x Ad, / Kl ed k é Î DrÀ i ld RES, RE.” Three ES N ' 4 Be 5 IN N } BE Maetki? C. , í / ‘ od Ks [As \ $ ed n Nn he Prof: % 41 Kn NA Ee . ERE ME f E Mede í ‘ pr tf eN id NN Ik 5) in ke » , { Eh \ d Î J N ' « be TR ki : ww, 4 \ : NS NATUURLYKE HISTORIE O EF | UITVOERIGE BESCHRIVING | DER DIEREN ; PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het SAMENSTEL van den Heer LINNE U of Met naauwkeurige Afbeeldingen. EERSTE DEELS, ZESTIENDE STUK. Ee KOORE NS Ee AMSTERDAM; By de ERven van F. HOUTTUIN. MEDE GL XXL CH 83 Wég ifs INHOUD vaN Dit STÜK. ZESDE ABENLIND XLVL Hoor sr. Befchryving an ’t Ge- flagt der PAPIEREN NAUTILUSSEN \ of Doekenkuiven „waat in de Smal- kielde zo wel als de Breedkielde, en de Rystenbry-Nautilusfen , zoge. Haamd , begreepen 4yn. Bladz. é XLVII Hoorosr. Befchryving van ’t Gee flagt der NAUTILUSSEN , die men oök: Coquiljes noemt ; tot welker de Rleis ne Ammons-Hoorentjes, in ’t Zeé- Zand ontdekt , betrokken zyn. min YU XLVIIL HooFpsr: Befthryving van t Ge- flagt der Tooren, oudtyds Wellen genaamd , waar onder de Rollen be- greepen Zyn. mn 43 _KLIX. Hoorpsr. Befchtyving vin ’» Ge- flagt der PoRSELEINHOORENs, óók Kliphoorens én fomtyds Klipkou- fen genóemd wordende, saar ander die men Kauris rytelt of Guinee- fche Munt, _— BI L. Hoorpsr. Befthryving van 't Ge- flagt der BLAASHOORENs, dus wee gens de Geftälté en de dinte ván dé | Schaal getyteld. mem 1ÍO 1 2 Eke ad LI. Hoorpsr. Befchryving van ’t Gee flagt der VOLUUTEN, ’t welk, bee halve de Dadels en dergelyken, ook eenigen, die men. anders Rotshoo- rens noemt „ en de KEPER, be- | yat. Bladz. 136 LIL, Hoorpsr. Befchryving van ’t Ge= flagt der KiNkHOORENs , waar on-= der de Belhoorens , Kasketten , Be- zoars, Harpen , Pennen betrokken “ zyn5 zo wel als de Hollandfche Wul- ken en dergelijken. mm 137 LI. Hoorpsr. Befslryving > van ’t Gee flagt der VLEUGELHOORENs, waar onder de Krabben en dergelyken, en de eigentlyke Vlerkhoorens, als ook de Gevleugelde Pennen, gelyjk de Basterd-Zeetonnen, enz. begreepen UN. mn DAE edele Hoor pst. Befchryving van ’t Ge- … flagt der STEKELHOORENs ; waar onder , behalve de Spin- en Snippe:- koppen, de Krulhoorens , Padden, Oliekoeken., Voethoorens ‚ Bedde- tyken, Agaate en andere Peerhoo* rens, de Spillen, Snuitpennen en dergelyken , zjn &huis gebragt. mmm 074 LV. Hoorpsr. Befchryving van ’t Ge- flagt der TorLEN, tot welken de Zonvehoorens, Zee-Tonnen en de eigentlyke Pennen of Penhoorens, zyn betrokken. 359 LVL hd k LVL, Hoorpsr. Befchryving van t Ge. flagt der MAANHOORENS, die men ook Rondrhonden zou kunnen noe- men, en waar onder dus de Wen- teltrappen en de Trommelfchroe- ven begreepen zyn. Bladz. 358 LVIIL Hoorpsr. Befchryving van’t Gee flagt der SLAKHOORENs, gemeenlyk zogenaamd en dergelyken, die byna altemaal op ’t drooge, of In de Zoete Wateren, lvuisyesten. mn 408 LVIIL Hoorpsr. Befchryving van ’t Ge- flagt der NERIETEN , of Halve- maan Hoorens , waar onder de Eijer- doijers begreepen zyn, | mmm 477 LIX: Hoorpsr. Befchryving van't Ge- flagt der ZEE-OÔREN. me SCD LX. Hoorpst. Befchryving van ’t Ge- flagt der PATELLEN , Schilden, Kapjes en dergelyken. —_— SII LXI. Hoorpsr. Befchryving van ’t Gee flagt der TANDHOORENs , dat de Olyphants-Tanden en Wolfstanden bevat. amoemen € LXIl. Hoorpsr. Befchryving van ’t Ge: flagt der WorMBUIZEN, waar on. der ook de Neptunus-Schaft is t’huis gebragt. | samm SSË Edina "a LXI. LX. Hoorpsr. Befchryving van *t Ge. jk flaget der ZeEE-HoOUTwORMEN , ook sel Paalwormen en Kokerwormea of. Boorwormen genaamd , om dat zy de Paalen of ander. Hout, en de Huid der Schepen in Zout Water, doorknaagen. — Bladz, 580 LXIV. Hoorpst. Befthtyving van 't Gee flagt der ZANDKOKERS , wier Die- ren een Soort vân Zee- Duizend: beenen zy. mmm 607 Dn AANWYZING DER PLAATEN, en der Bladzyderi, alwaar de Figrüúren aangehiaald of befchreeven worden. Praar CXX. Afbeelding der Tooren, | —__ PORSELEINHOORENS , E1Ze tegen over Bladz. 49 Fig. 1. Speldéwetks-Fóot mét bet Dier daar n. Bi 45 Sa 2. Porfeleinhoorén met bant _ Mantel bewonden A ,enbet Dier uit dezelve, B. bl, 85 De Oostindifche Zee-Luis of Luisje inNatuurbyke groöta te D, en vérgroot syndé met bet Dier, C. bl. 115 ws j, De zogenaamde ZiczakeDa- del met baar Dier, bl, 1A4 Fig. 4. Een zeer aartig gemarmerd ee Voluutje, bet Tuffertje ir naamd., dx 4Q _— 5e De regte Mufiekhooren, me / bet Dier, —_ bl, 166 . PLaaT CXXI. Afbeelding van de Te- PELBAK, zogenaamd, _ degen over Bladz. 179 Fig. 1, Een Gekroonde Moesjes- Tepelbak „ met het Dier daar in. bl, 180. =— 2, Het Dier uit een grooter Te. __pelbak. ibid, Praar CXXII. Afbeelding van Bere HOOREN, WULxeN, enz. 103 Fig. 1 Een Geknobbelde Belhoo- ren met bet Dier daar in. bl, I94 ee Ze Kinkhooren-Eijeren van Su- riname, bl, 221 e= 324 Een Zeeuwfche Wulkhoo- ren, met bet Dier, van de eene en gndere zyde. bl, 229 Praat CXXIIL Afbeelding van KROON” Pig. Le Een k Kraonhooren met de zogenaamde Purperflak. bl, 262 2, Een fraay gebandeerde bruinbonte Krulhooren. bl, 285 3, Een effen ronde Spil mer het Dier. bl, 3rx m4. Een zeer fraay gebandeer- de Snuitpen. bl, 334 Praar CXXIVe PraarT CXXIV. Afbeelding van Tore 8 LEN, SLAKHOORENS, @nZe tegen over Bladz, 341 Fig, ze Een geknobbelde Tol of o Pieramied met baar Dier. bl, 342 —_— 2, Een Nerietagtige Maan- __ hooren; dito, bl, 361 3: Een Europifche Wentel | trap met baar Slakje. bl. 3or mamma 4, De Jongwerpende Rivier- Slakhooren met baar Dier. bl, 439 5,6. Een Franfch Zee-Oor met bet Dier, vande Rug-= zyde en van de Onderzyde befcbouwd, bl, 5o2 7,8. Een Europifche Patel- le met het Dier, van boven en van ter zyde, bl. 513 Paar CXXV. Afbeelding van Worm: BUISJES, EnZe an SSI Fig. 1. De Olyphants- Tand met bet Dier daar in. bl, sst == 2, Een zogenaamd Hoornflane getje, dito, bl. 571 — 3. Een zeer fraaije Neptunus= Schaft. bl. 578 emmen 4e Een Zee-Hout-Worm of Scheeps-Boorworme bl. 595 mm 5, Het Dier van fommige Zand- kokers of Wormbuisjes. bl, 609 mmm 6, Een Koker- Worm, de Goudtand genaamd, van de — Kaap, in zyn Koker. bl. 623 mam 7, De zelfde buiten zynKoker. bl. 624 BESCHRYVING DER D ER R EN. MEC OE WIGGER ZESDE AFDEELING ALVE "HOOFDSTUK. Befchryving van ’t Geflagt der PAPIEREN ‚…_NAUTILUSSEN of Doekenhuiven , waar in de Smalkielde zo wel als de Breedkielde; en de Rystenbry- Nautilusfen , zogenaamd begreepen zyn, MN ss e Doubletten of Tweekleppige El SDE esp SChulpdieren in ’t naastvoorgaande „ee Stuk befchreeven hebbende , ko* 3 Gehe NS men wy thans tot de befchou- wing der Eenkleppige , wier ledige Huisjes men gewoonlyk HoorENs noemt. Het Tooneel wordt onder dezelven geopend door deeze Stukken, wegens hunne brooschheid kostbaa- ter dan zeldzaam , welke om die reden den naam voeren van PAPiEREN NAUrILUs- SEN. Wat de oirfprong der. benaaming van Nautilusfen zy , zullen wy in ’ volgende Hoofdftuk zien, Á Ees 1. DEELe XVI. STUK, / Pe) BESCHRYLVING VAN kj) VL Eene omwonden of gedraaide , Vliezig duns Ee ne Schaal , die niet alleen uit één Stuk bes Hoorn. flaat, maar ook flegts een enkele holligheid STUK. beeft, zonder vefdeelingen ; maakt de Ken- kenner merken uit van dit Geflaget. Men kan ’er byvoegen, dat het Schulpdier een Polypus iss Soorten, Twee Soorten zyn in hetzelve, door LIin- __N&USs, opgetekend, als volgt. CCLXXL _ (271) Papieren Nautilus, dier de Kiel eeni- Argonauta Ne Argo, germaate getand heeft. Doeken- i KD, huife Veele Eeuwen „ reeds , is deeze Soort be- kend geweest, ARISTOTELES , immers, die lang voor ’s Heilands Geboorte leefde, {preekt ’er breedvoerig vari, en geen wonders alzo men ze aan de Oevers van de Middelland- fche Zee, zo wel als in de Indiën, en moog- lyk overal in de Oceaan van de warme Lugt- ftreeken, aantreft, Dit is de eerfte der twee / Soor- (271) Argonauta Carinâ fubdentatÂ. Sy/7, Nat. XII. Gen. 317, M. L. U. 548. N. 548. Naurilus. BELL. Aq. T. 580, Nautilus five Nauplius. BONANN. Recr.lI. fe, 13. Listr. Conch. 4 Naut. T. 3, 4. Nautilus tenuis, RuMePH Mus, ‚_ 'T. 18. f. A. B. N. IT, 4, Cymbium, GUAERTH Zet. T: skep €. A;,B, C. Nautilus Papyraceus. ARGEN v: ) ne T. 5» (5)e f. A, B, C. Nautilus, OEEAR. Mus, 6OLT. 3d..f. Ae Baes. Adriat, II. T. 5. f 29. SEB. Plus. 1. T; Ede Êf. 4 , 12. Nautilus fülcatus. KLEIN Oftrac. T. L f. 3. Cyimbiuut, TESSIN, Epift. 1. N. 28. KNORKs Verzam, LD, BL 2 IVe D, Pl, He GA 5 : TE me 2 DE PapiEtEnNn NAuritüssEn, 8 Soorteri van Nautilusfen by ArisTörèLEss vi die getuige ; dat de Schaal, van fommigen ;Arprats het Ey der Polypus gênoemd wetdt. Men goor: zal dit zodanig begrypen moeten; dat dezel-sruxs ves als een Dop; het Schulpdier , ’t welk een Polypus is , omvat en in zelfftandigheid veel gelvke raar de Eijerfchdalen. Gedagte Schaal vergelykt de Vader der Wysgeeren by êene Mancelfchulp ; uitgenomen dac zy hol is en dat het Dier er niet zo aan kleeft, Digt aan Land, voegt hy ‘er by, aast zy gemeenlyk s en wordt dan dikwils van de Baaren. op den Oever gefineeten , zo dat de Vifch uit de Schaal geflingert wordt en men dezelve ledig bp den Oever vinde; 5, Het Dier is; hiet ss de gewoone Polypus ; Zegt ATHENZEUS; ;s maâr Een Dier dat naar de Polypusfer ss zweemt, wat de Krullen aangaat ; hebbende een Korst om zyne Rug, met welker Hol- ligheid nederwaards gekeerd het uit de diep- te dêr Zee opftygt; en dan zig omkeetende zeilt: Het fteekt; haamelyk , twee Krullen ‚„ boven uit ; waar tusfchen zeker dun Vlies gezien wordt ‚ naar dat gene gelyketide zi * welk de Vingeren der Pooten van de Zwemvogelen famenbindt : twee anderen laat het in't Water neder , om zig te beftuu- 4, tefis maar, Wanneer het iets tot zig ziet komen, dan trekt het ylings de Pooten in ; sen; de Schulp met Water gevuld zytide 4 & daat het naar de diepte” gi DS 0 IEA Loe E Dii. XVI STOK, 35 â BESCHRYVING vANR VL. __ Zodanig is de befchryving der Ouden van SLVL diet Schulpdier, welke in de voornaamf{te om= Hoorp- ftandigheden bevestigd wordt door -Rumruarus, STUK, _ die echter met eenig onderfcheid daar van fpreekt, zeggende: ‚‚ men bevindt, dat dee- »‚ ze Vifch , zeilende, het meefte van zyn ‚, Lighaam in ’t agterfte van de Schulp bergt, „, houdende alleenlyk twee van zyne Baarden, 5 als Roers, daar buiten om te ftuuren : maar, als ‘er geen Wind is , zo brengt hy alle zyne Baarden buiten , laatende de Voorftes ven weder zakken , en dan roeit hy. Als hy eenig: gevaar of onraad befpeurt, dan trekt hy al zyn Vleefch binnen boord , keerende het Agterfteven om hoog, zo dat het Bootje „‚ Water fchept en te gronde gaat.” Dit moet Natuurlyk volgen uit de verzwaaring van het breedfte gedeelte der Schaal, door het gewigt van den Polypus; terwyl in tegendeel , doorde . Armen voorwaards uit te fteeken, het Agter- fteven, Natuurlyker wyze , opgeheven moet worden ; zo dat de breede dunne Rand een foort van Zeil maakt : zonder dat men om ’% “behulp van ’ gedagte Vliesje behoeft te den- ken, 'twelk RumePHius in de Oostindifchen niet vernomen hadt. Hy getuigt, echter, dat ‘dezelven fomtyds fneller” zeilen dan een Schip; 't welk aan haare ligtheid is toe te fchryven. f Naamste: _ Wy zien dan hier uit, om welke reden dee. * 1 î N CAL ze Hoorens of Schulpdieren van fommigert Zei: 32 DE PAPIEREN NAUTILUSSEN. 5 Zeilers geheten worden, en in ’e Hoogduitfch VI. Fahrkuttel of Schiffkuttel; doch men gebruikt Apen: in ’t algemeen den naam van Nautilus, of es volgens den Franfchen tongval , Nautile, De srux, Grieken noemden haar ook MNauplios en Pom- pilos volgens Prinrus. In ’t Icaliaans geeft men er ook wel den naam aan van Polpo Mos- cardino of Moscarolo volgens BoNANNi, die ’er de woonplaats van ftelt in de Adriatifche Zee, ,, daar hem de Visfchers , zegt hy, on- „der de Zeekatten , by de Klippen aan den „, Oever vinden,waar hy dikwils gaat aazen. s‚ Zyne Schaal is byna zo dun als Papier ; », doorfchynende, broofch en Sneeuw-wit; ‚‚ een Scheepje of Schuitje affchetzende , dat s, uit drie deelen beftaat, twee Zyden , naame* s lyk, en een Kiel, waar de Buisagtige Strece s‚ pens overal getrokken , in uitloopen , en dezel- ‚„ vel'andswyz’ oneffen maaken , zynde die door ;, eene geele of bruine Kleur onderfcheiden”, Men vangt dit Schepzel niet alleen in de Adriatifche Zee of Golf van Venetie , maar bovendien aan de Eilanden Sicilie , Sardinie, Corfica, Minorca, en anderen in de Midde- Jandíche Zee, zegt JARGENVILLE, en hier door agt hy de echtheid der Afbeelding beves- tigd te zyn, welke daar van door Doktor Rurscu gegeven is. Het uitgefpannen Zeil, daar in, echter, komt ten opzigt van de groot- te verdagt voor, en ik weet niet wie de me- nigvuldige Ooggetuigen zyn, die de Papieren Ä 3 Naur» 1. DEEL. XVI, STUK, VI Arperu XLVI, Hoorp STUKe Her Diere 6 BESCHRYVING YAN Nautilus hebben zien Zeil maaken, zo Lig- NEUS zegt (*). Evenwel is ’t niet te den- ken, dat het Dier flegts, gelyk de Kluizenaar, in een vreemde Schulp of Hoorn huisveste; hoe zeer hetzelve ook van de andere Schulp- dieren verfchitle. Wy geeven ‘er , volgens ge= daten RvrscH, deeze veleheaiik van , die wy met het onze, dat wy in Vogt hebben ; vergelyken;, zegt TARGENVILLE, s> De Kop is taamelyk groot , met twee hel- ‚> dere Oogen voorzien. Het heeft agt Pooten s‚ of Beenen van een week Vleesch, welke men ‚> Baarden noemt, Zyzyn dikker aan het end, dat » by het Lighaam komt, en hebben een dun »> Vlies, dat ze aan malkanderen verbindt „gelyk 9, men ziet aan de Pooten der Eenden. Deeze „> Baarden , van Zilveragtige Kleur ‚met Wrat- » ten op de zyden, zyn plat als Belse en 33 dienen het Dier om te zwemmen, Het s, fchynt , dat hetzelve roeit met zyne Lap- „, pen en Baarden , en dat het zyne Schulp bee p {tuurt als een Boot of Sloep. De zes Baar ‚ den van vooren zyn kort, wit, en vol met 3 Wratten, even als die der andere Zeekatten. ‚, Het. (*) Nif tot teftes nobis obftringerent , qui propriis oculis viderunt Argonautam velificantem, Syf?. Nat, pe EIGle JON- sT owus perquam confufe defcribit fpecies ‘Nautilorum, ree coquens fabulam de Nautilo Velificante , quam explofit RUM- PHIUs, KLEIN Ofrac. p. 4, RumePnHius heeft wel het Zeil maaken, doch niet het vaaren of zeilen van de Naue gilgs ontkend, 4 DE PariEREN NAUTILUSSEN. 7 »s Het fpreidet dezelven als eene Roos uit, VI. > onder ’t zwemmen : de twee andere Baar- Ei > den, van agteren , die langer zyn, hangen aren » in de Zee, om tot Roer te dienen voor zy- STUK, > ne Schulp; welke hy met zyne Hefboo- ‚- men van vooren opligt , om ’er den Wind ss in te ontvangen, Wanneer het dood ftil ss is, gaat hy aan ’t roeijen, laat zyne Hef. ‚‚ boomen neder , en doet alle zyne Baarden … Uitkomen, Eenig gevaar vreezende , trekt ‚> het Dier zyn Vleefch en alle de Baarden in; „op dat zyn Schuitje Water fcheppen moge „, en dus te gronde gaan. Dikwils pompt het „> en werpt Water uit zyne Schulp , dikwils ‚> verlaat heet dezelve, die dan op de Zee ‚o dryft „tot dat zy tegen de Rotfen verbryzeld 5 worde (*)”. Fier worden, al wederom „ geene Oog- ge- tuigenisfen bygebragt , en de befchryving fchynt van RumrPurus ontleend en wat opgefmukt tezyn. Het Dier, dat ik onder deezen naam gekogt heb , is langer van Lyf, en de Oogen zyn daar in, op ver naa, zo blykbaar niet , als in de gedagte Afbeelding. Het is, over ’% geheel, bruiner dan de andere Polypusfen , en de Armen zyn in hetzelve, za wel als in die, volkomen van elkander afgezonderd , zonder eenig tusfchenkomend en famenvoegend Vlies. Twee (*) Canchyliogie, IL, Partie p‚, 30 | A 4 IE. DEEL, XVI. STUK. Ld 8 BESCHRYVING VAN. VI. Twee Armen zyn inderdaad langer dan de ÄFDEEL. k ki xv, overigen, doch dit zyn de agterfte of de meest Hoorp- ruggelings geplaatfte niet , maar de genen die &TUK. daar aan volgen. Welke de Hef boomen zyn; daar dARGENvILLE van fpreekt, en wat het Steunpunt tot derzelver werking „om de Schulp zodanig op te ligten , dat de Wind in het breedfte end , als in een Zeil, kan gevangen worden, verftaa ik niet,en geloof veeleer ‚dat zulks door de verandering van het middelpunt der zwaarte, wegens de overhelling van het Lighaam des Diers , of van deszelfs Armen, als gezegd is, veroorzaakt worde. Bret Dier Wat de Afbeelding van de Hooren , met het ei Dier daarin, aangaat, dezelve fchynt reeds van oude afkomst te zyn. In ’t Werk van ALDROVvVANDUs, naamelyk, komt de zelfde Figuur voor, welke d'ARGENVILLE in ’% midden van zyne Plaat geeft , en daar van {preekt die Autheur aldus, „De Schaal van , de Nautilus heeft BerLoNius met die ‚‚ van RoNpeLETIUs overeenkomftig afge- ‚> beeld , en den daar in begreepen Polypus ‚, met alle de Baarden uitfteekende, die veel ‚, langer zyn, wel driemaal en daar boven, > dan RoNperLErTius dezelven vertoonts „> zodanig dat drie derzelven wederzyds ge- „, kruld neergelaten , twee fchuins opgeregt , worden , zonder eenig tusfchenkomend Vlies. s> Dat Vlies, naamelyk, heeft hy als een Zeil, z> aan het vlakke end der Schaal, of het Voor- Îles DE PAPIEREN NAUTILUSSEN, je) s» fteven , overend geplaatst. OprpraNus Vie > Zegt, dat twee Pooten worden opgeregt, rvi. „‚ en tusfchen dezelven een dun Vlies, als een Hoorp- „‚ Zeil: twee nedergelaten , aan ieder zyde,TUKe „) die naar Stuurriemen gelyken : maar de Af- ‚‚ beelding van BELLONIUS, en die welken » de Dierbefchryver (*) uit Engeland ontvan- „> gen heeft, zo wel als de myne, laat ’er we- 3, derzyds drie neder. Zy fchynen echter „‚ meer te gelyken naar roey=dan {tuur - Rie- > men. PriNrus alleen fchryft, dat deeze Vifch zyne Staart in ’t midden als een Roer s gebruikt ; of hy dat regt heeft weet ik ‚, niet: want in de. Polypus is geen Deel be» „, kend , dat den naam van Staart voeren of „, dus buiten de Schaal uitgelaten zou kunnen > worden” (+). Een zelfde flag van Dier, als by Rumenrus verfchit in de Ryftenbry-Nautilus afgebeeld is, komt en by anderen voor, in de Smalkielde Papieren Nautilus, Schoon , naamelyk , LiNN&us alle de Dunfchaalige , Eenhuizige Nautilusfen tot ééne enkele Soort heeft t'huis gebragt, kennen wy nogtans daar van drie weezentlyk verfchillende , die altemaal wel den naam voe- ren mogen van Papieren Nautilusfen of Doe- kenhuiven ‚ doch byzondere Kenmerken heb- | ben, (*) Zoögraphus zegt hy. Men meent, dat hier door dz Oude GESNERUS verftaan worde. (Ì) De Teftaceis, Libr, Ill, Cap. S. Ä 5 1. DEEL: XVIe STUK, VL Ärperrr XLVI, Hoorp. STUKe Smalpee To BESCHRYVING VAN ben 5 waaraan menze, ’t zy klein of groot zynde, duidelyk onderfcheidt. Daar zyn naa- melyk Smalgekielde , Breedgekielde en Rysten= _bry-Nautilusfen, Ik zal van elk in ’t byzonder fpreeken. £ De Smal gekielde of Smalkielde. fchynt de ge- ne te zyn , welke de Ouden gekend hebben. Dus, naamelyk, luide de befchryving van BErLON;sus , welke ALDROVANDUS naauwkeurig noemt. , De Schaal fchyat uic ss drie Stukken te beftaan, te weeten de Zy- ») den en Kiel, daar zy doch maar enkeld en eenvoudig is , zynde de twee Zyden door „> de Kiel vereenigd. Zy heeft doorgaans niet > meer grootte, dan dat menze met de beide », Handen omvatten kan , en de breedte laat s Zig befpapnen met den Duim en middelften +, Vinger, Haar dikte van Wand gaat die van …, Parkement niet te boven, en zy hebben „> Streepen overlangs, die haar aan den Rand „> gekarteld maaken , als waren zy met T'and- „‚ jes ingefneeden. De Opening, door welke af «s de Nautilus gevoed wordt en uit de Schaal „, komt „is groot. De Schaal is broofch , Melk- > wit, glanzig en inalle opzigten naar een rond > Scheepje gelykende”’, Die is het ook welke BONANNr afbeeldt. KrrriN merkt aan,dat deeze nog door fcherpe of ftompe Ooren te hebben, verfchillen , en hy onderfcheidt dus die van BoNANNI van die gene , welke RumrpHius afgebeeld heeft , met fcherpe | Oo: pe PAPIEREN NAUTILUSSEN. Ir Ooren, Want LisTer hadt de zodanigen VL. ge-Oord geheeten, die by het middelpunt der A Windingen een dikkere’ Eeltagtige Zoom heb- zoorn- ben, eenigermaate gelykende naar eens Men-srux fchen Oor. Dit hebben de Smalkielde by uit- neemendheid , gelyk de Afbeeldingen aantoo- nen ‚ inzonderheid die, waar menze van de grootfte Soort vindt afgetekend (*), Zy ko- men niet alleen van vyf tot zeven Duimen of een Span lang woor, gelyk Rumrurus zegt, maar ook fomtyds van een Voet en daar boven. Die, welke GuarTurrerr heeft doen af beelden , ter langte van tien en ter breedte van zes Duimen , is een ongemeen ‚ Stuk, zullende waarfchynlyk dat Exemplaar zyn, daar in de Aantekeningen op Rumepurus van gefproken wordt, als zig bevindende in het Kabinet van den Groot Hertog van Flo- rence. Men vindt ook kleinen van maar twee of drie Duimen lang. De Kleur is wit of eeni- germaate uit den groenen geelagtig in frisfche Nautilusfen van deezen aart, die in het mid- den, aan de gedagte Ooren of Maantjes, dik- wils Purperrood zyn : maar de Tanden of Pun- ten aan den omtrek hebben zy, in ’t alge. meen , donker bruin of zwartagtig. Hoe groo- ter en frisfcher , hoe kostbaarder deeze Hoo- rens (*) Zie GUAL TH, Zeftar. T. IL f, A. SEB. Aah, III, PL. 84, f‚, 5 RuMPH Rar. Pl, 18,f, A. ARGEN Ve Cosch. Bl. 5. f. A. KNORB, Verzam, Ie De Pl, 2, ze 1, DEEL. XVI, STUK, VL ÁrpreL, Hoorp- STUK. 12 BEsSCHRYVING VAN rens zyn, en dit ís niet te verwonderen, alzo men in Oostindie voor zulken, daar agt Muts jes of een Zeeuwfche Kan Water in gaat , zo RumrPHrus aanmerkt , wel negen Ryksdaale ders betaald heeft. Breed gerugde, ‚ Dat flag van Nautilusfen, welke men , om dat zy veel breeder gekield zyn, breed gerugde of breed gekielde, anders ook wel Breedrugger tytelt , verfchilt bovendien van de voorgaan- de daar in, dat zy de Opening wyder heeft, en dat de Sleuven en Buisagtige Verheffingen , die van het midden naar den omtrek loopen , breederen verder van elkander geplaatst zyn, zo wel als de Fanden aan den Omtrek, wel- ken deeze Soort veel ftomper heeft, gelyk de Afbeeldingen aantoonen (*).… Zy valt, op ver naa, zo groot niet; weshalven RumrPHius deeze ook de Kleine, noemt van de Papieren Nautilusfen. Die by hem afgebeeld voor: komt is evenwel nog taamelyk groot, als heb« bende meer dan drie Duimen langte Door- gaans vallen deeze Breedruggen nog kleiner en fomtyds niet langer dan een Duim. „, De ‚‚ Kleur is doffer en geelagtiger , of vuil ‚‚ Hoornkleurig en als berookt: de Tandjes, s, aan den omtrek van de Schaal, zyn mede s> Zwart: doch zy is naar evenredigheid veel dike (*) Zie GUALTH. Teflar, T. 12, f, Ce SEB. Kab, IX, Pi. 84. f, 912, RUMPH. Rar, Ple 18e f. B. ARGENVe Conch. Pl, 5e fo B, KNORR WVerzau, I. D. Ple ge fe ze Iv. De Pl ri, DTe Jij DE PAPIEREN NAUTILUSSEN. 13 „ dikker dan de voorgaande, Evenwel ont- VL. ‚, houdt zig daarin, zo Rumenrus fchryft, iin „ een zelfde Soort van Vifch of Dier, dat zy- Hoorn: _»‚ ne Baarden ook op de zelfde manier EEn STUK, ‚> doch meer roeijende dan zeilende gevonden > wordt , inzonderheid onder Bladen en Dryf- ‚, hout zig verbergende. Anders onthoudt hy zig meest op den Grond en komt fomtyds > ook in de Vischfuiken ; weshalve men dee- » Ze Soort meer ziet dan de voorgaande”. Ten opzigt van het Dier brengt die Autheur, De Eijer als Ooggetuige ‚ nog deeze Waarneemingen °°° te berde. Hy hadt zodanigen, versch uit Zee gebragt zynde, gehad, die aanftonds ftierven, al deed men ze in Water : des het bedenkelyk voorkomt , of die Schulpdier , fchoon aan zy- ne Schaal geen blykbaare aanhechting hebben de, ook wel buiten dezelve kan leeven. Ten uiterfte ongeloof baar is het zeggen van Prre NIius, dat dit Dier zyne Hooren by wyien verlaaten zou, om op ’t Land te loopen. Hy hadt Eijeren in deszelfs Buik gevonden , zyn- de ronde witte Korrels ,als een Klomp famen- hangende, waarvan ieder boven op een zwart Stipje hadt, alseen Oog. Dit gelyket wel wat naar de Eijertros der Zee-Katten *. De Die= * Zfe het ven, zo wel van de Smal gekielde als van dan Breedruggen , hebben ook dergelyke zwarte Sneb, naar een Pappegaay’s Bek gelykende, als de andere Polypusfen f , die diep onder}: t Zelfde ‘et Vleefch verborgen legt. „, Op den bodem bl. 358 yvan I. DEEL, XVI, STUX, i4 BescaurvyviNG vaN VE, van de Schulp vindt men een Klontje Ei: ÁrDeEL. © . 5 | xLVi, 5» jers of Kuit, van gedaante of Kleur als an. Hoorp- 5, dere Visch-Kuit; omgeven met een dur STUK. _, Vliesje, Al is de geheele Sehaal niet groo- 5, ter dan een Vinger, zo hebben zy doch een »» Eijerftok , als een Kusfen op de Kiel leg- ss gende”, | ET De Rystenbry- Nautilus fehynt-aati Rum- fen; PHrus niet bekend geweest te zyn , hoewel men de Afbeeldingen daar van, in zyn Werk; door den Uitgeever en Aantekerfaar , gelyk veele anderen; ingevoegd vindt C*). Die ech ter , welke men daar heeft , zyn niet van de” de groocften : zo min als die van Guar- THIERI, welke nog geen vyf Duimen in langte haalt. De Afbeelding , in ’t Werk van SEBA, heeft de langte van negën Duimen, Stukken van die grootte zyn ongemeen zeld= zaam en zeer kostbaar, want dit fläg var Nautilusfen wordt thans by de Liefhebbers het allerhoogfte gewaardeerd. Zy verfchillen mider van de Breedruggen, dan van de Smal- gekielde, doordien zy de Kiel taamelyk breed hebben, en de Kleur is, zelfs itt groote Stuk- ken , Melkwit , met bruine Punten aan den Omtrek:; De Buisagtige verheffingen tusfchen de Sleuven, die van ’t middelpunt naar den Omtrek loopen, even als in de andere Papie- ren (*) RumrH. Anb. Rar, Pl. 18, Nir, 253; 4. Zie sok GÜALTHIER: FT, ia, f, B, SEBA, Kabe Pl, 84 É, 4e pi PAPIEREN NAUTFILUSSEN, 15 fen Nautilusfen, zyn hier als van binten met Vl een Stift uitgedruke, ’c welk de Oppervlakte ENE van buiten bezet maakt met Knobbeltjes ; die Hoorp. naar Koorntjes gelyken , en zulks , met de STUK. Kleur gepaard ; geeft ’er die zonderlinge , doch niet ongepaste, benaäaming aan. Deeze Knob- beltjes zyn , regelmaatig , als op Cirkels ge- plaatst, die langs de Winding uitloopen. De Opening gaapt, in myn Exemplaat , dat vier en een half Duim lang is, wel twee Duimep; en in een Smal gekielde van vyf Duimen mer- kelyk minder: waar uit men het verfchil van dikte kan opmaaken; Ook zyn de Rystenbry- Nautilusfen ronder van Omtrek ; en hebben de ttedagte Ooren of Maantjes zo zigtbaar niet. (272) Papieren Nautilus; die de Kiel rimpe- CCLxx11 Argonauta lig en zonder Punijes heeft. Comliln, Kleintjes Egn zeer klein Hoorntje , dat naauwlyks de grootte van een Zandje heeft, in de Middel. landfche Zee voorkomende ; is door LiNNAus tot de ‘Tweede Soort van dit Geflagt gefchikt, GuaALTHIERI noemt het, gelyk de anderen, Cymbium, waar vaù de bynaam af komftig is, Ik weet niet , waarom hy niet liever dat on- gemeen raare Stuk , ’t welk de Heet Lvon- NET alleen meende te bezitten, by d'ARcEN- VIL- (272) Argonauta Carinâ rugofâ muticâ, Sy/t, Nat. XII GUALTAH. Zefl, T. 12. fs De | Ee DEEL, XVI. STUKa VI. JÄFDEEL, X LVL, 16 BESCHRYVING vAN VILLE op de eerfte Supplement-Plaat , Letter B, vertoond, tot eene nieuwe Soort gemaakt Hoorp- heeft. Hetzelve immers , behoort , volgens &TUK,. Naame dien Autheur, volftrekt tot de Papieren Nau- tilusfen , en wordt , wegens zyne ontzaglyke dunte en doorfchynendheid , MNautile vitré , dat is Glazen Nautilus , geheten. De Geftalte, echter , zweemt meer naar die der Kapjes of Patellen „en het heeft een omgekrulden Top, gelyk fommigen onder dezelven, doch het is als plat gekneepen , geheel vol Ringswyze plooijen , met den Mond evenwydig, en heeft een geknobbelde Kiel. Dat Stuk , ’ welk op de Plaat van Rumrrius, in N, 5 , is afge- beeld, zou ook als een byfoort mogen aange- merkt worden van de Papieren Nautilusfen. RNATE GEAN GE lt aff SLUIT OO DST U K., Befchryving van 't Geflagt der NauriLus- SEN, die men ook Coquiljes noemt; tot sel- ken de kleine Ammons-Hoorentjes, in * Zee- Zand ontdekt , betrokken zyn. D* de benaaming Nautilus , zò wel als __Nautikos , gelyk de oude Grieken deeze Hoorens tytelden, als ook ’c woord Nauplios , dat fommigen gebruiken , van de Geftalte, die eenigermaate naar een Vaartuig, Naus, gelykt, afkomftig zy, is zeer natuurlyk te be=, sry WEN UP TEHUSSEN: 17 grypen. Eenigen, echter, fchynen te den- VL ken , dat het eerstgemelde woord zynen oir- ke | fprong van ’t Grieksch woord Navris, in ’tgoorp- Latyn Nauta , zou hebben , alzo zy ’er densruxe naam van Schippers aan geeven,en ze dus van die van ’ voorgaande Geflagt , welke zy Zei- lers noemen , tragten te onderfcheiden : daar, doch, deeze niet minder Zeilers zyn dan die, en de naam van Schippertje past op geen van beiden. De Ouden fchynen ze ook Pompilos geheeten te hebben, dat een naam is, die aan zekere Visfchen , welke de Schepen , op hun- ne Reístogten in de Oceaan , dikwils vergezel- len, gegeven wordt f. De gewoonlykfte; zie net naam, echter, is Naurrirus, dien menin de 7, koro» meefte Taalen van Europa overgenomen heeft. De Kenmerken beftaan in eene Schaal die kenmer= Eenkleppig is en veele Hokjes heeft, welk“ ke met doorboorde Middelfchotten van elkan- der afgezonderd zyn. Voor het overige komt de Hooren, in uitwendige Geftaite , veel met die van het voorgaande Geflagt overeen. Het tegenwoordige bevat, volgens den Rid- soorten, der LiNN@us, zeventien Soorten , doordien hy ’er alle de Verfcheidenheden van die kleine Hoorntjes , naar de Verfteende Ammonse Hoorens gelykende , welke men , federt eenige Jaaren.in het Zand der Oeveren van de Mid- _dellandfche Zee ontdekt hadt, en zelfs zoda- nigen, die byna regt zyn, in begreepen heeft, B 1. Spí- 1. DEEL: XVI, STUK. VL, ArpreL. XLV II. Hoorp- STUK. CCLXXI IIe Nautilus Pompiliuse Paarle- moer=Nau- tilus. 18 BESCHRYVING VAN 1. Spiraale , die rondagtig zyn. (273) Nautilus, met de. Schaa) fpiraal , de ‚Opening Hartvormig , de Windingen aan elkander gevoegd , flomp en ef- „fen. _Deeze Kenmerken behooren tot de gewoone Nautilusfen , die men dikwils, in onderfchei- ding van de voorgaande , Nautilus crasfus of dikke Nautilus noemt ; dewyldeezede Wanden veel dikker heeft. Men geeft 'er ook wel den naam van Coguilje aan: een woord dát van de Franfchen ontleend is , en Schulp betekent: zullende by uitneemendheid op deeze Hooren toegepast zyn. Men plagtze , in ’t Neer duitsch , ook Paarlemoer - Hooren te noemen; alzo zy van binnen fchoon Paarlemoer is , en van buiten fraay gepaarlemoerd kan worden: doch, nu men zulks aan verfcheiderley Hoo- | | rens, (273) Nautilus Teftà fpirali , aperturâ Cordarâ , Antfra&ibus contiguis obtufis levibus. Sy/?, Nat, XII: Gen, 318. M. L, U. 549. Ne, 149 Cochlea Margaritifera, ROND..Ag 2% Ps 97. Nautilus alter, BELEON, Ag, T.382 JONsT, 49, T 10 fe 1, 2, 7e Nauulus major crasfus. RUM PH.-Rarit, Te 17. f. A, B, C. BONANN, Reer. 1, T. 1,2. GUALT He Tft, Te 17, 19. ARGENV. Canth. Te 8 KE, EL PET, Amb, Te 3. f. 7. Gaze T, 99, fe De EREYN Polyth 14e KLEIN, Offrac. TT, Ie f, 1, 2 SEB. Kabe ML To 84 fo I= Se KNORRe Werzame I, De Pl de Pl, 2e fe 3e IVe De Pl, 22, pe NAUTILUSSEN, 19 rens, ook die niet minder groot zyn, gelykde VL. _ Knobbelhoorens , weet te doen, behoort men, an tot onderfcheiding , veeleer den naam te ge- Hoorn. bruiken van Paarlemoer- Nautilus , of enkel strux. dien van Nautilus, In plaats van Schippers of Schippertjes, zou ik ze liever Stuurlieden hee- ten. Waar van de bynaam Pompilius ontleend Zys is uit het voorgaande blykbaar. De Ouden hebben van deeze, als van de Eigen- s „ fcnappen, tweede Soort van Nautilusfen ‚ gewag gemaakt. De zelfde Eigenfchappen, van te vaaren, ja van te zeilen , worden ‘er, even als aan de Papieren Nautilusfen , aan toegefchreeven. De- wyl zy byna alleen in de Indiën voorkomen, zo is RKumr rus hier de eenigfte Getuige, die ons verhaalt, dat men deeze Nautilusfen, na een Storm, als het Stil Weer wordt, om- ftreeks de Molukfe Eilanden, en zelfs by Ja- va, by croppen op het Water ziet dryven, zynde waarfchynlyk door ’t geweld der Gol- ven van den Grond opgeligts waar uit hy be= fluit , dat deeze Schulpdieren aldaar ook troeps= wyze leeven. Ik vind echter, daar omtrent, die bedenking, of de Grond der Zee wel zo gelyk en vlak is, dat niet deeze Dieren zig aldaar, by een Storm, tusfchen Rotfen , Stee- nen, Klippen en Zeegewas, zouden verbergen kunnen. Mooglyk zullen zy alsdan eenige verfrisfching zoeken, tegen de troebelheid van j het Water, of enkel naar boven gaan om eens B 2 | Adem Is DEEL, XVI, STUK, VL AFDcEL. 20 BES eHR VIN GC: v KN Adem te fcheppen , volgens de manier van xj vi, fpreeken. > Dit dryven, (immers, zegt hy], Hoorp- STUK, ‚» duurt niet lang : want alle de Baarden ine ss trekkende keert hy zyn Bootje om, en gaat ‚> weer te Gronde. De ledige Schaalen , in » tegendeel, vindt men dikwils dryven of op „ het Strand leggen : want dit weerlooze > Dier, geen Dekzel hebbende, is een prooy , voor Krabben, Haaijen en Kaaimans: wes- » halve men de Schaal aan de kanten meest +, geknaagd vindt, en , dewyl het Dier niet », vast hangt aan de Schaal , kunnen zy het- ‚‚ zelve ligt daar uit trekken , en laaten de », ledige Schaal dryven. De Jonge Schepzels , van deeze Naucilus, nog niet grooter dan > een Schelling zynde, zyn fchoon Paarle- se» moerverwig van buiten en van binnen; zo > dat de ruige Schaal eerst door den tyd daar ‘> over heen groeit, beginnende van het voor- Het Dier, > fte end, of van het Bootje af.” Van het gedagte Dier kan ik geen klaarder denkbeeld geeven , dan het gene ons-door RumeHius is medegedeeld. Hy merkt aan, dat hetzelve ook tot de Polypusfen of Veel- voeten behoort, doch eene Geftalte heeft, die eenigermaate gefaczoeneerd ís naar de Schaal , welke het bewoont. Het moet.ze= kerlyk meer gelyken naar de overige Schulpe dieren, alzo het insgelyks een Staartje heeft, waar mede het aan of omtrent de Spil der Windingen vastgehechtis, gaande als een Pees door DE NAurTILEUSSEN, er door alle de Kamertjes heen, Dat gedeelte VI. van het Dier, ’t welk uitwendig zig vertoont, On. en den Voet uitmaakt , daar hetzelve mede Hoorn voortkruipt, gelyk de Slakken, is meest vlak , STUK. Kraakbeenagtig en gerimpeld, ziende uit den rosfen. of licht bruinen , met eenige zwartagti- ge Plekken: „, het onderfte deel, ’t welk tegen », de Kiel aan legt, en in ’t gaan het bovenfte 5s wordt, is mede Kraakbeenig , doch weeker s» dan het voorige en met veele Wratten be- » zet. Tusfchea beiden, aan ’ voorfte deel, s‚ Ziet men een Klomp, van ontelbaare Voes tjes ‚ met verfcheide Lappen boven elkan- der, en ter wederzyde den Mond bedekken- de ; zynde ieder Lap gefatzoeneerd als de Hand van een Kind. Van deeze Lappen, nu, verdeelt de grootfte en buitenfte zig in twintig Vingeren of Voetjes, die ieder een halven Vinger lang en een Stroohalm dik „ rond, glad en zonder die Napjes zyn, wel- ke men aan de Armen van de Polypusfen ziet: ook loopen zy aan ’t end breed uit, ‚> gelyk het blad van een Riem. Hier onder s, legt het tweede en derde Lapje of Handje, dat in zestien Vingeren verdeeld is, en daar », Onder fteeds kleinere en met kortere Vingers, „ tot op den Mond. Alle deeze Vingers kan ‚‚ het Dier intrekken en uitfteeken naar belie- s ven: zy dienen hetzelve niet alleen voor „ Voeten in het kruipen , maar ook voor Han- Big ‚a den, 23 I, DEEL, XVI. STUK, VI. Arpeer. 29 BESCHRYVING VAN > den, om zyn Aas aan te vatteh en naar den xXLvij,’> Mond te brengen. De Mond of Bek gelykt Hoorp. ‚STUK, ‚‚ naar die der andere Zeekatten, zynde haakig »> krom, Beenig hard, blaauwagtig zwart; en ‚ van agteren met een Kring van wit, taay » Vleefch omgeven: doch deeze Bek is door »> tenige andere Velletjes en door de gezegde > Lappen geheel bedekt , zo dat men niets », daar van zien kan, eer men die van elkander ss trekt. De Oogen, die zeer groot zyn , en > als Navels zig vertoonen , ftaan op zyde, “ doch hebben in plaats van Appel een Gat, s En zyn van binnen gevuld met zwart bruin ‚> Bloed. Van het agterfte des Lyfs gaat door ‚… alle de Gaatjes der Befchotten, tot aan het > middelpunt , een dunne Pees , die ligt af- …… breekt. Onder de Snuit heeft het Dier een > halfronde Pyp, gelyk de andere Zeekatten” „ enz. | | Deeze befchryving van dit Schulpdier komt my niet zo duifter of verward voor, als dezel- ve door fommigen aangemerkt wordt (*), en D'ARGENVILLE doet den gezegden Autheur groot onregt, wanneer hy te kennen geeft, dat hy het een Polypus met agt Armen genoemd zou hebben, even als dat der Papieren Nauti- lusfen: als cok, dat hy een andere Afbeelding beloofd heeft, die nimmer aan ’ licht gegeven is (*) Partis Animalis moltis deferiptio et delineatio in Mufeo Amboinico confufe funt et vix intelligtbiles, BREYN de Folyshalamiis, pe 16, DE NAUTILUSSEN, 23 is (*). Dat de Figuur ’t zoekgeraaktzy, wel- vr. ke door Letters opgehelderd werde; (gelyk APDELE. de Uitgeever meldt ;) heeft Ru mpurus niet eik Get kunnen helpen, wiens befchryving zeer welsrux, verftaanbaar is, en ‚niet ftrydende met de Af- beelding , in zyn Werk van den Vifch uit deeze Hoorens gegeven. De Schaal belangende is minder zwaarig=De Schaale heid. BrrEyN wil de Afbeelding vandezelve;, in de Amboinfche Rariteitkamer, nog wel laa- ten-gelden„ doch merkt aan, dat in de door- gezaagde, die aldaar voorkomt , het Pypje of Spuitje ontbreekt, ’t welk door alle de Ka- mertjes gaats welk gebrek in de Afbeelding van HooKE, anderszins genoegzaam naauw- keurig, ook op te merken viel, en dat hadt hy verbeterd , door eene met de uiterfte vlyt uitgewerkte Figuur. In dezelve, ’t is waar, komt zulk een doorloopend Pypje voor , dac ooefchynelyk zeer fraay uiet de Herfenen daar in gebragt fchynt te zyn: want ik geloof niet dat men ooit zodanig iets in een doorgezaag- de Nautilus gezien heeft; ten ware het een overblyfzel mogte zyn van de gedagte Pecs, na dat het Dier kort te vooren was afgerukt uit (*) Animal qui Phabite est une Polype a huit Pieds, ce qui convient au fecond Nautile Papyracé , mais nullement ala Masfe informe, qu'il donne a ce premier Nautile, Ru M- PHIUS promet une autre figure, qu?il n'a jamais donnée, Conche 2 Part, p. 27, 28 | B 4 I. DEEL. XVIe STUKe or DESCHRIVINGV vR VE git de Schaal. Dat ’er zodanig een Pypje zyn Arprer. , xLvit, zoude ftryde volftrekt tegen het gebruik, dat Hoorp- men toefchryft aan de gemelde Kamertjes. sn In een doorgezaagde Paartemoer - Nautilus , Kamertjes naamelyk , openbaart zig de inwendige Struc-= tuur , en hoe zeer dezelve van die van byna alle andere Hceorens, en inzonderheid van de Papieren Nautilusfen , verfchille. De groote Holligheid , die men het Boatje noemt, in welke het Lighaam des Diers huisvest, is aan haar bodem met een Gat doorboord , ’t welk doorloopt in een Kamertje , dat wederom, door een dergelyk Gat, gemeenfchap heeft met een volgend Kamertje, dit met een vol- gende, en zo voort, met al kleiner en kleiner Kamertjes, tot aan het Middelpunt of den Spil van de Hooren. Deeze Kamertjes zyn van elkander gefcheiden door dwarfe Middelfchot- ten , die zeer krom zyn en uitwaards fchep- pende ftaan, aan alle kanten, uitgenomen het gedagte Gat, volmaakt geflooten. Sommigen hebben veertig, vyftig en meer Kamertjes daar in geteld , doch RumrPgúrius noemtze, te regt, ontelbaar: want de binnenfte, aan den Spil, naauwlyks te onderfcheiden zyn, zo we- gens de kleinte, als de broofchheid der Wan- den. De Uitgeever van zyn Werk fchynt vast te ftellen, dat deeze Hokjes nu en dan gevuld worden door het Vlcezige van het Dier, niet- tegenftaande het korte Pypje, dat in de Mide delfchotten binnenwaards uitpuilt, doch op ver naa SDE NAUTILUS S EN. 23 naa niet aan het andere raakt, voor aan pas op de dikte van een Naald en agter pas de wyd= xrvi, te hadt , dat ’er een fyn Haairtje door kon, Hoorp: D'ARGEN VILLE wist ‘er de Punt van de°TUÉ allerdunfte Els naauwlyks door heen te bren- gen, en daarom kwam dat denkbeeld hem by- na ongeloofbaar voor (*). In zulke echter, van myne Nautilusfen , die ret spuïe van aanmerkelyke grootte zyn , vind ik dit? Pypje geenszins zo naauw en dun. Het heeft, in de genen, die een half Voer groot zyn; 5 by ’t inkomen ten minfte de wydte van een gewoone Pennefchaft , en inwaards loopt het in een Pypje uit, dat een taamelyk wyde Ope- ning heeft: des het niet ongeloof baar voors komt , dat de Pees van het Dier, daar door heen loopende , zig eenigermaate kan uitzet- ten , en dus, op de een of andere manier , gelegenheid geeven, dat de voornoemde Hokjes dienen tot deszelfs beweeging, om op te fty- gen en neder te daalen in het Water , gelyk de Zwemblaas aan de Visfchen. ’t Zy gedag- te Hokjes ledig zyn of met Lugt gevuld; on- derftellende dat gedagte Pees zig in dezelven Blaasagtig kan uitzetten door eene Warterige opzwelling , zo was de reden gevonden van het daalen deezer Schulpdieren naar de Diep. te. Die Konftige Toeftel , immers, fchynt een dergelyk gebruik waarfchynlyk te maaken. De- (*) Conchyl, I--Parts Pe 199%, Bs Ll DEEL, XVI. STUK, VL. AFDEELe XLVI, Hoor p- STUKe Gepaarlen moerde Nautiluse / 26 BESCHRYVING VAN Dezelve , evenwel , moet daar toe niet vol- ftrekt noodig zyn, als t'eenemaal ontbreeken- de in de Papieren Nautilusfen. De Schaal gelykt eenigermaate naar die der Slakhoorens , doch de Windingen verheffen zig niet in een Top : zy loopen inwaards en verbergen zig binnen de Mond-opening, die een aanzienlyke wydte heeft: zo dat men, in groote Nautilusfen , er gemakkelyk den Vuist in fteeken kan. Op haar plat zyn zy van beide zyden eveneens gefatzoeneerd; zodanig dat men geen verfchil vindt tusfchen de twee helften van een regt in ’t midden, dwars door de Kamertjes, doorgezaagde Nautilus. Van buiten heeft de Schaal eene Kalkagtige Korst, die geelagtig wit is en zig polyíten laat. Men ontdekt 'er , overal, de tekenen van aan- groeijing aan. Daar de holte van het zoge- naamde Bootje eindigt , en verder naar het opperfte van de Krul, is zy overdwars fierlyk getekend met breede roodagtige of rosfe Stree- pen , die Golfagtig loopen. De andere helft der Krul, naar binnen ziende, is zwart. / Van binnen is de geheele Hooren Paarle- moer , en wordt zodanig ook van buiten door het afhaalen van de Korst, als wanneer men ‘er den naam aan geeft van Gepaarlemoerde Nautilus, Het Paarlemoer echter van de Hokjes overtreft dat van de Mond - opening of van het Bootje , en wordt wederom van dat der uitwendige Schaal, behoorlyk fchoon | en ‚ DE NAUTILUSSEN, 27 en glad gemaakt zynde, overtroffen. Daaris VL een enkele Zilverglans : hier fpeelen de KLV Kleuren van den Regenboog met oneindige ver- Hoorn-. fcheidenheden, boven alle verbeelding. De STUK, Konst, daar by komende, maakt door gravee. ren, af= en uitfnyden, van deeze Hoorens on- verbeeldelyk fraaije Stukken , die aan onkundigen meer behaagen , dan het loutere voortbreng- zel der Natuur. Verfcheide zodanigen vindt men by SEra afgebeeld. Deeze Hoorens , die men dan te regt Paarle- Genavelde; moer- Nautilusfen noemt , zyn niet eenerley. De gewoonen zyn, gelyk RuMePnIiUs zegt, van vooren naar agteren omtrent zes en zeven Duimen lang, hebbende het voorfte deel , dat het Bootje maakt, vier of vyf dwarfe Vingeren breed. Zy vallen thans nog grooter. Van dit flag, die aan de Navel of in ’t middelpunt ge- flooten zyn, zonder eenige zigtbaare draaijen, komen ‘er ook kleinere voor, van dergelyke Kleur en met dergelyke dwars-ftreepen , die veel meer van de Oppervlakte beflaan : maar behalve deeze vindt men ’er, die in ’t middel- punt een rond, doorloopend, Gaarje hebben , dat in de gewoonen volftrekt ontbreekt, De zodanigen zyn ’er van één en anderhalf tot twee en drie Duimen breed. De kleine gepaarlemoer- de van een Duimen minder grootte , die Ru Me Prius zegt de Jongen te zyn , welke de buiten= Korst nog niet gekreegen hebben , zyn ook dik« wils IJ, DEEL, XVI, STUKe 28 BESCHRYVING VAN ll wils met zulk een Gaatje voorzien. Aan de XLVIj,Zodanigen geeft D'ARGENVILLE den naam Hoorp- van Umbiliqués, dat is Genavelde Nautilusfen. STe Of het de Jongen ook van de volgende zyn, zou men mogen twyfelen. Porec _ De Autheuren, naamelyk, in *t algemeen, tus, __fchynen tot nog toe die Soort of Verfcheidene heid van de grove Nautilusfen niet gekend te hebben , welke wy onderfcheiden door den naam van Perfpeêtief - Nautilus. Dezelve komt met de gewoone overeen ,-ten opzigt van de uitwendige Geftalte, de Korst en Kleur, de eigenfchap van zig te laaten Paarlemoeren, en valt mede zeer groot: doch in ’t middelpunt heeft dezelve eene ronde neerdrukking , alwaar de binnenfte draaijen, als in Perfpeftief , zig vertoonen , hebbende in ’t midden een doorloo- pend rond Gaatje, dat echter in fommigenont- breekt. Van zodanig eene , die gepaarlemoerd was, doch aan ’t Mondftuk merkelyk afgefnee- , den, vinden wy in ’t Vierde Deel der Verza- meling van gekleurde Hoorens en Schulpen door Knorr, op de Twee-en-twintigfte Plaat, een zeer fchoone Afbeelding (*). Gebruike Thans moet ik nog kortelyk van derzelver gebruik fpreeken. Sommigen geeven aan dit Geflagt van Nautilusfen den naam van Porft- leinhoorens , als een voornaam gedeelte uitmaa- kende (*) Dit flag van Nantilusfen bevestigt het denkbeeld, dt ter van de Ammons-Hoorens , die men in zo verbaazende grootte Verfteend aantreft, ook Natuurlyke zyne „DE NAUTILUSSEN 29 el kende van de Stoffe, waar van de Chineezen VI. het Porfelein bakken. ’ Is zeker, dat zy zulks “vr vj, van zekere Aarde doen, die in de Grond ge- Hoor« vonden wordt, en beftaan zoude uit vergaane STUK. Schaalen van Schulpdieren. De Nautilusfen kunnen, wegens haar Paarlemoer, aan deeze Aarde misfchien die Glasagtige eigenfchap by- zetten, welke het Chineefche Porfelein het on- ze doet overtreffen. Haar Paarlemoer is ook de oirzaak , dat menze Paarldraagende Schulpen genoemd heeft, fchoon ’er geen Paarlen in groeijen. In de Indiën wordt de Schaal ge- bruikt, om fchoone Drinkvaten daar van te vormen, en ten dien einde met Goud of Zilver beflagen en op een Voetje gezet: doch men kiest daar toe de fchoonften uit, en die geene Gaatjes hebben, welke ‘er door Zee-Pokken in gemaakt worden, zo RumrPurus aanmerkt. De buitenfte Korst wordt ’er met eenig zuur Vogt, of flap fterk Water, afgehaald, en ver« der weet men ’er veelerley fraaije figuuren in en op te {nyden, als gemeld is. Dit gefchiedt ook hier te Lande, maar de Índiaanen , de moei- te van fchoon maaken niet willende doen, íny- den den onderften Bodem zodanig uit , dat ’er een groote Lepel of Schuitje van wordt, daar zy dan gebruik van maaken om een foort van Bry uit te eeten, Papeda genaamd, en naar de- zelve noemen zy de Nautilus gemeenlyk Bia Papeda , dat is Papeda- Schulp. Voorts wor- Í den ; Te DEEL: XVIe STUKe 30 BESCHRYVING VAN VL den,door deeze Hoorens aan ftukken te fnydens ArpeeL: ’ xv, allerley fnuifteryén daar van gemaakt. Het Hoorn. Vleefch van het Dier kan men tot Spyze ge- STUK bruiken, even als dat van andere Zeekatten. cerxxrve (274) Nautilus, die de Schaal fpiraal heeft An de Opening naauw en regt, de Gieren Spoors degen elkander aan gevoegd, met yere heven Leedjes. Deeze en de twee: volgende Soorten zyn van die kleine Hoorentjes , welke de Heer PraNecus in ’t Zee- Zand aan den Oever van het Napelfche, by Rimini , ontdekt heeft , en welke men federt als een bewys der be- ftaanlykheid van de: Natuurlyke Ammons- Hoorens aanmerkt. Zy verfchillen , naame: Iyk, van de Paarlemoer - Nautilusfen daar in, dat haare verdeelingen of hokjes van buiten zigtbaar zyn ; even als dit plaats heeft in de ‘Verfteende Ammons Hoorens, Doch verfchil- len zy ook zelf aanmerkelyk in Geftalte. Deeze voert den bynaam van Calcar , dat is Spoor, om dat ’er aan den omtrek van fom- migen een foort van Punten zyn. Eenigen onder dezelven kwamen hem ruim zo groot voor als Linzen-Zaad. In zes Oncen ven het Zee- pn (274) Nautilus Testâ {pirali, Aperturà lineari , Anfraêtibus contiguis, Geniculis elevatis. Syst, Nate XII, PL ANC. Conche Pe 12 T. Ief. 3, 4 GUALTH, Zest. Te 19e f. C‚ B LEDER Me Mficrgscop. T. 8, fec, de Eúpre: Noatu TOIULUS S BN. Sí Zee- Zand werden door hem meer dan vyf-_ VE honderd van die Hoorentjes gevonden. Hy te a oordeelde dat zy meer tot de Ammons- Hoo- Hooens! rens thuis te brengen waren, dan tot de Nau- STUK, tilusfen. Men kan de Afbeeldingen derzelven zeer vergroot by GUALTHIERI, en gekleurd by LepeRMULLER befchouwen. (275) Nautilus, die de Schaal fpiraal Hefti; COLEXV. 3 . ° tits de Opening half - Hartvormig ‚ de Gie- rispus. ren tegen elkander aan gevoegd „ met Korrelige. gekartelde Leedjes. GUALTHIERIs, die zodanig een Hooren- tje, dat een weinig afgezaagd is, in Plaat ge- » bragt heeft, om te toonen, dat het weezente lyk Hokjes en een Spuitje of Pypje, door de= zelven gaande, bezit, merkt aan, dat Zy zo klein zyn, dat drie-en-dertig naauwlyks een Grein weegen, PraNcus houdeze voor de allerfraaiften , die door hem in ’t Zee- Zand gevonden waren, en men hadtze ‘er, op ver naa, zo menigvuldig niet in als de voorgaan de Soort , hoewel hy ’er doch over de hon- derddertig uit zes Oncen kreeg. Volgens de Afbeelding van LEDERMULLER zou men even- (275) Nautilus Testâ fpirali, Aperturà femi-Cordatâà , An= fra&ibus contiguis , Geniculis crenatis. Syste Nat. Xll. PLANCs Conch. p, 10. Tel.fs2. GUALTH. Test. T.19, f, A» De GINANNe Adr. T, Id. f, Ilze LEDER Me Mdicroscop. Te 8. f. b. L. DEEL. XVI, STUKe 32 BESCHRYVING VAN VL evenwel niet zeggen, dat deeze Soort de fraaíe a fte is van de gedagte Hoorentjes. Ook komt Hoorp. Zy gemeenlyk met een afgebroken Mondftuk STUK. voor. De Kleur is geel, Het is zeer fraay, zegt hy , wegens de volmaakt ronde Figuur die het heeft, en de zeer fyne infnydingen ; welke een weinig geftreept zyn , en Straals- wyze van het Middelpunt, dat een uitpuilen- de Navel is, voortkomen: doch dat het ge- kruld zou zyn of krullende, vind ik in de be- fchryving niet. CELXXVIe (276) Nautilus, die de Schaal fpiraal heeft Nautilus Í p 4 Beccariis a de Opening dwars ovaal, de Gieren te= RT gen elkander aan gevoegd en Knoopig Hooren, / dns met de Leedjes ingefneeden. Dit flag vaù Ammons-Hoorentjes is, vol- gens Prancus „ het allergemeenfte in ’t Zee- Zand van Rimini, en zo menigvuldig, dat hy ‘er , in zes Oncen van hetzelve, zesduizend en zevenhonderd geteld heeft. Het gelykt ook allermeest naar de Verfteende Ammons Hoorens, zo dat Brccarius van hetzelve, uit het Werk van Marsietr, onder den | naam (276) Nautilus Testâ fpivali, Aperturâ obovatà , Anfraêtibus Contiguis torulofis , Geniculis infculptis. Syste Nat. XI. PLANC, Conch. p‚ 8. T‚r.f. 1e GUALTHe Zest, T. 10, fs H‚ H‚ L GINANNe Adriat, o. T. 14e f IiIe LE DER M, Microscope 16, Te 8, f. a & T. 4e fe be ik pr NaurriLusSSE Ns es hHaam van de echte Ammons- Hooren van Rimti- À VI. À ni, in de Verhandelingen der Maatíchappye ik van Bononie, heeft gewag gemaakt. PLAN- Hoorn. Eus heeft zodanige Hoorentjes evenwel ook STUK aan de Oevers van andere gedeelten van het Napelfche, eù zelfs van het Venetidanfche Gebied ; doch zo menigvuldig niet , in het Zee-Zand-aangetroffen, Zy hebben een hel- dere Paatlemoer- Kleur, de grootften zyn als een Geerstkorreltje , en de ligtheid îs zo groot, dat men ‘er honderddertig noodig heeft, om ten Tatwe=Graantje op te weegen. Dáät zy inwendig in Kamertjes verdeeld zyn, blykt uit de Afbeelding van Gvarruierr. In de Gebergten omftreeks Rimini komt dit zelfde flag van Ámmôns-Hootentjes zo menigvuldid Verfteend voor , dat PLANCUS in ieder On: ce ‘van het Zand meer dan duizend ftuks vofidt 5 ’E welk eens zo veel was, dan men ‘er in het geele Zand vdn alle Bergen , rondom Bononie , aantreft, €277) Nautilus, die de Schaal fbpiraal heeft, ceussvrrs j 2) Nautilus de Opening naamw en regt; de Gieren „agoru E tegen elkander aan gevoegd , famenge. Rimpelige; drukt, met een dikken Rand, Ín de Zuidelyke Oceaan heeft D. Brun- NI \ É 1 ' { 1 f : - ‚ ( 277) Nautilus Testà fpirali, Apertu:â lineari , Anfraibus ontiguis , compresfis , incrasfato-marginatis, Syss, Nat, X1Ë; bs DEEB. XVI STUK, 4 BESCHRYVING VAN A VL, _NicHeE deeze waargenomen , die ook zeer klei XLVILis van ftuk en wir van Kleur „met dwarfe Rim- Hoorn: pels door de Middelfchotten veroirzaakt 5 ’ STUK. welk ’er den bynaam aan geeft. ceLxxvnl, (278) Nautilus, die de Schaal fpiraal heeft 5 Nautilus Unkiüca. de Opening famengedrukt naauw en ee regt „ de Gieren tegen elkander aange Cn voegd en famengedrukt ‚ met eenen inge= drukten Navel, Van dergelyke kleinte als de voorgemelden is dit Hoorentje , ’* welk PrLANcus in ’c Zand aan den Zee- Oever by Livorno hadt ge« vonden , zynde door hem, op de laatfte Plaat in ’t Werk van F. CorLUMNA over de Plane ten , afgebeeld en Sneeuw wit van Kleur. eeuxxixe (279) Nautilus, die de Schaal fpiraal heeft, Se de Opening rond, de Gieren van elkans Posthoo- der afgefcheiden en Rolrond, tentje, In (278) Nautilus Testà fpirali , Apettur compres{o lineari , Anfra@ibus contiguis compresfis , Umbilico concavo. Syst, Nat, Xlle COLUMN. Phytob, 1, T. 38. fs E. (279) Nautilus Testà fpirali, Aperturà orbiculari, Anfrac- tibus disjun@tis Cylindricis, M‚ Le U, 549e Ne 150, SW AMs MERDe Bibl, Nat. T. 7. f. 72 8. BONANNe Mus. Kirs cher, I. f. 59, List, Conch, 4. Naut. Te 1. f. interior, AR- GEN Ve Conchyl, Pl, 5. fe G. GUALTH. Zest. T, 19. fe Es RumrPH, Aar, T. 20, f. Te BREYN Polythal, 21e f, 2e KLEIN Offrac, Tete f, 6. KNORR WVerzam, I. De Pleo 24 £ de 6e De NAUrriùüssEnN 3 Ín Oostindie vindt men deeze Soort, dieei- Vi. Bendlyk den naam voert van Posthoorentjes Et Hetzelve is klein ten opzigt van de Nautilus- Hoorn. fen , doch zeer groot in vergelyking met de sTuxs voorgaande: Het beftaat uit eenige losfe Gie- ten. die ‘er de gedaante van een Ramshooren aan geeven ; en her geheele Hoorentje heeft op ’t hoogst omtrent dé breedte vaneen Duim, De Gieren zyn van een gefcheiden tot het binnenfte tipje toe, daar men een klein Knopje aan ziet als een Paareltje of als een Neet van een Luis; zegt RuMpPurus. De buiteùfte heeft de dikte van een dunne Pennefchaft, doch het Mondftuk is doorgaans afgebroken 3 om dat deeze Hoorentjes ; met hetzelve aan de Klippen vast gezoogen; daar van afgerukt worden door het geweld der Zee: zo dat men dezelven niet dan na een Storm in de ruigte op den Oever vindt. In het voorfte Kamer- tje huisvesten zy een Slymetig Dier, dat aan de Klippen hangt met een dunnen en {mallen Doorn ; die door het Beest en de eerfte Gaas tjes gaat, volgens dien zelfden Autheur. Zy komen aan de Oevers van fommige Westindi- {che Eilanden, volgens ’t getuigenis var Weoopwarp ; ook overvloedig voor. Of het een Slak-gelykend Diertje zy ; dat dezelven bewoont, of van het Geflagt der Zeekatten ; wordt niet gemeld. De Hokjes of Kamertjes ; waar in deeze | C a Hoo: E Deels XVIe STUK, Vi. ÁFDert. 36 BESCHRYvVENd: vArK Hoorentjes verdeeld zyn, wier Scheidwander xLvij Zig vitwendig zeer duidelyk vertoonen, heb= Hoorp ben ook een zogenaamd Spuitje door dezelven 8TUKes heen gaande, Dit is ontwyfelbaar , dewyl men een taamelyk groot Gaatje gewaar wordt in de fchoon Paartemoere holte van den buis tenten Scheidwand , hoe dikwils ook deeze Hoorentjes afgebroken worden. GvALTHIë- Rr vertoont dit geheele Buisje3 doch, wans neer hy zegt, dat hetzelve niet afgebroken is, gelykin de Nautilusfen , gaande Schaalagtig ge= heel door (*) , dan beftrydt hy de Waarnecee mingen van SWAMMERDAM, die zeer duis delyk afbeeldt, hoe ieder Vakje zyn byzon= der Pypje heeft, ’t welk in het Mondje van hee volgende ingenomen wordt, en dus een Schakel uitmaakt wan Pypjes Cf): Niet min- der heeft D'ARGENVILLE misgetast, als hy aanmerkt, dat men deeze Posthoorentjes , wee gens het gedagte Pypje of Spuitje, niet toc de Ammons - Hoorens behoorde te betrekken , maar tot de Nautilusfen (J.): want het is ze= ker, dat het gedagte Pypje, zo wel als de Ka- mertjes, tot de Ammons - Hoorens behoort ($)). (80) (*) Notandum , qüod Tubulus hic totus est Testáceus, te tes, fine ullâ admisfâ inrerruptione &ec, Loc, citato, (}) Bybel der Naruure. Tab. Vi 1, £. zo, (J) Ce ne font donc pas des Cornes d'Ammon, qui n'ont jamais ce Syphon, Conche Ie Parte pe 202, (6) Ziet, onder anderen, BERTRAND Diltionn, Orton dogigue Pp, 154 DE NAUTILUSSEN. 37 „{280) Nautilus , die de Schaal regt heeft VL D . . id à\ Pi e met de Tipomgedraaid Spiraal, de Gie- Paans ren tegen elkander aan gevoegd. Hoorp. STUK. Dit verfchilt van hee Hoorentje by Livor- te Nautijus no gevonden, dat den bynaam van Genaveld seniruus, voert , door een regt-uit loopend Mondítuk. Heg Het behoort mede onder die kleine Hooren- tjes van het Zee- Zand. IT. Langwerpige, die nagenoeg regt zyn. (281) Nautilus , die de Schaal een weinig ceLxxxr. Nuutilus krom geboogen, omtrent regt heeft ‚met obtiguus. de Leedjes Scheef geftreept. Kromme, In de Middellandfche Zee, onder de Hoo- rentjes van het Zee- Zand, komt deeze Soort voor, die ongevaar de grootte van een Slaa- Zaadje heeft, zynde wit van Kleur. Die van LEDERMULLER, op zyne Vierde Plaat , Let- ter o, Ps naar deeze gelykende, waren zwart. (282) Nautilus , die de Schaal regt en byna cersaxn. Nautilus Rol- Raphanise {280) Nautilus Test retâ, Apice incurvato-fpirali, Anfrac- de tibus contiguis |. Syst, Nat. Xil, Semi-Lituns, COLUMN, Mostert. Phytobase U. T. 33, f De (281) Nautilus Testà re&to-fub-arcuatà, Articulis oblique ftriatis, GUALTH. Zest, T. 19 f, N- (282) Nautilus Testà re@&à fubcylindricâ, Articulis torofis, Striis elevatis duodenis, Siphone centrali regulari. Syst, Nate Xlle LEDER Me Aficre Te 4e f. Xx, posterior C 3 Le DEEL, xv STUKe 83 BESCHRYVING VAN VL Rolrond heeft , de Leedjes gezwollen, 6 met twaalf verheven Streepen en een HoorDS regelmaatig Spuitje in ’t middelpunt. STUK, In de Middellandfche Zee komt deeze voor , volgens den vermaarden Heer ALrLron. Zy heeft de Schaal een Nagel lang en derhalve is zy onder de kleine Hoorentjes een van de grootften. Van de volgende verfchilt zy door ‘t getal van Streepen , door de grootte , de regelmaatigheid van het Spuitje, en dat zy weinig dunner is aan het end, zegt LiNNAUS, eerxmarr, (283) Nautilus , die de Scliaal regt en vere Nautil | \ Re __ dunnende heeft , de Leedjes gezwollen, AAE met zestien verheven Streepen , en een Zaadje, zydelings fcheef Spuitje. Van deeze getuigt PrANcus, dat zy vols komen gelykt naar de Zaadpeul van het Ra- phaniftrum of Rapiftrum der Kruidkundigen, t welk anderen wilde Mostert heeten. De Natuurlyke grootte is als die der naast voor. gaande, Men vindt ’er , zo hy aanmerkt, Verfcheidenheden van, die ftomper aan ’*t end Zyn, en fommigen met zodanige Knoopswyze Leedjes, als het Riet heeft, (234) (283) Nautilus Testâ re&à attenuat , Articulis torofis , Striis elevatis fedenis, Siphone fublarerali obliquo. Syst, Nar, XI, PLANG, Conch. Te Ie fe 6, GUALTH. Tests T. 19e f. L, Me. LEDER Me Microsc. Te 8, fe f et Te 4e fe x3 priare, DE NAUTILUSSEN, 39 d Wi Caei) Nautilus, die de Schaal regt en lang- On. werpig Eyrond heeft, de Leedjes ge- <1vm, zwollen „ met agt afgebroken verhevene Hoorp- Streepen en het Spuitje fcheef geplaatst, STUK. CCLXXXIVe In de Middellandfche Zee heeft de Heer N24 Doktor KarunrEr dit flag van Hoorentjes Koorntjee waargenomen ‚ die zeer klein zyn, gelyk de voorgaande en mooglyk eerder als eene Vers {cheidenheid aan te merken, dan als ecne by- zondere Soort. (285) Nautilus, die de Schaal regt en lange couxxxv, werpig Eyrond heeft , met de Leedjes p°45 gezwollen , glad. Radys- Zaadje, Veel zeldzaamer is dit flag van Hoorentjes aan gedagten Heer Prancus in het Zee- Zand voorgekomen. Hy vondt 'er naauwlyks drie of vier in de zes Oncen, terwyl daar in wel negenhonderd waren van de voorgaande Soort. Door ’t Mikroskoop gezien drukt deeze vol. ftrekt de gedaante der Peultjes van Radys- Zaad uit. LEDERMULLER vondtze geel of Roozerood van Kleur, (286) (284) Nautilus Testà reà ovaro-oblongâ, Articulis torofis, Striis elevatis oCtonis interruptis , Siphone obliquo. Syst. Nat, Xlle (285} Nautilus Testà re@tâ oblongosavatâ, Articulis torofis EIBis. te PLANCe. Conch, 14, To Ie fw s- LEDER Me Mier. T. 8. fee k FT. gef. rs 5, C 4 Ì, DEEL. XVI, STUKe 40 BESCHRYVING VAN VL (286) Nautilus, die de Schaal regt heeft , de ee Leedjes geftreept , met effeng Ringetjes 4 . Hoorp- aan de Gelgdingen. STUKe eeraxzvr. (287) Nautilus , die de Schaal regt en effen Pesa: heeft, de Leedjes Rolrond, ver van el- Gn, kander em famengevoegd doar dunnere SCLREVIJ, Cylindrifche Stukken. Sipunculus SPUICes in Deeze worden van GUALTHIERIs zo wel als de voorgaande uit zyn Werk aangehaalde Hoorentjes , L, M , N 3; Orthoceras mint- mum getyteld. Zy waren hem door den Heer PraNcus medegedeeld , die dezelven in ’ aangefpoelde Zee- Zand , by Rimini, gevonden hadt. Deeze laatfte hadt hy gekreegen van den Heer TARrGioNr, Hoogleeraar in de Genees- en Kruidkunde, zynde dit Hoorntje door denzelven ontdekt in een Rotsje van Zee- Gewasfen,uit de Zee omftrecks Sicilie opgehaald. De Spuit van hetzelve , zegt hy , is geheel Schulpagtig en onafgebroken , zonder eenige oogfchynelyke gemeenfchap te hebben met de Kamertjes. Voor %t overige moet men het Voorwerp, by hem afgebeeld , befchouwen, (288) (286) Nautilus Testâ re%â , Articulis ftriatis, Geniculis le- vibus elevatis. GUALTH. Zest, T. 19. f. O. (287) Nautilus Testâ re@â levi, Articulis cylindricis re= motis , Geniculis attenuatis cylindricis j. GUALTH, Test, Blote Kos, DE NAUTILUSSEN. 41 ‚{258) Nautilus , die de Schaal regi en plat VL met Geledingen , aan de ééne zyde gee ÄFDEEL, rand heeft „ met het Spuitje zydelings a FD- geplaaist, STUK. | CCLXXXVITe Dit niet minder kleine en zonderlinge Voor e/s f / ‚ Legumen, werp wordt, uit overeenkomst van de inwendi- Erwren- ge Geftalte met de anderen, door PrLANCU gelij tot de Ammons-Hoorens betrokken , fchoon het meer de gedaante heeft van een Scheede of Erwten- Peul. Men vindt de zodanigen , zegt hy; in het aanfpoelzel der Zee, aan de Kusten van Italie, zeer menigvuldig. (289) Nautilus , die de Schaal regt heeft, eenn met de Windingen Kielswyze geftreept, Destil Orthoses T'4Sa Tot deeze laatíte Soort in het Geflagt der. Nautilusfen betrekt LiNNsmus het Origineel van die Verfteende Zaaken, in de Bergen van Sweeden zo menigvuldig voorkomende, welke men Orthokeratieten noemt. Tot heden toe is het eigentlyk Origineel derzelven ce vergeeffch Se (238) Nautilus Testâ retâ compresfâà articulatà, hinc mare ginatà , Siphone laterali. PLANG, Con. 8. T. 1. fe 7, GUALTH. Zest, T, 19. f.P, LEDERM. Mier, T. 8. £. g, (289) Nautilus Testâ reétà, AnfraCtibus carinato ftriatise Tea Oel. 140. Nautilusretus Mus, Tesfin, 86. Alveolus. ScHEUCHZ. Helv, 7. fe 3. Diluv. 938, GMEL, AÉF, Petrop, Vol. 3. po 246, GRONOV, Lap, 75e Cs E Ee DEFL, XVI, STUK. VI, ArFpceL. XLVIL, Hoorp- STUK. Naam, 42 BESCHRYVING vAN gezogt, Men heeft het zelfs in de Zee, aan de Kusten van dat Ryk, niee kunnen opfpooe ren ‚ groot noch klein. Ondertusfehen vindt men ze aldaar van die grootte, dat de Ridder dezelven aanmerkt als de langften onder de hem bekende Delfftoffen, Het ftaac derhalve daar in gelyk met de Verfteende Ammons - Hoorens, waar van men wel dergelyke. doch de juifte. Origineelen nog nier aangetroffen heeft, die vermoedelyk in het diepfte van den Oceaan zig verborgen houden ík zal daar van, in ’ vere volg, nader moeten fpreeken. XLVIIL HOOFDSTUK. Befchryving van ’t Geflagtder T ooTEN, oud- tyds Wellen genaamd, waar onder de Rollen begreepen zjn. Oe den naam van Conus worden in die Geflagt die Hoorens voorgefteld , welke wy Tooren of Wellen noemen. De oirfprong der laatfte benaaming, die tegenwoordig wei- nig in gebruik is, vind ik klaarder dan die van — de eerfte,. Door eene Welle wordt niet alleen eene Bron, maar ook een Draaykolk betekend , en dit komt overeen met de figuur van zulk flag van Hoorens. Zy plagten onder de Tuit- hoo= (ee x NR id 6 ’ | pe TooTEN. 43 ij hoorens begreepen te worden (*), en‚omdat VL. zy in haar geheel als cen Tuir van een Kan of zr vijr Pot uitimaaken, zal menze waarfchynlyk T'oo- Hoorn- TEN genoemd hebben. De Kegelagtige Ge- STUK ftalte deedt 'er oudtyds den naam aan geeven van Trochus en van Voluta, waar door men te- genwoordig andere Geflagten verftaat. De Franfchen noemenze , om dat zy naar een Pe- perhuis gelyken , in ’t algemeen Corners, en de Duitfchers Tuten. GuarTHIiEri geeft ’er den tytel van Cochlee Conoidee of Kegelagtige Hoorens aan, die zeer eigen is, en aan de Rol- len , die ook in dit Geflagt begreepen zyn, dien van Cochlee Cylindroidee, of Cylinderagti- ge Hoorens. Op beiden heeft BoNaNNr den naam van Cylindrus toegepast, welke zo min eigen is, als die van Rhombus, dien 'er fom- migen in gemeenfchap met de Bakken aan heb- ben gegeven. ADANsoN begrypt de Tooten en Rollen, altemaal , onder den naam van Rou- leau, in ’t Latyn Strombus. Door Tooten , dan , verftaan wy zekere kenmer. Hoorens, die door haare omwinding eene Kes ken. gelagtige figuur formeeren, en dus op gelyke manier „ byna, als men een tuk Papier tot een Peperhuis draait, gefatzoeneerd zyn. Zy zyn - derhalve aan ’t eene end breed en rond; aan ’t andere loopen zy fmal en Tuitsgewyze uit. Het breedfte end vertoont zig in veelen nage- noeg (*) Ia VINCENT, Kabinet, bladze 44, I. DEEL. XVI, STUK. 1 44 BESCHRYVING VAN VI. noeg als de Ornamenten van de Kapiteelen der vj ylaaren in de Bouwkonst, die men Voluuten Hoorp. Boemt. De Opening is naauw en regt, zonder STUK. eenige Tandjes of oneffenheden, zig over de geheele langte van de Hooren uicftrekkende, wier Oppervlakte „ tusfchen het breedfte en duníte end, zig fierlyk laat polyften , en met een ongemeene verfcheidenheid van Tekening niet alleen, maar ook van Koleuren praalt. soorten, __ LiNNsmeus heeft dit Geflagt in vier Afdee- lingen onderfcheiden. De eerfte bevat de ei- gentlyke Tooten, die aan ’ breedfte end, ’ welk eigentlyk de Grondfteun is, als geknot of ftomp afgefneeden zyn „en hier van heeft hy ze- ven: de tweede behelst de genen die aan den Grondíteun rondagtiger zyn, en hier van telt hy zestien: de derde die dunner en langer zyn ;, gemeenlyk onder de Rolagtige of Rollen bee greepen; waar van agt: de vierde die Buikiger zyn, waar van vier, en dus begrypt dit Ge- flagt, in ’t geheel , vyfendertig Soorten. Bo ale TIE I. Die geknot zyn of ftomp aan ’t breed- fte end. cexe. _ (eoo) Toot, die de Schaal Kegelvormig en Conus Mlarmta bruin hedge A „A A . . hd ‚ Bate- (290) Conus Test Contcâ fuse , maculis ovatis albis , Toot. Spire Anfraêtibus canaliculatis, Syst, Nat. XII, Gene 319. Me. L. U. 550, N. I5fe OLEAR, Mus, T. Si. f. 2, BONAN Ne Keer, De TooTEN, 45 bruin heeft met witte ovaale Vlakken, VI, FDEELS , de Gieren van de Kroon Geutswyze uit- Xrv IL, gehold. | Hooras is STUK, Deeze plagten weleer den naàrn van Marmers hoorens te voeren; om dat zy zo fraay gemar- merd zyn. De gedaante der witte Viakken geeft 'er den naam van Harte- Tooten aan. Men vindt ‘er van deeze Kleur, die bruin geban- deerd zyn, en, wanneer de zodanigen tevens hooger getopt zynen dus de Geftalte der Admie raalen hebben, dan noemt menze Schouts hy Nagt. Men vindt van deeze Harte- Tooten ook , die geclagtig zyn van Grond , en de zodanigen zyn in de meefte agting. Van de bruine kunnen echter ook dergelyken, door Konst, gemaakt worden. Derhalve onderfcheidt menze in gee- le. en bruine Harte- Tooten. Ook komen ’er voor, die met Korreltjes bezet en dus gegranu= leerd zyn; hoedanig eene VaLENTyN heeft afgebeeld , die daar door ruuw was als Sagryn= Leder. Men vindt het Stompe end dikwils met Knobbeltjes , als ’t ware gekroond. , In Oostindie geeft men aan deeze Tooten den naam Reer. MI, fe 123. RUMPH, Rarit. Te 32.f. N. & Na fe GUALTH. Zest, T. ze. f.D. ARGENV. Couch. T. Isa (12) f, O. PET, Gaz. To 47. f. Ito SEB. Kab. 1IL T. 47e f. T-4. & T. 46. fe I-4 REGENF Conch. 20, T. 5e fe 530 KNoRR Perzuin, I, De Pl, 7e fe 4e Ple 15. f° 2e IV, Di Pl KAREL Te 1. DEEL, XVI STUK. 46 BESCHRYVYVING Vv AN VL naam van Ringhoorens, om dat men die ovér- XLVIL ‘dwars doorzaagt tot Ringen ; welke dan vari Hoorp- de Europeaanen , zo wel als vande Ínboorlingen 5 STUK, aan de Vinseren gedragen worden , tot fieraad; en dikwils met Goud beflagen: Deeze Tooten worden ‚beter daar toe geagt dat anderen, ret Dier. Het Dier aangaande , deszelfs Vleefch legt bloot in de Mond, behalve aan den bovenften hoek; alwaar het een kleine Nagel heeft, die gekleurd is met geele en zwarte Streepen. By de Snuit fteeken zy een fmalle Tong ui: , met geel of.licht rood gezoomd,; Zy zyn omge- ven met een dun Vliesje, ’t welk daar aan vast houdt, en ten eerften moet afgefchraapt wor- den. Haar Melicera is een rondagtig Klontje van dikke Draaden , als verward Zeilgaren , wit, rood en Kraakbeenagtig, zynde, zo wel als het geheele Dier, goed om te eeten. De meeften en mooiften vindt men in de Ulias- fers , en eenige weinigen op Hitoe en klein Ceram. Rumrurus getuigt verder ; dat deeze, zo wel als de andere Tooten , wanneer menze uit Zee haalt, met een Wolagtige Slymierige Huid bekleed zyn; doch welke ligtelyk daar afgefchraapt kan worden. Ook hebben deeze Hoorens geen Dekzel tot fluiting , maar het Dier trekt zig zo ver binnenwaards, dat men ‘er niets van kan zien; en is, voor ’t overige, door de naauwte der Mond-opening genoeg= zaam befchut tegen uiterlyk geweld, Het is een Slak, (Coor) DN DE ToOooTEN. 47 (291) Toot, die de Schaal witagtig heeft , | met blaauwagvige Banden in de langte en Streepswyze Ringen overdwars, die door wit en bruin zyn afgebroken. Schoon deeze in ’t Werk van Rumenrus ook voorkomt , kan men daar doch niet uit vastftellen, dat het een Oostindifche zy; alzo de Uitgeever ‘er deeze Hoorens ingevoegd heeft, onder den naam van Kroonhoorens; doch dewyl ’er andere Kroonhoorens zyn, is’ bee ter , deeze te noemen Ároon- Tooten , dat is Gekroonde Tooten, om dat zy gemeenlyk met Knobbeltjes, op de Gieren, aan ’t dikfte end gekroond zyn en fomtyds als gepaarld of’ met Paarlen verfierd, Zy zyn thans, niet on« gemeen groot zynde, van weinig waarde, (292) Toot , die de Schaal Kegelvormig en wit heeft , met bruine Stippen, | Die (291) Conus Testà albidà, Fasciis longitudinalibus lividis, Cingulisque linearibus albo fuscoque articulatis, M. Le. U. 550, Ne 152 Kroonhoorn. RuMPH. Rar, T, 34 f. Hs Is GUAL TH, Tel. Te aasf, A, Corona Imperialis. ARGEN vo Conch. T. 15, (12) fe Fe REGENFE, Conch. 12, Te 3e fe 350 KNORR Perzam, IL. D. Pl, Ire f, 2. (292) Conus Testâ Conicâà albâ, punêtis fuscis, Me L. MU 55I. Ne 153, BONANN, Recr. III, Te 363» 132, Voluta Mnficaliss RumPH. Rar, T, 31. f D, GUALTHe Zest, Taz. f. F. T. 2e f. O, Ge ARGENV. Conch, T.15. (I2)s f. Le REGEN EF, Cinch, 12e Te 3e fe 29 & Te 4e fa 460 KNORR Verzam. Ie De PL, 16, f, 3, Pl, 17, fe 4, IlIs Do Pl, 3: fia) enz, E. DEEL. XVI, STUKe VL AFDEEL. CEVA Hoorp-» STUK. CCXCI. Conus Imperialis, Kroon. CCXCII, Conus Litteratuss Tyger. Toot, â BesecuRyeiNe var VL Die Hoorens, welke Rumruruê Volubd an Muficalis , dat is Muzyknooten- of Letters Hoorp: Jooten tytelt , worden hier verward met de STUK. Tyger- Tooten, Zülke van de laatften, welke men Witte noemt, hebben dikwils Letterag- tige Karakters onder de Stippen verfpreid; die in eenigen rond of ovaal, in anderen byna dige verfcheïdenheid heerfcht in deëze Vlak- ken; gelyk LíNNdmus dit zelf aantekent, zeggende; dat fommigen bruine Stippen hebs ‚ben, die byna gelyk van figuur zyn , zonder geele Banden ; anderen met twee 5 anderen met drie geele Banden; fómmigen zyn boven- dien ook bruin gevlakt; ten vyfde flag heeft de geele Banden E€n Vierkante Stippen ; een zesde is wit met roodè Vlakkén , die veelal famenvloeijen; een zevende is wit met paarfch- agtige Vlakken en Stippen; Hier fchynen dér- halve de Italiaanfche Vloeren, Moesjes-Too= ten en verfcheide auderen, die den Top platagtig hebben, ook gemeend te zyn. Zy komen ùit Oostindie. &exeni. (e93) Toot, die de Schaal Kegelvormig en Conus Generaliss 8 lans Spelde» EET (293) Conus Test Conic nitidà, Spirâ planâ muricatâ, oot, Anftaétibus canaliculatis. Syst, Nac, Xl. Lr ST. Conch. T, 276. f. 35, RUMPH. Rar. T. 33, fe Y. GUALTH. Zeste T. 20. f, G. ARGENV. Conche T. Iso (12) fe FT. REGENFS Conchs T. 6e f. 65, PET. Gaz, Te 27, É; 11e KNORR Verzanrg Es D, Pl, 7e f© 3e III, De Bla 17e fe4s 53 Dle 19e fe 3e 4 vierkant zvn, als Mufteknooten. Een onein= ' i & |  PLAAT CXX. Ik | | alu T.C. Pils fect DE Tooren: 49 glanzig heeft, het breedfte end plat en gefpitst , met de Gieren Geutswyze uit gehold. _ Wegens de Golfswyze Tekening op de witte Banden noemt men deeze Speldewerks - Kusfen bf Speldewerks- Toot; in ’t Franfch Flamboyan- te of Vlammende; alzo zig op dezelve als Vlammetjes, uit de Donkere Banden voortkoe mende, vertoonen. De Grondkleur wordt van D'AKGENVILLE Purper of paarfch gerioemd ; GUALETHIERt zegt Saffraankleurigs Ru ms parvus bruin, en anderen noemenze de gebande Olyve- Toot, als ware zy Olyfkleurig. Roest- kleurig of geel, met een fchoonen Glans ; zegt Linnmùs. Volgens de genen, die ik” er van heb, verandert de Kleur van roodagtig bruin tot bruinagtig geel, en de Vlammertjesop de wit- te Banden zyn mét de Gr ondkleur overeenkom= Îtig. Het fpitfe Topje, in ’t midden van breedfte end, onderfcheidt deeze Toóten van ‚_deanderen. Zy komen uit Oostindie, In het Kabinet def Koningin ván Swêcderi ontbrak, dat zeldzaam is, deeze Soort. VL AFDEEt. XEVIII: Hoorpn- STU Is Wy geeven ‘erde Afbeelding vari; met het Diep Het Diers ), C£X. Jr daar in, wolgens D'ARGENVILLE. Aan de Fig, 14 Punt van de Toot komt een ronde Hals uit, met een gehoornden Kop ; die veel naar een Slakken Ld gelykt; doch de Oogen ftaan Hier, als cwee uitpuilende zwarte Stippén ; élk | ie D aan 1 DEEE, XVIe STUK, VI. Ärveer. NTV ELL Hoorp= STUK, CCXCIV. Conus Virgo. Mena:ste Toote / 52 BESCHRILVING NAAN aan een zyde van een Hoorntje, en de Bek ig een rond Gaatje midden op ’tbreede van den Kop (*). Uit de langwerpige Opening van de Toot komt een breede Lap te voorfchyn;, die voor Voet verftrekt, en een klein ovaal Plaatje, dat Hoornagtig is, aan het ééne End heeft. Dit kan maar een klein gedeelte van, de Opening fluiten. Boven den Hals vertoont zig een Geutswys’ deel , dat naar de andere zyde helt , en beftaat uit een famenvouwing van het Vleesagtig deel , ’t welk in fommige an- dere Hoorens tot omwinding ftrekt, derhalve de Mantel genaamd, (204) Toot, die de Schaal Kegelvormig heeft en zonder Tekening, aan de Tip blaauw: ati | RumrPuIius noemt deeze, wegens de geel- agtige Kleur, Kaarsjes, dach defraaiften zyn geheel cffen en fchoon wit, ’t welk ’er de zonderlinge benaaming aan geeft van Mennifte Toot. Die van deeze Gezindheid, naamelyk, Zyn; (*) Volgens ADANSON puilen de Oopgen niet uit , en ftaan digter aan *t end van de Hooventjes , die ook zo ípirs niet zyn. De Bek is een gefronfelde Opening , een weinig beneden ‘rt end van den Kop. Daar kan wel eenig verfchil zyn in het Dier van byzondere Tooten, … C294) Conus Testâ ConicÀ nitidâ, Bafi coerulescente. M, L. U. Ssst. Ns 154: Cereola, Rum Pr, Rar. Te 3Iojfe E‚ RE: GENE, Conch, T, Bf 19, GUAL TH. Test, T: 20, f B KNORR Verzam, Ille De Pl, 22, É, Ie VOE oi, … DE Toor N. st | yn, van ouds, wegeris hunne zuiverheid van, VL. __Gewaad, met weinig of geen overtollige Sie- EE raaden, berugt. Gemeenlyk; echter; blinkt Hoorp- ‘er eenig geel in door ; doch met geele Ban-STUK. den of Bingen „ of met roode Vlakken , ziet men ze zelden; Haar algemeene Kenmerk Bs: is, dat Zy het Mond - end Violetkleur of Pure peragtig blaauw hebben. De Top loopt Ke. gelagtig , zonder Sleuven of Knobbeltjes Ly vallen zeer groot. ik heb ’er een, van zee Duim lang en vier Duim bteed. Dat men ze in de Afrikaanfche Oceaan vindt is niet on- imooglyk , doch die van RumrPuius zyn in Oostindie waargenomen; (295) Toot, die de Schaal Kegelvormig en ccxcr‚ glad heeft, aan de Tip bruin , het breed. Corus Cas UN Pilaneuss fte end eenigermaate verheven. Kaas- Toots Van deeze komen veele Verfcheidenheden teh opzigt van de Grondkleur voor. Men heeft ‘er die Grasgroen zyn; en de zodanigen , die (295) Conus Test Conic glabrä, Bafffuscà, Spirà converâ, d, M. Li U, 552, Ne°15s B. GUALTH. Zest. T. 20. f. £ ye Voluta fasciata fecunda RUMPH, Rar. Te 33e f, Xs GUALTH, Test, Te 22e fe M. BONAN N Reer. IL T, 139, , ARGENV, Conche Te 15 (12) f. K. OLFEAR. Muse T. 31. 6,5. SEB. Kab. Ile T. 42e fi 23— 25e REGENE. Conch, T.7, à BONANN. Reer. Ill. T. 361, SEB, Kab, IN, Te Az. f. 294 305 32, 28, 354 KNORR Verzam, Ie De Pl, Zé BOG PL 15f, 3, Vi Di Pl. 16. fe aa Do Kk DEÉL. XVI, STUG VL ss BESCHRYvING vAR Orde die men Groene - Kaas Tooten noemt, hebben XLvIl eigentlyk den naam aan deeze Soort gegeven: Hoorp- STUKe CCXCVL Conus Miles. Arkanse Garen. Anderen wyken van ’t Groen af en worden al- lengs bleeker of geelagtig Groen , tot bleekgeel toe. Eindelyk komen ’er ook voor , die bruin- agtig geel, en dus aan de Kleur niet van de Speldewerks - Tooten te onderfcheiden zyn. De Geftalte maakt een genoegzaam verfchil. De Speldewerks- Tooten zyn ten minfte eens zo lang als breed : deeze Kaas- Tooten maar an- derhalfmaal, Zy hebben drie witte Banden „ en deeze maar twee, die met bruine Vlakjes geboord zyn, De Tip van de Kaas- Tooten is bruin ,en het breede end loopt allengs verhe- ven op, zonder zulk een fpits Puntje, dat uic een Vlakte opryst. als de Speldewerks - Tooten hebben. In het groeri zyn deeze Kaas - Tooten ook geringd met bruine Stippen, en de Grondkleur ; * zy groen of geel, loopt naar het midden van den Top opwaards, Men krygtze uit Oosts indie. (296) Toot, die de Schaal Kegelyormig en ruww heeft, aan het Mond-end bruin, met den Top verheven. Dit is de Voluta flofa van RuMrúrus; wel= {296) Conus Test Conic rudi , Bafi fuscâ, Spirâ convexâ, Syst. Nat. Xlle, RUMPH. Ran T, 38. f‚ We Pfendo-Archia thalastus. ÁRGEN Vv. Conch. T. 55, (12) f. Le SEB. Mus, SII, T. 42 f. 23, 24, 25e KNORR Ferzam, Ie De Bl, 15% 6 dy UL B, Pl. Is f, Je vE ToorTEN. eG welke die Autheur een plompe Wel noemt, , HE. met een rondagtig Hoofd en ftompe kanten, XLVIIL zynde het Lyf getekend met fyne rosfe Ader. Hoorp- tjes, als of het bruin Arakans Garen was, en STUÉ bovendien met eenige breede Banden van ge- mengelde Kleur. De Franífchen noemenze Naveis , volgens D'ARGENVILLE. Her is een onedele Hooren zegt LIiNN&EUs; en daarom heeft hy ’er mooglyk den bynaam van Miles aan gegeven; doch men achtze ten min- ite zo veel als de Kaas- Tooten, die hy Capi- ‚ zaneys tytelt. Zy komt uit Oostindie. II. Die Peeragtig en aan’ den Top gerond __zyn, anderhalfmaal zo lang als breed, (207) Toot , die de Schaal geel heeft s met CCXCvir, ° Conus bruin- Purperagtige Streepen , welke py, n Tukkig ZYN, overlangs. Moril je, Hier zouden , volgens de aangehaalde Af. beelding van BoNANNri, die Tootjes fchy- nen bedoeld te worden , welke men Moriljes noemt3 doch, dewyl Linneus zegt, dat zy zeer zeldzaam en kostbaar zyn, moet ik daar grootelyks aan twyfelen, (293) €297) Conus Testâ flavâ , lineis fusco-purpureis longitudina= libus ramofis, M‚, L. U. 552. Ne 156. BoNAN Ne Recr. Te 3332 KNORR Werzam. III, D. Ple 4, f, 2e D 3 S BESCH RPPVIEN SG TA VL (298) Toot, die den Grondfleun TUUW geftip- Arprel. XLVIIL peld heeft. Hoorp: STUK. Dit geeft de Ridder op als een Kenmerk coxcval der Ádmîraalen ‚ waar van hy in ’t Kabinet Ammiralis, der Koningin van Sweeden verfcheidene voor Admiraal, zig hade. In deszelfs befchryvinge verklaart zyn Ed, zulks nader, zeggende; „ de Schaal s, is Kegelagtig verhevenrond en Peervormig, > glanzig , ‘geel met een witten Rand; heb- „‚ bende den Grondfteun ruuw door dwarfe s> Streepjes, die uit verheven Stippen beftaan. ‚Zy loopt aan den Top Kegelagtig uit”, Hy telt de volgende Verfcheidenheden daar van op: &. De Schaal Vleefchkieurig met witte Banden; de middelfte breeder en wit, met een Arm, die Tegelroad is, zwart en wit gevlakt. B. De Schaal Tegelrood , met fcherpagtige witte Vlakken: drie Banden met naauwlyks zigtbaa- re Lyntjes Netswyze doorweven; de middel- fte met een gewrichten Gordel. y, De Schaal bruin ‘Fegelrood , met witte Vlakken van ver- fchillende grootte, en met vier Netswys’ door- wevene geele banden omgord , waar van de eer- (298) Conus 'Testà Bafi punttatoefcaDbrâ, M. Le U. 553. N, 157. Summus. B. RUMPHe Muse T, 34e fe B. ARGENVe Conchb. Farl5e tE) Neb ET, Gaz, T, 28. f. 4, male, SEB, Jus. HIT 48.6 4o 59 6e Ordinariuse 7e RUMPH Aus, T. 34. f. C. KNORR Verzam, IV. Pl. gh fe Occidentalis, & RUMPH. Jfus T, 34 f. D. Cedo nulli, €, SE Be Ms, Ille T. 48 f, 3. KNORR Verzaa:, VI. D. Pl Ie DE ToorEN, 55 eerfte by den Rand van % Top-end, de twee- de laager geplaatst, de derde in ’t midden en ATDEEL. ‚breeder is, wordende door een Tegelroode; ftreep ‚ met wit afgebroken , in tweeën verdeeld; srux, de, vierde. aan het dunfte end van de Toot. De eerfte zou de Opper-Admiraal ; de tweede de gewoone en de derde de Westindifche Ade miraal zyn. | In de laatfte Uitgaave van het Samenftel der Natuur maakt LiNNmaus de volgende onder. fcheiding. De Opper-Admiraal, zegt hy , heeft de Schaal Roestkieurig met daar op verfpreide witte Vlakken, en vier geele zeer fyn Netse wyze geftreepte Banden, den derden met een wicten gevlakten Riem: de gewoone Admiraal, de Schaal Tegelrood, met fcherpe witte Vlake ken , en drie wicte eenigermaate Netswyze Banden , den middelften met een gewrichten Riem: de, Wesvindifche, de Schaal Tegelrood en wit gevlakt , met vier geele Netswyze Banden, hebbende een gewrichten Riem: De Cedo null Toot, de Schaal legelrood met wit- te Vlakken en drie Gordels , den bovenften famengefteld , altemaal geftippeld, Die Riem, den middelften geelagtigen Band oppere in tweeën verdeelende, en dus denzelven tot Acmial. twee Banden maakende, waar van de Toot ‘er dan vier heeft , wordt voor het onderfchei- dend Kenmerk der Opper - Admiraalen gehou- den, welke thans nog het meefte in achting Da on- L DEEL. XVL STUK. VL AFDEEL: „ós VII, Hoor p- STUKs Admixaale e6 BESCHRYVING VAN onder de Admiraalen zyn. De Grondkleur is geelagtig bruin , met wat bruiner gevlamde Streepen, en doorzaaid met helder witte Plek« jes; die der Banden is geelagtig „, met een zeer fyn Netswys’ geweefzel van Streepjes, dat men naauwlyks zonder Vergrootglas kan zien. Dit flag, zo wel als het volgende, komt uit Oostindie en fchynt alleenlyk, wegens de zeld» zaamheid, aan Rumrgius onbekend te zyn geweest. VALENTYN telt ’er verfcheidene op, die door de Liefhebbers, in Holland, ten zynen tyde bezeten werden. Men vindt- ze, als hier onder, afgebeeld (*). Die Tooten, welke van dergelyke Kleur en Geftalte zyn, doch den gedagten Riem misfen, en dus maar drie of twee Banden hebben „ noemt men Admiraalen. Deeze vallen zo groot als de voorgaanden, en nagenoeg van de zelf- de Kleur , wordende ook weinig minder ge- waardeerd. Voor de gene, die by Rum- Prius afgetekend ftaat, werdt eertyds vrug- teloos vyfhonderd Guldens gebooden, zo de Aantekenaar meldt. ‘Tegenwoordig zyn zy wel nog in veel agting, doch op ver naa zo- danig niet ; dat de Admiraalen, gelyk LinNaus zegt, thans de kostbaarften zouden zyn onder de Hoorens en Schulpen Ct). | Be- (*) RuMPH. Rar. T, 34. f. Be ARGENV. Conch. Te 15. (ta) fe Ne SEB: Rab. IL, T. 48. fi 4,5,6. KNORR Yerzam, 1, De Pl, 8. f. 2e (+) Individuis horum dives est Mufeum, qui pretio ante» cellunt omnia Conchylia, Mus, Louifa Ulrica, pe 553e DE ToOooTEN. $7 Behalve deeze Oostindifche, hebben wy ook VL Westindifche Admiraalen, die in veel minder Sn agting zyn. Hier van ípreekt LINNZUs in Hoorn. de derde plaats , en zegt, dat zy de Schaal STUK. Tegelrood met. witte Vlakken hebben, en vier Westindie geele Banden , Netswyze doorweven, bene- miraal, vens een gewrichten Riem, Zy zouden dan byna niets van de Opper-Admiraalen verfchil- len. Ik merk aan, dat deeze dikwilshet Tops “end gekroond hebben met kleine Knobbeltjes C£) , het welk ik in de anderen niet waarneem. Voorts verfchillen zy ongemeen van die in waarde en op zig zelf in Kleur. | Daar is een Toot, die alle de voorgaande Cedo Nul in zeldzaamheid overtreft. Men noemtze bek wegens haar uitneemende Schoonheid, Cedo Nulli, dat is Ik wyk voor geene. Een Exem- plaar, uit de Zuidzee afkomftig, is in ’t Kabi- net geweest van wylen den Auditeur ne LA FAILLE, wien 'er duizend Guldens voor gee booden waren, zomen verhaalt. Naderhand, deszelfs Liefhebberyën verkogt zynde, is het in handen gekomen van den kundigen Heer LyvoNNeET. Anderen, evenwel, getuigen „dat deeze Toot, uit het Kabinet van den Heer DE LA FAILLE, in ’t jaar 1732 in ‘'s Hage geveild, door een Koopman zoude gekogt zyn ten pryZe van zo2o Franfche Livres, voor den Koning van Portugal, in wiens Kabinet Dis ONZ (*) Zie KNoRR Verzane V‚ De Ple 24, 25e fo 5 & Vlo D. Pl. 1, fe 2, enz, Ì, DEEL, SVL, STUKs 58 BESCHRYVING VAN VL zy zig zou bevinden (*). Hoet zy , naar SPE die Stuk zouden de Afbeeldingen, by Srsá Hoorn. €en D'ÁRGENVILLE, gemaakt zyn (tf). Zie PUK hier deszelfs befchryving, volgens den laatste genoemden Autheur. „> Het ís een groote Toot, die tanhén geel ss Agtigen Rok van één gefcheiden heeft door s» vier Banden , waar van de laagfte en middel- s, fte door verfcheide onregelmaatige witte s, Marmeringen afgeperkt zyn5 de twee ande- ren gevuld met: vier Koordjes van witte Stippen, en de laagtte heeft ‘er maar drie, „‚ die geheel vereenigd zyn. De Top begint s met een Band, van dergelyke onregelmaati- s, ge witte Tekeningen, even als de Band van 9» ‘Et midden. Daar boven zyn agt ronde Snoe= > ren, gefpikkeld met witte Vlakken, die ein- digen aan een Knopje van die zelfde Kleur.” De befchryving in 't Werk van Sen A isdui- fter. Volgens dezelve „ isde Kouleur Grond- wit, met een breden Bandt, die hoog Ci- > troengeel is, daar vier Snoertjes, als grote en kleine Pareltjes, over heen geregen zyn, „, deels Parelachtig , rood , lichtblaauw en 3 Oranjeverwig , zo van boven over ’t Lyf als naar beneden. Over het Lyf is dit Schep- zele zo vreemd gebeeld, en met hoog Oranje- s> geel, 53 52 99 (*) Catral, raifinné de Coguillese p. 19, Zie KLEIN Offrac. pe Zo ({) Sr. Kabe Ille Ple 48 f. 3e ARGENVe Suppl, Te Te Lett, He DE ToaorTEN. Nl »» geel, lichtblaauw en rood, uitgemonftert, ‚VI ‚ dat het niet wel te befchryven is. Het Top- srvi , Einde is mede uitermaten fchoon gemar- Hoorn- , mert.” De Latynfche Vercaaler heeft dit STUKe zo begreepen , dat de gezegde breede Band Spiraal of Slangswyze om de Toot zou loopen, en dat in die Band zulk een Toeftel zoude zyn van verfcheiderley Kleuren (*). De Gekleurde Afrekening , van dit raare Stuk, door een voornaam Konftenaar gemaakt , die ik thans in handen heb, is veel meer met de befchryving van D'ARGENVILLE overeen- komttig. De Grondkleur , over de geheele Toot, is Oranjekleurig geel, met wit uitgemon- fterd. Men kan ’er, behalve de Gieren van den Top, vier Banden in waarneemen, van welken de bovenfte, of digtíte aan den Rand , vier Snoeren heeft, die wit gepaarld zyn: hier aan volgt een andere Band, die breeder is, uit onregelmaatige Tekeningen famengetteld , de derde Band heeft twee Snoeren als Paärlen, en de vierde aan de Punt beftaat wederom uit Tekeningen, die wat verward zyn. Men zal de Kopy van gedagte Tekening vinden in ’ Werk van Knorr ,over de Hoorens en Schul- pen (f). | (299) (*) Ex albo perfundata lato cingitur vinculo, faturate ci- ino, quatuor funiculis, colligataram veluti Margaritarum , majorum et minorum , apparatu conftantibus ex rubro, Aran- tio 8 dilute ceruleo , Margaritarumque colore piâis , distin&o, a Capite fpiratim verfus inferiora circumflexo, (Ì) KNORR Perzam, VI, De EL 1. f‚ 1, l. DEEL, XVL, STUK | Eo BeEsSCHRYVING vaAN VL (299) Toot , die de Schaal Tegelrood heeft Arpcer. XLVIII, met witte Wlakken en vier ongevlaktg Hoorp- geele Banden, den tweeden hoekig ver- STUK. deeld, CCXCIX, Conus Ficarius. Wat eïgentlyk de Pice-Admiraal zy, is men Miete het onder de Liefhebbers niet eens. Die by __Rumrrrvs, Letter EF, wordt afgebeeld, zegt men daar de regte te zyn van dien naam; be- fchryvende dezelve als een zeer ongemeene ‚ Hooren, hoog bruin van Kleur en wit gevlakt, hebbende een witten Band, met fyner bruine Aderen, die ‘er in ’t midden door heen loopen, en zeer hoog getopt zynde. Dezelve komt in ’t geheel niet overeen met die van D'ARGENe VILLE, hier aangehaald, welke men gemeen- lyk een Admiraal noemt, hebbende de Perken, tusfchen de Banden , gemarmerd met witte Vlakken op een geelen Grond, en de Banden zonder Riempje in ’t midden: maar, voegt hy ‘er by, », die de Hollanders ice - Admiraal 9, noemen , is verfchillende. „Zy heeft een » witten Grond, met lange als van één ge- ‚‚ fcheurde Vlakken, diedonkerrood zyn , en een ‚> geftipte Streep omtrent het midden, gely= ‚> kerwys in de Admiraal.” Het verfchil in 8 de Tekening tusfchen deeze, daar meer op ge- let (299) Conus Testà Testace albo maculat , Fasciis quatuo flavis immaculatis , fecundà angulo divifà. Syf. Nat, XII. Archithalasfus fecunduse ARGEN Ve Conche Te 151 (tz) fe He KNORR Verzam Ve De Pl, 24 f, 4e pre ToorTEN: 6x fet wordt dan in andere Tooten, en de waar. VI. dy, welke iedereen de zynen hoogst doet fchat- Ee ed ten, zal dit Gefchil wel eeuwig maaken, Hodri - STUK. (goo) Toot; die de Schaal Kegelyormig effen _ccc. en glad heeft, met de Gieren aan den a Basterd. Top flomp en befchreeven. pienter Deeze is geel en wit gevlakt met dwarfe Streepen, die zeer talryk zyn , uit wit en bruin famengewricht, zegt LinNaus. Hy wist de plaats der afkomst niet. Die, welke men Steen - Admiraalen noemt, zouden , met ee- nige verandering , hier geplaatst kunnen worden. (3ox) Toot, die de Schaal Rolagtig effen en ee Onus glad heeft. Nobilis, zn artée De Franfchen noemen alle Eise Tobteniee de Luipaard of Tyger , onder welken de Geele of bruin.geele zeer gëagt zyn, en hoo- ger getopt dan de gewoone Harte - Tooten. De Schaal van deeze is zeer glanzig , geel, met Streepen van donkere Stippen en witte Vlakken daar op verfpreid, zegt LiNNeus. (302) (300) Conus Testâ Conicâ levi glabra, Spire AnfraGtibus obtufis fcriptis, Syst, Nat, Xll, KNORR Verzam, VI. D. Fl, Ee f, 5, (zor) Conus Testâ fubeylindricâ levi glabrf, M, Ls, U, 554 Ne. 158 Tigris lutea, ARGENV. Conch, E, 15. (12) f, M KNORR WVerzam. IV, D, Pl, 17. fe te Te DRELs XVIe STUK, 6 BESCHRYVING VAN VL (5oe) Toot, die de Schaal omgord heeft met zien fmaile Streepen , welke uit wit en brit Hoos _famengewricht zyn, STUK. cceu. Dat men , volgens den gewoonen Spreek- Conus 4 Genuanus, tant , in ’t Werk van Rumrnrius deeze Pasen. Hoorn een Geneefche Toot genoemd heeft, zal onzen Ridder aan de woonplaats hebben doen twyfelen, Men heeft daar mede gemeend een Guineefche 5 als zynde dezelve van de Kust van Guinée afkomftig. In ’ Franfch geeft men den naam van Mile de Papillon aan de fraaiften , wier Banden als de Wieken van fommige Kapellen ge-oogd zyn. ‘Tusfchende breedere Streepen , die dezelve omvangen, zvn fmallere geplaatst en de Grond is geel- agtig Roozekleurig bont. In fchoonheid vol- gen deeze Tooten aan de Admiraalen ; gelden= de wel eens tot vyftig, zestig Guldens. Zy komen ook uit Oostindie. eccir.- (303) Toot, die de Schaal aan de Tip wite Conus gerand en geftreept, de Gieren van het Giaucus, She ftompe Top end tegen elkander aange ai voegd heef bs De (302) Conus Test cingulis linearibus, albo fuscoque artieu= latis, M‚, Le Us 554, N- 159, Geneefche Toot, RumPH, Rar. T. 34. f. Ge BONAN Ne, Recre Ill, T. 5374 SEBe Muses IH. T. 44e fe 1°5 & T. 48 fc 1,2; 5. Ala Papilionis, AR= GENV. Oonch. T. 15. f. V. KNORR Werzan, II, De Pl, I, fo Te (303) Conus Testâ Bafi emarginatâ flriatâ, Spire ineumis An« fra@ibus contiguis. Me L. U, 555, N. 160, RU MPH, Rars T, 33. f, GG, KNORR Verzam, Ill, D, El, 27e fé 24 Se pe Tooren 63 _ Pe reden der benaaming is blykbaar uit de VL, Afchgraauw blaauwagtige Kleur, met Stree- EE pen, de foot omvangende, die uit Stippen Hoorp= beftaan, waar van ‘er twintig of dertig in de srus. langte zyn, volgens het Exemplaar, dat zig in ’t Kabinet bevondt van de Koningin van Sweeden. De Schaal is Eyvormig , weinig langer dan dik en heeft de grootte omrrent van een Pruim. RumrPnrius geeft ’er den naam van Boterwegje van Boero aan, wegens de plaats der afkomst in Oostindie. (304) Toot, die de Schaal bultig, bruin. ccerv‚ blaauwagtig gewolkt en fpits , aan de Canes ij Monachus. Tip geftreept heeft. Schildpad. Tost, Volgens de Kenmerken wordt hier de Schilde pad- Toot bedoeld, hoedanig eene ook die van BOoNANNI ís, dus genaamd zynde wegens de Wolkagtige Tekening en Vlakken. Die, wela ke Rumrnrius Graauwe Munniken of Oude Wyven noemt, zyn hier van verfchillende, (gos) Toot, die de Schaal Afchgraauwagtig eccv. en met langwerpige Stippen omgord heeft. pal hi lan Gradäwa Menaike (804) Conus Testà gibbâ fusco-cerulescente-nebulatâ , acutà, Bali friatâ. M. Le U. 555, N. TÓr, BONANNe Reèr, IIIe Te 126, Capucinus five Anicula, RUMPH, Aar. T. 33, f‚, CC, REGENFE. Cozch, Te Io. fe 63, KNORR Werzam, III. De BIG Ei 2. VD. Ple 18, £, 4e (305) conus Testâ cinerascente, punâtis oblongis cinââ, Me Is DEEL. XVI, STUG. é BeseunrzyviNe vAR VL Van deeze Soort zyn ’er verfcheidene, die EVE van fommigen ook Eikenhouts- Tooten ge: Hoorp- noemd worden: STUK. ark pes | cccvr. (306) Toot, die de Schaal Eyvormig heeft Rofan aan de Tip rimpelig en Doornagtig Asiche. ruuw „ van boven Keg gevang yerhe= pocfter of Agaate venrond. Toot. De aangehaalde Afbeeldingen verfchillen grootelyks. Die, welke Rumrrius As/che- poester noemt, zyn over * geheele Lyf donker Afchgraauw , glad en blinkende, doch hier en ‘daar met een zwart Plekje getekend. Zy ge: Iyken van Kleur wel wat naar de Geplekte Katjes, waar van wy in ’t vervolg zullen fpree- ken, maar zyn veel ronder aan den Top. Die van PARGENVILLE is Tootagtiger en heeft twee witte Banden. Die van GUALTHIERI is zeer fraay donker ; zwart, ros, blaauwag- tig en wit gewolkt. Hoe zal men dit te fa- men brengen; en begrypen, dat deeze Toot vit Afrika komt, volgens LINNA us? Kd (307) M. L, U, 556. N, 162, Minimus, ARGENV. Conch. T. 15: (ie) £, A. KNORR Verzam. III, D. PL, 16. f. 3, (306) Cunus Testâ ovatì,; Bafi rugofo muricatoque fcabrâ $pirà conico-tonvezâe Ms Le Us s56. N, 163, Voluta cinerea, RUMPHe Rar, T, 32e fs R‚ GUAL TE, Zest. Te 25e f. Ro ARGENV. Conche Te 15e (12) f. DD, KNORD Verzam, IE PD: Pie Ï2, pe de De TT ooTEN: | bs (397) Toot, die de Schaal Eyvormig en Wit ne et heeft , met Netswyze geele Banden. _ XLvIIL Hoorp- Dit is een zeer raar T'ootje ; dat nimmersTUk. groot en zelden een Duim lang valt, zynde CCNI nnws taamelyk dik naar de langte en rondagtig van Afercators boven. Het heeft de Schaal van grootte als ge” ae een Beuke- Noot, wit met twee Ben. die breed, geel en Netswyze gevlogten zyn, de eene in ’t midden , de andere by den Top; zegt LiNNmaus, Dat Hoorentje , ’t welk ApANrsonN onder den naam van Tilin be- fchryft , hier aangehaald, is in Geftalte zeer verfchillende, Dat gene, ’t welk BONANNI Cylindroides noemt, van eene lichte Goudgee» le Kleur, met roode Schubben verfierd , kan immers ook hier geen plaats vinden. De Af- beelding van D'ARGENVILLE drukt de wees zentlyke Geftalte uiet , van dit Net- Tootje , ’t welk men ook by K Norr zeer fraay ver- toond vindt, doch met vier Banden. C 308) Toot, die de Schaal aan de Tip eent- ccevrtr, On Ks gers Berulinuss Botere (307) Conus Testà ovatâ albâ Fasciis reticulatis flavis, Me L, Toot, U. 557. Ne 164 ARGEN V. Conch, Te Is. (12) f. P. BOe NANN Reer. HIK f 136. LisT. Conch, T, 758. f. 3. & T. 788, f‚ 41. ADANS, Seneg, T. 6efe ZN ORR Verzane BORDER ref, 4. (308) Conus Testâ Bafi fubemarginatà rugof , Spirâ planiuse culâ mucronatâ, M, L. Us 557. N. 169, GWALTH, Tests E de IE. DEEL. XVI, STUK. | 66 BESCHRYVING VAN kde germaate wuitgerand en rimpelig heeft, | XEVIIL den Top platagtig en gefpitst. | Hoorp- Rn STUK. Zodanig zyn de Kenmerken der Boter=Tooten, of Boterweggen van Rumrnius, dus wegens de geelagtige Kleur genaamd, die van ApDAN- soN met de Tygertooten, Guineefche en Bas- terd- Guineefche , Lettertooten en anderen, ’ zy wit , roodagtig of bleekgeel van Grond, altemaal als Verfcheidenheden tot één Geflagt betrokken worden; indien zy maar, op deeze of gene manier, geftipt, geplekt of getygerd zyn. De Toot moet, bovendien , flegts den Top platagtig, met een klein Puntje in ’ midden hebben , en dergelyken vondt hy aan de Kust van Senegal toc zes en zeven Dui- men lang. De Basterd-Amadis- Tooten zou: den dan hier toe ook kunnen worden t’huis gebragt: doch de Oostindifche, Boter - Tooten zyn blykbaarlyk van de Basterd -Guineefche en Letter- Tooten verfchillende. Over *t ge- heele Lyf zyn zy geel als Boter , met zwar- te of bruine Stipjes, die op ryen ftaan, en Ringswyze de Toot omgorden: maar aan den Top hebben zy breede Aders of Streepen. Zelden komen deeze Tooten, die zeer groot vallen , volgens RumruHius geheel gaaf voor; T. 21, f. Bs OLFAR. Mus. T. 32. f, 3e RUMPH, Rare f.C, SEB. Kah, II. T. 45. f. 197, 105 IIe KNORR Per- Sm, IN D.Pl rr, fo 3e VU. D. Pl. 5. £, 2: Pl. Gok, So dk IV, D.Pl, 26, f‚ ze Vo D. Fl. 22, fez. Ple 24e É, 5. DT 0 OT EN. 67 voor, hebbende doorgaans Streepen of leely- VÍ ke Naaden. Men vindt nog een kleiner Soort, BR: : A V us daar de Karakters, zegt hy, ordentlykop ftaan ; goorp- gelyk in de Mufiekhooren, STUK. (3ce9) Toot , die de Schaal aan de Tip uit- ccarxe j d 7 er Co 1 gerand en rimpelig heeft, aan den Top Fso stnus gefbitst en de Gieren platagtig. Jh ROULts= Toots Deeze, die RuMerius afbeeldt, is de reg= te Eikenhouts- Toot. Hy zegt, dat dezelve kort is en breed van hoofd, bruin, en met zwartagtige Draaden, als Zeilgaren , bewon- den. De langte , naamelyk , overtreft de breed« te zo veel niet als in de voorgaande Tooten, Zy zyn niet gemeen, en die witte Banden hebben worden hoog gewaardeerd; doch vees len doopen ook de Geele Tappen, welke deeze rondgaande Draaden niet hebben, mer den zelfden naam, De afkomst is uit Oostindie. (31o) Foot, die de Schaal Eyvormig en wit occx, heeft „ Conus eeft Hebrauss Ó 0 ER À An „ Loerene (309) Conus Testâ bafi emarginatà , rugofâ, Spirâ acumi- Muick, natâ, Anfraftibus planiusculis M., Le U. 598. N, 166. Voluta Filiscin@&â. RuMPH, Rare T. 3ï. f. Ve REGEN EF Conch. T. io, 6,47. KNORR Verzam, III. D. Pl, 1. £, 3: Pli Ie fi oe V. D. Pl. 25. fs 2e (310) Conus Testà ovatâ albâ;, Fasciis nigris ex maculis ftansverfis, M, Le Ue 558. Ns 167, LIS. Conch. T. 779. fa 85, 26 BONANN, Reer, UL fe 129. Mufica Rusticorunt. KRuMPH, Rure T. 33e f. BB, GUALTH. Zisé, Te afs fs E 2 T. hk DEEL. XVI, STUK. 65 BESCHRYVING VAN VL. “heeft, met dwarfe Banden van zwarte FDEEL XLVIIL Vlakken. Hoorn. | STUK, ÄDANSON maakt hier van een byzondere jk Soort , die echter ook de Moriljes , voorge- meld, fchynt te bevatten. [Dus komen zy dan voor aan de Kust van Afrika; doch waren omftreeks Senegal niet gemeen. Hy noemtze Coupet , en merkt aan , dat dezelve fomtyds wit , fomtyds Vleefchkleurig zyn , doorfnee- den van breede Banden, die naar het zwarte of naar het roode trekken. Deeze Banden, zegt hy , zyn gemeenlyk zodanig verdeeld , dat zy vierkante Plekjes formeeren, die naar grove Mufieknooten gelyken, en hier van komt de gewoone naam van Zoeren- Mufiek; doch in ’t Franfch noemt menzel’Hebraique , als of deeze Vlakjes Hebreeufche Letteren affchet- ften. Dit is echter zeer ver gezogt. Die wy hebben zyn uit Oostindie, en door de gemeen- heid in weinig agting. | ecex. (311) Toot, die de Schaal aan de Tip uitge ConusStera eus Mus- rand CATUIMs k f vliegen- T. Q: Hebraica ARGENV. Couch Te 15, (12) f,. G. PET. Scheet. Gaze 99e f. I2, SE Be Mus. Ill, T. 47. fe 28, 29, ADANSe Senez Ie T. 6e Éf. 5e KNORR Verzam. Ill. D. Pl. 6. fe 2, (s1r) Conus Testâà bafi emarginatâ ftriatâ, Spire Anfrattie bus canaliculatis, M Le, U, 559 N, 168. Voluta Arenata, \ RUMPH, Rur, Te 33e f. Z, AA: GUALTHe Zest. Te 25. f‚ N‚,O, P. Bombyx, ARCE Nv, Conch, T. Is, (12) f,S. PET, Gaz, T, 75e f, Ie REGENFe Couch, Te 7e fe Za SEB, Mus. IIL. T. 55e f, Ie KNORR Verzam, 1, De El, 7e f. 5. Ve De Pl, 90 fo 6e VIe De Plo 16, fo 4o MeT 00 TEN 69 rand en geftreept heeft, de Gieren aan VL. _ den Top met Sleuven. XIV Hoor p= De Liefhebbers maaken onderfcheid tus-STUK, fchen Muggen-, Vliegen-, en Vlooije-Scheeten; van welken Rumrurus de twee eerften be- grypt onder den naam van Voluta Arenata, dat is zo veel als met Zand befprengde Toot, wegens de fyne Stipjes , waar mede zy be- zaaid zyn, welke de laatstgemelden wat groo- ter en als Vlakjes hebben. D'ARGENVILLE noemt de eerften la Moire, dat is Moor, een Stof dus genaamd. De gedaante der Vlakjes, dan , maakt het onderfcheid, Men vindt eche ter van dezelven niet alleen met zwarte maar ook met roode Stipjes, en Vlakken uit de fa= menloopende Stipjes beftaande. (312) Toot, die de Schaal langwerpig en ge- ECCXIL doornd, aan den Top gekroond en {pits Paas. heeft. Heer Tot deeze Soort , die de laatfte is der ei- gentlyke Tooten , zal ik al de genen t’huis brengen , welke men Leeuwebekken of Klim- mende Leeuwen , ja ook fommigen die men, wegens de wonderlyke figuuren daar op voor- ko- (312) Conus Testà elongatà muricatâ, Spira coronat acutÂ, M. L. U, 559. Ne 169, ARGENV. Conch. T, 15. (12) f. Re KNORR Verzam, IL. De, Pl. 1. f. 5, 6, 7e Vl. De Pl r, E 3 L, DEEL: XVI. STUKe „o BESCHRYVYING VAN VL komende, Spookjes tytelt; en begrypen deeze nr altemaal , ’t zy meer of minder aan de gedagte Hoor Kenmerken voldoende , onder den naam van STUK. Leewwve- Tooten. Men vindt, naamelyk, ap de meeften iets , dat naar de Geftalte zweemt, die in de Wapenkunde aan een Leeuw gegeven wordt, Sommigen zyn met Knobbeltjes ges kroond, anderen glad, eenigen zeer fpits van Top , eenigen gebandeerd, en weelen gegra= nuleerd ; en dus voldoen zy aan den Latyn- fchen bynaam van varius, dat is verfchillende. De Grondkleur is, in ’t algemeen, wit , de Vlakken zyn meer of minder hoog of bruinag- tig rood, ja fomtyds uit den geelen bruin, Men dient de Afbeeldingen na te zien om wan de Tekening deezer ‘Tooten, die in allen byna verfchillende is, te oordeelen. 3. Die langwerpig zyn, aan den Top ge- rond, ten minfte tweemaal zo lang als breed. RrO, BL Boot (373) Toot, die de Schaal met verhevene CCCXIIL, anse gladde Streepen , aan de. Tip higcunde, C . Net-Aol. rig heeft. Van dela wier woonplaats niet gemeld wordt, (313) Conus Tesrà Striis convexis levibus, bafi cerulescente. Syste Nas. XI, KNORR Verzam, V. De Plo zie É. 5, \ DET ooTEN. 71 wordt, is de Schaal geel, met witte Vlakken VI. Netswys’ doorweven. Zy heeft twee fterker ST. gekleurde Banden, met grootere witte Vlak- Hoorp- ken! De Streepen zyn flaauw , zegt LinNzeus. STEE In ’t Vyfde Deel van Knorr vertoont zig een geftreepte Oranje Nec- Rol, die hier mede ee- nige overeenkomst heeft, (q14) Toot, die de Schaal Rolrondagtig rood cockiv. en ongewapend , door geknobbelde Siree- GPr4n pen ruuw heeft. zelle. Gegranu= EE De Nederduitfche naam is van Rumeius Ku no afkomftig, die getuigt, dat men deeze Soort °°°“ meest vindt aân de Oevers van ’t Eilandje Nus- fatello, tot de Molukkes behoorende, in Oost- indie. Hier van de Latynfche bynaam. Zy zyn gevoord, geribd, en hebben fomtyds zware te Stippen met geele Vlakken , fomtyds geele Stippen, fomtyds zyn zy Bfaideie geel, fome tyds hoog geel of Oranjekleurig. (315) Toot, die de Schaal ruuw en ongewa= ccorv. pend heeft met gladde gevoorde Streepen. ConusGra= nulatus. $ Dee- Gegranus leerde (314) Conus Testà fubeylindrica rubrâ inermi , Striis tuber. Katje. culatis fcabrâ. Syst. Nat, Xil. Terebellum granularum, RumrPH. Rar, T. 33. f. E‚ E. LisT. Conche 4: f. 10e Co 6, T, 3. f, 2 GUALTH. Zeff. T. o5ef. Le ARGENVe Conch, Te 16s (13) f. P. KNORR Zerzaime Ile De Pl, 4e fe Ts De Pl19 f. 4e (3rs) Conus Testà feabrà inermi, Striis fulcatis levibus. Mo E 4 Oe I, DEEL. XVI, STUK, VI AFDrEL, XLVIIL Hoorp. STUK. 72 BESCHRYVING VAN Deeze onderfcheidt zig van de voorgaande, doordien zy minder langwerpig is, hebben- de een byzondere figuur, daar men, volgens RumrPHrus, den naam van Katje aan geeft in de Liefhebbery van Hoorens en Schulpen, CGCCXVL. Conus Arauf:ge Eus. Oranje- Admiraals Dat deeze over ’t Lyf bezet zyn met Steke- lige Korreltjes , zo wel als de voorgaande, doet dezelven Gegranuleerd noemen. Zy heb- ben dikwils een of twee witte Banden, en zyn geheel hoog geel, rood of Oranjekleur. De genen , die men Landkaarten-Tootjes noemt , fchynen hier t’huis te behooren. LINNAUSs ftelt de woonplaats in de Afrikaanfche Oceaan. (316) Toot, die de Schaal Roozekleurig wit gebandeerd heeft , met de Gieren aan den Top Geutswyze.- Deeze fpant de kroon onder de Tooten in t algemeen en eigent zig den hoogften rang onder de Admiraalen, de Cedo MNulli alleenlyk uitgezonderd. Voor eenige Jaaren was zy ZO ongemeen „ dat de Aantekenaar op RUMprHIus meldt , L. U. 560, N, 170. Valuta granulata. RUMPH. Aar, T. 32e £,.T. GuarLTH. Feste Te 25e f, H. KNORR Verzam, 1. De:Pl sf 4. PI O4 MENE Ve D. Pl174 fe, De (316) Conus Testâ incarnatâ levi Fasciis aibidis , Anfraêtuum fummis canaliculatis, Syst, Nat, XU, Oranje- Admiraal, RUMPH, Rar, T,34ef. A, PET. Amb, T, 7. fe 7. SEB. Kab, Ill. T. 48e fe 7, VALENTe Ab. Ne 102 KNORR Verzam, 1, De Pl, Bef, 3 V, D Pl, 24e fe Ie DE ToorTEN. 73 melde , hoe die van den Heer Burgemeefter VL p'Acqurr te Delft de eenigfte ware, hem En diestyds bekend. Dezelve is op de Verkoo- hoorn- ping der Nalaatenfchap van dien Heer verkogt STUÉ- voor tagtig Guldens, zo VALENTYN verhaalt; door wien echter reeds twintig opgeteld wor- den , die ten zynen tyde in handen van de Liefhebbers hier te Lande waren, buiten en behalve verfcheidene van deeze fchoone Hoo- rens, welken de Heer Gouverneur vAN DER STEL, op Amboina , nagelaten hadt. Zelf bezat hy ’er drie, waar van hy de Afbeeldin- ' gen geeft. Niettemin is en blyft het nog een kostbaar Stuk, geldende, die hoog van Kleur zyn, tegenwoordig nog wel honderd Guldens. Somtyds is zy met Oranjekleurige Banden ver- fierd, en dic heeft 'er den naam aan gegeven, fchoon zy in Geftalte merkelyk verfchilt van de andere Admiraalen (*). | Thans kennen wy een dergelyk flag van westin- Tootjes of Rolletjes, daar men, om dat zy dicke uit de Westindiën komen, den naam aan geeft van Westindifche Oranje - Admiraalen. Zy zyn overdwars fterk gevoord of geribd en vallen doorgaans bleek Roozekleur, doch fommigen zyn (*) Op de Plaat van SEBA , daar de Oranje-Admiraal voors komt, zyn, gelyk ook op veele anderen, de Tooten niet alleen ’tonderfte boven, ’t welk een verkiezing is, maar met de Opening verkeerd, dat is links in plaats van regts, afgebeeld, 4 BEseanvvaaer Maa A W L_ zyn ’er, die, in hoogheid van rood of Orafijz- Bend geel > 08 fraaifte Oostindifche tarten, hoeda- Hoorp- °nig eene in ’*t Werk van KNorr, benevens STUK, den Oranje-Admiraal, is afgebeeld (+). CCCxvII. (317) Toot, die de Schaal byna Rolrond met Conus Dazas, overlang.fe Banden heeft ‚ welke wit ge Tm flippeld zyn. Deeze gelyken naar langwerpige Tooten, zynde Kegelvormig met een fpits Puntje , over ’t Lyf, en zelfs aan, den. Top, zwart of Loodkleurig gefpikkeld, met breede Plekken, die geel of bruinagtig zyn , in de langte ge- ftrekt. De aangehaalde ven SEnA en Guar- THIERI hebben geen overeenkomst met die van RuMmrPnius. In de befchryving van het, Kabinet der Koningin van Sweeden zyn op deeze Soort de Afbeeldingen van den Oranje- Admiraal , dien men aldaar niet hadt , aan: gehaald. ecexvir, (318) Toot, die de Schaal langwerpig Ey- Conus beans Striatuse. vor Wolkhoo« bs EÈlte (*) KNORR Verzan, V. De Pl, 24, f. 2. Zie ook III. De Pl, 6. fe Se (317) Conus Testâ fubeylindricà, Fasciis longitudinalibus albo punêtatis. M, L, U. 560, N. 171, Voluta maculofa, RuMPH, Rhr, T. 32 f, Q: GUALTHe Zest. Te 20e fe EF? SEB. Kab. III. Te 44e fe 27e KNORR Verzam, VI, De Pl. 16, f, 5 (318) Conus Testâ ovato-oblongâ gibbâ nebulofâ , Striis fenuisfimis parallelis fuscis, M, L, U, 561, N. 172, Voluta Ti. EN DE T ooTEN. 75 vormig „ gebult en gewolkt heeft, met _ VL zeer fyne bruine Streepjes, aan elkan- LEL: der evenwydig. Hoorp- ‚ STUK. Schoon Rumrnrus deeze Voluta Tigerina of Tygers noemt, geeven wy ’er echter den naam van Walken aan. Zy verfchilt , naa- melyk, in Geftalte zeer van de Tooten’. en haare Wolkagtige Tekening maakt die be. naaming eigen. Door haaren Vleefchkleurigen Grond neemt deeze Hooren den naam aan van VEcorchée, zegt D'ARGENVILLE, datis van Gevilde, Op deezen Grond heeft zy groote bruine Vlakken, daar men wonderlyke Figuu- ren van kan maaken, en is, over ’t geheel, flaauwtjes geftreept. Zy valt in da en aan de Kust van Afrika, (319) Toot , » die de Schaal met geele Stree- cooxrx. Conus Spelde Tigerina, RuMP He Rar, T, st. f. F. Lisr. Conch. T. ses fe 7. & T. 760 f, 6. GUALTH. Test. T. 26. £, De Ar. Hooren, GEN Vv, Conch. Te, 16. (13) f. C‚ Per, Gaz. T. 08, f. 9e REGENF, Couch. 38.f, 16, SEB. Kabe III, T, 42 fs 10, ADANS. Sene 1, T. 6, f. 2, KNORR Verzame I, De Pl, 18. DE EL 12, fee Pl arb rs Plretefi4. (319) Conus Testà Venis reticulatis luteis, Maculis Iuteis fuscisque, M, L, U, sÓI, N, 173. RUMPH, Rar, T. 32. f, OP, GUALTH. Zest, T, 25e f‚, X, AA BON ANN, Reer. III, T, 135. Pannus Aureus, ARGEN Vv. Conch. T, 16, (3) £. D, 1, REGENFE. Couch. 