Librairie universelle, ancienne & moderne, de A. J. van TETROODE, Kalver$traat^ N\ 38. AmsterdAtStf LWafWR / ?{ i C,i f V V' ■5w“ ■ J I NATUURLYKE HISTORIE VAN HOLLAND. EERSTE DEEL, X Digitized by the Internet Archive in 2016 * * https://archive.org/details/natuurlykehistor01fran DOOR J. LE FRANC^ VAN BERK HET. M. D. EERSTE DEEL. MET NOODIGE AFBEELDINGEN. N ATUURLYKE HISTORIE VAN HOLLAND. r ■ iM / r r j >;. .h \ \ I >j-' ’i! ■ ' A T . ^ï>.: ,>«'*• 4 Z y N E EXCELLENTIE DEN HOOG-EDELEN HOOG-GEBOOREN H E £ K E WILLEM, GRAAVE VAN B ENTING Ky HEERE VAN RHOON EN PE ND REC H T , B E S C H R KE- VEN IN DE RIDDERSCHAP VAN HOLLAND, ENZ. PRESIDEERENDE IN HET COLLECTE VAN DE ED. MOGENDE HEEREN GECOMMITTEER- DE RAADEN, HOOGHEEMRAAD VAN P H YNLA ND , HOUTVES- TER EN JAGERMEESTER VAN HOLLAND, MITSGADERS CURATOR DER HOLLANDSCHE UNIVER- SITEIT TE LEIDEN, * 3 WORD WORD DIT EERSTE DEEL DER NATUURLYKE HISTORIE VAN y HOLLAND DIT ONGEVEINSDE HOOGACTINO OPGEDRAGEN DOOR y. ££ FRANCQ^fan BERKHET. I ciiiae Ö Q;ciï^f aa yly. ‘V INLEIDING TOT DE NATUURLYKE HISTORIE HOLLAND. tot deN ATUUKLYKE HISTO* RiE, niet alleen in de geleerde genoodfchappen van Europa , maar ook in Nederland, op de gemoede- ren myner Landgenooten , heeft gehad , is van die uitwerking geweest, dat ons Hol- land een magazyn van zeldzaamheden, by- zonder van uitheemfche voortbrengzels der Natiiure is geworden. Geen Stad, geen Dorp byna is 'er, of men vind ’er kabinet- ten , of nafpeurende liefhebberen ; en geen werkje komt ’er fchier van onder de druk- pers , of het heeft het een of ander voort- brengzel der Natuure ten onderwerp ; in zoo verre dat men de boekwinkels als op- gevuld ziet met nieuwe waarneemingen ,of vertaalingen van allerhande famenftelzels , (Syslhematd) ^ en uittrekzels getrokken uit allerlei uitheemfche Werken. Dog intus- fchen doet de drift om naamlysten op te ftellen en karakterizeerende foorten en ge* VAN algemeene invloed , die de zugt INLEI- DING. A llach- INLEI- DING. 2 INLEIDING. flachten te vinden, (uit die Werken niet zelden overgenoomen,) het nuttige der zaaken veelal vergeeten ; dewyl ’er onder zoo veele liefhebberen flegts weinigen zyn , wier aandagc door de nevelen van het op- pervlakkige heen ziet. Uit duizenden vind men naii^vlyks één onnavolgbren swam- M £ R o A M , L y o N £ T en T R E M B L E Y 5 of een nainvkeurigen sepp; en onder de (Sy^thema^.-ci) kenmerk fchry vers of rang- Ichikkers, een vaderlandlievenden noze- M A N en G R o N o V I ü s .. die met ons in het nafpeiiren van vaderlandfche voortbreng- zelen te gelyk zyn begonnen; en reeds bly- ken gegeeven hebben van hunne aandagt op de voortbrengzelen in ons Land, gelyk de geleerde Heer de gorter ons ook, met eene Vaderlandfche Kruidkunde, ver- eerd beeft. (ö). Jammer is het dat de yver , die veele anderen met hun hadden aangewend , gefmoord fchynt in hunne aankleeving aan de jaarlykfche verande- ringen, die de Heer linn^eos geftadig in zyne famenftellen aan den dag legt ; vermits veelen niets durven beflaan dan het geene op dien leest gefchoeid is; of andere , minder ervaarenen , by mangel van onderzoek, niet weeten dat een groot gedeelte van het gemelde famenftel (5yj- thema) rust op den vasten grondllag die een BOERHAAVRen swAMMERDAM, Waar- dige Vaderlanders, gelegd hebben; als me- de Uitgezogte Verhandelingen. Nozeman, over de Zeekat., de Wulk., en eenigc l’isjcben. En G R o N O V I u s , lyst der Yisfehen van Nederland , enz» INLEIDING. 3 de op de vvaarneemingen die de beroemde in lei- SE BA, op zyne kosten, door den fchran- deren artedius, wegens de Visfchen, ter uitvoer bragt. Om nu niet te fpreeken van ’t geen de geleerde waereld , aan den edelmoedigen Heer george clifford, verfchuldigd is; als hebbende die Heer de vonken van het doorluchtig vernuft des Heeren linn ^us dermaate edelmoedig in ons Vaderland aangekoesterd, dat dezel- ve thans zoo luisterryk de Natuurkunde verlichten. Veele anderen zyn’er wederom die geen acht geeven , om gebruik te maaken van het voorregt van ons Land, om zoo veele zeldzaamheden te kunnen bekomen, door onzen uitgebreiden koophandel , die andere landen van Europa misfen, en der- halven onder de oogen der grootlle uit- iandfche kenmerkfchryvers niet komen , dan, na dat zy hier te lande geweest zyn. Uit welken hoofde dan ons Land ook de eere toekomt , dat de grootlle kenmerk- fchryvers, als de Heer LiNNisus en ar- tedius, door behulp van de voornoem- de lofwaardige Mecenaaten , hier te Lan- de den palm hunner glorie gepinkt hebben. . Maar gelyk de zugt tot het zeldzaame, het gemeene , dog niet min befchouwens- waardige , dikwils doet vergeeten ; zoo heeft die zelfde zugt ook de liefhebbers meerder gaande gehouden , met het ken- nen en verzamelen van het veele en het raare , en met het leeren van kentekens en naamlysten , dan met het opfpeuren van A 2 het I N t ï I- D I-N G. 4. INLEIDING, het eenvoudig fraaije , en het nuttige het welk hun eigen Vaderland voortbrengt. Het is hier mede gelegen als met de zugt tot reizen , om de zoogenaamde groote tour te doen, en met uitheemfche gewoonten in het Land weder te keeren ; eer men eens weet wat al voortrefFelyks in dit ons klein Vaderland , waar in de edelfte fchoonhe- den der waereld te famen vloejen , te zoe- ken en te vinden is. Middelerwyl ftraalt in dit alles , niette- genftaande die aankleevende begeerte om wat nieuws en zeldzaams by de vreemden te zoeken , de natuurlyke neiging der Hol- landeren door; en men moet, het geene men in dit opzigt als een verwyt zoude kun- nen opneemen , veel eer als een bewys van hunne beftendige voorzigtigheid aanmerken , waar door zy eerst alles, het geen anderen met windrige voorbaarigheid , en verbaazen- de vertellingen te voorfchyn brengen , ry- pelyk overweegen, om daar na, hier over, met meerder zekerheid te befluiten. Dit heeft de beroemde Ridder temple, een Engelschman , reeds ter hunner eere ge- tuigd. Ook behoeven wy van de uitwerk- zelen, die de liefhebberyen en ftudiën van voorige Eeuwen in ons Land gehad hebben, niet te zwygen ; wy mogen , in tegendeel , roemen op die dagen , toen de oude taaien der Grieken en Romeinen in dit Land op den throon der volmaaktheid gebragt wier- den , en Italië in ons Vaderland konstfchil- ders zag, gelyk aan den besten onder hun; en INLEIDING. 5 om , op het voetfpoor onzer voorzaaten , zynen arbeid ten nutte van het Vaderland in het byzon- der 5 en, mogt bet zyn, voor de geleerde waereld in het algemeen, te doen gedyen. Dit gezegde my eenigermaaten tot reden- geeving van myn oogmerk leidende , zal ik van deeze gelegenheid gebruik maaken, om myn ontwerp den Leezer wat nader onder het oog te brengen. Men wagte dan van my geenzints eene bloote optelling van de Natuurlyke Voort- brengzelen des Lands; noch een enkele ter nederltelling van naamen en kentekenen; dan voor zoo verre dit de orde en fchik- king in een werk van dien aart vereischt. De ervarenheid heeft my maar al te wel ge- INLEIDING. 23 geleerd, hoe weinig zulks tot bevordering van het wezenlyke der Natuurlyke Histo- rie ftrekt; te meer, om dat onze befpie- gelingen worden verdoofd in het zoeken na hepaalingen , die de natuur zelve niet maakt , en die wy niet dan gedwongen vin- den kunnen. De Natuur tog maakt in éé- nen fprong den overgang en verknogtheid der geflagten niet; ja als wy het baarbly- kelykile daar van met nauwkeurigheid ver- gel5^ken , dan kunnen wy nog maar zeer oppervlakkig inhaare geheime overeenftem- ming indringen. Hierom is myn voornee- men om my meer met de Historie en Huis- houding der Dieren op te houden , en al- les wat ik daar in heb ondervonden , of daar van heb aangetekend, eenvoudig, en, is het mogelyk, vermaakelyk te verhande- len, dan my aan ftroeve regelen te verbin- den : terwyl ik , na het afhandelen van deeze of geene Clasfe, alles, wat ik in het bereiden , bewaaren en verzamelen der voorwerpen heb ondervonden , gulhartig zal mededeelen ; ten einde de Liefhebbers , die het als byzondere konstgreepen en ge- heimen aanmerken , in flaat te ftellen, oin daar van gebruik te maaken. Op die wyze voortgaande , is myn bellek dus ingerigt; dat ik van de Gegraavene Aar- dens, Grondftoffen enVerileeningen zal han- delen , eer ik tot de befchry ving der Dieren zal overgaan ; waarop ik dan ten laatllen die der Plantgewasfenzal laaten volgen. Ik heb deeze fchikking verkoozen , om dat de wei- B 4 iü- I N L E I* DIN®. 24 INLEIDING. iNLEi- nige voortbrengzelen der MynftolFen in i>iNG. ons Land niet zoo menigvuldig zyn , dat men ’er een goed boekdeel mede vullen kan 5 zonder langdraadig te worden ; en ten anderen ook , om dat men die gevoegly- ker op de befchryving van den aart der gronden, en de voorafgaande optelling der landen , kan laaten volgen ; en het daar en boven ook om ’t even is, welke der drie ryken den voorrang heeft; al is het, dat de algemeen aangenoomen regel, om van het Ryk der Dieren te beginnen, gevoeglyker fchynt. Óndertusfchen zal ik ook, zoo veel het van wezen ly ken dienst is , myne eigene kentekenen opgeeven ; en daar ik die van BOERHAAVE, VAN ROYEN,LTNN^US, KLEIN, BRISSON, RAY, S W A M M E R- DAM, REAUMUR, WALLEHIUS,enan. dere Mannen van naam, nuttig agt, zal ik ’er my gerust van bedienen ; en hunne ge- dagten getrouwelyk melden en aantekenen. Ik heb het daar en boven nodig geagt , om voor dit alles eene korte Geographifcbe Befchryving der Landen en Rivieren te laa- ten gaan ; en daar by eene verhandeling over de Lugtsgefteldheid des Lands te voegen. Dog dewyl ik my hier mede alleen in zoo v^erre heb opgehouden , als nodig was tot aanwj^zing der plaatzen , daar dee- ze of gcene onderwerpen gevonden wor- den, en voor zoo veel ik het land door- kruisd heb ; zoo zal men my , indien hier kis aan de keurigheid ontbrak , dit ten INLEIDING. 25 goede gelieven te houden ; kunnende de nieuwsgierigen in het keurige Atlasje der Is eder landen ^ by Tirion ^ of in den T^gen^ u'oordigen jiaat van Holland zei ven, volko- mcner vergenoeging vinden. Dit gedeeltelyk genoeg agtende ,by wyze van Voorberigt 5 zoo oordeel ik het nu ver- der van nut te zyn , het gezegde nog kor- telyk te agtervolgen met een naderen uit- leg van de vatbaarfte ftellingen in de Na- tLiLirlyke Historie; en aan te toonen, wat men door Natuurlyke Historie te verftaan hebbe ; om ook aan zulken , die de benaa- ming en zin van dit woord verwarren , ee- nigc verdere opheldering te geeven. De bcnaamingvan natuurlyke his- torie betekent in deezen zo veel, als een verhaal van de gebeurtenisfen en eigen- fchappen der Natinire. Want H'storie\s een verhaal , of befchryving van Gebeurtenisfen en Eigenfchappen van eene of andere zaak, of onderwerp. De zaak en het onderwerp hier is de Na- tuur door dit woord verftaat men alles, wat uit een eerlle Weezen zyn oorfprong heeft, en de wetten van zyn beftaan on- wrikbaar onderhoud. Waar onder dan ge- volgelyk alle weezens te betrekken zyn die zig in het gefchapene aan onze zintui- gen vertooncn. Zoo dat de Natuurlyke Historie in den vol- len zin bevat, eene alleruitgebreidfte , en voor een mensch onuitputtelyke weeten- fchap ; waar toe verfcheide weetenfchap- B 5 pen inlei- ding. Wat Natuur- lyke His-> tor ie is. inlei- ding. 26 INLEIDING. ^ pen onder dien zelven naam behooren. Want vermits zy alle voorwerpen bevat , die in het gantfche Heel-Al gevonden wor- den , en die wy door onze zintuigen kun- nen ontdekken ; zoo vloeijen alle de ver- deelingen der byzondere natuurkundige weetenfchappen onder deezen naam te fa- men. Voornaraentlyk heeft zy ten onder- werpe de kennisfe der Elementen. Leeren- de dat, 'De Lugt is eene dunne, (Elastike') uit- rekkende , en inkrimpende , doordringen- de, drooge hoofdftofFe, die wy in- en uit- ademen , en welke de oppervlakte des aard- bodems omringt. Her Water ^ eene meerendeels vloeibaa- re, natte, en doordringende hoofdilofte. Het l^uur ^ eene lichtende, vlugge, ver- warmende, en eenigermaaten levendigmaa- kende hoofdftoffe.' Dq Aarde ^ eene ondooiTchynende , vas- te, onfcheidbaare, drooge, en vrugtbaare hoofdftofFe. Uit deeze vier bepaalingen der Elementen vloeijen alle de byzondere natuurkundige weetenfchappen voort , in het nagaan en ontbinden der lichaamen, die uit de hoofd- ftoffen geformeerd worden. Vervolgens bevat zy ook de Starrekunde; leerende den loop der groote lichaamen , in het ongemeeten ruim of uitfpanfel ; waar door wy met ons vernuft opklimmen tot den invloed die de Hemellichten , Zon , Maan en INLEIDING, 27 en Sterren , op den Aardkloot , dien wy be- woonen , hebben. De Jlardryhkunde is ook een voornaam onderwerp der Natuurlyke Historie ; als ondervvyzende de gelegenheid der Waereld- deelen , de plaatzen der Keizerryken , Ko- ningryken , Vorftendommen , Landen en Steden enz.: ze fpoort den loop der Rivie- ren en haare oorfprongen na ; en onder- zoekt de flranden der uitgebreidfte Zeen , de Meiren, Fonteinen en Beeken, ’t zy op de kruinen of aan den voet der hooge ber- gen; terwyl zy ook de woeste Wildernis- fen en verlaaten Valleyen doorkruist , om ons in dit ftuk met de kennisfe van onzen aardbol te verlichten. De Wiskunde^ fchoon haare grondregels op afgetrokken denkbeelden rusten , is nogtans ook de eerfle grondvest der Na- tuurlyke Historie. Alles wat de waarheid in de natuurlyke beweeging en huishouding der fchepzelen en hemel-lichaamen nafpeurt, word op haaren toetsfteen beproefd , en zonder de Wiskunde is de zekerheid der Natuurkundige Ontdekkingen enkel gisfen. In haaren fchoot worden (buiten de gemel- de Scerre- en Aardrykskunde ,) nog byzon- derlyk gebooren De Proefneemende Natuurkunde ^ die alle ei- genfehappen en famenflellen der lichaamen onderzoekt , en onder haare weetenlchap betrekt , door middel van I. De IV erktuiglyke Proefneemingen : waar mede men 5 door behulp van allerlei werk- tui- INLEI- DING. inleiding. xKLEi- tuigen 5 de uitwerkzelen van zwaarte, ligt- ‘ DING. heidjkragt, zwakheid, vermogen en on- vermogen 5 noodzaakeljdxheiden onnoodzaa- kelykheid van dit of dat deel , aantrekkings en veerkragt enz. van alle Weezens onderzoekt. 2. Scheikundige Proefneennngen : waar mede men , door de kennisfe en fcheidinge der HoofdftofFen , de gemengde lichaamen van elkanderen affcheid; en , door onderlinge vermenging of fmelting van verfcheide by- zondere lichaamen, tot de kennisfe van een eenig komt. ^ 3. Ontleedkundige Proefneemingen : deeze maaken de derde weetenfchap uit, die tot de Proefneemende Natuurkunde behoort. Haare voortreffelykheid beflaat in het ont- leeden van de lichaamen der Dieren en Plant- gewasfen , onderzoekende de gedaante , plaatzing, werking en vereeniging van de vas- te deelen, mitsgaders den omloop der vogcen, om daar uit tot de vermogens en eigenfchap- pen van .het geheele lichaam te befliiiten. Alle deeze weetenfchappen hebben haa- re betrekkinge in dier voege tot deNatuur- lyke Historie, dat elk der zelver, Natuurly- ke Historie ^ gQnoQmó. kan worden; om dat zy de voorwerpen der Natuure, die onder onze zintuigen verfcbynen , ten onderwer- pe hebben. Wat nu de Bovennatuurkunde be- treft, welke zaaken betoogt, die niet we- zenlyk, of liever niet lichaamelyk, onder het bereik van onze zintuigen komen , maar enkel door de wiskundige wetten v^an ge* zonde redeneering voor ons vatbaar ge^ maakt INLEIDING. 29 maakc worden; deeze behoort, myns be- dunkens 5 niet onder de weetenfchappen der Natuurlyke Historie, dan alleen voor zoo yerre zy ons leert het beftaan en de eigen- ichappen van een eerste WEEZEN,dat de voorwerpen der natuure doof een eeu- wig en almagtig vermogen gefchaapen heeft. Alhoewel nu alle die opgetelde weeten- fchappen in den vollen zin van het woord Natiiurlyke Historie begreepen zyn , en moe- ten begreepen worden ; zoo heeft egter het gebruik der rangfchikkingen, het verzame- len van zeldzaamheden, en het oppervlak- kig befchryven van duizenden van fchepze- len , die met ons leeven , en ons ontellyk omringen , een bepaalder zin aan dit woord gehegt.-en de meesten verflaan heden, door Natuurlyke Historie^ niets anders, dan alleen eene historifche befchryving van Dieren, Planten, en Mynflolfen; zonder de voor- genoemde , dog niet te min noodzaakelyke vereischtens , tot dezelve te betrekken. Maar vermids zoodanige befchryvingen niet goed kunnen zyn , ten zy ze , door behulp van een of anderen der voorgenoemde tak- ken, worden opgehelderd; zoo begrypik, dat tot de Natuurlyke Historie alle de op- genoemde weetenfchappen niet alleen be- hooren , maar dat zy gelladig met eikande- ren dienen vereenigd te blyven, om een vasten gronddag te hebben , op welken men de kennisfe der Mynftoffen, Dieren en Planten, moet ophelderen; en het is dan ook in dien zin, dat ik, naar myne ge- rin- N L E > ï NG. INLEI- DING. Regelen in ’t ver- hande- len der Nat, Hist te houden. 30 INLEIDING, ringe vermogens , onderneem te befchry- ven de NATÜÜRLYKE HISTORIE van HOLLAND. Dus getoond hebbende wat ik door Na- tuurJyke Historie verfta, en welke weeten- fcnappen ik onder haare uitgebreidheid be- trek, zal ik nu deeze Inleiding beüuiten, met de regelen voor te Hellen , die ons tot derzelver kennisfe brengen kan; en in hoe verre ik my aan eene geregelde wyze wil houden. Wy weeten welke zaaken ons da- gelyks ontmoeten ; wy vinden de zaaien en kabinetten der Liefhebberen rykelj^k met allerlei in- en uitlandfche voorwerpen geflolFeerd ; dog weinigen weeten hoe de- zelve te kennen in hunne eigenfchappen 1 Het voornaamfte dan, het welk ik nodig agt om zig in deeze kennisfe geregeld te oeffenen , is , dat wy onze eigene denk- beelden , op zoodanig eene manier, inrigten , dat zy met de waarheid der Natuure over- eenftemmen;zoo dat wy geenfints de konst van onze willekeurige Hellingen volgen , als de konHige natuur haare eenvoudige trekken duidelyk vertoont ; geene foorten maaken , van ’t geen dat wezenlyke geOag- ten zyn. Een Paard en een Ezel fchynen wel foorten van één geOagt te weezen ; dog de Natuur leert ons, dat het waariyk onder- fcheidene geflagten zyn. De herinnering van deezen regel is te nodiger, om dat het afwyken hier van ons INLEIDING. 31 geftadig in verwarring nioec brengen ; daar ons menfchen niets meer eigen is , dan dat wy ons het kennelyk onderfcheid der fchep- zelen door’ natuurlyke eigenaartige kente- kenen voorltellen. Immers zal een onge- leerde Boer verfcheide Dieren, het zy Vo- gelen of Visfchen , kennelyk weeten te on- derfcheiden , en ons daar van eigenaartige kenmerken leeren , zonder ooit gedagt te hebben aan door konst geleerde wetten. Derhalven zal ’er in dit Werk niets van meerder belang zyn , dan dat ik , by de befchryving der voorwerpen , hunne by- zondere Eigenfchappen gade flaa ; en al ware het , dat dan eene meerdere omfchry- ving eener zaake nodig mogte zyn , wil ik my die moeite liever getroosten , dan , door kortheid , en door in myne inbeeldingen gevormde kentekens , onverftaanbaar te worden. Hierom zal ik myne befchryvin- gen ook eenigermaate naar de wyzQ der Ouden inrigten ; in agt neemende by de befchryving van Een Dier ^ eene Plant ^ eene Mynflof^ Den Naam^ die gemeenlyk is ontleend, uit de figuur oïgeflalte^ uit de plaats daar het gevonden word, uit de heweegmg^ uit de doening^ uit de huishouding^ uit de coleur^ uit het getal der ledemaaten ^ uit het byzonder eu gen geluid^ uit het voedzel , uit den aart , de m'eedheid of goedaardigheid , fi2elheid of traagheid , en meer dergelyke byzonder- heden. I N L E I-’ D I N 43. Daar INL BI- DIN G. 32 INLEIDING. Daar op komt men gevoeglyk tot de op- merking van de Gejlalte of gedaante zelve , die eerst uit- . mndig moet befchouwd worden ; het zy dat de kloekheid of kleenbeid hier onderfcheid maaken ; of dat de Jland , de cokuren , de byzondere bekleedzels , en meer andere in het oog loopende Eigenfchappen, tot ken- nisfe verftrekken kunnen. Vervolgens heeft men de Inwendige Ge- jlalte , die ons de befpiegeling der ingewan- den verfchaffen kan ; om die , door verge- lykinge by die van andere fchepzelen , by* zonderlyk tot kennisfe en onderfcheiding van enkele voorwerpen , te doen ftrekkcn , en ons verder te leiden tot de Algemeene Natuur lyke Eigenfchappsn , die aan de weezens natuurlyk , met veelen hunner foortgelyken , eigen zyn ; als by voorbeeld, Onder de Dieren^ te leeven met eene 00- genhlikkelyke dierlyke beweegmg naar eenen mlle. Onder de Planten , te groeijen en te leeven met eene lydelyke heweeging zonder mlle. En onder de Mynjloffm , te groeijen zon- der be wee ging. Hier by kunnen ook, om dat de Natuur een ongevoeligen overgang van het eene Ryk tot het andere maakt, geteld worden, die voorwerpen , welken verdeelde tigen- fchappen hebben; dat is, die men tot het eene of het andere Ryk niet brengen kan , om dat ze gedeelde Eigenfchappen bezit- ten 5 die zo wel tot het eene als andere Ryk INLEIDING* 33 Ryk behooren. Voor het overige , brengt inlei- men , onder de algemeene natuurlyke EU ding. genfchappen in onderdeelen;,^ die onder- fcheidingen, waar in een groot dog min- der getal 5 van fchepzelen ovèreenlvomt : by voorbeeld, het viervoetig Gedierte, door gehaird te zyn; het Gevogelte, door geve- derd te zyn ; en de Visfchen , door gefchubd te zyn , en door de kieuwen te ademen , enz. De derde foort van Eigenfchappen , die licht aan de natuurlyke onderfcheidingen geeven , zyn de Byzondere Eigenfchappen , die aan een zeker voorwerp onder een geflagt alleen eigen zyn; by voorbeeld, aan de Boomfpinnen, een regelmaatig net te maaken , en aan de Veldfpinnen , haare Jongen in een beursje met zig te draagen. Na deeze natuurlyke regels gevolgd te hebben, komt men van zelven tot het nut, dat wy uit onze nafpeuringen behooren te trekken ; welker befpiegeling ons eerst tot het onderzoek der Dierlyke Huishouding, en het gebruik , het welk de fchepzelen zel- ve van hunnen ingefchaapen aart (injiinct) maaken, leiden zal, en daar na doen op- merken , hoe dit ten dienfte voor ons men- fchen zelven moet verftrekkcn. Gelyk ik nu op gemelde wyze, in de be- fchry vingen der voorwerpen , de Natuur zal tragten te volgen ; zoo meen ik ook in het fchikken der Clasfen , Orders, GeBagten en Soorten, te doen; van welker bepaa- lingen ik, by het verhandelen der zaaken C zeU 34 inleiding. TNLEi- zelve 5 nader reden zal geeven. Genoeg DING. 2y het voor tegenwoordig des aangaande te melden, dat ik,by de verdeelingen der Ry- ken 5 Qasfen , Rangen , Benden , Geflag- ten en Soorten , de vryheid zal gebrui- ken, om, het geene andere Autheuren be- korten, met verfcheide wezenlyke Gedag- ten flegts tot foorten van één Gellagt te brengen , meerder uit te breiden ; en der- halven zal ik het Geflagt van den Vos en Wolf gerust voor een ander Gedagt houden , dan dat der Honden. En ik zal^ nog veel minder zwaarigheid maaken, om^, wanneer de Natuur my leert , dat een of ander voor- werp twyffelagtige Eigenfchappen heeft , die aan tweederlei Geflagteii eigen zyn , dat Gedagt een Tusfchengedagt te noemen ; liever dan tot die laagheid te vervallen , van den Mensch onder eene Clasfe met de Vle- dermuis te brengen. Het woord Clasfe zal ik intusfchen behouden, en daar door ver- ftaan , Eene Byeenfchikking van alle voorwer- pen , die zig oogkennelyk van andere on- derfcheiden, door een natuurlyk en alge- meen Kenteken , als wederom , by voor- beeld; de viervoetige gehairde Dieren, van de tweevoetige gepluimde Vogelen ;de Vo- gelen, van de gcfchubde en onder ’t water leevende Visfchen ; en die wederom van de gekorvene Dieren , enz. In elke Clasfe zal ik te famenbrengen by- zondere Rangen: waar door ik verfta, een zeker getal van Benden^ die elk, zo na als INLEIDING, 35 *t mogelyk is, overeenftemmende natuur- in lei-* lyke kentekenen bevatten zullen, zodanige zyn: by voorbeeld, onder de Clasfe der Vogelen , de Rang der Roofvogelen , onder de Roofvogelen , de Bende der Valken , voor welken naam van Bende het myongevoeglyk voorkomt , die van Geflagtaart te gebruiken ^ dewyl men door dit woord in onze taaie uit- drukc verfcheide Geflagten van eenen Aart. In elke Bende of Geflagtaart van iederen Rang zal ik te famenbrengen de Geflagten; noemende, het geene anderen een Geflagt noemen, eene Bende. By voorbeeld, (om by de Vogelen te blyven,)de Clasfe der Voge- len bevat den Rang der Roofvogelen; de Rang der Roofvogelen bevat de Bende der Valken; de Bende der Valken bevat hetGe- ilagt der kleene Boomvalken , enz. Ik verflaa dus, door het woord Geflagt ^ twee Dieren, die altoos eene eigenaartige foort vóórtbren- gen; of ook eene Plant, die beftendig haars gelyke doet uitfpruiten ; en eene Aardllof- fe , die onveranderlyk denzelfden aart en het eigende weezen vertoont ; en wanneer , ' vervolgens, onder zulk een Geflagt voor- werpen zyn, die uit eene zelfde voorttee- ling hun grondbeginzel hebben , dog in ge- daante verfchillen , dan noem ik ze Soorten; by voorbeeld, een Dog-hond zal zig met een Krul-houd verzamelen , en uit de Jon« gen weder voortteelen ; dus zyn ze wel een Geflagt, maar egter onderfcheiden Soorten. Deeze wyze van onderhouding , meen ik, dat aan de liefhebberen een groot ge- C ^ mak ? N t B ï- ®?N G. 36 INLEIDING, mak zal geeven; en dezelven met weinig moeite tot de Natuurlyke Kennisfe der voortbrengzelen van ons Land brengen. Ook vleij ik iny , dat ik, door eene na- tuurlyke bepaaling te houden, en door liet by voegen van een onderdeel meer, eene zwaarigheid wegneem, die niet alleen my, maar ook geagte Natiiurkenneren, lang heeft tegen de borst geftoocen : te weeten, om Natuurlyke Geflagten onder een konftig uit- gedagcGeflagt te brengen Ik vermoed weL dat men my mogelyk zal tegenwerpen, dat ik de Geflagten vermeerder , en het korte en beknopte, om het geheugen te hulp te komen, voorby ga; maar als ik ook eens overweeg , zoo als ik reeds in ’c voorby- gaan aangemerkt heb , al veranderin- gen die beknoptheid veroo’-zaakt, en hoe men de fpreckende Natuur tegen dank doet zwygen, voor een enkel kenmerk; ja, hoe een enkel voorwerp een gantsch famenftel overhoop werpt; dan befluit ik, dat ik be- ter doe 5 met cén GeOagt wel te kennen en te onderfcheiden , dan honderden op- pervlakkig. Ik volg hier in , het zy zonder opgeblazenheid gezegd, de Heeren dau- BENTON en buffon; aan wien de roem toekomt van regtfehaapen Natuurkundigen te zyn; die, door langzaam en uitgebreid te vorderen , groote en beltendige vorderin- gen maaken. En mogt myneter neder ffel. lingde berisping van een geheel algemeen vSa- menftel niet voorby gaan ; men zal , zoo vleij ik my ^ten minden aan mydie vryheid niet INLEIDING. 3? weigeren: daar ik myn kleen Samenftel jtot de befchr^wirig van inyn kleen , dog ryk in voortbrengzelen, bloeijend Vaderland , on- derneem te volgen. Dus een kort denkbeeld v^an myn oog- merk gegeeven, en het oppervlakkig klu- wen van myn leidraad voorgefleld hebben- de, ilaat my nog te melden, dat het myii oogmerk is, om, het Werk, daar het ver- ëischc word, met egte en eigenhandige af- beeldingen en figULiren van fchepzclen te verfigren ; dog geenzins met dien overvloed , die het Werk, door lastige en verveelende afbeeldzelen , zoude onaangenaam maaken; veel minder zal ik , om de onkosten van het graveeren te myden , op ééne en de zelfde Plaat verfcheide figuuren van Dieren brengen , en dezelven om die reden zoda- nig verkleinen, dat men die nauwlyks by de natuurlyke voorwerpen kan vergelyken , ten zy alleen dezulke, wier kleenheid zulks gevoeglyk maakt. Hier benevens heb ikmy ook voorgemeld geene afbeeldzels te gee- ven , dan die ik oordeele niet algemeen be- kend te zyn , of zoo het algemeen bekende voorwerpen mogten zyn , zal het niet dan om eenige byzonderheid gefchieden. Voor het overige zal ik my bevly tigen om de bes- te figuuren uit andere Schryveren op te zoe- ken, die aan te tekenen, en myn Leezers daar heenen te wyzen : waar omtrent ik my aan deezen regel zal houden , om de beste afbeelding alleen te melden , en alle anderen , fchoon zeer goed, voorby te gaan. Hier C 3 door I N L E 1- D ING. 38 INLEIDING. IN LEI- door zal ik de verdrietelykheid van een ge^ DING. heel vel met naamen te laatcn leezen , niet alleen vvegneemen , maar ook niemand nood- zaaken om uit een gantfchen ftapel boeken, met onderfchcide en geheel verfchillende tiguuren , twyfFelagtig te befluiten welk een voorwerp ik bedoele. Dit genoeg agtende , om by deeze Inleiding een denkbeeld te geeven van myne onder- neeming om de natüuklyke historie van HOLLAND te befchryven , ga ik nu over, om in den kring van dit waardig Vaderland myne befpiegelingen te bepaalen. Edog , men gelieve my gunftig te verfchoonen , indien deeze befpiegelingen zig eenigzins uitbrei- den tot nabygelegen en aangrenzende Lan- den: vermits de bepaalingen. der Natuurly- ke Voortbrengzelen des Lands geheel ver- fchillen , van die affcheidingen en grenspaa- len, welke door ’t menfchelyk belang afge- perkt worden. Want het geene in ons Hol- land groeit , bloeit en voortteelt , word ook op deszelfs grenzen en in de naastgele- gen Provinciën gevonden; waarom dan ook deeze befchryving op die Landen haaren invloed heeft , en , zoo ik my vleij , aldaar insgelyks van nut kan zyn. In deeze hoo- pe, en in eene gunftige afwagting van de toeknikking myner Leezeren , zal ik dan myn Werk aanvangen met de Gelegenheid der Landen in Zuid- Holland. KOR- r KORTE INHOUD DER H O O F D^S T U K K E K EERSTE HOOFDSTUK* Bevattende eene Geographifche Befchryving van Zuid- Holland, zoo veel nodig is tot de Natuurlyke His- torie van dat Land. - . - bladz. i TWEEDE HOOFDSTUK. Behelzende eene optellinge der Landjlreeken in Noord- Holland. , - - . . 6o DERDE HOOFDSTUK. Over den Oorfprong , Loop en Uitwatering van de Rivieren des Lands , en wel byzonder over de eerjle Hoofdrivier den Rhyn. - - % 97 VIERDE HOOFDSTUK. Waarin de Loop der Maaze , Merwe, Waal , Lek, Ysfel , en de overige Rivieren van Holland , word nagefpoord : en eenige aanmerkingen , zoo over bet Strand, als over de Ebbe en Vloed der Noord-Zee aan de Hollandfche Kusten worden voor gefield. 175 C 3* VYF- INHOUD DER HOOFDSTUKKEN* V Y F D E HOOFDSTUK. p"an de Zeeboezemen , Meeren , Poelen , Moerasfen , Bronwellen en Fonteinen in Holland. - 212 ZESDE HOOFDSTUK. O^er de Lugts^ejteldbeid , en bet Climaat ^jan Holland ; ^jcaarin de Hitte en Koude der Liigt , benevens de uitwerkzelen der Saifoenen kortelyk befchreeven zyn; en te gelyk over de Vorst , bet Ys , den Regen , Sneeuw , Hagel, Mist, Dauw en gehandeld word. 252 ZEVENDE HOOFDSTUK. Inboudende een Vertoog wegens de LugtverfchynDlen, die door de Water agtige en Vuurige Verbevehngen veroorzaakt worden. — Waarin ook van de Aard- beevingen. - 325 AGTSTE HOOFDSTUK. Vervolg wegens de Lugtsgefleldbeid van Holland , handelende over de Winden, Hoozen, enz. 378 NEGENDE HOOFDSTUK. Waarin de Wateren en Vloeifloffen, in dit Deel ver- bandeld , in eene Rangfcbikkende Orde worden voor- gefield. ... - - 449 N NATUÜRLYKE HISTORIE VAN HOLLAND. EERSTE HOOFDSTUK. Bevattende eene Geograpbifche befchryving van Zuid-Holland , zo veel nodig is tot de Na- tuurlyke Historie van dat Land, AND, oiidüyds bepaaldel3^k ^ n ^ naamvaneen Dorp of Vlek, ^ Jrl ^ zoo men wil , in den DordregU gelegen , komt niet , voor het afloopen der elfde eeuwe , voor , als de benaaming van een Graaffchap; dat zig, in die' dagen , naar fommiger gedagten , niet wyder iiitbreid- de , dan de Dordregtfcbe Waard, Met dit Graaffchap , ’t zy dan van eene mindere of meerdere uitgebreidheid, (want hier op Raan te blyven beantwoord niet aan de natuur van myn ontwerp ,) fchynen zig van tyd tot tyd andere nabuurige Landen en Graaffchappen , langs verfchillende we- gen , vereenigd te hebben ; en deeze allen , eindelyk, onder één Hoofd gebragt z}mde, hebben vervolgens gezamentlyk den naam C 4 van 2 ÜI D- HOL- L A N D. 2 NATUURLYKE HISTORIE xuiD van Holland geéx^Vigm, Dus is deeze naam HOL- eigen geworden aan eene Landflreek , die oudtyds verfcheide benaamingen drofeg, en door verfchillendeVolkeren bewoond wierd; waar onder, in de allervroegfte tyden , de Katten , Batavieren , Kaninefaaten , Marezaaten , en zoogenaamde mindere of kleene Frie- zen 5 boven al beroemd zyn in ’s Lands Historie. Het aanzien , ’t welk dit gewest , in de vrye Republiek der Vereenigde Nederlanden, in laater dagen, verkreegen heeft, als zynde de magtigfte dier zeven Provinciën , geeft den Vreemdelingen meermaals aanleiding, om-degeheele Republiek onder de benaa- ming van Holland te begrypen : ’t welk veel- ligt te gereeder gefchied , om dat in ’t hart- je dier Provincie, in ’t Vorstlyk 's Graven- / ^^zge,hetHof der Hoogmogende Heer en ^ Myne Hceren^ de Staaten Generaal der Vereenigde Ne- derlanden - gevonden word ; de plaats der Algemeene Staatsvergaderingen , ter hand- haavinge van ’t welweezen der gantfche Re- publiek. Doch dit is een misbruik; als zyn- de die naam alleen eigen aan eene byzon- dere Provincie van dit Gemeenebest; wel- (♦) Zie he, uit hoofde der oude Regeeringswyze, Tegen- nevens die van Zeeland en ’t Landfehap Zut- , door den tytel van Graaffehap , (een tytel die nu egter niet meer tepasfe komt,) nigde onderfcheiden word. Akder- j)0 geheele uitgeftrektheid deezer Provin- word , in den Tegenveoordigen Jtaat van jb/. 3,4. Holland welk Gefchrift my hier, voor zo VAN HOLLAND, 3 zo veel de fchikking betreft , veel al ter handleidinge zal dienen, in de lengte, van het Noorden naar het Zuiden , bepaald op omtrent dertig uiiren gaans ; zynde de Ei- landen benoorden het Marsdiep daar niet onder gerekend; de grootfte breedte , van het Oosten naar het Westen , mag nog geen negen iiuren gaans haaien ; en men begroot den gantfchen omtrek op omtrend tagtig uiiren gaans. De grensfchcidingen ftrekken zig , ten Noorden en ten Westen , langs de Duit- fche of Germanifche zee ; die , ten opzigte van haare noordelyke ftrekking , by onze Landgenooten genoemd word de Noord- zee ; ten Zuiden vervolgen de Hollandfche grenzen tot aan Staats-Braband en de Pro- vintie Zeeland, wel byzonder tot aan het eiland Schouwen ; en ten Oosten bepaalt zig het Land aan de Zuiderzee , het bis- dom Utrecht , en een gedeelte van Gel- derland. De Provincie word naar de aangenoome en aloude benaaming van ’s Lands Staaten , verdeeld in twee groote onderfcheide land- ftreeken, te weeten, Holland en PFesuVries- land; dog , by de meest in zwang gaande benaaming , onderfcheid men het in twee natiiurlyke deelen, Zuid- en Noord- Holland ^ of wel , in ’t Ziiider- en Noor der- Kwartier» ’Er zyn nog andere verdeelingen gebruike- lyk, die haare betrekking hebben , tot het Staatkundige of Kerkelyke; dog vermits d.e aangenomen natuurlyke verdeeling best C 5 over. UID HOL- LAND TVl D- HOL- LAND, 4 NATUURLYKE HISTORIE overeen komt met den aart van dit Werk 5 zoo houden wy die van Noords en Zuid- Hol- land; en zullen de andere kleener verdee- lingen op haare plaats in agt neemen. Onder de benaaming van Zuid- Holland (ja) heeft men hier te begrypen , alle de Plaat- zcn , Landen , Dorpen , Heemraadfchap- pen , enz. die bezuiden het Y gevonden worden; die zig langs de Noordzee, van Kennemerland af, tot aan de grenzen van Zeeland, aaneenfchalcelen , met infiuitinge der tusfchenliggende Eilanden; die voorts, van de affcheidingen van Staats Braband, Gelderland en Utregt , tot aan het einde van Amftelland en Gooiland , volgende , ons, naar het beloop van dien kring, langs de Zuiderzee , tot in en aan het Y , by Sparendam te rug brengen. Noord- Holland in tegendeel bevat dan al- le de Landen, Steden en Dorpen enz. die- benoorden hetY liggen; te weeten, alle de landen, die in den kring gelegen zyn, wel- ke de Noordzee, van Egmond af, om den Helder, met de Zuiderzee en hetY, tot by Sparendam, aan Kennemerland, formeert. Een aanvang maakende Zuid- Holland ^ kan men gevoeglyk de optelling der onder- hoo- <^d) By fommigen word Zuidholland ook als eene byzondcre landkreek van het Ziiider- Kwartier aan- gemerkt; beflaande uit vier Eilanden of Waarden ; namentlyk, den Grooten Waard, den Zwyndregt- fchen Waard met den Rieder Waard , den Krimpener Waard , en eindelyk , den Alblasfer Waard. Zie bree- der. Tegenwoordige Jlaat enz» VIL D. bl. 351. VAN HOLLAND. 5 boorige Landen en Dorpen beginnen , langs zuid- de Landen van de Generaliteit, en wel by- hol- zonderlyk van de zyde der Baronie van Breda, en der Meijerye van ’s Hertogen- bosch ; waar aan , het eerfte Landfchap van Ziiid-Holland , volgens de opgemelde na- tuurlyke verdeeling , grenst; te weeten, het Land van Heiisden^ Dit Landfchap word , gedeeltelyk ten Oos- Het ten en ten Zuiden , van voornoemde Meije- rye afgefcheiden door de Bosche Sloot en ^ den Hollandfchen Dyk; ten Noorden, en dkh. gedeeltelyk ten Oosten , word het befpoeld door de Maaze ; die het affcheid van den Bommeler Waard, in de Provincie van Gel- derland. Voor ‘t overige is het bepaald tus- fchen de Langeflraat, de Landen van Dusfen en het Land van Altena. De Maaze formeert voor het Land van Heusden een eilandje , aan de overzyde der riviere, het welk ge- naamd word de Flemerder Waard; en door zyne ftrekking veroorzaakt, dat de Maaze aldaar een krommen draai neemt , in welks inham het Steedje en de fterke vesting Heus • den gelegen is. De grootte van bet Land van Heusden word gefteld op drie uuren in de lengte, en twee uuren in de breedte, of deszelfs omtrek word gerekend op omtrent zes a zeven uuren gaans. De aart van den grond is meerendeels veenig en zandig; den eer- Henvind men vol zwaar en bruin veen ; by* zonder aan den kant der Vlymerfche vee- nen. De zandgronden beftaan meest uit vlak- 6 NATÜURLYKE HISTORIE r uiD- HOL- LAND. Het Land van AL- T EN A. vlakke en zandige heiden ; hier en daar over- vloedig met eike en andere kreupelbosfchen bezet; hoe meer men egter aan den Maas- kant nadert, naar den kant van Alten a, hoe het land kleiagtiger en te gelyk vrugtbaar- der word. Naast aan het Land van Heusden vind men het Land van Altena : het welk op de- zelfde lengte als dat van Heiisden gefchat word ; dog in de breedte één uur grooter. Men verdeelt dit Landfchap veelal in Oud~ en Nieuw Altena, Het word ten Noord-Oos- ten , door de Maaze , van den Bommeler Waard , en ten Noorden , door de Merwe- de, van het Land van Arkel gefcheidcn : en heeft aan den oever der laatstgenoemde ri. viere het Steedje Woudrichem, of Workum, liggende een halfuur boven Gorinchem of Gorkum, fchuins daar over in ’t Land van Arkel. Het gantfcheLand van Altena word van vooren doorwaterd, door middelbaare fpruchtzels van de Merwede, en van agte- r-en door de killen van den verdronken Waard van Zuid- Holland , inzonderheid aan de Oostkil en de wyde Alen. Dit gantfche Landfchap is zeer waterag- tig, effen en laag; egter zoo niet, of ’t kan, overffroomd zynde, met het afnee- men der rivieren , zyn water loozen ; en ’er worden , buiten eene meenigte Hóut- akkersaan den kant des Bommeler Waards, zeer veele welbebouwde Landen en Plaat- zen in gevonden : als de Emmikhovens Polder, de Banne van den Hil , Emmik- ho- VAN HOLLAND. 7 hoven , Waardhuizen , de Banne van Sleeu- wyk, de Oude Ban, ie van Ryswyk, Uit- wyk, Zandwyk, Uppel, de Werken, enz. aan welke laatstgenoemde Banne by Werken- dam en Kloppen waard, de uithoek van dit Land gevaarlyk ligt, voor den draaiftroom der Merwe; dewyl die rivier aldaar, met eene fterke drift , door de killen en eiland- jes van den verdronken Zuidhollandfchen Waard, na de oude Maaze heen getrokken word: waar door het Land van Altena niet zelden bloot gefteld is voor dergelyke gevaa- ren ,als de even gemelde Waard ondergaan heeft; van welke wy, ons beftek volgende, hier ook eenige melding behooren te maaken. Deeze Waard , naast aan het Land van Al- tena liggende , heeft de Merwede van voo- ren, en de oude Maaze van agteren ; en ftrekt zig uit tot aan het Land van Dord- regt. Men telt, volgens de nieuwfte na- fpeuring,om cns met alle de byzondere be- naamingen niet op te houden, in dezelve, over de vier k vyf en zeventig zo kleene als groote Eilan^es ; waar van fomraige door de fchuuring der ftroomen afneemen, anderen weder aanneemen, en ook wel ee- nigen , van een gefcheurd zynde , zich door den tyd als nieuwe Eilandjes vertoonen. De gronden van alle deeze Eilandjes zya week en volkomen moerig ; zoo dat de meesten niet wel te betreeden zyn ; de groot- fle hebben egter meer of min een vaster grond, zoo dat ’er op gegaan kan worden; dezelven grenzen aan de Bakkers Kil? die dee- ZUID- HOL- LAND» De ver- dronke Zuidhol- landfchc Waar- den. ZUID- ttOL- L AN D» De Heer- iykheid GEER* TRUI* D E N- ï£a G, 8 NATUURLYKE HISTORIE deeze Eilanden van het Land van Altena affcheid. De overige zyn meest allen met riet en waterwiliigen bewasfen , die met geheele waterboschadjen tot fchuilplaac- 2en voor eene menigte van allerlei water- gevogelte verftrekken ; waar onder zelfs dc zeldzaamfte foorten van ons Land zig be- vinden. Hier broeden allerlei flag van Een- den en Meeuwen, in zulk eene menigte, dat men gantfche rietakkers en ftreeken met eijeren vind; waarom ook eenige dier eilandjes, even als het Eijerland by Texel, hier den naam van Eijer-Waard gekreegen hebben. En zoo heeft ook de menigte van biezen, die op deeze landjes en aan deeze killen wasfen, aan die allen den naam van Biesbosch gegeeven. Dus bevat deeze Waard onder dien gemeenen naam van Biesbosch^ dc droevige geheugenis van tweeënzeven- tig bloeijende Dorpen of Gehugten ; die , in den jaai*e 1421 , op den van Slagt- maand, door het geweld der wateren ver- nield , en waar van ’er meer dan twintig op deszelfs bodem verdronken zyn ; welken nu, of in den vloed begraaven liggen , of onder een aantal van onbewoonde landjes op de felle waterftroomen dobberen. Agter deeze Eilandjes, of het Biesbosch, ten Zuiden , ligt de Heerlykheid van Geer^ truidenberg^ het uiterfte land van Zuid-Hol- land , aan den kant van Staats Braband. Deeze Heerlykheid heeft tot haare hoofd- Rad een Sceedje van dien naam; en derzel- ver land is maatig vrugtbaar. Oost waards van VAN HOLLAND. 9 van dezelve ligt nog deLangeftraat, boven al beroemd door degroote menigte van uit- hol- fteekend Hooi, dat hier gewonnen word; en aan de andere zyde , of West waards, ontmoeten ons de Heerlykheden van de Zwaluwe , (die in Hooge en Laage Zwalu' we verdeeld word ,) midsgaders van Ze- venbergen en Niervaart of de Klundert. Dus de Landen doorloopen hebbende, die aan Staats-Braband grenzen , zoo vaar ik over op de Hollandfche Eilanden, die over het vaste land van Zuid-Holland lig- gen : alwaar men , de Maaze aan die zyde volgende , ontmoet , den Dordfchen Waard , den Hoekfchen Waard, het Land van Voor- ne, en Putten, Ysfelmonde, enz. Het eerfte dier eilanden , de Dordfche De Waard , of het Land mn Dordregi genaamd , beftaat, behalven de oude ftad Dordregt, benevens derzelver grondgebied, in deAm- bagten van Dubbeldam , Wieldregt , de Myl , en de Merwede- Polder ; die alle te famen een driehoekig Eiland uitmaaken, dat, ten Oosten en Noordoosten door de Merwe , ten Zuiden en Zuidoosten door den Bies- bosch, en ten Westen door de ’s Graven- deelfche of Dordfche Kil befpoeld zynde , door een flerken dyk omringd word; die tegenftand bied aan den flag deezer te fa- menloopende wateren. De landeryen van dit Eiland zyn waterige en broekige wei- den of hooilanden , hier en daar met moeri- ge meertjes en waterleidingen doorfneeden. Aan den kant van den Biesbosch liggen on- iUID- HOL- LAND. »0 R D- » E G T. De Hoek- fche Waard. 10 NATUURLYKE HISTORIE der water nogeenige vaste en hooge Zand- banken 5 als overblyfzels van de aldaar ver- dronken landeryen ; en aan den anderen kant worden ’er door den draai der wateren etlyke ondiepten gebooren. De oude en vermaarde ftad Dordregt^ de eerfte ftem-hebbende Stad in de Staats-Ver- gaderingen van Holland, zoo over bekend, ^ door haare Oudheid, als van wegen het al- daar gehouden Synode , ligt aan den Noor- delyken uithoek van deeze landen , op een • uithoek als een driefprong van de rivier ; alwaar zy zich , door een overvloedigen doortogt van fchepen, in bloeijende wel- vaard bevind. Volgens eene naauwkeunge uitrekening, ligt de Stad op de lengte van één en vyftig graaden zeven en vyftig rai- nuLiten,en op de breedte van vyf en twin- tig graaden en een en vyftig minuuren. Aan de overzyde van den Lande van Dordregt , nevens tle gedagte Dordfche kil 5 komt men in de Landen van den //oeA’- fcheii Waard ^ in welken verfcheide Baljuw- fchappen en Ambagtsheerlykheden gevon- den worden; als daar zyn, die der Beijer- landen, van ’t Land van Strijen , van Bo- naventura, van Moerkerkerland en Goid- fchalksoord , midsgaders die van Goudewaard en Piershil , welken tot het Land van Put- ten behooren. Deeze allen te faamen maa- ken een dergrootfte Eilanden vandeMaaze uit ; hebbende ten Noorden de oude Maa- ze, ten Zuiden het Hollandfche Diep, ten Oosten de Dordfche Ki), en ten Westen ce* VAN HOLLAND. II cene doorwatering derMaaze, het Spiiije genaamd, die langs de Landen van Voorn en Pateen Itroomc , en zig in den breeden plas van het Haringvliet verliest. Aan den kant van de Dordfche Kil heeft het Land van Strijen voor zig dat van Bonaventura; ten Zuiden paalt het aan ’c Hollandfche Diep ; de Moerkerkerlanden liggen ten Noorden, en de Beijerlanden ten Westen. Goid- fchalksoord ontmoet men aan de Oude Maaze , naar ’t Spuije toe ; Piershil en Gouds- waard liggen aan ’t Westlykst einde Van hec Eiland aan ’t Spuije. Deeze Baljuwfchappen en Ambagtsheerlykheden hebben verfchei- de onderdeelingen , enmen vind zegemeen- lyk met vry wel bewoonde Dorpen voor- zien; waaronder boven al te tellen zyn, Strijen, Numansdorp , ’s Gravendeel, Put- tershoek ,Oad- Nieuw- en Zuid-Beijerland, en Korendyk. In het midden van Groot-Beijerland ont- moet men eene dubbele Kil, die eene lang- werpige Itrook lands, by wyze van een ei- landje , omfpoelt: en deeze Kil doorloopt hen gantfche land met veele kreeken en v’’aarten. Voorts is het Eiland door zwaare Dyken omringd, om den vloed der Maaze aan de eene, en den flag van ’t Haringvliet aan de andere zyde af te weeren : en de omtrek deezer bedykinge is zo groot, dat een fterk voetganger eenen zomerfchen dag nodig heeft, om dien binnen zonnefchyn rond te gaan. Men vind voor deeze Lan- den nog verfcheide banken , die by laag D wa- Z U ï Ü- HOL- LAND. 12 NATUURLYKE HISTORIE 2 y r ij- Ho L- £ A N r>. Het Land van PUTTEN, water droog liggen , en aldaar met den naam van Schorren bekend ftaan , waar onder de Ichorren van Strijen de voornaamften zyn. De aart der Gronden in de voorfchree- ve Landen is, gelyk elders, van verfchei- de menging ; dog meerendeels weekagtige klai , die binnenwaards meer of minder zan- dig is. Men vind ’er om die reden goede Weilanden , Graanakkers , veele Vlaslan- den, en ook Meekrappen; maar niet in die menigte, als m de naastliggende Eilanden; vermits de inwoonders zig alhier meest op deVisfchery en de Zeevaart toeleggen ; het welk de grootfte tak van hun beflaan is : en fchoon ’er de Veebouw ook wel behandeld word, is zy ’er egter in zulk een volmaak- ten bloei niet, als in Zuid- en Noord-Hol- land; en op eene dergelyke wyze is het ook met de plantagie van vrugtboomen en tuinen gefteld ; leverende het land alleen hier en daar in byzondere hov^n een maati- gen voorraad van boom-ooft uit. Het Land of Rmmardfchap van Putten , waar op wy vervolgens overftappen , word gedeeld in Putten binnen den Ringd}^k , en Putten buiten den Ringdyk;in Putten over de Maas, en Putten over Flakkee. Binnen den ring zyn gelegen het fteedje Geervliet,, de dorpen Spykenis, Hekelingen, Heer Si- mons Haven en Biert , midsgaders eenige Polders. Buiten den Ring vind men het dorp Zuidland, een gedeelte van Hekelin- gen, Vilgersdyk, Stompert, en den ouden en nieuwen Uitflag. In Putten over de Maa- ZQy VAN HOLLAND. 13 , rekent men Goudswaard en Piershil , die over het Spuije, en dus, als boven ge- meld is, op het eiland van den Moekfchen Waard gelegen zyn ; voorts Poortegaal , Hoogvliet , Pernisfe , Charlois , Katten- dregc en ’s Graven Ambagt; als mede de Hooge Heerlykheden Rhoon met Pendrecht en Albrandswaard met de Kyvelanden, be- halven eenige andere bedykte landen* In Putten over Flakkee liggen de Ambagts- beerlykheden Ooitgensplaat , de Bommel, Stad aan ’t Haringvliet , en de Hooge Heer- lykheid van Middelharnis; dog de twee laat- fte verdeelingen van deeze Landen , als lig- gende ter wederzyden over de rivier, vol* gen wy hier flegts in ’t voorby gaan. Het Land van Putten , het welk tusfchen Beijcrland en Voorn ligt, is een ongemeen goed vrugtbaar land, inzonderheid de op- gemelde daar toe behoorende Goudswaard, ook wel Korendyk geheeten; vermoedelyk om zyne ongemeene vrugtbaarheid in koorn- gcwas. Voorts word aan den buitenkant van Putten aan deMaaze, zoo wel ab op de daar over liggende landen , eene groote me- nigte van Meekrappen geteeld , en ook binnenwaarts zeer veelHennip en Vlas ver- zameld. Men ilelt Putten , op zig zelven gerekend , van eene maatige uitgebreidheid ; ter lengte van omtrent een en een half uur, en ter breedte van ruim twee uuren gaans; dog de gantfche ring der Dorpen en Lan- den , hier famengenoomen zjmde , is dit Land van Putten zekerlyk grooter. Da Het / X ü ï D* HO I;- L A N Ö4 2. U T D- H OL- L A N Ü. Het Land van VOORN, 14 NATUURLYKE HISTORIE Het Land van Voorn ^ naast hier aan gele- gen, en met Putten vereenigd , is het groot- fte deezer aan een verknogte Landen ; en word op vier en een half uur in de lengte , en twee uuren in de breedte gefchat. De Briel, de elfde ftemhebbende Stad, is de hoofdplaats van dit Eiland; hetwelk, met Putten, voor het grootfte van Zuid-Hol- land gehouden word. Dit Land , dat, ter onderfcheidinge der andere Landen van Voorn, wel bepaaldlyk Oost voorn genaamd word , is ten ‘Noorden en Noordwesten aan de Noordzee gelegen ; welke Zee al- daar door het Kwaksdiep en het Haring- vliet, tusfchen Oostvoorn, en de eilanden Goedereede en Over-Flakkee , of West- voorn en Zuidvoorn , vlak in de Maaze loopt ; of, zoo men wil , de Maaze , wier naam hier reeds vergeeten is , vereenigt zig aldaar met de genoemde Zee ; terwyl die zelfde rivier aan den anderen kant , ten Noordoosten van Oostvoorn , voorby den Briel, door het Brielfche Diep, naar den uithoek van het vaste land van Zuid- Holland , aan deeze zyde der Maaze , ook in Zee loopt. En ’t is der moeite waardig des- wegens in aanmerking te neemen , dat men daar omtrent zeer kennelyk de affcheiding van het zoete Maaswater van het zoute Zeenat kan onderfcheiden, door een fchui- menden ftreep , en tegenwelling van beide de wateren. Aan den zeekant word dit Land van Voorn door goede en hooge Zee- dyken beveiligd, voor den aanval der zee- baa- VAN HOLLAND. 15 baaren ; dog agter dc Heerlykheden en Dor- pen oud en nieuw Rokanje, heeft de na- tuur dit Land met hooge Zandduinen voor- zien; aan welker begin zig een Meirwater bevind, waar in , op eene zeldzaame wyze, de aldaar wasfende biezen met fteenagdge , korden bezet worden ; waar van ik aan de Hollandfche Maatfchappy myne ondervin- dingen reeds heb medegedeeld, en waar aan ik ter zyner plaatze in het vervolg van dit Werk ook zal gedenken. Men vind in dit Land , behalven de vrye Heerlykheden Heenvliet, Naters met Pan- kras - Gors en Abbenbroek , verfcheiden Polders en Dorpen; en wel byzonder, be- halv^en de reeds genoemde , en in ’s Lands Historie zo zeer beroemde ftad Briel, aan het Brielfche Diep, het bekende Fort Hel- levoet, of HellevoecOuis , aan de andere zyde van ’t Eiland naar den kant van het Goereefche Gat; daar de bekwaame reede van Zuid-Holland ligt , en waar voorby meest alle de fchepen naar en van de ftad Rotterdam en elders, langs de Maaze,heen en weder vaaren; ten minften die, welken meer dan twaalf voeten diep gaan , voor welken het Maafche Gat bezwaarlyk te ge- bruiken is. Men rekent aan deezen zeeboe- zem , en in de meeste zeegaten aan dien kant, by volle en nieuwe Maan, ten twee uuren hoog water; het welk by gemeen ge- ty zes voeten op en af gaat; dog by onge- meene fpringvloeden en ftorm kan dit zeer veel verfchillen. D 3 Wat Z U I HOL LAN lö NATUURLYKE HISTORIE ÏUT D- HO L- t AN D Wat nu den aart van het Land van Voorn betreft , fchoon het op veelc plaatzen fchraal en zandig zy, zoo heeft het tog inwendig zeer goede en vaste klailanden , waar van fommigen heel hoog, en anderen wederom laag liggen; welke laatfle dan ook ,0111 hun- ne vrugtbaarheid , door waterkeerende ka- dens beveiligd worden ; egter is Voorn over ’t algemeen gancsch geen van de laagde landen. De Haver, Garst en Tarw, dog wel meest Rogge , word hier met voordeel geteeld; ookzyn ’er, gelyk in alle de ande- re Overmaafche Landen , zeer goede Hcn- nip-akkers, en de Krapkweekery is in dec- ze en geene ftreeken een voorn aame tak van veeler welvaart. In ’c midden van ’t Landzyn bieren daarkleene poelen en mei- ren, als die by de Struiten en Schapen- Gors , by den Gnephoek, Kruiningen en het gedagte Rokanje; ook heeft het, zoo aan den kant van Hellevoet, als wel inzon- derheid naar de Maaze, verfcheiden zandban- ken voor zig liggen, als de Hinder, de Bol, de Krabbe , de Nes , Middelgrond ; enz, waar van ik eene goede aftekening bewaa- re; dog welke ik, om dat die zandbanken genoeg bekend zyn , hier vermyde in te lasfchen. De Eilanden dus afgehandeld zynde, die tusfchen de Oude Maaze, het Hollandfche Diep, en ’t Haringvliet gelegen zyn, zoa heeft men hier nog twee Eilanden tot ons ontwerp te betrekken , die aan de Zeeuw- fche eilanden grenzen 3 en ook nog gere- kend VAN HOLLAND. 17 kend worden onder Holland te behooren: te weeten Goedereede en Over-Flakkee. Het eerllc , Goedereede genaamd ^is het Zuid- westelykfte gedeelte van gantsch Holland, en bevat , benevens de flad Goedereede , met derzelver grondgebied , vier Polders of Ambagtsheerlykheden. Deeze maaken te famen een Eiland uit» dat ten deele door Duinen , ten deele door Dyken bewaard word ; zynde omringd door het Brouwers- havenfche Diep , de Noordzee , en het Goereefche Gat ; llrekkende zig voorts Zuid Oost waards uit naar het naastgelege- ne eiland Over-Fiakkee ; waar aan het zelfs, door verfcheiden tiisfchenkomende Plaaten en Gorzen , genoegzaam vastgehegt is. Het hier dus aangchegte eiland Over-Fiahkee ligt aan dezelfde ftroomen; die, dit Eiland befpoelende, ten Noorden onder den naam van de rivier Flakkee of het Haringvliet, en ten Zuiden onder dien van de Bieningen ofGrevelingen en de Krammer voorkomen. Het flrekt zig voorts van den hals, die het met Goedereede als vereenigt , Oostwaards uit tot aan het Volkrak. Plet behelst, be- halven de plaatzen reeds opgenoemd , in de meldinge van Putten over Flakkee, nog eenige Dorpen en Polders , die Regtsge- bied hebben; mitsgaders de vrye Heerlyk- heid van Klinkerland , en de Ambagtsheer- lykheid van Sommelsdyk; welke laatfte eg- ter onder de Provincie van Zeeland gebragt moet worden. Beide deeze Eilanden , die of geheel , gelyk Goedereede , of ten deele , D 4 ge- Z U T D- HOL- LAND. GOEDE- K££D£. OVER- flak- kee. ZUID- HOL- LAND. TSSEL- MONDE. 1 8 NATUURLYKE HISTORIE gelyk Over- Flakkee, tot de Landen van Voorn behooren, en dus ook in zoo ver- re, met de benaaming van VVestvoorn en Zuidvoorn benoemd worden , hebben veele fchoone klaigronden , die zeer bekwaam zyn tot het teelen van Graanen en Mee- krappen; ’t welk ook eene oorzaak is, dat de Meekrappen daar ongemeen wel en veel worden voortgeteeld , en ’er kostelyke graa- nen , die onder de Zeeuwfche Tarw forcee- ren , wasfen. Hier mede decze Eilanden genoeg befchouwd agtende,zoo keeren we ons nu voorts naar die geene, die zig hoo- ger op , over , en tusfchen de oude Maa- ze, en de nieuwe, thans de Merwede ge- naamd, bevinden. Onder deeze komt , naast Rozenburg , met de daar aan verknogte Krabbe, in ’t midden der Maaze , tusRhen Delfland en Oostvoorn, waar onder het behoort, ge- legen , (om ons met eenige mindere klee- ne eilandjes niet op te houden,) voorna- mentlyk in aanmerking het Eiland, dat wel by zon der naar ’t Land van Tsfeimonde be- noemd mag worden. Dit Eiland , een der blocijendfte van Zuid-Holland , bevat , voor eerst, de reeds genoemde plaatzen , Poor- tegaal , Hoogvliet , Pernisfe , ’s Graaven Ambagt, Rhoon met Pendrecht, Albrants- waard, de Kyvelanden en eenige bedykte Landen, die onder Putten over de Maaze gerekend worden. Deeze plaatzen zyn , by wyze van een byzonder Eilandje , van bet eigentlyke Land van Ysfelmonde afgefchei- VAN HOLLAND. 19 den door een vaarwater, genaamd de Koe- doot. En daar tegen over is in dit Eiland gelegen de Ambagcsheerlykheid Charlois, met de overige gemelde plaatzen, die on- der Putten over de Maaze behooren. Men ontmoet hier ook den Zwjmdregtfchen- en den Riederwaard, mitsgaders de twee Am- bagten van Oost- en West-Ysfelmonde , als mede de Ambagtsheerlykheden van Oost- en VVest-Baerendregt , benevens die van Karnisfe; welke alle in verfcheiden Polders enz. verdeeld zyn. Alle deeze opgenoemde Landen gezamentlyk het eiland Ysfelmon» de uitmaakende, zoo word dit Eiland, van tegen over Dordregt af, tot voorby Rot- terdam , Delfshaven en Schiedam , tegen over Rozenburg , daar ’c zeer fmal toe- loopt , op de lengte van ruim vyf uuren , en op zyne grootfte breedte flegts ander- half uur gaans groot gerekend. Dit Eiland word meest bewoond door zeevaarende lieden , en inzonderheid vis- fchers , die zig op de Zalmvangst , dog meest op de Haringvangst , toeleggen; ook vind men ’er veele Route zeegasten , die op kaa- gen en foortgelyke vaartuigen den koop- handel , langs de Maaze en op de Zeeuwfche ftroomen , bedienen. In het Land zyn vet- te en zeer goede gronden , mitsgaders wei' landen genoeg om vee aan te fokken ; als mede andere velden , die tot het kweeken der Meekrappen gunRig, en voor ’t Graan- gewas vrugtbaar zyn ; niettegenRaande vee- le mocrasfige rietvelden het Land omrin- D 5 gen. 2. ü I D- HO L- L A N D. 20 NATÜURLYKE HISTORIE Z UI D- HO L- L A N D. Het Graaf- fchap L E E R- p AM. gen. De Maasitroom fpoeld aan dit Eiland zeer vette , zoete en vrugtbaare flibber, die bekwaam is om het voorland tot de ge- melde Meekrappen te doen gebruiken ; dog, dewyl de inwoonders meest alle Iloute wa- tergasten zyn , zoo word deeze tak , ge- lyk ook die van den veebouw, als geen al- gemeen beflaan,maar alleen als dat van ee- nige byzondere perfoonen, behandeld. Eg- ter bloeit dit Land, door ’t een en ’t an- der, uit hoofde der nabyheid aan Rotter- dam , Dordregt en andere Steden , in volle welvaard. Tot hier toe , zoo kort als doenlyk was , de Zuidhollandfche Landen doorkruist heb- bende , die , ten opzigte van het vaste land van Holland, aan de overzyde der Maaze liggen , en om die reden ook Over-Maafche Landen genoemd worden ; zoo eischt thans ons bedek , om op eene dergelyke w}^ze de Landen aan deeze zyde der Maaze , in der- zelver opnoeming te doen volgen. Hierom zullen wy, langs de Maaze te rug keeren- de , de Lek gaan bezoeken , en een begin maaken met de Landen , die aan de gren- zen van Gelderland liggen , en door de Lek en Merwede afgefcheiden zyn. Het eerde Landfehap waar in wy dan overdappen , is het Graaffehap Leerdam , het Land van Gorkum ^ en lianen.. Het eerstgemelde Graaffehap Leerdam , d’-ekt zig ten Noorden tegen het Land van Vianen, grenst ten Oosten aan het Graaf- fehap Kuilenburg, heeft ten Zuiden het ri- vier* VAN HOLLAND. 21 viertje de Linge, en aldaar en ten Westen het Land van Gorkum. De voornaainfte plaats van dit Graaffchap is het fteedje Leerdam. De plaatzen onder het Leerdam- mer gebied zyn de volgende: Schaik, het hoog einde van Middelkoop, Briiinsdeel , hoog Oosterwyk*, de Geer, Over Heikoop, en Over Boeikoop , als mede Schoonder- woerd , Acquoy , en het nedereinde van Spyk , welke twee laatstgenoemde egter over de Linge gelegen zyn. Het Land van Vianm , waar in zig insge- lyks eene Stad van dien naam bevind , fcheid , met Leerdam, dat gedeelte van Zuid-Hol- land van de Provincie Utrecht, door den daar voorby vlietenden Lekftroom. Het Land van Vianen breid zig, van het Graaf- fchap Leerdam af, langs het Land van Gor- kum ten Zuiden , en de Lek ten Noorden , Westwaards uit naar den Alblasferwaard; deszelfs uitgebreidheid word gegist op de lengte van drie uuren, en de breedte van ruim één uur gaans. Onder het Land van Via- nen zyn , de Ilad Vianen met Bloemendaal , Bolgery en Authena, en voorts de diftric- ten Heikoop, Boeikoop, Lexmond, Acht- hoven, Lakerveld, Meerkerk , Ameide en Tienhoven. Beide deeze Landen zyn , wat hunne gron- den betreft, alle klaiagtig van aart, hoog en droog gelegen , vrugtbaar in allerlei boomooft van Appelen en Peeren ; overal vind’men milde boomgaarden , inzonderheid van Kerfen , allerlei Pruimen en andere boom- Z UI D- H o L- L A N D. Het Land van VIANEN, sa NATUÜRLYKE HISTORIE Z ü I E- HO L- E A N D, Het Land van CORKIM, boomfruit. Ook word ’er hier en daar veel Boekweit en Vlas voortgeteeld ; welker ak- kers , tusfchen de plantagiën der boomgaar- den , dit Land tot een aangenaamen lusthof maaken. Het Land van Gorhmi^ ook wel de Lan^ den van Arkel genaamd, voor en tusfchen de voorfchreeven Landen, die ’er Noord- en Oost waards aan paaien , gelegen , llrekt ook ten Oosten aan den Thieler waard be- neden Asperen; en breid zig Westwaards uit tot aan den Alblasferwaard. ^ Het Land van Gorkum is lang drie, en breed twee uuren gaans. De «anzienlykftc plaats van dit Landfchap is de oude vesting der Hee- ren van Arkel , welke Stad denzelfden naain als het Landfchap draagt, te weeten Gorin- chem of Gornichem , en by verkorting Gorkum. DeezeSrad ligt aan de regterhand van de Merwede; welke rivier, kort boven die Stad, uit de vereeniging van Maas. en Waal , omtrent Loeveftein, de bekende ge- vangenis van Staatsperfoonen , op den ui- terllcn hoek van den Bommeierwaard , op Hollandfchen grond gelegen , gebooren , aldaar den naam van Merwede of Merwe ^ ontfangt. En de Stad zelve word in twee deden gedeeld, door het riviertje de Lin- ge,dat alhier met eene doorgegraaven vaart in dc Merwe uitwaterd. Buiten de gemelde Stad, die de agtfte fbem in de Vergaderin- gen der Hecren Staaten heeft , behooren tot dit Land etlyke Dorpen en Ambagten, welke onderfcheiden worden in zulke, die bo- VAN HOLLAND. 23 boven , en zodanigen die beneden den Sou^ wendyk zyn. Voorts ontmoet men nog op de grenzen van dit Landfchap de Baronny van Asperen en de Heerlykheid van Heu- kelum,met derzelver kleene fteedjes Heu- kelum en Asperen, die beide ruim een half uur van elkander af liggen , aan de over- zyde van de Linge. Het Land van Gorkum deelt mede in de vrugtbaarheid der Landftreeken , die aan Gelderland grenzen; welker vrugten en ge- zegende voortbrengzelen , in Utrecht en door gantsch Holland, met groote menig- ten worden vertierd. Naar den kant van Vianen en Leerdam vind men ook gantfche ftoeteryen van Paarden; die aldaar worden aangefokt door lieden , welke alleen daar uit hun beftaan hebben. Men agt gemeen- lyk de Paarden aldaar aangefokt, voor gee- ne van de minll;e,en byna zoo goed, (zoo niet veel al beter ,) dan de Friefche Paarden ; waar van de Gorkumfche , Lexmonder , Via- ner en Utrechtfche Paardemarkten getui- gen kunnen. Uit het Land van Gorkum gaan wy in den daar aan grenzcnden Alblasferwaard, Dit is insgelyks cene vrugtbaare Landftreek, die men de grootfle Itellen kan van de Lan- den tusfchen de Lek en Merwede gelegen. Deeze Waard breid zig langs de eerstge- noemde rivier uit, door welke dezelve, ten Noorden , van den Kr'impener Waard ge- fcheiden word; ten Westen heeft men het Land van Vianen en Gorkum, of wel de Lan- Z U I D- HOL- LAND. Alblas- fer- Waard. 2UID- HOL- LAND. 24 NATUURLYKE HISTORIE Landen van Arkel, en ten Zuiden, als me- de ten Westen , de rivier de Merwede. Bin- nen iii den Waard loopt het watertje de Alblas , eene oude Kil van de Waal, nu de Merwede , ten Westen ; hetzelve loopt Oostwaards aan , en krygt vervolgens in eene gegraavene vaart den naam van den Graaf. Ook ftroomt ’er in'het Zuidoosten door den Waard de Giesfen, eene Kil van de Merwede, uit den grooten Waard. Dee- ze uitgebreide Waard is in verfcheiden klei- ner Landen verdeeld , waar van de volgen- de de voornaamfte Ambagten efi Heerlyk- heden zyn : Slydregt ,Naaldwyk ,Niemands- vriend en Lokhorst, Alblas, Alblasferdam , Nieuw Lekkerland , Streefkerk , Molenaars Graaf, Brandwyk en Gybland , Bleskens Graaf, Giesfen-Oudekerk en Giesfendam, Behalven deeze Ambagtshcerlykheden , lig- gen nog in den Alblasferwaard , onder de Provincie van Holland , de Stad Nieuw- poort, de Baronny van Liesveld, die ver- fcheiden Ambagten en Dorpen onder zig heeft; en voorts de Hooge Heerlykheden Papendrecht met Zuider Matena, Wyngaar- den met Ruigbroek, Giesfen-Nieuwkerk , Hofwegen , Slingeland , Laag- Blokland , Goudriaan , Noordeloos en Hardinksveld. Men kan uit deeze optelling , die met de benoeming van verfcheiden kleene Dorpen enz. nog vermeerderd zou kunnen worden, zeer wel opmaaken , dat de Alblasferwaard geenzins eene der kleenfte Landsverdeelin- gen is. Dezelve heeft de lengte van-vyf VAN HOLLAND. 25 volle iiuren gaans , en de breedte van ruim twee en een half uur ; en word , volgens de opgaave in den Tegenwoordigen ftaat van Holland , met de Hooge en Ambagtsheer- l}^kheden,zo in de Provincie van Holland, als eenige weinige onder het Sticht van Utrecht gelegen, getaxeerd op 21340 Mor- gen , en 100 Roeden Lands. Veelmaal en op verfcheide tyden is dit Landfchap blootgefteld geweest voor de elendige noodlottigheden der watervloeden ; veroorzaakt door den aandrang der twee groote rivieren , de Lek en Merwede, die hetzelve ten grooten deele omringen. Dit onheil word hier verzwaard , door de laag- te van het Land zelve ; dat de indringende golven greetig ontfangt, en het welk men niet , dan met ongeloovelyke moeite en kosten , van het daarover geltroomde water kan ontlasten; wordende zelfs door des kiindi- gen getuigd, dat de Landen op fommige plaat- zen aldaar laager liggen dan de bodem der riviere de Merwede zelve. Veelen derlande- ryen in den Waard zyn,gelyk dit aan veele laage landen eigen is , Hooilanden ; dog van een maar middelmaatig foort : vermits de wa- teragtige en laage grond veel biesgras en fchadelyk heermoes of heerbuis , tusfchen het hooi laat groeijen. Men vind ’er egter ook nog weilanden, die, als de Waard een geruimen tyd van overftrooming bevryd blyft , zeer goed en grazig zyn ; dog dit ongeval hebben , dat men , uit hoofde van derzelver laagte, de beesten ’er niet vroeg in Z UI D- HO L- L AN O. 26 NATUURLYKE HISTORIE ïuiD. in kan brengen, noch laat kan doen verbly- HOL- ven. Voorts heeft men hier Hoeplanden, die men Grienden noemt, op welke eené groote menigte van Waterwillige-boomen wasfen , waar van men Hoepels maakt. Hier mede geneeren zig de Huislieden veel al in den Winter; en ’er worden in deeze Landflreek alleen meer Hoepels gemaakt, ' dan in alle de overige plaatzen deezer Pro- vincie te famen ; door welker vertier het gebrek van goed hooi en andere landvrug- ten vergoed kan worden. Daar benevens word ’er in deezen Waard nog al veel Hennip, die men hier Kennip noemt, ge- teeld , die bekwaam is tot het maaken van zeildoek en touw, mits dat het niet te zwaar zy; het welk ook dit Land niet weinig be- voordeelt. Wel byzonder word ’er, in de Baronny van Liesveld, een overvloed van Hennip gewonnen; en deeze Landftreek;, fchóon vol liezen en biezen , heeft nog- tans niet alleen haare Elzenbosfehen en Grienden, maar ook goede vette Weiden en Hooilanden. Een goede en welverzorg- de D}^k omringt dit gantfche Land, dat in een gemeenen Dyk*ring ligt; met de vyf zoogenaamde Heerenlanden ; te weeten Ar- kel, Vianen , Leerdam, Hageftein en Ever- dingen : om deeze gezamentlyke Landen, zoo veel mogelyk is, te befchermen, tegen de overftroomingen van de Lek en de Mer- wede ; die des niettegenftaande hief menig- werf eene jammerlyke verwoesting te we- ge gebragt hebben. Naast vAn HOLLAND; 2? Naast aan den Alblasferwaard volgt de krimpenerwaard ; zynde dat gedeelte van Zuid- HolJand , het welk door ’t water van de Lek, de Maaze^ den Ysfel en de Vlist öm- fpoeld word; dat daar door, even als de opgemelde Waard , meermaalen aan de al- lerjammerlykfte gevaaren van watersnoo- den is blootgefteld geweest , en nog dikwils dezelve ondergaat. Een by uitftek droe- vig voorbeeld hier van levert ons het voor- gevallene in den jaare 1572 ; wanneer dit Land ^ na het doorbreeken van deii Waard, zeven volle Jaaren waterpas onder de goK^en der rivieren is bedolven geweestè Dog de natuur fchynt alle deeze noodlot- tigheden tot vrugtbaarheid te hebben inge- rigt ; om door deeze overftrooming der ri- vieren , als door die van een tweeden Nyl^ de anders fchraale ondergronden tot vette en gantsch vrugtbaare klailanden te hervor-» men; waar op ongemeen fchoone en vette weilanden zyn gelegené Op dezelve graast welgevoed en tierig vee ; en als andere lan- den, van wegens de droogte, kwynen, is deeze landflreek dikwils wel van gras voor- zien; het welk ook eene oorzaak is, dat aldaar, uit ongemeenen vetten room,puik- goede kaazen gemaakt worden; die meest alle naar de ftad Gouda gevoerd zynde, onder den algemeenen naam van Goudfche kaas bekend liaan, en waar onder de be- roemde Stolkfche kaazen uitmunten. De- wyl dit Land meest vlak en waterig is , zoo Vindt men ’er ook weinig, zwaar geboom* E tef zvii^é HOL- LAND.' Krim- pener- 2U 1 1)- HOL- L'A N Ï)* 2 8 NATUURLYKE HISTORIE te; boschaadjen of kreupelbosfchen zoude men hier vergeefsch zoeken ; alleenl^^k zyn ’er, gclyk in den Alblasferwaard ^ ontally- ke willigen , heesters 5 en omen aan de woo- ningen van deezen en geenen , ook vrugtbaa- re Boomgaarden , die een overvloed van al- lerlei appelen en peeren uitleveren; mits- gaders Akkers, die met veele moeskruiden beplant zyn. De Rad Schoonhoven , aan de Lek, in deezen Waard gelegen, is wel by- zonder vermaard wegens deZalmvisfchery , en het rooken dier visfchen, alom onder den naam van Scboonhovenfchen Zalm bekend; ’t welk één der voordeeligfte takken van ’t welvaaren deezes Lands aan dien kant uit- maakt. Men gist den Krimpenerwaard , Noord- en Zuidelyk, lang drie uuren , en in tegen- llelling breed omtrent twee uuren , en drie kwartier uurs gaans : de gantfche bedyking word begroot op 14000 Morgen, dog in den omflag der Lasten rekent men maar 10586 Morgen lands. Aan de overzyde der opgemelde rivie- ren, de Lek, Maaze, Ysfel en de Vlist, die deezen Waard omringen , heeft dit Land ten Noorden en Noordwesten een gedeelte van het Baljuwfchap van Woerden enRhyn- land , en voorts Westwaards Schieland , mits- gaders het Land van Ysielmonde ; het grenst ten Zuiden aan den Alblasferwaard, en wat Zuidelyker ten Oosten aan de Landen van Ysfelftein. Aan den kant van den Al- blasferwaard , fchuins tegen over de Rad Nieuw- VAN HOLLAND. 29 Nieüvvpoort, ligt hier aan de Lek de bo' vengenoemde flad Schoonhoven, de tiende ftemhebbende Stad in de Vergaderingen der Heeren Staaten* In het midden van den Krimpenervvaard bevinden zig twee meer- tjes of poelen , de eene in de Bakkers Waal , en de andere bekend onder den naam van den Boezem of Loet, welke in eene binnen- x^aart van dien naam uitloopt. Deeze poelen zyn veroorzaakt door het uitveenen , gelyk ^erook nog veengronden zyn. Men heeft in deezen Waard de Hooge Heerlykheden van Berg-Ambagt, ’s Heer- Aartsberg, en Klein- Ammers , als mede van Lekkerkerk en Zuidbroek* Onder de overige Heerlykhe- den , Ambagten en Dorpen , zyn de voor- naamften. Krimpen op de Lek, Krimpen op den Ysfel , Ouderkerk op den Yslelj Berkoude met Achterbroek , Gouderak , Stolwyk, en de flad Haastrecht met Vlist en Bonrepas, ten Oosten en ten Westen Van het water de Vlist. Voorts ontmoet men hier den Stormpolder , dus genaamd, om dat dezelve op den uithoek x^an Lek ert Ysfel, als een vooreiland, ligt, en den eer- flen aanval der flormen heeft ; als mede den Nesfe Polder, dien van Byerfum , en nog veele andere gehugten , welke alle met het geheele Land beflooten worden binnen een zwaaren hoogen Dyk, die , hoe fterk, iiogthans niet zelden door de kragt der hoo- ge watervloeden in gevaar is. Men kan uit dit alles zeer wel begtypen dat de Krimpenerwnard mede geen kleed E 2 ge^ z u i HO L- L A N Öii Zt/ID- HOL- LAND. Het Land van Y s« i E L S T E I N. 30 NATUURLYKE HISTORFE gedeelte van Zuid- Holland is ; en dat dit Land ook milde en gezegende vrugten op zyne beurt mededeelt. Dog het gezegde genoeg agtende , gaan wy over in het na- buLirige Ysfelftein. Hel Lancia of de Baronny van Tsftljiein^ in den Lopikerwaard gelegen , is zeer lang en fmal; het 'grenst ten Oosten en ten Noor- den geheel, en ten Zuiden gedeeltelyk aan de Provincie Utrecht : aan de Vlist begin- nende , ffrekc het zig in de lengte Oost- waards uit, tot aan het iledereinde van Jut- faas, en het hooge Regtsgebied van Vrees- wyk öf de Vaart, en ligt in de breedte tus- fchen het Land van Montfoort ten Noor- den , en Lopik, onder Utrecht, mitsga-. ders Zuid Polsbroek, tot de Provincie Hol- land behoorende, ten Zuiden. De lengte word gefchat op drie en een half uur ; maar inde breedte kan’t op zyn breedfbe naauw- lyks een uur gaans haaien. Door dit Land- fchap loopt in de lengte een water , ’t welk in den Ysfel begint, en, langs Benfchop en Noord-Polsbroek, in de Vlist eindigt; ook begint de Ysfel zelve niet ver boven het Land van Ysfelftein; deeze droom fchynt oudtyds uit de Lek voortgekomen te zyn , een weinig beneden Vreeswyk of de Vaart, is naderhand toegedamd boven , en loopt midden door de ftad Ysfeldein, de Hoofd- plaats, en eene Vryftad, in die landftreek. Het gantfclie Land beftaat meest al uit harde en vaste klai; aan den eenen kant is het vol Boomgaarden , en aan den anderen kant, VA N H o L L A N D. 31 knnt, naar Benfchoperdyk , met fchoone Weilanden voorzien : ook teelt men ’er al- lerwegen zeer goed Graan van allerlei foor- ten. Dog de klai word aldaar, gelyk ook in het Land van Montfoort , Lopik, en een gedeelte van den Krimpenerwaard, met veel moeite, en zeer zwaar bearbeid, als zynde hard en vast ; zoo dat men aldaar meerendeels met vier paarden ploegt, en by harde droogte met meerder; gelyk dit aan alle de hooge klailandcn , die naby U- trecht liggen, eigen is. Benevens het Land van Ysfelftein, behoort, in deezen Lopi- kerwaard , ook nog onder de Provincie Holland , de vrye Heerlykheid van Zuid- Polsbroek, die aan Noord-Polsbroek grenst : als mede de vrye Heerlykheden van Jaars- veld, Zevender en Kabaauw, die tusfehen de rivier de Lek en Lopik, onder de Pro- vincie Utrecht, gelegen zyn. Uit den Lopikerwaard , die, als uit het gezegde is af te neemen, ten deele Hol- landsch,‘ten deele Stichtsch is, zouden we gevoeglyk kannen over ^aan in het Baljuw- fchap vanOudewater en ’c Waterfchap van Woerden. Dog het komt my wel zo eigen voor, eerst de aangrenzende Landen aan den Krimpenerwaard, langs den Maaskant, te weetendie van Schieland en voorts Delf- land, te befchouwen; om dus alle de Zuid- hollandfche Landen 5 die aan de Maazegren- zen, eerst af te doen; en vervolgens met gemak die aan den Rhyn enz. te bezien. Overeenkomftig hier mede , keeren wy uit E 3 den Z U 1 D- HO L- L ilN D. ï o I D- ^^ o L- X. A N D SC » 1 E I-, A N P. 32 NATUURLYKE HISTORIE den Lopikerwaard , door den Krimpener- waard, ce rug, en Rappen voort over in het uitgellrekte Hooglieemraadfchap van Schieland. Het Hooghemraaêfchap van Schieland ligt ten Noorden tegen Rhynland, ten Zuiden aan de Maaze, heeft Delfland westlyk, en den Krimpenerwaard oüstlyk van zig. Het word v^an Delfland ten grootflen deele gefchei- den door de Schie; v^an welke doorwate-* ring de daar aanliggende Rad Schiedam, de negende inden rang der Remmende Steden , bekend door haare veelvuldige Koornwyn- Rookeryen, haaren nJtam ontleend heeft; gelyk de bloeijende koopRad Rotterdam, de HoofdRad van dit Hoogheemraadfehap, haaren naam ontfangt van de Rotte, die midden door Schieland heen Rroomt, tot aan Zevenhuizen en Hoogeveen , en dit Landlchap van het Noorden naar het Ztii-* den in twee ongelyke deelen verdeelt. Dit Hoogheem raadfehap van Schieland maakt met zyne nabuurige Hoogheemraad- fchappen, Delfland, Rhynland en AmRelland, om zoo te fpreeken , de kern en het magtigfle der Zuidh-ollandfche Landen uit, met wel- ker gronden, aart en eigenfehap, hetzelve ook meerendeels overeenkomt. Dog het heeft wel inzonderheid eene menigte van veengronden en uitgebaggerde Turflanden; waar door ’er in Schieland geweldige groo- te Veenplasfen en Moerasfen gevonden wor- den ; tusfehen welken bier en daar goede foeekeq van Wei- eu Hooilauden liggen : maar VAN HOLLAND. 33 jnaar bet is uit hoofde van de laage en me- zum iiigvuldige veengronden ligt te begrypen, dat deeze Landfireek, al is het niet door het buitendykfche Maaswater , door haar eigen binnenwater veelmaalen dras ligt, in- zonderheid aan den kant van de Rotte; ter wederzyde van welken Rroom de meeste veenen gelegen zyn. Onder Schieland telt men als voornaame Ambagtsheerlykheden , Hoogenban , Over- fchie , Kool , Schoonderloo , Kralingen Kapelle op den Ysfel , Nieuwerkerk , Moord- drecht , Zevenhuizen , Mocrkapel en de Wildeveenen, Hillegersberg en Schiebroek. De Hooge Heerlyldieden zyn Matenes , Bleiswyk , Broek , Thuii en ’t Wegje. Voorts grenzen aan Schieland de Dorpen en Landen van Waddingsveen^ Snydelwyk , Peu- lyen en Hoogeveen, in welks water de Rot- te eindigt , mitsgaders de Heerlykheid Ha- zarswoude, in iÜiynland;en aan de overzy- de van dien Rroom liggen nog inRhynland Zoetermeer en Zegwaard, en in Delfland, Berkel, Rodenrys , Schieveen, enz. Onder zoo veele Amhagten en Dorpen , waar van de voornaamile flegts hier genoemd worden , zyn die van Schoonderloo en Kool , benevens het vooreinde van Kralingen , en ook Overfchie , tot om en by Schiedam , de eenigfte plaatzen die van plasfen en veen- gronden bevryd zyn : breidende zelfs die plasfen zig uit tot digt onder de vesten der hoofdftad Rotterdam, Deeze Stad, die met rot- haaren roem en welvaard gantsch Schieland tfr- E 4 bloei- 1UI D- |^ o L- j- AN p. 34 NATUURLYKE HISTORIE bloeijen doet, en het Hoogheemraadshnis van Schieland binnen haare muuren heeft, is de zevende Stad in den rang der Rem» mende Hollandfche Steden , en ligt op de breedte van twee en vyftig graaden drie nii- iiuuten, en de lengte van vyf en twintig graaden agt en dertig minuuten. De gele. genheid deezer Stad aan de Maaze, in het hartje en het allerbeste van Zuid-Holland , doet haar met Amfterdam om den prys der Zeevaart dingen, welk zy in den han- del met Engeland overtreft. Ook levert zy uit Vrankryk den besten Wyn , en deelt uit Zeeland het eêlfte Graan aan het Vader- land mildelyk mede. De Natuur fchynt in^ derdaad ten deezen opzigte een zeer groot voorregt aan Rotterdam gefchonken te heb- ben; dewyl alles, wat uit Maas, Merwe, Rhyn , Lek , Ysfel, of Waal, na Zee, of uit Zee derwaards wil , die Stad moet pas^ feeren; het welk de fchrandere huygens ook geestig in zyne Stedevaarfen , als hy van Rotterdam fpreekt^ doet opmerken, zeggende : ’t Zy Wael , of Rhyn, of Maas, of alle dry te faem, Zy Ysfel , Merw’ , of Lek , of dry in eenen naem , Of zes in eenen buick, fy moeten t’mynent bueren. En willen niet in Zee of kusfen eerst myn mueren ; Door dit voordeel en deeze gunftige ligr ging bloeit ook gedeeltelyk het nabygelee- gen plaatsje Delfshaven; het welk tusfchen Rotterdam m Schiedam > al.§ op een drie- fprong VAN HOLLAND. 35 fprong, aan de Maaze ligt. Deeze rivier rnaakt hier eene fchoone Haven voor zwaar- gelaaden fchepen ; en derzelver laading, tot in de Haven gebragt zynde , word ver- volgens met kleener vaartuig , langs de Schie , naar Delft en elders heen gevoerd. Boven dit houd de gedagtenis des grooten desi- DEERs, welken Rotterdam met een Stand- beeld vereerd heeft, den naam deezer Stad in onuitwischbaar geheugen en achting. Uit Schieland komt men , langs de Maa- ze , in Delfland , het grootfte en rykfte Hoogheemraadfchap, naast dat van Rhyn- ]and. De Itad Delft, bekend door de huis- vesting des grooten wille ms den eer- sten in zyn leeven , en door zyne luis- terryke Praaltombe na zynen dood , is de hoofdplaats van dit Land ; en dezelve heeft de derde ftem in de byeenkomften der Hee- ren Staaten. Delfland , ten grootflen deele door de Schie van Schieland gefcheiden zynde , ftrekt zig , langs de buiten Maaze en den hoek van Holland, ten Westen en Noordwesten naar de Noordzee ; ten Zuiden door de bin- nen Maaze naar Delftshaven , en is ten Noorden aan Rhynland verknogt. Het is dus het uiterfte van ’t vaste Land van Zuid- Holland aan de Noordzee; deszelfs lengte, word bepaald op vyf en een half uur, en de breedte op vyf uuren gaans. Dit Hoog- heemraadfehap is zoo vol Dorpen , Gehug- ten , Landfcheidingen , Polders en zo voorts , dat het verveelen zoude indien ik alle de^ E s ZUI D- HOL L ANP* D EL F- L AN P. ÏÜID- HOL ï. AN D. 35 NATUURLYKE HISTORIE zelve wilde opnoemen. Men kan ’er eeni- germaate over oordeelen , als men bezeft, dat de kundige en naauwkeurige Landmee- ter CR uqui üs, ten kosten vanz}^ gezigt, byna zynen leeftyd in het opmaaken eener juiste Kaarte van dit Land heeft verlleeten. Het zal derhalven genoeg zyn , dat ik , naar de voorige aangenoome wyze. Hechts de voornaamfle plaatzen melde. Aan den kant van Rhynland en Schieland zyn, behalven de ftad J3elfc zelve met haar Regtsgebied, en eenige reeds genoemde Dorpen , de vol- gende Polders en Dorpen inzonderheid in agt te neemen : Pynakker, Vrouvve-Regt, Delfgaau , de Ketel, Oost- en West-Abts- Polder, Babberspolder , Schipluide en meer anderen. Langs den Maasdyk heeft Delf- land, behalven andere diftriélen , onder zig het Maasland en Vlaardingerland. In heC laatstgenoemde vind men het bekende Vlaar- dingen. Dit Plaatsje , dat het Stederegt heeft , en boven al beroemd is van we- gens de Han’ngvisfchery, ligt niet ver van de Maaze, en een weinig hooger, dan daar de Oude Maas zig weder met de Nieuwe vereenigt; en den loop deezer riviere vol- gende , komt men in Maasland, een digt en zeer net bewoond dorp , voorts aan Maadandfluis , dat, niet verre van Vlaar- dingen , een pronk der Zuidhollandfche Dorpen is. Van beide deeze plaatzen loo- pen , builen andere ’doorwateringen en dooiTnydingen , welke hier omftreeks ge* vonden worden, twee doorvaarten, de ee- ne^ VAN HOLLAND. 37 ne, uit Vlaardingen , is bekend by den naam van de Vlaardingervaart ; gelyk de andere van Maaslandfluis, onder den naam van den Trekvliet of Middelvliet, die zig op de hoogte van het Zouteveenfche Meer niet de Vlaardingervaart vereenigt ; dat van beide decze plaatzcn een gereeden toe- gang na Delft te water verleent. Aan den Zeekant heeft Delfland , even als Rhyn- iand 5 hooge en flerke Zeeduinen ; waar van de voornaamfte egter , die zig naar den Hoek van Holland uitftrekken, met gorflngen en helmplanten gehouden moeten worden; doordien de aanval der Zee aan dien kant veel van derzelver zand affpoelt: waarom ook hier ter meerdere befchermin- ge een zwaare Zanddyk ligt. Langs denzel- ven . en in den kring der Duinen , liggen nog verfcheide Polders en Plaatzen ; waar van de voornaamile zyn die zig naar het vrugcbaar Westland uittrekken : als het Vorstlyk Hondsholredyk, Zegbroek, Monter , Naald- wyk , het Zand-Ambagt enz. Hier ontmoe^ ten we wel byzonder de tad ’s Graavenzan- de n niet ver van den Hoek van Holland in Duin gelegen , weleer der Graaven wooning, dog nu ten grooten deele vervallen duingron- den, met eenige gehugten; omtrent wel- ken egter ook eenige bekoorlyke Zaai-, Wei- en Teellanden gevonden worden; aan^den kant van Rhynland heeft Delfland Veenen en uitgeveende Plasfen ; als by Hogeveen , Tedingcrbroek , enz. waar omtreeks ook de Landfcheidingen van Delf- en Rhynland te» Z UID- HOL- L ANP- ÏUID- HOL- lA N D. S’ORAA* 'VEN- hage. 38 NATUURLYKE HISTORIE tegens elkander aanloopen , by Wilsveen en de Drymanspolder. Eindelyk rekent men nog onder Delfland de Hooge Heer- lykheid Rysvvyk en het Ambagc Voorburg; aan ’t welke het Haag-Ambagt grenst , dat wy hier niet ongemerkt voorby kunnen gaan; te minder, daar het hoflyk *s Graa- venhage aan ’t zelve gelegen is. Eene plaats egter te veel bekend , te zeer geroemd en te algemeen geagt, door de hoog-aanzien- lyke Vergaderingen van ’s Lands Vaderen, . de Refidentiën der Afgezanten van uitheem- fche Vorflen , en ’t verblyf van veele zoo binnen- als buitenlandfche Edelen , dan dat ik ’er my hier in ’t breede over zou uitlaaten. Dit alleen nogthans voegt my hier te melden , dat ’5 Graavenhage ^ gelegen op de breedte van twee en vyftig graaden tien minuuten , en de lengte van vyf en twintig graaden twee en twintig minuuten, gebouwd is in eene der aangenaamfle ftreeken van Zuid- Hol land. Het ligt namentlyk aan de eene zyde tus- fchen de klaverryke weiden van het West- land ; en aan de andere onder de lommer- ryke fchadiiwe van het eenigfte, (zoo men het Haarlemmer Hout onder Noord Holland betrekt,) boschaadje in Zuid-Holland ; ter- wyl de flranden van de Noordzee by Sche- veningen, Hollands fraaifte Zeedorp, een half uur gaans van den Haage gelegen, eene geftadig frisfche lugt verfchaflfen aan dit be- roemde Vlek , indien ’t ons geoorlofd zy met dien naam te benoemen eene plaats, niet minder dan veele Steden; waarom d^ meer^ VAN HOLLAND. 