in fullen ontmoeten yets nieuws , dat van de Schri j ve- ren noch niet is befpeurt noch voort- gebracht. Na alles foo verfoeken wy de genen, die in dit Hooft-ftuk noch in de volgende niets fullen geloven te vinden van dat fy niet en weten, en dat of haar kan onderrechten, ofverluftigen, onfeneerlligheyt enonfen arbeyd fonderlaftering voor-by te gaan, en toe te laten dat wy dit voor anderen fchrijven, die'er onderwijfwg , of vermaak van fullen konnen genieten. Om fchoone en goede Tabak te hebhen, foo bereydmen eerftelijk in een bequaam Sayfoen de bedden in verfcheyde plaatfen Yan den tuyn, die be- fchut zijn voorde winden. Men ftrooyt'erop de granen die het voorlede jaar zijn vergadert, en diemen heeft laten op-fchieten en rijpen om tot dit ge- bruyk te dienen. Men men^taffche onder het graan alfmen het zaayt, op dat liet in fekere plaatfen niet te dik foude vallen. Als het begint te verhef- fen , dektmen het forghvuldigh met bladeren van den doornigen Palm- boom, of met takken van Oranje-boomenof Cirrocn-boomen, om het te bevrijden tegen het fléken van de Son> de koude van de nacht, en het be- derf <*- Van de V o o r- e y l a n d e n. 2tf; derf dat'er het tamme Heys-gevogeite en de wilde Vogelen aan mochten brengen. Terwijl de plantegroeyt, en foo verre komt dat (y mach verpoot worden, bereydrnen de plaatfe die noodigh is om haar t'ontfangen.Spo de Tuyn njeuw- lijkx is gedicht, moetmen lange te voren de bollenen hebben ai-gthakt, en de takken op d'aarde en op de ftronken af-gebrand om haar tedoenfterven. Dat indiener noch yets van over blijft, moetmen alles wat niet is af- gebrand by d'eynden uyt-rukkem, op dat de plaatfe vry zy. Het is waar dat het niet van noo Jen is d'aarde te bouwen , noch haar om te fpitten en diep uyt te delven, nmr men moet'er alleenlijk alle de quade kruyden uyt- wieden, en haar foo forghvuldeiijk reynigen dat'er noch hout , noch fchorfc, noch blad , noch het minite gras-fcheutje niet over blijft. Hier toe gebruykt men breede en fcher- pe fpaden, die het opperde van d'aarde ontkorilen en effenen , en ter nood uyt roeyen de wortel van de kruyden diemen vreeil dat weder van nieuws (ouden ontfpruyten. Na datmen d'aarde in defer wijfe heeft bereyd, foo fcheydmen en verdeelt men haar 'm verfcheyde greppels , op gelijken af-ftant , den eenen van den an- deren ontrent twee ofte drie voeten (taande. Hier toe gebruykt men lange tou- wen, die ontrent van twee tot twee voeten zijn geteykent, met een kleyn Peuk- je laken van verwe alfmen gereetft heeft. Én danileektmen kleyne fcherpe houtjes in alle de p'aatfen van d'aarde die defe tekens aan-wijfen: op dat als den tijd van den jongen Tabak te verpoten aan- komt , het welke is wan- neer God eenen goeden regen zend, men niets te doen heeft als te planten, fonder fich te bekommeren om de fatfoenen van den tuyn te fchikken. De plante van den Tabak is bequaam om van haar bedde af-gelicht te wor- den, wanneer fy vier ofte vijf bladeren heeft die fterk en dik genoegh zijn , en van breedte als de palm van een hand. Want foo het alfdan gebeurt dat d'aar- de bevochtight word van eenen aangenamen regen , vreefen alle die beforght zijn om in het eerfte Sayfoen fchoonen Tabak te hebben, niet eens door-nat te worden, aangefien dat fy'er veel afin d'aarde poten. Men fiet alle de goe- de huys-houders in eene aangename en voort-porrende bêfigheyt in hare tuy- nsn. D'eene zijn doende met de planten uyt tèkiefen en die uyt hare bedden te trekken, en in korven op eene rye te fchikken: d'andere brengen haar tot die haar planten, in alle de plaatfen die te voren op het touw zijn ar-geiiëken ge- weert, gelijk wyjgefeght hebben. Die den iaft hebben om te planten , maken een gat meteen fcherp hout , op yedere af geteykende plaatfe, daar fy de wortel van den Tabak in (lellen : daar na rapen (y al d'aarde weder by-een, en drukkenfe rondom? in fulker wijfe L 1 even- $$4 Zedelyke Historie evenwel dat het hert van de plante niet bedekt zy. Aldus doen fy langs yedere rye Daar na beginnen fyeene andere. Na dat fy defe oeffenrog hebben ge- eyndieht, d'ecrlte maal dat de gebueren elkander ontmoeten, is haar gewoon- lijkft onderhoud en praat d'een den anderen t' ondervragen hoe vele duy fenden van planten fy in d'aarde hebben geleght , en hier op grond yeder de hope van fijne toekomendein-zameling. De plante in d'aarde geleglit zijnde', hetgene gemeenlijk met verfcheyde hervattinsensedaanword Tom dat deregen niet overvloedighgenoegh valt om het opeenereyfetedoen, oi' wei om dat d'aarde op eenen f elven tijd met is toe-bereyd, of dat men geene planten genoegh en heeft , foo verlaat men haar niet. Dit zijn noch niet als de beginfelen van den arbeyd en Van de zor- gen diemen' er toe brengen moet: want men moet forghvuidigh wefen om haar dikwils te befien : en foo ras men heeft befpeurt dat !y wortel heelt gekre- sen foo moetmen acht (laan dat de wormen , de rufpen , en andere booie on- dieren , die in dat land grimmelen , haar niet af-knagen en verhinderen te wallen. ". . ' Men moet voorts, ten minden van maand tot maana, het quade onkruyd uyt- wieden dat haar mochte verflikken, d'aarde naarftelijk af- rij ven en Hou- wen, en dé kruydendiemen'ér heeft uyt-gerukt achter de fchey ding van den tuyn brengen, of wel verre van daar : want indien men haar liet leggen op de plaatfen daar fy uyt- gewied zijn geweefl: , de minde regen foude haar nieuwe wortelen doen fchieten , en fy fouden haar wel ras weder verheffen. Het al- lermoeyêlijkfte kruyd, en daarmen meeft om arbeyd op datmen het uyt de tuy- nen mocht verbannen , dat is de porceleyne die in Vrankrijk niet wad ala door de for^e van de Hovenieren. Men volhard defe oeflening, tot dat de plante van den Tabak alle de na-buerige a'arde heeft bedekt , en dat hare fcha- duwe alle d'andere hinderlijke kruydé verhindert om haar te mogen verheften. Dit gedaan zijnde, heeftmen noch geene rufte , om dat na de mate dat de plante liaarhoogh en breed uyt- fpreyd, men haar d'overtollige bladeren moet af-fnoeyen, uyt°rukkendie verdrooght, verrot, of bedorven zijn , en haar af- fcheuten, gelijkmen fpreekt, dat is haar fuy veren van alle de kleyne fcheutjes die haar fouden verhinderen tot volkomenthey t te geraken > na haar trekken- de het fap van degrootfte bladeren. Eyndelijk als de dronk is gewafïchcn tot eene behoorlijke hooghte, moetmen hem in- houden, af-fnijdende den top van yedere plante, uytgefondert van diemen wil behouden om'er het graan at te hebben. Na alle defe wijfen , blijft de plante fommige weken om te rijpen, rullenen de welke fy eenigen flil-itant geeft aan de geduerige forgen diemen tot alfdoen heeft gehad. Maar « Van de V o o r-e y l a n d e n. %%& M*tar indien men rondom haar niet arbeyd , foo moetmen haar plaatfe be- reyden om haar onder verdek te leggen als fy rijp fal zijn. Men moet achting nemen dat de fchuere daar fy pafielijk gedrooght moet worden , v/el overdekt sy, en van alle kanten gefloten j datfy voorfien zy met verfcheyde rijfen be- quaam om haar daar over te hangen ,• datmen voor-raat heeft van fekere dun- ne fchorfen, diemen trekt van eenen boom genaamt M&hot , om yedere plante op de rijfen vaft te binden ; en dat de plaatfe om den Tabak te /pinnen als hy droogh is, in goede fchikking zy. T er wijl men alle defe voor- berey dingen maakt , als de Tabak-bladeren een •weynigh van hare eerfte groenighey t verlaten, dat fy haar beginnen na d'aarde te krommen meer als na gewoontes en dat haar reuk wat fterker word , foo is dit een teyken dat de plante in rijpheyt is. En alfdan moetmen eenen fchoo- nendagh waar-nemen, na dat de dauw daar boven op is gevallen, en fnijden haar af een duym breed by de grond, en laten haar op de plaatfe tot aan den avond, haar een ofte twee malen om-keerende , op dat de Son een gedeelte van hare vochtigheyt op-drooge. Op den avond brengtmen haar met volle armen onder 't dak. Men hecht haar by het benedenfte van den ftronk aan de rijfen, in fulker voegen dat de bladeren na beneden hangen. Sy moeten ook aan eik- ander niet te dicht gedrongen wefen, uyt vreefe dat fy niet verrotten, of dat fy niet fouden konnen droogen, by gebrek van lucht. Defe eerfte fnêde van den Tabak voleyndight zijnde , befietmen dik wils de planten die droogen, terwijl dat d' andere, diemen noch op den voet heeft laten «aan, rijp worden. En alfmen befpeurt dat fy bequaam zijn om gefponnen te worden, dat is te feggen dat fy niet al te droogh zijn; want dan fouden fy de handeling van het rad niet konnen verdragen : noch ook al te vochtigh , want fy fouden in weynigh tijd verrotten $ foo maaktmen haar los van de rijfen, men rijght haar aan het eeneeynde van defchuere,en men ontblood vederen ftronk van alle fijne bladeren op dek wijfe. Men leght eerftelijk dVJerlangfte en allerbreedfte bladeren, alleen en men rukt'er uyt de dikke ribbe die door het midden van yedere loopt: d'Inwoon- deren noemen dit éjamber. De kleyne bladeren worden ook aan eene zijde ge- leght, om gebruykt te worden midden in de Tabaks-koorde-, en de groote dienen haar tot dekfelen en tot mantelen. Defe bladeren alfoo gefchikt zijnde, worden op planken of op tafelen op eene rye geleght , aan de zijde van den ge- nen die haar moet fpinnen, en de koorde foo maken gelijkaien haar liet op dc rollen diemen herwaarts over ftuert. Daar is ook kenniffe gelegen in den Tabak te fpinnen : en die het met neer- ■ftigheyt en behendighey t konnen doen, zijn geweldigb geacht* en winnen veel s, Lï z mz€i' 2 en hebben hem uyt- gevent op de feive prijs. i>e genen die haar in- beelden dat de Tabak fonder moeyte walt, en datinen hem vind by maniere van fpreken , de rollen aan de boomen van Mnerifea ge- hecht , waar van men haar ilechts moet fchudden, om haar daar na op te rapen als fy gevallen zijn : of die ten minden haar overtuygen dat'er niet veel gedel noch arbeyd aan vaft is om hem tot volkomentheyt te brengen , dil- len van hare mis-grepen af-getrokken worden, foo fy hare oogen werpen op defe vertelling van den bouw, en van debereyding vanden Tabak.. En wy mogen'er by- voegen , dat indien fy felf hadden geilen d'arme knechten en de flavendieaandefenpijnelijken arbeyd werken, moetende uyt- daan het mee- de gedeelte van den dagh het branden van de Son , en meer als de helft van de nacht befigh zijnde om hem te brengen in den daat waarin men hem in Euro- pa fend j fonder twijfel fy fouden hem meer achten , en dit k-ruyd voor kode- lijker houden, dat bedropen is met het fvveet van foo vele ellendige fchep- feien. Het is niet noodigh hier by te voegen , 't gene de Genees-meeders fchrij- venvan de verwonderlijke uytwerkingen vanden Tabak, aangefien dat dit' eygentlijk haar werk is, en het breed genoegh in hare boeken word gevoBr- den. Wy fullen alleenlijk feggen dat fijne krachten wel groot moeten we- fen, dewijlhy fijnen loop door de gantfche werelt heeft, en dat by-na allede Nacyen van het Aardrijk , foo de wei-opgevoede als de Barbaren , hem ee- ne gundigeontfangenilfe hebben gedaan, enhetgebruyk daar van aangera- den. Indien eenige Vorden hem in hare Land-palen hebben verboden, uyt vreefe dat het gek van hare Onderdanen , dat haar ongemeen en kodelijk -isr nier in rook foude verdwijnen, en uyt hare handen vvegh vloeyen, voor een ding dat niet noodfakelijkis tot het onderhoud des levens,, daar is evenwel nie- L l 3. mant &70 Zedelyke Historie mant die hem niet moet toe-laten ten minde plaatfe te houden onder de Droe- gen, en de hulp-middelen van de Genees-konft. De lekkere en de keurlijke, onder de Volkeren die warme ge weftenbe- vvoonen, vermengen hem met Savie , met Rofmareyn , en andere rcukeri- ge dingen die hem eenen geweldigen aangenamen geur geven: En als fy hem tot ftof hebben gemaakt, fnuy ven fy hem op door de neus-gaten. De Na- cyen die koude landen bewoonen, ontfeggen fijn gehruyk niet aan aanfienlij- ke lieden : en het is felf eene volmaaktheyt en eene geeftigheyt onder de Juffers van die landen , eene pijpe met goede bevalligheyt te konnen houden, de fteel van de welke is van coraal of van amber, en de ketel van fiiver of van goud : en den rook van dit kruyd uyt te konnen blafen fonder eenigen orijns te trekken, en die uyt de mond te drijven met verfcheyde hervattin- gen, die. foo vele kleyne dampen doen fien, waar van de bruyne verwe , de witheyt van hare huy t verheft. De mengeling die wy befchreven hebben om den Tabak van goeden reuk te maken, fal fonder twijrïel wel ontfangen wor- den, by defe perlbnen die foo vele behaaghlijkheyt en lekkernye in defen rook vinden. Voorts , men foude nietkonnen uyt-fpreken de menichte van den Tabak die alle jaren getrokken word vanheteenighEyland van S' Cbriftojfel: en het is eene verwonderlijke fake te fien , het getal der Schepen van Vrankrijk, van Engeland, van Holland, en byfonder van Zeeland, die'er komen hande- len, fonder dat'er een eenigh lêdigh weder keert. Ook den koophandel die de- fe laatfte Provincye altijd heeft onderhouden in dit Eyland, en aan de gehueri- ge Eylandcn, heeft te Middelburgh en te Viiïïinge rijke en machtige huyfen pemaakt. En noch tegenwoordigh den voornaamften handel van defe twee Steden, die d'aanfienlijkfte van Zeeland zijn, word bedreven in defe Eylan- den, die voor haar zijn het gene de Mijnen van Peru zijn voor Spanjen. VYEDE HOOF T-S TUK. Van de Jpijfe om de Suyker te maken , en van de Gember , den Ind, 110. en de Cottoen te bereyden. A dat den grooten overvloed van Tabak diemen op Sv Cbrijioffcl , en aan d'andere Eylan Jen maakte , den prijs foodanigh hadde doen af- flaan, datmen'er fijne gelijke rekening niet meer uyt konde maken; ftelde God in het herte van mijnen Heerc de Poirny, Generaal van de Francoy- fchen, om andere middelen by der hand te nemen, waar door het beftaan van d'inwoonderen, en het onderhoud yan den koophandel geyordert mocht wor- den. Van de Voo r-e y l a n d e 171 den. En fijne voorfichtigheythem in-geblafen hebbende , om fijne knechten en fijne (laven te gebruyken tot den bouw der Suyker~rieten,en van den Gem- ber, en den Indigo, foo is defen aanflagh gevolght geweeft met fuik eene ze- gening, dat het een wonder is te fien hoe gelukkigh d'uytkoinftenzijn ge- vallen. SoodeplantevanhetSuyker-rietaand'Aloudheytis bekent geweeft, ten minden is nieuw de vinding van'er de Suykeruyt temaken. D'Oudenzijn hier in onwetende geweeft, alfoo wel als in de Zene-bladeren , de Caffie, den Ambergrijs , deMuskes, de Civette, enden Benfwijn. Sy gebruykten dit dierbaar riet niet als in drankeningenefing. Enwy mogen alle defe din- gen ftelien met groot voo r-uyt- deel , alfoo wel als onfe Uur- weiken, ons Zee-compas, en onfe konft van Scheep- vaart, onfe Verre-kijkers, onfe Druk- konft, onien Wapen-handel, én verfcheyde andere fchoone vindingen van de- fe laatfte Eeuwen ; tegens hare verwing van het waarachtigh purper, tegen haar glas door geenen hamer te breken, tegen de fcherp- (innige werk- (lukken van haren Arcbimedes, en tegens andere diergelijke. Hebbende in het voorgaande Boek gegeven de befchrij ving van het Suy- ker-riet, foo fchiet ons nu niet over als te vertoonen de wijfe , hoemen het ge- bruykt om'er de Suyker af te maken. Befchrijvende het deftigliHuys van mijnen Heere den Generaal de Toincy, hebben wy gefeght dat fijn Neder-hof is verrijkt met drie Gebouwen of Mo- lens, bequaam om de Suyker- rieten te verbreken. Het geftel van defe Molens, is van hout dat vafter, deftiger , behendiger, beter gefchikt, en gemakkelijker na den eyfchis,als dat van de Molens diemen teMadereen in Brezjlfiet. Hier is niet te vreefen, gelijk in die plaatfen, dat het vuur in de kokende ketelen foude flaan, en eenen beklaaghlijken brand aan-ftéken , die dikwils de dood veroor- faakt aan die'er ontrent arbeyden- Want men fiet defe ketelen koken fonder het vuur te befpeuren, dat aan-gefteken , gellookt , en onderhouden word van buyten, in de ovens, die foo wel met Tyras zijn verforght , dat noch de vlam- ine, noch de rook aan die met defen arbeyd befigh zijn , hinderen om daar aan te werken fonder vreefe van eenig'h gevaar eenigh ongemak t'ontfangen. Boven defe drie Molens die mijn Heer de Generaal voor fijnhuys van den grootenbergh heeft, heeft hy'er drie te Cajonne doen maken, dat een van de quartieren is, door onfe Nacye in het felve Eyland in- gehouden : d'eene van de welke, in plaatfe dat d'andere door Oflfen om-gaan , of door Paarden, •word om- gedreven door de val van eenen grooten vlied fp ringend water, die verfamelt zijnde in eengroot bekken-vat ,> en van daar ftortende op een ëroot geenfins konnen ver- en fonder t-t Zedelyke Hist ö K 1 E groot fckep-rad , doet alle hen werk bewegen. Na het voor- beeld van mijnen Heere den Generaal hebben de voornaam- fte Revel-hebheren en Inwoondercn van het Ey land van S!; Cknfttëjjel, ook Suyker-molens doen (ik h ten. In-voegen dat in dit cenigh Eylcnd men lieden ten dage veel meer van defeGebou wielen telt > als de Portugefchen tot «och toe te ivLidcre hebben doen timmeren. De voornaamfte na die van mijnen Heere den Generaal, worden geilen aan de wooningen van mijne Heeren de L mnlliers , de Treval, en de Senevcnt. En na die heeit'er mijn Heer Girard drie in verfcheyde quartieren van het Eyland, daarhy fchoöaeen groote Hoeven heeft. Mijn Heer de la Rifiere , mijn Heer Auber, mijne Heeren ÏEfperance , de BsaupréydeU Foma'mc- Paris , cu de litRocbe, die alle Hooft-mannen op het felve Eyiand zijn, hebben'er defgelijkx doen bouwen , gelijk ook mijne Hee- ren Bon-homme> de Bonne tier e , deUllontagne , Beiletejle , en Guillou > die van de voornaamüe en aaniieniijkfte Inwoonderen zijn. E>'Engeifchen hebben'er ook verfcheyde in hare cjuar tieren, die volkome wel gemaakt zijn. Als defe Suyker-rieten rijp zijn, foo fnijdmen haar by de grond af, pas bo- ven d'eerftecjuaft, die fonder fap is , en na darmen haar den top heeft af- ge- nomen , en gefuyvert van fekere kleyne bladeren, langwerpigh en uytmun- tende dun, die haar omringen, foo maaktmener bondels af, diemen na de Mo- len draaght, om haar daar te laten drukken en pletteren, tulïchen twee raderen met Orale banden voorfien, die d'een op d'andere bewegen, na de mate dat het werk vergaat, door den aan-druk die het ontfangt van een groot rad , dat het doet draayen. Het fap dat'er af-druypt word ontfangen in een groot bekken of eenen grooten bik, van waar het af-loopt langs lange pijpen in de vaten, die gefchikt zijn om het te doen koken. Inde groote Suyker-bakkeryen zijn ten miniten fes kook-ketels , w j ar van er drie leer groot zijn , van root koper, en van de breedte en diepte als die van de Verwers, dienende om het fap te fny veren, datmen moet doen koken by een kleyn vyer, daar van tijd tot tijd in mengende een feker loogh uytmuntende fterk, dat het om hoogh doet op- werpen alle d'onreynigheden, de welke men daarnaaf-fchept met ecne groote fchuym- fpane van koper. Na dat dit fap wel gefuyvert is in defe drie kook-ketels, waar door het achter-een-volgende gaan moet j dan kleynit men het door een la- ken, en vervolgens gietmen het in drie andere kook-ketels van metaal , die ge- weldigh dik zijn, wijd genoegh en ruym anderhalf voet diep ; in defe keteien is het dat het fap fijne laatite koking ontfangt , want men geelt het dan een le- vendiger vyer, men roert het on-ophoudeh)k,en als het fijne bobbels een wey- nigh hoogh op-kookt, en datmen vreeft of het buyten de keteien foude ver- fpreyden, Van de Voo r-e y l a n d e u» 273 fpreyden,foo fleghtmen fijne oploopentheyt met een weynigh Olye van Oly- ven daar in te ftorten, of anders boter, en na de mate dat het verdikt foo giet- men het in delaatfle van defe ketelen , van waar als het begint te iï remmen het geleght word in vormen van hout of van aarde , daar na word het op ea- leryen gebracht, daar men het bleekt met eene foorte van vette aarde, in water gedompelt, diemen'er over fpreyd, daar na opentmen het kleynegat dat onder yedere vorm is , op dat alles wat van vuyligheyt noch inde Suykeroverfchiet in eene pij.pe af-loope, die haar brengt in een vat, tot ditgebruyk bereyd. Het eerfte fchuym datmen van de groote ketelen af-fchept , is niet dienftigh als voorliet vee, maar het ander is bequaam om den drank van de knechten en van de Slaven te maken. Het fap dat uyt het Riet getrokken word kan niet dueren als een dagh , en foo het in dien tijd niet gekookt is, word het fuer, en verandert in azijn. Men moet ook groote forge dragen , oin liet bekken dik- Wils te waffchen dat het uyt-geperftefap bewaard, en de pijpen daar het door- gaat ; want indien (y van de fuerigheyt hadden mede gedeelt, het fap foude niet tot fuyker gebracht konnen worden. Men foude ook alle het werk bederven, indien in de drie groote kook- ketelen, die met de loogebevochtight moeten worden, men Boter of Olye van Oly ven flortede, of foo in de drie kleyne^daar het fap tot fyroop en graan word gebracht , door de kracht van het vyer , en door d'onophoudelijfce beweging, die met eene fpane word gedaan) men flechts een weynigh loogegoot. Boven al moetmen wel acht nemen geen fap, van Cytroenen in de ketelen te laten komen: want dit foude volkome de fuy- ker verhinderen haar te vormen. Verfcheyde Inwoonderen die de gelegentheyt van foo vele ketelen , en defc groote gebouwfelen niet hebben, om hare rieten te pletteren , hebben kleyne Molens gemaakt als perlèn, die van twee ofte drie mannen worden beftiert, of door een eenigh paard, en met eene ofte twee ketelen fuy veren fy het fap dat fy hebben uytgedrukt, brengen net tot fyroop, en maken'er goede fuyker af, fon- der andere konft -grepen. Het grootitegeheym om goede fuyker te maken beflaat in die te konnen wit maken. Die de beftiering hebben van de fuyker- bakkeryen van mijnen Heere den Generaal weten het in volkomentheyt •, maar fy maken het niet geernegemeen. Uyt het gene hier boven is gefeght kanmen verdaan wat het byfonder voordeel en de winlte is die in-komt aan de Bewoonderen van dit Eyland,door het middel van dafe foete en dierbare koopmanfchap : en wat ge- noegen onfe Francoyfchen hebben, op haar land te fien walTchen, in foo groot een overvloed en foo gemakkelijk, het gene fy te voren niet hadden als door de ljanden van de vreemdelingen, en voor groot geld* M m Defe zjq Zedeltke Historie Defe overvloed van fuyker, heeft in haar den luft geftookt om te kon rijten- oneyndige uytmuntende vruchten die in dit Eyland waffen, foo als daar zijn de Oranje-appelen, de Limoenen, de Citroenen, en andere : maar boven al daagt de Gember met haar wel, waar van wy terftont lullen fpreken, en de verwon- derlijke konfiture die fy van den Anaruu maken , en van de bloemen van Oran- jen en van Citroenen. Wat belangt de bereyding van de Gember *, als de wortel rijp is , trektmea. haar uyt d1 aarde. Daar na laatmen haar in onvochtige en luchtige plaatfen op- droegen, haar dikwils omkeerende uyt vreefe dat fy nieten bederve. Eenige genoegen haar om haar in de Son te leggen op dat (y droogen foude : maar an- dere werpen'er noch op levendige kalk, tot ftof gemalen , om de vochtigheyt te lichtelijker uyt te trekken. Defe wortel, die eene aanmerkelijke rye houd, onderde fpeceryen, word door de gantfche werelt gevoert: maarbyfonder word fy gefocht in koude landen. Onfè Francoyfchcn trekken haar fomtijds uyt d'aarde eer. dat fy rijp is , en konfijten haar in het geheel foo konftelijk, dat fy root word, en door- fchijnen- de als glas. De gekonfijte Gember diemen uyt BrezJiUtn uyt het Ooften zend> is gemeenlijk droogh , vol draden, en al te iterk om met vermaak gegeten te worden. Maar diemen op Sl- Chrifiopl toemaakt, heeft geene draden altoos, en fy is foo wel gekonfijt , dat'er niets overigh blijft het welke onder de tant we- derflant bied, als men er af wil gebruyken. Sy heeft eene byfondere eygenfehap om de borft te verfteiken , als die ver- fwakt is, door eene vergadering van koude vochtigheden' , de flemme te ver- helderen, den adem te verfoeten, het aangeficht eene goede verwe te gèven> de bekorftingen van de mage af te koken, tot de verdouwing te helpen , den honger weder te roepen, en te verteeren de wateren en de fiuymigheyt die het lichaam doen quijnen. En felf men houd datfy de geheugenis verwonder- lijk bewaart en verfterkt, verteerende de koude vochtigheden, en fluymen van- de herfenen. Men maakt defe wortel ook tot deegh waar van men een Conferf, of eene Qpïate maakt die de felve krachten heeft. Komen wy tot den Indigo, Deplante af-gefnede zijnde, word in kleyne bondeltjes gebonden, diemen laat rotten, in fteene of houte kuypen , vol hel- der wateri waar op men olye giet, die na hare Natuure boven drijft , en beüaat- het gantfche opperde des waters. Men belaft de bondeltjes met fleenen, op- dat fy onder het water fouden blijven, en ten eynde van drie ofte vierdagen dat liet water heeft gekookt, door d'eenige kracht van de Plante, fonder datmener vyer heeft by-gebracht, het blad verrot zijnde,en verfmolten door defe natuur- lijke hitte die in den fteelis i foo beroertmen met groote en fterke Hokken de *. VaN DE VOO R-F. TIANDE N> YJ% Üegantfche ftofre die in de kuypen is > om aan haar hun gantfch wefen te doen geven, en na dat fy is geruft, foo haaltmen uyt de tobbe het hout van den ftronk dat niet verrot is. Daar na beroertmen noch verfcheyde malen het gene in de kuypeis, en na datmen het heeft laten finken, foo taptmen af door eene krane liet klare water dat boven op fwemt: en het grond-fap ., of het drabbedatop de grond van de kuype blijft , word in vormen gedaan , waar in men het laat droogen in de Son. Dit drabbe is de Verwing die foo feer geprefen is,en die de naam draaght van Indigo. Eenige drukken de bondeltjes van de verrotte |>lante uyt tufïchen perfTen, om haar alle haar fap te doen geven: maar om dat het de bladeren van het kruyd zijn die defe koopmanfchap uyt-maken, de genen die haar van. grooter waardye willen maken, genoegen haar dat fy de kracht of het grond-fap heb- ben, dat over-blijft na de bederving van defe bladeren, en dat na de beroering op de grond van de tobbe word gevonden. De plaatfe daarmen defe rijke ver- we van purper-violet bereyd, word genaamt Indigoterie. De Francoyfchen der Voor-ejUnden zijn langen tijd gebleven eer dat fy han- del met defe koopmanfchap dreven, ter oorfake dat de plante waar van men Jiaar maakt van haar felve feer fterk van reuk zijnde , eenen onverdraaghlijken flank uy t-ademt als fy verrot is: Maar federt de Tabak op eenen feer lagen prijs is géloopen, en dat op eenige plaatfen d'aarde niet meer is bequaam gevonden? ©m'er foo fchoonen als voor defen voort te brengen , foo hebben fy haar bege- ven tot de bouwing van den Indigo, waar van fy heden groote winfte trekken. Eyndelijk , wat aangaat het Cottoen , onfe Francoyfchen bekommeren haar weynigh om het te verfamelen, hoewel fy vele boomen hebben die het voort-brengen aan de laningen van hare wooningen. Het gene evenwel wey- nigh is te rekenen , by datmen feght van een feker quartier in eene Pro- vincie van China. Want Trigaut in het achtiende Hooft-ftuk van het vijfde Boek fijner Hiftorie verhaalt , dat'er foo veel Cottoen waft , dat om het te Verwerken, daar gevonden worden tot twee-hondert duyfend Weve-ren. D'Engelfchen van Barboude dom grooten handel met defe koopmanfchap, gelijk ook die voor defe woonden op het Eyland van liet Heyügh Krup. Daar is weynigh konfte noodigh om het Cottoen bequaam te maken: want mee moet defe ftoffe Hechts uyt de geopende knoppe halen,die haar by-na van haar felve uyt-dringt. En om dat fy is door- mengt met graan van het zaad des booms, dat even gelijk kleyne boonen is, met de Cottoen te famen gebonden, in het midden van het welke het is voort- gefproten , foo heeftmen kleyne werk- tuygen^ die met foodaoigh eene konfte zijn gemaakt, dat het Cottoen teenemaal fuy ver valt van d'eene zijde , en bet graan vaa d' andere. Waar na M m 2 datmen 27* Zedblyke Historie datmen het Cottoen met kracht in fakken pakt , op dat het minder pl'aatfe foui de beilaan. Dit zijn de voornaamfte befigheden, die den handel der Eylanden onder- houden,en waar mede dlnwoonderen hare gewoonlijke koopmanfchap doen. S E S T E H O O E T-S T U K. Wan d'alleraanjicniijk/ie Befigheden van d'Uytheemfche Beloonde* ren der JKoor-eylanden : van hare Slaven , en der filver Bejliering. D'Uytheemfche Bevolkingen die de Voor- eylanden bewoonen , beflaan niet alleen uyt lieden die fwervende en laagh van iïaat zijn, gelijk eeni^- ge haar in-beelden ', maar ook uyt verfcheyde edele perfonen, en aan- fienlijke Huys-gefinnen. In-voegen dat de Befigheden die wy terftont be- fchreven hebben, niet zijn als voor de minft-aanmerkelijke Inwoonders , en voor die de nootdruft hares levens moeten winnen door het werk haar'er han- den. Maar d'andere, die mannen in haren dienft houden, dewelke hare knech- ten en hare (laven beftieren in alle hare werken , leyden , wat belangt ha- re perfoonen, een geweldigh foet en aangenaam leven. Hare befigheden en hare verlufti«nngen, na de befoeken die fy daaghlijkx elkander doen en ontfan- gen met groote belecftheyt, zijnde Jacht , deViflcherye , en andere eerlijke oefteningen. En na het voorbeeld van mijnen Heere den Generaal, die onver- gelijkelijk is om met beleeftheyt t'ontfangen , en met dertigheyt t'ontbalen al- le die hem befoeken , het zy Francoy fchen, het zy Vreemdelingen : foo'hou- den het die van onfe Nacye van fijn Eyland, de welke van den ftaat zijn die wy terftont hebben vertoont , voor gunile als men met haar gemeenfchap houd, en aanvaard de getuygeniffen vanharen goeden wille en hare beleeithcyt , die fy foo openhertigh bewijfcn, en foo blymoedigh, datmen er fich dubbeld door verplicht bevind. Sy zijn onfpaarfaam en heerlijk in de maaltijden die fy aan hare vrienden geven, waar in, den Os, den Hamel, en het Verken; het Gevogelte, het Wild- braad van alle foorten *, den Vifch, de Paftcye, en d'uyt- ftékende konfitueren , niet minder worden gefpaart, als aan de befte tafelen van Vrankrijk. Voornamentlijk munte alle de Bevel-hebberen in defe beleeft- heden uyt. En in navolging van haar fouden de minfte Inwoonderen gelooven dat fy eene onbeleefthey t hadden begaan, indien fy yemant uyt haar huys vcr- oorloft hadden, fonder hem te hebben aangeboden fo wel t'cten als te dri; ken. De wijn, het bier, en de brandewijn ontbreken felden in d'Eylanden ; en by ontbering van alle defe dingen," maaktmen daar eerftelijk eene foorte van wel- ö luftigesa «* Van de V o o r~e y l a n d e n, 277 ]ii{tig;en drank, met die foetevochtigheyt diemen uyt de Snyker- rieten drukt, dewelke eenige dagen bewaart zijnde , foo veel kracht heelt als de Spaanfche wijn; men maakt'er ook uytnemende brandewijn van, die den genen die uyt Vrankrijk komt geweldigh nadert -y maar die hem overtolligh . gebruyken, zijn'er gevaarlijk (iekaf Vorders maken fy verfcheyde andere ioorten van dranken met het fap van Oranje- appelen, van Vijgen, van Bunanes^ en van Ana- nas, die alle feer lekker zijn , en diemen in plaatfe van wijn magh (lellen. Sy brouwen ook bier met Caffavs, en met wortelen van Patatetiid&t alfbo liefFeliJk, voedfaam, en verfriiTchende is, als datmen haar uyt Holland derwaarts voert. Wat belangt d'anfienlijke en te gelijk noodfakelijke bezigheden tot de be- kouding van de Bewoonderen der Ëylanden, fy doen alle d'oeffening .van den wapen-handel, en de Hoofden des Huyf^efms gaan felde fonder degen. Yder quartier ftaat onder fekere Opper- hooiden en Hooft- mannen die'er gebie- den. Sy zijn alle wel gewapent,,en fomtijds doetmen haar monileren, en d'oef- feningen van den oorlogh doen, felf in d'allervaöe vrede ^ alfoo dat fy ten al- len tijde gereed zijn, op den eerden trommel- (lagh,om haar te begeven op ha- re loop-plaatfen , die haar van hare Hooft- mannen zijn aan-gewefen. ]nhet Eyland van S'- Chriftoffel, boven twaalf Vendelen Voet- volk, zijn er ook Ven- delen van Ruyterye, gelijk wy hier boven daar gewach af hebben gemaakt. En om dat alle de perfonen van aanfienlijke gelegentheyt , die in tamelijk groot getal in defe Ëylanden zijn,knechten en (laven hebben, die arbeyden aan aile de werken die wy hebben uyt- gefondert, en datmen in Vrankrijk geene Slaven heeft, en niemant in gantfeh Europa die hebbende als de Spanjaarden endePortugeefen, die haar gaan kocpen aan de plaatfen van hare geboorte, gelijk in Angola, of Gaap de Ven, en Guïnnce: foo fal het goed zijn dat wy 'er hier yets af feggen. Maar eerftelijk fuilen wy fpreken van de huer-knechten en die maar voor eenen tijd dienen. De Francoyfchen, diemen uyt Vrankrijk in Ameriké voerd om te dienen*, maken dik wils verbind- fchriften met hare Meefleren , voor. Notariffen :. doox de welke fchriften fy haar verbinden drie jaren te dienen , op voorwaarde van. eenige ponden Tabakdie haar geduerende dien tijd worden toe-gedaan. Ter oorfake van defe d rie-j aren dieniï waar in fy gewikkelt zijn >> noemtmen haar gemeenlijk, fes- en: dertighmaandige, nadetale der Ëylanden. Daar zijn'er diQ haar in- beelden, dat, om dat fy van Vrankrijk af niet aan hare Meefteren door gefchrifte zijn verbonden, fy minder verplicht zijn als fy in d'Eylanden zijn aan gekomen. Maar fy bedriegen haar daar in geweldigh. Want wanneer fy voor eenen Gouverneur komen , om te klagen datmen haar met geweld heeft ge- fcheept , of om te vertoonen dat fy door gefchrifte niet zijn verbonden ,, foo* Mm 3, vonr- 2?g Zeduyke Historie vonnttmenhaar drie jaren te dienen aan de genen die hare vrachten hebbe» betaalt, of foodanigh eenen ak het haren Meefter fal believen. Indien de Meefter ceenen loon aan fijnen Dienaar heeft belooft als den gewoonlijken der F yïanden, is hy niet verbonden aan hem te geven geduerende ddt drie ja- ren, als drie hondert ponden Tabak •, het welke niet veel is om ficht'onder- houd-n van lijnwaat, en van kleederen. Want dek Meefter verfchaft hem niet met alle tot fijn onderhoud, als het eenigh voedfel. Maar die van Vranknjk af belooft drie hondert ponden meer te geven , aan hem die in fijnen dienit treed is verbonden omfe hem tot een toe te verfchaffen , fchoon hy'er hem duyfend hadde belooft. Daarom is het voordeeligh aan die arme verbondene, niet aan d'Ey landen te gaan, fonder wel haren koop te maken eer fy te fchepe Wat belandt de Slaven of eeuwigh-dienende knechten diemen in de Voor- eyUnden gebruykt, fy zijn oorfpronkelijk uyt Afrika'-, en men heeft haar ge- bracht van Ca*p de vert , uyt het Coningrijk van Angola , en andere Zee-have- nen die aan de kufte van dat gedeelte der werelt zijn. Daar is het datmeh haar koopt even alfmen beeften koopt tot fijnen dienft. Eenige zijn gedwongen haar te verkoopen , en haar toteene eeuwigh-due- rende dienftbaarheyt te begeven, fy en hare kinderen , om den honger te ver- mijden. Want in de jaren van d'onvruchtbaarheyt, het welke dikwils ge- beurt als de Spring-hanen, die gelijk wolken het land over-vloeyen , alle de vruchten des aardrijks hebben af-geknaaght, dan dringt de nood haar foo ge- vveldich, oat'er geene foorte van ftrengheyt is die fy haar niet gewilligh on- derwerpen , aangefien dat fy hebben waar door fy haar konnen verhinde- ren te derven. In defe beklaaghlijke gelegentheden , verkoopt de Vader fij- ne kinderen om brood , en de kinderen verlaten Vader en Moeder fonder leet- wefen. Andere worden verkoft na dat fy oorloghs- gevangenen zijn gemaakt door eeniph Koninkje ; want dat is de gewoonte van de Vorften van die geweften dikwils in- vallen te doen in de Rijken van hare gebueren,om gevangenen te ne- men, die fy verkoopen aan de Portugeefen en andere Nacyen , die met haar de- fen vremden en Barbarifchen handel gaan drijven. Men geeft haar in verwiile- ling yfer, dat fy foo veel achten als het goud •> wijn,brandewijn,of eenige kley- ne fnuyfteringen. Sy nemen al foo wel de vrouwen als de mannen gevangen, en verkoopeifhaar door elkander, op hooger of lager prijs, na fy jong of oud, kloek of fwak, wel of qualijk gemaakt van lichaam zijn. Degenen die haar weder aan d'Eylanden brengen , verkoopen haar weder voor vijftien of feftien hondert ponden Tabak veder voor fijn hooft. Indien Van de Voor-eylandem. 279 Indien defe arme Slaven vallen in de handen van eenen goeden Meefter, die kaar niet al te ftreng handelt, foo (tellen fy hare dienftbaarheyt voor hare eer- fte vryheyt : en als fy gehuwüjkt zijn , vermenighvuldigen fy verwonderlijk in de warme landen. Sy zijn geheel fwart, en wiens verwe van een blinkend fwart is , worden de fchoonfte "geacht. De meefte hebben de neufe een weynigh plat , en dik- ke lippen :"het welke onder haar ook voor fchoonheyt door- gaat. Men houd felfdatin haar land de Vroed- vrouwen haar met voordacht de neufe in hare geboorte aldus plat drukken. Alle hun hayr is foo gekroeft en gekrult,dat fy ter naauwer nood kammen konnen gebruyken : maar (y bêfigen den oly van dat Boomtje datmenFalma Cbrifi noemt, om het ongedierte te verhinde- ren. Sy zijn foo fterk en kloek als mogelijk is ; maar foo bloode en foo plomp om de wapenen te handelen, datmen haar gemakkelijk overwint. Haar natuurlijk is ontfankelijk voor alle in-drukfelen j en de in-prentingen die haar gegeven worden onder de Chriftenenma dat fy alle hare by-geloovig- heden en alle hare Afgoderyen hebben af-geleght , bewaren fy ft antv aftel ijk. "Waar in fy verfchillen van d'Amerikaanfche Indianen, die veranderlijk zijn gelijk de Gameleoenen. Onder de Francoyfche Bewoonderen der Voor-ejlan* den, zijn van deCe Negers die de Vaften, en alle andere Vaften-dagen die haar toe-gefchiktzijnynaaupunteiijk onderhouden, niet tegenftaande haren ge- woonlijken en geduerigen arbeyd. Sy zijn gemeenlijk hoogh-aardigh en trots : en in plaatfe dat d'Indianen met fachtigheyt willen gehandelt wefen , en dat fy haar laten fterven van droef- heyt,alfmen haar een weynigh hart valt; defe in het tegendeel moeten tot haren plicht gebracht worden door de dreygementen en door de {lagen. Want indien men ficheen weynigh met haar gemeen maakt, terftont mis-bruyken fy het. Maar foomen haar ftraft met bezadichtheyt als fy haar mis-grepen heb- ben, worden fy beter , buyghfamer, en gehoorfamer , en bedanken haar van hare Meefteren. Indien men ook tegens haar t'overmatigh geftreng is , ne- men fy de vlucht ren fchuylen haar tuffchen de bergen, alwaar fy, gelijk de heeften , een ongelukkigh en wild leven leyden , en men noemt haar alfdan Maronfche Negers dat is te feggen Wilde : of fy worgen haar door wan- hope. Men moet dan in hare beftiering acht nemen op een middel tuffchen: d'uyterfte ftrengheyt, en d'al te grootegoedwilligheyt, foomen haar in hare behoorlijkheyt wil houden, en'er eenen goeden dienft af trekken. Sy beminnen haar onder elkander feerheftigh, en hoewel fy ineenonder- fcheydeland zijn geboren, en fomtijds vyanden den eenen van den anderen,, foo verdragen fy haar onderling en helpen elkander .ter nood, gelijk of fy alle broe- 2go Zedelyke Historie broederen waren, En als hare Meefteren haar de vryhcyt geven van haar te verluftigen, befoeken fy haar.wederzijdigh, en brengen gantfche nachten door in fpel, in danferyen, en in andere tijd-verdrijven en verheugingen , en (elf in kleyne gaft- malen, jeder van haar veifparende het gene hy kan, om tot de ge- ntene maaltijd toe te brengen. Sy fcheppen behagen in de Mufijke , en in de Speel- tuygen die eenigh aan- genaam geluyt en eene foorte van gelijk-luydenden klank konnen maken , de- welke fy vergefelfchappen met hare Hemmen. Ten anderen tijde hadden fy op Sr Cbriftoffeleene fekere verfamel-plaatfe in het midden van het bofch, daar fy alle Sondagen by-een vergaderden, en ook alle Vyer-dagen na den dienft van de Kerke , om eenige uyt-fpanning aan haar lichaam te geven. Sy brachten daar fomtijds het overige van den dagh door, en de volgende nacht , in danfe- ryen, en in aangename koofingen, fonder nadeel van het gewoonlijk werk haar'er Meefteren. Self men befpeurde dat fy na haar op defe wijfe vermaakt te hebben, met veel beter moed arbeydden, fonder eenige vermoeydheyt te betuygen, en beter dan als fy in hare hutten de gantfche nacht over hadden ge- ruil. Maar om dat fy om defe openbare vreughde-feeften t'onderhouden, dik- wilsontftalen het gevogelte, en de vruchten van hare gebueren, en fomtijds van hare Meefteren, heeft haar de naauw-toefiende wijsheyt van mijnen Hee- re den Generaal, die de minde dingen fijne forge niet onwaardigh acht , defe nachtelijke vergaderingen verboden: en tegenwoordigh foo fy haar willen verluftigen, doen fy het alleenlijk in hare gebuerfchap , met toelating van hare Meefteren, die haar defe eerlijke vryhcyt gewilligh mede-ftemmen. Voorts den genen die een dofijn van defe Slaven heeft , mach rijk geacht worden. Want boven dat die lieden alle de noodfakelijke leeftochten voor hare Meefteren en voor haar felf bouwen en onderhouden, wel beftiert zijn- de doen fy veel koopmanfchap met den Tabak, met Suyker, met Gember , en met Indigo, die eene groote winfte aan brengen. En hare dienftbaarheyt eeu- wigh zijnde, foo groeyd haar getal aan van tijd tot tijd door de kinderen die haar geboren worden -5 de welke voor alle erifenis volgen in de dienftbaarheyt en in de onderdanigheyt van hare Ouderen. Alled'UytheemfcheBewoonderen dieharebuyhngein defe Eylanden heb- ben, worden beftiertnade Wettenen de gewoonten van haarland. Onder de Francoyfchen van Sr Chriftofftl, word het Recht bedient door een Raad beftaande uyt de voornaamfte Bevel- hebberen van de Krijghs- faken des Eylands , in de welke mijn Heer de Generaal de voorfitting heeft. En hoewel dat'er huyfen zijn bequaam en gefchikttot dit werk, gelijk die Raad-kamer die wy in hare plaatfe hebben befchreven, niettemin defe Raad verfamelt fom- tijds, Van de Vo or-s vl andsn» 2gj tijds, na de tijden en de faken fulkx vereyfchen mogen, en dat mijn Heer de Generaal fulkx bequaam vind tot fijn gemak, onder eene foorte van grooten Vijgen-boom, die foo dik is als d'allerdikfte Olm, dicht by het Wacht-huys van het Lage-land, en naaft aan de rheede. In defe Raad is het dat fonder foo vele plechtigheden te gebruyken , diemen uyt-gevonden heeft om de Gedingen onfterffelijk te maken , alle de gefchülen die tuflfchen d'Inwoonderen mogen ontdaan, minnelijk worden geeftent, en chkwils óp d'eerfte fitting ter neder geleght, fonder dat het aan de partyen yets koft, als alleen het gene dat die bevonden is ongelijk te hebben, betalen moet, achtervolgens de gewoonte, tot winfte van den armen, en het onderhoud van de Kerke , en tot de voldoening van de partie die belédight was. Defe veroor- deelt ook ter dood, fonder weder-roeping. De Gouverneurs van d'andere Eylanden , bedienen ook het Recht, yeder in fijn Gouvernement. In-voegen datmen fich niet moet diets maken datmen in defe landen leeft fonder gefchiktheyt en fonder regel , gelijk vele haar in- beelden. En het is verwonderlijk dat daar foo veel op- geraapt volk van foo ve- le landen zijnde, en van verfchillende finnen , de wan-fchikkelijkheyt onder haar niet is in-geflopen, en datmen haar in haren plicht en onder bedwang van de Wetten kan houden. Siet daar wat belangt d'Uytheemfche Bewoonderen der Voor-eyUnden, SE V E N D E HOOFT-STUK. Van den oor/pronk der Karribanen , natuurlijke Bewoonderen des Lands, DE fchikking die wy ons hebben voor-geflelt , vereyfcht dat wy van nu voortaan fpreken van dlndianen natuurlijke Inwoonderen der Voor-eyUnden. En het is hier niet van noode dat groot en moeyelijk gefchil op te halen, hoe dat het menfchelijk gedacht is verfpreyd in Amerika, en hoe dat het in defe Nieuwe Werelt is gekomen. Groote Perfonaadj en heb- ben defe ftoffe foo bondigh, foo naauwkeurigh, en foo vaü verhandelt, dat het cene verdrietige en overtollige fake foude zijn , daar de Leferen tegenwoordig mede bêfigh te houden. Boven dat de Hiftorye van den Oorfpronk onfer Voor-eylandifche Wilden niet van nooden heeft dat wy'er het beginfel foo hoogh en foo verre van op- halen. D' Oude en de natuurlijke Inwoonderen der Voor-eylanden zijn diemen heeft genaamt Canuibalen, Antropofages, of Menfchen-eteren : en die het mee- fte deel der Schrij veren die van haar hebben gehandelt Caraibamn noemen : N n Maar 1 1 2Sjs Z e d e l y k e Hi s t o r i e Maar haar eerde en oorfpronkelijke naam, en die meer deftighey t heeft , is die van Caraïbanen , gelijk fy felf uyt-fpreken , alfoo wel als die van hare Nacye doen, die gevonden worden op het Vafte-land van Amerika, het zy aan het Noorder, het zy aan het Zuyder deel. En om dat dit ook is de benaming die alleraemeenft is in de mond van onfe Francoy fche Bewoonderen van defe Ey- landen,endathy word gevolght van de laatfteSchrij veren, fullen wy hem in het vervolgh van defe Hiftorye liever gebruyken als den anderen. Eeni^e achten dat die naam van Caraïbanen niet natuurlijk is aan de Voor- eylandifche Wilden ; maar dat hy haar is op-geleght van de Spanjaarden , ge- lijk ook aan vele Wilden van het Zuyder deel van het Vafte-land, die hem dra- gen : even-eens als die van Galibit , of van Calibitcs aan hare Bond-genootcn», ïnwoonderen van het felve Vafte-land. Die van defen waan zijn, feggen dat de Spanjaarden defen naam van Caraïbanen aan defe Volkeren wel hebben konnen geven , de wij ie fy hebben door-loopen alle de geweften van het Zuy-^ derlijke Amerika, en d'eerfte Kaarten gemaakt hebbende , fy defe Nacye on- der dien naam hebben af-geteykent , die haar zedert is by- gebleven. Tot proeve hier van brengen fy voort, dat de Caraïbanen haar nimmer onder elkan- der aldus noemen, ten zy als fy dronken zijn , en hef hooft vol wijn hebbende,, fpringen en haar verheugen, feggende in hare gebrokene tale , Moy bonne Ca- raïbe. Dat buyten dit fy haar alleenlijk van dit woord dienen als fy onder d'Uytheemfchen zijn, en dat in haren handel en in haren ommegang met de felve, fy haar aan die willen te kennen geven, wel wetende dat die naam haar bekent is. Maar dat onder haar fy haar altijd noemen, als doen die van hare Land- aard van het Vafte-land,en de Calibiten,mzt den naam van Callnago , dat de naam is van de Mannen ; en Caüiponan, dat die van de Vrouwen is. En dar fy haar noch noemen Oubao-bonon^ dat is te feggen Bewoonderen der Eylanden , of Eylanderen : even als fy die van het Vafte-land noemen Baloiie-bonon , dat is te (eggen Bewêonderen van hei Vajie-Und. Niettemin na dit alles is het weynigh waarfchijnlijk dat de naam van Cardi+ lanen gekomen foude zijn van de Spanjaarden , en dat onfe Eylanderen die niet gedragen hebben ]als zedert fy van haar bekent zijngeweett. Eerftelijk,om dat eer de Spanjaarden noch de Portugeefen in Breül waren in- gedrongen, daar fekere menfehen wierden gevonden fcherp-finniger en loofer als d'ande- re, die de Brez.ilianen Caraïbanen noemden, als Jan de Lery dat in fijne Hifto- rye heeft aan-gemerkt. Ten tweeden, is het vaft en feker dat'er Wilden zijn die den naam dragen van Caraïbanen •> in eenige geweften van het Vafte-land " van het Zuyderlijk Amerika,daar de Spanjaarden nooyt geenen handel hebben gedreven. Want niet alleenlijk die van de Nacye onfer Eylanderen , die langs de Van de Voor-eyl anden. 283 de kaften van het Zuyderlijk Amerika woonen, en die gebuéren zijn van de Hollantfche Bevolkingen van Cayenne en van Brebice ; maar noch de genen die haar wel diep in het Zuy derlij ke Vafte-land onthouden, boven den fpron* van d'allerberoemfte Riuieren, noemen haar felven Cara'ibanen. Daar-en- boven fuilen wy.noch fien in het vervolgh van dit Hooft-ftuk, dat'er in hetNoorder- lijke deel van het Vafte-land eene machtige Nacye is,beftaande een groot deel uyt fekere Huyfgefinnen die haar noch heden ten dage verheerlijken in Cara'i- hanen te wefen, en daar van den naam ontfangen te hebben lange eer Amerika is ontdekt geweeft. Voorts, als felf de Spanjaarden defen naam aan alle defe Nacyen al hadden willen op-leggen, hoe foudemen konnen goed maken dat fy hem fouden hebben willen aan-nemen uyt de handen van onbekende en vyand- lijke lieden? Nu het is feker dat niet alleenlijk alle defe Volken, haar felven Cardibanen noemen, maar felf fy verheerlijken haar en trekken voordeel uyt defen naam, gelijk mijn Heer du Montel dit verfcheyde malen uyt haren mond heeft gehoort : fouden fy behagen fcheppen in te zege-pralen over eenen naam die fy van hare vyanden fouden hebben ontfangen ? Dat indien gelijk wy het terftont fuilen fien, de Voor-ouderen van onfe Eylandifche Wilden den naam van Cara'ibanen, van d'Apalachiten hebben ontfangen , in plaatfe van die van Co- f achtten die fy te voren droegen ; foo namen fy hem aan van perfoonen die hare vrienden en bond-genooten waren, en felf gelijk eene Lof-fprake van eer» Eyndelijk het is niet alleen in de dronkenfehap en in d'ontuchtigheyt dat onfe Voor-eylandifehe Indianen haar Cara'ibanen noemen , maar ook als fy fober en bezadight zijn. Dat foo fy haar onder elkander Calinago noemen ; fy mogen wel vele verfchillende namen hebben, fonder dat hier uyt foude volgen dat d'Europeanen haar eenigen van dien fouden hebben gegeven. Wat belangt de naam van Oubao-bonon; lïjne beteykeniffe betuyght genoegh dat hy haar niet byfonder eygen is, en dat hy alle d'Eylanderen in het gemeen kan toege- fchreven worden : en indien {y den naam van Cara'ibanen eer gebruyken als ee- nigen anderen, fprekende tot de Vreemde , dat is om dat inderdaad fy weten dat defen naam de felve beft bekent is ; Maar dit en brengt niet mede dat fy hem van de Spanjaarden hebben verkregen ; het foude fonder t wijffel bewijf»- felijker zijn te feggen, dat de Spanjaarden hem van haar geleert hebbende, hem vervolgens fouden hebben gemeen gemaakt aan d'andere Europeanen. Maar in den grond is'er weynig aan gelegen watmen'er af gelooft ï en yeder mach'er fuik een gevoelen af hebben als het hem behagen fal. Wy ftellen flechts voor het gene ons waarfchijnlijkft dunkt. Wat belangt den oorfprohk van d'EyhndiCchQ Cara'ibanen, de genen die'cr tot noch toe van hebben gefproken, hebben foo wey nigh licht gehad om haar Nn 2 in a$4 Zedïlyke Historie ïn defe duy (tere Al-outheyt te geleyden, dat om de waarheyt te feggen , fy'er Hechts by den taft in hebben gegaan. Eenige beelden haar in dat fy. van de Jo- den zijn voort gekomen, haar onder andere dingen grondende op dit , dat de bloed- vriendinnen der Caraibanen haar natuurlijk tot vrouwen worden uyt- verkoren, en dat een gedeelte van haar geen Verkens-vleefch eten, noch van Schild- padden. Maar dit is de faak van oneyndigh verre gefocht, en op al te fwakke waarfchijniijkheden. Daar zijn'er die haar af-komftighdoen wefen van de Have van Caribana, en die wanen dat fy'er uyt gefp roten zijn. Maar dek. meyning is niet gegrond als op d'eenige ontmoeting van de woorden van Cm- bana en van Caraibanen, fonder eenige andere grond- vefting. Andere feggen op eene enkele gifRng, dat defe Wilden oorfpronkelijk zijn' van de groote Ey landen, en dat het niet lange is geleden dat fy de Voor-eylar.de» hebben bewoont , niet zijnde als ballingen , over-fchietende , en af-gebrokene deelen i in een woord ontfnapte van de fchrikkelijke moorderyen die de Span- jaarden deden toen fy S' Domingo, Cubes,Jamajcot en Torto-Rico in-namen. Maar de waarlieyt van de Hiilorye getuyght ons, dat van het beginfel dat Ame- rika ontdekt wierd, de Voov-ejlanden waren beflagen en bevolkt door de Carai- banen. En dat fy van (tonden aan van de Spanjaarden wierden overvallen en qualijk gehandelt. Maar dat zedert de Spanjaarden heftigh te rugge gedreven zijnde, en veel ongemak door defen oorlogh gevoelende , fy eene foorte van vereeniging maakten met eenige onder haar: gelijk wy byfonderlijker fullen fien in het Hooft- ftuk van hare oorlogen. Voeght hier by dat d'Jndianen van Coracao, (diefonder tegen- fpreken van defe ware ontfnapte zijn , en die onder haar noch levendige perfonen hebben, die woonden aan de Havea beden ge- naamt van het Koeyen-eyUnd'm het Eyland Bijpanjolay toen'er d'eerfte Spanjaar- den aan- quamen) niet een woord hebben van de Caraibaanjche taie in de hare, noch geenige wijfe van doen waar uyt men foude konnen af- meten dat fy im- mer met de Caraibanen eenige gemeenfehap hebben gehad. Boven dat die van ■de groote EylandTen, die de vlucht mochten nemen , om de dwinglandye dei' Spanjaarden te ontkomen, wel beter gelegentheyt hadden om te vertrekken in die landen die beneden haar waren, en daar de geregelde en vafr e winden haar na toe voerden, als tegen de wind op te klimmen, en haar alfoo haren vlucht te vertragen, haar blood te ftellen tegen duyfend gevaarlijkheden van de Zee , en hare reyfe met twintigh-maal foo veel te verlangen. Want dit is een wonder wanneer Schepen foodanigh ais de hare zijn, eene mijle op eenen dagh kon- nen vorderen. En het gebeurt fomtijds wel aan groote Schepen die willen op- Himmen, dat fy in drie uuren meer achter uyt drijven , als fy niet gevordert hadden infes dagen. Wy weten van goede Stuer-lieden die drie maanden op ivcgh Van e> e Voo r-e ïlanden, -a) wèghzijngeweeflromop-waartsaan te varen vanden In-ham van Sf- Domin- go tot S' Chriftoffel , in plaatfe dat om van $'■ Chriftoffel tot Sf- Domingo af te da- len, men gewoonlijk niet meer van doen heeft als vier ofte vijf dagen ten hooghften. Wat belangt het gevoelen dah de Cardibanen felf van haren eygenen oor- fpronk hebben; fyalfoo onwetende in de gedenkeniflen der Al-outheyt zijn- de) als weynigh keurlijk op het toekomende, gelooven ten meeden deelc ge- komen te zijn van de Calibiten of Galibis, hare bond-genooten en groote vrien- den, Bewoonderen van het Zuyderlijke^wmi^, engebueren van d' Arouages,, of Alouag es, in dat gewefte of in die Provincie die gemeenlijk word genaamt Guyana, of Wilde Kuft. En die defe meyning aan- hangen, gronden haar op d'o- ver-een-koming van de tale, van den Gods-dienft, en van de zeden,die gevon- den word tuflehen de Eylandifche Cardibanen en de Calibiten : hoewel ook defe over-een-komingkanontftaan, ten deele uyt de bond- genootfehap en de by- fondere vriend fchap die fy onder haar hebben, ten deele uyt de gebuerfchap van de Cardibanen, en ten deele uyt andere oorfaken die wy hier nafullen voor- stellen. Maar defe arme Eylandifche Wilden, komen onder haar niet over-eeivin het byfonder verhaal dat fy doen van hare afdaling, en van d'oorfake die haar heeft bewogen in defe Eylanden te komen, en fy konnen den tijd niet fcggen: {iet hier het gene die van Su Vincent eneenige andere hebben vertelt aan mijnen Heere duMontel,en dat hy. ons in fijne keurige gedenk- fchriften heeft laten fien. Allede Cardibanen waren ten anderen tijde de Arouages onderworpen , en ge* hoorfaamden aan haren Vorft. Maar een gedeelte onder haar dit juk niet meer konnende verdragen, wierden oproerigh. En om in rufte te mogen leven, ver- re van hare vyanden, foo vertrokken fy, haar op de Voor- eylanden > die toen on- bewoont waren, en quamen eerflelijk aan het Eyland van Tabago, dat een van de naafte by het Vafte-land is. Zedert hebben ook d'andere Calibiten de heer- fchappye van d' Arouages van baren halfe geworpen; maar haar fterk genoegh vindende, of de felve luft niet hebbende als de voorgaande , foo bleven fy in haar land : En fy hebben'er haar altijd in bewaart tot op heden dat fy'er noch vry leven, doch als vyanden van de Arouages, foo hebben fy een al-gemeen Hooft- man uyt hare eygeneNacye die haar gebied. Sy zijn ook tot op defé uure gebleven bond-genoten en byfondere vrienden van de Cardibanen» , Op dit felve verhaal is het datmen grond, en door defe af-fondering datmen uyt-leght den naam van Cardibanen, gelijk of hy Oproerige. beteykende , het zy. dat hy onfe Voor-ejlanderenis op-geleght door d' Arouages, het -zy defe Volkeren kern felf hebben aan-genomen , om haar te verftrekken voor eene foorte van Ün j zege* 2g6- Zeuelyke Historis zeee-teyken, haar verheerlijkende in hare edele verlating, en in hare dapper- moediaheyt,die haar in vrede en in vryheyt heeft geftclt. Maar daar is niets anders°vannooden om te toonen dat Caraïbaan niet te feggen is Oproengc, ge- luk dat onder andere voor-fielt een feker Journaal van eenen Hollander, als dit, datV verfcheyde Bevolkingen zijn in verfcheydegeweften van hetVaite- land van Amerika, het zy Noordwaarts, het zy Zuydwaarts, die niemant ieght. nochte kan fe*een, dat fy immer onder de macht yand'Arouagesnp geweeit, en die ondertuiïchen den naam dragen van Cardibanen. Dat foo er onder haar ziin die haar reeen andere Opper-heerfcheren hebben op-geworpen, en iedere weder met haa? verfoent zijnde, noch heden in het midden van haar leven on- der den naam van Cawbanen, gelijk wy datterftontbyfonderhjker folleafaen ; dit «reeft evenwel geene waarfchijnlijkheyt dat hy oproenge beteykent, de- wijfdat dit haar eene verlepping van glory foude wefen , en een teyken van C Maat die langen tijd met de Wilden van Domimkus hebben verkeert, vertel- len dat die van dit Eyland achten dat hare Voor-ouderen gekomen zijn uyt het Vafte-landvan tuflehen de cMten, om den oorlogh te voeren tegens eene Nacyevan^w^died'Eylanden bewoonden > dewelke fy teenemaal ver- ftroovden met uy tfondering van hare vrouwen, die fy voor haar fel ven na- men, hebbende door dit middel d'Eylanden weder bevolkt. Waar door is, dat noch heden ten dage de vrouwen van d'Eylandifche Cardibanen in vele din- gen eene af-gefonderde tale hebben van die der mannen , en in eeaige dingen Seliik-luydende met die van d'Arouages van het Vafte-land. Degenedie het Hooft van defe onderwinding was, gaf de verkregene Eylanden fijne vertrou- welingen. En diëöommk&in bedeeling was gevallen, noemden-hem 0«- hutöu-timm, dat is te feggen Konink, en liet hem dragen op de fenoude- ren van de fulke die d'Eylanderen noemen Laboujou, dat is te leggen Die- naren. _ ,. . • il j r Daar is foo weynige fekerhey t en foo vele ongefladighey t in alle defe ver- tellingen, en in andere diergelijke die defe arme onwetende op dit onderworp- fel korden doen, dat na het oordeel van die wijfer zijn men waarfchijnhjk daar weynigh grond- veft op mach ruften. Inder daad defe Wilden felf fpreken er niet af als by geval en fonder beleyd, en gelijk lieden die droomen (ouden willen verhalen : foo weynigh forghvuldigh zijn fy geweeft in de overlevering van haren oorfpronk: en fy wederipreken en verwerpen den eenen den anderen door de verfcheydenthcy t van hare verhalen. Wy uillen evenwel op het eynde van dit Hooft- ftuk fien,het gene gelooflijk fchijnt aan het meefte deel oorfaak -e-even te hebben om te gelooven dat fy van de cMitcn zijn gekomen. Van de V o o r-e ylaküen, 287 Tn alle defe verfcheydene gevoelens, die wy hebben by- gebracht of uyt de Schriften, of uyt de gefprekken van verfcheydene, is'er dit ioffelijkx, dat die kaar ter baan brengen, de kenniffe volgen die fy'er afhebben, en dat fy hare krachten in-fpannen om al-oude en onbekende waarheden te verhelderen en t'ontknoopen. Maar gelijk de vertelling die wy gaan geven van den oorfpronk derEylandifche CAra'ibanetiy is d'-alleruytgebreydfte end'allerbyfonderfte, d'al- lerkeurighfte en beft met omftandigheden verrijkt van alle die tot noch te voorfchijn zijn gekomen, foo houden wy haar ook voor d'allerwaarachtigh- fte, en d'alierfekerfte , latende evenwel de vryheyt aan den fcherpfmnigen Le- fer, foodanigh een gevoelc te volgen als hy redelijkft fal vinden. Voorts, ge- lijk wy aan elk moeten geven den lof die hem toe- behoort , foo fal een yeder defe byfonderheden en defe lichten fchuldigh zijn, aan de verplichtende ge- meen-making, die'er ons van gedaan is door mijn Heer Brijiok , Engels Edel- man, een van d'alierkeurlijkfte menfchen der werelt, die onder fijne andere rij- ke kennhfcn,de talen van de Virgmimen en van de Floridiantn in volkomenthey t fpreekt, hebbende gefien in fijne brave reyfen alle d'Eylanden, en een groot deel van het Noorderlij ke Amerika- Door dit middel is het dat hy naauw- puntigh. heeft onderdaan op de plaatfe felf waar van wy gewach gaan ma- ken, en door perfonen die'er kennüTe af hadden, en die hem met verfekering hebben gefproken, de volgende Hiftorye van den Oorfpronk onfer Wilden, welke waarheyt hy altijd fal bevrijden, als het van nooden zijn fal. DeCrfwbw^zijnoorfpronkelijkuyt het Noorderlijk Atneriké* van dat- men tegenwoordigh noemt de ïlorides. Sy zijn d'Eylanden komen bewoonen, na dat fy uyt het midden van d'Apalacbken zijn gegaan , onder de we^ke fy een langen tijd hebben gewoont. En fy hebben'er van haar volk gelaten, dat noch; op heden den naam van Ctraibanendrzzght. Maar haren eerften oorfpronk is van deCüfachiten, die alleenlijk den naam veranderden , en wierden Caraïbanen: genaamt in het land van d' Apalacbiten> gelijk wy terftont gaan fien. D'ApaUchittn zijneene machtige en edelmoedige Nacye, die noch tegen- woordigh beftaat in het felve geweft van de Florides. Sy bewoonen een fchoon»' en groot land genaamt AptUchc, waar van fy haren naam hebben ontfangen :? en dat begint op de hooghte van drie- en-dertigh Graden en vijf-en- twintigh Minuten, Benoorden de Middel-lijn, en fpreyd fich uyt tot aan den feven-en- dertighften Graad. Dit volk is declaehtigh aan de Zee vandegrooteGolf van Mexikt, of van het Nieuwe Spanjen , door. het middel van eéne Riviere,, die haren fprong nemende uyt d'Apalatifibe Bergen, aan den voet van de welke fy woonen, na dat fy verfcheydefchoone velden heeft bevochtight , haar eyn- delijk- aan de Zee komt o ver-geven, dicht aan d'Eylanden van T^^^o. De Span— iSS Zedelyke Historie Spanjaarden hebben defeRiviercgenaamt, Rio del Spiritu Saniïo. Maar iApA- Uchiten houden haar by haren eygen naam van Uitamchi , die in hare tale betey- kent, fchoon en aangenaam. Aan de zijde vanden Opgank zijn Cy af-gefchey- denvan alle d' andere Nacyen, door hooge en lange bergen, die het grootfte gedeelte van het jaar op haren top met meeuw bedekt zijn, en die haar af- (on- deren van de Virginie. Aan d' andere zijde palen fy aan verkheyde kleyne Vol- keren, die haar alle vrienden en bond-genooten zijn. DeCe Apalachiten verheerlijken haar hier in dat fy hare Bevolkingen tot wel diep in Mexika, hebbén uyt-gefèt. En fy toonen noch heden een groote wegh te lande, langs den welken fy feggen dat hare troepen gingen om haar der- waarts te begeven. D'Inwoonderen des lands noemden haar op hare aankom- fte TUtuïc'h dat beteykent Berghaarts : want fy waren grof-lijviger en kloek- moediger als fy-lieden. Sy plaatften haar in een quartier de plaatfe van hare ge- ■boorte gelijk zijnde , gelegen aan den voet der bergen, in een vruchtbaar land ; alwaar fy eene Stad bouwden van de felve vorm en gedaante als die daar fy waren uy t-o-egaan, dewelke fy noch heden in hebben. Sy zijn daar foodanigh Tereenight door huwelijken, en door andere banden van vrede,dat fy niet meer als een Volk met haar maken . En men foude haar niet konnen onderfchëyden foo fy niet eenige woorden van hare gewoonlijke tale hadden behouden, dat is het eenigh onderfcheyt 't gene men in haar befpeurt. Na dat $ Apalacbiten defe Bevolking hadden gemaakt, de Cof achtten die meer na het Noorden van Amerika woonden, in een moeraiögh land , en by- na on- vruchtbaar, en die tot daar toe in goede eenigheyt met haar hadden geleeft, wetende dat fy alfdoen ontbloot waren van hare befte en dapperfte mannen, namen waar de gelegenthey t die haar gunftigh was, om het op deCe Apalachiten, hare gebueren te munten, en haar uyt hare woonplaatfen te verjagen, of ten minden met haar te deelen het land dat fy bewoonden, na dat fy haar daar Meefter af hadden gemaakt. Defen aanflagh feer behendighlijk aangeleyd zijnde geweeft onder de Hoofden van de Co f achit en, (oo verkondighden fy hem daar na door alle hare fteden, en deden hem mede-ftemmen van alle de Hoof- den der Huys- gefinnen, die, in plaatfe van d'aarde in het beginfel van de Lente te bouwen, en metMaïs [zijnde eene foorte van grof koren, en die groote ay- ren die wy Turkftbe tarip noemen t'eenemaal gelijk] te bezaayen , gelijk fy op yeder jaar gewoon waren te doen ; nu hare bogen , hare pijlen , en hare knod- fen bereydden : en na dat fy het vyer in hare Dorpen hadden aan- geft eken , en haar voorfien met een weynighjen voor-raat die fy van de voorlede Winter hadden o ver-gehouden, begaven fy haar te velde met hare vrouwen en hare kinderen, en alle den kleynen toe- ftel die fy hadden, met voornemen van te fterven V A N D E V O O R~E Y L A N D E N. 2§cj fierven of t'overwlnnen , dewijl dat fy op haren wegh niet konden weder- keeren, en te rugge komen op eene plaatfe die fy hadden verwoeft en ontblood van alle foorten van gemakken, In defe toe-rufting quamen Cy wel haaft aan de grenfen van hare gebueren, D' ApaUchiten die nergens minder aan gedachten als eenen Vyand op den halfe te fien, waren toen béllg met haren Maïs te planten, en de wortelen die tot haar gewoonlijk voedfel dienen. De gpnen die woonen aan het groote Lek, dat leyd aan den voet der bergen, en dat fy in hare tale noemen Theomi , befpeurt heb- bende dit machtigh leger dat op haar quam in-ftorten , vertrokken haar ter- ftont op de gebuerige bergen, en lieté hare Dorpen en haar Vee in de befchey- denthey t van den vyand y daar na gingen Cy van daar dwers door het bofch, de tijding van defen in-breuk brengen aan de Steden die in de Valleyen zijn , tuf- fchen d'eerfte bergen , daar hem onthiel de ?aracoufii$ , die de Konink van het land is, met alle d'aanmerkelijkfte machten van fijnen ftaat. Op deCe foo fchie- lijke en onverwachte tijding, dede defen Vorft, terwijl dat hy hem bereydde om den vyand te gaan ontmoeten, de toe-gangen van de bergen befetten, daar die allergereedft tot defe uyt- voering waren , en leyde hinder-lagen in ver- fcheyde plaatfen van de groote boflchaadjen , die zijn tutfchen het groote Lek en de bergen, en de welke men moet door- gaan om te komen in eene fchoone en wijd-ftrekkende vlakte, die meer als tfeftigh mijlen lang is , en ontrent tien breed ; alwaar de woon-plaatfen van de voornaamften des iands zijn , en d'al- leraanfienlijkfte Steden van den Staat. Terwijl dat de Cof achtten haar bêfigh hielden met de berooving van de huy- fen die Cy hadden gevonden by het groote Lek, hadden £ Apalachiten middel •haar tebereydenomert'ontfangen. Maar fy , in plaatfe van te kiefen de ge- woonlijke fporen en wegen diegeieyden na het platte land, dat tuflchen de bergen is, gelijk wy hebben gefeght; na dat fy de vrouwen en de kinderen hadden gelaten by het groote Lek, met eenige troepen die fy van haar le^er af- fneden om'er te bewaren , geleyd zijnde door eenige ApaUchiten die Cy hadden overvallen., viffchende in het groote Lek, foo gingen fy dwers door de b of- fchen, over de bergen, en door de dalen, daar felf de wilde Ber^h-geyten ter naamver nood fouden hebben konnen klauteren , én begaven haar in het lierte en in het middel- punt des Iands, in eene Provincie genaamt van de Ama- niten. Sy overvielen fonder wederftant d'eerfte plaatfen , die Cy alleenlijk vonden bewaart van de vrouwen, en van de kinderen, en van eenige ou- de die den Konink niet hadden konnen volgen, dewelke met fijn volk den vy- and was gaan verwachten op de gewoonlijke toe-gangen die na het land pe- leyden. Öo De ■ 2ö0 Zedelyke Historie De Cofachiten, fiende dat haar aanfiag fo wel was uytgevallen,en dat'ergroo- te fchijn was dat in weynigh tijd fy haar meefter van het gantfche land fouden maken, dewijl haar begin foo gelukkigh hadde ge weeft, fetten hare vermeefte- ringen'terftont verder uyt, en wijk-fteden hebbende waar in fy goede mannen in bèfetting hadden gelaten, foo trokken fy der Afalacbiten Koning te gemoet» met voornemen van hem te bevechten , of ten minften hem te verplichten dat hy haar foude laten een vreedfamighgebruyk «vaneen gedeelte deslands. De Apalacbijt was uy tmuntende verbaaft , als hy verftont dat de vyand , die hy op de grenien en de gewoonlijke toe- paden des lands wachtede , alreets hadde in genomen eene Provincye die was in het middel- punt van fijne Staten,en dat hy befettinge in dalleraanmerkelijkfte lieden enplaatfen hadde gelaten. Niet- temin, gelijk hy kloekhertigh en moedigh was , foo wilde hy befoeken of het lot van de wapenen hem foo gunftigh foude zijn als hy fijne fake goed en recht- veerdigh geloofde te wefen. Hy daalde dan met de fijne van de bergen daar hy ter neder was geüagen : en na dat hy fijn volk tot den ftrijd hadde geprikkelt, befprono- hy. Jellijk den voor-tocht van de Cofacbijten, die was komen befien hoe dat°hy fich al hield. Na dat fy van wederzijden alle hare pijlen hadden verfchoten, wierden fy hands- gemeen j en hare knodfen genomen hebbende* gebeurde daar eene groote moord onder de twee legeren , tot dat de nacht haar eefchey den hebbende, de Cofacbiten gewaar wierden dat fy vele van de ha- re hadden verloren in defe ontmoeting , en bevonden dat fy een vclk hadden te bevechten dat ftrijdbaarder was als fy haar hadden in-gebeeld : en by gevolgh dat fy beter fouden doen met het felve minnelijk af te handelen, als dat fy in een vreemd land hare troepen noch een-maal fouden wagen* Sy 'namen dan voor des anderen daaghs 's morgens A f-gefanten aan den Ko- ning van d'ApaUchitente fenden, om hem voorwaarden van Vrede voor te ftel- len, en om by fake van weygering (ontveynfende het verlies dat (y in het laat- fte gevecht hadden geleden), hem den oorloghaan te feggen, en hem te laten weten dat hy hem van dien ftont aan bereyd foude houden om haren aan- val af te wachten, die wel veel heviger foude zijn als die hy den voorgaanden dagh hadde ondervonden , om dat hare machten alfdoen alle waren vereenight. De Varxcoufiis van d'Apalachken hebbende defe Af-gefanten gehoort, verfocht dien daghom hem op hare voorftelling van vrede te beraden. En voorts , haar ook. af-gevordert hebbende de ledenen de voorwaarden onder dewelke fy met hem wilden handelen, in fake dat hy tot eene vrede was gefint , foo feyden fy tot hem dat fy haar land hadden verlaten met voornemen om haar te plaatfen, of door vriendfchap>of door geweld, in dit goed en vet land dat hy befat : En dat foo het eerfte van defe middelingen hem fchaaghden, fy hem verfochten een Van de Voor-ey landen* i^ ccnfclf V o\k met cCApalacbiten te maken y haar land te bewoónen, en het te bouwen j en aldus te vervullen de ledige plaatfendergener onder haar die fe- dert korteling waren af-gewêken,om verre van daar eene nieuwe Bevolking te gaan planten. DeApalachijt vergaderde fijnen Raad op defe voorftellingen; en daar van d'opening gemaakt hebbende, vertoonde hy dat het leger van de Cofachitcn haar verhinderde den byftant die fy verwachten mochten van andere Provin- cyen,die niet hadden gereet ge weeft om met haar tot defen oorlogh op te trek- ken. Dat door het felve middel de door-tocht vandeleef-tochtenhaarqe- heelijk was gefloten. Dat de vy and meefter van het Veld was ; en dat fonder flagh of ftoot hy gekomen was in eene van de befte Provincyen van den qant- fchen Staat, alwaar hy hadde in-genomen de plaatfen van het grootfte gewicht. En dat hoewel hy in den voorgaanden dagh hadde befpeurt d' onvergelijkelijke getrouwigheytenkloekmoedigheytvandefijneninhet befpringen en in het bevechten van de vyanden, op de welke fy feer aanmerkelijke voordeelen had- den wegh gedragen, evenwel defe gelukkige uytkomft was gekocht ge weeft met het verlies van fijne allerdapperfte Hooft-mannen, en befte Soldaten; by gevolgh datmen moeft beraadflagen om het overfchot des Koninkrijkx te behouden, verfparende wat'er noch van de keure des volkx overigb was. En dewijl dat de vyanden ten eerften voorwaarden van vrede voor- fielden , dit wijfelijk foude zij n gedaan daar na te luyfteren , foo dit konde gefchieden fon- der na-deel van haren roem, en van de groote vermaartheyt die fy noch tot alfdoen hadden verworven. Voorts dat het land dat in verfcheyde plaatfera woeft was, door het over- gaan van een gedeelte haar er Inwoonderen , groot en vruchtbaar genoegh was om haar alle te voeden. Alle de Hoofden der Apdachitcn hebbende de voorftelling van haren Ko- oink gehoort , en oordeelende dat het niet en was de bloo-hertigheyt diebem verplichteden om te hellen na de kant van middelinge, met de Cof achtten , aan- gefien dat hy den voorgaanden dagh hem in het allerdikfte van den ftrijd had- de laten vinden: maar dat het was d'eenige begeerte die hy haddeomhaax niet al te onbedachtfaam in gevaar te ftelien,en fijn volk te behouden, het, welke aireede in prooye was van den vy and die eene van d'allerbloeyenfte Pro- vincyen befet hield. Hebbende ook tijding bekomen door eenige loopers die haar in het leger van den Koning hadden geworpen langs af-gefcheydene we- gen, en die quamen van de Steden , daar de Cof achtten hare befettingen in had- den ,datfy de vrouwen en dJoude-mannen die fy'er hadden gevonden met groote fachtigheyt en eerbiedigheyt handelden; onderfchrevenfyeendradh- telijk het gevoelen van den Vorft, en antwoorden datmen tot eene goede be- Oo j vre- ■ ^i Zede l yke Historie vrediging moeit verdaan, en bet foodanigh aan-leggen dat de voorwaarden daar van de voordeelighfte mochten zijn, na de tegen wc crdige gelegentheyt van hare faken dat konde toe-laten. En na dat fy dit btflotene voornemen had- den mede-geftemt door haar Ha ha, dat het teyken is van de tce-jnyching en de bekrachtiging die fy gewoon zijn aan hare beraadfhgingen te geven , ico be- tey kende fy het aan d'Af-gefanten van de Cof achtten, die het met ongedult ver- wachteden. Defe tijdinq gebracht zijnde in het leger- veld van de Cofachiten , omringen fy die met vrcu^hde, gelijk als over- een- komende met het eyndedat fy haar hadden voor-geflelt , toen fy den oorloghondeiwonden, en haar land verlie- ten. Sy beitemden dan van (tonden aan eenige uyt de voornaamfte onder haar om met £ Ap Macht ten te beramende middelen van defen vrede, en om'er alle de leden van over te geven. Defe Uyt-gefondene gekomen zijnde ter plaatfe daar de Vorfl der ApaUchiten haar verwachteden met de voornaamfte van fija Hof, gefeten op eenen zetel wat meer verheven ais d'andere , en bekleed met rijkelijke pelteryen, wierden fy beleefdelijk ontfangen. En fit-plaatfe geno- men hebbende, dede de Conink haar aan- bieden te drinken van eenen fekeren drank Cafitne ^enaamt, uyt eenen kop daar af hy d'eerfte proefde. Alle die van den Raad dronken volgende : en daar na begondemen wederzijdighte hande- len van de bevrediging op defe voorwaarden. Dat de Cofachiten fouden woonen onder- een gemengt in de Steden en de ge- Kuchten van dé Apalacbite?i. Dat fy in alle dingen fouden gehouden en geacht zijn als Natuurlijke des Lands. Dat fy de feive vryheden geheel fouden genie- ten. Dat fy den Koning onderworpen fouden weien gelijk d'anderen. Dat fy den Gods-dienft en de gewoonten van herland fouden aan- nemen. Of fco fy dit liever hadden, d'^/^few fouden haar in-ruymen de fchoone en groote Provincye van Amana, om die 'm eygendom en byfonder te befitten , volgende de fcheyd-palen die haar fouden worden geftelt, evenwel cp voorwaarde , dat fy den Konink van Apalacha voor Opper-gebieder fouden erkennen , en dat in het toekomende fy hem alle jaren de redelijke onderdanigheden fouden be- wijfen. Dek vereeniging wierd aldus over en weder vaft geftelt , en gevolght met wederzijdige toe- roepingen. En weynigh tijd na dat d'Uyt-gefondcnen van de Cofachiten aan haar Hooft en aan fijnen Raad rekenfehap van hare handeling hadden gedaan , en dat fy hadden aan- geboden de keure die haar was gegeven van hare wooningen te mengelen met die van tf ApaUchiten, of alleen en in ey- gendom te befitten de Provincye daar fy waren in- gevallen, foo aan-vaarden fy meteene gemeene toe-ftemming het eygendom van defe Provincye van &pêr 1M} Van deVoo r-e ylandin. 