26. T, 6.f. 62. SER, Kabe. IL. T. md Io, II, 16, 17. KNORR Verzam, I, De Pl, TRED DRL 1, fors 2, Ill, D. PL Teef, re I, DEEL. XVI, STUK, 6 BESCHRYVING VAN MI. … pen Netswyze geaderd heeft, en bezet CT viik. met geele en bruine Wlakken, Hoorp: à STUKe De zodanigen , als hier aangehaald zyn, noemt men, in ’t algemeen, wegens het fyne Geweefzel dat de Schaal bedekt, Speldewerks- Hoorens , en , wanneer zy geel of Oranjekleu- rig zyn, Goudlaken/e of Korhoenders , volgens RumreHius , die er den naam van Voluta Pennata aan geeft : want zy zyn over ’t ge- heele Lyf , zegt hy, gefchilderd met geele Veeren , die zwarte Randjes hebben , fchier gelyk de Veeren van een Korkoeo. Dan Spreekt hy van Zilverlaken/e, die wat kleinder en fmalder zyn, en van een derde Soort, die geheel bruin zyn, en doodfch van Kleur. Beiden hebben zy een {mallen Mond, en kun: nen een Tongetje uitfteeken, waar mede zy iemand kwetzen kunnen, die haar onvoorzig- tig aangrypt. Dit Bonasuk is wit en rood gezoomd , met een klein Doorentje. Hoewel ZV dos gevangen worden en gegeten, houdt menze doch niet onverdagt van Venyn, zo die Autheur getuigt. Zy vallen mede aan de Molukkifche Eilanden. Van de Franfchen worden zy Drap d'Or en Drap d'Argent, of ook, naar de verfchillende Kleur, Drap Oran- gé genaamd. | ccexx. (320) Toot, die de Schaal Netswyze geaderd Conus Aulieus, heeft ln (320) Conus Test Venis reticulatis, Fasciisque longirudie ua X DE ToorEN. 77 heeft en overlangs bezet mel a VL . FDEEL, ne bruine Banden. XLVIIL Hoorpe Hier worden de gedagte bruine bedoeld on- srux, der de Speldewerks- Tooten, die men deswe- gen Bruinetten tytelt, in ’t Franfch Brunettes. Dat zy flegts eene Verfcheidenheid van de voorgaande Soort zyn , gelyk LiNN«Us vermoedt, is klaar, De zogenaamde Zilver- lakenfe kunnen hier toe betrokken worden, om dat zy in ’t geheel geen Geel hebben. Men vindt ook overdwars gebandeerde Bruie netten. Sommigen zyn met bruine Vlakken als gemarmerd. Eenigen zelfs worden Dui- zendfchoonen getyteld. De afkomst is insge. lyks uit Oostindie ; doch men agtze niet veel, wegens haare menigvuldigheid, uitgenomen de zogenaamde Gloria Maris, die veel langwere piger is dan de gedagte Rollen. 4. Die Bak-agtig zyn , dat is Buikig en wyder van Mond, klinkende als men ze op een Tafel werpt. (321) Loot, die de Schaal blaauwagtig, geel coexx:. Ë -OnUS 86° Speëlram, nalibus fuscis interruptis, M‚ Le U. 562. N. 174, BONANN. Reer, III, Te 133: GUALTH. Test. T: 25 f, Ze V, Are GENV. Conch. T, 16 (13) f. Ge REGEN Fe Conch, T. 8. fo 25e SEH. Kab, III, T. 43. fe 1, 2,4, 5. & T, az. f 18, 14, Is. KNORR Verzam, IL, De Pl, 5e £, 3, III, D. PL 1e f, Se PL 18, fore (321) conus Testâ carulescente favo-nebulol4 , Punâis … Striise I, DEEL, XVI. STUK. Sr Spook jes VI, ‚ ÄFDFEL. XECVHT, HooFD=» STUKe CCCXXIL. Conus brllatus, Wolke hakje * 78 BESCHRFVING VEN gewolkt heeft, met geelagtig witte Stip- pen en Streepen, Van de Spookjes zegt RuMPHIUS, dat zy van Geftalte naar de Katjes of ook naar de Bruinetten gelyken , doch ronder zyn aan de kanten van ’t Hoofd, hebbende niettemin een fcherp Spitsje daar boven op, van Kleur als de Botertooten , met eenige fchraale en hak- kelige Karakters, die naar misfelyke Gedrog- ten gelyken. Daar is een aanmerkelyk ver- fchil in de Hoorens van deezen naam , gelyk ik reeds opgemerkt heb. Volgens de onder- deeling van dit Geflagt moeten zy Bak-agtiger zyn, dan de Rollen. 322) Toot, die de Schaal geel, met wit ge- volkt heeft. Deeze zyn nog wyder van Mond en Blaas- agtiger dan de voorgaande. Men noemtze Wolkbakjes , om dat zy over ’t geheel fterk gewolkt zyn. Men heeft ‘er, die Agaate Wolkhakjes getyteld worden , zynde uit den gee- len Striisque albo-luteis. M,‚, L. U, 562 N. 175, RUMPH, Rar. T.32. fe S. GUALTH, Zest.T. 25e f.S, REGENF. Conche T, 2. £, 20. KNORR Verzam. II. D. Pl. 8. f. 4: Ille De Ïl. 18, f. se Vlo De Pl. 17. fe 2e (322) Conus Testâ flavâ albo-nebulofâ, M. L‚ U, 563. Ne 1760 GUALTH. Test. T. zóef. C‚ KNORR Verzam, Vo D. Pl, Sefa 3e Pl, Ief, 4e Pl, 254 fe 5e DE TooreEN, 79 En groen- en blaauwagtig, met een paarfchen VL Mond, en anderen, die men Oranje Wolkbakjes EVT. noemt, zynde zeer fchoon geel en Oranje-Hoorp- kleurig met witte Vlakken. Die, welke menstTux. Admiraalen van de Wolkjes noemt, zyn blaauw- agtig van Grond , en fchynen hier toe te be- hooren. (323) Toot, die de Schaal langwerpig, 8e eccexxur. bulten glad heeft, met eene wyde Mond- Teis pe opening. Tulp, Die uiet RumPurus worden aangehaald , noemt men Agaat-Tooten , doch dit zyn de ge- pen niet die van de Franfchen la Tulipe, dat is de Tulp, genoemd worden. Het een en andere ziet op de fraaije mengeling van Kleuren op deeze Hoorens , welke ‘er een byzondere fchoon- heid aan geeft. De Mond-opening is veel wy- der en de Geftalte verfchilt van die der gewoo- ne Tooten. (324) Toot, die de Schaal langwerpig , bul-ecexxuv. tio g Conus Geon Sgraphus. (323) Conus Testâ oblongâ gibbâ levi, apertur dehiscen- Kn te, Syst. Nat, XIl. RUMPH, Rar. Te 33efe K‚ Le AR- GEN Ve Conche T. 16e (13) f‚ Be REGEN, Conch, 8. T. 2 fe20. SEB. Kabe Ill. T, 42. fe 16e KNORR Werzam, IL, De Bl 3rfr3e UIe-De Pl, 12. f. 4: V. De Ple 200 -fe-I, Ze (324) Conus Testâ oblongâ gibbâ coronatâ , aperturâà dehis- cente, Syste, Nate XII, BONAN Ne, Recre Ille Te 319e Nubee cula, RumPH, Rar, T, 31. f,G, GUALTH, Zest, To 260 f, E‚ Brocart de Soie, A'RGEN Ve Conch, T, 16, (13) fs Ao Nu- IL. DEELe XVI, STUXe VL. AFDEEL. XLVIII, Hoorp. STUK. go BESCHRYVING VAN tig en gekroond „ met een wyde Mond- opening heeft. Deeze, zeer veel gelykende naar de laatst- gemelde, hebben tot haar Kenmerk, dat de Gieren aan den Top met kleine Knobbeltjes ge- zoomd zyn , en daarom worden zy Ágaate Kroon- bakken genoemd. Haare Tekening is van een zo fyn geweefzel en zo fierlyk, dat menze, in ’t Franfch, den naam geeft van Brocard de Soie, om dat zy naar een Zyden Stoffe , die men Brokaard heet, zweemen. Krein fchynt deeze te verwarren met de voorgaande Soort : zo ook ADANSON, wiens Afbeelding zeer van de Geftalte der Kroonbakken verfchilt. Ik zou daarom naast denken, dat de Tulp der Fran- _fchen aan de Kust van Afrika of ook inde West- indiën voorkome, en deeze Agaate Kroonbak in Oostindie. Men vindtze van aanmerkelyke grootte. Ik heb ’er van tusfchen de vier en vyf Duimen lang. Doorgaans vallen zy rood- agtig bruin, doch fomtyds ook , gelyk ik ’er Eén heb, wit met geele Plekken. XLIX. HOOFD. Nubecula: Tulipa Gallorum, KLEIN Offrac, pe 76. Te 5e f‚. oo. LisT. Conch. 4e S. 10, Ce 7e Te 3e f. 2e PET. Gazo T. 98, f. 8, ADANS. Senez. 1. T. 6, f. 8, SEB, Kab. IIIe Te 42, fe 1, 2,3) 4s KNORR Perzam, aks D, Pl, ars fzo Vl, D, Pl, 17, fo 3 DE PORSELEINHOORENS Er ssssssstssssss XLIX. HOOFDSTUK: le EL. XEIX, Hoor p- STUK. Befchryving vant Geflagt der PORSELEIN- HOORENS; ook Kliphoorens en fomtyds Klip- koufen genoemd wordende, waar onder die men Kauris tyrelt of Guineefche Munr, Os: den algemeenen naam van Por ser Naam. LEINHOORENS, in ’t Franfch Porcelai nes, begrypen wy de genen, die het Geflagt van Cyprea, volgens onzen Ridder, uitmaa- ken. De gedagte benaaming is wel toepasfe. lyk op het “Porfelein, dat in China gebakken en ons toegebr agt wordt met de Oostindifche Schepen: (dewyl deeze. Hoorens den Glans en Tekening van hetzelve trotfeeren ‚en toonen dat de Natuur nog de grootfte. Werkmeefter js;) maar zy is van een geheel anderen, oir= fprong. Men noemtze, in °t Latyn, Porcella= 1e, in navolging vande Grieken , die ze Choi- rine noemden , van ’t woord Bhoohee 8 dat in ’t Latyn Porcus een Varken of Zeng, maat ook de Vulva betekende, naar welke zy van onderen, iets gelyken. Hierom geeft Lin- Naus 'er den naam van Cypraa, ae is als Venus- Hooren of Concha Venerea, aan, in navolging van ÁDANsoN, die zegt, dat de Franfchen haar Pucelages , dat is Maag - dommerjes » tytelen, en ze he van andere Por- FE En Ts VEEL. XVI SUI TEK Hoorp- STUK. ij Uirzaak van den Glans. 0) BESCHRYVvVING VAR koufen geheten; Men noemtze, bovendien , Likhoofentjes ; dewyl men met dezelven het Linnen éen Glans kan geeven, zo wel alsmet een Lekfteen, Dat zy Porcellane genoemd zouden zyn , om dat de Chineezen van Con- Chyliën de Aarde tot het Porfelein bereiden ; gelyk GEsSNERUS wils is gantfch ongerymd en te ver gezogt. | De eladheid , welke aan de Porfeleinhoos rens, boven veele anderen , Natuurlyken zon- der Polyfting eigen is, moet een byzondere reden hebben. Zy blinken, uit Zee komende, reeds als een Spiegel, zegt Rumrrius ; doch verliezen, nog verfch zynde, wederom ligte- yk deezen Glans; ja men heeft veel moeite , omm haar denzelven niet te doen. verliezen. Zo de Schaal maar effen buiten ’t Zand uit- fteekt, met het leevende Dier daar in, wordt zy in dat gedeelte doodfch ; maar by nagt ko- men zy uit het Zand en hängen aan de Klip- pen, zegt RumrPHius, Ook moet het Dier daar niet in fterven; want al begraaft menze, raaken zy haaren Glans kwyt; en vooral , wan- neer men ze laat leggen in de open Lugt. Zy krygen dus eene doodbleeke Kleur, die onder de buiteníte gladde Schaal doorblinkt. Het s is, volgens dien Autbeur, de beste manief > om de Schaal glanzig te houden, dat men » de verfch uit Zee komende Hoorens in Wa- … ter 33. DE PORSELEINHOORENS 83 Ee ‚ter doe 5 % welk zo heet is, en niet hee- VL 5 ter ‚ dan dat het Dier moet fterven: dan Kn EE haalt men ‘er hetzelve met Haakjes uic, zo Hoorn. veel men kan , en legt de Schaal, met het sTUx. > overige ;… op eêne Schaduwagtige plaats, ‚ daar geen Regen of Zonnefchyn de Hoo- rens kan bereiken , laatende ‘er dus het overgebleeven Vleefch door de Mieren uït- 3, eeten. Men moetze in geen verfch Water leggen, zo lang iets van het Vleefch daar in is: want maar ééne Nagt daar in leggen- de zouden ze verbleeken : zelfs moet het doode Bloed van de eene aan de andere niet raaken , waar door ze insgelyks bederven. „, Om het tweede of derde Jaar moet men ze 3 te drinken geeven „ dat is de Hoorens een 3 halven Dag in zout Water leggen , dan mee » verfch Water uitfpoelen en. droogenzein de 5, Zonnefchyn”. Dus is dan, baarblykelyk, de oirfprong van pe Maite deezen Glânis; dien de meefte andere Hoorens “le door het polyften ook verkrygen , afhanglyk van dat Lymige Vogt, ’t welk uit het Dier, door de Opening van de Schaal, Zweet; en tevens tot aangroeijinge {trekt van dezelve *, * zie % De Heer Doktor Martinit, te Berlyn, en, fpreekt in zyn nieuw Conchyliën- Werk al. enz. dus. „De oirzaak, dat de Potfeleinhoorens s haaren fynen Bad in de Zee behouden . kunnen, zonder van de fcherpe Lighaamer F 2 js fchas r DEEL: XVIe STUK, VI. Arpveer. - 8i BESCHRYVING VAN ss fchade te lyden, onder welken zy her eù xLIx, »» derwaards worden gefmeeten, is inde ftruc- Hoorp=. ‚; tuur van het Dier te zoeken, ’t welk, zo STUK, ss dikwils het voortkruipt, zyn geheele Huis »> in zynen grooten Mantel bewindt, en des- zelfs gladde Oppervlakte, daar door , voor s, alle befchadigingen in veiligheid ftelt” (#). - Zyn- Ed. zal in ’t Werk van ADANsoN ge- lezen hebben, dat het Dier van deeze Hoo- rens een zo grooten Mantel heeft, dat het denzelven , daar buiten komende „, gebruiken kan; en weezentlyk gebruikt, om zyn geheele Schaal te bewinden; doch fcliynt niet opge” merkt te hebber, hoe, volgens dien zelfden Heer, gedagte Mantel, als het Dier zig we- der intrekt in de Schaal, zeer vaardig tevens ingetrokken wordt ; des die Mantel niet die- nen kan , óú de Hoorens, in-de Zee van de eene plaats naar de andere gefmeeten worden- de , voor ftooting of afvyling te befchutten : aangezien dan ‘altoos, zo dit gebeurt, het Dier binnen zyne Schaal zig verbotgen houdt. Bo- verdien zou het vry ‘wat meer van ftooten aan zja Lighaam te lyden hebben, dan aan de harde’ Schaal, Wilde zyn Ed. befluiten, dat dit oïöwinden met den Mantel de reden zy, dat de Porfelein- Hoorens geen Vliezig bekleedzel of Korftig aangroeizel van vreem- de C*) Meues Spftematifch Concholiën- kabinet, Neuremie borg, 1769, Ie. Theil, S, 303e N DE PORSELEINHOORENS 85 de Lighaamen en Zee + Wormpjes hebben, ge- ee Iyk veele andere Hoorens en Schulpen , zo id zouden wy het gereedelyk kunnen toeftem- Hoorn- men ; doch voor de afflyting is die Mantel STöKe niet in {taat dezelven te befchucten. Voeg hier by , dat de Oppervlakte zo hard is, dat ‘er naauwlyks eenige fcherpe Lighaamen vat op hebben of die zonder breeken kunnen bee fchadigen, Hoe het Dier der Porfeleinhoorens de gehee- Het Dier, le Schaal met zynen Mantel omwinde, zodanig rj, CA» zelfs, dat de ééne Lap, op de Rug, over de andere heen {laat , is in Fig. a, op onze CX Xíte Plaac, by Letter A, uit ApANsonN, vertoond, gelyk zyn Ed. dit zelf, nu weinige Jaaren ge- leeden, «aan de Kust van Afrika, by Senegal in die Soort, welke men Slangekoppen noemt, heeft waargenomen. By Letter B ziet men, volgens hem, het geheele Dier ,. buiten de Schaal, van onderen: waar in het Eyronde de _Omtrek van den Mantel is, en het. Tongagti- ge, dat voorwaards ftomp is en agterwaards, puntig uitloopt, de Voet, waar op het Dier voortkruipt. Aan deezen Voet wordt men een groot getal kleine Groefjes gewaar , die den- zelven van onderen oneffen maaken, en dus bekwaamer om zig vast te houden aan de gladde Rotfen of Klippen, langs welken dee= ze Schulpdieren kruipen, als voorheen gezegd is. Verder vertoont Letter C, uit D'ARGEN- He VIL: Ie DEEL, XVI. STUK VL. _ÂFDEELe : KLIK, Hoor p- STUKe 86 BESCHRYVING VAN VILLE, een Kliphoorentje met het Dier daar in; zynde van de Soort der genen , die men Zee- Luizen noemt, doch Oranje- kleurig, met zes. bruine Vlakken. By D ziet men % zelve in. Natuurlyke grootte. Hier uit blykt, hoe veel het door een Mikroskoop vergroot zy , om het te duidelyker onder ‘t Oog te bren: gen. Zyne befchryving daar van luidt aldus. ‚> Het kruipt op een Matras volgens de ma= se mier: def Slakken, Deeze Matras of Voet > loopt aan de ééne zyde uit in een Punt, » die, gelyk de geheele Omtrek, gerimpeld > of geplooid is. “Het andere End vertoont ; Eenen taamelyk langen Hals, zeer afge- 5 fcheiden van den Voet, met een Kop, die > twee zeer fpitfe Hoornen uitgeeft , welke » een Boog maaken. Op derzelver midden s Zyn de twee Oogen geplaatst, die, als ge- „> woonlyk, naar twee zwarte Stippen gely- „, ken, van taamelyke grootte, De Bek, bo- s, ven op den Kop, is niet groot, en maakt „, Een. klein rond Gaatje. Zy is aan beïde zy- s, den voorzien met Tanden, waar van vyf- », Entwintig aan de regter , en flegts een-en- 5 twintig aan de dlinkerzyde ftaan : welke ‚> Tanden tot verweering dienen aan het Dier, 9 dat geen Dekzeltje of Luikje heeft”, Hier blykt het dat hy de Tanden meent, die er wederzyds aan de Opening van de Schaal zyn ; doch, zo die tot verweering noodig waren 5 waar heeft dan het Dier der Tooten en Rol- | len DE PORSELEINHOORENS. 87 Jen zyne befchutting. Het overige vande be- Vl, fchryving is niet minder verward, en van den Kn gedagten Mantel fpreekt hy in * geheel niet, oorp- Zouden die van deeze Soort denzelven niet STUK. hebben, of zou dezelve door het Dier in een Geeftig Vogt te dooden ook ingekrompen zyn; of zou menze mooglyk als iets tegennatuure Iyks daar af gefchraapt hebben, om het Hoo- rentje te kunnen vertoonen? bic zyn beden- kingen. Het was voor hem te Pondichery naar % leeven afgebeeld , alwaar de langte maar zeven Liniën was en vyftien wanneer het Dier zig geheel uitfpreidde in Zee - Water, Onder de Inlanders , in Oostindie , wordt Gebruik. aangemerkt en het is by hun een Stelregel, zegt RumeHrtus, dat van alle die Hoorentjes , welke zeer glad en blinkende zyn , het Vleefch, de Vifch , Slak of Dier , zo men ’t noemen wil , tot de Kost niet deugt , dewyl hetzelve, gegeten zynde, eene worging in de Keel aan- brengt, welke den Menfch doet fterven, in- dien hy niet fpoedig een Tegengift gebruike, Derhalve wordt dan ook dit Schulpdier , daar te Lande, niet dan van arme Luiden, die uit nooddruft hun Lyf daar aan waagen, fomtyds gegeten. Aan de Kusten van Europa vallen weinige Porfeleinhoorens of Klipkoufen , die van aanmerkelyke grootte zyn. De Kenmerken, nu, van dit Geflagt , beftaan kenmer- in eene Schaal die eenkleppig en omwonden of“? Bratt oan rf Te DEEL. XV L “STUK. VL Per EELe LIXe Hb De STOK. Saartene 88 'BESCHREVINGANKN 5 famengerold, doch eenigermaate Eyvormig is en glad of effen, ftomp. De Opening, aan de beide Enden gaapende, loopt langs de geheele Hooren, aan den onderkant. Zy is naauw en fmal , regt uit geftrekt, en wederzyds mer veele Tandjes gewapend. Men vindt echter, onder de Porfeleinhoorens , zo RumrPHrius aanmerkt , ook zogenaamde Wiyfjes , die de Lip enkeld, fcherp en niet omgekruld of ge- tand hebben. Dit zal een gebrek van volwas- fenheid zyn: want hy tekent wel uitdrukkelyk aan, dat men in deezen niet denken moet op een verfchil van Sexe , maar het flests aanmer= ken als de gewoone manier van fpreeken, vol- gens welke de genen, die dunst en gladst zyn, voor de Wyfjes gehouden worden van deeze Hoorens. Hel | Dit Geflagt behelst vierenveertig Soorten, in vier Afdeelingen, waar van de eerfte de ge- nen bevat, die Gefpitst zyn; de tweede de zo- danigen, die Stomp zyn; de derde die Gena- veld en de vierde de genen die Gerand zyn. ; of eenen breeden Ränd hebben. Ì, Die een Spits hebben, CECXXVe (325) Forfeleinhooren , » die de Schaal eenie Lin yp Ld Fxanthe- zal AV itte Mazelen, ger= (â2s) Cyprag, Testà Abarth Ferrugine maculis pal- lidis rotundis adfperfà , line longitadinali fubramofâ. Syst. Nat, Xll, Gen. 320, PET. Gaz. T, 96. fe 6e RE GEN En Conch. T. Io. fe 33, SEB. Muse lil. Te 76.f, 16, 18, KNORR Verzam, LD, Ple 5e 6 3, 4e IL D, Pl. 24. fe 20 RENT / pr PoRrsSELEINHOORENS, 89 germaate Spiraal getopt, Roestkleurig Vl met bleeke ronde Vlakken befprengd, en Er met eene Takkige Streep overlangs heeft. Hoorn- STUK, Deeze gelykt naar de volgende in Geftalre, maar is uit den zwarten of rosfen Roestkleu- rig, met een overlangfe regte Streep, die een of twee Takken heeft ; voor’t overige befprengd met breede bleeke Vlakken3 van onderen bleek en ongevlakt, Zy heeft een blykbaar uirpui- lend gedraaid sne zegt LiINNaUS, Het fchynt dat hier de enkelde Argusfen of de zo- genaamde Witte Mazelen , thuis behooren. ( 326) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- cecxxvr, germaate Spiraal getopt , met Karak- eb ters befchreeven , en met een Takkige Kaaphoos Ene Streep overlangs heeft, De Tekening op deeze Hooren vertoont, als t ware, een Land- en Zee- Kaart; weshalve men ’er, in ’c Franfch, den naam aan geeft van Carte Geographigue. Men ziet ’er als eene Meetkonttige verdeeling van Landeryën op; door welken een breede Rien of Zee-Boezem, met (326) Cyprea Test fubturbinatâ , Chara@teribus infcriptà, Lineâ longitudinali ramof (â, Me Le Us 565. Ne 179. Porcellana Montofa. RUMPH, Ran 'E. 38. f, B, Carte Geographigue, ARGENV, Couch. T. at, f. B, PET IV. Gaz, Te 96, fo 6e Amb, T. 16, fe 2e KNORR Verzam, Ie Do Ple 26e f, 3e F s | IL. DEEL, XVI. StTuK, 90 BESCHRYvVING Vv AN VL. met verfcheide Inhammen, loopt , die als dooe AEDES Kaapen of Voorgeb Ikander gefchei- XLIX. pen of Voorgebergten van elkander gefchei Hoofp- den worden. restte noemen wy ze de Kaap- STUK. hooren of de Kaap. Rumruius wil, dar daar op veele Hoeken en Heuvels met rosfe Stree- pen taan, als of men van verre een Bergagtig Land zag, en noemt ze, deswegen, Porcella- na Montofa, Ik heb ’er, die veel duidelyker een Inham van de Zee en Kaapen vertoonen, dan de gewoone Kaaphoorens. Aan den Rand zyn zy eenigszins Roozekleurig. 'Deeze Hoo- ren was, in Oostindie zelfs, niet zeer gemeen. eeexxvn, (327) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- ss germaate Spiraal getopt, met Karakters ien befchreeven heeft , en met een enkelde Etters, ee Streep overlangs getekend. Men noemt deeze, volgens Rumrunrius, Letterhoorentjes of Arabifche Hoorentjes en fom- migen ook wel Mufiekhoorentjes „, wegens de Te- kening met bruine Streepen, die op veelerley wyzen afgebroken zyn; zo dat zy zig als Arae bifche of andere vreemde Letteren vertoonen: en (327) Cyprea Testâ fubturbinat ‚ Charaâerfbus in(criptà , Maculâ longitudinali fimplici. M‚ Le U. 566, Ne 180, Porcel« lana litterata five Arabica, RU MPHe Rar,T. 38, f. M. BAR* REL. Rar. T, 1325, f. 20: GUALTH, Zest. T. 16e f. Ve LIisT. Oonch, 4,8 0, Coo. Te Ie f. Ta SEB ab, lede Zon ' f‚ 3, KNORR Verzam, Ille De Pl, 12, £, 2, Vie De Pl, 20e ae PE PoRSELEINHOORENS. Or en fomtyds de Mufieknooten eenigermaate af. VI, fchetzen. Van ’t eene toc het andere End Ee loopt, over de Hooren , een bleeke of ongete. Hoorp- kende Streep. Zy hebben de kanten gezwol- STUK. Ten, blaauwagtig en met ronde zwartagtige Vlakken , zynde van onderen paarfchagtig blaauw. Zeer groot vallen zy niet. Men vindtze in Oost- en Westindie. | - (323) Porfeleinhooren , die- de Schaal eend- ccessvran. germaate Spiraal getopt en Rolrondag- Al ‚tig, met Oogjes befprengd heeft, van Dubbelde Arcus. onderen met vier br wine Vlakken. 6 De bruine Plekjes, in ’c midden wit, zig als Oogen vertoonende, waar mede de Oppervlak- te van deeze Hooren bezaaid is, geeven ’er den naam van Argus, en wel van dubbelde Argus aa, in onderfcheiding van fommigen der Zout- korrels of witte Mazelen, die met dergelyke ronde Plekjes praalen, welke byna geheel wit zyn, en dan ook wel Argus geheten worden. Het gedraaide Spitsje, echter, dat tot deeze Afdeeling behoort en by GUALTHIERI ee« fi nigse (328) Cypraa Testà fubturbinatÂ, fubeglindricâ , adfpelà Ocellis ; fubtus Maculis quatuor fuscis, M. LU. 567. Ne 181, BONAN Ne Recrs II, T. 263. BARR, Rar, Te 13250 f, 25. Argus, RUMPH. Rar, Te 39. f, De GUALTH, Zeste Te 16. f T, Argus magnuse ARGEN Ve Conch, T, at. (15) £, Do LIST. Conch. 4, Se 9.C. 6. T. 9. PET. Gaz, T, 97. f. 6. REGEN Fe. Conch, 20e Te-5e fs 57. KNORR Verzane Ille es De BERNE: fe 5e Í. DEEL: XV le STUK, 9 BESCHRYVING VAN VL nigszins voorkomt, vind ik i Ä reus aoe, PE mt, vind ik in myne Argusfen XLIX, hiet. Zy komen zekerlyk uic Oostindie, Hoorp- | STUK. (329) Porfeleinhooren , die de Schaal ftomp CCCXXIX, , 5 le hed Ba en eenigermaate Rulrond leeft, met de Testudi. Enden neergedrukt., Hard. \ Karete hooren, De zo bekende Schildpad- of Karethooren heeft ook dat Puntje altoos zo blykbaar niet, als hetzelve by-Rumeuiys is vertoond, ja het ontbreekt fomwylen t'eenemaal, Men noemt deeze Hooren dus, wegens haare Kleur en Tekening; die haar naar Karet van Schild. padden gelyken doet, en zy plagt onder de raarften van dit Geflagt te behooren, zynde ten minfte van de grootften en langwerpig {ten onder de Porfelein- of Kliphoorens. Zy valt in-de Perfifche Zeeboezem, zegt LiNN&us. CCCXXX.. (930) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- Lahn germaate Spiraal getopt, bultig , blacuw- ria. Qz= Wyd-Oog,; 5 (329) Cypraa Testâ obtufâ fabeylindricâ , extremitatibus depresfis. M. L. U. 567, N, 182. Li ST, Conch. 4, Se EN E. 5. Te 6e ‘Testudinaria. RUMPH, Rar, T. 38e f, C‚ PE Te Amb. Te 8. £ 7d 8. LusT. Conche 4e Se 10. C.‚ 8 T. te Hac Larva est. KNORR Verzam. IVSD..Pl27e fte (330) Cypraa Testà fubturbinatâ gibbâ, livido testaceoque macularÂâ, utrinque marginat , fubtus planâ, Sy. Nat, XIl, GUALTH. Zest. T, 15. f, S, T. COLUM Ne Ag. Te 69e fr, 2e Per, Gaz Te 96. 6 7, 3. BARREL loon Te 132t, fe 23. & T. 1322. 6e 4e ADANS, Senez. Ie T. 5e Ée Ta A, KNORR Verzam, Ile D. Plo 27. 6 5e Dr PoRSELEINHOORENS Oî agtig en Tegelrood gevlakt heeft, we- derzyds Bend. van onderen plat, De reden van dien zonderlingen bynaam; feleinhoorens, is in de eeríte opflag zo blyk- baar niet. Het fchynt dat zyn Ed. de genen bedoele, die wy Wyd.Oogen noemen onder de Slangekoppen , dewyl zy met groote ronde bleeke Vlakken in het bruin of zwartagtige getekend zyn. Zy hebben een breeden blaauw- agtig zwartenzoom; en die Kleur hêerfcht ook VE \FDEETs XLIX. Hoorp- STUK. welken LiNNmus geeft aan dit flag van Por-_ aan de vlakke onderzyde. De Rug is zeer bultig verheven. Het fchynt de aangehaalde van ADANSON niet te kunnen zyri;» (331) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- ocexxxr. germaate Spiraal getopt, bleek, met Cyp r&ú Curneola. Vileefchkleurige Banden, aan den Mond gea 4 volet heeft, Zekere Porfeleinhoorens voeren, wegens de Geftalte , den naam van Mollen, en deeze worden door de Kleur ónderfcheiden. Dus is die van deeze Soort een Roodagtige, die van de volgende een Graauwe, en die van de ders de Soort een Geele Mol, Allen zyn zy met / bree. (381) Cyprea Test fubturbinat pallidä Fasciis incarnatis , Orte violaceo, M‚- L, U, 568, Na 183. Carneola, RUuMPH„ Rar, T. 38. f‚ K. PT, Gaz, T, 80. 6 3, KNORR Verzans VESCD HPL az! Cor, Te DEEL. XVIe STUK A BESCHRYVING WAN VL breede Streepen, van eene verfchillende Kleur, SLIK overdwars gebandeerd. Men vinde ook witte Hoorp- Mollen, die alleenlyk bruin gezoomd zyn. Zy sTÚK. komen uiet Oostindie, eccxuxrr. (332) Porfeleinhooren, die de Schaal Spiraal Elbe ene _ gevopt, Afchgraauw „ met bruine Ban- Graauwe, den heeft. ‚ Van deeze getuist LiNNdzuss dat zy eens zo groot is dan de voorgaande Soort, hebben- de ook het gedraaide Topje grooter en duides Iyker , dan de anderen. Van onderen is zy met flaauwe Oogjes getekend. De Tanden van de Opening zyn bruin. cees. (333) Porfeleinhooren , die de Schaal eenis Te | sermaate «Spiraal getopt en Rolrondag= Geele Mol, tig, Tegelrood met bleeke Banden heeft 5 zynde van onderen dikker en bruin. Deeze, die by my het Spiraale Topje blyk- baa- (332) Cyprea Testâ eurbinatâ cinereâ Fasciis fuscis. Syst. Nat. XII, BONANN., Reer, IL, T. 266, ARGENVe Couch, ef, 21, (18) f. Ge SEB, Kab, II, T. 76, f. 5e KNoRrr Verzams, Ile D. Pl, 24 fe 3, | (333) Cyprea Testà fubturbinacâ fubeylindricâ ; testaceÂà Fas= eis pallidis, fubtus iricrasfatâ fuscà, M‚ L. U, 568, N, 168, Talpa RUMPH, Rar, T. 38, f. I, GUALTHs Test. T, 16, £‚ N, ARGENVs Conch. Te 21, (18) f, H. PET, Amb, Te ‚16, fr, LIST, Conche 4e 9.9. Co4e Te 3, fo 2, BARRELe Rar, T, 1325, fe 19: REGENFe Coach, Te, los f, 374 KNORE Verzam, Ie De Rl, 27, fe 22 Je mn Z Z be PoRSELEINHOORËNS. 98 baarer heeft dan de voorgaande , noemen wy vi. de geele Mol. Haar geele Oppervlakte is Arveer. met vier breede bruinagtige Banden uitgemone, XL ug 8 OOFD= fterd. Zy is zeer glanzig, en wordt van deme, Inlanders veel tot het gladmaaken der Pifang- : bladeren, daar zy ‘Tabaksrolletjes van maa-= ken, gebezigd, hebbende voor ’t overige ook de Geftalte van een Mol. (334) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- coomarve germaate Spiraal getopt, aan de Zyden OE met een dikke Korst, op de Rug Wiolet fee. / Gewolkte heeft. pa Kliphooe Daar zyn eenige Porfeleinhoorens, die de" Rug paarfchagtig blaauw of Violet hebben , dewyl het fterk Water aan derzelver Schaal zodanige Kteur geeft. Zou ook die Kleur aan dat Exemplaar, van grootte als een Duiven- Ey; ’t welk Linneus tot deeze bepaaling der Kenmerken aanleiding gegeven heeft, op „dergelyke manier bygezet zyn? De aangehaal. de immers, van Rumrurus voerende den naam van Gewolkte Agaate Kliphooren, isopde Rug niet zo gekleurd, — (335) Porfeleinhooren „ die de Schaal eeni- cecxxxvs Cypraa BT e zirida, (334) Cypraa Testà fubrurbinatà , lateribus gibbis cortica- he tis, Dorfo Violaceo, M‚ Ls U, s69e N. 185, RUMPH, Rar, T. 39. f, Q. PET, Gaz. T, 32, fe zoe LIST. Conch. 4, Se 9e C. 3. T. 4e f, 3. KNORR Verzam, V.D, Pl. 28, £. 5, (335) Cyprea Testà fubturbinat luridâ {ubfasciatà, extree L. DEEL. XVI, STUKs heren am itas VL ÂFDEELe HOOFD. STUKe 96 BrsCHRryvINeG VAN germaûte Spiraal getopt heeft „ Muité yaal met twee flaauwe Banden, de En- den geel met twee zwarte Vlakken. De Kleur van deeze, is , volgens Guar- THIERI, glanzig bruin; volgens D'ARGEN- VILLE grysagtig. Hy noemtze la Souris, dat is de Muis, dewyl zy ook als twee Oogen aan het end heeft, die zig helder vertoonen. ADANSON merkt aan, dat zy van onderen witagtig is, van boven Muisvaal en aan de En- den roodagtig ‚, met twee zwarte Stippen. Men vindtze , volgens BONANNI, veel, aan de Kust van Napels en Sicilie, alwaâr zy Porcelet. ta getyteld wordt; 4 - ED Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- Cy; nr44 Waorelli; Kivits. Hootens germaate Spiraal getopt heeft met ge el. agtige Stippen, en de Enden br win ge- vlakt , met eene rosfe Mond-ópening. De Vlakkigheid , naar die der Kivits-Eijered gelykende, heeft den bynaam gegeven aan dee: ze Soort , die ook maar de grootte van eert Duiven-Ey of daaromtrent hadt, în het Ekem- plaar van de Koningin van Sweeden, (337) mitaeibus lueris nierosbilnaculatis, Syst, Nat. XII. Guarra, Zest, T, 13. f. Ie BONANN, Recr. III, Te 251Ie Sourise ARe GENV, Conch, T, or. (13) f. C‚ ADANSe Screg.1. T.5ef. D. (336) Cypraa Testà fubturbinat maculatà punétis lutescen= tibus „ Extremitatibus fusco-maculatis, Fauce rufâ, M‚ L, US 562. N, 186, PET, Gaz, Te 95. fe 19, KNORR Firzams EV, De Blox £, 6, De PORSELEINHOORENS. 97 £337) Porfeleinhooren , die de Schaal eerü- ‚AAR DEEL. germaate Spiraal getopt heeft en wit b, EL Je met Elsagtige Tani; dies. Hoos. STUKe Deeze Soort’, in het Sweedfche Exemplaar CCCxKzV Ie flegts de grootte hebbende van een Mosfchen- ,,)2”“® Eytje , behoort zekerlyk onder de kieinften scherp. van dic Geflagt. Men zal ze by ’t Speculás tie-Goed moeten opzoeken; (338) Potfefeinhooten, die de Schaal Spiraal econ li, getopt , Eyvormig , graauwagtig too e zn gegolfd en flaauw gebandeerd heeft. …_ Duníchaat, Deeze is veel grooter, ja overtreft de #roots te van een gemeen Hoender-Ey , doch te- vens zeer broofch of dunner van Schaal dan de meefte overigen 3; weshalve men ’er den naam van Dunfchaal aat toege-eigend heeft, In Geftalte zweemt zy anders veel naar de gewoone Getygerde Kliphooreris , doch heeft haar afkomst uit de Middeltandfche Zee. IL Stompe, die geen blykbaare Spits hebe | ben. | Be: (539) (537) Cyprea Test fubturbinatâ albâ, Deuticulis fubutae tis. M‚L. U. 570, N. 187, (358) Cypraa Testà turbinat ovafâ glauc , Testaceo-undatâ fubfasciatd, M, L. U, $7o, Ne 188. ROND, Ag. IIs ps 102, GUAL TH, Test, T, 16, £, Q. KNORR Verzam, VI; De PRISE L, 2, G L DEEL: XVI, STüx, 98 BESCHRYVING VAN ha (339) Porfeleinhooren, die de Schaal var KE yooren flomp, driekantig met een Bult HoorD- heeft , van agteren flompagtig. ST UKe ceexsxix. By Rumeumrùs komen deeze voor; onder in den naam van Kieine Slangekoppen. Van on- Serpentis, deren zyn zy witagtig of bleek, aan de rans Buikje. den blaauwagtig, ende Rug is ten deele be- dekt met eenen zwart bruinen Zoom, op ’t midden met ronde witte Plekjes in ’ bruin bezaaid. Wy geeven ’er daarom den naam van Mooren- Buikjes aan. Die van LisTER was van het Eiland Mauritius afkomtftig. Zy vallen ook aan de Kust van Afrika en op de Molukkes in Oostindie. ceexr, (340) Porfeleinhooren , die de Schaal van Cypraa 4 É k ; pn ib en ftomp, PE met gn nie heeft , van agteren platagtis Scherp s Slangekops Äj 8 P St / Ps van onderen zwart. Dee- (339) Cyprea Testâ obtufâ triquetro-gibbâ, postice obtu- fiusculâ, M. Le Ue 571 N, 189, BONANN,. Recr, III, Te 258. ROND. Ag, IL. pe 103, fe 3. Caput Serpentis minus. RuMPH, Rar. Te 38. f.F. PET. Gaze T. 96, f. 9, Abe T. 12e fe-7e LisT. Conche 4e S, 9. GC. GT. 72 GUALTHe Test. T. 15. f: O. ADANS, Senez. Ia Te Safe 5e KNORR Werzam, IV. D. Ple 9. fe 3e (340) Cypraa Testà obtutà triquetro-gibhâ , postice edn fo-acutâ, fubtus nigrà. M. Le Ue 571. N. 190, BONAN N, Recre, 1 f, 261, Caput Serpentis majus: RU MPH, Rars Te 38. f. E‚, Pär. Gaz, Te 96, fs 8. Lrs Te Conche 4 Se Je Cé 6e Te 3, KNORR Werzam, I, De Pl, 13. fe Is 2e Nn Ds Pl, ale fs 5s Di PoRSELEINHOORENS. ó9 _Deeze zyn veel grooter dan de voorgaan- . VL de, ja van de grootften in dit Geflagt , eù HRE boven dea Zoom, die bruinagtig Muisvaal is ; Hoorp. met witagtige , getaande en roode Vlakjes in STUK- % zwarte gefprenkeld. Zy komen op de zelf- de plaatfen s ten minfte ín Oostindie , voor. Men geeft, ‘er, niet oneigen;, den naam van Slangekop aan, (341) Porfeleinhooren ‚ die de Schaal van ccexun vooren flomp heeft, blaauwagtig bruin, en met witte lakken. El Twee Duimeù lang vallen, volgens R ù M- Prius; die Kliphoorens, welke men Zoutkor- felijes tytelt, om dat zy als geheel befprengd zyn met witte Vlakken. Zy zyn aan de Stran- den van Amboina gemeen en daatom in wei= hig agting. Van onderen , zegt hy , zynze toodagtig, doch befterven meest bleekgeel. (342) Porfeleinhooren , die de Schaal inge. ceexiur; drukt G07ea (3a:) Cypráa Test obtulk livid maculis albis. M. L, U. Kaai. 572, Ne 191, LIisT, Conch, 4e S. 9 C‚4e Te Bef. 2. Bor Kliphoo= NANN, RecrelIL f. 2540 PET. Caz, T. Boef, 2, RUM PH, ECLS Rar, T, 38. £L. KNORR Werzam, Vle D, Ple zoe f, 3, (342) Cypraa Testà obtufd rerufà gibbâ cinereâ , Fasciâ tongitudinali fusc , Denticulis nigricantibus, M, L. Ue 572, N. 192 RuMPH, Rar, Te 39. fe Se LIST. Conch. 4e Sé 9 C, Is T, 2 ARGENV, Conch. Te 21. (19) fo E? SEBS Kah. Us T, 26, f, 335 34e KNORR Werzam, Ills De Pis 2 fs Je te | G 2 1, DEEL. XVI STUK oo BESCHRYVING VAN VL drukt flomp, bultig , Afchgraauw heeft; he met een bruinen Band overlangs, de Höoros U Tanden zwartagtig. STUKe Deeze Kliphooren voert den fiaam van Kar: vhageenfche , om dat zy van Carthagena her- waards was gezonden. „Zy is over ’t geheel graauw geplekt , en heeft op ’t midden, by de bruine Streep , eenige blaauwe Vlakkens "Thans is zy niet zo ongemeeri. zij ceexvirr. (343) Porfeleinhooren , die de Schaal flomp Cypra  Tris. en Eyvormig, van agteren flomp , van Zwart Gee met ar erkerde, yooren rond , met eene geelagtig roode aub overlangs heeft, Dit zyn de genen, die men gemeenlyk Klip- koufen noemt, volgens Rumeruius; doch wy geeven ’er den naam van Getygerde Kliphoorens aan. 3, Op eenen witten Grond , naamelyk , 5; zyn zy digt gefpikkeld met zwarte Drup- s> pels, daar andere kleinere, btuine en geele » onder loopen. Langs de Rug. gaat een Goud- Ss geele (543) Cyprea Testâ obtulâ ovatd , póstice obtafá , ánticé totundatâ, lineâ longitudinali testaceà. M‚ L„ U. 573. N. 193e BONANN, Reer, Ïlle fe 231 , 232 Porcelland guttata, RuMmPH, Rar. T. 33 f. A, GUALTH, Zeste T. I4e Fe I, H‚L,G, List. Conch. 4. 809. Ges. T, Ie PET, Gaz. T. 96. f. 37, BARRe Rar, T. 1325. f. 23. & T, 1326. F. 4e KNORR Perzam Ie De Plc 26e £ ze IV, De EL, 13, fe Ho YE, De Bl, 21 f, As Dr PoORSELEINHOORENS. Yot s> geele Streep, die echter niet inallen plaats, VI. „ heeft. Hoe eenpaarig de zwarte. Druppels’ sch ix. ss Zyn ‚ hoe raarder menze houdt. De BuikHoorp- s> is niet zeer plat, doch niettemin zo vlak „STUX. > dat de Hoorens daar op leggen kunnen, zeer wit en blinkende. Van het Dier ziet 33 men niets dan een dunne Lap, die byna 23 > eveneens gefpikkeld is als de Schaal, te s» weeten met zwarte , bruine en geelagtige , +, ronde Vlakjes , daar witte Korreltjes op zitten , en beneden fteekt het een korte — ‚Tong uit, waar. aan twee korte Hoorentjes metde Oogen zyn. Die men voor de Wyfjes van deeze Kliphoorens houdt, zyn dun en ligt van Schaal , krygende fchier haar volkomen grootte, eer zy de Lip om- krullen, die fecherp en’ dun is als Parkement, Deeze hebben de Schaal fraay getekend met zwart, blaauw en geel, en, hoe meer blaauw „ hier onder loopt, hoe raarder zy zyn”, Tot deeze laatíten behooren de bruin Gety- Bruin Ge- gerde Kliphoorens , aan welken de gedagte S=“ Ruggeftreep meest ontbreekt, Zodanig eene is het, die DARGENVILLE afbêkidt „en waar van hy zegt, dat dezelve, op eenen witten Grond , met eene zeer zagte Kleur gefpikkeld is: weshalve menze Tygervellen noemt. Men telt ze met regt onder de grootften van dit Geflagt, vallende wel een Vuist groot: doch zyn taamelyk gemeen. Niet alleen in Oostin- G 3 die, 33 33 „3 hf DEEL, XVI. STUK zoe BESCHRYYVING v AN VI. die, maar in de Roode Zee vallen zy over- ten vloedig, zo BoNANNi aanmerkt, wordende Hoorn. door de Kooplieden in Egypte overgebragt, STUK, alwaar men ’er, tot het polyíten van Stoffen en Papier, gebruik van maakt. Hy fchyne de bruin of geel getygerde te bedoelen. Men _ vindt ’er ook, die ronde zwarte Vlakken heb» ben op een geelen Grond, en groenagtige met bruine Vlakken. ccextrve (344) Porfeleinhooren „ die de Schaal langs C D ; i 1 . e . Dek werpig Eyrond, met bruine Stippen en Mamelens een geelagtige Streep , van agteren fcherp- agtig en aan den Mond ros heeft. Door deeze Kenmerken wordt een kleiner {lag van Getygerde Kliphoorens aangeweezen, : die men, wegens de gedaante der Vlakken, niet oneigen, Mazelen noemt, en een andere Soort , welke de Vlakken rood heeft , Roode Mazelen. By Rumrnrus komen Zy ‚ hoe. wel niet aangehaald zynde ; Plaat 38, Letter P, O, beiden voor. Men vindtze in Oostin- die, en de laarften zyn niet gemeen, (345) (:44) Cypraa Testâ oblongo-ovatà , punétis fuscis lineâque flavescente, postice acutiusculâ, Ore rafoe Me Le U. 573. Ne 194e GUALTH. Zest. T, 14, f. a, C, De LIST. Conche ‚Ge S, 9e Cs aa T, 9e fe In PET, Gaze Te 97 fe 17e KNORR graan, VIe D, Bl 23e fe 6978 DE PoRrRsSELEINHOORENS. 103 €345) Porfeleinhooren , die de Schaal Slomp. en Rolrondagtig heeft, aan de Enden gone geel, Hoorp» ; STUK, 'Deeze heeten abellen, naar eene Kleur van CCCXLV. dien naam, tusfchen wit, geel en bleekrood, nd hoedanige zy hebben, en fomtyds met eenige Hevelle. fyne zwarte Streepjes overlangs getekend ; fomtyds geheel wie doch altoos aan de Enden Oiaekteur zyn. Zy komen aan de Eilanden Mauritius en Madagascar voor , zegt LINNZEUs , en vallen zeer klein. NI. Die een Navel hebben of genaveld zyn. (346) Porfeleinhooren , die de Schaal gend- coexuvr. veld „ van onderen bruin , van boven daj witagtig heeft, Blaauw. ALLIJCe De. aangehaalde van Rumrarus voeren den naam van blaauwe Slangehoofdjes , als in Ge- ftalte veel met de zogenaamde Slangekoppen, of liever met de Mooren Buikjes overeenko- men- (345) Cyprea Testâ obtufà fubcylindricâ , extremiratibus Îuteise Me Tue Us 574» Ne 195. Ifabella, RUMPH, Rar. Te 39, f. G, ARGENV, Conch, T, 21e (18) Éf, P, PET, Amb, 16. f. 16. Gaz, T, 97. fs 16. LusT, Couch. 4e S, Je Ce Zo T.2.f. 2, KNORR Perzame IV, D. Pl, 9e f, 5e (346) Cypraa Testà umbilicatâ fubtus fuscà fupra albidâ. M, zuk U, 574. Ne 196, BOMANN, Recr, III. T. 255. Pore cellana coerulea, RUMPH, Rar. T. 38, £, G, GUALTHe Zere, EN. G 4 I, DEEL. XVI, STUK, 104 BESCHRYVING VAN rede mende. By het voor-End hebben zy, zo wel xuix als de volgende, in plaats van Spitsje eene ins Hoorp- drukking , gelyk een Navel , welke haar dan FIDE. Genaveld maakt. De Schaal heeft de grootte van een Duim; zy is van onderen zwartagtig » van boven wit of Amethystkleur met twee geelagtige Banden. Zy vallen in Oostindie. CCEXLvIIe (341) bir msn die de Schaal gena- Are eld heeft , met zeer fyne geelagtige 4 5 ad Zen Dies Streepjes 9 doorgaans Jamenloos Verborgee ne, __ pende, Dit Porfeleintje, niet grooter dan de zogen naamde Ezeltjes of Pisfebedden , is door f. Lorca waargenomen. Het heeft de Schaal glad en Loodkleurig, met een of twee bleeke Hatiden ‚ van onderen wit en ongevlakt, 4 S ceextvirie « (348) Porfeleinhooren , die de Schaal: gena- hen veld heeft, met de binnenfte Lip aan Beknopte, ieder End gerond, Deeze is kleiner dan een Duiven-Ey , broofch van Schaal, langwerpig, Eyvormig, roodag- tig, met twee Streepswyze witte Banden. (349) (347) Cyprea Testâ uimbilicatà , lineis ttansverfis fubtilisfie mis flavescentibus, pasfim cenourrentibus, Syst. Nat. Xlle | (348) Cyprea Testâ umbilicatà, Labio interiore utrâque exe tremitate zotundato, M, L. U 575 N. 197e RL hd vig ú lon ae A deld 108 Ji dz Por feleinhooren , die de Schaal gena- … VL » FDEEL veld heeft, van onderen geel met bruine XLIXs ’ Stippen , aan de Enden twee bruine Hoorp- Vlakken hebbende. 7 STUK. Á ECCXL IX. 5 -yprla Deeze heeft maar de grootte van een Mos- AEN fchen-Eytje. Zy is van onderen geel met zwar- Gegolfde, te Stippen, ván boven witagtig met bleeke _Golfswyze Streepjes; van agteren uitpuilende en wederzyds bruin, (359) Porfeleinhooren , die de Schaal gena- cecu; eld . van boven blaawmwaectie an de Cypreá k, e 5 ed q Rens Enden met twee bruine Vlakken heeft. Zwaluw: Zy is niet grooter dan de voorgaande Soort, Van deeze vier Soorten wist LINNaus de woonplaats niet, (351) Porfeleinhooren , die de Schaal gena- ccerr. veld Cyprea Afellus, (349) Cypraa Testà umbilicatâ , ubtus lute Punêtis fascis, Ezeltjes Extremitatibus Maâculis duabus fuseis, M‚, Le. Ue s7s. N. 198, BoNANN, Reer. III, T, 242. Concha Veneris undatim de= pittâ. LisT. Conch, 4. S,9, C. 5, Te 1e fs Ie PET, Gaz, Te ize 6, 7. SEB. Kah, III. Te 15e f, 19, 2, b,:C,d KNORR Werzam. Vie De Pl, 17. fe 5e (350) Cypraa Testà umbilicatâ, fupra cerulescente, extre- __mitatibus Macalis duabus fuscis, M, Ls Ue 576, N, 199, PET, Gaz, Te 30, f, 3, (351) Cypreaa Testà umbilicatà albâà, Fasciis tribus fuscis. M. L. Ue 57x- N. 200, BONANNe Recr, III f, 236, BA R- RELe Rare, Te 1326 fe 27, Afellus, RUMPH: Aar, T. 359, G 5 £, Ms 1. DEEL. XVle STUK VL veld heeft en wit , met drie bruine Bans ÂFDEELe den. | # XLIX, ia Hoorp- &TUKe Deeze zeer bekende Porfeleintjes voeren den naam van Ezeltjes, om dat zy over de Rug drie breede bruine Streepen hebben, even als of ’er drie Zakken op een Ezel gelegd waren , of liever, even of 'er twee witte Zakken lagen op de Rug van een zwarten Ezel; gelyk Ru m- PHIUSs fchynt te willen. Die overeenkomst, echter, is zeer ver gezogt, en ik geloof, dat haar naam veeleer afkomftig zy van een Kaap- fen Ezel, die op dergelyke manier geftreept is, of van Pisfebedden , in 'c Latyn Afelli, naar welken zy in grootte byna gelyken. Hoe ’t zy, men kan ze by *t Pond koopen , wegens haare menigvuldigheid. Zy onthouden zig aan de Mal- divifche Eilanden , zegt LINN&Ug, GECLIL (352) Porfeleinhooren , die de Schaal gena= ard veld en met een gebyke roodagtige Vlak neen heeft. 106 BESCHRYVING VA NR Deeze is nagenoeg van grootte als de voore gaanden. IV, f. Me ARGENVs Conch. T. zt. {18)É, T. GUALTHs Test, T.15. MP ET. Gaz. Te 97, f, 11e eline Oe Te TO, ‘LIST. Conche 4, So 9, CeÓe Te 3. fa 2e ADANSe Serge Te T, 5+f,H, KNORR Verzame IV, De Pl, 25e fe 3e (352) Cypraa Testà umbilicarà Maculâ Testaceâ zqualíe Me. L. U. 527, N, 202, PE PORSELEINHOORENS, 107 IV, Die een breeden Zoom hebben, of , VE ik | en Arprers gerand zyn. XLIX. Hoorp- (353) Porfeleinhooren „ die de Schaal gena-srux. veld en gerand geel heeft , met ronde Se É k r&a witte St ippen, \ Öbrara: Harlekyn» __ Een Porfeleintje , dat de gedagte Kenmer- ken hadt, gaf aanleiding tot deeze Soort; waar toe ook de zogenaamde Harlekyn fchynt te behooren. Het wordt van DARGEN VIL- LE de kleine Argus getyteld. (854) Porfeleinhooren , die de Schaal met een Ccermvs Knobbeligen Rand en witagtig heeft. SULA Guinee. Deeze , die men Gwineefche Munt neemt ee, hebben haaren naam daar van, dat zy, aan de (353) Cypraa Testâ umbilicat marginatâ luteâ, Punétis rotundis albis. M. L: U, 577, Ne. 201. Argus minor, Ä Re GEN VY. Conch. Te. ar. (18) Éf, Xe PET, Gaz Te, Go, f, K: an T. 8. fe 32 LISTe Conch,4.8.9. Cobo Te Zoef 2, REGEN FE, Cinch. T. Iz. f, 74» KNORR Verzam, II. D, Pl, 16. f‚ 1e Wit geplekte Agaate Kliphooren. RUMPH, Aar. Pl. 39, f. Re (354) Cypraa Testâ marginato-nodofâ albidâ, M‚,L. U. 578, N. 203, BONANN Reer. Ille £, 253, BARREL: Rar, Te 1326, f. 26, Moneta Nigritarum, LisT. Conch, 4e Se 9, C. 8e Te 1. f, 3, 4e Thoraciumn vulgare five Cauricium, RU MP He Rar, T. 39 f.C, GUAL TH. Zest, Te 14. f, 4, 5e Mone noïie de Guindee ARGENV, Couch. Te, 21e (18) 6. K. PET, Amb, T, 16, f. 14, Gaz. T, 97e £, 8, KNORR Verzar, IVe Des eds Ea, | Te DELL» XVI, STUK, 108 DBESCHRYVING VAN Vl. de Kust van Afrika menigvuldig vallende, al+ ÂTDEEL. f î . XLix, daar door Vrouwlieden worden gevifcht, die Hoorp. ze dan afwasfchen , fchoon maaken en uitzoc- STUK, ken, waar na zy voor Geld gangbaar zyn. Het is de-eenigfte Muntfpecie aan een gedeel- te dier Kust, en wel in ’t Ryk van Kongo; hebbende die Visfchery meest plaats omtrent de Stad Loanda , welke de Hoofdftad is van, Angola : doch zy maaken eenig verfchil daar in, en het zyn anderen , die men in *t Gebied der Portugeezen aan de Kust van Afrika ge- bruikt, verfchillende van die Hoorentjes , wel- ke aan de eigentlyke Kust van Guinéa voor Geld worden uitgegeven, en aldaar met Sche: pen aangebragt. Of dit nu de genen zyn, die men onder den naam van Mannetjes van de Wyfjes afzonderce , en minder agt aan de Kust van Kongo, volgens BONANNI, zou ik niet durven bepaalen: dan alleen, dat die van deeze Soort de regte zogenaamde Guinèefche Munt zyn, overeenkomftig met de genen, welke jaarlyks in menigte aan de Maldivifche Eilanden, in de Índifehe Oceaan, gevifcht, en van daar, by geheele Schcepslaadingen , naar Bengale en Siam gevoerd worden, om voor de Indiaanen tot eene Geldfpecie te ftrek- ken. “Doch het fchynt dat nog andere Hoo- rentjes ook daar toe gebruikt worden. Met deeze Soort wordt de gemeene geelagtige Kauris , die men hier te lande, by ’ Pond, voor weinig Prys kan koopen , bedoeld. Dee zelve Ds PorsELEINHOORENS, 109 gelve valt ook, zo LinNmus aanmerkt, in Vh je de Middellandíche Zee, 6 den uitloop van Arpeery XLIX, de Nyl. Hoorp- (355) Porfeleinhooren , die de Schaal gerand eeey. 1 ] Cypraa en de Rug met een geelen Ring omgora Ânn aiwss Zonderling is ’t,‚ dat LiNN&ùs hier, waar- fchynlyk door verhaafting , van Thoracium quar- tum gemaakt heeft Thoractum gruadratum, *t welk een geheel onovereerikomítig denkbeeld geeft van deeze Hoorentjes. RuMrHius zegt, wy noemenze Thoracia, dat is Borst{tukjes , om dät zy zeer wel gelyken haar eën Bofst- {tuk van een Wapen, en deeze is van dezele ven zyne vierde Soort. Het komt my voor, dat de Kaurisfen in ’t algemeen meest naar zekere Borstfchilden van de oude Wapenrus= ting gelyken (*). Aan deeze Soott geeft men den naam van Blaauwe Kauris, om dat zy op de Rug, binnen den geelen Kring , eeniger- _ maate blaauwagtig of Loodkleurig zyn5 doch dee- (355) cypraa Testà marginatà, Dotfo annulo flavo cire cumdato. M‚ Le U. 578, Ne 204. ROND, Zest, 2e p. 103, fe 4. Thoraciùm quadratum, RumPH, Rar, T. 39 f. De GUALTH. Zesta Ide f, IT, 2, PET. Gaz. Te Óe fe 84 KNORR Verzam. IV, D, Pl, 9. £. 42 Pl. 16, fe 4e (*) Porcellana Thoracica, ita vocatur,-quia haud multum abfimilis est munimento illo Fertreo, quo Petus in Bello te- gitur et [quod] Thorax vocatur, GUAL TH, ad Tab, 14, I. DEEL XVI. STUK. io BeEseunrtvvine ván „VL deeze Kleur verbleekt door den tyd, en daù iere wordenze over ’t geheel Afchgraauw , hoeda- Hoorp- nigen ik vind dat aan de Kust van Kongo; irt STUK. Afrika; meest gewild zyn. In deeze is de Rug zo duidelyk niet van den Rand, als door den gezegden Oranjekleurigen Kring „ Onder- fcheiden. Men maakt dezelve fomtyds, zo wel in de voorgaande als in deeze Soort ; doof Konst paarfchagtig blaauw of Violetkleurig , als wanneer men ‘er, te regt, den naam aan geeven kan van Blaauwe Kauris; Deeze zyn op Amboina gemeen, maar de regte Kaurisfen niet, zegt RUMPHIUS, voegende daar by; dat de Chineezen 'er „ tot Medicyn, gebruik van maaken, | Eecivi. (356) Porfeleinhooren „ die de Schaal heeft Gd met eenen ongelyk knobbeligen Rand 4 an a hit en bruin geftippeld, de Rug Tegel- foodagtie gewolkt, Zodanig eene vind ik onder myne Kauriss fen, doch de Mazelen van Rumerrus fchy- nen, zo min als de aangehaalde van Guars THIERi, hier toe becrekkelyk te zyn. Eccrvin. (357) Porfeleinhooren , dis de Schaal met ee sen af ge Wit. Oogjee (356) Cypraa Testà margine gibbo inequali; albido fusco= punêato, Dorfo nebulato-Testaceo. Syst, Nat, Xl, RUMPHé Rar, T. 39. f. Pe GUALTHe Zest, T, 15e fe X, (357) oden Test derofo-marginarà flavà alboepunêtatâ ; Lats. PN Pors ELEINHOORENS, Fit gfornidgden Rand ; «op * midden geel Vi. met witte Stippen, aan de Zyden met een bruinagtige Vlak heeft, Hors: Deeze noemt RuMrnius Wit-Oogjeswaar van de reden blykbaar is. Men vindtze aan % Eiland Mauritius, thans VIe de France , en aan dat de VAscenfion , volgens LINNAUss De grootte was als een Duiven-Ey. De breeds Îten zyn de mooiften. (358) Porfeleinhooten, die de Schaal met een ceer.vrrt, afgeknaagden Rand heeft, op de Rug A. geelagtig is met witte Stippen, aan de Brand. Zyden met flaauwe bruine Plekjes hier en en daar verfpreid, Deeze hadt, in *t Koninglyk Sweedfche Ka. binet , flegts de grootte van een Mosfchen- Eytje: zynde van boven en van onderen geel, doch aan de Enden wit. Ik geef 'er den naam van Brandvlakje aan, die fomtyds ook wel aan de voorgaande Soort gegeven wordt. (359) Porfeleinhooren , die de Schaal een ecertwe ke Cypraa wet Jpurca, _ Tateribus Maculâ fubfuscâ, Syst, Nat, XI, Thorzcium ocula- hin tums RUMPH, Rare Te 39. fs A, GUALTH, Zeste T,I5. haven f, H. LisT. Conche 4e Sa 9e C. 6. T. Zoef, Te PET: Gaz. Te 97, fe 19. KNORR Verzam, Vlo D, Pl, 20, f, 4. (358) Cypraa Testà derofo- marginatà fiavescente albo puncs tatà ; Lateribus Punttis fuscis obfoletis fubfparfis, M. IL. U, $8ïe N. 209 (359) Cypraa Test fubmarginatâ lutescente , lutea isrorati, Lateribus fusco punâatis, Syste Nat, X1Le _ Is DEEL, XVI, STUs VI, ArFpezt. XLIX, Hoorps STUKe | \ | 112 ,BESCHRYVING VAN weinig gerand, geelagtig » met geel be. daawwd , aan de Zyden bruin geftippeld heeft. Deeze, uit de Middellandfche Zee, heeft ‘de Schaal Eyvormig, glad, geelagtig; met bleekere of donkerer Vlakken digt befpreùgd 5 den Rand van boven gekarteld, bruin van Kleur ; de binnenfte Lip van agteren met de Tip omgeboogen. Zulks is eigen aan deezë Soort, zegt LinNNmus, die verder aanmerkt, dat de Schaal van deeze fomtyds oùgèvlakt en blaauwagtig doorfchynende voorkomt, zon- der Tanden, en niettemin if volkorhen groot- te: waar uit blykt , zegt zyn Ed., dat die & CCCLXs Cy prââ frolida, Draaken- hoofdje, ze van deeze Soort haaren cuden Rok afwerpen. Zodanigen zullen de Wyfjes zyn, daar Rum- pEius van fpreekt. Wy noemenze, derhal- ve, Geelsmetje, | C360) Porfeleinhooren , die de Schaal gerand en Afchgraauw heeft , met een bruin- roode vierkante Vlak. | Volgens de Afbeelding van D'ARGENvIL= LE, hier aangehaald , moet deeze het Drad- kenhoofdje zyn van Rumrnrius: want de ge- zegde Vlak ondergaat veelerley veranderin- | | gens (360) C ypr4a Test marginatà cinereÂ, Testaceo Quadrato variegatâ. M. Le U» 580 N. 207. ARGENV, Couch, T, 21. (13) f. Y, Par. Gaz, T, 97. fe 19, BEAR Rat. Te 39, LE , Ei Dr PORSELEINHOORENS i1$ gen, en beeldt nu eens ’t één, dan het an: , VL, k : > 5 FDEELò der, uit, en fomtyds zyn er, in plaats van “yrrx, ééne; verfcheide roodagtige Vlakken op. Zy Hoorp- vallen weinig g grooter dan een Mosfchen-Eytje, STUK (361) Porfeleinhooren, die de Schaal gerand cceuxr; en driekantig gebult heeft , met witte BX. | Stippen, van agteren witgeknaagd , van Kakkerlak: onderen ongevlakt geel, Deeze fchynen näast te gelyken naár die ; welken Rumpmrus Kakkerlakje noemt, zynde ruim Een Lid van een Vinger lang en hoog gebult, op de Rug vol rosfe, zwarte en hoog gecle Spikkeltjes , waar EETL eenig blaauw loopt: doch deeze Spikkeltjes zyn een groote verandering onderhevig, en fomtyds beflaat het bruin byna de geheele Rug. (362) Porfeleinhooren „ die de Schaal eent- CECLEIs germaate gerand en geel heeft, met Ollijaa. zwarte Oogjes. Sratretjes De Schaal is kenbaar aan zwarte Oogjes met een (361) Cypraa Testà marginatâ, triquetro gibbâ albo punc- tat , postice erofà, fubtus flav immaculatâ, M.L, Ue 569; Ns 206. KNORR Verzam, VL, D, Pl, 14, f. 6, Zo (362) Cyprea Testà fubmarginat luteà, Ocellis nigris, M Le U. 580. N. zo, List. Conch. IV. S, 0. T. 696. f; ad. BONANN. Recre Ill, T. 247. PRT, Gaz, T. 9% f, 3 KNORR Verzam. IV, De Ple 24e f. 55 HB Ee DEEL, XVI 8TUE. ii BESCHRYVING vaN! „VL. een blecken Kring omgeven , op een geele ALI Schyf ; zegt LiNNmus, in de befchryving Hoorp- van ’t Kabinet der Koningin van Sweeden. STUK Hy geeft ‘er de grootte van een Mosfchene Eytje aan. Myn Exemplaar heeft wel eenige zwarte wit geringde ‚doch meest witte Oogjes , op de geele Rug. Die van BoNANNI, wel- ke hier aangehaald wordt, zoude een der al- lerfraaiften zyn onder de Kaurisfen, gaande voor Geld op een der Philippynfche Eylan- den. „ Het binnenfte deel, zegt hy , daar zy » famengedrukt en vlak is, vertoont zig ros „> of uiet den rosfen Kastanje-bruin : doch 3, opwaards naar de Rug toe is zy ten deelë ss Violet, ten deele blaauwagtig bruin ge- ‚, kleurd , en daar tusfchen verfierd met Melk- s witte en Goudkleurige Sterretjes.” Zal men dan , (fchoon hier veeleer de voorgaande fchynt bedoeld te worden ,) dien naam, by Rum- pHIUS gebruikt , wel ten onregte op deeze Soort toepasfen ? éc&rzur. (363) Porfeleinhoorn , die de Schaal gerand Cyorea ) ä / Pie | en _eenigermaate Wioletkleurig heeft ; Gaatjes. amet witte Stippen. Deeze was van dergelyke kleinte, en haare woonplaats kende onze Ridder zo min, als die van de drie naastvoorgaande Soorten. (364) (362) Cyprea Test marginat fubviolace albo-punêtat?s Ms; L. U, 581. N, sto, DE PoRSELEINHOORENS. 115 < (364) Porfeleinhooren ‚ die de Schaal gerend vr, heeft en met Sleufjes overdwars. EEn "eer Boôr Diss js ’ allerkleinfte Hoorentje, zegt Rib ener: : PHIUS, fchier van alle Geflagten, in ’t gemeen ceeuxav, niet veel grooter dan een dikke verte Luis » Pld fommigen als Weegluizen: waar van het den’ Luisje, naam heeft van ° Luisje, Sommigen, even- wel , bereiken de grootte, zo hy aanmerkt, van een Hazelnoot 3 Zy Zyn zo wit niet als de kleine, doch opde zelfde manier met Voor- tjes overdwars en op de Rug een overlangfe Sleuf. ADANSsoN vondt ze, aan de Kust van Senegal, niet meer dan een derde Duims lang en een vierde Duims breed, Eyrond. en dus ook engevaar zo dik als breed , maar ge- heel Sneeuw-wit, zonder eenige Vlakken , die in de Oostindifchen zo zigtbaar zyn, B uit die van Pondichery , door D'ARGENVILLE opgegeven, en anderen blykt. Zie de Natuur- lyke en vergroote Afbeelding , van hem over- genomen, in Fig. a, op onze Honderdtwin- tigfte Plaat. In Oostindie komen evenwel ook f wite _ (364) Cypraa Testà marginatÂ, transverfim fulcatà. M. E: U, 532 N, 2tr, LISTe Conch. IV, S. Ja C7, Te Ia Angle RAAKT fe 117, Pediculus, RE Rar, T. 39, f, Pe GUALTH, Zes, T, Iago fe. P. & FT, 15. f, P, Re, Poux de Mer, ARGEN V, Conch, T. 21, (18) fe Le Bk Amb, Te 16. f, 22, BARRe Rar, T. 1326, f. 28, ADA NS, Sentge Le Te 5, f.8, GINANN, Adriat, ll, T, 13e £-109e KNORR Verzam, VI, De Pl 17, f. ó. H 2 L DEEL. XVI, STUK, EIO „BESECEHRIVING RR Yl witte voor, gelyk‘RumrPnius meldt; zo Ae wel als aan de Kust van Engeland , volgens Boorp, LISTER, die de grootte vergelykt by een Paare STUE. _deboontje , doch fommigen waren eenigszins roodagtig of met rosfe Vlakken. Men vindte ze, zegt hy, overvloedig by Hartlepool , en zy worden aldaar Nuns, dat is Nonnetjes , ge- heten. Men vindtze ookin de Westindiën „ op Jamaika en Barbados , met een overlangfe Sleuf op de Rug; doch de Europifchen , zegt LinNzus, in ’t algemeen, hebben deeze Sleuf niet. Zy komen, zo ’t fchynt, niet aan de Kust van Sweeden of Noorwegen voor. De dwarfe Groefjes zyn een byzonder Kenmerk van deeze Soort. Ik heb zulke Luisjes, van twee derden Duims lang em een half Duim breed. CCCLIY, (365) Porfeleinhooren , die de Schaal weders vprea pd zyds gerand, met een klein Snuitje en enen gerimpeld heeft , van boven met Knob- beltjes geftippeld. Deeze noemt men Rystkorrels , om dat zy over- (365) Eypraa Testà utrinque marginatâ {ubroftratâ rugoft, fupra punétatà Tuberculis, M‚ L. U, 5824 N, 212, Nux Avel- lana granulata, RUMPH, Rar,T, 39,f, I. GUALTH, Zeste T, 14e f. S, la petite Verole, ARGEN v. Conch, T, ar, (18) f‚ V, Pr r, Amb, T, 16. f, 11 & Gaz, T. 97. fe 12e LISTe- Conch. IV. S- 9. C, 8, Te 2, f, Je SEB. Kab, III, Te 55. fo 20e KNORR Verzam, IV. D. PL, 17, f, 7e vl DE PORSELEINHOORENS, 117 overal met uitfteekende Korreltjes bezet zyn, vr. inzonderheid op de Rug, en aan de Zyden Arpzrer.. geftreept. Haar Kleur is wit of een weinig Rd roodagtig , welke de fraayíten zyn; de PARE Er byna een Duimbreed: doch men vindt ’er ook als een Vingerlid, zo Rumrprrus getuigt, die blaauüwagtit zyn. Zy vallen veel op de Eilandjes, Nusfatello genaamd of de drie Ge-« broeders , leggende voor den Westhoek van _ groot Amboina , op een fynen witten Zand- ftrand. Deeze worden, derhalve , Nusf/atellana granulata van hem getyteld. D'ÄRGENVIL- Le geeft ‘er den naam van Könderpokjes aan. (366) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- ceerxvr. zi sa E Cyprea germaate Snuîtig , met verheven Stippen s}sprten, zonder Streepen en aan de Enden geel Pisfebed, heeft. Deeze zvn kleiner dan de voorgaande en een weinig Snuitiger, bruin van Kleur met Zand- _ agtige Stipjes, wordende van D'ARGENVILLE Cloporte , dat is Pisfebed, geheten. (367) Porfeleinhooren, die de Schaal weder- cecrxvun Cypréa 2) dsc Cicercula, ‘tKorreiige (366) Cyprea Testâ fubroftratà , Punâis elevatis fine Striis, Knopje, extremitatibus luteis, M‚, L. U, 583. N, 213. ARGEN Ve Conch, T, ar. (18) £, Se KNORR Verzam, IV.D. Pl. 16. 6, 2, (367) Cypraa Testà utrinque roftratâ, adfperfâ Punêis eles vatis, RUMPH, Rar, Te 39. f. K‚. GUALTH, Zet, Te 14e fe, ade IL. DEEL, XVIe STUG, dd pied 'BESCHRL VIN GIVA NN L ie ú ; : è " Á « Ar zyds Snuitie met verhevene Stippen FDEEFe 3 j 4 4 0 ei KLIX, befprengd heeft. | Hoorp- kh Á srux. Van grootte als een Erwt of Paardeboontje_ zyn deeze , die RumPHius onder den naa am van ’t Korrelige Knopje voor ftelt, om dat zy, even als de Rystkorrels ‚ met een menigte van Stipjes bezet zyn, Dat van GUALTHIERI was een weinig Purperagtig , aande beide Enden mer Saffraankleur getekend. Van deeze Soort ftelt LIN NamUSs de afkomst uit de Middel- landfel ie Zee, doch ik kanze naauwlyks van de voorgaande onderfcheiden, EECLEVIT Te C 368) Porfeleinhooren , die de Schaal weder- Cypraa: …… Chobadas. ie zj A, en grtn heeft. ie Gladde nel Dit is het Gladde Knopje van Rumrurus, dat fomtyds geelagtig voorkomt en fomtyds wit, gelykende, als de Enden afgefleeten zyn , naar kleine Knoopjes: Men vindtze in Oost- indie, A wt ahd OEENSDEN ee HOOFD. (see) Cypraa 'Testà utrinque Roftratà levi, M. L, U. 5834 N. 274. Globalus, RUMPE. Rar, T, 39. f Le GUA LTH, Fost. Ts 14. fs M, PET. Amb. Te 16. Én Oo. & Gaz, dr 97 Fl 34; BARRELs Raar, Te 5326, É.- Ste OR en à ÚL, D, a! ale hi 4d NE o% _ftaan in eene eenkleppige , Spiraal gedraaide! De BrMASHOOREN S 119, SSS SE „ii, JE ME OOEDS EU Ks Hoor p- STUKe Befchryving van ’t Geflagt der BrLAASHOO- RENS, dus wegens de Geftalie en de dunte van de Schaal getyteld. % aerd Bulla, dat Linna us hier tot Naam, | een Geflagtnaam gebruikt, wordt ge. meenlyk voor eene Waterbel, dat is voor cen. Bobbel of Blaasje, dat de Lugt, in ’t Water dringende, door omkleeding van zekere taaije. ‚Stoffen veroirzaakt, genomen: doch ook op andere Blaasagtig gezwollen dingen toegepast. Het komt derhalve vry wel overeen met de benaaming van BLAASHOORENS, die men anders aan de Belhoorens en dergelyken geeft, welke hier tot het Geflagt der Kinkhoorens. thuis gebragt zyn. De Kenmerken der Blaashoorens , dan, be- Kenmere ken. Schaal, die uitwendig geene Stekels noch Pun- ten heeft: met de Opening vernaauwende, langwerpig, overlangs geftrekt, van onderen piet ingefneeden; de Spil fcheef ftaande en on- getand. Het Dier is een Slak, gelyk in de voorigen. Drie-en-twintig Soorten behelst die Geflagt, Soorten. waar onder verfcheidene, die men anders ook gewoon is tot de Blaashoorens te betrekken. Bd (369) 5 DEEL XVI, STUKe zo BESCHRYVING VAN vr. 569) Blaashooren, die de Schaal Eyvormig AFDEEL. flomp met twee Snuiten, en de Lip ge- Hóós: tand heeft, | STUKe ccerxie. Deeze verfchillen van de andere Porfeleins 0%, _hoorens, daar in, dat zy de Opening krom en OD alleen maar de buitenfte Lip getand hebben, ere die aan beide Enden uitfteekt. Voor ’t ove- el rige doet haare Geftalte en Kleur, ja ook de grootte ; dezelven veel naar Eend-Eijeren ge- Iyken, en daarom noemt menze, in't F ranfch, POeuf , in navolging van RUMPHIUS, die haar Ovum geheten hadt, dat is een Ey. Wy geeven ’er den naam van Wiste Porfeleinhooren aan. Zy zyn, over ‘t geheel, zuiver Sneeuw- wit en glanzig , behalve dat de dikke Lip, aan fommigen , geelagtig of vuilwit IS el van binnen is de Schaal Violet, doch het Dier, zo veel zig daar van uitwendig vertoont , Pek- zwart, gelyk hetzelve ook in een zwarten Inkt verfmele , zegt RuMmruius. Hy ge- tuigt, verder, dat deeze Eij ijeren in groote ag- ting zyn by het wilde Bergvolk ‚ op Ceram, wordende als een Eerteken gedragen van der- zelver ftrydbaarfte Mannen of Voorvegters, | Aan (369) Bulla Testä ovatà obtufe fubbiroftri ‚ Labro dentata. Syst, Nat, XII, Gene Sel, M. L‚U, 534, N- 215, BONANNe Keer, TILT, 252° Ovum. RU MPH, Rar.T.38.f, Q LisT, Cinch: IV, Seo C,9: Tref. 4e GOAETH. Teite To Te £, A. POeuf. ARGENV. Conch. T. at, (18) f. A. PE Te Gaze T, 074 £, 7e Amb, T, 8, 66, KNORR Verzame VL De Pl, 3 33. £, te @ DE BrLAASHOORENS. rear fn de Stranden van dat Eiland vallen zy ook, VL meest, en van de genen, die komen te bree- ie en ken , worden de Stukjes tot ingelegd Werk HoorD- op de Schilden gebezigd. Van deeze, zo wel STUK als van andere Porfeleinhoorens, gelyk gemeld is, vindt men ’er die Wyfjes genoemd wor- den , zynde dunner van Schaal , met de Lip enkeld, fcherp en niet omgekruld. LiNN«us merkt deeze Soort als een middelflag tusfchen de Porfelein- en Blaashoorens aan , kunnende , om dat de Spil of binnenfte Lip ongetand is, niet tot het voorgaande Geflagt betrokken worden, | (370) Blaashooren, die de Schaal twee=Snui-cocuxx, Ball tig, met de Snuiten lang „ gefbreept „ijs, en fpits heeft. Weeverse Spoele ‘et Latynfche Woord Volva betekent een Weevers- Spoel , en deezen naam geeft men, in ‘ct Nederduitfch , aan de zeldzaame en kost- baare Conchyliën, die deeze Soort uicmaaken. Van dezelven hebben fommigen een dikke an deren een dunne Lip, en deeze laat{ten fchynt LinNaus alhier te bedoelen, hoewel hy ze meest daar door van de volgende onderfcheide, dat {370) Bulla Testà biroftri, Rostris elongatis ftriatis acutis. M. L. U, 584, Ne 2160 LIST. Conch. IV.S.9, Ce 9 T. ta f‚ 1. SEB. Mus. lil, Te 55. fe 13— 16. Navette de Tisterand, ARGENV. Couch, Te 21, (18) f, Ie KNORR Verzam, Vlo D. Pl, nde fs Ie Hs I. DEEL. XVIe STUK, rea BEsSCHRYVING VAS VL dat zy de Snuiten geftreept heeft, en zoude Renn deeze uit de Westindiën afkomftig zyn. De Hoorp- Geftalte is als een Kievits- -Ey , met lange STUK. Punten. gcerxxr. (371) Blaashooren , die de Schaal twee. Snuie ulr4 biroflris, tig heeft, met den Rand uitwaards ver- Oostindi- Ì j ie k dikt, de Snuiten lang en effen. Deeze Oostindifche gelykt naar de voor- gaande , doch is kleiner, van grootte als een Boereboon , fmaller, effen en Vleefchkleurig wit. De Snuiten zyn egaal, effen, byna zo lang als de Buik is van de Schaal, fchuins ge- knot, de eene een weinig opgewipt. De Rand is uitwaards in de langte verdikt. De Spleet verbreedt zig een weinig, naar de Snuit op- klimmende. Hier fchynt die fchoone Weeverse Spoel bedoeld te worden , welke in ’ Vyfde Deel van KNorr, op de Eerfte Plaat, uit het Kabinet van den Heer WILLEM vAN per MeEuren, in Plaat gebragt is, en met leevendige Kleuren afgetekend. ecerzarr. (372) Blaashooren, die de Schaal langwerpig Balla Spelta, En Jolie (371) Bulla Testà biroftri, Margne extus incrasfato, Ro- fizis elongatis levibus, Syst. Nat. XIl, KNORR Verzam, Ve Dii Plosr, fears Sen (372) Bella Tes:â oblongÂ, utrinque obtufiuscula aquali , Eabro arcûato , Margine intus incrasfato, Syst, Nat, Xil. GuarL TH. Test, T, Is. f. 4e PET. Gaz, T. 66. f, 1, 3, GINANNe, Adriat. UI, T. 13, f, 95. BARREL, Jeon, 31 32, 35e KNORR Werzam. Vl D. El, oo. f, Ge DE BLAASHOORENS 123 en wederzyds gelyk heeft, fbompastigmet VL . . F een Boogswyze Lip, welke inwaards ver- ig de Peen a È … dikt is. Hoorp: STUK. Blykbaar is ’, dat hier die kleine Hooren- tjes bedoeld worden , wier Geftalte meer naar die van een mss Schietfpoel gelyke, dan die der grooten zo even gemeld. Zy worden daarom te regt Weeversfpoeltjes geheten , hoe- wel menze ook by dat Koorn, ’t welk Spelt genoemd wordt , kan vergelyken. Sommigen. geeven ’er ook wel , niet oneigen, den naam van Fokje of Fukje aan. Zy vallen zelden lan- ger dan een Duim, en hebben aande Tip van de Spil een klein Tandje, zegt LINNAUS, dat ik echter in de mynen niet waarneem. Uit de Middellandfche Zee zouden deeze af= komftig Zyn. (373) Blaashooren, die de Schaal overdwars eserxxurs; Bill gehoekt eef, met een uitpuilende Bee= jn ni e S J Î Witte ge Stip aan ieder End Db. Die, welke Rum PpHIUsS Witte Jamboezen noemt, hier aangehaald , noemen de Franfchen Bosfues ‚ om dat zy tevens gebult zyn. Zy | zyn (373) Bulla Testà transverfeangula:Â, aut uerinque Punto Osfeo, M. Le U, 585 N, 217, Jambos alba. Ru murH, Rar, Te 38e f‚ H, LisrT Conche Ve S, Ken C. De EE 2e fi Ze GUAL TH, Zest, T, 16. f. F, ARGENV. Conch, T. ore CEB) T M, PET, Gaze Ts 99, f, oe. Ainb. T. Tó.Uf, 08, SEB, Kab, IL FT. 55. f. 17, KNORR Perzam. IV. De Pl, 26, f. 7 Te DEEL: XVI, STUK. 12, BESCHRYVING VAN VL. zyn geheel wit, gelyk zeker flag van witte un E wilde Water-Jamboezen, zegt die Autheur, Hoorp- en by de Enden ziet men een bleekwit Kor- STUK. reltje, in een Kringetje (taande, als een inge- | vatte Paarl, en daarby een ligtrood Plekje , 't welk door den tyd verbleekt. Zy komen uit Oostindie en zyn niet gemeen. ecerxarve (374) Blaashooren , die de Schaal gehvekt ene heeft , met een verheven Gordel. Hoogrug- í EN Van deeze, die men Hoogruggetjes tytelt, zyn ’er geheel witte en geelagtige , welke laat- ften, volgens BoONANNI, gemeen voorkomen aan de Stranden van Brazil. Zy zyn aan de ronde uitpuiling, die haar een Ringswyze Bult ap de Rug maakt, kenbaar, ecerxxve (375) Blaashooren, die de Schaal rond , door- Bull 8 aen Jehiynende, overdwars eenigermaate ge Blaasje, hd flreept ; (374) Belia Testà angulatà , Cingalo elevato. M. L, Ue 585. Ne 218, COLUMN. Purp, 29. Te 30e fe 5. LIST, Conch. IV. S. 9. Ce 9. T. IT. f, 2, 3, BONANNe Reer. 1. T, 249, 339. GUALTHe Test, T. 15e f, 3, ARGENV. Conch. T, 21. (18) f, Q. PET. Gaz. T, 15, f, 5, SEB, Kab, Ill, T. ss. f. 18, KNORR Verzam, I, De Pl. 14. f‚ 3, 4 óN (375) Bulla Testâ rotundatâ pellucidâ transverfm fubfiziatâ, utrinque umbilicatâe M. L‚ U, 586. N, 219, BONANN. Recr, Ill. Te 4, Bulla, RUMPH, Rare. Te 27, f. He LIST. Concha IV, S,9. C. to. T. I.f, ulte GUALTH, Zest, T, 13. f. GGe ARGENV COomch. Te 20e (17) f, Qe SE B, JZus. Ille Te 38e f. 45. KNORR Verzam, VIe De Pl, 58. f. 2, 3 Dr BLAASHOORENS 125 flreept „ en aan beide Enden genaveld VL heeft. Ene : | Hoorn- Zo eenigen, zyn deeze met regt onder de sryx, Blaashoorens betrokken , dewyl zy de Schaal by uitftek dun en doorfchynende als een Blaasje en geheel wit hebben, met den Mond zeer wyd gaapende , en zo ligt zyn , dat men ze ‚gemakkelyk van de Hand kan wegblaazen. Zy vallen in Oostindie. Men noemtze, ge- meenlyk , Witte Kievits. Eijeren. (376) Blaashooren, die de Schaal rondagtig , ceeuzevr. doorfchynende , overdwars eenigermaate iben geftreept en geheel gaapende heeft. u Deeze, aan de Kaap der Goede Hope waar- genomen, zegt LINNEUSs, gelykt zeer naar de voorgaande, en is van vooren ook gena- veld , maar gaapt dermaate , dat de geheele inwendige Oppervlakte byna zigtbaar is, uit- genomen een kleine omkrulling van de binnen- fte Lip, aan ’t voor-Eind. Zou het, vraagt hy, een loutere Verfcheidenheid zyn? Die men Kaneelwafelen noemt , fchynen hier toe te behooren; (377) Blaashooren , die de Schaal gerond stean, if door pi zn (376) Bulla Testâ fubrotundâ pellucidà , transverfim fubftriae ee tÀ , tota hians, Sy/?. Nar, XIl. GUALTH, Zest, T, 13. fs E‚Es (377) Bulla Testâ rotundat pellucidà , longitudinaliter {abe firiatà , Vertice umbilicato, Syst, Nar, XII, GUALT He Test, T. 13e f. DD, 5, DEEL, XVI, STUK, 16 BESsSCHRYVING' vaN f VL doorfchynende ‚ overlangs‘ eenigermaate a gefbreept heeft, aan den Top genaveld, Hoorp- Res aut AE Cr rn Ö STUK. Deeze, uit de Middellandfche Zee , komt dikwils voor, ter grootte van een kleine Erwt, zegt Linneus. De Schaal is ongemeen dun en teder in de mynen;, en gelykt wel naar een Water - Belletje. ceeLzavi, (373) Blaashooren, die de Schaal gerond heeft Hib Arspulla, en ondoorfchynende, aan den Top genas= Deeze Soort begrypt, in ’t algemeen, de zogenaamde Kievits - Eijeren , die ongemeen ver- fchillende zyn van Kleur. Men heeft ’er graauwagtig, geel, blaauw ; fommigen fchoon paarfch, anderen Roozekleur of witagtig met bruine Stippen; ja eenigen vallen in ’t groene. Dus kan men zeggen , dat deeze Hoorentjes ‚__byna allerley Kleur hebben. De grootte overe treft zelden die van een Kievits- Ey, doch is wel minder, > tot die van éen Erwt toe, Zy ko- (373) Balla Testà rotundatà opacà , Vertice umbilicato. M. L. U, 586, Ne 220, BONANN. Aecre III, T, 3, LIST. Coach, IV, S. 9. C, 10, T, t. f. penult, Blaasjee RUMPH, Rar, T. 27. f‚, G. GREW, Mus, T. 9 f, 7, 3, PET, Gaz. T. 5o, f‚ 18e & T.99.f. 14e COLUMN. Ag. T, 69. f. 3. BARR. deon. Te 1326. f, 37. ADANS, Seneg, T. Ie fe2e SFB. Se III. T, 38. f. 34-44. REGEN E. Conch. oo. T. Sf. 58. T. 8, fi 21e KNOKR Werzam, u. D, Pl. 8 8. ge IT. Vv. je n. 57e 6 6: VL, D; Pl, ale f, 2, N DE BLAASHOORENS 127 komen in Westindie zo wel als in Oostindie, VL en ook, volgens ApANsoN, aan de Kust van Â? kaf Merien? voor. De Schaal is van binnen wel Hoorp- witagtig‘, doch niet geheel ondoorfchynende, STUK _ Van fommigen worden zy Nuces marine, dat is Zeenooten , van de Franfchen Gondoles of Bootjes getyteld. | (379) Blaashooren , die de Schaal fcheef Ey- CECLXXIL rondagtig , langwerpig „ overdwars ge- rn B flreept , aan den Top eenigermaate ges Houtkleus: naveld heeft. be In het Kabinet van den Heer T EssIN be- vondt zig deeze, die omtrent de Geftalte hadt van een Kievits-Ey , doch naar de Tip ver- fmallende, en minder genaveld was, van Kleur byna als Hout; van binnen wit en met een bogtige Spil; zo dat men ‘er, byna tot aan den Top toe, kon inkyken. De Kleur van Hout is zeer onbepaald. (380) Blaashooren , die de Schaal gerond ,ecerxxx. zeer glad, doorfchynende heeft, met gee ros krulde Streepen en den Top (tomb. Stomp ë P P fi p ee (379) Bulla Testà obovatâ oblongiusculâ transverfe ftriatâ, Vertice fub-umbiliceto, Syst. Nat, X1l. List. Conchs Te 7140 E71. KNORR Verzen IV. De, Pl, 23, 27. fe 1? (380) Bulia Testâà rotundatà glaberrimâ pellucidÂâ lineis crispatÂ, Spirâ retufà, M‚, L. Us 587. N. 221, GUALTH. Test. T. 13e f. FF. ARGENV, Conch, Te 200 EO le SEB, Kah. III, T. 38. f. 146-150, Ee DFEL. XVIe STUK, 108 BEsCHRYVING VAM „ab De Franfchen noemen deeze la petite Gons okee dole raijée. Zy is by uicftek dun en ligt, mee Hoorp- eenige bruine Bandjes op onregelmaatige af- STUK. _ftanden daar om heen loopende , op een gees. len Grond, zegt D'ARGENVILLE. De aan- gehaalde van GUALTHIERI heeft roodagtige en zwarte Streepen overdwars, wordende in de befchryving van ’t Kabinet der Koninginne van Sweeden tot de volgende Soort berrokken. cecraxxr. (381) Blaashooren , die de Schaal rondagtig ptn heeft , met een verheven fbompen Top en Rood- Vleefchkleurige Banden, bandje. Uit de befchryving van ’t gedagte Kabiner blykt, dat dit Exemplaar wit van Kleur was met donkerer Spiraale Banden, tusfchen wel- ken beurtlings een witte en Vleefchkleur plaats hadt. De grootte wordt niet gemeld. Het was uit Oostindie afkomftig. ecerxsarie (332) Blaashooren , die de Schaal Knodsag- Bulla Ficus, tig Spaanfche Yyg 381) Bulla Testà fubrotundâ ; Spirâ etevatâ obtufâ , Fasciis incarnatiss Ms Li, U. 587, Ne 222. (392) Bulla Testâ obovaro-clavatâ reticulatosftriatà , Caudâ exfertâ, Spirâ obliteratâ. Syst, Nat. XlIe Murex Ficus. M, L, Ue 637. Ne 314. LASTe Conch, IV. Se 10, C. 8, Ts 2 fo 3. RONANN. Reer. III, Ts 15e Ficus. RUMPH. Rar, T, 27, f. K‚, PET. Amb, T,6.fe9. GUALTHE. Test, T. 264 £, I, M. ARGENV, Coxch. Te 20. (17) f. O. KLEIN Offrac. Ts 5, f‚, 93. SEB. Kab, Ills Te 68, fe IeGe KNORR Vere BAN, Le De Pl, IGe f, 4 HI, D, Pl, 23% f, Te \ BÉ BrAASHOORENS 129 id tis fcheef Eyrond heeft'en Netswyze 4 VE “ gefdreept, met éen witgeflrekte Staart, IR de Gieren aon den Top niet verheven. Hoorn: STUK. Zodanige Hootens noëmt mieh de Spaan/che Pyg of enkel Vyg, ook wel een Luit, zegt RumrHrus, en fommigen geeven ‘er den naam van Peerhooren dan. Meh zièt ligt, dat alle die benaamingen eenige overeenkomst met de Geftalte hebben, hoewel mier den naám van Peer thans aan andere Hoorens geeft, die dui- delyker getopt zyn. Rumrnrus fchynt geen andere gekend té hebben , dan die dönkergraauw òf Aardverwig van Kleût wâren, byna rimpe- lig of ruig, zonder Glans, en , hoewel dit laate fte waar 1, Zo hebben wy ze thans doch niet alleen fchoon en zuiver wit; maar-ook op éen geelagtigen Grond fraay roodagtig geftippeld en geplekt ; des men deeze ondet de ffaaije Hoorens rekent. BoNANN1r geeft ’er eene Wynagtige of Vleefchkléur aan, met bruinag- tige Vlakken. Zy zyn zeer dun van Schaal en van binnen donkerpaarfchkleurig Daar zyn ‚ook Getakte, linkfe en regtfe Vygen, doch die behooren tot een ander Geflagt. (333) Blaashooren, die de Schaal Bolrondag: ceerd, ti sE (893) Balla Test zona iin. fabûtriaed , Caudâ Eur: và, Spirà exquiieÂs Syst. Nat, XII. Murex Rt M. Ls 638, N. zf5s Rapa. RUMPE, Rar. Te a f.F. PET, 1 Ab, Is DEEL. XVI. STUK, \ 139 DBESCHRYVINCG VAN Vi. tig en eenigermaate gefbreept heeft; met” Ärpcel, de Staart krom , en een gedraaiden Tops Ld Hoorp. | Re Sommigen hebben deeze wel de Raap gety= teld, doch het is eigentlyk, gelyk Rumeutus zegt , een Knol, Knolhooren of Knolletje : (wy hebben andere Raapen;) of , gelyk p’A r- GENVILLE zegt, le Radis, dat is de Radys; waar van dit Hoorentje zeer wel de Geftalte uiedrukt. Het valt niet zeer groot. Sommie gen noemen het , wegensde dunte van de Schaal; de Papieren Knol. Ik heb ’er twee, diefchoon geel zyn. Men vindt ook lang Geftaarte en Getakte Knolletjes, tot een ander Geflagt be- hoorende, De Knollen vallen in Oostindie ; doch zeldzaam. LINNeus hadt deeze, zo wel als de Vygen , voorheen tot de Rotshoorens betrokken. Ik heb zyne aanhaalingen uit S e= BA, hier, te regt gebragt. ceerxxarve (384) Blaashooren, die de Schaal Rolrond _ Bulla Ca maliculatas Rolronde, heeft en de Gieren aan den Top uits gehold. De Schaal van deeze is Tegelrood , niet blees ke Kleur gewolkt. Ik geef 'er, wegens de by- Zons Amb. T.9g. f, 8, GuALTH. Test, T, 26e fe H. Radis. AR- GENV: Conch, Te 20. (17) f.K KLEIN Offrac. T. 4. fg — 80, SEB. Kab. UL T. 38 fe 13eo4 & T, 68,f, 7, Be KNORR Verzam. 1e De Ple 19. É. 5, (38+) Bulia Testâ Cylindricâ, Spire Anfratibus canalicite Tatis, Me L. Ue 588, No 2240 bE BLAASHOOREN St _Köndere Geftalte ; den naam van Rolronde Bläas- Vi hooren aan , die eigener is dan Gefleufde. Ank } Hoor. (385) Blaashooren , die de Schual langwetpig STUKe Tolrond en effen heefts aan de Tip eê- ccerzian: nigermaate gefdreept ; de Naaden gen ej karteld; edn tige. De Schaal van deeze, die de grootte van een Eikel heeft, is witagtig geel, van maak- zel als een Toot, naauwlyks geftreept; dan aan de Tip, met eenige geftippelde Streepen: den Top heeft zy Kegelagtig; hälf zo lang als het Lighaäam: de Gieren dun; over élkan- der leggende , aan den Rand als met Stippert gekarteld. De Tip is uitgerand. De Spil heeft vyf of zes Plooijen. De Lip is ftoimp: de woonplaats onbekend, (336) Blaashooren , die de Schaal Eyvormig seccistn doorfehynende , links heeft miet een flaau- hik wen Top, de Opening havaweipig ovaal, Paarltjes In Sweeden is deed gevonden op het K zuid; dat in de Meiren onder Water groeit, Zy is zo groot niet als een Gerstkoorntje ; en zo broofch ; _ (335) Éulla Testà cblongo- tarbinat levis Bai fabftriat Suturis erenulatis. Syst. Nat, XII. (386) Balla Test ovat pellucidà contrari ; spir obfoleëâs Apertur ovato oblongâ, Faun, Suec, 2160, lie Westgoth. 490 Iz EL DÉEL. XVI STO, 133 BESCHRYVING váäN VL. broofch, dat met ze naauwlyks kan behande? Hr ent ‚ ongemeen ftomp van Punt, van Kleu? Hoorp- geelagtig. In Westgothland werdt zy, op hef STUK. Ruiterskruid, in grooté menigte aangetroffen, zynde in Geftalte, Grootte en Helderheid , de Paarlen gelyk : des kan men ze het Paarlije noemen, ceersznviig (387) Blaashooren, die de Schaal. Eyvormig riad, doorfehynende, links heeft met een uits Mos-Bel puilende Top; de pe da Lancetswyze letjee Över Deeze, van grootte als ecn Haverkoorntjes doch dikker, en van dergelyke Kleur, kwam op vogtig Mos voor. Zy zo wel als de voors gaande zyn de eerften onder de Hoorentjes ; die LiNnNseus als Sweedfch Ingelanden op= gegeven heeft, ceerzervnr (388) Blaashooren „ die de Schaal Rolrond Bulla Tee, el 5 shetland: heeft, aan den Top Blsvormig gedraaid, Kuiperse aan de Tip als dwars afgefneeden, Boors Die is de eigentlyke Kuipers - Boor ; volgens Ru Ms (337) Billa Testâ ovatâ pellucidâ contrari , Spirä promí= nente, Aperturà ovato=lanceolatâ, Faun, Succ, 2159. (3$s) Buila Testâ Cylindricâ, Spirâ fubulatà Baf truncata, M. L. U, 564. N. 178. BONANN, Aecr, ILT, 57. LIST. Conch, ÌV. S 10. Ce 6. T, 1. Terebellum, RuUMPH. Rarg T. zoe f. S PET. Amb. T. 13e fe 24. ARGENV, Couch. Er Táp Cri) f.Ge KNORR Verzan, IIs B. PL, 4 f‚ Ay 55 wor \ De BrLAASHOORENS 233 RUMPHIUS, door wien dezelve onder de VL Pennen geteld wordt, naar welken zy, inder- daad , meer gelyke , dan naar de Blaashoo- Hoorp- rens ; doch onze Ridder heeft haar , wegens STUK: de dunte van de Schaal, zo ’t fchynt, hier thuis gebragt. Zy zyn zeer lang en fmal, loopende aan ‘t onder- End breed uit, en ge= iyken dus naar een Kuipers- Boor. Men zou dit Indifch Hoorentje Zee- Haver kunnen noe- men, (zegt BowANNi,) wegens de Geftalte, welke Water- Riet of een opgerold Boomblad uitdrukt. De meefte zyn vaal of ligtbruin met zwarte Streepen en Adertjes, fommigen met zwarte Stipjes 3 men vindt ’er ook fpiers witte, zegt RuUMPHrus, en voegt 'er by, dat zy dun zyn en ligt van Schaal, kunnende uit het Water fpringen , als of zy uit een Boog gefchooten werden. De afkomst is uit Oostindie. (389) Blaashooren , die de Schaal Eyvormig cecrnmens, heeft , de Gieren aan den Top flaauw , » D met een fpits Puntje, de Opening van ee 100te agieren breeder , de Spil geflingerd, Deeze is t, waar van LiNNaus vermoedt, dat zy een onvolgroeid Masker kon zyn van die (389) Bella Testà ovatà, Spirà oblitcrat Apice prominus lo» Aperturà pip dilatatiore , Columellâ tortâ. Syst | Nat, Xi L, ES Il, DEFL, XVI. STUK, 134 BrSCHRYVING VAN „VL die Kliphooren ‚ waar aan ik den naam van GREDEEES Geelfimetje gegeven heb. De afkomst is uit Hoorp. de Middellandfche Zee; de grootte als die van STUK. een Eikel en daar boven, SeCxC. (390) Blaashooren , die de Schaal eeniger- Virgina, ______wmaate getoorend , met de Spil gekno Viege f en Bloedkleurig heeft, Zekere Hoorens, van middelmaatige groote te , voorheen tot de Kinkhoorens t'huis ge= bragt „ betrekt Linneus thans tot deeze Soort. Zy behooren tot de Tophoorens, om dat zy hoog en taamelyk fpits getopt zyn: men noemtze ook wel Belflakken in ’ algee meen, doch aan de genen, die fraay van Tee kening zyn, wordt de naam van Prinfe Vlag gegeven. Het Rood, Wit en Blaauw, naas melyk, op dezelven, by Banden van een ge- fcheiden , vertoont eenigermaate de Kleuren van een Prinfe Vlag. Anderen, die een groo- ter verfcheidenheid van Kleuren, en dus niet alleen blaauwe , roode en witte, maar ook gee- (35e) Buila Testà fubturritâ ere&a , Columellâ trancatâ Sanguincâ. Syst, Nat. XI, Buccinum Virgineum. M. L, U. Gta, Ne 267, BONANN, Reer, II. T. 66. List. Conche T. 12, Per. Gaz, Te 22, f. 7e GUALTHe Zeste T, Of, An ARGENV. Conch. T. 14. (rij fe N‚, KLEIN Offre T,7.'f, 116, SRB. Kah. Ille Te 40. f. 38, 39. REGENF. Conche T: Io. f, 46, 6, GUALTH. Zest, T, 6e f. C. ARGEN Ve Conch. Te I4« (11) f. M. SEB. Kab, Ille Ts 39. f. 62- 74e EN ORR Verzam, 5, D. Pl, 405 £, 7 £ D, Bl, 25. f. 4 DE BLAASHOORENS. 135 geele en groene Banden hebben, zynde zeer VL fierlyk getekend; noemen wy Staaten-Vlagge- “Tre tjes. Beiden hebben zy het onderíte van de Art Spil, inde Mond-opening, eenigermaate Bloede STUK. kleurig of Roozekleurig rood, en worden der- halve flegts aangemerkt als Verfcheidenheden van deeze Soort , die deswegen den bynaam ‚wan Firginea voert, Zy vallen in de Rivieren van Afrika, zo LiNNAus aanmerkt, (391) Blaashooren, die de Schaal Eyvormig cccxer, heeft, met de fcheef ovaale Opening en Bin. den Top Bloedkleurig, de Spil geln0in Eee Men geeft hier den naam van Franfche Bel hooren of St. Malofche Hooren, (gelyk KueEin zegt,) niet om die reden aan, dat zy aan de Franfche Kust vallen zouden ; maar, om dat menze uit Vrankryk eerst in Holland gebragt heeft. De afkomst deezer Hoorens is eigent- yk van de Westindifche Eilanden. Zy wor- den Belhoorens getyteld , wegens de Belvor-. mige Geftalte en de dunte der Schaal, Som- migen (391) Bulla Testà ovatà, Aperturâ obovatâ Apiceque fane guineis, Columellâ truncatà, M. L, U, 589. N. 225. Buccie num exoticum, CoLUMN. Aguat. T, 16, L1ST Conch. Te 579: BONANN, Aecr, III, T. 192, GUAL TH. Zest, Te 45. f, Be AKGENV. Conch, T, 13, f. E. KLEIN Offrac, T. 3. f. 6o. PET. Gaze Te 44. f‚ 7, SEB. Kah, IIIe T. 71e f, Tes, 99. ADANS, Seneg. kene, fa L. KNORR Verzam, IV, De, Pile hl fs Ie Í Ì4 1, DEEL. XVI. STUK, VI. AFDEEL. Û. Hoorp- STUK, Naam, 136 BESCHRYYING vAn migen brengen ze tot de Kinkhoorens thuis 7 daar. Zy, in de eerfte opflag, zeer naar gely- ken ) doch haare Spil loopt nederwaards niet uit en vertoont zig als geknot zynde. Zy is Roozekleurig , gelykerwys de Top in de bo- venfte Gieren, Voorts is de overige Oppere vlakte van de Hooren, op eenen Melkwitten Grond. met Golfswyze Streepen overlangs ge- marmerd , die in fommigen bruinpaarfch met ros been ‚ in anderen Pompadoerkleurig zyn, in fommigen blaauw, LiNNdseus tekent eene Ver fcheidenheid van deeze Hoorens aan, die Loodkleurig is, met bruine gegolfde Stree- pen overlangs, en van binnen witagtig. Zou hy hier mede ook de Kaapft Ezels bedoelen ? Ly vallen groot. SISSI IIS LL HOO FD 1 Us Befthryving van ’t Geflagt der VoruureEn, ’t welk, behalve de Dadels en dergelyken, ook eenigen, die men anders Rotshooréns noemt : en de Tepelbakken bevat, e Latynfche Geflagtnaam, Zoluta, in ’ Franích Volute , wordt gemeenlyk aan de Tooten gegeven , om dat derzelver Gieren, aan den Top ‚ naar de Voluuten van fommige Kapiteelen, inde Bouwkonst, gelyken, Hier, nogthans „18 die benaaming , met meer reden, eK ge: pe VorLuUTEN. 137 cbruikt tot onderfcheiding van zodanige Hoo- VL rens, die de Spil geplooid hebben. De zoge- A en naamde Dadels maaken derhalve een voornaae ee me figuur in dit Geflagt. STUK. _ De Kenmerken der Vor uurEnN beftaan in kenmer gene Eenkleppige fpiraale Schaal „, wier Opening Fer zonder Staart en taamelyk wyd uitloopende is. Zy hebben de Spil geplooid , als wy gezegd hebben ‚ doch zyn niet Gevleugeld noch Ges naveld, LiNN& us maakt in dit Geflagt vyf Afdeee sooren lingen. De eerfte is van de genen diede Ope= ning geheel, dat is niet ingefneeden, hebben: de tweede bevat de genen, die Rolrondagtig zyn met de Opening uitgerand: de derde, die Eyrondagtig zyn met dergelyke Opening, end __uitloopende: de vierde die Spilrondagtig ; de vyfde die Buikig zyn, gelyk de Tepelbakken. Dus behelst die Geflagt in 't geheel zes-en-veer- tig Soorten van Hoorens. Ï. Met de Opening niet ingefneeden. (392) Volaut, die de Schaal vernaauwd , ovaal ecexerr. „Voluta lang Auris (392) Voluta Testà coarâat ovali-oblongâ , Spirâ rugofä „bidas-oor. Columellâ bidentatÂ. Syst. Nat. XII. Gen. 322, M, Le U 589, N. 226. BONANN:. Kirche III. T, 412 LIST. Conche T, 32. fe 3o, Auris Midz, RuMmPim, Rar, T. 35: É, HH. GUALTH, Test. T. 55e £, G. Oreille de Midas, ARGEN va Conch. Te 13, (19) f. G, KLEIN Offr. T, 7e f. 122, SE Bo Kab. ILT, zr. 6 6, 22,21. KNORR Verzams VL, De 2l, 25. É. 1, | : 1e Ts DEEL, XVI, STUK, 138 BESCHRYVING VAN vI. langwerpig, den Top gerimpeld , de Spil iin tweetandig heeft. HOOFD. STUK, Deeze worden, wegens de Geftalte, die vry wat naar een Ezels- Oor gelykt, Midas - Ooren geheten. Men weet dat Koning Midas , wee gens Zyn grooten Rykdom en klein Verftand be- rugt, door Apollo, volgens de Fabel - Hiftoe rie, de Ooren dermaate vervormd werden, dat hy den naam kreeg van Ezels- Oor; om dat hy aan Pan, in een Wedfpel van ’t Mufiek, zot- telyk den Prys hadt toegeweezen. Derhalve noemt men deeze Hooren, leenfpreukig , Mi- das in plaats van Ezels- Oor Zy valt caame= lyk groot , en komt niet in Zee voor , maar in brakke Moerasfige Sagoe- Bosfchen, of in dere gelyke Slykerige Rivieren op ’t Eiland Ceram, in Oostindie, volgens Rumrnius, die getuigt, dat het Schulpdier, uit dezelven, goed is om te eeten en tot Spyze veel gezogt wordt van de Indiaanen. Hy noemtze, derhalve, Slyk- rol, en brengtze onder de Tooten t’huis. Hy geeft ’er de langte van vier Duimen, de breed- te van ruim twee Vingeren aan. Zo groot ziet men ze zelden, De Kleur, zegt hy, is Aard- verwig, in de Mond Oranje , met een dikke Lip. Haare Kleur is geheel bruin, wanneer zy uit Zee komt, zegt WARGENVILLE, doch fchoon gemaakt zynde trekt dezelve naar Agaat, GUALTHIERI zegt, dat zy uit den witten Rooskleurig is, maar aan de Enden iets blaauw- age SDE POLVOTEN _ 159 âgtigs heeft. Volgens den aart der Rivierhoo- VL. rens komen onder de Midas-Ooren zo wel AFDE. linkfe als regtíe voor (*). Hiborss f STUK. (393) Voluut , die de Schaal vernaauwd lang- ceexerrr, … __werpig, aanden Top glad „ de Spil drie- tandig heeft. Toverhoe- f rentjee In de befchryving van ’t Koninglyk Sweed- fche Kabinet, merkt LinN us aan, datdec= ze de gedaante heeft van ’t Midas- Oor, maar naauwer , teerder is en geheel glad. Het blykt, aan de Tanden, dat zyn Ed. onze Toverlooren= tjes bedoele, die doch merkelyk breeder zyn dan (*) Als men een Hooren voor zig houdt , met den Top opwaards en de Opening van zig af, dan loopen de Gieren van onderen naar de regterhand, en de Lip is aan de flinkérhand, Zodanige Hoorens, gelyk meest alle Zeehoorens zyn, noemt men regtfes de genen, daar het tegendeel plaats heeft flinkfes « Houdt men de Opening naar zig toe, dan is dezelve in de eerstgemelden aan de regtethand , in de laastgemelden aan de flinkerhand geplaatst, gelyk in de Afbeelding van het Midase Oor by RUMPHIUS, dat derhalve een linkfe Hooren is One gelukkig wordt hier zelden op gelet door fommige Tlaat{nye ders, die, in de Liefhebbery onkundig , denken , dat dit een en °t zelfde is, en, om de Tekening niet te bederven, dezele ve, volgens gewoonte, op de gewafchte Plaat doortrekken , en dus namaaken , ‘t welk dan omgekeerde Afdrukken vere “pirzaakt, Om die reden zyn de meefte Spiraale Hoorens ‚ by RumPHrus en SEBA, verkeerd, dat is links in plaats van repts verbeeld, (393) Woluta Testà coartatâ oblongâ, Spirâ levi, Colue mellâ tridentatâ, M, L, U, 590 Ne 226, KNORR Varzar, VED, Pl 10. 9,3. Je DEEL, XVL STUGe 142 BESCHRYVING VAN VI. dan de Midas- Ooren , bruinplekkig op een Baere geelagtigen Grond, en veel kleiner vallen; zyne Hoorp- de zekerlyk een byzondere Soort. Waarfchyn- stTUK. Iyk komen zy uit Westindie, eeexerv. (394) Voluut, die de Schaal vernaauwd Éy- sl rond en eenigermaate geftreept , met een Gedraaide, fpitsagtigen verheven Top, de Spil met ééne Plooy heeft. De Schaal van deeze is roodagtig met witte Banden, zegt LiINNAUS, ceexev, (395) Voluut , die de Schraal vernaauwd „lang nd werpig Eyrond , ondoorfchynende , ge- 1 Cite N . pikfchaa- frreept „ met een fpitsagtigen verheven lige. __ Top, de Spil eenigermaate geplooid heeft. Van deeze is de Schaal met wit en graauw overlangs geftreept, De aangehaalde van Bo- NANNI was een witte zeldzaame Turbo, de figuur uitdrukkende van die Hoorens, welken — veelen van de Spaanfche Natie Garagoi heeten. Volgens de befchryving van * Kabinet der Ko. pingin van Sweeden, heeft deeze Soort twee Plooijen onder aan de Spil. (395) (394) Polura Test coarttat ovatâ fubftriatÂ, Spir elevacâ acutiusculâ , Columellâ uniplicatâ, Syst. Nat, XIL, KNORR Werzam, VL D. Pl, 19e É. 4e (395) Voluta Test coaratâ ochlongo-ovar opacàâ ftriatâ , Spira elevat acutiusculâ, Columellâ fubplicatà, M‚, L. U, 590, N. 228. BONAN Ne Rees. II. fe 143, DE VoOLUUTEN, 1áë (396) Voluut, die de Schaal vernaauwd Ey- VE rond-Cylindrifch heeft , met een flompag- EE tigen verheven Top, de Spb met vyf ed’, Plooijen. STUK, é GECXCVIJ …„Deeze is Loodkleurig, met flaauwe; bleeke 4445 Banden overdwars3 komende uit Afrika, zegt Gefireepte. Linneus, De aangehaalde van GUAL+ PHIERI is wit. Zou hy ook de volgende be- doelen , die Lioodkleurig was met rosfe Streepjes ? (597) Voluut, die de Schaal vernaauwd en ecexer: glad heeft, met een flompagtigen Top; Ei “ta D Opening wederzyds getand, Kolfy- boonie, Deeze moet dan naar de Porfeleinhoorentjes gelyken. Zy heeft de Geftalte van een Toot, zegt LiNNmEUS, maar de Opening is van ag teren verbaauwd. Of de Kleur , dan de Groot- te, dan de Figuur, haar den bynaam geeve; is my duifter. II, Rolrondagtige , met de Opening uït- gerand, (398) Voluut, die de Schaal uitgerand; Cy-eccxevrirs lin p2 A (396) Volsta Testà coaratà eelde » Spicà fuhee gelo, jevatà obtufiusculâ , Columellâ quinque-plicatá, M, L. U, 5954 Ni 220, GUALTHe Zest, T. os. fB. €392) Voluta Test coarâatâ levi, Spicâ obtufà, Aperturà Htinque dentatÂ, Syst. Nate XI. (398) Palura Test emarginar Cylindroide levi, Spire bafî eblie Es DEEL. XVI, STUR, VL ÁFDEEL, Ll. Hoorp= STUK: ia2 BEsSCHRYVING va binderagtig en glad, met weinig of geen Grondfleun aan den Top, de Lip int midden flomp, de Spil ws geftreept heeft, In deeze Afdeeling zyn de Dadels, die men in ’t Franfch Olives noemt , begreepen; Zy voeten dien naam wegens de Figuur , welke veel gelykt naar een Dadel of Olyf, Men on- derfcheidtze, wederom, ten deele naar de Ge- ftalte; ten deele naar de Kleur en ook naar de plaats der afkomst. Dué worden die van deeze Soort Porto Bello Dadels of enkel Porto „ Bello’s genoemd; om dat zy eerst van daar in Europa gebragt zyn. Zy komen echter inss gelyks uit andere deelen van de Westindiën en daarom noemtze thans ook wel Porto Ric Dadels, in ’ Franfch Rouleau de Panama. De Oostindifche. Porfier- Dadels worden ’er fom- tyds mede verward , gelyk LiNNus hier gedaan heeft, en dié gaf aanleiding tot der Latynfchen byraam. Zyn Ed. geeft ‘er, waar- fchynlyk uit BoNANNr, de woonplaats it Brafil aan ; doch ik geloof niet; dat die Au. theur zulks in ’t byzonder gemeend hebbe ten op= obliteratâ, Labro medio retuo , Golumellâ obligae firiatà, M. Le U. 592 N, 230. List. Conche T. 727. BONANNs Reer. Ille fs 1420 RUMPH, Rar. T. 39e f; 1. GUALT He Test. T. 24e f, O;Ps Porphyre, ARGE NV, Conch, T, 16 (13) fj K. REGENF. Conche 8, Te a £ I5, KNORK Vers zam, le D, Pl, 15e fe To zie Shia x ef Li fi P, be VoruürTEn. 143 öpzigt van deeze Soort. De Schaal, zegt on- Vi. ze Ridder, valt viermaal zo groot als in de Arprei, volgende, Waarfchynlyk zal hy op de Lig- noorp- haamelyke dikte het Oog hebben; Zy issruxe Vleefchkleurig, voegt hy ’'er by, met Tegel- toode Streepen, die hoekswyze aan elkander gefchakeld zyn, in de gedaante van eene Le gerplaats of Kampement. De gemelde Da- dels komen, volgens zyn Ed; zo naa aan de anderen ‚ dat hy ze liever als eene Verfchei= denheid aanmerken zou, dan als byzondere Soorten. ’t Is wonder, dat hy van de Vio- let-blaauwe Kleur aan de Opening en aan den Top, die onder aan den Mond zo blyk- baar is, geen melding maakt. (399) Voluut, die de Schaal uitgerand Cy-ccexerz. Vinderagtig en glad heeft , met een ome Auel, geboogen Rand aan den Top, de Spil Dadel fchuîns geftreept. Hier komen de Dadels in 't algemeen in aanmerking, welken men in ’t Franfch Olives, dat (599) Voluta Test emarginacâ Cylindroide levi, Spire bafi teflexâ; Columellâ oblique ftriatà, M. L, U, 593. N. 231, LI1sTe, Conche 718, fe 2e Cylinder. RUMPH, Rar, T. 39e f. 2535 45 Se BONANN. Reer. III, T. I4t, GUAL TH. Test. T. 23. f. A-Ne ARGENV, Conch. T. 16. (13) f. N,Q ‚Re REGEN V. Conche 2 Te Ie fez. SEB. Rab. IL, T. 53. fe AN, KNORR Werzam, IIs D. Pl zo, fs 6, 7: Pl. 12 fe 152 en 5e DIE, De Ple 2e f, 394 Pl 27. f, 2 Ve De Bl. 4e Fe TReNBlet Tes fe 14:20 Pl, 1Oefe TI: Pl, 26, fe 55 43 DL, 27e fs 4y 5: DL, 28, fe 6, Vie De Pl, 23e fe 5e Is DEEL, XVI, STUKe ia DBESCHRYVING VAN VL dat is Olyven , als gemeld is, en ook wef Arpeel. Rouleaúr of Cylindres, dat ís Rollen, noemt 4 Heers. wegens derzelver Cylindrifche Géftane: Som- STUK, migen vallen zeer fmal en dun, en fpits van’ Top, gelyk de Slwikdadels , anderen kort en dik , die men in ’t Franfích ‘Olives de Vafe ; dat is Vaas-Dadels , tytelt: de meeften zyn eenigermaate Eyvormig. Dit zyn de voor- naamfte verfchillen van Geftalte , doch in de Kleur heerfcht een oneindige verfeheidenheid, Men vindt ’er niet alleen die geheel wit; zwart; geel, groen en bruin zyn, maar met veelerley Tekeningen en gemengelde Kleurens als ook geftreepte , gevlakte, geftippelde en gebandeerde. Hier uit fpruiten de benaamin® gen van Agaate, Satyne, Eikenhouts, Spinne- weefs , Siczak en Letter - Dadels „ zo geban- deerd, als ongebandeerd, Zelfs is de Deke- ning op fommigen zo aartig, dat men die Prince Begraafenis tytelt. Zy allen zyn onder deeze Soort begreepen. De laatstgemelden hebben den’ voorrang in waarde. Zy Komess altemaal uit Oostindie. Het Dière Van het Dier ; dat in de Dadels huisvest ze Bn geef ík in Fig. 3, op Plaact CXX., de Af- beelding volgens D'ÄRGENVILLE, de ech- ter weinig daar van zegt, Hy merkt aán, dat hetzelve veel overeenkomst-heeft met het, Dier der Tooten, doch het Dekzeltje af Schulpluikje is nog kleinder en dus in geen van beiden bekwaam om de Opening te fluiten, ges lmeDt Votuuten:- 145 Belk dit plaats heeft in de Tollen; Maart hoorens en dergelyken. De Voet, daar het Op loopt, zegt hy, is bykans zo lang als de Hooreri ; wanneer het loopen wil komt dezel. ve aan de Zyde uit, en bedekt op andere ty- den een gedeelte van de Hoorten. Die Lap Vleefch, in onze Figuur dus vertoond, is het gene de Heer ApANsoN de Mantel noemt ; welke in dezelven niet gelyk in de Kliphoo- rens de geheele Schaal , maar alleenlyk een gedeelte daar van omkleedt. Het Pypje; daar evens zig vertoonende, moet dat gene zyn; ’t welk door de Plooijen van den Mantel ge- formeerd wordt ; niet dat gene, ’t welk fomtyds dit den Bek voortkomt en tot Snuit of Zuiger dient, hier niet zigtbaar. Van den Kop , Hoor- ren en Oogen, is reeds gefproken. RuMPrius merkt aan, dat het Vleefch der Dadelen, die hy Cylinders tytelt, zo min als dat der Pors feleinhoorens , eetbaar of bekwaam tot Spy- Ze Zy. (490) Voluut, die de Schaal uitgerand Cy- linderagtig en glad, aan den Top fpits Uil- (400) Voluta Testâ emarginatà Cylindroide levi , Spirâ prominente margine unico, Columellá oblique ftriatâ, Me Le U. 594. N, 232e RU MPH. Rar, T. 39, f. 6,7 Per. Gai, T. 59: £. 8 BONANN. Recre III. T, 369. BARRe Tcons T322ef, 17, ADANSs Seneg, IT. 4. fe7. KNORR Vérzans Ile D, Ple 19, f, 3e Vls De El, 23, fo 40 K E DEEL. XVI, STUK, VL KFDEELs LE, Hoorp- STUKe CEC: Voluta Ispidulas Spits gee topte, VL ÁFDEELe LL Hoorp- STUK, 16 BEsCHuRkrvinNe VAR uitpuilende met éénen Rand, de Spit fchuins geflreept heeft. Hier onder zyn; volgens de aanhaaling van _Rumrnrus, die Dadeltjes begreepen , welke men Blaauwe Druppen en die men Glimmertjes noemt. Zodanig eene hadt BoNANN1 ’er van den Brafilfchen Oever gekreegen , die Afche= graauw wit was met twee vaale Banden. Die van A DANsoN, Girol genaamd, aan de Kust van Senegal vallende, hadt fomtyds twee gee- le Banden. Men vindtze ook die geel zyn met zwarte Banden of geheel zwart en geel met blaauwe of zwarte Stippen, om van meer andere Verfcheidenheden niet te fpreeken. Ik oordeel dat deeze Dadeltjes minder van de gewoonen verfchillen , dan deeze van de Porto Bello Dadels. Linneus merktze alle drie naauwlyks voor byzondere Soorten aan. IL Eyvormige of fcheef Eyronde, met de Opening wyd uitloonegde en uits gerand. In deeze Afdeeling begrypt LINNwus ze- ker flag van Hoorentjes, die ADANson Por. felaines noemt Zy gelyken, inderdaad , vry veel naar Porfelein , en. ik oordeel dat de af= leiding des naams van dat Chineefche Aarde- werk eigener is, dan daar var, dat zy even als de Pisfebedden of rage famenge- rold DE VOLUUTEN: t47 fold voorkomen , gelyk CoEuMmNa wil (Cs VL Inderdaad zulks is te algemeen En heeft te in weinig overeenkomst. Deeze Hoorentjeë kan Hoorn: men als een iniddelflag tusfchen de Kliphoo- sTure rens of Kauris van ’t voorgaande Hoofdftuk ; de Tooten en de Dadels ; aanmerken. Zy ver- fchillen van de eerften doordien zy niet Zoda- nig getand zyn, van de tweeden doordien zy Een geplooide Spil hebben, en komen dus het naafte aan de Dadels , ‘waar van men ze al- leenlyk door de Eyvormige Geftaite en door de breede Lip onderfcheidt. Hierom zyn zy; met reden, nevens dezelven in dit Geflage geplaatst, (gort) Voluut ; die de Schaal fcheef Eyrond eccer; en glad heeft , kruislings geftreept en, Dat. Stomp de Spil met zes Plooijen, Varkentja Deeze Soort, in Indie huisvestende, heeft de Schaal wit en Vleefchkleurig bont, de Lip naauwlyks gekarteld ; de Plooijen van de Spil grootelyks famengedrukt. De aangehaalde van GuauLrTHiErr heeft de Schaal wicagtig ; met paarfche of rosagtig geele Streepen en Stippen getekend en geftraald. oils (402) (*) Has Porcellanas appellant, quia in f© Porcelliù modo) tonglobantur, „Aguat. Pp. 67, (4ö1) Poluta Test obovat levi decusfatim ftriat obtufà 4 Columellâ replies, Syst, Nat, XII, GUALTH, Zeit, Ts 288 fs Pe ; d K a Is DEEL. XVI, STUK, 148 BDESCHRYVING vVÁN VL _ (402) Voluut, die de Schaal eenigermaate uit- ÁrpzrL. Hi gerand , fcheef Eyrond en wit heeft ; Hoorb- met de draaïjen aan den Top zigtbaar 6TUK. door een geel Streepje, de Spil fchuins CCCCII, | geo gefrees Miliaria. | | Geerst- ’ 1 7e te Deeze, in de Middellandfche Zee gemeen, gelykt naar de volgende , doch is kleiner , zeer glad, en heeft aan den Top een geel Streepje. eceent. (403) Volaut, die de Schaal niet ingefneeden, dai fcheef Eyrond en wit, met de draaijen Ringerje, aan den Top zeer flaauw en de Spil Jchuins geflreept heeft. Van deeze, die in China valt, worden Afm- ringen en andere Kleinodiën gefabriceerd , zegt LINNAUS, GCC. (4c4) Voluut , die de Schaal uitgerand Ey- Perfiala. | vore Perliaantje, (402) Woluta Testà fubemarginatâà , obovatâ albâ, Spirâ obliterat flaveolâ , Golumellâ oblique ftriatâ,-Sysr, Nat. Ko BARRe Jeon. 30. | (403) Voluta Testâ integr obovatâ albâ, Spirâ obliterat? albâ , Columel! oblique ftriatÂ. Syst, Nat, X1L, (404) Vvluta Testà emarginatà ovat Irvi, Spirâ retufos ambilicat , Columellá feptemplicatâ, Labro marginato crenato, Syst, Nate Xll. PET. Gaz, T, 8, f. 2, BARRÈL, Jcone 1326, Ne 33, GUALTH, Zest. T. 08, f, C‚,D3E. #. PET, Gaz, T, 8, f, 1Ó. BONANNe Recr, Ill, T, 238, male; GUALTH, Test, T, 28, Éf. B ADANS, Senez, Ie Te 4e fo 4 KNRoRR Verzam, Vle De, Ple 21. fe 6e pe VoLUUTEN. 149 vormig heeft en glad, aan den Top flomp genayeld , de Spil met zeven Plooijen, VI ® ÁFDEELS de Lip gezoomd en gekarteld, Hoor: _ Deeze zyn bekender dan de drie voorgaan- de Soorten. Ik heb ’er zo wel die geftippeld met roode Vlakjes, als die geftreept zyn met fmalle roode Bandjes. Zy zyn met de Afe beeldingen van GUALTHIERI overeenkom- ftig. ADANSON vondt dergelyken aan de Kust van Kaap Verde en in de Klippen by ’ Eiland Goeree, aan de Kust van Afrika. Hy noemtze Bobi, en zegt dat de Streepen fom- tyds geel, fomtyds rood zyn. De grootften haalen een Duim in langte , en de helft in breedte. Zy- zyn zeer Eyvormig. Haaren bynaam Perficula hebben zy van PE TIvERr gekreegen , en dezelve is buiten twyfel van Buccinum Perficum, gelyk LisrTer ze noemt, afkomtftig. Ik heeg er daarom den naam van Perfiaantje aan. (gos) Voluut, die de Schaal niet ingefheeden ceccv, heeft, langwerpig Eyrond, den Top ver heven, de Spil met vier Plaoijen. J Voluta pallida, uffertje, Deeze Soort verdient, en wegens de bleeke Pl. CXx, Grond- 405) Volta Test integrâ oblongo-ovatâ, Spirâ clevarÂ, Columellâ quadriplicarA, M, EL, U. 588,N. 223, LIST, Conche Te 714, f, 70e Ae ADANS, Senege Ie Te 4e fo 3e KNORR Verzam. V. D. Pl, HERDE K 3 ke DREL. XVIe STUKe "5 4, 150 BESCHRYYING VAN VI. Grondkieur ‚en wegens de Schilderagtige Te- Spr kening, waar mede fommigen verfierd zyn, te Hoorp- regt den naam van Juffertje. Men kan over STUK. _ de fraaiheid uit onze Afbeelding Fig. 4, oor- deel vellen, De aangehaalde van A DANSoON waren fomtyds wit of fchoon Agaat, fomtyds Vleefchkleurig. Hy vondtze aan ei Eiland Goeree menigvuldi, GOCSN. (406) Voluut , die de Schaal eenigermaate otut Pela witgerand heeft , eneen weinig geplooid, ae den Top uitpuilende , de Spil met vier Plooijen » de Lip gerand en gekarteld. Volgens de aangehaalde Afbeelding van GU- ALTHIERI , is deeze Afchgraauwagtig van Kleur , met Stippen , die op ryën geplaatst zyn ‚ zeer fraay getekend. | eeeevir. (407) Voluut. die de Schaal in *t minfte niet Voluta oai Glabella. __ingefneeden , Eyvormig en glad heeft, Gladdert jes den Top gepolst s de Spil met vier | | Plooï- (406) Woluta Testâ Mubemarginatà ovatà levi fubplicatâ, Spirà prominente, Columellâ quadriplicatâ , Labro marginatoe crenulato, Syst, Nat, XII, GUALTH, Test, T T. 29, f. Q. KNORR Verzam. IV, D. Pl, 17. f. 6e (407) Koluta ‘TestÀ i integerrimà ovatà levi, Spirâ levigatä , Columellâ quadriplicatà, Labro gibbo marginato denticulato, M. L. U, 574 N, 2534 GUALTH, Test, T. 23 f‚ L‚, Boe NANNe Reer, III. f. 326. KLEIN Oflr. T, 5 f, 92. ADANse_ Senez. T, 4e £, 2 KNORR Verzam, IV, D. Pl, ar. f, 2, 3e 5e oe DE VoLUUTEN. Ist Plooijen, de Lip bulrig , gerand en met VE E Tandjes voorzien. here ’ Hoorpe De aangehaalde van BoNANNI, uit Brafil STUXe afkomftig, hadt eene Kaftanje- Kleur: die van Guarrnierr was Vleefchkleurig: die van Krern Golfswyze geplekt, en deeze laatfte fchynt my eer tot de Juffertjes te behooren. ADANSsSON, deeze by uirneemendheid la Por- felaine noemende, zegt dat de Kleur in fommi=’ gen rosagig is, in anderen Kaftanje-bruin of. helder Agaat ; met witte Plekjes doorzaaid „ en omgord met drie breede vaale of roodagtig bruine Banden, Men vondtze aan ’t Eiland Goeree, tusfchen de Klippen , menigvuldig en altoos fchoon gepolyst, ’t welk deeze Soort met de meefte voorgemelde Soorten, allen vol. gens LINNEUS uit Afrika afkomftig, zo wel als met de Kaurisfen gemeen heeft. Zyn Ed, zegt, dat deeze overal met een dikken Rand gezoomd isen zo wel voorkomt zonder als met Tandjes. ADANsoN getuigt, dat de Tandjes in de Lip fomtyds naauwlyks te onderfcheiden zyn. Ik heb’er van, die Vleefchkleurig zyn met witte Vlakjes en roodagtige Banden, in welken de gedagte Zoom niet geheel rond loopt , zo min als dit in de Afbeeldingen van ADANSsON te befpeuren is, maar alleen plaats heeft aan de uitfteekende Lip. Ik heb witte en geelagtige, daar die Zoom in rond loopt. K a | (408) 1 DEEL. XVI, STUKe 152 BESCHRYVING VAN VL. (408) Voluut , die de Schaal Eyrond, kruis ia dad lings eenigermaate gefleufd, de Lip van Hoorp- binnen geftreept en de Spil aan ’t end SER als met een Gaatje heeft. ceCev Ile | d Voluta Reriedara. Deeze heeft ongevaar de grootte van een Roaften Pruim, is geel af geel bont van buiten, mer „de Opening wit, de Lip van binnen met Sleu- ven en de Spil met eenige dubbelde Plooijen, hebbende de Staart kort en omtrent doorboord. ECECIX: C409) Voluut » die de Schaal uitgerand, Eye Ee en vormig , gefvreepl 5 met een flompe Spits, ria, de Spil getand en grof „ de Lip bultig Koopwaat, en gekarteld heeft. cceex. (410) Voluut, die de Schaal uitgerand, Ey= sent vormig, gladagtig , de Spits uitpuilen- Boertje, de, de Spil getand en grof heeft, met een bultige Lip die gekarteld is. BEN (411) (408) Woluta TestA ovat , decusfatim, fubfulcatâ , Labro in- terne ftriato , Columellâ breton. Syst. Nat. XII. AR- GEN VYV, Conche, Te 20. (37) f‚ Me KNORR Verzam. Va D. Pl, 19. fo 7. (409) Voluta Testâ emarginatà ovatâ flriatâ , Spirâ obtufatâ, Columellâ retuf dentatâ , Labro gibbo denticulato, S Syst. Nat, Xil. PET, Gaz. T, os fs 4e GUALTH, Test, T. 43. £‚ La KNORR Werzam, IV. D, Pl, 12, f, 5: VL, D, Pl, 16, fe 6, Ze Ple 18, fe 3e (41o) Voluta Test emarginat ovatà leviusculà , Spir prae minulâ , Columellâ retu{ denticulat ; Labro gibbodenticulato, Syst. Nat, Xlls GUALT Ee Me. TARL Gs He ADANS3 Seneg. Ie T, 9,f, 28. KNORR Werzam, Vlo De Pl, 18e £, 4 DE VorUUTEN. 153 df 1) Voluut, die de Schaal niet uitgerand, Eyvormig , gladagtig heeft, aan de Tip gefdreept „ met een uitpuilende Spits en K ftompe. Lip, de-Spil met vier plooijen. Niettegenftaande deeze allen, volgens LIiN- Naus, in de Middellandfche Zee huisvesten, fchynen my doch door de aangehaalde , en vol- gens de opgegeven Kenmerken, zekere Oost- indifche Hoorentjes bedoeld te worden , die men onder ’t Speculatie-Goed plaatst. Zy hebben ongevaar de grootte van een Erwt; en , hoewel plomp en dik van Schaal, over- treffen zy doch in fraaiheid veele anderen, door haare fchoone Tekening en Kleuren. De Grond ziet veelal uit den rosfen of geelagtig bruinen : fommigen zyn overdwars geftreept3 anderen gevlakt of geftippeld , ja men vindt ‘er onder ; die byna zwart zyn; met witte Streepen overlangs, gelyk Linnaus aangaane de deeze laatfte Soort, welke doch de Geftal= te der twee voorgaande hadt, aantekent. De aangehaalden, ondertusfchen, van BONANN[ en GUALTHIERI, verfchillen grootelyks , vân elkander niet alleen , maar ook van de twee anderen. (412) = VI. Ar erin nere STUK, CCCCXI, Voluta Paupera ER : Arm Wyfjes (arr) Poluta Testà integrà ovatâ levtusculâ Bafi ftriatâ , Spie t prominulâ, Columellâ quzdriplicatâ, Labro obtufato, Bo NANN, Beer. III, T. so, GUALTH, Zeste T,54e fe Lo K NORR Verzam. IV, D, Pl. 26, £ 5. K 5 IL. DEEL. XVI, STUK / 154 BESCHRYVING VAN. VL. (412) Voluut, die de Schaal eenigermaate eran uitgerand , Eyvormig en een weinig ge- Hoorps flreept heeft ; aan den Top iets gekare eend teld , met de Spil glad, de Lip bultig aoe: en getand, Mendicato. Bedelzare — De grootte van deeze is afs een Turkfe jee Boon, zegt Linneus, Ik geloof dat hy die kleine meent, welke wy Princesfe- Boontjes noemen : want anders komt het met de Af- beeldingen niet overeen. De Kleur, zegt hy, is zwart met drie geele Banden. Zy vallen ook bruin met witte Banden. Dit Hoorentje heeft noch de Spil, noch de Lip getand Ik vind het niet minder fraay dan de drie voor- gaande. en kan derhalve die ee Bye naamen niet billyken, \ eecexmurm (413) Voluut, die de Schaal niet ingefneeden, 7 Ju se, Le „ye \ hard Eyvormig , geplooid en kruislings gee lata. Sfleufd heeft; de Spil met drie Plooijen, . Ben eeni- hiedee Car2) Poluta. Testà. fubemarginatâ ovatâ fubftriatâ, Spirâ fubgranulatâ , Columeliâ levi, Labro gibbo denticulato. Bos NANN, Reer. III, T. 50, Pr T, Gaz, T, 11. f‚ 5. GUALTH, Test, T, 52 f, E‚ KNORR Verzam, IV, D. Pl. 16, f. 3, (413) Voluta Testâ integrà ovatà plicatà , decusfätim reticue latâ , Columell triplicatà , fubumbilicatà , produêtiusculâ, Syst. Nat. X!!. Murex fcabriusculus, Syst, Nat. X. p. 75te N. 473 GUAL TH, Test. T,43.f.B,C, D,E. A DANSe Seneg. 1. T. 8e f. 16, SEB. Kabe III, T, 49. É. 45, 46, 480 KNORR Verzam, IV, De Ple 6, fe 5e DE VOLUUTEN, 155 _ genigermaüte genaveld en wat witflee- VL adh | ___ ÄFDEELe, KENAE. LI. Hoorpe Deeze heeft de grootte van een Hazelnootsrux, en valt ook wel wat grooter, De Kleur is wit, met twee rosagtige Banden, en de Top vry fpits,. Het fchynt als eene middelfoort tusfchen de Voluuten en Rotshoorens uit te maaken. Het valt aan de Kust van Afrika, of in de Afrikaanfche Oceaan , volgens LIN- N AUS. : IV. Die Spilrondagtig zyn. . De Hoorens van deeze Afdeeling verfchil- len van die der naastvoorgaande daar in, dat Zy naar onderen, zo wel als naar boven , aane merkelyk verdunnen, gelyk men die duidelyk ziet in de Bandpennen , de Paufekroonen , Mu- fiekhoorens, Vaazen en anderen ,die altemaal, wegens de geplooide Spil, toe dit Geflagt be- trokken zyn. Deeze Geftalte, nu, maakt de Hoorens van deeze Afdeeling meer of min Spilrondagtig. Cara) Voluut , die de Schaal naauwlyks in» ceeexu. O4 14 gefneeden , langwerpig , effen; den Top Tringa, (ara) Poluta Testâ integriusculà oblongâ levi , Spirâ pro= minente, detrità, Columellâ triplicata, Labro introrfam fube dentaro, Syst, Nat, XIL. CUALTH. Zeste T, 43, f, Be ADANS, Seneg, Ie T, 9, fe 27 IL. DEEL, XVI, STUKe VL ÂFDEELe LL Hoorp: STUK. 156 BRrRSCHRYVING VAN witpuilende en ofgefleeten, de Spil met drie Plooijen heeft, en de Lip inwaards een weinig getand. Deeze , uit de Middellandfche Zee , heeft de Schaal glanzig , geel en wit gewolkts zege Linneus: de Top was in allen, die hy gee zien hadt, afgefleeten: de buitenfte Lip geenss zins gerand, en in ’t midden wel inwaards uir» puilende , dach.zo veel niet als in de voor- gaande Soorten, CCCCXY, (415) Voluut, die de Schaal een weinig Uit- Poluta Corniculas Kraaitje, gerand „ langwerpig, glad en Hoorn- kleurig heeft; den Top fpits, de Spil met vier Plooijen, de Lip gelyk en on« getand. \ A0 Deeze, uit de Middellandfche Zee, naar de voorgaande veel gelykende , was effen bleek graauw en fomtyds ook geheel zwart „ waar van de bynaam. Zy vallen beiden van.groor- te als een Erwt, (416) Voluut , die de Schaal niet ingefnee- CCCEXVI4 Voluta Pro. den. mästoorends geplooid „ overdwars ge- Maagde fereept , (ars) Woluta ‘Test fubemarginat oblongâ levi Corneâ, Spü longiusculà , Columellà quadriplicata , Labro zquali muticoe Syste Nate XII, GUAL TH. 7est, T, 45. f. Ne Ca16) Voluta Testà integr Turrit plicatÂ, transverfeque ftriatt , Columellâ triplicat perforatâ, Syse. Nat, XiL De VoruuTtTE Ne 157 fhreept „ de Spil met drie Plooijen en vz, met een Gaatje heeft, ed Hoorp- Deeze, door SPrENGLER waargenomen, ptn heeft de langte van een Duim, en tien Gie= ten , ieder met twee Banden, den onderften wit , den bovenften geel, zynde de Gieren van elkander gefcheiden door eene Bloedkleu- rige Streep. Zy heeft een lange Staart, byna gelyk fommige Pennen, die doorboord is. (417) Voluut, die de Schaal uitgerand , Spil- cecesvri, é . Voluta rondagtig „ geftreept , overdwars gerim- sabriculas peld, de Spil met vier Plooijen en door- Ruuwe Penhoo= boord heeft, met een gekartelde Lip. ren. Deeze , zo wel als de volgende, komt uit Oostindie. Men geeft ’er den naam aan van ruuwe Penhooren, (418) Voluut, die de Schaal naauwlyks uits cceexvuar, e . Ve gerand, Spilrondagtig en overdwars ge- ep rimpeld heeft, de Spil met vier Plooijen Seribde. en de Lip gekarteld, Dee- C4r7) Voluta Testà emarginatà Fufiformi flriacâ transverfim fugofà , Columellâ quadriplicatâ perforatà, Labro crenulatos Syst, Nat, XII, Buccinum fcabriusculum, Syst, Nat, X. pe 740. Ne aio. GUAETHe Zest. T, 53. fe D, vel T, 48 fc Oo KNORR Perzam. Ill. D. Pl, 27. É, 3 (+18) Poluta Testà integriuscalà, Fufiformi, transverfim rugofâ, Columellâ quadriplicatâ , Labro crenulato, Syst, Nate Xl. GUALTH, Zest, Te 54e fo Ge KNORB Verzame IV, D. Fl. rr, £, 5, Ee DEEL, ZVL, STUKe 158 BESCHRYViNG VAN VI, Deeze is aah de voorgaande gelyk; maat AÁrpeet. {maller , langer en doorgaans met Rood gevlakt. Hoen: Zy heeft de Staart zonder Gaatje: de Lip om- stuk. gekromd en gekarteld met ronde Knobbeltjes, zegt LINNZEUS, eceexix, (419) Voluut, die de Schaal uitgerand, Spil- Akon agtig overlangs gevoord en overdwars j alen geftreept heeft , de Spil met vier Elaojen Ene Vlag Pen, en de Lip effen: De aangehaalde Penhooren van GuArrnír: RI, mêt zeer fyne Streepjes geruit; was uit den rosfen, wit en blaauwagtige , Streepswy- ze gebandeerd, en fomtyds met Saffraankleu- tige Stippen getekend. Veeltyds vinde men ze ook met roode Stippen Bandanjze gepoin= tilleerd en deswegen geeft men ‘er dan den aam van Staaten-Vlag Pen aan. Rumenius getuigt ; dat de ééne Soort van zyne Turricus la granulata lichtgraauw is; de andere , zegt hy, heeft eenige Banden, van roode , zwarte en blaauwe Korrels ; als of het Beeehnan waren , gelyk menze ook wel noemt: (420) (érg) Voluta Testh emarginat Fufiformüi longitudinalitet fulcarâ transverfe ftriatâ „Columeliâ quadriplicata , Labro levi, Syst, Nat. Xie PET. Gaz. Te 4 f. 5, Turricula granulata, RüMPH, Rat, T, 29, f, Vs GUAL TH. Test, T, 53 fe Fe REGENE. Cveh. fo, T, te f. 5. STB. Kah, II, T, 49: fe IE I2e KNORR Werzam, IV, De PL 1, fe 45 De Votuuren. 