39 meergemelde HUYGENshaar gantsch gees- tig noemt: Het dorp der dorpen geen , daar J^der fteeg een pad is , Maar dorp der Steden een , daar yder ftraat een Stad is. het welk hem ook vervolgens nog in zyn Voorhoutszang doet zeggen : Laat ik dan myn ooge weiden Over d’een of d’andre kant, ’k Vinder altyd-groene weiden. Met gefHchten om-geplant; Yemand zal my konnen thoonert Of meer huizen , of meer houts ; Maar waar zag men oyt bewoonen Soo veel Stads , in foo veel Wouds ? Dog wy (lappen hier van af ; ’t is over be- kend, welk een uitneemend aanzien ’sGraa- venhage heeft , en hoe het te gelyk met Delft gantsch Delfland een voortreftelyken luister byzet. Wat nu de gronden van Delfland betreft, deeze , fchoon uit ’er aart niet vet nog weeldrig, zyn nogthans door konst, vlyc en arbeid zoo vrugtbaar gemaakt, dat dee- ze Landftreek overal digt bewoond , wel beplant en ryklyk van Vee en Graangewas voorzien is. Aan de eene zyde van dit Land vind men goede klai , door de veengronden , gemengd ; aan den anderen kant, naby de Maaze, is uit de natuur goede klai j en Delfland heeft, land- Z U i IJ- HO L- L A N D. tÜID* HOL- LAND. 40 NATUURLYKE HISTORIE landvvaards in , zeer vrugtbaare Wei- en Zaailanden ; ook levert het land hier zeer goede Boter uit, die zelfs by veelen boven de Leidfche Boter gefchat word; dog om en aan de Duinen zyn het al droeve Zand- gronden, Heidenen Duinvelden; van de* welke egter een zeer groot gedeelte ten voorbeelde kan ftrekken, om te toonen, hoe de vlyt onzer voorvaderen de aller- ftroeffte en driestfte landen tot vrugtbaare landen gemaakt heeft; waar omtrent ik by. zonder het oog heb op het Westland , den Poeldyk , en meer nabuurige plaatzen. Uit deeze Landftreek word een zeer groot ge* deelte van Zuid- Holland met allerhande fchoone boomvrugten voorzien ; die zelfs den prys winnen van alle andere gcwasfen , welke ons uit de hooge klailanden van U- trechc, Vianen enz. gezonden worden. Hier doorhebben de Tuinieren deezer landen, zelfs in Leiden, Delft en ’s Graavenhage, op, de weekelykfche marktdagen, byzonde- re marktplaatzen , onder den naam van West* landers. Benevens alle deeze Boom- en Tuinvrugten groeit ’er insgelyks het beste Graan, inzonderheid aan den Maaskant; buitendyks word ook hier en daar Meekrap geteeld: en deeze vrugtbaarheid is aan die Landftreeke genoegzaam geheel door konst en arbeid eigen geworden. Men hoore ook hier van den Ridder westerbaan getui- gen, in zynen Zang op Okkenbiirg, eene Hofftede van dien naam in ’t Westland, door hem volbouwd, in welk Dichtftuk by om VAN HOLLAND. 41 ons een zeer natuurlyk en teffens Lonftie denkbeeld geeft, rakende de gelegenheid van dit gedeelte van Delfland, waar om- trent hy zig, onder andere befchry vingen , aldus laat hooren: Die fpeelevaaren wil door ’t fchoone koorenland. Door tarwryk Westland heen, moet deeze baart ook houwen , Van waar hy langs een vliet ziet roggen akkers bouwen , En vaers en koejen treên ten knien toe in ’t gras , Daar eertyds voor het vee geen groene pyl en was. Daar de Natuure mist , daar helpen ’t Menfcheii handen ; Dat hier nu weiden zyn dat waren fchrale zanden. Men voert hier geesten weg. Met deeze laatfle fpreekwyze bedoelt de Dichter de geestgronden , die meerendeels uit geel yzeragtig Zand beflaan , op welken niets groeijen kan. Verder van ’t Westland fpreekende, vaart hy, betreflfende de Veen- gronden , op deeze wyze voort : Weg met den valfchen grond van Veenen en Moe- rasfen , Weg met de bolle moer, en met den weeken bry; Hier ftaat men zonder zorg en voor het zinken vry. Hier haat gy op het zand , en buiten wei en kleiland , En nogtans midden in het beste klei en weiland. Ten Zuiden is het klei , ten Noorden hebt gy wey, So is m’er midden in , al is men in de hey. Z VID- H o L- l. AND. Edog, ïü T D HOL- LAND. 42 NATUURLYKÉ HISTORIË Edog,'hoe fchoon en vrugtbaar dit gedeeld te van Delfland ons afgefchetst worde , en ook inderdaad zy , zoo moet men egter zeg-^ gen 5 dat het met gantsch Delfland' zeer veel van het wintervvater heeft te lyden ; ver- mits de laagte dier Landen. Niet zelden ligt het gantfche Westland onderwater: en ik ben ’er zelf ooggetuigen van geweest, dat de Pluislieden met gelaaden fchoiiwen en fchuiten over de landen heen , en van het ee- ne huis naar het andere voeren , om elkander van deeze en geene nooddruftigheden tö voorzien. Dog in het voorjaar worden dee^ ze landen, door middel van Watermolen^ en Sluifen,van dien overlast bevryd; wan- neer het water door Maasland , en ook veel door Rhynland, word weggev^oerd, en ver- volgens na Zee gefluwd. Dit kan hier nog- thans zoo fpoedig en gereed niet gefchie^ den , als wel elders ; vermits Rhynland , fchoon in zig zei ven laag, aan dien kant hooger ligt dan Delfland; waar by komt^ dat Rhynland zelf’s winters met water word opgekropt ; en gevolglyk eerst zyn eigen boezem van water moet ontlasten , zal Delf- land daar van bevryd worden: ook is nog daar en boven de wind , die tot dat einde vereischt word, het eene Land dienftig, het andere fchadelyk. Uit dit alles is ligtelyk af te neemen hoe broekig en wateragtig Delf- land veel al moet zyn : maar het kan teffens tot verwondering flrekken, als men nagaat hoe groote voordeelen deeze overloopingen dit land te wegen brengen : want naauwlyks VAN HOLLAND. 43 IS het land winddroog , of alles groent , groeit en bloeit voorfpoedig , en geeft , op zynen tyd,gewenschte vrugcen. Een won- derlyke voorfpoed , voorwaar, by zulke tegenfpoeden. Delfland ten Noorden verlaatende, gaan vvy over in het beroemdfte en voornaamfte Landlchap van Zuid Holland, namelyk het Hoogheemraadfchap van Rhynland; hetzelve is aan deneenen kant wat ruimer, en aan den anderen kant wat enger uitgeftrekt , waar door eene bepaalde omfchryving van dit Hoogheemraadfchap op zich zelven niet ge- reedlyk te geeven zy. Tot meerder gemak van den Leezer , en om hem te klaarder denk- beeld van deeze Landftreek te geeven, zullen wy hier de benaaming vanRhynland in der- zelver wydfte uitgeftrektheid neemen; de onderfcheiden bepaaling der verfchillende Regrsgebieden , daar laatende; die ook tot den aart van ons ontwerp niet beboeren. Het heeft, in die ruimfte benaaming, eene uitgeftrektheid van wel ruim agt uuren gaans, terwyl het in de breedte op vyf en een half gefchat wordt. Het dus genoemde Rhynland heeft de Noordzee ten Westen , en ftrekt Noordwaards tot aan Kennemer- land. Ten Zuiden grenst het aan Delf- en Schieland. Verder loopt het ten Oosten, langs hetBaljuwfchap van Woerden, en een gedeelte van de Provintie Utrecht ; van waar het vervolgens , met influiting van ’C Haarlemmer-Meer , al noordlyker , ten Oos. ten langs Amftelland uitgebreid is , en ten F laat- ZÜ ID’i HOL LAND. R H y N- LAND. i UT D HOL- LAND 44 NATUURLYKE HISTORIE - laatfte aan Kennemerland fluit. In deezen omtrek bevinden zich echter verfcheiden Landen , die, eigentlyk gefproken , niet onder ’t Hoogheemraadfchap van Rhynland behooren; dog, om verwarring voor te ko- men, zullen wy, de natuur van ons ont- werp in ’t oog houdende, op dit onder- fcheid geen agt geeven , maar deeze Land- llreek, in die uitgeflrektheid, op eene der- gelyke wyze , als de voorgaande , door- loopen. Dit Rhynland, vermaard door de over- gebleeven Oudheden , ten bewj^ze van ’t oude verblyf der beroemde Batavieren en Gatten in deeze Landflreek, heeft zyneii naam ontleend van den Rhyn, die ’er mid- den doorloopt , en zig in ’t zelve by Kat- wyk in ’t Duin verliest. Alle de Landfchap- pen van Rhynland op te noemen , zou ons tot nog grooter getal doen opflygen , dan die van eenige andere onderdeeling van Zuid-Holland : duizenden van Slooten , Kaa- den. Velden, Gehugten , Wooningen , Dorpen , eene groote menigte van vrye Goederen en Heerlykheden, die zig in dit Hoogheemraadfchap enz. bevinden, zyn ge- noeg om verfcheiden boekdeelen te vullen ; derhalven zullen wy ons hier wederom al- leen bepaalen tot de voornaamfte, die ons in het vervolg van nut kunnen zyn. Van' Delfland, langs de Noordzee, voort- gaande, treed men eerst in het Dorp en de Hooge Heerlykheid Wasfenaar , vermaard door haare edele Stamheeren ; waar aan de Heer. VAN HOLLAND. 45 Heerlykheid van Zuicivvyk verknolt is. Hier uit komt men terftond in die van Voorfcho- ten en Veur, welke beide aan de noord- westzyde van den Vliet gelegen zyn; aan wiens overzyde, tegens Delfland en Schie- land aan , zig bevinden , Stompwyk , Zoe- termeer en Zegwaard. Deeze drie diitriélen worden gevolgd door dat van Zoeterwou- de 5 het welk zig voorts hegt aan Benthui- zen en Hazaartswoude; waar op volgt A1-. fen en Rietveld, Boskoop en voorts Zvvam- merdam , anders Zwadenburgerdam , of Zwaanenburgerdam met zyne Broekvelden ; die ons brengen tot op de fcheiding der Gouwfche Landen : welke , volgens de bo- vengemaakte bepaaling, ook in den kring van Rhynland enz. begreepen zyn, en waar in wy hier kortlyk Rand moeten houden, byzonder ten wille van de Rad Gouda, Dee- ze Stad , aan den Ysfel gelegen , tegen over het Land van Haastrecht, heeft de zesde Rem in Hollands Vergadering. Ze is bo- ven al bekend door de groote menigte van Tabakspypmaakeryen , die hier gevonden worden ; en beroemd door de by uitRek fraai gefchilderde Glazen haarer Hoofdker- ke , die door hunne levendige koleuren en konRige fchildering, thans onnavolgbaar op Glas , aller oogen tot zig trekken. De Ys- fel , de Stad omfpoelende , en doorvlieten- de, vereenigt zig, door middel van Slui- zen , met eene gegraaven v^art , de Gouwe genaamd, die by Alfen in den Rhyn valt. Ten Oosten en ten Noorden van deezeii F 2 ftroom ZUID HOL- LAND GOUDA "Z U I D- HOE- L A N D. 46 NATUURLYKE HISTORIE ftroom heeft men nog de Hooge Heerlylc- heden van Bloemendaal, Kort Haarlem meï de Willens, Vryhoef met Kalverbroek , en het Land van Stein. Alle deeze plaatzen zyn aan deZuidzyde van denRhyn gelegen. Aan de andere zyde, of ten Noorden van den Rhyn , ontmoet men , van Leiden afkomende en oostvvaards gaande , Leider- dorp 5 Kouderkerk , Oucshoorn en Gnep- hoek , xVarlanderveen, Nieuwkoop, Ach- tienhoven , Zevenhoven en Noorden , dat ook gedeeltelyk onder Nieuwkoop behoort. Hier treft men de landfcheiding tusfchen Holland en Utrecht aan ; en agter deeze plaatzen volgt Esfelykerwoude met Jacobs- woude; waar aan verder noordwaards gren- zen Hoog- of Hoomade , aan den Does ge- legen, en de uitgebreide Veenlanden onder Alkemade,als Oude- en Nieuwe Wetering, de Kaag , Roelof Aartgens Veen en Ryp- wetering. Deeze Landen , om of aan den wa- terboezem van het Braasfem-meer gelegen, zyn verknogt aan Langer- en Korter- Aar , Rhynfaterswoude , Leimuiden en Vriefe- koop, Calflagen, en eindeiyk Kudelftaart. De laatstgenoemde liggen meerendeels te- gens de oevers van het Haarlemmermeer; en dit opgemelde diftrifi: llrekt zig uit van dat water tot aan den Rhyn, loopt langs het Baljuwfchap van Woerden heen , en ft uit aan de grensfcheidingen van de Provintie ü- trecht , het Baljuwfchap van Kennemerland , en ’t Hoogbeemraadfchap van Amftelland. Nu wederkeerende na Leiden , en van daar VAN HOLLAND. ' 47. daar west* en noordwaards gaande, komen we in de Heerlykheid van beide de Katw}^- ken en ’t Zant, in Oestgeest, Rhynsburg, Warmond en Voorhout. Hier aan gren- zen Noordwykerhout en de Noordwyken ; voorts ontmoet men nog Sasfenheim en Lis- fe; ter welker laatfte plaatze het Land van ilhynlandby den Lisfer-broek aan het Haar- lemmer-Meer fluit. Dit Meer, dat van tyd tot tyd in uitgebreidheid is toegenomen, op de grootte van omtrent 20C00 morgen Lands gefchat word, en welks verdere uit- breiding men thans met ernst poogt tekeer te gaan , word mede gerekend onder Rhyn- land te behooren ^ niet Rechts om dat dit Land alleen door dit Meer zyn water loost, maar ook om dat het Hoogheemraadfehap van Rhynland opzigt over hetHaarlemmer- Meer heeft. Van hier loopt het, langs het Meer , door Hillegom , en breid zich ver- der zeewaards uit, tot v^oorby Zantvoort, waar in het aan de Noordzee eindigt, of zoo ver het Baljuwfchap van Brederode, dat wy onder Kennemerland nader zullen befchouwen , onder Rhynland gerekend word. Dc voornaamlle flreeken van Rhynland dus doorkruist hebbende , zoo liaan ons de gronden van dit Hoogheemraadfehap wat nader te befchouwen: waar van men, over het geheel genomen, kan zeggen, dat zy kag liggen , en dat wel ruim een derde ge- deelte daar van veengrond is. Het overige is veel al klai of zand; dog wel meest het F 3 laat- ^ U I D- H o L- L A N D. TVl HOL PAN 48 NATUURLYKE HISTORIE E- laatfle, gemengd met andere gronden: ook zyn ’er weder andere landeryen , die veen- ^gronden hebben , of gezamentlyk onder een gemengd zyn ; het welk dit gewest met Delf- enSchieland gemeen heeft. Het groo- te Meer, en eene menigte van veenpias- fen , maaken Rhynland zeer broekig. De Rhyn , die het Land, met zynen naam, ook een aantal van doorwateringen geeft, veroorzaakt fomtyds overftroomingen; en alle winters zekerlyk eenigen overloop in de Polders Maar de konst, de vlyt, en de wyze zorg der Heeren Heemraatlen wend alles aan , om deeze uitmuntende Land- ftreek haare waardy te doen behouden , om , door fterke Dyken, Kaaden en Sluizen, een Land te bewaaren, waar van ik, zon- der my aan grootfpraak fchuldig te maaken , wel mag zeggen , dat het de bloem en het puik van alle de Landen der Hollandfche Provintie is. De overvloed van tierig en weelig wasfend geboomte vertoont zig,met hooge toppen , alom in de nabuurfchap der Dorpen en Vlekken, inzonderheid van die geene welke aan den Duinkant gelegen zyn. Het oog vind daar alles wat de Natuur aan- lokkelyks aan het zomergroen kan fchen- ken : de fchoone tuinen en boomgaarden ziet men ’er overal veel zinnelyker befnoeid en beplant dan elders ; ook is de konst hier algemeen , om vroege vrugten en moes- kruiden te teelen , ja zelfs uitheemfche planten en fruiten aan te kweeken. De vlakke wQiden van Zoeterwoude, en de VAN HOLLAND. 49 de dorpen langs den geheelen Rhyn , over- crefFenveele andere Landfchappen in vrugt- baarheid. De naam van Leidfche boter ^ in deeze Itreek gemaakt, is genoeg om hier van getuigenis te geeven, en de heerlykheid deezer Landftreeke te pryzen. Het ryzig hoornvee , in dit gewest naar den eisch aangefokt , gaat in waardy en fchoonheid alle ander vee te boven. Wil men de wa- teren befpiegelen , de zoute Zee geeft hier zoeten en voortreffelyken Visch ; de zoete Rivier fchenkc eene menigte van welfmaa- kende Baarzen, Voorns en Snoeken, dam- de minfte grep of floot van krielt. En fchenkt de Natuur , in ’t winterfaifoen , rust voor dat wemelend gedierte, dan is hier overvloed van Osfen- en Verkens- vleesch, in ’t eigen land gemest, te vin- den ; en ontbrak zulk een zegen , dan zou men nog voorraad hebben in een Land, daar de noeste Landman t’allen dagen kaas en boter fchenkt. Daar en boven word hier, buiten het geen de natuurlyke vrugtbaar- heid verleent, nog een milde zegen over dit Land uitgeftort, door de menigte van allerlei Fabrieken , die , fchoon niet zo bloeijende als in vroegere jaaren , egter nog niet nalaaten , een onwaardeerbaar voordeel te wegen te brengen. Door dit alles isRhyn- land , met haare gezellinnen Delfland en Schieland, ten hoogden te agten, zo dat ze wel gerekend mogen worden het wezen- lykfle gedeelte van Zuid- Holland uit te maaken. F 4 Van 2 U I D- HO L- L AN D. i U I D- HO L' Land. LEIDEN. 50 NATUüRLYKE HISTORIE Van dit zoo trefFelyk Rhynland is deftad Lnden de hoofdftad. Eene Stad die , in het midden van Rhynland, en na genoeg in dat van Holland, gelegen, in Oudheid gelyk Raat met de oudfte , en in Gezag een van de eerfte is, als hebbende de vierde Item in den rang der ftemm.ende Steden. In Roem is zy ook de vermaardfte; in va- derlandiche Liefde de ftandvastiglle , in Moed de heldhaftigfle, en eindelyk, in al- les een Stad, die voor geene der binnen- Reden in Holland behoeft te zwigten, en in verfcheiden voorregten ook alle de ove- rigen te boven gaat. Zy ligt op de breedte van twee en vyftig graaden, zevenden en cene halve minuuten,op de lengte van vyf en twintig graaden, zeven en dertig minuu- ten ; en heeft , onder de daken der Hooge Schoole, de middaglyn des Lands,door ee- ne keurige hand berekend en getrokken. In het midden van Leiden ziet men eene hoogte, naar het daarop gefligte gebouw de Burgt genaamd, die, het zy doorkonst, het zy door de natuur aldaar gewrog^t, een zeldzaam voorwerp is in een Land, daar men geen gebergten vind. — De gezigten eindelyk over gantsch Rhynland en Delf- land heen , zyn onverbeeldelyk fraai. Dus heb ik , in een kort bellek, het aan- merkelykfte van Rhynland voorgedraagen , en dit afgehandeld zynde , keer ik my we- der na de grenzen van Utrecht; om de mel- ding der overige Landen te vervolgen, die tusfchen dit laatstgenoemde Hoogheemraad- VAN HOLLAND. " 51 fchap enz. en die Provintie in liggen; die ons eindelyk aan den kring der Zuiderzee tot aanNoord-Holland zullen brengen. Wy zyn uit het Land van Ysfeïftein , of den Lopiker waard, door den Krimpenerwaard , overgegaan in Schieland, hebben vervol- gens Delfland en Rhynland doorloopen; nu gaan wy uit Rhynland, en de in deszelfs kring gelegen diftriden , of wel bepaaldlyk uit de Gouwfche Landen, in ’t Baljuwfchap van Oudewater, en dat van Woerden. Het Baljuwfchap van Oudewater ^ dat alleen in eene Stad van dien naam , en het Regts- gebied onder dezelve behoorende, beftaat, ligt ten Zuiden en ten Noorden tusfchen de Provintie Utrecht; en de Rad Oudewa- ter zelve, aan den Ysfel gelegen , maakt met Woerden, dat een groot uur ten Noor- den is, en Montfoort , in ’t Sticht, om- trent een uur ten Oosten, eenen driehoek, in de nabuurfchap deezer Stad , die op ee- ne byzondere wyze, zelfs by de Buitenlan- ders, bekend is, uit hoofde der Oudewa- terfche Waage , op welke men zodanige lieden weegt, die van Tovery befchuldigd worden , om na te gaan , of ze een behoor- lyk gewigt hebben , dat menig een in vroe- gere dagen , toen ’t bygeloof heerschte, van den dood gered heeft, liggen de Hoo- ge Heerlykheden Hekendorp , Linfchoten met Snelrewaard en Vliet. Deeze Landen ^yn ryk van klaigronden, en leveren veel Potcebakkersklay uit; Hennip, ook hierge- meenlyk Kennip genoemd, en eenig Graan- F 5 ge- Z U I D- HO L- L A N D. Het Baljuw- fchap van OU’ D B V(7 A- TER. ZUID- HO L- L /VN D. Het Baljuw- fchap van Woer- den. 52 NATUURLYKE HISTORIE gewas, is de voornaamfte teeldery waarme- de de Landlieden zich alhier geneeren. Het hier aan grenzende Baljuwfchap van Woerden word door den Rhyn, die aldaar van Utrecht afkomt, en nog eenigfins zyn vryen nederloop heeft , doorwaterd. Dit Baljiiwfchap , dat Zwammerdam in Rhyn- land , ten westen , en Harraelen , in de Provintie Utrecht, ten oosten heeft , en verder Zuid- en Noordwaards mede door die Provintie ingeflooten word , fcheid Rhynland van de Provintie Utrecht, waar uit de’ gelegenheid ligt is na ce^gaan. De ftad Woerden is de Hoofdplaats van dit Ealjuwfchap; en voorts zyn ’er nog eenige Ambagcen en Dorpen , die onder cieszelfs Regtsgebied ftaan ; als de Graven, Waar- der Barrewoudswaardermet Bekenes , Riet- veld met de Bree, en Indyk. Het gantfche Land van W oerden is laag en op de meeste plaatfen moerasfig ; cdog ter wederzyde van den Rhyn met vaste en zuive- re klai voorzien ; het welk ook eene oorzaak is, dat langs de gemelde rivier een groot getal Pannen- en Steenbakkeryen gebouwd zyn ; die haare klai langs den Rhyn graaven , en door den tyd het land aldaar zeer laag maaken. Hier by komt nog de Sterkte , die ’s Lands Hooge Magten in de Moerasfen van dit Land zoeken; het welk nog voor weinig jaaren aanleiding gegeeven heeft, om verfcheiden nieuwe moerasfen in eene groote Liitgellrektheid, voor de ftad Woer- den , te graaven. Ondertusfehen worden op VAN HOLLAND. 53 de naastgelegene landen ook Graanen en Hennip geteeld; dog het grootfte gedeelte Z3^n aangenaame dreeven , van wei en hooi- landen , tusfchcn willige hoornen gelegen, waar op de Veebouw bloeit, en veele Boe- ren wooningen zyn. Uit dit Baljuwfchap , een gedeelte van den Stichtfchen grond , overflappende , komt men in Jrnft eiland ; welk Land aan deezen kant, ten Zuiden, Zuidoosten en Zuidwes- ten , als ’t ware met Utrecht vereenigd z^mde, door verfcheide Heerlykheden on- middelyk daar aan verknogt is. Amftelland flrekt zig aan den anderen kant ten Noor- den en Noordoostelyk langs het Y en het Regtsgebied van Amllerdam;Oostelyk naar de Muiderban, Weesperkerfpel , en de B}d- lemmermeer ; voorts grenst het aan een ge- deelte van Kennemerland , of van ’t Hoog- heemraadfchap van Rhynland , voor zoo ver- re zig dat Hoogheemraadfchap in ’t zuide- lykRe gedeelte uitftrekc. Dit Baljuwfchap van Amftelland word door den Amftelin twee deelen gefcheiden. Aan de Westzyde heeft men de Ambagtsheer- fykheid van Amftelveen , of de Amftelveen- der-Ban,ook wel Nieuwer Amdel genaamd. Aan de Óostzyde ontmoet men de Ambagts- heerlykheden Ouderkerk of Ouder Amftel, Diemen en Waverveen. Men vind ook in deeze Landftreek de Ambagtsheerlykheden Waveren , Botshol en Ruige- Wilnisfe , mits- gaders het bedykte Diemer- of Watergrafts- tncerjdie aangenaame en vrugtbaareLands» < douw , Z UI D- HOL- L A N D. Het Baljuw- fchap van AM- S TEL- IA N D. 2LUID- HOL- L AN D. AMSTER- DAM. 54 NATUURLYKE HISTORIE douw, welke den Amfterdammeren tot een Wandelhof verftrekt. Deeze laatstgenoem- de plaatzen behooren cgter, juist gefpro- ken, niet onder dit Baljuwfchap , maar ze hebben ’er zo veel gemeenfchap mede , dat ze 5 in eene befchryvingc dier Landltreeke, daar onder wel in aanmerking genomen mogen worden. Op cene dergeijd Horten of plempen van modder ; ook ziet men ’er reeds eenige moestuinen, in wel- ken op den nieuw gewonnen grond zeer goede groente gekweekt word. Voor ’t overige heeft men nog in deeze Hreek, op de grensfcheiding der Provincie Utrecht, als onder Holland behoorende, het Baljuw- fchap van de Loosdrechten, Mynden en Tek- koop , mitsgaders de vrye Heerlykheid van Loenen- Kroonenburgs Geregt. Van alle deeze laatstgenoemde gewesten , tusfcheii Amllelland en’t Sticht, hebben we voorts niets byzonders te melden ; dan alleen , dat men van derzelver gronden kan zeggen , dat ze , naar hunne gelegenheid , meer overeen- komst hebben of met de klaijige landen van Sticht , of met de moerasfige veengron- den v^an Amflelland. Hier mede zal ik, aan dit gedeelte van myn ontwerp, zo ik agte , voldaan heb- bende, myn Berigt van z u id-holl an D fluiten , en nu voorts overgaan tot het an- dere gedeelte deezer Provintie, te weeten Noor d. Holland ^ of IV est- Friesland en ’t Noor^ der-Kwartier. G TWEE. Z U I HOL LAN 6o NATUURLYKE HISTORIE NOORD- H O L- i A N D, KENNE- MER- LAND, TWEEDE HOOFDSTUK. Bevattende de optelling der Landen in Noord- Holland. In de bepaaling van Zuid- en Noord-Holland eene fchets onzer verdeelinge gefield hebbende , zouden wy jVolgeiis dezelve , met NOORD-HOLLAND aan Egmond moeten beginnen ; en onder Zuid-Holland aan een gedeelte van Kennemerland hebben dienen te gedenken : dog vermits Kennemerland, volgens de oude verdeelinge , onder Noord- Holland behoort , en volgens de nieuwe een overgang van Noord- tot Zuid-Holland maakt, zoo zal ik, dit beide in agt geno- men hebbende, nu Kennemerland intree- den, om verders Noord-Holland te door- wandelen ; na vooraf aangemerkt te heb- ben , dat Noord-Holland drie voornaame afdeelingen heeft ; te weeten Kennemer- land, Waterland en West-Friesland. Kennemerland , als boven gezegd is , ten naauwften met Zuid-Holland vereenigd, is eene der aangenaamfle welgelegenfte Land- ftreeken van gantsch Holland ; het ftrekü zig voor het grootfte gedeelte uit inNoord- Holland , tot op de fcheiding van West- Friesland en Waterland, en paalt flegtsmet een klein gedeelte aan Rhyn- en Amftel- land. Kennemerland, ten Westen en Noord- waards VAN HOLLAND, 6t waards aan Zuid-Holland grenzende, ver- volgt voorts ten Noorden, langs de Noord- zee, in Noord-Holland, tot aan en voor- by Petten , of wel tot aan Callants oog: Óosewaards nadert het aan West-Friesland en Waterland , voorts aan ’t Y , en met de Landen ten Zuiden van het Y tot aan Am- ftelland : Zuidoostelyker en Zuidwaarts paalt het aan Rhynland. Men telt in Kennemer- land veele zoo adelyke als andere Heerlyk- heden, welker meeste van eene hooge Al- oudheid zyn. De aanmerkelykfte zyn in Baljuwfchappen verdeeld, die verfcheiden Heerlykheden onder zig hebben ; naast welken ook eenige vrye Heerlykheden ge- legen zyn. Het eerfte Baljuwfchap dat ons , aan den Vogelenzang, uit Rhynland, in Kennemer- land treedende, in aanmerking Ihat te nee- men,is het Baljuwfchap van Br ederode ^ onder hetwelke de volgende Ambagten en Dor- pen behooren : Zantvoort , Tetrode of O ver- veen , Aalbrcgtsberg of Bloemendaal, en Vogelenzang, Haarlemmerliede metNoord- fchalkwyk , Schooten , Zuid- en Noord- Akendam, Hof-Ambagf, Velzen, Schoorl en Kamp, benevens de Hargenpolder. Aan dit Baljuwfchap van Brederode grenst de Regtsban van het Baljuwfchap van Blois , waar onder ook defledeBeverwyk te betrek- ken is ; voor zoo ver de Hooge VieiTchaar van den Lande van Blois aldaar gefpannen word , en de Baljuw van Blois tevens Hoofdfehout is der ftede Beverwyk. Voorts bevinden G 2 zig NOöRr5- H o L- L A N D- Het Bal- juw- Ichap van BnE- DF,KOS£. HetBal- juw- Ichap van BLOIS. 6z NATUURLYKE HISTORIE NOOKD- HOL- LAND» Het Hoog- Baljuw- fchap van WENNE- MER- LAND. zig in ditBaljuvvfchap de volgende plaatzenr Wyk op Zee , Wyk aan Duin , Spaarne- woude. Krommenie en Krommenie- dyk , mitsgaders de landen tusfehen de Naauweiv nafche Vaart en de Zaan gelegen , waar on- der de Dorpen Westzaanen met Westzaan- dam, de Koog en Zaandyk, Wormerveer, en West-Knollendam. Aan dit Baljuwfchap grenst de vrye Heerlykheid Asfendelft met Naauwerna, zig uitftrekkende van Krom- menie tot aan het Wykermeer , tusfehen de Naauvvernafche Vaart en eene kil van ’c Wykermeer. ^ Het Hoog~Baijimfchap van Kennemeriand , dat ons nu vervolgens Haat te befchouwen , eer wy Noord-Holland dieper intreeden, ftrekt zig wyd en zyd uit, waar door men een aantal van Heerlykheden en Dorpen in des- zelfs uitgebreidheid ontmoet. Hier toe na- mentlyk behooren, Akerfloot met de Won- de, Uitgeest en Marken binnen, Limmen, Heiloo en Oesdom , Heemskerk , Kastrikum, Groet, Wormer met de enge Wormei* , wel- ke laatfte egter een’ Baljuw op zig zelve heeft : voorts, Schalsmeer en de oostzyde van Knol- lendam, Jisp,Oostzaanen en Oostzaandam, Aalsmeer, Spaarendam, Heemftede, Bennen- broek, Berkenrode, Slooten, Slooterdyk,Os- dorp , de Geer en vrye Ambagten , Nieuwer- kerk, Zuidfchalkwyk en Vj^UHuizen, Riet- wyk en Rietwyker-Oort,Schooter- Vlieland, Schooterbosch , Hoogerwoerd en Zaanen. In dcezen ommekring van dit Hoog-Baljuw- fehap ligt ook het oude Vorstlyke Haarlem;, ee- VAN HOLLAND. 63 'cene Stad die, onder de Steden van ’t Zui- tJerkwartier geteld, de tweede ftem heeft in Hollands Staatsvergaderingen. Deeze 'Stad , liggende op de breedte van twee en vyftig graaden en twee en dertig miniiu- ten, en de lengte van vyf en twintig graa- den en vier en veertig minuuten , boven al beroemd van wegen de uitvinding der Druk- kunst, door haaren ingezeeten l aur ens KOSTER , is een pronk der Hollandfche Steden. Zy word doorwaterd door het fcheepryk Spaarne , en belommerd door een cierlyk Hout, dat een der fraaifle en welgefchiktfte Boschaadjen van gantsch Hol- land is : -ook heeft ze voor geene der Va- derlandfche Steden te zwigten in de fris- heid der ]ugt,en hetbyzonder vermaak der Landsdouwe ; waar by nog komt het aan- genaame der Bloemkweekerye; ’t welk in- gezeetenen en vreemdelingen ’s jaarlyks iiitlokt, om zig in derzelver verrukkende vertooning te vermaaken; dat te aanmer- keljdcer is, nadien ’er geen oord in de tot nog bekende Waereld gevonden word, dat deeze Breek in ’t aankweeken der Bloemen , en inzonderheid der vooitreiFeiyke Hya- einthen , kan evenaaren. Naast de reeds opgenoemden komt ons hier verder voor het Baljuwfchap van de Eg- momkn , welks Regtsgebied zig uitftrekt over Egmond binnen , Egmond op den Hoef en Egmondop Zee, mitsgaders het Egmonder- •mcer. Deeze Landftreek is voornaament- 'lyk bekend j door het Adclyke Slot der Hee- G 3 , ren NOORD- HOL- LAND. HAAR- LEM. Het Bak juw- fchap van de EG MON- DEN, WOORD- HOL- t AN D, Het Bal- juw- fchap van de >JIEUW- Ö4 NATUURLYKE HISTORIE ren van Egmond,en de beroemde Egmond- fche Abtdy , van welke beide nog eenige overbl^Tzels te zien zyn; te aanmerkelyker van wegen het groot aandeel, dat diejHee- ren in ’s Lands vroegere Gefchiedenisfcn gehad hebben, en ’t opftellen en bewaaren onzer oude Gefchiedfchriften in die Abtdy. Betreffende het bedykte Egmonder Meer zou men hier nog mogen aanmerken , dat de Rhyn , naar fommiger hedendaagfche gevoelens, aldaar voorheen in Zee zoude geloopen hebben ; dog ik zal thans hier op niet ftaan blyven, vermids ik ’er nader van fpreeken zal by ’t verhandelen van den Rhyn. Dit Meer is groot vier honderd en tagtig Morgen, en agt en vyfcig Roeden lands, en word meerendeels bewoond en beplant. Aan dit Baljuwfchap grenzen eenige vrye Heerlykheden , die ik by deeze gelegenheid nog kortlyk zal opnoeraen. Ze zyn Bak- IsLim , Wimmenum , Bergen , Petten met den Hondbosche en Callantsoog, ’t welk ons „ langs den Zanddyk of over het Koe- gars , geleid tot in het Baljuwfchap van Huis- duinen en de Helder, dat zig tot aan het uiterfle v^an Noord-Holland uitbreid. Voorts betrekt men nog onder Kenne- mcrland het Baljuwfchap van de Nieuwhurgen , het welk beftaat in eene uitgeffrektheid v^an Hoog Regtsgebied over verfcheiden aan- . zienlyke Ambagten , die ten deele onder Kennemerland behooren , en ten deele in of aan de bedyking van West-Friesland ge- legen zyn. De plaatzcn hier onder gere- kend VAN HOLLAND. 65 kend zyn de volgende : het Schernier-eiland , de Scherniermeer , de Ban van Urshem en die van Oterleek, als mede eenige Ambag- ten in ’t Geestmer-Ambagt gelegen. Dog het meerendeel deezer Landen , alhoewel door eenigen onder Kennermerland ge* bragt, zyn egter voor het tegenwoordige daar onder niet byzonderlyk te betrekken. Hierom zullen wy ’er ook in deezen niet bepaald op ftaan blyven, te meer, daar ’t volgende doorwandelen van Waterland en West-Friesland ons als met de hand totder- zelver nadere befchouwing zal leiden, ’t Is genoeg , voor ons tegenwoordig oogmerk , dat men uit het gezegde begrypen kan , welk eene vermaarde Landftreek Kenne- merland is; als hebbende in haaren kring liggen veele van de oudfte , rykfle en wyd- vermaardfte oude Graafelyke Landen , met zulke uitgebreide Baljuwfchappen. Den natuurl3^ken aart van Kennemerland befchouwende , ziet men , dat het Land meerendeels een zandgrond heeft; dog ook voor een groot deel uit gemengde klaigron- den beftaat , die alle tusfchen de voornoem- de hooge zandgronden gelegen zyn: veen- gronden word men hier byna niet gewaar; ten zy die landen in aanmerking komen , die naby Rhynland gelegen zyn ; of dat men ’er eenige andere vind , onder de zand' en duinlaagen , die nog niet algemeen bekend zyn. In Kennemerland zyn zeer aangenaame boschaadjen en kreupelbosfchen; en men • G 4 kan NOORD HOL- LAND NOCT\D- HOL- I A N D. 65 NATUURLYKE HISTORIE kan ’er in ’t algemeen van zeggen dat ze die van de gantfehe Provincie overtreffen: ja ik weet daar in gcene Landftreeken , waar in de Eiken weeliger en voordeeliger groei- jen, dan in dit gewest; inzonderheid van den Beverwjdc af tot aanEgmond toe; ook groeit en tiert ’er alle ander foort van ge- boomte ongemeen voordeelig. Deeze na- tnurlyke fchoonheden verkrygen daar en boven niet weinig luister door verfcheiden kostelyke en vorstelyke Buitenplaatzen ; die, het zy men het lommerryk Beverwyk befchouwd , het zy men door ontelbaare wegen , dreeven en koornvelden heen wan- delt, ons het Land als een aardsch Paradys vertooneii. Alomme ziet men hier bosch , of ontdekt men weiland , of ryke koorn- en ook wel boekweitvelden, met geboom- te en eene ontelbaare menigte van allerlei kruiden omboord. Wel byzonder kan ik van dit gedeelte by ondervinding getui- gen , dat ik in gantsch Zuid- of Noord- idolland geene Landftreek weet, in welke zulk eene verfchillende menigte van Land- kruiden by elkander wast , en alwaar de Kruidkundigen hunne wcetenfchap met meerder vrugt zouden kunnen oefenen. Voorts agt men dat de Duinen , die zig in Kennemerland langs de Zee uitflrekken , de hoogften zyn , welke langs de flranden van gantsch Holland liggen. Men vind des- fiietcegenftaande tusfchen dezelven veele groote valleijen en moerasfen; waar onder VQornaamile zjn de Bre^ Saap , de vlak- VAN HOLLAND. 67 ke Kroften, het Soerfop, het Zeeveld en ’c groot Helmveld, Hazenveld jGyzenveld , met meer anderen , en inzonderheid de vlak» ten agter Petten en by Egmond. Aanmer- kelyk boven al is eene vlakte , die agter in de duinen omtrent Castricum ligt; om dat daar in , (het geen zeldzaam is in ons Land ,) een beekje van duinwater ontfpringt , hec welk 5 met andere by wateren vereenigd, als een maatig breed vaarwater, tot op de hoogte van Limmen loopt, en voorts nog eene merkelyke iiicgeflrektheid befpoelt. Dit beekje , welks water zuiver en goed bronwater is , ontfpringt by het Waterftal of het Vlak, en heeft om zyn krinkelenden of hoepswyzen loop den naam van Hoep- beek ontfangen. Van denzelfden aart is ook het Kraantje-lek, omtrent Ov^erveen, niet ver van Haarlem; ’t welk uit zuiver duinwater eene groote kom , en ook een foort van vaarwater formeert. Verfcheide andere, dog kleenere en niet doorloopen- de beekjes worden ’erin de Kennemerland- fche duinen gevonden; gelyk ’er ook eenL ge in de Rhynlandfche duinen zyn , als by voorbeeld , die van de adelyke huizen Wim^ menum en Kokhorn. Zy hebben alle eene yzeragtige kragt by zig , welke ik al zeer naby aan die van het Spawater ftelle ; ver- mits men in het water, als men ’t eenigen tyd in kannen of flesfen flaan laat , de geele yzer of okervlokjes zal bevinden; en mauwkeuriger onderzoeking zal ligtlyk G 5 too. NOORD- HOL- LAND* gs NATUURLYKE HISTORIE NOOHB- HOL- XAND. toonen , dat dit water aan veele proeven der yzerhoLidende eigenfchap beantwoord. Gelyk wy tot düs verre van Kennemer- land, met opzigt tot den duinkant en het hartje deezer Landftreeke, een denkbeeld hebben gegeevcn , als van een boomryk, een hoog en droog Land ; zoo dient hier ook gemeld te worden , dat het aan den anderen kant , daar het tot de rivieren en meeren nadert, broekig, en vol weilanden is ; mitsgaders dat het zig zeer dikwils aan Hollands algemeen noodlot , te weeten ov^erftroomingen , vind blootgefteld. Dit heeft boven al plaats in ’t Zuidelykfte ge- deelte van Kennemerland, tusfchen Spaa- rendam en Haarlem, door het overloopen van den Slaaperdyk, die fiegts eene bepaal- de hoogte mag hebben, en dus by zwaare watervloeden in het Y gemeenlyk over- loopt; waar door de hier binnen gelegen landen ’s winters veel al onder water liggen. Als men Kennemerland verder Noord- waards, aan de overzyde van het Y, in- treed, ontmoet men aldaar gemeenlyk laa- ge en vlakke landen, die ’s winters mee- rendeels broekig zyn. Deeze ftreek is met zeer veele wateren, vaarten, en doorfny- dingen voorzien; welke, meest regelmaa- tig, en in de lengte gegraaven z^mde, aan haare oevers veele der reedsgenoemde Dor- pen hebben liggen ; die met elkandereii zulk eene aaneenfchakeling van huizen en Dorpen uitmaaken , en op zodanig eene wyze in de lengte , langs die wateren , ge- bouwd VAN HOLLAND. 69 bouwd zyn , dat zy een byzonder foort van Landlieden fchynen; waar onder de Zaan- ftrooin 5 met zyne Dorpen , boven allen uitmunt. De invvoonders van dit Land- fchap 5 ten minfte het grootfte gedeelte, bewaaren nog, zoo in kleedy, als nedrig- heid , fpaarzaamheid en opregtheid , den ouden aart der Hollanderen; en verfchil- len zeer veel in huisfelyke en gemeenzaa- me zeden van de daar van vervreemde Zuid- Hoilanders; welker hoffelykheid zig , aan den anderen kant van Kennemerland , in de bovengemelde Hoflieden, meest al van pragtige Amllerdamfche Grooten gelligt, duidelyk ontdekt : edog de verkwisting en hovaardy dringt, uit nayver, van langzaa- merhand ook al zagtjes door tot in de fchat- kisten der Noord-Hollanderen. Wy kunnen dit Noordelyklle gedeelte van Kennemerland niet wel verlaaten , zon- der nog het oog te flaan op de Alkmaar ; die , op de grensfcheiding gelegen zynde , van fommigen onder Kennemerland , en van anderen onder West-Friesland gerekend word ; met welk gefchil , als buiten den aart van ons ontwerp, wy ons niet zullen ophouden. Deeze Stad , de uitmuntendlle van gantsch Noord-Holland , liggende op de breedte van twee en vyftig graaden en zeven en veertig minuuten , en de lengte van vyf en twintig graaden en vier en vyf- tig minuuten , is in eene zeer lustige en aangenaame Landsdouw gelegen. Zig op de fcheiding van Kennemerland en West- Fries- NOORD- HOL- LAND. ALK- MAAR.’ TïOORD- HOL- Z. AN D. 70 NATUURLYKE HISTORIE Friesland bevindende, zoo deelt zy in alle de voorfpoed van de Zeevaart en Landbouw dier Landen ; en heeft den toevloed van meest alle de Noordhollandfche graan- en veldgewasfen , gelyk ook dien der vee- hoederye. In de Vergaderingen der Hee- ren Staaten is Alkmaar de voorzictende Stad van het Noorderkwartier, en heeft onder de Noordhollandfche Steden , die de Ste- den van ’t Zuiderkwartier in den rang vol- gen, de eerfte item. Zy is in alles zindelyk gebouwd , ivord zeer net onderhouden ; en SS daar en boven vercierd meteen vrygroo- ten, netten en vermaakelyken Hout., die in den fmaak van Hoffteeds laanen , met Starrenboschjes voorzien, gefchikt is. Voorts heeft Alkmaar onder zyn gebied een goed getal van Dorpen en Diftriélen, waar vair de meesten onder de Baljuwfchappen van Kennemerland zyn genoemd; en de andere ons, in ons verder doorloopen van Noord- Holland, wel zullen voorkomen, waar toe wy nu overgaan. Het gewag maaken van Alkmaar, op de fcheiding van Kennemerland en West Fries- land gelegen, zou ons hier ligtlyk Wesc- Friesland doen intreeden; dog den gewoo- nen lei weg, dien ik in het bezien der Lan- den gehouden heb , volgende , word ik ge- leid , om uit Kennemerland in Waterland over te gaan : te meer, om dat de befchou- wing van Waterland ons vervolgens West- Friesland zal doen naderen ; en het door- ïu'uifen van West-Friesland ons van zei ven zal VAN HOLLAND, 71 zal brengen, tot het bezien der Eilanden , die aan ’t uicerfte einde van Noord-Hol- land gelegen zyn. Wy treeden derhalven , op de gemelde leiding, hier mede in fVaterland ; hetwelk ten Noorden aan West-Friesland , en ten Westen aan Kennemerland grenst, het Y ten Zuiden, en de Zuiderzee ten Oosten heeft: waar in ons, in de eerlle plaatze, voorkomt het eigenlyk gezegde Waterland, of het Baljuwfchap van Waterland, Hier ont- moeten we de ftad Monnikkendam ; die aan den kant der Zuiderzee gelegen is , voor de zoogenaamde Goudzee of Gouws- zee. Zy heeft , in den rang der Hemmende Steden van ’t Noorderkwartier , de vyfde Hem in de byeenkomften der Heeren Staa- ten. Voorts vervat ditBaljuwfchap nog zes Regtsbannen of Hoofddorpen , te weeten , Ransdorp , of Raarop , met Burgerdam, Holyfloot en een gedeelte van Uitdam ; Zuiderwoude met het overige gedeelte van Uitdam ; Landsmeer met Watergang en Kadoelen ; Sunderdorp of Sundeldorp met Nieuwendam; Broek in Waterland, en eindelyk Schellingwoude met Buikfloot. In dien omkring bevinden zig ook drie droog- gemaakte en bedykte Meeren, bekend on- der de naamen van het Buikflooter- Broe- ker- en Belmermeer, Aan dit Baljuwfchap hegt zig vervolgens de vrye Heerlykheid Fiirmerland en Ilpendamy gelegen tusfchen twee der groote Waterlandfche Meeren , genaamd de Purraer en de wyde Wormei*. Men NOOH.E)'" HOL- L A N J>» Het Bal- juw- fchap van WA'- TEB- LAND. MONNIK- KENDAM. De vrye Hcer- lykheid p u K- M E R- L A N D en IE- PEN DAM. 72 NATUURLYKE HISTORIE Men mag aangaande Waterland in ’t al- gemeen, en van dit opgenoemde gedeelte in ’t byzonder, wel zeggen, dat het zynen regten naam heeft, naar de gefteldheid des Lands, als zynde een waterig Land , vol moerasfen en laage wateragtige gronden ; ja de laagfte Landftreek van gantsch Noord- Holland. Waterland is tog overal met klee- ne meertjes, ftroompjes, boezems, door- wateringen en broeklanden dooiTneeden , die ’er, niettegenftaande de grootfte daar van bedykt en uitgemaalen zyn , gelyk we vervolgens zullen zien, nog veele gevon- den worden. Uit deeze gefteldheid begrypt men zeer ligt, dat het Land fchaars van digte boomplantaadjen voorzien is ; ook ontmoet men ’er niet veel zaailanden; dog het is ryk in goede weilanden, op welke ook de veebouw met veel voordeel geoe- fend word. Ten deezen opzigte zyn inzon- derheid gezegend die Landen , die aan de Oostzyde van Waterland, omtrent de Zui- derzee, om en aan dePurmer tot aan Edam gelegen zyn , zoo als ook de Purmer zelve en de andere volgende Landen, die wy, even als de voorige , kortlyk zullen door- loopen ; treedende , uit het voorgemelde Purmerland, aan de eene zyde in de wyde Wormer, en aan de andere in de Purmer. Het eerstgenoemde , de wyde Wormer , ten Westen van Purmerland gelegen , is eene bedykte en ' drooggemaakte Land- ftreek, die regelmaatig verdeeld, en wel- ker bedyking voltooid is, in den jaare 1626. VAN HOLLAND. 73 Ze bevat omtrenc agttien honderd morgen lands, en word gerekend op één en een half uur gaans in de lengte 5 en op een half uur in de breedte. Het laatstgenoemde, oostwaards vanPur- merland gelegen , de Purmer , is insgelyks eene uitgemaalen en drooggemaakte Land- ftreek, in den jaare 1622 voleind te bedy- ken. Deszelfs uitgeilrektheid word gefield groot te zyn omtrent drie duizend morgen lands; en naar de Kaart is het lang één en een half uur gaans , en breed één uur. Dee- ze Landflreek is zeer aangenaam met regel- inaatige laanen en dreeven afgedeeld, waar tusfchen de weilanden zeer netjes gelegen zyn ; en naast die weilanden ziet men over- al fchoone en welgefchikte Landhoeven en Veebouweryen. In en op deeze Boerde- ryen word het maaken van Kaas , byzonder van Zoetemelkfche , in volkomenheid en met de uiterlle zindelykheid geoefend; ook perst men ’er de beste prefent-kaas , die in gantsch Noord-Holland bereid word. Dee- ze kaazen ,alfchoon meest in de Purmer en hier aan grenzende Beemfter gemaakt, zyn doorgaans beroemd en bekend met den naam van Edamfche kaas; eene lekkerny, geze- gend, voedzaam, en zoo voortreflyk voor den Vaderlander , als een voorwerp van verwondering voor der uitheemfchen kie- fchen fmaak ; dewyl die Veevrugten van Holland, by haaren hertflerkenden fmaak, een gezond en hartig voedfel geeven , het welk men alle dagen versch kan genieten. NOORB- HO L- L AND. De PUR- MËR. NOOKD- HOL- LAND. PURME- B£ND£. Z BE- VANG K. ED AM. De BE EM- 4 TE R. 74 NATUÜRLYKE HISTORIE Aan ’tNoordeinde van dit Meer paalt de ftad Purmerende^ met haare Ban, benevens de Nekkerban, tot Purmerende behooren- de. Zy heeft de laatfle Rem in de Verga- deringen der Heeren Staaten, als zynde de zevende of laatfte Stad wegens het Noor- derkwartier. Aan dit Purmermeer en de Parmerender- ban grenst Oost waards een Dykgraaffchap , bekend onderden naam van Zeevangk: het welk zig , langs de Zuiderzee , uitffcrekt , van het Baljuwfchap van Waterland tot op de fcheiding van West-Friesland.^In dit di- ftriél is gelegen de ftad Edam^ die, onder de Noordhollandfche Steden , de vierde ftemhebbende Stad is in de byeenkomfteii der Pleeren Staaten. Voorts ontmoet ons hier, zuidwaards van Edam , de Zuidpolder met Volendam en Katwoiide, en noord- en westwaards heeft men nog, Oosthuizen met Hobreede , Kwadyk , Middelie , Axwyk, Warder en Etershem. Uit dit Dykgraaf- fchap gaat men Noordwaards over in het pronkftuk van alle zoo Noord- als Zuidhol- landfche drooggemaakte Landen ; namenlyk t De Beemjier^ die wei eene byzondere be- fchouwing waardig is. Deeze Landftreek , voorheen een groote en uitgebreide water- plas, heeft men in den jaare 1608 begon- nen te bedyken , en ’c werk is vervolgens in den jaare 1612 voltrokken. In 't jaar 1632 werd de Becmfter in de Q^iiohieren der Verpondinge gefteld,op zeven duizend agt honderd zes en veertig morgen, drie / ' hon- VAN HOLLAND. 75 honderd drie en dertig roeden ; dog ze word heden aangeOaagen voor zeven duizend ze- ven honderd vier en negentig morgen , twee honderd vyf en vyftig roeden en zes voeten. De uitgeltrektheid, op den voet- flap , ftelt men in de lengte op ruim twee imren , en in de breedte op anderhalf uur gaans. Dit bedykte Meer word in vyf dee- len gedeeld, die naar hunne ftrekking den naam draagen van Noord- Oost- W est- Zuid- en Middel-Beemfter. In dit laatstgenoemde gedeelte vind men het Dorp, dat ook be- paaldlyk Beemfler genaamd word ; ter wel- ker plaatfe eene Kerk is , en de vonnisfen over lyfftraffelyke zaaken , als zynde de Beemfler een Baljuwfchap op zig zelve , ter uitvoer gelegd worden. De landeryen zyn hier alle zoo geregeld en deftig verdeeld , aan krogten en wei- kampen , dat de gantfche Beemfler zich vertoone als eene aangenaame Hofflede> die uit gemeene wegen en byzondere land- hoeven bedaat. De geheele Landflreek is doorfneeden met tien regtdoorloopende kruiswegen, allen ter breedte van drie roe- den ; waar van de langde is twee duizend negen honderd roeden. Eene lengte en breedte die ligtlyk doet bezeffen , hoe aan- genaam een gezigt zulke ordentlyk gefchik- te Laanen moeten verleenen ; te meer , daar alle deeze wegen , ter wederzyde met hüogopgaand geboomte beplant zyn, wier in een fchommelende bebladerde takken den gantfchen weg, als eene ailercierlykfle over- H dek- noor»- HO L- L AN D* KOORD- HO L- L A N D. 7(5 NATUURLYKÈ HISTORIE dekte laan (berceau) , belommeren en be- fchaduwen. Hier by komen nog de vlakke en vrugtbaare weilanden , die men tusfehen door de (lammen van ’t geboomte heen ziet; welke het rjatuurlyk fchoon met het eenvoudig konftige , en deftige vereeni- gen. Hier vertoont zig de vrugtbaarheid van goede klaigronden, alhoewel fomwyl moerig 5 mildlyk op het klaverveld; daar geeven de fchoone Melkbeesten en zwaar- gevoede Schaapen getuigenis van de goede gefteldheid des lands; alomme ziet men ee- ne menigte van landhoeven , waar van de geringde eene Lustplaats is, en alles loopt, om zoo te fpreeken , faamen , om ons de welvaard der boerenlieden in deeze dreek te kennen te geeven : in één woord , de Beemder is het Paradys van Noord-Hol- land ; en haare fchoonheid is minder fraai te befchryven, dan genoeglyk te aanfehou- wen. De groote vondel zingt ’er al te eierlyk en deftig ^van , dan dat ik hier zy- neiiBeemder-lof zou voorby gaan; te meer, daar hy kondiglyk voldoet aan ’t gene waar- in ik te kort fchiet. Men hoore zyn onna- volgbren en zinryken Zang ; dezelve luid aldus : DE B E E MS T E R. De Wintvorst, om den rouw van Hollants Maeght te paejen , Vermits door fiorm op florrn zy fchade en in- breuk leê, Schoot molenwiecken aen , en maelde , na lang draejen , Den VAN HOLLAND. 77 Den Beemfter tot een’ beemt , en loosde ’t mejr in Zee. De zon , verwondert , zag de klay nog brack van baren, En droogdeze af, en fchonkze een groenen Staet- zikeurs , Vol bloemen geborduurt, vol lovren , ooft , en airen ; En, toiende heur haïr, beftroide het vol geurs. De room en botterbron quam uit haar borflen fpringen , Het visfig lyf werd vleesch, noch maegt en ongerept, Haer voorhoofts torenkroon quam door de wolken dringen, Gelyk gemeenlyck weelde in lioogheit wellust fchept. Hier jaegt de winthont ’t wilt, hier ryt de koets uit fpeelen , Men danst men banketteert in ’s Koopmans ryke buurt. Hier lacht de goude tyt in lieve lustprieelen , Die voor geen oorlog fchrickt, nog kiel op klip-, pen ftuurt. Ten Westen van de Beemfter en verder Noordwaards liggen nog eenige Landen, die, gelyk voorheen aangemerkt is, onder het Baijuwfchap van de Nieuwburgen be- hooren , welken wy by deeze gelegenheid gevoeglyk konnen bezien. Het voornaam- Ite in dccze Breek is het Schermereiland met het Schermermeer , en de Heer Hui- gen waard Op het ^ch rmmüand ^ dus genaamd, om dat het oudtyds, voor de bedyking der Mee- ren , ttisfchen drie aanmcrkelyke waterplas^ fen in lag, te wcecen,het Beeniller- Scher- mer- en Scermecr, bevinden zig nog al ee- H 2 x\h NOOKDi H O L- L AN Dt. Het Scher-r mer-ei'E land. NOORD- HOL- LAND. I I Scher- mer- meer. 78 NATUURLYKE HISTORIE nige plaatzen. Men ontmoet hier Graft, met Westgraftdyk , Oostgraftdyk . en ’t Noordeinde ; in welker omtrek men ook heeft het bedykte Sapmeertje, het Noor- dermeer en het Sterméer, in welk laatfte Marken binnen, dat onder het Hoog-Bal- juwfchap van Kennemerland behoort. Voorts ligt nog op dit eiland de Ryp , en eene ftreek de Schermer genaamd , die verdeeld word in Zuidfchermer met Driehuizen , en Noordfchermer metSchermerhorn en West- myzen. Uit deeze plaatzen gaat men over in het bedykte Schermermeer , gemeenlyk de Schermer genaamd, dat ook gedeeltelyk onder het Hoog-Baljuwfchap van Kennemer- larid gebragt moet worden. Deeze niet on- aangenaame en welgeregelde Landfti eek is op eene dergelyke wyze als de bovenge- melde Meeren, in ’t jaar 1635 aangelegd en droog gemaakt. Derzelver uitgebreid- heid word begroot op omtrent zes duizend morgen lands, en een voetganger rekent dezelve te kunnen doorgaan , in de lengte in ruim twee uuren , en in de breedte in één en een half uur: dog daar de Schermer aan het Lange- of zogenaamde Alkmaarder- meer fluit , heeft zy flegts de breedte van een half uur. Ze ftrekt zig van daarNoord- oostwaards naar den kant van Alkmaar; ook loopt aldaar langs de Schermer eene vaart , die den naam heeft van de Alkmaar, dervaart , zynde een tamelyk breed vaar- water , waar door allerlei binnenlandfche vaartuigen naar Alkmaar gaan. Aan VAN HOLLAND. 79 Aan hetNoordelykfle einde van dit Meer noorb- grenst nog Urshem, met Rustenburg en de Braak , als mede de Ban van Oterleek , mids- ^ gaders Ouddorp , en verder Noordwaards Sint Pankras, Broek op Langendyk , Zuid- fchervvoLide , Noordfcherwoude en Koedyk met Huiswaard. Deeze ftreek leid ons voorts in den Heer Huigen- Waard , die in vroegere dagen insgelyks een Meer was , dat gemeenfehap had met het Schermer- meer. Deeze Landftreek , die , benoorden de Schermer , en ten oosten van de gemel- de Ambagten loopende , voor ’t overige aan West-Friesland paalt, en zqlfs met een grooten uitftek in West-Friesland komt , werd in den jaare 1631 bedykt. Men be- groot deszelfs omtrek, met influitinge der Veenhuizergronden, op drie duizend twee honderd vyf en tagtig morgen lands. De Heer Huigen- Waard maakt met de voorge- noemde Schermer eene gezegende land- Rreek ; die het nabygelegen Alkmaar haare voortbrengzels overvloedig doet erlangen : waar in ook deelen de fteden Hoorn , Énk- huizen en Medenblik, die aan de Zuider- zee liggen, in het eigentlyk genoemde West- Friesland, tot welks befchouwing wy hier mede overgaan. De benaaming van West-Friesland word west- nu eens ruimer, dan eens enger genomen. ^ Men verftaac ’er zomtyds wel door het gant- fche Noorderkwartier , met deszelfs zeven Steden , die dan ook allen als Westfriefche Steden aangemerkt worden. Dog eigentlyk H 3 Koord- HOL- t AN D. 8o NATUURLYKE HISTORIE gefproken, is het, even als het befchouw-^ de Kennemerland en Waterland , een by-^ zonder aanzienlyk gedeelte van Noord-Hol- land, dat zig bepaalt tusfchen Kennemer- land , Waterland met den Zeevangk en de Zuiderzee ; en in zig vervat de eigentlyk gezegde Westfriefche Steden , Hoorn , Enk- huizen en Medenblik met de aangrenzende landen, die het oude en eigentlyk gezeg- de West-Friesland uitmaaken* Dus ver- ilaan we ’er dan ook in deezen door, dat gedeelte van Noord Holland, ’t welk, in ’t algemeen genomen , ten Westen paalt aan Kennemerland, en zig ten Oosten tot aan de Zuiderzee uitflrekt : zynde voor ’t overige tusfchen de Zype en Wieringer- Waard , ten Noorden , en een ander ge- deelte van Kennemerland, benevens Zee- vangk en Waterland, ten Zuiden, gelegen ; hebbende tevens een uidprong van het Wes- ten naar het Oosten , waar door hét ook zuid- en noordwaards van de Zuiderzee be- fpoeld word. Men fchat de middelbreedte deezer landftreeke op ruim twee en een half uur gaans; en derzelver lengte, dat is Van Krabbendam tot Enkhuizen, word op omtrent agt uuren gaans gerekend. In dit Gewest komen boven al in aanmer- king de drie opgemelde Westfriefche Steden , waar van de ftad Hoorn de eerfte en aan- zienlykfie is, als zynde de Hoofditad van West-Friesland, en by uitflek beroemd, zoo V^an wegens haare vermaarde lotgeval- len in de Vaderlandfche omwentelingen ; als VAN HOLLAND. 8i als uit hoofde der uitvindinge van het groo- te Haringnet , zoo dienftig ter ryke Haring- vangfte , waar van den Hoornaars in ’t jaar 1416 de roem toekomt. Deeze Stad, die onder de Steden van het Noorderkwartier de tweede ffcem in Hollands Staatsvergade»- ring heeft , is gevestigd aan eene zeer be- kwaame rheede,aan een inham van de Zui- derzee, bekend by den naam van het Hoor- ner Hop. Enkbuizen , drie iiuren gaans van Hoorn gelegen , is eene niet min aanzienlyke Stad. Zy ligt op den oostlyken uithoek van WesC- Friesland . aan de Zuiderzee , en heeft voor zig in de Zee eene groote met water be- dekte Zandbank, die den naam draagt van de Stad, te weeten, het Enkhuizer Zand. Deeze bank is, volgens het vry algemeen gevoelen der Oudheidkundigen , een over- blyfzel , of liever een bewys van de veree- niging, die Friesland oudtyds met West- Friesland , aan de landen van Stavoren , (zynde de Zuiderzee tusfchen Enkbuizen en Staveren naauwlyks drie mylen wyd,) gehad^ heeft ; waar van de regten en bly- ken n‘og bekend geweest zyn onder de re- geering der Hollandfche Graaven , die de Westfriezen niet dan met veel moeite , en eerst onder de regeering van floris den V, en deszelfs Zoon jan den I, met Holland vcreenigd, en aan hun gebied on- derworpen hebben, Enkbuizen is een groot deel van haa- re welvaard aan de Haringvisfchery ver-, H 4 fchul- NOORD- HOL- L A N D, ENKHUI- 2EN. IIOORD- HD L- t'AKD, MIDEN- 3UK. 82 NATUURLYKE HISTORIE fchuldigd;en de Haringbuizen-reederj^ heeft zig, ondanks de uitvinding van Hoorn ,oud- tyds alhier gevestigd. Ook is Enkhuizen nog 5 fchoon die handeltak merkelyk afge- nomen zy , naast Vlaardingen , in Delf- land , desaangaande beroemd. Enkhuizen Hemt in de byeenkomften der Heeren Staa- ten naast Hoorn ; als zynde de derde Stad in den rang der Steden van het Noorder- kwartier. Medenblik is insgelyks eene oude West- fricfche Stad, de zesde ftem hebbende in- den rang der Steden van ’t Noorderkwar- tier. Zy ligt drie uuren boven Enkhuizen , vlak aan de Zuiderzee, alwaar het met de voorgenoemde Steden , en de landen in derzel ver omkring vervat , in een grooten uithoek , het eigentlyk West-Friesland uit- maakt. Het land tusfchen die Steden gelegen , formeert in zyne breedte aan deezen kant, den oever van die ontzaggelyke binnenland- fche Zee. v’elker (Iranden en landen kort ageer Medenblik, bezuiden het Eiland Wie- ringen, meerendeels bewaard worden' door flykerige en moerige banken, die by laag ty, en zelfs by gemeene zomer-ebbe, bloot liggen. Deeze moerige banken , anders ge- naamd het Meer bezuiden Wieringen , om- ringen West Friesland aan dien kant tot by Colhorn; aan welks binnendykfchc zyde de Wieringerwaard begint ; van waar West- Fnesland meer binnenlands langs de Zype \yeder aan het uitgebreide Kennemeriand XW VAN HOLLAND. 83 nadert tftfekkende zich voorts langs deKoe- dyker Ban en den Heer Huigenwaard , door Veenhuizen, Hensbroek en Berkhout, tot aan Hoorn. De Westfriefche Landen, welke tusfchen de drie gedagte Steden, en in den gemel- den kring gelegen zyn , worden meeren- deels met eene byzondere Landfchaps be- naaminge verdeeld in Coggen : welker byzon- dere benaaming, by fommigen , oorfpronk- lyk fchynt , uit het verpagten van wate- ren , waar uit Cogfchuld haaren oorfprong heeft. Misfchien hebben hier ook veele Schippers, (waarvan dit Land nog niet ont- bloot is,) gewoond, die , door het bevaa- ren van zekere Schuitjes , Coggen ge- naamd , aanleiding gegeeven hebben, om deezen naam tot de Landen zelv^en over te brengen ; en veelligt is die benaaming ont- ftaanuit het mogen visfchen met deeze Cog- gen, waar ' door dan Cog wateren , enz. ’c Zy hoe ’t zy, de naam van Coggen voor Schuiten is in Zeeland nog bekend, en die van Coggen in den zin van Landen, in dit geval, in West-Friesland gebruikelyk. Men verdeelt West-Friesland gemeenlyk in vier deelen ; te weeten , Dregterland , dat in vier Coggen beftaat, de Vier Noor- der-Coggen, het Geestmer-Ambagt , en de Schager- met de Nieuwdorper-Cogge. In Dregterland, het oostelykfle gedeelte dee- zer Landtoeeke, ontmoet men , buiten de lieden Hoorn en Enkhuizen, reeds gemeld, Grootebroek , Westwoude, Hem, Wyde-p H y nes NOORD- HOL- L AN O. Zie MENZO ALTING. NOORD- HO L- I. A N D. 84 NATUURLYKE HISTORIE nes en Schellinkhout, die alle met het Ste- deregt begiftigd zyn , en verfcheiden Dor- pen onder zig hebben, te veel in getal om ze allen op te noemen. Voorts liggen hier nog Wervershoef , Zwaag en Dampten , mitsgaders eenige Ambagten, die onder de algemeene benaaming van den Veenhoop bekend zyn. In de Vier Noorder-Coggen , west- en noordwaards van Dregterland , vind men , buiten het reeds genoemde Me- denblik , en de met Stederegt begiftigde plaatzen , Abbekerk en Sybekarfpel met Bennenbroek , benevens de onderhoorige Dorpen, nog al eenige vrye Heerlykhedeiï en mindere Dorpen. Het Geestmer-Am- bagt, verder westwaards , aan de andere zyde van den Heer Huigenwaard , gelegen , bevat de vrye Heerlykheden Haringkarfpel , Oudkarfpel , Veenhuizen en Warmenhui- zen, mitsgaders het Regtsgebied van Val- kenoog, die onder het Baljuwfchap van de Nieuwburgen behooren. De Schager- en Nieuwdorpcr . Coggen eindelyk doen ons zien de Rede Schagen met Burghorn , de Rede Barfingerborn metColhorn en Haring- buizen; als mede de Rede Nieuwdorp, ge- meenlyk oud en nieuw Niedorp of Nierop genaamd, en de Rede Winkel met Liuke- Winkel. Het Land ligt, over ’t geheel genomen, laag, het hoogRe is tusfehen Medenblik en Schagen ; meerendeels word het gcfchat vier a vyf voeten beneden het peil van een gemeenen vloed te zyn. Hier door heeft West- VAN HOLLAND. 85 West-Friesland,dat kn^s de Zuiderzee met zwaare Zeedyken tegen het water befchermd word , menig werf , gelyk ook gantsch Noord- Holland 5 het gev^aar der overftroo- minge uitgeftaan. En 't is inderdaad ver- fcheiden reizen door zwaare watervloeden bezogt , die land en zand wegfpoelden: waar van , buiten de overllroomingen in vroeger dagen , die van den jaare 1717, wanneer West Friesland egter gelukkiglyk bewaard werd , inzonderheid in geheugen is; dog hier van nadei*; in eene volgende befchouwing van de Zuiderzee. Alle de Westfriefche landen zyn gemeenlyk fchoon Gras- en Weiland ; in de drooggemaakte Polders vind men ook goed Bouwland; maar men ontmoet genoegzaam geen Bosch- aadje, uitgezondert het geboomte in de na- buurfchap der Dorpen en Steden. Dregter- land inzonderheid heeft zeer goede Weilan- den 5 als ook eenige Warmoeslanden , voor- namentlyk aan de Breek tusfehen Hoorn en Enkhuizen; en in de landen, bekend onder den naam van den Veenhoop , is de grond veenagtig, dat vermoedelyk aanleiding tot die benaaming gegeeven heeft. Het geheeleLand is ryk van Vee, en wel byzonder van klein Vee, het welk ’er ov^er- vloedig word aangefokt ; waar door dan ook eene menigte Wolle word verzameld, die men voor de allerbeste houd, en bekend is onder de benaaming van NoordhoUandfche of Hoornfche Wolle. In deeze Landfehap- pen worden ook zeer veel Eendvogels ge- van- KOORD- HOL- L AND. KOORD- MOL- I A N D. De i YP £, \ 86 NATUURLYKE HISTORIE vangen ; door dien ’er veele poelen en wa- teragtige greppen zyn ; daar en boven is hec Land zeer gelegen voor den aanval van het trekgevogelte uit Zee. De voornaame tak van welvaard deezer Landftreeke is de veebouw , waar omtrent ik , zonder den Zuidhollandfchen Landlieden te kort te doen 5 kan zeggen , dat ik geene diftric- ten weet, daar het vee reiner, en de Ral- len zindelyker behandeld worden. Veele derzelver zyn met witte muuren opgetrok- ken ; en de kieschheid omtrent het vee gaat by veelen zoo verre , dat een ieder zyn gantfche veekoppel door eene byzondere koleur of vlekking van bont, onderfcheid; welke kieschheid door de fterfte van het vee egter veel verminderd is. Daar en boven is de konst om vee vet te maaken alhier ook zeer bekend ; waar van de vette en zwaare Kalveren , daar Amfterdam altyd op roemt, getuigen. Men legt zig hier ook toe op de Paardefokkery ; en, hoewel niet met groo- te ftoeteryen , egter zoo, dat ’er veel meer Paarden worden gefokt dan in Rhynland of Delfland , en het ziiidelykfte gedeelte van Kennemerland. De inwooners , die digter aan de Zuiderzee woonen , geneeren zig met de Vischvangst ; ook worden ’er uit de- zelven ftoere Zeegasten gebopren, die de oude wakkerheid der Westfriefen nog be- waaren. Aan deeze Westfriefche landen, en wel westwaards van ’tGeestmer-Ambagt, grenst de ZypCy een der grootftebedykte Waarden van VAN HOLLAND. 87 van Noord-Holland , die zig met zynen Zee- dyk tot aan ’t ftrand van de Noordzee uit- ftrekt. Het is eene zeer lange ftreek lands, bo- ven andere doorwateringen , met eene lan- ge en regelmatige vaart doorfneeden ; men ontmoet hier geen buurten van merkelyk belang ; vermits de huizen veelal van el- kanderen verfpreid ftaan ; dog men heeft ’er aangenaame en fchoone Landhuizen met vrugtbaare Plantaadjen ; en de geheele ftreek de Zype word door eene menigte van defti- ge en gegoede huisgezinnen bewoond. Het teelen van Kool- en Raapzaad is hier een der voornaamfte takken van handel; dog andere Veld en Veevrugten worden ’er niet minder v^oorfpoedig ingezameld en bearbeid. Zommigen der Weilanden, aan den hoogen kant gelegen, zyn van die natuur, dat ze, agc of negen jaaren beweid zjmde, omge- ploegd , en drie of vier jaaren bebouwd worden. Men begroot deezen Waard, fe- dert de laacfte bedyking, omtrent het jaar 1600 voltooid, op negen duizend en zestig morgen lands ; volgens eene andere be- paaling is de Zype van het Zuidwesten naar ’t Noordoosten lang ruim drie uuren, en op zyn allerbreedst één uur gaans. Deeze Waard eindigt ten Noorden aan flibberige zandgronden , of harde en dorre klai; en aan den noordoosthoek is ’er de Wieringeru^aard of nieuwe Zype mede ver- eenigd; welke den iiiterften uithoek van Noord- Holland , aan dien kunt der Zuider- zee, formeert. Voor deeze Wieringer lan- den NOORD. HOL- LAND. Wieria* ger« waard. NOORD- HOL I. AND. 88 NATUURLYKE HISTORIE den, die,on]trent hetjaar i6/o, ter groot- te van na genoeg negentien honderd mor- gen lands , bedykt zyn , en op een uur gaans in de lengte en breedte gefchat worden > liggen vericheiden buitendykfche gronden, bekend met den naam van Waardgronden ; waar op een lbort van plant. Wier of Zee- lint genaamd , overvloedig wast. Deeze plant word aldaar in menigte opgevischt, om tot behouding der Zeedyken te dienen ; welk Zeelint of Vvier aldaar, wanneer het flegts door het zeewater dagelyks^word be- fpoeld, weder begint te groeijen; dog hier van nader in ’t vervolg. Aan den zeekant is de Visfehery in zwang, en binnendyks heeft men eenige goede Weilanden , dog meerendeels Teeilanden, waar op meest al het beste Raapzaad geteeld word : men telt deeze landen onder de besten en vrugtbaar- llen in gantsch Nederland. Voorts hegt zig ten Noorden en Noord- westelyk aan de Zype nog eene langwerpi- ge Landdreek , die, zig tusfehen de bo- vengemelde Oibberige zandgronden en do TNoordzee ultflrekkende, een overgang maakt op de alleruiterlte Landen van Noord-Hol- land. Dezelve beftaat byna geheel uit zand- gronden en duinen , die met tusfchen-val- leijen zeer wyd zyn uitgebreid, en aan een hoogendvk of duinen eindigen; hier en daar vind men in deeze valleijen harde en fchraa- le ftrecken klaigrond ,die zoo dorenfchraal zyn dat ’er byna niets op tieren of groeijen kan. In deeze Itreek heeft men het Koe- gars, VAN HOLLAND. 89 gars 5 gemeenlyk het Koegras genaamd ; dat onder Callantsobg behoort, en in bewas- fen Slib- en Zandgronden beflaat , waar op veel Schaapen en Kocjen geweid worden. Dit Koegars is in ’t jaar 1610 ten Westen bedykt, om het overftorten der Noordzee af te weeren ; en deeze Dyk , die de lengte van 2000 roeden heeft, is voor lang reeds geheel met zand overftooven, ’t welk den- zelven, met helm beplant zynde, alleszins de gedaante van duin heeft doen verkrygen. Door deezen Dyk word het Baljuwfchap Huisduinen en de Helder , eertyds een Eiland , aan het Vaste Land gehegt; als men, uit de Zype , naar deeze afgelegenfte plaatzen trekt , gaat men over de landen binnen dee- ze bedyking gelegen : en ontmoet hier in het Koegras, Kwelduin, en meer dergely- ke gorfingen , een aantal van wellen en moerasfige greppen ; die een onkundigen dier landen ligtlyk in gev^aar brengen , waar door man , wagen en paarden kunnen om- ver ftorten , of in het flibber inzinken. Dit fchynt inzonderheid veroorzaakt te wor- den, door de nabyheid der Noordzee, en derzelver geweldige aankabbeling door het Marsdiep ; terwyl het afloopend duinwater in die laagtens ook het zyne daar aan toe- brengt. Wanneer men intusfchen die gron- den doorgetoogen is, klimt men over de daar aan grenzende Zandduinen , en komt voorts in de uiterfte Dorpen des Lands , te weeten. Huisduinen en den Helder. Beide deeze dorpen en haare zandduingronden wor- NOORD- HOL- L AN D« HUIS- DUINEN en de HELDER. 90 NATUURLYKE HISTORIE NOORD- worden door geweld van paaien, fteenen en ontzaggelyke zeedyken , bewaard tegen ^ den aanflag der indringende zeegolven. Aan dit uiterfte einde des Lands is het Marsdiep, niet min voordcelig voor Amfterdam dan het Maafche Gat voor Rotterdam; als zyn- de de gezegende doortogt van duizenden rykgelaade Ichepen , welke Amfterdam die eere toebrengen, dat het Vaderland door haar in den uitheemfehen handel bloeit. Dus verre het Vaste Land van Noord- Holland befchouwd hebbende , voegt het ons ook kortlyk aan de Eilanden der Zui- derzee te gedenken , gelyk wy aan die der Maaze gedagc hebben. Deeze zyn , van ’t Marsdiep voortgaande , Texel, Vlieland , ter Schelling, Wieringen, Marken, enz. ïEXEi. Texel ^ het grootfte van allen, heeft de * Noordzee van vooren , waar tegen het met hooge en vaste duinen , en goed ftrand, aan ligt; van agteren eene onder water lig- gende zandbank, het Robbezand genaamd, met nog eenige dergelyke kleener zand- banken: voorts ligt het aan den anderen kant, alwaar het door fterke en hooge dy- ken omringd word, bloot voor het water, en denaanllag van de volle Zuiderzee. Ten Noorden grenst aan Texel eene ftreek zan- dig duin , welk , eertyds een Eilandje op zig zelve, dog thans, door een zanddyk en de aangewonnen ftranden met Texel veree- nigd, bekend is door de menigte van Meeii- weneijeren , dewelke door die vogelen al- daar gebroed, of liever, door de weerkaat- VAN HOLLAND. 91 feride zormeitraalen , op het Duinzand , ter uitkippinge gekoesterd worden ; waarom die ftreck ook den naam van Eijerland draagt Op dit Eiland is , behalven het ver- tier dat de Scheepvaart te wege brengt, en de kostwinning der Zce-Ioocfen, die hier in menigte woon en , mitsgaders het visfehen , daar veelen zig mede geneeren , een onge- meen voordeeiige tak van koophandel , en eene byzondere handeling in het aan fokken van Schaapen ; vooral met het verzamelen van Wolle, en het parfen van Schaapen- kaas , welke beiden hier door een onder- fcheiden roem gekreegen hebben , met den naam van het Eiland vereenigd , te weeten dien van Texelfcbe Wdle en Texeljche KaaSt Zelfs fchynt dit foort van vee daar eigei> aartig ; nadien de T exelfche Schaapen , by dö Veehandelaars, aan de korte ftaarten onder- fcheiden worden van de Zuid -Hollandfche en Brabandfche Schaapen , die doorgaans vry lange ftaarten hebben. Men kan eeni- germaate nagaan , welk een voordeel deeze Schaapenhandel aanbrengt , als men aan^ merkt, dat het getal der Schaapen, daar men wol van fcheerc , wel op twintig dui- zend begroot word. Op 'c Eijerland ont- houden zig ook veele Konynen ; en op Texel wast nog goed Hooi, ’t welk ’er ook ryklyk verzameld word. Het land is binneil de Duinen over ’t geheel vlak, en veelal, tot onderhoud van de inwoonders , met bouwlanden en wooningen bezet. De voor^ naamite diftriélen, behalven eenige minde^ I NOOR i>- H O L- L A N Ö* NOORD- H OL- ND. VLIE- LAND. 92 NATUURLYKE HISTORIE re buurten, op Texel, de Burg, het hoofddorp van ’c geheele Eiland , de Hoorn met de Westen, de Waal, Oosterend, de Koog , het Schilt en Walenburg. Men begroot dit Eiland op drie duizend agt hon- derd vier en veertig Texelfche Morgen van elf honderd vier en dertig Rhynlandfche Roeden , welke maat in dit opzigt nog maar alleen op dit Eiland in gebruik is ; maakende dus zeven duizend twee honderd vyf en zestig Morgen en zes en negentig Roeden Rhynlandfche maat van zeshonderd Roeden op de Morgen. Het word op zyn langst gefchat op drie en een half uur , en op zyn breedst op twee uuren gaans. Het Eiland Vlieland , eene lange fmalle ftreek lands, naast aan Texel, en op de- zelfde ftreek liggende, dog ten opzigte van de Noordzee hooger op , is ook van de ei- gende natuur en gefteldheid. De inwooners zyn meest zeevaarende lieden , waar onder veele Lootfen; de overigen geneeren zig meerendeels met visfchen ; ook heeft men ’er goede Mosfelbanken. Dit Eiland, dat op drie uuren gaans in den omtrek gere- kend word, bewaart zyn ontleenden naam nog van den alouden Vlie-ftroom, die eer- tyds de Oostelyke tak des Rhyns was ; draa- gende het hier voorby ftroomende Zuider zeewater den naam van Flehus ^ Fkvus^ het Flie, heden den Vliedroom ; die nu, tus- fchen dit Eiland en ter Schelling , naar de Noordzee ftroomt. Men had hier oudtyds twee Dorpen , Oost-Vlieland en West Vlie- land; VAN HOLLAxND. 53 land; het eerfle is nog in redelyken bloei, inaar ’t laatfte is bykans geheel v^ergeeten , als zynde voor eenige jaaren door ’c geweld der zee verzwolgen. Na Vlieland komt in aanmerking het Ei- land ter Schelling , het welk tusfchen het gedagte Vlieland en Ameland gelegen is. Dit Eiland is mede in de lengte uicgeflrekt; men Helt deszelfs lengte op vier naren, daar het in de breedte op maar omtrent één uur gaans word gerekend. Aan den kant der Noordzee is het met zwaare duinen omringd, die meerendeels uit een zeer by- zonder fyn en wit zand beflaan; en aan de andere zyde word het door dyken en ka- den , met veele verdronken voorlanden, befchermd. Aan de noordzyde der Duinen , in welke veel Konynen gevangen worden , is een breed ftrand , waar op , door de Zee , veel fchelpen geworpen worden ; op dit Eiland is ook een groote vlugt van allerlei Watergevogelte, waarom ’er veele kooijen zyn , die tot tien toe geteld worden ; en deeze Vogelvangst van Eenden en Ganzen brengt veel toe tot het beflaan derinwoon- deren. Men heeft ’er ook goed Web en Bouwland; hier en daar wast ’er kreupel- bosch; en op fommige plaatzen is de grond moerig en met veengrond bezet; waar van de landlieden , hoewel niet zoo goed als in de Hollandfche veenen, goeden turf voor zig zelven maaken. Het een en ’t ander brengt te wege , dat de inwoonders van ter Schelling 5 die veelal zeevaarende lieden I 2 of NOORD- H O L- LAND, TBR SCHEL- LING. NOORD- H(. L LAND, AME- LAND. •WTFTUN- GEN. 94 NATUURLYKE HISTORIE of visfchers zyn, zig byna geheel uit hun- ne eige ]aiidvn*ugten geneeren ; zoo dat hunne eigen veldgraanen hun genoegzaam zyn, benevens het voedzel, dat de viscb- vangst 5 de veebouw en vogelvangst hun ver- fchaffen De gantfche verdeeling van dit Eiland beftaat in Ooster- Schelling , waar onder eenige Dorpen en Gehugten , en Wester- Schelling 5 dat het voornaamfte Dorp is. Noordöostwaards van ter Schelling ligt verder een ander klein Eiland , het welk van denzelfden aart is als het voorge- melde. Dit is het laatfle aan dien kant; het word van fommigen onder Friesland gere- kend, van anderen tot Holland betrokken, en men vind ’er ook, die ’t voor eenc vrye en onafhangelyke Heerlykheid houden. De overige Eilanden , die in de Zuider- zee liggen , vind men meerder landwaards in ; waar onder zig dan eerst opdoet het eiland Wïmngen, Dit Eiland , het welk , voor de waardgronden van den Wieringer- waard gelegen zynde, aan dien kant aange- merkt word,' als het bolwerk van West- Friesland, is groot in zyn omtrek vier en een half uur, naar fommiger gisfing wel vyf uuren; het is lang twee uuren gaans, en breed Ichaars een half uur, zo dat het mede in de langte uitgebreid zy. Het Land van Wieringen is zeer ongelyk van hoog- te, de laage gebruikt men tot Hooilanden, en onder de hooge vind men goed Bouw- en Weiland; de Schaaphoedery is een groot VAN HOLLAND. 95 deel van het beftaander inwoonderen ; men noord-. perst ’er goede Schaapenkaas ; en voor ’t overige word het Eiland bewoond door zeev^aarende lieden en visfchersjen wel by- zonder VViervisfchers ; welk Wier aldaar op de voorgronden groeit, en tot befchcrming der dyken gebruikt word, zoo als by de melding van den Wieringerwaard reeds ge- zegd is. Voor de hoofdplaats van Wierin- gen word gehouden Hippolytus hoef, ook wel Ipels hoef genaamd ; voorts ontmoet men ’er Westerland, Oosterland met Oe- ver en Stroc, behalven eenige nog minde- re Buurten. NaWieringen vind men in de Zuiderzee nog het eilandje Marken , gelegen tegen over marken. Monnikendam, in dat gedeelte der Zuiderzee, het welk de Goudzee of Gouwszee genaamd word. Men begroot hetzelve op een om- trek van twee uuren gaans; en ’er vvoo- ncn , buiten den Schout , Sekretaris en Pre- dikant , byna niet anders dan visfchers , wier vrouwen het weinige vee bellieren , ’t welk voor hunne huisgezinnen noodig is. Het gantfche Eilandje is moerasfig , en ligt ’s winters veeltyds onder water; waarom ook de inwoonders hunne huizen op eene foort van dykjes of hoogten bouwen , en op paaien Hellen ; en de toegangen van het eene huisgezin na het andere door kaden beveiligen. Als men de Zuiderzee dieper invaart, en naarden kant van Overysfel, ontmoet men nog twee Eilandjes , met naame Vrk en Schoh I 3 r Imdo KOORD- HO L- t A N D. 96 NATUURLYKE HISTORIE lanL Het ecrfte, Urk, beftaat ten deele uit Hooiland , met roodagtig zand ; op zommige plaatzen uit eenigen leemgrond ; en voorts vind men ’er nog eenig Wei- land. Het laatstgenoemde. Schokland , dat gedeeld is in ICmmeloord Ens , welk laatfte onder Over^^sfel behoort, is over ’t geheel een moerasfige grond. Beide deeze Eilandjes hebben dit met Marken gemeen , dat zy aan gediuirige overllroomingen der Zuiderzee bloot gefield zyn , en dat de in- woonders zig meerendeels met de visch- vangst geneeren. Rykdom is hier niet te zoeken, maar vergenoeging en eenvoudig- heid vergoed ’er het gemis van het over- tollige. Dus meen ik de voornaamfte diflriélen van Noord Holland , op eene dergelyke wyze als die van Zuid-Holiand, zoo veel tot myn oogmerk dienftig was , beknoptlyk aangetekend te hebben ; zoo ’t iemand ge- luste alles naauwkeuriger na te gaan , de byzondere Regtsbannen en derzelver beftie- ring te leeren kennen , dien wyze ik ver- der tot het bekende Werk : De Tegeimoor- dige Staat van Holland, Terwyl ik my nu voorts zal verledigen , om een nog klaarder denkbeeld van de gelegenheid der Holland- fche Landftreeken te geeven , door eene byzondere Befchryving van de Hoofd-rivie- ren , de daar uit oorfpronkelyke Wateren , Meeren, Plasfen, Vaarten enz. zo als die Holland befproeijen; waar toe ik de naast- volgende Hoofdftukken gefchikt heb. DER. VAN HOLLAND. 97 DERDE HOOFDSTUK. Handelende over den Oorfprong^ Loop en Viu catering van de Rivieren des Lands ; en wel byzonder over de eerfte Hoofd-Rivier , den RHYN. I Eer ik nog overga, tot bet befchryven van de Natuurlyke Gefteldheid der gronden van Holland in het byzonder, en derzelver verfchillende foorten optelle, mits- gaders gewag maake van het geene tot de lugtgefleldheid betrekking heeft, zoo heb ik het noodig geagt , vooraf den loop der Ri- vieren na te fpooren; ’op dezelfde manier, als ik de Landftreeken fchetswyze heb ver- handeld. En gelyk ik daar in reeds veel van den aart der gronden in ’t voorbygaan heb aangeduid, zal ik ook nu, voor zoo verre dezelve grootlyks van den Loop der Rivieren afhangt, onder dit nafpooren , iets desaangaande melden. Over ’c algemeen Raat daar omtrent aan te merken , dat het Land inwendig doonva- terd word door twee, of, zoo men wil, wel vier voornaame Rivieren , te wee- ten, den Rhyjz^ de Maaze^ de Lek en den Tsfel. Maar dewyl de twee laatstgenoem- de beide haaren oorfprong uit den Rhyn cn de Maaze hebben, zoo moet men de twee eerstgenoemde als de Hoofd-rivieren bepaalen; en onder dezelve wederom aan den Rhyn de eerfte plaats geeven. I 4 D E rhyn. 98 NATUURLYKE HISTORIE T)E De Rbyn is eene der grootfte Rivieren PWYN. van Zwitzerland , Duitschland en de Ne- derlanden. Hy heeft zynen eerden oor- fprong op de Alpen, op den top van ’t gq. bergte Adiila^ Adyla ^ AJualla of Duadella ge- naamd; alwaar hy, uit eene kleene bron- wel, en onderaardfche water-aderen , ont- fpringt(*). Met het water deezer bronwel- Ie vqreenigt zig dat van eene tweede , zoo dat de Rhyn voortkome uit twee natuurly- ke Bronnen ; waar van de eerde word ge- naamd P^oder Rbein , en de ander Hinter Rbein ; het welk zoo veel zeggen vvil als de eerde of voorde, en de tweede of agterdeRhyn; ontfpringende deeze zoogenaamde agterde Rhyn hooger op , in het Lucomonisch ge- bergte , ’t welk ook een gedeelte van den . Adula is. Men bepaalt nog wel byzonder den eerden Oorfprong des Rhyns by eene zekere rots of berg, die, Avicula^ Vogel- berg genaamd word; alwaar de Rhyn uit verfcheide adertjes , die by een bosch , Para. dies genaamd , uitvloejen , tot een droom aangrocit,by het dorp Ziim- Rkein» Scheüch- 3ER deelt den oorfprong des Rhyns in drie deelen , en telt dits den voorden , middel- flen, en agterden Rhyn op; dog hy bepaalt zig wel byzonder tot de twee genoemde bronnen ; w.elker vcreeniging by de dorpen Chamut , S. Giacomo , S. Anna en Ta- vetsch, gefchied; van waar deeze Rivier verders met een ontzachelyk geweld van toppen dpr bergen nederdort, en eeq ^ie de eerke Figüur ^ B, w VAN HOLLAND. 99 zoo zwaaren waterval veroorzaakt , dat het fchuimjhet welk door het nederbruifchend water geboren word , verre over de by- gelegen fleenrotzen heen Huift; en, vol- gens het getuigenis van scheochzer,^ zelfs de daar omtrent voorbygaande Men-’ fchen in gevaar brengt. Om den Vaderland- fchen Leezeren , die meest allen weeten , dat de Rhyn op de Alpen ontfpringt , een klaa- rer denkbeeld te geeven van dien oorfprong des Rhyns, wiens voortgang en uiteinde wy hier zoo duidelyk gewaar worden , oor- deel ik het niet onnut, eene der Afbeeldin- gen van SCHEUCHZER over te neemen;^ dewyl de verre affhand my belet dit zelf na te gaan , en naauwkeuriger af te tekenen. De Rhyn uit dusdanige rotzen en Heil- ten nedervlietende , word eerst bevaarbaar geagt, omtrent het Heedje Chur , in het Churwalther-Thal , aan den voet van het gebergte gelegen. Vervolgens voortVlie- rende door hetgroote Meer van ConHantz , Hroomt hy langs Sebafhauzen en Bafel ; van daar gaat hy naar den Elzas, en komt langs Bri. (D Verklaaring der tegenoverdaande Plaat. A De Jvicula of Vogelberg. B Het Bosch Paradies , met de Beekjes en Sprankjes waar uit de Rhyn ontfpringt. CC De Rhynbeek voortvloei jende naar beneden. DD Rheinwal of Rheinbosch. Het overige van deeze Afbeeldinge vertoont een der geweldige Watervallen des Rhyns op de ' A^pciUaslchen en Splugen ^hy Rheinwald. I 5 D B H VNf. DE R HYN. loo NATUURLYKE HISTORIE Brifach in de nabuurfchap van Straatsburg; waar na hy, door verfcheiden bykomende wateren in Duitscbland aanwasfende, Phi- lipsburg, Spiers, Worms, Ments, Keulen, Neder-Weiel , Emmerik en meer andere plaatzen befproeit, vlietende Reeds met ee- ne groote drift nederwaards ; tot dat hy eindelyk, eertyds by Schenkenfchans , op het eilandje ’s Gravenweerd, aan de Kleef- fche grenzen, gelegen, dog thans omtrent twee uuren laager , door het Panderlche Gat, in twee armen verdeeld word. De Zuidelyker arm loopt voorby Nimwegen, onderden naam van de Waal, QFahalis); die zig , langs Thiel en Bommel voortftroo- mende , vervolgens , op de hoogte van Woudrichem, met de Maaze vereenigt; al- waar ze met dezelve, ook op haare beurt, haaren naam in dien der Merwe verliest. De andere 5 of de Noordelyker arm, gaat voort naar Arnhem , en behoud den naam van Rhyn tot aan Wyktc Duurftede: doch deeze arm word reeds tusfchen Heusfcn en Arnhem, of by Ysfeloord tegenover Heus- fen , weder in twee armen verdeeld. Men ontmoet hier, volgens fommigen, de oude graft van drusus, die zig uitgeftrekt zou hebben van den Rhyn by Ysfeloord, tot aan Doesburg, alwaar de oude Ysfel , uit het Wesftphaalfche gebergte herkomftig , dan in deeze graft of den nieuwen Ysfel valt : dog anderen willen , dat de oude Ysfel reeds oudtyds met eene bogt by Ysfeloord injden Rhyn viel, cn dat drusus denzel- ven , VAN HOLLAND. loi ven 5 door middel eener graft , tusfchen Doesburg en Zutphen, met de Nabalia, of den tegenwoordigen Ysfel boven Zutphen, vereenigd heeft. Wat denkbeeld men ook ^als ’t waarfchynlykfte verkieze, op deeze hoogte van Ysfeloord althans keert zig een arm van den Rhyn Noordoostwaarts, die met den ouden en nieuwen Ysfel langs Doesburg , Zutphen en Deventer voort- ftroomt , en , onder den naam van den Gel- derfdien Ysfel , by Kampen in zee valt. De andere arm, die Westwaards loopt, be- fpoelt Wageningen , Rhenen en Wyk te Duurftede. Tot hier gekomen zynde, verdeelt zig deeze Westelyker arm weder in twee tak- ken, waar van de een, den naam van Rhyn behoudende , naar Utrecht enz. heenen vloeit; terwyl de andere tak , die West- waarts voort blyft ftroomen,den naam van Rhyn verliest, en dien van Lek aanneemt. Deeze afleiding van den Rhyn, welke den naam van Lek draagt, is, naar fommiger gedagten , eene gegraaven vaart , welke de wakkere Veldheer claudius civilis gegraaven zou hebben , ter befcherminge des Lands , toen hy met zyne Batavieren ge- flagen was: maar anderen beweeren, dat deeze afleiding ontftaan is , door dien hy flegts den dyk , welken duusus geleid had, om den Rhyn binnen zyne oude kil te houden, by die gelegenheid afbrak, om de Romeinen , door ’t overllroomende water , af te fnyden. Het fchync integendeel , vol- gens D E RHYN. 102 NATUURLYKE HISTORIE DE gens het getuigenis der oudfte Jaarboeken, BHYN. clat de Lek door de inwoonders in laater tyd gegraaven , of ten minfte wyder ge- maakt is ; want in dezelve leest men uitdruk- kclyk, gelyk laager blykt, „ bat blC ïubeit mti^oïïanb/mtdéti'cötenbe in be iSctube nut eetib?acï)tigen rabe . . . een cïeine befte utt benrpn bïoienbe/ gegeten be iecft / mit een 5pphe beflagen enbe gemaect / enbe ïjet ben alfo ben ryn garen bïoet enbe ïoop na mtrecgt benonien” enz Wat hier van ook zy, decze tak loopt van Wyk te Duur- Hedc5langs Kuilenburg, Vianen en Schoon- hoven; en valt , tusfchen Dordrecht en Rotterdam , op de hoogte van Krimpen , in de Merwe. Met deezen tak, (om clit hier in ’t voorbygaan aan te merken,) had waarfchynlyk, wat beneden Vreeswyk of de Vaart , oiidtyds ook gemeenfchap de Hoilandfche Ysfel, die nu nog van boven Ysfelftein , door Montfoort , Oudewater en Gouda, tusfchen Schieland en den Krimpe- nenvaard ftroomcnde, ten laatfte, wat laa- ger dan de Lek , op de hoogte van Ysfel- monde, in de Merwe valt. En , gelyk men hier in laater dagen eene gemeenfchap van den Lek en Ysfel heeft afgefneeden, zoo heeft men in tegendeel, in ’t begin deezer eeuwe, by het dorp Pannerden, of Pande- ren , twee ULiren gaans beneden Schenken- fchans, als boven aangeduid is, eene door- watering gegraaven, die het water uit de Waal in den Rbyn afleid; zoo dat de Waal endeRhyn, door dit Canaal, gemeenlyk het VAN HOLLAND. 