29 2, «4, van de welke de Konink der Afalachitcnhaarfe\{ in vreedfame bcfitting {telde. De vrouwen, de kinderen, en d'oude lieden, die'er waren gebleven, ter- wijl dat de mannen die ten oorlog bequaam waren, haren Prins waren gevolge geweeft, wierden in d'andere Provincyen ever- gebracht, waar de Konink haat eene vafte woonplaatfe aan- wees, voor haar en voor alle de dappere mannen van de felve Provincye, die haar hadden begeven om de vyanden te rugge te drijven, en om den ftaat te behouden. Na het welke de twee partyen de wape- nen terneder leyden : En de Cafachiten gingen hare vrouwen , hare kinderen,, haar vee,en hare toe-rufting, en de Soldaten halen die fy hadden gelaten by heü de- welke de bergen tuffchen beyde door-borende met eene opening, die eene wa- terdorting ontfangt vallende van de felve bergen , haar daar na uy t-fpreyd na den Ondergang, tot aan de Riviere, die haren oorfpronk nemende uythet groot Lek, na dat fy verfcheyde Eylanden heeft gemaakt , en verfcheyde Pro- vincyen bevochtight , haar eyndelijk gaat werpen in den Oceaan. Defe be- roemde Riviere is het die onfe Francoyfchen genaamt hebben de Ma/ , en die d' Apalachiten genaamt hebben Bafainim, datbeteykent in hare tale ïVel-luJlige "Riviere toï overvloedigh inviflehen. De Cardibanen hare grens- palen aldus uyt- gefet hebbende, en hare vyanden de hare doen in-trekken,maakten voor eeni- ge jaren eene foorte van beftant met £ Apalachiten , die vermoeyd zijnde van foo vele oorlogen, en af-gemat door het verlies van eene aanmerkelijke Provin- cye, van hare zijde gewilligh verdonden tot defe op- houding van wapenen, en van alle daden van vyandfehap. Maar defe Apalachiten die van fpijt herdeden om dat fy haren Staat van eene vermaarde Provincye fagen gekort-wiekt , winde trekkende uyt de gundige gelegentheytvanditbedant, hielden verfcheyde reyfen heymelijke raadfla- gen, hoe dat fy grooter voordeden op de Caraïbanen fouden mogen wegh dra- gen, als fy tot al fdoen niet hadden gedaan. En na datfy door hare droevige onderwindingen hadden erkent , dat fy hare faken niet veel hadden bevordert met Vande Vogr-eylanden. 295 met bare vyanden opentlijk en gewapender hand aan te taften , foo befloten Cv haar door loosheyt onderdrukken, en hier toe te foekenalle de middelen die haar onder elk-andèr konden verdeden, en haar ongevoeligh wikkelen iri ee- nen burgerlijken en inlandifchen oorlogh. Defen raad aangenomen zijnde en algemeenlijk van alle toe-geftemt : hare Priefteren , die onder haar in hooge achting zijn en die ftemmen hebben in hare allergewichtighfte vergaderin- gen, verfchaften hier toe aan haar wel haalt de verrichtingen, en blie?€n haar de middelen in die foodanigh waren. Sy hadden befpeurt dat defe lieden, die haar in haar eygen land waren ko- men overvallen , fonder Gods-dienft waren, en fonder kenniffe van eenige Godheyt, aan de welke fy eenigen openbaren dienft op-droegen , en dat fy al- leenlijk vreezen eenen boofen Geeft, die fy Mém/tnocmden, om dat hy haar «omtijdsq;uelde: maar dat fy hem ondertuffchen geenige onderdamVheyt be- wefen En daarom was het dat van d'eerfte jaren haar'er aan-komft?, gedue- rende de welke fy in goede eenigheyt met haar hadden gcleeft, fy haar haddeiï willen brengen om na haar voor-beeld de Son te erkennen voor den Opper- ften beftierder van de Werelden hem aan te bidden gelijk God. Defe verma- ningen en defe onder wij fingen hadden geweldigh diepe in-drukfelen gemaakt m de geeften van de voornaamfte onder de Cardibanen. In- voeden datlontfan- gen hebbende d'eerftegrond-regelen van defen Gods-dienft , geduerende de jaren dat hare wederzijdige eendrachtigheyt plaatfe hadde gehad, vele de Pro- vincye van Amana verlieten, in de welke fy woonden-, om te gaan in die van. Bemarwtdie de voornaamfte is van d'Apalacbiten, van waar fy klommen op dei* bergh van oUtm, op de welke d'Apalachiten hare plechtige Offeranden doen.. En in hare na- volging hadden fy mede deelachtigh geweeft aan defe plechtig- heden en aan defen dienft. Defe Priefteren die d'Apalachiten' noemen h*Ma% dattefeggenis. Mannen Gods, wiften dat de zaden van den Gods- dienft foo* lichtelijk in het herte van de menfchen niet verftik worden-, en dat hoewel de lange oorlogen die fy met de Cardibanen hadden gehad , daar van d'beffenin*- gen hadden verhindert , het haar gemakkelijk foude zijn de fel ve in haar we- der opjre wekken * en by maniere van fpreken r defe vonken van kennifle„die onder d atïehe waren verborgen, weder aan te {teken* Het beftant en d'ophouding van alle vyandlijke daden , dat vaft geftelt 'm* geweeft tuffchen de tweeNacyen, boden hier toe eene gunftige gelegent- heyt. Daarom berade haar de Priefteren. van. de Son , mlt het behaeen vam den Konink, onderde Cardibanen te doen verkondigen , datin het beginfel vam de maant van Maart, die fy N^wanoemen, fy eenen plee htigen dienft fouden doenter eeren van de Soa op den hoogen bergji> en4at- defendienft gevolght foude 2Q6 Zedslyke Historie foude worden met fpelen, met gaft-malen, en met gefchenken, die de Konink mildelijk (oude geven aan de mede- helperen. Defe plechtigheyt was niet nieuw onder d' 'Apalachiten *, de Cara'ibanen konden hier uyt niet achterdochtigh vanbedroghwefen, noch eenige vreefe hebben van overvallen te worden. Want Cy hadden defe geweldigh oude gewoonte onder haar , van buyten ge- meene gebeden aandeSonte doeninhetbeginfel van dtCe maant van N da- min, dat beftiptelijk den tijd is als fy hare Mats hebben gefaayt. Sy doen defen dienft om aan de Son te verfoeken dat hy wil doen fchieten , op groeyen , en rijpen het gene fy aan fijne forgen hebben bevolen, En ftellen de fclve faak in liet werk op het eynde van May ; ter welker tijd fy den eerften oegft hebben in-gefamelt, om hem dankbaarheyt te bewij fen voor de vruchten die fy geloo- ven van fijne hand ontfangen te hebben. Behalvendit, de Cara'ibanen wiften, dat crediterende defe Vyer-dagen d? Apalachiten hare bogen en hare pijlen aan den haak hingen ; dat dit onder haar eene groote mifdaad foude zijn de wape- nen in haren Tempel te dragen, en aldaar de minde betwifting te verwek- ken ; en dat in die dagen d'allergrootfte vyanden haar bevredighden, en al- le hare vyandfchap af-leyden. Sy twij fielden ook ©eenfins dat d'opentlijke trouwe, en de belofte plechtelijk gedaan, niet onfchendelijk fouden gehouden worden. In defe verfekering, bereydeden fy haar om op den geftelden tijd in Bemarin over te gaan: en om van hare zijde aan d'openbare verheuging mede behulp- zaam te wefen,tooydenfy haar foocierlij kop als het haar mogelijk was. En hoewel dat alfdoen Cy gewoon waren haar geweldigh licht te kleeden , en haar lichaam by-na naakt te vertoonen , evenwel om haar te fchikken na de wijfe van leven haar'er gebueren die fy gingen befoeken , foo ftelden fy te werk alle de pelteryen, de befchilderde vellen,en de doften die fy hadden, om hare klee- deren te maken. Sy vergaten ook niet hare aangefichten, hare handen , en alle de naaktheden die fy mochten vertoonen, te befchilderen met een glinfterend root : en fy bekroonden haar met hare rijkelijkfte kranfen, geweven en by- een gevlochten van d onderfcheydene vederen der alierfchoonile vogelen des hnds. De vrouwen willende van hare zijde deel hebben in de plechtigheyt, deden alles wat fy vermochten om haar aangenaam re maken. De ketenen van Zee-gehoornte van verfchey de verwen, d'oor-behangfelen, en de hooge mutfen verrijkt met blinkende en dierbare fteenen, die de water- ftortirgen met haar van d'allerhooghfte bergen af- flepen , gaven haar eenen uytmunten- denluyfter. In defe toe- rufting vongen de Caraïbanen defe Pelgiïmafie aan, ten deele door nieuwfgierigheyt, ten deele door eene ydcle begeerte om haar tedowiiiien, eneenise dooreene beweging van Gods-diunt: En om geen ach- Van de Voo r-e ylanden. m achterdocht te geven aan die haar foo minnelijk hadden genoodight, verlieten fy hare bogen, pijlen, en knodfen, en gingen in de Provincye vanEemarin met eene enkele wandel-roede, Zingende en fpringende, gelijk fy alle uy tnemende blygeeftigh, en van vrolijke finnen zijn. Van d'andere zijde (ÏApalachiten verwachteden haar met goeden aandacht j en volgende d'order die fy hadden gekregen van haren Konink , die Teltlabin genaamt was, wiens gedacht noch heden onder dit volk het gebied voert '^ foo ontfingen fy beleefdelijk alle die tot dit Offer cjtiamen. Self al van d'inkomfte der Cardibanen in hare Provincye, deden fy haar fuik een openhertiah ont- haal als of fy hare broederen hadden geweeft, en dat'er nimmer onder haar eenigh gefchil ontftont .: fy boden haar aan van hare land-lekkernyen en maal- tijden langs den vvegh, en geleyden haar tot aan de Koninklijke Scad, diefy ooch heden Mclilot noemen, dat is te feggen de Stad fan den Raad , om dat dit is dewoonplaatfedesKoninkxenvanfijn Hof-gefin. De Hoofden van de Ca- rdibanen wierden prachtelijk onthaalt aan het Koninklijk Palays; en die van de gemeente by d'Inwoonderen van de Stad, die niets verfpaarden van alles wat mochte behulpfaain wefen tot de voldoeningen de vrolijk- making van hare gallen. Op den dagh, toe-geëygent aan het Offer van de Son , de Konink der Apa- htchken met lijn Hof- gefin , dat merkelijk was aan-gegroeyt door d'aankomfte der Cardibanen, en met een groot getal der Inwoonderen van d'andere Pro- vincyen, die tot het Feeft gekomen waren, klom des morgens heel vroegh op den top des berghs van Olaïmi , die maar eene kleyne mijle van de Stad is af-gelegen. Defen Prins, na de gewoonte des lands, wierd gedragen in eenen zetel op de fchouderen van vier groote mannen, geleyd door vier andere van de felve hooghte, om de plaatfe te bekleeden als dJ anderen moede fouden zijn. Voor hem gingen verfcheyde Fleuyt-fpeelderen en andere Muyfijkale inftru- rnenten. In defen prachtigen toeftel OgUam hy aan op de plaatfe tot deCc by~ een-komften gefchikt : En als de plechtighey t was gedaan , fchonk hy met veelrtiymermüdheytdekleederenen depelteryen als hy in diergelijke ont- moetingen wel gewoon was. Boven al, ftrektehy fijne mild-dadigheyt uyt over d'aanfienlijkile onder de Cardibanen; en in fijne navolging d'alleronbe- krompenfte van fijn volk deelden ook gefchenken aan alle die van defe Nacye waren, die met hare tegenwoordigheyt hare gevierde Offerhande hadden vereert. In- voegen dat'er van de Cardibanen niet een was die niet weder keer- de genoeght, en op-gepronkt met eenigh lievery. Nadatfy van den Bergh waren af-gedaalt , verfamelde men hair noch by-een, en onthaalden haar, met alle foorten van betuygingen van goedwilligheyt, in alledehuyfen der Apala- P p laehtms 19$ Zedelyke Historie [achtten, in het midden van de welke fy moeiten door- gaan om in haar quartier weder te keeren. Eyndelijk, om haar tot een tweede befoek tej?rikkelen, foo verfekerde men haar van wegen den Konink en van fijne Bevel- hebberen, dat fy altijd met eene gelijke genegentheyt fouden onthaalt worden , indien fy begeerden haar vier-malen des jaars met haar te laten vinden op de felve plech- tigheden. De Caraibanen weder gekeert zijnde in hare Provincye, konden de goede ontfangenis diemen haar hadde gedaan niet genoegh prijfen. De genen die het huys bewaart hadden, verrukt zijnde in foo vele rijkelijke gefchenken te fien, die hare Mede-borgeren van hare reyfe hadden met haar gebracht, namen van alfdoen aan het voornemen van den felven tocht op d'eei it-kemende feefte te doen. En de dagh die daar toe gefchikt was, vervallen zijnde , was'er fuik een groot gedrang onder haar om te gaan, dat indien haren Caakes daar geene or- der in hadde geftelt, de Provincye hadde onvoorfien geweeft van lnwoonde- ren. D'Apalachken voiherdeden ook haar onthaal en hare gefchenken : en fy waren af gonftigh onder haar wie de Caraibanen meer plichten foude bewij- fen. Hare Priefteren, die wiften waar toe defen loofen (Ireek eyndelijk fou- de nyt-loopen, bevalen haar geen ding meer als de volherding van defe goe- de gedienftigheden, die fy feyden feer aangenaam aan de Son te wefen. Driejaren liepen door in defe befoeken : ten eynde van dewelke d'Afata- chiten die uy t-geput waren in mild- dadigheden wegens hare gebueren , tiende dat fy hare genegentheden machtelijk hadden gewonnen , en dat het grootfte deel foo y verigh was in den dienft van de Son, dat niets bequaam foude wefen haar in het toekomende te doen verliefen, de diepe gevoelens die fy van fijne Godheyt hadden begrepen, namen voor, hier toe aan-geftookt zijnde door de Priefteren, aan welkers raad de Koning en alle het Volk geweldigh hingen, dewijl het beftand verloopen was, de gelegenthey t te foeken om de Caraibanen weer van nieuws den oorloghaan te feggen, en haarden toe-gang van hare plechtigheden te doen verbieden, foo fy, gelijk fy-lieden geene openbare be- lijdenifTe wilden doen van de Son voor God te houden, en haarquijten in de belofte ten anderen tijde aan haar gedaan van den Konink van Apalachc voor * Opper- heer t'erkennen , en hem onderdanigheyt te bewijfen voor de Provin- cye van Antana, in de welke fy woonden, gelijk die van hem houdende. De Caraibanen waren verdeelt op defe voor- {telling. Want alle die ge- bracht waren tot d'aanbidding van de Son , oordeelde datmen d'Apalacbuen moeftegenoepen, feggende dat indien fy'er al door haar woord^niet toe ver- plicht waren, iy het gehouden fouden zijn te doen om haar niet t'ontblooten van de vrye oeffening des Gods-dienfts van de Son , in het mede-helpen aan Van de Voo r-e ylanden. noch af-geleyd van het voornemen dat ly befloten hadden om d' Apalachitcn nimmer voor Opper-mee- fteren t'erkennen, en hare vryheyt niet te verliefèn onder de fchaduwe van ee- nen Gods- dienft en eene aanbidding die hare Vaderen onbekent hadden ge- weeft. In- voegen dat eyndelijk defe verfcheydenthey t van beradingen het be- ginfel gaf aan twee oproerige aan- hangen , die onder de Caraibancn op- ft on- den, gelijk de Priefteren der Jlpalacbit en Cülkx hadden voorfien. En om dat fy verdeelt waren in haren Raad, konden fy niet eene verfckerde en eendrachti- ge antwoord gevenopdevoorftcllingen van oorlogh of van vrede die haar waren gedaan. Maar yeder aan- hang fich van dagh tot dagh verfterkende , de gene die befloot ter gunfte van debond-genootfchap met d'Apakthiten en aan- Van de Voo r-e ylanden. $ot d'aanbidding van de Son, wiefch foodanigh aan dat hy fich bcquaam fagh om den anderen te verplichten fich aan fijne meyning t'onderwerpen > of' anders om de Provincye te verlaten. Het foude al te verdrietigh een verhaal wefen hier te willen befchrij ven alle de qualen die defen borgerlijken oorlogh over de Caraïbanen bracht , die d'een d'ander verfcheurden, tot dat eyndelijk na vele gevechten, cï Apalaclriten haar gevoeght hebbende by de partye die haar gunftigh was, fy d'andere bedwon- gen de vlucht te nemen, en de Provincyen van Amana en vanM^fi^, te ledi- gen, om wel verre eenige verfekerde woonplaatfe te gaan Toeken. DWerwinnelijke Caraïbanen hebbende aldus door den byftant van d'Apala- f/;if?flverjaaght de genen die hare vrede en hare rufte verftoorden, verfterk- ten hare uyterfte grenfen krachtelijk , en (telden op d'aankomften van de felve d'allerdapperfte en allerkloekmoedighfte van hare troepen , om alle hope en alle gedachte van wederkeering aan de vluchtelingen voor altoos te benemen. Daar na maakten fy eene feer vafte bondgenootfchap met d'Apalachhen , haar onderwerpende der fel ver Wetten, omhelfende haren Gods-dienft, en niet meer als een Volk met haar makende. Het welke noch tegenwoordigh blijft:. Maar evenwel niet in foodaniger wij fe dat defe Caraïbanen haren ouden naam niet houden, gelijk wy aireede in het beginfel van dit Hooft-ftuk hebben aan- gemerkt, en noch vele woorden die haar gemeen zijn met d' Jnwoonderen van de Voor-ej landen: foo als daar zijn onder oneyndige andere de wijlen van feg- gen van Cakpnnes, om te noemen de kleyne keurlijkheden diemen door {eld- faamheyt bewaart ; van BdMtou, om te beteykenen een knods van fwaarwich- tigh hout ; van Taumalj, om uyt te drukken yets dat den eet-luft verwekt ; van Banaréy om te feggen een gemeenfaam vriend j .'van Btoutau om een vyand te beteykenen: fy noemen ook een boogh Allouba ♦, pijlen, Alhuanï',, een poel of ftil-ftaande water, Taonaba-, den boofèn Geeft, Maboja-,. en de fielevan den menfch Akamboué; dat de felve wijfen van fpreken zijn de welke d'Eylandi- fche Caraïbanen nochheden gebruyken, om de felve dingen te beteykenen. Wat belangt de Caraïbanen uyt haar land verjaaght , door die van hare eyge- ne Nacye, en geworpen buyten de palen van hare oude inwoöning, en van alle hare vermeefteringen •, na dat fy waren gekropen by, de riviere die haren oorfpronk neemt uyt het groot Lek, en te vergeefs hadden befocht om haar wel te doen ftaan met de volkeren die den eenen en den anderen oever be- ' woonen, foo namen fy voor haar eenen door-gang te maken dwers door haar land heen, of door vriendfchap of door geweid, en ten minften het overfchot van haren rampfaligen ftaat voort te fetten in cenigh woeft land, daar fyhaar mochten, voort- teelen, en in alle fekerheyt de verwoefting van haren ftaat P|> % wedes joï ZedelykeHistorie weder op-rechten. Met dit beflote voornemen drongen fy door tot aan den oever van de Zee, alwaar ontmoet hebbende eenige volkeren die medelijden met hare ellenden hadden, verwinterde fy by haar , en brachten dit bedroefde fayfoen van het jaar in grooten hongers- noot ten eynde.- En gelijk fy gedueri- ge klachten deden, om het verlies dat fy hadden geleden van een land ioo foet en foo vruchtbaar als het hare was, en dat fy fagen hoe dat fy nimmer met vreughdefoudenkonnen woonen, in het gene daar haar ongeluk haar hadde gebannen, (let foo komen hier aan de kufte , in het beginfel van de Lente twee kleyne Scheepjes, die van de Lucajfcbe Eylanden cjuamen , en door de winden op de rheede waren gefmeten, daar onfe Caraibanen haren winter hadden door- gebracht. Daar waren in defe twee fcheepjes, die fy Canos of Pirauges noe- men, ontrent dertien of veertien ïnwoonderen van Cigateo , dat een van de Lucayfche Eylanden is , de welke den voet op het land gefet hebbende , vertel- den" aan de Natuurlijke Be woonderen van defe kufte, hoe dat fy door het on- weder tuflchen hare armen waren geworpen. En fy feyden onder andere din- gen wonderen van d' Eylanden daar fy woonden, daar by voegende, dat'er noch vele boven haar waren, trekkende na den Evenaar, die woeft en onbe-» woont waren, en diemen achteden beter te wefen als felf degenen daarfy haar fuik een groot verhaal van deden. Dat wat haar belangden fy begeerden van de Bewoonderen des lands niet meer als een weynigh water en leef- toch- ten om daar mede te konnen over-gaan tot in haar land , waar van fy vertrou- den niet verder te wefen als vier ofte vijf dagh-reyfen ten hooghften. De Cardibanen, die bekommert waren om eenige nieuwe woonplaatfen te foeken, en die haar geweldigh queiden om dat fy oeene verfekerde en vaft-ge- ftelde plaatfe hadden, de welke haar konde bevrijden voor foo vele qualen die fy lijdende waren in een dwalenden om- fwervend leven, hebbende foo veel goeds hooren feggen van defe Eylanden diemen verfekerde gebuerige te we- len van de Lucayfche ; befloten een voornemen van winfte te trekken uy t de gelegentheyt defer geley deren, die haar hadden op- gewekt ge weeft door een uytftekend geluk, om haar te volgen ah fy derwaarts aan keerden, en na dat die in harelanden fouden aangekomen zijn, haarteplaatfen in die ande- re woefte eylanden, waar van fy haar fuik een voordeeligh verhaal hadden ge- daan. Sy achteden dat d'uytvoering van defe onderwinding een eynde foude {tel- len aan allé hare elenden. Maarfy ontmoeteden hier in een groote hinder- paal, die haar ten eerften aanfien onmogelijk fcheen om te boven te klimmen ; te weten het ontbreken van fchepen om de Zee over te varen , en om haar te brengen daar fy wenfehten te zijn. Sy ftelden haar wel voor om in dit gebrek te Yer- VAN DE VOOR-EYL ANDEN. 303 te verbeteren van boomen ter neder te houwen , den (tam met vuur uy t te hol- len, gelijk andere Nacyen deden, en felf het volk waar onder fy leefden. Maar defe uytvoenng begeerde eenen langen tijdom ten eynde te brengen :ter- wijl de genen die fy verhoopten tot geleyderen te hebben, fonder twijfel haar vertrek vaft overleyden En by gevolgh oordeelden fy dat het allerkortfte foude zijn alreets-bereyde fchepen te (beken. Hier toe maakten fy haar vaar- digh om ter gunfte van de nacht wegh te nemen alle het vaar-tuygh dat de Na- cyen van de nabuerige rheeden, en langs de Rivieren die haar inde Zee qua- men te ftorten , m hare havenen bereyd , en bequaam ter zeyl hadden. De daghdan aan gekomen zijnde van het vertrek der lukayfcben, die haar tot ge- leyderen moeften dienen,, onfe Caraïbanen die haar al- voren hadden voorfien van noodvyendigen voor-raat, verfamelden haar, het allerheymelijkfte dat haar mogelijk was, langs de rivieren, en havenen , en overvallen hebbende al- le de Cmm of fcheepjesdiefyontmoeteden,voeghden haar by de Lucayfche, met de welke fonder oorlof van hare Waarden gnomen te hebben, fy feylden na de Lukayfcbe Eylanden. J J De wind aan defe vluchtelingen gunftigh geweeft zijnde , foo quamen fy m weynige dagen te Cigmo aan , daar Cy van d'Inwoonderen feer minnelijk wierden ontfangen, die na dat fy haar de noodfakelijke ververfingen hadden verfchaft , haar geleydden tot aan het laatfte van hare Eylanden,en gaven haar mn , daar noch een geleyde om haarte brengen tot aan het eerfte van d'Ey- landen die woeft waren, daar fy tot haar afgefproken hadden, het welke fy noemden Ayay en datmen heden Ret Heyligb Kruys noemt. Defen wegh doen- de, quamen fy langs de kant van het Eyland Boriken, heden Porto Ricco ge- naamt , dat door een machtigh Volk bewoont was. Het was dan in dit Eyland: van Ayay daar onfe Caratbanen d'eerfte grond-veften van hare Bevolking be- wierpen, en daar fy genietende een^fachte rufte,- die haar wel haaft alle hare voorledene rampfpoeden dede vergeten, fy haar ook foodanigh vermenighvul- dighden, dat in weynige jaren fy gedwongen waren haar uyt te fpreyden tot in* alle d Eylanden der Voor- eylanden. En eenige eeuwen daar na hebbende alle de- bewoonbare Eyanden beflagen, ftrekten fy haar uyt tot aan het Vafte-land. van het Zuyderhjk -Ammkê; daar fy noch heden ten dage verfcheyde groo- teen talrijke Bevolkingen hebben, in de welke fy haar foo wel hebben vale geitelt dat hoewel de loos, Sappajps, Paragotis, Mmlcm, o£Arouhes> die zijn in hare gebuerfchap van het Eyland van de Drievuldighey t en van de Provinciën- van Ormoke haar dl kwik hebben willen verjagen uyt hare woonfleden, en dat: fy haar bloedige oorlogen hebben aangedaan, fy daar beftaan in eenen bloe- denden fhat,,en.onderhouden fuik eene volmaakte wederzijdige vriendfeharj- met ,02j. Zedelyke Historie metonfeEylandifcheCrfraJ'foi»*»» dat de defe een-maal ofte twee-malen des iaars tot haar'er hulpe koinen, haar alle te famen verbindende met de Colt- biten hare vrienden en bond-genooten , om den oorlogh te voeren tegen d'Arouageshzre gemeene vyanden , en tegen andere Nacyen die haarvyan- dighzijn. Voorts, wy willen wel gelooven, dat het grootfle deel der Eylandifche Ca- raibanen haar leggen van de Cdibïten hare bond-genooten af-gedanlt te wefen. Want dek Caraihnen minder machtig zijnde als de calibiten,toct\ fy onder haar aan quamen, en haar daar na met de feive verwantfehapt hebbende door huwe- lijken en anderfins, hebben fy maar een volk met haar gemaakt, dat wederzij - digh de tale en d'andere gewoonten eik-ander heeft gemeen gemaakt. Het ge- ne te weo-e brengt dat een groot deel van de Caraibanen , vergetel van haren Oorfpronk, haar felvenvroet maken dat fy van de Calibiten af-komftigh zijn. En het is te vertrouwen dat federteenen on-na- denkbaren tijd, dat hare Voor- laten van het Noorden in d'Ey landen zijnover-gegaan, fy geene kennifie heb- ben gehad van haar geboorte-land , het welke haar als uyc fijne kele gebraakt hebbende, en uyt fijnen boefem gefpogen, haar handelende als oproerige , niet "■ wierd beklaaght van defe rampfalige vluchtelingen, tot foo verre datfy'er de geheugenis niet koftelijk afhebben behouden. In het tegendeel, het is ge- loofiijk, dat om uyt haren geeft te verbannen het gedenken van de qualen die fy 'er hadden geleden, fy daar af de droevige denk-beelden uyt-veeghden foo vele het haar mogelijk was, en dat fy wel blijde waren met haar te verheerlij- ken in eenen anderen Oorfpronk. Het foude ook wel konnen wefen , dat toen de Caraibanen'm d'Eylanden quamen, komende van het Noorden , fy niet foo ©nbewoontleyden,dat'er niet hier en daar eenige huys-gefinnen fouden zijn geweeft, die'er op fouden over- gekomen zijn van het Eyland Hifpanjola, of van Por to-Rico, dewelke fy uyt-roeyden met uytfondering van de vrou- wen, die konden dienen tot d'aanwafTmg van hare Bevolking. Aangefien namentlijk dat'er alle waarfchijnlijkheyt is te gelooven , dat defe Caratbancn verbannen zijnde uyt het midden van d ApnUchiten , en door het lot van de wa- penen gedwongen deplaatfe aan d'Overwinnelingen over te laten, daar vele van hare vrouwen gebleven waren onder defe ApaUchiten en d'andere van hare Nacye, die met haar waren vereenight. En van daar foude mogen gekomen - zijn het onderfcheyt van de tale der mannen en der vrouwen van de Cara'i- hanen. Maar om byfonderlijker te vertoonen die Bevolkingen van de Caraibanen aan het Zuyderlijk Valk-land van Amerika -,eerftdijk de gedenk- fch liften van de genen die gekomen zijn tot in de roem-ruchtige Rivicre van Orinokc, af- leggende m VANDË V005nEUAND!N. $0$ leggende van de Linie, Noord-waarts achtien Graden en vijftigh Minuten,feg- gen dat feer verre in het land , Cara'ibanen woonen , die'er gemakkelijk konnen o ver-gegaan zijn van het Ey land van Tabago> dat van alle de Voor-eylanden het naafte by dit Vafte-land gelegen is. De Verhalen van de Hollanderen leeren ons, dat na den Evenaar verder voort-gaande, men op feven Graden van defe Linie vind,de grooteen befaam- de Riviere van Ejfekeba, aan den oever van de welke zijn eerftelijk d'Arouages, en dan de Cara'ibanen , die geduerigen oorlogh met haar hebben, en die haar onthouden boven den fprong van defe Riviere, die met eene ongeftuymigheyt van de bergen ftort , en van daar breyden haar defe Cara'ibanen uyt tot aan den oorfpronk van de felve Riviere, en zijn in groot getal , beflaande eene breede uytftrekking van land. De felve Reyferen verhalen ons dat op fes Graden van de Linie men vind de Riviere van Sarname o[ Suriname, in de welke eene andere Riviere loopt genaamt lkouteca , waar langs ook verfcheyde Dorpen van de Cara'ibanen zijn. Daar-en boven is'er noch een groot Volk van defe Nacye , het welke be- woont een land dat wel diep door-dringt tot in het Vafte-land,en dat eyndight aan de kufte onder den vijfden en den fefden Graad benoorden den Evenaar,en fich uyt-fpreyd langs eene fchoone en groote Riviere diemen Marouyne noemt, alleenlijk leggende achtien mijlen van die van Sarname, de welke van haren bron- ader af meer als t wee- hondert mijlen lands door-vloeyd *, alwaar zijn verfcheyde Dorpen van de Cara'ibanen, die gelijk d'Eylanderen, de dapperften onder haar voor hare Cacihen uy t-lefen, en die van een weynigh hooger geftal- te zijn als defe Voor-eylanderen , niet veel van haar verfchillende , ten zy dat eenige hare natuurlijke leden met een kleed bedekken , veel eer uyt pronkery als uyt kuyshey t, of door fchaamte. De genen dan die in defe Geweften heb- ben gereyft, feggen dat van de mond van defe Riviere van Maro'üjne af, de wel- ke is op vijf Graden en vijf-en- veertigh Minuten van de Linie Noord- waarts, tot aan haren oorfpronk, daar vij f dagh- reyfen weeghs zijn : en dat in alle defe uyt-ftrekking de Cara'ibanen hare Dorpen hebben in gelijkvormigheyt met die Yan d'Eylanderen. Wy verftaan noch uyt de Reyfen van de Hollanderen dat de Eewoonderen van defe Vafte- kufte, onder de welke de Riviere van Cayenne (langt en boch- tigh wegh-vloeyd, ook Cara'ibanen van Nacye zijn. Eyndelijk defe Cara'ibanen hebben dwers door de landen van defe <*eweften konnen' gaan tot in Brez.il. Want die aldaargereyft hebben, verfekeren ons, dat onderde Provincyen die aan defe kuften van de Zuyderlijke Zee zijn, Q^q lieden $o6 Zedelyke Historie lieden gevonden worden die Cara'ibanen worden genaamt : en zijnde natuurlijk {louter en vaardiger om haar yets t'onderwinden, loofer en fcherpfinniger als d'andere Indianen van Bretil, foo zijn fy onder haar in foodanigh een achting» dat fy haar houden gelijk met een veel verhevener kenniffe begaaft als d'an- dere. Daarom is het dat fy haren raad geweldigh aan- hangen , en bidden haar op alle hare vier-tijden en vrolijkheden de voor-fitting te hebben, welke fy felden vieren foo'er niet een van defe Caraibanen by is, die hier toe gaan fnuf- felen over al langs de Dorpen, daar fy ontfangen worden met vreughde-maal- tijden, en troetelingen ; gelijk Jan de Lerjr dat heeft aan-gemerkt. Dat indien het van nooden was om te beveiligen dat defe Cara'ibatten , ver- fpreyd door foo vele plaatfenvanhetVafte-landvan het Zuyderlijk Amerika* van de felve Nacye zijn als onfe Eylanderen, foudemen hier konnen voor den dagh brengen het gene ons voor vafl is verhaalt door de twee Hollantfche Bevolkingen die aan defe Kuilen zijn, te weten die van Cayenne en die van Brebïccd'eene en d'andere gebuerige van de Caraïbatien van het Vafle-land, om te doen ftend'overeenkoming en de gelijkheyt die'er is tuflchen verfcheyde dingen van hare Natuure, van hare zeden, en van hare gewoonten ; en die van de Voor-eylandifche Indianen die wy hier na fullen befchrijven. Maar het is tijd dit Hooft- fluk t'eyndigen, dat felf fonder.dit miffcbien teJang fal fchijnen. Het is onmogelijk ge weeft het felve te verdeelen, ter oorfake van d'eenparig- heyt en d'aan-een-fchakeiing van de (toffe : En de natuure van het onderworp- fel dat wy'er in verhandelen heeft ons niet toe-gelaten het gefprek daar van te bekorten. Wy fullen felf verplicht wefen noch een woord hier by te voegen op het gefchil-punt dat de keurlijkheyt van fommige mocht verbinden om op te wer- pen , hoe lang een tijd het is geleden dat de Cara'ibanen van de Tlorides op d'Eylanden zijn over-gegaan. En hier van is het datmen geene verfekerde kenniffe kan hebben : want defe Nacyen hebben ten meeiten deele geene an- dere jaar- boeken als de geheugenis. Maar om dat defe lieden gemeenlijk on- trent twee-hondert jaren leven, foo moetmen niet vremt vinden dat de dingen die onder haar gebeurt zijn over-gelevert worden tot op drie ofte vier voort- teelingen. En tot beveiliging van dit, fietmen verfcheyde mannen en vrou- wen onder dit volk die de komfle van de Spanjaarden in Amerika vertel- len gelijk of fy van gifteren was gefchiet. In- voegen dat het gedenken van- den uyt-tochtderC^r en een land alfoo goed , en , gelijk blijkt, alfoo wel met hare Natuure over-eenkomende als dat van de Florides, fy hebben ge- looft dat die haar hadden verjaaght, fonder daarop te denken, haar had- den verworven het allergrootfte goed dat fy mochten wenfehen ; en haar hadden doen vinden, tegen haar voornemen , eene verfekerde rufte in hare ballingfchap. A C H T S TE HOOF T-S T U K. Uytfyattinge^ inhoudende eene Bek ortinge van de Tfjtuurlijke en Ze- delijke Hifi 'or 'ie van het land der Apalachiten. DE wijl wy foo vele hebben gefproken van het land der Apalachiten, en dat meer als de helft der oude C*ra*&4»*»,federtd'uytftoQtinge der genen onder haar, die de Son niet wilden aan-bidden , tot tegenwoor- re huyf-hou- dingen; van hare béfigheden -, van hare borgerlijke beftieringe : van hare oor- logen: van haren Gods-dienft: van hare fiekten ; en van hare begraarTeniffen;, gelijk wy dat hebben verftaan uytde Beftierderen van de Bevolking van de Valme in het Noorderlij k Amerika , die dik wils met dit volk hebben verkeert; en uyt d'Engelfchen, die noch tegenwoordigh hebben een leer aanmerke- lijk getal van Huy f- gefinnen van hare Nacye, die hare woonplaatfe hebben geftelt in het midden van d'allerfchoonfte en allervermaarfte haarer Pro- vincyen. Qq I. LïD, 508 Zedelyke Historie I. L I D. Vdn d'Uytftrekkinge , en van de Natuure des Lands der ^fpalachiten. DE Staat der Apatacbiten begrijpt fes Provincyen,dric van!de welke zijn in die fchoone en wijd-fpreydende Valleye die bepaalt is na de zijde van het Ooflen en van het Noorden met de hooge bergen van Apalates i aan die van den Middagh met de Provincye van TagoüeJU,die. bewoont is door eene Nacye foo wreed en foo barbarifch als mogelijk is, met de welke fy eenen onfterffelij- ken oorlogh voeren : en na den Ondergank, met de Riviere van Hitanachi , die de Spanjaarden noemen de Riviere des Ueyligen Geeftes , en met eenigekleyne bergen die haar af-fcheyden van de Cofacbiten, en met verfcheyde andere kley- ne Staten, die in hare bond- genootfchap zijn,, en die yedere harebyfondere Heeren hebben. D'alleraanmerkelijkfte der drie Provinciën die in de Valleye zijn is ge-* naamt Bêmar'm , de gene die volght noemtmen Amana, en de derde Matik^ j Hetis waardatdefelaatftedieindefe Valleye begint, haar noch uyt-fpreyd tuffchen de bergen, en wel verre aan gene zijde tot aan den middagh van het groote Lek dat fy Theomï noemen. D'andere Provincyen zijn Scbama en Mera- (Q-i die zfjn tuflehen de bergen van Apalates en van Achalaka, die in gedeelte leyt op de bergen, en in gedeelte in de moeraflèn, die zijn op den o'ever van het groote Lek. Het land der Apalachhen aldus verdeelt zijnde in fes Provincyen, die yedere hare Gouverneuren hebben, foo ontbreekt aanhetfelve niets als de gebuer- fchap van de Zee, om te hebben alle de groote voordeelen , die men foude mo- gen wenfehen om een land verfcheydentiijk te maken , en eene van d'alleraan- ilenlijkfte der werelt» Want het heeft bergen van eene groote uy tft. rekking,, en verwonderlijke hooghte, die zijn bewoont op plaatfen daar fy toegankelijk zijn, door een Volk, dattenuyterfteftrijdbaar is , het welke leeft van Wild- braad en van de jacht, die overvloedigh is tuflehen dele eenfaamheden : Val- leyen die bevolkt zijn van eene mindere rouwe Nacye, die d'aarde bouwt,, en haar voed met de vruchten die fy voort-brengt : En eyndclijk moeraflèn, en een groot Lek, die befocht worden dooreene menighte vanperfoonen,dic leven van de vifTcherye, en van de vruchten die de weynige goede aarde die fy hebben haar verfchaftèn kan. De lucht van defe Provincyen, is niet van eene geftadige en eenparige ge- temper theyt, gelijk in het grootfte deel der Eylanden van Amerika i maar de warmte *. VAN DE VOOR-EYLANDEN. 309 warmte en de koude, de regenen en de fchoone tijden, veranderen'er achter- volgende het aangeficht der aarde, en onderhouden'er eene aangename ver- fcheydentheyt van Sayfoenen. Op het eynde van den Somer en in den Herfih zijner de Denderen foo gemeen en foo verfchrikkelijk, dat indienmen niet gewoon was haar te hooren, men foude fierven van vervaartheyt. De Noor- de wind is'cr fomtijdsfoo ongeftuymigh,datmen gedwongen is lichter aar- de neder te werpen indienmen op den velde ftaat , tot dat fijne dulligheyt over is. De top, van d'allerhooghfle bergen die na het Noorde ftaan, is bedekt met fneeuw negen ofte tien maanden van het jaar , dat niet verfmelt als in d'aller- grootfte hitten van den Somer , ten welken tijde de water- ftortingen die door d'overvloeyingen gemaakt worden, de vlakten over- fpoelen, en doende Ri- vieren uyt hare Canalen fwellen. Maar boven dat defe overvloeyingen wd haaft weder af-geloopen zijn, foo laten fy op d'aarde een flib , dat haar ver- wonderlijk vet maakt, en foo vruchtbaar, dat fy het zaad , het welke men haar betrouwt, terrmeeften deele met woeker weder geeft. De drie Provincyen die in de Valleye zijn hebben over- al eene vette aarde,, een weynigh moeyelijk om te bouwen,en verheve in eenige plaatfen met kley- tie hooghten, op de welke de Steden en de Dorpen gemeenlijk gedicht zijn : Maar het land dat is aan d afdalinge der bergen, is zandackigh en gemakkelijk om te bewerken. Verfcheyde kleyne Rivieren, die Yloeyen uyt de bergen van Apalates, bevochtigen het in verfcheyde plaatfen. Het land dat niet is ont- fclood, is bekleed met fchoone boomen, die het geficht verwonderlijk verheu- gen, en die ten meeften deele zijn van -eene onmatige hooghte, en brengen tiytmuntende vruchten voort tot het voedfelen de ververfchinge der Inwoon- deren. Men fiet'er Cedren, Cypreflèn , Pijnen , Eyken , Saffafras, Palmen, Tdpaikas, die eene fchorfe hebben van verwe en Van fmaak na-by komende de Caneele, en oneyndigh andere, die geene eygene namen onder ons hebben. Wat belangt de Vrucht- boomen, boven de Kaftaoje- en- Note- boomen, dieer natuurlijk waflehen ^ de Vreemdelingen (die op dit Land over-gegaan zijn, gelijk wy het fullen feggen op het eynde van dit Hooft-ftuk) hebben in verfcheyde plekken geplant Cocos-boomen , Vijge-boomen, Bananie- boo- men, Oranje- boomen, Citroen- boomen, foete en fuere, enfelf korlen en kraak-fteenen van Appelen, van Peren, van verfcheyde foorten van Pruy- men, van Abrikofen, en van Kerfen, die'er foodanigh zijn verinenighvul- dight, datmen'er foo vele fret als in eenige plaatfe van Nieuw- Engeland. De boomtjes en de planten die bladeren dragen ,, of bloemen van goeden ike, foo als daar zijn de Lauwer, de Jafmin , de Rofegaart, de Rofmarini m Q 1 i all&- «eukej 310 Zedelyke Historie alle d'anderen die tot befonder vercierfel der Hoven dienen, wafïen'er tot vol- maaktheyt : eveneens als de Nagel- bloemen, de Tulpen, de Violetten, de Le- iyen, en alle d' andere feldfame bloemen, die de pronk- bed den emaillieren , en die van bollen of van zaad voort- fpruy ten. DeMoes-kruyden, allefoorten vanErwetcn,en van Boonen,en van Wortelen komen'er verwonderlijke voort. En de Pompoenen, de Comcombers , en de Meloenen zijn'eralfoo gemeen geduerende de Somer, en alfoo goed van fmaak als in eenige plaatfe der Voor- ejUnden. De Aard-befien en de Braam-befien wafTeninde bofTchen fonder eenige bouwing. Men vinder felf Hazel- noten, en van eene foorte van roode Aal- befien, eneene oneyndigheyt van andere kleyne vruchten die grootelijkx be- hulpfaam zijn tot de welluften, en tot de ververfchinge der Inwoonderen des Lands. De Tarwe, de Gerfte, de Haver, en de Rogge diemen'er gezaayd heeft, met verfcheyde hervattingen, en op verfchey de plaatfen, hebben niets voort-gefchoten als loof, even als op d'Eylanden • maar tot vergeldinge daar waft over- al eene foo groote menighte van kleyne Geerfte, en van alle loorten van Moes-kruyden , dat de Bewoonderen der Valleyen genoegh vergaderen tot haar voedfel , en om'er af te verfchaffen aan de genen die de bergen be- woonen, die haar in verwiiTeling brengen rijke vellen van Maartens, van witte en fwarte Voffen, van Zeemen , van Herten , en van verfcheyde andere wilde beeften. Daar is geenigh vergiftigh Beeft, noch verwoet Dier in het platte- land: om dat de Bewoonderen der bergen die volmaaktelijk goede Jageren zijn,haar wel diep in de wilderniflen drijven, en haar eenen geduerigen oorlogh aan- doen; in- voegen dat de Kudden van Schapen, van Koeyen, en van Geyten, door de weyden in alle fekerhey t grafen, fonder dat'er yemant zy die haar be- ware. Maar in de groote wikiernilfen en woeftijnen die allerverft zijn af-ge- legen van den handel dermenfehen, zijn verfcheyde wan-fchapene en ge- vaarlijke kruypende Dieren, gelijk Beeren, Tijgeren, Leeuwen , en eenige an- dere gedachten van wreede beeften, die ook van roof leven , en dieaandefe Provincyen eygen zijn. Betreffende de Vogelen defes lands, daar zijn Kalkoenfche Hanen, Tintd- des-Hoenderen) Perdrijfen, Perroketten, wilde Duyven,Tortel-Duyven,Roof- Vogelen, Arenden, Ganfen, End- vogelen, Aigretten, witte Muflchen , Tornt- tMi, Faracoufiis, Flotiens, die wy in het volgende Lid fullen befchrij ven, en eene oneyndigheyt van andere die verwonderlijk zijn van vederen, en verfcbillende van diemen in d'andere deelen der werelt (iet. D'Apalacbitm hebben geene kenniiïe van de vifTchen der Zee, ter oorfake dat m - ■■■^ Van de Voor-e yl a nd en. 5n fyaltcverrenjngelegenvandeKudei maar fy vangen'er eene groote mc- mghte 111 de Rivieren en in de Poelen , die uytnemende voedfaam zijn, van ee- nen goeden (maak, en van eene gedaante Teer na over-een-komende met die van onfe Snoeken, van onfe Carpers, van onfe Baarfen,en van onfe Barbeden. Sy vangen ook Alen, Kreeften, Krabben, Caftoren , Bevers aan de kanten van de poelen en rhl-ftaande wateren , en fy gebruyken het vel van defelaatfte om wmter-mutien te maken en koftelijke pelteryen. II. Lid. Ftn dUtlerfeldfiamfie by fin der heden die gevonden borden in de Provinciën der Apahctjiten. TT Et grootfte deel van de voort- brengfelen der aarde waar van wy in Het A X voorgaande Lid gefproken hebben, zijn gemeen aan alle de Provincyen der^/^^rmaardeberonderhedendie wy gaanbefchrijvenin dit felviec vindmen met a sin eenige befondere Provincyen, hoewel fy bekent zijn onder alle d Inwoonderen van d'andere, ter oorfake van de groote gemeynfchap die ty te famen hebben, gelijk leden van eenen felven Staat, r De Provincye van Eemmnis vruchtbaar in een gedacht van wortelen feer uytnemende zijnde, die d'Oorfpronkelijke Oriaely noemen. Sy zijn ten mee- ften dee Ie een weynigh dikker als eene Note, en by-na van eene ronde gedaan- te. De huyt die haar bedekt is van een tamelijk fermillioen-root, en het wefen dat f y om- vat, is van een wit-graauw bedeelt van kleyne violette ereynen. Sv zijn gebonden d'eene aan ^andere, door fekere draden waar lanesfy haar voedfel trekken. Defe wortelen gebraden zijnde onder d'affche, of afkookt in hetwater, hebben eenen yerhevenen fmaak , en eene deught foo krachtieh om- de borftc te verfterken, datmen by ondervindinge heeft befpeurt dat fy de na- tuurlijke warmte herftellen aan die verfwakt zijnin dit deel, en dat fy bewaren en vermenigvuldigen de krachten en de goede gefteltheyt der gener. die in geiontheyt zijm J & D'ApaUéiten hebben, ook de kennine en het gebruyk van eenen anderen wortel, diemdefelveProvincyewaft, die eene befondere deueht heeft om de kdenvanvermoeytheyt tontlaftenenhaarte verfterken. Hybeftaatuyt ver- fcheydeqoaften, die van groote zijn als een Hoender-ey. Sy eten hem niet, maar tot balletjes gemaakt znnde, die hart worden gedrooght zijnde inde fchaduvve , en aan een geregen eveneens als de wortel van Irisf foo iebruyken ichen, en felffy wn, ven haar geheel lichaam daar mede wanneer fy baden, $12 Zëdelyke Historie inde verfekéringe die fy hebben dat hy hare leden gefwinder en hart- vochti- ger maakt. Sy zijn ook gewaar geworden dat hy lijnen Arornatifchen reuk gemeen maakt aan hare kleederen , en dathy verhindert eenigh gewormte in hare voeringen en pelteryen voort te teelen. Sy noemen defe wortel Kcy- meLI^'m hare taie, het welke foo veel te feggenis als Wortel van goeden reuke. Daar wad tuflchen de bosjes van de Provincye van Amana, eene Plante op de wij fe vaneenen Kaardon met breede bladeren, die beftêken zijn met ver- fcheyde doornen. D'Inwoonderen noemen haar Bjaïéitol^ , dat is te leg- gen de feer natte Plante. Sy fchietuyt haar hert eenen (tronk, die gewoon- lijk een-maal des jaars beladen is, met twee ofte drie Hoofden die verdik- ken gelijk die van d'Artifokken, die bekroont zijn met eene Violette bloeme van eenen aangenamen reuk, en die verdeelt is in verfcheyde kleyne , langwer- pige en (malle bladeren , gelijk die van de Gouds-bloeme. Defe bloeme ge- drooght zijnde, en de hoofden die fy bekroonde, wefende tot rijpheyt geko- men, zijn fy vervult met een dons uytmuntende facht, en dun gelijk zijde, van eenen blinkenden luyfter, en van de ver we eener gedrooghde Rofe. Men maakt'er mattelaflen af, en vult'er bedden en kuifens mede , die geweldigh ge- acht worden. Men houd feif datmen het foude konnen fpinnen even als de zij- de en het kottoen, en'er ftoffen af maken. Op de bergen van de Provincye van AchaUkA , die paalt aan de heerfchappye der Cofacbiteth is eene gevoelige Plante, die verwonderlijk is om hare gedaan- te, haren goeden reuke, en hare in-geftorte eygenfchap. Sy fchiet een dicht bosje uy t gelijk de Savye, waar van de bladeren zijn van een aankoment groen dat het gelicht verwonderlijk vermaakt, en uyt haar midden verheft fy eenen eenigen ftronk, die ook eene eenige bloeme draaght, die ruykt gelijk de dub- bele Violette. Defe bloeme ontflote zijnde is een4 weynigh breeder als d'al- lergrootfte Pioenyen, en van de gedaante eener groote Rofe. Hare bladeren zijn van purper- verwe, doorfaayt met kleyne geluwe puntjes ; maar in plaatfe dat de Rofen gemeenlijk in haar midde op den grond eenen kleynen knop heb- ben, te (amen-gefet van verfcheyde kleyne vergulde draden, fchiet defe bloe- me uyt haren böefem een kleyn klokje, geè'maillieert met foo vele verwen alf- men in den Regen-boogh befpeurt , waar uyt een kleyne vermilioene knop voort-komt na de gedaante van een hert , die geweldigh lekker om t'cten is, en waar op de kleyne Vogelen feer fly zijn. Maar het gene allerverwonder- lijkft is in defe fchóone bloeme, is dat fy haar altijd draayt na de zijde van de Son : dat fy haar toe-fluyt wanneer hy onder gaat, en weder ontluykt wanneer hy op rijit : dat fy niet magh geraakt worden van de hand aan hare bladeren, noch V AN DE VOÜR-F.YL A N D E N. $ï£ noch aan haar klokje, en befonderlijk aan haren knop , die haar kleyn hert is> of fy kruk haar om en verüenfl in een oogenblik, fonder immer hare frif- figheyt weder tehernemen, in- voegen dat ceneenigh licht aan-raken be- Q-uaam is om te doen verliefen niet alleenlijk de bevaïligheyt en den g!ants9 maar noch het leven van dit kleyne wonder der Natuure; ook hebben £ A- ■frdacbtten haar den naam gegeven van Amazuli, die beteykent levendige Bloe- me. b De Provincyen van Bemarin en van Merako zijn vruchtbaar in fèkere boomen die fy Labtfa noemen, en die geweldigh worden geacht onder alle d'Apalacbiten en (elf Dyharegebueren. Sy zijn van de groote der Lauwrieren, hare blade- ren zijn van een bleek groen, getant aan de kanten , fy dragen in de Lente kleyne bloemen van de feive verwe en gelijke gedaante als die van eenen Abri- kolen-boom, die droogen en af- vallen fonder gevolght te worden van eenige vrucht: maar in vergelding, de (tronk en de groote takken vandefe boomen, iweeteneenefoortevan Copal>ei dierbare gomme en van goeden reuke, van een bleek geluw,aan de welke men geven kan foodanige gedaante als men wil, ais (y verfch verfamelt is , en die inde Songeleght zijnde eneenigen tijd be- waart, in fulker voegen verhard , dat felf fy in het warm water niet verfmslt. Om defe vochtighey t in grooteren overvloed te hebben , d'Inwoonderen van die Provincyen, maken in de Lente in-fnijdingen in verfcheyde plaatfen van den ftam en van de takken defer boomen, en van drie tot drie dagen ©aan fy vergaderen de druppelen die fy'er aan vinden hangen, waar van fy maken bra- ieietten, hals-banden, oor-behangfelen, medaillien op de welke fy verfchevde gedaanten drukken, eer defe rijke ftoflfe waar van fy haar maken hard word. Alle defe keurhjkheden zijn ook in groote achting onder dit Volk, en hou- den er plaatfe van munte, om den handel t'onderhouden, gelijk wy het in (line plaatfe fullen feggen. '.. ., ■ Maar onder alle d'allerfchoonfte boomen die in defe ftreken wallen, ach- ten ly (eer byfonderlijk een gedacht van Cedren van feer foeten reuk die niet gevonden worden als in eene aangename valleye, die de Bewoonderen der Irovmcye van Matika noemen Berzyktmh dat wil feggen in hare tale de val- leye der Cedren. Dek boomen fchieren haren ftam geweldigh recht en °e- weldigh hoogh, eer fy haar uyt-fpreyden in takken • haar hout is fonder qiTaf ten, van Citroen-verwe, foo vak en foo glad datmen het polijkert en men" maakt er draay-werk en fchrijn-werk af, dat eenen uytmuntendén luyfler heek , en eenen foo foeten en lierFelijken geur , dat hy de kracht heeft om te en verjagen en te doen derven alle foorten van gewormte en van bedervin< te bereuk-werken alles waar hy in kan dringen. Rr De p^ Zedeltkë Historie DeProvlncvevanB^nw, cnde valleye daar wy terftont van gefproken liebben, zijn noch feer vermaart» om de feldlame Vogelen chc'er ge vonde worden, waar van d'aanmerkelijkfte zijn de Tonatjuli,d'\e aifoo wekiuydende finnen als de Nachtegaal. Sy zijn van de groote en van de gedaante eener Diïtel- vinke» maar fy hebben de buyk en de wieken van een vergalt geluw , de ruaoe van Hemels- blaauwe verwe die haar uyt-ipreyd tot aan den {taart. Het hooft is eevedert met eene doormengelinge van alle de verwen waar mede het overfchot van haar lichaam is bekleed, en de bek en de nagelen of klaauwen der voeten zijn van verwe als oud y voor. Defe Volkeren gelooven gelijk wy het terftont lullen feggen » dat defe Vogelen , die fy hadden gewijd aan de Son die fy aan- baden, ïijne Boden waren, en dat fy lijnen lof Tongen , ook de naam die fy haar gegeven hebben» beteykent onder haar Hemeifche Mufikant of Sanger. NadenTMrffürf^allerfeldfaamfte en allerverwonderlijkfte Vogel is die fy noemen ParacouJSis, dat is te feggen het Koninkje. Hy is van de groote die'er kleyne Perroketten, die d'Eylanderen Perrikes noemen : maar hy heeft geenen krommen bek, fijne vlucht is ook veel (lij ver , en van verder dracht. Sijn fang is ook geweldigh aangenaam, en verfchilt weynigh met die van den Tc- natzjiliy maar hy is uyt-fchaterender. Hy is gekamt met een plumafie daar uyt noch verheft eene kleyne flodderende veder , die is gelijk de top of de'knop- pe die fijne kroone uyt-eyndight. Sijneoogenzijn twee Robijnen gevat en befloten in een goude grond-voet, gee'maillieert met wit- Sijn hooit en fijn gantfche hals zijn verciert met een dons verrijkt met alle de fch< onfte en le- vendiglle verwen van de Natuure , die eene verwonderlijke verwifleling ma- ken. Hy heeft onder den hals eene kleyne fwarte koorde die hem op de borfte hangt, en hem eene verwonderlijke bevallioheyt geeft , gelijk o£»dit de hals- band van fijne order was. Sijn buyk en hqt buy tenft van iijne wieken is gefcha- keert met geluw en met inkarnaat. Sijn rugge en de (lag- pennen van fijne wie- ken en van fijn ftaart zijn van een guldig geluw»doormengelt met fwart en met couleur de feu , door eene feer aangename gelijkmatigheyt. Sijne beenenzijn van Oranje- verwe, en fijn bek en fijne klaauwen zijn bruyn, trekkende na den violette. De dracht en de lichaams-geitalte defes Vogels , die onder d'andere fijnen rang kan houden, betoonen dat hy eenigh gevoelen van glorie heelt, om dat hy hem fiet bekleed met foo vele levendige verwen, en foo rijkelijk op-ge- pronkt, en dat het met reden is dat d'Apalacbiten hem gegeven hebben de naam van Konink over alle d'andere. Het groot Lek van Theomhen het ander dat gelegen is in de Valleye van Ber- _/rf^ö»,hebben ook yerfchey de fchoone Vogelen,fo als daar zijn S wanen,*//"»- mam VAN DE VOOR-EYLANDEN, 5*1 mans die Wy befchreven hebben in de Natuurlijke Hiftorye van d'Eylanden de Voor- e/landen* en verfcheyde andere die van viich leven; maar die verdient byfonderlijk aangemerkt te worden, is die d'Oorfpionkelijke des Lands Flo~ tien noemen, riy is van de groote eener Aigrette, en van eene gedaante daar by naderende. Sijne wieken, zijn rugge, en de pennen van fijnen (hart zijn gefchakeert als by fchubben met graauw, met wit, en met fwart , en geboord met een kleynftrookje van root. Sijn hooft is bedekt met kleynefwarte en glinfterende pluymen, die hem gelijk een huifel maken, en lijn bek , fijn hals, en het gantfch overfchot van fijne vederen zijn volkome wit. Hy bereyd in de Lente fijn neft in het riet en tuflchen de biefen, even als de Water-hoenderen5 en hy overdekt het van boven met eene byfondere behendigheyt » niet laten- de als eene kleyne opening na de zijde van den Middagh,waar door hy in-^aat» Hy ftoffeert het van binnen met een fijn mofch, en met verfcheyde kleyne vederen die hy over-al vergadert , en nadat hy aldus fijn facht beddetje heeft verciert en toe-bereyd, leghthy'er fijne eyeren in, en broed'er fijne jongen iiyt. Onder de Cofachken, die gebueren en bondgenooten met d'ApaUchiten zijn, is een Dorp van Indianen die in de bergen woonen , daar een verwonderlijk hergh-hol is, in het welke de wateren hebben gevormt alle d'allerfchoonfte feldfaamheden, die d'allerbehendighfte zinlijkheyt foude konnen wenfchen tot haar'er verluftiging. Men aanmerkt byfonderlijk eene fekere plekke in dit bergh-hol , daar de wateren vallende op eenen harden fteen, en af- druppende druppel na druppel,van onderfcheydene groote,in een bekken dat fy'er nebben uyt-geholt,eene Mufijke maken foo volmaakt, dat er weynige gelijk- luydent- heyt is die hier voor te ftellen foude zijn. Men vind ook tuflchen de bergen van de Provincyen van Schama en van Me- ymo Rots-criftal, en eenigerobde en fchitterende fteenen , die genoegh tinte- lende van vuur zijn, om voor ware Robijnen door te gaan. Daar zijn ook mij- nen van koper, maar fy zijn niet ontdekt. Het gene defen waan beveftight , is datmen'er ontmoet verguit fand, dat door de water-ftortingen is voort gekro- den, en eenen verwonderlijken glants heeft , in- voegen datmen geloofde dit goud te wefen. Men heeft'er af aan de Goud-fmeden gegeven om'er de proe- ve af te nemen, maar het is by-na geheelijk in het vuur verteert, en het ge- ie is over-gefchote in de fmeld- kroes, madi niet door-gaan als voor feer fijn koper» Tot de befluytinge van alle de feldfaamheden en befonderheden die onder l'Apdachiten worden gevonden , foo moetmen niet vergeten de befchrijvinge tm de beroemde Valleye van Berftjkaon > dat is te fe^gen de Yalieye der Ce- Rr z dren. i*« Zedëlyke Historie dren, waar van wy aireede yets gefegt hebben, want dat is eene van d'alfcraan- genaamfteen aiierbequaamfte om bevolkt te worden, die gevonden worden niet alleenlijk inde Florides, maaringantfeh Amerika: het zy men aanmerke de vruchtbaarheyt van haar land, de heidere fpring- bronnen die haar bevoch- tigem d'uytmuntende boomen die haar bedekken; het zy men aehtin» neme op de jacht en op de Viflcherye, die'er heel voordeeligh konnen gecefïènt worden; of opdegemakkelijkheytomhaarte veriieiken met weyni^e on- koften, en haar onwinbaar te maken. Defe Valleye is gelegen in eene gematighde lucht tuflehen den vier-en-der- tighften en vijf-en-demghiten graad , aan defe zijde der Linie, in het midden der bergen van Apalates die haar van alle kanten omringen , en die haar niet la- ten als eene kleyne opening, die na fommige geweldig enge bochten, haar komt begeven in deProvincye vmMmkê, dewelke is , gelijk wy het«efeeht- hebben, ten deele op de felve bergen, ten deele in de vlakte. Sy is over- al be- dekt met fchoone boomen van Cafiine, waar van de Floridiawn haren aller wel- luftighften drank maken, gelijk wy het in fijne piaatfe Tullen feggen ; met Ey- ken die foeteekelen dragen; en byfonderlijkmetdat ilagh van dierbare Ce- dren, die wy in dit Lid hebben befchreven, en die'er in fuik een getal zijn, dat fy den naam aan de Valleye hebben gegeven, en op fuik eenen wel-wema- tighden af-ftant, datmen feggen foude fy daar met voornemen geplant te we- fen, in* voegen datinen by- na over- al te paarde magh rijden fonder eenige ver- hindering. Sy is ontrent negen mijlen lang, te nemen van het Noorden tot het Zuy- den op eene ongelijke breedte , door dien fy haar op fommige plaatfen uyt- fpreyd tot drie mijlen, en op het allerfmalfte ten minfte tot anderhalven. Sy word over- al bevochtight door verfcheyde kleyne vliedtjes van fp ringend wa- ter, die haar komen begeven van den af-hangdër bergen waar uyt fy haren oorfpronk nemen , in eene fchoone Riviere die begint aan de voet des al- lerhooghilen berghs aan de zijde van het Noorde , en na defe Valleye in hare langte doorilangt te hebben, komt haar eyndelijk verliefen in een groot Lek dat fy aan het Zuyde maakt, en dat ontrent twee mijlen in de rondte heeft. Het gene verwonderlijk is in dit Lek, is dat omringt zijnde van alle kanten met hoogeen ftijgerende bergen, behalve van d'eenige zijde daarde Riviere fïch daar in komt werpen, fijn bekken of boefem by-na altijd even vol fchijnt te wefen, niet tegenltaande dat de Riviere daar het uyt ontftaat dikvvils onma- telijk is op-gefwollen, en dat de water (tortingen die van de bergen rollen, haar met ongeftuymigheyt daar in werpen , wanneer het fneeuw verfmelt. Het gene doet gelooYen > dat in de wortelen van defe hooge bergen die het omcia- V A N DE Vo OR-F.YL ANDEN. $\j omcingelen en bepalen, af- gronden en holliglieden zijn foo diep en foo wijd,, dat fy Deqtiaam zijn tot het in-fwelgen van alle defe wateren om haren uyt~ tocht te gaan doen in cenigh ander gewed: van defe Nieuwe Werelt. De Riviere die dit Lek voort- brengt, haren loop doende, en ontmoetende in drie verfcheyde plaatfen, eenige kieyne verheventheden van aarde gewapent met rotfen , die haar vvederftaan , verdeelt haar in twee takken , en vereenight haar foo dikmalen in eene fel ve Canaal , makende door die middel in haren boefem drie kieyne Eylandekens uytnemende fchoon , die bedekt zijn met Cedren en andere dierbare boomen , even- eens als d' andere aarde. Sy is ook overvloedigh in Kreeften, en in verfcheyde foorten van goede viffchen. Het Lek voed'er ook eene oneyndigheyt, die in een Saifoen van het jaar klimmen tot aan denoorfpronk van de Riviere, dan weder dalen fy in den wijden fchoot waar uyt fy waren gekomen. Men vind ook op den oever van het Lek Otters en Caitoren die geweldigh geacht zijn. Men fiet ook aldaar, even als langs de Canaal van de Riviere, Vogelen die van ondericheyde vederen zijn , waar van het "rootfte deel by troepen vliegen, gelijk d'End- vogelen endewilde Gan- fen, die'er ook geweldigh gemeen worden gevonden. Men vind ook tuifchen de bergen,die dele Valleye befchermen gelijk eenen wal die ondoordringelijk is voor de menfehen, een flagh van wilde Gey ten, die inde Valleye af-dalen langs de fteylten en de klooven der fteenrotfen. D\d- yalachïten noemen haar Akouej/M. Haar hooft is geweldigh kleyn na gelijkma- tigheyt van het overfchot des lichaams. Haar hals is geweldigh recht en ver- heve. D'oogen groot en levendigh. Het hayr wit en geweldigh lang. Hare hoornen zijn geweldigh kleyn en gekromt onder het oor. Hare voeten zijn verdeelt in vier klaauwen, waar van'er drie voor zijn, en een achter is. Sy zijn fo licht veerdig in denloop,en fy klauteren op de bergen,en fpringen en hippe- len van rots-fteen op rots- ft een met fo groote fnelligheyt en fo gefwint, dat fy veel eer fchijnen te vliegen als te loopen. Defe Dieren hebben fuik eene groo- te natuurlijke warmte, dat over-al waar fy haar neder-leggen felf geduerende d'allergrootfte koutheden van den Winter , het ys en het fneeuw terftont ver- fmolten zijn. O k is het op dit beduytfel dat de Jagers haar leger kennen , en. dat fy gelesjentheyt vinden orn'er haar lagen te leggen. Haar vleefch is goed om t'eten, en haar vel wel bereyd zijnde wederftaat den regen , en heeft d'ey- genfehap van ioodanigh te verwarmen de genen die'er mede zijn bekleed , dat iy door het fneeuw fouden konnen gaan fonder daar af eenigh ongemak te lij- den. Alle die met koude finkingen gequelt zijn fouden geen fachter men op- per-vennogender hulp- middel konnen vinden om'er. van verloit te wor- den. Rr 3 Defe. 5ïÜ Zedelyke Historie Defe Valleye word niet alleenlijk befocht van de jagers der Provincye van Matika, die'er een Dorp hebben gefticht i maar felts van den Koning van Apa- Uch&i die'er alle jaren eenmaal olte tweemalen het vermaak ^an de jacht gaat nemen, om dat fy overvloedigh is in Harten , in Geyten , in Vofien , in Lam- preyen, in wilde Zwijnen, en in eene oneyndigheyt van andere viervoetige Beeften, wiens ontweydingen Teer bequaam zijn om rijkelijke en dierbare voeyeringen te maken. Voorts dcfe Valleye niet meer hebbende als eenen ee- nigen ingang die tot noch toe bekent is, gelijk wy het aireede gefeght hebben, dewelke ook foo fmal en eng is dat ter naauwer nood twee menfchen daar nef- fens elkander mogen door- gaan , kan fy gemakkelijk bewaart worden , tegens de geduerige in- vallen en ftroopingen der Barbaren. Wy verftaan ook dat d'A- palachiten de drie Eylandekens die'er zijn doen beweyden van Koeyen , van Schapen, en van Geyten, en dat fytuflchen de bergen en op de vlakten Ver- kens en Zeugen hebben gejaaght, die'er haar verwonderlijk Tullen vermenigh- vuldigen; in-voegen dat dit land haar fal zijn gelijk eenen vaften Burcht die nimmer fal kdnnen uyt-gehongert worden. III. Lid. Van het lichaam der ^palachiten, en van hare kleederen: D'Apalacbiten zijn ten meeflen deele van groote geftalte, van olijf- verwe,en wel gematight van lichaam ; fy worden alle redelijk wit geboren : maar fy veranderen de natuurlijke verwe van hare huyt door het geduerigh gebruyk van eene fatve die fy maké met Beere- vet,gemengt met het fap van een ktuyd, dat de kracht heek om de deelen des lichaams die'er dikwils mede befmeert worden te verharden tegen de kouwde en de hitte der Sonnen. Hun aller hayr is fwart en lang, en het is haar een wonder de vreemdelingen té fien wiens hayr blond en natuurlijk gekrultis. Sy hebben geenen baart, en indien'er haareenigehayren af waflchen, rukken fy haar geweldigh forghvuldigh uyt, en [y hebben een geheym om haar het weder-groeyen te verhinderen. De mannen en de vrouwen zijn naauwkeurigh om hun hayr fuyver en finlijk ge- vlochten t'onderhouden. De vrouwen maken hun hayr op de kruyn van het hooft op dewijfe van eenen krans , en de mannen houden het gemeenlijk gebonden en gewonden achter het oor : maar op de dagen van verheucrin&e, laten fy het flodderen op de fchouderen , het gene haar eene geweldige a0ede bevalligheyt geeft. De Bewoonderen van de drie Provincyen die tuflchen de bergen zijn, fnij- dzn af alle hun hayr dat aan de üinkfche zijde van haar hooft is, om foo veel te beter Van de Voor-e ylanden. jV^ Beterden boge te kunnen fpannen, en fy vlechten dat van d'andere zijde,in M kèr voegen dat fy gelijk eenen kam maken , die fich verheft boven het rechter oor. Sy hebben ook ten meeaendeelegeenighgebruykvan mutfen, noch van koudingen : maar fy dekken het overfchot haars lichaams met de vellen van de Beeren, of van de Tijgers, of van de Harten, of van de wilde Geyten, gewei- digh eygentlijk bereyd en genaayt op de wijfé van kafakken, die haar op de knyen hangen, en waar van de mouwen niet voorby den elleboge fchieten. Die van d'andere Provincyen, de welke gelegen zijnin de Vaileyedie k aan*, den voet der bergen van ApaUtes, gingen ten anderen tijde naakt van de navel af op waartsgeduerende de Somer : "en in de Winter droegen fy mantelen en* rokken van eenige vellen verrijkt met pelteryen. Maar huyden ten da^e foo de mannen als de vrouwen, hebben in alle Sayfoenen het lichaam eerlijk be- dekt. Geduerende de hitten hebben fy geweidigh lichte kleederen , die ge- maakt zijn van kottoen , of van wolle , of van een feker kruyd dat alfoo fterfc is als vlas. De vrouwen konnen alle defe ftoffen fpinnen, en daar van op dien- ftige gereedfchappen maken verfcheyde foorten van kleyne ftofren die fterk zijn, en aangenaam voor het gefichte. Maar in de Winter, die fomtijds ; De vrouwen van alle de Gouverneurs en Ampt-bedienaren zijn ook rijke- lijker on-getooyt als d' andere van mindere hoedanigheyt. Hare rokken klim- men op by trappen even als die van de mannen , en in plaatfe van Cafakken, dragen fy mantelen die haar dekken tot op de kuyte van het been , en die ope- ningen hebben om d'armen door te fteken. Sy zijn ook geboord aan d uyt- eynden of verciert met pelteryen na het fay foen. Wanneer fy haar moeten la- ten vinden in eeniaeby-een-komften van gaft-malen , dragen fy op haar nul- fel een dek-kleed van eenige lichte ftorfe. Sy befelu! deren hare wangen met fermillioen , en hechten aan hare ooren behangfelen van knftal , oi van eenige andere ftofte die glants heeft. Sy beladen ook haren hals met ketenen en hals-fnoeren van Koraal , van Amber- fteen , van Knftal , of van eenige andere granen die fchitteren: Want betreffende de Peerlen, de Dia- D a manten» Van de fo or-e yland en. $zr manten , d'Efmaragden , cndeRobijnen,.dieeenige Schrij veren hebben ge- ftelt onder de fchattcn van dit Volk , de gene die onder haar leven feggen dat daar in, (y haar rijker gemaakt hebben als fy inder daad niet zijn. IV. Lid. Van den Oor/pronk der Apalachiten? en van hare Tale. D'ApaUchiten houden haar een van d'alleröudfre Volkeren der Werelt te vvefen , en hoewel fy niet pochen , gelijk die van Arkadien , dat fy voorde Mane geboren zijn, en Tonder middel uyt d'aarde voort- gebracht; foo verheerlijken fy haar niettemin hier in dat fy het land het welke fy be-# woonen, hebben befeten door eene achter- een- volginge die niet door- broken? is geweeft. Maar door dien Cy geene andere Jaar-boeken hebben ais d'overle- vering die haar gekomen is van Vader tot Soon, federt eenen onbedenkelijken tijd , foo fouden fy niet beiliptelijk konnen feggen hoe lang een tijd fy op de- fen bodem zijn geweert, noch- van waar fy gekomen zijn. In-voegen dat het gene men voor allerfekerft uyt hare woorden op dit onderworpfel kan by- een vergaderen, is dat fy'er gekomen zijn van den Ondergang, en van dat gedeelte van AzJia , dat befeten word door de Tartaren, en dat van defe Nieuwe Werek niet is af-gefcheyde als door de engte diemen noemt van Anjan. D'allerverlichtfte in den oorfpronk der Bewoonderen van Amerika , en d'allerfnedighfte van d'Engelfchen van de Virginie en van de Florides die on- der haar woonen , beveiligen dit gevoelen rakende den waarachtigen oor- fpronk defer Volkeren , en onderiteunen het eerftelijk hier op dat d? Ame- rikanen de trekken en defwieren van het aangeficht, het hayr, de dracht des lichaams, en befonderlijk d'oogen geweldigh over-een- komende heb- ben met d'allerrouwlre onder de Tartaren die d'alleroofterlijkftedeelen van .Azaa be woonen , die ten opfichte van de Noordelijke Amerikanen foo als daar zijn onfe Apaiacmten Wettelijk zijn. Sy gronden ook haren waan hier opdat d' Amerikanen zijn in de plompe onwerentheyt der letteren enderkon- ften, in d'onredelijkhey t en d'ongewijde Afgoderye even als die Barbare Vol- keren van AzJa. Sy beveiligen eyndelijk haar oordeel , hier op dat de gene die aandachtelijk hebben aangemerkt de zeden , de tale, de burgerlijke beitiering, en den Gods-dienft van d'eeneen van d'andere, daar in hebben befpeurt eene foogroote over- een- kominge en fuike blijkelijke gelijkheden in verfcheyde aanmerkelijke dingen, dat fy niet alleenlijk voor waarfchijnlijk houden , maar voor leer-feker, dat defe twee Volkeren uyt eene en de felv'e bron-ader zijn gevioeyd. Maar wy laten gewilügh defe betwifting die teer genoeghis, en S f wy $n Zeoelyke Historie vvy genoegen ons in te vertoonen de meyningen van andere, op dit onder- worpfelgelijk Hiftorie-fchrijver, fonderhet te willen Hechten door een on- derfcheyde en bepaalt oordeel ; aangefien namentlijk dat leer-geleerde en feer- verft andige PerfonafienuytdeEngeircheNacyedieop de pïaatfen zijn, tegenwoordigh aan het werk bêfigh zijn om te verlichten fuik eene verwar- de ft ofte, en die aireede is gehandelt ge weeft van foo vele geleerde pennen. Wat nu hare tale belangt; alle defe Provincyen die den Paraeoupn of den Koning van Apalacha voor haren Opperften erkennen, verftaan de tale van de Provincye van Bemarin, en van de Stad van Melilot, daar hy fijnen Hove houd, maar fy hebben yeder eenebyfondere reden-kavelinge, die te wege brengt dat de tale der eene in eenigh ding verfchilt met die van d'andere. De Pro- vincyen van Amana en van Matik±i, daar noch verfcheyde Huys- gefmnen van de Caraibanen gebonden worden, hebben ook tot op tegenwoordigh behouden vele woorden van d'oude uytfpraak die'er volkeren , dewelke rechtveerdigen het gene wy hebben geftelt voor feker, te weten , dat hebbende eenen felven naam, en vele wijfen van feggen die haar gemeen zijn met de Bewoonderen der Voor- ey landen, fy ook eenen felven oorfpronk hebben5gelijk wy het hebben vertoont in het voorgaande Hooft-ftuk. DeHooft-mannenenaile de perfonen van aanfien "dienen haar met eene tale die meer op-gepronkt en meer gebloemt is als die van het gemeen Volk. Hare uyt-drukkingen zijn beftipt, en hare ruft- klanken tamelijk kort. Sy heb- ben deftige woorden die heel bequaam zijn om hare gedachten te beteykenem Sy zijn ook geweldigh rijk in geiijkenirTen die feer levendigh zijn , waar mede fy hare gefprekken door-faayen. En de Vremdelingen die onder haar zijn en die hare tale verftaan , geven haar dit getuygenis, dat fy hebben noch d 'on- vruchtbaarheyt en de dorheyt van eenige volkeren van Amerika vnoch den overvloed of;d3overtolligheyt vaneenige andere: maar eene finlijkheyt fon- der gemaaktheyt, die bezielt is met een feker vuur, en eene juyftigheyt, die ha- re tale verwonderlijk verciert en verdeftight. Wy fouden hier tot flot van dit Lid by gevoeght hebben , een kleyn proefje van defe tale, om de keurlijke te genoegen ; maar boven dat d'uytfprake der Oorfpronkelijke haar geeft alle de foetigheyt en de bevalligheyt die ons fchrift en onfe letter- {peiling in haar niet konnen bewaren : foo arbeyd tegenwoor- digh een van de Heeren de Beftierders der Bevolkinge yandePalme om te doen (ien, gelijk wy het hebben verftaan , door d'over- een- brenging van dek tale met die van de Tartaren, dat fy uyt eene felve bron-ader zijn gefproten,en wy fullen defe take geheel aan haar over laten. V. Lid, Van de Voor-e ylanden. 