159 (420) Voluut, die de Schaal uitgerand Spil- VL agrig rond en glad, de Gieren aan den Er za Top Plooiswys’ gefireept , en de Spil met Hoorn- vier Plooijen heeft. STUKe | | CCCCXX, Thans komen wy tot de zogenaamde Band- grint pennen, waar van deeze Soort, door rond en ne glad te zyn , van de gewoone Bandpennen aanmerkelyk verfchilt. Ik heb ’er geen ande- re, dan die donker Kastanje bruin zyn, met witagtige Banden, gelyk het Exemplaar, dat zig bevondt in het Kabinet van de Koningin van Sweeden. Aan den Top zyn zy eeniger« maate gekarteld en geplooid, (421) Voluut, die de Schaal eenigermaate uite ceert, gerand, Spilagtig rond en glad heefs, iig de Spil met drie Plooijen, Ronde ZVrarte. De onderfte Plooy is, inde mynen, zo duie fter , dat men naauwlyks onderfcheiden kan , ‚of deeze ronde Bandpennen drie of vier Piooijen hebben. De Kleur fchynt ook aan verandee tingen onderhevig te zyn , die dezelve meer naaf (azo) Volsta Testà emarginatà FuGiformi tersti levi, Spira Anfra&tibus plicato-ftratis, Columellâ fubquadriplicatà, Me L. U, 595- N. 234 GUALTH, TZest T. 53e f, E‚ SE Be Hab. II. ET, 49 f. ar, 22. KNORR Werzam, V.D, Pl, zont 4e | (421) Polita Testà (ubemarginat Fufiformi tereti leviy Columellâ rriplicatä. Syse, Nart, Xll, SEB, Kab. III, T, 49e fe. ary 2% KNORR Verzarn Ve D, Pl, 19e fs Se | E, DEELe XVIe STUMKe 1óo BESCHRYVING-väü VL, naar ’t bruine of naar ’t zwarte doen hellen; Aber, Myne zwarten evenwel zyn geel gebandeerd ; Hoor. en fchynen dus van de voorgaande EEN te stTuK. verfchillen, ceeessir (432) Voluut, die de Schaal witgerand ‚Spil- Wolara d p / Lp d h Palpreuká, rondagtig eenigermaate gehoekt doch on= Hoek: ges gewapend , de Spil met vier Plooijen heeft , zynde aan de Lip van binnen, en aan het Lyf overdwars , gefdreept. Onder den naam van Turricule of Tooren» tjes fpreekt Rumrarus van een byzonder flag van Buccina, langwerpig , onder en boven toes gefpitst, met een dikke Schaal, gevoord , ges plooid of gekarteld , en van veelerley Kleu- ren. Hier door verftaat hy dé gewoone Band= pennen, die in verfcheidenheid van Kleur by= na alle Hoorens overtreffen. Men vindtze wit van Grond met groene, geele en zwarte Ban- den : men vwindtze Oranjekleurig of geel met bruine of ook met witte en zwarte Banden, en zulks met oneindige veranderingen in de fterkte en faauwheid van de Kleuren. De Band- pennen komen altemaal uit Oostindie. €423) (42) Voluta Testâ emarginatà »Fufiformi fabangulatÂâ i inermis tansverfim friatà, Columellâ quadriplic atà , Fauce ftriatà, Nl. L, U. 593. N, 235. Turcicula. RumrPa, Rar. Te 29. fe R. GUALTH, Zeste, T. 54, f. B, Ce Pure Gaz. T, 56s f.r, ARGENV. Conch. T, 12, (9) f‚ V. KNORR Verzam ZEE. D, Pi 15, fe 2, Ve De Pl 10, fe 3: Pl, 19e fe 43 Se DEAVOLEDUDU TEN. 1óï (423) Voluut, die de Schaal witgerand Spil, rondagtig en gehoekt „ de voorfte hoeken eenigermaate gedoornd, de Spil met vier Plooifen en de Lip van binnen glad heeft. Dat alle de genen, die fterker geplooid en 5 geknobbeld zyn onder de Pandpennen, ook de Lip, in tegenftelling van de anderen, aan de binnenzyde glad zouden hebben, kan ik in de mynen, die ik ’er meer dan twintig heb, niet ontdekken. In eenigen is de uitwendige Lip van binnen glad, in anderen eenigszins gerim- peld of geribd, Kumrrrius zegt van zyn Geplooide Toorentjes, dat dezelven dikker van Lyf en Schaal, meest graauw zyn , met uitftee- kende Plooijen als Ruggen en overdwars ge. voord, zo dat zy zig rimpelig en rauw vertoo- nen. Onder mvne Bandpennen heb ik ’er, van die Geftalte en fraay gekleurd, gelykende zeer naar de gene, welke by D'ARGENVILLE le Minarets heet , naar haaren Top, die als de foorentjes van de Moskeën der Turken, dus genaamd , met fraaije Verdiepingen praalt. (424) (425) Voluta Test emarginatâ Fufiformi angulatà , Angulis anticis fubfpinofis , Columellâ quadriplicatâ , Labro levi, M. L; U. 596, N, 236, BONANN, Recr, IIEe T, 65, Turricula plicata. RUMPH, Rar, T, 29, f, 5. GUALTH. Test, Te $4, f FE, ARGENV, Conth, T. 12. (9) f Q. SEB, Kah, III. T. 49, f. 23, 24. KNORR Verzam, IE, De Pl 15, fe 5 3 6, III. De Pl. 27, f, 4 VI, D. Pl, 12, fe 5, L E. DEEL. XVIe STUK, ÁrFpe Wens EEDn Hoorps STUK, CCCCKXI IIe Valuta Plicarids - eknobs helde Bandpene vl. ÄFDEELs DG Hoor p« STUK, CCCCXX IVE Voluta Pertufa, Monniks: Kap, 162 Bescûrxvvine vai (424) Voluur, die de Schaal uitgerand Spil. rondagtig „ gefbreept met ingedrukte Srips _ peny de Lip getand heeft en de Spil met vyf Plooijen. Tot deeze Soort behootfen ; in de eerfte plaats, die Hoorens, welke men, wegens de bruinheid , Monniken of liever Monnikskappen noemt , en ander flag van Basterd- Bisfchiops- Myters 5 gelyk die met kleine bruine Vlakjes op een witten Grond, en zelfs de gene, die by Rumrurus, Letter T , onder de Band- pennen afgebeeld is , met den naam van Tur- ricúla Filis cinta, zynde, als ’t ware, met Yzerdraadjes omflingerd en geel gebandeerd, op een witten Grond. In deeze allen, die in geftalte naar de volgende gelyken , heeft de Spil vyf Plooijen en de Lip is getand. Men vindtze by Knorr afgebeeld. Buiten twyfel behooren hier toe die kleinere en gevoorde Bisfchops- Myters, welke RuMmrurus zegt, dat men brandige Paufekroonen tytelt „ om dat zy Brandverwig zyn. (425) (+24) Voluta Testà emarginatà Fufiformi’ , ftriatâ Punêtis pertufis, Labro denticulato, Columellâ quintuplicatâ, M. Le U, 596, Ne 237. GUALTHe Zest, T. 54e f H. SEB, Kabe. II. T. 5o, f, 28, 47, 48. KNORR Verzam, II, De Ple 3e f. s: Pl, 4, f, 6, IV. De Ple zie fo 12e’ 35 Pl. 28, f3, Vele Pl. 1Se fe 8, Pl, ig. f, 6 DE VOLUUTEN. 163 Edas ) Voluut ‚ die d Schaal witgerand en Spilrondagtig glad heeft, de Lip getand VI; Arpzerì EL. en de Spil met vier Plooijen. Hoorn. ; STUK. Deze zyn algemeen bekend onder den HAM ese van Bisfchops-Myters ‚en, niettegenttaande haa- Kn re fchoone Kleur, wegens de Oranje Vlakken die haar ed „ door de enten in weinig agting. Men noemtze ook wel Oranje; Pennen ; doch dit is oneigen, dewyl er eigenclyke roode of Oranjekleurige Pennen ZyD. Zeldzaam komen zy Citroenkleurig voor; maar dikwils zyn de Vlakken rood. BoNAN- NI ZEgt, dat ze Vuurkleurig zyn op een wit= ten Grond, en getuigt, dat de Franfchen ’er den naam van la Plume aan geeven, wegens eenige overeenkomst met de Pluim van eenen Struisvogel. Dit is zonderling, zo wel als dat dezelve, gelyk hy zegt, meer dan de vol- gende geagt zou zyn. LINNeUus wil ze legts als eene Verfcheidenheid daar van aanmerken, Zy vallen wel vyf Duimen lang en anderhalf Duim dik. (426) (425) Voluta Testâ emarginatà Fufifsrmi levi, Labro dentie culato , Golumellâ quadriplicatà, M‚ Le U 597, N, 238. Epise copalis, BONANN, Recr, Ill, f. 120, Bisfchops- Myter, RUMPH. Rare T. 29 £, K. GUALTH. Zest. Te 5% £,-Ge ARGENV. Couch, T, 12e (9) f. C‚ REGEN Fa Conch, 128 T.s, f, 33. KNORR Verzam, Ie De Pl, 6 be L 2 A Wo XVL STUK. a Epis= zonalis Bisfchops= Mytere VI. ÂFDEEL. LL Hoorp- STUK. CCCCXXV I. Voluta Mitra Papalis, Paufe= kroon, 164 BESCHRYVING VAN (426) Voluut , die de Schaal uitgerand , de Gieren met ‘Tandjes gekroond , en de Spil met vyf Plooijen heeft. Dus zyn , blykbaarlyk, de Kenmerken der groote Paufekroonen, die ik bezit, van by de gier Duimen lang en vyf vierden Duims dik , in welken zig de vyfde Plooy zeer duidelyk openbaart. In de kleintjes is dezelve ook ee- pigermaate zigtbaar. Allen , die men Paufe= kroonen noemt, zyn aande Gieren met Tandjes bezet, en dit geeft ‘er eenigermaate de Ge- ftalte aan van de driedubbeld gekroonde My- ter of Muts , welke den Paus, by plegtige gelegenheden , op ’t Hoofd gezet wordt. Hier van noemen de Franfchen deeze Hooren Ja Thiare. Zy is, op eene geheel andere manier , met bruinroode Stippen bezaaid: de kleintjes zyn dikwils rood gevlakt op een witten en fomtyds op een geelen Grond , zodanig, dat het Geel als Rivierswyze loopt. Ik heb ook een Paufekroontje, van anderhalf Duim lang, dat Citroengeel gebandeerd is , gevoord mee ingedrukte Stippen , en verfierd met bruine Koord. (426) Voluta Test emarginatà Fufiformi levi, Anfra&ibus denticulatis , Columel!â quintuplicatà, Papalis, LIST, Conche T. 839, f. 67. Turbo Thiara. BONANNe Reer, III, T. 119e Paufekroon. RuMmPH. Rar. T, agf, I. GUALTH, Test. T. 53 f. T, Ls ARGENY- Conch, Te 12, (9) Éf. E‚ REe GENF, Couch, Ter. f. 1. SEBe Kah, Ille Te 5le fe 154 37 KNORR Verzame Ie De Pl, 6e fo Ie IV, De Pl, 28. fe zo DE VOLUUTEN., 165 Koordjes. Om kort te gaan , de gezegde Tandjes aan den Top maaken een duidelyk en onderfcheidend Kenmerk uit van deeze Soort. VI, FDEELe Ee Hoorp- Aangaande het Dier zo wel van de Paufe- sTux. kroonen, als van de Bisfchops-Myters, die beiden uiet Oostindie afkomftig zyn, getuigt Rumeunryus, dat hetzelve hard, taay, wit en Slymerig is van Vleefch, verbergende in zyn Snuit, die fomtyds alseen T'ongetje uithangt, een klein Beentje ais een Doorn , waar mede het een Venynige fteek kan geeven, wanneer men de Hooren met het leevende Dier in de Hand houdt, Gekookt zynde gegeten, brengt het een doodelyke worging aan , des het tot de Kost weinig gebruikt wordt, dan van Are me Lieden, die ze met minder nadeel op Ko- len gebraden zynde eeten, en dan verduuwen kunnen. (427) Voluut , die de Schaal uitgerand en Spilrondagtig , de Gieren met flompe Doornen bezet heeft, de Spil met agt Plootjen , de Lip glad en taamelyk dik | Die (427) Volata Test emarginat Fufiformi, Anfratibus Spi- nis obtufis,- Columel'â o&oplicatâ „ Labro ievi crasusculoe M.L. U. 597. Ne 239, BONANN. Recr. III Te 296, 2970 OLEAR, Aus, T. 30. f 4,7. SEB. Kah. UI T. 5. £.7-196 GUALTH. Test. T. 28. f, X, Z, la Mufique, ARGEN Ve Conch. T. 17, (14) f. F. KNORR Werzam, 1. D. Ple 230 Cmr. D.. Dle 15, fe A's 5e ILL, De Pl, t2. f, Is VL, De, Bl, 23e £, Ie L3 1, DEEL. XVI, STUK, Het Diere CECEXXV 1 Te Voluta Muficae Mutieke hoeren. VL. _ 166 BEsCcHuRYvVING VAN Die Hoorens, welke wy Mufiekhoorens noe- Arperr, men , zyn kenbaar aan eene Tekening 5 naar Hier: $TUKe Het Dier, Pl.-CXXe Fig. 5. Mufiekpapier met Nooten gelykende. Men vindt ’er in welken ’ een en andere zeer ree gelmaatig plaats heeft, De evenwydige Lyn- tjes, die twee Banden maaken om de Hooren; met’ vierkante Blokjes, ‚ als Nooten, daar bo- ven en onder, en tusfchen beïden een reeks van Stippen, die eenigermaate naar de Woor- den van ’ Mufiek gelyken; dit alles ftrookt taamelyk met de benaaming. De zodanigen zyn vry dik; doch daar komen ook Hoorens voor , die men Mufiekhoorens noemen kan, BEEN zy langer en hooger getopt zyn, en nkelde vindt men met een breeden bruinen Band. Dat deeze altoos de Spil met agt Plooijen hebben „ ‚durf ik niet verzekeren, hoewel zy er doch naby komen en de Lip is altoos dik. De knobbelagtige Punten aan de Gieren zyn, doorgaans ftomp, en die langwer pige zyn zeer | tek geknobbeld. Van de regte Mufiekhooren , die uit de Westindiën komt , geeven wy op Plaat CXX, in Fig. 5, de Afbeelding met het Dier daar in, volgens P'ARGENvILLE. Deeze Heer heeft , wel is waar , een ander flag van Hoo- ren, naar eene Vaas gelykende, tot een voor- beeld gefteld, doch bedoelt niettemin ook dee- ze. Het fchynt (zegt hy,) dat het Dier > van de Rotshoorens een zelfde zy als dat »» der Dadelen en Tooten, Die (welke hy HE | „> dan DE VOLUUTEN. 167 Ei „> dan afbeeldt ,) genaveld en bezet zynde met 4 VL v> dikke Knobbels, is bedekt met een taame- Kaar ss lyk dikke witte Korst, welke de verfchei- Hoorp. „de Schemeringen verbergt van de verfchil. STUKe », lende Kleuren , die haaren Rok verfieren. 2» Zodanig eene is, by voorbeeld, de fchoone s‚ Mufiekhooren, De Grondfteun, op welke s> hy kruipt, is Vleezig, en zyn Mantel, zig > omkrommende by het komen uit de Schaal , formeert een Buis die ver uitfpringt. ’t Ge« ne dit Schulpdier byzonders heeft, is zyn ‚> Kop en Hals, welke by uitftek dik zyns de Oogen naar zulks. geproportioneerd , en »> zodanig verheven , dat zy meer dan een s, Lyn uitpuilen, De Hoorentjes zyn aangee hecht op de Ribben van-een Koord, die > een foort van verheven en gezwollen Zoom maakt, in zyne geheele uitgeftrekcheid. Aan s> Andere Schulpdieren zyn deeze Ribben * *Aoorntjes s> doorgaans Puntig: hier zyn zy rond, plat- ae »s neuzig, en veel dikker aan haar Enden dan willen. s, by den oirfprong van haar aanhechting, „, Niets gelykt beter naar den Stamper van ‚, ten Vyzel. De Snuit van dit Schulpdier maakt een halven Cirkel, die getand is, en het bovenfte wordt ingenomen door een zeer wyden Mond, in zyn omtrek ruuw zynde als Sagryn. Aan het onderfte van de Laag ziet men een langwerpig Dekzeltje;, dat eveneens geplaatst is als in de Rollen L 4 2» en Pe le DEEL. XVI. STUKe 168 DESCHRYVING WAN VL. „jen Toten; Het: Vleefch ‘vanndie Schuip- [stier is Vuil Wit, naar het Afchgraauwe Hoorp- , trekkende.” STUKe cecexzvnm, (423) Voluut , die de Schaal witgerand en Voluta ; : , à r Wespertilio, Spilrondagtig ; de Gieren met Jcherpe Vleermuis, Doornen , de Spil met vier Plooijen heeft en een gladde Lip. De fcherpheid der Doornen niet alleen en het getal der Plooijen, die in deeze Soort veel fchuinfer loopen, maar de geheele houding en Geftalte onderfcheidt die Boorens , welke men Vleermuizen „ Wespertiljes of Varkens- Snuiten noemt , genoegzaam van de Muziekhoorens voorgemeld. Zy hebben , bovendien, een zon- derlinge Tekening, eenigermaate gelykende naar de Wieken der Vleermuizen , welke ‘er den eerstgemelden naam aan geeft, en haar genoegzaam afzondert van de voorgaande en volgende Soort, Varkens-Snuiten kunnen zy zo eigen niet genoemd worden , om dat die gedaante van haaren Top, waar van zulks af. geleid is, ook plaats heeft in de gewoone en | wil. (428) Voluta Testâ emarginat Faffoumi, Anfratibus Spie nis acutis, Columeliâ quadriplicatà, Labio levi. M. Le U 59% N. 240 BONANN: Aecr, III T, T. 294 Vespertilio, RuMPH, Rar. Te32f. H. GUALTH. est, T, 23. £, Ga Murex Caracoides. RoND. Jest, 78 SrB. Keb. II. T. 57e £, 5. & T, 67. f 13=25e KNORR Verzanm, 1. D, Pi; 23p £ zel. D. PL 6, f‚ 4e | DE VOLUUTE Ne 169 „wilde Mufiekhoorens.- De Lighaamsgeftalte vr. is, in ’t algemeen, langwerpiger dan in dezel- ÁFprer ven ; zodanig dat een Vespertilje ongevaar goorn. tweemaal, en een Mufiekhooren maar ander-stTux, halfmaal , de langte van de dikte heeft. BoNANNI vergelykt de Punten, die deeze _Hooren op de Gieren aan den Top heeft, by Raavenbekken, en ’t is zeker, dat zy ‘er in eenigen naar gelyken, doch in anderen zyn zy niet krom noch fpits. Dit maakt een aanmer- kelyke verfcheidenheid in deeze Hoorens , waar van men de voorbeelden ziet in de Af- beeldingen F, G, Ï, M;,S, V, by Guar- THIERI , die altemaal tot deeze Soort, en niet tot de volgende behooren , alwaar zy ver- keerdelyk door LiNNaus aangehaald zyn. RumeHius geeft 'er een bleekwicte , fom- tyks lichtroode Kleur aan, met zwarte Plek- ken en Wateren getekend. Ik hebze wit met eene geele, Vleefchkleurig met eene rosfe , Olyfkleurig met eene donkerbruine Tekening ; om van andere verfcheidenheden niet op te haalen. Zy zyn, getuigt hy, in Oostindie op alle Stranden gemeen , en worden zeer opge- zogt tot Spyze van de Amboineezen , die fmaak hebben in het Kraakbeenagtige Vleefch. De Boetonders leggenze de Kinderen in ’ flaapen onder ’t Hoofd, op dat zy voor nagt- fchrikken en droomen bevryd mogen zyn, en heetenze , derhalve, in hunne Faal, Droom- Ls hooe le DEEL: XVI, STUK, io BEsCHRYVING VAN VI. hoorentjes. ‚Men vindt, zegt die Autheur AFDE Pe „ verder, dikwils aan de Klippen, daar deeze Hoorp=! 33 Hbôkeis zig onthouden , een Frosje van STUK. _, witte, hoekige Eijeren, doorfchynende als > Ys, die met fmalle Halzen aan elkander hangen en dus naar de- Eijeren van de Zee. ‚„ kat eenigermaate zweemen. Men houdt die voor ge Eijeren van deeze Hoorens en zy doen niet tot de Voortteeling , gelyk alle 9, Melicera van Hoorntjes niets anders zyn : ») dan een overvloed van Neering.” De Eijer. De duifterheid van dit laatfte wordt door jes Me Rumraruvs vervolgens opgehelderd , wan- neer hy, bladz. 107 , zegt. „, Melicera of „, Favago is als een Eijerftok of Spinzel (Sa- livatio) van fommige Hoorentjes , ’ welk zy als een ‘overtollig Voedzel op zekeren tyd des Jaars, en gemeenlyk by de veran- dering der Mousfonnen, uitwerpen. ’% Ís) niet van eenerley gedaante. Het eerfte is ’t uitwerpzel of de Eijerftok van de zoge- naamde Vleermuizen. Dit is fraay van aan= zien, hebbende de gedaante van een kleine tros Druiven, uit witte Befiën, ter grootte van Kruisbefiën , of kleinder , beftaande , die als Kryftal doorfchynende zyn, en rond: agtig met twee of drie Ruggen , alle met fmalle Halzen aan malkander hangende. Als menze opent of in ftukken fnydt, komt ’er een Weyagtig Vogt uit, doch, in de Zon ‚ gelegd zynde, droogen zy uic, en worden | » de 39) 23 we \. De VOLUUTEN ijt ‚ de Erwten- chillen gelyk. Men vindtze VI. Ä aan ’ voornoemde Hoorentjes Vleefch han- ÁFDEEL. EE gen en fomtyds op kleine Steenen aangeplakt, Hoorne ‚ Een Tros Druiven verbeeldende. De andere srux. » Soort is een Spinzel of Klompje als van wit- » te En dunne Draadjes of Touwtjes, dat uic- » geworpen wordt van de Harte- Tooten en e dergelyken; doch dit doet, zegt hy, tot de ‚, Voortteeling niets, zynde maar een overtol- > lig uitwerpzel; ten minfte zo veel tot nog > toe bekend is, Deeze laatfte Soort is fom- 2 tyds wit, fomtyds lichtrood , Kraakbeenag:- STEE, Bekokt zynde, boa om te eeten. ‚ Prinrus noemt zodanige Hoorentjes, die ‚ ditSpinzel uitwerpen , Melicembales , daar men ‚‚ voor leezen moet Meliceribales, en fchryft ;, zulks de Buccina en Purpure toe; doch haar ‚ Melicerum vergelykt hy by Schillen van Ci- „, ceren , ’t welk overeenkomt met de eerfte MIBDOLEE | Zoude niet dit laatfte een foort van Hom, en ’t andere de Kuit kunnen zyn van de Dieren, daar deeze Hoorens toe behooren. Ten minfte blykt de verfchillendheid van die uitwerpzels , waar van men in ’t Werk van KNorr, als cok op onze Plaat CXV , in ’t voorgaande Stuk geplaatst, de Afbeeldingen kan befchou- wen. Ongemeen is de berfte. Soort van Meli cerumn (*) Zie Verzameling var gekleurde Hoerens en Schulpen, IV. Deel , Pl, 19e Te DEEL, XVI. STUK. 172 BESCHRYVING VAN Vi. cerwm met het Eijernest van onze Wulken, al- Neer daar befchreeven , overeenkomftig (*). Hoorp- | f STUK. (429) Voluut, die de Schaal witgerand Spil- eccoux rondagtig „ de Gieren met fcherpagtige B Donrnen, de Spil met vyf dikke en drie Wilde of Oni halt flaauwe P-ooijen heeft. Mufiek, Veel meer is deeze ‚die men de Wilde of Boeren-Miuifiek noemt, in agting , dan de regte Maufiekhooren. ‘Zy overtreft dezelve ook aan- merkelyk in grootte, komende tot een half Voer lang en over de drie Duimen breed voor , hoe- danige Stukken dan zeer kostbaar zyn. Ik heb ‘er een van omtrent vier Duimen lang en over de twee Duimen breed. Ten opzigt van de Geftalte komt deeze meer overeen met de Mu- fiekhoorens, en ten opzigt van de Punten met de Vespertiljes, naar welken ook de Tekening, fomwylen , meer gelykt. Doorgaans, echter , heeft zy iets dat naar Mufiekpapier- en Zang- nooten zweemt, doch zeer wild {taande ; waar van (*) Zie over deeze Eijernesten in ’t algemeen , het XV, ST ux, bladz, 12-17. (429) Voluta Testâ emarginatâ Fufiform! , Anfratibus Spie nis fubacutis, Columellâ Plicis quinque validioribus tribusque obfoletis, Syst, Nate, XIJ, BONANN, Recr, IIL. T. 203e RUMPH, Aar. T, 32. fel, GUALTH, Zest. T, 28. f. I, M, V, G, F. Bois Veiné. AKGEN Vv. Conch, T. 17. (14) f‚, De SEB. Kaub: III. T. 57. £, 1-6. & 64.fis, Óe KNORR Parzam. Ie De Rl ade KE, 2e. VED. Ple Tse tn. In ‚JR DEN LUVUREEN: 0, 175 van de Nederduitfche naam. De Franfchen VL. geeven ’er dien aan, van Bois Veinte , dat is on Ge-aderd Hout. BoNANNr, van deeze Hoo- Hoorp- ren fpreekende, zegt. „, De Murex, die Coche STUK. „, lea Hebrea van fommigen getytelt wordt, 9, is uitmuntende door Bloedkleurige of Aard > agtige Vlakken , die als Karakters, naar ‚ believen over een witten. Goudkleurigen es Grond verfpreid zynde, dikwils Hebreeuw- „, fche Letteren affchetfen.” Dit's dan de res den van den Latynfchen bynaam. Rumeuigs heeft ze als een Soort van Vespertiljes of Vleer- muizen aangemerkt, en waarfchynlyk zullen zy ook onder die raare Varkens-Snuiten van VALENTYN, by deeze en gene Liefhebbers gevonden, betrokken zyn. De afkomst is uit Oostindie, (430) Voluut, die de Schaal weinig uitgerand cecexxx, en Tolagtig heeft met Kegelagtige byna a regtopfbaande Doornen , de bovenften tse A g , ws Morgens grooists de Spil met vier Plooijen. far, De naam van Morgenftar behoort aan zekere | Hoo- (430) voluta Testà integriusculâ turbinatâ , Spinis Conicis ere@tiusculis, fuperioribus majoribus: Columell4 quadriplicatâ, Syst. Nat. XII, Murex turbinellus. Me, L. U. 634. N, 307, BONANNe Recre III. f, 373e Verrucofa fecunda, RUMPH, Rar, T.24. f. Be GUALTH, Zest. T. 26rf.L. ARGENVS Conchs T. 17. (14) f. P, SEB, Kub, Te 49. f. 76, 77, & T, Go. f. 8 REGENE. Conch, 8, T. 2. f, 18e KNORR Were zan. II, De Pl, 2. f, 25 Pl, 13 fo 23 3e I, DEEL, XVI. STUKe iz4 BESCHRYVING vAn VL Hoorens; ; die gelyken naar zekér oud Krygsgee zaan reedfchap van deezen naam , dat in een rondag- Hoorv- tige Bol of Knods met fcherpe Puntén beftaat. STUK. Die Hoorens van deezen aart, welke {tomp ge= punt zyn, noemt men derhalve liever Getakte Waazen of Swirzers-Broeken. Romer Ius be- trekeze onder de Pimpeltjes , als naar zekere ge- knobbelde Glaasjes , van deezen naam, daar men wel Brandewyn uit plagt te drinken, ge- lykende, en in ’t Latyn noemt hy ze Casfides Verrucofe of Wrattige Kasketjes. Men kan uit dit alles de Geftalte opmaaken, als men aan- merkt, dat de Westindifche veel fcherper en fommigen zelfs kromme Punten hebben , in welken ik ook maar drie Plooijen aan de Spil waarneem. Voor het overige kan men de Af. beeldingen nazien. Eeecmre (431) Voluut A die de Schaal Kegelvormig esch rimpelig, geknobbeld „ en de Spil met Vaas, wier Plooijen heeft. Hier worden zekerlyk de zogenaamde Vaazen bedoeld, die zeer eigen dus genaamd zyn, de- wyl zy volmaakt naar een Vaas gelyken. Men vindtze by BoNANNI beter, dan by p’A Re GENVILLE, afgebeeld. De eerstgemelde zegt, (431) Voluta Testà Conic zugofà nodofà , Golamellä qua- driplicatá , Murex Capitellum, Me L, U, 635. N. 506. A Re GEN V, Conche T. 13e (15) É£, Ke BoNAN Ne Reer, ur. Ee 28e KNORR Verzam, VinDe Plig5e Land, bnp Motuót ts 178 Zegt, dat zy wit zyn met roode Vlakken,doch VI. de mynen zyn geheel wit, en van boven taa- ÄFPEEL A > . melyk plat; met een klein Spitsje. Zy hebben Hoor” drie dikke en twee flaauwe Plooijen aan de Spil, sTUK. La PI al, C432) Voluut, die de Schaal Eyvormig Spits, ECCCRERI Fo met van elkander wykende Doornen , de %*® Cerans:cas ei Spil byna met vof Plooijen heeft, en Dit laatfte komt zeer wel overeen met de fezegde Vaazen; doch deeze hebben geen Doornen. Ik verftaa ’er, derhalve , de Getakte Waazren door; die eenigen Switzers- Broeken noemen of Morgenftarren: want deeze benaa= mingen, als gezegd is, loôpen door malkander. Ik heb ’er van deezen aart, die wit of Vleefch- kleurig wit zyn ‚met niet meer dan drie Plaoijen aan de Spil, gelykerwys de Westindifche Mor- genftarren, voorgemeld, Zy kunnen evenwel geenszins tot de volgende Soort betrokken wore den. De Morgenftarren moeten fcherpe Pun- ten hebben; de Switzerfche Broeken moeten Overlangs geplooid zyn; de overigen van dit flag zyn Vaazen of Getakte Vaazen. De aane 86 (432} Voluta Test ovat acut Spinis divergentibus, Coe lumel!â fubquinque-plicatà. Murex Ceramicus. M, L, U, 634 N. 308. BONAN Ne, Reer, Ille f. 368, Verrucofa Ceramica, RúmePuH, Rar. T. oa. f, A & TT. 49 f. L. GUALT HS Test, T. 55, f. D. ARGENV. Couch. T. 18. (is) fe E‚ KNORR Verzam, Il, D. Pl, ze fe 3e Vie De Bl, 35e fo 2 Te DEEL, XVI. STUIe 196 BESCHRYWVINGRRN VL. gehaalde van RuMmPHrius komen voor op de Arpeel, Zuidkust van ’t Eiland Ceram , en daar van Hoorps heeft deeze Soort den Latynfchen bynaam. Hy STUK, merktze als de grootíte Soort van Pimpeltjes aan, hebbende een uitfteekende Top en op de Gieren zeven uitfteekende Knobbels als ftompe Doornen , die tot aan den Top vervolgen; dan {taan ‘er nog andere mindere op de Rug, en daar tusfchen zyn Plooijen: des men deeze, te regt Getakte Siwitzers- Broeken noemen mag. De Schaal is van buiten doodfch, Aardverwig en aan de Knobbels zwart : voorts zeer dik en hard, als of het een knobbelige Steen ware. Aan den Mond zynze vuilwit, en het Dier fluit denzelven met een langwerpig Luikje of Na- geltje, dat men in de Reukwerken gebruiken kan. Diet hebben zy met de twee voorgaande Soorten, en met het Geflagt der zogenaamde Purperhoorens , welke Rumrurus Murices tytelt , gemeen. ceeemuarn, (433) Voluut, die de Schaal Eyrond en eeni- nd germaate geftaart, met de Gieren aan Peer den Top gefdreept, de Spits langwer- pig en zeer glad, de Spil met drie Plooijen heeft. Men (433) Woluta Testâ obovat fubcaudatä, Spire Anfra@tibus ftriatis , Apice produto glaberrimo , Columellâ triplicatâ, RuMmPH, Rar. Te 36. f, 7, GUALTHe Zest, T, 460 fe Co KNORR Verzame VI, De Ple 37, fs Ie ni | wr Der VOLU-ÚTE NS A or, ‚ Men vindt, onder de Conchyliën, Agaate … VL Peeren, Gebraade en Gedroogde, als ook Ge- En Ù takte Peeren , gelyk wy vervolgens zien zul- Hoorn: Ek len. Dus worden Hoorens genoemd van eene STUK. er Peeragtige gedaante , met dergelyke veraride= ringen. REE dr R vondt in Tranduebar een Hooren, die dé Schaal Peeragtig hadt éù Golfswyze beft eept, met bleeke Stippen ge- bandeerd zynde: den Top Cylindrifch aan den Grondfteùn hoekig hebbende, zeer glad en ftomp : de Staart uitgeftrekt, wyd open en niet uitgefneeden. Deêeze omftandigheden en de drie Plooijen aan de Spil, doen hier zeke- te Hoorens thuis brengen, die men geknobbel- de Peeren kan noemen , omze van de anderen te onderfcheiden, of enkel Peeren ; om’ dat de aangehaalde Afbeeldingen ván RuMPHIUS en GUALTHIERI, anders niet (trooken zou= den. Ik heb een kleine, die geheel wit is, én , uitgenomen de Knobbels. die hy heeft, zeer met dat Laphoorentje van den’ eêrsrge- meiden ovéreenkomtftig. ik heb een groote, van een half Voet lang en by de drie Duimen dik. die bleek geelagtig is van Kleur Deeze “ fchynen hier t’huis gebragt te moeten worden. (434) Voluut „ die de Schaal Eyrondagtig en ek oi 4 effen Lapponie 2, Lapfche €434) Volata Testâ obovat levi, Spirâ acuminatÂ, Ventre Laphooe ditatato, RuMör. Rar, T. 13e. NM Si. STö. Rab. UI, Tens 57. fe 25, 26e KNORR Verzam, VI. D. Pl, IIe fe 30 M 1 DEEL. XVI, STUK, vl. ÄFDEELS ‚LL Hoorp- STUK. 18 BsCumryviNG vAN effen, den Tôp gefpitst en ket af yere breed heeft. Deeze wordt, gemeenlyk, Laplandfthe Lap. hooren geheten ; of liever Lapfche geplekte Lap* — hooren. De Aantekenaar op Rumrnrus zegt, dat het Exemplaar , door hem daar ingevoegd zynde het eenigfte toen bekend „ aan den Heer DE Jone uit Lapland was toegezonden. In dat Geval zou de eerstgemelde naam niet on- Ëigen zyn; doch Srra hadt ’er een uit Oostin= die gekreegen en Linneus ftelt de woonplaats in de Westindiën: des het beter is, den laatst- gemelden naam te gebruiken. By Rumrnrius vindt men ook een Westindifche afgebeeld, met weinig Kleur. De andere was geelagtieg wit met zwarte Stippels en Vlakken, De my- ne is met bruine Stippen en Oranjekleurige Vlakken: getekend op een Vleefchkleurigen Grond. Die van Sera hade den Mond van’ binnen geel en vol ‘Tanden. Meent men hier de drie of vier Plooijen mede „ die aan de Spil zitten „ dan is het een zeer zonderlinge uit- drukking „ in ’t minfte niet toepasfelyk op’ deeze Hooren, die een breede gladde Lip en” de Spil voor ’t overige glad heeft” Zy be- vordt zig niet in het Kabinet van de Konin: gin van Sweeden. V. Die Buikig zyn of Bakagtig, 35) wier hann Ô ai $ “ ’ N KME 5 pe ‘ = } c B pe ' ie d 4 - hj " LN, / ae ’ en! Mvef. D Hen ’ Rn? 4 „el » i N ) B (A d / ì (Ì AM Ke PES ETA « 4 k Ì AEEA fi Ï vr, jn NoE en is { f í ú ee PLAAT CXXI. el hin DE VorLUDTEN, 179 €: 5) Voluut , dië de Schaal lkatmd en vi Buikig „ den Top gekroond heeft met De gewelfde Doornen, een Tepelswyze Punt Hoorn- daar vusfchen en de Spil met vier STUKe Re gecer, Je Voluta â Lthiopica, ‚Dat de: genen ; die men Kroon- Tepelbakken Keo noemt s hier bedoeld worden, is uit de aan- nt gehaalde Afbeeldingen blykbaar. D'ARGEN- viLmE noemt deeze la Couronne d’ Ethiopie , of de Ethiopifche Kroon; waarfchynlyk, om dat dezelve ook voorkotnt aan de Kusten van Ethiopie. Rumenius verhaalt, dat deeze Hoorens niet op Amboina , maar aan de Eis landen ten Zuidoosten, inzonderheid op Key, vallen. Hy maakt daar mede een aanvang van zyne Voluuten , waar door hy de. Tooten en dergelyken verftaat. BoONANNI fpreeke van zodanig eene, die Marmeragtig wit van Kleur was ; met twee Banden van Kastanje - bruine of. Violetkleurige Vlakken , en zyne Afbeel- ding toont, dat hy de Moesjes - Tepelbakken meent, die fomtyds ook gekroond zyn, gelyk men (435) Volwra TestÀ emarginat ventricofd „ Spitâ coronatâ Spinis fornicatis , apice Papillari, Columellâ qaadriplicatâ, M. ki ‚Us 598, ‚Ne gat. Latina, BONAN Ne Reer, III, f, TI, RuMPH, Ran T. 31 £, A, B: GUAL TH Test. T, 29e 5 Hs I, SEB, Jab, UI, T. 65. Arroridsrroere. de Te 66, £,3,:9, 105 6, „1 3» 15e Couronne d'Ethiopie, ARGENVe Conch. Te 20, (17) foBs KNORR Verzam, Ul, De Pl, 40 fs Te Ve De Ple 3e f, ro hid Miet I, DEEL. XVI, STUK, VL AFDreL. LE Hoorpr ETUKe Het Dier, Pl. CXXI, Fig. Ï 3 zis 150 BESCHRYEVING VAN Be Dm men dit in ’t Werk van Sera kan befchau= wen. De mynen, zo wel Gekroonde bruin= roode met bleeker Banden , als de Moesjese _ Tepelbakken ‚ die geelagtig zyn met bruine’ Vlakken , hebben aan de Spil niet meer dan — drie Plooijen. Om dat deeze Hoorers van aanmerkelyke grootte vallen, zo is het Dier derzelven oole zwaarlyvig. De Heer W. van DER Mr ve LEN , wiens Kabinet met heerlyke Stukken ; in veele opzigten , praalt, zodanige Dieren bezittende, zo wel in als buiten de Hooren „ heeft my dezelven tot de Afbeelding geleend, Op Plaat CXXI, derhalve, ziet menin Fig. 1, een gekroonde Moesje Tepel ‚ met het Dier daar in. Dusopenbaart zig alleen deszelfs Voet „ en ’t blykt 5 dat deeze Dieren geen Dekzel- tje of Schulpluikje, of zogenaamde Venus- Navel , hebben. In Fig, a, vertoonen wy het Dier uit een grooter Tepelbak , waar door zig behalve gedagten Voet, en daar boven, de Kop laat zie van de Slak „ met zyne kor- te Hoorntjes en Oogen, van boven geftreept „ van onderen een dikke Snuit of Zuiger uitgee« vende. Agter den Kop is een puntig Deel, en ter zyden vertoont zig een bont göftreept Vingertje „ dat eene Sleufswyze holte heeft „ en afkomt van den Mantel, die hier ingetrok- ken is, en, volgens ADANSoN, ook flegts den! binnen-Wand van de Schaal bekleedt, zonder daar buiten uit te komen: doch de Voet van dis: ed DE VOLUUTEN. 181 dit Scktulpdief, zegt hy, is zo groot, dat, als VL dezelve uitgebreid is, de Bonen dab 5 Tan een vierdedeel daar wan bedekt. Hy is den Hoorpe _eèns zo breed en de helft langer dan de Hoo« STUKe ren: maar in nieuwgeboorenen blyft de Voet … binnen de Schaal. Het Vleefch van dit Dier, voegt hy ’er by, is bruin, naar ’t zwarte trekkende 3 doch in deeze Voorwerpen graauw- agtig: de Oogjes zeer klein en zwart en naar evenredigheid zo groot noch blykbaar niet ; als in andere Schulpdieren, de (436) Voluut , die de Schaal witgerand ef cceexsuvr, Buikig, den Top met Gieren heeft, die „°!%2 Cymbiums Geutswyze uitgehold zyn en gerand, Janne rULKe met eene [niet] Tepelswyze Punt , de Spil met twee Plooijen, belde de aangehaalde Eelde het te- gendeel fchynen aan te duiden, blykt niette« min uit de befchryving van dat Exemplaar, 't welk zig in *t Kabinet van haare Koninglyk Sweedfche Majefteit bevondt , dat hier de | On: (436) Wolsta Test emarginatà Ventricofä, Spixâ Anfrai« bus canaliculato-marginatis, Apice [non] Papillari, Columellâ ‚biplicatâe, M. Le Us 599, N, 242e Cochlea altera magna; COLUMN, Parp, 29, T, 30, f. 3e BONANNe Reer. 1IL £. 6, GUALTH, Test. Te 2o.f, Be SEB. Kab. T. Os.f, 5, 6. &T. 66.f, 5, 19. ADANS. Sen. I. T, 3, f.2, KNORA Werzame ll, De Pl, zoe f, IT: Vo De Pl, 28 f, 2e M 3 1, DEEL, XVI, STUKe VL, ArpeeL. Ll Hoorp= STUK, 132 BESCHRYYING vaN Ongerepelde Tepelbakken, waar onde dok die men PFakoba- Kruikjes noemt , bedoeld worden: Derhalvé is dan ook die Aantekening van LinNaus, de Navel zonder Tepel, verkeerdes lyk by de voorgaande Soort ‘geplaatst. De Jakoba-Kruikjes ,‘ weet mens ‘zyn lang eù fmal , deeze hebben aan de Spil fomtyds drie; en die andere Bakken, hoedanigen ik ’er heb van Zeven’ Duim lang en vyf Duim breed; hebben drie of vier Plooijen.» ‘Daar tegen ko» men wederom getepelde voor, met de Gieren Sleufagtig , die’ maar twee Plooijen hebben, Het getal der Plooijen fchynt my, derhalve; veranderlyk te zyn, en niet genoegzaam tot onderícheiding der Soorten van Tepelbakken. Ondertusfchen zullen tot deeze Soort moog: lyk die groote behooren, van één of ander= halven Voet lang, waar van de Indiaanen , zo hy aanmerkt, gebruik maaken’ tot HEIDENEN om hunne Schüiten van Water te ontledigen ; of ook daar Kommen en Bakken van maaken, bm it te ceten en te drinken. De Chinees Zen, zegt hy, noemen deeze Hooren Ongle;, dat is Konings- Hooren, en weeten van ders zelver binnenfte deel aartige Lepels te formee: ‘ren, zeer bekwaam zyndé, voor iemand die links is, om ’er mede te eeten. Ik heb ‘er zoe danigen, gemaakt van Moesjes - Tepelbakken. » die zeer groot moeten zyn geweest. Sommige bonte, die men Agaate Tepelbakken 1 noemt 2 behooren tot deeze Soort. (437) En | d pr VorvurEs 109 437) Voluut , die de Schaal witgerand en _ VL __Buikig, aan den Top gladagtig , met een Pi Tepelswyze Punt » de Spil met vierdoorp- kt Plooijen heeft. STUK, Td | bep | ceeexxxv1e ej Voluta _ Die, welke Arprovanpus afbeeldt, on-0// … der den naam van de Perfiaanfche Schulp, enTepelbak, die van DARGENVILLE, fchynen beiden eer te behogren tot de voorgaande Soort. ‘sok is deeze of dergelyke by de Ouden wel Concha Perfica genoemd geweest, maar de Franfchen geeven dien naam thans aan de Rudolphusfen of Metaalhoorens, en noemen de Tepelbak Tonne a mamelog. Die van Gvarrureri heeft, volgens de Afbeelding , wel is waar, vier Plooijen , doch ik heb ‘er zodanigen met twee Plooijen aan de Spil. Die van BoNaANNi, zeer gemeen in Oostindie , kwam , aan de Philippyn- fche Eilanden, wel driehonderd Ponden zwaar voor, en werdt derhalve aldaar insgelyks tot allerley Kook-Gereedfchap en Vaarwerk ge- bruikt. Wat zal men zeggen van zulk een ver- baazende zwaarte ? De aangehaalde van KrEIN voert (437) Poluta Testà emarginatà Ventricofd ‚ Spirâ levigatâ, apice Papillari > Columellâ quadriplicatâ, M.L, U, 509. N, 243, Concha Perfica, ALDROV. Ex/ang. 560, COLUMN Ag. T. 69. £. 4, 6. Lis. Conch, T.Zogef, 1, BONAN Ne Recre UI f. 2. GUALTH, Test, Te 29. f, As ARGENV. ‘Cunche T, zoe (17) fe G. KLEIN Offrac, T. 5, f, 97. ADANS, „Senes. JS It Se £. ea KNORR Verzan. Vs DePl, Zo + 1: VI. D. Pl, 3. fs 2e M 4 TI. DEEL. AVL. STUK. ND, AFDEEL. ELS HGOFD- STUK, 14 BESCHRYVING VAN voert den naam van Cymbium Ibericum, en dit hade LINNus toegepast op de voorgaande Soart:, zeggende . ‚ Habitat in Mari Iberico, Van waar zulk een verwarring ? Jaarlyks, in de Maand April , worden zo veel Tepelbakken’ ‚ door ofgeftuime Zee, aan ‘de - Kusc van Afrika, by Kaap Vérde. op Strand gefmeetenh , dat de Oever ’er fomtyds als ge- heel mede bedekt ‘is. De Negers noemen de- zelven Yet. Men vindt ’er twee Soorten van, de eene ronder of Büikiger, de andere byna Cylindrifch. Beiden valien zy tot omtrent een Voet lang en de laacfte wel daar boven, zynde tweemaal zo lang als dik. De eerstgemelde, die tot deeze Soòrt behooren zoude, is it _volwasfenheid, zegt ApANson, ván negen tot tien Duimen lang, op zeven ‘of ágt Dui- men breedte. Van buiten is de Kleur vaal, fomtyds met witte Vlakken gemarmerd: van binnen is de Schaal wit, en ongemeen glinfte= rende. De Tepelswyze Top zit in eene hol- ligheid , van de eerfte Gier gemaakt , zynde zeer fcherp van Rund’, Zy hébben een zeer wyde ovaale Opening, wier buitenfte of regrer Lip fcherp gerand is, en de andere binnenfte of flinker Lip vier Tanden heeft dat eigent- | yk de Plaoijen zyn van de Spil, 4 meermaalea gemeld. ‚, De Verfcheidenheden (zegt EN \, die men s in verfchil'ende Exemplaaren van deeze » Hoorens waar neemt, hangen af van derzel= ‚> ver \ „4 & Ô DE VorUUTEN, 185 s‚ ver Ouderdom. De Jongen zyn doorgaans ys een weinig langer: haare breedte is de helft 9, minder dan de langte: de Top is platagtig: » die der middelbaaren is gerond ; maar de tus- vl ie re, LI Hoorpe STUKe, , fchenruimte, die tot affcheiding ftrekt van — > de eer!te Gier, is fchuins uitgehold. In de s Ouden, in tegendeel, is de Top platagtig of 9) trekt een weinig naar binnen , en de cusfchen- 9, Fuimte der Gieren aan den Top is platagtig >» of Horizontaal. Men ziet doorgaans niet „> meer dan drie of vier T'anden aan de {linker >, Lip van de Opening, doch ik heb een mid= 2 delbaare van grootte, die uitzondering hier 5 in en maakt, als hebbende vyf zeer duidely» „, ke Tanden.” “> Schoon ik deeze Schulpdieren nooit ge=Voortteee > paard heb kunnen betrappen , is ’t doch te » vermoeden dat zy Hermaphrodieten zyn, », Aangezien ik leevende Jongen gevonden heb 2 in ’t Lighaam van de meeften, inzonderheid » geduurende de Maanden April en Mey. » De overeenkomst, die ’er is tusfchen dit 9 Schulpdier en eenige anderen, welken Her- » maphrodieten van dit flag zyn. zou verder ” myn denkbeeld bevestigen kunnen (*). « 9 Maar , (*) Te vooren hadt hy verzekerd , dat men Mannetjes en Wyfjes, afzonderlyk , vondt onder de Tepelbakken. Dans des uns le Sexe est distinguê ; on voit des individus Mâles et des öndividus Femelles ; consme dans le Ter, la Pourpre ‚la Toùpic, Se, Dans les autres le Sexe est veuni Cr ceux-si font appelles M 5 Hes» I. DEEL, XV STUK ling. 186 BESCHRYVING VAN Vl , Maar, ’t geen ik met grooter zekerheid kan en ik ‚ vastftellen, is. dat het Jongwerpende zy, en Hoorp- . 5 dat deszelfs Jongen, ter wereld komende, STUK. _ Schaalen draagen die reeds de langte van een ‚> Duim hebben. Ik heb ’er maar vier of vyf >» gevonden in ieder Dier, dat misfchien dezele '‚s ven, geduurende de eerfte Maanden, zoogt. 2 ’t Geen my reden geeft om dit te denken ; is, „» dat ik 'er verfcheidene gezien heb , die haare » vyf jongen droegen in de Plooijen var haa- s> ren Voet, fchoon dezelven reeds eene Schaal >, hadden van anderhalf Duim lang, Gebruik. „Zie daar Jongen van eene verbaazende »> grootte voor een Schulpdier , en men kan > begrypen , dat de Ouden, die dezelven 5 voortgebragt hebben , ook van eene aan- 55 merkelyk ke grootte moeten zyn. Dus ziet 65 men Zer, die tot zeven en agt Ponden wee- 5, gen. Haar Vleefch, vooral dat van den > Voet, is Lederagtig en zeer hard, doch- > ftrekt niettemin tot een groote tjes fteu- 5 ning voor de bewooners van de Kust, die ss dezekwen, als zy overvloedig zyn, rooken „, of in de Zon droogen , om ‘er, in tyden », van ‘gebrek , gebruik van te maaken tot 9, hunne Spyze. Zy verkoopenze ook wel , „, met en benevens hunnen gedroogden Vifch, ») aan Hermaphrodites, pe 57e Een wonderhaare onftandvastigheid in die Autheur, Zie 't voorgaande Stuk van deeze Natuurlyke Historie ; bladz, 6, enz. En _e EE 5 En we Ld DE MOLDUUTEN, MT, ús aan ’t Volk dat Landwaards in woont, die VL. | FDEELe 5, ze als Stokvifch weeken en kooken in wá: | bn 3 55 ter met Re, of Geerst, en daar van met Hoorp. s) Smaak eeten.” Van de andere Soort, wier STUKe’ Schaal Cylindrifch of Rolrond en Vleefchkleu- rig is, hee Dier witagtig, zegt A DANSONs wordt. geen gebruik toet Spyze gemaakt; maar de Negers bedienen zig van de Schaal tot het putten of fcheppen van Water. ge Hoorns trog BEDE van ’t Geflagt der KiNKrooe ‘RENS, waar onder de Belhoorens, Kasket- ten ‚ Bezoars , Harpen, Pennen betrokken zyns zo wel als de Hollandfche Wulken ez , dere elken, | De Hoorens, welke in *t Latyn Buccina ges Naam, + noemd worden, in ’t Franfch Bueccins, _ ” noemt ien in ’% Nederduitfch KinkKHoo- RENS. De Latynfche naam betekent een Trompet of Oorlogs - Bazuin ; dochde Hoorens, welke daar allermeest naar gelyken, zyn door LiNNus tot het Geflagt der Murices betrok- ken, of liever, hy heeft dezelven verdeeld in de volgende Geflagten. Cok hebben de meefte SRE haar met dezelven verward : Prr- NI Us Ï. DEEL: XVI, STUXe VL. ArDEeL, LIL Hoorp- STUK. Kenmer- ken, Soorten, hd 188 BESCHRYVING VAN nrIus begrypt de Rotshoorens , Kinkhoorens en Purperhoorens, altemaal onder den Griek- fchen naam van Cerix. Den Nederduitfchen naam van Kinkhooren kunnen de meeten met regt voeren, om dat zy genen Krulswyze ge= - draaiden Top hebben. De Kenmerken vau dit Geflagt beftaan in ee« ne Eenkleppige Spiraale Schaal, die bultig is, en eene Ovaale Opening heeft, uitloopende in een Sleufje of ftompe holligheid aan de regter zyde van den Mond. Zy hebben gen botte Staart en de binnenfte Lip of Spil ongeplooid. Het is een Slak. In dit Geflagt komen een-en-vyftig Soorten voor, die in agt Afdeelingen onderfcheiden zyn, De eerfte bevat de genen, die het Lyf rond en dun gefchaald hebben, waar onder de Belhoo- rens en dergelyken: de tweede, die naar Kas- ketten gelyken : de derde, die men Bezoars noemt, en anderen: de vierde zodanigen, die de Spil bezet hebben met een Eeltagtigen Zoom: de vyfde, daar de Spil als afgefchraapt en plat is, gelyk in de Harpen: de zesde die de Schaal zeer glad en als Vertig: de zevende die dezelve Hoekig of gerimpeld hebben, en de agtfte de genen, die men gemeenlyk Pen- nen, Marlpriemen, enz. noemt, pl, 1. Die Flefchagtig opgeblazen rond Zyn s met eene dunne , halfdoorfchynende A broofche Schaal. (438) bu KiINKHOORRENS #89 N C438) Kinkhooren , dié de Schaal rondagtig heeft, omgord met flompe Sleuven, die door een verheven Streepje onderfcheiden Hoorp- zyn, en de Opening ongetand, STUK, ln 4 4 Ie: | hi ___ CCCCXKXVIE Deeze wordt by de Ínlanders Ajuinfchil ge- ok noemd wegens haare figuur en de dunte der Ajuinfchil. Schaal , volgens RuMrPHius, die als Parke- ment is en bruinagtig geel. Hoe wyd ook de Mond zy, legt het Dier doch in deeze en de volgende, zo hy getuigt, even als in de Te« pelbakken , geheel bloot en zonder dekzel waar uit dan blykt, dat die Dekzelen , Venus- Navels of Schulpluikjes, niet aam alle Schulp- dieren noodig zyn , tot derzelver befchutting. Deeze Soort valt in Oostindie. Sn (439) Kinkhooren, die de Schaal fcheef Ey- ceeesxiz, rond , opgeblazen , omgord heeft Met Galea, Sleen » die van vooren dubbeld zyn „Pelhooren, en de Opening ongetand, Tot deeze Soort behooren de gewoone Bel hooe (438) Buccinum Testà fubrotunda, cin@&à Sulcis obtufis, Lineolâ elevdt interftin&is, Aperrurâ edentulâ, Syst, Nar, Kie Gens 323: PET. Gaz. T, 09. fo rr. RÚMPiÈ, Rar, T.27,f. D?GUALTH, Fest, T, 44, 6. T. KNORR Vere Zam, V.D, Pl, 12. fe Ie (439) Buccinum Testâ obovatâ inflatâ, cintâ Sulcis antice geminatis, Apertur edentulâ, Sysz, Nat. Xile BoNANMN Reer, INT. 183. GUALT He Zest, Te 42e Pe Ae Ee DEEL, XVI, STUK, U) 5 4 ke < 3 7 « Fi tes 190 BESCHEYYVING vaAnN AVL hooters , J die van Kleur roodagtig bruin zijnd ae en haar afkomst hebben uit de Middellandfche Hoorp- Zee. Zy vallen wel zo groot, hoedanigen ik STUK. ‘er heb, als een Kinderen Hoofd. Die, wel» _ke Gebande Ajuinfchil heet by Rumrvurus, fchynt hier toe te behooren. eceexr. (440) Kinkhooren, die de Schaal Eyrond ôpe kan geblazen, eenigermaate. gefleufd en met Patrys. _ Wit gegolfd, de Opening Tandeloos heeft. De Tekening van de Schaal, die als met Penneveertjes is verfierd, en dus wit en bruin gefpikkeld , geeft ‘er niet oneigen den naam aan van Patfyshooren of Patrys ; als veel ge- Iykende naar de Pluimagie van dien bekenden, Vogel. De breede platte Ribben, tusfchen de Sleuven, zyn dus zeer aartig in fommigen ge- marmerd. De Patryzen zyn hedendaags , ge- Iyk de Belhoorens, vry gémeen en niet kost- baar, . Veelen hebben den Top paarfchagtig. Sierlyk blinkt de gedagte Marmering, door de dun- (449) Buccinum Testâ ovatâ inflat fubfiricatâ alboque undue. latâ, Aperturâ edentulâ, M‚ L‚ U, 6oo, N, 244, Casfida Nes ritoides minor variegata, COLUMN. Ag. Te 69, f, 5. Bos NANN, Recre HIL. f, IQr, LIST, Conch, Ts 899, fe 19e _Cochlea Pennatae-RuMPH, Rar. Te 27: f. C, GUALT Ho Test, T. stef, Fe Perdrix. ARGEN Ve Conche T. zo. (17) fo Ae ADANS. Seng, LT. 7, f, 5e SEB, Kabel, Te 68, fs Te KNORK Verzam, Is De Pl, 8 fe 1, DE KINENOORENS. | di BE 0 nen tegen ’ Licht befchouwt. As DANSON ; Arpa die deeze Hooren Tefun genoemd heeft , vondt- Hoorde ge aan de Kust van Afrika wel tot zes Dui-sTuss men lang. Dat zy in Oostindie vallen blykt ùit Rumr HIUS. LiNnNaus ftelt de woon plaats aan de Kusten' van Amerika. (ea) Kink! hooren , dië de Schaal Eyrond met coeexure flompe Sleuven omgord en de Opening per Pomun:, getand heeft. Diklip, Deeze noemt men, zegt Rumruius de Diklippige Oliehooren. Dat zy dik van Lip zy js uit de Afbeeldingen blykbaar: doch de Gee tande Mond onderfcheidt haar ten voornaame fte. Bovendien is zy ook fterk geribd en ge* plekt met geelagtige Vlakken op eenen blee- Ken Grond. De afkomst is uit Oostindie, al- waar men de Belhoorens veel gebruikt om de Olie, wanneer die van de Kokos- Nooten ge= kookt wordt, af te fcheppen, en daarom aan deeze Hoorens den naam van Oliehoorens geeft: doch dezelve hehaoorr eigentlyk tat de volgénde Soor t‚die oe valt en eene dunne Lip heeft. (442) (aar) Buccinum TestÀ ovat cin@tâ Sulcis obtufis, Aperturft dentatâ, M. L. U. 600, N, 245. BARREL, Jeon, I325e f‚ 12e Cochlea ftriata altera, RuMmPH. Rars Te 27. f. Be GUALTH, Testa. Te Sle- fe C. ARGEN:Ve Conche Te, 20n (17) f.L, KNORR Verzam, VIe De Pl, 23e fe 24 L DEEL, XVIe STUKs {oa BeEsCHRYVING vaN VI (442) Kinkhooren , die de Schaal Eyrond 3 an omgord met flompe Sleuven , die ver varf Hoorp- ‘êlkander af zyn, en de Staart uitfteeken- STUK. de heeft. CCCCXL Ile Buccinum Deum - Dat onze Ridder hier van-Stompe Sleuver Rheden fpreekt is zeer oneigen: want hy verftaat daar 4 zekerlyk , de ronde Ribben door , die deeze Belhoorens zo kenbaar omgordens dat men’er den praam aan geeft van Geribde Belhooren. Deeze Ribben zyn zeer regelmaatig met geel: agtig bruine Plekken getekend: des menze ook wel Geplekte Belhooren tytelt. Hoewel Zy groot vallen, verdiende doch de tweede Söort van dit Geflagt beter den Latynfchen byúaam van Dolium, dat is een Vat of Ton. Gemeenlyk zyn zy maar een Vuist groot; Zegt Rumraius, die aanmerkt, dat de Aniboineezeù ’er het ge= dagte gebruik van maaken om de Klappus - Olie af te fcheppen. ’t Is hierom ook ve.der zon: derling , dat LiNnNeus de woonplaats ftelt in de Siciliaanfche en Afrikaanfche Wateren; BoNANNI, ’t is waar, geeft een dergelyke Sp (442) Baccirum Testà ovatâ cinét Sulcis obtufis remstis » Caudà prominulâ, M, L, U, 6or. N. 246. Cochlea rugofas ROND, Zeste 106. Cochlea flriara five Olcaria. RUMPH, Rar, T. 27. f, A, CALCEOL. Jlus Jo Te4ie BONAN Ne Reer. Ille f. 17, 25e GUAL TH. Zest. T- 89 fe E. ARe GENv. Conch, T, 20. (17) f, C+ List. Conche T. 899, fe Te SEB. Kah. Ul, T, 70. f. 14. KT 68. f.9e ADAN 52 Seneg, Ie TsZe £,6e KNORR Verzam, II, De Pl So fo 4e PLAAT CXXII. Penns À mt T CXXH. DE KINKHOORENS 193 Pp, Lit de Zee van Sicilie, doch van de ane Vl dere melde hy uitdrukkelyk, dat hy dezelve en uit Oostindie gekreegen hadt. Waarom dan Hoorp. dat Gewest, van waar de regte Belhoorens sTuKs _ van deezen aart áfkomtftig zyn, verzweegen? Kan dit. zo wel als het zo even gemelde ten opzigt van de Patryzen, een misflag zyn, of moet men ’t als een opzettelyke verfchikking aanmerken 2 Nog grooter tègen(trydidheid kómt ons, ten — opzigt van deeze Hoorens, voor, RuMPHrus zegt: …, het Dier daar in heeft geen Dekzel, ‚s» maar legt bloot gelyk andere Slakken.” Dit heb ik reeds, uit hem, ook ten opzigt van de Ajuinfchillén gemeld. ADANSON, if te« gendeel, die dergelyke Belhoorens ook aan de Kust van Senegal waarnam , en ze Minjac noemit nâar den Malabaarfchen naam, van den gezegden Autheur opgegeven; telt dezelven onder de Gedekzelde * Hy zegt dit wel van * Opere. deeze in * byzonder niët, maar hy betrektze “* tot de Purperhoorens , waar van het Dier ; (zegt hy) een dun Kraakbeenig , halfmaans- wys’ Dekzeltje heeft, dat de Opening taames Iyk fluie, wanneer hetzelve zig in de Schaal verbergt , en op de Lyst worden de Minjac en Téfan, dat is deeze Bel- en de Patryshoos rens, beiden, onder de genen die Dekzeltjes hebben geplaatst : ja hv geeft 'er, ’ geen zon- Cere is, een Elliptifch of Ovaal Dekzeirje , N dat L DEEL, XVI, Stur, 194 BB 'S-CHCROW VIN GA WAN VI. dat Hoornagtig is, aan, Ik ben niet in ftaat ; en om deeze tegenftrydigheden op te helderen , . Hoorn. alzo ik het Dier niet heb van deeze Hoorens. STUK. eeeexrrir. (443) Kinkhooren , die de Schaal met vier kind ryên van Knobbels omgord en de Staart Echinopho« iN rum, “_ witfteekende heeft. Geknob- belde Bel- hooren, Deeze is in ’t Werk van RümePurus bye Ein il gevoegd „ en heeft haar afkomst uit de Mid dellandfche Zee, zo LiNNaus aanmerkt, Dit is ook blykbaar uit BoNANNI, die zegt» dat zy aldaar dikwils tot Spyze wordt werza- meld, hebbende dan eene Tufagtige of Muis- vaale Kleur, doch die , welke RoNpere- rrus Echinophora tytelt, zegt hy, was wit van Kleur en zeldzaam. D'ARGENVILLE merkt aan, dat de algemeene Kleur vaal is. van deeze Geknobbelde Belhoorens, uitgenomen, dat zy den Mond wit hebben. De Afbeel- ding van deeze Hooren met het Dier, op Pl. CXXIL, Fig. r , is van hem ontleend, doch de duifterheid der befchryving belet my, die te gebruiken. Men vindt ’er die geel van Kleur zyn. Dat zy de Staart niet opgewipt hebben, onderfcheidt ze van de Ka s- (443) Buccinum Test Cingulis quatuor tuberenlofis ‚ Caudâ prominente. M. Le U, 6ofe N, 247, BONANN, Recr, Ille f, 19, 18, KUMPH, Rar. T, 27. f, To ARGENVe Conche T. 20 (17) f. Pe GINANN, Adre Ie Te 5. f, 43: SE Be Kab, III, T. 68. f. 18, KNORR Verzanm, Je De Pl, 17e foie bE KiNkHOORENS. 195 Ks MS oke Bord: BN vt NEN Arprer. il. Die Helmagtig zyn met een kort om- zen ol Stg en DEE Sen, COLG Ober: geboogen Staartje en den Mond getand; srux. (444) Kinkhooren, die de Schaal van vooren cecexr.rvs f WS A ene Buccinum eenigermaate geplooid en kruislings Ze- piicarum. flreept heeft , met de Opening getand Geplooide Kasket. en de Staart omgekromd. Deeze behoort onder de Kasketten , en wordt dus van BoNANNI befchreeven. Zy vertoont zig aan de ééne Zyde als overlangs geftreept zynde; en met Saffraankleurige Vlakken, die in de gedaante van een Kruis geplaatst zyn 4 ge= tekend; even als een Zyden Kleed, met Gou- de Bloemen doorweven: aan de andere Zyde ziet men een naauwen Mond , hebbende de beide Lippen wit en getand, ’t welk by de bruine Kleuft , daar het inwendige mede bes fiet is, fterk affteeke. Bovendien is zy, van den Top tot aan de Tip, omgord met een wit Zoompje, dat door rosfe Streepjes overe dwars verdeeld is. Over ’t geheel fchynt zy als met een wit Kleed, dat mer Gouddraad doore (444) Baccinum Testâ antice fubplicat , decusfatim {ubftria- ta; Aperturâ dentatÂ, Caudâ recurvâ; BONANN: Reer, IIIe f, 156. GUALTHe Zest. T, 40, fs C‚ Casqua. ARGEN Vé Conch, Ff. 18. (15) f. D? SEB, Kab, Ile Te 73e fe 19, KNORR Werzam, IV. D. Pl. 4, É‚ Te Na I. DEEL XVIe STUK, 106 DESCHRYVING VAR yi, doorweven is, overtoogen te zyn, en wordt Árpeer. derhalve, van de Franfchen, Zilver-Laken ges LI. ko tyteld. STUKe fi © eecexzy. (445) Kinkhooren , die de Schaal Tolrond ; Buccinum met Kuiltjes geflippeld en gekroond , de pe diced Opening geland en de Staart omges Kasket, . kromd heeft. Tot deeze Soort behooren de Gebreide Kas- ketten, dus genaamd, om dat de Oppervlakte zig als Breiwerk vertoont , doordien zy ge. heel met Küiltjes bezet is. Van dit flag ko- men ’er voor die zeer fraay zyn, van wegen haare witagtige Kleur, met Geel gewolkt en met Saffraankleurige Vlakken, zodanig dat zy byna die van de voorgaande Str evenaaren. In de kleinen heeft dit byzonder plaäts ;, die ook eenigermdate gehöornd zyn, doch groote wordende, gelyk ik er heb van negen Duimen lang en zes Duimen breed aan den Mond, dan hebben zy zo groote Hoornen , dat menze ; deswegen „ tiet onaartig , Os/ekóppen noemt. Men geeft 'er ook wel den naam van Storm- hoed aans die eigentlyk het woord Kasket vers duitfcht, (445) Buccinum Testà turbinatâ , Scrobicutis punêtatâ core- natà, Aperturà dentatà , Caudâ recurvâ. M‚ L. U, 6o2. No 249, Murex Triangularis, RoND. Test, 2 77, BON ANN. Recr. IIIf, 155. RUMPH, Rar, T, 234 A,Ne re GUALT He Test. T, 40. f. De SEB, Kabe, III. Te 73. fe 72 33 175 18e KNORR Werzam, IIL D. Pl, 2e fe Te DE KINKHOORENS 197 duitfcht. BoNANNI zegt, dat de Schaal van VI deeze Turbo alle anderen in grootte overtreft. ÁFDEELS Die hy afbeeldde was wit, mert drie Saffraan- Hoorp- kleurig en Goudgeel gegolfde Bandjes. Men sruxe vindtze , voegt hy ’er by , fomtyds wic, Wvn- agtig, ros en Amethystkleurig gemengeld;, hebbende bovendien , op de uitfteekende en omgeflagene Lip, vyf Merken, die haar ten hoogfte verfieren, Dit is de eerfte Soort der Stormhoeden by RumPuHius, die aanmerkt, dat deeze Hoo- rens in de jongheid veel meer ftompe Hoo- rentjes hebben , dan oud wordende. Dat in dezelven de aangroeijing tevens door aanzet- _ tinge gefchiedt, telkens van een halven Gier; zegt hy, is blykbaar , wanneer men dezelven aan ftukken flaat. Dan ziet men aan de bin= nenfte Gieren kleine overblyfzels van de oude Lippen, welke aan den Top altoos duidelyk waar te neemen zyn. In de kleinfte gebreide Kasketjes evenwel, die geen twee Duimen lang zyn, vind ik de drie zogenaamde tekens van aangroeijing aan den Top zo wel als in de Osfekoppen, en in deeze zyn de Zoompjes naar. evenredigheid dikker dan in de kleine. Kan men dic daar mede overeenbrengen, dat het overblyfjes der oude Lippen zouden zyn? Groeit dan een onnut Deel nog verder aan ? Men vindtze, zegt die Autheur, dikwils met Rn begroeid en dood in dat gedeelte, ’t N 3 welk IE, DEEL. XVI, STUBe VI. AFDEEL. LIL Hoorp- STUK. CCCEXLVI, Buccinuus rufunm, Roede Kaskct, 198 BESCHRYVING VAN welk boven het Zand heeft uitgeftoken. Zy komen voor op vlakke Zandige Stranden , in de Liasferfche Eilanden, inzonderheid op Oma voor Haroeko. De Inlanders leggenze zo geheel op Kolen, braaden ze en flaan de Schaal aan ftukken, om het Vleefch daar uit te haalen, ’t welk van hun gegeten wordt. Hy geeft ’er de Maleitfche en Ambonfche naamen van op. Hoe kan LiNN&us dan de woonplaats ftellen in Amerika? (446) Kinkhooren, die de Schaal kruislings geftreept heeft; met Knobbelige Gor- dels , die door eene dubbelde Streep van een gefcheiden zyn; de Opening getand en de Staart omgekromd, | De roode Stormhoed wordt deeze by Rum- pH?us getyteld. Zy is tevens geknobbeld, en dit maakt dat fommigen-haar ook wel de Geknobbelde Kasket heeten. Dit is een raar flag , zegt hy, dat weinig gevonden wordt, vallende kleiner dan de voorgaande en naauw- Iyks twee Vuiften groot. De Schaal is, be- | halve (446) Buccinum Testâ decusfatim friarâ, Cingulis nodofis interftintis Lineâ geminâ, Aperturä dentatà , Candâ recurvâ. M. L. U, 603 N. 250, Casfida rubra, RUMPH, Rar. T. 25e f, B, BARREL. Rér, 1325, f, 29e GUALTH. Test, Te 40, f. F. REGEN Conch. T. Ize f, 69, SE He Kad, Ille T. 73. fs 2-6, 9e KNORR Werzam, II, De Pl 9 É£. zz IV, De Pl, te S DE KINKHOORENS, 199 halve de ronde Knobbeltjes, met korte Groe- VL ven en Ribben verfierd, die als de Veders van di een Hoen gefehilderd zyn. Men vindt van dee- ene ze die bruinrood van boven, als ook die Roo. STUK. zerood zyn; doch de Mond is, aïtoos, gelyk raauw en bloedig Vleefch of geelagtig vlam- mende, en het Vleefch van ’t Dier trekt ook naar het roode, Men vindtze, zegt hy , weinig, en zy worden van de Maleijers veel gezogt om ‘er Armringen van te maaken, Dus blykt dat de woonplaats van deeze Soort ook is in Oost- indie. (447) Kinkhooren , die de Schaal met tweecceeruvm, ryën van Knobbels omgord en de Staart ied omgekromd heeft, Gekaob- JELAE dt en Hier worden die Westindifche Kasketten be. tE doeld, welke men Bonte zou kunnen noemen; in vergelyking met’de voorgaande Soort. Op eenen witten Grond zyn zy zeer fraay met bruin, geel en paarfchagtig blaauw , in veeler- ley verheffingen en verflaauwingen, met aller= ley Golfswyze bogten, gefchakeerd, Derge- Iyken zyn het, daar Pater Labac van fpreekt onder den naam van Lambis of Casque, en waar van de Slak, zo hy aanmerkt, een niet onaan- 3 genaas (447) Buccinum Testâ cingulis duobus tubereulofis , Caudâ tecurvâe Me. L. U. 602, N. 248, LABAT, Jfine 5 Pp. 2620 GUALTH, Zest, T, 41, KNORR Verzam, III, D, PL, 10, T Is Ze : N 4 Te. DEEL. XVI, STUKe 7 VL. FDEEL: ain Hoorp- STUK, eceCx LvIIl, Buccinum 200 BESCHRYVING VA N- genaame Spyze is, wanneer zy wel toegemaak€ wordt , op de Westindifche Eilanden. Haar Vleefeh, zegt hy, is blank en hard, en har= der naar maate de Hooren grooter is, moetene de lang gekookt worden , eer zy bekwaam tot de Verteering is. Zy zyn echter vet en.goed, van Smaak. Het eerfte Water, daar. zy in ge- kookt zyn, wordt gemeenlyk weggeworpen ; dan kookt menze in ander Water gaar, en, na dat zy daar uit genomen en uitgedroopen zyn, fnydt menze open, om den Darm uit te haa len. Vervolgens wordt dit Schulpdier in Schys ven gefneeden , dan met Boter en Speceryën geftoofd en met een zuure Eijer-Saus gegeten. Van de Hocrens, die men aan ftukken geflagen heeft, of daar het Dier met een Haakje uicge- haald is, kan een zeer goede Kalk gebrand worden; doch dezelve vereifcht een geweldig Vuur. Men vindt in alle Hoorens byna een half Glas vol Water. Zy vallen van tien tot vyftien Duimen lang, cn van tien tot twaalf Ponden zwaar, (448) Kinkhooren, die de Schaal een weinig Edel geplooid en gekroond heeft; de Opening Gevlamde Kasket, getand. en de Staart o: nge kromde Deeze moet , volgens de befchryving van $ E 1E (443) Buccinum Test fubplicatâà fubeoronatâ , Aperturà dentatd, Caudâ recurvà, M. L. U, 603, N. o5r. BO NANN, Recre 1, f, 161, RU MPH, Aar. T. 23, Ne 2e DE KiNKHOORE NS 20ï % Koninglyk Sweedfche Kabinet, van de Roo-_ VL de daar. door onderfeheiden worden , dat zy Anken geen Knobbels heeft dan aan den tíals alleen, Bens Die uit het Werk van Rumertmius, hier aan- sTUKe gehaald, hadt de Oppervlakte fraay bruin ge= vlamd en weinig geknobbeld , zynde zeer onge= meen. BoNANNI zegt, dat de zyne van de Franífchen een Beurs genoemd wordt , *t welk mpoglyk ap de rimpelagtige Plooijen zal zien ; die onder aan den ‘Fop zig bevinden, en op de Buikige rondheid van de Schaal. Zy was Vleefchkleurig, , zegt hy , met Goudkleur Weormswyze doorweven : doch de Merken aan de Lip waren zwartagtig. BB ZO Ar RS (449) Kinkhooren , die de Schaal Eyvormig CECEKLIKs | sela … Buccmuns kruislings geftreept en glad, met ver- Testiculus, hevene Streepen overlangs, de Opening Geplekte Bezoare getand heeft en de Staart omgekromd, De juifte affcheiding der Kasketten en Be- zoars nog niet bepaald zynde, wordt deeze van __fom- (449) Buccinum Test obovatâ decusfatim ftriat tevigatâ , Seriis elevatis lengitudinalibus, Aperturâ dentatâ, Caudâ ree curvâ, M. L. U, 604: N, 252, BONANNe, Recr. III, £, 162, KumPH. Rear, T. 23, fe 3e GUAL TH, Test, T. 59, É, Co SFB, Kab, III. Te 72, fe 17920, KT. 73e. 19520, KNORR Werzam. Ill, D. Pl, 8, f, 2. & IV, D. Blo 6, fe Ie | Ns Y. DEEL, XVI, STUK, VL ArpeeL. LI, Hoorp- STUKe CCCCL, Buccinuns decusfatum, Gelchubde Bezoat, 2292 BESCHRYYING-VAN fommigen een Kasket , van anderen een Bezoar getyteld. Men kanze , wegens de rondheid , dus eigenst noemen, en hierom geeft Linneus ‘er. den bynaam van Testikel aan. BaNANNi zegt, dat zy de figuur van een Ey uicdrukt en als met Goud Laken bekleed is, dat met Purper fchynt doorweven te zyn. Zekere brui- ne Plekken, hier en daar over deeze Hooren verfpreid „ geeven ’er den naam aan van Ge- piekte Bezoar, | (450) Kinkhooren , die de Schaal kruislings geftreept heeft met vierkante Schubbes tjes , de Opening getand „ de Staart omgekromd. | Deeze behoord onder de Gezoomde Bezoars, en men noemtze wel Dubbeld Zoompje, om dat zy aan ieder zyde een Zoom heeft. De Spil heeft eenige uicfteekende Stippen, en de bui- tenfte Lip is van binnen getand. Wy noemen- ze de Gefchubde , dewyl de Oppervlakte als bezet is met Schubberjes, dat geen plaats in de anderen heeft. Men vindtze wit en bruinag- tig , ook Loodkleurig, hoedanigen BoNANNr van het Strand van Portugal gekreegen hadt. Zy (aso) Buccinum Testà decusfatim ftriatâ levigat , Squamue lis quadratis, Apcrturà denratâ, Caudâ recurvâ, M, Le Ue Go4, N. 253: Buccinum parvum, RONDEL, Zest, 83e f, Te BONANN, Reer. II, fe 157, GUALTH. Zeste T, 40, fo B, KNORR Verzam, Ile De, Pl, 10, £e 33 4e . DE KINKHOORENS 205 Zy vallen zeer klein, LinNzus ftelt de VL. woonplaats in de Afrikaanfche Oceaan. AE, | . B Hoorne (451) Kinkhooren, die de Schaal een weinig sTux. geftreept , met vier ryën van vierkante CCCCL1, 4 . Í , B . Vlakken omringd , de Opening getand prij, heeft en de Staart omgekromd. Geruite PR, Bezoate Rumegrus noemt deeze Beddekens , om dat de Plekken op dezelve als de Bedjes en Paden in een Tuin gefchikt zyn. De regelmaatig- heid van derzelver Tekening , inderdaad, is verwonderlyk, Veelen noemenze echter maar Geplekte Bezoar , dat eene te algemeene be- naaming is: de Franfchen truité of gefpikkeld als een Forel, dat ook niet ftrookt. Ik geef ‘er den naam aan van Geruite Dezoar, om dat die Plekken zig als donkere Ruiten vertoonen. De Schaal is, in de meeften , overlangs flaauw geftreept, Sommigen hebben de Plekken bruin op een blaauwagtigen 3 ‘anderen Goudgeel op eenen witten Grond. De Top is zeer fcherp „gedraaid: de Spil met kleine Plooitjes bezet: de Lip van binnen getand , van buiten ge- | | zoomd, (451) Buccinum 'Testâ {ubftriatâ , Macutis quadratis quadri- fariam cintâ, Aperturâ dentarâ, Caudâ recurvâ, M‚ L. Us Gos. Ne 254: BONAN Ne Recr, LI, f‚ 15qe Arcola. RUMPH, Kar. Te 25. fo Ie Be GUALTH. Zest,.T, 39. fo H‚, Ge ARGENV, Concp, Te 18, (15) f,I. KLEIN Offrac, T. 6, f, 102; SEB. Kab.lL T. 70, f, 7-9e KNORR Pérzaan Ills DP, Pl. dif, 5, 1. DEEL: ÄVIe STUK, VL ÂrDecl, $ Ee: es: ® GECCLII, Buccinum Erinaceuss Gedoorn.= die, 204 BESCHRYVING VAN zoomd , en aan de Spil hebben zy nog een dergelyken Zoom. Zy komen uit Oostindie, en uit de Middellandfche Zee, ‘ MI, Helmagtige met een kort opgewipt Staartje ; die de Lip van binnen on- getand , van agteren uitwaards ge- Hide hebben, (452) Kinkhooren, die de Schaal eenigermaa- te geplooid heeft en met Tepels gekroond, de Lip van agteren, gedoornd. De Doornen zyn vry groot en zigtbaar aan het agter: of onder-end van deeze Hooren, die men derhalve te regt de Gedoornde Bezoar kan noemen. Ik heb ’er die fraay geel over- langs geftreept en gebandeerd zyn, met eenen breeden Zoom, welke fierlyk bruin geplekt. is, aan haare Lip. Het Top-end is aartig met Tepeltjes gekroond. Doch, dewyl LIN- Naus Afbeeldingen hier. toe betrekt ‚ die de Lip niet gedoornd hebben , zo zou menze ook de Getepelde kunnen noemen. Zy valt in de Westindiën en in de Middellandfche Zee. (453) (452) Buccinum ‘Testâ fubplicatâ, Papillis coronatâ, Labro postice muricato, M‚ Le U. Gos, N. 255, RUMPH, Rare T. 25, Ne 7: GUALTH. Zest, T. 39, fe. I, De ARGEN Ve Conch. T. 17, (14) £.\G, SEB, Kabe III. Te 53e fo Tiel, KNORR Werzam, VI, D. El. Ire f, 3. 4 Ki + be KinénooERNE obs (45 3) Kinkhooten, die de Schaal glad en gd VL Teépels gekroond, de Lip vanagteren ge- hs te doornd heeft. | Hoorp. | STUK. Dé rondheid van de Schaal , waar doôr dee- En UEC LIE ze aanmerkelyk van de voorgaande , die lang- „rescur. werpig is, verfchilt, kon hier tot eën duide- Sn Iyker Kenmerk van onderfcheiding bygevoegd zyn. Het zyn de gewoone gladde Bezoars , welken men ook wel Graawwe of Afch= graauwe noemt, fomtyds naar den blaauwen, {omtyds naar den vaalen trekkende, zo Rum- putus aanmerkt. Zy vallen wel een Vuist groot, gelyk ik ze heb, doch deeze zyn zeld- zaam. Men vindtze ook. met een dubbelen Zoom, waar uit de aangroeijing by toezettin- ge, of aanvoeginge van een nieuwe Lip aan den ouden Mond, volgens dien Autheur, blyk- “baar is, Zonderling is ’t, dàt men in deeze Bezoars maar ééne Zoom aan den Top, niet drie , gelyk in de Kasketten, waarneemt. Van haare Eijerftokken eù Voortteeling is reeds gefproken *. Men noemtze in ’t Maleitfch * xv, Bia bewang, om dat het gekookte Vleefch een ,° He weinig naar Look ruikt, en die er vcel van eeten (453) Buccinum Testà levi Papillisque coronat , Labro pos= tice muricato, M, EL. U. 6o6. Ne 256, Casfis cinerea levis RuMPH, Rar. T. 25. f, A. GUALTHe, Zeste Te 40e fe An SEB. Kab, 1E. Te-71. f 113 123 13316, KNORR Verzam, TNA RL 28, fe Fo Fo DEEL. XVI. STUKs îoë BiüscHRYVING 4 AN VI. eeten krygen ’er een ftinkend Zweet var. Íú Be: de Ambonfche Inham worden zy veel ge- Hoorp-. vonden: STUK. | : cecerive (454) Kinkhooren, die de Schaal zonder on- Buccinum Vibes. __effenheden en de Lip van agieren ge= Gladde Bezoars doornd heeft. Onder de genen, die aangeliaald zyn „is het zogenaamde dubbelde Zoompje. De Latynfche benaaming fchynt meer te zien op de Striems- wyze Streepen , welken fommigen van deeze Hoorens overlangs hebben. Sommigen even- wel hebben die niet,en de aangehaalde Afbeel- ding van BoNANNI was getepeld of geplooid. Ook zou deeze Bezoat , om naat de voot: gaande volmaakt te gelyken , (uitgenomen daf zy kleiner was en aan den T'op niet Stekelig)s ook Kloottond van Geftalte moeten zyn C*), se welk zelden plaats heeft in de Zoompjes. LinNdus zelf zegt van Eyrond. Ik vind derhalve de meening duifter, (455) (454) Büccinum Testâ levi totf, Labro postice muricato, M, L, Ue 606, N. 257, BONANN, Recr, UL Te roze Fimbridta levis. RUMPH. Raar. Te 25e f. Es Nibe On Guar TH. Zest. Te 59e fe L,F. ARGENV. Conch, Te 17. (ra) f, H. SEB. Kab. UI T. 55. f. 3-7; REGEN E. Conch, Te 10, f. 40, KNORR Verzans, III. D. Pl. 8 f. 3. (*) Testa facies & omnia Buccini glauct , fed minors nec muricatas ovata, undique levis; rarius cinéta antice no= dis obliteratis, Z4us, Le Ulrica, Ps 606, \ DK ari HOORBE N S&G do) (455) Kinkhooren ‚ die de Schaal overal met VL Knobbeltjes bezet, en de Lip van agte- hee fen gedoornd heeft, Hoorp: | STUK. Van de Bezoars hier afftappende gaan wy GECCLY, UuCCH wis over tot andere Hoorentjes , die in Kenmer- papiue ken aan dezelven naderen. Deeze wordenenprs: Royftenbry-Hoorentjes genoemd, om dat zy met Hoorntje, een menigte van fyne Knobbeltjes , die naar Rystkorreltjes gelyken , bezet zyn. Zekere Tandjes wordt men aan de Lip van den Mond ‚gewaar, zegt D'ARGENVILLE, en de Punt is een weinig Roozekleurig. Dit laatfte neem ik wel in de mynen waar, doch niet het eer- te. De Kleur is witagtig geel met vaale Vlakken, de langte anderhalf Duim. Zy ko= men uit Oostindie, (456) Kinkhooren , die de Schaal effen, de SECCLVA, Á Buccinum Lip van agteren gedoornd heeft en de Glans. Spil En Moeders pil met twee Tandjes, vlakje, Deeze , wegens de groote Vuurkleurige Vlak- (455) Buccinum Test undique tuberculatâ , Labro postica Muricato. Me, L, U. 6e7, N, 258, Buccinum granulatum ro- tundume RuUMmPu., Aar. T. 29, f. M, ARGENV, Conche T. 12, (9) f. I, SEB, Kab. ill. T, 49e f, 578 58, 59e KNOREB Verzam. Il. D. Pl, 27, £, 9e (456) Buccinum Testà levi, Labro postice muricato, Labioe que interiore bidentato. M‚, L. U, 607. Ne 259. RUMPHs Rar, T, 29. f, P, SEB. Kab. IIe T, 39ef, 564 573 605 KNORR Perzame III, De Pl, 54 f. 5e Ke DEEL XVIe STUKa 508 BESCHRLEVING var „Vl Vlakken;, daar op voorkomende, het Moeder- Dn vlakje gewaamd; is als mer zeer fyne roodag- Hoor. tige Draadjes omwonden ; en wordt daarom, STUK. van Rumrnius, Buccinum lineatum geheten. In haar Vleefch heeft zy mede, zegt hy, dat Venynig Doorntje , gelyk de Paufekroonens ‘waar voor men zig wagten moet , om zig daar dan niet te kwetzen. De afkomst is uit Oostindie, en zy valt grootef dan de voor- gaande. 8 IV. Die aan de Spil ds een omgeflagen _ Lip, van dikke Eelt, hebben. ( geeervrik (457) Kinkhooren , die de Schaal geplooid Buccinum 5 . L ik nn heeft er met, Tepels gekroond, de bins Kofferhoo- nenfte Lip platagtig uitgebreid en bultigs zentje, RumrHIius zegt, dat men deeze Hooren- tjes in ’t Maleitfch Koffer - Hoorentjer noemt , om dat de Maleijers dezelven weeten te ge- bruiken tot verfiering van zekere Strooijen Koftertjes. Hterom geeft hy ’er den Latyn- fchen naam Arcularia aan. Het is, zegt hy, een klein Slakhoorentje, zo groot als de Na- gel van een Duim , met eén fpits Hòofd als cen (457) Buccinum Testâ plicat Papillisque coronatà, Labie … interiore explanato gibbo. M, Le Us 608. Ne 260 Arcularia major, RumPH, Rar, T, 27. f. M, GUÂLTH, Zeste T 44e f, R‚ O, ARGENV. Conch. Te 17e (14) fe Co SER, Kabn Ull, Te 53e fe 323 33. KNORR Verzame VI, D.Ploza fe3a » Bet, Kor H,O OREN Ss, 208 een Turbo, op de Rug geplooid , en aan de tea kanten van den omloop gekarteld , dik van LIL, Schaal en vuil wit of geelagtig van Kleur, Hoorp? De Mond is final, met een dikke Lip, waar STEE aan fcherpe Tandjes ftaan en geflooten met een dun geel Dekzeltje, (458) Kinkhooren , die de Schaal bultig en Sed fclhuins geftreept , de binnenfte Lip pe zi ne agvig uitgebreid en bultig heeft. Bruintie. Sommigen noemen die van-deeze Soort Brui- ne, en de voorgaande Witte Basterd Rivier Pauftkroonen. Ik noem ze derhalve, volgens den Latynfchen bynaam, Bruintje. Zy zyn de helft kleinder , zegt LiNNmus, dan die van de voorgaande Soort, Roestkleurig , met fchuine Streepen in de langte en overdwars een witten Band. Ik heb ’er doch van de witte Oostindifche die weinig grooter dan dee- ze zyn , wier afkomst is uit de Middelland- fiche Zee, (459) Kinkhooren, die de Schaal bultig ent cecerrx., UeCinurs effen gibbofulums Bocheltje, (453) Buccinum Testà gibbâ oblique flriatâ, Labio interios ze explanato gibbo, Syst, Nat, XII, LiST, Conch, T, 970s £. 25, 26e GUALTH, Zoest. Te 44, £, M‚ Ne ADAN Sa Steg, 1, T, 8 f‚ 11, KNORR Verzam, VIe D, Pl èo. Ff, 4,54 (459) Buccinum Testâ gibbâ levi , Labio interiore explanato gibbo, GUALTHe Zest, T. 44e f‚ Le SEB, Kab, Ill, To 53e fe 46e KNORR Werzam, Vl. De Ple 22 f, 6o I, DEBLe XVI. STUK. aio DBESCERYYVING VAN ' VL efen heeft, met de binnenfte Lip plat AFDEEls f ij à LI agiig witgebreid en bultig, Hoorp- Ë STUK, GuarrTuirrr zegt, dat deeze Hoorentjes - de Kleur uiet den bruinen witagtig , de beide Lippen uitgebreid, gezoomd en Saffraankleu- rig hebben: de Opening wit. Ik neem dit al- les in de mynen , die van grootte als een Paar= deboon zyn, waar, doch de Bult of Bochel;, op de Rug, is blaauwagtig. CCCCLX, (460) Kinkhooren , die de Schaal effen, Ole Buccinuns mentabnlde der wordende gerimpeld heeft , met een get witfteekende Tops de binnenfte Lip ee- nigermaate plat uitgebreid, Deeze , zo wel als de voorgaande en vol- gende Soort, uit de Middellandfche Zee af. komftig, heeft de Schaal dun, effen, bleek; de Gieren aan den bovenften Rand flaauw wit en ros: den Top, met de Gieren zeer onder- fcheidelyk , van langte als het Lyf. Ouder wordende krygt zy Rimpels in de langte, wordt Afchgraauw en ondoorfchynende. De binnenfte Lip ftrekt zig voorwaards dikag- tig uit. sccerxr. (461) Kinkhooren , die de Schaal verheven- _ Buccinum Neriteum,s rond Nerietag= 7 fi d zand zige. (460) Buccinum Test levi, adultiore rugofâ , Spirâ exfertâ, Labio interiore fab-explanato. GUALTH. Zest, Te 44 fe Be (a61) Buccinum TestÀ convexâ obtu{â levi , Labio interiore explanato gibbo obfoleto, GUALT He» Zeste Te Ge fe C3 Ie BDE KINKHOOREN SS QI „/ rond ftomp en effen, met de binnenfte Lip platagtig uitgebreid en flaauw ge- sort Le bult heeft. En STUKe De Schaal van deeze heeft de grootte van een Erwt, de gedaante van een Neriet, ver- fchillende alleen , doordien de Opening van agteren uitgerand is. Zy is byna Kogelrond, ftomp, effen, bleek van Kleur, maar de bo- venfte Naad , langs de Gieren , onderfcheide zig door eene Wormsw yze paarfchagtige Streep. Van onderen ís zy platagtig, wit en bultig, _V. Die de Spil platagtig, als afgefchraapt, hebben. (462) Kinkhooren, die de Schaal met gelyke eeeersrr, Bucci 218 Ribben overlangs, die ver van elkander Harpe gefcheiden en gefbitst zyn, de Spil glad } Davids heeft. Pe Men noemt deeze, wegens de Ribben, die ‘er over heen loopen , en wegens de geheele Ges (462) Buccinum Testà Varicibus equalibus longitudinalibus distingtis mucronatis, Columellâ levigatâe M_ L, U. 609. Ne 261. BONAN Ne Aecr, III. f, 185. LIST, Conch, T. 9924 fe 55e PET, Gaz, T, 48, f. 13. Harpa. KRUMPH., Rar, Te elfs TL, Me GUALTH. Zeste 'T, 29e f. CD, E, Ge Harpa nobilis, ARGENV, Conch, Te 20, (17) f. D, REe GENE. Conch, T. 2e fe IA. KLEIN Offrac, To Oef. 1054 SEB. Kab, II, T. 7o. f. 10, KNORR Werzans Ie De Pl, oa É 3. IL, D. Pl'\e, Ela: PL, 19e fers 4e O2 I: DEEL, XVI, STUG. si DESCHRYVING VAN VL Gettalte, de Harp of Davids Harp, en fommiz antie gen ook wel Edele en Maagde- Harpen. Zy Hoorp- plagten voor Rariteiten gehouden te worden , STUK. en toen gaven de Liefhebbers ’er ook wel den naam van Zmouretjes aan, De Malcijers noem. denze Bia Sarasfa , naar de mooije gebloemde Kleedjes van deezen naam, zegt RumPHius. ’t Zyn, inderdaad , zeer fraaije Hoorens, maar door de gemeenheid worden zy thans weinig geteld; hoewel men ze doch niet nalaat, in haare Verfcheidenheden , een plaats te vergun- nen in de Kabinetten. Men vindt Harpen die een halven Vuist groot , en die kleinder zyn, tot zeer klein toe. De Kleur van fommigen is bleekrood, van ee- nigen bruinrood of graauw , en de zodanigen, die dan met roode Vlakken fchoon verfierd zyn, noemt men Chry/antlien. Doorgaans zyn de Ribben Vleefchkleurig en de tusfchenruim- ten wat bruinder, met witte of bleeke Slinge- ringen. Die fchoon rood zyn, en kleinder, als met Blommetjes getekend, de Ribben met zwarte dwarsftreepjes en een foort van Tandjes aan de Lip, noemt men Edele Harpen , zegt Rumruius, die ook van een kleine langwer« _pige Soort fpreekt , welke graauw is met witte Ribben, en dit zyn de Maagde- Harpen. Van binnen, aan de Spil, hebben deeze laatften dat zwartagtig bruine niet, ’t welk zo uitfteekt in de anderen, Her Dien Gedagte Autheur zegt, dat het Dier der Har- per Dr KINKHOORENS. 213 pen voor fchadelyk gehouden wordt. Hetzel- Vl, ve heeft veel Kraakbeenig Vleefch, dat aartig "Pr gefchilderd is met lichtbruin en geel , en boven Hoorn op met Sterretjes getekend. Voorts heeft dicSTUx. Schulpdier, van vooren, een Stuk Vleefch, zo groot, dat het niet wel in de Schaal kan, 't welk zy kùnnen loslaaten en wegwerpen: doch wat daar uit groeije is onbekend, Immers men vindt ‘er veelen , die dit Stuk niet hebben, en, wanneer men ’t zelve van de anderen af- rukt, komen daar onder eenige witte Korrels te voorfchyn , als of het Eijers waren. In de Maand Mey, met het begin van den Regen. Mousfon, worden de meeften gevangen of ge« vifcht in Zee, en dan vindt men ook de gezeg- de Klomp, van het Dier afgevallen, als een Hart gefatzoeneerd, en met Gouden Sterretjes vof Blommetjes getekend, doch aan die zyde, welke tegen het Dier aan gezeten heeft, plat, witagtig, met paarfche Vlakken als Mazelen. Op deszelfs Vleefch, dat in ’t eerfte witagtig is, komen allengs ook dergelyke Bloemen en _ Streepen: maar dit Vleefch ís altoos weeker of zagter dan de gezegde Klomp. (463) Kinkhooren, die de Schaal met gelykecccerxur, e . 7 Buctinyn Ribben overlangs, digt aan elkander rsr. en gefpitst aynde, de Spil glad heeft, Gesibde, Dee- (463) Buccinum Testà Varicibus equalibus, longitudinalie hus. confertis mucronátis , Columellâ lavigacâ, Syste Nate XII, | 2 L, DEEL, XVI, STUK. org BRSCHRLVINGHVAN EOCNE. Deeze wordt, door LiNNAUus, als eene ern mooglyke Verfclieidenheid van de llarpen voors „… HoorD-= gefteld. STUKe s eceerxiv, (464) Kinkhooren, die de Schaal ruuw heeft, pan met een gekartelde. Lip en de Spil, plat. Rudol. Pe Uit de aangehaalde Afbeeldingen blykt, dat hier bedoeld worden de Rudolphusfen of Me- taalhoorens ‚ die men in ’e Franfch Conque Per- figue , dat is Perfiaanfche Schulp , rytelt. Men maakt evenwel nog eenig onderfcheid tusfchen die beiden. De Me ilhenee zyn fchoon glanzig met zwarte Streepen, die met wit af- gebroken zyn, langs de Gieren omgord: de Rudolphusfen zyn ruuw of enkel geribd, ge- Iyk die in die, welke men onlangs van de Magellaanfche Eilanden gekteegen heeft „ bye zonder blykt. Deeze laatften noemen. wy, wegens een Tand, dien zy by de Mond-ope- ning om laag hebben , Getande Rudolplus/en, Zy zyn bruin van Kleur en wit getopt. eecerxv, (465) Kinkhooren , die de Schaal gedoornd _ Buccinum he Patulums gt, Wyd- ij A mond, (464) Buccinum Testâ fcabrâ, Labro ctenulato, Columellâ planâ, M. Le, U, 609. N. 262. GREWe Muse T. Oef. 5, 6, Cochlea patula, RUMPH, Rear. T, 27, f, E‚ GUALT He Test, T. 5Ie f. L, Concha Perfica, ARGENVe Conch, Te 20e (17) f, E‚ SEB, Kab. IL T, 70, É, 10:16, KNORR Vere zam. IN. Ds Pli'2, £, 5, IV, De Pl So, f, 1, (465) Buccinum Testà muricatâ, Labro extus crcnato, Con lumel DE, KINK HOOR ENG 215 heeft, de Lip uitwaards getand , de Spil Zeisfenagtig. Te regt onderfcheidt Linneus deeze, die men Wydmond noemt , van de voorgaande: want, dat die haare Knobbels door ’t afflypen verlooren zouden hebben , gelyk p'ARrRGEN-= VL. FDEEL, LH. Hoorn- STUK. VILLE zegt, is beuzeltaal. De Geftalte vere. fchilt te veel, en, al zyn de Knobbels, gelyk ik ’er heb , in deeze Wydmonden afgeflees pen, verfchillen dezelven doch grootelyks van de Rudolphusfen. A nanNsonN merkt aan, dat zy in de jongheid van buiten bruin Violet, en in de Ouderdom bruin en groen gemengeld zyn , hebbende de flinker Lip, of de Spil, vaal , en de regter Lip van binnen Violet. Het Dier trekt naar den Violetten en deszelfs Dekzel is byna eens zo kort als de Opening van de Schaal, Deeze Soort, die hy tot de Purperhoorens betrekt, was aan de Kust van Afrika vry zeldzaam. LiNNmeus ftelt de woonplaats in Amerika. Die deeze Hoorens wel befchouwt , moet bekennen , dat zy te regt Wydmonden ge. | naamd lumellâ falcatâ, M. Le Ue 610, N. 263. GUAL TH. Zoest, Te si f. D, E‚ Morum, ARGE NV, Couch, T, 20, (17) GEL BONANN. Zeer, Ille f, 368, LrsT. Couch, T. 980. f, 49e ADANS, Senere Ie Te 7e fo 3e KNORR Werzame VI, De Pilsen fire O4 Te DEEL. XVIs STUKe VI. ÄrFDEEL. ik ‚ Hoorp= STUK _ ECECLXVI. Buccinuns hemafles ide Rood- waond, 216 BESCHRYVING VAN naamd zyn, als zynde , gelyk RuMmrprrus zegt, byna niets dan een gaapende Mond, met weinige Gieren fchielyk toeloopende; de Schaal dik en Steenhard, doch by den Mond dun en kartelig. Schoon zyne Afbeelding cen ‘ongeknobbelde Hooren voorftelt , maakt hy doch gewag van eene andere Soort, die veel kleiner en bultiger, graauw en Kalkagtig was. Deeze Wydmonden hebben, volgens Ap AN- SON, wanneer menze aan ’t Strand vindt, een zo dikke Korst, dat menze veelcer zou aan- zien voor Zce-Ooren, (466) Kinkhooren, die de Schaal eenigermaa- te gedoornd heeft, de Lip van binnen geftreept , de Spil platagtig, de Mond- opening roodagtig geel, Deeze , in de Europifche Oceaan huisves- tende, heeft de Schaal Eyrond, rauw, langs de Gieren met een dubbelen Band van ek beltjes omgord. De Mond-opening is Saf- fraangeel , de Lip van binnen gekarreld en ge- ítreept, zegt LiNN&us. Zekere Hoorentjes, naar de Rudolphusfen gelykende, die van bui- ten Oranjekleurige Banden hebben, waar in de Knobbels ftaan , fchynen hier toe te behoo- rene (467) (466) Buecinum Test fuomuricata , Labro intus friato,, Columella planiuscula , Fauce fulvâ, Syst. Nat, XI. GUALTH, Tiss, To sle fs Ao KNORR Verzam. IV, Do Pl sof. 4 DE KINKHOOREN Ss, 217 (467) Kinkhooren, die de Schaal Eyrond _ VL Jpits, geftreept en effen, de Spil plat- rn agtis heeft. Honen: STUK» Dat LisTEr getuigt, hoe de Schaal van cecerxvi re dit Schulpdier alle anderen , naar de grootte 7 spits. gerekend , in dikte en zwaarte ver te boven Stecntje. gaat , billykt genoegzaam de Nederduicfche benaaming van Steentje, welke ik hier, in na- volging van den Latvnfchen bynaaim Lapillus, gebruikt heb. De grootfte langte , naamelyk, van dit Hoorentje, is, volgens hem, maar anderhalf Duim, en de Omtrek, op het dik. fte, naauwlyks twee Duimen. Het heeft de Srreepen een weinig uitpuilende, des men hee niet wel effen kan noemen: ja het is, zo hy getuigt, zelfs een weinig oneffen of ruuw op % gevoel, ten minfte aan den Top. Dit hadt eene witagtige, doch het andere, dat wat klei- ner was, eene uit den witten groenagtige Kleur. Beiden werden zy overvloedig gevon= den op de Klippige Stranden aan de Kust van Engeland. Hy hadt deeze Kinkhoorens, in ’c begin van Juny , wanneer de Klippen door de Ebbe droog geworden waren, des morgens, dikwils gepaard gevonden. Zy kunnen daar- | om, (467) Buccinum Testà ovat acutâ friarâ levi, Columelià planiusculâe Faun, Suec, 2167, Mem, Acad. Paris, 17IE, Pa 199. T- Gsf, 5» 7e ADANS, Senez, Ie Te 7ofe 4e LIS Ta Angl, 159. Te 3 6 5, 6. Os EL. DEE Le XVI. STUK « Ü vis ÄFDEEL, LI. Hoorp- STUK: Purper. verw uit Kinkhoo. EENS. eië BESCHRYZVING VAN om, niettemin, Hermaphrodieten zyn, zo wel als de Aardflakken. Even die zelfde Paaring hadt LrsTEr ook in de Alykruiken waargenomen, welke aan de Engelfche Stranden niet minder menigvuldig waren. Dat deeze, evenwel, niet veel naar deeze Hoorentjes gelyken, is uit de befchry- ving blykbaar aan allen „ die ooit Alykruiken gezien en behandeld hebben. LiNNeEUs niettemin, getuigt, dat dit Hoorentje met de Alykruiken overeenkomt in gedaante , plaats, grootte en zelfftandigheid (*). Waarom bee trekt zyn Ed. die dan, mag men verder vraa- gen, tot een ander Geflagt; of deeze niet tot het zeifde Geflagt als de Alykruiken, en tot eene zelfde Soort ? Men vindtze , zegt hy, veel in de Wester- Oceaan , eetende doode Visfchen in de Netten of Fuiken, en dikwils zodanig met Kley bedekt zynde, dat men de Gieren naauwlyks kan onderfcheiden. Dat ’er een foort van Purperverw uit dee- ze of dergelyke Kinkhoorens te haalen zy, heeft de Heer RrEAUMUR, aan de Kust van Vrankryk , waargenomen. „ De grootfte ‚‚ Schaalen van de Soort van Buccinum , die 2 SC (*) Turbini laterali convenic facie, loco , magnitudine , confiftentiâ, Syst. Nat, Xll. pe, 1203, Ik heb gezogt naar Turbo lateralis , eer ik begreep, dat het Turbo littoreus moest zyn, die (bl, 1232) vergeleeken wordt met de Turbo littora= tis van den Heer BASTER, dat wederom een Drukfeil is moetende zyn, Turbo Littoreus of Littoralis, Gelukkig dat de Drukpers hier niee van gemaakt heeft Zurbo Literatuse DESKINKHOORENS 219 gemeen is op onze Stranden, zegt hy, VL hebben de langte van twaalf of dertien Ly* ea „, nen, [dat iets meer is dan een Duim ,} en Hoorp- „, de dikte van zeven of agt Lynen, daar zy STUE 3 dikst zyn. Zy zyn even als de Slakhoo- z, rens der Tuinen gedraaid, doch wat lang- > werpiger van Schaal. De grootte komt , Overeen met het gene PrriNrus getuigt 2, van zyn Buccinum , dat hy een kleinere …, Concha noemt; aanmerkende , dat zy aan „, den rand der Opening gekarteld zyn , ’t welk ook in de onzen plaats heeft. Haare „…… uitwendige Oppervlakte is doorgaans uit- gegroefd; dan eenigen hebben, behalve de „> Overlangfe , nog Voortjes overdwars. De Kleur is zeer verfchillende. Men vinde ’er die wit en die bruin zyn: in anderen zyn „ Streepen van Goudkleur, die langs de Gie- „‚ ren loopen op bruine of witte Gronden.” Prinivs hade reeds opgemerkt, dat er, be- halve de Purperhoorens, die van de Purper- verw haaren naam hadden , ook Kinkhoorens waren, die’ zulk eene Kleur uitleverden. Van de manier fpreekende, op welke men die Verw bekwam, verhaalt hy , dat men de Hooren kneus- de, en dan, eenige brokjes van de Schaal weg- neemende, een Ader in ’t gezigt kreeg, die een geelagtig Vogt, als Etter , bevatte. Dit was het Vogt dat tot Purperverwen diende; doch men nam gewoonlyk de moeite niet, om zulk I. DEEL. XVI. STUKs \ 220 BESCHRYVING VAN VI. zulk een Ader op te zoeken: men ftampteflegts AFDEEL. de Hoorens met het Dier „en lietze dan in Wa- Hoorn. ter, met eenig Zout, verfcheide Dagen, in een stuk. Tinnen Bekken op ’t Vuur ftaan. Dit diende voornaamelyk om deeze Verwftof te zuiveren: en de Heer ReaAuMmur heeft bevonden , dat het Vogt der Kinkhoorens veel fchielyker de Purperkleur aanneemt, ja dat het zelfs kan dienen om Stoffen paarfch te verwen, voor dar hert die Kleur aangenomen heeft. Brei By geval maakte hy daaromtrent een nadere Bijen. Ontdekking. Deeze Kinkhoorens zag hy door« gaans verzameld rondom Steenen , of onder zekere Boogen van Zand, welken de Zee ge- formeerd hadt door het onderfte Zand weg te fleepen , en het bovenfte alleen over te laaten, dat door oude Wormbuisjes famengehecht was : ja, zy waren ’er fomwylen zo menigvuldig, dat menze by Handen vol kon opraapen: hy wierdt tevens gewaar, dat deeze Steenen be- dekt waren met zekere langwerpig ronde Kor- reltjes, weinig meer dan een twaalfde Duims lang , die een geelagtig wit Vogt inhielden. Zulks deede hem denken, of dit ook niet wel een Purperverwend Vogt mogt zyn, en hy drukte eenigen van deeze Korreltjes of Blaasjes op zyne Lobben uit, die er flegts een weinig door bemorst fcheenen te worden ; maar, na ver- loop van een half Kwartier Uurs, hadden zy, op die plaatfen, een fchoone Purperkleur aan- genomen. Vervolgeas koos hy andere Blaasjes git s DE KiNKHOOREN S sor 2 dit , en herhaalde de Proefneeming, die niet, VL minder Ylaagde. In twee of drie Minuuten SPEEL nam zyn Lywaat een fchoone Purperkleur aan, Hoorp- die zelfs ftand hieldt , tegen ’t wasfchen metsTuK. Zeewater. Op een groote menigte van deeze Korreltjes, welken hy met zig genomen hadt, gelukte het in zyne Kamer niet $ de open Lugt was noodig tot die verandering van Kleur, Zyn grootfte nieuwsgierigheid was, nu, om. te weeten , welke Blaasjes dit mogten zyn. De Visfchers zeiden wel, dat het Zaad was van Wier of Zee-Ruys maar hy hieldtze, in tegendeel , voor Eijertjes, en giste, doch zon- der eenig blyk, dat het Bijertjes waren van die Soort van Kinkhoorens, welke zig zo me- nigvuldig daaromftreeks verzamelden, of dat het Eijertjes waren van eenig ander Zeefchep- zel, op welken de Kinkhoorensaasden. In die onzekerheid gaf hy ’er den naam van Purper- Eijeren aan. Op een anderen Reistogt, in de Zomer, naar de Kust van Poitou, vondt hy ‘er geenen van, om dat zy niet dan in de Na- _ Herfst verfchynen: doch by ’t aankomen van den Winter zyn ze 'er zo menigvuldig , dat één Man , in weinig Uuren, meer dan een Sche- pel van dezelven zou kunnen verzamelen. Hier ter plaatfe zal ik eenig gewag maakenxinkhoo- van zekere Eyvormige Lighaamen, die, zoignEie- men my gezegd heeft, in Suriname gevonden? CXxI r: zi Fig, a. en aldaar Kinkhooren-Eijeren genoemd worden. Zy _ Te DEEL: XVL, STUKs 233 DESCHRYVING VAN VL Zy bevinden zig in de Verzameling van den kin Heer BRANDT, Koopman in Droogeryën, en Hoorn. daar uit is my de Afbeelding medegedeeld; STUK. zie PL CXXII, Fig. oe. Die nog geflooten zyn hebben eene Eyronde of liever Ovaale Geftalte , als aan beide Enden even ftomp zynde , en fchynen eenig Vogt te bevatten. Een derzelven is geopend, en daar uit blykt de ongemeene dunte van de Schaal, die een geftreept Hoorentje bevat, welks Schaal niet minder dun en teder zig vertoont. ’t Valc moeielyk te bepaalen , tot welke Soort van dit Geflagt hetzelve behoore, (468) Kinkhooren , die de Schaal Eyrond eCCCLEV Ul. Buccinum °, | ‘ Baris Jbüis en witermaate glad heeft, de Spil duiuse ; eenigszins geplooid en platagtig. Smaragd. Dice Hoorentje wordt onder de Maanhoo- rens geteld, door D'ARGENvILLE, die zegt, dat het gegroefd is en groenagtig Paarlemoer, hebbende den Top zeer fchoon verfchietend groen; weshalve men ’er den naam van ZEme- raude, dat is Smaragd, aan geeft. De Mond, zegt hy, is getand; eene byzonderheid onder de Maanhoorens. In de aangehaalde Afbeel- dingen van SenA wordt wel van Streepjes ‘ langs (468) Buzcinum Testà ovatà acut glaberrimà, Columellâ fubplicatâ'planiusculâ, M, L. U. 67o. N. 264 Smaragdus mie ROE, ARGENVe Conch, Te 9e (6) Éf, Pe SED, Kabe, Il, Te 54e fe 143 153 16, DE KINKHOORENS. 228 langs de Gieren, maar van geen groene Kleur VL gefproken, zo min als in de befchryving van “Tr” t Kabinet der Koningin van Sweeden, alwaar Hoorn. dit Hoorentje de grootte van het uiterfte Duim-STUKe lid hadt: des men het wel Smaragd mag hee. ten. De woonplaats was LinNaus onbekend. VI. Die glad zyn en niet tot de voor- gaande behooren. (469) Kinkhooren, die de Schaaleffen heeft, cccear, de Gieren met een plat Kanaal van el. spirarmn, kander gefcheiden, de Spil afgebroken Sevoord Bultje en met een Gat doorboord. ik De knobbelagtigheid van de Rug en de diee pe infnyding aan den bovenkant der platte Gieren, geeven aan deeze den naam van Ge- woorde Bultjes. Sommigen, wel is waar, heb- benze tot de Kasketten thuis gebragt, gelyk D'ARGENVILLE dezelven tot de Belhoorens betrekt 3 doch geen van beiden heeft eenige eigenfchap. Men vindt een aanmerkelyk ver- fchil (4609) Buccinum Testà levi, Anfraétibus Canali plano dis- tinâtis, Columellâ abruptâà perforatâ, M‚ L, U Gri. N, 265e COLUMN. Purp, 15, T. 16: f, 2, BONANNe Recre IL fo 370 en 70, RUMPH, Rar. T, 49, f. C‚,D, GUALTHe Test, T, 5te f, Be Contabulata, ARGENV. Couch. Te 204 (17) £,N‚, REGEN F. Couch, T. 10. f, 41e SEB, Kabe Ulo Ee 73e fe 21-26, KNORR Perzam, Ile De Pl, 6. fo 5e Ills D. Pl, Je fi de IL, DEEL. XVL STUK, 24 BESCHRYVING VAN yr, fchil in de Vlakken, die in eenigen als Slangss ArperL. wyze loopen , in anderen vierkante Plekjes LIL formeeren; en , zo zy die Oranjekleurig of ae hoogbruin hebben , dan is deeze Hooren in taamelyke agting. Zy komt uit de Middels landfche Zee, zegt LiNNEUS. eceerxx,— (470) Kinkhooren, die de Schaal witermaate re glad heeft, met de Gieren naauwlyks Senb onderfcheiden , den Grondfteun van on- uiperse \ 8 boor. deren Buisagtig verlangd, Sommigen noemen deeze de Zfabelle, andes ren de Geele, doch de eigenfte benaaming is de Gladde Kuipersboor. Van onderen, naamee Iyk , zweemt deeze Hooren niet kwaalyk naar ‚zulk een Werktuig en komt daar in met de andere Kuipersbooren, die wegens de gefteld- heid van de Schaal tot de Blaashoorens bez * zie trokken zyn *, overeen: doch in de Geftalte Dladz,132, Gerfchilt zy veel daar van, gelyk uit de Af- beelding van GuArTHIERI blykt,. De ande- re Afbeeldingen duiden andere Hoorens aans Men kan ‘er ook wel, wanneer zy hoogkleu- rig ÌÍs, den naam van Oranje Kuipersboor aan (4zo) Buccinum Testà glaberrimì, Anfra@tibus obfoletis, infimo Bafi fubcanaliculato produto, M. L. U. Gír, N. 066. BONANN. Reer, III. fe 149. male, LisT, Conch. T, 982, GUALTH, Zest, Te 43, f, T. ARGENV. Conch, Te 124 (9) £. G. prior, Dipfacus. KLEIN Offrac, 37. T, 2, fo474 KNORR Werzam, Ile De Pl 16, É. 42 5e Vo De Ple 18, £, 3e Dr KINKHOORENS. aas CR âan geeven, Gemeenlyk vertoonen zy zig zo VI. glad, of zy met Boter gefineerd waren, De AEDERL. afkomst is vit Westindie. Hoorn. STUK, ND) Kinkhooren ; _die de Schaal Eyrond Ln li glad en zwart heeft, aan den Top uit- Buccinum geknaagd, de Spil by uitflek glad (+). prerof en ze Boon, _By de Waterleiding wah Sevilie in Spanje is dit Schulpdier ontdekt door den Heet Arr- STROEM. Het heeft de Schaal van grootte byna als een Boon , geheel zwart en ruuw ; den Top Wormfteekig kes een en als af= gebecten. VIL Die hoekig zyn en niet reeds be- fchreeven. (472) Kinkhooren 5 die de Schaal Eyrond ceccLser. UC: _ heeft, Ordfnn Boere zn (471) Blan Test ovatâ levi atd, spir cariofà , Go- IE DE id lumeliâ glaberrimâ, Syst. Nat. XII, (*) ‘et Gene LiNN mus hier en elders Columella noemt heet ADANSON de Slinker Lip in de Hootens, verbeeks Ee de zig. die met den Top nederwaards voor zig te hebe ben: des anderen hetzelve de regter Lip noemen. Our deeze verwarring te ontgaan , en de eenvoudigheid te betragten 3 noem ik het de Spil, en, ’t gene de Franíchen Clavicule heee ten, den Zvp van de Hooren, (472) Buccinum Testà ovarà, fris EEn s elevatis glae bris, Vertre obtufe quinquangulari, Labro intus ftriato, M, L. U. 612, Ne 268. Buccinum Undolum, RuMPH, Aar, T, 29, f. O, ARGENV, Conch. T, 12, (9) f. N, KLEIN Oftrac. T. 3.f. 61, SEB. Kab. III, T, 52 fe 26, KNORR Verzan. 1, D. PL, 140 É 45:50 Ille D, Pl, 14u £ 5e Lid IT. DEEL, XVI. STuäe ön6 BESCHRYVING v ÁnN VI, heeft , met gladde verhevene dwarfë Gira Streepen , het Lyf flomp vyfhoekig , de Hoorp. Lip van binnen geftreept. STUKe Een zonderlinge naam is die van Boeren Fongen, of Batavifche Boeren Jongen , voor een ooren. Rumrrmius hadt dezelve ge- noemd Buccinum Undofum , dat is Gegolfde Kinkhooren; zeggende, , het is een kort bul- „tig Hoorentje , een Lid van een Vinger „lang, dik van Schaal , met vyf Ruggen 2 dwars over de Gieren, Verbedaenae eenige s, Zeebaaren, en langs de Gieren fcherp ge- s> voorend, aan den Mond met fcherpe Tand- „jes. De Ruggen zyn zwart of Brandver- s> wig; het overige is vaal, Een tweede Soort > is meest rond zonder Baaren , doch mede „s gevoorend en bezet met eene Wolagtig- > heid, die daar vast aan kleeft. Een derde ‚> beftaat meest uit een groote ronde Gier, » agter met een kort rond Staartje, dun van », Schaal , en omgeeven met veele Ribben, ‚> als Draaden daar om gebonden, Deeze ís > zelden te vinden , maar de twee eerfíten > Zyn gemeen.” ceeerxzeime (473) Kinkhooren ‚ die de Schaal rondagtig Buccinum Bezoar. 86 t $ A A . ee (473) Buccinum Testâ fubrotundâ rugofâ , AnfraCtibus are tice lamellatis, Columellâ perforatÂ, Syst, Nat, Xll, AR- GEN V. Couch. T. 18, (15) f. G. RUMPH, Rare T. 23e É. D. KNORR Verzam, III, D. Pl. 7. £ 3e Ve De Pl, 4» fs 24 VL. De Ple’Z4e fe 23 Ple 35e fe 3e De KiNKHOORE NS, 297 gerimpeld „ de Gieren van vooren met VI. Plaatjes „ en de Spil met een doorloo- OEE pend Gat heeft. Heep. STUK Hier fchynt LinNaus in ’t algemeen die Hoorens te verftaan „ welke men MVoote Moskaas ten noemt 3 doch waarom dezelven Bezoar 3 daar zy geen de minfte gelykenis naar heb- ben, getyreld ? De eenigfte, welke hy aan- haalt, is een byzonder raare Soort, veel gee Iykende naar de Stekelige Kasket van Bd PHIius, die zelfs op Amboina zeldzaam was. Van deeze heb ik ‘er die geelagtig wit zyn en veel hooger getopt dan de gewoone Noote Moskaaten , onder welken men ’er heeft die wit, die zwartagtig bruin, en die Kaneelkieu- rig zyn. Deeze drie Soorten zyn ook in my- ne Verzameling. Waarfchynlyk komen zy uit Westindie. (474) Kinkhooren, die de Schaal effen en ee- caecus. e ze sci NZ nigermaate geftreept , langwerpig Ey- bn rond heeft , met de onderfbe Gier eeni- Ee viesberg: germaate gekield. if In de Noorder Oceaan, tot aan Spitsbergen toe, onthoudt zig deeze, volgens MARTIN, en heeft daar van den naam. De Schaal is dik, (474) Buccinsm Test levi, fubftriatâ , ovatosoblongd , Aus fraîtu infimo fubcarinato, Faan, Suec, 2162, Pa FE. DEEL. XVI, STUK, 208 BESCHRYVING VAN VE AFDEEL: LI. Hoorp. STUK. CECCLXXV . Buccinuns Undatuns Wulk, dik ,. van grootte als het uiterfte Lid def Duims , bleek , langs de Gieren heen flaauw geftreept , gefpitst , van boven Kegelvormig. De onderfte of grootfte Gier is eenigermaate gekield, doch deeze Kiel verdwynt in de ver- dere Gieren, opwaards, daar zy de Naad of: Voeg van wordt. Van onderen is de Schaal bultig uitgerand , hebbende de Opening, ovaal, de Lip dik; wyd gaapende met opleggende Streepen. „…# (475) Kinkhooren , die de Schaal langwer- Pigs ruuw , overdwars geflreept , de Gieren gekromd veelhoekig heeft. Dat de Hoorens van onze Stranden, die men Wulken noemt, van verfchillende grootte zyn » is blykbaar. Men vindt ‘er minder dan twee Duimen en over de drie Duimen lang, Dus bepaalt LisTER de grootte en ik heb ’er ook zodanigen + maar in de Noordzee vallen Wuiken „ die grooter zyn; gelyk hy ‘er een afbeeldt van vyf Duimen op ’c minfte lang, in ’t Engelfch Wielke genaamd , hoedanigen’ by Scarborough gevifcht werden in diepe Zee. Deeze zyn echter niet met zodanige Gegolf- de (425) Buccinum Testâ oblongâ rudi transverfim ftriatÂ, An- fraétibus curvato-multangulis, Faun. Sate, 2163, BONANNe Recr, III, Te 189 190, LisT. Angle 156, T,3e f,2, SE Hô Kal, Il 5 A 394 5 78, 79 3 80, KN ORR Verzam, IV, De PL, 19 f, Ee / , De KINKHOORENS. 299 de Streepen op de Schaal voorzien als deklei- VL Kd F nere, daar men in Zeeland, in ’€ midden van Ä ea a de Zomer, gebruik van maakt tot Spyze. Hoorne Sommigen, die daar Liefhebbers van zyn, ee- STUKe tenze met Azyn en Peper , inzonderheid het Wuite agterfte deel , dat zagt is, en in maak veel overeenkomst heeft met de zogenaamde Drek of Herfens van gekookte Kreeften, fchryft my de Heer BasTEn. Gaarn een Afbeelding willende geeven van Het Dier. dit inlandfche Schulpdier , zo heeft my zyn an Ed. , op myn verzoek, eenige frisfche Wul= ken toegezonden. Inmiddels was reeds de Af- beelding, Praar CXXIL Fig. 3, 45 naar een fraay geprepareerd Voorwerp, her welk my de Heer JurrAANs, voornaam Apotheker te Utrecht, gunftig in liqueur hadt toegefchikt, vervaardigd. Hier in vertoont zig de rimpeli« ge Geftalte van de Hooren, uit welker Ope- ning de Voet en Kop voorkomt van het Dier, met nog een ander Deel, opwaards uicftee- kende. De Voet heeft aan zig, van onderen, hangen, het ovaale Dekzeltje , en is zeer fa- mengefronfeld van boven, alwaar zig de Kop van de Slak , met zyne Hòorntjes en Oogen voordoet, hebbende agter zig een Geutswyze Punt of Vingertje , en boven zig de kromte van een plat Zeisfenvormig Lighaamsdeel , dat met een klein Klaauwtje is voorzien. De Kleur van, dit geheele Voorwerp i is bleek geel. P 3 Ó ag- IL, DEEL, XVIe STUK VL, ÁFDEEL. Lil Hoor D: STUK. Wulk. 230 BESCHRYVING VAN agtig „ doch aan het Dier zyn eenige zwarte Vv lakes » volgens ’t gene de Afbeeldingen aan- wyzen. De gedagte frisfche Wulken heb ik, in al- le deeze opzigten, nader onderzogt. De Kleur van de Hoorens was, met eenige verandering; pa dat menze van de uitwendige ruige Korst hadt fchoon gemaakt, bruinagtig , en in fom- migen zelfs roodagtig geel, Het Dier vere toonde zig, wanneer het uitgehaald werdt, zuiver Melkwit, zonder Vlakjes of Stippen ; doch , die eenige Uuren ín de open Lugt las gen, na dat zy uit de Schaal gehaald waren, wierden ‚ door bederf , wel haast geel, ja Oranjekleurig. Het Dekzeltje was bruinagtig graauw, De Voet was in allen eveneens; zo ook de Kop, met zyne Hoorntjes en zwarte Oogjes , gelyk in de Afbeelding: maar in de Slak van ééne der twaalf Wulken, die ik on- derzogt , kwam onder den Kop een Vleefch- kleurig Deel te voorfchyn, van dikte als een Schryfpen en wel een half Duim uitfteekende 5 waar van ik onder andere Koppen geen het minfte fpoor , en zelfs naauwlyks een Ope- ning „ tot uitlaating van zulk een Deel, kon waarneemen. De Mantel, die het Dier als een Scheede omkleedt, in de gedagte Afbeel. dingen niet zigtbaar , was in alle de Wulken duidelyk , doch het platte bogtige opwaards uitfteekende Deel, dat tegen het Lighaam aan gekromd en als geklemd was binnen de Hoo- ren , De KINKHOOREN S, ast ren, vond ik flegts in zes van de gedagte, VL Waulken. Deszelfs gebruik en de reden van“ DL dit verfchil te onderzoeken, laat ik over voor Hoorn- de genen, die gelegenheid hebben tot het be-STUE. komen en behandelen van levendige Dieren 7% van deezen aart. Vermoedelyk zal het laatst- gemelde Deel tot de Paaring dienen, en dan kon het van gebruik zyn om elkander vast te houden, of eenige Kitteling te veroirzaaken fchoon zy ook Hermaphrodieten waren. Aangaande de Voortteeling van deeze Schulp- Eijeinest, dieren zyn wy thans genoegzaam verzekerd. Onze zeer geleerde Vrind , de Heer Do&tor . BASsSTER, te Zirikzee, heeft voor verfchei- de Jaaren reeds bekend gemaakt, dat die zo- genaamde Druiftrosfen, welke men aan onze Zeeftranden vindt , de Eijernesten zyn der Wulken. Zyn Ed. befchryft uitvoerig , hoe dezelven uit een menigte van Blaasjes famen= ‚gefteld zyn; hoe het toegaat met de uitwers ping van deeze Nesten, en met het uitkomen der Jongen; als hebbende dit naauwkeurig nas gegaan (%). Een groot Bijernest van deezen aart is ook door den Heer NozEMAN bee fchreeven en in Plaat gebragt (+) : hebbende zyn Eerw. aangemerkt, dat ‘er, volgens zy- ne rekening, over de vierduizend Blaasjes in was (*) Natuurkundige Uitfpanningen, I, D, bladz, 42e (f) Uirgezogte Verhandelingen, 1, Deel. 1757. Pl, VIe p. 4650 P 4 Ie DEEL, XVI, STUK. 232 BESCHRYVING VAN VE waren, ieder voor ’t minfte dertig. jonge | et Wulkjes bevattende: des men zou mogen den- Heorp- ken, dat zulk een Eijernest meer dan honderd STUE, duizend Jongen inhieldt. Dit zo zynde , zou Wilk. men een verbaazende Voortteeling in deeze Schepzels moeten onderítellen. Hy befluit vice de grootte van dit Eijernest, dat het bui= ten de Wulk, in Zee, merkelyk moet toe* neemen; doch de Heer BAsTER heeft zulks veel begrypelyker verklaard. ‚… Het Dier, (zegt zyn Ed, ‚) moetende zyn ‚> Bijers leggen „ begeeft zig op of tegen een ‚> Steen, en legt eerst twintig, veertig of zes- „ tig Blaasjes ; een Dag vier of vyf nader- „s hand, een diergelyk getal op of naast de- zen; een Dag of vyf daar naa al wederom »» andere , tot het alle zyne Kijers uitgelegt „s heeft: deze Eijers, zagt en (lymig zynde;, „, kieeven op en ‘aan elkander, gelyk de eer= „sifte aans den Steen, en zetten zig ook nader- 5, hand wat uit en worden grooter” (*). Groote Onzen Vrind verzogt hebbende om eenige Walk, opheldering ten aanzien van het gene door zyn Ed. gezegd was van de groote Zee-Wul. ken, daar hy het EERDERE nevens dat der ge« woone (*) De Heer ELL is heeft in zyn Werk over de Korale Iynen ‚ dat in ’ jaar 1755 te Londen uitgegeven is , reeds de Eiperfchap verklaard van deeze Eijernesten , dic hy Zee Vafche Ballen noemt, om dat de Zeelieden ’er als Zeepbal« len gebruik van maaken, tot het wasfchen hunner Handen. ‚Zie p. 84e A DE KiNKHoOOoORENS 233 woone Strand-Wulken , ook van afgebeeld hade , zendt my de Schaal van een groote. sor. Deeze is volkomen met die van LIisTER,Hoorp- welke Linneus niet aangehaald heeft „over “TUR. eenkomfttig , uitgenomen , dat die van Lrs- 7 TER, Op gedagte Plaat, even als ik van veele Plaaten in Seres en RuMPHIus aangemerkc heb, zekerlyk door toedoen van den Plaat- {nyder , links zyn verbeeld, Zy ftrookt ook met die Afbeelding van BoNANNI, welke hier mede aangehaald is , zo veel de Opper- vlakte aangaat, welke geene gegolfde Rime pels heeft, gelyk de andere, en flegts als met fyne radlee, nevens elkander langs de Gieren loopende, is overtoogen. Deeze groo- te of Zee-Wulk is door LINNZUs, gelyk wy zien zullen, in het volgende Geflagt en wel onder de Spillen, geplaatst. _ Onder de drooge Waulken komen ’er voor die. geheel blaauw zyn, Men vindt zodanigen aan onze Stranden ‚ inzonderheid aan die van t Eiland Ameland; naar ’t gene in de Hoog- duitfche befchryving van ’t Werk van Knorr, alwaar zulk eene op Plaat IK IE Vier. de Deel, vertoond is, gezegd wordt. Gedag- te Eierche Wulkhoorens, niet regt gezuiverd, eenige Dagen in Water hebbende laaten leg- gen, waren die ook ten deele blaauw gewot- den. Den Heer Doktor BasTrr derhalve hier over raadpleegende, fchryft zyn Ed. Ps | my Te DEEL XVI: STIKo 234 BESCHRYUVING VAN VL my in deeze Maand Augustus, des jaars 1771: AsDerr. Ik heb nooit kleine levendige Wulken ge- Hoorp- »> Zien, dan graauwagtig of vuilwit van Kleur, STUK. „ Zyn zy blaauw of geel geworden, zo is 2» Zulks by toeval van bederf, verrotting enz. > gebeurd,” cceerxevte (476) Kinkhooren, die de Schaal langwerpig Bue 15 LA . eng Eyrond „ overdwars geftreept en in de rom, KE langte rimpelig heeft, met de Opening vEroo hal 5 : de. getand. Die zou de Kinkhooren zyn, daar de Ouden de Purperverw uit haalden, volgens Coru m- NA. A DANSON verzekert, dat de gene, die hy aan de Kust van Senegal vondt, Covet gee naamd , volmaakt met die der Middellandfche Zee overeenkomftig waren. Deeze laacfte noemt BoNANNI een Turbo, die met Golfs- wyze Gieren verlangd en ruuw is door dwarfe Kartelingen , zo dat dezelve met een gefron- zeld Lywaat fchynt bekleed te zyn: zynde meest veelkleurig, fomtyds wit of Elpebeenag- tig , fomtyds zwartagtig of uit den groenen ziende. Volgens ApaANsoN valt deeze Kinke hoo- {476} Buctinum Testà ovato-oblongâ transverlim ftriatâ, longitudinaliter rugofà, Aperturâ dentatà, Syse, Nat. XII, GUAL TH, Zest, Te 44 f. C\, D, E‚ BONANN, Aecr, II. f. 62e LISTe Conche T. 96e fo 21, PET. Gaz. T. 640 fe 8. & T, 75e Ff. 4e Mem, Acad, Paris. 