Ei BE nd Eu d ns we liter tee Aen at vpt  an 8 avbjede hed KD NATUURLYKE HISTORIE ; PoF B MTVOERIGE BESCHRIVING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het SameNsTer van den Heer LINME U df. Met naauwkeurige Afbeeldingen. ERA ARE AEN ATG ERGER GTE GEER AS EERSTE DEELS, AGTTIENDE STUK, Dre PLANTDIEREN, RE AMESTERD AM. By de ERVEN vaN P, HOUTTUIN, RM DCC LEKIEN AZEN | dirli perenerersresrsrtre SDs B srt dette nen We tr Sr & KA ee O&G Ob Od OH & LORE Tt irak ie eee fate NSESESESESESESESESG B BERG T VAN DEN MWUTHEUR. FJ ie daar, Ge-eerde Leezer, dat gedeelte van Ei de Natuurlyke Historie, ’t welk de Dieren betreft, ten einde gebragt. Voor twaalf Jaaren „ toen ik dit Werk begon , had ik, inderdaad, my Zulks niet durven voorftellen. In t midden der befchryving zelfs, heb ik, gelyk by de Uitgaave van het Negende Stuk gemeld is, aanmerkelyk geaarfeld, dewyl inzonderheid de Historie der In. fekten en Wormen my voorkwam als een Doolhof van verwarringe , dat ik echter eindelyk moedig iotrad , hebbende hetzelve, met behulp van den Draad van Ariadne , gelukkig door gewandeld, Gelukkig, mag ik zeggen, om dat aan den eenen kant myn Oogmerk in deezen voldaan is, en dat _myn arbeid, aan den anderen kant, de meefte Lief. hebbers genoegen geeft. Wat myn Oogmerk , met het fchryven van dee. | Ee ze 1 BE Beale GE ze Natuurlyke Historie, geweest is, kan iedereen in de uitvoerige Voorreden , aan ’t hoofd van’ Eerfte Stuk geplaatst, omftandig zien. Ik zal het, hier , met een kort Woord erinneren. De befchryving van alle Natuurlyke Zaaken , door den Grooten LiNNaus kort en beknopt in % Latyn uitgegeven , met al het gene tot dezelven betrekking heeft uit te breiden, te vervullen met Ontdekkingen van laater Autheuren , mer eigen Waarneemingen, en dit Werk dus, zo veel gmoog- yk was, te doen dienen tot volmaaking van de Kenfis der Natuur, Het Samenftel van dien Ridder, inderdaad , werdt diestyds voor een onvergelykelyk Werkftuk aangezien. Hoe minder deeze Stoffe ooit op die manier bearbeid was , hoe meer het Gewrochte, daar van, in de Oogen fchicterde. LiNNzus werdt gehouden voor den Leermeefler , om niet „te zeggen Wetgeever, in de Schoole der Natuur, “Sommigen ‘hebben zyn Ed. zelfs opentlyk, % Zy fchertze nde > Tzy met eerbied, dien naam gege- ven. ’ Was dan niette verwonderen, wat zeg ik, niet te mispryzen , dat ik het Samenftel van dien Ridder ondernam in een Nederduitfch Ge- waad te fteeken, en wel inzonderheid hetzelve;, door beknoptheid duifter, naar vermogen, en met behuip der gedagte Middelen, op te helderen, Dus MEN AOTHEUR im _„ Dus ben ik aangevangen, dus ben ik voortge- gaan, en de toeneemende Versiering , by het uit. komen van ieder nieuw Stuk , waar van dit het _Agttiende is, deede my befluiten , dat myn arbeid aan de Liefhebbers niet mishaagde. Men hadt ook in’ Nederduitfch nooit een dergelyk Werk gezien. De goede Keuze en keurlyke Uitvoering van de Afbeeldingen, welke ‘op byna anderhalf honderd Plaaten thans het Eerfte Deel deezer Nae tuurlyke Historie verfieren, gaven dit Werk ook niet weinig bevalligheid. Onderdien gebeurde het, dat de behandeling der Autheuren , die ik my voorgefteld had ter verklaaring van het Samenftel der Natuur te gee bruiken , my verfcheide Gebreken deedt zien, welken een ander zo niet in t Oog vallen. Tegen= firydigheden met elkander en met zig zelven, one waarfchynlykheden en zelfs onwaarheden in de Werken van eenige, zelfs hedendaagfche, nog lee« vende en zeer geagte Mannen, noodzaakten my, om nu en dan eens Aanmerkingen op hunne Gee zegden te maaken, niettegenftaande zy dezelven als ex Pripode hadden uitgefproken. Dat meer is, ik nam dergelyke tegenftrydigheden en misflagen meer dan eens waar , in het Werk , dat my rot een grondflag {lrekre. Hoe, dagt ik , heeft de Ridder van de Noordfter dan kunnen wankelen ? | ais 8 Maar, IV 4 BiB RIIKG: TD Maar , hoe groot was myne verbaasdheid „ toen ik onder de befchryving der Visfchen vernam, dat die Autheur een geheel nieuwe en wederom her- vormde. Vitgaave van zyn Samenftel der Natuur in t licht bragt , zodanig herfchapen , dat zelfs een geheele Rang van de Visfchen afgenomen, en by de Ampbhibia of Dieren van Ker Leven ge inkwartierd was. ' Dit bedryf „ hoe zeer ook door fommigen mise duid en als eene wispeltuurigheid aangemerkt , vond ik echter, by nader overweeging, niet be- rispelyk. Het heeft , van alle tyden her, een Menfch tot Eere geftrekt , zyn eigen misflagen te kunnen zien en te willen verbeteren. Geen Ster- veling is ‘er, die nooit eenige fouten begaat : maar dezelven te verbloemen of hardnekkig ftaande te houden, wanneer zy hem aangeweezen zyn, ftreke tot oneere en maakt een Autheur onnut voor het Algemeen. Onze Geleerde Sweed heeft het be- ter geoordeeld , ftilzwygens gebruik te maaken van de Aanmerkingen op zyn Samenftel der Na- tuur, in zo verre hy dezelven gevoeglyk oordeel. de, dan zig te ftyfzinnig te houden aan zyn eertte Ontwerp. Zo verbetert een Íchrander Bouwmees- ter zyn Werk met oordeel , doch niet deszelfs Fondamenten , welke hy wel gelegd heeft : vere agtende inmiddels het geíchreeuw van de zodani- dà gen, VAN DEN AUTHEUR. ® gen, die ongerymdheid vinden in alles wat hun ongewoon is, Hy fluit hun den Mond met het gewoone Spreekwoord : ze Swtor ultra Crepi. dam , dat is, Schoenmaaker houd U by Uw Leest. TARA Hedendaagfche Dierkundigen , by voorbeeld , hadden het befpottelyk aangemerkt in het Samenftel van den Ridder, dat de Vledermuizen in eene zelfde Klasfe geplaatst waren met den Menfch en de Viervoetige Dieren. Zy oordeelden die Schep- zels te gering, om zulk een plaats te bekleeden: doch, Leezer, ik bid U, let eens wel; is de kleinheid een blyk van geringheid? of isde (chyn« baare affchuwlykheid iets weezentlyks? Zyn de Aapen in ’t algemeen voor veelen niet zo affchuw- lyk als de Vledermuizen? Maar, zult Gy zeggen, het vliegen behoordeze van de Viervoetige Die- ren af te zonderen. Mogt de vliegende Inkhoorn dan ook geen plaats hebben onder de Inkhoornen 2 En, waar zal men de Vledermuizen beter plaat- zen: terwyl zy in de hoofd -eigenfchap overeen- komen met de Zoogende Dieren? Onder de Voe gelen immers kunnen zy niet behooren en ik zie niet, dat hun door anderen een beter plaats is aangeweezen. Zo veel gemaklyker valt het te be= __rispen dan te verbeteren. Hadden die beroemde Autheuren zelf een Samenftel der geheele Naruur "4 Onte VI BE RTG T ontworpen, zy zouden zig daar omtrent in de eng- te hebben gebragt gezien. Dit artikel heeft Linnzus dan ook laaten blyven , maar de Rangen der Zoogende Dieren zyn door hem aanmerkelyk veranderd, en, zo wel als de volgende Afdeelingen, met nieuwe Geflag- zen en Svorten vermeerderd. Dewyl ik niet twye- felde , of dit zou nog ruim zo veel onder de In- fekten plaats hebben , zo was ik voorneemens , derzelver befchryving naar die nieuwe Uitgaave van zyn Samenflelte richten, en dit, gepaard met andere Omftandigheden , veroizsakte die draa- ling, waarvan in het Voorberigt van ’*t Negende Stuk door my gefproken is. Eindelyk beflootik, op het aanftaan van eenige Liefhebbers, de In- fekten flegts volgens de Ziende Uitgaave te ver- volgen, gelyk daar van dan ook reeds in ’t Jaar 1766 een Stuk uitkwam, terwyl de Twaalfde Uit. gaave van het Systema Natura eerst in t Jaar 1767 te Stokholm het licht.zag: te weeten het Tweede Deel daar van, behelzende de Klasfen der Infek. ten en Wormen. Dit kwam my niet ter hand, voor dat ik in de befchryving der Inf@kten reeds verre gevorderd was,desik in het Twaalfde Stuk , dat in “jaar 1768 is uitgegeven , eerst eenig gebruik daar van kon maaken ‚en toen befloot ik, wegens de groote veranderingen en vermeerderingen, inzon- | der- VAN DEN AUTH E-U RR: Wir derheid in de Klasfe der Wormen, die Nieuwe Uitgaave voorts geheelenal tot een rigtfhoer der befchryving te gebruiken. De fterke Vertiering van dit Werk, als gezegd is, benevens de Mondelyke en Schriftelyke be. tuigingen van eenige kundige beminnaars der Na- tuurlyke Historie, gaf my grond om te befluiten, dat myn arbeid het Algemeen niet onbevallig ware. Ondertusfchen zag ik my , door de Behandeling ‚der Onderwerpen, daar in voorkomende, genood- zaakt , myne Maatregelen eenigszins te verande- ren. Myn oogmerk, by de eerfte Onderneeming, om bedekt te blyven , en als een onbekend Per- foon daar aan te werken , verviel, doordien ik, ter beter uitvoeringe , genoodzaakt was, eenige Kabinetten van Natuurlyke Zaaken te befchouwen en daar uit de een en andere Stukken ter Afbeel. dinge te verzoeken. Het namaaken van Figuuren zelfs uit de voornaamfte Werken , geìyk uit die van SeBa en anderen , kwam my wel haast te gering, nutteloos en overtollig voor. Derhalve zyn ook de Plaaten der Visfchen, der Infekten , zo gevleugelde als ongevleugelde , der Wormen en Slakken of Weekhuidige Dieren, der Hoorens en Doubletfchulpen, der Zee- Gewasfen en Plant- dieren, meeftendeels naar Origineele Voorwerpen, 15 | ook valt dg Birk IGT ook veelen uit myn eigen Verzameling, getekend of ten ming grootelyks verbeterd, Maar, waren my, in de befchryving der gT00- te Dieren , de gemelde tegenftrydigheden en mise flagen van fommige hedendaagfche Autheuren voorgekomen, niet minder liepen dezelven my in die der kleine Dieren, der Infekten, Wormen , Slakken , Schulp-en Plantdieren, in *t Oog. Eeni gen hadden ook reeds op de voorige Stukken, of anders, Aanmerkingen op myn fchryven gemaakt, Dit deedt my wat vrymoediger tegen hun in % Perk treeden en myn Zaak verdedigen. Inzon- derheid greep dit plaats in het XIVde Stuk, % welk van de Wormen , Slakken , en dergelyke Dieren handelt. Hier in heb ik eenigen onzer Ne- derlanderen zo hard aangetast, dat het hun fcheen te beledigen. Eenigen hebben hun ongenoegen Schriftelyk deswegen betuigd en ik heb hun Ed, ook, zo ik meene, niet onvrindelyk geantwoord, of ’t gene my niet gevoeglyk voorkwam onbe-ant- woord gelaten. Niemand der gedagte beledigde Heeren, ging hier in zo. ver, als de Heer MurxK vaN Purr- SUM, Stads Doétor te Sneek in Vriesland, en in de Geleerde Wereld bekend , door het uitgeeven van eene zeer uitvoerige Verhandeling over de Wor- VAN DEN AUTHEUR, IX Wormen „ welke veeltvds in de Darmen der Men- fchen gevonden worden; zynde eigentlyk eene uit- breiding van zyn Latyntche Vertoog , Mistoria Pbyfiologica Ascaridum getyteld, dat in den jaare 1762, te Leeuwuarden, het licht zag. Ik wil niet ontkennen , dat in deeze beide Werken veel Ge- leerdheid doorftraalt : maar, aangezien de Autheur my daar in, op bladz. ro2, zeker verwyt gedaan hadt, *t welk voltrekt diende, om my ten opzigt van het gene in de Uirgezogte WVerbandelingen , door my , gefchreeven was , tot een Leugenaar te maaken ; zo achtte ik my verpligt, om my na- drukkelyk te verdedigen, en bevoegd, om nu en dan eens Aanmerkingen voor te ftellen op andere door. zyn Ed. gefchreevene Zaaken. Dit op bladz. 36—39 van het gedagte XlVde Stuk, en elders, gefchied zynde , kwam na het uitgeeven van dat Stuk in druk te voorfchyn, een Brief van Murk vaN Parrsum aan den Wel Edelen zeer geleerden Heere M. Hourruyn, Medicine Door &c. &c. te Amtterdam. Leeu- warden 1770. Deeze Brief fcheen meer ingericht te zyn om door omwegen en ftreeken de zaak te verdonke- ren , dan tor een naauwkeurige ontdekking van de Waarheid. Immers dit moet ieder onpartydie gen geblecken zyn „die de verklaaring van't Woord nr x ab: Ral T navolging , daar in op bladz, 6, overweegt , en vergelykt , niet alleen met het gewoone gebruik van dat Woord , met de blykbaare betekenis daar aan in de bewuste Aantekening gegeven ; maar ook, en t gene wel het voornaamfte is, met de zin, waar in het door dien zelfden Heer, waar- fchynlyk onverhoeds, in zyn Werk gebruike is. En, wanneer men ’% zelye, op bladz. 8 , door overeenkomftig tracht te verbloemen, dan komt het op ‘t zelfde uit: want het zou won- der gevallig geweest zyn, dat die Worm met de Afbeeldingen van anderen overeenkomftig gee tekend ware , indien men dezelven niet inder. daad had nageaapt. _Deeze en andere redenen , inzonderheid vere fcheide harde en fchimpende uirdrukkingen, dee. den my befluiten , als gezegd is, om dien Brief niet te beantwoorden „ of, eigentlyk gefproken, het Antwoord daar op niet in druk te geeven ; veel min fchriftelyk te zenden. Ondertusfchen is het my leed , dat onze Geleerde Heer hier door is tegengehouden om Zyn voorneemen , daar zyn Ed. op bladz. 7 van {preekt , te volvoe- ren. Immers, toen Hy vervolgens eenige Holland- fe Naturaliën- Kabinetten bezigtigde, zou ik Hem zekerlyk den toegang tot het myne niet geweigerd hebben , (daar Hem zelfs door zeker Heer van se VANSDEN AU THENUR. gefproken is „) en dus zou zyn Ed. overtuigd heb- ben kunnen worden, niet alleen van de door Hem betwiste Spitsheid der Enden in de ronde Menfchen- Wormen , maar ook van de mooglykheid van * Gee val; alzo ik federt een dergelyk Voorwerp beko- men heb en nog bewaar, in ‘t welke de uiufchie- ting der Zaadvaten , nagenoeg eveneens als in de gedagte Afbeelding , ook plaats heeft: zynde dit de derde Menfchen - Worm, waar in ik zulks heb gezien. De beroemde Heer VosMAAR in ’s Gra- venhage, naamelyk, hadt ‘er my ook één getoond, en zal waarfchynlyk reeds onzen Vrind overtuigd hebben. Om dit Gefchil eenigermaate op te helderen, dient dat de Menfchen- Wormen , even als de Pie- ren; door % fterven kunnen inkrimpen, en dus ftom- per aan *t End worden. Ik hebze uit een Lyk zien haalen , die aan ’t ééne End geen Punt hadden, en dus byna zo lomp waren alsde Pink. Of dat uit- fchieten der Zaadvaten altoos in de levendigen, wanneer menze in *t Water legt , gebeure , zou nog te onderzoeken: ftaan. Het was in de myne, zo veel ik weet, niet door op den Worm te trap- pen, of door eenig uiterlyk geweld, veroirzaakt, De Vraag, door zyn Ed, gedaan, waarom ik den Leezer op myne bladz. ar, XIV, Stur , in ’% onzekere gelaten heb , omtrent een verfchil tus- Íchen XII Bi RAE vG T fchen de Heeren Linneus en PALLas, komt my geheel byzonder voor. In de eerfte plaats had ik geene verpligting om zuiks te doen, veel min, om die Vraag te beantwoorden, Ten ande- ren blykt genoegzaam , dat de laatstgemelde hier wat ovvoorzigtig fpreekt. Hoe zal zyn Ed. ooit bewyzen kunnen „dat ‘er in geheel Europa, buiten Sweeden , maar één enkele Soort is van ronde Menfchen- Wormen 2 Ik behoefde derhalve uit ontzag voor den genoemden Ridder her {tuk hier niet aan den fpyker te laaten; dewyl het Vonnis van zelve blykbaar was. Ook heb ik Linneus, in dergelyke gevallen, niet ontzien, en daar uit blykt, dat men zonder reden hier eene de van Geest in *t fpel brengt. Uit het gene de Heer D. vaN Pa. ten opzigt van myne aanhaaling uit zyn Werk , op bl 13, verhaalt , zou ik haast opmaaken, dat zyn Ed. van het zelfde denkbeeld als Doétor , thans Hoog- leeraar , ParLLAs Zy. Ik heb geen tyd gehad, om zyn Ed. Werk over de Wormen, beken ik; noch in ’t Latyn, noch in ’t Nederduirfch , te doorleezen „ anders zou ik mooglyk uit de íchyn- baare duifterheid daar omtrent, die ik in zyn Ed. fchryven vond, geraakt zyn. Doch ik meene wel duidelyk zodanigen, als op myne bladz. 49 voor. vAN BEN AUTHEDUR., xin voorgefteld Zyn , onder de Aardwormen te heb- ben waargenomen. Twee voornaame Artikelen blyven nog ter pf antwoording over. Het eene betreft de drievoudi- ge mistasting » welke ik oordeelde in de gezegde Aantekening te zyn , en die ’er de Heer Prer- su M nietin vinden kon. In de eerfte plaats word ik aldaar van Ozopregtheid befchuldigd , als had ik, willens en weetens , den Worm anders in Plaat vertoond „ dan dezelve zig weezentlyk bevond. In de tweede plaats wordt ’er op myne Rekening “gefteld, ’ gene ik woordelyk gezegd had niet te hebben gedaan. Heb doen aftekenen zeid ik, en zyn Ed, zegt, heeft behaagd af te tekenen, Be- halven het fchimpige dat ’er in die woorden legt, ftrekken zy tot eene volftrekte befchuldiging van Logentaal. Niettegenftaande dit alles , fprak ik ’er flegts van als dwaalingen en mistastingËn , wier drievoudigheid openbaar was : want behaive de twee gemelde Zaaken kwam hier nog by, dat die Afbeelding , volgens zyn Ed. , iz navolging van andere Figuuren en de woorden van Tyson, was opgemaakt. _ Het andere Artikel, waar omtrent ik my thans nog verantwoorden zal, betreft den tytel van de Heer Murk, welkenik eenmaal ,en wel op bladz. 38 , gebezigd had. Ik kan verzekeren, dat dit woord XIV BE eRs k-G--T woord my diestyds , als een Voornaam ‚ geheel onbekend was, en ik verftond naderhand van ze: ker uit Vriesland afkomftig Hoogleeraar alhier, dat het zelfs in die Provincie zeer vreemd is, Gedag- te Doétor zegt, dat ik dus zz Doopnaam alleen- yk noemde ; doch wy verwonderden ons, wat Naam hy dan in die veele Jaaren te vooren mogt gcvoerd hebben, als in zyn Bejaardheid eerst ge- doopt zynde. Maar, eens toeftaande, dat Murk zyn Doopraam zy : heb ik in dit geval meer ge- zondigd dan de Engelfchen , die onbefchroomd , en zeer dikwils, den hoog vermaarden Ne wTon. wir lfaac heeten ? Dit wordt door hun ook ten opzigt van andere beroemde of zeer bekende Lui- den gepleegd. Dus vindt men den vermaarden SLOANE enkel Sir Hans getyreld. Was dan on- ze Sneekfe Dottor daar door wettelyk zodanig beledigde, dat hy hetzelve tot eene Kinderagtige kwaadaartigbeid betrekken mogt ? Inderdaad, ik heb toen niet anders gedagt , of het maakte een gedeelte van zyn Geflagtnaam uit : even als men den Heer Door Proos vAN AMmsTeErL kan noemen Doétor Proos, zonder dat zyn Ed, zig zulks zou aantrekken. Geen andere gedagten heb ik gehad , en dat woord flegts op zig zelve, tot bekortinge, gebruikt. De Heer BoppaeRT , Medicine Do@or te U. \ VAN DEN Beet EE UR’. ae Utrecht , wien ik gelegenheid genomen had, in het gedagte XIVde Stuk myner Natuurlyke Histoe rie, verfcheide maalen , mert de verfchuldigde ag- ting te gedenken, heeft in het naästvoorgaande XVIde Stuk, dat over de Zee -Gewasfen handelt, daar van ook rykelyk zyn deel gehad. Zyn Ver- taaling , immers „ van het Werk van den hoog geleerden Heer PaLrLas over de Plantdieren , gaf my daar groote aanleiding toe. Ook had ik van zyn Ed. een Brief ontvangen, waar in hy verklaarde , wel te mogen lyden, dat zyne mis- {lagen aangetoond werden, mids zulk met befchet- denheid gefchiedde. Zodanig zyn (ommige Men- {chen door Eigenliefde ingenomen , dat zy iemand, die met hun gelyk ftaac, de bedaardbeid, betaam- ykbetd , befcheidenbeid , heufchbeid , en wat niet al meer, durven voorhouden : ’t welk doch een Man, die zyn Verftand heeft, uit zig zelf behoort. te weeten. Dat Ouders, Voogden, Meefters en dergelyken, zulks hunne Onderhoorigen doen, is . verdraaelyk! _ Met veel voorzigtigheid ben ik, ten opzigt van fommige Geleerden, op wier fchryven ik eenige Aanmerkingen te maaken had, in de voorige Stuke ken deezer Natuurlyke Historie te werk gegaan: maar onder het fchryven van het XIV. en volgen- de, kwamen my eenige dingen voor, die my, als | zh ge XVI biet neat 0 TD gemeld is , duidelyker en onbewimpeld deeden fpreeken. Ik zag hoe onbefchroomd eenigen daar in ointrent anderen, hoewel veel hooger geplaatst en aanzienlyker dan zy, te werk gingen. Ik Zag hoe hard de groote LINNdus door eenigen, zelfs van zyne Discipelen, werdt aangetast: gelyk ik dit elders verhaald heb. Ik zag hoe die Rid- der, wegens een inbeeldige Derziende Uitgaa- ve van Zyn Samenftel der Natnur, (Ct welk hy hiet dan tot verbetering hervormt,) als ’t ware van Gewinzugt werdt befchuldigd. Dit alles bragt my byna in verwarring, wat ik befcheidenheid of heufchheid noemen mogt, Gedagte Heer Bopvaerr, ondertusfchen , ís uit een overmaat van befcheidenheid daar toe ge- komen, van deeze myne Natwurlyke Historie , als ware, te willen ondermynen. Met den aanvang deezes Jaars werdt van hem het Eerfíte Stuk uitge- geven van een Werk , dat den tytel voert van Kort Begrip van bet Samenftel der Natuur van den Ridder C‚ Lanneeus, met zeêr veele Soorten vermeerderd , O&tavo. Hier in maakt zyn Ed, ook tevens van deeze myne Naruurlyke Historie BEWAZ > zo als een Werk, waar op zyn Èd. veele 2 Aanmerkingen zou kunnen maaken, en waar in > verfcheide ftukken elkander vlak, tevenfpreeken:. ‚> klaagende tevens over de onbeufche behandeling » hem 22 2 2 23 39 99 2 32 22 9 23 22 22 39 52 22 22 22 VAN DEN AM EMEDOR hem inhet XIV.Deel, op meer dan ééne plaats, aangedaan ; doch zig daar mede vertrooftende, dat zyn Ed. daar in met de Heeren LinNzus, PALLAS, VAN PHELSUM, MARTINET, BAsTERr, in verfcheide anderen, gelyk ftaa, [Solamen est miferis focios habuisfe malorum.] De uirgeftrektheid van het Werk zou my niet toegelaten hebben, om overal dat Oordeel te gebruiken , ’*t welk ’er noodig was in zulk eene Onderneeming. Het was een Werk van grooten arbeid, maar ik volgde alleen Ln- NEUS , zonder veele Soorten daar by te voe« gen, welken ik by Burron en andere Aurheu- ren, of ookin de Amfterdam{che' Kabinetten der Lief hebberen , had kunnen vinden: meldende voorts, dat dic Werk chans het geheele Dieren- Ryk in 16 Deelen, in groot Oétavo, bevatten zou’. Zie de Voorrede, bladz, XCII, XCII, Moet men zig niet verwonderen dat een Man, die zo veel werks maakt van de Natuurlyke Histo- rie, thans tot Lid van de Hollandíche Maarfchap py der Weetenfchappen aangenomen , ten opzigt van dit laatfte zo onnauwkeurig is. Ik heb alle de uitgegevene Boekdeelen ST uxKKEN genoemd van het [. Deer, en daar van bevatten de 16 eerften alleenlyk de Dieren tot aan de Zoöpbyra oe ke toe, XVHL BE SRT NG AT toe, die in het XVMH en XVIII Stuk befchreeven „worden. De Heer BoppaerRrT fluit dezelven ze. kerlyk nietvan de Dieren uit: zo dat het een groo- te misflag is, te fchryven, dat de gezegde 16 het geheele Ryk der Dieren bevatten. Dat zyne Geleerdheid veel Aanmerkingen zou- de kunnen maaken op dit Werk , waar aan ikreeds over de twaalf Jaaren gearbeid heb (*), is zo min te verwonderen als dat er zaken in voorkomen, _ die tegen malkander ftryden. Gelyk dit in een. Werk van zulk een omflag naauwlyks te vermyden is, zo heb ik het ook verfcheide maalen met op- zet gedaan, ten einde de verfchiltende Denkbeel- den , Waarneemingen of Ondervindingen , der Geleerden, aan de Wereld bloot te leggen. Het kan ook door onoplettendheid wel eens gebeurd zyn. Bonus nonnunguam dormitat Homerus. By, den eerften aanvang reeds, en vervolgens, heb ik de Liefhebbers verzogt, my hunne Aanmer- kingen mede te deelen , ter verbetering en vol- maaking van dit Werk. Indien de Almagtige my het Leven gunt en ik gelegenheid zal hebben , dan wil ik in ’t vervolg myn eigen Aanmerkingen en vervullingen uitgeeven in Een STuK, het welke te- *) Het is nietin’ Jaar 1757 ; gelyk zyn Ed. fchryft, maar in % jaar 1761 begonnen uitgegeven te worden. VANGEN NA UEREDUR. zxr ‘tevens veele nieuwe Soorten en Afbeeldingen zal behelzen: doch, om ‘er die alle by te voegen , wel ke in het Samenftel van LiNNEUS niek gevonden worden , gelyk de gedagre Heer , bladz. XCII, XCIV. betuigt voorgenomen te hebben: daar toe geloof ik zal zo wel ons Oordeel als Vermo- gen te kort fchieten. Op ’t end van pag. LXIX. begint zyn Ed. mee- fterlyk te redeneeren over de Delfftoffen. De Sa/- peter, zegt hy, geeft den oîrfprong aan bet Zand en het Zee- zand is een voornaam bezinzel van de Kley : terwyl de Natrum door flolling Kalk maakt, enz. Ik twyfel niet , of zyn Ed, zal, in zyne Ver- toogen aan de Hollandfche Maatfchappy beloofd, of in zyne Commentariën op GesNeRUS de Pe- érificatis, die thans waarfchynlyk in de Geboorte zitten , deeze Stellingen ‚nader ophelderen, en toonen „ dat het geene zesenftrydigheid influie, wanneer hy op de volgende bladzyden LXX en LXXL den oirfprong van de Kalk a. afleidt van rottende Dieren, 3. Zegt, de Kley geeft Kalk en 4. zegt, de Kalk ís een Dierlyke Aarde. Maar, ik zie dat alles aan , voor een verward en ongeluk. kig vertaald Uittrekzel van de inleiding van Linnzeus over de Delfftoffen , Pe het derde Ryk der Natuur? U RS Ik XX BE RMTAG. DT Ik zel op de Voorrede geen verdere Aanmer- kingen maaken , dewyl zulks wederom van zyn Ed. als Onbeufchbeid, of, t geen nog verder gaat, als eene uitwerking van Wraakzugt , mogte op- Ea genomen worden. Alleen zal ik hier plaarzen, % gene zeker Heer my dienaangaande fchryfc. „ Het 22 33 2 23 23 9 92 9 92 5 5 9) bp 9) Boekje van den Heer BoppaerrT hebbe over weinige Dagen gekreegen , en, behalve de over- groote menigte van Drukfouten „ zo’ agteloos bevonden , als UEd. meldt. Doch, ‘behalven dar, heb ik uit de Voorreede geleerd, (hebben- de nog geen tyd gehad het Werkje zelf te lee- zen, ) dat de Berberis, Doornbes , Moerbeijer, Aalbes, Aardbey , Morellen , enz. roode Bloemen draagen , pag. XXXVH: hier zyn die wit of groenagtig. Dart de Kamfer, Laurier; ênz. ón Smaak en Reuk met de Kaneel en Foêly over- een komen, pag XXXIX. Dit is by ons ook zo niet. Ik zal van de Zomer inmiddels met groote vreeze Kropflade enz. eeten : want de. zelven geeven, gekwetst, een MZLolkagtig Sap uit, en de Planten, die dat doen, zyn volgens zyn Ed, Waarfchouwing Vergiftig: zie pag. AIN. | Hoe ook dit Werkje een Vertaling genoemd kan worden van het Samenfiel van den Ridder Lin. Ds / MAAN ABIEN GAD LL FE UR. xx LinNwus, gelyk men zo ruimfchootig doet(*), kanik niet begrypen. Het eerfte begin, ten min- fte, dat den Menfch betreft, gelykt ’er in ’t geheel niet naa. Linneus heeft maar vyf Verfchei- denheden van Menfchen , en van den Heer Bo p- DAERT Zyn ’er wel dercien uit BurroN opge- rekend, Vervolgens zyn de befchryvingen, wel | ken de Ridder zo omftandig van fommige Soorten geeft, geheel weg gelaten, welken men, boven en, behalve de Kenmerken , in deeze myne Va- tuurlyke Historie vindt. ’t Is derhalve ongegrond, dat Werkje eene Vertaaling , wat zeg ik een nieu. we Vertaaling , naar welke de Liefhebbers lang gewenfcht hadden , te noemen van het gedagte Samenftel der Natuur, of eene Nederduitfche Uit gaave van hetzelve, daar men meermaalen ge gee dagt zou hebben en die eindelyk thans aan ’% licht. gekomen ware: want dat alles is in deeze myne Bipegunls ke Historie vervat. ‚Wat, voor het overige, de Kenmerken betreft, vand ik reeds in de eerfte opflag, bladz. 5s in el der Aapen in t algemeen, een groote mistasting., wel (*) Zie de Hedendaags fche Waderlandfche Letteroefe- ningen, IÌ Deer. N. 4. bl. 156. ad XXII den cad le Ì Gre TEEN welke het onverftaanbaar maakt. Linne Us zegt dat de Aap de Moek of Scheurtanden enkeld, langer dan de anderen , en aan de ééne zyde afhandig wan dezelwen , heeft (*). In plaats van dien zegt de Vertaaler : de Snyzanden alleen fraande , lang, vier naar agter. Zo dit een verbetering is, moet ik zeggen, dat my Oordeel ontbreekt, Nooit worden de Dentes Laniarii Snytanden genoemd: altyd ftaan die voor in de Mond. In het doorbla- deren heb ik, op de Elfde Soort van inkhoornen, bladz. 68, geen kleiner misflag gevonden, die de Kenmerken ook geheel onverftaanbaar maakt. Vol- gens den Heer BoppaeRrrT is ‘t een Eekhoorn, met uitgefpreide Zyden vliegende, plat lancetgewy- ze. Wie kan daar iets uit opmaaken? LinNzeus zegt, dat dezelve eene plat gevinde Lancetswyze Staart heeft (}). Niet onwaarfchynlsk zullen ’er meer dergelyke Zaaken „ aan iemand die dit Kort Begrip opmerkzaam leest, voorkomen: alzo de- zelven my ‚ maar ter loops hetzelve inziende, aan- {tonds in *t Oog gevallen zyn, en hier tot onder- richting der Lezeren aangetekend. | } Om, (*) Dentes Laniarii folitarii, longiores , hinc remoti. (GH) Sciurus Hypochondriis prolixis volitans, Caudâ plano= pinnatâ lanceolatâ, Sc. Sagitta. Syst. Nat. XIL, Pp. 85, í Pha nt BEN AUTHEUR. XXIIE _ Om, eindelyk, te komen tot dit XVIII. Stuk van onze Vatuurlyke Historie, waar mede het Ryk der Dieren beflooten wordt, moet ik alleen berich» ten, dat (behalven een MNederduttfchen Bladwyzer van de Plantdieren, en een Uitheemfch Register, van de vreemde Naamen der Infekten en Wormen 3 hoedanig een Register , ten opzigt van de Vier- voetige en Kruipende Dieren „ Vogelen en Vis, fchen, ook agter het Agtíte Sruk geplaatst is:) ik hetzelve voorzien heb met een Systemarijchen Blad- wyzer over het geheele Ryk der Dieren. Alzo ik, naamelyk , de Zwaalfde Uitgaave , van het Samen- {tel der Natuur van den Ridder LinNz us, niet eer dan in het Twaalfde Stuk heb kunnen gebrui- ken, en dus de voorften altemaal naar de Zrende Uitgaave befchreeven zyn , kwam het my nuttig. en noodzaaklyk voor, deeze myne Natuurlyke Historie , die volgens het Samenftel der Natuur van LrNNeus befchreeven is en tevens eene Vertaaling van ’t zelve , met menigvuldige by- voegzels, Aanmerkingen en Waarneemingen , zo van my als van anderen , behelst, ook op éénen Leest , volgens de gedagte Twaalfde en zeer her- vormde Uitgaave, te fchoeijen. Dit heb ik, door middel van deeze Systematifchen Bladwyzer, wel- ke een Algemeen Register is van de Dieren , als | A5 waar XXIV Brrr Rd G.T waar in menze altemaal, of volgens de Systemati- {che of volgens de gewoone; volgens de Latynfche of Nederduitfche Naamen, opzoeken kan, gerragt uit te voeren, _An die Systematifche Bladwyzer , welke tevens tot een Kors Begrip van de geheele Natuurlyke Historie der Dieren verftrekt, vindt men dezel- ven , volgens hunne, Klasfen of Afdeelingen , Rangen, Geflagten en Soorten, voorgefteld, met byvoeging van de Wereldsdeelen of Landftrec- ken, waar in zy volgens Linneus zig ont- houden. Ik heb het niet noodig geoordeeld, de naamen der Wereldsdeelen en Landfreeken aite- maal op de Nederduitfche Bladzyden over te bren- gen ; dewyl de meeften dan weinig verfchillen zouden , en ’er-dus meer ruimte overbleef voor de Liefhebbers, om by nader Ontdekkinge de Woon- plaatfen der Dieren met de Pen in te vullen en te verbeteren. Immers, ’t is zeker , dat hier om- trent nog veel ontbreekt. Ook is het invoegen deezer Woonplaatfen., in die Bladwyzer , myn hoofdoogmerk niet geweest ; zynde zulks alleen gefchied tot gemak der Liefhebberen, om dezel- | ven niet met veel moeite in de Tekst te behoeven op te zoeken. Derhalven zullen zy ligt verfchoo- nen „dat in de Klasfen ‘der Infekten en Wor- | __ men, De VAN DEN AUTHEUR, xxv men „ alwaar tot bekorting de Latyníche en Ne. derduitfche naamen op ééne en de zelfde Bladzyde geplaatst hebben moeten worden, die aanwyzin- gen der Woonplaatfen , door al te groote inkor- túng, fomtyds wat onduidelyk zyn, kunnende dee zelven doorgaans breeder in de voorige Stuk. ken worden nagezien. Penige weinige verande. ringen zullen zy ook ligt goedkeuren , en gelie- ven aan te merken , dat daar geen naam of Streep- ie is (/a/vo-errore) geen Woonplaats by Linn zus is aange weezen. »-Kortelyk zal ik bier erinneren , aangezien op _myn beklag ,XLVde Stuk, bladz. 336, geantwoord is; men gemeend had, dat deeze myne Natuur- lyke Historie flegts uit Vertaalingen en aanhaalin- gen van andere Autheuren beftond : hoe altoos, wânneer ‘er in de eerfte perfoon, ik of my en nye ze gefproken wordt; (mids zulks niet door Come maas op de Kant of anders onderfcheiden wore de ,) gedagte Waarneemingen , Ontdekkingen, Proeven en Aanmerkingen, my toebehooren en door my werkftellig gemaakt of eerst befchree- ven zyn. M. HOUTTUYN. Med. Doitor, ÂMSTERDAM \ zo Mey 1773. INHOUD van pir STUK, ZESDE AFDEELING. De PLANTDIEREN.: LAXIX. HoorpsTuk, Befchryving van 't Geflagt der BASTERD- POLYPEN 5 waar onder die men. Tros- Poly- pen , Klokdiertjes , Kaderdierts jes noemt, en dergelyken. Bladz. 1 LXXX. HoorosTuk. Befchryving van ’t Geflagt der PoryPeN , die men ge- meenlyk Zoet Water Polypen noemt , tot welken ook eenigen ‚ naar de voorigen gelykende, en zekere Warterblaasjes , #7’ Lighaam der _ Dieren voorkomende , beirokkenzjn. — 36 LXXXL Hoorpsruk. Befchryving van ’ Geflagt der ZEE- PENNEN , waar in zode gewoone en Lichtgeevende , als verfcheide zeldzaame „begreepen 29. LXXXIT. Kotsitoe Befchryving van ’% Geflagt der LINTWORMEN , zo wel die in Dieren, als die in Menf/chen | huisvesten. _—— ISI LXXXIIL HoorpsrTuk. Befchryving van ’t Geflagt der KLOOTDIERT JES, WAAT onder , die men Beroë noemt , be- greepen jn. —_ 177 LXXXIV. HoorpsTuk. Befchryving van ’ Geflage der DoLLE WORMEN. em 189 LXXXV.Hoorpsruk. Befchryving van ’t | Geflaet der WARDIERTJES , waar mede het Ryk der Dieren beflooten wordt, AAN- ‚4 h AANWYZING per PLAATEN, # en der Bladzyden , alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden. PraaTCXXXiX. Afbeelding van de Zoer WATER POLYPEN endergelyke Schepzelen. tegenoverBladz. 7 Fig. 1. Eenl ros-Polypus by Brusfel gevonden. bl. _— 2, Klokdiertjes by flerke vergrooling. blies _— 3. De Groene Polypus, met zyn Jongen, ook _ _flerk vergroot. bl. 46 —= 4. De Geele of Oranje- kleurige „ dito. bl, 97. _— 5. De Bleeke of Stroo- kleurige, in dergely- ke proportie vergroot. bl. 102 — 6. DeGezellige Polypen.bl.t 14 . Praat CXL. Afbeelding van de Geftalte en Levensmanier der LANG-GEARMDE PO- LYPEN. t tegen over Bladz, 59 Fig. 1. Dezelven inde Natuur- lyke Grootte aan en op een Waterplautje voor - gefteld. bl. 62 Hier wyzen de Lette- ren a tot h , hunne ma- nier van loopen aan:i ver- _ toont een geheele Samen- wooniug van dezelven: K tot p, hoe zy hun Aas vangen , inzwelgen en zig daar mede opvullen , als bt: qr, of, de om- keering van de holte des Lighaams , Natuurlyk in deeze Schepzelen plaats hiehz hebbende „en het uit- Schudden van zekere Kor- reltjes, die naar Eitjes gelyken „zie bl. 90 Fig. 2. Deintrekking des Lig- haams en verfchillende Postuuren, ook in de Natuurlyke grootte. _ bl. 64 _ 3, Eenzodanige lang ge= armde Polypus fterk vergroot , om de eigent= lyke Lighaamsgettalte aan te toonen ; zie bl. 67 — 4. De Voortteeling of vermenigvuldiging van deeze en andere Poly= pen, zo Vatuurlyk, door Uitbotting, als Kon- flis , door Knippen of Snydente weeggebragt. bl. 77 Praar CXL!. Afbeelding vande ZEE- PENNEN. tegen over Bladz. 119 Fig. 1. De Lichtgeevende , Zee- Pen, in Natuur- byke grootie Dl. 127 _ 2. EenVederagtig Vin- netje , met deszelfs Po- lypen vergroot. bl. 128 _ 3. De DrazdigeZee- Pen “ van Bocconr. ‚bl, 130 —— 4. De Roode Zee - Pen, | naar myn Voorwerp, inde Natuurlykegroot- „të, bl. 133 * Hen geene hier van, by Wergrooting vor BIE ‚ om de Tandjes aan te wy- zen; zie bl. 143 = 5, De Verwonderlyke. bl. 144. me Ó, De Pylagtige. bl. 145 — 7. De Sprietagtige Zee « Pen, bl, 147 | | Pr aar PLAAT CXLII. Afbeelding van LINTWORMEN. _ tegenover Dladz, 151 Fig. 1. Ronde of Eenzaame uit \ eenn Hond. bl. 159. A. Een Stuk dito uit een _ Menfch. B. De zogenaamde -Kaú- woerd - Wormen. bl. 159 == 9, Gemeene Lintworm uit eef Menfch. Dl. 163 _C. Een Stuk daar van ver- groot. Dl. 166 — 3, Debreede Lintworm. bl, 167 D. Een fbuk daar van uit een Haas, plee —_ 4. Smalle of Honden- Lintworm. bl. 172 Praat, CXLIIL Afbeelding van Warpierrjes enz. _ tegenover Bladz. 177 Fig. 1. De tweeflaartige Berot in verfchillende postuu- ren, Letter A, B. Dl.179 — 9. Het Kogeldiertje in verfchillende grootte enz.bl,18r als by Letter a met twine tig sby Letter b met vyfs by Letter comet agt Jon- gen in't Lyf sen by Let- ter diet men , hoe het zy- ne Jongen werpt , die we. derom met. Jongen be- vrugt zyn, end. bl. 126. NB Dit alles is met fterke Vergrooting getekend , zowel als de volgende Af. beeldingen. — 3. De Protheus van Ror- SEL , inzyne verfchillen. de gedaanten , die hy ag- tervolgelyk aanneemt. bl, 197 als by Lettera „gelykeen Klootje, dat als in een Kla- Klaverblaadje verandert, Letter b3 dan verder zig uitrekkende en van een Jcheidende, gelykby Cc, waar vanieder deel een gehakkelden Om- trek krygt, als d, en als t ware Hertshoornen witfchiet, gelyk by es wordende eindelyk weder rond- agtig en dan als een Vuurfpuu- wende Granade of Bombe zig werloonende: zie Letter f ‚en ver- gelyk bl, 198 Fig. a. Verfcheiderley Infufie-Diertjes, gelyk dezelven in ’t Veld van ’t Mikroskoop verfchynen, en der- halve in ronde Kringen voorge“ fleld, als by É A. Die in de Inf ufie van Pisfebedd en door den Heer WRIiGT in Enge: land waargenomen: zic bl, 208 B. Zogenaamde Wiertjes in’t Man- nelyke Zaadvogt volgens de Heeren NEEDHAM en BUFFON. bl.n29 C, Mikroskoopifch Eilandje door den Heer NeenHaM van Graan geformeerd , waar op zig ver- fcheide Spruitjes vertoonen, als D. Van hem genoemd Mikroskoo- __pifche Plantjes, die zeer kleine Deeltjes uitwerpen „ in welken als’t ware ook een [>ierlyke be- weeging waargenomen werdt: % welk dient , om de Grenzen van ’t Ryk der Dieren en Plan- ten te vereenigen : zie bl. 224 B Ee BESCHRYVING BEIEREN. SECOHENEECEENERS a en mn an vn nn en mn ne ECEORGEORS BESDE AFDELING, XXIX. HOOEDSTUK, Befthryving van ’t Geflagt der BASTER D= PoLyvPEN; waar onder die men Tros-Poly- pen , Klokdiertjes „, Raderdiertjes noemt, en dergelyken, rAAhie Schepzelen befchreeven hebbende; (€ De welke gevoeglvk Dierplanten kun- ) nen heeten, en waar aan men ge- Pe meenlyk den naam geeft van Zuee- GEWASSEN ; moeten wy thans nog maar de eigentlyke PLANTDIEREN (Phytozöa) bes fchouwen. Ik heb bevoorens reden gegeven van die onderfcheiding , door my in de Naam „der Zoöphyta gemaakt, zonder eenigzins de Or- de van LinNmus te veranderen (*). En, niettegenftaande dit Geflagt door zyn Ed. tot de eerfte verdeeling betrokken is, heb ik doch 5 wegens den naam , geftalte en eigenfchappen der Schepzelen , daar in vervat, beter geoors i deeld , (*) Zie ’t voorgaande XVII Su iks bladze 16 en 3396 Í. Daer. XVIII STUKS N s …— BESCHRYVING VAN dab VI, deeld , hetzelve hier , in ’t voorfte van dit | Dn laatfte ST uk over de Dieren, te plaatzen. Hoorp. De BAsTERN-PoLyYPEN, welken naam: STUK. jk aan dit Geflagt geef , komen met de Dier- Naam, planten wel in dat opzigt overeen, dat zy er- gens aan gehecht zyn, en zelden op zig zelf zwemmende verfchynen ; doch hunne Geftalte is Dierlyker dan die der Korallynen zelfs, en men zou ze niet zo ligt voor Plantgewasfen aanzien. Ook is haar overëenkomst met de Polypen te groot, dan dat menze daarvan zo ver zou mogen af{cheiden. Voegt hier by, dat men de meefte Soorten, van dic Geflagt , niet in Zee- maar in Zoet Water aantreft. De Heer Parras hadt dezelven eerst, onder den naam van. Brachionus , die echter de Poly- pen niet minder toekomt , daar van afgezon- derd. LiNnNnaus geeft 'er den Latynfchen naam van Vorticella aan, om dat veelen als een Draaykolk maaken in het Water. Kenmer- Gedagte Eigenfchapmaakt een der voornaame an fte Kenmerken uit. De Armen van deeze Schepzels formeeren. leevende Bloemen , be= ftaande uit een Kelk, die aan den Rand zekere Vezelen als Ooghaairtjes heeft, welke den Mond omringen. Zy zyn bovendien , door ergens op vast te zitten , van de echte Polypen, van ’t volgende Geflagt , veelal onderfchei- den. soorten, Onder de veertien Soorten, welken Lin- Naus in die Geflagt geplaatst heeft , zyn maar DE BASTERD-POLYPEN 3 maar vyf die in de Zee huisvesten; de overi- VL d FDEELe gen treft men in de Zoete Wateren aan. LXXIX, | E HoorpD= (1) Basterd- Polypus , die famengefteld is ,°TUKe d met Bloemen van agt Straalen , en een tora geheel enkelen Beenigen gedraaïden Steel Enerinus. hee oft Lelyagtig% In den jaare 1752 , werden in de Noorder Oceaan, op de Breedte van 79 Graaden , en wel 25 Mylen van de Kust van Groenland , op eene Diepte van 236 Vademen, met het Diep- lood twee zeldzaame Schepzels opgehaald, die naderhand veel gerugt gemaakt hebben. De Heer Errrs gaf de befchryving daar van aan de Koninglyke Societeit van Londen, uit wier Werken dezelve met de Afbeelding ontleend is en gebragt in het eerfte Deel der Uitge- zogte Verhandelingen , alhier, te Amfterdam, in t jaar 1757 uitgegeven. De Heer Myrius gaf over het andere een byzonder Gefchrift uit, daar men den Inhoud van vinden kan, op °C (1) Vorticella compofita, Floribus ofto-radiatis , Stirpe fimplicisfimâ , contorto-osfeâ, Syst, Nat. XII, Gen. 348. Sp. 1, lis Encrinus, Syst. Nat, X, ps: So, Hydra Marina Artica, &c. EL Lis Corall, 96, T, 37. Zöophyton Groene landicum, MYLs, Morosr. 1753, Quart. Cc, fig. Phil, Trane Jatt. Vor, XLVIIL, p. 305 Te, 12e „ACF Petropol, 17660 Pe 425. T. Il, f. 7. Pennatula Encrinus, PALL. Zoöph, ara, Noordíche Zee=Polypus, Lysé der Plantd, bl, 455o A 2 T. DEEL, XVII, STUKe VI, AFDEEL LXXIX Hoor p- STUK. 4 BesCuHRyYvVING var 't End van ’% Eerfte Deel van KNorr, over de Verfteende Zaaken. Zy komen beiden in veele opzigten overeen , en gelyk M yrrius het onder de Dierplanten plaatst, zo noemt Ecris hetzelve een Tros Polypus. LiNNyaushadt het bevoorens tot de Koraalen betrokken , alwaar de Zee - Palmboom der Westindiën nog zyne plaats bekleedt; maar thans brengt zyn Ed. dit Zee- Gewas alhier, onder de Basterd- Polypen, t’huis. Doordien men geenszins twyfelt , of de zogenaamde Steen - Lely, Encrinos genaamd, is de Verfteen= de Top van dit Schepzel, geeft hy ’er dien bynaam aan. Dit is een Zee- Gewas van taamelyke grootte. Het beftaat, naamelyk, uit een Bee- nigen dunnen Steel , van eenige Voeten lang, die eenigermaate gedraaid is ‚doch vierkantig , en aan ’t onder-end fteekende in een Kraake beenige Scheede. Deeze Steel of Stam ver- dunt naar den Top, alwaar op denzelven een Tros ftaat van twintig, dertig of meer, Vlee- zige Lighaamen , die volmaaktelyk de geftalte hebben van Polypen. Zy zyn Rolrondagtig en gerimpeld , hebbende aan ’t End een Ope- ning , rondom welke zig eenige Armen uitfpreie den. Door één van deeze Lighaamen over- Jangs open te fnyden, bevond Er L1s hetzelve te beftaan uit een fterke Spier, die Golfswyze in kieine Krinkels was famengetrokken , in wel- ‘ ker DEN DE BASTERD-PeLYPEN: 5 / N ker Holligheden zyn Ed. verfcheide kleinenaar , VT. ; S AFDEELe. Zaad gelykende Lighaampjes zag , welkun hy 7 xxax, zig verbeeldde mooglyk het Zaad van ’t Schep- Hoorp- zel te zyn. Men denkt, dat deeze Tros-Po- STUÉe Iypus met het onderfte van den Steel ergens op gezeten heeft , en daarom wordt zy tot dit Geflagt betrokken. De Heer Parras geeft ‘er een plaats aan onder de Zee- Pennen, en dus moet zyn Fd. onderfteld hebben, dat dit Plantdier los door ’t Water zweefde, ‘t welk nog niet beweezen en ook niet zeer waarfchyn- Iyk is : want hoe zouden ’er dan juist twee blyven hangen aan de Lyn van een en % zelf. de Dieplood, Men zoude kunnen zeggen, dat zy mooglyk in Paaring waren geweest, doch dit is wat ver gezogt (*). (2) Bafterd - Polypus , die famengefteld is, _n. : À Worticella MEt pyl‚pina. Verindere _(*) Primus hanc fpeciem Pennatularum Generi Tua se vindicavit Bohadfih, PALLs, Zoöph p. 366. Waar Boe HADSCH dit gedaan heeft is my onbekend. In zyn Werk , de Anim, Marinis, Dresd. 