3^3 . V. L i d. Van de Steden en Dorpen der Jpatachiten, erivctn hare Huyfen. HEt gene d' Apalachiten Steden noemen zijn fekere Dorpen wat meer be- volkt als d'andere, die befloten en omringt zijn van buyten met groote fcherpe palen, diep in d'aarde gepoot, in plaatfe van mueren ; of die omringt zijn met ftékelige hagen, gebreydelt en door- vlochten met gevveldigh fcherpe doornen, die gemeenlijk meer als vier voeten dik zijn, en geplant aan den voet van eene aarde borft- wering, die af- helt na binnen van de plaatfe. Daar zijn gewoonlijk in yedere Stad niet anders als poorten diegeweldigh fmal zijn, en die gefloten worden met ftukken houts, diemen laat aï-fakken van een kleyne wal dewelke aan weder-kanten is, en gebied op de toegangen. Daar zijn fel- den meer als twee Steden in ydere Provincye , hebbende elke hare befondere Gou verneuren, die gebieden over de Hooft- mannen der na-buerige Dorpen die onder haar behooren. Daar is geene groote onderfcheyding tufTchen de huyfen der Steden en die van de Dorpen: want fy zijn alle gebouwt met eene verwonderlijke eenvou- dighey t» van ftukken hout in d'aarde gepoot en gevoeght d'eene tegen d'ande- re : of fy zijn gemaakt van rijfen die noch glad noch hompeligh zijn, waar van de fchorfe alleenlijk is af-gelicht, op dat'er de wormen foo haaftigh niet in fou- den komen. Sy zijn alle van eene langwerpigh- ronde gedaante, in fulker voe- gen, dat d'uyt-eynden ftaan gekeert tegen het Noorden en tegen den Mid- dagh, op dat de winden die gewoonlijk uyt het Noorden blafen , minder vat mochten hebben. Het is ook om haar tegen de winden te befchutten , dat fy haar laagh maken, endatfy de gevelen ftellen na het Ooften en na het We- ften,van waar de winden komen die in haar land minil ongeftuymigh zijn. De daken zijn ten meeften deele van rieten , of van biefen , aan kleyne handelt- jes gebonden , en d'eene wel dicht aan d'andere vaft gehecht. D'alleraanmer- kelijkfte zijn overkorft van boven met een feker Maftik , dat den regen we- derftaat, en bewaart de daken in haar geheel verfchryde jaren. De vloer van alle de huyfen is van kalk van fchelpen gemaakt, diemen van het groote Lek brengt, gemengtmeteen feker guldighfand dat fy uyt de nabuerige bergen h.ilen, en dateenen glants geeft "als het nieuwlijk is gedaan gelijk of het met- gouic looveren was bezaayt. De lengte der huyfen is dikwils tot tachtigh voeten , en fomtijds meer , op eene breedte van vier-en-twintiah, of daar ontrent. . Sy zijn gewoonlijk ver- Sf deelt 324 Zedelyke Historie deelt in verfcheyde kleyne kamertjes die tamelijk donker zijn, tot dewel- ke men in-gaat door eene redelijk fmalle gang ,' die haar verdeelt op eene wijfe van tapiflerye gemaakt vanfchorfen van boomen, of van palm-blade- ren die door den anderen zijn gevlochten, en beverwt met verfcheyde verwen. Dekameren van de Gouverneurs en de Voornaamfte des Lands zijn rondom behangen met vellen van herten of van wilde Geyten, met verfcheyde gedaan- ten belchildert, of met Vederen van Vogelen geweldigh fnedighhjk aan een geregen, op de wijfe van borduerfel. Hare bedden zijn noch gefloten noch behangen met gordijnen. Twee of- te drie planken ohderfteiint op paaltjes in d' aarde gepoot , en wat meer als een voet verheven, zijn d'onderfchoring, waar op die van het gemeen takken fpreyden vervult met Varen-kruyd, en omtrokken met beere- vellen, die nim- mer ongediert vergaderen. Sy houden dat die bedden van Varen-kruyd te ftel- len zijn boven d'allerbeftc vederen, ter oorfake datdkkruyd behalve dat het tamelijk facht is , d'eygenfchap heeft om het lichaam van vermoeytheyt te verlofTen , en hare krachten te herftellen, wanneer fy zijn uytgeput door de jacht, door den arbeyd der tuynen, en door alle d'andere moeyelijke oeftenin- gen haar'er wijfe van leven. Deperfoonen vanaanfien flapen op MatelaiTen , en op bedden gevult met een feker dons dat groeyt op eene Plante die wy hier boven hebben befchre- ven, en die alfoo facht en alfoo mol is als zijde. Sy dekken ook hare bedden geduerende de hitten met vellen van wilde Geyten , of van andere beeften die lacht zijn en volkomentlijk wel gefchoren, op de welke fy konnen fchilderen bloemen , fruytafien. en duyfend fnakeryen die fy verheffen met foo veel levendige verwen dat van verre men haar foude aan Ilen voor tapijten met verheve beeld- werk. Sy zijn daar- en-boven foo finlijk genaayt , dat hoewel fy gemaakt zijn van verfcheyde vellen, men ter naamver nood de voeehfelen kan onderkennen. Maar de Gouverneurs en de Hoofden der aanfienlijke Huys-gefinnen hebben des Winters bedde- dekens die gemaakt zijn van vel- len van Maartens, of van Kaftoren , of van wilde Katten , of van witte Vof- fchen die foo wel bereyd en bereuk werkt zijn met foodanigh eene konfte dat'ergeene vuyligheyt uyt ontftaat, in-voegen dat fonder veel beladen te wefen, fy geheelijk zijn voorfien tegen de koude. Sy hebben noch kiften, noch koffers , noch fchilderyen , noch eenige andere finlijkhedcn of kofte- Iijke huys-raden tot hetcieraad van harekameren. Hare bedden, en eenige ledere kufTens gevult met Varen-kruyd , of van die fachte plante daar wy van gefproken hebben, houden haar plaatfe van ftoelenen van banken; en een tapijt Yan leder op d'aarde gefpreyt, op het welke fy haar in het ronde fchikken Van DE V O O R-E Y L A N D E N. 3*5 fchikken wanneer fy willen eten, dient haar tot tafel, tot tafel- kleed, en tot wifch- doeken. Het vaat- werk dat fy in hare Huys-houdinge gebruyken is van aarde, of van vruchten van boomen die eene draadachtige fchorfe hebben , dewel- ke fy geweldigh aangenaam weten te befchilderen ; of van het hout des kofte- lijken Ceders die wy befchreven hebben, het welke fijnen goeden reuk ge^ meen maakt aan de fpijfen, en aan de vochtigheden diemen'er in fchenkt. D'Erweten , de Boonen en d'andere Moes-kruyden zijn de gewoonlijke op- duTchen van hare tafelen, en het gebeurt feldedat fy twee fbortcn van fpij- fen op eene maaltijd hebben. Al eer d'uytheemfche Nacyen tq£ haar door- gedrongen waren, fooaten fy geen vleefch, en hoewel fy ter jacht gingen dat was niet als om haar land te fuyveren van verwoede beeiten > of om d'ontweydingen te hebben, en daar van pelteryen te maken, waar van fy al- tijd groote Lief-hebberen zijn geweeft. Daar zijner felf noch verfcheyde onder' haar, gelijk d'Iaoiias of Offeraars der Sonne die felfs geenen vifch eten, noch eenigh ding dat leven heeft gehad. Hoeweide Wijngaart natuurlijk in haar land groeyt, foo maken fy geenen wijn , maar het fuy ver water is haren gewoonlijkften drank. Het is waar dat in hare maaltijden fy een flagh van geweldigh lieffelijk bier gebruyken dat van Mats is gemaakt. Sy hebben ook de wetenfehap om de Mede volkoment- Iijk goed te maken, dewelke fy bewaren in groote aarde vaten» Den over- vloed van honigh die fy uy t de rotfen, en de holen der boomen halen, bied haar aan het middel om defen welluftigen drank te maken, die licht voor Spaan- fche wijn mach door- gaan, dan namentlijk als hy eenen langen tijd is be- waart geweeft. Verfcheyde wortelen die in hare landeryen waffchen zijn haar in plaatfe van brood. Sy maken het ook met Mdis, dat de vrouwen tot meel maken, rollende eenen ronden fteenopeenen platten met eenen grootenarbeyd en eene lang- duerigheyt die de geduldighey t van alle andere foorten van perfoonen foude vermoeyen. Die vleefch en vifch gebruyken doen haar braden by een flap vuur» want fy weten het middel niet- om het een noch het ander te koken. VI. Lid. Van het natuurlijk der Apalachiten en van hare zeden. D'Apalachhen hebben eene fekere natuurlijke eenvoudigheyt die in ver- fcheyde gelegentheden blijkt, in de welke fy verhaalt ftaan om dat fy niet konnen begrijpen d'oorfake die het onderworpfeï van hare verwondering Sf $ maakt.. ZenELYKE Historie maakt. Even als andere Barbarifche Volkeren die het gebruyk van fchnjwn niet hebben, foo (laan fy geweldigh verftomt wanneer fy hen fchrijven, en dat fy aanmerken dat door de bneven men fijne gedachten aan d afwefige laat we- ten. Sv verwonderen ook de boeken, de vuur-roers , de degens, de flaande uur- werken, de Trompetten , de Zand-loopers , de Spiegels , de Land-kaar- tenJeHemelfcheenAardfcheGloben, en alle de hnl.jkheden van Goud- fmederye, ofvan glas diemen in Europa maakt. Sv hebW eene fekere Sterre-konfte na hare w.jfe , door de welke fy weten de veranderingen der tijden, en de ftormen eer fy gebeuren : maar fy konnen haar niet over-reden dat de Zeeën de Aarde maar eene eemge Olobe te fa- men uyt-maken, die vaft is en hangende in het .nulde vande lucht, die haar van alle zijden omringt. Want fy gelooven dat d aarde plat is van onder, en dat fy ruft opeenen onbeweeghlijken grond-voet die haar onbekent is : da de HenLleen vaft en door-fch.jnend wefenis, endathy f.ch met beweeght ; maar dat de Son, de Mane, en de Starren bezielt z.jnde , geduerigh en fonder vermoeyenifle gaan wandelen op die fchoone azuere gewelven, van waar ly de werelt verlichten. , , a, Sv ino-en geene lange baarden fien als met eene uy tmuntende verbaaft heyt, en eene van hare allergrootfte verwonderingen is,dat de mannen aan hare kin- nen dien onnutten laft konnen velen , de welke fy gelooven met wel-voeghhjk te zijn als aan de Geyten en aan de Bokken. Sy verwonderden haar ook m het be.infel dat eenige Engelfchen die een fwak gef.cht hadden het te hulpe qua- me.a met killen ? wantonder haar hebben de mannen gemeenlijk meer als hondert en twintigh jaren eer men kan befpeuren dat haar gef.cht vermindert zy. Degrooteforgediefy dragen om den rook te vermijden , en alles wat dWenta ouetfen, is geweDldigh behu pfaam aan de fterke geftelten.ne die fy byfonderhjk in del van hare vijf honen hebben. Want fy naderen nimmer ly het vuur het zy in hare keukens : maar om hare kameren gedueren- de de winter te verwarmen, foo dienen fyhaar met eene (botte van ftoven dievangebakke aarde zijn gemaakt, en eene foete en gematighde warmte geven in hare gantfche woonplaatle, fonder dat fy het vuur üen, dat van buytenis aan-^ebiafen. r . , .... Sy draeeri tothet vuur niet-te-min eene byfondere eerbied.gheyt , gehjk zijndedelevendigebeelteniffe vande Son die fyaanbidden, want mdien fy eenige Uytheemiche in hare Keukenen geleyden , of by hare ovens daar het vuu r brand, fo konnen fy niet verdragen datmenenn fpouwt, ot eenige onrey- ni-hey t in werpt , om dat fy gelooven dat de belediging diemen aan het beeld do-i weder- kaatft tot op het oorfpronkeiijk, en dat dit eene onverdraaglijke VAN DE Vo OR-E YL AND EN. 327 ondankbaarheyt is, foo weynige eerbiedigheyt te dragen tot eene Hooft-ftofïe die foo velenuttigheden aan- brengt. Sy houden geheugenilTe van de brave daden haar'er Voor-ouderen, en fy fingen by alle gelegentheden de groote en gedenkwaardige wapen-tochten van hare Koningen en allerdoqrluchtighfte Hooft mannen. Sy houden byfon- derlijk ee.nige plechtige gednchtenhfe van eenen haar'er Koningen die fy Majdo noemen, die na haarfeggen de fcheyd-palen van haren ftaat heeft geftelt, die de Wilden op foodanigh eene wij fe verfloegh dat by fijnen tijde fyflechts niet dorden naderen tot aan de grenfen , en die hare Dorpen dede omcinge- len met palen en doorn hagen , op dat fy te beter tegens hare vyanden fouden konnenbefchermt worden. Sy vieren ook eenen van hare jaoüas , die noch ouder is als dien Koning Maj>do, en fy hebben verfcheyde liederen tot fijner ee- re. Sy feggen dat dele Jaoiias die (y Karakg'irj> noemen, haar onderwees in dendienft vandeSon, in de wijfe van d'aarde te bouwen, en hare Tenten te timmeren, het gene haar verplicht om hem in eene byfondere hoogh-ach- ting te hebben. Sy dragen ook forge om voor haar te verwerven de dingen die volkoment- lijk noodfakelijk zijn rot haar voedfel, tot hare kleederen , en om haar te be- dekken tegens d'ongevallen van den tijd : en fy quellen haar niet veel om voor- raat re hebben voor verfcheyde jaren, noch orn welluften om rijkdommen te befïtten, en fy lacchen met de bekommeringen en de noeftigheden waar in fy gemeenlijk de vreemdelingen fien om defe dingen te verkrijgen, of om haar te doen aan-waflen. Sy zijn ten meeflen-deele van eene feer minnelijke in-borfl : en om dat ver- re van de Zee zijnde, fy van d'üytheemfche geenige ongenuchten hebben ont- fangen, foo weten fy niet hoe fy haar genoegh fullen troetelen, wanneer fy haar gaan befoeken , ende en worden niet moede in haar alle foorten van vriendfchaptebetuygen. Die van een felf Huyf-gefin zijn onderhouden fuik eene volmaakte eenigheyt onder elkander, datmen onder haar huyfen fïet waar in een oude fijne kinderen heeft en fijne kinds kinderen tot in het derde en fom- tijds in het vierde lid, die in eene felve gebuerfchap woonen , tot het getal van hondert perfoonen, en fomtijds meer. Om dat fy niet hebben de kennifie van de welluften en van de lekker- nyen die de geeften konnen verwijven , foo fchijnen fy tamelijk fober in gewoonlijk eten en drinken ; maar ten tijde van hare algemeene verheugin- gen foo geven fy haar over tot verfcheyde overtolligheden , die genoegb betuygen dat hare matigheyt en hare getempertheyt niet is in> geftelt als van de noodfakelijkheyt , en de fwarigheyt die fy fouden hebben om voor haar te 3 2,8 Zedelyke Historie te verwervende lekkernyen die in gebruyk zijn by de vremdelingen. Sy zijn buyghfaam en ontfankelijk voor d'onderwijfing, en allede loffelijke tuchten, het gene blijkt uyt dat'er verfcheyde onder haar zijn die tegenwoor- digh konnen iefen en fchrijven, en verfcheyde konften die noodigh zijn tot d'onderhoudinge van den borgerlijken band. Maar fy hebbei>dit quaads, dat fy aan hare gevoelens gevveldigh blijven hangen, vaardigh in haar te ver- grammen > overgegeven tot de wrake wanneer- fy gelooven belédiohttezijn geweeft. Sy koefteren ook onder haarvyandfchappen van huyfgednnen re- gens-huyfgeiinnen > die fomtijdsuyt-barften in twiftenen oneenigheden die de Hooft- mannen naauwelijkx konnen ter neder leggen. En fy geven lichte- lijk "eloof aan hare droomen, want fy hebben onder haar oude mymerende wijven die een openbaar werk maken van haar uyt te leggen , en vervolgens te voorfeggen de dingen die toekomende zijn. VIL L i d. Van de ve^oonlijke Befigheden der Apdlachiten. D'Apalachiten hebben altijd een fchrik gehad van de lédigheyt gelijk zijnde' de roeft des geeftes, de verlogging des lichaams,cn de pefte van hare Re- publijke ; en in plaatfe dat het grootfle gedeelte der Volkeren van het Noor- derlijky4;#mi^/diewoonenlangsdekuftevandeZee, foo traagh zijn, dat fy fomtijds geduerende de Winter worden overvallen met groote fchaarsheytj om dat fy d'aarde in het recht faifoen niet hebben bezaay t , of in hare gaft-ma- len en ongebondentheden de vruchten van den laatften oegft hebben ver- teert j foo begeven fy haar foodanigh tot den land-bouw» dat d'inkomfte van hare akkers, over-een- komende met hare forgen, en zijnde uyt-gedeelt met voorfichtigheyt en matigheyt , voldoet om haar t'onderhouden in al- len overvloed , en felf om te hulpe te komen den nood van de Bewoonderen der bergen. Na den zaay- en oegft- tijd begeven de mannen haar op de jachte, tot de vif- fcherye, om de vrucht- boomen te planten, de plaatfen die tot hare tuynen ge- fchikt zijn om te fpitten, hare huyfen te timmeren , de breflehen van hare lie- den te herftellen, hare pijlen te bereyden, hare bogen te polijften, hare kleede- ren, hare fchoenen , en hare leerfen tenaayen, foo dat het felden gebeurt of men vind haar doende. Sy konnen ook bereyden de vellen van Harten , van wilde Geyten, en van andere beeften, foo onVer tapijten en bedde- dekens, als kleederen af te maken die geduerfaam zijn. Sy maken ook aarde potten, of fy rijgen vederen van Vogelen bm'er tapiiïeryen at te maken, offy vlechten manden, Van de Voor-eyl andên. 3>? :•'" manden,korven, en andere kleyne werken met eene verwonderlijke behendig- heyt. De vrouwen van hare zijde ïu de forgen van hare huys-houdingen, en van het gene de keuke betreft, begeven haar onophoudelijk tot het fpinnen van Cottoen, van wolle, en van een feker kruyd dat facht is en fterk genoegh om'er webbens af te maken , en verfcheyde geringe ftoffen waar mede fy haar dek- ken. Sy zijn tochtelijk verheft op de Mufijke, en alle d'inftrumenten dieeenige gelijkluydentheyt geven, en ter naauwer nood is'er een onder haar die niet kan {pelen op de fluyte , en op een flagh van klaroen, die van onderfcheyde groote zijnde,een tamelijk goed akkoord maken, en geven een feer facht-klinkend ge- luyt. Syzijnookuytermateverllingertop den dans, hippelende en duyfend poftueren makende, door de welke fy gelooven haar felve t 'ontlaften van ha- re cjuade vochtigheden, en dat fy verkrijgen eene groote gefwintheyt van li- chaam, en eene verwonderlijke rappighey t in den loop. Sy vierden ten anderen tijde plechtige danfen op het eynde van yederen oegft ; maar tegenwoordigh hebben fy geenen geftelden tijd tot defe verlufligingen, die hangen aan den driften de finlij kheyt van de Hoofden der Huys-gefinnen,die haar beftemme» na haar goed-dunken. Hare ftemme is natuurlijk goed, facht, buyghfaam , en liefelijk. Het gene oorfaak is dat vele onder haar fich beneerftigen om den zang en het getilp der Vogelen na te apen, waar in fy ten meeften deele foo wel (lagen, dat gelijk an- dere Orfeén fy uyt de bofichen na haar trekken defe Vogelen , die haar'es gelijken gelooven te hooren. Sy verfachten ook door den fang den kleynen ar- beyd waar toe fy haar begeven, evenwel meer tot tijd- verdrijf en om de lédicr- hey t te vermijden, als om de winfte die fy'er af verhopen. Sedert veertigh jaren of daar ontrent, dat fy de befondere kennïfe van de Vreemdelingen hebben gehad, hebben fy haar geweldigh volmaakt in d'ambachten waar van fy aireede eenige lichte kenniflen hadden, van waar komt dat tegenwoordigh fy eenweynigh vafterenfmlijker bouwen als voor defe. Sy hebben ook van haar geleert de wijfeom de pelteryen wel te herey- den, de maniere om haartenaayen en'er kleederen af te maken. Sy begin- nen ook verfcheyde kleyne werken van fchrijnwerken van draayerye te ma- ken, en felf wat natuurlijker te fchilderen als fy ten anderen tijde niet de- den* Tt VUL Lip, 3P Zedelyke Historie VIII. Lid. Van de B ergerlijke beftiering der ^Apalachiten , en van hare Oorlogen. D'Apalachken waren ten anderen tijde omfwervende door de woeftijnen, en na datfy hadden verteert de vruchten der Boamendicineencjuartier waren, foo begaven fy haar weder na een ander, in-voegen dat altijd dwalende zijnde op de aarde, fy een feer droevigh leven leydden , en dat bloot ftont voor dongevallen van de lucht en d'ongetempertheden der Saifoenen , boven alles van den Winter die gefireng genoegh is tuflehen de bergen.. Maar na dat fy feg^en is het ontrent vijf ofte les gedachten of voort-teelingen geleden,dat een van hare Koningen diefy Majrdo noemen, haar overtuyghde om haar ftiile te houden in het land dat fy tegenwoordigh befitten, en gaf haar de Burgerlij- ke beftiering, die fy moeften bewaren, op dat haar ftaat verfekerder was, en fy niet meer drijvende waren van plaatfe totplaatfe, gelijk het grootfte gedeelte yzn hare gebueren. Sedert dien tijd, zijn fy wel vereenight te famen gebleven, onder het geley- de van een Hooft en eerfte Hooft-man , die fijne woonplaatfe houd 'mMelilot9 de Hooft-ftad van haren ftaat. In yedere Stad is'er eeaGouverneur, en andere Ampt-bedienaren die door hem geftelt worden, en verandert na- fijnen wille;» gelijk hy dat bevind te paffe te komen. De Dorpen hebben ook Hooft- man- nen en Hoofden des Huys-gefins, waar onder fyftaan. De bevordering van haar Recht is geweldigh kort , omdat fy geene van die gebruyken waar nemen diemen elders onderhoud. De Hooft-mannen en hare Ampt-bedienaren geven het Recht aan de ge- ne die van hare Compagnie zijn rakende de kleyne gefchiiien , die tuflehen d'eeneend'andereHuys-gefmnen opkomen. Maar belangende in faken van groot gewicht dan nemen fyeenen toevlucht tot de Gouverneurs die haar af- handelen fonder weder-roeping. En wanneer het gebeurd dat de Gouver- neurs felf onder elkander twift hebben, foo neemt'er de Paracoujsu met fijnen Raad kennifle af. Sy hebben altijd ftrengelijk geftraft d'Overfpelige , de Man-llachtige, de Brand-ftichteren, en de Verraders tegens den Staat. Maar fy en geven aan de Dieven geene andere ftrafïen,als de fchande die fy haar aan- doen in alle de gefelfchappen , en de forge die fy dragen om niet te verkeeren niet die foodanige zijn. Sy doen den meeftendeele van hare koopmanfehappen door verwiffeling, en in plaatfe van goude of filvere munte, foo gebruyken fy gelijk doen het grootfte VAN DE Vo GR-EYL ANBEN. 531 grootfte gedeelte van hare gebueren, fekere kleyne langwerpige granen > waar yan deene wit en d'andere (wart zijn , die fy van andere Indianen verwerven, die hare Dorpen hebben dicht aan den oever van de Zee ; en die fy felf ma- ken, van de punten van fekere gehoornten die fy koftelijk fchatten , en na dat fy haar door-boord hebben, maken fy'er keten-fnoeren af. Defe foorte van munte, heeft ook eenen vryen gang , niet alleenlijk onder d'Oorfpronkelijke Indianen van het gantfeh Noorderlijk Amerika , maar (dï onder d'Engel- fchen, en de Hollanderen van Nieuw Engeland , en de Nieuwe Nederlanden. Sy handelen ook met granen van krifcai , endie foorte van Amber waar van wy hier boven hebben gefproken : of met groene of roode fleenen, die fy kon- nen polijften op flijp-fteenen , en haar verfcheyde gedaanten geven. Eer dat fy de kenniffe der Uytheemfchen hadden, waren d'ellen , de ge'wichten , noch de maten by haar niet in gebruyk; maar tegenwoordigh erkennen fy dat dit noodfakelijk is, om den handel gemakkelijker te maken, en de bedriegeryen te vermijden. De onroerlijke goederen zijn gemeen onder dit Volk, en uytgefondert hare huyfen en de kleyne tuynen die er aan gelegen zijn , hebben fy niets in eygen- dom. Sy bouwen hare akkeren in het gemeen , en deelen'er onder haar de vruchten af. Jn den zaay-tijd hebben de Gouverneurs , de Hooft- mannen , en alle d'andere Arupt- bedienaren het by-wefen van den arbeyd. En in dien tijd, alle de unans-psribonen die oud genoegh zijn om d'aarde te bouwen , gaan des morgens heel vroegh haar begeven by hare Hoofden,die haar tot aan het werk geieyden, alwaar fy 'blijven tot aan dm avond , dat fy in hare Steden en in hare Dorpen weder- keeren, om hare rufte te nemen. die met Sy beg, noodf begeven haar tot den arbeyd» niet alleenlijk met de werk- tuy gen akelijk zijn om d'aarde t'ontblooten en haar te bouwen ; maar ook hare bogen en hare pijlen , op dat wanneer fy mochten overvallen worden van hare vyanden , gelijk het haar dikwils gebeurt, fy haar konnen fteilen tot verweering. Terwijl fy werken, dragen de Hoofden forge om haar te verver- fchen met eenigen goeden drank, en eenigefpijfen die beter zijn ds die fy ge- woonlijk gebruyken. Sy leggen alle den inkomt* van hare Oegften in alge-, meene koren-fchueren, die zijnin het midden van yedere Stad, of yeder Dorp; en in de volle Mane, en op alle de vernieuwingen der felve,dc genen die geftelt zijn om er d'uytdeyling af te doen, geven aan elk Huys gefin foo veel als noo- digh is tot des felfs voedfel, achting nemende op het getal kleyner of grooter der perfoonen, waar uyt het beftaat. Sy genieten onder haar federt eenen langen tijd eene gerufte vrede: maar van buy te, hebben fy tot onverfoenlijke vyanden de Bewoonderen der Pro- Tt 2, vmcy< '^i Zedelyke Historie vincye van Tagoueftat die eenige noemen Carlïtes^ en d'Etymins , cfie zijn fekere Volkeren foo wild en foo wreed als mogelijk is, die geene vaft- blijvende woonplaatfe hebben, en die defe geweiten door-loopen met eene ongelooflij- ke raddigheyt, groote bederffeniifen en fchade doende over- al waar fy geenert tegen-ftand vinden. En dit is het dat d' Ap al achtten verplicht om altijd op hare hoede te blijven, en altijd fchild-wachten te houden op d'aankomften van hare Steden, om d'invalien van d'eene en van d' andere voor te komen. Hare wapenen zijn de boge en de pijlen, de knodfe, de flinger , en een fiagh Tan groote Javelijne die fy uy t- werpen met de hand by gebrek van hare fchich- ten.^Sy oebruyken ook fekere fchilden op eene langwerpige ronde gedaante gemaakt°en van biefen gevlochte en bepekt, en bedekt met een leder ico flerk dat het ondoordringelijk is voor de pijlen van hare vyanden. Hn door dien dat de genen die woonen iri de botenen en op de bergen, tegenwoordigh niet leven als van de jacht, de geduerige oerTening heeft haar foo behendigh ge- maakt om met den boge te fchieten, dat de ParacouJSis dieJer altijd eene Com- pagnye in fijn gevolgh heeft, geen grooter vermaak geniet , als in haar te fien fchieten na het wit om den prijs wegh te dragen,die hy geeft aan den genen die het bereykt heeft in minder fcheuten, of die ter neder heeft gevelt eene kroone gehangen aan het hooghfte van eenen boom. Sy vechten niet om hare grenfen uy t te fetten , want fy achten haar foo wel bedeelt in land, die fy niets wenfehen boven het gene fy befitten : maar wan- neer hare vyanden haar willen ontnemen het minite gedeelte des lands dat fy beflaanfedert eenen onbedenkelijken tijd, foo vechten fy dapperlijk om hare overweldigers te rugge te drijven. Als hare troepen voort- gaan, treed niet een van haar ter zi>den uyt op ftraffe van met pijlen door-fchote te worden : fy bewaren ook een diep ftil-fwijgen i wantfy geleydenhare vrouwen niet met baar gelijk d'Elamim, maar als fy hare vyanden hebben onderkent, vervolgen fy haar, en doen hare aanvallen met groot gefchreeuw en gek rijfcru Wanneer fy d'overwinning hebben bekomen gebruyken fy geenige onmen- fchelijkheyt op de lichamen van die in het gevecht zijn gefneuvclt: maar fy dooden al wat manlijk is en die hare oorloghs- gevangenen zijn geworden ; en na dat fy hun het hayr hebben af-gefneden, dragen fy haar in zege-praal op het eynde van hare pijlen , en hechten haar gelijk een zege-teyken aan de deuren van hare tenten ; maar fy doen vergiffenis aan de vrouwen en aan de kinderen» en voeden haar met alfoo groot eene forge als hare eygene Huyfgencotenjaan- gefien fy niet trachten te vluchtenen by de hare weder te keeren. In de weder- keering van hare oorlogen , geven fy ook groote maaltijden , en brengen ver- fcheyde dagen door in 4anferyen, waar in fyhare kracht en hare dapperheyt fïngen» IX. Lip Van de Voor-eylanden, m I X. L I D. Van de» ouden en nieuwen Gods-dienft der i^Jpalachiten. ALle d' ApaUcbnen aanbaden ten anderen tijde de Son, en hadden hare Prie- fterendiefy Jaoüai noemden, die geweldigh by-geloovigh waren, om hem alleden dienit te doen geven die fy na fijnen zin hadden uyt oevonden, Sy geloofden dat de ft ralen vandefe Sterre het leven aen alle dingen gaven, dat fy d'aarde drooghaen van hare quade vochtigheden ; dat fy haar vruchtbaar maakten; dat fy de gefonthey t aande zieken gaven; dat eenmaal de Son vieren- twintigh uuren in verduyitering gebleven zïjndejd'aarde haddeoverwatert <*e- weeft ; en dat her groot Lek dat fy Theömi noemen, fijne wateren hadde voort- gedreven tot aen den top van d'allerhooghfte bergen die haar omringen. Maar dat de Son van defen Eklips wederkeerende , door fijne tegenwoordigheyt de wateren in hare afgronden hadde doen hervloeyen ; dat den eenigen ber^h die aan fijne eereis gewijd, en op de welken fijn Tempel ftont, voor defe Zundvloed wierd bevrijd ^ en dat hare voor-ouderen en alle de heeften die te- genwoordigh in de Boflchen en op d'aarde zijn, haar daar vertrokken hebben- de , wierden befchermt om de gantfche aarde weder te bevolken. En fy fecr- gen dat federt dien tijd , fy de Son hebben erkent gelijk zijnde haren God. Sy hielden dat de Son hem fel ve hadde gefticht den Tempel die is op den bergh OUimi , de welke gelegen is van de ftad Mdilot, een kleyne mij Ie , en dat de Vogelen die fy Tonatzjtli noemen , en die wy in hare plaetfe hebben be- fchreven, zijnde feer gemeen op defen bergh, de Boden en de Hovelingen van de Son fijn , die altijd fijnen lof fingen. Den dienit die fy deden aen dien grooten verlichter van de werelt was, hem te begroeten in fijne opkomfte, en lof-fangen tot fij ner eere te fingen. Sy deden ook het fel ve op den avond, hem fmekende wel haaft weder te keeren en den dagh aan te voeren. En boven defen dagelijkfen dienft die yeder dede aan de deure van fijn huys , foo deden, fy aan hem eenen anderen in het algemeen en plechtigh , die beftont in toe- wydingen en offeranden, die de JaoiUs hem aanboden viermalen des jaars , na de twee zaay tijden , en na de twee oechften, op den bergh van Olaïmi, met eene groote pracht en eenen algemeenen toeloop van alle d'Inwoonderen der fes Provincyen. Defen bergh van Olaimi is wel een van de allerfchoonfte en allerverwon- derlijkfte die in de werelt fijn. Hy is van eene volmaakte ronde gedaante, en fuik eenen harden af- gang , dat om'er den toe-gang gemakkelijk af te maken,. men rondom heeft gemaakt eenen wegh die tamelijk breed is , «kerende on- Tê $ trenfc 3*4 Zedëlykê Historie went wee mijlen op-klimmende en om-draayende,endie is vereert m ver- fcheyde plaatfen met ruft-plaatfen uytde rotze geholt op de wyfe van half uyt- echoWronden. De gantfche ommering van defen bergh, van de voet af tot twee hondert fchreden opwaarts na den top, is bekroont met ichoone hoornen van Cedren, Pynen , Caffine , Zaffafras en verfcheyde andere, die herfen en Aromatifche gommen uyt fweeten , fijnde van eenen feer herrelij- ken reuk. De top fprey d zich uyt in eene breede vlakte volkomen effen , die ontrent eene goede mijle in het ronde is. Hy is bekleed in verfcheyde plaatfen met kleyne troffen van de felve boonten die aan den af- hang fijn , en met een fchoon groen tapy t , geweve van een kruyd kort en kleyn , dat doormengt is niereen flash van Tijm, enMarjoleyne die van goeden reuke zijn En het was boven op defen bergh , en op defe aangename groente, dat het Volk zich hield terwijl de Priefteren van de Son den dienftdenen. De plaatfe die haar voor Tempel verftrekte , is een groot en wijdftrekkend hol of grot, dat bevonden is natuurlijk uyt-gehouwen te wefenm de rotfteen, na het Ooften van defen bergh. Sijne opening is breed en wijd, gelijk de in- gang van eene grootfe Kerke. Soo ras de Son oprijft fchiet hy ujne ftralenm defe mond, die voor haar heeft eene fchoone en breede platte gedaante, die- men feggen Tonde met konfte gehakt te wefenuytde rotfe. En daar was het dat d'O&raars van de Son fijn~opkomen verwachteden , om op den dagh van hare Feefte de gewoonlijke plechtigheden te beginnen. Het binnenfte van dit Hoi is langwerpigh rond , lang ontrent twee hondert voeten en breed na geiijkmatigheyt. Bet gewelf dat natuurlijk in de rotfteen '- at tot nondert is voeten ehakt, verheft zich alienksjestoteen cirkel, van beneden « of ontrent hooghte. Daar is recht in het midde een groot luchtgat o£ eene lanterne , die het den dagh geeft , de welke komt van Loven den bergh, die op dek plaatfe doorboortis. Defe Lanterne is omringt van boven met sroote fteenen, die aan elkander fijn gebonden en gemettelt geweeft , om het nederftorten te verhinderen. Het gewelf van binne is volkome wit, en bckcrfl met een feker zalpèter, dattnen voor wit koraal foude aanuen , dat gevormt is in verfcheyde onderfchevdene gedaanten, die het veranderlijk maken. De gantfche ommeftant heeft den felven luyfter. De vloer is ook . uytnemend slad en effen , gelijk een marmor van een eenigh ftuck. Eyndelijk het groot- ite cieraad van defen Tempel is eene volmaakte witheyt. Men fietcivook een groot bekken, dat diep in-ftaat recht tegen over den ingang , dat altijd vervult is met een feer helder water , dat geduerigh af-druypt van de rotfteen, enur defe plaatfe word vergadert. ' . , De offeranden die de Juoiias aan de Son deden, betonden niet m de ftorang J van Van d e Vo or-eyl and e n. 335 yan menfchen- bloed , gelijk deden die de Mexikamn aan hare Afgoden op- droegen , noch in d'opoffering van eenige heeften ; want zy gelootden dat de Son gevende het leven aan alle dingen, niet voor aangenaam foude hebben een dienft die het foude benemen aan de Schepfelen waar aan hy het gegeven hadde. Maar fy deden het beftaan in reukwerken van Aromatifche Droogen, die [fy brandde voor en in het midde van defen Tempel ; in opofferingen van kleederen en andere gaven die de rijke hem aanboden door de handen van ha- re Priefteren , om daar na uytgedeylt te worden aan d'arrnen onder het Volk 5 en in liederen die fy gemaakt hadden tot zijner eere. Dek gantfche Plechtigheyt die viermalen des jaars gedaan wierd, op de wijfe als wy het gaan feggen , duerde van den opgang der Sonne, tot aan de rniddagh dat de Vergadering wierd afgedankt. Op den aanvankvanyedere Feefte klommen dePriefteren op den berghom haar te bereydentot defe plechtige daad. En het Volk dat'er aanquam van alle de Provincyen}-begaf 'er zich ten minften voor den dagh. Den vvegh die 'er na toe geleydde wierd ver- licht door groote vuuren , diemen 'er onderhiel geduerende die nacht , 0111 fe- kerüjk den wegh te toonen aan de genen die er gingen aanbidden. Het gantfch ..Volk bleef boven op den bergh, en niemant anders als d'Offeraars dorften na- deren by het Grot dat tot Tempel verftrekte. Die rokken mede-brachten om uytgedeylt te worden aan d'armen , fielden haar in handen van dePriefteren, die aan den ingank ftonden , en die haar ophingen aan rijfen die waren aan de zijde des Portaals , alwaar fy bleven tot op het eyndevanden dienft, dat fy wierden verdeelt aan d'armen > even als d' andere gefchenken , die de Rijken opofferden , en die van gelijken wierden bewaart tot op die uure. Die reuk- werken brachten om te branden aftelden haar ook onder de handen van de Priefteren. Van dat de Son begon te verfchijnen > d'Offeraars , die voor den Tempel waren , begonden hare liederen en hare lofzangen , hem aanbiddende met ver- fcheyde hervattingen , op de knyen ter aarde y dan gingen fy d'eene na d'ande- re het wierook ende reukwerken die fy onder hare handen hadden , werpen in deviamme diefy te voren hadden aan-gefteken , op eenen grooten fteen die front voor den ingang van het bergh- hol , en op een wijfe van Altaar die juyft In het midden ftont. Na defe plechtigheyt , fchonk d'eerfte van de Prieftereri- honich in eenen fteen een weynigh uytgeholt,die ook voor den Tempel ftont,, en op eenen anderen die 'er Dy was leyde hy granen yan Maïs gepelt en ont- bloot van hare baften , gelijk ook andere kleyne zaden die de vogelen aan de Son gewijd, 'van haar TonatXJtli genaamt , graach eten. Defe Vogelen die ia groot getal zijn in de boflchendie defen bergh omringen > waren foo verlet- kert 33^ Zêdslyke Historie kert op defe foeticheden , en foo gewoon haar op defe plaatfe te vinden, dat fy niet ontbraken om'er haar met gantfche troepen na toe te begeven terftont als het gefelfchap zich vertrokken hadde. Terwijl d'Orr'eraars volhardde om de reukwerken te branden, en den lof der Sonne te fmgen, het volk dat op den bergh was na dat het zich verfcheyde reyfen hadde nedergebogen van dat defe Sterre hadde beginnen op hare Hoof- den te fchitteren , onderhield zich in fpelen , in danferyen , en in fekere lof- zangen tot fijner eere te fingen. En daar naaten fy op het gras neder, den voor-raat die fy tot dit voor-nemen hadden mede-gebracht. Sy volhardden ook tot aan den middagh, maar als die mire naderde, de Prie- fteren den Tempel verlatende gingen na binnen, en omringende den Altaar die was in het midden , foo begonden fy weder hare gefangen. Dan alfoo vaardigh de Son met zijne ftralen vergulde den boord van d'opening onder de- welke den Altaar was op-gerecht , foo wierpen fy wierook en andere reuk- werken in de vlamme die fy hadden aan-gefteken van den beginne , en op de- fen Altaar forghvuldighlijk onder-houden. Na dat fy hare liederen hadden geeyndight , en alle hare reukwerken verdaan , foo vertrokken fy haar alle na den ingank des Tempels, uyt-gefondert fes die by den Altaar bleven : en ter- wijl de genen die aan den ingank waren hare flemme verhieven meer als na gewoonte , defe die by den Altaar gebleven waren , lieten ter feiver tijd los fes romtL.HU , die fy hadden mede-gebrocht en bewaart in kevyen tot dit gebruy k. Defe Vogelen den ommefwier des Tempels gedaan hebbende , en vindende den ingank befét door de Priefteren , die aan de Poorte ftonden met takken, en haar verfchrikten door hare ftemmen, namen haren vluchts door a opening van het midden des Tempels, en na dat fy wat hadden gefwaayt engedraayt boven de vergadering , die was op den bergh , en die haar vergefelfchapte met groot gefchreeuw en gejuygh van vrolijkhey t, gelijk zijnde de gene die het floc van de plechtigheyt volbrachten, als zijnde de boden van de Son , verloormen haar terftont uy t het gelichte in de boflehen. Soo vaardigh als defe Vogelen het oorlof hadden gegeven , daalde het volk van den bergh , en gaande dicht voor-by den Tempel , de Priefteren die altijd ïn hare bediening waren , deden haar daar in-gaan , met de befte gefchiktheyt dat fy mochten, en na dat fy hadden gewaflehen hare handé en hare aangeftch- ten in de Fontaine, deden fy haar daar uytgaan doorden felven ingank,die ver- deelt was in twee deelen door cene kleyne affcheydinge die zy'er maakten, om de verwarringe te verhinderen: Dan in den uytgank namen fy een ander fpoor, door het welk fy quamen op den grooten wegh , die tot aan den bergh geleyd- de , en die de felve was waarlangs fy opgeklommen waren. Aldus begaf zich, een yeder te hem- waar ts. D'ar- Van de Voor-ey landen. 337 Darmen , waar van de Priefteren de Lyfte hadden > bleven de laatfte van allen , en ontfingen van hare handen de rokken, en alle d'andere gaven die de rijken de Son hadden aangeboden , omhaaruyt-gedeylt te worden. Waarna yeder den bergh verliet, en de plechtigheyt nam eynde. Huyden ten dage dat het allergrootfte en alleraanfienlijkfte gedeelte des Volkx datwoontindeProvincye vanBemarin enMatika en by-fonderlijk de TttracoufU , en by-na alle de bewoonderen van de Stad van Me Mot , het Chri- ftendom hebben omhelft , foo worden defen bergh en fijnen Tempel niet meer befocht als door nieuwfgierigheyt, en defe Koning laat niet toe aan zijne onderdanen der andere Provincyen die noch niet gedoopt fijn, daarop te klimmen om'er hare offeranden en hare oude by- geloovigheden te plegen. Sy geloofden d'onfterflijkheyt der ziele , maar fy hadden foo vele verdicht- felen vermengt onder defe waarheyt , dat zy'er by-na t'eenemaal onder ver- ftiktwas. Sy hielden ook dat die wel geleeft hadden , en de Son Gods-dien- ftelijk geviert, en tot zijner eere verfcheyde gefchenken gegeven aan d'ar- jiien , wel geluk-zaligh waren na hare dood , en inftarren wierden verandert : en in tegendeel dat die een quaad leven hadden geieyd , gebracht wierden tufchen de fteylten der hooge bergen die haar omringen , alwaar fy leden alle foorten van verontwaardiging en ellenden , midden onder de Leeuwen , de JTygers en andere bloeddorftige Beeften die'er hare vertrek plaatfe houden. X. Lid. fm den Gods-dienft die d *^A rp >aUchiten zedert kor teling hebben omhelft, en hoe zy daar af de kennijfe hebben gekregen, DE kennifle die d'Apalachiten van God hebben is haar gegeven ge weeft door verfcheyde trappen : want om de fake in haren oorfpronk te vat- ten. Het is by-na eene eeuwe geleden, dat d'eerfte zaden des Chriftendoms geworpen wierden in dit gedeelte van de Florides door eene Francoyfche Be- volking, beftaande uyt verfcheyde perfonen van aanlien , die'er geieyd en ge- fticht wierd door de Hooftman Ribauld , onder het gefagh en de toelating van Koning Karel den Negenden. Hy bouwden 'er terftont eene flerkte dewelke hy Caroline noemde , hy gaf ook aan de Kapen , aan de Havenen , en aan de Rivieren van dit Land de namen die fy noch tegenwoordigh dragen , en die Francoyfche zijnde , breedelijk berechtveerdigen dat er defe Nacye ten ande- ren tijde heeft geboden : want men vind langs defe kufte de Koninglijke Have, de Francoyfche Kaap, de Rivieren de Zeyne, de Loire, de Cbarante , de Garonne, des Ddufins, de May ende Zomme. V 11 Maar 238 Zedelyke Historie Maar het gene alle aanmerkend waardigh is , en meeft tot onfen propoofte dient,is,dat door defe eerfte infeheping die na de Flortdes wierd gedaan , daar na toe gingen twee verftandige en Godvruchtige Perfonen, die van hare aan- komfte in dit fchoone Land ter herten namen om door alle foorten van goede gedienflicheden te winnen de genegentheden der Inwoonderen des Lands, waar in fy haar geplaatft hadden,en hare tale te leeren, om haar te mogen ge- ven benige kenniflè van God3en de heyligeverborgentheden van zijn Evange- lium. De Gedenkfchriften , die de Hoo(t-mzn Ribauld op dit onderworpfel heeft na oelaten brengen mede , dat de Koning Zaïuriera ( die gebood in het quartier daar de Francoy fchen haar hadden terneder geftelt , en die tot VahV len hadde verfcheyde kleyne Koninkjes die zijne gebueren waren) de(e Predi- kers geweldigh minlijk ontfing,en dat hy gebood aan alle zijne onderdanen tot haar eene byfondere achtinge te dragen,in voege dat de genegentheytdie defe arme Volkeren haar droegen,en de getrouwigheyt en den y ver die fy gebruyk- ten om hare bekeering te bevorderen , van toen aan groote hope gaven dat het werk des Heeren onder hare handen voorfpoedigh foude wefen,en dat dit kleyn gedeelte van zijnen wij ngaart, forghvuldighlijk bebouwt zijnde door fulke goede werktuygen , met der tijd foude voortbrengen verfcheyde goede en dierbare vruchten , tot lof van zijne genade. De(e goede beginfelen , en aangename eerflelingen van de Predikinge des Evangeliumsonfes Heere Jefu inde Florides wierden vervolgens onderiieunt en aange waden door de forgenvan mijnen Heere den Admiraal de Colignjft die laft gaf aan mijnen Heere de Laudoniere, ouVer te voeren eene wel- aanmer- kelijke verflerking van Soldaten , en alle foorten van Konftenaren , die'er aancjuamen in het jaar duyfend vijf- honden: vier- en- zeftigh : maar dek nieuw- aangekomene hadden ter naauwer- nood de lucht des Lands gefchept , of de Spanjaard die zich inbeeld dat gmtfch Amerika hem toebehoort, en die altijd nijdigh is geweeft op de Francoyfche Nacye , nam gelegentheyt uyt de wan- fchikiijkheden die voor dien tijd in defe Staat waren , om onder de voet te ftooten de kloekmoedige voornemens vandeBeftierders defer bevolking die eerft geboren wierd, en haar inharewiege teverfmooren. Hier toe fond hy Tieter MeUndez. , met fes groote Schepen vervult met Mannen en Oorloghs voorraden, die op haar quamen {torten den negentienden van September in het jaar duyfend vijfhoftdert vijf-en-zelHgh. Mijn Heer de Laudoniere, en de Hooftman Ribaulddle ter huïpe van defe be- volking noch verfcheylijk eene kleyne hulpe hadde mede gebracht, erken- nende dat het eene onbefuyfde ftoutheyt foude zijn fulke iterke machten te |yilien wederft aan ,be floten door de goedvinding en het genoegen van alle ' d'Ampt- VAN DE VOOR-EYLAND EN. 339 «TAmptbedienaren , van verdrach te fpreken , en de plaatfe over te geven aan den allerfterkften , onder d'allereerlijkfte voorwaarden die de belegerde ge- woon zijn te verfoeken. Pieter Melandez. ftont haar toe het meefte gedeelte van de voorftellen die Cy hadden gedaan ; maar alfoo ras als hy in de fterkte was gekomen , en hem Meefter hadde gemaakt van de Wacht , vervalfchte hy de troj we die hy verleent hadde, en fchendende het recht der Volkeren, dede hy wreedelijk vermoorden niet alleenlijk de Soldaten , maar felf de Vrouwen en de kleyne kinderen die hy in de plaatfe vond , en die de vluchte niet konden nemen. Den Hooftman Ribauld wierd in defe Moord befloten. Mijn Heer de Lau- doniere ontfnapte gelukkichlijk, zich fel ven behoedende door de Moeraflfchen, in de nieuwlijkx van Vrankrijkgekomene Schepen, die by geluk op de Khee- de lagen, Eenige andere Bewoonderen die van d'eerfte de nieuwe tydingen hadden verkregen van d'aankomfte des Spanj aarts , en voorfien hebbende het eeraar dat haar op de hielen (tapten , vertrokken haar ter goeder uure in bof- Fchen, en ter gunfte van de nacht bequamen het dorp van Zaturiova haren goe- den Vriend , die den Spanjaart hatende , haar hield onder fijne befcherming, en verfchaftede haar leeftochten om eerlijk te beftaan tot het jaar duyfend vijfhondertfeven-en-zeftigh, dat de Hooftman de Courges beland zijnde aan de Florides, met drie goede Schepen vervult met verfcheyde brave Mannen, en alle foorten van Oorloghsgereetfchappen , geftrengelijk ftrafte de wreetheyt der Spanjaarden, en gehore zijnde door Zaturiova en alle zijne gebueren en bondgenoten , foo wreekte hy den openbaren hoon der Franc, oyfchen > door- rijgende met den fwaarde alle de Spanjaarden die hy vond niet alleenlijk in de Fortrefle van Carolïjne , dewelke fy wel hadden voorfien en hermaakt zedert hare overweldiging ; maar noch twee andere Sterkten die fy langs defekufte hadden gebouwt , dewelke hy verbrande en ter neder flechtte , gelijk men het fien mach in het twaalfde Hooft-ftuk des vierden Boeks , van de befchrij ving der Weft- Indien gedaan door Jan de Laat. De gedenkfchriften die de Hooftman Gourges dede drukken nopende zijne uytvoering in de Ploridesy leerenons, dat een Francoyfch genaamt Pierre du Bréy die zich hadde vertrokken by den Koning Zaturiova , om de wreer heden der Spanjaarden te vermijden , hem verhaalde dat'er van defe moord niet ont- quamen als tien Mannen van het getal dat fy waren. Dat fy alle vonden eene verfekerde vertrekplaatfe in de Staten van defen Prince, die niet verre woonde van hare jammerlijke Bevolking. Dat drie van dek gevluchte aldaar ftierven eenige maanden na deCc verftrooying. Dat van feven die'er overfchoten daar fes waren die foodanigh wierden gelokt door het geweldigh Yoordeeligh ver- Vu haal 34o Zedelyke Historie baal dat de Onderdanen van Zaturiova haar eiken dagh deden van de fchatten des Koninks Majra j vandeinacht eenes anderen die Ollata genaamt vvierd , gebiedende over veertighHeeren; en byfonderlijk van de kloekmoedigheyt en het wijs beleyd des Koninks van Apalacha, die heerfchte over vërfcheyde fchoone en groote Provincyen die gelegen waren aan den voet der bergen , en die haar wel verre uytfpreydde in vërfcheyde aangename valleyen die fy beflo- ten ; foo dat fy Zaturiova baden , of hy die haar foo vriendelijk hadde ontfan- gen , haar nu wilde geven geleyderen , die haar fekerlijk fouden geleyden tot aan de ^renfen des Koninknjkx van defen laatften, van wien fy hadden hooren fe^eenïoo vele wonderen , en voornamentlijk dat hy d'tlytheemfche bemin- de5, en dat zijne Onderdanen waren de befte in Burgerlijke feden van het o-antfch Noorderlijk Amerika* Dat Zaturiova defe nieuwe gunfte willende voe- gen aan alle de genen die hy aireede tot haarwaarts hadde gebruykt , haar gaf een goed geleyde beftaande uyt de keur van zijne Onderdanen , om haar te brengen inalle fekerheyt by alle zijne Bondgenoten , en felfs tot aan de Heerfchappye des Koninkx van Apalacba indien fy begeerden hem te befoeken. De vertelling van d'uytkomfte deferreyfe, die defe Francoyfchen onder- wonden om kare nieuwfgierigheyt te voldoen , ennuttelijk te hefteden den tijd die haar ongeluk haar verfchafte , brengt mede dat na fy hadden befocht Atbore , Soon van Zaturiova 3 en het grootfte gedeelte van zijne Bondgenoten, die hare Dorpen hadden langs eene fchoone en aangename Riviere , dewelke (y Selay noemen in haretale; om te vermijden d'ontmoetinge der Onder- danen van Ttmagoay die in Oorlogh was met Zaturiova , fy Rivieren mceften over varen op takken van boomen aan elkander gebonden , op bergen klaute- ren, moerraffchen overdwerfen en feer dichte boflchen alwaar fy vërfcheyde wreede Beeften ontmoeteden : Dat alleer fy aanquamenin herland des Ko- ninks van Apalacba , fy wierden befprongen door troepen van Wilden die on- ophoudelijk fnuffelen door defe wijde eenfaamheden : Dat twee van hare geleyderen wierden gedood in deCe ontmoetingen , en by-na alle d'andere crevaarlijk gequetft : Dat d'onderdanen des Koninks Timagoa , haren door- tocht hebbende befpiet , haar waren gevolght door vërfcheyde daghreyfen, en dat haar niet hebbende konnen achterhalen , fy haar hinderlagen hadden ^ele^ht, om haar daar in te doen vallen op hare wederkomfte : Dat na eene oneyndigheyt van gevaarlijkheden uyt-gcftaan te hebben , en dikwils honger en dorft geleden , fy eyndelijk waren gekomen aan de Provincye van Matik* die ftaat onder d'Oppermogentheyt des Konings van Apalacba: Dat de Gou- verneur van de Stad Akovek* die deHooft-ftad van defe (treek is, haardede geleyden tot den Kqnink , die voor aisdoen de Provincye Yan Amana was ko- men Van de Voo r-e ïlanden. 34* men befoeken: Dat defe Prince haar een gunftigh onthaal dede» en haar foovele vriendfchap betuyghde dat fy een voornemen befloten hareGeley- deren weder in haar land te feynden > en haar vaft te ftellen in het midden der ApaUcbiten , dewijl fy haar foodanigh bevonden alfmen haar befchreven hadde. De gedachtenifle van de gevaarlijkheden die fy hadden uytgeftaan eer dat fyhaar in Matik* hadden konnen begeven; defcherpe vreefe die fy hadden voor de fwaiïgheden die haar onvermijdelijk waren op hare wederkeering: de weynige hope die'er was dat de Franfoyflchen luft mochten krijgen om eene nieuwe uytreedinge te doen die de verwoefting van hare Bevolking we- der op mocht rechten : De fchoonheyt en de vruchtbaarheyt des Lands waar de Godlij ke Voorfienighey t haar hadde gevoert *, en de fachtigheyt der zeden van d'Inwoonderen , gevoeght by verfcheyde andere aanmerkingen van de dingen die haar felf aangingen, noodighden haar krachtelijk omdefen aan- flagh voor te nemen : Maar de Geleyderen die Zaturiova haar gegeven hadde, maakten fulke groote tegen-ftellingen , en vertoonden met foo vele hitte, dat fyhaar felf niet fouden derven vertoonen voor haren Heere als fyfonder haar weder cjuamen, dewijl hy haar aan hunne forge hadde bevolen, dat om dit gefchil te middelen , en haar te bevryden voor het verwijt dat fy fchroomden wanneer fy in haar land waren wedergekeert , fy verworven dat ten minfte twee van hare Reyfïgers met haar fouden wederom gaanby Zaturiova, om getuygente wefenvan alledeforgen en getrouwigheyt die fy gedragen had- den, om uyt te voeren den laft die haar gegeven was geweeft. Dit felve Verhaal voeght'erby, dat defe vier Fran^oyfchen die haar ge- willigh ftille hielden in het midden der Apalacbiten , wel onderwefen zijnde in den wegh des Heeren , haar lieten eenige kennifle van zijne opperfte Maje- ftey t. En d'Engelfchen die zedert in defe Provincye hebben doorgedrongen, fchrij ven dat d'Inwoonderen van Bemarin dek vremdelingen noch in verfcher geheugenifle hebben , en dat het van haar is dat fy geleert hebben verfcheyde manieren van fpreken uyt deFranfche tale^ foo als dlaar z\)n\DieuJeQiely la Terre, Amj, h Soleil , U Lune , Ie Paradis , ÏEnfer , Quy , Non , [ Dat is God , de Hemel , £ Aarde, Vriend , de Son , de Ham , het Paradys , de Helle , Ja, Neen, ] en verfcheyde andere woorden die gemeen zijn onder defe Volkeren, en ge- bruykt onder haar om uyt te drukken de felve dingen die fy betey kenen onder onfe Franc/>yfchen. Na de dood van defe Francoyfchen, ( die beklaaght wierden van alle d'Apa- foffottw.uytgefondert van de Prielteren der Sonne,die haar eenen onverfoenlij- ken haat toedroegen,ter oorfake dat fy het volk afwendden van d'Afgoderije, V u 5 en *- ,,x Zedeltke Historie en haar brachten tot de kenniffe des waren Gods , die de Son gefchapen heeft dewelke fyaelijk God aanbaden) deProvincyen die leggen .n de V alleyen der bergen van Af Mus, en die noch niet hadden verlicht geweeft als door eenfeeffwakkeftraalvande Heroelfche klaarheyt , fouden l.chtehjk weder vervallen hebben in d'allerdikfte duyfterniffen van hare oude by-|eloov.g. heyt, indien God door eenen by-fonderen trek van z,,ne Voorfiemghey t haar niethadde gefonde eemseEngelfcheHuys-gef.nnen dre ophare aar.kon.fte weder ontftaken dit kleynevimr.dat langen u,d onder daflche.hadde ver- borgen gelegen. • , . . . DefeHuys-efinnen hadden gedwongen geweeft om uyt de Virgmte te ver- trekken ter Sorfake van de fchrikkelijke Moordenjen die d' Indianen oor- fpronkel'ijke des Lands daar deden aan de Vreemdelingen die fy ontmoet- ten , en fy waren te Schepe gegaan in het voornemen van haar te begeven na Nieuw Eneeland , maar de winden haar tegen zijnde geweeft , (co wierden fy gedreven aan de kufte van de Rondes , daar het gebrek van leeftochten haar verplichte op het Land te treden , en haar te rulten op den oever de* Kiviere van Selay die ook de Maij genaamt word , en van daar is het dat fy voorttrok- ken tot in de Provincye van Mttiké > en daar na in die van Amana en van Eema- rm, in de welken fy zijn aangewalfchen en verfterkt , en alwaar fyfederthet jaar 161 1. dat dek dingen gebeurden , hebben getrokken een feer aanmerke- lijk getal van perfonen van alle hoedanigheden , en by-fonderhjk van verftati- dige en y verige Kerken-dienaren , die haar hebben gedient van eene foo lach- te en foo gunitige vertrek plaatfe , om haar ftemmighhjk en fonder af- brekin- ge te begeven tot debewerking van hare eygene falighey t , en om uyt te brey- den de palen van het fuy ver Chriftendom onder defe arme Volkeren, tot wel- ke de GodlijkeVoorfienigheyt haar hadde gefonde , om haar te brengen tot de kennifïe van dat groot en dierbaar heyl , dat hy ons heeft geopenbaart m zijnheylighEuangelium. Wy verftaanook, door de laatfte gedenk- fchnften die ons van die gewe- ften gekomen zijn, dat (God zegenende de lonel.jkemeymngenvandebe- woonderen defer Bevolking, en d'onophoudehjke forgen van harePredik- kers) deParacoupvmApalacha die tegenwoordigh gebied , hem heeft doen onderwijfeninden Chriftelijken Gods-dienft ; dat hy vervolgens den Doop plechtclijk heeft ontfangenin het jaan649. endathy van alfdoen aannam den naam van C H r i s t h n: dat na het voorbeeld van defenVorft verfchey- de van zijne Amptenaren , en aileraanfienlijkfte Hoofden cks Hup-gdh* uyt de Provincye vinBémtrin en van Amaru mede het Chriftendom hebben om- helft, met grooten y ver : dat boven de gewoonlijke Herders die de gemaakte .. Van de Voor-eyland £*.- *4* Kerken dienen» fy noch hebben eene heyligeGefellighcyt, beflaande uy t verfcheyde geleerde en Gods-dienftige perfonagien, die arbeyden meteene onvergelijkelijke vlijtigheyt en getrouwigheyt tot d'onderwijftnge van dit Volk, onder de zegening en de toeftemming der BifTchoppen , van wie fy ontfangen hare roepinge tot den heyligen Dienft desvvoorts, enharebyfon- dere zendinge in dit kleyn deel van den Wijngaart des Heeren : en dat om t& bevorderen het uytmuntend werk van de Predikinge des heyligen Euan^e- liums in het midden van defe Nacye , fy eerftelijk hare tale volkomelijk heb- ben geleert, en vervolgens Scholen op- gerecht in alle de plaatfen daar God zijne Kerken heeft veiTamelt door haren dienft, op dat de kleyne en de groote mogen onder- recht worden in de verborgentheden van den Chriflelijken Gods-dienft, en op-getrokkeninde ware god-zaligheyt, ter felvertijd als- men haar leert lefen en ïchrijven. Die fel ve gedenk- fchriften voegen'erby dat hoewel de Koning van Apala~ €ha den Doop heeft ontfangen, en dat vervolgens hy is gedoopt ge weeft in de Hooft-kerke van zijne Stad van Melilot ,met alle de pracht en de pleghtigheden die in zwangh gaan tot de wijdinge der Chriftelijke Koningen ; en dat hy eene groote genegentheyt betuyght te dragen tot d'Uytheemfchen waar mede God zich heeft gedient om hem te verwerven alle die groote voordeden; hy niettemin zedert korteling in eenigen achterdocht tegens haar is gevallen : en dat door de vreefe die eenige van fijnen Raad in hem hebben geftookt, dat foa hy verdroeghdat fy meerder aanwieflehen , fymetter tijd de beftiering van fijnen Staat mochten in-nemen^ hy haar eerftelijk heeft verftrooyt in ver- fcheyde Steden en Dorpen van fijne Provincye,op dat fy piet bequaam moch- ten wefen omeenigh aanmerkelijk lichaam te maken , of eenigen aanhang te ftoven,endat meer is hy heeft gefchikt dat alled'UytheemfcheHuys-gefin- nen die tegenwoordigh in zijn Land zijn daar vreedfamelijk fullen mo^en blijven , en de felve Rechten genieten als zijne natuurlijke Onder- faten , aan- geilen dat Cy van buyten met niemant eenigen heymelijken verftande houden» tot nadeel van d'algemeene geruftheyt ; maar dat den ingank van nu voort aan fal gefloten wefen voor alle d'anderen, die van voor- nemen fouden mogen wefen om'er haar neder te komen ftellen. De genen die de natuure defes Lands weten, fèggen dat tfApalachhen geenï- ge rechtveerdige reden hebben om tevreefendat d'Europeanen immer luft fouden krijgen om haar Meefter van hare Landfchappen te maken. Want bo- ven damereen fèer machtigh leger van noode foude wefen om foodanigh een aanflagh tonderwinden, en dat d'Engelfchen die'er met hare toe-ftemminge zijn ter neder geflagen» onder dit groot Volk niet fijn als gelijk een fandgraan aan •f" 44 ZédelykeHistoüie aan den Oever "van de Zee ; dit land foo verre af-gefchove leggende van het overfchot der werelt, is onvoorfien van goud , filver , dierbare gefteenten , en van alle de rijke Koopmanfchappen die den Handel elders trekken en onder- houden, uytgefondert van eene weynige pelterye gelijk wy het in zijne plaatfe hebben gefeght , foo is het vaft en feker dat het met eenen grooten drift nim- mer fal gezocht noch benijd worden door de Volkeren van Europa, die geene Bevolkingen voortfetten als daar hope is totwinftete doen door middel van den Hanctel. Voeght hier by dat als defe Provincyen hadden de wortelen van het goud , en de bron-aderen der Peerlen , en dat fy befaten foo vele fchatten enfeldfaamheden als Peru en Nieuw-Spanje , daar geene vvaarfchijnlijkheyt is dat men in Engeland of elders perfonen foude konnen vinden, die haar fouden willen begeven tot foo vele Zeen te overreyfen , om hare dagen te gaan eyn- digen in een land dat foo verre ley t van de Zee-havenen ; dat geenige bevaar- bare Rivieren heeft die er haar in konnen werpen om den handel gemakkelij- ker te maken ; dat niet ververfcht kan worden van foo vele foetigheden die van Eluropa worden gebracht , en die alle andere Bevolkingen van Amerika 'm eeren doen beftaan ; en om alles in een woord te feggen , dat aan zijne In- woonderen niet kan geven als het gene noodfakelijk is tot het leven en tot de yeedinge. XL Lid. fan de Huwelijken der Apalachiien , van d' opvoeding haar et kinderen, van harefieckten, vanharen geiooonlijken Ou- der dom, van hare Dood, en van hare Lijkplichten. D' ApaUchken gekomen zijnde tot den Hubaren ouderdom , nemen geene Vrouwen buyten hare Huys-gefinnen , en indien eenige onder haar anders doen , flellen fy haar blood voor de verachting en de verwerping van hare ^antfche Bloedverwantfchap ; foodanige Huwelijken worden ook lichte- lijk ontbonden, en de kinderen dieeruyt geboren worden zijn onbequaam om Hooft-mannen of Hoofden des Huys-gefins te wefen , om dat fy onder haar fijn geacht als Badaarden. Sy mogen van hafe Bloed- vriendinnen trou- wen in alle de graden die zijn beneden hare Sufteren. Sy maken niet vele Plechtigheden noch na-foekingen om Dochteren ten Huwelijk te hebben, om datd'Ouderen aan weder-zijden van dat alles onder elkander zijn over- een gekomen wanneer hare kinderen noch jong zijn, en de kinderen hangen foodanigh aan diergelijke over-een- komingen, dat'er noch geene gevonden zijn maar als de jongers tot defen tijd zijn gekomen, ftellen fy haar onder de forge en de wakkerhey t van hare mannen, die haar van dan aan met der felven opvoeding bemoeyen, hun met haar geleydende ter Jachte, tot de bouwing der Akkeren , en alle d'andere oefïeningen waar toe fy bequaam zijn , en felf ten Oorloge , als fy gekomen zijn tot den ouderdom om daarvan de fukkelingen te konnen verdragen. Sy dragen alle een teeder her- te tot hare kinderen , maar daar van geven fy haar foo vele uyterlijke proeven niet als d'andere Nacyen , die de liefde dewelke fy haar toe-dragen doen be- ftaan in oneyndige troetelingen , en haar doen verwafemen in lief- kooferyen, die de kinderen dikwijls misbruyken. En hoewel dit beleyd der AfaUchiten een weynigh fchijnt te houden van de geftrengheyt , men befpeurt niettemin door ondervinding dat fy aan hare kinderen de moedigheyt niet beneemt , noch uytblufcht het vuur en de levendighey t die vereyfcht word , om yets kloek- moedighs t'onderwinden. . Men fiet onder haar geenigen die gequeltis met den fteen of het graveel, noch felf met finkingen, het gene men toefchrijft aan de gematightheyt die fy gebruyken in eten en drinken,en de tamelijkfelie beleningen waar toe {y haar begeven , gelijk ook aan het geftadigh gebruyk des drankx van de Cafine , die onder haar foo geacht is , en waar van wy hier boven hebben gefproken ; want men houd dat hy de kracht heeft om veel water te doen lofen door de natuurlijke af-leydingen , en te verjagen alle de drabbige vochtigheden die verftoppingen fouden mogen veroorfaken : maar fy zijn geweldigh onder- worpen, dan namentlijk als fy oud worden , aan groote fmerte des hoofts , aan fwakhedendermage, en aan jeukingen die haar puyften uyt werpen over het gantfch lichaam , en die dikwils veranderen in boofe fweeren die ongeneeflijk worden, X x Sy &*. 