1710. p. 463. T. Tos { 13,8 1711. p. 199. Te 6. f, Je ADANS, Seneg, Ie T, 8e f‚ 9 KNORR Werzan, II, D. Dl, 27e f, 3 2 DE KiNKHOOREN 8 235 hooren, die men wel de Geroofterde mag noe. VL _ men , omtrent een Duim lang en een half Duim id breed. Zyne Afbeelding maakt dezelve zeer Hoorne fpies getopt , en verfchilt ten dien opzigte aan. “TUEe merkelyk met de Geftalte , zo als zy door REAUMUR is vertoond. Van de Kaap der Goede Hope komen zekere Hoorentjes , die naar de laatften zeer gelyken, alzo zy met dik Netwerk bevlogten zyn, en veelal bleek Vleefche kleurig; doch ik weet niet of deeze een Pure per-Slakje bevatten, en 't verfchil van de eerst= gemelden, met die aan de Kust van Vrankryk , waar van wy bevoorens Ípraken *, fchynt niet * zie groot te zyn. Linneus geeft ’er flegts dePitder 21% grootte aan vaneen Hazelnoot, en zegt, dat, volgens K anreRr, het daar in woonende Dier een Triton zy. (477) Kinkhooren , die de Schaal langwerpig ceeerxsvins : 5 Buecin Eyrond en glanzig , in de langte Beede bandeerd met ruuwe Streepen , en de Slanzige. Lip van binnen eenigermaate getand heeft. Deeze , ook uit de Middellandfche Zee af= komftig, verwisfelt zeer in Kleur en Banden , zynde dikwils omringd met een zwarten Gor- | dels (477) Buccinum Testâ ovato-oblongâ , nitidà „ fasciatâ lone gitudinaliter ffriago-rugof , Labro intus fubdentato, Syst, Nat, Kil. GUALTH, Zest, Te 52e f. G, KNORR Verzam, Ve Di Bl, "on fe 92 L DEEL, XVI, STUK, 236 BESCHRYVING VAN VL del; en de Lip aan de Spil is in ’t minfte niek AFDEEL. Li, emgeplooid. Hoorp- STUK. (478) Kinkhooren , die de Schaal. langwerpig eeeeLxxvut Eyrond heeft en glanzis , met bruin ge- Buccinun ) 8 sl 5 pies garen, | flreept, effen, de Opening met ééne Lip Gladde, en ongetand, Uit de Middellandfche Zee was insgelyks deeze , die naar de voorgaande zeer geleek, doch bleeker was en flaauw gevlakt met donke- rer Streepen. Zy verfchilde daar van, door de Opening geenszins getand en de Spil zonder Lip tehebben. Ook waren de Gieren geenszins geplooid, VIL Die Pieramidaal zyn, glad en effen, Elsvormig, genaamd DNG Ne BN Rumrurus begrypt de volgende onder den naam van Strombî, dat is, zegt hy, Naalden of Pennen. De naam van Naalden zou eigener zyn, om dat zy altemaal, compleet zynde; een fpicfe Punt hebben ; doch de naam van PENNEN is in algemeen gebruik. Om dat de meesten als een Schroef gedraaid zyn, noe men de Franfchen haar is, dat is Schroeven. (479) (473) Buccinum Testâ ovato-oblongf nitidà fusco-ftriatà lege Vi, Aperturâ edentulà unilabia:á, Syst, Nat, XII, GUAL T He SOS Te 52e fe Be DE KINKHOORENS 227 7 edad VI. €479) Kinkhooren „ die de Schaal getoorend er en eenigermaate Spilagtig heeft, mel Li, de Gieren effen; onverdeeld en niet in- Hoörp- STUK, gefneeden, CCCCLXXIX, _ Buccinum Deeze merkt die Autheur aan als de groot- ga Îte in het Geflage der Pennen. Zo hy de Lig- Maripriem. haamelyke grootte en dikte gemeend heeft, kan het waar zyn; doch men vinde ander flag van Pennen „ van weinig minder of zelfs meet langte, en de Trommelfchroeven vallen maog- Ivk wel zo groot en zwaar. Hy zegt dat dé Marlpriemen, die hy ook Elzen noemt, op ’t mêefte een Hand lang zyn. Zo hy een Hand overlangs meent, dan zou het bykomen; doch een dwarfe Hand of Handbreed overtreffen zy zeer veel. Zy hebben , aan ’ Mond-end, eene aanzienlyke dikte en zwaarte. De Gronde kleur is als Yvoor ‚en ieder Winding heeft tweederley flag van Plekken, die in ’t ronde om de Hooren loopen; grootere en kleinere , beiden op ryën geplaatst , gelyk BoNANNI te regt aanmerkt, die ‘er byvoegt „ dat de Franfchen deeze Hooren de Verrekyker noe- mene (479) Buccinum Test Turrità fubfufiformi, Anfraétibus lee vibus indivifis integerrimis. M, Le U, 613, N. 269, BONA NNe Recr. II, f. 317. Strombus, RUMPHe ar. T, 30. f, AC GUALTH,. Zest. Te 56e f, TI, ARGENV, Conch, Ts 14, (ri) £, A, SEB, Kab. Ille T. 56, £e6, KNORR Perzam, IDE PL, 2386, 253, E. DEF XVIe STUKe 63% BRrSCHRYVING VAN VL. mene Gedagte Plekken zyn in eenige Marl- Tij priemen zwartagtig blaauwsbruin, in anderen Hoorp= toodagtig;s doch veeltyds legt ’er als een wit= €TUKe. agtig Vlies over heen. „, Het Dier (zegt > RuMPrIus) is wit , zeer hard en taay van 2 Vleefch, onbekwaam tot eeten ; het fluit „, zynen Mond met een dun klein Dekzeltje » ’t gene het Dier echter kwaalyk bedekt: in > zyn Vleefch zit een Venynig Beentje , > welks Steek voor doodelyk gehouden wordt3 s gelyk het ook groote Pyn verwekt , als >, men zig aan den fcherpen Mond der Schaal, „> Of aan derzelver Punt, bezeert.” eceerxxx. (430) Kinkhooren, die de Schaal getoorends Buccinum Subulatum, Tygerpen, Elsvormig , effen „ onverdeeld en nies ingefneeden heeft. Deeze zou, met meer regt, den naam van Els voeren mogen 5 dewyl zy veel dunner is en zig dus ook veel puntiger vertoont. Wy noemenze, echter , Tygerpen, wegens de Vlak- ken waar mede zy getygerd is. Men vindt roode en zwarte Tygerpennen , en de Wit Geplekte Pen, die gemeenlyk uit den rooden ziet, of zelfs geheel rood valt, by RuMmeuius de (430) Buccinum Testâ Turritâ Subulatâ levi indivifâ inte- serrimâ. Syst, Nat, Xl. BONANNe Recr. UI, T, 118, RumrPH, Rar, T. 30, f, B, De ARGENV, Conche T, 143 (11) f, Xe SEB, Kab. ll, Te 56, fe II) 16, KNORR Vére zam, Ie, De Pl, 23. fe 4e DE KiNnKHoOORENS, 239 de Vierde, hoort zekerlyk hier meer thuis, VL dan by de voorgaande Soort, alwaar zy door A den Ridder was geplaatst. De Tygerpennen Hoorps vallen ook wel een half Voetlang. Zy komen STUK. insgelyks uit Oostindie. (481) Kinkhooren; die de Schaal getoorend , secersasr. en de Gieren în tweeën gefneeden, aan Crensla- den Rand gekarteld heeft. ore de Pens Deeze noemt men de Gekartelde Pen , om dat zy aan den rand der Gieren een foort van Stompe Tandjes heeft. Men vindtze ook by RumrPnrius, onder den naam van Gekartel« de Naalde , zynde lichtbruin van Kleur, en langs de Gieren met dunne Streepen verfierd, LiNNAUs, niettemin, ftelt de woonplaats in de Afrikaanfche Zee. (482) Kinkhooren , die de Schaal getoorend Ede, UCE UN KID heeft , de Gieren in tweeën verdeeld, Hetfiesm. Ar Ingeknee. met den bovenjten Rand famengedrukt oa ven. verdund, Dee- (481) Buccinum Testâ Turritâ , An fraétibus bifidis , Margine ctenatis. Syst, Nate XII, M,‚, L, U. 613, N. 270. GUALTH, Zeste Te, 57, fe Le ARGENV, Conche Te 14e (1)É,Yo SE Be Kabe Ill, T, 56. f. 35, KNORR Verzam, Ie De Pl, 3. fe 7e (482) Buccinum Testà Turritâ , Anfratibus bifidis » Margine faperiore compresfo=attenuato, Syst, Nat, XII, GUAL TH, Test, T. 56, f, C‚ SER. Kab, 1lle Te 56e fe 2Ie KNORR Verzam, Te, De Pl, 23 f, Sa L DEEL, XVI, STUK; 240 BESCHRYVING VAN ‚VL ‚ Deeze verfchilt van de gene, die Omwon- On den Pen by RumPrus geryteld wordt, door- Hoorp- dien de Rand der Gieren zig als Jngekneepen STUE. vertoont. LiNN&us geeft ’er de zelfde wWoon- plaats aân. ccecrzsxmt (433) Kinkhooren „ die de Schaal getoorend “Buccinum Dn en eenigermaate geflreept heeft , mei de eet Naad der Gieren dubbeld en gekarteld. Dit is een korte dikke Pen, volgens de af. beelding van Krein; witagtig van Kleur, hebbende als een dubbelen Koord „ tot affchei- ding der Gierén. eecerzenv (484) Kinkhooren , die de Schaal getoorend Buccinum Strigilae _ heeft, de Gieren in tweeën verdeeld en de fchuins geftreept. Pen. _ : eecerxxnve _ (485) Kinkhooren , die de Schaal getoorend nf aj heeft, de Gieten in tweeën verdeeld en ÈUmMe seflreept. (486) ( 433) Buccinum TestÂâ Turritâ fubftriatà ; Suturâ Anfratuum duplici crenulatâ, Syst, Net, XII, KLEIN Offrac, T, 7. f,rzre (434) Buccinum Testâà Turutâ, Anfra@ibus bifidis oblique Ariatis. M‚ L, U. 614, Ne 27 ts Strombus granulatus, Rum er He Rar, T. 30e f.lI, BoNANN, Recre Illef, 10, GUALT He Test, Te 57. f‚, O, ARGEN V. Conche Te 144 (ri) f‚ Ro (485) Buccinum Test Turrità , Anfraêtibus bipartitis fiziaties M. Le Us 614, Ne 272, BONANNe Reer, III, f. 110, GUALTH, Test, Te 57e fe No KNORR Verzaun, Vlo De Pl, 24e £, 4e DE KiNKHOORENS 24t. (486) Kinkhooren, die de Schaal getoorend en VL effen heeft, de Gieren onverdeeld, mei Ree overlangfe Tegelroode Streepen. Hoorp- STUK. Deeze drie, regt het tegendeel van de voor- ceeeïaxsvi gaande, voeren, wegens haare ongemeene dun- REE) te en kleinte , den naam van MWaaldepennen,Fiskenies, Rumreuius gaat evenwel wat ver, wanneer hy ze by Naai-Naalden vergelykt, De laatfte - Soort noemt hy de Piekenier, om dat de me- nigvuldige overlangfe Streepjes, daar op, een menigte van Pieken verbeelden zouden. Van de Naalde-Pennen hebben wy nog andere Vers __fcheidenheden. (487) Kinkhooren , die de Schaal getoorend ceeeisxnt heeft, met de Gieren in tweeën verdeeld ;; Baccinum midida en effen. tim, Omwona | den Pen. Hier worden alle de genên gemeend, die men Omwonden Pennen noemt , mids dat zy op de Gieren niet gekarteld zyüù. Men heeft ‘er van veelerley Kleuren, fommigen rood, anderen geel of witagtig, met bruine, rosfe of (436) Buccinum Test Turritâ levi, Anfratibus integris lie neis longitudinalibus testaceis, Syst, Nat, Xl, RUMPH, Rare. T, 30. f. Ge ARGEN Ve, Couch, T, 14. LZ, KNORR Verzam, VI. De Pl, 240 f‚ 5. (487) Buccinum Testà Turritâ, Anfra@ibus bifidis levibus, Syst. Nat, XII, SEB, Kah. II. T, 56. £UIG 19, 035 24s 27, KNORR WVerzam, VI. D, Pl, 18, fe 5, Oe Fe DEEL. XVI, STUK. dye BESCHRYVING VAN VL of zwarte Vlakken , naar ’t gene uit de aart: iin gehaalde Afbeeldingen van SrBaA blykt. De Hoorp- reden der benaaming is, dat zig de Hooren, STUK tusfchen de Gieren ; als met een Bandje of Lintje omwonden vertoont. De zodanigen, zegt RuMePHIius, zyn de gemeenften onder de Pennen, „, Sommigen witagtig met Lood. > verwige Plekken en Streepen, eenigen wit > met zwarte Stipjes langs den kant der Gies s ren 5 eenigen ftomp van Top, gelykende „> naar een Zwik of Deuvik, en anderen, we- s‚ derom, met rosfe en kromme Streepen, als > Of 'er verward Garen op lag.” ECcELLEKVIT (488) Kinkhooten 9 die de Schaal getoorend Buecinun Ae ler N A: heeft ; met de Gieren eenigermaate Hoe- Ge kig en drie gedoornde Streepen. e FENe Deeze , zo wel als de voorgaande Soort, volgens LiNNgus, uit Afrika afkomftig, heeft de Schaal zwart, bultig aan de Mond-ope- ning, en de Gieren dikwils van onderen wit. EL We AO De LIIL HOOFD. (433) Buccinum Test ‘Turrit , Anfra&ibus fubangulatis, Striis tribus muricatise Syste Nat, XII, GUALTHe Test, Te 57e fe De hij VLEUCELHOORENS 243 essssssssSsssssn wk. Ben HOOEDSTUK. Befchryving van t Geflagt der VrLruGEr- LI, Hoorp. STUKe HOORENS, waar onder de Krabben en derge= Iyken, en de eigentbyke Vlerkhoorens, als ook de Gevleugelde Pennen , gelyk de Basterd-Zee- tonnen, enz. begreepen zjn. ’ \ \ Joord Strombus , dat van verfcheide hedendaagfchen op de Pennen , in ’ byzonder, is toegepast , wordt hier door Lin- NEUS gebruikt tot een Geflagtnaam voor de VLEUGELHOORENS. Het heeft, by de Ouden, zo het fchynt, geen bepaalde beteke. nis gehad , dan dat het gebruikt werdt voor ‘Hoorens, die in een gedraaiden Top uitlie- pen, gelyk de meeften doen. Welk een Schulp- dier PriNtus ’er door begreepen heeft, is duifter. Men kon het derhalve onverfchillig neemen voor eenig flag van Hootens , doch het luidt wat vreemd voor deeze, die anders den tytel van dlate voeren. Naame De Kenmerken , aan dit Geflagt gegeven , Kenmer- zyn: dat hetzelve de Schaal eenkleppig, fpi- raal gedraaid, op zyde verbreed heeft, en de Opening doorgaans met eene uitgebreide Lip, uidloopende in een Kanaal aan de flinkerzyde, Dus bevindt zig in dezelven het Sleufje of Qe. Gaate Is DEEL. XVI. STUK, KE Na Vv]. AFDEEL. LEL, Hoorp- STUKs Soorten. 244 BESCHRYVING vAN Gaatje aan de andere. zyde van den Mond, dan in de Kinkhoorens. Dit Geflagt is lang zo/ groot niet als het voorgaande. Men vindt ’er negen en-twintig Soorten in, die in vier Afdeelingen , waar van de laatfte wederom eenige Pennen bevat, zyn onderfcheiden,. Ì. Gevingerde, wier Lip in lange {malle Strooken uitloopt. eceeL sex (489) Vleugelhooren , die de Schaal gelo0- Strombus Fufus. Starrepen. rend, effen, mét.eene Elsvormige Staart, en de Lip getand heeft. Hier worden de Starrepennen bedoeld, wiet Geflagt moeielyk te bepaalen is, zegt de Rid- der: want door haare gladde of effene Schaal zyuú zy volftrekt afgefneeden van de Stekelhoo- rens, en de regte Staart doetze van deeze ook een weinig afwyken, daar zy door de Getande Lip, echter, mede overeenkomftig zyn. Men vindt ’er tweederley , gelyk uit de aangehaalde Afbeeldingen van SEBA blykt; naamelyk die dunner zyn met eene lange, en die dikker zyn met eene kortere Staart, De laatften , waar van (489) Strombus Testâ Turritâ levi, Caudâ füabulatâ , Labro dentato. Syst. Nat, XII. Gen. 324, Murex Fufus, M, Le Ue 638, N. 316, BONANN, Recre II, fs I21, Fufum, A Re GEN V. Conch, T. 13. Cio) f, D, KLEIN Offrac. T, 4e É, ISEB, Kab, NWT, 56,16, E ‚ 2, 3e KNORR Verzanie Ve D, Pleo 6, 7 and hs DE VLEUGELHOORENS, 245 van ik eene in ’ Werk van KNorr heb ge, VIe bragt, zyn de ongemeenften : : Zy vallen vry | LI groot en zwaar , met eene dikke Schaal, bruin Honig geel van Kleur. In ’t kruipen fteekt die Schulp-STUK. dier de zogenaamde Staart van de Hooren voor uit, en fleept den Top agter zig, gelyk ge- meen is aan alle Hoorens. De afkomst is uit Amerika. (49o) Vleugelhooren, die de Lip der Schaal GCCGRG. met vier regie Pingeren gepalmd en de ad Mond-opening effen heeft. | en Van fommigen worden deeze, die nooit groot vallen , Scorpiventjes , van anderen Duivelsklaauw- tjes geheten. Men kanze ook Pyfvingertjes noemen , om dat zy, met den Top, doorgaans vyf uitfteekende Punten maaken: doch, om al- le verwarring te ontgaan , met de volgende Soorten, noem ik dezelven Vogelpootjes. Bo- NANNI merkt aan, dat menze aan de Oevers van Europa, in de Middellandíche Zee, vindt. Hy hadt ’er , die wat dunner van Schaal waren; de Lip naar de Vlerk van een Vledermuis gely- kens (ago) Strombus Testa Labro tetradactylo, palmato, Digitis angulato, Fauce levi, Be, Suec, or64. M.L. U Ói5, Ne 273, ROND, Zest, 92. f. 2. BONANNe Zeer IL f, 85, 37, List. Conch, T- zi f, mine GUALTHe, Zest. Te 53e fe B, C, Ae ARGENV. Conch, T 17e (14) f. Me SEB, Kab, Ull, T, 62, f. 17, GENANNe Adr, IK Tere fe 58060, KNORR Perzam, MI. De Bl, 70 fo 4e vak LL DEEL, XVIe STUK, 246 BESCHRYVING HEN VI. kende, van de Kust van Portugal, by Lisfa ht bon, bekomen. Zy onthouden zig ‚ volgens Hoorp: LINNAUus, ook in de Zee van Noorwegen en stTuxK. in de Westindiën. cceexer. (491) Vleugelhooren, die de Lip der Schaal Stromb Eden: met zes kronume Vingeren en de Staart Mantshaane Haakswyze omgekromd heeft. Dat hier de Bootshaak of Duivelsklaauw be- doeld worde, is uit de Kenmerken blykbaar , niettegenftaande men, verkeerdelyk, ook de Witte Krab van Guar rnrerr aangehaald vindt. Dezelve, immers, heeft de Vingers, en vooral de Staart, zodanig niet, dat men die krom mag noemen. Daar is ook een misflag , in de aanhaalingen van BoNANNr en van SEBA, hier door my verbeterd. | Van deeze maakt Rumerrus de eerfte Soort van zyne Vleugelhoorens , die hy aanmerkt naar de Kinkhooren te gelyken door haaren Top; en naar de Tooten of Voluuten door haar Lig- haam, dat langwerpig is, met een langen fmal- len Mond. Tot een byzonder Kenmerk van dit Geflagt ftrekt, volgens hem, dat het Dier der (aor) Strombus Tester Labro hexadaylos Digitis curvis , Candâ recurvatâ. M. L, U, Órse Ne274. BELLON, A7. 4224 BARREL. Rar, 1327, f, E, BONAN Ne Recr, Ille É. 314, sis, Harpago. RUMPH, Rar. T,35ef, A, B, SEB, Kab, NI, Te 82, f, Is 2, GUALTH, Test, T. 35, f.A, B & Te 36. f. B. KNORR PVerzam. I, De Pl, 27, fe Is Ie De, Pie GE PA DE VLEUGELHOORENS. 247 der Vleugelhoorens een lang Beentje draagt, , Vh _ van Kleur en zelfftandigheid naar de Onyx ma- at rina, die men dikwils Blatta Byzantina noemt, Hoorp- en welke in de Indiën tot Reukwerken gebezigd STUK. wordt „, gelykende ; aan de buitenzyde met fcherpe Tandjes als een Zaag. Dit Beentje is van onderen fpits, en van boven zit het vast aan een hard Vleefch, en gelykt dus naar een Handje, waar mede het Dier niet alleen zynen Gang vervordert , van plaats tot plaats zig voortpalmende , maar ook hetzelve als een Zwaard gebruikt, om daar mede te {chermen, en al het gene hem tegen is weg te ftooten. Men kan begrypen, dat deeze werking van groot geweld moet zyn in de Bootshaaken , die ongemeen groot vallen. Hy rekentze voor de grootíten. onder de Vleugelhoorens; zynde een Hand of een Span lang , wanneer men de Takken mede rekent. Ik heb ’er één, die ik op ver naa niet kan befpannen; als hebbende dezelve, van het end der kromme Staart tot aan het end der bovenfte Punt, de langte van een Rynlandfchen Vaer, Het Lighaam is vyf Duimen lang en heeft dus een aanzienlyke Mond-Opening , zeer fchoon Vleefchkleurig rood. Niettegenftaande zulks fchiet dezelve, wat het Lighaam aangaat, nog te kort, wan- neer men haar by fommige andere Vleugel. , Vlerk- of Liphoorens vergelykt. De Takken zyn hol, tot inneeming van de byhangzels, Q4 die _ Je DEELe XVIe STUKe VL AEDEEL. Lul. Hoorp- &TUKe 048 BESCHRYVING VAN die ‘er aan de Lap zyn van het Dier, welke men in de Mond ziet; zynde week, dun, uit den groenen en witten gefchakeerd. Op Ban- da, en in de Zuidoofter-Eilanden , zegt hy; wordt het Diertor de Kost gezogr: men braadt _hetzelve in de omgekeerde Hoorn op Kolen, Wyfje. “* Bl 88 EN {Gps en de Schaal wordt vervolgens, om het daar uit te krygen, in ftukken geflagen. Behalve de lang Getakte , die men Manne- tjes noemt, zyn ‘er ook weinig Getakte of Wijfjes Bootshaaken , zogenaamd. Het zal daar mede, gelyk wy hier voor * ten opzigt van de Porfeleinhoorens gezien hebben, gele- gen zyn : dat men zulks, naamelyk, flegts voor een benaaming en niet voor een wee- zentlyk verfchil van Sexe moet aanzien. Het Wyfje is dunner van Schaal, en inzonderheid van Lip, hebbende maar eenige korte Pun- ten 3 doch, wat het Lighaam bélangt, kome hetzelve met de Mannetjes overeen. | Men heeft ook zogenaamde Stompen, die in ‘t geheel zonder Takken en byna zonder Lip zyn; hebbende maar een dunnen, Zaagswyzen en als afgebrokenen Rand aan den Mond. Der- zelver Lighaam loopt fpitfer toe, en ’t Hoofd is vry breed. Zy zyn anders, op de zelfde manier ‚ met bruine Vlakjes en Stippen ver- fierd , als de gewoone Getakte Bootshaaken , in welken , wanneer zy oud worden, de hol- ligheid der Takken byna verdwynt ,-zo die zelfde Autheur aantekent. De fraaiften van dee- Ds pr VLEUGELHOORENS. 249 ‘deeze Soort , zegt hy, worden in de Banda- VL {che Eilanden gevonden. Lt OOFD» (492) Vleugelhooren , die de Lip der chan STUKe met zeven Knobbelige Vingeren heeft, cccexeiï, saar van de agterfle de ele is. Ea Podagra= Gelyk de voorgaande in grootte, zo munt Si deeze Soort in kleinte wit; dermaate, dat Rumreurtus haar voorftelt als de kleinfte van hee Geflag: der Vleugelhoorens. Hy noemt- ze Cornuta nodofa, in ’t Nederduicfch Podagra of de Scorpioen, wegens haare lange kromme Staart. Aan de Knobbelige Takken en Rug > zyn deeze kenbaar , en worden dus genaamd, offchoon zy de Staart zeer kort hebben, ge- lyk uit die van GuALTHIERI blyke. Haar Mond is van binnen paarfchagtig bruin, met verheven witte Ribben ter wederzyden , die de Lippen zeer oneffen maaken, waar van men iets weinigs in de Bootshaaken en niets in de Krabben befpeurt. Voorts hebben zy den Rand van de Lip Oranjekleurig, en zodanig is de geheele Mond-opening gekleurd in zekere Vlieugelhoorens van byna de zelfde grootte en Ges (492) Strombus Teste Labro heptada&tylo, Digitis nodafis, postico longisfimo, M. Le U, 61ó, Ne 275, Cornuta nodofa, RumePH, Rar. FT, 36. f.K. GUALTHe Test. Te 36. É, C, Scorpio, ARGEN V. Conch, T. 17, (14) 6 B. BONAN Ne Reere II, f, 113. KNORR Verzam, U, D, Pl, 3, É, 33 VDE BIA, fa 3e O3 1, DEEL. XVI, STUK, hee 250 BESCHRYVING VAR VL. Geftalte, doch die de Vingeren geheel zonder MEDAEL. Knobbels hebben, de Staart en voorfte Vin- Mors. ger zeer krom en lang; zo dat de af{tand der STUKe Punten wel vyf Duimen, en de langte van ’t Lyf niet meer dan twee Duimen is. Deeze mogen tot onderfcheiding de Scorpioen genoemd werden, terwyl die anderen den naam behou- den van Podagra- Kreeft. Zy Zyn inderdaad wat Kreeftagtig, en hebben de Takken, wier getal zeven is, naar evenredigheid langer dan de voorgaande Soort, (493) Vleugelhooren , die de Lip der Schaal CCCERCT Te , ders met zeven byna regie Vingeren , en de LAMS Krab, Keel zonder oneffenheden heeft. Zeer overeenkom{tig zyn deeze Kenmerken , met die Vleugelhoorens, welke men in ’ Net derduitfch Krabben , in ’t Franfch Araignées of Spinnekoppen tytelt. RumePnius geeft ‘er , zo wel als de voorgaande en volgende Soort „ den naam aan van Coruuta , om dat Zy, als ’c ware, gehoornd zyn. In getal van uitfteekende Vingeren of Takken komen zy met (493) Strombus Teste Labro heptada@ylo, Digitis reCtius« culis, Fauce levi, M‚'L, U, 617, N. 276, Aporrhais, ROND. Test, 79, fe ZI, BARREL: Aar, 1326, fe 7, Cornüta, RUuMPH, Rar. T. 35, 36, f. E‚,F‚,G, He GUALTH, Test. T. 55, fe C‚ T, 36, f, A, Lambis, ARGEN V, Conche Te 17, (14) f E‚ REGEN Fe. Couch. 16. Te4ef, 45, KNORR Verzam, IE. D. Pl, 28, fo 1: EIL, D, PL, 7e fo Ke zat pr VLEUGELHOORENS. 251 _met de Podagra-Kreeften en Scorpioenen over- VL een. Op de Rug hebben zy twee of drie rn {malle Knobbels, en zyn bovendien overdwars Hoorp. geribd. Men vindt ’'er Wyfjes en StompensTU& _ of Stompjes van, even als van de Bootshaa- ken. Van eenigen is de Kleur witagtig , met rosfe, bruine en zwartagtige Plekken; dat de kleinften en fraaiften zyn. Men noemtze Bonte Krabben, In anderen is de Kleur van buiten geel en deeze vallen grooter, wordende door afhaaling gemaakt tot Witte Krabben. Deeze vallen wel zo groot van Lyf als de Bootshaa-= ken, dik en plomp van Schaal, doch zyn zeer kort getakt en veel zeldzaamer. Het Dier der Krabben verdeelt zig in Lap- pen, om de gedagte Pooten te vullen, maar by de Snuit fteekt het een lang Vingertje uit, dat rond en ftyf is, met een Kloofje in ’t Voorhoofd , zynde de Mond van 't Dier, en hier agter {taan twee Hoorentjes met ronde harde Oogen, gelyk de Krabben hebben. Zy worden mede} tot de Kost gezogt en zyn op alle Stranden, in Oostindie, gemeen. (494) Vleugelhooren, die de Lip der Schaal scecrerve mbus met Milpedia. Duiz end. | 5 beene (494) Strombus Teste Labro decada@tylo, Digitis inflexis , Fauce fubftriatâ, Dorfo gibbere compresfo, M, Le U, 618, N, 277, BONAN Ne Aecr, III, f, zi. LIST, Conch, T, 868, £. 23. & 369, f, 24, Cornuta millepeda, RUMPH, Rar. Te 56. £ 1. Millepeda, ARGENVe, Conch, Te 18e (15) f Be 1: DEEL, XVI, STUK, he VL AFDEELe 7 EI. HOOFD. STUKe 252 DESCHRYVING:VWAN met tien geboogen Wingeren, de Keel eenigermaate geftreept heeft, en de Rug met een famengedrukte Bult. De Duizendbeen » Cornuta millepeda , zegt RuMmePHiUs, is platter dan de Krabben, op de Rug vaal en digt gefpikkeld , met rosfe “Streepen. De Lip verdeelt zig in tien en en fomtyds in elf korte Takken, die allen naar agteren , dat is naar ’t Top-end, gekromd zyn; dewyl het Top-end, wanneer het Schulpdier voortgaat, in deeze zo wel als in alle andere Hoorens , agter naa fleept. Dus was deeze kromming der Takken noodig , om het Dier in zyne voortgang niet te verhinderen, en zy kan bedenkelyk dienen, om hetzelve vast te houden tegen den Stroom of flag van ’c Water. Aan de Snuit en Top zyn de langfte Takken : op de Rug heeft het veele Knob- beltjes, en de Lippen zyn, van binnen, mooy gefchilderd met witte en roode Streepen. Die van D'ÁRGENVILLE is een Wyfje , of an» volmaakte Duizendbeen. IL. Die fmal gevleugeld zyn. dan. (495) Vleugelhooren , die de Lip der Schaal Strombus Lentigino= Jus. Sproetje. van, (495) Strombus Teste Labro antice trilobo incrasfato , Dorfo Verrucofo coronato , Caudâà obtufâ, M. Le U. 619. Ne 278, Turbo Autritus, RONDe Zest. 91e BONANN: Reer, IIe É, 300, BARREL, Rar. 1326. f£, 4 & 1327, f‚ 5, Lentiginofa, RUMPH, 48 pre VLEUGCGELHOORENS, 253 wan vooren dikker en met drie Kwab- VL ben, de Rug als met Wratten gekroond kn en de Szaart foomp heeft. Be, | STUKs Deeze Hooren voert haaren naam naar de gefchapenheid der uitwendige Oppervlakte , welke Ringswyze als met een menigte van Sproeten fchynt bezet te zyn. Anderen gee« ven ’er ook wel den naam van Kikvorfchen aan, -of die men dus noemt verfchillen weinig van de Sproetjes. Men heeft ’'er dun en dik gelipte onder, doch zy vallen niet groot. Sommigen hebben den Mond geel of rood, eenigen; die zeer raar zyn, Zwart: men vindt ‘er met gee- le en met bruine Plekken; doch de meeften zyn witagtig. De Schaal is, zo wel by ’t Top- end, als by ’t Mondftuk, ingekeept , en van boven met eenige groote Knobbels gekroond. LinNaus merkt aan, dat het dekzel van. deeze Sproetjes de Blatta Byzantina zoude zyn5 doch ik vind geen reden , om hem zulks toe te {temmen ; aangezien Rumrurius, die het be- hoorde te weeten , dat Reukwerk toefchryft aan de Krulhoorens. (406) Vleugelhooren , die de Schaal heeft eccexevre Strombus MET Gallus. Wyzer RuMmPH. Rar, T, 37. {,Q. GUAL TH. Zeste T. 32. f, A, ARGENV, Couch, T. 18, f. C, SEB. Kabe III, T, 62, £, 11, KNORR Verzame II, D, Pl, 13 fe 2: Pl 26. f, 2, 3, (496) Strombus Teste Labro dilatato , antice mucronato / lom» IE. DEEL. XVI, STUKs os BESCHRYVING VAN VL met eene uitgebreide Lip, welke van en vooren een zeer lange Spits heeft: de aber. Rug gekroond, de Staart regt. STUK. Aan deeze wordt , wegens haare lang uitftee- . kende Punt, de naam van Wyxer gegeven, en “ is zeker dat RuMmePnrus de zodanigen be- doelt, wanneer hy van Pugiles, Schermers of Wyzers fpreekt ; die de Vinger bykans zo lang als ’* Lyf hebben; offchoon de Afbeelding van de volgende Soort aldaar is aangehaald ; die ei. gentlyk maar past op zyne tweede Soort. Men vindt ook Wyzers die onvolmaakt zyn, heb- bende dien Vinger niet of maar kort, en de zo- danigen worden ook wel Vlerk- of Liphoorens geheten. Dat deeze Schulpdieren Schermers van hem genoemd worden, komt daar van daan , dat zy het Zwaardje, waar van hier voor op de Boots- haaken gefproken is, gebruiken om daar mede te fchermen, en, ’t zy men zulks alleenlyk als een Natuurlyk gebruik, dat zy ’'er van maaken, gelyk gemeld is, aan te merken hebbe: het is van die uitwerking, dat , zo menze in een Scho= tel legt, die met andere Hoorentjes gevuld is, weinigen daar van by haar blyven, wordende de meeften door dit fchermen weggeruimd. (497) longisfmo, Dorfo coronato, Caudà ret, M‚ L, U. 619, Ne 279. BONANNe Reer, III, fs 309, 310e RUMPH, Rar. T.37.f.s, GUAL TH. Test, Te 32. f, M‚, SEB, Kab, IIIe Te Oz. fe 1, 2e KNORR Werzarme IVe Do Pl. I2e fe Te EE VLEUGELHOORENS 255 (407) Vleugelhooren, die de Lip der Schaal VI. wan vooren gefpitst , de Rug gedoornd Arperi. LI, heeft , en eene regtopftaande scherpe Hoorp- wtaart. STUKe ECCCECVI Ie Dit is de gedagte tweede Soort van Rum 42% Auris PHIUS, welke dus van hem tot de Wyzers be- # He trokken wordt, daar zy doch aanmerkelyk van haantjes verfchilt. Wy noemenze ’t Kemphaantje, dat van haar fchermen afkomftig zal zyn. Kleiner vallen zy dan de voorgaande Soort en komen nader aan de Sproeten of Kikvorfchen , waar mede zy wel eens verward worden; alzo de Kleur fomtyds veel naar die Dieren zweemt, Grappig is ’t, dat LiNNaus ’er den bynaam aan geeft van Auris Diane, en zulks op reke- ning van D'ARGENVILLE te boek ftelt, die alleen gezegd hadt, dat menze noemt Oreille d'Ane , ’t welk betekent Ezels- Oor, Heeft Diana, de Jagtgodin, dan Ezels-Ooren gehad? Ik vind zulks van dezelve nergens aangetekend, noch befchreeven. Deeze Kemphaantjes, zo wel als de Wyzers en Sproeten, vallen in Oostindie, en zyn al- daar (497) Strombus Teste Labro antice mucronato, Dorfo mu= ricato, Caudâ ereétâà acutâ, M, L. U. G2o, N, 280, Pugiles, RUMPH. Rar, T, 37. £,R, GUALTH. Test, T. 32. f, He Auris Diane, ARGEN Ve Couch. T, 17, (14) f, OQ, KLE IN Oftrac, T. 6. f, 106, SEB, Kub. UI, T- 61e f, I= 45 & Ta 62, f. 13e KNORR Verzam, IIe De Pl, 15e fe 13 2e Te DEEL. XVIe STUKe LIL 256 BESCHRYVING vAn daar gemeen aan alle Stranden der Ambonfche Eilanden, wordende van de Inlanders gege- Hoorp- ten} doch zy hebben dit gemeen, dat zy alle STUK de genen, die ‘er veel van eeten, het Zweet doen ftinken als een Bok. ceeexevrire (498) Vleugelhooren, die de Schaal met ee- Strombus Pugilis, Vleefch- hooren. ne voorwaards witfleekende geronde glad- de Lip heeft; den Top aan de Gieren gedoornd ; de Staart flomp met drie Kwabben. Die van deeze Soort worden in ’t algemeen Vleefchhoorens genoemd , om dat haar Kleur meer of min trekt naar die van Vleefch. Ge- meenlyk, nogthans, zyn zy hooger rood, geel of zelfs Oranjekleur, en van agteren, by den Mond , zo bruinrood , dat menze, grappig, Gebrande Billen , ja fommigen zelfs Zwart ge- brande Billen tytelt. Ik vind geen reden, om den naam van Pugiles, of Schermers, op dee- ze in ’t byzonder toe te pasfen. De Keel is rood ‚ de Schaal Saffraankleurig , zegt Lin- Naus. Die heeft wel in eenigen , doch op ver naa niet in allen plaats. Zy zyn Goudkleur of (498) Strombus Teste Labro antice prominente rotundato levi, Spirâ {pinofâ, Caudâ trilobâ obtufâ, M.L. Ue 620, Ne ° 28ïe LIST, Conch, Ts 906, fe 264 BONANNe Reer, uil, Es 299: GUALTH: Zest. T. 32e f. B, ARGENV. Conche Te 18, (15) f, A. KLEIN Offrac, Ts 6. f, 108, KNORR Vers 4 Zig L. D. P}. OA É Es II, D. Ple 16e Ás Ï. st T DE VLEUGELHOORENS. 257 of wit van buiten zegt BoNANNr, van bin=-, VL _ ÄFDEELs nen Sneeuwwit, met Rooze- of Vüurkleur Lul fchitterende. De afkomst is uit Westindie. Hoorp- STEE (499) Vleugelhooren, die de Schaal met ee- cocexerra ne witfteekende Lip, de Rug gerand en Sone Fe AIV efen Staart onverdeeld heeft, Ls, f de Staa À | Vlerkhoo= f k A Ie ; …__… Téfe Hier kunnen gevoeglyk die, welke de Lip als een aangehecht Vlierkje hebben , deswe-= gen Vlerkhoorens genaamd, thuis gebragt wore den. (5oo) Vleugelhooren , die de Schaal met een D. witfleekende Lip, de Rug effen heeft, virnares. ieren Serond en evaal. Loehoen- dk 8 ie fche Hoos YCile Sommigen noemen deeze Lahoenhoorens ‚doch dit is zo min eigen als Loelaeneefche 3; want RumrPnius meldt uitdrukkelyk , dat menze in ’t Neerduitfch „Loehoneefche Hoorentjes noemt , in ’t Latyn Luhwane , en daarom is het te denken , wanneer hy verder zegt: 3 men (499) Strombus Teste Labro. prominulo, Doro marginato jevi, Caudâ integrà. Syst, Nat, XIl, KNORR Verzam, MI De Pl, rr. fr, (soo) Strombus Teste Labro prominulo, Dorfo levi, Ans fratibus rotundatis equalibus, M‚ L, Ue 621, N. 282, Luhuas na. RUMP He Rar, Tref. S, ARGEN Ve Conch, Te 1e (14) f, Ne SEB, Kab, II. T. Gie fs zo, 21, & T, 62. fa 31, 32, KNORR Verzame II, D. Ile 13. fe 43 Vo De Plo 16e fs Be R 1, DEEL, XVI, STUK, 253 BESCHRZVING VAR VI. „, men vindt ze veel op allerhande Strandeù , use ‚, doch nergens zo veel als op het Land van Hoorp. +, Loekoe , waar van zy den naam draagen”: STUK, dat zulks een Drukfeil zal zyn , en dat hee moet zyn, het Land van ZLohoe. Ondertus- fchen is ’t blykbaar; dat hy, door allerhande Stranden , hier flegts die van Oostindie , of van de Ambonfche Eilanden, verftaat. Zy gelyken veel naar de Tooten, haar Lip is zeer klein , en van binnen rood, ’t welkze kenbaar maakt en van anderen onderfcheidt. Ook hebben zy het algemeene Kenmerk van de Vleugelhoorens, te weeten, een ronde Keep in de Lip, omtrent de Snuit, Zy vallen niet veel meer dan een halven Vinger lang en zyn in weinig agting. DI. (sor) Vleugelhooren, die de Schaal met een Ee . witfteekende Lip, de Rug effen heeft, Kanaritje. de Gieren Bultig en ongelijk, Deeze Hoorens voeren den naam van Ka- naritjes , zegt RuMmPHIius, om dat zy veel naar een gefchilde Kanary gelyken. Men be- rigt my, dat dit een Oostindifche Vrugt is, als een Ockernoot, hebbende een harde Schaal. In groot- (sor) Strombus Testa Labro prominulo, Dorfo levi, An- fraGtibus gibbofis inequalibus. M, TL, U, 62te Ne 283, Cana- riume RUMPHe Aar, T. 37, £ V. BONANNe, Recr, IIIe f. 150, SEB. Kab, Ill. T, 61. £‚ 53. KNORR Verzam, Ile De Pl, 14. fe 35 Ille D, Pl, 130 fo 5e \ DE VLEUGELHOORENS, 250. grootte verfchillen zy weinig van de voor- VL gaande Soort; doch zy zyn zo regelmaatig zn niec van Geftalte en hebben de onderfte Zy- ooro» de placagtig zo LiNNeus aanmerkt , doch ’t srux. gene BoNANNI veel beter befchryit 3 wan- neer hy zegt: ;, zy zyn in ’t wydfte deel des >, Lighaams zodanig gezwollen, dat zy als de > Borst van een Duif, die te broeden zit, s> vertoonen”, Inderdaad, dit is zeer blyk- baar in veele Kanaritjes. Sommigen hebben den Mond wit , anderen zwatt , en deeze noemt men Zwartmonden. De uitwendige Op- pervlakte is in eenigen gebandeerd , in eenigen gebloemd of Golfswyze getekend: ja zy zyn, in ’t algemeen; fraaijer gekleurd dan de Loe. hoenfe Hoorentjes , hoewel flegts met ros- agtig of bruin geel op een witten Grond. Men vindt ‘er ook , doch zelden, die geheel wit Zyn. », Zy zyn mede Schermers, en, als het > regte Dier daar uit is, groeit 'er een Kreef= ss tje in of Cwman (*), doch daar in van an- …> dere Cumans verfchillende , dat hy geen zo s» groote Schaar heeft , waar mede hy de +, Deur van zyn Huis fluiten kan, gelyk de 2» Cumans van de Aliekruiken”. (5o2) (*) Cumae is de Maleitfche naam wan de Soldagrjes of Kluizenaars , ook Kreeftflakken genaamd% die in het Der- tiende STukK van deeze Natuurlyhe Historie, bladze 361 3 enz. befchreeven zyn. Rae Ts DEEL, ZVIe STUK ® vL AFDEEL. LI. „Hoorp- STUKe DI. Strombús Oniscus. Pisteb ed, DI. sStrombus Lucifer. Kameel= Hooren, 260 BESEHRYVING vAN (5o2) Vleugelhooren, die de Schaal Eyrond- agtig met Knobbelige Gordels , de Spits Elsvormig en efjen heeft, De Schaal is van grootte als een Hazel- noot, en heeft drie Knobbelige Gordels, zyn- de overlangs ook bezet met Knobbeltjes. De Kleur is bleek, met zwarte of bruinagtige Vlakken; doch aan de Opening wit, die lang en fmal is, met eene gladde Spil: de Top ftomp. III. Die breed gevleugeld zyn. (503) Vleüugelkooren, die de Schaal van voo- ren met eene ronde niet ingefneeden Lip, het Lyf dubbeld geftreept, de Gieren gekield , met de bovenfte Kmobbeltjes klein heeft. De (3o2) Strombus Festà obovatà Cingulis nodofis, Muctone fubulato levi, Syst, Nut. XII. An GUALTH, Zèst. T. 22e Ll SEB. Kah. Ile Ty 55e fe 23e Age KNORR Verzam, IV. D. Pl, 12. f. 4 (505; Strombus Feste Lahro antice rotundato integra, Vens tre dapliciter ftriato, Spir carinacâà, Tuberculis fuperioribus minutis, Syst, Nat, Xll, BoNAN Ne Recr, Ille T, 503, 304» BARREL. Rare T. 1327. f, 7 RUMPH, Aar, T. 49, fe M. ARGEN Vv. Conich, T. (7. (14) fe I, KLEIN Offrac, Te 4. f.35. SEB, Kab, III, Te Ó2, fe 38, 39e GUALTHe Zeste T. 55. f, B. KNORR Werzam, IIIe De Bl, 16, fe 4: Ve Di Bl, Je t, ss Pl, 16 fi 4e PLAAT CXXIII. T CXXII. “ DE VLEUGELHOORENS. 961 De Latynfche bynaam; van Morgenftar ont- Boeg TDEELe iet op deeze maar op een andere | ie jeend, past I Soort van Hoorens, die lange fcherpe Punten Hoorn- hebben, en welke men oudtyds de Bonte Tak-Sfe% Hooren noemde *, Deeze plagt de Fran/che „Horen geheten te worden , doch hedendaags betrekt menze tot de Kameelhoorens, dus we- gens de Geknobbelde Gieren genaamd , die ’er fomtyds als een bultige Rug aan geeven. Ben der aangehaalden van BoNaNNr heet , vol- gens VALENTYN , de graauwe Westindifche Moor of Mefties. Deeze fchynt een onvol- groeide te zyn. Men vindt Franfche Hoorens of Kameelhoorens, die byna als een Kaapfe Ezel geftreept, die roodagtig gemarmerd, die geel geplekt en bruin geftippeld zyn, op een witten Grond en meer andere verfcheidenheden. LiNnNeus fchynt tusfchen deeze en de vol- gende weinig meer onderfcheid te ftellen, dan dat zy de Schaal dunner en niet met zulke gro- ve Punten gekroond heeft, | re bla de De de (508) Vleugelhooren , die. de Schaal met ee1 ne, Div, EFO BUS ZEEF G? SAS Kroo pil NO» (so4) Strombus Teste Labro rotundato maximo, Coranata zen, Ventre Spirâque Spinis Conicis patentibus, Syst. Nat, Xi, BoONANN, Aecr. AU, T. 321, 507: GUALT He Zeste 33e f, A. Murex, Marmoreus, ‘RoN, Pisc. 76: COLUMNe wAguat, T, bo. f‚ 5. Conchylium, GESN, Aguat. 340, Ma- rex Marmoreus, ALDR, Ex/ang, Lus T, Conch. T, 860, fe 17) 18e & T, 882. f, 4e OLEAR. MZuss T, 32. f. 5. 2 GHALTH. Test. 54. f, Me KNORR Merzan Il, D. Bl 29e fe 1; Ille D.BEirZe fs Te « R 3 IE. DEELe XVI. STUKe J “ 962 BESCHRYVING v AN VL zeer groote ronde Lip , aan ’t Lyf en ÁFTGErL 5 LONT. aan den Top met Kegelvormige gaapen- Hoorpe de Punten gekroond heeft. STUK, In ’t Kabinet van de Koningin van Sweeden bevondt zig, det te verwonderen is, noch dee- ze noch de voorgaande Soort; des ook de Ken- merken meest uit Afbeeldingen fchynen opge- maakt te zyn, inzonderheid ten opzigt van deeze laatífte, wanneer daar van gezegd wordt, dat zy een zeer groote ronde Lip heeft. In de aangehaalde is dit niet blykbaar, en die, welke fommigen ook Getakte Switzers- Broeken noe= men , hebben de Lip gantfch niet groot. Zelfs fchynen die, welke men Roozekleurige Vleugela hoorens heet , tot deeze Soort betrekkelyk te Zyn, hebbende zo wel Knobbels op het Lyf als aan de Gieren, ’t gene ik in de eerstgemel- den niet waarneem. De Kleur van binnen is levendiger en fchoonder Purperrood, naar dat ‘er het Dier frisfcher is uitgehaald. Ik heb zo- danig een Kroonhooren van een Voet lang , met tien Verdiepingen of ryën van Knobbeltjes-toc aan den Top. In deeze is de Lip niet rond en fteekt maar weinig uit, Het Dier — AÂDANSsSON merkt aan, dat de Jonge Vleu- 1 XXL gelhoorens in ’ geheel geen Lip hebben en Tol- j rondagtig zyn 3 weshalve zy door de Autheu- ren , verkeerdelyk , tot onderfcheide Geflagten zyn betrokken. Een dergelyke Hooren fchynt die te zyn, waar van de Afbeelding op PLAAT CXXIII, ET DE VLEUGELHOORENS 263 CXXIII, met het Dier daar in, uit myne Ver- 4 VL zameling is gegeven. Dezelve heeft eene fchoo- TT ne Appelbloefem-Kleur, doch de Punten zyn Hoorne meest wit, en de grootfte, gelyk hierduidelyk STUÉe blykt , nog onvolgroeid. Ook heeft dezelve de Lip zeer dun. Men zou ze een onvolmaak. te Laphooren kunnen noemen. Zy gelykt veel naar de Murex Marmoreus van RoNDELETIUS, welke voor de Purperhooren der Ouden gehou- den wordt. Het Dier, dat dan de Purperflak zou zyn, komt grootelyks overeen met de bes {chryving, welke ons RuMrPHrus geeft van de Slakken, die in de Vleugelhoorens zig ont- houden, en in ’t byzonder met het Dier der zogenaamde Krabben *, Want, fchoon dee- * zie ze Slak zig niet in Lappen verdeelt „om de hol. *i42+7 ligheden der Takken te vullen, fteekt zy doch een lang Vingertje uit, dat van boven gekloofd, is, om tot Mond te verftrekken , en daar agter {taan twee Hoorentjes mct ronde harde Oogen aan ’t end, hebbende ieder, bovendien, een foort van Klaauwtje. Van agteren is een der- gelyk deel , als in de Wulken, j Wel allerduidelykst vertoont zig, in deeze peszalfs Afbeelding , het Zwaardje, daar de Vleugel © viande. hoorens mede fchermen, van het welke reeds verfcheide maalen gefproken is. Wy hebben gezien, dat fommige Hoorens zulk een Dek« zeltje of Luikje in ’t geheel niet; dat anderen hetzelve zeer klein en rond; anderen , wederom, RK 4 g100= T. DEEL. XVI, STUKe VI, Arpret. LEI, Hoorp- STUKe 064 BESCHRYVING WAN grooter en ovaal hebben. In deeze is het dun en Vliezig of Kraakbeenig; doch in anderen is het hard, dik en rond, bi zo groot als de Opening, gelyk in de Knobbelhoorens en-der- gelyke Rondmonden;, wordende alsdan Maans- Oogen of-Venus Navels geheten. Hier, in de Vleugelhoorens , is het van middelmaatige dik- te, glanzig bruin van Kleur en eenigermaate naar de langwerpigheid van de Opening ges fchikt , zynde aan ’t ééne End rond; aan ’t ans dere fpits. Dit geeft ’er nagenoeg de figuur van een Zwaardje aan, en men begrypt, uit de plaatzing, gemakkelyk, dae de Slak, door de beweeging van haaren Arm, daar mede kan Schermen ‚ gélyk Rumremius het uitdrukt, Mooglyk gebruiken zy dit Zwaardje ook wel om zig voort te haalen: want dat gedeelte , de Voet genaamd, %t welk in de Tepelbakken en Wulken, op de voorgaande Plaatén afge. beeld , zo groot en blykbaâr is , maakt hier zeer weinige Vertooning. kid Tot meerder opheldering zal ik melden „ wat ADpANsoN zegt van het Dekzeltje van de Perperhooren te Senegal gevonden, dië hy Kalan noemt, en overeenkomftig agt te zyn met de gedagte Murex en Conchylium van RoNDELETIus en met de Purpura der Ou- den. , Het is op het agterfte End van den ‚> Voet gehecht , en houdt ’er maar aan met ss niet meer dan een vierde deel van zyne aA sJRBLe, en met cén van zyne Randen , den 2» Vere ved Sn AMA DE VLEUGELHOORENS. 265 ‚ verhevenronden naamelyk. Het is Ovaal-. VL s agtig, rond aan ’t bovenfte en dikfte, {pits MEUL Á »» aan het andere End, drie of viermaal lan- Hoorpe ‚„ ger dan breed, zwartagtig bruin, glad op STUX ss de buitenfte Oppervlakte, en van de flin« „, ker haar de regterhand neergaande een wei- 3 Mig krom. Terwyl de Voet van het Dier s, uit de Schaal komt, draait dezelve zig zo= 5, danig om, dat de Punt van het Dekzeltje, > welke zig om laag bevondt , terwyl het „, Dier daar in beflooten was, naar om hoog de ZIET: ven het ronde End, in tegendeel, naar Bam laag.” NEN Dit Dekzéeltje werdt van de Ouden Unguis, Nagel of Welriekende Nagel geheten, en deswegen noemen de Tcaliaanen nog deeze Hoorens Ogniella. Het verfchilt van de Ovaa- le Dekzels der eigentlyke Purperhoorens , in de Apotheeken Blatta Byzantina genaamd , wel in figuur, doch komt in gebruik en eigenfchap- pen daar mede overeen. ADANSON merkt aan, dat de Slak van zyne Kalan een Vogt uits geeft, ’t welk tot Verwen zou kunnen dienen : gelyk, zegt hy, de meefte Purperhoorens doen (*). | | ea (sos) Vleugelhooren, die de Schaal. met een „Dv rombus gr Ooh mes. C) Senes, pe 14e Laphooren. (so5) Strombus Teste Labro rotundato mâximo , Ventre inermi, Spirâ fubnodofâ, M‚ L, U, 622. N. 284» Alara lata, RUM PH, Rar, Te 36, Ar SED. Kabe UI, Te 63, f1; 2 Rs le DEEL, XVI, STUK, f 266 BESCHRYVING vAn VI groote ronde Lipheeft, het Lyf ongewa- AT pend, den Top eenigermaaie geknobbeld, Hoorp- Á STUKe De zodanigen noemt men Laphoorens , die ook ontzaglyk groot vallen, komende, zo wel als de twee voorgaande, uit Westindie. De- zelven zyn meer of minder fterk gekroond. Men heeft ’er die de Lip zeer dik hebben, deswegen Diklippen genaamd. In fommigen, wederom, is de Lip als om den Top gefla- gen, zo dat de ‘op daar als ingedooken {chynt te zyn, en dit is de Oostindifche , welke Rumreurus vertoont, zynde deeze nog in de meefte agting. | | Dv. _ (506) Vleugelhooren , die de Schaal met een Re . ld pies e geronde korte Lip, het Lnyf effen, den Bezaântje, Top wat Knobbelig heeft. Als men deeze met de Punt om laag houdt, gelykenze wel naareen Bezaantje, zegt Ru Mm- PHIUS , en zulks geeft ‘er den naam aan. Het Dier heeft, zo wel in deeze als in de volgende, ook een Zwaardje , waar mede het fchermt. De Kleur ís op de Rug geelagtig, van binnen Melkwit. De Gieren zyn bezet met Knobbeltjes , die allengs verkleinen tot aan (506) Strombus Teste Labro rotundato brevi , Ventre levi, Spirà fubnodofâ, Me Le U, 622, N. 285, BARKEL: Rare 1727. fi 2, Epidromis, RUMPH, Rare T, 56, f. M. SEB, Kab. III, T. 62. fo 21, KNORR Verzânm, Vl. De Pl, 33, fe Ze DE VLEUGELHOORENS. 267 * aan den Top. Zy vallen in Oostindie, zo Pd 4 & wel als de twee volgende Soorten. Lie Hoorps (5o7) Vleugelhooren , die de Schaal Hart- STUKe vormig heeft, met eene geronde, korte, Dik rombus ftompe Lip, en den Top zonder Knob- Canariuns, - Duiijee beltjes. De Hoorentjes van deeze Geftalte worden Dwifjes, en fomtyds ook wel Bultjes genoemd. Zy zyn korter dan de voorgaande, doorgaans maar een Vingerlid lang , en zeer dik van Schaal, inzonderheid aan de Lip. Op de Rug hebben zy een aanzienlyke Bult, De Kleur is bruinder geel, verfierd met Slangwyze roo- de Streepjes , die als van den Top naar de Punt loopen. De Lip is fomtyds wat Lood- kleurig. De Schaal vertoont zig glad en als met Ver befmeerd, volgens de aanmerking van LINNZEUS, (508) Vleugelhooren, die de Schaal gerond en „ek kort Vittatus. Opgeroid (5o7) Strombus Testà fabcordatâ, Labro rotundato brevi Bezaantje, retufo, Spirâque levi. M, L, U, 623, N, 287. BONAN Na Reer. UL £, 146, PET. Gaz. Te 98ef, 11, RUMPH, Rar, T. 36. f..N. GUALTH, Zest, T, 32. f,N, Le ARGEN Ve Conche Te 17. (14) if Qs KLEIN Offrac, T, 4e f‚ 73. SE Be Kab, UL. Te óz, f, 28; 29, 243 25e KNORR Verzam, Ie DuPl, 18. £,-5, (508) Strombus Testâà Labro rotundato brevi , Ventre levi 5 Spire elongate Anfractibus Suturâ elevatâ distinétis, M. L, U, TE, DEELe XVL, STUK, 56 AB E'SCHRL Vv ING WAN VL kort heeft , het Lyf effen , de Gieren ne yan de verlangde Spits onder fcheiden Hoorps door een verhevene Naad, STUK. | Ha Deeze, veel fmaller van Lip zynde en lan- ger van Top, voert den naam van het Opge- rolde Bezaantje. Men vindt de zodanigen zeld- zaam. Zy zyn rosagtig van Kleur. Somtyds is de Schaal effen , fomtyds eenigermaate ge- plooid; doch alioes langwerpig, IX, (509) Vleugelhooren, die de Schaal met eene fj gn ronde flompe Lip, het Lyf effen heeft, a met vier bleeke Streepswyz’ geftippelde Gordels. De Latynfche bynaam zegt Gegordelde. Het is, volgens RuMmrPHIius, een breede Kanary, dus genaamd , om dat zy veel uitgebreider. Lip heeft dan de gewoone Kanaritjes, reeds befchreeven. Volgens Linus is de Schaal eften , roodagtig , hebbende de Rug eeniger- maate gekield en omgord met twee Paar wit 5e U, 6:23, N, 237, Epidromis lengior, Ru MPH, Rar, T. 56, f, O, ARGEN V. Conch. T. 12. (9) £,F. PET. Gaz, T 95. f, 12. SEB, Kabe II, T. 62ef, 18, 19, zo & Te 79 fe Ie KNORR Verzan, Ile De Pl, 20, f 2. (509) Strombus Testâ Labro rotundato retufo, Ventre levi, Cingulis quatuor pallidis linearipunâatis, RUMPH, Aar. T, 37. f. Xe GUALTH, Test. T, 33e f, Be ARGENVe Conch, Te 13e (IO) fe Ce SE Be A T, Gre f, 1540 Te Gad ‚ Ee 20e pf geftippelde Streepen: de Gieren zyn gelineept — DE VEEUGELHOOREN s 269 met een gekarteld Randje: de buitenfte Lip Arde is van binnen met Groefjes, zo wel als de Hoorp. Spil by de Punt, vertoonende zig gelyk een STUK. omgeflagen Lip. " DX. _(5ro) B deee die de Schaal met eene „DX: verdunde „ onverdeelde en eenigermaate Spirofus, Gedoorne geplooide Lip heeft, gekroond met fcher- qe. pe Doornen , langs den rand der Gieren, Deeze kome zelden voor, dan onder de Ver- fteende Zaaken. De Geftalte is als die van een Vespertilje of Varkens-Snuit, maar zy heeft de Tip niet uitgerand, noch de Spil geplooid. Paarfchiagtige, evenwydige Streepjes , die zeer talryk zyn, omringen de witagtige Schaal, welke van vooren hoekig ís en met zeer fcher= pe Doornen gekroond. Verwonderlyk is ’, dat de Kleuren ftand houden in een Schaal, onder de Delfftoffen , zegt LINN Us. (511) Vleugelhooren , die de Schaal heeft _ Dxt. Strombus MEL Fisfurellas Gefplee. (sto) Strombus Test Labro attenuato integto fubplicato , ten& Coronato Spinis acutis , Spirà aculeatâ, Syst. Nat, XII, GUALTH, Zest, T. 55, Éf E‚ ARGEN v. Conch. T. 33, (29) f. ro, PET. Gaz, Te 78, f. 11. Conus Spinofus, Systa Nat, Xe Ps 715, N, 271e (5xr) Strombus Test Labro continuato in Carinam fisaris longitudinalem. &yst, Nat. XII. Mirray ARGENV, Conch, T. 33 (29) Lin, ze Ne, 6, PET, Gaze T, 73e É, 73 8 Te DEEL, XVA, Sure VL. AFDEELe LIL, Hoorp. STUK, DX1le Strombus Urceuse Gebulte Kanarye oo BrscHrvvinG vAN met een Lip, welke in cen gefbleetene Kiel overlangs uitloopt. Deeze komen ook Verfteend voor; doch in Oostindie zou de Natuurlyke Schaal gevonden zyn, welke de grootte en geftalte hadt van een gewoon Wenteltrapje, en wit was van Kleur, met de Opening langwerpig , hebbende de bui- tenfte Lip een weinig verbreed „ de binnenfte aan de Spil gegroeid. De Opening loopt, van tusfchen deeze Lippen, over de zyde van de Schaal, in een gefpleeten Kiel uit, welke om- gekromd is over den Top der Hooren. Zy heeft een korte regte Staart, door haare uit- holling weinig van de Lip verfchillende. (512) Vleugelhooren, die de Schaal met eene perdunde, korte, flompe, geftreepte Lip, het Lyf en den Top Knobbelig geplooid, de Opening met twee Lippen en zonder Tandjes heeft. ad ‚ De aangehaalde van Ru MPHIUS voert den peam van de Gebulte Kanary, om dat zy naar de Kanaritjes veel gelykt, doch de Rug bezet heeft met verfcheide Buitjes. Het Lyf is, in- ZOIl- (512) Strombus Testà Labro attenuato ; retufo „ brevì , ftriae to, Ventre Spirâque plicato-nodofis , Aperturâ bilabiatâ inermi, M, Ls U. 624, N, 289 Canarium latum, RUMPH, Rar' Te 37.f,T. PET, Gaz, T. 98« fe 19e GUALTH. Test. T, 32 £, G. SEBe Kab. Ille T. 6 fs 28, 29 ê T. 92 É, 45 s Als 47e en Nd DE VirucEtLHooRENS ê7t gonderheid aan de onderzyde; fterk geplooid: VL. de Kleur bruiner dan die der gewoone Hoorens ken van deezén naam: de Grootte verfchilt wei- Hoorn. nig. Men brengt deeze ook uit Oostindie. srux. (513) Vleugelhooren , die de Schaal met eene DXIII, Strombu verdunde , korte, getande Lip, het Lyf pentarss. en den Top geplooid heeft. | Gerande. Dit zal mooglyk eene Verfcheidenheid zyn van de naastvoorgaande Soort. IV. Die getoorend zyn en zeer lang ge= topt. (514) Vleugelhooren, die de Schaal getoorend, Dxiv. langwerpig ovaal en geknobbeld heeft adt met eene verdikte Lip. tael ‚ belde Pen- In de Middellandfche Zee wordt deeze ge- hooren. ‘vonden. Haar Schaal is ruuw, als met Kalk beftreeken, hebbende de Gieren met ryën van uitfteekende Hoornagtige punten, De Lip is wegens de Naad als bultig : de Opening ovaal: de ek zeer kort en omgekromd, (515) {s13) Strombus Testà Labro attenuato brevi dentato, Vene tre Spiràque plicatis, Syst, Nat. XIl. (sr4) Strombus Testà Tarritâ ovato-oblongâ tuberculatâ, Labro incrasfato, Syst, Nat, XI, KNoRR Werzanm, Ve D, Pl, 22, fe 5e 1, DEEL, XVI, STUK. 272 BESCHRYVING VAN VL (sis) Vleugelhooren , die de Schaal getoorend AFDEEL, EU, en gladagtig „ met de Lip van ageren Hoorpe los heeft. STUKe 5 | WEER" DXV. Wegens de Lip noemt men deeze Basterd Zee- Strombus Paluftris. tonnen; en onderfcheidtze dus van de gewoone Beesron, Zee“ Tonnen, zo genaamd, dié in ’t vervolg onder de Tollen voorkomen. Rumruius geeft ’er den naam aan van Strombus Paluftris , Om dat zy zig veel onthouden in de Moerasfi- ge Sagoe-Bosfchen , wordende van de Indiaánen tot Spyze opgezogt. Men vindtze veel, zegt hy, op Ceram en Boero of Celebes; doch op Amboina zyn ze onbekend. Zy zyn zwartag- tig bruin van Kleur ; en hebbén gemeenlyk den top een weinig afgebroken. pxvr. (516) Vleugelhooren, die de Schaal getoorend edt en effen, met de Lip van voren en van Zwarte © agteren los heeft, Vleugele Pen, De aangehaalde van RuMrurus worde Slak- ke-Pen genoemt, en heeft de gewoone Geftalte van de Pennen, doch is dik van Schaal, met een kleine Keep aan den Hoek van den Mond; van (515) Strombus Testâ Turric levinsculâ , Labro postice foluto, Ru MPH, Rar, T, 30, f. Q. SEB, Kab. III, T. 50, fe 13, 14 , 17, 18. KNORR Verzame III. De Pl, 18e fe En (516) Stromhus Testâ Turritâ levi, Labro antice posticeque foluto. Ms Le U. 624, N. 289, RUMPH, RareTe 30 fe Ke KNORR Verzaim, V.D. Ple 13, f, êe A DE VTEGGELHOOREN SS.’ 273 vän Kleur glad zwart of donkerbruin. Dezelve „VL walt mede aan Moerasfige Rivieren , by de Wor- ad tels der Boomen, en is ook goed om te eeten. Hoorn. STUK. (517) Vleugelhooren , die de Schaal getoorend DXVT- en eenigermaate Hoekig , met Knobbelen sviaus, ‚ / et Gt ids Gedoorng gedoornd heeft, de Lip van vooren los. 5. pen, De Schaal is effen , doch heeft de Gieren bezet met een ry van Kegelvormige fcherpe Doorens. De Kleur is blaauwagtig met Roests kleurige Vlakken: de Opening langwerpig 3 van onderen niet vernaauwd: de Lip, boven aan „ door een Keepje van de Gieren afge- fcheiden, Men vondtze in ’t Kabinet van haa- re Koninglyk Sweedfche Majefteit, ‚LIV, HOOF De (517) Strombus Testà Turritâ fubangulatâ NodofosSpinofà ; Labro antice folutoe Me, L. U+ 625. N. 2900 S Tl. DEEL, XVI. STUK. Narme $f4 DESCHIZVING WAR LEV. HOOFDSTUK Befëhryving van ’t Geftagt der STeKerHOO- RENS5 waar onder , behalve de Spin- en Snip- pekoppen , de Krulhoorens, Padden, Olie- koeken, Voethoorens, Beddetyken, Agaate en andere Peerhoorens, de Spillen , Snuitpen- nen en dergelyken, begreepen zyn. % | Debels woord Murex ‚ van ouds her, een fcherp gepunt Werktuig, en wel in ’t byzonder een Voet-Angel of Minkyzer betekend hebbende, werdt ook , by overdragt, voor de fcherpe punten van Rotfen en Steen- klippen genomen; des men Muricatus , in ’ algemeen „ voor Gedoorend of met fcherpe Punten bezet, gebruikt. Hier uit blykt dan ; dat alle die Hoorens , welke van deezen aart zyn , te regt kunnen begreepen worden on- der den Geflagtnaam van Murex , zeggende zo veel als STEKELHOORENS. Men heeft nogthans goedgevonden , dezefven met het woord Rotshoorens, dat veel onduidelyker is, doch waar van de afleiding ook uit het ge- zegde blyke, te beftempelen. In *t Franfch noemt men dergelyke Hoorens Murex of Ro- ehers; Romrurius merkt zyne Murices als getakte Doornagtige Kaskettenaan, hebbende iets gemeen met de Casfis en Buccinum ; dat IS 5 \ Á % DE STEKELHOORENS. 875 is, met de Kasket en Kinkhooren. p'ArceN- , Vi VILLE brengt hier zelfs de Bezoars en ande- Di an ren thuis, die in ’t geheel niet gedoornd zyn. Hoord- Zyn Geflagts- Kenmerk der Aurices of Rots- STUK hoorens is, dat zy de Mond-opening naauw en getand hebben: zo dae hy ’erook de Krab= ben en andere Vleugelhoorens onder begrypt. By anderen wordt dit Geflagt als voor een Hok of Hoek gehouden, daar men inwerpt, ’ gene men elders niet weet te plaatzen. ADANe SON maakt, in tegendeel, de Murices tot een gedeelte van ’t Geflagt der Perperhoorens, als hebbende veel overeenkomst ten opzigt van het Dier; dat in deeze, zo wel als in de zo- genaamde Purpura, een Purperkleurend Vogt uitwerpt. De Ouden hebben zulks aan de Murex toegefchreeven (*) , en Pater Pru- MIER merkt aan, dat men dezelve, in Amee rika , ; le Pisfeur noemt , wegens het vaardig uicwerpen van haat Purpervogt. De Kenmerken van dit Geflagt ; volgens entiche LINNZUS, zyn; dat het de Schaal eenklep- kere pig, fpiraal, en ruuw van Oppervlakte heeft door Vliezige Naaden : de Opening uitloopende in een onverdeeld Kanaal ,’t welk regt is of een weinig opklimmende: hec Dier; als in de voo- tigen, een Slak. Zes Afdeelingen zyn, door Hem; indit Ge- soorten; | flage (*) Tyrioque ardebat Murice Lana, VIRG, Bneid, Liber, 44 Sa I. DEEL, XVI STUIÉ. vl. AFDEEL. LIV. Hoorp- STUK. ° DXV Ike Alurex Hauftel. lum. ‚ Snippê- kop. 236 BESCHRYVING Va ff flagt gemaakt , waar van de Eerfte die Hoos rens bevat, welke gedoornd zyn, met een uit- fteekende Staart, gelyk de Spinnekoppen , enz: de Tweede de genen die met Krullen zyn ver- fierd, gelyk de Krul: en Purperhoorens: de Derde zodanigen, die als met Wratten bezet zyn, gelyk de Padden, Olykoeken, enz: de Vierde die geen Staart hebben en eenigermaa- te gedoornd zyn, gelyk de Beddetyken, enz: de Vyfde; die een Staart hebben en niet ge- doornd zyn, gelyk de meefte Spillen: de Zese de die een zeer kort Staartje hebben, gelyk de Snuitpennen enz. ’t Getal der Soorten is derhaïive , in dit uitgebreide Geflagt , zeer groot „ naamelyk een-en-zestig. L Die Gedoornd zyn, met een -uit{tee- kende Stdart. (518) Stekelhooren, die de Schaal Eyrond en geknobbeld heeft , met eene lange Elss wyze regie gedoornde Staart, Onder zyne getakte en Doornagtige Kasket- ten ftelt RuMmrPurus deeze voor, by den naam Her van (518) Jurex Testâ ovatà Tuberculatà, Caudâ elonpat& Subulatâ re@&â muricatâ, M, L. U. 626. N, 291. Syst, Nat, XII, Gen, 325, BONANN. Reer, III f, 268, Hauftellum; RUMPHe Rar.Te 26, f, F‚, GUALTHe Zoest. T, 30, f, E. * la Becasfe, ARGENV, Conch, T. 19, (16) f, Be KLEIN Oftrac. T. 4, £, BL ST B, Kab. Ti 78e Ee 5, Os KNOEM Verzam, Je, D, Pl, 12e fo 2 5 3e DIE STEKELHOORENS. 277 wan Hauftellum, in ’t Neerduitfch een Schep- VI pertje. Van dit Werktuig, inderdaad , drain deeze Hooren de Geftalte niet minder uit , Hooev- dan van een Snippekop, gelyk men ze gemeen- sTUxe Iyk tytelt. Anderen noemenze ook wel Snip- pebekken ; doch dit kan eigentlyk maar op de Steel: of Staart zien. De Franfche naam is la Becasfe of Courli. Zy beftaat uit een rond Lighaam, dat een ronde Mond-opening heeft, welke uitloopt in een Kanaal of Sleuf van de Staart, die in fommigen wel drie- of viermaal zo lang als ’t Lyf is, en boven een weinig gedoornd. De Hooren heeft dikke Naaden, dwars over de Gieren heen , en is , op een geelagtigen Grond, doorgaans met zwarte en Rooze-roode Vlakken en Knobbeltjes uitgemons= fterd. : Zy heeft ook den Mond paarfch of blaauwagtig Roozekleur. De afkomst is uit Oostindie. “BoNANNI, evenwel , hadt ver: ftaan ; dat de zyne in de Roode Zee geboo- ren was. Van de Getakte en Gedoornde zal ik ftraks: fpreeken. (519) Stekelhooren , die de Schaal Eyrond px. | not durex met Trikuluse Ss innekons (s19) Mfurex Testâ ovatâ Spinis Setaceis trfariis, Caudá À | elongatà Subulatà, re@&â, fimiliter Spinofà, M, L. U. 6264 N, 292, Purpura clavata. COLUMN, Ag, Te, 60. fs 6e OLEAR. Mus. T. 30. fire Lis T, Conche, Te 902, fe: 22e Hyftrik marina, BoNANNe Recr, MI. f. 269, Tribulus, RUMPH. Rar, Te 26, f, G. Ne 3, GUALTHe Jett, T, NS) 3 ole 1. DEEL. XVI, STUK: 278 BESCHRYVING VAN VL met drie ryën van Dorflelagtige Door- OE nen 5 de Staart lang , Elsvormig regt Hoorp- en insgelijks gedoornd heeft. STUK. Re Spinnekop is de algemeen bekende naam van deeze Hoorens 3 dech men onderfcheidtze in enkelde en dubbelde Spinnekoppen. De eerst- gemelden hebben de Takken , die aan *e end fcherp als Dootens zyn, enkeld, kort en on- gelyk ; de laatstgemelden hebben die lang, evenwydig en egaal, nagenoeg als de Tanden van ecne fyne en op drie ryën gefchikt, De eerften zyn gemeen; de laacften zeldzaam en kostbaar, inzonderheid, wanneer men die ongefchonden aantreft. De Geftalte verfchiit, voor ’t overige , nict zeer veel van die der Snippekoppen. De Hooren beftaat uit een rondagtig Lighaam , met een ronden Mond, en een lange byna regte Staart, die itgehold is. Het Dier heeft, zo wel als in de voor= gaande en volgende Soorten , een Ovaal dek. elis ‚ dat tot Reukwerk wordt gebezigd. Het Neetekannmetje of de dubbelde Spinnekop valt te Napels, volgens BoNANNI. | DXX. (520) Stekelhooren , die de Schaal rondagtig. pa heeft; Cornututs Getakte Snippekop,ST- f. A‚,D, ARGENV, Conch, T, 19, (16) f. A. SEB Kab, lil. T, 78. fe 1-4. KNORR Verzam 1. D. Blo ite fo 35de Ve De Ple 20E, 1, (520) Mfurex Testâ fubrotundâ , Spinis Subulatis obliquis cin, Caudâ elongatà , Subulatâ re&â , Spinis fparâs, M. Le U, ak mm DE STEKELHOORENS. 2979 heeft, omringd met fcheeve Elswyze Doornen , de Staart lang, Elsvormig, regt, met Stekels hier en daar, Deeze kan men eigentlyk de Getakte Snip- pekop noemen , om dat zy de Doornen veel langer dan de volgende heeft , zodanig , dac Zy als naar Osfehoornen gelyken, en hier van de Latynfche bynaam, Op de aangehaalde Plaat van SerBA is zy wel afgebeeld, doch duidelyker op die van GuarTnrieri, Die van ADANSsON, welke hy Bolin noemt, aan de Afrikaanfche Kust voorkomende, behoort baarblykelyk niet tot deeze maar tot de vol- gende Soort, niettegenftaande BoNANNI ge- tuigt , dat de zyne, mert lange Stekels, ge- bragt was uit de Zee van Afrika. Van bin- nen was deeze, in de Mond, Roozcekleurig, van buiten of geheel wit, of bleek, hooger geel en Purper gemengeld. Wy hebbenze geel« agtig en ook bleek biaauw. (521) Stekelhooren , die de Schaal Eyrond- agtig vi. FDEEL, LIV, Hocorp- STUK, DRATs Murex Brandaris: Gedoornde U. 627. N, 293, Purpura cornuta, COLUMN. dg. T, 6o. Snippekops f. 3. Per. Gaz, T. 68e f, 12, RUMPH. Rar, T. 26. £, 5, GUALTH, Zest, T, 30. f, D, D. BON ANN, Recr, IIe f, 283e KIRCH, Jfus. T, Gor. f. 21, ADANS, Seneg. Te Te 8. f, 20, SEB. Mah. lIL T, 780667, 8, 9e KNORR Verzan. Vi De Pli 17e fe 1. (521) Murex Testà fubovatà Spinis rettis cin&a, Candâ medioeri Subulatà retâ, Spinisque oblique circumcatâ, Syst, AVâte Ee DEEL. XVIe STUKs Ki 2 230 BESCHRYVING VAR Nl agtig heeft , „met regte Doornen, dè GR Staart middelmaatig , Elsyormig regt; Hoorp- met Doornen fchwîns omgeven, 6TUKe Deeze kan men, tot onderfcheiding , met regt de Gedoornde Snippekop noemen. Zy ver- fchilt, volgens Linneus, door twee of drie ryën van Elsvormige Doornen om het Lyf te hebben, of twee ryén van Kegelagtige Door- nen. De eerst aangehaalde van BONANNI, zynde de laatstgemelde , was van het Afri- kaanfe Strand en rond van Lyf; de andere uit de Middellandfche Zee 5 die van GiNANNI uit de Adriatifche of Golf van Venetie. Dee- ze was wit van Kleur : de eerstgemelde Been= agtig , wordende in de Spaanfche Zee fomtyds bruin gevonden, en zeldzaam zwartagtig blaauw , zo BONAN Nr meldt, pxxr, (522) Stekelhooren, die de Schaal Eyrond errans f heeft Hoog. Maart. Nat. XII, Murex Purpura. ROND, Zest, 64, BoNAN Ne Recrs f.a8r. (y) 282, (B) RumrPs. Rar.T, 26.f. 4. (y) GUALTH, Zest, T. 30, fe F. (2) REGEN Fe Conch. 20, T. 6, £. 67, PET. Gaz. T.'68.f, 12e GINANN. Adr, IN, Te 8 f. ÓI, 62. KNORR Verzam. IL. D. Pl. 18, f, 1, 2: Pl, 29. fi 4; 5e (sao) Murex Testà ovar nodofd, anterius Spinis ciné&tà, Caudâ breviore truncatâ perforatâ, Me. Le U, 627, Ne, 294e COLUMN. Purp. T, 13, f, Te BONANNe Reef, III. f, 274) 2773 271, GUALTH: Test, Te 3Te f, Ce ARGEN Vs Conch, Te. 19, f.G.? KLEIN Oflrac,T.6.f Toa. KNORR Verzam, Ille De Pl 9. £ 1: El Isi reiV Ds Perel 4: PL 19. £, 6. X DE:STEKELHOOREN S. 281 heeft. en knobbelig , van vooren met VL Doornen omringd, de Staart korter, nw geknot en doorboord. \__ Hoorp- 2 STUKe Volgens de aangehaalde Afbeeldingen moe- ten hier de Purper- en Brandhoorens , zo wel als die men Hoogftaarten noemt, en mooglyk ook anderen, inzonderheid de Ongetakte brui- „ne Krulhoorens , die de Mond-opening geel hebben, t’huis gebragt worden; zynde dezel- ven uit de Middellandfche Zee, en uit de Westindiën, afkomftig. In deeze allen is de Staart kort, dik, en meer of min opgewipt, doch de Hoogftaarten hebben zulks by uitnee- mendheid , en zyn ook met dikker fterker Doornen aan den rand van de grootfte Gier bezet. Het fchynt my toe, dat ’er een aan- merkelyk verfchil tusfchen de één en ande: re Zy. IL. Die de Naaden met Gebladerde Tak- ken verfierd hebben, welken men ge- meenlyk noemt PURPERHOORENS, Naauwlyks zal men iets vinden , dat in de oude tyd vermaarder geweest en hedendaags onbekender is, dan de Purpura. Doch hoe k vermaard ook die Verw was en in hoe veel S 5 | ag- I. DEEL, XVI, STUK 282 BE SIC HER Y V ING 1VDA M VL agting de Stoffen , daar mede gekleurd (*) , og ct is blykbaar dat de Ouden zelf zig ten op- Hoorp. zigt van de Schulpdieren , welke dezelve uite STUK. leverden, in groote onzekerheid bevonden, Sommigen hebben de Conchylium „ Murex en Buccinum ‚als altemaal dergelyke Verw uitgeee vende, met de Purpura verward of ten min- fte niet behoorlyk onderfcheiden, Anderen neemen doch Murex en Purpura voor een en *t zelfde, als heiden met Stekels voorzien zynde. ARIisTOTELEs verhaalt, dat men in de Noordelyke Wereldsdeelen zwarte , in de Zuidelyke grootendeels roode Purperhoorens heeft. Istrporus fchreef, dat de Verw, die van de zwartagtige Purperhooren in Spanje gemaakt werdt, Roestkleurig ware. „, Ik heb „> wel roode Purperhoorens en zwarte, doch «, zeldzaam mogen zien, (zegt ALDROVAN- 5 DUS,) maar ontelbaare zodanigen als Ro n- …, DELE TIUS afbeeldt, zeggende: Onze Pur- „> perhooren is van grootte als een Ey (ik s, Ontken niet, dat zy elders veel grooter > voorkome :) zy heeft de Schaal rimpelig, ‚> ruuw , Afchgraauw en fomtyds geelagtig „ ‚‚ fomtyds uit den groenen graauwagtig, van gs binnen geel. Zy is met Knodsagtige Door- „) HEN, (*) Cum Regia Circi converum gradibus veneratur Pure pura vulgus, CLAUDIANuUs, Non illum Populi fasces mon Purpura Regum, VIRGILIUS, Vestem Purpurcam teneris Mecanatibus aptam, JUVENALISe, PE STEKPLHOOR EN S. 283 „ nen, die in orde gefchikt zyn , gewapend; VL » weshalve Prinrus haar Clavata genoemd 6 Ein „heeft. Van deeze Doornen zyn de eerften Hoor- „, klein; de middelften veel langer , en zysTuze 3 maaken ongevear zeven ryën tot aan den > Top. De Snuit is lang, als een Pypje uit- », gehold , waar door men zig verbeeldt dat s Zy de Tong uitfteeken. Daar voor is een », rond Gat , met geen Dekzeltje geflooten. ‚> Hier uit blykt, hoe ver van de waarheid ‚‚ de Aftekeningen van de Purperhooren by ‚… anderen zyn, waar van fommigen de Snuit, 9, Anderen den Top hebben weg gelaaten. „ Het Vleefch van binnen, of het Dier, komt , met dat der andere Hoorens overeen”. BerrLoNrus fchryfc aldus. „, De Schaal De Par ‚der Purperhoorens zou volkomen naar een Pf ‚‚ Slakhooren gelyken; indien zy niet geknodst „was, en aan de zyde een Kanaal, daar het ‚ Dier zyn Tong uitfteekt, hadde. Het ver- Ee heft zyne Hoorens gelyk de Slakken , en z, kruipt op de zelfde manier, zig den Weg … Wyzende met die Hoorens. Het heeft een > Tong, uit een Buisagtig Pypje aan de zy- > de voortloopende, welke aan dat Eeltagti- > ge deel kleeft; waar mede het Vleefch ge- vas hecht wordt aan de Schaal. Dit Vleefch;, nu. is zekere.fterke witte. bpier,.- aan tit 9, midden van de Schaal verbonden; waar door 35; de Purperflak, als door behulp van zeker | | „> aan: ET DEEL, XVI. STUKe 284 BESCHRYYVING WAAN VL „aangeboren Dekzel, tegen het open Vleefch GADE. > Overgefteld , zeer lang buiten ’t Water Hoorp. »> leeft: want het behoudt dus het gefchepte STUKe _ > Zeewater, waar door het verfcheide Dagen » gekoefterd en gevoed wordt. Het. heeft „> den Kop Kraakbeenig en hard: den Bek in ‚> dat gedeelte, daar het aan de Klippen me- 0e kleeft ‚ met een rond Gät doorboord , waar mede het de Steenen aflikt, en „> het opgezoogene in de Maag doorlaat. Ik „> heb, door de Ontleeding van dit Dier, in »> het Buisje , waar door het zyne Tong uit- s» fteekt , twee Gaarjes gevonden , die naar ss verfchillende deelen des Lighaams gaan, s, zo dat zy tot aan de Kieuwen kwamen, (waar van hy zes in het bultige gedeelte des Lighaams, overdwars, onder een groote Pees- agtige Spier leggende vertoont : doch ‚Ro n- DpELETIUS berispt hem daar in te regt, alzo de Schulpdieren geene Kieuwen hebben.) ‚, Wat laager is de Maag en een rondagtig ‚, Hart, benevens de Lever, taay als Lym. ‚, Dit Ingewand heeft ArrsTorTELEs Pa- ss Paver geheten, aan welks zyde zig een Pur- ‚, perkleurige Slym vertoont , daar men ecer- 9, tyds mede verwde , doch welke uit het ‚s frisfche Dier aanftonds gehaald moet’ wor- „ den, dewyl zy door ’t fterven. geheel ver- s, dwynt. Ook vindt men ze.niet dan in Pur- ‚> perhoorens van middelmaatige grootte, om- »» trent als die van een Ey, en dan wordt- « re 4 e nn, DE STEKELHOORENS 285 3 ze nog fomtyds in ’ geheel niet gevon-, VL PR ÄFDEEL, 23 s f LIV, De Afbeeldingen, welke D'ÂRGENVILLE Hoorp. geeft van het Dier der Purperhoorens , waren STUK. te onvolkomen, om die hier te gebruiken. Ook is het Dier derzelven , zegt hy , zeer gelyk aan dat van de Rots: én Kinkhoorens; ’c welk dan zulks onnoodig maakte. ApANsoN fchynt ‘er geen ander onderfcheid in te ftellèn, dan , dat in fommigen de Oogen net in ’t midden van de langte der Hoornen , in anderen war laager ; in anderen , wederom , wat hooger geplaatst zyn. Hy begrypt de Belhoorens , Kinkhoo- rens, Rots- of Stekelhoorens en de Purperhoo- ‘rens, in een zelfde Geflagt. BoNANNI doet ons, met de gedagte befchryving overeenkom- ftig zien , dat de Krulhoorens en dergelyken - behooren tot het Geflagt der Purperhoorens; waar toe dan ook gemeenlyk, hedendaags, alle die rond van Lighaam en van Mond zyn, met Knobbels , Takken of Stekels bezet , en dus zelfs de Spin- en Snippekoppen, betrokken worden. (523) Stekelhooren ‚ die de Schaal met drie Dxxui. Bures s 1 ën ramofissa (523) Murex Testâ trifariam frondofâ , Spirâ contiguê;, Caudâ truncatâ. M, Le U. 628, N, 295, COLUMNe «4e T. 6o, BONANN, Beer, Ille f, 275, 276. Murex ramofus, JumPH, Rar, T, 26, A‚N, 1, GUAL TH, Zest, T, 39, f, A, & Te 37e fs G, Hy, 1, D, Le Purpura ramofa, A R- GEN Y; IT DEEL, XVI. STUKe 286 BESCHRYVING VAN ‚VL ryön van Krullen, den Top daar tegen at er aan en de Staart geknot heeft. Hoorp- de vd srux. By RumrPHius maakt deeze de eerfte Soort Krulhoo- Uit, van de genen, die hy Getäkte Kaskerten Pl exxur noemt; doch wy geeven haar, in ’t algemeen } Fig. à den naam van Krulhoorens , wegens de menigvul- „dige Krulagtige Takken, waar mede zy bezet zyn. Die Autheur merkt de ryën van deeze Krul- len aan ;als overblyfzels van nieuwe aängrocijin= gen, willende dat het Dier zig t’elkens een der- de van den Omloop vergroote, Dus wordt men; in de gewoone. Krulhoorens, altoos drie volle ryén gewaar van Krullen , en drie Snuitjes , welke in de Staart uicloopen. Ik heb ’er doch zeer fraaije bruin gebandeerde, met vyf volle ryön van deeze Krullen, en zodanig eene heb ik, om de zeldzaamheid en tevens om te too- nen, dat dit geen regt Kenmerk tot onderfchei- ding der Krulhoorens van de Brandarisfen is, hier in Plaat doen brengen. Onder de genen, die uit BONANNI aange- haald zyn, is de laatfte , volgens VALEN- TYN, de groote rosfe en geele Brandaris. De eerfte, uiet den Perfifchen Zeeboezem , ís door zyne fteile Takken van de Oostindifche onder- fchei- GENV, Conch, T, 19. (16) f‚ C‚ E‚ KLEIN Ôffrac, T. 4. f, 3e REGENFe, Conch, Te I.f,6, SEB, Kah, Ille T, 17 f, 1, 23 7. KNORR Verzam. Ie D. Pl. 25. fe 1, 25 PL 26, fr PENS Pl, 30, £f‚ 43 5e Ile De Pl 9% A 8; 8e Ve DE Pl. IE, £ Io VI. D, Ple goe fa 65 Ze DES TEKELHOOREN ss. ob fcheiden. Deeze vallen wit of geel, en fom- . VL tyds van grootte als een Kinderen - Hoofd, 7 DV Men noemtze, in ’t Franfch Chausfetrape , Ci- Hoorp- chorée of Cheval de Frife, naar dat de Punten STUÉ- meer of min gekruld zyn. Daar komen ook witte of geelagtige voor, mec Vleefchkleurige Takken , die raar zyn; genaamd Argyn/e Krulhoorens. Voorts heeft men ’er kleinere, die graauw en bont zyn, als ook zodanigen, die men Hartehoorens noemt, zynde de kost- baarften. Men vindt deeze zelden langer dan een Pink. De Krulhoorens zyn rond van Lyf, dat , be- „halve de gedagte Takken, geribd is en mer kleine Knobbeltjes bezet ;‚ van boven Tolag- tig getopt , van onderen een dikke kromme Staart hebbende, welke zig als geknot ver- toont. De Takken hebben geen gemeenfchap met het binnenfte van de Hooren, die van binnen wit of blaauwagtig , glad en blinkende is als Porfelein, aan den Mond bleek rood of Vleefchkleurig. | Van het Dier vind ik niets gemeld; WAAr- Blatea Bys fchynlyk zal het niet veel van de in onze Fig, Zeina of 1. afgebeelde Purperflak verfchillen. Het is ai inzonderheid aanmerkelyk wegens zyn Dekzel. tje , dat de regte Blatta Byzantina der Apo- theeken is, Deeze Schulpluikjes zyn ook wel ovaal , doch aan ’t end zo puntig niet, als de Zwaardjes van de Vleugelhoorens. Zy moe: ten ; IL, DEEL. XVI, STumxs NL. ÄFDEEL. UV. Hoorp- STUÚKe DXXIV. Murex Scurpioe Doodje. 583 BEsCHRYLVING VAN ten , gelyk blykbaar is, in dikte en grootte ongemeen verfchillen, naar de grootte van de Hoorens. Veelen komen ‘er voor, die in prootte naar een Schelling of Rylsdaalder gee Iyken en een Stroobreed dik zyn. In Indië wordt deeze Blatta, die men ook Onyx Ma- rina en Unguis odoratus, dât is Zee-Nagel of ruikende Nagel noemt, onder de Reukwerken gebruikt, welken zy, fchoon op zig zelf niet aangenaam zynde, een byzondere kragt byzet. ELrmervy merkt de Reuk van deeze Drooge- ry , wanneer menze verbrandt, als een goed Middel tegén de Opftyging aän. Alle de Krul- hoorens hebben dergelyke Dekzelfjes , doch die van de kleinen, welke dikwils niet groo- ter dan eens Menfchen Nagel zyn , worden voor de aangenaamften tot Reukwerk gehou= den. (524) Stekelhooren , die de Schaal met vier ryën van Krullen, den Top geknopt , de Staart geknot heeft. Dice Hoorentje is van de Kruúlhoorens aan= merkelyk verfchillende „doordien het de Gic= ren van zyn Top niet tegen het Lyf aan, maar (524) Murex Test quadrifariam frondofâ, Spirà capitatâ, Caudâ truncarâ. M, L. U. 628, N, 296, Scorpid. RU MP Ha Rar. T. 26, f. D. GUAL TH. 7est. T,37, ,MCAR GEN ve Conch, T. 19, (16) f, D. SEB, Kabe ll, T. 77e f. 13-16. VAL, Ambe fe 36, 374 KNORR Verzame Il, De Rlo ief, 4 5e _ 8 DE STEKELHOORE Ns 289 maar als tot een ronde Knop daar van afge- VL fcheiden heeft. Ook zyn de Takken eigent- SRE Iyk niet gekruld, maar loopen breed uit, des Hoorp- het nader overeenkomt met de Harcehooren-STUKe tjes. Deeze Takken worden dus by de Poo- ten van een Pad vergeleeken. Rumrnius noemt hetzelve ’t Scorpioentje en daar van is de Latynfche bynaam ontleend, doch wy geeven het den naam van Doodje. Daar zyn witte, bruine of donkergraauwe en zwarte Doodjes; fommigen breeder, fommigen fcherper getakt, en aflen zeldzaam. Men heeft onlangs meer dan zestig Guldens zien geeven , voor een stoot , ongemeen fraay, breed gevleugeld en dubbeld getakt bruin Doodje. Zy komen uit Oostindie. (525) Stekelhooren , die de Schaal met vyf _Dxxv, ryën van gefronzelde Takken, de Gie-sanariús, ren tegen 't Lyf aan en de Staart kort Brandaris. heeft. Dewyl LiNN&us hier de Prandarisfen vere {taat , zo is het zonderling, dat hy dien naam gegeven heeft aan de Gedoornde Snippekop« pen. (525) Murex Testà quinguefariam frondofà, Spirâ contiguâ, Caudâ abbreviatd, M. L. U. 629, N. 297. Murex minor, RUMPH, Rare T, 26.f, C‚N, 2e ARGEN Ve Conche T, 19e (16) fe F‚ SEB, Kab, II T, 77, f, 4) S) 6, REGENF. Conch. IL, Te 1e f, 6. & T. Oef, 26, KNORR Verzam, Il, De. Pl. 7, fe 49 53 Ve De Bl, 4e fo Te Et FE. DEEL, XVI, STUKe LIV. Hoorp= STUK. soo BESCHRYVING VAN pen. De aangehaalde van D'ÁRGENVILLE; immers, voert den naam van la Róties en bee hoort, zo wel als die van Letter H, Ja Brulée genaamd ‚ tot de Brandarisfen. Wy hebben reeds opgemerkt, dat het getal van de ryën der Takken niet genoegzaam is, om dezels ven van de Krulhoorens te onderfcheiden. Daar is zekere byzondere gedaante, meest bes ftaande in het fteil opftaan en de puntigheid der Takken , die de Brandarisfen kenbaar maakte Men heeft ’er ook, die dubbelde genoemd worden. Die van D'ÄRGENVILLE, Letter F, hadt zes ryën van Takken. Sommigen zyn wit van Grond en bruin getakt ; anderen ge: heel zwart, en deeze zyn de gemeentten, Sommigen hebben den Mond blaauw „ ande- ren Purperagtig. Voorts zyn zy, ten opzigt van de Geftalte, niet gemakkelyk van de Krul- _hoorens te onderfcheiden, tot welken de aan- DEXVI. Murex gehaalde Afbeeldingen van SEBA behooren. Zy komen ook uit Oostindie. (526) Stekelhooren , die de Schaal veelvou- Bek die Krulagtig gedoornd „ de Gieren met Granaate Appel. flompe Puntjes gekroond heeft en de Staart kort. De (326) Murex Test multiferiam fubfrondofo-fpinofà , Spire Anftagtibus retufo-coronatis , Caudâ abbreviatäâ. Syst. Nat, XII. GuALTH, Zest, T. 49. f. He KNORR Perzam, IVe Dy Ple 30e f. a: VI, De Bl*'23, £6° 3e DE STEKELHOORENS. 20t De aangehaalde van GuArTHiert heeft, VL weinig dae maar de Kralhoorens gelykt. Hy Ev noemt het een groote Kinkhooren, en de Af- Hoor: beelding is zeer klein. Hy merkt aan, datSTUK het de Oppervlakte Netswyze oneffen heeft, door uitpuilende Streepen , en wit is van Kiki Ik heb een bruingeel Hoorentje van dien aart, dat ronder is en hier fchynt thuis te hooren. Doch niet ongevoeglyk kunnen wy tot deeze Soort betrekken , die voor weinige Jaaren aan de Magellaanfche Eilanden opgevifchte Hoo- rens, welke de Franfchen Buccins Feuilletées getyteld hebben, by fommigen thans de Gra- naat-Appel genaamd. Zy zyn rond van Ge- ftalte, met een donker paarfchen Mond, van buiten groenagtig Afchgraauw, en hebben de Oppervlakte Netswyze bezet met verheven Plooijen , die meer of min Bladeragtig zyn. By geen Aucheuren vindt men ze geboekt of afgebeeld. | IL Die Wrattig zyn , met dikke ronde Naden. (527) Stekelhooren , die de Schaal ruuw heeft „DXXVIL, met Ra Pad, (527) Murex Test Varicibus oppolitis compresfis fcabrá, Cingulis muricatis, Aperturâ fub-edentulâ ovatà, M, L. Us 629. N, 298, BONANN, Recr, IT. f‚ 182, PE TIV, Gaze T. 100, fe 12e RUMPH. Rar, T, 24, f. G. GUALTH, Test, T. 49, Éf. In ARGENV. Conch. T, ra. (9) Í.P, Re SEB, Kabe II, T, 6o fe 13-20, REGEN Fe Conche. T, Óo 564. KNORR Verzare IL D,. Pl, 13, £,6,7: IIIe De Bl, 7, fo 54 4 hj’ aon BESCHRYVING VAN haden met Knobbelige Naaden tegen elkander LIV. over en gedoornde Gordels; de Opening Hoorp- ovaal en byna Tandeloos. STUK. Men noemt deeze Padden , Paddetjes of Pad- dehoorens , wegens de Wrattige Knobbeltjes op de Rug, en dat de Geftalte eenigermaate zweemt naar die van een Pad, Men vindt ‘er die Vleefchkleurig wit, die vaal en die bruin zyn: ook fterk gedoornde en zelfs die men Getakte Padden noemt. Sommigen zya, op een graauwen Grond , met ryén bezet als van witte Pareltjes, ’t welk dezelven groote- Iyks verfiert. Haare platheid onderfcheidtze genoegzaam van de Kinkhoorens, tot welken zy gemeenlyk betrokken worden , zo wel als van de andere Soorten van dit Geflagt. Zy vallen aan de Stranden van Amboina. pxxvur. (528) Stekelhooren, die de Schaal met dikke rde Naaden van aan één gefchakelde Knob- Vorfchen= beltjes , met ronde Srippen gebandeerd Pops heeft, de Opening rond en Tandeloos. Zekere kleine Hoorentjes, die in Geftalte veel naar de Padden gelyken, doch naauwlyks de Grootte hebben van een Hazelnoot, wore den (529) Murex Testà Varicibus oppofitis continuatis, Punâis tuberculofis fasciatâ, Aperturà edentulâ orbiculari, Syst. Nat, Xll, SEB. Jab, Ill, Te 60, fs 25-27, KNORR Veérzame Vl, De Pl, 25e f, 5, Go BE STEEELHOORENS. 593 den hier , niet onaartig „ voorgefteld by den VL naam van Gyrinus, dat is Vorfchen-Pop. * Is En een geheel ander flag , dan die by Rumenrus Hoorp, Kikvorfch heeten , met een hoog opgewipt STUK. Staartje. Dit hebben deeze niet. De Kleur is witagtig met zwarte, bruine of geele Ban- den van dubbelde Stippen , over elke Win- ding één. Zy onthouden zig in de Middel- landfche Zee, zegt LINNAUS. (529) Stekelhooren , die de Schaal met de DXXIX. dikke „Naaden omtrent tegen elkander Gn over „ bultig met Knee heeft , die Oliekocks k-___…_ spederom overlangs geknobbeld zyn , de Opening Tandeloos. Van ideeze zyn wits en geelkleurige en ook fchoon roode, die een Vuurigen glans in de Mond hebben. Van Rumrurus worden dee: ze laatften djax, en de wit geknobbelde Hec- tur getyteld; want de Indiaanen fteeken ze uit bygeloof onder den Gordel, en verbeelden zig dan byna onkwetsbaar in ’t Gevegt te zyn. Men kan dit vergelykea by de Hollandfche fpreek- (s29) Murex Testâ Varicibus fuboppofitis, gibbofä tuherie bus longitudinaliter tubereulofis, Aperturâ edentulâ. M, L, Ue 630, N. 299, ROND Zest, o, Pe St, GUALTHe Test. Bie 50, f, D, Hetor, RUMPaH, Rear. T, 28, f. C. Ajax. RUMPH, Rar, T, 28, £. D, KNORR WVerzam, IL, D. PL 28, f, I, ge 5, DEEL, XVI, STUK, Ë 204 BESCHRYVING VAN _ VL fpreekwys, van iemand een Hart onder den ATDEER Riem te ftecken. Die fterk geknobbeld zyn Hoorp- en groot, worden dubbelde, de anderen en- dn kelde Oliekoeken genoemd. Hier van komen ’er voor, die meer dan een Vuist groot Zyn. Zo zy zwarte Vlakken op de Knobbels heb- ben , dat doch zeldzaam gebeurt , dan heet men ze Oliekoeken met Rofynen, en anderen, die deeze Vlakjes kleiner hebben „ met Koren» ten. Deeze benaaming heeft dam overeen- komst met de Geftalte. Zy vallen in Oost- indie, DXXX, __ (530) Stekelhooren , die de Schaal met een Re menigte van byna beurtlingfe Naaden En geknobbeld, de Rug van agteren zonder 0 Knobbels en gefireept, de Opening Fan: deloos heeft. De aangehaalde Afbeeldingen zyn hier zo fchrikkelyk verfchillende , dat ik naauwlyks begrypen kan, welke Hooren LinN aus bee doele: doch zyn Ed. heeft ApANsoN in dee- zen nagevolgd, die ook de twee gedagte Af- beel. (530) Murex Testà Varicibus (ubalternis numerofo-tubercu= latâ, Dorfo ‘postice mutico ftriato, Aperturâ edentulâ, Syst, Nat, XII ROND, Zest, 2, p. 88, COLUMN. Aguat, Te 53, BONANN, Recre IIe fe 239, 1050 LIST Conche Te 932. f, 27, 319 32e ADANS, Senege lo Te 3e fe 12, SE Ba Kab, III, Te 5te fe 295 Jie RUMPH, Rar, T. 49. fo Hi GUALTH, Test, T. 50, fs A, KNORR Verzam, VLD. PL In f; oi DENS TEKEL HOOR E NS — 295 beeldingen van BoNANNr aanhaalt, waar VL van de eene, volgens VALENTYN, een Voct- ed hooren is, de andere, en wel de eerfte, een Hoorve vreemde Soort van Oliekoeken , met een Ee EE- STUKe de Lip en met groote dwars-Ribben , hem on- bekend , fchoon uit Indie afkomftig. Ik geef ‘er, derhalve, den naam van Marshooren aan , die ook wel aan de Oliekoeken gegeven wordt. De aangehaalde, immers, uit Rumrpurtus;, welke I moet zyn, niet H, is een ongemeene Oliekoek-Hooren getyteld. ADANson betrekt tot zyne Vojet, de Buccinum van Ronperr- Tius, welke die Autheur le Cor de Mer noemt 3 dat is de Zee-Blaashoorn; gelyk men zegt Cor de Chasfe, dat is Jagthooren. Hy getuigt ’er van, dat zy, wat de uitwendige gedaante aan- belangt , ongemeen verfchillende is , naar de grootte, Men vindt ’er, die in de volwas- fenheid agt Duimen, en anderen , die maar één Duim lang zyn. Het Haairige Vlies, dat haar bekleedt, raaken zy dan geheel kwyt. Lrn- Naus {telt de woonplaats in de Zuidelyke deelen van Europa, in de edn en Afrikaanfche Zee. (531) Stekelhooren , die de Schaal met dikke pxxxr. Naa- Mfurex Femora!e, Voethooe (531) Mfurex Test Varicibus decusfatis trigonâ rugofâ,ren, antiee nodulefà , Aperturâ edentulâ , antice transverfä. M, Le U, 680, N, 309, GREW, Mus. Te il, fe 7 9 Se L Ja Ì ST, Conch. Tie4, T, Ie DEEL, XVL STUK, 206 BEsSCHRYVING VAN VL Naaden kruislings gerimpeld, driehoe= in kig , van vooren Knobbelagtig heeft; Hoorp. met de Opening Tandeloos, yvan vooren STUK, dwarse — Die Hooren, welke wy thans de Poethooren noemen, om dat zy als op het platte van den Voet nederlegt , heeft VALENTYN de Var- kens-Bek getyteld: doch dit is hedendaags niet in gebruik: wy hebben andere Varkens-Snuiten. De aangehaalde van D'ARGENVILLE isgeen regte Voethooren : men betrektze tot de Ge- braade Peeren. Ik twyfel , of men van die van Rumenius dit ook niet mag zeggen. De afgebeelde by BoNANNIen GUALTHIE- Rr zyn regte Voethoorens , meest aan haare Mond-Opening kenbaar en aan de dik geknob- belde N aaden. De Kleur is bruinagtig ros, pxxxit. (532) Stekelhooren , de de Schaal met een sn ___enkelde dikke Naad , met Knobbels ge- Velhooren, hoekt en rimpelig , de Opening gevand en de Spil met een Gaatje doorboord heeft. De T. 941, BONANNe Recre III, f, 200. Murex Saxatilis, RumPH, Rar. T. 26, f£.B, GUALTHe Zest, T. sof Ce ARGENV, Conch, T. 13e (lo) f, Be REGEN FE. Conch. 6e T. 2,£, zi, SEB, Kab, Ille T, 63, fe 7, 8, KNORR Vern zam, IV. D, PL, 16, £ 1. | (532) Murex Testà Varice folitarië , Nodis anpulatis fubrue golâ, Aperturâ dentatâ, Columellâ perfotatâ. Syst, Nat. xil, BED, Kab, ll, T, 49, fe 72e’ DE STEKELHOORE NS 297 De Latynfche geeft aanleiding tot den Ne-. VE _ derduitfchen bynaam. Mooglyk zal dezelve LIV afkomftig zyn van dat ruige Vlies, ’t welk Hoorp® veelen der naastvoorgaande en volgende Hoo- STUK. rens omkleedt. Deeze is wit en van grootte als een Ockernoot, en heeft maar ééne Naad tegen de Lip over. De Staart is taamelyk Jang. (533) Stekelhooren , die de Schaal door ge- Dxxxur. kruifte dikke Naaden hoekig heeft, de {4 Knoopen overlangs geknobbeld , de Staart Gebraden . Cele net Bogten, de Opening getand, ï Hier toe behoort de Gebraden Peer van RumeHrus, en die van D'ARGENVILLE, byLetterB, zo wel als Letter M. Wegens de Geftalte worden zy dus genoemd en verfchil- len door den getanden Mond kenbaarst van de Voethoorens, aan welker figuur fommigen nabykomen: des men ze dikwils met elkande- ren verwart. (534) Stekelhooren , die de Schaal met gekruie pk € Pileare, Gedroogde ei e 5 ho REE (553) Murex Test Varicibus deeusfatis angulatâ , Nodis ets longitudinaliter tuberculofis, Caudâ flexuofâ , Apertur denta- tâ, M. L. U, 631, N. 301, RuMPH. Rar, T. 26. f. B? ARGENV, Coche T. 13, (ro) £. M? KNORR Verzam, Ms Ds Pl. f. 2, 3: VLDs Pli DOF zj …_ (534) Murex Testâ Varicibus decusfatis fabnodofierugofä , Ei 0E, Ae Ar __Aper- IL. DEEL, XVL, STUKe 298 BESCHRYVING VAN ‚NL fie Naaden knobbelagtig gerimpeld heeft, ien de Opening getand, de Staart eeniger- Hoorp- maate opgewipt. STUK, Hier fchynen die thuis gebragt te moeten worden, welken men Gedroogde Peeren noemt ; doch het is moeielyk deeze van de voorgaan- de en volgende naauwkeurig te onderfcheiden. Ook zyn de aangehaalde Afbeeldingen van SrBA geenszins overeenkomftig. Deeze Hoo- rens vindt men, volgens LiNN&us, in de Middellandfche Zee. DEXXV. (#35) Stekelhooren , die de Schaal met dikke Mlurex mes. ___Naaden , Eyrond „ overdwars gegroefd enk en knobbelig , met eene lange bogtige Elsvormige Staart heeft. Deeze zou eigentlyk meest naar een Peer gelyken 5 weshalve ’er ook, niet ongevoeglyk, de Latynfche bynaam aan gegeven is; doch het fchynt my toe , dat de genen , die men Leeuwenkoppen noemt, om dat zy zo dik van Top Aperturâ dentatâ, Caudâ fubeadfcendente, Syst, Nat. XII. GUALTH. Zest. T, 49. f. G. SEB. Kah. II T, 57 fs 29, 3I3 23, 24e KNORR Verzam, VerDuP lueke {535) Murex Testâà Varicofd ovat , transverfim fulcatâ no- dofâ, Caudâ longiore flexuofà fubulatâ, Syst, Nar, Xll. Pve — rum exficcatum, RUMPH, Rar, T. 06. f, E22 GUALTH.- Test. T. 37, fe F‚ ARGENV. Cunthb, T. 13. (10) f, Oe REGENEF, Couch. Te 5e fe 50e KNORR Verzam, II, De Eis Ze 6 23 3e DE STEKELHOORENS 099 Top zyn, hier thuis behooren. De aange- VL haalde Afbeeldingen, ten minfte , duiden de Kn zulken aan. Zy vallen zeer fchoon Vuurkleu- Hoor. rig rood , doch men vindt ’er ook die geelsTux, en witagtig zyn. 536) Stekelboor en, die de Schaal met dikke Ph __kruislingfe Nanden , flomp met knobbe- Rubecutan ke: lige Rimpels , het Zak gelyk, de Ope. eg dilf ning getand heeft. | t Zyn deeze, die men Livrey-Hoorens tys telt wegens de fchakeering der Kleuren , die zig als een Livrey vertoonen. Men vindtze rood met geele en geel met witte : ook bruin= agtig met zwarte Banden, en de Oppervlakte is egaal bezaaid met fyne Pukkeltjes. De dik- ke Naaden, die kruislings geplaatst zyn, maa- ken deeze Hoorentjes , die niet groot val- len, kenbaar, | (537) Stekelhooren, die de Schaal met dikke nxxxvrs.: e- Murex BE“ Scrobila. ZOf's » (536) Murex Testâ Varicibus decusfatis, obtufâ rugis noda- Dogzer. fis, Ventre zquali, Aperturà dentatâe M, L. U. 631. N, 302, Zander, ARGENVe Couch. T- 12, £. K‚ GUALTH, Test. T, 49, f, 12 SEB, Kab, III. Te 40, f, Ies, KNORR Verzam, I, De Pl, Mt MIDNR su fi2 13, (537) Hurex Testâ Varicibus fcrobiculatis fub-oppofitis , levigatà, Aperturd dentard, Syst, Nat. Xil, GUALTH. Zeste T, 49, f. B, SEB, Kab, III. T, 60, f, 13, 15% List. Concha T. 939e fe 34, 39. PET, Gaz. T. roo. f. 12 ADANS. Sen, Ll, T, 8, f, 13, KNORR. Perzam, IUI. D.El, 9 fs 5e TI, DEEL, XVI, STUK, sco BESCHRYZVING VAN VI. gegroefde Naaden , byna tegen elkander ene over , gladagtig heeft, en de Opening Hoorp- getand, STUK. Volgens de Kenmerken fchynen hier de Hoo- rens, die men Doggerzanders noemt, te behoo- ren , hoewel zy van de aangehaalde Afbeel- dingen verfchillen. LinNmus ftelt de woone plaats in de Middellandfche Zee. Die van ADANSON, Jabik genaamd, aan de Kust van Afrika waargenomen, was vaal , fomtyds om- ringd met twee bruine of Violette Banden. Hy merkt in ’t byzonder aan, dat het Vlies, « welk deeze Hooren omkleede ‚ geen Haai- righeid hadt. Men neemt het tegendeel daar van waar in de Doggerzanders, die, als men ze uit Zee krygt, zeer Haairig Zyn. - peer, (538) Stekelhoeren, die de Schaal met byna vhs tegenoverflaande Naaden, Netswyze gee zis groefd , met knobbelige Vilakken , de NEOP, Spil byna Tandeloos heeft en de Staart opgewipt. In het Distelhoorentje van RumePHius, dat hier aangehaald is, zyn deeze Kenmerken niet (538) Murex Testà Varicibus fub.oppofitis reticulatà , Ma- culis tuberculatis, Columellâ fubedentulà , Candâ ad{cenden- te. M, L. U. 632. N, 303: RUMPHe Rar, Te 29e f, Ne BONANN, Rer, III f, 193. GUVALTH. Fest. T. 49, f. M. KNORR Werzam, VI. De Pl, 24. fo 6e Ile D. PL, 27e f. 3e \ kJ DE STEKELHOORENS. 301 _ niet te vinden. Het komt ook geenszins over- , VL _ een met de aangehaalde Afbeelding van Guar- À Liv. THIERI. Die van BoNANNt, welke V a- Hoorpa LENTYN een vreemd Soort van Trompet STUKe noemt, voldoet aan den bynaam, als de Opper- ‘vlakte Netswys hebbende, en den Mond, die rond is, zo hy aanmerkt , met een dikken Zoom. _LiNNmus ftelt de woonplaats in Karolina. (539) Stekelhooren , die de Naaden en de Dxxxix. Lippen van de Schaal uitgebreid Vlie- Was zig heeft , zynde bultig en Netswyze el geknobbeld , met eene hoekige Opening Á en hoog opgewipte Staart. _Deeze noemt men wel Oreiljes, met een Franfchen naam, dat zo veel zegt als Oorhoo- vens, doch de gewoonlyke is Grimace of Gri- mas- Hooren „ afgeleid van de zonderlinge fi- guur, welke de Opening maakt, als ware het een fcheef getrokken Mond. Haairige Ooren worden zy genoemd by RuMmrPrrus, om dat Zy ‚ uit Zee komende , over ’t geheele Lyf, doch (539) Murex Testâ Varice Labiisque dilatato- membranaceis gibbofâ , reticulato-tuberculatâ , Apertur finuofâ , Caudà eretâ. M‚ Le U, 632. N. 304, BONAN Ne, Reer, III, É 279 280, Auris hirfuta, Ru MPH, Rar. Te 24e f. Fe PT, Gaz, Te 74, fe 9, vel Te. 99, fe 10. GUAL TH. Zest, T. 37 fo B, E‚ la Grimace, ARGENV. Conch. T, 12e (9) f Ho SEB, Kab, 1IL T. 60. ft, 6, 7, KNORR Perzarm, III, De Pls 3. £. 5e Je DEEL, XVI, STUK, VI, FEDEELe EEV, Hoorp- STUK. DXL. Murex Ricinus, Moerbey, 302 BESCHRYVING väânN doch voornaamelyk op de Rug, met ftyve Haairtjes bekleed zyn, gelykerwys de Doggere zanders. De Hooren is, van binnen en van buiten, ongemeen Knobbelig. Zy hebben den Mond witagtig en glad , en de Oppervlakte; wanneer zy fchoon gemaakt zyn, voor een ge= deelte uit den geelen bruinagtig ros, ’t welk haar niet onaanzienlyk maakt. De afkomst is uit Oostindie, IV. Die Staarteloos zyn En eenigermaate gedoornd, (540) Stekelhooren , die de Schaal zonder Staart , Eyrondagtig met Elsvormige Doornen 5 de Opening en Lip getand heeft. | De aangehaalde Afbeeldingen zyn in’t geheel niet toepasfelyk op deeze Soort, wyzende dat flag aan , die men Geelmonden noemen kan met RumreHrus, én welke grootelyks van dereg: te Moerbeijen , die de Mond-opening Violet hebben en wederzyds getand; verfchillen. Dat de Mond- Opening doorgaans geel en fom- tyds doch zelden Violet zou zyn, gelyk Lin- Naus in de befchryving van ’t Kabinet der Ko- (540) Murex Testà ecaudatà obovatâ , Spinis fabulatis Aperturâ dentatâ, Labro dentato, M‚, L‚ Ur 633. N, 305. Os luteum, RumrPHe Aar, Te 24, f, E‚, GUALT He Zest, To 28 f‚ N‚ SEB, it III, T. 60, f, 573 393 4% KNORE Verzame Is DePle 25, fs 52 Ge DE STEEELHOÒORENS, 503 Koningin van Sweeden zegt , kan ik ten opzigt Helt van deeze zelfde Soort niet toeftemmen. Hier Tv” gecuigt zyn Ed. billyk , in * algemeen , de Hoorn. Keel is Violet, en zegt, dat dit Hoorentje uit TUE. Oostindie afkomftig is. (541) Stekelhooren , die de Schaal zonder DXLL Staart, Eyrondagtig met Kegelvormige Modus, Doornen , de Lip kering > de Spil glad gam en gekleurd heeft. | Deeze noem ik, wegens de Roozekleurige of rondagtige Mond-opening , en wegens de uitwendige gedaante, Braamboos. Men vindt van die Vrugt geele en roode, gelyk bekend is. Dit Hoorentje is van huiten geelagtig , geknob- beld, met fcherpe Doornen. Waarfchynlyk zal het uit Westindie afkomftig zyn. (542) Stekelhooren , die de Schaal zonder Dxun, reis Staart, Eyrondagtig , met verfcheide rn ryên van Knobbeltjes , de Lip hoekig #% en de Spil byna vlak heeft, Meenen De. (541) Murex Testâ ecaudatâ obovatâ „ Spinis Conicis, Las bro dentato, Columellâ levi coloratÂ, M, Le U. 635. Ne 309e KNORR Verzam, Vl. De Pl, 24, f, 7, (542) Murex Testà ecandatà nodofâ plurimis ordinibus, Las bro angulato , Columellâ planiusculâ, Syst. Nat. XII. Nerita modofa, Syst, Nat, Ke P. 727. N, 628. BoNANNe Reer. III, fe 1739 1740 LIST, Conch. T, Bog. f. 13, GUALT He, Zeste T, 66. f. B, B, KLEIN Oflrac, 17, T. Eufo 300 KNORR Werzam, IV, Ds Pl. 6. f, 5, IE. DEEL, XVI. STUK, LIV, Hoorp» STUKe = DXLITe Murex Hyfirixe Getakte. DXLIVe Alurex Mancinel- Las Geele Moerbeye 804 BESCHRYVING vAù Dewyl ’er witte Moerbeijen zyn, zo is deeze benaaming niet oneigen voor die van deeze Soort , welke men gemeenlyk Moerbeijen noemt. Zy zyn geheel witagtig , met twee of drie zwarte Plekjes aan de Spil, zo GUALTHIERI aanmerkt. Onder de aangehaalde van BoNAN- NI wyst de eerfte Afbeelding de regte Moer- bey aan, hier voor befchreeven ; en de andere is deeze Soort,die hy getuigt of wit of Vleefch- kleurig voor te komen. De grootte is, gelyk die der voorgaande , byna als de eigentlyke Moerbeijen of Braamboozen. (543) Stekelhooren , die dé Schaal zonder Staart, Eyrondagtig met fcherpe Door- nen, de Opening wyd en Tandelocs heeft. Hier fchynen , eigentlyk, die men Getakte Moerbeijen noemt, bedoeld te worden, waar aan men ook wel den naam kan geeven van Braamboozen. Rumrmrus.heeftze onder de Pimpeltjes geteld gehad, De afkomst is uit Oostindie. (544) Stekelhooren „ die de Schaal zonder NN Sraart;, (543) Murex TestÀ ecaudatâ fubovatâ , Spinis acutis, Aper- turâ edentulâ repandâ, M‚ L. U, 635, Ne 310, Herisfon blanc. ARGEN Vv. Couch. T, 17e (14) fs Ae SEB, Kab, Ill, Te 60e f, 38, (544) Murex Testâ ecaudatâ ovatâ , Spinis obfoletis, Apére turà edentul4, Columellâ transverfim ftriatâ, M, L, U, 636 Ne br STEKELHOORENS. SOS Staart, Eyrondagtig met flaauwe a 5 nen , de Opening Tandeloos heeft , Spil overdwars geftreept. Hier behooren eigentlyk de Geelmonden van Rumrarus, die men ook wel Geele Moerbetjen noemt, om dat zy van binnen en van buiten geelagtig zyn; doch met roode Knobbeltjes aan den Top en dergelyke Streepjes in de vi FDEE le LIv: GET STUK Keel : aan de Spil ontdek ik dezelven in de: mynen niet, (545) Stekelhooren f die de Schaal zonder De DXLVe Staart ‚ Eyrondagtig , gefbreept met Hiba ier ryën van Doornen, de Opening overdwars geftreept heeft, Volgens de Afbeelditigen fchynt LiNN ze us hier zo wel zodanige Hoorens, die voorheeri onder den naam van Getakte Noote-Moskaat opgegeven zyn , te bedoelen , als de genen; welken Rumemtus voorftelt onder den naam van N. Bil RUMPH, Rar, T, 24, f, 5, ARGENV, Conche T. zo, (17) f, H‚ KNORR Verzam, IIe D. Pl, 29. f, 65 IV, De Pl; 264 f‚ 2, . (545) Murex TestÀ ecaudat ovatÂ, friacÂ, quadrifariam fubfpinofà, Aperturà transverfim ftriatâ, M. L, U. 636, Ne Slz. Pimnpeltjes van Banda, Rumrte Rar, Te 24e f. 4e GUALTH. Test, T. 31, f, Fo ARGENV. Conch. Te 17, {14) £.L. KLEIN Offrac. T, Jef, 112 REGEN FE, Conakd 32, T, 13e fs 32, KNORR Werzams IIe De Rha ae f, Je Î, DreL. XVÉ srum. LaNUN?. Pimpeltjes 306 BESCHRYVING VAN VL ván Pimpelijes, afgeleid van zekere ouderwets Hanen fe geknobbelde Brandewyn-Glaasjes. Hier Hoorps mede komen eenigen, die men Getakte Schild- STUK. padftaart of Beddetyk tytelt, ook niet kwaalyk overeen. De Schaal is van buiten doodfch , zegt hy , Aardverwig en aan de Knobbels zwart $ voorts zeer dik en hard , als of het een Knobbelige Steen was: aan den Mond zynze vuil wit, en het Dier fluit denzelven met een langwerpige Unguis , donker Honigkleur en tot Reukwerk eenigszins dienende, Zulks heeft in de meefte Hoorens van dic Geflagt plaats. … Men vindtze aan Cerams Zuidkust „ daar de Stranden vol kleine zwarte Steenen zyn. Die men getakte Moerbeijen noemt, zyn by hem de Pimpeltjes van Banda; want ieder Eiland van dezelven , zo hy aanmerkt „ byna byzon- dere heeft. | DXLVIe (546) Stekelhooren, die de Schaal zonder Mures Senticofusà Staart , eenigermaate getoorend, oyer- Distelhoo- langs geribd en overdwars getralied rentie, heeft, met de Opening gefvreept. De Distelhoorentjes , die wegens de onge= meene Stekeligheid deezen naam voeren, zyn hier (546) Afurex Testà ecaudatâ fubturritâ , longitudinaliter eostatà , transverfim cancellat&, Apertürà ftriata, Syst. Nate XII, BONANN, Rer, III f. 35. GUALTHe Test. T, 5le f. G,I. ARGENV. Couch, T, 12, (9) fe O, SEE, Kabe Ta AJ. Le 45540, 47e KNORR Verzam, IVe De Blo 23e feta Se DE STERELHOORE NS. 307 hier befchreeven. Het is verkeerdelyk, gelyk vl ik aangemerkt heb, hier voor aangehaald. B o- Ale NANNI getuigt, dat zy in de Adriatifche Zee Hoorp- voorkomen: doch ’t is zeker , dat menze ook STUK jn Oostindie vindt. De Kleur is in fommigen bleeker, in anderen fterker bruin. Ook fchy= nen fommigen, indien men de aangehaalde Af: beeldingen gadeflaat, veel flaauwer gedoornd te zyn, dan anderen. : (547) Stekelhooren , die de Schaal zonder SD Staart, Eyrondagtig > met de eenige Melongena. Gier gedoorend, den Top een weinig yer- Bedderjke heven en de Opening effen heeft. De gelykenis, welke deeze Hoorens hebben naar de Staart van een Schildpad , heeft ’er den naam van Schildpad-Staart aan doen gee. ven ; doch hedendaags noemt men ze meest Bedderyken, om dat de Oppervlakte dergelyke Streepen heeft. Men vindt ’er die met drie of vier ryën van fterke Doornen op de groot- fte Gier gewapend zyn: men vinde ’er met minder en in ’ geheel zonder Doornen. Van fom» (547) Murex Testà ecaudatâ obovat glaucît, Anfra@u fuba fpinofo, Spir prominulâ, Aperturà levi, M.L. U, 637. N 313, BON ANNe Reer, MI fe 295, 186, RuUMPH, Rar, Te 24e f. 2, 3. GUALTHe Zeste T, 26, fe F, ARGENVe Conche Kann, (15) f, H‚, REGENE, ‘Conch, 20. Te. Sef. 49 & Te Toe f, 36, SER, Kabe III, T, 72. f, 198 KNORR Verzam, Ie De Ple 17e f. 5; IE. De Pl, To, f‚ Te | V 2 Ee DEEL, XVI, STUK, / d A 908 BRSCHRYVIING WAH VL. fommigen wordenze met de Noote Moskaaten Liv, Verward ; van anderen met de Hoogftaarten. Hoorpe Zy hebben de Kleur bruin , naar ’t blaauwe STUK. trekkende, door ’t afhaalen van het buitenfte Vlies, dat deeze Hoorens, even als de mees ften van dit Geflagt, wanneer zy uit Zee ko- men, omkleede, Men krygtze uit de Weste indiën. V. Dieeen lange , Elsvormige , regte Staart hebben en ongedoornd zyn, genaamd SAP L EUT, THEO KND De naam van SPILtLEN is wel hedendaags voor geen Geflagtnaam in gebruik. Men plaatst- ze onder de Kinkhoorens , in navolging van DARGENVILLE., ADANSON betrektze tot de Purperhoorens, die een Blaasagtig uitgezet Kanaal hebben. Var anderen, evenwel, fchy- nen zy als een byzonder Geflagt voorgefteld “ziet te zyn *, en, als men aanmerkt, hoe zeer de aen Geftalte van fommigen verfchilt van die der Kinkhoorens , zou ’er mooglyk , zo wel als van de Pennen , een byzonder Geflagt van kunnen gemaakt zyn; te meer nu men zo vee- Je Soorten heeft van Spillen. De Latynfche naam is Fufus, de Franfche Fufvau. Men vers ftaat 'er zodanige Hoorens door, die in ’t mid- den dik zyn en over.’t geheel Cylindrifch rond , doch naar de beide Enden afloopende of tot in eene byna fpitfe Punt wederzyds ver- - de 5 DE STEKELHOO RENS. 309 verdunnende, of , wil men liever , die van Geftal- VI, te als een Spinrok zyn. Dus behooren jer TENEE dan ook de Gebandeerde Mooren, Agaate Pee: Hoorn. ren en veele anderen onder, welke door Lin=srux, NAUS tot deeze Afdeeling zyn t'huis gebragt, De meeften hebben iets , dat haar naar de Stekelhoorens doet gelyken. (548) Stekelhooren , die de Schaal zonder DXLVIML, k Murex Staart, eenigermaate geplooid, Eyrond, Cariofuse He … Wormga- gefpitst , aan den Top Wormfteekig.ige. heeft. Deeze fchynt by tusfchen-invoeging hier geplaatst te zyn. Zy is in eene Warerleiding , by Sevilie in Spanje, door den Heer Arr- STROEM waargenomen. De grootte was als die van een Boon; de Kleur Afchgraauw ;, doorfchynende, | (549) Stekelhooren, die de Schaal getoorend, nxurx, met fcherpe gevlakte Gordels en een de e a e regte Staart heefts de Lip gefpleeten. ie Babylonf® De noon (548) Mlurex Testâ ecaudarà fubplicatf ovatì, acuminatà, Apice cariofo, Syst, Nat, XII, (549) Murex Testà TurritÂ, Cingulis acutis maculatis > rec= to=Caudatâ , Labro fisfo, M. L. U, 639, N. 317, LIsT, Concha T. 917, f, 11e Turris Babylonica, RumPH, Rare T, 29. fo L, GUALTHe Zest, T, 5L. fo NN, la Tour de Babel, Alte GEN Ve, Couch. T. 12, (9) f. Me REGENE. Conch, T. 1, fa ©. SER. Kab, III, T. 79. fig. later, KNORR Verzam, IVe D. Pl, 13, f, 2 Vv A E, DEEL: XVI, STuR, Vi. ArFDErt. LIV. Hoorp- STUK 310 BESCHRYVING VAN De zonderlinge naam, van Babylon/e Tooress, is door Rumrmius reeds aan deeze Spilagti- ge Hooren gegeven. Zy loopt met veele Gieren naar den Top fpits toe, als de Pen- nen, en is langs dezelven diep gevoord ; heb- bende den Grond wit met zwärte vierkante Vlakjes, op ryén ftaande, welke als de Gaten in een Tooren affchetzen. Een byzonder. Ken- merk is, die Keep of uit{nyding boven in den hoek van de Mond-opening , door welke de Lip zig dan gefcheurd vertoont. Het Dekzel is een zwartbruin Nageltje. Men vindtze zelden lan- ger dan een Pink; het Staartje mede gerekend ; dat Sleufswyze van den Mond afloopt. De af= komst i is uit Oostindie. DL Murex Favanicuss Jawzanfche Spil, (550) Stekelhooren, die de Schaal getoorend heeft met ongevlakte knobbelige Gordels, de Lip door eene Keep afgefcheiden. Zeer veel gelykt deeze naar de voorgaande, uitgenomen de Kleur, als ongevlakt wit zyn- de, en de Gieren eenigermaate geftreept heb- bende , die met een Kiel omringd of knobbelig zyn of gehoekt. De Lipis by den Grondfteun gefpleeten , maar met een breedere ftompere infnyding. Sommigen hebben de Staart kor- ter, anderen langer. Zekere NOORDGREEN nam deeze op Java waar. — | (s51) (350) Murese Test Turtritâ Cingulis nodofis immacalatis , Labro Sinu {eparato, Syste Nat, Xlle - DE STEKELHOORENS, SII (351) Stekelhooren , die de Schaal getoorend,, VES hope FDEELe mét eene byna regie Staart , flreepig „| iv, knobbelig „ gekield heeft , de Lip ge-Hoorp- karteld. STUKe DLL Hier fchynen, in de eerfte plaats, de zo- Gi genaamde Franfche Spillen, en vervolgens ook rn die genen bedoeld te worden , welke men; wegens de ongemeene langte en dunte van de Staart, ten opzigt van het Lyf, Tabakspypen noemt. Zy vallen wel tot cen Voet lang , en zyn aan de Enden bruin of zwartagtig , gelyk RumrPHrus aanmerkt. Zodanigen heb ik ’er van vyf en gewoone Franfche Spillen van tien Duim lang, byna drie Duim op ’ dikfte , met negen Gieren tot aan den Top. Deeze zyn geheel Sneeuwwit en fterk geknobe beld. Anderen zyn ros en geelagtig bont, anderen bruin en van binnen geelagtig , behoo- vende altemaal tot deeze Soort, Van de Spillen heeft men zo wel West- als Het Dier, Oostindifche , en daar komen onder dezelven Dn {_ voor, die rond zyn en niet geknobbeld op de Gies (551) Murex Testà TurritÂ, fubretosCaudatâ, flriati-na- dofâ carinatâ , Labro crenulatoe M. Le U. 639, N, 317. Boa NANN, Reer, III, T, 360, Fufus, RUMPHe Rar, T. 29. f.F. GUALTH, Zest, T. 52e fe L. ARGENVe Conch. Te 12e (9) f, De KLEIN Offrac. T, 4. f. 78. REGENFe Conch, Te 12e f, 62. SEB, Kab, III, Te 79. fe Gentralise KNORR Werzanm, III, D. Pl. 5.£, 1: Pl, 14: É, Te Va ‚ Ie DEEL. XVI, STUKs si BESCHRIYVING VAN VL. Gieren, hoedanig eene door D'ARGENVILLE kt fchynt bedoeld te worden mec de Afbeelding, Hoorn: welke hy van het Dier der Spillen geeft ; STUK. onder den naam van Buccinum. Deeze Af: beelding is hier overgenomen in Fig. 3, doch, wat de Hooren belangt , naar een der mynen verbeterd, > Geen Dier, zegt hy, komt menig vuldis 2 ger uit zyne Schâal. Zyn witte Mantel; „, bezaaid met zwarte Stippèn, ftrekt zig aans >, merkelyk verder uit dan de Punt van de »‚ Schaal , zo dat hy plooijen ‘en golvingen ‚> maakt. In ’t midden van deezen Mantel s, komt een rond Lighaam uit, ’t welk zig ‚> gaat inplanten in een witte, gezwollene; 4 en wederzyds verlangde Plaat , die den Voct 5 maakt van het Dièr; maar op herzelve s> kruipt. Aan ’t ééne End van deezen Voet ss is de Kop, welks Oogen klein zyn , de „> Hoorntjes dun, kort en zeer fyn, de Snuit so dik gezwollen en taamelyk lang, aan wel- 9 ker 'Ehd men een gedeelte’ van den Bek ont- s, dekt. Het Dekzeltje, aan ’t andere End, ss is langwerpig en geftraald”. > Het Dier heeft eene byzondere Eigen- 35 fchap. In plaats van, gelyk de meefte E Schulpdieren , op de gantfche uitgeftrekte 5 heid van zynen Voet voort te kruipen , rust 5 het doorgaans alleenlyk op de agterfte helft, s> terwyl de vaorfte opgeligt wordt, en geen 35 Grond raakt, Dus draagt de geheele Zwaare DE STEKELHOORENS 918 » te van zyne Schaal niet dan op een Punt,, Vi „het welke, uit aanmerking van de grootte “Div „> en ’t gewigt van deszelfs Lighaam, niet ge- Hoorp- „, hoegzaam is, om het altoos in een behoor STUKe » lyk Evenwigt te houden, Deeze omftan- „ digheid maakt hetzelye het omvallen ondere hevig: maar het fchynt’ niet dat de wry- 55 vingen, die het dus in zyn loop ondergaan > moet, ‘erongemak aan toebrengen: het her- „, vat, in plaats van deswegen in zyne Schaal , te kruipen , zyn voorgaande postuur om. „ zynen gang te vervolgen” (552) Stekelhooren, die de Schaal breed ges DUI, ftaart heeft en zwart met een witten pn Band, de Gieren eenigermaate knobbe- Geban- lig gerand, de Spil met rimpels. Moor» Om dat byna alle de Hoorens, van dee- ze Soort, zeer affteekende Banden hebben , noemt men ze thans’ gemeenlyk Gebandeer- le, en wegens de Kleur Mooren , doch die Kleur is byna nooit geheel zwart: men vindt Per zelfs die rosagtig vaal zvn en ook een en- kele (552) Murex T&t patulo-Caudatâ nigrâ Fasciâ albâ , Spire Anfra&tibus fubnodofis, Columellâ rugofà, M‚ Le U. 640. Ni 319, BONANNe Recr, III, T, 357. REGENF, Conche Te Il, fe Ól, ADANSe, Seneg. T, 9. f, 31, SEB, ab. IIIe T. 88, f, omnes & T, 52, f, s»6, KNORR Verzan, Ie D, PL, zoef. 1: IL. D. Pl, 6, f, 2e og Ys I, DEEL. XVI. STUKa VL ArDEEL. _ LEW, Hoorp- STUK. sia BESCHRYVING VAN kele witte Moor. Daarom is evenwel die be. naaming niet minder toepasfelyk. ADANSON, die deeze Hoorens overvloedig aan de Kust van Senegal vondt, noemt dezelven Nivar „ en betrekt daar toe , doch ten onregte , de Hooren van Letter A, op de Negende Plaat van p'ArRGENviLLe, De Afbeelding van BoNANNI is naauwkeurig, om de regte West- indifche of Kurasfaufche Moor, gelyk VA- LENTYN dezelve tytelt, uit te drukken. Hy fpreekt 'er dus van. 5, De bruine Huid van een Moor wordt » nage-aapt door deeze Hooren , die met twee s, Banden omgord is, waar van de eene twee- „maal zo breed als de andere. Beiden loos ss pen zy langs de Gieren heen, en worden «> langs hoe fmaller , hoe meer zy den hoo- ss gen Top naderen , waar de zeven Win- 5) dingen van de Schaal, opwaards, in-eindí- 9 gen. Zy behoort tot het Geflage der Tur- > bines, Een heeft een zeer naauwen , hoewel ss Overlangs uitgerekten Mond, Van den >> Grondfteun tot aan den Top is zy in de 5) langte gerimpeld, met zeer fyne Groefjes 9) overdwars”, Ik kan ‘er byvoegen , dat , gelykerwys in Kleur, zo ook in grootte, deeze Hoorens on- gemeen verfchillen. Ik heb ’er van minder dan drie Duimen en van byna zes Duimen lang. Ook zyn de Banden in fommigen geclagtig, ja byna Oranjekleurig,. (553) \ DE OTEKELHOOREN s 913 (553) Stekelhooren , die de Schaal breed ge= an Jlaart heeft, de Gieren van boven plat. Try, Hoorp- De platheid der Gieren niet alleen, tot aan srux, den Top, maar de langheid van de Staart, pui. onderfcheidt deeze Oostindifche Hooren Beute noegzaam van de Mooren. Zy is zeer juiste by D'ARGENVILLE, op de zo even gemelde Ù Letter, afgebeeld, en komt volmaakt met de aangehaalde by Sena overeen. Zy is ros of roodagtig van Kleur en niet gemeen. Wy mo- gen ’er den naam van Zndiaan aan geeven. Ik heb ’er één, van meer dan vier Duimen langte, (554) Stekelhooren „ die de Schaal geftaard PAG heeft en de Gieren aan den Top verhee An Lang gSe venrond met een Puntje, pra. k Knol. In Tranquebar is deeze door SPRENGLE'R waargenomen. Zy heeft het Lyf van onde- ren Buikig , van boven verhevenrond , met een ftomp Puntje aan den Top uitfteekende de Gieren aan de bovenkant fcherp gerand z de Staart Rolrond en naar ’t Lyf toe niet vere (553) Murex Testâ patulo-Caudatâ, Spire AnftaGibus (u- pra planise Me Le U, 640. Ne 320, ARGEN Ve Conch. T, 123 (9) f. Ae SEB, Kab. Ill, T, 57. fe 27» 23, KNORR Vere Zan, VIe D. Ple 26e É, 1, (554) Murex Testâ CaudatÂ, Spire mucronate Anfractibus fupra convexis. Syst, Naz XI, KNORR Werzams Vl, D, El, 24, É. 3. k | 1. DEEL: XVI, STUK qi6 BESCHRYVING vAN. VI. verbreedende, maar met een dwarfe kréuk aan Arperle de Spil. Dit alles komt met de Lang geftaar- Hoor: te Knolletjes overeen. STUKes DLV, (555) Stekelhooren, die de Schaal breed ges pik Jlaart heeft, de Gieren boven aan door latus, een Geutje afgezonderd, Raap | | | Deeze verfchillen niet alleen door het zeer kennelyke Sleufje of Geutje , dat de Gieren van de Spil afzondert , maar ook door de grootte , van de voorgaande. Men noemtze Raapen ‚ vaar van zy de Geftalte immer zo wel uitdrukken, als de voorgaande Soort die der * zie Knollen of Papieren Knollen *. De eerst aan= bladz, 130: gehaalde Afbeelding ftelt de Geftalte van dee- ze Hoorens onverbeterlyk voor. Als een by- Soort brengt LiNNeus hier , onder den naam van Granum, en onder de Kenmerken van Stekelhooren , die de Schaal half-Klootrond, glad, doorfliynende , met een regie Tregterswyze Staart, den Top Tepelagvig heeft, de jonge kleine Hoo- rentjes ter baan, waar van Errrs de afbeel- ding met het Eijernest geeft, welke door den Heer BAsTER is overgenomen en door my tzie’txv,befchreeven }: doch ’t is blykbaar, uitde ne- be MeT | | biadz, 18, vens: (555) Murex Testà patulo-Caudatâ, Spire AnfraCtibus {upra Canaliculo distinCtis, M‚, L. U. 641. Ne321, GUALTH, Zeste 47. f, A, SEB. Kab, III. T, 68, f, 22, ELLIS Corall, 85, T. 33: f. a,b, BAsTER Uitfpann, I, D, Pl, 6. fe 23 Es KNORR Verzam, V‚ De Ple or. fe 24 De STEKELHOORENS. 317 vensgevoegde Afbeelding van ’t Hoorentje door VI Lister, dat het een foort van Vygen zyn,“ Piv wordende door hem genoemd Flefch- of Am- Hoorn. pul-agtige Kinkhooren. Zo dit de oude vanstuzs die Jongen in Natuurlyke grootte is, dan be- reiken zy nagenoeg de langte van een Pink en komen dus nader aan de voorgaande Soort. Die, welke men Getakte noemt of Gedoornde Raapen, zyn misfchien tot deeze Soort betreke kelyk, (556) Stekelhooren, die de Schaal Tregterse DLV, vys” geftaart heeft , en den Top met heee Doornen gekroond, Gêtakte | Vyg. Zonderling is ’t, dat LinNaus die, gelyk uiet de befchryving van ’t Kabinet der Konin- ginne vah Sweeden biykt , een Getakte Vys gehad heeft , dezelve kon gelyk ftellen met de Trompet van Aru by RumrPrmrius gemeld: als waar van zy, volgens de opgegevene Geftal= te, grootelyks verfchillen. Niet minder ono= vereenkomftig is die Hooren, welke BoNAnN-« Nr afbeeldt, en eene Aroeefche Trompet fchynt te zyn, met de Getakte Vygen. Deeze Kink- hooten, aamelyk , beftaat als uit twee met. de (556) Afurex Test patulo-CaudatÂ, Spir Spinofo-coronas tì, M, L, U. 64I, Ne 322 Buccinum Aruanum, RUMP He Rar, Te 28, fe A, GUAL TH. Test, Te 47e f. B. BONANN, Beer, III. T, 1Or, KNORR Werzam, Vle De El 27, f, zo 15 DEEL, XVI, STUK Aië BESCHRYVING vAn ‚VL de Grondfteunen tegen elkander aan gevoegde iten Tollen; zo BoNANNr aanmerkt, en is wel Hoorn- overdwars geftreept , doch niet geknobbeld 3 STUÉ, ten minfte niet gedoornd of getakt. Rum- Prius merktze aan, alsde grootfte en plomp- fte van allen, die hy kende; zynde zwaar en dik van Schaal, ruim anderhalf Voet lang en een Span hoog; met weinige Gieren en een korte Staart. Zy was over ’t geheele Lighaam Schilferig of geborften, wit en zonder Glans; doch haar Ony# of Dekzeltje werdt geteld onder de beste Reukwerken; De Getakte Vy- gen vallen ook wel groot en ruuw van Schaal, maar zyn van een geheel andere Geftalte, gee _Jyk de Afbeeldingen van GUALTHIERI aan- toonen. Ik heb ’er één van zes Duimen lang en drie Duimen breed, met eene Mond-ope- ning van anderhalf Duim wydte, en by de vyf Duimen langte , die geheel Oranjekleurig is. Ik heb een kleine, van anderhalf Duim lang 4 die fierlyk in de langte blaauwagtig bruin ge- ftreept is en overdwars een breeden witten Band heeft. Dit heeft ook meer of min in de grootere plaats. Deeze Hoorens zyn nog ongemeen, en taamelyk hoog getopt , loopen- de de Doornswyze Takken opwaards , langs de Gieren, naar den Top. DVI (557) Stekelhooren , die de Schaal Trogiers: Mu rex perverfus, wys Linkfe $ Vvge (557) Adurex Testâ patulo repandoque Caudatâ, Spirà con= trariâ fubcoronatâ, M, L, U. 642e Ne 323, GUALTH. 