1761, onderfcheidt hy het daarvan; zeggende p. rar, Quedam , veluti ultima Penne fpecies @ Hydra Artica, nunguam locum mutant, Is dit waar, dan be- hoorde zelfs PatLAs dit Groenlandfche Plantdier niet on: — der de Zee. Pennen geplaatst te hebhen , alzo het tegen zyne algemeene bepaaling ftrydt, dat hetzelve zig niet kan vere plaatzen, (2) Porticella eompofita, Floribus concatenatis, Stirpe pa- niculatà “fubdigitatâ, Sysz, Nat, Xll, Sertularia Pelypina &c, Syst A3 IE. DEEL, XVIII, STUK, Vi Arnrer, GENIX: Hoorp- hd id 6 BESCHRYVING VAN met aan een gefchakelde Bloemen , en eenen Vingeragtig gepluimden Steel heeft. Gelyk de voorgaande Soort in grootte, zo munt deeze in kleinte uit onder de Basterd- Polypen. Linneus hadtze te vooren tot de Korallynen betrokken, met den zelfden by- naam. Err:is noemtze de allerkleinfte , en geeft ’er Afbeeldingen van in haäre verande- ringen , zeggende, dat hem onder het waar- neemen van andere zaaken , door het Mikros- koop, een hoopje van kleine Bolletjes voors kwam, aaneen Takje van Korallyn. Dit ver- hefte zig eensklaps, en breidde zig, onder zyn Oog, tot eene Plant- of Boomagtige figuur uit, met regelmaatige Takken en Steelen , aan welken Peeragtige Blaasjes zaten. „, Ieder , van deeze blaasjes zegt hy), met zyn Po- s, Iypus daar in, fcheen onafhanglyk voor zig „ zelf werkzaam te zyn: want, ik nam waar, ‚, dat ieder zeer druk rondom fnuffelde , tot „het opzoeken van zyn Aas, zo ver als de „ langte van het Steeltje toeliet. Ook ftond ‚ ik zeer verbaasd , in minder dan eene Minuut „de geheele Troep, als met gemeene toefteme ming, op eenige waarfchouwing daar aan » S6- Syst. Nat, Xe p. 816, Corallina omnium minima, ELLIS Corail, p. 25, N. 22 Te 13e fig b, Be c‚ C‚ Brachionus ramofisfimus. PALL, Zeôph, 5y. TrosePolypus, Lyst der Plantd, bE, 122. / _ En 1 PLAAT GXXXIX. IC Philips fci. PLAAT PE BASTERD-POLYPEN. 7 » gegeven, te zien nederzakken en zig zelf fa- , mentrekken , tot de geftalte van een Moer VL ÁFDEEI, LXXIX, ‚ bezie of bos Druiven, en, na dat zy eenige toorn- » Sekonden in deeze plaatzing gebleeven was, > zig wederom verheffen en uitbreiden , hou- s‚ dende daar mede zo lang aan, als de Waar- s, neeming duurde”. Met reden kon ik aan deeze Tros- Polypen dan den bynaam van Veranderlyke geeven. (3) Basterd- Polypus, die famengefteld is , en eenen ftyfagtigen Steel met veele Bloe- { STUKe Hr, Vorticelin „Anastaa men, van eene Klorswyze figuur, heeft, tica. De Geftalte van dit Plantdier , gepaard met de Eigenfchap van zig uit te breiden en we- der famen te trekken, gelyk de Roos van Je- richo5 heeft 'er LiNN mus den bynaam van Anaftarica aan doen geeven ; zelfs toen hy het, zeer oneigen , tot de Koraalen t’huis bragc De Roos van Jericho is door zyn Ed., onder dien naam, in een byzonder Geflagt geplaatst „ en (3) Porticella compofita , Floribus campanulatis , Stirpe maltiflorà rigescente, Syst, Nat, XII, lfis Anastatica. Faun, Suec. 2221, Amen, Acad, Ile pe 4. N. 4, 5. TREMBLe Phil, Tranf. VoL, XLIV. p. 637, T, Ie f, 7,8, 9. BR A-« DY, Phile Tran/. VOL. XLIX. p. 248, T, 7. f, 1 6, NEEDHAM , Micre T, 7e f, 35 43 5e DE GEER A, Stockh. 174”. T. 6, fe4, 5e SCHIEEF, Monogr, 1754. Te Ie fe 3, 4e PALL, Zoüph. s6, De Thlaspus- Bloem, Lyst der Plantd. 123. A 4 EL. DEEL. XVI, STUKe Tros-Poly- pus. Plaat CXXXIX, Fig, Ì. VL Arprer. LXXIX. Hoorp- STUKe 8 BESCHRYVING VAN en heeft dus geen betrekking meer tot de Thlaspi of derzelver Bloemen , naar welken dit Plantdier ook in ’t geheel niet zweemt. Het behoort tot die Diertjes, waar aan men, om dat zy als een Eoomagtig Gewasje uit- maaken , den naam geeft van Tros- Polypen, doch welken de Heer FrrEMmBLEY Polypes a Bouguet geheten hadt, De Heer Bas Ter vondt, op een Vezeltje van groen Zee- Mos, een zeer klein flag van Polypen, die door zyn Ed. zyn afgebeeld (*), en ten bewyze ftrekken, dat de Klokdiertjes zig fomtyds tot een Takkig Gewasje famen- voegen; doch deeze zoude eigentlyk tot -de voorgaande Soort, die in Zee- Water voor- komt, behooren. Dergelyke. echter. heeft ook Rorser in zoet Water waargenomen, en in Afbeelding gebragt, by zwermen zitten- de aan Steeltjes of Worteltjes van Eende- Kroos (f); zonder dat het in *% zekere blyktc, of het flegts toevallige vergaaringen, dan of het volftrekte famenwooningen zyn van der- gelyke Klokdiertjes; het welke zig veel blyke baarder voordeedt in die, welken de Heer Bravpy, Lvf-Arts van zyne Hoogheid, Prins Karer van Lotharingen, in ’c Water by Brusfel ontdekte, en waar van de Afbeel- ding, Plaat CXXXIX. Fij. 1, alhier omde aar. (*; Natuurkund., Uitfpanningen. I, De 3, Plaat, Fig. a,b, Cc. Cf} Infett, Belust, Kil, Th, Dl. 97. fe Is 2) 3e aartigheid ontleend is. nr BASsSTERD-POLYPEN, 9 Schepzei, in een Brief aan den Sekretaris der Koninglyke Societeit van Londen, aldus. 3) 3 9) 3 95 bel ED) „‚ Het Plantje , daar ik U de ingeflooten stux, Aftekening van zend , komt by Zomer in allerley foort van Graften of Staande Wa- teren voor. Deszelfs Kleur is wit en het doorfchynend Lighaam , met het bloote Oog gezien, heeft flegts de langte van tusfchen anderhalf en twee Lynen , dat is, tusfchen een agtfte en zesde Duims: maar, met een goed Mikroskoop , welks Brandpunt van omtrent agt Lynen of twee derden Duims is, bekeeken zynde, dan vertoont het zig als in de Afbeelding, met Takken, Bladen en Vrugten, en het is met zulk eene Ge- voeligheid begaafd , dat het, op ’t mintte geraas in het Verdrek, of zo ‘er iemand aan den Tafel raakt, waar op uw Mikroskoop ftaat, of het Water , waar in het legt, in ’t allerminfte bewoogen worde ; zig zeer ge- zwind en vlug famentrekt en ftrengelt. De uitrekking gaat langzaamer toe, en ’t ver= eifcht omtrent een half Minuut, dat het eene Kroon kryge van figuur als een bos Drui= ven, die zig vervolgens in Takken uit- fpreide. In zyn eigen Staande Water kan het agt of tien Dagen leeven, en dan ziet het ‘er uit als een Boom, die zyne Bladen verlooren heeft. De Klokjes, daar afgeval- len zynde, leeven nog eenigen tyd, gelyk Á 5 | 33 uig l, DEEL, XVIII, STUK Hy befchryft het_ VL ÂFDEEL. LXXIX, J 10 BESCECHRYVING VAN VL. „uit derzelver beurtlingfe famentrekking en BEDEL ‚> uitzetting blykt. Het getal der Takken is Hoorp- 9, Onbepaald , maar gemeerlyk rusfchen zes STUK. ‚en twaalf bevonden. Wy hebben niet on= »‚ derzogt , of het niet, afgefnee en zynde, 9, weder aangroeit, gelyk de Polypen : doch s‚ dat ‘er een groot verfchil zy, tusfchen dit ‚>en de Tros-Polypen , waar van TREM* 5 BLEY gewag maakt, is klaarblykelyk.” De Heer LiNNa us begrypt in deeze Soort verfcheiderley Tros-Polypen , en dus mede de laatstgemelden, zo welde genen , die allen aan Steelrjes van byna gelyke langte zitten; als die de geheele Tros vervullen , gelyk in de gegevene Afbeelding. Zodanig eene was ook dvor TREMBLEY ontdekt (*). Dries derley flag van Tros-Polypen is door den Heer BAKER voorgefteld en befchreeven, die wel in gedaante der Klokjes verfchillen, doch overs eenkomen in de algemeene eigenfchap van een Tros of Samenwooning uit te maaken, welke op een Steel of Stam rust (f): waar in men, volgens de Waarneemingen op die van Brus- fel, een foort van Maag of Gedarmte hadt waargenomen; doch dat zy met een Schyfje in de Planten vast zitten zouden, gelyk de Heer Bop- C*) Zie ’t Aanhangzel aan ’t End van °t Werk genaamd, Nuttig Gebruik van 't Mikroskoop, door H‚ BAKER, Ame fterdam 1756, Pl, 18. fe 10, ‚ (T) Zie ’t zelfde Werk, Pl, 13. f. 4e 5, 6e 4 pr BAsTERD-POL YPEN. zi Bopparrt,of dat de Stam met zyn platte VL End, byna als een Bloedzuiger, aan de Plan- ZE ten kleeven zou, gelyk de Heer PArras ver- Hoorp- haalt , dat Bran vy zegt of fchryft (*), vind STUK. ik niet alleen by gedagten Autheur niet, maar het ftrydt zelfs klaarblykelyk tegen deszelfs gezegde, daar hy van dit zogenaamde Plantje getuigt. „ Het heeft bovendien geene onder- ss fchraaging van eenig vast Punt, maar is al« > toos zwemmende in het Graftwater , en toont s> geen fterke plaatzelyke beweeging. Wy 3, zagen ‘er andere Infekten op aazen , die s> naar kleine Varkentjes geleeken , en zeer ‚ druk bezig waren in het afeeten van de Bla- > den: ’t welk waarfchynlyk de oirzaak is , dat ss het Gewas , dood zynde, zo bleek en wit- >, AStZ zig vertoont.” Zekere Bolletjes , in figuur naar Oranje: Ap- pelen gelykende , waren door TREMBLE Y ook in dit Plantdier waargenomen, welken de Heer PArrLas aanmerkt, met de Eijernesten of Blaasjes der Korallynen overeenkomttig te zyn. Die Bolletjes , welke in het afgebeelde by Brusfel voorkwamen, hadt de Heer Mrr- CHELL, Groot Brittannifch Minifter op het Congres aldaar , gezien „ een Soort van Ket- ting om zig te hebben , welke draaide gelyk de Kroontjes of Kransjes om den rand der Kelk- (*) Stipitem fcribit Disculo fere Hirudiniceo adglutinart Plantis. El, Zoöph, p, 100, 1, DEEL. XVIII. STUK. 12 BEsSCHRYVvVING VAN VL. Kelkjes of Klokjes , waar door de Plantdie- TK ren van deeze Soort een Draaykolk maaken, Hoorp. daar zy den Geflagtinaam van hebben, als STUK, _ gezegd is, - Tot deeze zelfde Soort worden die kleine Waterdiertjes betrokken , welken de Sweed- fche Kamerheer nE GEER, zo beroemd door zyne Waarneemingen op verfcheiderley Infek- ten, aan de Zakdiertjes ontdekte (*). Eenigen derzelven hadden ‘er zulk een menigte van op het Lighaam , dat zy daar door wel eens zo groot als anders zig vertoonden. Met een Hand-Vergrootglas dezelven beziende , zou men gezegd hebben, dat zy met een Soort van Schimmel begroeid waren , doch door het Mi- kroskoop openbaarde zig aan hem derzelver weezentlyke Geftalte, Zy hadden eene Peers agtige figuur, van boven plat , en zaten T'ros= wyze aan ’t End van zekere Takjes, die met een Steeltje op het Lighaam van deeze Diert- jes als geplant waren. „, Alle deeze Takjes, ‚> benevens derzelver Besfen , ( zegt zyn > Ed ) zyn wit en doorfchynende als Water, ‚‚ Wanneer het Infekt zwemt, volgen de > Twygen de beweeging des Waters, alzo 2 ZY (*) Niettegenftaande de naauwkeurigheid van-deezen Waare neemer vindt men doch de Water. Vloo met getakte Hoore nen aldaar verward met de Water Luizen of Zakdiertjes van Leeuwenhoek. Zie Stokholms, Verband, op 't jaar 17473 page 229, dantek, Vergelyk, ons XIII, STUK; bladze 477 DE BAsSTERD-POLYPEN. 13 ss Zy zeer buigzaam zyn. Op zig zelf heb- VL É É : ks onm AFDEEL, » ben deeze kleine Lighaampjes of Diertjes, 7 xxix, 2» welke met het bloote Oog naauwlyks zigt- Hoorps ‚‚ baar zyn, tweederley beweegingen. De *TUKe Eene beftaat daar in , dat zy het bovenfte »> End ten deele in het Lighaam inwaards trek- „, kèn, zo dat aldaar eene Holligheid komt ge= 3) lyk een Schaaltje. Deeze beweeging ge- » fchiedt zeer vlug ; doch hunne voorige Gee 9) flalte neemen zy gantfch langzaam weder > aan. Dit heb ik ze zeer dikwils zien ver- ‚ richten. De andere beweeging beftaat daar ss in , dat. zy plotslings en met een ruk zig > naar het Lighaam des Infekts werpen of „> buigen , en zig dan weder in haaren voorigen ‚> Stand herftellen ; doch hier mede gaat het …) OOk zeer langzaam toe. De eerfte bewee- 9» Zing vertoont zig zeer aartig, en als of een 5, menigte van kleine Hamertjes ten zelfden s, tyde op des Infekts Lighaam floegen. Wy » leeren ‘er uit, dat deeze Twygen weezent- ‚ Iyke deelen van derzelver Lighaam zyn, en s Eigentlyk aan deeze Diertjes toebehooren ; 5 anders konden zy geene zodanige beweeging 5, maaken, welke flegts door middel der Tak- s, ken gefchiedt. En hier uiet blykt ook, dat s, deeze zonderlinge T'akkige Lighaamen wee. »„ zentlyk Dieren zyn , die een langwerpig » rond Lighaam hebben, het welke door een »» Staart van verfcheiderley langte aan het 23 Lig- I, DEEL, XVIII: STUUR, VI, ÄFDEeL. EXXIX, Hoor o- STUK, i4 BESCHRYVING VAN Lighaam van andere Water - Infekten is vast. s) gemaakt”, De Afbeelding , aldaar in Plaat gebragt ; vertoont deeze Tros- Polypen , zo als dezelven aan het Lighaam van eene Waterluis door den Heer ve GEER waargenomen zyn , en dus oogfchynlyk zeer veel verfchillende van die , welken men in de Staande Wateren by Brusfel gevonden hadt, als ook van die van Ror- SEL (*), door den Heer PArras aange- haald , en van die, welken de Heer Bo p- DAERT ‚ met de allerkleinfte Korallyn van Er r 1s overeenkomftig „in Plaat gebragt heeft, Het verfchil beftaat echter meest in de geftalte der Lighaamen , die in de eene Figuur als Klokjes of Kelkjes , in de andere als Besfen zyn. De Heer nr Grrr vergelyktze by de Eijeren van de Gaasvlieg, door REAUMUR voorgefteld (Ì) ‚ doch de vrywillige bewee- ging deedt hem zien , dat het geen Kijeren konden zyn. Hy nam zelfs eene eigene be- weeging in deeze Eyvormige Lighaampjes waar , zeggende. ‚… Met de Punt van een Mes fcheidde ik „ eenige zulke Deeltjes van het Lighaam des ‚‚ Infekts af , en zag, dat hier door de lang- > werpig ronde Lighaampjes, alleenlyk, van ‚ de 3% (*) Infelt, Belust, Ille The Pl. 97, fig, 3e (1) Zie het Xil, STUK, deezer Naruurlyke Histories bladz, 82, DE BASTERD-POLYPEN. 15 „de Takken afgingen, blyvende de Tak- VL _ ken aan het Infekt zitten, op eenige wei-\ xxix nigen naa s welken ik afgefneeden had. Hoese De afgezonderde Deeltjes befchouwde iksTUKe naauwkeurig met een Vergrootglas , en zag met verwondering, hoe zy met veel vaardigheid in ’ Water op en af zwome men , beweegende zig menigmaal watere pas in 't ronde , als een Draaikolk , doch fomtyds ook als een Rad,loodregt, en, gee yk men zegt , over ’t hoofd tuimelende z het welk zeer aartig was. Buitendien ver- toonden zy aan my nog hunne voorheen gedagte beweeging » dat zy naamelyk hun Lighaam ten deele introkken , en hier uit volgt ontegenzeggelyk , dat zy weezentlyk Diertjes zyn (*). Hoe naauw ik toekeek, echter, kon ik niet befpeuren, dat zy Poos ten of eenig ander Werktuig om te zwem= ‚‚ men hadden: doch wierd alleenlyk , aan ’ „ééne End, een zwartagtig Vlakje daar in „ gewaar”, Vervolgens merkt de Heer DE GEER aan, dat hy verfcheide zulke Waterluizen gevon- den hadt, die met Steeltjes bezet waren , zon- (*) Ten minfte , zo men ze niet tot de Werkruiglyke Lighaampjes van den Heer DE BUFFON betrekken wil 3 zegt DE GERR, Hebben niet die beweegende Lighaampjes „ welken men in Hooywater waarneemt , een aanmerkelyke overeenkomst met deeze zwemmende Waterdiertjes ? Le DEEL» AVI STUK, VL Arpeer. LXXIX, Hloorp- STUKe IV. Worticella Conglome- rata, Pen(eelaze tigee « XVIIe STUK. ió6 BESCHRYVING VAR zonder Polypen of Knopjes aan de Enden3 zó dat die Diertjes zig daar van dan ook zelf moeften afgefcheiden hebben ; of mooglyk door eenig ander Diertje afgegeten zyn, ge« lyk de Heer Brapy meldt: zo dat Lins N&Us van deeze Tros-Polypus in % al- gemeen kon zeggen. , Hy onthoudt zig in »» de Zoete Wateren , op Schaaldieren en » Planten , waar van derzelver ruuwheid na » het affterven der Diertjes , blyvende de s> Stammetjes ftyf en Koraalagtig over; gelyk sin de Eerfte Soort, hoewel Takkig en > Haairagtig dun”, (4) Basterd- Polypus , die famengefleld is, hebbende den Stam ter dikre van een Duie ye Veder Schaft , met veele Bloemen, die witgeknaagd getand zyn. De Heer Partas heeft het Schepzel uit de Verzameling van LAGERSTROOM ,’twelk het Onderwerp is van deeze Kenmerken , tof het Penfeel - Koraalmos t'huis gebragt. Line Naeus merkt het als een der grootfte Poly- pen aan. Ik heb hetzelve hier voor befchree: ven *. Het is uiet de Oostindifche Zee-Wa- bladz, 518, teren af komftig. (5) Bas- (a) Wortitella compofta ; Floribus erofoe dentatis, Stirpe multiflora ctasfitie Penne Columbinz, Amo, Acad, IV, Ps 257. Te 3e fe Ie DE BAsTERD-POLYPEN. 17 (5) Basterd=Polypus , die famengefteld is, hebbendeeen Takkigen Stam, met bot Ey VI. ÄFDEELs LXXIX, rondagtige Bloemen en een paar dubbelde Hoorp- Puntjes aan den Rand, De Peeragtige Geftalte van de Diertjes , die deezen Basterd- Polypus famenftellen „ geeft Yer den bynaafn aan, LiNNaus hadt ze te vooren, met verfcheide der volgende Soorten , tot het Geflagt der Polypusfen betrokken. Parras geeft 'er den naam van Brachionus Pyriformis aan, en zegt dat menze in Slooten van ftilftaande Wateren vindt. Roes er heeft dic Plantdier aan de Hoorntjes en Staart van de Warterluizen, in Zoet Water, waargenomen en afgebeeld. Men kan hier uit opmaaken, hoe klein hetzelve zy. Het beftaat uit een bos van dunne Steelrjes, die uit een Stam- metje voortkomen, het welke aan eenig Diert- je of Waterplantje gehecht is. Op het end van ieder Steeltje zit een langwerpig Eyrond Lighaampje , doorfchynend geelagtig , ’t welk dunner is en helderer aan ’t End by het Steelt- je, dikker aan het andere End, alwaar het een gerand Mondje heeft , met twee Puntjes of Vezeltjes aan ieder zyde. Deeze Vezeltjes zyn | in (5) Vorticella compofita, Floribus muticis obovatis, Tene taculis bigeminis Stirpe ramofâ, Syst, Nat, XII. ROES, Jns, UI. ps 606. T. 98, f. 2, d, & EXLL, Zeöph, 59e Lyse der Plantd, bl, 127. IE, DEEL. XVIII, STUK, sTUKe Porticella Pyraris. Peeragtigee 18 BRESCHRYVING VAN VL. in geduurige. beweeging en _ wipperen alsde Ek Tong. van een, Adder. Ook kan het den Mond Hoorp- naauwer toetrekken, en dan verdwynen deeze STUK _Vezeltjes Door verkorting van het. Liighaam zuigt het zyn Aas in, en kan ook een Draai- kolkje in. ’t Water maaken, gelyk de anderen van dit Geflagt. } Gezegde Eigenfchappen tooneh. genoegzaam „aan, dat deeze Soort. van Basterd=Polypus van een Dierlyken aart zy 5 en het.gene zulks verder bekragtigt is , dat die Eyronde Lig: haampjes fomtyds van de Steeltjes afgaan en door ’t Water zwemmen. Alsdan zou menze voor volkomen Dieren moeten houden, doch haar zitten op. de gedagte Steeltjes toont aan, dat het Plantdieren.zyn, en-de figuur des Lig. haams onderfcheidtze van de andere. T'ros- Po= lypen. vi. (6) Basterd- Polypus „ die- fumengefteld is, Koren hebbende een Takkigen Stam, met bot „râtdgâe N re ie bt Klootronde Bloemen en twee Voelfpitsjes. Moerbefiee | Infekt, BAKER heeft aan dit Plantdier.den naam van Moerbezie = In/ekt gegeven; doch Lrn- Naus vergelykt het by de Besfen vanden; | Sor- (6) Vertieella compofita, Floribus muticis globofis „… Tenta- culis binis , Stirpe ramofa, Syst, Nat, XII, BAKER Mdi- krosk, Pe 357. Te I3, f. 15e ROE Se Ius. IIL, p. 604e Te. 98. f. 2, a, & fig. 3e LEDERMe Micr. Te 8Buf. 0, Po PALLE: Zoöphe 58e Jiyst der Plantd, bl, 126, DE-.BASTERD-POLYPEN. 19 Sorbenboom , gemeenlyk Lofterbeziën genaamd, VL die eehter doorgaans wat ronder zyn. Ror- LXXIX: SEL merkt aan „ dat, hoewel de Lighaamp- Hoorps jes, die ’t zelve famenftellen , eenigermaate STUKe naar de Bloemen van de Druif - Hyacinth Zweemêén , dezelven doch nader overeenkomst hebben met een Tros famengebondene Arles« beeren, een foort van Besfen , die in ’t eerst geelagtig rood , doch ryp geworden bruin zyn. Mooglyk verftaat hy daar de Vrugten door van den wilden Sorbenboom. By elkander ge= voegd maaken zy inderdaad een Moerbezie- agtig Plantdier , uit verfcheide rondagtige Diertjes famengehoopt, die ieder aan een Steeltje hangen, doch veel digter by elkander gevoegd zyn , dan in het voorgaande. Zy hebben ieder op den Rand ter wederzyde een Puntje of Voelfpitsje, als Haairtjes, „ welken »» het Diertje nu uitfteekt, dan weder intrekt „ > En daar mede ook dikwils wippert. Buiten- », dien wordt men aan dezelven een geduurig > zuigen gewaar , alsof zy zig terug trokken, ‚‚ en dit gefchiedt niet zo zeer door inkorting ‚‚ van den Steel , als veeleer door famentrek- » kinge des Lighaams: gelyk ik dan ook waar= ‚> genomen heb, hoe zy, in dit zuigen , de door „ de verdiepte indrukking ontftaande Opening ; s welke mooglyk hunne Mond zal zyn, vere 2, kleinen ; de daar in bevindlyke Haairfpitsjes ste rug trekken, fluitende eindelyk de Ope: ‚> ning t'eenemaal , die zy alsdan weder ope- Ba ‚> Den Ee DEEL. XVIIe STUKe VL. Arperr. LXXIX, Hoorp- STUK, VI Worticella Opercula« Ti4As Pekzele Diertjs, ‚ E 20 BESCHRYVING vrAN » nen en zig tevens op nieuws uitrekken 3 s, waar door altyd in ’t Water , even als » door meer dergelyke Schepzelen , een Draai- »» kolk verwekt wordt. Eindelyk hebben ook » nog deeze Hasterd - Polypen die Dierlyke ‚, beweeging, door middel van welke. zy zig » van de eene plaats naar de andere begeeven ‚> kunnen. Op zekeren tyd , naamelyk (ik 9» weet niet of ik zeggen mag, wanneer deeze > Schepzeltjes tot hunne rypheid zyn geko« ‚ men 5) gaat de eene voor, de andere naa, » van de Steeltjes , waarop zy gezeten heb- s, ben, af , en laat dezelven aan den Hoofd- > ftam zitten; zwemmende dan in ’ Water > op verfcheiderley manieren; fomtyds in een > regte, dan in eene kromme of Slangswyze ‚> yn: ja in deeze laatfte draaijen zy fomtyds 2 Tond ‚ met eene zeer vlugge beweeging.” (7) Basterd - Polypus , die fumengefteld is, hebbende een getakten Stam , met bot Ey= vormige Bloemen. Dergelyke Diertjes , onder de Tros-Poly- pen , als de Heer BAKER in Engeland ont- dek- (7) Vorticella compofita , Floribus muticis ovalibus, Stir- pe ramofà. Syst. Nat. Xlle BAKER Mfikroske p. 351. Te 18. f, 15, I4s RoESe Jus, IIl. pe. 6o9. T. 98, £, 5e 6, LEDER Me Mikroske T. 88. f. w‚ PAL L. Zoöph. 62. Bast= aerd» Polypus met een D kzel, Lyst der Piantd, bl 138, DE BAsTERD-POLYPEN, 21 dekte, el die men, gevoeglyk, Dekzeldiertjes VL noemen kan, vondt Rorserook in Duitfch- E eN land, en noemt dezelven Gedekzelde Basterd- Hoorn- Polypen, Nooic hadt hy dezelven aan Water-STUKe luizen of andere Diertjes , maar altoos aan Gewasfen , of aan de zyden van het Glas, waargenomen. De zynen , evenwel , waren zo langwerpig niet als die van BAKER, en langer gefteeld of ook Trosagtiger. Zelfs ge leeken zy , den Mond fluitende , naar een Citroen - Vrugt; doch denzelven openende ftak ieder Diertje door middel van een Soort van Steel een Dekzeltje daar buiten, rondom ge- kranst met fyne Haairtjes. Dit Dekzeltje is rond , en , wanneer hetzelve terug gehaald „wordt , dan fluit het eerst de Opening , en maakt dat het Diertje zig als met Puntjes gekroond vertoont; doch het Dekzeltje, vere der ingetrokken wordende, verdwynt geheel, en dan gelykt het Infekt, zo LEDERMULLER afbeeldt , naar de Klokdiertjes. Men kan ’er in kyken , als in cen gerand Bekertje. ’t Ge: bruik van dit Schotteltje of Dekzeltje mogen wy derhalve , met Rorser , wel onzeker agten en onbepaald laaten : hoewel het niet onwaarfchynlyk is, dat hetzelve dienen zal tot inhaaling en voorftuwing van het Aas, De eigenfchap van een Draaikolk te maaken , en zig van de Steeltjes af te begeeven, om _vryelyk in ’ Water te zwemmen, is hun met de anderen gemeen. De Kleur van hun Lig- B 3 haam Ye DEEL: XVIlTe STUK, 22 BESCHRYZVING VAN VL _haam is ook geelagtig wit, doch minder door- aen fchynende dan in de voorgaanden : want in ’ Hoorp- midden hebben zy een troebele Vlak, welke: STUK. beweeglyk is , en daar nevens eenige donkere Korreltjes, welken RoreserrL, wegens de on-: gelyke veelheid, voor Eijeren hieldt van dee- ze Basterd- Polypen. Sn (8) Basterd-Polypus „, die famengefteld is „ _Umbellata, met de Bloemen Klootrondagtig hot , ge- rd haard; een Zonnefcherm maakende op het Diertje, Stammerje. Een geheele Plaat heeft Rorser uitgege- ven van deeze Soort, welke hy de Mispelyor- mige Basterd- Polypus tytelt. De Heer Par- LAs geeft 'er den naam van ‘ Korreldraagende aan „ om dat de Lighaampjes der Polypen, die naar Besfen gelyken , als met Korreltjes . gevuld zyn. Hier vertoonen zy zig ronder, dan in de naastvoorgaande, doch weinig ron- der dan in de Zesde Soort. De plaatzing op het Stammetje , taamelyk naar een Zonne. {cherm gelykende ;, zeek er onzen Ridder dien (8) Warticella compofita , Floribus ciliatis globofis muticis, Stirpe umbellatâ, Syst. Nat, XII, TRE MBL. Phil. Trans, Vor, XLllle ps 171. Te 1e fo 5, 6, 7. BAKER Mie krosk. p. 348 Te 18 fe 6, 74? ROES, Ins, 1ile pe. 6740 T. 100, LEDERMULLe: Mikrosk, T. 88, f. 7, w, Brachie onus Acinofus, PALL. Zoöphe 57e Sa Basterd- Polypus, Lyst der Plantd, bl, 125, pr BASTERD-POLYPEN. 23 dien bynadm aan doen geeven: doch of deze Yde, A di Are 4 ÂFDEFLe plaatziog haar altoos van de andere Tros Po-rscxix, Iypen onderfcheidt , zou nog te onderzoeken Hoorp. ftaan. In de aangehaalde Afbeelding van B a-STUKe KER , immers , en in die van LEDERMULe LER, gelykt dezelve 'er weinig naar. Rorser, deeze Basterd-Polypen ontdek- kende, nam ’er eerst agt en vervolgens omtrent vyftig waar, op den top van één Stammetje , % welk met een dikken Wortel aan de binnen- zyde zat, van zyn Glas met Water, Het ron- de Lighaampje was geelagtig wit en doorfchy- nende, geftippeld als Sagryn3 doch daar in kwanien hem eenige zwarte Korreltjes voor, byna gelyk de Zaadkorreltjes in de Kruisbes- fen. Hy dagt, dat deeze wel Eijeren konden zyn. ‘Tusfehen dezelven was niet alleen een Klein wit rond Vlakje , maar bovendien een wit Slangswyze gedraaid Lighaampje te zien, % welk hy in allen waarnam , en derhalve voor een Lighââtnsdeel van dit Schepzeltje moest houden. De opening van den Mond was om- tingd mét een Krans van Haairtjes, doch, als het den Mond geflooten hieldt , was daar van niets te zien. Het kon denzelven, wederom „ zeer wyd openen, en dan hadt het eene Kloks- wyze figúur 5 gelykende , met een geflooten Mond , naar eene Citroen. Ook fcheidden deeze Diertjes zig dikwils van de Steeltjes af, en gingen dan in verfcheiderley rondagtige Ge- ftalten door het Water omzwemmen, Zo de B 4 Af. / I, DEEL, XVIIe STUKe 24 BESCHREYVING v AN „VL Afbeelding van BAKER hier toe insgelyks be- ere hoort, dan verwekken zy in’t Water een dere Hoorp- gelyken Maalftroom als de andere basterd- ProE Nt Rolvpen. IK, (9) Basterd -Polypus , die famengefteld is Worticella roo haet met bot Eyvormige Bloemen aan een Tuk- Berberise kigen Stam. fen - Dierte ie. Den naam van Berberis=Besfen gelykende Basterd - Polypus heeft RoeEeser aan eene Soort gegeven „ die hem aan het agterfte van een bruine Water- Tor voorkwam, Het ge- heele Plantdier vertoont zig als een- Trosje van zodenige Beziën, die de Lighaampjes der Polypen zyn, even als in de voorgaande, doch het getakte Stammetje verfchilt daar in van de anderen , dat de Steeltjes naar om laag vere dunnen. Zy komen. met hun twee, drie, vie. ren uit een Steeltje voort, waar van verfchei. dene famengevoegd bet Stammetje uitmaakens In ’ct midden des Lighaams van ieder Polypus vertoont zig eene groote , ronde, witte Vlak, welke deswegen zeer zigtbaar is, dat het ove- ri- (9) Worticella compofita , Floribus ovalibus muticis, Stirpe tamofâ, Syst, Nat, XiI, Polypus bipertiens alter, TREM BLe Phil. Trans. Nor. XLUI Pp. 179: ROES. Jus. III, pe 673. Te 99e LEDERMULL, Mikrosk. T, 88, £, 1e Brachionus Berberiformis. PALLE, Zoöpb: Go, De Berberise Polypus, Lyst der Plantd, ble 128, DE BasTERD-POLYPEN, 25 rige als gegranuleerd voorkomt, even als in k VL de anderen. Ook hebben deeze Berberisagtige LXXIC Polypen , zo wel als die, de eigenfchap om Hoorn- zig van de Steeltjes los te maaken, en herom STUK te zwemmen 3 doch of zy zig, by gelegenheid , naderhand daar weder aanvoegen, dan wat ’er van haar worden mag, fchynt nog niet waar- genomen te zyn. Dit is zeker, dat de Steelt- jes, na dat ’'er de Diertjes afgegaan zyn, aan t-boven-end zig byna als de Steeltjes, daar men Kerfen af geplukt heeft, vertoonen. (co). Basterd- Polypus, die famengefleld is, DEN ä s orticeil& hebbende de Bloemen Cylindrisch, met Digiraks. ééne Sleuf , en helf geflooten „ aan een Die Takkig Stammetje. Aan zekere Pasterd« Polypen geeft RoEsEL den naam van Peperhuis-agtige, welken L in- N&Us, door Patras nagevolgd, in Digi talis , dat is Vingerhoedagtige, veranderd heeft, Volgens de Afbeelding gelyken zy zo wel naar Vingerhoeden als naar Peperhuisjes. Hy vondtze, in 't Voorjaar en de Herfst, op de Waterluizen of Zakdiertjes , waar op zy of by trosfen en als aan Boomagtige Takjes, of en- hed (1o) Vorticella compofita , Floribus cylindricis unifulcatis femiclauis, Stirpe ramofä, Syst. Nat, XII, ROES, Ins, Il, p: 607, T. 99, f, 4. Brachionus digitalis, PALL, Zeöpb, 61, Het Feperhuisje, Zuyst der Plantd, ble 129, IE 1, DEEL. AVIII, STUK. VI. ATDEEL. LXXIX. 0 DBESCHRYVING VAN enkelden verftrooid., voorkwamen. ‘Haar Lig- haam fcheen Cylindrifch te zyn, doch eindig- Hoorp- de, aan den Steel , Kegelagtig , en-de Mond STUK hadt een-uitfnyding, waar door hy eenen Harte vormigen Omtrek kreeg. Gedagte uitfnyding liep nederwraards voort. Het Lighaam was by- na viermaal zo lang , als de middellyn des Monds , ‘waar in geene Wipperhaairtjes voor= kwamen, doch niettemin kon het Diertje den- zelven niet alleen , gelyk de anderen, wyder en naauwer maaken , maar ook eenen Maale ftroom verwekken in het Water. De zuigen- de werking des Lighaams was ’'er ook in waar te neemen, en de verkorting of verlanging van hetzelve hadt het met de andere Basterd - Pos Iypen gemeen. Deeze Soort bezit ook , zo RoESEL aan-_ merkt, de eigenfchap om zig los te maaken van de Steeltjess en in ’t Water heen en weer te zwemmen, met een geduurigen Maalftroom, Aan de overblyvende Steeltjes kon hy geene de minfte beweeging waarneemien. Hy dagt of ‘er ook nieuwe Basterd- Polypen aan groei- jen mogten , doch hoe naauwkeurig hy de Waterluizen , aan welken zulke Steeltjes za- ten, in byzondere Glaasjes befchouwde, kon hy dit niet waarneemen. Zy ftierven altoos kort daarna „ en zulks hadt hy in alle leevende Diertjes, waar aan hy dergelyke Basterd- Po: Iypen zitten vondt, waargenomen. (ri) Base DE BASTERD-POLYPEN. 27 (ar) Basterd- Polypus , die enkeld ás en by VI e ÄFDEEL. troepen woont , hebbende eene botte Kloks- wei wyze Bloem „ met twee paaren van Voel- Hoorn- Jpitsjess de Steelijes aangehecht. STUK, Xr par: Att Poriteal Hier wordt het Klokdiertje van B thuis gebragt, ’t welk egter , volgens dien? Ä 5 Klokdierte Heer, met ontelbaare Vezeltjes aan den Randje. voorzien zoude zyn ; doch het is mooglyk, dat deeze Heer, door het {nel omdraaijen van deszelfs Mond- opening, hier in bedroogen zy geweest. Roeser , immers, beeldt dezel. ven , zo wel als LEDER MULLER, alleenlyk met twee paaren van deeze Haairtjes , of Voecl- fpitsjes af , gelyk in onze Afbeelding, Pl. CXXXIX. Fig a, alwaar dit Klokdiertje door fterke Vergrooting , en in twee postuuren is vertoond 5 zo als dezelven met hunne Sreelt= jes by elkander doorgaans zitten op eenig Lighaam. Het eene postuur is, gelyk zy hun Steeltje uitftrekken en ’t Lighaam uitbreiden, om hun Aas te vangen : het andere gelyk zy hunne Steeltjes, op eene fchielyke manier, | in« (ri) Vorticella fimplex gregaria, Flore campanulato mutie co, Fentaculis bigeminis, Stirpe fixde Syste Nat, XI, TREMEBL. Phil, Trans, Vole XLIIL, ps 474. BAKER Mikrosk, pe 339. Te 13. f. 1, d, e. ROES, Ins III, Pa 597. Te 97. LEDER Me Mikrosk, T, 88, f. Â, Brachionus campanulatus, PALfA, Zoöph. 54, Klok» Polypus, Zyst der Plantd, bl, 120, L DEEL, XVIII STUKà Plaat CXX XIXe Fig, ze “a8 DESCHRYVING VAN, VL ArFDEEL: LXXIX, Hoorer STUKe toeken ‚ met inkrimping van het ba » als menze tergt of plaagt. teeze Soort was , onder de Basterd- Polye pen, aan RoesEr allermenigvnldigst voorge komen. Hy vondtze nooit in frifch en zuiver , maar wel in vuil en ftinkend Water , alwaar zy zig dikwils als een Wolkje vertoonen. Men vindtze aldaar niet alleen aan leevende Schep- zeltjes maar ook aan allerley levenlooze dingen hangen , en zy teelen in korte tyd zeer fterk ’ voort. Zy gelyken veel naar de Bloemen der Lelietjes van den Dale, waar van dus ook de Latynfche bynaam is afgeleid , of ook naar die der zogenaamde Klokjes-Plant ; doch immer . zo veel naar een Bekertje of Thee-Kopje, en hy noemtze , deswegen , de Kleine Gezellige Bekervormige Basterd- Polypus. Geheele zwer- men van zulke Diertjes kwamen hem voor aan de Wortels yan Water - Linzen of Eendekroos. Hy heeft ook een aartig gedoornd klein Ame mons » Hoorentje voorgefteld , dat met een menigte van deeze Klokdiertjes bezet was , die ‘er dikwils zig aanzetten wanneer het Slakje daar in nog leeft; doch dan doen zy hetzelve weldra fterven. Het Lighaam deezer Diertjes beftaat uit een witte doorfchynende Slym , die uit louter fyne Korreltjes fchynt famengefteld-te zyn, Wanneer de Mond wydst gaapt , dan komt ‘er iets, dat naar een Tong gelykt, uit te woorfchyn. Voorts hebben zy twee paaren van DE BASTERD-POL YPEN,. 20 van Puntjes, die geftadig wipperen , tegen- VL over elkander aan den Rand zitten. Het Dier gg kan dezelven „ naar believen , uitfteeken „en Hoon weder intrekken. Het heeft een langen Steel „STUXe die door de fterkfíte Vergrooting zig niet dik- ker dan een Hoofdhaairtje vertoont. Deezen Steel verlaat het niet, maar gaat daar mede zwemmen , als wanneer dezelve zig gelyk een Staartje voordoet, zynde wel twaalfmaal zo lang als ’t Bekeragtige Lighaam. Deeze Klokdiertjes hebben voor ’t overige de eigenfchap , van of op zig zelf, of by troppen, of op Boomagtige Stammetjes, ge= yk de Tros- Polypen, te kunnen leeven; doch deeze manier van Samenwooning fchynt hun niet gemeen te zyn. Als zy dus op Boom- agtige Steeltjes zitten, danzyn zy zo aandoen- lyk , dat, wanneer een hunner aangeraakt wordt, de anderen zig altemaal, op ’t oogen- blik, mede intrekken. Buitendien zyn zy ook anders in geduurige beweeging, dewyl van een trop , die ergens aan gehecht zit, zig al- toos eenigen te gelyk uitftrekken en anderen weder terug trekken; dat haar taamelyk naar een Leger in flagorde doet gelyken, ’t welk by Pelottons vuurt. De intrekking of verkorting van den Steel gefchiedt Schroefs- wyze en zeer fnel, doch de uitftrekking langzaam. Ook fcheiden ’er fomtyds zig ee- nigen af, die dan door ’t Water zwemmen, en, na verloop van zekeren tyd, naar de Zwerm 1. DEEL. XVII. STUKe 30 BESCHRYVING VAN VL Zwerm terugkeeren , en zig weder vast zet. ed ten met hunne Staart. De manier van Voorte Hoorp. teeling of vermenigvuldiging: hadt hy daar in STUK. niet kunnen. ontdekken ; doch hun Voedzel oordeelde hy uit de Deeltjes van rottende Planten te beftaan: Xie C12) Basterd- Polypus- , die enkeld is en ge tinne fleeld , den Mond met Tandjes hebbende. Urceolaris, Kruike rid > De andere Soort van Diertjes, die ik > aan de Water - Vlooijen gevonden heb, » (zegt SCHAEFFER (*),) noemt meergee » melde Heer BAKER Schaalige Raderdierts > jes. Zy zyn van hem zo omftandig bee ‚» fchreeven , dat ik maar van het een en ane 9) dere gewag zal maaken. De Schaal van 2» deeze Dierrjes is langwerpig rond, Van „> boven loopt dezelve ín zes Punten uit, >» waar van twee voor, twee agter en twee > op zyde ftaan. Van onderen heeft dezelve 2» Een vierhoekige infnyding. De Spitsjes van », boven, en deeze infnyding „ vertoonen zig; 3, dan het duidelykfte, wanneer het Diertje | dood: (12) Worticella fimplex pedunculata , Ore dentato, Syste Nat, XII, BAKER Mikrosk, p 307. T. Ize f, 7-10 SCHEFF, Monogre 1755, T. 2e f, 7-9 Brachionus Cape fuliflorus, PALLE, Zoöph. 47. Lyst der Planed. blada, 1130 (*) Zyn Ed. fpreekt hier van de regte Water = Vlooijen , aan welken hy een Soort van Klokdiertjes , die een weinig van de gewoonen verfchilden, waargenomen hadt, Zie zy= ne Ahhand/, I, Band, bladz, 293e DE BASTERD-POLYPEN. 31 „5 dood is, of zig geheel binnen de- Schaal Vi. „ingetrokken. heeft. Alzo deeze Schaal on. Pr „‚ gemeen doorfchynende is, wordt, men:, als Hoorp=. „ het Diertje-zonder. eenige beweeging rust , STUKs. ;, daar ín. van binnen drie voornaame deelen „, gewaar, Van boven zyn eenige Vliesjes „ », die den Mond:en Hals uitmaaken,- Daar. »» Onder ziet men een paar donkere Lighaamen, » die zig geduurig tegen elkander beweegen, s, en. zonder twyfel het Hart zyn: Nog vers > der onder dit Hart vertoonen zig twee an- > dere bruine Klompjes , welken: ik aanzie » voorde Ingewanden. Wanneer het: Diert- 2) je vreeten of zig ergens heen begeeven wil, 2» dan komc.eerst-boven., tusfchen de Punten, » een rondagtig Blaadje te voorfchyn , dat zig „‚ zeer fchielyk in twee verdeelt, wier geheele ss Omtrek bezet is met kleine Puntjes, wele ‚ke zig als. Pooten beweegen , en ’er. „ door » de vlugheid, den fchyn aan geeven, als of ‚‚ het Radertjes waren, die gezwind om. hune …> nen As rond draaiden. Tusfchen: deeze. »» twee Raderagtige Blaadjes ftaat in. ’t-mide » den een fyn Tongetje, ’t welk, buiten twy- „y fel de Zuiger , of een: foort van Snuitje of > een Voelfpiesje is. Van onderen ziet men, > tot de. hoekige Infnyding, de Staart uit en. 2, ingaan, welke het Diertje, gelyk de Hone s, den, over alle zyden buigen, krommen en 2» beweegen kan.” Het uiterfte. van. de Staart „is gefpleeten , en daar mede zet het zig: 1, DEEL: XVIII, STUK, ss BRESCHRYVING VAN VI. aan allerley Soort van Lighaamen , inzone ete ‚‚ derheid op de Watervlooijen , zeer vast. Be- __Hoorp- »s Zyden de Staart hangt uicwendig , daar de STUK. „ hoekige Opening is, een zwartbruin Eyvor- ds mig -Klompje , welk de Eijerftok zou s‚ kunnen zyn, Menigmaal ziet men ’er ook s; twee zulke Eijerftokken aan”, ‚, Alzo de Heer BAKER van een ander Ra- s> deragtig Diertje, dat hy de Draaijer noemt , s het byzondere en ten deele verbaazende > Verfchynzel meldt, dat hetzelve, gedroogd ss Zynde , en in deeze uitgedroogde toeftand s> een langen tyd gelegen hebbende, fchielyk , “ja in de tyd van een half Uur, weder lee >, vendig worde , wanneer men daar Water » opgiet (*); zo dagt ik, dat het met het zo , even befchreevene Schaalige Raderdiertje te 9, gereeder eveneens zou gaan , hoe meer zy „> naar elkander gelyken : doch fchoon ik vees ‚ len maar een half Uur heb droog gelaten, „is ’er doch geen één , wanneer ik ’er op „‚ nieuws Water op goot, weder levendig ‚‚ geworden” Met de Watervlooijen ging de Heer Scare FER het zelfde onderzoeken. Hy nam ’er eenigen, en wel alleenlyk zodanigen, die ten deele Eijeren, ten deele Jongen in zig had- den, (*) Zie Nuttig Gebruik van 't Miktoskoop, Amfterd, 1756 bladz, 279 K: DE BASTERD-PorLYPENs 33 den, uit hee Water , en liet dezelven op het hk Glas uitdroogen. Na verloop van zes Uuren LXXIXs deedt hy ze weder in frifch Bronwater , ho: Hoorn pende dat zy mogten herleeven. Met de Ou-*TUle den gelukte het niet, die geheel dood bleeven, doch na verloop van vier Dagen zag hy een menigte Jongen in ’t Glas op en neder huppe- len, en vondt de Ouden altemaal van Eijeren en Jongen ontledigd. Zou ’er niet ten opzigt van de Raderdiertjes, daar de Heer BAKER van fpreekt, iets dergelyks kunnen plaats heb- ben? Mooglyk worden de Eytjes van die ont: zaglyk kleine Schepzeltjes, naauwlyks met het bloote Oog zigtbaar; welke nog ongelyk kleis ner; en dus volftrekt onzigtbaar zyn zonder Mikroskoop , droog zynde als Stof door de Lugt gevoerd ; het welk de Heer BAKER van de Diertjes zelf fchynt te onderftellen 3 hoewel hy niettemin derzelver Eijertjes, zo hy meende, hade gezien (*). > „De Heer PauLrAs geeft aan het Schaalige Raderdiertje , dat met deeze Soort bedoeld wordt ‚ den naam van ên een Doosje bloeijende _Basterd - Polypus. LiNN&us noemt het Kruikvormig „ om dat de Schaâal eenigermaate naar een Kruik gelykt,. Het onthoudt zig , _ zegt hy, in de Meiren van Europa. Par ias hadt het zeer overvloedig in het brakke Meir van OR Zelfde, bladz. 298, Ì. DEELe XVII, STUKe | 34 , BESCHRYVING VAN VL van Rockanje, op *t Eiland Voorn, waargeno= gxxix men, alwaar het Water tusfchen de Tufagtige Hoorp- Steendn , te gelyk met Vederbofch- Polypen STUK, en Trechterdiertjes, zegt hy, daar van krielt. xy __ (43) Basterd- Polypus, die enkeld is en kruis deg pende , met Draadagtige Steeltjes en Sterre Sterswyze Bloemen, Diertje. | Dit is, volgens den Ridder , een kruipend, wit , overblyvend Gewasje , dat zelden meer dan een of twee Takjes uitgeeft , ter dikte van een Hoofdhaairtje. Het Steeltje van het Diertje is een vierde Duims lang en zagt, regtopftaande, Deszelfs Lighaam gelykt naar een Klokje, en is tot over ’t midden Sters» wyzZe in tienen verdeeld, zo groot als een Thym- Zaadje. Dit Plantdier onthoudt zig in de Afrikaanfche Oceaan, op Plantgewasfen onder de Oppervlakte der Zee. en (14) Basterd-Polypus, die op zig zelf leeft, Worticella met een geheel enkelde ruuwe Stam, en Eder eene Eyvormige Bloem, | Dit Plantdier heeft een enkelen ruigen Steel, van _ (13) Vorticella Gmplex repens ‚ Flore decemfido:, Stirpe Filiformi. Syst, Nat Xi’. (14) Vorticella implex folitaria, Flore ovali, Stirpe fimplie cisfim fcabrâ, Syst, Nat, XII, Animal Planta. ED We vÍvr T. 356, DE BASTERD-POL Y PEN, 35 van een Voet lang, ter dikte vaneen Stroo. VL _ Halm ; aan wiens End deszelfs Kroost zit, ng dat Eyrond is, van grootte als een Pruim, aan Hoorp- den Top gaapende met een gekruifte Ster, STUK. Het heeft een zydelings Gat, nevens den Grondfteun van zyn Kroost. De woonplaats is in Amerika. LinNzus geeft deeze duistere befchry- ving van een Schepzel, dat in ’t jaar 1759, in de Baay van St. Laurens, met een Vifch- Lyn werdt opgehaald , en federt door Ep- WARDS is afgetekend. Men heeft het vere volgens in de Philofophijche Tranfactiën, en uit dezelven in de Uirgezogte Verhandelingen , in Plaat gebrage en befchreeven (*). Het kwam den Heer Doktor RussrrL voor, tot hee Geflagt van Priapus te behooren, De geheele zelfftandigheid was Veerkragtig. Het Lighaam was wat grooter dan een Duiven- Ey, glad en van eene Zilverige Afchkleur. De Steel, tien Duimen lang, en bleek bruin, rond, hol, ruig en Vliezig , naar Leder ge- Iykende , hadt het End aan een Steen ge. groeid. De Rok des Lighaams beftonde uit een Netswys geweefzel van Vezelen, die in de Openingen ivan Mond en Aars fcheenen uit te loopen. Dezelve maakte een Beurs uit , waar in eenige Stoffe fcheen vervat te zyn, die, zo men (*) X. DEEL , op ’t jaar 1765, bladz, 354, enz. Plaat LXVL, C 2 h DEEL. XVIIe STUK, 36 BESCHRYVING vVÁN VL. men zig by ’t ophaalen verbeeldde, een eigen ied beweeging hadt. Na dat het in Spiritus was Hoorp- Oovergebragt , vondt men van binnen, tegen’ STUK. _ dien Rok aan, eene zelfftandigheid , naar Dar- men gelykende. Niet onaartig is dit Schepzel , hier, onder de Basterd-Polypen geplaatst. mn een 5 GEOROORORSELSEEEEEEE ; EXXX.- "HOOFD ST Uit Befchryving van ’t Geflagt der PoLyrPEnNs die men gemeenlyk Zoet Water Polypennoemt, tot welken ook eenigen „naar de voorigen gelykene de, en zekere Waterblaasjes , in ’t Lighaam der Dieren voorkomende , betrokken zyn. Nae Det Griekfche naam van Polypus gee woonlyk aan het bekende Zee - Dier, dat in het Geflagt der Zee- Katten befchreeven is, gegeven wordt, zo heeft LINN Us denzel. ven hier niet willen gebruiken voor een Ge- flagtnaam van die Diertjes der Zoete Wate- ren, welken wy PorLvYreN tytelen. Ik oore deelde, nogthans, dien naam te algemeen be- kend, om denzelven te verwerpen. De bee paaming van Hydra, immers, hoewel by den Heer PALLAS ook voor echt aangenomen , “is te gebruikelyk voor een Waterflang, naar wel« ken onze Diertjes in ’t allerminfte niet gely- ken, dan dat men om het Veelhoofdig Beest , 1 ot er DE POLYPEN. 