34<> Zedelyke Historie Sy hebben geene andere Genees- meeft eren als de jfad/^ofPriefterender Sonne , die geweldigh vele by-geloovigheden vermengen onder de hulp- middelen die fy aan hare fieken geven. Defe Genees-meeileren dragen altoos by haar geweldigh fcherpe tanden van fekere viflehen, met dewelke fy tame- lijk diepe in- fnijdingen maken cpdequalijk gefielde deeknder genen diefy handelen : en fy wiifchen niet af het bloed dat af-vloeyd by de wonden diefy gemaakt hebben , maar na het te hebben nyt gefegen , ftorten fy het weder op bladeren van fekere kruyden , waar van fy altijd zijn vccifien , haar alvorens geplukt hebbende voor het ondergaan der Sonne met vele plechtigheden , en waarvan fy vervolgens maken eene foortevan plaifter die fy op het cpade leggen. Sy verwekken ook brakingen met fweeten , met een leker pulver dat fy maken van de fchorfe van fekere boomen die niet bekent zijn als van haar j maar defe hulpmiddelen fijn foo fel , dat d'Europeanen die'er haar mede heb- ben willen dienen, fiek geweeft fijn tot der dood. Wanneer alle defe genees- middelen die de Jaoüas gebruyeken om hare fie- ken te genefen niets helpen , doen fy haar (tellen in de deure van hare Tenten* inhetop-rijfenvandeSon, in het geloof dat zijne foete ilralen becjuaam fijn om te genefen alle de fwakheden der gener die'er van verwarmt worden, daar- om is het dat by defe voorvallen fy dde Starre die fy aan-bidden als haar God> fmeeken te willen uyt-breyden ter gunite van de genen die fy hem aan-bieden, de kracht van zijne allergezegentlte invioeyingen. Defe Genees-meefteren , die ook Priefteren van de Son fijn , gelijk wy het hebben gefeght, worden geweldigh geacht onder dit Volk; want boven dat fy defe dubbele bediening vergefelfchappen met eene defugheyt en een inge- togener leven als dat van het gemeen , en felf met eene geduerige onthoudin- ge van alle de fchepfelen die het gevoelige leven hebben gehad , foo mogen fy niet toegelaten worden tot defe Ampten voor dat fy hebben gedaan de lee- rinc;e van alle hare by-geloovigheden in het midden van de WilderniiTen , en onder het beleyd van fekere Hoofden haar'er order , die geduerende drie jaren en fomtijds meer , haar oeffenen door verfcheyde geftrenge Tuchtigingen, in alle de moeyelijke bêficheden van hare bedieningen , en geduerende dien tijd is het dat men feght dat fy geweldigh vremde gcfichten fien , en de gemeen- fchap hebben van fekere geeften der duyfterniiTen , die fpelen met d'eenvou- digheyt van dc^e arme bedrogene, die vervolgens hare my meringen en fchijn- baarheden doen door-gaan voor openbaringen en profecyen. D'Apdlacbiten zijn by- na alle van een geweldigh lang leven, want men fiet'er gewoonlijk die over de hondert jaren zijn, en daar worden er eenige gevon- den die felf het honderten vijrtighitc hebben bereykt. Sy balfemen de doode licha- Van de Voor-ey landen. 547 lichamen met verfcheyde foorten van gommen , en Aromatifche droo<*en , dis de kracht hebben van haar te bevrijden voor de bederving , en na dat fy haar hebben bewaart in hare huyfen den tijd van tien of tvvaali Manen , begraven fy haar in hare tuynen , of in de na-buerige Woeftijnen by hare woonplaatfen, met groot gehuyl en vele wee-klachten. Daar is geen groot onderfcheyt tuffchen de begraarTenirfe der gener die Uyt het gemeen Volk zij n , en die van de Hooft-mannen, maar fy nemen y ets by- fonders waar in de Lijk-plichten van de lichamen haar'er Koningen , want na dat fy haar feer forghvuldigh hebben gebalfemt , bewaren fy haar geduerende ks Oegften , dat is te feggen driejaren, in Korferen van Cedren , waar na fy haar brengen met groote Pracht en Plechtigheyt , in een graf dat d'Erfgena- men van den overledenen hebben doen uythouwen aan den af-hank des berghs van OUimi , alwaar zedert eenen onbedenkeiijken tijd fy gewoon zijn hare Opperheeren te begraven , en wanneer fy het lichaam in de kelder hebben ge- ftelt , befluyten (y deningank met groote fteenen , die fy bedekken met zoden van aarde. De Hooft-mannen die aan defeUytvaardenzijnbehulpfaam ge- weeft , hechten aan de na-buerige boomen hunne bogen, hunne pijlen , hunne knodfen, en hunne fchilden, bedrijvende eene rouwe van verfcheyde dao en rondom de Graf- plaatfe. En om eene onvergetelijke geheugenifl'e vanden overledenen te behouden, planten fyeenigen tijd daar na als hetfayfoen be- quaam is , eenen fchoonen Ceder by de plaatfe daar fy het lichaam hebben geleght , en d'Erfgenamen van den overledenen zijn verplicht om hem te on- derhouden, met alle de forgen die noodigh zijn om te verhinderen dat hy fterve , en orn er eenen anderen in zijne plaatfe te fetten indien het geviel dat hy van de winden cjuam om verre geworpen te worden , of te fterven door eenig ander toeval. Om haren rouwe te betuygen , en te doen blijken de groote droefhey t die fy hebben ontfangen door de dood van hare Ouderen, fnydenfy af een ge- deelte van hunne hairen, maar als haar Konink overleden is, hoewel fy ge- weldigh forghvuldigh zijn om hun hair t'onderhouden , en daar groote finlijk- heyt in flellen , fcheren fy het geheelijk af, en laten het niet weder waflchen voor dat de tijd van haren rouwe is verfchenen. Het gene wy tot noch toe hebben gefeght van de Huwelijken der Apalacbken , van hare Genees-meefte- ren en van hare Üjkplichten , moet niet verftaan worden als van de genen die noch zijn in d' Afgoderije , want die gedoopt zijn hebben hare Huwelijken ge- regelt in de graden veroorloft door de Wet Gods , en onfcheydelijk te famen verbonden aan eene eenige Vrouwe na d'infettinge des Euangeliums. In hare fiekté dienen fy haar ook niet met de by-geloovige hulpmiddelen vmdelaoüas, Xx maar '34» Zedelyke Historie maar na d'aanroepinge van den name Gods, die de waarachtige Sonneder gerechtighey t is , die , gelijk de Schrifture feght , de gefontheyt draaght in zijne vleugelen , dat is te feggen in zijne ftralen, gebruyken fy eenige Enkele, die d'ondervindinge haar heeft geleert nut te zijn tot haar'er verliehtinge. Sy dragen ook de lichamen der overledenen ter aarde na het gebruyk van d'eerfle Kerke , en hier in en in alle andere dingen die den dienft Gods betreften , be- ftieren fy haar gantfchelijk na d'oude order der Engelfche Kerken , en vol- gende de Kerken-inftellinge die in het midden van dit Volk in zwang gaat. Dit is de keurlijke Uytfpattinge , waar van de na-foekinge van den oor- fpronk der Caraïbanen ons het onderworpfel ende ftoffe heeft gegeven , en die ongetwijfïelt niet onaangenaam fal zijn aan de genen die de moeyte fullen aan- vaarden om defe Hiftorie te lefen, verwachtende dat de Bewoonderen der Bevolkinge vande Vdme-t ons geven de geheele Vertellinge vanden tegen- woordigen ftaat defer Volkeren, en hare gebueren j gelijk fy ons fulkx hebben doen verhopen. Het foude ook te wenichen wefen dat in hare navolginge, d'andere Bevolkinge van Amertkam het licht gaven, het gene fy aller gedenk- waardighft hebben inde landen daar fy haar hebben vaftgeftelt; wantwy verftaandat in het Nieuw-Engela&d , dal fonder tegenfpreken is d'aller-vol- krijkfte en aller- bloeyenfte Bevolking van het gantfeh Noorderlijk Amerika^ zijn eene oneyndigheyt van zeldfaamheden ; dat'er zijn verfcheyde fchoone en groote Steden , die feer wel beftiert worden *, dat'er overal zijn Scholen, al- waar de kinderen der Indianen onderwefen worden in de vreefe Gods , en eene Hooge-fchole in eene vande Steden, alwaar niet alleenlijk d'Engel- fchen, maar felfs d'Oorfpronkelijke desLands worden op-getrokken inde leeringe van de God-geleertheyt , met fuik eene gelukkige uytkomfte , dat'er aireede verfcheyde zijn die'er haar bcquaam hebben gemaakt om'er het Euan- gelium te Prediken, en die ook dadelijk worden befteed in den dienft der Kerken van hare eygene Landaard. In- voegen datnien tegenwoordigh fiet Steden en Dorpen die beftaan uyt enkele Indianen bekeert tot den Geloove onfes Heere Jefu Chrifti , en die onder d'andere van hare Nacye met vreught veripreyden, den goeden reuk defer koftelijke kennifle. NEGENDE H O O F T-S T U K. Van het Lichaam der Caraïbanen en van hare Cierdden. Y moeten nu weder hernemen denbreeden wegh waar van wy ter zijden af geweken zijn , en weder keeren van de Ilorides na deVoor-eylanden, om'eraante meiken alfoo naauwpumelijkals het Van de V o or-eyl anden. 34^ het ons mogelijk fal fijn in het gantfch vervolgh van dek Hiflorie het Lichaam en den Geeft , de Zeden , den Gods-dienft , de Gewoonten , en d'andere by- fonderheden van de Cara'ibaanfcbe of Kanmbaalfche Wilden , waar van wy den oorfpronk alreeds breedelijk hebben uyt-gele^ht. En om dat de genen van onder ditVolkjdie in defelve Eylanden woonen daar de Francoyfche «en d'andere Europeaanfche Nacyen Bevolkingen hebben , of die daar dikwils aankomen, haar in veele dingen fchikken na de wijfe van leven die by defen word geoeffent,en dat om datfe dit Volk aangenamer fouden we» fen fy vele van hare oude gewoonten verlaten,foo moeten alle die de oude zede van de Cardtbanen willen weten,defelve niet leeren van de Cardibanen die aan Martinikw woonen,of die meeft met d'Europeanen omgaan : maar van die van S. Vincent, dewelke onder alle andere tot op heden de minfte gemeenfchap met de vremdelingen hebben gehad. Ook is het van haar dat byfonderlijk getrok- ken is alles wat wy hier na van de Cardtbanen fullen feggen : maar eer wy in dere ftoffe treden, fullen wy eenige al-gemeene aanmerkingen doen, om te voorko- men de verbaaft heyt die de Lefer ioude hebben over het onderfcheyt van veler onfer Vertellingen met die van andere , of door de mond, of by'gefchrift. I. Het isby-na onmogelijk dat de Verhalen van landen en gewoonten foo verre van ons gelegen , in alle dingen over een fonden komen , aan-gefien das felf die van nabuerige landen niet altijd eene volkomene overeenkominge on- der haar hebben. I I. Zedert dat de Cardibanen met d'Uytheemfche Nacyen hebben verkeert» . hebben fy haar van vele haar'er oude gewoonten ontlaft , en hebben vele wij- fenvan doen verlaten die haar van tevoren onfchendelijk waren. Invoegen dat heden ten-dage in haar gevonden word eene merkelijke verwifteling.van dat fy ten anderen tijde zijn geweeft. Het welk is ontftaan en ten deele daa onfe Europeanen hare plompheyt wat hebben gefcherpt , en ten deele ook ( want wy moeten het tot onfer fchande bekennen ) hier uy t dat fy haar bedor- ven hebben. En op dit onderworpfel verhaalt ons mijn Heer du Montel in zij- ne gedenkfchriften, dat twee goede Caraïbaanfche oude Mannen, met dewel- ke hy gemeenfaam heeft omgegaan, hem dikwils in haar onderhoud feyden. „ Onfe lieden zijn by-na geworden gelijk gylieden , zedert fy ulieden heb- ,,ben geilen: enwykonnen naauwlijkx ons fel ven kennen, foo verfchillen >, wy van dat wy ten anderen tijde waren. Ook acht onfe Nacye dat ter oor- ,, fake van defe verandering d'Ouragans dikwijler komen als hier vooren ; esa „ dat Maboja (dat is te feggen den boofen Geeft) ons geftelt heeft onder de macht „ van de Franeoy fchen, de Engelfchen , en de Spanjaarden , die ons verjaaght »» hebben van het grootfte gedeelte onfer befte landen, Xx 5. IILSy 355 Zf.dêlyke Historie I i ï. Sy konnen verfchillentheden hebben in Wijfen van doen na de ver- fcheydentheyt derEylanden, hoewel fy een felf Volk zijn : gelijk wy dit {ten inde verfcheydentheyt der gewoonten van een felf Koninkrijk, na de quartieren endeProvincyen. Soo Tullen by voorbeeld degene diehetmeeft hebben verkeert aan Dominïkm ons vertellingen doen van de meyningen, ge- woonten en plechtigheden der Caraibanen > die verfchillen Tullen met die van andere perfonen diehaar elders hebben begaan ; En niettemin d'een en (Tan- der Tullen een getrouw verhaal doen. I V. Gelijk als aan de Vatte kuft van Amerika de C Arubanen die wel diep in het landwoonen, en die de Vremdelingen Telden Tien, hare oude zeden en oude wij Ten van leven beter behouden als die dicht by de Hollantfche Bevol- kingen van Cayenne en van Berbice woonende,een gewoonlijken handel met de Chriftenen hebben ; Ook onder onTe EylandiTche Caraibanen , die de minfte gemeenfehap met de Europeanen hebben, Too als daar zijn die van Sint Vin- cent , zijn veel beftipter waarnemeren van hare oude gewoonten , als wel niet fijn ,' by voorbeeld , die van Mammkw > of van Domiwku* > die meeft met ons om-gaan. V. Daarom is het dat indiende fulke , die haar met gefien hebben als op defe laatfte plaatfen , of die tydingenvan haar hebben gekregen door perfo- nen die met haar niet hadden geleeft als in die quartieren , te defer oorfake in hetvervoMivanonfe Hiftorye verfcheyde dingen fullen vinden die niet wel fullen overheen komen met de genen daar fy kennifle af hebben ; fy haar daar over niet fullen believen te verwonderen, aangefien dat het grootfte gedeel- te van onfe oedenkfchriftè'n is getrokken op de Caraibanen van Sinte Vincent. VI. Eyndelijk de Leferen fullen gewaarfchouwt wefen dat wy gaanbe- fchrijven voor het grootfte gedeelte d' oude zeden , en d'oude gewoonten van &[eCaraibanen,op dat niemant vremd vinde indien in het gene fy heden ten dage onderhouden yets is dat niet met die over een komt. Defe waarfchouwingen gegeven zijnde, foo is'er niets dat ons verhindert te beginnen het gene wy on- derwonden hebben, om aan het op-fchrift van dit Hooft ftuk te voldoen. Het grootfte gedeelte van de Volkeren die wy Wilden en Barbaren noe- men, hebben yets yflelijkx, en wangèftaltigh , of mifmaakt het zy in haar aan- geficht , het fy in het overTchot van haar lichaam : gelijk de Hiftoryefchrij ve- ren ons dat verhalen van de Maldivoyfcbe , van d'Inwoonders der Straat van Magellanes, en van verfcheyde andere die niet van nooden zijn te noemen. Maar de Cara'ibanen zijn wel-geftelde lieden , en gelijkmatigh van hare lichamen,tamelijkaangenaain,lachende van gelaat,van middelmatige groots breed van fchouderen en van heupen, en by- na alle van eene frifkhe gefont- heyt, Va n de Vooh-eyl and en. 551 heyt , en kloeker als onfe Francoyfchen. Haar aangeficht is rond en breed, en ten meeften deele zijn hare wangen getcykent met twee kleyne kuultjes in het midden. Haar mond is tamelijk wijd, en hare tanden zijnvplkome wit en dicht aan een (taande. Het is waar dat hare natuurlijke verwe Olijvigh is , en dat defe verwe haar uytfpreyd felf op het wit van hare oogen , dewelke fijn fwart, kleynachtigh gelijk d'oogen van de Chinefen en van de Tartaren,, maar feer doorftralende. Ook is haar voor-hooft en hare neufe plat, maar door geweld gemaakt , en niet natuurlijk : want hare moederen drukken die foo in hare geboorte , en noch geduerigh den tijd dat fy haar foogen ; haar inbeeldende dat hier infchoonheyt en volmaaktheyt gelegen is: want fonder dat foude hare neufe wel gevormt wefen, en haar voor- hooft verhe- ven als het onfe. Hire voeten Tijn breed en bekorit , om dat fy blood-beens gaan: maar voorts foo verhart, dat fy voor alle proef zijn K en in de bof- fchen en op de rotfen» Onder die van het Land fietmen noch fchele , noch blinde , noch kreupe- le, noch gebulte, noch kaalhoofdige , of die van natuure eenige mifmaakt- heyt hebben ; gelijkmen ook setuyght van tfBrafilianen, van de Floridianen , en De^J' J 3 o 1 . ^ .« ■ 1 t 1 r ' i 1 &> "Ooft- van het grootite gedeelte der Volkeren van Ammk* • In plaatfe dat de genen M. die gewandelt hebben tot in het groot Cairos , verhalen dat men geweldigh J^gjjÊ vele fcheelen en blinden fiet langs de ftraten ', defe fwakheden foo gemeen en ™ foo volk eygene zijnde in dat Land, dat van tien menfchen daar altijd vijf of te fes worden gefiendie'ermedebefmet zijn, maar als eenige onder de Cardiba- nen worden gevonden die mifmaakt zijn, of van eenigh lid ontblood,dat is haar overkomen in d'ontmoetingen en in de gevechten die fy met hare vyandera hebben gehai,en defe wanftakigheden of breuken zijnde foo vele proeven van haredapperheyt, zijn onder haar geacht bevalligheden en heerlijk te wefen ;. wel verre van haar in gevaar te {tellen om gefmoort , of van hare mede- vader- landers in een fmelt-ketel geworpen te worden, gelijk die arme kinderen die onder het Volk van Guyana , en by de Lacedemoneren ten tijde wmLycurgmr van den buykhaares Moeders onvolkomen en mifmaakt ter werelt quamen.. Daar worden felfs fchoone Dochteren en fchoone Vrouwen gevonden onder de Caraïbaanfcbe Wildinnen. GetuygeMe-juffer van Rojfelan, de vrouwe van. mijnen Heere den Gouverneur van Sim Aloufie. Alle de Cardibanen zijn fwart van hair , gelijk de Chinefen die daarom by »/$** »*< wijlen genaamt worden Met [wart gehande Fo/\ Defe hairen van de Cardibanen^ '"?r fijn niet gefrifeert, gelijk dat van de Mooren, maar recht neder hangende en 1. m^ geweldigh lang , gelijk dat van de Haldivoyfeben. Ln alle hare vrouwen geven *•" "^" aan defe fwarte. verwe den eerdennen van de fchoonheyt voor foo veel het hair. yan Br e* yes. Gdfc'ilaffo 8.Boe!{. I?. Rooft 352, Ze delyke Historie hair belangt. Menfeght ook dat de Indiaanfche Vrouwen van Veru foo veel minne tot het fvvart hair dragen , dat om aan hun hair defe verwe te geven , als fyhaar ontbreekt, fy haar tot ongewoonclijke moeytenen pijnen begeven. In het tegendeel , verfcheyde Jufreren in Spanjen om de hairen van goud ver- we te verwen , Parfumeeren het met zulfer , doopen het in ftarkwater en {lel- len het in de Son op den vollen middagh , geduerende d'allerfelfte hitten van de honds-dagen. En in Italië word defe verwe van hairen ook geweldigh na- gemaakt; getuygen het gene een Dichter feght op het onderworpfel van de Ilomainfche Hoi-poppen. O dat die op-gehulde Zïmmen Met hun door konji gevaalde hair. De Cara'ibanen zijn geweldigh forghvuldigh in haar te kemmen , en achten dat feer eerbaar te welen. Sy Oiyen hunne hairen > en hebben eene vindinge om het te doen walTchen. De Vrouwen kemmen gemeenlijk hare Mannen en hare kinderen. Mannen en Vrouwen vlechten hun hair van achteren , en doen het eyndigen in eenen kleynen hoorn , die fy midden op het hooft ftellen. Aan beyde de zijden laten fy het met lokken hangen, na de natuurlijke vrijheyt: De vrouwen verdeeien hun hair in fulker voegen dat het haar aan beyde de zijden by het hooft af- valt ; en de mannen fpreyden het hare op d'andere wij- fe , dat is te feggen , fy trekken het na vooren en na achteren van het hooft. Het welk haar verplicht om het op het voorhooft af te fnijden , om dat het an- ders haar op d'oogen foude vallen. Dit deden fy ten anderen tijde met fekere fnijdende kruyden , eer dat fy het gebruyk van onfe knipfcharen hadden. Bo- ven dat fy gewoon fijn daar af te Inijden als fy in rouwe zijn. In plaatfe dat in Madagafiar de mannen niet met alle van hun hair af-fnijden. Maar de vrou- wen fcheeren haar geheelijk. Dat t'eenemaal ftiïjdighis met de gewoonte van de Volkeren onder dewelke de Heylige Apoftel Paulus leefde. Men befpeurt geenen baart altoos aan de Caraibanen \ foo hy met haar uyt K*rpï* by komt rukken fy hem uyt , gelijk de Brefüianen , de Cumanifdie , en fekere Vol- Ber&nn. j^eren ^ j^ ^[j^ van de Tarteren onderworpen zijn , die altijd een y fer in de hand dragen , waar mede fy uytrukken alle de hairen vanden baart die op nieuws walTchen. Voort men (iet de Caraibanen weynigh in defe moeyte , en men gelooft dat fy een geheym hebben , om te verhinderen dat het hair niet weder foude komen als het eens is uytgerukt geweeft; Uytvinding die feer gemakkelijk foude geweeft hebben aan dJ aloude Romainen : want men houd dat fy am haren baard by-na geen oorlof hebben gegeven om te groeyen , als zedert den tijd van den Keyfer Adnanm-, die den zijnen den eeiiten liet waf- fclien. Tot daar toe was het foo aanfienlijk onder haar geenen baart te dra- gen, I Van de Voor-e ylanben. 355 én, dat de Slaven den haren niet fouden hebben derven doen af-fcheeren : En elf dit was verboden aan veder perfoon die met mifdaad befchuldight was, om op hem een teykenvan fchandete leggen, tot dat fy weder ontfchuldight «varen, gelijk het Aulitu-Gellius verhaalt. Recht in het tegendeel van dat ge- * jjjjt* bruykt word onder het gebied van den Grooten Heer > die den baart doet af- %{!' fcheeren door verfmaatheyt. Het gene gefchiede in het jaar 16 5 1. aan den Francoyfchen Conful van Alexandrie , befchuldight dat hy fijn Ampt qualijk hadde bedient , en van wien de baart natuurlijk foo wel was gekrult en van eene foo fchoone blonde verwe , dat eenige Turken hem wel eene merkelijke fomme gelds daar voor wilden geven > om hem te bewaren door d'ongemeen- heyt : maar hy wilde hem liever in Vrankrijk brengen. De Caraibanen verwonderen haaf in onfe Europianen den baard te fien voe- den, en vinden dat het eenegroote mis-ftaltigheyt geeft op die plaatferuych te wefen,gelijk het in haar eene fchoone volmaakthey t is het aldaar niet te fijn. Maar fy zijn d'eenige van de Wilden niet, die eygenfinnigh zijn inftoffevan «reiftant en van fchoonhey t. Alle de Barbarifche Nacyen , en felf eenige Bor- gerlijke , hebben hier op byfondere fmaken en gevoelens. By voorbeeld , Dit*Bt* men rekent voor fchoonheyt by de Mddivoyfcben het gantfeh lichaam ruych te %Zit ™' hebben , het gene onder ons foude wefen de fchoonheyt van eenen Beer , en **/&&& niet van eenen menfeh. Onder de Mexik^nen het voorhooft kleyn te hebben "^"1 en vol hair. Onder de Japonnefers weynigh hair te hebben ; het gene hun ver- «» du te plicht die forgvuldigh uy t te trekken , en daar van niet over te laten als een ÏÏ^ j£* Vlok op dekruyn van het hooft. Onder de Tarterfche Vrouwen geweldigh **» te «»- platneufichtezijn: Maar om d'aantreklijkheden van haar neus te verheffen,^"™' wrijven fy hem met eene feer fwarte falve. Onder de Guinefchen groote nagelen en een platte neus te hebben : daarom maken fy hem plat , en drukken hem in met den duym aan hare kinderen,foo ras als fy ter werelt komen,gelijk ook de Ürejilianen doe. Onder die van de Provincye vm\Cü[co in Perken eenige Oofter- fche Indianen, als onder deCalecut fmende Mdlah ar en,uytmuntende groote 00- ren te hebben,en hangende tot op de fchouderen: Ook doen eenige onder haar die fo groot waffchen door konftgrepen. Onder d'Ethiopiers groote lippen te hebben,en de huyt van verwe fwart en blinkende als git. Onder de Negere van Moptmbiké* geweldigh fcherpe tanden te hebben : en fy gebruyken de vijle om haar (bdanigh te maken. Onder de Maldivoyfthen defelve mot te hebben, en tot dien eynde kaauwe fy altijd Petel. Onder de Japonefcben en de Cumaneren defel- ve fwart te hebben ; ook fwarten fy haar hier toe. Onder defe laatfte noch, het aangelicht lang te hebben,de kaken mager,en de beenen buy ten maten dik: En daarom drukke fy de hoofden van hare kinderen in hare geboorte tufiché twee Y y kuflens, «54 Zedelyke Historie kuffens enhoudenalfoowelalsdeBewoonderenvande Rivierevan Ijfebekg hare béënen ftijf gebonden boven aan , en by d enkel van de voet , om haar te doen fvvel'en Onder eenige Peruvianen het aangeficht mgeineden en door- prikt te hebben alsmetvliemfteken,en van aangeficht plat en nagemaakt te ïvefen , bre-d van voorhooft , en geweldigh fmal van het voorhooft af tot aan de nekke na achter- om : en om haar van defe fchoone gedaante te ma- k*n, hielden fy het hooft van hare kinderen gedrukt tuflchen twee kleync borden, vanhetoogenbhk haar'er geboorte tö.,t aan den ouderdom van vier ofte vijf jaren. Eyndelijk onder eenige Oofterfche , en eenige Afrikanen , is het eene «rroote volmaaktheyt aan de vrouwen fulke groote hortten te hebben dat fy lmr over deïchouderen konnen werpen. En onder de vrouwen van de ttimefchen, is de voornaamftefchoonheyt uytermaten kleynen rank van voe- ten te zim. En daarom is het datmenfe van hare kindsheyt af foo naauw prangt , dat fy fchijnen gerabraakt te wefen, en kunnen haar ter naauwer nood over eynde houden. Het foude wel moeyeiijk wefen eene fchoonheyt te.be- fchrijven, op de verfcheyde wanen van alle defe Volkeren. Laat ons tot de Caraïbttnen wede^kèêren. Sy^aan geheel naakt, mannen en vrouwen, gelijk veele andereNacyen. En fóó yemant onder haar zijne natuurlijke deelen wilde dekken,hy joude van alle d'anderenbefpot worden. Wat ommegang de Chriftenen met haar heb- ben gehad, het heeft haar tot noch toe onmogelijk geweeft haar vroet te mak n dat fy haar fouden bedekken.Dat foo fomtijds komende de Chnftenen befo^en , of met haar handelen , fy haar bedekken , om de felve te behagen, nemende een hemde, eenen onderbroek, eenen hoet.ende k eederen diefy haar gegeven hebben >• foo vaardigh ais fy tot haren't weder gekeert zijn ont- kieeden fy Kaar , en hangen alle die gewaden in hare Cabmetten te pronk. Jn verwiflelineen van defe toegevinge der Caraibanen , foo hebben eenige van on- feFrancoyïchen, zijnde nThet midden van haar, geen fwangheyt gemaakt haar ook t'eenemaal t'onkleeden na derfeiven voorbeeld. Dek naaktheyt heerfcht in het lange en in het breede onder den brandenden Hemel- riem, ge- lijk yeder dat weet. ;-" - , Ptmtü Als men de Brefil.mn hare naaktheyt verwijt, (eggen fy dat wy naakt ter werelt komen , en dat het dwaasheyt is te bedekken het hchaam dat ons door de natuure is gegeven. Dievau het Koninkrijk .van Scmm mAfnka zqo te prijfen , om dat?y haar ten minden dekken als fy trouwen, of felf wel eer , als haar Konink fuik* wil toelaten. De vrouwen var, de Uu0* tylanden nlo- den van defen lof ook mede deylen , want fy hadden gewoonte haar te bedek- ken alsfybequaamtothet huwelijk waren , en vierden defe daad met groote Blafic 3 f ar. Cht 16. ferhaal yan de Hollan- ders. Van de Voor-e yl anden, $$$. verblijding. Maar heden ten dage heeft defe gewoonte geene plaatfe meer: want defe arme Nacye is van de Spanjaarden t'eenemaal vernielt geweeft , of wec;h gevoert om in de mijnen te werken , en daar zijn in alle d'Eylanden die defen naam dragen geene natuurlijke bewoondercn, maar alleenlijk een wey- ni^h Engelfchen , diemen'er heeft overgebracht van het Eyland van de Ver- monde, Laat ons tot de vercierfelen van onfe Wilden komen. Sy verwnTelen hare natuurlijke verwe door eene roode verwe die fy op het lichaam ftrijken. Want woonendeby rivieren of fpringbronnen , foo is het eerfïe dat fy alle morgen doen haar gantfch lichaam te gaan wafifchen. En dit B*e *£„ is dat by d'oude Duytfchen in gebruyk was , gelijk Tacitus dat getuyght. Alfoo de vden ras de Cardibanen gewaffchen zijn keeren fy weder na huys , en droogen haar Zjtptie* by een kleyn vyer. Gedrooght zijnde foo nemen hare vrouwen of eenige van hare huys -genoten, eene Calebaffegevult met eenefekere roode fchildgring die fy Roucou noemen, naden naam van den boom die het voortbrengt , en dewelke wy in zijne plaatfe hebben vertoont. Men wrijft haar het gantfch lichaam , en felf in het aangeficht met defe verwe , die gemengt is met Olye. Om dek verwe op te leggen dienen fy haar met eene fponfie, in plaatfe van een penceel , en fy noemen dit doen fi eb Koucouwen. En om geeftiger te fchijnen, maken fy haar dikwils fwarte kringen rondom d'oogen, met het fap van appe- len van Junipa. - Defe roode fchildering, verftrekt haar tot cieraaden totdekfelte gelijk. Want boven de fchoonheyt die fy'er in vinden , feggen fy dat dit haar gefwin- der,en rapper maakt, gelijk waarlijk d'oude j4fto*of worftelaars haar met Olye wreven om de felve oorfaak. Dat meer is , fy feggen dat haar felven al- dus Roucouwende , fy haar bevrijden voor de koude van de nachten van de re- genen > voor het (teken van de Moufliken en van de Uaringoins , en voor de hitte vandeSon, die haar anders buylen en fweerenopde huyt fouden veroorfa- ken. Defe falving verhart hare huyt niet alleen , maar ook maakt fy haar blinkende, facht, en erTe, gelijk dit weten alle die haar gefien en getaft hebben. Het grootfte gedeelte van de Wilden befchilderen haar , en fchikken aldus haar lichaam kluchtigh op , maar niet met eene felve verwe , en op eene felve wijfe. Want daar fijn'er die haar lichaam root maken alfoo wel als de Caraï- bifcheVoor-eylanderen, gelijk die van de Caap de Lopes Gonfalves : maaran-y^-e. dere gebruyken'er andere verwen toe, gelijk het fwart, het witt, de Caflanye- jcbrtjre- verwe , de Zin^olin , het blaauw , het geluw , en diergelijke," Eenige leggen er '£&£ maar eenerleyeop % andere befchilderen haar met verfcheyde te gelijk, en^/*»». yertoonen verfcheyde gedaanten j Andere fonder verwe daar byte voegen, Yy 2, wrij- Het lefin yan de Hi~ ■■ P/mi. il. Boe\ 1 Hooft-ft. Hevod. in hu leven tan Seye vut. 9?. Boe\, 7. Heeft- ^6 Zedelyke Historis wrijven haar met olye van Palm-boomen ; Daar zijn'er die haar doen Olyeri metBalfem, en het lichaam beft uy ven met een kleyn poeder van goud j En andere eyndeüjk falvenhet lichaam met een drabbigh qual , en blaftn hierop de pluymen van verfcheyde vogelen: of anders fy dekken haar met eene ge- gomde korfte, endiereukerighis, en kleven daar op ü'alleifchoonft e bloe- men die in haar land waflchen. Daar is wat te verkiefen uyt alle defe wijfen, enhetfoude een vermaak zijn alledefe drollen met elkander tellen danfen» Men foude daar mogen by-voegen om den troep volkomen'er te maken , die Turkfche Pelgrims , die gemeenlijk lange rokken dragen , gemaakt van duy- fend duyfenden ftukken van allerhande verwen. Voorts, de ftiji van zich het lichaam te befchilderen is wel out: en onder andere gedenkteykenen van defe Al-outheyt, Vlinim en Hcrodianus verhalen ons, dat fekere Volkeren van het Groot Bretagne geen gebruyk van eenigh gewaad hebbende, haar lichaam befchilderden met verfcheyde verwen >. en vertoonden'er felf gedaanten van dieren op: waarom fy wierden genaamt Ficles of Befchilderden. Maar onder alle de Wilden die haar heden ten dagen het lichaam befchilderen, hebben de Caraibanenhet voordeel dat fy haar optooyen met eene vervve die d'Ouden geweldigh boven alle d'andere hebben ge- eert. AVant men feght dat deGotthen het Cinnaber gebruykten om haar het aan- geficht root te maken. En d'eerfte Romaynen na het verhaal van Flimus fchil- derden haar lichaam met Menium op dendaghvan hare Zege- praal. Hy leert ons dat Kamülus aldus dede. En hy voeght'er by dat op de vierdagen men het aangeficht van het Kerkbeeld van haren Jupiter aldus verlichte: En dat ten anderen tijde d'Etiopies fuiken grooten achting tot defe vermilioene verwc droegen, dat hare voornaamfte Heeren haar over haar gantfche lichaam {tre- ken, en dat hare Goden die felver droegen aan hare Altaar- poppen. Onfe Caraïbanen , genoegen haar gemeenlijk met defe roode fchildering, die haar verftrekt tot hemde , tot kleed , tot mantel , en tot optooyfel van het lichaam. Maar in hare vierdagen en dagen van verheuging, voegen fy by haar root verfcheyde ande verwen, waarmede fyhaar lichaam en het aangeficht fchakeeren. Maar het is niet alleen de befchilderinge die fy gebruykenomhaarte be- pronken. Sy vercieren de kruyn van haar hooft met eenen kleynen hoet ge- vlochten van vo^ele vederen van verfcheyde verwen , of met eenen bos vede- ren van Aigretten, of van eenigen anderen vogel. Sy dragen ook fomtijds eene kroone van vederen , die haar het gantiche hooft bedekt. Alfoo fietmen onder haar menichte van gekroonde koppen , hoewel men'er geene Koningen fiet. Noch foudemen haar eer voor Koningen aanfien by hare kroone van vede- VAN Dfi VOOR-EYLANDEK. g 5 ^ Vederen , alfmen voor Prins foude erkennen , den Heere van de Golf van An~ tengU, die tot zijnen Schcpter en tot zijne Koninklijke waardigheyt niet an- ders heeft als eene Tuynders fchoppe , die hy altijd met hem draaght. De Maldivifcbe vrouwen maken haar aan y eder oor een dozijn gaten j waar aan fy hechten kleyne vergulde nagelen , en "fomtijds paarlen en dierbare ge- fteenten. De Juffers van Madagafcar en van Bnftl , maken haar een groot gat daar den duym foude konnen doorgaan , aan de lelie van het oor , waar aan fy behangfelen van hout en van been fchikken. En de femvlamn onder het gebied van de Koningen Tngds hadden gewoonte haar in het oor een gat te maken van ongelooffelijkegroote, waar aan fy fnoeren hingen van een vierdendeel eens. elle lang , die oor- behangfelen van eene onmatige groote vaft hielden. Maar onfe Caraibanen> willen niet meer als een kleyn gat opfijnEuropeaanfch,in het facht van het oor , waar in fy fteken graten van fekere vhTchen geweldigh glad, ftukken van fchubben vanC^f ,en zedert dat de Chriftenen by haar gekomen zijn, doppen van goud, van filver, of vanLatoen, waaraan fy fehoone oorbehangfelen hechten. Sy zijn verrukt als fy'er mogen hebben die ons volk haar brengen , en weten geweldigh wel t'onderfcheyden , en uyt te keuren boven alle d'andere, degenen die van waardyezijn. Sy dragen by- foaderlijk achting tot die zijn vanCriihl, van Amber, van Coraal, of van eenige andere rijke ftoffe , aangefien dat de dop en alle d'andere vercierfelen, van goud zijn. Somtijds heeftmen'er haar willen geven die maar van verguit koper waren , en haar doen gelooven dat fy van goud waren gemaakt : maar fy hebben haar verworpen, leggende, datmenhaar wilde bedriegen, en dat dit maar van ketel-goud was. En om'er de proeve af te nemen, zijn fy gewoon het ftuk in haar mond te nemen. Wel in het tegendeel van die van Madagafcar,. die toen de Hollanderen die'er aanvoeren in het jaar duyfend vijf hondert vijf- en negentigh , haar aanboden ecnefilvere lepel, haar fielden tuffeben hare- tanden , en gevoelende dat zy hart was » eyfchten'er een van tin. En men kan genoegh oordeelen wat werk fy van het koper maakten , dewijl dat fy eene dochter aanboden in verwiffeling van eene lepel van dit metaal. Eerodotusi-^, verhaalt ons dat ten anderen tijde onder d'Ethioperen het koper meer was ge- acht als her goud , waar van het gebruyk foo veracht was, datmen er de mifda- digen rnet goude ketenen bond. De Caraibanen doorboren ook fomtijds hare lippen,om'èr door te doen gaan eene foorte van kleyne priemen , die gemaakt fijn van een been , of van eene- vifch-grate. Sy openen felf het middelfchot van hare neufgaten , om'er aan te hechten eene bagge , een graan van Criftal , of eenige andere fnuyfterin^ van diergelijke. De hals en d' armen van onfe Caraïbanen hebben ook hun cieraadj YI 3 want ^S Zedelyke Historie want fy hangen'er om halsbanden en armringen , van Amber , van glafcoraal, t van Coraal , of van eenige andere ftoffe die glants heeft, De mannen dragen d'armringen aan herdik van den arm by de (chouder : Maar de vrouwen om- ringenfe dicht aan de vuyft , even-gelijk die van defe geweften. Sy bepronken noch hare beenen met ketenen van glafcoraal, in plaatfe van kousbanden. De genen onder haar die geen gemeenichap met d'Europeanen hebben , dragen, gewoonlijk aan haren^hals gehangen pijpen van de beenderen haar'er vyanden* en groote ketenen die gemaakt zijn van Agouty tanden , of van die van Tyge- ren", van i wilde katten, of van kieyne kinkhoorentjes doorboort en tefamen gebonden , met een fnoertje van fijn Cottoen , geverwt in root of in violet. En als fy haar op haar abelite willen op-fchikken , foo voegen fy by dit alles Mutfen , Armringen die fy onder d'oxelen binden , fluyers , en riemen van ve- deren , geweldigh fnedigh aan een verknocht door eene aangename verfame- ling, dewelke fy latenüodderen langs hare fchouderen » oi hangen vanden navel tot half- wegen de dgy en. Maar d'aüer-aanmerkelijklte van alle hare Cieraden , zijn fekere groote medaillies van fijn koper uyttermaten glad, fonder eenige infnijding, die de gedaante hebben van eene halve Maane,en fijn gehecht in eenigh vaft en dier-, baar hout. Sy noemen haar Caracolis'm haretale ; fy zijn van onderfcheydene groote, want fy hebben er die foo kleyn zijn dat fy die aan hare ooren hechten, opde wijfe van behangfelen, en andere die by-na zijn van de breedte als de palm van een hand,dewelke fy dragen aan den hals gehangen, van waar fy fun- geren op hare borft.Sy hebben defe Caracolis in groote achting, foo om dat ha- re doffe die nimmer verroefting aan-neemt, blinkend is als het goud ; als ter oorfake dat dit de allerfeldfaamfteen de mceftgeprefene beuyt is die fy ont-- dragen van d'invallen dewelke fy alle jaren doen inde landen van d'Aroüages hare vyanden; en dat dit het kenteykenis, of hethals-fnoer dat deHooft- mannen en hare kinderen onderfchcyd, met die van de gemeene mannen. Ook de genen die van defe juweelen hebben maken'er fuik een faak af, dat al ftervende ; fy geene andere errfeniffe laten aan hare kinderen, of aan hare aller- •trouwherrighfte vrienden : En daar is'erfoodanigh een onder haar die noch een Caracolis van fijnen Grootvader bewaart , waar mede hy zich niet optooyt als op de grootfte vreugde- feeften. De vrouwen befchiideren haar gantfch lichaam , en fchikken haar by-na op als de mannen , uytgefondert eenige kleyne onderfcheyden die wy aireede hebben aangewefen , en dat fy geene kroonen op hare hoofden Tetten. Sy hebben dit ook byfonders , dat zy halve leerfen dragen , di& haar niet afdalen dan als tot den enkel van de voeten. Defe foorte van koufinge is geweldigh finlijk Van de Voo r-e ylanden, finlijk gevrocht, en boven en beneden, ge-eyndight met eenekleyne ronden rolle geweven van biefen en van Cottoen , die haar de kuy t van het been be^ knelt en doet haar voller fchij nen. TIENDE HOOFT- STUK. W ^Aanmerkingen op de tale der Ciraihmen. Y fijn van voornemen om, op het eynde van defe Hiftorie tot volr doening van de Lief hebberèri een tamelijk breeden Woorden- fchat van de tale der Cardibanen te geven. Daarom is het dat wy ons in dit Hooft- ftuk fullen genoegen met te (lellen de voor- naamfte Aanmerkingen , die'er de bevalligheyt , de foetigheyt , en d'ey^em- fchappen van fullen doen kennen. i. De Caraïbanen hebben eene oude en natuurlijke tale j en die kaar t'eene« maaleygen is, gelijk yedere Nacyedehare heeft. 2. Maar boven defe hebben fy 'er een andere gemaakt die baflaart is , en vermengt met verfcheyde uytheemfche woorden , door den handel die fy met d'Europeanen hebben gehad. Boven al hebben fy veele woorden ontleent van de Spanjaarden, om dat dit d'eerfte Chriitenen zijn die by haar zijn aan- gekomen. 3. Sy dienen haar altijd onder haar met hare Oude en Natuurlijke tale. 4. Maar als fy met de Chriftencn te famen fpreken of Koop-handel drij- ven, gebruyken fy hare tale die bedorven is. 5. Boven dat hebben fy eene geweldigh aangename ftameling , wanneer fy haar willen onderwinden in eenige uytheemfche tale te fpreken. Gelijk als fy feggen Compere Gouverneur ; gèbruylehHe dit woord van Compere algemeen- lijk tegens alle die hare vrienden of bondgenoten zijn. Aldus foudenfy vry uyt feggen foo daar gelegenthey t voor- viel , Compere Koning Dit is ook eene van hare beleefde aanfpraken als fy tegens onfe Francoyfchen fegg;en , met een laggend wefen , Ahfitoy bon pur Cardibe , moy bon pour Frame : "En als fy haar van Ons volk willen bedanken, en betuygen dat fy'ergeweldioh af Vol- daan zijn , Uouche bon Trance pour Cardibe. Aldus feggen fy noch , Maboya mou- che fache eontre Caraïbe , als het dondert , of dat'er een Ouragan waayt: En, Moy moucbe Lunes, om te beteykenen dat fy geweldigh oud zijn. Sy hebben ook feer dikwils defe woorden in de mond, wanneer fy gewaarworden dat ons volk hare eenvoudigheyt willen misbruyken, Compere, toy trompe Cardibe. En men hoort haar dikwils feggen als fy vrolijk van linnen zijn, Moybonne Camhe* 6. Voorts, j£o Zedelyke Historie 6. Voorts, hoewel de Cara'èanen van alle d'Eylandenhaar alle tefameri onder eikanderen verftaan , dat is daarom niet tefeggen,dat onder haar niet gevonden fouden worden eenige redenkaveling dewelke niet die van anderen eenighfms (oude verfchiilen. 7. DeP.is weynigh ingebruykin hare tale: Maar buyten dat bemerkt- mendaar niet eenigh gebrek der letteren in , gelijk in de tale van Japon , van &refü,en van Canada, die bevonden word gebrekkelijk te wefen in F. L. R. Of in die van Peru , die ontbreekt in B. D. F. G. I. J*ta, en X. na het verhaal vaa de Hiftorye-fchrij veren. 8. Hare tale is uytnemende facht , en word by-na geheel met de lippen uytgefproken , een weynigh door de tanden, en by-na niets door de kele. Want hoewel de woorden die wy'er hier na af-geven fullen, hart op het papier fchijnen , niet te min als fy haar uyt fpreken , maken (y eene uytfluytinge van fekere letteren, en geven haar eenenfekeren fwier, die haar gefprek gewei- „ digh aangenaam maakt. Het gene mijnen Heere du Mmtel verplicht om haar „ dit getuygenis te geven : ik (diepte , feght hy , groot vermaak in haar aan ,,te hooren , toen ik onder haar was , en ik konde niet genoegh verwonderen „de bevalligheyt, de vloeyenthey t , en de fachtigheyt van hare uy tfpraak » „ die fy gemeenlijk vergefelfchappen met een kleyn grimlachje , dat groote „ aangenaamheyt heeft. 9. Hare uytfpraak is veel foeter als die van de Caraïbanenvm deVafte- kuft : Maar behalven dat verfchiilen fy niet als in de buyging. 10. Meteen eenigh woord, na dat het verfcheydentlijk word gebruykt, beteykenen fy verfcheyde verfchillende dingen. By voorbeeld, het woord van An ban beteykent 1. Ja, 2. lkjveet niet, 3 . Houd} of Neemt j na d'uyt-fpraak diemen het geeft. 1 1 . Wat ons belangt , wy konnen die tale niet uy tfpreken met alle de be- valligheyt, en alle de foetigheyt die haar natuurlijk is j of ten minften moeft- men haar van lagen ouderdom afgeleert hebben. 12. Sy aanhooren d'een d'andermet gedult, ende en vallen niet in elk- anders woorden : Maar fy zijn gewoon een kleyn geluyt van de (tem te flaan op het eynde van de drie ofte vier ruftklanken des genen die fpreekt , om te betuygen het genoegen dat fy fcheppen in hem aan te hooren. 13. Wat voordeel dat wy op haar hebben, foo in de natuurlijke hoedanig- heden van den geeft , als in de fachtigheyt van d'uycfpraak , die ons foude be- hooren te vermenighvuldigen de gemakkelijkhcyt van hare tale te fpreken, niettemin fy lecren veel gemakkelijker d'onfe als wy de hare leeren, gelijk dat door d' ondervinding word bekent. 14. Onfe Van de Vo o r-e yl a nd en. $61 14. Onfe Francpyfchen hebben befpeurt dat fy eenen grooten af- keer heb- ben tegen de Engel iche tale , tot foo verre dat fy niet mogen lijden datmenfe voor haar fpreekt , om dat fy daar vyanden van zijn. Dat foo in hare bedorve tale vele woorden worden gevonden uyt het Spaanfch getrokken, dat haar ook vyandighis , dit is dat fyfe hebben aangenomen geduerende den tijd toen fy gemeenfchap met die Nacye hadden , en toen fy haarlieden noch niet qua- lijk hadde gehandelt. 15. Sy zijngeweldigh forchvuldigh om hare tale niet gemeente maken, uyt vreefe dat de geheymenifien van hare oorloogen fouden ontdekt worden. Zelfde genen onder haar die Chriftenen zijn geworden , willen den grond van defe tale niet ontdekken, inhetgeloove dat fy hebben hoe dit hare Nacye fchadelijk mochtewefen. 16. Siet hier eenige van de byfonderfte eygenfchappen van hare tale. En eerftelijk, de mannen hebben vele uytdrukkingen die haar eygen zijn , die de vrouwen wel verdaan , maar die fy nimmer fpreken : En de vrouwen hebben ook hare woorden en wijfen van feggen , die de mannen niet gebruyken , of fy fouden befpot worden. Van daar komt dat in een goed deel van haar onder- houd., men foude fessen dat de vrouwen eene andere tale hebben als de man- nen ; gelijkmen het ial konnen fien in onfen Woorden- fchat , doord'onder- fcheydentheden der wijfen van fpreken die de mannen en de vrouwen gebruy- ken om een felf ding uyt te drukken. De Wilden van Domimhus feggen dat dit fpruyt hier uyt dat toen de Caraïbanen d'Eylanden cjuamen bewoonen fy befet waren van eene Nacye van Arouages , die fy t'eenemaal uytroeyden , met uyt- fondering van de vrouwen , die fy trouwden om het land te bevolken. Invoe- gen dat die vrouwen hebbende hare tale behouden , defelve leerden aan hare dochteren, en gewenden haar te fpreken gelijk zy. Het gene waargenomen zijnde tot op heden door de Moederen wegens hare dochteren, is die tale met die van de mannen aldus verfchillende gebleven in verfcheyde dingen. Maar de foonen , hoewel fy het fpreken van hare Moederen en fufteren ver- ftaan , volgen evenwei hare Vaderen en broederen, en voegen haar na hare tale, vanden ouderdom van vijf ofte fes jaren. Om te beveiligen het <;ene wy verhaalt hebben op den oorfpronk van defeonderfcheydentlvyr der tale, foo brengtmen by dat'er eenige gelijkheyt is tuiTchen de tale vand' Arouages van het Vafte land, en die vandeCaraïbaanfche vrouwen. Maar het is aan te merken dat de Garuibanra van de Vafte- kuil , mannen en vrouwen, eene fei- ve tale fpreken , hare natuurlijke tale niet bedorven hebbende doorliet huwe- lijken met uytheemfche vrouwen, 17. D'oudén hebben vele woorden die haar byfonder zijn, en verfcheyde Z z e y gene ♦ 362 Zedelyke Historie 'eygene wijfenvan fpreken die geen gebruyk hebben inde mond der Jonge- lieden. 18. DeCaraïbanenhebben ook eene fekere tale daar zy er alleenlijk mede dienen onder haar wanneer fy oorlogen voornemen. Dat is eene geweldigh moeyelijkeftameling. De vrouwen noch de dochteren hebben geen kennis van defe verborgeneuale , noch felfs de jongelingen tot dat fy proeven hebben gegeven van hare Edelmoedigheyt , en van den y ver die fy dragen tot de ge- nieene twiftfake van hare Nacye tegens hare vyanden. Dit is om dat hare aan- flagen niet voor den tijd fouden ontdekt worden. 19. Om hare fake , hare perfonen , hare wijfen , en hare gedachten te ma- ken , hebben fygeene afgefonderde by-woorden : maar fy verlengen hare ivoorden met eenige letter grepen , of eenige letteren , in het begin , of aan het eynde , en eeni°e veranderen fy. Aldus feggen fy op de gebiedende wijfe Byoubaka , gaat voort : maar opa Aanfeggende wijfe, Nayoubakgem, ik ga voort. En van hetfelve Babinaka , dzntt. -> Nabmakajem, ikdanfe. Het gene overeenkomen heeft met de wijfe waarop de Hebreeufche woorden wor- den gevormt. 20. D'eygen-beftaande en volkomene Namen zijn'weynigh in gebruyk onder haar ; boven al de namen van de gedeelten des lichaams : maar fy zijn by- na alle verbonden aan eenen eerften, aan eenen tweeden, of aan eenen derden perfoon. 21. Den eerden perfoon word gemeenlijk beteykent door eene N. in het begin van het woord : Nicbic mijn Hooft. De tweede door een B. Bubic, uw hooft. En de derde door eene L. Licbic , het hooft. 22. Het geenerley en volkomen gedacht word uytgedruktdoor eenT. Ticbïc , het Hooft : Maar dat is weynigh in gebruyk. 23 ; Sy hebben verfchillende namen om te fpreken tegens de perfonen fdfy en andere om tegens andere van defe perfoonen te fpreken. Aldus feggen fy Baba mijn Vader, tegen hem fprekende : En Youmaaihym hem fprekende. Bibt, mijne Moeder fprekende tot haar : lchanmn fprekende van haar. Het gene met het onderfcheyt van de tale der mannen en der vrouwen , der jongen en der ouden, die vanharen gewoonlijken kout en van hare oorloch- raad- dagin- gen, fondertwijftei de woorden van hare tale geweldigh moet vermenigh- yuldigen. 24. Hare eygen-namen hebben dikwils beteykening , en worden na ver- fcheyde ontmoetingen genomen , gelijk wy het byfonderlijker fullen laten fien in het Hooft- il uk van de Geboorte en van d' Opvoeding haar'er Kin- deren »- 25. Sy Van de Voomylanden, $€$ 25 . Sy noemen nimmer den naam van een perfoon in zijne tegenwoordig- heyt : ofwel door eerbiedigheyt noemen fy hem maar ten halven. 26. Sy feggen nimmer den naam van eenen man , noch van eene vrouwe geheel uyt ; maar wel die van de kinderen : Aldus Tullen fy feggen , de Vader ofte de Moeder van foodanigh eene: of anders fullenfyden naam ten halven feggen, als by Voorbeeld , Mak > in plaatfe van te feggen Mala Kaalt : en Hib* voor Hïbalomon. 27. D'Oomen en de Moeyen, foo veleals'erin d'eenzydige linye zijn, worden door hare Neven Vaderen en Moederen genaamt. Aldus word den Oom genaamtU<*^, dat is te feggen Vader. Maar als fy de waarachtige en eyge Vader willen beteykenen, voegen fy 'er fomtij ds een ander woord by, feggen- de , Baba tinnaca. . 28. Achtervolgende dit foo noemen alle de Neven haar ook Broederen , en alle de Nichten Sujleren. 29. Maar van Neef tot Nichte , noemt de Neef zijne Nichte Tou'éiüeri , dat is eygentlijk te feggen , Mijne Vrouwelijke, of 'mijne Toegefcbikte , om dat natuur- lijk onder haar hunne Nichten haar tot Vrouwen worden verkoren. 30. Sy noemen de maanden Manen ; en de Jaren by fevenftarren. 3 1. Hier fijn nu vervolgens eenige trekken van de levendigheyt en van de goede fchikking van hare talé. Wy lullen ten meeften deele niet doen als aan- wijfen wat hare woorden beteykenen, fonder de woorden felfuyt te leggen, om haar niet tweemalen teftellen fonder noodfakeiijkheyt,omdat wy haar fiier onder fullen geven in onfen Woorden- fchat. 32. O m te beteykenen dat een ding verloren is , of dat het is gebroken , feg- gen fy gemeenlijk dat het dood is. ^. Sy noemen een Capucyn Vader Aioupa: en. het woord van Aioupa be- teykent in hare tale een Dak of een Leuyffel. Invoegen dat dit is als of fy fey- den , dat dit een man is die heeft waar onder men foude konnen fchuylen , ter oorfake van fijne groote kappe. Sy noemen hem ook door boerterye eene Simme of een gebaarde, om fijnen langen baard. 34. Een Chriften, een Ze e-man *, omdat de Chriftenen tot haarwaartsin Schepen zijn gekomen. 35. Een Lutenant , betfpoor van een Capiteyn , of bet gene na Urn te voorfcbijn komt, - 11 38. 59' Mijn Swager , Degene die my kleyne kinderen maakt. Mijn Jongitgeboorne, Mijne belfte. Mijne Vrouwe, Mijn bert. Een Jonge , Een kleyn mannelijk- Zz 2 40. Ee- .__ 3^4 Zedelyke Historie 40. Eene Dochter > Eene Heyne vrouwelijke. 41. De Spanjaarden en d'Engelfchen, Gemaakte vyanden, Etoutou ncubi, om dat fy gekleed zijn, haar {lellende tegens hare vyanden die naakt zijn , en die fy enkelijk noemen Etoutou, dat is te feggen Vyanden. 4 z. Een dwaas, Die niet een fier ftet, of die geen ligt beeft* ■43. D'oogh-fchedel , Het dekjel vanbet oogb. 44. De winkbraauwen , Het batr vanbet oogb. 45. D'oogh appel, de Kerne van bet oogb. 46. De iippe, Den boord van de mond. 47. De kinne, Hetfieunfel van de tanden. 48. Den hals , Hetjieunfel van bet hooft. 49. Den arm, en eene wieke worden door een felf woord beteykent. 50. De pols , De ziele van de band. De Duytfchen maken by-na eene dier- trelijke te famen-fteiiinge als fy het gene de hand bekleed , de Handféoen noemen. 51. De vingeren, De hleyne, of de kinderen van de band. 5 z . De duy m, De Vader van de vingeren, of bet gene baar tegen gcftelt is. Dit is jny (lelijk de «>?&«£ van de Grieken. 53. "Voeefdtoangefet ding, fy noemen noch aldus een lap op een kleed gefet. 54- 55- tf ff- 58. 59- 60. Deblafe, Set waterrat. De koufeband , Het gene het been Iznelt. De plante van de voet , Het bitwenjle van de voet. De teenen, de kleyne, of de l^nderen van de voet. Tien, Alle de vingeren van de banden. T wintigh , Alle de vingeren van de handen, en alle de teenen van de roeien. Een Piflool, Kleyn Schutroer. 61. Een kandelaar, dat iets houd. 61. Doornen t Het hair van den booms of d'oogen van den boom, \6$. De Regenboogh , De Pluyme , of de Vederbos van God. 64. Het gerucht van den donder Trtrguetetmu 65. Defe taie heeft ook in haren overvloed en in hare levendigheyt eenige gebreken die haar eygen zijn; waar van'er evenwel eenige zijn die haar min- der tot lader als tot lof moeten keeren. 66. De Cara'ibanen hebben in hare natuurlijke tale weynige woorden van belaftering en van fpotternye *, en het gene fy gemeenlijk het aller- beledigen- de fegghen in hare boerteryen, is. Gy xJjt met goed , of ', GyzijtfoofnêdighaU sjs.m Schildpadde. 67. Sy Van deVoo p,-e ylanden. 3 6 f 67- Sy weten ook niet meer de namen van verfcheyde ondeughden ; Maar de Chriftenen leerenfe haar met als te veel. Aldus verwondertmen in detale van Canada , dat'er geen woord in is , dat over-een-komt met dat van Sonde: maar men moet alles feggen ; daar is er ook geen in dat de Deugt uyt-drukt. 68. Sy hebben geene namen om de Winter, bet ïs, den Hagel, noch bet Sneeuw uyt te drukken, want fy weten niet wat dit zijn. 69. Sy konnen niet uytdrukken het gene niet onder de finnen valt ; uyr^e- fondert dat fy eenige Geeiten en goede en cjuade noemen : Maar buyten dat liebben fy geen woord om d'anderegeeftelijke dingen te beteykenen , gelijk. bet Verjlant, de Geheugenis » en de Wil. Wat de Ziele belangt fy drukken haar uyt door het woord van Herte. 70. Sy hebben ook niet de namen der Deugden, der Wetenfcbappen , der Konftenyen der Ambachten , noch van vele onfer Wapenen , en onfer Handwerk^ gereetfibappen , ten fy dat fy mogen geleert hebben zedert haren handel met de Chriftenen. 71. Sy konnen niet noemen als vier verwen, tot dewelke fy alled'andere brengen : httWit, het Swart, het Geluw, en het Root. 72. Sy konnen geen grooter getal uyt-drukken als Twintig : en noch drukken fy het kluchtigh uyt, verplicht zijnde, gelijk wy hebben gefeght, om alle de vingeren van hare handen, en alle de teenen van hare voeten te toonen. 73. Als fy een groot getal willen beteykenen dat hare rekening niet berey- ken kan , dan toonen fy hunne hairen , of het fand van de zee ; ofwel fy her- feggen verfcheyde malen het woord van Moucbe, datVeel beteykent: Gelijk, als fy in hare kromme tale feggen , Moj moucbe , moucbe Lunes, om te doen ver- ftaan dat fy geweldighout zijn. 74. Eindelijk, fy hebben geene Vergelijkende noch Overtreffende ; maat by gebreke van dit , als fy de dingen onderling willen vergelijken , en dat fy'er eenen boven alle d'andere willen verheffen , drukken fy haar gevoelen uyt door eene, levendige en vermakelijke betooning. Aldus als fy van voornemen fijn te vertoonen wat fy denken van d'Europeaanfche Nacyen daar fy de ken- niife af hebben], feggen fy van den Spanjaard , en van den Engelfman dat fy niet met alle goed zijn : Van den Hollander, dat hy goed is als de hand , of als een elleboogh ; en van den Franfman dat hy goed is gelijk de twee armen, die fy ter felver tijd uytftrekken om'erde grootheyt af te vertoonen. Ook be- minnen fy defe Nacye boven alle de Chriftelijke -y Byfonderlijk die van dè Francoyfchen die met haar ten oorlog fijn getrokken ge weeft. Want aan die hedeelen fy van alle haren beuyt. En t'elkemalen als fy weder ten OorlogU Zz 1 trefc- De Lery ia. Hooft 3<5<£ Zedelyke Historie trekken, al-hoe-wel defe lieden op dien tijd daar niet inbehulpfaamfijn *e- vveeit, foo Leen fy niet na haar van haren roof te feynden. ELFDE HOOFT -STUK. Van de ISljtuure der Ckra'ibanen^en van hare Zeden, DE Caraïbanen , in hare natuure fijn van eene droevige, mymerende, eri fwaarmoedige tempering -, de VuTcherye , de ledigheyt endegema- tigheyt der lucht doen veel tot het onder-houden van defe finnen: Maar befpeurt hebbende door hare eygene ondervinding , dat defe quellijke gefteltenis hare gefontheyt ontflelt , en dat de ter-neder-geflage ^eeft de beenderen verdroocht , foo doen Cy ten meeften deele fuiken geweld op hare natuurlijke toe-geneygtheyt, dat fy vrolijk , aangenaam , en verheugt fchij- nen in haren ommegang, boven alles als fy een weynigh wijn in het hooft hebben. Ook valt het haar fwaar, gelijk de Brefiiianm het gefelfchap van de ' fwaarmoedige te verdragen : En die dikwils met haar hebben verkeert, heb- ben haar altijd gekent te zijn geweldigh kluchtigh , en geweldigh forghvul- digh om niet eene eenige oorfake van laggen door te laten flippen fonder die tot wind: aan te leggen ; en fdffy hebben haar dikwils fien uytfchateren by gelegentheden, daar d'aller-blijgeeftighfte onder ons haren mond noch qua- lijk vertrokken. Hare onderhouden onder haar, fijn gemeenlijk van de Jacht, van hare Viffcherye, van hare hoveniering, of vaneenige andere geweldigh onnoo- fele onderworpfelen ; En als fy lijn in het gefelfchap van d'Uytheemfchen, foo worden fy nimmer gram-ftuerigh om het lacchen dat in haare tegenwoor- dighey t gefchier, ende en nemen het niet aan als of men voornemen hadde om met haar te fpotten. Evenwel , in plaatfe dat deSorikifcben, eene Nacye in het Nieuw- Vrankrijk , haar felven Wilden noemen , niet wetende wat dat beduyt, foo houden haar defe Volkeren belédight, foo men haar defen naam geeft, als men met haar fpreekt. Want fy verftaan dit woord , en feggen dat het niet eygen is als aan de beeften in het woud. Sy willen ook niet liever Cannïbalcn genaamt zijn , hoewel fy het vleefch van hare vyanden eten ; het gene fy doen om hare dulheyt en hare wraake te verfadigen , en niet om eenigen fmaak die. fy'er lekkerder in vinden als in d'andere ipijfen daarfy haar mede voeden: Maar men doet haar groot vermaak datmen haar Caraïbanen noemt, omdat dit een naam is die haar heerlijk fchijnt, beteykenende hare moedigheyt, en hare edel-aardigheyt. Want in der daad , het lijn niet alleenlijk d'Apalacbiten, uyt het midden van de welke fy gekomen zijn , die door dit woord betey kenen een Van de Voor-e yl a nd en. 367 een Strijdbaar , en een Dapper-man, begaaft met kracht, en eene byfondere ge- fwintheyt in den Wapen- handel. iïArouages felf, hare Hooft vyanden, heb- bende hare dapperheyt dikwils ondervonden , verftaan daar door het fèjve ding, hoewel fy met dit woord ook uyt- drukken een Wreede , ter oorfake van de cjualen die de Cara'ibanen haar hebben doen gevoelen. Soo veel is 'er af dat onfe Voor-eylandifche Wilden dien naam foo geweldigh beminnen, dat fy fonder ophouden tot ons Volk feggen , loy Frar^ojs, moy Caraïbe. Haar natuurlijk, voorts , is facht en goedertieren ; En fy zijn fulke vyanden van de geftrengheyt , dat foo de Nacyen die haar voor Slaven houden ( gelijk d'Engelfchen, die door liftigheyt vele van haar uyt de plaatfe van hare ge- boorte hebben vervoert , ) haar geftrengelijk handelen, foo derven fy dikwils vanleetwefen. Maar door de fachtigheyt wintmen alles op haar: in het te- gendeel van de Negeren , die met hardigheyt willen geleyd worden , anders worden fy baidadigh , leuy, en ongetrouw. Sy verwijten ons gemeenlijk onfe gierigheyt , en d'ongebonde forge die wy dragen om goederen te vergaderen voor ons en voor onfe kinderen, dewijl d'aarde foo bequaam is om het voedfel te geven aan alle menfehen , aangefien fy maar een weynigh moeyte willen doen om haar te bouwen. Ook wat haar belangt , fy zijn t'eenemaal vry van de forge der dingen die tot het leven be- hooren, en onvergelijkelijk veel vetter en friffcher, als wy zijn. In een woord fy leven fonder Staatfucht , fonder verdriet , fonder bekommering , geenige begeerte hebbende om eeré te bejagen,noch rijkdommen te verfamelen : ver- achtende het goud en het filver , gelijk d'oude Lacedemoneren , en gelijk de Peruveanen , en vernoegen haar een-parighlijk en met het gene dat de natuure haar heeft doen wefen,en met dat hare aarde haar verfchaft tot hare onderhou- ding. Dat indien [y op de Jacht of op de Viffcherye gaan, of dat fy boomen ter nederwerpen om eenen tuyn temaken, of om huyfen voor haar te bouwé, dat geweldigh onnoofele béficheden zijn , en die met de natuure van de menfehen feer oyer-een-komen , foo doen fy dit alles fonder voort-drijving, by maniere van tijd- verdrijf, en van verluftiginge, en gelijk al fpelende. Boven al , verwonderen fy haar als fy fien dat wy het goud foo hoogh ach- ten, aangefien dat wy het glas en hetCriftal hebben , die , na haar oordeel, fchooner zijn , en by gevolgh meer te loven. En hier op verhaalt ons Ben&oni, Milaanfch Hiftorye fchrij ver , in zijne Hiftorye van deNieuwe Werelt , dat dlndianen, vervloekende d onmatige gierigheyt van de Spanjaarden , die haar „onderwierpen, eenftuk goud namen, en feyden : Siethier den God der „ Chriftenen ; hier om komen fy van Caftillie in ons Land , hier om heBben »fy ons flaven gemaakt, hebben ons uyt onfe woonplaatfen verbannen , en „ heb- 5. Deel 16. Hooft- S3- Hsoft 3 «ieltjk,hiür om is het dat'er geene boosheyt noch godloosheyt is waar toe fy ,, haar niet laten vervoeren. Wat onfe Caraibanen betreft , als fy de Chriftenen droevigh en vol bekom- mering fien, hebben fy gewoonte van haar foeteiijk daar d'oorfaak af op te ,, flrijden, haar feggende. Compere ( want dit is een woord dat fy geleert heb- ben, en dat fy gemeenlijk gebmyken om haren goeden wille te betuygen , ge- lijk hare vrouwen onfe Europeaanfche mede Commeres noemen, tot een tey- ,-, ken van vriendfernp ) gyzijtwd ellendighdat gy uwen perfoon bloot ftelt „ voor fulke lange en gevaarlijke reyfen , en dat gy u laat knagen door foo vele y, forgen en bevreeil heden. De tocht om goederen te hebben doet u alle de- „ fe moeyten uytfhan , en geeft u alle defe verdrietige bekommeringen : en s, gy zijt niet minder ongeruft om de goederen die gy aireede hebt verkregen, j, als om die daar e;y noch na foekt. Gy zijt fonder op- houden beducht dat „ yemant u daar al: mocht berooven in uw land , of op zee , of dat uwe Koop- >, manfehappen fchipbreuke mochten lijden, en van de wateren ingefwolgen ,, worden. Aldus veroudert gyin weynightijd, uwehairen worden'er grijs ,, door, uw voorhooft rimpelt'er af, duyfent ongemakkelijkhcden quellen uw r, lichaam , duyfent verdrieten onder-mijnen uw herte , en gy loopt met groo- ,, ten haaft nahetgraft- Waarom zijt gy niet genoeghtmet de goederen die j, uw land u voortbrengt ? Waarom veracht gy de rijkdommen niet gelijk wy ? ,, En op dit onderworpfeUs aanmerkelijk het gefprek van eenige BrefilUnen by * ,, Vincent Ie Blanc: Defe rijkdommen, feyden fy, die gy Chrittenen vervolght „ ten eynden adem , ftellen fy u dieper in de genade van uwen God ? Vei hin- 5, deren fy u te derven ? En voeren fy haar met u in het graf? Sy hielden by- na het felve gefprek metjean de Lery , gelijk by in zijne Hiftorye verhaalt. DeCaraibanenkoimenopk geweldigh wel, en feer krachtelijk vol fin aan d'Europeanen verwijten , alseene openbare ongerechtigheyt , d'ontweldiging ,,van haar geboorte-land. Gy hebt my verjaaght, legt dit arm volk, van .„ Sint Chriftoffel , van Nieves, van Montferrat , van Sint Manen , van Antiooa , van .„ Gardekupe , van de Barboude , van Sint Eujhit'm , &c. die u niet toebehoor- 9, den, en waar na gy niet wettighlijk moeft dingen. En gydreygt noch alle ,, dagen my t'ontnemen dit weynigh land dat my noch overkhiet. Wat fa! den „ ellendigen Cardibaan geworden ? Sal hy met de vjrïchcn de Zee moeten gaan ,, bewoonen ? Uw land is , fonder twijffel , wel leeiijk , dewijl gy het verlaat ,, om het .mijne te komen nemen : of gy zijt wel boofaardigh foo gy my met „koe- Van de Voor-eyl anden. $6$ ,, koelen moede aldus komt vervolgen. Defe klaghte heeft niet al te wilden 9, fwier. Lykurgm liet zijne Borgeren niet toe te reyfen > vreefende dat fy uytheem- fche zeden fouden aan-nemen. Maar onfe Wilden fouden wel groote rey fen moeten doen om haar t'ontbarbariferen, indien het geoorloft is aldus te /pre- ken. En onder-tuffchen fy zijn niet alleenlijk bevrijd van die onverfadelijke begeerlijkheyt , die fulke groote en gevaarlijke reyfen aan de Chriftenen doet onderwinden , en haar ftoutelijk foo vele Landen en foo vele Zeen doet over- dwerfen : Maar fy hebben felf geene finlijkheyt om d'andere geweften van de werelt te benen, beminnende haar land meer als alle diemen haar foude willen voordellen. En gelijk fy achten dat wy niet nieufgieriger behoorden tewe- fen, noch min Beminnaren van het onfe , foo verwonderen fy haar geweldigh van onfe reyfen. Waarinfeker, fy d'eere hebben van Sokrates te gelijken, aan /» vvien Plato dit getuygenis geeft, dat hy minder uy t Athenen was gegaan om te "" reyfen, als de kreupelen en de blinden: endathy nimmer wenichte andere Steden te fien, noch onder andere wetten te leven ; Jn dit punt, alfoo weynigh als de Caraibanen, van den waan der Perfianen zijnde,die in een gemeen fp reek- woord feggen > dat degene die door de werelt niet heeft gereyft een Beer gelijkt. De Vosr-éylanderen zijn niet alleen fonder eenige begeerte van te reyfen ; fy willen felf niet lijden dat men yemant van de hare mede neemt in een vreemt land, ten fymen haar wel fcherp belooft die wel haaft weder te brengen. Maar foo het by ongeluk gebeurt dat hy op den wegh fterft , foo moetmen weynigh denken van onder haar weder te keeren ; want fy vatten tegens u ee- nen doodelijken haat, en daar is geen verfoening te verhopen. Maar foo fy niet nieuwfgierigh zijn na de verregelegene dingen , fy zijn het geweldigh tot die na-by haar zijn ; foo verre dat alfmen eene koffer in hare te- genwoordigheyt opent, moetmen haar toonen alles wat daar in is , of anders fouden fy haar qualijk gehandelt oordeelen. Dat foo haar yets behaaght van het gene fy den , hoewel het maar van feer geringe waardyeis, dan fullenfy geven alles wat fy fchoonft en dierbaarft befitten om het te hebben , om alfoo hare toegeneyghtheyt te genoegens Betrenende den handel, het is waar dat als haar luft voor-by is van het gene fy by handeling in verwifleling hebben verkregen, fy het gaarne weder fouden ontfeggen. Maar het geheim om haar haren koop te doen houden , is tot haar te feggen dat een Koopman vaft op zijn woord moet ftaan. Alfmen haar aldus met d'eere prikkelden datmen haar verwijt dat fy geene meerdere ftantvaitig- heyt hebben als de kinderen) hebben fy fchaamte van hare licht veerdigbeyt. A a a De Crito. 