103 het Panderfche Gat genaamd, aldaar eene dr nieuwe gemeenfchap met elkanderen ver» *^*^^*^* kreegen hebben ; tervvyl de oude doortogc , waar door de Rhyn en Waalzig v^an elKan- deren fcheiden , bykans geheel verzand is. Doordergelyke doorgraavingen en afleidin- gen , als mede door de vereeniging met da armen van andere Rivieren , is de Rhyn , die by de beroemdfte oude Schryvers alomme den naam van Rhyn behield, op veele plaat- zen van naam veranderd. In vroegere tyden onderfcheidde men den Rhyn flegtsin Wes- terlyken , Middelften en Ooscerlyken Rhyn , naar de drie voornaamfle onderfcheiden uitgangen of monden , genaamd, Helium ^ Ostium medium en Fkvwn, De eerlle , of W es- zie ciy- termond was tusfehen den Briel en Helle- vimus, voet, welke benaamingmen meent van He- Hum afkomftig te zyn ; de Middelkil had haa- jiveis , re uitftrooming byKatwyk; en de laatile oi , over of Oosterlyke uitgang liep door ’t Meer Fle- vo^ nu de Zuiderzee, op de hoogte van ’C pèn^aês Vlie in de Duitfche of Noordzee. De Ri- Rhyns. vieren , die wy thans onderfcheiden in Mer- we, Ysfel, Lek, Vecht enz. Ronden by de Romeinen allen bekend onder den naam van den Rhyn. Ook verdeelden ze de Lan- 7ie j. den en Volkeren der omliggende gewesten inOver rhynfchen, Tusfchen-rhynfchen en cerm.m Buiten-rhynfchen. Den grooten linkerarm wel by- des Rhyns kenden ze evenwel reeds ook ronder met den naam van Vahalis of Waal : dog de Maaze , welke diestyds geheel van den Rhyn Natit, gefcheiden was, is dus door de Romeiner^ niet 104 NATUURLYKE HISTORIE D E niet onder den Rhyn betrokken geweest : KHYN. en men kan uit het gezegde genoegzaam zien , dat alle de overige opgenoemde Ri- vieren haare geboorte aan die twee Hoofd- rivieren , den Rhyn en de Maaze , ver- fchuldigd zyn. Dit in ’t algemeen over de uitgebreidheid der benaaminge van den Rhyn aangemerkt hebbende, ftaat ons, na deeze uitweiding , weder te keeren naar VVyk te Duurftede, om den anderen tak des Rhyns, die naar Utrecht enz. afzakt , te befchouwen. Deeze tak , die wescerlyke afleiding of de Lek verlaatende, loopt verder Noordwest- waarts, langs een gedeelte van Gelderland door de flad Utrecht; in welke de Rhyn zig nogmaals in twee takken verdeelt. De eene ftrekt zich Noordwaarts uit, en doorloopt, onderden naam van Vecht, een gedeelte van het Bisdom Utrecht. Deeze Vecht geeft eene aangenaame doorwatering aan de daar omftreeks gelegen Landen, die met een aantal van voortreflyke Lusthoven der Amfteldamfche Kooplieden en des Utrecht- fchen Adels pronken: voorts komt ze op Hollandfchen bodem, vliet door Wefop en Muiden , en verdwynt ten laatfte in de Zuiderzee, De andere tak die weder West- waarts gaat , behoud zyn Naam , en ver- volgt zyn alouden onbedwongen loop door Woerden , Leiden , en verders totKatwyk, alwaar de Rhyn zig tegenwoordig in ’t Duin verliest. Den Rhyn dus gevolgd hebbende , van zynen oorfprong in de Alpen tot op zyn uit- VAN HOLLAND. los uiteinde in de Provincie Holland , zoo eiscbt d e nu myn bellek, om zyne voornaamfte uit- rhyn. wateringen in dit Graaffchap wat byzon- derer te gedenken ; waar van de algemeen- lle en die de meeste aanmerking verdienen , in het Waterfchap van Woerden, en het Hoogheemraadfchap van Rhynland , een aan- vang neemen , en haar einde erlangen. Want hoewel de Rhyn zynen naam in de Waal, Ysfel , Lek en Merwe verlooren hebbe , zoo heeft hy evenwel in Holland, door de verandering van zoo veel eeuwen der al- oudheid heenen , zynen eigen naam behou- den. Men vind ’er ook niet alleen veele ftreeken en wateren , die naar den Rhyn ge- naamd worden ; maar zelfs een aanzienlyk gedeelte van Holland ontleent van deeze Rivier , den naam van r h y n l a n d ; om dat de Rhyn , na dat hy, Utrechts bodem ver- haten , en het Waterfchap van Woerden doorgeloopen heeft , zynen loop aldaar ver- volgt en ten einde brengt. Maar is dit gewest met die benaaming van den beroemden Rhyn verheerlykt , ’t is echter in het Waterfchap van Woerden , daar die Rivier het eerst onder haare eige benaaming Holland befproeit: welk Water- fchap zy al dikwils moerasfig maakt , door de overlooping en eerften aanval van haar water: het welk in deeze Rreek vermeer- derd word , door de uitgraaving der klai , die tot de Steenbakkeryen , aldaar langs den oever in menigte geplaatst, dienen moet. De Rhyn , het Bisdom Utrecht verha- ten- R H YN. tó6 NATUURLYKE HISTORIE tende, en op Hollandfchen bodem komen- de, vloeit hier door Woerden, langs Nieti- werbrugge en Bodegraave , naar Zwammer* dam , Alphen enz. in Rhjmland ; doch in dit doorloopen ziet men geftadig de neder- vlietende kragtvan den Rhyn verzwakken ; ten zy het Winterwater, ’t welk, door ’t fmelten der fneeuw,in den voortyd in me- nigte af komt zakken , eenige Iterker voort- vloejing veroorzaake. Doch hier omtrent ftaat nog aan te merken , dat de Rhyn te Bodegraave, en , eer hy tot daar toe nadert, ook op andere plaatzen ,^door Slui- zen tegen gehouden word, om Rhynland voor overtollig water te bevryden, ’t welk tot het flaauwer ftroomen veel toebrengt. In deeze Breek begint de Rhyn zig ook in verfcheide takken , en zoo natuurlyke, als door konst gemaakte vaarten , en ontally- ke Booten , weteringen enz. te verdeelen ; welke alle naauwkeurig op te tellen een al te grooten omBag zoude vereifchen ; ’t zal genoeg zyn, zoo ik vertroiiwe, indien ik de voornaamfte Begts melde. De eerfte , die ons voorkomt is de Grecht , welke door het Land van Utrecht tot aan Agtienhoven loopt, en d'ie Provincie aldaar van Holland fcheid. Voorts ontmoeten we de Wieriker vaart, die tusfchen Woerden en Bodegraave uit den Rhyn gebooren word. Wat laager is ’er by Zwammerdam een wa- ter, genaamd de Meije: ’t welk, uit den Rhyn komende, door de Heerlykheid Nieuw-, koop 5 tot in de daar omftrecks uitgeveende plas- VAN HOLLAND. 107 plasfen voortloopt. Ook vind inen beneden Zwammerdam, digt by Alphen, nog een ^ breeden arm van den Rhyn , die hem , door de Rad Gouda, weder in denHolland- fchen Ysfel brengt. Deeze doorvaart krygü aldaar den naam van de Gouwe; die door eene flerke Sluis aan den Rhynkant word afgefcheiden : welke Sluis den aandrang v^an beide deeze wateren in bedwang houdt. Voorts loopt de Rhyn , aan de overzyde van Alphen, met eene fmalle uitwatering, de Aar genaamd, door alle de Aarlander- veenfehe , Langeraarfche en Korteraarfche , Polders, tot in het Braasfemer Meer. Vervolgens ontmoet men beneden Al- phen , aan de Oudshoornfche zyde , eene rui- me gegraaven uitwatering , Heimans-Wete- ring,enook wel Smolenaars- vaart ofSmeu- Jenaars-vaart genaamd. Deeze Vaart ver- liest zig in het Braasfemer Meer, na dat zy de Hcerlykheden van Oudshoorn , Es- felykerwoude en Jacobswoude befpoeld heeft. Dezelve verleent een ruimen en welgeregelden doortogtaan de groote Sche- pen , die door de Maaze , of Mervve , langs den Goudfehen Ysfel, door de Goudsfluis, heen en weer, na en van Amfterdam en Rotterdam, afvaaren; die, ter 'zaake van hunne grootte,, den gewoonen weg der kleenere vaartuigen niet kunnen gebruiken ; zoo van wegens de al te naauwe uitwate- ringen des Rhyns, als uit hoofde van ee- nige byzondere Stederegten op de Delf- fche Vliet 5 die hun den doortogt door Lei- K den ■D E R H Y N, io8 NATUURLYKE HISTORIE den verhinderen ; ’t welk de Schippers nood- zaakt om zig van deeze Wetering te bedie- nen. Dezelve is ook ten dien einde zeer wel gefchikt, en leid die grootere Sche- pen, door de Oude Wetering in het Haar- lemmer Meer , en vervolgens door Haar- lem en Sparendam in het Y. Men heeft zelfs voorbeelden van Driemast-Koopvaar- dy-Schepen, welke langs deezen ftroomweg van Amfterdamte Rotterdam gekomen zyn. Den Rhyn verder afzakkende , nadert men tot Kouderkerk , waar omtrent een oude tak des Rhyns gevonden word, die, naar het gevoelen fommiger Oudheidkun- digen , voor cenige eeuwen , veel breeder en grooter geweest moet zyn , dog heden zoo fmal en klein is , dat hy nu luttik of luttel word geagt; en daar door den naam vanLiutik Rhyn, en Lutje Rhyn, bekomen heeft. Van Kouderkerk voortgaande , komt men tot aan Leiderdorp ; daar de Rhyn zig weder loost in een breeden en van ouds bekenden doortogt , de Does genaamd. Deeze gragt loopt langs Hoogmade , anders Hoomade, in de wyde Aa, en ontlast zig vervolgens , door het Paddegat in hetBraas- femer Meer *, na dat ze een aantal v^an Weteringen , Vaarten en Slooten in de Rhynlandfche Polders van dien kant voort- gebragt heeft. Daar en boven dringt de Rhyn ook, aan de overzyde van de Does, met veele kleene vaarten , in de fchoone Landsdouwen van de Weipoort, en met nog eenige kleene vaarten , ais de Vrou- we- VAx\ HOLLAND. 109 wcvaart, de Vaart langs Zvvieten enz. tot agter om Delfland heen. Als men den Rhyn verder volgc, nadert men het einde van Leiderdorp, alwaar hy , even voorby de Leiderdorper brug,in twee armen verdeeld is, die de Oude- en Nieu- we Rhyn genaamd worden. De Nieuwe Rhyn is eene doorgegraaven vaart, in den aangroei der ftad Leiden waarfchynlyk ge- fchooten : de andere , integendeel , te wee- ten de Oude Rhyn, is de natuurlyke tak des Rhyns , welke door een driehoekig ftuk Lands van den Nieuwen Rhyn gefcheiden word. Dezelve loopt, tusfchen dat Landen den gemeenen Weg, nevens de Zeilpoort , in de flad Leiden; na dat hy zig nog voor- af , door de Spanjaardsbrugge , met een ruim en breed water, ’t welk de Zyl ge- naamd word, langs het Zweiland, met de Leede vereenigd, en voorts door het Kager Meer, in het Haarlemmer Meer, een zy- lingzen uitloop gemaakt heeft. De Nieuwe Rhyn , de andere zyde van ’t opgemelde driehoekige ftuk Lands be- fpoelende, vliet op eene dergelyke wyze, nevens de Hoogewoertspoort , in de ftad Leiden ; en deeze Armen hier beide te fa- menloopende , voorzien die Stad met ver- fcheiden ruime en frisfche gragten. Ze ver- eenigen zig volkomen voor de Visbrugge, en het adelykhuis ter Lugt;dog naauwlyks ontmoeten ze elkander, of de Rhyn ziet zig wederom in twee andere takken ver- deeld ; en verliest in den cenen zynen naam , 1 1 o NATUURLYKE HISTORIE DE in dien van de Maarne; welke Arm des Rh^ms RHYN, eene zoo hooge aloudheid word geagt, als de Rhyn ter deezer plaatze zelve. De Maarne verlaat nu de Stad aan de Maarne- poorte, dog oudtyds aan den voet van den Burg; en Rrekt zig uit tot een zekeren al- ouden ftroom , de Leede of Leithen, en met eene verzagte fpelling de Leiden ge- naamd, Deeze Leede vereenigt zig voorby Warmond, zoo als gezegd is, met de Zyl; dog eer de Maarne dus na de Zyl vliet, wend dezelve zig voorby Poelgeest, naar Oestgeest ; van daar vervolgt ze haaren loop door Rhynsburg , waar omtrent ze haaren naam van Maarne weder verandert, cn dien van Rhyn aanneemt , welken ze ook behoud , tot dat ze by Katwyk haaren grooten bronader ontmoet , en zich daar mede vereenigt. Dog laat ons wederkeeren naar Leiden. De Rhyn , aan den oorfprong der Maar- ne binnen die Stad, regt door vlietende, verlaat Leiden , tusfchen de Witte- cn Morschpoort, onder den bynaam van het Galgewater . veroorzaakt door de piaatzing der galge,of van hetGeregt aldaar. V'oort- ftroomende , maakt hy intusfchen eenige in wateringen zoo in de Landen derHooge- morsch aan de eene, als in die van Voor- fchooten enWasfenaar aan de andere zyde ; befpoclt verder, met een ruimen vloed. Valkenburg , en komt ten laatRe te Kat- wyk aan den Rhyn; aan welks einde, dee- ze beroemde Rivier in haaren uiterllen loop der- VAN HOLLAND. III dermaate gefluit word, dat zy, zig in ee- iiige kleenellootjes en de vaart naarNoort- wyk allengskens verliezende , aan de Diiin- landen fmoore. Maar Ichoon de Rhyn hier dus als tot niet loope, zo word echter hier omftreeks zyne gedagtenis van zig oudtyds op deeze hoogte in de Noordzee ontlast te hebben , bewaard; niet alleen aan Rhyns- oever, maar ook aan het einde van eene gegraaven vaart, die tot Katwyk aan Zee loopt, en den naam draagt van het MaL legat , langs welke eenige platte rchuiteii heen en weder vaaren , om Schelpen en Zout water aan den laager en uiterllen oe- ver des Rhyns te brengen. Men fielt ge- meenlyk dien uitloop des Rhyns wel b3^zon- der by het beroemde Huis te Britte;en ge- volglyk heeft men denzelven omtrent dit Mallegat ook te zoeken : v^ermits men hier en daar blyken vaneen Rivieroever gewaar word, en de Landen daar omtrent tot by Noortwyk zeer klaijig zyn. Dus aan het einde van den Rh^m gekomen zynde, zal het, daar ik, van den oorfprong des Rhyns fpreekende, eene Afbeelding van dcszeifs herkomst in de Alpen , uit scheuch- ZER heb overgenomen , niet ongevoegelyk zyn , myne iVftekening van deszelfs geftuiten loop hier mede tedeelen. Ik heb dezelve in diervoege gemaakt , dat men zig te gelyk een geregeld denkbeeld van dat bekende Malle- gat kan vormen; en tevens de merkelyke laagte van den Rhyn by de hoogte van dat Mallegat ondcrfcheiden kan nagaan ; ook K 3 ziet D E R H Y II 2 NATUURLYKE HISTORIE ziet men ter regterzyde van deeze Afbeel* ding ecnige Koornfchooven , zynde dit het Land omtrent Rhynsoever , terwyl zig Noortvvyk in ’t verfchiet vertoont, gelyk ook wat iaager Noornes , op welke hoog- ten ,agter het Duin , Britten gelegen heeft ; terwyl het gezigt op de beide Katwyken door het geboomte ter linker zyde belet word; voorts' ziet men op den voorgrond de Schelphoopen , en beneden in de laatfle fprank van denRhyn een Zout water- fcheep- je leggen, in het welke, door middel van een goot-pomp, of lederen hevel, het Zout water, uit een platte Vlet, in het Mallegat leggende, word overgepompt , enz. — Deeze befchoiiwing leid onze gedagten natuurly- kerwyze, tot de verfchillende denkbeelden der Oudheidkundigen , raakende de al of niet wezenlykheid van deezcn uitloop des Rhyns in .vroegere dagen. Want, hoe zeer de oudfte en geloofwaardigfle Schryvers deezer Landen dien Rhynsoever en ook Brit- te aanmerken als een overblyfzel van den alouden doortogt des Rhyns tot in Zee; zo word dit nogtans door eenige nieuwe of laa« tere Oudheidkundigen betwist en ftoutlyk tegengefproken , ja voor onmogelyk ge- houden. Hoe het hier mede zy , een ieder mag mynenthalve daaromtrent gevoelen wat hem goeddunke; doch ik kan niet wel nalaa- ten 5 fchoon het niet onmiddelyk tot de te- genwoordige Natuurlyke Historie van Hol- land betrekkelyk zy , een lust , welke my hier dringt, op to volgen, eri ’t myne toe te bren- * ..A •>V.' •• I’l. II ezt ytz?i /vet MAL LM GAT' I 6en^>Y^S""^ Zc^ut>i^ï/i^z' 1 i I VAN HOLLAND. 113 brengen, om het oude en regte gevoelen, door de volgende aanmerkingen, te helpen bewaaren ; terwyl dezelve ook hun nut heb- ben , met betrekking tot den aart en gehoor- ten der gronden van Holland , en wy ons gevoelen , zoo wel Natuurkundig als Oud- heidkundig, zullen tragten voor te ftellen. Alle de voornaamfte Schryvers van ’t begin deezer, en ook der voorige eeuwen, hebben eenpaarig vastgefteld , dat de Rhyn by Katwyk in Zee geloopen heeft; ’er is byna geen één geweest , die het niet waar- fchynlykst oordeelde, of opentlyk beween- de, en ’er is althans geen één gevonden, die het met grond heeft tegengefproken. Het zy genoeg hier twee groote Mannen op te noemen, die het oude en zekere ge- voelen beweeren , te weecen , den geleer- den c L u V E R I us, en den onwaardeerbaaren ME NS o ALTiNG. Ondcrtusfchcn , gelyk het meermaals gaat met waarheden, die on- der de Aloudheid begraaven liggen , dat men by gisfing dezelven uit verlleeten ge- denkftukken en uitdrukkingen der Ouden betwist, alfchoon noch de oprichters dier gedenkzuilen , noch de befchryvers dier zaaken, ooit gedagt hebben , om, ’c geen ’er in laatere tyden uit word opgemaakt , zoo is het ook met den uitloop des Rhyns gele- gen. Het gezag van groote en geleerde Mannen heeft hier omtrent eene nieuwe vvaarfchynlykheid op de baan gebragt; die, hoe waarfcbynlyk ook , in opzigt der tegen- K 4 woor- D E RHYN. IT4 NATUURLYKE HISTORIE D E woordige Landsgefleldheid , onzes bedim- rhyn. kens, in 't geheel niet ‘Rrookt , met het geene ons de waarheid , zoo der aloudheid , als die der natuurlyke gevolgen , bevestigt. De voornaamfte tegenfpraak tegen het ge- voelen der Ouden , is openlyk geboekt door mynen waardigen en hoogstgeachten Stadge- noot, den Heer FRANS van mieris (^). Die Heer beweert, dat de Rhyn nooit by Katwyk in Zee heeft geloopen ; maar dat by zich, beneden Utrecht en omtrent Lei- den, ,, ten Zuiden, door de 'Meerburger 3, en Roomburger wateringen , langs den ,, nieuwen Rhyn, door de oude en nieu- ,, we Vliet, door Delft, Maaslandsfluis , „ Delftshaven , Schiedam , en elders , in 5, Zee geworpen heeft; en dat hy aan de 5, Noordzyde, met meerder macht, door ,, de Heimans Wetering, de Does, de Zyl 3, en deMaare, in de Leidfche- of Haar- 3, lemmer Meer , en vervolgens door 3ï Noord'Holland en West-Fricsland , in de 5, Zee, of ook in het Y gevloeid is.” Ten bewyze deezer Rellingc beroept hyzich op de oude Jaarboeken, en eenige Handves- ten en Lastbrieven der Graaven , als die van Graaf aarnout enz. waar uit, zy- nes oordeels , fchynt te blyken , dat de Rhyn niet by Katwyk in Zee geloopen zou heb- (^0 Het gevoelen van dien Keer , deswegens , fchynt gevestigt of overeen te komen met het gevoelen van den Schryver van een zeker boekje , gctyteld ; ' jebr^ving van haU oud Bataviscb Zeejirand^ VAN HOLLAND. 115 hebben. Hy verfterkt dit zyn gevoelen verder , door eene natuurlyke reden , hier " uit afgenomen, „ dat de vaste grond langs 5, het Strand hooger is dan het gemeene 5, water: en vervolgens, (om ’t gevoelen 3, der verftoppinge tegen te gaan ,) dat de 3, Zee geene klai opwerpc; door welke die „ opening geflopt zou weezen ; en dat op 3, het ftrand nergens zoo groot eene diep- 3, te, en w}’’dLC, als de Rhyn oudtyds tot 3, zynen loop nodig had , door zand ge- 3, viiid3 gevonden word ; maar men zal in 5, tegendeel, zegt hy , omtrent Katwjdv, „ en het gantfche Strand, tot aan Petten 3, toe , overal doorgaans harde en vaste 3, klai , kort onder het zand ontdekken, 3, gelyk zulks ook op ordre van de hooge 3, Overigheid, op zekeren tyd, door het 3, boorcn van het flrand bevonden is ; en 5, by welke affpoelinge of florm het ook 5, mag geweest zyn, nooit heeft zich an- ,, ders dan klai vertoont.” Wanneer men nu met oplettendheid , deeze hoofdzaake- lykfte bewyzen nagaat, en een weinig ge- lieft te letten op de natuur van den Rhyn, en den aart zyner bedden en gronden ; dan meen ik in Haat te zyn , om overtui- gelyk te konnen toonen,dat ik met recht, het geen men als eene tegenwerping aan- voert, tot een bewys voor ’t oude gevoe- len gebruiken mag. Want dewyl de Rhyn eene Rivier is van zoet water, die overal eenen klaibodcm heeft, en eene menigte filbbervan boven met zich voert, waardoor K 5 zy DE RHYN. Zie VAN MIERIS, Befchry- ving van Leiden , lacDeel, bladz. I , 2 enz. ii5 NATÜURLYKE HISTORIE DE zy op landen, daar nooit te vooren klai rhyn. was, by overftrooming , nieuwe klailaagen doet gcbooren worden; zoo kan het bo- vengemelde, ten opzigte van den eigenaar- tigen grond en bodem des Rhyns by Kat- wyk , niet ten tegenfpraak verftrekken ; maar ’t dient veel eer om als zeker te be- wyzen ,dat ’er zoete Rivieren en Wateren geweest zyn , die aldaar de klailaagen heb- ben gebragt : welke laagen de Zee , die , (zoo als de Heer van mieris wel aanmerkt,) niet dan zand opwelt, thans met zand be- dekt ; waar door ze een nieuwen bodem formeert. Zoo ’er vervolgens affpociingen zyn waar door de Zee het zand wegkabbelt, by welken florm het ook mag geweest zyn , zoo is het natuurlyk dat ’er zig klai ver- toont: en ’t is ook niet onmogelyk dat de Zee haare dieper klailaagen wel eens loswelt en opwerpt. Ja de Heer van mieris zelf bewyst dit , wanneer hy zegt , dat de Zeeuw- fche Eilanden uit de klai van de Rivier de Schelde gebooren zyn. Dit geeft my grond, om ook hier te beOuiten , dat de klai by Katwyk, en op’t Strand, uit den Rhyn ge- booren is. Als men nu verder aan den anderen kant de oude bewyzen niet ffilzwygend nog op- zettelyk voorby gaat , maar de waarheid der oude gedenkfchriften , met de heden- daagfche overblyfzelen , en de natuure des Rhyns, vergelykt, dan is het overzeker bekend, dat de Zee oudtyds zoo naby aan Katwyk niet heeft gefpoeld als te deezer VAN HOLLAND. 117 tyd , en dat gevolglyk het klaibedde verre op ’t llrand geweest is. Ook moet de me- ning van cLuvERius, ,, dat de Zeegaten 55 door ftorm eerder zoude verwyden dan 3, verltoppen,” met eene behoorlyke be- paaling begreepen worden ; te weeten, naar geraade van de flreek des winds en de ftroom- ïlrekking. Men weet toch 3 by ondervin- ding, dat met een zelfden ftorm de Zee- gaten aan den eenen hoek verwyden, en aan den anderen vernaauwen; ook is het zeker, dat als het water door ftorm gewel- dig in de zeegaten gedreeven word , dat ’er dan ook zeer veel zand of flyk mede- gevoerd word ; ’t welk , na ’t bedaaren van den ftorm, op den bodem nederzinkt, waar door allengs eene verzanding of verftop- ping veroorzaakt kan worden. En wat de aanmerking betreft, „ dat, byaldien wy ,, den loop v^an den Ryn beneden Utrecht „ willen naagaan , men dan duidelyk zal „ kunnen opfpooren, dat, zoo hy zich te 3, Katwyk in zee ontlast hadt, dan al de „ Waters, die uit den zelven voortkomen „ en afleidende ftroomen zyn , anders „ moesten geloopen hebben , en aanvoe- ,, rende geweest zyn ; gelyk aan andere ,, Rivieren, welke in zee vallen , gezien ,, wordt.” Hier op dient, eerst, dat men den Rbyn niet moet aanmerken zoo als hy nu loopt: en ten andere, dat men beneden Utrecht geen eene uitwatering des Rhyns vind , dan die na de verftopping van den Rhyn gegraaven zyn ; en dat die geenen DE RHTN D E RH TN. I o ïi8 NATUURLYKE HISTORIE die men voor oude en waare armen houd , als de Does en de Z}d , nog aanvoerende zyn. Daar en boven gaat het niet door, dat alle de zytakken van fterkvlietende Ri- vieren aanvoerende moeten zyn; vermits zy hier en daar ftuiceh , en dus in meeren en poelen veranderen : waar van in de Maa- ze en Schelde dagelyks blyken genoeg te zien zyn. De Heer van mieris maakt zelf gewag van het eiland Brittien , waar op de tooren van Caligula gebouwd is ; en zegt , dat men , volgens p r o c o p r u s en s t r a- Bo, van den mond des Rhyns, het voor- gebergte van Kent zien konde. Dan of dit Brittien een Eiland is geweest, wil ik niet bellisfen; twyifelende of men dit by p R o c o p I ü s , niet voor ons Batavie , en by STR ABO, voor Brittanje zelf moet hou- den ; of anders om ons Brittenburg denken : en dan wil ik veel eer gelooven dat het aan het vaste land verknogt is geweest; ge- lyk dit eenige hoornen, waar aan de Vis- fchers van Katwyk hunne netten fomwyl verwarren , getuigen ; ook is de bewuste Kallas tooren zoo diep in zee van dit ge- boomte niet afgelegen , volgens het geloof- waardig getuigenis van pars niet alleen , maar zelfs, uit mondelyke berigten van ou- de en geloofwaardige Zeelieden , dat ’er ee- ne kennelyke geftalte van een Eiland zou- de konnen worden uitgedagt. Dat men het voorgebergte van Kent heden zoo niet ont- dekken kan als strabo getuigt, is geen bewys, dat ’er daarom verder in Zee een Eu VAN HOLLAND. 119 Eiland zou gelegen hebben , dit is flegts eene vinding, om dat men met den groo- ten afftand van het gebergte van Kent ver- legen is , en zig hierom een Eiland verbeeld. Want vooreerst weet men niet met zeker- heid hoe hoog die tooren van Kalla geweest zy , en of men het van ’t Vlakke Land heeft gezien ; en men weet daar en boven ook niet welk eene verandering de inbreuk der Zee, tusfchen Brittanje en Vrankryk, aan het gebergte van Kent by aardbeeving , ftorm enz. veroorzaakt kan hebben ; en te gisfen dat deeze^ zeer aanmerkelyk is, heeft geen onwaarfchynlykheid. De fchrandere aantekenaar op cluveriös, by wien deeze zelfde aanmerking voorkomt, twyfelt ook grootelyks , of s t r a b o , als een vreem- deling zynde , zig niet vergist hebbe; en hy meent met reden , dat po n t a n u s , te gclyk met clu vERius,dit alleen aan voe- ren , ten bewyze van de veranderingen , die Strand en Land iedert dien tyd hebben on- dergaan. Dog dit daar laacende ; ’t is zeker , volgens s T R A B o , dat de mond des Rhyns by Brittien was; ’t is te gelyk zeker -dat ’er , van Katwyk af, tot het aloude Huis te Britte , en van daar tot aan Kallas tooren , van ouds af, gelyk nog heden , een vaste grond geweest is , welken de Zee nu geheel en al overlfroomt : en ’t is niet minder on- tegenzeggelyk , dat ’er , aan den binnenkant der duinen , en onder dezelven , zoo wel aan den kant van Hoorn nes* als verder op naar Noordwyk, en aan den anderen kant by D E RH YN, 120 NATUURLYKE HISTORIE ® ® , by de Zandfloot , overal klai en veengrond , ja zelfs op en onder het ftrand te vinden is. Dit bevestigt ook het waaragtig getuigenis des Heeren adriaan ploos van am- STEL, die als ooggetuigen, by het door- ' graaven van het gemelde Mallegat , A®. 1 57 1 MAT- getuigt , 5, dat de gront van den ouden THAus, ftroem des Rhyns, wel beloopen wasmet litatf duinen omtrend de hoogte p. 708. 55 van tien voet, ende onder dat zant van 5, de duinen werde bevonden , fchone blau- 5, we potcley omtrent fes voet hpoghte na 5, het oogh te zien , ende in ’t midfen van 5, gemelde potcley worde gevonden een 3, fchone copere Medallje met een keizers „ hooft van de oude Romeinen , enz.” Dit alles verleent ons klaare bewyzen van eene voorheen beplante Landllreek ; overeen- komftig waarmede ook nog verfcheiden va- leijen tusfchen de Duinen tot digt aan Zee gevonden worden ; en dat wel meest aan dien kant daar de Rhyn, volgens het oude gevoelen , geloopen heeft , en men zeker in een diepte van tien voet zand geen Me- daille in de klai zoude vinden, was de grond in vroeger tyd niet laager geweest. Maar om nu verders den loop desRh^ms na en in Zee te bewyzen , zoo zullen wy ons bedienen van de eigen woorden des Hoeren va n m i e r i s , want , zegt die Heer , zyne meening voorftellende , hoe de goede- ren van Rhynsoever op den tak des Rhyns vervoerd wierden ; „ want, het fchynt uit 3, veele omflandighedeDjdat deezc tak van VAN HOLLAND. 121 5, den Ryn, tusfchen Katwyk en Noort- je wyk 5 in eene plas , of een ftaande water 5, te niet liep; welke in ’t vervolg tot Land 55 geworden honderd en agt mergen groot 5, geweest is zulk eene groote vlakte Lands voorwaar , tusfchen den affland van nog geen uur gaans ; zoo digt aan de Zee ; zoo naby aan de plaats daar de grondflagen van ’t Huis te Britte zyn, en de uitgang des Rhyns moet zyn geweest ; zulk eene vlakte, zeg ik, die nu nog natuurlyk hoog ligt, en vol klai is, kan al dit water uit geene kleene vaarten gekreegen hebben: dog hier vm ftraks nader. Wy volgen nog de woorden van dien geachten van mie- ris, „ ’c zy deeze tak door de natuur of „ door konst gemaakt was, hy kan voor ,, den waaren Ryn niet gehouden worden ; ,, of anderzints vervalt het gevoelen der 3, Oudheidkundigen , dat aan de rechter „ zyde van den gemelden Stroom geene Ro- 3, meinfche Sterkten geleegen hebben , of 3, Rynsburg , dat aan de rechter zyde van „ ’t gemelde water ligt, moest geen gebouw 3, der Romeinen geweest zyn : ’t geene door 3, de onderzoekers der vaderlandfche oud- ,, heeden echter vastgeileld en van my voor ,, zeker gehouden wordt.” Deeze gevolg- trekking neemt myns bedunkens niet weg, dat dit de Rhyn zoude zyn. Zeker is het, vooreerst, dat men dit voor een natuurlyk water te houden heeft ; aangezien de groot- te van den plas en de omgelegene gronden. En wat verder het gevoelen der Oudheid- k LUI- DE RHYN, 122 NATUURLYKE HISTORIE DE kundigen betreft, dit is niet meer dan ee- RHYN. ne losfe gedagte ; want men leest by p li- nt us, dat Germanicus over den Rhyn gelegerd was, in ’t Land der Caiichen: ’t welk toont dat de Romeinen ook Sterkten over den Rhyn gehad hebben. Daar en bo- ven meen ik ook, dat dit meerder betrek- king heeft op de Romeinfcliè .Sterkten , die hooger op liggen, en by den eerften in- togt der Romeinen in Batavie gelligt zyn. Ook is het nog onzeker of Rhynsburg wel een Romeinsch geftigt is, dog '’t zy zoo, ik geloof ’t, maar als men dit gevoelen al volflrekt wil doordringen, of hetzelve toe- llaan , dan zou het nog wel te bewyzen zyn , dat Rhynsburg ook lings aan den Rhyn ligt : want als men den arm van den Rhyn , die van Leiden met de Maarne of Leitha bezy- den Oestgeest, en door Rhynsburg zelve loopt, nagaat; dan moet men zeggen dat ook Rhynsburg aan de linker zyde gelegen is; en dus zou het door de Romeinen, ge- lyk ze meermaals gedaan hebben , op den famenloop dier Rhyntakken , lings en regts, als op een driefprong , geplaatst zyn. Dog laat ons, van dit vcrfchil, dat niet ’byzonder ter zaake ftrekt, afziende, tot andere bewyzen overgaan. Men heeft hier, zoo ik agte, met reden vast te Rellen, dat de duinen niet altyd zoo digt na binnen ge- legen hebben als zy zig thans vertoonen;of ten minften , dat die duinen , die nu den uitgang van den Rhyn bedekken, ’er niet geweest zyn , toen die Rivier daar om- ftreeks VAN HOLLAND. 123 flreeks v^olkomen in Zee heeft geloopen. Dat die Rivier in tegendeel nu tusfchen ee- nen vlakken, dan langs een hcuveligen, of bergagtigen en met griencen begroeiden , of hitaater dagen ook wel bedykten, oever, geilroomd heeft; even zoo als zy nog he- den in Gelderland, by Wyk te Duurftede en Rhenen tot aan Utrecht en verdersloopt : hoedanige grienten en voorlanden ’er nog heden by Leiderdorp en Valkenburg gezien worden. Dat hy gevolglyk ook met eene grooter breedte , tusfchen of voorby de Zandduinen, heeft geftroomd, zoo als het Haarlemmer Meer oudtyds tusfchen de ver- dronken Vennep , de Lisfer en Hillegommer duinen geloopen heeft, en ’er nog heden aankabbelc; of zoo ais de Maaze ook nog tusfchen de duinen aan den Hoek van Hol- land in zee loopt. Dog waarom dit veran- deren van de Zandduinen zoo flaauw be- toogd? daar men dagelyks nog eene menig- te van voorbeelden heeft , van de plaats- verandering der duinen, die door den wind heen en weder , of op een gellooven wor- den ; die zig hier als bergen op elkander ftapelen , en gints weder tot vlakten aan- groejen ; naar dat de plantgewasfen den bodem min of meer aaneen houden. Tot een allerkragtigst bewys van dit verloopen der Zandduinen , ftrekt , in onze Eeuw , de ongemeene zwaare verzanding , in de Dantziger Neering : alwaar in een kort ver- loop van jaaren het grootRe gedeelte van dat Land zoodanig verzand is, dat huizen en L boa- D E K Y N. DE YN. 7ie WIL D- SCHUT, msk. Grolt’- den , I. Oeel, bladz. l6z. 124 NATUURLYKE HISTORIE boomen bedekt zyn. Andere duinen weder worden door het water of afgelpoeld of aangehoogd ; ten getuige hier van dient hetgeen wildschut aantekent, dat de westhoek van Cadzand , zedert A'». 1703 tot Ao. 1746. wel over de vyf honderd roe- den Jands aan duinen heeft verlooren. Daar zyn ook by Katwyk zelf zoo oude als nieu- we getuigen , die ons leeren , hoe geweldig de Zee de duinen aldaar fomwylen by hoo- ge vloeden affpoelt. Onder anderen gaven die van Katwyk , Ao. 1632. in een ver- zoekfchrifc aan de Staaten van Holland , te kennen, dat, federt vyftien jaaren her waards, door den Zeevloed en anderzins waren af- gefpoeld negen en zeventig huizen ; en voor dien tyd nog eens zeventig ; te famen honderd negen en veertig ; en by myn leeftjd heb ik zelve nog verfcheiden af- fpoelingen van duinen en huizen by Katwyk opgemerkt. Men zie ook, wegens het af- fpoelen van Scheveningen , j u n i us na , mitsgaders de Afbeelding van oud Scheve- ningen, welker onderfchrift meld; dat al- daar, op allerheiligen dag, A°. 1570, door een zwaaren zeevloed, verwoest zyn , hon- derd agt en twintig huizen. Uit dit alles blykt ten klaarfte, dat de plaatfing der Dui- nen even zoo groote verandering onderhe- vig is, als de bedden der Rivieren zelve; welke hier en daar verhoogen , verdiepen , en naar ’t verloooen der fbroomen af- of toeneemen. Dit bevestigt ook de Heer VAN MIERIS, als hy zegt: ,, Niet on- 53 waar- / VAN HOLLAND. ' 125 „ waarfchynlyk dunkt my dat de duinen , „ met het overltroomen en wegfpoelen 5, van ’t gemelde Eiland, (te weeten het 5, vooronderllelde Britden ,) volgens de 5, aanneemelykfte gisfing omtrent het mid- 55 den der elfde eeuwe , door ’t geweld van ,, de Zee, langs de kusten van Holland ge^ ,, dreeven zyn; als mede dat de grondfla- 5, gen van het op ftrand gelegen Huis te 5, Britten , zoo lang onder de zandbergen 5, begraven zyn gebleeven , tot die door 5, het water en de wind landwaard inge- 5, jaagd zynde, de overblyfzels van ’tvoor- 5, noemde gebouw niet eerder dan in ’t 5, jaar vyftïen honderd en twintig, zig ont- 5, dekt en kenbaar gemaakt hebben.” Wat zal men nu voor Landwaards in houden moeten ? Wat voor de plaats daar de dui- nen door wind en zee gebragt zyn? Wat anders, dan het land rusfehen Brittenburg en beide de Katwyken? Als men zig, op deeze bedenking, den Staat van Holland eens voorftelt, zoo als die moet geweest zyn voor eenige Eeu- wen,-en in dien tyd, toen de Rhyn hier in volle kracht en aanzien was, dan kan, en moet men niet anders beOuiten , of die Rivier heeft haare vaste oevers, voor en beneden ’t Huis te Britten , even zoo ge- had, als zy die nog boven en beneden Ü- trecht heeft ; dat is , ftroomende tusfehen vaste klai-oevers; al het welk nog dagelyks de klailanden getuigen, die naast den he- dendaagfchenRhyn in Holland liggen* Meiii ps RHYN / Ï2Ó NATUURLYKE HISTORIE DE gelieve voorts te letten, hoe hoog Rh^ms- rhyn. burg, Katwyk, Valkenburg, Leiden, aan de hooge zyde ; mitsgaders Roomburg , en , verder de oudfte Dorpen naast den Rhyn liggen; men fpoore tevens de overblyfzelen van het voorland of den laager oever na ; en men zal overal het fpoor van een Rivier- oever vinden. Men ontmoet hier alomme aangefpoelde klailaagen ; waar van eene menigte uitgegraaven en duur verkogt word, tot gebruik der Reen- en pannebakkeryen ; dewelke meest alle , op het voorland van den Rhyn geplaatst zyn; andere dier gron- den heeft men tot Lusthoven aangelegd; en de meeste oyerigen zyn nog heden digt met rietakkers, grienten en waterwilligen bezet ; welk alles klaare blyken van eeno aloude rivier uitlevert. Voeg hier eindelyk nogby, dat klaas kolyn, fpreekende van den berugten Veldoverften brinio, denzelven overwinnendc invoert: Jl)et 3inm ttebardm gjii öen Itatlupcliec ijuatbe. Warde nu, is nog, by alle inwooners aan den kant onzer Rivieren, in den zin van Waarden, ’t welk voorlanden der loopende Rivieren zyn , bekend, en bygevolg is, volgens KOLYN, te Katwyk de waard of voorland van den Rhyn geweest. Daar ’er nu zulke natuurlyke bewyzen van den loop dier Rivicre oudtyds in Holland , en by- zonder by Katwyk zyn ; Vv^at reden is ’er , om VAN HOLLAND. 127 om te tvvyffelen , dat de Rhyn zig daar voorby niet met gelyKe uitgebreidheid tot aan Zee zoude hebben uitgeftrekt, als he- den de Maaze? Immers geene; want die plaatzen, die dadelyk lledeftigting hebben ondergaan , zyn gebleeven , zoo als ze zig nu nog bevinden; en de andere, die nu nog laager liggen , zyn die laagte verfchuldigd , aan het uitveenen, het uitgraaven van klai , en het bebouwen in laater tyd : dat ook het gevoelen des Heeren va n mieris is , en in ’t vervolg nog nader zal blyken. In ’t v^oorby gaan moet ik bier egter ee- ne tegenwerpinge , die men zou kunnen maaken, oplosfen; te weeten , dat die hoo* ge gronden, op welken de ftedefligtingen zyn gefchied , door de bewooners zelven zyn aangehoogd ; en dat men dezelven vlooi- de zoo bekende Terpen zoude kunnen houden. Dog ik meen dat deeze uitvlugt hier van geen het minfte belang is, of men moest, in opzigt van Leiden en den Rhyn, beweeren, dat men al het land, vanRhyns- burg af, langs de hooge Morsch , tot Lei- den , en aan den anderen kant van Kacwyk langs Valkenburg tot by Leiden, voor éé- nen enkelen Terp heeft te houden ; het welk niet alleen ongegrond is, maar ook tegen alle de denkbeelden van ’t maaken der Teiv pen aanloopt. Op deeze waare en natiiurlyke aanmer- king , afgeleid uit de gelegenheid des Lands, en die der Riviere, nog ten huidigen dage, meen ik nu wederom met grond te mogen L 3 ftel- D E R Hl N 3 28 NATUÜRLYKE HISTORIÉ ©s Hellen, dat de Rhyn oudcyds veel grootei* RHYN. van aanzien en breeder geweest is, niet al- leen by Katwyk, maar zelfs van Utrecht af, tot in Zee, dan zy zig nu vertoont. Nadien, gelyk wy reeds betoogd, en ook in eene andere verhandeling beweezen heb- ben , dat de aart van z>,ne oevers , en van zyne klaiflibber-gronden de zelfde is in HoU land als in Gelderland , daar de Rhyn de klai nog dagelyks aan voert : het eenige en natuurlykc onderfcheid , van bleeker of blaauwer gevervvd te zyn, heeft men alleen daar aan toe te fchryven , dnt de Rhyn in Holland, als een HilHaand Water, en in Gelderland , als een altoos nedervlietend Wa-^ ter, moet aangemerkt worden: waar door bet eene geiladig met klai en flibber ge- mengd is , en hec ander door waterplanten en zwarten modder in zeker opzigc verma- gert, en van v’erwc verandert : blyvende voor ’t overige de reeds bygebragte bewy^ zen van een rivder-ocver genoegzaam, ter bevestiginge van onze gedagtcn. Tot hier toe dan beweezen hebbende, de natiiurlyke gelegenheid der oude pevers van den Rhyn in ï lol land , tot aan Kat- wyk; zoo ga ik nu over tot fterker bewy- Zen , dat hy noodzaakel yk aldaar in Zee moet geloopcn hebben. De Helling van den Heer VAN MIERIS is, volgens de hier boven aangehaalde woorden , ,, dat de Rhyn , al- 5, Voorens hy tot Leiden en Karwyk kwam , zyne uitwatering ten Zuiden dóór de Meerbürger eii Roömburger weteringen , VAN HOLLAND. 129 5, de oude Vliet, Delft en Maaslandfluis , 55 in de Maas had , en vervolgens zich in 55 Zee ontlast heeft, dat hy aan de Noord- 5, zydedoor Heimans Wetering, de Does, 5, de Zyl en de Maare , in de Haarlemmer ,, Meer en vervolgens door Noord-HoU 5, land enWesc- Friesland in Zee gevloeid is.’^’ Hier op mag ik billyk vTaagen , of men genoegzaam kan bewyzsn, dat die Wete- ringen aldaar ge^veesc zyn ten tyde, toen de Rhyn met een vollen fbroora naar Zee liep? Ik hoLide my verzekerd, dat niemand in ftaat zal zyn dit te bewyzen; dewyl de zekerheid dat de Rhyn by Katvvyk volko- men in Zee heeft geloopen , veel vroeger moet gezogt worden , dan in den tyd der kennisfe die wy hebben van eenige dier doorgraavingen of afleidende ftroomen: en wel byzonder vroeger dan dien der kennis- fe van de Meerburger Wetering; die waar- fchynlyk maar gemaakt is , om gemeen- fchap te hebben met de uitgeveende plas- fen van Delfland. Wat de Roomburger We- tering aangaat, die is een enkele doortogt als een floot , welke tot eene pasfelyke door- vaart in denLeidfchen Vliet Rrekt; en dee- ze Vliet is, volgens cluverius, laater gegraaven : dog ik wil hier omtrent, (fchoon ik het billyk zonde kunnen doen ,) geen voorftander van het gevoelen van clu ve- rtos zyn, dat de Leidfche en Delffche Vliet, door cnejus domitius corbu- Lo zoude gegraav^en zyn; want of dee- ze Vliet de grafc van corbolo zy, dan L 4 niet, D E R HTN, D E K H Y N. Ï30 NATUURLYKE HISTORIE niet , dezeh^e is gegraaven in een laater tyd , dat de uitloop van de Rh^^n^ volkomen in Zee , zulk een geweld van water tusfcbcn deszelfs oevers derwaards trok , dat de Bo- venlanden dikwils overliepen; en men ge- jnoodzaakt ware uitkomst te zoeken , ter afleidinge van het Rhynwater ; welke aflei- ding dan ook door de inwoonders, of de Romeinen , in de doorgraaving van deezeii Vliet gezogt wierd. Hier uit blykt derhal- ven dat ’er door den Vliet, de Meerburger en Roombiirger Wetering, geen doortogt van den Rhyn naar de Maaze kan geweest zyn , dan na gemiclde doorgraaving: ook weet men dat de heden daagfche ondeiTchei- ding van ouden of nieuwen V^iet in dit ge- val niets zegt; nademaal dezelve niet dan een en denzelfden doortogt aanduid. Boven dit alles heeft men in' aanmerking te nee- men , hoe ’er, naar maate van ’t verloopen des Rhyns , en dergclyke doorgraavingen , ook veranderingen in de vaarten en uitwa- teringen gebooren zyn ; die nog veel groo- ter in getal en uitgebreidheid zyn geworden , by het toeneemender uitveeningcn en den aanwas der plasfen en moeren ; die ook met het groote Meer allengs vereenigd zyn. Ten bewyze daar van, zal ik hier, als een ftaakje, nog bybrengen , eene begrooting van de toenceming en vereeniging van het Haarlemmer Meer met andere Meeren : zoo als die A°. 1731 gevonden , en door den naauwkeurigen bols tra, in eene Kaart gafteld zyn. ,, in ’t jaar 1531 was de Haar- „ lem- VAN HOLLAND. ïSr 51, lemmer Meer groot 3040 morgen de 55 Leidfche 2175; de Spiering Meer ^^50; 55 de Oude Meer 520; maakende te fameii 55 6585 morgen. Dee^e wateren , veree- 5, nigd zynde, waren A^. 1591. in ’t geheel 55 12375. Ao. 1647. I7o8^. A^^. 1687. 181QO. 55 A«. 1739 en 1740. 19500 morgen. En tegenwoordig , byna vereenigd met de 55 Veenplasfen , zullen dezelve dus uitmaa- 55 ken 30000 morgen.” Als nu de verandering van Hollands wa- terflaat zoo groot kan zyn , in twee Eeu- wen tyds ; welk eene verandering moet de- zelve dan niet hebben ondergaan in de om- wenteling van tien Eeuwen rugwaarts ? Hier komt ook, zoo ik agce, te pasfe de aanmerking van cluveriüs, als hy de woorden van viugilius, of de benaa- ming van Rbenus Bicornis , uitlegt: dat naam- lyk de Graft van drusus, toen die Poëet dit fchreef , nog niet in de waereld was. Als nu de Graft van drusus ’er nog niet was 5 dan is ’er ook de graft van c o r b u l o , die veel laater , en in het agtlionderdfie jaar na de lligting van Rome, en vyftig jaar na de geboorte van Christus eerst ge- graaven is, niet geweest. Deeze onbetwist- baare waarheden zullen dan hier bcwyzen , dat de Rhyn oudryds geene uitwatering in de Maaze heeft gehad , dan door de Waal : bygevolg moet zyne andere uitwatering laa- ger zyn geweest, en dus noodzaakelyk door die eenige middelfle Kil, (die, volgens pli- Nius, zyn naam bewaard,) by Katwyk L 5 in 132 NATUURLYKE HISTORIE DE in Zee geloopen hebben : al hetwelke men rhyn. klaarlyk door den geleerden cluverius vind beweezen. Wel verre van datdeeze uitloop zouftry- den tegen de gelegenheid en gerteldheid des Lands 5 en het getuigenis onzer oudRe Jaar- boeken , zoo meen ik dat die zulks eerder bevestigen. Want waar uit zouden, vol- gens den Heer van mieris zelven, zulke gewigtige verbintenisren en gelladig opwel- lende onlusten rusfehen Hollands Graafl}^^ en Utrechts Bïsfchoppelyk gebied ontdaan ,, wegens het opfloppen vaniden Rhyn V, by Zwadenburg;'’ indien de natuurlyke ontlasting van het Rhynwater , dat Utrecht hinderlyk was , niet beneden die plaats moest gezogt worden ? Deeze ontlasting die , federt de natuurlyke vcrltopping des Rhyns, verminderend was, moest men ze- kerlyk in ’t v^ervolg elders zoeken; in het graaven van een groot getal afleidende vaar- ten en wateringen: waar onder ik uit dien hoofde, den Does, en in laater Eeuwen de Heimans Wetering en de Aa ilelle; by dee-x zen heeft men ook te voegen de Roombur- ger en Meei burger Weteringen : welke laat- ften, zoo als reeds gezegd is , inderdaad niet anders zyn, dan breede moerige floo- ten ;die nooit het in menigte nedervlietend Rhynwater hebben konnen verzwelgen. Aangaande de Vliet, deezen agt ik ook met RYCKTus, (die wegens deezen Stroom CLUVERIUS tegen fpreckt,) dar onbekwaam is geweest, om de onzekerheid des Oceaans te VAN HOLLAND. 133 te beletten , die , by hooge vloeden het hec Land indringende , daar door naar de de iVJaaze zoude hebben moeten loopen. Derhalven moet de vrye loop des Rbyns, zoo ernstlyk , door Keizer frederik aan Graaf floris bevolen niet te doppen, natuurlykerwyze gezogt worden te Katwyk. En wat verder den Vliet betreft, zoo merk ik in ’t voorby gaan aan , dat men de oor- zaak, waarom die graft van corbulo ge- graaven is, niet alleen heeft toe te fchry- ven aan een nooddringend belang, om den Rh3m af te leiden; maar dat zulks, volgens TA Cl TOS, teffens gefchiedde , om dat zyne foldaaten tot geene ledigheid zouden vervallen ; waar by dan te gel^^k voor de Legioenen der Romeinen, het nuttig oog- merk wierd volbragt, om den Rhyn in de Maaze af te leiden; en dus te beletten, dat de vloed de landen overftroomen zou. Zoo dat de Roomfche Veldoverfte twee nutti- ge zaaken te gelyk volvoerde. En men neeme hier in agt,dat deeze onderneeming van dien wakkeren Romein , die nu de Lan- den cn Wateren volkomen kundig was , gantsch onnut geweest zou zyn , indien hy hec zelfde uitwerkzel door de Meerburgcr en Roomburger Weteringen gezien hadde. Deeze zelfde gevolgtrekking heeft ook plaats, omtrent de afleidende Stroomen be- neden Utrecht , die door de inwoonders van tyd tot tyd gegraaven zyn , naar maate de Rhyn begon te verftoppen , en toe te wellen , welke afleidingen mede nutloos zou- # DE H YV. D E R H Y N, / 134 NATUURLYKE HISTORIE zouden zyn geweest, indien de Rhyn zig genoegzaam door gemelde Weteringen had kunnen ontlasten: waar uit dan ook de ge- fladige verzoeldchriften van die van Utrecht, aan die van Holland , om den doortogt vaa den Rhyn, gebooren zyn ; 200 dat wy hier al weder moeten vastftellen , dat de uitloo- zing van den Rhyn in geene wateren kan ge- weest zyn , dan by die te Katwyk ; en voorts in een ouden doortogt door de Zyl, die de cudfle , bekendlle en natuurlyklle is: dog dccze uicloozing kan die by Katwyk geenzins hinderlvk geweest zyn, als vlie- tende door het oude Almera, na den der- den Mond des Rhyns, Fievun^ gantsch zy- lings af. Maar wy zullen dit daar laaren , vermits v*^y den Rhyn niet befchouwen zoo als hy begon te worden , door die bekende afleidingen ; maar zoo als hy geweest is, voor dat of d r u s u s g e r m a n i c u s , of C L A u D I U S C 1 V 1 L I S of C O R B L’ L O , Ce- nige afieidirg hebben gemaakt. V^oor ’t ove- rige is ’t bekend, dat ’er nog een groot ge- tal klcenere vaarten, zoo wel door de Ro- meinen als door de Batavieren , gemaakt is, die wy thans voor natuurlyke neemen zouden; en dus weeten wy wel van uitloo- zingen door het oude Almera, de Leede en Maarne , na ’t Noorden , maar geenzins door de Heimans Wetering of den Does, in ou. de t3^den; te meer, dewyl de Braasfemer Meer en Wyde Aa, waar in die beide wa- teren zig heden langs Woubrugge en Hoog- m*adc ontlasten , toen geheel onbekend wa- ren, I VAN HOLLAND. 135 ren , en ’er niet geweest zyn. Om zig van dit onderfcheid een geregelder denkbeeld te vormen , llaa men het oog op de Kaar- ten die by alting, cluverius en VA N LOON, uit de bengten der Ouden op- gemaakt , voorkomen ; en vergelyke die met de Kaarten van de tegenwoordige ge- lleltenis onzes Lands. Na dit alles ftaat my nog eene gewigtige tegenwerping wegens een anderen door den geagten van mieris aangevoerden loop des Rhyns, te beantwoorden. Die fchran- dere Oudheidkundige , boven al beroemd door het vereeuwigen van ’s Lands oude Chartren en Jaarboeken, tragt zyne mee- ring te ftaaven , door een getuigenis der Jaarboeken, die ons melden, ,, dat hy (te vveeten de Rhyn ,0 zynen loop had door 5, Leiden, langs Rhynsburg, dat daar van 5, den naam draagt, tot Katwyk; daar hy „ niet verre van daan bleef ftaan , en dat 5, land heet nog Rynsoever.” Dit Rhyns- oevcr, het Mallegat, of daaromtrent, is de plaats daar de Rhyn zynen loop naar Zee moet gehad hebben ; dog welke, nu toegeweld , niets anders dan den naam be- houden heeft ; terwyl de gelegenheid des Lands ’er nog blyken van bewaart; dog ik vervolg de woorden van dien waardiger Schry ver ; ,, maar hy pleeg voorheen te loo- 5, pen naar Voorhout , en Windekerst , 5, door dat andere hout, dat men heet Vol- 5, Icmcer , en Bentveld ; voortvloeiende 95 voorby Aelbrechtsberg, het Slot te Kleef, D E RHYN PB R Hï N. 136 NATÜURLYKE HISTORIE 5, Brederode , Velzen , Rinnegom , Eg- 5, mond, en vervolgensin Zee.” Om nu de onvvaarfch^mlykheid en onmogelykheid van deezen loop des Rhyns te toonen, ben ik genoodzaakt eenigzins ftouter te werk te gaan, dan anderen mogelyk, op het getui- genisfe der Jaarboeken , zouden doen. Maar dewyl de Schryvers der Jaarboeken ook hunne misdagen kunnen hebben, by man- gel van peiToonlyk onderzoek, of by mis- ftelling, of ook door het misfen van waare vergelyking van het voorleeden met het tegenwoordige, zoo hoop ik, dat men my verfchoonen zal, als ik vrymoedig genoeg ben , om aan de zekerheid deezer befchry- vinge te tvvyffelen, en het tegendeel on- derneem te bewyzen, of liever dit gezegde in eenen anderen zin te verftaan. Indien de Rhyn, door of beneden Lei- den , door Voorhout enz. na Egmond in Zee geloopen zal hebben, volgens de voor- noemde ftelling, zoo moet die van Rhyns- biirg af, door Katwyk aan Rhyn en Noort- wyk, volgens het getuigenis der Jaarboe- ken , derwaarts geloopen hebben ; of die loop moet langs de Maarne gevloeid zyn ; vermits ’er beneden Leiden , na Voorhout , oudtyds geene andere uitwateringen van den Rhyn gevonden werden, gelyk ’er ook nog heden niet zyn; doch deeze uitwateringen, al wilde men ’er eenigen Rellen, kunnen niet naar Egmond geloopen hebben; en de laatstgenoemde Maarne kan het naamshalve ook niet zyn, want die was ’er over lang toeu VAN HOLLAND. 137 toen de Jaarboek-Schryver fchreef; en dan moest hy hem genoemd hebben: deeze be- denkingen doen my beüuiten, dat de Schry- ver der Jaarboeken zig hier niet wel zal hebben uitgedrukt, en dat de geachte van MIERIS eene verkeerde gevolgtrekking uit deeze woorden heeft afgeleid. Wy zullen dit, ter voller overtuiginge, nog wat on- derfcheidenlyker nagaan. Dat de eerstgenoemde Rhyntak , van Rhynsburg door V’oorhout, tot aan Eg- mond, niet kan geloopen hebben, als een volle uitloop des Rhyns , of die van eene neervlietende Rivier, is terftond blykbaar, zo dra men maar in agt neemt, dat Voor- hout wel een uur zydwaards van den Rhyn , en wel anderhalf uur van Zee af ligt; en dat dus de Rhyn met geen mogelykheid kan gezegd worden door , of langs, of zelfs om- trent V^oorhout, te loopen. En al wilde men zelfs een zytak des Rhyns Rellen, zoo is ’er van Leiden af, langs de hooge Morsch , tot aan Katwyk toe, geen de minfle door- togt, die na Voorhout geloopen heeft of nog loopt , te vinden. De eerfte afwy- king die de Rhyn in deeze Rreek maakt, en welke hy ook oudtyds gehad heeft, is zyne regtfche afwyking beneden Katwyk na Rhynsburg; welke arm, dien wy boven al- reeds befchreeven hebben , ook Rhyn heet. Als men dan , volgens de Jaarboeken , be- neden Leiden , den loop des Rhyns door Voorhout te zoeken heeft , zoo zou het door dcezen arm des Rhyns moeten zyn. jSlaar D E R H Y M 138 NATUÜRLYKE HISTORIE Maar dit is al weder onmogelyk; om dat die arm, reeds van Rhynsburg af , te rug door Oestgeest naar de Maarne , en dus weder naar Leiden loopt ;zynde de Maarne aan het Tolhek met den naam van Vaart bekend, federt het graaven van die vaart na Haarlem, en het graaven van die Vaart, die aan het Tolhek begonnen is, en langs Voorhout vervolgt, is een klaar blyk, dat noch de Maarne, noch eenig ander water, uit den Rhyn komende , van Leiden , na Voorhout kan geloopen hebben ; want an- ders was het onnoodig geweest eene Vaart te graaven: hierom houden ook nog die van Oestgeest en Warmond het regt om van het Tolhek af naar Leiden en weder te rug te mogen zeilen : waar op anders voor andere dorpfchuiten eene geldboete Haat. Zegt men , die doorgraaviiig is van laater tyd, en die arm des Rhyns is toege- weld; ik antwoord, dat ’cr geen toewel- ling van eenige uitwatering van den Rhyn na V^oorhout zou kunnen geweest zyn , of de Tak van Rhynsburg , en de regtdoor- loopende Rhyn na Noortwyk zoude al me- de bedolven moeten zyn geweest: nadien ze nader aan de Rivier zyn, of genoegzaam als de Rivier zeRe aangemerkt kunnen wor- den. Maar veelligt zou iemand het nog zoe- ken , in een breeden en ouden poel , die kort agter het Tolhuis inloopt: dog dit verfchil zou nog vry grooter zyn, en die ftelling moest van zelfs vervallen; dewyl die loop al wederom te rug gaat; en deeze waters niet VAN HOLLAND. 139 niet dan Slooten en gegraaven Weteringen zyn ; die nog dagelyks naar de willekeur der Landlieden veranderd worden , en ein- delyk in eene Wetering agter Warmond verdwynen. Uit dit alles blykt ontegen- zeggelyk , dat het gantsch bezyden de waare gefteldheid des Lands, zoo wel heden, als oudtyds, is, te flellcn , dat de Rhyn , van beneden Leiden, door Voorhout, zou ge- loopen hebben. Daarenboven is hier , hoe men het neeme , eene tegenftrydig- heid. Want neemt men het van ’t genoem- de Rïiynsoever af, dan ligt Voorhout ag- terwaarts; neemt men het langs en agter Noordwyk hecnen , dan fcheelt het nog meer; en wil men het regtitreeks in eene Voorhouter Vaart zoeken , deeze is ’er in dien tyd niet geweest ; en die ’er nu is , moet dan eerst uit de Oestgeester vaart, agterom , en te rug , naar en agter War- mond loopen ; het welk alles tegen den aart en mogelykhcid van een geweezen of tegenwoordige ncdervlietende Rivier is. Hier by mag ik nog wel zeggen, dat, in- dien de Voorhouter uitwatering nederwaarts geloopen had, door Windekerst , en door Noordwyker.hout, dat dan eene zoo kost- baare doorgraaving , als de Haarlemmer vaart is, niet noodig zou geweest zyn, ten minden voor een groot end weegs. Dew}i 1 d.m de uitloop des Rhyns, door Voorhout van Leiden door Katwyk, of, zoo iiiea wil, van Khynsoever af, niet M mo- D £ K H Y N. D E R HY N, 140 NATUURLYKE HISTORIE mogelyk is, zoo zou men hier mogelyk tot de Maarne zyne toevlugt neemen, en veel- ligt (tellen, dat de Maarne in de Leede, en de Leede voorts door Warmond naar Voorhout geloopen heeft , gelyk deeze wa- teren nog heden loopen; en daar door be- woogen worden , om deeze drie aloude wa- teren , met éénen naam, Rhyn te noemen. Maar verre is het dat dit de Jaarboeken kunnen aanduiden. Want dewyl de Maarne een overoude tak des Rhyns zy, die by de oudfte Landkenners onder dien naam be- kend is geweest, zoo kan , (denk ik ,) nie- mand dit water in een v^ollen zin den Rhyn noemen; te meer, daar hier gedoeld word op den Rhyn , beneden Leiden; daar de Maarne in Leiden begint, en ook al zylings den Rhyn verlaat. Maar het zy hoe ’t zy, de Maarne word hier niet gemeend, en kan hier niet gemeend worden ; dewyl de oude Hollandfche Kronykfchryver melis sto- KE, fchryvende met het afloopen der der- tiende en ’t begin der veertiende eeuwe, en eerstmaal in ’t licht gebragt door Jonk- heer JAN VAN DER DOES , A^. 1591 , de Maarne en den Rhyn zeer duidelyk ondcr- fcheid , wanneer hy zig , wegens Giften aan ’t Klooster teEgmond, aldus uitdrukt: 3in Cljofen mbt in.€a§tïid)m/ 3jn Belfen in SÜin Boer't]C3Ut iu jSoeröüic mel5e Sin Hopfeu niöe ia tm auto C’e- VAN HOLLAND. 141 C’cncn Uiatre öat men tic iBaenie feite I ben aSïeecn;Sloegeémit‘iben rto|meneber= geflagen/ inaatom bic ïuben mtboïïanb/ uit (fitïjt enbe in be betue mit eenb?atï)ti= gen cabe / op bat fp bocjt meer niet ar« ger^ en foubcn inben / foe ïjrööcn fp ban topt' te buerftebcn/ on bepben fpben een tïcinc bebc uit ben rpn bïoienbe/ geïjeten bieïerb/ nut een bphe beflagen enbe ge=> ntaeet / enbe gebbeii alfa ben rpn Ifjorcn bloct enbe loop na utrecbt benomen/ en= be ïoopt na na bpanenenbe fcfjoenïjoben / enbe boert in be mafe enbe in bie jer. 4Êiibe aië bic rpn aibu^ gefropt loa^/boe Wojben bie buhen tot ta'tionc loeber ïjttï enbe fc^oten in een / fo bat bie rpn gan^= ïpe bi catlupc geflopt i^/ baer fi in bie jee pïarïj te bïoi)cn / enbe bie burtö ban 2?ritannicn / oft bie burcb te buitten / bleef buten bie bunen leggen in bie 5ee bcrb|oncben / baer men uocï) ’t fonba» ment offiet/ al^t laeci) Water i^. , Wanneer men nu, zonder vooroordeel, beide deeze gctuigcnisfen der Jaarboeken over- VAN HOLLAND. 147 overweegt , dan zal het laatfte ons zeker- ]yk eenen waaragtigen geweezen uitloop des Rhyns by Kacwyk bevestigen ; eii ’t andere, volgens myne aanmerking begree- pen zynde ^ zal dit niet tegenfpreeken. Ja, zoo men de gevolgen van des Rhyns verdopping in dien cyd vergelykc, met die zelfde gevolgen van overflrooming , in Holland, ’t Sticht, en de Betuwe, in onze dagen, zal men zeer ligt ontdekken, dat de oorzaak hiervan is, het verftoppen eener gedugte en genoegzaame uitloozing in ’t be- nedenfte gedeelte van Holland, en wel in- zonderheid by Katwyk. Schoon ik hier , ineC het laatfte aangehaalde bewysuitde Jaarboe- ken, zoude kunnen voldaan, zoo wil ik nogtans het gemelde op derzelver getuige- nis niet aanneemen, als de eenige oorzaak der verdoppinge van den Rhyn ; veel eer komt het my voor als de oorzaak van de laatde en geheele verdopping dier Riviere. V'erder daat hier nog aan te merken dat, zoo de Rhyn zig al , door eene noorde- lyker uitwatering, by Egmond of by Pet- ten , in Zee mogt geworpen hebben , C’t geen ik wel wil gelooven in laater tyden plaats gehad te hebben ,) zulks nogtans de uitwa- tering by Katwyk niet hinderlyk geweest kan zyn: vermits die uitwateringen verre beneden die plaats geloopen hebben , en degts als daauwer en laager loopende zy- takken zyn aan te merken. Deeze zytak- ken zuilen zig, in laatere Eeuwen, na het verminderen en verdoppen des Rhyns by D E RHYN. DE R H Y N. 148 NATUURLYKE HISTORIE Katvvyk , met het Haarlemmer Meer , ca vervolgens met de Noordelyke Meeren , den ftroom Kinnem , en de Meeren in Noord Holland en Kennemerland, als ook van West-Fricsland, vereenigd, en andere Meeren geformeerd hebben ; als de Scher- mer, Piirmer, Beemfter , enz. 0**); die al- len, fchoon nu uitgemaalen land, toen ze- kerlyk uit het doorbreekend Rhynwater gebooren zyn , en noodzakelyk hebben moeten toeneemen , by het verRoppen van den Rhyn te Katvvyk ; gel}iv ook de Mee- ren in gantsch Holland na dien tyd zyn toegenoomen. Dus ziet men hoe de Jaar- boeken zig zelven zeer grof tegenfpreeken; en ik kan derhalven niet zonder verwon- dering aan het getuigenis der Jaarboeken , hier boven reeds gemeld , gedenken , welke door den Heer van mieris is aange- veerd , als hy zegt : ,, Want onze oude 35 Jaarboeken getuigen dat hy zynen loop 55 hadt door Leiden langs Rhynsburg, dat 55 daar van den naam draagt , tot Katvvyk 35 op den Rhyn , daar hy niet verre van 3, daan bleef ftaan.” Als nu op de eene plaats der Jaarboeken de geftuite loop van den Rhyn by Katvvyk , beneden Leiden, getuigd wordt ; hoe kan men dan op eene andere plaats den loop beneden Leiden in Voorhout zoeken ? Dog O (*) Zie hier over het zeer keurig en beredeneerd Werkje ; Rivierkundige Verhandeling , enz. door co R NEUS VAN V E L s E N , Amft. by TirioH 1749. VAN HOLLAND. 149 Dog ’t is genoeg: ik meen beweezen te hebben, vooreerst, dat de Rhyn nooit zyn tweeden of middelflcn mond in de Maaze ontlast heeft, nog in Holland daar mede vercenigd is geworden , voor den lyd , dat DPvUSUS GERMANICUS , of CNEÜS DOMITIÜS CORBULO, of CLAUDIüS Cl VIL IS eenige afleidingen gemaakt heb- ben ; om dat , indien ’er eenige geweest waren , zoo zouden de fchrandere Romei- nen ze wel ontdekt , en die wakkere Ba- tavier dezelven in zyn Vaderland wel ge- weeten hebben ; eer ze beflooten om zul- ke onderneemingen te doen. Ten tweeden meen ik ook , uit de na- tuurlyke gefteldheid des Lands beweezen te hebben; dat de Rhyn noodzakelyk een uitloop byKatwyk moet gehad hebben. Nu blyft ’er nog maar overig, om aan te too- nen, hoe die verfLopping van den Rhyn , natuurlyker wyze, heeft kunnen en moe- ten gefchieden, ’t geen men gereedlyk na kan gaan. Hoe mogelyk het is , dat Landen en Stranden in eene woeste Zee gedompeld worden; dat de grootfle Meeren en Rivie- ren verflyken en tot Land verkeeren be- hoef ik niet onder ’t oog te brengen ; de- wyl’er in onzen leeftyd ontzachelyke voor- beelden genoeg zyn , die ons de uitwerkze- len van .Aardbeevingen en Stormen, uit an- dere gewesten , hebben doen hooren ; en ’er buiten dien in Holland nog menigvuldi- ge gedenktekenen van verdronken , en op nieuw D E H Y N. © E RH y N. 150 NATUURLYKE HISTORIE nieuw geformeerde Eilanden en Killen zyn, waar van de Verdronken Landen* omtrent Goedereede getuigen. Ook is het , tot ’s Lands ongeluk, meer dan te wel bekend, hoe de Itrekkingen der Scroomen , zoo wel in den Boven-Rhyn cn de Mcrwe by Har- dinxveld , als in de uitloozing der Maaze naar den Briel, en den Hoek van Holland, geduchte verdykingen en banken maaken. En een ieder kan ligtlyk begrypen dat der- zelvcr toeneeming in korte jaaren gevolgen na zig kan deepen , die den uitloop en den naam der Maaze aan dien kant zoo wel zou-' den kunnen doen verfterven , als dien des Rhyns thans by Katwyk. Ook heeft men , myns eragtens, dceze verRopping veel eer aan zoodanige verdykingen toe te fchry ven , dan alleen aan den bewusten Rorm uit het Noordwesten; die veele Oudheidkundigen als de enkele oorzaak daar van aanmerken. Dit denkbeeld is mogelyk ook de rede , waar- om de fchrandere va n mieris meent , dat, indien ’cr zoodanig eene verRopping des Rhyns was, zulks door de Zand-duinen zou moeten gefchied zyn ; en dat men der- halven het bedde der Riviere, door zand geRopt, nog zou moeten kunnen ontdek- ken: daar men nu in tegendeel doorgaans klai onder het zand vind , en geene met zand gevulde Reufgewaar w^ord , zoofchynt het hem toe, hier uit te moeten befluiten, dat de Rhyn by Katwyk niet in Zee gevloeid heeft. Dit fchynt in den eerflen opflag van ee- nig VAN HOLLAND. iji nig belang ; dog , alles wel overwoogen zynde,is ’c,myns bedunkens , geen bewys; ^ en die gevolgtrekking is niet naar waarheid. Deeze redenen tog zouden flegts gelden, met opzigt tot de geftalte des Lands en die der Riviere zoo als zy heden is, nu deRh^’n geen fchyn meer van eene fnelneder vlie- tende Rivier heeft: nudeszelfs aloude naam en luister, door de duisterheid der oudhe- den bezwalkt is; cn alles zig in eene ande- re gedaante vertoont , dan ’t was in dien tyd , daar wy van fpreeken. Men behoort den Rhyn in deezen te befchouwen, niet zoo als hy nu is , maar zoo als hy oudtyds moet geweest zyn ; voor den berugten Cimberfchen vloed, die V>ankr3’k van Brit- tanje affcheurde; de doorbraak in de Zui- derzee, met welke de landen ,nog tusfcheii Oost’ en West-Friesland gelegen, verdron- ken ; eer die gemelde bekende doorgraa- vingen en afleidingen gefchied zyn , als me- de voor het vreeslyke onweder, dat men, volgens het zoo even bygebragte verhaal , Relt in of omtrent den jaare agthonderd en zestig voorgevallen te zyn; en eindeh'k, eer het beruchte Britten onder de Zee be- dolven is. Tot dien tyd dan wederkeeren- de, zoo heb ik alrede, wegens de oevers van den Rhyn by Katw^’k tot onder de dui- nen genoeg gezegt; 't zal ’er nu derhalven maar op aankomen , dat ik de verRopping van die oevers wat byzonderlyker naga. Ik voor my twyfel niet het alierminRe , of men heeft deeerRe envoornaamRe oor- zaak 152 NATUURLYKE HISTORIE zaak hiervan te zoeken, in de zoo dikvverf herhaalde doorgraavingen. Elk een tog, ja de geringd'e arbeider of flootdelver , die flegts een weinig ondervinding heeft, in het uitdelven en fchieten van flooten en weteringen, weet, hoe veel de wateren, waar uit men afleidingen naar andere ftroo- men of vaarten maakt , verzwakken : en kan dus ligt bezeflfen hoe zeer de krachten eener loopende Riviere moeten verminde- ren, als die Rivier afgeleid word in andere Stroomen van gelyke krachten ; vooral , zoo zulks , gelyk in dit geval met den Rhyn , gefchied in een nagebuur , van zulke ge- weldige uitloozing als de Maaze is. Ook heeft men hier omtrent aan te merken, dat de uitloozingen der Maaze naar den kant van Zeeland , zoo wel als beneden Hol- land,niet weinig van haare gewoone ftrek- king moeten venvyderd zyn ; federt de door- braak der Zee tusichen Douvres en Galais : waar door de Maaze zoo fterk derwaards is getrokken, dat zy, met de Schelde voort- hollende , gantfche Eilanden verdeeld, en waarfchynlyk ook veele plaatzen in Zee- land tot een Eiland gemaakt heeft. Daar nu de Rhyn al vroeg zulke verzwakkingen heeft moeten ondergaan , in die flreeken , daar nog heden het afleidende geweid der ftroom- flrekkinge, in Waal, Lek, Ysfel en Maa- ze , plaats heeft ; wat is ’er derhalven na- tuurlyker, dan, dat ’er minder water langs den Rhyn naar beneden is gezakt; dat ge- volgiyk zyn aandrang allengs is afgenomen , VAN HOLLAND. 153 en zyne oevers fteeds vernaauwd zyn ? db Deeze verzwakking heeft vervolgens , door rhyn., het maaken van dyken en dammen , die het water naar den Maaskant heendrongen , nog al meer de overhand gekreegen. Hier by is gekomen het vereenigen van verfcheide Meeren en Wateren, met het Haarlemmer Meer ; van het Y en het Vlie , met de Zuiderzee ; en verders de vreeslyke aan- was der Zuiderzee zelve : dit alles heeft aan dien kant zulke flerke afleidingen ge- maakt 5 dat niet alleen de loop des Rhyns by Katwyk , maar ook de uitwateringen van den Aroom Kinnem,en de gemelde tak- ken van den Rhyn by Petten en Egmond , Reeds meerder zyn uitgeteerd. Vermits de Rhyn dus in vermogen ver- minderde 5 en als ’t ware uitteerde , zoo heeft hy ook aan zynenMond de meerdere kracht, die hy nodig had, om tegens de zeevloeden in te dringen , allengs verloe- ren; en de weinige drift, die hy nog tot zyne uitwatering overig had, was derhal- ven niet genoegzaam , om de flibber en klai zoo verre in de ruime Zee te voeren , dat die hem niet hinderlyk konden zyn. Zie daar ook met een de reden, waarom men, verre op Strand en diep in Zee, nog klai vind ; welke klai altoos met meer zand gemengd is dan die, welke men op den bin- nenlandfchen bodem ontmoet , tot' bewys dat de Zee , alhoewel ze natuurl37k geen klai opwerpe, nogtans, aan de monden der Rivieren, het zand met de klai famenwelt. ^ Der- D E K H Y N. / 154 NATUURLYKE HISTORIE Dergelj^ke famenwelling kan men dagelyks zien by de uitloopen der Rivieren; gel^^k ik dit by Fiellevoec heb waargenomen : want die kennelyke affcheiding van het Maaswa- ter ontftaat nergens anders uit, dan uit de Idaideelen , die met dat water altoos ge- mengd zyn ; dit klaijige water mengt zig vervolgens met het zeewater, en de wit- agtige kleur van het Maaswater word dan verbasterd door het fyne zand, ’t welk ik elders zal aantoonen van gelyke natuur en oorfprong als de klai te zyn. Het Rhyn- en Zeewater dan, (om weder tot ons onderwerp te keeren,) met onge- lyke krachten tegen een rollende, heeft op die manier allengs meer en meer verflyking ter wederzyde in de Katwykfche Kil ge- maakt; tot dat eindelyk het aangroeijen van zandbanken, welke nog heden voor dien uitloop vry hoog en breed liggen, ook de aaniluiving van den zeevloed verminderd heeft : waar door de Rhyn zoo wel natuur- lyker wyze van de Zee verhaten is , als die Rivier deeze haare ader van de Zee afge- trokken heeft. En begeert men , wegens dit gezegde van het verloopen der Zee- zandbanken , bewyzen en voorbeelden , men behoeft de Lootfen en Schippers van onze kusten maarte vraagen; honderden, voor ons Land ongunllige getuigenisfen , zullen het met leedwezen bevestigen : en wat de verilyking der Rivieren betreft, des aan- gaande zyn ’er ook overvloedige bewyzen genoeg voor handen. VAN HOLLAND. 355 Dog om het op myn gevoelen alleen niet ♦ te laaten berusten , zoo zal ik , om het- zelve meerder te verfterken, hier nog voegen een woordh’k uittrekfel , uit een Raport, aan hunne Edele Groot Mogen- den , in den jaare 1730, gedaan , wegens het verloopen der Stroomen van de Merwe, voor de Landen van Altona en Arkel; en dat wel van drie der geleerdfte en kundig- fte Mannen van dien tyd ; als Profesfor ’s GRAVESANDE en wiTTicHius, be- nenevens den Landmeeter cauquius. Dus luid het uittrekfel. 55 Ten aanzien van den loop der Rivie- 55 ren in ’t generaal geconfidereert , ftellen 35 wy als bekende waarheden vast. 55 I. Dat het water van een lopende Ri- 33 vier welker Bed door de fchuring van „ het water kan worden verwyd, of ver- 3, diept, nooit klaar is, waar van die zeU „ ve fchuring de oorzaak is. ,3 2. Dat het water door een gel3"kfor- 3, mig Bed meteen zelfde fnelheit zynloop ,3 vervolgende , telkens troebeler word , 3, tot een zekeren graad toe; waar na het 33 zelve een bepaalde quantiteit van zand 33 of Oibber met zig llepende voortloopt. 53 De rede is deze: 3, Door de fchuring word continueel aarde of zand opgenoomen , doch door „ zyne zwaarte daald die geftaag naar den 33 grond: zoo lang nu meer zand word op- 3, genomen als ’er na beneden zakt, word 33 het water troebeler, en laat dienvolgens N 3> tel- DE RH 156 NATÜURLYKE HISTORIE DE 55 telkens meer en meer zand cn flibber vallen , tot dat deze twee quantiteiten 5, gelyk zyn geworden. „ 3. Dat het water , (c(Bteris paribus^ 55 troebeler is als het fnelder loopt ; om 5, dat de fchuring groter is. „ 4. Dat de fnelheid verminderende, het 55 water klaarder moet worden ; om dat ’er 55 meer zand en flibber moet zakken , als 35 ’er opgenomen word. 55 5. Dat in alle Rivieren, zoo verre der- 5, fel ver loop door den Vloed kan worden 55 gefluit, dagelyks de grond van het Bed 5, word aangehoogt, ingevalle door dezel- 3, ve troubel water komt aftefakken. De 35 Rede is deze: 5, Het vertraagde water Iaat zanden flib- „ ber vallen gedurende den Vloed, welk 55 maar ten dele by de Ebbe kan worden 3, opgenoraen , om dat dit klaarder gewor- 3, den water meestal in Zee is geraakt, eer 3, de Rivier wederom fnelheit genoeg heeft 3, bekomen om het zand van den grond op 3, te nemen ; maar het afkomend water is 3, als dan mede troubel, en laat zelfs zoo 3, veel flibber en zand vallen, als het door 5, de fchuring kan opnemen. 5, Op welke verhoging van het Bed van „ de Rivier, te noteren ftaat, dat die van 3, weinig belang is in den Zomer in verge- 3, lyking van den Winter , wanneer het 3, water en in groter Abondantie en fnel- 5, der is afkomende, en zulx om twee re- de- 5? VAN HOLLAND. 157 ,5 denen meer zand en flibber met zich 5, voert. 5, Zoo wanneer een Rivier niet tiisfchen 55 Dyken is befloten , maar in Winterty- ,5 den by hoog water de naburige Lan- 55 den overftroomt, is op dien tyd de ver- 5, hoging der naburige landen groter dan ,, die van het Bed zelfs van de Rivier, om ,, dat het water als het afloopt in het Bed ,, zelfs de grootfle fnelheid heeft. „ 6. Dat deze verhoging van het Bed „ eener Riviere vry Confiderabeler is , wan- 5, neer dezelve tusfchen Dyken in zee word ,, geleid, om dat het zand en flibber, dat ,, zich op de naburige landen zoude neder- 5, zetten, in het Bed van de Rivier word „ gehouden. Waar by moet worden ge- „ voegt, dat de aanleggende Landen laag „ blyven wanneer het Bed van de Rivier ,5 is ryzende. 3, Uit welke zes generale propofltien, „ wy vermenen deze twee generale Con- „ cluflen te mogen trekken. ,3 I. Dat een Rivier, die troubel water „ in Zee brengt, dat is, die door Landen 3, pasfeert , welke door fchuring van hec „ water konnen worden gefleten , en geen 3, fnelheit genoeg heeft om den Vloed te 33 overwinnen , (welke fnelheit maar in 5, weinige Rivieren word waargenomen ,) 3, na verloop van langen reeks van Ja- 33 ren nootfakelyk een andere uitlozing in ,3 zee moet zoeken. 5, 2. Dat deze tyd door het influiten N 2 33 van DÊ R H Y N« DE RHy N. 158 NATUURLYKE HISTORIE 55 van een Rivier tusfchenDyken zeer word 5, verkort.” Zie daar , geachte Leezer , een berigt regt toepasfelyk op niyn onderwerp; waar uit ik met regt dit befluit mag afleiden. In- dien A®. J730 zoo baarblykelyk, en door groote des kundige Mannen , wegens de Maaze en Merwe wierd bevonden , en om- trent de loopende Rivieren, bepaald dat zy op bovengemelde wyze moeten verfly- ken en verftoppen: zoo kan ik ook met die zelfde reden voUtaan, wegens het ver- ftoppen van den Rhyn byKatwyk. Dit be- hoort hier te meer voldoende te zyn ; de- wyl , gelyk de voornoemde Schryvers te regt aanmerken, ,, onze voorouders nooit 5, fchynen bedagt te zyn geweest op de 5, nootzakelykheid van een exafte kennisfe 5, der wateren en derzelver gronden met 5, relatie tot de naburige landen;” waar door dan de Rhyn , minder bedykt zynde , en langs eigen oevers loopende, ook meer- der naastgelegen lapden , en wel inzonder- heid die by Rhynsburgen Katwyk, en voor het Strand, tot klailand gemaakt, en dus zyn eigen natuurlyken loop verflykt heeft. Zeer wiskunftig is het bovengemelde ook beweerd , en inzonderheid ten opzigt van den Middelften kil des Rhyns, beweezen door de hierboven reeds aangehaalde Land- meeter c. van v elzen; en dienvolgens blykt het , myns bedunkens , klaar , dat men , uit de gefteldheid der gronden , die doorgaans klai en zand zyn 3 zoo als ik hier bo- VAN HOLLAND. 159 boven meermaals herhaald heb , veel eer het bewys van eenegeweezen Rivier heeft, dan dat men het tegengeftelde daar uit op- maaken kan. Wat nu eigcnlyk nog het bedde der Riviere belangt, dac men hetzel- ve met zand gevuld zoude willen zoeken, is vergeeffche arbeid; want eene famenwel- ling van gronden , die door de wateren ver- mengd zyn, en zoo veele eeuwen bedol- ven gelegen hebben , nu behoorl^’k te on- derfcheiden, tot bewys eener Rivier-bed- de, is onmogelyk, om dat aarde door den tyd in zig zelfs tot zand, en zand tot aar- de, kan verkeeren,’t welk ik op zyn plaats zal aantoonen. Ook is die toewelling, zoo men ze al wilde zoeken, ni^r aan de dui- nen , die federt dien tyd daar opgeftooven zyn , te vinden ; men zou dezelve dan moeten zoeken, verder in Zee, daar Brit- tenburg niet verre van den mond der Ri- viere gebouwd is geweest. Om dit gezegde met leevendige bewyzen te flaaven , zoo behoef ik hier de vooronderRelde Uitloo- pen van den Rhyn by Petten en Egmond flegts te gedenken : welke , heden even zoo. wel als die by Katwyk, door de duinen, gedekt moeten zyn; en waar omtrent men, even zoo min als te Katwyk, het fpoor ee- ner Rivierbedde door zand geflopt , vinden kan , en ook niets dan klai onder ’t zand gewaarword. Wel is waar, dat ’er voor het ftrand eenige diepe zeewellen liggen; dog die vind men insgelyks by Katwyk; en ook hier en daar in menigte , hoe meer N 3 men DE R HTN. i6o NATUURLYKE HISTORIE RHYN. men. aan den Helder en daar omftreeks na- dert ; als daar is het Oogmer Gat , Klei Gat , Buize Gat , Kaap op Strand , en zo voorts. Indien men derhalven dit wilde aandringen , cn daar uit by gevolgtrekking afleiden , dat ’er meerder zekerheid is voor den uitloop des Rhyns by Petten en Egmond , dan by Katwyk; dan moet die Rivier, zoo wel te Katwyk als op die plaatzen uitgeloopeiv hebben. Dog ik heb reeds gezegd , dat die inwellingen, en zoo zy ’er geweest zyn, mogelyk ook de uitwatering by Egmond en Petten, v^an laater geboorte zyn; men heeft ze aan te merken , niet alleen als natuurly- ke gevolgen van de verftopping des Rhyns by Katwyk; die, op hooger plaatzen ver- Ropt zynde , noodzaakelyk in laagere zyne ontlasting moest zoeken ; maar ook als veroorzaakt door de doorbraak der Zuider- zee , en het grooter worden van het Vlie en ’t 'Marsdiep. Het geen de Heer van mieris, gelyk ook de fchrandere Vertaaler van cluve- Riüs, (daar het waarfehynlyk uitgetrok- is ,) hier bybrengt , raakende het landen van Koning eduard de IV. by Alkmaar, (zoo zulks niet gebragt moet worden tot èene landing op de hoogte van ’c Vlie, ge- lyk fommigen willen ,) bevestigt myne ge- dagten ; want die landing zou dan gefchied zyn, in de vyftiende eeuw; en voor dien tyd vind men geene, ten minfte niet dan twyflTelbaare , bewyzen dat ’er een zoo aan- ïnerkelykc Stroom geweest is. Al wat men we- VAN HOLLAND. i6i wegens dezelve gist, komt veelal op de llroom Kinnem uit, dat dezelve door Ken- iiemer of Kennemerland , langs Egmond of Petren in Zee zoude gevloeid zyn ; dog wy denken , dat Kinnem geen de minde oor- fprong uit den Rhyn gehad heeft , maar wel uit de wateren die uit het hooge duin by Egmond en Petten te famen zyn gevloeid, waarom klaas kolyn het ookbyzonder beke noemt , in den Giftebrief aan Graaf DIEDERIK, O^nbe igoertluect^ ’t anb meu Die liinnem banb. Dit houde ik des te zekerder, om dat nog heden in Noord-Holland en Kennemerland verfcheide dergelyke zaamgevloeide duin- wateren zyn , die aldaar byzonder beeken ge- noemd worden, als eennaamaan dergelyke wateren natuurlyk eigen , en men , zoo als gezegd is , geen blyk van andere voornaa- me wateren daar omftreeks heeft , fchoon het egter waar kan zyn dat die beeke Kin- nem in laatere dagen aanzienelyker gewor- den is door het water uit den Rhyn , dog die bewyzen zyn ook flaauw ; daar men in tegendeel ten overvloede befluiten kan , en bewyzen aanvoeren van het landen der Romeinfche Vlooten by Katwyk en Brit- tenburg. Dit gebouw zou ook waarlyk zeer onnut geweest zyn voor de Landkundige Romeinen, indien zy de Egmonder en Pet- tener Killen gekend hadden: die zy, zoo N 4 ze rhyn. i62 natuurlyke historie ze ’er diestyds geweest waren , zouden hebben moeteir kennen ; vermits die Kil- len zoonaby aan het hun bekende Flevum^ of den oosterlyken mond des Rhyns, gele- gen waren. En hoe men het overbrengen der goederen van Brittenburg naar Rhyns- oever goedmaaken kan, blyft by my niets meer dan eenefyneen Ichrandere uitvlugt , om de uitwatering by Meerburg goed te maaken. Want, al wederom, hoe zouden de Romeinen , zoo ervaren in het wel aan- leggen hunner Sterkten aan den Rhyn,hoe zouden die, zeg ik, op den afiland van drie luiren , zulke voornaame Sterkten ge- bouwd hebben , als Brittenburg , Room- burg , Valkenburg en Rhynsburg zyn ge- weest, indien het niet gefchied ware omee- ne zoo zekere en goede Haven, als de mid- delRen mond des Rhyns by Katwyk,te be- fchermen ; mitsgaders , om zig van deeze voordeelige gelegenheid te bedienen ; en om in die Sterkten, volgens ausoni us, hun koorn te bewaaren. Dit komt anders te vreemder voor , nadien zy , zoo de Rliyn zig in dien cyd al in de Maaze geloosd hadde, de vervoering der goederen te ge- maklyker aan dien kant konden hebben, om de gelegenheid daar toe met zoo veel magts en (lerkten aan deezen kant te zoe- ken. Ik kan by deeze gelegenheid nier wel nalaaten hier nog aan te merken, dat de Romeinen , (die de Heer van mieris ftelt, een weg van gemeenichap naar hun- ne 'Sterkten gehad en gemaakt te hebben ,) dien VAN HOLLAND. 163 dien weg niet noodig hadden ; indien de de vloed der Zee, en die der Riviere, en het nederdaalend Rhynwater van den kant van Leiden, dien by ongemeene overllrooming niet noodzaakelyk maakten. Deeze weg en verhooging is, door de laatere ingezetenen, ook meest al zoo gelaaten ; tot dat men na- derhand , federd de vereeniging van den Rhyn, door Delfland, met de Maaze , zig genoodzaakt vonde, om andere dyken en kaaden, te vooren onbekend, aan te leg- gen : vermits Delfland , als laager liggende dan Rhynland , door het verfloppen des Rhyns, met eenegeheele overwatering ge- dreigd werd ; ’t welk ook waarfchynlyk de fcheiding van Rhyn- en Delfland veroor* zaakt heeft. Wat nu betreft het gebruik der Romei- nen , om in dit Land hooge en vaste plaat- zen, tot het ftigten hnnner Sterkten, op te zoeken ; dit hebben die Waerelddwin- gers van de Batavieren geleerd: dewyl zy, het Land van jongs af kundig, door deeze kundigheid tegen de Romeinen befland wa- ren, toen zy een inval in ’t Land deeden, en de Batavieren aan zig onderworpen wil- den maaken. Deeze keuze van een vast en hoog Land is, zonder twyflfel , ook de oor- zaak van de zeer aloude fligting der beide Katwyken ; daar de Katten , als op eene hooge en veilige Landftreek, met hun vee en have, hun verblyf gekoozen hebben; terwyl zy , aan den uiterflen oever des Rhyns gezeten, zig, door die Rivier aan de N 5 ee- i>E R H r N. 1(54 NATUURLYKE HISTORIE eene, en de Zee aan de andere zj^de, be- fchermd vonden ; en , zoo als ik reeds be- toogd hebbc, geen door dyken gemaakten, maar een door de natuur gevormden vas- ten Rivier-oever bewoonden , waarom ook de Romeinen aldaar Brittenburg geRicht zullen hebben ; en wat hooger op Gallas tooren met hunne verdere gebouwen. Het is myn oogmerk geenfins, om my hier in te laaten in het veiTchil over de Bouwhee- ren van dit Brittenburg; of severus, dan BRITTANNICÜS, of CALIGULA hetzelve gebouwd heeft ; en nog minder om ftaan te blyven op de naams oorzaak; alleenlyk zal ik hierkortelyk iets van ’t Ge- bouw zelve 5 naar myne eige ondervin- ding, melden. Driemaal heb ik den grond- Rag van dit gebouw bloot gezien ; de eer- fte maal met eenige blyken van lleenen fundamenten; en de laatfte keer , A». 1752, met de ovcrblyfzelen der paaien : welke al- len in een vasten klaigrond geheid waren; terwyl zig ook hier en daar een zwarte da- rygrond vertoonde : de banken daar om- ftreeks waren vast en hoog , en hier en daar ongefchikt gelegen; zoo dat ’er een fpoor van den loop des zeewaters fcheene. In dien tyd maakte ik van die fundamenten cene aftekening; die ik naderhand ook on- der ’t oog van den Heer va n mieris bragt : dog zyn Ed. was toen van gevoelen ódf. dit overgebleeven Ruizen waren, die A®. 1571 waren aangelegd. EgteiTchynt zynEd. ver- volgens veranderd te zyn van gedachten ; over- VAN HOLLAND. 165 overmits ik in zyne befchry ving van Leiden vinde, dat Britten in dat zelfde jaar 1752 bloot geweest is : en ik twylFel ’er niet aan , om dat de reien dier fundament-paalen veel meer overeen komen met de aftekening van A. PARS, van het oude Britten , dan meteen grondOag van fluizen. Ook hebben Ao. 1755 5 toen men lang agtereen eenfler- ke oostenwind gehad heeft, dezelfde paa- ien zig nog flaauwelyk vertoond. Maar met welk eene verwondering was ik aangedaan, toen ik deeze Verhandeling aan een Hooggeleerd Heer had laaten leezen , en zyn Edele my zeide ; dat veele heden- daagfche Landkenners , en Oudheidkundi- gen , deeze laatfte vertooning der gemelde fundamenten niet hielden voor overblyfzels van ’C Huis te Britten , noch voor de gemel- de Sluizen ; vermits men meende , dat Brit- ten hooger op lag, en zeker wist, dat die Sluizen onder ’t duin lagen. Die Heer meld- de my verder , dat zy het dies tyds gezie- ne veel eer hielden voor een nieuw ont- dekt fundament van een Romeinsch gebouw; dat men, hunnes oordeels, had aan te mer- ken, als eene mindere en meerder Land- waards in gelegen Sterkte , die door de Ro- meinen aan den Rhyn gebouwd was. Deeze nieuwe aanmerking heeft my waarlyk ver- wonderd doen ftaan , en ik heb niet wel konnen nalaaten om ze , fchoon myn on- derwerp al afgehandeld ware, hier in te las- fchen. Ik durf ’er minder op tegenfpreeken dan twyfelen , en wel daarom , om dat , in- dien DE 11 H Y N. i66 NATUURLYKE HISTORIE »s dien Britten, (het ^een men wil hooger op »fjTN. te liggen,) zoo menigmaal en zoo hoog van muuren is bloot gezien, het zeldzaam is, dat ’er voorheenen niets van deeze funda. inenten ontdekt is geweest. Ondertusfehen is het zeker, dat dit het fundament vaneen Komeinsch gebouw of legerplaats geweest is; vermits 'er eenigc, dog weinige Ro- jneinfche ovcrblyfzels zyn gevonden. Die zelve Hooggeleerde Heer heeft my een rooden Steen vereerd , waar op met groote letteren, volgens het gebruik der Romei- nen, de naam van het Legioen Raat inge- prent: deeze Steen is van fyne klai gebak- ken , en rood ; dog door de Zee geOeeten , en aan de hoeken afgebrooken; aan een der hoeken leest men egter vry klaar : EX GERMANIA INFERIORE. dat is : VIT NRDERDUITSCHLAND. Uitditopfchrirt,dc gelegenheid en den aart der fundamenten van het gebouw , is het ze- ker dat het van Romeinfche afkomst is, te meer, daar menettelyke dergelyke fleènen met die zelfde opfchriften op de fundamen- ten van het Huis te Britten gevonden heeft. Echter laat ik deswegens eenen ieder zyne vrybeid , en deel , op Rerke aanraading , my- ne Aftekening deezer fundamenten , van het duin af te zien , hier mede. De geheele af- beelding is gefchikt om een denkbeeld te gee- lden van de gelegenheid van Hollands Stran- VAN HOLLAND. 167 den en der Noordzee ; dog wel byzonderom den Leezer de overblyfzels v^an het beroem- de Huis te Britten, of die van eene andere Romeinfche fterkce, onder ’c oog te bren- gen; zoo als het fundament zig A«. 1752 vertoond heeft, op het llrand by Katw^^k aan Zee. Men ziet in dezelve , op den voor- grond , verbeeld de fundamenten en ver- dere ruïnen van dit gebouw ; beftaande uit een rei paaien, drie aan drie tegen elkan- der, in de breedte, aangeheid. De paaien waren rond, van drie a vier duimen dikte, en omtrent een half voet , fommigen meer, boven den grond. DerzeK^er lengte was niet mogelyk te ontdekken, uit hoofde van hunne diepte in den grond. Ze waren meest weg cn verfleeten, zoo dat men ’er vee- len enkel en op zig zelven zag ftaan. De uitgebreidheid van het geheel , of de af- ftand van de twee iiiterften daar paaien (ton- den , was , naar een goeden manstred , ze- ventig treden. In het midden zag men ee- ne ruimte en inham , die tusfchen de twee fundamenten in lag, waar van het eene zig hier ter regterzyde vertoont. Astn het ein- de van deeze ruimte was een rond, gele- gen tegen eene zandbank ; op dat rond werd men , nevens eenige brokken Itee- nen,de indrukzels van gehouwen hardftee- nei) gewaar ; welke (leenen men waarfchyn- lyk had weggenomen: eenige halve en ge- (lecten (tukken lagen ’er nog naast als ge- tuigen. De grootte van de rondten , die tot het groote fundament behooren, was, ie- D B R H Y K.’ DE R H y N. i68 NATUURLYKE HISTORIE ieder , over ’t kruis , 5 treden ; de wydte daar tusfchen, lo treden; en de afftand der ge- melde rondten van zes paaltjes , ter lin- kerzyde van de Figuur, die ook nog funda- menten aanduiden, beliep wel 50 treden. In deezen inham was het zand lugtig opge- fpoeld , daar veele dunne zeeflroompjes overgolpten; terwyl het overal met groote oude fteenen en daryhoopen als bezaaid wa- re. Omtrent uit het midden van het voor- naamfte overblyfzel der fundamenten , lie- pen twee reien paaien, naarden duinkant, die niet ongelyk fcheenen aan dat gedeel- te der afbeeldinge van a. pars, van het Huis te Britten. De verdere afbeeldingen van dit Tafereel vertoonen Katwj^k aan Zee en Scheveningen in ’t verfchiet: men kan zig voorts, uit het ftrandgewoel, ee- nig denkbeeld vormen van het fcharren en garnaalen zuilen , met een (leepnet, door een paard getrokken ; als mede van het fchelpvisfen , dat men in ’t wykende ver- fchiet gewaar word. Voor ’c overige ziet men hier nog de Zoutwaterkar, de ontlaa- ding en defchikking der gevangene visfchen op ’t ftrand, tot den aflkg, en eenig ver- der bywerk, dat zig zelve genoeg verklaart. Ik heb dit, (om nu weder ter zaake te keeren,) in ’t voorbygaan willen aanroe- ren, en door deeze Aftekening ophelde- ren , ter verzekeringe der waarheid , dat dit Gebouw op een vasten grond geftigt is. En even zoo ben ik van denkbeeld, dat de ftad Leiden een vasten grond tot haaren grond- I VAN HOLLAND. 