37 welk “er de Ouden mede betekend hebben, VL | j Arpe denken zou. Sommigen gaven daar gevens eht ei © anderen negen „ anderen vyftig Koppen aan. Hoorp= Doch; al was dit zo, dan zou het nog weinig “TUKe ftrooken ; dewyl onze Polypen niet Veelhoof- dig, maar Veelpootig of Veel- Armig zyn. Hierom heeft ’er cok REAUMUR, in ’% _Franfch, den naam van Polype aan toege eigend, die van den voornaamen befchryver deezer Schepzelen , den Heer T REMPLEY, gelyk ook van BAKER in ’ Éngelfch , en vervolgens van Rorser in ’t Hoogduitfch fchryvende , behouden is, Men heeft, wel is waar, aan de Hydra der ni Fabel - Historie de Eigenfchap toegefchree- a ven, dat, wanneer één van deszelfs Koppen afgeflagen of afgehouwen werdt , dezelve fchielyk weder aangroeide ; doch dat zulk een afgehouwen Lighaamsdeel een nieuw Dier zoude worden, en dat overzulks het af{nye den der Deelen gelegenheid tot vermenigvul. diging deezer Schepzelen , gelyk in de Zee- Sterren en Wormen , geeven zou; dit vindt men daar niet van verhaald, eDeeze Eigen- fchap maakt de Polypen , die anders volko- men Dieren zouden zyn, Plantaartig ; zo wel als die, dat zy door fplyting Veelhoofdig worden , en dat zy de Jongen, als Scheuten, tot de zyde des Lighaams uitgeeven. ’ Zyn ongemeen kleine’ Diertjes der Zoete Woon. Wateren, doch voor ’t bloote Oog zigtbaar „P @ die FT, DEEL. XVIII, STUKe 5 58 BESCHRYVING VAN VI. die men meest aan de Worteltjes van ’t Eende- LKXX. Kroos, zo als die in ’t Water hangen, als ook Hoorp. aan andere Planten onder Water waarneemt. sruz. Zy vallen niet in vuile, Moerasfige , gelyk de Basterd -Polypen, maar in heldere ftroomende Wateren, of ookin zuivere Vyvers, uit wel- ken TremBrEY de zynen haalde. Dit ge- fchiedde in ’t jaar 1739 en vervclgens , op den Huize Sorgvliet by ’s Gravenhage. LEEus WENHOEK hadt, reeds in ’c voorfte deezer Eeuw, aan de Koningiyke Societeit van Lon- den kennis gegeven, hoe dergelyke Diertjes, door hem, ontdekt waren. Men heeftze fe« dert ook op andere plaatfen in Holland ge- vonden, van waar de eerften die in Vrankryk door Rraumug , in Engeland door Baker waargenomen werden , derwaards door T RE M- BLEY overgezonden zyn. Men vondtze ech- ter aldaar ook wel dra, en zy kwamen aan Rorser by toeval voor, in het Water, dat by uit de Meiren omftreeks Neuremburg , in. de Maand April des Jaars 1753 ‚ tot het on- derzoeken van Water - Infekten , hadt doen haalen 3 ja hygontdekte vervolgens verfcheide Soorten van deeze Diertjes, en van Infekten, aan dezelven tot Voedzel ftrekkende, in het Water van dergelyke Meiren , dat hy dage- lyks verfch liet haalen ; waar door hy tot een naauwkeurige befchouwing , afbeelding en befchryving , van dezelven , gelegenheid be- kwam, De per PorLYrPEN. 39 De Polypus neemt verfcheiderley Geftalten Ó VL aan, en is hier door voor een onbedreeven ‚ #x. Liefhebber niet gemakkelyk waar te neemen Hoorn- of te vinden. In een famengetrokken ftaat STUS- vertoont zy zig als een klein rondagtig Zaad- EE korreltje, zittende aan de Wortels van Kroos” ° of andere Waterplanten. Het Lyf uicftrek- kende, gelykt zy naar een Strootje of W orme agtig Steeltje , veelal met het eene End op- waards gekeerd , dat dikwils een Kopje als een Speld heeft, en rondom hetzelve Armp- jes uitbreidt , van verfchillende langte. Som- mige Polypen hebben deeze Armen altoos korter dan het Lighaam 5; doch in anderen ftrekken dezelven zigtot een verbaazende langte uit, en worden dus aan de Enden onverbeel- delyk dun. Men neemt waar , dat deeze laat- ften hunne Armen den eenen tyd wel tien of twaalf maal langer hebben , dan den anderen tyd. In fommigen ftaan zy, als een Ster, regtuit- gefpreid, in anderen binnenwaards krom, in anderen krullen zy alseen bos Haair, rondom den geheelen Polypus; zo dat het onbegrype- lyk voorkomt , dat zy niet in de war raaken. » Getal der Armen isin fommigen zes, zeven, agt, in anderen tien en meer (*). Men geeft 3 er (*) Cirrhis — ad fummum denis Stellatum, zeet de Heer PALLAS, El, Zoöph. p. 26, Dat is tien Armen op zyn hoogst; doch TREMRBLEY heeft ’er by de twintig aan gevonden, C 4 1, DEFF, XVIII. STUKe VI. AFDEEL, LXXX. HoorD- STUK, 40 BESCHRYVING VAN ‘er ook wel den naam van Pooten aan, en hierop flaat de benaaming van Polypus; doch eigener worden zy Armen genoemd, alzo het Dier gebruik van dezelven maakt, tot het vangen van zyn Aass ’t welk ruim zo noodig fchynt te zyn voor hetzelve , dan het loo- pen. Tot den gewoonen voortgang, aan de mee- fte Schepzelen eigen, kromt de Polypus, op haaren Voet ftaande, zig om, en zer de Ar- men als Pooten neer , na dat hect Lighaam zeer is uitgerekt; dan haalt zy het agter-end naar vooren, door intrekking van het | ighaam, op de manier der Aardwormen:; maar zy kan, op dergelyke manier, zig ook agteruit beweee gen, en zelfs over de een of andere zyde zig op haare Armen omrollen, Likwils gaan zy ook, gelyk de Buitelaars, met de Staart om hoog op den Kop ftaan, Nog een zonderlinge beweeging hebben zy, wanneer ze, langs de Wanden van het Glas opwaards gekroopen, zig opgehangen hebbende aan de Oppervlakte des Waters , dan zig als hagen en weder flinge= ren , waarfchynlyk tot het vangen van hun- ne Prooy, Dan hebben zy altoos een Lugt- belletje aan ’t End van de Staart. Somtyds gaan zy ook met de Armen aan de Oppervlake __te hangen , of ftrekken het Lighaam langs dee zelve uit. Een menigte van andere postuuren , welken zy maaken, zou het overtollig zyn te- befchryven, Somtyds krommen zy zig Hoe- pels- dn Ake DE POL YPEN., 41 - pelswyze rond , en houden zig, als of zy de, VL Kop en Armen afwreeven met de Staart. — Te Uit de Waarneemingen van den Heer Hoorp- TreEMBsLEY ijs het baarblykelyk , dat dic? T9K- Schepzel met zyne Armen Watervlooijen „nstei8 Water: Slangetjes of Aaltjes en andere Diert- hol. jes, vangt, die het dan in zyn Lighaam brengt 3 hetwelke daar door dikwils op een monftreuze wyze uitgezet en knobbelagtig gezwollen is waargenomen. Men heeft hierom niet ge- fchroomd , aan het Hoofd van den Polypas een Mond, en aan het Lighaam eene Hollig- heid toe te fchryven. BakKER zegt dat hee rond en Pypagtig is, hebbende aan ’t een End zyn Hoofd cn Mond , rondom welken de Ar- men ftaan. TREMBLEY nam waar, dat de „Verteering gefchiedde door een geweldige fchokking der ingenomene Spyzen , zelfs tot in de holte der Armen en tot in de Lighaa- men der aan de Moer zittende Jongen. …„ Het ‚, Lyf beftaat in allen, zegt Rorser, uiet een „‚ hol Kanaal, en de Armen zyn za wel hol » als het Lyf, ’t welk inzonderheid dan aan » dezelven te zien is, wanneer het Dier dee 5, zelven intrekt en korter maakt, Dit holle „, Kanaal heeft eene Grondkleur, uit bruiner „> Korreltjes beftaande , met een helder en » doorfchynend Overtrekzel , dat den Polypus >> zig als gefuikerd doet vertoonen”, Dic , door Rorser in zyne Afbeeldingen | C 5 aan- I. DEEL. XVIII, STUK, 8 } ‚NL. ArvreL LXXX, Hoorp- STUK 4e BESCHRYVING VAN aangeweezen, met en benevens het voorgaane de, fchynt buiten twyfeling te ftellen, dat hee Lighaam van de Polypen een hol kanaal zy, met een Mond voorzien. De Heer PALLAS, „niettemin, wykt van het gemeene Gevoelen af, zeggende , van denkbeeld te zyn, dat de Polypus niet van Natuure hol zy, maar, door het inneemen van Voedzel uitgehold worde. Ik geloof, in tegendeel, dat hy door dat middel zyre Naruurlyke holte kwyt raakt: want die verbaazende, opzwelling , welke de gedagte Tekenaars in Plaat vertoonen, kan naauwlyks plaats hebben , zonder eene geheel opvulling van de Holte, welke in deszelfs Lighaam plaats hadt. „, Zyn Ed. verbeeldt zig, dat „, de geheele Polypus uit Merg beftaa, ’t welk, „, als ’er het Voedzel of Aas tegen aankomt, „even als Wafch voor de drukking van den … Vinger wykt en dus uitgehold worde, ronde ‚‚ om de ingedrongen Spyzen famenloopende”, Een Gevoelen, waarlyk, dat tegen de Grond- regelen der Werktuigkunde ftrydt : want, waar js de drukkende oirzaak , en hoe zal men de indringing van het Voedzel begrypen „ zonder eene Zuiging te onderftellen en deeze wederom kan geen plaats hebben zonder eene Buisagtige holte. Anderszins, immers ook, zou het Aas, even gemakkelyk , aan de zyden van hec Lig- __haam , overal , weder kunnen uitgaan. De „verdeeling der Hoofd: en Voet. Enden van de N DE POL YPEN,. ä3 de Polypen en daar door veroirzaakte ver- VL menigvuldiging der Hoofden en Staarten , zo en min alsde aangroeijing der Armen, zou geens- Hoorpe zins pleats kunnen hebben , indien de Poly- sTux. pus geheel uit eene Mergagtige zelfftandig- heid (zyn Ed, zegt Parenchyma) beftond, die zig om het Aas vormde, Maar , „ hoe zoude anders een overlangs s, doorgefneeden Polypus, op ftaande voer, » met ieder gedeelte kunnen zwelgen, en de s> Spyzen bergen in eene geflootene Holte: ’ ‚> welk echter niet zeldzaam waargenomen 3 wordt’ s zeet de. Heer PArLAs, De Waarneemers; inderdaad, gecuigen zulks (*), en het is verwonderlyk ; doch het kan ,myns_ oordeels , even zo goed verklaard worden, wanneer men het Lighaam natuurlyk hol on- derftelt te zyn. Daar heeft zekerlyk eene Veerkragtigheid in hetzelve plaats , door wel- kede Wanden van een overlangs doorgefneeden Polypus zig aanftonds zullen fluiten , om het Aas te ontvangen; ’t welke , indien het Lig- haam ‚geene holte had , naar alle verbeelding door de Wond zoude moeten uitglippen. De geweldige uitrekkingen en inkrimpingen, als ook de oneindige verandering van postuuren, benevens de werking der Armen, en wat dies meer (*) Zie onze Natuurlyke Historie der Gemeene Polypen, aster t Werk van BAKER, genaamd Narzig Gabruik van fe Jlikroskoop, Amst. 1756. Blade, 488, Ee, DEEle KVIil, STUKe VL ÄFDEEL: EAKX. Hoorp- STUK. _ Vootte gecling. 44 BESCHRZVING VAN meer is, kan men niet begrypen, zonder eene Natuurlyke holligheid te onderftellen. Wy zul- len in ’c vervolg , uit de Waarneemingen van SCHAEFER, zien, dat deeze holligheid wee- zentlyk zigtbaaris, En dat de Polypen van bine nen hol zyn, blykt onwederfpreekelyk uit de Proeven vanden Heer T REMBLEY, door wel ken hun Lighaam, even als een Kous, werdt omgeftroopt , zodanig , dat de binneníte Wand de buitenfte wierde (*). Zonderling is ’t „dat de Heer Parr as, dit ook verhaalende, niet opge- merkt heeft , dat zulks geen plaats zou kun- nen hebben , indien de Polypus niet weezent- Iyk een binnen{ten en een buitenften Wand aan zyn Lighaam had: veel minder, dat het eeni= ge maalen zou kunnen gefchieden, gelyk zyn Ed. zegt (4). De bekendfte en zekerfte Voortteeling der Polypen is eene uicbotting, zeer naar die der Planten gelykende ; zo dat zy de Jonge Poly- pen hier en daar tot de zyden des Lighaams uitgeeven, die aldaar als Botten uitfpruiten „ aangroeijen in langte , Armen krygen , en eindelyk , volwasfen zynde, zig affcheiden van de Moer , om op zig zelf een Dier te - worden, dat wederom dys voortteelt, ’t Ge- | tal (*) 1iden , bladz, 490. {Ff} Docuit ís, Hydram , aliquoties fubverfam , ita ut, que extus fuerat fubftantia interior fiat, vivere & nutrii, El, Zoöphe p, 23e , Ek DE POL YPEN. AS 1 tal der Jonges ‚die te gelyk aan eene Poly- VI _pus groeijen, is fomtyds tien, en, alzo het in LEX twee of drie Dagen volkomen Dtitren Zyn , Hoorp= die zelf Jongen voortbrengen, terwyl de Ou- STUK. de niet ophoudt van baaren; zo is derzelver vermenigvuldiging verbaazende. Zy zouden ook Eytjes voortbrengen, die door de groote Waarneemers , JUSSIEU, TT REMBLEY, RorEsrr, zegt PArrLas, gezien en bee fchreeven zyn. Zyn Ed, hadt die manier van Voortteeling , tweemaal , met eigen Oogen volmaakt waargenomen, en, dat dit de Na- tuurlyke manier van Voortteeling zy, beves- tigde hem de kleinheid der Polypen in ’t vroe« ge Voorjaar , zynde dezelven dan altoos zo _groot niet als de genen, die door de Uitbot- ting worden voortgebragt. Om die reden ftelde Rorser zulks maar waarfchynlyk (*), en ÜRrFEMBLEY {preekt ‘er zonder zekerheid van, ja fcheen het veeleer te ontkennen; ten miníte blykt uit zyn zeggen, dat hy die Eyt- jes nog niet gezien hadt (fj: weshalve het my zo ontwyfelbaar niet voorkomt, als aan den gedagten Hoogleeraar (J). De (*) Als boven BAKER bladz. 385. (T) Nous n’avons , jusqu'à préfent, tien découv&t dans les Polypes, que lon puisfe asfûrer être de la Graine, Mém, des Polypes. in Quartos P. 204, (1) Hy zegt, ex Ovulis ques Jusfiauns 3 Tremblejus et Roea L DEEL, XVIII, STUKe VI. ÄFDEEL. LXXX, Hoorp- STUKe ita mer Soucrtene viridise Groene Polypus, Plaat CXXX1X, Fig. 3e 46 BrsCurRyvING vAn De Heer LinNaus geeft de Kenmerken van een Eolspis op ‚ als daar in beftaande k dac hy aan ’t End een Mond heeft met ‘Voe- lers omgeven , die. Borftelagtig zyn. Deeze komen af van een Stammetje , dat Lilagtig — is, met maar ééne Bloem ; zig verplaatzende, en met het onder=end 8 ergens aanhech- tende. ’ Getal der San van dit Geflagt, by onzen Ridder, is zeven; waar onder, behalve de vierderley Arm-Polypen van Rorser, ook de Trechterdiertjes en zekere in *t Dier- Iyk Lighaam voorkomende Waterblaasjes * thuis gebragt zyn. (1) Polypus met ongevaar tien miet zeer lane ge Armen, De Kleur wordt door onzen Ridder, in na- volging van den vermaarden ROESEL , tot on= Roefelius viderant & descripferant, Hydras nasci aliquoties Hyeme egomet vidi, ut dubium amplius non út, Zoöph. ps 28 ; 29: (:) Hydra Tentaculis fubdenis brevioribus. Syst, Nat, XII, Gene 349, LEEUWENHO@EK Phil, Trans, VO Le XXIII, Ne 283, Pe 1494: TREMEBL, Polyp. Lp. 22. Te Ie fe Ie Polype I. Spe Polypus multibrachiatus viridis, Rorse ms: II, Polyp. 531. Te. 88, 89, Polypus viridis. SCH Z F« FER Abhandl, 1, Band. N, 5. p. 235, Tab. 1, 2,3 Hye dra viridisfima. PALLe Zoöphe 35, Groene Folypus, Lyst der Planid, ble 39e Ee, DE oProrb LI PAEUND © âT onderfcheiding der vier. gedagte Soorten ge- VL bruikt. Dus noem ik dan ook dezze eerfte tn Soort , de Groene Polypus , en PALLAS de :toorpe geer Groene; want het is zeker, dat dezelve sTUKe éen fchoone Grasgroene Kleur heeft, Ror- SEL voegt 'er by, dat zy met veele Armen is voorzien en f rEMBLEY onderfcheidtze door de kortheid der Armen, „,, De Groene », Polypen (zegt hy,) zyn de genen die de … Armen kortst hebben. Zelden heb ik ‘er » gezien, wier langte de halve langte van haar ‚ Lighaam overtrof , dat is, wier langte meer ‚‚ dan een Kwartier Duims was”. ROESEL, evenwel, heeft de Armen vry veel langer in de Groene Polypen waargenomen. De Heer ScnarrFEeRr vondt, zo wel als RoeseL, deeze Polypen veel laater dan de anderen, daar TREMBLEY dezelven eerder gevonden hadt De reden hier van is niet ver te zoeken. Laat ons dien aangsande den Pas- toor „die hec fchier opgaf dezelven te vinden, hooren fpreeken. Ík twyfelde byna, of ’er 9, wel een groene Soort, van Polypen wares s, ten minfte geloofde ik, dat dezelve zig niet „> onthield in onze Wateren : doch in de vol. js gende Zomer werd ik anders onderrigt, en > ik vond tevens de oirzaak uit, waarom deee ‚„ ze groene Polypen zo lang myne Ontdekking > ontfnapt waren. Ik/hadze tot dien tyd toe » niet op de regte plaats gezogt. De andere s> Polypen waren my altyd voorgekomen in one „ ftroo- I. DEEL, XVIII, STUK, VI. AFDErEL. LXXX. „HoorD- STUKe 48 BESCHRYVING vAN 2) ftroomende Wateren 3 derhalve was ik alle >> Moerasfen voorbygegaan ; doch eindelyk s) vond ik ze in twee Plasfen by onze Stad; - » Regensburg , onmiddelyk voor het zogenaam- > de Proeveninger Woud, De eene, die laagst ss legt, heeft fomwylen den toevloed van ee- »» nige naby gelegene Bronnen; doch de ande-= ‚> re, die de hoogfte is , fchynt haaren oir- 4, Íprong daar van te hebben, dat het Regen- De Axrmene ‚> water niet fchielyk kan wegzakken in den ‚, Kleijigen Grond , en daarom is deeze Plas ‚> ook aan groote veranderingen onderhevig, » Men treft ’er fomtyds weinig, fomtyds veel, ‚> en dikwils geen Water in aan”, „, Toen ik eens, met een ander inzigt, uit » deeze beide Plasfen Gras en Water naar ss myn Huis liet brengen, vond ik s’anderen- s, daags, tot geen kleine verwondering en » vreugde , zo wel de Gras-Steelen en Blas » deren , als de Wanden van het Glas, vol ») Zulke groene Polypen hangen. Sedert dien ‚‚ tyd heb ik altoos dergelyken in deeze Wa- 9, teren aangetroffen, Zou dit enkel toeval- » lig zyn, of beminnen de groene Polypen , meer een ftilftaand of maar wenig afftroo- s mend Water; in het welke zig de Diertjes, ‚> die zy tot haar Voedzel noodig hebben , be- » Vinden, die in de fnelvlietende Beeken, , waar men de anderen aantreft ‚ niet te vine s, den waren? » Zy zyn, gelyk de anderen, met beweeg: > lyke DE POLTYPEN. de) s Iyke: Armen voorzien ‚ wier getal ook ver-, VE 5 fchillende is. In volwasfenen heb ik niet EERE, »» minder dan zes, doch wel negen , twaalf en Hoorps s» fomtyds ook agttien Armen geteld. Veelen STUKe „ konden hunne Armen vry lang en tot over Greet: „» de helft des Lighaams uitftrekken , doch „> Anderen fcheen dit onmooglyk te zyn , door= s dien zy dezelven niet half zo lang maakten > als het Lighaam. Men zou deeze groene »» Polypen, derhalve , zo wel als de anderen , » in kort en lang ge- armde kunnen onderfcheis » den. « Deeze Deelen ftrekken hun tevens > voor Armen en. Pooten : zy houden zig niet ss alleen met dezelven aan andere Lighaamen sa Vast 5 Zy vangen ‘er haaren Roof mede, > brengen dien aan den Mond en in de Keel , s, maar zy begeeven zig ook , door middel der » Pooten, van de eene plaats naar de andere, 2 Middelwyl veranderen de Armen in figuur » en plaatzing. Somtyds vertoonen zy zig als 2, de Straalen van een Ster , famtyds als Bla- s) dertjes, fomtyds als Draaden, die den Kop > omringen. Nu eens zyn zy alle te famen, », dan wederom maar één hunner , uitges » ftrekt, neemende bovendien allerley, hoes „… kige, Boog-, Slang- en Ringagtige kromten aan. | ‚> Deeze Armen ftaan rondom den Kop, die ge „in't midden een Mond of byna ronde Ope- Lighaam: »» Ding heeft , welke zy, gelyk twee Lippen, | ! D „> taan 1, DEEL: XVIIE STUK, VL. AFDEELe LXX, Hoorp. STUK. Groene, A DO BEsCHRLVING VAN » taamelyk lang en onder veelerley geftalten s, kunnen uicftrekken. Het Lyf is uit louter » kleine Bolletjes of Korreltjes famengefteld , s> waar van de inwendigen een onveranderlyké s, groene Kleur hebben, doch de uitwendigen s> geheel wit , helder en doorfchynende zyn. > Hier door ís de geheele Polypus als met een 5, helderen weerfchyn omgeven. Als haar ‚> Lighaam zig in de langte heeft uitgeftrekt „ ss dan is hetzelve gewoonlyk overal even dik ‚„ doch anderszins aan oreindige verandes 5» ringen onderworpen. Trekt zig de Poly- pus fnel en fterk te famen , dan moet, na- tuurlyker wyze , haar Lighaam kleiner en - tevens dikker worden; weshalve zy dan Rol-, Kegel-, Spil-, Knop of Knodsagtig wordt, naar dat zy van boven, van onde- ren of in ’ midden , de meefte dikte krygts Rekt zig haar Lighaam in de langte uit, dan is het of regt, of met één of meer 4, kromten geboogen. Hier by komt nog ‚dat ook de ingezwolgen Diertjes, en der- „ zelver verfchillende plaatzing, het Lyf op verfcheiderley wyzen mismaaken. Ik heb als iets byzonders in deeze Polypen aange= merkt, dat de zodanigen „ die haare Armen weinig verlangen kunnen, haar Lyf zo veel te meer uitrekken , en diet gefchiedde by veelen zo fterk , dat zy anderhalf Duim lang wierden, Het tegendeel hadt in de „ lang ge-armde plaats, want deeze konden | » haar bE-.PotyrPÊN; jr haar Lyf zeer weinig, en naauwlyks tot het VL 3, detde deel van die langte, uitrekken; Ann ss De Groene Polypen teelen op dergelyke Hoorp- 3) Manier als de andere voort. Le Jongen ; “TUE 3» Paamelyk , komen van zelf uit en aan het 33 Lyf te voorfchyn, en derzelver getal is dani 3» grooter , dan kleiner. Ik heb Moeder - Po= ss lypen gevonden, aan welken zes en‘ zeven ss Jongen te gelyk zaten , van welken, nae 5 tuurlyker wyze , de een altoos grooter; 3, volkomener en volwasfener was, dan de ) anderen. In ue eerfte opflag wordt men aar > de Moer niets dan een Knobbeltjs , gelyk een 5 Kogeltje , gewaar ; doch dít verheft zig 5 langs hoe meer , en groeit, in mirtder dan ss een Uur, tor een klein Rolagtig Stokje 3 3, het welke boven en in ’t midden allengs „ fpitzer wordt , en van boven kleine Punrjes krygt, als Slakken- Hoornen , waar van de 5, Armen worden geformeerd. Op zulk een 5 eld heb ik meermaalen 5 zelfs deezen Win- ‚ binnen minder dan een Dag, een jon- HA Polypus zien uitfpruiten ; tot volwass fenheid aangroeijen en zig los maaken van ‚de Moer. My is geen voorbeeld bekend , dac eén jonge Polypus , by my. langer tyd; dan éénen of ten hoogfte anderhalven Pax, tot ; Zyn volkomen uitgroeijing befteed heeft. In deeze groene Polypen; evenwel. gelyk in alle anderen , hangt derzelver fterke ver menigvuldiging en fnelle wasdom veel af De ss van 3 9) Ì. DEEL. XVRI STUK, s Jorigera sa BESCHRYVING vAn Vi. ÂFDEEL. LXXX, Hoorp- STUKe : Groene, Miís- maakthe- den, Byzondere heden, Ki ss van de Warmte en overvloed van Voedzel; »> Dus kan men zeggen „dat zy in de Zomer »‚ meer en fpoediger dan in de Winter woort- s, teelen & doch , wanneer men ze ’s Winters s‚ warm houdt en het noodige Aas kan geeven , a» dan zal het byna eveneens , met hunne ‚> Voortplanting, als in de Zomer zyn. ‚… Behalve de Konftige Wanfchepzels, die s> men door {nyden en opfplyten van dee- s, ze zo wel als van de andere Polypen vormt, „, hebben ook Natuurlyke mismaaktheden on- ;‚ der dezelven plaats. Ik heb. eens eene Groe- ‚> ne Polypus gezien, waar aan, behalve een s, Jong op de gewoone plaats, nog een ander, ‚‚ geheel boven, digt by de Armen zat. In een „> ander Polypus was ieder Arm , van: boven, in een ronde Knop veranderd. Dit Schep- „ zel bleef , omtrent zes Weeken lang, onbe- » woogen op eene zelfde. plaats en in. het ‚> zelfde postuur ; doch toonde niettemin „a Leven en Gevoel, als men ’t aanraakte. Ik „ kwam het by. toeval te verliezen. Voorts ‚‚ heb ik zulk eene Polypus gezien , welke , „> zo wel als haare Jongen, het bovenfte des ‚ Lighaams benevens de Armen ontbrak, rek- …, kende zig nogthans uit en famentrekkende. » Eindelyk is my ’er ook eene ter hand ge- „, komen , daar het bovenfte deel gelyk een », Jong aan ’t Lighaam zat, en niettemin » was dit Wanfchepzel fpringleevende. „‚ Dit alles hebben de Groene Polypen kt >, MEL DE PoLYPEN 53 > alle de Arm - Polypen gemeen, doch thans ie 5 zullen wy agt geeven op hunne byzonder-rxxx, „, heden. zt. De Kleur der anderen is zeer Hoorp- » veranderlyk , en volgt gemeenlyk die der “TUE 5» verflondene of uicgezoogene Infekten, ja ©" 2» Zy worden, wanneer zy lang zonder Voed- ss Zel zyn geweest, geheel doorfchynend en > helder , als Glas : doch deeze Groenen is s, de Kleur weezentlyk eigen. Zulks blykt 9» daar uit, ten deele dat de groene Kleur, ss hun Lyf mag met zulke Diertjes opgevuld > Zyn, als hect wil , altoos de overhand be- » houdt; ten deele dat dezelve door uithonge- s Fing niet verdwynt , en zelfs lang ftand 9 houdt, wanneer menze in Wyngeest, Pekel „of Loog, geworpen heeft, 2. Daar, in s, andere Polypen, de Kleur des Lighaams zig s> Maar door een klein gedeelte der Armen uit= ») Ítrekt , gaat in deeze de Groene Kleur ten 9) Ende uit, zodanig , dat by de fterke uitrek= > king der Armen nog altoos aan derzelver »‚ uiterfte Punten groene Knopies of Korrelte », jes worden aangetroffen. q. De plaats, waar ss in dezelven de Jongen gewoonlyk uit het s, Lyf komen, maakt een derde byzonderheid, » In de anderen is dezelve omtrent op de helft s, der langte van het Lighaam, doch inde > Groene veel verder naar om laag toe. Zy 5, mogen enkelde, weinige of veele Jongen te s> gelyk uitfehuiven , men zal die gewoonlyk » digt by den Voet aantreffen, 4. De manier D 3 | «> van Ee DEEL, XVIII, STUK, Zy zyn geken yk op te pasfen , 54 BESCHRYVING VAN van Voeding is ook verfchillende. Andere ‚ Polypen aazen niet alleen op kleine, maar , ook op taamelyk groote Water- Diesen: zy zyn in {taat om de Water- Luizen, Wa. ter- Vlooijen, Water - Slangetjes of Aaltjes, andere Water- Warmpjes en schulpdiertjes, met hunne Armen aan den Mond te brengen 9 En te verflinden ; doch de Groene Poiypen, » inzonderheid die zeer korte Armen hebben, 9, moeten zig met de kleinften , jadikwils met de zodanigen vergenoegen , welke eerst uit 5 de Eytjes gekomen zyn, en dewyl deeze 9 kleine Diertjes byna het Oog on:glippen, zo 2 fchynen zy van niets te leeven. Mooglyk 2» vinden zy in fommige. Wateren Diertjes , 9, die tot hun Aas dienftiger zyn, dan de s, Benen , welken aan de andere Polypen tot s> Aas verftreksen. Ook fchynen hunne Are 9, Men ZO bekwaam niet tot het vangen der „> Infekren , als die der anderen, aan welken „ byna alles , dat 'er aanraakt, zitten blyft, ‚ Misfchien zyn deeze Armen zo fterk niet, En af moog!yk niet voorzien. met dergelyke », Haakjes of Klaauwtjes, als ‘er befpeurd » Zyn in andere Arm- Polypen. ‚ Men kan nog het volgende als eene Vyfde ‚ Byzonderheid befchouwen. Daar de ande- 2, re Polypen zeer fchielyk omkomen, indien s> 'er niet geduurig frifch Water aan gegeven ig wordt, zo kan men de Groenen geheele 5 Maanden in ’ zelfde Water houden. Ik » heb Ting sp lypen nog in dat zelfde Water, waar in zy, De POLYPEN, 53 heb werkelyk een menigte van groene Po-__ VL LXXX. JoOrD- ss my voor vyf Maanden gebragt werden , zon- srux. 9, der dat ik ‘er een Druppel ander Water heb Groes, „ bygedaan. Deeze veroirzaaken my derhalve > geene andere moeite , dan dat ik hun een- s> maal ’s Weeks met het noodige Onderhoud ss voorzie, Hebbende in verfcheide Glazen ) de menigte van Zakdiertjes, Water - Vlooie ss jen, Mosfeltjes en dergelyken , giet ik flegts s> dat Water door een fyn Linnen Doekje, 3 fcheid de grootften van de overigen af , en > houd dan het Lapje , met de klein!te Wae 3» terdiertjes , die daar op zyn blyven leggen, » in het Glas, waar de Polypen zig bevinden. s, De groene Polypen „ eindelyk , ichynen en veel 5 8 vlugge 3 veel vlugger en onrustiger te zyn, kunnende ‘an de “se zig gezwinder her- en derwaards begees?nderen, 9» VEN, dan de anderen, die dikwils Dagen en ‚> Weeken op eëne zelfde plaats blyven , ine »> zonderheid , wanneer zy een genoegzaamen 9, Voorraad hebben van Aas, Zo zy zig ook ‚ naar elders begeeven , zulks gefchiedt met 9, een zeer langzaame verplaatzing. De Groec= ‚ne, in tegendeel , kunnen zeer gezwind 3, voortwandelen , ja het fchynt hun byna on > mooglyk te zyn , op eene zelfde plaats te »> vertoeven. Ìk hebze bykans om ’t Kwar- » tier , of om ’t half Uur, op eene andere „ plek aangetroffen , en, wanneer ik iets aan nf D 4 „> EEDE FE, DEEL, XVIII STUs$ VL AFDEEL: _LRAX. HOOFD. STUK Groêne, taay van Leven , / $6 BES SHRYVING vAN 9» Eene wilde waarneemen , zo moest ik die ‚> geduurig , dan hier dan daar, opzoeken” Men ziet hier uit , dat de Groene Polypen de pleizierigften en bekwaamften zyn, om tot Liefhebbery en Natuurkundig onderzoek in Glazen te houden. Ook moeten zy in Vyvers van zuiver verfch Water , hier te Lande, niet ongemeen zyn « want zy waren de eerften, welken de Heer TreMBrEY op Sorgvliet „ by ’s Gravenhage , vondt. Zy gaven den Heer ScnarreR gelegenheid tot de twee volgende Waarneemingen , die op de anderen niet zo wel waren werkftellig te maaken. Deeze Polypen , als gemeld is , gevonden hebbende in een Moerasfige Grond, die door den Regen tot een. Waterplas wordt en dan wederom geheel uitdroogt; zo kwam het hem zeer zeldzaam voor, dar zals dit Moeras veer- tien Dagen of drie Weeken volkomen zonder _ Water was geweest , en het Vee de Aarde daar in, als ’t ware , hadt omgeploëgd , wan- neer hetzelve alsdan: door een Onweder of Plasregen fchielyk met Water gevuld werdt , hoe hy aanftonds , den volgenden Dag, de groene Polypen daar in weder kon aantreffen. Dit hadt zyn Ed., in de voorgaande Zomer, meer dan zesmaal laaten onderzoeken , en het was hem nooit gefeild: vraagende daar op. > Waar blyven deeze Polypen, wanneer het 9 Water is uitgedroogd? Kunnen zy zig in de _» Slk DE POLNVTEN, 57 Kad 5 Slyk ettelyke Weeken verbergen, en in ’ VI ÁFDEet.. ‚> Leven houden ? Waar belanden zy, als de LXXX, >) Slyk zo droog wordt, dat zy van de Hitte Hoorns ‚‚.fcheurt ? Kunnen zy zig nog in tyds dieper STUX- „ nederlaaten, en alsdan, wanneer het regent, Crom „in ettelyke Uuren weder opwaards en te s» voorfchyn komen ? Of hebben deeze Poly. » pen Bijeren , die zig in de drooge Slyk ont. „ houden, en, wanneer het regent, op ftaande ‚> voet uitkomen , wordende in eene zo korte 9 tyd volmaakte Polypen? Hoe komt het dan, ‚> dat ik, onmiddelyk na de Regenvlaag, niet s) alleen kleine en nog onuitgegroeide, maar 3) OOk zulke Polypen gevonden heb , daar reeds 2 vier en meer Jongen aan zaten. Konden > dezelven in minder dan twaalf Vuren ont- s» Ítaan zyn? Zo weinig is ons nog bekend van > Natuurlyke Zaaken, ‚, Met deeze zeldzaame Waarneeming is de nenand te- >» volgende taamelyk overeenkomftig. Daar &°n Vorst. », Wy in het begin deezes Jaars, den 2 Febru« 2) ATY, een zo zwaare Koude hadden, dat de- ») zelve den vyftienden graad onder het Vries. ‚‚ punt bereikte, zo was ik begeerig om te »» Zien, hoe het met de Groene Polypen in de » Moerasfen , daar ik dezelven tegen *t end p, des voorigen Jaars in gelaten had , mogte >> gegaan zyn. Ìk zond derhalve Volk daar ‚> heen, lige hee Ys open hakken, en een taa- » melyke menigte van Gras en andere ruigte , » die men onder ’t Ys van dáan haalde, naar hui E, DEEL. XVIII STUK, „> HUIS VI. ÂFDEEL. XXX, GOFD- STUK. Groene, 58 DESCHRYVINCG vAN s) huis draagen. Dewyl dit Moeras een goed ‚„ half Uur van onze Stad legt, zo was, na- s, tuurlyker wyze , in die zo groote Koude, al dat Gras en Water, in het naar huis draa > gen, op nieuws te famen gevrooren. Als ik nu dit Water, in een werm Vertrek , hadt 2» Ontdooijen en twee Dagen ftaan laten, zo 9» zag ik in myn Glas alles vol groene Poly- 9 pen, die geheel frifch leefden, en zig al- s> lengs ook voortplantten. Hoe zonderling , moet dan niet het maakzel en de Levense s, kragt van deeze Diertjes zyn?” De Heer Scnarrer geeft zyn vermoee den op , dat het misfchien met deeze Polys pen eveneens mogte gelegen zyn, als met de voorgemelde Raderdiertjes van BAKER , en met de Aaltjes in Verzengde Tarwe doof NeEepHaAM ontdekt. Hy vergelykt dezele ven , in deezen , byde Zaaden der Planten, en dit zou dan tot nader bevestiging ftrekken, dat de Polypen Plantdieren zyn, Roeser heeft veele dergelyke en andere byzonderheden , in deeze Soort van Polypen, waargenomen, en dezelven in hunne verfchil- lende postuuren , zeer duidelyk, op twee Plaaten afgebeeld. Dewyl zyn Werk in ’e Nederduitfch vertaald en uitgegeven wordt, zo heb ik daar van weinig ontleend. De Lief- hebbers kurnen zyne befchryving van de Ei- genfchappen der groene Polypen met het voor- gemelde van SCHA&FFER vergelyken , of zeik pin en dé Ee a vl enne lend en pen Vr AN AEP CE e Cas es Unen w % d N Kel Ks Er ef he : ; Kes EA £ Re EIK ) ú, jk SRS iS Gest Nn cd en: mn Ee „DErBOLY PE Ne 59 zelf deeze aartige Diertjes gaan waarneemen. VI. FDEEL, alleenlyk geef ‘ik hier , tot opheldering van het ee bovenftaande, in Fig. 3, Plaat CXXXIX, de roorp. Afbeelding van zuik een Plantdier , fterk ver- STUKe groot. met twee Jongen aan ’t Lighaam, waar van het een de Armen uitgeftrekt, het andere _dezelven ingetrokken en het Lyf verkort heeft. „Aan den ouden of Moeder-Polypus zyn de „Armen ook taamelyk lang uitgeftrekt. Zy kunnen dezelven ,: zo RoEsEr aanmerkt , fomtyds zodanig uitrekken , dat die tweemaal ‚de langte hebben ván-het Lighaam , doch zy doen dit zo „dikwils-niet als de anderen. Dan zyn de Armen ook aan ’t End, gelyk men in deeze Afbeelding ziet, met een Knopje ge- wapend. (2) Polypus met ongevaar agt zeer lange Armen. Groene, Il. ydra fusca; Lang gee De Heer ParrAs noemt deeze Soort Olj- rmde gaêtis , waar mede hy de dunte der Armen zal bedoelen ; „want in getal van Armen verfchile dezelve niet genoegzaam met de ânderen , om daar vanden naam te hebben. LIiNNaus 7 | noemt (2) Hydra Tentaculis fubottonis longisfimis, Syst. Nat, XII, Polypi Sp. 3, TREMBL, Polyps Ie ps 22 T. Le fige 3, 4: ELLIs Corail, T, 28, £. C, Polypus fuscus. Ror sg, dns, IL Polyp. 505, T. 84, 85. SCHAEFF, Abbandl, I, Band, bl, 155. Tab, 1 , 2, 3. Hydra Oligaltis, PAL Ls Zoüph. 1, Polypus met lange Armen. Lyst der Plantd, bladz, 37. Aen | LE, DEEL: XVIII, STUKe Polypus, VL ‚ Ärprer LXXX. Hoorp- STUK. ‚Lang gearmde, 60 BEsSCHRYVING v Á N noemt haar de Bruine Polypus , doch de Kleur alleen maakt de onderfcheiding niet. Het is de Derde Soort van TREMBLEY, die de langte en dunte van derzelver Armen in Plaat zeer fraay heeft voorgefteld; waar uit blykt „ dat zy dezelven niet dikwils twee= ‚maal, gelyk het de Heer BoDDAERT vCre taalt, maar wel tienmaal zo lang als het Lyf kunnen uitftrekken , zo de Heer Parras zegt. Poor Roeser is ook deeze Poly- pus, in zyne verfchillende postuuren , op twee - Plaaten afgebeeld: maar'de Heer Scue rrER heeft daar over een byzonder uitvoerig kn toog uitgegeven. / Gedagte Pastoor, na hee uitkomen van TreMBLEYys Werk, veele Jaaren agtereen, omftreeks Regensburg, vrugteloos gezogt heb- bende naar Arm-Polypen, vondt deeze Soort eindelyk; in’: voorfte des jaars 1753, digt aan de Stad menigvuldig. - In-andere deelén” van Europa, echter, fchynen de Groene en Geele of Witte Polypen gemeener:te- zyn. « De Heer MARTINE T vondt die beiden , in de Wates ren omftreeks Leiden ,menigvuldig. In Noord holland zyn zy aan zyn Ed, ook voorgekomen, De Heer BopDAERT berigt my , dat hy de Gemeene Polypen aan Westbroek, Agttienho= - ven en daaromftreeks „ zeer veel, op de Wa- ter- Eppe , doch by Jutphaas zeer weinig ge= vonden heeft, Van deeze lang « ge » armde maakt zyn Ed, geen gewag. SCHAFe DE PorLYPEN. Ó: ScHarFrERrR de ArmePolypen der Zoete VL Wateren dus gevonden hebbende , dagt daar „12 XXX, in veel nieuws te ontdekken, doch zyn Ëer- Hoorp- waarde befpeurde wel haast, dat deeze Stof. sTUK. fe door den Heer ee in deszelfs Lak driejaarige onderzoekingen op Sorgvliet by ’s Gravenhage , zodanig doorgrond was, dat hy ‘er weinig by kon voegen. Jade Paftoor geeft zyn Ed. nog dit uitmuntende getuigee nis: „ ik heb al het gene, dat door hem bes » fchreeven is, en alles even zodanig, als hy „s het heeft, ten naauwkeurigfte aangetroffen”, Zyn Eerw. geeft derhalve zyne Waarnee. mingen meer tot bevestiging dan tot vervul- ling der Waarneemingen van den Heer FRreEMBLEY op, en toont daar mede zyne eerlykheid en zugt tot bevordering van de kene nis der Natuurlyke Historie. De Heer Scnarrer maakt in zyn Ver- toog , gelyk de Heer TrrmBrLEY, eenige Afdeelingen. In de Eerfte {preekt hy van het gene de Geftalte, Struêtuur en Beweeging der bruine Armpolypen betreft: in de Tweede van derzelver Voedzel of Aas, de manier van hetzelve te vangen, in te flokken enz. De Derde Afdeeling handelt van derzele ver Voortplanting. De Vierde behelst de Proeven door hem op deeze Diertjes in ’ werk gefteld. In de Vyfde, eindelyk, geeft hy eenige Bedenkingen op , aangaande derzel- ver inwendig Maakzel, dienende voornaame- d k lyk Es DEEL. XVII gain ës BrsCHRevINe ván VL Iykeot verklaaring det zonderlinge Verfchyns gn zelen , welke zig in deeze Schepzeltjes opens Hoorp- bren ú STUK. Schoon de Paftoor de Polypen allereerst aan bale t Kroos of Water-Linzen gevonden hadt; verklasrd, kwamen zy bem doch vervolgens aan allerley Plaat CD in ’t Water voor Het fchynt hun ever CXL, Fig. 1. 't zelfde te zyn, of zy een Stokje, Strooitje; Worteltje , Blaadje , Steentje aangrypen; ja de Huisjes van leevende Dieren dienen hun dik- wils tot een Voerfteun. Dus heeft hy ze aan de Kokertjes van Water- Rupfen , aan de Schaaleni van Water- Slakjes , zo wel als aan het Kroos „en de kleinfte Soort van Plompen, het overe vloedigfte gevonden 5 zittende aan derzelver Bladen, Steeltjes ei Wortelert, gelyk dit doot zyn Eerw , tot opheldering van de Huishoue ding der Polypen vertoond wordt. Ik heb die Afbeelding ; met eenige verandering en mooglyk ook verbetering, op Plaat CXL; van hem ontleend Hiasier _ Aldaar worde, in Natuurlyke grootte, (Fig. Ee 1.) de Geftalte deezer lang gearmde of bruine Polypen , in de verchillende Postuuren, dië zy maaken, voorgelteld, Het aanmerkelykfte , daar omtrent, is hunne Manier van loopen, ’t welk zy gemeerlyk byra als de Landmeeter of Spanrupfen doen: Als zy met het agterdeel of de Staart op een plaats zitten, van waar zy zig naar elders willen begeeven , dan buigen zy de Armen en het Lighaam Boogswyze dere waards bre PoLyYPEN. 3 waards om, gelyk Letter a aanwyst, en, na, Vl dat zy zig met een of meer Armen hebben xxx neergezet , als in b, ligten zy de Staart op enHoorps trekken die naar zig toe, gelyk inc, Als zy°TUEe de Staart daar weder vastgezet hebben , maa. nds ken zy de Armen weder los, en zetten den Kop voort, als ind. Die beweeging doet hun aanmerkelyk vorderen , doch zo veel niet als op een andere manier , welke men Tuimelen kan hoemen. Ten dien einde gaan Zy in ’t eerst s als by e, eveneens te werk, met het Lighaam om te krommen , en de Armen neer te zetten als br f, maar dan ligten zy de Staart geheel in de hoogte, gelyk g vertoont, en zetten die aan de andere zyde weder vast, als by Zi. Somwylen ook trekken zy zig, ’t zy ftaande of hangende, alleenlyk met hunne Armen voort, xt welk doch een zeer traage trant van loos pen is, meer gelykende naarhet kruipen der Slakken. De manier va Samenleeving deezer Schep. samen: zelen wordt in de zelfde Afbeelding met'°*viwe Letter i aangeweezen. In die Geftalte vondt de Heer Scnarrrr hun s’anderendaags, na dat hy ze de eerfte maal ontdekt hadt; ge= lykende naar een menigte van Worteltjes, die om en om met andere dunnere Vezeltjes of Draaden behangen fcheenen te zyn, en, des wyl zy door gebrek van Voedzel zeer bleek. geworden waren, twyfelde hy zeer wat hy ’er van zoude maaken , tot dat hy ‘er een oog- {chyne Te. DEEL, XVIIE, STyigs 64 DESCHRYVING van; Pu fchynelyke beweeging in gewaar wierde, die Lxxx, men niet dan voor Dierlyk kon houden; als Moorp- gefchiedende uit eenige Drift of Rd der STUK. Natuur, ten nutte van het Schepzel. Ook. rc zag hy, zo dra men het Glas aanraakte , of Be de miníte beweeging in het Water maak- te, dat deeze Armen, hoe lang ook, zeer ver- kart a fomtyds dermaate ingetrokken were den, det ’er byna niets van overbleef. kod Zodanig-eene ontrusting maakt, bovendien „ haams, dat het Lighaam der Polypen onbegrypelyk in= Fig. 2, getrokken wordt. Men ziet daar van in Fig. 2 de voorbeelden. „, Eenigen zien ‘er dan, » Zegt SCHAFFER; gelyk cen Kegel uit, die »» met zynen Top aan heteen of andere Lig- 2) haam zit, gelyk a, of zy zyn byna overal s> even dik, als b, en nog anderen hebben tus- » fchen het Lyf en het Agterfteeen aanmer- ‚» kelyke Kneep, gelyk c aanwyst: zo dat fom- >> migen naar een Raap of Rammenas gelyken, … en wat veranderde Geftalten , van dien aart , 9, men meer bedenken zou kunnen, formeeren. ‚> Ja als men ’t Kroas of andere Ruigte uit het … Water haalt, zo vertoont dikwils de gehee- ‚Je Polypus niets meer dan een klein Knobe > beltje of Puistje, als met d is aangewee- f „» zen.” | (Verfchil- Van de zonderlinge Postuuren , welken dee- de Ko ze Polypern {til zittende maaken „ geeft ook Letter e een voorbeeld , alwaar het Schepzel naar een Posthoorntje gelykt ‚en Letter f, daar, het De PorLYPEn, ós doch ten dien opzigte keeren wy terug tot Ald Fig. 1, alwaar de omkromming van het Lig- Hoorps haam, met zeer ingekorte Armen ; door de STUK Letters k, l aangeduid wordt. Aan den andes Zer ren kant kan ook het Lighaam zig ongemeen titrekken, gelyk Letter m aanwyst. Dit doen de Polypen meest en fterkst, wanneer zy lang zonder Voedzel zyn geweest. 