7e5fs WW. 30, £, Be Unique, ARGENV, Conch, Te 18, (15) £. Fa DE STEKELHOORENS, gig ys en wyd gaapende geftaart d links VL j J Arpeer, gedraaid en eenigermaate gekroond heeft, drs B A | zat Hoorn. Deeze maaken een aanmerkelyke byzondet- sruz. heid uit onder de Hoorens., Men noemt ze PUnique, dat is de Eenige, zegt D'ArceNs VILLE, om dat haar Mond, tegengewoonlyk; van de regter naar de flinkerzyde gedraaid is „en zy heeft haaren Top zo laag en plat; als de Staart lang en puntig is. Veel platter, inder- daad , is de Top in deeze dan in de voorgaande Soort, en naauwlyks getakt of gedoornd, Lrs- TER fchreef , dat deeze Vyg de eenigfte was ; Onder de Zee-Hoorens, hem bekend, die de Gieren van de regter naar de {linkerhand om- # 7: loopende * hadden. bladz, 159, Deeze kundige Heer moet dan de Offerhooren ofer. ‚niet gekend hebben, van welke, zo wy wee-k°%enr ten, ook linkfe zyn, en reeds lang bekend zyn geweest, doch ongemeen zeldzaam. Omtrent de Paarlvisfchery van Toetecoryn , aan de Kust van Ceylon , worden veelen van deeze Hoorens gevangen , zo VALENTYN meldt, die de Inlanders aan ftukken {nyden tot Arm- en Duim-Ringen, gebruikende de laatften tot het fchieten met de Boog; welke Ringen witter en fchoonder dan het beste Yvoor zyn. Onder deeze nu, komt, mooglyk om de honderd Jaa= xen eens, een Konings- Hooren voor, die van Geltalte wel eveneens is, doch anders om ge- … dradids bh DEEL, XVIe STUKa 520 BESCHRIVING VAN VI. draaid, èn van buiten groen; vari binnen rood Re, gekleurd, By de Jentieven plagt deeze linkfe Hoorp. Sjanko, (want zo noemen zy dezelven ,) in zo STUK. veel agting te zyn, dat men ’er eenige honderd Ryksdaalders voor gaf, en de Koning van Gol- conda werdt oudtyds, toen dit een Ryk op zig zelve was, daar uit gezalfd. De regtfe of ge- woone Offerhooren , die VALEN TYN zelfs niet bezat, is ook niet gemeen. Zy behoort; wegens de geplooide Spil aan de Mond-opening;s tot de Voluuten, en moest in de befchryving van die Soort, welke LinNeùus Peer noemt ba rn d ‚ gemeld zyn, alwaar zy uit GUALTHIER ï is aangehaald , zeggende die Autheur daar van, dat het een Hooren is van volmaakte of wel geproportioneerde Geftalte. Zy vallen Sneeuw. wit en ongemeen dik van Schaal; zo dat men “er niet alleen een fchoonen Glans aan geeft , door ’t polyften, maar zy laaten zig ook , op den Draaybank en met den Beitel, zeer fraay bewerken en verfieren. ‘prvim. (558) Stekelhooren, die de Schaal Tregters= bel ys’ geftaart heeft en langwerpig > mét Zee-Wulks agt ronde Gieren. De Zee- Wulk van onze Stroomen, daar wy « zie reeds van gefproken hebben *, wordt hier be- bladue23®s doeld. Zy gelyke wel eenigermaate naar de ge= (858) Murex Test patulo-Caudatâà oblongâ , Anftatibus Ê odo teretibus, Faun, Succ, 3165, GUAL T He Teste Te 4Ó, fiEs tld hs vulde ede LN \ / DE STEKELHOORENS. 321 gewoûne Straúd:Wulken , doch is veel hooger VI. getopt en ronder van Des des ook VArEN- LV. TYN haar, met de benaaming van Knolhoò- Hoorn: ren, fchynt te bedoelen, die hy zegt te val- STUK: len op het Doggerzand: want de zogenaamde Doggerzanders hebben gantfch geene Knolrorie de Geftalte. Geen agt Gieren , evenwel ; heem ik in de myne waar, (559) Stekelhooren;, die de Schadl Tregters- DLIE, ys eenigermaate geftaart . langwerpig; En met agt Gieren heeft en twee verheven Naieen Streepen. | ‚_ Deeze noem ik, om dat zy in de Noorder Oceaan, én by Ysland zelf, zig onthoudt, de Noordfche Wulk, Het zou die zelfde zyn, welke LrsTER afbeeldt, met zeven Gieren. Agt heeft ’er die, waar LiNNmus de Af- beelding van geeft i in zyn Westgothifche Reis- togt, merkende haar als de allergrootfte der aldaar vallende Conchyliën , en tevens als de zeldzaamfte ‚ aan. (560) Stekelhooren ‚ die de Schaal EN , DLX, lang- Te Triton. (559) Murex Testâ patulo fub-Caudatâ oblongÂ, Anfractie bus oéto: lineis duabus elevatis, Faun, Suec, 2166, Je VV esta goth, T. sf. 8. Lisr, Angl, T. 3. fs E (560) Murex Test Ventricofä oblongà levi, Anfra&ibus xÓtúndatis , Aperturâ dentatà, Caudà brevi, M, Lo Us Gat Xx NM. I. DEEL, XVIe STUK, | VL. AFDEELs LIV Hoorpe STUKe 33ë BESCHRYVING VAN langwerpig, effen, met fonde Gieren, de Opening getand heeft, en eene kör- te Staart. Zeer bekend , en thans ook zeer gemeen, zyn deeze, die men Tritons of Trompethoo- ters noemt , komende uit de beide Indiën. De Oostindifche zyn langwerpiger en zo Buis kig of dik van Lyf niet als de Westindifche ; doch veel fraaijer gekleurd. Het byzondere Kenmerk van de Tritons is, dat haare Gieren door knobbelige Naaden van elkander afge= fcheiden zyn. De Tekening gelykt naar die van bruine Penneveeren op eenen geelagtis witten Grond of liever naar die van Turkfích Papier, zegt Rumrmrus, Van binnen is de Mond of Keel fchoon Oranjekleurig in de Oostindifche , die den Top Vleefchkleurig paarfch hebben en de Spil aartig bruin en wit bont geftreept. Dat zy ongemeen groot val- ten blyke, dewyl ik ’er heb van ver over den Voet lang; met tien Gieren, en eene Mond= opening van zeven Duimen in -de langte en vyf Duimen in de breedte: des men begrypt , dat de zodanigen een Onyx kunnen uitleve. ten; van grootte als een geheele platte Hand, Het N, 324. Buccinum. Ronp, Test, 81, Buccinum Tritonise RÚMPH, Rear, Te23, f, B. GUALTH. Test, Te 48e f, Av Sen, Kab, UI, T., 81, f, omnes, KNORR Verzam, Ile De Rl 16, £.2y 3e Ve De PL, 50 fe re \ DE STEKELHOORENS. 323 Het Dier heeft een grof fterk Vleefch, zegt Rt UMPHIUS, ter ditte van een Arm 8 rimpe- Ke lig als de Hals van een Schildpad , bruin en Hoor. tos gefpikkeld , waar aan vast is een langwer- STUK. pig Schild vyf Duimen lang. drie Duimen breed, en cen Mesrug dik, ’ welk de Onyx is, zo even gemeld, Van zodanige Tritons echter, heb ik He ane ja kleintjes van naauwlyks een Vinger lang In Oostindie, zelfs; plagten deeze Hoorens onder de Rariteiten geteld te worden: op Am- boina vonde men ze weinig: zy kwamen meest uit de Zuüidooster Eilandef, onthoudende zig diep in Zee. De Alphoreezen van Ceram ge- bruikenze tot hunne Trompetten , maakende in de middelfte Kring een Gat, waar door zy blaazen, om de Negers by een te roepen, en dergelyke Hoornen. Trompetcen worden ook by de Tartaaren, in Afrika, en in de West- indiën gebruikt , om dat derzelver Geluid zig veel verder uittrekt, dan dat van Boks- of Ramshoorens. De Oorlogs- Trompet of Ba- zuin der Ouden (*) zal waarfchynlyk uit een dergelyke Hooren beftaan hebben. { 561) Stekelhooren „ die de Schaal Buikig, DLX lang-; apex (*) Buccina jam priscos cogebat ad arma Ouirites, zn (561) Murex Testà Ventricofà oblongà levi, Anfraibus ratundatis Spir Ariacâ, Apercurâ levi, Caudâ brevie Syst, Nat. X XI, BONANN, Recr, nt. T. 49: GUALTH, Test. Te 52E Ts K NORT. Verzam, Ile D. Plo 3e X a 1. DEEL: XVI, STUG Ee: 4 VI. AFDEELe IV. HoorFn-= STUK, DLXIL, Afurex Tulipa, Agaate Peers Bi SDESCHRYVING: EAN | langwerpig, effen, met ronde Gieren 3 d. Spit geftreept , de Opening ongetand heeft , met eene korte Staart. De aangehaalde van BoNANNiI ís, volgens VALENTYN, een Gremoe-Hooren. De Schaal heeft de grootte van een Hazelnoot , zegt LiNNmus, en is uit den Zeegroenen blaauw= agtig , met graauwe gegolfde Banden over- langs en enkele Naaden. Zy valt in de Mid- dellandíche Zee, (562) Stekelhooren , die de Schaal Buikig , langwerpig, ejen, de Gieren rond met eene dubbele Naad, de Opening met ééne Plooy , de Staart Tregterswyze en geftreept heeft. Schoon VaLENTYN de aangehaalde van BoNANN1 een korte dikke, hem onbekende, Trompet noemt, is het doch niet onwaar- fchynlyk, dat dezelve die Hooren verbeeldt, daar wy den naam aan geeven van Asaate Peer. Zy heeft een zeer regelmaatige en fraaije Ge- flal. (562: Murex Test Ventricofà oblongâ levi, Anfraêibus sotundatis Sutut geminatâ, Aperturâ uniplicatâ, Caudâ pz= tulâ ftriarâ, Syst, Nat, XII, BONANN. Recr, III T, 197, Lrsr. Conch. T. git, RUMPHe Rar, T.49.fe He GUALTH. Test. T. 46, Ge Ac ARGENVe Conch, Te 13e fe Ke REGENFe Conch, T. 9 f. 35.SEB. Kabe Ill. T, 7Te fe 23-3le KNORE Verzanis Ve De Fl 18, f, 5e VIe De Pl. 39e fs Ko DE STEEELHOORENS 32$ ) ftalte , niet kwaalyk naar die van een Peer Be gelykende en de verfcheidenheid van Kleuren “ Tv, is ongemeen groot. Men vindt ‘er, die, ge. Hoorpe lyk D'ARGENVILLE zegt, door eene gehabt kek ne marmering, van bruin op een witten Grond, de Kleuren van de Tulpen naarbootzen; doch, gelyk men onder de Tulpen veelen met een enkele» Kleur vindt, zo komen onder deez Hoorens ook geele,' rosfe, en bruine voor, in veelerley trappen van verhooging of ver- _faauwing, De Tekening der gemarmerde over- treft alles in deeze Agaate Peeren , wanneer zy gepolyst zyn. Dus kan men de Naams-’ reden ligtelyk bevroeden. Anderen noemenze ook wel Gebande Agaat-Hoorens , wegens de zwarte Streepjes , waar mede fommigen omgord zyn: doch die benaaming is wa: algemeen. Zy vallen wel een half Voet lang en koien uit Westindie, (563) Stekelhooren, die de Schaal langwer- „D DUTIL pig en geftaart heeft , met veele Vlie- en tuss zige plooijen overlangs. Geplooide Schroef, „In Geftalte en Grootte komt deeze naby aan de gemeene of Scheveninger Wenteltrap- jes, maar heeft een klein Staartje. In de Lee, (363) Murex Testâ oblong Caudatâ, Plicis longitudinalis bus fabmembranaceis Culcatâ, Syst, Nat. XIl, KLEIN Offrac. Tena 6z. \ X 3 | Ie DEBL, XVI, STUK. 326 BESCHRYVING VAN del Zee, aanide Kusten van Ysland, heeft men Je riv. Ze gevonden. Hoorp- STUK. (564) Stekelhooren , die de Schaal Eyrond DEK met gene Tregterswyze Staart, de Gie- JUUNEN Dolartume TEN MET eenige VET heyene flompe Gors Bordêse Trappen. dels heeft. Hier fchynen die Hoorentjes , welken. men gemeenlyk Hordes abpgn noemt, als mede de basterd - Bordes - Trappen bedoeld te worden. De eerften zyn witagtig, de anderen rosagtig geel van Kleur. De grootte is omtrent als die van eene Moskaat - Noot of grooter in de laats ften. Zy hebben een Gaarje in de Spil. Die van BoNANNI kwam van de Kust van Por- tugal. DLXV. (565) Stekel hooren ‚ die de Schaal langwer- EA pie ruww met de Randen der Gieren a ___ plat , den Top knobbelig , de Opee de ning Tandeloos heeft en een opgewipie Staart. — In (564) Murex Testâ patulo-Caudatâovatâ, Anfraftibus Cine gulis aliquot elevatis obtufis, Syst. Nat, Xll, BONANN, Recr. IL f, 3474 KNORR Verzam. Ue D, Pl, 24 É Zet D. PL Tete VEL a 5, (565} Murex Testâà oblongâ mmdi, Anfraftuum marginibus complanatis, Apice tuberculofo, Aperturt edentulâ, Caudâ adicendente, Syst, Nat, XIl. Fosfilis, Jt, VWestgotsh, pe 200, T. 5. fe 6, GUALTE, Test, T. 46. f, Fe LIST. Anghe 157. Te Jefe 4e KNORR Perzame Vie De Pl, 33. f. 3e l 2 PE STEKELHOORENS, 327 In de Bergen van Westgothland worden een, VL menigte van deeze Hoorentjes, onder andere sed Conchyliën, uitgegraven, Deeze Schulpber- Hoorp- gen leggen, op veele plaatfen, wel een Kwar-STUK: tier gaans van de Zee, op ’t Vaste Laad. Onder de Aardkorst, die zelden meer dan cen half Voet dik is, komt een Bedding voor van Conchyliën, twee of drie Vademen diep, en daar onder legt een zuivere Kley. Deeze Bed- ding. beflaat dikwils een uitgeftrektheid van verfcheide Snaphaanfchooten. De Schaalen, die men daar vindt, zyn geheel rein, wit en onveranderd , alleenlyk met eenig Zand en Gruis, gelyk zy door de Zee opgeworpen wors den, vermengd. *t Zyn meest zodanige Hooe rens en Schulpen , als aan de Stranden van Noorwegen en Sweeden in de Noordzee, aan de Kusten van Engeland, Holland en Vranke ryk, voorkomen. Men gebruikt deze Schaa« len, die eenigermaate verkalkt zyn , om de Vloeren, Muuren, en Wanden „door wryving af fchuuring , te witten : ook brengt menze op de Wegen, om den Grond vast te maa-= ken; doch wel het voornaamfte is, dat zy diee nen tot het branden van Kalk, die echter zo beftendig niet is in de open Lugt, als andere Kalk. De Lederbereiders maaken ’er het mee- fte gebruik van, om het Haair van de Huiden af te laaten byten. Roca een Hoorentje, door LiNNAus DT | afge. Te DEEL, XVI. STUK. VI. ÄFpreL. LIV. Hoorp- STUK. DLXVI, Murex Lignariúse Houtag- tige, 528 BrscurtviNe VAN afgebeeld , ís merkelyk verfchillende van die van LrisTER, by Scarborough verzameld; welke agt Gieren op ’t minfte hadden, en het andere maar vyf (*). Dit was zeer grof en die Engelfche fyn geftreept ; ook veel gedron- gener van Lyf en minder fpits. Het Snebagtig Staartje , dat zy beiden hebben, vind ik naauw- Iyks in de Afbeelding van GUALTHIERI, waar in de platheid van den Rand der Gieren zig duidelyk openbaart. Ik heb ‘er zodanigen, die geheel wit en die bruinagtig zyn. De zy* nen waren met bruine Stippen en Golven getee kend op een witten Grond: zy hadden de Monde opening wit, doch de Keel zwartagtig of don- kerbruin. De aangehaalde van Lis TER, even- wel, wordt door nem ook daar mede verge: ieeken, | | | (566) Stekelhooren, die de Schraal langwer- pig ruuw, de Gieren flomp geknobbeld, de Opening ongetand heeft , met eene korte byna regte Staart. he Deeze, zo wel als de voorgaande, aan de tee Kus- (*) Cochlea Spiris quinque utrinque en Striis acutis imbricatis, It, Westgoth. Hoogd, p‚ 230. (566) Murex Testâ oblongâ rudi , Anfraftibus obtufe nodofis Aperturâ edentulâ, Caudâ brevi reétiusculâ. &yst. Nat, XII, BONANNe, Recr.1IL, T, 32e GUALTH, Zest. T. 52,f,SÌ Sen Ka. Ille T 52e f 4. KNORR Perzam, Vl. De Pl, 27. fe 3o \ PESTEKELNHOOREN S. 925 ( Kusten der Zuidelyke deelen van Europa , VL voorkomende, heeft naauwlyks de langte van itn “gen Vinger, mer effene Gieren, en eene en- Hoorn: kelde ry van ftompe Knobbeltjes. De Kleur, STUK. mooglyk , geeft ‘er den bynaam aan. (567) Stekelhooren, die de Schaal langwer- DE pig en flomp gehoekt, de Gieren eeniger- Trape- maate geknobbeld en de Opening getand Ì”: stompe heeft, met een kortere regie Staart. Spil, Die van deeze Soort worden Stompe Spillen geheten, om dat zy de Staart veel korter heb= ben dan de Franfche Spillen. Sommigen heb- ben dezelve zo kort, dat zy, met Staart en Top , in doorfnyding nagenoeg de gedaante uits drukken van zulk een Scheefzydige Ruit, als men Trapezium noemt. Sommigen tytelt men Stompe Landfpillen, om dat zy met dubbelde fyne Streepjes, die bruine Bandjes om de Hoo- ren formeeren , getekend zyn. Zodanig is die van BONANNI, welke VALENTYN noemt de Groote Basterd- Purpura, uit den Golf van Pere {567) Murex Testá oblongà obtufe angulat , Anfraâibus fubnodofis, Aperturâ dentatà , Caudâ breviore reâA, M. L, U, 643. Ns 325. BONAN Ne Recr, III f, 287. Pfeudo-Purpura. RMP ms Raar Te 296 E &:T, 49 fe Ke GUALTHe Test, T. 46. f. B, ARGEN V- Conch, Te 13e (IO) É£.F, H > KNORR Verzam Ml, De Pl 15, fe 32 IVe De Pl, 20° fo 5 Vv, De Pl, Io f‚ 4: VI. D, Pl, 15, É, 5e Ek Xx 5 ‘KE. DEEL, XVI, STUK, 339 BESCHRYVING VAN VL Perfie, In ’t Franfch heet menze le Tapis of enh, la Robe de Perfe, om dat zy de Kleuren van Hoorp- EEN Perfiaanfch Kleed naarbootst. Zodanig STUK. eene is ook die van GuaLTHIER1 , en de aangehaalde op de Negenenveertigfte Plaat, in ’* Werk van RumrPuius; die aldaar de Gebande Knobbelhooren geheten wordt ; doch Rumrmrus hadt de Oostindifche, die fterk. geknobbeld is, de Basterd-Purperflak getyteld. Hiy fpreekt ‘er dus van. Basterd >, Deeze noem ik zoo, om dat zy eenigs= Sh 9 zins de gedaante van de Purperflak uit de Middeliandfche Zee , en van binnen een rood Bloedig Vleefch heeft, gelyk.men aan „, geen andere Slakken ziet, doch of daar uit „een rood Sap te haalen zy, waar mede men zou kunnen verwen, is nog niet onderzoegt. De langte is vyf of zes Duimen. Van voo= ren is de Hooren uitgefpitst met veele Gie- ‚> ren en van agteren met eene taamelyk dun- s, ne Snuit, De randen der bovenfte Gieren zyn met Knobbelen bezet , fomrtyds als ftompe Doornen: het overige van de Schaal s» is effen donkergraauw of Aardverwig, zon- z, der Glans, Als men het bovenfte Vliesje ss affchraapt , ’t welk niet gemakkelyk ge- fchiedt , dan is de Schaal wit, met zwart- agtige Draaden overdwars. De Rand van den Mond is dun, met fcherpe Tanden > Zaagswyze bezet: daar tegenover is hy glad s En purperverwig: de binnenfte Vlakte met s) dun- 93 53 23 33 3) 23 2 53 DE STEKELHOORENS 33E 3 dunne Ribbetjes gevoord. Het Dier, daar VL sin, is hard en rood als raauw Vleefch, “Try. s goed om te eeten. Het draagt op den Kop Hoorns 5) Eeen langwerpig Schildje ‚ dat een Lid van Tuse „een Vinger lang is en krom als de Klaauw i „ van een Beest, net fluitende op den Mond, ‚‚ van buiten vuilgraauw en effen, aan de bin- ‚> nenzyde donkerbruin en wat gerimpeld,” Dit Dekzel wordt van de Inlanders voor de beste Onyx marina gehouden, en Unam Cass turi „ dat is Onyx Mofchata genoemd ; doch zy hade de minfte Geur niet van Moskeljaat , en hy zoude de Unguis van de Trampet van Aru boven deeze verkiezen, Onder de Kinkboorens, naamelvk, zyn de Spillen thuis gebragt door Rumrarus, die aanmerkt, dat men deeze taamelyk veel in de Amboinfche Inham vindt. Zy komenby Troe- pen voor den dag „doch flegts in zekere Maan- dens en vertrekken dan wederom naar de Diepte. Die men voor Rariteiten bewaaren wil ‚ zegt hy, moet het gedagte Vliesje niec worden afgehaald, dewyl de Oppervlakte zig dan altoos ruuw vertoont. | Van dergelyke ftompe Bandfpillen heb ik ’er die Oranjekleurig zyn van Grond, fterk ge« knobbeld , en met Kasranjebruine Streepjes fierlyk gebandeerd. Deeze zyn aan * Staart- end zeer ftomp , doch hebben een hoogen Top. Een andere Soort is langs de Gieren met | brui- 1, DERL. XVI, STUK. k 232 DESCHRYVING vAn VL. bruine Sleuven en witte Ribbetjes fraay gete- LFDEEL, 4 ij Liy, kend, zynde ongemeen fterk en ais over de Hoorp- gebeele langte van de Hooren geknobbeld, met STUK. diepe Groeven tusfchen de Knobbels in. De plaats der afkomst is my onbekend, DLAVIII, (568) Stekelhooren, die de Schaal langwer= Ure? e Á „if on pig heeft ‚met geplooide en geflreepte ge Gieren, die Knobbelagtig gekield zyn; SEL CLe tandches de Opening ongerand en een korte Sraart. Deeze, uit de Middellandfche Zee , heeft dit byzonders, dar de bovenkant der Gieren bruinrood is, de onderkant wit, VALENTYN zegt, dat de aangehaalde van BoNANNI een foort van lange Gnemoe: Hoerens waren , hem onbekend. BoNANNr zelf getuigt, dat zy veel voor komen in de Zee van Syracufà, zynde wegens haar maakzel en de verfcheis denheid van Kleuren vermaard. Ieder Gier, naamelyk , fchynt uit twee ftukken van een Schaal te be{taan, waar van het eene wit, is, het andere uit den rosfen Purperagtig. puxix. (569) Stekelhooren, die de Schaal langwere Murex Sg Craticulan Pig 2 EUSo A A . e . . . Hoekige, (568) Murex Testà oblongi, AnfraRibus ftriatis plicatis, tuberculofo-carinatis , Aperturâ edentulâ, Caudâ brevi. Syst, Nat, XIL BONANN, Recr. II1 É. 80. (569) Murex Testâ oblongâ, Anfraftibus Ford plica- tis tzansverfim reticulatis , Aperturâ denta:â, Caudâ brevi, Syst, Nat, Xil, Turbe angulatus, ROND, Zest, 8 DE STEKELHOORENS. 333 pig, de Gieren rond, geplooid, Our ae he divars Netswyze gefireept heeft , met Tiv, een getande Opening en eene korte Hoorps Sraart. on Hier wordt de Hoekige Turbo van RoNpe- LETIUS, aangehaald , uit dè Middellandíche Zee. De Schaal , met verhevene Streepen langs de Gieren, is witagtig van Kleur, heb- bende de Hoeken rosagtig, de Opening van binnen geftreept. (570) Stekelhooren, die de Schaal byna on- DUxK. geftaart , Spilrondagtig , effen, en bleek ag ie van Kleur heeft, met verfcheiderley Geftreeptes overlangfe bruine Streepen; de Lip ge= tand. Deeze, ook in de Middellandfche Zee voor- komende , is weinig grooter dan een Garftee koorentje , overal effen, langwerpig, naauw= Iyks geftäart, bleek witagtig , bevlekt met overlangfe kromme bruinagtig zwarte Strees Pens ; VL Die Getoorend zyn en Elsvormig met een zeer kort Staartjes (szi) (570) Muresxe Testà fub=ecgudat Fufifotmi levi pallidâ „ Striis fuscis longitudinalibus variis, Labio deutato, Sys Nat, X11, le DEEL, XV, STUKs 334 BESCHRYVING VAN de Ld (571) Stekelhooren, die de Schaal getoorend; BIV. de Gieren aan de bovenzyde geplooid, Hoor: en een opgewipte Staart heeft, de Spil waht van binnen met een Plooy. | DLXXL. 5 Alurex NG er AE: Onder de Maalden of Pennen komen ’er Hertagus Snuitpen, voor, die aan de Mond-opening een klein ene Snuitje of Tuitje hebben, ’t welk zig als een Staartje vertoont, en zodanig opgewipt is, dat het byna dwars ftaat. Deeze noemt men, om die reden, Suuitpennen, Rumerrius en VaLENTYN heeten dezelven Tutjes. « Zy vallen omtrent van langte als een Vinger en zyn taamelyk dik , fommigen op de Gieren naar weinig, anderen Knobbelagtig ingefnee= den en als gekarteld. Men vindtze, gemeen- Iyk „ wie van Kleur, of geelagtig , ja bruingeel en fomtyds met geele Streepen, of met rosfe en bruine Ringen , gelyk die van onze Af- beelding Fig, 4, zeer fierlyk gebandeerd, Deeze is echter , op den Rand der Gieren, zeer weinig ingefneeden. DEXXIL, (572) Stekelhoorèn, die de Schaal gêtoorend Murex Aluco, heeft; Basterd. ; ; A Paule. (571) Murex Testâà turrit , Anfraltibus fuperne plicatis, Kroon, Caudà adfcendente, Columellâ intus plicatâ. Syse, Nat. XIl, BONANNe, Reer, Ul. f. 84 Strombus Caudatus albus, RumPH, Rar. Iooe T. 30e f. K‚ PET, Gaz. Tei5óe fe 44 ARGENV. Conch, Te 14: Ci) f. P GUALTHe Zeste Te s7.f De KNORR Verzam, Ille De EL zoef. 3e Vo De El, 15, f. 6: VL. D, Pl, 40 £. 4, 5e (572) Murex Test tumitâ, Anfra@ibus tuberculatis firià mie DÉ STEKELNOORENS, 335 heeft , de Gieren geknobbeld , met een Doornige flreep op ’t midden „ de Spil VI, Arperrs LIV. met ééne plooy en de Staart opgewipt. Hoorn. Gedoornde Tuitjes worden deeze genoemd van VALENTYNs, doch wy geeven ’er den naam van Basterd-Paufekroonen aan, en de Franfchen heetenze Chenilles , dat is Rupfen. Hoe zeer ook deeze Binnen uit malkane der loopen; hebben zy allen doch eenige bee trekking. Dies welke de Franfchen Chenilles noemen ; om dat zy als zekere Rupfen gete- kend zyn, heeten wy Basterd- Paufekroonen', dewyl zy naar de echte Paufekroonen veel gee Iyken , en die andere ; welke hier ook thuis gebragt zyn, noemen wy, tot onderfcheiding, Westindijche Basterd - Paufekroonen ; of Tuxise Doornen Spillen: want zy; door haare Knob- belagtigheid , veel naar een Taxis Boomftam gelyken. Deeze beiden , hoewel door Line N EUS tot ééne Soort betrokken, zyn echter grootelyks verfchillende, Ik begryp de reden van den Latynfchen bynaam niet; noch ook; hoe hy de woonplaats {tellen kan in de Mid- dellandfche Zee. (573) mediä Spìnofâ, Columellâ uniplicetf, Caudâ adftendente, M. Ls Us 643, Ne 326, BO NANN, Reer, II, f, 69 3 33e Strombus angulofus, RUMPH, Rear, Te 3 f. O, Ne GUALT He Zest. Te 57. f. G, A, Cheuille, ARGENV. Conch. T, 34: (11) Éf. H,‚ sen. Kab, IL, T, 51 É, 25e KNORR Werzam, III, D, Pla 16, f, 5: Ie De Pl, 16. £, 4e 5, DEEL. XVI, STUK, \ STUKo 836 BrscHrRzviNe vaN „VT: (573) Stekelhooren, die de Schaal getoorend ÄFDEEL. LIV heeft, met de Gieren door Tandjes gar Hoorp- de bovenfte Streep gekarveld. STUK. DrxxU Deeze, die naar de laatstgemelden veel ge- Guscatss. Îyken , noemt men Getakte Bezaanknooper. Seakte Doorgaans vallen zy bruin, en fomtyds zyn knoop. ze geel geban. deerd langs de Gieren. Zeer dikwils komen zy aan de Puntjes der Takken of aan den Top ; door af{lyting van de bui- tenfte Korst. eenigszins witagtig voor. De afkomst is uit de Middellandíche Zee , zegt LINNAUS, bixxive. (574) Stekelhooren, die ì Schaal getoorend orslijd, en de Gieren van boven met een dikken Boden Gordel gezoomd heeft, de Staart kort. €, Deeze , zig in het Kabinet van den Heer GYLLENBORG bevindende, hadt de Schaal wit en maar weinig overlangs geftreept, doch | de Gieren met een dikken, ftompen , Zoom ge= gordeld en den Top geplooid. PEREVe (575) Stekelhooren, die de Schaal gevoorend, furex Radalds de Raspe f no | ê . aas (573) Murex Testà turrit > Anfracibus crenulatis, firià fuperiore denticulatà, Syst, Nat. XI. GUAL TH. NL z6. f, H‚ ARGE NV, Conche. Te 14e CIIJ E &, KNoRK Werzam. II, De Pl. 26e f, 4, 5e f (574) Murex Testà turrità , Anfraftibus fuperne Zonâ toru= lofâ , Caudâ brevi. Syst. Nat, Xl, (575) Murex Testà turritâ, Anfraftibus tuberculatis , ftriis duplici ferie punêatise Syst. Naf, Xll. GÜALT He Zéste Ë “B, fo Fs 5 den ” r é B O* / hd Ee & \ DE STEKELHOORENS. 837 de Gieren geknobbeld heeft en gelireep? met eene dubbelde ry van Stippen. Aen Hoorp- Deeze, uit de Afrikaanfche Zee, heeft desrur, Schaal roodagtig, van onderen {tomp, de Stippen der Gieren dikwils wit getopt, en de Schaal zo oneffen , dat ’er de bynaam var Rasp aan gegeven wordt, €576) Stekelhooren, die de Schaal getoorend DLXXvIs urex heeft , de Gieren met Sleuven , over- sper. dwars geftreept en gedoornd, de Staart} in opgewi Pt. Uit de Bogt van Guinée was deêze afkom- ftig, hebbende de Schaal Melkwit , Elsvor- mig, met twaalf of veertien overlangfe Sleu- ven en korte Doorentjes aan den Mond : de SPiL platagtig en met ééne Plooy. (577) Stekelhooren, die de Schaal getoorend prxswit; k Murex en kruislings bezaaid heeft met Knob- Gin. beltjes, de Staart fpits en opgewipt, ARNE lt Pen it De (5 76) Murex Test trit„ Anfratibus tulcatis fransverfiun friatis muricatis, Caudâ adfvendente. Syste Nat. XII, (577) Murex Testà turritâ , Tuberculis decusfatim adfper. {, Caudâ acutâ adfcendente, Syst, Nat, Xll. BONANNe Récre III, £‚, 81, Strombus Caudatus angulofus. Rum PHe Rar, T. 30e f. Le ARGENVe Conche T, 14, (rx) f.K, KLEEN Oftrac. T. 7.£, 139, KNORR Perzame VI: De, Ple 26, fs 3e X Ì. DEEL. XVÍ, STUK: 358 BESCHRYVING VAN VL _ De aangehaalde Afbeelding van BoNANNt an fchynt de volgende te moeten zyn, naamelyk Hoorp. N. 82, zynde een foort van Gedoornde Tuit- STUK: jes, volges VALENTYN: want N, 8r, met N. tao van KrLrEiN overeenkomftig ; is een geribde Gnemoe-Hooren. De Knobbelpen van R umruius is aanmerkelyk van die van D'Ar- GEN VILLE verfchillende , en heeft de Knob- beltjes zodanig niet in ’t kruis geplaatst, Die ik van deezen aart heb zyn witagtig Vleefch- kleur en hebben op den bovenkant van ieder Gier een ry van groote , en daar tusfchen drie ryën van kleine Knobbeltjes. Zy zyn naauwlyks een halven Vinger lang ‚ en gely- ken veel naar de Basterd« Paufekroonen; Nog kleineren heb ik, die zwart zyn. Beiden zyn zy uit de Westindiën afkomftig. (579) Stekelhooren, die de Schaal getoorend DLXEXVLI!, Her heeft „ de Gieren overlangs met Plooyag- VECOLLATUSo Je \ Geknotte, tige Sleuven, aan den. Top geknot, In het Kabinet van den Kamerheer ne GEER bevondt zig deeze , die naar een geknotte Top= flak geleek , maar de Schaal aan den Grond. fteun uitgerand hadt, zynde de bovenfte Rand dun van de Gieren , die overlangs geftreept wa- ren met Geutswyze Plooijen, en zwarte don- kere Sleuven daar tusfchen. Zy heeft den Top geknot en de Opening, ovaalagtig. LV. HOOFD: (578) Murexe Testâ turritâ , Anfratibus longieudinaliter plicatasfuleatis , Apice decollato, Syst, Nate XlL, Men heeft er maar zesentwintig in gebragt , be Torten 550 Ssssssssssssss A5 Lr be Be HOOFDSTUK. BE Befchryving van 't Geflagt der ToLLEN, waaronder de Beanondarens ‚ Zee-Tonnen en de eigentlyke Pennen of Penhoorens, begree- Pen zyn. Zeeniee Hoorens, die van eene Kegelvor- Naam; mige Geftalte zyn , en dus naar zeker Werktuig van ’t Kinderfpel , dat men een Tol noemt , gelyken; voeren, in ’ algemeen , den naam van ToOLLEN. Men noemtze; in ’% Franfch, om die zelfde reden, Sabots, en in * Latyn Trocht. Deeze benaamingen zyn by de meefte Autheuren in gebruik. De Schaal is Spiraal gedraaid en loopt van Kenmêr- tenen breeden Grondfteun allengs opwaards ,“®* met byna regte Zyden, tot aan den Top, die wel niet fcherp is, doch taamelyk fpics in de meeften. Zy hebben eene vierkantagtig ‚ge- ronde Opening, die als door neerdrukking vernaauwd is en de Spil ftaat fcheef. Het Dier is een Slak. Dit Geflagt bevat niet zeer veele Soorten. gobin: welke in drie Afdeelingen onderfcheiden zyn, waar van de Ferfte de genen bevac, die de Spil met een Gat doorboord hebben5 de T'wee- de de genen die digt zyn, en de derde de €i- | Ya gente 1, DEEL: XVvL STUK 240 BESCHRYVING VAN Vl gentlyke Pennen of Penhoorens , als-met de Aue: gedagte Kenmerken overeenkomende, Hoorp- STUK. IL, Genavelde met een doorboorde Spil. puxxix, (579) Tol, die de Schaal Kegelvormig , glade en agtig, en eenigermaate genaveld heeft. Bagyns een Zonderling is de benaaming , die men aan dit flag van Tollen geeft, en niettemin eeni- germaate overeenkomftig met de Geftalte, in- zonderheid in de genen , die de ééne Gier als op de andere leggende en de onderfte veel bree- der of grooter van omtrek hebben, dan de evenredigheid vordert in eene wel gefarzoe- neerde Pieramied, gelyk fommigen van deeze Soort ook wel genoemd worden, De Bagyne- _Drollen vallen wel een Handbreed hoog , en niet ander breed van Voetftuk. Men heeft er ook die veel kleiner zyn. De Schaal is ‚ zwaarwigtig, niet zeer fpits aan den Top, en aan de Zyden met gegolfde Streepen „ of Báa- ren, in fommigen wit en rood, in anderen wit, rood, bruin en groen, gemarmerd. Som- migen „ eu die aan den Top byna ongefchon= é den (579) Trochus Testà conicâ leviusculâ fabumbilicatâ, Syst. Nat. Xl. OLEAR, Mus, T.29sf.5. BONANNe Recr, III. 5 roze RUMPHe Rar, T. dte fe A, GUALTH, Zeit. T, 59.f. B, C, ARGENV, Conche, Te IIa (8) fe C‚ REGENF, EConch, Te 4e fe 42e KNORR Perzams. Ie De Pl, 12, f« 1, Ike B. Pl, Sef, 1: Plo6, be 1: IVe De Pl. 28e fo Is za PLAAT CXXIV. IN a wed - AT CXXIV. Pi WL in pe ToOLLEN 4E den zyn , neemen een ongemeen fchoonen, VL Glans door ’c polyften aan, In de meeften zyn En de Gieren , aan den Top, merkelyk geknob- Hoorn. beld. De, Mond ís heerlyk Paarlemoerkleur ,stux. en de geheele Hooren laat zig van buiten Paars lemoeren. D'ARGENVILLE zegt, dat men dezelve Bouton de la Chine noemt, ’t welk mooglyk zien zal op de kleine Drolletjese De afkomst is uit Oostindie, (580) Tol, die de Schaal Kegelvormig en ge- en knobbeld heeft ‚ met een fcheeven Na- en e bi ) Ú zoo b „ Getakte al „ de binnenfte Lip flaauw tweekwab Bild big. | t Uit de Kenmerken is af te leiden, Yat hier de Getakte Pieramieden bedoeld worden, wel- ke men dus noemt, om dat zy aan alle de Gieren, en inzonderheid aan de onderfte, mec Fakagtige Knobbels bezet zyn. In de aange- haalde Afbeeldingen van BONANNIen GUAL- THIERI is het gezegde blykbaar. Ik heb ‘er zodanig eene, van drie Vingeren breed en ° hoog. De aangehaalde van KumrHrus be- ) hoo- (530) Frochus Testà Conic tuberculatÂ, Umbilico oblie quo, Labio interiore obfolete bilobo, M. L‚ U. 644. Ne 3274 BONANNe Recr, 1e f, 96. Trachus maaculofus, RUMPHe Manna zie fe DB 4/9. GUALTHe’ Zes, TeOis f. Ee ARGENY, Conch. Te Ii, f. C, KNORR Verzaus I, De PL, 15 Ff, 4: IVe BL, 4e fa 5e 1 DEEL, XVI, STUK. 342 BESCHRYVING:VAN. VI, hooren tot de voorgaande Soort, welke Lr xe Arp. Naus niet van naby fchynt gekend te heb. Hoorp= ben , alzo alleenlyk deeze zig bevondt in het STUK. Kabinet van de Koningin van Sweeden. De kleintjes, die gegranuleerd zyn, hebben wees ° zentlyk Tandjes aan de Spil, welke in de Ge- takte Pieramieden ontbreeken. Men vindt ’er die geel, Vleefchkleurig, groen en rood, en op veelerley wyzen gemengeld Zyn. HetDier. Tot deeze of dergelyken moet het Dier bee Pie lW hooren van onze Afbeelding Praar CXXIV; U Fig. 1 die uit het Werk van D'ARGENVIL- LE is ontleend. Want, fchoon die Autheur meldt ; dat het de Platmondige Slakhooren zyn ite ‚ die men in Bretagne Sorciére of Tovenaar noemt , blykt echter uit zyne aan- gehaalde Figuur S, Plaat 8, genoegzaam, dat dezelve een andere zy. Hier heeft hy een weezentlyke gegranuleerde Tol of Pieramied doen aftekenen, waar van het Dier volkomen met dat der drie volgende Geflagten overeen- komftig i is, uitgenomen de Kleur en Grootte. ‚, Deszelfs Vleefch, zegt hy, vuilwit en naat s 't geele trekkende , wordt ingenomen van 2 een donkerbruine Zak of Beurs, met ee- », nen bruinen Mond. Het heeft groote zwar- » te Oogen, in de gewoonlyke plaatzing, en >> Hoorntjes van de zelfde Kleur, die in de » geheele breedte door eem bruine Streep ges 5 fneeden zyn, ’t welk dezelven dik maakg 29 en zeer {tomp van Punt, | | „ Drie DE TOLLEN, 343 ss Drie byzonderheden komen inditSchulp- VE. > dier voor. De eerfte beftaat in een klein Ere ‚ Vleezig Tongetje, dat vast en gegolfd is, Heten. , van eene witagtige Kleur. Het fchynt aan= STUKe ‚‚ gehecht te zyn en af te komen van den bo- ‚dem der Beurs , voegende zig langs den > Hals. Het vertoont zig niet, dan door een s, gedeelte van de Schaal weg te breeken , „> gelyk hier is gefchied. De tweede byzon- » derheid beftaat daar in, dat de Vleezige », Grondfteun , waar op het kruipt, in zyn > omtrek een foort van Zoom heeft , famen- » gefteld uit kleine Sagrynagtige Stippen , die , bruin zyn, en dus als een Galon formee= > ren. Zyn Dekzel maakt het derde onder- s, fcheid, Dit is dunner dan inde anderen en 9, zeer glanzig. Volmaakt rond zynde, fchync ‚‚ het een ovaale Opening niet volftrekt te ;‚ kunnen fluiten ; maar het buigt zig om en > voegt zig dus gemakkelyk aan de Wanden > Van de Schaal. | ‚‚ Het voordeel , welk dit Platmondige ‚‚ Schulpdier boven de beide volgende heeft , ss is, door de Geftalte van de Schaal en de s, evenredigheid van den Voet tot de zwaar- „> te van zyn Lighaam, het omvallen niet zo- 3 danig onderhevig te zyn, wanneer het op ‚> fteile plaatfen kruipt: terwyl de anderen ‚> door de overtreffende zwaarte van hunne „, Schaal, weinig ge-evenredigd met de kragt en Y4 | 8» rote Î Il, DEEL. XVI. STUKe 844 BESEnHaRYvINe vAN VL. so grootte van den Voet, ligt omver tuimelen, in » zig kwetzen en kneuzen; eer Zy zig, door Höorn- s> het intrekken van hunnen Kop en Hoor- STUK. ‚nen binnen de hollighéid van de Schaal, 3) daar voor hebben kunnen beveiligen. Dic > heb ik, met myn eigen Oogen, verfcheide », maalen gezien en waargenomen”, DLEKXI, (581) Tol, die de Schaal verhevenrond , flomps Trochus a Perfpeltie gerand heeft, met eenen doörtiobrden ges vas. kartelden Navel, Perfpe tief Hocrene Ln De zonderlinge gedaante van den Navel, wiens Opening allengs verkleinende inwaards loopt, tot aan den Top, geeft den naam van Perfpelbief -Hooren aan deeze, Om dat haare Banden: als in Graaden verdeeld zyn , noemt men ze , in ’ Eranfch, niet alleen Escalier of Wenteltrap , maar ook le Cadran, dat is de Zonnewyzer. In netheid van Tekening en Trekken is deeze Hooren , hoewel thans gee meen „ een Pronkfítuk onder de Conchyliën. Haare breedte is vry grooter dan de hoogte. ’t Is d 531) Trachus Testâ convexâ obtnfà marginatâ ; Umbilica pervio crenulato, M. L. Ue 646, N, 329: GRE we. Mus Te IIe f, 3) 4e LIST, Conch,1V.S, 8-C.3. Teoï,2. BONANN3 Reer, 1, fe 27, 28. Umbilicata, RUMPH. Rar, T. 27. f. Le PET. Amba Te 2e fe l4e GUALT Ee Tete Te Gai ie O. Solarium, ARGENV, Conch. T.11. (8) É.M. REGENE' Éonch, 26. T. 6. f, 61. SEB. Kabe lil. T. gorfa 1, 2, 134 I43 283 Als 42 KNORR Verzam, I, De Pl, zae bo I3 20 PE TOLLENS 845 % Is geene Land- maar eene Zee-Slak ; enn VE bende haar afkomst uit Oostindie , maar te="TPeEke vens veel by Alexandrie gevonden wordende , Hoorn. zo LiNNZUus meldt, STUKe (5392) Tol, die de Schaal genaveld verheven= DLXXXIte rond, de Spil met twee Tanden „ de bride / . Wervel. Navel gekarteld heeft, ee Deeze heeft de Geftalte van de Perfpettief= kooren, doch is kleiner en ongekield , en niet in ’t ronde fcherp gehoekt; effen, bont van Kleur, met de Opening rondagtig; de agter= fte Lip uitloopende in een {tompen rimpeligen Hoek, Zy heeft den Navel met een ftompen ( Hoek omringd, en is mooglyk een loutere Verfcheidenheid van de voorgaande Soort , maar viermaal zo klein, geel en niet door- fchynende, met den Omtrek naauwlyks ge« rand en de Oppervlakte effen , zegt LiNNZus. Zy onthoudt zig, volgens hem, in de Mid- dellandfche dee (583) Tol, die de Schaal genaveld verheven- praxxurs rond, met Streepen van Heltagtige Stip. Trochus Cruciatus, pen en de Spil met één Tandje heeft. Kruishoo- } Yen, [ Dee. (582) Trochus Testâ umbilicat convexâ ‚ Columellâ bidene tatâ , Umbilico crenulato, M, Ie U, 646, N. 330. | (553) Trochus 'Testâà umbilicat convexâ „, Striis callofoa Jas ‚ Columellâ unidentard, Syste Nat, Xi kl Is DEEL, XVI, STUK, 1 <46 BESCHRYVING VAN » „VL _ Deeze hadt de Schaal kleiner dan een Ha- ARDEEL zelnoot ‚ Roestkleurig , met vier Witagtige Hoorp- Banden overlangs getekend. Deeze Banden STUK. zullen waarfchvnlyk het Kruis maaken, naart het welke dit Hoorentje den bynáam voert. Het was ook uiet de Middellandíche Zee af. komítig. puxxxiv, (594) Tol, die de Schaal Eyrondagtig ges B flreept heeft, met aan elkander gefcha- cus, kelde ronde Knobbeltjes, de Spil en Opee oen ning gevand, de Navel gekarteld. Knoop. De oirfprong van den Latynfchen bynaam is afkomftig van BoNANNI, die zegt, det deeze Hooren , volgens den Autheur vaa t Muféum Cospianum, in de Roode Zee gevon- den, en van de Visfchers, aldaar, Pirot: Slakhooren getyteld wordt. De reden hier van zal waarfchynlyk toe te fchryven zyn aan de ongemeene fraaiheid, waar mede de keurlyk- ften van deeze Soort praalen : dewyl Pharao met al zyn kostbaarheden in de Roode Zee ver- (584) Trochus Testà fubovarâ firiatÂâ, Punêtis concatenatis globafis , Columellâ aperturâque dentatâ , Umbilico crenato, M. L. U, 647. N. 331e BONANN, Reer. I4Ie p. 3e fe 2220 Umbilicus varius, RoND, Zest, 104, LIST, Conch, IV, S, 8, GC. 4e Te Ie RET. Gaz. ile. 14e fe IO: G UATSE Hi Tests Te 63. f. B, Bouton de Camille, ARGENV. Conche T, 1e …Î (8) f. L, Q. ADANSe Seng. 1, T, 12, f, 2. KNORR Ver, LU, Ll, D, Pl, 30 fe 6, IV. De Bl, 26, £ 32 4 DE TOLLEN. 347. verzonk. Zy zyn, op eenen Purperagtig roo VL den Grond, als met Paarltjes verfierd, die in Aere zwarte Snoertjes ftaan. Deeze Kadee Hoorn- naamelyk , vallen niet veel grooter dan de STUKe naastvoorgaande Soort. BONANNI hadt, evenwel , van een geloofwaardig Man ver- ftaan „ dat zy ook kwamen van de Kust van Brafil. ApANsoN vondt dergelyken aan die van Senegal, in Afrika, Men noemtze in ’ Franfch Boutons de Camifole, in ’t Neerduicfch Prins Robberts Knoopen. 0 DOON (585) Tol, die de Schaal fcheef genaveld DLXXXVe verhevyenrond heeft, met de Gieren VAN Magus boven flomp geknobbeld. ‚_ Tovenaar, Een platagtig Tolletje , dat geknobbeld is ep een witten Grond , met Vleefchkleurige Vlakken, worde van de Inwooners in Bretag- E ne Sorciére geheten , zegt D'ARGENVILLE, en daarom voert het den bynaam van Magus, dat is Tovenaar. Het is in Geftalte ook eeni- germaate Knoopagtig, en onthoudt zig, vol- gens LiNNseus, in de Middellandfche Zee. (586) Tol, diede Schaal genaveld en geftreept DLXSXVIe Troc Us heeft, Aes et jeo (585) Trochus Testà oblique umbilicatâ convexa, Anfraûti- d bus fupra obtufe nodulofis, M‚ L. U, 647, N, 332. GUAL T He Test, Ti, 64e fe Er ÄARGEN Vv. Conch. ie II, (S)£ S. RE- GENE, Couch, 12, T, 3, f, 27. SEB, Kah, II T, 75 KNORR Verzam, VI. D. Pl, 27, £, Ae (586) Trochus Test umbilicat flriatâ, fupra plicatâ, fub- L DEEL, XVL STUK. Eus 848 DBESCHRYVING VAN VL heeft, van boven plat en met Plooijen, in wan onderen ronder, de Opening ovaal, Hoorp- met een Tandje. SUE, Uit het Kabinet van den Heer TeEssIN was deeze ontleend. De Schaal, van grootte als die der Prins Robberts Knoopen, is witag- - tig, met Purperkleurige Vlakken, en byna van geftalte als een Lens: gelnkesde. hierom veel naar de Vorm van een Knoop. (587) Tol, die de Schaal eenigermaate gena= DEKRXXVTe Trochas veld Eyrand heeft, met schr Knob= „fuyricattus. Gedooird, beltj es» Dit Hoorentje, de grootte van een Hazel- ncot hebbende , witagtig van Kleur en fpits getopt, is overal bezet met puntige Knobbel« tjes , zo dat het zig, op ’t gevoel, als Ges doornd voordoet. Het heeft een klein lang- werpig Naveltje. (588) Tol, die de Schaal genaveld en-eeniger: DLXXXV IIe f Trochas maate Eyrond heeft, met beurtling fe ed, vyën van groote en kleine Knobbelijes, DN, Dee- tus convexiore, Apsrtur obovat unidentatâ. Syst, Nat XII, SEB. Kah. EIL Te 75e (537) Trochus Testà {nb-umbilicatâ ovatâ, tuberculis mu- ricatis, Me. L, Ue 648. Ne 333, GUALT-He Zest. Te 64 f He (533) Zrochus Testà umbilicatà fubrovatà , Sulcis alternis majoribus Moniliformibus, M‚ Le U 648N, 3341 ARGEN Vs Conch, T, Ii, (8) £.T, KWORR Verzam, UI, D, Pl, 2e f, 4, Se bie Wob et.N: «6 - a48 _ Deeze ‚ die zig in ’c Kabinet van de Konin- , A gin van Sweeden bevondt , was van grootte’ Lv.” als een Erwt en bruin, De aangehaalde van Hoor: D'ARGENVILLE hadt veel meer grootte, S*%% 4 9 : \ i / Ae, d dj hs | C589) Tol, die de Schaal fcheef genayeld ver- DEXERIK hevenrond, de Gieren eenigermaate ge- varius, rand heeft. Bonts Deeze uit de Middellandfche Zee, met een flaauwen Rand omringd, was bleek met Afch- graauwagtige Banden. (590) Tol, die de Schaal fcheef genaveld Ey- DXC, vond de. Gieren rondagtig heeft. rocha Cinerariuss Afch- In de Middellandfche Zee en aan de Kust® van Noorwegen komt dit Tolletje voor , dat ook geteld wordt onder de Sweedfche Dieren. Het heeft de Schaál Afchgraauw , met fchuin= fe bleeke Banden. e (sor) Tol, die de Schaal eenigermaite gena- DXCt. TOC veld Eyrond heeft , met de laag fte Gier ian verder fs en de Navel byna toegeflooten. ee! ie De rolletjes (589) Trochas Festà oblique umbilicatâ convéxä, Anfractie bus fubmarginatis, Syst, Nat, XII, (59o} Frochus Testâ oblique umbilicatà ovatà , Anfaâibus rotundatis, Faun, Suec. 2567. (sor) Trochus Test fab.umbilicatd ovatà ,-Anfraâu inhme femotiore ‚; Umbilico fubeonfolidato, Öyst. Nat, Xie L. Des, XVI, STUK, 3 aso BESCHRYVING v-A nf Ne Schaal van deeze is groen, scbandeerd ArpEeL. Met Bloedkleurige: Stippen. Zy onthoudt zig _LV. jn de Middellandfche Zee. | Hoorb- tree tr | STUKe P0e (502) Tol, die de Schaal Cylindtifch gena- Trochus, ‚welad en Kegelvormig verhevenrond heefts Uimbilicae Per K Je Adin met de Gier eenigermaate getand. Navelflak, | de EE, Deeze fchynt veel naar de Perfpeltief-Hoos ten te gelyken, die men ook wel Navelflak genoemd heeft. De Schaal is gemeenlyk Roest- kleurig gewolkt: de afkomst uit de Middel. landfche Zee. | (593) Tol, die de Séhaal genaveld en Kogele DXCITe Ks en wormig verheyenrond, de Gieren Doorn- Zonna= _gagtig geftraald, de Opening half Hart- Lede vormig heeft. In die Geflagt begrypt LiNNEùs niet al- jeen de Groote Zonnehooren , maar ook de kleinen , die men gemeenlyk Spooren noemt, in ’t Franfch Eperons. Van deeze laatften zyn ‘er, volgens Rumenrus, Verhevene als de Aly- (592) Trochus Testà cylindrico umbilicatà conico-convêéxì Anfra@tu fubmarginato. Syst, Nat. Xlle (593) Trochus Testà umbilicatà convexo conicâ, Anfraêtibus Spinofo-radiatis „ Aperturà femi-cordatâ, Me Le U, 6450 N. 328« BoNANNe Recr, Ille f, 366, 367, mala, Zonnehoorten. Rumerme Rar. T, 20, f,Ke ARGENV, Conch, T. 9e (6) fek. GUALTH, Test. T, 65 f..N, Pe KNORR Verzet, LL De Pl, 290 f, 3, 2: VIe D, Pl. 26, Rad DE FOLLEE N. SSI Alykruiken „én Platte, die volmaakt naar het VL Radje van een Paardefpoor gelyken. De Groo- ATPEEL te Zonnehooten „ hoedanig ééne ik ’er heb van Hoorns twee Duimen middellyn , is veel zeldzaamer STUK, dan de Spooren of kleine Zonnehoorentjes, die veel langer Punten hebben. Men vinde ook dergelyk flag van Hoorens, als de groo- te; doch zonder “Pimtth en hooger getopt of verhevenronder. De Navel-Opening is gantfch kleins doch zigtbaar , in dezelven. Zy komen Biet Oostindie , en men gebruikt. aldaar het Dier tot Spyze. | IL. Die de Navel geflootén hebben en overend ftaan. (594) Tol, die de Schaal niet doorboord zeef DXCIV, en Kegelvormig verhevenrond, den Grond. 279% Vestiarius. Steun met een Heltagtige Bult , de Open Bultflakje, ning byna Hartvormig. ’ Hier worden die kleine gladde Slakhooren= tjes bedoeld, die meestal groenagtig zyn, en fommigen fraay Roozekleurig, van grootte als de Prins Robberts Knoopen of Roode Meir Hoorentjes en ook veel kleinder, Zy komen gie Oostindie , doch men vindtze , volgens LIN= (594) Trochus Test imperforkt conico'conveza , Bafi gib= bofo.callofâ , Aperturâ fubcordatâ, Syst. Nat, XII, Pe T‚ Gaz, | Tmf. 6, GUALTHe Zeste Te 65. £, Eg F, Ge KNORR Verzam, VE, De Pl, 22. f, 7e E, DEIE, XVI, STUK, 853 DESCHRYVING Vv ÁN _VL LINNAUS; ook in de Middellandfche Zes. ArpPEL. Deeze hebben van onderen , aan de Navel, * dat Eeltagtige Bultje; weshalve wy ze Bult HoorDr STUKs _flakjes mogen noemen. (sos) Tol, die de Schaal niet doorboord, Ey- DXCV, Troch Br 0 bi He vormig > en eenigermaate geftreept heeft, _Tulband, de Spil met een Tandje. Die Hoorens; welken wy Turkfche Tulban- den heeten , zyn in Geftalte aanmerkelyk van de Pieramieden of Bagynedrollen verfchillen- de. Zy hebben de Gieren ronder, en meer gelykende naar den Wrong van zulk een Hoofd- dekzel: zynde ook, op ver naa, niet zo Ípics getopt. Van de Soldaaten verfchillen zy, zo wel äls van de gemelden, doordien zy de Ne: vel digt hebben: Men vindt ’er die laager en die hooger getopt zyn; doch gemeenlyk komt de hoogte omtrent met de middeliyn der Grond: vlakte overeen. Zy laaten zig zeer fchoon Pâarlemoeren , en de groene Rok, daaf door fchynende ‚ verfraait haar niet weinig. De meesten zyn fchuins over de Gieren geftreept of geribd , en eenigermaate ; doch anderen , en (595) Trochus Testâ imperforatà ovatà (ubftriatâ , Columeliá. unidentatÂ. M. L. U. 649. Ne 335. LIST, Conch. 4. S. 8e Cs 4, T, 3, Labioe RUMPH, Rare Te or: f. E‚, GUALT He Test. T. 63 fe D,E,Ge ARGENV. Conch. Te 9. (6) fe N.REGENE. Conchs Te 1oe f, 39e KNORR Verzam, I. De Pl, zo. f. 6, 7: IVe D, Pl, Ge fe 25 Ve De Pl, 3w fy Ià Pl, Ea, fo 33 pre ToitÉr 255 en wel de raarften, zo fcherp geknobbeld, dat men ’er den naam aan geeft van Getakte 5 Tulbanden. Het Tandje, aan de Mond-ope- Hoorns ning, is altoos zo zigtbaar niet, en ontbreekt STUK: ià fommigen, zo wel als in eenigen der Prins Robberts Knoopen , die van dergelyke Geftal. te zyn, t'eenemaal. Men vindt de Tulban- den, volgens LiNN mus, in de Afrikaanfche en Oostindifche Zeewateren. Een menigte van Tulbandjes, die klein, ja zelfs zeer klein zyn, en veelen fierlyk getekend, behooren tot deeze Soort, (596) Tol, die de Schaal niet doorboord ed pxevr. laag getopt heeft , met de Gieren, die Trochus Tuber, éenigermaate gekield zyn, aan den bo- Geknob- belde ven en onder-Rand Knobbelig. Tulband, Zodanige T'ulbanden , die op deeze manier geknobbeld zyn, kunnen’ van dè anderen ge- voeglyk onderfcheiden worden , te meer die’ de Mond-opening „ welke in de voorgemelden’ ovaal is, rondagtig hebben. Gepaarlemoerd zyn deeze , wegens haare Knobbeltjes , zeer fraay , en ongepaarlemoerd , door eene men: geling van groen en bruin, niet minder fraay. | De ( 596 ) Trochus Test imperforatà depresfi usculâ, Anfraäibua fubcarinatis, Margine fuperiore inferioreque nodulofiss Syste Nat, Xlle ARGENV, Conch. T, 11. (8) f Re REGENE,' Conche Te 3e f. 27. KNORR Verzam, Ie De Pl, 3 fe 2 /À I, DEEL, XVL STUES \ 354 BESCHRYVING-VAN VL, De afkomst fiel. LINNZAUS uit de Middel- ASDeRle Jandfche Zee. ë LV. Ve Hoorp-=; STUKe,— €591) Tol, die de Schaal ondoorboord Keedl. DXONI og A8UE smet de onderfte Gier eenigers HUCHEENEN MEN Mr fPrriatus. 1. > „maale hoekig > en de Opening- ovaal Geftreept. 5 heeft. ei ‚ Van daar was ook dit kleine Tolletje af, komftig , dat de Schaal wit hadt met fchuinfe zwarte Streepjes overlangs. Dat van Gu are THIERI is ongemeen klein. Mooglyk behoo® ren ook anderen, die geftreept of gebandeerd ayn „tot deeze Soort. DXCVUL (598) daal. die de Schaal Mel Kegels Trochus - gi Eohalasns agvie, effen, de Gieren met een verhe- Gefnoerd, wen Streep van één gefcheiden heeft. Deeze Kenmerken dienen genoegzaam tot onderfcheiding van de voorgaande en volgen= de Soort. Zulke gefnoerde komen dikwils zeer fraay bont voor. (599) (597) Trochus Testâ imperforatà Conicà, Anfraêtu infimo' fübangulato , Aperturâ obovatâ. Syst, Nat, Xli, GUALTHe Teste T. Gr. f. N. KNORR Verzam, III. D. Pl 14, É, 2, (503) Trochus Test imperforatâ Conicâ levi, Anfraétibus lineâ elevat interftin&tis. Syst. Nat, XI, BONANN, Reers In, f. 91, 99, LisT. Angl, 166. T, 3. f. 15, GUALTH, Test, Te 61, fa N;, M, KNORR Verzans, IVe De, Pl, 25 65 eig de pi TOLLEN 53 di de Schaal ondoorboord - 599) Tol, die de Schaal ondoorboor Kegel Plain agtig; blaauw en effen heeft, met ge- rande Gieren, LV, Hoorp» STUK: Deeze Tolletjes vallen fomtyds Loodkleu- DXCIX; rig „ fomtyds fchoon Hemelfchblaauw ‚fomtyds Trechus Sizyphie met bruin gewolkt. GeaLsiien noemt ne het eene Jujuben- Besfen-Kleur , en daar van Tolletje, is de Latynfche bynaam afgeleid. . Hier toe evenwel worden ook andere Tolletjes , die food en wit zyn; âari de Engelfche Kust voor- komende, t'huis gebragt. Datby RumrHius was dieet lichtbruin, met een dunnen wit- ten ‘Band , als van fyne Paareltjes , omringd. Die van Kein hade, in ’t midden van elke Gier, een final Zoompje. “Dit ontbreekt we derom in het aangehaalde T'olletje van D'AR- GENVILLE, ’t welk Vleefchkleurig was, met eenige flaauwe Streepen. De afkomst zou derhalve zyn van de Europifche Kusten. III. Die getoorend zyn met de Navel uits puilende, zo dat zy niet overend kun- nen ftaan, joen (600) kij 599) Tridhäs Test imperforat Conicâ lividà levi, An- fra@tibus marginatis. Faan, Suec, 2168, M. L. U, 650 Ne 336. BONANN. Reer. 11, £, 03, RUM P‚H. Rar. T. 21e Ede LisTe Angl, 166. T. 3. f. 14. GuÁLr Fest. Ti ór. f, B, €. ARGENV. Conch. T, 11. (S)f,N? KLEI N Oftr, T, 2 É£. 56, KNORR Verzame mi. D. Eh 1e fd VL, D, Pl, jk IJ, 5e Aon L DEEL, XVIe STUKe 356 BESCHRYV ING vAn 40 (6oo) Tol, die de-Schaal niet doorboord, ges AFDEELe Tin 3 toorend., gefdreept heeft ; met de Spil Hoorp. Spiraal uitfteekende, STUK. | | TRG Aan deeze geeven wy , wegens de Geftalte, Trochus Telescop. den naam van Zee- Ton. De Franfchen noe pien menze, misfchien om dat zy als uit in elkan- _ der gefchvoven Leden beftaat „ doorgaans le Telescope , dat is de Verrekyker. BoNANNr geeft ‘er eene Paarlemoeragtige Kleur aan, na ’t afhaalen van de buitenfte Schors. Wy hebbenze bruin met geelagtige Banden, en ook die geheel bruin, die rosagtig en ten deele-wit zyn. De breedte der Leden „ waar zy oog- fchynelyk uit beftaan , is zeer verfchillende. De grootften vallen ongevaar een Vinger lang, en aan ’t dikfte End anderhalf of twee Duim breed. Zy zyn volmaakt Kegelvormig, loos pende aan ’t andere End fpits toe. Zy komen uit Oostindie. per. €6o1) Tol, die de Schaal genaveld, getoarend, Trochus: lad Dolabra: | 8 zus, Vlaggetje, « (6oo) T'rochus Test imperforatâ Turrit flriatâ , Columeli%- _ exfert Spirali, M. L, U, 650, N, 357, BONANN, Recr, Ill f.-92. LisT, Conch, 4 f, 8. C. 1, Te5e fer, RUMPH, Rear. Te ol. fe 12e GUALTH, Test, Te 6O,-f, D,E le Telescope. ARGENV, Conch. T. 14» (II) É,B. SEB, Kub, II. T, 50, f, 1-12, KNORR Verzam, IIIe D, Ple 22 f‚ 2, 3e (601) Trochus Testà umbilicat turritâ glabrâ „ Colamell& exfertà recurvato=contortà,.plicatâ, Me Le Ue 651, Ne 338e ARGENV, Conche Te 54e (li) £, Le KNORR Verzams Vlo D, Pl, 29 f, 2e Ad pe Torren 357 glad heeft, de Spil uitfteekende en krom à VE rj omgedraaid met Plooijen, an | Hoorps Deeze wordt fomtyds geteld onder de Staa-srTux. ten Vlaggen, doch zy is daar van aanmerke- dyk verfchillende, doordien zy alleenlyk geel , ros- en bruinagtige Banden heeft, die echter zodanig gefchikt zyn , dat men ‘er den naam van Vlaggetje niet aan kan weigeren. De Staaten Vlaggen zyn, hier voor, tot ééne Soort met de Prinfe Vlaggen betrokken *%, il Het is een Land-Slakhoorentje , dat zig in head. Afrika onthoudt, volgens LINN Use (6o2) Tol, die de Schaal ondoorboord, getoo- _DCu. rend en glad heeft „ de Gieren anders En om gedraaid, met een dubbelde ry van Verkeerde uitgeholde Stippen. Dit Tolletje of Pennetje, uit de Middel- landfche Zee, is weinig grooter dan een Gar« ftekoorntje en byna Hoornagtig van Kleur, Het heeft de Opening vierkant, de Spil van -onderen uitfteekende en de Randen van de Gieren gekarteld, (603) Tol, die de Schaal ondoorboord, getoos Dn, ’ roChus rend . Punêfatuse Geftippeld (602) Frochus Testà imperforatà turrit glabrà, Anfra@ibus. ik eontrariis ferie duplici excavato punêtatis, Syst. Nat, XII, €693) Trochus Test imperforatà turritâ , Anfraêtibus ferie triplici pan&orum praminentium, Syse, Nat, Xll, 48 hd Je DEEL, XVIe STUK, 558 BESCHRYVING VAN AR ne „rend, de Gieren met drie ryën van uit. en Baene Stippen heeft. Hoorp- STUK Dit is weinig grooter, Roestkleurig en heft de Opening even als ’t voorgaande, komende uit de Zuidelyke deelen van Europa. DCIV. 60 Tol , die de Schaal getoorend en on-= Trochus D À A Srriatelius 7D doorboord heeft „met evenwydige fehuins: Geftreepe : agtige Streepen overlangs, Fenngee DAR ENE: In de Middellandfche Zee onthoude zig, dit Pennetje , dat de Schaal ook zeer klein, Els- RORE wit heeft, aan den T'op Violetkleurig, sssssssesssssss LVL HOOFDSTUK. Befchryving van *t Geflagt der MAaNmoo- RENS, die men ook Rondmonden zou kunnen noemen, en waar onder dus de Wenteltrappen en de Trommelfchroeven begreepen zyn. Kaan. D' Hoporens, welke naar de gewoone Slak- An hootens meer of min gelyken , zyn door de Franfchen, zeer bekwaamelyk , naar de Ge- ftalte der Mone Opening verdeeld geworden. Dus (sos) Trochus Testà turritâ imperforatâ, seriïs longitudina- lbus parallelis obliquatis, $yst. Nar. Xl. DE MAANHOORENS 359 Dus heeft D'ARGENviLre die Geflagten VE geformeerd, waar van het eerfte de genen EEE bevat, die den Mond rond; het tweede die Hoorn. den Mond half rond; het derde die den Mond STUKe platagtig of plat gedrukt hebben *, Deeze % Zie laatften ‘zyn de Tollen of Navelhogrens van bl. á4 * __ons voorgaande Geflagt: de middelften de Net ‘rieten , verder volgende : de eerften die van dit Geflagt, welke men dus gevoeglyk Ronde monden zou kunnen heeten. Om dat, nog- thans, die benaaming dezelven verwarren zou met de Helices of eigentlyke Slakhoorens van het naafte Geflagt , en om den gewoonen trant te volgen , zo heb ik ’er den gebruikelyken naam van MAANHOORENS, die reeds lang bekend geweest is, en op de rondheid der Mond-Opening ziet, met den Latynfchen naam Lunares overeenkomftig, aan gegeven. L-N- Naus begryptze onder den naam van Turbo, welke van ouds bekend is in de Conchyhën- kunde, doch niet te duidelyk van Trochus on= derfcheiden ; dewyl dezelve, zo wel als die, een Tol betekent, De Kenmerken der haer welken ik dankenmere Maanhoorens noem, zyn volgens Linneus, dat zy de Schaal eenkleppig , Spiraal en fte- vig hebben. Dit laatfte onderfcheidtze van de Slakhoorens,. De Opening hebben zy niet wyd uitloopende , gelyk veelen der: voorgaans, de ecrlagten ; 5 niet plat of hoekig, gelyk de Z in | „Tol Le DEEL: XVI, STUKe 350 BESCHRYVING VAN „VL Tollen ; maar rond en zouder eenige úit{nys \ArpreL. *LvL ding. Hoorp- Zy worden in vyf Afdeelingen onderfchei- STUK, den 5 waar van de eerfte de genen bevat die Soorten, Nerietagtig zyn: de tweede die geen gaatje in t midden van den Grondfteun hebben: de der-= de die betzelve al hebben: de vierde die ge- tralied zyn , gelyk de zogenaamde Wentel- trappen: de vyfde, eindelyk, die men Pennen noemt en wel de zodanigen , daar van, als wegens de Vleugels, Stekels, Snuitje , of an- ders, niet tot de voorige Geflagten betrokken Zyn, genaamd Trommelfchroeven. J. Nerietagtige ; die de Opening met ee- nen Kelomswys’ platten ondoorboor- den Rand hebben. Dey. (Gos) Maanhooren, die de Sehral rondagtig Turbo obrafatus, en effen, van boven Buikagtiger en ui- deeg termaate flomp heeft , met eenen Ko- Kooren. bomswys’ platten Rand, Deeze onthoudt zig , volgens LinN zus : in de Noorder Oceaan. DCVL (606) Maanhooren „ die de Schaal Eyrond Turbo Neritoides. glad Werietag- ge (605) Turbo Testà fabrotundâ levi , fuperne Ventricofiore obtufisGmâ, margine Columnari plano. Syst. Nat, XIl. (606) Turbo Test ovatâ glabrâ obtutiusculâ, margine Cos luganari plano, Syst, Nat, Xije GUALTH, Zest, Te 45e fe Es Dr MAANHOOREN SS. 261 D, arb glad en flompagtig heeft > met oen et FDEELs Kolomswys” platten Rand, LVL Hoorp. Deeze, uit de Middellandfche Zee, gelykt srur, zeer naar de gemeten ‚ doch is ongemeen pi cxxiy. klein. Men kan ’er, ten opzigt van het Dier, Fz- = de Afbeelding Fig. 2, op onze CXXI[Víte Plaat, mede vergelyken. (607) Maanhooren, die de Schaal byna Ey- pcevi. 1 rond „ fpits getopt en geftreept heeft, ne Eloreus, "met eenen Kolomswys’ platten Rand, Aliekruik,! Naauwlyks zal men een Hoorentje vinden , dat gemeëner is aan onze Kusten, en aan die der Noordelyke deelen van Europa, dan dee= ze, die men Aliekruiken noemt. LrIsTER getuigt, dat dezelven aan de Kusten van En- geland , inzonderheid op Klippige Gronden, ongemeen veel voorkomen. Zy bedekken, als '£ ware , de Oevers v‚n den Ocedan in Swee- den. en Nor wegen , en, wanneer Zy hooger dan gewoonlyk aan de Rotfen hangen , vere beeldt het Landvolk zig, dat ’er een Storm uit den Zuiden op handen zy. De Sweeden noemenze Kupunge 3 de Engelfche Visfchers, by (6o7) Turbo Testà fubovat acutâ ftriatâ , Margine Colume_ nari plano, Maun, Suec, 2169, It. Westgothe 169, 199. Te 5e f, 4. SWAM Me Bibl, Nat, 183. LIST. Anfl, 162. T, Se £,9, GUALTH. Test. T. 45. fe G, Turbolittoralis, BAST Subse Ile Pp. 110, fe Ie | 1, DEEL, XVI. STUKe kee e 362 BESCHRYYVING VAN VL by Scarborough, Couvins: in. Vrankryk wore SR den dergelyke Zee-Hoorentjes Vignot of Bi- Bid gourneau geheten (*). STUK. Aan de Oevers van den Wester- Oceaan, Aliekruike by Marftrand; vondt LiNNzus, op zynen Westgothifchen Reistogt , alle de Steenen daar mede zo digt bedekt, dat zy overal op niets anders dan dergelyke Hoorentjes traden. , Zy 3, Zyn niet veel grooter , zegt hy , dan een 4, Hazelnoot, byna Klootrond , met eene zeer 9 korte doch tevens fcherpe Punt. De dwarse s, ftreepen hebben zy zo vlak , dat men die „> naauwlyks. erkennen kan ; zynde daarentes 9 gen met veele bruinagtige Banden befchil- „derd 4 die den Slangtrekkigen draay van de ‚‚ Schaal volgen ‚ welke van onderen niet „‚ doorboord noch genaveld is, Haare Ope- » hing is geflooten met een klein dun bruin … Dekzeltje , of Zeenaveltje, dat in ’t mid- …‚ den een Spiraalvormig teken heeft. De ‚, Rand , aan de Opening van de Schaal „ is s, niet verwyd, doch heeft, als 't ware, een. ‚, donker Boordzel. Van binnen is de Schaal ss bEuinss LisTER vondt de Schaal der grootften een half Loot zwaar, zynde dezelven iets meer dan een Engelfche Duim lang. Hy nam waar, dat de Banden , langs de Gieren heen,-in de jonge en kleine Kruikjes uitpuilden ; en dus | dee= (*) Volgens ADANSON Hist, des Coguéll, en Senezak pe 179 BE-MANANHOORENS 365 deeze Hoorentjés eenigermaate rauw maak-, VL N ten. Die Streepen waren zwartagtig bruin, LVL en de tusfchenruimten witagtig. », De Schaal Hoorp. ‚‚ heeft diet byzonders, dat de laagfte Randen STUK. ‚van de Opening een weinig over Zyde val- Aliekruik. p len ; ‘anders dan in de meefte overigen , s‚ waar zy bynaregthoekig aangevoegd zyn (*»”. Dit zal den Kolomswys platten Rand beteke- nen , waar van in de Kenmerken gefproken wordt. B De Heer Doftor BasrTrr heeft Geneste keurige Aanmerkingen voorgefteld aangaande “® de Zeeuwfche Aliekruiken. „, Het zyn, zegt ‚> hy, volmaakter Dieren dan de Oesters, ss Mosfelen en andere tweefchaalige Schulp- > Visfchen; want zy kunnen kruipen waar zy ss willen, en hebben twee Oogen om te kun- ss nen zien, die by haar niet boven op de „‚ Hoorntjes. ftaan , gelyk in de Landflakken, ‚„ maar een weinig laager op een byzonder 5 klein ‚ dat op zyde. vast is aan ‚het groote”. In de Afbeelding, welke zyn Ed. van de Aliekruik, met het Dier daar in, geeft (}), vind ik deeze kleine Hoorntjes 6 niet. (*) Ulud in hâc Testà fingulare est , Aperture imas Oras paulutum per Latus dimicti : aliter quam in alíis plerisque fieri folet, ubi ex ad Angulos fere reétos committunturs Hist, Arim, Angl, p. 162, dit | fi (f) Natuurkundige Uitf fbammingen, IT, Deel, Pl, V. Fig, 5e A, noch ook op de zelfde Plaat , ingevoegd in ’t IV, Deel der Hollandfche Maatfchappy ‚ bladz, 487, Le DEEL, XVI, STUKe Pr TR | 364 BESCHRYVING vAN VL. niet. Dewyl haare Teeldeelen veel overeen iere komst met die der Slakken hebben, zo ftele Hoorp-. zyn Ed. waarfchynlyk , dat zy ook Herma- STUK. _phrodieten zyn, en op gelyke manier als de Aliekruik, Land-Slakken voortteelen : doch de Paaring hadt hy nooit kunnen waarneemen. De Heer Jussieu heeft aan den Heer ApaANsoN, * xv. gelyk wy gezien hebben * , de beide Sexen Oad 2, zeer duidelyk onderfcheiden getoond in de | Aliekruiken. Het fchynt my toe, dat hy daar. mede zeggen wil, dat 'er Marnetjes en Wyf- jes onder deeze Schulpdieren zyn. LisTER zelfs , die de Paaring van de Aliekruiken, in Juny, op het drooge , waargenomen heeft, verbeeldde zig, dat één van beiden maar een groote Schaft had (%). $ Etieleg- De Afbeelding van de Tong, zo als een s08° __ Jeevende Aliekruik die uitfteekt, (welke-beter zoude zyn dan de Tong derdoode, uit Sw A M- MERDAM;) door onzen Vrind op zyne Vyf- tiende Plaat beloofd , vind ik nergens. Zyn. Ed. heeft de Eijerlegging naauwkeurig nage gaan , en bevonden , dat zy de Eytjes niet hoops- of tropswyze , maar los nederleiden „ zodanig, dat dezelven , door de fchudding van het Glas, op den Grond vielen. Deéeze vertoon- den zig als fyne doorfchynende Zandkorrel. tjes , waar van ieder een graauwagtig Stipje. jn ’t midden hadt. Wat moeite, echter, hy. | ook (*) Coeuntium alteri tantum , mi fallor, infignis Beniss Utfupraa DE MAANHOORENS 365 ok aanwendde, het was hem niet gelukt, die Eytjes te doen uitkomen, of leevende Jongen daar uit voort te krygen. _SwAMMERDAM merkt aan,dat deeze Die-STUK. ren wel tien of twaalf seen in de open Aliekruik. Lugt, buiten het Water, leeven kunnen. Ook fchynt het, dat zy niet gaarn altoos daar me- de bedekt willen zyn: want hy bevondt, te Petten zynde, dat zy, aan de Paalen , dage- lyks droog wierden met het afloopende Wa- ter. ‘Men vindtze, zegt hy, zeer overvloe- dig op de Mosfelbanken. Hy nam ook, zo wel als LrisTER, waar, dat de jonge Schaae len veel rimpeliger dan de ouden zyn, welke tevens in Kleur verfchilden, Ten minfte vondt hy ’er die bruinagtig zwart waren, en die ee» ne mengeling hadden van groen, afchgraauw, paarfch, rood, blaauw, wit en andere Kleu- ren. Als iets byzonders merkt hy aan, hoe de Schaal van deeze Hoorentjes, aan den Top, dikwils doorknaagd wordt van zekere Wormp- jes, dat Zee-Duizendbeenen zyn. Hy vondt ’er zeven in ééne Schaal. Zy zyn zigtbaar „ doch zeer klein en dun. Deeze Wormziekte oordeelt hy aan die Schulpdieren gemeen te zyn; alzo men ’er weinigen vindt, wier Schaal niet aan den Top befchadigd, of met eene Kalkagcige Stoffe , waar zy in nestelen , be= groeid is. Mooglyk zal dit ook de reden zyn, dat men de minfte Zee-Hoorens van boven gaaf of. Topfchoon aantreft. | Het E‚ DEEL. XVI, STUKe 36ó BesctuRgSviNG var VL Het Lighaam van die’ Schulpdier ‘agt hy, AFDEEL. ij veele opzigten , met dat van de Jongwet- Hoorp- pende Slak * overeenkomftig te zyn. Het STUK. hadt, ten minfte, den Kop en Bek bynaá even- Alikruik, eens ; Als ook de Hoorntjes er Oogen. Al- bern leen was de tekéning van de Huid verfchillen- *zie de, die uit zwarte Streepen en Vlakjes, wel- XV,Srux, ke op een witten Grond geplaatst waren, be- "IS frondt. Dit neefnen wy ook waar in de lee- vende Aliekruiken; hoewel zy niet allen van eene zelfde Kleur zyn. Agter op den Voet is het Dekzeltje geplaatst, waar mede dé Slak zeer fchielyk de Opening toefluit , wanneer Zy , door iets ongewoons gewaar te wordên, of fcnielyk iets te zien, genoodzaakt is haar Lighaam binnen het Hoorentje in te trekken. Ook hadt hy, zeer ld het Gezigt der Aliekruiken waargenomen , ’t welk hem niet gelukt was in andere Slakken ; fchoon' de Oo- j Zie gen, in allen , van eenerley maakzel zyn * nek Inwaards ‚ tegen den Rand van de Hoo- Sen aan, is een Zoom, in de geheele om- „> trck van hee Lighaam geplaatst, die geene „ Opening heeft voor de Lugt, gelyk ik (zegt „ hy) in andete Soorten van Slakken heb aan - „ getekend. Alleenlyk heeft dezelve , in de „‚ regter Zyde , twee andere Openingen , de » eene om de Uitwerpzelen door te loozen ; ‚de andere om de Teelleden door uit te 9» brengen, welke, benevens de gemelden, al- „le de uitwendige Lighaamsdeelen in dit Dief os Sha h Aar: { pn MAANHOORENS 367 Aangaande de Inwendige deelen fpreekt hy VE. als volgt. De Deelen van de Keel en het ee Gehemelte zyn alle Bloedrood en Purperagtig Hoor. gekleurd. In ’t midden van den Mond ziet STUK. men de Tong geplaatst, die in een byzondere Aliekraik. holligheid- opgeflooten is, en geheel. buiten sin het Lighaam fchynt gebragt te kunnen wore den. Deeze verfchilt, in maakzel en: kleur; niet veel van die der Zeekatten *: dan daar * zie in, dat zy byna twee Duimen leid is, en ek binnen ‚de gedagte holligheid als de Veer van een Orlogie opgewonden legt , gaande, te ge: Iyk met de Keel , onder de Herfenen heen; die , agter de deelen van den Mond en het Gehemelte geplaatst zynde , aan de Tong als tot: een: Katrol dienen, om daar over te pas- feeren. Het maakzel van deeze Kraakbeenige Tong was zo verwonderlyk, dat hy dezelve in geen tien Dagen, by Vergrooting, zou heb= ben kunnen uit tekenen; doch aan het uiterfte was dezelve van een zagter zelf{tandigheid, Nevens de Tong lagen twee Kwylvaten , en onder de Keel zag men wederzyds de Zenu- wen uit de Herfenen voortkomen , waar van de Gezigt-Zenuwen de aanmerkelykften waren. Voorts waren de Oogen, Maag en andere In- gewanden, meest met die der Slakken over- eenkomftig. Dat de Aliekruiken tot Spyze dienen is bee Gebruik. kend. „, Alle tyden van het Jaar, evenwel, : ss WOte Es DEEL, XVI, STUK. 263 BESCHRYVING vAn Pal „worden zy niet gegeten , maar alleen vat “Lyr, » Paafch tot Pinkfteren , of eenige Dagen HoorD- ‚, daar over, Geduurende dien tyd worden pe ss ZY, met geheele Tonnen vol, in de Steden Oss gevoerd, en aldaar, na dat zy in Water en 5, Zout gekookt zyn, by de maat verkogte „‚ De Zeelieden , en Menfchen die gewoon » zyn hunne Dorst door een ziltig Kostje aan 4, te prikkelen , eeten dezelven het meefte, „, hebbende de manier, om deeze Slakken met „‚ een Naald of Speld uit haare Hoorntjes te „> haalen „ en dan een frisfchen teug daar «op ‚te zetten. Wat my belangt , ik vind: in „‚ haar Smaak geene aancrekkelykheid; maar », wel datze ziltig en ook een weinig garftig ‚sin de Keel zyn. De Lever alleen is hec s, fmaakelykfte : voor ’t overige verfchaffen 2» Zy flegts een taay en hard Voedzel, dat > meer tot verfnapering dan tot Lighaams- s Onderhoud gegeten wordt. Ook is haar In= > gewand met Kley en Zand vervuld, dat ‚> tusfchen de Tanden kraakt (*). “pcevi (6c8) Maanhooren, die de Schaal genaveld naish ze „Eyrondagtig gefpitst, met Streepen van ban uitpuilende Stippen omringd heeft en ce met eenen Jlompagtigen Kolomswyzen. Rand, Som: (*) SWAMMERDAM Bybel der Natuur, Io, DEK, bladz, 180, (603) Turho Testà Sinter Ie fubovat , acutá » cin Sttiis pungtis eminentibus, margine Columnari-obtufiusculoe’ - Syse, Nat, XIL, GUALT He Zese, Te 45e É, Eô DE MAANHOORENS: 369 Sommigen geeven aan deeze , die in de Zui- Bed Bs delyke deelen van Eüropa voorkomen, den … LVT, naam van Ryftenbry - Hoorentjes, doch, daar Hoorn- zyn andere, die deezen naam eigentlyk draa "PE gen, gelyk wy gezien hebben. Deeze zyn; {pits getopt en van figuur byna als de Alie- kruiken, Afchgraauwagtig wit van Kleur, en van weinig meer grootte, IL. Die dik van had zyn en geen operi Aavel hebben, (609) 1 Maanhólkén ‚ die de Schaal Eyrond „ DCI heeft, met gekruifte Streepen van uit- Cine, puilende Strippen. Niecs lois Dit is een zeer klein Hootentje , uit de Middellandfche Zee, witagtig van Kleur „doch met bruine of roode Streepjes langs de Gie- ten, in dat aangehaalde Hoorentje van ADaAn- SON, Soni genaamd, ’t welk maar de langte hadt van een zesde Duims, Mooglyk zal de Geftalte naar die van een Weegluis gelyken; alzo het ‘er den bynaam van draagt. (610) Maanhooren ; die de Schaal ondoor- „Pen te boord Paullus; Bokjes (609) Turbo Testâ eblongo-ovatâ, Striis decusfatis , Punâtis eiminentibus, Syst, Nat, XII. GUAL TH, Test, T, 44e fe Xe ADANS, Sertg. TI. T. toef. 6, (610) Turho Testà imperforatâ ovatâ levi, Apertur dntite didutâ, Syst, Nat. X1l. hN Aa VL AFDEEL. LVL MHoorp- STUK Turbo Perfonas tus, ZeesSlak, DCXI. 370 DBESCHRYVING vAn boord Eyrond en effen, met de Opening van vooren wyder heeft. Dit Hoorentje is niet grooter, doch op vers fcheide wyzen , met paarfchagtige, bruine; witte , Banden, Streepen en Vlakken gete- kend; des wy het Bokje noemen. Hert gelyke in ’t kleine veel naar de Nasfauwers, De af- komst is ook uit de Middellandfche Zee. (611) Maanhooren , die de: Schaal ondoor- boord „ verhevenrond en effen, met de Opening verwyd heeft, Volgens de aangehaalde Afbeelding uiet het Werk van Rumrurius, worden hier de ge- pen bedoeld, die men Zee-Slakken noemt, en van welken een ongemeene verfcheidenheid ten opzigt van de Kleur is : doch, die zig bevondt in het Kabinet der Koningin van Sweeden, hadt flegts de grootte van een Ha- zelnoot „ was Afchgraauw met bruine Stip= pen, taamelyk rond,en naar een Neriet gely- kende , met de Mond-opening van binnen Paarie kleurig. (612) Maanhooren , die de Schaal ondoor- sf'urbo Pee boor d, Eholatus. Masfauwere (Órr) Turbo Test impetforatâ convexà levi, Aperturâ die duâ&â, M. L. U. 652, N. 339. RUMPH, Rare T. 19, fe Ie KNORR Perzam. I, D. Ple 10, f 3, (612) Furbo Testà imperforatà ovat lavi nitidâ , Anfraêt- bus DE MAANHOORENS ázù boord, Eyrond, effen en glanzig heeft, VL, ÁFDEELe met de Gieren aan de bovenkant eeni-” jv, germaate gehoekt. __Hoorb: STUÉ, De Latynfche bynaam van deeze Hoorens , is, volgens RumrPurus, afkomftig van een Maleitfch Kleedje , genaamd Pethola, of van den grooten Slang Oelar Pethola , en hierom noemt menze ook wel Petoolheorens. De al- gemeene Kleur is fierlyk bruinrood ; doch de- zelve trekt, in fommigen, naar hoog of Roo- zerood, in anderen naar Leverkleur, in ande- ren haar donkerbruin. Op zulk een Grond ; nu, zyn zy of enkel met zwatte en witte Plekjes getekend , of gebandeerd. De Banden ; die er om heen loopen , zyn of groen , of bruin met een Borduurwerk , van groene of andere Vlakjes en Stippen. Men vindt ’er ook, die geele of groene Banden hebben met zwarte Vlakjes : men vindt ’er die ; bovene dien, fraay gewolkt zyn : om kort te gaan , deeze Hoortens munten niet minder uit in vere fchefe bus furfum fabangulatis. MCT UI 652. N, 340. Cochtus five U mbilicus, BELLON, 44, 340, Cochlea petholata, RUMPH. Rar. T, 19. fe DN, 5,6,7» Cochlea variegata, ARGEN Vv. Conch. T. Je (6 £.Ke KLEIN Offrac, Te 2e f, 51, SEB Kab. IH, Ts 74e fe 23-29. REGENE. Conch, T. 8. fe 18, & T.9. f. 25 KNORR Verzam I, D. PL 7, f. 4: IL D. Be 22. be Ks 2: IL Del. Sf 33 Pleo 23, fe dS Pl. 28. ese id Âa a I. DEEL. XVI, STUKÁ VI. ÁFDEEL. LVL, Hoorp- STUK. DCÁille Turbo Cochluse Groene Zilvere mond, sj BESCHRZVINE VAN fcheidenheid dan in fraaiheid van Kleur en Te- kening. Of dit de reden zy van den Neder- duitfchen naam, kan ik niet verzekeren. De Mond is van binnen Paarlemoer , met eenen groenagtig geelen zoom. Het Dekzel is een van de fchoónfte Venus-Navels, rond van om- trek, aan de eene zyde plat en aldaar „, naar ge- woonte , met een Navel getekend, aan de ande= re zeer verhevenrond , en groenglanzig als een Oog. Het Dier is wet hard van Vleefch, taay en flymerig „en daarom tot Spyze niet bekwaam. Men plagtze zeldzaam te vinden, maar federt eenigen tyd zyn zy gemeener geworden. Die, evenwel , welke groot en fchoon gekleurd zyn, blyven nog in veel agting. De afkomst was uit Oostindie, LiNNZ Us ftelt de woonplaats aan ’t Eiland Barbados. (613) Maanhooren , die de Schaal ondoore boord, Eyrond en geftrêept heeft, met eene dikkere Streep op de Rug. Hoewel veele Hoorens de Mond- opening Paarlemoer , en dus Zilverglanzig , hebben, zyn ’er doch eenigen, aan welken de benaa- ming van Zilvermond, deswegen, by uitftee- kend (613) Turbo Testâ imperforatà ovatà ftriatà, Striâ unicâ Dorfali crasfiore, Syst, Nat. Xl. LISTe Conche Te 584» f‚ 40, RumePH, Rar. T. 19. fe 4e ARGENV,. Couch, T, 9e (6) f£, Ie REGEN Fe Conch. Te Ief, 12e SEB, Kab, III, Te 74 £, 20, 21, Ge KNORR Verzam, ID. PL 3, f£.3. k pt „r ij ed E : / DE MAANHOORENS 373 Kendheid wordt gegeven. Onder deeze iswe. Vl derom een aanmerkelyke verfchil, zo ten op- EPB zigt van de Kleur, die eenigen fchoon groen, ss anderen bont hebben , als ten opzigt van de STUKe Oppervlakte der Schaal, welke in fommigen alleenlyk geribd of geringd , in anderen door dwarfe Streepen als geroofterd is. De laat- {ten , die een doorgeboorde of open Navel heb- ben , betrekt LiNNmus tot een volgende Soort. De eerften zyn gemeenlyk dan groen, of worden ook door afhaaling van buiten ge= paarlemoerd. Zy zouden het, volgens hem, zyn, waar van de Venus-Navel der Apothee= ken afkomftig is; een rondagtig gebult Dek- zeltje, op zyde geftreept. Hy ftelt de woon- plaats in Oostindie, te Alexandria en aan de Kust van Ysland. Zy vallen klein en ook wel een Vuist groot. (614) Maanbooren , die de Schaal ondoor= Dex. boord, Eyrondagtig , gerimpeld heeft, ohh de Gieren met twee ryên van gewelfde es oute | Doorentjes omringd hebbende, mond, Om (614) Turbo Testâ imperforatà fubovatâ tugofâ » Anfractie bus bifariam fpinulis fornicatis cinââ. M. L, U. 653, N, S4I, RUMPH, Rar, T, 19. f, E‚, GUALTH. Test, T. 62e f. He Bouche d'Or, ARGENV, Couch. T, 9 (6) fe De KLEIN Offrae, T. 7.f 126, SEB. Kap. lll, T, 74. fe 9, 10, 1e KNORR Verzam, II, D. Pl, 14, f, 23 Vo D. Plc 13. fe 3e \ ú Aaa Il, DEEL. XVI, STUK: VL AFDEEL, "EVL Hoorp- SEU. DCEXV. Turbo Telium Per ficum. Pagodee 874 BESCHRYVING VAN Om de zelfde reden wordt deeze de Goudmond en ook wel Gloeijende Oven getyteld. Van bin- nen naamelyk, heeft zy, zo RumePartus aan» merkt „een geelagtig Paarlemoer , waar door zy naar een Gloeijende Oven gelykt. In volwase fenen is de Keel doorgaans Goudglanzig zegt Linneus. De Gloed, inderdaad , van haare Mond-opening inwaards , is ongemeen. Van buiten is de Schaal , fchoon gemaakt zynde, bleek graauwagtig met bruine Plekken en ruuw wegens eenige ryën van uitfteekende Schubben, die op de Ribben ftaan, zo dat ze byna Steke- lig zyn. Zy vallen in Oostindie, (615) Maanhooren , die de Schaal ondoor= boord, Eyvormig, met flompe nederge- drukte Doornen , van onderen getepeld heeft. Waarom deeze van de volgende afgezonderd zy, verftaa ik niet: want, in de befchryving van ’c Kabinet der Koningin van Sweeden , wordt zy ook Kegelvormig gezegt te zyn en fpits van Top. D'ArceENviLLe merkt de zyne als een kleinere aan, en mooglyk kon het ook wel een jongere zyn. De Geftalte zweemt ruim zo veel naar die der Pagoden of Heidenfche Tem- pelen. Het Dekzeltje is de roode Venus-Navel vol- (615) Turbo Testà imperforatâ ovatâ , Spinis obtufis depres- fis , fubtus papillofâ, M. L. U, 653. Ne 342, ARGEN Ve Couch, Te 1e (3) É. Pe KNORR Zerzam, L, De El, 250 fed ra wolgens LinN us: doch Rumenrus merkt , VL DE MAANHOORE NS 315 aan „ dat het Schildje der Langleevende Fol a len , tot welken deeze behoort , zo wel als Hoorn- dat der Bagyne Drollen of Pieramieden en STUK dergelyken, als een dun Blikje is, (616) Maanhooren , die de Schaal ondoorboord Dexvr, Turbo 7 Kegelagtig, met flompe aan één gefcha: perodus. kelde Doornen, van onderen met Tepel- Lansen i tjes geftreept heeft. De Franfchen noemen deeze Je Toit Chinois, Pagode of Cul de Lampe. De beide eerfte naa- men hebben betrekking op Heidenfche Tem- pelen der Chineezen en Indiaanen: de laatfte ziet op het Onderftuk of den Voet van eene Kerklamp. Wy geeven ’er den naam van Langleevende Tol aan , om dat haar Dier zo ongemeen taay van Leven is. Dus noemt Rumremrus haar Trochus Papuanus five lone gevus. De Papoewen , dat is de Ingezetenen der Papoes-Eilanden , zeggen, volgens hem „dat het Dier een geheel Jaar zonder Kost of Drank kan bewaard worden. Aan die Eilanden vindt men ze wel ter grootte van een Ryksdaalder, doch (616) Turbo Testà imperforatà Conicâ , Spinis obtufis goncatenatis, fubtus papillofo ftriatâ, M. L. U. 654. N. 3434 Trochus Papuanus five longevus, RU MPH, Rar, T, ate f, D, GUALTH. Feste Te 62. f. B,C. Pagode, ARGEN Vv, Conch, Tir. (3) fe A. KNORR Verzam, Ie D, Pl, de 4 Aa 4 I. DEEL, XVe STUK. Ld 816 BESCHRYVINGesVAN yi, doch op Amboina komen zy niet grooter dan Deet. een kleine Schelling voor. Zy houden zig LVL _ niet onder Water op , maar hangen aan de Hoorp STUK: _ {teile Klippen, daar de Zee tegen aan bruífcht. | Het Dier zelf is zeer hard en taay van Vleefch , tot Spyze onbekwaam. DCXVII, (617) Maanhooren , die de Schaal byna on- %werbo * Belse doorboord en platagtig , de Gieren ruw; $paoze van boven met gewelfaglig Jamenges drukte Doornen heeft. Die Hooren, welke by Rumrurus Spoor gehoemd wordt, is aanmerkelyk van de Zon- nehooren verfchillende, en komt volmaakt overeen met die van KLEIN, welke hy zegt den naam te voeren van Nerita parvulus by Lisrer. Hoe kan de Afbeelding H van D'ARGENVILLE, Plaat rr (8), welke een Zonnehooren is, hier aangehaald zyn en als een goede Afbeelding te boek gefteld. Dat hier eenige verwarring plaats heeft, blykt , doordien op deezen naam , in de befchryving van ‘t Kabinet der Koningin van Sweeden ,;, niet de gedagre Afbeelding van D'ARGENVIL: in (617) Turbo Testà fub-imperforatâ depresfà , Anfra@ibus fcabris, fupra Spinis fornicato-compresfis, M. L. U. 654. Ne 344, LISTe Conch, 4. S, 6. T. I, f. 3, 4e Calcare RUMPH, Rar. T. 20, KO PEperon, ARGEN Ve Conche T. tre Ce} KH. KLEIN Oftrac, T. 1.f. 27, KNORR Perzams IV; De Pl, ed el 4: Bl, 6. fe 20 , Ee pr MAANHOORENS 377 LE, maar R, Plaat 9 (6), is aangehaald, die VA een Re Spoor affchetst. Mooglyk EDER komt het van den haam , dewyl de Franfchen Hoorp- aan de Zonnehooren dek den naam van Epe. STUKe ron geeven , gelyk ik hier voor heb aange- merkt, en de kleine Zonnehoorentjes zeer naar de Spooren gelyken. Deezelaacften zyn op Amboina gemeen. „ (618) Maanhooren , die de Schaal ondoorboord pexvur, Eyrondagtig enen heeft , met de eh Gieren van boven rimpelig. —_ - pap band. Om dat LinNzeus 'er dien bynaam aan geeft , noem ik ze ook Gerimpelde Tulband; alzo zy, wegens de Geftalte, tot de Tulban- den behoort. De Schaal is van boven aartig gefronzeld, *t welk aan deeze Hoorens, wan- neer zy gepaarlemoerd zyn, een groote fraai- heid byzet. Dus waren die der Afbeeldingen van GUALTHIERI; doch die van SEBA wa- ren maar half gepaarlemoerd : in welk geval het groen , tusfchen de Ribbetjes, haar nog meer verfiert. Van binnen is de Mond ook Zilverkleurig. Zy komen uit Indie. (619) (618) Turbo Testà imperforatâ {ubovatà ftriat , Anftaêti- bus fuperne rugolis. Syst, Nat, Kll. BONANN. Reer, IE, Herz GUALTH, Test. Te io3ef. oe H. ST B, Kab. UI, T, 74. f. 13, 14e KNORR Verzam, I1L. D, Pl, zo, £. 1, AAS Ie, DEEL. XVI, STUKe AVL ÂFDEEL. LVL Hoorpe STUK DCXIX,. Turbo MAT AOP Ae ÈRS. Slangen- Velle Hooren, 378 BESCHRYVING VAN (619) Maanhooren, die de Schaal ondoorbvard Eyrondagtig en effen ; de Gieren met drie ryén van Knobbels gerand heeft, de Staart van agteren plat uitgebreid. Uit den bynaam blykt, dat Linnaeus hier de zogenaamde Slangevelle- Hoorens bedoeld heeft , hoewel de Kenmerken met die der Knobbelhoorens door elkander loopen. KLEIN noeimnt de gene , die van hem aangehaald is, het Groote Maans- Oog, het Reuzen- Oor, de bonte Knobbelhooren. Die van SeBA en Guar- THIERI zyn eigentlyk zadanigen, als wy Slangevelle Hoorens noemen. Men vindt van deeze, die zo groot als een Vuist zyn. De eene Afbeelding van RumeHrus vertoont ook een zodanige, de andere een groene Knob- belhooren. Deeze beiden worden aldaar te famen befchreeven, niet alleen, maar ook met de Reuzen-Ooren vermengd, zeggende. ‚‚ De Schaal is gemaakt van twee dikke s, Huiden, waar van de buitenfte graauwag- ss tg is, doodsverwig, wat ruig en vol Scheu- 2» Fen, doch hier en daar geplekt als de Slan- 2 SEN 5 (619) Turbo Testâ imperforatà fubovatâ levi, Anfratibus trilariam marginato nodulofà , Caudâ postice explanatâ, M. L, Ue 655, Ne 345: Cochlea Lunaris major, RU MP He Rar, T. 19. f. A‚ B, GUALTH, Zest, Te 64 f‚, A, KLEIN Offrac, Te 7. 'f, 124. SEB, Kab, III, T. 74e fe I, 2e REe GENE, Conch, 20. T. 5. fe52% KNORR Verzare Il, De Ple 26, 27e f, I, sl Ml \ DE MAANHOOREN S, 379 3» gen; met zwart, bruin, en fomtyds ook . VL »y Spaanfch groen. Hoe kleiner de Hoorens LVL 5, Zyn, hoe fraaijer dat ze geplekt en hoe ef. Hoorp- s, fener dat ze voorkomen. Men vindt ’er STUK. 9 ook ganfch graauwe, zonder Plekken, die „> men voor flegt agt. De binnenfte Huid is „> fchoon Paarlemoer , niet blank, maar de „, Kleuren van den Regenboog vertoonen- 2» de, te weeten, groen, rood en blaauw. Zy »» laat zig ook in Schilfers verdeelen , als men > de\ Hooren aan ftukken flaat , welke allen > de zelfde Kleur behouden. Deeze worden > van de Japanders gebruikt, om ‘er de Bloe- », men , Starren en andere Sieraaden, in het zwarte Lakwerk van Kasfen, Kisten , Kof- fers en Doosjes , uit te formeeren, dewyl zy fchoonder Kleuren iden dan het op- „ regte Paarlemaer.” (620) Maanhooren , die de Schraal ondoorboord „pers VIDI KT en Stomp verhevenrond heeft; de Gie- maricus. ren van boven Knobbelig en door een heen 2OOre: Groef van elkander gefcheiden, Dit heeft plaats in fommige Knobbelhoorens, welke derhalve hier tot een byzondere Soort ge- (620) Turbo Test imperfaratà convexâ obrufâ , Anfractibus fuprà nodofas Canali inrerftingtis, Syst. Nat. XII. ARGENV, Conch, T. 11e (8) f..B, KNORR Verzam, Ie De Pl 3. fs KERDI D Ee te | | ie Je DEEL, XVI, STUK, 580 BESCHRYVING VAN gemaakt zyn. De aangehaalde van D'ARCE N= AFDEEL. vir re hadt den Top fchoon Oranjekleurig. LVL Hoorn- STUK. De Latynfche bynaam is afkomftig van zee kere Cochlea Sarmatica, dus genaamd naar de Zee, in welke die zoude gezien zyn. JoN- sToN heeft dezelve reeds, wegens de onges woone figuur des Lighaams en de Pooten, die aan de overige Slakken ontbreeken „ voor fa- belagtig gehouden. Ondertusfchen geeft hy er de befchryving uit anderen van op ; vol- gens welken dezelve een Lighaam heeft van grootte als een Ton , met Hoornen als een Hert , die oogfchynlyk met Paarlen getopt zyn; de Nek dik, Oogen als Vuurvlammen; de Neus rond «en met Knevels gelyk aan de " Katten; een wyden Bek, waar onder een af- gryzelyke Vleefchklomp hangt: vier Beenen, met breede kromme Voeten. THEvETUS melde, in zyne Cosmographie, dat hy dit Mon- fters eens in Deenemarken hadt gezien. Het is ook by BoNANNri afgebeeld (*). pexx. (621) Maanhooren, die de Schaal ondoorboord “Turbo Olearius. Reuzen. Oor. en flomp verhevenrond, hoekig, effen _ heeft. Hier zouden eigentlyk de zogenaamde Reu- zene (*) Recreat. IL fs 230, (621) Turbo Testâ imperforat convexâ obtu(à qngulato las vie Syst. Nat, XII RoND, Zest. 96, BONA N Ne Recr, III, T.9. GuaLTH. Test. T. 68,f. A. ARGENV. Conch, Te ao. (17) f, B, KLEIN Offrac, Te 7e fe 1250 | DE MAANHOORENS, 481 gen-Ooren fchynen bedoeld te worden, aange-, Vis zien LiNNzus van de ongemeene grootte en zwaarte der Gepaarlemoerde , welken hy Hoorp- alleenlyk gezien hadt, gewaagt: doch de aan-STUKe gehaalde van D'ARGENVILLE, le Cordon bleu genaamd „, is een geheel ander en zeldzaam Stuk. Die van BoNANNr wordt een byna ongekleurde Petoolhooren genoemd door V a- LENTYNs, van grootte als een Soldaat: maar die van GUALTHIERI is een regt Gepaarle- moerd Reuzen-Oor. Deeze vallen. gelyk wy weeten, van grootte als een Kinderen-Hoofd. Het Dier , daar in, is naar evenredigheid groot, van vooren een hard wit Vleefch heb- bende , ‘doch de agterfte Krullen zyn enkel Vet , en tusfchen beiden een groote Papaver of Zandzak. De Knobbelhoorens , in ’t algemeen, wor- Venus- den van de Maleijers Maans-Oogen genoemd , navel, wegens het ronde, dikke, Steenharde Schild, dat het Dier op zynen Kop draagt, en, met zyne buitenfte Zyde, als de Volle Maan ver- beeldt. Indien alle die van dit Geflagt zulke Dekzels hadden, zouden zy dan te tegt Maanhoorens genoemd zyn. Het komt fom= tyds een Handbreed in middellyn voor, zyn- de de grootfte en zwaarfte van alle Zee-Na- vels. Het Dier draagt dezelve op zyn Kop; doch komt zo ver niet uit de Schaal, dat de geheele Navel buiten de Opening zy ; hebben- _ de L DEEL, XVI. STUK, VI. Árperr. Hoorp-= $Tuk. 383 BESCHRYVING VAN de zo veel kragt, dat geen Menfch in ftaaf. is; om hetzelve, aan dit Schild gevat zyndes uit de Schaal te trekken. Deeze Schulpdieren onthouden zig op Stran- den, die fteile Klippen hebben , waar de Zee fterk tegen aan bruifcht, en zyn derhalve moeielyk om naar te duiken, doch als menze vindt komen zy altoos by Troepen voor, ge- lyk men zegt van de Sjankoos of Offerhoo: rens aan de Kust van Koromandel. De In- diaanen maaken 'er veel werks van tot Spy- ze , kookende dezelven lang in heet Water; tot dat het Schild zig opent , en dan wordt het agterfte, of Vet, voor * beste gehouden; De Koningen van Boeton eigenen zig deeze |__Spyze alleen toe 3 weshalve hunne Onderdaa- DCXX 1e Turbo Pica. Soldaat, nen hun deeze Hoorens als eene Schatting brengen. Het Schild wordt, tot glad maaken van Linnen, als een Likfteen gebruikt. HI. Die dik van Schaal zyn met een open Navel, (620) Maanhooren, die de Schaal genaveld ; (622) Turbo Testâà umbilicatâ Conico-rotundâ levi , Dene ticulo umbilicalie M. Le U, 655. N. 346, BONAN Ne Reer, Ill, Te 29, 30, RUMPH, Rar, Te 21, f, Ae GUALTHe Test, T. 68, f, Be la Pie, ARGENV- Conche T, 11, (8) f‚, G, Per. Gaz. T. 70, fe 9. LIST, Conche T. 6400 fo 305 ADANS, Seneg. 1. Te 12, £, 7, REGENE., Conche T. 6. Éo 66. & T, It fe 57. KNORR Verzam Ie De Bls ro, fe F5 Ms De Pls 21, fs 3, Ke. Ds MAANHOORENS 383 Kegelagtig rond en effen heeft, meteen VL Tandje by de Navel, ER Hoorps De Kleur moet aan deeze den Franfchen stuz. naam van Pie, dat is Aakfter, geeven. Op een witten Grond is dezelve met zwarte Stree- pen en Vlakken , inzonderheid gepolyst zynde, fierlyk uitgemoníterd, Van waar de zonder- linge Nederduitfche naam, van Soldaat, af« komftig zy, is my onbekend. BoNaANNr zegt, dat zy van fommigen de: Tyger gehe- ten wordt, en , wanneer men aanmerkt, dat de eigentlyke T'ygers niet gevlakt zyn, gelyk de Luipaarden, maar geftriemd, of breed ge= ftreept , zo is deeze benaaming niet oneigen, VALENTYNs; evenwel, noemt dezelve een Groote gewaterde fchoone Doijer, die zwart van breede dwarsbanden is, op een witten Grond. In ’t Franfch noemt menze ook Veu- ye, dat is Weduw ; als zynde oogfchyalyk in Rouwgewaad. ApANsoN, dieze aan de Kust van Afrika, by de Eilanden van Magdaleen , overvloedig vondt , geeft ‘er den naam van Livon , en de langte van vier Duimen, aan5 doch ítelt de Grondkleur zwart , met witte Vlakken. Dit maakt geen weezenlyk verfchil. De Navel , zegt hy, loopt tot aan den Top toe door, dat ook in de mynen plaats heeft ; doch het dubbelde ftompe Kanaal, daar LIiNe NEUS ‚van hen is niet zo blykbaar, Ook heeft Il. DEEL. XVI, STUISe 384 BescHuRyviNe vn VL heeft de aanhaaling der Bagyne Drol, uit Be RuMmPHIUS, geen eigenfchap,. Daar zy ; Hoorp- volgens BoNANNt, voorkomt in de Inham STUK. van Màlabaf, is het te verwonderen, dat, by Onzen Ridder, de woonplaats gefteld wordt in de Sardinifche Zee. Dcxxijn (623) Maanhooren, die de Schaal eenigermaa- ben _ te genaveld, Kegelagtig verhevenrond , ge- neus, en heeft , met jeren da fEreept en eff ft met de Gieren wat uitgegroëfd. In de Middellandfche Zée, aan de Oevers van Algiers, is deeze door BRANDER waat- genomen. Zy heeft de Schaal van grootte als een Erwt, Bloedkleurig, verhevenrond, met de Gieren ftomp gefleufd , de Navel in eenigen al, in anderen geenszins doorboord. DCXXIV. _(Ge4) Maanhooren , die de Schaal genaveld ; PLAN Eyrondagtig heeft, met verhevene Rib- te ben op de Rug, die overdwars geftreept LoCrindte \ Zilvei= Ze snond, ‘ De (623) Turbo Testà fub-umbilicatà Conico-convexd, ftriatd lavi , Anfra&tibus fubfulcatis. Syst, Nat. XII. (624) Turbo Testà umbilicatà fubovatà exaratâ lineis dor falibus elatioribus- transverfe fttiatis. M. B U. 656, Ne 347. Lis, Conche Te, 584, f, 40 RUMPHe Rare T, 1D-f,. 3% GUALTH, Zest, T, 64, f. D, Bouche d’ Argent. ARGÈNY. Conch, T. 9, (CO) £. F. SEB, Kabe lll, T, 74e fe Ó: REGENFs Conch, T, 10, fe 43e KNORR Verzam, 11E, D, Ble 15. £. 54 | pre MAANHOORENS à85 De Navel- opening onderfcheidt deeze ge- VI noegzaam van de Groene Zilvermond, hier ed voor befchreeven, en de zwaare Ribben doen Hooro- er te regt den naam van Geribde Zilvermond STUK. han geeven , maar of zg genoegzaam van de volgende onderfcheiden ware, om ’er twee Soorten van te maaken , is zeer twyfelagtig. Ik ontdek ter mminfte in de mynen, of in de aangehaalde, gedagte dwars-Streepjes, die de Ribben oneffen zouden maaken, niet. De afkomst is uit [ndie, (625) Maanhooren, die de Schaal genaveld , nexxv. . . Turbo Eyrondagtig heeft met verhevene Rib- harnas ben op de Rue, die effen zyn. Lactus, ij 5 ij ) Bonte Zile vermonds Deeze kunnen wy dan de Bonte of Geplekte Zilvermond noemen, als witagtig groen zynde met bruine Vlakken, volgens het Exemplaar ; dat zig bevendt in de Verzameling van de Koningin var Sweeden. De voorgaande was Roestkleurig met witte Streepen overlangs, De manier en crap van afhaaling der buitenfte Korst maakt veel verandering in deeze Hoo-= rens , wier Dekzel overeenkomt met dat van de Knobbelhoorens. (626) (625) Turbo Testà umbilicat fubovatà ; lineis Dorfalibus &lacioribus levibus, M, Le U, 656, N, 343. BONANNs Aecrs IIi, £, Iro RUMPH. Rar, T. 19. f, 3e ARGENV, Canch, Tg, (6) fs A, SEB. Kah. Ills T. 74e fi 3e Bb Te DEEL, XVI, STUK, 336 BESECHRYVING VAN VL (626) Maanhooren , die de Schaal Stekelig Sn genaveld heeft, de Gieren voorzien met Hoorp- Takkige Doornen, STUK. pcxxvi, Deeze plagten weleer Lobbetjes genoemd te Bb worden, doch die benaaming geeft men chans ie aan anderen , en deeze voeren den naam van 1* Getakte Dolphynen of Dolfyntjes , want zy val- len niet zeer groot. Sommigen zyn zeer lang, anderen kort , anderen digt getakt. De Kleur is paarfchagtig en de Mond fterk Paarlemoer. Haar Dekzel is een rond Schyfje, dun, don- kerbruin , van buiten hol met een Kuiltje, van binnen uitpuilende 5; de grootften van grootte als een Ryksdaalder , de gemeenen als een Schelling. Op de aangehaalde Plaat van Sr= BA worden veele Verfcheidenheden van deeze Hoorentjes , die men aldaar ook Baardmanne- tjes noemt, vertoond. DCEXVIL (627) Maanhooren , die de Schaal genaveld «rED diflortus, en Geribde Dolphya. (626) Turbo Testâ umbilico hispido { Anfraftibus Spinis ramofis. M, Le, Ue 657, N. 349, GRE We Mus, T, 11. f. 5, 6, BONANN, Recr, ITIL f. 3r, Cochlealaciniata. RU MPH, Rar, T, zo. f. He PE Te Amb. T,-a.f. 1. GUALTH. Zeste T. 68. f, C‚ le Dauphin, ARGENV, Conch, Te 9. (6) f. H. SEB, Kab, II. T, 59, f. 12-27: REGENE. Conch, Te 3e f. 14e KNORR Verzam, 1, D. Pl. 22, f.4, 5e | „ (627) Turbo Testâ umbilicat (ubmucronatâ undique Spinis Tevibuse M, L, U, 657, N, 350. LIST. Conche 4. Se 6e Co 6. Tete f, I, 2 GUALTH, Zeste Te 65e f. D. KNORK Perzanm, IVe De Pl, 7of. 2 3 3: El, % fa Ie De MAANHOORENS. 387 en eenigermaate gefpitst , overal bezet VL \FDEELs heeft met lak Doornen, LVL Hoor». “OE deeze ; ‚ die byna niet getakt zyn , een sTux, enkele Verfcheidenheid van de voorgaande Soort uitmaaken, zou men mogen twyfelen. Zy komen, zo wel als die, uit Oostindie, en deeze zyn het eigentlyk , daar men in ’t Franfch ook wel den naam van Lampe de Pagode aan geeft, Dewyl de overlangfe Ribben zig in dezelven {terker vertoonen, zo noemen wy ze Geribde of kort getakte Dolphynen. Zy heb- ben een paarfchagtige Kleur , daar wie door fpeelt, en zyn van boven dikwils afgefleeten Paarlemoer. Dus komt ook de Mond-Opening met die der voorgaande Soort overeen. IV. Die getralied zyn. (628) Maanhooren , die de Schaal platagvig Bed heeft met een open Navel , de Gieren crv las, E Karcelhoce rond, met gekartelde Streepen, SEEN De Schaal van deeze , van grootte als een Erwt, is ftevig, van boven platagtig verhe- venrond , van onderen holrond, met een zeer wyden Navel, Zy heeft de Gieren rond; overlangs geftreept, en de Streepen gekarteld, waar van de naam, (628) Turbo Testà Umbilico patente plantusculì ; Anfra@ibus teretibus ftriís crenatis, Sys4. Nat, X[l, Bb a L. DEEL. XVI, STUK. 683 BESCHRYVING VAN VL (629) Maanhooren, die de Schaal genaveld, AFDEEL. ELVIS langwerpig , flomp heeft, met de Gie- Hoorn- ren rond en effen. STUK, De By de Baden van Pifa, in de zoete Wate- urbo d À ki: EN Thermalis.ren , is dit Hoorntje gevonden , dat weinig Be: grooter dan een Koolzaadje was en wit, met rentje, : 5 5 een ronde Opening en klein Naveltje. pcexxx, (630) Maanhooren , die de Sclraal getralied Ed heeft en Kegelvormig , met de Gieren Ambon- yvan elkander af. fche Wena teltrap. De trapswyze omwindingen geeven aan ee- pige Hoorens den naam van Wenteltrappen , en onder dezelven fpant de Ambonfche ver de kroon. Men geeft ’er deezen naam wegens haare afkomst aan ; hoewel die zo zeker niet fchynt te zyn , als men wel onverhoeds zou denken : des fommigen deeze flegts de Wen- teltrap ‚ by uitmuntendheid , tytelen. Voor vyftig Jaaren was zy nog zeer zeldzaam: men vondt ‘er , gelyk de Aantekenaar op ’ Werk (629) Turbo Testâà Umbilicat oblongtusculâ obtufâ, An- fraGtibus teretibus levibus. Syst, Nat. XII. f (630) Turbo Testâ cancellatâ Conicâ, Anfraêtibus distan- tibus, M‚ L. U, 658, N. 35Ie Wenteltrape Scalare, Ru MPH, Rare. Te4ge fe A. PET. Amb. T, 2. fe 9e GUALTH, Zeste T. 10, f, ZZ. Scalata, ARGENV, Conch, T. 14e (11) £. Vo KNORR Verzam, IVe De Pl. zo, f. 2,3. Ve De Ple 23e fe 13 Pl, 24. fe 6 BE MAANHOORE NS, 389 Werk van RumrPgrus meldt, maar drie, VL zo veel hy wist in Europa, waer van de ee- VL ne was in ’t Kabinet van den GrRoorT HER- Hoorp- Toeg van foskanen, de andere in dat van denSTUKe Heer LA FarLrr, Hoofd- Officier der Stad Delft,en de derde ergens in Engeland, zynde gekomen uit het Kabinet van den Schilder Ovens. Men hadt toen, te vergeefs, vyf- honderd Guldens voor zuik een Hooren ge- booden. Sedert zyn nog wel eenigen , uit Oostindie, overgebragt, doch, die compleet zyn, fchoon van Kleur , en ongevaar twee Duimen lang, vallen nog zeer kostbaar , om dat zy zeldzaam voorkomen , en de meeften een Gaatje hebben of ergens befchadigd zyn. De witten worden zo veel niet geagt als de genen die de Gieren, tusfchen de witte Tra- liën of opftaande Zoomen , bruin of roodag- tig hebben. De kleinere zyn naar evenredig» heid minder, doch niettemin ook kostbaar, en zeer duidelyk onderfcheiden van de Europi- fche of Scheveninger Wenteltrapjes ; des n’Ar- GENVILLE t'onregte aanmerkt, dat de klei= nen van weinig waarde ‘zyn en zeer gemeen in de Adriatifche Zee (*). Dit zyn de Euro- pifche , naast met de Scheveninger overeen- | kom: (*) Il faut que la Scalata ait plus d'un Pouce de haut pour être reputée belle: il n'y a rien de fi commun que les petia tes, qui fe trouvent dans le Golfe Adriarique, Conch, Part, Le Pe 233, Bb 3 1, DEEL, XVI, STUKe | 802 DBESCHRYVING MEN VL _komftig, gelyk uit de Afbeelding van BoNAN- ArDesk Nr blyke (*). | Hoorpe De Ambonfche Wenteltrap is in verfcheide STUK. opzigten zo duidelyk en weezentlyk van de Europifchen verfchillende ‚dat menze’er geens= zins volmaakt naar kan zeggen te gelyken ; noch ook, met reden, dezelve voor eene Verfchei- denheid daar van houden. Behalve de afzon- dering der Gieren komt in dezelven een ronde Opening voor, daar men door heen kan zien tot aan den Top: terwyl de Scheveningers digt van Navel zyn. Deeze zyn ook byna dries maal zo lang als de breedte is aan ’t díkfte End, en de Ambonfche nog niet tweemaal , ja fommigen naauwlyks anderhalf maal, Wy hebben ‘er hier één zien verkoopen, die twee Duim lang was en vyf Kwartier Duims dik , met agt Windingen , voor honderd Guldens; en een kleinere , die compleeter was , voor honderdtagtig Guldens (4). De myne heeft nagenoeg die zelfde groocte, Ik heb ’er nog ééne , van een Duim lang en omtrent drie Kwartier Duims breed. Die van GUALTHIE= RI was weinig grooter, doch zeer fpits getopt, DEKSEL (631) Maanhooren , die de Schaal getralied, Oe on „Gemeene | Wentel. (*) Reere III. fe ïrre tape (f) Verkooping van LEERS, in Mey, Anno 1767, (631) Turbo Testà cancellatâ turritâ exumbilicatâ , An- fractibus econtiguis levibus Feun, Suec, 2170. M. Le U. 658 Ne, 352e ROND, Zeste 3% f, Sa Li STe Conche Te 585. fe sle Br MAANHOORENS. 3991 toorend en cngenaveld heeft, met de Gieren vegen elkander aangevoegd en efen. De Europifche of Gemeene Wenteltrap is op onze Plaat CXXIV, in Fig. 3, met het Slakje daar in, afgebeeld, volgens de Figuur, welke PrLANCUs daar van aan ’t licht gebragt heeft; zeggende, dat aan de Oevers van Ri- mini drie Soorten daar van voorkomen: de eee ne groenagtig met breeder Ribbetjes ; de an- dere witagtig groen met fmaller Ribbetjes 3 de derde uitermaate klein van Stuk. Hy noemtze Turbines Virgati, en merkt aan , dat derzelver Dier driehoornig is, en een platag- tig Spiraal gedraaid Dekzeltje heeft, gelyken- de naar een Ammons-Hoorentje , welken men aldaar veel in ’t Zee-Zand vindt , met ande= ren van grooter Hoorenflakken. Voorts geeft VI, ÂFDEEl. LVL, Hoorp* : STUK, Pl, CXXIV, Fig. 3 hy berigt, dat dezelven zeker Vleefchkleurig Sap bevatten , ’t welk de Vingers en Papier met eene fchoone Purperkleur befmet. Dan fpreekt hy verder aldus. > Weshalve, alzo het hedendaags niet regt ‚> bekend is, uit welk flag van Conchyliën », voornaamentlyk Be Ouden die kostbaare ‚> Pur- BL 'BONANNe Recr, III £‚ zin. GUALTH. Test. T, 59. f, H‚ KLEIN Offrac. T, 3. f, 66 PLANG. Conch. T. 5, fs 7, 8. GINANN, Adr. II. T. 6. fa 54e KNORR Wefa zam, Ie De Pl, zr, f. 5; IV, De Plo2oe fe 4, 53 Oo Bb 4 Ie DEEL, XVI. STUK, | Purper. kleurig Vogt, 392 BESCHRYVING VAN VL. „, Purperverw bereidden, daar de Gewaaden Meen s, der Koningen en Grooten mede gekleurd Boorp. » werden, en het buiten kyf is, dat in deee STUK. __,, ze Konst het Volk van T'yrie en Phenicie, > aan de Middellandfche Zee woonagtig, by- 9, zonder uicmuntte; welke Zee met de onze ‚, overeenkomt , die ’er , als ’t ware, een Arm > van is : zo moeten wy gelooven, dat die ‚‚ Luiden uit verfcheide Soorten van Kink- s> En Slakhoorentjes en andere Conchyliën , ‚‚ de Purperkleur bereid hebben: niettegen- s ftaande de befchryvers der Natuurlyke His- > torie hedendaags een byzonder Geflagt van ‚‚ Hoorens daar door verftaan , van hect wel- ‚, ke by ons ook verfcheide Soorten zyn 3 ; ‚‚ gelyk die zeer gemeene, Kromfnuit ge- 5, naamd 5; welke doch het allerminfte niet van … dat vermaarde Sap vertoont. Onze Gis- fing wordt daar door niet weinig bevestigd, „> dat eertyds ook te Ancona , een Stad ons s‚ zeer nabuurig , Purperkleeden geverwd wer- „ den, en dat de Inwooners daar in niet min- „, der beroemd waren dan de Oude Phenie ciers, gelyk uit het Gedigt van Silius Ita= > Vicus. blykt (*). Weshalve , aangezich te , Ancona byna de zelfde Conchyliën als by 9, Ons voorkomen, zo is het geloofbaar, ge= ss Iyk ik gezegd heb , dat de Ouden uit ver= 6 Er „ fcheie te \s __(#) Stat fucare colus, nec Sidone vilior Ancon, Murice nee Libyco. Libr, Vlile Vers, 437s DE MaAANHEHOOREN ss, 393 ss fcheiderley {lag van Hoorens die Parper- VL „ kleur vervaardigd hebben , waar van de dn „> Voetftappen nog door my, zeer gelukkig, Hoorp- „ in deeze Hoorentjes ontdekt zyn. Ten laat- STUKe ‚‚ ften moet men in aanmerking neemen , dac „, derzelver Sap donkerrood van Kleur is, ‚… waar uit blykt , dat men het voor de ech- »» te Purpura der Ouden houden moet: want „> by hun waren de Purpere Gewaaden niet , van die zelfde Kleur, als hedendaags de > Wiri Purpuravti mede praalen. Deeze onze „ Kleur voerde by de Ouden den naam van ‚, Puniceus of Spadiceus: maar hunne Purpura was een donkeragtig Violette met rood ver- , mengde Kleur: in welke zin de diepe Zee, >, van Homerus , Mare purpureum geheten ‚> wordt , en deeze Kleur drukt men tegen- + woordig uit, met het Engelfche woord bew „of het Franfche bleu, [dat is blaauw of ‚> donkerblaauw | Wy ontkennen pogthans s> niet , dat by de Ouden de Color Coccineus, s, die zeer naa komt aan Puniceus, fomtyds », voor Purperkleur genomen wordt (*)”. Of, nu, dit zelfde Purperkleurige Vogt ook gebruik, gevonden worde in het Slakje , dat de Wen. teltrapjes van onze Stranden bewoont, is het onderzoek van de Liefhebbers der Natuur ruim zo waardig, als het opzoeken van de le= | | dige (%) De Conchis minus notis, Cap. az, Bb 5 L DEEL. XVI, STUK VI. ArFDeEeL. LVI, Hoorp- STUK. 394 BESCHRYVING VAN dige Hoorentjes , die al vry overvloedig moe- ten zyn, aangezien menze , hedendaags, by ’ Pond voor een Gülden kan koopen. Zonder. ling is ’t, dat dezelven, onder de Gegravene Conchyliën, in ons Land, zo zeldzaam voor- komen, als de Heer Doêtor BerKHrvy meldt C*). Dat de Entalia, in de Apotheeken , ei« gentlyk deeze Wenteltrapjes zyn, kan ik niet toeftemmen: ten minfte heeft men ‘er anderen voor gehouden (}): doch het is wel mooglyk,- dat zy daar voor geplaatst worden ín fommiíi- ge Winkels en in fommige Simplicie-Kabinet- ten 5 terwyl men hedendaags niet twyfelt of de kragten , die de Dentalia & Entalia heb- ben , komen nagenoeg , “ten minfte wat het Unguentuwm Citrinum belangt, met die van an- dere Conchyliën overeen. pcxxxi. (632) Maanhooren , die de Schaal getralied , Turbo ambinuwse Basterd- Wentel tape getoorend en genaveld, met de Gieren zegen elkander aan gevoegd en effen heeft. In de Middellandfche Zee, zegt LINNzus, ko- (*) Natuurl, Historie van Holland, II, Deel, bladz. 1106, (T) Antalium Tubulus est testaceus, in Mari prognatus , Digitum minorem longus, foris ftriatus, intus levis ac concae vus, Pisciculus videtur is esfe‚ quem ATHEN Eus Solenem nominavit, &c. RENODe de Mat, Medica, Libr. III, Cap. 26. (632) Turbo Testà cancellat turritâ Umbilicatà , AnfraCtis bus contiguis lgvibuse Syst, Nat, XII, Ii DEM KANHOORE NS, 395 komen Hoorentjes voor, die naar delaatstge- VL melde Wenteltrapjes zeer gelyken , doch door en eens zo veel Vliezige Ribbetjes of Traliën Hoorp. verfchillen , hebbende ook de Gieren niet wic STUK. maar bleek, met twee of drie Roestkleurige Streepen langs de Gieren, en aan den Grond-= fteun genaveld zynde. Ik ken zodanigen niet 5 maar , indien het verfchil alleen beftond in de menigvuldigheid der Traliën en de fpits- heid van den Top, die in de Scheveninger altoos ftomp is; dan zou ik hier de zogenaam= de Oostindifche Basterd-Wenteltrapjes t'huis brengen; hoedanig één by RumrPurus is af- gebeeld , dat niet tot de voorgaande Soort be- hoort. Ik heb ‘er van de zelfde grootte en geftalte, uitgenomen de verkeerde Tekening , links in plaats van regts, welke alle Hoorens op die Plaat zeer mismaakt, Onze Schevenin- ger hebben , zo wel als de -Ambonfche , dik- wils ook maar agt en deeze Basterd- Wentel- trapjes zestien of zeventien Vliezige Ribbe- tjes, doch zy zyn, zo min als dezelven, ge- naveld. (633) Maanhooren , die de Schaal eeniger. pexxxuu. © 7 5 maate getralied en getoorend, met de cronarus, Gieren tegen elkander aan gevoegd en Qekarrcl- van boven gekarteld heeft. | (634) (633) Turbo Testà fubeancellatâ turritâ , Anfraétibus cone tiguis fupra crenatis, M. L. U, 659. N, 353, Ie DEEL. XVI STUK, 396 BESCHRYVING VAN VL (634) Maanhooren , die de Schaal getralied ÄFDEELe LVL en getoorend heeft ‚met verhevene Stree- Hoorp- ben, digt aan elkander , overlangs. sSTUKe DEXXXIV. Deeze, uit de Middellandfche Zee, gelykt rd . e . Lafteus Veel naar de Wentelrrapjes , maar is kleiner Melkwitte dan een Gerftekoorentje , met verhevene, niet Vliezige Streepen, en Sneeuw-wit van Kleur. pexxxv. (635) Maanhooren , die de Schaal eeniger« END, maate getralied, getoorend; de Gieren FIALUIUS, 4 Geftreep- tegen elkander aan gevoegd, met Knob- tes belige Banden omgordeld heeft. Deeze , van weinig meer grootte, kwam insgelyks uit de Middellandfche Zee. De Ope- ning is niet volkomen rond , maar ovaalagtig en van onderen eenigermaate gehoekt. / pexxxvi, (636) Maanhooren , die de Schaal getralied, Turbo pg 8 5 Uva. flomp Eyvormig, met de Gieren tegen Gebakerd elk- Kindje, f654) Turbo Testâ cancellatâ turritâ, Striis longitudipalibus elevatis confertis, Syst, Nat, Xl, GINAN Ne, Adriat, II, Ta,6,£ 552 (635) Turbo Testâ fubcancellatâ turritâ, Anfra&ibus con- tiguis Cingulisque Varicofis interceptis, Syst. Nat. XIL. — (636) Turbo Testâ cancellatâ ovatâ obtufâ , Anfraêtibus contiguis, Striis longirudinalibus imbricatis, M‚, L, U. 659 Ne 354, Olivaris ftriata fasciata. PET. Gaz. T, 27. fe 2. Boe NANNe Reer, Ille f. 140. GUALTHe Zest. Te 59e fe De SEB, Kaó. IL. T. 55e fe 21, N, ah, KNORR Verzans VI. D, Els 25, fe 40 | ‚pE MAANHOORENS 807 elkander aangevoegd heeft, en Dakpans- VL wyze Streepen overlangs. rn : Hoorp- Men zou deeze Hoorntjes Byekorfjes kun-srux. nen noemen of Kinderwiegjes , dewyl fommi- gen derzelven naar teen of andere gelyken; doch de algemeene naam is Gebakerde Kinder- tjes. Zy hebben, inderdaad, ook daar eeniger- maate de Geftalte ven, en de Opening is met één Tandje gewapend; de Kleur graauwag- tig wit; de langte ongevaar een Duim breed. Men krygtze uit Westindie, (637) Maanhooren , die de Schaal genaveldoexxsn. en fpisagtig gerond heeft, met de Gie- aten ren rondagtig kruislings geftreept, de Teomige. Opening omgeboogen. (638) Maanhooren , die de Schaal genaveldoemavnme en verhevenrond uitpuilende heeft , met repexus. de Gieren rond en cenigermaate Bn frreept , de Opening omgeboogen. | _Deeze onthoudt zig in de Zuidelyke deelen van Europa. (639) Maanhooren, die de Schaal langwerpig DS DCKXXIX Tur o ACOMD Limeira. Breed (637) Turbo Testâ umbilicat rotundat acutiusculâ; An-gerande fraCtibus teretibus decusfaro-ftriatis, A perturâ reflexâ, M, L,M2anhoos U. 660. N, 355 A (632) Turbo Testà umbilicatâ convexo-prominulâ , Anfractie bus teretibus fubftriatis, Aperturâ reflexâ, Syst. Nat, XII, (639) Turbo Testâà oblong obtufâ rugofo-ftriatà , Aperturâ TL, DEEL: XVI, STUK, limbo VL AFDEEL, LVL Hoorpe STUKe %* Bladz, 236r 503 SBESCHRY VINGEN _flomp en rimpelig geftreept , de Opening met een breeden platten gekartelden Rand heeft. Dic is een Aard-Slakhooren, op ’t Eiland Jamaika voorkomende , daar men by SrLoaA- NE en BrowN de Afbeeldingen van vindt. LisTer en KrriN hebbenze ook ín Plaat gebragt. V. Die getoorend zyn als Pennen , of de zogenaamde | TROMMELSCHROE VEN. Alzo de enkele uitwendige Geftalte niet tot bepaaling der Geflagten van LiNN&us ge- bruikt is, zo heeft hy ook geen byzonder Ges flagt gemaakt van de PENNEN, of Penhoo- rens, die men in ’t Franfch Vis , dat is Schroe- ven, noemt, en waar aan fommigen ook wel den naam van Toorentjes plagten te geeven: maar dezelven t'huis gebragt in de: Geflagteri van Stekel-, Lap-, Kinkhoorens, Tollen en Maanhoorens, naar dat zy, om de één of an- dere reden , tot deeze Geflagten behoorden. Dus hebben wy, onder de Kinkhoorens *; reeds van de Pennen gefproken, en agter de Vleu- limbo ditatato plano crenato, Syst, Nat, XII, LisTe Conche T. 26. f. 24e SLOAN, Jam, II, T. 240, fe 12, 13e KLEIN Oflrac, T. 3, fe Zie BROWN, Fant, Te AO f, So DE MAANHOORENS 399 Vleugelhoorens Gevleugelde Pennen, agterde VE Stekelhoorens Stekelige Pennen befchreeven, APEL Het Hoofdftuk van de Tollen is met de genen HoorD- die Tolagtig zyn, en dit wordt met de overi- STUK. gen , of met de zogenaamde T ROMMEL- SCHROEVEN, beflooten. (640) Maanhooren, die de Schaal getoorend ie heeft „ met de Gieren nederwaards ge- inbricarus, Platte plooid, Bout, Dewyl deeze gemeenlyk bruin bont zyn, zo noemt men ze bonte Trommelfchroeven. De Gieren zyn plat, leggende als nederwaards over elkander, en dit geeft ‘er den bynaam aan. De afkomst is, gelyk die van de volgende , uit Westindie. (641) Maanhooren , die de Schaal getoorend DCXLL, heeft, met de Gieren opwaards geplooid. Ei replicatus. Gladde Deeze heeft, in tegendeel, de Gieren zeer ‘ende rond , en knobbelagtig, leggende als opwaards over elkander. Veelen zyn, gelyk D'Ar Gene VILLE zegt, wit met geele Streepen, doch men vindt 'er ook die bruin zyn en niet dan naar (649) Turbo Test turritâ, Anfraibus deorfam imbricatis, M, L, U. 660. N. 356, GUALTH, Zest, T, 58, f, E. SEB, Kab, II, T. 56, fo 32, KNORR Verzam, VI, D. Ple 25. fe 2 (641) Turbo Testâ turrità levi „ Anfra@tibus furfum imbtica= tis. M, Le Ue 6óle Ne 357: ARGENV, Conch, T, 14e (11) f,.E. KNORR Verzam, VI, D, Ple 25e fl 3e Te DEEL, XVIe STUKe / 400 DBESCHRYVING vAN Vl. paar de Punt geelagtig. De Gieren zyn geheel Asti glad en effen. Men kanze de Gladde ronde ty- Hoorp- telen. STUK. PEXLiL _ (642) Maanhooren, die de Schaal getoorend urbo att. rp naald heeft met éénen grooten fcherpen kant Scherp 5 Bl aan de Gieren. Deeze heeft een fcherpe kant of Rib langs de Gieren , en is witagtig geel of bruin van Kleur. Zy gelykt zeer veel naar een Schroef. DCXLI, (643) Maanhooren , die de Schaal getoorend urno darplicatuss io heeft, de Gieren met twee fcherpe kan- Dubhelde, ten. Volgens BoNANNi werdt deeze gevonden in de Perfiaanfche Zee-Boezem , doch het fchynt de zelfde te zyn, als LrsTER eenige reizen kogt van de Visfchers van Scarborough , en hem derhalve toefcheen in het diepfte van de Noordzee te huisvesten. De Kleur is witagtig volgens D'ARGEN VILLE naar geel en rood trek- (642) Turbo Testâ turritâ, Caricâ unicâ majore acutâ. M, L. U. 661. N. 358. BONANN. Recr. UIN. f. hehe dn Te ie f, B, KNORR Verzam,. Vl, D, Pl. 1e £5 ‚ 39. f. RA Turbo Testâ turritâ, Anfratibus Carinis duabus acutis. M. L, U. 662 N. 359. BONANN, Recr. HL f. 114, LrIsT. Angl, 160, T, 3e fo 7. GU ALTHD JE ke  s3,f. C, ARGENV, Conth, T, 14e Cri) fe C‚ SEB, Kabe UI, T. 56. £, 7,8, KNORR Verzam, Ill, D. Pl, 19, f‚ Se We MAÁANHOÒORENS. 