169 1; drasfige gronden, gelyk de Heer van MiEuis wil, gebouwd is; want in dediep- lle graavingen ontdekt men altoos vaste klai- en zandbanken , en in de hoogte zand en klai gemengd; en geenfins gronden van een drasfigen en moerigen aart , zoo als ze te Amfterdam zyn. Daar en boven zoo die- nen de zoete en overvloedige waterwellen genoeg ten getuigen, van den aait van een natuurlyk vasten en geen aangewonnen grond; en wat de gegraaven graften in de Stad zelve aangaat, die kunnen weinig toe- gebragt hebben , met opzigt tot deszelfs grondflag; vermits die graften laater zyn dan de oude ftigtingder Stad; behalven dit, zoo zou ook al die grond op verre na met hebben kunnen ftrekken tot het ophoopen van den Burg alleen , laat ftaan van de gantfche oude en vervolgens nieuwe Stad. Dog de liefde tot myne vadeiiyke Stad, en de Heerlykheid Katwyk zou my hier te verre afleiden ; en die eigenile drift , welke myn waarden Stadgenoot bezielde, om zyne gedagten vryelyk te uiten , zou my ook te verre vervoeren in het tegen- fpreeken Derhalven zal ik hier mede , om tot flot der zaaken te komen, afbreeken, en myne aanmerkingen befluiten , met het oplosfen der laatfte tegenwerpinge , hier m bellaande ; dat de vaste grond langs ^ het ftrand hooger is dan gemsene water. Dit bewyst niets ten opzigte van den loop des Rhyns in vroegere dagen : want het verfchil vati 170 NATUURLYKE HISTORIE iD E waterpeil , zoo als dat peil geweest is voot rhyn. de afleidingen , en zoo als het nu is, moet naarmaate van den aandrang des waters be- paald worden ; dewelke , indien men ’t, Ao. i57i^ wel begreepen had, dit moge- ]yk bevestigd zou hebben; als men naamlyk de afleiding van den Rhyn by Katwyk, op ordre van de Heeren Scaaten ondernomen , had te hulp gekomen, met het afdaramen eener menigte van wateren en rivieren die in den Rhyn uitwaterden. Want alfchoon het zoo verre gebragt ware , dat de Rhyn in Zee vloeide, zoo kon dit natuurlyker- wyze niet bettand bly ven , zonder den Rhyn weder te geeven , ’t geen hem Maas , Lek en Ysfel ontflal : waarom ook toen eenige doorzigtigen onder anderen dit ouderwet- fche versje maakten : 5^oenben0f be gioote.éeehïpbeïph berfo0t/ |jBeni0 anbcr,^ 0ehoeïbc/ ban öp re horen bo0t* En waarlyk was ’er geen afleiding in Maas, Lek en Ysfel, men zou, geloof ik, wel- haast gewaar worden , of het water des Rhyns niet zoude opftygen boven het peil der vaste Strandgronden. By het tot dus ver gezegde, waar in ik meene myne gevoelens klaar genoeg beves- tigd te hebben , zal ik , hoe zeer anderen het als eene kleinigheid mogen aanmerken , nog voegen het geen de Eerw. a. pars aanteekent uit Schriften van den Heer . A, MATTHiEus, te wccten , datteWoer- VAN HOLLAND. 171 den op een Luthers Kerkbord deeze woor- den Honden: 1050 liep den Ryn nog hier door na Leiden en Katwyk in See ; in welk ge- denkltuk , (waar op de merkwaardigfte voor- vallen van Woerden ledert Ao. 1050 tol Ao. 1675 gemeld zyn,) het woordje, nog, zeer duidelyk te kennen geeft , iets , dat wel aan’t verminderen is, maar egter nog, hoewel zeer gering, plaats heeft. Men hoore eindelyk,ten befluite van dit HoofdHuk, onzen grooten Vader vondel in zyne Lierdichten , met opzigt tot dit ons onderwerp, aldus zingen: O onvermoeide molenaer, O fledeboiiwer , fchepedrager, O ryksgrens, fchermheer in gevaer, Wynfchenker 5 veerman, oeverknager, Pappieremaker , fchaf pappier, Daer ick uw glory op magh fchryven: Uw Avater dat ontvonkt myn vier. Myn zinnen in uw Avcdde dryven. En fpelen als een dartle zwaen , Verlekkert op uw Avyngertblaên. Gy fchynt een aerdfche regenboogh, Gekleet met levendige kleuren , En tart den hemelfchen om hoogh. Die hierom nydigh fchynt te treuren. De blaeuwe en purpre én witte druif Verciert uw fteene kroon en lokken , En muskadelle wyngertkuif; De vlieten ftaen met Avyngertftokken O 'k D E . H Y Ns RonN 1> fi H H YN. 72 NATUURLYKE HISTORIE Rontom 11, druipende van ’t nat. En üfiren elk hun watervat. Daer is de Main , een pynberghs zoon : De Moezel met haer appelvleehtcn , De Maes, die met een myterkroon Om d’cer met onzen Ryn wil vechten , De Roer, die ’t hair met riet vertuit, De Necker, met een’ riem van trosfen, De Lip , gedost met mosch en kruit Van overhangende eike bosfehen En duizent andren min van roem , Bekranst , met loof en korenbloem. Gy Rrekt de voeten aen ’t geberght, Daer zich de Zwitzers in befcharmen , Wanneer men hen om oorlogh verght: Gy grypt de Noortzee met uw armen, Waerin het heldeneilandt leit , Daer Bato zich ter nederzette. En dat zoo fchiiw van dienstbaerheit Uitheemfehe bekkeneelen plette. En deê gevoelen , dat de Ryn Gefchapen was om vry te zyn. Gy flingert, als de Griekfche flang, Uw blacuwe krullen om de ftruiken , En groene bergen, breet en lang. En zwelleght in zoo veele kruiken A^an ftroomen , dat uw lichaem zwelt Van waterzucht, en parst de planten, En fchuurt zoo menigh vruchtbaer velt, Eu knabl^lt aan de ruige kanten , Na VAK HOLLAND. 173 Nu tusfchen berg en krommen bult. Nu door een dal , met wyn gevult. Al is u eene keel verzant, Die ’t huis te Britten plagh te fchaven. Dat nu verdronken leidt op ftrant; De Lek en Ysfel doorgegraven Vergelden dubbel deze fchaê. En leiden u met hooge dyken In zee ; op dat uw ongenaê De vlakke beemden niet koom’ ftryken Met macht van regen , en gewelt Van fneeuw, dat in de zonne fmelt. De heldre en Barrelichte vliet, Die door den hemel vloeit by duister , Is d’Italjaenfche Padus niet. Noch ook de Nyl , Egyptens luister ; Neen zeker , ’t is de ryke Ryn , Wiens visfchen, met een wuft gewemel j, In ’t onbevlekte kristalyn Van eenen onbetrokken hemel. Met zilvre fchubben zilverklaer Als ftarren dolen , hier en daer. O zuivre en blanke Rynmeermin , Die my tot ftervens toe kunt kittelen, Gy helpt veel zielen aen gewin. En meenigh Graef aen eeretittelen , En landen aen een’ hoogen naem. Hoe meenigh heeft u overtogen , En met uw’ rant bepaelt zyn faem ? Hoe dikwils zaegt gy met uw oogen O 2 D B R ö T 5^ » DE 11 H Y N. 174 NATUURLYKE HISTORIE Het hooghgeboren Hollants bloet, En voelde in ’t water zynen gloet? Het zy ik dan myn oogen da Op uw bisfchoppelyke torens ; Of met een lent van vaerzen ga Bevlechten uwe zilvre horens, Of volge uw’ WLiften ommezwaey Of zinge op ’t ruisfchen van uw baren Of huppele op myn Keulfche kaey; Of koom door Bazel afgevaren, Daer gy Erasmus graffteê kust. En wenscht het wys gebeente rust; Het zy gy ’s Keizers vierfchaer fchaeft Te Spier, dat zwart van pleiters grimmelt, ' Daer Thcmis grys en afgedaeft Bekommert zit, en ’t pleit befchimmelt; Het zy gy brult in ’t Binger loch ; , Of Neêrlant drenckt met volle vaten , En groeien doet van wyngertzogh. En ydele en zotte zorgen haten ; Uw vocht befielt myn veder inkt, Tot datze in zee met ii verdrinkt. VIER- VAN HOLLAND. 175 VIERDE HOOFDSTUK. TVaar in de Loop der m a a z E , m e u w e , w A A L 5 L E K , Y s s E L 5 f 72 der overigc Rivieren van Holland ^ voord nagefpoord: en eenige aan- merkingen , zoo over het Strand , als over de Ebbe eiz Vloed der Noordzee^ aan de Höllandfche kusten voorgefteld voorden, a dat ik den Rhyn , als de eerfle en voornaaiTifte Hoofd- Rivier van Hol- land, vanzyn ooiTprong af, tot aan zyn ui- terlle einde gevolgd lub, keer ik my nu naar Vrankryk, alwaar de tweede Hoofd- Rivier , de m a a z e , haaren oorfprong heeft. Deeze Rivier is, onder de Europifche, even zoo beroemd, ak de Rhyn, met wien zy in Holland zulk eene nauwe verknogt- heid heeft ; dat zy beiden dikwerf elkan- ders naam ver wisfelen , of gantsch nieuwe en andere naamen aanneemiCn: zoo dat al- le de mindere flroomende Rivieren in Hol- land, welker loop wy ook in dit Hoofd- ftuk zullen nafpooren , uit deeze beiden hervoort komen. De Maaze wordt by de Latynen genoemd Mofa , by de Franfchen La Meuze ; in Duitsch- land heet ze Mafe^ en by onze Landgenoo- ten de Maaze, Zy heeft haar oorfprong en begin in de Provintie Champagne in Vrank- ryk, omtrent zes mylen van Langres, by een dorpje genaamd Meuze ^ en Montigny Ie o 3 Rot DE W A A Z E, E N MER WE. 176 NATUURLYKE HISTORIE Roi 5 (Montiniacum Regium ,) zynde een Burgt op een hoogen berg. Van daar vervolgt zy haaren loop , by St. Thiebaut , door Lotharingen en Bar, langs Neufchastel, Vaucouleur, St. Michel, Verdun en Mou- fon; waar omtrent ze het Riviertje Chiers ontvangt. Voortvlietende, befproeit zy de landen van Mafieres, Charleville, Bovines, Dinant en Namur. Door het water uit de Sambre toegenomen zynde, doet zy vervol- gens het Bisdom en de ftad Luik aan ; die ftreek verder doorloopende , befpoelt zy Maastrigt , en voorts Roermond , daar zy ’t water van den Roer ontvangt , als mede Venlo, Graaf, Raveftein en ’t Graaffehap van Megen. Na dat ze vervolgens nog ee- nigen tyd de linkerzyde der landen tusfehen Maaze en Waal befpoeld heeft, vereenigt ze zig, by Herwerden of Heerwaarden , met den anderen Arm des Rhyns , de Waal genaamd; en maakt, door de vereeniging met deezen Rhyntak , den Bommelervvaard tot een eiland. Aan ’t westlykfte einde van dien Waard gekomen zynde, ziet men de Maaze en Waal als een vereenigden Itroom voortvlieten. Deeze ftroom erlangt hier, op de hoogté van Woudrichem , den naam van Merwe ; loopt onder dien naam tot voorby Dordregt, en voorts , langs Rot- terdam , Schiedam , MaaslandHuis en den Briel , (na dat ze tusfehen beiden weder den naam van Maaze ontvangen heeft, door de vereeniging meteen ouden tak derMaa- ze,) in de Noordzee, Dus VAN HOLLAND. 177 Dus werd gemcenlyk op de kortfle wyze de Maaze betchrecven : doch, om derzel- ver loop in Holland wat naaiiwkeuriger te volgen, zoo keer ik weder naar de plaats, daar zy de Provincie inflroomt ; te weeten, ten einde van het Land tiisfchen Maaze en Waal , ook wel enkel Maas en Waal ge- noemd. Hier is *t dat deeze Rivier, door drie verfcheiden armen , gemeenfehap ver- krygt met^de Waal ; zynde de nabyheid en famenloop*^ dier twee Rivieren aldaar de naamsoorzaak van het Land Maas en Waal; dat zich , tusfehen deeze twee rivieren , van Nymegen af, tot aan den,Tieler- en Bommeler- Waard uitftrekr. Terwyl de Waalde rechterzyde van den Bommelcr- Waard befpoclt , ftroomt de Maa* ze voort langs de linkerzyde, en loopt by Rosfum nederwaards , voorby het dorp Driel, naar de fchans Creveeoeur; alwaar ze een doortogt , de Diefe genaamd , na ’s Hertogenbosch formeert. Van Creve- eoeur voortftroomende, doet ze het fteedje Heusden , met twee kreeken , aan , en vliet verder , voorby Veen , Aalst , Andel en Giesfen , naar het beroemde flot Loeve- ftein ; tusfehen het welke en de ftad Wou- drichem , de volkomen vereeniging der Ri- vieren Maaze en Waal gefchied. Beide dee- ze Rivieren , haare fnel nedervlietende ilroomen nu met vereende kragt v^oortflu- wende , veranderen hier te gelyk hunne naamen , in dien van Merwe ; eenige Schip- pers echter, die veel op de Maaze vaaren, O 4 be« D B 'W A AT, F, E N .MERWE, 178 NATUURLYKE HISTORIE behouden den naam van Maazc ; terwyl anderen , die de Waal af komen zakken, veel al den naam van Waal tot zelfs bene- den Gorinchem gebruiken: dog de Land- kundigen noemen die Rivier met den naam van Merwe, zo dra dezelve de Rad Gorin- chem nadert. Hier ter plaatfe ontvangt de Merwe een binnenlandsch Riviertje , de Linge genaamd, dat uit de Overbetuwe af- komftig 5 en met de Vliet in den Tieler- Waard vereenigd, in Holland de Reedjes Asperen, Leerdam en Heukelum befpoelt, en door Gorinchem in de Merwe valt. Ze heeft verder beneden deeze Stad eene me- nigte van takken en armen ; door welken ze verfcheide Eilandjes formeert , die aldaar bekend liaan onder den naam van Waarden, en ten getale van wel zeventig zo kleine als groote geteld worden. Het water, dat dee- ze Eilandjes omfpoelt, verdeelt zich in ver- fcheidene Killen. , die allen in den Biesbosch , of den verdronken Zuidhollandfchen Waard uitloopen. Wel bj^zonder word de loop der Merwe hier bepaald door drie, vier of wel vyf voornaame Killen : als de Bruine Kil , de Hooge Kil , de Basfe Kil , de groote West Kil en de West Kil. Met het water deezer Killen vereenigt zich, in den Bies- bosch, op de hoogte van Geertruidenberg, niet alleen de Donge, die uit deMeieryvan Turnhout, door de Baronny van Breda, naarde Heerlykheid Geertruidenberg loopt, maar ook de oude Maaze. Deeze Rivier naamlyk fchynt oudtyds geloopen te heb- ben VAN HOLLAND. 179 j ben van omtrent het Huis te Bokhoven in het Land van Heusden , en door hetzelve voortgeftroomd te zyn,tot naby Geertrui- denberg ; waar omtrent men nog eene Kreek ontmoet , die den naam van de Oude Maaze draagt. Van hier flroomde ze naast- denkelykjdoor den Zuidhollandfchen Waard, en het Land van Dordrecht , in den Hock- fchen Waard ; daar men , omtrent Maas- dam , nog een overblyfzel der oude Maaze gewaarword: en veelen zyn niet vreemd van den ouden loop deezer riviere verder uit te breiden ^door het Land van Putten, naar Geervliet , daar ze zich met de Merwe of nieuwe Maaze vereenigd zou hebben* Doch dit alles, hoe ’t ook geweest zy , heeft eene groote verandering ondergaan ; zoo door het verdrinken van den Zuidholland- fchen Waard, als door de gemeenfehap der Maaze met de Waal , by Woudrichem ; waar door de Broom Berker voorby Wou- drichem en Gorinchem getrokken is. Dit gezegde, hier in ’t voorby gaan, des- wegens genoeg agtende, zullen wy verder den loop der oude Maaze voor een oogen- blik daar laaten , om den loop der Merwe of nieuwe Maaze met te meerder orde te kunnen nagaan. De Merwe, tusfehen Wou- drichem en Gorinchem voortBroomende , loopt, tusfehen Hardinksveld in den Al- blasferwaard , en Werkendam in den groo- ten Zuid-Hollandfchen Waard , naar Gie- fendam in den Alblasferwaard gelegen. Hier ter plaatze heeft de Merwe eene waterloo- O 5 zing. DE M A A 7, E,' h N MERWE. D E MERWE. D E M A AZ E) E N MERWE, 18(3 NATUÜRLVKE HISTORIE zing, de Giesfen genaamd, die voortloopt naar Ameidcn , tot aan den Zerikerdyk, Verder flroomt de Menve van Giefendam , langs Slydrecht, en de groote Wiel, waar tusfehen de Rivier een vry breeden inloop beeft, en eenige verflykte hoogten maakt, tot aan Dordrecht. Deeze Stad met haare onderhoorige Landen word hier , door den famenloop der wateren, een volRrekt Ei- land; nadien de Merwe dit Land ten Oos- ten en Noordoosten befpoelt, terwyl het den Bieschbosch ten Zuidoosten en de ’s Gravendeelfche of de Dordfche Kil ten Westen heeft ; in den mond welker Kille een kleen Eilandje gelegen is, bekend by de naam van de Krabbe. Van voor Dordrecht llrekt de ftroom der Merwe nederwaarcis, met twee breede ar* men ; waar van de eene , langs den Alblas- fer waard voortloopende , den naam van Merwe behoud , en de andere dien van de Maaze Vv^eder aanneemt, en wel byzonder dien van de oude Maaze. De eerstgemelde arm maakt aan de overzyde eene vaart door den Alblasferwaard , die zig , onder den naam van den Alblasflroom, in dat Land verliest. Het water der Merwe, zig vervolgens by Crimpen met de Lek vereenigende, loopt verder voorby de Landen v-an Ysfelmonde, mitsgaders die van Roon en Portugal : wel- ke Landen door dit water, aan de eene, en dat der oude Maaze , aan de andere zyde befpoeld worden , en dus tot een Eiland ge- maakt zyn. Voor dit Eiland ontfangt de Mer- VAN HOLLAND. i8i Mervve ook den Ysfel op de hoogte van hec dorp Ysfelmonde 5 dat hier van zynen naam ontleent. DeMerwe, dus met den Ysfel en Lek vereenigd , vloeit voorts langs de opgenoemde Landen naar Rotterdam ; door welke beroemde Koopftad deeze Rivier , nu wederom de Maaze, en wel de nieuwe Maaze genaamd , gemeenfchap heeft mee twee voornaame vaarten , de Rotte en de Schie. De Rotte , naar welke Rotterdam genaamd word, vloeit door het land vaa Zevenhuizen, en loopt aldaar te niet. De Schie 5 van welke Schiedam den naam ont- leent 5 dringt door middel van gegraaven vaarten , die zelfs met den Rhyn gemeen- fchap hebben , door gantsch Delfland , dat zig, zoo te Rotterdam als te Delfshaven , en inzonderheid te Schiedam, door de Schie van ’t overtollige binnenwater in de Maaze ontlast. De Maaze, van voor Rotterdam, voorby Delfshaven , Schiedam en Viaardin- gen voortvloeijende, deelt zig, een weinig beneden Vlaardingen , weder in twee tak- ken, na dat ze by Vlaardingen eene bin- nenlandfche Vaart geformeerd heeft , die door Schiplui naar Delft loopt. De eene tak, ter linkerhand affehietende , valt met een breeden arm in de oude Maaze , over een Eilandje, genaamd Taruwe-Zand ; en de andere , ter rechterhand voortloopende , gaat voorby Maasfluis onder den naam van het Scheur, en ’t Sluifche Diep. Hier op vereenigt zig de nieuwe Maaze, het eiland Roozen- of Blankenburg befpoeld hebben- DE MAAZE, E N MERWE. i82 natuurlyke historie D E ^ A AZ E, E N MfRWE, de, volkomen met de oude Maaze; fwaan- om ook fommige de zoogenaamde nieuwe Maaze tot hier den naam van Merwe Jaa- tcn behouden ;) en vliet vervolgens , na het formeeren van eenige jaarlyksverloo- pende Zandbanken , by den Hoek van Hol- land, met vollen droom in de Noordzee. De tweede hier boven aangedagte arm der Merwe , die van Dordrecht , langs den Zwyndrechtfchen Waard, naar den Hoek- fchen Waard loopt, en den naam van de oude Maas aanneemt, vliet om en door de Beijerlanden en het Land van Putten , tot dat ze zig , by het opgemelde Taruwe-Zand , met de nieuwe Maaze begint te vercenigen. Van daar loopt zy , tusfehen het eiland Roozen- of Blankenburg en het Land van Voorn, langs den Briel, en door het Briel- fche Diep , langs de Landen van Oostvoorn ; waar door ze zig eindelyk volkomen veree- nigt met de nieuwe Maaze, en met dezel- ve, door den opgemelden mond der Maa- ze, in de Noordzee Port De voorgenoem- de Landen omBroomende, loopt ze tevens, met een anderen tak , aan de andere zyde van den Hoekfehen Waard en ’t Land van Voorne:hier ftroomt ze, door ’t : iollands Diep en ’t Haringvliet, voorby Hellevoet- jluis ; en valt , langs de regterzyde van Overflakké en Goeree voort'dietende , in ’t Goereefche Gat, en de Spleet of het Kwaks-Diep, waar door ze insgelyks in de Noordzee uitloopt. Buiten dit heeft ze ook door ’t Vrouwerak gemeenfehap met de VAN HOLLAND. 183 Kramnicr ; cn flroomt , langs de linkerzy- de van Overflakké en Goeree , door de Rieningen oi'Grevelingen , en ’t Brouwers- havcnfche Gac , langs de Zeeuvvfche Kust 5 in de Noordzee. De iVJaaze dus in Zee gebragt hebbende, vak ’er in k algemeen over die Rivier nog aan te merken , dat zy haare flroomen en a' men zeer ongclyk in Holland heeft ver- dtc'ld; op fommige plaatfen is ze zeer eng, en op andere ongemeen breed, hier en daar is ze zeer moerig en vlak van oevers, en op andere plaatien loopt ze langs vaste boorden De wydte der Merwe verfchilt hoven al zeer veel op onderfcheiden plaat- fen : by voorbeeld , voor Gorinchem is zy allerbreedst ; veiTcheiden ongemeene breede houtvlotten kunnen hier naast el- kander pasfeeren; en te Hardinksveld is zy weder zoo naauw , dat ’er flegts één alleen door vaart Men gelieve hier aan te mer- ken , dat deeze houtvlotten fomwylen wel twee a driehonderd voeten lang zyn , en naar evenredigheid breed gemaakt worden. Deeze Rivier is, uit hoofde van haare onevene flroomflrekking , zeer onderhevig aan verflykingen en verzandingen , inzon- derheid boven en beneden Dordrecht; al- waar de loop der Riviere niet weinig be- lemmerd word , door de afleidende itroo- men,die het nedervlietende Maaswater be- letten, om hetflyk met genoegzaame kragt naar Zee te brengen. Dit veroorzaakt, aan den famenloop van Maaze en JVIerwe^ vee- » . lo D B M A A Z E N MEB.WË* DE MA MI E N MERWE, 184 NATUURLYKE HISTORrE Ie droogten en fchorren , en maakt dat deeze Rivier overal vol ondiepe Killen is, ^die dikwerf van flrekking veranderen ; ’c geen men omtrent Voorne en Pu eten byna dagelyks befpeurt. Men heeft hier door Killen te verftaan, de in- en uitfpringende inbreuken en afkabbelingen van den vasten en ouden Rivier-oever; waar in, en waar omtrent, het aandringende water ons ver- dronken Land of nieuwe Eilandjes doet ontmoeten ; hoedanige Itreeken wy reeds onder den naam van Waarden gemeld heb- ben. Alle deeze verflykingen , dit verloo- pen der ftroomen , de fterke fchutiringen aan de dyken, enz. worden met ongelooflyke kosten, zorge en arbeid, door de Hooge Overigheid, zoo veel mogel3^k, ten besten gekeerd ; waar door Holland tot nog voor gedugte onheilen bewaard gebleeven is. Voor ’t overige is de Maaze eene llerk ne- dervlietende Rivier ; doch derzelver ftroom word , hoe meer die haaren uitloop aan Zee en de gemeenlchapder Zeeuwfehe ftroomen nadert, ook des te meer aan de Ebbe en Vloed, en het verloopen der getyden on- derhevig ; waar door de nabuurige Land- ftreeken , niet zelden , voor overftroomin- gen en aandrang van binnen- en buitenwa- ter bloot ftaan , en de Rivier zelve dikwils hier en daar verflykt word. Men heeft, omtrent de fnelheid van den loop deezer Riviere zeer juiste waarneemin- gen van de Hooggeleerde Heeren ’s gra- VESANDE en wiTTicHius, als inede van VAN HOLLAND. iSs van den Landmeeter cRuquius; die in den jaare 1750, op hooge ordre, den loop m en gelegenheid der Maaze en Merwe, met ongemeene naauwkeurigheid hebben nage- gaan ; en bevonden , dat de fnelheid des itrooms, voor Hardinksveld , in één etmaal omtrent 5000 Roeden bedraagt ; gelyk dit in eene zeer wel uitgevoerde Kaart ftaat aan- geteekend. Die zelfde waarneemingen lee- ren ons ook, dat deeze fnelheid in de Ri- vier meerder of minder is, naar maate dat de ftroom tot breeder of fmaller afleiden- de killen nadert, of over hooger bedden loopt. Dus heeft men op naauwkeurige waarneemingen , van ii July ten twaalf uu- ren , de volgende rekening gemaakt. - 5, In de Rivier boven de groote Wiel , 5, doorliep het water, in eene minute, „ honderd twee en vyftig voeten. „ In de Rivier onder de Wiel, honderd ,,‘ en agt voeten. 5, In de West Kil , honderd en twintig „ voeten. „ In de Bruine- en Bakkers Kil , honderd ,, drie en dertig voeten.” 1 Voorts hebben gemelde Heeren , op het ei- genfte uur van twaalve,op verfcheiden an- dere plaatfen , die zelfde waarneemingen gedaan ; en daar uit deeze nadere verdee- iing gevonden. „ Het water, dat de Rivier afkomt, in 5, twee honderd en zestig deelen verdeelt „ zynde , zoo pasfeerden daar van één en veertig deelen door de Bakkers Kil ; vier D E M A A Z E E N MIK WE. D E %v aal. i86 NATUÜRLYKE HISTORIE 5, en zestig door de Bruine Kil; drie en >3, zestig door de West Kil; en bleeven 3, daarvan twee en negentig op de Rivier.” Uit dceze aanmerkelyke waarneemingen en bepaalingen ziet men, met welk eene Ihel- heid de AJaaze en Merwe in Holland ne- derwaarts vliet ; en vervolgens dopr de killen en andere afleidingen naar Zee loopt. Tot hier toe eenigfints den loop van Rhyn en Maaze dus ver gevolgd hebben- de, zoo eischt nu myn beftek , het befchou- wen der kleenere Rivieren , welke uit die beide hoofdbronneri haaren oorfprong heb- ben; om derzclver binnenlandfchen loop, onderlinge vereeniging , en natuurlyken oorfprong , uit de voorfchreeven Hoofd- Rivieren na te gaan. De voornaamfte dee- zer mindere binnenlandfche Rivieren zyn, in ecnig opzigt, de Waal en de Lek; dog 1 cigcnlyk de Ysfel , de Vecht, en de Ani- Rel; by welke laatften de Vliet, de Does, deZyle, de Maarne, deLinge, de Schie, en meer anderen, als kleene Rivieren zou- den kunnen gefteld worden: dog vermits die laatfce meest alle maar gegraaven vaar- ten zyn , die geene byzondere uitloozing in Zee, of oorfprong uit de Rivieren hebben, zal ik daar op niet ftaan blyven; te min- der, daar ik ze alreede, als armen en klee- ner uitwateringen van 'de Maaze en den Rhyn , eenigzins gemeld hebbe. De Waal, in ’t Latyii Vabalis^ is by de oudlle Schryvers reeds bekend geweest als de eerfte en voornaamfte arm des Rhyns; eu VAN HOLLAND. 187 en heeft veelligt,uit hoofde van haarever- • wyderende affcheiding van den' Rhyn, die Rivier den zinfpeeligen naam van Rhenus bicornis^ of tweehoornigen Rhyn doen er- langen ; welken naam de Latynfche Puik- dichter viRGiLius aan deezen Stroom gegeeven heeft. Wat de Duitfche naam Waal aangaat 5 of men dien hebbe af te lei- den van waaien^ dwaalen^ afdwaalen^ dan of men hier op eene andere naamsafleiding moet denken, daar omtrent wil ik liefst niets beflisfen; alzoo dergelyke afleidingen' eerder onder vernuftige vindingen, dan on- der de reeks van nutte waarheden fchynen te behooren, en althans tot myn ontwerp niet betrekkei3flc zyn. Ten tyde van ta- ciTüs was het reeds Vahalis en Waal; an- deren, alsLiPsius, zeggen ook Nabalia; door welke benaaming men egter gemeen- lyk den Gelderfchen Ysfel verftaat. Het lust my niet hier over te twisten; deeze Rivier heet nu zekerlyk de Waal , en fchoon ze , meest door Gelderland loopende, in Holland weinig invloed hebbe, zoo is nog- tans de betrekking daar van op de Maaze en den Rhyn zoo groot, dat ik haaren loop hier nader diene te befchryven. Het is een breed nedervlietend water, hpt welk, in vroeger dagen , by Schenkenfchans den Rhyn verliet ; dog zig nu , gelyk in het ^ befchouwen van den Rhyn gemeld is, twee iiuren gaans beneden die plaats, op de hoog- te Van het Panderfche Gat, van die Rivier affcheid. Van deeze doorvaart af haaren P by- D E W A A t. i88 NATUURLYKE HISTORIE DE byzonderen loop neemende , ftroomt zy WAAL. nederwaarts naar Nymegen , voorts naar Thiel, en vervolgt haaren loop langs den Bommelwaard; aan welks einde zezig, zoo als in ’t befchryven der Maazc gezegd is , by Loeveftein met de Maaze volkomen ver- eenigt: waar op ze dan, tusfchen Loeve- Hein en Gorinchem , gelyklyk met de Maa- ze, haaren naam verliest, en dien van de Merwe ontvangt. Verder ftaat ons hier van de Waal niets byzonders te melden, dan dat ze, langs alle de voornoemde plaat- fen, tusfchen vaste oevers loopt, en over- al een vasten klaibodem heeft; ook zyn haare oevers , gelyk die van den Rhyn , al- omme met grienten van waterwilligen , en hooge rietakkers bezet: ze vliet eindelyk, even als de Rhyn, altoos fterk nederwaarts. DE De tweede binnenlandfche Rivier , die haaren oorfprong uit den Rhyn heeft, is de meermaals gedagte Lek : over welker oor- fprong of doorgraaving de Oudheidkundi- gen ’t niet eens zyn, gelyk ik boven reeds aarigemerkt heb. Ik zal my hier , zoo min als daar, in dit gefchil inwikkelen ; egter kan ik niet nalaaten hier nog te berde te brengen een gedeelte van ons voorheen aangehaalde uittrekfel uit de oude Jaarboe- ken , vvegens de opftopping van den Rhyn ; waar uit het my eenigermaate toefchynt, dat de Lek noch door ci vil i s , noch door iemand der Romeinen, maar door de in- wooners zelven gegraaven is. Dus luiden de woorden op welken ik het oog heb: 3, toaar^ VAN HOLLAND. 1G9 5, UtaarOJtl/ (cc weetcn om het ovcrvloei- ds jer.d Rhynwater te beletten ;) bJC ilibcit llit i^oïïant! / int ^ticïit cnbe tu bc 23etu‘dic nn't ccnb,2acöti0eii rabe/ op bat fp Uoo^t meer niet arger^ enfouben Ipben/foe ben fp Dan inpc te biierfïeben aen bepbe fpben een ckine betie int be rpn bïoienbe/ gebeten bie ïeeb/ mit een bpfte bejlageit enbe geinaect / enbe örbbea aïfo ben rpn baren nïoet enbe ïoop na mtreebt benomen / enbe ïoopt nn na bianen enbe feboonbo^ ben enbe boojtin bie mafe enbe in bie jee/’ Zoo dit berigt al niet aangenomen word, moet men iiogtans erkennen, dat bet ten minllen zeer wel met de landsgefleldheid , cn de gelegenheid by welke de Lek gegraa- ven zou zyn , overeen(l;emt ; bier door word ook niet tegengefproken , dat ’er oud- tyds al eene kleine beeke,de Lek genaamd, geweest is ; ’c welk men niet zonder reden vastftelt, dewyl ’er veele plaatfen zyn , die hunne aloude naamen van de Lek ontleend hebben: dog laat ons, van dit verfchil af- ziende , den loop deezer Riviere zelven befchoLiwen. De Ld begint by Wyk te Daurflede, cn vliet voort , langs Kuilenburg , Ever- dingen, Hageftein, Honswyk en ’c Waal , tot aan Vianen : cp welke hoogte zy , aan de overzyde by Vreeswyk , door eene vaart naar Utrecht, die de Vaartfehe Rbyn genaamd word, voor het laatst den Rbyn nadert. Beneden Vreeswyk vormde oud- tyds de Lek den binnenlandfchen of Goud- P % fchen ipo NATUURLYKE HISTORIE fchen Ysfel ; en verder nederwaarts vlie- tende, heeft ze, tegen over Jaarsveld, om- trent Ameide , eene uitloozing , genaamd de Zierik; een watertje, ’t welk tot digt aan Gorinchem heen loopt, en zig met de boven gedagte Linge vereenigt. Vervolgens ftroomt de Lek, tusfchen Nieuwpoort en Schoonhoven door , voorby Ammers en Lekkerkerk, tot dat ze by Crimpen in de Merwe valt, en haaren naam in die Rivier verliest. Met opzigt tot de omftandigheden van den Lekitroom , ftaat wel b3^zonder aan te merken, dat dezelve , by zyn oorfprong uit den Rhyn , zeer breed is , en in tegen- deel naar beneden veel naauwerword: waar door de Lek het water, tusfchen haare ne- deroevers, dikwerf zeer hoog doet opfty- gen , en de nabuurige Landen overftroomt ; zoo zelfs , dat zc , by hooge vloeden van ’t bovenwater, fomwylen wel lo voeten boven peil Raa, en, by hooger aandrang, dyken en dammen omver werpe. Voor ’t overige , heeft de Lek , over ’t alge- meen, vaste en harde klaioevers; ze vloert ook, wegens de llerke aanwelling van den Rhyn , in haar verderen doortogt neder- waarts , overal eene menigte klai naar be- neden. Men heeft hier omtrent waargeno- men, dat het bedde van de Lek, binnen een kring van ruim twintig jaaren , by Amei- de, wel ruim vier voeten met klai of flib- ber is aangehoogd. In de kille , en op den bodem van deLek,by Lcksmond en boven Via- VAN HOLLAND. 191 Vianen, heb ik de gronden en de klai ge- vischt , en die met zeer veele fyne keitjes gemengd gevonden ; welke veele inwooners daar omlireeks opvisfchenj en op de ge- meene wegen werpen. De Voorlanden van de Lekkerdyken zyn meest des Somers droog, en veele daar van zeer vriigtbaar in ’t vóórtbrengen van allerleie gewasfen. De Binnenlanden zyn gemeenljdv van een zandigen aart ; dog, wegens veele voorheen geledene overflroomingen , nu ook al veel klaijig geworden. Na de Lek, is eene der voornaamfte Ri- vieren in Holland , de Ts/el ; wel te ver- ftaan , de binnenlandfche , of Hollandfche Ysfel, doorgaans genaamd de Goudfche Ys- fel ; ter onderfcheidinge van den Gelder- fchen of Doesburgfchen Ysfel, van welken wy hier boven fchetswyze reeds gewag ge- maakt hebben. Men (telt den Goudfchen Tsfel oorfproii- gel^^k te zyn uit de Lek , een weinig bene- den Vreeswyk of de Vaart, van waar hy op Ysfelftein ftroomde ; nu , boven Ysfel- flein afgedamd zynde, loopt hy nog van dit Steedje , langs Montfoort en door Oudewa- ter. Ter laatstgenoemde plaacfe vormt hy eene ruime doorvaart, die door Linfcho- ten, naar Woerden , en verder in denRhyn loopt; door deeze en andere mindere wa- teringen hier omftreeks , worden veelen der omliggende Landen en Polders bewa- terd. De Ysfel , van Oudewater , langs Haastrecht, voortftroomende , bereikt ein- P 3 de» DS L D£ SS Et 1 92 NATUURLYKE HISTORIE T) E dclyk Gouda; verkrygt aldaar cene aanzien* yssiL, ]y}^0 breedte, en doet de binnenlandfche fcbeepvaart in dieStad bloeijen. Door Gou- da loopcnde, formeert de Ysfel liet water genaamd de Gouwe; dat voorby Boskoop tot aan de Goudfche Sluis loopt , alwaar het, door die Sluis , van het Rhyn water gefcheiden word. De Ysfel intusfchen, van voor Gouda voortviietende, loopt tusfchen Moordrecht en Gouderak door , voorby Ouderkerk , en langs Kapelle aan den Ysfel ; tot dat liy ook eindelyk, een weinig laager tegen over Ysfeirnonde , met de Merwc vereenigd , zynen naam verliest. De Ys- fel , dus met de Merwc vereenigd , is , voor- ^al zedert deszelfs afdamming boven Ysfel- Rein , Ebbe en Vloed onderhevig ; gelyk alle de Wateren, die, van beneden Dor- drecht5tot aan den Brie!, met de Maaze en Merwe vereenigd zyn , uithoofde van de nabyhcid der Noordzee , met Ebbe en Vloed , op- en afloopen. De Ysfel voert veel fyner klai dan de middelile bodem van de Lek; die, zoo als ik reeds heb aangemerkt , met veel kei' Reentjes vermengd is; waarom ook de klai in den Ysfel met voordeel word uitgebag- gerd , tot het bakken van fteen. Deeze Reenen zyn alle geehgtig van verwe; ter- wyl de fteenen van gegraaven klai, aan den Rhynkant , graauwer en roodagtiger zyn, Dc oorzaak hier v^an komt my voor is dee- , dat de laatstgenoemde klai , meerder mi d§ lugtg m de verrotting der planten, v/or- VAN HOLLAND. 193 wortelen, en andere voorwerpen, onder- hevig zynde , ook aan meerder verande- ring, en den invloed van yzer-roestige en zwavelagtige ftofFen bloot gefield is ; dan de Ysfel-klai, die versch van den oever gegraaven , of gebaggerd , niet dan zui- vere aarddeelen bevat. Intusfchen bezit egter de Rhynldai, of die uit de Waal en Lek , ter behoorlyker plaatfe gebaggerd word , ook de eigenfchap van ’er geele Heen van te kunnen bakken. Den Ysfel , als eene uitwatering van de Lek, befchcLivvd hebbende. Raat ons nu weder opwaards te gaan, na Utrecht tekee- ren , en de yecht te bezichtigen. Ze komt , hoe zeer de Oudheidkundigen ook twisten over haaren ooiTprong en ouden loop , en fommigen haar zelfs uit Overysfel , door de Zuiderzee, in ’t Stichtfche bren- gen , (waar mede wy ons niet zullen op- houden ,) thans zekerlyk voor als eene doorwatering van den Rhyn , die zig te Utrecht in twee armen verdeelt ; onder- den naam van Rhyn , westwaarts naar Woer- den loopt , en onder dien van Vecht , noordwaarts voortvliet. Onder deezen naam vervolgt dit water zynen loop , van Utrecht , door Zuilen en Maarfen , tot aan Breuke- len. Hier fcheid zig de Vecht in tweën; en met haar eenen arm den ouden loop be- houdende, vliet ze nederwaarts, voorby Nieuwerfluis, Loenen, Vreeland en Nich- tevecht , door Wefop, en valt eindelyk te Muiden in de Zuiderzee ; alwaar haar P 4 uit- D K yssei.. DE 'VECHT. 194 NATUURLYKE HISTORIE uitloop eene zandbank formeert, die den naam draagt van het Muiderzand. De andere Arm, die de Aa formeert, ftrekt zig uit naar Nieuwer- Aa» en word aldaar met een fteenen dam van ’t verder loopende water , de Angflel genaamd, af- gefcheiden. Met deezen Angltel, om des- zelfs krommen loop , den krommen Angftel (gemeenlyk , hoewel verkeerd , krommen Amftel ,) geheeten , vereenigr zig de eerst- gemelde arm van de Vecht , door middel van eene gegraavene vaart , op de hoogte van Nieuwerfluis. Dit water vervolgt zjmen loop langs Baambrugge naar Abcoude ; en vliet voorts ter regterz^^de, zoo naar We- fop als naar Diemen ; terwyl ’t zich ter lin- kerzyde vereenigt met de Holendrecht en Bullewyk, die te Ouderkerk in den Amftel valt; waar door de Vecht dan ook gemeen, fchap heeft met den Amftel , en onder dien naam naar Amfteldam loopt. De Vechtftroom vliet tusfchen effene oevers , en heeft geen hooge dyken , maar flegts de gemeene wegen en fchouwkadens , die het water binnen den oever bepaalen. De Rivierbodem is vol waterplanten , en ov^eral digt met biezen begroeid : aan der- zelver boorden liggen ongemeene fraaije Lusthoven en Heerlyke Goederen, zoo van Amfterdamfche , als Utrechtfche Grooten ; die ieder om het meest in pracht en kost. baarheid uitmunten , en de Landen naast den Vechtftroom als toc een aardsch Para. dys maaken, VAN HOLLAND, 195: Op het nagaan van de Vecht, die op bo- vengemelde wyze gemeenfchap heeft met denAmftel, volgt naciiurlyk het befchou- wen van den Amftel zelven , die mede on- der de voornaamfte Hollandfche wateren ge- teld mag worden. De Amftel , oudtyds ook Jltmflel en Amftella geheeten, is, benevens den Dam des Amftels aan het Y gelegen , de oorzaak der benaaminge van het alombe- roemde Amfteldam, te regt Hollands voor- naarafte Stad genaamd : en gelyk Amfteldam , van deezen Amftelftroom den naam ont- leent, even zoo heeft ook die Stroom zynen naam aan de Landftreekdaar hy doorloopt, te weeten Amftelland, gegeeven ; op eene dergelyke wyze als de Rhyn aan Rhynland. De Amflel heeft zyn begin een weinig boven den Uithoorn , ter plaatfe daar dc Drecht en Kromme Mydrecht , of Miert , te famenvloeijen ; welke watertjes groot- lyks gevoed worden uit deeze en geene in- wateringen van den Rhyn; uit welken hoof- de ook de Amftel gezegd mag worden oor- fpronkelyk te zyn uit de afftroomende Rhyn- wateren. In het nedervlieten ontvangt de Amftel het Zydelmeer en de oude Waver, en loopt voorts naar Ouderkerk, alwaar de Holendrecht en Biillewyk in deezen Stroom valt. Vandaar vervolgt de Amftel zyn loop, met een breeden en frisfchen ftroom , langs de landen van Ouderkerk en het uitgemaa- len Diemermeer. Hier omtrent heeft de Amftel gemeenfchap met eene doorwate- ring , die zich aan de Diemerbrug in twee P 5 vaar. DE AMSTELi \ 196 NATUURLYKE HISTORIE DE vaarten, de eene naar Muiden en de ande- amstel. re naar Weesp , verdeelt : en wat laager verecnigt hy zich , door de Schulpbrug , niet de Ringfloot langs den Diemer Ring- dyk , die door *t Nieuwe Diep en de Ype- flooterfluis gemeenfchap met het Y heeft. Aan de overzyde belproeit de Amflel , door verfcheiden wateringen, de Aniftcllandfche landeryen , tot dat die wateringen zig we- der, aan den kant van den Overtoom en elders, naar het Haarlemmer-Meer begee- Ven. Voorts nadert de Araftelftroom met een ruimen en aangenaamen loop de ftad Amlteldam; die hy met eene menigte luis- terryke graften , met vorftelyke gebouwen vercierd, doorfpoelt; en, hoewel flaauw , nochtans niet zonder merkelyk nut, door zyne wateren verftischt. De Amtlel, de Stad doorftroomende , verliest zig, door middel van Sluizen, in ’t Y; het welk zoo veel invloed op deezen Stroom heeft , dat dezelve daar door, een merkelyk einde op- waards , zoo geen ebbe en vloed , ten min- fte niet zelden meikelyke verandering van hoogte onderhevig Z3^ Deeze twee gebuu- ren , de Amftel en het Y , verdienen zeker- lyk, wegens hunne luisterryke en gezegen- de Bewooners,en dePaleifen en Fabrieken daaraan gefticht, aller opmerking; ze doen den Vh-eenideling verwonderd ftaan, en den Vaderlander roemen op Stroomen , die voor geen Theems, Taag nog Tyber zwigten. ffET Y. Dus aan het T genaderd zynde, konnen wy niet wel nalaaten, nog wat byzoiiderer tc VAN HOLLAND. 197 te melden , welke oevers door hetzelve befpoeld worden: dewyl die Stroom inder- daad ook eene der voornaamfte in Holland is; waar door wel inzonderheid aan gantsch Noord- Holland eene ruime doorvaart en uitloozing , uit en in de Zuiderzee , ver- fchaft word. Het T is van een zoo hoogen ouderdom als de Zuiderzee , en zou gevoegzaam daar onder befchreeven worden ; edog, dewyl het Y veel eer de eigen fchap van een Stroom of Rivier heefteen de Zuiderzee als een zeeboezem en binnenlandsch Meer is aan te merken , komt het my wel zoo eigen voor 5 ’er hier ter plaatfe , onder het befchry- ven der Stroomen, gewag van te inaaken. Het begin van het Y word gemeenlyk gefield by het Pampus , eene droogte aan den mond der Zuiderzee ; fommigen Rellen het oorfpronkelyk aan de Beverw^^k , dog anderen , en ’t geen ik ook liever zou ge- looven 5 willen , dat het Y uit het Haarlem- mer-Meer, of het oude kimera ^ onder wel- ke benaamingook dit Meer behoort ^geboo- ren is. Hoe ’c zy , het Y ontvangt thans zyii meeste water uit de Zuiderzee; en word, op de hoogte van Durgerdam, aan Y-oord by ’t Pampus gewoonlyk eerst Y genaamd. Het flroomt van daar voorby het Diemer- meer, x^mRelJand , en Amfleldam; en be* fpoelt voorts het gedeelte van Kennemer- land aan die zyde gelegen , vlietende voor- by Polanen, of halfweg Haarlem , onver- hinderd tot aan Sparendam. Halfweg Haar- H E T T. 198 NATUURLYKE HISTORIE • lern word het door een enkelen dyk, zon- der voorland van belang , van het Haarlem- mer* Meer gefcheiden; in dien dyk zyn drie Sluifen gemaakt, om de gemeenfchap van ’t Haarlemmer-Meer met, en deszelfs uit- loozing in het Y te behouden : ook liggen ’er nog vier Sluifen in deezen dyk te Spa- rendam : zoo ten behoeve van de fcheep- vaart, als om het overtollig nederzakkend Rhynwater , by laag ty en voordeeligeri wind , door het Y zeewaarts te voeren.j Aan de tegenoverzyde van Amfteldain loopt het Y, langs Noord-Holland , voor- by Durgerdam , Schcllingwoude , Nieuwen- dam , Buikfloot , de Bannen van Oostzaa- nen , Westzaanen en Asfendelft , tot dat het voor de Bev^erwyk Ruit: alwaar het Y, door de aanwellende Bibber en het vuil , bykans in eene Moeras te niet loopt; kun- nende de fchcpen, die van of na de Bever- wyk moeten , naauwlyks door de flykban- ken tot aan die plaats naderen , en by laag ty in ’t geheel niet. Door Durgerdam , Nieuwendam , Buik- floot , Zaandam en elders , vereenigt het Y zig met verfcheiden Vaarten in Noord- Holland; en deeze hebben weder gemeen- fchap met anderen , die , (te veel in getal om ze allen byzonder op te noemen ,) door deeze gantfche Landftreek verfpreid zyn , en eene gemakkclyke doorv^aart naar de Noordhollandfche Steden , en de ropdsom liggende Dorpen, verleenen. De VAN HOLLAND. 199 De voornaamfte deezer doorvaarten is de Zaan , die haaren oorfprong verfchuldigd is aan de uitvvaterende Noordhollandfche Meeren, en haar overtollig water , teZaan- dam en Natuverna , door middel vanfluizen, in het Y loost. De Zaan , ook wel de Bin- nen-Zaan genaamd , (ter onderfcheidinge van de Buiten- of Voor-Zaan, een inham, in welken het Y voor de fluizen van Zaan- dam fluit 5) is een zeer aangenaame breede Stroom, vlietende voorby eene reeks aan- eengefchakelde Dorpen en Buurten , die al- len, ter lengte van ruim twee uuren, w-e- derzyds aan of kort aan de oevers van de Zaan liggen ; ook zyn derzelver boorden met een groot aantal van Windmolens, tot al- lerleie fabrieken dienende, bebouwd: het welk de Zaan tot een niet minder aanmerke- lyken Stroom maakt , dan eenigen anderen in Zuid-Holland. De aaneengefchakelde Dor- pen, daar de Zaan langs of tusfchen door loopt, zyn Oost- enWest-Zaandam, de Koog, Zaandyk, Wormerveer en Oost- én West- Knollendam. Ter laatstgenoemde plaatfe heeft de Zaan gemeenfchap met eene gegraa- vene vaart, die langs Krommenie loopt, en te Nauwerna in het Y uitvvatert, van waar ze ook de Naüwernafche Vaart heet. Voor ’t overige heeft ze gemeenfchap met verfcheiden vaarten, en doorwaterin- gen , inzonderheid naar de fleden Alkmaar en Hoorn , en verder door genoegzaam ge- heel Noord-Holland. Met deeze , het zy gegraavene Vaarten, Ringflooten, of min- DE ZAAN. 1 200 NATUURLYKE HISTORIE DE dere doorwateringen , die zig in deeze 2 AAN. ftreek bevinden, zullen wy ons verder niet ophouden : te minder , nadien de meeste dier wateren flegts benoemd worden , naar de Landen, welken ze doorloopen, en de voornaamfte daar en boven uit Ringwate- ringen , rondsom de uitgemaalen landen , bellaan ; als die der Beemfter, Schermer en Purmer , van den Heerhuigenwaard , de Wormer, en veele anderen. Alle deezen en dergelyken hebben, tot myn oogmerk, geene andere aantekening nodig, dan die ik , by het optellen en befchryven dier Landen , alrede gegeeven heb. Het zal der- halven genoeg zyn, dat ik, ten flot hier van , deswegens nog aanmerke , dat alle de wateringen , die om en door de gemelde drooggemaakte diftriften loopen , ongemeen regelmaatig gegraaven zyn ; zoo dat ze in netheid van oevers , en geregeldheid van aanleg , voor die van Zuid-Holland geen- zins wyken. Het Duinvai, en ’t water in de drooggemaakte Meeren , als vergaderd Regenwater zynde, is zoet; maar ’t ove- rige water word, wanneer men aan den Ykant, en Zuiderzee nadert, met het zou- te Y- en Zeewater vermengd, en gevolg- lyk brak en zout. Wat voor ’t overige de in- en uitwate- ringen betreft, welke gemeenfehap hebben xnet de Zuiderzee , en zig om en aan de voornaamfte Steden en Dorpen , die aan dien Zeeboezem liggen , bevinden ; deezen zul- len wy min of meer in ’t voorbygaan mei- VAN HOLLAND. 201 den, by ’t befchryven van de Zuiderzee, en de Meeren van Noord-Holland , die ons in ’t volgende Hoofdftuk liaan te be- fchoLiwen. . De Rivieren en voornaamfte Stroomen , die Holland doorwateren, dus befchouwd hebbende, zal ik ’er, by manier van aan- hangzel, nog eene korte melding byvoe- gen van de Rivier de Eem. Deeze Rivier, fchoon tot de Provincie van Utrecht be- hoorende, en dus eigenlyk buiten ons be- llek zynde, is egter zoo na aan onze Pro- vincie, dat ze ter deezer gelegenheid eeni- ge opmerking vereifche; te meer, daar ze zig zoo kort aan onze grenzen in de Zui' derzee ontlast. De Eem is de eenige merkwaardige Ri- vier, die in Hollands nabuurfchap, uit na- tuurlyke Bronwellen , ontfpringt. Dezelve word veroorzaakt door het water der Bee- ken, dat uit de Veluwer- en Amersfoorder Gebergten vliet, en tot eene Rivier aan- groeit. Men vind naamlyk in die llreek verfcheiden Beeken en wateren, als daar zyn de Hoeflaker-Beek,de Barneveldfche-, Schuder- en Flier-Beek, de Middelaar- en Zand-Beek , de Modder- , Moefer- en Afchat- ter-Beek , de Lunterfche-Beek , enz. alle welke Beeken zig boven Amersfoort ver- eenigen , en de Eem formeeren. Dog de eerde en voornaamde oorfprong deezer Riviere is te dellen in de Veluwe, tot de Provincie van Gelderland behoorende, in- zonderheid by Someren , Hasfelaar en Sant- D K, ZAAN, D E EEM. B E ££ M. DE R I- YIEREN I N ’t ALGE- MEEN. 202 NATUÜRLYKE HISTORIE brink. Het water, van daar afvlietende, neemt, door b3^komende beekjes, gefta- dig toe , vereenigt zig , een weinig bo- ven Amersfoort, met dat van andere fa- menloopende beeken , en ftroomt als eene afloopende Rivier , onder den naam van Eem, door die Stad. Vervolgens richt zy haaren loop langs en tusfchen het Hooge- land en Ysfelt, en ftroomt langs Melmer naar de Overflaagfche Sluis; hier op valt de Eem in eene Landftreek, welke, naar die Rivier, het Eemland genaamd word', en vliet voorts nederwaarts langs Baren, Eembrug, den Bloklandfchen Polder, Bik- kers Polder en Frans Jacobs Polder ; tot dat hy de buitendykfche Landen aandoet, en zig ten laatfte met kragt in de Zuider- zee ontlast. Uit deeze tot dus ver voorgeftelde na- fpooring, van den loop en ftrekking der Hollandfche Rivieren en voornaamfteStroo- men onzer Provincie , kan men vry duide- lyk opmaaken, dat alle de ftroomende wa- ters van Holland, (uitgezonderd de laatst- genoemde Eem, die ook niet tot Holland, maar onder Utrecht behoort ,) hunnen oor- fprong uit de twee Hoofd -Rivieren , den Rhyn en de Maas hebben ; en dat genoeg- zaam alle invloeijing der Wateren, Slooten, Vaarten en Weteringen, voornaamljdc hier door gefchied. De Zeegaten , waar in die Rivieren zig verliezen , brengen daar en boven aan dien kant ook het hunne toe, om het land te befproeijen; maar wat voor ’t ove- VAN HOLLAND. 203 ’t overige het regenwater betreft, de ge- de rt- duurige regens in Holland zyn niet dan ge- vieren ringe oorzaaken eeniger moerasfen en bee- ken in de laage polders deezer Provincie; Mt£N. ten minfte op verre na niet toereikende, om dezelve van genoegzaam water te voor- zien. Men heeft hier, met opzigt tot dit ons onderwerp , tevens nog aan te mer- ken , dat de omwentelingen der Eeuwen, en het verloop derStroomen, niet weinig verandering in de uitloopen dier Hoofd- Rivieren in Zee veroorzaakt hebben. Dit is boven al aanmerkelijk ten aanzien van den Rhyn : want daar men te vooren de uitloopen van den Rhyn tot drie monden bepaalde, kan men nu dezelven niet dan tot twee brengen. Men ftelde naamlyk oudtyds, gelyk bo- ven reeds gezegd is, drie uitloopen deezer Hoofdriviere ; in den westlyken mond He- Inm^ den oostlyken mond Flevum^ en den Middelmond of Kil , die den naam des Rhyns behield. Zoo tog omfchryft pli- plin, Niüs het groote Eiland der Batavieren en derzelver Nabuuren. In Rbeno ipfo^ prope cerJurn M. p. in Longitudinem ^ 7iob lisfima Ba- tavorum infula , c? Cannenufatum , 6? nlice Fri~ fi'jrum , Cauchorum , Frifiabonum , Sturmum , Marfatiorum , qiice Jlernuntur mter Helium ac Flevurn, Ita appellantur ostia^ in qua effufus Rhenus^ ab Septentrione in lacus^ ah Occidente in amnem Mofam fe fpargit : medio inter bac ore , modiciim nomini jlio custodiens alveimu dat 204 NATUURLYKE HISTORIE 1 D E R r- VIEREN I N 't ALGE- MEEN. Zie ALTING. dat is: In den Rhyn zelven, omtrent ter lengte van honderd duizend fchreeden , ligt het zeer vermaarde Eiland der Batavieren , en ïienncittct^; en andere [Eilanden] van de Friefen^ Caiichen^ Frijiahonen jöOtlCt^/ ’t welk zooveel zegt als Waterlan- ders 5 Sturihi / Slaverers) Mar- jaten / of Mttt^attn / als een volk aan Zee woonagtig;) welke zig uitbreiden tusfchende hielk enhet vlie. Dus worden de Monden genaamd, door welken de uitgeRorte rhyn zig ten Noor- den in een Meer, en ten Westen in de Rivier de maaze uitbreid; terwyl hy in den Mond , die midden tusfchen de voor- noemde twee gelegen is, eene maatige kil- le heeft, die deszelfs naam behoud. Door den uitloop Helium^ word de uit- loop des Rhyns door de Waal in de Maaze en vervolgens by Hellevoet en den Briel in Zee verRaan ; welke plaatzen den naam van Helium nog bewaaren, by voorbeeld . Hellevoet , aan den voet , of het uiterRe van Ikliiim gelegen ; of zoo fommigen wil- len , van Hel oï Hol^ ’t welk diepte bete- kent , Hellevoet ; als mede Breehtl , Bree- hiel^ by verkorting Brieh De andere uit- loop in het Meer Fleviim^ het Vlie, dog nu , door toeneeming en doorbraak van wa- ter, tot de gantfche Zuiderzee aangegroeid, is ook nog in weezen ; en door het toe- neemen van het Haarlemmer-Meer van tyd tjtot VAN HOLLAND. 205 tot tyd , ontzachelyker geworden : het Flie , hy Vlieland^ bewaart tot op deezen dag den naam van dien mond. De middelRe uitwa- tering , die nog heden den naam van Rhyn behoud 5 is aan haar uiteinde by Katwyk gantsch verRopt en onzigtbaar , gelyk ik hier boven breedvoerig heb beweezen. Uit hoofde van dit alles , bepaal ik der- halven, alle de uitloopen der Rivieren in Holland, tot deeze twee voornoemde; te weeten , de een door de Maas , en de an- der door de Zuiderzee, in de uitgefbrekte Noordzee, en vervolgens in den algemee- nen Oceaan , de groote vergaderplaats van alle de Rivieren en Wateren des Aardbo- dems. Den loop der Rivieren hier mede afge- handeld zyndc, zoo zal het niet ongevoe- gelyk wezen , de Stranden , tusfehen dee- ze twee uitloopende Rivieren gelegen, nog korrlyk te belchouwen ; nadien de gant- fche Kust van Holland, aan de Noordzee, tusfehen deeze twee uitloopen gelegen is: waar op wy dit HoofdRuk zuilen beiluiten met eenige aanmerkingen over de Ebbe en Vloed der Noordzee aan deeze Kusten. Wat dan in de eerRe plaatze de Gronden en Stranden van Holland , langs de Noord- zee, ook wel de Duitfche Zee genaamd, betreft; dezelven zyn alle vlak, met enkel zeezand bedekt , en geenzints , zoo als veele andere Stranden bevonden worden, met Rotzen of Sceenbanken bezet. De Ban- ken, die voor de Stranden liggen, zyn, of Q 2 van D E RI- VIER E N I N ’T ALGE- MEEN. D E STRAN- D£N. t> E STK AN- D £ N. 206 NATUURLYKE HISTORIE van vasten darygrond , of van klai , met zand overdekt. Zodanige Banken zyn ’er veel op onze kust , die de Hollandfche Stranden, voor de des onkundigen, of on- genaakbaar, of ten minfle zeer gevaarlyk maaken. De Visfchers van dit Land hebben daarom alle platboomde vaartuigen , die zy, met eene byzondere handigheid, en ver- eende kragt , over de banken kunnen ftuu- ren ; en pinkjes , die ze , zelfs daar water ontbreekt, rug aan rug ’er over heen Ru- wen. Aan de landzyde zyn de Duinen de Voormuuren , waar op de zeevloeden af- ftuicen. Deeze Duinen beftaan allen uit op- een gewaaid en geweld zand; ze liggen op de eene plaats zeer hoog, en op de andere weder laager. De hoogde vind men aan den kant v^an ’s Gravenzand , en voorby Zandvoort , als mede te Petten en Egmond ; die voor Schevelinge, Katwyk en INoort- wyk zyn in ’t algemeen zoo hoog niet 3 maar wel zoo digt met duinplanten en hees- ters bezet: dog die men aan den Hoek van Holland en naby de Helder heeft, moeten met groote zorg en kosten, door middel van helmplanten,byeen gehouden, of voor ’t iiitkolken en verftuiven bewaard wor- den. Voor deezen regel van Duinen ligt het vlakke Strand, het welk hier breeder en gints fmaller is, naar maate de Duinen landwaards in liggen , of de Zee zig daar van verwyderd. De vlakke flranden rekent men wel inzonderheid van voor de Zee- dyken der Zype , en van Calantsoog ; van VAN HOLLAND. 207 van waar de Stranden allengs breeder wor- den; fchoon ’cr hier en daar, door het zee- water, in wellingen z^^n. Vervolgens het Strand veelal van eene gelyke gedaan- te, en loopt van Petten , langs Egmond aan Zee , Wyk aan Zee , Zandvoort , Noord- wyk aan Zee, Katwyk aan Zee, Berkhey, Schevelingen , ’s Gravenzand , Ter Heide en zoo voorts , tot aan den Hoek van Hol- land, daar de uitloop der Maaze is; en het Strand van Holland, binnen de iiitloopen van de Maaze en Zuiderzee, eindigt. Alle deeze Stranden en Duinen zyn den flag van de openbaare Zee onderhevig; en op veele plaatzen neemen ze, by ftormweêr en ’t verloopen der banken , toe of af: zelfs gebeurt het wel hy hooge Vloeden , dat ’er geheele Duinen in de Zee verzwol- gen worden; waar van ik boven reeds ge- wag gemaakt heb; meldende, hoe veel de Scheve] ingcr- en Katwyker Duinen daar by verlooren hebben. Ook is het aanmerke- Jyk dat men , op een verren afftand van de Zee, in Holland, Duinen vind; gelyk by Lisfe, Hillegom, het Huis ten Deil, enz. dat men naastdenkelyk aan ’t overftuiven heeft toe te fchryven. Voor het overige heeft men hier, ten aanzien van de Hol- landfche Stranden, nog in agt te neemen, dat de onderite bodem, fchoon het Strand overal met zeezand bedekt zy, al vry vast land is , en doorgaans uit klai en vasten dary beftaat, die aan verfchillende laagen en op onderfcheidene diepte ligt. Men vind Q 3 DE STP ftN den. 208 NATUURLYKE HISTORIE DE ze op de diepte van vyf voeten zeker, en STRAN- ook wel ter diepte van twee, drie k vier voeten, inzonderheid als het zeer laag water is. Men word dan gemeenlyk gantfche klompen dary tusfchen de banken gewaar ; welke dary niets anders is dan veengrond en klai, met het zout van het zeewater encenige bitumineiife lloffender- jnaate vermengd , dat het den aart van de Bitiimina of Steenkoolen verkrygt , het welk ik op zyne plaats nader* zal aantoo- nen ; ter bevestiginge van ’t geen deswe- gens alreede , door den Graaf m a r s i g ly , in zyne Natuurkundige Historie van de Zee , bevveezen , en ook ten deele door my, in eene Verhandeling aan de Holland- fche Maatfchappy , betoogd is. Het zyn deeze gronden , die den bodem der Noord- zee voor Hollands Kusten uitraaaken; en door de af- en aanfpoeling van de Zee, by dagelykfche Ebbe en V^loed , en de Spring- vloeden , meer of min met Zandbanken bedekt worden. EBBE Dit leid ons als met de hand, om nog kortlyk op het Watergety aan ’s Hollands YLOED. blyven; waar van wy beloofd hebben, ten (lot iets te zullen melden. De Stranden van Holland naamlyk , die met t]\e andere Stranden van de Noordzee ge- meen hebben , de af- en aanfpoeling van Zand en Zandbanken, deelen ook in den algemeenen invloed der Ebbe en Vloed van den Oceaan in de Noordzee. En gelyk de uitwerkzelen der wisfelbeurtige veran- de- VA N FI O L L A N D. 209 deringen en omwentelingen der Maane , en haaren invloed op onzen Aardbol , by al- le de volkeren worden waargenomen, zoo worden dezelven ook hier , in opzigt der getyden , ondervonden : hoewel met eenig ondeiTcheid, uit hoofde der afgelegenheid van den Oceaan , en de gclleldheid van het Kanaal : want de ondervinding bevestigt, dat het water met den vloed , langs de Hol- landfche Kusten , op verre na zoo hoog niet opzwelt als in het Kanaal. Men on- dervind ten deezen aanzien op de Kus ten van Holland, zoo wei als elders, dat de Maan, in den tyd van vierentwintig iiiiren en vyftig minuten of daar omtrent, den tyd die ’cr verloopt tusfehen het ver- trekken en wederkeeren der Maane, van en tot denzclfden Meridiaan , op ééne en dezelfde plaaczen des Aardkloots, tweemaal Ebb en tweemaal Vloed veroorzaakt; zyn- dc dus omtrent vierenvyftig minuten meer dan de tyd van drieëntwintig iiuren zesen- vyftig minuien en vier feconden ; geduii- rende welken tyd dc Aardbol gefield word om haaren as te wentelen , en welken meer- der tyd hy noodig heeft , om met de Maan in denzelfden fland te komen. Wanneer de Zee op onze Kusten begint aan te vloei- jen en zich opzet , houd dit gémeenlyk zes uiiren agter een aan ; hier op volgt als dan een ongevoelige ftilftand, of balanceering van twaalf minuten , geduurende welke de Zee noch vloeit noch ebt : na dien tyd neemt de Ebbe een aanvang , en de Zee Q 4 wykt £ SBS I a VLO £ B. 7Je H A R T- Z O E- K E R , Natuurh bladz, 14S. Zie Den- zelfden* bladz. 143- ^lö NATUURLYKE HISTORIE El? BE wykt insgelyks zes uiiren agter een van de f N Stranden af ; waar op het weder Ril water is , VLOED, gej-j^mpende den tyd van twaalf minuten; en de Zee verder naar betirtlingfen Vloed en Ebbe , om de zes uuren , ab en aan- Huwt. Dus is hier in ruim vierentwintig uuren tweemaal Ebbe en tweemaal Vloed : by het aankomen van den Vloed zyn de Stranden week en als wellende ; zoo dat men niet, dan zeer hoog aan het Duin, langs bet Strand konne ryden : en dit noemt ons ftrandvolk flegt Strand, daar bet in te- gendeel goed Strand word , wanneer de Ebbe afloopt, en het zand zig vaster op een pakt. Voorts is de Noordzee, voor Hol- lands Kusten , buiten de dagelykfche Ebbe en Vloed, aan de Spring- of Hooge- en Laage-' gecyden onderhevig, welke by Nieuwe- en Volle Maan invallen ; als wanneer het wa- ter door den Vloed veel hooger op de Kust gebragt, of door de Ebbe ’er veel verder van verwyderd word, dan by gewoone Eb- be en Vloed gefchied. Daar en boven heeft de ondervinding ook geleerd , dat de Zee nog veel hooger wast, en zig fterker op- zet, by de Nieuwe- en Volle Maanen, die ten tyde der Nachteveningen voorvallen ; het welk de .Holiandfche Zeelieden Dubbel- Spring noemen. Dit DubbelSpring kan , vooral by mistig weder, al vry wat gevaar, wegens het bepaalen der vademen en diep- ten, voor de Schippers en Lootzen ver- oorzaaken: te meer, om dat de Strekkin- gen der Stroomen over de ondiepten als dan VAN HOLLAND. 2II dan moeijelyker zyn te onderkennen. De Ebbe en Vloed , en de Getyden der Zee hebben daar benevens min of meer eene dergelykc uitwerking op de Monden der Rivieren , de Zeeboezemen , Mecren , en Wateren van Holland; zelfs zoo da: men, al vry diep in het Land , en voor verlchei- den Steden en Dorpen, de Ebbe en Vloed min of meer gewaar worde; dog met eene Reeds afneemende kragt , naar maate dat men zig van de Zee verwyder^, en dieper Landwaarts in bevinde. De naarRigheid der Hollanderen, aangefpoord door het nut der Zee vaar d , heeft deeze uitwerkingen van Ebbe en Vloed, op de voornaamlle plaat- zen deezer Kusten, in naauwkeurige dag- lysten gebragt; en de geringRe Schippers- gast kan de uitrekeningen van Uur en Stond der Ebbe en Vloed op die plaatzen gereJe- lyk in alle Almanacben vinden. Voor an- deren , die ’er zig nader in oeltenen, heb- ben eene reeks van oplettende waarneemin- gen , federt lange Jaaren , volgens Hooge ordre, op het Huis Zwanenburg te halLveg Haarlem gedaan , gelegenheid verlchaft , om op het verloopen der Getyden in Hol- land naauwkeurig te letten, en daar uit ze- kere bepaalingen te maaken; dat voor ons Vaderland , welks welzyn grootlyks van den Koophandel en Zeevaard afhangt , ten uiterRe nuttig is. Q 5 VYF- S 35 B E E N V L ü L D. 212 NATUURLYKE HISTORIE TT.TT.Ol~ 7BMEN , MEEREN. £ N I. VYFDE HOOFDSTUK. Handelende over de Zceboezemen , Meeren ^ Poelen 5 Moerasfen , Bronvcellen en Fontei- ncn van Holland. Eene beknopte befchryving der voor- naamfte LancUlreeken gegeeven , en de aanmerkelyklbe Rivieren en Stroomen gemeld hebbende, zoo blyfc ’er, wegens de Landsgefteldheid , niets overig, dan deZee- boezemen , Meeren enz. , die zig in Hol- land bevinden , nog kortlyk op te noemen. ’Er zyn in Zuid- en INoord-Holland ver- fcheiden Zceboezemen , Moeren en Moe- rasfen ; en een merkelyk aantal van dezel- ven vloeit dcrhalven met de groote Rivieren en Stroomen in een , dat ze ibmwylen niet wel onderfcheiden kunnen worden , dan door de kennisfe der oude landen, waar op die Meeren zyn aangegroeid. Derzelver aanwas word heden nog veel veroorzaakt, zoo door de uitvcening van Turf , waar door de gronden worden uitgebaggerd , en het water in die ledige plaats indringt; als door het overRróomen en inbreeken van het bovenwater in de laagere landen en polders: welkeen en ander , famengenoo- men zynde, gantsch Holland tot een wa- terig Land maakt. Dog wy zullen, dit daar katende, ons beftek vervolgen. De HOLLAND. 213 De eerfle en voornaamfte Zeeboezem , d ü Binnenlandfche Zee of Meer, welke hier zuiDEa- ^anmerking vereischt ,is de Zuid:rz€8, Der- zelver uitgebreidheid is zoo groot, dat een aanmerkelyk gedeelte der oevers van Hol- land, Gelderland, Over3'sfel en Friesland, ’er door belpoeld worde ; en de Eilanden benoorden het Marsdiep, a!s Texel, Vlie- land, ter Schelling en Ameland, eene be- paal ing maaken , tiisfchen decze ontzache- Ivke binnenlandfche Zee, en de Noordzee, Men begroot de uitgebreidheid der Zuider- zee, van het Zuiden na het Noorden, op b^ma één en twintig inylcn ; gerekend van Harder w\'k tot Texel : de grootfte breed- te, van ’t Pampus tot aan Vo’lcnhoven in Over^’sfel , word op rif m v\'ftien uiiren bepaald; en de nacauwlte engte is van v\’f en een half h zes uuren ; gei\'k die gefteld word te z\’n van Stavoren tot Enkbuizen. Onder deezen uitgebreiden -Zeeboezem zyn egcer verfcheiden andere uit Zee ko- mende, en zig hier mede vereenigende wa- teren, begreepen ; als de Texelitroom, de Vlieftroom , en zo voorts : dog vermits dcc- zen , door den aanwas der Zuiderzee, met derzelver doorbraak bx* Stavoren , al oud- t3’ds volkomen m^et de Zuiderzee vereenigd zyn geworden, zoo hebben z\" niets meer behouden dan den naam , en die zelfs is ook voor het grootfte gedeelte verlooren. By de Ouden was de Zuiderzee niet anders bekend , dan onder den naam van den Koorder Rhyn of het Flie, by de Latynen 2T4 NATUURLYKE HISTORIE ü B Flevo lam. Dus onderfchciddc p l t n t us , lüiDER- gtdyk reeds gemeld is, de twee uitgangen des Rh3^ns, in Htliiim ac Fievwir^ ita appeU pi iN. lantiir ostia , in qu(S effiijm Rhcmis , ab fep- lib laciis j ab occidente , in amnem Wio- JF.Cap.fa^nfe fpargit: waar uit biykt, dat Fkvus^ 15* het Vlie, de Noordelyke uitwatering des Rhyns, toen al een Meer was. Dit Meeris in ’t verv^olg, of misfehen ook toen al, by de inwoonders Zuthera Zea , of Zuiderzee genaamd geworden. Het was dies tyd een Meer, gelyk nu het Haarlemmer-Meer is; en liep v^oorts, door een eigen ^Stroom , (Fkvus fluvius) den Vlieftroom, naar Zee; van welken Rroom de naam, in het oude Flie, zoo als ik boven gezegd heb, nog op de Zuiderzee behouden word; te weeten in het Ooster gedeelte, ’t welk tusfehen de Monden van de Zuiderzee en derzel ver land- oevers , of grenzen ligt. intusfehen werd de Zuiderzee, na dat betonde Vlieland wel vyfhonderd jaaren laater voor ’t grootfte gedeelte verdronken was , genoegzaam met de groote Zee vereenigd ; en ze bleef toen , gelyk nog heden , voornaamlyk door de eilanden Texel , het overfchot van Vlie- land , enz. van de Noordzee gefcheiden. Hier by heeft men egter ook de Zandban- ken, welken aan dien kant liggen, als af* fcheidingen tusfehen de Zuiderzee en de Noordzee , aan te merken; waar van de voornaamRe zyn , benevens het eiland Wieringen met het Voorland, het Vogel- zand, het Breezand, de Waard, het Lan- ge* VAN HOLLAND. 215 gezand, de Grind, de Abt, en eenige an- dere. Tuslcben deeze Zandbanken , Droog- tens en Killen, bewaard men hier nog de gedagtenis van den ouden uitloop des Rhyns , door Flevum , onder den naam van Vlie- Rroom,die tuslcben Vlieland en Ter Schel- ling in Zee valt. De overige Zeegaten en uitloozingen der Zuiderzee worden thans met andere benaa- mingen van laater tyd benoemd ; naar de gelegenheid der Zandplaaten , of der naast- gelegene plaatzen , of ook wel, uit andere oorzaaken der Scheepvaart. De voornaam- flc deezer Zeegaten , waar door de Zuider- zee, op de Hollandfche kust, gemcenfchap heeft met dé Noordzee, zyn het nieuwe Spanjaardsgat , het Landsdiep , het Mars- diep, tusfchende Helder en Texel, en het Eierlandfche gat , dat tusfchen het Eier- land en Vlieland door loopt. De twee eerstgenoemden verliezen zig , van Zee inkomende , beide in het Marsdiep : al- waar de voornaamlle en eerfte Reede is , die, door de Duinen van de Helder, voor de Zuidwesten winden gedekt ligt. Het Eier- landfche gat is hedendaags veelal buiten ge- bruik voor groote Schepen ; van wegens de naauwte, die dagelyks , door het ver- zanden, toeneemt. Verder is ’er, even ag- ter de Helder, het Nieuwe diep, dat ee- ne veilige fchuilplaats is voor de Lootzen cn Vislehersfchuiten ; hieraan volgt, aan deeze zyde, de Zuidwal, de Balg, en de Westwal, alwaar de gronden vervolgens in ver- D E ZUIÜE&» ZEE. 216 NATÜÜRLYKE HISTORIE D E 'ZU ID£R- Z I E. V verfcheiden kreeken cn fleiiven naaavvcr en ondieper worden. Voorcs heefc men, aan den Texelfchen kant, in ’c inzeilen, de drooge Gors, de. Duicjespiaat en de Laan, en komt , langs de Oosczyde van dat Li- Jand,op de Moscovdfche- en Koopvaarders Reede; die ons leid naar het grootc vaar- water, het welk langs den Waard, door den Vlieter, het Wieringer vlaak inloopt. Bui- ten de hier gemelde Zeegaten en uitwa- teringen der Zuiderzee zyn ’er ook nog anderen; als daar zyn het Schulpegat, het Boonisgat , Scortemelk , de Slenk , het Wester- en Ooster-boomsgat , enz. Dog deeze allen zyn van minder belang, en min of meer verzand , waarom wy ’c niet nodig achten hier op Baan re blyven; en liever, het gezegde raakende de bovengenoemde en voornaamlie uitwateringen en Zeernonden genoeg oordeelende , overgaan om den loop der Zuiderzee, langs den vasten wal, te befchouwen. Men heeft dan, volgens het opgemelde, aan het Landsdiep, ’t welk voorby de Hel- der ftroomt , en zig met het Marsdiep veree- nigd, het begin van den Zuiderzeemend , aan den Zuidwester wal van Noord- Hol- land , te rekenen. Dit water krygt vervol- gens den naam van het Nieuwe Diep, en loopt, aan den kant van Texel, langs de Moskovifche- en «Koopvaarders Reede ; al- waar thans de meeste groote Schepen an- ' keren ; nadien ze daar ter plaatze op goe- den cn vasten ankergrond , en voor den zwaar- VAN HOLLAND, 217 * zwaarlten aanOag der Zee bevryd liggen. Van hcc Nieuwe Diep af, landwaards in, beginnen de Zandgronden; tusfchen welke door de Vlieftrooin , aan den Friefchen kant , en de Texel ftroom , aan den Hol- landfchen kant, hunnen loop hebben. De laacftgenoemde , de Hollandfche kust be- fpoelende, loopt, beoosten het eiland Wie- ringen, langs het Zuider Wieringer Meer, of deszelfs Zandbank , voorby de Zuider ton en den Dryllal : laatende het Monnik- 'kezand regts , en het Creupelzand lings liggen. Daar tegen over, op den uithoek, voor het Meer bezuiden Wieringen , is de ftad Medenblik gelegen ; van daar ontmoet men, langs den Zeedyk , een inham, in welken , door Heer Fliiigen Cogge , de kromme Leekvliet. Van Heer Huigen Cog- ge af formeert het land weder een zeer grooten uithoek , die geheel agterom de ibad Enkhuizen heen loopt. Deeze Stad ligt vlak aan de Zuiderzee , in een driehoek met ürk en Stavoren. Voor dezelve werd men eene aanmerkelyke Zandbank gewaar, het Enkhuizer Zand genaamd; en tusfchen de Zee en de Stad liggen nog drie andere bekende Zandplaaten , die het Noorder- en Zuider gat voor Enkhuizen maaken. Voor het genoemde Enkhuizer Zand, oostwaards aan, is het Val van Urk, als mede de ei- landjes ürk en Schokland zelven. Voorts heeft de Zuiderzee hier , in en door de Enkhuizer Sluizen , gemeenfchap met de Ou- 1 D H 2U1DER 2.E£. \ 218 NATUURLYKE HISTORIE Oude Gouw, de Tocht, de Wyzent, en ’ andere wateren en vaarten aan dien kant. V'an Enkhiiizen af loopt de oever der Zui- derzee zoo iterk en zelfs Rerker binnen- waards , als dezelve van Medenblik tot Enk- hiiizen buitenwaards is uitgeftrekt ; tot dat het water voor de ftad Hoorn als in eene kom te famenloopc; welke Kom eene ge- fchikte Reede voor die Stad maakt, en den naam draagt van het Hoorniker Hop. Voorrs loopt de Zuiderzee weder eenigzins buitenwaarts naar Edam; en dan verder af- zakkende , llróomt ze , langs den vasten wal , tot aan Monnikendam , voor welke Stad ze een breeden boezem vormt. Tus- fchen Monnikendam en ’t eilandje Marken, (dat ze omfpoelt,) onder den naam van de Goudzee voortloopende , maakt ze weder een uithoek , en wend zig voorts Zuidwest- waarts; waar op ze langs de Bannen van ZuiderwoLide en Ransdorp haaren loop ver- volgt tot over het Pampus, of aan Y-oord, daar ze haaren naam in het Y verliest. Deeze geheele ftreek van Noord-Holland , langs de Zuiderzee , is vervuld met een aantal van vaarten en doorwateringen ; ook vind men ’er eenige Meertjes , waar van het voornaamlle is , het Monniker-Meer met deszelfs Noord-Meer , agter de ftad Monnikendam. Deeze wateren hebben , door middel van Sluizen, zoo in de gemel- de Steden, als hier en daar in den Zeedyk, gemeenfchap met de Zuiderzee; waar van men zig, zulks nodig zynde, kan bedienen, ^ VAN HOLLAND. 219 het zy oni water in te laaten, of het land van overtollig water te ontlasten. De llrekkin:? der Zuiderzee, van haaren mond, of van den Viie- en Texelltroom , af, tot op het verliezen van haaren naam, by Y oord , (waar by wy voorheen de be- fchouwing van het Y begonden ,) nagegaan hebbende; zuilen we hier de breede Zand- plaat van Pampus overfleeken , om den loop der Zuiderzee, aan de andere zyde^ van Muiden af, langs de Gelderfche en Friefche Kusten , nog te vervolgen. Van Muiden af, tot voorby Naarden, langs de Hollandfche kust , en verder tot voorby de uitloozing der Riviere de Eem , langs den Utrechtfchen bodem , ftrekt de oever der Zuiderzee zig Zuid-Oostwaarts ; dog Gelderland naderende , trekt ze allengs Noord Oostwaarts op; ftroomende voorby Harder wyk. Gedadig nog hooger Noord- waarts loopende , heeft ze verfcheiden in- wateringen; als by Hulshorst, Kniphuizen, Bisfel, Schoutenbroek, Doornfpyk, Aper- lo, Elburg, enz. Deezen loop vervolgen- de, befpoclc ze de kust van Overysfel , langs welke ze verfcheiden dieptens heeft, en wel byzonderhet Kamper diep, met hec Kamper zand, en het Zwolfche diep met het zwarte Water. Ter eerstgcmelde plaat* fe heeft ze gemeenfehap met den Gelder- fchen Ysfel, en op de laatde ontvangt ze de Ovcrysfclfchc Vecht. Tusfehen Kampen en ’t eiland Schokland , dat ze omfpoelt, doorgeloopen , en ’t Zwolfche diep voorby R ge- Öfi 2Ü1DER* X Ë D B iUIDER.- Z E £. 220 NATUURLYKE HISTORIE geftroomd z^^nde, nadere zc tot Vollenho- ve en Blokzyl. Op deeze hoogte wend ze zig Noord- Westwaarts , en loopt voorby Baarle, Blankenham en de Kiiinder ; alwaar ze Frieslands Stranden begint te befpoe- len. Langs deezen loopt ze voorby de Lem- mer, nagenoeg Westwaarts, naar Stavo- ren ; en maakt dus , door haare mindere vvydte, van Stavoren op Enkhuizen, dee- ze gantfche uitgebreidheid der Zee, eeni- germaate tot de gedaante van eene ronde kom. Van Stavoren af trekt ze weder Noordw^aarts op , en ftroomt voort langs Molquern , Hindeloopen , Workum , enz. tot aan Harlingen : alwaar de voornaamfte Haven is, voor de grootc Schepen, die in Friesland t’lmis behooren , of aldaar ont- laaden moeten woorden. V^an Harlingen af loopt de Zuiderzee eindelyk, tusfehen Ter Schelling , Ameland, enz. en de Friefche kust , Noord-üostvvaarts , langs het gant- fche Oostergedeelte van Friesland. Zc vormt hier in deeze ftreek, en verder op, verfcheiden Zanden en Stranden, en ver- eenigt zig met de Noordzee , terwyl ze tus- fchen etlyke kleene Eilandjes doorftroomt; welken allen op te noemen en naauwkeu- rig na te gaan , te veel omOag zou verei- fchen , en ook buiten myn bedek loopen. Flier mede derhalven m3me bcfchouwing van den loop der Zuiderzee, dien ik meen genoegzaam gevolgd te hebben , voor zoo verre Holland betreft, befluitende; ga ik over tot het befchryven der andere Hol- land- VAN HOLLAND. Z2i landfche Meeren , en wel eerst van het Haarlemmer-Meer. Het Haarlemmer- Meer is een groot uit- gebreid binncnlandsch Water ; het welk eertyds een groot Moeras was , en nader- hand door het aanwasfend Rhynwater een Meer geworden is. Het lag oudtyds , even als alle dc overige Meeren, gelyk met de Zuiderzee ; van waar het ook voorkomt on- der de algemeene benaaming van Almera of Almeer ^ die zig over de Zuiderzee en de daar mede vereenigde Meeren uitbreidde : het loosde zig toen , gelyk ook nu nog, zoo door het Meer als het Spaarne , in het Y ; en voorts door Fievum^ of het Flie^ in Zee. Dit Meer is vervolgens , door het verhoppen des Rhyns by Katwyk, meer- der water verzwelgende , hoe langer hoe grooter en gediigter geworden; inzonder- heid, na dat dc Haarlemmer-, de Oude , de Leidfche , Kager-, Vennepcr- en Spie- ringer Meeren tot één water geworden zyn. Voorheenen was ’er by ’t Huis ter Hart of Zwaanenburg , (dat nu door ’t Meer be- fpoeld word, en daar ’t, door Sluizen, ge- meenfehap heeft met het Y,) eene merke- lyke breedte Lands. Men kon ook vanHil- legom , door Aalsmeer , als mede , door Ryk en Slooten , tot in Amftelland over land komen. Van den Ruigenhoek af ' tot aan de Vennip vond men niet dan eenige flooten, enhet eilandje Beinsdorp was ilegts door eene wetering van de Vennip gefchei- den. Alle deeze en veele andere landen R 2 zyn HE f HAARL MEER 222 NATUURLYKE HISTORIE HET zyn nu dermate verdronken en weggefpoeld , HAARL. dat ’er naauwlyks fpoor van te vinden zy ; waar door het Haarlemmer-Meer thans , buiten de voorgemelde Zuiderzee , het groot- fle binnenwater van geheel Holland is. Het neemt ook nog dagelyks^aanfommige plaat- fen zoo veel lands weg, dat de Ö3Tgraaf en Hooge Heemraaden van Rhynland , die het opzigt over dit Meer hebben, wel ernftig bedagt zyn, om deszelfs oevers, aan den kant van Aalsmeer, te doen bedyken, en bepaalen : ook heeft de Hollandfche Maat- fchappy te Haarlem , van haaren kant ge- tragt, dit nuttige oogmerk te verfterken, door te vraagen , na de bekwaamde midde- len om het afneemen der oevers te belet- ten; aan welke nuttige vraag de opletten- de en kruidkundige david meese ook eindelyk voldaan heeft. Ondertusfchen is het aanmerkelyk , dat ’er , onder ’t nagaan van zoo veele baarblykelyke middelen , geen onderzoek fchynt gevallen te zyn op den aanwas van Riet- Akkers, het planten van Waterwilgen, Katwilgen en Esfche-boomen , aan de oevers van meest alle de zoete Ri- vieren van Holland , om de Kadens van meest alle Veen- en andere polders, en ook zelfs op veele plaatfen van het Haarlemmer- Meer; daar de naarftigfte en kundigfte Be^ wooners dier oevers , die met vlyt hun Land voor den geweldigen flag van ’t wa- ter bewaaren willen , hier van een nuttig gebruik maaken. Men heeft thans egter grond om te hoopen , dat het verdere toe- nee- f VAN HOLLAND. 223 reemen van dien waterplas kragtdaadig ge- jflüit zal wórden ; nademaal rnen op hooge ordre der Ed. Hoog Heemraaden , reeds be* zig is 5 om deszelfs oevers by Aalsmeer al- leszins tegen den Hag van ’t water te be- veiligen; en ’er aan den anderen kant zor- ge word gedraagen , dat de uitgeveende landen , na ’t verloop der oftroien , of droog gemaakt , of met vaste dyken beflaa- gen worden; om dus verdere inbreuken en gedugte vereeniging met de overige plas- fen en meeren voor te komen ; dog wy kecren ons tot de bcfchryving van ’t Meer zelve. Het Haarlemmer-Meer ligt in den boe- zem, en ais m ’t midden van het vrugtbaar- fte en veerykfte gedeelte van Rhynland; van welk berugt Heemraadfchap het meest alle de wateren , als in eene algemeene kom, ontvangt: waarvan ik, by het be- fchryven van Rhynland, en de Rivier den Rhyn , alreede genoeg gezegd heb. Dit Meer word , van het Noorden naar het Zuidwesten , begroot, op de lengte van omtrent vyf uuren ; deszelfs grootfte breed- te is drie uuren ; en, volgens de alreeds genoemde meeting van den Heer bol- sTRA, zal het Haarlemmer-Mcer , met de Veenplasfen vereenigd , bedraagen dertig duizend Rhynlandfche morgen lands. Men heeft hier, met opzigt tot de benaaming, nog aan te merken , dat deeze uitgebreide waterplas, fchoon dezelve in ’t algemeen het Haarlemmer-Meer genaamd worde , R 3 eg- HET HAAKL. M £ £ K. HET HAABL. MEER. 224 NATUURLYKE HISTORIE egter nog verfcheiden benaamingen , en als ondervcrdeelingen heeft. Men noemt dit water aan den kant van Haarlem bepaald- lyk het Haarlemmer-, en aan den kant van Leiden het Leidfche-Meer ; zoo gebruikt men ook de benaaming van Kagcr-Meer , naar het dorp de Kage, en die van Venni- per Meer naar de verdronke Vennip ; en dat gedeelte , het welk zig naar Polanen uitftrekt , word de Spiering- Meer gehee- ten; doch deeze en andere mindere verdee- lingen worden meerendeels met den alge- meenen naam van het Haarlemmer- Meer uitgedrukt, of daar onder begreepen. Van den kant van Leiden at te rekenen , komt men in het Haarlemmer Meer , langs de Zyle, de Maarne en Leede, door het Ka- ger*Meer , dat , als een byzonder Voor- meer, aan welks uitgang de Meerbaak Raat, word aangemerkt. Dit Meertje , met de wateren uit de Aa vereenigd , maakt de Ka- ge tot een Eiland ; en ftrekt zig , van voor de Kage, uit, tot aan het eilandje Abbe- nes; waar voorby het Leidfche-, en ver- volgens het groote Haarlemmer-Meer be- gint. In het Leidfche-Meer hebben , bui- ten de uitwatering van ’t Kager-Meer, ook hunne uitloozingen , de Huiglloot, die ag- ter Abbenes om loopt , en de Aa , die al- daar het buurtje Meerhuizen, enz, tot een Eiland maakt. Verder op, heeft dit Meer gemeenfchap met het water van de Oude Wetering , en den Dregt, die langs en dooi- de Heerlykheid Leimuiden loopt 5 ook heeft Lei- VAN HOLLAND. 225 Leimuiden hi'er, door de Kcrkvaart, eene uitwatering in ’t Meer. Van de Oude We- tering af llrekt de Meeroever zig uit , langs de uitgeveende plasfen , en dringt, by Slop- penbrugge , in de plasfen en moergronden van Vriefekoop, Kaldagen en Kudelftaart : loopende verder , langs den uiterweg tot aan Aalsmeer; daar het Leidfche- en Haarlem- mer-Meer zig vereen igt. V’’oorby het oost- einde van Aalsmeer , aan Rykeroord , maakt het Meer eenebreede inwacering , hetNieu- \ve Meer genaamd ; welk Meertje, land- waarts in , tiisfchen de landfcheiding en Amlfelveenfchen weg , naar Amflelveen , inwatert, met eene maa:ig breede kil, die het Karncmelks gat heet : ook word hier uit dit Nieuwe Meer de Schinkel geboo- ren , die , ter andere zyde loopende , aan den Overtoom by Amflerdam (luit. Van het Nieuwe Meer af , loopen de oevers van het groote Meer , dat hier het Helle-Aleer heet , langs de Bannen van Slooten en Oost- dorp ; ze vormen , voorby den Nieuwer- kerkerhoek , eene in watering , die in een kleen Landmeertje, het Lutke-Meer, uit- loopt, en daar ftuit; hier omtrent ligt on- der Oostdorp ook nog een ander kleen Poel- meertje , het Ook-nieertje genaamd. Het HaarlemmenMeer , deeze ilreek vol- gende, loopt verder voorby Raasdorp, en komt met vollen waterflag aanftuiven te- gen Polanen, ’t Huis ter Hart, en de Slui- zen op Halfweg Amfterdarn cn Haarlem , waar ter plaatfe het overtollige Meerwater, ’ R 4 by HET H^ARL. M££ 226 NATUURLYKE HISTORIE HET by voordeelige winden en laag Y, in het Y HAAta. ^vord uitgeflort. V^an den hoek v^an Raas- dorp af, tot langs Polanen , en de Landen van SpaarwoLi en Haarlcinmerleede aan de overzyde , noemt men dit gedeelte het Spiering-Meer ; het welk, als reeds gezegd is, op Halfweg in het Y loozende, zig te- vens verder op door de Leede of de Spaar- wouder Leijc, inet het Spaarne vercenigt, en ook door Spaarendam in het Y vloeit. Dit gedeelte van het Meer nadert in deeze ftreek zoo digt aan het Y, dat ’er by on- voorziene Zee- en Yvloeden , of zwaare doorbraaken, niet zonder reden, eene ver- eeniging dier wateren te dugten zy. Voorts loopen de boorden van ’c Meer, langs het overblyfzel van Vyfhuizen en Schaikwyk, daar het beroemde en oude Spaarne in loopt , dat door Haarlem tot aan Spaarendam voort- ftroomt. Aan de overzyde van Schaikwyk en het Spaarne, loopt het Meer langs Heem- ftede, de Glip en Bennebroek, naar de on- verdronke Venniper Landen , op de hoog- te van Hillegom. Tusfehen beiden ontmoet men hier eenige kleene vaarten ; als daar zyn , de Clipper en Bennebroeker vaart, het Rottegat , Oosteinderbeek en Leek , de Weerlaan, de Leek of Valkfloot , en Hiliegommerbeek , die langs Hillegom tot in de Leidfche Trekvaart doorloopt. Van daar af, vervolgen de Meeroevers tot aan Lisferbroek ; alwaar het water met eene redelyk breede kil , door eene ftreek, de GrQveling gepaamd^ inwaarts loopt. Het Meer VAN HOLLAND. 227 ^[ccr, op deeze hoogte het eilandje Abbe- nes omfpoelcnde , vereenigt zig eindelyk, langs Roversbroek en Sasienhem, met het Kager-Meer, de Zjde en de Leede. De oevers van dit Meer dus ver bcfchomvd hebbende, zal bet niet oneigen zyn , dat wy ’er nog eenige aanmerkingen , wegens dcszelfs bedde en wateren , by voegen. Het water van dit Meer is zoet; dog aan ee- nige plaatfen , daar de gronden brakagtig worden , als by .''looten , en naar den kant van AmReldam , is het Meer water fomwy- len van een filtigen Imaak. Maar de over- vloed van Rhyn water en de aandrang van zoo veele meertjes en wateren , die ’er zig in ontlasten, brengt te wege , dat het brak- ke water ’er geenzins de overhand verkry- gen Jsan ; en dus heeft de Meer over ’t ge- heel frisch en zoet water. De bodem of het bedde van ’t Haarlemmer Meer is op verre de meeste plaatfen moerig en veenagtig, inzonderheid daar dit Meer zig met iiitge- veende grondoi vereenigt. ’Er zyn echter nog plaatfen daar men fomwylen klai op- haggert; als by cn omtrent Beinsdorp en de Vennip. De oevers van deczen water- plas zyn voor het groolRe gedeelte, aan de laage voorlanden , met riet beplant; veele Rrecken zyn met water wilgen bezet ; en aan die plaatfen , daar dc flag van ’c water zwaar is , heeft men goede kadeiis aange- legt; ook is men heden , zoo als boven ge- zegd is, bezig om de oevers van het Meer aan den kant van Aalsmeer alleszins tegen L 5 den H B T HAABL. M E £ R. 223 NATUURLYKE HISTORIE HET HAAK L. M £ t K. TT.EENE MtEilEN. den flng van ’t water te beveiligen. Wat verder de diepte aangaat, dezelve is, over ’t geheel genomen, niet zeer aanmerkelyk; de meeste diepte is maar op die plaatfen, daar de oude bedden der Leidfche- en Haar- lemmer-Meeren geweest zyn: waarom het voor de Schippers , die dit Meer , met zwaargeladene Schepen, bevaaren, van de uiterfte noodzaakcl^ddieid is , deszelfs ouden en nieuwen ftaat wel te kennen. Ten flot ftaat hier nog in agt te neemen , dat dit Meer , fchoon ’t geene regelmaatige ebbe cn vloed onderworpen zy , door ftormen en winden egter dermaate op- en af kan vloei- jen, dat ik zelve de Lcede voor Warmond wel viermaalen op éénen dag over laage oe- vers hebbe zien fpoelen , en wel tweemaal in dien tyd gewaar ben geworden , dat de flooten gantsch ontbloot van water lagen: en eeven zoo is ’t geflelcl met alle de lan- den, die naby en omtrent dit groote Meer liggen , welken, by zwaaren ftorm en fier- ken wind, door den aandrang van het Meer- water overftroomd worden. Behalve het Haarleminer-Meer zyn ’er nog verfcheiden kleener Mceren, die in Zuid- en Noord-Holland verfpreid liggen; waar van ’er veelen,van tyd tot tyd, droog gemaakt zyn, en nog den naam van Meer behouden. Andere wateren, die ook nog Mceren zouden kunnen genaamd worden , zyn , onder de naamen van Veenen en Plasibn, bekend; dog decze laatften zou- den veel eer dien Van Moerasfen verdie- nen ; I! VAN HOLLAND. 229 nen; uit hoofde van hunnen moerigen en nioddcrigen veengrond. Maar dewyl het befchry ven van alle deeze Meeren , Vee- nen en Plasfen in ’t byzonder, dit Werk al te uitgeflrekt zou maaken . en de meesten alreede by de Landen in Zuid- en Noord- Holland gemeld zyn; zoo zal ik het voor genoeg houden , de aanmerkejykfte , en nog in weezen zynde , op te tellen , en derzel- ver gelegenheid kortlyk aan te duiden. In Zuid-Holland liggen , buiten de reeds befchreeven Zuiderzee en het Haarlemmer- Meer , nog de volgende Meei cn.. Het Braas- fem-Meer, een der grootBeri in Rhynland, na het Haarlemmer- Meer. Het word eens- deels uit den Does en de Wyd-Aa geboo- ren ; dog het is anderen deels ledcrd de doorgraaving van Heimans Wetering mer- kelyk toegenomen. Aan den kant van het Paddegat ligt het Roelofaartgens-Vcen , en de groote Veender- Polder ; aan welks over- / zyde de Braasfem Meer zig, in eenen rui- men kring , langs Rhynsaterwoude in de Oude Wetering , en zoo voorts in het Haarlemmer- of Leidfche-Meer uitflort. In deeze flreek zyn nog eenige kleene Plas- fen^die bekend liaan , onder den naam van Jongetjes-Plas , Jan Jurgens-Poel , Kop- Meer, War-Meer, en zoo voorts. Norre- Meer , Spriet , Zweiland en Kever zyn kleener Meertjes of Killen, die zig geza- mentlyk, agter en om het Kagerland, met het Kager-Meer 5 hier boven gemeld, ver- eenigen , en genoegzaam écu water zvn. Het KLEENE MIEREN, KLFENE MfcEKEN 1 N Z U 1 D H. KLFFNE ME ER RN 1 N 2 ü 1 D H. 230 NATUURLYKE HISTORIE Het Lcg-Mccr is een langwerpig Meertje, ageer Aalsmeer gelegen ; het welk zig , door cenc uitwatcrende kil , het Zyder- Meer genaamd , met den Amflelllroom ver- eenigt een weinig beneden den famenloop van den Drecht en Krommen Mydrecht, waar uit de Amftel , als bevoorens gezegd is, gebooren word. Het Bancras-Meer is een kleen Meertje of Moeras , gelegen in den AmRelveenfchen Polder, agter deHof- fteden Wester Amftel en Tulpenburg, van den Amftel af te rekenen. Langemeer, Pot- nicer, en Koningsmeer, zyn alle drie klee- ne Meertjes of Poelen , liggende in Amftel- land, in de uitgeveende Waveren. Helle- meer , Lutkemeer , en Spieringmeer zyn reeds gedagt in de befchryving van het Haarlemmer-Meer , cn niet dan Oude Mee- ren met het groote Meer vereenigd. Een weinig boven Lutke-Meer ligt nog, in de Oostdorperban , het Ook-Meertje , insge- lyks boven gemeld, ’t Spaarwouder-Mcer is een zeer Ideen Meertje , by het dorp Spaarwoude gelegen. In de hooger Landen van Zuid-Holland vind men nog,behalven het Bylmer-Meer, reeds gedagt in de befchryving van Amftel - land, het Naarder-Meer; gelegen tusfehen Wefop, Muiden en Naarden. Dit Meer, ’t welk rondsom bedykt is , heeft eene vry breede uitgeftrektheld i, en .word , in des- zelfs omtrek , op omtrent twee uuren gaans gerekend. Niet verre van het Naar- der-Meer ligt ook , dog op Stichtfehen ba* dem 3 VAN HOLLAND. 