5, In zulk een 4 Hongersnood hebben veelen van myne Poly $» pen vande derde Soort, zegt SCHAFTER, 3, (waar door hy deeze lang-geatmde ver- 5) ftaat), hunne gewoone Lighaams-langte niet » alleen tot een Duim, maar dikwils ook tot $) twee Duim en daar boven gebragt”, | De Heet TRreEMBLEY verzekert, dát hy Zwet nooit een Polypus hadt zien zwemmen of tot °°“ zwemmen hadt kunnen brengen. Mooglyk heeft daarom ook de Heet Parr as niet kun: nen gelooven , dat de Heer BasTER zulks van de Polypen der Zeegewasfen gezien hadt. De Pastoor zegt, dat deeze Arm -Polypen niet zelden gewoon zyn, midden in ’e Water, ge- heel los en vry, van de eene plaats naar de andere te zwemmen. Het postuur, dat zy in deezen maaken , was, zo menigmaal hy hun hadt zien zwemmen; met de Armen Boogswye ze naar agteren omgekromd; des de geheele Polypus, alsdan , niet kwaalyk een fpringend Fonteintje affchetst. Tot zwemmen; nogs eo x. Éhanss Á, DEEL, XVIII, STUK, 66 DBDESCHRYVING VAN £ AFDEEL, brengen. Hoorns 3 De Kleur deezer Polypen (zegt ScHarrEr) STUKe is geheel onbeftendig , en men kan naauw= Kleur. „ Iyks met zekerheid zeggen, welke hun nae ‚> tuurlyk en eigen zy. Wanneer men uit een ») Greppel veelen te gelyk neemt, dan zal men bevinden , dat eenigen meer, anderen minder, rood, geel, bruin, groen, ja zwart en van andere Kleuren zyn , en dat altoos de eene meer doorfchynende ís dan de andee re, Men zal verder gewaar worden, hoe de zelfde Polypus verfcheiderley Kleuren ag= tereen aanneemt, zynde het ééne Uur rood , het andere Uur wederom anders. Ja men zal Polypen aantreffen , die als ’ ware uit veelerley Kleuren famengefteld zyn, en zig ‚> bont vertoonen. Deeze verandering onte {taat ten deele daar van, dat zy min of meer famengetrokken zyn, ten deele van de Kleur der ingezwolgene Diertjes, welke door de Huid heen fchynen. Edoch, wan= neer ik derzelver gewoonlykfte Kleur moest opgeeven , dan zou ik my voor de bruine ‚‚ roode of donker bruine verklaaren”’, Lighaamse % Is zeker , dat de Pastoor hier van de Lang- ae ge-armde fpreekt , onder welken hy ook groene, van de voorgaande Soort verfchillen- lende, waargenomen hadt. Rorsrer bevondt even % zelfde in de lang - gearmde omftreeks Neu- 3 53 33 5) 33 DRE POL YPEN 67 Neuremburg, weshalve hy dezelven ook door VI. de figuur der Armen onderfcheidt, noemen-1 Xie de die Hoornvormig, doch dit is thidder Ei- Hoorp- gen: want de Armen gelyken alleenlyk in een STUK. famengetrokken {taat naar Hoornen , en moog- Lars lyk niet meer dan in de andere Polypen. De en uitgeftrekte Armen komen eerder als Draaden voor: gelyk dit niet alleen by Letter #, in Fig. I5 maar ook zeer duidelyk blykt in Fig. 3, welke de Lighaams-Geftalte van deeze Poly- pus, by fterke Vergrooting, voorftelt. De Polypus beftaat uit een Kop a, een Lig: Bret haam b, een Staarte ‚en de Armenee, De | __Kop is het bovenfte ronde deel , dat zig in foms migen als ftomp en geknot vertoont, in ande. ren als een Knopje , en in fommigen , gelyk alhier , Kegelvormig uitpuilt. In dit laacfte geval ziet men weinig van den Mond, die dan flegts naar een Kloofje of Naadje gelykt ; doch hoe meer de Kop ingetrokken wordt, hoe meer zig de Mond, uit twee Lippen beftaande, open baart: ja, als de Kop geheel ftomp en plat is, dan worde men in ’t midden een ronde, aan den rand hoekige Opening gewaar, door welke men eenigermaate in het Lyf van den Polypus kan inzien. „> Het valt zeer ligt (zegt SCHAFFER) Holte des ‚ zig te overtuigen, dat het Lyf deezer Arm- Lishaams ) Polypen hol , en naar eene egaal doorbaor= s de Pyp gelykende zy. Men kan dit , by „ helder Daglicht, ook met de bloote Oogen ;, „> doch E: DEEL, XVIIE STUK, VI, ArDEEL. TANS Hoorp STUKe Lanz gearnsde, | Vertees ting, 68 BEsCHRYLVING VAR ss doch.dan het beste zien, wanneer men hêt st eenige maalen , zo wel overdwars als “_s inde langte, van elkander fnydt, In ’t eer- » fte geval zal men zo veele Stukken van hol- » le Pypjes voor zig hebben , als men het Lyf » van den Polypus maalen heeft doorgefnee- s den, en in ’t laatfte geval zal het Lyf eene » Ordentlyke in het midden overlangs verdeel- >de Pyp zyn. De omkeering des Lighaams, ‚> die of Natuurlyk of door Konst gefchiedt , 9) even als een omgeftroopte Kous, doet zulks ‚‚ nader blyken”. Deeze holligheid des Lighaams wordt door TremBLEY de Maag genoemd, doch Scnar* FER verbeeldt zig , ‘dat dezelve veeleer een foort van Krop zy, als in de Vogelen, of Voormaag , gelyk in de Viervoctige Dieren ; waar in de Spyzen worden opgegaard. Zyn Eerw. houdt veeleer de uit-. en inwendige Korreltjes of Bolletjes, waar uit het Lyf be= ftaat , voor zo veel duizend Openingen en Zuigpypjes, welke de plaats van een eigently- ke Maag vervullen en de Verteering bewerk- ftelligen. Hy ftaat derhalve niet toe , dat deeze Schepzeltjes , buiten en behalve de gedagte Holligheid , geene Werktuigen tot de. ‚ Spys- Verteering hebben zouden , gelyk het denkbeeld van TRE MBLEY was: maar meent, dat de geheele Huid met louter kleine Zuig= buisjes en nog kleinere tot dezelven behooren- de Vaatjes , bedekt zy , die het Voedzel innee-- : men DE POL YPEN, 69 men en door de zelfftandigheid verfpreiden., VE. Ik vind echter geen zwaarigheid, om de ge Tyxx. dagte Holligheid , ‘even als in de Wormen en Hoorp- andere Diertjes, voor Maag en Darmen te ge-STUR Iyk te neemen ; te minder , dewyl de grove Re deelen van het Aas niet verder komen „ en uit- gezoogen zynde door den Mond weder geloosd worden. Gelyk de zelfftandigheid des Lighaams, of pe de Huid, welke deezen Zak omringt ‚als in ie Fig. 3 , uit louter kleine Bolletjes beftaat, heeft even ’t zelfde ook in de Armen e, e-plaars: Dit maakt dezelven tot die byftere langre uite rekbaar , welke, als gezegd is, wel tienmaal de langte des Lighaams overtreft. Zouden niet, tot derzelver zo geweldige famentrekking dat zy geheel verdwynen , kleine Spiertjes ver= eifcht worden , die aan Ringetjes vast mogten zyn, of heeft daarin iets dergelyks plaats, als in de werking der Zenuwen 2” Hoe minder men zodanige Werktuigjes daar-aan heeft kun= nen verneemen, hoe meer de almagt van den Schepper in deezen uitblinkt. Ondertusfchen zyn deeze Korreltjes aan de Armen , wanneer de Polypus dezelven uitgerekt heeft , altoos: wat van elkander afgezonderd ; waar ‚uit blykt , dat zy de zelfftandigheid niet geheel uitmaaken. De Haairtjes tusfchen dezelven uitfteekende , welken de Heer TREMBLEY aan de Armen ontdekte, heeft Scuarreer, E 5 zelfs Je DEEL, XVIII, STUKG Vl. ArpeEeL. LXXX. Hoorp- STUK. De Staart, Voedze!. Ld zo BEsCHRYVING VAN zelfs met het Zonne - Mikroskoop , niet kunnen waarneemen. In de Lighaams=geftalte®van deeze lang - ge- armde Polypen is, met die der voorgaande Soort, een aanmerkelyk verfchil, ten opzigt van het onder-end , dat in de Groenen al- lengs verdunt, tot dat het in het Voetje, dat een weinig Knopagtig is, eindigt; daar het in deeze een zeer kennelyke Staart uitmaakt. Dit Staartje heeft byna de helft der langte van den geheelen Polypus, zynde niet veel kor=_ ter dan het bovenfte gedeelte, *% welk de gee zegde Holligheid, Zak of Maag, bevat. Het onderfcheide zig aanftonds van het, Lighaam door zyne dunte, gelyk in Fig. 3, by Letter c‚ blykt , en tevens doordien het geheel wit is en blyft, in alle de Kleur- Verandering van deeze Soort. Mooglyk zal hetzelve geheel uit die Korrelagtige zelfftandigheid beftaan , welke den Rok of Wanden uitmaakt van het Lighaam hb. Het Voedzel der Polypen beftaat niet al= leen in Waters Vlooijen en Water- Luizen of Zakdiertjes „ van welken zy tot agt of tien en meer in de Maag kunnen ftoppen, maar ook in veel grooter Soort van Diertjes. By Letter p, in Fig. 1, ziet men zodanig een van deeze Lang -gearmde Polypen , wier Lig- haam reeds gevuld en als een Zak uitgefpan- nen is door een menigte van zodanige Schep- zeltjes, die men Water= Vlooijen- noemt, ter= | wyl DE PorLYPEN, 71 | wyl eenige Armen nog bezig zyn met anderen VL te vangen. By Letter # wordt men eene ge- xxx. waar, die vol Aas en reeds geflooten alseen toe: Hoorp- getrokken Beurs, met flappe korte Armen zon- STUK der beweeging hangt. By o is ‘er een bezig aan en % inzwelgen van een zogenaamde Water-Luis. De Letter n wyst ‘er aan; die een rood Mug- ge- Wormpje tragt in te flokken; en m een andere , die, regtoverend ftaande, een Water« Duizendbeentje vangt. Het Haft wordt, in zyn zwemmende ftaat, ook niet zelden aange» tast door deeze Plantdieren. Onze Afbeelding, Fig. 3, wil eenigermaa- Het te duidelyk voor Oogen ftellen, hoe de Po- hae Iypen te werk gaan met het vangen van hun Aas. Een Water Vloo ziet men aldaar, by d, fterk vergroot zynde , aan het End van eenen Arm blyven hangen , die zo dun als Spinrag is, Niettemin kunnen de gedagte Schep= gelen, al zyn het zodanigen die een aanmerkee lyke kragt bezitten, wanneer zy aan den Arm van een Polypus raaken, het zelden ontwor- telen. Rorser heeft, aan ’t End van ieder Arm , een klein Knopje ontdekt , en dus zou men mogen denken „ of deeze Polypen hunne Prooy ook op dergelyke manier magtig wier= . den , als de Indiaanen op ’t Zuid-end van Zuid-Amerika de Paarden vangen 5 te weee ten , door dezelven een Steen, die aan ’t End van een Touw is, om den Hals te flingeren 5 doch behalve dat de Heer ScH&rrEn dere gee FT. DEELe XVIII, STUKe ' Vi. Arpeen. LXXX, Hoorp- STUKe Lang gearmdée Het lite zwelgen. 12 DESCHRYVING VAN gelyke Knopjes niet vertoont, zo weet men, dat de Diertjes niet altoos aan ’t End, maar fomtyds ook elders aan de Armen hangen blys ven, Mooglyk is het, derhalve, een aanklees ving, door middel van eenig Slymerig Vogt, ’ welk de Armen kunnen uitgeeven, die zig dan verder ony het Aas ftrengelen, en het naar den Mond brengen (*). Indien de Polypus be- vindt, dat hem de Worm dus te fterk is, zo. neemt hy andere Armen te hulp ‚ en omwindt het Schepzel daar mede zodanig „dat het zig niet beweegen, veel minder ontfnappen kan. s> Het is , in dit geval , niet weinig te ver- » wonderen, (zegt ScHarrER,) hoe de „> Polypen in ftaat zyn om Wormen, die wel 9 agt: of tienmaal dikker dan zy zelf zyn, ge- 2 heel , en zonder hun eerst aan ftukken te 5» breeken , in hun Lyf te brengen. Hier toe 2, doet, zonder twyfel, de byzondere gefteld= „ heid van hunne Mond -opening of van ders „ zelver Lippen, het allerineefte. Deze zyn, ‚, naar alle waarfchynlykheid , met eene fterk », drukkende, en tevens met eene aantrekkens 5 de en zuigende kragt voorzien, door welke 99 gee (*) Onze Pastoor evenwel oordeelt dit niet waarfchynlyk, em dat de Armen dan ook onderling aan elkander kleeven zouden , en meent dat het veeleer van de Willekeur der Polypen afhange, of een Worm van hunne Armen zal aans gehouden worden , dan niet: dech zonder Werktuigen om aan te vatten komt my die nog veel minder begrypelyk voor ' De POLYPEN ” 23 4 gemeenfchäppelyke kragt het dan begrypelyk, VL „> is, hoe tusfchen deezelppen de Worm zo LXXX. „, wel vastgehouden , als tevens opwaards in Hoorps „> het Lyf geperst kan worden.” helden Even zo zonderling is , naar zyn Ed, aan- Eek merkt, de Gulzigheid deezer Schepzelen. Zy vergenoegen zig zelden met één Wormpje;, piettegenftaande hetzelve grooter dan hun Lig- haam is; maar, terwyl zy hetzelve., met eenige Armen, naar den Mond brengen , zyn de ove- rige Armen geduurig in de weer , om nog meer te vangen. Men ziet derhalve dikwils , byna aan alle de Pooten te gelyk, Wormpjes han= gen, waarvan verfcheidene in ’t Lighaam ko- men ‚ die dan hetzelve wonderbaarlyk doen waitzetten songelykigde Letter p,{in'Fig. 1, vertoont. Hy hade dus, in een enkele Polypus , wel agt of tien Watervlooijen geteld, terwy!l de Armen nog fteeds voortgingen met anderen te vangen en aan den Mond te brengen. ’% Schynt dat zy daar mede niet ophouden, voor dat de Polypus zig als een Beurs fluic, niet in ftaact zynde meer Voedzel te ontvangen, gelyk Letter t aanwyst. Alle deeze werkingen; en in ’t byzonder de famentrekking van den Mond , of van den Hals, terwy! het Lighaam vreezelyk uitgezwollen blyft, bewyzen, dat-dé Polypus een weezent- lyke Lighaams-holligheid heeft , door haare eigene Wanden bepaald, Hoe was het moog:- Iyk, indien de en » als Wafch , E 5 voor VL AFDEEL. LXXX. Hoorp- STUK. Lang gearmdee 4 BESCHRYVING VAN voor de drukking week , gelyk PArLrAs wils dat het Aas niet door de Zyden des Lig- haams weder uitging. Hoe zou dus de gee dagte Samentrekking fvan den Mond te bee grypen zyn. Hoe kon dan het Staartje zyne dunte behouden : want volgens zyn Ed. uits drukking is het geheele Lighaam van een Po lypus onafgebroken Mergagtig , neemende overal Voedzel in, en het ingenomen Voedzel omkleedende 5 byna, zo ik het begryp, als het gefmolten Wafch of Smeer zig rondom het Katoen tot een Kaars vormt (*). Wanneer de Water- Wormpjes of Wa- ter - Vlooijen en dergelyke Diertjes , tot Voedzel voor de Polypen , niet te bekomen zyn, dan kan men ze met andere dingen te vrede ftellen. „, Kleine Infekten , Vifchs ss jes, Vliegen , als ook grooter Dieren „ » gelyk Waterflakjes en dergelyken: allerley … Aardwormen, ja zelfs Vleefch , dienen ale s, temaal „in tyd van nood „ tot derzelver ‚> Voedzel : met dit onderfcheid, echter , dat , ‚‚ dear men hun kleine en levendige Wormen ‚> geheel kan geeven , grootere Wormen en ss levenlooze dingen vooraf in ftukken gefnee- , den „ en de laatften inzonderheid in eenige | s, be- (*) Hydre corpus totum folidumn 8 Médullare , pro admoto Alimento Cerz inftar Digitum admittentis cavari concipio Parenchyma & Alimentis infinuatis felt circumfun- dere, Zoöph. p. 27. DE Por YPEN. NR: » beweeg gebragt moeten worden, indien VL _ ‚ de Polypen die zullen aanvatten en inzuigen. {sx „, Want ik heb opgemerkt , dat de Polypen Hoorn. ‚ dingen , welke zig niet beweegen, of ten STUK. » minfte zig niet fchynen te beweegen, zeer, F4%£ A Zearmdêe ‚ zelden aanklampen , laatende die gemeen ‚ Iyk gantfch onverfchillig voorby gaan.” Voorts merkt de Heer ScHarFrFER aan, dat ‘het gene aan de Armen van een Balintis raakt, niet altoos aan dezelven moet blyven hangen. Zo zy niet hongerig of ziek zyn, of men iets op haare Armen laat vallen’, dat niet tot hun Voedzel dient, dan zal het , zegt hy, zig geenszins daar aan hechten. Hier uit meent de Pastoor te kunnen befluiten „ dat het geen Slymerigheid zy, welke de Armen tot vangen bekwaam maakt. Zouden zy dan ook de kleine Haairtjes , welken de Heer TREMBLEY aan dezelven gezien heeft, willekeurig uitbrengen en weder inhaalen kune nen? Of zouden zy, op gelyke manier , niet eenige Slvmerigheid , ten dien einde, kunnen vitwerpen? Hier in dunkt my minder zwaas righeid te zyn; dan het Zintuig van ’c Gezigt in deeze Schepzelen te onderftellen : terwyl dit alles fchynt verklaard te kunnen worden , door een byzondere fcherpheid van Gevoel. ‚> Wanneer ik de Polypen voor Gulzig ekwaam: s> uitgemaakt heb (vervolgt de Pastoor), zo ads ») moet men dit met onderfcheid verftaan, „ Daar zyn tyden, dat zy zekerlyk veel eeten | » doch VI, _ Arprer. LXXX, Hoorp- STUK. Lang gearmde, 76 BESCHRYVING vAN s» doch daar zyn ook tyden, dat zy weinig „» eeten , en zy hebben, gelyk men op eenige s, Plaatfen „ by manier van ípreeken , van de „ Raaven zegt. , haare Hongermaanden. In „> de Zomer, en vooral als het warm Weder- » is, vreeten zy het meefte : dpch alsdan is ss ‘er ook overvloed van Diertjes tot hun Voed. 2» zel, en de Verteering gefchiedt diestyds by >, huo gezwinder, duurende zelden langer dan », twaalf Uuren. Des Winters en by koud s Weer eeten zy minst; waar zouden zy dan > ook Wormen genoeg vinden ? Doch zy kuns » nen- alsdan met minder toe: dewyl de Ver= > teering langzaamer gefchiedt, en dikwils 9 eerst na verloop van twee of drie Dagen ge= s, Cindigd is. Bereikt de Koude, in de Win- ss ter , eenen hoogen Graad , dan raaken zy ss wel niet om den hals, maar zyn daar door s, Zo verdoofd, dat zy een zeer ftrenge Vasten s‚ houden , of dan in de Hongermaanden zig ,, bevinden: ja, in de Zomer zelfs, en in de „> heetfte Dagen , kan menze langer dan een ;, Maand laaten vasten, zonder dat zy deswe= „> gen fterven” De langheid van hun Leven is niet gemakke. | Iyk te bepaalen; fchoon T'REMBLEy dezel- ve op twee Jaaren en daar boven ftelt. Zy zyn aan. Toevallen onderhevig, die dikwils hunnen Levensdraad vroeger affnyden. Hier onder moet men vooral de Luisjes tellen , daar zy mede bezet raaken , zo men hun niet genoeg | fchoon \ “© DE POLYPE Ne 77 fchoon Water geeft. Voor andere Waterdie- VL ren fchynen zy geen Aas te zyn, De Heer en TRrREMBLEY ten minfte heeft geen uitgehon- Hoorp. gerde Vifchjes noch Water- Torren daar toe STUKe kunnen brengen, dat zy de Polypen , hun ret voorgeworpen „ aandeeden : doch kwam dic k ook daar van daan, dat zy te veel in de engte waren? Immers ís °t niet onwaarfchynlyk , dat de Polypen zelf tot Aas verftrekken van ane dere Waterfchepzelen. De lang ge-armde Polypen teelen op de zelfde manier voort, alsik hier voor, aangaan= Plaat de de Polypen in ’t algemeen, en van de Fis, 4 Groene in ’* byzonder , gezegd heb. „ Men s» zal niet ligt uit een Graft eenige Polypen > met elkander vangen (zegt SCHAFFER,) s) daar niet altoos ettelyken onder zyn , aan »» wier Lighaam men een of meer verheffingen „ „als kleine Knobbeltjes of Kegeltjes, ziet > uitpuilen: ja aan zeer veelen zal men kleine ‚‚ Polypen gewaar worden, die ’er zig, even „) als op andere Lighaamen, aan fchynen vast- ‚… gezet te hebben”. Zyn Ed. vertoont zulks, benevens de trapswyze toeneeming van deeze jonge Polypen, in Plaat, Zelfs telt hy voor, hoe zulk een Jong, nog aande Moer zittende, reeds de Armen uitftrekt, en daar mede Wa- terdiertjes vangt. Dit, niet alleen , maar dik= “wils komen , aan ’t Lyf van eenen Ouden, vere fcheide Jongen voor, in byzondere trappen van groey en grootte; gelyk dit by Letter e, ia 5 DEEL, XVIII, STUKs 73 DESCHRYVING vAN © LXXX. gezien wordt , alwaar zig aan het Lighaam Hoorp- van de Moer een Vrugtbeginzel, als een Bot STUK. of Knopje, voordoet. De Heer TREMBLEY ak heeft zelfs Polypen gehad , wier Jongen iee der met drie of vier Jongen, en deeze laatften wederom met andere Jongen, op eenen zelf- den tyd , bezet waren , welken altemaal aan ééne Polypus, als de algemeene Grootmoe- der , zig bevonden. Hy kreeg van ééne Moer, in de tyd van twee Maanden, vyfenveertig Jongen. Yoorttee- Doch (vraagt ScHaFrFER), komen deeze ling bend „Jongen weezentlyk uit het Lighaam voort? De reden fchynt ons daar van te overtuigen, en tot verder bewys dient de volgende Proef- neeming. ,, Men fnyde een Jonge Polypus; > wanneer die nog de Geftalte van een Kegel » heeft , overdwars midden door, en dan zal ss men, met het Mikroskoop , zo wel in het > nog aan deszelfs Lighaam zittende , als in ‚ het afgefneeden Deel, zeer duidelyk eene ‚, Opening gewaar worden, gelyk men anders 9 Ziet, wanneer het Lighaam van eenen Poly- 5, pus overdwars in ftukken wordt gefneeden. s, Om nu te onderzoeken , of die Holligheid „, ook gemeenfchap met de inwendige Holte »> van de oude Polypus heeft , zo fnyde men ‚ haar Lighaam in de langte door, en dan s zal het gedeelte, waar nog een Stuk van het », Jong aan zit, een doorgeboorde Plank voor« 9 ftel- ond pe PorLyrPeEN 1ò v> ftellen „ en tevens alle overige twyfeling, VI „» of de Jonge Polypen iets anders dan een uit- er > groeijend deel van het Lyf der Moer waren, srux. > weg ruimen, Ean _ Waarzou het anders ook van daan komen , 524774 „> dat het Lighaam van het Jong, zo dikwils de ‚> Moer zig vol gevreten heeft, als dan even ») eens gelyk het Lyf van de Moer uitgezet ss worde; fchoon dat fong nog geene Armen, ten se Minfte diestyds nog geenen Worm voor zig „zelf gevangen of ingezoogen heeft ? Wat s, kan doch anders de oirzaak zyn , dat de j, jonge Polypus die zelfde Kleur krygt, wel« s ke het Lyf van de Moer na de uitzuiging s, der ingeflokte Wormen aanneemt , en dus s» ook omgekeerd : ja dat zelfs de Kleuren van 9, de Oude en de Jongen zig met elkander ver= 5, mengen , en eene derde famengeftelde Kleur „, maaken , zodikwils deeze een Wormpje van j, die, de andere een van een andere Kleur, „ uitgezoogen heeft? Zou dit alles wel kunnen „, plaats hebben, indien de jonge en oude Po- „9 Iypen geen gemeenfchap met elkânder had- 2) den door zekere Opening , door welke hee s‚ Voedzel uit het Lyf der Moer in dat van », de Jongen , „en uit dat der Jongen in de „‚ Moer kon overgaan? | » Ten minfte zyn dit de Ondervindingen en >, Gronden, welke in ’t eerst den Heer TREM- 2» BLEY, Een vervolgens ook my, na dat ik ale 2 les onderzogt , nagedaan , en in alle opzig- „> ten Ll, DEEL, XVIIL, STUKe 30 BrscHRyvINe vARN VL „ten regt bevonden had, overtuigd hebben 4 ze » dat de Jonge Polypus zekerlyk uit het Lyf Hoorp- », van de Moer ‚ gelyk een Spruit of Takje STUK, _;, uit den Stam van een Boom, uitgedreeven Lang _… worde en te voorfchyn kome. En, wanneer hiken ‚s iemand nog daar aan twyfelen wilde , dien ‚s zou niet beter te raaden zyn, dan dat hy „s zelf de gedagte Proeven nadeed , en vervol. » gens vonnis ftreek , volgens het gene zyn s> Oogen zelf hadden gezien. Pe Eijer Is nu deeze Stelling zeker ; dan heeft ale > men , ten minfte in dit flag van Voortplans EE ting, noch naar Eijeren, noch naaf een bye 5» zonder Geflagt in de Polypen, om te ziens ss Zy zyn zodanig gefchapen , dat zy niet ale „ toos Eijeren , en tweederley Sexe in ’t ges ‚, heel niet , tot haare Voortplanting behoes= s) ven. Dit ftryde , wel is waar , met de oude » Stelling , dat alles uic een Ey, en door ver- > menging van verfchillende Sexen , zynen » oirfprong heeft: doch wat kan het de Natuur „‚ helpen , dat men by aanneeming en grond- s vesting van eene willekeurige Stelling haar s niet geraadpleegd heeft. Genoeg is ’t dat „> Zy ons; gelyk in de Plantluizen het eene(*) , „zo in de Polypen het tweede Voorbeeld »s geeft , dat zy in ftaat is om het Onderhoud „en de Voortteeling haarer Schepzelen , ook | s, ZODs (*) Zie daar over omftandig, het X, Srux deezer Na taurlyke Historie, bladze 395, enzo dE PoLvyPeEn, Be 9 zoûder Rijeren en zonder eene verfchillend- ä VL, ‚> heid van Sexe, te bewerkftelligen. en Gedagte Voortteeling door Uitbottidg of Hoorp- s, Uiefpruicing fchynt echter, eigentlyk ge- STUK. ‚„ fproken , in deeze Polypen de eenigfte niet „an , Zyû. De Heer TrremaLky verzekert, deeling. „ hoe ‘hy verfcheide maalen’ waargenomen ’s heeft, dat zig de Polypen vrywillig in één , 5s twee, drie en meer Stukken, verdeeld heb- ‚‚ ben, en dat uit deeze Stukken insgelyks wee » der geheel nieuwe Polypen zyn gefprooten. 5, Hy erkent ook tevens , dat onder de groote ‘> menigte van Polypen , welken hy wadrge= », nomen hadt, zulke eigenwillige vergrui- ss Zing hem niet meer dan twaalfmaal is voor- ‚ gekomen en twyfelt derhalve met reden, of >) men die als eene regelmiaatige en gewoonly= s) K€ maäniër van Voortteeling kan aanmerken: js veeleer vermoedt hy; dat dezelve tot de >, zeldzaame en ongewoone moet worden t’huis 4, gebragt. Ook kan ik niet ontkennen, dat » het my wat moeielyk valt te gelooven, dat » de Polypen zig zelf verdeelen zouden”: want , fchoon menigmaal ftukken en brok- ken van Polypen gevonden hebbende, meent zyn Eerw. doch, dat zulks eer aan eene vreertte de en toevallige oirzaak toe te fchryven zy: te meer , om dat hy dikwils gekwerfte Poly» pen hadt aangetroffen , wier Wonden, in plaats van verder te gaan, als zy in een Glaasje op zig zelf gedaan wâren , weder tot heeling kwa- men. ke DEEL. AVI dine: / 82 BESCHRYVING,VAN, ie ‚men. Hy hadt echter wel Polypen met twee Lxxx, en meer Staarten , als ook met twee Koppen, Hoorn. uit de Graft gehaald , zonder dat men zulks STUKe aan eene Konttige verdeeling kon toefchry= ven. Konftige De Proefneemingen , ten dien opzigte, verdeling, naaken het aartigfte in de Liefhebbery der Polypen uit. Het mag werkelyk zyn, de Po- Iypen op te zoeken : dezelven in ’t Leven te houden en haare Huishouding met het Ver- grootglas na te fpooren: hier wordt bovendien een ongemeene behendigheid en groot geduld vereifcht. „, Ik heb bevonden, (zegt de Pass » toor) dat, wanneer men Polypen met een ‚, Penfeeltje ergens van afneemt, het dikwils as Diet alleen zeer moeielyk is, dezelven in ’t 3) Eerst op herzelve en vervolgens weder van » hetzelve af te brengen, maar dat zy dikwils ‚> geheel tusfchen de Haairtjes raaken en vol- » ftrekce onzigtbaar worden; ja-dat zy ook, „‚ door het al te fterke en te menigvuldige „ draaijen en wenden, veeltyds eer verpletterd „‚ worden , dan men de noodige doorfnyding > in *t werk kan ftellen. En, wanneer dit al- „les ook nog wel gaat, dan is het nog dub- ‚… beld moeielyk, de van elkander gefneedene …, deelen , dewyl zy , uit hoofde van haare „… kleverigheid, zeer aanhangen , onbefchadigd „, in een ander Glas over te brengen. jk heb ‚… derhalve, tot dé meefte Proeven, liever » zulke Polypen uitgekoozen , die aan een | s> Wore De PotyreN. 83 Worteltje of Blaadje van Kroos, of eenig en S Be. e ELS 3 ander klein Lighaam zaten. Alsdan behoef- Lxxx, >, de ik flegts dien Steel of dat zelve Lighaam Hoorp- zo uit het Water te neemen , zonder dat de ““°% „ Polypus daar: door iets te lyden hadt. Was Pd >, het my niet om veele of zekere byzondere », Sneeden te doen ‚dan had ik flegrts het Blaad- ‚» je of ‘Steeltje met den Polypus door te fny- „s den , houdende alsdan de Schaar, met de », daar aan gebleevene Stukjes, in het Water, ss /Dus gelukte alles te fpoediger en met meer 3, Zekerheid”. De Heer Baker leid, ten dien einde, de .Polypus op een ftukje Wit Papier, en ging ‘er verder op de zelfde wyze mede te werk, De Heer-TrrMmBLEY leidze op de Palm van zyne Hand, in een Druppel Waters. Hy moet eene groote behendigheid gehaa hebben, om dus deeze Schepzeltjes, zonder dezelven te kwetzen, aan ítukken te kunnen fnyden. Immers de Heer ScHrrer bevondt zulks niet gemakkelyk , ten zy de Polypus in de Druppel op ’t End van den Vinger, of op de Muis van de Hand gelegd werde. Hy raadt aan, in plaats van een Penfeeltje, tot het op» neemen der. Polypen , een Pennefchaft te ge= bruiken, die aan het End als een Tandftoker- Pennetje is gefneeden. De Suikerglaasjes , waar in hy de gefnipperde deelen van de Polypus, jeder in ’t byzonder , waarnam, hadden om- trent de breedte van een Duim en half zo veel eist hoogs IL. DEEL, XVIII, STUKe VL VA FDEEL. LXXX. Hoorp- STUK. Lan gearmáë, Doorfnye ding over dwars, 4 BESCHRYEVING VA hoogte. Dus kon hy met een Vefgrootglaage je van zeven of agt Lynen Brandpunts gevoeg- lyk alles daar in waarneemen. Driederley manieren zyn ’er van de Poly« pen, door Snyden of liever Knippen, te ver- deelen. Men doet naamelyk de Sneeden over- dwars, ofin de langte, en in dit laatfte geval {nydt men of het Schepzeltje geheel door, of maakt ‘er flegts een fplyting in. Wy zullen thans de Gevolgen van elke manier , volgens de Waarneemingen van SCHAFFER , be- fchouwen. Indien de Polypus flegts in tweeën gefneeden wordt , en de beide helften op den bodem van het Glaasje vallen, dan wordt men daar in, in ’t eerst, eenige famentrekking gewaar, doch dit duurt niet lang: de Stukken beginnen zig wel dra weder uit te rekken en te beweegen. De Sneede door het Liyf gegaan zynde, open- baart zig aan beide deelen deszelfs holligheid 5 doch de Staart alleenlyk afgefneeden zynde, “zo gelykt dezelve naar een Stukje van een Kroosfteeltje, terwyl het Lyf de geftalte byna van de Polypus behoudt. Het voorfte deel, % zy digt by of ver van den Kop afgefneeden, maakt met de Armen aanftonds vry fterke be- weegingen ‚ en gebruikt nog, als ’t warm Weer is, op den zelfden Dag weder Voedzel. Het agterfte deel beweegt zig weinig, en daar groeijen allengs Armen aan, gelyk èn de jonge Polypen. By warm Weer gefchiedt de her- ftele DE PoLYPEN 85 ftelling dikwäÂs in een Etmaal ,doch als ’t koud VE _is worden ’er verfcheide Dagen toe vereifcht. LENK De Polypus mag , naamelyk , dus’ over- zoorn- dwars , op welke plaats men wil, verdeeld , *"“* en ook zelfs in drie vier of meer ftukken gefnee- Pd den zyn , van ieder {tuk komt altoos weder een volflagen Dier voort. Is de Sneede in ’t midden des Lighaams aangebragt, dan krygt het voorfte deel een nieuw Agterlyf en Staart z het agterfte deel een nieuw Voorlyf met Kop en Armen, Is de Staart flegts afgefneeden „ dan greeit daar aan een nieuw Lyf , en het voorige krygt een nieuwe Staart. De middels ftukken fchieten aan beide Enden uit, De Heer TreMmsrEy heeft zelfs de proef genoinen . om Polypen overdwars veertig en vyfcigmaal te verdeelen , en alle die vyftig ftukken zyn weder geheele Polypen geworden. Op dat het niemand bevreemden mogte, hoe zo kleie ne Diertjes, als de Polypen zyn, in zo veele ftukken verdeeld kunnen worden, meldt hy tevens, op welk een manier hy zulks bewerk- ftelligd had. Een Polypus in eenige ftukken gefneeden hebbende, liet hy die deelen weder wat uitgroeijen, en fneedt ze dan-op nieuws door. Dit werdt door hem zo dikwils here haald, tot dat hy uit eene Polypus cot veer- tig en vyftig anderen bekomen hadt. „, Ik ‚‚heb (zegt ScHArFFER) deeze Ontlees ss ding zo ver niet gebragt, maar het by de „> agt{te maal laaten berusten; dewyl ik, eens | F 3 :… 29 YX, DEE: XVIJKe STUKe VI, ÄFDEEL. LXXX. MHoorD- STUK. Doorfny- ding in de langtes 86 BEsSCHRYVING vAN zò ver gekomen zynde , my Ode mooglyke ‚> heid van het overige ligt kon voorftele fn os De doorfnyding in de langte,, hoe tepenivalk zulks ookmag voorkomen, is minder moeielyk. Men kan de Polypen, door eenige verontrus- ting , zig ligt doen inkorten ,en dan zet zig het Lighaam uit, zo dat men ze in- een Druppel Water, of op een Blaadje , dus gemakkelyk kan doorknippen. Het gelukt ook zeer wel met een Polypus, die, gelyk by Letter t, Mig. 1, Plaat CXL , zig vol en dik gevreten. heeft. ‚ Is de Sneede overlangs gefchiedt, dan rolt » zig ieder helft, in ’t eerst,op verfcheide ma- » nieren te famen , en wel byna altoos zoda- s> nig, dat het buitenfte des Huids van binnen 9 komt. Het ontwikkelt zig, nogthans, wel » dra,en ftrekt zig op nieuws in de langte uit, ‚, Men ziet alsdan zeer duidelyk, dat de Po- ss lypus van ’t begin tot aan het End hol is, Ik „‚ heb deeze holligheid in ieder helft vande ‚> Polypus alsdan best zien en aan anderen kun= », nen toonen , wanneer het my fomtyds, op ss myne manier , gelukte, dat de Polypen- s, helften met haâre: Staarten aan °t Blad zitten ss Bleeven”’, „Te verwanten is €; dat deeke dkar 9, geheel wording van een ieder Polypen = helft ‚s meestal in minder tyds dan een Uur gefchiek s, de: waar op ieder helft dan wederom een 4, volmaakte Polypus gelykt. Met de Ar: ss MED, ze ‚2 ‘9 men verder deeze nieuwe niet van andere DE POLYPEN, 87 3, men „ evenwel , gaat het zo fpoedig niet. VI. . . . rDEEle „ Ieder helft gebruike eenigen tyd die Armen Re welken zy over behouden heeft, om Wor- Hoorp-= men of andere Dierrjes te vangen en aanSTUE- »; den Mond te brengen; doch, na verloop van, £#£ » weinige Dagen, groeijen aan de andere zyde À de verlooren Armen weder aan, en dan kan „> Polypen onderfcheiden. De Jongen worden, ss door deeze Snyding, ook niet in hunne „‚ Groey verhinderd”, Dewyl de Polypen dus overdwars en overe langs „ met een gelyken uicflag, aan flukken ge- fneeden kunnen worden, zou men mogen on- derftellen „ dat het onverfchillig ware , hoe _zy door Konst verdeeld werden. De Heer TremerLEY heeft zulks inderdaad onder- zogt, fnydende de Polypen zonder eenige or- de in menigvuldige ftukken , waar door hy een gantfche zwerm verkreeg van nieuwe Po: _Jypen. Daar uit blykt dan, dat deeze verdee. ling ‚ niet minder dan in de Zee=Sterren, tot eene Konftige vermenigvuldiging ftrekken kan van dit Gebroedzel, Anders is ’c, wanneer de Polypus door fny- pe spy, den of knippen flegts opgefpleeten wordt „ting baart zo dat de flukken aan elkander hangen blyad ven. Indien het kleine Wondjes zyn, dan heelt zy haar Lighaam in ’t kort weder volmaakt. Dus groeijen ook de afgefneedene deelen, wan- neer zy behendig worden famengevoegd , in BA kor- ‚TI. DEEL, XVIII. STUKe VL ÂFDEEL. ELLKS Hoorp- STUK. Lang starnde, Ll. CXL: À Fig. 4 88 BESCHRYVING VAN korte Dagen weder famen , zonder dat men zelfs eenige Naad gewaar wordt aan het Lig- haam. Maar , indien de door eene Infnyding gefcheidene deelen afgezonderd blyven , dan vergroeit de Polypus tot een Wanfchepzel , dat verfcheide Hoofden, verfcheide Staarten , ja zelfs verfcheide Lighaamen heeft. TREM- BLEY hadt ‘er dus een Zevenhoofdig Monfter van gemaakt. RoEsrr, die manier van door= fnyding met een Schaartje moede geworden, prikte de Polvpus , op een ftyf Papiertje ge- legd, in een druppel Waters, met de Punt van een Lancet, op verfcheide manieren, zo dat het geheele Schepzeltje als Hakmoes wierdt , en dus kreeg hy daar uit een aartig Gedrogt , dat zes Hoofden, drie Staarten en. bovendien nog verfcheide Knobbels aan ’t Lig- haam hadt, door hem in Plaat vertoond. Dee- ze Verandering of herftelling was gefchied in _ vier Dagen tyds (*). De Heer ScnarrEr vertoont ons een geregelder Vervorming van deeze Schepzelen. Zie Plaat CXL. Fig. a. Hy geeft de Af- beelding van een Polypus in verfcheide Tyd- punten , na dat dezelve overlangs was door- _gefneeden, Letter a ftelt voor, hoe dat zig de beide helften , onmiddelyk na de Doors fnyding , famenrollen: Letter b, hoe zy zig, eenie (*) Ifeten Belast, MI, D. pe 517e Pl. LXXXV. Fige 8 Ap B POE Pp EEN: 8) ‚ eenigen tyd na de Sneede, weder uitrekken ,, Vie terwyl aan de eene een Jong voortkomt: peld LXKX. ter e, hoedat de beide helften weder volkomen Hoorn. digt gegroeid zyn , en, eindelyk , Letter d, STUZe hoe hy zo wel ieder helft , ten tweeden maa- „545 le, als ook in de Jongen den Kop, overlangs doorgefneeden , en dus daar van een Zeskoppi- ge Polypus gemaakt had. In dit alles, ech- ter, was de Staart door hem ongekwetst ge- laten, doch het geheele Lighaam, tot aan de- zelve toe , verdeeld. Letter e, wyst een Po- Iypen = Moer, met vyf Jongen aan het Lighaam aan, gelyk hier voor gezegd is. De Omkeering van het Lyf, even als een Omkeee Handfchoen of Kous by ’t uittrekken worde inie omgeftroopt, en het fteeken van de eene Po- Iypus in de andere, welke beide Proeven den Heer TreMmBLEvgelukt waren , hadt Sc H £ r- FER niet werkftellig getnaakt. Men kan ’er elders, zo wel als in deszelfs Vertoogen , de befchryving van vinden (*). De Pastoor oordeelde het eerfte onnoodig , dewyl veele Polypen zig by hem, op even de zelfde ma- pier, omgeftroopt en dus voortgeleefd hadden. Men ziet de Afbeelding daar van by de Lette= ren q, rs in Fig. 1, op onze CXL, Plaat. Dit (*) Zie de Natuurl, Hist, der Gemeene Polypen, agter ’e Werk van BAKER, over ’t Nuttig Gebruik wan 's Alikrase koop ‚ bladz, 490, F s Is DEEL, XVIIe STUK, so. BESCHRYVING vAN VL Die bewyst, zegt zyn Eerw., in de eerfte Arpern. k Ixxx, Plaats , dat haar Lighaam hol is, gelvk een Hoorp- Zak, Kous of Beurs: ten anderen, dat haare STUK. jn en uitwendige Oppervlakte van eene zelf- ae de gefchapenheid moet zyn. Anders zouden | Zy, dus omgekeerd, de Spys niet kunnen vers teeren en voortteelen. De Korteltjes, waar uit de Wanden van haar Lighaam beftaan , verbeeldt hy zig zo veele Zuigertjes en Maa- gen te zyn, van welken het Voedzel ingeno- * zie men wordt *, Ook fchynen dezelven het Werke blade, 63. ruig te zyn van haare Voortteeling, zo op de manier der Planten als der Dieren, Het eer- fte is, gelyk wy gezien hebben , ontwyfel- baar beweezen. Het andere zou door middel van Eijertjes moeten gefchieden , en, dewyl fommigen die Stofjes , welken een Polypus by ’t omkeeren , als by Letter gen /, uite fchudt , voor zodanige Eijerties houden mog- ten , zo brengt de Pastoor hier tegen. zyne Bedenkingen ter baan , als volgt. pe uitgee „Ik heb reeds boven bekend, dat ik, in AG ‚„ myne ZO menigvuldige Proeven, niet zo gee _„ lukkig ben geweest , om maar het allermine ‚fte, van dergelyke waare Eijeren, aan de „> Armpolypen te ontdekken, offchoon. zy „ in eenige Tros = Polypen: buiten tegenípraak „‚ plaats hebben. In tegendeel heb ik aldaar, „ bygebragt „ dat ik zeer dikwils gezien heb, „ hae myne Polypen , wanneer zy zig van »» zelf omgekeerd hadden , veele, vermoede- | » lyk IDEM OLKZPEN. ____9I „ Iyk toe uitfpruiting reeds bekwaam gemaak. te, en oók wel reeds eenigermaate ontwik- y, VI, FDEELS XXX. „… kelde Korreltjes , van binnen uit haar Lyf Hoorn- „‚ hadden laaten vallen. Ik wil hier niet on- STUK. ‚» derzoeken, of piet misfchien deeze Kor- 5» teltjes ook nag op andere manieren van de Polypen uitgebragt worden , en of zy ook , van buiten zig affcheidende, in zeke- re gevallen , aldaar als Druiftrosfen aan het Lyf der Polypen hangende kunnen voorko: men (*)? Genoeg is ’t, dat ten minfte de inwendige Korreltjes van de Polypen alleen door omkeering fchynen uitgefchud en aan het Water toevertrouwd te worden; welk laatfte ik maar gezien heb. Ondertusfchen is het zeker, dat ik, met het Vergrootglas, tusfchen deeze Korreltjes, en die welke van ss binnen en van buiten aan de Oppervlakte sz der Polypen zo overvloedig zig bevin- », den, geen het minfte aanmerkelyke onder. s, fcheid heb kunnen befpeuren. Derhalve zal »ik ze eens voor even zodanigen , hoewel ss Wat (*) De Heer Jussreu hadt zulks gezien , volgens de Verhand, van de Kogs Sweedfche Abad, der VV eetenfehappen, VII, Band; zegt SCHEFFER: doch aldaar blyke, bladz, 21r, dat Jussieu geen de minfte zekerheid had, dat het Eijerklompen waren , en de Heer TREMBLEY, wien de Heer REAUMUR geen voldoenend Berigt aangaande deeze Waarneeming mededeelde , verbeeldt zig, dat deeze voorgegevene Eijeren andere uitpuilingen zyn geweest, welke zig fomtyds aan de Polypen bevinden, “LE DEEL, XVIII. STUK, Lang gearmde, VL ArveErL. LXXX. 03 OBrsecurRvyvrTING vAn / ‚> wat ontwikkelde en tot voortgroeïjen bes 2) kwaam gemaakte Korreltjes , als ik ze tot Hoorp. 9, dus verre befchreeven heb, durven houden. STUKe Lang 4 4 arnsde, » Dit, nu, gegrond zynde, dan kan men dee- > ze uitgefchudde Korreltjes niet wel den s‚ naam van Eytjes geeven ; maar zy zouden ‚„ veeleer de naverwantfchap der Polypen met „„ het Ryk der Planten opnieuws bewyzen. Ja, 9 hier uit volgt eene niet onwaarfchynlyke ‚s verklaaring, hoe het met deeze tweede ma- „ nier van Voortteeling der Polypen ongevaar ‚‚ zou kunnen toegaan. : wyngeen 3» tIsbekend, dar een Soort van Knoflook \Eijeren maar Vrugibe- ginzels, ss geen Zaad draagt, maar , integendeel, ín > Zyne Zaadkoppen , een menigte van jonge „, Bolletjes voortbrengt, uit welken dit Gewas „ zigop even de zelfde manier als uit Zaaden, of ook uit Afzetzels, welken deeze Knof- , look nog bovendien in de Aarde uitgeeft, „) laat voortplanten. Wy vinden, verder, in, , het Ryk der Planten eenige Gewasfen, welÁ, ‚‚ ke zekere Knoppen van zig geeven , dat 9 geene Zaaden zyn , doch die in den Grond s vallen , groeijen en dergelyke Planten op. ;, nieuws voortbrengen (*). Zouden de van de » Po- (*) Zodanig eene Plant is de Diescorea van LINNKUS onder de Smilaces; het Lilium bulbofum onder de Leliën: de Denrtaria Baccifera onder de Planten met Kruiswyze, Bloemen ‚en anderen meer, zelfs ook onder de Soorten van Gras en Varen, Zie de Verband, der Ken, Stochh: Aad, Tome, Ville page. 210, Dit POLYPER. 85 3), Polypen uit- en afvallende Korreltjes niet VL …» eenige gelykheid met deeze Bolletjes of Ene „, Knoppen hebben ? Zouden deeze Korrelt- Hoorn. 2 jes , wanneer zy door het toevloeijendesTux. ‚‚ Voedend Sap der Polypen zo geaart zyn Zag ss geworden, dat zig aan haare Kianben der. 52de ss gelyke jonge Korreltjes in ’t ronde aanzet- s ten, middelerwyl even de zelfde gefcha- Gi bedheid hebben als de genen, van welken 9 ik eerst boven getrage heb te bewyzen, s, dat daar uit nieuwe Jongen aan de Polypen- ss Moer ontftaan kunnen? Zouden deeze Kors ss ‘Teltjes , zeg ik , niet uit zig zelf in ftaat ss Zyn, tot geheele Polypen te worden, en ‚‚ dus de plaats van Eijeren by hun te vervul- 2 len? Daar in heeft, myns agtens, geen an= » der verfchil plaats , dan dat de Jonge Po- 9, Iypen. van de Ouden , door de inwendige „‚ holligheid des Lighaams , de Wormen en 9, andere Spyzen toegevoerd , en dezelven dus ‚… van de Moer gevoed worden,: terwyl dee- > ze, in tegendeel , haare Kost zelf moeten » zoeken. Ten minfte legt daar niets tegene ss ftrydigs in , wanneer ik zulks van haar vere ‚ moede; aangezien zy alle Werktuigen heb= ‚ ben, die tot haar Voedzel en Voortplanting 5 dienflig Zyn. s Dit eenige gevolg zal ik hier uit nog afe „ leiden. My dunkt, dat het menigmaal eene » noodwendigheid voor de Polypen moet zya , »‚ zig zelf om te keeren, en wel of om de van s> haar L. Deer, XVII. STUK, VL. Arperr. LXXX. Hoorp- STUKe geariudes O4, BEsCeHRVYVING VAN s> haaf ingeflokte Wormen weder uit te wets ‚„ pen, of de Luizen van haar Lyf te ftry- » ken, of ook, en dit wel hoofdzaakelyk, » 4e los gemaakte en byzonderlyk toebereide- ss Korreltjes uit te fchudden, Misfchien zule 3, len dezelven in zekere gelegenheden , iezone ss derheid geduurende den’ Winter, als zy s eenigermaate de plaats van Eijeren beklee- 3, den , haar voornaamíte en beste Voorttees 5, lings - middel zyn. ‚s Ík ben, derhalve, ín ’c weke niet van ’E 3, Gevoelen van den Heer TREMBLEYs die 2» dit uitfchudden der Korreltjes voor eene »‚ Soort van Ziekte der Polypen: gehouden s, heeft: ‘Ik heb ondervonden, dat op dit s, uiefchudden niet altoos en‘ noodwendig ders > zelver Dood volgt: en, gefteld zynde, dat 9 dit ook altoos mogt gefchieden , verloor >, doch myn Gevoelen niets daar. by. De 9; Steelen en andere deelen-der. Plantgewas- fen, die afvallende er zig. zelf losmaaken- ‚de Knoppen draagen, verrotten: en vergaan »» ook na deeze affcheiding. De Kapellen, „„ Torren en veele andere Infekten fterven, ‚> na dat zy hun Voortteelings- Werk en Ei- ss jerlegging wolbrage hebben. Die Polypen 2, ook, naar dat ik my de zaak voorftel, » wier Korreltjes g grootendeels zodanig geaart 5 geworden zyn, dat zy uitfpruiten en zig s, alsdan eensklaps losmaaken en in *t Water vallen, worden hier door, dat zy haare s) VOE DEKBOL Y BEN. os „> Voedings Werktuigen verliezen , dermaate „» verzwakt , dat zy niet zo zeer Ba als ‚‚ vergaan, en als ’c ware in een levendig VI, ÂFDEELs LXX. Hoen: „, Gebroedzel ontbonden worden ; gelyk ditsTUK. zo wel de befchryving van den Heer > L,REMBLEY als de Ondervinding leert 8 „daar, in tegendeel , die Polypen, van wel- »» ken maar weinige zulke Korreltjes zig af= > zonderen , en die dus nog veele anderen „, overig behouden , welke zy vervolgens kun- „s nen opvoeden, geenszins door haare om- „‚ keering en uitfchudding omkomen , maar 2» gezond blyven „ voort leeven , en zig ook „, Op andere manieren verder vermenigvuldie „jy. gen”, (3) Polypus met ongevaar zeven taamelyk lange Armen, Us Grifzâe Geele Polypuyse De tweede Soort der Polypen van TREM- BLEy, welke hier bedoeld wordt , is door den Heer ParLras Gemeene Polypus getyteld, als of dezelve alom menigvuldiger voorkwam dan de andere Soorten. ROESEL, ’t is waar, getuigt ‘er dit van,en zegt, dat hy ’er, op eenen Dag, fomtyds wel duizend by elkander kreeg 5 (3) Hydra tentaculis fubfeptenis longioribuse Syst, Nat: Xl. TRE MBL, Polyp, Sp. ze Pp, 22. T, Io fo 2. Polypus Aurentius, ROES, Zas II, Polyp. p. 473, Te 7883. Hy- dra vulgaris PALL, Zoöph, 2, Gemcene Polypuse Lyst der Plantd, bladz. 38. | Ie DEEL, XVIlL, STUKe vI. ÁFDEEL: LXXX. Hoorp- STUKe Geele Polypuse De Kleur, of BrsetryviNG van doch in andere deelen van Europa waten ans dere Soorten gemeener. Dus vondt TRE M- BLEY,; in de Vyvers van de Lustplaats Sorg- vliet, by ’s Gravenhage, de Groenen ’t eerst en. menigvuldigst ; des hy die, door den haam van Gemeene Polypen , vân de anderen on= derfcheidt. Aan ScuarrEr, te Regenss burg, fchyneri die van deeze Geele Soort zelfs niet voorgekomen te zyn: Een andere aanmerking betreft de Kleur naar welke door LiNNaus de Soortnaam bepaald wordt. De Polypen der tweede Soort van TREMBLEY waren doorgaans roodagtig bruin: RoEser geeft ‘er den naam aan van Oranje - geele Polypus, doch onderrigt ons , dat die Kleur aan veranderingen onderhevig. Zy. , Dezelve vertoont zig nu fterker dan flaau- „> wer, en fomtyds byna Reozenrood : ja, ‚, wanneer deeze Polypen (zegt hy), eeni- > gen tyd vasten of anders zwak wor > den, zó dat het met haar ten einde loopt , ‚dan worden zy geheel bleek van Kieur”, In de Verhandelingen van de Koninglyk Sweedfche Societeit der Weetenfchappen wordt gezegd, dat eene witte Soort van Arm -Po- Iypen omftreeks Stokholm de Gemeenfte zy, en volgens de Lighaamsgeftalte fchynt men ’er niet dan deeze mede te bedoelen (*). Zou ien dezelve dan, met den Heer PALLAss hed (*) Stockholms, Werhand, op ’t- jaar 1746; page 2106 Dr PoryYPEN. 