37o Zedelyke Historie De dieverye is ónder haarvoar ecnegroote mifdaad gehouden. Waart* riutn- waarlijk fy haar veel redelijker betoonen ais lykurgm , die in dek oj># ugt de afdragen. _ , DeCara'ibanen belangende, gelijk fy van hare natuure niet totftelen zijn eenenen leven fy Tonder wantrouwen d'cen van den anderen te hebben. Alfoo dat hare huvfen en hare erffeniflen open leggen , fonder Poorten noch Rsyfe >-» Sloten, eelijkhetdeHiltorye-fchrijveren vande groote Tarteren getuygen. c^intn Dat foo men haar }iet minfte ding ontfteelt , als daar (oude mogen welen een **""* kleyn mesje, met het welke fy duyfend kleyne werken van fchnjnweik ma- ken , achten fy foo veel het geenehaar eenige nuttigheyt aanbrengt, dat dit verlies machtigh is om haar acht dagen te doen fchreyen , en om een eed-ge- fpanmet hare vrienden te maken opdat fyhet fouden mogen herfttllen, en om haar te wreken van den perfoon die fy van defe dieverye beducht hielden. En in der daad , in d'Eylanden daar fy hare wooningen dicht by de Chriftenen houden hebben fydikwils wraake genomen van de genen die , na fyfeyden, yets van haren kleynen Huys-raad hadden genomen. Ook in die plaatfen als fy yets in hare huy fen bevinden te ontbreken feggen fy terftont , Een Cbrifien is hier oekomen. En onder d'aanklaghten die fy aan de Gouverneurs van onfe • Nacye doen , ftaat defe altijd voor aan , Compere Gouverneur, uwe Bootsgefellen ( aldus noemen fy d'uytheemfche Inwoonderen ) hebben uyt mijne Hutte een mes genomen , of eenigh ander gering ftuk van gelijke natuure. De Guwefihen fou- den fulke klachten niet doen. Want alsfy yets verliefen , achten fy dat eene van hare overledene Bloed vrienden dat is komen wegh nemen , om dat hy het van nooden hadde in d'andere werelt. Alle de dingen die de Cardibanen aangaan fijn gemeen onder haar. Sy leven in groote eenigheyt en beminnen d'een den anderen feer : niet gelijkende met d' Manen van 7* w, die felfmet hare broederen niet fpreken , fonder de Pook in de hand , 100 wantrouwende zijn fy. Defe liefde die onfe Wilden elkander natuurlijk toe dragen , maakt dat men niet als feer wey nigh vyandfehappen en twiften onder haar fiet. Maar indien fy zijn belêdight geweeft , of van een vremdeling , of van ye- mant haar'er landgenoten, dan vergeven fy nimmermeer, en voeren hare wrake ten allcruyterften uyt. Aldus als yemant van die verleyderen die fy 1 Bojez. VAN DE VOOU-EYLANDEN. 37? $ojez. noemen haar doet gelooven dat een van die fy Tovenaren achten te fijn, Werkineefter is van het quaad dat haar is overgekomen, foo ontbreken fy niet in het betrachten van haar te dooden indien fy het vermogen , feggende Yara- Imim , hy heeft my betoovert. Nebanebouïbatina , ik fal'er my af wreken- En defe dulle en wanhopige tocht van haar te wreken , is die haar aandrijft , gelijk wy aireede gefeght hebben , om het vleefch van hare vyanden fmakelijk op t'eten , gelijk wy daar af de byfonderheden in hare piaatfe fullen befchrij- ven. Defe onbehoorlijke bitterheyt, isd'oncleugt die onder haar algemeen- lijk en boofaardelijk heerfcht. En fy heerfcht even foo, by-na fonder uytfon- dering, by alle d' Amerikaanfche Wilden. De wrake der Canadinen is fomtijds wel vermakelijk: want fy vervoert haar tot dat fy hareluyfen opeten, om dat fy er af gebeten fijn ge weeft. Soo de Brefilianen haar tegens eenigen {teen £« jja^ ftooten , by ten fy hem met hare tanden , gelijk om'er haar af te wreken. En Hoofl. aldus byten fy ook de pijlen waar mede fy in de gevechten fijn getroffen. M» Sonder de wetten van Ljcurgus ontfangen te hebben , dragen de Caraibanen, door eene gehey me wet der natuure , eene groote eerbiedigheyt tot d ouden, en hooren haar fpreken met aandacht, betuygende , en door haar gebaar , en door een kleyn geluy t van hare ftemme , dat fy haar gefprek voor aangenaam nemen : En in alle dingen hangen de jongen aan de gevoelens van d'ouden, en beftieren haar na haren wil. Men feght dat het in Brefü en in China ook foo is. ^f^t De Voor-eylandifche Jongelingen handelen geene Dochteren noch geen Vrouwen voor dat fy getrouwt fijn. En men heeft aangemerkt dat in dat land de Mannen minier verheft zijn als de Vrouwen , gelijk inverfcheyde andere plaatfen van den brandenden Hemel-riem. Caraibaanjcbe mannen en vrouwen zijn natuurlijk kuyfch; hoedanightyt die wel feldfaam is onder de Wilden. £n als ons volk haar al te naauwkeürigh befichtigen , en met hare naaktheyt laggen, zijn fy gewoon tot haar te feggen, Compere gy moet ons niet beften als tujfchen de twee oogen. Deugt die verwonderens waardigh is in een naakt en Barbarifch volk , gelijk dit. Men vertelt van den Hooft-man Baron , dat in de verfcheyde belandingen, die hy met verfcheyde hervattingen neffens de zijne heeft gedaan , in het Ey- land van Montferrat, door d'Engelfché ingehouden,hy eens eene groote fchade dede aan de woonplaatfen die de Zee nabuerigh zijn , dat hy'er eenen grooten beuyt af lichte , en dat onder de gevangenen gevonden zijnde geweeft eene fchoone Juffer jdieVrouwe was van eene derOpper-hoofdé van het Eyland,hy haar dede geleyden in eene van zijne huyfen opDominikus. Defe Juffer fwanger zijnde toen zy wegh gevoert wierd, wierd gedient met groote forghvuldigheyt in haar kraam-bedde, door de vrouwen der Wilden van het felve Eyland. : fcn A a a z hoe- 372 Zedelyke Historie hoewel fy hier na noch langen tijd onder haar bleef, noch de Hooft- man £<£ r&'/h noch niemant onder haar, raakte haar nimmer aan. Het gene fonder t wijf- fel eene groote onthouding onder fulke lieden is. Het is waar dat een gedeelte van haar ontaart fijn van defe kuyshey t, en van verfcheyde andere deugden haar'er Voor-cuderen. Maar het is ook feker, dat d'Europeanen dosr hare boofe voorbeelden , en door het quaad onthaal dat fy tegens haar hebben gebruykt^ haar valfchelijk bedriegende, brekende laf- liertigh in alle ontmoetingen de beloofde trouwe, beroovende en brandende vol onmeêdogentheyt hare huyfen en hare dorpen, en onwaardelijk hare vrouwen en hare dochteren fchendende -} haar hebben geleert,tot eeuwige fchande van den Chrillelijken naam, het veynfen, de leugen, het verraat,d'on- trouwigheyt , d'onkuysheyt , en verfcheyde andere ondeugden die haar by-na onbekent waren, eer dat fy met haar hadden gehandek. Voorts, defe Wilden, foo Wild als fy zijn , fijn gevalligh en beleeft , boven clatmen fich van Wilden foude konnen in beelden. Niet dat'er fonder t wijffel niet eenige geweldigh onredelijke en feer beeftachtige Cardtbanen fouden fijn : Maarten minften , betuygen fy in vele ontmoetingen oordeel en leerfaamheyt te hebben, en die haar eenen langen tijd hebben waargenomen > hebben be- fpeurt verfcheyde trekken van eerbaarheyt en van erkenteniffe, van vriend- fchap en van edelaardigheyt •, Maar wy fullen'er byfonderlijker af fprekenin het Hooft-ftuk van den ontfang die fy doen aan de Vremdelingen die haar gaan beföeken. Sy hebben ook de fïnlijkheyt in foo groot eene gebiedenifie ( noch wel een uytmuntend ding onder de Wilden ) en hebben fuik eenen grooten af- keer van de vuyligheden , dat foo menJer hadde gebracht in hare tu.y nen daar haren Manioc en hare Pataten geplant fijn, fy fouden haar terftont verlaten , en de leeftochten die'er in waren niet willen gebruyken. Wy fullen hare nettigheyt op dit onderworpfel , en op eenige andere , breeder fien , in de Hooft-ftukken yan hare woonplaatfen, en van hare Maaltijden. TWAALFDE HOOFT-STUK. Van de natuurlijke eenvoudigheyt der Car ai banen, DE Verwondering Dochter van d'Onwetentheyt zijnde, moet ons niet vremd dunken dat de Cardtbanen , die foo wtynigh licht enjeennifle hebben van alle de fchoone dingen, diedeonderfoeking en d'onder- vinding gemeenfaam hebben gemaakt onder de Burgerkundige Nacyen.over- vallen worden met eene diepe veibaaftheyt op d'ontmoeting van alles waar van Van de Voor-e ylanden. $j$ tan d'oorfaak haar onbekend is , en dat fy gevoed fijn in eene foo groote een- voudigheyt, datmenhet in dit arm volk ten meeftendeele voor eene beefte- lijke dofheyt en plompheyt foude nemen. Dek Eenvoudigheyt komt te voorfchijn , onder andere dingen, in d'uyt- nemende vreefe die fy hebben voor alle vyer- wapenen , dewelke fy met eene groote verwondering aanflen en doorfien. Boven al , verbafen fy haar over de vuurroers : want noch om de {tukken gefchut en de musketten , daar fien fy vuurinfteken. Maar belangende de vuurroers, fykonnenniet begrijpen van waar het mogelijk foude fijn dat fy het vuur fcheppen: en fy gelooven dat liet Mabeja is die defen dienft doet. Aldus noemen fy de boofe Geeft. Maar defe vreefe en die verbaaftheyt fijn haar gemeen met vele andere Wilden , die niet foo vreemd hebben gevonden in hare ontmoetingen met d'Europeanen, als defe wapenen die vuur uy twerpen , en die van foo verre doorboren en doo- g den de genen die haar op eenen rechten ftreek ontmoeten. Dit was, neffens ^'^e * de mannen te paarde te fien vechten, de voornaamfte oorfaak die te wege- *««»{/*- bracht dat de Peruvianen de Spanjaarden voorGoden hielden, en dat fy haar de ^ufm felve onderwierpen met weynigh onderftant. Men feght dat felf d'Araberen, e»\ , 8. die langs d'Oevers van de Jordaan loopen., en die fchijnen meer op Wapenen j^'- af-gerecht te moeten wefen, in defe vreefe en in die verbaaftheyt fijn. Kyfi+m Onder de teykenen van d^eenvoudigheyt der Cara'tbanen,foo fiet'er hier noch * jjsjj twee aanmerkelijke. Als eene verduyftering in de Maane gefchied, gelooven ya„t. fy dart Maboya haar op-è'et, en danfen degeheele nacht , doende klinken eenige Calebaflen daar kleynekeyfelfteentjes in leggen. En als fy op eene plaats ee- nigen quaden geur ruyken, fijn fy gewoon te feggen Maboja Cajeu eu , dat is te feggen , de Duy vel is hier. Caima Loarj , laat ons om fijnen 't wil wegh gaan, of laten wy ons behoeden uyt vreefe van hem. En felf ly geven den naam vaa 2dabeja , of van Duy vel aan fekere Planten , aan fekere Duy vels- brooden van quaden reuk , en aan alles wat bequaam is om hun vervaart te maken. . Het is eenigen tijd geleden dat het grootfte gedeelte van de Cardibanen haar over-rededen dat het bufchkruyd het zaad van eenigh kruydwas: En daar iijn'er geweeft die het verfocht hebben orn'er afin hare tuynen te faayen. Ert felf eenige , watmenhaar ook heeft mogen feggen , hebben er af in d'aarde geworpen , in het geloove dat het alfoo wel foude voortbrengen als het zaad van Kooien : Inbeelding, evenwel , noch foo grof niet als die van die beefte- lijke van Guinee , die, d'eerftemaal dat fy Europeanen fagen , meynden dat de Koopmanfchappen diemen haar bracht , gelijk lijnwaat , merfen , en vuurwa- penen, aldus toegemaakt in d'aarde wielTchen, eveaals de vruchten aan de boomen>en dat men haar Hechts moeft plukken. Dit is, ongetwijfrelt, op Aaa i veel 'Garcilaffo 3. Boe{ 16. Hooft- M Montagne in \ijne jiroeven, l.Boe\, 8. Ktoft- JDf Lery 16. Heo/<- jgftfc. Garcilajfo 9. Boe^, 29. //««/f- taret is emefoorte va fcbild padde fcbild. 374 Zedelyke Historie veel na foo vergeeflijk niet als d'eenvoudigheyt van onfe Cara'ibdnen. Enmert mach noch by brengen om defe eenvoudigheyt te ontfchulcigen , of ten min- den om haar verdraaghelijker te maken de bottigheyt van die Amerikanen^ de- welken in het beginfel van d'ontdekking der Nieuwe Werelt haar inbeeldden dat het Paard en de Ruy ter een fel veo ing waren, gelijk de Centauren van de Poëten : En van die andere , die na dat fy overwonnen hadden geweeft., ko- mende vrede en vergiffenis af- vragen aan de mannen , en haar goud en fpijfe brengen, foo veel gingen opdragen aan de Paarden, met eene evencelijke aanfpaak-reden als die fy aan de mannen deden , nemende het gebriefch van defe dieren voor eene tale van verdragh en van beftant. En om het befluyt van defe voorbeelden te maken, lullen wy'er noch alleenlijk by voeden de dweeperye van defe felve Indianen van Amerika , die met vafte finnen geloof- den dat de feynd- brieven die de Spanjaarden onderling aan elkander fonden, loopers en befpieders waren , fprekende en fiende, en verklarende d'aller vindmennochde defe. Dat fy foo bot fijn , dat fy geen grooter getal konnen tellen als dat van de vingeren haar'er handep* en van de teenen haar'er voeten ,. die fy toonea om dit getal te betey- kenenf dtia.n i» d'Oofl- Indiert 1630. 57Ó Natuhrlyke Historie kenen •, wat; daar boven is haar een ontailijk getal zijnde. Invoegen dat fy niet gjyfe 'gi- behoeven te denken bequaam te wefenom WilTelaren te fijn. Wel in het te- o-endeelige van de Chinefen , die foo verftandigh fijn in te tellen , dat in een 00- genblik fy rekeningen maken, fonder misilagen , daar wy genoegh aan te doen lbuden vinden. Maar de Cara'ibanen hebben het Voor-recht dat fy niet fijn d'eenige Nacye der Werelt aan wie men defe onwetentheyt mach verwijten. Want fy is ook gevonden by de Volkeren van Maddgafctr en van Guinee , om niet als defe by- te brengen. En felfs d'oude Hiftorye fchrij veren feggen ons , dat fekere Vol- keren niet konden tellen als tot vijf, en andere tot vier. De Guinefchen getelt hebbende tot tien, waren gewoon een teyken te doen,' en dan weder te beginnen. Sekere Wilden van het Noordelijke deel van Ame- rika, om uyt te drukken een groot getal dat haar onmogelijk is te noemen, dienen haar van eene gemakkelijke betooning , nemende hunne hairen of het fand met volle handen ; GelijkenuTen , die gefien worden in verfcheyde plaat- fen van de Heylige Schriften. De Voor-ejlanderen hebben ook hare uytvinding, om haar gebrek in de telling te gemoet te komen : want als fy ten Oorlogh. moeten gaan, en haar bereyd moeten vinden aan d'algemeene wijkplaats , ten geftelde dagen, nemen fy yeder d'een na d'ander even-gelijk getal van érweten, in hare gehoude by-eenkomfte , gelijk drie of vier tien getalen, en eenigh ge- tal onder de tien indien het noodigh is , na dat fy beraadflaaght hebben haren aanflaghte vorderen. Sy ftortendefe erweten in eene kleyne CalebaiTe > en eiken uchtent nemen fy'er een af , en werpen hem wegh; als'er nu geen meer overfchieten, dit is te feggen dat de vaft- geftelde tijd tot het vertrek is verval- len, en dat men zich bereyd moet maken om des anderen-daghs voort te trek- ken. Of anders , fy doen yeder foo vele knoopen in eene kleyne koorde , en ontknoopen er eenen op yederen dagh : en als fy tot de laatfte gekomen fijn, laten fy haar op de wijk-plaats vinden. Somtijds ook nemen fy kleyne ftukjes hout , op dewelke fy foo vele kerven maken , als fy dagen willen beftéden tot hare toebereyding. Alle dagen fnijdenfy eene van defe teykenen af : en alsfy de laatfte hebben, begeven ly haar op d'aangewefeneplaatfe. De Hooft-mannen, de Bojez., d'Ouden fijn fcherpfinniger als het gemeen ; en door eene lange ervarentheyt , gevoeght by d'overleveiïngen van hare Voor- ouderen , hebben fy verkregen eene grove kenniife van verfcheyde Sterren, waar van komt dat fy de maanden by Manen tellen', en de jaren by Seven-fterren, acht flaande op dit gefternte. Aldus regelden eenige Peruvia- nen hare jaren by in-oegftingen. De Bergh-lieden van Caiuda nemen waar het getal van de nachten en van de Winteren , en de Sonkejchen rekenen by Sonnen. Van de Vo or-eyl anden. 377 Sonnen. Maar al-hoewel d'aller-verftandighfte onder on/è Caraibaneny de maanden en jaren onderfcheyden , en datfyde verfcheydene Sayfoenen be- fpeuren, fooliebben fy niettemin geenige gedenk-teykenen van al-outheytj ende en konnen niet feggen hoe vele jaren bet is geleden , dat d'eerfte van ha- re Nacye van de Vaftekuft d'Eylanden quamen bewoonen; maar alleenlijk hebben fy te kennen gegeven dat noch fy , noch hare Vaderen , noch hare Groot-vaderen daar geene geheugeniffe af hadden. Sy fouden ook niet meer konnen feggen noch wat ouderdom fy hebben , noch federt wanneer beftipte- ijkde Spanjaarden in hun land gekomen fijn, noch vele andere diergeiijke dingen. Want fy teykenen niets van dit alles aan , en fy maken geen werk van dek kenniflen. DERTIENDE HOOFT -STJJK. Van het gene datmen onder de Caraïbanen Gods-dknfi noemen mach, DA.ar is geene Nacye foo wild, noch Volk foo Barbaarifchj dat niet ee- nigenwaan en eenigh geloove van de Godheyt heeft, feyde ten an- deren tijde de Prince van de Romaynfche Welfprekentheyt. En daar- lnhtt, ?'l , 'T , . 1 r 1 • a- 1 /^ 11 1 randeTuf- en- boven, de Natuure ielve heelt de kenniile van de Godheyt gedrukt in den cuUanje Geeft van alle de menfchen. Want wat Nacye , of wat foorte van menfchen GeJchiliin* is'er, die fonder het vanyemant te leeren, geen natuurlijk gevoelen van de Godheyt heeft? Men verwondert fonder twijffel , met rechtveerdige reden» defe fchoone lichten die ftralen uyt den mond , van een menfch die omringt is niet de duyfterniflen van het Hey dendom. Maar het fchijnt , dat het huyden ten dage feer befwaard valt , de beroemde woorden van dien onvergelijkelij- ken Redenaar te bewaarheden. Want d'arme Wilden van het al-oude Volk der Anten in Peru^ en van de twee Provincyen der Chïrhuaneno£cheriganes% die van het grootfte gedeelte des lands van het Nieuw Vrankrijk, het Nieuw Mexikéi het Nieuw Holland , van Brefil , van de nieuwe Nederlanden , van de Terre del Fuego, van d'Arouages, van de Bewoonderen des Strooms van Caj>enne> van d'Eylanden der dieven en eenige andere , hebben na dat de Hiftorye- fchrijveren verhalen, geenige wijfe van Gods-dienft, ende en aanbidden geene Opperfte macht. Ook die onder de Caraïbanen van d'Eylanden verkeert hebben, fijn ge- dwongen te bekennen , dat fy door de felheyt van hare beeftelijke tochten by- na hebben verftikt alle de kenniffe die de natuure haar van de Godheyt gaf; dat fy hebben verworpen alle daanwijfingen en de lichten dk haar daar toe - Bbb geleyd- ,-j Zedblyke Historie geleydden-, en dat voorts door een rechtveerdigh oordeel Gods fy gebleven' Lin eenènacht foo verfchrikkelijk , datmen onder haar noch aanroeping, nóchPlechtfgheden/nochofferandenfiet, noch endel^k wat oeflemngofby- eenkomft tot Gods-dienftigheyt het foude mogen wefen. Sy hebben felf ™ naam om deGodheytu t té drukken, wel verre van haar te tenen. Invoegen dat alfmen haarvan God wil fpreken , men haar moet feggen. De gene die de Wereltgefchapen heeft , die alles heeft gemaakt die het even en WÊÊ geeft aa! allelevendige fchepfelen ; of yets d.ergehjkx Aldus fijn Tv veTbUnd Sen tot foo verre vertellet , dat fy den Heere van de Natuure me kennen in dat verwonderlijk werk van d' Alhey t , daar hy felf fich fe ven heeft willen af-fchilderen met duyfend onfterftelijke verwen, en z,,ne -^iddelijke macht als met het ooge doen lïen. Aldus blijven fy doof voor de ftemme van oneyndige Schepfelen, die haar onophoudelijk eenen Schepper prediken. Al- dus gebruyken fy alle dagen de goederen van haren Opperiten Meefter , Ton- der fe denken dit h/er de Werkman af is , en fonder daar voor fijne goedheyt te bedanken.diefe haar foo mildaardigh mededeelt. -^ Sv fe^cen dat d" Aarde is de goede Moeder die haar alle de nood ge dingen tot het leven geeft. Maar haar geeft gantfchelijk van aarde , verhek hem met tot aan dien Almachtigen en Albarmhertigen Vader, die met zijne eygene handen d' Aarde heeft gemaakt, en door eenegeduerige invloeymg vanene Godheyt , haar alle dagen de kracht geeft om hun voedfel te aragen. Dat als men haar van dit Godli^k Wefen fpreekt, en dat men haar onderhoud van de verborgentheden des Geloofs , foo aan- hooren fy het gefprek (eer gedulmgh- lijk: Maar na dat men ge-eyndight heeft , antwoorden ly als u bakkende geweldighfnldigh, ik wilde ook foo wel konnen fpreken als gy. Self fy leg- den gelijk de BrMantn , dat foo fy haar met fulke redenen heten overtuygen, harfebuerenfouden met haar fpotten. - , , •• H„„, ,,„,,„.- Yemant onder de Cmdibmm werkende op een Sondagh, mijn Heet d» Mon- „ m verhaalt dat hy hem feyde ; de gene die den Hemel en d Aarde heeft ge- maakt fal moeyelijk tegens u wefen om dat gy heden arbeyd : want hy heeft defendagh tot fijnen dienft gefch.kt. tn >k , antwoorde de Wilde Wchielijk, ik ben moeyelijk tegens ;hem; : want gy fegt M*g»J van de Werelt , en van de Sayfoenen. Hy is het dan die den regen met op fin- nen tijd heeft gefonden, en die mijnen iUm* en m!,ne Maten heeft doen Ker- ven door de gfoote drooghte. Dewijl hy my foo quahjk heeft gehandelt foo »», wilikalleSoSndagenarbeyden om hem moeyelijk te maken, Sk« waar wede -««ƒ'- beeftachtigheytvandefeellendigegaat. Dat gefprek komt over-een metdat Van de Voo r-e ylanden. 379 tran die ongevoelige van Toupinambom, die om dat men haar feyde dat God de Werkmeefter van den Donder was , redenkavelden dat hy niet goed kon we- fen, dewijl hy behagen fcheptein haar aldus te vervaren. Laat ons tot de Cara'ibanen weder keeren. Die van defe felve Nacye die de Zuyderlijke Vaftekuft van Amerika be- woonen , hebben geenigen Gods-dienft niet meer als defe Eylanderen. Eeni - ge onder haarfijn wel eerbiedigh tot deSon en tot de Maane , die fy achten bezielt te wefen : maar daarom aanbidden fy haar niet, noch aanbieden , noch offeren haar niet met allen. Het is waarfchijnlijk dat fy deerbiedigheyt tot defe twee groote lichten hebben behouden van d' Apalacbiten , met dewelke hunne Voorfaten ten anderen tijde hebben gewoont. Onfe Eylanderen heb- ben defe overlevering felf niet behouden , maar (iet hier alles wat men Gods- dienft onder haar noemen mach , en dat'er eenigh grof en onbefnoeyt Beeld af-draaght. Sy hebben een natuurlijk gevoelen van eenige Godheyt , of van eene Op- perfte en weldadige macht die in de Hemelen woont *, Cy feggen dat fy haar vergenoegt in rulle te genieten de foetigheden van hare eygene gelukfalig- hey t , fonder haar belêdight te houden over de boofe daden van de menfchen, en dat fy begaaft is met foo groot eene goedheyt , dat fy geene wraake altoos van hare vyanden neemt > waar van komt dat fy haar noch eere noch aanbid- ding opdragen ; en dat fy defe fchatten van Goedertierentheyt die fy milda- dighlijk over haar uy tftort , en dit lang gedult waar mede Cy haar verdraaght, toe-fchrijven en uyt-leggen voor eene onmachtigheyt > of voor eene onver- fchiilende koelheyt die fy heeft tot het geleyde van de menfchen. Sy gelooven dan twee foorten van Geeften, d'eene goed,en d' andere* quaad. Die goede Geeften zijn hare Goden. En fy noemen haar in het al-gemeen Akgmboüé, dat het woord is dat de mannen feggen : En Opoyem , het welke dat van de vrouwen is. Het is waar dat het woord van Akamboüé, enkelijk een geeft beteykent , en van daar komt dat hetookgefeyt word voor den Geeft van een menfch. Maar foo veel is'er af dat fy het aan de boofe Geeften niet toe-èygenen. Defe goede Geeften die hare Goden zijn, worden byfonder- lijker uytgedrukt van de mannen onder het woord van lche'iri , en onder de vrouwen door dat van Cbemijn> dat wy niet konnen overfetten als door dat van God, en Chemijgnum, de Goden. En yeder van fijnen God in het byfonder fprekende, feght IcbeÏYtkgu, dat het woord der mannen is, en Nechemérakou, dat het woord van de vrouwen is. Maar de mannen en de vrouwen noemen den quaden Geeft , die haar Duy vel is Mapoja , of Maboja , gelijk al de Fran^oy- fchen feggen. Maar de Caraibanen fpreken hier de B . op fijn Hooghduyts uyt. B b b z Sy * *%0 7EDELYKE HlST ORIE Sy gelooven dat defe goede Geeften , of defe Goden in groot getal zijn , en in defe meervoudigheyt , beeld yeder fich in daar van eenen in fijn byfonder te hebben. Sy feggen dan dat defe Goden hare woonplaatfe in den Hemel heb- ben , maar fy weten niet wat fy'er doen , en van haar feit bekommeren fy haar niet de felve t'erkennen gelijk de Schepperen van de Werelt , en van de dingen die er in fijn. Maar alleenlijk als men haar feght , dat de God die wy aanbid- den den Hemel en d' Aarde gemaakt heeft , en dat hy het is die aan d'aarde ons voedfel doet voortbrengen , antwoorden ïy\ ja , uw God heeft den Hemel en d' Aarde van Vrankrijk gemaakt, en doet'er uw koren voortkomen. Maar onfe Goden hebben ons fand gemaakt , en doen onfen Manïoc wallenen. Eenige feggen dat fy hunne valfche Goden Riocbes noemen ; maar dit is een woord dat van hare tale niet en is, het komt van het Spaanfch. Onfe Francoy- fchen feggen het in navolging van de Spanjaarden. En foo de Cardibmen haar daar mede dienen , dat is niet onder haar , maar alleenlijk onder de Vremde- lingen. Van alles wat hier boven ftaat is te befpeuren , dat hoewel defe Bar- baren een natuurlijk gevoelen vaneenige Godheyt hebben , ofwel van eenige Opperde macht , het doormengt is met foo vele uytfporigheden, en omwon- den met foo diepe duyfterniffen , dat men niet mach feggen dat defe arme lie- den kenniflevan God hebben. En in der daad, de Godheden die fy erken- nen, en aan de welke fy eenige eerbiedigheyt op- dragen , zijn foo velecuiade oeeften die haar verleyden, en die haar geketent houden onder hare vervloek- te dienftbaarheyt. Hoewel dat op hare wijfe niettemin , fy haar met de boofe Geeften ondericheyden. Sy hebben geenige Tempelen noch Altaren die byfonderlijk fijn toege- ëygent aan defe gewaande Godheden die fy erkennen ; fy doen ook tot haar'er eere geenigh offer van yets dat leven heeft gehad ; maar fy doen haar alleenlijk offeranden vznCajfave, en van d'eerftelingen van hare vruchten- Boven-al als fy gelooven door haar genefen te zijn geweeft van eenige fiekte, maken fy een wijn of eene maaltijd tot haar'er eere , en tot erkentenis , offeren fy haar Cajfave en Ouicou. Alle defe offeranden worden door haar genaamt Anacr'u Hare Huyfen langwerpich-rond gemaakt zijnde, en het dak gaande tot op d'aarde , ftellen fy aan het eene van d'eynden van de hutte hare offeranden in- vaten , na de natuure van het ding, op een of op verfcheyde Matdkmofklef* ne tafelen, gebreydelt van biefen en van Latane- bladeren. Yeder in fijne Hut- te mach defe offeranden aan fijnen God doen; maar als het is om hem op te roepen is'er een Boje van nooden : alle defe offeranden fijn niet vergefelfchapt met eene eenige aanroepinge , noch geenige gebeden , en fy beftaan niet als flechts in d'aanbiecling yan defe gaven. Sy Van de V o o r-e ylanden. $gi Sy roepen ook hare valfche Goden tot Kaar , als fy hare tegenwoordighey t wenfchen. Maar dit moet gefchiedeii door de tuffchenkoming van hare Boytz*, dat is te feggen, van hare Priefteren, of om beter te feggen , van hare Tovena- ren, en fy doen dat voornamelijk in vier gelegentheden. i. Om wraake te verfoeken tegens yemant die haar cjuaad gedaan heeft, eneenige ftraffe op hem te halen, i- Om genefen te zijn van eenige fiekte waar mede fy gecjuek worden, en om'er d'uytkomft af te weten. En als fy genefen fijn oe weeft, maken fy Wijnen , gelijk men haar op d'Eylanden noemt , dat is te feggen Ver- famelingenot By-eenkomften van verheuging, en vanongebondentheyt tot haar'er eere,a!s tot erkenteniffe. EnhareSwarte-konftenaren , doen onder haar ook de bediening van de Genees- meelteren : voegende te famen de Duy- velerye met de Geneeskonft, ende en doende geene fuy vering noch oplegging van genees- middelen, waar onder geene by-geloovigheyt vermengtis. 3. Sy beraadfiagen noch met haar opd'uytkomften van hunne oorlogen. 4. Eyn- delijk, fy roepen die Geeften tot haar door hare Bojt z. , om van haar te ver- werven dat fy den Maboya , of den boofen Geeft fouden verjagen. Maar nim- mer roepen fy de Mabova felf, gelijk eenige haar hebben ingebeeld. Yeder I>cye> heeft lijnen byfonderen God , of liever fijnen gemeenfamen Duy vel , den welken hy tot hem roept door de fang van eenige woerden , ver- gefelfchapt met rook van Tabak , die fy voor defen boofen Geeft doen bran- den , gelijk een reuk-werk dat hem geweldigh aangenaam is , en waar van de reuk bequaam is hem te trekken, Als de £070. haren gemeenfamen Geeft tot haar roepen, dat is altoos ge- duerende de nacht ; en men moet wel acht (laan geenigh licht , noch geen^h vuur te brengen in deplaatfendaar fydefe gruwelen bedrij ven; want de gee- flen der duyfterniiïen hebben eenen fchrik van alle foorten van licht. En als verfcheyde Bojez, te famen hare Goden tot haar roepen , gelijk fy fpreken , foo fchelden en twiften defe Goden, of liever defe boofe Geeften onder elkander, d een den anderen de qualen van yemant toefchrijvende , en het fchijnt dat fy vechten. Defe quade Geeften neftelen haar dikwils in de beenderen der dooden , uy t het gr af getrokken , en met Cottoen om wonden , en fpreken van daar Orake- len, feggende dat dit de ziele van den dooden doet. Sy gebruyken haar om hare vyanden te betooveren , en tot defen eynde omfwachtelen de toovenaren defe beenderen , met yets dat haren vyand toe behoort- Defe Duyvelen ko- men ook fomtijds in de lichamen der vrouwen , en fpreken door haar. Als de jBojé, of de fwarte-konftenaar door fijne befweeringen den Duy vel die hem gemeenfaam is heeft verplicht om te yoorfchijn te komen, feghthy , dat hy Bbb 3 ver- jSi Zedelyke Historie verfchijnt onder verfcheyde gedaanten, en de genen die ontrent de plaatfe fijn daar hy fijne vervloekelijke by-geloovigheden in het werk ftelt , fe^en , dat hy klaar antwoord geeft op de vragen diemen hem voordek, dat hy voorfecht d'uytkomft van eenen Oorlogh , of van eene fiekte, en dat na de Boyé ver- trokken is,deduyve! de vaten verroert,endoet de kaakbeenen gelijk klappen; invoegen dat het fchijnt of hy eet, en drinkt van de gefchenken diemen hem hadde toebereyd, die Cy Anacri noemen j Maar dat des anderdaaghs men be- vind dat hy'er niet heeft aangeraakt. Defe ontheylighde fpijfendie befmet fijn geweeit door die ongelukkige Geeften , worden door defe Toovenaren, en door het volk dat fy bedrogen hebben , foo heyligh geacht , dat'er niemant onder haar is als d'ouden en d' aller- aanfienlijkfte die devrijheyt hebben daar af te mogen fmaken ; en felf fy fouden haar daartoe niet derven begeven , ten fy dat fy eene fekere fuy verheyt des lichaams hebben , die fy feggen te vereyf- fchen in alle die er af willen gebruyken. Alfoo ras als defe arme Wilden eenigh ongeval of eenige fmerte hebben, gelooven fy dat het de Goden van yemant haar'er vyanden zijn diefe haar heb- ben toe-gefonden: En nemen toevlucht by den Boyé, die fijnen Geeft raad vragende , haar aan wij ft dat het de God is van foodanigh eenen , of van dien anderen die haar defe qualen heeft veroorfaakt. £n van daar komt haat en weder-wraken tegens de fulke, wiens Goden haar aldus hebben mishandelt. Boven hare Bojrez. of Swarte konftenaars die onder haar grooteiijkx zijn ge- acht en geëert , hebben fy Toovenaren , ten minften gelooven fy haar foo- danigh te wefen , die , na dat fy feggen , op haar Tovertey kenen , en gevaar- lijke en doodelijkeuytgangen fenden , en die fy foodanigh achten te zijn doo- den fy als fy haar konnen achterhalen. Dit is dikwijls wel een dekmantel om haar van hare vyanden te verlolTen. De Caraibanen fijn noch andere qualen onderworpen die fy feggen van den Maboya te komen,en fy klagen dikwils dat hy haar Haat. Het is waar dat eenige Perfonenvan verdienden die fommigen tijd onder dit arm Volk hebben ver- keert, vertrouwen dat fy niet inderdaadvandenDuyvel worden vervolcht, noch gefUgen : en dat alle de klachten en de verfchrikkelijke verhalen die fy op dit onderworpfel doen, gegront fijn hier op dat fy zijnde van eene gewel- digh fwaarmoedigenatüure, en hebbende voor het grootfte deel een c;roote en op-gefwolie milt , fy dikwils yfielijke en vervaarlijke droomen doen , waar in fy haar inbeelden dat de Duy vel haar verfchijnt , en haar (laat tot overlaft. Het gene haar fchielijk doet ontwaken , gantfch verfchrikt. En als fy ont- waakt zijn feggen fy dat Mabya haargeflagen heeft : d'inbeelding daar van foodanigh gequetft hebbende dat fy'er gelooven de fmerte af te gevoelen. Maar Van d e Voor-e yl and en. 383 Maar het is feer feker door het getuygenis van verfcheyde andere perfonen van verdienden , en van een feldfame wetenfchap , die al een tamelijk langen tijd hebben verbleven in het Eyland van Sint Vincent, dat niet bewoont is als van Caraïbanen > en die ook hebben geilen die van de felve Nacye die aan de Vaftekuft van het Zuyderlijke Amerika woonen ; dat de duyvelen haar waar- lijk liaan, en dat fydikwilsop hare lichamen toonen wel iienlijke teykencn van de (lagen die fy hebben ontfangen. Wy verftaan ook uyt de vertelling van verfcheyde Francoyfche Bewoonderen van het Martinifche, dat gegaan zijnde in het quartier van defe Wilden die in dit felve Eyland woonen , fy haar dik- wils hebben gevonden doende fchrikkelijke klachten, om dat Mabaja haar qualijk quam handelen, en feggende dat hy was Mouche geftoort op Caraïbaan3 invoegen dat fy de Francoyfchen gelukkigh achteden om dat haar Maboja haar niet floegh. Mijn Heer duMontel die hem dikwils heeft bevonden in hare by-eenkom- ften , en die geweldigh gemeenfaam en een langen tijd heeft om-gegaan met die van deCc Nacye , die het Eyland van Sint Vincent bewoonen , en felf met die van de Zuyderlijke Vaftekuft, geeft dit getuygenis op dit droevigh onder- », worpfel. In d'ontwetentheyt en ongods-dienftigheyt waarin onfe Cara'i- „ banen leven, kennen fy door ondervinding, en vreeien meer als de dood , den ,, Boofen Geeft , die fy Maboja noemen : want dees onfaghgeiijke vyand ver- ,, fchijnt haar dikwils onder feer-yffelijke gedaanten. Boven al die onmede- ,, doogende en bloeddorftige beul, verhongert op moorderijen van het begin- »>fel der werelt, overlaftight en quetft defe ellendige wreedelijk, wanneer >» fy haar niet al te vaardigh tot den oorlogh begeven. Invoegen dat als men „ haar verwijt de foo-vierige tocht die in haar verfchijnt tot de ftorting van ), menfchen- bloed , antwoorden fy, dat fy verplicht fijn om'er haar toe te ver- „ voeren tegens haren dank, en dat Maboja haar hier toe dwingt. Defe arme lieden fijn het niet alleen die de Vyand des menfchelijken ge- flichts handelt als zijne Slaven. Verfcheyde andere Barbarifche Volkeren dragen alle dagen in hare lichamen de bloedige teykenenvan zijne wreethe- den. En men feght dat de Breftlianen van vreefe zidderen en fweeten , in de geheugenis van zijne verfchijningen , en fterven fomtijds door d'eenige vreefe die fy hebben voor de quade onthaling die hy haar doet. Ook worden'er eeni- ge van defe Nacyen gevonden die defen ouden Draak ftreelen en vleyen , en die door aanbiddingen , door opdraghten , en door Offeranden, trachten zijne dulligheyt te verfachten, en zijne verwoetheyt ter neder te fetten *, gelijk onder andere , om niet te fpreken van de Volkeren van het Ooften , eenige Floridia- tten, en de Canadimren, Want dit is de reden die fy geven van den dienft die fy hem E.'m* in fijn Tbis- 584 Zedelyke Historie hem Hoen. Menverfekert, dat de Joden felf haar fomtijds hebben begeven tot offeranden aan defen Geeft te doen , om verlof!: te vvefen van fijne verfoe- kin^en en van fijne verftrikkingen. En een van hare Schrijveren brengt dit fpreekwoord by als onder haar gebruykelijk •, Geeft eengefchenk aan Samaélt of> den dagb der verfoening. Maar wat vreefe :de Caraibanen voor haren Maboj/a mogen hebben, en wat geftrencT onthaal fy van hem ontfangen , foo eeren fy hem niet noch met offe- randen, noch met gebeden , noch met aanroeping, noch met flaghtofferen. Alle het hulp- middel dat fy gebruyken tegens fijne wrede quellingen,is het befte dat fy konnen kleyne beelteniifen van hout , of van eenige andere va&e ftofte te vormen in navolging van de gedaante waar in dees boofe Geeft haar vcrfchenen is. Sy hangen defe bgelteniffen aan haar hals, enfeggen datfy'er verlichting door gevoelen : En dat Uaboya haar minder quelt als fy haar dra- gen. Somtijds ook , in navolging van de Caraibanen van de Vaftekuft , dienen fy haar om hem te vrede te ftellen, met de tutïchen-middeling van hare Boyez», die hare Goden op dit onderworpfel raad-plegen, even als op defe gelegent- heden die van de vaftekuft eenen toevlucht hebben tot hare Toovenaren , die onder haar in groote gebiedenis zijn. Want hoewel de Caraibanen van dieGeweften alle in 't gemeen loos ge- noegh fijn, niettemin hebben fy onder haar fekere behendige Geeften, die om haar meer aanfien en gefagh onder d'andere te geven , de felve doen gelooven dat fy heymelijke verftanden hebben met de boofe Geeften, die fy Maboja noemen, even als onfeEylandifcheC^rdzta'fl, waar van fy gequelt worden, en dat fyuyt haar verftaande dingen die allerbedekftzijn. Defe lieden fijn onder dit volk dat fonder kenniffe Gods is , geacht als Orakelen , en fy vragen haar raad in alle dingen, en houden haar by-geloovelijk aan hare antwoorden : Het gene onverfoenelijke vyandfehappen onder haar onderhoud , en dat dik- wiïs oorfake is van verfcheyde dood-flagen: Want als yemant dood is, fijn zijne bloedvrienden en zijne verwantgenoten gewoon den Toovenaar af te vragen waarom hy geftorven is ? Dat foo de Toovenaar antwoord, dat dees of oenedaaroorfaakafis, fullenfy nimmer rufte hebben voor fy hebben doen itervenden {^enendie de Plak ( foo noemen fy den Toovenaar in hunne tale) heeft uyt-geteykent. De Caraibanen der Eylanden volgen ook hier in , de ge- woonte van hare Gebroederen, gelijk wy het al-reedehier boven hebben vertoont. Maar dit is eene verfekerde fake, en die alle defe Wilden alle dagen felf door ondervinding komen teleeren, dat de Boofe geen vermogen heeft om haar qualijk te handelen in het gefelfchap v"an eenigh Chriften. Ook in d'Ey- landen ■ Van de Voor-e ylanden. 38 j landen daar de Chriftenen onder haar vermengt zijn, defe ongelukkige ver- volgt zijnde van dees verdoemde Tegenftrijder, ontvluchten hem foo fnel als fy konnen in d'allernaafte huyfen van de Chriftenen , daar fy een verfekerde toevlucht en vertrek-plaats vinden tegens de felle beftormingen van defen ver- woeden om-brenger. Dit is ook eene vafte waarheyt , en waar van de dagelijkfche ondervinding geloof heeft door geheel Amerika , dat het heyligh Sacrament des Doops aan defe Wilden bedient fijnde , de Duy vel haar niet meer {laat noch overlaftight voor het gantfch overfchot van haar leven. Hier door foude fchijnen, dat dtf& lieden met eene fterke drift behoorden te vvenfchen om het Chriftendom t'omhelfen, op dat fy haar eens ter goeder uure mochten rukken uyt de klaali- wen van dien bruilenden Leeuw. En in der waarheyt, in d'oogenblikken als fy de wreede ftéken in haar vleefch gevoelen , foo wenfchen Cy haar Chriftenen te wefen » en belooven het te worden. Maaralfoo vaardigh als de fmerteis voor-by-gegaan, foo fpotten fy met dèn Chriftelijken Godsrdiênften met haar Doopfel. De felveBeeftelijkheyt word onder het Volk van Brefil ge- f/^jjl vonden. . finiy VEERTIENDE HOOFT4TÜK. Volharding van het gene men Gods-dienft onder de Cara'ibanen noe<+ men mach : van eenige van hare Overleveringen : en van het gevoelen dat fy hebben van d'onfierffelijkheyt der ziele. WY hebben "gefien in het voorgaande Hooft-ftuk) hoedeGec- ftender duyfterniffen, de ellendige Cara'tbanen geduerende de nacht met yflelijke fpooken , en vervaarlijke verfchijningen ver- fchrikken •, en hoe om haar in hare dwaling t'onderhouden, en in eene flaafachtige vreefe van hun gewaant vermogen , fy haar beladen met da- gen in dien fy hare ingevingen niet vaardighlijk volvoeren ; en dat fy hare (in- nen beguychelen door valfche gefichten , en vremde inbeeldingen, veynfende de macht te hebben van haar toekomende dingen t'openbaren , en haar te ge- nefen van hare fiekcen , van haar te wreeken by hare vyanden , en haar te ver- loflen van alle gevaarlijkheden waar in fy haar ontmoeten. Moetmen zich na dit alles wel verwonderen , dat defe Barbaren die niet hebben konnen onder- fcheyden noch bekennen d'eere die God haar hadde gedaan, van hem aan haar t'openbaren in foo vele fchoone fchepfelen > die hyvoor hare oogen heeft ge- C c c ftelc, ■ ;;f ï%£ Z Ë D E L Y K E H I S T O K I E fielt, om haar te geleyden tot het licht van hare onderwijfingen , overgegeven fijn geweeft in eenen verkeerden fin , in dien fy noch heden zijn verftêken van alle kenniffe om den waren wegh des levens gewaar te worden, en foo fy ge- bleven zij n Tonder hope en fonder God in de Werelt ? Wy hebben ook vertoont dat wat geweld fy gebruykt hebben om in haar te verdikken alle de gevoelens van de Godlijke Gerechtighey t,en van zijn recht, in haare conkientien ; Sy het evenwei foo verre niet hebben konnen brengen, dat haar niet eeni^e geinfter van defe kenniffe overfchiet , die haar opwekt, en geeft haar van tijd tot tijd verfcheyde vreefen en befchroomtheden voor eene hand die eene wreekerefle is van hare mifdaden : maar in plaatfe van de oosen ten Hemel op te herren om daar de hulpe af te fmeeken , en door be- trouwen en beteringe des levens d'Opper-mogende Majefteyt des waren Gods , die fy belêdight hebben, te vermurwen j foo dalen fy in het diepfte vanden afgrond der Hellen, om'er de Duy velen aan te roependoor deby- geioövige Hey%h-fchenderijen van hare Duyvel-befweerderen, die na dat fy haar dek doodelijke gedienftigheden hebben gedaan, haar verbindendoor defe fchandelijke banden , in den beweenelijken dienft van defe wrede dwin- gelanden. Defe dulligheden vervoeren defe arme Barbaren foo verre , dat om eenige gunfte te hebben van defe vyanden van alles goeds , en defe Tygeren te tem- men , fy haar verfcheyde geringe dienden op-dragen. Want fy heyligen haar niet alleenlijk toe d'eerftelingen van hare vruchten : maar fy dekken ook voor haar d' aller- aanfienlijkfte tafelen van hunne gaftmalen*, fy befetten die met hare allerlekkerfte fpijfen , en hare aller-weiluftighfte dranken; plegen met haar raad in hare aller-gewightichfte faken, en regelen haar na hunne doode- lijke lellen', fy verwachten in hare fiekten het vonnis van haar leven of van hare dood uyt defe verdoemelijke orakelen , die fy haar geven door de tufichen- komincT van die Cottoene poppen , waar in fy winden de wormflekelige beenderen van eenigen ongelukkige romp, die fy uyt fijn graf hebben getrok- ken ; En om van haar af te keeren de fwaarwichtigheyt van hunne fhgen, en hunne dul%heyt te verluftigen , foo doen fy door den dienft van de Bojrez. tot haar'er eere, Tabakx- bladeren rooken; Sy fchilderen ook fomtijds hunne aller- yfïelijkfte gedaanten in d'ailer-aanfienlijkfte plaatfe van hare kleyne Schepen die fy Pjrauges noemen,of fy dragen om haren hals gehangé gelijk het haMhoer van hare wan- order , een kleyn af-beeldfel in het rond verheven , dat eenigen van de vervloekte Geeften vertoont,in d'aller- vervaarlijkfte geftelte- nisalshy haar ten anderen tijde is verfchenen • gelijk wy dat aireede hebben aangeraakt in het voorgaande Hooft-ft uk» VAN ÖE VOOR-EYL ANDEN. 3§^ Men houd ook dat het is door liet felve ooghmerk het welke ïy hebben om Kaar dei? gedrochten gunftc lijk te maken , dat (y hare lichamen pijnigen door oneyndiqe bloedige inimjdingen , en by- geloovige vaftingen ; en dat fy eene byfondere achting hebben van hare Duyvel-jageren, diede fchandel.ijke be- dienaren van defe Helfche raiernijen zijn,en d'uytvoerderen van hare dullende tochten. I)efe arme bedrogene hebben niettemin geenige wetten die haar beftiptelijk den tijd bepalen van alle defe vervloekelijke Plechtigheden ; maar de felve boofe Geeft die haar hier toe drijft, doet'er haar dikwils genoegh den luft toe krijgen,of door het quaad onthaal dat hy haar doet, of door de nieuwf- gierigheyt die fy hebben om te weten den uytflagh van eenige oorloghs-on- derwinding , of d'uytkomft vaneenige fiekte , of eyndelijk om het middel te {beken waar mede fy haar van hare vy ancien mogen wreeken. Maar dewijl de genen die verfcheyde jaren onder defe Nacy e hebbende- woont , volftandighlijk getuygen dat in hare grootfte verflagentheden fy haar nimmer eenigenvan defeGeeften hebben fien aanbidden noch aanroepen; foo fijn wy overredet , dat alle defe geringe dienften die de vreefe haar ontrukt veel eer als d'eerbiedigheyt of de liefde, niet mogen doorgaan voor een waar- achtige dienft , of voor werken van Goddelijke plichten , en dat wy den cy- genen naam aan alle dc(è Aperijen fullen geven , foo wy haar noemen By-ge- loovigheden, beguychelingen, befweringen , en fchandelijke voortbrengfelen van eene Toverije alfoo fwart, als zijn die Geeften der Duyfterniffen die hare Boyez, raad-plegen. En wy houden ook» dat het eten enden drank die fy aan defe valfche Godheden bieden , niet eygentlijk offeranden mogen genaamt worden, maar liever de beftipte verbonden waar inde Duyvelen met de Too- venaren zijn verdragen, om haar op hunne vragen tegenwoordigh te be- geven. r< , Invoegen datmen niet vreemd moet vinden , foo in alle defe fwakke ge- voelens die het grootfte deel der Caraibanen hebben van alles wat eenigen fchijn van Gods-dienft heeft , fy onder haar fpotten met alle de Plechtigheden van de Chriftenen , en dat fy voor achterdochtigh houden die van hare Nacye dewelke betuygen eenige begeerte te hebben om haar te laten Doopen. Ook; het allerfekerfte voor die God het herte foude geopent hebben om te geloo- ven in het heyligh Euangelium foude zijn uyt haar land, en uythare bloed- verwantfehap te komen, en haar te vertrekken op d'Eylanden die alleen van de Chriftenen worden bewoont : Want al- hos- wel fy foo by-geloovigh niet zijn als het Volk van het Koninkrijk van Cdecut , dat een fchrikhetuygt te hebben alleenlijk van het aanraken van een perfoon die leeft onder eene Wet dieftrij4ighmet de hare is, gelijk als of fy 'er af befmet wierden ', noch Ccc 2, foo $%% Zedelyke Historie foo geftreng als men in het Koninkrijk van Pegu is , alwaar wanneer een man het Ghriftendom omhelft, de vrouwe fijne lijkplichten viert gelijk of hy dcoc was , en recht hem een graf op , daar fy hem ook als dood zijnde beklaaght,en na dit weder vrijheyt heeft om haar te hertrouwen als eene Weduwe: niette- min den ebenen onder de Cardibancn die hem onder het Chriftendom had de be- seven, foude hem bloot {tellen tegens duyfend verwijten en k held woorden, foo hy volharde in fijne woonplaatfe onder haar te houden. Wanneer fy de Vergaderingen en den Dienft der Chriftenen fien , zijn fy erewöon te felsen, dat dit fchoon is en verluftigende ; maar dat het de ftijl van haar land niet is, fonder in hare tegenwoordigheyt te betccnen noch haat noch af-keerigheyt van defe Plechtigheden, gelijk deden d'arme Wilden woo- nende in hetÉyland vznlïiftanjoU, of van Sint Domingo, en inde gebuerige Evlanden, die^haar niet wilden laten vinden by den dienfc der Spanjaarden, en noch minder haren Gods-dienft omhelfen, ter oorfake, feyden fy ,dat fy haar niet konden vroet maken dat fuike boofe en wreede Perionen waar van fy de duliigheyt endeBarbarije foo wel hadden ondervonden , een goed ge- loof konden hebben. Eenige Priefteren en Gods-dienftigen die ten anderen tijde in4at Land ge- weeft zijn, hebbende daar eenige wat üchtveerdigh gedoopt, eer dat fy haar wrel hadden onderwefen in defe verborgenthey t , waren oorfaak dat dit Sakra- ment onder defe Cardibanen in foodanigh eene aanfieniijkheyt niet en is ge- weeft, als het fonder dat wel foude geweeft zijn. En om dat hare Peteren haar fchoone kleederen gaven , enverfcheydekleyne geeftigheden , op den dagh. van haar Doopfel , en dat fy haar prachtighlijk onthaalden foo verfochten fy acht da^en na datfy dit Sakrament ontfangen hadden , het weder op nieuws, om dan noch gefchenkea te hebben enyets waar medefy goedecierefouden mogen maken. Het is eenige jaren geleden dat eenige van defe Heeren eenen jongen Ca- rdibaan haren Leerling wegh voerden, diegeboortighwas van Dominikus , en T^M^yö^cenaamtwierd, Soon vanden Hooft- man die onfeFrancoyfchen ds Baren noemden, en d'Indianen Oracbora Caumiana, met beloften van hem te doen fien een van o aliergrootfte en van d'allertreffelijkfte Steden der Werelt. Sy deden hem de zee oveivaré,en na dat fy hem hadden vertoont alle de prach- ten van dek onvergelijkelijke ftad,die de Hooft-ftad is van het allerblceyenfte Koninkrijk defer Alheyt, wierdhy'er gedoopt met groote omftandigheyt , in het aanficn van verfcheydc groote Heeren , die defe daad vereerden met hare tegenwoordigheyt; hy wierd Lowj* genaamt. En na eenigen tijd verblijf in die geweften , wierd hy weder in fijn land gefonden , beladen fijnde met vele gefchen- V AN DE Vo OR-EYL A N D E N. 389 gefchenken in der vvaarheyt > maar alfoo weynigh Chriften als hy'eruyt ge- gaan was , om dat hy niet wel hadde begrepen de verborgentheden van den Chriftelijken Gods-dienft. En hy hadde niet foo vaardigh de voet op zijn Ey- land geftelt,of fpottende met alles wat hy hadde gefien als met eene klucht, en feggende dat de Chriftenenhaar niet onderhielden als met dwaasheden, foo keerde hy weder in het gefelfchap van d'andere Wilden , verliet zijne kleede- ren, en liet hem beftrijken met Roucou gelijk te vooren. Tot proeve van d'ontftantvaftigheyt en van de lichtveerdicheyt der Caraï- baanfche Indianen , in den Chriftelijken Gods-dienft als fy die eenmaal heb- ben om helft , verteltmen noch dat ten tijde toen mijn Heer Auber Gouver- neur was van het Eyland van Gardeloupe , hy dikwils wierd befocht van êenen Wilden van Domimkuz, dieeenen geweldigh langen tijd hadde gewoonttot Seville in Spanje, alwaar hy het Doopfel hadde ontfangen. Maar weder-ge- keert fijnde in zijn Eylandjhoewel hy fo vele teykenenjan het Cruyce maak- te als men begeerde^n dat hy eenen grooten Pater nojier aan fijnen hals gehan- gen droegh, foo leefde hy niettemin in het Wilde, ging naakt onder de zijne, en hadde niets onthouden van het gene hy hadde gefien , en van dat men hem hadde onderwefen tot Seville, uyfgefondert dat hy hem dekte met eenoud Spaanfch kleed, om hem aangenamer te maken, als hy mijnen Heere den Gouverneur befocht. - Sy hebben eene geweldigh oude overlevering onder haar, die betoont dat hare Voor- ouderen eenige kenniffe hebben gehad van eene Opperfte Macht, die forge voor hare perfonen droegh, en van wie fy de gunftige hulpe hadden ondervonden. Maar dit is een licht dat hare beeftelijke kinderen laten uyt- bluifchen , en dat door hare onwetentheyt , op haar geene wederfchijningc doet. Sy feggen dan , dat hare Voorfaten arme Wilden waren, levende gelijk heeften in het midden van de boffchen, fonder huyfen en fonder dak, om haar daaronder te vertrekken, en haar voedende met kruyden en met vruchten? die d'aarde haar van felf voortbracht , fonder eenighfins gebouwt te wefen- Gelijk fy in defen mededoogens waardigen ftaat waren, een oud-man on- der haar , uytmuntende vermoeyd van defe beeftelijke wijfe van leven , fmolt in feer- bittere tranen, enfeer verflage van droefheyt , beweende fijnen ellen- digen ftaat. Maar daar op verfcheen hem een wit man dalende van den He- mel , en hem geriadert hebbende, vertroofte hy defen bedroefden ouden, hens feggende; Dat hy gekomen was ter hulpe van hem en zijne Mede-Vader- landeren , om haar aan te wijfen van nu voortaan in het toekomende een foe- ter en een redelijker leven te ley den. Dat foo yemant onder haar vroeger zij- ne klachten hadde gedaan , en zijne fuchtingen ten Hemel op-gedreven, fy £cc 3 had- jjO Zedelyk e Histor ie hadden ook vaardiger verlicht geweeft. Dat den Oever van de Zee was be- dekt met fcherpe en fnijdende fteenen, waar mede fy boomen fouden konnen hakken en houwen, om huyfen te maken. En dat de Palmboomen bladeren droegen , die ge weldigh bequaam fouden fijn om hare daken te dekken , te- gens d'ongevallen van de lucht. Dat om haar te betoonen de by fondere forge die hy voor haar droegh,en d'eygenaardige liefde waar mede hy hare foort- ge- lijke begunftighde , boven alle die van de dieren , hy haar hadde gebracht ee- nen uytitekenden wortel , die haar foude dienen om'er brood af te maken , en die geenigh beeft foude derven aanraken als fy geplant was;en dat hy wilde dat van nu voortaan dit haar gewoonlijk voedfel foude fijn. De Cara'tbarun yoe» gen'er by , dat hier op die Lief-hebbende Onbekende eenen ftok die hy in de hand hadde, in twee ofte drieftukken brak , en dat hy die gevende aan den armen ouden, hem gebood defelvein d' aarde te (léken, hem verfekerende dat weynigh daar na daar in gravende , hy eenc machtige wortel foude vinden, en dat het hout dat hy hadde uytgefchoten , de kracht foude hebben om de felve Plante voort te brengen. Hy onderwees hem daar na hoe-men hem moeft gebruyken, feggende dat men defe wortel moefte rafpen met een harde en fcherpe ftcen , die aan den Oever van de Zee gevonden wierd : forghvul- dighlijk het zap van dit gerafpte uyt-perfen , gelijk een gevaarlijk vergif; en datmen voorts, met de hulpe van het vuur, een brood daar van konde maken, dat haar fmakelijk foude wefen , en waar van fy met vermaak fouden leven. D'Oude dede het gene hem was opgeleght geweeft , en ten eynde van negen Maanen ( gelijk fy feggen) zijnde nieufgierigh om te weten wat uytkomft d'openbaaring foude gehad hebben , ging hy befien de ftokken die hy in d'aar-* de hadde geplant , en hy bevond dat yeder van haar fchoone en groote worte- len hadde voort gebracht , waar mede hy gantfchelijk dedc gelijk als hem was opgeleght geweeft. Die van Dominikw die defe vertelling doen , feggen dat meer is, dat food'Oude de ftokken ten eynde van drie dagen , inplaatfevan negen Maanen hadde befocht , hy foude de wortelen gevonden hebben van de felve dikte gewaflehen , en dat fy altijd in foo weynigh tijd fouden hebben voort gebracht. Maar om dat hy'er niet na groef als na foo lang een tijd , foo blijft de Mart'wc noch tegenwoordigh al dien tijd ind'aarde, eer hy goed is om' er de Caffavevzn te maken. Dit is alles wat de Caraïbaanfcbe Overlevering medebrengt , en men mocht haar hier wel geheel ter nederftellen , aangefiendat dit d'eenigeis die onder dit onwetend Volk word vertelt , dat geene moeyte doet om te weten den naam, en de hoedanigheyt van dien minlijken en hemelfchen Weldoender, die haar foo grootelijkx heeft verplicht , nochhem eenige erkenteniiTe of eer op te V AN DE Vo OR-EYL A N t> E N. $$l te dragen. De Heydenen waren wel keurlijker om hare Ceres t'eeren, van wie fy feyden de tarwe te houden , en de wijfe om'er brood af te maken. En de K»nin\. Teruvianen , hoewel fy niet en kenden dengrooten Pacbacamac , dat is te feggen f^]*** den genen die fy hielden voor de ziele van d'Alhey t, en den Opperften Werk- iïTêZ meefter van haar leven en van alle hare goederen , lieten niet na hem aan te cüalJo ^ bidden in hun herte met groote eerbiedighey t en groot ontfagh, en hem uyter- ï.nZfa lijke te geven door hare gebaarden en door hare woorden groote getuygenif-M* fen van onderdanigheyt en van ootmoedigheyt , gelijk aan den onbeken- den God. De Caraibanen gelooven dat fy yeder van haar foo vele fielen hebben , als fy kloppingen van flagh-aderen boven die van het herte gevoelen. Nu van alle defe zielen de voornaamfte na dat fy feggen, is in het herte, en na de dood gaat fy Hemelwaart met haren Ichem, of haren Cbemiin, dat is. te feggen met haren God,die'er haar geleyd om te leven in tegenwoordigheyt van d' andere Go- den, En fy beelden haar in dat fy'er leeft van het felve leven als de menfch bier beneden leeft. Daarom is het dat fy noch huyden ten dage flaven (lach- ten op de graf-plaatsvande dooden,alsfy'erkonnen achterhalen die in den dienft van den overledenen waren, om hem in d'andere Werelt te gaan die- nen. Want gy moet op dit onderworpfel weten, dat fy niet meynen dat de 2iele foodanigh onftottelijk is , dat fy onfienlijk foude zijn : Maar fy feggen dat fy.dun en fijn is gelijk een uytgefuy vert lichaam : en fy hebben niet meer,al& een felf woord om het herte en de ziele te betey kenen. Wat belangt d'andere zielen die niet in het herte fijn, fy gelooven dat eem- ge na hare dood hare wooninge gaan maken aan den Oever van de Zee , en dat fy het zijn die de fchepen doen omvallen . Sy noemen haar Oumihou. D'an- dere, na dat fy achten, gaan woonen in de Bojflchen , en in de Wilderniffen , en fy noemen haar Mabojas. ^ Hoewel , het grootfte gedeelte van dit arm Volk d'onfterffelijkheyt der ziele gelooft, gelijk wy daar gefeght hebben : foo fpreken fy foo verwarrelt era met foo vele onfekerhey t van den ftaat harer ziele , af-gefcheyden zijnde van het lichaam, datmen veel eer foude gedaan hebben als men feyde dat fy daar in geheel onwetende waren, als dat men hare reutelarijen daar af vertelt. Eenige houden, dat d'allerftrijdbaarfte van hunne Nacye na hare dood worden ge- bracht in gelukkige Eylanden, daar fy alles na wenfch hebben , en dat d' Antifa, ges daar hare flaven zijn. Dat fy fonder vermoeytheyt fwemmen in groote en breede ftroomen *, en dat fy welluftelijk leven , en den tijd gelukkigh door- brengen in danfen , in fpelen , en in gaftmaicn , in een land dat overvloed van allerhande goede vruchten voortbrengt , fonder gebouwt te worden. En in het Firard. 1 . Deel , 27- Hooft- Siet Gaf- «Ufo, 2. B;el{. 7, Hooft. M- JandeL.xet S- Sor{, 7. H»ft. 39a Zedelyke Historie het tegendeel, fy Kouden, dat de genen dielafhertighenvreefachtighindert oorlogh fijn geweeft tegen hare vyanden,na hare dood ÓArouages gaan dienen, die , aan geeiïe zijde van de Bergen , woefte en onvruchtbare landen bewoo- nen. Maar d'andere , die d'allerbeeftelijkfte zijn, fijn niet eens bekommert met liaren ftaat na hare dood : fy denken'er niet aan , noch fpreken'er nimmer af. Dat foo men haar hier op ondervraaght, weten fy niet t'antwoorden , en fpotten met de vragen diemen haar doet. Sy hebben niettemin ten anderen tijde alle eenigh geloove van d'onfterrYe- lijkheyt der zielen gehad -, maar grotFelijk en wel duyfter , het gene befpeurc kan worden uy t de plechtigheden yan hare begraafteniflen , en de gebeden die {y aan de dooden doen om weder in het leven te keeren , gelijk wy het breede- lijker fullen vertoonen in het laatfte Hooft- ft uk van defeHiftorye : en noch hieruyt dat de beft befmde onder haar nochhuydenin defe overtuyging le- ven, dat na haar overlijden fy fullen gaan ten Hemel , alwaar fy feggen dat ha- re voorgangeren aireede fijn aangekomen : maar fy ondertaften nimmer wat wegh men houden moet om tot defe wel-gelukfalige verblijfplaatfe te geraken. Ook als hare Bojez. , die de genees- meefteren na- apen , wanhopen om haar van hare fiekten te konnen genefen , en dat deDuyvelen haar hebben voor- feghtdoor haren mond dat'er voor haar geen leven langer te verwachten is; voegen fy'erby om haar te vertrooften, dat hare Goden hnar met haarlieden ten Hemel willen gekyden, daar fy voor altoos op haar gemak fullen fijn , fon- der vreefe van fiekte. Het geloove van de Calekuteren op dit lid, deugt noch minder als dat van onfe Caraibanen , en hare Metempfiafe is eene uytfporige onfterfrelijkheyt : want fy gelooven dat hare ziele in het uytgaan van het lichaam,gaat woonen in ■ dat van eenen Buffel , of van eenigh ander beeft. De Brefühwen fijn hier in re- delijker : want fy achten dat de zielen van de boofen, na de dood by den Duy- vel gaan, die haar flaat en quelt : maar dat de zielen van de goeden gaan dan- fen'en goede Ciere maken in fchoone vlakten , aan gene zyde van de bergen. En dit is eene vermakelijke fake en te gelijk ontfermens waardigh,dai liet grootfte deel van d'Amerikaanfche Wilden in den dans hareepperfte ge- lukfaligheyt van het ander leven ftellen. D'opftandinge der lichamen isby de C.iraïlunen eene fuyyerebeufeling; hareGod-geleertheyt is al te duyfter , om haar met fuik een fchoon licht te verklaren. Men fal verwonderen fonder r wijffel , dat in d'arme Virginunen eenekleyne ftraal van dcie gehcylighde waarheyt word gevonden , a.ngefien dat dit eene ftoffe is , waar in d'oncie Heydenen alfod weynigh als or.fe CardU banen, de minite opening niet hebben konnen vinden. iJaar fchijnt'er ock eeni- Van de Voor-eyl anden. 395 fcenige vonke van by dlndianen van Peru, na dat het grootfte deel vande Schrij- veren feggen. Voorts, hoewel de Cara'ibanen foo weynigekennifTe en vreefe Gods heb- ben, gelijk wy het hebben vertoont , foo laten fy niet fijne ftemme , dat is de Donder, verwonderlijk te duchten ; defe vervaarlijke ftemme die in de welken rommelt , die fchitteringen van vuurvlammen uyt werpt , die de grondveften van de bergen doet daveren , en die de Neronen en de Caligulen felf doet fidde- fen. Onfe Cardibanen dan foo vaardigh als fy de nadering van het onweder gewaar worden dat gewoonlijk defe ftemme vergefelfchapt, gewinnen vaar- dighlijk hunne kleyne huyfen , ftellen haar in hare keuken , en gaan op hare . fcleyne ftoelen by het vuur fitten, dekkende haar aangelicht , en fteunende haar Hooft op hare handen, en op hare knijen , en in defegefteltenis beginnen fy te fchreyen , en feggen in hare teutertaal x al klagende , Mabojra mouchefache centre Cardibe , dat is te feggen dat Maboja geweldigh gram tegens haar is , en dit feg- gen fy ook als'er eenOuragan opkomt. Sy verlaten defe droevige oefening niet, voor dat de geheele Ouragan over is: en fy fouden haar nietgenoegh konnen verbafen dat de Chriftenen in defe gevallen geene verflagenthey t noch vreefe betuygen , gelijk fy doen. Aldus de groote Tartaren vreefen alle ver- RhMjm wonderlijk voor den Donder , en als Cy hem hooren , jagen fy uyt hare huyfen JjJjJ^ alle de vremden, en omwinden haar in vilten , of in fwarte lak enen , waar in fy T*iaO, foo lange verborgen blijven tot dat het gerucht over is. En verfcheyde andere Barbarifche Volkeren, zijn niet minder verfchrikt als de Voor-eylanderen in diergelijke gelegentheden. Men fegt felf dat de Peruvianen y de Cumanifcben, de Chinefen, en de Molu'kkgren haar navolgen in defe jammer-klachten , en in defe fidderingen, als'er een Eclips opkomt. , 4 Het is wel waar , dat zedertde Cara'ibanen den gemeenfamen ommegang 'niet de Chriftenen hebben gehad , daar eenige gevonden worden die in fchijn ftantvaftigheyt en onbefchroomtheyt genoegh betoonen om den Donder niet te vreefen. Want men heeft'er gefien die niet deden als lachen terwijl hy op het allerkrachtighfte bromde,en die'er het gerucht af nabaauwden,feggen- de by wijfe van fang , en van boerternije , een woord datmen ter naauwer nood kanfehrijven, en waar van het gerucht ten naaften byop defe letteren uyt- kont Trtrquetenni. Maar het is ook feer feker dat fy een groot geweld doen op hare natuurlijke geneychtheyt als fy veynfen voor den Donder niet te vreefen, en dat het maar is eene yedele glorijfucht die haar drijft om defe verfekertheyt na te apen , om aan de geenen die haar fien t'o verreden , dat in defe gelegent- heden fy geene mindere kloekmoedigheyt hebben als de Chriftenen. Want ©enige van onfe Inwoonderen van AUrtinikju die haar hebben overvallen in D d d haar tn het tweede Boel^ fat* tic natuurt JerGtde». •Gdïc'dajfa in fijne f(o- ninl(Lü\e vyleggw» 2. Boe{, 12. Hooft- fin\. en 6. Boe\ . II. Hooft- m$ Zedelyke Historie haar quartier als hst Donderde en Blixemde , feggen , dat fy d'allervolftan-: dighfte onder haar hebben gevonden al bevende van vervaartheyt in hare ar- me Hutten. ri.. Nu defe ontfteltenis en defe verfchrikkingen die ly doen verf chijnen cp het gehoor van defe Hemelfche ftemme , zijn iy niet eenegantfeh fienlijke wer- king van het gevoelen eener oneyndigeOpperfte macht, gedrukt door de natuure in den geeft van alle menfehen , en eene Teer doorluchtige preeve , dat hoewel defe ellendigen haar bekrachtigen uy t alle haar vermogen om de prik- kelingen van hunne gewiflen te verftompen , fy haar even wel met foodamgh foude&n konnen verbnjfelen , of fy fouden haar Heken en quellen tegens haren dank? En dit, mach het niet wel bewaarheden het brave woord van Cicero dat wy hebben geftelt op het voorhooft van het voorgaande Hóoft-ftuk? Aangefien dat foo alle menfehen defe Godheyt niet met den monde beken- nen f ten minften fy'er af verwonnen zijn in haar felven , door eene geheyme maar onwederftandelijke hand, die met een griffie van Diamant defe eerfte van alle waarheden in hare herten fchrijft. Invoegen, dat om te bc fluy ten, wy fullen fe^en met die groote man , wiens woorden dit gefprek uytftekend ful- len eyndigen, gelijk ly het begonnen hebben; Dat het in den geeft van alle menfehe-nis geboren , en gelijk gegra veert , dat'er eene Godheyt is. V ¥ FT I E N D E H.O.O'FT-STU K. Ym de iVooningen en van de Huyshoudinge der CAraïbAnen. DE Hiftorye-fchrijveren verhalen, dat ten anderen tijde een gedeelte van d\Oude Inwoonderen van Peru, leefden verfpreyd op de bergen en door de vlakten , gelijk wilde Beeften , fonder noch fteden , noch huyfen te hebben. Dat andere haar vertrokken in fpelonken , en afgelegene en eenfame plaatfen : en noch andere inkuylen, en in de holen van groote Boomen. Maar de ftaat van de Caraibanen hedenfdaaghs verfchilt feer veel met die foo Wilde en beeftelijke wijfe van leven . Het is wel waar -dat wy niet vele moeyte fullen hebben om hare Huyfveftingen te befchnjven; wantfy {tellener felf niet vele wijfen op: en haar is maar eenen boom en eene fpade van nooden , om haar eene verblijfplaatfe te timmeren. Sy hebben hare wooningen d'eenen na-by d'anderen, en gefchikt op de ma- niere van een Dorp. En ten meeften deele foeken fy voor hare huysveftmgen de gele^entheytvan eenigenkleynen bergh,om eene betere lucht tefchep- pen , eifhaar te bevrijden van de Muggen die wy Mcuskitcn en Harmgoms ge- naamt hebben , die uy tmuntende overlaftigh fijn , en waar van de fteking ge- vaarlijk Vandë Voor-eylanden, 595 vaarlijk is op de plaatfen daar de winden niet en blafen. Het is de felve ïcdcn die de Fhridianen van aan gene zyde de Baay van Cer/o* en van de Torwges ver- plicht , haar ten deele te huysveften aan d'inkomfte van de Zee , in hutten op tfaken o-ebouwt. De Voor-ejUnderen wijken ook niet verre van de fpring- ade- ren , van de vlieten , en van de ftroomcn , om dat , gelijk wy gefeght hebben, fv gewoon zijn des morgens haar gantfch lichaam te waflchen > eer dat fy haar root maken. En daar om (beken fy foo feer haar mogelijk is eene gebuerfchap van defe natuure voor hare kleyne gebouwfelen. Onderons, en onder verfcheyde andere Nacyen arbeyden deBouwmec- ïleren om fulke machtige en fulke prachtige gebouwen te maken, dat het fchijntof fy d'eeuwen wilden tarten , en de geduerfaamheyt van hare werken wilden doen t witten met die van de Wèrelt. De Cbinefen in den. nieuwen om- *?*«*. 'm tnegangdie de Chriftenen met haar hebben gehad, hebben'er groote ver-jj;e"Je^~ baaitheyt over betuygt , en ons op veïe ydele glory gefchat. Wat haar be- ct»na 4. langt , fy meten de geduerfaamheyt van hare gebouwen niet als met de kort- H"^ a lieyt van haar leven. Maar onfe Voor- eylandifche Wilden verminderen defe geduerfaamheyt noch veel , en fy bouwen op fuik eene wijfe , dat fy in haar le- ven dikwils moeten bouwen. Hare kleyne Hutten fijn op eene langwerpich- ronde wijfe gemaakt, van (lukken houts in d' aarde gepoot, op dewelke fy ver- heffen een verdek van Palmbladeren , of van Suyker- rieten , of van eenigc kruyden , die fy foo wel weten te breydelen , en foo eygentlijk te voegen d'ee- nen op d' anderen, dat onder dit verdek , dat op d' aarde hangt , fy haar vry be- vinden op de proeven van de regenen en d'ongelegentheden van den tijd ; En dit dak , gantfch fwak , foo het fchijnt , duert wei drie ofte vier jaren fonder breken , aangefien dat' er geen Ouragan op komt. Fiinius feghtvdat fekere Vol- f^™* * \ keren van het Noorden haar alfoo dienden met rieten tot het dekken van hare 3s uoofu liuyfen; en noch heden ten dagen vindmen'er vele huyfen niede bedekt indeM- Nederlanden , en in eenige veld-plaatfen van Vrankrijk. De Caraibawn , ge- bruyken ook kleyne rieten door een gevlochten omfchutheyningen te maké, diedeplaatfe bekleeden van mueren aan hare huyfen. Onder veder verdek maken fy foo vele af-fonderingen als fy kameren begeeren. Eene enkele matte doet by haar den dienlt van onfe deuren , van onfe grendelen , en van onfe flo- ten. Hare boven- foldering is het dak felf , en de vloer van beneden is flechts van gedampte en geëffende aarde. Maar fy fijn foo forghvuldigh om hem fin- lijk te houden, dat fy hem fchoon vegen t'elkemalen als fy' er de minde vuylig- heyt op befpeuren. Het welke geene plaatfe grijpt als in hare byfondere Hut- ten : Want gemeenlijk haar Ctrbet, of haar openbaar huy s, daar fy hare vreug- de feeften houden j is geweldigh befiimlt. Invoegen dat de plaatfe dikwils vol yanCföfcwns. Ddd 2 Boven &6 Zedelyks Historie Boven eene kleyne vertrekplaatfe daar fy hare rufte nemen,en hare vrienden ontfangen ; heeft yeder aanmerkelijk huyfgf fin noch twee kleyne verdekken. . In het een maken fy hare Kook- keuken en fy gebruyken het ander gelijk een Pak-huys, daar fy bewaren hare bogen, hare pijlen, en hare Bout cus, dat Knod- fen fijn vanfwaar englat hout, waar medefy haar dienen in den oorloghin plaatfe van Swaarden , als fy alle hare Pijlen hebben uytgefchoten. Sy hou- den'er noch hare gereedfchappen , hare korven , hare bedden die fy ter nood gebruyken , alle de fnuyfteringen , en alle de kleyne cieraden die fy gebruyken in hare openbare verheugingen , en op de dagen van pracht en vertooning. Sy noemen alle dek beuielarijen Caconnes. Tot allen Huysraat, , hebben onfe Wilden niet als fchongelende bedden, die fy Amakk*n noemen , dat groote dekens van Cottoen fijn , geweldigh fne- dighlijkgebreyd, die fy aan d'eynden froncen om de hoeken van de breedte by elkander te voegen. Dan hechten fy defe Amak^en by de twee gefronfte eynden , aan de voornaamfte Pijlers van hun gebouw. Die geen bedde van cottoen hebben, gebruyken een ander bedde, dat men Cabane noemt. Dat fijn verfcheyde Hokken, in het lange en dwers-over door een gevlochten, op de welke men leght menighte van bladeren, van Balifie of Banmie-boomen. Defe Cabane hangt en word gefteunt by de vier hoeken , met 'dikke touwen van Mah&t. Sy hebben boven dit kleyne geftoelten , geheel van een ftuk , gemaakt van een hout van roode of geluwe verwe, glad als marmor. En men Tiet ook by haar kleyne tafelen , die vier pijlers van hout hebben , en die geweven fijn van bladeren van die foorte van Palm die Latanie- boom genaamt is. Haar vaatwerk , en haar keukentuygh is al te faame van aarde , gelijk dat van de Maldlvers ; of van fekere vruchten onfe Kauwoerden gelijk , maar die dikker en harder fchorflen hebben , gefneden en te famen-gelet in verfcheyde gedaanten, en die glad en befchildert fijn alfoo fuy verlijk als doenbaar is. Dit houd haar plaatfe van fchotelen, van kommen, van bekkens , van tafelborden, van koppen , en van drinkvaten- Sy noemen Coisot Cotiis , alle dit vaatwerk van vruchten gemaakt: En dit is de felve naam die de Br efüianen aan het hare geven, ook van de felveftofre gemaakt zijnde. Sy gebruyken haar aarde vaat- werk, gelijk wy onfe potten en kook-ketelen van Vrankrijk gebruyken. Sy ^efveZ hebben er onder andere op eene wijfe die fy Canary noemen. Men fiet van die vu%mde canaris die geweldigh groot, en andere die geweldigh kleynfijn. De kleyne ^cmJktd dienen nergens toe als om honger verwekkende fpijfen te maken, dicmen yan pm» Taumalis noemt;' maar de groote worden hefteed om den drank temaken, metlTvAn <&e fy Ouicou noemen . De Caratbanen van het Martini fche brengen , feer dik wils tyabbentn yan defe kleyne Canaris in het cjuartier van de Francoyfchen , die haar in ver- fjmant. WÜfëlinff Van deVoo r-e tiandsn. 