4òt “ffekkende. Zy vallen dik van Schaal en taa- VI. bran N FDEEL, melyk groot. LVL Hoorp- (644) Maanhooren, die de Schaal getoorend srux. heeft , de Gieren met twee fbompe Rib DcexLw. rho ben ver van elkander. te Flaanw 5 Geribde, De Banden van deeze worden by die, daar men het Voecftuk der Pylaaren, in de Korin- thifche Bouworde , mede verfiert, door Bo» NANNI vergeleeken. Deeze Soort zou, vol- gens LiNNmus, in de Zuidelyke deelen van Europa Haesen. (645) Neten s die de Schaal getoorend DEXLV b heeft ‚ de Gieren met zes feherpe Ribben, Sn Witte Trommele In Geftalte gelyken deeze , door de rond- schioct, heid van haare Gieren, veel naar de Tweede Soort van Trommelfchroeven; doch de veele Ribben of fcherpe kanten, langs de Gieren heen , onderfcheidenze genoegzaam. Dewy! zy meestal wit of witagtig voorkomen, noemt mei (644) Turbo Testà turrità , Anfratibus Carinis duabus obtufis distantibus, Syst, Nat, Xll, BoNANN, Reer. III, f, 13e (645) Turbo Test turritâ, Anfraltibus Carinis {ex acutis, Haun, Suec, 2171, M. Le U. 6G2e N, 3ó0, COLUMN. A44. T, 53e fe 2 BONANN, Reer, UL f, 115, RUMPH, Rass Te 30, f. Me GUALTH, Zest. T, 58, fo A, ARGEN VS Conch, Te 14e (ii; fe De ADANS, Sereg. I, Te 10, fe6, SE Bo ab, Kl T, 56,f, 40, KNORR Virzam, Ie Dy Pl, By f, 65 Cc “Í, Deer, XVI. STUK, VI. ÄFDEEL: EVE HOOFD- . STUK, Het Diet, 402 BEISCHE ZV IN Oje WAN men haar de Witte Trommelfchtoef ; alzo dië Dubbelde , van de Vierde Soort , gemeenlyk bruiner en niet zo wit zyn. Ook geeft men aan deeze wel den naam van Enkelde Trom-. melfchroef. LiNNaus ftelt de woonplaats in de Europifche Oceaan , doch ApANsoN vondt dergelyken aan de Kust van Senegal en Rumrenrius in Oostindie, alwaar zy aan de Kusten van Java en Sumatra grooter den aat die. van Amboina voorkwamen. Zodanigen heb ik van vier Duim ; doch de Dubbelde wel eens zo lang. Van dergelyke geeft DARGENVILLE de Afbeelding met het Dier, zeggende dat het een zeer lange Pen of Schroefhooren is, heb= bende zeventien Windingen of Gieren, die zeer uitpuilen ef van elkander afgefcheiden zyn, met verfeheide zeer diepe Streepen. ge= tekend. „, Deeze Pen kruipt op een Vleezi- gen Voet, gelykerwys andere Schuipdies ren, die zig op een Voet voortfleepen 5 s> maar deeze Voet, in plaats van rond te 9 ZyDs is in zyn Omtrek uitgefneeden, en ‚> het voorfte gedeelte, dat een Kraag draagt, 5 is dwars afgefneeden met kleine Rimpeltjes, 9 die zig niet vertoonen ; dan wanneer het 5, Dier van zyn geheele uicgeftrektheid ges s, bruik maakt. Zyn Hals is zeer lang , en ss de Kop heeft twee Hoorntjes, die aan.den ‚> Grondfteun taamelyk dik zyn, doch zeer 5 dun aan de Enden, Onder aan deeze Hoorn= zy tjes ed | 5 Dt MAANHOORENS. 403 ás tjes ziet men de Oogen , die vry groot zyn, VL ep | SO iden eo BREE 3) als gewoonlyk geplaatst. De Snuit is uit- LVL ‚5 waards gezoomd met een kleine bruine Hoorp- ‚; Franje , welke een beurtlingfe beweeging STUK: heeft , den Bek bedekkende en dien voor alle Toevallen befchuttende, Het Dekzel- tje is uitermaate rond, bruin van Kleur en „ gepaarlemoerd , vertoonende zig op Zyde ss aan den Voet gehecht.” (646) Maanhooren „ die de Schaal getoorend DCELVI; | Turb heeft, de Gieren. platagtig, met zeven garieza. flaauwe Streepen. tus. Bonte, Deeze is wit, volgeüs BONANNi, fet toode of rosfe Adertjes. De aangehaalde van Sera fchynen weinig van de eerfte Soort van Trommelfchroeven , dan door de kleinte , te verfchillen. (647) Maanhooren k dié de Schaal getoorend D DOXLVIL heeft, de Gieren met tien flaauwë Streee Ui dh Nagelag= Pen. tige, Lol Deeze, mooglyk wegens de grootte Nagel. agtig (646) Turbo Testà turritÂ> Anfra@&ibus planiusculis , Striis feptem obfoleris, Syst, Nat. XIL. BONANN. Recr. ILL fe 112. SEB, Kab. Il, T. 56. £, 26, 34) 33 31e KNORR Verzam. VI. D. Pl, 16, f, 8, (647) Turbo Test turrltâ, Anfra@ibus Stxiis dee exgletis’, Syst. Nat, Xi, kon ce DA Te DEEL, XVI. STUK, 204 BESCHRYVINGSVA NW VL agtig genoemd, onthieldt zig in de Europifche ÄFDEEL. LVL Oceaan: Hoorp- STUK: (648) Maanhooren, die de Schaal getoorend DEXLVII heeft met een uitpuilend Randje aan B de Naad der Gieren, nnulatuss Geringde, Dit uitpuilend Randje, in ° ronde omloo- pende , maakt dat het Hoorntje zig als Gé- ringd vertoont. Het heeft; volgens GUAL« THIERI, naauwlyks de grootte van een Gar- fltekoorentje. LaiNNaus hadt hetzelve niet gezien. perLix, (6409) Maanhooren , die de Schaal getoorend Rn ge en doorfcliynende heeft , met de Gieren Tweetan* Jinks om gedraaïd; de Naad eenigermaa- des: te gekarteld 5 de) Opening van agteren dweelandig , Een rosagtig bruin Hoorntje wordt hier be- doeld , dat de grootte nagenoeg van eeù’ Ha- verkoorentje heeft , en tot de Land-Slakken behoort, voorkomende in de Zuidelyke dee- ien van Europa. =d (650) (648) Turbo Testi turrità, Anfractuum Suturà märginatâ prominente j. GUALTHe Zest. T, 58, £. Le (649) Turbo Testâ turrità pellucidà, Anfraétibus contrariis, Suturâ fubcrenatâ, Aperturâ postice bidentatâ, Syste Nat, XII, BONAN Ne Recr, EIL, f, 41. Vergroot. GUALT H, Zeste T. 4e f, GC, Pe MAANHOORENS, 405 „ (650) Maanhooren ‚ die de Schaal getoorend _ VL en doorfchynende heeft , met de Gieren ÁFDEES. links om gedraaid ; de Opening Tande- Ed “Joos. „STUK, | | DCL De bynaam past zo wel op de voorgaande 4% als op deeze, die van LisTER, in het Land Verkeerde, fchap omftreeks Cambridge, dikwils aan de Stammen van oude Esfchenboomen was ge:- vonden. Hy hadt, tegen ’t End van Maart, - veelen derzelven gepaard gezien, doch altoos de één grooter dan de andere ; waar uit hy befluiten wil , dat zy van verfchillende Sexe zyn. Het Hoorntje was geelagtig en zeer teer , en wat kleiner doch dikker dan het voorgaande; ’t welk door hem als een links Hoorntje ook was waargenomen , komende al- daar in de Scheuren en holligheden van oude Boomen „en aan de Wanden of Muuren om de Tuinen voor, (Gs1) Maanhooren , die de Schaal Eyvormig, peur. ftomp doorfchynende >» met. zes regtfe rs: © Gieren , de Kine Fandeloos heeft, _Mos- Die ea Slakje, f6se) Turbo Testâ turrità pellucidâ, Anfraêtibus contrartis, Apertur edentulâ. Faun, Suecs 2172, LisT, Angl, 124e T zene (651) Turbo Test ovatá obtufâ pellucidà ‚ Anfraâtibus Senis frcundis, Aperturâ edentulà, Faun, Suec. 2173, It. Oe, 99, List, Ari, 121, Te 2, £, 6, Cc 3 1. DEEL: XVI, STUKe VI, AFDEEL. en STUK. DPCLI, Turbo „Auriscal= im. Oorlepele tje. DCL Turba * politus, Likfteene tje. A6 BESCHRYVING VAN Die zelfde Autheur hadt deeze aan oude Tuin-Muuren , die met Mos begroeid waren , overvloedig in zeker Vlek of Gehugt van ’t Land van Lincoln, waargenomen. Het Hoo- rentje was naauwlyks half zo groot als een Garftekoorntje en groenagtig geel van Kleur. In een zeer oude Muur op Oeland vondt Lr n- NAE US, door ’t, afbreeken van eenige Steenen, dergelyke Slakhoorentjes , die in de Reeren zaten, van grootte als Tarwegraan, (652) Maanhooren, die de Schaal getoorend, wit en zeer glad heeft, de Opening met een uitfleekende, platagtige , holronde, [lompe Lip. Dit is een foort van zeer kleine Pennetjes , niet langer dan Haverkoorn en zeer dun, uit de Middellandfche Zee of ook uit Westindie, De Opening gelykt naar een Oorlepeltje, (653) Maanhooren, die de Schaal getoorend ondoorboord en witermaate glad heeft; met de Opening ovaal, In de Middellandfche Zee komt deeze voor, zeer (652) Turbo Testà turrità albâ levisfimâ, Aperturâ labia porreéto , planiusculo , concavo , obtufo, Syst, Nat. XIL, AR- GEN Vv. Conche Te 32,(28) f‚ 19? C653) Turbo Testâ turritâ imperforat glaberrimâ , Aperut ovatà, Syste Nate XII, ae Dr MAANHOORENS 407 geer wit en glad, doch niet doorfchynende, VL hebbende de Gieren met een fmal uitgehold EVT Streepje onderfcheiden. De grootte is als een Hoorpe Gerftekoorentje. STUKs (654) Maanhooren , die de Schaal platagtig ek heeft , de Gieren geringd, met een Kam- Nautileus, metje op de Rug. | Se Wegens de ronde Mond- Opening fchynt dit zonderlinge Posthoorentje, dat men in ftaan- de Wateren op een foort van Vyverkruid, Ceratophyllon genaamd , ontdekt heeft , hier thuis gebragt te zyn. De Schaal is naauw- Iyks een twaalfde Duims breed, en op de Rug met Punten bezet. LinNaus hadt het, te vooren, in tt Geflagt der Nautilusfen ges plaatste | LVIL HOOF De (654) Turbo Testà planiuscul , Anfratibus annulatis, _Porfo criftatis f. Syst. Nat, XII. Nautilus crifta, Syst. Nate Xe ps 709. N. 234, ACF, Helvet, IV. p. zi2e T. 9, fe 234 220 ROES Jas, III. p. 599. Te 97. fs 7e Ces 1. DEEL, XVI, STUIKs ik 408. BESCHRANVING HAAN , Sssssssssssesss ED Ë e eere OM Sch MP RE DST Hie STUK: p Befchryving van ’t Geflagt der SLArKHOO® RENS, gemeenlyk zogenaamd en dergelyken, die byma altemaal op ’t drooge , of în de Zoe- te Wateren , huisvesten, / aam > ? NA eon Helix , dat LiNNaus hier tot een Geflagtnaam gebruikt , is door Prrinius voor de Plant genaamd Klimop of Aardveil genomen, zo men in de Woorden- boeken aangetekend windt. Anders fchynt het , by de Latynen, van geen gebruik te zyn ge- weest , doch by de Grieken hadt dit zelfde. waord veelerley betekenisfen. Men noemde dus den binnenften draay van het Oor: men, nam het voor gekrulde Haairlokken , voor de Klaauwieren van den Wyngaard: om kort te gaan voor allerley dingen , die Schroefswyze gedraaid waren. Dus worden die Ornamenten der Kapitcelen in de Bouwkonst, welke men anders Voluuten noemt, ook wel Helices ge- tyteld. Met reden dan kon die Woord ge- bruikt worden om het Geflagt der Slakhoo= rens te beftempelen, die uit een zo zigtbaaren Krultrek beftaan : want de Latynfche benaa- ming van Cochleù was , gelykerwys de Fran- fche Limagon, wat algemeens | enmet De Kenmerken, aan dit Geflagt gegeven, ken, beftaan in eene Eenkleppige, Spiraale , eeni- gere & DE SLAKHOGORE NS, 409 germaate doorfchynende Schaal ; die broofch is, en eene vernaauwde Opening heeft , van binnen Maanswyze of rondagtig , met cen ftuk van den Cirkel afgenomen. Het heeft zes Afdeelingen ; waar van de eerfte de I weefnydende bevat; de tweede de Gekielde , dat is met fcher pkantige Gieren; de derde de genen die de Gieren rohd heb» ben , en genaveld zyn; de vierde zodanigen niet doorboord: de vyfde die Getoorend als de Topflakken ; de zesde die Eyvormig en ons doorboord zyn. De eerfte Afdeeling bevat ééne, de tweede, vvftien, de derde zeventien, de vierde zeven, de vyfde vyf en. de,‚zesde vyftien: dus die Geflagt in ’e geheel zestig Soorten, L Tweefnydende , met de. Schaal avers langs aan beide zyden gehoekt. (65 5) Slakhooren , die de Schaal Eyrond en eenigermaate tweefnydende , mêt de Opee ning getand heeft, T wees ) (655) Helix Test ovat fub-ancipiti, Aperturâ dentatà. M$ Ee GOSINEN SON LTS Te Conchs US. sa Cls. Ter fe 1, 2. BONANN. Reér. Ille f. 385, Cochlea Imbriume RUMPH. Rar, p, 91, T. 27. 6,1. Par. Gaz, Te 4. fa 10, GUALTH, este T. 4, f, S ARGEN Ve Conch, Te 12e 0 f, T, KLEIN Oftrac, T. If, 23, KNORR Verzam, Vie D, PL To: fe ò, 9. Ak Ces 1, DEEL. ÄVI, STUKs De LEVI. Hoorn- STUKe Soorteie DCLV. Helix Scarabeus, Tovenaa: AE Arpeen. LEVI, Hoorp: STUKe / 410 BESCHRYVING vAN Tweefnydende worden deeze genoemd, om dat de Opening aan beide kanten wat fcherp is, volgens RumPrrus, die ’er den naam van Cochlea Imbrium , dat is Slagregen- Slak, aan geeft , als werde zy door zwaare Regens voortgebragt. Hy merkt aan , dat menze op de Bergen, in Oostindie, aantreft ; hoewel zy ook aan den Zeekant, onder verrotte Bladen, ftukjes Hout en andere Kuigte voorkomen. Het is een platagtige Slak, zegt hy, met een fpits Hoofd en een naauwen Mond; van bin- nen diep gekarteld en aan de kanten opgewor- pen; doodfch van Kleur met donkerbruin be- fchilderd, en aan de zyden met breede zwart- agtige Streepen, als of het Voeten waren , zo dat zy naar een platte Kikvorfch gelyken; wordende , niettegenftaande zy gantfch niet mooy zyn, van fommigen bewaard, om dat - men de gedaante van een Dier met Pooten daar uic kan befpeuren. Mooglyk is dit ook wel de reden van den naam van Tovenaar , die door fommigen aan deeze Hoorentjes, welke groot en klein vallen , en van de voor be- fchreevene Toverhoorentjes weinig verfchil- len, gegeven wordt. Ki BoNANNI noemt het uit hem aangehaalde ‚, een Slakhoorentje, in de Indifche Zee gee „, boren en zeer ligt , hebbende draaijen als …> een Turbo, doch een Schaal, die men uit » twee famengevoegde helften zou zeggen te » beftaan, vormende-als de Geftalte van een | a „> Aman 2 isd PE SLAKHOORENS 4 p Aaa Goudgeel van Kleur. Alleenlyk dat gedeelte, daar de Opening is, vertoont VI. ÁFDEEL: LVIL. » zig van binnen wit, met een verwonderlyk Hoorp- 2 geftel van Tanden , die als tot haare be-STUK. E ‚ fchutting ftrekken.” IL Gekielde , met een fcher pen kant aan de Gieren. (656) Slakhooren , die de Schaal gekield en DCLVvt, genaveld , wederzyds verhevenrond, der, Helix apicidas j Steen. Opening get and en dwars ovaal heeft. Vasse, Op Steenrotfen, in Westgothland, Oeland en elders, kwam deeze Slakhooren overvloedig voor. Zy hadt de Schaal bont, als een Schild= pad ‚ doch het Dier was witagtig, met twee zwarte Streepen, welke van de groote Hoor- nen af over de Rug liepen. Die van LisTErR was drie vierden Duims breed , en bruin van Kleur , met een Gaatje in ’t middelpunt der Gieren. Het is, zegt hy, een fraaije en aar- tige Schaal , welke hy in de Bosfchen van ’ Land van Lincoln,’s Winters, onder den Bast van oude Boomen , by Zomer in het Kruid, menigmaal iew buden hadt, hebbende den ui- gerfton Rand der Gieren fcherp. LiNNaus merkt (656) Helix Testâ Carinatâ UmbilicatÂ, utrinque convexâ, Apertur marginatâ transverfali ovatà, Faun, Suec, 21744 Me Le U. 562e dte Westgoth, 27, LIST, Angl, 126, Te 29 f, 14e 1, DEEL. XVI, STUK, dra BB GEHRLV ING MAN VIE. merkt aan, dat deeze Slakhooren , gelyk de, Ren Wormen ’t Hout, den Kalkfteen knaagt. Hoorne STUKe (657) Slakhovren , die de Schaal eenigermaa- DCLVIL ve gekield , genaveld , verhevenrond heeft, pu. met de Opening gerand. Caprie aes Deeze Oostindifche voert den naam van Belflak en onthoudt zig aldaar in het Ge- boomte. erv. (658) Slakhooren, die de Schaal gekield plat- AE, agtig, van onderen bultig heeft, met de Witagtige. Opening half- Hartvormig. HE Op Oeland werdt deeze van LINNmUus, doch zeldzaam, tusfchen Steenen gevonden k aanmerkelyk door haaren fcherpen Rand. Die van GUALTHIERI was klein doch fraay van Kleur, wegens een band van rosfe Stippen over de Gieren loopende , en dergelyke Vlak- ken, op eenen witagtigen Grond, pneum. (659) Slakhooren, die de Schaal, eenigermaa- Zlelix f bete otriatuide Geftreeptee €657) Helix Testâ fubcarinatâ , Umbilicatâ, convexâ, Aper: tur marginatÂ. M, Le U, 664. N, 363. RUMPH. Rare Te 27. fe OP ARGEN Ve Conch, Te IIe (8) fs Fe PET, Gaza TsiZósfn Ze (658) Helix Testà Carinatà Umbilicat planiusculâ , fubtus sihbâ, Aperturà femicordatâ. Faun, Succ, 2175. Île Oelande 65. GUAL TH, Zest, T,3.£.Q KNO RR Verzan, II, De Ple 16. f, 4» (659) Helix Testà fabcarinatâ Umbilicat convez ftriatâ , fabtus gibbofiore , Aperturá (ubrotundo-lunatà, Syst, Nat, X1le DE SLAKHOORENS, 413 te gekield heeft en gefbreept , genaveld, VE. werhevenrond , doch van onderen bul- Se zigst „met de Opening rondagtig Maans- Hooro- wyze. STUK: Deeze, te Algiers door BRANDER waarges nomen, heeft de Schaal graauw en de Gieren overdwars geftreept, meteenen wyden Navel. (660) Slakhooren die de Schaal eenigermaa- Den te hoekig, genaveld, bek Met alzira. zes Gieren en de Navel doorboord heeft. Algier. Deeze verfchilt, door het getal der Gieren, van de naastvoorgaande, die maar vier Gieren heeft. De Navel is zeer wyd;, miet een flaau- wen hoek der Gieren, niet gaapende, (661) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa- neuxr, Helix te gekield, genaveld, verkeerds A rees fen heeft, van onderen bultig , met een Da che, zeer klein Naveltje: de Opentig rond- agtie Maanswyze, Deeze onthoudt zig in Afrika volgens BrAn- DER. Zy heeft de Schaal witagtig, van bo- ven Read, van onderen met paarfchag- tige Kx €660) Helik Testà fubangulatâ Umbilicatà convexâ „ Ans fraêtibus fenis , Umbilico pervio, Syst, Nat. XII €661) Helix Testà fubcarinatâ , Umbilicatâ convexâ levi fubtus gibbofà, Umbilico minutisfimo, Apercurà fubrotundoe JunatÂ. Syst, Nate XIIe 5, DEEE, XVIe STUKe á4 BESCHRYVING/VAN VI. tige Streepen. De voorgaande was door hem - zer in Barbarie waargenomen. Hoorp- He jk STUK. (662) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa- Per te gekield, plat, genaveld „ van boven Bs holrond heeft, met de Opening fchuins ovaal en wederzyds fcherp. Tot de inlandfche of Europifche Posthoo- rentjes zou deeze te betrekken zyn, indien zy niet zo plat en fcherp van Rand ware , dat menze , deswegen , Planorbis of Schyfje tye telt; LrsrTeRr geeft 'er de breedte maar van jets meer dan een half Duim, de dikte van een agtfte Duims aan, beftaande het Hooren- tje uit vier Gieren. Het is bruin van Kleur; zo hy aanmerkt, en het Dier zelf zwartagtig met twee zeer fyne roode Hoorntjes. In EÉn- geland is hec in Rivieren en Staande Wate. ren overal gemeen, én, omtrent het midden van Mey hadt hy deeze Soort gepaard gezien. Men vindtze in de ftille Wateren , Vyvers, Slooten , Moerasfer of Meiren en Rivieren van Europa. (663) (662) Helix Testà fubearinat Umbilicat planâ , fupra con- cavâ, Apsrturâ oblique ovatÂâ, utrimque acutÂ, Faun. Suec, 0176, LusT. Angl, 145. Te 2e fe 27, ARGEN Ve Conch, 2e T. 138' f. 42, PET, Gaz. T, IO, f, Il, GUALTH, Fess, T, 4. £, EE. KLEIN Ofra Te Le fe 8 rad DE SLAKHOORENS. 41 _ (663) Slakhooren, die de Schaal bean VI. gekield en genaveld, verhevenrond 3 van “TRAE LVIT, onderen plat heef: , met de Opening Hoorn- half Hartvormig, STUK. DCLXIII; Helix cora Op de Waterplanten , in de Rivieren en planata, Moerasfen van Sweeden, komt dit Hoorentje Ere, overvloedig voor. Het is uitermaate klein en zeer dun van Schaal, van onderen in ’t mid- den een weinig uitgehold. Deeze en de voors gaande noemt men wel Ammons-Hoorentjess (664) Slakhooren , die de Schaal eenigermaa- peuxvs te gekield, ‘ondoorboord „ Verhievenrond de, heeft, met de Opening omgeplooid, de nn Lip van agteren vierdubbeld, Lampie Tot deeze Soort zyn , buiten twyfel, die Posthoorn-Slakken betrekkelyk , welken men Oostindifche Lampjes noemt, omze van de volgende te onderfcheiden. De Mond-Ope= ning heeft aartig geplooide Lippen; die dezel- ven nog meer naar een Lamp doen gelyken, dan de enkele uitwendige Geftalte. De Kleur is bruinrood en wit , met eenig geel of ros ge (663) Helier Test4 deorfum Carinatà Umbilicatà convexâ , fubtus planâ, Aperturà femi-cordatâ, Faune Súec, 2177. (664) Helix Testâ fabcarinatà imperforat convexâ , Apers turâ refupinatâ, Labio postice quadwuplicato, Syst, Nat. XIT, BoNANNe Reer, II, f. 330 ARGENV, Couch, Te 32. (28) f, 13, KNORR Perzam, Ve Ds Pl, 26, fs 55 6 Ze l, DEEL, XVI, STUK, dió BESCHRYVING VAN \ VL, gemengd, en Bandswyze volgens de Draaijer gn gefchikt. Zy vallen wel een Duim of ander- Hoorp- half breed, en hebben den Top wat verhe- STUK. ven, doch zyn van onderen plat. LINNZUs befchryftze uit heet Kabinet van den Heer FeEssINs doch betrekt 'er ook cen Europie fche toe , welke by D'ARGENVILLE is af= gebeeld, Die van BoNANN:1 hadt vier Fan: den in de Moònd. DCLXV, (665) Slakhooreri 5 die de Schaal gekield en Helix ; ed ondoorboord , wederzyds verlevenrond Rasterd. heeft. Lamp, f De grootte onderfeheidt deeze van de ge. ne ‚ welke Steenbikker getyteld is , genoeg- zaam : want dezelve is fomtyds als die van het Vlakke der Hand, zegt LINN&us. Wy geeven aan deeze Westindifche, naar de voor- gaande gelykende , doch de Opening eenvou- dig hebbende, den naam van Basterde Lampjes. Zy vallen bruin van Kleur en laaten zig heer- lyk polyften , als wanneer zy glanzig paarfch- kleurig zvn CLÍVE. (666) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa- en 5 Cornu te Militare. Karkal, (665) Helix Testâ Carinatâ imperforatâ utrinque cofvexâ, M, Le U, 664. N. 364, Lampe antique, ARGE NV. Conche. Tri (9) E£,D. KNORR Verzam, IVe De El, sbat Ple 23, fe 48 = (666) Helix Testà fubcarinat imperforatâ convexà , Apet« turâ patulo-marginatâ, M‚, L. U, 665. N. 365, GUALTH. Test, Te 3 fe Ie KNORR Verzam, Vie D, Pl, 5e fn 2e DE SLAKHOORENS gi Ze gekield en ondoorboord verhevenrond _ VL heeft, met de Opening wyd en gerand, LvIl’ | Hoorps Deeze worden Karkallen genoemd. Zy zyn sruxs geer fraay wit met de Opening vaal of bruin. rood , even als of die gefchilderd ware , en hebben ze Trompetswyze, waar van de by- haam,. (667) Slakhooren , die de Schaal gekield en perxvit; Helix van boven holrond heeft, met eene plat- pons. te ovaale Opening. Slangerjes Dit is een klein Europifch Posthoorntje, dat van LrsTER in fommige Staande Wateren of Meiren van Engeland overvloedig werdt gevonden. Het was maar een derde Duims breed en ongemeen dun; bruin van Kleur met vyf Windingen. Dergelyken komen ook voor in onze Staande Wateren. (668) Slakhooreù , die de Schaal eenigermaa- DEL xv te gekield heeft en ondoorboord , Eyvor- ded, mig fpîts geftreept. nd De Schaal heeft bruine Banden, die ver- deeld (667) Helix Testà Carinatà, fupra concavâ , Aperturà ovalì planâ. Faun, Suee, 2172, LIST, Augl, 145. Te 2. £ 28, GUALTH. Zest. T, 4, f. GG, (668) Helix Testà fubcarinatÂ, imperforatà, ovatá, aci minatà ftriatà, Syse, Nat, XII. Dd Ie DEEL. XVI. STUK, 418 BESCHRYVING VAN VI. deeld zyn , en op de onderfte Gier een ver- AFDEEL, Lvij, heven Streep. Hoorp- stuK.* (669) Slakhooren, die de Schaal gekield, DCLXIX wederzijds verhevenrond en Hoornagtig Gotrhica, beden heeft, met Roestkleurige Banden, fche,. Deeze onthoudt zig in de Bosfchen van Sweeden. DCLXE, (670) Slakhooren , die de Schaal gekield en ualthe= riana, _ondoorboord heeft, platagtig , kruislings keen __gefbreept, met de Opening aan beide kanten fpits. Zo gemeen als de drie voorgaande, zo aar- tig en zeldzaam is deeze Posthoorn-Slak, die " als nergens anders voorkomende, de Gualthe- riaanfche genoemd wordt. Hetis, volgens de befchryving , een Zee-Slak , wel anderhalf Duim breed , veel naar de Lampjes gelyken- de, doch taamelyk dik, witagtig van Kleur, en als met Netwerk overtoogen. II. Die de Gieren rond hebben en gena= veld zyn. (671) {669) Helix Testâà Carinatà utringue convexà Corneâ, Fasciis fubferrugineis. Syst, Nat, XII. (670) Helix Testâ Carinatà imperforat depresfà , decusfae tim ftriat , Aperturâ utrimque acutâ, Syst, Nat, Xlle GUALTH, Test, T, 68, £, Ee DE SLAKHOORENS. 819 (671) Slakhooren , die de Schaal van boven VI. genaveld , plat en zwartagrig heeft, “Tyn met vier ronde Gieren, Hoorp- STUK. Deeze worden eigentlyk Posthoorns of Post- neuxxr. hoorntjes genoemd, naar dat zy grooter of kleie pad, ner vallen. Men heeft ‘er die anderhalf Duim , Europifche en ook die naauwlyks een half Duim breed Poor» zyn. Zy woonen overvloedig in de Zoete Wa- teren, zo van Rivieren als Meiren en Slooten, in ons Wereldsdeel. LiNNaus getuigt zulks aangaande zyn Vaderland, in de befchryving der Sweedfche Dieren. In Vrankryk komen zy ook , volgens D'ARGENVILLE, in me- nigte voor. De Modder van de Slooten, in onze Provintiën, is ’er mede opgevuld; doch vermengd met die van de voorgemelde Soort welke ik het Slangetje genoemd heb. Deeze, zelfs zeer klein zynde , zyn veel dikker, en aan den Mond ook een weinig uitgezet , en bruin van Kleur. LrsTERr vertoont de Ge- ftalte zeer duidelyk en maakt van eene aan- merkelyk byzonderheid, aangaande deeze Post- hoorentjes, welke ook in die Slangetjes plaats heeft , gewag. » Lo (671) Helix Test fupra Umbilicatâ planâ niericante , Ane fratibus quatuor teretibus, Faun. Suec, 2179. M‚ Le Us 665s N, 366, LisT. Angl, 143. T. 2, f, 26, Exercit, Il ps 59e GUALTH. Zeste Te 4e f. DD, ARGENV, Conche, Te 31e (27) f. 8, KNORR Verzam. V. D, Ple 22e fe 6, Dd 2 1 DEEL, XVI, STUK. VL, ÁFDEEL. LVIL, STUK, Hoogrood Vogt. goo DESCHRYVING VAN > ZO men een Korreltje Zout, een weinig > Peper of Gember, in de Opening doet van Hoorp. », het Hoorentje , daar het leevende Slakje 53 23 3) 33 33 zig in bevindt, dan fpuwt hetzelve een Hoogrood Vogt uit. Of nu dit Vogt uit de geheele zelfftandigheid van het Lighaam voortkome, gelyk Bloed door een Aderlaa- ting , zou men mogen twyfelen; doch het- zelve fcheen my zo wel voort te komen uit een Hoorntje, dat nevens den Kop af- gefneeden was, als uit een Wonde aan het Lyf ; hoewel dat flag van Proeven niet ge: makkelyk werkftellig te maaken is, zoda- nig, dat men zeker zy, of het uiet de Won- - de zelf uitbarfte of niet. Waarfchynelyker is ’t, dat het of Kwyl zy , omtrent de Keel en Maag , of een byzonder Vogt in zyn eigen Vat begreepen. Getergd zynde geeft het Dier dit Vogt in ’t geheele Jaar, zekerlyk in April en September, uit. Men ‘kan dit Vogt gemakkelyk in groote veel- heid vergaderen; mids men een menigte van deeze Hoorentjes in een Linnen Zakje doe, en. daar een weinig Zouts op fprenge ;: dan zal aanftonds dit Hoogroode Vogt rykelyk daar afdruipen, Maar, zo men daar een wei- nigje Poeijer van Aluin in fprengt , dan zakt al het Kleurige naar den Grond, en het Vogt wordt helder als Water. Als men, op de zelfde wys, met Aluin en Zout, de », Proef neemt op het blaauwagtige Vogt » „> dat Mi rt lik VE, DE SLAKHOOREN S 42T dat fommige Aardflakken, door Infnyding VL s gekwetst zynde, uitgeeven ; zo zakt ’er Tyr niets door, maar alles wordt tot een blaauw- Hoorp- agtige Lym verhard. Bovéndien kan het STUK. s, gekleurde deel, uit het roode Vogt der Posthoorentjes , door Vloeypapier worden afgefcheiden; doch dan gaat de fchoonheid van de Kleur weg , en zy wordt in vuil- ‚, bruin veranderd. Indien men ‘er Azyn on- > der mengt , of Brandewyn , of Loog van Potafch, of Pekel, zo raakt ook dat hoog- roode Vogt zyne fchoonheid , zo wel als door den Aluin, kwyt. Op zig zelf be- waart men die mede niet gemakkelyk. Ik heb het te vergeefs getragt te doen, in ‚‚ kleine Flefchjes met een naauwen Hals, „, digt geflooten ; maar het veranderde van ‚‚ Kleur zelfs fchoon ik ‘er Olie op gedaan, „of om de Flefchjes Honig gegooten had.” Deeze uitlaating van een hoogrood Voet in onze Posthoorentjes , is, zo wel als die van een Purperkleurig Vogt in de Wenteltrapjes het nader onderzoek der Liefhebberen en Na- tuurkundigen dubbel waardig. 22 (672) Slakhooren , die de Schaal wederzyds verxxua. holrond, plat, witagtig „ met vyf ron- Spirorbis de Gieren heeft. Dilzaadje, (673) (672) Helix Testâ utrinque concavâ planâ albidâ, Anfrace tibus quinque teretibus. Faun, Suec, 2180, \ Dd 3 L DEEL. XVI, STUK, 42 BRSCHRYVING v AN en 4 (673) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa- ÄrFpreL. LVIL te genaveld, plat „ wederzyds gelyk , met Hoorp: eene fmalle Boogswyze Opening heeft. STUK peLxxrl. Deeze beiden, zeer klein van Stuk, zyn in Contorta Koolzaad. de Staande Wateren van Sweeden gevonden, Jee De laatfte Soort, ter groote van Koolzaad, kwam aan de Wortels der Waterplanten voor. Het Slakje heeft een zwart Lighaam , met lange dunne Hoorntjes. Wanneer het, onder Water , uit de Schaal kruipt , dan vertoont zig de Schaal , van boven befchouwd zynde , als of zy verguld ware, zegt LINNZUS. En (674) Slakhooren , die de Schaal genaveld hd It Le ro, platagtig , met eene ovaale Opening Arietise / ke heeft. hoorn, De famengedrukte Zee-Slak van LisTERr wordt hier toe betrokken; daar het doch eene Rivier-Slak is, volgens Krein, In ’t Werk van SErBA noemt menze een Navelhooren, die wit is, met ros-geele Banden, of Purper- kleurig met zwarte en geele Banden omflingerd. Zy is van beide zyden genaveld. Men kanze ook een gebandeerde Posthoorn noemen. | (675) (673) Helix Testâ fub umbilicatà planâ utrinque «quali, Aperturâ lineari arcuatà, Feun, Suec, 2181, (674) Helix Testâà umbilicatâ planiusculà, Aperturâ ovali. M. L. U. 666, N, 367, Cochlea marina compresfa. L1sT. Conch. Te, 136- f. go. KLEIN Offrac, Te 1, f, 7. SER. Kab. HIL Te 39. £, 14, 15, KNORR Verzanm, Ie De Ple 2 fo 43 5e DE SLAKHOORENS: 425 _ (675) Slakhooren , die de Schaal genaveld, VL verhevenrond , Stekelig , doorfchynende Ty met vyf Gieren heeft , de Opening rond- Hoorp- agtig Maanswyze., ___STUK, DCLXXV, Op de Boomen en Planten van Sweeden 5; d., komt deeze Soort voor , die zeer klein is , Stekelige, van Hoornagtige Kleur, met zeer korte dun- ne Hlaairtjes, welke haar, als ’t ware, Ste- kelig maaken. (676) Slakhooren , die de Schaal eenigermaa- DELXXTL te genaveld, bolrondagtig, effen, met pultacea de Gieren van boven gezwollen, de Noe wel omtrent toegedekt, en de Opening langwerpig ovaal heeft. Dit zyn Zee- Aliekruiken, volgens ’t Werk van SEBA, komende uit Oost en Westindie. Men noemtze Osf/en- of Kalfs- Oogen , naar de byzonderheden, die ’er onder deeze Hoo- rens voorkomen , en fommigen naar het één, anderen naar het andere, meest doen gelyken. De (675) Helix Testâ Umbilicat eonvex hispid diaphanâ, Anfractibus quinis, Aperturâ fubrotundo:lunatâ, Faun, Succ. 218ze (676) Helix Testà fab.umbilicatà, fubglobofà glabrâ, Ane fra&ibus fupra Ventrieofioribus , Umbilico fub-obtetto, Aper- turâ ovato-oblongd, M, L. U, 666. N, 368, RumPH, Rer, Te, 27, f. Q, GUALTH, Zest, T, te f, Re SEB, Rab, IIIe Te, 58, fe I-5e KNORR Verzam, V‚ De Blo 5e fn 2e Dd 4 Ee DEEL, XVI, STUKe VI ÁrperL. LVII. Hoorp- STUKe gl y £eSd lake 424 BESCHRYVING VAN De Kleur is groen , geel en blaauwagtig of Purperkleurig „ met de Gieren overdwars ge- ftreept en overlangs fmalle bruine Bandjes hebbende. Hier mede fchynen naast de Slyk- Slakken overeen te komen , daar RumrPHrtus van fpreekt, als die men op Makasfer graaft uit het Slyk der Rystvelden, en op Tombocko uit de Slykerige Oevers der Rivieren, alwaar zy zo groot worden als een kleine Vuist. Men noemtze Sisfo, en zy worden niet alleen, ge- kookt zynde, tot Spyze, maar ook haar Dek- zel tot Reukwerk gebruikt. Dit Dekzel, van de groote Cochlea Lutaria , is langwerpig als een ftompe Halve Maan , ter dikte van een Mes, van buiten vuilgraauw , van binnen wit- agtig als ongepolyst Zilver. Men kanze, zegt hy, volgens het Griekfch Pomatie noe- men, dat is Dekzel- Slakken, om dat zy, on» der de Landflakhoorens, alleen een dik Dek- zel hebben. Men vindtze op de Oostindifche Eilanden overal in de Slykerige Rystvelden , alwaar zy zig, als die uitdroogen, in dedroo- ge Slyk verbergen , en daar blyven, tot hee Regen-Saizoen wederkomt. In Waterbakken gedaan kan menze leevend houden en over Zee voeren , gelyk de Romeinen eertyds deeden met dergelyke , die voor hun uit Afrika ge- haald werden. Zy worden inzonderheid als een goed Voedzel voor Koortfige Menfchen , en voor de genen, die her begin van de Tee- ring DE SLAKHOOREN Ss. 425 ring hebben, aangemerkt. Ook zyn zy, voor _ VL de Indiaanen , eene lekkerny. in Hoor p- (677) Slakhooren „ die de Schaal genaveld , sTuxe Eyrondagtig , flomp en wankleurig heeft, oeuxxvn, met de Opening rondagtig Maanswyze. Ed Wyngaard- Niet minder werks wordt van deeze Soort, Bean in fommige Landen, tot Spyze gemaakt. Ges- NERUs noemde ze Pomatie, om dat zy Vrug- ten en Druiven eeten , doch haar gewoone Voedzel zyn Moeskruiden. In Duitfchland en Vrankryk worden zy gemeenlyk Wyngaard- Slakken. genoemd , om dat men ze veel op de Weynbergen aantreft , en op: zodanigen als deeze hadt de Pastoor ScHAEFFER gedeel- telyk zyne Waarneemingen , ten opzigt van de weder-aangroeijing van den afgefneeden Kop, in ’t werk gefteld , daar ik voorheen omftandig berigt van gegeven heb *. * XIV. Deeze is ver de grootfte van alle Slakhoo- ind, 166, rens in Groot Brittannie , zo LisTrRr aan- €! merkt , vallende fomtyds byna zo grovt als een middelmaatig Hoender-Ey. De Schaal heeft (677) Helix Testâ Umbilicat fub ovatâ, obtufâ decolore , Aperturâ fubrotundo-lunatâ, Faun, Suec. 2183 BONAN Ne Reer. pag. 221, cum fig, Pomatia. GEsN. Ag. 255. Coche lea terreftris Gypfo obferata. ALDRov, Ex/ang. 389. LISTs Ansl, III, T, 2. fe Ie Sw AMMERD, Bibl, Nat, T. 45 fo GUALTH, Test, T. If, A. Pomatia, ARGENV, Conchy 5 Sze (28) fe re Dd s 1. DEEL. XVIe STUKa LVIL. Hoorp- STUK. Wyne en Plak. Kalkagtig Dekzeltje. ed Gh bladz, ad ERZe 426 BESCHRYVING VAN heeft eene Afchgraauwe of witagtige Kleur en om de Gieren loopen breede bruinagtige Banden, die flaauw van Tekening zyn. Zy beftaat flegts uit vyf Gieren. De Randen van de Opening zyn een weinig omgeflagen, en bedekken ten deele de Navel , daar. men een Provetje een half Duim diep kan infteeken. Die van ScHAEFFER waren fierlyker rood en geel gekleurd , en nietlangs de Gieren maar overdwars geftreept of gebandeerd. ’t Geen deeze Soort van de andere Hoorn- flakken onderfcheidt, en ’t gene zy byzonder heeft, waar van zy ook wel den naam voert , is een Kalkagtig Dekzeltje , dat de Opening ’s Winters fluit. Alle Land -Slakhoorens heb: ben dan wel een Dekzeltje , maar het isin dezel- ven dun en Vliezig, fluitende op ver naa niet zo digt en vast. Omtrent heet begin van April, wat vroeger of laater naar * Saizoen , wordt het los, en dan ftoot de Slak het weg , om de Kost te zoeken; hebbende zig van het Najaar tot het Voorjaar’, en dus by de zeven Maanden lang, zonder Voedzel of beweeging in die Gevangenis opgehouden. SwAMMERDAM heeft zynekeurige Ontlee- ding in ’t werk gefteld op deeze Wyngaard- Slakken. Ik heb van derzelver uit- en inwen- dige Lighaamsdeelen, meest met die der naakte of Kelder-Slakken overeenkomende, genoeg gezegd *, zo wel als van de Paaring, Eijeren, Teeldeelen , en wat meer tot de Slakken be- hoort. DE SLAKHOOREN S, 427 hoort. Alleenlyk zal ik hier, ten dienfte der VL Liefhebberen, die de beweeging der Ingewan- tn den in de Slakhoorens mogten willen befchou= Hoorp- wen, de Handgreep melden , welke die fchran- STEE. dere Natuur-onderzoeker , ten dien einde, heeft ddie gebruikt. „ Wanneer men de buitenfte Schaal Sá. 2, afgenomen heeft, zegt hy , dan komt het > weeke Lighaam te voórfchyn, dat de zelf- ‚, de figuur heeft als de Hooren , doch zagt „> En buigzaam is , zonder de minfte hardig- ‚, heid, Meest alle de Ingewanden vertoo- > nen zig door het doorfchynende Vlies, ’c 9, welke het Lighaam van de Slak bekleedt, ‚en met veele Vaatjes doorweven is. Het ‚> wordt zeer ligt gekwetst, en dan loopt het „ bleekblaauwe Bloed van de Slak, als cene > lymige Vogtigheid , daar uit. Dit komt 9, daar van daan , dat het gant{che Lighaam, ‚> overal, met veele Aderen en Slagaderen ge- ‚, borduurd is, Derhalve , indien men met ‚) een Schaartje een gedeelte van den Voet s, der Slak vaardig affnydt, zal men Straalen », Bloeds daar zien uicfpringen. Om de Schaal s, Af te ligten moet men een Nyptangetje met platte Lippen gebruiken, daar men de Hoo- „» ren allengs mede breekt en afknypt, tot dat ‚‚ men op de plaats komt , waar de Spieren ‚ haar inplanting hebben. Derzelver Peezen ss fcheide men dan met een plat Spadeltje af, ») en breekt verder de Hooren, tot men digt ss aan \e \” \s Ie DEEL, XVI, STUK 428 BRSCHRY VIN OA MAN x Î ide ‚> aan den Top komt , alwaar zy nog maar LVIL » één of twee draaijen heeft; dan volgt het Hoorp- 5» Staartje , daar het Lighaam in uicloopt , STUK. _, zeer gemakkelyk.” Gebruik, _Deeze Slakhoorens zyn het eigentlyk, waar van het Dier , van ouds tot heden, in vers fcheide deelen van Europa , gegeten wordt. Ik heb reeds daar van gewag gemaakt, en aangemerkt, hoe zy by de Romeinen gemest sro: werden *, In Silezie leezen wy, dat de In- bladz.176. gezetenen de Slakhoorens thans nog voeden met zekere Planten , om ze vervolgens tot Spyze te gebruiken. Ook verftaan wy,.dat in zekere Tuinen van Brunswyk de Slakhoo- rens, in de Zomer vergaderd, gedaan worden in vierkante Greppels of Kuilen , waar van de kanten met Hout befchooten zyn en de Ope- ning gedekt met fyn Yzerdraadwerk, om dus de Slakhoorens te bewaaren tot Voorraad te- gen den Winter (*). In de Zuidelyke deelen van Vrankryk worden deeze Wyngaard-Slak- ken ook genuttigd , en te Parys komen zy, in de Vasten , menigvuldig op de Markt. Men kooktze in Rivier- Water, en maakt ’er dan, met Olie, Zout en Peper, lekkere Geregten van , zegt LisTERrs, die ons verhaalt , dat het Dier zeer Vleezig en niet onaangenaam is van Smaak, komende in de Zuidelyke deelen van (*) Hist. Nat. des Animaux , par NOBLEVILLE & S 4 LERNE, Medecins d'Orleans, a Paris 1756, Tom, Ie pe 26. DE SLAKHOORENS 429 van Engeland, doch niet in de Noordelyke VI. _ deelen, overvloedig voor. Evin Hoorp= (678) Slakhooren , die de Schaal genaveldsrux. rondagtig en gefpitst heeft „met de Lip nerzxvur Helix geránd en de Opening ovaal. slauca. Koe- Oog, ' Deeze kan men , om dat zy eenigermaate naar de Osfe- Oogen , voorgemeld gelykt, den naam van Koe- Oog geeven. De wyde Navel doetze daar grootelyks van verfchillen, De Schaal is bleek Vleefchkleurig , met eenige bruine Banden, langs de Gieren heen, en de Mond-Opening Oranjekleur. (679) Slakhooren , die de Schaal genaveld „neuxxax. verhevenrond , ftomp geelagtig heeft, HEE met een bruinen Band. Navelflake Van deeze, die men gemeenlyk doch ten on- regte Zee-Slakken noemt, alzo het Westindi= fche Landflakken zyn , komen aanmerkelyke Verfcheidenheden voor , ten aanzien van de Kleur , welke zy , gelyk onze Slakhoorens, zeer (678) Helix Test Umbilicatâ fubrotundâ acuminatà , Labro marginato , Aperturâ ovali, M‚ L, U, 668. N, 369, SEB, Kat, III. Te 33e f. 59, 59, KNORR Verzam, Ve D. Pl, 5. f, 5. (679) Helix Testà Umbilicatâ convexâ obtufâ flavescente, Fasciâ fuscâ, M. L. U, 667. Ne 370, GUAL TH, Test. T, 20 f.D. ARGENV, Conch, Te 32: (28) f, ro, SEB, Kab, IEI, T. 39. f. 1:6, KNORR Werzam, V, D. Pl. ze. f. 7e IT, DEEL. XVI, STUKe 430 BESCHRYVIENG WAR ‚VL zeer verfchillende hebben. D'ARGENVvILLE een noemt die Agaatkleurig, met twee Streepen , Hoorp- de eene bruin, de andere wit, langs de Gie- STUK. ren. LiNNaus zelf, fchoon de Kenmerken dus bepaald hebbende , zegt, dat ’er Lever- kleurige voorkomen met een witten Band , witte met een geelen, geele met een witten Band, in ‘et midden paarfchagtig, en geelagtige met een witten Band. Men vindt nog meer Verfchei- denheden van deeze Navel - Slakken. Zy zyn veel laager en vlakker getopt dan de voor- gaande. (680) Slakhooren , die de Schaal genaveld DCENK Ke Helix Are verhevenrond en fpits heeft , met de nn: Opening rondagtig dubbeld gerand , van Slak, vooren uitgerekt. Een foort van Slakhoorens, zo fraay geban- deerd, geborduurd en gemarmerd , dat p'A r- GENVILLE haar la Livrée, dat is Livrey-Slak, noemt , komt hier op het Tapyt. LrisTEr vondt deeze , in Engeland , meer op vogtige Velden , dan in lommerryk Geboomte. Hy onderfcheidtze van de gewoone Slakhoorens, met reden, ook daarom , dat zy niet met dezelven paaren, DP'ÄRGENVILLE merkt aan, (630) Helix Testâ Umbilicatâ , convexâ „acuminatâ , Apere turâ fub-orbiculari bimarginatâ , antice elongatâ, Faux, Suece 2184. M. Le U, 668. Ne 371, LrisTe Angle 119e Te 2e fe 44 REGENF. Conch, Ie Ne, 52e ARGENVe Conch, Te 32e (28) f, 8, KNORR Verzam, IV, De Ple 27. f. 3e bi) dv wl kad zn et. de { ’ \ DE SLAKHOORENS. 4931 aan, dat menze in Vrankryk op Heijen en op , Vks de Bergen vindt. . Linneus, niettemin , ran geeft ’er den naam van Boomflak aan. Zy is Hoorp- door de Navel, welke zy, volgens hem, wydSTUKe heeft, wel duidelyk van de T'uin-Slakhoorens verfchillende ; doch ik word zulks in de Af« beelding van ListER niet gewaar, en vind by hem ook van den dubbelen Rand geen gewag gemaakt. ’t Schynt dat men ’er een omgefla- gen Rand door moet begrypen. (681) Slakhooren , die de Schaal genaveld, hie en platagtig verhevenrond heeft, met an eene langwerpige gerande Mond - Ope. Geban- ' deerde MNge Posthoorne Deeze behoort onder de Land-Slakken, en komt in de Zuidelyke deelen van Europa voor. Zy heeft de grootte, ongevaar, van de gewooes ne Tuinflak , maar is van boven plat, met eene wyde Trompetswyze Mond-opening, en de Navel van onderen tot aan den Top toe doorboord. De geheele Oppervlakte is zeer fchoon glanzig , de Kleur wit of geelagtig, met twee breede bruine Banden op de onder- fte Gier , waar van de eene over de andere Gieren voortloopt naar den Top. Wy noee menze (631) Helix Testâ Umbilicat convexâ depresfiusculâ , Aper- turâ oblongiusculâ marginatâ, Syst, Nat, XII, GUALTH, Test, T. 3e fe L, LL, KNORR Verzam. Ve De Pl, ar, f, 32 4e Ie DEEL. XYke STUEs 432 BESCHRYVING VAN VL menze de Gebandeerde Posthoorn. Van Geftal: aon te zweemt zy veel naar de Belflak, hier voor Hoorp- befchreeven , doch heeft den Rand der Mbnasoes STUK. niet fcherpagtig. Gores (682) Slakhooren , die de Schaal genaveld en Uugelina, verhevenrond , de Opening rondagtig ; a gerand, van boven uitgerekt heeft. Hier wordt een Hoorentje bedoeld , dat Rumrrius het Slangetje getyteld heeft, doch het verdient eigentlyk den naam van Posthoorn, en wel van Judifche , tot onderfcheiding , als uit Indie afkomtftig zynde. Dat Exemplaar, ’t welk zig in ’t Kabinet van de Koningin van Sweeden bevondt , hadt eene geclagtige Na. gelkleur, waar van de bynaam. perxexm. (683) Slakhooren, die de Schaal genaveld en Heli de flomp verheyenrond heeft, met vyf ron han de Gieren, een open Navel en de Ope- che, ning rondagtig. Dit is ook een Landflak, uit de Zuidelyke dee. €682) Helix Test Umbilicat convexâ, Aperturà marginatâ fub-orbiculatâ , fupra elongatà. M. L, U 668, N. 372 RUMPH, Ran T. 27. f, R. Planorbis Indicae PET. Gaz, T, Ie f,6. KLEIN Offrac. T. Ie f, Ife (633) Helix Testâ Umbilicatâ convexà obrufà , Anfra&ibus quinque teretibus , Umbilico patulo ‚ Ap&sturd fuboricataaik Syst, Nat. Xl, 8 DE SrLAKHOORENS 433 deelen van Europa. Zy heeft de Schaal wit- Vi. agtig met éénen bruinen Band: de grootte is “rvi, als die van een Hazelnoot. HoorD. 1oá 2 STUK, (684) Slakhooren , die de Schaal genaveld, ‚ Dern, ê doorboord „ _ftomp sE heels Geant Portugece met vyf ronde geelagtig witte Gieren, rne, en een wyden Navel Die ís een taamelyk groote Land -Slakhoo= ren, uit de Zuidelyke deelen van Europa, wit; zonder Band, maar op de Rug een wei- nig geelagtig. De Navel-Opening is zo wyd, dat men/alle de draaijen der vyf Gieren, tot aan den Top toe, daar in befchouwen kan. 4 LiNNmUs noemtze de Portugeefche, 685) Slakhooren , die de Schaal genaveld neuxxxv. 7 ae Eyrond, met drie geftreepte Gieren ; en nen de Opening ovaal; aan den Top aan. Gerepelde; gegroeid heeft. In de Rivieren van Afrika onthieldt zig dee- ad, die eenigermaate naar een Neriet geleek, maar (684) Helix Test Umbilicato=perforatâ convexâ obtufà, Anfraêtibus quinque teretibus flavescente-albidis , Umbilico pPatulo, Syst, Nat, XlL. GUALTH, Test, Tea f, Te (685) Helix Test Umbilicatà ovatÂ, Anfra@tibus tribus ftrid= ts „ Apertur ovatà , apici adnatàâ, oes Nat, XII, ARGENV, / Conch, T. 31e (27) fe Lins 2, Ne 7, nimis mucronata, Ee Ì DeéL, XVI, Stuit, _— 484 BESCHRYVING vAN VL. maar de Opening groot hadt , zynde overdwars zn zeer fyn en digt, overlangs wat ruimer ge- Hoor». ftreept. De Opening was ovaal, met de bin- STUK. nenfte Lip van vooren aan de Gieren gehecht. persxavi., (686) Slakhooren, die de Schaal genaveld en Pinda) verhevenrond heeft, met vyf ronde Gie- Spaanfche, ren , de Navel f'yn-doorboord, de Mond- Opening rondagtig. De Schaal van deeze ís Hoornkleurig. Zy onthoudt zig in de Zuidelyke deelen van Eu- ropa. | porxexvin (687) Slakhooren, die de Schaal genaveld en ij Ee langwerpig Eyrond heeft, van binnen Slykerige. Kleuriger , de MondeOpening ovaalagtig. Van deeze is de Woonplaats, zo wel als de reden van den bynaam, onbekend. IV. Die de Gieren rond hebben en geen open Navel. rr et (688) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa- HOEN ie opflake (636) Helix Testâ Umbilicatâ convexâ , Anfra@&tibus quinque teretibus, Umbilico tenui perforato, Aperturâ fuborbiculatâ, Syst, Nate XII, (687) Helix Testd Umbilicatâ ovato oblong , interne coloe ratiore, Aperturâ fubovatâ, Me L. U, 669, N, 373. (683) Helix Testà fub-umbilicatd ovato-oblongâ, contrariâ, Sulphureâ, M, Te Us 669, Ne 3744 GREWe Jus, T, 10, f‚ 9e B@= DE SLAKHOORENS 455 te genaveld , langwerpig Eyrond, dik- ils links gedraaid en Zwavelgeel heeft. Hier worden de Topflakken bedoeld. Lin- Naus, fchoon in de Kenmerken maar van Linkfe die geel zyn fpreekende , heeft nog- thans Verfcheidenheden daar van gekend: want hy verhaalt , in de befchryving van ’t Kabinet der Koningin van Sweeden, dat’er ook Regt- fe zyn, en dat de Kleur in fommigen geel is; in anderen geel met een of twee Purperagti= ge Streepen ; in anderen bleek met digte brui- ne Banden. De Roozekleurige evenwel, de groen- en bruinagtige, en van andere Kleuren, fchynen hem niet bekend te zyn geweest. Veel hooger is ook dikwils de Kleur dan Zwavel- geel, Ik verwonder my , dat hy van de ge= vande of omgeboogene Mond-opening en van de aangezoomde Schaal niet fpreekt. ’t Is een Rivier -Slakhoorn, waar van de linkfe en fraay gekleurde nog in veel agting zyn. De witte Rand om den Mond is eigen aan deeze Hoorens. Sommigen hebben vyf , anderen zes Windingen of Gieren. Zo fraay als de Af= beeldingen van GUALTHIERI zyn, zo flegt zyn die van DARGENVILLE, LINNAUS zegt BONANNe Recr, III, Te. 116, PET, Gaz. T, 44e fa Ze _ GUALTH, Test, Tesef, P, Oe Unique, ARGENV. Conche T, 12, (9) f. G. KNORR Verzam, I. De, Pl, 16, 6 5: IVe De Pl, 28. £, 45 53 V‚ De Bl, 23e f. 43 5e Ee a DEEL, XVIe STUKe vi. ÁFDEEL LVII, Hoorps STUKs 436 BESCHRYVING vAN VI. zegt met reden, dat de Topflakken eeniger= AFDEEL. ì ‚vir, maate genaveld zyn; want zy hebben; by den Hoorp- Rand, een klein Navelgaarje. De Afbeelding STUK. _ van BoNANNI vertoont de Topflak niet. pers. (689) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa- Ea 4 te ondoorboord, rondagtig , flomp , doors AEH alle Ì fchynende en zeer broofch heeft , met OOLEs de Opening agterwaards breeder en de Lip uitgerand. j Dit is een Zee-Slakhoorentje, dat alom aan de Kusten van de oude Wereld, doch byzon- derlyk in de Middellandfche Zee voorkomc, zegt LINNAUS. BoONANNI verhaalt, dat ‘er, na een geweldigen Storm, twee aan den « Oever van den Kerkelyken Staar, by Rome, gevonden waren, die hem zyn Vrind gebragt hadt, zynde de eene geel , met een donkere Streep over ’t midden van de Gieren, de an- dere uiet den bleek Roozekleurige fraay paarfch- agtig. Of dit/nu de zelfden zyn, als die by Rumrpunius, welken wy Awallebootjes noe- men , (689) Helix Test fubimperforat , fubrotundà , obtufä, diaphanà fragilisfimâ, Aperturâ postice dilatatâ ; Labro emate ginato. M, L, U, 670. N. 575: COLUMN Aguat. 23. T. 22, Purp. Te 135. £, 2, BONANNe, Aecr, IL. T, 5, SLOAN, Fam, T. 2e fe 4e ET, 5720 f, 23e RUMPH. Rar,-T, 20, 5, 2. GUAL TH, Feste T, 64, f, O, Cochlea colore fpeciae „for. Phil, Trans. 3ote p. 2051. Cochlear purpurea tenuis Ore ampliore, BROWN. Fam, 399 TE, 39e fe Ie KNORR Ven- zam, II, D, Pl, 30. f, 23 3e _deezen naam hebben, om dat het Dier beftaat DE SLAKHOORENS 437 men , kan ìk niet zeggen. Men wil dat zy an k LV II. in een Slymige Worm, naar de Kwallen ge- Hoorn. Iykende , die met zyn End tot de Opening STUK. der Schaal uitfteekt , terwyl dezelve als een Bootje op het Water dryft , gelykerwys de Nautilusfen. Sommigen hebben ‘er, om die reden , den naam van ‘t blaauwe Nautilusje aan gegeven. Zelden vallen zy een Duim- breed groot. Het Slakje, levendig zynde, ís met een Violetkleurige Vogtigheid bekleed, welke de Handen, van de genen, die het bes handelen , befmet. (690) Slakkooren, die de Schaal ondoorboord, ee byna Eyvormig , flomp ‚ Hoornagvig dn met bruine Banden „ de Opening eeni-J°"Ewer î pendeSlak, germaate rondagtig heeft. j Het eigentlyke Kenmerk van deeze Riviere Slakhoorens beftaat daar in, dat zy leevende Jongen voortbrengen, en dit geeft ’er den bye naam aan. Hier in zyn zy van de meeste an- dere Hoorens verfchillende „ die altemaal Eijer- ftokken , uit een menigte van Eijertjes famen- se- C69o) Felix Testà imperforatâ fub-evatÂ, obtufà ,Corneâ, Cingulis fuscatis, Apertur fub-orbiculari, Faun. Succ, 2185, LisT, Angl, 133. T, 2 fe 18, Exerc, IL Pe 19, ET. 2e Conch, 2e Te 1260 f. 26, GUALTH. Zeste T. 5 f, Te SwAMM. Bibl, T. 9. f, 5-13, SEB. Kab. II, Te 39% :£, 12: KNORR Verzam, V‚ D. Pl, 17e f. 4e Ee 3 EL, DRELs XVI” STUKe 433 BESCHRYVING VAN VE, gefteld , of Eijertrosfen , of losfe Eijeren , En Lsbaaren *. De Oesters en Mosfelen evenwel, Hoorns en misfchien ook veele andere Doubletten , sTUK. brengen insgelyks levendige Jongen voort Janzwer __ SwWAMMERDAM heeft een geheel Vercoog pende Slak. Rn : 4 4 zie ‚ Over dit Schepzel uitgegeven, onder den naam Xv.srun, van een Wonderbaarlyke , leevendbaarende , Kris Ria, 2e flallyne Slak. De andere Slakken, naamelk, Î Da Oevel onderzogt hebbende,’ meende hy derzel. ver Eigenfchappen genoegzaam te kennen, om daar uit algemeene Regelen op te maa» ken; doch aan de Ontleeding van deeze Slak komende , ontdekte hy nieuwe Wonderen , die hem over de ondoorgrondelyke Wysheid van den Schepper deeden verbaasd ftaan. „ Het 2 is, zegt hy, een Waterflakje, dat men in ‚, Holland in de Slooten, als ook in Rivieren s, En Zoet Water op Steenagtige en Zand- 9 gronden, menigvuldig vindt. In de Slooten ss kruipen dezelven op de Waterplanten en s in de Modder, die zy tot haar Voedzel ge. s, bruiken , als ook de Kley, daar ik ze de » eerfte maal in gevonden heb: waar door zy 2 zo vuil bekorst worden , dat alle de fraai- ‚‚ heid van haare Hoorentjes verdwync.” Hier- om hadt hy hetzelve naakt afgebeeld, zonder Huisje , dat men voorzigtig moet wegbreeken : want dit Slakje heeft, gelyk de Purperhoo- rens en anderen, een Dekzeltje, aan zyn Voet zittende, daar het , zo dra het de minfte bee weeging in *t Water verneemt , de Opening Zo DE SLAKHOORENS \ 439 zo digt mede toefluit , dat men ’er geen Naald VL kan inbrengen, en Ooverzulks niee in ftaat is Aaen om het Slakje uit zyn Hoorentje te krygen, Hoorp- zonder dat men ’t zelve, van boven, aan ftuk-sTuKe ken breekt , met een platten Nyptang, nee. Jenawern mende als dan het Slakje, zagtelyk , daar uit. hk Dus wordt men gewaar, dat het met zeer. fterke Spieren of Peezen gehecht is aan zyn Heoorentje. Lisrenr, die deeze Soort in ’ eerst a ZEEF DeHoorene groote ‚ bruin- of zwartagtige , gebandeerde Slakhooren „ getyteld hadt, geeft ’er vervol- gens den naam van Groenagtige aan. Moog- lyk waren die eerften, als gemeld is, met een Korst van Vuiligheid begroeid. Hy vondtze ten minfte zo groot als de gewoone Tuinflak= ken, dikker van Schaal en langwerpiger, fom- tyds anderhalf Duim hoog. In verfcheide Ri. vieren , Meiren en Moerasfen, van Engeland, waren zy hem overvloedig voorgekomen , aa- zende op het Fonteinkruid en andere Water- planten. Den Afgang nam by waar, ongemeen klein te zyn, van grootte en gedaante als Zaad van St. Jans Kruid, die van het Dier, even als van de Schaapen en Konynen, by veele Keutels agtereen, uitgeworpen werdt, De Slak is geelagtig, met bruine Vlakjes Het Dier. digt befprenkeld. Zy heeft een breeden plat- en ten Voet, waar mede zy , even als de Aard- flakken , op den bodem der Rivieren en Wa- teren kruipt. Ook gaat zy met dien Voet Es fome L, DEELe XVLe STUIG, 440 BESCHRYVING VAN VL. fomtyds aan de Oppervlakte van het Water er hangen , en zwemt daar. mede, Zy heeft de Hoorn- Hoorntjes, op den Kop, niet met Knopjes ; STUK. maar fpits, gelyk de Slakken der Zeehoorens , Zomgwer- en de Oogen ftaan, even als in fommigen der- P EO eeens onder aan de Hoorntjes. Tot den Bek geeft Zy een Snuit uit, van taamelyke langte. Tanden zyn ’er niet in gevonden. Het Dier heeft witagtige Kieuwen, en werpt door zeke. te Opening, gelyk de Visfchen , het i ingenomen Water uit. De Inge Dit nam Lrsrer in deeze Slakken uitwene vränden, dig waar, en dezelven openende, door het doorfnyden van het Ruggevlies, ontdekte hy een Saffraankleurig Tepeltje , dat de uitgang was van de Lyfmoeder, waar nevens die van den Endeldarm zig vertoonde, veel wyder dan de Keel. Dit fchryft hy daar aan toe, dat het Dier door enkele zuiging zyn Voedzel nuctigt 5 hebbende, in tegendeel, een groote Maag , die van de Lever t'eenemaal omwonden wordt. Als menze in de Winter ontleedt , dan is de Maag , zo wel als het Gedarmte, geheel ledig z zo dat zy, in dit Jaargety , geen Voedzel fchy- nen te gebruiken. Ook wierpen deeze Slakken, in Maart uit de Rivier gehaald zynde, en in witte Kommetjes gehouden, geen Excremen- cen in ’t geheel uit. De Lever, die groenag= tig geel is, beflaat de geheele Krul van de Hooren. Het Dier heeft een zeer klein Har tje, even als de andere Slakken, De DEYSENEHOOREN S,' AAT De Lyfmoeder heeft dit byzonders, datzy Vl buiten de Slak geplaatst is en leevende Jon- “rv gen bevat. Zy maakt een langwerpigen Zak Hoorp= uit „ die byna drie Gieren vult van de Hoo “TUE ren. Tegen ’t end van Maart zodanig een EE, Lyfmoeder van een gekookte Slak openende , ne rt vondt hy daar in vyftien Jonge Slakhoorntjes moeder. die geheel los waren, zo van de Liyfmoeder als van elkander, en in ’ klein volkomen gee leeken naar de oude Slak , hebbende zelfs ce= ne hardagtige en gebandeerde Schaal. Voorts f bevonden zig daar in nog een menigte van Eytjes of onvolmaakte Jongen, In een ande- re , die ongekookt was, trof hy wel twintig Slakhoorentjes aan , van grootte tusfchen Maan- zaad en Peperkorrels. In * begin van April bragten zodanige Slakken, in Glazen bewaard zynde, twee of drie Jonge H loorentjes voort. Op ’t laatst van July ’er eenigen ontleeden- de, vondt hy in de Lyfmoeder omtrent dertig Slakhoorentjes : maar in ’ begin van Decem- ber zulks werkftellig maakende aan een Slak, die een half Jaar van hem in Potjes was ge- houden , befpeurde hy dat de Lyfmoeder ge- heel vol was van kleine Hoorentjes. Zouden die die Kryftallyne Bolletjes niet zyn, waar mede SwAMMERDAM zeker Ingewand in deeze Slakken gevuld vondt ? Hy twyfelde nader- hand, o , het gene hy voor de Lyfinoeder hadt aangezien ook de Maag ware, en vondt’ die Bolletjes, als Zand, ook in de Lyfmoeder. Hes De E. DEEL. XVI STUKs 442 BESCHRYVING VAN VL De Nederduitfche Leezer kan dit in’t Werk Sr van dien fchranderen Natuur-onderzoeker zelf Hoorp- nazien, Ík vergezel gedagten Engelfchman, STUKe _ die tegen ’t end van Juny, des Jaars 1694, in Jorguers vyÊ Rivierflakken van deezen aart, welke ge- pende Slag, £ De Bier: kookt waren, te famen vonde 33 jongen in de fok, Schaal, en 241 nog in ’t Ey begreepen: dat is in ieder tusfchen de vyftig en zestig Jongen. Hy oordeelt , dat de Winter de tyd der Vrugtmaaking in deeze Slakken zy , en de ons volmaakte Jongen houdt hy voor eene Overe bevrugting. Eindelyk fpreekt hy van den Eijerftok als volgt. „, In dit Dier is zeker > gevorkt Ingewand, of uit twee Zakken be- 9, flaande, op de wyze ván de Kuit der Vis» ss fchen. Het is fmal en van maatige uitge- > ftrektheid, met een uitpuiling in € midden, Het legt naast onder de Maag, en deszelfs fpitfe deel is aan den bodem van ’t Liyf- 3, moeder-Zakje gehecht : weshalve ik in ’% s‚ vermoeden ben gekomen, dat het gemeen- s, fchap met de Lyfmoeder heeft , en dus de » Eijerftok zy. Ook wordt myn vermoeden > daar door bevestigd, dat dit Deel alleenlyk ss in de Wyfjes plaats heeft, en in de Man- > netjes t'eenemaal ontbreekt.” | verfchil Dit verfchil van Sexe maakt eene andere B byzonderheid in deeze Hoornflakken uit, te vande aanmerkelyker , om dat men van weinigen Wylies maar, dienaangaande, zekerheid heeft *, ,, De Ad Mannetjes (zegt LisrTEr) zyn in deeze 1e * 3 e enze sa 53 23 DIE SL WEHOORENS 448 \ ) Rivierflakken door de Lyfmoeder en Teel- 9, deelen gemakkelyk te onderfcheiden. Bee >, geert men, echter, eenig uitwendig Ken- ‚> merk, zo moet men weeten, dat de Man- 2 netjes doorgaans kleiner zyn, en dat in de- s> zelven het regter Hoorntje eens zo breed „s ís als het flinker en in een ftompe Punt uit- s loopt. Dus fchynt dan , in dezelven, de regter Hoorn, om zo te fpreeken, Manne: Iyk, de flinker Vrouwelyk te zyn, en nog- thans zyn zy geenszins ziee of ‘…» van beiderley Sexe. zm het Manuetje loopt, fchuins over den > Kop en de Schouders heen, een foort van > Schaft (Penis) of zeer Vezelagtig Kanaal, s» dat vol is van zeker Seffraankleurig Vogt, ‚, zo dik als Honig , ’t welk een fchoone > Verwftof is, wanneer men ’t zelve op Pa- 9 Pier ftrykt. Zo men deeze Slakhoorens in > Wit Porfelein houdt, dan zyn zy gewoon s eenige Druppeltjes neder te laaten van dit s> gele Vogt, ’t welk de Potten kleurt. Als 39 ZY > anders, den geheelen Kop met de »> Hoornen in eenig Mannetje doorgefneeden »» hebt, zo kunt gy, door dat Kanaal zagtjes s> te drukken, het Saffraankleurige Vogt op- s> waards doen ftygen , en dan zult gy het- s> zelve zien uitgaan door den Top van de > regter , maar geenszins door dien van de » flinker Hoorn, noch door de Snuie; *t welk > tot een klaar bewys verftrekt , dat in die ‚, Hoorn 1. DEEL. XVIe STUK, VL, EDEELs LVII, Hoorn. STUK. Fong wers pende Slak, Saffraane kleurig Vogt, 444 BESCHRYVING WAN VL. Hoorn de Teeldeelen vervat zyn, waar van Er „‚’t gezegde Rugkanaal een groot gedeelte “Hoorp: 5 is. In de Mannetjes van deeze Rivier- STUK, ___ Slakken, bovendien, is digt tegen de Darm- EADE ‚Lever een ander Ingewand, ’t welk de „‚ draaijen volgt van de Lever. Dit Ingewand „ heeft een heldere Goudgeele Kleur, en ik „‚ gis dat hetzelve de Hom zy, die in gedag- „te Vezelagtige Buis fchynt uitgeftort te „ worden. Ja,-in’t midden van Juny dat deel ‚… in Mannetjes doorfnydende , vloeide daar „ op ftaande voet een dik geelagtig Vogt uit, „‚ even als uit de Hom der Visfchen, wanneer „ die gezwollen is, voortkomt. Dus fchync „de dikte van dat Saffraankleurige Vogt, in „ het Vezelagtige Kanaal vervat , een groote „ overeenkomst daar mede aan te -wyzen,” BlaauwLee Zo ziet men dan, dat SWAMMERDAM vensvoEle gelyk hadt, wanneer hy zig over de byzondere Eigenfchappen van deeze Rivierflakken groo- telyks verwonderde. Men kan zyn Vertoog dienaangaande nazien, en overweegen of de leevende Wormpjes, door hem in deeze Slak- ken gezien , ook tot het Mannelyk Zaad be- trekking hebben. Leevende Jongen te baaren, terwyl de andere Hoorens Eijerleggende zyn, is het niet alleen , maar bovendien het verfchil van Sexe, daar men die in de andere Slakhoo- rens vereenigd vindt, en het uitgeeven van een Saffraankleurig Vogt; 't welk dezelven aanmer- kelyk maakt, Hier komt nog by, dat uit gee- ze Si end ) ’ DE SLAKHOORENS A48 ze Slakken, in ’t midden van den Winter door- ‚ VE FDEELe - gefneeden, volgens de waarneeming van Lrs- Lv. TER, een Levensvogt vloeide, ’t welk fehoon Hoorn- blaauw was, byna met den glans van een STUK Elementfteen. Ongevaar een Once daar van LE Slk: op ’t Vuur zertende ; ftolde het, door een zagte kooking, als Eywit , blaauwagtig van Kleur. (691) Slakhooren, die de Schaal ondoorboord, pexer, rondastig, effen , doorfchynendt , geban- rn deerd , met de Opening rondagtig Maans Tuinflaks wyze heeft. Dit laatfte heeft , volgens dien zelfden Aur theur, ook plaats in de Twin-Slakken, die door een Sneedje, in de Huid gemaakt, een bleek= blaauw Vogt uitgeeven, ’t welk ftolt en hard „worde in Wvyngeest. Schoon menze in de Tuinen aantreft, zyn zy doch in de Bosfchen niet ongemeen , ja komen overal voor, daar men Geboomte en Groente vindt. In West- gothland vondt LiNNeus haar op de Steen= rotfen. Aangaande de ongemeene verfcheiden- heid van Kleur, die in dezelven plaats heeft, is door LisTer opgemerkt, dat zy niet zel- den (Gor) Helix TFest imperforatà (ubrotundâ ievi, diaphanâ fasciatà, Aperturà fubrotundo-LunatÂ, Faun, Suec. 2186. Me L. U. 6zo, N, 376, dt, Oele 127, It. Westgoth. O4. LIST, Angle 116, Te 2, f, 3 ARGENV, Conche Te Ie N, 53, PET, Mus, 5. Ne 14. IL, DEEL, XVI, STUK, VI. ÄrFpreL. LVII. Hoorp- STUK. Tuinflake Paaring. * Ziet 446 DBESCHRZVING VAN den eenkleurig Citroengeel zyn of Afchgraauw 4 maar dikwils met één, twee, drie of vier en meest met vyf bruine Banden getekend. Zy- ne naauwkeurige onderfcheidingen ‚ van die Tekening, zal ik niet ophaalen ; maar alleen aanmerken „ dat ik in de Kleur vry veel vere fchil heb waargenomen „ ín byzondere deelen van ons Land. In vette Landsdouwen, Kiey- gronden en vrugtbaare Boomgaarden vond ik- ze grooter, op fchraale Gronden kleiner, en in ’t Zand der Duinen ledige Hoorens , byna Roozekleur. De Slak zelf is ook op de eerst- gemelde plaatfen lyviger en vetter, op de laats- ten fchraalder. LisrTEr, ondertusfchen, heeft opgemerkt, dat dit verfchil van Kleur geen Soortelyk on- derfcheid uitmaakt , alzo hy geheel verfchil- lende , ja ongebandeerde met de genen die ge= bandeerd waren, gepaard vondt, Het zyn de eerften, zegt hy, die na den Vorst te voor- fchyn komen en gaan kruipen. Zy paaren in Mey , doch geenen doen dit, dan die volwase fen zyn of van behoorlyke grootte. Haare Paaring gefchiedt, dewyl zy Hermaphrodieten zyn, op de manier der naakte of Kelderflak- ken *% „, Indien gy,met een Pennemes, den Blaiz14s'ss geheelen Hals , die buiten de Schaal uitge- », ftoken wordt, affnydt, dan zult gy (zegt > LisTERr) behalve het begin der Zwelgkeel ‚> ook de Teeldeelen en den Endeldarm hebe s> ben. Dit was de reden, dat by de Romeie 2, DEN, DE SLAKHOORE NS, 44 … nen de Halzen der Slakken onder de din- VI. „gen, die grootelyks tot opwekking van de Er … Minnedriften ftrekten, geteld werden. De Hoorn. ‚ Lyfters hebben ’er grooten Smaak in: zystux. ‚ pikken de Schaal van onderen met den Bek Twin/ak, », door, en haalen ’er het Dier uit.” Gelyk onze Tuinflakken, in de uitwendige verfchit _ _ Geftalte, van de Wyngaardflakken * verfchil- EN len, zo hebben zy ook eenig werfchil in de slakken, inwendige deelen. SwAMMERDAM geeft ons en j daar van, door vergelykinge van de een met de andere , een omftandig Berigt. Egter fchynt dit onderfcheid niet van veel belang te zyn, doch in de manier van Paaring vondt hy een groot verfchil ; „ alzo de Roede (Penis) in », de Tuinflakken veel verder omgeftroopt en » ge-erigeert wordt; weshalve zy ook aan » haar begin mede bezet is met dergelyke 2, Kliertjes als de Huid. De Paaring duurt ‚, by haar ook veel langer, dan in de Wyn- 5 Saard-Slak, en de geheele Roede, tot haar >, uiterfte End toe , wordt van de eene Slak sin het Lighaam van de andere ontvangen, zo die men dan , fomtvds, zeer aartig door >) Elkanderen geftrengeld ziet. Het is vere wonderlyk, hoe de Roede van de eene Slak zig, om de Roede van de andere Slak om= > windende, in derzelver Lyfmoeder inplant 5 s terwyl haare Lyfmoeder tevens die van de „ andere inneemt. Zoo men de Slakken op „> dien tyd van elkander trekt, dan ziet men 25de 1. DEEL. XVIe STUK \ / á48 BESCHRYVING VAN VL „de wederzydfche Roeden uit de Opening rn der Lyfmoeder van ieder Slak te voorfchyn Rb ‚„ komen, welke zy dan, inwaards omftroopen- STUK. y, de en ‘wonderlyk beweegende , weder bin - Tnflaks ‚‚ nen een korten tyd in haar Lighaam trek- ‚ ken. En, aangezien de beide Slakken haa- „re Teeldeelen in de regterzyde van den „ Hals hebben , zo fluiten de Koppen , ge- , duurende de Paaring, byna kruislings tegen ‚„ elkander ; waar door ook het Lighaam en ‚ de Hoorntjes van ieder Slak eene byzonde- „‚ re plaatzing hebben.” pexeim (692) Slakhooren , die de Schaal ondonrmank Helix EG rondagtig „ effen „ gebandeerd heeft ;, Bofch: met eene langwerpige bruine Opening. Slak, . | GuvarrTHIErr haalt de tweede Aardflak van LisTeEr aan, die ’s Winters huisvest in de Scheuren of holle Stammen van oude Boo men; doch ’s Zomers het Moes en allerley Kruid in de Tuinen vreet, ja de Vrugten zelfs niet onbefchadigd laat. Men zou ze derhalve zo wel een Tuinflak mogen noemen , als de voorgaande Soort en beiden komen zy ook in de Bosfchen voor. In'de Boomgaarden is zy maar al te gemeen. Ik heb deeze; die veel groo. (692) Helix Testà imperforatà , fabrotundà , levi , fascia= (A; Aperturâ oblongâ fuscâà, Syste Nate Xlle GUALTHS Tet Te f, CG, br SLARHOORENS 4a49 grooter zyn dan de gewoone Tuinflakken, « VL hier buiten Amfterdam gevonden ; twee daar re van tot de Proefneemingen vân SCHEFFER Hoorp- gebruikt; en die eenige Weeken met Slaa-bla- srux, den gevoed. De uicflag voldeedt my niet ge. Bo/h- noeg; om hiet nog eens herhaald te worden.” ** LisTERr zegt, dat deeze naauwlyks half zo groot is als de Wvyngaard-Slak ; doch dan beoogt hy pier de hoogte en breedte , maar de Lighaamielyke grootte : want in zyne Áf- beeldingen is de evenredigheid omtrent als drie tot vier. Ook zyn; noch deeze, hoch de voorgaande, altoos net even groot, in haare Soort: De Kleur, zegt hy, is bruin of Kas- tanje; met eenige breede Banden eu veele geelagtige of Afchgraauwe Vlakken als ge= marmerd. De Randen der Opening zyn een weinig omgeboogen, wanneer de Hooren haa- re volkomene grootte bereikt heeft, De Schaal heeft vyf Gieren en haare Top puilt weinig uit. Het Dier komt met dat der andere T'uin- Boom- en Bofch-Slakken nagenoeg overeen. > Verfchilt van de voorgemelde Rivierflak- ken *, daar in, grootelyks , dat nren ’$ Win-* ptadz, ters dók haare Darmen met Vuiligheden ge- #4° vuld vindt, die hard zyn, en zekere figuur hebben. In ’t end van Mey of in ’t begin wan Juny paaren zy, en men kanze, dus ge: paard „ opneemen , zonder dat zy elkander los- laaten. De Pyltjes van de Roeden, die in haar Halzen ingelaten waren , beftonden uit F £ eer: ÏÌs DEEL. XVI. STUK, vi. AFDEEL. LVIL Hoorn. STUKe Bofch- Slak, Het Kwyle 450 DESCERYVING VAR een broofche Aardagtige zelfftandigheid, van eene fraaije Geftalte, De Eijeren vondt hy, in July, in de Tuin , overvloedig onder ’c Kruid; zynde taamelyk groot, een weinig fa- menhangende, wit, met eene Vliezige zagte Schaal... In ’t begin van de Herfst waren de Jongen reeds zo groot als Hazelnooten. Omtrent het Kwyl, welk deeze en andere Slakken zo overvloedig uitwerpen ; dat het - den Weg, dien zy gegaan hebben , en dus haare verblyfplaats aantoont; nam gezegde Heer dit volgende waar. „, Het fchynt een ‚s ander Vogt, en grootelyks verfchillende te > zym van dat gene, ’t welk door een fteek s> in ’e€ Lighaam van de Slak , of door eene s Infnyding in de Huid gemaakt, uitgelaten ‚> wordt : want dit laatíte is blaauwagtig en „, veel dunner, Dit Vogt, dat zy van zelf 3 uitfpuuwen, is dikker, taaijer , en een weie » nig meer gekleurd , naar ’t geele trekkende; ss misfchien van de afgeknaauwde Kruiden it ‚ de Maag , uit welke het voortkomt , dus » geverwd zynde.”’ Van beide die Vogter deedt hy in een Flefchje, en fchuddende die wekker ondereen, ftolden zy tot een Klomp; als van geele Lil. Het blaauwagtige Vogt, in tegendeel , op zig zelf alleen even Zo ge- fchommeld, ftolde: nimmer. Eenige Slakhoo- rens in een Doek gedaan hebbende; beftroois de hy die, nu en dan, met een weinig Zouts: dus gaven zy wel veel, doch geen ander dat taay ve / DE SLAKHOORENS ‚4st taay geelagtig Speekzel, en wederom van dit VI. blaauwagtige Vogt tot een gemaakte Wonde nn uits „ Hier uit blykt (zegt hy) dat hiet hoog- Hoorn. 5 roode Vogt van eenige Rivierflakken [gelyk sTUK. s‚ van de Posthoorentjes; hief voor befchree= Bi ven *,‚] van zelf uitgekwyld , de natuur van « en Speekzel heeft, niet van Bloed: daar de Ou- 420. 5 den geheel aders oordeelden van de Pur: „s perverw.” „> Laat het blaauwagtige Vogt, [ vaor heen ; Het Bloed, 5) in de Jongwerpende Slak, het blaauwe ie vensvogt genoemd +] doot de sine Bladz, van de Huid uitgelaten, in een Lepel, zag- “4% s telyk , een weinig op een gloeijende ol uitdampen 5 zo verandert hetzelve , byna oogenblikkelyk, in een witte Lil, gelyk de ‚> Wey van Bloed; waar mede het, zo ik „s oordeel , een groote overeenkomst heeft. Men kan, in het ontleeden van deeze Die= ‚ren, Ontelbaare Melkaderen , die rondom de Darmen loopen, niet anders dan in de $, Bloedvoetende Dieren, waarneemen. Uit » deeze Chyl; nu, door het Lighaam ver- „ fpreid,; zal, door de werking der Íngewan- » den, waarfchynlyk „ dit blaauwe Vogt ein- » delyk bereid worden: te meer, dewyl her ‚ loopt door een ander flag van Vaten.” Dan fpreekt hy van eenige niet zeer beken= cetruit. de Gebruiken, waar toe dit Vogt, en de Slak- ken zelf, door de Konftenaars gebezigd wor- den, aldus. „, Het eerfte is, dat wy, in ’£ Ff gag „5 wit 1 DEEL, XVI STUK, 482 BESCHRYVIJNG ov AN jr cl ‚> wit maaken van Wafch , te Montpellier FD. e LVij, »» met eigen Oogen gezien hebben. De Hou- Hoorp- ten Vormen beftryken zy met Gekneusde STUK. _ „ Slakhoorens , en fteeken die dan in de ge= SE sp Ímolten Wafch: dus belet de Etter der 3, Slakken de al te fterke aankleeving van de s, Wafch „ op dat zy, door een zagte Klop- s‚ ping op de Vormen; een dun Vliesje van ‚… Wafch bekomen mogen: terwyl het overi- ge van die Konst door lang leggen in de s> Zonnefchyn en geduurige befproeijing wordt „> volbragt. Het andere Gebruik is in de Beeld- > houwery. Neem ongeblufchte Kalk zo veel 3» gy wilt : meng dat met even veel wit van „Ey en Vogt van Slakken , dat door een fteek 8 „>is uitgelaten , en laat het wryven op een > Marmerfteen. Dit wordt gehouden voor > Een uitmuntend Middel, om gebroken Stee- > nen weder famen te lymen„ alzo het als in s een oogenblik vast en hard wordt.” peran- __ Van de overige Gebruiken der Slakken en Sn Slakhoorens „ zo in ’t algemeen als in ’c by- zonder, als mede van de Slakken Steentjes en Zoutbeentjes, die ook in fommige Hoornflak- ken voorkomen (*), reeds gefproken hebben- *ziexiv,de *; zal ik hier nog maar verhaalen wat Dade. 1ip, Hook zegt van de Tanden deezer Slakken, 375, ‚ Uit het bovenfte gedeelte van den Bek heb » ik een hard , krom, Beentje genomen , dat 2 MJ (C*) SWAMMERDAM Bybel der Natuur, bladz, 158 DE SLAKHOORE NS: 453 my toefcheen gefatzoeneeed te zyn als een VL Ô . FDEELe ry van Tanden , die op orde in de Kaak rw, {taan „ en verdeeld te zyn in verfcheide, klei- Hoorp® ne en groote , zwarte Tanden. Het was STUK. egter één onverdeeld Beentje , waar mede ik deeze Slak zelf Roozebladen zag eeten, en daar kleine halfmaanswyze Deeltjes uit« fnyden , die van Geftalte waren als een Kapitaale Letter C. Het bovenfte gedeel- te, nu, van dit Beentje, is veel witter dan 2 rkse onderfte, ’t welk zwarter is, en meer 2 uitgefneeden. Het heeft een fcherpen Rand, „en negen uitpuilende deelen , als Tanden, s; die in het Beentje famengevoegd zyn.” Die alles wordt, door een zeer fraaije Afbeel- ding, van En Autheur opgehelderd (*). Er (693) Slakhooren, die de Schaal ondoorboord, DCXCIHT, elix ovaalagtig ‚ flomp en graauw heeft , sripa. Graauwe met twee bleeke Banden , de Opening: pronkte langwerpig. De Dit is een Aardflakhoorn , voorkomende in de Zuidelyke deelen van Europa, zegt LIN- Naus, en getuigt, dat die van Sweeden drie- maal zo klein is als dezelve. Ondertusfchen vind ik, dat zonderling is, door hem zyne be- | fchry- (*) LrsTER Anime Anglia, p 153—116e. (693) Helix Testâ imperforatâ fub-ovat obtufi grifeà, Fasciis duabus pallidis, Aperturà oblongiusculâ, Syst, Nat, XII, GUAEEN. 1e T, Is f, Be Ff 3 IL. DEEL. XVI. STUK, 454 BESCHRYVING VAN VL fchryving der Sweedfche Dieren op deeze ADE Soort riet aangehaald. GuALTHIERI geeft _Hoorn- ’er den tytel van gewoone rosagtige , geban- STUK, deerde, Aardflakhooren aan. DCXCIV, | (604) Slakhooten, die de Schaal ondoorboord;, Helix Hee Baht rondagtig „ Bruin , met eenen witten a Band overlangs s-6n dé Opening Pur- mond, perkleurig heeft. Van deeze was de plaats der afkomst onbee kend. Zy bevondt zig in ‘t Kabinet der Ko- ningin van Sweeden. V. Die van figuur als Pennen of getoor tend zyn. DCKCv, (6o5) Slakhooren, die de Schaal getoorend, dccollata, niet doorboord heeft, den Draay als af- SekRpils, gebroken geknot , de Opening Scheef. ovaal. GuvarTHIErI geeft zeer fraaije Afbeel- dingen van deeze Hoorentjes, waar van ik 'er ° éen 5 (694) Helie Testà imperforatÂâ fubrotundâ fuscâ , Fasciâ longitudinali albâ, Aperturâ purpureâ, M. Le U, Ó71, N, 377e KNORR Verzam. Is D. Pl. 21e f, 3e (695) Belie Test imperforatà turritd , Spirâ mutilatoe truncatà , Aperturà obevatà, Me Le U, Ó71e N. 378. BO-« NAN Ne Reer, IIe T, 56, PET. Gaze Te 66. f, 1, GUALTE, Test, T. 4e LO,P,G. ARGENVs Couch, T, 3e (27) £ 5. KNORR Verzam, VI, De Pl 32, f, 3e aen DE SLAKHOORENS 455 gén, volmaakt mer het eerfte der zynen over- VE eenkomftig, gekreegen heb, dat aan de Kus- in ten van de Adriatifche de gevonden was, Hoorp- BoNANNI zegt van ’t zyne , ’ welk ook vry STUX. wel gelykt; dat zy van Elpebeen-Kleur zyn, en in de Sponfen huisvesten. P'ARGENVILLE getuigt van ‘t zyne, in de Seine gevonden, dat het wit en geheel effen is (*). Deeerstge= “melde geeft ze op voar Aard-of Land-Hoorene tjes. ’t Is zonderling, dat zy, dus geknot , haare volkomene Geftalte hebben. Zy zyn on- gevaar een Duim lang. (696) Slakhooren , die de Schaal getoorend, ‚DER (ii niet doorboord, Rolrondagtig , flomp , cvtindrica, met vier Gieren en de Opening ovaal en: heeft. In de Zoete Wateren der Noordelyke deelen van Europa treft men dit Hoorentje aan, ’t welk de grootte maar heeft van een Rogge- Graantje, Hoornagtig bleek zynde van Kleur. De Top is rondagtg , zeer ftomp; de Opening heeft een omgeflagen Rand. | _ (697) Slakhooren id de Schaal eenigermâa- DCXCVII; eha 1e Stagnalis, “ or 8 \ AN Dryfhoos (*) Toute unie Ge vauze frufde, Die laatfte verftaa ik niet, eh je» {696) Helix Testà imperforat eurrit fubeylindrie4 obtufd, Anfra&ibus quatuor, Aperturà ovali, Syse, Nar, XIl. {697) Helix Test fubperforat , fubrurrit , Anfratibus minque « Aperturà ovatd, Syst. Nar. XII. Tuzbe Stagnalis, BASTER Ust/pann, M. pe 8. Ture ks « 456 BESCHRYVING VAN VL te getoorend en eenigszins “genaveld gt, _ heeft , met vj Gieren, de Opening k Hoorp. ovaal. STUK. Hier wordt dat Hoorentje bedoeld, ’t welk de geleerde Heer Doktor BasTrERr in Zeeland gevonden , en op zig zelf befchreeven heeft onder den naam van het Dryvertje of Dryfhoo« ventje. Dien naam geeft zyn Ed. daar met re- den aans dewyl het, zelfs in een Glas met Water, by het minfte goed Weer , altoos mee den Voet om hoog , gaat dryven en zig dus als in de Zonnefchyn blakeren. Dir zelfde echter heeft ook, volgens LrsTEr (*), in de Jong-, x zie werpende Rivier -Slakhoorens plaats*. Zyn Ed. blade 1395 fchryft 'er zes dikke Ringen of Draaijingen aan hi toe; doch de Heer Linnaus maar vyf: waar- fchynlyk om dat ’er ín de Afbeelding niet meer telbaar zyn. Het is flegts één of anderhalve Lyn lang, en derhalve nog kleiner dan ’t voor- gaande. Men vindt het in brakke Wateren, amtrent de Stad Zirikzee , menigvuldig, zynde de Schaal gemeenlyk met vuil begroeid, doch anders wit van Kleur.- Het Slakje heeft de Snuit , naar evenredigheid der grootte , wat langer dan het Dier der Aliekruiken, en de Oo= gen flaan niet op zyde van de Hoorntjes, die het heeft, maar ed tegen dezelven aan, gee Iyk (*) limo vero, ezpanfi Pedis virtute , fummis Aquis fefe xcque bene fuspendere folent , ae per medias Aquas natax® vn Perque Fundum repere, Exercite dnatong, Ile Pp, 19e DE SLAKHOORENS 457 Ayk ín de Aliekruiken-Slakjes. Dit Dryfhoo- VI rentje is niet Rolrondagtig, maar veeleer Tol- een En agtig of Pieramidaal, Hoorp- ie PND STUK. (698) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa= vexevar: te doorboord en getoorend heeft , met agt Eet oëfanas Gieren, de Opening rondagtig. Agtdraay, Volgens de Afbeelding is deeze nog kleiner dan de naastvoorgaande, en niet grooter dan een Kanaric-Zaadje, Men vindtze in de. Moe- rasagtige plaatfen van Sweeden, ter grootte van een Rog gge- -Graantje, Hoornagtig van Kleur, Dat van Gua LTHIERI was een Rivierhoo- rentje. (699) Slakhooren, die de Schaal ondoorboord , pCxCIx. Eyvormig ; gefpitst heeft, overdwars ge- zet fbreept en bruin, met geele Banden. Grruintje, De bynaam moet zekerlyk pulla, niet pella, zyn. Op Ysland is dic Hoorentje waargeno- men, dat nog kíeiner is, hebbende de grootte van Steenzaad *,‚en bruin van Kleur zynde uie * Sers Lithofpers , den rosfen , met de Gieren overdwars geftreept. „; De Opening is half ovaal. Vi. (698) Helix Testâ fabperforat Turritâ , Anfractibus oto, Aperturâ fubrotundâ, Syst, Nare Xlle GUALTH, Zeste Te Of DBe (699) Helix Testâ imperforatà acuminatà ovatà , transverfe Ariat , fuscà Fasciis flavis, Syst. Nat, XII, FES Ie DEEL: XYIe STUKe 458 DBerEsCHRYVING VAN VL VI, Die Eyrondagtig zyn en ongenaveld. AFDEEL, se 5 i Kad (700) SE Enoar » die de Schaal naauwljks STUKe doorboord, langwerpig ovaal en ruuw DCC, heeft, met zes Gieren, de Opening fmal Paps. Halfmaanswyze. Poppêtjee peer _ (zer) Slakhooren , die de Schaal niet door- ee boord 3 langwerpig ‚Tuup heeft, met Barbarye agt Gieren , de Opening rondagtig ie: Halfmaanswyze, | Deeze beiden zyn, in Barbarye, door den Heer BRANDER waargenomen. De Schaal der laatfte is aan die der andere gelykvormig, maar de helft kleiner, dat is, maar weinig grooter dan een Gerfte- Koorntje, hebbende de Mond-opening , aan den onderkant a dikwils omgeven met een graauwen Band. pcei. (702) Slakhooren, die de Schaal hosa) Be niet doorboord „ de Gieren met Tands- Rivier- wyze Stekels bezet heeft. Taufe. kroons toon Wy (zoe) Helix Testà fubimperforat ovato.oblongâ rudi , Ans fratibus fenis , Aperturà Lunato oblongâ. Syst, Nat, XII, (Gor) Helix Test imperforat oblong rudi, Anfra@tibus etonis, Aperturä fubrotundo-Lunatà, Syst, Nat. XII. (voz) Helix Testâimperfora:â oblongâ, Anfra@ibus fpinofoe dentatis, M, L, U. 672, N. 379, Voluta Fluviatilise RU MP He Rar. T. 33. f, FF, ARGENVe Conche Te 3Ie (27) É. 6, N, 6, Ai DE SLAKHOORENS. 459 „Wy hebben, hier voor * , van de zoge- Vh naamde Paufekroonen gefproken. De gelyke- rn nis van Geftalte en de plaats der afkomst ‚ Hoor. geeft aan deeze den mam van Aivier- Paufe- STUK. kroontjes: want zy vallen klein. De Kleur is * E 164. zwarcagtig bruin, en de Smaak van het Dier bitter ; waar van de Latynfche bynaam. In Oostindie onthouden zy zig in de Mond van diepe Rivieren, volgens RumrrHius, die aanmerkt , dat de Doorntjes fomtyds flap zyn, fomtyds {tyf en ftomp. Men vindt witte van die flag, die zeer raar zyn. Dat van D’ARr- GENVILLE, vuilwit van Kleur, fchynt een ander te betekenen. | a ( 203) Slakhooren „ die de Schaal niet door- pee boord, Eyvormig met een fpitfen Top, 647 tagnalis, eenigermaate gehackt heeft > met de Open Sri, ning ovaal. Slakhooe Ien, De bynaam geeft te kennen, dat deeze Soort zig in Moerasfen, Meiren, Vyvers, en an- dere Staande Wateren onthoude. Ik heb ze hier, by de Stad, in Slooten rykelyk aange- troffen, van anderhalf Duim lang, hebbende, gedroogd zyn ‚ Eene ORBSmeEn broofche, dun- (703) Helix Testà imperforatâ , ovaro=Subular , fabangulatd, Aperturà ovatÂ, Faun, Sec, a188, Pum. Alus, 32, Ne 305, LisTe Angl. 132. T. a. fe ar Conéh, Ul. T. 123 f, 2. GUALTH. Zest, Te 5, fee FRISCH Zaf. VlII, T, 7e ÂZ, Helvert, V.p. 283. Ne 4, T. 3e f‚ 25, 26e Ie DEEL XVI, STUKe 460 BESCHRYVING WAN VI. dunne, Schaal, die aan de frisfche levendige cn geelagtig en doorfchynende was. Dic zelfde _Hoorp- merkt GUALTHIERI, in de aangehaalde, STUK. aan, die echter veel te {tamp van Top is; de om deeze Water-Slakhooren , welke ik de Spit- Slabbooren,f? noem , te betekenen. Die van FriscH; | genaamd Rivier-Slak, met het fpits toegedraaê- 7 de Huisje, komt nader met de onze overeen. LisrTer vandtze overvloedig in de Zuidelyke deelen van Engeland , en fommigen zeer groot. Door Ontleeding van het Dier. ontdekte hy, dat hetzelve de Maag uit zeer fterke Spieren famergefteld hadt, van grootte als een Peper- korreltje , en oordeelde zulks eigen te zyn aan die Slakken, welke Kruiden vreeten, ’t welk uiet de groenagtige Kleur der Excrementen blykt, die als Wormpjes zyn gefatzoeneerd. Taaring. >) In ’t midden van September „ (zegt hy) ‚„ vond ik deeze gepaard , en bewaarde ?er „eenigen in een wyd Glas; welke toen, » door ’t Water zwemmende , haare witte „… Teeldeelen uicftaken uit de regterzyde van „ den Hals. Om dat Zy de Schaft gelyk in ‚ de Landflakken hebben, zo. blykt het, dat > Zy ook DAD EGOEn zyn (*). Zy paa- > ren insgelyks in et Voorjaar , dat wy dikwils s, gezien hebben. In ’t voorst van Mey heb- „‚ ben (*) Penis Glaviculatus est , ut in Cochlcis Terreftribus diftum 5 ita has queque Cochleas Fleviatiles Androgynas esfé fatis conftat, Exercite Anat, 1, po 52e à DE SLAKIMOORENS: 45E ‚„ ben wy in zekere Vyvers, daar deeze Slak- „ hoorens overvloedig geweest waren, en ‚„ weinig anderen gevonden zyn, derzelver Vi. FDER, (LVL. HoorD- „… Zaad in groote veelheid waargenomen. Het sTUX ‚, kleefde aan alle Waterplanten, en hadt de Spitf? … Water= ‚‚ volgende gedaante. De langte der Klomp- Siakhoorera „jes was één of fomtyds twee Duimen, de dikte als die van een grootagtige Ganze- „Schaft : zynde zeer rond, doch aan beide , Enden wat dunner en ftomp 3 als Kryftal ‚> doorfchynende; vry vast op ’£ gevoel. Wan- »> neer gy dit Zaad tusfchen ’t Licht en de 3, Oogen ftelt , zullen zig daar in, aan Uw „, Gezigt, ontelbaare kleine Lidtekentjes, van „, Oovaale figuur, openbaaren, die in orde ge. 3, fehike zyn, en allen, nevens den Rand van ‚, het Lidtekentje , haare geelagtige Stipjes „, hebben. Deeze Slakhoorens geeven, wan- 3, neer zy met een Naald geftoken of met een », Pennemes gefneeden zyn, geen Vogt uit „o dat het-Weaters kleurt.” FriscH heeft ook zyn gedagten laaten gaan over het Schot van deeze Water-Slakken. Hy geeft 'er de Afbeelding van, en zegt dat het naar een Worstje gelykt , waar in, naar de grootte deezer Slakken, van twintig tot over de honderd Kogelronde Eytjes vervat zyn. ‚, De buiteníte Stoffe , om deeze Eijeren, „… zegt hy» is diken taay , gelyk Kikvorfchen- », Schot: de binnenfte en naafte aan dezelven „‚ is helderer en dunner; zo dat ieder Eytje 55 19’ Ee DEELe XVI. STUK, 462 BESCHRYVING VAN YI. » Zig, als de Appel van het Oog in zyn Wit; VvE AFDEEL. js van buiten vertoont. EVIL In ’t Voorjaar verzamelde ik va deeze Hoorp- DD B stuk. 7» Slakhoorens eenige Paaren, die ik aan el Spitfe_ “ 5» Kander hangende, en dus Marinetje en Wyfe An „ je, aantrof. Ik woedde dezelven in een wit | Suikerglas, in ’t zelfde Rivierwater ; waar sin ik ze gevonden had, met een weinig … Meel. Na verloop van weinige Dagen lei- s) den de Wwyfjes haar Schot tegen ’ Glas aan. In Juny kroopen de Slakjes uit hee s> zwarte Oog in het dunne Vogt; dat om de- j, zelven was, en bewoogen zig eenigen tyd ‚ in dat Vogt , maar gingen ’s anderen daags den 5» naaften weg, door de beide Vogten heen, 5, in ’t Water. Het fchynt als of voor haar; js in het Eijerleggen, een opening gelaten zy, ss om dus tekunnen doorkruipen. Nadat zy ’er 5 alle uit waren , bleef doch het Worstje ss nog een geheele Maand, in zyn geheel, ss aan ’t Glas hangen ; eer het afviel, en al- ss lengs in ‘ec Water verfmolt; Ik -kon de 3 Slakhoorentjes in ’ Glas niet meer zien, 5 doch ftrooide fomtyds een weinigje Meel s, op het Water, en deed ‘er geduurig eenig s frifch Water by: waar dôor zy in weinige 3, Dagen zodanig toenamen, dat menze over. 5 al zien kon $ zy zwommen aan de Oppers ss vlakte van ’t Water en vraten het daar op 9» leggende Meel. Naar maate de Slak in haar »> Huisje gracide , maakte zy cen nieuw aans Î | ss VOEZ- ‚> voegzel aan de Opening van hetzelve, als VL 9 Een Zoom. Dit doen zy door middel van PAREL “ss de taaije Slym, welke zy om en aan zig Hoorn. „s hebben ; en daar van formieeren ook desrtux. á, Aardflakken, tegen den Winter, een harde Spie >, Deur voor haare Huisjes. Het onderfte lanes s, deel, of de Punt, blyft, gelyk dezelve by > het komen uit het Ey geweest is: zo dát +, men daar aan zien kan, hoe groot dit Slak- s> hoorntje in ’t eerst ware. Men kan alle ss Aanvoegzels , gelyk if de andere Hoorens sen Schulpen, van ’t Ey af tot aan den ui- s> teríten Wasdom, tellen; doordien zy tel- 4, kens met een wat dikkere Streep. eindigen, s die zig op de Oppervlakte als een Naad ss vertoont. Het overige Werk is gantfch. 5 fyn en doorfchynende ; zo dat men hee _, blaauwagtige Slakje duïdelyk in zyn Hoo- 5» tentje kan zien leggen en zig beweegen. 5» Ook maaken die witte Naaden het geelag- s> tige Hoorentje , zo lang het vogtig blyft ; » hiet onaartig.” 2, Om deeze Slakhoorens in °t leven te hous jo den , moet men ze dagelyks, ten miníte s, driemaal, frifch Rivierwater geeven; want ss door het Meel wordt het Water wel haast 9, troebel. Ander Voedzel, dar bekwaamer 3» voor dezelven ware, heb ik nog niet ge- »» vonden. Men giet het met voorzigtigheid 2» af, om de kleine jonge Slakhoorentjes niet sj, te verliezen. Wanneer aan den Mond van Le DEELs AVI, STUKe ; 464 BESCHRYVING vaN VL „ ’t Huisje wat afbreekt, zo blyfe de Breuk Evi „> na verfcheide aanvoegingen nog zigtbaar Hoorp- 1» De Slakken laaten , aan de ééne zyde van STUK. _…, haar Lyf , als zy tot aan de Oppervlakte ae ‚> des Waters opwaards kruipen , om Lugt te Slakhooreù.,s fcheppen; eene ronde Opening, waar ber s> men ver in ’t£ Huisje inwaards kan zien, ‚ Dit openen gefchiedt dikwils met een hel- 5, der Gefnap, gelyk wanneer men de Lippen ss met geweld van elkander doet. Zo dra zy ‚‚ het Water aan dit Gat befpeuren , worde „» hetzelve toe , en bygevolg de Lugt inge- 5 flooten , door middel van welke Lugt zy ‚… vervolgens weder opwaards ftygen, om het s gene op de Oppervlakte des Waters dryft, ‚‚ en haar tot Voedzel dient ; in te neemen. ‚ Haare Hoorntjes op dex Kop zyn plat en ‚, maaken een fpitfen Driehoek : het Lyf is » Zraauw met kleine zwarte Vlakken, In Au- ‚‚ gustus zyn zy my altemaal ; jorg en oud, 5 afgeltorven: waar tegen ik geen hulpmiddel s> heb kunnen uitvinden.” Onder de grootften van onze Waterflakhoo= rens kan deeze geteld worden, zegt LinNszus, Zy heeft geen de minfte Tekening; maar is zeer veranderlyk in Kleur. Eenigen hebben de Schaal geheel zwart, anderen Afchgraauw, anderen witagtig, anderen graauwagtig; doch in allen zyn de Gieren met kleine dwarsftreep= jes voorzien „ naauwlyks zigtbaar voor het bloore Oog: met eene witagtige Vlak hier en daar CDE SLARHOÓRENS ós daar ‚ als werde düs de Jaarlykfe groey aan- VL Arpeet, Hoorp- C 704) Slaktiooren 5 die de Schaal niet door- STUKe hoord , Eyvormig met een fpitfen Top, DCC. | Spilrond ‚ doorfchynende heeft, de Ope- En ning langwerpig ovaal. Broofche, Veel minder weet ik by te brengen aan. gaande deeze Soort, die in de Moerasfen van Sweeden voorkomt ; zynde ongemeen dun en broofch vän Schaal. In Geftalte zweemt zy veel naar de Tuinflakken ‚ doch is driemaal zo klein, (705) Slakhooren die id Schaal niet doors DCCVv. boord Eyvormig flomp en geel heeft, patris. met een ovaale Opening, Rottige, | In de Rivieren en Meiren van Sweedeïi kwam deeze voor „. die geeler is van Schaal dan eenige andere , aldaar gevonden. De Schaal was doorfchynende en byna zo dun als een Vliesie „ > hebbende een ftompe Punt ‚ en bee ftaans (zog) Helix ‘Test impêrforat ovato-fubulatâ , tereti, pel- Jucidâ , Aperturâ ovatosoblongâ. Faun, Suee, 2187 Czo5) Helix Testà imperforatâ ovatà,obtufà flavâ ‚ Aperturâ ovatâ, Faun Suec, 2189, BON. Keer. III, T. 54? Tür. Obs. Med, pe 201, LISTe -Axgl, 149, Ts ze fi 2d | Conch, Te 123, f© 23e KLE IN Offrac, T, 3% f. Zed GUALTH. Zist, Te 5, f. F. a) Gg 1, DEEL: XVIe STUlse VL Ärpeer, LVil, Hoorp: STUKe 466 BESCHRYVING v AR ftaaride uit drie Gieren, met zeer fyne fchuins fe Streepjes. LisrTEr maakt van een derge- lyk geelagtig Hoorentje gewag , ruim een half Duim lang zynde , met een zeer wyde Ope- ning. Dit kwam ín Rivieren van zeer helder Water menigvuldig , en ook in ftilftaande Wa. teren , in Engeland, miet zeldzaam voor. Het is, getuigt hy, een Dier, dat ook buiten ’ Water leeven kan: alzo het by Zomer de Rí- vieren gaarn verlaat, aazende op ’t Kruid, ja de Köosné enden van de Fakken der Wilge. boomen beklimmende, > Deeze Slakhooren is, zegt Hr via ‚ ZO van de Rug- als van de onderzyde , keurlyk afgebeeld door den zeer geleerden T ur- PIUS „ die daar wan: iets wonderlyks ver- > haalt. Een Oude Vrouw , naamelyk , in haar negen-en«tagtigfte Jaar gaande , welke drie Jaaren lang met ongemeen geduld een Steen , die drie Oncen en twee Drachmen woog, in haare Waterblaas gedragen hadt, raakte denzelven eindelyk zeer gelukkig door de Waterloozing kwyt, met twee Hoorentjes , die ook van buiten met een > Steenige Korst begroeid waren. Voorwaar „ > zo veel ik uit de Aftekening kan- oordeelen „ 5 Zyn deeze volftrekt van onze Hoorentjes » geweeft.” De Tekening, evenwel, vere fchilt, myns oordeels, grootelyks vân de zy= ne, en niet minder de grootte: daar niettemin die van KLEIN een namaakzel fchynt-te zyn | var 22 DE SLARHOORENS 467 van de aangehaalde van LisTEr, welke door , VI onzen Ridder niet goed geoordeeld werdt. on Die van BONANNI en GUALTHIERI Zyn Hoorp- met deeze laatfle ook zeer overeenkomftig. STUX- Ík begryp de reden van den bynaam niet; ten ware daar mede op ’t Geval van TurPrus ge-oogd mogt Zyn. (706) Slakhooreni , die de. Schaal miet door- Deer. boord „ eenigermaate langwerpig „ doore Deb Jchynend , fpits heeft, en de Opening nen ovaal. De aangehaalde van GuaLrTrHikri is klein en zeer wyd van Mond, hebbende maar drie Gieren : deeze in Sweeden gevonden , heeft vyf Gieren. De Schaal is zeer dun en teder; Zy komt in de Moerasfen van Europa voor. (707) Slakhooren , die de Schaal niet door- veevu. Helix T: boord , Eyrond, flomp, onzuiver, de rara Opening omtrent ovaal heeft. _ Gefprierte, De (ros) Helix Testâ imperforar oblongiusculâ , pellucidà ; … acutâ, Aperturà ovatÂe Faur, Succ, 2190, GUALT Hs Test. Ts 5: He (707) Helix Test imperforatâ ovato obtufâ impurâ „ Apere turâ fubovatÂ, Faun, Suec, orgT, BONANN, Reer, II fe aol, LIST: Angle 135. Te 2e f 19e Conche 642 f, 33, 34, 35e KLEIN Offrac, T. 2, É, 53, 54+ ADANS, Seneg, Is T. 12e f, Ie KNORR Verzam, Ille De Die Ae fe H Gea Je. DEÉL. XVI, STURs VL ÄFDEEL, LVIL Hoorp- STUK, 468 BESCHRYVING vAn De aangehaalde Afbeeldingen zyn hier der. maate verfchillende, dat ik uit dezelven niets weet op te maaken: te minder; dewyl in de befchryving der Sweedfche Dieren gezegd wordt , dat deeze Soort viermaal kleiner is dan de voorgaande. Die van Krein en Bo- NANNI, ondertusfchen , vertoonen zig zò groot als de gewoone Tuin-Slakhoorens, naar welken zy ook wél wat gelyken. Die van Lrisrer hadt maar de grootte van een Paar= deboon en was geelagtig van Kleur, hebbende vyf Gieren. Men vondrze overvloedig in vee« le Rivieren en Staande Wateren. ’t Schynt dat de dunne Hoorntjes op den Kop, groote- Iyks van die der andere Waterflakken verfchil- tende, en naar de Sprieten der Infekten gely- kende, ’er den bynaam aan geeven. In de Afbeelding van ADANSON zyn deeze zeer blykbaar , doch de zyne behoort tot de Tol- jen of Maanhvorens ; waar toe ook die van GUALTH IERÍ,door hem aangehaald, betrek- kelyk zyn, en deeze waren wel fraay getes kend (*). DCCVI, (708) Slakhooren , die de Schaal niët door. Helix Aus riculariâa boor e, Muizene f Oortje, (*) Cochlea Trochiformis lvis albida , maculis interruptis, per feriem díspofitis, pullis, aliquando rufis, fignata, & feu “ vermiculato gnpdan opere depita, intus s Argentea, Test, T, (7085 Heli Testâ impetforatà ovatà obtufâ, Spirà acutà brevisfimâ , Aperturâ ampliatâ, aur, Suece 2192n GU ALT Ho Tess Pad boord, Eyvormig , flomp, met eene zeer korte fcherpe Spits, en de Opening wyd heeft. De aangchaalde Afbeeldingen verfchillen hier wederom grootelyks. Die van m’Ar- GENVILLEs welke goed zou zyn, duidt een Hoorentje aan, uit de Marne, dat vaal was van Kleur, en wyd van Mond; weshalve het Muizen- Oortje geheten wordt. Onder de Meir- DE SLAKHOORENS 469 VI, AFDELELe LVII, Hoorps STUKe en Kivier-Slakhoorens, in Sweeden, is deeze Soort, volgens LinNNaus, de grootíte , en zou derhalve grooter moeten zyn dan de Spit- fe Water -Slakhooren, hier voor befchreeven *, Dit komt met de gezegde Afbeeldingen * Bladz, In't allerminfte niet, overeen. De onderite en buikiefte Gier was overdwars zeer fyn ge- ftreept. Men hadt ’er tweederley in Swee- den, beiden van binnen Sneeuw-wit, doch de eene ftomper de andere fpitfer getopt; gelyk dit ook in de Franfche , by D'ARGENVIL- LE, blykbaar is, Volgens de aanmerking van den Heer Doktor BERKHEY, zyn deeze Muizen- Oortjes van de algemeenften , onder de Water- Slakhoorentjes, in, ons Land (*). Lrs- TR TSufi.F. Laer: Arzt 180: Fe a felo3 Exeros II. P:,54, Conche 11. “T.123,' fs 320 ARGENV, Conche Te 3ie fe 7, bona. KLEIN Offrac, 54, Te, 3e f‚ 69, AE, miler, Napa e0oe Nes. Te 3, fe 27 ,'28. (*) Natuurl, Hist. van Holland, Il, Deel, bladz, 11o4e G83 L DEEL. XVIe STUKe 459 , enz, 470 BESCHRYVING VAN ‚VL Lister betrekt de zyne onder de Kinkhog- ArDEEL, vens en geeft inzonderheid agt op de Mond- Hoorp- Opening, die, daar de geheele Hooren naauw- STUK. lyks vyf Kwartier Duims lang is, de iangte Ove ongevaar van cen Duim en de breedte van 1 jets meer dan een half Duimheeft. Het Dier zelf is geelagtig, gelyk de Schaal, en heeft twee breede, platte, gefpitfte Hoorentjes, welke hier den dienst ven Vinnen fchynen te verrigten. Aan derzelver Wortels ftaan wee derzyds de Oogjes , als zwarte Stippen met een Pen gemaakt. Het Vogt, door een Kwet- zuur uitgelaten, geeft geen Kleur, | HetSchot, Deeze Slakhoorens menigvuldig, in de Rií- vieren en Staande Wateren, door geheel Ene geland voorkomende, hadt LrstTer, in de- Maand April, een groote veelheid van dere zelver Schot, aan allerley Waterplanten zit- tende, gevonden, dat met kleine bruinagtige Oogjes bezet was, gelykerwys het Schot der Kikvorfchen. Hy kreeg daar, even als FriscH uit dat der Spictfe Water-Slakhoorens, voor- gemeld , jonge Slakies uit. Naderhand, dit Schot nader onderzoekende, fpreekt hy ’er aldus van, Delongen. Het ís ongevaar van dikte als een Een- y, den-Schaft ; en byna een half Duim lang, 9» Spilrond , aan de beide Enden wat {pits 5 » fomtyds regt, fomtyds krom geboogen. In ‚side Mey. Maand is ’t veel dikker , en dan y komen ‘er, zeer duidelyk , kleine’ Hooren- ’ ak tjes, DE SLAKHOORENS, 45 ‚tjes, als Papaver-Zaad, in voor , die ’er In beflooten zyn, ja wier Schaal „en derzelver “Tyr Geftalte, ligt te onderfcheiden ís met het Hoorp- bloote Oog. Na de uitwerping, derhalve, STUK. s‚ worden zy in ’ Water: allengs grooter : Gieze want , zo men het verfch gefchooten Zazd, aol ss ven deeze Slakhoorens, met een Mikros- ‚> koop befchouwt, dan zal het uit zo veele s Slakhoorentjes , die aan elkander hangen „ > fchynen te beftaan: als zig, voor ’t bloote ‚‚ Oog, Wolkjes of Stippen daar in vertoon: sz, den. In ’t end van April, wanneer zy reeds al haar Zaad gefchooten hebben , is deeze Lyfmoeder geheel verdroogd, en daar blyft niets over , dan een aanzienlyke Hom, van Nieragtige figuur en Vleefchkleurig: ter- wyl , niettemin, het beftaan van de Lyf- moeder, door haare zwelling in ’t Water, waar in menze weekt, genoegzaam blykt. > Uit deeze Slakken, naamelyk, doorgefhee- : 5, den en in Koud Water geweekt zynde , ‚‚ Ontftaat zo veel Slym, dat men ‘er Draae den uit kan trekken tot de langte van een Voet „ en dit Vogt moet men voor Lyf- », moederlyk houden. De Slak is Hermaphro. diet , gelyk die der Spitfe Water.Slakhoo- rens , en derhalve kan men de Teeldeelen daar mede overeenkomftig agten…” ‚> Hier zou de Vraag in aanmerking kunnen Reden der … komen; waarom deeze Hooven, en die haar P*“ecltiese 9 gelyken , een zo groote Opening hebben: als Gg s5-ooksr. 33 a B DEEL. XVI STUK, 472 BESCHRYVING YAN VL, „ook, waarom in de meefte Waterflakken hennes, geen Dekzelrje plaats heeft, dat gan naauw- Hoorp= 19 lyks cene Zee-Slak, zo veel ik weet, ont- STUK. _, breekt *2 Ik antwoord, dat de Dekzeltjes LEE Ee inzonderheid tot beveili ‚ om niet ge= blades 46.19 duurig van fchadelyke Water-Diertjes gee EE plaagd te worden, dan deeze Dieren 26% moeten gegeven zyn. Hier uit kan men » Zisfen , dat de Hoorens in Zee veel meer s» last ten dien opzigte lyden , dan in Rivie- s> ren ‚ wegens de menigte en verderflykheid ‚> haarer Vyanden. Dat ook dezelven in de 5) Jongwerpende dienen kunnen , om het Kroost » by zig te houden: als ook in fommige an- » deren, die van byzondere Sexe zyn, om te „> maaken , dat het Wyfje niet ontydig bee ss kroopen worde van het Mannetje. __, Wat de wyde Opening aangaat: men ziet „dat in de genen , die zulk een wyde Ope- „ning hebben, de Spil kort, dun is en van »» weinig Gieren. In de Patellen heeft, om 5» die zelfde reden , in ’% geheel geen Spil 5) Plaats. In die, welke een zeer naauwe » Opening hebben , daarentegen 3 gelyk in de „» famengedrukte Purperhooren van onze Ri- „ vieren, [ welke men Pasthooren noemt, ] » is de Draay zeer lang.” DeCix. (799) Slakhooren „ die de Schaal niet doore Helix "8 Jeavigaid, boord; enn (709) Helix Testà imperfora: , obovat , obtufisfmâ, pel lacidâ , levisfimâ, Syst, Nat, XIl, KNORR Perzam, Vle De Pl. 23, f, 8, Je RE SLAKHOORENS. 473 boord, fcheef Eyrond , uitermaate Stomp, , doorfchynende en zeer effen heeft. Aron Hoorp- Deeze heeft de grootte van een Erwt, issTus, doorfchynende zeer glad en glanzig , naauw- lyks genaveld , met een groote Maanswyze Opening; Hoornkleurig mer flaauwe Streepen overlangs en de Lip van binnen wit. Die, welke men Geele Westindifche Erwten noemt , ook aan onze Kusten voorkomende , fchynen byna hier t’huis gebragt te kunnen worden. (710) Slakhooren , die de Schaal niet doors DCCX.. boord, Eyvormig, gefpitst heeft, met Zan verheven Rimpels, de Opening oyaal en Oedse: yd. Op de Oevers van Gothland, san de Ooste „zee, is deeze waargenomen door LiNNA US. De Schaal is klein en buikig, met drie of vier Gieren , en heeft op ’t midden der bult een Naad. Het Slakje, daar in huisvestende , was _ Zwart. | (711) Slakhooren , die de Schaal miet doore DCCXt, Helix Nee b oord 9 ritoidea, Nerietage f71o) Hefix Test imperforat ovat acuminatâ, Rugis ele= tige. vatis, Apertuiâ ovatâ ampliatâ, Faun, Succ, 2193e It. Gothe land, 261, “(zrr) Helix Testà imperforatâ convexà , longitudinaliter friatâ, rimâ Umbilicali, Aperturâ rela Me Le U, 672, N, 330, GUALTH, Fess, T. 64 £, Ie Gs s I. DEEL. XVI. STUK. 474 BESsSCHRYVING VAN \ VL boord , verlvevenrond „ overlangs geftreept, ieden met een Spleetje genaveld „ en de Ope- HeorDe ning rondagtig heeft. STUEe / Deeze kan men, te regt, onder de Oorhooe rens betrekken; alzo de Opening zig byra ge- Iyk de Opening van een Oor vertoont. Men zouze dan ‚ om dat zy dik var Schaalen ge- ftreept zyn , de Werietagtige Oorhooren kuns nen noemen. De Schaal is wit , doch aan den Top, en in de Mond, blaauwagtig. De Draay loopt uit in een Beltagtige Stip. Gu- ALT HIERr noemtze Neriet met Tepelagtige of zeer fyn gekartelde Streepen , zeer netjes getralied, platagtig ; met een wyden Mond en wit van Kleur. | DECzi. (71e) Slakhooren , die de Schaal niet door- 7 7 . papie boord , verhevenrond Eyvormig heeft a ei arfchye vibe Lip , de Opening aan den Top a Loe haan De Schaal is Melkwie » zeer broofch , door- fchynende, en gelvkt veel naar die der Zee- Ooren , doch is niet doorboord. Tusfchen de Slak- en Bieashoorens kan menze in ’t midden plaatzen. De afkomst is uit de Middelland. (CHENZEE: (713) (712) Helix Test imperforati, convexo.ovatâ ‚ Labro nul- lo 2 Apcr rturâ ad: apicen n usque hiante. Me Le Ue 673 de Ne 38e PE SLAKHOORENS 475 €713) Slakhooren , die de Schaal niet doors VL | boord , nedergedrukt platagtig heefo; EEE met gegolfde Streepen , de Opening ovaal, Hoorp- wydmondig tot aan den Top, STUK. PECKI Bekender is deeze, die men gemeenlyk Oor 4555, 17° ftelp noemt of ’t Melk-napje, wanneer zy wit Oorftelp. zyn, Zodanig was die van RumrPurus en GUALTHIERI; dochp'ÄRGENVILLE merkt aan, dat de Kleur van boven, in ’t algemeen, vuil graauw en vaal is. Wy hebbenze blee- ker en byna wit. ApANsoN, die deeze on-= der den naam van Sigaret opgeeft, fpreekt ’er dus van. ___s, Haar Schulp is niet gepaarlemoerd noch » doorboord, gelyk die der Zee-Ooren; maar ‚> derzelver Opening is byna even zo wyd, », doch minder lang. De flinker Lip heeft een veel breeder en minder dikken Rand, en aan derzelver begin wordt men fomwy- „ len: een klein Naveltje gewaar. Zy is ge- „… formeerd door vier zeer duidelyke Gieren, „die omgeven zyn met een groot getal zeer fyne digt geplaatfte Groefjes, welke … van 1) 22 23 (713) Helix Test imperforat , deprasfa.plantuscul , Striis ändatis, Aperturà ovali dilatatâ usque in Apicem, M. Le Ue 673. N. 382. PET, Gaze Te 12e fe 4e RUMPH, Rare Te 49e £. R. GU AL TH, Test Te Óge fe Fe ARGEN Ve Conche TE. 7. £,C. List. Conch, Te, 570, fe 21e BONANN. Recre 475e Ne 4040 KLEIN Offrace T, Zofe 114, ADAN Se Senege Te o.f, o, KNORR Verzam, IVe Ds Blo 17e fe Se | LI, DEEL. XVL STUK, | 416 BESCHRYVING VAN ik A i VL van andere byna onzigtbaare Groefjes over- evin = dwars gefheeden worden. De Kleur is fom- Hoorp- z» tyds wit, cn fomtyds , zo van binnen als STUK. van buiten , vaal, Vaal zynde wordt zy gekruist door vyf of zes minder donkere ‚, Banden. Ik heb deeze Soort, vry over- ‚‚ vloedig , in hect Zand aan den Mond van » de Niger-Stroom gevonden,” anr, HECKIV. (714) Slakhooren „ die de Schaal niet ie Helix Babi boord verhevenrond heeft, met Jamenge- WieBalfs drukte Ribben ver van elkander ; de, gaantjes d Opening halfrond, De Schaal van deeze is zeer klein en Ne- vietagtig, wit, V verhevenrond. De zydelingfe Draay , die ftomp is; wordt geheel omringd door zes tot agt fcherpe , verhevene Ribben. De Opening js halfrond en dus ook als in de Nerieten, maar met de binnenfte Lip omgefla- gen. In Jongere heeft een open Navel, doch in volwasfene geen Navel in ’t geheel plaats , zegt LINNZEUS, Het aangehaalde Hoorentje van ADANSON , Pos/ar genaamd , was niet meer dan een zesde of een vyfde Duims breed, en Melkwit zo wel als het Dier. Niettegen- {taande gedagte Rimpels of Ribben, fchynen my doch onze Witte Halfmaantjes tot deeze Soort te behooren. LVL HOOFD. (714) Helix Testà fubeimperforatà convex , Sulcis remoe compress ; Aperturô femi-orbiculari, sk Nat, XII, 15 KNORR Virzam, L D, Pl, ADANs. Senege le Te 13e ws, Ie ge £ 6, 7e DE NERIET TEN 477 SISSISISSISSSSSSSes VL ArDEEr; DN | „LVILÉ, EVEL" HOOFDSTUK Hoorp- STUK Befchryving van ’t Geflagt der NERIETEN; of Halvemaan Hoorens, waar onder de Eijer« doijers begreepen 29, % (gef: weinig bedenken, den Latynfchen Naam. | naam Merita door het basterd-woord Neriet , dat met het Franfche woord Nerite overeenftemt, uit te drukken. Hoewel, naa- melyk; fommigen hier, uit hoofde der Half. maanswyze Mond-opening , de benaaming van Halve Maan Hoorens gebruiken , fchynt doch die van Nerieten meer gewettigd te zyn, en de Geftalte genoegzaam aan te duiden. Men plagtze weleer , altemaal, onder den naam van Doijers te begrypen. Ik ontken ook niet, dat ’er in diet Geflagt voorkomen; die men naauwlyks Nerieten noemen kan 3 maar zulks heeft hetzelve gemeen met andere Ge- flagten. Ook wil ik zo ver niet gaan , van ret de Duitfchers ‘er den naam van Schovim- Schnecken „ dat is Dryf-Slakhoorens , aan te geeven; uit hoofde, dat de Nerëiden Watere Nymphen waren; of ook, om dat zy met de Opening om hoog op ’t Water dryven zou- den , gelykerwys de Nautilusfen (*), Nog # | mine (#) Navigant ex his Neritz, prebentesque eoncavam ui partem, et alteram Aurz opponentes, per fúmma equerum Ie DEEEn XVI, STURe vés Ml, ÄArFpzeL. LVIIL Hoorp: STUK. Kenmere keine 408 BeEsCuRYviING van minder behaagt my de benaaming van Vifch- Muil, of die van Lip-Hoorens, door de Duit- fchers uitgedagt, ziende op de gedaante van den Mond. Ook zullen wy op de overtref- fende grootte of fchoonheid der Conchyliën, die men Nerieten noemt, waar van fommigen dit woord insgelyks afleiden (*), niet ftaan blyven CH). — De Kenmerken van dit Geflagt Zyn , eene Spiraale, Bolrondagtige, van onderen eenigs- zins platte Schaal, die eene halfronde Ope- ning heeft, en de Lip , aan de Spil, dwars afgefneeden en platagtig. In de Mond der Nerieten , naamelyk, vertoont zig , aan de bin- nenzyde, een platte, regte, in fommigen als met Tandjes gewapende Lip, die een Kens merk van onderfcheiding uidevert. Zy heb- | | ben velificarie, Prine Hist, Nat, Libr. 9. Cap. 35. Neritas apud Ariftotelem Gaza Natices convertit. Natice Piscis a natando diétus videtur. ALDRO Va (9) Ergo, fiquis Neriten Cochleam a imagnirudine vel pul- chritudine, qua alias ejusdem Generis excellat, nominatam velit , bene Judicat Zoographus Idem, De Testaceis, Libr, III. Cap. 26, (T) BONANNI ; van de ongemeene fraaiheid der Nerieten fpreekende , hadt niet dezelven in ’t algemeen op ’t Oog ; gelyk D'ARGENVILLE zulks verftaan heeft, maar alleenlyk een byzondere Soort, die veel voorkomt aan de Oevers van Rrafil, by de Indiaanen Caramugio, by de Italiaanen Fraga „genaamd , die als met zwarte en roode Bandjes en Snoertjes van witte Paarlen , gelykerwys de Prins Robberts-Knoopen, is omgeven: Beer, pe 50s ’ DE NTENR IE TE No 459 ben tot haar Dekzel een Halfimaanswys Schild vi je, dat aan de gekookten zig niet intrekt , nr maar ter zyden afwykt. Hierom worden zy, Hoor: van de Amboineezen, Matta Cahettul, dat is STUKe van zelf open gaande, geheten, zegt Rum- PHIUS, die ze, wegens dit Klepje ; Valvate noemt , om dat hetzelve , als een Valdeur; de Opening volkomen fluits terwyl de andere Hoorens haare Dekzeltjes, die veel kleiner dan de Opening zyn, ver moeten intrekken , willen zy zig daar mede befchutten voor uie terlyk geweld, Men noemtze in ’t Maleitfch Bia Tsjonckil , dat is Peuter-Schulp, om dat men ’er, wanneer zy gekookt zyn, het Dier, dat een Slak is, met een Speld moet uithaa- len, gelyk hier te Lande gefchiedt met de Aliekruiken. Ae aj Drie Afdeelingen zyn in dit Geflagt gemaakt, soorten; De eerfte derzelven bevat de genen die Ge: haveld zyn, dat is een Opening, als een Na: vel, van onderen hebben: de tweede die de- zelve niet hebben en eene Ongetande: de der- de aan wien de Navel ook ontbreekt , met eene Getande Lip. In de eerfte Afdeeling zyn vyf, in de tweede zes, en in de derde veer« tien: Soorten: zo dat dier Geflagt in ’t geheel begrypt vyfentwintig Soorten. 5. Die genaveld zyn; dat is een Gat by de Opening van onderen hebben, (715) Ï. DEEL» XVI. STUKe 480 BESCHRYVING VAN VL (715) Neriet, die de Schaal genaveld effen; zen den Top eenigermaate gefpitsi, de Na- Hoorn: wel Knobbelig en in tweeën verdeeld STUK: heeft. DCCRV, 4, bzin Carre, De bynaam is afkomftig van Rumeurus, Bisa die deeze Soort Canrena noemt. Hy betrektze Klootje, onder de Walyate, en wy geeven ‘er, wegens de Knobbelagtigheid van de Navel, den naam van Eijerdojer met het Klootje aan. Sommigen betrekkenze tot de Slakhoorens; gelyk Bo- NANNI; wiens eene Soort, hier aangehaald, ros was van. Kleur, met Wafchagtige Stippen en witagtige Vlakken; de andere , van den Oe- ver by Syracufa, Goudgeel met vaale Stippen, en als met een blaauwagtig Vlies overtoogen. Die van ADANSON aan de Kust van Senegal waargenomen , en Fanel genaamd, was wit van Grond, met bruinagtige Stippen diat befpr engd. Het dubbelde Klootje , weshalve zy, in % Franfch , ook les Testicles genoemd worden, maakt het voornaamfte Kenmerk uit van deeze Soort. Zy valt ook in Oostindie. C716) (713) Nerita Testâ umbilicatà levi 5 Spirâ fubmucronatâ, Umbilico gibbo bifido, M,‚, L, U: 674; Ne 383. BONANN, Reer. T, 224, 223 Valvata, RUMPH, Rar. Te 22. f, Co GUALTH, Test, T. 67, fe E, Q;, R‚,S,VyXe ARGENV, Conch, T, 10. (7) fs Ce REGENFe Conch. 10, T, 3. f, 54 ADANs, Seneg. Ie Te 13. fe Se KNORR Verzam, Ille Ds BL. a5 f, 43 Pl, 200 £‚ 4e Ékt de NeRriktien _ 4ër (15) Neriet „ die de Schaal senaveld effen SA den Top taamelyk Jlomp, de Navel half —_geflooten heeft , met eerie bültige Lip van twee Kleuren. Volgens de aanhaalinben worden hier Ge- Îtreepte ‚ Geftippelde Eijerdoiren, of dergely- ‘ke Hoorentjes bedoeld, zelfs die aan onze Stranden en aan de overige Kusten van Eu- ropa gemeen zyn. Dit toont. duidelyk de VE N04 LV lit, Hoorde = STUK. DCCXVI, Nerita Zlaucina, Geftreepte, aangehaalde van LISTER ‚ welke byna rond was, op ’t grootfte naauwlyks een Duim lang, met vyf Gieren. … Deeze, (zegt hy) is uit „5 den witten rosagtig , doch heeft aan het » laagte gedeelte, voornaamelyk van de eer- s fte en tweede Draay, als eene rosfen Band, 5 die uit eenige fchieeve rosfe Vlakken be- »» Ítaat, en zodanigen zouden ’er veelen kun- nen zyn ‚ over ’t geheele bovenfte gedeel- ss te: maar van de Kleur, in ’t leevende Dier, ‚s kan ik niets zeggen, als hebbende alleenlyk » Oude Schaalen, die door de beweeging der 4 Zee fterk afgefleeten waren, daar van ge 2, (Zien, 2) (716) Nerita Testâ Umbilicat levi, Spit obtufiusculâ „ Umbilico femiclaufo , Labio gibbo dicolore, Faun, Suec. 2197» Me L. U. 674, N. 584 Valvata levis, KRUMPH. Rar, Te 22, f. A. GUAL TH, Test T, 67. fa M, P,T, LisT, Anglo 163. T. suf loe ADANS. _Seneg. I. T. 13, É, 4 KNOREÉ Perzam, Ie De Pl. zo, f, 3,4, 5: Vl De BL raf 7e Hb de DEEL, XVL STUK. 492 DBESCHRYVING VAN Vb … ziens en eenigen daar van, doch zeldzaam, ARE aan ’t Strand gevonden.” Die. van ADAN- Hoorp- SON. WAS „ZEEL Sady ‚ en met rosfe Streepjes STUK. _Golfswyze getekend, Het Slakje was wit en hadt een wit Steenagtig Daâkzeltje. De drie van GuALTHIERI, hier aangehaald , ver- fchillen zeer van elkander , en die van R um- purus gelykt naar de één noch de andere. - pocxvite (z17) Neriet, die-de Schaal genavelden Bols Beg rondagtig heeft „ het Gat van de Nar DPirellus, Eijerdoijers vel zonder oneffenheden, Dit zyn de gewoone Zijerdojers, die men doorgaans uic den rosfen Goudgeelagtig, met bruiner Band en witte Stippen getekend aan- treft. Zy vallen veel grooter dan de groote fte Land-Slakhoorens. Men vindt ’er ook die Leverkleurig zyn, met witte Banden, of an- ders op verfcheide manieren getygerd en ge- ftreept. De afkomst is uit Oostindie. ei (718) Neriet , die de Schaal. genaveld verhee eril4 Albumen, vene Platte, (717) Nerita Test Umbilicatà fubglobofdt , Umbilico perfo= rato «quali, Syst. Nat. XII, Valvata quinta. RUMPH, Rar. T. 2 f.D. KNORR Verzam, I, De Pl, 7e f, 2: Ile D. Pl, 8,f, 5: Pl. zo. £, 52 Ple ite fe Te (718) Nerita Testâà Umbilicat convexâ, Umbilico fubcore dato, Lobo explanato, M‚, Le Ue 675 Ne 395. LI ST, Conche A, Se 5e C,3. f. IT, 2. Vitellus compresfus, RUMPH, Rar, T. 22 £. B, GUALTH, Zest, T, 67. f, A, Be ARGEN Ve Conch. T, 10. (7) f. Te REGEN Fe Conch, 20e Te 5e fe 54 _KNORK Verzam, IV, D, BL, 7. £. 