6} Brys of graauw kunnen noemen met eenig, VL id geel , of met onzen Ridder grys of graauw?r xxx, Ik gebruik liever hier de benaaming van Gee- Hoorp- le Polypus. Ss Gedagte veranderlykheid van Kleur deedt heg den Heer Rorser de Lighaams geftalte te plaat hulp neemen, om deeze Polypen van de naaft. “ij % voorgaande en volgende Soort, die beiden ook iets bruins of geels hebben , te onder- fcheiden. Zy hebben niet zodanig een afge- zonderd Staartje , als de Fuang Gearmde Po» Iypen , maar haar Lighaam loopt allengs dun- ner uit, tot aan den Voet, die een Knodsag- tig Knopje heeft, waar mede het Schepzeltje gewoon is zig, gelyk de Bloedzuigers, ergens aan vast te zetten. In dit opzigt komt het met de Groene Polypen , welke door my hier eerst befchreeven zyn , taamelyk overeen: terwyl die van de volgende Soort, ’t zy uitgerekt, ’t zy ingekrompen , aan den Voet altoos meer dike te heeft, verdunnende naar boven. ‘Ten opzigt van de Natuurlyke grootte verfchillen de Arm- polypen niet aanmerkelyk, „ Het Lyf beftaat ss ook, gelyk in de overigen , uit een hol Ka« >, naal, en de Armen zyn zo wel hol als het ‚> Lyf ‚(zegt RoEserr,) het welk inzonder- » heid zig’ alsdan zeer duidelyk openbaart ‚ wane »> neer de Polypus dezelven intrekt en korter „> maakt , en dan vertoont zig daar aan niet al- ;, leen die zelfde Oranje-geele Kleur, als aan. ‚‚ het Liglmam , benevens het heldere Overtrek= G zel 5 1, DEEL. XVIII STUKs 08 BESCHRYVING VAN VL s zel; maar zy verkrygen daar door eene en » dikke Knodsagtige geftalte , welke de an- Hoorp- 1 dere my bekende Soorten nooit hebben. Dit STUK. „Is dan wederom een byzonder Kenteken, Bman s> waar door de tegenwoordige Polypus zig ‚‚ van de anderen onderfcheidt” Van deeze zonderlinge gedaante der Armen , in een uit- geftrekte ftaat des Lighaams , geeven wy in Fig. 4, op Plaat CXXXIX, de Afbeelding, met fterke Vergrooting getekend. … Hier is ook de gedaante van het Lighaam, den Kop en Staart , in deeze Soort, ten duidelykfte zigbaar. Aan den Voet of * Onder - end van de Polypus, zyn eenige Vezeltjes, die als Klaauwtjes tot aanhechting fchynen te dienen. ’t Getal der Armen. (zegt RoESEL) is niet bepaald. De meeften van deeze Soort „hebben ’er zes of zeven, doch daar komen ook eenigen voor, met agt Armen. ‚ Hut De Poftuurmaakingen in ’ voortgaan of tot DR vangen van haar Aas, en andere Eigen. fchappen , komen met de genen, die ik zo in ’t algemeen „als in ’t byzonder , reeds voor« gefteld heb, overeen. Het Aas, dat zy meest beminnen „ fchynt echter in alle Soorten van Polypen niet een en ’ zelfde te zyn. Behal- ve de roode en witte Mugge * Wormpjes, de Water - Slangetjes en dergelyken , fchynen deeze ook die, langs de Oppervlakte van’ Water huppelende Tnfkten’, welken ROESEL Zwarte Watervlooijen noemt , te* verkiezen. Ten DE PoLYPEN. 99 Ten minfte worden dezelven , zig onder ’%* VL Water begeevende , zegt hy, dikwils van de Lie Polypen verflonden. Somtyds gebeurt hets Hoorkë dat zy met haar tweeën te gelyk zulk een STUK. Wormpje aantasten „ en dan worftelen zy daar „ Seek olypsse mede zo lang , tot dat de eene het meefter wordt, of dat zy het met elkander hebben uit= gezoogen Somwylen wordt ook de eene Po: lypus wel van de andere ingeflokt en ten deele verflonden , doch men ziet ze dezelve, ’t zy levendig of dood , wel dra weder kwyt maa- ken : zo dat de een de andere niet tet Voedzel _fchynt te kunnen ftrekken, Op deeze Soort van Polypus heeft Ror- SEL , door het fnyden , zeer aanmerkelyke Proeven werkftellig gemaakt. Hy is daar in eenigermaate de manier van BAKER gevolgd. Niet te regt kunnende komen met , in navol« ging van TrRreEMBLEY, de Polypen zonder Vergrootglas, op de Hand’ noch ook dus met een Schaartje , door te knippen, leid hy zulk een Schepzeltje , dat buiten ’t Water altoos naar een klein wantftallig Klompje gelykt, op een ftyf wit Papiertje , en liet ‘er dan een Druppel Water op vallen; waar in, zegt hy, de Polypus zig altoos uitfteeke : : dan kon hy dezelve met een fcherp Lancet naar believen fnyden. Hier bezogt hy de Splyting , waar door hy de gedagte Monfters kreeg * De * zie trapswyze verandering, welke zulke opge= blade, 85, fpleetene Polypen ondergingen , wordt in zyn G g Werk 1. DEEL, XVIII, STUKe io DESCHRYVING VAN VL Werk ten duidelykfte met Afbeeldingen opgee er helderd (*). Hy deedt zulks aan de Staart zo Hoorp- wel als aan het boven- End, en door een fpoes STUK, dige herftelling kwam daar uit in negen Dae È Gee gen een Polypus met drie Koppen en zes Staar- dypuse ___ten voort. De eene Kop hadt zes , de twee anderen ieder vyf Armen. Het getal der Âr- men was grooter in een Monfter met ‘twee Staarten en agt Koppen, ’t welk door hem van deeze zelfde Soort gevormd werdt; alzo het- zelve 'er twee. en- twintig hadt. pe afge. 59 In allg deeze Proeven (zegt hy) was het fneeden _, byna onvermydelyk, dat ík niet menigmaal worden de Polypus ettelyke Armen affneed. In ’ > Eerst gaf ik daar weinig agt op, doch toen 2» My eenmaal zulk een Arm, dien ik by toe- ss val met een Polypus in een Glaasje gebragt » had, in ’t Gezigt kwam, trok het myne op» 9, lettendheid naa zig, dat die Arm met het ‚> eene End gehecht was aan den bodem van ‚‚ het Glaasje , en het andere opwaards geftrekt 9, hield , zynde het eerstgemelde het dunfte ,, End. Deezen Arm dus eenigen tyd be- ‚> fchouwende, wierd ik eindelyk gewaar, dat … dezelve zig verfcheide maalen introk en we- Pm, , der uitftrekte , en dus niet geheel zonder be- > weeging was. Naauwlyks had ik dit waar= > genomen , of ik fneed meer zodanige Ar- ‚ men van myne Polypen af, die ik ieder in ’ ’ Ë 2 (*) Infektene Belafligung, Ille De El, 0» 31e DE POL YPEN, or 5 ‘t byzonder in Glaasjes naauwkeurig waar- » nam, bevindende eindelyk, dat uit dezelven Ee ook nieuwe en volkomene Polypen groei- Hoorps ‚> den. Hier mede, echter , ging het wat STUK. langzaam toe , aangezien onder tien Armen ‚> naauwlyks één, op die wyze, tot Geftalte= > wisfeling kwam, Dit mag ook de reden js Zyw, dat de Heer OEE in deezen s, niet even gelukkig is geweest.” Dat de Polypen aan zekere Luis- Ziekte, Geele Poly Pe Oirzaale es doods onderhevig zyn, hadt deeze Autheur reeds op- in TaRde gemerkt; doch RorsEer nam , bovendien, aan. haar Lighaam zeker on waar ‚ het welk tot een rond , ruig Bolletje aangroeide , en „wanneer hetzelve afviel , dan ftierf de Polypus. Hier op kwam hem in gedagten, of dit Bolletje ook een Eytje mogt zyn of een Eijer - Nestje 5; doch , niettegenftaande hy veele zodanige Bollees ‚ eenige Maanden lang, by wylen met alle zorgvuldigheid bee fchouwde, nam hy ’er doch geene verandering in waar. Zy zyn verfchillende van de Blaas- jes, die hem aan het Lighaam der Polypen , eer dat zy met Luizen bezet waren , voorkwa- men, en derhalve verbeeldde hy zig, of dee zelven ook, gelyk in de Schildluizen der Oran- jeboomen , een foort van Moer- Luizen mog- ten zyn. Voor het overige hadt hy waargeno-= men, dat de meefte Polypen, voor het aankoe= men van de Dood, zig als een Kogel famen- trekken , zonder dat men ’er eenigen Arm meer G 3 | aan ‚ ke DEEL, XVIII, STUKe Schepzes len, VL . LXXX. Hoorn: STUK. IV, Pallens, Bleeke « Polypuse Plaat CXXXIX, Fig, 5e Hoornagtige Armen, getyteld. dep} BESCHRYVING VA N aan ziet, wordende dan geheel wit, en ein= delyk als tot Slym verfmeltende. (4) Polypus met ongevaar zes Armen van weinig langte. Met reden noemt Linneus deeze de Bleeke Polypus , aangezien dezelve, volgens de Waarneemingen van Rorser, eene Stroo- Kleur heeft , en dus bleeker is dan alle de drie voorgaande Soorten. De Heer Parrasgeeft ‘er den naam van verdunde , om dat zy op- waards dunner wordt , aan; hoewel zy daare om niet dunner is dan de voorgaande Soort. Haar Armen zyn kort : want, daar de Geele. dezelven wel drie-en viermaal zo lang kan uite {trekken als het Lighaam is, en de Lang gearme de tienmaal; maakt deeze de Armen nooit -lan= ger, en daarom hadt Rorser haar, de Bleeke Srroogeele Polypus der Zoete Wateren met korte Aangaande de Lighaams - Geftalte merkt RorsrrL aan , dat hetzelve , gelykerwys in de anderen, uit een hol Kanaal beftaat, maar hetwelke , als gezegd is, de meefte dikte en wydte aan den Voet heeft, De Kop maakt een (4) Hydra Tentaculis fubfenis mediocribus. Syst. Nart, XII, Polypus Stramineus. RoEs, Ins lll, Polyp. 465e Te 76 » 77. Hydra attenuata, PALL, Zoöph. 4 Dunne Polypus, Lyst der Plantd, bladz, 40, Î DE PorLYPEN, ‚163 gen ronden Knop tusfchen of in * midden der _ VL Armen, welken hy, in de grootfte uitgeftrekt- en heid, Slangswyze gekruld vertoont, en als uit Hoorn- een menigte van witte doorfchynende Bolletjes STUE- beftaande, zonder eene blykbaare holte. Dic Pils Di. ftelt dan wederom een groot onderfcheid voor, tusfchen deeze en de voorgaande Soort , in welke de Armen blykbaar hol waren en van Kleur als * Lighaam. In onze Fig. 5, PI, CXXXIX , worde zodanig eene bleeke of Strookleurige Polypus vertoond, mert het Lig= haam en de Armen aanmerkelyk ingetrokken. Dus befpeurt men nader haar verfchil, door die met Fig. 4. te vergelyken. Zy kan zig echter cok intrekken tot dien trap , dat het Lighaam Klootrond wordt en de Kop niet alleen maar ook de Armen byna geheel ver- dwynen. Voorts heeft het Lighaam ook een dergelyken Wand , die uit even zodanige Bolletjes als de Armen beftaat, gelyk in de voorigen is opgemerkt, Zy komt met de Lang- gearmde en de Geele of Oranjekleurige Polypen daar in overeen, dat het Lighaam zy- ne Kleur naar ’ ingenomen Voedzel, zo lang de Verteering duurt, verandert , en dus daar door bruiner of ee wordt, hetwelk geen plaats heeft in de Groene Polypen,. G4 (s) Po- LI, DEEL, XVIII, STUK. Blaasagti- en Waarnêe- mingen van TYSONe 104 DRSCHRYVING VAN (5) Polypus met een Blaasagtig Lighaam en wier (lompe Armen, Linneus brengt hier een Schepzel thuis , het welke ParraAs onder de Lintwormen geplaatst hadt. Een te groot onderfcheid, zou men mogen zeggen; doch zy hadden ‘er beiden eenigen reden voor. De Heer Pare LAS, in den voorften , om dat Tyson het genoemd hadt Lwmbricus Hydropicus , dat is, Waterzugt - Worm. Ik zal de befchryving van deezen Engelfchman hier plaatzen, waar uit men zien kan , wat daar mede gemeend worde, Dus fpreekt dan Tyson, „In de Ontleeding van een Gazella of „‚ Bezoarbok , die van Aleppo gebragt was, » nam ik verfcheide Mydatides of Vliezen > waar , met helder Water gevuld zynde, „ omtrent zo groot als een Duiven-Ey, en Ovaal , die vast zaten aan het Net en fom- s, migen in het Bekken, tusfchen de Water- ‚ blaas en den Endeldarm., Voorheen waren „> my dergelyke Waterige Zakjes of Hydati- a» des. (5) Hydra Tentaculis quatuor obfoletis , Corpore Veficde tio, Syst, Nat, XII. Ová in Porcis, BAR THOL. Cent, Ile Obs. 87. pe 293. Ephe Nate Cur, Dec, Ie Anne 7. Obs. 206, Hydatis animata, Dec. II, Aun, 4. Obs. 73. Te Ie Lumbricus Hydropicus, Phil, Trans, VoL, XVI. N. 193 Pp. 506. AB. Erulit. 1692. p. 535, Tania Hydatigena,. PALL, Zoöph. 413, Het Waterblaasje, Lyst der ‚Plantd, bl, 530, DE POLYPEN, 108 ss des, in andere Dieren, voorgekomen, die VIe _ „ik vermoedde een byzonder Soort van In- er „‚ fekten te zyn, in Dierlyke Lighaamen ge- Hoorp- teeld, ten minfte de Vrugtbeginzels of Ei-sTux. „, jeren daar van. Moor eerst, om dat ik de. Bieaagsd ‚… zelven in een uitwendig Vlies, naar eene En 9, Matrix gelykende , zo los beflooten waar- ss nam, dat, door hetzelve met myn Vinger „> Of een Mes te openen, de inwendige Blaas „> bevattende de Lympha of Serum, nergens „daar aan eenig verband of vastigheid fcheen s te hebben , maar gereedelyk daar uit viel, », haar Vogt behoudende , zonder een Drup- „‚ pel daar van te verliezen. Ten anderen nam 9» ik waar , dat aan deeze inwendige Blaas ‚een Hals was of wit Lighaam , minder ‚> doorfchynende dan het overige van de Blaas »… En daar van uitpuilende 5 ja, zo veel ik s> waarneemen kon, een Opening hebbende ss Aan het End, die my toefcheen door de EN intrekking van eenig gedeelte daar van in- „ waards veroirzaakt te worden. Hier door ‚‚ verbeeldde ik my , kon het Dier, als met s> een Mond, het Serum uit het buitenfte Vlies 9» inzuigen, om daar mede zyne Blaas of Maag ste voorzien. Ten derden. Op bet naby „‚ brengen van deezen Hals aan de Kaars , be. ‚ vonden wy , dat dezelve zig weezentlyk » bewoog , en dan zig korter maakte.” In vier Afbeeldingen wordt dit Schepzel door Tyson vertoond ‚ zynde het in de Eene 1. DEELe XVIII, STUK, á vl ArFDEEL. LXXX, HaoorD= STUKe Blaasag= Zie / 106 BEsSCHRYVING VAN eene. nog in zyn Vlies vervat , in de andere daar van ontbloot , waar door men den Hals duidelyk kon zien, die in de derde door ’t Mi- kroskoop vergroot voorgefteld wordt , zoda« nig dat zig niet alleen de Opening of Mond, maar ook de Ringswyze infnydingen overe dwars , vertoonen. In de vierde is de Hals overlangs doorgefneeden, en dus openbaarden zig twee kleine Banden, van den Hals afko= mende en dryvende in het Vogte > Wat deeze twee Bandjes, mogen zyn, s (vervolgt hy} kan men niet wel ftelliglyk > verzekeren. Laatende voor anderen hun ei- », gen Gisfingen over, zal ik de myne opgee- » ven. Ik geloof dat deeze Worm, door zy-= ‚‚ nen Hals voort te ftuuwen , uit het uitwens 5» dige Vlies, ’t welk hem omvangt en met > Bloedvaten is voorzien, de Vogtigheid of ‚> het Voedzel zuigt , hetwelk door deeze twee 4, Bandjes of Pypen in de Maag of Blaas ge- s> voerd wordt „, van waar, als de gelegen- ‚ heid zulks vordert, die Vogt wederom tot > voeding van het geheele Lighaam van den „‚ Worm befteed wordt. Ik ben, naamelyk, 9, geneigd om te gelooven , dat deeze Blaas > flegts de Maag is van den Worm; ’t welk > Minder ongegrond zal voorkomen, wanneer …) Wy in aanmerking neemen, hoe verbaazend > groot, in fommige Infekten, de Maag is in ‚> reden tot de andere Lighaamsdeelen. In een „, Bloedzuiger vinde men geen ééne maat „» Over DEIHOLE LPE N. 197 over de twintig Maagen, die zig in elkan- VI, _‚ der ontlasten , beflaande de geheele langte Ee > van ‘het Lighaam. En, terwyl Maret goorp. „> GH1US aangaande den Zydeworm aanmerkt „stux. s, hoe dezelve, op éénen Dag, zo veel vreet Blaasag. . ° Á Ni Eigë. s, als zyn Lighaam zwaar is, flokt een Bloed- »s zuiger veel meer in op éénen Maaltyd. ss Sommigen , ’c kan zyn , zullen eer den-= ss ken , dat het geheel maar een Ey is , of 2, Vrugtbeginzel van een ander Infekt dat ’er uit voort moet komen , en dat deeze Blaas 2) Als ’t ware deszelfs mnion, en het Vlies, 9, welk dezelve omvangt , deszelfs Chorion zy. Weleer , echter, een geftorven Schaap onte leedende , waar in ik veelen vondt van dee- ze Hydatides , en eenigen daar van openen- de, kon ik niet dan even ’t zelfde maakzel , zonder eenig onderfcheid , in allen waarnee= men ; daar ik buiten twyfel , zo het Vrugtbe: ginzels geweest waren , fommigen nader tot volkomenheid zoude aangetroffen hebben. Deeze Waterblaasjes , derhalve , moet ik zekerlyk onderftellen een foort van Wormen of Infekten van een byzonder flag te zyn, en, omdat zy zo veel Water bevatten , en s> gemeenlyk gevonden worden ín Schaapen , s, die aan 'c Water geftorven zyn , geef ik ‘er ss den naam van Waterzugt - Wormen aan. …… Ìk denk echter niet , dat alle zulke Zak 9 jes» die men in kwaalyk geftelde Lighaa- ‚men aantreft „ van deezen aart zyn. In | | 92 {ome 53 33 1. DEEL: XVIII, STUK: VL AFDEEL: LXXX, Hoorp- STUK. Blaasag. Ligt 108 BESCHRYVING vAN! s> migen , naatrnelyk , heb ik dien Hals en dit „ maakzel van deelen niet, maar alleenlyk een s> doorfchynende Blaas, die met eene Lympha s) gevuld was, waargenomen. Dus opende ik , », omtrent tien Jaar geleeden, de regterzyde », van eene Patient, een weinig onder de kor- > te Ribben , en daar kwam een overvloed, »» van helder Water uit , te gelyk met een s menigte van Hydatides , zo groot, dat wy » Zisten , dat ’er wel ongevaar vyfhonderd » van deeze Blaasjes ontlast waren: zynde de > meeften geheel en met helder Water gevuld, 5, terwyl anderen , die te groot voor de Ope- » Ding waren, de Vliezen gebroken hadden; ss doch in genen kon ik, hoe zeer ik ‘er naar zZOgt , een Hals vinden. Dit doet my den- s, ken, dat zy van ons tegenwoordig Onder« »> werp verfchillende zyn , zo wel als die, ;, welken ik dikwils ontmoet heb in de Ovaria van Vrouwsperfoonen , aan de Waterzugt geftorven ; welken ik houde voor de Eijer= tjes , daar in vervat geweest , die, door s, Eén overgrooten toevloed van Vogten dik- wils tot die verbaazende grootte zyn ge- zwollen, dat ik ’er dikwils verfcheide Mene gelen Vogts uit gehaald heb. Ik zal hier by« voegen, dat ik deeze Waterzugt - Wormen ;, altoos veeleer aan Vliezige deelen hangen ») de , dan in het Lighaam der dan. ‚ beflooten, heb aangetroffen,” 5 Deze Lumbriet Hydropici komen overeen | met PDE POLYPEN, 1eg met die genen, waar van de Heer Parras VL. ons, onder den naam van Tenia Hydatigena, Psn verthaide Afbeeldingen geeft, Zyn Ed. Hoorve heeftze veel gekreegen uit het Peritoneum STUKe van Varkens en Schaapen , en dit zo wel uit ged gezonde als uit zieke Beesten; ja de Vleefch. ie houwers in Duitfchland, zegt hy, verbeelden zig, dat dezelven door Be Hitte, en af» jaagen van het Vee , als ’t gedronken heeft, entftaan , zeggende, dat deeze leevende Wa terblaasjes in fommige Landftreeken, en in de Zomermaanden , overvloedigst voorkomen. Men vindtze nooit dan in de Buik, en aldaar zyn zy door de Vliezen verfpreid , meest in het: Net haare zitplaats hebbende. In één Omen- tum heeft zyn Ed. ’er dikwils meer dan twin- tig gevonden. Ieder dryft los in zyn eigen Vlies, het welk een rondagtigen Zak uitmaakt , „met Water gevuld, die van taamelyke groot. te moet zyn , dewyl fomtyds daar in eene zodanige leevende Hydatis voorkomt, welke meer. plaats beflaat dan de Vlakte van de Hand. Zodanig waren de grootften, die de Heer genatte, ParLAs waarnam ; doch fomtyds hadt zyn Ed., in Biggetjes en Schaapen, 'er gevonden, die kleiner dan een Ockernoot waren. De Af- beeldingen vertoonen dergelyke veranderingen, als men in de Kalabasfen ontmoet; fommigen gelyken naar een Pruim , anderen naar een Peer, en ’t gene het Lighaam in deeze Schep- 8 zels _ de DEEL, XVIII, STUK, VI. AFDEEL, LXXX. Hoorp- STUK. Blaasag- Zige,, íio DESCHRZVvVING VAN zels uitmaakt , is maar een gedeelte van het Steeltje. Hierom zegt zyn Ed. dat, zelfs in die allergrootften, welke de vlakke Hand be. dekken , het Lighaampje nooit grooter valt dan een Hennipzaadje. Hier aan hangt een doorfchynend Blaasje , met Water gevuld, zodanig, dat fomtyds hèt Lighaampje nog cen Het Teven, aanmerkelyken Hals heeft, fomtyds digt tegen het Blaasje aan zit. Van hetzelve ftrekt zig één Bandje in het DBlaasje uit 3; niet twee, gelyk ’er T vsoN waarnam. De Wanden zyn ongemeen dun , van dit Blaasje , dat Melk- wit is, en met rondgaande Vezelen omringd. Hier in wordt een duidelyk Leven waargeno- men, gelyk zyn Ed. meldt. De Blaasjes , naamelyk, die gehaald zyn uit Die- ren, welken men op ftaande voet gedood heeft , ziet men binnen haaren doorfchynenden Rok zig zeer duidelyk beweegen. Daar uit genomen, en in Water , inzonderheid dat laauw is, ge- legd zyrde , worden zy door een geweldige krimping aangedaan , welke de Blaasjes, met Gordelswyze En ‚als tot Darmpjes maakt, terwyl zy byna even lang blyven of maar wei« nig langer worden. Zulk een levendig Was terblaasje , met een fcherpe Punt of door Zuur geprikkeld , wordt op die plaats Krampagtig gerukt en krygt een wit Plekje, met geftraale de Rimpeltjes. Van zelf wordt men ’er ook; hier en daar, dergelyke famentrekkingen in gewaar , op fommige Plekken , daar het dan on- DE POLYPEN, rit ondoorfchynende is, Geheel gedaan zynde in, VL’ een Geeftig Vogt, of in Koud Water, wordt LXXX° het fterk door famentrekkinge verkleind. Dus Hoorne _ kan ook een leevend Waterblaasje zyn Hals,STUEe . wanneer het dien heeft , vernaauwen en ver- nak ‚_wyden: altemaal blyken van Leven en een Spieragtig Geweefzel. Aan het Lighaampje , dat, gelyk ik gezegd DeKope heb, zeer klein is, en naar een Tepeltje of KnöBbeltje ‚ waar aan ’t gezegde Blaasje hangt , gelykt, zit aan ’c andere End een Kop, die hetzelve door den Heer PArrLAs tot de Lintwormen heeft doen betrekken. Zyn Ed. vertoont den Kop in zulk een Schepzeltje uic het Darmvlies van een Weer of gefneden Ram , en ftelt denzelven voor ,als met vier Knobbelt= jes getepeld , en een ftomp Snuitje hebbende, dat aan den Top flaauw uitgehold is, en met omgeboogene Haakjes , die Te kunnen worden , gekroond. Deeze gefteldheid van den Kop gaf den Heer LinNaus aanleiding , om dit Schepzeltje tot de Polypen ’t huis te brengen, onder den naam ‘van Polypus Hydatula 5 ’t welk ik Blaas- agtige Polypus vervaal , alzo zyn Ed. het ge. dagte Blaasje voor het Lighaam genomen heeft. Duidelyk geeft hy, in de Kenmerken , aan dee- ze Polypus een Blaasagtig Lighaam, en neemt de gedagte vier Tepelagtige Knobbeltjes voor Armen of Voelers (Tentacula), Ik moet my hier over verwonderen , alzo hy ’er deeze Wogïs IE, DEEL: AVIII, STUK, tia BerESCHRYVING vANR _ VL woorden tot verklaaring bydoet. 5, Een door= Kr ‚> fchynend Waterblaasje „ ter grootte van een Hoorp: », Pruim „ gefteeld met een Cylindrifch Lig- STUK. , haam, aan welks tip de Bek is, welke , „het ‚> Lighaam famengedrukt zynde , de naauw- s) lyks blykbaare Voelers beweegt. Hy merkt ‚ aan) dat hetzelve in de Buik van veelerley ss Zoogende Dieren , gelyk Schaapen , Varkens , „ Muizen of Rotten en anderen, tusfchen het ‚s Darmvlies en ’t Gedarmte huisvest, zynde >, van BARTHOLINUS, REDI, STENO, „> HARDER, HARTMANN, FISCHER, 9, HALLER, Mureus en anderen, gee natens. vi (6) Polypus, als met Ooghaairtjes gekranst 4 Sn het Lighaam Tregteragtig hebbende. _ diertje, ‘ De bynaam Stentorea, door Linneus eerst gebruikt , en door den Heer PALLAS overgenomen „ zal mooglyk afgeleid zyn van de geftalte van dit Schepzeltje , welke naar die van eene Gehoor - Trompet gelykt. Ook | | noemt’ (6) Hydra Tentacnlis Ciliaribus , Corpore Infundibulifore mi, Syst. Nat, XII, Pelypi Infundibuliformes, TRE MB Le Phil, Transe VO Le XLIII, ps 180, Animalculúm Infundibue liforme, Trechterdiertje, BAKER Nuttig Gebr, van 't Min krosk, ble 340 Te 13e fe Te fe ge Schalmeyagtige Basterde ‘Polyp, Rozes, Jas, II. pe 594. T. 94,£,7 58 LEDER Ms Mlikr, Vermaakl. T, 88, fig. d, e, i, ke Brachionus Stento- reus. PALL. Zoöph, 52 Het Trechterdierje, Lyst der Plantd, bl, 118, DE PorLYPEN. 5 noemt Roreser hetzelve de. Schalmeyagtige we Basterd=Polypus. Ik zal egter den naam vanrxxx. Trechterdiertje , door Baker gebruikt , als Hoorne met de benaaming, welke RrEAuMmuRr enSTUEe TREMBLEY aan deeze Schepzeltjes gegeven Tin hebben , wier Geftalte ook naar een Treche ter zweemt , overeenkomftig zynde , behou- den. By LEDERMULLER voeren zy den naam van Trompet. of Fluitdiertjes Rorser nam deeze Trechterdiertjes over= vloedigst waar aan de onderfte Vlakte der Kroosblaadjes. Zy veranderen, zegt hy, wane neer menze naauwkeurig befchouwt, byna al- le oogenblikken van Geftalte, ’t welk echter niet dan door het Mikroskoop waar te nec= men is : want zy zyn ongelyk kleiner dan de echte Polypen , naauwlyks een twaalfde Duims Jang. Zy kunnen zig zodanig intrekken, dat men ‘er byna niets van gewaar wordt ; dan ko- men zy wederom Knodsagtig te voorfchyn, omtrent de halve langte hebbende; voorts opent zig de. Knop, en maaktze Trompete agtig, terwyl zig aan den Rand een menig- te van kleine Haairtjes , die in geduurige be= weeging zyn , vertoonen. Mooglyk maaken zy daar mede ook dergelyken Maalftroom in * Water , als die van het voorgaande Ge- flagt ‚en dan zouden zy tot de Basterd - Po- lypen te betrekken zyn : doch, om dat zy zig vry verplaatzen kunnen , en geen overtrekzel . Hed Ho ‚heb- ke DEEL. XVIII, STUK, ‚& Á iS 114 DESCHRYVING VAN „VL hebben, heeft onze Ridder häar ik gie Po» WEES Jypen gerangeerd. Hoorp- Door behulp van een zeer konftigen Toe: STUK. « ftel wist de Heer TREMmBLEY deeze Schep= pi enzelfjës in ’* Water zo behendig waar te nee- men „ dat derzelver Huishouding door hem ontdekt werdt , en in ’t byzonder de manier, hoe zy zig vermenigvuldigen. „De Voort- »» teeling, zegt hy, gefchiedt ook door zig in » tweéën te verdeelen, gelyk de Tros - Poly- 2» Pen, doch op een andere manier, te weeten > niet in de langte , noch overdwars, maar ’ fchuins en als overhoeks. Van twee Trech- „> terswyze Polypen , die door de verdeeling », van éénen voortgebragt zyn, heeft de eene “5 kort daarna het oude Hoofd, en een nieuw ‚… Agter- end 5 de andere het oude Agter-end ;, met een nieuw Hoofd”. Men kan het ove- tige van zZyne BEREA deezer Vermenig- vuldiging by Bar ER nazien. vir. EE olypus, die, Bondi Armen F Haaïrt« Soctalise . hinde & Le f Gezellige. , 1%» DE en gerimpeld is. Plaat. ino, 1 Deeze verfchillen niet alleen door haare . Knods- (7) Hydra mutica torofa rugofa, Syst, Nat, XII. BR A= Dy, Phil, Tranfaif, VOL, XLIX, ps 249, Te 7e fe Ie Rors, Ins. Ill, pe 584. T. 95, 96, 94e fa 1-6, LEDERM* Mikr, Vi ermaakl, Te. 88, Fig. 8 » fe hb. Brachiorus focialis, PKLL, Zoöph. 53. Gezellige pasterd « Folypus, Eyst der Piantd, bladz, 119 DE POL YPEN, 115 Knodsagtige Geftalte van de voorgaande Soort, ee 8 maar ook doordien zy troswyze by elkander xxx, voorkomen , gelyk’ onze Afbeelding , Pl, Hoorp- CXXXIX. Fig. 6, ten duidelykfte voorftelt, “TUE Wy geeven ’er, om die reden, den naam van Genre Gezellige Polypus aan , terwyl de Heer Bop- DAER T deeze Soort Gezellige Bastaerd Po- lypus noemt, om dat zy door den Heer Par» LAs tot de Brachioni betrokken was. Gedagte Afbeelding is door den Heer Lr N- NA Us aangehaald , niettegenftaande zy tegen de opgegeven Kenmerken van muzica , dat is “zonder Haairtjes te zyn; fchynt te ftryden. De Heer BrADvy, die dezelve deedt aftekee ren, hadtze in de {taande Wateren, by Bruss fel , waargenomen. „, Het vertoonde zig, > aan ’t bloote Oog, gelyk een klein , rond, ss Plat Blaadje, omtrent een agtfte Duims „> breed; maar, door het Mikroskoop gezien , s) als een Krans van gekroonde Koppen, die „‚ met kleine dunne Staartjes aan een gemeen „‚ Middelpunt verbonden waren. Van dit Mid. s, delpunt ftrekten zy zig naar den Omtrek uit , >, daar zy, gelyk een Kad of Wiel, met onge- ‚ meene fnelheid draaiden , tot dat zy een s, foort van Maalftroorm maakten , waar in „ men allerley kleine Diertjes en andere Lig- so haampjes getrokken of gedreeven zag, die „> waarfchynlyk toc Aas of Voedzel zullen „‚ dienen voor deeze kleine Gekroondedingen , ‚‚ welke naar alle gedagten , zo wel als de EN ADT. I. DEELe XVIII STUK, VL AFDEEL. LXXX. Hoorp- STUK, _ Gezellige, rió6 BesCHRYVING VAN … Plant (*) , een foort van Verflindende In- „ fekten zyn, aazende op kleiner Schepzelen. ‚‚ Wanneer een van deeze kleine Koppen een > weinig gewieldraaid heeft, rust hy of ftaat ‚… ftil, en daar begint een ander; ja fomtyds „ zult gy ’er drie of vier te gelyk zien draaï- „jen. In ’ voorleeden Jaar hebben wy van ;‚ deezen aart iets regelmaatigers gevonden , dat een juisten Kring maakte, met de „ Kroonen aan den Omtrek, en de dunne „ Lighaamen,als zo veele Straalen, aan het „… Middelpunt gevoegd. Haare beweeging is. „‚ altoos regt naar den Rand van den Cír= ‚ kel, en nooit ter regter of {linkerzyde, als „ of ieder Kop zyn eigen paalen had, om op „ te werken.” Door het laatstgemelde regelmaatige zullen de Koloniën van jorge Diertjes van deezen aart moeten verftaan worden, als wanneer zy volmaakt naar Trechterdiertjes zweemen of eene Trompetswyze figuur hebben ; gelyk men twee zodanige Samenleevingen by Ror- ser, Plaat XCIV. Fig. 5» 6, aantreft. On- dertusfchen doen de gekroonde Koppen haar aanmerkelyk verfchillen van de Gezellige Knodsagtige Basterd - Polypus van dien Autheur, welke door onzen Ridder ook aangehaald wordt, als beftaande wel uit dergelyke Schep- zelt + _(*) Door de Plant verftaat de Heer BRADY het Plante dier van Fige 1, op deeze zelfde Plaat; hier voor befchtecverrs 4 DUEL BOL EP EN TI7 zeltjes, doch zonder Haairtjes aan den Rand, VL. niettegenftaande het maaken van een Maal. XXX {troom ook aan dezelven toegefchreeven Hoorp- wordt. Dus zouden zy, volgens de Ken-STUKe merken , tot het voorgaande Geflagt behooren , Gezellige. indien zy niet ook ieder op zig zelf en los door ’t Water zweeven konden. Rorser heeft deeze Eigenfchap ; tot de Voortplanting van deeze Schepzelen betrek- kelyk , in dezelven waargenomen. Agt gee- vende op. een tros van deeze Polypen , die hy in zuiver Water hadt gedaan , nam hy waar, dar tusfchen dezelven zig een menigte bevonden van de gedagte Trompetagtige Jon- gen , van welken allengs eenigen zig af- zonderden , zwemmende her en derwaards door het Water, Deeze Jongen verzamelden zig, even als de Byën van een nieuwe Zwerm, by elkander aan het Steeltje van eenige Waterplant of Kroosworteltje , en maakten dus een nieuwe Samenleeving uit. Men moet aanmerken, dat deeze Diertjes altoos in Slymerig Water, en dikwils in ’% midden van Slym, zig onthouden. Alle moei- te, welke Rorsrr aanwendde, om Haairt» jes aan hunnen Mondte ontdekken, was vrug- teloos. Hy heeft dezelven nogthans , door eene verbaazende Vergrooting ; wel zes. of zevenduizend maal boven de Natuur, voore gefteld. By die gelegenheid nam hy ook, zo wel als LEDERMULLER, drie roode Stip. H 3 pen ; I, DEEL, XVIII, STUKe 118 BESCHRYVINGO VAN „VL pen, en fomtyds ééne, in derzelver Lighaam Arpeerr. Lxxx, waar, hetwelke anders uit dergelyke door- Hoorp- fchynende Bolletjes fcheen te beftaan, als het STUK. bekleedzel van de echte Polypen. Aan bei- Gezellige, den kwamen in hetzelve zekere Eyvormige Lighaampjes voor , welken de Jaatstgemelde voor Zaadjes van Kroos, de ander voor Ei- jeren aanzag. Zie hier wat Rorser dien- aangaande zegt. 23 33 ‚‚ Ik houd deeze Lighaampjes voor Eije- ren, om dat zy allen eenerley grootte en Kleur hadden ; om dat ieder, in dergelyke Zwerm bevindelyk Schepzel , zodanigen by zig voerde ; om dat ’er zig in veelen drie of vier, in veelen vyf of zes, ja ook in eenigen zeven of agt vertoonden , en dat, als eenigen dood op den Grond vielen, zy altoos van dezelven ledig waren: eindelyk heb ik ook deeze Eijeren niet in ééne, maar in de meeften myner Zwermen waar= genomen. Dat echter diê weinige „Schep- zels, welke deezen Zwerm uitmaakten, nog leefden, was uit hun geduurig zuigen, als ook uit de fnelle intrekking en uitftrek- king van hun Lighaam , meer dan te wel af te neemen ; en daar uit meende ik te ‚ kunnen befluiten, dat zy ook ten Ende toe ‚ hun Voedzel tragten te bekomen.” De gezegde Redenen, evenwel, komen my niet kragtig genoeg voor , om alle twyfeling weg te neemen, of de gedagte Lighaampjes : niet PLAAT OXLI. jabvannrov BREE er KN men BETTA ATATIN 7 es De (fak; glt DE POLYPEN. 119 niet het Voedzel kunnen zyn van deeze Ras. VL terd- Polypen : te minder, om dat die Lig- LXXX haampjes naar de Eyronde Diertjes , waar van Hoorn- het Hooywater en andere rottende Vogten STUK. dikwils grimmelen , wel fchynen te gelyken. Men vondtze ook niet alleen binnen de Poly- pen, maar insgelyks daar buiten, door de ge. heele Zwerm verfpreid. EEEEECKCKCNOEKCESECKEN KOEKOEK EES EXXXI..H 0.0-F.DS TUR, Befchryving van ‘t Geflagt der ZeErE-Pern- NEN, waar in zo de gewoone en Lichtgeevene de, als verfcheide zeldzaame „ begreepen zjn. Dee Schepzels worden thans, met alge. Naam, meene toeftemming, ZEE-PENNEN | genoemd , in ’t Latyn Penna Marina of Pen- natula. De henaaming van Zee - Schaft is, hoewel men fommige Pennen ook wel Schaf- ten noemt, wegens de dubbelzinnigheid niet eigene Men vindt, wel is waar, dat de Vis- fchers, aan de Middellandfche Zee, ‘er den _ naam aan geeven van Mentula alata; doch ik zal die bebaaming, onverduitfche , voor dat ruuwe Volk overlaaten. Men heeft de Zee- Pennen, nog in sE voor- _Eigen- fle deezer Eeuw, voor Plantgewasfen aange- Í“°PP°n» Ba Bids zien, YT DEEL, XVIII, StUKe RRS haft 120 OBEeESCHREVING: VAN NT AFDEEL. EXXXI. Hoorp- STUK. Kenmeête ken ° zien. Sommigen betrokken ze tot het Zee-Ruy , anderen tot de Mosfen : doch ArrsToTeEe LES hadtze reeds onder de Plantdieren ge- plaatst, volgens SiTTARDUS, hoewel Ges- 'NERUS meende , dat-zy, onder dien naam, aan geen der Ouden bekend geweest waren. ParLAs oordeelt, dat zy met de Alcyoniën zeer naa vermaagfchapt zyn, zodanig dat, in zeker opzigt, de Zee- Pennen daar toe gelyke betrekking hebben zouden, als de Polypen tot de Korallynen. Ik moet zeggen, dat dit myn Verftand te boven gaat. De Polypen der Zoete Wateren , die zyn Ed. bedoelt , hebben geen de minfte betrekking tot de Kos rallynen ; dan in zo verre ’er Diertjes, van dergelyke gedaante , op en in dezelven huis- vesten. Waar blykt nu, dat Schepzels, van dergelyke gedaante als de Zee-Pennen, huns ne woonplaats hebben of zig onthouden op of in de Alcyoniën ? | De Zee- Pennen maaken eene der wonders lykfte Geflagten van Schepzelen uit, Haar Lig. haam beftaat als uit een Pennefchaft , die gedeeltelyk bloot is , gedeeltelyk ’t zy aan beide zyden of aan de eene zyde gebaard met een foort van Vinnen of Vinswyze geplaatfte Polypen. Naar de Korallynen gelyken zy dus grootelyks ‚, doch verfchillen van dezelven daar in, dat zy niet geworteld zyn, en dat ‚de geheele Pen, met haare Punt voor uit , als een enkel leevend Dier, zig taamelyk vlug f __ bee De ZeerDPENNEN. tar beweegt deor het Water. De woonplaats is, VL dude Zee ee y LXXXI. Zeven Soorten ftelt LiNNzus thans in zoorp- dit Geflagt , waar onder eenigen wat afwy- "Te ken van de gedaante der gewoone Zee - Pen. “°0Ttene nen „ doch geene zodanig, dat die naam ‘er niet eenigermaate op toepasfelyk zou zyn. (a) Zee-Pen, die een Vleezige Schaft heeft, LI” den Steel met over elkander leggende, ge- Ed G 8 plooide, gedoornde, Vinnen, Ekin _ Deeze noem ik de Gedoornde Zee - Pen niettegenftaande Linnmauss, volgens Boe HADSCH, haar Penna grifea genoemd heeft, Die Autheur heeftze , buiten twyfel, frifch gezien, doch ik heb ‘er eene gedroogd, van de Kust van Dalmatie, welke bruin of graauw js en hier toe behoort ook die , welke wylen de beroemde Hoogleeraar ALB iNus onder den naam van Witte Zee- Pen afbeeld- de, hebbende ‘er zodanig eene, waarfchynlyk in Liqueur, uit de Middellandfche Zee ont» vangen (*). j Zyn _ (1) Pernatula Stirpe Carnofa , Rachi levi » Pinnis imbricatis , plicatis > fpinofis, Syst, Nat, XUI, Gen. 350, E LL, Phil. Trans; Vor. LI, p‚ 429. T, zi, f, 6 -« to, Penna grifea. Boe HADSCH Mar, p, 109, T. Ve f, IT — 3e SEBe Kah, III, T, 16, f. 8, Pennatula grifea, PALLE, Zoüph, 214, Witte - Zee- Schaft, Lyse der Planrd, bl, 457. (*) Fenna marina wel Annot,' Acad, Lib, I, C, 20, Tab, 6, fig. Is % B Deer, XVIII. STUK. 122 ODESCHRYVING VAN AL ArDEEL. LXXXI, Hoorp-= STUK. Gedoornde, o Zyn Wel-Ed. getuigde ’er van, dat de Ge. vederde Steel Armen uitgeeft, aan de eéne zyde niet kwaalyk naar Plaatjes gelykende , doch aan de andere uitloopende in een gedoorn- de Franje ; welke Franjes als Schubben over elkander leggen, met eenigen fchyn van Wieken, RoNDELETIus hadt het geheele Schepzel by een Pluim, die men op den Hoed ziet draagen, en het onder-end van den Steel by de Mannelykheid vergeleeken , zeggende , dat de Knobbel, dien men , tegen ’t geveder- de gedeelte aan, gewaar wordt, eenige Splee= ten heeft , zodanig als de Openingen der Kieu- wen in de Haaijen zyn , en ’t gevederde ges deelte beftondt , volgens hem , uit dunne Plaatjes, als die van Aluin-Leyfteen , op wel-_ ken eenige andere tedere zelfftandigheid rustte, De Heer BomapscH deeze Gryze Zee- Pen, in ’t jaar 1757, aan de Kust van Napels onderzoekende , bevondt dezelve agt Duimen lang , met eenen kaalen Stam van derdhalf en een Veder of Pluim van zesdhalf Duimen. In de Knobbel nam hy eenige Rimpels , doch: geen Spleeten of Sneedjes waar , maar het onder - end hadt eene uitfnyding , die naar een Spleetje geleek, De Pluim beftondt uit meer dan dertig Vinnen , waar van de grootften, in ‘ce midden geplaatst , byna een Duim lang en een half Duim breed waren. Ieder Vin geleek naar een Sikkel, en maakte een Plaatje uit, byna overal even breed, welks uitwaards kram= DE ZEE-PENNEN,. 123 kromme gedeelte in verfcheide gekartelde Ee, Lapjes gedeeld werdt, die op de kanten een xxxr, menigte van Puties of Kelkswyze holletjes had. Hoorp- den, en ín ’t midden met verfcheide fcherpe STöX- uitfteekende Beentjes gewapend waren. Vers Cere der fpreekt zyn Ed., daar van „ aldus. ‚‚ De zelfftandigheid van den Steel en de » Vinnen is hard en Lederagtig, uit verfcheide , byna Peesagtige Vezelen, welke Netswy- », ze gefchikt zyn, famengepakt , tusfchen s> welken een tederer gedeelte, of, gelyk de 2» Ouden verkoozen tefpreeken, Parenchyma , 2, komt en kruipt. Deeze fchikking der Ve- 2» zelen openbaart zig gemakkelyker , na dat _s, men de Zee- Pen eenigen tyd in Wyngeest 9, bewaard heeft: want, dan wordt dat Paren- ‚> Chymateuze gedeelte een weinig famenge- s> trokken, en laat gemeenlyk Ruitagtige s ruimten tusfchen de Peezige Vezelen over. 9, Geen Tepels vertoonen zig aan de opper- », Vlakte van den Steel, maar de gezegde „ Peêsagtige Vezels puilen flegts hier en daar s‚ tot de Oppervlakte uit , maakende het Vel 3 eenigermaate ruuw. Deeze Vezels zien >, blaauwagtig uit den gryzen, doch de tus- », fchenruimten zyn witagtig. Eveneens is 9 het met de zelfftandigheid der Vinnen ges s» fteld, uitgenomen derzelver Grondfteun;, 2, Of het dunne gedeelte , dat tot zyn be- s, kleedzel een fterk Vlies heeft, waar in » ronde geelagtige Tepels, in een grovee 33 ME l. DEEL, XVIJI, STUK, 124 BESCHRYVING VAN VL ‘ menigte , verfpreid zyn. Deeze Tepels ver- _ÄFDEEL, toonen zig in alle Vinnen”. LXXXI,° Hoorp- Voorts meldt de Heer Bomapscn, dat STUK. hy niet twyfelt; of daar zit in deeze Zee- Gedoornde, Pen, zo wel als in de andere of roode, wel ke hy beter hadt kunnen onderzoeken , een Been verholen. Van deeze Soort hadt hy ’er maar ééne bekomen , zo dat dezelve veel zeldzáa= mer moet zyn dan de Roode. In myne ge- droogde, die van de Rugzyde geopend is, zit nog dit Been, als een dun Pennetje , aan ’t boe ven-end zeer fpits gepunt, {trekkende zig __door de geheele langte van de Zee-Pen uit , en zig door de witte Kleur genoegzaam on- derfcheidende. Een Mond of Aarsgat, of eene dergelyke Opening, hadt hy ’er, met alle aangewende vlyt, niet in ontdekken kunnen, niettegenftaande Linneus ‘er een Mond ‘aan toegefchreeven had (*). Zyne Afbeelding van- deeze Zee-Pen is zeer ruuw „ hoewel «heter dan die van Ron- DELET1IUS, Wylen de Hoogleeraar Arrr. Nus hadt ’er , als gezegd is, in ’t jaar-1754 reeds een goede Afbeelding van aan ’t licht gegeven, - Omtrent tien Jaaren daarna kwam de Heer Erris ook te voorfchyn met eene Afbeelding van dic Schepzel , gemaakt naar zulk een Zee- Pen, welke hy prefent kreeg van (*) Os Bafeos commune rotundum, Syst. Nat, Ede X, Pe 818, kj | DE ZEE-PENNEN 225 van een Heer, die dezelve uit-de Middelland- , VL fche Zee ontvangen hadt, De Doorens zyn LKXXL. in dezelve veel langer dan in die van Ar Br- Hoorp- NUS, en men wordt ‘er de gedagte Rimpeltjes STUK: of Sneedjes in de Knobbel , zo min als de uit- Ge%orndee fnyding van Bomapnscu, aan ’t end van den Steel, die naar een Mondje geleek , in gewaar. Zyn Ed. heeft één van de Vinnen een weinig vergroot doen afbeelden „ als waar door zig de plaatzing der Zuigers, gelyk hy de Poly- pen noemt, welke van hem afzonderlyk ver* toond zyn , openbaart 5 zo wel als de inplan- ting der Doornen , die, volgens hem, ui verfcheide fyne Pyltjes (Spicula) famengefteld Zyn. „, Wanneer deeze Doornen, zegt hy » 2 zig aan den top openen , maakt ieder een „> Ster van kleine Puntjes, welken de Natuur 5 fchynt gefchikt te hebben tot. befcherming - “> van de Monden der Zuigers daar onder , die ; geen ander bedekzel hebben , terwyl in de , Roode Zee= Pen ieder Zuiger een Kring van » Pyltjes (Spicula) heeft”. __(@) Zee- Pen, « die een Vileezige Schaft heeft, u. den Pennatula, “Phofphoe TEhe (2) Pennatula Stirpe _Carnoft ‚ Rachi feabra, Pinnis im- Lichtgees bricatis. Syst. Nat, XII, Pennatula Phofphorea, han. Suec, Gaus 2260, Amen. Acad, IV. p. 256, Penna Marina. Aus, Ad, Frid, 1, p. 69e BARR, Jeon, T. 12739 1274, BAUH, Hist, UI ps 802, Mascus Penne fimilis, BAUH, Pin, 363, Fus cus Fennamreferens, TOURNE, Just, Merho pe 569, SHAW. ’ Afre Ie, DEEL: XVIe STUK, | 106 BESCHRYVING vAn VL den Steel ruuw , de Winnetjes over elkans ANDERE der leggende. Hoorp- STUK. Door de aanhaaling van S ega zal onze Ride eu at der dezelfde Zee « Pen , als zo even befchreeven HE js, bedoelen: want men vindt ’er in dat Werk maar ééne , en wel op de voor aangehaalde plaats , alwaar gezegd wordt: , Deeze zoge= ‚… naamde Zee: Pennen groeijen aan de Klip= ss pen in Zee, en men zegt, dat zy des nagts, 2 boven Water komende, een lichten glanfch 5» van zig geeven, gelyk de Phofphorus.” Het komt my zonderling voor „ dat zy aan de Klip- pen zouden groeijen , ’t welk eene aanhechting onderftelt „en: dan des nagts boven water koe men zouden , om Licht te-geeven. Ik weet ‚ niet, van waar men dit gehaald heeft. Ron- ‘PELETIUS zegt alleenlyk, dat de Zee - Pen, wegens haare witheid en gladheid, inzonderheid by nagt. glinftert als een Ster. Dit zal waars _fchynlyk onder maar niet boven Water gezien worden. Doktor SmAw merkt, in zyne be- fchryving van Algiers, aan , dat zy by nagt zo veel Licht geeven, dat de Visfchers daar door duidelyk de Visfchen kunnen zien zwem - men in verfcheide diepten van de Zee, Lrin- NEUS zegt » dat deeze Soort den Grond van den Oceaan verlicht. De Afr, App. 5. Penna Marina, GINANNe Adriat, TI, T, 55, f, Il4e SEB, Kub. Ill. Te 6, fe ze ELL: Phil, Trans VOLe LIL, pe 429, Te 19, É, T° 5e DE ZEE-PENNEN. 