597 wiffeltng geven eenige Cacones , dat is te feggen eenige kleyne fnuyfleringen die haar behagen. Ons volk houden veel van defe kleyne vaten, om dat fy lbo lichtelijk niet breken als onfe aarde potten. Dit vaatwerk dat wy daar be- fchreven hebben, hoe gering het is , word door haar bewaart en onderhouden, met foo groot eene keurlijkheyt en finlijkheyt als men mach wenfchen. De Cardtbanen hebben fel veeene plaatfe , verre van hare huyfen , gefchikt tot hare natuurlijke noodfakelijkheden, alwaar, als het haar noodighis,iy haar vertrekken, een fcherpe ftok met haar dragende > met dewelke fy een gat in d'aarde maken, waar in fy hare onreynigheyt leggen , die fy daar na dan we- der met aarde bedekken. Invoegen dat men defe vuyligheden nimmer onder haar (iet. En hoe wel het onderworpfel nietfeer lieftelijk is, defe gewoonte» niettemin, verdient aangemerkt te worden, dewijl dat fy t'eenemaal over- een- komt met d'inftelling die God hadde gemaakt in het drie-en-twintighfte Hooft- ftuk van Deuteronomium , voor het leger Ifraèls , dat op het veld leg- gende, de gewoonlijke finlijkheyt en het gemak in defe noodfakelijkheden niet konden gebruyken. Hier mede komt ook over een de gewoonte van de emU\iw Turken, die als fy haar in defen nood bevinden, een kuyl maken met eene '"&"' fchuppe , om haren drek te bedekken. Het gene haar leger-plaatfe uy tnemcn- fckapm» de fuy ver maakt , als fy in den oorlogh fijn. Een oud Schrijver feght ons dat 2- BoA> in het Oofterlijke Indien , een fekere Vogel is genaamt de Rechtvaardige , die yetsdiergelijkxdoet, begravende zijne vuyligheyt, en haar in fulker voegen bedekkende dat fy niet te voorfchijn komt. Het gene verwonderlijk foude wefen , in dien het foo veel van de waarhey t hield , als het na de verdichting riekt. De Tartaren , na datmen feght, fouden felver geen water binnen den CarPinil* ommering van hare wooningen gemaakt willen hebben , houdende dit voor vZt?J~ eene fonde. Laat ons weder tot onfe Wilden keeren. mie: Men fïet rondom hare huyfen een groot getal gemeene hoenderen , en In- diaanfche of Kalkoenfche hoenderen die fy voeden , niet foo veel tot het on- derhoud van hare tafelen , als om t'onthalen hare Chriften vrienden die haar komen befoeken , of om te verwifïelen tegen fchuppen , bylen , fakmeffen , en andere yferwerken die haar noodfakelijk zijn. Sy hebben noch ontrent hare wooningen verfcheyde Oranje-boomen, Cy- troen-boomen , Gojave-boomen, Vygeboomen, Bananie-hoomen , en andere boomen die vrucht dragen : van die kleyne Booinen die de Pjman voort bre~ gen,en de Boomtjes of de Enkele waar van fy kenniffe hebben* om haar te ge* bruyken als fy in eenigh ongemak zijn. En van dit alles is het dat fy de hey- ningen van hare tuynen maken. Maar deCe tuynen fijn vervult van binnen niet Mamoc , met Vataun, en met verfcheyde Moes-kruyden? gelijk met Erwe* Ddd % tea S9S ZedelYke Historie Breves , en Caifi, Delery lQ. Hooft- Gareilajfa %. Boe\ , t . Hooft- ten van verfcheyde foorten, met Boonen, metgroote Geerfle M^enaamf metkleyneGeerfle, en meteenige andere. Sy queken'er ook Meloenen van alle foorten, aytnemende Pompoenen, eneene foorte van kooi diemen G*- raibaanfebe Kooien noemt, zijnde lekker van fmaak. Maar fy dragen by (onder- lij k forge voor het voort-planten van den Annanas , die fy beminnen boven alle d'andere vruchten. Voorts , hoewel fy geëne Dorpen hebben , noch beweechelijke en voort- ^ wandelende huyfen, gelijkmen feght van de Bedovtnen.een arm volk van Egip- ' ten, van fekere Mooren woonachtigh tegens den middagh van Tunis in Arri- ka, en van de Nacyen van het groot Tartarye; niettemin, fy veranderen dVk- wils genoegh van woonplaatfe , na hare luymen haar vervoeren. VVant alfoo ras als eene wooning haar het minfte der werelt mishaaght , foo verhuyfen fy, en gaan haar elders plaatfen. En dit is gedaan met een fwenk, en fonder oorlof te vragen aan haren Cacikes ; gelijk d'oude Peruvianen aan haren Koning waren verplicht te doen in diergelijke gelegentheden. Onder d'oorfaken van defe verwiflfeling der woonplaatfen onderde Voor- eylanderen^ word dikwils gevonden hetgeioove dat fy elders gefonder fullen geplaatft fijn. Het gene onder de Brefilianen wel dikwils eene diergelijke ver- fetting van huysgefin veroorfaakt. Somtijds eenige onreynighey t diemen in haar huys heeft gedaan, en dat haar eenen af- keer geeft. En ook fomtijds de dood van yemant uyt het huysgefin , die haar doende fchroomen van mede te fterven, haar verplicht om haar elders te vertrekken, gelijk of de dood haar aldaar niet konde vinden , noch met het felve gemak overvallen. Maar defe dwafe befchroomtheyt gaat wel meer in fwang'by de Cardibanen van de Vafte- kuft , die niet ontbreken in diergelijke gelegentheden , de hutte af te branden, en eene andere legerplaatfe te gaan foeken. Defe vermakelijke by-geloovie- hey t word ook gefien by d'Indianen van het Eyland Van Coracao , hoewel die arme lieden den heyligen Doop hebben ontfangen. Want mijn Heer de Mon- tel verhaalt , dat zijnde in hetgroote Dorp van die Indianen genaamt d' Opva- ring, en befpeurt hebbende in twee ofte drie plaatfen, de huyfen eenige woeft, hoewel fy geheel waren , en d'andere volkomentlijk verwoeft , vraaghde hy waarom defe huyfen aldus verlaten waren : en de Cacikes of de Hooft- man antwoorde hem > dat dit was om dat op defe plaatfen korteling eenicre waren geftorven. D'oude Venmanen {lelden haar in de woelderije&van foodanioh eene verhuyfïnge, indien het gebeurde dat hare woonplaatfe vandeBlixem wierd getroften. Wantalfdan hadden fy die in foo groot eene vervloekinge, datfydedeure terftont toemuerden metfteeneuenmet flik, opdat'er nim- mer yemant in (oude komen. Men Btt\ VAN DE VO OR-E YL ANDEN. $99 Men feght dat ten anderen tijde de mannen van de Provincye van Quito in Pcr«> geenefchaamte hadden haar t onderwerpen om alle hethuyswerk te doen , terwijl dat hare Vrouwen gingen wandelen : En d'oude Egyptenaren a deden niet minder, foo wy'er Hcrodotus af gelooven. Men mach wel feggen dat het Ambacht van de keuken waar te nemen edel was geacht in het oude Griekenland. Want de goede Man Homerus vertoont in fijne lliados Achilïis 9. b>i\, felf eene pafteye makende, enftèkende de fpijfe aanhetfpit, en alle zijne Hovelingen bêfigh aan de keuken , om d'Afgefanten van Agamemnon t 'ontha- len. En wat de vifch betreft, hy heeft altijd dit voorrecht gehad , gelijk hy het noch huyden ten dage heeft , dat de Perfonen van aanfien haar niet ont- ' waardigen hem wel te konnen bereyden. Onder de Cardibanen houden de mannen alle defe béficheden voor haar on- waardigh, Sy zijn gemeenlijk op het veld.. Maar hare vrouwen bewaren forgh- vuldighlijk het huys , enarbeyden'er in. Sy hakken , in der waarheyt , ter ne- der de hooghgetakte boffchen , noodfakelijk voor hare wooningen : Sy bou- wen de huyfen ; en fy dragen forge om het gebouw t'onderhouden door nood- wendige herftellingen. Maar de vrouwen hebben den laft van alles wat er van- doen is tot het beft aan van het huyfgefin : Sy gaan wel ter jacht en op de vif- Fcherye, gelijk wy het hier na fullen feggen. Maar de vrouwen fijn het die het Wild-braad gaan halen ter plaatfe daar het is gedood geweeft , en den vifch op de kant van het water. Eyndelijk,dieookde moeytedoen om denManiocte foeken , de Cajfave te bereyden , en den Oüicou , die haar gewoonlijkfte drank is , de keuken waar te nemen , de tuynen te bouwen , en het huys en het huys- houden net en in goede gefchiktheyt te houden -y fonder te tellen de forge die fy hebben om hare mannen te kemmen en met Roucou te fmeeren , enhet Cot- toen te fpinnen tot hetgebruyk van het huyfgefin. Invoegen dat fy in eene onophoudelijke onledigheyt zijn, en in eenen arbeyd fonder uytftel, terwijl dat hare mannen langs het land loopen, en haar verluftigen : gelijkende aldus ■beter hare Slavinnen als hare mede-gefellinnen» Ind'Eylandenvan Sim Vincent , en v an Dominikut, zijn Cardibanen die vele Negeren tot Slaven hebben, op de wijfe van de Spanjaarden, en eenige andere- Nacyen. Sy hebben haar ten deelen om dat fy haar hebben af-gelicht van ee- nige Landerijen van d'Engelfchen: of van eenige Spaanfche Schepen die ten: anderen tijde aan hare oevers fijn geftrant geweeft. En fy noemen haar Ta- mone , dat is te feggen Slaven. Voorts , fy doen hun door haar dienen , in alle de dingen waar in fy haar te werke ftellen, met fuik eene vaardighey t, gehoor- faamheyt, en eerbiedighey t , als d'allergeregelfte Volkeren fouden mogen doen. Jemant '%9ö Z e delyk e Historie Jemant foude mhTchien hier mogen vragen , op het onderworpfèl van defc Huyshouding der Caratbanen , dat gelijk wy hebben het gebruyk van de lam- pen, van de keerfen, en van de toorts-lichten; of fy mede niet eenigh licht of eenige uytvinding hebben geduerende de nacht , om ter nood te hulpe te komen , het gebreken van het licht van den dagh. En in der vvaarheyt fy heb- ben van de Chriftenen geleert vifch-traan te gebruyken, en cottoen in de lam- pen te leggen, om haar te verlichten geduerende de duyfterniffen van de nacht. Maar het grootfte gedeelte heeft by nacht geen ander licht , als een hout dat geweldigh vuur-voedend is het welk fy tot dit gebruyk bewaren, en dat d'onfe te die'er o'orfake Keers- hout noemen. In der daad, hetisgantfch vervult van eene vette gomme die het doet branden gelijk eenkeerfe: en dit hout ont- fteken zijnde , geeft cenen feer foeten reuk. Aldus de Madagaskerfchen ge- bruyken oy nacht , in plaatfe van toorts- lichten en van keerfen , fekere gom- men die het vuur lichtelijk aan-nemen , dewelke fy in aarde fmelt-kroefen leg- gen , waar in fy een fchoon en wel-riekent vuur maken. Dat foo het vuur van de Caratbanen komt uyt te gaan , weten fy het geheym van ander te verwekken uyt twee houten van Mahop, die (y wrijven het een tegen het ander : en door Dehry defe ftijve beweging vuuren fy , en verlichten in weynigh tijd. Aldus is het ftu{. dat de Brefüianen , in plaatfe van den (leen en van het vuurflagh , waar van het gebruyk haar onbekent is , haar dienen met twee fekere foorten van hout> waar van d'eene by-na alfoo murw is als of het half verrot was , en d'andere in het tegendeel , is uytnemend haad : en door de fchuering en de beweging komt'er het vuur in , en ontfteekt het gene men wil. Men fiet tot Parijs de felve uyt komft , tegens elkander flaande fekere Indiaanfche houten , die in de Cabinetten van de Lief- hebberen worden gevonden. De genen die hebben gereyft na de mond of d'opening van de Riviere der Amafonen , verhalen dat fy'er Indianen vuur hebben fien {laan met twee (tok- ken , maar op eene wijfe die verfchild met die van onfe Cardibanen ♦ Want in dat gewed: , hebben fy ook twee {tukken hout) het een facht,dat fy plat maken gelijk een plankje, en het ander dat feer hart is, in gedaante van eenen ftok fcherp aan d'eynden , die fy ftéken in het fachte , het welke fy tegen d'aarde onder hare voeten ftijf vaft houden, enfy draayen het ander in beyde hare handen, met foo groot eene raiRchey t dat eyndeiijk het vuur komt in het gene dat onderis, en het felve ontfteekt. En gelijk het dikwils gebeurt dat een ^perfoon moede word in defe oeffening, hervat een ander vaardighlijkden JjS**ftok, en draayt hem met de felve raflicheyt , totfy het vuur hebben ontftê- dtrpUnte ken. Voorts , al-hoe-wel vele achten dat óqCq wijfen van vuur aan te {leken 'fink*0^' hedensdaaghs en van onfen tijd gevonden fijn , foo vindmen'er niettemin teyke- Van de Voor-eylandin, 401 seykenen af in d'Al-oudheyt > gelijk-men het fien mach in Theophraftes. SESTIENDE HOOFT -STUK. Van de gewoonlijke ^Maaltijden der Caraibanen. HEt grootfte gedeelte van de Wilde en Barbarifche Volkeren fijn gul- fich en ongefchikt in hare maaltijden. De BrefiUansn eten en drinken De lery overmatigh , en gevveldigh onreynlijk , op alle uuren , en ftaan felf des jj^. nachts op tot defe oeffening. De Canadineren zijn vraten tot berftens toe , en- TadwAc deenkonnen haar felf niet begeven om het fchuymvan den pot verloren te '3^ laten gaan. Nimmer {iet men haar noch hare handen , noch hare fpijfen waf- ?*» bet, fchen. Sy weten ook niet wat het is te feggen zijne handen of mond af te wif- *3^£ fchen in het eten , en fy hebben geene andere fchoot-en tafel doeken als hunne hairen en het hair van hunne honden , of het eerfte ding dat fy ontmoeten. De groote Tartaren doen van het felve. Sy waffchen nimmer hare fchotelen, fj^' m noch hare ketelen als met de pot-fpijfe felve 5 en begaan andere vuyligheden c*p* die te leelijk fouden zijn om te vertellen. De kleyne Tartaren wijken haar **ƒ£#*, vveynigh in morfigheyt, en in vratigheyt , fuypende hare pappe met het hole» Berge- ' van hare handen , dat haar tot een lepel verftrekt om'er af te fcheppen: enrw** etende het vleefch van de doode Paarden fonder de moeyte te nemen van het anders te doen braden als dat fy het eene uure ofte twee tuflfchen den zadel en den rugge van hare Paarden laten leggen. Aldus, om uyt defe af-keerige voor- Piment beelden te raken , de Guinefen , die van de Caap de Bonne Efperame , en fekere £ *^_* andere Wilden , verflinden het raauw en Hinkend vleefch , met huyt enmet/«05. hair , penfencn darmen , gelijk de honden fouden mogen doen. Maar men moet aan de Caraibanen den lof geven van fober te welen, enfinlijk in hare gewoonlijke maaltijden, alfoo wel als die van de Vaftekuft , hoewel eenige onder haar defe prijfing niet verdienen , gelijk'er geene foo algemeene regel is die zijne uytfluyting'' niet heeft. Mijn Heer du Montel, waardigh en ge- trouw getuyge , geeft defe getuygenis van foberheyt en van finlijkhey t aan d'iQ hy tot Sint Vincent en elders heeft ge fien •, maarfy zijn alle foo weder-houden en foo keurlijk niet. En die haar gelien hebben, onder andere , aan Dominikust fullen haar defe hoedanigheyt niet geven. Dit Volk eet dikwils te famen in het openbaar huys \ gelijk wy het byfon- derlijker hier na füllen fien , of om fich te verluftigen in ongebondenthey t, of felf om haar onder elkander t'onderhouden van den oorlogh , en van de gemeene faken, gelijk ten anderen tijde de Lacedemoneren. De vrouwen, gelijk in eenige andere Landen der Barbaren , eten niet voor dat hare mannen Eee . hare 402 ZedelykeHistohis hare maaltijd hebben gedaan , en fy hebben geene gefielde uure tot defe oeflfe> ning. Hare mage is haar Uurwerk. Sy lijden den honger foo geduldigh , dat als fy van de Viifcherije weder-keeren , fy hetgedult fullen hebben om den vilch te doen braden met een flap vuur, op een rcoiïer van hout van de hoogh- te van twee voeten of ontrent, onder dewelke fyeen foo kleyn vuur aanilê- ken,dat'er forntijds eengantfche dagh van nooden is om den vifch te doen braden gelijk fy hem begeeren. Daar fijn Francoyfchen die' er op harewijfe afhebbende gegeten delelve hebben bevonden van goeden finaak-, en gebra- den in volkomentheyt. Sy nemen al<;emeenlijk waar in alle de fpijfen die fy bereyden van haar aldus feer langtaam , en by een flaauw vuur te doea braden. Sy eten gewoonlijk op kleyne geftoelten gefeten , en yder van haar heeft jnhtBüe\ fijne kleyne tafel byforider , die fy JSlaieutou noemen ; gelijk Tacitus verhaalt *"*/*&■ ^at jjt by d'oude Hoocrhduytfchen in fwang ging, en gelijkmen feght dat de D*yt. noch heden in Japon gedaan word. Somtijds ook eten ly op d aarde , nuyken- ffc\Zlnn 'de opdeknyen, en in het ronde a eene by d'andere. Voor tafel-kleederen, LTuïofi- hebben fy geen lijnwaad gelijk wy, noch vellen gelijk de Cana diner en , noch M- matten of taftaf gelijk de Maldivoifchen , noch tapijten gelijk de Turken , en eeni^e andere Volkeren : maar fchoone en breede bladeren van Bamme hoo- rnen", die feer becjuaam zijn om voor tafel lakenen te dienen , zijnde van de groote als wy die hebben vertoont. Dit zijn ook hare fervetten , en fy leg- genie op haren fchootom'er aan te vegen. Sy waficben altijd forghvuldighlijlc hare handen voor den eten. En felf in hare keuken raken fy nimmer yets aan van het gene men mach eten voor dat hare handen fchoon fijn. Eyndelijkin alle hare gewoonelijke maaltijden blijkt met de matigheyt , eene finlijk hey t diemen ter naauwernood fich foude konnen in beelden onder de Wilden. Wy hebben al-reede hier boven gefeght , dat haar gewoonlijk brood is eene fekere plattekoeke tamelijk lekker , die fy Capvc noemen , gemaakt van de Marim- wortel. Het word op defewijfe gemaakt, die wy verplicht zijn om al hier te befchrijven tot de volmaaktheyt van onfe Hiftorye , niet tegen- gaande het andere aireede voor ons hebben vertoont. De wortel , hoewel fy forntijds is van de dikte der dye, word gemakkelijk uytd'aarde gerukt. Men fchrapt haar terftont met een mes , om af te fchellen eene kleyne harde huyt die haar bedekt , en dan rafptmen haar, meteen platte rafpevanyfer of van koper,van qoede groote: en men perft het meel dat'er af- komt in eenen lijnen fak,of inbngwerpige kouflen, of fakken, diemen aan d'Eylanden Couleuvres of (langen noemt, behendighlijk gevlochten van biefen , of Latanie-bhderen,, door de hand der Gawbmm, onVer het fap uyt te drukken. De Wilden, eer- mefr Van de V oor-e ylanden. 405 fiïêri* ter van defe rafpen hadde gebracht , gebruykten in plaatfe van dit , fe- sere harde en kartelige fleenen , die op hare ftranden worden gevonden. Sy fcijnonfe puymfteenen gelijk. Als de vochtigheyt van den Manioc wel uytge- fcrokken is , laat men het meel door eene feve gaan , en fonder het te mengen met eenige vochtigheyt , werptmen het op een plaat, die fomtijds maar van aarde is , waar onder men vuur ftookt. Als het van d'eene zijde is gebakken, ■Jreertmeh het op d'andere. En als het genoegh gebakken is , leghtmen het in de Son , om het noch harder te doen worden , en op dat het beter foude kon- tien bewaart worden., maaktmen het gewoonlijk niet dikker als een pink, en fomtijds minder , na de finlijkheyt van d'Inwoonderen. Het blijft verfcheyde maanden goed. Maar om het beft te bevinden, moet men het eten eenen dagh ofte twee oud zijnde. Daar zijner die het om ons gewoonlijk brood niet fouden willen verlaten. En dit is een wonder, dat van een wortel foo forgelijk tvan hare natuure, men door de kond: fuik een uytftekend voedfel kan trekken. (Aldus de Mooren leggende in de Son te droogen fekere doodelijke Abrikofen jto£™» die in haar land wallenen , en haar daar na by het vuur doende koken , met an- dere by-gaande dingen, maken'er eenen drank af, diemen fonder eenighge- yaar gebniykt, en met vermaak. Boven al , de Cajfave die de VooreylandifcheWilden maken , is uytnemend lekker. Want fy fijn foo geduldigh om uyt te voeren het gene fy onderwin- den, dat fy'er beter inflagen als de Francoyfchen, die gewoonlijk wat te fchie- lijk in haar werk fijn , en die foo vaardigh niet hebben begonnen of fy wilden wel geëyndight hebben. Maar onfe Caraïbanen werken by luft , ende en over- leggen niet den tijd die fy op hare béficheden ftellcn , aangefien dat het werk wel gedaan zy. Dat foo eenige Europeanen , die de Cajfave hebben gebruykt , haar bekla- gen dat dit voedfel niet gefond is , dat het de mage bederft , dat het aan het bloed befmet , dat het de verwe verandert , dat het de zenuwen verfwakt , en liet lichaam verdrooght, foo moet men aanmerken dat gelijk de gewoonte «ene tweede Natuure is , foo verre dat vele dingen , hoewel quaad in haar fel- ven, alfmen haar is gewoon , niet aan de gefontheyt befchadigen ; ook aan *Jj£ '™ d'andere zijde, degenen die van hare Natuure fijn goeden onnoofel, ja de-w»*» befte , indien men haar fich niet heeft gewoon gemaakt , fijn fomtijds ach- *» °^ terdeeligh en fchadelijk. En om defe waarheyt te toonen mach men feg- Ittti-a gen dat by dit gebrek van gewoonte , in defe felvewijfe als eenige van onfe B^jf' lieden haar over de Cajfave beklagen, deHiftorye-fchrijveren verhalen, dat£XJ«- de Brefilianen met de Hollanderen befloten zijnde in de Sterkte Sinte Margue- ren, er.de xite, vremd vonden het brood en de fpijfe diemen haar uy tdeelde gelijk aan de vf^f Eee a Sol- 404 Zedeltke Historie Soldaten , en waar van fy moeden leven *, en klaaghden dat fy haar deden fiek worden , enifterven. Eri op dit gefprek , is noch uytftekend aanmerkelijk dat wy lefen in de reyfe van mijnen Heere desHajcs, in de Levant, Dit is dat defe perfonafie hebbende aan fijne tafel- eenige kleyne Tartaren die niet willen wat dat brood te beduyden was, hy haar daar van dede eten , waar van fy meynden te fterven twee uuren daar na, om dat dit brood dat fy gegeten hadden haar be- gondete doen fwellen, en haar groote fmerren te veroorfaken. Men maakt ook onder de Voor-eylanderen , eene andere foorte van brood met Spaanfch koren, datmen , Maïs noemt. d'Ergelfchen die de Vermoude be- woonen gebruyken geen ander. Eenige eten ook in plaatfe van brood de wortel Vatate genaamt, waar van wy hier voren hebben gewagh gemaakt. Wat betrek d'andere leeftochten die de Caraïbancn gebruyken , hare aller- oemeenlle fpijfen , en daar haar ook van dienen de Caraïbanen van deVafte- kuft , zijn d'EchdifTen , de vifch van alle foorten , uyt gefondert de Schildpad- den ; en de Moes-kruyden, gelijk de Cool , d'Erweten , en de Boonen. Maar haar allergewoonlijklte eten (wel in het tegendeel van de Madagasheren^ die een fchrikvan dit voedfel hebben) fijn Krabben wel gefuyvert van hare fchelpen, en gerooftertin haar eygen vet, en met fap van Citroenen enVjman, die {y ongemeen beminnen, en waar mede fy alle zaucen vervullen. Niettemin ais fy Francoyfchen, of andere Europeanen ontfangen , zijn fy'er foo verqui- ftendeniet af: enfy fchikken haar hier in nadenfmaak van defe, dooreene behaaghlijkheyt en befcheydentheyt die niet al te Wild-aardigh is. Sy noe- men het binnenft van de Krabbe Taumalj : en hier af is het dat fy hare ge- woonlijkfte honger-verwekkende fpijfe maken met water, met Mouchache of fijn meel van Manïoc , en geweldigh veel Pjman. Voor het laatfte gerecht ge- bruyken fy vruchten, gelijk wy. En gewoonlijk genoegen fy haar met Vijgen, met Eananien, of met Ananas. Indien fy vleefch ofte gefoute dingen eten , dat is alleenlijk door behaaghlijkheyt tot de vremdelingen, om niet overlafligh te vallen aan die haar ontfangen- en om te gemoete te komen de gene die haar gaan befoeken. Want alfdan , bereyden fy ten meeften deele fpijfenna de fmaak van defe» En hier in is het dat men moet toe geven het gene wy heb- ben gefeght, dat fy nimmer fout, verkens-vleefch, noch Schildpadde, noch Lamantin eten. Het is waar , dat onder dit Volk worden gevonden fekere mannen uytfté- kend leuy en fwaarmoedigh , die een ellendigh leven leyden ,• want fy voeden haar niet als met Burgam, met Slekgehoornte, met Krabben, met Soldaten, en diergelijke ongedierten. Sy eten ook nimmer Potfpijfe , noch vleefch , foo het niet is van eenige vogelen > die fy Bousmen > dat is te feggen die fy braden op V A N D E . V O O R-Ë Y L A N D Ë N. 405 'op de kolen , met hare vederen , en fonder haar t'ontweyden ; en voor honger verwekkende zauce gebruyken fy niet als water van Manioc, dat gekookt zijn- de zijne vergiftige hoedanigheyt verheft, met fijn meel van ManioC) enfterk van Pyman. Sy bereyden fómtijdshare fpijfemet een vervloekelijk bereydfel, dat is te feggen met vet van Arouages , hare onverfoenelijke vyanden. Maar dit heeft geene plaatfe in hare gewoonlijke maaltijden ; Dat is alleenlijk op dagen die fy alle met elkander doorbrengen in ongebondentheden en verheugingen. Belangende haren drank, evenals in vele geweften van Amerika , de felve granen van Mats die dienen om brood af te maken , worden gebruykt tot de mengeling van eenen drank die plaatfe houd van wijn : en gelijk wy onder ons, van de felve koren granen die ons brood verfchaften , ook Bier brouwen ; foo mede in defe Eylanden , met de wortelen van Pataten en vmManioc, die tot brood verftrekken , maaktmen dranken , die gewoon fijn in dat land. Den eerften en allergemeenflen die gemaakt word van Pataten in water gekookt, is Mahj genaamt. Hy verfiïft en verflaat den dorft verwonderlijk , en hy heeft ook eene graaghinakende kracht , die alle het zand en alle de flymachtigheden van de lage deelen doet af-fetten. Van waar komt datmen niemand der gener die hem gebruyken van graveel hoort klagen. Den anderen drank diemen Oüicoü noemt ( met een naam na- by- komende den Caouin der Brefilianen) word gemaakt met de Caffave felf , defgelijkx in water gefoden. Men laat hem door een Teems loopen die de Wilden Hibichet noemen. Dees drank is uytnemen- der als den Maby , en verfchilt weynigh van het bier in verwe , en in kracht. D'Indianen maken hem geweldigh aangenaam , maar daar en boven vanfoo- danigh eene kracht dat foomen hem te veel in neemt , maakt hy dronken als wijn. Sy maken hem van Caffave wel gerooft op de plaate , dan gekneet door de vrouwen, en gegoten in vaten vol water: alwaar, na ontrent twee dagen door zijne eygene kracht, fonder vuur , gelijk de nieuwe wijn doet , gewrocht en gekookt te hebben j men vervolgens hem met inftorting door een teems laat loopen. En het zap datmen'er af-trekt twee andere dagen bewaart zijnde, word in fijne volkomentheyt gevonden om gedronken te worden. Voorts,om defe mengeling te doen koken , leghtmen in het vat twee ofte drie wortelen van Pataten , wel kleyn gerafpt. En het is waar dat defe gewoonte die de Wil- den waarnemen, van de Caffave te bry felen eer men haar in het vat werpt) foo walchelijk ais mogelijk is : maar ook is het vaft en feker , dat de drank die'er op d^Ce wijfe ai word gemaakt, onvergelijkelijk beter is als den genen die anders gemaakt word. Men maakt ook den Ouicou op eenen anderen ftiji , fonder wortelen van Eee 1 Fata.- 40 6 Zedslykê Historie V At aten. Die is na dat de Cajftve van de plaate is af-genomen , foo leght me» haar ergens in de hutte , en men dekt haar met bladeren van Mauioc , en eenige fwaarwichtige fteenen , om haar te doen verwarmen. Het gene gedaan word geduerende drie ofte vier dagen. Na dewelke men haar leght inverfcheyde ftukken, diemen uytfpreyd op bladeren van Bananie -hoornen , en dan bevoch- tight men haar lichjes met water , en men laat haar ongedekt. Als de Cajftve eenen nacht aldus gebleven heeft , word fy geheel root : en dan is het dat Cy goed is om den Oüicou te maken , en dat (y haar water doet koken fonder wor- telen van V At Aten. Men noemt haar verrotte CAJfave. Boven defe twee dranken die aller- gemeenft zijn aan de Voor-ejUndcn$ maaktmen noch in verfcheyde plaatfen wel-luftige wijnen. De Negeren , die Slaven op defe Eylanden zijn , maken in-fnijdingen in de Doornige-palm- boomen, waar uyt druypt eene fekere vochtigheyt den witten wijn gelijk , de welke fy verfamelen in verfcheyde Calebaflen die fy hechten aan d'openingen van defe Boomen , die'er yeder op eiken dagh twee pinten af geven > en fom- tijds meer. D'aller-oudfte Schrij veren leeren ons dat onder d'Oofterlingen de wijn van de Palmen geweldigh in gebruyk was, gelijk hy'er noch heden is: Men dient'er zich ook mede in eenige geweften van Afrika , gelijk in MonomotApa. Dat meer is , men maakt op de Voor -eylanden , met BAnanien , eenen anderen drank , die ook elders word gevonden , en die eenige Coufcou noemen. Maar om dat defe wijn, hoewel feer aangenaam en vol van kracht, groote winderig- jheden veroorfaakt , foo is hy weynigh in gebruyk. Eyndelijk, men trekt op defe Eylanden eenen uytftekenden wijn van die dierbare rieten die de fuyker geven. En dit is de drank die meelt word geacht^ van alle diemen op de Voor-ejianden maakt. Men noemt hem Wijn van Suiker- rieten.: en daar is een by fonder geheym om hem te maken. Hy word meer gemaakt op Sint Chriftoffel als elders teroorfakevande menightevanSuyker- rieten die'er geplant fijn. Het zap van defe Rieten word uytgedrukt in een molen, juy ft tot dit gebruyk op-gerecht. En dan reynight men het door het vuur, in^roote ketelen. Hy kan lange in zijne goedheyt bewaart worden : en hy heeft eene foetigheyt en eene fekere fcherpigheyt , die hem by-na foude doen doorgaan voor Spaahfche wijn. Men maakt'er ook Brandewijn af, die- men noemt BrAndewijn van Suyker-rieten , en die beter kan bewaart worden als den wijn van defe felve Rieten gemaakt. Daar is niet inde ftorfe va,i defe gewoonlijke maaltijden ox\{z\.Voor-eyUn- deren dat mach fchijnen yets van het Wilde t'ontleenen , als miüchien d5£ch- diiien. Maar is dit niet wel waard de Sprinkhanen en de Slekken die eenige in Va n de V o o r-e ylanden. 407 in defe quartieren eten'? En wie weet niet dat in Spanje Teer vele kleyne Efek gegeten worden ? Na alles , laat men het leven van onfe Cara'ibanen vergelij- De itt«^- ken met dat van de Canadineren , die boven het fchüym , waar van wy gefeght je"1iïin hebben dat fy het eten , gemeenlijk leelijk en morfigh vet drinken , en fciefen l"ZZ het Beeren-vleefch voor alle andere fpijfen : met dat van dlnwoonderen van fienin v(r~ het Eyland van Sterke- avontuur e , het een van de Canarifche , die roet eten in #£,>«?,. overvloed : Met dat van de Tartaren , van de Perfen , van de Chinefen, van de ïïuancds, Nacye van Veru , en van de Negeren van Angola, die gemeenlijk le- ven van vleefch van Paarden , van Kemelen , van Muien , van Wolven , van. Voiïchen, van EfeJen > van honden , en van het bloed defer Dieren in drank : Met dat van d'Oofter- Indianen, die het vleefch van den Vledermuys alfoo welluftiyh achten als dat vanden Perdrijs : Met dat van de Br efil tanen, die haar voeden met Padden , met Rotten , en met Wormen. Of eyndelijk , met dat van de Tapujes, en van eenige andere Barbaren , die hair eten , feer kleyn gefneden , en gemengt met Wilden honigh , en die hare fpijfen overftrooyen metd'aflchenvande gebrande lichamen haar'er Bloed- verwanten, en men- gen het met meel; het gene alleenlijk eenfchrik is om te vertoonen : Dat- men, fegge ik , eene vergelijkinge make van alle defe fchandelijke zaucen met: die van de Caraïbaanfche Nacye , en men fal bevinden , dat in haar gewoon- lijk eten , fy niets Barbarifch heeft. Men moet even wel niet ontveynfen wat eenige van onfe Francoyfchen verhalë, dat fy de Gardibanen fomtijds luyfen en Chiken hebben fien eten, na dat fy die hadden gevangen, gelijk men het feght van de Mexikanen en van de Cumamfchen : Maar fy en doen het niet gewoonlijk,. en dit is byfonder aan eenige van haar ,• hier by-gevoeght datfy het niet en doen uyt eenigen fmaak die fy in dit ongediert vinden : maar alleenlijk oni hun te wreeken, en het felve quaad te doen , aan het gene haar quaad gedaan heeft. Voorts, den af-keer die de Cara'ibanen ten andeten tijde hadden om t'eten van Verkens- vleefch , van de Schild- padde , en van den Lamantin , om de kluchtige redenen die wy hebben by- gebracht , ging foo hoogh , dat foo ye- mant vand'onfe haar daarvan hadde doen eten door overval, en dat fy het daar na quanten te weten , fy wreekten'er haar voor feker af, het fy vroe^h ofte laat. Getuyge het gene is gebeurt aan een aanfienelijk perfoon onder on- fe Froncoyfchen. Defe perfonafie befoek krijgende van den Kafikys , of Hooft-man van de Wilden van het Eyland daar hy was, onthaalde hem, uyt boerterije,met Lamantin, vermomt op de wijfe van gekapt- vleefch, de Kacikuh in fijn wantrouwen daarhy was van het gene hem gebeurde, bad den Edel- man hem niet te bedriegen. En op de vei'fekering die'er hem van gegeven, wierd^ 4o3 Zedelyke Historie wierd , maakte hy geene fwarigheyt van t'eten. De maaltijd geëyndight fijn- de, ontdekte onfen Edelman de liltige part aan dtn Kacikas , en aan fijn mede- gefelfchap, om het vermaak van hare praat en van hare grijnfen te hebben. Maar fy hadden vermogen genoegh op haar felven om haren fpijt t'ontveyn- fen. En de Kacikw genoeghde zich al laggende te feggen. Tisgeen nood Com- pere, wj en [uilen er met af fterven. Eenigen tijd daar na, ging d' Edelman hem befoeken. Hy ontfing hem op alle wijfenvan beleeftheyt,en onthaalde hem grootelijkx. Maarhfhadde aan fijn Volk laft gegeven, in alle de zaucenvet van Arouageste. doen , waar van de voornaamfte Indianen altijd voor-raad by hun hebben. Nadatdefe fchandelijke maaltijd was ge-eyndicht, dcKacikui vol van vreughden , vraaghde aan den Edelman en aan zijnen Troep , of fy haar wel bevonden van zij-n onthaal. Sy dat geweldigh prijiende, en hem daar voor bedankende , foo leerde hy haar zijne bedriegerije , waar van het groot- fte gedeelte fuik een herten leet hadden , en foo grooten op- walming en wal- ging der mage daar af gevoelden , dat fy'er geweldigh fiek af waren. Maar d'Indiaan fpottende met haar, feyde dat hy zijne wederwrake hadde. De genen diezedert korteling hebben om-gegaan met de Caraïbanen van Dominikus en van Martinikus , feggen dat tegenwoordigh fy geene fwarighey t maken in het eten van den Lamanün, van de Schild-padde, van het Verken , en felf van alle d'anderefpijfen die onder ons in gebruyk zijn, en dat fylaggen met de eenvoudigheyt die haar verplichtede om haar daar van t'onthouden, uy t vreefe van mede-deelachtigh te worden aan de Natuure en de hoedanig- heden defer Dieren. Sy hebben ook veel laten fakken van die groote geftrengheyt , die fy over hare Vrouwen gebruykten, want fy gaan niet meer als felden den vifch van ha- re mannen halen. En als fy op de Viiicherije zijn ge weeft , eten de vrouwe en de mantefamen. Sygaan ook meer na het Karbet om mede deelachtigh te wefen aan de maaltijd , en de openbare verheuging , als fy niet deden al- voo- ren dat hare mannen den gemeenfamen ommegang met d'Uytheemfchen hadden gehad. SEVENTIENDE HOOFT -STUK. VAn de Bejicheden en de Verluftigingen der Caraïbanen. Tlut.inhet leren van dien yotji. *vfrvan L Jkles sereedfchappen daar Amttrat hem mede diende om pijlen re ma- r/w Hajes ■ Ö 11 ' \ .. t»de ie. ken, dien hy fond aan de voornaamlte van zijne Poorte. De Peruywien verdie- yant. nen ALexander de Groote achtede dat den arbeyd een ding waarlijk Konink- üik was. En men fiet noch hede ten- dagen in het Scrrail van Andrmopo- i VAN DE Vo OR-E YL AND EN. 409 nenookopdit onlerworpfel grooten lof. Want de Koningen van Peru had- Kwinffi- den Wetten gemaakt j en byfondere Rechteren geftelt tegens de Doen-nieten k'W-H- 1 1 i3 r 1 l f • ' '1 °..r. , . gtYigttm en de Land-looperen ; tot 100 verre dat de kinderen van vijt jaren haar bega- GaniUJp, ven tot eenigli vverk,dat over een quatn met haren ouderdom : En fy vcrfpaar- * Baek > den felfde blinden , de kreupelen , en de (lommen niet ; Haar bêfich houden- pj{ . m de aan verfcheyde dingen diemennietde hand konde bewerken. Maar daar p.BMfc-, zijn Volkeren gevonden foo laf-hertigh dat fy de Lcdigheyt vooreengewei- 3J^t '" digh fchoon en aanfienlijk ding hielden. Én de Hiftorye-fchrij veren van Herodotu* d'Ooft- Indien 1 fpreken ons van fekere logge en beeftelijke Indianen van het ^fZalia Nieuw Spanjen en van Brefil , die den gantfchen dagh leggen en ronken fijneHifï»- ïn hare Hutten, terwijl dat hare vrouwen haar wortelen gaan foeken om'" tneri'fyt. t eten. Onfe Cara'ibanen hebben geene gelijkheyt met dek Doennieten. Want menfiet haar arbeyden en vermaak fcheppen iri verfcheyde foorten van oefte- ningen. De voornaamfte en die haar ailer-gewoonlijkft zijn, die zijn de jacht en de viflfcherije , waar in fy een goed gedeelte van hunnen tijd door-brengen, maar byfonderlijk in de Viffcherije. Men fiet haar felden gaan uyt hare huy- fen fonder boogh en fonder pijlen. En fyfijn geweldigh fnedigh om'erhaar mede te dienen3haar gewennende tot defe oeffening,gelijk de Turken van ha- re allerteederfte jonkheyt. Het gene te wege brengt dat rnet'er tijd^fyhaar foo (chrander en foo verfekert maken op het handelen van den Boogh , dat op hondere fchreden fy ineenoortvan eenen Rijksdaalder fouden treffen, fon- der immer te miflen. En felf al vluchtende weten fy behendigh op hare vyan- den^loffen , gelijk ten anderen tijde de Parthen deden. Daar was noch veel JtozH meer oorfaak van verwondering in die ilinkfcheBenjamiten, die op eenhair/m„c^ konden fungeren, en die'er niet op miften. xo- Als de Cara'ibanen uytgaan tot de jacht, or tot de viffcherije , foo nemen fy hars vrouwen niet met haar, gelijk fekere Brefilianen doen , die haar altijd voor haar doen henen gaan, foo minn(~,nydigh zijn die: Maar als fy yets gevangen hebben, laten fy het op de plaatfe, en de vrouwen waren ten anderen tijde ver- plicht om het te gaan foeken en te huys te brengen, gelijk wy het aireede heb- ben aangewefen. Men feght dat de Kanadineren even foo doen. Daar en is by de Voor-eylanderen , niet meer ais by alle d' andere Wefterfche Indianen, geene onderfcheydinge van hoedanigheyt tot de jacht: en d'oeffe- ning daar af is alfoo vry aan den allerkleynften onder haar , als aanden aller- grootften. Gelijk in hare byfondere maaltijden , fy geenigh vleefch gebruyken, indien fy geene Yremdelingen aan hare tafel hebben , foo gaan fy ook gewoonlijk Fff niet 4^ Zedelyke Historie niet als op de jack van d'Echdiffen. En indien fy eenige andere jacht doen, dat is in boven-gewoonlijke gelegenheden, wanneer als fy eemge van hare vrienden onder d' Europeanen willen onthalen : of wel ais fy haar gaan befoe- ken, en dat fv van haar eenige Koopmanfchap in verwifleling willen trekken. Sy fijn verwonderlijk fcherpfinnigh om met den Angel te viflchen , en den vifch met de pijie te fchieten. En men foude hare geduidighey t in dde oefïe- nincr niet crenocghkonnen verwonderen. Want fy fouden er fomtijds eenen eanrrchen&halvendagh* aan blijven fonder haar te vermoeyen. Enals, wan- neer fy den vifch lans genoegh hebben aangelokt , fy eyndeiijk eenen grooten en machteen -komen té befpeuren , die haar wel aanfiaat , en wei ter hand is, fchieten fy'er met de pijie op, even als de Brefilianen. En gelijk fyuytermate goede fwemmeren fijn, foo werpen fy terftont haarfelve fonder fchroom in het water na de pijie , om hare prooye aan te grijpen. Maar boven den Angel en de pijie waar mede fy den vifch vangen, foo konnen fy ook gelukkehjk duy- kelen by de rotfen, en hem halen uy t de holen daar hy verfchoien leyt : hier in siet boren de Flondianen gelijk , die niet verwachtende dat de vifch hem komt verwonen, «i tean de Jen felven eraan foeken tot in den grond van het water , en vei liaan hem aldaar n,yof]Za metknodfe-flagen-, Alfoo datmen haar liet op- komen houdende met d'eene lofephX hand het beeft fen met d andere de knodfe. Suikegroote fwemmeren tewe. co/ia 3. Boe\, i f. Hooft-fl. en Franc, Fnard. I. Roe\ . 2- Hooft. M- - fendat-is een gemeen ding onder de Wilden; en men verfekert namentlijk van de Brefilianen, van de Üddiveren, van eenige Peruvianen, en van de Bewoon- deren van d'Eylandender Dieven, dat fy voor twee-naumrigedatis Land-en Wateraardige mogen door gaan. Datfoori'andere uytvindingen tot de Viilchenje aan onfe Caraibanen ko- men r/ontbreken, hebben fy toevlucht tot een feker hout het welke fy (lam- pen na dat fy het aanftukWgefneden hebben. Dan werpen fy het in de poe- len, of inde plaatfendaardezeeftilleis. En dit is gelijk eene al- vermogende Momie, met dewelke fy foo veel vifch vangen als ly willen.- Maar fy zijn foo voonichtigh dat fy haar met dek uyterftekonft-greep niet dienen, als inden nood, om niet al te croot eene vemielinge te maken. Na de Jacht en "de Viflcherije , begeven fy haar aan verfcheyde geringe werken , oelijk om bedden van cottoen te maken , feer wel geweven, en die fy Amakhn noemen. De vrouwen fpinnen het Cottoen op de knye, ende en ge- bruvken gewoonlijk noch kloflen, noch hafpel. Maar daar hjn'er op het Ma** uniche die het gebruyk hier af van de Francoy fchen hebben geleert. Sy kon- nen ook volmaaktelijk wel twijnen : Maar m eenige Eylanden weven de man- nen de bedden. Sy maken, boven dit , korven van bielen en van kruyden, van verfchevdc verwen ; doelen van glad hout, die geheel uyt een (luk lijn •, kleyne talelen, Van d e Voor-eyI and en. 41* tafelen , die fy liatoutoti noemen, gevlochten van bladeren van Latanie-hoo- rnen; teerafe.i, Hibicbetten genaaint-, Catolis, dat fekere manden zijn; ver- fcheyde foorten van vaat-werken, en bekers, becjuaam om tot eten en drinken te dienen , die glad , befchildert , en kluchtigh zijn met duyfent fnakerijen en verlichtingen, aangenaam voor het geficht. Sy maken ook eenige kleyne Cie- raden , gelijk de gordden, de hoeden, en de kroonen van vederen , waar mede fy haar bepronken op hare dagen van Maaltijden en van hare openbare yer- hengingen. En de vrouwen maken voor haar halve leerfen , of halve kouffen van cottoen. Maar boven al , fy begeven haar forgvuldigh om hare wapenen te bewerken en glad te maken , dat is te feggert , hare boogen , hare pijlen , en hare knoppen of knodfen , die gemaakt worden van hart en glad hout , en die by de hechten of handgrepen feer keurlijk zijn vereert met ingeleyd hout en beenderen van verfcheyde verwen. Sy zijn niet minder forghvuldigh aan hare Firauges , of Zee-fchepen te wer- ken , en aan alle haren toeftel van vrede en van Oorlogh. Defe maken fy van eenen eenigen dikken boom , die fy uy t hollen, fchaven , en effenen, met eene verwonderlijke behendigheyt. Degroote Viuugen zijn fomtijdsgehuyft of op-geboecht gelijkmen fpreekt, na het bovenfte rondom , boven al na achter met eenige by-gevoegde planken. Somtijds fchilderen fy'er haren Maboja op. Temets Wilden , of fnakerijen. Defe Sloepen voeren dikwils tot vijftigh mannen, met hare oorloghs-gereetfchappen. Eer dat fy gemeenfaamheyt had- den met de Chriftenen , die haar hebben verfchaft alle foorten van bijlen , en andere gereedfchappen van timmerwerk en fchrijnwerking,hadden fy duyfent moeyten om ten eynde van hare Scheepmaking te komen. Want fy waren verplicht, gelijk de Virginianen en eenige andere Wilden, het vuur aan den voet De zery derboomen te leggen, en haar een weynigh boven den voet t'omringen met^Ho^* natte mofle , om het vuur d'opklimmingh te verhinderen : En alfoo onder- mynden fyden boom allenkxkens. Daarna, gebruykten fyomhet hout te fnijden ,fekere harde fteenen , gefcherpt aan het eynde , met de welke fy hare Piraugen fneden en uytholden. Maar dat was met eene lankheyt van tijd foo befwaarlijk en foo moeyelijk , dat fy heden ten dage erkennen de verplichting die fy aan ons hebben om dat wy haar daar af hebben verloft , en achten haar gelukkigh over de gemakkelijkheyt waar mede fy tegenwoordigh hunne wer- ken uytvoeren, door het middel der yferwerken waarvan fy vcorfien zijn. Aldus de Peruvuinen , hielden voor fuik een groot geluk defe gereetfchappen f^-Jy*. die haard' Europeanen hadden gebracht , dat hetgebruykvande knip-ichee- »in{iij\e ren in Peraingevoert zijnde, door middelvan de Spanjaarden , daar een In- f^'^ diaan van hoedanigheyt was , die daar van d'uytvinding niet genoegh kon- uooft-fc F ff z nende 4i2 Zed elyke Historie nende prijfen, feydeaan yemant onder haar, dat als de Spanjaarden niet an- ders hadden gedaan als haar te brengen fcheer- roeden, knip- icheeren, kam- men , en fpiegels , het konde voldoen om haar te verplichten dat fy mildelijk fouden overgeven alle het goud en het filver dat fy hadden. De Cara'tbanen houden haar ook bêfich met het maken van aarde potten van alle foorten , die fy konnen bakken in ovens gelijk onfe Potte- bakkeren. En met die felve aarde maken fy Platen of Tcgelen , op dewelke fy de Cajfave doen bakken. De behendigheyt die fy hebben in alle dek kleyne oefreningen , die wy daar befchreven hebben , getuyght genoegh dat fy gemakkelijk fouden leeren ver- fchevde Ambachten van onfe Meefteren foomen haar daar de kenniffe af gaf. Sy fcheppen boven al behagen in te handelen de gercedfehappen van de Tim- merlieden en van de Schrijnwerkeren : En fonder geleert te hebben hoemen fichdaar mede moet dienen, konnen fy'er verfcheyde werken mede maken, zedert dat ons volk haar wat te wege heeft geholpen- Waarom fouden fy dan waarfchijnlijk hier toe niet bequaam wefen , indien fy onderwefen en ge- oefïent wierden van goede Meeiteren , en dat fy onder de felve hare leering deden. Gelijk fy de verluftigingen en de vermakelijkheden geweldigh beminnen, foo foeken fy ook met lult en drift alles wat haar in goede luym kan houden, en de fwaarmoedigheyt verjagen. Tot defen eynde , fcheppen fy behagen in het voeden en aanlokken van een groot getal Perokctten, en kleyne Perriken, of Arratten, aan dewelke fy leeren fpreken. Om haar te verluftigen , maken fy ook verfcheyde Mufikale fpeeltuygen, indien men haar aldus mach noemen, waar op fy gelijk-luydende klanken fi el- fen. Gelijk onder andere op fekere Trommelen, van eencn hollen boom ge- maakt , waar op fy een vel fpannen aan d'eene zijde , op de wijfe van Rinkel- trommelen. Men mach by dit voorbeeld voegen eene maniere van Orgelen, die fy te famen {tellen met Callebaflen , waar op fy een fnaar fetten , gemaakt tan den draad eenes Riets datmen Pite noemt. En defe fnaar getoetft zijnde geeft eengeluyt dat haar geweldigh aangenaam is. De geluyt-verfameling yan vele andere Wilden is niet meer vyaardigh als de hare, en niet minder arm- hertigh en ftrijdigh-klinkende aan het oor van de Francoy fchen. Gewoonlijk ook , des morgens als fy op-ftaan, begeven fy haar om op de fleuy te te fpelen. Sy hebben er van onderfcheydene foorten , alfooglad als d'onfen : Eenigen gemaakt van de beenderen haar'er vyanden. En vele onder haar konnen'er op fpelen met foo goede bevalligheyt alfmen zich van Wilden foude konnen inbeelden „ hoe- wel fy daar in by de Francoyfchen niet te paffe komen. Ter- wijl Van de V o © r-e y l a "n d e v. 4 't j wijl ook dat fy op de flueyte fpelen , bercyden de vrouwen het ontbijt. Sy brengen ook den tijd door met het fingen van eenige Liederen die tame- lijk aangename fwieren hebben. En met dele liederen in de mond , vermaken fy haar fomtijds eenen halven dagh, opkleyne ftoeltjes gefeten , om haren vifch te fien bakken. Sy leggen ook erweten of kleyne keyfelfteentjes , gelijk de Virginianen, in CalebafTen, door het midden van dewelke fy een ftokfieken, die haar tot hand '/at dient : en dan doen fy haar klinken met haar te bewegen. Aldus is het dat de vrouwen in defe geweiten de kinderen Hillen en vermaken met fpeeltuygen en klanken. Het grootfle gedeelte van de liederen der Ca- ra'ibanen, die geweldigh gemeen fijn in haren mond , dat fijn bloedige be- fchimpingen van hare vyanden. D'andere fijn op vogelen, op vifïchen , of op vrouwen , en allergemeenil op eenige poetferije. En daar fijn'er vele die noch rijm noch reden hebben. Dikwils ookonfe Voor-eylandifche Wilden voegen den dans aan hare Mu- fyke : Maar dees dans is alfoo fchoon en alfoo wel geregelt als hare Mufyke foetheyt en evén-matigheyt heeft. Men fiet een goed gedeelte der Barbarifche Volkeren haar tot deit oeftening begeven met eene onmatige tocht, gelijk by voorbeeld de Brefilianen , die na het verhaal van Jean de Lery $ nacht en dagh danfen. En wy hebben aireede gefeght dat'er vele fijn die felf in danferijen hare ingebeelde geluk-faligheyt van het ander leven doen beftaan. Maar de Caraïbanen gebruyken byfonderlijk het danfen op de maaltijden van hare Hoogh-dagen , in haar Garbei of openbaar huys. Defe Gaftmalen wor- den op defe fchikking gedaan. Eenige dagen voor defe openbare verheuging , waarfchouwt'er de Hooft-man alle de huyfen af, op dat yder op den geitelden dagh zich in het Carbet laat vinden. Ondertufïchen maken de Vrouwen eene fborte van drank van gebakje Caffave, en beter bereyd als dengenen die fy gewoonlijk gebruyken. En gelijk als fy dedingen die in defen drank gedaan worden vermeerderen , foo heeft hy ook meer kracht, en hy is bequaam om alfoo gemakkelijk dronken te maken als de wijn. De mannen van hare zijde gaan op de viflcherije, of op d'Echdifle jacht. Want betreffende d'andere (pij- fen, wy hebben aireede gefeght dat fy'er geene bereyden voor hare tafel» als fy geene vremdelingen t'onthalen hebben. Ten genoemden dagh , mannen en vrouwen befchilderen haar lichaam met verfcheyde verwen en gedaanten, en pronken haar met hare kroonen van vederen , met hare allerfchoonfte kete- nen, en met hare allerfchoonfte oor-behangfelen, hals-fnoeren, arm- ringen, em andere op tooyfelen. D'allergeeftighiten wrijven haar lichaam meteene fe- kere gomme. enblafen en kleven daar op het dons van verfcheyde vogelen, Eyndeiijk fy (lellen haar alle op haar trots gelaat, en bekrachtigen haar om > E ff i op 4*4 Zedelyke Historie op defen Viertijd het allerbraaffte te voorfchijn te komen als mogelijk is. Uyt-geruft op defe wijfe , en haar fpiegelende in hare vederen , komen fy tot de verfameling. De vrouwen brengen er den drank en de gerechten die fy be- reyd hebben, en fijn uytftêkend forghvuldigh dat'er toch niet mochte ontbre- ken dat tot de vrolijkheyt mede-hulpigh foude mogen wefen- Onfe Cara'ibanen beft eden dien gantfchen dagh , en het befte gedeelte van de nacht in goed cier te maken , in danfen , in kouten , en in lagge.n. En in defe ongebondenthey t, drinken fy veel meer als na gewoonte : Dat is te feggen in een woord , dat fy haar dronken maken : De vrouwen felf doen het uyt kluchtigheyt. Als fy wijn en brandewijn konnen vinden om in dit feeft te mengen , (paren fy haar ook niet meer, en maken haar hertje vrolijk. Soodanigh dat het gene wy heb- ben gefeght van hare gewoonlijke matigheyt , in dele gelegentheden tTeene plaatfe heeft , niet meer dan als fy haar bereyden om ten oorlogh op te trek- ken, of als fy'er af weder-keeren. Hoewel dat in den grond fy niet vervallen tot d'overdadigheyt vm&eBrefilianen, die in hare vrolijkheyt twee ofte drie dagen fonder op- houden drinken , en in hare dronkenfchap , haar dompelen in alle foorten van ondeugden . Hare dronkenfchappen en hare ontuchtigheden fijn gemeen: wantfybe- geven'er haar toe. i. Om hare oorloghs-beraadflagingen te houden. 2. Als fy van hare uyt-tochten weder keeren,het fy dat fy'er wel in hebben geflaacht, of niet. 3. Om de geboorte van hare eerfte manlijke kinderen. 4. Alfmen hare kinderen de hairen af-fnijd. 5. Als fy oud genoegh fijn om ten oorlogh te gaan, 6. Om een tuyn te Hechten na haren ftijl , dat is te feggen , om bof- fchen af te hakken , d'aarde t'ontdekken en t'ontblooten , en haar te bereyden tot een tuyn. 7. Als fy een nieuw fchip na Zee (Iepen. 8. En als fy zijngene- fen geweeft van eenige fiekte* Sy noemen defe verfamelingen Ouicou , en ze- dert fy met de Francoyfchen hebben verkeert Vin [ of Wijn. ] Maar ook hier en tegens , (fulke vremde en met haar felf-ftrijdige luymen hebben zy, ) zijn fy groote Vaderen. En 1. vaften fy als fy in hare jongelings- chap treden. 2. Alfmen haar Hooft-mannen maakt. 5. Op de dood van hare Vaderen , of van hare Moederen. 4. Op de dood van den Man , of van de Vrouwe. 5. Als fy eenen Arouages hebben gedood: een Vaften dat haar voor groote eerewordgerekent. ACHT- ■ V A N D E V O OR-F. YL ANDEN, 415, ACHTTIENDE HOO.FT-STUK. Van het Onthaal dat de Caraïbanen doen aan die haar gaan hefoeken* Hier is het dat onfe Caraïbanen, als Wilden, zege- pralen in de Bor^er- lijke plichten. Want fy ontfangen met alle foorten 'van beïeeftheyt, en van betuygingen van genegentheden, d'Uytheemfchen die op hare Eylanden aan komen om haar befoek te doen. Sy hebben Schild- wachten op den Oever van de Zee, in het meefte gedeel- te van d'Eylanden die {y alleenigh befitten. Defe Schild-wachten lijn ge- plaatft op bergen , of op heuvelen die verre in Zee ontdekken , en fy fijn foo- danigh gelegen, dat fy haar uytficht hebben daar goede Anker-gronden voor de Schepen zijn, eneene gemakkelijke aankomite voorde menfchen. Soo vaardigh als dit Volk een Schip of een Sloep ontdekken die tot haarwaarts komt, waarfchouwen fy de fulke onder haar die haar allernaaft zijn. En in minder als niet, liet gy te voorfchijn komen verfcheyde kleyne Canvas of Schuytjes, in yeder van de welken ten meeften niet meer zijn als drie mannen, dat af-gefanten fijn om te komen bekennen wie gy zijt , en die u van verre toe- roepen , dat gy haar behulpfaam foudet wefen om u te openbaren. Want fy vertrouwen haar niet op vlagge-teykenen, omdat fy'er dikwils in bedrogen zijn geweeft : en fy onderfcheyden door de ftemme of men Francais » Span- jaart, Engels-man, of Hollander is. Boven al feght men dat fy d'Engelfchen uytkennen. Men verfekert dat de Brefüianen en de Peruvianen foo fcherp van reuk fijn, dat byde fnof fy een Franfman met een Spanjaard fullen onder- fcheyden. Als de Caraïbanen niet wel verfekert fijnwiedatmenis, en datmen byhaar beland met gewapender hand, en fchijn-vaardigh om haarquaad te doen, ftellen fy haar in verwering , befetten d'allernaauwfte toegangen van haar land, leggen hinderlagen inde bofichen, enfonder dat fy befpeurt worden, volgen met het oogehare vyanden, haar vertrekkende langs af-gefonderde wegen , tot dat fy haar voordeel hebben gevonden , en dat fy alle hare krach- ten hebben vereenight. En alfdan lollen fy een hageibuy van pijlen op defe vyanden. Daar na omringen fy haar , worden hands-gemeen , en verpletten hun met hare Knodfen. Sy maken op eenige van d'Eylanden een lichaam uytr, dat fomtijds is van vijfden honden: mannen, en meer, na dat het fchijnt ; want men kan haar getal niet fekerlijk weten ; aangefien (y felf, niet konnende tel- len, daar af de kenniffe niet hebben. Indien fy bevinden van hare vyanden bcfee %i6 Zedelyke Historie befet te wefen,verfchuylen fy haar lichtelijk, en laten haar af-fakken byfcher- pehaaghboflen,befee met doornen die uytmuntend ftêkeligh zijn , daar be- hendighlijk onder heen glijdende : of anders fy klauwteren op rotfen aan alle andere ontoegankelijk ^ of foofy de Zee nabuerigh zijn, werpen fy'erhaar in, en duykelen : dan komen fy weder voor den dagh op honden: , ja op twee- hondert fchreden verre van de plaatfe daar gy het geficht op hebt. En voorts, fy verbinden haar weder te famen op de wijk-plaatfen die haar bekent fijn , en komen van nieuws tot het werk , alfmen'er minft op denkt , en aifmen gelooft haar in verwarring gellagen te hebben. Maar als fy erkennen dat de genen die aan komen hare vrienden zijn , die haar komen befoeken, gelijk foodat Francoyfchen of Hollanderen mogen wefen, na dat fy haar hebben toegeroepen datfy feer welkom fijn , foo komen fyeen gedeelte voor uythaar tegemoetefwemmen, klimmen in haar Schip, en als het na-by land komt , bieden fy haar aan om hun op de fchouderen aan den Oever te dragen , om van het begin af hare genegentheyt te betoonen. Ondertuflchen, de Hooft- man felf , of zijn Plaats-houder , verwacht u op het ftrand. En als gy den voet op het land fet , ontfangt hy u in den naam van hetgantfch Eyland , en doet u eene begroetinge op uwe aankomfte. Gy word terllont met goed gefelfchap geleyd na het Carbet , dat het Stads-huys is , al- waar d'Inwoonderen van het Eyland , elk na den ouderdom • en de kunne van hare nieuwe gaden 9 de welkomft komen doen. Den oude onthaalt en troe- telt den ouden: de Jong-rnan en de Jonge-dochter doen even foo met hares gelijken ; en in het aangelicht van den gantfchen hoop kan men klaarlijk lefen de voldoening die fy hebben van u te fien. Maar het eerfte gefprek dat fy met u voeren , tot u toe tredende , is uwen naam te vragen , en dan feggenfyu den haren. En tot betuyging van groote genegentheyt , en onverbreekelijke vriendfchap , noemen fy haar felf met den naam van hare gaden. Maar fy willen tot de volmaking van de Plechtighey t, dat den genen die fy ontfangen hem ook met haren naam voorliet. Aldus ma- ken fy eene venvifleling van namen; en fy fijn foo kloek van geheugen» , in bet onthouden van de namen haar'er vrienden en Comperen , dat teneynde van tien jaren fy daar noch aan fouden gedenken fonder eenige mifnaming , en fulleneenige omftandigheyt verhalen van dat aanmerkelijk!! is omgegaan in harelaatfteby-eenkomfte. Als men haar yets heeft gefchonken, dan fuilen fy niet miflen dat weder in gedachten te brengen om hare erkenteniffe te betuy- gen. En foo het ding noch in weien is, dan fuilen fy het toonen aan die het haar te voren hadde gegeven. Na alle dcft plicht- plegingen der Wilden, die fy u op uwe aankomfte heb- ben Van de Voor-e yl and en. 417 ben gedaan , bieden fy u aan hangende bedden , die geweldigh fuyver en wit fijn, en die Cy bewaren voordiergelijkegelegentheden. Sy bidden u daar in te ruften , erï vervolgens brengen fy u vruchten •, en terwijl dat d'eenige tot de mialtijd voorfien>houden d'andere haar by u, om u t'onderhoudenjaltijd waar- nenaende d'over-eenkomft van den ouderdom en van de kunne. Dit onthaal fal, Tonder twijrïel, wel redelijker gevonden worden als dat van de C traibmen der Zuy derlij ke Vafte-kuft , die hare gaden op eene gewel- digh kluchtige wijfe onthalen, over-eenkomende met dat by de Canadineren 'm f wang gaat. Want de Cttcïkes van de Otraïbansn , geleyd den genen die hem komt b^foeken, in het openbaar huys, Tonder eenighfms te fpreken ; dan bied- raen hem een ftoel en Tabak aan , en men laat hem aldus eenigen tijd Tonder een woord te feggen » tot dat hy wat geruft , en felf geëyndight heeh van fij- nen Tabak te fuygen. Dan nadert de Cacïkss > en vraaght hem of hy gekomen is ? D'ander antwoordende, dat ja , foo gaat hy by hem fitten., en onderhoud hem. Daar na komen die van het gemeen, hem op de felve wijfe vragende, of hy gekomen is ? En hem t'eten aangeboden hebbende , onderhouden fy ook elkander geweldigh vermakelijk. Nu het is wel waar dat onfe Eylandifche Caraïbanen , in de ontfangenis van hare gaften het felve waar nemen als de Ca- rdibansn van de Vafte-kuft, wanneer de befoekeren van hare Nacye zijn , doch vremdelingen van hare Eylanden : Maar als ïy Franc, oy fchen , en andere Eu- ropeanen ontfangen , die het ftilfwijgen foo lange niet kunnen bewaren , dan fpreken fy tot haar , en onderhouden haar van ftonden aan , gelijk wy gefeght hebben, haar fchikkende na de finlijkheden van d'andere, endoen , om hun te behagen, tegen de regelen van hare eygene plechtigheden. Maar het -gaftmaal dat fy willen houden is voortaan bereyd', laat ons dan fien hoe dat fy haar daar in beftieren. Sy geven aan yeder fijne kleyne tafel, en rwfra* zijne gerechten alleen , gelijk de Chïnefen. Eenige brengen gebakkene Ech- *'2*fe_ dirfen ; d'andere gefnerkte Krabben; eenige moes-kruyden ; en andere vruch- ^4. ten, en foo voorts. Geduerende de maaltijd, onderhouden fy u en dienen u met eene verwonderlijke forohvuldighey t. Men foude haar geen grooter ver- maak konnen aandoen als wel te eten en te drinken , en fy houden niet op u daar feer minlijk toe te prangen , met u wel te drinken te fchenken , en acht te nemen of yedere tafel wel voorfien is. Men moet als men drinkt niet inde kroes laten , indien men haar niet mifnoegen wil. Dat foo gy alle de Cajftve die fy u gegeven hebben niet kunt op eten, moet gy het overfchot by u (léken, en mede dragen ; anders foud gy haar qualijk verplichten. Aldus de Turken, b*M*t wanneer fy haar bevinden aan de tafel van hare vrienden } fijn gewooa hare4' fnuytdoeken, en fomtijds de mouwen van hare rokken te vullen, met brokken "Ggg van ■- 4iS Zêdeiyké HistoiïiB mrevM van fpijfeeuvari brood, die fy tot haarwaarts breien En onder de groote j&bri\M Tartaren, als een genoode niet mach opfchaffen alle de ipijten die hem aan- in Ta"a~ geboden fijn «eweèft , dan moet hy het overfchot aan fijnen knecht gever , om voor hem té bewaren , of anders felf mede dragen in fijne maale , waar in hy ook de beenderen ftuyt , als hy den tijd niet heek gehad om haar wel af te ktuy ven, om haar daar na fchoon te maken op fijn gemak. Maar by de Cbme- feih'ës de eenoodighde na huys toe gaat , dragen de knechten van den Noodi- eer met hem de gerechten die hem op de tafel fijn overgefchoten. Na de maaltijd , geleyden de Cardibanen u uyt wandelen in hare byfondere huyfen en in hare tuynen, toonen u hare wapenen, hare finhjkheden , en hare fnuy fterijen , en geven n gefchenken van vruchten , of van eemge kleyne wer- ken op hare wijfe gemaakt. Dat foo men luft heeft om eenigen tijd met haar te verblijven , rekenen ly het vooraunfte en fijner door verrukt, en nimmer houden fy op van u een ooed crelaat te toonen , noch verminderen haar goed onthaal. Maar foo men wil venrekken , betuygen fy droefheyt over u fcheyden , en vragen of gy qna- lijkzijt onthaalt geweeft, om foo ras wegh te gaan. Met ditdroevigh aan- sêficnt creleyden fy u in groote troepen tot aan den oever van de Zee, en felf brengen u inde Sloepe foo gy het wilt lijden. En in dit vaarwel ontfangtgy noch van hare handen gefchenken van Vruchten , die fy u geweldigh dringen aan te vaarden, feggende aan die het willen weygeren , Compere, foogjbaar met van nooden beht voor u felve , gj {uit haar aan *m Boot sgefdkngevm. Sy noemen aldus alle de knechten en huysgenoten van hem tot wie fy fpreken. Dit woord van Bootsgefd,is ook gemeen onder de Fr ancoyfehe Bewoon- deren der Evlanden, om een Medegefel te beteykenen. En wanneer twee be- woohderen'eene wooning hebben gekocht, of eenigen grond ontboomt, dan feghtmen dat fy Gebootsgefelt fijn. Men feght dat de Enfüianen en de Cmw- Uto&imïèn ook eenige gefchenken in diergelijke ontmoetingen doen. En Taatm yan de Ze- verhaalt ons, dat d'oude Duy tfchen , d'Uy theemfchen die haar quamen befoe- ƒ tv?" ken door hare mildadiaheden met hare land-eygene vruchten onthaalden; fd**f Maar dat fy ook over en weder yets van hunne zijde verfochten : In dek ge- legentheyt toonen de Caratbanen haar edelmoediger ; want fy geven ionder yets weder af te vragen. ' '' ., r , r , .. , . Maar ditfoude eene onbehoorlijke onbeleeftheyt wefen dele goede lieden tegaanbefoeken, en van hare milde hand t'ontfangen , fonder haar ook met Yets te befchenken. Daarom is het dat de vremden die haar gaan beden, altijd eenige eranen van glas-coraal of van Criftal by haar hebben, of eenige vifch- haken , naalden , fpellen , of kleyne meten , en andere kleyne fnuyftenngen. En VAN DE VOQR-EYLANDÈN. 4Ï9 En op het eynde van de maaltijd, leggen fy op de kleyne tafel, waar aan fy ge- geten hebben, eenige van défe dingen. Die het gaftmaal hebben bereyd, hou- den haar hondertmalen vergolden , en betoonener een groote Voldoening voor , en eene onvergelijkelijke erkentenine. Tot hiertoe hebben wy vertoont de goede ontfangeniiTe en het aange- naam onthaal , dat de Caraibanen ten anderen tijde aan eenige van hare vrien- den , of Comperen , ( gelijk fy fpreken ) hebben gedaan , het fy dat die haar quamen befoeken uyt de Fran$oyfche of uyt ie Hollantfehe Nacye. Maar fy gebruyken andere Plechtigheden in den ontfang der Vremdelingen van hare eygene Land-aart , of van hare Bontgenoten , die in hare Eylanden aan- komen. Daar is in yeder Carbet een Wilde die den laft heeft van de Reyferen te ontfangen, en die Nioüakaiü is genaamt. Soo fy van het gemeen zijn, bieden fy haar ftoelen aan , en van het gene haar bequaam is om t'eten , en boven al e-ene Cajfave dubbeld toegevouwen, dat beteykent dat fy fullea eten wat fy konnen, maar dat fy het overfchot laten blijven. Indien de genen die haar komen befoeken , of die by gelegentheyt door- reyfen, haar aanmerkelijker zijn, gelijk Bloed-verwanten, of Hooft-mannen, kemmen zy hun de hairen foo in het in-komen, als in het uyt-gaan ^ fy hangen bedden, en noodigen haar om te ruften , haar feg°ende 9 En Bouïkra , fiet daar uw bedde, Sy bieden haar ook aan Matoutom , dat kleyne tafelen zijn gevloch- ten van biefen, of van Palm-of Latanie bladeren , gelijk wy aireede hebben ge - feght, op dewelke dat fy ftellen fpijfen en C^vm niet in twee gevouwen > maar uyt-gefpreyd. De vrouwen ftellen het aan hare voeten: maar de man- nen haar over-eynde vertoonende , bewijfen de behoorlijkheden, en toonen het gene is gebracht geweeft , feggende , En Yerebali , fiet daar uw eten. Daar- na brengen de vrouwen Calebaflen vol van Otiicou , en doen haar daar van drinken. En dan de fel ve geftelt hebbende voor haar neder op d'aarde, foo bewijft de man die achter haar is , noch de behoorlijkheyt van fijne plichten, feggende, En baton'h fiet daar uw drank. En d'ander antwoord op dek plicht- plegingen Yao dat is te feggen,^*, of GrootendanJ^ D'ongevouwe Cafavc wil feggen,eet u fat,en neemt het overfchot mede. Waar in fy niet ontbreken. Als fy wel gegeten hebben fonder van yemant geftoort geweeft te fijn, komt yeder haar begroeten d'een voor d'ander na, haar feggende Uden-ubou dat is te feggen weeft welkom. Maar de vrouwen mengen haar niet veel in defe Piech- tigheyt. Wat haar belangt, als fy gaan willen, gaan fy va art- wel feggen aan alle in het byfonder: Het gene fy uyt-drukken door het woord van Huichau> iii hare taie. Ggg NEGEN- *- ^io Zedelyke Historie NEGENTIENDE HOOFT-STUK. Van hei gene onder de Caraïbanen flaatfe van Burger* recht houd. Aar zijn in yeder Eyland der Voor-ejUnden die byde Caraïbanen be- woont worden verfchcyde foorten van Hooft- mannen. 1. Hoofd- man van een Carbet of van een Dorp, die fy Tiouboutouli hauthe noe- men. Dit is als yemant een talrijk Huys-gefin heeft, en dathyfich met het felve van d'andere af-fcheyd , en hutten bouwt om het te huys- veften , en een Carbet daar het fomtijds geheel by elkander te famen komt om fich te verheu- gen, of anders om te handelen van faken die hare Algemeenheyt aangaan. Hyis dan ter oorfake van dat genaamt Hooft-man des Huysgefins , of der huyfen. 2,'. Hooft-man van de Pirauge , dat is te feggen, of de gene aan wie de fchuyt toebehoort , of die'er op gebied als men ten Oorlcgh takt , en fy vvpf- den genaamt Tioubouïcuii Canaoa, 3. Onder die ydere fchuyt in het byfonder Defileren hebben fy noch een Admiraal of een Generaal van de Zee , die over de gantfche Vioote het gebied voert. Sy noemen hem Nluier.