43 5 | De NERIETEN. 485 venrond heeft, de Navel Hartvormig, met een vlak uitgebreide Kabe De platheid, om welke Roir dru haar Vitellus compresfús noemt , onderfcheidt dee- ze ten duidelykfte van de andere Eijerdoiren, In de andere aangehaalde Afbeeldingen, even- wel, is dezelve niet zeer blykbaar, »» Deeze > gelykt best naar een leggende Doijer (zegt ‚‚ RumrHrius,) want hy is platter dan de »s voorgaande , plat, Leververwig , zonder „> Spikkels, de Mond langagtig fimal, met een ‚ dun donker bruin Schildje,” Wy hebben- ze, die zeer plat zy, en van aanzienlyke wend: LVIIE, Hoorp.- STUKs stootte, bleeker of bruiner Leverkleurig, De- afkomst is uit Oostindie. (719) Neriet , die de Schaal genaveld, Ey- vormig „ glad heeft , met een gedekte Navel , de Opening ovaal, Te regt kan deeze Getepelde Kijerdoijer ge- heten worden, alzo haar fterk uitpuilende Top een (719) Nerita Testâ Umbilfats ovatâ glabrä, Umbilico ob= teïto, Apexturâ ovatâ. M, L. U, 675, N, 386. Cochlea nivea, CoLUMNe, Ag, T, 52, fe ulte LIST, Conch, 4e Se 5. Co 3. Te Ie fe 33 4» Valvata feptima , albula, Ru mpPH. Rare T, 22, f,F. GUALTH,. Zest. T, 67, £. C‚ D, Mammelon blanc. ARGENV. Conche Te 10, (7} £. X, SEB, Kab, IIe 6 89, f. 9, IO, KNORR Verzam, IV. D, Pleo 6, fo 35 43 Pls 3, fe 4: Vlo De Pl. 400 fe 29 3e Hhes LL DEEL, ZVL STU Xe DCCXIX, MNerita Mammiilas Gerepelde. 49g BESECHRYVING VAN VL. ' ÁFDEEL. LVIII, Hoorp- sSTUKe een Tepelagtige gedaante heeft. Rumemmus; die ze als zyne zevende Valvata ; Klephoo- ren, of Albula, dat is Witagtige , befchryft, merkt aan , dat dezelve weinig Gieren heeft, de Punt wat verheven , met een wyden Mond, daar een donker bruin of Honigverwig dekzel op zit, dun als een Hoorne blik, De mee ften, zegt hy, zyn fpierwit; eenigen hebben alleenlyk aan den Mond een zwarte Plek; doch anderen zyn ronder, en over ’t geheele Lyf Oranjegeel, met dergelyke Dekzels. Wy hebben ’er die geheel wit zyn, om die reden wel Eijerfchaal getyteld, en die geheel rosag- tig geel of Vuurkleurig zyn, als ook bruiner en Leverkleurige, altemaal aan de Tepelagtie ge uitpuiling van den Top, en aan de lang- werpigheid van het Lyf te onderfcheiden. Zy voeren. een byzonderen naam by de Amboi- neczen „ als meer Vleefeh hebbende dan zy bergen kunnen; dewyl de Slak uit de Hoo- ren te voorfchyn komt met veel grooter Lig- haam, dan de vatbaarheid fchynt te zyn van de Hoorén : doch zy kruïpt niettemin telkens daar weder in , en fluit de Schaal met het ge- zegde bruine Dekzeltje. Sommigen hebben de Navel doorboord: by anderen is dezelve dige of toegedekt. Voor de woonplaats vind ik Barbados en Alexandria aangetekend : doch de voornaamfte afkomst is uit Oostindie, u DE NERIETEN. 435 IL Die geen Navel- Opening hebben en VL Agt AFDEELS piet getand zyn. LVL Hoorp- (720) Netiet , die de Gieren van de Schaal stur. met. Doornen gekroond heeft en de Lip- DCCEX, Nerita pen Tandeloos. Cado Rivier- Hier wordt een zeer aartig Hoorentje be- Re ij doeld , dat men Rivier-Doorntje noemt, vol- gens Rumrpuius. Hetzelve is in alle Rivic= ren van Amboina gemeen, en plaagt de ge- nen zeer, die met bloote Voeten daar in gaan baaden. Wat de grootte aan belangt , dezel- - ve is als een Erwt: de Kleur bruinagtig of bleek groen. De Gieren zyn gekroond mer kleine Doorntjes. Het wordt door de Amboi- neezen Hehul geheten, (za1) Neriet, die de Schaal geribd heeft met B gelyke Knobbels , de Lippen Fandeloos. P RAI Ruuwee De Schaal van deeze is verhevenrond , on- gevlakt wit en zeer ruuw ; doordien zy zese entwintig Ribben heeft , van uitpuilende Knob- beltjes , die van gelyke grootte zyn. Dit | doet- (720) Nerita Testà Anfiaêtibus coronatis Spinis , Labiis edentulis, M. L. U. 676. Nì 387, Valvata {pinofa, RUMPHe Rar. Te. 22, f, O. PET. Amb, Tab, 3e fe 4. ARGEN Ve Conch, T. To. (7) f‚ Ne 2 (721) Nerita Testâ fulcatâ tuberculis zqualibus , Labiis edentulis, M, Lb, U. 676. Ne 388, Hhg ’L DEEL, XVL, STUK, 486 BeEsCHRYVING VAN VL _doetze naar een Rasp gelyken waat van de ArDEEL. “LVIIL bynaam. Hoorp- STUK. 722) Neriet „ die de Schaal met flaauws ECE rijk Streepjes heeft en de Lippen Tandeloos. áVverzla Cornea, Dunne Deeze komt van verfchillende Kleuren voor: Rn geheel wit of paarfchagtig met witte of rood- agtige Banden , of ook zeer fraay geftippeld en-gevlakt ; ja fomtyds geheel bruin. Zy heeft de Schaal zo dun als Hoorn. De aangehaal« de van D'ÄRGENVILLE , die geel van Grond was met drie zwart geftipte Banden , fchynt veeleer een Eijerdoijer of Maanhooren te Zy. Zy komen uit Westindie, cera. (723) Neriet, die de Schaal rimpelig heeft er:l4 DEN en de Lippen Tandeloos. zilise Riviers k _ Neer, Tot deeze Soort wordt die van LisrTer betrokken , welke'hy noemt , Rivier - Neriet , die uit den blaauwen groenagtig met Vlakken is, hebbende een rosagtig „, Maanswys en {tee kelig Dekzeltje: als ook een andere , met het __Dekzeltje Saffraankleurig , en die van Prrr- VER, genaamd Klein Netswys bont Nerie- tje uit de Theems. Een dergelyke komt voor | ha (722) Nerita Testà obfolete ftriat , Labiis edentulis, M, LE. U. 677. Ne 589 ÁRGEN Ve “Con6bé' Te To, (a) TNB KNoRR Verzam, VI, De Pl. 176 f. 8, (723) Nerita Testâ rugofâ , lebiis edenrulis. ‘Faun; Sus, 2194, LIsTe Angl, 136, Te 2e fe 20e Canche IT. pe íe fe 38e PET. lus, 67, N, 718: DE NERIETEN. 457 Ú da de Rivieren van Sweeden, doch de Opper- Vk vlakte met putjes, en van eene blaauwagtige Tvr Hoornkleur 5 de Opening byna zo groot als Hiboeb. de Schaal, de binnenfte Lip plat, het Dek- STUK. zeltje half;ovaal hebbende. Volgens LasrTer is deeze Neriet iets lan= ger dan een Kwartier Duims , doch niet zo breed , hebbende de Schaal , hoe klein ook, veel dikker en fterker dan alle andere Riviers Hoorens, zeer laag getopt, en maar uit twee of drie Draaijen beftaande, De Opening is halfrond: het. Dier witagcig , met twee Draad wys dunne Hoorntjes. Men vindtze, in En- geland , op Steenige Ondiepten in de Rivieren. (724) Neriet, die de Schaal effen heeft, den neexx, Top ingevreeten , de Lippen Tandeloos. ea | Strande Deeze Strand-Nerieten, dus genaamd, om “út dat zy aan de Oevers van ons Wereldsdeel menigvuldig voorkomen, zouden , volgens de aangehaalde Afbeeldingen van GuALTHIERI maar zeer klein zyn , doch LrisrTreRr merkt aan, dat zy ongevaar de grootte hebben van een Hazelnoot ,. zynde de Schaal zeer dik en zwaar „ Ongevaar een half Duim lang. Som- tyds; { 724) Nerita Testà levi, Vertice cariofo , Labiis edenenliss Faun, Suec, 2195. It, Oele 261e Liste Angl, 14e T. Jef. Ile Conch. Te 4e Se 8e fe 59e PETe Mus, 67, N, 717, GUALT He Testy T4e 5, LL. Hh 4 IJ I. DEEL. XVI. STUKe VI. Ärpeer. EVIL Hoorn- STUK, 488 BESCHRYVING VAN tyds, zegt deeze Autheur , zyn zy geheel geel ; fomtyds fterk naar ’t rosfe trekkende, en fomtyds uit den bruinen groenagtig. Op glle Steenige Stranden van Engeland , zegt hy, komen zy menigvuldig voor. * Hy hadtze, in « begin van Juny, nu eens twee geelen, dan een geele en bruine, op *t dronge, na ’t af- loopen van de Zee, gepaard gezien. Niets meldt deeze Autheur van den inge- vreten Top, waar van ook GUALTHIERI geen gewag gemaakt, en de uit hem aange- haalde waren Rivier-Nerieten „ van allerley Kleur, ’t welk LINN=Us ook aangaande dee- ze Soort getuigt, zeggende dat men een kleie nere vindt, in de Zoete Meiren , van de zelfde Soort. Die genen , welken hy aan ’t Strand van Gothland vondt, waren gedekzeld, en het Dier, dat zwart was, gaf twee Borftels als Pooten ) aan ieder ZIE uit, peexxve (225) Neriet, die de Schaal. gladagtig Hoor- Nerita Lacuftris Meir- Nerict, nig heeft , met eenen volmaakten Top : de Lippen Tandeloos, Deeze, wier Schaal gaar de voorgaande wel gelykt , doch zeer blykbaar getopt zynde, is broofch ‚ zwart met witte Stippen , volgens GUALTHIERI 5 door wien dezelve, naauw- ike (725) Nerita Testâ leviusculâ Corneâ , apice exquifito ; Labiis edentulis, Fau Ba, 2196, GUA E TH. Fest, Te 4» d MM, Dt NERIETEN, 489 Iyks een Peperkorrel groot, in zekere Bad- ai VL wateren was waargenomen. LiNNzus fchynt EVE dergelyke gevonden te hebben in Sweed{che Hoorn- Meiren. ld IL Die ongenaveld zyn met een getan- hide, Lap, (726) Neriet, die de Schaal effen heeft doch neexzvr. gl Ës ] Ide D Nerita niet glad, met een uingeholde Draay pijjigera, ge: ade side dea Lip effen en nn jongiear kerel end Deeze heeft haaren bynaam van een zondere linge eigenfchap, welke in geen andere Hoo- rens , die gedraaid zyn, maar wel ín de Patel- len plaats heeft. Op haare Rug is zy dikwils bezet met za veele vuilwitte Wratten , als Korrels, dat men de Schaal naauwlyks bekene nen kan; ’t welk haare Jongen zyn, die daar op blyven zitten, en daar aan vast befterven. Wanneer men deeze Wratten aan ftukken drukt, vindt men reeds een Slymerig Diertje daar in. Hierom, dan, wordt zy de Fong- draagende Neriet getyteld. De Jongen , wat grooter geworden, verlaaten de Schaal van de Moer , en kruipen aan de Klippen, Men vindt 2 Cf (726) Nerita Testà levi rudi, Spiralâ excavaro-oculatâ, Labio interiore levi crenulato, Syst, Nat. XII. Valvara decima, Baviatilis, five rubella, RUMPH, Rear. Pp, 7ó. T, 220 f, H, ° KNORR Verzam. VI. D, Fle 13. £, 3e Hh s EL, DEFL. XVI, STUK. VI. 490 BESCHRYYVING vAN er ook, aan welken deeze Wratten afgewree- AFDEEL. ven zyn, nälaatende veele geele Kringetjes , LV1D. Hoorp- SUE, die haar dan verfieren. Anderszins is de Schaal _ruuw en doodfch, zwartagtig van Kleur, dun met eenen wyden Mond , die aan de kanten ros is, en daar van obiën’ Zy; in ’t Maleitfch, Bia mattacou , dat is Rood-Oog , gecyteld. Het Schildje is halfmaanswyze, glad-en blin- kende, met een uitfteekend hoekje als een Tand. Aan den Mond van groote Rivieren komen zy in redelyke overvloed voor; doch de regte Roodmondjes groeijen aan harde rosfe, Klippen of ook in Kuilen van roodagtige Aar- de. Die men in Moerasfige Rivieren vindt heb- ben weinig of geen rood aan den Mond, of- fchoon zy mede aan harde Steenen zitten „waar zy aan kleeven, gelyk de Patellen, doch men kanze ‘er gemakkelyker af krygen. ’% Geheel Strand op Hitoe, by Amboina, wordt, wegens zulke roodagtige Steenen en deeze Hoorentjes, Mattacors genoemd. Zy zyn zeer bekwaam tot Spyze en zoet van Smaak , wordende deswe-= gen cok op de Markt te koop gebragt, en die van Moerasfige Rivieren houdt men voor de jekkerften. Dit-meldt ons RumrPmrius aan- gaande deeze zonderlinge Jongdraagende Ne- rieten , welke hy onder den naam van Aliekrûi- ken tot de, ongeftreepte Klephoorentjes thuis brengt. De aangehaalde van GUALTHIERI is een Riv arbre. geel van Mond met een zwarte Vlak, en wit van Schaal. DE NERIETEN, 491 (727) Neriet , die de Schaal ejfen , rondag- 0 PE Melkovit heeft , de Gieren met Arne evenwydige zwarte dwars-Streepen. Hoorp- ij STUK. Een middelflag is deeze tusfchen de zeven ncozzv:rs honderd-vierentwintig en dertigfte Soort, zegt Pare LiNNmus. Zy is van grootte als de Strand-Peppetiae Neriet , met de Lip geheel plat en effentjes getand. Zodanige kleintjes heb ik, ondèr het Speculatie-Goed , doch dezelven zyn geel van Mond, (728) Neriet , die de Schaal effen, eròen » DECHvuie | de binnenfte Lip vweetandig heeft, Je de ‘ Tweeians In het Kabinet van de Koningin van Swee- Ì8% den kwam deeze , de grootte van een Erwt hebbende , en, dat zÖnderline is, eenkleurig of zwart dé geel voor. ’t Woord groen zal dek halve hier, by misvatting , onder de Kenmere ken ingevoegd zyn. | (729) Neriet, die de Schaal effen, groen; de neexxrs. Nerita binmenfke Lipi in *t midden gekarteld heeft. vindss. Die Groene, (727) Nerita Testâ levi fubrotundâ Lateâ, Anfratuum Strfis transverfis nigtis parallelis, Syste Nez, XII, | (728) Nerita Testâ levi viridi, Labio interiore bidenrato, M, Le U, 677. N, 590, (729) Nerita Testâ levi viridi , Labio interiore medio cre- nulato, Syst, Nar, XII. Nerita minima viridis, BROWNe Jam, 399. I, DEEL, XVI, STUK, VI 492 DESCHRYVING VAN. Die kleine, groene, gladde Nerietjes, wel- „Arveet.-ke men ook onder het Speculatie-Goed plaatst, „LV! El Hoor ETE DCCEXX, Nerita de irgineh, Rloedige ' Tanden, worden hier bedoeld. Zy hebben naauwlyks de grootte van een Peperkorrel en zyn onge- meen dun van Schaal. (730) Neriet , die de Schaal efjen, Eyvor- mig „ de binnenfte Lip buig. en met Tandjes heeft. Zo Linneus hier die gene bedoelen mogt, welke wy Bloedige Tanden noemen, dan vond ik eenige reden voor den Latynfchen bynaam. Die ik van deezen aart heb, voldoen nage- noeg aan de opgegevene Kenmerken. Zy zyn ook met veele Streepen, Zigzagswyze, op ece nen witagtigen Grond getekend, byna gelyk D'ARGENVILLE meldt, ten opzigt van de - aangehaalde , Letter P, Die, daar ik van fpreek , is echter by hem, op ketter 'H, af- gebeeld , onder den naam van Quenotfe, met een Mond vol Tanden. De mynen hebben maar twee Tanden aan de binnenfte Lip, die als in bloedig T'andvleefch ftaan. Hoe ’t zy, de Afbeelding van BoNANNr verfchilt groo- telyks , en LiNN aus telt verfcheidenheden op van Kleur en Tekening, in deeze Soort: als , (730) Nerita Testâ levi ovatÂ, Labio interiore gibbo den- ticulato, M. L» U. 678. No 391, BONAN Ne Zeer, III. Te 204. Per. Gaz. T, 11. £, 3. ARGENVe Conch, T, Toe (2) £, P. KNORR Verzam. V‚ D, Pl, 3e fe 2 8 BEN ERUERENS |. 4e als; zr. een bruine met witte Banden over-, Vl _ dwars: 2, een bruine met witte bogtige dwars- LVL Streepjes; 3. een bruine met geele gegolfde Hoorn- _dwars-Streepjes: 4. een andere met zwarteSTUK. Banden en bleeke Streepjes. De afkomst was uit de Middellandfche Zee. (731) Neriet, die de Schaal effen, byna zon-Peexxx. Ne rità der Top; de beide Lippen getand heeft; opoliea. Ì Neriëte „De aangehaalde van Rumeumrus is rond, en dik van Schaal, met een wyden Mond; zonder verheven Top , en zeer fraay als met Bergjes getekend, Deswegen noemt hy dezel- ve Alpina, De Schaal, naamelyk, is naauw- Iyks geftreept, maar met zwart aartig gefchil. derd, als of het verwarde Takkebosfchen ; zegt hy , of cen wild Gebergte ware. De Mond heeft een dikke Lip, die aan de kanten lichtgeel is. Het Schildje is lichtgraauw ; blinkend, Steenhard en gegranuleerd, aan de känt met een Tandje. Drie verfcheidenheden, daar van, geeft hy op, die altemaal zwartag- tig waren: des het verwonderlyk vooorkomt, dat Linneus hier Nerieten van zo veelere ley (731) Nerita Testâ levi, Vertice obliterato , Labiis utrise gue dentatis, M. L, U 678. N. 392. BONANNe Reer, III, T. zar, Valvata Alpina, RUMPH. Rear. Te 22, fe TI, N. 2, GUALTH, Test. T, 66e f‚, G, ARGEN V. Conch. T. zo, (7) f, K‚, REGEN, Conch, 16, To 4 fo 43e SLB, Kabe IE, Ti 59 fe 1e3e I, DEEL, XVI, STUK 404 BfsecuRrtvine vAn VL, ley Kleuren, Afchgraauwe, witte, rosfe , met denn donkere , witte of roode Banden, t’huis brengt: Hoorp- die veeleer zouden fchynen tot de volgende sTUK. _ Soort te behooren, peeszite (732) Neriet ‚ die de Schaal gefbreept en de Neri Sn Lippen getand heeft, de binnenfve plat- bannen agtig » gerimpeld, Je. De aangehaalde noemt RumrPurus Poelo- rontjes, om dat zy weinig anders dan op Poe- loron en andere Bandafche Eilanden voorko= men. Zy zyn op de zelfde manier, zegt hy, als de voorigen gefchilderd , doch met één, twee of drie , roode Banden. De fraaiften ; die wy hebben, zyn op eén witten Grond groenagtig gemarmerd , met Roozekleurige Ban- den. De Mond-opening vind ik in de mynen; wat de buitenfte Lip aangaat, niet, en de bin= nenfte maar weinig getand, | neesssrit. (733) Nerict, zé de Schaal -geftreept heeft en HEtia, de Lippen eenigermaute getand, de bin= td nenfte Lip met Knobbeltjes. Dee: (732) Nerita Testâ flriatâ „ Labiis dentatis interiore planius- culo rugofoe M. L, Us 679, N, 393. Valvata fecunda, fasciataa RUMPH, Rar, Te 22 fe Ke KNORR Verzam, III, De Plc re fe 4e (733) Nerita Testà ftriatÂâ, Labis fubdentatis, interiore tuberculato, M. L. U. 679, Ne 394e RUMPHe Rare Te 220 f.N, 3e KNORR Verzam, Vl De Bl. 13e É. 4, / EE ri DraNERAKETEN a dos Deeze , die men eigentlyk Zivart bonte kan , VL noemen ‚ hebben den Grond , zo wel als de ne Opening , geheel Melkwit ;, met git zwarte Hoorp- ‚ Vlakken , ’t welk dezelven; hoe gemeen ook STUE. zynde, niet onaartig maakt. De Tandjes van de Mond-opening zyn niet zeer blykbaar, Zy komen ook uit Indie ; maar Linneus fchynt zig door fchielykheid vergist te hebben, met dezelven voor de Agtfte Soort van Rumremius aan te zien, en op Hitoe te plaatzen. (724) Neriet , die de Schad georoefd heeft peexexiv. en overdwars geftreept ; met de binnen- en die Lip getand, ad Dertig overlangfe Groeven heeft de Schaal van deeze , met zeer fyne dwars-Streepjes. De Kleur was, of bleek Afchgraauw met drie bruine Banden in de langte,; of roodagtig met kromme, of geelagtig met bogtige witte Ban- den overdwars. Dit zal aanleiding gegeven, hebben tot den bynaam. (735) Neriet ;- die de Sehaal gegroefd heeft Pean er:l4 EN plicata. Sia hen 3 - A . A Te e, (734) Nerita Testà fulcatà transverfeque ftriatà , Labio intériore dentato, M, L, U, 680, N, 395: RUMPHe: Rare Ez. f, Ne 6. (735) Nerita Test fulcatâ, rabiis dentatis , interiore ros tundato, exteriore utingue Dentibus acutis conicis, M‚ Le U. 630 N, 396» Ie DEEEs XVIe STUFe HNE ÄFDEEL. LV IIs Hoorp- STUK« 406 BersturgviNe VAN de Lippen getand, de binnenfte fonidag tig, de buitenfte wederzyds met Kegel- vormig fpitfe Tanden. DK Deeze Soort, zig in ’t Kabinet der Konin- ginne van Sweeden bevindende, was ongevlakt wit, en hadt omtrent twintig diepe Groeven, De buirenfte Lip hadt ín ’t midden vier platag- tige, op ieder zyde een Kegelvormigen groo= teren Tand; de binnenfte was verhevenrond; overlangs Senmpeld met yle uicfteekende Bb: beltjes: de Rand inwaards gerond „ met drie of vièr diep ingefneeden Tanden. Ook vonde men ‘er Verfcheidenheden van, met. kleine bruine en eenige roodagtige Vlakjes, over de Ribbe- tjes der “Greven verfpreid. peexsxvi. €736) Neriet, die de Schaal gegroefd. heeft; Nerita gros/a. Gefpik- Kel @ en de Lippen getand, de binnenfte rim- pelig verhevenrond. De aangehaalde van Ru MrPrrus is diep ge= voord of ingegroefd, met uitfteekende ronde Ribben , zwart van Schaal en Mosagtig „ maar, als men ze zuivert, komen ’er witte Streepjes op de Ribben voor den dag, waar door ze Ge: Jpikkeld worden, doch altyd blyft het zwarte meese (736) Nerita Testâ falcatà, Labiis dentatis, interiore con- väo rugofö, M. Le U. 681, Ne 397, RUMPH, Rare T 22, FEN. GÚALTE, Zeste T. 66e £, Vo KNORR Verzam, IIIe DRL, 1e, 5e DE NERIETE Ne 497 d. VL wid: aas ie aken dat de Ran meester. Deeze Groefjes maaken FDEELS “der buitenfte Lip ook gekarteld is: de Top rvi, fteekt niet uit. Het Schild is zwartagtig , Hoorp- aan de buitenzyde met een Tandje. De Am-°TU& boïneezen noemenze Kima Ahoesfen , om dat de Slak, te veel gegeten, eenige Jeukt of prik- keling in de Keel veroirzaakt , en dus lastig js voor de genen, die met Hoest bezet zyn. (737) Neriet , die de Schaal gegroefd heeft noemd met twintig Ribben, de Lippen getand, a de binnenfte rimpelig geknobbeld. Kameloijeg De naam van Kamelotje , welken Rum: ‚ PHIius aan zyne derde der Geribde Nerieten geeft, is daar van afkomftig , dat zy over- dwars gefchilderd zyn met zwarte Golven 5 doch fommigen, zegt hy, zyn geelagtig ge- golfd , in plaats van zwart, Mooglyk zal hier de bynaam , Chameleon , van ontleend zyn. LiNNeus geeft ‘er twintig Ribben of Groe- ven aan, en zo veel tel ik ’er omtrent in een Roozekleurige , met zwarte Golven en wit, doch, geel getopt , nagenoeg met de aange- haalde van D'ARGENVILLE overeenkomen- de, (237) Nerita Testà fulcat Sulcis viginti, Labiis dentatis, interiore rugofo tubercularo. M. IL. U. 601 N, 398, Valvara tertia undulata, RumePtú, Rar, T. oa fe Le ARGEN Vo Conch, T, 10. (7) f. Q. REGENF, Conche 22, T. 3% fs 26, KNORR Verzam, V. D. Pl, Kie Eide Ti p à DEEL, XVI STUKe 408 DESCHRYVING VAN VI. de, en dus ook zeer fraay. Deeze , en de drie einen of vier voorgaande , vallen zo groot niet als Hoorn. de volgende. De twee laatften komen zeker- STUK: _]yk uit Oostindie. In deeze Roozekleurige is het Mondje , wegens zyne Tandjes ; aartig te befchouwen. peexeenrr (138) Neriet, die de Schaal gegroefd heeft B met dertig Ribben, de Lippen getand, Gegolide. de binnenfte rimpelig geknobbeld. Deeze verfchile van de voorgaande, ook, doordien haar T'op meer uicfteekt , en door- dien zy de Banden breeder heeft, zegt onze Ridder , die deswegen haar dan de Gegolfde zal genoemd. hebben , welke benaaming zo wel op de voorgaande past als op deeze. Ook is de Kleur in de myne, die dertig. Ribbetjes eeft , byna geheel zwart, met -Golfswyze geele Streepen, en zou men ze ; derhalve, wel tot de Kamelotjes betrekken mogen. De aangehaalde van GUuALTHIERI fchynt veel minder geribd te zyn, peexszia, (799) Neriet, die de Schaal gegroefd heeft, Nerita Ë Exuvia, : me Wrattige, ; È 2 (735) Nerita Testâ fulcatà Sulcis triginta, Labiis dentatis, interiore rugofo tuberculato. M, L. U. 682, Ne 399, RUMPHe Rar. T, 22. f, 4e GUALTH, Zeste T, 66, fe Xe KNORR Werzam. VI. D, Pl, 13 fs 2 (739) Nerita Testà fulcatâ , Labiis dentatis „intertore tubere culato. M. L. Ue 682, N, 460. BONANN, Recre III, f‚ 220, LIST. Conch, IVe Se. Ie Ce Îe To fe 5e RUMEH, Aare Te dad PE NERIETEN. 499 met getande Lippen, de binnenfte gee knobbeld. De en granulata van RumruHius, hier aangehaald , is wit van Schaal , maar door- gaans met ruige Wratten of Korreltjes bezet, welke op ryën ftaan, en cusfchen beiden , langs de Gieren, Vooren maaken. Die ruuw- heid, zeer aanmerkelyk in deeze Soort, doec ?er ons den naam van Wrattig ge Neriet aan gee- ven. Haare Monde Gnemind- komt volmaakt met die van GUALTHIERI Overeen, de Rug- zyde met die van BOoNANNI, doch de aan- gehaalde van D'ARGENVILLE fchynt tot de voorgaande Soort te behooren. Volgens R u m- prius zyn ’er nog twee verfcheidenheden VI. ÁFDEELS LVII, Hoorpe STUK. van, aan de Stranden van Amboina gemeen; maar de eerfte , zegt hy, wordt zelden gee vonden. Tusfchen de Korreltjes of Wratten ziet men aan de verfche eenige korte Borftel- tjes of Haairtjes; dat er mooglyk den bynaam van Exuvia aan heeft doen geeven, INZ LIX, HOOF D- ET. z2e f, M‚, PET, Gaz, T, 100. fe 6, GUALTHe Zest, T., 66, f, CC. ARGENV. Couch, T, 19, (7) fe Jo SEBe Kab, Ill, Te 59e f, 49e | 12 Ie DEEL, XVI, STUKe ArFDeeL. LIX,. Hoorp- STUK. Naams Joao BESCHRYVING VAN LIX.. HOOFDSTUK Befchryving van ’t Geflagt der ZeE-OOREN. hans komen wy tot de ZEE-OOREN, in t Franfch Oreilles de Mer genaamd, dat van gelyke betekenis is, en waar voor Li n- Neus ’*t Griekfche woord Haliotis tot een Geflagtnaam gebruikt. Deeze benaaming is thans algemeen: des ook de Duitfchers Meer- Ohren zeggen, niet Meer-Chreen, gelyk Apan- SON, uit LANGIUs, zeer grappig aanhaalt. Dit zal een Drukfeil zyn; doch van waar D'ARr- GENvILLE het heeft, dat wy Hollanders dezelven Stockfiche , of , gelyk het elders overgenomen is (*), Szockfifche noemen zou- den , kan ik niet begrypen. Geloofbaarer is %&, dat menze, op fommige plaatfen van Vrank- ryk Ormeau, Ormier of Bourdin noemt. Zo de Engelfchen den naam van Mother of Pearl, in ’t afgetrokkene, daar aan geeven, flaan Zy zekerlyk den bal mis: want deeze Conchyliën zyn noch Paarlemoer , noch de regte Paarle. moer-Schulpen, en, hoewel ’er dikwils Paar- len, Paarlgewasfen of Zaad van Paarlen ; in voorkomen , zyn het doch de Paarl-Oesters of Mosfelen niet , die men eigentlyk noemen kan, Moeders van de Paarlen. Zodanigen, die- van {%) Diionne des Animaux, Tom, Ill, pe 280 Î DE ZEE-OOREN, zor wan binnen zeer glanzig Paarlemoer zyn, wor, VL den echter in onze Taal nog wel Paarlemoer- pen Schulpen getyteld. Het Paarlemoer is in de- Hbörp- zelven {legts een dun Vliesje , dat de Schaal STUK van binnen bekleedt, en ten opzigt van den weerfchyn, dien het heeft, naast overeenkomt met het Paarlemoer van de Knobbelhoorens en Reuzen Ooren *. Oudtyds plagt menze, * Zie " : É bladz, 3799 in navolging var ArisTOTELEs, die den naam van Aemds eyes gebruikte, Wilde Pa- tellen of Greote Parellen te heeten , en zy fchynen ook, van hem, met het woord Apor« rhais bedoeld te zyn (*). „De Kenmerken van de Zee-Ooren zyn zeer kenmer blykbaar. De Schaal heeft eenigermaate deren figuur van de Schulp van eens Menfchen Oor, en heeft op zyde een verborgen Krulletje , dat de Draaijen der Hoorens eenigermaate uitdrukt, Bovendien is het vlakke der Schaal, overe langs, met een reeks van Gaatjes, waar van altoos vyf of zes open zyn, doorboord, D’Ar- GENVILLE merkt aan, dat het Dier, de Schaal wegens zyne vergrooting uitbreidende, telkens een nieuw Gaatje aanvoegt en een ander fluit. | Die zelfde Autheur geeft ons de Afbeelding ret pier, van het Dier der Zee-Ooren, zo als hetzelve in (*) Natices Saxis adherescunt more Patellarum & Apor= thaidum, De Hist, Libt, IV, li 3 EL DEEL, XVE STUK, so AFpEEr. bp) BES CHR YVING=Y:A N de Schaal zit en langs Steenen of Rotfen Ljx, Kruipt, en in een omgekeerd postuur; gelyk Hoorp- Wy dit in Fig. 5, 6, op Plaat CXXIV. vere STUK. _ toonen. De Zee- Oor, door hem afgebeeld , Pl. CXXIV. is Ei 5, 6 3 23 93 een Europifche of Franfche, van de Kus- ten van Bretagne. , Men heeft ze anders, zegt hy, in Vrankryk niet. Doorgaans zvn zy aan de Rotfen gehecht , ftrykens mer de Oppervlakte der Zee, en houden ’er zig zo vast aan, dat men nog. meer moeite heeft om ze ‘er af te krygen , dan tot de Patel- len. Op ftaande voet, na-dat menze daar af gewrikt heeft, fterfe de Vifch of: Slak, maakende flegts , door het uicíteeken van ‚den Kop en van de Hoorntjes, eenige be- weeging. Het Vleefch is geelagtig en ftrekt tot Spyze voor de Menfchen. Men wordt daar aan een ronden Kop gewaar, benevens een Bek die met vier Hoorntjes is voore zien ‚ welker twee grootften weinig afftan- dig zyn van de twee anderen. De twee Oogen, of twee zwarte Stippen, ftaan op. den Top der twee kleinfte Hoorntjes. Het Dier ontlast zyne Vuiligheid door de Gaten, die in de Oppervlakte van de Schaal zyn, en, zyne voornaamfte Ingewanden zyn gehuis- vest op den rand der Schaal, die inwaards uitfpringt. Wanneer de Zee- Oor kruipt, fteekt haare Voet ver buiten de Oppervlakte ‚, van de Schaal uit, welke bekleed is met ‚) faauw uitgeholde Groefjes, die langs heen 23 log= DE ZEE-OoREN. 503 5 loopende in den Spiraalen top verdwynen VL ss Dit openbaart zig duidelyk in Fig. 5, wir Arnie ‚> ke de Zee-Oor aan. een ftuk Rots kleevende Hoorp- 3, voorftelt. In Fig. 6 ziet men dezelve daar STUK. ss af genomen en omgekeerd, als wanneer zig ss de Voet ingekrompen en het Lighaam gely- > kerwys een Zak vertoont. Ook zyn aldus s» de vier Hoorentjes , benevens de ingetrok- s, ken Kop, nog zigtbaar.” | De Zee-Ooren , merkt LiNNAUSs aan s soorten, zyn elkander zo gelyk, dat men ze naauwlyks door bynaamen onderfcheiden kan. Veele nog= thans, ja wel de meeten van zyne zeven op- gegevene Soorten, bebben haare blykbaare Ken- merken, gelyk wy thans zien zullen. (740) Zee-Oor , die de Schaal rondagtig en DEORE, abotis vederzyds glanzig heeft. Mida. Groot hol Hier moeten wy die Groote holle Zee-Ooren 290% plaatzen , welke van de anderen zo blykbaar verfchillende zyn. GuaLTHiEer: geeft ‘er een zeer goede, fraaije, Afbeelding van, en meldt, dat de Schaal ‚zo wel van binnen als van. buiten , blaauw Zilverkleurig is; zo dat de zyne dan, vanbuiten, is gepaarlemoerd geweest. Daar op doelt zekerlyk onze Ridder in zyne Kenmer- ken: doch dit flag van Zee-Ooren heeft Natuurlyk de (740ì Haliotis Testà fubrotundà, utrinque nitidâ, M. TL. U. 683, N. 4or, Syst, Nat, XI, Gens 336, GUAL TE, Test, Te 69. f‚ Be | | li 4 IE, DEEL, XVI, STUK, 04 BESCHRYVING VAN - VI. de Schaal zodanig niet. Door Wormgatigheid iten valt dezelve doorgaans zo ruuw en leelyk, dac Foors. menze moet affchraapen ‚en dan komt het Pàar- sTUKe _lemoerWolkagtig en Schilferig „doch met fraaije verandering van Kleuren , te voorfchyn. Ik heb verfcheide zodanigen, van vyf of zes Duim lang en over de vier Duimen breed, wier holte £ diepte meer dan anderhalf Duim bedraagt. De Wormgatigheid geeft oorzaak tot de groei- jing van Paarlen, Zaad van Paarlen of Paarl- gewasfen , die zeer menigvuldig en groot voor- __ komen in deeze Zee-Ooren. Ik heb ’er zodanig één met een Paarlgewas , dat de grootte van eens Mans Duim te boven gaat. De Schaal van deeze, déerlyk ingevreeten ; waar door myn denkbeeld, ten opzigt van de groeijing « ziet der Paarlen, nog meer bevestigd wordt * , is sn vyf Duim lang, vier Duim unde en byna twee ladZe 3609 Duimen diep, peexrr. (241) Zee- Oor, die de Schaal langwerpig Haliotis ” gubercu rond, met de Rug overdwars gerimpeld adat en geknobbeld heeft. knobbee he lize. an (zat) Haliotis Testâ fubovatâ, Dorfo transverfim rupolo, tuberculato, Faun, Suec. 2198, Haliotis ftriata rupofa, Fauz, Suec, 1326, Auris marina. RoNp. Pisc. 5, BELL, Ag 395. Patella major five fera. GESN, Ag. 808 & 807. ALDR. Ex- Júng. 551. f 1-3 RUMPH. Aar Te 40. 6, CG, Hebo _NANN. Reer, 1, Te IO, IIe LIST. Angle 167, Te 3e fo 16. Conch, T. 611, f. 2-6, GINANN. Adr. II. T, 3. f ADANs. Senez, Ie To 2e Fe Ie KNORR Verzam, I, De Blo zo fo 22 Je DE ZEE-OOREN 505 Van de voorgaande Soort zyn de gewoone fl Furopifche Zee-Ooren, hoedanigen aan de Fren- iyx. fche Kust en elders voorkomen , door de fi- Hoorp- guur en gedaante aanmerkelyk verfchillende.*tU& Derzelver langte , naamelyk, ftaat tot de breedte , als drie tot twee. De uitwendige Ribben, die Spiraalswyze naar den Top loo- pen, vertoonen zig ook van binnen, en maa- ken aldaar het Paarlemoere bekleedzel geribd. Uitwendig worden zy van dwarfe Rimpeltjes gefneeden, waar door de Schaal wat Knobbe- Hen 1e Tain dezelven groeijen ook Paarlen en Paarlgewasfen of Zaad van Paarlen. De Rok van buiten, fchoon gemaakt zynde, is groen. agtig bont met bruinroode en bruine Vlakken; doch deeze afgehaald zynde worden zy van buiten ook gepaarlemoerd. Zie hier wat ADANSON aangaande de ver. blyfplaats van dergelyke Zee- Ooren zegt. s Alle Rotfen, aan de Kust van Senegal, ‚‚ voeden eene verbaazende menigte van deee ‚, ze Schulpdieren, Ik hebze vergeleeken mec ss de genen, die op de Kusten van Vrankryk „, voortkomen en geen verfchil , noch in de „, Schaal , noch in het Dier, dat dezelve be- , vat, gevonden. De Smaak is ook de zélf. „, de, en de Negers, die aan ’t Strand woo- nen, gebruiken ’t zo wel tot Spyze , als „‚ de Franífchen van onze Kusten. Zie daar , één flag van Schulpdieren , dat wel ver- „, fchillende Klimaaten bewoont. Ik hebze | li s ss aan 1. DEEL: XVIe STUK, VI, ArperL. LIX. Hoorp. STUK. 506 BESCHRYVING VAN. | > aan de Kanarifche en Vlaamfche Eilanden s> waargenomen: men heeftze ín Sweeden ge- » zien: zy bevinden zig dan aan alle Kusten, > van de Linie tot den negen en zestigften Graad Pools hoogte ; en misfchien nog ver- „ der. Moet dit niet doen vermoeden, dat ’er eene byna gelyke trap van Warmte plaats heeft in de Zee , onder zeer verfchillende Lugtftreeken @ Deeze gemaatigdheid zou misfchien te vinden zyn op zekere Diepte, „welke het niet onbillyk was dat de genen, die aan de Kust Wonen zig de moeite ga- ven te onderzoeken” Dat deeze gemaatigdheid op zekere Diese in de Zee te vinden zy s is niet eongeloof- baar 3; doch dat zy in de Oppervlakte plaats zou hebben , aan de Rotfen , waar de Zee- Ooren zig onthouden , valt niet ligt te begry= en. Ook meldt LiNN mus maar, dat hv ze met de Schaalen uit den Wester-Oceaan , aan den Oever van Sweeden opgeworpen , hadt ge- kreegen (*). Zy moeten aande Engelfche Kust vallen , alzo PETIVER ’er onder den naam van Engelfche, en Sin BALD, onder dien van Schotfche Zee-Oor, van gewagen. LISTER, nogthans, fchyntze aldaar niet gevonden te hebben : want hy zegt alleenlyk, dat menze op de Eilandjes, by Guernsey, dat is aan de Kust van Vrankryk , overvloedig vindt, en dat 55 (*) Habitat in Mari Occidentali , cum Testis ad littora zepertis habuimus, Faun. Suec, Ed, IL, pe 534e he DEGER-O OREN: 5 so 6 „dat hy ’er ook op den ltaliaanfchen Oever, VL by Pozzoli , hadt verzameld. Mooglyk zul- En ee len zy aan de Wester - Kusten en Eilanden foorp- van Groot Brittannie, die Klipagtiger Zn meer voorkomen, dan aan die van de Noord- Zee. Lister zegt, dat de langte vier, de breed- te byna drie Duimen is, en dat zy dertig Ga- ten hebben, waar van in fommigen zes , in anderen , en wel in de grootften , zeven altoos open zyn. ADANSsON getuigt dat de groot- ften van de Zee-Ooren, die hy gezien hadt, over de vier Daimen lang waren « twee en een Kwartier Duims breed, en ongevaar een Duim diep. Hy moet dan die Groote holle , van de voorgaande Soort, niet gezien hebben, ls welke veel grooter,en dieper valt : of: fchoon de gedagte Afbeelding van Guar- 1 HIERI door hem is aangchaald, En, wat de gelykheid van de Senegalfche met de Fran- fche of Europifche aangaat, die kan ik niet befpeuren: want de zyne hadt drie groote Ribben , van buiten , in den Top uitloopen- de , en van binnen ook aan diepe Groeven zigtbaar ; ’t welk geenszins in de Europifche plaats heeft. Voorts was de Kleur van zyne Senegalfche Zee-Oor , uitwendig , Vleefchkleu- rig rood, fomtyds met eenig wit gemarmerd. Het een en andere is blykbaar in die Zee- Ooren, welken wy krygen van Guinee of van de Afrikaanfche Kust. | ’ (742) I, DEEL. XVI, STUKa BESCHRYVING VAN 508 VL (742) Zee- Oor, die de Schaal ovaal, Roest. die kleurig , overdwars gerimpeld en over- rroorbS langs geftreept heeft. STUK. peexLir. (743) Zee- Oor, die de Sehaal ovaal heeft, Haliori | B eed met Streepen overlangs , de grootften gee Rimpelige, knobbeld. DCCXLILIs Wari . Ae (744) Zee- Oor , die de Schaal ovaal heeft, Eee met Sireepen overlangs en zeer flaauwe Larmoran dwars-Streepen. Za, Gemar- ' merde, Deeze drie fchynen als Verfchcidenheden aangemerkt te kunnen worden van Indifche Zee-Ooren. Of ’er die Soort, welke p'Ar. GENVILLE by Letter D afbeeldt, hebbende zeer verheven Rimpels volgens den Draay ;, ook onder begreepen zy, zou men mogen twyfelen. Deeze is buitendien kenbaar, door de vlakheid van de Zyde tegens den Top over, welke een ongelyken Rand maakt; door de Knobbeligheid van het Paarlemoere be- kleedzel inwendig; de platheid van den ande- ren Rand en de Kleur van buiten, 5 zynde rood- astig (742) Haliotis Test ovatâ Ferrugineà , transverfim rugofâ, longitudinaliter friatâ, M‚, L. U, 684. N. 403, (743) Haliotis Test ovatà, Striis longitudinalibus , majori- bus tuberculatis, M. L. U, 634 Ne 404, KNORR Werzame Ve D, PI 40: E0031 C744) Hakiotis Testâ ovalis Striis leebsraditlik. transe verfis obfoletis, Me L. U. 685e Ne 4050 ARGEN Ve Conch, Te Ze (3) É, Bs KNORR Verzarns, Ie D, Pl, 17e E 43 5e DE ZEE-O OREN / sce eis of uit ien groenen gemdemerd, Totde VE middelfte Soort zou deeze naast te betrekken SEK zyn, wegens den ongelyken Rand: maar van Hoorp- deeze en de laatfte meldt LinNaus, dat zy STUK beiden klein vallen ; daar ik doch van deeze heb , meer dan een Handpalm groot. Nog vind ik ‘er aanmerkelyk in, dat zy zeven of agt Gaten open hebben. Aangaande de Ge- marmerde tekent onze Ridder aan, dat dezel. ve dertig open Gaten heeft, doch dic fchynt een Drukfeil te moeten zyn , ten ware men die Gaten opgeboord had, Deeze laatfte zou aan de Kust van Afrika, de eerfte van de drie in Oostindie zig onthouden, ’* welk p'Ar- GENVILLE toefchryft aan de gene , die uit hem aangehaald is op de laatfte Soort, (745) Zee- Oor , die de Schaal gladagtig,® EE otis langwerpig „ aan den Rand eenigermaate js Lange Zeisfinswyze , en de Rug met verheven Zee-Oor, Streepen heeft. De langte, die in deeze meer dan tweemaal de breedte overtreft, doet ’er met regt den naam aan geeven van lange Zee Ooren, Som-= __ migen (745) Haliotis Testâ leviusculâ oblongà , Margine fubfat- ento, Dorfo nervis elevatis. M‚ L, U, 685, N,406, Ru MPH, Rar. T, 40 fe E‚, F‚:'GUALTH, Test, Te 69, f, D, AR« GENV. Conch. T. 7, (3) f° E‚ REGEN F, Conch, To ge £, 20. KNORR Verzam, III, D, Pl, 15, f, 1, : de DEEL, ZVL STUKs b Li ol HcorDe si ‘UK BCCXLVI Haliotis per uv4, Rood Zee. =_ Oortje, so BESCHRYVENG CAN … migen noemenze, wel is waar, lange Paarle- _moer-Schulpen , doch die benaaming is te al- gemeen en heeft weinig eigenfchap Rum-. PHIUSs rekent deeze voor de mooifte en groot- fte Soort. Zy zyn tevens zeer dun en fyn van Schaal, en haar Paarlemoer is ongemeen helder Zilverkleurig, niet met een zodanigen groenen en purperen weerfchyn, als inde an- dere Soorten. Van buiten zyn zy byna ef- fen en als een Slangevel bruin gemarmerd, Deeze vallen in Oostindie. (746) Zee-Oor, die de Schaal ovaal, van buiten rood heeft , den Buik met een verheven hoek. Door den verheven hoek, hier gemeld , ver= ftaat onze Ridder dien uitwaards verheven “ Zie Band, welke nevens de Gaten. heen loopt, en Spiraal in den Top eindigt. Zodanig een Band, echter , hebben deeze Zee-Ooren aan beide zyden van de verheven Rib, waar in de Ga- ten ftaan , en draagen dus de eigen Kenmer- ken van die Senegalfche of Guineefche, waar A DANsoN van fpreekt *, welke van binnen bladz. 50Zein het Paarlemoer , aan diepe Sleuven ook zeer kenbaar zyn. Dit onderfcheidtze, zo wel als de Kleur van buiten, die in fommigen Menie- (746) Haliotis Test ovatâ rubrâ, Ventre angulo elevato, Me Le Ue 636, N, 407. KNORR Verzau, I, De Pla 20, fe Se DE ZEE-OOREN. . SII Menie-rood is, van alle anderen. Om dat WE ’er maar kleinen “van hebben, kunnen wy ‘er AFDEELe den naam van Rood Zee-Oortje, waeren À aan toe-eigenen. Ik vind in de mynen zevensrux, open Gaatjes. _ Dus hebben wy gezien, dat ‘er vyf wel on- derfcheidene Soorten van Zee-Ooren zyn; te weeten de Groote. Holle, de Europifche of _ Franfche, de breede geribde en de lange fmal- le effene Cost-Indifche, benevens de roode Guineefche of van de Afrikaanfche Kust. ESSE SEI EIS LX. :H O-O:F:DS T.U K. Befchryving van ’t Geflagt der PATELLEN, Schilden, Kapjes en dergelyken, e benaaming van Patellen, die het Latyn- naam, fche woord Patella uitdrukt , in’t Franfch _ Patelles, is in algemeen gebruik , en veel dui delyker dan die van Schottels of Schotteltjes, gelyk fommigen dit woord verduitfchen. Zo= danig Huisraad , immers, is door zyne plat- heid kenbaar, welke geenszins in alle, ja moog- Iyk wel in de minfte Patellen plaats heeft (*). Men (*) Patella, reduit eh Francois, fignife un petie Plat; or il y a peu de Lepas, dont la Coquille ait cette figure; la plupart même s'en eloignent asfez, les unes etant percdes, les autres ecailleufës, ou faites en fsteaii® &C, ADANS, S6nez. Ie Pe 260 Le DEEL. XVI, STUK, 512 BESCHRYVING VAN Vi, Men zoude ze dan veeleer Kommetjes mogen EEE, noemen; alzo zy allen meer of min hol zyn, Hoorp- En fommigen zeer diep: of Schilden, of Kap. STUK. jes, naar welken de meeften meer gelyken dan naar Schottels. Ook betekende eigentlyk Pa- tella , by de Romeinen , meer een Drink- of * zie Offerfchaaltje met eene aanmerkelyke holte *, Elden dan een Schotteltje of Tafelbord. De Griek- fche naam Lepass welken ’er de Franfchen aan geeven, die daar van afkomftig zou zyn, dat zy als Schubben aan de Rotfen klee- +zie ven, is tot een ander Geflagt gebruikt t. Men. on. noemtze in ’ Franfch „ volgens TourNeE- FORT, ook wel Oeil de Bouc, dat is Bokken- Oog (*); doch, in de befchryving van zyne Reize naar de Levant , voeren zy den naam van Osfe-Oogen. In Provence noemt menze Arapede , in Normandie Berdin of Berlin ; Fanr- ble in Poitou en in het Land van Aunis; op andere plaatfen Beinicle, zegt D'ÁRrGENvIr- LE. Zouden, echter, hier ook de regte Le- paden , die men Ganzen-Mosfelen tytelt, en anderen , te verftaan zyn. De Venetiaanen noemen ze Pantalena, de Engelfchen Limpet- fish Cf), de Duitfchers Schusfel- Mufchlen. An- dere benaamingen, welke zeer dubbelzinnig ZyD;, (*) Jem. de L'Acad, Royale des Sc. de Paris , 1700, pe 37. Octavo. | (tT) Dat Schepzel echter , ’t welk onder den naam van Pa- tella of Limpetfish, Phil, Trans. Vol, Le. pe 859, is voorges field, fchynt niet tot onze Patellen te behooren, De PATELLEN, 513 zin 5 gelyk die van Alipkleevers , hoe eige VI bok , gaa ik voorby ; om dat zy of te alge- nn meen zyn, of ten opzigt vän andere Conchy- Hoorp- liën in gebruik. STOKe De Patellen zyn , om dat zy geen Spiraale kenmere Draay hebben , van fomimigen tot de Schul- sn pen thuis gebragt geweest. ALDROVANDUS rekende , dat de Oppérvlákte van de Rots, waar zy zodanig aan vast kleeven door mid- del van het Dier , dat menze niet dan met een Mes of iets dergelyks daar af kan kry- gen, haar tot een wederhelft verftrekte , one ze Doublet te maaken, Hoewel dit ver gezogt is, zou meùdaar door echter myn voorgeftelde denkbeeld, dat zy gevoeglyk tusfchen de Hoo- rens en Doubletten geplaatst konden worden *, * xv, mogen billyken, Het gemis der Draay , naa-S EP: melyk 5; onderfcheidtze van de Hoorens ge« noegzaam, en de Eenfchaaligheid van de Dou- _bletten. Haar Schaal is, in ’t algemeen ge- fproken , meer of min Kegelvormig: voor overige ten opzigt van de Oppervlakte , den Kand en den Top, zeer verfchillende, Men heeft ’er vrel enkelde onder, ik beken ’t, die aan den Top wat krom of Spiraal gedraaid zyn; maar zulks maakt weinig ten opzigt van ’ algemeen. „Het Dier , dat in de Patellen huisvest , en. zet Diet. zig zo vast aan de Rotfen, Klippen en Stec- Fi itt nen zuigt, is, zo wel als dat der Zee-Ooren, een Slak. Dit blykt uit de naauwkeurige Af- | | | Kk beel« ‘ E DEELs XV STUKs VL sia BESCHRYVING: waänN beelding van hetzelve in de gedagte Reize val TourNeErorT naar de Levant, in Hoorn. voorfte deezer Eeuw ; en uit de omftandige STUKe befchryving (**); waar men tevens uit ziet; dat het op de Griekfche Eilanden gegeten wordt. Behalve de Slak der gewoone Euros pifehe Patellen; vertoont hy ook die van een andere Soort, welke den Top doorboord heeft; Onze Afbeelding Fig. 7, 8, Plaat CXXIV, naar de Franfche Patellen verbeterd , is voor % overige van DP'ARGENVILLE ontleend; doch men kan ‘er maar weinig van het Dier in befchouwen; dat hy in een andere Afbeel- ding , van onderen , vertoont. Zie hier hoe hy daar van fpreekt. +, Men vindt het overal aan de Rotfen zite > ten, die van de Zee befpoeld worden , en 5» veel Strandvolk gebruikt het tot zyn ge- 5» woone Spyze. Het Dier beflaat de hollig- ss heid van de Schulp, en, wanneer men die s, omkeert , dan legt herzelve van onderen ‚„ bloot, zonder Dekzel. De Kop heeft eene s, Peeragtige figuur, met een Bek, die van » Lippen, Kaaken en Tanden voorzien is , s aan het Puntigfte gedeelte, De twee Hoor- ss nen met twee Zwarte Stippen, welke zyne », Oogen zyn , aan derzelver binnenkant ge- s plaatst , dienen het om den Grond te bes 5, voelen , waar het op gaat. Door dit Kas | ss naal (*) In't 4, Deel, blade, 09, van ’t vertaalde Work, DE PATÉELLEN: 515 33 taal zuigt en drukt het zyn gewoone Voed: A 5, zel in, dat niet is dan Slyk; kleine Wormp- ArDEEi, 3, jes benevens een groenagtig Zee-Kruid , dat Hoorn. ss men Wier noemt. De Vuiligheden werpt STUK: 3, het boven den Kop uit door het Aarsgat ; ‚ dat aan de zyde var de deelen der Voort: 3, teeling en op een kleinen afftand van dee. ‚s ze twee Hoornen geplaatst is. Een groot > Vleezig deel, in ’t midden, de Voet ge. 3, naamd ; dient tot zynen voortgang langs s, de Rotfen en Klippen. Het heeft eene En als beweeging , gelyk de Slakken; „ die hetzelve noodig is tot de Ademhaaling s, en tot het opzoeken van zyn Aas. Men „, ziet het, inderdaad ; zig losmaaken, lig- ‚, tende zyne Schulp twee of drie Lynen op; ;, en kruipen op een Soort van Tepel of Vlee: j, zigen Voet , donkerer van Kleur dan het » overige des Diers. Zyn Mantel is voorzien s, met drie ryën van platte Vleezige Draa= > den, welke ’er een foort van Franje aan ss geeven, in de geheele Omtrek van de Schaal, „> waar hect Lighaam met verfcheide Banden „» aan gehecht is, De Schaal fluit zo digt zaan de Klippen , dat men den tyd dient » waar te neemen, wanneer het gaapt, dat „, is de Schaal opligt, als gezegd is , om er „een Mes of ander fcherp Werktuig tuss „, fchen te kunnen fteeken , en het dus daar s> af te wrikken. De Voet, daar het op kruipts Lj 5 vertoont zig AekEN ruuw, doch heeft Kk a | 55 Zye L Dezr, XVIe STUKe sI6 BERGHE CNN VL, „ zyne Oppervlakte flegts bezet meteen me: en Er, nigte van Slymkliertjes en Waterblaasjes , Hoorp- 3, welke beurtlings tot aankleeving dienen, STUK. „en tot losmaaking door verdunning van die „ Lym.” In Fig. 7. wordt de Schaal vaùi boven gezien, met den uirgeftoken Kop er Hoornen , en dus in een loopend postuur: in Fig. 8, ziet men ze van ter zyde , zo als het Dier de Schaal opligt, en daar zyn Kop benevens een gedeelte van zyn Lighaam uit- brengt, om voort te kruipen; beiden ep ecri Steen verbeeld. pe schaal, >> Deeze Schulp overtreft, op haar aller- 55 ‘grootfte ‚ de maat van twee of drie Dui- ,, men niet. Zy is ovaal van Omtrek en „, heeft ondiepe Streepen, met eenige dwarfe „ Banden, welke een Kegel formeeren, waar „, van het middelpunt niet regt in ’t midden „ iS, maar wat nader aan het Kop-end, om- „trent op een derde van de langte. Van „, binnen is zy glad, met een Kennan „ Paarlemoer.” Men heeft Patellen die hoog, men heeft ’'er die laag getopt en byna vlak zyn. In fommigen is de Omtrek effen rond, in anderen fterk getand of diep uitgefneeden. De Oppervlakte is in eenigen, van buiten, fterk geribd , gebladerd of als met Doornen ____ _gewapehd. Sommigen en wel de meeften hcb- ben den Top ftomp, in eenigen is dezelve als © afgefneeden en met een open Gat doorboord: eok zyn ’er die aan den Top een kromme’, Haaks- BDE PATELLE NK Jz Haakswyze of gekrulde Pant hebben. De VL Kleur aangaande, die is groenagtig , rood, Ee bruin , geel; in fommigen met eene onver- Hoorns beeldelyke mengeling van Roozekleur , by *TUÉe Streepen , Stippen , op alle bedenkelyke wy-= zen gemarmerd, »_ „Niet minder verfchil heeft, volgensde Waar- Verfshi- neemingen van den Heer AnANsoN, plaats in de Slakken van verfchillende Patellen. » Die Geflagt, (zegt hy,) bevat Dieren, zo „> wonderlyk en zo weinig beftendig, zo wel sz, in bunne figuur als in hunne Schaal, dat 5, men het nooit tot een vastftelling zou kun- ;‚ nen brengen , indien men niet agt gaf op ‚‚ het famengevoegde van derzelver betrek- ‚> kingen , en, dat ik het naast aan de Zee= , Ooren geplaatst heb, is zo zeer niet om ‚> dat zy naar dezelven in zekere opzigten ge- s, lyken , als om dat ’er geen Schulpdier is; », waar mede zy nader overeenkomen. Het „… Dier der Patelten heeft fomtyds twee Oo- ‚> gen en twee Hoorntjes, fomtyds ontbree= ‚, ken ’er die aan (*): fomtyds zyn deszelfs 2 Oogen aan den binnenkant der Hoorntjes >» geplaatst, fomtyds bevinden zy zig aan … derzelver agterzyde. De Schaal is dike > Wils geheel, dikwils van boven open, gee „> kamerd of Schubagtig.” Hy maakt ‘er dus if | | vier (*) Te weeten in de Zee =Pisfthedden , Chitons, die hy tot de Patellen betrekt, Kk 3 | í 1. DEEL. XVI, STUIKe 98 BESEHRYVING- VAN VL. vier Afdeelingen van, welker laatfte de Zee- Meene Pisfebedden, die onder de Veeifchaaligen be- Hoorp- trokken zyn *, begrypt (*). STUK. Onze Ridaes, ftelt vyf Afdeelingen onder de *Zie't Datellen. In de eerfte ftaan , die van binnen XV.STUK) bladz.38, een foort van Lip hebben, welke ’er als een Soorten, Kamertje in maakt; in de tweede die den Om-: trek getand; in de derde die den Top fpits en omgekromd: s in de vierde die denzelven ftomp en geflooten ; in de vyfde die hem met een Gat doorboord hebben, waar door het Dier, zo fommigen willen, Water fpuit. De eerfte Afs deeling heeft vyf, de tweede negen; zo ook de derde; de vierde agt, de vyfde vyf Soor- ten: des die Geflagt in ’c geheel bevat zesen. dertig Soorten. 1. Die van binnen mer een Lip voorzien Zyn. | | DBECXLVI, (747) Patelle, die de Schaal geheel en rond- Patella Esiestris agtig, van buiten doorgebladerd heeft; se mei de Lip loodregt aan ’t Gewelf. buitjes dr dE | Voor deeze is de gebruikelyke naam Vifche huif - (*) Coguill, de Senegal. p. 26, (747) Pateila Test integrà orbiculat extus peifolian , Labio fornicali perpendieulari, Syste Nat. Xl, Gen. 331, Me L. U. 687, N. 408, RUMPH, Rar. T, 40, f. P, Q PET, Amb, T, 16. fs 28. GUALTHe Test, T, 9e f. X, Cabochon. ARGEN Vv, Conch. T, 6e (2) f, Ke KNORR Verzarms Vle D. Pl, 35e É, 43 5e DE PATELLE Ne. 519 huifjes, om dat zy naar zeker ouderwets Hul- VL _ zel of Regenkap der Vifchwyven gelyken. id Men heeft daar, ten onregte , Vifchkuifjes van Hoorn. gemaakt, ’t welk geene eigenfchap nog bete- STUK. kenis heeft. , Orlamjes of Vifchhuiven, (zegt … RUMPHIUS op de aangehaalde Afbeeldin= »s gen,) zyn vuilwitte Wratjes, met de Tuit ss wat overhangende , gelyk de Orlamfche s, mitjes der Matroozen of de Huiven der 2 Vifchwyven. « Binnen hebbenze een rond 2, Beentje , gelyk een halve Pyp en met de 5, opene zyde zittenze vast tegen de Klippen.’’ Zo de Franfche naam, Cabochon, een Ruiters- Kap mogt kunnen betekenen, dan zou ik heb- ben kunnen begrypen, van waar de bynaam Equestris , die op dit kleine Goedje niet zeer toepasfelyk fchynt, afkomftig ware. Ook zie ik niet, dat RumrPuius ‘er den naam van Lams-Ooren aan geeft , volgens de befchry- ving van ’ Kabinet der KoningÎn van Swee: den, alwaar men van Cabochon gemaakt heeft _Chabachon. In dat Kabinet bevonden zig vier Verfchei- denheden van deeze Soort, De eene hadt Ho= rizontaale Plaatjes over elkander: ik denk, gelyk die van Letter S, by D'ARGENVIL- LR , hoedanige ik ook heb: de tweede hadt dwarfe Rimpels, gelyk die van RumrHiuss de derde overlangfe Streepen en was aan den Rand getand, als die van GUALTHIERI, Fo, Letter X: de vierde overdwars effene ‘ Kk 4 Stree- Te DEEL. XVIe STUK. sao BESCHRYVYING VAN 0 Streepen , gelyk hee Borneofch dun geoord Ex Parelletje van Periver. Deze laatften wor- Hoorp- den ook wel Sotskapjes of Mutsjes genoemd. STUK Zy zyn altemaal klein, dun van Schaal; en hebben eenig blyk van de gezegde Lip of buisje. sin de Top. Se (748) Patelle, die de Schaal geheel, Eyvor- Neritoidea, mig, aan den Top eenigermaate Spi= Boodlig, raal, de Lip op zyde heeft. Een Nerietagtige Patelle , uit het Kabinet van de Koningin van Sweeden ; gaf aanleiding tot deeze Soort. Dezelve heeft de Schaal ruuw ‚ van gtootte als een Kers, en wit. De Top is ftomp en vertoont zig eenigszins Spi- raal. Van binnen, aan de zyde, heeft, gely- kerwys in de Nerieten, een roode Lip nlhats, welke de helft van de Schaal , overdwars, in= neemt: weshalven ik ze Roodlip noem, PEC (749) Patelle , die de Schaal geheel, byna tella Chinenfise Kegelvormig , effen heeft, met een foort Chiínee-’ {che Mutse Ade Lipj gd de binnenzyde, Schoon (248) Patelfa Testâ integrà ovatà, apice (ubfpirali, Labio laterali, M. L. U. 688 Ne 409. (249) Patella TestA integrâ fubconicâ levi, Labio fublates rali, M‚, L, U, 688, N. 410, BoNA NN, Reer, KT 125 LrsT, Conch. 4e 3e Ie C, 7, f. 3. Bonnet Chinois: AR= GENV. Couch, Te 6, (CC) £ F. KNORR Verzam, VL Ds El. 22, £, Ts DE PATELLEN, sar Schoon wy deeze Chineefche Muts noemen, VI, om dat zy daar de Gedaante zeer wel van a uitdrukt, moet men doch daarom niet den. Hoorn- ken, dat zy uiet China afkomftig is. De woon- STUK. plaats felt LiNN mus in de Middellandfche Zee; maar BoNANNI verzekert, dat men dic flag van Kapjes, die naar een Tepel gelyken, van binnen en van buiten Melkwit zynde, aan de Kanarifche Eilanden vindt. Nooit worden zy grooter, zegt hy, dan omtrent een Duimbreed ; volgens de maat van zyne Af: beeldingen, (750) Patelle, die de Schaal geheel en ovaal peer. heeft, met den Top omgekromd en van Anand En agteren een platte Lip. Nootedop, Volgens de aangehaalde Figuur noemt men deeze MNootedop, doch de Tekening geeft ’er den Latynfchen bynaam aan. :“RumePHius zegt , dat zy naar een holle Schulp gelyken, en op de Rug als met Hoeuderveertjes zyn hefchilderd. De Schaal van *t Exemplaar, dat zig hevondt in ’t Kabinet van de Konin= gin van Sweeden, was Eyrondagtig verheven- rond, met witte Kegelvormige als over elkan- der leggende Vlakken, de Oppervlakte met blaau- (759) Patella Testâ inteprà ovali, Apice recurvo, Labie postico plano, M, Ei, ej b 41. RumeH, Aar, To 40 6 O. Dn Kk 5 I, DEEL, XVI, STUX, 52e BESCHRYVING VY AN VL blaauwe Golfswyze Streepjes overdwars gete- ÄTDEEL kend. De Opening heeft aan ‘t End een Hoorp- kromme ftompe geele Punt, die voor Top STUK. __verftrekt. De holiigheid is wit, en heeft aan den Grondfteun een dwarfe nagenoeg, horizons taale Lip. NE (751) Patelle, die de Schaal geheel en ovaal, if reld den van agieren Jcheef omgekromd heeft, Ponrof. met eene holronde Lip, kk Tot deeze Soort behooren zekerlyk die Kap- jes, welke wy niet oneigen Pantoffeltjes noe- men: want zy hebben nagenoeg de figuur van Vrouwen Muilen en de gedagte Lip, waar onder, als ’t ware, een Opening om den Voet in tefteeken is, maakt de gelykenis nog groo- ter. De aangehaalde van PÄRGENVILLE drukt ‘er volmaakt de Geftalte van uit, zo wel als die van ADANsoN, Sulin genaamd , welke deeze Autheur overvloedig vondt aan de Klippen van ’t Eiland Goeree , by Kaap Verde. „ Het fchynt, zegt hy, dat dezelve » 't meefte behaagen heeft in plaatfen , daar s> de Zee met het grootfte geweld tegen aan. s> bruifcht. Ik ken geen Saqort van Patellen, 2) wel. 751) Patella Testà integrâ ovali , postice oblique recurvâ , Labie postico concavo, &yst, Nat, XIL LIsT, Conch, Te 545e f, 34. ARGENV.- Couch, Te 6. (2) fe N‚ ABANS, Goneg., TI, T. 2e fe 8, KNORR Verzam, VIDe Plo-rrsfeisA Pla ar. f, Ze DE PATELLE NS, 523 2 welke men meer moeite heeft van de Stee: VL, „hen los te maaken : zy kleeft ’er zo vast “Tote 9» aan, dat men ‘er dikwils brokken afrukt Hoorp- » van de Schaal, met het Dier, welks Lig-stux. ‚ haam grootendeels in het Kamertje gehuis- „… vest is. Hetzelve heeft de Hoorntjes geel > en de Oogen zwart. Zyn Voet is van on- 9 deren vuil wit en met een groot getal van »» zwarte Stipjes getekend, zynde het overige ss van zyn Lighaam Afchgraauw , naar ’t zware »‚ te trekkende.” ‚… Wat de Schaal belangt, die is een Ovaal „ Bekken, van vier derden Daims lang, eert „ Duim breed, en byna een half Duim diep» 5 te, Zy is taamelyk dik, van binnen en van „… buiten glad, met de Randen zeer fcherp. » Zeker middelfehot daar in, evenwydig » aan den Grondfteun, doch wat naar binnen „ ftaande, bedekt de halve Holligheid, wor- > dende van den Voet des Diers, terwyl het »‚ voortgaat , t'eenemaal gedekt. Dit middel- » fchot, hoewel dun zynde, is zeer hard, ‚‚ De Kleur van de Schaal is zeer verander- ‚ lyk$ np eens bruin, nu eens ros, zo in- als «> uitwendig: fomwylen groen , met kleine „ bruine Stippen. Het grootfte getal heeft …, van buiten een witten Grond, doorzaaid ‚„ met lange Vlakken die roodagtig bruin zyn, „en van binnen den Grond wit of Vleefch: „ kleurig, zonder eenige mengeling.” Deeze Soort, merkt LinNaus aan, ver- Bh, ( fchile Te DEEL: XVI. STUKe : 4 BESsSCHRYVING WAN Vl. fchilt van de voorgaande , door den Draay of _ EX Top op zyde te hebben en eene holronde witte Hoorp- Lip. Het cen en andere ís in de mynen zeer STUK, __blykbaar , doch ik verwonder my , dat onze Ridder de woonplaats aan ’t Eiland Ilva , en doorgaans in de Middellandfche Zee, ftelt; fpreekende aan den eenen kant niet van ’t ge= dagte Biland aan de Kust van Afrika, by Kaap Verde, en aan den anderen kant die van G u-= ALTHIERI (*), daar dit zekerlyk van afge- leid is, tot de naastvolgende Soort betrekken. de, en daar den naam van Crepidula of Muiltje gan geevende. Hoe ’t zy, die van GÜAL- THIERI komt, volgens de Afbeelding, vol- maakt met deeze Soort overeen, en de Heer AnaNsoN heeft niet alleen dezelve „ maar ook die van Rumenius, Nootedop genaamd, tot de Soort van zyne Sulin thuis gebragt. IL. Die Getand zyn, of den Omtrek ‚ Zan” den Rand, met Hoeken hebben. PCCLU, (752) Patelle , die de Schaal ovaal, platag ; or tig „ effen heeft , met een platte Hib Schuitje, yvan ag Leren. Ik (*) Parclia fruêtura peculiari donata, fatisdepresfa , levis, fragilis , pellucida, candidisfima, PETRO MICHEL1O Crepidue la dia, ex Infula Ilve, Test. ad Tab, 9. fig. Te 69, He (732) Patella Testâ ovali planiusculâ levi , Labio postice plano, Me L. U, 689. Ne 412, Crepidula Michalii, GU ALT He Test, On T. 69e f. He ADANS, SEH. 5e Te In fo Ie pn El BE.PAPELL EN 525 ‚ Ik kan deeze Soort; om dat AnANsoN VL de aangehaalde in zyn Eerfte Geflagt, dat den Knee naam van Cymbiwm of la Gondole voert, ge- Hoorn. plaatst heeft ‚, met reden Schuitje heeten. ,, Haar STUK: »‚ Schaal, zegt deeze Heer; gelyke ongemeen ‚naar de Nagel van een’s Menfchen Hand. > Ly is ovaal; uitermaate dun, en zeer klein 4, naar het Lighaam van het Dier te rekenen, „ dat -van dezelve naauwlyks half bedekt > wordt, zynde op deszelfs agterfte gedeelte s aangehecht. Van buiten is zy verheven 4 „‚ van binnen een weinig hol, byna rond van > Omtrek en doorfchynende als een Vifch- ‚> fchubbetje. Haar langte is omtrent een „ half , de breedte een vierde Duims. Men „, wordt in dit Dier niets gewaar, dat naar 5, Kop, Hoorntjes, Oogen, Mantel, gelyk in de „andere Hoorenflakken ‚ zweemt. Zyn > geheele Lighaam is, eigentlyk gefproken , s) niets dan een ftuk Spieragtig taamelyk vast in Vleefch. als een halve Rol, die aan de bei- sv de Enden rond meen is, van boven > verhevenrond, van onderen plat zynde. Het 2» ftrekt zig, in langte, byna een Duim uit, ‚sen heeft de breedte van de Schaal. Aan ’% „s voorfte End wordt men een groot rond Gat ‚> gewaar , dat voor Mond verftrekt: op de s, zyde is een dergelyke Opening tot Adem- >, haaling en Ontlasting. De Voet is alleen ‚‚ door twee diepe zydelingfe Sleuver van het s, overige des Lighaams afgezonderd. Het „‚ heeft TI, DEEL, XVI STUKe $0ó BEsSCHREVING van VL. „ heeft eêne vuil witte Kleur, en de Schaal A ‚„ trekt een weinig naar Hoorn. Het leeft ii Hoorp. » Zeewater , omtrent twee Duimen diep on- STUK. 5, der ’t Zand.” Die Schuitje verdiende, om zyne zonderling- heid , otize aanmerking; alzo LiNN us het- zelve, by haame; aangehaald heeft op deeze Soort : doch ik kan niet zien, in wat opzigt het tot dezelve, of tot deeze Afdeeling, be- trekkelyk zy, eb nog minder, hoe het geplaatst kome by de gedagte Patelle van GUALTHIERI; daar het Hemelsbreedte ván verfchilt. In dat Voorwerp ; % welk zig bevondt in het Kabi- net der Koninginne van Sweeden ; was de Schaal wit, doorfchynende platagtig; van ags teren en van onderen met eene Halfmaanswy- ze platte Lip, tusfchen welke en de Schaal een zeer kleine fcheeve Holligheid plaats hadt, De woonplaats wordt doof onzen Ridder ges {teld in de Middellandfche Zee, en voornaa- melyk aan de Barbaryfche Kust. Hier vind ik ook, van Tandjes of Hoeken aan den Om: trek van de Schaal ; een diep ftilzwygen. peet. (753) Patelle , die de Schaal heeft met ver- hand hevene ongelyke Straalen , welke uit- Medutas syaards dikker en flomp zyn. Hoofd. \ Aan (753) Patella Testâ Radiis elevatis inzqualibus ‚ extus crasfioribus obtufis. Syst, Nat, XII, RUMPH, Rar. T. 40, £.. CG, ARGEN Ve Conch. Te 6, (2) f, Os KNORR Vérzams ill, De Pl 30, fe Ze DE PRATELE EN. 523 Aan deeze geeft men, wegens de zonder. VL. linge Vertooning, den naam van Medrfa- Hoofd, AFDEEL Onder de Zee-Sterten hehben wy ook die bes Hoörn- naaming gebruikt gezien, en van derzelver af. sTUK. leiding omftandig gefproken *. Niet minder+ ziexrr. fchynt dezelve op dit flag van Patellen toe- STU > pasfelyk te zyn; doordien men ’er, behalve * dj de Schildvormige platte gedaante, en de on- gelyke dikke Punten, ook aan den Top twee Oogen in wadrneemt, in plaats van één, zo D'ARGENVILLE Zegt, en uit zyne Afbeel- ding, zo wel als uit die van RumeHrus, blykts Hy meldt echter niet, of die Oogen open Ga- ten zyn, dan niet: maar zegt, dat deeze Pa- telle dit byzonders heeft. Zy komt uit Oost= indie en wordt, groot en fraay getekend zyn-= de, in veel waarde gehouden. Men heeft ’er voor één, dat wit en bruin geribd was, op de Verkooping van ’t Kabinet van Leens, in ’% jaar 1767, betaald dertig Gulden. (754) Patelle , die de Schaal hoekie hee Ë. DCCuIv, L AA Patella met zeven gekielde lompe Ribben. ‚Sacharing, Ronetjes De (754) Parlla Testì angulatâ, Costis feptenis carinatis ob- tuis. M. L. U, 690 N, 413 BONANNe Mirche Ie Te 320 Liste Corch, IV. Se Te C, 3e Te efo 33 2e RUMPHe Rare T. 4o. f. B, PET, Amb, Te 3.f, 3e GUALTHe Test. Je fe I, M‚, O. ARGENV, Conche, T, 6. (2) f. M, KLEIN Or, T. 8, fs 4e KNORR Werzam, TIL. De Pl, 29. fe 3e L. DEEL: XVI, STUK VL ARVEEl | leid hd STUK. DCCLVe Patella Barhart, Grasjes 528 BESsSCHRYVINCG VAN De Latynfche bynaam fchynt daar van afge- te zyn, dat deeze veel naar een Klontje Suiker gelyken zoude, Het is een Kapje mét zeven Ribben, die aan den Omtrek als een Ster formeeren; en daar van wordt zy ook Aftrole- pas geheten, doch wy noemenze, om dat zy , door haare hoogte, naar fommige hoekige Bo- netten gelykt, het Boneije. Zy valt zo groot niet als de voorgaande Soort. De Schaal is Melkwit, zegt onze Ridder, en hy geeft ’er van zeven tot elf fcherpe Straalen aan , met zeven kleinere Tanden daar tusfchen, die met Roestkleurige Vlakken befprengd, zyn. Hy zegt, dat dezelve aan ’t Westindifch Eiland Barbados zig onthoudt. (755) Patelle , die de Schaal getand heeft, met negentien verhevene Gewelfswys’ 8e doornde Ribben, Dewyl deeze veel naar zekere ruige Mute ‚fen, die men Grasjes noemt , gelykt, kan men er, in vergelyking met de voorgaande, dien naam aän geevên. De Scháal is wiragtig geel ; verheven , en heeft den Rand naauwlyks uits gefneeden, maar fterk getand. (756) (753) Patella Festà dêntatä, Costis novendecim elevatis, fornicatosmuricatis, M. Le U, 69oe Ne 4144 KNORR Vers zans. Ve U. Pl, 13e f 5e b'e PAPE LDE NS- 529 (756) Pâtelle , die de Schaal getand , met ver- ï VL ’ ne , - td FDEEL» hevene, hoekige; Geutswyze Sireepen Tx: heeft. Hoorp- STUKe jd Men kan deeze , wegeris de Geftalte en Te- DECLVL, kening, met fommigen de Fortres noemen ; of Grarala- 75. het Sterre-Sclrild; want zy verdient den naam poses, van Schotel niet , als te hol daar toe zynde. In fommigen is de Rand maar wéinigs in ans deren zeer fterk , en op een regelmaatige wy- ze, getand. Een groote bruine Vlak, die deni Top van binnen en van buiten kleurt, maakt bovendien een Kenmerk van deeze Kapjes uit. Zy zyn op een witten Grond, met zwarte hoekige Streepjes, inzonderheid aan den ne getygerd en als gevlamd of geborduurd : welk haar, hoe gemeen ook zynde, een a aanzien geeft; Men vindtze aan de Kusten der Zuidelyke deelen van Eutopa, volgens LiNNZUs. Zy vallen zeer groot, (757) Patelle „ die de Schaal hoekig heeft „ pSSENIT met menigvuldige gedoornde Streepen, Granatinss Geroomd He t Kapje. B B Test dentätà „ Striis elevatis, angulatis, im = bricatis, M. L. U, Gor. N, ats. Lis. Conch, IV. S, Te :Ce ZT Be fer AIG AT Hi Zeste EE Of, Es ARGEN Vs Cunch, T, 6. (2). G, REGENF,- Conch, 84 Te ó. fenn. KNORR Werzaim, le D, Pl, 3o, f‚ 20 (757) Patella Testâ angulatâ Striis numerofis mauricatis, M. LE. U 691, N, 416, LIST. Conch, IVe Se Te Co 3. Te 2. fe 3, 4e ARGENV, Conch. Te 6. (2) fa. H‚REGEN Es Cozcf, Ll Ü Ee DEEL, XVI STux, VL 5go BescHRyviNG WAN Het aangehaalde van D'ARGENVILLE wás Arvzeer, bruin, hebbende de Streepen met kleine witte ì he Hoorp- STUKe Geiehd Kapje. * Zie Puntjes gewapend. Dit is de reden, dat wy t zelve Gedoornd Kapje noemen. In het Ka- binet van de Koningin van Sweeden was de Kleur als Hoorn , gewolkt met bruige Vlak- ken, den Top van binnen geelageig ros, glin- fterende. Hier noemt onze Ridder het geel met witte: Puntjes op de Streepen en ftelt de Woonplaats aan de Kusten der Zuidelyke deed len van Europa, Tot deeze Soort fchynen my naast de Ges ribde Patellen te behooren, waar D'ARGENé VILLE, by Letter B, een goede. Afbeelding van geeft, zeggende dat het groote Streepen of Ribben heeft , die vaal zyn en den Om- trek getand maaken : maar de Top is geheef wit en getepeld. Men noemtze, woegt hy ’er by , Bokken-Oog. Of deeze de genen zyn, daar TouRNEFORT van ípreekt *, kan ik Blade. siteniet verzekeren, Ik heb ’er een, dat geheel Magel- iaaníche, wit is, van dergelyke figuur en grootte, Ook zal ik hierde fraaije Kapjes t’huis bren= gen, welke wy de Magellaan/che noemen. Deeze zyn federt weinige Jaaren bekend gee worden , na dat zy door de Franfíchen , aan de Eilanden by de Straat van Magellaan, ge- vifcht waren. Natuurlyk zyn zy Hoornkleus Tig Tof zr, KNORR Verzam, IV, D, Pleg, £ 1, 23 Pl, 29e £‚ %: Pl, 30e fe Se Ve Ds Ple 8. f,43 5e Ós Pleo IGe fe 29 34 VL D, Ple 33e f‚ 4e br PATÉRLùd ët Fig en fterk geribd, doch door afflypen en VL AFDEELe | polyften worden zy doorfchynende , met een Glans van buiten; als of zy bruin gebronst Hebr: waren, en van binnen Paarlemoeragtig glinfte- STUKe tende, De Top heeft inzonderheid die door-= fchynehde Bronskleur. Ik heb ’er van drie Duimen fing, twee Duimen breed en omtrent een Duim diep: meh vindt Ook kleinere, die fierlyk geftreept zyn: zo dat deeze Kapjes in fraaiheid byna alle anderen overtreffen, In dit opzigt moeten wy , evenwel, ook rooze. geen geringe plaats vergunneù aan die Rooze. Kleurig: kleurige Kapjes, federt twee Jaaren eerst hier gemeen geworden , en waarfchynlyk van de Kaap det Goede Hope afkomftig; Dezelve kunnen niet nader betrokken worden dan tot deeze Soort’, alzo zy den Rand ongelyk heb- ben, en geribd zyn, met een geflooten Top: De grootflen, die ik daar van heb, zyn drie Duim lang , twee Duim breed En één Duim diep 5; doch ik heb ’er ook die vlakker zyns of laager getopt, en van allerley mindere grootte , tot die van een Duim en kleinder. Tegen ’c licht gezien vertoonen zy zig van binnen wic, met roode en geele Straalen 3 doch vän buiten heerfcht by dezelveneen on= gemeene verfcheidenheid van Kleuren, wel meest in die van minder grootte. Het Appel bloefem of Roozerood, met wit, geel, bruin en andere Kleuren gemengeld; verfraait de Ll 2 Tes 5, DEEL, XVIe STUKS Fj2 DESCHRYVINCTWANR Vi. Tekening derzelven gu erboskdals en boven AFDEELe : LX, alle befchryvinge. Hoorp- Krk oC denk STUK. (758) Patelle , die de Schaal eenigermaate DCCLVIEI, gehoekt heeft, met veertien flaauwe hoe- Led ken, den Rand verbreed en fcherp. vulgata, Gemeene Faclle, Afet regt voeren deeze den naam van Ge- meene Patellen, alzo zy op alle Kusten van Europa, die Rots- of Klipagtig zyn, aan den Oceaan, voorkomen. Buiten twyfel zyn het deeze, daar D'ARGENVILLE zyùe Afbeel- dingen van ontleend heeft, om het Dier det Patellen te vertoonen 5 zie Fig. 7 en 3 van onze Plaat CXXIV. Men noemtze in Enge- land Flither , Limpet of Papshell volgens Lis- TER, wiens Afbeelding echter niet al te veel overeenkomst fchynt te hebben met de Fran- {che Patellen. Hy geeft ’er eene geftreept Afchgraauw blaauwagtige of gevlakte en bonte Kleur aan. ’t Voornaamfte gebruik van den daar in zittende Vifch, by de Engelfche Vise fchers is, volgens hem , dat zy dien voor Lok- aas aan den Hoek flaan. LiNN«us befchryftze aldus en zegt. ,, De » Schaal is Kegelvormig , met veertieti vere ‚, he- (753) Patella Testâ (ubangulatÂ, Angulis quatuordecim oh= foletis: Margine dilatato-acuto. Faun, Suec.2199, LiST, Angle 195, Te 5, f. 40, mala, GUALTH. Test, Te 8, fs Le Gra NAN Ne Adr, Is Ei, É, 17, KNORR Perzam. Vl. De Ble 27e f, 8e Li DE: P ACTIE LU LIE :Nj 533 ,, hevene en geknobbelde hoeken uitgewerkt, VL. \‚, waar tusfchen in even zo veel kleinere ver- dn vat zyn. De Top is zeer ftomp, nict in Hoorn. „ ’t Middelpunt, maar nader aan het fmalfteSTUKe „‚ End: de Rand van onderen zwartagtig met ‚> witte Tandjes” Dit laatfte neem ik niet zodanig in de gemeene Franfche Patellen waar. Veeleer. zou ik zeggen , dat die den Rand breed hebben , van onderen blaauwagtig met witte Streepjes : maar mooglyk behooren zy tot de volgende Soort. + | (759) Patelle , die de Schaal eenigermaate DCCLIX, hoekig witgeknaagd heeft, met menig- Sd, vuldige ongelyke Streepen , van ondes Blaauwee ren blaauw, | Van deeze worde alleenlyk gezegd, dat zy zig in de Middellandfche Zee onthoudt. Moog- Iyk zullen die, welken TourNerFoRrT op de Griekfche Eilanden waarnam , hier thuis behooren. (260) Patelle, die de Schaal eenigermaate ge- poeLx. tand, Kegelvormig met Knobbeltjes nk van agteren flomp heeft, lata, Geknobe= 1 belde Dee- Patelle, (759) Patella Testà erofo fubangulatà , Striis mumerofis inzgualibus, fubtus caruleÂ, Syse, Nat, XIN, (760) Patella Testâ fubdentatâ ; Conico-tuberculatâ , postice zetufâs M‚, L. U. 692e N, 417% ks 1. DEEL. XVI, STUKe $34 BESCHRYVING VAN VL _Deeze hadt de Schaal bleek, met witagtige Re Knobbeltjes , die op ryën gefchikt waren ; den “_Hoorp- Top regt overend: den Rand een weinig gee STUK. tand, meest van vooren en van agteren, met den aëterften Rand korter en opgewipt: vole gens het Exemplaar, dat zig in * Koninglyk Sweedfche Kabinet bevondt. UL Die den Top fpits en omgekromd hebben. PECLXI (761) Patelle , ’ die de Schaal niet getand , ls Kegelwormig fpits, geftreept, met den an Top Haakswyze omgekruld heeft. / | | ; Van waar de bynaam Ungarica in deezen afkomftig is, begryp ik niet; ten ware het op een foort van Kap of Huik, in Hongarye gebruikelyk , mogte zien. Wy noemenze, wegens de-zonderlinge Geftalte, Zotskap-Pa- telle. Die van binnen Appelbloesfem-rood zyn, komen zeer zeldzaam voor, De Kleur van buiten is geelagtig. Men vindt ’er in de Mid- dellandfche Zee, die van binnen wit zyn. ceLxIl, (762) Patelle , die de Schaal niet getand, atella / antiguata. langs Verouder- de, (761) Patella Testâ integrà , Conico acuminat ftriatâ, Vertice haimofo tevoluto, GUALTH, Zest, T.O f, V, w; XLEIN Offrac, T, 8 f. 10. GINANNe, Adr, IL, T. 3e f, z4e KNORR Verzam. We D, Pl. 16, f. 3. (762) Patella Test integrà oblongâ imbricatâ „ Vertice po: stico recurvato, Syst, Nat, Xl DE PATELLEN, 535 langwerpig, Dakvanswyze, met denag- VL terfben. Rand omgekromd heeft. SDE Hoorn. Deeze heeft de Schaal Melkwit „ ondoor- STUK, fchvnende , de Opening ovaal, zegt LiNNEUs,. (763) Patelle , die de Schaal niet getand, Ke-vcerzug « gelwormig » gefbreept en eenigermaate shit. doorfclrynende heeft, met den Top fen; Sk ze, en omgeboogen, Deeze heeft den Top maar weinig omge- kruld. Die van LrsrTrR was uit Afrika afkomftig. Linneus ftelt de woonplaats in de Middellandíche Zee. (764) Patelle, die de Schraal eenigermaate ge- veerxiv, fbreept „ van vooren met drie erts Triarin ‚den Top agterwaards omgekromd heeft, *2 Disci _ De Schaal van deeze is Eyvormig , van grootte als een Hazelnoot, wit, van buiten geftreept, van vooren drie onderfcheiden Kie. len hebbende , die in een Rand uitloopen , welke van daar hoekig is. Den Top heeft zy krom en van agteren geplaatst. (765) (753) Patella Test integr Conicâ ftriatâ fubdiaphanâ , Vertice reflexo levi, Syst, Nat, Xll, LIST. Conche T.:537e fe 17e KLEIN Offrac, T. 8. É, Ie (764) Patellg Test {ubfiriatâ, antice tricarinatà, Verti® tevoluto, Syst. Nat, Xi, Ll 4 EL, DEEL. XVL STUK, B „ 536 BESCHRYVING vAn VI, (765) Patelle , die de Schaal niet getand, ee | Eyvormig heeft, met eenigermaate Tak- SED) kige rimpels , den Top, die een omge- STUK.’ boogen Spits heeft 5 Aug in % middel DCCLXV,-- punt. Patelka peëlinata, Gekamde, In de Middellandfche Zee woont deeze, die de Schaal ondoorfchynende , van binnen effen en Schildpadagtig, van buiten met on- telbaare Streepjes heeft , die van ongelyke langte zyn. BECLKVIe (266) celie, die de Schaal niet getand 5 ee ovaal, verhevenrond , geftreept heeft 5 Geelagtiges den Top met een omgebogen Spits, bj ij den Rand. Deeze hadt de grootte van Pompoenen- Zaad, en was aan den Top met een rood Streepje omringd. Hy is geheel naby den Rand geplaatst. De Kleur is geelagtig bruin. Men vindtze in Oostindie, | DECLXVILe (267) Parelle » die de Schaal niet getand ; Patella | lang- Unguis, eltje, zele s N Ze Nageltje (765) Patella Testà integrâ ovatâ, Striis rugofis beam: fis , Vertice fubcentrali refleko mucronato, Syst. Nat. Xl, (766, Patella Testà integrà ovali convexàâ firiarâ, Vertice fabmarginali reflexo mucronato, M, L. Ue 692. _N. 41e RUMPH. Rar. T. 40. ft. (267) Patella Tes integerrimâ oblongâ, margine antico retufà, Vertice mucronato carinato. M. Le Ue 693. Ne 419. Rum PH, Rare Te 40» £, L, PET. Gaz, T, 22, f, 9, DE PATELILEN, | 534 langwerpig ‚ met den voorften Rand VE. _flomp, den Top fpits en gekield heeft. Arpët, À Hors: Deeze heeft van haare oeh naar e€ns sTUK, Menfchen Nagel den bynaam, Men vindtze op den Oever van Amboina, in het Zand. en LxVv 1 (268) Patelle, die de Schaal mét een omge- DEELT HTe hoogen Top , de ee gekuifd peelt en, Gekuifde, gekield, Deeze , in het Kabinet van den Heer L ve ONNET zig bevindende, heeft de Schaal door- fchynende ‚ Kegelvormig omgewonden , famen: gedrukt en zeer dun, met talryke dwarfe Sleuven, als Ribben. De Rug is gekield met een zeer dun dubbeld Vliesje , met Tandjes uitgefneeden, De Schaal heeft een bogtige Zoom, en de Opening aan de Rug met een fcherpen hoek. ’t Gedagte Vliesje, als een opftaande Kuif of Kam, geeft ‘er den naam aan, . (769) Patelle , die de Schaal niet getand , ncerxix, L 8 ovaal heeft en Vliezig , den Top met een nt Ha omgeboogen, Spits. Patellee Dit (768) Pazrelfa Testà Vertice vevoluto, Dorfo criftato carinas to, Syst, Nat, Xll. — (769) Patella Test integerrimâ ovali Membranaceà, Vers tice mucronato reflexo, Faun, Suec, 2200, LisTe Angl, ISIe E, 2e fe 32e GUALTH, Test, T, 4e fo AAe Ll s le DEEL. XVI, STUK. VI. ÄFDEEL. Hoorne STUKe 538 DBESCHRYVING VAN Dit is een klein Patelletje, dat in de zoete Wateren van Europa zig onthoudt, aan de- Waterplanten kleevende. LinNaus heeft het, in Sweeden, voornaamelyk op het Ruis terskruid waargenomen, GUALTHIERI geeft een dergelyke Rivier-Patelle , in Italie, op; Lisrer befchryft omftandig de zyne in Ene geland, alwagr hy ze op Ondiepten in de Ri- vieren vondt. De grootften hadden iets meer dan een derde Duims langte; de Top was als gen Haak geboogen: de Kleur was in de lee- vende bruin; doch de ledige Schaaltjes waren doorfchynende , dun en uitermaate broofch. De Voet van het Dier, dat in dezelven huis- veste „ was rond, Vootts fpreekt hy aldus. sz In ’t laatst van September heb ik daar van het Schot, overvloedig aan de Steenen klee- vende , waargenomen. Dit was in kleine Bolletjes als Lil verfpreid; kunnende ik reeds in ieder Bolletje verfcheide kleine Pa- tellen, uit de Geftalte zelve, onderfcheiden s> En erkennen. In de Paaring klimt de, eene „op den Top van de andere, en blyft ’er op » zitten. Op zodanig eene Wz heb ik dies- »‚ tyds veelen gepaard gezien.” 23 IV. Die gelyk van Rand en digt van bo- ven zyn, met den Top niet gefpitst, DCCLEX. (770) Patclle, die de Schaal geheel heeft en Patelia pelluci ida. Doerichye nende, Jcheef (770) Patella Testà integerrimnâ, obovatä, gibbâ, pellucie: dà, Radiis quatuor czinleis, Syste Nas. Xll. DE PATELLEN, | 539 “feheef ovaal is, bultig, doorfchynende, met vier. blaauwe Straalen, VL ÁFDEELs Deeze, in de Middellandfche Zee door den dope Heer BRANDER , in Noorwegen door den Heer Martin waargenomen, komt in Gee ftalte met de naastvoorgaande Zoet Water Patelle overeen , maar is grooter en niet ge= fpitst ; Loodkleurig „, zeer glad met heldere Hemelfchblaauwe Straalen , hebbende aan den agterften Rand als een Brauw Topje. Hier uit blykt , zo LiNNmus aanmerkc, dat de blaauwe Kleur ook, Natuurlyk, plaats heeft in de Hoorens. Zyn Ed. hadt evenwel, een weinig voorlyker, reeds eene Soort van Patellen blaauw genoemd *; om niet te fpree- ken van de Kwallebootjes , die Purperagtig blaauw zyn f , noch van het Mondftuk der Mennifte Tooten, dat ook blaauwagtig is. Is bekend, dat men veele Schaalen , door Sterk Water, blaauw kan maaken, gelyk men dus geheele Tootjes, die fierlyk blaauw zyn, aan- treft. Ondertusfchen blyft het zeker, dat de regt blaauwe Kleur, van Natuure, onder de Hoorens zeldzaamer is dan onder de Schul- pen, hoewel men die onder de Mosfelen aan-= treft $. Ik heb een Oostindifch Mosfeltje , * Zie bladz,533e A ben dz. 436, $ Zie V.STUIs omtrent een Duim lang, van buiten rood,öt, 41, dat de Randen van binnen het allerheerlykst Hemelfchblaauw heeft, welk men befchouwen kan. (271) I. DEEL. XVI, STUKS s40o BESCHRYVING vAN VI. (271) Patelle, die de Schaal geheel heeft , en ArFnrEELs , SEX Eyvormig , effen ; zeer glad, HoorD- / f STUK, Deeze heeft volkomen de gedaante van een Pri “Schild, en de Kleur niet alleen, maar ook de Testudina. Tekening, doen haar naar eeneSchilpad- Schaal dE gelyken , dach men noemtze, gemeenlyk, Ge- schild. zooerd Schild, in ’t Franfch Bouclier de Tortue, Zy vallen vry groot en zyn van de fraaiften onder de Pacelleh, neCLsxte » (772) Patelle » die de. Schaal gehad heeft. Patella compresfas langwerpig ovaal , fyn geftreept en ef eel Kapic, fen, met eene famengedrukte Rug. De geele Kleur en de diepe Schuitswyze holte , doet aan deeze den naam van Geele Kapjes toe-eigenen. Zy behooren onder de grootften van alle Patellen, zegt LINNZUS, en befchryft ’er één, uit hect Kabinet van den Heer. Ryksraad I'rssiNn, dat vier Dui- men lang, drie Duimen breed en even zo hoog was. De mynen zyn-meer famengedrukt. Ik heb 'er een, dat omtrent vier Duim lang is, en (771) Patella Test integerzimâ, ovatâ, levi, glaberrimdâ, M.L. U, 693. N. 420, LIST, Conch. IV, S, Io Co 2, Te 2e GUALTH, Zest, T, 8. fe B, Bouclier de Tortue, ARGEN Ve Conch, T. 6e (2) Fe P. KNORR Verzam, Ie D, Ple 21. É. Ie (772) Pasella Testâ integerrimâ ovali oblongâ , ftriatâ , kevis Dorfo compresfâ,- Syste Nat. Xlle KNORR Verzans Vl, De Ple 28, £, Io = DE PATEL' LENS en een Kwartier minder dan twee Duimen VL breed, anderhaif Duim hoog. De Oppervlak-AArpgEt. te is geftreept ‚doch niet ruuw ; de Kleur bruin- en agtig geel: de afkomst uit Oostindie. STUK. (773) Patelle; die de Schaal geheel heeft, Ke-perxun _gelvormig , met vyftig fkompe Streepen, Ruftica. Plompes Volgens de befchryving van ’t Kabinet der Koningin van Sweeden was de Schaal van dee- ze grooter dan een Kinderen-Hoofd, des men. haar dan wel onder de allergrootfte Patellen mag betrekken. Zy ís uitgeploegd met een me- nigte van Sleuven, waar tusfchen ftompe Rib«= ben zyn, doch heeft niettemin den Rand ge: heel. De aangehaalde van GUALTHIERI hadt de Streepen gekarteld, en was Aardkleu- rig met drie bruine Banden. | (774) Patelle, die de Schaal geheel, Eyvor-pneerxarr. e B mig en flomp heeft , met verheven Stree-pan as pen. Bruine, De Schaal van deeze heeft den Top zeer verheven, byna Kegelvormig; de Kleur is uit den (773) Patella Testà integerrimâ Conicâ , Striis quinquagin= ta obtufis, M‚, L, U. 694. Ne 42ï, LESTe Conch. IV. S, to Ge Te KIGUALTH: Zeste. Dede fe Ps Teo EC (774) Pazelle Testâ integeriimâ ovatâ obtufà, Striis eleya« tis, M. Tu U. 694, N. 422, KNORR Perzam, VIe D, Pl 28 f, 9, Y, DEEL, AVI, STUK, zie BesCnRrtvinG vaN VL den Afchgraauwen zwartagtig, met ongevaaf ater negen-en-dertig, zeer fyne , Draadswyze ; Hoorn- Afchgraauwe Straalen. Men vindt doorgaans STUK. den Top als met een Band omtingd. beet, (775) Patelle; die de Schaal geheel, en gés Ean ftreept heeft, den Top eenigermaate ge Geteken fpitst en overend ftaande , van binnen Ce . aen wit , met een Zwarte Hartvormige Vlak; die in ’t midden witagtig is. În de Middellandfche Zee komt deeze vóór, die de Schaai heeft met verhevene effene bruï- ne Streepen, van binnen wit, met een bruinen gevlakten Rand. beeixxvr (776) Patelle, die de Schaal geheel „ ovaal, Ee eenigermaate verhevenrond heeft en Gekruiste. bruin, met een wit Kruis getekend, De Schaal van deeze Soort, niet grooter dan een Erwt, is brgin, doch aan den Top bleek, en met een Kruis, dat uit gegolfde witte Ban- den beftaat , gefchilderd. Beel tv1t (777) Patelle, die de Schaal geheel , Kegel. Patelta Reticulatas vore Metswys’ Ee zoek enn 6 Geaderde, (775) Patella Testâ integr flriatâ, Vertice fhbmucronato eretto, intus albâ, Maculà atr Cordatà medio albidâ, Syst, Nat, XlIle (776) Patella Test integerrimâ ovali fubconvexâ kids, Cruce albâ pitâ. M, L, U. 695 Ne 423e (777) Patella Testà integrà Conic compresfa, Venofo' reticulatâ, Me, Le Ue 695, Ne 424» DE PáâTELLEú, 843 vormig famengedrukt , Netswyze geaderd vi. AFDEEts heeft, LX. H Van deeze; ùit de Middellandfche Zee, is run de Oppervlakte doorweven met ronde witte Vezelen, die Netswyze, Loodregt en water- pas, door malkander loopen. V. Die aan den Top doorboord zyn. (778) Patelle , die de Schaal ovaal, Netswyze peerxzvuin atella geflreept heeft „met den Top omgekromd, Fisfura. 5 Geflplees en van vooren gefpleeten, Ee Deeze is aänmerkelyk wegens eén Streepwys Spleetje, dat van den voorften Rand tot het midden van de zyde loopt. Het is een klein Patelletje, dat aan de Kasten van Engeland; volgens LisTER, zeldzaam, doch, volgens den Heer BRANDER, overvloediger voor- komt by Algiers. (779) Patelle, die de Schaal ovaal , buitig ver- goersi; hevenrond en Netswyze gefbreept heeft, Bareiie met den Top doorboord en den Rand ger Buist, j arield. Dee. (713) Patella TestÀ ovali flsiato-reticulatà , Vertice recife vo, antice fisfà, Syst, Nat, XII, LIST. Conche Te 543e f, 23e PET, Gaz, Te 75e f, 2. Patella reticulata , exigua alba, Fesa fur notabili in margine, KLEIN O/A, p‚ 116, (779) Patella Test ovali gibbofo convexà „ ftriato.reticula- tÂ, Margine crenulato, Vertice perforato. Syst, Nas, Xlle PET, Gaz, T, 3, f. 12, KLEIN Of?r, Te 3 fo 3 I. DEEAe XVI, STUK, <44 BESCHRYVING VAN vl. Deeze is ; it Geftalte en grootte; aan de ArDEEL. voorgaande zeer gelyk , doch heeft de Opening Hoorp- Dader aan den agterften Rand. Men vindtze in srux. de Middellandfche Zee, volgens BRANDER, (780). Patclle ; ; die de Schaal Eyyormig verhès DCCLXXX Patella yenrond met den Rand inwaards gekar- Greca, Griek{ches teld en den Top doorboord heeft. Hier wordt die Soort van Os/e-Oogen aange- haald, welken ToumnerorT op een Griekfch Eiland at, en dezelve afbeeldde, hoemende die Lepas met den doorboorden Top. Zy heeft de Schaal Netswyze geftreept, doch zeer gemeen „ van Kleur. Dit getuigt ook AnANsoN van de zyne A zeggende dat men, deswegen , gemeen” Iyk den naam van Treillis geeft aan de Schaal van deeze Soort, Hy noemtze , om dat die by- zonderheid aan veele andere Conchyliën ge- meen is; liever Gival, en haalt verfcheide Au- theuren aan; zelfs PeriveR, die zodanig eene aan ’t Eiland Barbados waargenomen hadt. Die ‚ van LisTEr was aan de Kusten van Jamaika gevonden, Dus fchynt het zo wel een Afri- kaan- (730) Patella Testà ovatâ convexâ, margine introrfum crennlato „ Vertice perforato. Syst. Nat, XIL, BONANN, Recr, Ie Te 6, TOUR NE Fe Jt Ie pe 94e LISTe Conche Te 827, f. I, Ze ARGENV, Couch, Te 6, (2) f, Ie KLEIN Oftrac, T, S. fs 3, ADANS, Senez. l. T. zef. 7, GUALT Hi Test. T. 9 fe N, REGEN F, Conch, VI; Ts 2 f, 23e KNORIE Werzait, Ie D, Rl, 30, fe % | “ Pr BATELLEN. $4$ kaanfche en Westindifche te zyn, als eene Eu- VI ropifche Patelle. Ken De grootften , hier van,door A DANSON aan Hoor de Kust van Senegal waargenomen; hadden an-°TUKe derhalf Duim langte;, en de helft minder hoog: te. „De Kleur (zegt hy) lyde groote ver= anderingen. Men heeft ’er witagtige, graau= we, bruine: ik bezit zelfs een kleintje dat blaauwagtig is, De bruine zyn gemeenlyk „ met wit getygerd. De witte liebben door- gaans roode Vlakken, hier en daar zonder orde verfpreid , maar het is gewoonlyker ; haar zeven breede Banden te zien hebben ; die bleek graauw zyn, welke zig als Straa- len van den Top naar de Randen van de Schaal uitftrekken , alwaar zy breeder zyn dan by den Top. De Mantel van het Dier is niet gefalbalaad, maar alleenlyk gezoomd met een ry van dertig kleine Knobbeltjes, „welke zig als zo veele witte Stippen vers s, toonen. De Kleur van het Dier is bleek- wit. Deeze Sooït is vry zeldzaam. Ik hebze ; in Mey, aan ’t Eiland Goeree gez > vonden.” 39 (281) Patelle » die de Schaal Eyvormig, Ëe- peeusirs br eept s Patella En Nimbofa er ; an …, _Geftraaldes (78í) Patella Testâ ovarâ ftriat rugofà fuscâ ; Vertice ha oblongo perforato, M, Ls U, 696, No 425, LIST. Conche IV, S. 1, C. 1e T, 1,2 GUALTH, Test. Te 9e fe P, Q, R,‚S, T.ARGENV, Conch. T. 6, (2) £,C, COLUMN. M m Azn É. DEÈL. XVI. STUKe VI. ÁFDEEL LX, Hoorpe STUK, Eter Diete 54 BrsenmR?Zvie dax flreept. „ gerimpeld, bruin heeft, med den Top langwerpig doorboord, Tot deeze Soort betrekt LiNnzus de Zesde Soort van ApANsoN, Dafan genaamd; op welke door dien Heer de gedagte van LoOoURNEFORT en van andere Autheuren worden aangehaald, welken onze Ridder tot de voorgaande Soort betrokken-hadt. De Schaal was kleiner dan ín de voorgaande Soort; zeer dik , met een ovaale Opening, veel naar een Sleutelgat. gelykende, in de Top; Zy hadt vyftig Ribben, waar van de helft dikker, de helft dunner waren, naar den Omtrek geftrekt. Haar Grondkleur was van binnen groenagtig wit; van buiten, nu eens wit, dan graauw 3 dan rood; inzonderheid in de Jonge Schaalen;, want die der Ouden waren altoos witagtig , zelfs fchoon de Kalkagtige Korst weggeno- men werdt; fomtyds- aan den ‘Fop een. weinig, rood. > De Voet van het Dier, zegt ADANSON; », heeft eene byzonderheid , welke ik niet s, waargenomen heb in de andere Soorten van > dit Geflagt. Deszelfs Randen, zo wel als „die van de Sleuf , welke ’er in de geheele s, Omtrek plaats heeft; zyn verfierd met ee- „ne Age 11e T. Io fe 3e BONANN, Beer, Io Ne 3, PET, Gaz, T, 3 f. ITs & Te 35, f. 3. GINANN. Adr. II, T. 20 É. 19, ADANS, ene Ie Te 34 fe Óe KNORR Verzane IV, EN Pl, 2e fe 4e DE PATELLEN, 547 3, fe ry van zeer kleine Vezeltjes; digt aan VL „ elkander. De Franje, die den Mantel ArD@eL, s> ZOOMt ; beftaat alleenlyk uit eene fy van goorn. 5, Pakkige Vezelen , welke van drie tot vyf sTux. ‚ Punten hebben. De twee voorfte Enden Ki van den Mantel pasfeeren Over den Hals j» van ket Dier , om de Opening te bezoo- > men , die in de Top van de Schaal is door- gebod : zy formeeren , zonder daar buite te gaan ; een foort van Kanaal, daar men » dikwils Water ziet uitkomen met de Vui- „8 & Héhedeh. Dus vinden wy dan het derittiéelt van fommigen, ten opzigt van dit flag van Pa- tellen, aangaande het gebruik der Opee ning, bevestigd, Die van BoNANN1 Cy- pria getyteld werdt; om dat zy meest voor- kwam in de Zee by *t Eiland Cyprus, in de Middellandfche Zee, hadt de zelfde Eigen- fchap ‚ doch fehynt my fterk geribd en gee fleufd te zyn. Hier wordt ook de Kaapfche van PeriveER thuis gebragt, en wy moeten ‘er. nog anderen toe betrekken, die voor wei- ige Jaaren eerst ontdekt zyn. Die Magellaanfche, heb ik op JE oog , wel- Magel- ke de Franfchen; met en benevens de voor- "êtes gemelden *, nu zeven of agt Jaaren gelee- * zladz, dem, op de Malouines Eilandeft, by de Straat 38, van Magellaan, vifchten, vindende daar van die zeer groot eh fchoon waren. Deeze mo- “gen te regt den naam van Geftraalde voeren , Mm a alzof 33 ER) VL. he 248 BEsCHRYVING vaAù alzo zy , op eenen vuilwitten Grond , met paarfchagtige, donkerblaauwe of zwarte Ban- Hoor den , die als Straalen van den Top naar den STUK. Rn loopen, verfierd zyn. ’t Getal dec- " Straalen in drie zodanige Kapjes, die ik tee voor my heb, is veertien of vyftien. Zy verbreeden zig Zodanig ‚ dat veelen aan den Omtrek een Kwartier Duims breed zyn, en het witte , daar tusfchen, heeft ook om- trent die breedte. Voorts zyn deeze Kapjes zeer dik van Schaal en van binnen wit. De Opening in de Top is wel een Kwartier Duims lang en half zo breed „ en heeft van binnen een byzonderen Zoom. De Geftalte is in fom= migen platter, in anderen verhevener. Ik heb ‘er één , van drie Duim lang en twee Duim breed , die een Duim diep is. Deeze vindt men in ”* Werk van KNorr afgebeeld. An- deren, van de zelfde langte en wat minder breedte , zyû maar eén half Duim diep. Zy zyn veel zeldzaamer, dan de Geribde én Gee bronfte Magellaanfche , met een geflooten Top. Beerens (782) Patelle, die Je Schaal Eyrondagtig ge- Patella Nubecula, Gewolkte Fatelle, rimpeld , wit- met roode Straalen, den Top met een ovaale Opening heeft. Met deeze Soort befluit LiINN/#EUs zyn Ge- (752) Patella Testâ fubovatÂ, rugolâ, albâ rubro radiatà „ Vertice ovato- perforato, Syste Nat, Xlle q DE PA TELLEN 549 Geflagt van Patellen. Hy geeft ‘er den naam VI van Wolkje of Gewolkte aan, en zegt, dat zy in van de voorgaande EEE doordien de Hoorp. Schaal kleiner, hooger, wit met roode Straa- STUK. len is 5 de Opening minder langwerpig en van binnen bruin. Zy zou menigvuldig voorko- men in de Middellandfche ze SISSI SSSSS Ss s: Der ES OE DS WU K. Befchryving van ’t Geflagt der TANDHOORENSs dat de Olyphants-'Canden en Wolfstanden beval, A” die Schulpdieren , wier bekleedzels Naam. fommigen onder dem naam van Pypagti ge Kokers , anderen onder dien van Pypen of Zee-Pypjes, Tuyaux de Mer, Tubuli Marini, begrypen , geeft LINNdZeus den naam van Dentalium. Die benaaming is oudtyds in de Apotheeken bekend geweest. Men verftondt 'er eene Schaal door, naar een Tand gelyken- de, waar in een Worm huisvestte , die ’er fomtyds zyn Kop uitbragt om Aas te zoeken of Water in te neemen. Zulke Pypjes had- den haare aanhechting op Steenen in de Zee, en op de oude Schaalen van Schulpdieren. _ Van deeze Tandswyze Geftalte hadden zy zekerlyk den naam bekomen. Ik geef derhale ve dien van TANDHOORENS aan dic Geflágt. Mm 3 De Ll, DEEL, XVI. STUK, 559 BESCHRYYVING vAn fi VL De Kenmerken beftaan in eene eenkleppige, tu Pypagtige regte Schaal, die niet in Colletjes Hoorp- is verdeeld, aan beide Enden open, Het Dier STUK. js een Boorworm. Kenmer- _ ‘ Getal der Soorten in dit Geflagt is agt, Soorten. waar van fommigen in de Europifche, ande- | ren in de Indifche Oceaan, of in de Middel. landfche Zee, gevonden zyn, als volgt. pcelzaxln (783) Tandhooren , die de Schaal tienhoekig Dentaliuns ï 4 Elepban- heeft , eenigermaate krom en geftreept. tinum, k dn Olyphantse b li Tand: Dit Hoorentje wordt gehouden voor het regte Dentalium, in 't Franfch Dentale , en men noemt het Olyphants-Tand , om dat de Geftalte eenigermaate met de kromte en figuur daar van overeenkomt; hoewel het nogthans, door zyne Ribbetjes en Kleur, grootelyks daar van verfchilt. „, De graotften vallen ruim >> een middelften Vinger lang, beneden fchaars 2 een Pink breed, boven fpits, doch zoda- s> Dig ‚ dat ’er inn een Opening blyft. Zy 2 Zyn een weinig gekromd als Bokshoornen 25 of wat regter als Olyphants-Tanden, zegt 2 » Rue (783) Denzalium Test decem-angulatà, fub-arcuatâ, ftriae tf. M, Le U, 699. N. 426. BONANN, Reer, Ie N. 8. LisTe Conch. IV, S. 2. fe 3, Olyphants Tand, RUMPH, Rar, T. 41, fol. PET, „Amb, T, 16 É. 33. Gaz; Te 13e £, Je GUALTH. Zest, T. 10. f, I, Dentale, ARGENV, Conche, T.7. (3) f. He GINANN. Adr. ILT, 1 f, 1. KNORR Verzam L De. EL 29. É, 3, } Wma ne DEPRE NIEGAREEN ere a had VEER nde u we en « af , PLAAT CXXV. U: Bnnaar | LL | U PLAAT CXXV ‘ne S S TN MS \ NN ij (u ANS DE TANDHOORENS, ‘SST Rumrnius, en hebben uitfteekende Rib. VL ben: de Kleur is groen, aan ’t dunfte Ender witagtig. Een tweede Soort is dunner, lan- Hoorn-: ger en bleeker groen. In alle zit van bin-STUK nen een Slymerig Dier, en, als menze weg legt, verfmelt al het Vleefch, dat geen ‚> Tandjes heeft, maar een rond Mondje, 9 waar van een Buisje afgaat, daar men cen 2) Rysje in kan fteeken, Door dit Mondje > zuigenze het Slyk en vuile Zand binnen: in „> Water gelegd willen zy het niet uitfteeken. 2s Men vindtze op vlakke Stranden , daar een ‚, harde Grond en ftille Zee is, fteekende het s> dikfte End in ’t Zand en het dunfte daar ‚‚ buiten uit. Wegens haare kleinheid wor- ‚‚ den zy van de Inlanders tot Spyze niet ge= an: ZOE | De Franfche Heer D'ARGENvILLE fpreekt hie ven het Dier wat omftandiger, gelyk wy dan sig. ook de Afbeelding van hetzelve, in zyn Pypje of Kokertje, naar één der mynen verbeterd, van hem ontleend hebben : zie onze Plaat CXXV, Mig. 1. Hy merkt, in de eerfte plaats, aan, dat het Dier zeer los zit in deeze Koker. tjes. , Het grootíte deel van deszelfs Lig- ‚> haam, (zegt hy.) is bedekt met eene witte ‚‚ Kleur, waar verfcheide kleine Darmvaatjes, „‚ die donkergeel zyn, doorblinken, Wanneer „> het zig in het Kokertje verbergt, dan trekt » het den Kop geheel binnen ; maar, als het », denzelven uitfteekt, dan vertoont het zig , Mm 4 ss ZE- 5 5. DEEL. XVI. STUKe VI. ÄrDEEL. LXL, Hoor p- STUK. 552 BESCHRYVING VAN 92 32 32 7 9 23 „3 53 53 rid gelyk in de Afbeelding. Als dan formeert zig een Pieramiedaale Knop, die een foort van Kap heeft , welke hem omkleedt, ea aan ’t End een zeer klein Gaatje , waar door het Dier zyn Voedzel inneemt. On- der dien Kap ziet men een Zoom , die als gefalbalaad is, met zwarte Stippen , doch niet buiten de Opening van het Kokertje uiefteekt , om ‘er des noods weder in te kunnen gaan. Alzo dit Schulpdier byna al- toos in *t Zand begraven blyft, in een lood- regt postuur , verlangt het zig van de eene en andere zyde tot aan de Oppervlakte van den Grond, zonder dat de Golven het kun- nen verwrikken. Maar, buiten % Zand zig bevindende , doet het uit het dunfte End van zyne Koker een foort van Voetje uit- ‚ komen, dat hy in den Grond fteekt, om zyne Schaal vast te zetten, en dan breïdt hetzelve zig uit, byna als eene Bloemkelk, met vyf Punten. Die Lighaamsdeel , dat ongevaar een half. Duim breed mag zyn; en door het welke, zo het te denken is, zyn Voedzel pasfeert , is zeer wit en ver- toont zig van buiten in zyne geheele uit- geftrektheid niet, dan in zo verre het Dier geen volkomen vry gebruik kan maaken van zyn Kop. Het Dier heeft geen Dekzeltje, en, om zig niettemin voor befchadiging van buiten te beveiligen, duikt het zo diep in zyn Kokertje, dat men het onmooglyk kan bereiken,” DN De- pe TANDHOORENS. 583 Dewyl de Olyphants Tanden, zogenaamd, VL in de Europifche Oceaan zo wel als in de he difche gevonden worden, zal dit mooglyk door frooep. dien Heer zelf waargenomen zyn. STUKe (784) Tandhooren, die de Schaal tienhoekig , Deens a l Û eenigermaale krom en effen heeft. Hierin Zwyns- De Schaal van deeze, uit Oostindie afkom- "2" ftig, is Ímaller of dunner dan die der gewoo- ne Olypbants-Tanden , zegt LiNNaUs sen wit van Kleur , met dieper Gropven zonder Streepen. | (785) Tandhooren, die de Schraal met twin- voors entaliss tig Streepen eenigermaate krom en af= Roode, gebroken heeft. In de Middellandfche Zee komt deeze voor, hebbende de Punt der Schaal zeer {pits en rood. | (786) Tandhooren , die de Schaal Spilrond „ neerzeavi _Entalis, EENS witte (784) Dentatium Testà decem: angulat fub.arcuatd levi ;, Wolfstand, Syste Nat, XIl. (785) Dentalium Test vigintieftriatÂ, fub-arcuarà , interrup. tÂ, Syst, Nat. Xll, RUM PH. Rar. T. 41. f, 6. (286) Dentalivim TestÂâ tereti fub-arcuatâ , continuâ , levi, Faun. Suec, 2201, M. Le U. 669e N , 427, BONA NN. Reer, I. Ne, 9. LiST, Cunch. IV. S, 2. £3 3, RUMPH, Rar. T, Al. f. 5. GINANNe Adr. II. T, 1, £ 2e GUALTHe Test, T. 10, fe F‚ Antale. ARGEW Vv. Conche Te 7e (3) fe Go KNORR Verzam, I, D. Pls 29. f. 44 Mm 5 1. DEEL. XVI. STUK VL AFDEELs LXI. Hoorp- STUK 554 BESCHRYVING VAN eenigermaate krom , niet afgebroken en zonder Streepen heef te Deeze noemen wy Witte Wolfstanden. Zy zouden de Entalia zyn, die kleiner vallen dan de Dentalia , voorgemeld. Zulks fteunt op het Berige der Autheuren, fchoon p’ARrGEN- viLLE het tegendeel fiche te ftellen (*); doch hy overtuigt zig zelven wel dra, zo door de Afbeelding, als door de befchryving, daar hy van de Wormen, in deeze Kokertjes huisvestende, fpreekt (f). Ook hebben fom- migen het Entaliwim, alleenlyk door de klein- te , van het Dentalium onderfcheiden. In Duitfchland vertoonden de Apothekers daar voor zekere Pypjes, als Been, wit van Kleur en rond, geftreept , ongelyk door een of twee dwars-Streepjes , de grootften vier Vinger- breedten lang. Zy waren niet geheel regt , maar taamelyk geboogen als een Hondstand, van eene Schulpagtige zelfftandigheid. Core pus zegt, dat het Entalium een Pypagtig Schaalig Zee-Schepzel is, van een Vinger lang, uitwendig geftreept ($). Zo fchynen dan de Olyphants-Tanden, voorgemeld, en wel mis- {chien (*) PAntale est plus gros que le Dentale , êcc. Conch, Je Yarr. Pe 193e {T) On a deja dit, qu”il etoit moins gros que le Dentale, & c'est la feule difference, qu'on peut y trouver. Canche Il. Part. p. 25 (Ó)ALDROVANDUSs de Test, Libr, MIL Cap‚ Ve de Purpura: in guiv, Synone pr TANDHOORENS 55% fchien verkalkt zynde, hoedanigen ik ’er uit Vie Piemont heb, voor de Entalia te zyn gehou- re den. Ik heb Verfteende Witte Wolfstandjes, Hoorb- van ongevaar een Duim lang, uit den St, Pie-STUK, tersberg , by Maaftricht. Ook komen deeze onder de Verkalkte Hoorentjes, in Vrankryk, voor. (787) Tandhooren , die de Schaal Spilrond pcerxxevi en eenigermaate Boogswyze krom heeft, Dienen doch afgebroken en ondoorfchrynende. klein, Deeze was de voorgaande zeer gelyk , maar donker Hoornkleurig, en door verfcheide dwars-Streepjes als afgebroken. Zy kwam voor in de Afrikaanfche Zee; de naastvoor- gaande in de Europifche en Indifche; de naa- fte op één naa in de Middellandfche Zee. Ik geloof dat men deeze drie Soorten, zeer ge- voeglyk, tot de Wolfstanden kan betrekken. (788) Tandhooren, die de Schaal eeniger- peerswavus maate Boogswvze krom heeft , qnafge= EE broken; zeer digt bezet met Ringswyze Streepen, De je Dentalium Testi tere fub-arcuatd interruptâ opacâ, Syst, Nat. XII. €783) Dentalium Test tereti fubearcuat continuâ ; Striis Annularibus confertisfimis, Syst. Nat, Xll, GUALTH, Testa T. ro, f‚ Fe | Bo ab 1. DEEL, XVL, STUK, „556 BESCHRYVING V'AN vr, De aangehaalde van GUALTHIERI was ÂrDEEL.een Roozerood Buisje, van ftal- LXL grootte en gefta Hoorp- t@e als de gewoone Wolfstanden, zogenaamd, STUK. en met eenige rondgaande Kringetjes flaauw- tjes onderfcheiden. LiNNmus zegt, dat het Melkwit en glanzig is, met ontelbaare Rings- wyze Streepjes , zeer digt aan elkander. Ik heb ’er van deezen aart. peerxaur (789) Tandhooren , die de Schaal eeniger= Eburneum, Eipcbeens, maate Boogswyze krom heeft, onafge- broken „ met de Ringetjes ver van el. kander. . Deeze, zo wel als de voorgaande, uit In- die afkomftig, is wit als Elpebeen, en heeft ontelbaare verhevenronde. Ringetjes , op gely- ke afftanden. | Hin iG7a) Tandhooren , die de Schaal Spilrond, Zeer byna regiop flaande, glad en zeer klein Sin, heeft. De Schaal van deeze is zo klein, dat men het Geflagt daar van niet dan met een gewa- pend Oog kan ontdekken, zegt onze Ridder. Ik vind dit echter in de Afbeeldingen van PLAN: (739) Dentalium Testâ tereti fubarcuatà continu , Annulis u, Syst, Nat. XI, 5 (790) Dentalium Testâ tereti erettiusculâ, levi , minutà, Syst, Nat, Xll, BLANC, Conche Te ze fe 2e _ DET AND HOOR E NS: 887 Prancus niet. Het kleinfte Hoorentje, der=, VL Arpeër, zelven, was nog een Kwartier Duims lang, 1xi. en met het bloote Oog zeer wel te onder- Hoorp- feheiden ; en de grootften in de Adriatifche STUK. Zee, inzonderheid aan de Oevers van lftrie, gevonden , hadden de langte van drie Kware tier Duims , en waren aan 't dikfte End on- gevaar zo dik als een vierde van de langte. » Verfteend , zegt hy, of in de Natuurlyke ss dtdat BE. komt dit Hoorentje byna 3 op alle Bergen voor, en wordt van fommi- ‚s ge zeer gemeene Artfen, by ons; als een »» uitmuntend Middel tot wegneeming en voor* > behoeding van de Keelziekte aangeprtezen; 2 mids men het, als een Bewaarmiddel, aa 9, den Hels hangende draage. Van de Au- 55 theuren wordt hetzelve, gemeenlyk , Denta- s lis of Antalis geheten. Altemaal zynze 3» glad, en niet overlangs uitgegroefd, gelyk s» de méeften, die orider de Delfftoffen voore & 5, komen. Hoedanig de ftruêtuur zy van het »> Diertje, dat binnen de Schaal zig onthoudt: 2» Of het Hoorntjes en een Dekzeltje heeft, > gelyk de meefte Hoorens ander de Con- > Chyliën; kan ík niet zeggen: want leven« ss dig heb ik het nooit gezien.” Voorts verhaalt die Autheur, dat in de Ber- gen by Rimini dikwils Dentalia voorkomen , die de grootften zyn onder alle Conchyliën, welken men aldaar aantreft. Een derzelven bezat hy , van vier Parysfche Duimen lang, mes KE DEEL, XVI, STUK, VL AFDEEL. LX. Hoorp- STUKs 658 BerseniRtviNe ván met eene Mond-Opening van twee derde Duims. In de Bergen omftreeks Bononie hadt hy zodanigen , toen hy aldaar op de Studie lag 4 ook gevonden, beftaande, zo wel als veeler- ley andere Hoorens, van binnen uit een zeer Waem, Kenincre 2ile harde glanzige Agaat (*). Schoon hy niet meldt, dat dezelven uitgegroefd waren, denk ik doch dat deeze van die Hoorentjes, welke men Olyphants-T'anden noemt; zullen zyn ges weest. LXIL HOOFDSTUK. Befchryving van ’t Geflagt der Wormeuizen; waar onder ook de Neptunus-Schaft is #huis gebragt. % W oord Serpula van het kruipen (a /er- pendo), of van een Slang (Serpens ) afgeleid , wordt hier door LiNN&us, niet onaartig, tot een Geflagtnaam gebruikt voor de WorMBUIZEN of Wormbuisjes, die mer ook (TubuligVermieulares) Wormagtige Ko- kers, (Wermiculi) Wormen, of Zee-Wormp- jes (Wermisfeaux de Mer) tytelt. De Kenmerken van dit Geflagt zyn niet tot de Wormagtig gedraaide of gekrinkelde Pyp- | jess (*) De Conchis, ps 25. Cap, 18 j fub titulo, Dentakes fed Antales minimi glabri Littoris Arimini, \ \ De Worwiutden sj jes die men gemeenlyk door Wormbuisjes VI. verftaat, alleen bepaald. Onze Ridder zegt, Erne dat zy de Schaal eenkleppig, Pypagtig en aan- HES: kleevende hebben; zynde de holte, in vee-STUK. len, hier en daar door Verftoppingen afge- broken. Het Dier is ook een Boorworm. | In dit Geflagt komen zestien Soorten voor, soorten, als volgt. (zor) Wormbuis, die de Schaal regelmaatig, DCCXCL / / 4 = Serpula Eyrond, glad en niet aangehecht heeft. sominatum, Zaadje, Het aangehaalde van GUALTHIERI is cen onregelmaatig gedraaid Weormbuisje, witagtig van Kleur , waar in de famenvoegingen der Draaijen een langwerpige Opening maaken , die naar den Mond der Porfeleinhoorens ge- Iykt. Prancus befchryft een zeer klein Hoorentje van den Oever van Rimini, dat digt in één gedraaid is, zeer wit en &lad, uitwendig naar de gedagte Hoorens gelyken= de. Dit Hoorentje hadt eene zeer kleine Opening aan ’et nd, en was in zyn geheel niet grooter dan een Koolzaadje. Dit ver- íchilt van de volgende Soorten, doordien het. los en vry legt in het Zand der Zee. (792) (791) Serpula Testâ regulaki, ovali, liber , glabrà, Syst Nut, Xl. Gen. 333. PLANC, Gonch, Te, 24 fe 1? GUALTHe Kost, Te lof, % í Je DEEL: XVIe STUK, s6o BESCHRYVING VAN (A (792) Wormbuis, die de Schaal regelmaatig Ârpren. LXI. rond, gelyk en plat heeft. Hoorp- STUK. Op. de Hoorens en Schulpen, in Zee ge- peexCH, vifcht zynde of aan Strand gevonden, komen peld dikwils een menigte van witte Stipjes voor, Stipje. die men door befchouwing met het Mikros- Koop of met een goed Vergrootglas, ontdekt, rond gedraaide doch tevens platte Wormbuis- jes te zyn. Inzonderheid openbaart zulks, wanneer men de Plekjes , daar zy afgegaan zyh ‚ naauwkeurig bekykt, als waar op zig evenwydige Kringetjes vertoonen. Anders- zins, naamelyk; belet het Kalkagtig aangroei. zel dezelven te onderfcheiden. Dus zyn dee- ze dan ook de blykbaare oirfprong van die holle Stipjes, welke men in fommige Verfteen- de Conchyliën waarneemt. peexerr. (793) Wormbuis. die de Schaal re gelmaatig Serpula Spiraal , rondaetig , doorfchynende; met Spirillam, SU8 JC) Draait jee ronde Gieren , die allengs verkleinen; heeft. Deeze Soort vindt met op Koráalgewasfen. en andere Plantdieren in de Oceaan, zegt Lin. (792) Serpula Testâ regulari , orbiculatà, planâ, zquali, Faun, Suec. 22024 (793) Serpula TéstÀ refulari Spitali orbiculatâ pellucidâ Anfraftibus teretibus fenfimque minoribuse Faun. Suec, 2203’ PLANCe Couch, Te Ief.8e GINANN, Adr, II Te Ief, 75 DE WoRMBOUIZEN. $61 Linn mus. De aangehaalde van Prancus . Vú is een Hoorentje uit het Zee-Zand van Kimi- “rx mi, byna van grootte als een Koolzaadje , Hoorz. en zeer gelykende naar de Ammons-Hooren= STUK: tjes, maat niet gekamerd of in Celletjes vere deeld zynde. Van buiten is het, gelyk dezel- ven, ook rimpelig en geftreept. Aan Steenen en Hout kleevende wordt hetzelve, zò hy aanmerkt, byna zo groot als de Nagel van een Vinger. Hy meerit , dat deeze van den zelf- den aart zyn , als de genen die tot de dikte van een Duim groeijen ‚en dus, a dat ’er een Marmeren Kop aan gemaakt ís, van fom= mige bedriegers voor Verfteende Slangen aan ‘£ Gemeen vertoond worden. Hier in zal hy meer geloof vinden, dan wanneer hy oordeelt dat de Wormen , die zo veel fchade aan het Paalwerk van onze Dyken hebben toegebragt, niet anders zouden zyn dan de genen, die in zodanige Wormbuisjes huisvesten. Wy zul- len daar van ftraks , in ’t volgende Hoofd. ftuk, fpreeken. (794) Op, die de Schaal regelmaatig BCCXCLN : AN erp A Spi- Spirorbis, Rond (794) Serpula Testâ regulati Spirali orbiculatâ ; Anfraêtibus Wormbuise fupra introrfam {abcanaliculatis fenfimque minoribus. Faun, jee Succe 2204, Jt, Westgothe pe 170, PETe Gaz, T. 35. f. 8, BASTER Uitfpann, I. D. bl, 91, T. ge Ff, 3e PLANG. Conche Pp. 18, Ne 3, GUAL'TH, Zest, Te To, f. O, GINANN,s Adf, 11. Te 3efs 8e LusTe Conchs IV, S; 3: Te-2e | Ns Is DEEL: XVle STUMe 802 BESCHRVYYVIÍNG, VERN « VL Spiraal rondagtig heeft, met de Gierer SEL. van boven inwaards eenigermaate Buis Hoorp= agtig gewonden en allengs verkleinendes STUK, Zeer kleine platagtige Wormbuisjes , maar dunner, hadt PrANcus menigvuldig aân hef Wier of Zee-Ruy, in de Adriatifche Zee , waar < genomen, Deeze zouden echter naauwlyks betrokken kùnnen worden tot deeze Soort 4 indien dezelve driemaal zo groot als de voor= gaande is, gelyk Linneus zegt. Aan den Zee-Oever van West-Gothland , by Marftrand, vondt zyn Ed, het Blaasdraagende Zee-Ruy, dat by hoopen op het Strand gefmeeren lag, ten deele met een Korstagtig Gewas begroeid, ten deele als met witte Korreltjes beftrooid, die men by naauwkeurig onderzoek bevond een foort van Slakkenhuisjes te zyn. De Schaat formeerde een Ring van vier Draaijen; Zy wierdt inwaafds fmaller , en bygevolg in ’ midden der Oppervlakte wat holrond; dock de onderfte zyde ‘was geheel vlak, en aan het Blad zodanig vastgegroeid, dat men moeite moest aanwenden , om dezelven los te maaken. Dergelyke Korftige en Pukkelige begroei- zels heb ik ook genoeg aan het Zee-Ruy van onze Stranden waargenomen; doch merk die niet anders aan „ dan als behoorende tot de tweede of derde Soort van dit Geflagt. Zy fchynen my- aanmerkelyk te verfchillen van die taamelyk groote ronde Wormbuisjes, wel- ken Dee WokMmMeurzEN. 563 ken ik aan fommige Hoorens ef Schulpen aan- gegroeid vind , nader overeenkomende met die VI. FDEELe LxIL van den Heer Doktor Basrer afgebeeld ; goorp- welke hier aangehaald zyn. Deeze worden sTux. befchreeven als ana mpjes , die in Steenen Ko. kertjes huisvesten, welke men, in de gedaan. te van Steenagtige Pypjes ; op uit Zee gee vifchte Steenen ; Schulpen , Hoorens en ande- re dingen, in Zeeland > aantreft, ;, By fom. 5» mige Soorten ; zegt zyn Ed.; zyn deeze 5 Kokertjes rond , en als een Krulletje ge ;, draaid. « De Dier tjes, in dezelven, zyn aan », haar Kop fchoon rood of Oranje - Kleur , 3) hebbende wederzyds twee Pluimpjes; tus- s fchen welken zy, één of twee Liniën ver; „ een Lid kunnen uitfteeken, dat als een Be- s kertje gefatzoeneefd en boven aan den Rand „5 met Tandjes bezet is. “De Hals, agtêr den „ Kop, is graauwagtig wie, doch het overie ;> ge van het Lyf Oranjeagtig rood, Het ‚ heeft aan ieder zyde tien Pooten, op de ss wyze der Rupfen.” Dit Diertje fchynt derhalve meer naar de Zee-Duizendbeenen (Nerëides) te gelyken, dan naar de Boorwors men (Terebella ,} hier voor als inwooners van de Wormbuizen opgegeven, (295) Wormbuis , die de Schaal kruipend, neexer. Ex ‚ êriguêirg, bogtig en wibe heeft. Serpala Drie kaarig Warme (795) Serpula Testâ repente flexuofA triquetiÂ, Faun, Succ. buisjs, | Nn 2 ki dze, I. DEEL, XV STUKe Vv. _ ÄFDEEL. LX IL, Hoorp- STUK. 564 BESCHKRYVING van By Marftrand, aan den Wester. Oceaan, in Sweeden , vondt onze Ridder dit flag vart Wormbuisjes op de Rug der Zee - Krabben. Zy zagen ’er uit, als of witte Wormen krom daar op lagen; eh met de Schaal famenge- groeid waren; doch; als menenaauwkeurig toekeek , waren het Buisjes, van binnen hol en dunner aan ’t eene End dan aan het ande- re. De Opening was rond; offchoon de Schaal driekantig ware, ten minfte aan de bovenzyde met een fcherpe Rug. De Heer BasTEr vondt deeze driekantige Zee Kokertjes regt of maar toevallig met een Bogt , en merkt aan, dat het Diertje een weinig van dat der ande- ren verfchilde. Ik vind, dat zonderling is, op ronde Mantel-Schulpen, dergelyke Wormbuis- jes , van niet minder grootte, driekantig en Spiraal gedraaid, wit van Kleur; en, op een zelfde Schulp, Wormbuisjes, die dikker zyn, en volkomen rond, byna regt, of een weinig geboogen, zynde Roozekleurig. Hierom zou jk denken , dat de gezegde driekantige figuur toevallig is, zo wel als de meer of minder. bogtigheid en draaijing. LiNNmaus merkt aan, dat de driekantige op Schaalen, Steenen, aan Schepen en Planten, in de Oceaan , voor- komen. AE ki (796) 2206, M‚ Le U, 698. N. 423. Jt, Westgoth. pe 170, GUALTH,- Test. Te 10e f. Pe Ephe Nat. Cur, Anne 1727, pe 315, T. Loe BASTER Uit/pann, Ie De Dl, 92e Te 9e f,ze KNORR Verzan, Y. De Pl, 28, f, da | « DE WORMEBUIZEN. 