127 ‚De Heer BomaApscH fpreekt aldus vande VL Roode Zee-Pen. , Dit ons Plarttdier ont- ie ‚ houdt zig in diepe Zee , alwaar men het Hoorne „, fomtyds met andere Visfchen vangt. Ter-sTute „ wyl het naar de Oppervlakte der Zee ge- Lichtgeen > voerd wordt, is zyn Lighaam omringd met” rl s, Ontelbaare Belletjes, die overdag als Sterren ‚, Slinfteren. Dit heb ik wel by deeze gelee ‚genheid niet , maár in ’t jaar 1749, toen ik ‚> van Livorno ter Zee naar Marfeille vertrok, „ waargenomen. … Diestyds zeer weinig in de „‚… Natuurlyke Historie bedreeven, vraagde ik „> de Matroozen, wat het voor een ding wass ‚ dat ik dus ongevaar vier Voeten beneden de E „ Oppervlakte der Zee zag, en zy gaven my ;, tot antwoord, dat het een Pen ware” « Deeze Heer ftelde het cwyfelagtig , or: er twee Verfcheidenheden waren van de Roode Pen, waar van de eene dan de tegenwoordige zyn zoude „die de Voelertjes of Polypus= Hok« jes aan de Vinnen veel ylder heeft; dan of menze als byzondere Soorten had aan te mer- ken. De Heer Par ras betrekt deeze, onbee fchroomd , tot de Soort van de Roode Zees Pen, die de vierde by Linneus is. Ik oordeel de tegenwoordige daar van te veel <= verfchillende , gelyk de Afbeelding zal aantoo» le nen. | De Heer Pik heeft een Vertoog aan ‘Pl, CXLH licht gegeven over de Pennatula Phofphorea van ek j LiNNmeUus, en dezelve „ daar nevens, zeer duie L DEEL: XVIIk STUK: VL Arperer Hoorp- STUK. Lichtgecn wende, De Polypene F: 33e 2e 125, BESCHRYVING VAN duidelyk doen afbeelden ‚ gelyk in Fig. 1 , Exxxy op onze Plaat CXLI, is voorgefteld Deeze Soort, zegt zyn Ed., vindt men in-de Oce- aan, van de Kust van Noorwegen af, tot aan de verst inwaards gelegene deelen van de Middellandfche Zee. Men heeftze uit groote, diepten opgehaald, en fomtyds ook dryvende gevonden naby de Oppervlakte. „ De uit. » wendige gedaante van dit Dier (zegt hy) s Ís niet ongelyk aan eene der Slagpennen van s een Vogelwiek, Men vindt hetzelve van 9 vier tot agt Duimen lang. Het kaale onder- » fte gedeelte is rond en wit, gelykende naar » de Schaft van eene Schryfpen; het andere ») deel, dat de Pluim vertoont, is roodagtig > en platter , verdunnende naar den Top, ale „> waar het in een Punt eindigt. Daar loopt , ss langs de Rug van dit gedeelte, even als in s, een Schryfpen aan de binnenzyde , een over- 9 langfe Groef ten ende uit. Het heeft we- s> derzyds Vederagtige Vinnetjes, die in ' > midden langst zyn, doch zo wel naar de »> Schaft toe , als-naar den Top , allengs korter ‘> worden , zynde aan de Enden rond ONBEn „ boogen”’. Van een der Vederagtige Vinnetjes van dit Plantdier geeft de Heer EuuLis een fterk vergroote Afbeelding, als onze Fig. 4, welke „tot veel opheldering ftrekken kan van deszelfs Struêtuur. ‚‚ De Stam (zegt hy), der Zuigers » van dit Dier, is van eene Cylindrifche fi. _ DE ZEE-PENNEN, 120 5 guur. Deszelfs bovenfte gedeelte geeft agt VL 9 fyne witte Vezelen of Klaauwen uit, om LXXXE ‚„ het Aas te vatten , welken zy intrekken Hoorp. s, binnen haare Hokjes , wanneer zy zig op “TUKs s eenige ontrusting of gevaar verfchuilen Zie/8* ss gaan. Deeze Hokjes zyn van maakzel als », de Tandjes der. Korallynen , maar ieder > Tandje heeft hier Puntjes , die zig rondom s, den ingang fluiten , en dus dit tedere deel »> voor uitwendig leed befchermen. ‚, Deeze Vinnetjes zyn blykbaarlyk door de », Natuur gefchikt , om het Dier voor of ag- » terwaards in de Zee te beweegen : bygevolg » verrigten zy het werk van Vinnen, terwyl s> Zy tevens, door den toeftel van Zuigers of ss Mondjes, die met Vezels of Klaauwen voor- » Zien zyn , zekerlyk dienen om Voedzel te s bezorgen aan dit Schepzel: want niettegen- s> ftaande het gene Dr, LiNNAus ten aan- » Zien van deszelfs Mond gezegd heeft in zyn „> Samenítel der Natuur (*), heb ik, met ‚‚ behulp der beste Glazen, niet kunnen ont- 9 dekken, dat de Punt van onderen het aller- > minfte doorboord was : zo dat ik vast van Gevoelen ben, dat dit Dier, gelykerwys de s Hydra Aräica of Groenlandfe Polypus, 5) die ik in myne Historie der Korallynen be: ‚> Íchreee _ (#) Os Baseos commune rotundum, Syst, Nats X, pag. 818, Ï T. DEEL, XVIII STUKe 130 DESCHRYVINGC vaan VL _„ fchreeven heb (*), zig zelf Voedzel en ons en ‚‚ derhoud verfchaft, door middel ven deeze Hoorp- ,, Zuigers , die naar Polypen gelyken. Ik STUK _ „ meen, dat het een, zo wel als ’t-andere, | dai ‚> door dezelven zyn Voedzel inneemt , heb- „> bende geen anderen zigtbaaren weg, om zig 9, van den Afgang te ontlasten , dan dien , ‚> door welken de Diertjes , die ’er tot Aas > aan ftrekken, ingenomen zyn”. « hi Vervolgens neemt de Heer Erris de be- fchryving van de uit- en inwendige gefteldheid der Roode Zee-Pen door den Heer Bo- HA DSCH over ; doch daar zal ik {traks van f fpreeken. In myn Verzameling berusten twee gedroogde Zee- Pennen van deeze Soort, de eene vier en een half Duim lang, in welke het ongevederde gedeelte of de Schaft ten minfte zo lang is als de Pluim, die naar even- redigheid wat fmaller fchynt te nie » dan in onze Afbeelding. | zr. (3) Zee-Pen, die een Vleefchagtige Schaft Ee heeft ; den Steel wederzyds gevederd, en Praadige, aan Pl, CKLie, ; Fig. Je (*) zie det Plantdier hier voor, bladze 5, befchree: ven. . (3) Pennatsla lie fubcarnofì ‚ Rachi utrinque pennatâ, Bafi Tentaculis duobus Filiformibus, Syst, Nat, XII ELLE, Phil Trans. VOL. LIL Te 20, f. 15, Boce. Recherche & Obferv. Natur, Amfterd, 1674. pe 284. Te p. 287, Nae zaurke Nafpeure en anmerk, ibid, 1744, bladz, 251, enz, Dre ZEE-PENNEN 191 &an zyn begin voorzien met twee lange, dn DEE , Draaden. LKR OFDe_ De ie ELLis geeft ook de hevelen van dit Schepzel , door my overgenomen in Draadigee Fig. 3. Het is door den vermaarden Bocco- NE voorgefteld als een Bloedzuiger, die de cie gentlyke Zwaardvisfchen (*) in de Middel- landfche Zee geweldig plaagt. Men ziet ligt, dat hetzelve niet wel tot eenig ander Geflagt van Dieren t'huis te brengen ware , dan tot de Zee-Pennen. By ouder Autheuren was daar van ‚ doch niet duidelyk , gefproken. Doorgaans is de langte van dit Schepzel, zo _Boccone zegt, vier , doch fomtyds wel zes Duimen. Het Lighaam is langer dan de Hals en de Staart, gelyk hy het gepluimde deel noemt. De Hals, zynde het kaale dunne End, is witagtig , Kraakbeenig en doorfchynende, hebbende de gedaante van een Snuit. De Staart is wederzyds voorzien van een menigte door elkander gevlogten Haairtjes , die de figuur maaken van een Pluim , welke allengs naar ’t end verkleint. Daar de Pluim begint, zyn aan % Lighaam twee Kraakbeenige Knobbeltjes en aan de ândere zyde twee Kraakbeenige Vezee len, naar Viool- Snaaren gelykende , langer dan het Lighaam. Dit is ondoorfchynende , van | zelf. (*) Zie.het VIIe Stuk van deeze Nar, Historie, bladz, 149 5: 2 Ee DEEL, XVIII STUKe 132 BRESCHRYVING VAN VI. zelfftandigheid als Vel of hard Leder, met een Fed menigte dwarfe Rimpels of Plooijen , gelyk Hoorp- men in de Pisfebedden of Rupfen waarneemt, … STUK. die zig duidelyker en regelmaatiger , wanneer Draad. het Schepzel gedroogd is, vertoonen. Het Lighaam is rond en byna van dikte als de Schaft. van een Schryfpen , doch dunner of dik- ker naar reden van de langte. Men. wordt aan het Dier geen Oogen of Kop gewaar : moog- lyk dient de Snuit , die hol is als een Pypjes dan ’t zelve voor Kop. Dezelve beftaar uit een hard Vlies, in Kleur met het Lighaam ver-= fchillende. Mooglyk dat de Kop „ door dit Schepzel van den Zwaardvifch af te rukken „ in deszelfs Vleefch zitten blyft : want men vindtze met de geheele Snuit door deszelfs Vel ingedrongen , welke dan vol Bloed is; wanneer menze ’er uit haalt, Zittende zo vast in’ Vleefch als een Fret of Boor in het Hout. Zy komen niet voor, dan op de plaatfen, wel= ken de Vifch met zyne Vinnen niet bereiken kan, en ’t is te gelooven, dat cf 'er een groo. te plaag voor Zyn. BoccoNe hadt, te Mesfana op Sicilie, een van deeze Bloed aise ontleed, en daar in vier Vaten, als Darmen , waargenomen, die vol waren van een dik Vogt , loopende van „% eene End des Lighaams tot aan het andere. Deeze dagt hy als Pompen te dienen, tot de „uitzuiging en inneeminge des Bloeds. Te Avig- non nam hy Keern waar ‚ dat van deeze Vaate DE ZEE-PENNEN. 133 Vaatjes twee dikker dan de anderen waren, en, VL allen met een foort van Middelfchot bedekt. AEL. De byhangende Draaden waren hol, dienende Hoorn- waarfchynlyk voor Vinnen tot beftuuring en desTus. gepluimde Staart tot de beweeging Ë voort Draadige. gang van het Schepzel in ’t Water. Mooglyk zouden ook die Draaden tot vasthouding aan den Vifch kunnen dienftig zyn. Ingewanden, gelyk Hart „ Lever , Milt, heeft hy ’er niet in gevonden , maar ’er zat een Luis van aan merkelyke grootte aan , die zig in onze Af. beelding by het Sterretje vertoont. … Deeze Luis, zegt Boeconr, hadt de groot- te van een Erwt, met eene Opening, waar uit een menigte van gedraaide , ruige en haakige Vezeltjes voortkwamen , welken hy híieldt voor leevende deeltjes van deeze Luis, gelyk aan die der Zee-Eikelen van RONDELETTUS, Ik befluit hier uiet, dat het geen Luis, maar een klein Zee- Pokje is geweest, een Luis ge= naamd, op de zelfde manier , als men zekere Soort van Zee-Pokken Walvifch- Luis ge- noemd heeft, thans Walvifch.Pok (*). ennatulg d rubra Roode, Pl. CXLL, Fis, a, (4) Zee-Pen, die een Vleezige Schaft heeft _ rv. (*) Zie het XV. STuxK deezer Nat, Historie, bladz, 112, (4) Pennatula Stirpe Carnofâ , Rachi pennatâ, Pinnis ime -bricatis levibuse Syst, Nat, XIl. Penna rubra. BoHADSCH, Mar, tor, Te B, f, 1 = 3e ELLIS Phil, Trans, Vore LIE, | 3 134 BESCHRYVING VAN den Steel gevederd, met op elkander leg- VL Pen gende gladde Vinnen. Hoorp- STUK. Van, deeze heeft LiNNaus de Vierde Rod, Soort gemaakt, fchoon zy gevoeglyker ge- plaatst zou zyn geweest ‚naast agter de T'wee- de, welke door PArLas als een Verfchei- denheid van deeze wotdt aangemerkte Het is de Roode Zees Pen , dus wegens haare Kleur, in onderfcheiding van de Gryzeof Witte, ge- tyteld door ArBiNus en BoHApscH, De beroemde Arrrinus brengt, ten dien opzigte, de befchryving by van GEsNERUS, die zegt, , dat StirrTARDUS weleer een ‚> Andere Zee-Pen aan hem gezonden hade, , met een witte Streep midden door den Steel, ‚, hebbende dergelyk Loof als in de Gryze, ‚‚ maar het ongepluimde deel langer , en niets, ‚‚ dat naar het Hoofdje der Mannelykheid ge-= ‚slieek”, De Hoogleeraar niettemin houdt de zyne, welke het ongepluimde deel kor- ter heeft , met een duidelyke vertooning van dat Hoofdje, voor overeenkomftig met die van GEsSNERUS., Ik wil wel toeftaan , dat de uitdrukking van deezen Autheur, in de eerfte opflag , dubbelzinnig fchynt (*5; doch als LUL P. 434 T, 21e É. Yr, 2, Pennatula rubra, PAL Le Zoöph. 215, Roode Zee-Schaft, Lyst der Plantd, bladz, 458. | (*) Fronde fmili fere, fed parte alter, quz fronde ca Est 3 EN zn DE ZEELENNEN 135 als men naauwkeurig op den famenhang agt, VL | HARE AFDEEL; geeft , zo moet myne Vertaaling erkend wor- rsxxr, den de regte te zyn , en dan blykt;, dat door Hoorp- GEsNERUS veeleer de Pennatula Phofphorea ‚STUK: die het ongepluimde deel langer heeft, be- Ao: doeld worde , dan de Roode Zee-Pen van ALBINUs, waar van de gewezen Hoog- leeraar „ in vergelyking met zyne Witte, die de Penna grifea of Gedoornde is, aldus teel. » De Roode is kleiner en wel over ’t ges Die van „ heel roodagtig , doch bleeker in het Lige ALPINUS: »‚ haam en de Armen. Het Lighaam is, aan ss Zyn begin , gezwollen, in de gedaante van s> Een langwerpige Eikel (*). Den Knobbel, s, daar de Steel begint, heeft zy veel kleiner s> dan de witte, terwyl het Lighaam niet dan „> flaauwelyk in een foort van Olyven- Kern ss Uitloopt (1). Behalve eenige flaauwe en 2 duistere tekens, zyn daar in geen de min- s, fte infnydingen. De ge-armde Steel is lan- > ger dan het Lighaam , regt anders dan in 5» de Witte, en, daar GESNERUS een witte Streep ret, longiore , fimplici , nullâ cum _Glande fimilitudine, Longiore kan niet zien op fronde , dewyl “er fimplici direkt op volgt, ’t welk onpeknobbeld fchynt te betekenen, ‚(*) Nullà cum Glande fimilitudine , zegt GESNERUS van de zyne, Hoe zou die dan de zelfde kunnen zyn als deeze | Ct) Corpore non nifi leviter in “samfe fpeciem defi nente, Zodanig is de uitdrukking van den Hoogleeraar. ET 'E DEEE: XVIIIe STUKe _ Vl ArDEeEL LXXXI,°° 136 DBESCHRYVING VAN > Streep zegt te zyn, door een Infnyding over= langs verdeeld, Hy is niet glad en effen, Hoorp- »‚ gelyk in de Witte , maar zeer ruuw door STUKe Roode s‚ gedoornde Tandjes , naar den kant , wer- 2» waards hy voortgaat , hellende, Dit ver= ss fchilt ook , dat de Armen niet met Franje ‚> bezet, maar getand zyn als een Zaag, met > gedoornde Tandjes, die beurtlings, elk ‚‚ naar een byzondere zyde, een weinig over- ss hellen. De Armen zyn overlangs geftreept , De Roode Zee «Pen van Boe BADSCH, „‚ en de Streepen loopen door de Tandjes uit, „, De beide Soorten zyn zeer digt gepluimd, », doch de Armen van de Roode ftaan wat yl- „scher | ; De Roode Zee «Pen , door BoHaApscH waargenomen, was in verfcheide opzigten van deeze Albiniaanfche verfchillende. Zy hadt. het Lighaam, ’t welk hy den Stam, en ik de Schaft genoemd heb , Pyramidaal, maakende een dikken Knobbel aan den Steel van de Pluim , en dun aan ’t onderfte End , alwaar eene uitholling was, welke zig als een Mond e vertoonde, doch niet inwaards doordrong. Het geplüimde deel , langer dan de Schaft , hade een Steel, die op *t dikfte een half Duim haal- de , loopende fmal uit. De ‚Schaft was zes Duimen lang en hadt de dikte van tien Lynen , in’t dikfte gedeelte , aan ’t begin van drie of cen Kwartier Duims. De geheele Zee- Pen was omtrent zestien Duimen lang. In het gepluimde deel was de Steel aan de Buik _Bonapscr geteld vier- en twintig, in an- \ DE ZEE-PENNEN, 137 Buikzyde witagtig , met eenige paarfche Te- VI pel:jes; aan de Rugzyde rond uiepuìlende en er XI veel breeder , met een Pees van witte Veze- Hoorp- len in ’c midden overlangs en aan de zyden met srux. kleine rondagtige paarfche Tepeltjes overalen Ade digt bezet. De Stam of Schaft was geheel met dergelyke paarfche Tepeltjes, daar witte Streepen tusfchen door liepen , befprenkeld: zynde de geheele zelfftandigheid Lederagtig en van buiten, wegens de gedagte Tepeltjes;, oneffen. | In fommigen van deeze Zee. Pennen hadt Rones ing, deren zeven- en-twintig, in anderen dertig en meer Vinnen , aan ieder zyde van den Steel. Zy zyn, zegt hy, van verfchillende grootte „ allen Zeisfenvormig en Lederagtig , met one telbaare roode Streepjes doorweven. De grootften , in ’c midden , waren byna een Duim lang , en aan den Steel omtrent een half Duim breed. Zy hebben eene fcherpe Rug, doch in de holte zynze ftomp , en aldaar over de ge. heele langte bezet met Cylindertjes, vier- en dertig in de grootíte Vin , waar van vier- en- twintig, van den Steel GE, op een regte lyn, de overige tien , naar het End toe, op twee ryën geplaatst. Deeze Cylindertjes hadden jeder agt beweeglyke witagtige Vezeltjes, in * ronde uitgefpr eid, waar door zy:zig als Por Jypen vertoonden. Voorts komt de Heer Bomapscenr tot de ls Ont- Ï. Deer, XVIII, STUK, | P 138 BESCHRYVING v AN VI. Ontleeding van deeze Zee-Pen. … Als men Pen >» den Stam (zegt hy) overlangs opent, vloeit Hoorpe » ‘Er ongevaar een Once zoutig Vogt uit, De STUK, „ geheele Stam is hol, hebbende voor uite Roodt, , wendigen Wand een Lederagtig Vlies, van > omtrent een Lyn dik , tusfchen ’t welke en „een ander dunner Vlies, in het gevinde „ deel van den Stam, zig ontelbaare geelag- > tige Eytjes, die de grootte van Klapper » Roozen Zaad niet evenaaren, in een wit- „> agtig Vogt verholen zitten ; komende dan „‚ best voor den dag, wanneer de Stam over- 9 dwars doorgefneeden wordt. Dat dunnere „ Vlies bekleedt de geheele inwendige op- 9, pervlakte van den Stam en formeert dese zelfs holligheid , in welke behalve een geel … agtig Been, dat ’er byna drie deelen van „, beflaat , niets gezien wordt. Dit Been is, 9, in fommige Pennen, twee Duimen en zeven „, Lynen lang , een halve of ook een geheele > Lyn dik, in ’t midden vierkant , naar de „, Enden toe rond en fterk verdunnende: doch „, dunst aan dat End, ‘€ welk naar de tip ziet van de Pluim. Het geheele Been wordt „ door een dun, geelagtig , doorfchynend , Vlies omkleed , en aan ieder End tot een ;, Band omgedraaid , welke boven in den Top ‚‚ van den gevederden Steel, onder in de Tip „, van den kaalen Stam zyne inplanting heeft. „‚ Door middel van den bovenften Band wordt „het uiterfte End van het Beentje tot een | vs. HOEF DE ZEE-PENNEN, 139 „ Zeer naauw ‘Boogje famen getrokken, ter-_ VL » wyl men echter, uit de beweeging van en „) den Stam, waar van ik ftraks zal fpreeken; Hoorp-. s, Onderftellen mag , dat hetzelve, in ’ lees stTux. „ vende Dier , of zo krom niet of geheel in Rood > een regte Jyn uitgeftrekt zy (*). De Vin- > nen zyn ook uit een dubbeld Vlies, dat > zeer fterk en Lederagtig is , famengefteld , 9, met een dunner doorfchynend Vlies daar 2 binnen. Op de zelfde manier beftaat ook » het Cylindrifche deel der Tentaculi [of Po- 2) lypenJ, met dit verfchil alleen , dat in dee-. ») ze het uitwendige Vlies weeker is. Zy hebe ‚> ben, zo wel als de Vinnen, holligheden, , welke gemeenfchap hebben met die der > Vinnen.” > Dit was het gene ik , aangaande het De bea „, maakzel van ons Plantdier, door de Ont- W?egins- „> leeding ontdekken kon. Welk eene bce s weeging daar in zy, en hoe ik die heb ‚, waargenomen, zal ik nu zeggen, Een lees „‚ vende Zee-Pen gedaan hebbende in een „Glas met Zeee Water, zag ik, na eenig ‚ tydsverloop , met groot vermaak, eene ‚‚ wonderbaare beweeging in verfcheide dec. | | sa ten (*)'t Is natuurlyk , dat dit Beentje, door ’t inkrimpen van de ZeesPen , onder ’t draogen, aan ’t dunfte End dus rond getrokken worde, gelyk ik het ook in myne gedroog- de Gryze Zee- Fen bevind, doch daar flrekt het zig door de geheele langte uit, | | “Te DEEL, XVIIL, STUKe VL 40 BESCHRYVING v AN len van dezelve. De Stam werdt in het EEn » End van ’t kaale gedeelte Cirkelrond fas Hoorp- ss mengetrokken , waar door zig een hoog STUKe Roode, \ „ Purperkleurige Gordel formeerde , die al- > lengs naar het andere End van den kaalen ‚> Stam of naar den Grondfteun van de Pluim s opfteeg , en , aldaar bleeker geworden, voorts „, liep langs den geheelen gevinden Steel, tot s dat hy in de Top verdween. Zulks naauw- ‚‚iyks gebeurd zynde, vertoonde zig op. 3» nieuws een dergelyke Gordel aan ’t on- ‚‚ der- End , die zyn loop op de zelfde manier », volbragt. Dewyl deeze Gordel fterk famen- >) getrokken is, moet de Stam daar boven > zwellen, en krygt dus de gedaante van een “‚ Uijen. Hier door fchynt het, als of zeke= …s re wat famengedrukte Kloot door den Stam ‚> bewoogen werde. Van deeze famentrekkin= », ge des Stams hangt ook de hoogroode Kleur af van den Gordel. Want dewyl, gelyk ik „> boven gemeld heb , de Huid van den Stam „, bezet is met menigvuldige paarfche Tepelc- „> jes, die witte tusfchenruimten hebben , ver- „, dwynen die in deeze famentrekkinge van de „, Huid, en dus komen de Tepeltjes nader aan „ elkander : bygevolg zien wy flegts de pur- „, pere Kleur derzelven, die zig hooger ver- „toont. Of deeze beweeging eene bewec- „Zing van het Hart , dan eene Wormswyze ‚> beweeging zy als die der Darmen, is MOeies ‚s yk te bepaalen, Om het eerfte te verzekes — ‚ FEN KVP jp ' d Jc Ù 4 4 „ De ZEE-PENNEN 141 vv Ten , zou ik wel verlokt worden door de VL „ overeenkomst van de beweeging des Harts | xxxr, … in de Rupfen , in wier Rug ook zeker Bol- Hoorp- „) letje van de Staart naar den Kop voortge=STUK. _ s) dreeven wordt ; doch het overige Lighaam Av ») derzelven blyft gerust en ftil, terwyl, in de „, Pen, die beweegende Kloot zig rondom in „s de Stam vertoont. Derhalve zou ik het eer= »» der voor eene bne ike beweeging hou- 55 ders s De Top of het End van den Stam, bovene > dien , wordt nu eens als een Haak omge- 5» kromd , dan ftrekt het zig wederom regt > uit. Het een, zo wel als ’t andere, gis ik 3» voort te komen uit de beweeging van het »‚ Beentje daar binnen verholen: want , terwyl op, hetzelve in een naauwen Boog famengetrok- 3 ken wordt, kromt zig de Punt Haakswyze s) om; doch , als het in een grooter Boog of s in een regte Lyn uitgeftrekt wordt, heeft ss de Punt ook een plaatzing die regt is, En, »» door deeze beweeging van het Been , fchyne „‚ ook die holte, uitwendig, in de tip van den > kaalen Stam te ontftaan; alzo dezelve nu s eens dieper, dan ondieper is: dieper, wan: 9 neer de beweeglyke Kloot zig in ’t midden ‚‚ van den gevinden Steel vertoont; ondieper » wanneer die zig bevindt aan de Tip van den 9 kaalen Stam, zynde alsdan het Been meer. ‚> der uitgeftrekt, ij De Vinnen hadden vierderley beweeging. > Dan % DEEL, XVIIL STUK. VL ÂFDEEL. LXXXL, Hoorp. STUK ij Roode, 142 BESCHRYVING VAR ‚, Dan werden zy naar den Grondfteutt , daa ‚, naar de Punt van den gevinden Steel bewoo= s gens dan naar de Buikzyde fterk famenge- », trokken, dan wederom een weinig naar de ‚‚ Rug. De Vleezige Vezelen, eindelyk , be- ‚ woogen zig naar alle zyden , en derzelver > Cylindertjes reezen met dezelven te gelyk , op ‚ of verborgen zig binhen de Vinnen. , Met zyn geheele Lighaam heb ik dit zondere „‚ linge Plantdier zig niet zien beweegen , doch ‚ het hadt in het Glas, waar in ik het hield, » te weinig Waters daar toe. Ik twyfel ech- s> ter geenszins, of de Zee - Pen beweegt zig ;, door middel van haare Vinnen , gelyk uit 9, derzelver ftruêtuur en uiet de plaatzing van »s dit Schepzel op den bodem der Zee, van s> waar het fomtyds naar de Oppervlakte > komt, genoegzaam blykbaar is”. | | Dit laatfte is door Waarneemingen van an- deren zeker. Men heeft hier in de Stad een leevende Zee-Pen in een Glas gehad, die daar in als een Pyl voortfchoot. De Heer Eris heeft deeze befchryving ook van Dr, ‚BomaApscH ontleend, en, als ’t ware, toe- gepast op zyne Pennatula Phofphorea, welke zyn Ed, als eene Verfcheidenheid fchynt aan te merken van de Roode Zee-Pen, doch zy is daar van, gelyk ik aangemerkt heb , te veel verfchillende. Dit blykt niet alleen uit de Afbeelding welke Eurrs geeft van zodanig eene Roode Zee. Pen, uit de Mid- | del. DE ZEE-PENNEN. 143 dellandfche Zee, hem medegedeeld: maar ook VL. uit zodanige eene, welke ik in Liqueur heb, Ee en op onze Plaat CXLI, in Fig. 4 , zeer Hoorne naauwkeurig, van de Rugzyde, naar ’t Leven STUK heb doen afbeelden. | Hier is de Schaft of kaale Stam , blykbaar- An Iyk , veel. korter dan het gevinde gedeelte of aide de Pluim „ waar van de Steel of Stam ongelyk 3j8cpeeld, dikker is , en in ’t midden door een Sleuf Fz, 4 verdeeld, -De Schaft is digt bezet met kleine Tepeltjes , en heeft eene rosagtige Kleur, aan tend wat Purperagtig of Violet. Zy is overal: nagenoeg even dik , en aan ’%t end {lomp, zo wel als de gepluimde Steel , die bezet is met een menigte van witte Puntjes, welke naar den Top , dat is in onze Afbeel- ding nederwaards, geftrekt zyn. Dic alles vindt men byna eveneens in de Afbeeldingen van den Heer EuLruis, door wien een vere groote Vin, om de plaatzing der Tandjes aan te wyzen „ daar nevens gevoegd is, en hier overgenomen „ wordende door het Sterretje aangeweezen. «Zy hellen beurtlings naar den eenen en anderen kant. In de myne neem ik, bovendien , drie kleine Vedertjes of Pluimpe jes, op de Rug zittende, waar, welke ’er in de Afbeelding van Eris niet zyn. Deeze verdienen zo veel te meer hunne opmerking , omdat zy de reden verklaaren, datLinNneus een Gevederden Steel aan deeze toefchryft, in onderfcheiding van de andere Zee - Pennen. Ik I, DEEL, XVIII, STUK» 144 BRESCHRYVING vAN Hd Ik zou wel durven gisfen, dat dit jonge Zee- LXXXI, Pennetjes zyn , die zig agtervolgelyk van de Hoorv- Moer affcheiden, om op zig zelf te leeven, STUK en dat zy daarom zo “ongeregeld zyn ge- Roode, plaatst. Waarfchynlyk zal ‘er aan ieder wit Puntje, op de Rug , zulk een Pluimpje geze- ten hebben, Van dezelven vind ik, by geen der gemelde Autheuren , eenig gewag gemaakt. Wy zien tevens , dat de myne naast met die van GESNERUS ftrookt, (5) Zee-Pen , die een Draadagtige Schaft Pennatula 5 mirabilis. heeft „ den Steel op twee ryêën gevederd, denke, de Vinnen halfmaanswyze , overhoeks, ver Pl, CXLI. van elkander. Fiz. Be 5 Onder den naam van Polypus mirabilis is dit Schepzel in de befchryving van het Kabinet des Konings van Sweeden voorgefteld. Ik weet niet, om wat reden het den bynaam van Verwonderlyke meer dan de andere Zee- Pennen verdient. Zy komt zeer naby aan de Pennatula Phofphorea, zegt LiNNaus, maar is wic van Kleur, Dat dit het eenigfte on. (5) Pennatula Stirpe Filiformi , Rachi distiche pennatà , ; Pinnis.Lunatis remotis alternis, Faun, Suec, 2261. Aus, ads Frid?1. p. 96. T, 19e fe 4, Amen, Acad, IV. pe 257. EL- Lis, Phil, Trans. VOL, Lill, Te 20, fs 17, Pennatula mirabilis, PALL. Zoöpb. 216, De Omgekeerde Zee « Pluim, Lyst der Plantd, bladz, 460, | Pr ZEE-PENNEN 145 onderfcheid zy, kan ik uit onze Afbeelding bee 20 Fig. s, van hem door Errrs ontleend, nict LXXXÍ, ontdekken, De Bafis, zegt hy , is effen en Hoorp- klein; de Steel op de Rug gegroefd, hebben: STUK de halfmaanswyze , korte , gekamde, zeer Bg, weeke , rondagtige, witte, van elkander af. ftaande Straalen. Zodanig bevondt dit Schepzel zig in de Chi- neefche Verzameling van LAGER STROOM, en fcheen derhalve uit China afkomftig te zyn. De Heer Par LAS vondt een gedeelte van zulk een Plantdier , uit de Westindiën , met een byzondere Soort van Zee-Ster verward, in het uitmuntend Kabinet van zyne Doorlugtige Hoogheid ‚onzen Erfftadhouder. Deeze Soort; zegt LiNNmus thans, onthoudt zig in de Zee van Noorwegen. Zy leeven , zegt de Heer BóppaERT, in de Inditche Zee , en noemt het, ik weet niet om welke reden, de Omgekeerde Zee- Pluim. De langte wordt door PaLLAs op meer dan een half Voet bee paald. ú (6) Zee-Pen , die de Schaft Draadagtië , _ vr. RE, Pennatalâ den Steel wederzyds digt gevederd, met soran, een kaalen Top heeft. Pylagtiges | Fen BCXLLe a Fig, 4E) (6) Pennatala Stitpe Filiform! , Rachi utrinquê approxima- te pennatÂ, Apice nudo, Syst, Nag, XII. Amen. Acad, IVs pe 257 Te llle f, 13, ELLise Phil, Trans. WOL, Llils Te, zo, f. 16, Pennatula Juncea, PALLe. Zoöphs 217, De Zee- Pyl, Lyst der Plantd, bladz, 46ro _L Denm XVIII STUK, 146 BESCHRYVING VAN VL. ___Een klein Pennetje , zeer naar een Pyltje een gelykende , dat men met de Schaft in de Hoorp- zyden der Kroosvifchjes van den Oceaan STUK. heeft vinden fteeken , wordt hier bedoeld, Pylastige. Ik geef de Afbeelding van hetzelve in Fig. 6, zo als het voorkwam in de gedag- te Verzameling van Chineefche Zeldzaam” heden. Het Lyf of de Schaft was naauwlyks een Duimbreed lang, hebbende zyn bovene end, dat korter was , met kleine Vinnertjes , als Straalen , bezet, en een ftompen byna kaalen Top. Pyltjesvan Volgens deeze befchryving, welke onze Ceram Ridder daar van geeft, is ’t onbegrypelyk , hoe zyn Ed. dit Schepzeltje met de zogenaamde Pylijes van Ceram, welken PArLLAs onder den naam van Pennatula Funcea voorftelt , heeft kunnen verwarren. Deeze , naamelyk, vale len dikwils anderhalf Voet lang en van dikte als Biezen, wordende gevonden in de Zandige Slykerige Stranden van Oostindie, Rum- pHius verhaalt , dat zy met het dikfte end daar uit fteeken , en met het andere zitten int het Lyf van een dikken Worm, die nog wel een half Voet langer dan de Pyl is. Zy zak- ken met de Ebbe in het Zand 5; des menze met hoog Water moet zien te bekomen; en haalenge met een ruk uit, dewyl de Worm anders fterk naar beneden trekt, Deeze zyn wits hy fpreekt ook van zwarte, van twee en derdhalf Voeten lang , wier uitfteekende End DE ZEE-PENNEN. I47 End begroeid is met twee ryên van fyne Kammetjes, die als Vifchkieuwen in ’t Water VL FDEELs LXXXI, uitgefpreid ftaan , alseen Bloem, met veran. Hoorps dering van Kleur. Deere hebben, wanneer *TUE- menze aanraakt , een brandende Eigenfchap 3 de witte niets Zy waren hem nergens, dan op ’t Strand , voor ’t Kafteel Viëtoria, in de Amboinfche Inham, voorgekomen. De witten vondt men op verfcheide plaatfen. Schoon gemaakt en gedroogd zynde, zyn deeze Pyltjas zo broofch , dat menze naauwlyks behandelen kan, en om die reden komen zy in de Kabinet ten zelden onbefchadigd voore Indien het zo-= danigen zyn , die men by SEBA vindt , dan moeten zy zekerlyk met Menfchen Handen in ’% {tuk Rots gezet zyn (*). (7) Zee Pen, die een byna vierkante Borflele agtige Schaft heeft. aan de ééne zyde ge-. vind, met digt geplaatfte Bloemetjes. De Heer BomApscH , wien dit Schepzel in de Middellandíche Zee voorgekomen was, bee {*) Kabinet, TIL, DEEL. Tab, 114, Ne 2e (7) Pennatula Stirpe fubtetragonâ, Setiformi , hine pinnat?, Flosculis confertis. Syst, Nar, Xll., Penna Piscis Pavonis, BOHADSCHe Marin, Ii2. Te, 9 fs 4e ELLtS. Phil, Traxfait, Vor, LI p‚ 43ïe T, 20, f, 8, Pennatula qua- drangularis, PALI, Zoöph, 219, De Veder van de Zee- Paauw, Lyst der Plantd, bladz, 46 14» K 2 Is DEEL, XVHI, STUK» . Pylagtige VIL Pennatula A ntenninae) Sprietag= tige Zee. Pen, Pl. CXLL, Fig, 23 vis DE sCHRIVINGAMAN VI. befchryft hetzelve , volgens de Afbeelding AeDEel. hier in Fig. 7; byme half verkleind, van hem Hoorp, overgenomen , als volgt. De derde Soort STUK. “ van Penis van niemand , zo veel ik weet , Sprietag- „tot nog toe waargenomen, dan van de Vis- se. fchers, wien dezelve buiten twyfel meer ‚, voorgekomen moet Zyn ; alzo zy haar, in ‚, de Landtaal , Penna del Pesce Pavone, dat „is, Veder van den Paauw- Vifch heeten. … Deeze Vifch is de fierlyk bonte Lipvifch „, met ronde Borstvinnen, van ARTEDI CY „, waar uit iedereen blykt, dat het door ons „ afgebeelde Lighaam geenszins’ een gedeelte „, zy van deezen of genen Vifch, maar veel= „ eer een byzondere Soort van Zee: Pen uit- 8 ‚> maake. Het „ Deeze is met geene Vinnen voorzien ‚maar en: „‚ beftaat uit een enkelen Beenigen Stam, met „‚ veele Voelers omgeven. Haar geheele lang- „ te was twee Voeten en tien Duimen, doch „ik twyfel niet , of zy zal veel langer zyn „, geweest & want het Voorwerp dat my ges „‚ bragt werdt , en 't welke ik hier ondernoe= , men heb tê befchryven, was aan ’t onder- „, end afgebroken, en daarom ook van ° Le. „ ven en van de Natuurlyke gedaante beroofd. „‚ Het Lighaam is in deeze Soort vierkant, „ wegens dergelyke figuur van het Been , dat 5 ZIE (+) Zie het VIIe ST U Ko, van deeze Natuurlyke Historie ; bladz, 415» DE ZEE-PENNEN. I49 5» Zig door geheele Lyf van de Pen uitftrekt. VI. FDEELe, „ Het is zo hard niet, als het Been in de Stam LXXXL „> van de Eerfte Soort , [dat is van de Roode Hoorp- „5 Zee-Pen , ] maar van eene wryfbaare zelfs STUK » ftandigheid’, en fchynt als uit een Deeg- $47%8 „> klomp famengepakt te zyn, De tedere ge- 9 fteldheid van dit Been is’ misfchien de re- s> den dat my de Pen niet geheel ter hand ge- » komen zy. Wanneer menze aan de Tong ‚> houdt , verwekt zy daar geen Smaak in, , maar knarst tusfchen de Tanden. ‚> Dit vierkante witte Been is onmiddelyk ‚‚ bekleed met een geelagtig Vlies , dat een se Zoutige Smaak heeft , en overal omringd „, wordt door eene Lederagtige Huid, die on- » gevaar een halve Lyn dikte heeft. Ik vere „> beeld my , dat tusfchen deeze beide Be- , kleedzels in het leevende Dier eenig Vogt van de Pen eene Cylindrifche gedaante > krygte Zulks maak ik daar uit op, dat de Stam van de Roode en andere Zee- Pennen, als zy gedroogd zyn , ook eene andere ge- Pennen waatneemt. Van buiten is de Huid met eenige weinige roodagtige Tepeitjes verfierd. „ Voelers (Tentacula) die den Stam onmid. delyk omringen, heeft men dertien honderd tien geteld. Zy zyn zodanig geplaatst, dat zy drie zyden van den Stam inneemen; jj K 3 „ de L Deer: XVIIE STUK, vervat zy ‚ waar door alsdan het Lighaam, daante hebben, dan men die in de leevende De Voes lers of Polypen, Iso BDESCHRYVING VAN VL „de onderfte zyde (*j vry laatende. Men BER „ neemt bovendien waar, dat zy op verfchei- Hoorp- s, de ryën zeer regelmaatig gefchikt zyn. De STUK. eene ry is van de andere vier Lynen af en iik s, bevat vyf Voelers, die langs een fcheeve >» Stmeep geplaatst zyn: terwyl ieder Voelertje ;‚ het vierde deel van een Lyn van het andere „af ftaat. Haare figuur en zelf{tandigheid ‚komt met die van de eerfte foort van Pen, ‚ [dar is de Roode Zee: Pen ,J nagenoeg overe „, een. Haar Lighaam , naamelyk, is Cyline » drifch , anderhalf Duim lang en niet meer 3, dan een half Duim breed, hebbende eene , Lederagtige Huid. Aan deszelfs End zyn ‚> agt witagtige Vezelen, die ‘een weinig uit= ; fteeken , met zeer kleine Beentjes gewapend. ‚> Aan ’t andere End, of den Grondfteun, is ss ieder Voeler verknogt met de Huid van den ») Stam. Ik zeg verknogt , om dat , als de ‚„ een of ander van den Stam afgerukt wordt, > een gedeelte daar van in de Huid blyft zit= ‚ten. Dit maakt die merktekens , welke in „ Onze Afbeelding om laag aan den Stam zig „> vertoonen. Zy verfchillen daar in van die „ der voorige Pennen , dat zy ook in het doo= „ de en gedroogde Dier met haare volkomene ;, gedaante buiten ’t Lighaam uitpuilen, daar s ZY " (*) Het fchynt my derhalve toe, dat deeze Zee- Pen na- tuurlyk dus omgekromd is, gelyk zy in de Afbeelding ver toond wordte — 8 R Nd PLAAT CSU. le ij jj ik hj mappa bgee nnen 6 B RNN zn r de k 7 ; , ien TD his ie k ) h ) ET Rn ijn Gan haai _—_) za he Î an Ed _— KE PLAAT CLJ PAIN Pae DET BNN RA | ESS SS SE / | SS | sn s De ZEE-PENNEN, 151 3 Zy in de andere binnen de Vinnen wordeu , VL » ingetrokken en dus geheel verdwynen” —_ 1xxxr Deeze Voelers hebben , volgens de befchry= Hoorp- ving en de byzondere Afbeeldinë, welkt “Ef STUK. de Heer BomapnscH van geeft , volmaakt es ik de geftalte van Polypen, zo wel als die der «‚ gewoone Zee- Pennen, en als die der Korallye … nen. De Zee-Pen is derhalve een beweegend | Plantdier , dat zelf beftaat uit een menigte van Diertjes , die ’er als de Bloemen van uitmaae ken, gelyk Linneus in de Kenmerken zegt. | vend EOEORORCKOEGRORSHORS EEE RCEORSEORSESESN ” Kee named ed LXXXIT. HOOFDS TUK, & Befchryving van t Geflagt der LiNrTwors MEN, 20 wel die in Dieren, als die in Mene fchen huisvesten. EE zeer duifter Geflagt van Schepzelen, Naams komt ons hier voor onder den Latynfchen naam van Tenia , die aanleiding tot den Ne* derduitfchen van LiNTworMm heeft gege- “ven. Deeze naam zegt zo veel als Worm , | die de gedaante van een Lint heeft. Alle Au- | theuren , byna , hebbenze onder de Wormen geteld , en in ’ byzonder, onder de Wore men van ’t Menfchelyk Lighaam , van de Lintwormen gehandeld. Men noemde ze ook, K 4 in L DEEL, XVIIE, STUK, A 152 BESCHRYVING VAN _ VI. in onderfcheiding van de ronde, breede of leg platte Wormen, en , om dat fommigen zig in Hoorn. brokjes of leedjes, als Kauwoerden-Zaad, STUKe van elkander fcheiden , Wermes Cucurbitini ; waar van de Franfche naam , Vers Cucurbie vins , ontleend is. / Eigen. >» De Lintworm (dus fpreekt LiNNaus.) fchappene , wordt aan *t eene End oud, terwyl hy aan „‚ het andere oneindig voortgaande voortteelt;, »» gelyk de- Graswortels, De onderfcheiden 2, Leedjes heeten by de Geneeskundigen /er- so mes Cucurbitini , daar nieuwe Leedjes, als aan de Moer „ zonder bepaaling weder aan- sa grocijen , terwyl ieder LEeedje zyn eigen ss Mond, zyn eigene Chylbereidende Inge. », wanden heeft. Deeze Dieren zyn eenvou- ‚… diglyk aan elkander gefchakeld , en famen- » gefteld gelyk de Korallynen , terwyl in ies ss der Leedje het Diertje met zyne Vrugtmaa- 2 king verholen zite Hier door wordt de “s) gemeenzaamheid in ’t neerdaalen en de on- » aangenaamheid in ’t opklimmen verklaard, », Aan ’t dikfte End hebben zig T vson, ss ANDRY, Turerus, den Kop verbeeld, 5, doch zy bedroogen zig, dewyl ieder Leed- s, je zyn eigen Leven geniet en geen deezer ‚> Wormen een Kop heeft; ’t welk uit het „ openen van Horden blykt”. Pokope Onze Ridder ontkent hier den Kop des Lintworms , die niettemin van verfcheidene aan ’t {malfte End is waargenomen. Marrre (ij GHIUS; DE LINTWORMEN, 153 GHIUS, ANDRY, BONNET, RoEDERER VL, en RoseEN, hebben aan dat a End kn ten minfte iets gezien dat naar een Kop ge- Hoorp- leek. Men vinde hem door BoNNeT zeer STUKe naauwkeurig in Plaat gebragt, en dewyl de Lintworm aan ’t breedfte End geduurig Stuk- ken affcheide , zo is het ten uiterfte waar- fchynlyk, dat de Kap , zo hy 'er een heeft „ aan ’t fmalfte End moet zyn. Men kan ‘er, * op ’t getuignis van zo veele onderzoekers , niet aan twyfelen , en dan verbeeld ik my den Lintworm als eene Samenleeving van Dieren , welke mooglyk door affcheiding der Leedjes voortteelt; komende dus aan de Zee. Pennen, en andere uit Polypen famengeftelde Plantdieren, zeer naby. Behalve het Menfchelyke Lighaam, voor het welke dit Schepzel tot een ongemeene Plaag ftrekt, is het ook in Honden, Katten, en an- dere Viervoetige Dieren , als mede in ver- fcheide Soorten van Vogelen en Visfchen waargenomen. Men heeft derhalve zig ver= beeld , dat het uit het Lyf des eenen in dat van anderen kon voortgeplant worden; doch de eerfte oirfprong bleef duifter, tot dat een Soort van kleine Lintwormen , door onzen Ridder , in Slykerige Bronnen waargenomen’ was „, en federt denkt men , dat zy uit het Water kunnen komen in ’t Menfchelyke Lig= haam, of dat der Dieren. De langte , ondertusfchen , tot welke dit verbaas Sche p- da le lange ko DEE XVI SEUKe VL AFDEEL. LXXXIL. Hoorp- STUK. 154 BESCHRYVING VAN Schepzel in ’c Lighaam kan aangroeijen , is verbaazende. De Sweedfche Geneesheer R o-= SEN verhaalt , dat eene aanzienlyke Vrouw te Stokholm , die vyf Jaaren lang zeer met Opftygingen was gekweld geweest, in ’t jaar 1730 , het Water van zekere Geneeskragtige Bron ruim veertien Dagen gedronken hebben= de, wederom een geweldige Vlaag kreeg van Opftygingen , zo dat men aan haar Leven wanhoopte ; maar na drie Dagen verloops ging zy eenen Lintworm af, van tagtig El len lang. Men kan derhalve niet twyfelen aan de Verhaalen van anderen, gelyk T ur- Pius; die ze van twintig en meer Ellen ge-= zien hebben, noch aan die van over de ander- half honderd Voeten. TysoN gewaagt, dat hy meer dan vyfhonderd Leedjes geteld hade aan eenen Lintworm, van vierentwintig Voe- ten lang. Dic alles gaat het Berigt van den onfterfelyken BOoERHAAVE te boven, door wien een Worm van driehonderd Ellen uit een Rus was uitgedreeven. Men moet zekerlyk veel gedulds gehad hebben, om dien Worm te meeten (*). | Be- (*) Ik weet, het flaat dus in Pralel, Acad, Halleri; Tom, VI. p‚ 180: doch dewyl die door BORRHA Ave zelf nict uitgegeven zyn, zou men mogen denken, of hier ook een misflag kon plaats hebben, Immers als men de langte der „Darmen in eet Menfch in aapmerking neemt» welke niet weel meer dan vyftien Ellen is , zo zou deeze Linrworm twintigdubbeld daar in moeten gezeten hebben, ’t welk ons gs RAR DE LINTWORMEN, 155 Behalve de Toevallen, die de ronde Wor- : ÁFDEBELs men veroirzaaken , hebben nog de Lintwor-, ver” men zekere Uitwerkingen , uit welken men zoozp- STUK. hunne tegenwoordigheid in ’t Menfchelyk Lighaam befluiten kan. Onder de voornaam: in *: men. fchelyk Lighaame ften wordt zekere aanhoudende Maag- of Darmpyn geteld , die zig als een Inwendige Brand onder ’t Hart openbaart, en niet zelden aanleiding geeft tot Hartkloppingen en Flaauw- tens. Men merkt ook aan , dat deeze Liyders de Oogen wat ingetrokken en Loodkleurig blaauw hebben. De overige Toevallen , van Be* naauwdheden ‚ Walgingen , Braaken , Buik- loop, nueens zeer Hongerig, dan weder zone der Appetyt te zyn, en wat dies meer is , heb- ben zy met de andere Wormen gemeen. Het zekerfte Kenmerk is „ wanneer de Patient met den Afgang Leedjes van den Lintworm of Stuke geloofiyk voorkomt , zonder een wolfttrekte Verftopping te veroirzaaken. In de zelfde Paragraaf volgt onmiddelyk daar op , Zenie vero Ascarides funt , ged fe mutuo retinent, Zou dan het voorgaande ook by ’t getal berekend zyn, en dat men Aarsmaaijen voor deelen van den Lintworm had geno men ? Of zouden het ook Voeren moeten zyn in plaats van Ellen ? Ik zie dat men in de Historie van den Lyf- Arts ROSEN, van Ellen Voeten geinaakt heeft, VAN Dor. VEREN Disfert, de Werm, Intest. p‚ 16: PLINIUS ge. waagt van eenen Lintworm (Feria) van driehonderd Voe. ten, lbidem, De Heer Bo NNE T verhaalt, dat BOERHAA® VE een Lintworm gezien hadt van dertig Ellen > en dat PLINIUS vaneen Tenia van dertig Woeten (preekt, dem, de Jlath, © de Phys, Tom, 1, p, 473. Te DEEL. X WIL STUK: 156 BESCHRYVING vAN _ VL Stukken daar van loost: want zeer zeldzaam EPEN, wordt hy geheel, en op ééne reis, uitgewore Hoorp- pen. Doch in dit geval moet men die Leed- STUK. jes wel onderfcheiden van de Aarsmaaijen CAscarides) , waar mede zy dikwils vergezel= fchapt zyn, en naar welken zy ín fommigen meer dan naar Kaauwoerden- Zaad gelyken. Middelen De algemeene Middelen tegen de Wormens ‘ertegen. inzonderheid Staal en Kwik, zyn dikwils dien= ftig bevonden, tot uitdryving van dit Onge= diert. De vermaarde BOERHAA VvE hadt ge- dagten Lintworm, uit den Rus , door het en- kele gebruik van Staal-Vitriool met Honig „ doen verhuizen, Anderen pryzen het gebruik van Tin grootelyks daar tegen aan. Sterke Pargeermiddelen hebbenze dikwils uitgedree- ven. Van dergelyken aart fchynt ook het lang beruchte Switzerfche Geheim te zyn, dat men thans heeft publiek gemaakt (*). Hier door bekomt een Liefhebber der Na- tuurlyke Historie dit flag wan Ongediert uit Menfchen. Uit Dieren, die geftorven zyn, krygt menze door Ontleeding. Dus vondt de Heer Doktor ON YyMOs een groote menigte van _ breede Wormen, die als een Kluwen famenge: rold waren , en veele Brokken, te famen meer dan anderhalf Pond uitmaakende, in de Dar- men van een Struisvogel. Men heeft een ftuk van (+) Disferte Inaug, de Tania, pet GAJ, ANDREEs Groning, 1768, DE LINTWORMEN. 157 van een Lintworm, zesentwintig Voeten lang, , VL _ uiet een jong Lam gehaald. De beroemde ele Hoogleeraar vAN DOEVEREN heeft in ’t rxxxins Kabinet van REAUMUR een Lintworm uit STUK een Kat gezien , die rooder dan gewoonlyk was : Gaurius zag een zeer langen Lint= worm in een Zalm. Veel komen zy in de Zeelt voor, als ook in Bley en meer dergelyke Visfchen. De Lyf » Arts RosFN getuigt, dat de Visfchers in Sweeden aan een Braa- fem kunnen zien, of dezelve met den Lint- worm bezet is; die zy dan wegfmyten, zege gende dat het eeten van zulk een Vifch een ongeneeslyke Kwaal zou veroirzaaken, De Braafem ziet ‘er donkerer uit, dan anders: hy is niet zo gevoed als frisfche Braafem en heeft de Rugge dun en fcherp (+). De Kenmerken, waar mede dit Geflagt van Kenmere Plantdieren door onzen Ridder beftempeld “*" wordt , zyn : een vry Lighaam uit Leedjes beftaande , die een enkelde Ketting maaken ; hebbende ieder Leedje zyn eigen Mondje en Ingewanden. De Lintwormen zyn niet allen van cenere ley Geftalte. Men heeft 'er met langer en met korter , fmaller en breeder Leedjes. Ook verfchillen zy door de plaatzing en het getal der Mondjes , volgens welke zy door Lins LEUS Soorren. (*) Stockholms, Werband, 1747, IX, Band, blade, 1293 Ie DEELe XVIJLe STUIG 158 BESCHuRYVING vAn VL pnaus in vier Soorten onderfcheiden wore ÄFDEEL. den LXXXIle ï Hoorp- í STUK. 1) Lincworm, met enkelde Mondjes op ze I, de. Bane Deeze , die in vergelyking met de tonde Pl, CxL1:, Wormen breed is, kan fmal genoemd worden Fig ten opzigt van de andere Menfchelyke Lint- wormen. Ik noemze Eenzaame Lintworm, dee wyl LiNN&us ’er den bynaam aan geeft van Solium , waarfchynlyk van ’t Franfche Woord er Solitaire , dat is Eenzaame Worm ; afgeleid. ANpRy, naamelyk, die dat Woord gebruikt heeft , beweert met kragt, dat deee ze Lintworm altoos op zig zelf alleen gevon- den wordt. PartAs noemtze Cucurbitina, om dat deeze het eigentlyk is, wiens Leedjes zig affcheidende naar Kaauwoerden- Zaad gee lyken. Ik heb de Afbeelding ontleend uit de Ver- handeling die het Opfchrift van Tenia draagt , zynde door den Heer pu Bors te Upfal , one (1) Tenia Osculis marginalibus folitariis, Faun, Suec, pe 2264, Aman, Acad, II, pe 74. Te Ze fe Io Vermis Cucurbie tinus, PLATER, Prax. 993. Lumbricus latus, HEYD. Exp, 47 Te 47. TYSON AE, Angi, 1683. Ne 146, Te Ie 8 ze fig, 2, 6) 10, Solium. ANDR, Perm, C, 3e fe Se BEVERWe Te 202, fe 3. Tenia Articulis longioribus. BO Ne NET. Mem. de Math, & Phys, Ie pe 511, Lumbgicus las tus. COULET, Tzenia Cucurbitina, PALLe Zoóphe Pe 493e Kauwoerde= Zaats Worm, Lyst der Plantd, bladze 511. PE LINTWORMEN. 