231 dein, hec Horfter-Meer, dat insgelyk met een ringdyk omvangen is, en zig tot digC aan de Vecht iiitftrekt; men begroot des- zei fs kring op ruim een uur gaans. In ’t Gooiland komt ons verder voor het Laar- der*Mcer, ’c Lange-VVater , ’t Monnikke- Water , Kievitsdell en ’t Hilverfumfche- Meer ; altemaal kleene Poelen , tusfehen de bergagtige landen en fcheiduinen van Laaren , Hilverfum en de verdere omlig- gende plaatfcn. Voor ’c overige ontmoet men nog , in den Crimpener waard , tus. fchen Ouderkerk en Lekkerkerk , de Poe- len of Meertjes, de Loet en de Boezem: in Delfland, in den Berkenfchen Polder, Oost-Meer en West-Meer ,.digt by Pynaker en Rodenrys ; en in den lande van Oost- voorn , Rokanje-Meer , met den Goudhoek ; behalven nog veele kleene Poeltjes , alom in de nabuurfchap der Rivieren en Veeneii veiTpreid. In Noord-Holland vind men geen minder aantal van Meertjes en Poelen dan in Zuid- Holland; waar omtrent men dit onderfcheid in agt heeft te neemen, dat ze in Zuid- Holland, uit den geregelden loop der Ri- vieren en de uitveeningen , gebooren zyn; maar in Noord-Holland, ten deele uitbet overvloedig afilroomend water ontllaan, en ten deele hunnen oorfprong verfchul- digd zyn aan het Y en de Zuiderzee, voor welker inwateringen en overltroomingen dit gewest oudtyds genoegzaam bloot lag. Onder de Meeren van Noord-Holland ko- .men KLHENB MEER EM I N IV ID ll. KLEENE MBEREN I N NOOKDH. kleene Mt^REN I \ KOORDH. 232 NATÜURLYKE HISTORIE men in Kcnncmcrland de volgende voor- naamlyk in aanmerking. Het Wyker.Meer, liggende aan het begin , of, zoo men anders wil , aan het einde van het Y ; welk Meer reeds gemeld is in de beTchryving van het Y. Het Barndegatter-Meer , gelegen aan een inham van het zelfde Y,in Kennemerland , een weinig boven Oostzaancn. Het Langc- Meer is het grootlle der Noordhollandfche Moeren-, en beftaac uit veiTcheiden andere kleenen , die een en ’t zelfde water for- meercii. Als daarzyn het Uitgeester-Meer , Vroon-Meer , Avvaans-Meer , de VVyden* Bus, de Dieling, de Dodde, enz. ook ont- lasten zig het kromme Y en andere mindere vaarten in dit Meer. In deszelfs midden heeft men verfcheiden kleene Rietakkers en Eilandjes ; als, de Dykkerhem , de Hem- polder 5 Saskerlei, de Ven, enz. Dit Lan- ge Meer is gelegen tusfehen de droogge- maakte Schermer , en de Uitgeester* en Lim- merban. Agter het voorgedagte Vroon- Meertje en den VVyden- Bus bevind zig ook een kleen Meertje, het Vogel-Meertje ge- naamd ; en naar den kant van Kastrikum ontmoet men het Lang-Meertje. Voorts zyn hier nog het Klei-Meer in Je Limmer- ban , by den Uitgecsterweg het Zuid-Meer op ’tSchermereiland , en het Marker-Meer, by Marken binnen , in het drooggemaakte Ster Meer gelegen. Behalven dceze en verfcheiden andere kleene Noordhollandfche Meertjes, in Ken-, nemerland, vind men ’er nogal ectelyken in VAN HOLLAND. 233 in Waterland. Onder deezen behooren de kleenh wateren ter wederzyde van Landsmeer , die meeren hunne uicloozing in de Waterlandlche Gouw hebben. Het Burk-Meer, niet verre van eene inwatering, de Y of de binnen-Y ge- naamd, welke invvatering van Uitdam, (al- waar haare gemcenfchap met de Zuiderzee , door een dam belet is,) tot in de bahne van ScheilinkwoLide loopt. Het Kynfel- Meer , gelyk ook het Bleik-Meer , in de Ransdorperbanne aan den dyk , zynde al- leen door den dyk van het Y gefcheiden. Dog het voornaamfte is het Monnikke- Meer met het daar aan verknogte Noord- , Meer, agter Monnikendam gelegen. Hoo- ger op in West-Friesland zyn nog al ver- fcheiden Meeren of Meertjes en Poelen: maar de grootflen, die min of meer aan- merking mogten fchynen te verdienen , hebben veelal niet meer dan den naam van Meer behouden ; als zynde thans veel eer mo'erige Landen , die door ringdyken droog, of winddroog gehouden woorden : en wat de overigen betreft , die inzonderheid agter Medenblik en hooger op naar Wierlngen voorkomen , fchoon ze al vol waters geagt mogen worden, ze zyn van zoo weinig aan- gelegenheid , dat derzelver optelling niet dan ter iiitrckkinge deezer befchryvinge zoude dienen. Zy, die zig der moeite ge- troost hebben , om bykans alle de onbedyk- te Meertjes, Poelen, enz. in Noord-PIol- land op te tellen, brengen derzelver getal tot meer dan tachtig, en zouden veelligt het 234 NATUURLYKE HISTORIE KLEEüE het honderd wel vol konnen makken; maar MEtKEN ji' oordeel het genoeg hier, gelyk ook in NooiroH gev^allen gefchied is , dc voornaam. Ren te hebben opgenoemd, en zal daarom, hier van afRappende , overgaan , om kor- telyk nog iets te zeggen van de Veenwate- ren en weezenlyke Moerasfen in Holland. DE De Veen wateren zyn bepaaldlyk watc. VEEN- ^ die de plaats van den uitgebaggerden REN.' veenmodder of der turfaarde vervuilen; en in zoo ver onderfcheiden , vandeMceren, die uit de Rivieren en Killen, door het uit- kabbelen der golven , gebooren zyn : dog het gebeurt niet zelden, dat die Meeren, door het uitveenen der nabuurige landen , vergroot worden : als naamlyk het water der rivieren en dat der uitgeveende plasfen zig by ongeluk vereenigen; en beide deeze • oorzaaken dus in het maaken of uiebreiden van het Meer te famen loopen. Doorgaans worden die Veenwateren bygenaamd Pias- fen , en dus Veenplasien; om onderfcheid te maaken tusfehen die Veenen , welke nog niet ontveend zyn; of, ontveend zynde , nogtans met verfcheiden Akkers en Slooten regelmaatig verdeeld blyven; en tusfehen die Veenen ,. welke, geheel verdronken en uitgebaggerd zynde , niet dan water zyn. ’ Zoodanige Veenplasfen zyn nog onlangsge- wcest, de Hazaartswoudlche- en Waddinx- veenfehe Plasfen ; en zyn nog heden de Zoetermeerfche- , Stompwykfche- , en de uitgeveende V^^riesfekoopfehe- , Aalsmeer- der- en Kudclftaarcfche Plasfen; en van de eerst- VAN HOLLAND. ecrwS?:gcnoenide foort zyn de Oude Weterin- d is ger- , Nieuwe VVetcringer- , Roelof aert- Vf Ei- gens Veencn, en nog ontellyke anderen die meest alle uit tcel-akkers bcdann,en op die manier uitgeveend worden. DeezePlas- fen en Veencn of Veen-akkers vereenigen zig allengs onmiddelyk met elkander; zoo dat daar Vecnplasfcn zyn , ook Veen-akkers gevonden worden , en de een gcvolglyk in de eigenfehap en naam van den anderen dcele. Ik zal de voornaaniRen in ’t voor- hvgaan (Icgts opnoemen , als zynde hunne korre Landbefchryving, in de Aanmerkin- gen op de Landen van Holland , reeds voor- gedraagen : de aanmerkelykftc Veencn in Holland, zyn de volgende, welke meeren- dcels in, of om en aan, Rhynland en Am* Heiland gelegen zyn. De Veen en van Berkel , Bleiswyk , Hoo- geveen , Zoetermeer, Zegwaard , Hazaarts- wonde , Roelofaartgensveen , Aalsmeer, Kai (lagen , Kudelilaart , Bovenkerkerpol- der , Ankeveen , Loenderveen , Waver- veen, Bloklandspolder , Mydregt, Zeven- hoven 5 Nieuwveen , Korter- en Langeraar ^ Aarlanderveen , Nieuwkoop en Waddinx- veen. Hier omftreeks noemt men de Veen- plasfen en Veenen U'^addmgen ; en agter den Leidfchen Dam geeft men aan dergely- ke wateren den naam van Dobhes ; welke Dobbes niet anders zyn dan eene menigte groote en kleene rietakkers en dryvende hiesgronden, die fomwylen als kleene ei- landjes ginds en herwaards dryven ; zoo S dat D E YEhN W A T E lt£N. B B WOk-.K AS- S £ N. 235 NATUURLYKE [IISTORIE dat zelfs fomniige Visfchers, fchoon dier ' ftreeke kundig, door de verandering dier ■’ akkers, dvvaalen kunnen, ’t Is niet onwaar- fchynlyk, dat die wateren almede door het uitveenen gebooren zyn; zoo men hunne herkomst niet aan ouder oorzaak heeft toe te fchryven,te weeten aan ’toverftroomen des Rhyns , na zyne verftopping by Kat- wyk. Buiten de opgenoemden is ’ernogeen groot aantal van kleenere Veenen en Plasjes, te veel om ze allen byzonder op te noe- men ; en men kan, in zeker opzigt, van een aanmerkelyk gedeelte van Schieland, Delfland en Rhynland , zeggen , dat het grootlyks uit Veenlanden beflaat : ja , als men de uitgebreidheid en menigte der Mee- ren en Veenlanden nagaat , zoo droogge- maakte als met water vervulde, zal men niet grof misrasten , als men zegt , dat Holland wel half uit Meeren en V^eenen beilaat. Dit is de reden, dat ’er zoo veel plaatfen gevonden worden , die met de be- naaming van Meer of Veen beginnen of eindigen ; en zoo ontmoet men ’cr ook verfcheiden , die genaamd worden , naar de Moerasfen of Broekige en Moerige landen, in of om, en aan welke ze gelegen zyn; die ons nu, na ’t befchouwen der Veenlan- den, nog in agt ftaan te neemen. Door Moerasfen verfta ik , zulke moe- rige en broeklanden , die, hoewel ’er zig veengronden onder bevinden , egter nog niet ontveend worden ; en dus zoodanige landen en laagten , welke , om zoo te fpree- VAN HOLLAND. 23^ fpreeken, tusfchen water en wind liggen; wier oppervlakte niet bevaarbaar , en ech- ter meer of min door water bedekt, of , zoo ’er geen water op zy, van die week- heid is, dat men ’er doorzinke , als men *er op gaan wil. Zoodanige moerige en broekige Landen of Moerasfen zyn ’er in Holland veelen ; welke , inzonderheid ’s winters, dras liggen; ja de meeste Poldets^ die hier in menigte zyn , moeten , door ka- dens en watermoolens, voor het buitenwa- ter bewaard en van het binnenwater ont- last worden, of zy zouden alle in volftrek- te Moerasfen verkeeren. Dog deeze zyn in de voorige befchryving meerendeels op- genoemd, en gezegd uit de laagte des Land^ gebooren te worden* Maar behalven dee- ze is ’er nog eene andere foort van Moeras- fen, die in het midden van de hooge lan- den, uit het affypelend berg- of duinwater* ontliaan. Zulke Moerasfen koomen ons in Holland ook nog al voor, dog niet in groot getal; ten zy men eenige aan de Gelder- fche , Stichtfche , Oveiysfelfche en Bra- bantfche quartieren daar onder betrekken wilde. Dan zouden de Peellanden , by de Landen van Knik en Ravenftein , daar on- der , als de voornaamfte gefield moeten worden ; want die flreek is een groot moe- ras , tusfchen hooge Landen gelegen , waar uit men zelfs turf graaft* Dog in ’t hartje van Holland vind men zulke uitgeflrekte Moerasfen van dien aart niet meer; alhoe- wel ik geloove,dat zy ’er ten overvloede ^ S a voor Éi É MOERAS- SE M* 238 NATUURLYKE HISTORIE DE voor de bevolking deezer Landen, geweest MOF RAS- zyn. Tusfchen de duinen egter vind men hier en daar, gelyk reeds gezegd is. al vry uicgebreide valeien , dat waare Moerasfen van dien aart zyn; welke, uit het neerly- pelend duinwater fleeds ontdaan zyndc, moerig en dras blyven. De voornaamde zyn, inzonderheid, meezeer veel naauw- keurigheid in den nieuwen en keurigen Au las van ZuidAIolland^ voor eenige jaaren by R. en y. Ottens uitgegeeven , aangetekend. Als daar zyn tusfchen Schevelingen enKat- wyk het Sparregat , Meyendel, Duizend- fchelt en Zepelduin, als mede Groot- en Klein-Berkhey , eene vergeeten en verval- len Heerlykheid agter VVasfenaar, tusfchen de duinen gelegen , waar van naauwlyks de regte erven bekend zyn, en niets dan een fcheipaal overig is. Voorts zyn ’er tus- fchen de duinen , van Katvvyk af tot aan de Helder, nog zeer veele dergelyke Moeras- fige Valeijen ;* dewelken , hoe nader by Petten en dc Kelder , hoe moerasfiger wor- den. Men vind ze inzonderheid bydeplaac- fen , daar de duinen verder landwaards in liggen. Zoo zyn ’er, boven cn beneden Zantvoort , verfcheiden velden ; vervolgens ontmoet men , agter Velzen , de Bree Saap , met het Watergat ; en verder , voorby Wyk op Zee, de Vlakke en andere Krof- ten , en het Vlak , alwaar , agter Kastri- kum, uit een duin-Moeras, zelfs een loo. pend beekje, de Hoekbeek genaamd, ont- fpringt: voortgaande, vind men in de Bak. kum- VAN HOLLAND. 239 laimmerban, het Galgsvlak, het Zeeveld, het Vogelvvad en het klein Vogelwater ; cn,voorby Egmond, het Zegeveld, Voor- veld , Agterveld en den Agterpoel. Be- halv^en deezen zyn ’er nog verfcheiden an- deren , te veel in getal om ze byzonder op te noemen ; de voornaamfle zyn de Moc- rasfen , of Slibber- Zandgronden by de Hel- der; het Koegras, Quellerduin , enz. die aldaar op veele plaatlen gevaarlyk , en niet wel ce pasfeeren zyn , dan voor des kundige Landzaaten. Dog men kan deeze laatstge- meide, en de daar omllreeks gelegen Moe- rasfen , zeer gevoegelyk, onder de Zand- wellen rekenen ; hoedanige ’cr langs de Hoilandiche Stranden meerder te vinden zyn, en hier op nieuw eenige'opmerking vereifchen ; fchoon ik ze reeds in bet v^oo- rige Hoofdfbuk ecnigcrmaate gemeld hebbe. De natuurlyke oorzaak deezer Zand wellen vermoed ik , is het Zeewater , dat , met den vloed , over de vaste banken , die op een klai- of darygrond liggen, gedreeven zynde, tot op eene plaats daar geen klai- .bodem is , aldaar in derzelver tusfehen- ruimten van zand byeen blyft. Hier by komt dan ook eene zekere gemeen fchap van deeze Zanddieptens , met de Zee zel- ve; die, in de diepte van onderen opwel- lende , dit zand in eene gefradige losfig- heid houd; en belet, dat hetzelve zig niet tot een vasten bodem opeen pakt; gelyk het zand doet, dat door de Zee op de vaste banken geworpen word. Of misfehien ont- S 3 ftaat D B MOERAS- SE N. n E moeras- sen. » H o K- WELLEN EN FONr ■fEININ. 240 NATUURLYKE HISTORIE Raat het hier uit ; dat het water , door de vaste klai , zoo fpoedig niet wegzinkt , als door het zand; of ook , dat het, over de Banken gefpoeld zynde , aldaar by Ebbe word tegengehouden. Wat hier van zy, het is ondertusfchen zeer aanmerkelyk , dat dee- zeWelduinen, te regt Quelduinen, of Strand* wellen, fomwylen verloopen, zoo dat ze, op fommige plaatfen door den tyd tot vast Strand worden , terwyl andere zig weder op nieuws formeeren ; het welk zekerlyk , doorliet verloopen der getyden , door diep- tensenftormen moet ontdaan, DeezeWel- ftranden zyn zeer gevaarlyk , inzonderheid by opkomenden vloed ; dewyl men , ver- trouwende op vast ftrand te gaan , gantsch onverwagt in het zand inwelt ; zoo dat ie- mant, die ’er zig niet met een lugten tred en vaardige beweeging uit redde, gevaar loopt van ’er niet uit te konnen : van wel- ke gevaarlyke omfiandigheid ik zelve de ongelukkige gevolgen , voorby Petten en Egmond , zou hebben ondervonden ; in- dien ik niet by tyds , door een Zeeman , geholpen en gewaarfchouwd was geweest. Men begrypt, uit al dit gezegde , ligtlyk , dat men deeze Wellen egter dient te on- derfcheiden , van eene andere foort van Wellen , die het Putwater en Bronwater opgeeven; waar van ik ter deezer gelegen- heid ook nog iets zal melden. Overal in Holland, daar men goeden klai- en zand- grond vind , heeft men ook gelegenheid om frisfqhe Bronwellen van zoet Putwater aan te VAN HOLLAND. 241 te treffen : een voorregt , het welk geen geringen voorrang aan dit Land , boven hooge en drooge bergagdge Landen geeft. Men treft hier of daar in dit Land veelal, op eene diepte van 4,5 « 6 voeten, een zandlaag aan, waaruit het water opwelt; egter verfcheelt de diepte en gelegenheid fomwylen eenigzins , naar maate , dat de klai- of andere laagen dieper liggen. In de veen- en moer-gronden valt het moeilyker zoete Wellen te vinden; vermits de zwa- vclagtige veengeesten te veel met het wa- ter vermengd zyn, en hetzelve gemeenlyk brak maaken. Dit is eene der grootfte on- aangenaamheden voor den anders zoo ze- genryken grondOag van ons bloeiend Am- Iteldam ; daar men , zelfs op eene diepte van tweehonderd twee en dertig voeten, te vergeefs eene zoete Bronwel gezogt heeft: en ’t is waarfchynlyk, dat men de- zelve daaromftreeks nimmer vinden zal ; om dat het water , het welk in. zoodanig eene Wel , uit de nabuurige gronden vloeien moet, te veel met veen. en moer- geesten gemengd is. Dit gebrek is egter aan alle veengronden niet-eigen: men onder- fcheid daarom de Veenen in zoete en in brakke. In de zoete Veenlanden heeft men goed Welwater ; dog in een minder trap van zuiverheid dan in de Klai- en Geest- gronden. Het Wel- of Putwater in Holland is doorgaans zeer zuiver, koel en frisch; maar ik heb waargenoomen , dat deszelfs zi ver heid veel afliangt van den aart der S 4 gron- B R o N- W>LL1M i-N ¥0!^- TEINEN. 1 K o N- \VEt.LEN IN FON* ÏJblNiN. U2 NATUURLYKE HISTORIE gronden zelv^en. Geen zuiverder is ’er dan dat, hetwelk tusfehen de duinen inwek; egter is het water der geest- en zandgron- den ongemeen frisch ; dog de Putten , die daar tusfehen zwaare klaigronden gegraaven zyn, bezitten veel meer fyne aarddeeUjes , en zyn fomwylen zelfs daar door gex'erwd , byna zoo als het Rivierwater van Lek , Maaze en Ysfel , met de klaideelen ver- mengd , zig vertoont. Hierom is dan ook dit water gevanriyker om te drinken; de- wyl de fyne aardflofien zig veelligt, in de blaas en de pisleiders, aan het ceh of ander deel ongevoelig vaschechten ; daar ze tot Reentjes kunnen aangrocijen: dog hier van vervolgens nader. Dit myn gezegde moet evenwel met befcheidenheid begreepen worden; want als men door de klailaagen tot op de zandwellcn graaft, zal men in de Llailandcn ook ongeraeene goede Wellen vinden, Devvyl dan in Holland, als in een laag Land, overal zoodanige Wellen gevonden worden, is het daar benevens gcreedlyk ria te gaan , dat ’er, aan de laage kanten en afhellende Duinen des Lands, ook afvloei- jende»Beeken zyn, die men ais natuurlyke Fonteinen kan aan merken. Een Vreemde, ling , niet gewoon nedervlietende Bceken te zien , dan tusfehen hooge en drooge Ber- gen , zou mogelyk lachen , als men hem in zulk een vdakland natuurlyke Fonteinen wilde aantoonen ; zy zyn ’er egter , en daar gouden ’er meer kunnen zyn , indien de VA^ HOLLAND. 243 de noodzaakelykheid zulks vereischte. Ik vcrfta hier door natuurlyke Fonteinen zoo- danige verzameiplaatfen van v/ater, in wel- ken het water , van eene hooger plaats in cene laager byecn gevloeid , door zyne aandringendc kragt , cene gcduiirige na- tuurlyke opwelling veroorzaakt; en geen- zins ZLilken, die door de konst het water hooger brengen dan de natuur. Van de eerstgemeklc loort vind men ’cr in Holland verfcheiden aan den duinkant. Ten voor- bedde hier van flrckken de cierlyke Casca- des der Lustplaatfe Ryksdorp , by Wasfe- naar, thans toebehoorende aan den Edelen Heer hop; gelyk ook op de daar aan gren- zende lomincrryke tlofitede Duinrel^ van den Hoog Edelen i^.eer van boetzïï- laar; op welke beide Plaatfen , een geila- dig en lieÖyk geruisch van altoos levendigs Fonteinen 5 uit het Duin gebooren, ge- boord word. Men vind ’er ook etlyken in de nabuuiTchap van de Bev^erwyk, die uit de reeds gemelde duinwateren en vlaktens gebooren worden. Hier onder heeft men insgelyks te teilen de voorgenoemde Hoep- beek agter Kastrikiim ; als mede het wel- bekende Kraantje-lek 5 by Haarlem; uit het welke , door cenige kieene duinbeekjes , zoo veel frisch water in eene kom te fa- inenloopt, dat de [laarlemmer Brouweryen ’er eene geduurige en genoegzaam e hoe- veelheid waters uit putten , tot het brou- wen van goeden kragtig Bier;’c welk voor geene van de Bieren der andere Steden S $ wyke. R R o N- WELLf;N EN FON- TEINEN. B R o N- WELLEN fon- teinen. 2U NATUURLYKE HISTORIE wykc. Alle deeze Becken en Fonteinen zyn natuurlyk , en door geen konst ge- wrogt:zoo dat men ’er op moge toepasfen *c geen de Dichter klaas bruin zegt, met betrekking tot Klaarenbeek en Roo- zeiidaal , die berugte Gelderfchc Paradyzen , Ik fla verrukt, want hier bezit natuur alleen ’t Geen ’t Loo en Voorst van haar door kunst maar heeft te leen. Voor het overige heeft men hier omtrent nog aan te merken , dat deeze Beeken en Fonteinbronnen, met alle andere foortge- lyke Bronnen , dit gemeen hebben , dat ze een meerder of minder aandrang van water onderhevig zyn, naar maate , dat de Lugt ’er water uitdroogt, of de Regen en de Sneeuw ’er water heen doet lekken; zoo datzy des Zomers niet altoos zoo fterk vloeien als des Winters. Men vind ’er die zelfs in harde Voorst zelden bevriezen; en ook zoodanige, die, wanneer zy fterk be- vroozen zyn,by de minfte ontlaating, wel dra volkomen open liggen. Dus is ’er eene afvloeijende Beek, die uit het Duin in de Haarlemmervaart vliet, voor de Heerlyk- heid Berkenrode : over dit Beekje ryd men wel eens, het eene uur over het 3^5, met paard en (leede , heen; en het andere uur is het ys door het neerloopend water reeds dermaate afgeüeeten , dat het geen fchaats- ^-ydcr konne draagen ; en kort daar na ziet men ’t geheel open. Dit Beekje bewaai^t ter VAM HOLLAND. 245 ter dier oorzaake de jammerlyke geheiige-. nis van veele verdronkene perfoonen. Na deeze korte aanmerkingen over de Fonteinen en Beeken in Holland, valt na- tuurlyker wyze ook de befpiegeling , op de kragten, die de Fonteinwateren gewoon* ]yk aanneemen van de gronden , in welken zy ontfpringen; en dus valt de vraag, of ’er zig ook Metaal- en Vitrioollloffen voe- dende aderen, met deeze Fonteinwateren, vermengen ? Hier op kan ik in het alge- meen antwoorden , dat , vermits ’er ge- noegzaam geene byzondere Metaal- of Vi- triool-aderen in Holland bekend liaan , de uitwerkzelen van die natuur in de Beekjes en Fonteinen van dit Land ook zeldzaam zyn. Egter hebben meest alle de Duinbee- ken dit gemeen, dat zy wel eenige yzer- en ookeragtige kragt bezitten ; en zelfs aan de kanten , langs welke zy heen vlieten , eene foort van vlokkige ookerllolFe aan- zetten; die men Gwr, of in ’c Hoogduitsch Guhr noemt. Men kan ook duidelyk in het water, uit fommige dier Beeken, een flaau- wen üaalfmaak ontdekken; vooral indien men hetzelve uit de oorfpronkelyke Beek- jes , van Yzeragtig Duinzand , of Geest- grond , fcheppe ; wanneer het nog door geen verwyderden loop te veel landwaards in gedroomd is; men kan ’er dan zelfs wel een frisfche zomerteug mede doen bornee- ren. De reden v^an dit uitwerkzel, fchoon ’er genoegzaam geen Metaal-aderen bekend zyn , is zeer natiiurlyk : vermits het zeker t> B mine- raal- W A T E- RE N. B E M 1 N E- K A A L- W A ï E- R £ N. 246 NATüURLYKE HISTORIE is . dat ’cr in het Duinzand eenc genoeg- zaame hoeveelheid van Yzer zy , en zig iii fommige Geestlanden geheele oerbanken van yzer-lleenen bevinden. Dew^d nu daar en boven de vogtigheid van onzen Damp- kring , in Holland , met veele zuure en zwavelagtige flofFen, en Vitrioolgcesten , bezet is, die op de YzerftofFen vat heb- ben; wat wonder dan, dat de aderen der Diiinbeeken ’er door aangedaan worden? ja ik ftel zelfs vast, dat ’er ten deezen op- zigte, indien men ’er zig op toelag om dit naauwkeuriger te onderzoeken , gewisfelyk byzonderheden ontdekt zouden worden , die tot nog toe onbekend zyn. Op deeze wyze heeft men in Vianen , voor eenige Jaaren, eene Mineraale kragc in eene Bron- wel in die Stad ontdekt. Het water dier Welle is buiten kyf mineraal; dan of die kragten wel van zulke volkomen uitwerk- zelen zyn, als men ’er aan toefchryft, en of ’er door het inwerpen van oud Yzer niet wel wat meer kragt door de konst aan- word gegeeven, dan ’er natuurlyk in is, wil ik veel liever voor de Lysc der gedaa- ne Bronkuuren aldaar oyerlaaten , dan die kragt te hoog op te vyzelen , of voorbaarig tegen te fprecken. Het is , ten aanzien van myn tegenwoordig oogmerk , genoeg, om te kunnen zeggen, dat ’cr Wellen en Bee- ken in Holland zyn, die“ook dit met an- dere Fonteinen gemeen hebben, dat ze zig eenigermaate 'met de ontbonden Vitriool- Myn- of ZwavelRoiten vermengen. En in VA N H O L L A N D. 247 dit opzii^c verdient de Bron van Vianen eene eerile plaats; als bezittende inderdaad ec'n zekeren trap van krakten ; ’t geen ik zelf daar ter plaatfe heb onderzogt,en des- wegen volkomen kan verzekeren : zynde dcszelfs ooiTprong ruim ter diepte van ze- ven Rbynlandfche voeten. Eer ik echter van deeze Fonteinen en Eeeken affeheide , kan ik niet afzyn , om uit het getuigenis der Ouden, nog ee- nig berigtvan Mineraal-Bronnen by of om- trent Holland, ja gantsch niet onwaarfchyn- ]yk in Holland, by te brengen. Van dus- danig eene Fontein-Bron maakt plinius ge.wag. In Germania trans lihenuin castris h G E R M A N T c o c ^ s A R E promotis , maritiwo traclu fons er at aqiicc clulcis folus , qua pota intra biennhim dentes deciderent^ compag.sque in genU hiis folverentiir Stomacacen Medici vocabant^ Sceletyrben, ea mala. Reperta auxilio est ke^ha quee vocatur Britannica, non nervis modo ^ oris malis falutans^ feil contra /Jnginas quo- que Éf Serpentes, dat is: „ Toen GERMANicus c.®sAR inct zy- „ ne Legers in het Overrhynfche Duitsch- 5, land verder doordrong, ontmoette men, „ aan den Zeekant, eene Bron alleen van „ zoet water , of, (zoo ook anderen dit 55 uitleggen ,) eene eenzaame Bron van zoet ,, water ; dog van die eigen fchap , dat , ,, door het drinken van dat water, binnen 55 twee jaaren, de Tanden uitvielen, en de D E M 1 N E- K A L- W A T E- K E N. p r. TN. Hist^ Nat. Lih. xxr^. Cap. 3, DE mine- raal- W A T E- K EN. 248 NATUURLYKE HISTORIE 55 de gevvrigten in de Kniën verzwakten , 55 en los wierden. De Gencesheercn noem* 55 den deeze Kwaaien Stomacace en Scele^ 55 tyrbe (*). Tot derzelver geneczing werd 55 een zeker Kruid ontdekt , ’t geen den 5, naam heeft van Britanmca ; zyndc niet 55 alleen heilzaam voor de Zenuwen , en 55 ongemakken in den Mond; maar daar en 55 boven ook goed voor de kwaaien aan 55 den Hals of in de Keel, als mede tegen 55 het vergif der Slangen.” Dat nu de uit- werkzelen van dusdanig Bronwater afhan- gen , niet zoo zeer van het water zelve, als wel van deszelfs vermenging met eeni- ge Zouten of MineraaUloffen, is door de Proeven van de Academie v^an Parys be- vestigd. In derzelver Gedenkfchriften , Ao* 17J2, word van eene dergelyke Fontein in Frankryk, in het dorp Senlisfe, gewag gemaakt; en de Geleerde Leden dier Aca- demie verzekeren ons, dat men ’er veel Al- kalisch Zout in gevonden heeft. Het is ge- volglyk ook waarfchynlyk , dat deeze Fon- tein-Bron in Holland, door plinius be- fchreeven, met dergelyke Zouten is ver- mengd geweest. Voor ’t overige is deeze Bron thans niet bekend; maar heeft, vol- gens de aanneemelykfte gevoelens van den overfchranderen Burgemeester alting, ge- (*) Zommigen zetten deeze woorden over door Mondeuvel en Schinkelfmert ; dog wy zullen ons ^ by nadere gelegenheid , over de hier bedoelde Kwaa- ien, breeder uitlaaten. VAN HOLLAND. 249 gelegen omtrent de Rivier de Eem , in het Lmd der aloude Cauchen , of, gelyk hy liever wil, Auchen . nu, by vergelyking, naby het Land van Utrecht, naar den kant van Amersfoort of het Gooiland. En inder- daad , in dien men den aart der gronden van het Gooiland, en die by de Eem lig- gen, nagaat, is het niet buiten merkelyke waarfchynlykheid , dat aldaar Mineraale Beeken of Fonteinen geweest zyn ; want ’er is geen Landflreek , aan of onder Hol- landsch grenzen liggende , waar in men meerder Mineraalftoffen en Yzer, ja zelfs VltriooHloffen vind, dan daar ter plaatfe. Ik maak derhalve geen zwaarigheid van met den Heer alting, als waarfchynlyk, te houden , dat die Fontein Bron aldaar ge- weest is ; niet zoo zeer om de reden van dien Heer bygebragt , dat naamlyk het kruid Bntannica of Bretawca^ daar in me- nigte groeit; als wel uit overweeging van de befchryving der Landllreeke, die ger- MANiCüs met zyn Leger betrok, en het bezef van den aart van den grond zelve: want dewyl het onzekerer is , wat men voor het kruid Bntannica te houden hebben , dan het zeker is, dat men hier omllreeks die Fontein-Bron ontmoet heeft, zoo kan dit, myns bedunkens , tot geen bewys verftrek- ken. Op zyne plaats zullen wy met den geleerden munting nader onderzoeken, welk Kruid voor de He* ba Britannica te houden zy ; geloovende voorts met a l- TiNG, dat deeze Bron door hetoverloo- pen D K M M- R A AL- W A TE- REN. 250 NATüURLYKE riISTORIE DE pen der Zee , bet verloopcn of verRop- MINE- pQj;^ zyner Welle, gantsch vcrdvveencn is: \VATE- fchadelyke gevolgen zyn BEN. dan althans niet meer te dugcen. Ten Inatile Raat my hier, inct opzigt tot dit onderwerp , nog te melden , dat ’cr over eenige Jaaren in Kcnnemerland , by Heilo, zoo men wilde , eene Fontein of Bron ontdekt werd ; aan welke men de kragten toefchreef, van de ziekte onder het Vee te geneezen : als zynde die Fontein- Bron , op éénen nagt onverhoeds en wonder- daadig ontfprongen. Dqg de tyden de door- zigtigheid van verRandige Lieden , vry van bygeloof , hebben ontdekt , dat de fchie- lyke geboorte van deeze vermeende Bron- wel veroorzaakt is , door de geldziigt van / eenige peiToonen, die hun voordeel zog- ten, met dit water, als van eene wonder- daadige geboorte en kragt, aan de onnoze- le Huislieden te verkoopen. Kortom, het is niet dan goed gemeen water, uit eene gegraave Wel, die de bedriegers in éénen nagt gegraaven hebben: waar toe ze juist niet diep hebben behoeven te graaven; vermids ’er , uit het b^^gelegen Duin , en het hooge Land , dagelyks veel water der- waards vloeit ; waar door men daar om- Rreeks , op eene kleene diepte , overal goede Wellen vind. Derhalven is dit water voor geen natuurlyke Fontein-Bron te houden ; cn ik heb dit berigt van die Welle alleen ter waarichoLiwing ingerigt. Hier mede ten einde van dit HoofdRuk ge- VAN HOLLAND. 251 gekomen zynde, befluit ik met hetzelve al- les , wat ik wegens de Land- en Waterge-. Iteldheid van Holland heb mede te deelen : en ga vervolgens over , om eene natuur- kundige befchrjwing der Lugtsgefteldheid deezer Provincie te geeven. D E MINE- RAAL- WATE- REN. T ZES- 2J2 NATUURLYKE HISTORIE ZESDE HOOFDSTUK. Over de Lugtsgefteldheül en het Klimaat van Holland; waar in de Hitte en Koude der Liigt , benevens de Uitwerkzelen der Sai- f oenen , kortlyk befchreeven zyn , en te ge- lyk over de Korst ^ het Ys^ den Regen ^ Sneeuw^ Hagel ^ Mist^ Daauw en Ryp 5 gehandeld word» luGTs- T”^c Provincie Holland ligt, na genoeg, -L^ tusfchen een en vyftig en een halven HEID. drie en vyftig en een halven graad Noor- derbreedte; en gevolgelyk in het negende Klimaat ; zoo dat de gelegenheid van Hol- land, ten opzigte der Zonne, omtrent de- zelfde zy, als het grootfte gedeelte van En- geland , Westphalen , een gedeelte van Saxen, Brandenburg, en een gedeelte van Poolen , enz. Deeze gelegenheid , gevoegd by de reeds gemelde , en verfcheide maaien herhaalde Natuure, en laage wateragtige gronden des Lands, geeft ons cerftond het denkbeeld van eene zvvaare wateragtige Lugtsgelleldheid. Want , dewyl Holland zeer laag ligt, en het, volgens den algemeenen zetregel, waar is, dat, hoe nader een Land zig aan het middelpunt des Aardbols be- vinde,hoe zwaarder ook de Dampkring en de Lugt daar ter plaatfe zyn moet , terwyl dezelve integendeel yeel ligter word op de top- VAN HOLLAND. 253 toppen der Bergen en hooge Landen ; zoo is het een zekere gevolgtrekking, dat Hol* lands Landftreek aan eene zwaare drukking van Lugc onderhevig is. Daar benevens is ook de Lugt boven Holland zwaarder, dan boven die Landen , welken nader aan den Evennagtslyn liggen ; dewyl de Lugt in kouder Streeken meerder famengedrongen blyfc, dan in heeter gewesten. Dit word ook , ten aanzien van Holland , met opzigt tot de Winden , door den roemwaarden MusscHENBROEK ontegenzeggclyk be- vestigd. „ Wy, (zegt die groote Natuur- kenner ,) wy ondervinden bellendig in 5, Nederland, dat onze Dampkring zwaar- 5, der word, wanneer ’er eenc Noordely- 5, ke wind waait; want altyd ryst dan de ,5 Kwik hooger,'wat weer het ook zyn 3, mogt : dit komt ons voor zynen oor- 3, fprong te hebben van den Westen wind, 3, welke natuurlyk waaijen moet over dee- 3, ze Landen, en die een gedeelte is van 3, den algemeenen Oosten wind, weerom- 3, fuiitende van de kusten van Amerika 3, naar Engeland en Nederland: deeze ont- 3, moetende den Noorden wind, verzamelt 3, en verdikt de Lugt boven deeze Land- „ ilreeken,en maakt zozwaarder , waar by 3, komt, dat de Noorden wind koud zyn- 3, de, en uit eene verdikte Lugt beftaan- „ de , de Lugt , waar hy in en tegen aan 3, komt , kouder maakt , verdikt , haare 5, veerkragt vermindert , den Dampkring 3, doet zakken , waarom ’er meer lugt bo- T 2 3, ven tUGtS- G E- STELD- H£X O. M V S- SCHEN- BROEK, Beginz. der iV/i- tuurk, bladz. 643 enz. I.UGTS- G E- STELD- H E I D. Zie Den- zelfden, Jiift §. 1347 2 54 NATUURLYKE HISTORIE ,, ven dezelve plaats vergaderd word , enz.”” Als men de Schriften van dien oplettenden onderzoeker derNatuure doorbladert , vind men’er een aantal van proeven , die dit nog nader ftaaven ponder anderen ,’t geen voor ons tegenwoordig oogmerk genoeg is, vind men *er in aangeteekend , „ dat de Kwik 55 in Italien in den Barometer gemeenlyk 55 is 1* cub: volgens de rekening agt en 55 twintig duimen; daar de gevvoone mid- delbaare ryzing in Holland gefteld word 55 op negen en twintig duimen. Hier by is 55 nog aanmerkenswaardig, de ongeftadige ,, veranderingen van de zwaarte der Lugt 5, hier te Lande; die, tusfchen de laagfte 5, daaling en hooglle ryzing der Kwik in 5, den Barometer, op een onderfcheid van „ bynaar drie duimen , of zes en dertig ly- ,, nen , berekend word ; terwyl ’er tusfchen 5, de Keerkringen , volgens condamine, ,, naauwlyks een verfchil van zes lynen te ,, vinden is.” Als men dit verfchil van ons Klimaat met dat van heeter Landen op- merkt , kan men ligt bezeffen , dat Hol- lands Lugtftreek, geenzins onder de Hee- te of Warme, maar veeleer onder de Kou- de Klimaaten te Hellen is. Want fchoon men dit Land , volgens deszelfs gelegen- heid , op de breedte van twee en vyftig graaden , onder de gemaatigde Lugtftreck zoude kunnen Hellen ; zoo blykt het eg- ter, uit de dagelykfchc ondervinding , en nadere berekening, dat het onder de Kou- de Klimaaten behoort. Indien men het ge- mid- VAN HOLLAND. 255 middelde der Klimaaten , van de Even- lugts- nagtslyn,als nab^^ de grootfte Hette, tot aan den Noord-Pool, als naby de grooc. fi:e Koude, berekent, dan zal men hetzel- ve op vyf en veertig graaden moeten ftellen : bygevolg zal Holland, op twee en vyftig graaden liggende , zig zeven graaden nader aan de grootfte Koude bevinden : én indieii men die zelfde rekening begint van de ge- melde Ev^ennagtslyn tot by de ondraaglyke Koude , waar in wy niet kunnen leeven , (te weeten op twee en zeventig graaden dan zal het gemiddelde der Klimaaten op zes en dertig graaden zyn ; dus zal Holland zestien graaden digter aan de ondraaglyke Koude , dan aan de draaglyke Hette liggen : men moet gcvolglyk zeggen , dat ons Kli- maat onder de Noordelyke Landen , en Hol- land dus onder de koude Klimaaten behoort. Echter dient men hier by wel aan temer- veuan- ken, dat Hollands Lugtftreek aan zeer vee- deiung Ie, en om zoo te fprceken gantsch onre- gelmaatige veranderingen onderhevig is ; maat. dat derzelver zwaarte Ibmtydsfchielyk zeer veel toe- of afneemt: en dat, niettegen- ftaande deeze bepaalde gelegenheid , de grootfte Koude nogtans in dit Land zeer dikwils door eene groote Hette gevolgd word ; zoo dat men niet zelden in den tus- fehentyd van vier en twintig uuren , en zelfs minder, een merkelyk verfchil in de Lugt gewaar worde. Hier van leveren ons de Waarneemingcn van den naauwkeurigen ilcer NOPPEN 5 benevens die van vcele T 3 a a- tüGTS- GE- fiTELD- H EID* a5Ö NATUURLYKE HISTORIE anderen, overvloedige bewyzen. Dus vind men, ten aanzien van de zwaarte der Lugt, in de Tafelen van dien Heer, aan de Hol- landfche Maatfchappy medegedeeld , dat, in het jaar 1751 , den vyfden April , de Ba- rometer’s morgens Rond op negen en twin- tig duimen , negen en een vierde lyn ; ’s middags op negen en twintig duimen, vier lynen,en dien zelfden avond nog op negen en twintig duimen ; zoo dat ’er , in den tyd van vyftien uuren , eene verandering van negen en een vierde lyn veroorzaakt tvare. Soortgelyke v^eranderingeif ontmoet men doorgaande in die Tafelen van den Heer noppen; en zelfs vind men ’er meermaals een nog fterker verfchil in veel korter tyd. In dat zelfde jaar, by voor- beeld, op den zevenden September, Rond de Barometer ’s morgens op negen en twin- tig duimen en een vierde lyn, en na den tyd van vyf uuren rees de Kwik tot dertig duimen. En wat de Waarneemingen , ten aanzien der Hette, met den Thermometer betreft, men vind in dezelfde Tafelen on- telbaare voorbeelden van de fchielyke ver- anderingen van Hollands LugtsgeReldheid ten deezen opzigce. A^. 1751 , den 18 September , Rond de Thermometer ten twaalf uuren , op drie en zestig graaden , en den 19 dito op maar zes en veertig graa- den; A°. 1752, den 23 April, ten twaalf uuren , op agc en zestig , en ’s anderen- daags op flegts vier en vyftig; den eerRen van de volgende Maimaand, was by, op ’c zelT VAN HOLLAND. ^57 zelfde uur, geklommen tot op vier en zes- lugts tig graaden , en den volgenden dag zag men ^ e- hem gedaald tot op agt en veertig. Deeze Haaltjes , die men in grooten getale met an- deren zoude kunnen vermeerderen , doen genoeg zien, aan welk eene fchielyke ver- andering de gefteldheid van onze Lugt on- derhevig is , zo ten aanzien der zwaarte als der hettc; en wy kunnen ’er tevens uit bcHuiten , dat de Lugt in ’t algemeen hier te Lande veel zwaarder is dan in verfchei- den andere lugtflreeken. Kene b^dcomende oorzaak hier van is de Wateragtigheid des Lands; naaruitwyzen van verfcheiden Proe- ven, welken door ervaarene en keurige Va- derlandfche Natuurkundigen , met in agt- neeminge van ’t onderfcheid van minder of meerder wateragtige Landen, genomen zyn. De meergemelde Heer noppen vind een duidelyk verfchil in de hoeveelheid der uitwaasfemingen , als mede in de zwaarte en gefteldheid der Lugt, in den omtrek, of liever afftand, van één uur. Zelfs heeft by by zekere gelegenheid ondervonden, dat 1742, den zevenden January, te Haar- lem de Thermometer ftond opvyftien graa- den, terwyl hy op Zwanenburg maar tot vier graaden tekende. Ook merkt die Heer aan, dat de Lugt in den omtrek van Haar- lem, ais verder, dan ’t Huis Zwanenburg, van ’cHaarlemmer-Meeren’t Y verwyderd zynde , van minder uitgewaafemde water- dampen voorzien is, dan de Lugt omtrent de laatstgemelde plaats : welke waarneeming T 4 men , lUGTS- G E- 5TELD- HEID. 258 NATUURLYKE HISTORIE men, op goeden grond, in ’t algemeen be- trekkelyk mag maaken , tot het verfchil der Lugt, boven die Landen van Holland, die digt by, en aan, of ver van de oevers der groote Rivieren en Meeren liggen : dog hier van in ’t vervolg nader. Trouwens, daar is geen inwoonder van Holland of vreemdeling, die ’er zig eenigen tyd ont- houd, welke niet weet hoe llerk dit Land aanvogtige uitwaafemingen onderhevig is, en hoe zeer de eene dag, ja het eene uur by het andere, verfchilt, in veranderlyke Lugtsgefteldheid : eene verandering zom- tyds zo groot, dat ze zelfs een veiTchillend Saifoen fchyne te baaren ; zoo dat , ten min- fte voor eenigen tyd, de Lente, Winter, en de Winter, Lente fchyne; en integen- deel de Zomer, Lente, en de Lente, Zo- mer, of ook wel Herfst, en die weder op zyne beurt Zomer. Musschenbroek heeft in den Zomer zelven de uitwerkzelen van den Winter waargenomen. ,, In het 55 midden van Juny des jaars 1737, volg- 3, de, op een helderen warmen dag, met 5, een Oost Noordoosten wind , eene kou- 3, de Vorst , in zoo verre , dat men Ys in 3, de flooten vonde; en veeltyds ziet men 3, hier te Lande, op groote hette, fchie- 3, lyke koude volgen.” De Donderbuien zyn veelal door zwaare Hagelfteenen ver- ^zeld , welke veel zwaarder zyn dan die hier by vriezend weer vallen; men vnnd ze wel tot drie a vder oneen, en zwaarder, waar door dan dikwerf gantfehe Velden gedoopt wor- VAN HOLLAND. 259 worden, ja zelfs geheele Steden debeklaag- lyke gevolgen daar van ondergaan; het na- buurig ’s Hertogenbosch heeft, gelyk be- kend is, nog onlangs de droevige uitwerk- zelen hier van , tot overgroote fchade vee- ler ingezetenen, jammerlyk ondervonden. In zoodanige gevallen ziet men de ongefta- dige uitwerkzelen van hétte en koude te gelyk. Men ondervdnd hier ook wel inte- gendeel, dog zeldzaam, dat ’er in den Na- winter, of den aanvang der Lente, op fter- ke vorst , eene fchielyk warmte volgt. De ge- leerde en geloofwaardige velius heeft in zyne Cbronyck van Hoorn ^ op het jaar i6j5, ten deezen opzigte , het volgende gemeld. „ STcLD- HEI O. 264 NATUURLYKE HISTORIE fen kunnen vcrfterken , en daar by nog an- deren van andere jaaren kunnen voegen, als die van A°. J 60 t , 1 693 enz. , dat mede onge- meen drooge Zomers zyn geweest; zoo dat men het buitenwater door de fluizen moes- te inlaaten : gelyk ook die van het bekende jaar 1615, toen men tot op Kerstyd nog vee ten velde zag , enz. Dog ik agt het voor- geftelde geval alleen genoeg om een voor- beeld by te brengen, het welk aantoont, hoe Holland aan eene merkel^^ke verande- ring der faifoenen , fterke droogten , vrugt- baare en onvrugtbaare jaaren, onderhevig is. Alleenlyk wil ik hier nog byvoegen , dat, gelyk dit voorgaande een voorbeeld is van een heeten en droogen Zomer, ’er ins- gelyks ook zeer natte Zomers zyn ; zoo dat men fomwylen , met zeer veel zorgen, de laage Landen en Polders naauwlyks droog konne houden. Dus was het Ao. 1608 een zo natte Zomer, dat daar uit eene groote duurte ontilond. A°. 1621 regende het ge- Radig; van den eerflen Juny af tot den zes- den Oftober, gingen ’er naïuwlyks vyf da- gen zonder regen voorby; en dit duurde, dog by langer poozen , den gantfchen Herfst door, zonder eenige verandering van wind. Dergelyke regenjaaren zyn ’er in Holland meer , en over ’t geheel heeft men hier meer natte dan drooge Zomers. Jammer is het dat men in die oude tyden geen naauw- keuriger aantekeningen gehouden , en ver- volgens geen meerder gebruik van Baro- meter en Thermometer , na derzelver uit- I VAN HOLLAND. 265 vinding, gemaakt heeft: waarfchynlyk zou- de men dan al verder gevorderd zyn in ge- volgtrekkingen , die men , wegens dit Land 5 daar uit zou hebben kunnen afleiden. Het gebreklyke hier omtrent heeft men in laa- ter dagen beginnen te herftellen , en ’t wel dra zo ver gebragt , dat onze geleerde en naarflige Natuurkundigen zig tegenwoordig in Haat bevinden, om, door proeven, en op gegronde redenen lleunende rekenin- gen, te bewyzen, dat het getal der Regen- dagen , en de hoeveelheid van vallenden Regen uit de wolken, en opklimmende uit- waafeming , in Hollands Dampkring , na genoeg tot eene eevengelykheid te brengen is , als men de jaaren door een rekent. En dat , alhoewel ’er eene zoo zigtbaare ongeftadigheid in de Lugt fchyne te heer- fchen , die ongeftadigheid flegts van ons oppervlakkig denkbeeld afhangt ; daar de- zelve , met een bedaard oog befchouwd zynde, ten getuigen ftrekt, van de regel- maatige en wyze fchikkingen van een Óp. perwezen, die de Natuurwet aan de on- verbreekbaare fchakels van vastbeperkte en regelmaatige beurtwisfelingen , zoo Maje- ftueus verknogt heeft. De zoo zeer ge- bruikelyke uitdrukking van onregelmaatige Saifoenen in Holland, is derhalven alleen betrekkelyk tot de bepaaling van een kor- ten tyd , of een enkel Saifoen , en men noemt het dus , volgens m ussch en- er oek, een nat jaar , wanneer hier te Lande, in één jaar, by voorbeeld, omtrent Lei» LüGTS- G E- STELD- HEID. 266 NATUURLYKE HISTORIE LUGTS- 6 E- STELD- H E 1 D. TRAP VA N HE T T£. Leiden , meer regen dan ter hoogte van om* trcnt 30 Rhynlandfche duimen valt; of als de hoogte van ’t gevallen regenwater, om- trent Halfwegen Haarlem en Amfterdam , de maat van 24 zulke duimen te boven gaat: valt *er minder, zoo is het een droog jaar; en, ik voeg ’er by, veel minder, gelyk het gemelde jaar 1723 , dan is het buitenge- meen droog, en buiten het gewoon beloop van de Jaargetyden in Holland. Dit in ’t algemeen wegens de vogtigheid en droogte aangemerkt zynde, zoo laat ons zien, in hoe verre onze Natuurkundigen de Hette en Koude hier te Lande bepaalen. De Hette, die ’er fomwylen zeer fchie- lyk opkomt, en ook wel eenige dagen ag- tereen by aanhoudendheid duurt, kan zeer .fterk zyn , en zelfs zoo, dat fommige lig- haamsgefieldheden die niet kunnen weder- ftaan ; te minder , nadien de inwoonders van Holland zulk eene hette gantsch niet gewoon zyn ; wegens de overhand , die ’er de kou- de en gedronge natte lugt gemeenlyk heeft. Want, vermits de Hette fterker is, naar- maate dat de Dampkring en de Wolken minder ineengepakt zyn , en hooger ryzen ; en in Holland een byna geftadige menigte van Wolken, en veele Wateragtige uitwaas- femingen digt by de Aarde zweeven ; zoo moet volgen, dat de Hette, wanneer zy tot ons komt, in eene heldere Lugtsgefleld- heid, en in dien tyd , wanneer de Zon haare draaien vlakker over ons Land fpreid , zekerlyk zeer ongewoon aan , en dus trei- VAN HOLLAND. 267 fende voor onzen Landaard is. Men onder- vind daarenboven, dat de Lugt, wanneer het in Holland buitengewoon heet of lie- ver warm zy, ook zeer helder is; en naar- maate, dat de warmte fterker is en langer duurt, word de Lugt nog helderer; ook is ’er de Hette byna altoos van ftilte verge- zeld ; en men mag integendeel , zoo dra men hier maar eenigen doorgaanden wind krygt , en de Lugt met wolken begint te betrekken , eene aanftaande koelte voor- fpellen ; die ook meerendeels op eene don- derbui volgt. Tot welk een trap de Hette zig in Holland bepaale, word van verfchei- den Liefhebbers van waarneemingen ver- fchillend opgegee ven. Müsschenbroek heeft aangetekend, dat hy ,geduurende den tyd van zestien jaaren, te Leiden, maar eens,in de maand July des jaars 1750, den Thermometer 90 graaden heeft zien teke- nen; dat de heetfte dagen gemeenlyk zyn, van 80 tot ?6 graaden; dog dat hy, in den tyd van zeventien jaaren, te Utrecht, den Thermometer eenmaal gezien heeft , op 94 graaden, in de maand July des jaars 1733. Boer HAVE fielt, dat de Hette alhier, by grooten aandrang, zeer zeldzaam, op den Thermometer van fah re nheit negentig graaden tekent: en hy beweert daar en bo- ven , dat een inwoonder van ons Land , als de Hette tot die graaden klimt , ’er bezwaar- lyk in kan leeven. Zommigen , fteunende op andere , (of zoo men wil nadere Proe- ven,) hebben bevonden, dat de Thermo- V me- lugts- G E- STELD- HEID. Introd. ad Pbil. Nat. § 1558. tUCTS- GE- SÏELD- K E I D. Zie Ulcge- zogte Verban- I delingen, V Deel. 268 NATUURLYKE HISTORIE meter in Amfteldam geklommen is tot 92 graaden , in , en tot 80 buiten de Zon , ja zelfs tot 97 graaden. In dat zelfde Werk vind men nog verfcheiden aantekeningen , wegens de Warmte in Holland , inzonder- heid te Amfteldam , waargenomen ; waar uit men fchynt te moeten befluiten , dat ’er , met opzicht tot de Hotte, echte waarnee- mingen zyn , volgens welken men de Hette in Holland tot een hooger trap zou mogen brengen, dan boe 11 have dezelve be- paald heeft. Ondertusfehen houden wy ons, ten aanzien van Hollands Klimaat , aan de bepaalingen van dien grooten Wysgeer;dat naamlyk de Hette , wanneer ze in Holland hooger dan negentig graaden op den Ther- mometer tekent , hier te Lande ondraage- lyk is; als men, (en hier dient op gelet te worden ,) volgens ’s Mans eigen woor- den, naauwkeurig agt fiaat, om, by ’t be- fchouwen van den Thermometer, te gelyk de Zwaarte der Lugt, of van den Damp- kring, op een daar by hangenden Barome- ter waar te neemen. Hier aan ligt waarlyk zeer veel gelegen , en ’t is niet onwaar- fclnmlyk , dat het merkelyk verfchil van den Thermometer op Zwanenburg, en dien van Amfteldam, beide A». 1757 waargeno- men, aan dit ondeiTcheid is toe te fchry- ven. Den 7 July van dat jaar Rond de Thermometer in Amfteldam op 97^ graad; en dien eigenften dag, als mede de gant- fche maand door , op Zwanenburg niet hooger dan op 86 graaden. Dit verfchil is moei- VAN HOLLAND. 269 moeil^^k overeen te brengen; egter, devvyl de waarneemingen op Zwanenburg met zoo veel naauwkeurighcid , en op hooge Ordre , gefchieden , zoo dient men dezel- ven niet voorbaarig te verwerpen : maar veel eer te befluiten , (zoo als in eene by- gevoegde aanteekening in de Vitgezogte Ver^ handelingen gezegd word ,) dat men van zoo- danige waarneemingen weinig dienst kan hebben; om ’er, ten opzigte van de warm- te der Lugt, daar de meeste menfchen hier in leeven, iets uit te befluiten. Liefst blyf ik daarom ook , ten aanzien van Holland , gedceltelyk , by de bepaaling , die deeze Schryver , op het einde , als een befluit voorilelt; dat naamlyk „ de Regel, die op „ den gantfchen Aardkloot plaats heeft, 5, hier ook invloed maakt : te weeten , dat de 5, Hette hier zelden dat uitwerkzel heeft, 5, dat de Kwik in den Thermometer van 5, FAHRENHEiT tot 90 graaden komt; ,5 dat egter de Natuurlyke Warmte wel 55 daar boven kan flygen;” dan of zy hier in Holland tot ico graaden komen kan , laat ik onbeflist. Dat ’er byzondere oor- zaaken kunnen famenloopen, die in Haat zyn om eene nog Herker Hette in Holland te wege te brengen , is wel niet onmoge- lyk 5 maar ’t is , ten opzigte van ons Klimaat , zeer onwaarfchynlyk. Men hoopt , niet zonder grond , dat men van dit alles , door den tyd , vaster befluiten mag verwagten ; als de arbeid en waarneemingen van veele naarftige en des kundige Mannen , na ver- V 2 loop LUGT.?- G E- STELD- IV.Deel. bl. 47a V, tüGTS* O E- STELD- N£1 O. 270 NATUURLYKE HISTORIE loop van behoorlyken tyd , tot zekerder bepaalingen zullen gebragt zyn. Voor het overige is ’t in het algemeen waar, dat de grootfte Hette in Holland, in de maanden July en Augustus , of na den Zomer Zons- ftand , befpeurd word ; en dat dezelve zeer zelden gemaatigd blyft ; zoo dat de eene dag, ja het eene uur, veel heftiger ver- hitte dan het andere. Ze komt ook niet zelden zeer fchielyk , volgt fomwylen op een gantsch koelen dag of nagt , en verd wynt even zoo ongelyk, ’t welk grootlyks fchynt af te hangen van den wind, die de warmte naar ons toewaait, of dezelve verdryft. De meeste Warmte komt tot ons met Wes- te- en Zuidweste- dog voornaamelyk met Zuide- Winden; fchoon het ook nu en dan met andere winden, by eene heldere lugt, in Holland zeer warm zy. De uitwerkzelen deezer fchielyk opkomende Hette hebben hier te Lande al vry gevaarlyke gevolgen; ’er zyn overvloedige voorbeelden van gezon- de Menfchen , die, in het midden van hun- nen arbeid, dood gebleeven Z3m;en ’er zyn niet minder getuigenisfen van Ziekten, die door de Hette veroorzaakt worden , be- kend: ja zelfs zyn ’er in Holland Pesttyden gebooren, uit den invloed van heete Zomers, zoo als men in de Kronyken zeer veel aan- getekend vind: fchoon ik wel haast twyfe- len zoude, of de eenvoudigheid onzer Voor- vaderen, en de geringe bloei der Genees- kunde onderhen, niet wel eene oorzaak ge- weest is, dat men eene Heete Epidemique Ziek- VAN HOLLAND. 271 Ziekte veelal voor Pest heeft aangezien. De graad van Hette is dus veel verandelyker; en daar door gevoeliger in Holland , dan in veele andere Landen , daar een gel3^ker graad van Hette heerscht , gefladiger winden waaijen , en minder dampige of wateragtige uitwaafemingenzyn;’twelk wyjals overbe- kend, niet breeder behoeven uit te breiden. Wat nu de Koude in Holland betreft, deeze is hier veel flerker, en natuurlyker dan de Hette: ’er gaan weinig Winterfai- foenen en Herftgetyden voorby, waarin de uitwerkzelen van fnerpende Ooste- en Noordooste-Winden zig niet doen gevoe- len; ’er verzwinden geene jaaren, waar in de Koude, op den eenen of anderen tyd, het aardryk niet gevoelig aandoet: en, zyn ’er v^oorbeelden van buitengewoone hette en drooge tyden , daar' zyn ’er nog veel meer van harde en koude Winters. Eenige Natuurkundigen zyn egter van gedagten, dat de Winters hier, agtereenvolgende ge- field zynde , zoo zwaar niet meer zyn als over ééne of meerder Eeuwen ; vermits ’er toen byna geen Winterfaifoenen in Holland verfcheenen , waar in men geen felle kou- de en vast bevroozen wateren, en inzon- derheid veel fneeuw had ; terwyl ’er , zoo men wil, in deezen laater tyd, veele natte en wakke Winters zyn , die zonder on- maatige fneeuw en felle vorst voorby gaan. Dan ik twyfel zeer flerk, of deeze fpecula- tie, behoorlyk nagegaan z^mde, wel Heek kan houden. In de voorige Eeuwen zyn de V 3 jaa- LUGTS- O £- STELD- HEID. TRAP VA N KOUDE.’ tt'GTS- G E- stfld- HhlD. 272 NATUURLYKE HISTORIE jaaren 1520, 1607 , 1682 , voor fterke Win- ters bekend geweest ; en in deeze agttiende P'euw, rekent men men de allerfelfte kou- de gcheerscht te hebben , om niet van an- dere jaaren te fpreeken,in de jaaren 1709, 17405,17555 1757 en 1760; onder welken die van het jaar 1709 en 1740 voor de flrengfle Winters gehoude'n worden; ver- mits in die jaaren verfcheiden Menichen, en andere fchepzelen , door de koude ge- ftorven zyn, en zelfs het Gevogelte in de bosfehen dood gevonden is. Men heeft veele en onderfcheidene aan- tekeningen , betreffende de graaden der Koude van die jaaren, in verfchiilende Lan- den ; terwyl ettelyke Geleerden gearbeid hebben, om hier door den grootften graad der Koude onder eene zekere bepaaling te brengen. De waarneemingen tot andere Landen behoorende , daar laatende , zullen wy ons alleen houden aan die , welken Hol- land betreffen. Die van het jaar 1709 is geweest tot 18 graaden onder o; en die van het jaar 1740 tot 4 graaden onder o , op den Thermometer van fahrenheit: dat is 36 onder ’t punt van V’orsc , op den 1 1 January. De Koude van het jaar 1755, op den 9 February , is gev/eest tusfehen 1 6 en o. En die van het jaar x 7 57 , tot 3 graaden bo- ven o'; dog op Zwanenburg is dezelve waar- genomen , niet laager dan ii graaden bo- ven o. De Barometer flond toen, in de felfle Koude, op 28 duimen. De felle Kou- de, eindelyk, van het jaar 1760, heeft 23 graa- % ,r,rf;. r/rJijfïVtÉ?'. ■ ■■ ■->. . ' I ■ V ■ f- . '■' , - • > /.- ' ’ ' ■■ I ■ .1. . • •' ■r. C • V , 7 U, .?>.! r 1 .'.'■fi; :iWi 1 '^4 r| • ‘ V* ., j. f Itny (oY! ,o r ' j ‘'V\ . • A » • V * ‘-Krr, ' j .yi^artrt •A.* ^ t -oy. •iprv 1 ’:vjdaiooy: ' * . ■ i :^i rn; 1 - .7*?Rürir,[ *12^ iV' ; ‘ iodatiiO‘30 .1 i " ■>^ . ' ■ ■ • .11 [ V ,^y'nïufin} .W - 1^ ■ ■ ■' ..TffeV''.-' r-'ifnao'jCi .\^i *.ri iJH ; ':o^y "'m .Oï 1007 TJd/frovuD/t .Tr? rr? , yir>nr:n]/.i4r ^ V . ; • ' i 100/ 1 ■ ■^■'- .y 1 .g <- -■; / j lO^// "oemr o/i .T m j.„d' ’iVfiurr.r .2i: ,.0S 10H\7 < j’ ijcjj1:j3pO(! i , \if,unl>i ,h^y ar: ' ". ■] - ;.8l‘ tóe/ ,üi €a.< 1 Ij^:- e tóMV ;•. ‘ ca. iadfllt^70ia y.; .ivïv'ïoöv .1 •jodthassCI '.(';i . '.•V ^v-Ji io^; | . i^CfrwosG' .=v •- ''Ar 't .o ■; >fino i' ih. >;i^-r)ai; _ ; SiT'\'»^ ‘ ■ ■04 , ’v ^ BI. 273 Jaaren. Lyst der grootste koude Dagen. Hoogte des Tberm. 1735- 15. December voor 32. 173Ö. 19. February na 19. 20. November voor 32. 1737- 6. February na- 30. 7. November voor 30. 1738- 10. January na 18. 16. November voor 28. 24. December na 24. 1739- 28. November voor 2i\. 1740. II. January na 2 onder 0. 22. November voor 32. 174'- 27. January na 17. 18. December voor 26. 1742. 8. January na 12. 13. December voor 22. — 27. December na 12. 1743. 14. December voor 25. 1744. 7. February na 19. 30. November voor 30. 1745. 21. January na 18. 20. December voor 23. 174Ö. 24. January na 23. 29. November voor 2.|. 1747* 15. January na 10. 19. December voor 29. 1748. 6. Maart na II. — 2. December voor 28. Ï749. 1 1. January na 21. 25. November voor 24. 175°. 5. January na 23. — 4. December voor 27. 1751. 10. February na 17. fj''inter - Zons - Stand. Dagen. Hoogte des Tberm. 18. December 27. December ïo. November 28. January. 7. December 31. January. I. December 9. February 5. December 4. February II. December 8. January 19. December 20. January 26. November 21. January 13. December 13. January 1. November 28. January 13. December 26. January 20. December 23. January 21. November 2. Maart 19. December 18. February 7. December 9. January jo. December 7. January. voor 33. na 29. voor 32. na lö. voor 30. na 16. voor 29. na 9. voor 33. na 32. voor 20. na II. voor 31. na 12. voor 30. na 27. voor 16. na 9. voor 33. na iC. voor 20. na 27. voor 28. na 10. voor 28. na 28. voor 27. na 20. voor 27. na 24. voor 20. na 3 onder o. VAN HOLLAND. 273 graaden beneden het punt van Vorst gete- lugts- kend , en is op 9 graaden bov^en o w^ar- f’ genomen. Men vind de voornaamfte aante- kcningen wegens de Koude in Holland, zeer beknopt, en met grooten arbeid, (aan niemand bekend , dan aan hun , die weeten , welk een arbeid en aandagt ’er vereischC ivord tot het opftellen van eene geregelde Tafel , uit waarneemingen van lange jaaren op te maaken ,) in een Tafeltje , ’t welk door den Eerwaarden Heer palier opgefteld , en met zyne waarneeming over de Koude in de maand January 1767, aan de Holland- fche Maatfehappy gezonden is. Wy hebben goedgevonden hetzelve hier in te lasfen, om dat het kortelyk de verandering der Koude inde Winters, van het jaar 1735 tot 17Ó7 ingeflooten, aanwyst, kunnende ver- ders het gehcele vertoog, met groot nut, tot opheldering van het geene de Koude in Holland betreft, in het negende Deels der- de Stuk der Hollandfcbe Maatfebappye gelee- zen worden. Men kan ’er tevens uit zien, dat de Eerwaarde Heer palier, uit dit Tafeltje , afleid , dat de grootfte Koude meestentyds invalt, na den Winter-Zons- ffand; als hebbende de Thermometer , ge- duurende eene reeks van 32 jaaren, ftand- vastig de grootfte Koude na dien tyd aange- weezen; uitgenomen in denWinter van ’t jaar 1761 , toen de Thermometer A®. 1761 den 13 December op 20, en A^. 1762, den 26 ‘January op 27 graaden waargenomen werd. Als mede dat de twee koudfte tyden , voor V 4 en IVVGTS- G E- STELD- HEI D. 274 NATUURLYKE HISTORIE cn naden Wintcr-Zonsftand , elkander twee- maal zyn gelyk geweest, te weeten, den 20 December 1745* , en den 24 January 1746; wanneer, op beide die dagen, de Thermometer 23 graaden tekende: en zoo ook op den 21 November 1763, en den 2 Maart 1764; ftaande de Thermometer, op beide die dagen , op 28 graaden. Deeze waarneemingen , waar onder veelen volgens den Thermometer van F ah r enhe it be- paald zyn , doen ons ligtlyk bezefFen , dat de Koude in Holland, wanneer zy onge- meen fterk is , zig meerendeels^ tiisfchen zestien en o bepaald; voorts, dat zy zelden toto komt-, en zoo zy daar over komt, dat ze als dan eene harder Koude tekent dan in de gemelde jaaren gemeenlyk ondervon- den is. Dit geeft ons grond, om al we. derom, met boer have en musschen- BROEK, vast te Rellen, dat de gewoon- lyke hoogfte graad van Koude in Holland op de o van fahrenheit kan bepaald worden. Dog men moet hier tevens in agt neemen, dat de trap der Koude, even ge- lyk die der Hette , op verfcheide plaatfen , ja zelfs in nabygelegen Steden in Holland, als, by voorbeeld, Amfteldam , Haarlem en Leiden , kan verfchillen ; het geen door de Itreek van den wind , de gelegenheid der plaatfe , of andere onbekende oorzaaken, ligtlyk te wege gebragt kan worden. .Men heeft hier van reeds overvloedige blyken , in de met elkander vergeleekene waarnee- mingen van nabuurige Landen ; welken too- nen, VAN HOLLAND. 275 nen, dat ’er in het eene Land eene flerke Vorst en Koude was , terwyl ’er in het an- dere, op dien eigenften tyd, geene blyken van waren. Dog van dit, als te verre bui- ten ons bedek zynde,en tot de uitrekening der graaden van koude in Europa byzonder behoorende, afziende, wyzen wy den Le* zer, wien ’t mogt lusten zulks nader na te fpooren , tot de Werken van den geleerden MusscHENBROEK, CU eeiie naauwkeuri- ge en byzondere Verhandeling , over de vergelyking der Koude , te vinden in de meermaalsgemelde üitgezogte Verhandelingen, Dit dan daar laatende, gaan wy over tot de Vorst , die in den Winter gemeenlyk de Koude vergezelt. Het punt van Vorst, of de Koude , waar mede het doorgaans in Holland begint te vriezen , fielt men op twee- a drie en dertig graaden , op den Thermometer van fahrenheit. Vol- gens MUSSCHENBROEK, „ komt dcVorst, „ en ze blyft ons by, met Landwinden, „ en geenfins met Zeewinden : het vriest „ niet met eenige Westewinden, en zelfs „ byna met geene Noordevvinden , maar „ met Oostelyke , vooral met Zuidooste- ,, lyke winden , of wel met vlak Zuidewin- „ den , gelyk het A°. 1738 met deezen ,, wind flerk vtoos ; hoe men van ons Land ,, af Oostelyker gaat , hoe het Iterker aldaar ,, vriest, hoe men integendeel Westelyker ,, Landen befchouwd , hoe het minder „ vriest.” Deeze waarneemingen gaan , by de meeste Winters in Holland door ; egter be- LüCTS- G E- STELD- HË ID. VORST,' Wan- neer? Beginz, der N~a- tuurk. § 9zr. lÜGTS- G E- STELD- HEID. 276 NATUURLYKR HISTORIE bevind men in harde Winters wel, dat het met Noorde-vvinden 5 ja zelfs met alle win- den, ook wel Weste-winden , by aanhou- dendheid vriest ; hoewel op de laatscgemel- den anders gemeenlyk dooi volgt : het is hier doorby deLandzaaten zelfs een fpreek- woord geworden , wanneer zy eene onge- meene fterke Vorst willen aanduiden , te zeggen : het vriest met alle winden. Wat bepaaldlyk dentyd der Koude, waar in wy de Vorst hier te Lande meest onder- vinden, betreft, dezelve is zeer ongelyk. Men gevoelt fomtydsde fellle kou^e in No- vember en December; terwyl de maanden January, February en Maart gedwee, of, zoo men hier te Lande zegt , wak weer hebben : dog op andere jaaren heeft men integendeel , in de eerstgenoemde maan- den, zagt weer, gevoelende weinig Vorst I * of Koude ; en word men op het laatst van January, als mede in February en Maart, de felffce Vorst gewaar. Het gebeurt ook wel, fchoon het zeldzaam zy, dat men hier eene aanhoudende Vorst in April en May heeft, dat het in die maanden in Holland nog fterk ys vormt , en het water bevroo- zen raakt ; dat ook fomtyds plaats heeft reeds in de maand Oólober, ja zelfs nog in de maanden May en Juny : dog deeze kou- den diiuren zelden lang, en zyn niet dan uitwerkzelen van de ongelladigheid der Win- den. Men moet, volgens de ondervinding, den T}’d, wanneer Holland gemeenlyk aan de felfte Koude onderhevig is j bepaalen in VAN HOLLAND. 277 de maanden December, January, February cn Maart, of althans, volgens de bovenge- melde aanmerking, naar den Winter-Zons- ftand; even gelyk we de grootfle Hette na den Zomer-Zonsftand ondergaan. Wanneer ons in dat jaargety eene felle Vorst treft, kan het water hier te Lande tot eene zeer zwaare dikte bevriezen; in zoo verre , dat het ys , op fommige plaat- fen, tot drie a vier voeten dik, ja dikker, aangroeie, en de grond tot eene dergelyke diepte bevroozen worde. Men mag egter wel zeggen dat het zeer flerke en harde Winters zyn, als de Vorst hier tot de diep- te van drie a vier voeten in den grond door- dringt ; het geen , volgens eene aanteke- ning van MUSSCHENBROEK, in het jaar 1709 ondervonden is: want over het alge- meen bevriest, by aanhoudende Vorst, de Grond flegts ter diepte van twee a drie voeten; dog het onderfcheid der gronden maakt hier een merkelyk verfchil. De Veen- gronden bevriezen het diepst, als bol en wateragtig zynde; de Klaigronden vry min- der ; maar ze worden fpade ontdooid ; en de Zandgronden bevriezen het minde. Hier- om is ’t ook dat de Tuinlieden, die aard- appelen , wortelen en dergelyke foorten van wintervoorraad, voor de Vorst bewaa- ren willen , dezelven ter diepte van drie a vier voeten in een kuil met ftroo en zand begraaven; welken kuil zy, na ’t afloopen van de Vorst, weder opdelven, wanneer die veldgewaslbn even zoo goed zyn als te voo- LUGTS- G E- STELD-* H£^D. KR AGT DER VORST. lUGTS- G B- STELD- H£1D. 278 NATUURLYKE HISTORIE vooren : ten ware een buitengemeene Vorst, ’t geen zelden gebeurt, dieper in de aarde was doorgedrongen, De Vorst verfpreid zig bykans overat door Holland, en dringt in alle zoo zoete als zoute wateren , zoo dat gewoonlyk de groote Meeren, ja, by eene feller Vorst, zelfs de Zuiderzee , gantsch toevriezen ; en wel tot zulk eene fterkte van Ys , dat 'er met zwaargelaadene wagens met drie, vier en meerder paarden over gereeden konne wor- den. Meermaalen is ’t gebeurd, dat zwaare rytuigen van Amileldam tot na Vriesland en Overj^sfel, over de Zuiderzee, gereeden zyn; en het is niet zeldzaam , gelaadene Hooiwagens, by harde Winters, over de bevroozen Rivieren en Binnewateren van Holland , te zien heen en weder ryden. De oevers der Noordzee bevriezen insgelyks, en de aanftuivende golven , op elkander verftyfd, worden tot gantfche ysbergen op- gehoopt : ja zelfs worden de Zeegaten door het ys verftopt. Men verhaalt, dat men in de Noordzee , voor deeze kust , zomtyds fchotzen ys ziet van eene ongemeene groot- te ; en menigmaal heb ik , in den Winter van A«. 1740, 1757 en 1760 , het gantfche ftrand, van Scheveningen en Katwyk, als met een voormuur van ysrotzen bezet ge- zien ; waar van ’er fommige tot eene kloe- ke manshoogte en hooger waren opeenge- ftapeld: ook vind men aangeteekend, dat de Noordzee, in ’t jaar 1621, wel tot 38 vademen diepte bevroozen was ; dat is te zeg- VAN HOLLAND. 279 neggen, zo ver van flrand af met ys geheel beflciagen , toe daar men 38 vademen diepte peilde , het geen al zeer verre in Zee is. Ook veroorzaakt de trekking der Huizen wel, dat fommige plaatfen zelden of nooit bevriezen ; en zoo blyven de duinbeekjes insgelyks veelal onbevroozen , door het ge- ftadigafrypelendduinwater;gelyk wy reeds voorheen van een uitloop van de Hoep- beek , en eene Wel by de Bevervvyk , gezegd hebben ; die Ao, 1740 zelfs niet bevroozen is geweest. Daar en boven , nademaal het een natuurJyk uitwerkzel van t’faamgedrongene en opgeQootene lugt is, met kragc zig uit te zetten , zoo heeft dit des Winters , op de bevroozen Meeren , ook zeer veel plaats : bet ys berst dan met geweld, en met een. donderend geluid, van een; hier uit ont- Haan voorts doorgaande fleuven, wel van drie a vier voeten wyd, en ter lengte van het geheele water : decze fleuven blyven lang open , en bevriezen , uit oorzaak der trekkinge, bezwaarlyk ; ten zy ’er elders eene andere opening kome. Wrakken en togtgaten, die zelden bevriezen , zyn ’er gemeenlyk ook overal in de Meeren en Plas- fen , by VVintertyd , te vinden : en fchoon dezelven by eene allerfelfte Vorst al be- vriezen , zyn zy nogtans , by de minfte ontlaating , weder open , en maaken dus het ys regt ysfelyk en gevaarlyk , voor de vlugge Hollanders en Friefen, die boven alle natiën uitmunten , in de konst van op fchoverlingen of fchaatfen te ryden ; en X zoo LUÖTS* G ST^LD- H £X D. 28o natuurlyke historie tUGTS- G E- STELD- HEI D. D E SNii^UW. ZOO wel de ftoute wateren des Winters on- verfchrokt betreeden , als zy de woeste gol- ven 5 in weerwil der winden , by Zomer- tyd, bevaaren. De Sneeuw , die in alle Landen, daar het flerk vriest, de Vorst vergezelt, valt in Holland by alle Wintergetyden min of meer ; maar op byzondere Winters zeer fterk , en wel tot twee of drie ^voeten hoog. Op plaatfen , daar de wind de Sneeuw op een jaagt , vind men fomtyds gantfche Sneeuwbergen ; ik heb ’er Ao. 1740 zeer hoogen gezien, en ’er in het jaar 1766 ge- meecen die de hoogte van tien en twaalf voeten hadden : geheele ftreeken en vel- den , op den wind gelegen , waren ter hal- ver manshoogte bedekt , en Wagens en Paar- den bleeven in de Sneeuw fteeken; waar door veele plaatfen, wegens de gevallen Sneeuw , diestyds ontoegangkelyk geweest zyn. Dog even als de Regen ongelyk valt, zoo is het ook met de Sneeuw. Men heeft voorbeelden , dat het te Leiden zoo fterk gefneeuwd had , dat men met fleeden door de Stad reed; terwyl ’er in den Haag geen of zeer weinig Sneeuw gevallen was; en dit gebeurt wei op den afftand van nog geen uur. De zwaarte der Sneeuw is niet min- der ongelyk; fomtyds valt ze zeer lugtig, en op andere tyden integendeel gantsch opeengepakt , neder. De Sneeuw is , in Hol- land, veeltyds een voorbode van eene aan- ftaande dooi ; maar nu en dan brengt zy ook de Vorst wel mede; Avanneer zy lang VAN HOLLAND. a8r h\y?t liggen , en als het ys zelve te famen krimpt. Volgens de waarneemingen van M ussCHENBRo EK tc Leiden, fneeuwt het hier te Lande, in de maanden Janua- ry , February, Maart, April, November en December ; in May valt ’er zeldzaam Sneeuw, en in de maanden Juny, July, Augustus , September en Oftober , word men hier geen Sneeuw gewaar ; ten minfte hy betuigt, in den tyd van dertig jaaren j geen vlok Sneeuw in die maanden te heb- ben zien vallen. De Sneeuw valt hier te Lande onder zeer veifchillende gedaanten ; dog dewyl zy wel het meeste valt, by ontlaating van de lugt, zoo ziet men dezelve veel meerder in de geftalte van groote wateragtige vlok- ken, dan in die van fynere vliesjes , neder^' daalen. Egter kan hier ook fyne Sneeuw vallen , die vry fnerpende is , als zy doof Ooste- of Noorde-winden aan gejaagd word; en dit noemt men in Holland Jagcfneeuw, die onder veelerleie figuuren nedervalt* Verfcheiden Liefhebbers hebben zig bevly- tigd , om naauwkeurige waarneemingen op deeze Sneeuwfiguuren te doen ; d esc ar- tes heeft ze in zyn tyd in Holland alwaaf- genomen ; CAssiNi,in Vrankryk ; h o o- KE, in Engeland, en musschen broek^ (om niet nog van veele anderen te fpree- ken,) heeft zes figuuren, door hem zelveii gezien, in zyn Nederduitsch Werk ver- toond ; welke allen met eenigen j die ik ftraks' befchfyven ^al j overeen komen# In dö K 2 lügts- G E- STELb- H ËÏ D. Intród, ad Pbiti Nat. S 240i* TF der SNEEUW- FlGÜÜ* tCCTS- O E- STELD- HEI D. ü8z NATUURLYKE HISTORIE laatere uitgaave van zyn Latynfche Werk, heeft hy daar en boven ook medegedeeld, eenige Sneeuwfiguuren , die door den Heer STOKKE, in ’t jaar 1740, waargenomen, en naauwkeurig afgeteekend zyn. Onder de Autheuren , die dit onderwerp opzette- lyk behandeld hebben , verdient hier nog wel inzonderheid genoemd te worden, de oplettende Heer engelman, wiens /"er- handeling omr de Sneeuwfiguuren veelen ter verwonderinge geftrekt heeft, ’t Had ook, toen ik dit zyn Werkje voor de eerftemaal zag, die aandoening op my, dat ik van ver- baasdheid verzet Ronde ; ziende een aantal van meer dan vier honderd vreemde Sneeuw- figuuren. Wonderlyke figuuren , voorwaar ! zoo zeldzaam en byzonder, dat ik myn geest moeite moest aandoen , om .niet aan de echtheid der afteekeninge te twyffelen, ’c welk my ook vervolgens aangefpoord heeft , om zelve daar op onderzoek te doen; waar toe myne landwooning my eene zeer goe- de gelegenheid verleende, die ik, wel by- zonder, in ’t laatst van December J7Ó4, ook opzettelyk waarnam. Het was diestyds zeer helder vriezend weêr; de Lugt betrok fchielyk met effene wolken ; daar op begonden eenige fyne wit- te deeltjes neder tedaalen,met een Ooste- wind; allengs vielen deeze deeltjes in een grooter aantal, als Jagtfneeuw ; en het re- gende, zoo als men gemeenlyk zegt. Roos- jes en Starretjes. Ik vergaderde , op een iftuk zuiver glas , zoo veel Sneeuw als ik kon, VAN HOLLAND. 283 kon 5 in een’ hoek , daar geen wind was ; deeze verzamelde Snecuwvliesjes vervol- gens befchou wende, ontdekte ik terftond dat ze van verfchillende gedaanten waren : de meeste deeltjes waren rondhoekig, zie figuur O en V; anderen puntig, A tot G; veelen befionden uit gladde en getakte Staaf- jes, D, E; eenigen uit vyf, zes en zeven puntige Starretjes, B, C, F, G; en ette- i^d^en vertoonden zig als vyf en zes bladi- ge Blaadjes,ofRoosjes,M,N, Q. Ik bragt by aanhoudendheid myne glazen , met de figutiren , op zwart laken geplaatst, voor het Vergrootglas; en bevond de Sneeuvv- vliesjes van gedaante, zoo als zy op de hier nevensgaande Plaat vertoond zyn. Verre de mees ten deezer Sneeuvvfiguuren belton- den , uit gladde doorfchynende Staafjes , die, op verfcheiden wyzen, tot de gedaan- te van Starretjes overhelden ; dog de pun- ten der Starretjes waren ftompagtiger dan men ze ge woonlyk verbeeld : fommigen , ge- lyk figuur H , I , K , T , vertoonden zig tak- agtig; maar zoo, dat die takjes wel eens onregelmaatig waren , als I en K : andere fi- guurtjes waren als Blaadjes , gelyk figuur P vertoont; veelen deezer Blaadjes of Roos- jes waren evenredig, en veranderden zelfs op het glas , in andere gedaanten ; dus ver- anderde, by voorbeeld, figuur M door in- krimping in de figuur N , en de figuur O in V. In het daar op volgende jaar heb ik in Ja- nuary, voor een korten tyd, wederom der- gelyke Sneeuw waargenomen ; en dezelfde X 3 ' foort LUGTS- G E- steld- HËID. Ï.06TS- G E- ?TELD- 284 NATUURLYKE HISTORIE foort van figuuren gevonden , hoewel met eenig toevallig onderfcheid ; want , ver- mits het dooiagtig wierd onder dit fneeu- wen 5 vielen de figuuren zoo vast niet ne- der, De figuuren , toen door my gezien » zyn verbeeld by L, R, S 5 T ; zy fcheenen zig tot Sneeuwvlokjes te formeeren , en kort na dat ik ze opgevangen had, volgde ook zwaare Sneeuw; ge\yk zoo doorgaans deeze figuuren voorbodens van Vorst en Sneeuw zyn. Alle deeze figuuren zyn , om ^er een klaarder denkbeeld van te geeven , merkelyk grooter verbeeld , dan zy zich ver- toonen : men kan de natuurlyke grootte , van de grootlle foort, zien, by die figuur- tjes,die met de kleene letters onder aan ge- teekend ftaan; welken dezelfden zyn, met die, welke met die eigenlle capitaale letter zyn aangeweezen. Wanneer men nu aan- dagtig de wyze van het nederdaalen deezer figuuren overweegt , en dezelven naauw- keurig befehouwd , dan meen ik met regt te mogen vastftellen , dat deeze figuuren , ^llen , en altyd , zoo evenredig niet zyn als men zig verbeeld; mitsgaders, dat men uit dezelven geene zoo gewigtige gevolg- trekking afleiden kan ; als of ’er in de lugt zulke en zoo veelerlei gevormde lig- haamen , als die gedaanten zyn , zouden zweeven. Ik ben ftout genoeg om die Sneeuwfiguuren toevallig te noemen ; toe- vallig zeg ik, niet in opzigt van de eigen- fchap van de Sneeuw en Ysdeelen , om teelv^n te formeeren ,. tot aller leie Star- re- VAN HOLLAND. 285 rctjes en Roosjes; maar toevallig, in op- zigr van de Ysniaaking, die de vogten en dampen, in die buiging, valling, grootheid en kleenheid, doet verftyven; zoo als zy toevallig bewoogen of gedrukt wordeo. Even als wy des Winters , in onze huizen, de vogtige uitwaafemingen in allerleie ge- daanten van bloemetjes , Harretjes, blaad- jes, pluimen, enz, op de glazen zien be- vriezen ; en zelfs in de kelders en aan de muuren oneindig veel vreemde figuuren gewaar worden ; die , als zy door de in- beelding geholpen wierden , nog wonderly- ker zouden zyn. De redenen, die my tot dit ftoute gezegde bewoogen hebben , fchy- nen deszelfs waarheid volkomen te beves- tigen; zy zyn deeze : i. Wanneer deeze Starre-Sneeuw valt , daalt ’er , onder de honderd deeltjes Sneeuw , naauwlyks één volmaakt Starretje neder; zoo ze ’er onder gevonden worden , ziet men ’er zeer wei- nigen, die volmaakt zeshoekig zyn; men vind ’er dan zeer veelen, die gantsch on- volmaakt zyn, en ze vertoonen zig meeren- deels zoo als de figuuren A , B , C , inzon- derheid D en U, aanwyzen. 2. Indien men deeze Sneeuwfiguuren by eene felle Vorst befchouwd , befpeurt men , dat zy daadelyk op bet glas inkrimpen ; en zoo ook by dooiend weer uitdyen; weshalven men ee- ne zelfde figuur op verfcheiden wyzen kan befchouwen : dus heb ik by Vorst de figuur M in N zien veranderen , en by dooiagtig weer de figuur R in S. De derde reden X 4 is, LUGTS- G E- STELD- HSID. 28<5 NATUURLYKE HISTORIE ItrGTS- G E- 5TELD- BEID* is, dat de Ysmaaking altoos haare kristallen als Staafjes of pluimagtige vlokjes, in aller- leien fi:and faamenftolt; en dat de vorming der Starretjes of Roosjes in het nederdaa- len gcfchied. Deeze redenen faamen geno- men , bewyzen , dat men , uit de enkele ver- tooning van deeze Sneeuwfiguuren , tot de foi meering v^an eene bepaalde gedaante, tot nog toe niet zoo zeker kan bclluiten, als veelen wel gedaan hebben. Wel is waar, dat de meeste Staafjes der Starretjes, die men onder de jagtüieeuw vind, naar het zeshoekige, of liever na een gelyken af- ftand, hellen; en dit verdient zeker op- merking; maar mag ik ook gisfen? Wie weet, of die Ysftaafjes, in het nederdaalen, op elkander vriezende, door het geiladig draaijen, niet op die wyze gevormd wor- den* V Wie weet ook, of geen byzondere aantrekkings- en afflootende- kragt , als in den Magneet, ’er de Oorzaak van is? Hoe het hier mede zy, het blyft ter onzer be- fpicgelinge; en dit is ten minfte zeker, dat zy niet allen , altyd , zoo juist gevormd zyn , in zes hoeken, als men dezelvcn wel af- beeld ; dog egter zeer veel naar eene ge- lykhoekige gdlalte hellen , gelyk ze in de hier nevensgaande Plaat vertoond worden. Jammer is het dat de Schilderkonst ook hier in de denkbeelden bederft ;dewyl men dee- ze Starretjes afbeeld, even als die Papieren Starren , waar mede het gemeen op Drie- koningen Jarigs ftraat zwerft, als of dit al- tyd aan zespuntige Bguuren behoort ^ en du^ VAN HOLLAND. 287 tlus daar mede handelt , gelyk veelen in hunne natuurkundige afbeeldingen aan de Zon en de xMaan een Menfchentronie gee- ven : lof zy m u s s c h e n b r o e k , die zy- ne Sneeuwfiguuren , welken door hem zel- ven waargenomen zyn , getrouw en een- voudig verbeeld heeft. Voorts wil ik wel gelooven , dat ’er ondeiTcheiden figuuren kunnen uitgevonden worden , die onder het befchüuwen veranderen ; dog, dat ’er zulk eene groote verfcheidenheid , tot drie k vier honderd, en wel van zulke zeldzaa- me gedaanten zyn , zoude ik voor my by de /Jtomi van LucRETrusofoESCARTEs Hellen , of als zeer konllige trekken van den pasfer aanmerken. Het gaat immers veel- tyds zoo met veele dergelyke zaaken ; als ’er iets fraais van eenig naauwkelirig On- derzoeker ontdekt word, zyn ’er veelen, die ’er nog nieuwigheden byvoegen. J o- B LOT,' om de ontdekkingen der Zaaddier- tjes te volmaaken , heeft zig zelfs Men- fchentronien verbeeld: alle Waterdiertjes byna wierden Polypen , toen de fchrande- re TREMBLEY het eerst eenige waare foorten ontdekt had : allerlei fteenagtige, en zelfs weeke Zeeplanten , wierden woo- ningen,en gevvrogten van f3loedelooze die- ren, toen ELLis eenige fraaije ontdekkin- gen deswegens deed ; en mislchien zouden alle Zeeboompjes wel dra Infeften gewor- den zyn , hadden nadere onderzoekingen deeze drift niet wat beteugeld. Niemand zie ondertusfchen myn gezegde aan , als of X 5 ik LUGTS- GE- STFLD- HEi D. lUGTS- G E- STELD- Heid. D E HAGEL, 288 NATUURLYKE HISTORIE ik hier omtrent eene meesterlyke bepaaling wilde maaken ; verre van daar ! ik laat het een en ander vryelyk aan een ieders gevoelen ‘over; en wat de Sneeiiwfiguuren betreft, die ik afgebeeld heb, deswegens hoop ik ge- loof te verdienen , wanneer ik zeg , dat zy zoo getrouw zyn gevolgd, als eenigzinsnaar den aart der zaaken doenlyk is. Zy zyn al- len, onder eene open fchuur, zonder vüur daar in , naar hunne wezenlyke gedaante , zoo als ze zig aan my vertoonden, afge- teekend; en uit die gedaanten befluit ik, I. Dat men geen grond heeft om te Rel- len , dat ’er , geduurende een Winterfaifoen , alleen ééne foort van deeze figuuren valle; dewyl ik ’er verfcheiden in één en denzelf- den Winter gezien heb: 2. Dat dezelven allen niet altyd zoo evenredig zyn als men voorgeeft; fchoon het egter waar blyft, dat zy, als ze evenredig zyn , dan meest allen naar het zeshoekige hellen. Verder laat ik alles over aan getrouwe Nafpeurders, om ’er hunne befpiegelingen , ter nadere en zekere ontdekkingen , op te vestigen ; en vertrouwende van de Sneeuw en deeze verfchynzelen , die zig'in alle koude Lan- den vertoonen , met betrekkinge tot der- zelver aart in Holland, genoeg gezegd te hebben; zal ik nu op eene dergelyke wyze ook kortlyk nog iets van den Hagel, de Yzel, den Ryp, en den Regen melden. De Hagel, die in fommige gewesten vry ‘ aanhoudend valt, valt hier te Lande meest by buien ; en zelden , of byna nooit , ziet men VAN HOLLAND. 289 men het hier zoo lang agtereen hagelen als lugts- fneeuwen en regenen. Somtyds is de ge- Sneeuvv fterk met f^men Hagel gemengd ; en d' zulk een Hagel- en Sneeuwbui kan wel van eenigen duur zyn : dan zegt men dat het Krokt, of Kraakfneeuwt ; om dat de harde Hagel, met de Sneeuw gemengd, kraakt, als men ’er over gaat. De felfte hagelbuien vallen meest met een Herken wind, en by Storm en Donderweer ; veeltyds hagelt het by de Hormbuien , tusfchen de veranderin- gen der Saifoenen, in den Herfst, in Oc- tober en November ; als mede in den voor- tyd, in February en Maart; voorts valt ’er , by alle verandering van weer , op ver- fcheiden tyden van den Winter, wel Ha- gel neder; als mede in den Zomer, by felle Donderbuien. De Hagelfteenen , die hier des Winters vallen, zyn zelden zoo groot als die des Zomers by Donderweêr met ee- ne zwaare bui uitgeflort worden. Wanneer ’er Herke Donderbuien overdryven, val- len hier fomwylen vreefelyke zwaare Ha- gelfteenen ; men Helt ’er op de zwaarte van een pond, op en j pond; musschen- jntrod. BROEK heeft ’er gewoogen van 2 oneen, ad PbiU en dit verdient geloof. Zie hier het geen ^ die Heer, wiens woorden ik, by mangel * van eigen ondervinding , zal gebruiken , wegens de hoeveelheid van Hagel , die hier omftreeks valt , gemeld heeft. „ Het 3, is niet wel te bepaalen hoe dikwerf het 3, in een jaar hagelt ; dit gefchied in het j3 eene jaar veel meer dan in ’t andere ; n 200 LÜGTS- GE- STELD- H E I D. Jdem^ ihid, et § 2402. 2 90 NATUURLYKE HISTORIE 55 zoo dat ’er nu eens 5, dan eens jo, en 55 in een ander jaar wei 20 of 24 dagen 55 komen, op welken ’er Hagel valt. Als 5, ik een middelgetal bereeken,uit de waar- „ neemingen van verfcheiden jaaren , dan 35 bevind ik, dat het, het eene jaar door 3, ’t andere gereekend , te Utrecht agtmaal , 53 en te Leiden veertien of vyftienmaal, 3, ’s jaarlyks hagelt. Ik heb nog nooit Ha- ,3 gel befpeurd met een Zuid-ooste-wind, 3, en maar eens met een Zuide-wind. Zie 33 hier hoe menigmaal het,met verfchillen- 3, de winden, in den tyd van vyf jaaren, 3, gehageld heeft. Met een Weste-wind 13 3, maal; met een Noordweste-wind 8 maal; 3, met een Noorde-wind 9 maal ; met een 3, Ooste-wind 2 maal; met een Noordoos- 3, te-wind 2 maal; en met een Zuidweste- 5, wind 5 maal.” Volgens eene andere tel- ling van dien Heer, heeft het, geduurende 29 jaaren , 334 maal gehageld, in welk t^^d- beftek het 428 maal gefneeuwd heeft. Uit dit berigt kan men nagaan het verfchil van het vallen van den Hagel by verfcheiden winden ; en tevens als zeker bepaalen , dat 'het in Holland minder hagelt dan fneeuvvt, of regent; als men de hier boven gemelde hoeveelheid van regen en fneeuw daar by vergel3"kt. Wat verder het formeeren van den Ha- gel betreft , hier omtrent kan men by dien grooten Natuurkundigen een naauwkeiirig berigt erlangen , werwaarts ik den Leezer wyzc; alzoo het myn oogmerk niet is om in VAN HOLLAND. 291 m alle deeze byzonderheden , die gantsch Europa en andere Waerelddeelen onderhe- vig zyn, te treeden. Alleenlyk flaat my hier nog te melden , dat de Hagellteenen , volgens het algemeene gevoelen , in den Dampkring en de Waterwolken geformeerd worden , en niets anders zyn dan regen- druppen en waterdeelen , die , door ysagti- ge deelen of vriezende lloffen en koude, in het nederdaalen, bevriezen of faamen- ftollen ; waar op ik ondertusfchen aan te merken heb , dat het zeldzaam is , dat de Hagel zulk eene witte gedaante heeft, en zoo gelykaartig aan de Sneeuw is ; daar de- zelve anders, voor bevroozen regendrup- pen gehouden , eene doorfchynende en ys- agtige gedaante moest hebben ; gelyk de Yzel; welker befchouvving ik, met myne nevensgaande waarneeming, raakende de- zelve , hier op zal laaten volgen. De Yzeldeelen zyn inderdaad niet anders dan bevroozen waterdroppen ; want zy valt den meestentyd natagtig en als regen ne- der , bevriezende op die deelen aan de- welken zy zig hegt ; het yzelen vertoont zig gemeenlyk als een verfpreiden en dun- nen regen ; en de yzeldeelen vallen dikwils in de gedaante van druppen, die reeds in de lugt bevroozen zyn : ook ziet men zel- den hier te Lande Yzel vallen , of ’er volgt dooiweêr , regen of natte fneeuw. Het fchynt evenwel dat men de Yzel, in zeker opzigt, moet onderfcheiden van den Re- gen, die by ontiaating nat nedervalt, en lUGTS- G E- STELD- H E I D, j 1> E YZEU IU5TS- G £- STfcLD- B£1 D. U92 NATUURLYKE HISTORIE uit oorzaake van de koude 3"sdeelen, die nog in den grond zyn, bevriest; ’t welk onze wegen , in den Wintert\^d , zoo glad kan maaken , dat ze niet wel te betreeden zyn. De regte Yzel-regen beftaat, uicdoor- fchynende fyne ^^sdeeltjes , van allerleie gedaante , dog wel meest uit rondagtige kleene drupjes , die in zulk eene menigte , en zoo digt, kunnen nederdaalen, en aan alles wat hun ontmoet dermaate kleeven , dat de Boomen en zwaare takken 5 wegens de zwaarte der Yzeldeelen, breeken en omval- len : Menfchen , die een langen weg in zulk een zwaare Yzel afleggen , worden door de Yzeldeelen, die zig overal aan-> zetten, fomwylen zoo zeer belemmerd , dat zy niet kunnen voortgaan. Deeze ongeval- len van een zwaare Yzel komen ons egter hier te Lande niet veel over, om dat ze zelden zoo fel en zoo lang agtereen aan- houd, zonder fneeuw of regen. Zulk eene fterke Yzel heb ik in het jaar J766 den 12 February waargenomen ; wan- neer het zoo fyn en fterk geyzeld heeft, als ik naar myn geheugen beleefd heb. De Rammen van het zwaarfte geboomte had- den meest al eene glinfterende korst van doorfchynend Ys, van k 2 duimen dik; de takken en dorre bladeren waren, naar evenredigheid , daar mede bezet; ze boo- gen allen door de zwaarte van de Yzel ter neder ; en aan de boomen , die alleen Ron- den , daar de takken door geen andere naast- aangroeijende Boomen onderfleund wer- ’s ■ f V !1 A Td VAN HOLLAND. 