565 (796) Wormbuis , die de Schaal Draadvor- VL mig, ruuw , Spilrond en bogtig heeft. ik rg Hoorp- Dees onthoudt zig, in de Middellandfche sTuxe Zee, op de Ham- Doubletten en andere din- pcexevr. gen , die aan ’t Strand opgefmeeten worden, ibis, door de Baaren. De Schaal is als een dunne Verward. Draad op verfcheide manieren geboogen, Afch= graauw, en vertoont zig zeer ruuw , wanneer menze door ’t Mikroskoop befchouwt, (797) Wormbuis, met Haairagvige , aan bon-eeexeun. Serpul. deltjes vereenigde, Takkig famengerolde Fijierana. en Detswys gevlogiene Schaalen, Gevlogten, PraNcus vondt in de Adriatifche Zee, menigvuldig, zekere Klompen van Haairagtie dunne Wormbuisjes, die niet gelyk de voor- gaande Spiraal gedraaid waren , maar regtuit liepen, en eindigden in Bondeltjes , waar zig derzelver Mondjes vertoonden. , Deeze ver- > wonderlyke famenhooping van Buisjes, zegt s, hys (796) Serpula Testà Filiformi {cabrâ tereti BexuoiÂ, Syst, Nat. Xll_ (797) Serpula Testis Capillaribus fasciculatis ramofo glome. ratis cancellatisque, Syst, Nat. XII. Reticulatum tophaceum, | RAJ Hist, 1, ps 65e Rete Marinum, Boee. Mus. pe 2284 CF, 7,f. 2 & T. 2. £ 13e Tubularia filogtana,. PLANC. Concha add, ad p‚ 189. SEB. Keb. III, T, roo. f 8, Tubipora, AE, Pegropal, Voal. VI, pe 374, Te 16, fs 3e Serpuia Corallifica, PALL Zopa. Pe 239, Na 3 Te DEEL, XVI. STUKa f 566 ikke dd he. VAN VL „hy, wordt, wegens derzelver fyoheid en Een sb verfcheiderley dooreenvlegtingen , ‚gemeen Hoorp- 5 Iyk Filograna geheten. Naderhand bevondt STUK. „, hy, dat deeze Buisjes het Aas der Zee- » Appelen waren, en nam Diertjes waar, die „suit dé Mondjes van deeze Buisjes uit{taken.” Filograna zal het zelfde zyn, dat men Fila- gramme of Filigrein noemt, zynde een gevlog= ten Werk van Goud- of Zilverdraad. Daare om wordt deeze famenhooping: van Worm: buisjes, door fommige Autheuren, ook onder den naam van Zee- Net befchreeven: anderen maaken ‘er, een Pypkoraal van , en de Heer Parras „ die dezelve Serpula Corallifica noemt, is van oordeel, dat de oirfprong der Pypko- raalen hier door opgehelderd. worde, peexevm (798) Wormbuis , die de Schaal Spilrond, Glee} Spiraal gekluwend heeft, den bovenkant lata, met drie verheven Rúbben. Gekorreld, In de Noordzee, op Steenen en Schaalen, onthoudt zig deeze, wier Schaaltjes van groote te als Korianderzaad, digt aan elkander, maar onregelmaatig gedraaid zyn, zegt LINN EUS peoxerx. (799) Wormbuis, die de Schaal halfrond, ole | rimpelig, gekhuwend en gekield heeft. samenge Dee- draaid, | 4 (798) Serpula Testâ tereri fpirali glomeratÂ, Latere fuperio= re Sulcis tribus elevatis. Syst. Nat. Xll, (799) Serpula Testâ femitereri , rugolâ, glomeratà carinatà, Faun, Suec, 2205, M‚, L, U, 69ö. Ne 429, ARGENV. Corel Te 29, (4) £. De De WoRMBUIZEN 567 Deeze , die maar de dikte van een dikken VI. Draad heeft , welke wonderlyk door,een gedraaid “Tyr en geboogen is, komt voor in de Eyropifche Hoorn- Oceaan. edi … (800) Wormbuis, die de Schaal rond, kruis- Deec. Giomera= lings gerimpeld en famengekluwend heeft. ‚…, Geklu. Á wend Deeze komt, zo LiNnNeaus aanmerkt, van nnb de dikte van een Draad tot die van een gewoo: jes ne Schryfpen, voor. GUuALTHIERI heeft ter een Klomp van gezien, die drie Palmen dik was en vierentwintig Ponden zwaar. Zy valt in de Europifche Oceaan. | Of deeze drie Soorten van dooreengedraaide en gevlogtene, dikwils als famen gekluwende Wormbuisjes,-’t zy dan de dikte van een Draad of van een Schryfpen hebbende, zo weezent- lyk in Soort verfchillen, als onze Ridder de- zelven hier voorftelt, heeft zyn bedenken, De Heer Rraumur fchynt haare Geftalte als toevallig aan te merken, Hy zegt, „ dat zy ‚… niet alleen de kromte aanneemen van de Lig. », haamen, waar aan zy gehecht zyn of vast ss kleeven; maar bovendien verfcheide Bogten ‚‚ maaken , die zo verfchillend van elkander 3 Zyn, als de verfcheiderley postuuren, wel- s» ken (Boo) Serpula Testâ eereti decusfato-rugofä glomerat Faun, Suge, 2207. M. L‚ U 699, N, 430. GUALTHe, Zest, Te 10, £,T., ARGENV. Conch. T, 29. (4) f, Be Na 4 I. DEEL. XVle STUK, VL ÁFDEELe. LXll. Hoorn- STUK. Oirzaak der klee= ving aan Hloorens , Schulpen 2 ERZ, 868 BESCHRYVING VAN s ken een Aardworm, in beweeging zynde, 3, maakt (*).” Ik oordeel , echter , dat ’er meer beftendigheid in de figuur van hagre Buisjes zy : zo ziet men de Hoornflangeties, voorgemeld , altoos een Kegelagtig gedraaid Puntje of Top-end hebben, het welk dezele ven kenbaar maakt: doch ten opzigt van dees ze drie laatífte Soorten kan de Stelling van RraAuMur wel plaats hebben. Dan gaat by voort en fpreekt aldus. » Om te verklaaren , hoe deeze Schaalige ‚ Buisjes zig zo naauwkeurig vast lymen op „, de Oppervlakte der Lighaamen , waar Zy ei aangevoegd zyn, is het genoeg dat men s, weete , hoe de aangroeijing der Schaalen ss gefchiedt. Dit kunnen wy aanmerken als » Een bekende zaak , na de verklaaring door 9, Ons daar van gegeven, welke wy door zeer „, beflisfende Proefneemingen betoogd hebben 3 Gr. Wy merken het Schulpdier , kort na »» zyne Geboorte, of hoe klein het ook zy, „als “mett eêne ‘Schaal bedekt aan. Zo dra „‚ het begint te groeijen, is het niet meer gee „‚ heel door zyne Schaal bedekt, en een klein » gedeelte des Lighaams , niet omkleed zynde, », komt alsdan dier den Mond van de Schaal » uit, Dit gedeelte, nu, geeft een Steenwore »» dend (*) Mem. de P Acad, Royale aes Sciences , de l'An Ijrr, Oâtavo. p. 166, | (tf) Mem. de 1709, Ps 477. Quarto. Zie ons XV, STUK ; bladze 20, Enz. pe WoRrMBUIZEN. s6g 5 dend Lymig Sap uit, ’t welk verdikkende wr een nieuw Stuk Schaal rondom hef Dier ÁrpeeLe aanvoegt. Zulks onderfteld zynde, dan is Ee het klaar, dat , zo het gedeelte, ’t welk sruz, de oude Schaal verlaat, en daar nieuwe ‚‚ reepen by doet, zig op eenig Lighaam aan s> voegt ; (gelyk het doet in de Wormen, die geduurig in een kruipende beweeging zyn:) ’t is klaar, zeg ik, dat het zelfde » Lym; (Ct welk dit gedeelte verfchaft om 3, deszelfs Deeltjes , die de nieuwe ftrook Schaal famenftellen , aan elkander te ver- ‚> binden, en om dit nieuwe ítuk aan de ou- ‚> de Schaal te hechten ;) de nieuwe Schaal s‚ vast hechten zal aan het Lighaam, dat het „, ontbloote deel des Diers aanraakte. Zoda- » Dig, dat, indien dit gedeelte in ’t groeijen altoos de Oppervlakte van dit Lighaam volgt , en daar kromme Lynen op befchryft, ‚‚ de Schaal in ’t groeijen de zelfde Opper- > vlakte insgelyks volgen zal en daar aange- „, hecht zyn, in haar geheele uitgeftrektheid, Op die manier is het, zonder twyfel, dat de Schaalen der Weormbuisjes zig vast ly- ‚> men aen de verfcheiderley Lighaamen , waar > op deeze Wormen zig, kort na hunne Gee ‚> boorte, bevonden hebben.” Dit geftelde van den grooten REaumor gaat niet in alle Wormbuizen door. Die ge- heel kleine , welke ik Stipjes genoemd heb, fchynen als het Spat te zyn of Zaad der groo- Nn 5 fi {Ge 9 9 E \. J3 2) 23 L DEFL. XV], STUXKe 570 BersSCHRYVING VAN VL tere, even als met de Oesters plaats heeft ; LX, en dus wordt tot de verlanging van de Buis Hoorp- ook eene verdikking vereifcht, welke insge- STUK. _Iyks plaats heeft in alle Conchyliën. Zo zul- len dan, in *t Leven , de Wormbuisjes ook , door de geheele Schaal, een Lymig Vogt uit- zweeten , dat eigentlyk niet volkomen hard wordt, voor dat zy dood of door % Dier ver= laten zyg: ten minfte, (even als, in de aan- kleeving van den Voet der Patellen , door REAUMUR zelf aangemerkt wordt) voor ver- dunning en weekmaaking vatbaar zyn; en dus kan het Wormbuisje zig niet alleen in langte, maar ook in dikte uitzetten, als mede zig verplaatzen , om die Geftalte en Kromte, hun eigen, aan te neemen, welke men op zo vee. lerley wyzen aantreft. Bovendien kan het Levens Vogt zelf, dat de Hoorens en Schul- pen , zo lang zy tot het leevende Dier bee hooren , uit de Oppervlakte van de Schaal Úitgeeven, een voornaame oirzaak van de aan- hechting deezer Wormbuisjes zyn (*). / DCCCI, Cea Wormbuis, die de Schaal Spilrond en Serpula à Lumbrica- bog lis, \ Hoornflan- (*) Vergelyk ons XV. STux, bladz, 27« Betje (so1) Serpula Testà tereti flexuolâ , Apice Spirali-acutos M, L. U. 699. N. 431, LIST, Conch, IVe S. 3e fe Ie RUMPH, Rar, T, 41. N. I, GUALTH,. Zeste T. IO É, Qe ARGEN Ve Cwiche Te 29. (4) f, Ie GINANNe Adr Ile T. 2 fe I4s KNORR Verzam, IIe D, Ple 13. fe 2: IVe Do « PL, 17. fe Ze DE WoRrRMBUIZEN. 571 bogtig ‚ aan het End Spiraal Jbits ge- h VL. FDEELs draaid heeft. Erik Hoorp- Gefproken hebbende van die Wormbuisjes, srux. welken men zelden dan veelen by elkander en ergens aangehecht vindt , gaan wy thans over om die te befchouwen, waar van men meest enkelde Stukken los aantreft. Hier komt, in de eerfte plaats, dat flag van Worme buisjes in aanmerking, die men Hoornflangetjes noemt „ om dat hun Lighaam als Slangswyze gedraaid is, en aan ’t End zodanig, dat het als een Hoorn zig vertoont. Dit heeft, dat zonderling is, in zeker flag van Wormbuisjes en in geene andeten plaats. Zy komen ui Oostindie, en zyn doorgaans wat geelagtig 2 maar ook op andere wyzen, doch altoos eeni= vak Slangswyze geboogen. Dus vindt men ‘er, die Gekrulde Hoornflangerjes gehe: ten worden. Zodanig één is in Fig. oe, op onze CXXV. Plaat afgebeeld, om daar in een Dier der Wormbuisjes te vertoonen, volgens den Heer D'ARGENVILLE, die ‘er dus van fpreekt. > Het is van Geftalte als een gewoone get pier, ss Worm , maar van het eene End tot het „Andere in Ringen verdeeld, die van elkan- „der afgefcheiden zyn. Zed Kop verbeeldt ‚„de Knop van een Eikel, en heeft aan zyne ‚ Punt een ongewaarwordelyk klein Gaatje, ‘so dat den Mond formeert, die met Hagirtjes a) Ole Tl, DEEL. XVI, STUK, f À PL.CXXY, Fig, 2, 572 BESCHRYVING vAN yr, » Omringd is, welke dienen om den Grond te ÄrDEEL, 5 betasten. Om zig in te trekken krimpt dic | es ‚ Kopje famen, de Haairtjes leggen zig tegen stug. _» den Mond aan, het Dier ontlast zig en ‚ kruipe door dit middel weder in zyn Buisje.” pceeem. (Boe) Wormbuis , die de Schaal Spilrond , Ee doorfchynende , effen, byna regt en in zin, Vakken verdeeld heeft. Venus- Schaft, Onder den naam van Zandpypen tele R vu m- PHIiUs zekere Wormbuizen voor, die in Vak- ken verdeeld zyn, en fommigen byna regt, anderen krom, Derzelver dikte is, zegt hy, omtrent als een Vinger , en zy zyn in Vak- ken verdeeld ter langte van een Vinger, door zekere Middelfchotten , die geen doorgang toe- laaten. De Schaal is raim een Stroohalm, fom- tyds ook een Penne-Schaft dik, en overdwars met Kringen getekend, of met Scheuren, die niet doorgaan. Omtrent den Mond zyn zy altoos witst en zuiverst , maar by de Staart vuil, zwartagtig en begrocid. Men vindt het op weinige plaatfen aan onze Oostindifche Ei- landen. Volgens de Afbeelding moet het dat gene zyn, ’t welk ik onder den naam van Venus-Schaft bezit, zynde ongevaar drie vier- de van een Voet lang , een Vinger dik, de HOL (802) Serpula Test tereti diaphanâ levi reêtiusculâ poly= thalamiâ. Syst. Nat, XII, Solen Arenarius, RUMPH, Zar, We Ale f Es K Dt WormeBUuIzZEN 573 holte aan ’t eene End als een Pennefchaft, aan Vl. *t andere drie agtften Duims wyd, en in Vak- eere ken van een Vinger langte verdeeld. Van Hoorn. buiten is de Kleur vuilwit en geelagtig. Doch STUK: deeze Pypen zyn op ver naa niet doorfchy- nende. (803) Wormbuis, die de Schaal zonder Leede DCCCH?. Î f Í . Serpula jes, eenigermaate hoekig en van onderen ‘Isvsman j lis, platagtig heeft. Oste. Darme In de Kenmerken van deeze Socrt fehynt eenige tegenftrydigheid plaats te hebben: des omze niet te verwarren met de voorgaande Soort , gelyk in de befchryving van ’t Kabi- net der Koninginne van Sweeden gefchiedt, hier dezelven en de bynaam zyn veranderd. Al- daar , naamelyk , blykt ten duidelykfte , dat men onze Osfe- Darmen , zogenaamd, op ’c Oog heeft, die ook, ik beken ’t, volgens de befchryving van Rumruius, flegts toevallig van de voorgaande verfchillen zouden. De bogtigheid van deeze Zandpypen , merkt hy aan, wordt door den tegenítand van Steenen en Boomwortelen , dien zy in ’c voortgroeijen ontmoeten; veroirzaakt. Zy komen ín Oost- indie tot eene aanzienlyke grootte , zo dar | fom. (803) Serpula Testà articulatà integrâ distin&â fabtus plas siiusculâ, M‚ Le U 700. N, 432e BONANN, Reer, Ie T. 20 fi. C, Be GUALTH. Zeste. Ts 10. fe Ly Ne ARGENV, Conche Te 29e (4) fs H, I, DEEL, XVIe STUKe „VL AFDEEL. LXIL, Hoorpe STUK Het Diere 74 BESCHRYVING VAN fommige Indiaanen dezelven voor Trompetter gebruiken; waar uit dan ook blykt, dat dee- ze Osfe-Darmen giet door Middelfchotten ge- flooten moeten zyn. Zy zyn; waarfchynlyk; gedeelten of Mondftukken van deeze Zandpy- pen , van wier manier van groeijing hy het volgende verhaalt. | … Het breedfte of dikfte deel; dat dunst van s, Wanden is, ftaat onder , en is geflooten met j> een dunne Schaal, die zeer ligt breekt, waar uit men befluit, datze nederwaards groeijen. Het fmalfte deel ftaat boven ; alwaar het door een feheiding in twee-en is gedeeld; en „5 uit ieder Opening gaat een Pyp opwaards, wel twee Spannen lang, dewelke een weinig boven den Grond komen; kunnende uitgee ftoken en weder ingehaald worden ; naar believen van het Dier. Uit ieder Pyp hangé een klein Stukje Vleefch, waar door hetzele ve zvn Voedzel zuigt: doch, als men ‘er by komt , trekt het die in ‚en fpuuwt het Water wel een Vadem hoog uit. Deeze Pypeù zyn zeer broofch en breeken ligt af ; doch groei- jen weder aan. Dezelven uit het Zand graa- vende , bevindt menze twee of drie Voeten: lang, aan ’t voorfte End twee of drie Vin« ‚‚ gerbreedten middellyns. Daar binnen zit een … Slymerige Worm, die door kooken wat hard > wordt en bekwaam om te eeten; zynde dan ke) | ’2 _„ van Smaak als de beste Mosfelen. Voor in » de Mond heeft hy twee Beentjes, als een 5 My: De WormBUIZEN. si 5 Myter tegen elkander fluitende, niet aande vi, Schaal maar aan ’t Vleefch vast, ’t welk de Arprete „, Tanden zyn, waar mede hy zig den weg goorn. „ bereidt om de Schaal voort te zetten. De srux. ;, Indiaanen plagten ‘er weleer , als Genees= „ middelen, of als Tegengiften , een bygeloo- ‚vig gebruik van te maaken , inzonderheid ;, tot Behoedmiddelen in hunne Oorlogen onder ;, elkander.” (804) Wormbuis, die de Schaal Spilrondag- DECCIV,. tig en eenigermaate Spiraal heeft , met dn Ansuing, eene overlangfe Spleet , swelke als uit Hoenders Leedjes beftaat. Darmen, Aangaande. de Oostindifche Wortmbuisjes , Solen Anguinus genaamd, vind ik by Rum- purus aangemerkt, dat zy de dikte van „ eene Pennefchaft op ’t meefte hebben, zyn- „‚ de met veele zeldzaame Krullen in één ge- ;, draaid als een Slang; van buiten wit, wac „ hoekig en met Korreltjes bezet, van binnen „, met een dergelyk Slymerig Dier , dat ook s, Een getand Mytertje voor aan den Mond „heeft. Zy groeijen niet in ’ Hout, noch in de (304) Serpula Testà teretiusculâ fubfpirali, Fisfurâ longieue dinati fubarticulatâ, M, Ls Us 701, N, 433, Solen Anguinusa RumPH, Rare. T. 41. fs He Vars b, LIST. Conche 1Ve Se 3e fe. 2. RUMPH. Rar. T, 41. Ne 2, GUALT He Test, To 10e f, Zo KNORR Verzani, Ie De Rloa9, f, 5: Vlo De Pla Zeste '5, IJ, DEEE, XVI, SEUKs zó BEsdurvvinc vn VI. de Grond, maar aan zodanige Klippen , die GERE „ vol Kuilen zyn en uitfteekende Knobbels Hoorp. »> hebben, daar zig deeze Slangetjes om win- STUK. > den, met den Mond zig vast zuigende aan > de Klippen.”” Die Khobbeltjes zouden dar de gedagte Leedjes vertoonen. By Guar- THÉIERI vind ik, ten opzigt van de aange: haalde Figuur , alleén van zwarte Stippen mel- ding gemaakt. In ’t Exemplaâr van ’t Sweed= {che Kabinet wordt gefproken van een naauwe Spleet overlangs, doorgaans aan een gefclia- keld, en als met Gaatjes doorboord. De groot- te is niet alleen zeer verfchillende , maar de Buis ook fomtyds hoekig, fomtyâs rond; zo LinNeus aanmerkt, peeev. _(Îo5) Wormbuis , die de Schaal Spilrond, L 3 he fbits uitloopende , krom en gerimpeld zis, heeft. Slangepype De Heer Errrs heeft, in de van hèm aängee haalde Afbeelding, niet bedoeld een byzondère Soort van Wormbuizen voor te ftellen. Hy fpreekt 'er dus van „Fig. a vertoont één > van die Buisagtige Schaal Wormen, welke >, men in menigte , op onze Kusten , vindt „, vast zitten aan andere Conchyliën, en dik- „wils (Bo5) Serpula Test tereti Subalatâ , curvatÂ, rugofâ, Syst. Nat, XII. ‘Tubus Vermicularis, E LE, Corail, Ts 38 fe zy KNORR Werzam, V.D. Pl, 22e f, Te bi WorMBUIizen 57 5 wils ook in Klompen vereenigd, die uit haar VI. » eigen Schaalén famengefteld zyn. Fig. S is ge » het Dier, dat daar in zyn verblyf houdt en Hoor vän het fläg der Duizendbeenen féhynt te stu: s, zyn. Het heeft twee Armen, die ieder 5 voorzien zyn met verfcheide Klaauwen ; aan de bovenkanten met Franje bezet, By de 5 inplanting vän de {linker Arm ziet men zig een Figùur verheffen, die naàk een reg- „te Ïrompet gelykt, welke den geheelen Rand met Tandjes heeft. Aan de andere: gs zyde is een klein Buisagtig regt Figuurtje, reen weinig gezwollen en naby den Top fpits. Het deel, dat in de Schaal beflooten is , _gelyke naar een uitgeftrekte Bloedzui- ger; maar, het gene de fchoonheid van dit ‚„ Dier vermeerdert , is, dat zyne Kleur den ‚‚ volkomen. Glans heeft van het fchoonftè 3 Scharlaken, dat men zig kan verbeelden.” _ Zo dat dit Dier dan danmerkelyk, niet al- leen van die van D'ARGENVILLE, maar ook van die van RumePuius, fchynt te verfchil- len; en waarfchynlyk zou men uit het onder- fcheid deezer Dieren, indien zy allen bekend waren , beter het verfchil der Wormbufizeá opmaaken Kunnen , dan úit derzelver Geftalte en Grootte. Hoe ’t zy, tot deeze Soort fchy- nen my een Soort van Zwarte Wormbuizen berrekkêlyk t@ Zyn, welke men, wegens de Geda ante , roet regt Drollen zou kunnen noe- men of Wurmdrollen „ van buiten gerimpeld, Oo van Aa Ù DrÉr, XVI STUK, 578 _BE‚S.C.H;RX-VLNE HAN VL van binnen glad en.zo wyd, dat men in de ARE Opening van de genen, die ik heb, ordent- Hoorp. lyk den Vinger kan infteeken. De plaats, var STUK. waar deeze afkomftig zyn, is my. onbekend. DCCCVE _ (806) Wormbuis, die de Schaal Spilrond en An | regt heeft ‚aan het End geftraald en Plan aldaar op de Schyf doorboord met Rols ronde Gaatjes. rr.cxxv. Deeze Kenmerken zyn niet. zèer duidelyk, Pie5 om de regte Geftalte te befchryven van die’ Stukken ‚ daar men den naam aan geeft van Neptumis- Schaft, Ek zou dezelve liever met GUALTHIERI noemen, Zee Buis, die regels maatig gedraaid is en naar een, Wortel gelykt „ hebbende een foort van Aangeziet met een ver- hevenronden Kop, welke gekranst is en met klei ne. Gaatjes doorboord; zeer wit en zeldzaai: Evenwel valt op die befchryving ook nog: wel iets aan te merken. Men maakt van het Spleetje , boven. in de Top, geen gewag, dat zo blykbaar is, gelyk men in onze Afbeel- ding, van een der heerlykfte Neptunus-Schaf: ten, in n Pi, 3 Plaat CXXV , befpeurt. p’A Re GEN (3065) Serpulá Testâ gereti re&tà , extremitate radiatà ; Diss co poris cylindricis,- Me L, U. 702, Ne 434 BONANNs Kirch, 1e 5 38e, List. Conche IVS. 3e fe 3e RUMP He Rar, T. 41, fid, GUALTH, Zest, T, ro, f, M, Pingeau de Mer ARGENV, Conch. Te 7. (3) £. G. KNORR Pets zan, IV, D, Pl, 28fe T: VI, D. Ple-40, f‚ He en nn De WORMBUIZEN) 879 bast inst; erheefk!hiër: „inderdaad, de Geftal- VI te het naäfte getroffen, wanneer hy ’er aldus OEL van fpreekt. | Hina „‚ Deeze ZeeiBuis worde fet Zee- Penfeel STUK: » genoemd. Haar Kop, inderdaad, is voor= 5 zien“met eene Kraag ; en met een Eikel, „> die doorboord is met kleine Gaatjes, gevuld s> met oneindig veele Draadjes, welke taames 5 Iyk naar de Haairtjes van een Penfeel gely- 3, ken. Zo dra de Vifch buiten ’t Water is , vallen alle zyne Draaden , en gy ziet-als- „dan een witte , danfchaalige , holle Buis ; die allengs fmaller wordt naar het ééne End, formeerende hier en daat eenige Plooi- „jen. Alzo zy aan ’ dikfte End met onein= dig veel Gaatjes doorboord is, kan menzes ; zeer wel, de Gieter (1 Arrofoir) noemen, en niet, gelyk fommigen gewild hebben, de Toorts van Cupido (le Brandon d'Amour), zynde een oneigene en aanftootelyke naam.” Dic geeft eenig Licht ten opzigt van den Worm, die huisvest in deeze Koker, of het Dier ; dat LiNNmus zegt tot nog toe ge- heel onbekend te zyn. Verwonderlyk is ’, dat men by Rumenius een diep ftilzwyzen van dit flag van Wormbuizen vindt, daar zy doch uit Oostindie afkomftig. zyn. De Af- beelding is ’er, door den Uitgeever, ingee voegd. VALENTYN bezat reeds drie Neptu- nus-. of Venus-Schaften, gelyk hy ze tytelt Niettemin zynze, zo ’t fchynt ; in ’t Kabinet Ooe van DE 23 22 ‘Te DEEL. XVIe STUKe s3o BESCHRYVING VEN van SEBA, dat zo oneindig veele Zeldzaam? L. heden bevatte, niet geweest: want in deszelfs Hoorp- befchryving, of op de Plaaten, inzonderheid Pl. XCII en XCIV „ de Osfe: Darmen en zo veele gekrinkelde Wormbuisjes bevattende 4 komen zy niet voor, Die gene , welke een breede Kraag hebben, gelyk die van onze Af- beelding , voorgemeld , worden nog in veel waarde gehouden. LXi HOOEDST UR. Befchryving van ’t Geflagt der Zee-Hour- WORMEN, ook wel Paalwormen en Kokere wormen of Boorwormen genaamd , om dat zy de Paalen of ander Hout, en de Huid der Schepen, in Zout Water, doorknaagen. he zal hét, in de eerfte opflag; veelen voorkomen , dit Ongediert, ’t welk ons Land, voor omtreút veertig Jaaren, in zulk een otigerustheid bragt, dat men het als een Plaag des Hemels aantnerkte, onder de Conchyliën betrokken „ of een Geflagt beklee= dende te zien onder de Hoorens er’ Schulpen. Indien’ me „ echter , eenvoudiglyk zig erinnert, hoe: met hetzelve Kokerwormen plagt te noe- men, om dat zy nooit dan in Kokers leevendé gevonden Zyn’, die zy zig in ’t Hout hadden gefabriceerd ; zo zal men moetén erkennen; dat DÉ ZeEeE-HOUTFTWORMEN. S8r dat zy nies bekwaamer geplaatst konden wor-, VL den, «dan alhier; tusfchen die Wormen , naa- nn melyk, welke de Kokers of Buizen, daar zy Hoorpe in huisvesten, Schaalswyze hard en byna KalksTUKe of Steenagtig, en die Wormen, welke haare Scheeden uit Zand of Gruis van Steenen , Schul- pen en Aarde famengefteld hebben. De Hou- tige Kokers, naamelyk, hoewel niet tot haar Lighaam behoorende, fchynen zy zo wel noo= dig te hebben tot hun beftaan en leven, als die andere Wormen hunne Pypagtige Schaalen of Scheeden. Dewyl zy, nogthans, een geheel andere Levensmanier hebben, inzonderheid wat het maaken van hunne Wooning berreft, dan de gedagte Wormbuis-Dieren , en nooit anders dan in Hout voorkomen ; zo behoorden zy van de anderen, in een byzonder Geflagt, te wor- den afgefcheiden. Weinigen, die over dit Schepzel gefchree- aam. ven hebben , fchynen bedaardelyk hunne ge- dagten te hebben laaten gaan , over een be- hoorlyke Benaaming. Dit ftuk, dat weezent- Iyk het, moeielykfte is , wordt veelal als een beuzeling over ’t hoofd gezien. Sommigen noemenze eenvoudig Zee- Wormen , anderen Houtwormen of Houtvreeters , eenigen Paalwor- men. Alle deeze Benaamingen , ziet een op= Jettende ligt, zyn veel te algemeen. Daar zyn veelerley Zee-Wormen , en deeze kunnen ei- gentlyk geen Zee-Wormen genoemd worden ;, dewyl menze niet vindt zwerven in de Zee. Oo 3 Hout- de DEEL, XVI, STUK, VI. AFDEELe E XIII, Hoor. STUK» 82 BESCHRYVING VAN Houtwormen en Houtvreeters zyn ’er ook vân een geheel anderen aart; zo wel als Koker- wormen , gelyk uiet het voorgaande en vol- gende Hoofdftuk blyke. Men heeftze dan Paalwormen genoemd , en die benaaming zou zeer eigen zyn , indien zy geen ander Hout, dan Paalen , doorknaagden: dach ’ is bekend; dat zy ook groot nadeel doen aan de Huid der Schepen en ander Houtwerk in Zee. In het vertaaïde Woordenboek van BoMARE vind ik, op ’t Artikel der Houtwormen, ge wag gemaakt van Wormen, die zig in Zee ont- houden , kwaagende en doorboorende de Schepen en Dyken; waar van men nader „ als van den regten Boorworm „ fpreeken zou. Ik hoopte ergens eenig Berigt te vinden van die zondere linge Eigenfchappen deezer ‘Zee-Wormen ; doch het is voor my, noch op den Tytel van Wor- men ‚ noch op eenigen anderen der voorge- melden, te vinden geweest. Ook vind ik het Artikel van Boorworm in dat Werk niet 3 ’ welk de eigentlykfte Vertaaling zou zyn. van ’t Latynfche Woord Feredo en van ’t Franfche Taret, dat de Benaaming is, die men aandee- ze Wormen geeft Loorwormen, evenwel ; kunnen zy ook niet met regt genoemd wor- den , alzo ’er veelerley andere Boorwormen zyn. De Aardwormen doorbooren de Aarde, de Maaijen hee Vleefch en Kaas; de Wormen der Doodgraaver-Torren de Krengen; de Mot- wormen veelerley Stoffen ; de Wormen der Box; De ZeErE-HouTwoRMEN. 583 Bokken en Hout-Torretjes het drooge Hout, , VL enz. Geen Benaaming, derhalve, is my bes LX. kwaamer voorgekomen , dan die van ZE E-Hoorp- * HourTwoRMEN : waar door aan den eenentTUFe kant hunne voornaame Eigenfchap befchree: ven wordt, van Houtwormen of Houtboor- ders te zyn in Zee-Water ; aan den anderen kant hunne Woonplaats bepaald wordt tot Hout ; alzo menze , myne weetens, in geen andere Stoffen vindt, Waarlyk , indien die Benaaming altoos gebruikt, en wel overwooe gen was, zou men niet tot de grappige On- derftelling zyn gekomen, dat deeze Zee-Wor- men de Dyken doorbooren (*). By de Romeinen , lees ik, is heet woord oude Teredo reeds gebruike voor eenen Worm, die nrc ’« Hout van Schepen knaagde en doorboorde Cf). PLINrus zegt, dat de eigentlyke Peren dines niet vernomen worden dan in de Zee, dat zy den Kop zeer groot hebben, en met de Tanden knaagen ($), TnEorPrnHRASTUS was hem ten opzigte van den Worm, dien men in ’t Griekfch Tsendar noemde , daar in voorgegaag. Voor den aanvang deezer Eeuw, «eche (%) Zie Earopifibe elen ig XLIII, Stuk, II, De bladz, 35 7 hd (f) Occultà vitiata Teredine Navis, O vip, (6) Teredines, Capite ad portionem gravisfimo (Jeg. gran= disfimo) rodunt Dentibut, He tantum in Mari (entiuntur, nec sliam putant Tevedinem propriedici, Hist, Naf. Libr, XVI, Cape 4e j Oo 4 Ie DEEL, XV STUK. 584 BESCHRYVING VAN NL echter, fchynt men niet zeer opmerkzaam te ArDeeL. ; gxir, Zyn geweest op de Huishouding van dit On: #loorp. gediert. In de Werken van VALISNIERI e STUK, die in *t jaar 1710 en 1715, te Venetie, uit: gegeven zyn, vinde men een Worm, die in eenige opzigten naar onze Zee- Houtwormen gelyket , doch in anderen wederom daar van verfchilt , afgebeeld en befchreeven. Behal- ve deezen Europifchen heeft de geleerde Heer SLOANE ‚ in zyne Natuurlyke Historie van Jamaika > ook van een Westindifchen gewag gemaakt. De vermaarde Rumru1iuys geeft, in zyn Werk genaamd de Amboinfche Rari- teitkamer , insgclyks berigt van zekere Oost- indifcbe Wormen; die in ’t Hout booren. De Hout- Ik haal dit laatfte alleenlyk aan, om dat bek RUMPHIUS, door den geleerden SELLIus, PHIUS bygebragt is onder de Autheuren, dié van den Zee-Houtworm gehandeld hebben. Want, zo men de aangeweezen plaats van. de Am- boinfche Raritcitkamer (*) wel inziet, zal ’er duidelyk uit blyken , hoe hy door: den ‘Soler Lignorum , in ‘t Neerduitfch Boorworm ges naamd, een Dier of Schepzel verftgan heeft , dat een Schaal van aanmerkelyke dikte, als dubbeld Parkement hadt, van buiten fchoon wit zynde , met fyne Kringetjes en op ver= fcheide manieren door malkanderen gekrin- keld , maakende_ een fan van Wormbuisjes, van {*) Il. Boek, 27 Hoofdft, bladz, 125. pE Zer-dourTwoRMEN., 585 wan dikte als een Tabakspyp, ook dikker en VL dunner. >, De grootften van deeze Worm- en s‚ buizen, zegt hy , worden een Vinger dik. Hooro= 2 LY groeijen in rottig Hout , zo van Bog: sTUKe „> men, die in de Zee dryven, als van Schee »‚ pen, inzonderheid die van inlandfch Hout »» gemaakt zyn, welke van deezen Worm zo- „, danig doorboord worden , dat zy zinken „ meeten; indien men er, door dezelven vlys tig met Kalk en eenige Olie te befmeeren, „ geen zorg voor draagt. Onder het dryvend „> Hout vindt men geheele Boomen met Py- s, pen van deeze Wormen opgevuld, die ech- „, ter doorgaans ledig zyn , om dat het Dier verrot, wanneer het de Schaal niet verder „‚ kan voortzetten. Het is een Slymige Worm, „die voor in den Mond twee Beentjes als ‚… een Myter heeft, tegen elkander fluitende”s gelyk die der Wormbuizen voorgemeld, Deeze hardheid van de Schaal onderfcheidt pe roue: den onzen ook van dien van VALISNIE gin eee, welke Autheur getuigt, „, dat zy zig een ei-SON» »‚ gen Buis maaken of een Kanaal van eene »‚ Schulpagtige zelfftandigheid en van Kegel- »,” vormige gedaante , aan beide Enden open » En zo lang als de Wormen zelf zyn.” Dus {chynt ‘er insgelyks die van ApANsoN wat van te verfchillen , welke hy Teredo , in ’t _Franfch Taret noemt, zynde zeer gemeen in de Wortels der Mangles-Boomen , in ’t Franfch Mangliers , in ’t Engelfch Mangroves genaamd, Oo 5 aan 1, DEEL. XVI. STUK 586 BEsCHRYVING VAN aan de Oevers der Rivieren Niger en Gam- bia, aan de Kust van Afrika by Senegal. Dee- ze Boomen, zelf in % Water ftaande of over ’ Water hangende, laaten Wortels uit haare Takken neder, die in ’t Water zakken, en; aldaar grond wattende , tot nieuwe Staifen worden; zo dat men ze, te Suriname , Duis gendbeenen noemt. Zulke Wortels worden; op en neer , fomtyds tor twee of drie Voeten, maar gemeenlyk zes Duimen boven den Grond, en zelden daar onder, van deeze Wormen _dogrboord, die hy aldus befchryft (*). Zyne schaal of Pype 53 > Hunne Schaal is famengefteld uit vyf > zeer ongelyke Stukken , waar van het voor-= „> naamfte en grootfte een byna RolrondePyp 9, is, die alle de anderen omkleedt en ver- ») bergt. Deeze Pyp is aan de twee Enden zodanig doorboord, dat de onderfte Ope- „> Ning, welke rond is, twee of driemaal meer 3 grootte heeft dan de bovenfte , die ovaal is en in ’t midden vernaauwd , door twee Ribben , welke inwaards uitfpringen. De breedte van de Pyp verfchile van drie tot 33 23 33 33 ss zes Liniën, en is doorgaans omhoog een > Weinig minder dan omlaag; zynde ongevaar twintigmaal zo lang. Haare Wanden heb- ben, inzonderheid naar beneden toe, wei nig dikte; doch zyn ongemeen hard van zelfe ss ftandigheid. De uitwendige Oppervlakte is „) doors 33 33 £%) Cozuiliagss de Senegal p, 264 DE Zer HoUTwWORMEN, 587 » doorgaans glad ‚ om dat zy van het Hout VI, iP gefcheiden wordt door eene Soortgelyke LXIIL 2 Buis, die uitermaate dun is en zeer glim- Hoorv- „ mende; welke het Dier te vooren aan het STUK. 9 Hout gelymd hadt. Somtyds is deeze eer- ‚ fte Buis niet afgezonderd noch onderfchet- Pien van de gene, die het Lighaam van het ‚ Dier onmiddelyk omkleedt ; en alsdan draagt ‚ derzelver uitwendige Oppervlakte de in- ‚ drukzels van de Houtvezelen, tegen welken „> Zy was aangevoegd geweest. De plaatzing s van deeze Pyp, door my waargenomen; ‚, was op en neer in overendftaande , en by- 5 na «waterpas in leggende ftukken Houts , „, maar, zy is ’er zodanig ingeftoken , dat, > fchoon zy dikwils een weinig bogt heeft, „ haar bovenfte nd altoos een weinig buiten „, het Hout uitkomt, en met het Water ge- »s meenfchap heeft, terwyl hect onderfte End s, verborgen blyft in het hart van ’ Hout. 5 Dit laatfte wordt in Boorwormen, die hun- „ne volle grootte bereikt hebben , t'eene- ‚ maal verftopt door eene Steenige of Schulp- » Agtige zelfftandigheid,” | ss De vier andere Srukken van de Schaal 9 Tweestuke » Zyn twee aan ’t eene, twee aan ’ andere ;e a s, End van de Pyp geplaatst. Wanneer men s> dezelve opent of met voorzigtigheid breekt, 5 wordt men, aan haar onderfte End, twee ‚ kleine Schulpjes gewaar , die zeer iin en ‚2 vry egaal zyn, volmaakt gelykende naar «… [WEG Ie DEELe XVIe STUK VL Arpzer. LXIL, Hoorp- ind 538 BESCHRYYING VAN »„ twee Kleppen van de Pholade en Doublet- 9 fchulpen. Deeze Kleppen hebben ieder de »» gedaante van een Bolftuk, van binnen hol pen aan ’t End puntig zynde. Zy fluiten »‚ pooit volkomen , laatende aan ieder zyde 45 Gen taamelyk groote Opening. Haar uic- » wendige Oppervlakte is verhevenrond , en „in de langte ruuw door vyfentwintig ryën s> van Tandjes , taamelyk naar die van een ‚» Vyl gelykende, door middel van welken hét >, Dier zyne Holligheid uitraspt in het Hout. ‚, Van binnen zyn zy glad, hebbende alleene » lyk een dun Uitftekje , dat dient , omzeaan » 't Lighaam van het Dier te hechten. Aan „ het onderfte End van ieder Klepje wordt 5 men een kleine uitpuiling gewaar, die voor » Top verftrekt. Zy is van onderen uitge= „… fneeden „ en voert van binnen twee kleine „ Kegelvormige Tanden, die fpits en taame- „ Iyk hard zyn, leggende kruislings over el- ss kander. Men zou ze als het Scharnier der ‚> Kleppen kunnen aapmerken ‚ maar men wordt, En gn beneden , nog twee anderen gewaar, 9» die vry lang zyn en krom, byna als die der. ‚, Pholade; in welke zy , fchoon elkander nooit „ raakende , voor Scharnier verftrekken, pecklep- Aan ’t bovenfte End van de Pyp vindt pen aan de Staart, ‚‚ men de twee laatfte Schaalige Stukken, ge-. ‚ lykende naar twee taamelyk dikke Paletten, „ welke plat zyn ch fomtyds van binnen een „ weinig hol, flaauw uiegefneeden of gerond s) aan BE Zer-HoutrworMeEn. 5% 3 aán en End, en rustende op een Rolrond VL » Steeltje, dat gelyk is aan haare langte. SEXIf Deeze Paletten zyn aan de bovenfte Spier Hoorne ;, van den Mantel aangehecht , waar van ik STUÉe js in ’ vervolg zâl fpreeken. Zy wyken af, 5, wanneer het Dier zyne twee Lugtpypen 5, uitbrengt, maar; als het die weder intrek >, binnen de Schaal ; dan naderen zy elkan- „> der , en bedekken dezelven, voegende zig 3 naauwkeurig genoeg famen, om deeze Lugt- > pyper alle gemeenfchap mêt het. Water, 5, dat buiten is, te beneemen. ; Het eenigfte deel; dat het Dier buiten pe Lugr-. 3, zyne Schaal doet komen, zyn twee Lugt. NP Die j, pypen in de gedaante van Buizen, en gely- j, kende naar die der ‘Fweekleppige Schulpen. Deeze Buizen zyn Rolrond en zeer kort, by > hunnen oirfprong met elkander vereenigd , en 2) Zy komen naauwlyks een twaalfde Duims, dat ‚, haar geheele langte is, buiten de Schaal. Die ‚> om laag geplaatst is, of van vooren „ is een > weinig grooter dan de andere, en. gezoomd s, met drie ryën van Draadjes, welke in ’t ge- ‚s) heel een getal van veertig uitmaaken, De „„eerfte of binnenfte ry beftaat uit negen s‚ Draadjes, welke eens zo lang zyn als de an- j‚ deren. De bovenfte Buis is eenvoudig en j, zonder boord. Zy dient om den Afgang van „3 het Dier te loozen en het Water; dat de an. » dere Buis op nagenoeg a an tyden in» j neemt : 3 … Wan- É DEEL, XVI, STUK, úl VL ÄFDEEL. EXIII, Hoorp= STUK. De Mantel En Spieren, Het LyF, de Maag en Voet, _ soo BEÉSEeHR?TVING VAN ;; Wanneer men de Schaal van deezer ‚s Boorworm open breekt, dan ziet men, ‚s dat de tweë gedagte Pypjes zig, op eenen s Afftand twee of drie. maal zo groot ais ‚ haare’kangte ‚ met den Mantel vereenigen. ‚, Dit is een foort van Vliezige zeer dunne 5, Buis, welke, gelyk wy in het Dier der „‚ Scheeden gezien hebben „ de uitwendige 5 deelen van het Lighaam des Diers omkleedt, 5» Hy is niet aangehecht „ dan by de twee s> Enden van de Schaal , mét twee Spieragtie 5» ge Vliezen, waar van de bovenfte Cirkel- s» rond ; een weinig dikker en nauwer is dan ss de onderfte; die naar een klein rond Plaat- sj» je gelykt ‚ende plaats. bekleedt van het s> Ligament der, Doubletten; Deeze Spieren 5» maaken, datde Mantei zig niet op en nes ss der beweegen kan. in-de Schaal , die tot s zyne verblyfplaats is beftemd, é ‚>, In de geheele langte ; tusfchen deeze ‚s twee Spieren ,, hangt de Mantel los in de »; Schaal; en die ùitgeftrektheid kan men voor ss het Lighaam.des Diers:neemen:; waar van »s de boventte helft dunner; {lap-en grysagtig s, of Afchgraauw op zekere plaätfen is; de andere helft gezwollen , ‘rond: en witagtigs zynde «de Kleur van de Schaal doorgaans ‚ wits Wegens de doorfchynendheid van den Mantel kan men ‘er de Ingewanden , te ‚ weeten de Maag en Darmbuis , in- zien „ waar van de laatfte zig door de agterfte ‚s Lugt 39 h | de ZEer-HourworMEN. Soi ss Lugtpyp ontlast. Door de onderfte Ope. VE AFDEEL. js ning van den Mantel, en tusfchen de Klep: ‘1 xii. » jes , komt nog een klei, tond „ Vleezig Hoorp- j, Deeltje uit, dat overeenkomst meert mec STUK: 4 den Voet der andere Schulpdieren. Deeze sh Voet is Lymerig; zeer week, en van éene ss Afchgraauwe Kleur.” , Het Schulpdier, daar ik van heb gefpro- 5) ken, is een: Soort der genen, die hectlouc ‚ der Schepen doorknaagen „ „en zo veel ver- s woeftingen ; in de Zeehavens en aan de Dy- 5, ken, hebben: veroirzaakt, Het boort tiet ss inhet Hout om zig te voeden, gelyk alle »s de. Autheuren , die ’er van gefchreeven ‚ hebben, zig verbeeldden; maar alleen, om „ zig daar in te huisvesten; ’t gene door my ‚ beweezen is in een Vertoog , dat voorlees „‚ den Jaar in de Vergadering van de Konings > lyke Akademie is geleezen. De manier > zelfs , op welke dit Dier het Hout doors ‚> boort, fchynt niet zo zeer eene uitwerking ss. van zyn begrip te zyn, als van een Werk-<- $> tuigkonftig Geftel, afhangende van een > Natuurlyke beweeging , welke door den in- 5 Lame en uitgang van het Water , daar het $, zyn Voedzel uit hebben moet, wordt vers ss Oïrzaakt. - Men kan 'het Vertoog nazien „ 4, waar in ik dit Werktiielyk Geftel verklaard g‚. heb , „en de, verfcheiderley Gevoelens der „‚. Autheuren overwoogen , raakende de Eigen- s fehappen, WOOrLiehEE 5 Banen, van leer en > Ek E, DEEL, XVI, STUK, 59 BESCHRYVING VAN VL, „en werken van den Eùropifchen Hout-Boors tn ‚ worm , met dien, welken ik te Senegal Hoorp- 5» Waargenomen heb; vergeleeken.”” STUK. De Kenmerken van den Zee-Houtworm , Dn, volgens onzen Ridder, zyn; dat het Dier een den Zee- Boorworm is; die twee Kalkagtige, half bol- Hour ronde Kaaken heeft, welke van vooren uitge: fneeden ‚ van onderen gehoekt zyn: zittende in een Spilfonde ‚ bogtige Schaal, welke het Hout doordringt. Soorten, Dat LiNNZus, door de benigfte Soott i in dit Geflagt, den Europifchen Zee- Houtworm op ’t Oog heeft, dien hy echter uit de In- diën in ons Wereldsdéel agt overgebragt te zyn 5 is blykbaar ùit zyne ‘aanhaaling van SELLIUs; door wien dat Ongediert wel hee uitvoerigfte is befchreeven. Zie hier de Be- gaaming, daar aan te geeven, mooglyk in een Nieuwe Druk van de befchryving der Sweed- fche Dieren. Beeevi (807) Zee-Houworm, die eene hogtige Schaat a | maakt in het Hout. ‘ Scheeps- Boorworm, In onze Scheeps-Boorwormen of Paalwor- men , dan, heeft SeLLIus waargenomen; ' dat zy binnen de Holligheid 4 door hun in het Hout (807) Tetedo, Syste Nat, XIIe Gen. 334. Teredo inerd Eignum Testâ flexuofâ, Faun. Suec, VALLISN. Nat. Ig Te 4 SEL Le de Teredine Marina, Ultraje 1733, Quarte, Ts Ee P L áN €, Conch, Pe 17, Ne 2e bÉ ZréÉ-HourwoRrmEn. 593 fout geboord, die niet regt ch ook niet altoos VL volgens den Draad van ’t Hout loopt , maar ln nagenoeg vän wydte is als de dikte van haar Hoorp- Lyf, in een Schaalagtige Koker zitten. Dee-STUK: ze Koker is dun en broofch, zo dat men de- zelve niet dan by brokken uit het Hout kan krygen ; uitgenomen aan het Staart-end, al waar zy zo hard en dik van Wanden is, dat men ze haauwlyks mét Duim en Vinger dan ftukken kan drukker , maâr verder gaat zy met dunne Schilfers voort. Zy is niet aan het Hout, noch aan het Lyf van den Worm vast , maar geheel los en vry, bevattende tusfchen zig en den Worm veel Vogtigheid. In alle Houtwormen is deeze Schaalagtige Koker riet eveneens; in de grootften dikwils zeer zwak, week en byna buigzaam; in kleie nere en jongere fomtyds zeer ftevig 3; altoos eenigermaate uit Ringen beftaande , en gee- vende, wanneer ménze onderzoekt, Kenteke= nen van eenen Schulpagtigen aart. Zodat zy dan, van die der gedagte Hout-Boorwormen van RuümrHirus en VALISNIERI, als ook van ÂDANSsòN, meest in den trap van hard- heid fchynt te verfchilleù. PrANcus wil deze Houtwormen tot een Overeen. zelfde Soort brengen als de Dieren der ge- AD woone Wormbuisjes,; 5» De Boorworm angan lemms »s hy) der Schepen, die tot vernieling van de- 5, zelven ftrekt , gelyk oök van alle Hout, > dat wy tot bedwang der Zee-Báaren ges dla Pp … bruis TE. DEEL. XVI, STUKEs de VL so BESCHRYVING VAR ‚‚ bruiken; dien VArtsNiEriue Bruma ty- dert ‚> telt, waar van, in de voorgaande Jaaren, Hoorn: 3, in de Nederlanden zo veel gerugts gemaakt ST UK, > werdt, wegens het doorgevreeten Paalwerk s, der Dyken; agt ik een zelfde flag. van is Wormpjes te zyn. Indien, naamelyk, het … Wormpje aan Steenen en hard Hout komt ss te kleeven „ dan wordt het wel omwonden 5, en plat, gelyk men in onze Afbeeldingen ziet ; maar, zo het in weeker Hout byt „ en daar in dringt, fabriceert het voor zig een Schulpagtig Kanaal, Dit verfch, zyndes gelyk in de Schepen, wordt het Bruma en: Zee-Boorworm geheten; maar lang blyven:* „, de, gelyk in rottig Hout, dat op den Grond ‚ der Zee legt, dan wordt het een Worm „ so, meteen wydere en hardere Schaal, Ik heb, sy naamelyk , in Planken van’ Schepen, en in’ > ander Hout, waargenomen , dat deeze Buiss „jes in geen ander opzigt verfchillen , dan: „> dat in de Houten „ door langheid van tyd, ‚, de Buisjes wyder en dikker worden , zo dat, > mehze ongebroken daar uit kan haalen , ’ s> welk niet gefchieden kan met de Kokertjes: „> van de Scheeps Boorwormen.” De broofchheid der Kokers van deeze laat- ften , naast met die van ons Paalwerk overs eenkomende, hadt die Heer in Italie dan ook: ondervonden. Voor ’t overige zal , waar« fchynlyk ‚ in de aart van fommige Zeewatc- Yen: dë voornaame oirzaak {chuilen van de harde DE ZEE-HoUTWORMEN. $95 hardheid der Kokers of Buizen, die van deë= VE, ze Wormen gemaakt worden. In heete Lan- ODE den, immers; is de Zee bekwaamer tot Kalk- Hoorp. agtige aangroeijingen; gelyk men dit ziet aan STUK. «+ de Zeegewasfen. Ook broeit de Hitte van ’t Klimaat het Ongediert kragtig uit; en zee hetzelve in zyne Wasdom voort. _“ De Geftalte van onzen Paalworm i is Zo om- Geftakte # ftandig voorgefteld door gedagten SELLtus; Woe de Heeren Roussrrs MaAssvuET, en ândes CKXY» ten, ‘wier Werken meestal in 't Nedsrdiiëmk ge vertaald zjn (*), dat myn Beftek niet toelaat hun na te volgen. Men zoude noodwendig hunne Afbeeldingen moeten inzien ; om my te begrypen , en dan kan men ook zeer wel de eigen Werken van deeze Heeren doorbla« deren, en hunne befchryving der Lighaams- deelen van den Worm met die van A DAN: SON, hier voor woordelyk ingevoegd, verges yken. Alleenlyk zal ik uit de Verhandeling van den eerstgemelden; over dit Onderwerp; zo veel ontleenen , als tot eenige verklaaring en begrip kan dienen van onze Afbeelding van een dergelyken Worm, welke in Fig. 4 Praar CXXV, vertoond areas | De Zee- Blier heeft eenen Schulpigen Kop; uit twee deelen beftaande, die van voos ren, onder aan, zodanig uitgefneeden zyn, dac zy Ei *) Men vindtze opgeteld in de Voorreden van sefurusy op de Ae en Negende RBladzyde in O@&ävo, Pp 2 1, DEEL, XVI, STUEe 506 BESCHRYVING vAn vl Árpeen. EXIII. Hoorp- STUK. zy hem als met eenen Helm gewapend voors ftellen, De kanten en punten van deeze dee len zyn op het gevoel byzonder fcherp. De Hals is Vleezig en taaijer dan het overige des Lighaams, ’t welk met een doorfchynende Huid omgeven is ; zodanig dat men ’er , met gemak; de Ingewanden , als hy leeft , door heen kan zien. Aan de regter zyde vertoont zig , in een voor- over leggende Worm , kort agter den Hals , een zwartagtig Ingewand; in ’t midden van ’t Lyf een ander, dat grooter en rood- of ook fomwylen geelagtig is; en daar nevens eene vuil witte, naar Vet gelykende Stoffe. Daar tusfchen loopen twee Pieramiedaale Vaten 3 waar in zig eene bruine of zwartagtige Stoffe „ in de leevende Worm, vry gezwind beweegtg Deeze Vaten, naar de Staart toe allengs ver- dunnende, verdwynen eindelyk in dergelyk ee« ne, naar Vet gelykende, zelfftandigheid, De Staart , die ver de groot{íte langte heeft, is: wederzyds als met een Streng gefchoord , en dus dikker en vaster, dan in het midden, ale waar menze eenigermaate ingezakt en flapper vindt. Somtyds „echter „komt de geheele Staart ledig voor, en gelykt' niets te zyn, dan eene Blaas of Zak , met Water opgevuld. Hoe meer vastigheid de Staart heeft, hoe meer Zy trekt naar ’t bruine, en, hoe dann zy is, hoe meer naar eene witagtige Kleur, Haar ui terfte End, dat byna Kraakbeenig is, heeft ee- ne Vleefchkleur, en is met twee Pypjes voors zien » DE ZEE-HourTwoRrRME N, 597 zien, die aan de Enden rood zyn, zeer zelden VI, bleek, het eene langer dan het andere, dat ook ÂFDEEL: LX, veel naauwer Opening heeft. In de leevende Hoorn. Worm , maar zagtelyk aangeroerd zynde , trek sTux. Ken zy zig zeer vlug in, Ter wederzyde van het gedagte End der Staart vertoonen zig de twee Schaalagtige Paletten, daar ADANSsoN van fpreekt, die op Styltjes ftaan, en voor een gedeelte geelagtig , voor ‘t overige Paarle= moer-Kleur zyn. Van het kleine Doorntje of Haakje, op de Rug van onzen Worm, heb ik. nergens gewag gemaakt gevonden, Het geheele Lighaam der Zee-Houtwormen Grootes. is Slymagtig en heeft een dergelyken Reuk als Oesters, Mosfelen en andere uit Zee gehaalde Schulpdieren. De grootte verfchilt zeer ; doch, ten opzigt van de genen, die in Paalen gevon- den zyn, bepaalt zig de dikte, in ’t algemeen genomen, omtrent tot die van een T'abakspyp ; en de langte tot een halven of geheelen Voet. Men heeft, evenwel, van geloofwaardige Menfchen hooren verhaalen, dat ’er gevonden zyn van twee en drie Voeten lang. Indien de zodanigen naar evenredigheid dik zyn geweest ; mogen zy wel de dikte gehad hebben van een Vinger. Niettegenflaande dat dergelyke Wormen, in Nieuwg het Houtwerk der Schepen, gelyk wy gezien Fore: hebben , reeds lange Jaaren bekend zyn ge- weest, inzonderheid in Landen van een hee- ter Klimaat ; heeft derzelver verfchrikkelyke Pp 3 ite 1. DEEL. XVle STUK VL A: FDEEL. EN LN, Hlóorp- STUK, 593 BESCHRYVING: VAN uitwerking op het Paalwerk, datde, Voormyue van onze Dyken was in de Vereenigde Neder- landen , zig niet dan nu ruim veertig Jaaren geleg» den geopenbaart. Uit Zeeland kreeg men daar van de eerfte berigten. “Wanneer in de Maans den September en Oktober, des jaars 1730, eenige Paalen van den Westkappelfchen Dyk, door een kleinen Stormwind, omver geflagen werden , en ‚ toen men deale van Wor- fen doorknaagd vondt, werde verder onder- zoek gedaan, en waargenomen , datde meefte Paalen en Ryswerken , rondom het Eiland ° _ Walcheren, van dit Gedierte waren aange- tast. In Holland werdt dit kwaad eerst in de Nazomer van het volgende Jaar > 17313 aan het Paalwerk van den zwaaren West= friefchen Zeedyk, omtrent Medenblik, ontdekt; zynde voorts door cen Storm en hoogen Vloed, op Kerstyd van dat Jaar, een- groot. gedeelte der Paalen , met Krebbingen en al, wegge- rukt: zo dat die van, de Vier Neotdai Kog- gen, alleen, meer dan dertigduizend Guldens, zo. aan Houtwerk als anders, in en na dien Storm , hadden moeten te koste leggen; om den Dyk, waar van Westfrieslands behoud af hing, voor Doorbraak te bewaaren. Men bee vondt vervolgens , wel haast , dat nagenoeg al hee Paal- en Houtwerk ah orze Dyken, door dit fchadelyk Ongediert, zyne kragt bee nomen ware: een Slag, te zwaarder, om dat aen er te vooren nooit eenig bedenken op __hade Dö Ze E-HOUTWOR MEN. 559 , hadt gehad! Men verbeeldde zig, in ’t eerst, , VL dat de Ouderdom der Paalen mooglyk aanlei- LEEN ding hier toe gegeven had ; gelyk men dit in Hoorn- rottige Boomen ziet ; maar , hoe ftond men STUKe _ verbaasd te kyken, wanneer onder de uitgeflas gen Paalen zodanigen gevonden werden, dies niet langer dan omtrent zeven of agt Weken te vooren, gantfch nieuw, in den Grond ge- heid waren, zynde ter hoogte van het dage: Ivkích Ty ‘en néderwaards geheel doorboord van deeze Wormen. De harde Vorst, van December des faars 1732 , nam dit kwaad, gelyk veelen gehoopt hadden, in Holland en Zeeland geenszins weg. Het openbaarde zig, in de Zomer van dat Jaar, ook aan de Dyken van de Friefche Kust. Zelfs werde het Hout. werk der Havens van Ooftende , en andere Zeeplaatfen in Vlaanderen, daar van aanmer- kelyk befchadigd. | De Paalen van onze Dyken dus- vernield zynde , zo zyn dezelven , niet zonder byfter zwaare Kosten; eerst op de noodigíte plaats fen, en verder alom, met een Steenen Voor- muur bezorgd. geworden „ en dus veel beter en duurzaamer befchut voor den flag der Zee, dan zy te vooren geweest waren: Ondertus- fchen was dit Gewormte nog niet uit onze Wateren; want men heeft van tyd tot tyd bevonden , dat hier en daar Paalen en Hout» werk, aän Havens en Hoofden, van dezelven doorknaagd werden, In * Jaar 1751 fcheenen | Pp 4 zy IT, DEEL, XVL, STUKe 6oo .BESCHRYVING VAN VI, zy zig, op nieuws, aan de Noordhollapdfche AED. Dyken , in menigte, te openbagren. Op de Hbors Schepen vielen zy met niet minder woede stuk. ‘ganz zo dat men dezelven., tot heden toe; op de een of. andere manier daar voor moet beveiligen. | | voorttee- De gedagten der Natuurkundigen vielen ten ling, __deezen tyde niet alleen op het onderzoek van de uitwendige Geftalte en inwendige Deelen van den Zee-Houtworm , maar ook op zyne Voortteeling ,‚ om de Behoedmiddelen tegen deeze Plaag te ontdekken. Geenerley Hout, hoe hard ook, mids van Zeewater doorweekt zynde , higef van dit Ongediert onaangetast. Aan onze Dyken hebben zy de Eiken Paalen, en vervolgens ook Greenen en Elzen Hout, doorgevreeten. Men zag gan dit Hout van buiten niets dan eenige kleine Gaatjes , door welken de Staartjes uitftaken der leevende Wormen. Zy konden derhalve van die gropt- te , als menze binnen de Paalen vondt, niet daar in gekroopen zyn. In Zeeland hadt men opgemerkt , dat by Zomer zekere Diertjes, als Watervlooijen , aan de Paalen kwamen » die eenige Kuiltjes daar in fcheenen te maa- ken. Men dagt of deeze ook hun Zaad wier- pen in zodanige of andere Gaatjes en Scheur-= tjes van het Hout „ en dat dan deeze Wor- men daar uit geboren werden. Zulk eene Voortteeling hadt niets ongerymds in gehad, wanneer ’er flegts eenige evenredigheid van in Hin _groote pe ZrEe-HquUTwWOR MEN, Gar grootte ware geweest, tusfchen die Diertjes , Vis en de gezegde Wormen, of dat ‘er eenige kscur fchyn ware, dat dezelven weder in zodanige Hoorp- Diertjes konden veranderen. Maar, dit zosTU& niet zynde, verviel deeze Beloakan t'eence maal. Wylende Heer BELKMEER, diestyds Doke tor in de Geneeskande te Enkhuizen, en dus op eene plaats, alwaar hy de fchoonfte gele» genheid hadt, om dit haatelyk Gedierte te on- derzoeken, gaf daar over ook een uitgebreide : Verhandeling uit. Hy vondt in het Slym, waar de Paalen mede begroeid waren, mer het Mikroskoop veele kleine witte Stipjes , die hy voor de Eijertjes hieldt van deeze Wor. men „ en zodanig Hout, waar aan hy dit waar- nam, hadt gemeenlyk ook byna onzigtbaar kleine Wormpjes in ‚doch welken het hem zeer zelden gelukt was te befchouwen. Voorts hadt hy gezien, dat van de Staartjes der Wormen, door de kleine Gaatjes , die ‘er menigvuldig in de Oppervlakte van het verwormde Hout zyn , uitkomende , zig fomtyds dat van den eenen Worm met dat van een anderen Worm famenvoegde ; waar door die Staartjes niet alleen dikker en dunner wierden , maar ook van Kleur veranderden. Dit fcheen een duidelyke blyk te zyn van hunne Paaring (*), en fchoon zy al (*) Donal famenvoeging der Staarten heeft de Heer RoussEr ook aan een Fregatfchip i in de Haven van Medenblitr, zo hy verhaalt , waargenomen, GER VL Árpeer. LXXII, E Joorpe KTUKe Voedzel, 602 BrESCHRYVING VANS al Hermaphrodieten waren, gelyk fommiger onderftellen, zou doch in dezelven eene der- gelyke Paaring , als in de Slakken ‚ kunnen plaats hebben, door welke zy elkander wedere zyds bevrugtten. Voorts heeft men een me nigte van Eijertjes in derzelver Lighaam, ge- iyk in dat der Aardwormen , ontdekt, die; waarfchynlyk , ín ’t Water uitgeworpen en door de Slymigheid der Zee her en derwaards gevoerd worden , tot dat zy aande Opper- vlakte van het Houtwerk uitgebroeid „ als by- na onzigtbaare Wormpjes, door deszelfs Po- ren ingang vinden. Maar hoe kunnen onze Wormen huisvesten in Openingen en Kanaa- len, die gemaakt zyn door zulke byna onzigt= baar kleine Wormpjes? Men zou dit aan de Kegelvormigheïd van deeze Loopgraaven-kun- nen toefchryven , indien zy geduurig voort- gingen in het Hout: doch de Staart blyft , als gezegd is, in het uitwendige Gaatje: zo dat men onderftellen moet, dat de Worm, toen hy in ’t Hout boorde, reeds een Kop hadt van omtrent die'grootte, als de uitwendige Gaatjes zyn, en dat hy die Gaatjes van buiten in het Hout geboord heeft: want daar eens binnen zynde kan hy zig niet omkeeren of terug gaan. De Heer BEL kMerr was van oordeel, dat het Hout wel degelyk tot Voedzel ftrekt van deeze Wormen; ’t gene de Heer ADANSON, als gezegd is, volftrekt ontkent. Zo lang ik de reden van dit laatíte niet vernomen heb, moet De ZrEE-HoUuTworMEN. 653 goet ik het eerfte toeftemmen, en met gezeg- VR den. Doktor het befluie dus opmaaken. Dat iten de Worm het Hout, tot vergrooting van zyn Hoor» Holligheid, met zynen Schuipagtigen Kop af-sTUK. raspt ; is zeker. Dit afgeraspte Hout moet door zyn Lighaam pasfeeren; alzo men in de Hol- ligheid, buiten om den Worm , niets vindt dan ziltig Water. Nu zou het de grootfte on= waarfchynlykheid zyn , dat eene Stoffe , tot Voeding bekwaam, door het Lighaam van den Worm pasfeerde „ zonder dat hy 'er Voedzel van trok: te meer , om dat geen ander Aas blykbaar is, dat hem daar toe zoude kunnen ftrekken. En, dewyl in de Huishouding der Natuur niets dan tot zekef Einde gefchiedt „ en ten dienfte van het Schepzel; 5 Zo isde Vraag, “wat nuttigheid de Zee-Houtworm anders van die doorbooringe des Houts zou kunnen heb- ben. Waarlyk, indien hy zyn Voedzel uit de Zee of uit het Water trekken moest „ dan was zyn Staart geheel verkeerdelyk Biron ‚ en de opis binnen in het Hout geplaatst. =De Almagtige Schepper heeft zig alom van Werktuigen voorzien, om de Huishouding der Natuur in evenwigt te houden. Op dat het tam Gedierte niet, tot elkanders nadeel , te veel vermeerderen zoude, zyn ’er Roofdieren : op dat‘de Rupfen niet. altoos tot eene Plaag zouden ftrekken, zyn ’er Vogeltjes en Wes. pen, die daar van zelfs de Poppen en Eytjes vernielen. Dus heeft Zyne aanbiddelyke Wys- heid on DEEL, XVIe STURe 6o4 BESCHRYVING VAN VL, heid fteeds Natuurlyke middelen aan de Hand, perte om de onmaatige Voortteeling der Schepzelef Hoorp- inte binden. Hy kan hee Menfchdom ftraffen „sru&. met allerley Plaagen, zonder dat ’er een Won- derwerk gebeurt. Hy kan ons daar van wee derom op ’t onvoorzienst ontlasten , zonder dat het Menfchelyk Oog de reden of manier, in de eerfte opflag, uitvindt. wyand der Dit blykt daar in, dat zulk vernielend Onges E schout diert, als deeze Zee Hu oonmef Zyn» ook zyne Vyanden heeft. Gedagte BELKMEER befchryft ons en geeft de Afbeelding van een s, Zwemmend en kruipend Dier , dat gevonden > wordt in de Gaten door den voorigen Worm in het Hout gemaakt, of buiten aan hetzele ve. Het oefent zyne Vyandíchap daar tee gen op deeze twee manieren. Als het Hout van buiten is afgemorteld, dan kruipen zy in de Holligheden , door de eigentlyke Hout- wormen gemaakt, de Wormen, die daar in zyn, aan ftukken fnydende en verpletterende met hunne Nypers. Buiten agn het Hout ‚ zynde, en in deszelfs wydfte Openingen in= dringende, kerven en vernielen zy de Staars tjes of uiterfte Enden der Houtboorwor= men, waar door zy de Voortteeling van dit Es nict alleen beletten, maar zelfs ‚ de Wormen dooden, die dan een leelyken „, Stank van zig geeven.” _ Uit de Afbeelding en befchryving blykt, dat dit een Soort van Zee-Duizendbeenen is „ en wel 33 33 3% 1% be Zree-HouTwoRMEN. Co$ Wel juist dergelyk Dier; als de Heer Des- vr. LANDEs voor den Houtboorenden Worm Ae te heeft aangezien (*). De Historiefchryvêr der rroorpe Akademie getuigt, immers, dat de Wormen ; srux, welken deeze Heer in de Holligheden van het doorboorde Hout der Schepen te Brest vondt; hun geheele Ligkaam uit Ringen famengefteld hadden; en ter wederzyde van het Lyf ontele baare Klaauwtjes of Pooten met Haakjes z hebbende aan den Kop twee Schulpjes, ieder met een Punt als een Boor- of Dril-Yzer ge= wapend. ,, Deeze Worm, (zegt hy verder) 5, gebruikt de verbaazende menigte van zynd ‚s Pooten of derzelver Haakjes, om zig vast j» te krammen aan de Vezels van het Hout, > Op dat hy dus, een Steunpunt hebbende; », tefterker met zyn Kop zou kunnen werken.” Dit ftryde geheel tegen de Geftalte en Levens- manier van den waaren Zee-Houtworm, door zo veel Autheuren nagegaan. Geene nuttigheid van deeze Wormen kun Middelee nende aanwyzen, gaa ik over tot de Mid: onredieas. delen, die men in ’t werk gefteld heeft, om het Houtwerk voor derzelver aanranding tebe- fchutten. fot Behoud van dein den Grond ge. flagen Paalen heeft men geen voldoenend Middel kunnen uitvinden , zyndealles „wat daar omtrent in’ werk gefleld werdt, of onnut , of veel te kost= (*) Hist, de PAcad, Roya des Sciences , de 1720, pe 745 Oltavo, Nd | be Dille XV STU%o Pl VL AFDEEL. LX Hoorp- drTüx. áó5 BESCHRYVING VAN kostbaar geweest; en het beltryken met Teet of Harpuis, als ook het branden van buitens met Vuur, bewaarde die flegts eenigen tyd. Ik denk, nogthans, dat, indien dezelven in ’é Voorjaar en in de Zomer eens ftyf afgeboend werden , zulks van geen minder dienst zou zyn, dan het fchoon maaken der Schepen, ’t welk men tegen de Wormen zo nuttig be: vindt. BerkMEER wilde, dat dergelyk Hout- werk ; in Zee ftaande ; in de Zomermaanden om de twee of drie Weeken ; en ’s Winters om de twee of drie Maanden, met Yzeren Schraapers zou worden afgefchraapt en dan met ftyve Borftels gezuiverd. De Huid der Schepen wordt „ wanneer dezelven op zyde gekrengd en dus efgefchraapt zyn, met zekere Harpuis of Teer , daar Vergiftige Stoffen: in gedaan zyn, beftreeken. Bovendien heeft men ten uiterfte noodig gevonden , de Schepen ; òm die reden; met een dubbelen Huid te voors zien; gelyk door den Historiefchryver van de Akademie der Weetenfchappen van Parys be-= rigt wordt, dat men voor vyftig Jaaren reeds, daar tegen , den binnen-Huid der Schepen , wan- neer die verfch gekielhaald , fchoon gemaakt én geteerd zyn, bezorgde met geftooten Glas in Koehaair ; leggende daar dan den buiten= Huid, van Greenen Planken, die ongevaar een Duim dik zyn, om heen, welke men aanhecht met Yzeren Spykers, wier Koppen. byna een Duim breed zyn, | B, EXIV. HOOFD. AE ZAND Re KE Rrk 607 Arneis LXIV. HOOFDSTUK. Hain: | | STUKe Befchryving van ’t Geflagt der ZaNDKoKeErs , wier Dieren een Soort van Lee-Duizendbee- nen ZY. is Weert Sabella ‚ anders niet bekend in aa! de Natuurlyke Historie, is door LiN- Naus hier, niet oneigen , tot een Geflagtnaam gebruike voor Dieren , die hûnne Wooningen van Zand of Steengruis famenftellen (+). Sabulum, naamelyk, waar van het afgeleid is betekent , in ’t Latyn, Zavel of grof Zand. Ik geef ’er, derhalve, in vergelyking met de Wormbuizen, den naam van ZANDKOKERS aan. De ( *) De Heer ADANSO'N verwérpt de Naamen die van eenige betekenis zyn ten opzigt van de Hoorens en Schula pen, en heeft voor dezelven , met opzet, nieuwe Naamen, die nooit in gebruik waren geweest , gefabriceerd ; niet twya felende, of dezelven zouden door de gewoonte gemakkelyker worden, dan de oude Naamen, Ik denk dar het lang zal. duuren , eer men zyné Verkiezing hier in navolge , en dat hy dus niet ligt het genoegen zal hebben, van zyne verwagting “in deezen vervuld te zien, Hy geeft van ter zyden een fteek aan den Heer LiNN.eus, die echter, myns oordeels ‚ veel verfiandiger hier in gehandeld heeft, met niet alleen de Gee flagtnaamen , maar ook de Bynaamgn der Soorten, van de voornaamfte Hoedanigheden af te leiden, en de genen, die in gébruik zyn , zo veel mooglyk te behouden, Zie ADANS, Preface des Coguill, p. X1IV-XVh K DEEE, XVI, STUK, VI. AFDEELs ; LXIV, Hoorb- stux. Kenme@te ken. Vorming der Zand. kokers, 603 BeSCHRYviNd vänN De Kenmerken zyn dus bepaald. ‘t Diet is een Zee-Duizendbeen, die den Bek met Nypers heeft, en twee dikkere Voêlers agtef den Kop. Het huisvest in eene Pypagtige Schaál, uit Zandjes famengefteld, welke digt gedtongen op het Scheede-Vlies geplaatst zyn. Aangaande de manier, op welke deeze Zand- buisjes geformeerd worden, geeft RrAuMuR de volgende bedenkiagen op. „, Zy woonen in het Zand, gelyk de Aardwormen in de » Aarde, Het Vogt, dat uit hun Lighaam 4 Baat „is nretin genoegzaam groote veel- ssheid 5 of piet dik genoeg „ om hun eene De Schaal te vormen: maar het is Lymig ge- s, noeg, om de verfcheiderley Zandkorrelt jes „én brokjes Schaal, die hun omringen, aan o elkander te Heeren : het doêt den dienst „ van een foort van Kalk of Sement, welke », de Zandkorreltjes en brokjes van Schulpen als zo veele Steentjes famen verbindt. De kragt van dit Lymige Vogt is zeer kenbaar wanneer de Zee, geduurende haare Ebbe, zekere Zandbanken bloot laat , daar zulk flag van Wormen huisvesten. Alsdan ver: toont de Oppervlakte van deeze Banken een: byzondere manier van Stekeligheid. De Openingen van de Buisjes, waar in de Wore „, men woonen, fteekt een Luyn of halve Lyn „; buiten ’t Zand uit, en deeze Buisjes zitten: ss digt nevens elkander” Dat deeze Buisjes 4b veel ùitfteeken , aak hy daar aan toe „ der: DE ZANDKOEERS, Coa at het.Zand ; daar tusfchen, van de Zee is VI, weggefpoeld, en merkt aan, dat men er fom- LXIV. tyds geheele Klompen van vinde, gelyk hy ’er Hoorp- eene afbeeldt ; welke blijkbaarlyk zyn famens STUle gefteld uit dergelyke Wormbuisjes, waar van men Zer ook fomtyds los op ’t Strand vindt leggen , die niet dikker dan een blad Papier zyn. Hier uit, en tevens uit de Afbeelding van het Dier, in deeze Wormbuisjes huisves- tende , fehync hy dat op ’t oog te hebben, ’e “welk “door den Heer BAxKER, oûder den haam van Pypdiertje, is befchreeven, en zo- danig, als men het aan de Kust van Engeland gevonden hade, afgebeeld (*) 5 zynde op eene volgende Soort. van dit Geflagt aangehaald: doch het Dier van REAUMUR, met een-dik Lyf , een dunne Staart en een platten. Kops fchynt weinig te gelyken ‘naar de Zee-Duizend- beenen (+). Nader komt met dezelvèen dat Dier van fom- geaates mige Wormbuisjes overeen , waar van ik de „41 her Afbeelding ontleend heb uit hee Werk wan el. Cxxvs { Fis. 5e den Heer DARGENvILLEs gelyk die opon- * ‚ze Plaat CXXV, in Fig. 5; vertoond wordt. ss Men zou hetzelve (zegt hy,) voor een „3 waare Duizendbeen neemen ; indien het niet s» flegts, *) zie Nuztig Gebruik van't Hikroskoop ; ; Amfterd, 1756 $ Dl 850, PN WG, £'00'4e __(t) Zie zyn Vertoog, Mem, de eter mied des Scienèas de An 171!, p. 167, Qa E, DEEL. XVI, STUK» VI. ÄFDEEL. LXIV. Hoorp- - STUKe to BEescuRrRvviNóG wai so flegts, van den Kop af te rekenen , ‘tot ecit s, derde deel van zyne langte met Pooten was ‚y voorzien. Aan dat gedeelte telt men vyf- ss tien [zeventien] Ringen; die ieder op Zyde > een paar Pooten hebben. Het Dier komt s, door behulp van deeze Pootjès uit-de Schaal, 3, daar het ander gedeelte “van zyn. Lyf in sx blyft, en zyn Kop vertoont zig, onder de s‚ gedaante van een langwerpig Halfmaantjes ‚‚ voor aan den eerften. Ring. Deeze Kop is 5 zeer klein, en heeft van onderen een lood* 5 regt Streepjes dat den Bek maakt; die met s verfcheide ryën van Haakswyze- Tanden is ss gewapend. Hy is omringd met vier Hoor- ‚s nen; die van elkander wyken en- elkander „ naderen” Dit. zullen’ de gedagte ‚Nypers en Voelers Zyn. „ De twee derden van he > Lighaam, die niet uit de Pyp komen; zyù ss effen en glad; en de Ringen, die hetzelve 5, famenftellen, zo fyn; dat menze naaúwlyks z, kan onderfeheiden. Dit gedeelte, vol van » Ringen, is op zyne kanten donker wits het > overige is bleekrood „ wordende in-de ge« „‚ heele langte doorloopen van een goot Bloed- _ 3» vat, welks fcherpe Kleur door de Oppet= „ vlakte heen fchynr en -dezelve rood maakt, <, Het is te vermoeden, dat deeze Wormen 9 gemakkelyk uit hunne Pypjes komen, om 9, hun Aaste zoeken: men wordt inhun maak ss zel niets gewaar , ’c welk hun zulks zou kuns j, den beletten:”:(#). ACLI Ze. (*) La Goniyhisige II, Pact, p. 26, DE ZANDROKERS. órt Zeven Soorten komen in dit Geflagt voor, VL waar onder twee uit de Indiën, en ééne van EA de Kaáp der Goede Hopes drie uit de Zee Hoorn. rondom ons Wereldsdeel afkomftig; Voorts TUE. vindt men ’er nog ééne Soort onder, die on- Soorten, gemeen klein is, voorkomende in de Staande Wateren van Europa. (803) Zandkoker, die de Schaal op zie zelf, pocevift, los en vr); enkeld , gekromd heeft, be- rd | flaande uit glinfterende Linsvormige } aen Korrelsjes. Deeze, in de Iidiën huisvestende, heeft de Schaal Elsvormig , ftemp , taamelyk krom , van dikte als een Zwaanen Veder Schaft en daat boven 5 famengefteld uit Linsvormig Zaad, dae wit en gepolyst is, en van egaale grootte, 809) Zandkoker, die de Schaal op zig zelf, decent; los en vry, enkeld, gekromd heeft, be- Sitar Plaande wit bruine Zandagtige Korrel- en tjes. In de Noorder-Oeeaan ; op diepe plaatfen Onthoudt zig deeze ; volgens J. G. Könrc. Zy (868) Sabella ‘TestA folitari liber Fmplici curvatÀ, Granís Lentiformibus nitidis, Syst, Nat. Xl, Gen. 335 Spe Ie | (sog; Sabella Test folitari liberá fimplici curvatâ , Geanis Árenaceis fuscis, Syst, Nat. Xi, | qa Ek D5EL, XVI, STUK, 612 BESCHRYVENG VAN 4 VE. Zy heeft de Schaal ‘van dikte als een Garzer? SEXIV. Veder Schaft, van eene donkere Kleur. Ders Hoorp- gelyke Kokertjes , van Zand en Schuipgruis STUK. _ famengefteld „ komen ook aan onze Stranden voor. pEeeck. (810) Zandkoker, die de Schaal op zig zelf; pn met haar Grondfleun vastgehecht , en- Ruuwe, … … … … keld-en-gekromd heeft ‚uit Sornold be. ftaande „welke Siraalagtig ruuw zjn. In de Verhandelingen der Keizerlyke Aka- demie van Petersburg, op het Jaar 1766, komt de Afbeelding van deeze Soort voor „ onder den naam van Dentalium , dat boogs- wyze krom is en fpongieus, hebbende de Op- pervlakte ruuw „wegens: veele digt aan elkan- der geplaatfte Knobbeltjes. - Men vinde | het in de Amerikaânfche OEE: PCCCXI (811) Zandkoker „ zie de Schaal EE 5 4 peek | zun shomo%, …… Fak- Bloemene AN Polypen. (8ro) Sabella Test folitarià Bafi fix , fimplici curvatâ , Granis radiato-fcabris, Syst, Nat, XI. Dentalium arcuatum fpongiofùm „ Superficie. Tuberculis contiguis exasperatâs AC. __Petropol, 1766. ps; 353. Te Je fe 1) 2e (811) Sabella Testâ fabramofä fixâ eretâ, Syst, Nat XII. Sefpula ringens, Syst, Nat, Xe p, 759, Ne 703. BAKER Jlikrosk. T, 13e fe 2, 3: BASTER Uitf/pann, I. De-pe 91e T. 9, fe 4. Blumen-Polypen von fusfen Wasfer, SC HA F Ee Afonogr, 1755. Abband, von Infelten Te D. Ne VI.PL 1, dà. Brachionus tubifex, PALLAS Zuöpbe p. 46. Lyst der Plantdies zen bladze 112, BE ZANDKOKERS. 613 Takkig , vast zittende enrestopftaande VL _ heeft. — AFDEEEs de LXIV, \ Hoorpe Het Koker-Diertje van den Heer BAsTER, srux. hier aangehaald, was, zo wel-als het Pypdier: tje van den Heer BAKER , uit Zeewater af. komftig, en zy fchynen beiden aanmerkelyk te. verfchillen van de Bloemen Polypen van Zoet Water, daar de Pastoor SCHEFFER zulk eene uitvoerige befchryving en zo fraaije Afbeeldingen van geeft, wordende van den Heer ParLrLas de Pypmaakende Arm-Polypus getyreld. Deeze is ongelyk kleiner dan de gemelde Koker- en Pyp-Diertjes. ScHarrerer, die ze by geval; teïwyl hy zyne Groene Arms Polypen nazag, ontdekte, ftelt de langte op ongevaar een twaalfde Duims en de dikte als die van het fyníte Paardehaair. By naauw- keurige befchouwing bleek , dat zy Kegel. vormig waren , dunst aan het onderfte End, waar op zy ftonden. De Kleur was meeften- deels bruinagtig „ doch eenigen trokken ook naar ’t geelagtig groene, ja verfcheidene wa- ren geheel “wit en half doorfchynende, Wan- neer hy het Glas een weinig bewoog, of op een andere manier het Water deedt fchomme- len , zo bewoogen zig ook deeze Steeltjes heen en weder, of op en neer, naar dat zy geplaatst waren, en konden ook door de fterk- Qas te 1, DEEL: XVI, STUKe 614 BESCHRYVYVING vaN 5 VL, fte fchudding niet los gemaakt worden van Ary: hunne Zitplaats. Hoorp- __ Herc Mikroskoop hielp den Pastoor wel haase re. Uit de onzekerheid, waar in hy zig ten opzigt Polypen. van deeze, nooit te vooren door hem geziene ha Voorwerpen , bevónde. Hy wierde gewaar, dat zyne Steeltjes Kegelagtig ronde, holle Pypjes waren , van eene regelmaatige ftruc- tuur. De meeften waren enkeld, doch eenigen hadden Zytakken , waar van fommigen regte; anderen fcheeve hoeken maakten met den Hoofdfítam,’ De Pypjes zelf waren gemeen- lyk een weinig over den eenen Kant geboogen, Haare Oppervlakte beftondt uit eene byna on- telbaare menigte van kleine Lighaampjes, die zig als ronde Korreltjes vertoonden , zynde evenwel zodanig tegen elkander aangevoegd, dat ’er geene tusfchenruimte overbleef, Ook {cheenen meest alle Pypjes aan *t boven end of Mondftuk nog onvoltooid te zyn, en fom- migen hadden Knobbeltjes , Ringen of Uit- ftekken, waar uit derzelver aangroeijing blyke baar was, Hoe zonderling , nu , dit maakzel van de Kokertjes aan hem voorkwam, niet minder _aarig was de Vertooning van het Diertje, By de minfte beweeging van hee Water kwam iets te voorfchyn, dat blyk van Leven gaf 3 doch met zo oneindige veranderingen , dat men ’er naauwlyks icts van wist te maaken. zs Ten minGen moet ik bekennen, (zegt 2) SCH A Er BE LANDKOKERS 6i5 SCHEFEFEUR,) dat mv tot heden toe geen VI ‚… Diertje in de Natuur bekend geworden is, se t welk zig Zo menigmaal veranderen kan Hoorp- sz, Als deeze Soort, en alle oogenblikken cen STUK. … andere Geftaite aanneemen en onder dezel- Polet os ve zig vertoonen. Men mag daar van uit k s de volgende Waarneemingen zelf oordee- ps: len? ENE: Dikwils zag men alleen maar een foort van Derzelver Draaikolk in het Water , aan de Opening van Ii vere het Pypje , daar fomwylen iets witagtigs uits toontngene puilde ; doch dit laat{te kwam byoa nooit tweemaal onder een zelfde Gedaante voor, 5» Somtyds wierdt men flegts twee kleine s) fcherp toeloopende Punten gewaar, die buis s, ten de Pyp uitftaken. Dan, wederom, ver- ‚> toonden zig, in plaats van deeze Punten, s> een of twee Roironde Staafjes, als Slakken- , hoornen „ doch grootelyks verfchillende in s> plaatzing. Den eenen tyd kwamen zy naar ss Clkander toe, een anderen tyd ftonden zy evenwydig, een anderen, wederom , wees „> ken zy ver van één, en maakten dus byna „> de figuur van een V. Ook kwamen de gee s, dagte Punten en de Staafjes wel eens ge- > zamentlyk te voorfchyn , en zulks met on- ‚‚ telbäare veranderingen. In plaats van dee- ‚> ze Punten en Staafjes zag men fomwylen sa een doorfchynend, Lilagtig , mismaakt Lig- »‚ haam, dat zig als een Vierhoek of fcheeve 9» Ruit, of rond-Bladerig en ook wel Hartvor- Qq 4 s, Mig IL. DEEL, XVI STUKa Vi ÄFDEEL, LXIV. Hoorp= Blsemen- Pelypen, \ 616 BESCHRYVING WAN ss Mig. vertoonde. Dit ronde Hartvormige ‚> Deel zag men dikwils geheel alleen uic de ‚> Pyp voortkomen , dech het was ook dik- s> wils met één of beide de voorgemelde Pun- ‚> ten en Staafjes, en wel of. maar met deer >» zen en genen alleen , of met beiden te ge- „lyk , vergezeld. Wanneer zig de Staafjes ‚‚ of Punten alleen vertoonden , dan ftonden 3 Zy > ten aanzien van dit mismaakte Lig- es baam, links regts, in ’t midden , op óf ‚ gevens hetzelve:- doch, als zy. beiden te- > genwoordig waren , zo bevonden zig nu „> deeze , dan gene, in ‘t midden of aan de 3» Zyden, nevens of agter elkander, enz. …‚ Om kort te gaan, zeer dikwils kwam, in 9, plaats der Punten en Staafjes, en in plaats s> van het eerstgemelde Lilagtige Lighaam, ss iets Vliezigs , dat doorfchynend was „te s> voorfchyn 3. ziend ’er nu eens. uit als een s> reguliere Kogel , dan als een Puntig, dan s) als een meer of min rond » wieesdhroid of »» gevouwen, en over elkander geflagen Bloe- > men-Blad.. En ook deeze Kogel, of dit > Blad, ftonden niet alleen links of regts, », of in het midden; maar men zag ook, hier »‚ en daar, met dezelven teffens de meermaals ‚> gedagte Punten of Staafjes, ieder alleen of. » beiden te gelyk, enkeld of-dubbeld. En, 3 menigmaal kwamen ’er, twee, drie of meer, z> zodanige oogfchynlyk fpic{e of ronde Ploe- »‚ menbladen , allengs, uie de Pyp te voors, 2 fchyn. DE ZANDKOKERS 617 5 fchyn. Nu eens liepen dezelven, altemaal, Minst „, boven ; als in-een Punt te famen, en had- sxiv. ss den alsdan de Geftalte van een Knop of Hoorp- „nog toegeflootene Bloem. Dan eens fton- STEE „‚ den de Bladen wat van elkander, en gaven ld „, Zer dus de gedaante aan van een opengaan- „‚ de Bloemknop. Dan, wederom, vertoon: ‚den zig alle Bladen volkomen uitgebreid, „en. ftelden aldus niets Natuurlyker voor, ‚‚ dan eene volmaakt ontlookene Bloem, van ‚‚ drie of vier Blaadjes, waar van ieder ge- „> duurig zyn figuur en plaatzing veranderde, ‚‚ Dewyl , men, eindelyk, hier en daar, in „‚ plaats van vier, mâar drie of twee Blaadjes z> waarnam, gaf zulks den fchyn van een vere „> welkende of afvallende Bloem. „> Het maakte, nogthans, de aller-aartigfte ‚s Vertooning , wanneer boven gemeld wane ftaltig rond, hoekig of Hartvormig Lighaam „in 't eerst-geheel alleen uit de Pyp voort- ‚, kwam. Hetzelve, naamelyk, viel doorgaans ‚‚ fneller, dan in een oogenblik , tor regelmaa- ss tige Bloemblaadjes van één; juist op gely- > ke manier , als of eene nog geflootene Ploem 9 eensklaps open gaan en zig uitbreiden. wil- »‚ de. En, wanneer het my gelukte, dat ik > verfcheide Pypjes tevens in het Perk van _s, myn Vergrootglas had, dan was dit Schouw- „, fpel te voortreffelyker, naardien zig aan ie- „der Buis alles onder eene verwisfelende en ‚ verfchillende Gedaante vertoonde, Hier by b DEEL, XVI, STUK, 1 Zl (\ 618 BESCHREZVING VAN „NVL zal ik nog alleenlyk aanmerken, hoe deeze reed „5:20, wonderbaare Geftaltewisfelingen , buiten Hoorp- »s twyfel, den anders zo feherpzienden Lrev- STUK. , WENHOEK tot het denkbeeld vervoerd kun- penne ‚> nen hebben, dat het Diertje zyn Bladen af- Cs leiden van dezelven zyn Buis of Wooning 2» maakte.” Hetmaake Dit’s dan de reden, dat Scnarrer dee- zel der End Pypjes of ze Schepzels Bloemen-Polypen noemt Hy Kokerijes. kon niet twyfelen ,„ of het waren Diertjes , doch , om zig daarvan nader te verzekeren, bragt hy ecnigen, zo van de enkelde als fas mengeftelde Pypjes, in een druppeltje zuiver Bronwater ‚ onder ’t famengeftelde Mikros- koop. Het eerfte, dat hem toen bezig hielde, was de nadere befchouwing van het maak- gel deezer Pypjes of Kokertjes. Zy hadden door de enkelde Vergrooting uit ronde Kor- reltjes gefcheenen te beftaan , gelyk zy ook van LEEUWENHOEK voor zodanig opgege- ven waren; doch thans bevondt hy die Kor- reltjes altemaal gelykzydige reguliere Zeshoe- ken en dus zeer bekwaam te zyn „ om door de famenvoeging cen volmaakt geflooten Wand te formeeren. In ’t midden vertoonde zig gen wat donkerer Stip, even als men in veel- hoekige Zout- of ‘Zandkorreltjes, onder ’t Mis kroskoop , dikwils waarneemt. De Kleur was bruinroodagtig of geelagtig groen , en alter maal waren zy doorfchynende , doch meest zen ’t onderfte End, daar het Steeltje ergens | op DE ZANDKOKERS. 619 op was aangehecht, en het kwam hem ‚voor, VL als of het Diertje zin er door heen zig vere LXIV. toonde, _Hoorp- Zo dikwils de Pastoor de Pypjes of van on=STUKe deren , daar zy vast gezeten hadden , of OP nne zyde ergens opende , bleeven 'er de Diertjes . pier, nooit lang in, maar verlieten deeze Koker-ties op zig zelf be- tjes, en dit gaf hem de fchoonfte gelegenheid, Ean ude om zig van hunne Gedaante en Beweeging te verzekeren. Hoedanig zy zig, door fterke Vergrooting , aan hem openbaarden, kan men best uit zyne keurige Afbeeldingen opmaaken, Ik zal alleen kortelyk melden, dat de Bloem- blaadjes thans zig aan den Rand als met on- eindig veele Haairtjes bezet vertoonden, die zig ongemeen fnel bewoogen; zittende dezel- ven aan eene heldere geheel doorfchynende Zoom, die met den uiterften Zoom der Kieu- wen , in de Kieuwenpooten en getakte Wa- tervlooijen door hem waargenomen, veel over. eenkomst fcheen te hebben. „, Het overige ;, deezer oogfchynelyke Bloembladen is halfe 5 doorfchynende , en men ziet verder niets, », dan louter digt tegen elkander aan geplaat- » fte fyne Stipjes, die van een menigte fmal- jz, le Streepen, Plooijen en Rimpels begeleid ‚, worden , en welke alle ten deele fcheef ‚ overdwars, ten deele regt in de langte ne- > derwaards , naar het Middelpunt, daar de A Bladen aan elkander gevoegd zyn, toeloo® 2 pen.” In ET, DEEL. XVI. 5TUGe VI, Arnrer. EMV, Hoorp. STUK. Bloemen Psly pen, 60 DBESCHRYVING VAN In de vry in ’t Water zwemmende Dicte tjes , wierdt de Heer ScnuarFrer gewaar, dat de verecniging der Bloemblaadjes een Kelk of Trechter maakte, die in een zeer lange en ongemeen dunne Staart uitliep. „, Het Dier= 2» tje kan dit Deel zes- en meermaalen langer s, maaken, dan het uit zig zelve iss het kan s dit Deel ook ongemeen klein en kort fae »> mentrekken , en, zonder zig zelf in ’ min- 5 fte te beweegen, de Staart zeer ver en fnel > van zig uitfchieten, Daar benevens is het o in ftaat , om dit zyn lange Deel , op alle 23 weegen. Nu eens wordt hetzelve in ’t ron- de te famen gerold; dan laat het Dier die „> Staart Slangswyze voortloopen ; dan legt ‚> het dezelve, twee, drie en viermaal in de s, langte , op of nevens elkander , en brengt » die verder in zo verfchillende Geftalten , s, Plaatzingen en Leggingen , als ’er te be: », denken zyn.” Dl ek Ik zal niet treeden in de byzonderheden van de Huishouding of Levensmanier deezer Bloem- Polypen, ten opzigt van het gebruik van der: zelver Lighaamsdeelen , door den Pastoor zo omftandig nagegaan ; noch in zyne vergely- king van dezelven met de zogenaamde Bloes men van het Rood Koraal, die dergelyke Diertjes zyn: eensdeels om niet te breed uit te weiden, en andersdeels,-om dat het in ’% naastvolgende Stuk de plaats zal zyn daar van te fpreeken. (812) 53 sj _ mooglyke wyzen , te krommen en te be DE ZANDKOKE RS! 621 (812) Zandkoker, die de Schaal famengefbeld VE heeft uît menigvuldige Kamertjes, door zeen een Gat gemeenfchap hebbende, Hoorns STUK Onder den naam van Erosie Buisagtig © OEE Zandkoraal geeft de Heer Euuis eene fraaijc Pe Afbeelding van zekere Klompen „ welke dik- wo8r wils , by Stukken van aanzienlyke grootte, “aan:de Kust van Engeland , by Jjarmouth , omtrent den Peil van Laag Water voorko- men ; als ook op den Oever. by Dieppe in Vrankryk, van welke laatfte plaats het Stuk, waar. van een’ gedeelte door hem vertoond wordt, in zyne volle grootte gebragt was. aan den Heer. pa CosTA, Lid der Konirgly- ke Societeit ‚ die hetzelve aan hem gaf. Het was , in zyn, geheel, ongevaar zes Duimen lang ; vyf. Duimen breed en drie Duimen dik, van eene donkere Zandige Kleur en brooks zelfftandigheid, eer ligt dan zwaar, aan alle zyden poreus ; doch hier en daar onderfchei- den door byzondere Openingen. ss Het bovenfte gedeelte der Klomp (zegt hy} is van een zeer aartig maakzel. Men ‚‚ kan het vergelyken by eene menigte van „ kleine en wat platagtige Tregtertjes, die >, fchuins (812) Sabella Testâà compofitâ concameraiionibus numerofig Poro communicantibus, Syst, Nar, XII, Tubipora Arenofa, Syst. Nat. X. p. 790, Tubularia Arenofa Anglica, ELL rs Coralle Angl, Pe go. T, 30e Is DEEL, XVI, STUKs ED) BEsSCHRYVING vÁN ‚VL „ fchuins bòven en zo digt aan elkander ge« iin „, plaatst Zyn, dât de bovenfte tand van ie- Hoorp- », der laagere Tregter verborgen wordt door STUK, _… den onderften rand van de gene, die ’er on- B de Gn „, middelyk boven is: Zy faaf zo fehuins; “dat het Gaatje in de bodem van ieder, ’t ‚ welk mer de Pyp van den Tregter kan ‚> noemen, düidelyk in ’ gezigt valt. Deze 5 Pyp loopt van den bodem des Tregters tot > Omtrênt zyn halve diepte in den Steen ; ‚> doch niet altóos in eene regte Linie voort; ss of tot de zelfde diepte „ of vän de zelfde ; breedte; maar een weinig fcheef of krom, En zy is va meer of minder breedte of $, diepte ; naâr de grootte van het Diet dat > den Tregter bewoont. Men wordt op de » méeften van de Holletjës een klein Dekzel- ó tje van Zand gewaat , dat waarfchynlyk van „> het Dier tot zyne veiligheid en befcherming 5» daâr op gemadkt wordt, wanneer zy zig 5 Uit het wyde deel in de Pyp begeeven. 2» Deeze Pypen komen hier in overeen , dat, 5 haare bodems digt geflooten zyn. ss Het Dier; ‘t welk omtrent een half Duim 5 lang is, heeft een Kops die uit drie ovaale s tyën van platte ftyve Pennetjes, welke eer js fchoonen Paarlglans hebben, beftaat, Deeze ss Zyn beteeglyk naar deszelfs believen, in s verfcheide rigtingen en tot verfchillende 5 Oogmerken. In dé overlangfe Sleuf, welke $) deeze drie ryën verdeelt, is de Mond, naaf > wel- DE ZANDKOKERS 623 5, welken de binnenfte afloopt. Ieder ry is sin twee deelen verdeeld, én wordt door vi AFDEELs LXIV. „ verfchillende Spiefen bewogen. De twee Hoorp- s Spieren van de buïtenfte ry vertoonen zigsTuk. ; Onmiddelyk daar onder, en fchynen in het Zwe s, voorfte deël van den Hals ingeplant te zyn. „De Pennetjes van deeze ry zyn aan de En- „> den haakig, en zodanig in ieder verdeeling 5 geplaatst, als of zy draaiden om élkandet ‚ voorwaards te ontmoeten. Aan het boven- js fte deel des Lighaams zyn zes aartige Poo- s ten; drie wederzyds, van Geftalte als Vin= s, nen, en beftaande ieder uit zes Pennetjes , 5, als Riemen gefatzoeneerd: De kleine Poo*- s, tjes, wederzyds tot aan de Staart toe, be- zo ftaan uit Kwastjes van kleine fpitfe glinftee ‚rende Pennetjes. Aan ’£ midden des Lig: $5 haams is eén ronde Klomp, die waarfchyn= ss Iyk de Lyfmoeder of mied zal zyn van 5 het Dier,” Woritte (813) Zandkoker , die de Schaal robrondag=vecexure tig … en bne: van dante sei Pen rn he oft. | Goudtande In de Figuuren 6 en 7, oponze Plaat CXXV, EN rt hebben wy de Afbeeldingen overgenomen van dik (813) Sabella Testâ fubeylindrace , Testaceo a Syst. Nat, XI, Teredo Chryfodon, BERG, AG, Stockholm - 165. p. 228. T, 9 fe 1-34 fe DEEL, XVI STU» ige 6, ‚ VL AFDEEL. LXIV. Hoorp- STUK. 624 BESCHRYVING vaN die fraaije Zee-Schepzeltje „ ’t “welk aam 'e Strand van de Kaap der Goede Hope „ door een geweldigen Stormwind, was opgefmeeten. De eerstgemelde Figuur vertoont’ hetzelve in Goudtard, ; zyn Koker zittende „de andere zo als het zig, daar uit gehaald , vertoonde, Het heeft den naam Chryfodon, zo veel betekenende als Goud- tand , van zestien vergulde Tanden „die het we- derzyds aan den Kop draagt , bekomen.” In Fig. 7 ziet men den Worm van boven, en in Fig. 6, wat den Kop betreft , zynde de Staarc ingetrokken :, want de Scheede is aan beide Enden open. Hier volgt de befchryving van dit Schepzel , door den Sides ee nae Ben: GIUS. ee Zyn L3E. is een vn Tai kt ep » rond, week van zelfftandigheid; glad, mec ‚ een zeer dunne veelkleurige Huid, De Kop » is een weinig dikker, vân boven verheven- „rond , van-onderen platagtig ; van vooren > met een dikke, roode , Haairigheid gekroond ; “as van boven witagtig:s op zyde mer Plùimág- s tige Kwastjes, die: rood zyn en van langte » âls de Kop. Onder de Haairigheid van voo: „, ren is een platagtige Lip. Aan de onder{te vs Zyde van den tip des Kops ftaan wederzyds 3, zestien ‘Tanden overend „ die Streepswys’ ; ;s fpits, eenigermaate krom zyn, van Hoorn. » agtige zelfftandigheid , en van eene glanzige 5» Goudkleur , op ééne ry, aan den Wortel „‚ met een zeer tedere Huid bedekt, De bui: Ì tens 53 DE ZANDKOKERS. 625 5 tenfte zyn de grootften, ongevaar een zesde VI ‚ Duims lang ; naar binnen toe worden zy “Ponie EN allengs kleiner, met den buitenften kortst ; Hoorn- 5 in een tegenfirydige rigting. Vier voelkis STUK, ‚> heeft het Dier op zyde van den Kop , wee 3» derzyds twee, Elsvormig , op zig zelf ftaan- de, week; waar van de bovenften, by de „ Tanden, in de met Tandjes gehaairde Lip st ingeplant zyn: doch de onderften een weie nig boven de Kwastjes uitfteeken. De Rug is glad , maar , naast onder den Kop, en naar de Staart toe, met een tedere witagtie ge Huid geplooid, De Buik is ook glad, alleenlyk naar de Staart toe geplooid, De zyden des Lighaams, van den Kop tot aan de Staart, zyn gedoornd met bondelswyze vergulde Tanden, die by den Kop en Staart in de Schubswys’ over elkander leg= gende Ringen of Leedjes, maar in ’t midden s, van het Lyf wyd vaneen;ingeplantzyn. De 5» Staart is ovaal, zo week niet als het Lyf, 9 dikker, en van Vleefchagtige Kleur, met wite … agtige Streepjes. De Koker, die het Dier s befluit, doch daar het los en vry in zits sis Kegelvormig, regt, Buisagtig, aan beie „ de Enden open, overdwars met afgebroken » Streepjes, eenigermaate ruuw , byna zo lang s> als het Diertje, van eene Schaalagtige zelf= 3 ftandigheid als Papier en broofch.” BE (814) Ts DEEL, XYIe STUK: 626 BESCHRYVING VAN VL (314) Zandkoker , die de Schaal Vliezig s en _ regtopflaande en geworteld heeft. Hoorn: f 4 STUK. Een bondel van Pypjes, in Wyngeest over- DECCXIV, gebragt van 't Eiland. Maltha, en door den Penicillus, Heer COLLINSON, te Londen, aan den Heer in ErLtis medegedeeld , heeft aanleiding gege« k ven tot de naauwkeurige befchouwing en be fchryving van deeze Soort, onder den naam van Maltheefch Buisagtig Korallyn, Toen Er- Lis deeze Pypen en Dieren uit den Wyn- geest nam, wierdt hy een klein Slymig Zakje gewaar , waar in de Wortels of eerfte begin= zels van verfcheide deezer Pypjes waren in- geplant. „ De Pypjes zelf worden (zegt hy) s> Allengs dikker naar dat zy in hoogte ryzen, „‚ Haare buitenfte Rok beftaart uit Cirkelronde 2 Streepen van eene Afchkleurige Aardagtige s> Stoffe, met verfchillende Schaduwen, digt s> aan een gelymd , en de binnenfte Opper- » Vlakte, vast vereenigd met de buitenfte, s> is gemaakt van eene taaije , Hoornagtige ‚‚ doorfchynende zelfftandigheid, met eene 9, zeer gladde Oppervlakte. De holligheid van »> de Pypen is volmaakt rond, niettegenftaan- ‚> de het Dier, dat dezelve bewoont, en van | ae nt | (314) Sabella Testâ membranaceâ ere@t radicatâ, Syst, Nat, XII, Serpula Fenicillus, Syst. Nart, X. p. 788. Ne 702. RoNp, Inf. 2, Pe 766 Corallina Tubularia Melitenúis, E LL IS-Coe rall, Angl. 92. T. 34. KokerScolopendra, BASTER Uite Jpann. Ie De bladze 88, T. 9e fe de DE NEP EORE Nn 627 st Geflagt der Duizendbtenen is, in Geftal- te iets of wat naar eene uitgerekte en fa- Vl. ÁFDEELe ‚… mengedrukte Bloedzuiger gelykt. Het blykt Hoorpe > nenzyde, dat het zig zelf vryelyk kan om- draaiien en opheffen , of ook terug wvken naar believen , om zyne Prooy te beter te ‚, kunnen aantasten en zig daar van meefter maaken. Deeze Duizendbeen heeft twee fraaije en aanzienlyke Armen of Voelers, den linker veel grooter dan de regter. Zy », Zyn dubbeld gepluimd, gelyk door Vergroo= 2 ting blykt. Het getal der Pooten, weder- zyds, gaat de anderhalf honderd te boven.” Aan den Heer Doktor BASTER , te Zirike zee, werden in February des Jaars 1759, uic de Noordzee , eenige dergelyke Pypjes toeges bragt, die bruingraauw Vliezig waren, aan ’ Bent End van dikte als een Schryfpen , aan *t andere als de Pink , en ongevaar een Voet lang. Hier uit, toen zyn Ed. dezelven in een Kom, met helder Zeewater, gelegd hadt, kwamen wel haast eenige Haairtjes te voor= fchyn, die, door den Koker by een gehouden ; zig, met denzelven, volmaakt als een Penfeel vertoonden. Wanneer, eindelyk, de Kop van ’ Dier daar uit kwam, zag men duidelyk dat het twee Armen waren, of twee Tregterswy- ze Kwasten , uit een menigte van Pluimpjes famengefteld, die zeer fraay , met een menge- ling van hoog of ligter rood en graauw- of KR on blaauwe Kk DEEL, XVI. STUKe \e hed uit de indrukzels der Pooten, aan de bin=STUK VL Arpeen. LXIV, Hoorpes STUKe 68 BrscAüRrLvine vaN blaauwagtig wit, gekoleurd waren. Zyn Ed. | kon geen onderfcheid in grootte tusfchen de Armen van de eene of andere zyde befpeuren. De Wormen, uit de Kokers gehaald, waren groenagtig op de zyden, en op de Rug, in % midden , geelagtig wit, zynde, over de geheêe Je langte , in kleine Vierkantjes verdeeld. Het Dier hade wederzyds meer dan honderd Poo- ten , die aan hetzelve tot kruipen of zwemmen dienden. De Kokers waren van buiten zeet oneffen, en met Vuil begroeid, doch van bin- nen zeer glad, zynde ten minfte een derde lan- ger dan het Dier, en van onderen, zo wel als van boven, open; doch of die Opening daar van daan kwam, dat zy van haar Grondftuk afgerukt waren, dan of dezelve hun tot loo-- zing der Vuiligheden diende, kon zyn Ed. niet verzekeren. Het eerfte , niettemin , kwam hem waarfchynlykst voor; alzo het Dier zelf, aan het einde van zyne Staart , een Opening voor den Afgang fcheen te hebben. Ook wa- ten deeze Pypjes door den Visfcher niet ergens vast zittende, maar los in Zee dryvende ges vonden. Linneus geeft aan die Schepzel den naam van _Penfeel. Zyn Ed. fchynt, uit het zit- ten van de dunfte Enden deezer Pypjes, vol- gens de Waarneeming van den Heer ELrrs, în cen Slymig Zakje, en misfchien ook wel meest uit de Afbeelding , opgemaakt te heb- ben, dát deeze Pypjes natuurlyk overend {ton= | Vree aad De Z ANDKOEERS | en den en ergens op geworteld waren. Hierom vi. fehynt Zyn Ed. deeze Soort als tot een over- B gang gebruikt te hebben 5 uit den Rang der Hoorp- Schulpdieren tot dien der Zêegewasftn, wel STUK ken ik in ’t volgende STukK van deeze Na- tuurlyke Historie zal befchryven. ú Alzo deeze Natuurlyke Historie niet alleen tot vermaak der Liefhebberen, maar ook tot onderrig- ting van minder- kundigen &efehikt is, zo heb ik dienftig geoordeeld, de gekleurde Afbeeldingen der Verzameling van Hoorens en Schulpen, door Knorr begonnen en door zyne Erven vervolgd, waar van nu het Derde Deel, in ’tNederduitfch, by de Erven van F. HourrTuyN is uitgegeven, op haare plaatfen aan te haalen. En, dewyl ’er nog veelen aan ont- braken, heb ik, de Schikking en bezorging van het verdere Vervolg van dat Werk, met het Vyfde en Zesde Deel, my overgelaten zynde, onder het bee fchryven van dit en het voorgaande Stuk, dat gee brek eenigermaate getragt te verhelpen; waar’ door die Verzameling thans een taamelyk compleete Con- chyliogie wordt. Dan de. menigte van Voorwerpen heeft my gedwongen eenige verandering hier inte anaaken; en dus ben ik genoodzaakt de volgende verfchikking en vervulling van de Aanhaalingen op te geeven; naamelyk | Kr 3 In Ie DEEL: XVI, STUK, | - In het Voorgaande XV, STUK moest uitgelaten zyn; OpBladze 217, N. 64, KNORR Verzam, VI, D. Pl. 28. £‚ 2 268 N. 136, | Pl,28, fe 1, 336, Ne 205 Pl, 24e f, 4e 338. N, 207, j Pl, 13e: fe Te 342, N. 211e Pl, 19, f. Te 379. N, 24le PL 13.5 Te Daar tegen behoorde te ftaan of ingevoegd te zyn, in ’t voorgaande XV, STUn. Op Bladze 206, N. 47: KNORR Verzam, VIe D, Pl, 58. fe 4e a17.N. 64e PL 57. f. 3. 268. N, 136, Pli 37e fs 304. N, 1676 Pl, 36, f, 13 2 336. N, 205, | Pl, 38. £‚ 5 337, Ne 206. Pl, 346 f. 3e 361.N. 214, | Pl 13, for, In dif XVI, STUK, OpBladz. 2 Ne 271e KNon Werzam, VI. De Pl. zie fer 129, Ne 382e Pl, 27. £ an 133. N. 359, Plan Eb 237, Ne 479. SPL 195 fee 286, N. 523 GEb rolf Og 394, Ne 632e viele sos f. get DR DK FET EN XV, STUK , ble 17, Pl, CXV, Moest by ’t. kleine Hoorentje de Letter A ftaan. bl. 346. reg. 27, Woor rondagtig , Lees roodagtig, hl. 406, N. 250, Lees die de Schaal hemelfhblaauw geftreept , enz, XVI, Srux, bl, 142. reg. 16. Noemtze, Lees. Noemt men zes ble 188, reg. 13e Het is, Lees, Het Dier is, ble 371, Aante Lees. KNORR Verzel, De Blo Sef. de bl, 59zeN, 807, Lees Zee-Houtworm, BL ADEW T:ZE R Dit eN HOORENS ENSCHULPEN. De Letter p, voor de getalen , betekent het Voyftvende „ en de Letter g het Zeftiende Stuk, van deeze Natuurlyke Hiftorie. eh A: | Badhoorentie, _< _g.388 AAS j Bagyne Drel, è q. 349 ardbey-Doublet. P…233 | Bandpennen, ° q.159 Aard-Slakhooren, (Graau- Bandf{pillen, qe 329 we) … E q-453 | Banket-Hammetje. „ P.213 Adama-Doublet _ « #335 | Banket-Hammetjes. . p.451 Admiraalen. . qe 54| Barnfteen-Oester. . D.367 Acdmiraal.(Weftindifche)g. 57 | Basterd-Admiraal. q Ór Agaate Dadel, . _Ge144 Ark, e _p.3IL Agaate Kliphooren (Ge- Lamp. © _q.416 wolkte) e q. 95 Paufekroon, q.334 ‘Agaate Kroonbak. "qe 80 — Purperflak. „ g.330 AgaatePeer, ‚4.324 | —=Wenteltrap. _q 394 Agaate Toot of Asíche- Zeetonsvuu | 4. 272 poefter. k qe 64 | Basterde Strik-Doublet. p. 273 Ajuinfchil ° q. 189 | Beddekens, ; 4.203 Aliekruik. é g.361 | Beddetyk. : q.307 Bedelaartje. 154 Bekkeneeltje. k nn 364 Belhooren,. ; q.189 Belhooren, (Geknobb.) g. 194 Ambonfíche Wenteltrap q. 388 Ammons Hoorentje.g. 32, 415 Arabifche Letters ‚qe. 90 Arabifche Letter-Dou- blet. 6 p 265 | Belhooren. (Geribde) q 192 Arke Noacn DouBLETe Belletje, 8 q. 125 TEN. A p. 305 j Belflak, 8 q. 412 Argus. (Enkelde) q. 89 | Bernakel.Schulpen, f£.122 Bezaantje, 8 q 266 Bezoar, (Gedoornde) q,204 mm (Geplekte) q. 20X (Geruite) q. 203 (Dubbelde) q. or (Kleine) - q.107 Arkans Garen Toot q. 52 ‘Arm Wvfje ° q.153 ANOMILS. . P.363 | — (Gefchubde) q.202 ê 1- (Gladde) qe 206 Baardknyper. … ?-185,424 …_… (Graauwe) 4,205 Babylonfe Tooren, « 4.309 | BEZOARSe 6 q. 20E ‚ Bacasfan-Doublet. … ?, 206 | BisíchopseMytere q.163 S BL Aas- BLADWYZE BLAASHOORENSs q.119 | Dilzaadje, 5 d.aet Plaasje. © q.124 | Diftelhoorentje q. 306 Blaauwe Druppen. q. 146 | Doekenkuif, . qd. 3 Kauris. 9.109 Kk Doggerzander. q-300 = Slangehoofdjes. 4,103 [polen ke q:386 Beli Doublet, _ ?.264 f St. Domingo - Schulp. P. 269 Bloedje. 5 @ 384 | Doodje, De , _q 288 Bloedige Tanden. 4.492 | Dooijers. __ _. Q.A77 Bloemen- -Polypen, 4.612 | DOUBLETTEN. « « D.8r Bocheltje. ak q. 209 f Draïtje. Pod Boereboon-Doublet. #.195 | Draaken hoofdje. q. 112 Boeren Jongen. 4,225 | DRIEHOEK-DoOUBLETT. DP. 246 Boeren Mufiek-Tootje- 4.67 | Driezydig Venus- Hart. p. ze Boertje, d qe 152 { Droomhootentjese - q. 169 Bokje. » ge 369 |. Dryfhoorentje. q. 456 Bokken-Oog, « 4 530} Duifje, . q. 267 Bonetje. à 4,527 | Duivelsklaauw, 4.246 Bonte Mantel. … _ P-332} Duizendheen, & g. eo | Boomflak. e qg.430 | Duizendfchoon, q. Boontje, ° g.150 | Dunfchaal Kliphoorn, q. wd men Groordrch) p,186 E, eN Boorworm,. . 4.582 | Eendebek.. P. 200 Bootshaak. e 9: 246 | Eenden - Mosfel, P-435 Bordestrappen. g. 326 | Eenden - Schulp. P.rer Bofch-Slakhooren;. g. 448 | Eijerdoijers, qe480, 482 Botet-Toot. ° q. 66 | Eijerftokken of Eijernes- Braamboos, e g.303f ten. Pe12,ge17Ë Brandaris. s ge280 | Eikel. P. 299 Brandhooren% 8 _ge281 j Eikenhouts-Dadel, q.1a4 Brandvlakje. ° q. 111 | Eikenhouts - Toot, q. 67 Breede Kanary.__< 49-268 | Engelíche Zadel. P.379 Breed gerugde Nautilus. A 12 j Erwt 0.472 Bruinete. . . 77 | Erwten: Peultje. | g.AE Bruinlip Doublet. . pa 264 | Ezels- Oor. e q. 138 Bruintje. … 4.209. 4, 457 „Ezeltje. e q: 106 Bultllakje. 9 dq. 351 | CG. Foelie - Doublet, P-300 Cedo nulli Foot, … 4 57 | Fonteinbak, j P- 289 Chineefche Muts, … gq.520 | Fortres. f q. 529 Chitons. . P. 88 Franche Belhoorn, qe 135 Eyperfe Kat. qe 62 — Hoorn, 4.261 ie. D. — Patellé, q.532 Dadels, …- v 4, 143 Spil, e _g-3IE Davids - Harp, q.21r | G. Diklip Belhooren, q. 191 | GAAPERSe € P. 147 RAD WIEZE B AGaap= Doubletten, _p.285 | Gladdertje. . 4.150 BEdabes. ° waa de Tlan Glazen Nautilus, & ae as Ganzen -Schulpe ___ P.12o{ Glimmertjes, eq 146 Gebaarde Noachs = Ark. p. 3e8 | Gloeijende Oven. 0 374 Gebakerd Kindje. qg.396 { Gloria Maris. q, 77 Gebande Ajuinfchil. g,19o | Gnemoe- Hooren. 4.323 Goudlakenfe Hooren. g. 76 …_„Gebandeerde Moor. gq 313 ‚ Gebraden Peer, g.297 | Goudmond, p 4.373 Gebrande Billen, q.256 | Goudtand Kokerworm. g. 623, ‘Gebreide Kasket, q, 196 | Goude Tong Doublet. p. err Gebulte Kanary. q.270 | Graauwe Monnik, q. 63 Gedoornde Lazarus-Klap. Granaat-Appel. . g.290 | : P.252 j Grasje. Ts 5 2 qe $2 Griekfche A Doublet, p. 265 efter: P.277, 281 Griekfche Patelle, q.544 Nagel-Doublet.p, 228 é Paardevoet, p.304 | Grimashooren, q. 30x Gedroogde Peer, q. 298 ene en Toot, 5 52 Kaceh.Kapje. g.540 f Gryphiet, . ), 379 Geele Aardbefie, reke | Guineefche Mosfels _p.426 == Harte- Toot. g. 61 == Munt. q. 107 —__— Moerbeye q. Ne | 5 Eert: q. 62 Omer Tap. ® q. Wi Geelsmetje. 8 qg.I12 | Haairige Ooren. q.30E Geerftkoorntje. q.148 | Haanekam-Doublet, p. 381 en Rao | Bama (wb Aa ekarte \ ° ‚ (MW Ì Ge-oorde Langhals, q. 127 | Halve Maan Hoorens, g. 477 Geplekte Katje. q. 74 | Ham- DOUBLETTEN,. P.440 Geplooide Schroef. _ q.325 | Ham- Oefter, e P-369 Geribde Kapjes. q.530 [| Harlekyn. 6 q, 107 Harp of Edele Harp. q,212 Haspel - Doublet. P. 306 HART - DOUBLETTEN. P.222 Hartehoorens- q. 287 Geribde Venus Doublet.p, 223 Gerimpelde Oude Wyfs Doublet. 8 Pe 255 Geftraaide Patelle. 4.545 Getakte Bezaanknoop. qg. 336 | Harte » Toot. . de 44 Lazarus- Klap. p.277 | === (Geele) g. Ór Vaazen. q. 174 | Hoenderdarmen, qe 575 WBe ve q.317 | Holfterfchulpen, P. 44E Hoogruggetje, . q. 124 Getygerde Kliphooren, g. roo Hoogftaart, ° q. 230 Getygerd Schild, 4.540 Geut - Doublet. P 188 | Hoorens, ° P. 83 Gevlerkte Vogeltje. P.438 | Hoornflangetje, q.570 Gevoord Bultje. qg.223 | Hout Mosfel. s jp, 140 Gieter, 4.579 | Houtwormen, a qe SOE Gladde Knopje. qe 3 ad: Hyfteriet, à P. 378 a gend id BLAD Wrs "ede Kauris. id q. 109 Indiaan qe 315 | Kemphaantje. . 4255 Ifabelle Kliphooren. g. 103 | Keverfchulp, . Pp 378 Tcaliaanfche Vloer. q. 48 | Kievits Ey. e 4q.126 J. Kikvorfch of Sproetje, q. 253 Jagers-Mantel. . _ p.329 | Kinderpokjes, q. 117 edn q.18r | KINKHOORENS. « qe 187 Jakobs Doublet.. _p. 323 | Kinkhoorn Eijeren. 4.22t Jamboes. (Witte) g. 123 | Kivits-Hooren, q. 96 Javaanfche Spil, q. 310 | Kleef-Oefter, Î Pp. 366 Jokje of Jukje, . qe 122 | Klephoorens. (Walvate) 4.419 Jongdraagende Neriet, g. 489 | Klimmende Leeuw Toot. g. 69 Jongwerpende Slak. _g. 437 | Kliphoorens „ Klipkoufen.g.8I Joppe Doublet, 8 325 Klipkleevers’ . q. 513 Juffertje, q.149 | Knobbelhooren, « 44379 Juffertje. (Rood) Pe 214 | Knobbelpen, Nl 4.337 K. Knol. é q.129 Kaaphooren, PEN Nike | Koe-Oog 0 CR oe Kaapfe EZel, …. 4.136 | Kofferhoorntyc. q.208 Kaarsjes. e. __.qe:50} Koffyhoontje, Ge te Kaas-Toot _, q, sr} Kekerwormen. / q. 580 Kakkerlak Porfeleintje, g.113 j Kokhaan. , p- 236 Kalfs Oog. 5 qg.423 | Kom- Denen p.285 Kam DouBLETTEN. p. 310 | Kommetjes. q. SI Kam Oefters 3 p.339 | Kompas Doubles. p. 326 Kamcelhooren q. 260 Konings-Mantel, . p.329 Kamelotje : g 497 | Koolzaadje; eg. q.422 Kanaritje- 4 q.258 | Koopwaar. ns qg.152 Kaneel. Wafel. ‚ 4.125 | Koorntje. qe 39 Kapjes. ee g. sta | Koraal- Doublet. p. 330 Karet-Hooren, . q. ge | Korr-DousLerrTen, Pp.24I Karkal. Ee q. git Korfje, - : p.313 Kartelhoorentje. Korkoenders. q. 16 KarthageenfcheDoublet. RE Korrelige Kopje. e Q.117 > Kliphooren, À go | Kousjes, À P. 253 KASKETTEN. qe195 | Kous-DoUBLETTEN, Pp 253 — (Gcehoornde) q,196 | Kraaitje, « q. 156 jr (Gekhopeelde, g.199 Krab. q. 250 (Geplooide) 4q.195 Kroonbak. (Agaate) q. 79 (Gevlamde) _q.200 | Kroonhoorn, e … q-26E (Roode) q. 198 8 Kroon-Tepelbak, q. 179 Katje. (EE q. 71 } Kroon-Toot. TE AS (Geplekt) . q. 74 | Kruishooren, TSAS Katte PoscDoudël p. 331 | Krulboorense . 4256 Katte-Tong. _« p. 336 | Kuipers-Boor. . q.13 AR W YE B Kuipers.Boor (Gegranu. Marmer-Hoorens, Vik ieerde) 4 __q. 71 | Marshoorn. 9'294 | (Gladde of[fabelle)4.-224 | Mazelen. (Roode) Je 102 Kwaaker, ° Pp. 260 | — (Witte) q. 88 Kwallebootje. «4.436 | MedufasHoofd, q. 527 jo Meir-Neriet: 7.488 Lampje, 4e 415 | Melknapje ; q. 475 LandkaartensTootjes. g. 72 | Mennitte Toot q. 50 ‚Lang geftaarte Knol, 4, 315 Meffehecht. p.189 Langhalzen. è P.m27 | Mefties, ° Je 26I Langhals Doubletten, p.139 | Metaalhooren. 1214 Langleevende Tol q.375 } Midas-Oor. « 4.137 Laphooren. . q. 266 | Moeder vlakje, . “4.207 LapfcheLaphooren. 4.178 £ Moerbey, . q. 302 Laurierblad, ‚_ P339 | ——— (Witte) qe 303 _— (Gekamd) P. 383 | —— (Geele) q. 3e4 LAZARUS-KLAPPEN. _ p.276 | Moeras: Patelle, qe 537 Leeuwe.Toot, « 4. 69 | Moesjes- Tepelbaks q. 179 Leeuwenkop. _e _4q 298 | Moesjes- Tooten. q. 48 LEPADEN. »_P: 97 | Mol (Roodagtige) q. 93 Letter. Dadel. qe 144 | —= (Geele, graauwe) g. 94 Letter-Doub.(Àrabifche)p.265 Monnikskappen, q.163 _—— (Xulaneefche) p.2sr f Mooren, q. 313 Letterhoorentjes. q. 90 | Mooren. Buikje, q. 98 Letter-Tooten, » _ 4. 48 | Morgenftar; } q. 173 Likhoorentjes, « _ q. 82 | Morilje, „ ô q. 53 Likfteentje. N q. 406 | Mos- Belletje, qe 132 Linkfe Vyge je q. 318 t Mose Slakje. e q. AOS Lip-Doublet, P 267 | Mosfel, j8 D. 408 Livrey-Hooren- ge 299 Mosser - DouBLeTTEN. p. 380 Loehoenfche Hooren, 7,257 { Mosfel : Paarlen, P. I59 Luisje. Je 135 f Muggen .Scheet. qJ. 69 [. Muiltje, ° 4.524 Maagd: “4.156 y Muis. : qe 95 Maandoubletten, P. 327 | Muizen - Oortje, q. 469 MAANHOORENS . 9.358 | Mufiekhooren, 4. 165 Maans-Oog ofZeeNavelg, 381 | Mufiekhoorentjes, Je 90 Magellaanfche Kapjes. Myter, e P.112 54e 530, 547 ba ttNT — Mosfel. Pp: 1S5 | Naalden of Perinen, q 236 Malletje. qd. 341 Naaldepen. e q. 248 Maltheefche Lazarus- Nagel, (Welriekende) q. 247 , Klap. PD 279 OR 265. 287 Mantels . _ _P.321,332. | Nageltje, 3 q 537 Marlpriem. 4e 237 _Nagel- Doublet, (Ge- S 3 doorn. 8E AD MEW Zee doornde) e p.228 j Paarl- Mosfel, 5 Pp 154 Nagel - Doublet, (Ge- | Paarl - Oefter b 387 {chubde) … « p. 232 | Paarlen in Mosfelen* : 559 Nagelfchulpen, ____?291 in Oefters, _ P+389 Naflauwer. ° qe 371 „in PoolfcheZa= NAUTILUSSEN. «4:10: del E ‚DP 302 Nautilus - Slakjee q. 407 Í in Ham-Dou- Navelflak. q- 359,4. 429 blettene : P: 445 Neetekammetje.. - _ 4°278 f Paarltje. b qe 13I grepen - Schaft. q:578 | Pad of Paddeheoren, 4.292 ERIETEN of Halve Pagode- wid qe 374 Maantjese . 4. A11 Pantoffeltje. : J.522 Nethooren- q' 3oo | Papieren Knol. q- 130 Net- Rol. id q 7o Adel ver USSENs G: 1 Net- Tootje « _ 4 65 | Papoes- Mosfel, p. 426 Noachs - Arhe _P.307 | Pappegaais-Beke . __P-375 Nootedop. : 4.521 | PATELLEN: ° q 51 Noote Maskaats 4,227 | Patryshooren, q. 199 Q. p Paufekroon. . 4164 Oetfter. p.341 | Peêtiniet. k Pe 371 OrSTER: DoveLETTEN.P. 339 | Peer. ‘4.176 Oefter - Paarlen, D.389 | (Agaate) 4: 324 Oferhooren. da | mam (Gebraden) q. 297 Oliekoeke , 4,293 (Gedroogde) q.298 Olyphants- Tand, ge. 559 | Peerhooren. . 4,129 Oorhooren. ge 301 | Penhooren, (Geknob- | __ (Nerietag- belde) k 4.271 tige) ° qe 474 =—— (Ruuwe) 4e 157 Oorlepeltie, . g.406 | Pennemes. B, P 119 Oorftelp. 9475 | PENNEN q.236, 271; Seal Bezaantjes g. 267 334, 3565398 Opper - Admiraal. g. 55 | Perfiaantje q.149 Oranje „ Admiraal, q.73 { Perfpettief - Doublet, 8 294 Oranje Mantels. Pe 335 | Perfpeétief- Hoorne 4.34 Oranie- Pennen, g. 163 ban pectiel e Nautilus, 4. 2 Orthokeratiet, ê gar | Perfpeftiefjc. P. 265 Offe - Darm. . lj sa Petoolhoorens. q,371 Offen- Oog. } Peul-Doublet, _p.192 Oude Wyfs- Maon Pholade, 5 p,402 ‚ten. nt mpeR5t | PHOLADENe.. „Jules lAn. p.128 P. | | Piekeniere ° qe 24T Paalworme . gs8t | Pieramied, (Getakte) q- 34I Paardevoets - Doublet- d 293 | Pimpeltjes. 5 qe 174 Paarlemoer - Nautilus, « 4-18 f Pimpeltje, À q. 305 ak ad „Schuip. p 384 * Pisfcbgd. qu D00 e Q= Posthoofn.(Europifche)g, 419 had BEAR D WWZ ER. E dagra Kreeft, 4.249 y Roodbandje sa ER5 oelorontje. + 4.494 | Roodimond. Á q.216 Poffer.Doublettert. p. 315 | RoodmondSlakhooren. g. 454 Pokken, : p.97, Rovde Meir Hooren: g. 346, ‘Poolfch Mesjes Pe 197 | 351 Poolíche Hamer. - Pp. 338 | Roos-Doublet. . Pir Poolfche Zadel. p. 361 Ì Roofter. 4 q 152 Poppetje: q,458-491 Roozekleurige Patellen. id 53I Porfier. Dadel, q. 142 f Rots Doublet: Pp. O1 PorserriN-HoORENS. 4,81 | Rotshoorens. q. 274 Porfelein. Hoorens: 4:28 | Rudolphus. 4.214 Porto Bello Dadel, , 4.141 & Ryst-Doublet- P 239 Ryftenbry-Hoorentje. 4.207 a (Geband) g,431 | Ryftenbry-Nautilus. q 14 de (Indifche) g,432 b Rystkorrels, . g.116 Posthoorentje. d. 34 S. Prince begraafnis Dadel. g.144 | Sagryn-Doublets P 204 Prins Robberts Knoops g. 346 | Satyne Dadel. q. 144 Prinfe Vlag, 4.134 | ScHEEDEN. | P. 187 Puist, & q. 543 Scheeffchaalen. P. 203 Purper-Eijeren. « q° 220 | Scheeps-Boorworm.* 4.5g2 PURPERHOORENS: » 4,28I | Scherfje- 8 pe ge Purperílak, ge 283 | Schermers. q.2 Eypdlertjer Ae ge 613 Scherpmond Kliphooren. ge Do R. | Schilden: , _g. 512 Raap. « «ge 130, 316 | Schildpad-Hooren. dq. 92 Radys-Zaadie. q. 39 | Schildpad-Pok- P: IIS Rammenas an q- 38 | Schildpad-Staart. q. 307 Rams-Hooren, q, A22 | Schildpad.Toot … 4e6% Rasp. 4,336 | Schippers ofSchippertjes.4. 17 Rasp Doublet. P» 337 | Schotteltjes: é 4. SII Remies, - s P. 216 | Schroefhoorens, zie Pennene Reuzen-Oor. 4, 380 | Schubbetje,. So 368 Ringetje. Ä q. 148 | Schuitje. . 4. sad Ringhoorens, q, 46 | ScnuLPDieRen, P. 57 Rivier.-Doorntje. q. 485 | Schulpluikjes, Pe 45 Rivier-Mosfel. P.429 | Schulpfteentjes, P. 296 Rivier-Neriet. q. 486 | Schyfje. «_ P.341.4:A14 Rivier-Paufekroon qe 459 | Scorpioen, 3 4.250 Rivierflakhooren, (Jong- Scorpioentje, 4.245. 289 werpende) q. 437 1 Sery-Oesters eres Robbe-T'ong- P 217 | SiczakeDadel. _ , «4. r44 ROLLEN. Ee k 70 | SLAKHOORENS, q. A08 Rondmonden: ‚359 | Slangekop, q. 98 Mood Appeltje. Ean Slangekop Anomie. p, 375 Slan= BL A DWA ZR Slangenvelle Hooren. 4.378 | _ ten. ; 4. 195 . dSlaneepyas.:. q,576 | Strand-Neriet. q. 487 Slangetje. q.417 | Strandfchulpjes. p. 2195 245 Slet. A P. 27! } Strik Doublet. Îe 274 Sluikdadels, : Je 144 | Switzers-Broek. ge 175 Slyk-Rol. ° q. 138 FE. | à S\ykfchulp. e _P. 245 { TANDHOORENs, qe 549 Slykflakken. de 424 | Taxis doorne Spillen. ge 385 Smalkielde Nautilus. 4 Io | TELLINEN, wete 2e Smaragd. . q. 222 * Tepelbak, q.183 Snepje- 5 g.155 f Terebratuliet, _ P 375 Snippekop. ° q. 376 | TOLLEN. q. 339 _—_—_— == (Gedoornde)g. 230 & Tolletjes. 4. 348, 354 _—(Getäkte) 4,279 | Toorentjese ge 160 Snuitpennen. 4. 334 {| Tooren. : ge A2 Soldaat of Tygere g. 382 tl Topflak, eis Spaanfche Vyg. gs 129 | Tovenaar. q° 3473 410 Speel-Doublet. Pe 262 | Toverhoorentje. g.139 Speldewerks-Hooren. 4.75 | Fransparant, p. 379 Speldewerks-Toot, q. 49 | Eregter-Worm, g. 621 SPILLENe 5 q, 38 | Eriangel, iT vre: Spinnekop. Á q. 278 Û riton. j g. 321 Spinneweefs-Dadel. 4, 144 | TROMMELSCHROEVEN, q, 398 SpitfeWater-Slakhooren.4.459 | Frompethooren, g. 322 Spookje. s 4. 17 Tuinflakhoorn, q 445 Spoor. 5 g.30,3:6{ Tulband, 9.352 Sprenglers-Schulp. D.2AI (Geknobbelde)g. 353 Sproetje. js g253 | _—_— (Gerimpelde) 4.377 Spuitje.. é g. 40 Tulp. sekd Staaten Vlag Pen. g. 158 | Tyger-Doublet. p.263 Staaten Vlaggetjes. 4, 135 | Tygerpen, < 7.238 Starrepen. q. 244 ‚ Tyger-Toot. «ge 4d Starretjes. g. 113 | Tygers-Tong. A, Steenbikker. qg. AI A U, Steen-Mosfel. p. 402 | Uijen Schil. s _ Pe367 Steen{chulp. p. 136, Vv. Steentje. . g. 217 | Vaas. de 174 STEKELHOORENS: qg. 274 | Vaasdadels, ge 144 Sterre-Schild, g. 529 | Vader Noachs Schulpen. p.290 Stipje. : qg 560 | Varkens Ooren p 382 Stompen. e ‘__g. 248 | Varkens. Snuit, 4.168 ‚ Stompje. y p. 248 Varkentje, 4 9,147 Stompe Spil, q. 329 | Velhooren, . 4.296 Stormhoeden of Kasket Venus-Doublet, (Ge- … * Nd BrlAD W Y-4 EE R, tande) …_ _p. 204 | Wolkbakje, á. 78 ne (Geribde) pe223 | Wolkhocren. q. 78 Venus-Hart + Pe225 | Wormbuisje, (Rond) Venus-Labaat, P-270 Enz. . 4. 56E Venus-Kous. Pe 254 | WORMBUIZEN. q.553 Venus-Schaft; 4. 572 | Wormdrollen. 4. 577 Verffchulp, P. 153 } Wulk, s _q.228 Vice- Admiraal, q,60 | Wulk, (groote) 4.232 Vifchhuifje: 4e 518 | Wydmond, 4215 Vlaggetje. «4,357 | Wyd- Oog, 4. 93 Vleermuis ofVespertilje.g, 168 Wyngaard - Slak. 4.425 Vleefchhooren. q. 256 | Wvzer. 4.254 Vlerkhooren. : q.257 KS VLEUGELHOORENs. q.243 | Xulaneefche Letters Vleugelpen (Zwarte) 4,272 Doublet, P.25r Vliegen-Scheet, OEREN 5 x Vlooijen - fcheet, g. 69 | Ys- Doublet. P. 336 Voethooren, 4.296 | Yslandfche Doublet. p.262 Vogel - Doublet. P.437 Z. Vogelpootje. 4.245 | Zaadje, ê 4. 559 Vôt UUTEN: q.136 | Zaagertje. A P. 215 Vyg of Vyghoorens 4.129 | Zand- Gaaper. P. 150 Vyfvingertje. _ Qe245 | LANDKOKERS, q. 6a7 | W, Zandpypen. 4.872 _ Waaijer - Doubletten, P.327 | Zee Boon. 4 PD. 299 Wafel - Yzer. P. 267 Walvifch- Pok of Luis. p. rur Water - Slakhooren ZeesEikel, el D. 98 Zee.Erwt. 8 P. 298 Zer-HOUTWORMEN. g. 580 __(Spitfe) 4.459 } Zee Nagel (Blatta By. Weegluis. fl q. 369 zantina) PE ei 4.287 . Weevers. Spoel. g.121 | Zee Navel, ° 4.381 Weitafch - Doublet, P« 528 ! Zee-Noot. ° P. 297 Wellen, . Je 42 | ZEE-OOREN. q. 500 Wenteltrap. (Ambon- Zee. Penfeel. g. 626 fche) À 4,388 | Zee- Pisfebedden. p. 83 mn en Gemeene) qe391 | Zee Pok of Zee-Puist. DP. 98 mmm (Ooftindie Zee Pokje, 6 P. 103 fche) , q.29s | Zee-Roos, e D. 109 Wervelhooren, q.345 | Zee-Slak. J. 370. A29 Wilde of Boeren Mufiek.g.172 | Zee Ton. ° 4. 356 Winkelhaak - Donblet. p, 360 | Zee-Tuip, ° Pb. 107 Wit - Oogje, g. 111 | Zee. Wants. Pp. 90 Witte Porfeleinhooren, 4, 120 | Zee-Wulk, «9,320 Wolfständ, _ … g554 | Zeilers, : g.S Kilverlakenfe Hooren, j. 76 | Zotskap-Doublet: Pe igg Zilvermond. 7.372, 385 | Zotskap-Patelle, 4. 538 Zonnehooren. 4. 350 | Zoutkortels. qe 99 Zonneftraal, (Blaatriwe) p. 198 | Zwaluw. at á, 105 —_— (Ceylonfche) ps 205 | Zwarte Boon, 4. 225 Dan (Roozeroode) p. 199 | Zwynen-Tand. -… q. 553 Zoompje. (Dubbeld) q. 202 206 De PLAATEN zyn dus ingevoegd: - PraarT CXX. tegenover Bladz. 49, eer ONE: peen op, — CXXIL, _—_— —__ 193. _—_ CXXII ee 06L. BE Riks GM De Erven van, HourTrTuvyN continueeren uit te geeven, de KEURIGE VERZAMELING | Van natuurlyk gekleurde HOORENS en SCHULPEN, Door wylen. den Heer KNorR begonnen, thans nae gezien, vervolgd en aammerkelyk verbeterd; 5 __ in Quarto. Hier van zien nu reeds drie Deelen in ’et Neder- duitfch het licht, en de drie volgende Deelen, waar mede dezelve beflooten wordt , zyn met alle zorg- vuldigheid voorzien van de Afbeeldingen der in de voorigen ontbreekende Hoorens en Schulpen, zeer natuurlyk naar de Voorwerpen gekleurd; om dus, benevens deeze twee Stukken van de Natuurlyke Historie gebruikt te kunnen worden , en te famen tot eene byna Compleete Conchyliogie te kunner trekken, dad Zyde van Mosfelen, enz.p. A47 HATEN Bebi « Rk an c} RACE) Ed Bres.