159 onder de Voorzitting van den Ridder Lin- VL NE Us, in ’t jaar 1748, verdedigd. Zy wordt ÄFPEEL. ook wel aan den Ridder zelf toegefchreeven. Hoa. Fig. 1. wyst zodanig een Lintworm uit eenstrux. Hond aan, en het ftuk Letter A , waar de Eezaant Vaatjes blykbaar en de Mondjes op zyde met Sterretjes aangeweezen zyn, was uit een Menfch, zo wel als de Leedjes B, die enkele Kaauwoerd - Wormen affchetzen , door het Mi- kroskoop een weinig vergroot zynde, Deeze Afbeeldingen zyn echter, zo veel mooglyk;, naar myne Natuurlyke Voorwerpen verbe- terd. Zie hier, wat in de gezegde Verhane deling van deeze Soort gezegd wordt. _ > Het is eene overal even breede, famenge- > drukte , gewrichte, geftreepte, witte Worm, , van vooren geknot , aan de Punt allengs „ fpits verdunnende , en uit byna ontelbaare „, Leedjes beftaande. Ieder Leedje is ovaal, „, famengedrukt , met omtrent twaalf overe ‚, langfe Streepen uitgegroefd , en overhoeks „in ’t midden doorboord. De Tip is ge. „‚ kroond met een uitpuilenden Rand, een > weinig ingefneeden , en ieder Kwabbetje ‚„ naauwlyks blykbaar uitgerand hebbende. „ De Grondfteun van ieder Leedje is geknot , » in ’t midden een weinig uicpuilende. „> Deeze Worm vertoont zig, als of hy uit »> in elkander geftoken Kelkjes beftond, nagee «> noeg als fommige Madreporen : aangezien | 2» hy Js DEEL. XVIII, STUK 1ó0 BESCHRYVING Vv ÄN _VL „hy omgeord is met Vliezige Randen , als dn Er» Ringen, waar door men hem duidelyk van Hoorp- 5 de voorgaanden kan onderfcheiden , zynde STUK. ook minder plat. Van deeze Soort werden Benzaame, „, twaalf onderfcheiden in één Hond gevonden, > die allen byna rond waren. Deeze dikte 3, echter is hem niet volftrekt eigen: want wy 9» Zien dat verfcheidene, van Menfchen uitge- „, worpen ‚ geheel plat zyn als een Lint. Het » zekere Kenmerk tot onderfcheiding is de ‚‚ plaatzing wan het Mondje , aan de zyde;, ‚ niet op het platte van den Worm, gelyk in „, de twee volgende Soorten , en, dat dit Mond- „) je als een rolrond Pypje is , toont de Af- s beelding Letter B. , Àls men deezen Worm levendig werpt op » een droog Papier, dan kleeft hy ‘er op vere s> fcheide plaatfen aan, terwyl hy kruipt en » zig uitrekt , wordende daar door langer >en dunner; zo dat de Leedjes , die anders > Eyrond zyn , dikwils een Pennefchaft dik, » Draadagtig worden ter langte van een Duim, > fcheidende zig dan ook dikwils van elkander „af, Wanneer men; nu, deeze afgezondere= » de Leedjes in laauw Water werpt, zo lee- 3» ven Zy, beweegen zig , kruipen een weinig „> en neemen hunne eerfte gedaante weder aan; s die naar Distelzaad grootelyks zweemt. „ Hier uit blykt ten duidelykfte , dat deeze > Worm door zyne Leedjes vermenigvuldigd », wordt, „ Wy DE LINTWORMEN EÓr „ Wy hebben gezegd, dat het Mondje van VL » deezen Worm in ’t midden van.de ééne zy, vorr, ‚‚ de geplaatst is, Hier omtrent, echter , moet Hoorp« », men aanmerken , dat niet alle Leedjes aanSTUE+ ‚> Eene zelfde zyde hun Mondje hebben, maar En ») dikwils daar mede beurc houden ; zo dat zaad- „ het eene Leedje dit Mondje aan de regter „Womens > het volgende aan de flinker, het derde we- » derom aan de regter zyde heeft, en zo vers ss volgens, Dit is, evenwel, geen vaste Re= 9» gel: want men vindt dikwils drie, vier, vyf >, Leedjes agter elkander, die het Mondje „> aan eene zelfde zyde hebben, ‚> De Kaawwoerden - Zaad Wormen zyn niets > Anders dan Leedjes van deezen Lintworm , > op de gezegde manier afgefcheiden, gaande » aan het dikfte Eind van den Worm gemakke- 5 Iykst uit malkander. De Gereeskundigen ss hebbenze , wegens de Geftalte, by Kaau- 2, woerden - Zaad vergeleeken , doch zy zyn 9, doorgaans wat dik daar toe. Sommigen » ftellen , dat het Wormen op zig zelf zyn, «, waar van de een zyn Kop in den Aars van s; den anderen zou fteeken , en dus elkander > Zouden vast houden ; 3 doch , wanneer men s, een Lintworm , die in Wyngeest eenigen » tyd bewaard is, overlangs opent, dan ziet ‚> men duidelyk , hoe dezelve een geheel Lig- > haam uiemaakt. De Ouden begreepen niet, „> dat een Dier uit verfcheide Dieren beftaan s» Cn dus leeven kon, doch de kennis der Po- Ìye 33 1, DEEL. XVIII STUKe Ed 162 BESCHRYVYVING VA HN VL Iypen heeft zulks hedendaags opgehelderd. neen _» Hier moet men wel in aanmerking nee- HoorD *s men, dat, wanneer Kaauwoerden - Zaad STUK. _, Wormen met den Afgang worden geloosd , Emzaame. , altoos in de Darmen Lintwormen van dee» ‚> ze Soort huisvesten , die alleen zodanige ‚> Wormen voortbrengen : zy komen nooit ‚> uit ander flag van Lintwormen voort. Hier s> uit volgt ook, dat deeze Kaauwoerdene », Zaad Wormen geen Eijeren van deeze Soort ’ 9 Zyn , maar weezentlyke Leedjes van den », Lintworm , aan zyn dik(te End in het Ge. „, darmte afgefcheiden. In de Menfchen wordt ss zeer dikwils deeze Worm geheel plat, ver- > magerd, en byna Vliezig uitgeworpen, als s, een Lint; ’t welk misfchien daar uit voort- »> komt, dat men hem zelden anders dan dood 9, uit den Menfch krygt, en dat hy dus, in » Liqueur gedaan, door de prikkeling zig niet „ kan famentrekken , gelyk anders gefchiedt. », En dus gelykt hy , in de eerfte opflag „ veel „‚ naar de volgende Soart.” ie (2) Lintworm met dubbelde En op zn Tania lat @ulgaris. pike t Gemeene Lintworme Pl. CXLIT, De Fis, 2e (2) Tenia Osculis latezalibus geminis, Fasne Succ, 2262e Amgen, Acad, Ile p. 73, Te Ie fg. 2, Lumbricus latus five Tania Intestinorum. PLATER Prax, 992, Lumbricus latuse SPIGEL, Tani SCHENGK Oh/erv, III, pe 408, Lumme | brie DE LINTWORMEN. 163 De Heer Parras keurt den naam van Gee VI meene Lintworm af , zeggende, dat hy de ii a voorgaande Soort menigvuldiger had aangetrofe Hoo fen: doch ik geloof , dat LiNN us hier be. STUK. doelt , dat deeze in Menfchen gemeener zy; Gemene. “welk ParrLasook niet zal ontkennen. Deez’ noemt denzelven grifea, waar van men Graau- we Lintworm gemaakt heeft , doch in zyne befchryving verzekert hy, dat de Kleur, ook van een frisfchen Worm, niet geheel wit, maar eenigermaate bleek graauw is (*). Zie hier de befchryving in ’t gedagte Vertoog, volgens de Afbeelding Fig. 2 , daar uit ont- leend en naar myn Voorwerp verbeterd. 2 Het Liyf is wit, plat, van gelyke breede sste en byna Vliezig, uit Leedjes beftaande, naauwlyks een Duim breed , met fcherpe ‚, hoeken, en wegens de Gewrichten als Zaags- ‚, wyze getand: aan ’t eene End is de Worm meestal geknot , loopende allengs dun uit aan ’c andere, De Leedjes , ieder in ’t byzon- der , zyn plat, vierkantig , doorgaans bree. der dan lang. Zy hebben ieder van onde „Ten bk} 53 31 2 2) bricus latus, CLAR. Lumbr, 129, T, 6. f. 2, FABRIC, Obfs a. Cap. 70, ACF. Hafjn, II, pe 148, T. 39, Tenia vule paris, ANDR. Lumêr. T, Je GADD, Éatag, 88, Tania gryfea. PALL. Zoöph, pe 408, Graauwe Lintworm. Zyse der Plantd, bladz, 515, (*) Grysachtig zegt de Heer BobDAERT, ’t welk dan met Graauw weinig ftrookt, La Te DEEL: AVILI, STU Ke < ( 164 BESCHRYVING v AN VL. … ren, aan de platte zyde , twee Mondjes, rl > waar van het eene , digtst aan den Grond- Hoorpe » fteun van het Leedje , uit een Gaatje be: STUK. _… ftaat, dat geenszins gerand is of uitpuilt (*) Gemeen, , het andere uit een minder zigtbaar Gaatie, ‚> voor het eerfte , byna in ’t middelpunt van s, het Leedje , met een Spleetje overlangs ‚> gaapende. „ Dit is de Worm, dien men eigentyk Bree: s de Worm, Lint- of Riem- Worm noemt, …, wordende dikwils verfcheide Ellen lang en », de gemeenfte zynde in Menfchen. Als deeze ‚, kruipt, rekken zig de Leedjes, gelyk in de » anderen , uit, zynde anders breeder dan 3, lang. Wanneer men hem tegen ’t Licht sz houdt , dan fchynt deder Leedje als een „ foort van Gedarmtete hebben. Het Mond- 2» je, digtst aan den Grondfteun , werpt dike ‚‚ wils Lugtbelletjes uit. Men neemt ’er een klein Snuitje aan gewaar, dat van den Worm > naar believen gitgeftoken wordt , dienende ‚ buiten twyfel om Voedzel in te zuigen, en > MOOS- (*) Foramine minime marginato aut prominula, *t Zal regt het tegendeel moeten zyn, uaamelyk een Gaatje dat gerand is en uitpuilt , indien het met de Afbeelding en befchryving overeen zal komen, Hier uit blykt, welk ongelyk zy LIiNe N ZE Us aandoen , die deeze Verhandeling en alle de overigen, in de Amen. Academica geplaatst , aan zyu Ed, toefchryven, Zulk een openbaare tegenftrydigheid, immers, kan naauw” lyks uit de Pen van onzen onvergelykelyken Ridder gekoe men zyn, pe LINTWORMEN. 165 ‚> mooglyk ook ‚ om daar mede voort te krui- À VL _ „ pen en dus de Darmen te prikkelen. Digt Soar” », aan dit Mondje, doch naar den kant toe, Hoorp- „> die het andere Leedje inneemt, is een zeer STUK. „ klein en naauwlyks zigtbaar Spleetje, Deeze Cevert. „, Worm groeit gelyk de overigen, met nieu- , we Leedjes aan het duníte End, terwyl hy „‚ aan het dikfte Leedjes afgeeft, als een Ger- 9 ftekoorntje , en dus geenszins naar Kaau- > woerdzaad gelykende, want zy fcheiden zig ws de breedte af,” Onder de Ouden hebben veelen zig verbeeld, dat de Lintwormen gedeelten waren van den « Rok der Darmen. De beroemde Heer van DoEvEREN, thans Hoogleeraar in de Ge- neeskunde te Leiden, verhaalt een zonderling Geval , dat daar op eenige betrekking heeft. Zekeren Boer , een afloopende Koorts heb- bende met walging en braaken , werdt door een Heelmeefter een Braakmiddel ingegeven. Dit werkende kwam hem tevens uit de Keel een lang , wit, Snoeragtig Lighaam, ’t welk de Boer zig verbeeldde een Darm te zyn, biddende derhalve den Heelmeefter, hetzelve weder in te brengen; doch deeze haalde het, onder ’c braaken , langs hoe verder uic, tot dat eindelyk de Boer , vreezende al zyn Ge- darmte te zullen verliezen, den Worm afbeet 5 zynde het uitgekomen End veerrig Ellen lang (*). Dit (*) Disfert, de Wermibus Intestinalibus, Lugd, Bate 1753. Ps 165 L 3 Ì DEEL. XVIII, STUK VI. 166 BESCHRYVING VAN Dit flag van Lintwormen is het, waar van f ÄFDEEL. de Heer LiNNaus de weergade, in ’ klein s LXXXII Hoorp- STUK. Germeene, meende gevonden te hebben in zekere Bronwa= teren van Dalekarlie, en wel in derzelver O- keragtig Slyk. Hy hadt zeven Medgezellen zyner Reize daar van tot getuigen. Een der- gelyke was door eenen anderen Sweed in een Meir gevonden. De Heer ParLras niette anin trekt zulks , naar gewoonte, in twyfel: doch de Heer Doktor UnzeERr, te Hamburg, heeft, in het. Water van zekere Bron of Put, een menigte van Wormen, als de Leedjes der Lintwormen, waargenomen, waar van eenie gen, aan elkander gevoegd, een reeks uitmaake ten van twee Handpalmen lang. Deeze leef- den altemaal. Hy meent dat men door dee- ze Waarneeming , op een zeer waarfchynly- ke wyze, de Vraag kan oplosfen ; waarom zodanige Wormen zeer zeldzaam buiten het Menfchelyk Lighaam aangetroffen worden? Om dat zy, naamelyk, in de eerfte opflag zo veel fchynen te verfchillen. Die van *c Bron. water waren de helft kleiner dan de gewoone van ’t Menfchelyk Lighaam en donker rood- agtig graauw van Kleur, doch bleeker dan de Aardwormen (*). In onze Afbeelding Fig. 2. wordt een groot gedeelte van zulk een Worm, en by Letter C een ftuk daarvan afgebeeld, waar in het zoe= ge= (*) Obferv, de Tantis ‚post Herpetologiam KLEIN IIe Pe Ó7e aen DE LINTWORMEN 167 genaamde Gedarmte in de voorfte en de twee Mondjes in de agterfte Leedjes zigtbaar zyn. (3) Lintworm, met enkelde Mondjes op zyn plat. Deeze wordt de Breede Lintworm gedoemd; of om dat hy breeder is den de anderen , of om dat de Leedjes zo uitermaate breed zyn naar de langte. Het is de eerfte Lintworm van Prarerus, op welken de Heer Bone NET zo keurige Waarneemingen , in ’t by- zonder door de Afbeelding en befchryving van den Kop, in ’: werk gefteld heeft, die men elders kan nazien (*). De Afbeelding, uit het gedagte Vertoog ontleend, is naar de zyne wat verbeterd. Men ziet ’er , hoe de Leedjes aan ’t dikfte End zig affcheiden. In Switzerland komt deeze Soort menigvuldig in Menfchen voor: in Sweeden is dezelve veel in Honden waargenomen. Die, welke Doktor vAN LiMBURe in een Haas gevonden hadt, waar van een ftuk hier by Letter Dis voorge- fteld, fchynt ook daar toe te behooren (+). 0 » Hy (3) Tenia Osculis lateralibus folitariis, Feun, Suec. 2263, Armoene Acad, 1, Pe Bo, Te Ie f. 3, Tania prima. PL A- TER, Prax. C, 14, Tenia Articulis breviorfbus, BONNET Mem. de Math, &» Phys, Tom. 1. p. 478. Tania lata. PA LLe Zoöphe pe 410. Breede Lintworm, Lyst der Plantd, bladz. 517, (*) Uitgezogte Verband, III, D. bladz, 309. Pl, 24% CT) Phil, Trans. VOL, LVL. pe 127e 4 IL, DEEL, XVIIE, STUKe Vl Arpret. LXXXIfe Hoorp= STUK. HI. Tania lata. Breede Lintworm, EN-GXLI, Fig. 3e 168 BESCHRYVING VAN VL. ‚‚„ Hy beftaat uit een plat, Vliezig Lig= adi ‚ haam, van gelyke breedte, dat van vooren Hoorp- ss geknot is , van agteren allengs in een fpitfe STUK. , Punt verdunnende, uit Leedjes famengefteld Breede, … en door dezelven aan den Rand Zaagswy- ze getand. De kanten zyn in deeze Lint- worm geplooid , en ieder Oppervlakte of platte Zyde met vyf Streepen in de langte uitgegroefd. De Leedjes zyn in deeze Soort zeer kort , zo dat de breedte dikwils tien- maal zo groot is als de langte, Men ziet alleenlyk één Mondje, naar den Grondfteun ‚ toe, aan deszelfs platte zyde, gelyk in de » andere, … Zeer zeldzaam wordt in Sweeden deeze Worm in Menfchen waargenomen, doch is in Honden zeer gemeen. Hy komt in langte „> en geftalte met den voorgaanden overeen, > doch verfchilt daar van grootelyks door de s, breedte van de Leedjes ten opzigt van de » langte. In deeze Soort vertoonen zig geene „„-Darmswyze windingen, terwyl men hem „‚ tegen ’t Licht houdt, maar alleenlyk twee „» donkere Stippen of ook geen één. Hier in … neemen wy, bovendien, flegts één Monde „> je waar. De Randen zyn meer gegolfd, ‚> om dat de Leedjes meer breedte aan de kant s dan in ‘ct midden hebben. Eindelyk befpeu- ten wy ook , omtrent het geknotte End; ss altoos twee donkere Stippen, die daar, uit »s voortkomen „ dat, terwyl de Worm zyn > Kroost DE LINTWORMEN, 169 „, Kroost aflegt en dus een Leedje van hem , Vl AFDEELs wordt afgerukt , als twee Zenuwen WOIe exsar, „, den afgebroken. Aan het dunfte End zyn Hoorp- „> dwarfe Streepen, en Leedjes zo klein, datSTUk- ‚‚ menze met het bloote Oog naauwlyks ont= Beense „> dekken kan. Terwyl hy levendig is en zig ss uitrekt, wordt hy op deeze en gene plaat- >) fen Draadagtig dun, en op die plaatfen va worden de Leedjes zo fmal, als zy na het 9 fterven breed zyn. Bovendien is deeze ‚, zelve Worm van binnen overlangs dikker dan de voorgaande, zo dat ’er als een Rug- »‚ gegraat fchynt door heen te loopen, doch s aan de kanten is hy even plat als die. Ten > laatften moet men in aanmerking neemen, » dat hy de breedfte is onder alle Soorten, en ss dikwils eens zo breed als de tweede. Ver- > fcheidene maaken gewag. van zodanigen, „> van een Vinger breed.” De Heer BoNNeET, te Geneve , zo ver- maard door zyne nafpooringen en ontdekkingen in de Nactuurlyke Historie, heeft, als gezegd is, aan het dunfte End , dat Draadagtig uit- loopt, den Kop waargenomen in deeze Soort van Lintworm. Dezelve , zegt hy , fcheen famengefteld te zyn als uit vier Enden van Jagthoorens, eindigende in een vaalen Krans, met veele zwartagtige Stippen , die in ’t midden een Opening had, als *t ware met witte Veze- len gekleurd, Door ’t bloote Oog vertoonde deeze geheele Kop zig als een zwarte Stip: maat Te DEEL, XVIII, STUK, 17o BESCHRYVING vAN VI, maar het Mikroskoop ontdekte eene indrukking ra tusfchen de gezegde Knobbeltjes of Tepeltjes. Hoorp- Dus ontbrak ’er dat Geftraalde Snuitje aan , % STUK. welk de Heer ParLrAs aan den Kop van ees nen Waterblaas- Lintworm „ zogenaamd; uit de Lever van een Muis , waargenomen hadt, en dat zyn Ed. , uit de Lintwormen van Paars den, geleerd. hadt , altoos in de breede Lintse worm te ontbreeken (*). IV. (4) Lintworm , met de Mondjes op zyde te- Tania gen elkander over. Caninâe Smalle Lintworm, De eerfte Soort der Lintwormen, thans be- Fl. CXLIL Fis, 4. fchreeven , onthoudt zig , volgens de laatfte vermaaning van onzen Ridder, in de Darmen van Zoogende Dieren en Visfchen: de twee= de in die van Zoogende Dieren ; zo ook de derde. Hy verftaat door Zoogende Dieren , de Menfchen en de zogenaamde Viervoetige Dies ren van allerley foort. Aan deeze vierde Soort fchryft hy de zelfde woonplaats toe, als aan de tweede en derde , en noemtze niettemin , by onderfcheiding , de Honden- Lintworm ; gelyk de Heer PArLLAs ook gedaan hadt; doch deee (*) Mfzscell, Zoölogica, Mage Com. 1766, p. 171. … {4) Tania Osculis marginalibus oppofitis. Faun, Suec. 2265, Amen, Acade II. p. 81e T. 1, fe 4, AF, Stockholm, 1747. Te V. f, a, RUISCHe Obs, pe 84. Tenià Canina. PALL, Zuêph, pe. 408, Honden- Worm, Lyse der Plantd, bladz, ST4e DE LINTWORMEN. 97f deeze gaf ’er huisvesting aan, inde Darmen VL van Honden, Wolven , Katten, en misfchien in ook van Menfchen. Zie hier wat dienaan- Hoorn: gaande , in het meermaals gedagte Vertoog srux. van den Heer pu Bors, gezegd wordt. Smalle, ss Daar is een Soort van Lintworm, welke , 5 behalve de boven reeds gemelde „ ook ges », meenlyk in Honden ,en zeer dikwils in Men= > Íchen gevonden wordt. Deeze overtreft in »» grootte naauwlyks de dikte van een dunnen >, Draad, zo veel wy hebben mogen waar- „> neewen: weshalve het nog in twyfel ftaar , „of dit een nieuwe Soort , dan liever ‚het > Jong van de een of andere zy. Men ondere „s fcheidtze van de overigen door haare helder- », heid, zonder donkere Stippen binnen de „> zelfftandigheid te hebben „ en dat haare li- ss Diaale Leedjes byna een Duim lang zyn;s > dus twintigmaal langer dan breed, en dat ‚> het voorfte deel geenszins gerand is, gelyk „in de voorgaande Soorten. Niettemin is „„.deeze Worm platagtig en derhalve tot dit „ Geflagt behoorende. Dat hy van een Leed- „je van de derde Soort voortkome, is moeies „Iek te begrypen; dewyl de evenredigheid „ der langte tot de breedte zodanig verfchilt. „‚, Dat hy afkomftig zou zyn van de eerfte > Soort , is ook niet te denken, wegens de „ doorfchynendheid en dat de Leedjes van », vooren niet gerand zyn; om van het Mond- „je niet te fpreeken, ’t welk zeer moeielyk „ 1. DEEL. XVIII, STUK, VI. AFDEEL: LXXXII. Hoorp- STUKe Szaalle, 172 BESCHRYVING VAN ‚ in deeze Soort te ontdekken is , als het „, Gezigt bykans ontwykende 5 doch , wan- ‚‚ neer men een Vergrootglas te hulpe neemt , „dan blykt, dat de Mondjes aan de verheven= ‚„ ronde , niet aan de platte zyden zyn, van „ de Leedjes, en in derzelver midden, gelyk „in de eerfte Soort , doch in dier voegen , », dat deeze Mondjes ter wederzyde van het „ Leedje , tegenover elkander, voorkomen; „, hoewel van deeze Mondjes het eene altoos „) kleiner is en naauwlyks te vinden.” __De Afbeelding van deeze Soort is wederom , in Fig. 4, van dien zelfden Autheur ontleend: niettegenftaande dezelve grootelyks verfchilt van de gedaante des Lintworms, welke in de Stockholmfe Verhandelingen is voorgefteld;, zynde door den vermaarden Hoogleeraar RuyscH in een Bley gevonden. Deeze was breed en plat, komende alleenlyk in de langte der Leede jes met den gemelden uit Honden overeen. De Heer SrPör inc hadt dergelyken zelf in de Maag en ’*t Gedarmte van Braafems gevons den. „ Het was (zegt hy) de Tenia continua „> plana fulcis longitudinalibus. Faun. Suec. Ne s> 1268. Men vondt dezelve niet alleen klein ‚> En langwerpig rond in de Visfchen, inzons „ derheid in kleinen , maar ook dikwils een „> Elle lang in die van de grootfte Soort , doch », volkomen een en de zelfde Worm. Hy » komt ook dikwils in Honden voor, en brengt ss leevende Jongen ter wereld , die nogthans 12005 Dr LINTWORMEN 173 5» zeer klein zyn, En deeze leveren de by de „, Geneeskundigen zogenaamde Vermes Cucur- VI. ÁFDEEL: LXXXII, +, bitini vit De Worm, dien ik in Braafem Hoorp= gevonden heb, was drie Vierendeel Elle en “TUKe „ een Duim lang, breeder dan de Worm van “mal » Rurscn, hebbende, zo veel ik kon waars ‚„‚ neemen, geene Afdeelingen , doch een „ Rand langs het Lighaam heen. Hy was wit „> van Kleur , in ’t midden een Pink breed, ‚, aan de beide Enden ftomp (*). Ik erinner >> my eens dergelyken Worm in een frisfche > Zalm gevonden te hebben , dech die veel s kleiner was, aan beide zyden als Zaagswy- 5) ze getand, hebbende wel degelyk zyne Afe ») deelingen (tf). In Roodoogen en Forellen ‚> heb ik ook Wormen gezien, als mede in 9, Grondelingen. Kunnen niet de genen, die ss van zulke Visfchen veel eeten , inzonder- , heid, wanneer dezelven niet dan half;gaar 2, gekookt zyn, aan deeze Toevallen meer s onderhevig zyn dan anderen? Ik ftel maar z, deeze Vraag tot verder onderzoek voor. De Ondervinding , ten minfte, heeft my „> geleerd , dat de genen, die aan Waterval: „» len, Stroomen , Rivieren en Beeken , als ook »> aan 2) (*) Van deezen Worm heb ik op Plaat CVIle in 't Verra tiende Stuk deezer Naruurlyke Historie , Fig, 6, de Afbeela ding overgenomen , als een voorbeeld der Bandwormen , Fasciola , tot welken hy behoort. (T) Dit was dan weder een regte Lintwoune Es DEELe XVII, STUKe we { 174 BESCHRYVING VAN Vv. „ aan inlandfche Meiren woonen , alwaar overe gk ‚ vloed is van Visfch, meer dan anderen door Hoorp- ‚, Wormen geplaagd worden. Ik kan, tot STUK. _… bekragtiging van dít geftelde , de Inwooners Smal, van Oostbothnie , Biornebourg en Kymme: 9 gard „ bybrengen. Nergens van daan kryg 2, ik meer Patienten met Lintwormen bezet , », dan van die plaatfen, offchoon ook een ge » deelte der Ínwooneren van Abo ’er niet vry 5» van iss gelyk ook aldaar'de gedagte Vis- > fchen, het geheele Voorjaar en de Zomer, » tot Voedzel van ’t Gemeene Volk, in ’ by- »» zonder van de arme Schoolkinderen, ftrek. zo kens” zonder. Aangaande de uitwerking van fterk purgee- linge uitt tende Middelen, om den Lintworm, in Men- yving van den fchen, af te dryven , brengt deeze Heer het Lintworme volgends aanmerkelyke voorbeeld te berde. s> Een Koopman te Abo hadt een Winkeljon* 9 gen, die ’er bleek uitzag, zynde in alle > zyne verrigtingen zeer dom en traag, ” 5 welk hem zeer dikwils klop deedt krygen. ‚, Hy hadt ook Toevallen van koude Koorts, ‚ Zyn Heer nam toevlugt tot zyn gewoone „, Huismiddel , een Elixer, Hiarnes Testa- s ment genaamd ,„ waarop hy veel vertrous …, wen hadt; hy goot daar van een goeddeel ‚in een Glas, en zo veel fterken Brande- ‚> wyn daar op, dat her Gl las vol wierd; be= „ veelende den Jongen hetzelve uit te tnt „… ken, en zigdanin ’t Bed te zweeten te leg- 2 SEN; DE LiNTWORMEN 175 9 gen, om op zulk een wyze de Koorts te VL}. … verdryven. De Jongen deedt zo, en dek ig »‚ te zig , tot meerder verwarming , nog MEt Hoorp- 9 eenige Bont Vellen toe, Hy lag ongevaarSTuK. een Uur; doch daar kwam een ander Zweet Smal. ‚> van. De Natuur drong hem om af te gaan: » hy deedt zulks met dit gevolg, dat een „ onbefchryflyke langte van Lintwormen, » daar hy te vooren niets van vernomen hadt , » door hem geloosd werde, De Heer kwam ») vol angst tot my geloopen, en berigtte my, „ dat , na het ingegeven Middel, alle Dar- ‚‚ men. uit den Jongen gingen, biddende my „hem , zo ‘er nog mooglykheid was , te … willen komen helpen. Ik zeid hem ; dat » het zekerlyk een Lintworm was, dien de 2 Jongen afging; maar hy bleef by zyn ftuk, », dat het de Darmen waren. Toen wy daar ‚> kwamen, hadden de Varkens en Honden zig 7, reeds van een goed gedeelte des Afgangs s, van den Jongen meefter gemaakt, Ik on- »‚ derzogt het overige, zynde byna genoeg om » den Bol van een Hoed te vullen , en bee 3» vondt, dat de Worm nog eenige beweeging , had. De Kleur was volkomen als fchoon s gefpoelde Darmen; hy hadt zyne regelmaa= _& tige Afdeelingen en dwars-Streepen, en een s, donkeren Rand langs het Lighaam heen, Op „ ’t breedfte hadt hy omtrent de breedte van > een Vinger, doch naar de Enden toe ver- » fmalde hy allengs en liep niet in een Punt | uit IE, DEELe XVI; STUKe 53 5 kad 176 BESCHRYVING vAnN VL. Arprer. EKXKITe Hoorp- STUKe Smalle, ‚ uit, maar was als dwars afgefneeden, Of ‚> dit Natuurlyk , dan door afrukking geko-= » men ware, kan ik niet zeggen. Ik zoet , met alle zorgvuldigheid naar den Kop 5 „> doch vrugteloos. De Jongen purgeerde „den geheelen Dag fferk: men gaf hem „> niets anders dan Haveren-Bry, met veel s> Zoete Melk , ’»s Morgens daar aan bevondt », by zig wel, doch wat vermoeid, en kreeg 5» van dien Dag af een frisfcher Kleur „ > wierdt hupfcher , íprak Mannelyker en > was in alle opzigten veel levendiger en „> vlugger dan te vooren.” Hier mede zal ik dit Hoofdftuk van de Lintwormen befluiten. Men gelieve my te verfchoonen , dat ik niet breeder in derzelver onderfcheiding , welke vol duifterheden is , noch in de Geneesmiddelen, daar tegen, die, zo ’t my voorkomt, nog geheel onzeker zyn , heb uitgeweid. Die meer daar van gelieft te weeten , kan de aangehaalde Verhandelingen , waar dit Onderwerp opzettelyk overwoogen wordt , en anderen, doorbladeren, of anders ook zig toeleggen op de nader Ontdekkinge van de natuur, eigenfchappen en verfcheiden- heden, deezer wonderbaare Schepzelen. Ge- gronde hope is ’er , terwyl de Liefhebbery der Natuurlyke Historie fteeds aanwakkert , om door den tyd tot nader Kennisfe van dezel- __ ven te geraaken, LXXXIIL HOOFD- PLAAT ÁFDrEeLs LXXXII Ie Hoorps STUK. D enen: van ’ Bas der KLOOTDIERT- __ JES, waar onder, die men Beroë noemt , bes n _ greepen zyn, y komen tot de befchryving der KLooTs Naam; 7 T PIERTJES, die hunnen Laátynfchen © naam , Volvox , hebben van de geduurige __draaijende of omwentelende beweeging, wel- _ ke ’er plaats in heeft. De Ouden hebbenzes S__ zo ’tfchynt, niet gekend. he Derzelver Kenmerken beftaan in een Lilag- Kenmers tig Lighaam, dat los en vry is, rondagtig vank® Geftalte , zonder Leden , en zig als fuizebol- lende draait. De Jongen zyn ook rond, hier | en daar door ’t Lighaam ver{ípreid, in de Po- pe ren. ingenesteld, Zy teelen dus, zegt LIN- NEUS, tot in t Vyfde Geflagt voort. “ ‚Hier van ftele de Ridder vier Soorten, als soorten, Ri volgt, s_____(@) Klootdiertje, det Eyvormig is, met nee _ vs | gen gehaaîrde hoeken. tus _ Gehaairde Deee Beroë, (2) Wolvox ovatus , angulis ciliatis novem. Syst. Nat, XII, Gen. 352, Medufa Beroë, en Nat. X, p: 660, Beroë, _ BROWN, Jam, 384, Te 43. f, 9. Meduft ovata, BAST, —_____Natuarh. Uitfpann. 1, D. bl, 243. T. Tas Dude : u M NR 1per KVUL Stu _ l L 178 BESCHRYVING VAN 7 vz Deeze Soort is haare ontdekking in NEE 0 Sn. Wateren aan den geleerden Heer Doktor Hoorp. BAsTER verfchuldigd , die aanmerkt, dat STUK mepze aan de Stranden van Zeeland en zelfs in ln de Haven van Zirikzee, geduurende de vn April , zeer menigvuldig. heeft Zyn Ed. vindt dezelve zeer overeenkomftig met dat Schepzeltje, ’t welk de Heer Browne, in deszelfs Historie van lamaika, heeft afgebeeld en voorgefteld onder. den naam van Beroë, wiens afleiding my geheel onbekend is. Ik weet wel , daar zyn van ouds twee Steden van dien naam geweest, maar dit heeft weie nig toepafling op zulk een Schepzeltje. Wy zullen dan flegts, denzelven behouden, en noe. men deeze Soort de Gelraarrde Beroë. Het Dier is helder doorfchynende , van grootte omtrent als een Duiven - Ey afgebeeld. Men wordt ’er negen Ribbetjes aan gewaar, die den omtrek in ’t ronde fôrmeeren , en bezet. zyn met een oneindig getal van kleine Haairtjes of Vezeltjes. Terwyl het levendig in ’ Water zwemt, zyn deeze Vezeltjes in eene geduurige en zo fterke beweeging, dat het Oog daar op fchemert. Die van BROWNE heeft maar agt zodanige Ribbetjes. Met het bloote Oog wordt men ‘er een Soort van Ingewanden , als Pypjes, en eenige andere Deelen in gee waar; doch voor ’ overige is het maakzel en famenftel , benevens de huishouding van dit Schepzel , geheel duifter en onbegrypelyke Het fchynt as ME. He DE KrLOOTDIERTJES 179 k, fchynt wel. wat naar de Zee- Kwallen te gely- VL ken, „LiNNaUs zegt, dat men het in Ee eg ”. Ged » tusfchen Europa en Amerika, aan-Hoorp- A Wegens de duizelende beweeging, dieSTUK. et heeft , agt zyn Ed. het tot dit Geflagt te *_behooren. “____(@) Klootdiertje , dat vele is,en wee | lange Spricten heeft. oa ni T weeftaars “De Heer Bas rrr maakt ook gewag van!'s°, eres deeze Soort , welke de geleerde Heer Cr o-cxuan, Nov rus aan onze Stranden ‚by Katwyk,hade 15 * ontdekt , en waar van de Afbeelding, door : zyn Ed, in de Switzer,che, als ook in de Uit- gezogie Verhandelingen , is publiek gemaakt. Men vindtze ook in de Natuurkundige Uit- Jpanningen van den Heer Doktor BasrTEr, Deeze Afbeeldingen komen altemaal vry naa met elkander overeen. De laatstgemelde merke aan, dat zy niet grooter en dus omtrent als een Erwt vallen. De Heer Growovius heeft het wel het uitvoerigfte befchreeven, | Het Lighaam is Klootrond, als een Meloen y ‚__… geribd en dus als ’t ware in agt Segmenten vere (2) Wolvox otagonus, Tentaculis duobus etongatis, Syse, Nat. XIl, Beroë Corpore o@agono, Tentaculis longisfimis, GRON. A€f, Heivet, Vor, INL, p„ 36, Uitgez, Verband, III, De. bl, 465. Pl, XXVI. Figi e 5e BAST. Nat, Uite _Spann, I, Ds ble Ide Pl, KIV TD. 6 : 7e - M 2 er Is DEEL: XVIlL STuxs En 180 BEsSCHRYVING vAN | dn 4 verdeeld , die rondagtig uitpuilen en voôrziet Lxxxr, Zy0 met een ontelbaare menigte Haartjes, Hoorv door middel van welken het fchynt te zwem- STUK. men. In dit geval houdt het altoos den Kruin ran voor uit : want agter aan ’t Lyf zyn twee Bersë, _ Staarten, met een menigte van Haairtjes aan de binnenzyde bezet, die zig als Sprieten vertoonen: zie onze Afbeelding, Plaat CXLII. Letter A. Het gebruik van deeze Staarten is one bekend. Zy volgen het Dier in ’t zwemmen, en kunnen zig wel tienmaal zolang als het Lig= haam maaken, doch fomtydsook zig geweldig inkerten, zo dat menze naauwlyks ziet; Let- ter B. Het Lighaam is Geleyagtig en half door- fchynende, ziende uit den blaauwen: het hadt een aanmerkelyke Veerkragt, doch verfmolt, het Diertje dood zynde , wel haast tot een Waterig Vogt of Slym. Men heeft opgemerkt, dat het , aan de Oppervlakte van ’* Water zwemmende , een menigte van kleine ronde Bolletjes uitwierp, die terftond op het Water rond draaiden , hebbende ieder in ’c midden een donkere Stip, gelyk ook in de grooten een Bloedrood Ingewand was waargenomen. Men kan , niet zonder reden , die Bolletjes voor Eijertjes of Jongen van dit Schepzel houden, en de draaijende beweeging toont, dat deeze Beroë niet onbillyk tot die Geflagt is Chuis gebragt. C3) Kloor CER bist: pe KLooTDIERTJES. 18r (3) Klootdiertje, dat volkomen rond is. VE Arprers LXXXII Le. Dit is het Klootdiertje , van gp ONt- Hoorpe __deke, en door Rorser nader befchreeven ,srux. naar ’* welke dit geheele Geflagt zyn naam 10008 Wolvox heeft. De Heer pre GEER noemt’ hetzelve Giobarore Kugelthier, ’t welk eigentlyk even ’t zelfde „ betekent; doch ik geef ’er, tot onderfcheiding, an den naam aân van Kogeldiertje. LiNNzus heeft het tot deezen Rang betrokken, om dat de Jongen , zegt hy, ‘er uitgaan, die hetzel- ve tot den vyfden Teelt toe in zig draagt, gelyk de Plantluizen , enz. Ik zal het uitmun- tende Vertoog, dat de Heer pe Germ daar over uitgegeven heeft, met eenigen zyner Afbeeldingen, hier invoegen. > Onder de wonderlykften van alle tot dus 5, ver befchreevene Wormen behoort zekerlyk 3, dat kleine Water- Infekt, ’t welk BakKERr „…„en Rorser. onder den naam van Kloot- > dier befchreeven hebben, en dat men ook ‚ het Roldier zou kunnen noemen; aangezien > het zig geduurig in 't Water omwentelt. »‚ Kan ‘er iets zeldzaamer zyn, dan een klein | ‚> lee- (3) Volvox globofus. Faun, Suee, 2266, Klootdiertje B Ae KER Nutt, Gebr, van ’t £Mikre bl, 333, Pl, 12. f, 27. Gloe bo Animal, Roes, Jas, III. pe 617» T, ror. f, 1 » 3 Kue gelthier, DE GEER, AC. Stochh. 1761, p. tik, Te 3 fe 1 » 5, Volvox Globator. PAL Le Zoöpb, Pe 417. Het Bolletje, Lyst der Plantd, bl, 527. | Mr Le DEEL, XVIIL STUKe Kogel» ierzje. Plaat XLIII, Fig. Ze Arprer. LXXxILI. °° 12 BESCHURYVING vAn > leevend Opgediert te zien, hetwelk van grootte als een Koolzaadje en volkomen Hoorp- ‚s TOnd is, gaande in 't Water al rollende STUKe Kugeldiert- , en zulks zonder eenige Ledemaaten te heb= Je. „> voort , gelyk een Kloot langs den Grond, ben ; zonder Pooten , Vinnen of andereder- gelyke Deelen te vertoonen? Zodanig is het Diertje gefchapen , waar van ik hier wil > fpreeken. » In menigte heb ik hetzelve ,’ voorleden ss Zomer en Herfst, in een Moeras gevonden’, », doch niet zo groot, als het aan ROESEL »» voorkwam. De grootíten onder de mynen 2) waren als Koolzaad, of als de gewoone Spel- dekoppen, behalve zeer veel kleinere. Aan > ‘t bloote Oog vertoonden zy zig gelyk klei- „> ne groene Korrelrjes , die in *t Water zwom- ss MEN, » Deeze Diertjes zyn volmaakt Kogelrond, gelyk dezelven in Fig. 2. zig vertoonen, s,‚ Of als geheel doorfchynende Bolletjes, van eenerley, Kleur met het Water, doch me. ss Digmaal wat groenagtig , wanneer menze ss door een Vergrootglas bekykt. Zy beftaan »> uit een Slymerige of Lilagtige zelfftandig- heid, en zyn gantích week, zo dat zy zig niet veel laaten aanraaken , zonder uit el- , kander te gaan en vernield te worden. Het ‚‚ wonderlykíte , dat men ’er aan ziet, is; 3) dat zy-voorttwemmen , en zig midden in »» t Water bewgegen , zonder eenig zigtbaar | | aid 23 DE KLOOTDIERT JES, 183 5 Lid te hebben , waar door zulks zoude rend ‚ kunnen veroirzaakt worden Dit zwemmen Lxxxirr. > gaat niettemin doorgaans zeer egaal , en Hoorp- os fomtyds taamelyk fnel in zyn werk, Haa “TU > re beweegingen zyn tweederley. De eerfte jvzederts ») en algemeenfte ís , dat zy in ’t Water in „, een regte of kromme Lyn voortrollen, even ») ais een Kloot langs den Grond. De andere „> beftaat daar in, dat zy zonder rollen of ;, draaijen in ’ Water voortgaan , even als ‚> men een Dal aan een Touwtje voortfleept. ,, Deeze beweeging gefchiedt niet minder fnel > daf de voorgaande, De derde, eindelyk, s is, dat zy zig als om een As draaijen , zon- „, der van haar plaats te gaan: even als een … Warter- Rad omgevoerd wordt, of gelyker= 9» WyS, zo men wil, de Zon op haaren As 9 omwentelt. Men kan niet zonder ®erwone „, dering alle deeze beweegingen befchouwen 4, in een Dier , welks famenftelling zo een- „, voudig voorkomt , en men wordt byna niet „, moede, een menigte van zulke kleine Bol- ‚‚ letjes in ’c Water te zien zwemmen , en zig „óp- en af rollen. Zy beweegen echter zig „‚ niet altoos, en leggen menigmaal een poos „ in ruste, op eene zelfde plaats. „ De geheele Oppervlakte van dit Schepzel „is rondom bezet met een menigte van zeer ‚„ kleine Stippeltjes, die door het Mikroskoop „zig als Korreltjes of verhevene Wratjes „ vertoonen. Aan de ouden zyn deeze Kor- | M 4 z… relte TL. DEEL. XVIII STUKe & 134 BrscurRyvING VAN „VL s reltjes grooter , aan de jongere kleiner ; doch tf „ zitven aan de laatften digter by elkander. Hoorp- __ Door wat Middel of Werktuig, nu, gee a {chieden deezes Diers beweegingen 2 Dit De ordi is zeer moeielyk , ja voor my onmooglyk Zn ‚> te doorgronden. Men zou mogen denken, », dat die beweeging van de gedagte Wratjes … voortkwam „ die dus zelf eene beweeging sin ’*t Water zouden moeten hebben, ‘of= „, fehoon wy dezelve met onze Oogen niet s, konden waarneemen. Alles , wat ik- heb s, Kunnen zien, komt op ’t volgende uit. ‚ Wanneer zig het Dier beweegt, zo zyn ale »» le de kleine onzuiverheden ;‚ welke zig in ’ 3, Moeraswater bevinden , in eene geduurige ss Cirkelswyze beweeging rondom deszelfs », Lighaam 3 byna gelyk men de Watervloo s, (Monoculus) zig in ’* Water ziet bewees 5, gen. Hier uit zou men bykans oordeelen , », dat die kleine Wratjes , de eenigfte naar _» Ledemaaten gelykende Deeltjes, welke men » aan deeze Schepzelen waarneemt „ eene >», voor ons onzigtbaare beweeging moeften 3, hebben, door welke het zwemmen van dit „ Diertje werdt te wege gebragt. Doch dit »» is maar een bloot vermoeden (*). peen, is la deeze Klootdiertjes ziet men niets dat >, naar (*) De Heer Baren fchryft die beweeging aan zekete Haairtjes toe , welken RoESEL ’er niet aan voridt, én deeze fchynen ook door DR GEER nict waargenomen te zyn … BR % Dre KLoOOTDIERT JES. 183 s> naar Ingewanden gelykt , maar zy bevatten VE. » verfcheide kleine Balletjes , die alst ware HSS », Kogelrond, en volkomen van eenerley ge- Hoorn. „‚ Ítalte als de grootere , doch kleiner zyn, sTux. Menigmaal zyn dezelven groen : nu eens Zogeldierin donkerer en dan wederom helderer. Deeze’* | kleine Bolletjes zyn de Jongen van het „, Klootdiertje , en zy leggen in deszelfs Lig. ») haam ongeregeld , digt aan de Oppervlakte, »‚ doch altemaal zonder beweeging (*), Hune > ne uitwendige Huid is, even als die van de »» Moer , met kleine verhevene Wratjes of „,Stippeltjes bezet, die niet in allen even », groot , maar naar den Ouderdom grooter ‚‚ of kleiner zyn, gelyk men in de nevensgaan- ‚>de Afbeeldingen kan zien. In eene zelfde > Moer zyn alle de Jongen even groot; doch > niet even menigvuldig. Veelen hebben ’er ‚> vyf, gelyk by Letter bh; anderen agt, gen 2 Iyk (*) Wylen de Heer RöÖDERER, merkt KAESTNER by de Vertaaling aan, heeft in zyn laatfte Voorleezing, in het Koninglyk Genootfchap der Weetenfchappen te Gottine gen, i® 't jaar 1765, opgemerkt, „, dat in de kleine en bye ‚ na Mikroskoopifche Diertjes , dikwils niet de werktuigen ‚> der Voeding maar d'e der Voortplanting het eerst gevormd » worden en dikwils bykans het geheele Dier uitmaaken”’. Doeh dit zegt nieis, In zo verre wy niet weeten ‚ welke de Voedende Deelen zyn, die 'er doch moeten plaats hebben , kunnen wy niet oordeelen , hoe veel ruimte dezelven van het Lighaam inneemen ; veel min , wanneer zy gevormd worden. P Je DEEL, XVIII, STUKy VL ArDEEL. LXXXLLI Hoorp STUER Jen Het werpen det Jongen, 186 Bere SCHRYVING VAN » lyk by Letter c‚ en ik heb ’er eene, gelyk »» by Letrer a, gezien , die twintig Jongen 9» droeg ; doch dit is iets zeldzaams.” ‚…Het Kogeldier, dat zig by Letter c ver- Kogeldierte, toont „ bevatte agt groote Jongen, die vol- » komen gereed waren, om gebooren te wore „‚ den. In dezelven zag ik duidelyk andere s‚ kleinere jongen , gely« Rorser ook ge- s… zien heeft , doch in deeze laatften kon ik ss verder niets waarneemen ; hoewel deeze «> Aucheur berigt, dat hy in die Jongen we- s, derom andere, en daar in op nieuws Jongen s, hadt gezien : zo dat de Moeder zigtbaarlyk 9» Kindse , Kinds-, Kinds- Kinderen in haar ds dn droeg. ss Lerwyl ik dit Klootdiertje met het Mie s, kroskoop befchouwde ‚nam ik waar , dat ‚ deszelfs Uur om te baaren gekomen was, en „ ik had het pleizier, van alle agt Jongen, het „eene na het andere, te zien geboren wor s> den. Zy komen door een Opening of Spleet » te voorfchyn , welke in het Lighaam van ‚ de Moer ontftaat. Zy gaan allengs en zeer ‚ langzaam , het eene na het andere, naar ‚‚ deeze Opening toe, en dringen ’er, agter „ elkander, door heen; doch niet twee te ge- 5) Iyk: daar verloopt altoos een aanmerkelyke … tyd, tusfchen de Geboorte van het een en „> andere. In een Uur tyds waren zy alle agt „ gebooren. Zo dra zy uit de Opening geko= ‚> men zyn» ziet menze al omwentelende in > 5 t - DE KLoOoOTDIERTJES. 187 ‘s ’t Water zwemmen, geen agt flaande op de LN », Moer, die , geduurende het Baaren, zon; xxxarr, », der eenige beweeging legt. | Hoorp- ‚ lk heb niet kunnen waarneemen , of het STUEe En Ee rite Jong, dat uit zou komen, de gedagte „selder: ‚> Opening in de Huid van de Moer maakte, „dan of die Huid zig van zelf, tegen den s) Kraamtyd, opende. De Opening of Spleet, 9) tot welke de Jongen uitkwamen, was niette- »» min zeer duidelyk zigtbaar , en ik bemerk= 5» te, dat dezelve. haare Randen -oncffen en als » gefcheurd had; zo dat deeze Geboorte met s> geweld fchynt te gefchieden. De Moer ver- > liest ook tevens daar by altoos haar Leven. 3 Na dat alle Jongen gebooren waren, behielde 2 Zy niet meer haare Klootronde geftalte: men » zag haar, ter plaatfe , daar de Opening ge-= »» weest was, platter geworden en als afge= 9, fneeden, In ’t eerst fcheen zy nog wel een „, flaauwe beweeging te hebben; doch verloor » die geheel en al ; de Geftalte veranderde zig, … en zy kreeg langs hoe meer hoeken , tot dat , ZY Op ’t laatst flegts naar een klein rimpelig „ Vliesje geleek. … Wy hebben dus alhier een Waterdier be- > fchouwd, het welk mer een Kogelrond , Ge- „, leyagtig en doorfchynend Lighaam voorzien s iss welks buitenfte Huid vol is van kleine ‚‚ verhevene Wratten 3; dat zonder zigtbaare „ Ledemaaten in’ * Water zwemt en zig om. »» wentelt: dat verfcheide Jongen in zig heeft | die I, DEEL. XVII, STUK 183 BESCHRYVING VAN VI. ÁFDEEL. LXXXIL Ie 22 Hoorp- „ STUK. 9 Kogeldiert- Je. wi 3 Iv. * Volvox dimidiatus, Halfrond Klootdiere tje, die , de grootte alleen uitgezonderd , de Moer volmaakt gelyken: die , volkomen zyn- de , door een Opening uitdringen , welke ‚in ’t Lighaam van de Moer ontftaat, en zig in ’t Wateruitbreiden , na dat zy haar „ door hunne Geboorte, de dood veroirzaakt hebben. ÏÍs zulk een wonderbaár Werk= „ftuk van den Schepper niet onze befchou- wing waardig?” (4) Klootdiertje > dat voortgaande halfrond wordt. Aangaande dit Schepzeltje meldt Linn zus, dat hetzelve dikwils aan de Staarten der Don- derpaddetjes , of Jongen der gewoone Kikvor- {chen , die men ook wel Vorfchen- Poppen noemt (*), voorkomt, Het wordt, zegt zyn Ed. , door ’t omwentelen in ’t Water half , zynde in ruste geheel Klootrond. Dit fchynt tegen den gewoonen loop der Natuur te ftry- den. Veel dingen, die week zyn, worden door TL rollen rond , en platagtig door ’*t ftil leg- gen. Ondertusfchen moet men het daarom niet te minder gelooven. Veel zaaken komen in de Natuur voor , welke in de eerfte opa flag onbegrypelyk zyn. De (4) Volorx incesfu hemifphericus, Syst. Nat, XII, WILKe ACE. Stockbe 1762 (*) Zie het VL, STuK deezer Nat, Historie , blade, 247» PE KrLOOTDIERTJES. 