293 c?en 5 hingen de takken aan (lukken naast den (lam. In de Elzen-Bosfchen lagen de meeste buitenaan geplante boomen omver- re. Indien men langs de gemeene wegen , met boomen beplant , wandelde-^ was het, als of men door een kristallen' Bosch of Berceau, ging; ’t welk zulk een verruk- kelyk en wonderlyk gezigt veroorzaakte, als ooit kan uitgedagt worden. Ik herinner- de my eene reeks van wonderlyke v’’erfchyn- zelen , die de Natuurkundigen melden , van de zeldzaame vertooning der Kristalrotzen , Druipdeen en Zoutmynen ; en vergeleek deeze heerlyke vertooning by myne denk- beelden desaangaande : de zeldzaamheid hier- van fpoorde my aan , de gelegenheid waar te neemen , om ’er des te beter iets van in het geheugen te bewaaren; ten dien einde zogt ik , in een Eikenbosch , het tekenag- tig voorwerp, dat hier nevens in de vyfde Plaat is afgebeeld. Het beftaat uit een dun takje, waar aan zig nog eenige verdorde eikenblaadjes (aaaa) met hunne galnootjes (bbb) bevonden. De Blaadjes waren om- ringd met dikke korden (cccc) doorfchy- nend ys , gelyk aan de figuuren en hoeken der blaadjes; dog meer uitgehoekt. Ik zag aan de nederhangende blaadjes de ysdeelen als takagtig Druipdeen (dddd) geformeerd , en in de nog opgeregte, darswyze figuuren (eeee). Om de ronde galnootjes vertoonde zig derzelver ronde figuur , (fff) die ein- delyk als een roosje (gggg) uitdyde. Het gantfche deeltje (hhhhh) was met eene dik- Y ke LUGTS» G E- STELD- H£I D. lüGTS- G E- STELD- HE I D. 294 NATUURLYKE HISTORIE ke takagtige korst (iiiiii) omzet ; en gevolg- lyk het geheele takje als in een glazen be- kleedzel gevat. Ik woeg vervolgens het gantfche voorwerp , en bevond het ge- wigt te zyn ih pond; daar na, het ys afge- fmolten, en het takje droog zynde, leide ik het takje zelve in de fchaal;en het woeg toen niet meer dan drie drachmen: waaruit dan ligt te bezeffen is hoe fterk de Yzel zig diestyds aan de boomen had aangezet. Ik had in het begin, toen deeze Yzel fterk viel, verzuimd, dezelve te befchou- wen ; dog toen ze zulke vreemde uitwerk- zels had , zogt ik na gelegenheid om die te onderzoeken : want , fchoon de zwaarfte Yzel (legts in éénen nagt en den halven dag gevallen ware , zoo zweefden ’er egter nu en dan nog van derzelver deeltjes in de lugt. Deeze deeltjes heb ik waarge- nomen van onderfcheidene gedaanten te zyn ; gelyk uit de figuuren , afgetekend in de vierde Plaat 5152,3, 4, 5, 6, te zien is ; de meeste waren egter als die van 1 , 2 en 4 , dat is dropswyze en door- fchynende, en die van 3 en 5 fneeuwagtig €11 bladagtig getakt , even als de bevroo- zen Ryp zig vertoont. Deeze Yzeiregen is gevallen met een Noordweste - wind, en het geboomte bleef, by zagt weer , ge- duurende den tyd van drie dagen , in dien ftaat, zonder merkelyke dooi; de winden waren ongeftadig ; dog zoo dra een Zuide- lyker wind woei, regende en dooide het fchielyk cn aanhoudend ; waar op voorts VAN HOLLAND. 295 goed en gemaatigd weer v^olgde. Maar hoe ongemeen en aartig zig ook de Yzel aan die takje gehegt had , nog veel wonderlyker vertooning maakte dezelve op dorre plan* ten en overgebleeven ftruiken ; het welk ligtiyk kan begreepen worden , als men zig voorftelt, dat zelfs het aanvriezend water de gedaante of omtrek van het ligbaam aan- neemt, waar aan het bevriest. Dit ver- fchynfel is ten deezen opzigte welzoo zeld- zaam niet; maar, dewyl de befchreeven Yzel uit ysdeelen zelven beflaan heeft , en men in het afgebeelde voorwerp eene by- zondere drupagtige vorming der ysdeelen ziet , zoo heb ik het nog wel waardig geagt zulks mede te deelen. Als men dergelyke uitwerkzelen van de vorst en koude nagaat, bevind men dat ook alle andere wateragtige dampen daar door te faamenftollen , en op meest alle lighaa- men, die zy ontmoeten, vastvriezen , waar uit ook het verfchynfel ontflaat, dat men gemeenlyk Ryp noemt. Men ziet den Ryp hier te Lande zoo dikwils , en zelfs in den Zomer, dat die by een ieder genoeg be- kend zy ; weinig nagten gaan ’er in den Herfst of Lente voorby, waar in het niet meer of min gerypt heeft; of ten minden, dat men in Holland koude dampen over het veld heeft zien zweeven. Als het hier des Winters by vorst rypt, kan het, (en dit is niet zeldzaam ,) zoo zwaar rypen , dat de boomen fneeuwbergen fchynen ; en de Ryp kan fomtyds , even als wy van de Yzel ge- Y 2 zegd LUOTS- G E- STELD- H EID. DE RYP. LUGTS- G E- STELD- H E I D. 2 pö N ATUURLYKE HISTORIE zegd hebben , door zyne zwaarte de takkei^ nederbuigen en by den ftam doen neder- vallen : dezelve is egtcr ligter dan de Yzel , en.de Rypdeeltjes zyn als takagtige dunne Sneeuw. De benaarning van Ryp word in ’t gemeene gevoelen zoo wyd uitgeftrekt , dat men daar onder ook betrekke, den uit- flag aan de muuren en huizen , als viel de- zelve mede uit de lugt: dog deezen uitflag heeft men te houden voor vogtige ysagti- ge deelen , die , by ontlaating , uiefiaan , en dus wel te onderfcheiden van den Ryp , die uit de lugt nederdaalt. Ten flot van al het gemelde, wegens de uitwerkzelen der Koude hier te Lande , heeft men in ’t algemeen nog aan te merken ; dat het, fchoon ’t fchyne zeker beweezen te zyn , dat de Sneeuw, de Hagel , de Yzel en de Ryp, uit water of uit dampen, faamen- ftolt; niettemin onbetwistbaar is, dat ’ertot het formeeren van deeze ftoffen , nog andere ftofFen of byzondere eigenfehappen moeten te faamenloopen ; om naamlyk de Sneeuw , uit zulke byzondere ligte vlokken , figuuren , en zulk eene witte, ligte waterRof te doen beftaan ; den Hagel meest rondagtig , wit en hard , de Yzel doorfchynend , en den Ryp zoo wit en vederagtig , te vormen. De oplettende en ervaaren Natuuronder- zoekers kunnen , en wel op gezonde en waarfchynlyke redenen , daar omtrent iets bepaalen ; dog ze zyn nog geenzins zoo verre gevorderd, dat men alles deswegens als zeker kunne aanneemen; en dus blyft nog VAN HOLLAND. 297 jiog voor ons de Goddelj’ke vraage; Syt gy lugts- gekoineji tot de fcbatkameren der f?ieeuiv? ende hebt gy de fcbatkameren des bagels gefien? Job he7*d' XXXVIII. 22. Myne aanmerkingen wegens den Hagel , Sneeuw, Yzel en Ryp, dus medegedeeld hebbende , zal ’t niet ongevoegelyk zyn vervolgens ook iets van.de andere water- agtige Verhevelingenra Holland te melden : als daar zyn de Regen , Mist en Dauw. De Regentyden zyn in Holland zeer on- i>e ^ gelyk, en, zoo als men zeggen zoude, on- regelmaatig , gelyk ik hier boven reeds we- gens de ongeftadigheid der Saifoenen heb aangem.erkc. Niemand is ’er onder de Na- tuuronderzoekers , die niet weet , dat de Regen uit de wolken nederdaalt, en , in het nederdaalen , tot druppen geformeerd word : dit als eene bevestigde waarheid erkend zynde , zoo volgt daar uic , dat , hoe ’er meerder en zwaarder Waterwolken over dit Land dry ven , ’er ook des te meerder Regen te wagten zy. Overeenkomflig hier mede valt ook de Regen , fchoon gemeen- lyk gemaatigd , fomtyds , inzonderheid des Zomers, hier te Lande, in zulk eene groo- te menigte van water te gelyk neder, dat het fchyne , als of ’er gantfche beeken Rroomden , niet ongelyk a^n Wolkbreuken ; die nogtans hier te Lande weinig gezien worden: musschenbroek gelooft ech- Tntrod. ter, dat ’er den 6 Juny 1737, te Utrecht ééne geweest is; wanneer binnen een half 23^^. uur drie duim waters nederviel. De mees- tUGTS- G E- STÉLD- HEID. 298 NATUURLYKE HISTORIE te Regen in Holland valt, by natte jaaren, eenige dagen agtereen: men heeft ’er niet zelden een zeer fynen Regen , dien men Stofregen noemt ; welke, wanneer hy be- gint, lang aanhoud, en meest by ftilte valt: terwyl de groote en geweldige Regenvlaa- gen, hier te Lande, niet dan met wind, by ftorm of donder, vallen. Buiten de alge- meene oorzaaken van den Regen , agt men het nog als eene byzondere reden te zyn , waarom het in Holland zoo veel en dikwils regent ; dat dit Land zoo naby aan de Zee ligt , en in zyn boezem en laagten^vol Mee- ren en Wateren is. Hier door moeten dè uitdampingen der menigte van waterdeelen , boven dit Land, ook tot meerder water- wolken aangroeijen; en deeze moeten zig insgelyks op haare beurt weder te meer ontlasten. Verfcheiden Geleerden hebben hier omtrent waargenomen, dat ’er, gel^^k boven reeds gezegd is, wanneer men ee- nigen bepaalden tyd fielt , eene evenredig, heid in het getal der Regentyden gevonden word, De Heer noppen, dien ik hier vooral met nut volg, heeft aangetekend, dat ’er, geduurende den tyd van zeven jaa- ren , de volgende evenredigheid te Haarlem , Spaarendam, en op het Huis te Zwanen- burg, plaats had. RE- VAN HOLLAND. 299 ' " REGEN. r ÜITWAASEMING. LUGts- G E« Haar- Spaaren- Halfwe- Haar- Halfwe- STELD* lem. dam. gen. lem. gen. HEID, 1738 33i 3i| 24I 3O1 22t| 1738 < —39 35§ 33l 29| 27t5 2I| —39 I —40 27 22J 20| 24 IJj —40 “4^ 24 1 6^ 30I 2Zf —41 —42 251 21 I9l 2SH 2I{ —42 i-43 28J 20i m 28 24l -43 L-44 34l 2J 215 ^29| 24 -44 Men voege hier nog by, ten aanzien van deeze Tafel, het woordelyk befluit van den Heer noppen, zelven. „ Wanneer men 5, nu, de onderftaande(hier bovenftaande) 5, aantekeningen van de waarneemingen, 5, en de hoeveelheid van ’t gevallene en 5, uitgewaazemde water op ieder der voor- noemde plaatfen gelieft na te zien, en „ die tegen malkanderen te vergelyken, „ zoo zal men niet zonder zielsvermaak ,, konnen ontdekken , dat ook in ieder ,, Jaar , (en ik kan ook verzekeren , dat 3, byna in ieder Maand , en zelfs by ieder „ doorgaande Regentyd ,) dit noodzaake- 3, LYKE en verwonderbaare , MEER en 3, MIN, is waargenomen.” De onvergelykelyke musschenbroek, dien ik, zoo min als iemand anders, wel- ke iets met grond van onze Lugtsgefteld- heid heeft willen zeggen, of gezegd heeft, kan voorby gaan , geeft ons ook eenige aantekeningen over dit onderwerp aan de hand 3 die te naauwkeurig zyn,om ’er geen Y 4 ge- lüGTS- C E- STELD- HEID. -300 NATUURLYKE HISTORIE gebruik van te maaken. Ik zal het hoofd- zaaklyke van dezelve, op ’s Mans naam, hier inlasfen ; verkiezende liever dus te melden, dat het niet myne, maar diens op- lettenden Natuurkundigen aantekeningen zyn,dan dat ik, met het vóórtbrengen van dezelve , als ’t ware , myne geringe ken- nis geleerder zou doen fchynen ; gelyk vee- len doen , die , ter ftreelinge van hunne ei- genliefde, hunne waarneemingen met zyne cieraaden looslyk oppronken. Ze komen, met opzigt tot ons Vaderland, hier op uit. De Zeewinden , gelyk natuurlyk is , bren- gen ons meerder Regen aan dan de Land- winden. Uit eene reeks van waarneemin- gen, geduurende eenige jaaren te Utrecht gedaan, heeft hy opgemerkt, hoe menig- maal de volgende winden , in hetzelfde tyd- beftek, regenwinden geweest zyn. Te wee- ten , de Westewind 203 , de Zuidweste 135, ^ de Zuide 61, de Zuidooste 27, de Ooste 32, de Noordooste 29, de Noorde 54, en de Noordweste-wind ói maal. Dit toont, dat de Weste-wind uit den Oceaan , en de Zuidweste-wind , zoo uit den Oceaan, als iiit de wyde monden van Schelde en Maa- ze op het Land aan waaiende, de voornaam- Ite regenwinden zyn. Men zou mogelyk hier uit ook verwagten , dat de Noorde- en Noordweste-winden zulke zwaare regen- winden zouden wezen; dog men heeft daar omtrent in agt te neemen , dat dit koude winden zyn ,die zoo zeer geen wolken aan- veeren, en dat ze gevolglyk, hoewel uit Zee / VAN HOLLAND. 301 Zee waaiende, min vogtig zyndan deWes- te- en Zuidweste- winden. Het re- gent , volgens zyne waarneeming , te Lei- den op geen bepaalde , maar op alle tyden van ’t jaar; men heeft ’er eene geduurige, dog geen geregelde, mengeling van drooge en vogtige dagen ; het lugtsgeftel is ’er on- beftendig; daar verloopt geen maand zon- der regen, zeldzaam heeft men twee wec- ken zonder regen , en gemeenlyk regent höt alle wecken, minder of meerder. Die maand, welke in dit jaar eens weinig regen aanbrengt , is op een ander jaar regenagtig. Ao. 1742. vielen ’er in December geen twee lynen waters, en in ’t jaar 1747. regende het in die maand, ter hoogte van 8i ly- nen: in ’t jaar 1752. gaf de maand 06lober flegts lyn waters , en in ’t jaar 1748'. had het in die maand ter hoogte van 8o| lynen geregend. In een tydbeftek van 17 jaar en van 1740. tot 1757., beliep de hoeveelheid van regenwater, de fomme van 5988 lynen of 499 Rhynlandfche duimen, dat is 29 4 of j duimen ’s jaarlyks ; en uit deeze zeven- tienjaarige waarneeming blykt , dat ’er meer regen valt, van July tot December inge- hooten, dan in de eerfte zes maanden van ’t jaar; zynde het getal der lynen waters in de eerfte zes maanden , en in de zes laatfte 3613. Verder merkt de Heer musschen broek nog aan ; dat ’er , ten aanzien der hoeveelheid van ’t neder- vallende regenwater, een merkelyk onder- fcheid plaats heeft omftreeks de eeiae en de Y 5 an- LUGTS- G E- STBLD- HEID. Introd. ad Puil, Nat. § Idem , § 2364. lUGTS- G E- STELD- HEID. Idem, § 2377- 302 NATUURLYKE HISTORIE andere Stad. Men vind deswegens by hem' de volgende opgaave van de gemiddelde hoe- veelheid van ’t jaarlyks gevallen regenwa- ter 5 in eenige Hollandfche Steden , ette- lyke jaaren door elkander gerekend zynde. Te Leiden, als reeds gemeld is, 29^ Rhyn- landfche duimen, te Haarlem 24, (*) (hier mede Raat Utrecht gelyk,)te ’s Hage 27 te Delft 27, (hier mede Raat Zierikzee en Harderwyk gelyk ,) en te Dordrecht 40 Rhynlandfche duimen. Dus verre de Heer musschenbroek. Na dat die oplettende Natuuronderzoe- ker deswegens zyne waarneemingen in ’t licht gegeeven heeft , hebben ook nog an- deren herhaalde proeven hier omtrent ge- nomen; waar onder boven al aanmerking verdienen , die , welke jaarlyks met de Verhandelingen der Hollandfche Maatfchappye worden uitgegeeven. Voor het overige zyn de eigenfchappen van den Regen hier te Lande zoo wel bekend , dat het niet noodig zy, hier over uit te weiden, des ik by het gezegde, als genoegzaam , zal be- rusten, en overgaan, tot het gewag maa- ken (*) Verflaa hier door Haarlem eigcnlyk Halfwe- gen Haarlem en Amheldam, of’t Huis Zwanen- burg; hebbende musschenbroek ongetwyfeld het oog op de aldaar gedaane waarneemingen. Als men bepaal dlyk van Haarlem fpreekt , moet men zulks na genoeg met Leiden gelyk hellen, als zyn- de de gemiddelde hoeveelheid veelal 28 a 29 lynen waters. VAN HOLLAND. ' 303 ken van den Mist; die, mede een uitwerk- zel van de vogtigheid van ons Klimaat zynde, eischt dat vvy ’er ook kortelyk op Haan blyven. De Mist beftaat eigenlyk uit niets anders , dan uit uitgewaafemde dampen , die , of door hunne zwaarte , of by mangel van wind , niet tot in den algemeenen Dampkring , en de Wolken , kunnen opklimmen. Ook Hel ik vast, dat, by ongemeene Hilte, de laag- fte wolken uit onzen Dampkring, onder den naam van Mist , digt over onze Aarde heenendry ven ; dit bevestigen de veelvul- dige aanmerkingen van scHEUCHZER op de Alpen niet alleen , maar ook de dage- lykfche ondervinding kan een ieder hier van verzekeren. Indien men zig by zwaa- ien Mist op hooge toorens begeeft, zal het ’erdikwils zeer helder zyn, en de Lugt zig boven ons blaauw en zonder wolken ver- toonen; men zal ’er ook tevens Mist zien nederdaalcn ; en als men naar beneden ziet , dan zal Stad en Land voor ons gezigt als in de Wolken bedolven liggen : men zal die Wolken , hier gelyk, en gints op elkander geftapeld ,zien dry ven ;en zelfs de ryzende Wolken met kragt na de benedenfle zien faa- mentrekken ; tot dat eindelyk de Mist door den wind word opgejaagd , en de Lugt boven ons wederom met Wolken betrekt. Dat nu alle Mist , die hier te Lande zoo dikwils ge- zien word, uit nederdaalende Wolken be- Haat, wil ik niet beweeren; maar dit Hel ik vast, dat ’er zekerlyk daalende Wolken on- LUGTS» G E- STLLD- heid, B E M i S Tv LUC TS- G E- STELD- II EI D. i 304 NATUURLYKE HISTORIE onder zyn , wanneer de Mist zoo zwaar valt, dat men geen hand voor de oogen zien kan , en ’er eene ongemeene ftilte is. Dus heugt m}^, dat het op een Zondag, (de juiste tyd is my ontfchooten ,) op den middag zeer fterk begon te misten ; van de Lieden die uit de Kerk kwamen keerden ’er veelen te rug in de Kerk, en anderen , die naar huis gingen, dwaalden op den weg. Men kon elkander niet dan op het geluid der voeten ontdekken; veelen liepen, dog met weinig nut, met lantaarnenen kaarfen; en veele ongelukkigen , verbysterd door de dikte van den Mist, verdronken. In Amfteldam heb ik na dien tyd nog eens der- gelyken Mist ondervonden ; waar door iiisge- lyks veele menfchen verdronken ; maar dee- ze Mist dreef by een duisteren avond ; en dus liepen ’ertv/ee groote oorzaakente üiamen. Verder heeft men hier omtrent nog in agt te neemen , dat de Mist niet aityd van denzelfden aart is. Somwylen dryft ’er hier te Lande een Hinkende Mist ; waar van men terftond a*andoening op de borst krygt; daar is ook een Mist die met ongemeene koude en nattigheid door de klederen heendringt, en een andere Mist is met yzel of ftofre- gen gemengd: met één woord, alle dam- pen , die uit onze Aarde uitwaafbmen , het zy, die uit de Zee opkomen, hetzy, de rook van allerleie haard- en vuurfleden , of van verbrande ftoppelen , het zy, dat ze zig uit de vlakke Velden en Heiden verza- melen, alle deeze Dampen mengen zig met de VAN HOLLAND. 305 de Mistwolken, wanneer zy op de Aarde zweeven, even gelyk zy zulks doen, als zy na boven ftygen. Deeze Mist, het zy uit de eene of andere foort van dampen ontftaande , dryft hier , zoo wel des Zo- mers als des Winters; dog wel allermeest in den Winter; en veeltyds in den Herfst of het begin der Lente , by het veranderen der Saifoenen. Onderfcheiden van deezen Mist , ziet men , in den Zomer, by heete dagen en helderen Zonnefchyn, meest altyd een Ne- vel of dampagtigheid , over het veld ; wel- ke Nevel zig, by aanhoudendheid der bet- te, en het daalen der Zonne, aan den ge- zigteinder als vuurige wolken vertoont , en eindelyk als een Dauw komt aandry ven , terwyl hy zig ook met den Dauw zelven vermengt. Deezen Nevel onderfcheide ik van den Mist ; om dat de Mist , altoos nat en koud , als dikke waterdampen dryft ; daar de Nevel veel doorzigtbaarder is , en uit fynder , en door de hette gevormde dampdeeltjes fchynt te beflaan. Ik zeg dampdeeltjes , om dat alles wat ik hier te berde breng , van deeze wateragrige ver- fchjmzelen in de Wolken, tot de Dampen behoort; gelyk ook de Dauw, welks bc- fchry ving zoo terftond zal volgen , hier on- der betrokken moet worden. Aangaande deezen Nevel, of, zoo men wil, dampagtige uitwaafeming, zoo als die byzondere vercooningen voor ons gezigt kan veroorzaaken , inzonderheid op een mer- LUGTS-^ G E- STELD- H E X D. DE NEVEL. iugts- G E- STELD- HEID. 306 NATUURLYKE HISTORIE merkelyken affland over Zee, is het der moeite waardig de reeds aangehaalde wel uitgevverkce Verhandeling van den Eerw. Heer martinet, over het opdoemen der Zuiderzee, na te zien. Men vind in dezelve verfcheiden nuttige aanmerkingen, wegens de dampen , en Nevelen die ik hier bedoel, en ’er wel byzonder de oorzaaken aangeweezen , waar uit het ontftaat, dat op den eenen tyd eene Stad, een Schip, eene Boschaadje , of geheele Landftreek , veel klaarder, duidelyker, en hooger, voor ons fchynt te liggen, dan op een anderen e Bye-zwarmen de ypen van Korfika fchu^ veen, De ondervinding naamlyk had geleerd , dat de Byen , die op de Ypen aasden , zeer bitteren Honig maakten, en dat bet vogt, het welk zig op de Ypen bevind, de Byen zelve fchadelyk was. Op dit vergiftigend vogt,’t welk de Yp op zyne bladeren voed, heeft 'de Dichter hier het oog , en hy meent ’er waarfchynlyk den zoogenaamden Honig« dauw mede, welke de Byen , die den Daiw en ’t Zweet uit de Planten zuigen , nadee- lig is. Maar laat ons, na deezen uitftap, weder ter zaakekeeren. Hartzoeker befchryft ons deezen Honigdauw , zeer natuurkundig en waarfchynlyk , aldus. ,, Wanneer het „ nu komt te gebeuren, dat ’er fommige 5, vetachtige uitwaafemingen , die met ee- „ ne van dampen vergezelt zyn , op de ,, bloemen 5 op het koorn, of op eenige „ andere vruchten vallen, en dat de Zon, ,, eenigen tyd daar na opgaande, een ge- ,, deel* LUGTS* G E~ STF.LD- H£ID. Begin- zelen der Natuur- kunde , bl.2^8. 1UGT5- G E- STELD- H£I O. 322 NATÜURLYKE HISTORIE „ deelte van het water, dat daar onder ge'. „ mengd was , weder doet uitwaafemen ; 5, zoo zullen deeze zelve uitwaafemingen , 5, door de flraalen van de Zon heet ge- ,, maakt werdende , en daar door op deeze 5, vruchten aan het gesten geraakende, die 5, vruchten komen te fchenden en te be- 3, derven; dit zelve nu is ’t dat men in ’t 3, gemeen Honigdauw noemt.” Zoo iemand nog eenigermaate mogte twjTeien , over de zekerheid der ftellinge, dat deeze en dergelyke uitwaafemingen , die de Plan- ten uitzweeten , en welken men op de ge- wasfen veeltyds voor Dauw aanziet , waar- lyk geen Dauw zyn ; zoo heeft hy , buiten andere proeven , die men op mindere Plan- ten in beflooten plaatfen kan neemen , maar te letten op de Druiven, Perfiken, en an- dere vruchten , die door konst in de broei- kasfen tot rypheid gebragt worden; en hy, zal bemerken, dat die vruchten met een zwaaren , en fomtyds wel zeer zwaaren Dauwwaafem bedekt zyn, en dat zelfs in een tyd, wanneer ’er op de Planten in de open lugt geen Dauw valt. Ondertusfchen blyft dit egter waarheid , dat de natuurlyke Dauw, die zig op de Planten in de open lugt wasfende nederzet, zig ook met der- zelver uitwaafeming of zweet kan vereeni- gen , daar mede voortdry ven , en op ande- re lighaamen nederdaalen: zoo dat, op het enkele gezigc ,het eene van het andere niet wel te onderfcheiden zy. ’c Kan ook wel wezen , en ik geloof het , dat de Honig.. dauw j VAN HOLLAND. 323 ciauw, die uit de Planten zweet, fomtyds lugts- in de lugt zweeft, en elders nederdaalt. Dit toch is zeker, dat men, op vlakke vel- den en wyde waterftroomen , by zwaare hitte, dergelyke druppen van vetten Ho- nigdauw voelt, cn ziet vallen: ook heb ik het water dikwils met een dun vlies van» zulk eene foort van Dauw bedekt gezien ; dan of dit uit de Planten komt, durf ik niet zeggen. In de Veenüooten vind men zelfs zeer dikke zulke vliezen ; en ze worden eindelyk door kleene waterdiertjes bewoond, die daarvan leeven en ’er in voortbroeden; wanneer deeze zoogenaamde Dauwvliezen tot een groenagtig vlies aangroeien ; waar toe de Liitwaafeming der Waterplanten zelve waarfchynlyk veel toebrengt. Dog by al- dien men den gemeenen of natuurlyken Dauw zig als een vlies op het water wil zien vormen, dat zeer aangenaam is, heeft men zig maar des Zomers , wanneer het des Avonds en des Nagts flerk dauwt , en het zeer (lil is, voor den Dageraad, naar een aangenaamen en ftillen oever te begeev^en, en ,is ’er een koeltje, den opperwal te kie- zen. Dit doende, zal men duidelyk gewaar worden, hoe zagtlyk de Dauw verzwind, naarmaate dat de Zonne ryst , en haare draaien doordringen ; en eerlang zal men op het water een dunne walm , en een vlies- je, geformeerd zien ; ’c welk eindelyk door de hecte verdwynt, of, door het minde windje , met het water vermengd word. Dat dit ook de regte tyd is om den Dauw te 324 NATÜURLYKE HISTORIÉ tuGTs- te verzamelen , leeren óns zelfs de Vis» ST^^LD- dauwt , ’er op heid’ ziet aazen, en zig, als *t ware, al klusfen- de in den Dauw wentelen. Alle deeze eigenfchappen heeft de Dauw hier te Lande; en dezelve valt ’er, fchoon veel met water vermengd, in genoegzaameii overvloede en vrugtbaar. Men befpcurt den Dauw hier meest met Zuide- , Zuidoos- te-, Zuidweste- , en Weste-winden ; dog bykans niet meteen Noordlyken wind. Men kan hier omtrent myn hier boven opgegee- ven Tafeltje nazien ; en aangaande het overige , dat den Dauw betreft , de zeer wel uitgevoerde Verhandeling van mus- SCHEN3ROEK üvcr den Dauw leezen; in welke men dit onderwerp naauwkeurig ont^ vouwd zal vinden. ZE- VAN HOLLAND. 325 ZEVENDE HOOFDSTUK. Liboudende een ‘vertoog ‘occgcns de Lugtverfchyn- Jekn 5 die dorr de ‘vcatcragtige cn ‘vuurige vcrbevelingpn veroorzaakt voorden, Nademaal wy in ’t voorgaande Hoofd- iiuk , gefproken hebben, van Hollands Klimaat, cn de wateragtige Ver* hevelingcn, den Regen,- Flagel, Sneeiiv/, Mist, Nevel en Dauw; zoo worden wy als van zelven daar heenen geleid , dat wy nu vervolgens ook iets moeten zeggen , van de Lugcverfchyiifclen, die daar door ver- oo-rzaakt worden ; terwyl tevens de vuiiri- gc Verhevelingen onze aandagt ter bcfpic- gelinge haarer wonderlyke verichynfelcn trekken. De Natuurkundigen Rellen in het alge- meen , dat , wanneer de Regen , de Hagel , de Sneeuw en andere wateragtige dampen , in één woord , alle wateragtige verhevelin- gen, op een zekeren afRand tusfehen ons, en de Zonne of Maan , (of misfehien ook andere Hemellichten ,) dryven ; dat daaruit onderfcheiden lugtverfchynfels gebooreu worden. Veelcn Rellen zig hier ook voor allerleie doorfchynende bolletjes, Raafjes , en ik weet niet al welke byzondere deeltjes ; die zig door de rejïexïen of wederkaatzing der LichtRraalen , zeer vreemd voor het A a oog I U G T- V E K- S C H Y N« S Ë L $. I U G T- V K R- 5 C H Y N- S E L S. RtGEN- BOOG£N, 3 2 6 N ATUURL YKE HISTORIE oog vcrtoonen 5 en veelerleie lugtverfchyn- felen uitleveren. Hier onder telt men wel voornaamlyk de Regenboogen, de Byzon- nen, de Bymaanen , Maankringen, en an- dere meer of min gekoleurde of glinftereii- de zeldzaame lugtverfchynfels ; die al vry veel in Holland en in de Nederlanden ge- zien worden ; nademaal de Dampkring van dit gewest zoo vol van wateragtige verhe- velingen en wolken is. De Regenboogen, zoo wel enkelde als dubbelde, en fomwylen zelfs tot drie bo- ven elkander , zyn hier zoo gemeen bekend , dat ieder oplettende een veel natuurl^dcer en fraaier denkbeeld van de gedaante van dit verrukkelyk lugtverfchynfel hebbe , dan men hem door eenige befchryving kan gee- ven. De Onderzoekers der Nkatuure erken- nen cenpaarig, dat dezelve veroorzaakt word , door het vallen der Zonneilraalen , op de doorfchynende waterwolken of re- gendroppen; en verklaaren langs dien weg, hoe ’t bykome , dat deeze Regenboogca fleeds tegen over de Zonne ftaan ; dewyl wy dezelven altoos zien , als de Zonne ag- feronsis, en eene dunne regenwolk zich voor ons vertoont. De rang der koleuren is, van binnen af gerekend, violet, pur- per , blaauw , groen , geel , oranje en rood ; als men een tweeden boog boven den on- derden befpeurt , ziet men de koleuren in cene tegengedelcie orde, ze volgen elkan- der dan in deezen rang; rood , oranje, geel , groen, blaauv/^ purper , violet, ’t Zyn de VAN HOLLAND. 327 eigenfle koleuren, die men door de ver- buiging der Jichcftraalen in een glazen pris- ma ziet : en men word deeze zelfde uit- werkzelen der Licht- en Zonneftraalen ge- waar op de Schuimbellen, die de kinderen uit zeep cn water, dooreen pypje, in de Iiigt blaazen. Wanneer men vet of teer, in een helderen Zonnefchyn , op het water werpt, verfpreid het zig, als een vlies op hetzelve; en het is verrukkelyk, de ver- menging der koleuren,die des Regenboogs gelyk, daar op te zien. Deeze eenvoudige Proeven bevestigen het denkbeeld, dat de koleuren des Regenboogs veroorzaakt wor- den, door het vallen der weergekaatst wor- dende draaien des lichts of der Zonne , op dooiTchynende voorwerpen. De des begee- rige zoeke een uitvoeriger berigt, en de wiskundige bew^^zen hier van , in ’t meer- maals aangehaalde Werk van müsschln- B K o G K , op hladz, 814. Men ziet de Regenboogen in Holland , meest in de Lente en den Herfst, als mede in den Zomer ; wanneer ’er veel doorfchynen- de regenwolken dryveir: ze worden egter ook ’s Winters wel gezien ; dog vermits de lugt dan , hier te Lande , met meer opeen- gepakte wolken bezet is, vertoonen zy zig in dat Saifoen niet zoo dikwerf. Veelal be- fpeurt men ze ’s morgens vroeg , of tegen den avond, als de Zon fchynt te ryzen of te daalen. Somwyien ziet men ook aan den Horizont een Pylaar, met koleuren, even als de Regenboog. Dit noemen onze Hol- A a 2 lan- I. U G T- V E K- S C H Y N- S £ L S. I U<5 T-, V E R- SC H Y N- SLL S. 328- NATUURLYKE HISTORIE landcrs een Weershoofcl; dog deeze zoo- genaamde Weershoofden zyn niet anders om zoo te fpreeken , dan fchenkels of over- blyfzels van een Regenboog , dien wy maar vooreen gedeelte zien. Men word ook, wanneer een Regenboog verdwynt, duide- lyk gewaar dat de Boog, of het hovende gedeelte , bet eerde verdwynt ; terwyl de ichenkels of bofis van den Boog zig veel langer, breeder, en derkcr van koleuren ^ door de wolken vertoonen- Deeze over- blyfzels zyn de zoogenaamde Weershoof- den ; die men wel moet onderfcheiden , van cene zekere foort van donkere Wolk- KolGmmen,by deZeevaarenden onder dien naam bekend; en welke wy gelooven de- zelfde te zyn , als die de Hoozen formee- ren. Men vind ook gewag gemaakt, van Maan.Regenboogen; die door het Hebt der Maane zouden veroorzaakt worden. Mus- scHENBROEK twyfelt , of ’ci* fommige niet voor Maankringen te houden zyn ; niet te min betuigt by ’cr een gezien te hebben ; den eerften Oclober 1729, tus- feben en '10 uuren des avonds. Insge- lyks is 'er te Ysfelflein , A°. 1736, des avonds om 10 uuren , in den regen een Boog gezien, welke vry wyd en beider, en van eene geele koleur was: zoo dat men dit uitwerkzel der Maane ook hier te Lan- de gewaar worde. Aangaande de koleuren van deeze Maan-Regenboogen Raat nog aan te merken , dat ze zoo veel flaauwer zyn dan die der Zonne,als het Maanlicht zwak- }^er \ ^VAN HOLLAND. 329 leer is. Ze vertoonen zig dus zeer weinig, en zyn fomtyds geheel onzigtbaar; ’c geen men ook nu en dan mee een flaauwen Zon- ncfchyn min of meer opgemerkc heeft. Eene andere foort vün vcrfchynfelen , welker oorzaak in ons Dampgewest en de Zonneftraalen te zoeken is, zyn de Zonne- en Maankringen. De Zonnekringen zyn zoodanige verfchynfcis , die nu een witten verlichten , dan een gekoleurden Cirkel als een Regenboog, op een ruimen afftand, rondom de Zonne, die in het midden ftaat, vertoonen. Men heeft ’er, volgens mus- scHENBROEK, waargenomen, ciie een middellyn hadden van 12°; 22°; 35'; van ; 37°; 38°; 42°; 43°; van 45^; 46°; 24'; 47°; 4^°; van 90^ en grooter; ook is de breedte van den verlichten rand, of van die Kringen, het zy ze wit, of met kolcuren zyn , zeer verfchiilende ; want daar zyn ’er, wier breedte is v^an 2, 4, ja van 7 graadeii. Het zy deeze Kringen , zegt m u s s c h e n- BROEK, met koleuren zyn, of wit, altyd k de plaats, tusfehen het lichtend lighaam en hen in , -min helder , dan de Kringen zelfs; ja dit middelfte is meerendeels don- kerder dan de rest van de logt ; vooral in- dien de Kringen zeer helder lichten; en de lugt met witte wolkjes bekleed is : maar indien ’er hier en daar flegts wolken zyn , is dit’middelfte gedeelte zoo donker niet, dog dan zyn de Kringen ook min helder. . De koleuren deezer Kringen zyn flaaU’ Aa 3 ) wcr L U G T- 'V 6 R- S C H Y N- S E L S, ZONNE- krin- gen. tUGT- V £ R- S C H Y N- $ £ L S. \ 330 NATUURLYKE HISTOïftE wer dan van den Regenboog , zy volgen op malkander in verfcheide orde, naar de wydte der Kringen verfchilt. In die, Krin- gen , welke de Heer newton heeft ge- zien , A"". 1 692 , volgden de koleuren van het middelpunt naar buiten toe op deeze wyze : in den binnenften Kring was de ko- leur binnen in blaauw, in het midden wit, van buiten rood : in den tweeden Kring was de binnenfte koleur purper, daar op volgde blaauw , groen , geel , bleek rood : in den derden Kring was de binncnfte koleur bleek blaauw, en de buitcnfte bleek roc-d. Voorts maakt hy ook gewag van een Kring door HUTGENs gezicii , die in den buitcn- ften rand bleek blaauw , en van binnen rood was; en getuigt ze zelf gezien te hebben, wier binnenfte rand zig rood vertoonde, terwyl de buitenfte eene witte koleur had; ook heeft hy ze waargenomen met zooda- nig eene koleur, en in die fchikking, als NEWTON meld ; anderen wederom heb- ben ze, gelyk hy verhaalt, by andere gele- genheden , met andere koleuren gezien. Deeze befchryving van mus sch en- er o ek geeft ons een goed denkbeeld van die foort van Kringen; en dewyl die Wys- geer dezelven hier te Lande , met eigen oogen heeft aanfehouwd , en waargeno- men , zoo zyn ’s Mans volgende aanmerkin- gen deswegens ook hier te melden. Te weeten , dat deeze verfchynfels in ons Damp- gewest zyn, en hier te Lande niet menig. vuldig,maar alleen fomtyds gezien worden: ft welk ‘ VAN HOLLAND. 331 ’t welk, gclyk men laager by hem vind aan- lugt. getekend, grootlyks daar uit ontdaat , dat men zelden by dag tegen de Zon inziet, of ^er op let ; dewyl men ze anders anders zeer dik wils zoude konnen waarneemen. De Hoogleeraar zelf had, in het loopende jaar 1735 van den eerfien January tot den eer- ïlen Juny, wei twintig reizen Kringen om de Zon gezien; en de Heer van aken had ze , binnen een jaar , wel zestigmaalen waar- genomen. Zy worden van weinig menfchen te gelyk gezien , en zelden in grooter af- fland , dan van twee of drie mylen : zy ver- dwynen , zoo ras als ’er by ons wind op- komt; en fchoon zy fomty ds by eene fris- fche koelte ftand houden , gaan ze nogtans geheel weg, zoo dra die wakkert. Men ziet ze nooit, ten zy de lugt vry fUl zy, en ze zyn door den Hoogleeraar nimmer waarge- nomen met eene heldere lugt, maar altj'd als de lugt met dunne wolkjes, of met een ylen nevel bezet was. Wanneer de wolkjes voortdry ven , begint de Kring eerst te ver- dwynen aan die zyde, daar de lugt helder word; zoo dat de Kring zig dan eerst ge- brooken vertoone,en eindelyk geheel ver- dwyne , na dat de wolkjes of nevelige dampen verdreeven of nedergevallen zyn. Dus verre m u s s c h e n b r o e k , wien ik tot Be^ïnz, hier bykans geheel gevolgd heb. Meer dan eens heb ik deeze Zonnekringen befchoiiwd ; ’ dog, ik beken het, niet met die oplettend- 816,8^17 heid , dat ik deswegens eenige eigen aan- enz. merkingen zoude konnen mededeelen. Ze A a 4 zyn I U G T- V F: K- S C H y K- S i L S. M A A N- K R 1 N- G h N. 332 NATÜURLYKE HISTORIE zyn niy altyd als heldere, lichte, eenigzins bleek roode Kringen voorgekonien , en ik heb dezelven nier, gezien, dan met eene be- trokken , of, om het naar de gewoonte van onzen Landaart uit te drukken, bewalmde ]ugt. Ze zyn aan vcelc inwoondersin Hol- land , byzonder op het platte land, over bekend; en dezelven noemen dit verfchyn- fel eenZonne-rad,gelyk zy de Kringen om de Maan , een Maan-rad , of een rad om de Maan noemen ; van welk laatfle my nu , als het bovengemelde, met opzigt tot het eerRe , naar den eisch van myn^ ontwerp vofdoendeagtende, nog iets te melden Raat. De Raden of Kringen om de Maan zyn vry gemeender bekend , en worden van de meeste menfehen mee zoo veel verwonde- ring niet befchouwd als de Zonnekringen; om dat zy zig in ons Land veel vertoonen, terwyl men de Maan ook onbelemmerder dan de Zon kan aanfehouwen. Deeze Krin- gen vertoonen zig meest altyd met eene doornige en dampige iiigtsgeReldhcid , en vry veel Jn den Winter; fomtyds digt om de Maan , fomtyds tot op een merkelyken af- Rand in de rondte uitgebreid ; men ziet ze ook wel eens dubbeld , zoo dat ’er twee boven elkander Raan : dog, wanneer zy zig om de Maan vertoonen , is ’er zulk eene duis’tcre lugt niet tusfeben als in de Zonne- kringen. Men ziet de Maan zelve dikwils in zoodanig een geelen,naar het roode hel- lenden Kring gedompeld ; maar , als de Kring Liitgebreider word , vertoont hetmid- den- VAN HOLLAND. 333 denvak zig blaaiuver; en naarmaate dat de lugt-^ Kring nog verder uitgebreid gezien word, verminderc dezelve in zyne geelagtige hel- derheid , tot dat llaauw wit worde , als eene dunne wolk. Musschenbroek zegt, dat men hier te Lande veelal gelooft, dat deeze Kringen windof regen beduiden ; dog hy verwerpt het geheel als fabelagtig ; vermids hy menigmaal ondervonden' heeft, dat het den volgenden dag belfendig goed weer was. ’t Is my voorgekomen, dat de Landlieden ’er meest allen wind uit voor- fpellen ; dien ik ’er ook wel op heb zien vol- gen, maar ook wel niet: ik heb ’er ’s Win- ters wel op gelet, dat ’er Sneeuw en Vorst op volgde; dog daar uit zou men nog niet kunnen befluiten , dat dit gevolgen of uit- werkzels van deeze Kringen zyn. Post boe ergo propter boc^oï Daarna^ gevolglyk daarom^ gaat niet altyd door. Men ziet, dikwils des Zomers, by, of omtrent de Maan, eene menigte van wolkjes, die zig als bergjes of zeegolven vertoonen ; fomtyds word men ze ook wel by dag gewaar. Deeze wolkjes noemen de Hollandfche Landlieden zand- wolkjes; en als ’er veel om de Maan zyn, voorfpelt het Volk ’er mooi, droog en be- ftendig weer uit. Alle deeze benaamingen, en de eenvoudige waarneemingen zulker Landlieden , zyn zekerlyk niet altoos over- eenkomftig met de waarheid; dog het komt my niettemin voor, dat dezelven fomtyds voor geleerder en wiskundiger W aarneemers eenige opmerking verdienen ; te meer , A a 5 daar L UG T- VE R- SCHY N SELS, BY2.0 N- NE N. 334 mTUURLYKE HISTORIE daar wy zelfs uit zeer eenvoudige en na- tuurlyke Opmerkers groote Starrekundigen hebben zien gebooren worden ; en een ie- der genoegzaam overtuigd is, dat de on- dervinding veelal de vooronderilelling over- treft: waarom ik ook hier telkens by voe- ge de gewoone en eenvoudige benaamin- gen , waar mede onze Hollandfche Landlie- den deeze verfchynfels benoemen , zoo verre dezclven aan my bekend zyn. De Byzonnen , die zoo veele verbaazen- de gevoelens by het Gemeen veroorzaaken , verdienen by deeze gelegenheid'" ook een weinig onze aandagt. Deeze verfchynfels worden insgelyks, door de tusfehenkomst der wateragtige Vernevelingen , tusfehen onze oogen en de Zonne , veroorzaakt; en zyn niet anders dan eene verdubbelde we- deromkaatfing der lichtftraalen , die, van de waare Zon uitfehietende , den fchyn van derzelver gedaante verdubbeld voor ons oog vertoonen : even gelyk men , door het nu zoo bekende Yslandfche Kristal, eene wezenlyk enkelvoudige Letter of Figuur tweemaal en fomtyds wel driemaal - ziet. Wie weet, of de fchikking der Dampdeel- tjes 5 Regendruppen * Sneeuwpyltjes , enz. of wei van eenige doorfchynende Water- ■ wolken , waar aan men toch die uitwerk- zels toefchryfe, in de lugt voor de Zonne dryvende, niet van zoodanig eene natuur is, als die, welke ons de eenvoudige Na- tuur in dit Yslandfche Kristal doet zien? Deeze gedagte is eenigermaate te bevesti- gen VAN HOLLAND. *» f> -* oo:> gen door de aanmerking die de groote BOERHAVE maakt; boe ’c naamlyk, vob gens de Proeven van ii a l l e y , zeker blykt , dac ’er eene zeer groote menigte waters, ook by helder weer, zeer hoog in den Dampkring cpklimt ; en dat het tevens zeker is, dat ’er een groot gedeelte van ’t zelve , in dat bovenlhe liigtgewest , faamen- loopt en bevriest. Dit in aanmerking geno- L U G T- V E R- SCH Y M- SEL s. zegt BOERHAVE, wat ZOU Chemici , men zynde nu kunnen beletten , dat die waterdeelen, faamengeloopen zynde , zig ook niet tot eene wolk, of derzelver gedaante zouden faamenvoegen ? en vervolgens , de lugt- verfchynfels daaruit afleidende, zegt hy; het gezegde vooronderltel lende , zou het dan niet konnen zyn , dat zy , door ’t Zon- nelicht beflraald zynde, als zoo veele fpie- gels, verbaazende en fpoedig zig vertoo- nende lugtverfchynfels aan ons doen zien? Dog vvy gaan voort. De B^^zonnen , vertoonen zig van dezelf- de grootte als de waare Zon ; dog haare figuur is zoo volm.aakt rond niet; fchoon zy al even helder , als de waare Zon , mo- gen fchynen. Indien men v^eele Byzonnen te gelyk gewaar word, ziet men Ibmmige van dezelven flaauw en bleek: haare bui- tenfle randen zyn met koleuren omvangen , veeltyds rood , of met die van den Regen- boog ; veelen hebben een langen Staart agter aan , van de waare Zon afloopende , en welke min vuiirig dan de Byzon zelve is, ter plaatfe alwaar hy 'er aan hangt, en wcl- Tom. I. p- ^30. 231 enz. lugt- V E R- S C H Y N- S ELS. 336 NATUURLYKE HISTORIE welke bleeker word, hoe hy verder ’er van af is, wiens einde men niec regc bepaalen kan: andere zyn zonder Staart, enz De Byzonnen gaan meest altyd met ee- nigc Kringen verzeld, waar van ’cr eenige de koleiiren des Regénboogs hebben , an- dere zyn wit; deeze Kringen vcrfchillen, zoo in getal , als in grootte ; zy hebben evenwel alle dezelfde breedte , welke gelyk is aan de fchynbaare middellyn der Zom Daar zyn Kringen, in Wier middelpunt de Zon ftaat, deeze zyn met koleuren, en zy hebben gehad eene middellyn van 45 ook wel van 90 graaden De orde der koleuren , in de gekoleurde Kringen, is eeveneens als in den Regen- boog, maar de roode koleur is van binnen naast by de Zon , gelyk men in de Hemel- kringen dikwils ziet. Men heeft deeze B^^zonnen zien duuren , cén, twee, drie, ia vier uuren, terwyl de Zon verfcheide hoogten had; de Kringen der Byzonnen verdwynen allcngskens , eerst van de eene zyde, dan van de andere zy- de , komende dikwils wederom , waar zy even te vooren verdweenen waren , rot dat zy eindelyk geheel weggaan. De ilof van de Byzonnen is ook in ons Dampgewest : om dat de koleuren , welke haar verzeilen, alleen Zonnekringen zyn , niet vcrfchillcndc van die waar van te voo- ren (by M u s s c H. nam. §1017) gehandeld is. Volgens de naanwdrcurigc aantekeningen van H £ V E L I U S , n U I G E N S 5 C A s s I N r ,5 UAL- VAN HOLLAND. 337 HALLEYjMARALDIjVERDRIESjen OH- l u 6 7- ze eige, zoo is de Hemel nooit regt hel- ver- der, wanneer de Byzonnen fchynen, niaar die is met een dun en doorzigcig wolkje of nevel overtoogen. Hoe de koleuren der Kringen en Byzon- nen levendiger zyn, hoe het licht der waa- re Zon flaaiiwer is. Men ziet zelden op twee plaatfen , fchooii digt byeen liggende , deeze Byzonnen te gelyk: want die, welke in het jaar 1734, op den 22 February^te Haarlem fcheenen, zyn niet gezien in Utrecht : dus ook de twee Bymaanen met haare Kringen, welke in hetzelfde jaar, op den 12 Maart, gezien ^ zyn te Katwyk, Leiden, en te Koudekerk, heeft men niet in Utrecht waargenomen. Men ziet ze meest in den Winter, als het koud is, of tamelyk vriest, terwyl ’er een zagteNoorde- ofNoordlyke wind waait. Wanneer de Byzonnen verdwynen , be- gint het ook wel te regenen of te fneeii- wen , vallende ’er dan uit de lugt langwer- pige Sneeiiwpyltjes als naalden : niettemin heeft de Heer h a l l e y waargenomen , dat de oorzaak der Byzonnen hooger was , dan de gemeene wolken , om dat zy door op- komende wolken bedekt worden. Dus befchryft musschenbroek do Be^crinz. Byzonnen, en hy vervolgt dit berigt, met der Na- eene wiskundige uitlegging dier verfchyn- felen , op de vooronderftelling van fmel- enz. rende Sneeuwpyltjes; die, wanneer de B3’'- zonnen fchynen , in de lugt dryven; tot wel- t U G T- VER- SCH YN- StL S. 338 NATUURLYKE HISTORIE welke uitlegging wy den Leezer wyzen. Ik heb hier dit verhaal , betreffende de By* zonnen , zoo ten aanzien van haare gedaan- te 5 als verfchyning en verdwyning , uit gemelden Aucheiir overgenomen; te meer, om dat men ’er tevens uit bemerkt, dat dc Byzonnen ook nu en dan in ons Land ge- zien worden. Men voege by het opgemel- de, dat MüsscHENB ROEK , ZOO door zy- ne eigen oogen, gezien, als uit anderen ontleend heeft, nog wel inzonderheid, de ongemeene fraaije gekoleurde A^eelding, en naauwkeurige befchryving van eenLugc- verfchynfel, Ao. 1753, den 18 Oólober, door den Heer dryfhout in ’s Hage waargenomen; en in bet tweede Deel der Verhandelingen der Hollandfcke Maatfcbappye ^ bladz. 77 te vinden. Deeze gantsch keuri- ge en verrukkende afbeelding , benevens de fchrandere en natuurl^dce befchryving van dit Verfchynfel, door dien getrouwen en naauwkeurigen Waarneemer, is volko- men gefchikt , om mynen Leezeren , die zig een denkbeeld van dergelyke wonder- lyke lugtverfchynfelen eigen willen maaken , de iiiterfte voldoening te geeven;het welk, aangezien de Verhandelingen der Holland- fche Maatlchappye meest in ieders handen zyn, gemaklyk kan gefchieden. Het tot dus ver gezegde, raakende de wateragtige Verhevelingen , en de daar uit ontftaande Lugtverfchynfelen ; komt my voor is genoegzaam , naar ’t oogwit van dit Werk ; waarom ’er niet langer op liaan VAN HOLLAND. 339 ftaan zal bly ven. Gevolglyk zal ik ook voorts onaangeroerd laaten , eenige nog meer be- kende Lugtverfchynfels , die uit dezelfde voorverhaalde oorzaaken gebooren worden; als daar zyn Bymaanen , Starrekringen , Lugtkringen , enz. welke allen , hier te Lande, zoo wel als elders, by eenige lugts- verandering gezien worden. Eene byzon- dere ontvouwing van alle zoodanige Ver- fchynfelen zou eene andere foort van Ver- handelingen eifchen, dan gevoeglyk plaats kan hebben in dit Werk; waar in wy dee- ze ftofFe toch maar kortlyk trachten voor te draagen, om ons vervolgens over zaa- ken , waar in wy eenig meerder licht heb- ben , wat verder te kunnen uitbreiden : waarom wy hier mede zullen overgaan , om het merkwaardigfte , dat de Vuurige Lugt- verhevelingen betreft, op eene dergelyke wyze te verklaaren. Dewyl wy , in ’t voorige gedeelte van dit Hoofdiluk, als mede in het verhande- len van Hollands Lugtsgefteldheid , mee- rendeels dezelfde orde gevolgd hebben , die ons MüsscKENBROEK, in zyne Begin- zelen der Natuurkunde, heeft voorgefteld; zoo zullen wy dezelve ook nu verder in agt neemen ; en op die eigenfte manier kort- lyk van de Vuurige Verhevelingen hande- len. NadatMüsscHENBROEK Z3me Lee- zers voorbedagtelyk gewaarfchouwd heeft , dat men alle lichtende verfchynfelen des He- mels, (als, by voorbeeld, die in ’t voori- ge floofdiluk befchrceven zyn,) niet als vuu- L ü G T’- VE R- SC HY N- s e‘l s. VU17RI- GS VER- HEVE- LINGEis’. LUG T- VER- SC H Y N- S H L S. NOOR- DER- LICHT 340 NATUURLYKE HISTORIE vuiirige verhevelingen heeft aan te mer- ken ; en dat men zelfs, de vuurige en bran- dende gedaante van de purpere morgenwol- ken 5 en den avondftond , aan de kimmen , niet gelyk mag Rellen met de roodvuiirige vertooning van het Noorderlicht, zoo gaat hy over , om het Noorderlicht , als een vuu- rig en brandend Liigtverfchynfel , te be- fchryven. ’s Hoogleeraars befchryving van dit ver- fchynfel is eene gantsch uitgebreide en breedvoerige Verhandeling over het Noor- derlicht; die meest al lleunt op éigen proe- ven en ondervindingen 5 in Utrecht en Hol- land genomen: zoo datderzelver inlasfching hier wonder wel vlyen zoude; maar ver- mids die befchryving van eene merkelyke lengte is , zullen wy ons flegts van het Hoofd- zaakelyke bedienen, en ’er het onze ver- der byvoegen. Het Noorderlicht is een vuurig lugtver- fchynfel, ’t welk men, naar het gevoelen der Natuurkundigen , in Holland , en ge- noegzaam in Europa, niet eerder, of ten minlte zeer zeldzaam , zou gezien hebben , dan in het jaar 1716; terwyl het egter in de Noordelyker Landen veel eerder fchynt gezien te zyn, en men op zekere'bewyzen mag vastftellen , dat het al vry vroeg be- kend is geweest. Dog wat hier van zy, in Holland althans is het voor dien tyd niet met zulk eene aandagt waargenomen, als wel daar na : want op den fterken gloed van het Noorderlicht van 17^6, waar door VAN HOLLAND. 341 t1oör cie oogen der aanfchouweren diestyds ter befchouvvinge van ’t* zelve genoopt wer- den, begon men dit, én de verdere gelyk- foortige véiTchynfelen , met meerder aan- dagt gade te liaan. Men vind fédert dien tyd verfcheiden voorgeftelde gisfingen over ^ en uitvoerige befchry vingen van dit Noor- derlicht. Onder veele anderen , (om ze allen niet op te haaien ,) gaf ook de Heer LULOFs, A». 1735 5 eene Verhandeling over het Noorderlicht uit ; waar in hy , over- een komllig met de gedagten van d e r h a m , en cenige anderen, beweerde, dat dit ver- fchynfel uit Zwavelftoffen beftaat. Mus- sen enb roek, die te vooren oplettend op dat ftuk geweest was, heeft zyn gevoe- len niet zoo vast bepaald; en fch}Tit, naar ’t uitwyzen zyner verklaaringe , de ftoffe van het Noorderlicht veel eer aan eene Phosphorike eigenfehap toe te fchryven : maar hy drukt zig tevens in deezervoege uit. „ Wy belyden den aart van deeze ftof- 55 fe tot nog toeniet regt te kennen ; eil wy willen liever onze onkunde bekent 3, nen , dan hier zoo wat uit de hersfenen 3, op te disfchen3’t welk wy niet bewyzen kunnen.'’ De gedaante, onder welke het Noorder- licht in Holland gezien word , is , gelyk het- zelve op andere plaatfen verfchynt. Het vertoont zig allermeest, als beftaande uit lichtende en doorfchynende ftraalen; wel- ke als breede, evenwydige , of ook als pun- tig te faamenloopénde Kolommen^ in dé Bb lügt L U G t - V E K- S C H Y N- S E L $. Zie Uit fr eil Pbhöf.' Verban^ delin- gen y by Tirion * bl. 209. Begint, der Na^ tuurk. j § lóyii t U G T- V E R- SC H Y N' SEIS, 3 12 NATUURLYKE HISTORIE lugt gezien worden. Decze llraalen zyn meerendeels wit en helder ; waar door ze , bynagt, in de lugt eene vertooning maa- ken, niet ongelyk aan die van het zeer dun- ne lichte Ilreepagtige zwerk ,’t welk by dag voorby de Zon dryft. In deeze vertoonin- gen van dit verfchynfel ziet men een gol- vend licht heen en weder ftraalen ; ook befpeurt men wel , dat ’er zeer fchielyk uit het Noorden , of uit een Noorderlicht- wolk, nieuwe ftraalen uitfehieten; welke meest altoos van het Noorden naar hetZui- den voortvloeien ; ’er zyn ook roodagtige , en bloedroode lichtftraalen , welke , wan- neer het Noorderlicht geweldig gezien word, een gantsch vuurig en fchrikagtig ge- zigt veroorzaaken. De Noorderlicht-pylaa- ren fchieten meest regt op ; dog ze ver- toonen zig fomtyds ook krom , en boogag- tig ; en veele deezer Lichtpylaaren , die uit verfcheiden wolken te gelyk hervoort ko- men , vereenigen zig dikwils met elkander. De NoorderlichtRraalen worden veeltyds uit den rand van eene wolk, ten Noorden aan den Gezigteinder liggende, uitgefchoo- ten, en zyn van verfchillende helderheid. De breedte der ftraalen is ook zeer onder- Tcheiden : daar zyn ’er die de breedte van 4 of 5 graaden hebben, en andere ftrekken zig wel tot 15 graaden uit. ’t Zyn veelal verwyderende ftraalen , die breeder wor- den , naarmaate dat zy zig verder van hun- nen oorfproDg v^erwyderen. De uitfehie- tende ftraalen zyn niet ongelyk aan een ftraal VAN FIOLLAND. 343 öraal waters, die,inet geweld uit een fpuit gedreeven , eene golvende gedaante in zy- ne verwijderende waterdeelen vertoont. Deeze lichtftraalen vliegen zeer fnel voort ; dog fomwylen blyven ze nog wel een kor- ten tyd, geduurende 10 a 20 feciinden , in vollen gloed lichten. In het uitfehieten be- reiken zy niet allen de zelfde lengte; daar zyn ’er, die maar 4 of 5 graaden voortloo- pen ; terwyl anderen zig integendeel tot den Zuidergezigteinder uitflrekken : fom- migen fchieten ook wel zylings af, ’t zy ten Westen, of ten Oosten; en wanneer ver- fcheiden Pylaaren zig onderling ontmoe- ten , worden zy met elkander tot één licht vereenigd. Meermaals ziet men ook de plaats der oude Pidaaren beurtlings met nieuwe vervuld. Zy verdwynen eindelyk ongevoelig; even als de rook in delugt, onder het zwerk , allengskens vergaat ; of gelyk de dunne waterwolkjes , by heetetl Zonnefchyn , voor de Zon verdwynen* Somtyds dryft het Noorderlicht ook wel als een wolk daar heen , terwyl de Hemel ten Zuiden verlicht blyft. Men ziet het Noorderlicht, hier te Lan- de , veelal met afgebroken ilraalen en vlam^ men dry ven , zonder dat men de wolken, waar uit het word uitgefchooten , ontdek- ken kan; waar door het ook wel gebeurt, dat men het op de eene plaats al , en op de andere niet gewaar worde ; dus kan meii het te Leiden zien , terwyl het zig te Utrecht niet vertoont , zoo dat het Noorderlicht B b 2 hkt LUCf- VER- S C H y S I L S. L U G T- V F. R- S C B Y N SELS. 344 NATUURLYKE HISTORIE hier geene zoo beRendige plaats houde, als wel in Noordelyker Landen. Men ziet het Noorderlicht gemeenlyk met eene meeren- deels heldere lugt , en meest met ftilte ; fchoon het fomwylenmet vry fterken wind, en ook wel met andere dan Noorde-windeii gezien zy. Men word dit verfchynfel in Holland meest gewaar in de Winter- , Herfsc- en Lente-maanden; zelden in Juny of Ju- ly en Augustus ; egter is het door mus- scHEN BROEK ook in de maanden Juny en July waargenomen. Schoon nu het Noor- derlicht meest altyd met ftraalen , en eene voortloopende ontvlamming , gezien wor- de , zoo vertoont het zig nogtans op fom- mige tyden ook wel als dry vende bloedroo- de wolken ; in diervoege , dat men zig ligt- lyk verbeelde , dat ’er in de eene of an- dere nabuurige plaats brand is. Ik heb eens in Leiden , op een zekeren tyd , zoo- danige bloedroode en vlammende wolken , over het Noorder pand der Hooglandfche Kerke met drift zien dry ven : het juiste jaar is my ontfehooten; maar het ontzach- Jyk gezigt van zulke vuurig roode wolken is nog diep in myn geheugen geprent. De gantfche buurt was in repen roer, meenen- de dat de Kerk in brand Rond; en niemand had dies tyds eenig denkbeeld van het Noor- derlicht; vermits het gantfche wolken van roode vlammen waren, die al vry fpoedig ten Zuiden dreeven. Ik geloof nu dat het zulk eene vertooning van wolken, of zoo- danig een Noorderlicht is geweest, als mus- SCHEK- VAN HOLLAND. 345 €CHEN BROEK, in tegenflelling van ftraal- logt- fchietend, llil Noorderlicht noemt. Dit is, in het algemeen, het geene wegens het Noorderlicht in ons Land aanmerkelyk is , overeenkomftig met het geene müs- SCHENBROEK en anderen des wegens be- paalen: en ’t fchynt my niet oneigen op dit berigt te laaten volgen, eene befchou- wing van zekere lichtende verfchynfels , die men Zeevlammcn noemt ; welke , zoo ze niet tot het Noorderlicht te betrekken zyn , ’er althans eene merkelyke overeen- komst mede hebben. ^ ’t Is zeker dat men dit Verfchynfel aller- zee- baarblykelykst, ten minilen in Holland, ge- waar word , na dat het Noorderlicht llerk ‘ gefcheenen heeft. iSIen ziet als dan , dat het geboomte, het gras, en andere veidgewas- fen , hier ca daar , en wel op eene zeke- re doorloopende flrcek, dermaate zyn aan- gedaan, dat alle bloeifem, bladeren engras- fcheuten , eensklaps als verfchroeid en ver- brand Z3’n; zoo dat men dezelven tusfehen de vingeren konne verbryzelen. ’Er z^^n erv^aarenen, die dit fpoedig verdorren der boomen toefchryven aan eene fchielyk be- lette uitwaafeming der Planten ; welke door eene fpoedig ^nedervallende en bewalmde lugt veroorzaakt word; waar door, vervol- gens , de tedere bloemblaadjes , de ftam- pertjes , Pistilli ^ en ftaifknopjes , verflenfchen en faaraenpakken , ’t welk nog vermeerderd word, zoo men meent, door de Zwarte Vliegen , die men zegt veeltyds Bb 3 ' met T. TJ G T- V R R- «CHY N- &£ L S. 346 NATUÜRLYKE HISTORIE met dien wolkncvcl te komen, ’c Is over het geheel niet al bezyden de waarheid, dat de bloemen en bladeren door eene be- lette uitwaafeming verllcnfchen ; dog dee- zc vernenfchinggefchied den gancfchenZo- mer door, by onderfcheiden tyden; wel byzonderals de Honigdauw valt, en de bet- te de Planten meerder doet uitwaafemen; die dan, door een ichielyken Rinkendcn nevel, of opkomende koude, zeer ras geel en bruinagtig worden. Dit neemt ook, met het naderend Herfstweer, in de maan- den September en Oftober, toe^ en treft byna algemeen alle boomen, welke in die flreek liaan , daar de Nevel valt ; terwyl het integendeel maar een byzondere boom of plant is, die door de Zeevlam getrof- fen word, en geenzins een geheeleTuin, of een uitgebreid veld; zoo als door een dry venden Nevel zoude moeten gefchieden. De bladeren der boomen , door de Zee- vlammen getroffen , hangen flap neder , en kwynen ; tot dat zy eerlang , eerst fiaauw groen , daar na flaatiw geel , en ten laatile gantsch dor worden. Wat de Zwarte Vlie- gen aangaat , ik kan verzekeren dat zy , dit ?^eifde jaar, ten minlle in myne llreek niet geweest zyn; terwyl de Zeevlammen fterk gewoed hebben , en ’er daar en boven een llerk Noorderlicht gefcheenen heeft. Hoe het zy , wy willen dit ons gevoelen niet verder doordringen , dan voor zoo verre wy het , of zeker , of waarfchynlyker , VöOTftellgn: gelyh wy ook niet durven be- VsW VAN HOLLAND. 347 paaien 5 of dit verfchynfel tot het. Noor- derlicht behoort; ja zelfs durven we, we- gens het gemelde Noorderlicht zelve , niet volftrekt beweeren , dat het zoo laag op on- zen Aardbodem komt; gemerkt ’er Geleer- den zyn, die het Noorderlicht wel tot het Zodiacslicht brengen. Dog keeren wy we- der tot ons onderwerp. Men noemt het, onder de Hoveniers en by de Zeelieden , Zeevlammen ; om dat zy dit verfchynfel meest gewaar worden als een lichtenden llraal , die aan den Gezigtein- der uit de Zee opkomt. Schoon nu deeze Uraalen , naamshalven , geheel iets anders fchynen te zyn , dan het Noorderlicht ; zoo hebben dezelven , myns bedunkens, egter zeer veel overeenkomst met de uitwerkfe- len of overblyffelen van dat verfchynfel ; nadien alle deszelfs eigenfehappen ’er zeer na mede overeenflemmen. Dat onze Hol- landers ze Zeevlammen noemen , is na- tuurlyk ; dewyl zy die frraalen als uit de Zee zien opkomen. En ’t is niet onwaar- fchynlyk dat die Zeevlammen iets eigenaar- tigs met de Noorderlichtllraalen gemeen hebben ; vermits deftrekking der Zee, langs de Hollandfche Kusten, ten Noorden ligt, en de Zeevlammen gevolglyk, even als het Noorderlicht 5 uit het Noorden uitfehieten. Hier by komt nog, dat de gedaante enver- fchyning eveneens is als die der Noorder- lichtftraalen ; dat zy ook by ftil weer, en op den zelfden tyd gezien worden; aller- meest in April en Mcy , in den bloeityd. Bb 4 In L U G T- V £ R- SCH YN- S£L 5. lUGT- VER- ^ C H Y N' S £L S, 348 NATUÜRLYKE HISTORIE ' In dien t\’d, wanneer ’c geboomte in vok len bloei Raat , zullen die Zeevlammen foin- tyds den eenen boom dermaate treffen, dac alle bloem en blad terflond verfchrocid zy; ’t geen dikwiis de verdorring van den gant- fchen flam na zig llcepc: terwyl een daar naast ftaande boom vrolyk en onbefchadigd in zynen wasdom tiert. Met weet dat de Blikfem op dezelfde wyze alles , wat hy ontmoet, kan veiTchroeien ; dit is den Na- tuurkundigen over bekend ; en eenigen zou- den hier misfehien kunnen twyffelen , of dit verfchroeien niet door denzelven veroor- zaakt worde : dog ik kan hen verzekeren , dat ik dit iiitwerkzel dikwerf gezien heb, zon- der dat ’er eenige fchyn^van Blikfem of Weerlicht, in langen tyd voor of na plaats hadde. ' Men befpeurt dit verfchynfei niet zelden met Noorde-winden ; waarom veele anderen meenen., dat de Noorde- wind zelve de gemelde verdorring, door zyne fchraal- te, veroorzaakt; dog dewyl wy, zoo uit de waarneem ingen van musschenbroek, als uit die van veele andere Geleerden , weeten , dat het Noorderlicht en de Zee- vlammen ook wel met andere, dan met Noorde-winden, worden aangevoerd, zoo is. het voor noemde gevoelen , als onge- grond , niet aanneemlyk. Wat nu eindelyk de ftoffe dier Zeevlam- men betreft ; deeze durven wy niet vol- ftrekt bepaalen, zoo min als die van het Noorderlicht, fchoon ze niet onwaarfchyn-? \yX Phpsphorisch zyn. Misfehien voed de i - ^ Zee VAN HOLLAND. 349 Zee zelve deeze Vlammen of het Noor- derlicht eenigermaate , met ecne in haaren fchoot gebooren vuurftoffc ; of veelligt oncftaat ’er, uit haare hittere Bitumineufe Bof, uit haar Zout, of andere nog onbe- kende Boffen , die zig in de Zee onthou- den, een Phosphorus, of eene brandende Boffe, die, met de vvateragtige verhevelin- gen opgevoerd, als ’t ware, in de lugt ge- concentreerd word. Immers weet men, dat het water der Zee vonkt, en aan de lichaa- men , die in haaren boezem gevoed worden , eene lichtende Boffe aanzet. ’t Is my niet onbekend , dat fommigen , en onder dee- zen de Heer bas ter, beweeren, dat dit ontBaat uit diertjes, die in de Zee huisves- ten , en licht van zig geeven ; dog ’er zyn ook anderen , die het tegendeel Baande houden; en ik weet tevens, dat het Zee- zout de lichaamen , eene eigenfehap van licht van zig te geeven , mededeelt. De Haring- koppen,Zoute- visch en andere lichaamen met Zeezout doordrongen, toonen dit duidelyk; en deeze waarheid is den Natuurkundigen niet onbekend, ’t Zy dan dat hier diertjes zyn of niet,’t is, zoo niet zeker, ten min- Be zeer waarfchynl^dc, dat het Zeewater eene eigenfehap heeft , van dit lichtende vuur aan de lichaamen natuurlyk mede te deelen ; zelfs zonder dat ze door menfehen banden met Zeezout gezouten zyn. Als men by duister weer langs het Brand waiir dclt , zal men Schel visfehen , Roggen , Schol- len, Scharren en ailerleie Zeevisfehen, die B b 5 door lugt- \ hR- S c H Y N“ S £ L S. Zie Uit^ez. Verhan- delingen^ Deef VII. bl. 116. tüGT- VE Il- se H Y N- S£L S. 350 NATUURLYKE HISTORIE door de Zee aangefpoeld , en op het ftrand door de Zonne uitgedroogd zynde, hier en daar verfpreid liggen^een lichtenden weer- glans van zig zien geeven ; het welk men niet gemaklyk aan zoodanige diertjes kan toe- fchryven ; want waarom doet dit Zee-visch al, en Rivier-visch niet? Wy hebben geen gezags nog drifts genoeg , om onze vooron- derflellingen te doen doorgaan ; en wy be- zitten geen genoegzaame bewyzen, om, ’t geen wy waarfchynlykst gelooven , te beves- tigen. Wy erkennen daarom liever nederig onze onkunde, aangaande de ftofFe der Zee- vlammen , en die van het Noorderlicht; en wenschten gaarne op beter grond te wee- ten , aan welke natuurlyke oorzaak men dit verRhroeien der boomen en het Noorder- licht heeft toe te fchryven. Te meer, de- wyl ons bekend is , dat de gev^oelens daar omtrent zeer v^erfchillend zyn geworden fc- dert dat de ontdekking der Eleclriciteit zoo veel verandering in de gedagten, wegens de vuurige V^erhevelingen , te wege gebragt heeft; en ’er gantsch agtbaare Wysgeereii gevonden worden, die beweeren , dat het vuur van het Noorderlicht tot het licht vau den Zodiac behoort, en door het Zonne- vuur daar uit word voortgebragt. Dog wy Rappen hier van af, ons vernoegende, met alleen, ten opzigte van ons Holland, dat . geene te melden , dat door een ieder gezien , en als zeker erkend kan worden. Buiten dit bovengemelde Noorderlicht, cn de vertooning van deszelfs lichtende en vuu- vAxNT HOLLAND. 351 viuirige gedaante , ziet men in ons Land ook nog vecle Lichcverlchynrels : als daar zyn Viuirballen , vallende Starren , Zee- lichtjes , Dwaallichtjes , cn meer dergely- ke ; waar van , zoo wel hier ce Lande als elders , al vry veel bygeloovige fprookjes onder de Inwoonders omgaan, welke \vy onaangeroerd zullen laaten. Een kort woord raakende de voornaamite deezer veiTchyn- felen zy hier genoeg. De vallende Star is zeer bekend by onze Landlieden, die, wanneer zy een vuurig licht zien vallen , zeggen , daar verfcbiet een Star : de meesten weecen ook wel dat het geen wezenlyke Star is; maar een ont- vonkt lichaam, dat uit de lugt nedervalr, en als een klomp taaije Hym, dat zy Kwal noemen, op de aarde blyft liggen. Men ziet deeze vallende of zoogenaamde Vuur- kwallen, in alle Saifoenen; zy ontvonken fchielyk, en fchynen van zeer hoog neder te daalen; laatende, in het vallen, eenige lichtende vonken uitfehieten , inzonderheid als zy digt aan den grond naderen; ’c welk zig vertoont even als of ’er eene Starre daal- de. Ik heb de Slymkwallen meer dan eens gezien , en dezelven als een ronden klomp graauwen Slym , niet ongelyk aan het Kwal der Kikvorkhen , of dat foort van Plant- dieren , dat men Zeelongen noemt , be- vonden. De Zeeliclitjcs , die m u s s c ii e n b r o e k vervolgens befchryft , welke op Zee gezien worden, en waar van de Ouden reeds ge- L ÜG T- V U Il- se UY N- S£ L S. V AI. L EM- OE STAR. 2EE- UCKT- JE5. t U G T- VE R- SC H YN- S EL S. Jntrod. ad PhiU Nat. S 250Ó. 352 NATUURLYKE HISTORIE wag gemaakt hebben , zyn hier ook vry ge- meen bekend. Volgens het getuigenis ec- niger Schippers, aan musschenbroek, zyn deeze Lichtjes flymige Vischjes , en fchy- nen dus niet onder den rang der Vuurige Lugtverhevelingen te behooren. Indien dit getuigenis waar zy, moeten ’er in Holland, in en over onze Binnen-Meeren , en op de Zuiderzee , ookdergelykeVischjeszweeven ; vermits deeze Lichtjes , door onze binnen- landfche Schippers , aldaar veelvuldig ge- zien worden. Deeze Lichtjes vertoonen zig Reeds by nagt; en zweeven op en om- trent den Mast, en het touwwerk van het Schip, waar aan zy hangen blyven. Het gaat by de Schippers door, dat ’er, wan- neer zy zig vertoonen , altoos florm op volgt , en wel zeer fchielyk:dog hier tegen dient, dat men ze niet alleen voor, maar ook mid- den in , en na den ftorm, gewaar word. Menigmaalen heb ik gewenscht , om de waar- heid te ontdekken, of het diertjes waren; ik heb ten dien einde des nagts wel op het Haarlemmer-Meer vertoefd, en ook eenige Schippers verzogt, deeze gemeende Vischjes , of Lichtjes, in Brandewyn en Genever te werpen ; dog ik ben nooit zoo gelukkig ge- Y/eest van in myn oogmerk te flaagen , waar. om ik ’er niets meer van zeggen kan. Mo- gelyk heeft musschenbroek geen on- gelyk, als hy ze, nietcegenftaande het ge- tuigenis dier Zeelieden , aanmerkt, als uit- werkzels der c!c6lrifche vloeiftofFe. Om- VAN HOLLAND. 353 Omtrent van gelyken aart zyn de Dwaal- lichtjes, die men bevonden heeft uit eene lichtende fnotterige Phosphorike ItolFe te beftaan. Deeze vind men, volgens mus- scHENBROEK, Veel meer in warme dan in kouder Landen; zy lichten flaauw, en dry ven lugtig over den grond ; men word ze, meest in den Zomer, in vette, moeri- ge , veenagtige en moerasfige plaatfen , als mede op kerkhoven , en by de galgen , ge- waar. In de Hollandfche Veenen , daar dee- ze Dwaallichtjes des Zomers wel gezien wor- den, noemt men ze Stalkaarsjes. De meeste lieden in ons Land, die wat belezenheid bezitten , zyn ’er niet bygeloovig mede ; dog fommigen neemen het vooreen teekenvan den aanftaanden dood eens naastbeftaanden. Eenige Boeren , die dezelven dikwils gezien hebben, zeggen, dat het Veenmollen of Torren zyn; ’t welk, onder zekere bepaa- ling , niet onwaarfchynlyk voorkomt ; de- wyl men toch weet, dat het aan verfchei- den foorten van Torren eigen is, by nacht te lichten. Maar wat bepaaldlyk de Veen- mollen, Gryllotalpce ^ betreft; in die foort van dieren heb ik zulks nooit befpeurd; dog we kunnen tegenwoordig hier op niet Haan blyven ; op zyne plaats zullen wy breedvoerigergedenken aan de by nagt lich- tende Torretjes , die in ons Land gevonden worden. Het denkbeeld van mqsschen- B ROEK 5 die deeze Dwaallichtjes vernuf- tig uit eene Posphorike üoffe afleid, heeft ook eene groote waarfchynlykheid. Men L UG T- VE S C H Y N- S £ L $. DWAAL- LICHT- JES. ^ t U G T- VE R- SC H Y N- S£ L S, 354 NATUURLYKE HISTORIE ziet immers fomtyds de wortels van ver* meuluwde of vermolfemdc hoornen, inzon- derheid die van Ypen- en Lindeboomen, gclykook de oiideftammcn der Wilgen , des nagts licht van zig gecven: allerbyzondersc eii byna zeker word men dit, ook in de Steden, gewaar, aan die booinen, die op den faamenloop der ftraaten , of de hoeken der wegen geplant zyn; daar de voorbygan- gers vceltyds, tegen aan ftaande, hun wa- ter loozcn; de boomen, die dus door de pis dagelyks worden dóórtrokken , rotten in;cn geeven, gedroogd zynde,eenig licht van zig; welke Roffe, fcheikundig onder- zogt zynde , bevonden word Phosphorisch te zyn. Daar we nu met zekerheid wee- ten, dat dit daadlyk plaats heeft , zoo kan ’t niemand vreemd voorkomen, als men ftelt dat dergelyke floiTen, met eenig licht i’oortdryvend lichaam vereenigd, op het veld kunnen zweeven. Misfehien zyn ’er ook Torretjes, die het vermeuluwd hout opzoeken , om ’er hunne nesten van te maa- ken; gelyk dit aan veelen der Ichneumon- vlicgenoif Bastaartwespen eigen is. Dogwy laatcn , by mangel van zeker bewys, de oorzaak deezer Stalkaarsjes of Dwaallicht- jes onbepaald; merkende alleenlyk nogaan , dat men dezelven , volgens de nieuwere ontdekkingen , den naam geeft van Elec- trike Vlammetjes; waar van ftraks iets in ’t voorbygaan. Onze geleerde müsschenbroek maakt nog daar cn boven gewag van Hoofdlicht jes. VAN FIOLLAND. 355 jes , cn lichtende ftofFe, op de maanen lugt- der paarden, van eenige lichtende Vliegen- ver- zwcrmen , en dergelyke aanmerkelyke ver- fchynfelen ; welke allen , eerder tot de na- tuur der dieren , en andere oorzaaken , dan tot de Vuurige Lugtverhevelingen fcKynen te behooren , en zoo byzonder hier niet bekend zyn; waarom wy dezelven voor- bedagtelyk overflaan. Van vry ontzachelyker vuurige eigen- vuur- fchap zyn de Vuurballen, die, als een bran- ballen. dende Kloot, met ongemeene fnelheid uit de lugc nederwaards Ureeven. Deeze Vuur- ballen laaten een zwavelagtigen reuk na, wanneer zy in Hukken geüaagcn zyn ; het welk met een feilen flag gefchied. By mus- scHENBROEK viiid mcn ’er etlyken be- fchreeven, die men in andere Landen ge- zien heeft; dog hy geeft geen melding van eenige dergelyken die in Holland gevallen zyn. Niettemin weet ik, uit geloofwaardi- ge berigten , dat zy fomtyds , ook hier te Lande , hun uitwerkzel gehad hebben. Hier en daar vind men in de Kronyken gewag gemaakt van nederdaalende Vuuren ; en ’t geheugt my zelf, op een Zondag avond , gezien te hebben, eene menigte van hel- dervlammende Lichtjes, die op de ftraaten der Had Leiden zweefden. Sommige Lie- den hadden dezelven uit een enkelen vuu- rigen klomp zien hervoort komen , en zig verfpreiden. Deeze Vlammetjes verdwee- nen fpoedig , en lieten eerf zwavelagtigen damp en reuk na-, de ontzetting was groot. t U G T- V £ R. SCH Y N- S £ L S. W £ E R- l. i C K T, 3SÓ NATUURLYKE HISTORIÉ en de plaats, daar ik deeze Vlammetjes zag ^ was ten Zuidoosten van de Stad. ’Er was geen llag gehoord, en weinigen hadden den grooten Vuurklomp opgemerkt ;fchoon het veiTpreide vuur algemeen gezien werd: ik zelf heb ook niets gezien, dan deeze in me- nigte lichtende Vlammetjes, die, zoo veel ik weet, geen fchade veroorzaakt hebben* Naar myn beste geheugen is dit geweest in den Herfst des jaars 1744 of .1745 : het ge- val is by veele lieden nog bekend ; en ik breng het hier te berde, om dat ik geloof, dat het zoodanig een Vuurbal zal zyn ge- weest , als wy nu ten onderwerp hebben* Om ’er meerder van te melden word meer- der ondervinding vereischt, waar toe wy gelooven dat ’er thans genoeg naauwkeu- rigc Natuurkenners zyn, die dergelyke ver- fchynfels in ons Land wel zullen hebben gade geOaagen ,en t’eeniger tyd hunne aan- merkingen 5 zoo we hoopen , zullen mede- deden. Gelyk nu de voorbefchreeven Vuurbal- len een lichtend en fchitterend vuur ver- fpreiden ; zoo komt ook de Blikfem en de Donder, gelyk de meeste Natuuronderzoe- kers oordeelen , hervoort uit een Vuurbal , die in de liigt aan ftukken fpringt; dog van dit onderwerp fpreekende , dient men in agt te neemen, dat men den Blikfem van het Weerlicht wel heeft te onderfcheiden. ' Men gelooft dat het Weerlicht uit ont- flookcne olyagtige IfofFen beftaat, die door de bette des daags , vlugcig gemaakt en ver- dund 3 VAN HOLLAND. 357 ckint , uit de Planten uitwaafemen j en , door de koude des nagts tot een gebragt zynde, ligtiyk vuur vatten. Het weerlicht hier te Lande by aanhoudende hette al vry veel, en fomtyds onophoudelyk een gantfcheii nagt door , tervvyl de lugt helder blyft ; ech- ter zal eén opmerkende, hoe helder hem de lugt ook toefchyne, aan dien kant, daar het weerlicht , altoos eene donkere wolk of bank aan den Horizont zien hangen , waar uit het weerlicht ontvlamt. Ik heb deswegens nog opgemerkt , dat het Ilerker weerlicht , als het , by warm weer , en een Zuide-wind ^ fterk dauwt. Müsschen- BROEK tekent aan, dat het te Utrecht geen driemaal ’sjaars weerlicht; ’t kan zyn; dat ’er jaaren voorby gaan , in welken het weinig weerlicht : maar ik durf wel ver- zekeren , dat ik het in Holland vry meer- der in een jaar gezien heb , en gewoonlyk zie. Het weerlicht meest altyd , met llil- te , en zonder Donder ; als ’er Donder by- komt, is het licht een Blikfemftraal; Som- mige Inlanders verwarren het Weerlicht met de reedsgenoemde Zeevlammen ; waar tusfchen echter een groot verfchil is ; ge- lyk ’er ook een merkelyk verfchil plaats heeft tusfchen het Weerlicht en den Blik- fem ; fchoon hier het eene insgelyks veel al voor het andere genomen worde. Wat nu voorts bepaaldlyk den Blikfeih- aangaat ; ’t is overbekend , dat ons Hol- land , alhoewel niet zoo fterk als veele an- dere Landen , fomtyds aan deerlyke uitwerk- € e zé» L ÜÖT V E R- S C H S Ët kiKSErJ. tUGT- VE R- S C H V N- StLS» 358 NATUURLYKE HISTORIE zelen v^an den Blikfem en Donder onderhe- vig is. Meermaals ziet men ’er hooger of laager Gebouwen , Kerken en Toorcnsdoor in brand geraaken ; vry dikwils wordteen Hooiberg , een Watermolen , en dergely- Jce, door den Blikfem aangeftooken , en tot den grond toe afgebrand ; ook vind men wel eens het Vee, en fom^yds de Menlchen zelven,daar door gewond of gedood. Dik- wils heb ik , by die gelegenheid , geheele zwaare Boomen , door en door, tot den wor- tel gefcheurd gezien : ’t bygeloovig volk fchryft dit uitwerkzel toe , aan fteenen , die , door den Blikfem , zoo men wil , in de lugt gevormd, deeze Boomen in dier- voege gekliefd zouden hebben ; men noemt ze Donderbeitels, of Donderfteenen. ' Men ontmoet zelfs Geleerden , die dit geloofd hebben , en foortzoekende liefhebbers der Natuurlyke Historie , die eene zekere foort van fteenen , als wat raars , onder dien naam in hunne Kabinetten bewaaren. Dog ver- hevener Onderzoekers onzer verlichte Eeu- we weeten nu beter reden , van zoodanige uitwerkzelen des Blikfems te geeven; en erkennen die Steenen, of gewaande Don. derbeitels , voor niets anders , dan voor verfteende Pennen van Zee- Egels , onder den naam van Belemnites bekend. Men hoore hier den oplettenden musschun- BROEK fpreeken , die zig, met ondervin- delyke proefredenen , wegens den Blikfem , en deszelfs natuur, in ons Land, in de Ne- der- VAN HOLLAND* 359 derduitfche uicgaave zyner Beginzelen der Natuurkunde ^ aldus uiclaat. . ,, Blixem word genaamd een zeer helde- 55 rc vlam, fchielyk uitbarftende , en met 55 een groot geweld en fnelheid door de 5, lucht als voortgefchooten , uit den grond 5, naar boven , of waterpasfig , uit de bo- 5, venlucht naar beneden , of met aller- 5, lei richtingen loopende, en wel in eene 5, regtelyn, of in verfcheide, flangswys, 5, met malkanderen hoeken maakende , en 5, op het laatst meerendeels eindigende 5, met een grooten ilag.” De reden dat de Blikfem zulke hoeken maakt , is , zegt h a r t- SOEKER, ,, dat hy altyd tracht door die 5, oorden of plaatfen heen te trekken , daar 5, hy de minde tegenftand komt te ont- 3, moeten : deeze plaatfen nu zyn nimmer- 5, meer in een regte lyn vlak tegen over 3, elkander gelegen. 5, Uit de waarneemingen , welke ik in U- 55 trecht gedaan hebbe , (vervolgt mus* 55 scHENBROEK,) blykt het my, dat het 55 alhier vyftien maaien alle jaaren blixemt. 55 Somtyds wel een reis twee of drie meer, 55 fomtyds wel minder, maar veele jaaren 55 overeengeflagen , maaken een middel- 35 jaar uit, het welk dit getal uitlevert. 55 Den meesten Blixem hebben wy in 55 de maanden May en July, waar in zy 55 driemaal meer is dan in April of Septem- 55 ber: en tweemaal meer dan in Juny of 5, Augustus : dit is dus in de meeste jaaren; 5> men moet dit zoo niet verdaan , of Cc 2 55 daar tuGt* VEII- S C H Y N* S E L S, bladz. 853- Bsgin^ zelen der Natuur-' kunde i bl. ZJ7. t UG T• V F R- SG H ï ^ S Ë L S. 360 NATÜURLYKE HISTORIE 55 daar is wel in het een of ander jaar eenig 5, klein onderfcheid in : zelden olixemc het 55 in andere, dan in de gemelde maanden. 5, Men zal uit diergelyke waarneemingen 5, kunnen zien, over veele jaaren, of de 5, uitwaasfemingen hier te Lande dezelve 5, blyven, dan of zy veranderen. „ Het blixemt met alle winden , ook 5, byna met alle foorten van voorafgegaa- „ ne winden ; maar wel meest met een 5, Zuiden- wind, minder met een Zuidoos- 5, ten-wind, nog minder met eenen Oos- 3, ten- of VVesten-wind, fchoon even dikwils 3, met deeze beiden : maar het blixemt al- 3, lerminst, wanneer de wind Noordoost, 33 Noord, of Noordwest is. „ Dewyl de plaatfen van den Blixcmge- 3, (lagen eenen reuk van brandenden Zwa- 33 vel van zich verfpreiden , kan men naauw-. 3, lyks twyfelen , öf de voornaamfte flof 3, welke den Blixem ma^c , zal Zwavel „ zyn : niettemin de kleur der vlamme, ,3 en de (lag *er op volgende, geeven te 3, kennen , dat de Blixem niet enkel uit 35 Zwavel, maar uit andere vermengde uit- 3, waasfemingen bedaat, welke, in de ope „ lucht aangeftooken , eenen flag geeven : 3 Ook weeten wy , dat, het Blikfemgoud en 3 het Slagpoeder, ’t welk uit Zwavel, Sal- 3 peter en Alcalisch-Zout bedaat , in de, 3 open liigt een harden flag geeven , enz.’ Voorts vinden we by deezen Hoogleer-. aar, nadat hy, op die voorfchreeven be- denldngen3 een zeer beredeneerd en wys- gee- VAN HOLLAND. 361 geeri^ vertoog over de HolFe des Blikfems heeft laacen volgen , en deszelfs oorfprong, uit op(l3\gende brandfloffen uit onze Aar- de , heeft afgeleid, wegens den Rlikfem, met opzigt tot ons Land, nog de volgende- mededeelenswaardige aanmerking. ,, Dewyl in ons Land de bovenfte korst 3, der aarde in den Winter, door de kou. 5, de, fneeuw en ys, toegetrokken raakt, 3, zoo kan uit den onderften grond geen zwa- 3, velachtige nog andere vuurllof opryzen : 3, waarom het in den Winter by ons nooit 3, of zeer , zelden blixemt. Het blixemt 3, nooit wanneer wy een kouden Winter 3, hebben : maar als hy waken warm is, ,, blixemt het fomtyds, gelyk in den Win- „ ter van het jaar 1^37 gebeurd is, om ,, dat die buitengemeen warm was : dog 3, zoo ras de Lentezon de aarde doet ont- 3, fluiten , begint ’er in de maand April 3, iets naar boven in de lucht te vliegen , „ ’t welk aangeftooken wordt : wanneer de 3, Zon heeter wordt , en het aardryk die- „ per verwarmt , wordt de buitenkorst in „ May meer geopend, waar door ’er meer 3, blixemftof kan opftygen: al het geen in ,, den Winter gereed gemaakt, uit den be- ,, nedenften grond hooger opgeklommen, 3, en aldaar vergaderd was, vliegt nu als „ te gelyk uit de aarde in de lucht, en 3, maakt in deeze Maymaand , de aller» „ meeste Blixemen, vooral indien ’er twee ,3 of drie heete dagen zyn voorafgegaan: nu blyft ’er weinig over van deeze flof Cc 3 „in L U G T- V E R- S CH Y N S£L S. bkdi. 85Ó. lUGT- V E K- S C H Y N- SlLS. 362 NATUURLYKE HISTORIE „ in de opperkorst der aarde voor de Vol- „ gende maand Juny: maar de warmte on- 55 derwylen dieper in de aarde indringen- 55 de 5 maakt nieuwe blixemftof los , en 55 die verdunnende, is zy oorzaak dat de- 55 zelve in de heete maand July wederom 55 in groote menigte in de lucht kan opfty- 55 gen, en aldaar vlam vatten : terwyl de 55 hitte wederom vermindert in de vol- 35 gende maanden , waasfemt ’er veel min- 35 der van deeze blixemftof uit de aarde , 35 zoo dat het in Augustus minder blixemt 55 dan in de voorgaande maand: onderwy- 35 len begint de aarde wederom meer en 35 meer te fluiten, zoo dat ’er, noch in 3, Oólober , noch in de volgende maanden , 3, eenige blixemftof opryst. Uit dezelve 35 beginfelen zullen wy nu klaar begrypen 35 kunnen, waarom, wanneer ’ereenNoor- 3, den, Noordoosten of Noordwesten- wind „ waait, zeer zelden by ons Blixem gezien 3, wordt ? namelyk , deeze winden zyn koud, 3, zy doen het aardryk fluiten, en beletten „ dat ’er veel blixemftof uit opgaa : of 3, indien ’er al eenige in de lucht is, zoo „ beletten zy door hunne koude , dat die ,, ligt opbruize : in tegendeel , wanneer de 3, wind Zuid is , welke, warm en voch- „ tig zynde , alles losmaakt en opent, 3, wordt de aarde mede geopend, waar uit „ een groote meenigte blixemftof dan uit- 3, vliegt, welke gemaklyk in brand raakt. „ Het fchynt ons toe , dat als de blix- 5, emftreek aan haar een eind vlam vat, » en VAN HOLLAND. 363 55 en die zeer gezwind de gantfche ftreelc 35 doorloopt, dat zy eenige deelen voort- 3, (iuiiwc, of als meêneemt, welke zy zoo 3, fchielyk niet kon aanlleeken: wanneer 3, zy deeze wat opeengeftapeld en onderwy- 33 len zeer heet gemaakt heeft, zoo dat zy 35 nu te gelyk met de andere ftof in brand 3, vliegt, dan barst alles fchielyk met een 3, groot geweld van een , en dan wordt 33 dat vreesfelyke geluid gebooren , het 33 welk wy Donder noemen , want de Don- 35 der volgt op de Blixem.” Deeze bedenkingen over den Donder en Blikfem zyn, door dien oplettenden Waar- neemer , geduurende zyn verblyf te Lei- den, daar ’t, volgens zyne aantekening, gemeenlyk dertienmaal in een jaar dondert, in zyn laater uitgegeeven Werk , (Intro- duüio ai Philofopbiam Naturalem^^) nog nader opgehelderd. Ook is hy in dien tusfchen- tyd, terwyl de kundigheden der Natuur- onderzoekeren , over de uitwerkingen van het Eleélrifche Vuur, merkelyk toenamen, met anderen opgeleid om te denken , dac de Eleélrifche ftoffe, in ’t verklaaren van dit onderwerp, wel degelyk in agt geno- men behoort te worden. Dit heeft hem onder anderen bewoogen , om zyne gedag- ten onderfcheidenlyk te vestigen op den Donder en Blikfem , zoo als die ontftaat uit de opgedampte doffen onzer Aarde , en zoo als men die uit de Eleftrifche ftoffe heeft af te leiden': welke gedagten hy in dat zyn Werk met veel keurigheid en fchran^ Cc 4 der- L U G T’- VE R- S CHY N- S £ L S. l UG T- V E R- H YN- * ELS. 3«4 NATUURLYKE HISTORIE derheid ontvouwt. De natuur van ons ont- werp laat ons niet toe breedvoerig uit te weiden over dit gevoelen , dat , federt de verdere ontdekkingen aangaande de Eleftri- citeit , een vry algemeenen ingang gehad heeft by hen , die de werking der Natuure met oplettendheid nafpeuren. Dog wy kon- nen niet nalaaten , in deezen hier omtrent aan te merken , dat het zeker is , dat de .Eleftrifche fboffe , in eene groote menigte , in onze Aarde gevoed word , en van daar met andere dampen opwaards ftygt ; en dat dus de bovengemelde waarneemingen en •redenkavelingen van den Hoogleei*aar , we- gens den tyd , kragt en uitwerking des .Donders cn Blikfems , ook in onze Land- ftreeke , als een beweezen en betoogde waarheid ter onzer befpiegelinge blyven. Ook zou men hier nog in bedenking kon- nen neemen, of ’er in de koude tyden zelfs niet wel vuurige ftoffen worden opgehe- ven; dewyl MAUPERTUIS5 in de koudfte flreeken des aardbodems, geduurige vuu- ren gezien heeft. Zou ’t niet kunnen zyn , dat ’er , gelyk de vuurige Noorderlich- ten of fchroeiende Zeevlammen , uit het Noorden na ons fchynen toe te dryven, zoo ook, in ’t koude Saifoen, misfehien met andere winden , meerder blikfemftof uitde heete Landen na ons toegevoerd wor- de? Het een en ’t ander kan, myns be- dunkens , waar zyn ; te weeten , dat de Blikfem of Eleftrike,of misfehien Phospho- rike yuiultofj zoo als men het gelieft: te noer VAN HOLLAND. 365 r noemen 5 ook in onze aarde gevoed word, Lver-i' . en zig zelfs by wintertyd openbaart. Tot deeze gedagten word ik te meer nog wel byzonder genoopt , door het bewuste ge- val 5 in het derde Deel der Hollandfche Wadz. Maatfchappye , door den Hooggeleerden Heer engelhart, medegedeeld, alwaar ^ ’ die Heer, by wyze van berigt, het volgen- de gemeld heeft. Toen men in February -1755, in de Martini Kerk te Groningen, een zeker Graf geheel, en de daar in lig- gende Kist een weinig geopend had , floeg -’er een Vuurvlam uit de Kist , die den doodgraaver het hair, en de wolle- vezel- tjes zyner klederen, verfchroeide. Deeze .vlam is zekerlyk eene opgeflooten vuurflof geweest , hoedanigen ’er menigvuldig in de Mynen gevonden worden. Dog hoe het zy met deeze Blikfem- en Donder- ftolFe , ik onderwind myniet hier omtrent iets meer dan vooronderftellende voor te draagen; en ’t is geenfins myn oogmerk , het een of het ander gevoelen deswegens , in ’t mid- den van veele nog overblyvende onzeker- heden, volftrekt te verwerpen, of als on- feilbaar aan te neemen. Alleenlyk wil ik hier, als in ’C voorby- gaan , nog melden, dat men, volgens de Proeven van den Penfilvanifchen Heer FRANK L IN, als mede door die van den Heer nollet , en veele anderen, zoo verre gekomen is, dat men de Eledrikaale lloffen thans onder de Verhevelingen Belt. Sedert dat de gegrondheid deezer flellinge C c 5 door 1T7G T- V E R- «CH Y N- SELS. A/ew, de VAcade^ j Ao, I75i- I. n. en III. Deel. 365 NATUURLYKE HISTORIE door den Heer lemonnier betoogd, en verders door den Heer nollet bevestigd is , hebben veelen niet meer getwyfeld, of men de meeste vuurige Verhevelingen niet insgelvKs daar uit hebbe af te leiden. Men bootst, door de Eleélrikaale Proeven, het Weerlicht na; men doet ’er die vaar- dige en kragtige uitwerkingen mede zien; men trekt het weerlicht en de donderdof- fe naar ’t een of ander lichaam, en ver- fpreid haare kragt langs veelerleie wegen. Onderzoekende Wysgeeren dellen zig in gevaar van ’er zoo wel door doodgcfla- gen te worden , als door den Blikfem zel- ven; ’er zyn reeds, onder ’t neemen dier Proev^en , ongelukkig doodgeflagen of ge- wond geweest. Kortom , de Eleftrikaale Proeven bevestigen eenpaarig de aanwee- zenheid van eene fyne vuurdofFe in de Verhevelingen , in de Aarde , en in de meeste aardfche lichaamen; het welk men, by overvloed, in allerleie dagelyks uitko- mende gefchriften , en vooral in de Memo- rien der Franfcheen Engelfche Genootfchap-, pen der Academiën, kan nazien: ook zyn veelen der keurigdegedagten,enuittrekzels van Verhandelingen over dit onderwerp, voor onze Landgenooten , in hunne Moe- dertaale, te vinden, in de Uitnezogte Fer» handelingen^ werwaarts wy den Leezer ver- zenden; terwyl wy hier niets beflisfend wil- len bepaalen, en dit, zoo wel als de Phos- phorike doffe; en zwavelagtige uitwaafe- VAN HOLLAND. 