é. Eyndelijk, fy hebben de groote Hooft-man , die fy Ouboutou noemen , en in het meervou- den Oubcutounum. Dat is de felve die de Spanjaarden Cacikes noemen , gelijk eenige andere Indianen, en ook fomtijds onfe Wilden door navolging. Hyis lijn o-antfeh leven , van dat hy tot dit ampt gekoren is , de Generaal van hare Legeren, en men be wij ft hem altijd groote eere. Hy roept de by-eenkoom- (len in het Carbet. te famen, het fy tot d openbare Vreughde-feeften , het fy tot ^overleggingen van den Oorlogh. En hy is altijd vergefeifchapt met zijn gantfeh huys , en andere lieden die hem eere willen bewijfen . Die het meefte Sevolgh hebben zijn de meeft aanfienlijkfte. Soo yemant hem niet toedraaght d'eerbiedigheyt die hy hem fchuldigh is , foo heeft hy recht om de hand over die op te heften, en hem te (laan. Daar en zijner niet meer als.twee ten hocgh- ften in een Eyland, gelijk op_ Domïmhus- Gewoonlijk zijn fy ook Admiralen als de Vioote voorttrekt. Öf anders isheteenigh Jongman die na dit Be- vel hebberfchap dingt, en die hem wil doen uyt- munten in defe gelegent- Heyt Men komt tot ditBevcldocr verkiefing. En men mach niet verkoren wor- den voor datmen heeft gedood verfcheyde Aroiiages, of ten minften een Op- nerhooft. De Sonen volgen niet meer als andere in het ampt van hare Vade- ren vibo fy'erniet waardigh toe zijn. Als de groote Hooft-man fpreekt, fvvijght ren? Van de V o or-eyl an den. 421 fwijght yeder ftille. En als hy in het Carbet gaat , vertrekt yeder om Hem plaats te maken. Hy heeft ook altijd het eerfie en het belle deel aan het Gaft- maal. De Plaatshouder van defen Hooft-man word op zijn Wildens genaamt Quboutott malutrici > dat is eygentlijk tefeggen het fpoor van den Hooft-man, of het gene na hem verfchijnr. Geene van defe Hooft-mannen gebied over de geheele Nacye , noch heeft Heerfchappye over d'andere Hooft- mannen. Maar als de Cardibanen ten oor- logh gaan , verkiefen fy uytalle Hooft-mannen , een Generaal van het Leger, die den eeriten aanval doet; En dentochtgedaan zijnde, heeft hygeenge- fagh ajs in fijn Eyland. Het is wel waar , dat als hy zijne onderwinding kloek- moedigh heeft uytgevoert , hy altijd geweldigh aanmerkelijk is op alle d'Ey- landen. Maar ten anderen tijde , eer dat de handel die de Cara'tbanen met d'Uy theemfchen hebben, het grootite gedeelte van hare oude Burger-rechten hadde ontitelt, foo waren daar vele verborgentheden, en groote voorwaarden om defen trap van eer te bereyken. Het moeit eerftelijk zijn dat diemen tot defe Waardigheyt verhief, ver- fcheyde tochten ten Oorlogh hadde gedaan, endat metdekenniilè van het gantfch Eyland, waar van hy Hooft-man moeite gekoren worden, hy hem daar moedighlijk en dapper in hadde gedragen. Na dit washethemnoodfa- kelijk foo gefwint en foo licht ter loop tewefen, dathyin defe oeffeningte boven itreefde 'alle de mede-dingeren die haar nefFens hem aanboden. In de derde plaatfe , de Staander na het Generaalfchap van het Eyland , moefte het voordeel van fwemmen en van duykelen wegh dragen opailed'ande'redie'er mede na haakten. Voor de vierde voorwaarde, moeit hyeenen lait dragen van foodanigh eene fwaarwichtigheyt , dat alle die met hem verfochten daar van het gewicht niet konden torlën. Eyndelijk , was hy verplicht om groote proeven van zijne itandvaitigheyt te geven. Want men verfcheurde hem wreedelijk de fchouderen en de borften met een tand van eenen Agouty. Selfs: zijne grootite vrienden maakten hem feer vinnige en diepe infnijdingen in ver- fcheyde plaatfen van fijn lichaam. En d'ellendige die dit ampt wilde verwer- ven moeit dit alles uytharden , fonder het minde teyken van gevoeligheyt en van fmerte te betoonen. In het tegendeel , hy moeit een vergenoeght en lag- gent aangeficht laten fien, gelijk of hy hadde geweeitd'allervoldaanfte-en cTallerblijdlte van de werelt. Men fal fich foo niet verbafen dat defe Barbaren fuik een wreed onthaal leden, om eenige waardigheyt te verkrijgen, wan- neer men fich fal voor-oogen itelien dat de Turken haar fomtijds niet minder wreed tegens haar fel ven betoonen , door eene enkele blijgeeftigheyt , .en ge- lijk om haar alleen te verluitigen. Cetuygen het gene Busbdkius ons verhaalt in HMM Pincent ie BUnc, 3, Boe{ , 7. Hooft- Rsjjê van Moquet. 2. Boe\. De lery i 4. Heoft- 422, Z e d e l y k E Historie in het vierde Boek van fijne Gefantfchappen*, het welk in defe plaatfe te lang foude wefen om na te vertellen. Om tot de Voor-ejlanderen weder te komen , defe oude Plechtigheyt die fy waar namen in de verkiefing van hare Overften , fal fonder twijfrel , gelijk fy in der daad is , vreemt en wildaardigh fchijnen. Maar daar word onder andere Nacyen foo yets diergelijkx gevonden. Want in het Koninkrijk van Cbtli,vcr- kieftmen voor Opper-Hooft-man , de gene die eenen grooten boom de lang- fte tijd op zijne fchouderen kan draden. In het land van Wiapoco , na de groo- te Riviere der Amafonen , om Hooft- man te wefen , moet men'er uytftaan fon- der fchreeuwen, fonder grijnfen, en fonder te waggelen negen flagen met eene roede van yeder Hooft-man , op drie verfcheyde malen. Maar dit is niet alles. Hy moet noch lijden op een Cottoen-bedde te leggen , boven een vuur van groene bladeren , dat niet uytwalmt als dikke rook en fmook , dewelke omhoogh klimmende, geweldigh ongemakkelijk valt, gelijk men dat kan denken , aan den ellendigen , die foo fot is dat hy'er hern aan ten beften geeft. Enhy is verplicht om daar te blijven, tot dathy is befweken en half dood. Dit is eene verwonderlijke luftte hebben om Hooft-man te wefen. Self ten anderen tijde vorderde men onderdePerfïanen,aandieindeBroederfchap van. de Son wilden toegelaten worden , tachtich derhande quellingen af als proeven van hare ftantvaftigheyt. De Brefilianen , fonder daar foo vele noten op te ftellen , verkiefen voor haren Generaal die de hooghfte waardye heeft, en de meeftevyanden heeft gedood. En ook tegenwoordigh , in eenige van de Voor-ejlanden , laggen de Caraibanen felfs met hare oude plechtigheden, in de verkiefing van haren Hooft-man. En om dat fy hebben befpeurt dat ha- re gebueren defe wijfen van doen voor befpottelijk houden , foo genoegen fy haar tot Opperhooft te verkiefen den genen die hem ftrijdbaar in d'Oorlogen heeft gedragen, tegens hare vyanden,en den roem van dapper en moedigh heeft verworven. Van dat de Caci'km in het ampt aangenomen is , fiet hyhem uytnemende ge-ëert van allen. Men vërfchijnt voor hem niet als met eene groote eerbie- digheyt. En nimmer fpreekt yemant indien hy hem niet vraaght ofte gebied. Indien het aan yemant gebeurt dat hy zijne tongeniet kan in-binden , dan hoort men d'andere ter (elver ftont tot hem roepen CalaBuca, dat fy van de Spanjaarden hebben geleert. Maar dit is niet genoegh dat fy fwijgen in de te- gen woordigheyt van haren Overften. Sy zijn alle geweldigh aandaghtigh tot zijn gefprek , hem aanfiende als hy fpreekt > en om te betuygen dat fy toeftaan' het gene hy feght , zijn fy gewoon een grimlachje te doen, vergefelïchapt met eenïèkerH//«-/w». Defe en andere. Ctr.u. Van dé VeoR-EYLANDEN. 425 Defe teykenen van Eer-bewijs hebben niets wildaardsgh altoos, en dat dooi- de geheele Alheyt by-na niet ontiangbaarfoude wefen. Maar deMaldiveren sietpi- hebben eene wijfe van t'eeren die wel byfonder is : Want gelijk fy voor eene c*',ei'L'"' verachtelijke daad houden achter yemant om te gaan, foo om hemte beruy- Gtrcïuffi.. gen dat haar grootelijk aan hem gelegen is , nemen fy haren gank voor by hem des Ha3et, henen, en buygen haar lichaam, feggende in het voor by-gaan , Bet moet u niet mishagen. DTngas, volkeren desRijkxvan Peru, om te betuygen d'eerbie- digheyt die fy aan haren God droegen , gingen achterwaarts in den Tempel, en foo weder uy t den felven *, Geheel in het tegendeelige van dat wy in onfe befoeken en gewoonlijke Burger-plichten gebruyken. De Turken achten de flinker hand d'eerbaarfte onder deKrijfchlieden: de Javanen gelooven dat- men fich felven niet meer kan onderwerpen noch verachtelijker maken als met het hooft te dekken; Dat niet qualijk over een komt met het feggen van den Heyligen Paulus als hy fpreekt van den menfeh die bid , of die proietifeert met gedekten hoofde. Dejaponeferen houden het voor eene groote onbeleeft- heyt over eynde t'ontfangen diemen wil eeren. Sy gaan fitten en trekken ha- re fchoenen uy t als fy yemant eere willen bewijien. In het Koninkrijk van Gago in Afrika fprekenalled'Onderdanen opdeknyenvoordenKonink, en in hare handen hebben fy eenen Kelk vol zand , dat fy op haar hooft werpen. De Negeren van het land van Angola dekken haar alfoo met aarde als fy haren Prins ontmoeten , gelijk om te betuygen dat fy voor hem niet zijn ais ftof en affchen. De Maroniten vanden Berghut», haren Patriarch in het aange- licht gemoetende , knielen aan fijne voeten om die te kuffen. Maar hy haar terftont opheffende bied haar de hand aan : dewelke fy in twee handen vat- ten , en haar gekuft hebbende , brengen haar op hun hooft. Maar die van de Straat van Zunda hebben eene gewoonte die t'eenemaal vreemd is. Dat is om eere aan hare Overften te bewijfen, foo nemen fy in de handen der felven flin- ker voet , en wrijven haar fachtelijk het been, van de voet af tot aan de knye 1 En vervolgens , foo wrijven fy haar ook het aangeficht tot boven het hooft. Oordeelt of die handeling in defe geweften feer eerbiedigh foude geacht wor- den. Dit alles betoont dat de wereltfche eere , wat fy ook mach fijn , buy ten- de deught , in den grond niet beftaat , als in de waan en in de gewoonte , die verfchillèn, en die wel dikwijls tegen elkander aanftooten , na de verfchey- denthey t en de tegenflrijdigheyt van de luymen der Nacyen. Om tot den Hooft- man van onfe Cara.ibanen weder te komen , fijn ampt is. de raats-befluyten te nemen tot den tijd van den Oorlogh , daar van de toe- bereydingen te fchikken , en te gaan voor in de fpitfe van zijne wapen-gefel- len. Hy is het ook die de verfamelingen van fijnüyland te famen roept , en die 424. Zedelyke Historie die gebied de Kerft ellingen van het Carbet , dat het huys is daarmen vergadert otn deRaats-befiuytente nemen op alle deiaken die het gemeen betreffen. Eyndelijk, hy is het die by geiegentheden antwoord inden naam van het gantfch Eylarid , en die de dagen van verheuging en van vroiijkheytvoor- ichrijft , waar van wy aireede hebben gefproken. .Het Recht, by de Caraïbanen , word niet geoeffent door de Hooft-man, noch door geenig Ampt-bedienaar: vMaar eveneens als by de Toupinambous, de gene onder haar die hem beiedight houd , trekt van zijne tegen- partye foo- dani«h eene voldoening als hem goed dunkt, na de tocht hem die voorftelt, en zijne kracht hem toelaat. Die de genieene fake handhaven moeyen haar niet met het nafoeken van de mifdaden. Dat foo yemant onder haar een on- gelijk of eene belediging lijd , fonder hem daar van te wreeken , is hy van alle d'anderen veracht , en gehouden vooreenen laf-hertigen , en eenen man fon- der eere. Maar , gelijk\vy elders hebben gefeght , hare verdeeltheden en ha- re twiiHngen zijn feer ongemeen. Een Broeder wreekt zijnen Broeder en zijne Sufter, een Man zijne Vrou- we , een Vader zijne kinderen , de kinderen haren Vader. Aldus gedood zijn- de, zijn fy wel gedood , dewijl dat dit is geweeftom reden van gelijk te ne- men. Om dit te\oor- komen, foo een Wüde van eenighEyland eenen ande- ren Wilden heeft gedood , uyt vreefe van- in wraake weder gedood te worden door de bloed-vrienden van den dooden , foo verberght hy hem in een ander Eyland , en ftelt'er fich ter neder*. Die fy gelooven Tovenaren te wefen ma- ken het niet lang onder haar , al-hoe-wefer dikwils meer inbeelding als waar- heyt aan is. Indien de Caraïbanen achterdocht hebben op yemant dat hy haar yets ontfto- len heeftjtrachten fy hem'te betrappe, en hem fneden op de fchouderen te ma- ken, of met merfen of met tanden van eenen Ageutj, tot teyken van zijne mis- daad , en van hare wrake. Öefe tanden van Agmty doen in verfcheyde gele- gentheden by de Caraïbanen het werk van onfe fcheirmeifen. En in der daad fy zijn weynigh minder fcherp en fnijdende. Aldus d'oude Peruvianen en de Canarianen d'uyt vinding van onfeyferwerké noch niet hebbende, dienden haar met fekere vuurfteenen, gelijk als met fcheirmeflen, vlymen, en knipfeheiren. De Man verdraaght niet dat zijne Vrouwe onftrafFeiijk de huwlijkx be- lofte foude fchenden : maar hy felfdoet'er rechtover, gelijk wy het byfonder- lijker fullen feggen in het Hooft- fluk van de Huwelijken. Doch fy weten niet wat het is te feggen openbaarlijk teftrarfen , en by wijfe van Reclus-picging. Self fy hebben geen w-oord in hare tale om Gewhiigheyt of Oordeel te bctey- kenen. TWIN- VAN DE Vo OR-F. YL ANDEN. 425 TWINTICHSTE HOOFT-STUK. Van ^Oorlogen der Caraibanen, HEt is gemeenlijk in hare al-gemeene maaltijden dat de Caraibanen de Raats-befluyten van hare Oorlogen nemen. Het gene aan hare Na- cye niet befonder is : want de Brefilianen en de Canadmeren doen alfoo. En op dat men niet foude denken dat'er nergens fqo yets gevonden word als i- M. «*> by de Wilden, Kerodotus ea Strabo getuygen ons, dat ten anderen tijde de Perfia- lf' nen Raad-pleechden over hare allergewichtighfte faken in hare Banketten , en als fy het hooft vol wijn hadden. En niet alleenlijk de Peruanen : maar ver *-B?et fcheyde Griekfche Nacyen hielden haren Raad aan de tafel , foo wy'er Plutar- fTgefrre' cbm af eelooven. Het eene noch heden ten das;e de Ckinefen doen , na het ver- £». t.m haal van de Hiltorye-ichnj veren. &W,i. Maar om te komen tot t'ontlediging vandeRaads-plegingenderOodo-B^, .7. gen onfer Caraibanen *, als fy beginnen de herfenen verhit te hebben door ha- He0^ ' ren drank , komt eene oude-vrouwe in hare vergadering treden met een kla- gend gebaar , en een droevigh gelaat , en met de tranen in d'oogen , verfoekt zy gehoor. Het gene haar lichtelijk word toegedaan ter oorfake van d'eer- biedighey t en het ontfagh datmen tot haren ouderdom draaght : met eene kla- gende ftemme, en door-broken met fuchten, vertoont fy de fchade die de geheele Nacye heeft ontfangen van d'Arouages, hare oude en voornaamfte vy- anden. En na dat fy eene optellinge heeft gedaan van de grootfte wreedhe- den, die fy ten anderen tijde tegens de Caraibanen hebben geoerfent, en van de dappere mannen die fy hebben gedood, of gevangen genomen in de veldflagc, die gegeven zijn tuflchen haar , foo daalt fy byfonderlijk af tot die verfchelijk zijn gevangen, vermoort, en gegeten , in de laatfte ontmoetingen ; en eynde- lijk fy befluyt , dat dit in hare Nacye eene fchandelijke en onverdraaghelijke laf hertigheyt foude wefen, indien fy de wrake van foo vele qualen niet namen; navolgende de kloekmoedigheyt van hare Voorfaten , ftrijdbare Caraïbanen, die niets in grootere gebiedenitte hebben gehad als reden te vorderen van de belêdingen diemen lmar hadde gedaan : En die na dat fy hadden af-gefchut het juk dat de Geweldenaren haar. wilden op-leggen om hare oudevrijheyt dienftëaar te makenT'föo dikmalen hare overwinlijke wapenen hebben ge- voert op de gronden van hare vyanden, die fy hebben vervolght metdepijle en het vuur tot op hare hooghfte bergen, haar hebbende gedwongen te ver- fchuylen in de holen van d'allerdiepfte Af-gronden , in de geopende kiooven der fteenrotfen , en in de y ilijkheyt van d'alïerdightfte en dikfte wouden : met H h h fuik 4i6 Zf.delyke Historie fuik eene gelukkige uytkomfte , dat felf tegenwoordigh fy niet te voorfchijn fouden derven komen op de kuften van hare Zt ên,ende en fouden fuik eene af- gelegene woonplaatfe niet konnen vinden daar fybaar befchutten mochten tecren d'aanvailen van de Cara'ibaun ; defchiiken de vervaartheyt haar heb- bende vervult na focdanige groote overwinningen. Datmen dan moedighlijk dit fpoormoet volgen, enïichniet vermoeyen, voor dat dit vyandelijk gi- fiacht , t'eenemaal is uytgeroeyt. Alfoo ras als het geïprek van d'oude vrouwe geëyndight is , redeneert de Hooftmanophet fefveonderworpfel,omde geeiten noch meer te bewegen, waar na men de gantfche vergadering als uyt eene mond op zijne voortelling fiet toeftemmen, en alle foorten vanteykenen geven, dat fy deGerechtig- heyt van de fake erkennen- En van dien oogenblik aan, geprikkelt zijnde door ^de woorden,die fy verftaan hebben,foo fnakken fy niet ais na bloed en moord. De Hooft-man , wel oordeelende door de toejuyghing , en door hare mijnen «n toedragms , dat fy tot den Oorlogh befluyt , hoewel fy het niet feght door hare woorden , foo maakt hy , ter fel ver uure de fchikkirg , en bepaalt den tijd van donder winding door eenige van hare unjfyycmr^Ucn. gelijk wy het heb- ben befchreven in het Hooft- Ituk van hare natuurlijke eenvoudigheyt. Men moet hier aanmerken , dat fy defe bloedige raadsbefluyten nemen dronken zijnde ; en na dat de Djrjw4naar heeft gequelt om'er haar toe te bier gen , ge- lijk wy hier boven hebben aangeraakt. Van des anderendaaghs van defe vergadering, foo fiet en hoortmen in alle de quartieren van het Eyland niet anders als de toeruftingen tot den Oorlogh. Eenige maken hare bogen qiad; anderemaken hare knodfen gereed; andere bereyden , flijpen , en vergiftigen hare pijlen ; andere , eyndelijk , (lellen en vaardiqen hare Ptrauges. De vrouwen aan hare zijde , bereyden en verfamelen de noodzakelijke leeftochten voor het leger. En op den verfchenen dagh iaat yeder hem vinden fondermiflenopdenOevervandeZee,met fijne geheele toerufting , om in te fchepen. Sy voorfien hun alle met eenen goeden boogh , en met eenen dikken tros van pijlen die gemaakt fijn van een fekerkleyn glad Riet , aan heteynde ge wa- pent met een y fer , of met het been uyt een Rocheltaart , getant , en uyt mun- tende ftékeligh. Hier mede is het ook dat de pijlen van de Br^/wwwgewa- t>entfijn. Maar deCaraïbanen voegen aan de hare, om haar ontfachhjker te makenden vergiften aller-uyterfte doodelijk , gemengt met fapvanMance- nillien , en andere vergiften • de minfte fchrabbinge die fy geven , is eene doo- delijke wonde. Het heeft tot hier toe onmogelijk geweeft het geheym van defe mengeling uyt haar te trekken. Sy dragen ook yeder dat fwaart van hout dat Van di Vooa-iVL anösn. 427 dat fy Momw noemen, of om beter te feggen > die fwaanviehtige knodfe die by baar de plaatfe van het fwaart bekleed , en waar mede fy verwonderlijk fchcr- rnen. Dit fijn alle hare wapenen: want fy dekken haar niet met Roadafien, ^ z^ gelijk de Taupinambotw, maar hare lichamen blijven gantfchelijk naakt. jhfy Na de forge van-hare wapenen , voorfien fy ook haren mond , en dragen m hare fchepen Kapve , gebraden vifch , vruchten , en voornamentlijk Bananen, die lange goed blijven , en meel van Manioc. D'%%« in bare oorlogen ne- men deiemoeyte niet. En het gene fy in defe gelegentheyt onderhouden is haar geheel byfonder , en verdient' datmen'er at fpreekt. Want fy behelpen haar met foo weynigh tot haar voedfel , en fcheppen foo groot een behagen . om te leven van fekere pruymen , die overvloedighlijk in hare geweften waf- fchen , en waar van fy felf den naam van llqkes dragen , dat als (y ten oorlogh trekken, men haar nimmer voorraat tot de mond met haar fiet nemen. Onfe Voor-ey landifche Wilden , alfoo wel als die van Brefil , voeren in den ^ *9. oorlogh eenige vrouwen met haar , om hare keuken waar te nemen , en hare ^4. Virxugen of Zee-fchepente bewaren, als fy hare landing hebben gedaan. Sy hechten hare wapenen en hare mondkoften aan de Piraugen feer-vaft. Invoe- gen dat foohetfehipkomtomte tuy melen, het welke dikvvils genoegh ge- beurt, fy het weder op de kiel fetten , fonder yets te verliefen van dat'er in is. En in defe gevaliemfoo goede fwemmeren zijnde als wy het hebben vertoont, j£ *"k maken fygeene fwarigheyt van hare perfonen ; en fy hebben de Chriftenen * vdjkwils befpot , die hun in defe gelegentheden by haar vindende, hun befte wilden doen om haar te hulpe te komen. Aldus is het dat de Touplnambous eens met onfe Francoyfchen lachten in een diergelijk avontuur , gelijk het Jean de 1 *• 1 Lery verhaalt. De feylenvande Schepen der Cardibanen zijn van Cottoen--'^- doek, of van eene foorte van matte geweven van Palm-bladeren. Sy konnen verwonderlijk wel roeyen, metTekere kleyne roey fpanen , die fy met eene on- vergelijkelijke rappigheyt handelen. Sy voeren ook eenige .Kanoas , dat hare ailerkleynfte fchuy t fes fi j n, om hare Piraugen te vergefelfchappen. Hare o-ewoonte is te trekken van Eyland tot Eyland, om'er haar te verven- fchen,en hier toe hebben fytuynen, felf op diewoeft en onbewoontfijn. "— Sy landen ook op d'Eylanden van hare Nacye , om geduerigh wegh vorde- rende , tot hare troepen te voegen , alle die gelegentheyt hebben haar gefel- fchap te houden. En aldus vergrooten fy hun leger , en met dc(c toemiting , gaan fy haar begeven, fonder gerucht, op d'uyterlte grenfen. Wanneer fy langs de Kuiten trekken , en dat d' avond gekomen is, ftellen fy II t, S fl haar Schip op zand , en maken m e ene halve uure hunne verblijf-plaatfe onder eenigen boom, met Balifie of Latame- bladeren , die fy te farnen hechten o'p Hhh 2 rijfen, 4i3 Zedelyke Historie Tlutarchui in het (e. yen van licnrgni. rijfen , of op rieten , onderfteunt dcor eenige vorken , in d'aarde geplant , die tot grond vefting van dit kleyn verdek fijn, en ook om hare bedden daar aan te hangen. Sy noemen defe huysveftingen aldus ter haaf!; gemaakt, Aioupa. De Wet-gever van Lacedemonien hadde verboden , onder andere dingen, defelvevyanden dikvvils den oorlogh aan te doen, uyt vreefe datmen haar Krijfchkundigh foude maken. Maar de Caraïbanen volgen defe Staat-regelen niet, endeen fien diergelijk eene ongelegentheyt niet tegemoete. Wantfy doen altijd de felveNacye den oorlogh aan. Hare oude en onverfcenlijke vyan- den, fijn de Aroüahas , Aroïiahes , of Arouages , dat de naam is die men haar aller- gewoonlijkft in d'Eyianden geeft, hoe- wel dat belangende de Caraïbanen , & haar Aloüages noemen : dewelke woonen in dat gedeelte van het Zuyderlijk Amerika, dat in de Kaarten bekent (laat onder den naam van Provincye van Guyana , of Guayana. , niet verre van d'Oevers der Rivieren , die uyt dek Pro- vincye af-dalen om haar in de Zee te begeven. D'oorfaak van d'onitei frelijke vyandfehap onfer Caraïbaanfihe Eylanderen tegen defe Voikeren , is aireede aangeraakt geweeil inhetHooft-ituk van den Oorfpronk dei Caraïbanen , te weten dat defe Arouages de Caraïbanen van de Vafte-kuft hare gebueren , Ge- broederen van onfe Eyianderen, en van de felve Nacye als fy , wreedelijk heb- ben vervolght. En dat fy haar geduerigh bloedige oorlogen hebben aange- daan om haar uyt te roeyen , of, ten allerminften , om haar te verjagen uyt ha- re wooningen. De- Arouages fijn het dan die onfe Voor-eylanderen gaan foe- ken in haar land, gemeenlijk een ofte tweemalen des jaars , om op haar te doen alle de wederwrake die hare .dulücheyt bequaam is om haar in te blafen. En men moet aanmerken dat van hare zijde, £ Arouages de Caraïbaanfche Ey- ianderen nimmer op hare Eylanden gaan aantallen, maar dat fy haar enkelijk tot verwering fteilen *, In plaatfe dat fy verfekert zijn onfe Wilden dikmaler by haar te hebben als fy wel fouden wenfché, hoewel dat te rekenen van het laat- fte Eylancl der Voor -eylanden zijnde dat van het Ueyiïgh Kruys. al voort-varende, gelijk fy gewoon fijn , langs de kuften van d'andcre Eylanden , op dewelke fy tuynen of bevolkingen hebben, tot aan het land van d 'Arouages , daar ontrent drie hondert mijlen weeghs zijn. m&Hin- ^e gl"oote kloekmoedigheyt van den grooten Alexander vervoerde hem om tus, curtf. te feggen, datmen d'overwinning niet moed ontftelen : Maar Filipptu van ee- ?-B<>ek> ne andere finlijkheyt als fijn Soon fijnde achtede dat het nimmer fchandelijk was t'overwinnen , op wat voor eene uijfe dat het mochte zijn. Onfe Caraï- banen > met het grootfle gedeelte van d' Amerikanen , worden in het felve ge- voelen gevonden. Want fy doen alle hunne oorlogen door overvalling , ende en achten het niet oneerlijk te fijn haarmetde^unft van de dnyfternilTen te behel- Van de V e or-e yl anden. 429 behelpen. Wel in het tegendeelige van d'jj^£»,die haar fouden fchntten vereend te vvefen in haren eerlijken roem , indien als fy in de landen van hare vyanden aankomende, fy haar niet laten waarfchouwen van hare komfte , en uytdagen om haar onder de wapenen te komen ontfangen. D'Arraukanen die pebuerigh fijn met het Rijk van Chili) een ltrijdbaarvoik, en datdeSpanjaart tot hiertoe niet heeft konnen temmen, felf dikmalen overwonnen ge weeft zijnde *, doen noch wel meer. Want als fy defen vyand willen bevechten, doen fy hem den oorlogh aankondigen door Leger- boden , en fenden hem defe woorden te feggen ; Wy fulien u gaan vinden binnen foo vele Manen : Houd G**£*F'' u bereyd. En aldus &lnga$ , Koningen van Pm/, onderwonden geenigen oor- i'i, Hoeft- logh , foo fy alvooren hare vyanden niet hadden gewaarfchouwt , en haar die-M" van twee tot drie malen verklaart. Het welk fal doen fien, in hetvoor-by gaan, dat l'Eskarbot hem bedrogen heeft in zijne Hiftorye van het Nieuw 3 M>~ Vrankrijk , wanneer hy heeft gefeght dat alle d'Oofterlijke Indianen alge- 2s-Heofa meenlijk, hare oorlogen by overvalling doen. De Carnibanen hebben defe inbeelding , dat den oorlogh die fy opentlijk be- gonden haar niet wel foude uytvallen. Invoegen dat na hare landing by d'A- roüages gedaan te hebben, foo fy ontdekt zijn , eer fy den eerlten aanftoot heb- ben gedaan , of dat een hond 9 by maniere van fpreken , tegens haar heeft ge- baft, fy dit voor een quaad voorfpook houdende , foo klimmen fy koeltjes we- der in hare Schep?n , en keeren te rugge in hare Eylanden , d'uy tvoering tot op eenen anderen tijd uytftellende. Maar indien fyniet befpeurt zijn, foo treffen fy vinnighlijk hare vyanden aan, en gaan haar foeken in hare Hutten. Dat indien fy haar niet lichtelijk konnen aan komen , en dat Cy haar wel af-gefneden en verfterkt bevinden in eenige van hare huyfen met goede fchutpalen voorfien , waar uyt fy hare pijlen met voordeel loflen , dan zijn fy gewoon haar te bedwingen om'er uyt te ko- men, daar het vuur in werpende met hare pijlen , aan her. eynde van de welke fy aangeftêke kottoen hechten. En d&fe pijlen voort-gedreven zijnde op de da- ken > die maar van kruyden , of van Palm- bladeren lijn, ontftêken haar teit- ftont. Aldus worden d'Aroüages verplicht om uyt hare fchuyl-hoeken te voor- fchijnte komen, en flagh te leveren in het open- velt 5 oi anders om de vluche te nemen , indien hare moedigheyt haar niet veroorloft om de vyanden het hooft te bieden. Wanneer onfe Wilden haar op defewijfe in het ihijd- veld hebben getrokken , lonen fy eerftelijk op haar alle hunne pijlen. En na hare Pijlkokeren uytgeput te hebben , nemen fy toevlucht tot den Boutou , en wer- ken verwonderlijke dingen uyt met dit foort van hout , of liever met dtfc knodfe. Sy doen niet als hippelen al vechtende , om dat de vyand minder oe> ■Hhh 3 lekene- 4|9 giJ3!J.YKE HïSTORïi legentheyt foude hebben op haar te mikken. De vuurwapenen , byfonderlijk de gefchutten , die foo veei geaicht en foo veel uytvoering werken , voorna- 'mentlijk als fy gewapent zijn met fchrooten van fpijkeren , van ketenen , en andere yfer- werken, hebben haar den moed ter neder gefhgen , als fy met ons te doen hadden, en doen haar de nadering van onfe Schepen en van onfe fterk- •Jty/?»v«»cen fchroomen. Maar hoe- wel fy geen Opium nemen, om het gevoel krachte- ril^m'nt,ïoos te maken, eer fy na het gevecht gaan, gelijk de Turken en d'Oofterlijke pailda'nu* Indianen van Camnor: en datfy haar niet voeden met Tygeren noch met byünfcho- Leeuwen , om haar moediger te maken , gelijk het Volk des Kpninkrijkx van Hnfi-fa Narfinki na Malabar , evenwel wanneer fy met gelijke wapenen tegens d'Aroüa- e»^ﻫ»»^« vechten, endatfy den ftrijd hebben aangevangen, voornamentlijk foofy lcBian\. ^oof eenigen gelukkigen voortgank worden aangenoopt , zijn fy ftout als Leeuwen, en niets is bequaam om haar den voet te doen lichten : maar fy wil- len overwinnen offterven. Aldus deden de ft rijdbare Wilden van het land Linjchotcn yan QAYtjgem > beftreden zijnde van de Spanjaarden. Want fy ftorteden haar Zclftam'm het gevecht met fuik" eene dulligheyt , mannen en vrouwen , dat eene van ititme. hare dochteren, eenige Spanjaarden op de plaatfe terneder velde eer dat fy wierd gedood. Menfeght ook dat de Mexïhanen en de Kamdineren haar veel eer in-iiukken doen hakken, als haar over te geven in het gevecht. Indien de Voor- ejilandereny emmt van hare vyanden levendigh mogen krij- gen , binden fy hem , en voeren hem gevankelijk in hare Ey landen. Dat foo yemandvan haar volk dood of gequetft op het oorloghs-veid nederftort, dit foude haar een eeuwigh en onverdraaghlijk verwijt zijn, dat fyhem fouden laten in het vermogen van hare vyanden. En daarom werpen fy haar als rafen- de in het.midden van d'allergrootfte gevaarlijkheden,en met bukkenden hoof- de doordringen fy met een gemeen geweld alles wat haar weder- ftant bied, om de lichamen van hare medegefellen op te nemen, en die met kracht uyt de han- den van hare vyanden hebbende gerukt , gaan haar in hunne Schepen brengen. Na dat de ilagh geëyndight is, vertrekken haar onfe Wilden na den Oever van de Zee , of in eenigh na-buerigh Eyland. En foo fy eenigh aanmerkelijk verlies hebben gehad , door de dood van eenige haar'er Hoofden, of van hare allerdapperfte Soldaten, doen fy de lucht weder-galmen door haar,yuel.ijk ge- fchreeuw en gehuyl , eer fy weder in hare Schepen gaan : en vermengende on- eyniige tranen in het bloed van hare dooden, foo leggen fy haar deerlijk in ha- re Pytraugw, en vergefelfchappen haar met hare rouwklachten en met hare fuchten tot aan het eeifte van hare Landerijen. Dat foo fy d'overwinning hebben geh.id , bemoeyen fy haar niet om de Hoofden van hare gedoode vyanden af te fnyden , met die in zegepraal te voe- ren, Van d e Voor-eyl anden. 431 ren, en met defe arme lichamen t'ontbloten van hare huyt, om die in hare triumientot Standaart te doen dienen , gelijk de Kanadineren doen: en gelijk het de Schyten ten anderen tijde in gcbruyk hadden , op het getuygenis van 4- ***• Hcrodotcs , en felronfe oudo^Gaiden , foo wy'er TitusLivius afqelooven. De 10. b»*{. Cardibanen genoegen haar dat fyeen vreughde-gefchreeuw aanvangen op de doode lichamen van d' Aroüages > en op hareftranden met gejuygh de toonen van hare vrolijkheyt te doen klinken , om dit vyandeiijk land noch te befvva- • ren, eer fy'er ai fcheyden. Maar na dat fy op defen uy,theemfchen bodem een gedeelte van hare zege-pralende liederen hebben uytgeftort , foo klimmen fy weder neerftelijk in hare fchepen,om het overfchot in den fchoot van hun Va- derland te brengen. En fy voeren d'arme Aroüages , die fy levendigh gevangen hebben , wel geknevelt met haar , om 'er tot harent hunnen luft wel mede te boeten, dat het volgend Hooft-ituk gaat vertoonen. Het ooghmerkdatfy in defen oorlogh hebben ? is niet haar meefteren te maken van een nieuw land , of haar te laden met den roof van hare vyanden : Sy ftellen haar niet voor als d'eenige glory van t'overwinnen en over haar te zegepralen , en het vermaak van op haar te verfadigen de wraake waar in fy verhit fijn, over d'ongelijken die fy'er afhebben ontfangen. O nfe Cardibanen hebben na d7 Aroüages , die fy alleenlijk Etoutou noemen, dat is te feggen Vyanden, geen grooter vyanden alsd'Engelfchen, die fy noemen Etoutou Noubi, dat is te feggen gemaakte vyanden , om dat fy gekleed zijn. Defe vyandfchap heeft zijn oorfpronk genomen hier uyt dat d'Engelfchen, onderde vlaggen vandefchepen der andere Nacyen, verfcheyde van de Ca- riïibanen in hare fchepen getrokken hebben, waar in fy in het beginfel haar had- den geftreelt en gelekt door duyfend troetelende onthalen en geringe gefchen- ken , en boven al met brandewijn , die fy boven maten beminnen, en wanneer fy fagen dat haar {chip was vervult van defe arme lieden , die nergens minder opdachten als op eenediergelijke trouwloosheyt, lichtede fy het anker s en brachten de Cardibanen , mannen , vrouwen , en kinderen , op hare landerijen,, alwaar fy haar tot op heden in ilavernije houden. Men feght dat in navolging van de Spanjaarden , fy defen lar hertigen trek in verfcheyde Ey landen hebben gefpeelt. Dit is d'oorfaak dat fy d'Engelfchen eenen doodelijken haat dragen,, en dat fy alleenlijk hare tale niet mogen hooren fpreken. Tot foo verre felf, dat indien een Francoyfch in zijn gefprek eenige Engelfche woorden ge- bruykt , hy op hem hare vyandfchap haalt. Ook op hare beurte , en by recht van wederlooning , hebben fy dikwils belandingen gedaan op d'Eylanden van. Montferrat , van Antigoa , en andere die de Engelfchen in houden. En na eeni- ge huyfen gebrand te hebben , en eenigen huys-raad gerooft , hebben fy daar. man- 43 * Zedelyke Historie mannen, vrouwen, en kinderen af-gelicht , die fy o$ Dominikgsyoï op Sint Vin- i cent hebben gevoert. Maar men hoort niet dat fy'cr ecnen afhebben gegeten. Sy bewaren defe wreedhey t voor d'Aroiiages. En felfeerdat de Caraibanen'm , oorlogh waren met de Inwoonderen van Dominikus , als de bloedverwanten of vrienden van d'Engelfchen, die voor oorloghs- gevangenen van defëGt- rdibanen waren mede genomen, de middelingen de tuflchen-komft van de Francoyfchengebruykten, foo wierden fy lichtelijk los-gelaten, en herftelt onder de handen van de Francoyfcheii , die aan de Caraïbarten in verwifleling gaven, eenigevande fnuyfteringen daarfy werk af maken; of een bijl, en diergelijk een gereedfchap dat haar van nooden is. Men heeft felf uythare handen geloft Areiïages die gefchikt waren om gegeten te worden , haar ook aanbiedende in verwifleling eenigevandie dingen. Sy hebben noch tegen- woordigh op het Eyland van Sint Vincent jongens en meysjes van d'Engelfche Nacye,die om dat fy feer jong ware weg- gevoert geweeft, hare ouderen gant- fchelij k hebben vergeten, ende enfoudenniet weder tot haar willen keeren, foo zijn fy gewoon^aan de finlij kheden ende luymen van de Caraibanen, die haar ook van hare zijde ge weldigh fachtelijk handelen , gelijk of fy van hare Nacye waren. Huyden ten dagen kentmen haar niet meer als aan de hairen die blond fijn, in plaatfe dat de Cttrdibanen haar algemeenlijk fwart hebben. Wat belangt de Spanjaarden, in het beginfel van d'ondekking van Amerika, wierden de Caraïbanen , die alle óe Voor- eilanden beften y hart van haar ge- handelt. Sy vervolghden haar ten vuure en ten fwaarde , door de boffchen, gelijk wilde beeften , om haar gevankelijk wegh te voeren tot het werken in de mijnen. Het welk dit volk dwong , dapper en kloekmoedigh zijnde, om hare felhey t te wederftaan, en om hare vyanden mede hinderlagen te leggen 5 «n felf om haar te befpringen in openbaren oorlogh tot in hare Schepen, die op de rheede lagen , dewelke fy aanboord klampten fonder vreefe voor de vuur- wapenen , en midden door de degens en pijlen. Het gene haar tot ver- fchey de malen wel flaaghde , en foo voordeeligh , dat fy haar meefteren maak- ten van verfcheyde fchepen rijkelijk geladen , doende alles de wapenen neder leggen , den geheelen buyt weg-voerende , en verbrandende daar na de fche- pen. Het is waar dat fy vergiftenis gaven aan de Negerfche Slaven die fy'er in ontmoeteden, en dat fy haar te lande geleydeden, om haar in hare wooningen te doen werken. .En van daar is het dat gekomen zijn de Negeren die fy tegen- woordigh in het Eyland van Sint Vincent, en in andere hebben. De Spanjaarden dit verlies gevoelt hebbende, en fiendedat fy meteene flerke partije te doen hadden , en dat als fy defe Nacye fouden hebben uytge- roeyd , haar daar geenigh voordeel Yan foude komen : ook overleggende dat d'Ey- V AN DE VOOR-EYL ANDEN. 453 d'Eylanden die fy bewoonden noodfakelijk waren aan hare Schepen j die van eene lange reyfe cpiamen, om'er ververfchingen te nemen van water,van hout, en felfs van leeftochten , ook om ter nood , en by-gelegenthey t aldaar te laten de (leken die in hare Vloote waren, foo namen fy voor de Cardibanen menfche- lijker te handelen: ennadevrijheyt gegeven te hebben aan eenige die fy ge- vangen hielden , en haar te hebben geftreelt , en weder in haar land gefonden met gefchenken , dienden fy haar door de middeling van defe om eene vorme van vrede met dit Volk te handelen , dewelke aangenomen zijnde vaneenige Eylanden , wierpen fy daar op de verkens die fy uyt Europa hadden mede ge- bracht:en zedert lieten fy'er in het voor-by gaan de fieken die fy in hare fchepé hadden om haar in het herwaarts komen weder te nemen indien fy genefen wa- ren. Maar de Cardibanen van Sint Vincent, en die op Domïnikus woonden, wilden defe over-een-ftemming niet toeftaan, en hebben altijd hare af-keerigheyt te- gens de Spanjaarden , en den luft om hun van haar te wreeken , tot op tegen- woordige behouden. Voorts , wat byfonderlijk belangt hare verwerende oorlogen , fy hebben geleert door de handeling en den ommegang met de Chriftenen , en door de ftrijden die fy met haar in verfcheyde gelegentheden hebben gehad , haar gelit te houden , in voordeelige plaatfen te legeren , haar te befchanfen , en in na- volging van dat fy hebben gefien, haar op hare wijfe te begraven. Onfe Fran- c,oyfchen die erkenden en befochten het defe laatfte jaren, mèt het in- nemen van het Eyland van deGrenade. Sy hadden haar ingebeeld dat de Cardibanen geenige wederftant fouden bieden : Maar fy vonden haar in verwêring , om haar de landing te verhinderen , en haar de bewooning van dit landtebetwi- ften; want boven dat fy haar deden uytftaan den hagel van oneyndige pijlen, en dat fy befchanfingen op d'aankoinften hadden geftelt , foo ftelden fyhaar moedighlijk tegens d'uytfcheping, en fchermutfeerden met haar tot verfchey- de malen : als fy fagen dat d'onfen , niet tegenftaande haren wederftant , het aangeficht niet wenden, maar haar vinnighlijk te rugge dreven in de boffchen, vereenighden fy haar weder op eene hooghte, die fy hadden verfterkt. En ge- lijk fy fcherp was van alle kanten , uytgefondert aan een eenige zijde die eenen breeden toegank hadde , foo hadden fy boomen af- gehakt , van welkers ftam- men fy lange rollen hadden gemaakt, diegeweldigh gemakkelijk gehegt en weder-houden zijnde op het hooghfte van den bergh , ook konden af-gerolt worden langs d'afdaling en voort gedreven met kracht en gewelt tegens d'on- fe , indien fy tot den aanval hadden willen komen. Sy deden uyt defefterkte ook uytvalien met verfcheyde hervattingen tegens ons volk , die bêfich waren Qm'er mede eene te bouwen , daar in,fy in verfekerthey t mochten verwachten I i i de ( 454 Zedtlyke HistotiiS de hulpe die haar van Martinikus moefte gefonden worden : en fy hielden haar eenicredaaen befet, geduerende dewelke fykuylen in d'aarde hadden gegra- ven fdaaHy voorde musketten vandeFrancoyfchen haar konden verfchuy- len- En vandaar, alleenlijk het hooft vertoonende, fchoten fy pijlen uyt te- -en die de fekerheyt hadden van uyt hare begraving te gaan. Sy wierpen ook, tér cumlte van de nacht, een pot vervult metvuurige kolen, waar op fy een hand vol eraan van liman hadden geftrooyd , in de tente die de Francoyfchen hadden op-gerecht te haar'er aankomfte in het Eyland, om haar te veritikken, indien fy het hadden vermogen te doen,door den gevaarlijken rook en fmook, en den verdoovenden damp van de TfmW. Maar hare liftigheyt wiert ont- dekt • en eenioen tijd daar na, handelden de Cardibanen met haar, en lieten haar de vrye befittfns; van dat land. Doch de gefchillen die fy zedert met de Fran- coyfchen van Martinikus hebben gehad, hebbeneenen anderen oorloghont- itéken, die noch heden duert. EEN-EN-TWINTICHSTE HOOFT -STUK. Van het onthaal dat de Cara'ibanen doen aan hare Oorloghs- gevangenen. Y gaan onfe penne in het bloed doopen , en een Tafereel maken datyeder fchrik aanjagen fal. Daarfal niet in te voorfchijn ko- men als onmenfchelijkheyt, Barbarye, en verwoetheyt. Men fal redelijke fchepfelen haar'es gelijken wreedelijk fien verflin- / den, en haar vervullen met der (elven vleefch en bloed , na dat fy de menfche- lijke Natuure hebben uytgetrokken , en die van d'aller-bloeddorftichfte en al- lerdulfte heeften hebben aangedaan. Een ding dat deHeydenenfelf, in het midden van hare duyCternirTen , ten anderen tijde foo vol gruwel hebben ge- vonden, dat fy hebben geyeynft hoe dat de Sonfich hadde vertrokken , om fulke maaltijden niet met fijn licht te befchijnen. Wanneer de Kannibalen,o{ Antropofages,fat is te feggen Henfchen- eters : want hier is het eygentlijk datmen haar met defen naam moet noemen , die haar ge- meen is met die wm.£araibanen : wanneer fegge ik, fy eenigen oorloghs- jrevan^en uyt d^Aroüa^es mede voeren , behoort hy met recht aan den genen diehenunhet gevecht heek aan- gegrepen, of in den loop gevat. Invoegen dat in fijn Evland aan-gekomen zijnde, hy hem bewaart in fijn huys, en op dat hy geduerende de nacht niet foude ontvluchten, bind hy hem in een^ww^, dat hy ophanct by-na aan den tip van zijne Hutte , en na dat hy hem vier ofte vijf 71 D dagen Van de Voor-eylanden. 435 dagen heeft doen vatten , foo brengt hy hem op eenen dagh van al-gemeene oncrebondentheyt te voorfchijn, om tot een openbaar offer te dienen , aan den onFterrHijken haat van zijne mede vader-landeren tegen defe Nacye. Soo daar van hare vyanden dood op het veld uyt-geftrekt leggen , eten Cy haaropdeplaatfefelve. Sy fchikken de dochteren en de vrouwen in denoor- logh genomen niet als tot de dienftbaarheyt. Sy eten de kinderen van hare gevangene vrouwen niet , noch minder de kinderen die fy by haar hebben ge- teelt : maar fy trekken die op met de hare eygene. Sy hebben ten anderen tij- de gefmaakt van alle de Nacyen die met haar handelen, en feggen dat de Fran- coyfchend'allerlekkerftezijn, en de Spanjaarden d'allerhardfte. Nu eten fy geene Chriftenen me,er. Sy onthouden haar ook van verfcheyde wreedheden , die fy gewoon waren te plegen eer dat fy hare vyanden doodeden : want in plaatfe dat fy haar tegen- woordigh genoegen in hun met eenen knodfe-flagh ter neder te vellen, en voorts haar in quartieren te deelen, en haar te doen braden , en dan te verüin-- den: foo deden fy haar voor defen vele quellingen lijden, al-eerfy haarden doodelijken flagh gaven. Siet hier dan eea gedeelte van de onmenfchelijk- heden die fy in defe doodelijke gelegentheden oeffenden, gelijk fy felf heb- ben vertelt aan die de finlijkheyt hebben gehad om het t'ondervragen op de plaatfen, en die haar uyt hunne monden hebben verftaan. Poorlooghs-gevange die foo ongelukkigh hadde geweeft van onder hare handen te vallen , en die niet onbekent was dat hy was gefchikt om t'ontfan- gen alle het quaad en wreed onthaal dat de rafernye haar konde in-blafen , wa- pende hem met ftantvaftighey t, en om de kloekmoedigheyt van het Arokagefch Volk te betoonen, ftapte felf luchthertigh en vrolijk na de plaatfe van de ftraf- fe, fonder hem te doen binden , noch (Iepen , en bood hem aan met een lag- gendenverfekert aangeficht , in het midden van de verfameling, die hywift niet anders te ademen als zijne dood. Ter naauwer nood hadde hy defe lieden befpeurt die foo vele vreugde be- toonden , Tiende naderen de gene die het tafel-gerecht van haar vervloekelijk gaftmaal rnoefte wefen , of fonder haar gepraat , en bloedige fpotternyen te „ verwachten , quam hy haar met defe redenen te vooren. Ik weet feer wei, ,,het voornemen waar toegy my in defe plaatfe roept. Ik twijffel geenfms „ dat gy luil hebt om u in mijn bloed te verfadigen : en dat gy brand van on- „ geduidigheyt om mijn lichaam te kluyven- Maar gy hebt geene oorfake om „ute verheerlijken in my in defen ftaat te fien , noch ik om'er my in te ver- ,,{IVan. Mijne Mede- vaderlanderen hebben aan uwe voorfaten meercjualen „doen lijden als gy tegenwoordig!* tegens my foudet konnen uyt-vlnden. Til z 5>En 436 Zedelyke Historie „En ikhebbe felf met haar uw volk, uwe vrienden, uwe Vaderen, gepy- „ night, vermoert , en gegeten. Boven dat ik bloedverwanten hebbe die niet „ (uilen gebreken om my met voordeel op u , en op uwe kinderen te wreeken, ., van het aller- onmenfchelijkft onthaal dat gy tegens my overdenkt. Ja , al- „ wat d'allerlaatfte en d'alierbehendighfte wreedheyt u fal konnen voorfchrij- „ ven in qüellingen om my het leven te benemen , is niets in vergelijking by „de ftratfen die mijne Edelmoedige Nacye ilin verwifleling bereyd. Stelt „ dan tewerke fonder veynfen , en ibnder langer te vertoeven, alles wat gy ,, allerwreedft en aller^evoelighlt hebt, en gelooft dat ik het veracht, en dat Etfahde ,, ik'er mede fpot. Waar mede (eer wel over-eenkomt, het bloedig en vrolijk Montage aejfeets dat gelefen word van eenen Brefileaanfchen gevangen , bereyd om l'.Hooft- van zijne vyanden vernielt te worden. Komt vrymoedighlijk , feyde hytot M- haar , en verfamelt u om van my te gaan eten. Want gy luit allenxkens uwe Vaderen en Groot- vaderen eten , die aan mijn lichaam tot fpijfe en tot voedfel hebben gedient. Defe fpieren, dit vleefch, en defe aderen , dat fijn d'uwe , ar- me fotten als gy zijt, Gy en weet niet dat het weien van uwe voorlaten daar noch in bewaart word. Proeft haar wel, en gy fult'er den fmaak van uw eygen vleefch in vinden. Laat ons tot onfen Aroüages weder komen. Sijn bette was niet alleenlijk op den boord van zijne lippen ; het vertoonde fich in de daden die op zijn gefwets volgden. Want na dat het gefelfchap zijne fiere dreygementen , en op-geblafe uytdagingen eenigen tijd hadde verdra- gen fonder daar eens van geraakt tewefen, quameen van den hoop hem de zijden branden met een vlammend hout. Een ander maakte hem diepe en vinnige in-fnijdingen , die tot op het been doorgingen , op de fchouderen , en over het geheel lichaam; enfy ftrooyden in zijne fmertelijke wonden die by- tende Specerye, die de Voor-eylanderen P/?;mw noemen. D' andere verluftig- den haar om den armen lijdfamen met pijlen te doorboren : En yeder wrocht met vermaak om hem tequellen. Maarhy verdroegh het met hetfelveaan- geficht , en fonder het minfte gevoelen van fmerte te betuygen. Na dat fy dus landen tijd met defen ellendigen hadden gefpeelt, eyndeiijk , haar vermoeyen- de in defe ^eweldenaryen die niet ophielden ,en in zijne ftantvaftigheyt.die al- tijd haar fel ve gelijk was,een van haar tot hem naderende, velde hem ter neder met eenen feilen flagh der knodfe, die hy hem op het hooft ontlofte. Siet daar het onthaal dat onfe Kannibalen ten anderen tijde aan hare oorloghs- gevange- nen deden : maar tegenwoordigh genoegen fy haar met hun dood te ilaan > gelijk wy het aireede hebben vertoont. Soo ras als decs ongelukkige ter dood uytgeftrekt op a aarde legt , nemen deTonee lieden het lichaam > en het gewaflehen hebbende, verdeden het in J b ituk- Van de Voo r-e ylanden. 437 ftukken: daar na dcenfy'er een gedeelte afkeken, en het ander braden op roQiteren van hout, tot dit gebruyk gefchikt. Als dit af-grijifelijk gerecht gebraden en bereyd is gelijk hare fchandelijke keele dat begeert , verdeelen fy het in foo vele ftukken als fy perfonen zijn : en gulfighlijk hare Barbarye ver- fadende, verflinden fy het wreedelijk, en voeden'er haar mede volvrolijk- heyt: niet geloovende dat'er fuik eene welluftige maaltijd indevverelt kan aangerecht worden. De vrouwen lekjken fék de {tokken waar by het vet van cTAroüages af-gedropen heeft. Het welke foo feer niet ontftaat uyt de behaagh- lijkhey t die haar gehemelt in den fmaak van defe fpijfe vind , als uyt het over- matigh vermaak dat fy fcheppen in haar op defe wijfe te wreeken van hare hooft -vyanden. Maar gelijk fy wel bedroeft fouden wefen dat de dulle haat die fy tot d'A- roüages dragen immer eynde nam, foo arbeyden fy geweldigh tot het middel van hem t'onderhouden. En r>ierom is het dat dit arm lichaam doende bra- den, fy daar af het vet feer forghvuldighlijk op fcheppen en vergaderen. Want dit is met geen voornemen om'er eenige heel- middelen af te mengelen gelijk de wondgeneferen fomtijds doen ; noch om daar een on-uyt-blusbaar of Griekfch vuur af te maken, om deHuyfen van hare vyanden af te branden, gelijk de Tartaren doen : maar fy verfamelen ditvet om het uyt te deelen aan-Jft/?*** de voornaamften , die het forghvuldigh aan nemen en bewaren , in kleyne Ca- rltum,, lebaffen ,. om'er eenige druppelen af te ftorten inHe faucen van hare gevierde maaltijden, en aldus foo veel haar mogelijk is, hetvoedfel van hare wraak-gie-- righeyt te vereeuwigen. Ik bekenne dat 4e Son reden foude hebben om dek Barbaren te verlaten* liever als datjby behulpfaam foude wefen aanfulke af-gryfelijke vierplichten. Maar hy foude (ïch ter felyer tijd moeten vertrekken van het grootfte gedeelte des lands van Amerika , en felf van eenige landen van Ajxilca, en vah A fia , daar diergelijke enfnooder wreedheden dagelijkx worden geoeffent. Tot voor- beeld , de Teupinambtus doen, by-na , aan hare oorloghs-gevangenen het felve onthaal dat de Caraibanen aan de hare doen. Maar fy voegen'êr by verfcheyde , * ^0J% trekken van Barbarye , die in de Voor-eilanden niet gefïen worden. Sy wr-ij ven M- de lichamen van hare kinderen met het bloed van defe ellendige ilaght-ofte- ren, om haar tot bloedftorting aan te prikkelen. De gene die d'uyt veering;- ,~ van den gevangen doet, laat fïch prikken en fnijden in verfcheyde plaatfen van fijn lichaam, tot een zegeteyken van kloekmoedigheyt, en een beeld van heer- lijkheyt. En dat t'eenemaal vreemd is, is dat defe Barbaren hare dochteren aan defe vyanden tot vrouwen gevende , alfoo ras als fy haar in hare macht heb- ben, dan de vrouwe wanneer fy hein in ftukken kappen,, foo het haar m©- Hi.'J gelijk ?. Hteffi- GAïcilafft i. Boe{, gz. Hooft 43 S Zedelyke Historie o-elijk is , d'eerfte eet van het vleefch van haren man. En foo het gebeurt dat IV eenige kinderen van hem heeft , mift het niet of fy worden gedood , ge.bra- , den i en gegeten , fomtijds ter fel ver uure als fy ter vverelt komen. Eene dier- gelijke Barbarye is ten anderen tijde gefien in fommige Provincyen van 2eru. Vêrfcheyde andere Barbarifche Volkeren , overtreffen ook deCaraïbanen in hare onmenfchelijkheyt. Maar boven al, die van het land vaa .Antis fijn GdYciUtfo vvreederals deTygeren. Indien het gebeurt dat by recht van oorlogh, of ti^Heoft- anders , fy eenen gevangenen maken , en dat fy hem kennen voor eenen man Pk< van weynigh aanfien , dan vierendeelen fy hem terftont , en geven de leden aan hare vrienden, of aan hare knechten, om die t'eten indien fy willen> of om teverkoopen in de Vleefch-hal. Maar indien het een man van aanfien is, dan verfamelen de voornaamfte onder haar , met hare vrouwen , en hare kin- deren, om tot zijne dood medehulpigh tewefen. Alfdan,defe onmededo- gende hem ontkleed hebbende , hechten hem geheel naakt aan een groote paal,en door-fnijden hem het geheel lichaam met kheirmelfen en andere mef- fen , gemaakt van eenen fekeren Keyfelfteen , die geweldigh fcherp , en eene foorte van vuur-fteen is. En in dek wreede uytvoering , ontleden fy hem niet terftont , maar fnijden alleenlijk het vleefch van de deelen , die het aller- meeft hebben , gelijk van de kuyt , de dyen , de billen , en darmen. Na dit , alle onder een, mannen, vrouwen, en kinderen, vry ven haar met het bloed van defen ongel ukkigen : En fonder te wachten of het vleefch het welke fy daar hebben af-gqrokt, of gekookt , of gebraden is , foo eten Cy het gulfich- > ïijk , of, om beter te feggen, fy flikken het in fonder te kaauwen. Aldus fiet dees ellendige hem by fijn leven op eten , en begraven in den buyk van zijne vyanden. De vrouwen voegende noch yets tot de wreetheyt van de mannen, hoe-wel die boven maten Barbaar en onmenfchelijk zijn, wryven de^tepel J • van hare borden met het bloed van defen lijdenden , om dat aan hare kinderen te doen fuygenmet de melk die fy haar geven. Indien defe t'eenemaal ver- bafterde hebben vernomen dat inde quellingen en de ftrafien die fy aan defen ellendigen overledenen hebben doen lijden, hy het minfte gevoelen van fmer- te heeft betuyght, of in fijn aangeficht, of aan de geringite deelen van fijn lichaam : of felf indien hem eeni >h geftêen of eenige fucht is ontfnapt , dan t bryfelen fy zijne beenderen , na dat fy het vleefch daar af hebben gegeten , en werpen haar opdenvuylnis hoop, of inde Riviere>met eene uytmuntende verfmading. Aldus is het dat vele Nacyenfeer wreedelijk hare boosheden plegen aan d'ellendigeoverblijffelen van hare gedoodevyandé, endoen hare onmenfche- lijke VAN DE VO OR-EYL ANDEN. 439! lijke wra^kfucht , en hareBarbarifche verwoetheyt te voorfchijn komen op dat geen gevoelen meerheeft. Gelijk eenigeVcIkeren f an de ^lortAes j die ^om hare beeitachrigheyt te verfadigen de huyt en het hair van hare vyanden in ^Earehuyfen hangen en op hare lichamen dragen. De Vjrgwianen hangen aan §5£* haren hals eene verdrooghde hand. Eenige Wilden van het Nieuw-Spanjeni18"'1'*" : hangen op haar lichaam , op de wijfe van eene Medaillie , een kleyn ftuk van tmZdo' het vleefch der gene die fy vermoort hebben. De Heere vaoJBefle-lle « dicht inïi»e by China, dragen eenekroone by-een gefchikt van doods- hoofden , y (lelijk ^fcIL aan eik-ander geregen , en doorvlochten met zijde banden. De chilotj'en ma- >• M • ken drinkvaten van de Hooft-panne der Spanjaarden die fy verflagen : hebben, VH? üt>ft" gelijk de $chyten dat tegens hare vyanden ten anderen tijde in gebruyk had- den , na het verhaal van Herodotus. De Canadineren en de Mexikanen danfen in * Boek hare Feeften, dragende op haar de huyt van die fy gevilt en gegeten hebben. D^Huancai , een oud Volk in Peru, maken trommelen van diergelijke huyden, GaïcilaJP>i^ feggende dat defe kallen, alfmen daar op floegh , eene geheyme kracht had- fo^V den om die fy bevochten op de vlucht te drijven. JM- Dit alles doet fien , tot welk een hooge trap van dullighey t en rafernye de haat en de lullige honger tot wrake konnen klimmen. En in defe voorbeel- den , kanmen verfcheyde trekken befpeuren die bloediger en verfcheyde tey- kenen die afgryffelijker fijn in wreetheyt en in barbarye, als in het onthaaldat onfe Cannibalen aan hare ^rró^/t/^oorlooghs-gevangenen doen. Maar om dit onthaal noch een weynigh minder fchriklijk te doen vinden, foofoude het gemakkelijk vallen alhier verfcheyde Volkeren ten tooneelete voeren , dewelke boven defe verwoede dulligheyt, en d^Ce, wanhopige vuurig- heyt van haar te wreeken, daar en boven noch betuygen , eene barbarifche en onverfadelijkeguHigheyt, en eene tocht van haar met menfchen-vleefch te voeden, die t'eenemaal beeftaghtigh en al- v^atigh is. En eerftelijk , in plaatfe dat de Cannibden gewoonlijk niet als Aroüages eten, hare onverfoenlijke vyanden, verfparende de gevangenen die fy van alle ande- re Nacyen hebben, foo vernielen de Fjoxidiarièn die gebueren fijn van de Straat w^ van Bahama , wreedelijk alle de vremdelingen die fy konnen achterhalen , van watNacye die ook fijn. Invoegen dat foo gy op hare plaatfen aankomt , en dat fy haar fterker bevinden als gy zijt , foo is het onmy delijk dat gy haar tot *• aas fult verftrekken. Het menfchen-vleefch fchijnt haar uy termaten lekker te wefen , van wat gedeelte des lichaams het wefen mach. Maar fy feggen dat de x plante van de voet d'allerfmakelijkfte brok van allen is. Ook diflchen fy haar *e^°" gewoonlijk op voor haren Carlin, die haar Heer is ; in plaatfe dat van ouds de rJill- Tartaren deborften vande 'jonee dochteren af-fnedcn. en bewaarden haar ltnvm& ""*'- ■-... > 7™v£°~ eten defe Barbaren in der daad hare eygene kinderen lid voor lid , en fomtijds hf* onenende de buyk van de fwangere vrouwen , trekken fy'er de vrucht uyt, die fy terftont vernielen , tot fuik een punt verhongert op het vieefch van hares ^elijken , dat fy op de jacht der menfchen gaan , gelijk op die van de beeften, en haar gevangen hebbende , verfcheuren haar en (likken haar op met eene wreede en onmededoogende wijfe; Door defe voorbeelden is het blijkelijk genoeghdat onfe Cannibalen niet foo veel Cannibalen , dat is te feggen Menfchen- eteren zijn , hoe-wel fy 'er byfon- derlijk den naam af-dragen , ais veie andere Wilde Nacyen. En het foude ge- makkelijk wefen noch elders proeven te vinden van eene Barbarye , die over- een-komt met die van onfe Caraibifibe Canmbalen , en felf die de hare wel verre tcbD- Blanc Veel, Hooj enz$ ■5.Boe\ leBlanc, X.Deel. 2.4. Hsofc Van d e Voor-e yl and en. 441 te boven gïng. M het is te veel. Laat ons de gordijn voot '°r grouw^len fcl-uyve i, en de Cdttnibalen van alle andere Nacyen verlatende , weder- koeren na die van de Vojr-eyianden , om in de aanmerking van hart bouwdijken onfe oo^en te veriuiligen , die moede fijn door de vertooning van foo vele onmen- fchelijkeeu bloedige Treur- fpelen. TWEE -EN -TWINTIG HST E HO-OF T-STU K. Van de Houlvel der Cardibanen. MEn fiet in Amerika Wilden die foo wild en foo beeftelijk fijn, datfy — niet weten wat het Houwelijk voor een faak is , maar fy vermengen -iaat fonder onderfcheyt, gelijk de heeften. Het gene men onder an- G^|$ deren verfekert van d'oude Peruvianen , en van de bewoonderen van i Bjlanden J4# "tt' der Dieven. Maar de C ar at banen met alle hare Barbarve , onderwerpen haar de Hoop-ft. , r J ... 7.tee\. wetten van dele naauive vereeniging. , 7,Hoofe Sy hebben geenen Vaft-gefteiden tijd tot haar Houwelijk , gelijk de Per- p\ feanen, die gewoonlijk in deoJHIerft trouwen : Noch ouderdom gelijk vele an- j^/*11 dere Wilden, waar van eenige Kaar gemeenlijk uyt-houwelijken op de a negen a 2» 0*- jaren^ andere op de b twaalf; fommigeopde c vierentwintigh , en andere op ^Ma- de d veertigh alleen. Het fijn ook by de Caraibamn , gelijk het by-na by an- da&jtm dere Nacyen is, de Jongelingen niet die gewoonlijk de Dochteren na haren =.^« fin, en luft verkiefen : noch aan d'andere zijde het zijn de Dochteren niet die d D'e F/a- hare mannen üyt-keuren , gelijk doen die van de Provincye van Nharaga, in de ndUmv. openbare Maaltijden en verfamelingen : en gelijk ten anderen tijde" ook in Candia wierd gedaan, na het verhaal van de Hiitorye-fchrijveren. Maar als onfe Wilden haarbegeeren te trouwen hebben fy recht om alle hare naafte Nichten te verkiefen , en niet anders te feggen als dat fy haar tot J hare vrouwen nemen ; fy zijn haar natuurlijk toegefchikt ,«n fy mogen haar in hare huyfen mede brengen fonder andere Plechtigheyt ; en van alfdan worden, fy voor hare wettige vrouwen gehouden. Sy hebben foo vele vrouwen als het haar behaaght : Boven at de Hooft-mannen verheerlijken haar hier in dat fy'er vele hebben. Sy bouwen voor yedere vrouwe eene byfondere Hutte. Sy woo- ~ nen foo langen tijd als fy willen met die haar de meeite behaagt , fonder dat'er d'andere minne-nydigh opzijn. Die, met dewelke fy zijn, dient haar met eene onvergelijkelijke forge en genegentheyt. Sy maakt hun Caffave , fy kemt ' hun hair, maakt hun root, en vergefelfchapt hun op hunne reyfen. Hare mannen beminnen haar ge weldigh : maar dde liefde is als een vuur van ftroo , aansefien fy haar dikwils alfoo licht verlaten als fy haar aan nemen. * Kkk Sy 44i Zedel yke Historie Sy verlaten evenwel hare eerfte vrouwen feer felden , voornamenth'jk als fy'er kinderen uyt hebben geteelt. Wanneer fy eenige oorloghs-gevangene hebben die haar behagen, dan ne- men fyhaar tot vrouwen. Maar hoe-wel de kinderen die uyt haar geboren worden vry fijn, foo worden fy wat haar aangaat, altijd voor flavinnen ge- houden. Alle de vrouwen fpreken met wie fy willen : Maar de man derft hem niet onderhouden met d' Ouderen van zijne vrouwe, als in.buyten gewoone gelegentheden. Als het ^ebeurt dat yemant onder haar geene naafte Nichten heeft , of dat, om te lange gewacht te hebben met haar ten Houwelijk te nemen, hare Ou- deren haar alreéde aan andere hebben gegeven , dan mogen fy tegenwoordigh dochteren trouwen die hare bloed-vriendinnen niet en fijn 5 maar fy moeten haar aan hare Vaderen en Moederen verfoeken , en alfoo vaardigh als de Va- der of de Moeder haar hebban toegeftaan , zijn fy hare vrouwen , en fy geley- den haar tot haarwaarts. Eer dat ff een gedeelte van hare oude gewoonten hadden ontflelt, door den ly niemanttot wet- ommegang die fy met de Chriftenen hebben , foo namen tige vrouwen als hare Nichten , die haar door natuurlijk recht waren verwor- ven, gelijk wy dat terdont hebben gefeght , of de dechteren die de Vaderen ende Moederen haar goed-willigh op-offerden, als fy weder- keerden van den oorloeh. Dit oud gebruyk heeft vele byfonderheden die onfe aanmerkinge -waardïgh fijn, daarom is het dat wy het al-hier in het lange fullen uytbreyden, en foo als wy dat hebben verftaan uyt d'oudfte van defe Nacye,diehet hebben Xvertelt , gelijk eene proeve van de groote verwifTelingen die in hare zeden en wijfen van doen fijn ingegleden, zedert fyde kenniifevan de vremdelingen hebben gehad. Als de Caraihanen van hare oorlogen gelukkigh waren weder- gekeert , en datmen haar in hare Eylanden een openbaar ontfang hadde gedaan, eneene groote maaltijd bereyd in haar Carbet ', na de verheuging , fegge ik, die onder haar noch in fwang gaat , begon de Hooft-man d'uytkomfte van hare reyfe te vertellen, en lof- redenen te geven aan de kloekmoedigheyt der gener die haar allerdapperft hadden gedragen. Maar hy breyde fich byfonderlijk uyt op de ftrijdbaarheytvan de Jongelingen , om haar aan te moedigen dat fy altijd in diergelijke gelegentheden"het ïelve herte fouden betuygen. En het was ge- meenlijk op het eyndevan dit gefprek dat de Vaderen des Huyfgefins, die dochteren hadden in bequame jaren om te trouwen, degelegentheytwaar namen om haar aan te bieden tot vrouwen aan de genen onder de Jongelin- gen, van de welke fy de deftige en loffelijke hoedanigheden hadden hooi é pry- fen, Van de Voor-e ylanden. 443 fen, en de moedighey t en de ftoutheyt in de gevechten hooren verheffen. Elk wilde d'eerilefijn om de verwerving van fuik eenen fwager te doen. En die de raeefte vyanden hadde verflagen, was hetnaauwelijkx mogelijk op dien da^h maar eène eenige vrouwe t'ontfangé , foo vele warener die hem wenfch- ten. Maar de bloode en de laf hertige vonden niemant die haar wilde ; invoe- gen datfoomen onder haar begeerigh waste trouwen, men noodfakelijkin moedigheyt niet moeft ontbreken : want eene vrouwe onder defe Nacye, was toen een prijs die niet gegeven wierd als aan de kloekmoedigheyt. Aldus ^*»«** .'« by de Brefilmnen, mogen de Jongelingen niet trouwen voor dat fy eenigen £2^*; vyand hebben gedood. En in eene Stad van het groot Tartarye , Palimbrot ge- Hoofi-ft. naamt, fouden die van de hooghfte aanfienlijkheyt geene vrouwe konnen krij- ^*™u? ^en voor al-eer fy wel hebbé bewaarhey t, dat fy drie vyanden van haren Vorft xm&u. gedood hebben. Men feght ook dat men ten anderen tijde in Caramania , aan \£°£ftm den Koning het Hooft van eenen vyand moefte brengen, indien men getrouwt /^, wilde wefen. Het was by-na eveneens by een Volk dicht aan de Caipize Zee geleden. En wie en weet niet dat de Koning Saulde dood van hondertFili- ftijnen van David eyfchfte, tot een bruydfchat voor zijne dochter, eer hy haar aan hem ten houwelijk wilde geven ? Voorts , gelukkigh was de Vader by onfe Cardibanen , die eenigen van defe heldhaftige fwageren , die de Hooft- man geprefen hadde, d'eerfte naderde, en by het lichaam greep. Want daar was op diereyfe niets te verwachten, voor hem die na-quam : en het Houwelijk was gedaan alfoo vaardigh als dan- der tot den Jongman Hadde gefeght,ik geve u mijne dochter tot vrouwe. Dier- gelijk een woord van de Moeder voldedefelf hier in. En de Jongman dorfte de dochter niet weygeren, als fy hem aldus was aangeboden : Maar hy moed, of zy fchoon of zy leelijk was, haar van toen aan tot vrouwe aannemen. Aldus trouden onfe Caraïbanen niet door lief-koferijen. Dat foo de Cardibaanfcbe Jonge- mannen nagetrouwt te wefen noch vol- hardeden in haar dapper in de volgende oorlogen te dragen , dan gafmen haar noch andere vrouwen op hare wederkomfte- Defe toelating van vele vrou- wen is noch in gebruyk by onfe Voor-ejlanderen \ fy is ook gemeen by d'andere Barbarifche Volkeré. De Chïlojfchen bewoonderen van het Eyland van Mocba, Hifi. de ftellen er geene andere wijfe op, als dat alle de reyfen alsfyluft krijgen omi,M' eene nieuwe vrouwe te hebben , foo koopen fy'er eene voor eenen Ös , voor een Schaap , of voor eenige andere Koop-manfchap. En daar is foodanigh eene plaatfe daar het getal der vrouwen vaneene« eenigen man uytermaten VeïlSm- hoogh is*, gelijk in het Koninkrijk vanB^wtt, daar men dikwils (iet datdes^fj^ Konink feven-hondert foo vrouwen als by- futen heeft : En daar de Hechte ^V n\ Kkk 2 onder- 444 Zedelyke Historie onderdanen alfoo wel als in Mexiké* yeder tot hondert en honderten vijftigh vrouwen hebben. En aan d' andere zijde , daar worden eenige plaatfen gevon- den , daannen aan yedere vrouwe ook toelaat verfcheyde mannen te nemen, gelijk by de P e Imam Nacye van Brefil , in het Koninkrijk van Calekut,en ten anderen tij de in eenige van de Canarifche Ey landen. De u*t in De Jongelingen onder de Caraïbanen , verkeeren noch tot op heden niet by fijne Hifi. fc dochteren , noch by de vrouwen voor dat fy getrouwt zijn. Waar in (y fe- fJx3L ker wel verfchillen van de Veguans , foo tochtelijk verheft , dat om te doen fien zj.Hoóft- hoe de felheyt van het geheymvuur dat haar verteert, in haar het gevoelen ■$$&,. van alle andere vuurigheden uyt-dooft , fy haar felve d'armen branden in te- yingyande oenwoordigheyt van hare Meeftereiïen, met een ontftêke toorts- licht ^ of an- doïrZ* Sers laten fy een vlamment lijnwaad dat in den üly is gedoopt, op haar vleefch uytbranden en verteeren. En om te betoonen dat fy ter dood gequetft zijnde, de geheele wonde by haar voortaan niet meer als licht kan gerekent worden, V^Deei, ,, foo doorfnijden fy haar gantfch lichaam , en doorltèken het met poken. De Turken volgen haar hier in , na het verhaal van VïlUmont. \Vant in diergdij- ke oelegentheden geven fy haar vele fneden, en groote wonden, met hare meflfen, op verfcheyde deelen van het lichaam. Het getal van de vrouwen onfer Caraïbanen is niet bepaalt gelijk by de Mal- diveren, daarmen'er niet meer als drie te gelijk mach hebben. Maar even als dit getal ten anderen tijde gelijk- matight was na hare moedigheyt en dapper- heyt , ( want op yedere reyfe dat fy van den ooclogh weder- quamen , met ee- nenlofvanhareftoutigheyt,en kloekmoedigheyt, mochten fy eene nieuwe vrouwe eyflchen en verhopen ) foo noch tegenwoordigh hebben fy'er foo vele als fy wenfchen, en als fy'er konnen verwerven. Invoegen dat by haar , gelijk De Zery onder de Toupinambous, de geen die de meefte vrouwen heeft, is geacht d'aller- «7. Hooft- ftrijdbaarfte , en aller-aanfienjijkfte van het geheel Eyland. En in plaatfe dat ihfi.yan in het Eyland Efpanola alle de vrouwen in eene felve kamer by den man lagen, verneemt. Vincent Ie Blanc. Hêofi-ft %.Boe\. jPjYdVil f. Deel, 12. Hioft.fi. Lope* de Caraïbanen , gelijk wy al hebben aangeraakt, om alle foorten van tvyiften en rninne-nydigheden te vermijden, houden hare vrouwen , even gelijk de Turken en de Tartaren doen, in af-gefcheyde wooningen. Self fomtijds ftellen fy haar in af-crefonderde Eylanden: -of anders fy maken defe fcheyding en defe af- wêüaheyt van hare vrouwen d'eene van d' andere , op dat fy haar te gemakke- lijker fouden konnen begeven tot debouwing van hare Hovenieringen , die in vele plaatfen fijn verfpreyd. Om het felve, verfekertmen , is het dat by de Caraïbanen van de Vaflekuft het diergelijk in fwang gaat ; hare vrouwen dien lof hebbende dat fy haar van de jalouüe niet en laten prikkelen. Onfe Eylan- difche Wilden , fijn forghvuldigh hier in , dat foo fy niet meer als eene vrouwe heb- Yan de V o or-eyl anden. 445 hebben, fy niet verre van haar afwijken, en foofy'er.verfcheydene hebben gaan fy haar befoeken d'eene nad'andere. Maar fy onderhouden alle, gelijk de Florïdiamn, niet aan te raken die fwanger fijn. Men foude fich niet volkomen genoegh konnê verbafen hier over die Ljcur- Tluta9c^m gus en Solon}die lichten van Grieken-landjhaar foo blind hebben betoont, en fo yen ra» vveynigh eerlijke lieden , dat fy de Poorte hebben geopent aan den Overfpeel- licmS" der, en goed hebben gevonden dat hyby hare Borgeren inging. Want ter/e»/"' naauwernood is 'er eenigeNacyevand'aller-barbarisfte en van d'aller-wild- fte, die in haar felve geen licht genoegh heeft, om er defe wet in te lefen, die'er de vinger van de natuur heeft in gefchreven : dat het overfpel een e mifdaad is, endatmen'er eenaf-fchrik van moet hebben : en die ook niet betuygt dat fy het in vervloeking heeft , en het niet geftrengelijken ftraft wanneer hetby haar word ingevoert. Het ftrafFen van het overfpel is niet als vermakelijk by de Guinefcben. En fy is dat de vrouwe als fy niet verjaaght wil wefen , tot boe- y™fe'"&' ten aan haren man eenige oneen goud betaalt. Maar by d'Oofterlingen van HoUmde- Bengahj en by de Mexikgnen , is 'er niet mede te laggen, die in diergelijke voor- ren', vallen de neufe en .d'ooren aan hare vrouwen af-fnijden. Verfcheyde andere ié/hIjS B arbarifche Volkeren, ft raffen het felf met de dood. En de Peguans zijn foo M- geftreng by fulke ontmoetingen , en fchrikken foo voor defe mifdaad , dat by bu"c\ & haar d'Over-fpeelderen Ie vendigh worden begraven, foo mannen als vrou-*--0"'- wen, £££» DeCaratbanen fijn hier in d'aller-goedwillighfte niet, noch ook deminft belgende van hare eere. Sy konden defe fonde ten anderen tijde niet ftrafFen, om dat fy onder haar niet in fwang ging , voor haren ommegang met de Chri- ftenen. Maarhuyden ten dage, foo de man zijne vrouwe overvalt terwijl fy haar overgeeft aan eenigen anderen mans-perfoon , ofdathy van elders daar eene verfekerde kennifle af heeft , doet hy hem felf recht , ende en vergeeft haarfelden , maar dood haar fomtijds met eenen flagh van den Boutou, fom- tijds haar den buyk op-fnijdende van onder tot boven, met een fcheirmes , of den tant van een Agouty, die weynigh minder fnêdigh in het fnyen is. De uytvoering gedaan (Tjnde , gaat de man fijnen Schoon- vader fokken, en „ feght hem koeltjes : Ik hebbe uwe Dochter gedood om dat fy my niet ge- ,, trouw hadde geweeft. De Vader vind dek daad foo rechtveerdigh , dat wel verre van daarover moyelijk te wefen tegens lijnen fwager, hyhem hier ir*. ,., prijft , en weet het hem dank : Gy hebt wel gedaan, antwoord hy hem : zy ,, verdiende het wel. En felf foo hem noch Dochteren over-fchietenom te trouwen , bied 'hy'er hem eene van haar aan , en belooftfe hem te geven by d'eerfte gelegentheyt. Kkk | P«i$ 44* Zedelyice Historie Sy De Vader trouwt zijne Dochter niet , gelijk eenige hebben willen kogen. fchnkken van defe mifdaad , en indien'er onder haar bioedfchendige Va- deren fijn gewceft> dan waren fy gedwongen om haar te vertrekken; want foo andere haar hadden betrapt fy fouden haar levendigh gebrand hebben , of an- ders in duyfend (lukken gefcheurt.] DRIE-ENJWINTICHSTE HOOFT -STUK. yan de Geboorte 9 en van d' Opvoeding der Kinderen van de Caraïbanen. MEn (let onder defe arme Indianen weynige gewoonten die foobee- (telijk fijn als die fygebruyken in de Geboorte van hare Kinderen. Hare vrouwen baren fonder groote moeyte *, en foo fy eenige fwarig- heyt gevoelen , nemen fy haren toevlucht tot de wortel van eene foorte van biefe , waar uyt :fy het fap drukken, en dat gedronken hebbende , zijn fy ter- ftont verloft. Somtijds op den fel ven dagh van hare baring , gaan fy haar met - haarkindaf-waiTchen,indenaaft-gelegene Riviereofte fpring-ader; en be- geven haar weder tot het gewoonlijk werk van het huys-houdé. De Peruviaan' Garciufo.fche, de Japonfibe, en de Brefiliaanfche vrouwen doen even foo. En het was ge- ïinfibote, meen aan d' indianen van het Eyland Hifpanjola, en felf aan d'oude Lacede- monerem, hare kinderen aldus in kout water te waflchen, om hare huyt korts na hare geboorte te verharden. De Maldiveren watTchen de hare verfcheyde dagen achter elkander. En men wil ons doen gelooven , dat de Cimbren ten anderen tijde defe kleyne fchepfeltjes nieuwelijkx geboren , in het fneeuw ley- den , om haar aan de koude en het ongemak te doen gewennen, en haar de le- den te verfterken. Sy geven geengaftmaal op de geboorte van hare kinderen, als voor het eerfte dat komt ; en fy hebben geenen geftelden- tijd tot defe vrolijkheyt ; dat hangt aan hareluymen: maar als fy hare vrienden verfamelenom met haar vrolijk te wefen op de geboorte van haren eerft-geboornen» dan betrachten fy niets te verfparen van alles wat mach mede-helpen tot het goed onthaal en de Hmdotut vreugde van de genoodighde, in plaatfe dat ten anderen tijde de Thracianen alle die in de werelt quamen met haar weenenen met haar gekryt vergefel- fchapten, haar voor oogen (tellende alle d'ellendendiemen in dit leven moet lijden. Maar üet hier de beefteiijkheyt van onfe Wilden , in hare vrolijkheyt om ü'aanwafling van haar huvfgeiin. Die isdat ter felver tijd als de vrouwe ver- loft vn de Laat. Jlyrard. Boe\. Van de Voo r-e y l a n d e n. 447 loft is de man in het bedde gaan leggen, om hem te beklagen en den gelegenen te maken : gewoonte , die hoewel fy wild en belaggelijkis , niettemin gevon- den word , na men feght , onder de boeren in eene Provincye van Vrankrijk ; en fy noemen dat faire la Couvade. Maar het gene moeyelijk valt voor den armen Caraïbaan , die hem te bedde heeft begeven in de plaatfe van de kraam- vrouwe, dat is datmen hem tien ofte twaalf dragen achter een fobertjes, en fie- ke- lieden koft doet eten , hem op yeder dagh niet meer gevende als een kleyn ftukje van de Caffave , en een weynigh water , in het welke men ook een wey- nighvan dit wortel- brood heeft doen koken. Daar na eet hy een weynigh meer : maar hy taft de Caffave die hem aangeboden word niet aan , als by liet midden geduerende de veertigh dagen, en latende de randen geheel die hy op- hangt aan zijne hutte , om te dienen tot het gaftmaal dat hy in het gevolgh ge- woonlijk voor alle zijne vrienden aanrecht. En felfhy fpeent hem hier- na, fomtijds tien maenden , of een geheel jaar, van verfcheydefpijfen , gelijk van den Lamant'm, vane" fias , eenHerodotm eneenPünïm gewaghvan maken , foo verfchaffen ons de Höofijl ' hedens-daaghfche Hiftorye-fchrijveren voorbeelden genoegh om defe waar- heytte beveftigen. En onder andere» de Hollanderen die in de Molukjztisheb- 7 '*~ ben gehandelt , verfekeren ons dat het leven in dat land gewoonlijk is bepaalt hertelling tot hondert en dertigh jaren. Vincent Ie Blanc (eght dat in Sumatra, in Java , en tndïrt, int*e gehuerige Eylanden het op-klimt tot hondert enveertigh; gelijk het i. Deel . ook by de Camidineren doet. En dat het in het Koninkrijk van Cafuhy het hon- it\H0C,fi' ^ert en vijftigKfté jaar bereykt. Fran$ojs Pjrard , en eenige anderen , getuyqen lefcarbet, ons dat de Brefileanen niet minder leven , en dat fy gaan tot hondert en feftiqh, Bi"""* U en ^ ^aar boven. En in de Florides en in Jucatan , zijn mannen gevonden die j.Dtei, defen ouderdom overtreffen, Eninder daad, men verhaalt dat deFrancoy- ViHt°^~ ^c^en, °P ^e rey^e van Laudoniere in de Florides , in het jaar 1 564. daar een oud 1. Deeit man fagen , die hem feyde drie hondert jaren oud te wefen , en Vader van vijf 26 Hooft- voortteellingen. En eyndelijk na het verhaal van Mafée , roemde hem een Ben- B^sw^^winrietOofïenin het jaar 1557. drie hondert vijf en dertigh jaren oud te de verban- zijn. Na dit alles , foude de lankheyt der dagen van önfe Cardibanen niet mo- sïSp™ §en door-gaan voor een ongehoort wonder-, noch eene ongelooflijke fake. vaarden, Afdepiades , na het verhaal van Vliitarcbm , achte dat in het al-gemeen de be- VJdtUAt. woonderen van koude landen langer leefden als die van de warme geweften, Bergeronin om dat , feyde hy , de koude de natuurlijke warmte van binnen behoud , en de ddeiimdTr 1^veet§aten toeiluyt om haar te bewaren *, in plaatfe dat defe warmte lichtelijk Scbetp- verdwijnt inde landflrekendaar defweetgaten verwijdten geopent worden yaaBo7k ^oor ^c ^^tte van ^e ^on* Maar ^'ondervinding van de Cardibanen, en foo vele il hêt\'s. andere Volkeren vanden brandenden Hemel- riem, die gewoonlijk tot foo -Boe\van hoogh een ouderdom leven, terwijl onfe Europeanen gemeenlijk jong fler- jéTS1* vende worden geilen, is ftrijdigh met defe natuurlijke redenering. Wyibe- Wanneer het gebeurt, gelijk het niet anders kan gefchieden , dat onfe Ca- %lgHoofc- vdibmen van eenigh quaad worden aangetaft , dan hebben fy de kennifle van menighte van kruyden, van vruchten , van wortelen , van olyen . men, door de hulpe van welke fy in haaft weder tot de hertelling van hare ge- fontheyt komen , indien het quaad niet ongeneellijk is. Sy hebben noch een verfekert geheym om de bytingen van de (langen te genefen , aangefien dat fy id' ader VAN DE V OOR-E YL AND EN. 455 d'ader niet hebben door-drongen. Want alfdan is er geen hulp- middel. Dit, is het fap van een kruyd dat fy op de wonde leggen , en binnen vier-en-twin- tigh uuren zijn fy onfeylbaar genefen. Het qUade voedfel van de Krabben, en van andere Ondieren waar mede fy haar gewoonlijk fpijfen, is oorfaak dat fy by-na alle onderworpen (ij n eene moeyelijke fiekte, diefy in hare tak Pjans noemen, gelijk de Franc, oyfchen aan de kinder-pokken. Wanneer fy, die van defe vule. fiekte fijn befmet , van de verfche Schildpadde , of van den Lamantin , of van den Caret , dat eene an- dere foorte van Schildpadde is , eten , zijn fy terftont daar na geheel beloopen niet buitjes, om dat defe fpijfen dit quaad doen uytflaan. Sy hebben ook dik- wils groote Gefwellen , bloed- fweeren , en vuurigheden op verfcheyde plaat- fen van haar lichaam. Om defe qualen te genefen, die ten meeften deele voort- fpmyten uyt het quaad voedfel dat fy gebruyken ; hebben fy de fchorfe van eenen baom Chipiou genaamt, foo bitter als roet , dewelke fy in het water doen weeken, en hebbende in defe vochtigheyt gerafpt de grond van eenen fekeren grooten kink-hoorn die men Lambjs noemt, foo drinken fy defe Medecijne in. Sy drukken ook fomtijds de vochtigheyt uyt de fchorfe dieverfchvan eenige boomen van Mibj>, is gefchiit, of andere ranken die op d'aarde kruypen , of die haar aan de boomen hechten, en drinken het fap dat fy'er hebben uyt-geperft : maar fy gebruyken dit genees-middel niet geerne j, dan als de boomen in hare allergrootfte fapigheyt zijn. _ Boven defe Genees-middelen, met de welke fy de quade vochtigheden van binnen fuy veren ', foo leggen fy noch buy ten-op fekere fal ven , en befmerin- gen , die eene feer byfondere kracht hebben om alle de puyften te fuy veren die gewoonlijk overblijven op de lichamen der gener die van de Fjans fijn ge- quelt. Sy mengen defe hulp-middelen met d'aflchen van gebrande rieten, de- welke fy roeren in water, dat fy vergaderen van de bladeren die aan den ftronk van den Balafi e- boom fijn. , Sy gebruyken ook tot het felve voornemen , fap van de vrucht van Janïpa, en fy leggen op de knobbelen de kern van defe felve vrucht , om dat fy de kracht heeft van alle den etter uyt de wonde te trekken, en de lippen vap de fweeren toe te fluyten. Sy hebben het gebruyk niet van het bloed-laten door opening van eene ader , maar fy gebruyken koppen en fchrabbingen op het Wtelijk deel, dat prikkelende met den tand vaneen Agouty, en het een weynigh doende bloeden. En om te verminderen de ver- baaftheyt die veroorfaakt mocht worden door foo vele ih-fnijdincren , ee- lijk wy hebben gefeght dat defe Barbare haar om verfcheyde oorfaken geven, en^die aanleyding fouden geven om fich van hare perfonen altijd bloedige lichamen in te beelden , en bedekt met wonden j foo meet men weten datty ook 45^ Zedelyke Historie ook geheymenifien en hulp-middelen hebben die onfeylbaar zijn om haar fchielijk te genefen^n de wonden foojinjijk aan te doen groeyen in het fluy- ten van de quetfuere > datmen op het lichaam ter naauwernood het minite lijkteyken kan befpeuren. Sy dienen haar ook met konflige badingen, en doen fweeten dooreenc foorte van badfiove waar in fy den lijdenden beiluyten , die door dit hulp- mid- lefcarhot , del zijne geheele genefmg verwerft. De Sorikgifcben doen hare fieken ook eadtiMt. fweeten . maar fomtijds bevochtigen fy haar met haren adem. En tot de ge- nefino- van de wonden,fy,en de Florideanen fuygen'er het bloed uy t,gelijk d'ou- de Genees- meeileren dat in gebruyk hadden, wanneer yemant van een ver- gifti^h beeft hadckgebeten^eweeft , daar toe al voren doende bereyden den genen die deTenTlenft moeft uytvoeren. Men feght ook dat onfe Cardiba- tietty als fy van een gevaarlijk Serpent fijngeftêken geweefl, hare wonden doen uy t-fuygen door hare vrouwen, nadatfyeenenjir^iikjiebben ingeno- men, die de deugt heeft om de kracht van het vergif te vernietigen. De Tou- pinambous fuygen felf defigkgiedcnJSiig9Biat'er §eene wonde is. Het ge- 'linfchoten ne ook iomtijds in dóTïciridës\vord gedaan. En de Turken als haar eenige fi^' finkingen , en eenige fmerten overvallen , of in het hooft , of in eenigh ander üeyfe ra» fee\ van het lichaam, dan branden fy het deel dat lijdend is. Eenige van de Barbarifche Volkeren , hebben noch wel vremder hulp- middelen in hare fiekten, gelijk by de Hiftorye-fchrijveré gefien kan worden. Aldus feydemen dat d'Indianen van Meckoacbam en van Tabafco in Nieuw- Spanjen , om haar van de koortfe te genefen naakt in de Rivisre fpringen, wa- .^nejxoWajrJiajsJ^ _q1]?i;jVnagpn Eene by-na diergelijke daad is by de Cardibanen gefien. Want mijn Heer du Montel vond'er op een tijd een oud man die zijn hooft wiefch by eene fonteyne die uy termaten kout was. En hem daar d'oorfaak af gevraaght „ hebbende , antwoorde de goede_flokkert : Compere , dat is om my te ge- 3, nefen : want ik ben Mouch^ datTstel feggen geweldighjveikouwt. D'Edel- mankondehem niet onthouden van lagghen: maar ook hadde hy'er mede- lijden mede , geloovende dat dit genoegh was om den ouden man te verliefen. m En ©ndertuflchen tegen alle de regelen van onfe Genees- konft, viel dit vremd ï) hulp-middel met hem gelukkigh uyt. Want onfen Edelman ontmoette hem -» des anderen daoghs , blijgeeftigh en wel te paife , en t'eenemaal van fijne ver- 'kouthey t verlott- Ook de Wilde ontbrak niet daar op te_£ochen , en met on- fen Francoys te boekten over zijne ydele mededogentheyt van den voorleden dagh. De Cauïbanen zijn uytmuntend jaloers over de gehcymeniiTen van hare Genees- De lery , 2 o. Hooft Boe\, >•? Waar in fy ™t*Ui*i .. J yan de ten en van yin cent Ie Van de Vo or-eyl anden. 4531 Genees-konft } boven alle de vrouwen die Teer verftandigh zijn in alle de/e fuyveringen : en waarom het ook wefen mach , fy hebben tot noch toe aan de j> Chriftenen niet willen mededeylen d'opper-vermogenile hulp-middelen die >j fy hebben tegen de quetlingeu van de vergiftige pijïeiL-Maar fy weygeren niet daar over te gaan en die te verbinden , als fy hare hulpe van noode hebben : in het tegendeel fy komen'er vrolijk aan, en vry wiiligh. Aldus een perfoon van hoedamglieyt onder onfe Francoyfchen gevaarlijk gebeten zijnde geweeft door een Serpent , werd gelukkighlijk genefen door haar middel, feker wel verfchillen met die beeflelijke van Guinee en vstïiSumatra *Jiie geene i mededogentheyt met hare eygene fieken hebben , haar verlatende als arme heeften* Maar het oud volkuyt de Provincye van Babiion, lieten haar alle mZc fiekten foo byfonderlijk ter herten gaan , dat de fieken in eene openbare plaat- *• Deel> fe wierden geleght , en yeder moeft haar het hulp- middel aanwijfen , waar van JJ'^ hy d'ondervin ding op hem feit' hadde gedaan. DiemCambaya hebben gereyft, Keiadot. feggen, dat'er felf een Gaft-huys is, om de fieke Vogelen vvaarje nemen. l Boe{' Wanneer de gewoonlijke hulp-middelen die onfe Caraihanen in haren nood gebrayken, foodanigh eene uytkomft niet hebben gehad als fy haar belooft hadden, dan nemen fy toevlucht tot harejffiis, , dat is tefeggen, tot hare Swarte-konftenaren, die ook de Genees-meefteren na-apen : en haar verfocht hebbende om haar te komen befoeken, plegen fy raad met haar op d'uyt- komft van hare fiekten* DqCq ongelukkige onderftanden van den boofen Geeft, hebben door hare beguygelingen , foodanigh een geloof onder defe arme bedrogene verworven , dat fy geacht zijn gelijk Seghs- lieden van het le- ven en van de dood , en foodanigh ontfien ter oorfake van hare befweringen, t en de wrake die fy nemen over alle wie haar verachten , dat er niemant is on- der dit ellendigh Volk, die niet voor eerlijkheyt rekent met eene blinde ge- hoorfaamheyt haren raad aan te hangen. Wat belangt de Plechtigheden die Cy in defe gelegentbeden gebruyken , wy hebben haar aireede aangeraakt in het Hooft- (tuk van haren Gods-dienft. Het moet voor alle andere dingen wefen , dat de Hutte waar in de Eojé komen moet , wel fuyverlijk bereyd fy : dat dekleyne tafel die fy Matoum noemen, fy gedekt met Amkri voor btyjgya , dat is te feggen , met eene offerande van Cajftve en vznOuptou voor den boofen Geeft; en felf met d'eerftelingen van Karetuynen, indien't in het fayfoen der vruchten is : Daar moeten ook in een j» van de hoeken van de hutte foo vele kleyne ftoeltjes ftaan , als 'er perfonen by dit afgry feiijk werk fullen gevonden worden. Na defe voor- berey dingen , de Bojré, die nimmer dit werk der duyfterniffen pleechtals byde nacht , hebbende forghvuldigh doen uyt-bluifchen alle het M m m vuur -» r> i ) Boe\, j8. Hisft'fi. ^58 Zedelyk-e Historie vuur dat in de Hutte en daar ontrent was, gaat by dtCe donkerheyt in , en zijne plaatfe gevonden hebbende ter hulpe van het (wak fchijnfel van een aangeftê- ke Tabak- eynde dat hy in fijne hand draaght , foo fpreekt hy terftont eenige Barbarifche woorden ; daar na fïampt hy met fijn flinker voet op d'aarde met verfcheyde hervattingen; enhetTabak-eynde, dathy in zijne hand draaght, in zijnen mond geftêken hebbende, foo blaafthy den rook die'er uyt-komt vijf ofte fes-malen omhoogh, daarna het Tabak-eynde in zijne hand bryfe- lende, foo verfpreyd hy het in de lucht. En alfdan de Duy vel die hy door defe )y aperyen heeft doen op- komen , fchuddende met eene felle waggeling het dak J) van de Hutte , of eenigh ander vervaarlijk gerucht verwekkende , komt alfoo •>i vaarcHgn te voorfchijn, en antwoord onderfcheydentlijk op alle de vragen, die hem door de Boyé worden gedaan. JndiendeDuyvelverfekert, datdefiekte van den genen om wie met hem raad word gepleecht , niet doodelijk is , dan naderen de Bojé en het fpook- V beelt dat hem vergefelfchapt by den fieken , om hem te verfekeren dat hy wel haaft falgenefefifijn; en om hem in defe hope t'onderhouden , foo raken fy >K d'allerfmertelijkfte deelen van fijn lichaam fachtelijk aan , en die een weynigh >> gedrukt hebbende , foo veynfen fy daar uyt te doen komen eenige doornen, n gebrijfelde beenderen , fplinteren van hout , en (tukken van fteen, die , na het f» feggenvan defe ongelukkige Genees-meefteren , d'oorfake van fijne cjuale waren. Sy bevochtigen ook fomtijds met haren adem het fwakkedeel, en daar aan met verfcheyde hervattingen hebbende gefogen , foo overtuygen fy den lijdenden, dat fy door dit middel hebben uyt getrokken alle het vergif dat in fijn lichaam was, en dat hem in quynen t'onder-hield : Endelijk tot het be- > fluyt van defe vervloekte verborgentheyt , foo wrijven fy het gantfeh lichaam 1 van den fieken met het fap van de vrucht van Jijnipd., die het verft met een ge- > weldigh donker bruyn, het welke is als het teyken en het zegel van fijne genefing. De gene die gelooft door fuik een verdoemd middel genefen te wefen , is gewoon tot erkentenis een groot gadmaal aan te rechten , waar aan de Bojé d'eerfte fitplaatfe onder de genoodighde houd. Hy moet ook niet vergeten d'AmèrJ voor den Duy vel , die niet vergeet hem al-daar te laten vinden. Maar indien de Bojé heeft onderftaan uyt de gemeenfehap diehy met fijnen Geeft heeft gehad , dat de fiekteterdoodis, foo genoeghthy hem met de fieke te vertrooften , hem feggende , dat fijnen God , of om beter te feggen fijnen ge- meenfamen Duy vel, medelijden met hem hebbende, hem wil mede voe- ren in zijn Gefelfchap, om verloft te wefen van alle fijne fwakheden. Sekere Volkeren , niet konnende dragen de moeyelijkhey t en d' ongemak- ken Van de Vo or-eyl and en. 459 ken vane^nen al te verminkten ouderdom, waren gewoon met een glas Scher- Hng hare fiele te verjagen, die al te lange na haren fin in haar ellendigh lig- haam kroop. En eenige andere , na het verhaal van Plmius , vermoeyd zijnde van te leven, ftortedenhaar in de Zee. Maar in andere landen , verwaclueden 4- M>_ de kinderen niet dat hare Vaderen tot fuik eenen hoogen ouderdom zijnde ge- ^. komen, defe uytvoering deden : Want men feght dat door eene openbare wet, m*» 4« fy daar van de Vader-flaghteren en de Beulen waren. En de Son verlicht noch ^.fi, huyden ten dage in eenige Frovincyen van de Florides , vervloekte fchepfelen, die door eene foorte van Gods-dienft en Godvruchtigheyt , hare Vaderen ter neder vellen en flachten als fy tot hare verminktheyt fijn gekomen, gelijk per- fonen die in defe werelt onnut, en haar felven tot een laft zijn. Maar hoe verre d'Ouderdom van onfe Caraïbanen mach gekomen wefen, foo worden de kinderen nooyt moede hare Vaderenen hare Moederea in dien ftaat te fien. Het is waar , dat eenige Caraïbanen de dood van hare. Ouderen >> hebben verhaaftet, en hare Vaderen en Moederen gedood , geloovende een ,goed werk te doen , en haar eene lieftallige gedienftigheyt te bewijfen , in haar te verloffen van vele ongemakken en moeyelijkheden , die d' ouderdom met hemjleept. Een oudHooft-man die onfe Fran^oyfchen TH^bot noemden, verheerlijkte hem dat hy defen af-grijffelijken dienft aan verfcheyde van zijne voor-ouderen hadde gedaan. Maar eerftelijk de Caraïbanen gebruykten defe onmenfchelijkheyt niet als wegens de genen die het aldus begeerden , om van d'ellenden defes levens verloft te wefen : en dat was niet als om te voldoen d'ernftige gebeden van haar die vermoeyt waren in te leven wanneer fy aldus handelden.Daar-en-boven,defe barbarye is nimmer al-gemeenlijk onder haar aangenomen geweeft : en d'allerverftandighfte hebbener tegenwoordigh ee- nen gruwel af, en onderhouden hare Vaderen en hare Moederen tot aan den *> laatften oogenblik van haar leven , met alle forghvuldigheyt , en alle de betuy- gingen van vriendfchap,eerbewijs, en vanonderdanigheyt diemen foude kon- nen verwachten uyt eene Nacye, die geen ander licht heeft om haar tegeley- denals dat van de verdorvene natuure. Sy dragen geduldighlijk de gebreken en de ^êmelijkheden van haren ouderdom, vermoeyen hun niet in haar te die- nen enhouden haar foo veel als mogelijk is by haar om haar te vermaken , ge- lijk onfe Franc,oyfchen dat in eenige van hare Eylanden hebben gefien. Het welke geené kleynen lof verdient,indien men overweeght dat dit by Barbaren word gedaan. Dat foo eenige onder haar , harej/ aderen en hare Moederen al- dus niet eeren, die fijn ontaart van de deugt haar'er Voor-ouderen. nmiotm Maar als, niet tegenftaande alle hare forgenen alle hare moey ten , fy ye- *.M^» mant van hare naaften of van hare vrienden verliefen , dan maken fy groot ge- . : hH lnt M m m 2 fchreeuw )? hnM, 5 Bu\, i Hoêjt-ft 460 Zedelyke Histohië vm Jpti- fchreeuw en groote weeklachten op fijne dood j Wel in het tegendeelige van d'oude Tracianen, en van d'lnwoonderen der gelukkige Eylanden, die hare dooden met vreugde , danfen en liederen begroeven , gelijk perfonen die ver- loft waren van d'ellenden des menfchelijken levens. Na dat de Camibanen het doode lichaam met hare tranen hebben bevochtight , wafi'chen fy het , maken het root, wrijven het hooft met olye, kemmen het hair, vouwen het de beenen tegen de dyen , d'ellebogen tuflchen de beenen door, en fy buygen het aange- licht op de handen, invoegen dat het geheel lichaam by-na is in het feivepo- fluur als het kind in den buyk van zijne Moeder, en fy winden het in een nieuw bedde, verwachtende dat fy het in d'aarde leggen. Keyjeyan Daar zijn Nacyen gevonden die aan de doode lichamen de Rivieren tot ge- n'rf'1, woonlijke graven fchonken , gelijk de Ethiopiër*. Andere wierpen haar voor de vogelen en voor de honden , gelijk de Parthen , de Hircaniers , en haar'es ge- lijken alfoo eerlijke lieden als Diogenes de hondfche. Eenige andere Volkeren een weynigh minder ongevoeligh , dekten haar met een hoop (reenen. Men feght dat eenige Afnkanenhaaï in aarde vaten leggen: en dat andere haar in glas huysveften. Beraklij'h die het vuur voor het beginlel van aiJe dingen hield, wilde dat mende lichamen brandde, op dat fy tot haren oorfpronk fouden wederkeeren. En defe gewoonte by de Romeynen eenige eeuwen achter een waar-genomen zijnde geweeft, gaat noch hedentn fvvang by verfcheyde Vol- keren van het Ooften. Maar Cyrm feyde al dervende , dat'er niets gelukkiger was , als in den fchoot van d'aarde te wefen , die de gemeene Moeder was van alle menfchen. D'eerfte Romeynen waren van dir gevoel en^ want fy beo roe- ven hare dooden. En dit is ook het gene men onder fbo yeleveiïchillende wijfen en manieren by de Caraïbanen in gebruyk vind. Sy maken hare kuylen niet oponfen ftijl ; maar gelijk de Turken , de Brefilianen , en de Canadiners de hare maken, dat is te feggen tot de diepte van vier ofte vijf voeten, of daar on- trent, van ronde gedaante, op de wijfe van een ton : en op den grond fetten fy een kleyn ftoeltje , op het welke^d'ouderen en de vrienden van den overlede- nen, het lichaam {tellen, dat latende in het felvepoftuur dat fy het gegeven hebben ftrakx na fijne dood. Sy maken gewoonlijk dekuyl indeHutte vanden overledenen, of foo fy hem elders begraven , dan maken fy altijd een kleyn dekfel op de plaatfe daar het lichaam ruften moet , en na dat fy hem in defe kuyl hebben laten fakken, en in fijn ^.^gewonden , maken fy'er een groot vuur rondom , en alle d'al- leroudfte foo mannen als vrouwen huyken op hare knyen. De mannen plaat- fen haar achter de vrouwen, en van tijd tot tijd laten fy haar de hand over d'ar- men glijden om haar tot weenen aan te porren. Paar na al Zingende en al fchreyen- Xcnofo n én fijne Cjropedit S. Boe{. Tl in. 7. Boe\, f4. Wfitft'fi. VandeVoor-eylanden. 461 „fchreyendefeggen fy alle meteene erbarmlijke en klagende ftemme. Ach ,, waarom zijt gy geftorven ? Gy had foo vele goeden Manioc , goede Fatateny „goede Bananen , goede Ananajfen. Gy waard foo bemint van uw Huysgefin, , , en men droegh fuik eene groote forge over uwen perfoon. Ach waarom zijt „ey dan geftorven, waarom zijt gy dan geftorven? Indien het een man is, ,) dan voegen fy'er by. Gy waart foo ftrijdbaar en foo edelmoedigh. Gy hebt „foo velevyanden terneder-gevelt: gy hebtin foo vele gevechten uytge- „ munt : Gy hebt ons foo vele Aroüages doen eten : Helaas wie fal ons nu ,, tegens d' Aroüages befchermen ? Ach waarom zijt gy dan geftorven ? En fy hervatten het fel ve lied verfcheyde malen. De Toupinambous maken by-na de felve weeklachten op de graven van hun- De*erffm „ ne dooden. Hy is geftorven , feggen fy , die goede Jager , die uytmuntende jj^0 ° ,, Viffcher, die dappere Krijfch-man, die brave eter van gevangenen, die „groote verflager van Portugefen, en vznMargajatten,die edelmoedige be- „ fchermer van ons land. Hy is geftorven. En fy herhalen dikmalen het felve gedicht. De Guinefihen vragen ook aan hare dooden , wat haar heeft verplicht ^'feng om tefterven, en wrijven haar het aangeficht meteen ftroowifch om haar Hollende- wakker te maken. En Busbekius , in de Vertelling van fijne Af-gefantfchap-"»*"^' pen in Turkijen, verhaalt, dat gaande door eenen Burcht van de Servïa , Tago- dena genaamt , hy vrouwen en dochteren hoorde , die weeklagende by eenen dooden, tot bemin hare lijk-gefangen feyden, gelijk of hy bequaam hadde „ geweeft om haar te verft aan. Wat hebben wy verdient , en waar in hebben „ wy ontbroken om het in uwen dienft en t'uwer vertroofting tê doen ? Wat „ oorfaak van mifnoegen hebt gy ooyt tegens ons gehad , die u verplicht heeft „ om ons te verlaten , en ons aldus ellendigh en bedroeft te doen blijven ? Het geene ten deele over-een komt met de Lijk-klachten van onfe Caraï- banen. Het gejammer en het gehuyl van de Toupinambous en van de Y'irgmïanen 'm diergelijke gelegentheden duert gemeenlijk een maant. De Volkeren van vhwèkm Egypten , deden hare tranen feventigh dagen dueren. En eenige t4ov\ÜMen™Jl ** gebruyken oude wijven fes geheele maanden. Maar Ljicurgus hadde den rouwg»*, " bepaalt op elf dagen, en dat komt feer na- by den tijd die de Cariïibanen ten anderen tijde namen om den overledenen te beweenen, eer fy hem met aarde overdekten. Want geduerende den tijd van tien dagen, of daar ontrent, qua- men hare bloed-verwanten en fejf hare aller-befte vrienden den dooden twee- malen desdaaghsaan dekuylbefoeken. En fy brachten defen dooden altijd „ t'eten en te drinken, yeder reyfe tot hem feggende. Ach waarom zijt gy ge- j, ftorven ? Waarom wilt gy in het leven niet weder-keeren, Seght ten min-- * , Mm na 3. ,,iten 4^2 Zedelyke Historie Siet .Aco- flu,De Le~ rjt Paulu* den longe, francoüt Cauche . Totnas Ni* coleby Ber- gere», Car. •fin, en Tru gaat. Acofia, Hiflorye yan China, de Laat , Ga/ciUJfo, Pirard , linfchaten en andere. yirgiliu* , lArrïaan, Tacitus. 7-Boe^ i z, Hooft- „ (len niet dat wy u geweygert hebben waar van gy leven moeft. Want wy „ brengen u t'eten, en te drinken. En na dat (y hem dafe fchoone vermaning hadden gedaan , gelijk of hy die hadde konnen hooren , foo lieten fy by hem op de kant van de kuyl de fpijfen en de dranken tot aan het ander befoek , dat fy haar op fijn hooft (tieten , om dat hy iich niet gewaardighde fijne hand uyt te (teken om haar aan te nemen. De Peruvianen , de Brefileanen , de Canadïneren , de Madagafiarfcben , de Cana- rianen , de Tartaren , de Cbinefen , vergefelfchappen ook met eenige fpijfen , de graven daar fy hare naalten in leggen. En fonder foo verre te gaan, gebeurt'er niets yets diergelijkx onder ons ? Want men dient geduerende eenige dagen d'af-beeldfelen van onfe Koningen en van onfe Vorften nieuwlijkx gekorven, en men bied haar aan te drinkenen t'eten gelijk of fy levendigh waren : felf tot voor haar te doen de proef van de fpijfen en van de dranken. DeCaraibanenvzn eenige Ey landen (lellen noch heden fpijfen by de kuyl--- van den dooden ; maar fy laten haar foo lang een tijd niet fonder haar met aar- de te dekken, als fy ten anderenmale deden. Want na dat het Lijk-gefang ge- è'yndight is , en dat de vrouwen alle hare tranen hebben uyt-geput , leght een van de vrienden des overledenen hem eene plank op het hooft, en andere ftouwen d'aarde met de hand allenxkens voort , en vullen de kuyl. Men ver- brand daar na alles wat den dooden toebehoorde. Sy dooden ook fomtijds (laven om de fwervende Geeflen van hare dooden te vergefelfchappen, en haar te gaan dienen in d'andere werelt. Maar defe ar- me ellendige ontfnappen het te voet als haarMeefler derft , en befchermen haar in eenigh ander Eyland. Men krijghteen rechtveerdighe fchrik op het verhaal van defe onmenfchelijke en Barbanfche lijk- plichten, die bevochtight worden met het bloed van de (laven , en van verfcheyde andere perfoonen,en die vrouwen voor het gelicht (lellen met den (Irot af-gefneden, gebrand, of le- vendigh begraven , om in d'andere werelt hare mannen gefelfchap te gaan houden , geiijkmen daar voorbeelden af vind by verfcheyde Nacyen. Maar onfe Cardibanen genoegen haar in defe ontmoetingen , met de Slaven van den overledenen te dooden, foo fy haar konnen achter- halen. Het was aan.de Lacedemoneren verboden yets met de dooden te begra- ven : maar het tegendeelige heeft in fwang gegaan , en gaat noch heden ten dage in fwang by verfcheyde Nacyen. Want fonder te fpreken van foo vele kollelijke dingen diemendede vernietigen met de lichamen die na hare dood door het vuur gingen, by d'oude Romeynen , Macedoneren , Hooghdziyt- fchen , en andere Volkeren : Soo lefen wy in de Hillorye van Jojrfus , dat de Koning Salomon groote Rijkdommen op- (loot met het lichaam van David fijnen mg Van de Voor-e ylanden. q6j fijnen Vader. Aldus leggen de Tartaren in het graf met den'dooden,al(ijn CayP'»> goud en filver. En de BrefiUanen , de v'irgmianen , de Cangdineren , en verfchey- De Leïy ' de andere Wilden begraven met het lichaam de kleederen. , de toerufting , en m! den ga.itfchen aanhang van d'overledenen. HolUnde Dit de Jen ook C Ah 4% lijkii^r<«Jijne zenuwen of fijne „ aderen. Sy noemen noch aldus de wortelen van de boomen. Mijn bloed. M. Nitta. V. Nimoinalou. Mijnhair, mijne hairen, Niübour't. Mij n hooft ^Nicheucke. )\ Mijne oagen, Nakgu. (| Mijn oogh-appei , Nakou-euke* Dat is — eygentlijk te feggen , De kjerne van mijn oogh. ^^ Mijn ooghfchedel Nakou-ora. Dat is ~~ te ^ggen, het vel van mijn oogb. Mijne winkbraauwen , Nakgujou, ey- gentlijk het hair van het oogh, —Mijn voorhooft,, Nerébé. Mijn aangeficht, Nicbibon. Mijne neufe, Nicbiri. Mij ne mond, Nïóumk. • Mijne lippe, Nioumórou, Mijntant, Nart. Mijnbaaktant, Nackjuh* fl Caraïbaanfch Woorden-Boek. 4^5 Mijn tantvleefch , ^i^Êii^kj ey- gentlijk , het gene tegen mijne tanden aanflaat. Mijn oor, Narikaë. Mijne hooftftapen, Noubojoubou* MijneJ^aJsen, NatignL Mijnetonge* Nmigné* Mijne kinne, Nariona. Mijne mammen, Nouri. Mijnborft, Narokou. Mijnfchouder, Nêché. Mijn wm,Narretwa,het beteykent ook een Vlerk^ Mijnelleboogh, neugeumeuke. Mijne handen, nóucabo. Mijne vingeren, noucabo-raün, gelijk of gy feydet , de jonge of de kinderen van mijne hand. Mijn duym, Nbucabo-iteignum} eygent- lijk dat tegen de vingeren geflelt is. De pols, Loucabo knichi , dat is eygent- lijk te feggen de z^ekyan de band* Mijn nagel, Noubara. Mijne mage, nanichirokou. Mijn herte , M* niouanni. V. nanicbu dit woord beteykent ook , mijne - Üele. Mijne longe, Noara. Mijne lever, Noubana, Mijne ingewanden, Noulakaë, ditbe- teykent ook den btiykz Mijne nieren, nanagane. Mijne zijde, nauba. De milte, eouëmata. De blafe, Ichikoulou-akaë. Mijn navel, narioma. De natuurlijke deelen van den man, M. Uloujsoulu V. Nehuera. ~"~N n n De ^£6 Caraïbaanfch Voorden-Boek De natuurlijke deelen van de vrouwe, Touloitkou* Mijn achterfte, mriomd-rokou. Mijne billen, niatta. Mijne dyèn,nebouik. Mijne knyè', nagagirikz Mijne kny ë-{ch'\]ve}ni(baoua-chaoua. Mijn been, nourna. Mijn fcheenbeen, nourtu-aboulougou. Mijn gewacht, napataragoune , dat is te feggen , een by-gevoegt ding. Het gene'fy ook toe-eygenen aan een ftuk of lap datmen op een kleed fet. Mijne enkelklaauwe, noumourgouti. Mijn voet, nougoutt. Mijn hiel, nougouti-rdim. Dat is ey- gentlijk te feggen , de jongen van de voet. De plante van mijnen voet, nougoutï- rokou , eygentlijk , bet binnenjie van de voet. Gelijk fy by-na de namen der dingen, boven al die van de gedeelten des lichaams nimmer enkel en op haar fel ven noemen ', maar dat {y die '^vëTbinden aan eenen van de drie JJêxfbnen , foo hebben vvy haar hier II. BLOED-VRIENDSCHAP en AAN-HU WLYK1NG. MYn bloed- vriend, M. Nioumou- likouy., Nitoucke. Mijn huwlijk, Toiïéüeteli. Mijn man, Niraiti. Mijn Vader tot hem fprekende, M. en V. Baba. Van hem fprekende M« Youmaan , V, NoukÓHchW. Mijn Groet- vader, M. Itamoulou, V. nargouti. Mijn Vaderlijke Oom. Men noemt hem Vader, Baba. En om den wa- ren en ey gentlij ken Vader te betey- kenen , als men hem voor-wetens wil onderfcheyden , foo maaktmen fomtijdsdefe by- voeging Baba tin- naha. De moederlijke Oom.= M. Yao, V; Akatobou. Mijn Soon , M. Imahou , Imoulou , Ya- moinri , V. N irabeu. Mijn Jongen- foon, H//>a/j , als'er niet meer als een is : maar als'er vele _ë|«len eerflen perfoon geftelt. Die j fijn, Nibagnem. haar op d'andere wil voegen , fal ! Mijn eer-gebore broeder, M. Hanbin, maar d'eerfte letter va yeder woord j V. ïs'iboukayem. te veranderen hebben: gelijk men j Mijn jongitgebore , M. Ouanoue, en dat kan leeren uyt het Hooft- fluk ! lbiri ; dat is eygentlijk te feggen, vandetale. * I mijnbelft^.Namouleém. : Mijn fchoon- broeder, en mijn moe- derlijke Neef, M. lbamoüi , V. Kikeliri. De Caraïbaanfch Woorden-Boek. 4*7 De Neef niet aan deNichte getrouwt, Tapataganum. Mijn kinds-kind , of Sufters of Broe- ders kind, Tanantigané. Mijn Swager , Hibali moukgu > dat is te feggen, die kleyne hinderen maakt* Mijne vrouwe , M. Yenénery , de vrou- wen feggen, L\knï> zijne vrouwe. Mijne Moeder, tot haar fp rekende, M. en V. Btbi , dat is ook een uy troe- ping of verheffing van een faak. Van haar fprekende , M. Ichanum , V. Noukouchourou. Mijne Schoon-moeder van het twee- de bedde, Noukoucbourouteriu Mijne Schoon-moeder waar van ik de dochter hebbe getrouwt, Imenouti. Mijne Groot- moeder, M. InnoutiyV. Nagette. De moederlijke Moeye , hiet moeder, Bibi. De Vaderlijke, Naheupouü. Mijne dochter, M.Niananti, V. Ni- raheu. Mijne Sufter, Nifött. D'eerfte geboorne , Bibi-Ouanouan. De Jongftgeboorne, Tamouléloua. Swagerinne , fchoon- dochter , en Nichte, Nibaché. Mijne Nichte, M.Touèüéri, dat is te feggen, mijne vrouwelijke of mijne be- loofde; om datfy aan hare Neven natuurlijk tot vrouwen behooren. De vrouwen feggen Touëüou. De kinderen van twee broeders , noe- men haar Sufters en Broeders : de kinderen van twee Sufteren even foo. III. STATEN en HOEDANIGHEDEN. E En man, of een mannelijke, M. Ouekeüi : in het_meervoud > Ouè- hjjem , V. Ejéri : in het meervoud , Ejèrium. Eene Vrouwe , of eene" vrouwelij- ke,M. Oue'lle: in het meervoud : Ou~ Hem, V. lnarou : in het meervoud , Innöjum. Een kind, Niankeili. Een jongen, Mouléke. Eene dochter, Niankeirou, Een kleyne jongen, Ouëkeltiraeu , ey- gentlijk, een kleyne mannelijke. Eene kleyne dochter, OuëlU-raeu ey- gentlijk eene kleyne vrouwelijke. Een Oudman, Oudiali. Een Vader des Huysgefins , Tioubou- touli authe. Een Weduwenaar en eene Weduwe, Moincha, Een medegefel, banarL Een vriend , M. ibaouanale , V. Èffijf non. Eenvyand, M. Etóutou, V. Akant. Een gemaakte vyand , Etéutou noub'h Aldus noemen fy alle hare vyanden die gekleed gaan. Wilden, Maron. De Caraibanen geven defen naam niet als aan de dieren> en aan de wilde vruchten. Inwoonder, bonon. Eylander , of bewoonder van een Ey- land, Oubao-bonon» Nnn 2 Be- - s* 46S Caraïbaanfch Woorden-Boek. Bewoonder V^n het Vafte-land , ba- lcue-bohon. Zee-man, balanaglé. Aldas noemen fy de Chriftenen , om dat fy van foo verre over zee in haar land komen. Generaal van een Scheeps-leger, of Amiraal, Nbaléné. Hooft-man van een Schip, Tiottboutou- lï canaoüa. Groot Hooft-man , of een Generaal, Oubeutou ; in het meervoud, Oubou- tounum, Plaats-houder, Tiouboutoumali ,dat is Rond, Cfrir'triti. Vierkand» Patagouti, Schoon, Bouitoutï* Leelijk, Nianti uhibou. Sacht, Nioulouti, Hard , Téleti. Droogh, Ouarrou, Ovarrout'u Vochtigh, Koucbakouali. De hitte en de koude fijn op den \x* tytel uytgedrukt. Wit, Alouü. Svvart, Ouliti. Geluwj Hoiïëreti. eygentlijk te feggen betjpoorvan den I Rood, PonUi. Hooft mm of het gene na hem te voor- Sy konnen niet noemê als die vier ver- wen, en fy brengen er alle d'andere Dief, Toualouti. (toe. fchijn komt. Soldaat, of Oorlogs-man, Netouhouïti. Schild- wacht , Verfpieder, Arikouti, Nabara. Mijn oorlogs-gevange > Nwuitouli, Nioiïëmakali* De gene die den lafl heeft om de ga- ften t'ontfangen, Niouakaiti. Mijn hiter-knecht , foodanigh als de Chriftenen hebben Nabonyoiu Slaaffchen dienaar, Tarnen. Een Jager, Ekerouti. Vet, Tïboulélu Mager, Tculééii. Groot, Moucbipééli. Dik, grof, Ouboutonti. Kleyn, Nianti, Raeu. Katijvigh, Pikenine, in baflaarttaah Hoogh, Inouti. Laagh, Onabouti. Diep, Oulclith Anianliti. Breed, Taboubérett. Lang, Mouch'magouti» Bloeókhendige^akoujoukouatiti* Overfpeelder, Oulimatet'u Hoerreerder, Huéreti. Twift-gierige, Oulibimekoali, Koauaiti. Verrader, Niroboutëiti. Quaad, Oulibaü, Nianóuanti. Goed, Iropenti. Wijs, Kanichicoti. Behendigh, Mamgat. Dwaas, Leuleuti ao , ofTalouali ao , dat is eygentlijk te feggen ,Diegt£nlkbt beeft. . Dapper, Baühwmpti» Schelm, Abaouati. Blijde, Aouërekoualioum. Droevigh, Imoriëmeü. Dronken, Nitimaïnti. Rijk, Katakgba'üi. Arm, MatakobaüL Stekende, Chouchouti. Dood, Neketali. IV. DA- IV. DADEN TOCHTEN. HY betrouwt fichinhem, Moin- gattetiloné. Verwacht my, lacaba, Noubara, Hoopt, wacht, Alliré. Hoopt in hem, Eminichiraba. Hope, Ementkhira* Mijne hope, Nemenichiraeu. Mijne vreefe, Ninonnoubouli. Mijne vreugde , M. Naouëreoon, V. iüïouannu Mijne droefheyt, Nitikabouë. Hy is geboren, Emëignouali. Weeft utelkom » Halea tibou. Ik hebbe honger, Lamanatma. Ik hebbe dorft, Nacrabatha, Geeft my t'eten , of, geeft my brood, M. lerebali ümbomm , V. Nouboute urn boman. )l Geeft my te drinken, Nat om boman. Eet, gebiedender wijfe, Ba'ika. Eten , fonder eenigh opficht geno- men , het gene weynigh in gebruyk is, Aika. Ikete, Naikiem. Drinkt, JHomaba. Ik drinke , Natiem , Natakayem. Ik ben verhit door drinken , Nacha- rouktina. Komt hier, Uac-yetê. Gaat heen, Bayouboukga, Spreekt, Ariangaba. \ük fpreke, Nanangayeni. Swijght gy, Mamba, Caraïbaanfch Woorden-Boek. Sit neder, mouróubct. 4** ' Gaat ter aarde leggen, Xacignaba. Staat op, Agamkgba. Staat over-eynae, Raramaba* Siet, Arihaba. Hoort, Akambabcü. Riekt, Irimichaba. Smaakt'er af, Aochabaï. Raakt het aan, Kourouaba'ë. Gaat, bayoubaha* Ik ga voort, Nayoubakdyem: Wandelt, Babachiaka* Loopt, Hehemba. Danft, Babenaka. Ik danfe, Nabinakayem. Springt, Cboubakouaba. Ik ga fpringen, Gboubakpuaniabou. Lacht, Béérraka. Ik lagge , of ik verheuge my , Naouëré* ksyem. Schreyr, Ayakouaba. Slaapt, Baronka. Ontwaakt, Ahakotouaba. Waakt» Aromankaba. Arbeyd, M. TouatégmaliiV.Nouma-. nïkié. Rufie, Nemervom. Gevecht, Tibouikenoumaü. Oorlogh, M. Nainkga,V. Nikufiou^ kouli. Vrede, NïüembouloHÜ. Hy is verflage, Niouëllema'wtu Hy is overwonnen, EnepalL Ademt, Aouraba banichi. Dit wil ey- gentüjk feggen, vt rfiifi uwkffte. Blaaft, Pbeubaë. Spoecht, Cbouëha. Hoeft, Jïymba. N»n 5 Snuyd, I' T 470 Snuyd u, Namrabfi. D rekken, Houmoura. Waft u, Cbibaba. Bevochtight, Touba boubara. Gaat baden, Akao bouka. Jk fvvemme, Napouloukiijem* Hy fwemt wel, Kapouloukatiti. Hy is verdronken geweeft , Chalalaali. Hy is verfmoort geweeft, Niarakouali, Opent, Talaba. Sluyt, Taba. Soekt, Aloukgba. Vind, Ibikouaba'é. Vlieght, Hamamba. Gy valt* Bkükeroyen. Verlieft het, Aboulekpuaba'ê. Verkoopt het, Kebeciketabaë. Koopt, Amouliakaba» Hy handelt of doet Koopmanfchap; Baouanemeti. Gaat op de jacht, Ekrekabouka. Mijne jacht, Nékeren. Hy fchiet wel met den boogh > Ka~ chienratitiiboukatiü. Hy fchiet wel met het roer, Katoura- titu Gaat vifch-vangen, Tikahoukfi authe. Ik viflche; Naüakayem. Mijne viffcherije, Natiakani Hy is in de haven aangekomen, Abour- rikaali. Ik fing in de Kerke, Nallalak^em. Ik fing een lied, Naromdnkayem. Hy is verlieft op haar,hy troetelt haar, lchoAtOAti tao. Kuft my, ChoubanioumoulougoH. Ik wil genoemt wefen , noemt my , Caraïbaanfch Woorden-Boek. Hy mint hem , Kincbinti loné, Tiboui- nati. Hy haat hem, Terek*ti loné. Twift, Lioüéléboult. Dronkenfchap, Liuëiimali. Slaat, geefïelt, Baikoaba. Geefiel, Abdichaglé. Slaat hem, Apparabaë. Krabbelt, Kiomb*. Dood hem, Cbioüibaë. Hy vaart wel, Atouattienli. Hy is fiek, Nanévaëti, Natmétëiti. Siekte, Amk* y Hy heeft my onttoovert, tiaraliatina. Ik fal my wreeken, Nibanéboüibatim, Wraake, Nayouïbanabouli. Hy heeft hem gebeten, Kerrélialo. Hy is gequetft, NiboukabouMi. Hy leeft noch , M. Noulouki'ili > V. Kakeke'üi. Het leven, Lakahechoni, Hy is dood, M. Aouééli, Nikotamainali, V. Hilaali. De dood, Lalouëne. Begraaft het» het gene niet alleen ge- feyt word van den menfeh, maar in t'gemeen van alles vvatmen in der aarde leght , als van eene plante, Bonambaë. Begraving, TonamoulL V. HUYSHOUDING en H A N D £ L. F7En Dorp , Authe. Een openbaar huys: Karbet. Een huys, M. Toubiina,V. Toubomko. Een Caraïbaanfch Woorden-Boek. Eefi leuif , en een dekfel, of een wind- fchut, Aioupa. Een tuyn, Maina. Mijn tuyn, M. Imainali, V. Nicbali* Manioc kuyl, Tomonak^ Het dak, Toubana ora. Eygentlijk dek- fel van bet hujs-, of van de Hutte. Muur, of fchutheyning, Koürara. Solder, fy hebben'er geen. Plank, lboutou, Deure, Bern. Venfter, T9ttüepm> eygentlijk eengat. Bedde, M. Amaken Akat. V. Nektra. Tafel, Matóutou. Stoel, Halabeu. Kooye, Tonoulou-banna. Vat, Taka'é, het gene over al op te paf- fe word gebracht. Vaatwerk van CalabafTe, Couï. Helft van Couï, dat tot fchuttel dient, Tauba, Dit woord beteykent ey- gentlijk, cene zijde. Kroes om te drinken, Ritta. Glas , fleffche , boutella ,. uyt het Spaanfch. Traly van hout, die andere Wilden Boucau noemen, Toula. Yfere-pot, of ketel, Touraë. Aarde pot, Taumali akaë, en Canary. Kandelaar, of dat yets vaft houd , Ta- ketahlé. 47* Koffer; jlrfc*. . ' Korf, Alaouatay Catoït. Teemfe of Seve,om den Manioc door te fiften , en den Ouïcou door te lekken , Hibichet. Fijn meel van Manioc, Mouchache. Spijfe, Vleefch, lékene. Gebraden, Aribelet, Achérouti. EeneSauce, Taomali, oïlaumali. Gekapt vleefch, Natara. Een Gaftmaal , Natont , Laupali j E/f- toak.. Vergif , M. Tiboukoulou , V. Tibatt- koura. Koopmanfchap, Ebcritina. Koopman, Baouanemoukou. Pirauge , of groot Schip van de Wil- den, Canaoua. Kleyn Schip van de Wilden > dat wy Canot noemen, Couliala. Schip, Kanabiretdit komt fonder twijf- fel van ons Francoyfch woord. Coorde, of touw, lbitarrou. Cabel , Kaboja. Dat is een woord dat na ftameling gelijkt , en dat fy heb- ben ge vormt , fonder twijffel , ze- den dat fy met de vremdelingen hebben verkeert. Gelijk ook ee- nige van de volgende. Anker, Tïchïbani en Ankouroute. Mes, Couchike, Keerfe, lampe , of toorts-licht , Touli, Knipfcheiren, Chirachi. dat is van Sandaal t'geen eene gom- Veel, Mouche. Woord van de gefchon- me geeft. Keers-fnuyter, Tachackoutaglé. Vifch-angel, Keou'ê. Naalden, Akftücha, Spelde, Alopboler. de taal. Tien , Chonnoücabo raim , dat is te feg- gen, alle de vingeren van de handen. Twintigh , Chonnoücabo raim , C/ws- mugouci raim , dat is te fe3gen , alle de *z. Caraïbaanfch Woorden- Boek. de vingeren vin de handen, en alle de teenen van de voeten. Sy konnen niet verder tellen. Siet daar uw bedde , hové'kra. Siet daar uw eten, Enjerébali. Siet daar uwen drank, En batoni. Grooten dank, ofwel, Tao. Ja, Anban. Neen, Oud. Momen, Alouka. Goeden dagh, Maboiïe'. Vaar wel, Hukhau. VJ. CIERADEN en WAPENEN. SNuyfterijen , of Beufelingen in 't gemeen, Cacones. Kroone, Tiamataboni. Bagge, Toukabourj, Hals-fnoer, Eneks- Mijn hals-fnoer, Tenekalh Arm ring, NournarL Oorbehangfelen, NarikaeU, Gordel, Ieconti, oÏNiranvarj. Broosje, Jichepoulou. Frangoyfche kamme, Baïna. Dat is ons woord in ftamel taal. Kamme van Rieten, Bouléra. Neufdoek, of fnuytdoek, Nawaglé. Spiegel, Chïbouchi. Degen, Echoubara. Roer, Musket, 'Rakabouchou. Piftool , Rakab&uchon raeu , eygentlijk, klejn roery oïhleyu musket. Gefchut, Kaloon. Pijk, BeUebaart, Kanicha. De punt, M. Lichibau, V. Laboulou- gou. Het midden, Lirana. Heteynde, Ttona* De boogh, M. OulUbay V.Chimala. DcCe twee woorden beteykenen ook een Boom. De pefe van den boogh, ibitarrou. Pijlen, Alouan'h Bouleona, Hippe. "Wapen knods , waar mede de Wilden haar dienen in de gevechten in plaatfe van fwaarden, bouttou. VIL LAND, WATER en LUCHT-GEDIERTE. HOnd i Anlj. Teve , Oiiéllé anlj. Eygentlijk het Wijfje van den Hond. Verken , Boüirakou. Sy noemen het ook fomtijds, Coïncoin. Simme, of gebaarde Meer- katte, A- louka. Schild-padde, Cataüou, en in ftamel- taal, Tortille. Groote Egdiffen , Ouajamakd, dit fijn de felve die andere Indianen lganat noemen. Kleyne EgdnTche , of Mugge- flikker, Ouüsounuu Ratte, Karattoni. Katte, Méchw. Soldaat, of Slekke, Makeré. Miere, Eage. Spinnekoppe, Koula'élé. Serpent, Hehué. Slange, Couloubéra. Uy t het Spaanfch. Schor- Caraïbaanfch Schorpioen, Akourott. Vifch , Autbe > en in bedorven taal , Tisket. Kinkgehoornte , Schelpen. Sy noe- men de vifch , en fy voegen'er Ora by; gelijk of- men Ceydchet deksely of ds fthelpe van den vifch. Aldus Ouattaboiii ora, is het gene wy ge- meenlijk een Lambis noemen. Mouskite, of eene foorte van mug- gen, Aëtera, Andere foorte van Muggen , gemeen- lijk Maringoins genaamt , en onder die naam bekent , Malu KalabaU. Die witte voeten hebben. Vliege, Hu'éré-huéré. Blinkende Mugge, Cagoujou, dit komt eenighfins over een met de Coat/os van d andere Indianen. Vogel , TÓnoulou. Kalkoenfche haan, Ouéhellipkaka. Kalkoenfche hinne, Ouëlle pkgka. Gemeene hinne, Kayou. Endvogel, Kanarou. Ganfe , Irma. Perroket, Roulébuec. Duyve, Ouakoukoua. Tortel-duyve, OuUeou. Perdrijs, OuaüamK Pluym, of veder, Toubanna , dit is ook een blad. Wieke, of arm, Tarreuna. Bek , of mond, Tiouma. Voet, of poote, Tfagouti. Woorden-Boek. 473 VIII B OO MEN en PLANTEN. BOom, Huèhuë. Plante, Ninanteli,- Bloeme, lllebuë. Vrugt, of graan, Tun» Blad, Toubanna: Dat is ook een pluym. Tak , Touribouri. Doorn, quaft, Huëbuëyow, eygentlijk, het baïr van den Boom ; of Huëhuë akou; gelijk of gy wilde feggen, D'oogen van den boom. Eene Wildernilfe, Arabou, Vygen, Backouhou. Sy noemen d' Oranje-appelen en de Citroenen gelijk wy , om dat defe vruchten uyt Europa tot haar fijn gekomen. Caffie-ofCaneficie-boom,M4/iw*<*/i. Cottoen, Manéulou. Cottoen-boom,Manóulou Akecba* Druyve-boom Ouliem» Rakette, een vrucht aldus by de Fran- coyfchen genaamt, Batta. Groote Cardon, Toorfe of wafch- keerfe genaamt, Ahoulsrou. Tabak, louli. Meloen, Barna. Boon of Erweet, Mancouti. Rotting of Riet, in 't algemeen, Ham- boulou Tikasket. Suyker-riet, Kaniche. • Sap-oftewijn van Suyker- rieten, -K4-. nicbira* Suyker , Choucre, Dit is ons eyge- O o o woord 474 Caraibaanfch Woorden-Boek. men hem ook met den naam van de Somer. Het is fchoon weder, Hueoumeti. Het is quaad weder, Teheumeti. Donder, Ouklou oujoulou. Hetgeluyt van den donder, Trtrgue- tenni- Onweder, ïwallou, bointam Ouragan: dat d'allergemeenfte naam is. Re^en-boogh , Mumoulou otïoulóuca; gelijk of menfeyde, Gods-flupn of Vederbos. Een bergh, Oiïébo. Eene valeye, Taralironnc, Het op gaan, Tagreguin. Eene vlakte , Liromonobou* Water, IUviere, Tom. Poel, Tamaba* Bron, fpringader, Taboulikani. Putte, Chiekati. Vlied , Tipoultrt. Zee, M. Balanna, V. boUotta. 'Land , M. Nonum , dit beteykent ook de Mane, V. Mom. Drek , ltika. Sand , Saccao. Wegh , Erna* Steen , Tebou. Rotfe , Emétals* \ Eyland , Oubao> woord in kromtong. Een kruyd, Kalao. Wortel om t'eten, T orale. IX. HOOFTSTOFFELYKE en ONBESIELDE DINGEN. DE Hemel , en eene wolke > Oubt- kou. Witte wolke, Allirou. Bruyne wolke, Oualiion. Mift, Nevel, Kemerei. Sterre, Oualoukouma. Son, M. Uujeyou, V. Kadn. Mane, M. Nonum-, het gene ook d'aar- de beteykent, V. Kati. Dagh-loop, Lihujeouii. Klaarheyt en Af-fchijnfel , Lallou- kone. Licht, Laguenanu Nacht, Ariahou. DuyfternhTen, Boumli, Het is dagh, üdoukaali. Het is nacht, bomeokaMï. Lucht, Nnouaraglé. Wind, bebeitc, het beteykent ook fom- tijds de lucht. Vuur, OiiAttou, Aflche, faS^S. Re«*en, Konóboui. I Vaft-land, of Vatte- kult, bifow. Hagel, Ys, Sneeuw. Sy kennen dit Hout, Uuêbué; dit beteykent ook een niet. boom. f ^ Winter, is haar ook onbekent. Yfer , Crabou. De koude, Lamojenli. * |GoudenSilver,&0«/<*f4. Somer, Liromoulï. De hitte» Loubacha. De fchoone tijd, Immonnmli > fy noe- Tin tTialapirou, Latoen , Kaouanatn. Een gat > Iouüej>en ^ dit beteykent ook Caraïbaanfch ook een venfor. Eene Rheede > Bej/a , dat is het woord van baje een weynigh verandert. X. GEESTELYKE of Gods dienstige dincen. DE ziele word uyt-gedruktdoor het fel ve woord dat hethertebe- • *teykent. Siet in het op-fchrift van de deelen des ménfchelijken lig— haams. Een Geeft , M. Akambotiè> V. Opojem defe namen fijn algemeen. Daar- om worden fy fomtijds gegeven aan den Geeft des menfchen. Maar worde by-fonderlijk de goedeGee- ften op-geleght; ten minften die de Caraibanen achten foodanige te we- fen , en die haar plaatfe van Goden houden. Goede Geeft , die fy voor eene God- heyt houden -y en van wien een ye- dcr onder haar den fijne heeft voor fijnen byfonderen God, is ook lchéiri genaamt , dat het woord der mannen is ; en Cbemun , het welke dat van de vrouwen is, en waar van Woorden-Böek. 475 het meervoudigh is ChemigHim. In- voegen dat defe woorden over een- komen met die van God , en van Goden. Mijn goede Geeft , of mijn God , M. Ichëirikou, V. Nécbémétakou. 0. Boofe Geeft , of Duy vel. Mannen en vrouwen noemen hem Maboja , ge- lijk alle onfe Franc;oyfchen uyt- fpreken -, maar de Caraibanen fpre- ken hier de B een weynigh meer op fijn Hooghduyts uyt , gelijk of wy Mrfpo^fchreven. Sy geven ook den naam van Maboja aan fekere Duyvels-brooden , en aan fekere Planten van cpaden reuk. De Duy vel, of de Boofe geeft is hier t laat ons vluchten uyt vreefe var» hem. Maboja kajeu-eu : Kaima loarh Sy fijn dit gewoon te feggen 'als fy een quade reuk ruyken. Offeranden die fy aan de valfche Go- den j of de quade Geeften doen Anacrï. Aanroeping, gebed, plechtigheyt , aanbidding: fy weten niet wat dit te feggen is. E Y N D E. Ooo 2 TA. T VANDE A F E L HOOFT-STUKKEN en VANDE LEDEN, 3)es Eerften fèoeks defer Hiflork der Voor-ejlanden. VAn der. nen. EERSTE HOOFT- STUK. An de Gelegcntheyt der Voor- eylanden in t gemeen : van de gematightheyt der Lucht 3 van de Nat uur e desLands-, en van de Volkeren die daar woo- II. HOOF T-S TUK. Van yedere der Voor- ey landen in het by [onder. Eerde Lid , Van het Eyland van Tabago. Tweede Lid , Van het Eyland van de Grenade. Derde Lid > Van het Eyland van Behui. Vierde Lid , Van h et Eyland van Sint Vincent. Vijfde Lid > Van het Eyland van de Bar boude. Sefde Lid , Van het Eyland van Sint e Lucie. Sevende Lid , Van het Eyland van Martinikys. III. HOOF T-S TUK. Van d' Eylanden de Voor-eylanden die haar na het Noorden uytflrek^en, Eerfte Lid , Vanhct Eyland van Domwikw. Tweede Lid , Van het Eyland van Marigalante. Derde Lid , Van d' Eylanden der Heyiigen, en van de Vogelen. Vierde Lid , Van bet Eyland van de Dejirade. Vijfde Lid , Vanhet Eyland van Gardeloupe. Sefde Lid , Van het Eyland van Antigoa. Sevende Lid j Van het Eyland van Monferrat. Achtfte Lid , Van d Ey landen van de Barbade, en van Redonde. Negende Lid , Van het Eyland van Nieves, Pag. t pag. 6 7 8 9 10 10 11 pag. 18 20 2© 21 21 24 24 25 25 IV. HOOFT- L. 3* 3» 3* 39 4* 41 4* IV. HOOF T-S T U K. Van het fytend van Sint Cbriftoffd in bet by [onder. pag. 2 7 V. HOOF T-S TUK/ Van d'Ey landen van onder den Wind, t pa e. 3 6 Eerfte Lid , Van het Eyland van Sint Euftatius. Tweede Lid , Van het Eyland van Sint Barthohmeus. Derde Lid , Van het Eyland van Saba. Vierde Lid , Van het Eyland van Sint Maarten. Vijfde Lid , Van het Eyland van den Aai Sefde Lid , Van d'Ey landen van Sombrero, van Anegade, en van de Maaghden. Se vende Lid > Van het Eyland van het Heyügh Krujs. VI. H O-O F T-S T U K, Van de Boomen die in de[e Eylanden wajfeti, waar van men de vrucht mach eten. 4 i Eerfte Lid , Van d 'Orangie-boomen, Granaat-appel-boomen, en Citroen-boomen. 45 Tweede Lid , Van den Goy ave-boom. Derde Lid , Van den Papaye-boom* Vierde Lid , Van den Momin. Vijfde Lid , Van den JunipA. Sefde Lid , Van den Druyve-boom» Sevende Lid , Van den Acajou, Achtfte Lid , Van de Pruymen van lkake. Negende Lid , Van de Pruymen van Menbain. Tiende Lid , Van den Courbary. Elfde Lid, Van den Indïaanfchenvijge-boom. Twaalfde Lid , Van den Suyppeere- boom. Dertiende Lid , Vanden Doornigen Palm-Uoml Veertiende Lid , Van den Tammen Palm-boom. Vijftiende Lid , Van den Latane-boómy Seftiende Lid , Vanden Cocos , en van den Cacao* VII. H O O F T-S T U K. 44 45 47 47 49 5° 5* 5* 53 53 54 54 5* 5§ 59 Van de Boomen die bequaam fijn om te timmeren • o[ die tot de Schrm-umh^g, of tot de Verwerije dienen. '„ $z OOQ 3 Eerfte Eerfle Lid , Van wee foor ten van Akajpu, pag. 6z Tweede Lid , Van den Acomas. &* Derde Lid , Van bet ¥.00 fin-bout. $* Vierde Lid , Van het Indiaanfib bout. 6 5 Vijfde Lid , Van verfibejde roode Houten j die bequaamfijn om te timmeren , en van Tfer-bouten. fó Sefde Lid) Van verfibejde Boomen waar van bet bout hequaam is tot de Verwerye* 67 Sevende Lid , Van den Roucou, 68 VIII. HOOF T-S TUK. Van de Boomen die nut fijn tot de Genees-konft ; en van eenïge anderen waar van de Bemonderen der Ejlanden groote voordeelen konnen trek&en. pag. 7 o Eerfle Lid , Van den Cape-of Canificie-boom. 70 Tweede Lid , Van de Medecinale Notett. 7 z Derde Lid , Van bet Caneelen-hout. n$ Vierde Lid , Van den Cottoen-boom» 74 Vijfde Lid , Van den Seepe-boom. 7 e Sefde Lid , Van den Paretuve-boom. 7 5 Sevende Lid , Van den Calebajfe-boom. j£ Achtfte Lid , Van den Mabot* 78 IX. HOOF T-S TUK. Van de Boomtjes des Lands die vruchten dragen^ of die Wortelen fibieten , bequaam tot bet voedfel der Inmonderen, of die tot andere gebruyken dienpghfijn. pag. 7 9 Eerfte Lid , Van den Manioc. Tweede Lid , Van den Ricinus, of Paltna-Cbrifiy. Derde Lid , Van de Bananie-boomen-, en de Vyge-boomen. Vierde Lid , Van Coralen-bouu Vijfde Lid , Van den Jafmin, en van bet Keerfen-bout. X. HOOF T-S TUK. Van de Timen, Krujden, en Wortelen van bet Land der Vow-ejlanden* Eerfte Lid , Van drie foorten van Tjmanl Tweede Lid , Van den Tabak- Derde Lid , Van den Indigo. Vierde Lid , Vap $9 Qembex. 19 Si 81 84 S5 pag. 8$ 8S *9 Vijfde pag.p* 5>5 T A. F E L. Vijfde Lid , Van de Vat at en. Sefde Lid , Van den Ananas, Sevende Lid , Van de Suyker-rietin. XI. HOOF T-S TUK. Van eenige andere ongemeene voort-brengfelen van het Land der Voor-eylanden>en ver- fcbeyde foorten van Moes- huyden> en Bloemen die' er waffen. pag. 9 6 Eerfte Lid , Van de Raketten. Tweede Lid , van de Was- keerfe. J g Derde Lid , van ver fcbeyde foorten van vaji-hecbtende bouten. © § Vierde Lid > van d 'altijd levendige Kruyden. Z a Vijfde Lid , van de Gevoelige Planten. 'L J Sefde Lid , van verfcheyde foorten van Erweten. ïo 1 Sevende Lid , van de Boonen, en van de Turkfcbe4oonen. ï o b Achtfte Lid , van de Planten, en Kruien , die baar gebmykjnogen hebben in de Ge~ nees-konJl,ofmdeHuys-bouding. ÏGa Negende Lid , van de Water-meloenen* ÏQ* Tiende Lid , vande Leiyen der Voor-eylanden. ïe* Elfde Lid > van twee foorten van bltemen der Paf ie. l0~ Twaalfde Lid , van bet Muskes-kruyd. lQï XII. HOOF T-S T.UK. Vanviiffoortenvanvier'VoetigeBeeftenJiemenindefeEykndengmndenheeft.iQ^ Eerfte Lid , van den Opajfum. Tweede Lid , van denjavaris. Derde Lid , van den Tatou: Vierde Lid , van den Agouty: Vijfde Lid , van de Gemaskerde Rattenl XIII. H O O F T-S T IX K. Van de Kruypende Dieren, diém defe Ey landen gefxen worden. Eerfte Lid , van verfcbeydefoortm vm Serpenten, M ym Slangen. Tweede Lid , van d'Egdijfen* Derde Lid , van d 'Anolis. Vierde Lid , van de Roquettenï Vi j fde Lid > van de Mabotijats, 109 110 112, 112 Pa£- «5. - Sefde Lid , van de Gobe-moitches, of Vliege-fli klaren. pag. njj Sevende Lid , van de Land-fnoeken. 120 ■Achtfte Lid , van Schor ponen, en van eene andere foorte van gevaarliji^Kruypend- gediert. 121 XIV. HOOF T-S TUK. Van d'öndiertjes dieuyt eenige bsderving voortkomen , en die gemeen fijn in de Voor- ey landen* pag. 121 Eerfte Lid , van de Soliaten> en van de Slek^en. _ . 122 Tweede Lid , van de Lichtende Vliegen. 123 Derde Lid , van de Falanges, zijnde eene foor te vangroote Vliegen* 116 Vierde Lid , van de Duyfend-beenen* 127 Vijfde Lid s van de Spinnekoppen. 128 Sefde Lid , van den Vliegenden- Tyger. 129 Sevende Lid , van de Honigh-byen, en van eenige andere Ondieren. i%f XV. HOOF T-S TUK. Van A'aanmerkelijkÏÏe Vogelen der Voor-eylanden. pag. 1 3 o Eerfte Lid » van de Fregatten. Tweede Lid , van de Fauves, of vale Vogelen, Derde Lid , van d'Aigrettent en van verfcheyde andere Zee-en Rivier-vogelen. Vierde Lid > van dengrooten Krop. Vijfde Lid , van de Water-hoentjes. Sefde Lid , van de Flammans. Sevende Lid , van d ' Anierikaanfche Swaluwe. Achtfte Lid , van verfcheyde Land-vogelen* Negende Lid , van tfArras. Tiende Lid , van de Canides. Elfde Lid , van de Feroketten. Twaalfde Lid , van de Pereketrjes. Dertiende Lid , van den Trembto. Veertiende Lid , van tf Anierikaanfche Mufch. Vijftiende Lid , van den Arend van Qrenoke. Seftiende Lid , van den Mansfeny. Seventiende Lid , van den Colibry. 130 Hl 132 132 153 *$} *34 '35 13* 137 J39 139 140 140 140 i4r XVI. TAFEL. XVI. H O O F T-S T U Ki Van de vijfeben van de Zee, en van de Rivieren der Voor-ey landen, Eerfte Lid , van de vliegende Vijfeben. Tweede Lid , van de Zee-Perroketten. Derde Lid , van de Dorade. Vierde Lid , van de Bonite. Vijfde Lid , van de Zee-naalde. Sefde Lid , van verfebeyde andere Zee- en Rivier-vijfchen. XVII. HOOF T-S TUK. Van de Ze e gedrochten die in defe Geweften gevonden worden. Eerfte Lid , van den Ejpadvn , of Swaart-vifib. Tweede Lid , van de Marfoüins, of Zee-verkens. Derde Lid , van den Requiem. Vierde Lid , van den Remora. Vijfde Lid , van den Lamantin. Sefde Lid , van de Wal~vijfchen, en andere Zee-gedrochten. Sevende Lid , van de Zee- duy velen. Achtfte Lid , van de Betune Negende Lid , van de Zee-fneppe. Tiende Lid , van den Zee-Bechel. XVIII. HOOFT-STUK. B) f onder e befchrijvinge van eenen Zee-Ben-boorn , die ftrande op de Rheede van bet Bylandvands Schild-padde,in het jaar 1644. Met een keurlij kjerhaal, by maniere van vergelijking en aangename uyt-fpattinge wrakende verfebeyde fchoone enfeldfame Hoornen, diemen federt korten tijd gebracht heeft uyt de Straat van Davis ; en de boedanigheyt des Lands, en de zeden der Volkeren die' er woo- nen' Pag'I()9 XIX. H O O F T-S T U K. Van de Viphen bedekt met harde korft en, in plaat f e van veilen en vanfihubben : van ver- [cheyde feldfame Kinkhoorns ; en vaneenige andere fchoone Voort-teelingen der Zee, die aan de Kuften van de Voor- ey landen gevonden worden. pag. 1 7 8 Ppp ■•*- Eerfte TAFEL, Eerde Lid , van de ïlomars. pag. 179 Tweede Lid , van de Zee-fpinttekoppe. 179 Derde Lid , van de Kreeften. 179 Vierde Lid , van den Burgati. , . 180 Vijfde Lid , van den Helm. ï8 o Sefde Lid , van den Lambls. 1 8 1 Sevende Lid , van de Porcelainen. 18 1 Achtfte Lid > van de Zee~hometten. 182, Negende Lid , van de Paarlemoer. 1 8$ Tiende Lid , van verfcheyde andere foorten van Gehoomt. 185 Elfde Lid > van een Geboomte met Mufijkznotengedekt* *86 Twaalfde Lid, vaniïOogh-fteenen. . -.'. 188 Dertiende Lid , van de Zee- appelen. * 8 3 Veertiende Lid , van de Zee-fiarren. *%9 Vijftiende Lid, v&n de Zee-boomen. - l%9 Seftiende Lid , van de Zee-^lujme. l9° XX. H'OOFT-STUK. Van den Amhrgrtjs ; van fijnen oorfpronkj, en van de te/kenen des genen die goed is , en fonder vermengeling. Pag- ï?0, XXI. HOOF T-S TUK. Van eenige Twee-natuurige vieren, die gemeen fijn in defe fylaiiden» pag. 1 9 5 Eerfte Lid , Van den Krokodil. Tweede Lid , van de Tamme Schild-padden. Derde Lid , van de Schild-padden diemen Caoüannes noemt. Vierde Lid ? van de Schild-padden diemen Carets noemt. Vijfde Lid , van de wijfe hoemen de Schild-padden, en alle d 'andere gt oote Vijfchen der - V oor -eylanden vangt. *01 Sefde Lid , van de Land-mfoet-water Schild-padden. *o * XXII. HOOF T-S TUK. Bevattende de bj fonder e befchrijvingen van verfchejde foorten van Krabben, die ge~ meenlijk^op het Land der Voor- ej landen gcfien worden. pag« 2°4 Eerfte Lid , van de Krabben diemen TourlouroH noemt* 204 Tweede Lid , van de witte Krabben. . 2 ° 5 Derde iP5 197 20a 200 TAFEL. Derde Lid , van de befchilderde Krabben . XXIII. HOOF T-S TUK. pag.2©5 Van de Donderen ; van d' Aard-bevingen j en van d'Owpedcrs die dikwils in defe Eylan- den geschieden. pag. 208 Eerfte Lid , van de Donderen. 209 Tweede Lid, van d' Aard-bevingen. 209 Derde Lid , van een Onweder dat d'Eylanders Ouragan noemen. 209 XXIV. HOOF T-S TUK. Vaneenige andere ongemakken des Lands , en van de Hulp-middelen diemerier toe- brengen mach. pag. 21 4 Eerfte Lid , Van de Mouftikeny en de Maringoins. 214 Tweede Lid , van de Wefpm, en van de Schorpoenen. 215 Derde Lid , van de Mancenillie- boomen. 216 Vierde Lid , van de Hout-lujfm. 218 Vijfde Lid , van de Ravetten* 2 19 Sefde Lid , van de Chiken. 220 Se ven de Lid > Hulp-middelen tegens de bytinge der Serpenten die vergif ügh fijn, en tegens alle andere Venenen [00 van het Land als van de Zee der Vm-ejlmden. 222 Achtfte Lid , van het Zee-fchuym. 224 Negende Lid , van de Katten die gemeen fijn 'm defe Ejlandm, 22 5 ï>pp 2 TA- . — - f. TAFEL VANDE HOOFT-STUKKEN Des Tweeden (Boeks defer Hijlorje. EERSTE HOOFT-STUK. V An de ter-nederfielling der Ujtheemfche Inwoonderen in d'Ejlanden van Sint Cbrifioffel , van Nievess van de Gardeloupe, van het Martinifche, en andere Ei- landen der Voor-ejlanden. Pag. 2 29 II. Hooft-ftuk. Van de ter-nederfielling der Francojfchen in d 'Ejlanden van Sint Bartholomeus, van Sint Maarten en van het Hejhgb Krujs. 246 III. Hooft-ft.uk- VandeVafl-flelling derFrancojfche Bevolkingh van Gardeloupe, door den Vrede, die gemaakt wier d met de Cardibanen van Dominikus in het jaar 1640. 2-53 IV. Hooft-ftuk. Van den Koop-handel , en van de Bêjigbeden der Ujtheemfche In- woonderen des Lands : en eerflelijk. van de bouwing en van de toeberejding van den Tabak^ 26 3 V. Hooft-ftuk. VandewijfeomdeSujkerte maken, en van de Gember, den Indi- go, en de Cottoen te berejden 270 VI. Hooft-ftuk. V and aller- aanfienlijl^e beficheden van d 'Ujtheemfche Bewon- deren der Voor-ejlanden : van hare Sla ven en derfelven befiiering, 276 VII. Hooft-ftuk. Van den Oorjpronk der Cara'ibanen , Natuurlijke Bewonderen des Lands. 2&1 VIII. Hoóft-ftuk. Ujtjpattinge , in-houdende eene bekortinge van de Natuurlijke en Zedelijke Hijlorje van het Land der Apalacb iten. 307 Eerfte Lid , Van dujtftrekM.W> en van ^ Matuur e des L ands der Apalachiten. 308 Tweede Lid, Van d 'aller feldfaamfie bjfonderbeden die gevonden worden inde Pro- vincjen der Apalachiten. 3 l * Derde Lid , Van bet lichaam der Apalachiten, en van hare kUederen. 3 1 8 Vierde Lid , Van den Oorjpronkjer Apalachiten, en van hare Tale. 3 2 1 Vij fde Lid , Van de Steden en Dorpen der Apalachiten, en van hare Hujfcn. 325 Sefde Lid , Van bet Natuur lijkjer Apalachiten, en van hare Zeden. 3 2 5 Sevende Lid , Van de gewoonlijke micbeden der Apalachiten. 3 2 8 Acht- TAFEL. Achtfle Lid , Van de Borgerlijks beftiering der Apalachiten , en van hare Oorlo- gen, pag 330 Negende Lid , Van den Ouden en Nieuwen Gods- dienft der Apalachiten. 335 Tiende Lid, Van den Gods-dienjl die £ ApaUchiten sedert korteling hebben om- helft, en hoe fj daar af de kewiijfe hebben gekregen. 337 Elfde Lid , Van de Huwelijken der Apalachiten , van d' Opvoeding haar er Kinderen, van hare Stekten, van naren gewoonlijken Ouderdom, van hare Dood, en van ha- re Lijkzplichten. 344 I X. Hooft-ftuk. Van het lichaam der Caraibanen en hare Gier aden. 34S X. Hooft-ftuk. Aanmerkingen op de Tale der Caraibanen. 359 X I. Hooft-ftuk. Van de Natuure der Caraibanen, en hare Zeden. 3 66 XII. Hooft-ftuk. Van de Natuurlijke eenvoudighejt der Caraibanen. 3 -jz XIII. Hooft-ftuk. Van het gene men onder de Caraibanen Gods-dienït noemen mach. 3 77 XIV. Hooft-ftuk. Volherding van het gene men Gods-dienft onder de Caraibanen noemen mach : van eemgehaar er Overleveringen ; en van het gevoelen datfo heb^ benvand'onfterflijkhejtderz.iele. $$% X V*. Hooft-ftuk. Van de Wooningen , en van de Huys-houdinge der Caraiba- nen. 394 XVL Hooft-ftuk. Van de gewoonlijke Maaltijden der Caraibanen* 40 j XVII. Hooft-ftuk. Van de Beficheden , en van de Verluftigingen der Carai- banen. 40 § XVIII. Hooft-ftuk. Van het Omhaal dat de Caraibanen doen aan die haar gaan befoeken. 4 1 5 XIX. Hooft-ftuk. Van het gene onder de Caraibanen plaatje houd van Bur- ger-recht. 42© XX. Hooft-ftuk. Van d' Oorlogen der Caraibanen. 4^5 XXI. Hooft- ftuk. van het Onthaal dxt de Caraibanen doen aan hare Oorloof gevangenen: 454 Ppp 3 XX IL =--t mm TAFEL. XXII. Hooft-ftuk. Van de Houwelijken der Caratbanen. pag. aa \ XXIIL Hooft-fluk, Van de Geboorte > en van d' opvoeding der Kinderen vande ■ Caraïbanen. . ^6 XXIV. Hooft-ftuk. Van den gewoonlijk*» Ouderdomeer Caraihanen-, van hare Stekten-} van de bulp-mtddelen die fy gebruyken om de gefimbejt weder te bij- gen 3 van bare Dood \ en van hare Lesplichten, a 5 3 E Y N D- E. .... ' -*" 70 *"■ o .-.4.