367 ming, ter befpiegelinge van anderen over- laaten. Wat nu eindelyk aanbelangt de eenvou* digfte natuurlyke befchryving des Blikfems cn Donders , met opzigt tot Holland in ’t byzonder; zoo flaat hier aan te merken, dat men daar omtrent in ’t gemeen in acht neemt , dat dit Onweer , hier te Lan- de , zoo zwaar en gedugt niet is als in bergagtige gewesten ; en dat de donder- buien hier doorgaans met zwaare plasre- gens 5 ook wel met felle hagelbuien en zwaare hagelfteenen vergezeld zyn : ’t welk HARTSOEKER niet Oneigen afleid , van de hette des Blikfems, die de fneeuw en den hagel doet fmelten. De donderwolken dryven veeltyds tegen den wind in , of loo- pen uit verfcheiden hoeken te faamen ; als dit plaats heeft , zyn zy gevaarlykst , ver- mits ’er dan wel orkaanen en felle rukwin- den uit uitllaan ; dog als ze voor den wind afdryven , verwaaien zy fchielyk. Eene donderbui ftrekt zig gemeenlyk niet wyd uit; zelden doorloopt ze eene landllreek van drie a viermyleujen bykans nooit van agt a tien mylen. Men heeft fomtyds on- weer in ’s Hage, terwyl men ’er te Leiden of Rotterdam niets van gewaar word; en ’t kan te Amfterdam zwaar donderen , zonder dat men ’er te Leiden iets van hoore : ook is het het hier te Lande iets zeldzaams als een donderbui twee uuren agter een aan- houd. Men befpeurt in Holland: dat de meeste donderbuien zeewaards aandryven ; en tv Gr- V ^ u SCH YN- S £ L S. tÜG T- V t R- Lói. 368 NATUURLYKE HISTORIE en de ondervinding leert ook , dat de Don- der minder zwaare uitwerkzels heeft, naar- maate dat ze boven de Meeren en meer na Zee zweeft, als ook, naar geraade dat onze Landen laager liggen en broekiger zyn : ’t geen men veelligt daar aan heeft toe te fchry- ven , dat het Eleftrike vuur het water bemint. In Gelderland, en hooger nabiiurige Lan- den , hoort men meer van zwaaren Donder dan in Holland. Men vreest hier op het Land, en in de Steden niets meer, dan , wanneer de Donder kort op den Hlikfem volgt , en met een fterk ratelend geluid eensklaps uitbarst ; hoedanige flagen men ratelflagen noemt. De Landman vreest ook minder de donderbuien die met veel wol- ken opkomen, dan die, welken, met eene zwarte vaale en gelyk betrokken lugt, wyd uitgeftrekt laamenloopen ; want deeze laat- lle duuren lang en zyn geweldig. De Donderbuien dryven hier te Lande , voor dat zy nedervallen , wel eens eenige dagen heen en weder, nu Land waards, dan Zee- waards ; gaan zy Landwaards , dan is hec gemeen gevoelen , dat zy wegdryven ; gaan zy Zeewaards, dan vreest men veelal dat de bui weder uit Zee zal opkomen , zoo niet de Zee dezelve fterk trekke. Wanneer ze hier veel heen en weder zweeven , heeft men ook dagelyks ftagregens, die fomtyds den gantfchen hooibouw voor den Land- man vrugteloos doen uitvallen ; ’t geen te meer plaats heeft , alzoo men de meeste Donderbuien in Holland in den Hooityd heeft VAN HOLLAND. 369 heeft te wagten. Die en het overige, ’Clugt- geen ’er wegens den Donder en Blikfem in ver Holland zoude kunnen gezegd worden , ^ " te overvloedig bekend dan dat wy ons langer met dit onderwerp zouden ophou- den: weshalven wy hier mede een einde zullen maaken van onze aanmerkingen, we- gens de Liitwerkteien en verfchynfelen der Verhevelingen ; en ons, ten Hot van dit Hoofdftuk , nog zullen wenden , tot een kort berigt van de Aardbeevingen en Water- beroeringen , die Holland ook nu en dan gevoelt; hoewel die uitwerkingen van' on- deraardfehe oorzaaken , tot onze groote blydfchap, niet dan zeldzaam in dit Land befpeurd worden. . De Aardbeevingen, welken men in Hol- aard- land, buiten die, waar aan de doorbraak «eevin- van het Canaal, en de bovengemelde ver- andering van des Rhyns loop , word toege- fchreeven , ondervonden heeft, zyn meest alle van weinig of geene fchade vergezeld geweest; byzonder als men die vergelykt met derzelver fchadelyke uitwerkingen in andere Landen: en men kan het meeren- deel der verfchynfelen , die wy hier deswe- gens befpeuren , meest al aanmerken als gevolgen van die van andere Landen. De uitwerkfelen der Aardbeevingen vertoo- nen zig hier boven al in het water ; ’t welk, terwyl Holland vol water is, door het gantfche Land, met eene buitengewoo- ne beroering en opwelling, buiten zyne oe- vers ryst; en de daar op dryvende vaartui- gen 5 A A R D- ÏEEVIN- C£ N, 370 NATUURLYKE HISTORIE gen , als mede de daarin huisvestende fchcp- zeJen , of bedolven lighaamcn , op het land werpt of doet op wellen: men befpeurt die ook aan het flingeren^ v^an veelcrlcie han- gende voorwerpen, die, uit haar gewoo- nen fland getrokken , naar de flreek der Aardbeweeginge overhellen. Wy zullen hier kortlyk eenige ftaaltjes van voorgevallen Aardbeevingen in Holland aantoonen. Anno 1262 , en zoo ook A^ 1342 , is ’er eene zwaare Aardbeeving door gantsch Hol- land befpeurd. Anno 1449 is ’er in de Nederlanden ee- ne Aardbeeving geweest, verzeld van eene Waterberoering; zoo dat de Schepen op en neder danften , en de Huizen wierden op- geheven. J. MEYERUSjin An, Rer, Flandr. ad Annum 1449. ƒ0/, AuÜoritate j. d R yf- HOUT. HolL Maatfch. bladz 157. Deel VIL In het jaar 1580, was ’er , gelyk van METER EN en HOOFD aan tekenen , eene Aardbeeving, die met eene beweeging der Zee gepaard ging , waar aan ook de geleer- de VELLUS, op dat jaar, met dit Tyd- versje gedenkt. b’apr^IlE |Bct ©tce^/ t’fa©onb^/53i3In be ba€ö/ ’t foo©a^t ©an öo3t1tant fCIUM beu faCö, In het jaar 1602 maakt de laatstgenoem- de nog van eene ligte Aardbeeving te Hoorn gewag, welke insgelyks door brand in zy- VAN HOLLAND. 371 zyne Historie van Enkhuizen gemeld word. Ook tekent de Heer dryfhout, ter gemelde plaatfe , 159. uit de vries, Vervolg op GODFaiEDs Kronyk , bladz. 1 6 1 8 enz. aan , dat ’er , op den 1 8 September ( 692 , ’s namiddags een weinig na twee uuren,ee- ne Aardbeeving in Holland gevoeld is ; waar door de Schepen, op het Y en den Amftel , zoodanige ftootingen gevoelden, ais of ze op de onduirnige Zee waren geweest; en de grond metzeldzaame waterbobbelen opwel- de. Men zie een nader bericht van deeze Aardbeeving en Waterberoering in j. w a- G E N A ARS Befchryving van Amjierdam , die ook, op ’l jaar 1640, van eene ligte Aard- beeving alhier gewag maakt. Van de beroe- ring des Waters, in ’t jaar 169^ , vind men ook een geloofwaardig verhaal, uit eigen bevinding , in de Godgeleerde en Wyshegeerige Keur II o ff en van G. TULP. Men kan uit deeze aantekeningen zien, dat Holland, van aloude tyden , nu en dan aandoeningen van Aardbeevingen heeft ge- voeld; dog ’er tevens uit befluiten, dat de- zelve niet geweldig zyn geweest. Men heeft ook fomtyds meerder kleene uitwerk- fels van die natuur befpeurd, welke men hier en daar in de Kronyken vinden kan ; dog ze zyn meerendeels zonder aanmerke- lyke naauwkeurigheid befchreeven. Onze beter verlichte Eeuw heeft, met den aan- was der Wysbegeerte in ons Land, Man- nen uitgeleverd, die dergelyke zaaken met meerder oplettendheid hebben gade gefla- gen. A A R D- BEEVIN- G EN. biadz; 83. 372 NATUURLVKÉ IIISTORiÉ gen. De des begeerige Nederlanders heb- wEviN- 2ig tendeezen opzigte maarte wenden Gedenkfchriften der HolUindjchè Maatfchappye ^ en wel byzonder tot eene Verhandeling van den Heer dryfhoüt, te vinden in het Vil. Deel\ in welke de natLiurlyke Oorzaak der Aardbeevingen en Waterberoeringen onderfcheiden verklaard word. Ons beftek laat ons niet toe , gclyk wy reeds meermaals gezegd hebben , om telkens in den omflag van alle natuurkundige oor- zaaken in te dringen; waarom wy ’er ook hier ter plaatfe van afzien , en"; ’t gewag van mindere Aardbeevingen , als die van de jaaren 1504, 3652 en J7565 daar haten- de, ons vernoegen, met nog alleen , ver- haalenderwyze, de twee volgende berigten by te brengen ; waar in men de uitwerkfe- len , zoo als zy zig hier te Lande vertoo- nen, kan befpeuren. Bc^^inz. Het eerfle geval vind men by h a r t s o e- ïuwf^' KEU, die deswegens het volgende heeft hl 67.’ aangetekend. ,, Ik zelfs hebbe , in Holland , 5, op den eerften dag van Herfstmaand; 5, 1692 , omtrent ten twee uuren na de 5, middag, eene Aardbeevinge gevoeld, die „ het alles deed fchudden en beweegen, „ dat in het geheele huis was, daar ik my „ doenmaals in bevond, en, onder ande- 3, ren , ook een flinger van omtrent drié ,j voeten lengte , welke , aan een houte „ folder hangende, nog wel een geheel half vierendeel uur lang, na deeze Aardbee- vinge, zyne beweeging kwam te agter- ,5 voi-i VAN HOLLAND. 373 5, volgen , flingerende , byna, van het Noor- aaré- 5, den af na het Zuiden toe.” sEEviNi Het tweede geval, dat ik in deezen be- doel , is , het geen wy in het zóó even ge^ dagte verhaal , met de nevensgaande aan^ merkingen des Heeren d r y F h o u t , wegens de bekende Aardbeeving en Waterberoe- ring van den jaare 1755, gemeld vinden^ en op welks zekerheid men volkomen ftaat kan maaken. Het verhaal hier van l'ui'd aldus. ,, Het was dan Saturdag den i^^^^Novem- ,, ber 1755, dat, genoegfaam geheel Euró- 5, pa door, en byzonder ook in Holland^ 5, ’s morgens omtrent Elfüuren,eeh vier^ 3, de deel uurs voor of naa onbegrepen, 3, (dewyl het verfchil der klokken 3 als mó^ 3, de de meer of mindere oplettenheid der 3, Waarnemers het nette tydffip des vef- 3, fch^mfels ten eenemaale onzeker maakt ;) 3, met zeer (lil en mooy Weder, de Wind 3, alhier (nam. ’s Hage) Noordoost, de Ba- 3, rometer ruim dertig Engelfche Duimen^ 3, en de Thermometer van fahrenheit 3, omtrent zes en veertig graden hoog zyrti 3, de, in de Wateren der Rivieren 3 Mee- ^ „ ren, Vaarten , Graften, Vyvers en Sla- ,3 ten , gantsch fchielyk en onvervvagt een 3, fterke fchommelende Beweginge befpeurC 3, wierd , zonder dat men aan de aarde óf 3, op het land, genoegfaam iets gewaar 3, wierd : zulks een ieder , die zig , zoo „ wel als ik, in ’t midden dézes verfchyri- 3, fels bevond 3 dog té dier tyd geen Watéi* Dd gé- A AR D- BF.EVIN- C EN. 374 NATUURLYKE HISTORIE ,5 gezien had, niet weinig verbaasd ftond „ en ’t bynaa voor een fabel hield , wan- 5, neer hem verhaald wierd, ’t geen ’er ge- „ beurt was 5, Deze Waterberoeringe heeft zig niet 5, overal even aanmerkelyk vertoont; op 55 fommige plaatfen onzer Nederlanden is 5, het water wel twee, drie, jaa vier Voe- ,5 ten regtftandig opgerezen , dog op ande- 55 re maar tot zes , agt of tien duimen. 5, Overal echter is het klaar gebleken , dat 5, deze beweginge des waters niet opper- 5, vlakkig is geweest , of van die natuur 55 als de golvinge , welke door den wind 5, veroorzaakt word, maar tot den Grond 5, of Bodem toe gewerkt heeft. Getuigen 55 hier van zyn de op verfcheiden plaatfen 55 opgekomen waterbellen en blazen 5 ge\yk ,5 mede modder en llyk5 als anders; in zoo 55 verre 5 dat zelve fchuiten en andere zwa- 55 re lichamen 5 welke langen tyd te voo- 55 ren gezonken waren, en onder het wa- ,5 ter bedekt gelegen hadden 5 boven geko- 55 men zyn. 5, Wat de nette Compasftreek dezer be- 5, weginge betreft, dezelve is niet volko- 55 men zeker. Volgens fommige, en ook 55 wel de meeste berichten , zoude die her- 55 waards aangekoomen zyn uit den Zuid- 55 westen, als zynde onder anderen uit de 35 Beverwyk gemeld, dat aldaar gezien is 55 een Schuit het allereerst aan de Zuid- 55 west zyde met het water opgerezen te 55 zyn. Andere Berichten brengen mede , 35 dat VAM HOLLAND. 375 5, dat de Beweginge uit het Zuidoosten aan- 55 gekomen zoude wezen , en dat zulks ^5 niet alleen door verfcheide Schippers ^5 zoude zyn opgemaakt, uit het flingeren 55 der Kaarskroonen en Lampen, in fom- ^5 mige Roomfche Kerken van het Noor- 35 derkwartier 5 (als zynde die dag het zoo- 55 genaamde Allerheiligenfeest,) maar dat 55 ook geloofwaardige lieden te Haarlem 55 gezien en waargenomen zouden hebben , 55 dat het water van het Zuider-buitenfpaar- 55 ne 5 zig het allereerst begon te bewegeii 55 aan den Zuidoost-Oever van het zelve j 55 en als over kwam vallen na den Noord- 55 west kant ; in zoo verre , dat de gemeldé 55 Zuidoost-Oever , ter breedte van riiiiri 55 twee voeten, het eerst van water ont- 55 bloot is gezien : hoewel ook andere be- 55 richten uit dezelve Stad melden, dat de 55 flingering der Kaarskroonen van deGroo- 55 te Kerk aldaar , \^)aargenomeri is Zuid- 55 west en Noordoost te gaan. Doch daar 55 latende de juiste bepalingen der Compas- 5, ftreek , en of die overal net eveneens 55 geweest zy, ('t welk niet waarfchynlyk^ 55 en 5 volgens ons begrip van de zaak^ 5, ook niet volftrekt noodzakelyk is;) uit 55 alle de Berichten en omftandigheden is zeker, en tot bevestiging van oils ge- 55 voelen genoeg, dat deze Waterbewegin- 55 ge van tusfchen het Zuidwesten en Zuid- 55 oosten, en dus van den kant van Portu- 55 tugal 5 (daar deze Jardbeeving het felst jy med beeft herwaards aangekomen 2y.” D d a Bit A A R B- GEN. A AR D- beevin- C E N. 376 NATUURLYKE HISTORIE Dit verhaal van dien geleerden Autheur komt overeen 5 met alles, het geen ten dien tyde, volgens veeler waarneemingen , aan- nierkclyk is voorgevallen. Zyn Ed. laat op dit verhaal eenige aanmerkingen volgen , die ftrekken ter ontknoopinge der waare oorzaaken daar van , als mede ter aandiiidin- ge van de zekerheid der gevolgen , die in Holland daar uit voortfpruiten. Men vind hier ook den fchielyken voortgang deezer uitwerkzelen naauwkeurig berekend; en desaangaande wel byzonder , met opzigt tot dit voorval in Holland, aangemerkt, dat de Schok, (indien ik het zoo noemen mag,) der gemelde Aardbeevinge, in den tyd van 40 minuten , op een afRand van 247 mylen,die Holland van Lisbon af ligt, alhier gewerkt heeft. De Heer dryfhout geeft voor ’t overige in deeze Verhande- linge ook nog bondige redenen van zyne aangenomen benaaming van Water beroe- ring; die niet alleen natuur]\^k is ten aan- zien van ons Land , maar ook beftaanbaar geagt mag worden met de uitwerkingen der Aardbeevingen , zoo als zy hier ge- woonlyk befpeurd worden. Dus heb ik het voornaamfte , wegens de vuurige en wateragtige Verhevelingen , cn derzelver uitwerkingen in Holland, kort- lyk nagegaan ; en dit onderwerp , naar myn vermogen , zoodanig behandeld , als ik dagt, dat het tot de Natuurlyke Historie van dit Land behoorde. Oneindig meerder en dieper geheimenisfen liggen ’er in dit al- VAN HOLLAND. 377 alles opgeflooten, en derzelver oorzaaken zyn veel uicgebreider dan ons eindige be- grip kan befeffen. Het geringfte en eenvou- digfte dier onderwerpen is der nafpeuringe van een Mensch alleen waardig; en hy zal, 'na een ernftig onderzoek, met alle zyne kundigheden, nog moeten bekennen, dat, (het geen ik uit de lesfen van een allerver- hevenften Natuurkenner, en Hoogleeraar, en Ontleeder des Menfchelyken lichaains, als eene gulde Spreuk, in myne geheugenis gevestigd heb ;) dat de allerfc brander ft e der Jtervelingen de Natuur altoos wyzer zal vinden dan zig zelven. Hierom heb ik ook , deezer woorden gedagtig zynde, al het geene ik in deeze twee , en het hier aan volgende Hoofdftuk , uit myne eigen gedagten ’er heb bygevoegd , niets minder dan beÜisfen- der wyze ter nedergefteld ; maar alles, naar myne ondervinding , of toepasfelyk , of ook vooronderftellender wyze, op en by de gevoelens en verhaalen van anderen, medegedeeld. Dewyl ik my nu hier in tot nog voornaamlyk aan den leidraad van mus- scHENBROEK gehouden hebbe, voor zoo verre ons Land betreft; zoo ftaat my thans hier op , naar dien zelfden leidraad , een byzonder Hoofdlluk van de Winden in Holland, waar in ik fomtyds wel iets van dien Hoogleeraar verfchillen zal, te laaten volgen, waar toe ik hier mede overgaa. Dd 3 A A R D- BEEVIN- G E N. AGT- 378 NATUURLYKE HISTORIE AGTSTE HOOFDSTUK. Vervolg wegens de Lugtsgefleldheid van Holland , handelende over de fVinden , en Hoozen» DB Winden , die over veele plaatfen des ^^iNDEN, Aardbodems, op gezette tyden waaien , komen op ongezette , of liever onbepaalde tyden tot ons ; en men ondervind in Hol- land zeer baarblykelyk derzelver ongefladig- heid , in het ftreek houden van hun ge- blaas ; ook hangt hier van grootlyks af al het geene in het voorgaande reeds ge- zegd is, wegens de ongeftadigheid der Sai- foenen, het vallen van Regen, Sneeuw en Hagelbuien, Hette en Koude. Édog,fchoon dit waarheid zy, zoo heeft men evenwel in agt te neemen , dat alle Winden , hier te Lande, niet onverfchillig even veel waaien; dewyl men duidelyk bemerkt, dat de eene Wind, in ons Gewest, veel meer en Her- ker waait, dan de andere. Veele wakkere ïS'atuurkundigen hebben , volgens naauvv- keurige waarneemingen , geduurende het verloop van eenigejaaren gedaan, de ftreek der Winden in Holland merkelyk nader be- paald , en dus dit onderwerp regelmaatiger befchouwd, dan men te vooren wel gedaan bad, en dagt datgefchieden kon. Müsschen- / BKOEK heeft des wegens, agter zyne alge- mene Hiscone der Winden , zeer fraaije aan- ’ ’ ' ^ mei;-. VAN HOLLAND. 379 merkingen over de Winden van Nederland gemaakt; de beroemde Landmeeter cru- Quius was ook te vooren reeds .oplettend op dat ftuk geweest; en allernaauwkeurigst zyn de Tafelen der waarneemingen , die op het Huis Zwanenburg , halfweg Amfteldam en Haarlem , eene gantfche reeks van jaa- ren agter een genomen zyn , en nog ver- volgd worden; waar uit men ongetwyfeld, in ’c vervolg van tyd , nog zekerder bepaa- lingen, wegens de Winden, die in Neder- land waaien , zal konnen opmaaken. Wy vergenoegen ons in dit ftuk met het geene wy met zekerheid uit de gemelde Tafelen hier van zeggen kunnen; midsgaders met het geene musschenbroek ons daar van leert; wiens fchrandere befchryving en aan- merkingen ik my niet fchaame ftraks woord- lyk te volgen , na met een kort woord ge- wag gemaakt te hebben van de bepaalingen der Windflreeken , en de gewoone om- fchryving van den Wind. R'aakende het eerfte; de bepaalingen der yVinditreeken worden hier te Lande even- eens genomen, als in alle andere Gewesten: men verdeelt dezelven naamlyk in vier Hoofdflreeken , te weeten. Noord ^ Oost^ Zuidy en West ^ en vervolgens in zestien tot tweeëndertig Middelftreeken , of Com- pasverdeelingen : dog deeze onderdeeling, tot twee en dertig; word op de binnenwa- teren van Holland juist zoo naauwkeurig niét in agt genomen , als zulks wel van de Schippers , die de groote Zeeën bevaaren , Dd 4 ge- t>6 WINDEÏJ, ENZ. 38o NATüURLYKE HISTORIE D E gefchied. Wat voorts de omfchry ving van den ^iKPEN.VVind betreft; meest alle Natuurkundigen , en zoo ook musschenbroek, houden V denzclven voor ,, eene ftreek lugts, die, 5, in onzen Dampkring, met een voor ons 5, gevoelbaarcn aandrang, uit de eene plaats ^3 naar de andere bewoogen word.” H art- s o E K E R 5 met wien musschenbroek meest overal overeen komt, zegt, „ Men 55 is de bcwceginge 5 of de vervoeringe van 5, een gedeelte der Lucht , van het eene 35 gewest na het andere, gewoon Wind te 5, noemen.” Uit deeze hepaalinge van den Wind fchynt te volgen, dat de Lugt, be- woogen wordende, de Wind zelve is; dog dewyl de Lugt, volgens deeze algemeene> omfchryving, lydelyk is, en bewoogen word, zoo zyn ’er eenigen , die den Wind als een zelfftandige oorzaak , welke de Lugt be- weegt en voortRiiuwt , aanmerken , dog waar in de Wind, volgens die ftelling, zei- ye zoude beftaan, blyft een diep geheim, ’t Is ondertusfghen zeer aanneemeljdv, dat de Lugt ook zelve den Wind veroorzaakt; vermits eene reeks van natuurkundige Proe- ven dient , om de uitzettende en inkrim,- pende eigenfchap der Lugt te bevestigen ; én ons te geïyk aantoont, dat die gemelde kragt en eigenfchap Wind kan veroorzaa- ken. Die lust heeft dit nader na te fpeu- ]^en 5 kan deswegens de meeste Schry vers , over natuurkundige en werktuiglyke Proe- ven, nazien; en inzonderheid, wegens de 5 te regt geraaken in de fchrandere ■' ■ ' '■ ■■ Wqj,v VAN HOLLAND. 3Sr Werken van hartsoeker, Beginzelen der d i Natuurkunde ^ bl. 211. en van müsschen- winden» BROEK, Beginfels der Natuurkunde ^ bl. 865. Men zie ook het hoofdzaaklyke der vvaarnee- mingen van dien Hoogleeraar over de Win- den , in het Kort Begrip der Natuurkunde , in de Faderlandf. Letteroefen, VII Deel , bl. 486 enz. De Heer musschenbroek vangt dat gedeelte zyner Verhandelinge, waar in hy zyne aanmerkingen over de Nederlandfche Winden wel byzonder voordraagt , aan ^met een denkbeeld te geeven van de gelegen- heid des Lands, en drukt zig hier over al- dus uit. 5, De grond der zeven vereenigde biadz. 55 Provinciën is in het algemeen vry vlak 880. 55 en met weinig bergen : de Zeekusten ten 35 westen , liggende aan de Noordzee, heb- 3, ben eenige Zandduinen, doch niet hoog 5, verheeven. Zeeland bellaat meest uit 3, vlakke eilanden met weinig duinen. De 3, gantfche Provincie van Holland is laag, 33 vlak land. Het Sticht van Utrecht is wat „ hooger Land, doch vlak, uitgezondert tus- 3, fchen Utrecht, Rhenen en Amersfoort, 3, alwaar eenige heuvels, doch van weinig 3, hoogte zyn. Een groot deel van Gelder- 3, land is vlak, doch op de Veluw liggen 3, fommige heuvelen : Overysfel is mede 3, vlak land, uitgenoomen eenige heuvels „ inTwent: Vriesland en Groningen met 5, de Ommelanden zyn vlak land: derhal ven 3, zyn ’er in deeze Landen geene oorzaaken , 3, welken de winden fluiten kunnen, maar 5> zy kunnen vry koomen en heen gaan.’* ' ■ Pd 5 Dce. D E Winden, iUL, 382 NATUURLYKE HISTORIE Deeze aanmerking van dien Hooggeleerden Heer, wegens de gelegenheid der Zeven vereenigde Provinciën , met betrekkinge tot zyne geleerde waarneemingen raakende de Winden te Utrecht, is ook in ’t algemeen toepasfelyk op Holland , waar van wy hier byzonder handelen; dog met eenige bepaa- ling. ’t Is waar , Holland beftaat meest over- al uit vlak en laag land, en mogelyk is het- zelve wel het laagfte der vereenigde Pro- vinciën : maar deszelfs Zeekusten hebben niet te min , langs de Noordzee , overal vry hooge Zandduinen; inzonderheid voor Rhynland, Kennemerland , en het overige gedeelte van Noord-Holland. Men vind al- daar zeer hooge Zandduinen, niet alleen kort aan Zee, maar ook dieper in ’t Land: dezelven (trekken zig al heel verre land- waards in , op fommige plaatfen wel ter breedte van een uur gaans ; en deeze hoo- ge Duinen, gelyk ook de hooger aangren- zende Landen , beletten , fchoon niet zoo Iterk als de hooger gebergten van andere Landen, fommige Winden nogtans min of meer , om , met hunne aankomst in Holland , zoo vry door te waaien , als zy op de vlak- ke Zee doen. De Schippers, die de Zeeuw- fche (troomen , de Zuiderzee, en in Hol- land het Haarlemmer-Meer bevaaren, be- fpeuren merkelyk de beletfelen , die hier en daar door de Duinen, de Bosfchadien en bebouwde (Ireeken , veroorzaakt wor- den. Het is gantsch niet vreemd, dat men uit dien hoofde, (fchoon dit ook wel eens uit VAN HOLLAND, 383 uit andere oorzaaken ontftaa ,) de Schepen des Zomers, in gemelde wateren, met te- gengedclde Winden ziet zeilen: en een ie- der, die ooit, met eenige oplettenheid , bet dry vend zwerk des Zomers befchouwd heeft, inzonderheid by opkomende Donderbuien , weet, by eigen ondervinding, dat het bo- venfte en onderfte zwerk dikwils met vlak tegengeflelde Winden over en tegen elkan- der aandryft , fomtyds wel uit drieërlei ftreeken. Hierom is het ook van een groot aanbelang, dat de Liefhebbers , die zig tot het waarneemen der Winden verledigen, de gelegenheid der plaatfe, en de llreek van den vasten Wind, wel in agt neemen; dewyl de zekerheid der belluiten, die an- ders nooit zyn overeen te brengen, groot- lyks daar van afhangt. Zoo is ’t gelegen met de waarneemingen wegens Weer en Wind, die agter de meergemelde Uitgezog- te leerhandelingen , te vinden zyn. Wan- neer men dezelven met die op ’t Huis Zwa- nenburg vergelykt, zal men doorgaans een merkelyk verfchil gewaar worden , dat fora- tyds niet wel overeen te brengen is. Men zal, by voorbeeld, op denzelfden dag, op Morgen, Middag, of Avond, den Wind, op Zwanenburg, West of Zuid ten Westen getekend vinden , terwyl men dien te Am- fteldam. Zuidwest, en Zuid waargenomen heeft: volgens de waarneeming op Zwanen- burg, is de vlakke Ooste-wind wel eens maar éénmaal in eene maand getekend , daar die van Amfteldam denzelven wel agtmaal te- D E WINDEN, ENZ.. D E WINDEN, iNZ. 384 NATUURLYKE HISTORIE kenen : en dit verfchil zal men boven al be- merken , als men nagaat , het aantekenen van onzen meestwaaienden Westen- en Zuid- vvesten-vvind. Dit gaat zooverre, dat ’er byna geen eene maandelykfche waarneeming overeen komt; het welk men egter, ge- merkt de fnelheid van den Wind , en de nabyheid van Amfteldam aan Zwanenburg of Halfwegen , niet wel anders , dan aan abu- five aantekeningen , of aan onbekende, of liever gegiste oorzaakcn kan toefchryven. Hier toe word men te meer gedrongen , de- wyl, volgens musschenbroek^, te Mid- delburg en Steenbergen , by Dordrecht , te Harderwyk, te Leiden, te Haarlem en te Utrecht , byna altyd dezelfde Winden waai- jen : fchoon men die eerder op de eene dan de andere plaats gewaar worde; het welk, aangezien den grooten afiland der gemelde phatfen, zeer ligt te bevatten is; dog ten opzigte van Amfteldam en Zwanenburg, komt bet, zoo niet onmogelyk, ten min- Iten zeer onwaarfchynlyk voor. Het eeni- ge,dat deswegens nog eenigzins zoude kun- nen gezegd worden, zou hier in beftaan; dat die van Amfteldam minder agt gegee- ven hebben op de middel- of afwykcnde llreeken ; en dat ze dus de ftrekking van twee of drie tweeëndertigfte ftreeken , voor eene zestiende, of naast aangelegen Com- pasftreek , aantekenen. Dit zou in veele gevallen nog ai eenigermaatc kunnen byko- men; dog West en Zuid , Zuidwest en Zuid- oost , Oost en Noord , of Zuid enz. verfchik te VAN HOLLAND. 385; te veel , in opzigt van Amllcldam en Zwa- ncnbarg. Hierom heb ik > daar ik reeds een aanvang gemaakt had , om veele dergelyke waarneemingen overeen te brengen , ’er van moeten afzien ; en dit heeft my bevvoo- gen , om my alleen te houden aan de waar- neemingen 5 die op Zwanenburg gedaan zyn, welke ik vervolgens, zoo eenvoudig en ligt begrypelyk als my doenlyk is, zal voordraagen. Dog laat ons voor af, nog een weinig flil ftaan , by de Aantekeningen van MUSSCHENBROEK. Uit eene reeks van waarneemingen door gemelden Hoogleeraar, eenige jaaren agter een , te Utrecht gedaan , is bevonden , „ dat 5, de Noordenwind aldaar ’s jaarlyks 42 da- 5, gen waait; de Noordwestenwind 33; de ,, Westenwind 77; de Zuidwestenwind 58; 5, de Zuidenwind 33; de Zuidoostenwind 5, 26; de Oostenwind 53, en de Noord- 5, oostenwind 43 dagen.'* Deeze optelling nagaande , ziet men , dat de gemelde waar- neemingen alleen, volgens de agt voornaa- me windftreeken 5 genomen zyn ; en men kan ’er zekerlyk mede volftaan ; dewyl de overige tusfchenftreeken niet als bepaalde Hoofdwinden kunnen aangemerkt worden; fchoon de 8 Winden van den derden rang al vry ftout waaien. Ik heb de eene en de andere , gelyk zoo terftond zal blyken , ter meerder naauvvkeurigheid , evenwel , uit de Zwanenbiirgfche Tafelen, aangetekend; en bevonden , dat dezelven , met de Hoofd- winden faamengeteld , al vry naby aan de D E WINDEN, ENZ, D E winden, ENZ, 3 86 NATUURLYKE HISTORIE bovengemelde rekening komen ; liet ver- fchil van de ligging der plaatfen in agt ge- nomen zynde. Maar wy volgen als nog ’s Mans woorden De Weste en Oos- 5, telyke Winden hebben wybynate gelyk: 5, het gebeurt wel 5 dat een zagte Zuidwes- 55 tewind in Zeeland befpeurd worde, wel- 55 ke niet tot Utrecht toe doordringt, ge- 35 lyk ook onze Noorde, Noordoostely- 3, ke en andere winden niet altyd tot Zee- 3, land toe doordringen : maar alle winden 3, van den tweeden , derden en vierden 33 trap van kracht en fnelheid , zyn aan de 3, Provinciën van Holland , Zeeland en U- 33 trecht gemeen. De Heer cruq^uiüs 33 te Sparendam heeft ook met iiitneemen- 3, de vlyt de winden aldaar waargeno- 3, men;” enz Hier aan is gehegc een Tafeltje 3 met de uitrekening 3 zoo van de ftreek3als van de kragt en hoeveelheid 3 der zestien Winden 3 in de jaaren 1733, 1734, 1735 en 17363 door gemelden cru q^uius opgefteld3 het welk men by musschen- BROEK bl. 883 kan vinden: waar op hy bl. 884 aldus vervolgt. 33 Men ziet derhalvert 33 uit onze Waarneemingen3 dat de meeste 33 Winden hier te Lande West en Zuidwest 33 zyn : zou dit niet komen3 om dat de Noord- 33 zee 3 in opzicht van deeze Landen 3 ten 33 Westen ligt: dewyl dan de Zon ons aard- 3, ryk meer dan de Zee verwarmt, en dus 33 ook de lucht boven onze aarde meer 3, verhit 3 en doet uitzetten , waar doof $3 zy, naar boven ryzende en overvloejen- VAN HOLLAND. 3B7 5, de over de andere, maakt, dat de lucht 5, boven de Zee kouder, dikker en zwaar- winden, 35 der , door overvloejing geworden zyn- 3, de , zich naar de verdunde en min te- 3, genftaande lucht, en bj^gevolge naar het 3, Land toe begeeft, en dus met eene Wes- 3, telyke en Zuidwestelyke ftreek loopt; 3, dit moet wel meest des Zomers plaats 3, hebben , om dat de verwarming dan 3, voornamentlyk gefchiedt; Dit bevind ik 35 waar te zyn , dewyl de meeste Weste- 3, winden des Zomers waaijen. Men zou 33 ook vermoeden kunnen , of deeze Wes- 33 te wind niet een gedeelte van den alge- 33 meenen Noordoostenwind zou zyn , weL ,3 ke, na dat hyover den Atlancifchen oce- 3, aan heen gewaaid is, tegens het hooge 35 land van Amerika fluit, en dus naar het 3, noordelyke deel der Aarde als weerom- „ geperst word , waajende door het Kanaal „ en over Engeland naar Nederland toe ; 35 dit heeft ook fch}m van waarheid; waar- 35 om men mogelyk deeze twee oorzaaken 35 voor waare mag aanneemen ; fchoon de 35 laatfle oorzaak verder mogt gezogt fchy- 35 nen , wegens de verre afligging van Ame- 3, rika en haare Kusten, als ook de grooce 5, Zee, over welke deeze wind zou moe- 35 ten weerom koomen. 5, Men ziet uit onze l3^st van de Win- 55 den , dat de Zuidooste winden aller- 3, minst waajen ; zou dit niet komen , om 55 dat Zuidooscelyk van ons Kleefland af- 3, ligt 3 waar in vry hooge bergen zyn , als 33 ook 388 NATÜURLYKE HISTORIE DE 55 ook Bergsland, Trier en Luxemburg vol WINDEN, bergeni, welke beletten , dat de Zuidoos- 5, tewinden over dezelve vry heen waa- 55 jen, en tot ons, liggende laag en diep, 55 overkoomen: ook wordt ons Land vol 5, water. Meeren en Rivieren, min heet, 55 dan de gemelde Landen van Duitschland; ,5 gelyk blykt uit de druiven en vruchten, 55 hier minder dan daar tejande ryp wor- 55 dende: onze Lucht is derhalve kouder 55 dan die der andere landen ; waarom on- 5, ze lucht laager opryst, dan die, welke 5, boven de gemelde landen hangt, en daar- 5, om eer daar naar toevloeit, dan dat zy 3, van daar tot ons zou komen. 55 Om dezelve reden moeten ’er meei* 55 Noordewinden van het koude Noorden „ naar ons land toewaajen , welke vry over 5, de Zuiderzee heen tot ons koomen : ge- 5, lyk ook gebeurt ; zynde ’er byna eens „ zoo veel Noorde- dan Zuidoostewin- ,5 den. Men ziet ook, dat ’er vecle Oos- 35 tewinden waajen, want zy maaken by- 3, naar y gedeelte van alle winden uit : zy 35 zyn altyd koud, zelfs midden in den Zo- 3, mer ; maar in den Winter brengen zy de 35 vorst mee; want zelden vriest het, teil 3, minflen begint het byna nooit te vrie- 3, zen, zonder Oostenwind; dan brengen 55 zy ook helder weer aan; maar in derl 55 Zomer zyn zy met regen verzeld , ten 35 zy zy dan ook vorst bragten, gelyk wel 3, gebeurt : De Noordoostewinden doeii 33 zich altoos wegens hunne koude aan on^ 3, voè^ VAN HOLLAND; 389 -5^ voelen, en zyn gewisfe boden vanvorsc. dë j', Maar deeze twee winden komen tot ons windem, 5, uit Polen , Pruisfen , de Oostzee , de 5^ Mark-Brandenbiirg , Hanover en West- 5, phalen: deeze landen worden kouder dan 3, de onze bevonden , het vriest ’er langer 33 en veel fterker dan in Nederland, waar- 3, om de winden hiervan geene warmte 3, maar koude moeten meêvoeren ; en de- 5, w}d zy over drooge landen waajen , kun- 3, nen zy niet dan drooge en heldere lucht 3, veroorzaaken , gelyk in den wintertyd* 3, Niettemin , wanneer de Westewinden ,, veel wolken , uit Zee gebooren, met 3, zich naar deeze landen toegevoerd heb- 3, ben 3 brengen de Ooste dezelve wel we- 3, derom te rug ; en , om dat zy haar dan 33 tegens de andere wolken , alhier boven „ ’c hoofd hangende, aanpersfen , doen zy 3, die in regen verwisfelen. „ Ons land is warmer 3 dan die waar over 3, deeze Oostewinden tot ons koomen ; 3, waarom onze lucht dunner, fyner, en 33 van minder weerlland is , zoo dat de 3, kouder lucht naar de onze toe zeer dik- 3, wils moet geperst worden ; doch meer 3, des Winters dan des Zomers ; want daar 33 is grooter onderfcheid tusfchen de warm- 3, te van onze lucht, en die der gemelde . 33 Landen , in den Winter dan in den Zo- 3, mer , wegens de kortheid der dagen ; of 33 zou men hier ook wel mogen ftellen, 53 dat de Oostewind een algemeene wind 33 over de gantfche aardbodem moet zyn ^ E e 3, en D E WINDEN, ENZ. 390 NATUURLYKE HISTORIE ,, en dat hy daarom , devvyl hy alhier daar „ van een gedeelte is, zoo dikwils waait, 5, en het meermaalen doen zou, indien hy 3, door andere oorzaaken niet belet wierdt? 5, Wat hebben wy hier weinig Noord- 3, westewinden ? waarlyk tot groote vreugd, 3, dewyl het anderzints onzeZeedyken , en 33 al wat de Noordzee fluiten moet, niet 5, zoude kunnen houden; want deeze win^ 33 den brengen het water der Noordzee ’er 33 vlak tegens aan: zou dit niet koomen, 33 om dat wy veele Oostewinden hebben, 33 welke deeze Noordwestewinden ophou- 33 den: Maar vooral, om dat Schotland, 3, vol hooge bergen de Noordwestewinden 3, fluit, zo dat ’er maar weinige, over het 53 gebergte heen gewaaid, tot ons kunnen 3, koomen ; ja mogèlyk die ’er nog koomen , 33 zyn meerendeels Noordoostewinden , 3, welke over de Noordzee hebben gewaaid, 3, tegens de bergen van Schotland fluiten, ,3 en van daar over dezelve Zee naar onze 33 landen toe weerom keeren. „ Zuidewinden zyn zeldzaam, dewyl zy 35 van hcecer landen naar kouder gaan ; ge- 33 meenlyk zyn zy zacht, altyd met warm- 3, te verzeld : zy koomen tot ons over 33 Vrankryk, Luxemburg en Namen, alle 3‘, vry bergagtige landen , welke derhah^en 3, hunne vrye overkomst naar ons toe be- 3, letten.” ‘ Dus verre MUsscK ENER oe k , uit wiens geleerde aanmerkingen men veel licht , in de aankomst der Winden, en derzelver oor- zaak 1 Jaar- Getallen. i N. I-.0. N.XO. N. 0. 0. N. 0. 0. 3. Z. 0. z. 0. j Z Z. 0, z. z. w. ) Z. W. 1 !.w. t.w. 1 z.w. w. V.N.W.n 4. W. , .w.t.wjN, ■ N. W.| N i.t.w. 1 f- V04-I Jaar." 5ctallcn A^764 i '"6 4 ~”5T ö" 88 0 31 24 1 16 16 12 0 3‘ 0 36 1 ~5F' 57 ^öT ■ "Tië”' 1 48 ' 55 49 34 0 TT" 0 ~4T “ 10 1 1764 1 >7«3 25 7 27 9 60 7 34 35 39 20 21 4 38 39 24 1 63 49 72 ‘7 '3‘ 22 59 19 55 .. 41 39 7 62 12 33 ‘7 1762 1 1762 23 8 36 ‘4 59 16 59 43 58 ‘3 19 3 21 9 26 27 39 43 78 30 77 29 49 25 25 3' 38 16 70 12 39 ‘5 i'-'j 1 17Ö2 17Ö1 ‘3 '5 22 8 19 8 33 20 46 29 40 1 1 27 12 34 21 47 40 94 28 128 32 81 30 Ö5 23 5‘ ‘7 45 I 1 29 9 17Ö1 1760 lö II 25 4 63 3 58 21 45 9 19 2 16 2 27 10 36 22 67 18 ‘47 24 72 43 95 43 60 10 92 5 '3 ‘7 1760 1759 19 3 20 0 48 0 32 57 97 5 18 ® 63 0 27 22 32 65 35 0 ‘37 0 45 ‘5 1 10 7‘ 61 I 62 0 1 1 10 Ï7J9 22 19 3 0 67 0 3<5 95 93 27 2 0 107 0 4 18 27 51 16 0 161 0 9 ‘4 78 76 39 89 0 5 H 1758 •757 21 28 0 0 109 0 5 45 76 37 0 0 86 0 0 " __ü 36 9 0 235 0 6 78 66 58 6 0 148 0 M 9» ‘757 Ï 1756 2J ‘7 0 0 95 0 0 72 87 50 ‘ 0 79 0 ° 28 43 44 0 0 176 ° 6 64 85 95 2 0 120 0 0 9 1756 nS5 35 .0 8 0 78 0 12 27 130 10 6 0 C9 0 7 '5 48 30 13 0 175 0 12 5‘ 164 56 10 0 110 0 10 9 I7J4 26 6 II 0 87 0 41 7 81 8 16 0 74 0 '• '7 33 29 ‘4 0 ‘7‘ ‘ 6I 19 122 37 63 0 129 I 14 8 ‘754 1753 ‘3 ‘5 11 0 78 0 69 23 32 21 33 0 77 0 23 14 20 26 39 0 162 0 lOI 24 30 ~3^ 78 0 133 0 ■3 14 1 '753 1752 18 21 34 0 75 0 45 12 11 i8 4‘ 0 43 0 35 20 20 33 73 0 92 0 I 12 32 35 68 “7 0 70 0 40 23 1752 1751 8 23 37 0 81 0 49 25 20 25 56 0 60 0 41 13 22 22 54 0 146 I 101 25 41 70 61 0 6I I 33 18 175* 1750 90 4 32 0 36 0 75 33 33 3‘ 57 0 42 0 35 22 29 31 i' j „SIC WINDEN, Li 1 1 1 1 1 IVVINBEN, COI Dagen ItotN.N.O. ‘ Van N. N. 0. tot O. N. O. Van O. N. 0. tot O.Z.0. VanO.Z.O.totZ.Z.0 Van z. z. 0. tot Z. Z. VV. ’ ' Van Z. Z, W. tot W. Z. W. ' Van W. Z. W. tot W. N. W. ’ Van VV. N . W.to r N VV.vTn.N.W ; tot Digen gcmiddcid. 21 Dagen. 1+4 Ruim 36 Dagen. Ruim 49 Dagen. Ruim 29 Dagen. Omtrent 41 Dagen. Ruilt 1 66 Dagen. Ruim 73 Dagen. Ruim 43 Da :gen. Ruin ^ gemiddeld. ^De bepaalingen der bovenllaande Tafelen, waar in de zestien voornaame WINDEN alleenlyk , en de agt HOOF D WIN DEN byzonder, met hunne afwykende Streeken , tot Dagen van een jaar , op > meer of min, gemiddeld zyn. VAN HOLLAND. 39t ^aak in deeze Landen, kan verkrygen. De dë bovengemelde lyst, door hem hier opge- winden^ geevcn, is voor Utrecht, en mogelyk wel voor de Zeven Provinciën ; het welk hy egter niet als zeker opgeeft: derhalven durf ik , met de vereischte eerbied voor den Hooggeleerden musschen broek, hier nog wel eenige aanmerkingen , die uit de Tafelen der waarneemingen op’t Huis Zwa- nenburg volgen, inlasfen, te meer, dewyl dezelven Holland alleen betreffen. Ik heb ten deezen einde , uit die Tafe- len , zoo verre ze agter de fchriften der Hollandfche Maatfchappye gevonden wor- den , deeze nevensgaande algemeene Tafel opgefteld ; en wel van twee en twintig jaa- ren agter een, te weeten van het jaar 1743 tot het jaar 1764. In deeze Tafel zyn, van jaar tot jaar , de twee en dertig windflree- ken in kolommen gefield; zoo dat ieder nedeidaalende kolom , tot eene byzondere windflreek behoore ; terwyl de eerfle zy- lingfche afdeelingen betrekkelyk zyn^ tot alle de windflreeken in ieder genoemd jaar. De twee laagere zylingfche verdeelingen W3'Zenaan, de hoeveelheid, in welke ie* der windflreek gewaaid heeft; zoo in ’t ge- heel, geduurende de 22 jaaren, als ’s jaar* lyks , volgens eene gemiddelde rekening vail den verloopen tyd. Hieruit zyn dan voorts onder aan, tot meerder klaarheid, de agt Hoofdwinden , met hunne afwykende ftree- ken , op gelyke verdeelinge faamen gere- kend, en tot dagen gebragt doorbet ge^ £e 2 tal D 6 WINDEN, £NZ. 392 NATUURLYKE HISTORIE tal 3 ; vermits de waarneemingen op Zwa- nenburg driemaal daags genomen zyn , en men , in een ruimen zin 5 by eiken dag ook den nagt dient te vooronderftellen , en dus een dag voor vierentwintig uuren verftrekt. De aangetekende ftilten zyn niet geteld; alzoo dezelven wat twyfelagtig zyn aange- weezen ; in fommige dier Tafelen zyn ze met het woord ftü , in andere , met een fchrapje en o , en ook in veele met o zon- der fchrapje aangetekend. By de o, daar een dwars fchrapje Rond , heb ik dezelven on- der den bovenftaanden wind geteld ; voor- onderftellende , dat de windwyzer op de zelfde Itreek ftil Rond; ’t welk by de an- dere zo kennelyk niet was: dog dit is ook van weinig belang totmyn oogmerk 5 en dat der gemelde Tafelen. Ik heb het alleen no- dig geagt, dit te melden, om dus de reden aan te wyzen , waarom het getal der dagen van ieder jaar niet altyd kan overeen ko- men ; vermits de Rilten zyn overgeflagen , en men dus minder dagen heeft; gelyk men ’er ook in de fchrikkeljaaren meerder tellen zoude, ^t Voldoet, zoo ik agte, genoeg- zaam aan ons oogmerk , dat de gemiddelde getalen der dagen na genoeg een vol jaar uitmaaken; ’t welk men, alles ten naauw- fte berekenende, nog verder zou konnen brengen; dog dit is onnodig. Men heeft, door middel deezer voorgeRelde uitreke- ninge , gronds genoeg om te Rellen , dat in Holland, by ’t Huis Zwanenburg, gele- gen aan de vlakten der breede waterRroo- men> 64- \ ^ -1 ■d' - - . ■ ' . ) i •'•1. < t i--': V' IJ’ .'S-' ,■•:)• :' '•■' ï' J I 'I I '■i ƒ Tl .tr ;,r. , •«:v, »r'i--i\' ‘ «>,!''• ■•-' -.r -: h '. ■ / r jtó- ' f ' Ka II TAFELTJE, ■ in de twee en dertig Windftreeken , zoo sis dezelve geduurende twee en twintig Jaaren van A“. 1743 tot 1764 i Maanden. N. 'n.N'.O. N.0. — 0. N. ü. 0. -- 0. z. 0. z. 0. .0,0. Z. Z. 0. Z.,.0. z. ...w. z, z. w. r sv t 2I 1 z. w. 1 1 'w.z.w. W.| W.N.W «.w.,.w. N. W. N.N.W.j ^laandeju January 2. 19 20 0 89 0 93 48 173 67 93 3 170 74 54 105 96 I2I ó 257 1 EO 37 95 79 1 68 1 0 103 0 January 1 February 22 15 19 0 99 I 81 59 98 40 54 • 73 1 ' 63 40 67 75 107 11 tzgo 12 130 65 104 3 I>9 4 24 8 1 February Maart 28 3.f 45 5 172 5 '51 77 72 49 6I 4 107 44 27 48 45 9 217 16 144 82 103 86 1 83 5 151 5 42 IE Maart April 41 37 52 5 15Ö 5 113 67 51 59 48 I 100 I 59 27 46 51 64 7 222 13 107 46 133 103 I 105 4 >77 6 46 33 April May 40 24 73 9 2II 8 i8t 83 75 40 46 2 83 4 44 15 30 35 52 4 200 7 II5 61 67 77 103 5 217 10 88 45 1 May Juny 3° 2J 59 10 151 3 94 6S 62 37 23 « 58 0 52 •5 32 41 5‘ 9 26° 1 u 148 93 150 6 i 214 T 63 3 Juny I 45 16 31 I 104 I 38. 48 49 23 24 I 75 ö" 30 i8 43 33 83 14 235 1 ‘6 1 170 99 169 109 244 *3 , i 222 5 46 18 1 Ju'Y Augustus 29 25 56 I 92 2 52 46 51 i 29 56 2 72 3 46 25 48 60 90 6 296 I 7 !— 80 137 160 143 7 180 3 45 27 Augustus Septemb. 1 44 22 27 0 109 T 92 81 I03 47 61 2 107 1 54 . 50 54 100 1 1 195 ! 5 I 105 77 101 139 84 2 200 I 34 24 ! |Septemb. Odlober I 48 27 42 2 7 98 108 54 80 2 119 3 40 52 69 50 108 4 251 |~T 66 48 127 löo 107 2 150 2 36 >4 ^ jOflober Novemb. 1 10 j 45 I «7 0 83 i 43 68 42 59 0 131 3 55 75 82 89 137 7 259 1 ^ 7 58 136 121 96 0 127 2 20 21 Novemb. Decemb. De Maande- 1 19 _35_ _L _U3 3 _8, i 79 "7 35 87 I 115 3 69 50 64 1 III i'7 7 255 8 1 108 68 io5_ 1 4 106 3, 40 1 1 Decemb. lylfche li veelheid geduid niet dc Letters, \V. L. Z. H. NOORD.' NOORD-OOST. Van N.N.O. tot O. N. O. ieder Maand waait OOST. VanO.N. O. tot O. Z O. ieder Maand waait 'ZUIDOOST. Van O. Z.O.totZ.Z. O. ieder Maand waait ZUID. VanZ.Z.O.totZ.Z.\V. ieder Maand waait ' »• . Lj. z.. tl. \V. Z,. H, w. L., Jny. 2 ISber I|| Db;r2l|M. 4 |J.<> 3|;S. 2f D. 4f;M.°4||i. 4f D.“3|M. Jly. .flObcrao J. 2|A. 4|J. 2 O. 3* J- 5||A. 3 J.“ ‘|o.»5 L d U. As. 2iN’T2°| F. 2i|m. A.° 2t N. 2i F. 3jiM. 4f|A. 2||n. 4f F. 2 |M. L. Z. 3f!f- 2%. 14 I 13 i 4II H. W. L.' Z. H i|S. Ql D.° 5 |M. 2f|J. 2 |S. 3 D. 5||M. 5f ;0. 2l J. 5J A. 2f J. 2i|0. 3| J. jnA.°e| ||n.°3 R 4 M.*2|A. 3 N.°5I F. 6| M. 4?' Mïl 7il 7ll 12 , I7il 15II 'ZUID-WESX. WEST. KOORD-WEST. NO Van Z. Z. W. tot VV. Z. W. Van W. Z. VV. tot VV. N. W. Van W. N. W.totN.N.W. VanN.N.VV. ieder Maand waait ieder Maand waait ieder Maand waait. ieder W. L. Z. H. lT Z. h! Z~ H.~''"\V. L. 4|!S. 4f D. 5LM. 5!|f. 7r|S. 6 D. 2?;M. 4|IJ. dl'IS.” 4 D.l|M.ri; 6|0.''6 J. 4 A. 51 j. 8| 0. 51 ]. 2 |A.‘>4 ll- Jl O. 3' .1- ilA'. 25 C| N. 51 F. 5|'m. 4f,A. 8 N. 6 F. 2tM. 4I A.°4l N. 2| F.i M.'ai 16} >111 2311 12 I I4| 10 ii Dagen. Ruim 36 Dagen. Ruim 49 Dagen. 29 Dagen. 41 Dagen. Ruim 73 Dagen. Oe MamJc lykrclic hoe Ivcelheid de ieder Saifocn 'gebragt. WINT ER. 6 1 1 rZ.W: W: Z: en 0. 1 1 1 rW; cn Z. W. 6 i j ^ N: N. O: Z. O; en N. W. n i I rN. ^ LENTE. 1 1 .waalt meestd 1 W: Z.W:N.W:N.O:enO. 1 1 -Allermecsfj W: en Z. W. | 1 |*Minstj N: Z.O: en Z. j 1 1 .Allerminst^ N. 1 ZOMER. j W: Z. W: N. VV. — — j 'A Z. 0: N: N. O: en 0. j N: cn Z. O. I HERFST. J ! ^ W: Z. W: 0: en Z. J LW; en Z.W. J 1 1 LN: N.O: Z.0: en N.W. J 1 -N. J rWINTER. I LENTE. I ZOMER. u'ierf’st. VAN HOLLAND. 393 men , het Haarlemmer-Meer en het Y , al- waar de aankomst der winden op geener- leie wyze belet word, de Hoofdwinden ge- meenlyk ’s jaarlyks in de volgende hoeveel- heid waaien. De Noorde-wind , van Noord-Noord- • West tot Noord-Noord-Oost half 21 dagen. De Noord -Oosce- wind , van Noord- Noord-Oost tot Oost-Noord-Oost half 36 dagen. De Ooste-wind , van Oost-Noord-Oost tot Oost-Zuid-Oost half 49 dagen. De Zuid-Oosce-wind , van Oost-Zuid- Oost tot Zuid-Zuid-Oost half 29 dagen. De Zuide-wind , van Zuid-Zuid-Oost tot Zuid-Zuid-West half 41 dagen. De Zuid-Weste-wind , van Zuid-Zuid- West tot West-Zuid-West half 66 dagen. De Weste-wind , van West-Zuid-West tot West-Noord-West half 73 dagen. De Noord-Weste-wind , van West-Noord- West tot Noord-Noord- West half 45 dagen. Dit is nu de gemiddelde hoeveelheid der agt voornaamlle Winden , in welke zy ie- der jaar waaien. Hier by heb ik , tot nog na- der opheldering , dit nevensgaande tweede Tafeltje gevoegd; het welk de hoeveelheid der dagen , op welken ze waaien , in ieder Maand, aanw}^st; waar uit vervolgens, in een ruimen zin , het getal der dagen van ieder drie Maanden , onder elk der gemelde llreeken , tot Saifoenen gebragt is. Om dit alles pen klaarfte te bevatten , zonder ver- dere omfchryving nodig te hebben 5 zoo E e 3 heeft DE WINDEN, £NZ. t>Tl WINÜF.N, im- 394 NATUURLYKE HISTORIE heeft men in agt te neemen,dat de boven- fte zylingfche afdeeling , de twee en dertig windltreeken , elk volgens rang met groo- ter of kleener letters, afzonderiyk aanduid: en dat ieder der nederdaalende of perpendi- culaire kolommen , onder dezelfde letteren of windftreeken, behelst de getalen van twee en twintig jaaren , in twaalf maanden of twaalf vakjes verdeeld ; die door de naa- men der twaalf Maan den, ter wederzyden, kennclyk onderfcheiden worden. In ’t laa- ger gedeelte van dit Tafeltje zyn de agt Hoofdwinden, met hunne afwykende we- derzydfche ftreeken , even als in de Jaarta- fel , vereenigd en verdeeld : waar uit dan die zelfde winden , tot de hoeveelheid der dagen in elke Maand, gemiddeld zyn. Om dit voorts nog bepaalder op de Saifoenen toepasfelyk te maaken, zoo zyn de gemel- de twaalf Maanden, in vier kolommetjes, van drie Maanden , onder elk der agt Hoofd- winden gefield; en met de letters W. Win- ter ,L. Lente, Z. Zomer en H. Herfst aan- geduid. Men heeft hier, om eene onnodi- ge, of ten minflen in dit geval niet zeer noodzaakelyke, uitrekening te vermyden, de geheele maand December onderbet Win- terfaifoen , de geheele maand Maart onder T jaargetyde der Lente betrokken , en zoo vervolgens ook de andere Maanden voor ’t begin en ’t einde der Saifoenen genomen ; fchoon die tyden meest al , op of omtrent bet midden dier Maanden, gerekend wor- den te eindigen j of te beginnen ; al ’c welk een VAN HOLLAND. 395 een ieder , wien het lusten mogte dit naauvv- d e keuriger uit te werken , gcmakkelyk kan vergelyken en oeerbrengen ; waar toe hy zig van de Zwanenbiirgfche Tafelen, die toch onze grondflag zyn , ter zyner keuze kan bedienen. Men vind hier nog ten laat- fle, onder aan dit Tafeltje, uit het boven- Haande opgemaakt , welke Winden meest en allermeest, of minsten allerminst, in de onderfcheiden jaargetyden waaien. Dit berigt wegens deeze Tafelen genoeg agtende, zullen wy nu overgaan, om na- der te zien , wat men daar uit , met opzigt tot Holland, bepaaldlyk heeft af te leiden^ In ’c algemeen zien we ’er terffond uit, dat de Weste- en Zuidweste-winden de voor- naamfte winden zyn , die het meest in Hol- land waaien ; en eene volgende befchouwing zal öns wel dra toonen , dat zy ook in krach* ten en evenredigheid de aanmerkelykften zyn. Dog laat ons, volgens de bovenftaan- de orde , met den Noorden-wind begin- nen , en tevens de opgegeeven hoeveelheid der Winden, in onze Tafel, naar den voor- fchreeven rang, kortelyk met de waarnee- mingen van musschenbroek verge- lyken. De Koogleeraar heeft, agtervolgens zy- de ne lyst en uitrekening te Utrecht , den Noor- noords-- den-wind gefield , 42 dagen te waaien , daar wy denzelven op een en twintig dagen aan- tekenen. Eenige jaaren , die deeze Natuur- kundige waarneemer meer geteld heeft dan ikjkonnen dit getal wel eenigzins vergroo- Ee 4 ten: 396 NATUURLYKE HISTORIE i>E ten: maar zoo niet, dat ons veiTchil daar WINDEN,, ^Qor vereffend zou konnen worden : want de Noorde-wind' blyfc, volgens onze tel- ling, in evenredigheid tot de andere win- den, evenwel deallerminfte die hier te Lan- de door waait; daar dezelve te Utrecht, on- der de naast meesten betrokken is. Als men den vlak Noorden-wind alleen gade flaat , zal men bevinden, dat dezelve alhier, de jaa- ren door een gerekend zynde, naatiwlyks 5 dagen in een jaar doorvvaait ; uit onze Tafel, in de eerfte kolom onder Noord, ziet men zelfs , dat ’er jaaren zyn , waar in die wind nog geen 3 dagen gewaaid heeft, gelyk in de jaaren 1745 en 1746; terwyi dezelve in het jaar 1755 wel 35 maal, dat is ijf dag gewaaid heeft. Volgens deeze Tafel zouden ’er op ’t Huis Zwanenburg minder Noorde-, dan Zuidooste-.winden ge^ weest zyn; terwyi ’er, in Utrecht, bykans eens zoo veel Noorde- als Zuidooste-win- den gewaaid hebben ; het welk , in opzigt van Utrecht en Holland , veel verfchilt. Dit gaat zelfs zoo verre , dat men , als men al de Noordelyke ftreeken van West-Noord-west tot Oost-Noord-Oost , voor den Noorden- wind alleen, by een rekent, in tegenftelling vanhet zelfde getal van ftreeken voor den Zuid.oosten-windjVanOost tot Zuid,of Zuid- Zuid-West, dat men bevindedat ’er in Hol- land meer Zuid-Ooste- dan Noorde-winden waaien : het welk men ook in de jaarlykfche getalen in onze Tafel bevestigd ziet; de- wyl b.Qt mijufte ^ dat de Zuid-ooste-wind ge-- waaid VAN PIOLLAND. 397 waaid heeft, is, in het jaar 1760, i6 maal, de dat is 5j dag, en het meeste, 107 maal, dat is 35fdag. Maar laat ons het oog eens v^estigen op de aankomst van den Nüorden-wind in Holland. Het is zeker , dat hy vlak langs onze kusten heen waait, en regt op den Noordoostelyken hoek van Holland aandringt; ook loopt zyne vlakke ftreck regt door, over de Zuiderzee, te- gen het Gooiland , en over deszelfs vlakke heuvelen en heiden, regtftreeks op Utrecht aan; terwyl dezelve, ten opzigte van ’t Huis Zwanenburg, dat Zuidwestelyk ligt, gantsch Noord-Holland in deszelfs langde uitgedrektheid , voor zyne aankomst aldaar, doorloopen moet: en misfchien is hier in de reden van het bovengemelde verfchil op- geflooten ; gemerkt INoord-Holland , als mede Kennemerland , vry hooge duinen en plantaadjes heeft, die de vrye aankomst van den Noorden-wind kunnen beletten. Wat verder de uitwerkfelen van den Noorden-wind in Holland betreft, hy is een der fchadelykde winden voor dit Land ; want dezelve is altoos met eene fchraale droogte vergezeld; en vermits hy het meeste in de Lente- en Zomei%maanden, April, Mey, Juny, July en Augustus, waait, zoo kan dezelve niet weinig fchadeaan de boom- en veldvriigten toebrengen. Het is den Hove- nieren en Landlieden ten overvloede , en tot hunne fchade , bekend , hoe een aan- houdende Noorde-wind , of een van des- zelfs naastkomende ftreeken, in een korten E c 5 tyd , 1> E WINDEN; ENZ. Waerehh befcbou- bl 851. 398 NATUURLYKE HISTORIE tyd, hec vrol^dc en ftreelend Lentegewaad » van aangenaam bloeiend geboomte, als in een dor cn droefgeestig winterkleed ver- fchooten, vertoont; en hoe dezelve, door de hier boven gedagte Zeevlammen gehol- pen , alles veiTchroeit; zoo dat de hoop van een gcwcnschren oogst eerlang geheel verdweenen zy. Wanneer een fcherpe Noor- dewind, zelfs in den Zomer, den eenen of anderen koornakker, met een fny- of zy- ftreek,zoo als men ’t noemt, treft, dan ziet men wel dra alle de airen kwynen, en verdorren. Het fchynt egter , volgens nieu- we ntyd, en ook volgens nader onder- vinding , dat men veeltyds , wanneer de Noorde-wind , in den vroegen voortyd , als Maart en ’t begin van April, veel en lang agter een waait , een goed gewas heeft : ’t welk n i e u w e n r y d , op gantsch goeden grond , vooronderftelt veroor- zaakt te worden , door de veele falpeter- agcige deeltjes , welken die wind uit het Noorden mede voert, en in de veldgewas- fen doet indringen. Veelen onzer eenvou- digfte Landlieden niet alleen , maar zelfs ook veele Stedelingen, zyn van gedagten, dat de Zwarte Vlieg, die den bloeifem der ooftboomen , in den bloeityd, zoo jammer- lyk verderft , haar oorfprong uit den Noor- den-wind heeft; eenigen, minder bygeloo- vig aan deeze oude overlevering , Rellen , dat die Vliegen uit de Noordlyke Landen met den Noorden-wind overkomen. Wat het eerfte betreft j niemand 5 die eenigzins de VAN HOLLAND. 399 huishouding der bloedelooze dieren kent, de zal hec anders dan als eenc fabel aanmer- winden, ken ; en aangaande hec laacllc gevoelen , die zal ik, by de befchryving van dac Dier, in ’t vervolg breeder wederleggen ; ondcr- tusfehen is dit evenwel zeker , dac deeze Vlie- gen gemeenlyk onze boonien overrompelen als ’er een Noorde- , Noord-Noord-Oos- te- , of Noord-Ooste-wind waait , en zel- den met een Oosten- , Zuiden-, of Westen- wind. Volgens MUSSCHENBROEK, heeft Jntro'l men een geweldigen Noordelyken wind, in ad PbiL de maand September, nagenoeg vooreen ^ vasten jaarlykfchen wind te houden. Als dezelve vroegtydig komt, dat is, voor den 10"^^“ September, dan keert hy, geiyk die Natuurkundige zegt, gemeenlyk ten twee- denmaale omtrent den 20^^" weder ; en als hy na het midden van September komt, dan loopt zyne woede in eenmaal af. De- zelve doet den Boomvrugten dikwils geen geringe fchade, en gaat veeltyds met zeer zwaaren regen gepaard. Maar is de Noor- de-wind uit gemelde redenen fchadelykcr voor ons Land dan veele anderen , hy is ook tevens minder in opzigc tot zyne krag- ten : men zal denzelven byna nooit tot over de 1 2 kragten zien aangetekend ; meest > al blyft hy onder de 8 kragten, en veeltyds komt hy niet hooger dan tot i a 2: alleen begint hy in kragten toe te neemen , als hy zig met de Westclyke ftreeken vereenigt, tot Noord-Noord-West ; en komt tot florin als hy Noord-wesc waait. Men heeft meer- maa- T> E WINDEN, ENZ, KOORD- OOSTE- WIND, 400 NATUURLYKE HISTORIE maaien opgemerkt dat het des nagts altoos veel lichter is , wanneer ’er een Noordely- lyke, dan als ’er eenige andere wind waait; dat hy waarfchynlyk ook fomtyds het Noor- derlicht mede brengt; en dat ’er integendeel geen grooter duisternis is, dan by het waaien der tegenovergeftelde Ziiide-winden. Dit is in het algemeen waar; en ten opzigte van Holland weetendit alle ervaaren Schip* pers ; ook fpreeken ’er anderen met nog naauwkeuriger ondervinding op dezelfde wyze van : en waarlyk de ondervinding heeft ook my hier in bevestigd, en tevens ge- leerd, dat de nacht, buiten de voornoem- de Noorde-winden , by alle de tusfchen- winden, van Noord-west tot Noord-oost, meer of min lichter is, dan by het waaien der andere Hoofdwinden : en zoo is het ook beftendig waar, dat alle de winden , die wy in Holland uit Zee krygen , licht aanbrengen. Van onze aanmerkingen wegens den Noor- den-wind overgaande tot den Noord-Oos- ten-wind, zien wy dat ons getal al vry na komt, aan dat van musschenbroek; volgens wiens Lyst de Noord-Ooste-wind 43 dagen waait, terwyl dezelve op onze Zvvanenburgfche Lyst toe 36 dagen getekend Haat ; welk verfchil van geen aanbelang is. De Noord-Ooste-wind komt van Vries- land , vlak over de Zuiderzee , op de Hol- landfche Zuiderzee-kusten aanzetten; ook blaast hy al vry vlak, over den gemelden Zuiderzee-boezem j op de Y-dyken en het Haar- VAN HOLLAND. 401 Haarlemmer-Meer aan. In *t gemeen waait de deeze wind het allerfterkst , en wel het windem, meeste, in de Lente; wanneer hy , volgens ons maandelyks Tafeltje, 13 dagen, tegen agt dagen, in de andere Saifoenen, waait ; byzonder in de maanden Maart, April en Mey. En geen wonder; dewyl wy de Oos- te-winden hier meest in den Herfst , en in den Winter; en de Noorde in den Zo- mer krygen; zoo kan men ’er uit befluiten, dat de Ooste- en Noorde- wind, door hun- ne ontmoeting, in hunne ftreek naar deeze Landen , deezen Noord-oosten- wind formee- ren , eer de een of andere de overhand be- houd ; en dat gevolglyk de Noord-ooste- wind meest in de Lente waaien moet. Omtrent deezen Noord-oosten-wind flaat ons hier, volgens onze Tafelen, in’t voor- bygaan eene aanmerking te maaken , die ook tot de andere drie middelwinden van den tweeden rang, te weeten Zuidoost, Zuid- west, en Noordwest, betrekkelyk is. Wy hebben naamlyk,in het opftellen onzerTa- felen , befpeurd , dat de naaste afvvykende Compasftreeken , in deeze winden , zeer weinig in de Tafelen van Zwanenburg aan- getekend zyn ; en daar zy aangetekend zjm , is hun getal zoo gering, dat het van geen belang is. Een van die voornaamlle Wind- llreeken. Zuidwest ten Westen, kan , ge- duurende 22jaaren,op ’t hoogfte maar om- trent 37 dagen haaien, welk getal van dagen alleenlyk in de jaaren J760 tot 1763 waar- genomen is ; behalven twee enkele ftree- ken DE ’tVtXDEN, 402 NATÜÜRLYKE HISTORIÉ ken in ’t jaar i-’54 cn 1758: daar de ande- ren , naamlyk Noord-Oosc ten Noorden , Noord-Oost ten Oosten , Ziiid-Oost ten Oosten , en Zuid-Oost ten Zuiden , ten hoog- llen 10 dagen in die zelfde jaaren gewaaid hebben. Wanneer men nu eens verder let op de agt naaste Compasftreeken der vier Hoofdwinden , als daar zyn , Noord ten Wes- ten of ten Oosten , Oost ten Noorden of ten Zuiden, Zuid ten Oosten of ten Wes- ten, West ten Zuiden of ten Noorden , dan zal men dezelvcn veelmaalen zien aangete- kend; in diervoegen, dat ’er geen een jaar is, waar in zy niet meer of min en beften- dig waaien. Volgens het gemiddeld jaarge- tal, ten Noorden , ten minften 4 dagen op een jaar ; en ten Oosten , ten minften 8 da- gen ; ten Zuiden , ten minften 9 dagen aan de eene of de andere overhelling; dog al- lerfterkst waaien decze ftrekkingen ten Wes- ten ; nademaal West ten Zuiden 12, en West ten Noorden wel 18 dagen gewaaid heeft in ieder gemiddeld jaar. Én als men eindclyk de kolommen van den Hoofdwind West, met die der laastgenoemden , van jaar tot jaar vergelykt, zal men, met een opftag , zien , dat deeze afwykende ftree- ken, in de meeste jaaren, veel al meerder waaien, dan de Weste-wind zelve. Hier uit zou dit befluit, naar ’t ons toefchynt , moe- ten volgen ; dat de vier Hoofdwinden van den tweeden rang, naamlyk Noord-Oost, Zuid-Oost , Zuid- West en Noord-West , hier te Lande, veel vaster ftand houden dan de. Hoofd- VAN HOLLAND. 403 Hoofdwinden zelven , met opzigC tot de ge- melde zyftreeken. Vermits zy , wanneer zy waaien , zoo bedendig, en zonder overhel- ling naar de eene of andere der naastaange- legen llreeken , doorwaaien; en by hunne overhelling onmiddelyk tot een der agt win- den van den derden rang overflaan; terwyl de andere Hoofdwinden , Noord , Oost, Zuid en West , dagelyks , van hunne vaste ftreek , tot eene der gemelde zyltreeken overhellen ; het welk men volgens onze Tafel gemaklyk kan nagaan. Voorts dient men hier ook nog aan te merken , dat de overhellingen naast de Hoofdwinden van den eerden rang, in de Tafelen van Zwa- nenburg, veelrnaalen i, 2, a.3 dagen ag- ter een waaiende aangetekend zyn ; daar de andere llreeken , naast de Hoofdwinden van den tweeden rang , zelden meer dan een Morgen , Middag of Avond aangeduid liaan. Zco is het daar benevens insgelyks nog aanmerkelyk,dat ’er in de meergemeL de overhellingen, eene wederzydfche ge- lykheid plaats heeft; zoo dat, wanneer, by voorbeeld , Noord-Oost ten Noorden niet waait , Npord-Oost ten Oosten ook niet gewaaid heeft; en dat deeze evenre- digheid, in alle dergelyke llreeken , federt het jaar 1743 tot 1760 , fland gehouden heeft. Alle deeze bedenkingen verdienen I wel een nader onderzoek van des kundigen : mogelyk is de affland der Hoofdwinden van den eerden rang, die zeven llreeken doorloopen tot hunno overhelling naar een vas- D E WINDEIS, £KZ. D E Winden, £N£. ,404 NATUURLYKE HISTORIE vasten Hoofdwind , terwyl de Hoofdwinden van den tweeden rang ’er maar drie door- loopen naar een Middel wind , eene der hoofdoorzaaken van dit onderfcheid : te meer, dewyl de laatften , waarfchynlyk, uit de ontmoeting en gelyke aanftuwing der eerlten, hier te Lande, gebooren worden. Hoe het zy, wy laaten ons in de redenbe- flisfing niet in ; om door vooronderftellin- gen niet te twyfelagtig, en door beflisfing niet te ftout te zyn, in zaaken, die zoo veel omzigtigheid vereifchen ; daar de na- tuur, gelyk reeds is aangemerkt, altoos wyzer is , dan de allervernuftigfte en fchran- derfte der ftervelingen. Dog laat ons wederkeeren tot den Noord- Oosten-wind in ’t b3^zonder. Dezelve heeft, buiten het opgenoemde, hier te Lande, de gedeelde eigenfcbap van den Noorden- en Oosten-wind; hy is ook koud en fchraal, en waait veeltyds met eene heldere lugt. In de Lente, en ook wel des Zomers, brengt hy hagelbuien mede; dog waait zelden, als ’er warmte en donderbuien in de lugtzwee- ven. Egter vinde ik deswegens dit zeldzaa- me aangetekend; dat ’er A«. 1599, van den poften Maart tot den 14^^” April , al met Noorde- en Noord-Ooste-winden , by hel- deren Zonnefchyn , zonder regen, eene zoo groote warmte heerschte , als by nienfchen geheugen bekend was; en dat daar op zwaa- re ziekten volgden. De kragt van den Noord-Oosten-wind is niet fterk; ik vind dezelve niet eens tot 13 of 14, laat ftaan tot VAN HOLLAND. 405 tot 165 dat is ftorm , aangetekend, maar hy waait zeer gelyk, en doordringend; en met geene rukken of fterke vlaagen , zoo als de Zuidweste- , of de Noord-wesce- winden doen. Men kan eindelyk denNoord- oosten-wind als een der best lugtzuiveren- de winden , voor ons Vaderland , aanmerken. De Ooste-wind is, naast den Zuid-wes- ten- en Westen-wind , een der vier Hoofd- winden, die hier te Lande het meeste , en wel het bellendigfte, waaien: de hoeveel- heid van ieder gemiddeld jaar is, volgens myne Tafel, 49,011, volgens musschen- 11 ROEK, 53 dagen, het welk wederom niet veel verfchilt. De Ooste-wind komt in Hol- land , uit Duitschland, over de Provincie Overysfel , vlak op de Ziiiderzee-kusten van Noord-Holland aanzetten ; ook waait hy natuurlyk, eerst over Gelderland en U- trecht, eer hy tot in Zuid-Holland door- dringt. Al het geene hier boven , uit mu s- scHENBROEK, raakondo den Oosten-wind overgenomen is, wegens koude, regen of vorst , die de Ooste-wind medebrengt , moet hier gelden ; waarom wy daar op niet ftaan zullen blyven. Voorts blykt,uit onze Uit- trekfels, uit de Zwanenburgfche Tafelen , dat deOoste wind meest waait in den Win- ter, Lente en Herfst, en minst in den Zo- mer. Met opzigt tot zyne kragten leert de ondervinding, dat dezelve, het zy meer of min , altoos gelyk doorwaaien , om wel- ke reden een ervaaren Schipper veelliever, met een Oosten-wind van 10, 11 of meer- Ff der D E WINDEM, £NZ. OOSTB- WIND. DE ’ WINDEN, £N£. 406 NATUURLYKE HISTORIE der kragten , t’zeil zal gaan , dan met een Zuid-westen , of Noord-westen van minder kragten. Men befpeurt in Holland weinig itormen uit den vlak Oosten ; fomtyds nogtans konnen zyne kragten wel eens tot 12, 13 a 14 toeneemen, en dus naby aan ftorm komen ; maar deeze kragten duu- ren zelden lang ;dog ze worden geweldig, als ’er eensklaps vlak Noorde- of Zuide- winden tegen aandringen; waar uit ik ge- loof, dat hier in ’t Land de meeste Orkaanen gebooren worden ; vermids men bemerkt , dat de Ooste-wind in Holland niet'fchielyk van zynen vasten ftand afwykt, waaiende onverzettelyk veele dagen agter een. Men ziet deezen wind , in de Tafelen van Zwa- nenburg, op 1755, 3t maal agter een aangetekend; zynde maar eens 'O. N. O. geweest: en men kan zulks op eenige an- dere jaaren insgelyks vinden. Gemeenl3^k word men gewaar , dat die Wind al zagtjes in kragten toeneemt , en zoo ook weder by trappen vermindert; waarom de natuur- l^^kfte en ondervindel^^kfte Windkenners, onze Hollandfche, Friefche en Zeeuwfche Watergasten , tot een fpreekwoord hebben , Oost heeft geen nood , by nmü zig dood. Daar is ook nog een ander dergelyk fpreekwoord, wegens den Oosten-wind over ’c algemeen , in ons Land bekend, De Ooste-wind is een Konings kind: ’t welk naauwkeuriger uitge- drukc word , met te zeggen , „ dat de Oos- ,, te-wind met het ryzen der Zonne op- 3, ftaat , en met het daalen gaat llaapen.'"’ VAN HOLLAND. ^07 En zeker de ondervinding bevestigt de waar- heid hier van ; dewyl een vlak üoste- wind, b}- het bellendig doorwaaien, altoos op den dag llerker waait, dan des avonds, wanneer hy genieenlyk gaat liggen,of flap- per word. Veele Zeelieden weeten ook door ondervinding, het geen het fchrande- re vernuft van mussch en broek, rede- neerende gegist heeft, wegens den Noord- oosten-wind; dat dezelve naamlyk, tegen de kusten van America fluitende, een Wes- ten-wind veroorzaakt, enz. Dus merken ook ervaaren Zeelieden , langs onze Noord- zee-kusten en elders, aan , dat de Ooste- wind , wanneer hy flerk doorwaait , tegen het gebergte van Engeland en Schotland fluit, en dat kort daar op Weste-winden volgen ; het welk zy het wederkeeren van den Oosten-wind noemen. Dit is zeker niet onwaarfchynlyk; en het is eene vooronder- flelling , die ons, met opzigt tot de uit- werkfelen , van het onzekere, tot nadere ophelderinge van het zekere , doet beflui- ten ; dewyl de Britfche en Hollandfche kus- ten beurtlings van deeze Winden zeer veel te lyden hebben. Door den Oosten-wind word het Zeewater, van onze Stranden, geweldig tegen de Britfche kusten aange- flu wd; en de flranden langs Holland ont- dekken zig dan vry diep in Zee : by hoeda- nig eene gelegenheid ook, na dat de Oos- te-wind flerk en lang doorgewaaid had , de meergemelde grondOagen van ’t Huis te Britten enz. ontdekt zyn. Als integendeel de Weste- , West- Noord weste- of ook F f 2 Noord- D Ë WJNDEN, LKL. 408 NATUURLYKE HISTORIE D E Noordvveste-winden doorvvaaien , dan word WINDEN, het laag water in Engeland ; en onze Stran- den en Zandduinen loopen in dien tyd, aan- gezien het hooge water, en de kragt der Wescelyke winden, niet zelden zeer veel gevaar : gelyk zoo de hier boven gedagte affpoelingen van Scheveningen enKatwyk, door den aandrang der winden uit die flreek veroorzaakt zyn. DeOostelyke winden zyn intusfchen, om bovengemelde redenen, de beste winden , om het uitloopen van de Hollandlche Vlooten te bevorderen ; ter- wyl de Westelyke derzelver terugkomst in onze Havens begunftigen. Dog de Ooste- winden jaagen , terwyl zy dus aan de Zeega- ten dicnftig zyn, en voor het Strand laag water veroorzaaken , het Y- water en dat van het Haarlemmer-Meer vry hoog op, tegen Sparendam, Haarlem, en Leiden; dog welk water, uit hoofde van de laagte van het Y aan Pampus , dan ook gemakkelyker kan geloosd worden , gelyk ze tevens van een gezegend uitwerkfel zyn voor de meeste Zuidhollandfche Landen, die in de Maas, den Bovenrhyn, en de Waal moeten uit- loozen : dewyl de vlak Ooste-wind het Maaswater met kragt Zeewaards brengt. ' Het waaien van den Oosten-wind verfchilt veel in de eene en andere maand, of het eene jaar, in tegenftelling van het andere, gelyk onze Tafelen uitwyzen ; men ziet in dezelven , dat ’er jaaren zyn, waar in de vlak Ooste-wind maar elf maal , dat is 3| dag gewaaid heeft, gelyk in ’t jaar 1752; daar dezelve od her in^r , tot 13.0 maal ^ VAN HOLLAND^ 409 inaal , dat is 43I dag , ftaat aangetekend. Dog wanneer de Ooste-wind , en ook an- dere Hoofdwinden , dus weinig in hunne vlakke (treek waaien, word die door de naas- te aanwaaiende (treeken, vervuld ; en men zal gemeenlyk bevinden , dat ’er, wanneer een vvind veelmaal vlak doorwaaic , weinig zy winden uit die ftreek waaien ; terwyl ook •het tegendeel in ’t omgekeerde (tand grypt: welk alles men met eenen opflag in de Ta- felen kan zien; die ons nu brengen tot den Zuid-Oosten»wind. Wegens den Zuid-Oosten-wind heb ik, over den Noorden-wind fpreekende, alree- de gezegd , dat die in Holland ruim zoo veel waait als de Noorde-wind; zynde des- zelfs gemiddeld jaarlyks getal by ons 29, en by musschenbroek 26 dagen. Hy waait meest in den Herfst en in den Win- ter ; zyne kragten zyn gemaatigd, ze klimmen zeer zeldzaam tot 10 of ii kragten , en bygevolg veel minder tot (torm ; ook waait hy al heel naby alle jaaren even veel. Dee- ze Wind komt in Holland , uit Duicschland , over onze grenzen aan Munfterland, Cleefs- ]and, de Provinciën Gelderland en Utrecht. Dezelve dryft het water der Zuiderzee vlak in het Hoorner Hop, tusfclien de (te- den Hoorn en Edam ,* en veroorzaakt ook een laager wal aan de gantfehe Noordhol» landfche Zuiderzee-kust ; het water uit de Maaze, ’t Haringvliet -en de Zeeuwfche Ei- landen, jaagt hy regtitreeks in Zee. Voorts '.voert deeze Zuid-Ooste-wind een zeer ge- E f 3 tem- D E WINDEW, ENZ. ZUID- OOST E- WINC. 410 NATUURLYKE HISTORIE UE temperde lugc mede;waair. des Zomers met WINDEN, een zoel labber koeltje , en gaat dikwils van een vnigtbaaren regen vergezeld: des Win- ters is hy , zelfs by vriezend weer, zoo fner- pend niet als de Noord-Ooste of Noord- weste-wind; en geen wonder, vermits de Zuid-Ooste-wind uit het blaakend Oosten , en het koesterend Zuiden , tot ons komt. 7UIDE- Het Zuide-windje 5 by alle de OudeDich- wiND, ters met zoo veel konst en lieftaligheid be- fchreeven , als een zoele en zagte wind, is, ook in ons Holland, niet minder dan elders, bydie ftreelende en vrugtbaar maakende ei- genfehappen bekend. En *c kan den opmer- kenden Vaderlanderen niet , dan tot eerbie- dige gedagten tot den Wetgeever der Natuu- re , opleiden , als zy gelieven aan te merken ; dat de Zuide-wind in Holland meest waait, in de koudfte Saifoenen , die van den Win- ter en den Herfst; wanneer zy, naar uit- wyzen van onze Maandelykfche Tafel , on- der de Zuiderftreek , eens zoo veel als des Zomers en in de Lente waaien, en dus de koude In ons Hollands Klimaat, tegen de barre Noordelyke en Oostelyke winden , verzagten ; het welk de ftrenge Winters derhalve by ons draaglyker maakt, dan in de Noordelyker Landen. Wy krygen den Zuiden-wind , overVrank- ryk , de Oostenrykfche Nederlanden en Staats-Brabant , regtftreeks in Zuid-Holland ; daar hy het eerst de Maaze tegen de Zuid- hollandfcbe Eilanden doet aankabbelen. De Zuide- winden , zegt mus sc hen- BROEK, VAM HOLLAND. 4ïl SROEK, „ zyn zeldzaam, dewyl zy van de 5, heeter Landen naar kouder gaan;” welke winden, reden waarfchynlyk is , volgens de oorzaa- ken van de bette of koude der lugt, naar welken de Natuurkundigen hunne reden- kavelingen over de winden inrigten. De Hoogleeraar heeft egter het gemiddelde jaar- getal derZuide-winden op 33 dagen gefteld, en dus gelyk aan den Noord-westen-wind , die ook op 33 dagen ftaat aangetekend. Vol- gens onze Zwanenburgfche Uittrekfels waait de Zuide-wind in Holland omtrent 41 da- gen; waaruit volgt, dat deeze wind hier meerder waait dan de Noorde- , Noord- Ooste- en Zuid-Ooste-winden ; en dat de- zelve , met de flreeken Zuid Zuid-Oost tot Zuid Zuid-west half daar onder begreepen, byna gelyk ftaat met Oost enNoord-West. Als men den vlak Zuiden-wind alleen telt, bevind men , dat deszelfs gemiddelde hoe- veelheid ’s jaarlyks loj dag beloopt; en ge- volglyk eens zo veel is als Noord , en min- der dan Zuid-oost, enz. Zie de kolommen onder de gemelde windftreeken. Uit dit laatfte getal zou men dan eenigzins kunnen befluiten , dat de Zuide-wind hier zeld- zaam waait: dog ik laat deeze befpiegeling aan "t oordeel van wyzer en doorzigtiger Natuurkundigen over; te meer, dewyl ik geen kans zie , om reden te geeven , waar- om ’er te Utrecht , daar men den Zuiden- wind over Staats-Brabant , het Land van Al- tena en Vianen natuurlyker wyze veel vlak- ker en eerder heeft , waarom ’er, zeg ik. Ff 4 te t> B WlNDENj ENZ. 4T2 natuurlyke historie te Utrecht zeldzaamer Zuide- of (om rui- mer te fpreeken) Zuidelyke winden waaien, dan op ’t Huis Zwanenburg ; ’t welk veel verder in Zuid-Holland, en digter aan Ken- nemerland ligt. Dit dan daar laatende, zoo valt’er voorts van den gemelden Zuiden-wind , wegens Holland , nog alleen het volgende te mel- den. Hy voert hier te Lande de warmte aan, en is dikwils met regen vergezeld, in- zonderheid des Zomers : ook valt de mees- te Dauw hier met een Zuiden- of Zuidelyken wind ; zoo als uit onze opgegeeven Waar- neemingen wegens den Dauw in ’t naast voorgaande Hoofdftuk blykc. De Zuide- wind waait , niettegenflaande hy bol en lug- tig blaast, al tot vry hooge kragten: men heeft in Holland fomwylen wel een feilen aandrang van wind uit den Zuiden , inzon- derheid by de Zomervlaagen : ik vind hem hier en daar tot 14 kragten aangetekend. Zie de Tafel over de kragt der Winden, hier agter aan op 1764. Men befpeurt hier te Lande nu en dan , in den Zomer, by warm weer , eene foort van Hoozen , of liever Winddooren , onder welken naam die by ’t Gemeen, in Rhynland byzonder, bekend zyn ; deeze Dooren, die niet zoo digt op het water of op het land, als de an- dere bekende Hoozen, maar hooger in de lugt gebooren worden, ziet men veeltyds, als de Zuide-wind ten Westen dringt. Het is boven dien , by ons aanmerkelyk, dat de Zuide-wind veel meerder naar het Wes- ten 3 VAN HOLLAND. 413 ten, dan naar het Oosten trekt; overtref fende de ftreek Zuid ten Westen verre de llreek Zuid ten Oosten , als mede die van Zuid zelve; ook vind men de ftreeken Zuid ten Westen en Zuid-Zuid-West al dik wils op de kragt van 14, dat is naby aan zwaa- ien ftorm , aangetekend ; en deeze kragten vermeerderen ook, naarmaate dat de vol- gende ftreeken den Zuid-Wcsten-wind , tot welks befchouwing wy hier mede overgaan, verfterken. De Zuid- Weste-wind is die , der agt voornaamfte Winden , welke, nevens den Westen, in Holland , het meeste , het lang- lle en het geweldigfte waait; waaiende de Zuid-Weste- en Wcste- winden , van Zuid- Zuid-West, tütWest-Noord-West,ofi\oord- West gerekend , hier alleen zoo veel , als alle de andere winden faamen. M ussceie n- BROEK verfchilt , in de hoeveelheid der dagen , op welken de Zuid-Weste-wind , in ons gewest, ’s jaarlyks waait, niet heel veel met onze optelling: dezelve is, in ons gemiddeld jaar , 66, en op de zyne, 58 da- gen. De natuurlyke oorzaaken , waarom deeze winden hier meerder waaien dan de anderen , kan men hier boven , uit het aan- gehaalde , door MusscHENBROEK zeer natuurkundig ontvouwd zien. Het byge- bragte deswegen genoeg agtende, vervol- gen wy, met het geen wy , met zekerheid, uit onze Tafelen kunnen afleiden. Wy zien in dezelven ten klaarften , dat de Zuid- Weste-wind niet alleen ieder jaar , maar F f 5 ook WINDEN, ttiZ. ZUID- WESTE- WIND. 414 NATUURLYKE HISTORIE DE ook ieder maand, byna even veel waait; WINDEN, niettemin zyn ’er enkele jaaren , waar in hy merkelyk meerder waait, dan gedimrende anderen ; zoo als men in de jaarlykfche Tafel aangetekend vind, op het jaar 1757, wanneer hy 235 maal, dat is 78! dag ge- waaid heeft : omtrent de maandelykfche hoe- veelheid verfchilc het zoo veel niet , als insgelyks, uit de Tafel der maandelykfche hoeveelheid, in de kolommen onder Zuid- West, bemerkt kan worden: en dus is het verfchil van dit meer of min over ’t geheel zoo groot niet, als by de andere winden. Wat voorts de kragten van den Zuid- Westen-wind aangaat , dezelven zyn door- gaans flerk , en veranderlyk in allerleie kragten ; veelmaal komt hy tot 8 of 10 kragten ; en als hy aanhoudend blaast , verlaat hy bykans nooit zyne ftreek, zon- der tot II a 12 kragten op te klimmen, inzonderheid in den Herfst, den Winter, en de Lente , wanneer wy de meeste ftor- men uit den Zuid-Westen of Westen heb- ben. De Westelyke en Zuid- Westelyke win- den zyn onze felle ftormwinden , welken wy in die Saifoenen altoos gewaar worden: want deeze winden vervangen hunnen ge- weldigen aandrang, woeste rukken en vlaa- gen, als by beurte; uit welken hoofde ook de West-Zuid Weste-wind , als wordende door die twee veroorzaakt, ruim zoo fors is als een van die beiden : overeenkomitig hier mede vind men deezen West^Zuid- Westen-wind, inde meergemelde Tafelen van VAN HOLLAND. 415 van Zwanenburg, zoo dikwils tot op 14 kragten aangeweezen. Een oplettende zelfs, die flegts met oppervlakkige aandagt, op wat plaats het ook zy, Holland door- reist, zal terftond duidelyk bemerken, dat de Westelyke-winden , hier te Lande, ee- ne zeer groote kragt oefenen. Overal zal hy het geboomte , de heggen en haagen Noord-Öostelyk , Oostelyk, en Zuid-Oos- telyk, zien overhellen; hy zal allerwegen gewaar worden dat de oudé fchuttingen, huizen , hooibergen of andere hooge ge- ftichten , op haare bouwvallige grondllagen in die ftreek wankelen : nadien de fterkfte wortelen der boomen verlamd, en de aller- vastfte faamenvoegfels der Gebouwen , uit hunne gewrigten gerukt, en door de Wes- telyke winden, met krngt, naar de gemel- de ftreeken overgezet worden : ook vind men in de Kronyken des Lands dikwils ge- wag gemaakt van geweldige ftormwinden , uit den Zuid-Westen. Die Wind is niette- min een van de veranderlyklten , in den Zomer ; dewyl hy dan wel veelmaalen waait , maar niet zeer beftendig: en ’t fchynt den Zuid- Westen wind eigen , met ongelyke kragten te waaien ; zoo dat hy dikwils op denzelfden dag , nu met meer , dan met min- der kragt , waait ; waarom hy ook dikwils op T , 2 en 4 kragten ftaat aangetekend. De Landen en Wateren , waar over wy in ons Land den Zuid-Westen-wind krygen, zyn, een gedeelte van Staats-Vlaanderen , en de Provincie Zeeland; in welke gewes- ten DE WINDEN, ENZ. D E WINDEN, ENZ. 4x6 NATULJRLYKE HISTORIE ten dezelve, over een gedeelte vandeFran- fche kusten , Bretagne en INormandye , door het Kanaal, vlak uit den Westerfchcn O- ceaan, komt aanzetten. En mogelyk, (zoo ik eens gisfen mag,) is dit wel de reden , dat wy , hier te Lande , de Zuid-VVeste- winden , zoo veel en zoo vlak hebben ; ver- mits dezelvcn , in hunne ftreeken , naar Zeeland en Holland, byna geen Landen, ten minften geen hoog gebergte, ontmoe- ten; en dus, zonder tegenftand, over zulk een alleruitgebreidften Oceaan , vlak uit hunne vvestel3’ke fchuilhoeken , door het Kanaal 5 tusfchen Brittanje en Vrankr^^k, tot ons komen : terwyl hunne magtige te- genftreevers, de Ooste- winden , in tegen- deel , alreeds gantsch Afie , en de Zwarte Zee doorloopen hebben , eer zy over Tar- tarye,Podolie, of ook groot en klein Rus- land , Hungarye, en vervolgens over alle de Landen en hooge Gebergten van gantsch Duitschland, tot Holland naderen. Deeze reden fchynt iny te aanneemelyker , om dat de hoeveelheid der vlak Weste-win^ den , in ons Land, merkelyk verfchilt, van die der vlak Zuid-Weste-winden ; nade- maal vlak Zuid- West , in onze Tafel, op 43t ^^3g, en vlak West, naauwlyks op de helft, 2\j dag, getekend ftaat ; daar nog bykomt , dat de westelyke ftreeken vermeer • deren , naarmaate zy ruimer over de Noord- zee of het Kanaal waaien. En het komt my zeer natuurlyk voor , te denken , dat het ten Westen van ons Land liggende Brit- tan- VAN HOLLAND. 417 tanje en Schotland , met zyn hoog geberg- te, hier van eene voornaame oorzaak is; als hebbende de Weste-wind dus , op kor- ter afftand van Holland en Zeeland , meer- der cegenfland , dan de Zuid-Weste wind inde verafgelegenfte ftreeken ontmoet. Dit myn gezegde ftemt overeen met het geene ik by H A R T s o E K E R vinde ; die , na dat hy den loop der Weste- winden , van Ame- rika af naar Europa , beweezen heeft , bladz. 216 , zig aldus uitdrukt. „ Zoo moeten ,, ook door die reede, de Weste- en Zuid- ,, Weste- winden , wel meest altyd en over- „ al in Europa keerfchen en de overhand 5, hebben : en boven al , in Vrankryk en ,, Holland , en zulks wel des te meerder 5, noch , door dien deeze zelve Winden , 5, na dat ze van de Zeekusten van America 5, weeder te rugge zyn gekoomen, terwyl 3, ze de gemakkelykfte weg voor hen zoe- ,, ken te neemen,en in te flaan,wel nood- ,, zakelyk door het Canaal^ langs de kusten 3, van Vrankryk en Engeland heene moe- „ ten glyen.” Wy hebben geen oogmerk hier over breeder uit te weiden ; maar ftel- len dit flegts voor als eene waaiTchynlyke reden , die met het gevoelen van müs- scHEN BROEK zeer wel is overeen te brengen. Als men nagaat dat de Zuid-Weste-wind, over de reeds genoemde ftreeken , op Hol- land aankomt, en de gelegenheid van dit Land daar mede vergelykt , dan valt het niet moeilyk te begrypen , dat alle de Zee- ^y- DE WINDEN, ENZ. VT. WINDEN, £NZ. 418 NATUÜRLYKE HISTORIE f dyken , Ringdyken , Kaden' , en inzonder- heid alle de Maasdyken , zeer veel van dee- zen Zuid-Westen-wind te lyden hebben. Ze liggen toch meest allen West-Noord-West , Zee waards , of Oost-Zuid*Oost , Landwaards, zoo dat de Zuid- Weste- wind, op ’t mee- rendeel der gemelde dyken, vlak aandriii- ge; waar toe de ftreeken Zuid- Zuid- West , en West-Zuid-West ook het haare toebren* gen , waar door gevolglyk alle de Zuidhol- landfche en Overmaasfche Eilanden geweldi- ge aanvallen van deeze Winden moeten uit- ftaan. Dit denkbeeld , vereenigd met dat van de felle waterftroomen aan dien kant, doet ons zekerlyk , niet zonder reden, fom- tyds voor de gedugtfte gevolgen van door- braaken en overftroomingen vreezen: dog tevens moeten wy verwonderd ftaan , als wy in agt neemen , hoe de wyze zorg der Landsbeftierderen , de vlyt der inwoonde- ren, de konst, de tyd, enz. in Haat is, om zulke ontembaare verwoestende water- en wind- wolven, binnen de muuren van hoo- ge en fterke dyken , bellooten te houden. Maar , gelyk ’er zelden een voorwerp zoo zeer gedugt aan de eene zyde is , ’t welk ook niet wederom aan eene andere zyde zyne nuttigheid heeft; zoo is ook de Zuid- Weste-wind , hoe gevaarlyk in zeker op- zigt, in een ander opzigt zeer heilzaam, voor Holland: dewyl Rhynlands boezem, door dien Wind , ten fterkfte , van zyn overtollig water ontlast word. De Zuid* Weste-wind jaagt immers het Haarlemmer- Meer. VAN HOLLAND. 419 Meer- water 5 waar mede alle de Rhyn- en de Amftellandfche wateren gemeenfchap heb- winden, ben , door de Sluizen op Halfwegen , te Spa- rendam en ook te Amfteldam , in het Y, en vervolgens naar Zee , inzonderheid als ’er een Ooste-wind is voorgegaan. Een groot voorregt zekerlyk voor Holland in ’t alge- meen 5 en Rhynland in ’t byzonder ; ’t welk anders , met die wateren , opgekropt zou bly- ven 5 en daar door waarfchynlyk ten laatfte geheel moerasfig worden, By dit alles komt nog, dat de Zuid- Weste- wind, zelden met vorst, maar veel eer met regen vergezeld gaat ; waar door het gras llerk groeit , en het vee veel vroeger ten velde kan gaan, dan met fleurende Oostelyke ofNoor- delyke winden ; te meer , daar de Zuid- Weste-wind veeltyds, in de Lente, warm- te mede brengt. Dit leeren ons ook , door ondervinding , de Rhynlandfche Landlie- den zelven ; van welker natuureigen fpreek- woorden , ik ’er hier weder een , in ’t voor- bygaan, invoege. Omtrent de Westelyke winden, naamlyk , drukken zy zig, over- eenkomllig met ons gezegde, gemeenlyk dus uit. Als ’t Weste windje loeit, Word het Landje droog, en ’t grasje groeit. Deeze en dergelyke rympjés fchynen my al vry natuureigen aan onze Hollandfche Land- lieden ; in welken fmaak ik ’er nog ver- fchei- D E W’lNDtN, ENZ. WESTE- W’IND, 420 NATUURLYKE HISTORIE fchciden zoude kunnen bybrengen ; waar onder hec algemeen bekende: fVest is 't re- gennest, ook behoort. Men heeft ze , niet onvvaaiTchyn]3’k, aan te zien, als overblyf- fels van de bekende Rederykers , in wier tyden de Boerenlieden , op het minde bouw- of land-bedrjT, rymelden:en zeker, fchoon zy in den derkften zin niet hoogdraavend of kondig zyn , zy geeven nogtans ontegenzeg- gelyke proeven van waarheid, en van de kennisfe die onze Landlieden al vroeg van .de gedeltenisfe hunnes Vaderlands gehad hebben. Het dus ver gezegde, tot de voornaam- de Westelyke winden betrekkelyk zynde, leid ons nu voorts natuurlyk tot den Wes- ten-wind zelven. De Weste-wind fchynt , volgens onze Tafelen , nog meerder te waaien dan de Zuid-Weste; inzonderheid zoo men hem met zyne zydreeken ver- ecnigt : want dan is het gemiddelde ge- tal der dagen by ons 73 , daar Ziiid-WesC maar 66 dagen telt : by m us s c h e n b r o e k vind men 77 dagen , welk verfchil van geen wezenlyk belang is. Deezc Wind komt, over gantsch Engeland en Schotland, vlak uit de Noordzee op de Hollandfche kusten aanwaaien; en doet gevolglyk geene omlig- gende Landen aan , eer hy tot ons nadert : dezelve verlaat ons insgelyks, aan den Noord- hollandfchen kant, zoo vry als hy gekomen is; vermits de geheele Zuiderzee, tusfchen Noord-Holland , Overysfel en Gelderland, in ligt ; dog , met betrekkinge tot Zuid- Hol- ; ^ VAN HOLLAND. 42t Holland, word men , inzonderheid in U- trechc en Zeeland, en daar na in een ge- deelte van Gelderland en Staats-Braband , zyne overkomst omtrent gelykltondig ge- waar; fchoon wy zynen aandrang, in Hol- land en Zeeland, het eerst ondervinden. De Weste-wind , zoo vlak op Holland aankomende , fchynt nacuurlyk de meesc- fchadelyke wind voor onze Zeeftranden ; en ’t gevaar, waar voor dezelve ons doet dug- tcn , vermeerdert , naarmaate dat deeze ivind Noordelyker of inzonderheid Zuide- lyker overhelle. Als dit plaats heeft, dan dringen de Zeegolven zylings op de Zand- duinen en Banken aan , en hier door word het zand van de voorde uitfteekende Dui- nen meer zylings afgeweid, dan als de Wes- te-wind vlak door waait : die , fchoon hy het Zeewater tot aan, op, en zelfs boven de Duinen jaagt , en dezelve met geweld onderkabbelt, nogtans tevens het Zeezand der Banken , met zyne ontroerde golven gemengd , tegen onze kusten aanvoert. Deeze Weste-wind ontlast intusfehen we- derom het Y, en jaagt deszelfs water in de Zuiderzee : maakende een laager wal aan de Gelderfche, Overysfelfche en Vriefche kusten ; die dan fomtyds al vry hoog water krygen , en met Westelyke (lormen zeer veel te lyden hebben. De Weste-wind, en de Zuid-Weste-wind kunnen, als algemee- ne Winden , in Holland , worden aange- merkt; dewyl dezelve al vry evenredig in alle Saifoenen en Maanden waaien : dog men Gg ziet D E WINDEI^, £Ni. DE WINDEN, ENZ. 422 NATUURLYKE HISTORIE ziet egter uit onze maandelykfche Tafel, dat de Weste-wind wel het meeste des Zo- mers waait; maar hy ^^erwekt in datSaifoen minder ftormjdan in den Herfst, den Win- ter of de Lente , wanneer hy meerder met lo a iikragten dan met minder blaast, vry dikwils tot 14 opklimt, en lang aanhoud. Ook ziet men , uit de vergelyking der jaa^ ren , in onze jaarlykfche Tafel , dat het waaien van den Westen-wind het eene jaar by het andere merkelyk verfchilt. Want ’er zyn jaaren , daar deszelfs hoeveelheid op maar 25, en anderen, daar dezelve op 164 Raat aangetekend; het welk, gemerkt dit verfchil ook met andere winden plaats heeft , niet dan een natuurlyk gev^olg is. ’t Gebeurt zelden, dat de Weste-wind, hier te Lande , lang agter een doorwaait, zonder dat hy regenvlaagen medevoere ; ook is dezelve in Holland niet guur nog koud , en waait meermaals wel met warmte ; waar over men müsschenbr oek , hier bo- ven aangehaald, kan nazien. Als wy nu eindelyk de overhellingen van deezen Westen-wind nog nagaan na zy- ne naaste Itreeken , dan worden we zeer duidelyk gewaar, dat de Weste-wind ruim zo llerk ten Noorden dringt, als wy hier boven van den Zuiden-wind ten Westen hebben aangemerkt ; waarom dan ook de llormen uit den West-Noord-Westen , niet minder gedugt zyn, dan uit den West-Zuid- Westen ; fchocm de laatstgenoemden meer- der waaien. Dit genoeg agtende, om een Van HOLLAND. 4.13 geregeld denkbeeld van ’t waaien van den Westen-wind, hier te Lande, te geeven, zoo ga ik over , tot den laatflen der agt HooÖ-, of vier Tusfchen- winden van den tweeden rang, te weeten den Noord-Wes- ten-wind; die ons, volgens onze voorge- ftelde orde , nog ftaat te befchouwen. De Noord-Weste-wind waait , in Hol- land , volgens de Zwanenburgfche Lyst, gemiddeld, 45 dagen, en volgens mus- SCHENBROEK, te Utrecht, 33 dagen; ’t welk , vergeleken met de andere gemiddel- de jaarlykiehe hoeveelheid, meer of min, omtrent zoo veel is als de Ooste of Zuide- wind ; dienvolgens is dezelve onder de naast meest waaiende winden, uitgenomen West en Zuid- West, te betrekken. Deeze Noord- Weste-wind waait hier meest in den Zo- mer; fchoon hy ook in den Herfst en Win- ter geen van de minstwaaiende zy : hy is al vry koel; dog niettemin gemaatigd, en op verre na zoo fcherp niet,, als de Noord- Ooste-wind. Zyn geblaas is al vry beften- dig , en gelyk van kragten ; meerendeels waait hy met de kragten van 2, 3 tot 6, 7 of 8 , en word geweldig , zo dra hy flegts tot 10 of elf klimt, als wanneer hy ftyf en vast doorftaat: zelden vind ik hem tot 14 a 15 kragten aangetekend ; ’t welk , gelyk MUsscHENBROEK zig uitdrukt j „ tot ,, groote vreugde ftrekt ; wyl het anders „ onze Zeedyken , en al wat de Noordzee „ fluiten moet, niet zouden kunnen hoii^ „ den.” In deezen bepaalden zin, naam-* G g 2 lyk DE W1RDEN< ENZ. NOORtji WESTE- WIND* 424 NATUURLYKE HISTORIE DE lyk dat hy niet dikwils tot florm korntji WINDEN, heeft men des Hoogleeraars zeggen , „ dat 5? weinig Noord- Weste- winden heb- „ ben 5” zoo ik agt , te verftaan : dewyl men anders van een wind , die 33 a 45 da- gen in een jaar waait , en ook zeker al vry zwaare rampen veroorzaakt, niet wel kan zeggen , dat dezelve weinig waait. Verder fchynt het ons toe, zoo 't ons geoorlofd zy , op het vervolg der rede- neeringe van dien Natuurkundigen , we- Zie bo- gens deezen wind, aanmerkingen, te maa- ven, bl. hen , dat Schotland onzen Noord-Weste- 390* winden niet zeer hinderlyk kan zyn ; de- wyl die winden , regt uit den Noordelyken Oceaan , over de Noordzee tot ons ko- men ‘, en , ten Rrengfte gefproken , flegts een klein gedeelte van Schotland , by Hit- land, aandoen; wel te verftaan in opzigt van Holland. Of nu de Ooste-winden de Noord-Westen kunnen ophouden ? en of de Noord- VVeste-winden , die hier nog ko- men, meerendeels geen Noord-Ooste- win- den zyn , welke over de Noordzee hebben gewaaid , en , tegen de bergen van Schot- land fluitende, wederkeeren ? Deeze voor- ondcrflellingen kunnen, op het gezag van MusscHENBROEK, haare waarfchynlyk- heid hebben ; maar ’er blyft niettemin by my nog ccne fterke twyffeling tegen dezel- ven. Want de tegenovergeftelde flreek van Noord-West is niet Noord-Oost , maar Zuid- Oost ; en deeze beiden loopen , zelfs met hunne afvvykende flrceken, vlak over ’de Noord^ VAN HOLLAND. 425 Noordzee , voorby Schotland. Daar en bo- ven , zoo al de Noord-Ooste-wind , tegen ■de bergen van Schotland Ihiitende, Noord- 'Westelyk wederkeerde , dan zou dezelve eerder over Denemarken , Zweedcn , en de Baltifche Zee moeten wederkeeren , dan over Holland , of de andere nog Oostelyker liggende Provinciën. De Noord Ooste-wind zou dan ook al vry gelyk moeten waaien; vermits zyn getal van dagen, by m u s s c h en- er o e k , maar i o dagen tegen dat van Noörd- West verfchilt ; terwyl , volgens de twee en twintig jaarige waarneemingen op ’t Huis Zwanenburg, waar van wy ons bedienen, Noord-Wcst 9 dagen meer waait, dan Noord- Oost, en maar 4 dagen minder dan Oost. Dog wy laaten dit onbeflist , en vervol- gen ons onderwerp , met te zeggen, dat de riormen uit den Noord Westen, fchoon zy minder dan de Zuid -Westen en andere waaien, hier te Lande zeer gedugt zyn, en ook zeer zwaare rampen hebben veroor- zaakt: waar van Noord Holland, Qom niet van den ftorm uit den Noord -Westen om- trent het jaar 800 te fpreeken ,) van het Marsdiep af tot den Hoek van Énkhuizen toe, en verder benedenwaards , inzonder- heid ook Dregterland , en de vier Noorder- Koggen , van oudsher getuigenisfe draa- gen. Bekend is, om van veele anderen geen gewag te maaken, boven al de vloed uit den Noord-Westen , A°. 1532 , en een nog geweldiger watersnood, met dien zelfden Wind veroorzaakt, A". 1570; toen de. Gg 3 fcy D E winden, ENZ. 4^6 NATUURLYKE HISTORIE D E by Mcdenblik doorbrak , en gantsch Noord- wiNDEN, Holland onderliep , gelyk ook Gooiland, dat vlak op den Noord-Westen-wind ligt. Met niet minder aandrang befchadigt ook deeze Wind den Rhynlandlchen en Kenne- merlandfchen bodem , aan de oevers van ’t Haarlemmer- Meer ; dewyl hy aldaar vlak op de Aalsmeerder, Nieuwveender , Leimui- der, en andere voorlanden aandringt. Dee- ze gantfche ftreek draagt alomme de jam- merlykfte blyken van het Noord-Westelyk geweld , dat aldaar gewoed heeft en nog woed; terwyl de oplettende zorg der Ed. Hoogheemraaden de gemelde Landen , met allekragt, tegen dien gedugten Wind- en Water-kanker, poogt te befchermen. Voor het overige kan men, uit de verdere gele- genheid des Lands , ligt bezeffen , dat de Noord-Weste-wind ook de Maaze , en de Zuidhollandfche Eilanden, in de eerfte aan- komst , al vry vlak aandoet. De ftreeken der agt Hoofdwinden dus af- zonderlyk voorgefteld hebbende, valt het gemaklyk derzelver afwykingen, kragt en hoeveelheid, over te brengen, tot de ver- dere middel.windftreeken ; waar toe de hier nevensgaande reeds gemelde Tafelen ter genoegzaame ophelderinge konnen ftrek- ken; dewelke, vergeleken met het geene wy over de agt voornaame Winden gezegd hebben, geen verderen uitleg behoeven. Wat voorts de ftrekking der ftreeken zelve betreft , zoo als de winden , volgens het Compas , gefteld worden , in ons Land aan te < V ;V JT' |.l - ^ ~ fi : (‘ - .03 I V '■ ' ' -tifZ ■ ■' \ ?0i '■y. - «iV/ij * '5 ‘ > ^.. . ,1'7< - _• J _ • -’■ — . x~ ' •' 1 / *• $: / I 4:,v/. •. '..luV/ifjj,'?/;: ^ rr', v:;.' '" ‘ .rrr»: ,rf . ^'■' / '‘V Vl»,Mf1ff_ ,: r .0 .V; . \ .vl nor. 11 < . , 'i- visu:-V'i *■> • ^.rr :oj • getemperd, en het flil weer is, des avonds , aan onze Zeeftranden , met het daalen der Zonne, een Westelyk iugt- je uit Zee ki^gt; en ook, voor het lyzen der Zonne, veeltyds een koeltje uit den Oost-Noord- Oosten, Oost of Zuid- Oosten befpeurr: "t welk ik by ondervinding weet waar te zyn , en door de bewooners aan onze Zeekusten ook alleszins bevestigd word. Dog vermits ’er nader proeven ver- eischt zouden worden , om deeze foort van Land- en Zee-winden te bepaalen , dan we tot nog magtig zyn , zoo berusten wy voor tegenwoordig by de deswegens ge- maakte aanmerking. Voor ’t overige wy- zen wy den Leezer, met opzigt tot het on- derfcheiden waaien der winden in Holland, na onze Tafelen, die wy hoopen duidelyk genoeg te zyn , om voorts zig zelv^e te verklaaren ; terwyl die geenen, wier naauw- keu- VAN HOLLAND. 431 keurigheid verdergaan mogt, de Tafelen de van Zwanenburg zelve ten hunnen genoe* winden, gen kunnen nazien ; of zig daar van bedie- nen, om nog meerder Uitrekeningen van jaaren , dan ik voorgefteld heb , op te maa- ken. Inmiddels gaan wy, om onze aanmer- kingen raakende de Lugtsgefteldbeid van Holland te vervolgen, en die Hoofdftuk, zo ver ons bedoelde betreft, te v^oltooien , over, tot het befchouwen van nog eenige merkwaardige uitwerkfelen der Lugt en der Winden , hier te Lande. Het een en ander deswegen nog nagaan- de , vestigt zig myne aandagt in de eerife plaatfe op de Hoozen en Wml-dooren of Houw- Mouwen; welker verfchynfels ik voornaam- lyk aan de Winden toefchryf; fchoon an- deren dezelve onder de wateragtige Ver- hevelingen Hellen. Zy konnen zekerlyk , ter oorzaake van de groote menigte waters die zy nederperfen , wel eenigzins daar toe betrekkelyk geagt worden ; dog echter , dewyl dit myns bedunkens, door twee te- gengeflelde winden , die de waterwolken faamenperfen , te weege gebragt word , zo dunkt my , dat zy eigenlyk onder het Ar- tykel der Winden behooren. Musschenbroek befchryft de Hoo- hooxen. zen, onder de wateragtige Verhevelingen , vry naauwkeurig. „ Het gebeurt fomtyds, „ dat twee winden vlak tegens malkander 5, aanwaaijen, en dus de wolken, tusfehen ,, hun beiden in zynde, tot een dryven , faamenpersfen , en aanftonds de deelen „ tot B E ^ WINDEN, £NZ. 432 NATUURLYKE HISTORIE 55 tot water doen verecnigen. Indien dee- ► „ ze winden , een weinig ter zyden (met') 5, malkander bly ven voortloopen , doen zy 35 de ineengeperfte wolken fnel draaijen, 35 eveneens of ’er twee magten aan den bui- 35 tenften ointrek van een rad tegens mal- 35 kanderen over, en met tegengeftelde lei- 35 dingen , drukten 5 welke dit rad zouden 35 doen omdraaijen. Een gedeelte der ver- 55 dikte wolk, dus aan het draaijen gebragt 33 zynde, valt door haare zwaarte uit de 35 lucht naar beneden, krj^gt de gedaante 35 van eenen pylaar ,fomtyds kegelvormig, 3, fomtyds als een rol , maar welke altyd 55 met haare bafis boven vast aan het ande- 5, re deel der dikke en zwarte wolk hangt 5 35 terwyl het toppunt naar beneden ziet. 35 Zodanige pylaaren zyn van veiTcheide 53 dikte 5 daar zyn ’er van 2 of 3 roeden, 3, anderen van 50 roeden dik, wy noemen 3, het Hoozen ^ de Engclfchen PVaterfpouts ^ 3, de Franfchen Trombes de Merd' TAq mus- SCHENBROEK^ bladz. 795 — Deeze befchryving is voldoende genoeg, om den Leezer een begrip van de gedaante der Hoozen te geeven; en wat aangaat der- zelver vreefelyke uitwerking , des wegens vind men by den gemelden Schryver ook voldoende ophelderingen ; waar by , tot vol- komener begrip, en nader verklaaring, ge- voegd moet worden, de zeer wel berede- neerde en naauwkeurige Bcfchouwing van eene Hoos , door den Heer en j. f, DRYFHouxin ’t licht gegeeven ; welke m ^ VAN HOLLAND. 433 het Derde Deel der Verhandelingen van de Hollandfche Maatfchappy^ blaz. 321 en verv. te vinden is. Deeze befchryving kan hier in het byzonder dienen , om ons onder het oog te brengen , op welk eene wyze de ge- melde Hoozen in Holland haare uitwerkin- gen oefenen ; waar omtrent ik hier ter plaatfe ook myne bedenkingen by die der gemelde Schry veren zal voegen. In’t algemeen fliaat desaangaande voor af op te merken , dat de hier boven befchree- ven Hoozen , meest altoos , des Zomers in Holland gezien worden ; in diervoegen , dat ’er zelden Zomers zyn, in welken geene Hoozen , van meer of minder kragt en groot- te, haare uitwerkingen vertoonen; fchoon dezelven niet alt3^d , door zulke naaiiwkeuri- ge waarneemers , als den Heer dryfhout, befchouwd worden. De iHoozen zyn aan meest alle de Hollandfche Land- en Zeelie- den over bekend; dog veelen onder hun ftellen zig nogtans eene Houwmouw of Winddoor voor , als eene Hoos ; ’t welk echter veel verfchilt , zoo wel in de ge- daante als in de uitwerking. De Hoozen ontftaan , hier te Lande , meest over de vlak- ke Landen en wyde Aleeren , uit twee te- genllrydige winden, die door geene bos- Ichaadjen of bebouwde llreeken verhinderd worden , en de lugt faamenperfen. Ze ftor- ten vervolgens, wanneer zy tot de eene of andere windftreek overhellen , en voort- dryven, eene ontzacbel^’ke menigte water uit. Men merkt gemecnlyk aan, dat zy, in D E WINDEN, ENZ. 434 NATUURLYKE HISTORIE DB in haar voortdryven, een piepend geluid WINDEN, maaken, als dat van veele zingende voge- len. In haare geboorte , fchynen zy,uit op* en nederdaalende wolkfnazels , die zig in de gedaante van dikpuntige draaden vertoonen , te worden faamengefteld; in haare verdwy- ning vermindert haar voortgang, naarmaa- te dat haare kragt , en de wind die ze voort- dryfc , afneemt; of dat zig deeze water- wolken met andere verhevelingen vereeni- gen. In haaren voortgang houden zy eene regte Itreek, en drukken alles wat zy ont- moeten omverre; zelfs voeren ze fomtyds, in haaren draaikring, de zwaarfte hoornen en gebouwen mede, en rukken wel eens alles , hoe vast door de natuur , of de bouw. konst , aan het aardryk verknogt , met ge- weld uit zynen ftand. Veele gevallen zyn hier van tot onloochenbaare getuigen: raa- kende die Ploos , welke de Heer dryfhout heeft waargenomen , vind men in deszelfs verhaal , ten deezen aanzien , wel byzonder gemeld ; dat het , toen dezelve boven de wooning Oud Roozenburg kwam , zeer hevig begon te ftormen. Dat voorts de Hoos, fterk heen en weer (lingerende, haare eer- fte uitwerking deed, op eene van fteen ge- bouwde wagenfchuur , zeventien of agtien voeten hoog , dewelke zy genoegzaam ge- heel en al ter nederfloeg. Dat de Hoos ver* volgens een groot gat in het Rietendak van het Boerenhuis maakte, en wyders zeven zwaare Ypenboomen, van over de vyftig jaaren oud , omverre wierp* Dat daar op een VAN HOLLAND, 435 een zeer hevige ftortregen , zig binnen den omtrek van gemelde wooning bepaalende, volgde ; terwyl ook een wagen met hooi gelaaden , aldaar onder den hooiberg ftaande , in een oogenblik het onderfte boven gekeerd wierd. Na het afloopen van dit alles heeft men , niet alleen den wagen boven op de laading hooi, maar ook het riet of het dak van flroo, als mede de afgerukte takken der boomen , geheel tot in de Zeeduineii toe, gevoerd gevonden. Dergelyke vreefelyke uitwerkingen zyn ’er van de Hoozen in Holland meerder be- kend. Musschenbroek heeft ’er eene gezien , ,, die , over de ftad Leiden heen loo- 5, pende, eene menigte zwaare lindenboo- 5, men, over de honderd jaaren oud, uit „ den grond rukte, omverre fmeet, veele ,, gevels, daken en fchoorfteenen indoeg, ,, en eenen dikken ysren fpil op eenen toorn „ gantsch omboog, de koopren vaan ’er „ op flaande in een rolde ; en door de bui- 5, tenfte afgevlooge waterdeelen als een 5, tweeden Zundvloed maakte ; loopende 5, meteen vreefchelyke fnelheid voort, en 5, met een gedruisch , als of ’er honderd „ wagens hollende over een Straatweg 5, voortgetrokken wierden.” Volgens Voorvaderlyke berigten,en aan- tekeningen, is ’er, in het jaar 17 J4, eene diergelyke Hoos over Leiden heen gerukt; die , in haare loopllreek voortgaande , een Molen aan de Maarnepoorte van zyne wieken beroofde ; vervolgens het Gasthuis en DB WINDEN, ENZ. DE WINDhN, tNZ. T>eginz» der Na- tuiirk. , bl. 253, 254. 436 NATUURLYKE HISTORIÉ en deszelfs Tooren, van pannen en daken ► ontblootte , en , regtftreeks tusfchen de Koe-* en Wicte-Poort , de Stad met een vreefelyk geluid verliet ; terwyl alle de huizen en boomen , daar dezelve over heen geloopen was , zeer veel hefchadigd waren. Het komt my waarfchynlyk voor dat het dezelfde ge- weest is,dieMUSscHENBROEK befchry ft ; veele lieden, die nog leeven , zouden ’er ons wel omftandiger berigt van kunnen me- dedeelen. In de Schriften van hartsoeker vind men ook gewag gemaakt , van eene Hoos , of Wolkkolom, gelyk hy dezelve noemt, die boven al zeer geweldig geweest moet zyn. Dezelve trok, in het jaar 1674, op den 29 July, regt over Holland heen, veroorzaa- kendc van het eene einde tot het andere, de allergeweldigfte verwoestingen. En drie dagen daar na volgde , naar zyn veerbaal , eene andere, die van nog veel heftiger uit- werking was , langs een byna evenwydigen weg met den voorgaanden. In Utrecht wa- ren byna alle de huizen hefchadigd, en de Domkerk ter nedergefmeeten , zonder dat egter de Tooren eenigen wezenlyken ramp onderging ; dezelve vernielde, of befcha- digde ten minfte , byna alle de andere Too- rens der Kerken van die Stad; rukte boo- men uit de aarde » die van eene wonderbaa- re en ongemeene dikte waren ; en veroor- zaakte meer andere dergelyke rampen en verwoestingen , langs den geheelen weg heenen , dien hy genomen had. In Van HOLLAND. 437 In mynen leeftyd zyn my, door de Zee- lieden van Katvvyk , tweemaal , verre in Zee, Hoozen aangeweezen; het gezigt van deee- Ec is myn geheugen eenigzins ontvlooden : de tweede herinner ik my nog met fchrik ^ vermits haare uitwerking het vergaan van een Hoekerfchip voor myne oogen veroor- zaakte. De Haart of het nederhangende ge- deelte van deeze Hoos fcheen my van ver- re eene regte even breede kolom te zyn, die door eene groote zwaare zwarte wolk gedrukt wierd, welke met dezelve iangfaam voortliep : in korten Hond was de geheele lugt daar op zeer duister betrokken , en de Zee wierd door den wind en de regenvlaa- gen gantsch onftuimig. Zoo ik diestyds ge- dagt had, dat my hier nader waarneemin- gen, in dit onderwerp, zoo wel te pasfe zouden hebben ^gekomen , had ik dezelve ongetwyfeld oplettender gade geflaagen, en zou dus nu in Haat geweest zyn , om de- zelve naauwkeuriger te kunnen befchry ven. Dit niet zynde, moet ik het thans by ’t ge- zegde laaten berusten; ’t welk te minder nadeelig is, om dat al het bovengemelde genoegfaam geagt mag worden , om aan te toonen hoe gedugt de Hoozen ook in dit Land zyn. Die begeerig is dit verder na te gaan , die ieeze vooral de reeds aangehaal- de befchry ving en waarneeming eenerHoo* ze, van den Heere dryfhout. ' Het verhaal van dien Heer komt my gantsch voldoende voor , en ik ftem deszelfs befluit deswegens gaarne toe 5 dog my Haat tl h hier D S WINDENj WINDEN, £NZ. 438'. NATUURLYKE HISTORIE hier nog eene bedenking te opperen, van zeker Moogleeraar in de Natuurkunde, my' medegedeeld. Na dat ik hem deeze myne Verhandeling had overgegeeven , en het gevoelen, zoo van den Hoogleeraar Müs- scHENBROEK, als van den Heer dryf- HouT voorgefteld , om daar omtrent, ge- lyk ook wegens de andere Stoffen van dien aart , niet alleen op my zelven te vertrou- wen, zoo ontving ik, benevens een heusch antwoord , eene zeer aanmerkelyke beden- king, en proeve, toepasfelyk op dit onder- werp; welke ik alhier woordelyk, uit de Franfche taaie in het Nederduitsch overge- bragt, zal laaten volgen. 3, Onder de uitvverkfels van den Wind, ,, na gefproken te hebben over de Hoo- 3, zen , ( Trombesde Mer^') zoud gy een woord 33 kunnen zeggen, van het geene ’er ge- 3, beurt , wanneer de wind eene wolk, 3, met Eleftrike floffen gelaaden , aanftuuwt 3, tegens eene andere die niet Eleclriek is. 3, Als dan word ’er eene blikfemvonk ge- 3, vormd ; op die zelfde wyze als ik een- maal zag , dat de rook , van een perfooii 3, die tabak rookte , terwyl hy geëleftrifeerd „ wierd , den rook , die uit den mond van „ iemand , die niet geëleftrifeerd was , „ vloeide, ontmoetende, eene vonk, of 3, eene foort van blikfem in ’t kleen,in het ,, midden der lucht, voortbragt. Dit ver- 5, Tchynfel wierd gevolgd, van eene fterke „ beweeging in de twee rookwolkjes, diö 33 zig.in een verwarden; deeze twee rook- - 3, wolk- Van HOLLAND. ’ ' 439 ^•5 wolkjes formeerden eenigen van die Cir- dh 3, kels, welken men gewaarword, als de 'vindewj •35 rook zig meerder faamgedrongen bevind; 35 en , door een gelukkig geval , zag men dee- 33 ze Cirkels onderling regens een botzen.” Of nu deeze ^Proeve genoegfaam met dé uitwerkingen der Hoozen is overeen 'te brengen , zou nader bevinding vorderen. Het is zeker niet onwaarfchynlj^k; dat ’er in de lugt eenige Eleélrike, en niet Eleftri- ke wolken, door eene dergelyke botfing^ of aanraaking, elkander ontmoetende, ook eene geweldige uitwerking, gelyk aan die der Hoozen , kunnen veroorzaaken. Het op en nederdaalen van waterfnafels , vol- gens den Heer dryfhout, geeft zeker een denkbeeld van eene fterke aantrekkendé en afftootende eigenfehap in de Hoozen; dog men ziet de Hoozen niet vonken ; èii word, voor of na dezelven, geen blikfeiri gewaar. Deeze proeve fchynt dan eer tot den Donder te behooren; en het een eri het ander komt minder als volkomen zeker dan wel als waarfchynlyk voor ; waarom wy ’t ook alleen , ter nader overweegingê voor de onderzoekers , hier ter plaatze heb- ben ingevoegd. Naast de tot dus ver befchreeven Hoö- móu#- Iten, komen de Houwmouwen in aanmer- king; in welk uitwerkfel van den Wind, dezelfde oorzaaken fchynen faamen te loo- pen, als in de Hoozen. Dit aanmerkelyk onderfcheid is ’er echter in , dat de Houw- mouwen , of de Houwen , volgens k i* Hh a MAAN^ BE WINDEN, £NZ. 440 NATUURLYKE HISTORIE LiAx\N,in DRYFHouTs bcfchryving ge. meld» altoos met fraai ftil weer komen, z\g. dikvvils zonder regen vercoonen , gantsclx laag langs den grond loopen , en van geen uitgebreide kragt vergezeld zyn, als blykt uit derzelver uitwerkingen ap de Haarlem- fchc Bleekeryen. De Heer dryfhoüt meld ons desaangaande , in de bovenge- noemde Verhandeling 5 bladz, 374, 375, 5, dat de Houwmoumn maar eenen rigtflreek 5, volgen , en wel van zoo een geringe breed- 5, te , dat dezelve-, omtrent de Haarlemfche y, Blekeryen , daar ze inzonderheid bekend 5, zyn, pasfeerende, te meermaalen flegts 35 op de eene fchade doen , zonder op de 3, andere daar by leggende Blekeryen byna 3, befpeurd te worden; zulks men aldaar 3, een diepe rust geniet, ter wyl op de naast- 5, gelegene, daar de Houwmomv pasfeert, 3, alles in rep en roer is , om de daar van 3, gevreesde fchade te verhoeden; en men 3,, de Houwmouw aldaar in eene fchuinfe di- 3, rcélie van den grond ziet opnemen ge- 3, heele,.fchoon doornatte, Webbens Lin- 3, nen , en, dezelve een geruimen tyd recht- 3, ftandig in de hoogte opgehoiióen heb- 3, bende , vervolgens wedero-m zeer befcha^ 33 digt 3 fomtyds op eene vreemde wyze 35 door een gellingert-of gefcheurt,ja zelfs 3, ook wel zeer zwaar geknoopt , en alte- 35 mets wel vyftig roeden verre van de 3, plaats 5 daar ze opgenomen zyn , op het ,5 Veld of ook wel in de Boomen,ziet ne- 35 dervallen. ’’ Soortgelyke uitwerkingen VAN HOLLAND. 441 der Houwmouwen ondervind men, hier in Holland, meest alle Zomers; inzonderheid in de maanden Juny, July en Augustus; wanneer men, hier te Lande, warme dagen heeft , en de Zuide- en Noorde-winden waaien, ’t Is den Landlieden niet zeer vreemd in den Hooityd , als ’t Hooi op hoopen flaat, te zien, dat ’er, door eene Houwmouw, verfcheiden hooi-rooken of hoopen , ’t on- derfte boven geworpen worden , tervvyl de naastgelegen ongerept blyven ftaan. Men ziet in zoodanige gevallen meermaals , dac het opgenomen hooi dier hoopen , door de' kragt der Houwe medegefleept, op de na^ bj^gelegen velden , en fomwylen veel ver- der vervoerd word. Aan deeze uitwerkingen der Hoozen en Houwmouwen heeft men ’t ook toe te fchry- ven , dat men fomtyds vreemde , en aan de lugt oneigen lichaamen ,uit de lugt ziet ne- derdaalen ; welke verfchynfels bekend liaan , onder den naam van Wonder-regens ; als daar is het regenen van gras , verbrande floppels , kikvorfchen , visch., kroos, enz. Verfchynfels van die natuur, voor zoo ver zy waarlyk plaats hebben , (terwyl we ee- ne reeks van fabelagtige vertellingen des- wegens daar laaten ,) worden van hun , die de oorzaak niet bevatten , voor bovenna- tuurlyke verfchynfels, of wonderwerken , gehouden ; dog het valt den zulken , die weeten , dat de Hoozen en Houwmouwen alles , wat zy in haare loopftreeken ont- jnoeten,mede fleuren, niet moeilyk de na- II h 3 tuiijt- BS WINDEK, V «' F^NpEN 442 NATUURLYKE HISTORIE tuurlyke reden hier van ann de handtegee» ven. Men ziet ’er nu en dan in Holland voorbeelden van; maar zelden worden de opgebeven en medegedeurde lichaamen heel verre van de plaats, daar zy opgcnomeii zyn, vervoerd; ten zy het zeer ligte ftof- fen zyn , die , door haare ligcheid , zelfs ^et een maatigen wind voortdryven. Dus zag men nog onlangs , by het droogmaaken der Haferswoudfche Plasfen , de verbrande ftoppels, byna dagelyks, wel een uur in bet ronde, door de lugt zweeven; en dit ziet men veeltyds by diergelyke gelegen- heden. ’t Heugt my , dat ik , op zeke- ren tyd, langs den Nieiiwendyk, den Dam en KalverRraat te Amfteldam gaande, ge- waar wierd , dat ’er eene menigte van zwar- te vlokagtige Hofjes op de klederen van my en die der andere voorbygangeren , als me- de op de huizen en ftraaten nedervielen ; ’t welk ik toen, aan ’t huis van de Druk- kers deezes ingegaan zynde,- bevond, niet dan zeer ligte verbrande ftoffen van ftop- pelen te zyn, die, van het een of ander naby gelegen veld, over Amfteldam , heen gewaaid waren. Men vind , op eene foort- gelyke wyze, gewag gemaakt van Wonder- regens, die uit een groen en roodagtig wa- ter beftonden ; hoedanig gekoleurd water meermaals door de tusfehenkomst van bloe- delooze diertjes , of flym en groen van wa- terplanten, geverwd, op fommige plaatfen IA, pns Land nedergevallen is ; na dat het poelen en flooten x niet het water- V ' ’ ver-. VAN HOLLAND. 443 vermengd, in de Iiigt was opgeheven. De ©e oplettende swammerdam heeft deeze winden* foort van verfchynfels reeds natuurkundig uitgelegd , in het Eerfte Deel van zynen By- hel der Natuure 89 en 90: daar hy ons onder anderen meld , dat het water by ze- kere gelegenheid als bloed geverwd was, door eene menigte van roode bloedelooze diertjes; die ook, op zekeren tyd, door den Hoogleerar schuil te Leiden ont- dekt zyn geweest; waar van wy, onder het Artikel der Bloedelooze Dieren , nader fpreeken zullen. Dit dan voor tegenwoordig genoeg ag- wind- tende , keeren wy weder tot ons onder- werp , en vervolgen onze taak met de be- fchouwing der Winddooren en Dwarrelwin- den. De Winddooren zjm, in haare uit- werking , gelyk aan de Houv^mouwen ; en ’t is te denken , dat hier tusfehen geen on- deiTcheid plaats heeft, dan in den naam; die op de eene plaats ftand grypt, en op de * andere niet. Ten miniten , aan den kant van Rhynland, by Leiden , omtrent het Haarlemmer-Meer , en daar omftreeks, is de naam van Houwmouw onbekend, en die van Winddoor zeer gemeen. Ook is de be- iiaaming van Winddoor niet onnatuurlyk; vermits men dit uitwerkfel van den Wind, in zyne loopftreek, in de gedaante van een Eidoor, of een opgeblaazen Lugtbel, van verre al draaiende ziet aankomen: ’t welk men inzonderheid gewaar kan worden , op ruime wateren, als het Haarlemmer-Meer, ^ Hh 4 daar DS >VINDEN; fNZ. DWAR- REL- ,W5NDEN. 444 NATUURLYKE HISTORIE I daar zy aan de Schippers zeer bekend zyn.. . Zy komen meest altyd op met ftil weer, zelfs met eene heldere lugt,en fbmtydszoo fchielj’k en onvervvagt,dat eeneZeilfchuit, die naauwlyks voortdryft, eensklaps wor- de omgefmeeten, en de Schipper, die, ge- rust op de ftilte, aan het roer zit, geen tyd hebbe om het zeil te ftryken; *t welk zoo het fpoedig geichied , het beste middel is , om het ongeval te myden , ten zy men het gereedelyker na den wal houden kan. Zoo onverwagt en fehielyk als deeze Doo- ien nu en dan komen , zoo fpoedig zyn zy ook weder v^oorby; zy dry ven nu hooger dan laager boven het water, en zyn naar geraade hier van meer of min gevaarlyk; dog ze gaan zelden met regen vergezeld , en na dat zy geweeken zyn, blyft het dikwils weder ftil. Zoo is 't juist niet gelegen met de Dwar- relwinden; want deeze vallen meest als ’er reeds eenige wind is , en inzonderheid als ^er veel regenwolken , voor , of na , en midden in de donderbuien , dryven ; waar door ze ook veeltyds, als kennelyker, ge- maklyker te ontgaan zyn. Een bedreeven Schipper kan ze vermyden , of liever hun- ne felfte rukken te gemoet zien , als ’er ee- ne donkere wolk of bui komt aanzetten ; van verre ontdekken zy dezelven op het water , ’t welk fterker opbruischt ; hoeda- nige kentekenen van ’t aankomen of veran- deren der winden, zy ook by andere ge- legenheden weeten te zien. Ik heb my dik- VAN HOLLAND. 445 wils 5 met verwondering, door de Schip, pers laaten onderregten om het ook te kun- nen ontdekken; dog ik bevond, fchoon ik het naderby wel zag, dat ’er ondervinding en oefening by behoorde om het zoo ver af te zien als zy, Dikwils weezen zy my zulke windftreeken op het water, en wisten juist te zien , van Schip tot Schip , waar de rukwind was, hoe dezelve voortging, en wanneer ze tot ons kwam: als het zelfs maar een maatigc wind waait , zien zy aan het wa- ter, of ’er meer wind aan komt; noemen- de dit hier tp Lande een bruintje , zeggen, de , daar komt een bruintje. Wat verder de Dwarrelwinden nog betreft: het onderfcheid tusfchen dezelven , en de Hoozen of Doo- ren , beftaat voornaamlyk hier in ; dat zy met een feilen ruk nedervallen , en zelden zoo lang duuren,en zoofterk doorgaan, als de Hoozen. De Dwarrelwinden kunnen zelfs , uit den tegenftand van hooge ge- bouwen gebooren worden ; waarom men dezelven veekyds by Kerken en hooge Toorens befpeurt. Ik heb meer dan eens, by de Hooglandfche Kerk te Leiden , de menfchen, door dergelyke Valwinden, wel twee huizen ver, en verder, zien opnee- men , en ter nederflaan. Een knappe Zeil- fchuit en bedreeven Schipp‘er wierd , met Schuit en al, nog onlangs door een Valwind of Dwarrelwind , die tusfchen twee groote timmerfchuuren , digt by myne wooning, uit een Herken Zuidwestclyken wind ge- booren wierd, glad omver gefmecten: zoo II h 5 dat D B WINDEN^ ENZ, DE T/INDF.N, £NZ. WIND- iüOM£N, 446 NATUURLYKE HISTORIE dat de Dwarrel- en Valwinden ook doen zien, hoe ontzachelyk het Lugt-Element, door toedoen der Winden, zyne gediigte uitwerkfels in Holland heeft. Behalven deezc uitwerkfels der Winden, en derzelver byzondere benaamingen , hier te Lande, is ’ermy nog een voorgekomen, die my kortlyk te melden Haat. Het ver- fchynfel , dat ik bedoel , is by de Schippers en Buitenlieden bekend, onder den naam van Windboomen. Als deeze Windboomen gezien worden , vertoonen zy zig wel meest by het opgaan der Zonne : ze zyn niet an- ders dan zeer lange dunne wolken , die uit een gemeen middelpunt voortkomen , en met ftreepen als uitgebreide Vlammen 7 zeer verwyderende eindigen ; even als een fchuinsch liggende trechter , of als een waaier in ftraalen uitloopende. Dezelven zyn doorgaans zoo groot, dat zy zig van den eenen Gezigteinder tot aan den tegenover- geftelden uitbreiden; dog dan zyn ’er ook twee zoogenaamde Windboomen, die, met hunne waaieragtige uitgebreide ftreepen , in elkander loopen. Deeze zoogenaamde Wind- boomen , zegt men , zyn twee tegen over elkander ftaande windftreeken , volgens welken de winden dien dag waaien zullen ; en zoo de een* zig verder uitbreid dan de ander , wil men , dat de wind van die ftreek , waar uit dezelve komt opzetcen , de over- hand zal blyven behouden. Ik heb dit al vry dikwils bewaarheid gezien , dog of het altyd-zoo zeker gaat, durf ik niet vast be- paa- VAN HOLLAND, 44?* paaien. Dit kan ik ’er met zekerheid van de zeggen ; dat zy vaster ftand houden dan an- v/ikdem; dere wolken, en zig ook zeer hoog vertoo- nen ; als mede, dat men ze zeer lang ziet ftaan , en langzaam vcrvvyderen ; zoo , dat ze zig menigwerf , wanneer men deze! ven reeds met den dageraad ontdekt heeft, nog tot ’s middags als ftreepige wolken vertoo - nen. Anderen noemen een Windboom of Windftreek die witte wolkagtige ftreepen, die men by ilarrelicht veel ziet, en in ’tge- meen de Melkweg genaamd word. Schoon nu deeze Windboomen niet anders dan voorwerpen van befpiegelinge zyn , die al- leen volgens de ondervinding van ’t ge- meen , zoo verre ik weet , tot nog toe befchouwd worden \ zoo agt ik nogtans, dat het niet geheel nutloos is dezelven hier te gedenken: te meer, dewyl dit verfchyn- fel , fchoon gemeen , en dik wils te zien , eg- ter altoos de aandagc des aanfehouwers met meerder verwondering na zig trekt , dan de dagelykfche wonderlyke vertooning, en dooreentuimeling der wolken. ‘ Hier mede van dc Winden , en de overi- ge byzonderheden van Hollands Climaat, • en Lugtsgefteldheid , afflappende, laaten wy de befchouwing van den verderen algemee- nen loop der Natuure, met betrekking tot de Hemellichten, berusten ; zonder ons te verledigen tot het nagaan van de Getyden, de Langte en Kortheid der dagen en der nachten; de Verfchyningen der Planeeten, Corneeten , Eclipfen , en meer dergelyke be- 443 NATUURLYKE HISTORIE BE befpiegelingen. Dit alles tog zou eerder WINDEN, tot dc Sterrekunde in ’t algemeen behooren, dan bctrckkelyk zyn tot de Natuurlyke His- torie van Holland in ’t byzonder. Men kan • ook deswegens , voor zoo verre het alge- meene betreft, genoegzaam te regt komen inde gebruikelyke Almanakken; en zoo ie. mand hier omtrent nadere berigten begeert, het mangelt tegen woordig ons Holland, geen- zins aan bedreeven Mannen , die in dit deel der Natuurkunde uitmunten , en ’t geen Hol- land bepaaldlyk betreft, met aandagt waar- neemen. Ten getuigen hier van zyn dc be- roemde Verhandelingen der Hollandfcbe Maat- fchappye^en andere periodike , eti byzondere Schriften ; waaronder de waarneemingen der Heeren lulofs, klinkenberg en struik, ten hoogften uitmunten ; uit welken men des- aangaande zyn volkomen genoegen kan er- langen. Een ieder, dien het lust dezelven te doorbladeren , zal zig daar ten overvloede voldaan vinden, omtrent die kundigheden, welken wy of kortlyk gemeld, of onaan- geroerd gelaaten hebben, en waar in wy, buiten voorgemelde redenen van derzelver agterlaating, nederig bekennen zoo bedree- ven niet te zyn , als wel in andere Natuur- kundige ftofFen; die wy vervolgens tot ons onderwerp zullen neemen, na dat wy, ten üot van dit gedeelte der Natuurlyke His- torie van Holland , het dus ver gezegde , ma- kende de Wateren en Vloeilloffen , in ee- ne fchetswyze rangfehikking gebragt zullen Iicbbcn. NE^ "West Oost LANDEN net f : N& I VAN HOLLAND. 449 NEGENDE HOOFDSTUK. IFaar in de Wateren en Floeifloffen , in dit Deel verhandeld , in eene Rangfchikkende Orde voorden voorgejteld. De voornaamfte zaaken , die tot de Lugtsgefteldheid van Holland betrek- king hebben , dus korclyk afgehandeld zyn- de, zoo zouden wy gevoeglyk tot de Na- tuurlyke Historie der Gronden kunnen over- gaan ; dog het ‘verhandelde is alreede zoo veel uitgedyd , dat ik ’er de befchryving der Delfftoffen des Lands , met de vereischte juistheid , niet zoude kunnen byvoegen , zonder dit Boekdeel tot een al te groote uitgebreidheid te doen aangroeien. Hier- om ben ik te raade geworden, dit Deel liever te befluiten, met eene rangfchik- king van de in dit Stuk verhandelde llof- fen; en een korte fchetfe op tegeeven, volgens welke men de wateragtige en vloei- baare flofFen , die in Holland voorkomen, by, rangen en geflagten kan kennen en on- deiTcheiden : waar door ik tevens aan my- ne beloften zal voldoen , van zo veel my mogelyk is , eene rangfchikking in *t oog te houden. Om dit op eene geregelde wy- ze uit te voeren , zal ik my byzonder be- dienen, van de Waterkunde (^Hydrologia y) van den beroemden j. gooschalj^ wal- LE- RAN©- SCHIK- XING. 450 NATÜÜRLYKE HISTORIÉ n/vNG- L E R I u s , overeenkomflig met de Hellingen SCHIK- grooten boer have; nogtans met die bcpaaling , dat ik dit faamenftel 'fche'tsvvyze zal voordellen , zonder den’Au- theur in zjme uitgebreidheid na te volgen; en dat ik dit onderwerp ilegts met betrek- king tot Holland zal behandelen. Volgens deeze fchikking, deelt men het Water-Ryk 5 of dat der Verhevelingen , of zoo men wil, der Vloei ft ofren , by fom- migen , als een vierde Ryk der wezens, liegnum Chaoticum genoemd , op deeze wy- ze, in eenc Rangvolgende orde. TAFEL DER WATEREN) EN DERZELVER GÈSLx\GTEN. CL/.SiEN. A ORDEN. rangen. GESLAGTEN. r Alge- meene zoete, zuivere wate- ren. I. Alge- meen zoet water , f i.Zoet water, ^ i. Dauw. 1 ’t welk vloei- 1 2. Mist of Nevel. Regen. Waterftraalen of Waterbuizen. g baar van den"> 3 I Hemel neder- j 4 ^daalt. L ’t welk C 2. Zoetwater, ^ van den 1 ’t welk faa- ^ welk faa- Hemel meivchoid << neder- daalt. 2. . van den Hemel i V^nederdaalté Rym of Ryp. Yzel. Hagel. Sneeuw. CLAS-. VAN HOLLAND. 45 1 CLASSEN. ORDEN. . RANGEN. GESLAGTEN.. r , fl. Levendige, fi. Fontein of Broft*» uit de Aarde vloeiende zoete watC' ren. vvafer. 2. Beurtlingsopwel** lend water. < 3* Opgestend Fon- tein-water. 4. Put. of Wel- water. L5* Rivier* water. ‘ 2. Alge- meene zoete wate- ren, die uit de Aarde vloeien. 2. Stililaande zoete Aard. fche wate- ren. , 3. Zoete ^ Meer- wate. ren. 4- Verharde Zoete Aard- fche wateren. 1. Poel -water. 2. 'Moeras water. 1. Meer- water 2. Meer- water , ^ welk door de lugt word veranderd. 3. Meer- water, met fominige lichaa» men vermengd. ^ I. As. L fi. Zout Zee-wa^ B. Alge- f Algemee- meene 1 ne ^i. Vloeibaare Zoute Aard- fche wateren. Zoute ^ te wate- " J 2. Zout Rivier-wa* ter. I 3. Zout Meer-wa* L ter. wateren. | ren der L Aarde. 2. X^erharde f zoute Aard-'< ^ L fche wateren'. ^ , Verhard zout water- AA. CLAS5EN. C. Mine* raale wa- teren. 452 NATUURLYKE HISTORIE ORDEN. RANGEN. GESLAGTEN. r: r I. Vlugge geestryke Hemelwa- teren, met Mineraale Geesten be- zwangerd. Vlug geestryk Hemel- water. 1. Vlug geestryk Hcmelsch Vitri- ool-water. Vlug geestryk Al- kalyn Hemel -v/a • te^,metPhospho- rike Zouten. V lug geestryk Al- kalyn Hemel-wa- ter, zonder Phos- phorike Zouten. f. Koude Mineraa* Ie wate- ren. 1. Vlugge geestryke Aardfchc Mineraale 4 wateren, met vaste Mineraale ftoffen be- zwangerd. \ '“l. Vlugge geestryke Mineraale wate- ren , met Aard- ftofFe vermengd. 2 Vlugge vitriool- houdende Mine- raale wateren. 3. Vlugge Aluin- houdende Mine- raale wateren. 4, Vlugge M ineraa- Ie wateren , met gem.een Zout be- zwangerd. j. Vlugge Alkalyne Mineraale wate- ren. 6. Vlugge met on- zydige Zouten vermengde Mine- raale wateren. 7. Vlugge Ammo- niakaale Mineraa- J Ie wateren. CLAS- VAN HOLLAND. 45i CLASSEN. ORDEN. RANGEN. GFSLAGTEN. 8. Bitumineufe of vlugge zwavelag' tige Mineraale wateren. 9. Arfenicaale Ml» L neraale wateren. L f 1 . Zuure yzeragtigb Mineraale wate- ren. Zuure geestryke Mineraale wateren. I 2. Zulir Zeezout be- I zittende Mincraa- Ie wateren. 3. Zuure Alkalyne Mineraale wate- ren. 4. Zuure onzydigé Mineraale wate- ren. r 2. Warme Mine- raale w'a- teren , Bron- w^ateren , Bad-wa- teren. . Eenvoudige Ó- Eenvoudige C/r»; r \ Vle) warme Bron- ijimple) I Bad- of 1 wateren. Bron-wate- 2. Eenvoudige ten. 1 geestryke warrné I Bronv/ateren. 2. Mineraale zwaare, of ftoffelyke J warme Bron-wate- ren. r I. Yzer , Vitriool warme Bron^ wa- teren. 2. Alkalyne warmb Bron-wateren. 3. Onzydigé waf- me Br on- wateren* R AKG- SCHIK- KING, 45+ NATUURLYKE HISTORIE Het hoofdonderwerp deezer Tafel is het Water» Dit hebben wy, in onze Inleiding^ genoemd, eene meerendeels vloeibaare nat* te doordringende Hoofdftoffe ; onze Au- theur geeft van hetzelve deeze omfchryving. I. Het is vloeibaar tot eene zeer middel- baare warmte ; dog verhardende tot een vast of bladagtig lichaam, dat men Ys noemt. a. In zyn vloeibaaren ftaat maakt het nat; te vveeten als het zig vast zet in de pooren der lichaamen , daar het in- dringt; en dit noemt men Vogtigheid. 3. Alle water, het zy vloeibaar of be- vroozen , is doorfchynend ; dog het verfchilt in trappen van dooiTchynend- heid', naar geraade der andere lichaa- men , die ’er in meer of minder hoe- veelheid mede vermengd zyn. 4. Het water, ’t zy inden Raat van vloei- baarheid, of in dien van eene faamge- llolde hardheid , is onderworpen aan eene geduurige uitwaafeming. Zie ons VL Hoofdfluh^i bladz. 299. 5. Het water vermeerdert nog groeit niet aan in zig zelven ; (dat is , water is eene eigenaartige hoofdRof ;)maar het verfchaft voedzel aan dé Planten , Myn- Roffen en aan de Dieren. Hier by kan men voegen, dat het water mogelyk ook aarde voortbrengt, als uit de vvaarneemingen , onder ’t bovengemelde bygebragt , te regt beweerd , en door b o e r- HAVE en MüsscHENBROEK mede be- ves- VAN HOLLAND. 455 vestigd word ; ’t geen de Proeven van den onvermoeiden boyle, die het zelfde wa- ter twee honderdmaalen had overgehaald, insgelyks getuigen. Dit althans is zeker, dat wy het water , en wel byzonder het Regenwater, in ons Holland nooit zuiver bevinden ; het welk ik met het gezag Van Hooggeleerde Mannen zou kunnen be- vestigen : wier naauwkeurige Proeven j ter zyner tyd nader zullen uitwyzen, of het water in zig een zeker grondbeginzel van aarde heeft, dan niet? Dog wy keeren toe onze Rangfchikking , volgens welke hieraan- vanglyk voorkomt, DE EERSTE CLASSE. ■Aigmeene zoete , zuivm *xateren of bet ongt- mengde en vrugtbaar maakende ‘xater, Deeze wateren hebben dit met elkahdè- ren gemeen , dat ze van geen of weinig door- dringenden fmaak,en van een algemeen ge- bruik zyn : ze zyn vloeibaar , en meeren- deels helder, fchoon foratyds troebel ; fom- migen worden troebel als zy bevriezen. Dit water heeft, nog reuk, nog fmaak , hog 'eene byzondere kennelyke verw, dan dé witte of heldere koleur> die het bevriezen- de aanneemc. SCHIt» 456 NATUURLYKE HISTORIE *AN*c)e" VAN HOLLAND. 459- troebel ; en , na eene Jangduurige en lang- zaame uitwaafeming, word ’er eindelyk ee- ne dunne groenverwige aardagtige korst uit gebooren. By overhaaling gaat bykans alles over, en 'er blyft (leges eenc zeer geringe hoeveelheid van zetzel in de kolf. Tartar- Oly veroorzaakt hier geene de minde ont- zetting; ook brengt de Suiker van Lood, of het fmeltzel van Zilver zulks niet te we- ge. Dit Water blyft altoos helder, en kan dus lange jaaren bewaard worden, zonder eenige verandering. V Gejlagt. RYM of RYP. Dcezeis water, ’t welk als ’t ware vloei- baar nedervalt , dog niettemin , door de koude , aan de lichaamen verdyft. Deszelfs foorten zyn. (i.) Ryp, die zig by dil en helder weer aan de lichaamen aan- zet. (2.) R}^P5 die in den Herfst valt, dee- ze is veel met de uiewaafeming der Planten vermengd. (3.) Ryp, die in den Winter aanvriest, zynde veeltyds fpietsagtig. Oi.) Ryp, die by dooiweêr uit de Huizen en Li- chaamen uitflaat. Zie verder Uoofdfi. W, Uadz, 295. 2^^ Geflagt. YZEL. Deeze bedaat uit water , ’t welk als hel- dere bevroozen waterdruppen van allerleie li 4 ge- EANG- SCHIK- KXNC. ^AK6- «CHlK* ^ING, 460 NATUÜRLYKE HISTORIE gedaante nederdaalt, cn zig aan alle licliaa- men waar op zy valt, aanzet. Deszelfs foorten zyn. (1.) Yzel, die als ronde bcvroozen en dooiTchynende drup- pen valt. (2.) Yzel, die als waterdriippen valt, dog op de lichaamen vastvriest. (3.) Yzel van eene veelhoekige gedaante. Zie Hoofdjl. Vly bladz. 292. Gepgt., HAGEL. * • Deeze is water, ’t welk uit regendrup* pen , of andere zèer lichte en dunne water- deelen, in den 'Wolk-Hemel faamenflolt , en onder eene bolronde of na het rondde hellende gedaante nedervalt. Deszelfs foorten zyn. (i.) Hagel , be- ftaande uit holle bolletjes. (2.) Hagel, be- Ihande uit vaste ronde doorfchynende bol- letjes. (3.) HageK beftaande uit meel- of fneeuwagtige bolletjes. (4.) Groove en zwaare Hagel. (5) Hagel, die een zeer aanmerkelyk gewigt aanneemt. (6.) Hagel van allerleie gedaante , die hoekig, rond,’ driehoekig of platagtig nedervalt, naarmaa- tedat het water in hetnederdaalen verllyft. Zie Hoofdji, bladz. 288. - *■' 4^^ Geflagp.' SNEEUW. ‘Qoczq beftaat uit bevrqpzen wateragtige • • damp-/ VAN HOLLAND. 4(5r dampdeeltjes, die zig, in veelerleie gedaan- te, lugtig faa'menzetten. Deszei fs foor ten zyn. (i.) Zwaare droo- ge Vlok-Sneeuw. (2.) Natte zwaare Vlok- Sneeuw. (3.) Sneeuw met Hagel vermengd , anders KroL of Kraak-Sneeuvv genoemd. (4.) Spicrs-Sneeuw. (5) Starre-Sneeuw , welke laacftc men onder zoo veele foorten kan brengen, als dezelve byzondere , twee , drie, vier, vyf, zes, zeven en agthoekige, ronde, bladagtige, of roosagtige gedaanten kunnen vormen ; waar omtrent men vei% der nazie Hoofdft, hladz, 280 en Pl, IF. De beste wyze, om de Sneeuw- Hagel- Rym- en Ysfel-figuuren te onderzoeken, is, dezelven te vaneen , op glas, van onderen met zware pa- pier beplakt, of ook op zwart papier zelve; zyde of w^olle doffen zyn hier toe niet diendig, cm dat de fyne Sneeuwvezels ’er aan haaken: w ALLER I os geeft ons zwart wasdoek aan de hand. Men kan dezelven best vangen in eene luwe plaats, daar geen wind is; en befchouwen in eene plaats, daar het tevens koel is; en men zig voorts, ter nadere waarneeminge, naar ge- noegen, van een Microscoop kan bedienen. In de Aantekeningen van wallerios vind men aan het Sneeuw-watcr eene fchadelyke ei- genfehap toegefchreeven;dit fchynt in vry veel opzichten, met de Sneeuw, die hier te Lande fmelt , bewaarheid te worden. Wanneer de Sneeuw by Wintertyd lang blyft liggen, of ook a’s dezelve in eene groote menigte op het be- vroozen water ligt , en daar na , door eene fchielyke dooi, in de oevers dringt , cn in de wateren vloeit , ziet men , dat ’er zeer veele yisfehen (ter vcl ; en inzonderheid , dat de Aal en lij Paa- R S<' HIK KlNG 462 NATUURLYKE HISTORIE RANG- Paaling, met zulk eene menigte, op het ys, of scMiK- naar en op den oever kruipt , dat men dezel- kxng. ven, op veele plaatzen, by manden vol, met de hand konne vangen. Ik durf nog niet vast bepaalen , of het Sneeuvv-v^^ater d.c alleen te wege brengt, dan of het ook toekomt, by man- gel van genoegzaame lugt, of by de verande- ring derzelve by dooiweêr ; mogelyk loopen beide de oorzaaken te faamen , dog ik moet zeg- gen , dat het , myns weetens , nooit dan by zwaare Sneeuw gefchied , en daar en boven,, dat wy menfehen zelven , na gebruik van ge- fmolten Sneeuw-water , niet zelden, een ligten weedom in den buik gevoelen. ^ Na deeze opgenoemde eerfteOrde , volgt De TWEEDE ORDE vüu deezc CLASSE. Jlgemeene zoete wateren , die uit de Aarde vloeien. Hier onder zyn begreepen, alle de wate- ren, die overal, op of in den Aardbol, in deszelfs Holligheden faamenvloeien , en daar, of ftilflaande, of voortftroomende, gevonden worden. Dit water vertoont zig witagtiger , (fchui- ^ mende,) en troebel, als men hetzelve met Regen- water vermengt; het word ooklang- zaamer heet , en verkoelt traager dan Re- gen-water : Zeep ontbind ’er fchaars in , en ’c fchuimt byna niet; ’t welk egter meer of min van deszelfs zwaarte afhangt. Het is van een onontbeerlyk nut, om den dorst der Dieren te lesfehen. Men gist , niet zon- der reden , dat het verfchil van het Regen- en Piit-water van een zeker aard-Zout af- hangt ; VAN HOLLAND. 46^ hangt; dat het laatfte dienvolgens den Die- ren nut, en het eerstgemeldo den Planten dienlHg is. De EERSTE RANG mu decze orde. Leevendige uit de Aarde vloeiende zoete wateren^ Deeze benaaming geeft men aan alle dQ wateren , die geftadig vloeien , en als ’t ware altyd leeven en zig beweegen. Zo zyn meerendeels de ligtfte van alle de Aard- fche wateren, dog egter zwaarder dan dat des Hemels: ftaande het Rivier-water ge-» meenlyk , in opzicht van het Regen- of He- mel-water, in de evenredigheid van 1,001 tot 1,000. Deeze wateren hebben meest altyd ee- nig overblyfzel, na haare uitwaafeming; en gaan zelden by deftillatie geheel en al over > jaatende Reeds iets op den bodem liggen. . Zy veranderen en ontfloopen veeltyds door Tartar-Oly ,of door een merkeiyk ge- deelte ontbonden Zilver; dog dit is geen algemeene regel. Zy worden allen melkag- tig, en bewalmd van koleur, als men ’er gefmolten Suiker van Lood in werpt, en Gok wel door Lood zelve. Zy verzetten hunne eigenfchap mede eenigermaate door het aftrekzel van Granaatbloemen ; en ook wel door het aftrekzel van Sandelhout, of Roozen en andere faamentrekkende bloe- men. Men kan deeze wateren zeer lang zuiver en voor het bederf bewaaren* ; ’ ‘ ‘ ' Tot schik- king.- RAKG- SCHTK- KING, 464 NATUURLYKE HISTORIE Tot de wateren van deezen Rang brengt men de volgende Geflagten. Gejlagt. • FONTEIN- of BRON-WATER. Dit is water, dat uit zyne eigen Bron, daadelyk , onder uit den boezem , uit de Aarde opwelt. Deszeifs foorten zyn. (r.) Altoos op- wellend Bron-water ; dusdanigen zyn ’er in Gelderland, by Roozendaal en Klarenbeek. (2.) Ongeftadig opwellend Bron-water ; hoe- danige men in Holland, hier en daar aan den voet der Zandduinen, vind. Zie HoofdJL bladz, 243. 2^® Gejlagt. BEÜRTLÏNGS OPWELLEND WATER. . Dit is Fontein-water, dat op gezette ty- den opwaards welt. Deszeifs foorten zyn. (i.) Fontein-wa- ter , ’t geen op alle Lente-tyden loopt. Met betrekking tot Holland, befpeuren wy dit uitwerkzel in onze Rivieren , als de Sneeuw op de Zwitzerfche Alpen fmelt; anders is deeze foort , myns weetens , hier te Lande, onbekend; gelyk ook, (2.) Fon- tein-water, ’t welk om het uur loopt. 3 die uit de Aarde faamen- vloeien ; RANG- SCHIK- KINö. RANG- SCblK- KING, 4t58 NATUURLYKE HISTORIE vloeien: hunne zwaarte is, in opzigt van het Regen-water , als 1,009 of I5I0205 meer of min tot i,ooo. Wanneer men zulk water , flegts een kor- ten tyd, in een glas laat rusten, zal men ’er veelerleie foorten van ftoffen op den bodem zien aanzetten. Dit water gaat by deftillatie moeil^dc over, en laat veel zetzel in de kolf. Deszelfs koleur is telkens ver- andering onderhevig; als het water met op- gelosten of gefmolten Tartar-Oly, of op- gelost Zilver , vermengd word , dan neemt het altoos eene melkagtige koleur aan; en de Suiker van Lood doet het in een geheel wit en melkagtig vogt veranderen. Het ftil- ftaande water ontfloopt zig ook fchielyk , op de minfte aandoening van rotting. Meii noemt het ftilftaande, om dat het in eene holte omvat word , daar het geen in- nog uitwatering heeft. De wateren van deezeti Rang verdeelen zig, volgens onzè Tafel, in twee Geflagtené 1^® Gejlagt. POEL-WATERé Dit water is gemeenlyk bruin j donker ^ cn geelagtig van koleur, dog fomtyds ook wel graauw; het is meerendeels in befloo- ten en gegraavene holligheden bevat. Deszelfs foorten zyn. (i.) Stilftaand- water, in een kleenen omtrek of Poel op- gehouden , daar ’t altoos ftil ftaat , met een diep moerig bedde, (z.) Vy ver- water, ’t welk VAN HOLLAND. 46^ welk over een uitgebreiden , dog ondiepcn grond loopt: zoodanig Z3^n de Vyvers vee- ler Plaatfen , die in de Duinen natuurl^d^ liggen , of elders door kunst gemaakt zyUi (3.) Stilftaand-water , ’t welk als een Meer- tje aangemerkt kan worden , dog zoo ondiep is 5 dat het des Zomers wel droog raake ; van hoedanig eene natuur veele Polders in Holland zyn. (4.) Stilftaand-water , ’t welk in eene vry groote uitgebreidheid, en aan- merkelijke diepte, is opgeflooten: hier toe kan men brengen eenige Meeren in Noord- Holland, dog wel byzonder ettelyke Ve'en- plasfen. Onder dit Geflagt betrekt de Au- theur der aanmerkingen die Meeren en Wa- teren, die uit het overloopen der Rivieren en der Zee gebooren worden ; waar onder hy ook in dien zin telt het Haarlemmer- Meer: dog dit is eene misvatting; dewyl het Haarlemmer-Meer een Meerboezem is ^ die gemeenfchap heeft met eene doorgaan- de Rivier , en eerder door ontveening ^ dan door overloop der Zee gebooren is. Zis Hoofdjt, III ^ bladz,. 131. 2^® Gefiagt» MOER AS-WATERi Dit water is altyd drabbig , zynde Reeds met flyk , dary , waterplanten , morsch , en hsch bezet, en dermaate ondiep, dat het land fchyne; dog het land is zoo moerige dat men ’er doorzinke als men ’er op treed- Deszelfs foorten zyn. (i.) Veen-Moe- K k ras RANG- SCHIK- KING. RANG^ SCHIK- KING. 470 NATUURLYKE HISTORIE ras of Modder. (2.) Klai- of Aard-Moeras j ’t welk men veel vind op de voorlanden der loopende Rivieren^ Dit is meer of min van verfchillenden aart, naar dat de aart der Riviergronden verfchilt : en dus kan men, met betrekking tot Holland, een mer- kelyk onderfcheid befpeuren , tusfchen (i.^ het Rhyn-Moerasj’t welk grys en veel met aarde vermengd is; (2.) het Ysfel-Moeras, ’t welk geelagtig wit is ; (3.) het Maas- Moeras, ’t welk insgelyks graauw, wit en vettig is, en (4.) het Dary-Moeras, aan de Over^FJakkeefche of Zeeuwfche Eilanden. DERDE RANG VaU deeZe ORDE. Zoete Meer-wateren. Dit water is van de genoemde wateren niet onderfcheiden , dan hier in, dat het gemeenfchap heeft met de Rivieren , ’er uit- en inloopt, en, naarmaate van derzel- ver aandrang, toe- of afneemt, op- of af- loopt , of ook wel eens ttil Raat. Men Relt het, wat de zwaarte betreft, tusfchen het loopend en het Rilflaand water in, het is ten opzigte van Regen-water , als 1,008, tot I5000, meer of min. Het Meer-water laat altoos eenige Rof- fen vallen ; dog niet zoo fchielyk , nog zoo Veel als het Moeras- en Stilflaand- water ; fomtyds zelfs minder dan Rivier - water , waar mede het egter eigenaartig is. Het word langzaamer vlug in het over- haa- VAN HOLLAND. '!iaalen, dan Fontein-watcr, en Iaat meer- der ftof of zetzel in de kolf. Ontbonden Tartar-Oly veroorzaakt ’er geene verandering in ; ontbonden Zilver ver- andert dit water altyd , en nog veel meer word het aangedaan door eene imelting van Lood-Suikei*. , Het Meer- water- bly ft lang frisch, even als Rivier- water , of eenig voortftroomend water: het heeft des Zomers een groenag- tigen glans. y Deeze omfchryving is met den aart der Hol- landfche Meer-wateren zeer overeenkomftig : dewyl wy het Meer-watêr , ’t welk uit den Rhyn en Maaze word aangevoerd , met regt voor zoo goed, indien al niet beter, dan dat der Rivieren te houden hebben. Men moet dit egter met eenig onderfcheid begrypen , en de gelegenheid der Mcerenj naby of omtrent dé Zeeboezemen j gedagtig zyn ; en hiér voorts aani merken , dat de volgende onderfcheiding dér Geflagten weinig betrekking tot Holland heeft* dan alleen voor zoo verre 'er eenige overeen- komst te vinden is. Gejlagt. ENKEL MEER-WATER, Deszelfs foorten zyn. (r.') Zuiver Meer- wacer,’t welk water uitloost, dog niét ont- fangt ; hier toe kon men , voor weinig tyds i de Hafarsvvoudfche Plas brengen , en ande- re ontveendé dog niet drooggemaakte Mee^ ren zyn daar onder nog betrekkelyk; (2.) Zuivere Meer-wateren, die het water vati Kk 2 eU RAN KINC. 486 NATUURLYKE HISTORIE met den geest van Ammoniac-Zout ver- mengt, dan is het terftond troebel, en ’er word eene faamgeftolde witagtige ftoIFe uit gebooren , die zig op den bodem neder- zet, Qprcecipiteert dit zelfde doet het , en met nog meerder kragt, wanneer men ’er Tartar-Oly mede vermengt. De overige eigenfchappen worden in de ontflooping van het water zelve nader bepaald , en hier wel byzonder met opzigt tot het Zee-Zout alleen; welk, uit hoofde van zyn alge- meen bekend nut, ook gemeen Zout, (^Sal commune ,) genoemd word ; welker nader bepaaling, voor zoo verre die deszelfs ei- gen zelfftandigheid betreft, hier eenigzins byzonder plaats verdient. Het Zee-Zout verfchilt, in zyn grond- aart , hier in , van andere Alkalifche Zou- ten, dat het Cristallen maakt, als de (neu^ trale) onzydige Zouten ; aan eene droo- ge lugt blootgefteld zynde , verliezen de Cristallen hunne doorfchynendheid , en zeloopen als ’tware meelagtig faamen. Met Vitriool-zuur 5 tot op eene gelyke vereeni- ging of verzadiging QSaturatio ,) word ’er een onzydig Zout uit gebooren; dat van den Vitriool-Tarter verfchilt; wel byzon- der in de gedaante der Cristallen , die dan langw^erpig en zeshoekig worden ; ook be- houden dezelven meerder water in zig. Hier uit volgt, dat dit Zout veel fmeltbaarder is * in ’t water, dan Vitriool-Tarter-Zout; en het fmelt eindelyk ook ligter op een gemaa- tigd vuur , dan het laatstgeraelde. Wan- neer VAN HOLLAND. 487 neer men het zuur van het Zee-Zout af- fcheid van zyn grondaart CbnfiSj) door mid- del van het Vitriool-zuur , dan heeft men, by oveiTchot (^rpfultat het beroemde Zout van G L A u n E R. En als de grondaart van het Zec-ZoLit weder vereenigd is met het Salpeter-Zuur , tot een trap van gelykheid, dan word ’er eene foort van Salpeter-Zouc uit gebooren ; ’t welk van gemeene Salpe- ter daar in verfchilt , dat het de vogtigheid der lugt fterker aantrekt : waarom hetmoei- lyk tot Cristallen ilolt ; en dat die Cris- tallen zyn als een vierkante prisma , (p^z- rallelepipedum,') Het neutraal of onzydig Zout bezit , door de vereeniging van een Zuur uit Zee-Zout, en eene foort van vast Al- kali, eene zekere vettigheid; de Cristallen zyn Cubisch, trekken vogt na zig, en op het vuur knappen en fpringen zy (crepU tant)^ tot dat ze eindelyk fmelten. Dit zyn de voornaamfte fcheikundige on- derfcheidingen ; en wat nu voorts betreft het in deezen tyd nog onbeflischte gevoe- len , wegens het vonken van het Zee- wa- ter, hier omtrent bepaalen wy niets ; fchoon wy daar heenen hellen , en , wat ons be- treft, geloovcn, dat het Zee-water met ee- nige lichtende Zouten vermengd is , die eene Phosphorike uitwerking op de lichaa- men hebben. Alle de uitgebreide Proeven^ wegens het Zee-Zout , geeven hier toe de flerkfte aanleiding. De Ouden , als para- cELsus, HELMONT, BECHER, en an- deren 5 hebben, met een ongelooflyk ge- Ll.% 'dalei, RANÓ* SCHIK- KINC^* KANG- SCHIK- KING. 488 NATUURLYKE HISTORIE duld, het Zee-Zout onderzogt, en hetzel- ve als de eerfte grondoorzaak , (het Ens^'y van alle Zouten gefield ; ook vinden wy deszelfs Alkaline eigenfehap door boer- HAVE ten kragtigfle bevestigd. En voor- my , ik vind geen reden , waarom het Zee-Zout , met het zwavelagtig Zuur en het Salpeter uit onze vogtige lugc vermengd , zoo wel geene vonkende eigenfehap zoude kunnen verkrygen , wanneer het door de Zomer-hette aan ’t gesten geraakt, als men die in het Zout van pis, waar in tog ook eene Hinkende aard-oly, en een vlug zout is , gewaar word. Men behoeft dit derhal- ven aan geen Dieren alleen toe te fchry- ven; fchoon het waar zy dat ’er Dieren in Zee huisvesten , die deeze eigenfehap van te lichten , of te vonken , hebben, ’t Is hier mede als met eenige Land-Infe6len ,die lich- ten; en het verrot geboomte, en de bepis- te wanden , die het ook doen ; dog nie- mand zal , deeze uitwerking van te lichten ziende , daar op befluiten , dat een bepiste wand of een vermeuluwde boom alleen uit lichtende Diertjes beflaat; om dat ’er Dier- tjes zyn, die zulks ook doen. Men verge- lyke dit verder met het gezegde Hoafdjt, bladz. 349. Deeze korte aanmerking , wegens het Mineraal Zee-Zout, waar mede wy van het Zee- water afftappen, heeft ons ongevoelig gebragt tot onze DER- VAN HOLLAND. DERDE CLASSE. De Mineraale ^joateren. Sommige Mineraale wateren zyn helder, dog andere wederom zyn minder doorfchy- nend ; de meeste hebben eenigen reuk ; meerendeels word men eene ly vige fmeerig- heid aan dezelve gewaar , die ligt te ont- dekken is ; veekyds hebben zy eene byzon- derekoleur, die haar van andere wateren onderfcheid , en zy bevriezen zelden , (dog dit laatfte is alleen toepasfelyk op kerk met Mineraal bezwangerde wateren ;) in één woord, door Mineraal-watcr verftaat men algemeen water; ’t welk met allerleie on- deraardtche , of in de lugt zweevende , Zou- ten en Metaaldeelen , dermaate vermengd is, dat het van de natuur van zuiver en huis. houdclyk water afwyke, en in een meer of minder trap van zynen grondaart verfchille. Ik heb in het Vyfde Hoofdjluk , bladz, a4j. reeds gewag gemaakt van de natuur der Mine- raale Bronnen in Holland; des wegen gezegd , dat men in ditLand geene bekende Vitriool- ofMe- taal-aderen vind; en tevens gemeld in hoe ver- re men alhier eenige Yzerhoudcnde of Vitriool- wateren , onder deezen grondaart, zoude kun- nen betrekken: uit welke aanmerking te gelyk volgde 5 dat ’cr flegts weinige Mineraale wate- ren, hier te Lande, gevonden worden. Der- halven agt ik het overtollig om deeze onze Derde Clasfe, of die der Mineraale wateren, hier , in die juistheid , te volgen , als zy , met be- trekking tot andere Landen, en tot de Algemee- ae Natuurlyke Historie, by wallerius, en L 1 3 an- 489 rang- - schik- king. 490 NATUURLYKE HISTORIE pavg- anderen, word iiitgeflrekt : eene rchetswyze SCHIK- optelling zal in die geval, Tnynes eragtens , 'ge- xiNG. noeg 7.yn ; en daar wy de ftoffen , die ons Land betreffen, ontmoeten, zal ik dezelve kortelyk uitbreiden. Dus komt ons dan voor, De EERSTE ORDE vau ckeze CLASSE. Koude Mimraale ^vateren. Deeze wateren zyn zelfs in den Zomer zeer koel , en in tegendeel warmer des Winters. Zy bezitten allen een mengzel van eenige ftoffen tot het ryk derMineraa- len behoorendc , die men door de fcheikun- de ontdekken kan. De EERSTE RANG vau deezc orde. Vlugge geestryh Hemel -zmt eren , met Mineraa- Ie geesten bezwangcrcK Hier door verflaat men , een vluggen A Geest, met eenige Mineraalftof aangedaan , die, met water of andere ftoffen vermengd zynde,op de minfte warmte vervliegt. Het is een allerligtst water, zoo ligt als Regen^ water, ja fomtyds ligter, en zeer doordrin- gende: het bezit niet zelden eene genee- zende kragt. Men telt hier onder deeze Geflagten. Gejlagt, VLUG GEESTRYK HEMEL-WATER. Water , door het Uitfpanfel verfpreid. (^/dqua Miitberea,') 2^^ Ce^ VAN HOLLAND. 491 2^® GeJIagt. VLUG. GEESTRYK HEMELSCH VI- TRIOOL-W ATER. Water, met vlugge zuure Vitriool-gees- ten vermengd. Gejlagt. VLUG GEESTRYK ALKALYN HEMEL- WATER , M E T P.H O S P O R I K E, Z O U T E N, Water, bezwangerd met een vluggen Ab kalifchen geest, hoedanig iets aan het vlug- ge zout of den geest van pis eigen is. Gejlagt, VLUG GEESTRYK ALKALYN HEMEL- WATER, ZONDER PHOSPHORIKE ZOUTEN. Water , met een vluggen Alkalifchen geest vermengd , zonder eenig vlug zout , of den geest van pis. Deeze vier Gefiagten zyn de allervlugge Gees- ten, die zig overal, op eene ongevoelige wy- ze, indringen, en de lichaamen aandoen. Ia Holland vind men ’er overvloedige blyken van, die óns toonen , hoe zeer deeze vlugge geesten hunne werking op alles oefenen ; zoo^ dat men genoegzaam geen huis, nog gebouw ziet, waar aan het Yzerwerk niet geroest of ingevreeten is. Hier toe werken ook overvloedig mede , de vlugge zoutdeelen , die uit de naastgelegen Noordzee geduurig uitwaafemen , en het hunne cot de formeering der andere algemeene zuure L 1 4 99 gees- rang- schik- king. »ANG- 5CHIK- ftlNG. bl. 94S. 492 NATUURLYKE HISTORIE gecsren, (het Jcidum univerfale toebrengen. Dit bevestigt ook MnsscHEN broek, daar hyzcgt, 5, dat de lugt boven Holland, gele- 5, gen aan de Duitfche- of Noordzee , zoodanig 5, Inet zouten is bezwangert, dat het yzer, ge- 5, duurendc één nagc; [óf, gelyk hy in de laa- 5, tere Latynfche uiigaave fpreekt, den tyd van 5, acht dagen,] in de open lugt gefteld, of in 5, den regen ge leg t , meerder roest na zig trekt, ,5 dan het in eene geheele eeuw tyds in Duitsch- ,, land zoude doen ; de yzere roeden aan de ,, ruiten cfglaze ramen gehegt , duuren raauw- 3, lyks vyftig jaaren.” Dit is zeker voor het grootfte gedeelte eene ondervindelyke waar- heid; evenwel kan rnen ’er, niyns bedunkens, deeze aanmerking byvoegen : dat het fchynt, als of die roest , of zoute invreeting , in het yzer, in Holland, maar tot een zekeren trap gefchied. Men vind ten minden op zwaare (la- ven yzer, en grof tralywerk, doorgaans maar eene dikke fchilferagtige roest-korsc ; terwyl het yzer onder die korst nog vry hard en vast blyft. Ten bewyze hier van kan men zig be- roepen op veele overoude traliewerken , die men aan oude adelyke kasteelen en kloosters, nog zeer hard en vast, aan een verknogt vind; en die men met zekerheid weet, dat reeds meer dan twee eeuwen, aan de lugt blootgeftcld zyn geweest. Mogelyk hangt dit veel al af van de plaats, deugd of vastheid van het yzer zclven; ook doet ’er inderdaad zeer veel toe de manier, of het middel, daar men zig van bedient, om het invreeten van den roest te beletten. In Holland en elders heeft men de gewoonte, om de yze- ren roeden ten dien einde heet te maaken , en dan met pek te befmeeren ; ook legt men op sewaarder yzerwerk wel een grond van Menie- verw,eer men ’er eene andere koleur aan geeft; om dus de mvreeung vaa de gemelde, vlugge VAN HOLLAND. 493 en doordringende Geesten eenigermaate voor te komen. Na deeze opgenoemde vlugge wateren volgt De TWEEDE RANG vaïi dcezB orde, ■ Vlugge geestryke Aardfche Miner aale zvateren , met vaste Mineraale ftoffen hezvcangerd, ' Deeze wateren hebben dit met elkander gemeen, dat men ’er in befpeuren kan, ee- ne vaste kennelyke, om zoo te fpreeken, lichaamelyke zelfltandige (toife, die tot ee- nig Mineraal lichaam behoort; en welke, zoo vyel in de warmte als in de koude ont- dekt kan worden. Men agc dit w^ater veel al van de zwaaiTte wateren , en onnut tot gebruik, zoo niet fomtyds fchadelyk. Deszelfs Geflagten zyn de volgende : Geflagt, VLUGGE GEESTRYKE MINERAALE WATEREN, MET AARDSTOFFE VERMENGD. Steenvoedend water , of water , ’t welk aarddeelen medevoert, die zig tot tufftee- nen en kalkfteenen aanzetten. Men ver- deelt deeze wateren gevoeglyk in drie Soorten. Soort. Water, welks aarddeelen den lichaamen , dien het aandoet, eene korst aanzetten. 2^*^^ Soort. Water , dat in de li- ghaamen indringt , en door zyne ftolFen LI 5 fteen RANG SCHIK KlNG B AKG- SCHïK- KlNG. 7ie FAcnch. Zoapbyt,, pag 40. De Ne- «lerduit- fche Uit- gave , b-i. 48. 49+ NATÜURLYKE HISTORIE Reen vormc. 3'’^ Soort. Woter, ’t welk in zig zeKx'n de Roffen tot Reen aanzec. Onder deeze eerRe Soort van wateren behoort, in Holland, een gedeelte van het Meer by Rokanje; welk water, fchoon het in zig zelven niet dan zuiver Meer- ofMaas- Avater zy,’twelk eenflaauwen zouten Imaak heeft , (v^eroorzaakt door het naby Rroo- niende Maas-water, ’t welk zig by Helle- voet met hetZee-water vermengt ,)by Rer- ken Rroom nogthans dermaate met aard-, klai- en zanddeelen vervuld is , dat het ee- ne Reenagtige omkorRing aanzette aan al- lerleie lichaamen , die zig op eene zekere ondiepe Zandplaat van het Meer bevinden. Wy hebben deezen aart van Steenwor- ding breeder befchreeven in het Deel ir’® Stuk der Hcllandfche Maatfehappye ^ bl. 19. De Heer pallas heeft ’er vervolgens ook gewag van gemaakt, in zyn Elenchiis Zcophytorum^ en ’er een geheel ander berigt van gegeeven. Die Heer Relt, dat het een Reengewas zou zyn , „ ’t welk groeit door 5, eene kragt die in ’t zelve is;” en elders, noemt hy het een Hoornwier^ ’t welk, in zyn grondbegin, door Polypen, die gemel- de Heer ’er echter niet in gezien heeft, ge- formeerd word; hy befchryft het ook als een KalkReen; fchoon hy op eene andere plaats weder zegge , dat ’er flegts eene kalk- agtige korst om groeit. Dit alles fchynt zoo door fcheikundige proeven, als andere wil- Ickeurige omfchryvingen , geheel tegen on- ze befchry ving aan te loopen ; in zoo ver- re, VAN HOLLAND. 495 re , dat een van beiden geheel bezyden de waarheid zyn moet. Ik zou my by deeze gelegenheid , op zeer goeden grond, we- gcns myn gev^óelen , in tegenftelling van dat van den Heer pal las, kunnen V'cr- deedigen ; te meer, dewyl die Heer, toen ik myne korte befchry ving van deezen Steen maakte, volkomen in myn gevoelen was: dat hy ook naderhand, na zyne terug reize uit Engeland, in tegenwoordigheid van den Heer gmelin, thans zyn geleerden Reis- genoot , bevestigde ; fchoon hy my toen zyn ontwerp, wegens zyne Elencbus Zonpby^ torum^ reeds mededeelde. Dog, dewyl ik in het volgende Deel van dit VVerk den bo- vengemelden Steen , onder zynen rang , noodzaakelyk zal moeten belchryven , en ik eene gelykaartige Verhandeling niet gevoeg, lyk tweemaalen kan herhaalen , zonder in noodelooze uitweidingen te vervallen, zoo gelieven myne Leezers hun onpartydig oor- deel eene korte poos op te fchorten; en voor tegenwoordig alleen dit volgende, in tegenftelling van het gezegde van den Heer PAL LAS, aan te merken. Dat ’er nergens in myne Verhandeling gezegd is, dat het een Tuffteen is; fchoon ik denzelven, nu meer dan te vooren, on- der die fteenaartige omkorfting ftelle. Dat ’er ook nergens uitdrukkelyk in gezegd is, dat ’er geen kalkagtige aart in zou zyn. Dat ik alleen bepaald heb , en nog bepaal , dat die Steen in het vuur hard word, als klai, en dat dezelve, door de beweeging van rang- schik- king. RANG- SCHIK- KING. 496 NATUURLYKE HISTORIE van het water, aanzec Dat de Heer PAb- LAs zeer kennelyk de herkomst van de 7o- phi , of de Tufileenwording , vermengt met de geboorte van den Druipfteen , of den Sialactites, Deeze is by ons eene derde foort van Steenwording; waar omtrent alle gezag hebbende Schryvers een duidelyk 011- deiTcheid maaken : en men kan by voorraad, met opzigt tot myn gezegde , ter verzeke- ringe hief van , nagaan, de gevoelens der volgende Hooggeleerde Mannen. De jm a r- siLLY, Hist. Fhyfique de la Mer Leib- NiTZ, Protogea , pag, 25 , daar men ook eene maatige afbeelding van omkorfte Bie- zen door Tuffteen-aarde vind. Voorts do- MATi, I. C. pag. 10. Plan Cl min. not. pag. /.Scilla de Corpor. mar. Lapid. B R u K M A N , Magn. Dei in loc. jubter. B u F- FON, Hist. du Cab. du Roi^ Tom. 1. En ein- delyk, den Hooggeleerden en beroemden GES N ER, de Petrificatis. By alle deezen zal men genoegzaame bewyzen vinden, om te zien, dat de Aard-deelen eene omkorfling, of Tufileenagtig aanzetzel, om allerleie li- chaamen maaken , als zy door het water bewoogen worden ; zonder dat het wa- ter in zig zelven die ftoffe anders , dan door vermenging, bezitte: en wy hoopen, in de nadere befchouwing hier van tevens te toonen , in hoe verre de fcheikundige proeven van den Heer p allas van de on- zen verfchillen. ,Men fla vervolgens ook nog gade , dat de aanmerkingen , wegens de Mattebies ,judie geen Scirpus^ maar een Ca. ‘ nx VAN HOLLAND. 497 rex acuta^ en wegens het Sponsgewas, dat dit geen Bysfus-, maar een Coralliitm zoude wezen , zeer ongegrond zyn ; dewyl ik , zoo wel door de byzondere lettertekenen , in de Plaat , als ook door de befchry ving , den Scirpus , Spicis CepioJisj van roy 48. Sp, i, - L 1 N N iE I, Sp. Plant. pag. 48. N. 8. als Matte- biezen aan den oever groeiende , zeer kenne- lyk onderfcheide , van eene andere foort van Biezen , omtrent de verlleening , die ik toen ten tyde niet met hun eigen naam genoemd heb, dewyl men ze meest verdord vind , en ze niet gemakkelyk te bepaalen zyn , aangezien de groote overeenkomst van de geflagtte- kens van de Scirpiis en de Carex. Voorts is het my om ’t even of de Heer pallas, naar zyn ontwerp, de Bysfus een Corallhm noe- me, dan niet ; dewyl ik volftaan kan met de Figuuren van dilenius, Tab. i. , Fig. 3,4, 5 en 12. , en die by mich elius. Tab. 89, Fig. 5, 8 tot ii; welke beide Au- teuren de beroemdften zyn , die wegens deeze Plantaartige gewasfen gefchreeven hebben. Eindelyk, kan ik by de overwee- ging van dit alles niet wel nalaaten te be- tuigen, hoe zeer ’t my inoeie, dat de Heer PALLAs zig in dit geval fchuldig gemaakt heeft aan eene handelwyze , die boven al in Menfchen van oefening te wraaken is, en die men niet vry kan fpreeken van on- heuschheid , niet zoo zeer ten aanzien van my zelven , als wel ten opzigte van de Hol- landers in ’t algemeen ; onder welken Hy niet alleen^ veele Hooggeleerde Mannen en RAKG- SCHkK- RING. KANG- SCHIK- king. 498 NATUURLYKE HISTORIE gulhartige Liefhebbers, maar ook VorRe- Jyke iVlaicenaacen gehad heeft, die hem in alles de behulpzaame hand geboden heb- ben. Desniettegenllaande geeft die Heer de Hollandfche Natie in zyn verhaal van Ro- kanje , een onheufchen trek; zeggende, dat de Hollanders de Steenen van Rokan- je, als eene Rots, en (^qiiaji Miraculum^') als een wonderwerk , gaan zien : daar ’t uit myn verhaal , en uit den eenpaarigen mond , van allen die deezeSteenworclingbefchouvvd hebben , ten vollen blykt , dat de minfte Boerejonge van Rokanje weet , dat hec opgehoopte Steenen zyn, die door omkor- fting groeien. Men mag hier veel eer aan- merken , dat de Hollanders te voorzigdg zyn , om zig in alles voorbaarig aan de drift voor een nieuw faamenftel over te geeven ; om , op het voorbeeld van den Heer pallas, tot een geflagtteken van alle Steengewasfen te Hellen, een Leevend dier, een Groeiend dier, (vegetans) enz.; zonder van de meeste bepaalde foorten meer dan een brok Heen , of door de Zee verlleeten koraal , hier of daar in de Kabi- netten , gezien te hebben ; en zonder ook de gedaante van een enkelen Polypus, op andere foorten nooit gezien, als een ken- teken op te geev^en. Het zou zeker den Heer pallas, zoo wel als my , voegen, ten deezen opzigte hun voorbeeld na te volgen , en by zonder agt te geeven op het fchrandere gezegde van zeker Schryver, in dQ Bibliothe^u^RaiJonnée p Tom, XXXTIypag.j. VAN HOLLAND. 499 II faut toüjours fe défier d*un fyftêine ^ qiii explu qiie les vues dhin Createur^ par iine idéé qiii fan- te aux yeux ddune Creature ; O est confiilter un en- fant fur les raifons , qui cohduifent les travaiix dhin grand /irchmdte(*) ; waar van de zin hier op uitkomt. Men moet zig altoos wantrou- wen van een faamenftel , dat de oogmer- ken van een (volmaakten) Schepper ver- klaart, door een denkbeeld het welk in ’t oog loopt van een Schepfel ; dit is , als of men een kind raadpleegde over de reden , waar na een groot Bouwmeester zyne ont- werpen inrigt. • Hier mede zal ik ’er voor tegenwoordig van afftappen ; en heb nu voorts met op- zigt tot dit eerfte Geflagt nog aan te mer- ken ; dat men tot deszeifs tweede foort te betrekken heeft, het Druipfteen - water , door welks geftadige druiping, aan de oude putten en gewelven , ileenagtige pypen aan- groeien; waar van ik, by de afbeelding der Steenen van Rokanje , ook eene Figuur gegeeven heb, in de meergemelde Verh. der HolL Maatfcb, , Pi. L letter M, 2^^ Geflagt, VLUGGE VITRIOOL HOUDENDE MI- NERAALE WATEREN. Wateren , die zeer merkbaar met Vi- triool-ftoffen bezwangerd zyn,en door een faamentrekkenden fmaak kennelyk worden. Des- Vergelyk hier mede c. l. scheidius, m Lisflrh Prolog, leibnith, pag, 4. RANG- SCHIK- KING. rang- schik- king. 500 NATUURLYKE HISTORIE Deszelfs foorten zyn. (i.) Koperagtig Vitriool-water. (2.) Yzer-houdend Vicriool- water. (3.) Zinck- of Spelter-houdend Vi- triool-water. Tot de tweede foort kan men , indien de proeven van de Viaanfche Bron doorgaan , het water dier Bronne brengen. Ik vind in zekere Proefkundige Bevindingen , wegens het water te Vianen , A°. 1753, te Rotterdam gedrukt, dat dit water, gefiooten galnooten ontbind, en de onafgetrokken groene thee purperagtig verwt : is deeze proef getrouw, zoo is hetzelve Yzer- houdend Vitriool-water. Zie verder Hoofdjl, hladz. 246. Geflagt. VLUGGE ALUINHOUDENDE MINE- RAALE WATEREN. Dit Geflagt word , zoo min in Holland , als in veele andere Landftreeken , in eenige kennelyke foort gevonden. Gejlagt. ; Dit vierde Geflagt , het welk hier volgen moest , beftaande uit Vlugge Mineraale (lo(fe mede vermengd is; als men hetzelve uitgewaafemd heeft, houd men eene vette Aard-Oly over ; de Visfchen,die in dit water leeven , en de Planten , die daar in , of aan deszelfs boorden groeien, hebben allen cenezeer kennelyke bruiner koleur, en een meer bitteragtigen fmaak, dan die, welken in onze frisfche Rivier- en Meer-wateren leeven en groeien. Deeze zwavelagtige vermenging, en derzelver uitwaafeming is veel al fchadelyk, in- zonderheid in versch ontveende gronden , of nieuwelyks drooggemaakte landen. Zoo zyn ’er nog dit jaar, in de drooggemaakte Plasfen, by Hafarswoude, Soetermeer en VVensveen , zeer hevige ziektens ontflaan, die door een fchiely- ken dood gevolgd werden; ’t welk men enkel cn alleen aan de zwavelagtige uitwaafemingen deezer landeryen heeft toe te fchryven. Het al- gemeene zeggen is daar, dat het door falpetcr- agtige dampen veroorzaakt word : dog een ie- der, die een weinig kennis van -den aart van het Salpeter heeft, weet, dat de Salpeter-dam* pen op zig zelven zoo veel fchade niet toebren- gen; maar dat ze zeer fchadelyk, ja doodelyk zyn , als ze met zwavel-zuur vereenigd wor- den. Op dien gronddag beweeren wy , dat men hier zyne gedagten heeft te vestigen , op die Zwavel-dampen , welken uit deeze Bitumi- neufe drooggemaakte Veengi'onden uitwaafe- men , en zig met het veelvuldige Zout , dat in Hollands Dampkring zweeft , vereenigen ; en Mm 2 dac RANG- SCHIK- KING. rang- schik- king. 50^ NATUURLYKE HISTORIE dat de gemelde ziekten in de droogmaakeryetr uit de inademing deezer ftofFen voortfpruiten* Dit heeft natuurlyk te meer plaats; dewyl de zwavelftoffen , die zeer veel in onze Veengron- den huisvesten , federt een langen tyd , door het overftroomend water, als belet zyn , om in haare eigene natuur uit te waafemen ; des ze nu, uit kragt hier van, met het droogmaa- ken dier gronden , met eene vaster en eigen- aartiger zelfftandigheid , aan de lugt worden bloot gefteld. De Leden der Academie te Bourdeaux hebben , by eene foortgelyke gele- genheid, daarom zeer wyslyk vobrgefteld, of ’er geen middel zyn zoude , om de ziekten en fterftèn, die in en omtrent de drooggemaakte MoeraslLn voorvallen , regt te kennen , en te geneezen. 9^^ Geflagt. AllSENIKAALE MINERAALE WA- TEREN. Welker fchadelyk vergift Mensch en Vee doodelyk is. De goedertierene Schepper heeft niet roegelaaten , dat ’er veel van dee- ze wateren geformeerd wierd; ze zyn in zwavelagtige Landen fchaars , ja zelfs zeer twyfelbaar bekend, en tot onze grooteblyd- fchap in Holland in ’t geheel niet. De DERDE RANG vaii deeze orde. , Zuiire geestryh Mineraale ‘wateren. Men onderfcheid deeze wateren hier door van anderen, dat zy vermengd zyn , met eene zelfilandigc geescryke mineraal-ftoffe, wcï- f VAN HOLLAND. 505 welker vlugge Geesten in meerder hoeveel- heid tegenwoordig zyn , dan de zelfftandige Mineraal-ftofFe zelve. Dit water is bjma zoo ligt als Fontein-water, en word ligter naarmaate dat het langer in een glas opge- flooten blyve. Zy vloeien van zelven uit hunne bronnen , en den boezem der Aar- de voort. Men verdeelt dezelven in deeze volgen- de Gcllagten, Gejlagt. EUURE YZERAGIIGE MINERAALE W A T E R E N. Die eigenlyk met geen kennelyke Yzer- deelcn , maar ilegts met een Yzer-houdend Vitriool vermengd zyn. Dit water is ken- nelyk aan een faamentrekkenden fmaak van inkt, cn de zwarte verw, die het met af- trekfcl van galnooteii maakt; als niQde daar uit, dat het zig doorgaans aan dc boorden van zyne bronwellen, ftofFelyk aanzet. Deszelfs foorten zyn. (i.) Vlugge zuu- re yzeragtige Vitriool-wateren. (2.) Een- voudige Yzer- houdende zuure wateren. (3.) Zuure Alkalyne yzeragtige wateren. (4D Bitumineufe zuure yzeragtige wateren. Schoon dit Gefiagt, benevens deszelfs foor- ten , alleen betrekking fchyne te hebben , op de bronnen, die uit zwaare Mineraal-gronden onc- fpringen ; zoo kan men egter cenige onzer in- landfche Dninbeekjes , die eene zuure yzcragd- tige OkerftofFe , of Guhr,aan hunnen oorfprong Mm 3 aan- RANG- SCHIK- KING. 5o5 NATUURLYKE HISTORIE RANG- aanzetten , eenigermaate onderfiellen hier toe 3CH1K- te behooren, inzonderheid tot de tweede foorr. KiNG. Mogelyk zyn ’er ook , hier te Lande , in de Veengronden , Bicumineufe zimre yzeragtige wateren ; en ik twyfel of het Druipdeen-wa- ter hier insgelyks niet wel onder te tellen zy. 2^^^ Gejlagt. ^UURE ZEE-ZOUTBEZITTENDE MINE- RAALE WATEREN. Dit zyn wateren, die, behalven de al- gemeene ligte zoute geesten, welken in de lugt zweeven , of boven het algemeen Vi- triool-zuur, (^Aciduin iiniverfale^') nog eene zekere hoeveelheid Zee-zout-zuur of der- gelyke andere ftoIFen bezitten. Men heeft onder deszelfs foorten. (r.) Het Yzeragtig Vitriool- zuur met Zee-zout vermengd. (2.) Zuur Alkalyn Zee zout- water. (3.) Onzydige zuure Zee-zout-wa- teren. Van deeze foort van wateren, of zmire gees- ten, is hier boven reeds gcfproken. Men vind dezelven in Holland niet in ccne vloeiende fub- ftantie, of incn moest het water, ’t welk langs de muurcn der huizen en der kelders vloeit, daar onder betrekken; waar uit dan ook de zou- te uitflag , die in alle huizen , byzonder op vog- tige plaatzen, in menigte, hy wyze van fyne flaafjes aangroeit , ooifpronkelyk is. In dien zin is het in ’t algemeen waar , dat vcele der bovengenoemde zuure vlugge wateren in onzen iPampkfing zweeyen. VAN HOLLAND. 3^® Gejlagt. S07 ZUURE ALKALYNE MINERAALE WA- TK REN Zyn de zulken, die altoos een vluggen aL gemeenen Geest bezitten , en een zwavelag- tigen vluggen Geest uitwaafemen. Deezen veroorzaaken beftendig , met alle zuure gees- ten of wateren , eene fterke gesting ; welker overblyfzel na de uitwaafeming dezelfde eigenfchap behoud : eenige hebben eene vlugge , en andere eene vaste Alkalyne zelfftandigheid. Deszelfs foorten zyn. (i,) Eenvoudige Alkalyne zuure wateren. (2.) Yzeragtige zuure Alkalyne wateren. (3.} Kalkagtige Alkalyne zuure wateren. Vandeeze foorten zweevcn ’er zekerlyk eeni- ge in onze lugt; mogelyk zyn ’er in Holland ook wel kennelyke wateren , die hier onder be^ trokken moeten worden ; en veelligr is de Fon- tein-bron , door pliniüs befchrceven , waar van wy hier boven gewag gemaakt hebben, van dien aart geweest: dog nadien het herige daar van niets volkomen zekers ten deezen op- zigte aan de hand geeft, zoo wil ik cok liefst deswegens niets bepaalen. 4^® Gejïa^t. ZUURE ONZYDIGS MTNERAALE W A- T E U E N. Deeze wateren gesten niet met zuure geesten ; zy hebben een bitteren fmaaic, en Mm 4 ver- rang- schik- king. RANO* SCHIK- KING, 508 NATUURLYKE HISTORIE verwen de Svroop van Violieren groen; na de uicwaafëming laaten zy een Zone over, ’t welk Cubilche of Pyramidaale veelhoeki- ge Cristallen formeert. Derzelver foorten zyn. (1.) Onzydige eenvoudige zuiire wateren. (2.) Yzerag- tige onzydige ZLiure wateren. (3.) Kalkag- tige onzydige zuure wateren. Op deeze Rangfchikkende optelling der wateren, w^elke ik, zoo verre dezelve hier eenigzins nuttig was , naar die van w a l l e- Rius, heb ingerigc, dog naar myné wyze, en toepasfelyk op Holland, verkort; vind men, by dien Autheur, zyne iweede orde der TWEEDE CLASSE , die by ons de T.vEEDE ORDE dcr DERDE CLASSE zou- de zyn; maamlyk de uarme Mineraak Bron- of Bad-^jcateren Maar vermits wy in Holland geen warme Mineraalc wateren hebben , en die geestryke vlugge Mineraale wateren , welken eenigzins ons Land betreffen, reeds hier boven verhandeld zyn; zoo zal ik het, ten aanzien van dit Saarnenflel , hier by laaten , met de enkelde fchetswyze benaa- ming in onze Tafel opgegeeven. Zie bladz, 453 5 t>y de tm^eede orde der DERDE CLASSE iiitgedrukt: en voorts dit Hoofd- ftuk doen afloopen , rnet eene korte aan- merking raakende de Sappen , die als By- iborten tot een Waterkundig Saarnenflel behooren; dat ik in deezen niet gevoeglyk voorby kan , om dat die natuurlyke Sap- pen zoo wel hier te Lande als elders ge. von- VAN HOLLAND. 509 vonden worden. Wallerius fielt ze in cleeze Orde voor. IXnNERAALE SAP- PEN. 1. Guhr. 2. Vitrioolagtige uitwalfeming. 3. Aard“Oly. Men begrypt ligtiyk , dat ’er , ter volle- diger verklaaringe van deeze onderfcheidin- gen der Sappen ,eene vry uitgebreider Ver- handeling zoude behooren , dan hier plaats kan hebben ; vooral , in dien men , op ’t voorbeeld van wallerius , ’er ook de fcheikundige , of door de konst onderfchei- den Sappen , byvoegde. My voor tegen- woordig flegts tot het algemeene bepaalen- de , heb ik omtrent de Mineraale Sappen al- leen aan te merken, (i.) Dat het Guhr^ be- fchouwd als een Metaalfap, hier te Lande, aan de Duinen gevonden word;gelyk reeds is aangemerkt by het Gefi^agt van den DERDEN RANG, in de EERSTE ORDE dcr DER- DE CLASSE. (2 j. Dat ’er ook zoo van de Mms PLANTAARTIGE SAPPEN. [ Honigdauw. 2. Zeep of Plant fappen. 3. Harst. 4. Campher. 5. Gommen. 6. Harst -gom- men. DIERLYKE SAP- PEN. . Bloed. 2. Lymige wei. j (Lympha), 3. Wateragtige wei. (Humor'), 4. Si ymerige Sap- pen. (Mueus), 5. Olyagtige Sap- pen. 6. Dierlyke gees- ten. rang- schik- king. rang- schik- king. 510 'NATUURLYKE HISTORIE Vitrioolagtige uitwaafeming , by de algemeene omfchryving der derde Clasfe 5 gefproken is ; en verder in de befchryving van het 2^e Geflagt van den tweeden rang , in de EERSTE orde diei* CLASSE, onder het Artykel van de Aardfche Vitriool-wateren, (3.) En dat men insgelyks van de ^ard-oly of ‘*eter-nly iets vind by de melding der Bi- tLimineufe of Veen-wateren 5 in ’t gezegde raakcnde het 8^*^ Geflagt van dien rang. De Mineraale Sappen zyn dus in een zeke- ren zin by de Mineraale Wateren alreede verhandeld , en ftaan , by de verdere be- fchouwingder Mineraal-ftofFen zelven, nog nader befcheeven te worden; weshalve wy dit gedeelte hier kunnen laaten rusten. Wat nu voorts de Plantaartige Sappen be- treft, deezen zullen nog een kort woord eifchen; te meer, dewyl ’er zig in ’t ver- volg niet wel eene gevoeglyke gelegenheid zal opdoen , om ’er eenig byzoncier gewag van te maaken , dan voor zoo verre zulks by een byzonder Plantgewas behoort. Dog van de eerfte foorten , te weeten , den Ho- nigdauw^ de Zeep^ en het Zweet der Plan- ten , is onder de befchryving van den Dauw , Hoofdfliik F/, hladz. 320 en 321. mede al verflag gedaan ; des de Harjten en Gommen hier nog alleen ter byzondere befchouwin- ge overblyven. Sommige Boomen naamlyk bezitten, buiten het Zeepagtige Sap, dat men doorkwetzing uit de boomen ziet loo- pen, eene foort van Sappen, die, of door Gene natuurlyke verwydering van den bast VAN HOLLAND. 511 des booms, of door eene gemaakte ope- ning, uit de boomen druipen, en eindelyk tot eene vaste meerendeels doorfchynende ftofFe uitdroogen ; hoewel fommige dier uitgeloopen Sappen ook wel weck blyven. Ze zyn allen brandbaar en ontvlammende: zy fmelten in Voorloop , maar nooit in Wa- ter, op het welke zy in tegendeel dryven. Niettemin heb ik by ondervinding dat Harst zig met gekookt Lym water vermengt, en dat dit een zeer vasthoudend Lym is , als het heet gebruikt word ; door dien het te- vens de vogtigheid , die het Lym anders aantrekt, afkeert. Men kan de Harstagtige Sappen onder- fcheiden. (i.) In weeken of balfemagtigen Harst; hoedanigen Harst men aan de top- pen der Elzen , Populieren en dergelyken , veeltyds ziet. (2.) En in harden Harst, dien men dikwerf aan de Denne-boomen vind aangezet : ook befpcurt men dien fomtyds aan onze Esfchen- en Popel-boomen , als mede , dog fchaars, aan de Ypen; daar en boven hebben de oude Eiken-boomen al dik- wils , hier te Lande , ook een zekeren aan- gezetten Harst. Onder deeze Harstagtige Sappen heeft men hier, eindelyk, ook nog te betrekken (3.) hetWasch. Dit vind men overal in allerleie Bloemen en Bloemkel- ken, waar uit de Byen hetzelve in menigte verzamelen , waar van veele Byenhoude- ryen, in het Gooiland en elders, overvloe- dige getuigenis draagen ; dog eene byzon- dere befchryving hier van ftaat in de Vcr- han- RANG- SCHIK- KING. RAN