189 „De Heer WitkeE zou dit Diertje, in de VI» Stockholmfche Verhandelingen , van ’t jaar Be bn 1762, befchreeven hebben. Ik vind het daar , Hoorp- noch in de volgende Stukken van die Ver- STUZe kandelingen, nergens. LXXXIV. HOOFDSTUK. | Befchryving van ’t Geflagt der Dorrre-Wonrs MEN, A dit Schepzel geeft LiNNmus den Naams naam van Furia , welke eigentlyk Dole heid of Razerny betekent. Dezelve is afge» ‘leid van de onlydelyke Pyn , welke hetzelve veroirzaakc; dus de Menfchen en Beesten, die het treft , als dol maakende. Ik geef ’er derhalve den naam aan van Dour r Wonm. Het heeft een vry, overal even fmal, ge. renmer Iyk, doch wederzyds gehaaird Lighaam, mee ken omgeboogen Prikkels , die tegen ’ zelve aan- gedrukt zyn. Maar ééne Soort is tot nog toe van ’ zelve Soorten, bekend, te weeten. | (1) Dolle Worm. An Puria Van Asfernaliss Van Helfche k , Worm, - (1) Faria, D, C. SOLANDER A, Up/al, ined, Faun, Bute, 2070. Amon. Acad, Ill, pe 322e Ll, DEEL, XVIII, STUKe 190 BESCHRYVvVING vAN Add À Van deeze zegt onze Ridder. „ Hy onte Hoorp- »» oudt zig in de wyd uitgeftrekte Veenpoes ‚ LXXXIVe 5) len der Noordelyke deelen van Sweeden, STUK. „ vallende uit de Lugt dikwils op de Lighaas > men van Menfchen en Dieren , welken ’er » in minder dan een oogenblik , van doordron= > gen worden, met een afgryzelyke Pyn, die ‚> fomtyds zo zwaar is , dat zy binnen een „ Kwartier Uurs de Daod veroirzaakt, Ik „> ben ’er zelf, in ’t jaar 1728, te Lunden, » mede bezet geweest, Het Dier heb ik niet ) dan uit den ruuwen gedroogd gezien. Het 9, is door SOLANDER befchreeven , en fchynt …, in Eigenfchappen naby te komen aan de > Wardiertjes. Hoe het naar de Lugt opfty- > ge, uit welke het van ’t midden des Zomers tot in de Winter neervalt , heeft niemand > nog verklaarde Elders meldt LiNNzus, dat deeze Helfche Worm zig onthoudt in West- en Oost -Bo- thnie , inzonderheid op de Kiemi. Zyn Ed. hadt hem niet levendig gezien, maar alleenlyk gedroogd „ als een zeer klein Vezeltje , aan hem gezonden door den Heer ErwasrT, Pas- toor vân Kiemi 5 zynde dit Wormpje, onder den Maaltyd, in een Schotteltje gevallen, … Het is (wordt in de Verhandeling van A- VELIN, over de Wonderen der Infekten (+), > 56° C*) Miracula Infelorum > fab prafidio Lai NNer Upfalie Anno 1752. propofita, per G, E‚ AVELIEN, Dalecarlym, Amen, Acad, Ill, Ne 44e pre Dorre WORMEN, Ir ES ge ) een zeer gemeene Kwaal in Fin. VL „… land, niet alleen voor Menfchen, maar ook ÄFPEEL: LXXXIVe ‚, voor Lastdieren en het Vee, Onder ’t Volk Hoorp- „van Noord-Bothnie is’t een gemeen zeggen , STUK. 3» dat , wanneer hunne wyd uitgeftrekte Moe- „ rasfen door de Hitte van een heeten Zomer s, uitgedroogd zyn; iets door de Lugt aange- s voerd wordt, hetwelk een fchrikkelyke Pyn > Veroirzaakt , en, op eenig edel Lighsamsdeel , ‚> of in de Spys gevallen zynde, den Menfch » doet fterven. Hierom fnyden zy het gee ‚ kwetíte Deel, wanneer de plaats zulks toe- ‚ laat , aanftonds met een Mesje af, Iemand …, wierdt , na eenige Dagen Pyn geleeden te ‚, hebben, in fommige Lighaamsdeelen een pe bruinagtige Stip gewaar, om welke te ge- „ neezen veel dingen ; vrugteloos gebruikt were „den , tot dat ’er jonge Kaas of geftremde > Melk opgelegd werdt , waar door de Pyn „, bedaarde, en een Wormpje van een zesde ‚ Duims lang, uit hee Lighaam van den Pa- ‚ tient gekroopen, in de Kaas werdt waarge. ‚‚ nomen. Men heeft hier uit begonnen te sp denken , dat dezelve voor deezen Worm ‚ een zeer aangenaam Voedzel ware, en daar …, om gebruiken de Finlanders federt daar ‚ tegen dat Geneesmiddel.” % Is hier uit blykbaar, dat de Historie van deezen Worm geen Verdigtzel zy, en mooglyk heeft in de Heete Landen ook wel jEcs Kk DEEL, XVI STUK, VL AFDEEL. LXXXIVe Hoorp- STUKe 102 DESCHRYVING VAN iets dergelyks plaats. Iemand, die te Suri» name lang gewoond heeft, verhaalde my, dat men aldaar, in ’t drooge Saizoen , des avonds in de Lugt komende , dikwils een fchrikkelyke Jeukt in ’t Aangezigt krygt, die echter fchielyk bedaarct. Voor ’t overige wordt hier ook het getuigenis bygebragt van eenen Gothenburgfchen. Doktor NAALDwycK, uit de Nederlanden afkomtftig , die in een Werk over de Paarden, te Leiden uitgegeven , van zeker Ongemak meldt , de Vyver genaamd of Cyclus, zynde een verderflyke Worm, welke in de tyd van één Uur de Beesten deedt fterven: zo dat men hem ook de Moord noem- de. Daar was geen Middel tegen, dan hem aanftonds uit te {nyden of de plaats te fchroei- __ jen met een gloeijend Yzer (*). De Vyver wordt nog heden voor een gevaarlyke Kwaal in de Paarden gehouden, die door groote ver= hittinge en dus ongedekte, in Mist, Regen of Koude Wind , te blyven ftaan, veroirzaakt wordt (T). Evenwel kan ik niet zien, dat zulks met den gedagten. Worm eenige gemeen- fchap heeft. Waarfchynlyk zal dit Schepzel wegens zyne onbekendheid, hier thuis gee bragt zyn onder de Plantdieren. | LXXXV, HOOF D- (*) Amen, Acad, als boven , pag. 322, (Í) P. A. VAN COUR , over de Ziekten der Paarden, bladz, 19, Á n Ö Ô È % n EV HOOFDSTUK. ' Hoor ik | | | STUK: Befchryving van ’t Geflagt der WARDIER- T JES, waar mede het Ryk der Dieren beflod- ten wordt, le Jaatfte Geflagt , in.het Ryk der Naam: Dieren, geeft onze Ridder den naam van Chaos, welke van ouds een Mengelklomp heeft betekend. De reden dier benaaming zâl te zoeken zyn in de duisterheid der Schepzeltjes ; welken zyn Ed. hier , als op den tweefprong van het Kyk der Dieren en der Planten, gee plaatst heeft, om tot een overgang van het één in ’t andere te verftrekken, en dat zy als eene Dierlyke en Plantaartige natuur door één gemengd vertoonen , of eene Mengelklomp fä- menftell len van verwartinge, zodanig, dat mien dikwils niec weet wat men ziet, eù maauwlyks tor een befluit kan komen, of het Diertjes dan deeltjes van Patenten zyn, of zy een eì- genaartige beweeging hebben dan niet. Ik geef ’er daarom den naam aan van WARrRDIER + JES, De Kenmerken van dit Geflagt beftaan in Keumer: een Vry , eenvormig , herleevend Lighaam , kere zonder eenige Leden of uitwendige Werktuigen der Zincen. Men moet dit laatfte evenwel zo- danig niet opneemen ; dat zy zulke Werke tuigen volftrekt niet kunnen hebben: want wy N. wees 1, DEEL. XVIII. STUR, to4 BeEscuryvING vaN NI: ArpeeL. LXXKVe Hoorp- STUKe SOOrtene weeten niet, wat in derzelver kleinheid nog voör ons Oog verborgen legt, Onderftelt men niet. dat fommige Dities Oogen heb= ben, dewyl het uit hunne Werkingen blykt, dat zy die behoeven , zonder dat men deeze Werktuigen , zelfs met de beste Mikroskoo-' „pen, kan ontdekken ? Vyf Soorten zyn in dit Geflagt opgegeven, als volgt. Te Chaôs. redivivume Styfzel Aaltje, en) Wardier tje, dat one 15 > aan bei- de Enden verdunnende. Ld ’ Hier worden die Aaltjes of Slangetjes be- doeld, welke in zuur geworden Styfzel , in verzengde Tarwe en in bedorven Azyn voort- komen. De Heer Barker heeft dezelven, na NeEDHAM, uitvoerig befchreeven, door fterke Vergrooting afgebeeld , en verfcheide Byzonderheden daar in opgemerkt. Ik zal ze, dewyl zy allen van Koorn afkomftig zyn , en ‘derhalve ook veel overeenkomst in Geftalte hebben, in ’c. algemeen befchry ven. De gezegde Stoffen leveren deeze Diertjes uit, die men door ’t Mikroskoop befchouwen moet , om hunne Geftalte en Eigenfchappen kte (1) Chaos Filiforme utrinque attenuatum, Syst, Nag, XII, Gen. 354e BAKER Nuttig Gebruik van 't Alikroskoop. II, Hoofdít, Pl. X, NEEDH, Mikr, Ontde T. Ve GZ, LEDER: MULL, Jiikrosk, Vermaakt, IL, D. Pl, 17e pe WARDIERTJES. 195 Ld ‘te ontdekken. Volgens de Waarneemingen VL van: BAKER , waren die van de Verzengde ÎFDEEle , ze REVe Tarw veel langer en dunner dan die van de Hoorp. Styfzel , zynde ook gedeeltelyk , en die van STUK. den Azyn byna geheel doorfchynende. In Styfzeis ‚ deeze laatften nam hy een zonderling Ver- ierk fchynzel waar, te weeten , dat hun doode Lig- haam Jals met een Ketting van. Lugtbelletjes was opgevuld. Onder die van de Verzengde Tarw kwamen ook doode en geborftene voor: doch veelen, die dood fcheenen, wierden, na dat zy eenige Uuren in Water gelegen hadden , weder levendig. Daar is een aanmerkelyke voorzigtigheid noodig , om de Vezelagtige zelfftandigheid van de verzengde Graankorrels te behandelen en te weeken , ten einde ’er dee- ze Diertjes uit te bekomen; welke zig in zuur geworden Styfzel het allervaardigst en gemak- kelykfte voordoen. In Zuurdeeg worden zy ok gevonden. Aangaande den oirfprong van deeze Diertjes vallen veele Bedenkingen. Zyn zy in het Koorn geweest ‚ hoe kunnen zy dan die geweldige be- werkingen ‚ door welken het Koorn tot Meel vergruisd wordt , hebben uitgeftaan? Zyn zy door de Gisting gebooren; hoe komen zy dan in de Verzengde Tarwe ; naamelyk in die Graankorrels , welke men van. buiten zwart en ‚van binnen met een witte Vezelagtige zelfftan- digheid gevuld vindt ? Onctftaan zy uit bederf in ’t Graan , hoe komen zy dan in de Meel- N a bloem, 1, DEEL, XVIII, STUK» VL ÄFDEEL. LXXXV Hoorp- STUK. ‚De Her: leeving. Yoorte teelings 106 BESCHRYVvVING vAN me waar van men Styfzel maakt? Men zal niet ligt deeze Vraagen oplosfen, De Ondervinding toont , dat deeze Schep- zeltjes , hoe vlug ook in het Vogt, na eene uitdrooging van verfcheide Maanden te hebben verduurd , door bevogtiging zeer fchielyk her- leeven. Dit hadt de Heer BAKER waargenoe men, en het ís door LEDERMULLER bevese tigd, die zulks in Styfzel , welke twee Jaaren was verdroogd geweest, waarnam. Hier uit mogen wy dan befluiten , dat deeze Schepzel= tjes, of derzelver Eytjes , zig in hect Graan onthouden , en door de Gisting ontwikkeld worden , zodanig dat zy een oogfchynlyk.Lees ven aanvangen. Het aanmerkelykfte , in deeze Styfzel Aal- tjes, is derzelver manier van Voortteeling of liever Vrugtbaarheid. Zeker Heelmeefter in Engeland, genaamd Surrwoop, heeft met den Heer NEEpHAM waargenomen, dat, wanneer een Styfzel- Aaltje doorgefneeden werdt , uit hetzelve verfcheide leevende Jon- gen voortkwamen. BAKER merkt aan, dat deeze Jongen ieder begreepen zyn in een eigen Vlies , waar door dezelven zig als Eijeren ver- toonen ; doch dar veelen op ftaande voet daar uit breeken , en zig.gelyk Slangetjes bewees gen. Honderd en meer zulke jongen , zegt hy, hadt men zien voortkomen uit een enkel Aaltje LEDERMULLER , zulks naderhand met fterker Vergrtooting onderzoekende ‚ houdt dege DE WARDIERTJES. 197 deeze Aaltjes voor Eijerleggende en Jong VL werpende te gelyk ; doch hy hadt ze nooit td meer dan zes Jongen en twintig Eijeren zien Hoorn. uitwerpen. Het Eytje, door hem BiBeeeeld, STUKe toont aan , dat het juist een Vlies zy, ’c welk And zulk een Aaltje bevat, als waar van BAKER nerd fpreekt. Waarfchynlyk zullen alle de jonge Aaltjes vervart zyn in zulke Vliezen. Sommis_ gen. nam LEDERMULLER waar, geeven, by de doorfnyding , in ’t geheel geen Eytjes noch Jongen uit; maar alleenlyk Stof jes Meel. Daar zyn geen Oogen of Bek aan waar te neemen. Veel min is men onderrigt aangaan- de de natuurlyke manier van derzelver Eijer= legging of Jongwerping: doch men kon de Eijeren en longen reeds in het nog leevend Aaltje befchouwen , en zy hadden altemaal dubbelde Staarten. (2) Wardiertje , dat Lilagtig en in veeler- ley Geftalten veranderlyk is. Chaos / ) Prorbeuss Prothens, In Slym, dat aan de zyden van een Suiker- EE en glas, waar in men Vifchjes, Waterflakjes en rig. 5, veele andere kleine Schepzeltjes, twee of drie Maanden in ’t Leven gehouden hadt, gegroeid was, kwam aan den Heer BAKER zeker Diert- (2) Chaos gelatinofum , polymorpho - mutabile, Syst. Nat, XII, RoEs. Ins, UE. T. 101. f, AsT, LEDERMe Mikre En De T, 494 3 Es DEEL, XVIII, STUK, \ 198 BEsSCHRYVING VAN VL Diertje voor, ’t welk door hem, wegens de AFDEELe : > gxxxv, Verfchillende Geftalten , Protheus genoemd Hoorp- werdt: doch dit bedoelt onze Ridder hier niet. STUK. Zyn Ed, heeft die wonderlyke Vertooningen Protheus, op ‘t Oog , welke door Rorsrr op de laat« {te Plaat van zyn Derde Deel afgebeeld zyn. In ftaande Water, waar in het Klootdiertje gee vonden was, zag deeze Waarneemer een Schepzeltje „dat zyne Geftalte fteeds veran- derde: zie onze Plaat CXLIII, Fig. 3. ‘ss Zulk een Diertje (zegt hy) beftaac uit s, louter ongelyk groote , heldere en doorfchy- s, nende Korreltjes , welke hetzelve geduurig 5, Onder elkander fchynt te mengen, en, welk » eene Geftalte het ook door deeze vermen= > Sing aanneemt, vertoont zig de Omtrek al« » toos helderst, als een byzonder Bekleedzel „> uitmaakende. Na dat ik het eenigen tyd als een Klootje befchouwd had, vertoonde het zig byna als een Klaverblaadje, doch, naauwlyks was een halve Minuut verloopen, of het kreeg een andere figuur , rekkende zig in de langte uit en fcheidde zig eindelyk in twee deelen van één. Deeze Deelen kreegen ieder een gehakkelden Omtrek, en _ veranderden langs hoe meer van Geftalte , - tot dat zy een Staart en Hoornen hadden , „ byna als een Herts- Gewey zig vertoonende. ‚, Deeze Hoornen en Staart verlooren zy we: ‚, der allengs, krompen in, en namen eindelyk - ‚» de Geftalte aan van een Kloot met een Hals , ‚‚ daar hd \ B DE, WARDNE RT jiE Ss. 199 ‚‚ daar louter kleine Korreltjes uit liepen, zo, VL „dat het naar een Vuurfpuuwende Granade ge- ee ‚‚ leek, en hier op verdween ook deeze Pro- Hoorp- „‚ theus uit myne Oogen”, velen Dit alles hadt Rorser niet enkel in één , Prothens. maar in verfcheide zodanige Schepzeltjes, die zo wel grooter als kleiner waren , waargeno= men. Ik zie dergelyke veranderingen ook in Schepzeltjes van Water, in 't welke ik Kroos en andere Waterplantjes eenigen tyd gehouden heb. LEDERMULLER ftelt de Vertooning van dergelyke Diertjes voor; zeggende , dat men, om zulks ook in de Winter te befchou- wen „ flegts een Hand vol Hooy behoeft in een Pot te doen, en Water daar op te gieten, Jaatende het dus twee Dagen inde Kamer taan: alsdan zou op de Oppervlakte van ’%c Water een bruine Schuim zyn, welke, door ’t Mikroskoop bekeeken zynde, men bevin- den zal, millioenen van Diertjes te bevatten, Ik bevind „ dat ’er veel meer dan twee Da:- gen noodig zyn, eer dit Schuim zig open- baart ; (ten zy men het Hooy met Water in groote Warmte zet ;) en niettemin komen my dan daar in flegts de gewoone Infufie- Diert- jes voor, waar van ftraks nader, * Zonderlingfte is , dat deeze Schepzeltjes niets fchynen te zyn, dan een Vliesje of _Blaasje vol runde Kryftallyne Bolletjes, wel- _ke , zodra het Vliesje breekt, zig door 't Wa- ter verfpreiden, en dan verdwynt de geheele N 4 Pro» 1. DEEL. XVIII. STUK. VI. Árpren. LXKXV. Hoorp- STUK. Prùtheuss Hi, Chaos Furgorum, Scof ven Paddeftoe- Teer EC, , 200 BESCHRUVING va ù Protheus. Zal men nu zulk iets een Dier noes. men? Of zal men het veeleer houden voor een vergaaring van leevende Bolletjes , die door hunne beweeging gedagte verandering van Postuuren maaken 2 Maar , war bewyst dat deeze Bolletjes meer leeven , dan de Belletjes, die zig vertoonen in Zeepwater 2 Mooglyk zyn het flegts Bolletjes van Olieagtige Stoffe, welke door de Rotting van de Aardagtige en Waterige deelen der Planten afgefcheiden wore den. De Rotting baart Warmte, de Warmte veroirzaakt Beweeging , en de Beweeging be- paalt zig naar de Omftandigheden. Dit ge- loof ik eer, dan der gedagte Bolletjes de Ei jeren zouden zyn van den Protheus. Onders tusfchen ka men henì met regt onder de War. diertjes plaatzen. €3) Wardiertjes van het Zaad der Paddefboe- va Deng, k Dit woont, zegt LiNNaus, gelykerwys het Zaad van Schimmel , Bovist, Zwammen en andere Paddeftoelen, in zyne Moer , tot dat het verftrooid worde; dan , in Water uitgeko- men, leeft het en beweegt zig, zettende ein- delyk zig ergens aan, en in Paddeftoelen uit- groeie (3) Chaos Fungorum Seminume MUNCH, Hausv, Ie Pa 34e DE WARDIËRTJES. sor groeijende, volgens de Waarneeming van den, VL _ Baron Orn. MUNCHAUSEN. tn Terwyl de Verandering der Planten van toorpe Plantaartig in Dierlyk is , zo is derhalve die STUK. der Paddeftoelen , in tegendeel , van Dierlyk in Plantaartig , voegt ‘er de Ridder by. Hert zou my niet ongelooflyk voorkomen , dat in het vlugge Stof der Bovisten , Zwammen en Schimmelplanten , iets dergelyks plaats had, als in het Stuifmeel der Plantgewasfen, het welk door Vogtigheid open barst, en zekere Soort van Leven vertoont. Men ziet ook dat de Vogtigheid tot het opfchieten van dere gelyk Ontuig vereifcht wordt. Nader kan ik, het Werk van gezegden Baron niet heb. bende, dit niet verklaaren, (4) Wardiertje van de Vrugtmaaking der Utils Planten ‚ naar Poeijer gebykende. Brand. koorn, Dit onthoudt zig, volgens den Ridder, in vernielde Graankorrels van Gerst, Tarw, van Grasplanten en anderen , als ook in de Bloes men van Boksbaard en Scorzoneren, onder de gedaante van een zwart Poeijer. Dit Poeijer , eenige Dagen in laauw Water geweekt zynde, verandert tot langwerpige doorfchynende Diers | rjes, (4) Chaos Fruêificationis Vegetabilis , pulveraeeum, MUNCH. Hausv, T, ps 149» Ns 202 BESCHRYVING vAN „VL tjes, als Vifchjes fpeelende, doch niet zigte zh baar dan met een gewapend Oog, volgens Hoorp: MUNCHAUSEN. Men vergelyke, zegt hy, STUK. onze Disfertatie , de Mundo invifibili, Ee Dat hier de zelfde Diertjes niet -bedoeld "__ worden , welken ‘Baker uit de Verzengde ’ Tarwe kreeg , en Aaltjes noemde, voorheen gemeld , is blykbaar , alzo die uitdrukkelyk ZEEt. $, Deeze Diertjes huisvesten gewoon- »,lyk niet in zodanige verzengde Tarwe » Sraantjes , die van buiten met een Stof, ss naar Roet gelykende, bedekt zyn, en wel« „> ker binnenfte ook menigmaal tot een zwart “ss Poeijer is geworden : maar in eenige Koorn- » velden kan men, daar op lettende , een » menigte van Koorn- Aairen vinden, die s> Graantjes hebben , welke zig zwartagtig 9, vertoonen „even of zy verfchroeid waren, sen, de zodanigen geopend zynde, ontdekt », men, dat zy eene zagte witte Zelfftandigheid. oe bevatten ‚ als Draadjes of Vezels, gelyken- 2 de naarhet Dons dat men in de onrype_ ‚, Knoppen van eenige Distels waarneemt”, Uit deeze Vezelagtige Zelfftandigheid kreeg hy zyne Aaltjes. De andere Ongefteldheid is % eigentlyk die men Brandkoorn noemt, en zodanig zwart Stof heeft onze Ridder op ’t Oog. De: Tarwe-Graantjes , die rond ingekrom- pen zyns ook verfcheide Jaaren droog be- waard , geeven in laauw Water, binnen een | Uur “DE WARDIERT JE Ss. 203 - Uur tyds, Wormpjes als Maden uit, welken VL ik naauwlyks bezield durf noemen, zegt ÄFDEELa LXXX Ve LINNZEUS | | Hoorp- | | STUK. (5) Wardiertjes. van verfcheiderley Dingen, Ve | Chass ‚ daar men Vogten op gegooten heeft. Infafon rium, Infufie. Onze Ridder bedoelt hier, in deeze laatfte Diettjese Soort van het Ryk der Dieren , die kleine Diertjes, welke zig alleenlyk door ’ Mikros- koop ‚, in de Infufiën- van Bladen , Bloemen , Vrugten en wat dies meer is, openbaaren. Ik gaa hier reeds te ver, met deeze beweegene de Deeltjes den naam te geeven van Diert- jes, hoewel zy gemeenlyk Infufie- Diertjes heeten. Inderdaad, hoe zal men éen anderen naam geeven aan Deeltjes van eene bepaalde figuur , welke zig op eene Dierlyke manier beweegen ? Aan den anderen kant, mag men vraagen, hoe het bykomt, dat deeze Deelt- jes, millioenen maalen kleiner dan een Zand: korreltje , in allerley Infufiën eene zelfde figuur hebben 2 Zou men niet veeleer aan der- zelver bezieldheid of Dierlyk Leven mogen twyfelen , dan aan dat der Aaltjes uit de Ver« zengde Tarw ? Billyk mogen zy dan ook betrokken worden tot de Wardiertjes : te meer , (5) Chaos Rerum variarum , Liquoribus infufamnm, Syste Nar, XI!. Gen. 354. Sp, 5. | 1, DEEL. XVIII, STUK, 204 BESCHRYVING van VL meer, om dat zig dergelyke Vertooningen LER in het Stof van Schimmel en Paddeftoelen, in Hoorp- Water gedaan, ja in allerley Dierlyke Vogten, STUKe ‚ook openbaaren. ple, — Van deeze Schepzeltjes hebben vertede | Autheuren gehandeld, In Water, daar gee ftooten l’eper in gedaan was, nam LLEEUWEN= HOEK Diertjes waar, duizend millioenmaal klei- ner daneen Zandkorrel , die in’: Water zwom- men (*). Met den Hoogleeraar M USsSCHENe BROEK te onderftellen , dat deeze Diertjes Spieren, Zenuwen, Vaten, ja zelfs Bloed- bolletjes zouden hebben , gaat wat ver. Ik {tap andere Waarneerers , welke Mikroskoo- pifche aarneemingen geboekftaafd hebben, over. By LeperRMULLER vindt men de aartige Vertooning van zodanige Riertjes ia Hooywater af:ebeeld (f). Ik vind echter, in myne infufie van Hooy , de Geflalte meer eenvormig ‚ en, fchoon ‘er eenigen onder „voorkomen , die dus als Zakken of Blaasjes zyn vol Bolletjes , zyn doch de meeften als enkele Bolletjes door het Vogt verfpreid en maaken haare byzondere beweegingen , van zwemmen , tuimelep en ronddraaijen De fis guur is in’ dlaemeen Eyrond , of liever Ovaal: want (*) MUSSCHENBR, Elon. Phys. Oäavo, ps: 16, Bes gzinzelen der Naturkunde, Quarto. 6. 26. 1e (f) Mikroskoopifche Wermaaklykheden , by de Erven van F, HOUTTUYN uitgegeven wordende, I, D. Pl, ZLVIle pr WARDIERTJES 205 want de grootften ten minfte komen my, on- A der ’t tuimelen , zeer plat voor. Even zoda-\sxxv, nigen vind ik in de Infufiën van verfcheider Hoorp- ley Bladen , die nu eenigen tyd in Water ge- “TUE {taan hebben. Meest bevinden zy zig in zo- ai danige Aftrekzels, die een rottigen Stank dl uitgeeven, en dus weezentlyk rotten. Zal men dan wederom met de Ouden zeggen? De Ver- rotting brengt leevende Schepzelen voort (*). Inderdaad , zo de enkele beweeging een vast - Kenmerk is vaneen Dierlyk Leven , dan leeft de geheele Natuur en alles is bezield, Honderd Voorbeelden , niettemin , toonen ons, dat ‘er „Leven plaats heeft zonder Beweeging: waars om kan ’er ook geen Beweeging zyn, zonder Leven > Maar de manier van beweeging fchynt hier zeker Oogmerk te onderftellen , gelyk in ‘t befchouwen van deeze Infufie- Diertjes blyk= baar is. Sommigen fchieten ylings dwars door het Veld van ’t Mikroskoop, en leggen in een oogenblik een Weg af , wel twintig, dertig maal zo lang als haar Lighaam, dat ondertus- {chen geheel onbekwaam fchynt te zyn , tot zulk een vluggen voortgang! De Wonderen, die zig in de Levensmanier , Huishouding en Voortteeling der Polypen en andere Plantdieren openbaaren, doen ons vastítellen , dat ’er one eindige Wonderen kunnen zyn , van verfchil- lende natuur, nog zo wel voor ons Gezigt als voor ons Verltand verborgen, De (*) Zie het Ie STUK van deeze Nat, Hiftorie, bladz, 2934 El, DEEL, XVIII, STUK, VI. AFDEEL. LXXXV. Hoorp= STUKe Infufie. Diertjes, 206 BEsCHRYVING VAN De Redeneerkunde moet onze Stuurman zyn in ’* beoordeelen der Verfchynzelen. Wan- neer wy op een gloeijende Kole eenige be- weeging zien, dan denken wy niet om Diert- jes, dewyl wy vastelyk onderftellen, dat die Hitte onverdraaglyk is voor ’t Dierlyk Leven. Zien wy beweeging op een uitgedoofde Ko- le , dan denken wy om de Afch, wier ligte heid door den Adem bewoogen wordt. Zien wy de Afchdeeltjes heen en weder fpringen, aangelokt en weggeftooten worden met den Teurmalin , dan oordeelen wy een byzondere kragt in deeze Steen, door de Warmte opge wekt , hier van de oirzaak te zyn. In dit al« les heeft Beweeging plaats, zonder Leven. s, Uit de Waarneemingen van den Heer 2 NEEDHAM , met die van den Heer vu 2, Burron vergeleeken , blykt, dat Zelf- » ftandighedeh van eene Dierlyke en. Planc= ', aartige natuur , in kookend Water Zaad 3, pen en in Bottels gedaan , welken men ’er 9) geheel vol mede maakt , dan zo digt toe- 3» gekurkt , dat ’er geen de minfte. Lugt in 9, kan komen , en zelfs eenigen tyd in heete s, Afch gehouden , op dat, indien ‘er eenige 5, Eytjes van Infekten ín waren , dezelven vol- “ss ftreke mogten vernield zyn: het blykt, zeg ss ik, uit de Proefneemingen van deeze Hee- s, ren , dat zulke Zelfftandigheden, niettegen- 9» flaande de gedagte voorzorgen „ Mikros- » koopifche Diertjes van werfcheide Soorten, en 3) Me» k: DE WARDIERT JES. 207 „ en zulks fchielyker of langzaamer voort-, VI. ‚…, brengen ‚ naar den hooger of laager trap ÄFDEEL, LXXXV. ‚‚ van- Werheffing in deeze Zelfftandigheden noorp- _„ Hier uit befluiten zy, dat ’er een: weezent- sTur. „, Iyk voortbrengend Vermogen in de Natuur Zfsfie- „is, waar door deeze Diertjes worden ge-" "7" ss tormeerd.” | Dus ziet men, dan, deeze Deeltjes voort- gebragt in eene Plaats , en in Omftandighe. den, die geen de minfte gelegenheid verfchaf. ‚fen tot een Dierlyk Leven’, ons bekend. Bran- dende Hitte en gebrek van Lugt, fchynt daar mede volkomen tegenftrydig. Ik zal de Procfnee- mingen van den Heer Epwarp WRIGHT; daar omtrent in de Zomer van ’t jaar 1752 in ’t werk gefteld, van wien ik ook het voors gaande ontleend heb (*), hier bybrengen. „, Schoon het grootfte deel der Dierlyke Proefnce. > Zelfftandigheden , waar op ik myne Proe- rens WRIGHTe ‚ss ven nam , behandeld zynde op de voorgee „ melde manier , fchielyker of langzaamer „> een groote menigte van Mikroskoopifche 9 Diertjes uitleverde ; de meefte Plantaartige „ Zelfftandigheden niettemin , ’t zy wegens 9, de koude van ’t Saizoen , ’t welk deezen s, Jaare by ons niet gunftig was, of wegens „> eenigen .misflag in % klaar maaken der In- » fufie, ftelden my geheel te leur, en on= der- (+) Pfhilos. Tranfalt, Vor, XLIKs Part, ze for 1756, pag, 55e Te DEEL, XVII, STUKa kod vl, ArFDEEL LXXXV, Hoorp= STUER: Tnfufien Diertjes, Infufie= Dierties van Pisíe- bedden. Plaat CXLILle Fig, des 208 BESCHRYVING VAN » dergingen eene Gisting , zonder eenig het » Allerminfte blyk van iets , dat met Leven 9) was begaafd, te vertoonen. | ‚„ Door gebrek van tyd waren myne Proef- »‚ neemingen zo talryk niet, noch zo wel aans ‚> gelegd, als ik zou hebben mogen wenfchen. » Ook heb ik den uitfla® van geenen aange- „„'tekend dan van twee, door my in ’t werk » gefteld. op de: Pisfebedden en Spaanfche ‚‚ Vliegen, Zelfftandigneden die van veel gee 5, bruik in de Geneeskunde zyn „ ’ welk de ‚ Waarneemingen op dezelven van te meer » belang maakt. » Den tr Mey , ’s voormiddags te elf Uu- »» Ten, zette ik een infufie van gedroogde Pis- „ febedden (Müllepedes), gelyk men gemeen „, Ìyk in onze Apotbeekers Winkelen nahoudt, ‚ Ík deed ze ongeftooten in een klein Flefch- » je, dat ik ’er half vol mede maakte: toen „ goot ik ’er zo veel kookend Water op , dat „, het met Hals en al gevuld was4 {topte het », met een wel gekaauwde Kurk, en ftak het ‚> in een Broekzak, waar het in een gemaa- tigde Warmte bleef. Ik hield het daar in tot tien Uuren ’s avonds, wanneer ik een s, Druppel der Infufie onderzogt met het „ fterkst Vergrootende Glas van een zeer goed Mikroskoop , door Monfr. CLARKE van „ Edenburg gemaakt. Ik vond het krielen 2» van langwerpige , platagtig dunne , door- ss fchynende Diertjes , die nagenoeg van eene » zelfde „DE WaRrDEERTjES aôg gy zelfde breedte. over de gehele langte van, VE ‚hun Lighaam waren , en zonder eenige, a » vertooning van een Staart: (zie Pl, CXLIII. Hoorn. ‚Fig. 4» A.) zynde allen baarblykelyk van STUK ‚een zelfde Soort , doch nier allen van de on „> zelfde langte en breedte. Zy waren uiter« », maate vlug, en ‚naar ’t my duidelyk voors >> kwam , willekeurig in hunne beweegingen, »s welken zy in alle Koerfen volbragten;, op 3» eene golvende Wormagtige manier. ss De fpoedige verfchyning waarneemende »> van deeze Diertjes , wenfchte ik te weeten , s, in hoe kort een tyd zy voortgebragt mogten z» worden. Ten dien einde maakte ik, den 3 _»» Mey, andermaal even zodanig een Infulie „ » die ik in myn Broekzak als te vooren ftak , en „‚ een Uur daarna een Druppeltje daar van voor »s 't Mikroskoop bragt , nog Melkwarm zyn- 5, de. „Toen nam ik zeer weinigen van deeze os Lighaampjes “waar , die zig zeer vlug bee ») woogen door het Vogt. Een Uur daarna ») vertoonden zig meer van dezelven , en, »» voor ‚het verloop van drie Uuren, bevond ‚nik dat de Infufie een- menigte van dezelven 5 bevatte. Zy bleeven een Uur of twee daars ‚9 Na in getal. coeneemen „ als wanneer de In- 3, fufie ’er. zo veel fcheen voorrgebragt te. ») hebben , als zy kon, » Den 3 Juny maakteik, op evende zelfde vat » Manier , eene Infufie van ongeftooten Spaan- than 2, fche Vliegen, en, in omtrent de zelfde tyd, ‚ bee Je DEEL, XVIII, STUKe ed ai ei are BERESCHRYVING VAN VI; s bevond ik dezelve geheel te krielen van het xs zelfde flag van Diertjes , als ’er in de Infu- Hoorp: 3, fié van Pisfebedden waren. STUK ,; Deeze Lighaampjes , welke zig in ’t eerst rr » grooter dan die in Semine Masculino vertoon- | 4; den , werden zeer fchielyk in kleinere ver- 5 deeld , (om volgens den Leertrant van de „‚ Heeren NEEDHAM en BUFFON te fpree- ss kem,) of , (zo anderen mooglyk liever zig „, zouden willen uitdrukken ,) door kleinere, z» en deeze wederom door anderen, die nog »‚ kleiner waren , opgevolgd. Dit gig zo > voort, tot dat, na verloop van weige Dae $» gen, het fterkst vergrootende Glas van ihyn ‚‚ Mikroskoop niets gage voor ’ Gezigt 5 kon brengen. 3; Deeze beide Zelfftandigheden „ in overe “4 gehaalde Wyngeest of andere Geeftige ‚ Vogten geïnfundeerd „, vertdonden geene os van deeze Lighaamen , en eenige weinige 55 ger vân zulke Vogten; of van eene ‚ Solutie van vaste of vlugge Alkalyne Zou- ss ten , in dergelyke Infufiën gedaan zynde, > werden deeze aande oogenblikkelyk- ver- ss nield, , Ik zal geen tyd verfpillen. met te dier. » zoeken, of deeze Diertjes voortgebragt „‚ worden door decompofitio der Zelfftändighe- ey den, in welken wy ze waarneemen$ als die „ «> volgens DE BurronN, een menigte van s leevende Werktuiglyke deeltjes bevatten; rf DE WARDIERTJES. 211 55 of, volgens NEEDHAM,; door éen Groei-, VL „‚ zaam Vermogen in ieder Mikroskoopifche Arnar 2 Stip, in ftaat tot Vorming van fam@nvoe- Hoorne „, Zingen van den tweeden räng , Mikroskoo- dak, ‚ pifche Planten, Plantdieren of Diertjes , Did „‚ naar den grooteren of kleineren trap van ‘ Verheffing , welken dergelyke Zelfftandige 2, heden bereikt hadden. Dan of zy voort- 3 komen uit Eijertjes, te vooren in die Stofe „> fen geweest zynde, en bekwaam om een „, grooten trap van Hitte uit te ftaan, zons „der vernield te worden; welker Vrugtbe. 9 Zinzels fchielyker of langzaamer ontwik- ‘ keld werden, naar de bekwaamheid van het 3, Nest ; gelyk het Gevoelen is van den ge- „ leerden en vernuftigen Doktor PARsoNs, sin zyn Verhandeling over de overeenkomst $, tusfchen de Voortteeling der Dieren en ss Plantgewasfen. s Aangezien men , door het beflisfen van ‚‚ deeze verfchillende Gevoelens te onderneee ;‚ men, een groot Vertoog zou kunnen fchry= s ven, Zonder misfchien de Zaak te door- > gronden; zal ik hier alleenlyk aanmerken „ „dat, welk van deeze Gevoelens wy ook „ otitielzen „ dit ten minfte ontwyfelbaar fchynt te zyn; dat de vroeger of laater „> verfchyning van de Mikroskoopifche Dierte „s jes altoos afhangt van den trap der vorde- ‚s ting ùdar de Verrotting, in zodanige Zelf. „ ftandigheden , als dezelven voortbrengen. SE | _« Dit EL DEEL, XVIII, STUK, / er BESCHRYVING vaN VI. AFDEEL. LXXXVe HoorD= STUK. Zfufien Dierzjes, „> Dit is ’c geval niet alleen met deeze Diert- s»» jes, maar ook met de Maden in Vleefch, „welken de geheele Wereld weet, uit de ‚> Eytjes van Vliegen voort te komen. a „ De twee Zelfftandigheden , Pisfebedden » en Spaanfche Vliegen , op welken de ge- »> dagte Proefneemingen in ’t werk gefteld — ss-waren , zyn aanmerkelyk geneigd tot Ver- „‚ rotting , en derzelver Infufiën Keeken’ in 2» een korte tyd afgryzelyk.. _ Bevergeil (Castoreum) , hoewel een Dier. 2 lyke zelfftandigheid „en ‘oogfchynlyk-zeer „ verheven , op de zelfde manier béhandeld » zynde. als de bovengemelden , bragt „ „> fchoon men het dagelyks met het. Mikros- ‚‚ koop bekeek, en de Infufie verfcheide 5» Maanden bewaarde, geene Diertfes te voors „‚ fchyn , ja fcheen- geene de minfte verande. “9 ring te ondergaan. Hier door werdt bevese sstigd , het gene de verftandige Doktor Prin= „; GLE waargenomen heeft ;- dat , naamelyk , 4 hetzelve een Middel tegen *t bederf (Anzi- „. fepticum) is. Zulks ftrekt ook.tot bekrag- „> tiging van de Aanmerking „ “door. my hier s-voor gemaakt, dat de verfchyning van zo= ss danige Diertjes eene neiging tot. Verrotting aandaidte Hierom. ben ik van. Gevoelen „ „dat zulke Waarneemingen. met het Mikros- s‚ koop, zorgvuldig en naauwkeurig in’ werk „ gefteld ‚ met nuctigheid zouden kunnen ge- 15 bride worden in het onderzoek der Qualita- 2 bes „De WARDIËERTJES 213 5» fes Septice &? Antifepticea van Dierlyke en. VI ‚‚ Plantaartige Zelfftandigheden : aangezien op Anheers ‚ deeze manier de eerfte beweeging van de Hoor- ss … Verrotting te ontdekken is „ eer zig dezelveSTUx. ‚ Anderszins openbaart. gon ss Dewyl iedereen zou wenfchen ; indien Beb ss doenlyk ware , zyne Studiën en Waarnee- 9 ingen, (hoe Philofoophifch, of anders tot s vermaak ingerigt „dezelven ook mogen zyn ‚) ss in zeker opzigt ten beste van het Meních» > dom te doen. dienen ;,zo fchynt hier een s» nieuw en vrugtbaar Veld van onderzoek s, geopend te zyn voor de genen, die vermaak » hebben in Miükroskoopifche nafpooringen. ss. Ten befluite , moet ik hier nog eenige 2, Aanmerkingen byvoegen , poopens de Ver- s‚ heffing, waar van hier voor gefproken is, » > Alle Verheffing (Exaltatio) fchynt zeke. 5» Te modificatie te zyn van de Zouten en ss Oliën der Lighaamen : een bekwaame trap »» derzelve begunftigt de Groeijing der Plan- ten, en onderfteunt het Dierlyk Leven: een „> Srooter trap, welke ik de Rottige Verhef= ss fing wil noemen, en naar’ welke alle ge- 9, werktuigde Lighaamen min of meer neigen, ») Ontbindt den famenhang derzelven „ en be. ss gunftigt de voortbrenging: van Mikroskoo- s» pifche Diertjes „ of de ontwikkeling „der s» Eytjes , waar uit zy mogen gekipt wore s> den. Een nog hooger trap van Verheffing ip” ftremt deezen- voortgang’, Zo. wel als“ de O 3 ‚> Groci- L Daz, XVIJL, STUKs 2m BESCHRYVING vAN VI 3 Groeijing der Planten, en in zekere Om- d >, ftandigheden zelfs het Dierlyk Leven; ge- XXV. Hoorpe 1 lyk plaats heeft in alle fcherpe Scheidkon- STUK. {tige toebereidingen , enz. ’t zy dezelven Toffee „ tot het Ryk der Planten of der. Dieren Diert jes. EL „ behooren”. proefnee. De Wadud van gedagte Heeren, ee BurroN en NEEDHAM , meest inge Dierlyke rigt zynde , om de Eigenfchappen der zo be: Stolen, _rugte Diertjes in het Mannelyk Zaad te ver- klaaren , zo hebben zy daar in een dergely- ken trap van Exaltatio , als: dit Zaadvogt tot Verrotting doet neigen , onderfteld , en het is blykbaar, dat. ‘er die in plaats heeft : doch hoe komen dan dergelyke Diertjes ook in de Infufiën van Plantgewasfen? Hoe kunnen zy zulk eenen trap van Hitte; als hier gebruikt is , wederftaan 2 Ik befloot deeze Proefnee- mingen na te doen , eù verfcheide Dierlyke Stoffen by der hand hebbende , nam ik daar van vierderley, te weeten; ka Gedroogde ‘Pisfebedden. „9, Eenige brokken van reeds meer dan tien … _Jaaren door my bewaarde Haften. 3. Eenig Gruis en brokjes van een gebra- ken Zee- Appel. | —ée Dergelyk: Gruis van Korne ‚ ook veele: gareno oud. Ik deed dar van Cen aanmerkelyke veel- N ‚heid , De WARDIERTJES 215. heid, ieder in ’t byzonder, in vier Ons-Glaas: „Vh, ‘jes, en goot dezelven , den zo December RN : 1772, 's morgens, ten boorde vol met ge- Hoorp- kookt en kookend heet Regen. Water , ko» “TPE mende direkt van ’ Vuur, Ik ftak deeze BS Flefchjes wel niet, gelyk de Heer Wuicar , pn in myn Broekzak , maar, na dat ik die op t oogenblik wel digt gekurkt had , zette ik ze in een Kasje op de zyde van myn Engele fchen Schoorfteen , in welke gevuurd werdt, en dus bleeven zy in dergelyke gemaatigde Warmte. Des avonds om zes Uuren , wanneer zy nog warm waren, onderzogt ik de Infue fiën, en bevondt de Vertooning, in drie der. zelven , volmaakt met die in ’t voorgemelde Hooywater , waar van ik nog by my had ftaan „ overeenkomftig. Een Druppeltje van het Hooywater bekeek ik eerst, om te beter van de anderen te kunnen oordeelen , en toen een Druppeltje genomen hebbende van de Ins ‚_fufie der Korallynen, ftond ik verbaasd, juise even het zelfde Verfchynzel te zien 3 des ik dagt, of ik my ook vergist had In de Infue fiën der drie laatstgemelde Stoffen, niettemin, was de Vertooning eveneens; uitgenomen , dat in die van Zee- Appel - gruis de beweegen- de Deeltjes een weinig grooter fcheenen: maar dt Gruis {tonk Ee door de Vogtig- heid, reeds een weinig, voor dat ik hee in ’% Flefchje deed. De Stank der infufiën was piet van belang. In die van Pisfebedden open- | O4 baars 1 DEEL. XVIII STUKe | gi6 DEseurRYyYvVING vAN VL baarde zig niets. Ik dagt derhalve , dat des Pee zelve nog geene genoegzaame brosjing ondere Hoorp- Z&an had, en derhalve liet ik alle de Flefchjes STUK. op de gezegde plaatsftaan, tot den 14 Decem= RG ie ber, ’s avonds, als wanneer zy allen geweldig ftonken , doch toen openbaarde zig niets, zelfs niet in die der Pisfebedden. werklaa, Ik wil, door deezen uitflag van myne inh droetacemine ‚ dien van den gezegden En- zel, ° _ gelfchman niet wraaken. Ik befluit ’er alleen uit, dat de gedagte beweegende Deeltjes zig gereedst in de Infufiën van Dierlyke Stoffen, die vergruisd zyn , openbaaren. En, om eenige reden te geeven van dit Verfchynzels zo laat ons agt geeven op de famenftellende Deelen der Lighaamen. De Planten, zo wel als de Dieren , beftaan uit een groote veelheid van Water , een kleine veelheid van Aarde , meer of min Oliën en Zouten, die in trap van hoeveelheid, zagt of fcherpheid , oneindig ver- fchillen , en het onderfcheidend Kenmerk der Smaaken veelal uitmaaken. De Geeftige Stof. fen, in fommigen blykbaarlyk vervat , vervlies gen te fchielyk , om in dit Geval griene te verdienen. Als een leevend Dier of Plant zig in ’ Was ter bevindt , zo onderhoudt het Zeven de fa- menftelling der Deelen. Of dit in alle Schepze« len, op gelyke manier als in de Visfchen, ge- fchiede 3 dat , naamelyk , de Enden der uit= waafemende Vaatjes met zekere Schubbetjes 5e | DE WARDIERTJES. 217 „gedekt zyn ‚wier kragt door ’t fterven vers. VL. dwynt: dan of ’er iets dergelyks plaats heeft „ner als in de Knoppen der Boomen, die door een Hoorp- Olieagtige of Harstagtige Stoffe voor het in- STUK. dringen van Vogt of tegen de Koude befchut oan ien worden, durf ik niet bepaalen. Misfchien ge je beurt het één zo wel als ’t andere. Wy zien ten minfte , dat een leevend Lighaam, ’t zy Dier of Plant , door de Dood de Veerkragt van zyne Deelen verliest, flap wordt, en mogen onderftellen , dat even ’t zelfde plaats heeft in de kleinfte. Vezelen en Vaartjes, die derhalve voor het indringen der wielsmatmabans bloot ftaan. Het gemis van deeze Veerkragt ie Vaten ontheft de Vogten van ’t bedwang , waar in zy zig bevonden , en doet dezelven fchiften. Wy zien dit, honderd maalen, in Bloed, dat uit een Ader gelaten is: wy zien het in de uit _ geperfte Sappen der Planten , die zeer fchielyk bederven. Het zelfde gebeurt in een Plant of Dier, gedeeltelyk of geheel in ’t Water gelegd zynde; doch minder fchielyk: dewyl het Wa- ter de. onmiddelyke edn van de open Lugt belet. Na deeze Ontbinding, nu ‚ moet zaden Ele-= ment , waar uit het Lighaam beftaat , zynen aart volgen. 1. De Waterdeeltjes vermengen zig met het Water , daar het Lighaam in ge= legd is. 2,-De Aarddeeltjes zakken naar den Grond, zo dra zy door eenige beweeging van ®, 5 r el- TL. Deer, XVIIIe STUKe VI, Aroer, LXXXV, 218 BESCHRIYVING VAN ‘eis afgefcheiden zyn, 3. De Zoutdeel zjes fmelten in ’ Water, en zyn dus onzigt- Hoosp- baar. 4. De Olie-deeltjes, alleen , kunnende STUK. pit. op zig zelf zig niet mengen met het Water, dryven daar in , als zigtbaare Bolletjes , en worden door de Warmte in beweeging ge- bragt: doch deeze Warmte maakt. tevens de Zouten fcherp5 zy baart Leogagtige Zouten, die de Oliedeeltjes aantasten en tot een Zeep _ zig met dezelven mengen „ waar door die in Water fmelten ‚ en dus ook onzigtbaar wore den. Hierom vertoont zig in zodanige Infu= __fiën, die te lang geftaan hebben, en dus te rottig geworden zyn , niets ter wereld. Eine delyk maaken die Zoutdeeltjes de Oliedeel= tjes vlug, en vliegen daar mede weg; waar door de Stank en tevens ook. de bewegende Deeltjes geheel verdwynen. | Maar , het is ligt te begrypen, dat in alice het zelfde niet gebeurt. Gelyk de Plantaare tige en Dierlyke Stoffen in- Smaak en Reuk oneindig verfchillen , zo moeten derzelver Deeltjes ook: grootelyks verfchiilende zyn. In de Planten is de overgang tot Verrotting langzaamer , en daarom kan men de gezegde beweegende Deeltjes ook gereeder en langer daar in waarneemen. Is het niet te geloo- ven , dat zy het zyn, die de zelfftandigheid uitmaaken van de Schimmel , welke eerst als een Vlies op bedervende Vrugten , Bladen, op Conferven ;, Confituuren , op afgekookte Sy- DE WARDIERTJES. 219 Syroopén en zelfs op Infufiën groeit : dan A VI vervolgens opfchietende Plantjes maakt , die geer jg uit hunne Bolletjes een byna onzigtbaar Stof Hoorp. uieftorten ? Dic is al van ouds in de Mucor “TUE: waargenomen. De Heer Mrcmerrusftelt, „ifm onder den naam van Mucilago , een ander Gee wasje voor , °t welk als Slym aan de Stammen der Boomen, op de Mesthoopen, en:op half verrotte Bladeren , in verfchillende geftalten voortkomt; beftaande „ wanneer het gedroogd is, *t eenemaal uit zeer kleine Zaadjes , met „Draadjes aan elkander gehegt , die dan in de Lugt verftuiven; even als de Bovist, in haare menigvuldige Soorten , haare zelfftandigheid als Stof uitfchiet, en het Plantje , van dergee lyke natuur „ door hem Carpobolus genaamd ; zyn Vrugtje, als een Bombe uit een Mortier , met een ongelooflyk geweld uitwerpt (*). Zouden niet, deeze en dergelyke werkingen, van de enkele Veerkragt afhangende , ook de gedagte beweegingen der zogenaamde Infu- fie- Diertjes kunnen veroirzaaken ? De Heer ve Burron merkt deeze Ey- Denkbeeld ronde of Ovaale Lighaampjes, als leevendige Aen Werktuigbyke Deelen * van het Voedzel aan (+). * Parzies * Hy ftelt dat uit dezelven bezielde Lighaamp-= kg jes voortkomen, die bekwaam zyn, om ande. aes ed hanen | re (*) Nova Plantarum Genera per MICHELIUM, Flor, 3729. Pag. 22Ie Tab, tor, (1) Zie her L STum deezer Natasriyke Hiftorie, bladz, 290 EnZo Te DEELe XVIIe STUK, ao BESCHuRrRvyYVING vAn Ea re Dieren voort te brengen. Hy wil dat zy sxxxv, het Lighaam voeden , en, by overtolligheid Hoorp- van Voedzel, daar in verfcheiderley Wormen STUK. voortbrengen zouden ; die -doch meestal ver- piket gezeld gaan met een gebrek van Voeding. Op even de zelfde manier zou die Werkzaame leeven- de Stoffe door dergelyken overvloed van Voed= zel , in de Volwasfenheid „de Voortteeling _ veroirzaaken. Dus worden geheel verfchillen= de uitwerkingen van eene zelfde oirzaak zn leid. Denkbeeld De Heer NEEDHAM gen gedagten Heer van NEED» HAM. Wel toe , dat de zogenaamde Diertjes in ’t “ Spontas Mannelyke Zaad van eigenwillige beweeging * re ontbloot zyn , doch hy twyfelt niet ; of de- zelve heeft plaats in fommige Infufie- Diert- jes. In het Aftrekzel van Koorn of Graan hadt zyn Ed. een Mikroskoopifch. Plantje “waarge= nomen, waar uit Diertjes voortkwamen, wel- ke niet alleen zig ophielden of voortgingen naar believen, vermydende elkander zo wel als ’c gene hun in de weg was, maar van welken de Jaatften ook veel werk deeden om uit hun Nest, dat eene Kegelagtige figuur. hadt , te komene * Schynt dat zyn Ed, onderftelt , dat altoos eerst in de Infufiën iets Vezelagtigk si welk Plantaartig is, uit de Lymigheid der; Vogten ontftaat , ’t welk verder de Diertjes uitgeeft. Dus fpreekt hy , naamelyk, daar van (*). … In (*) Nouvell, Obferu, Microscopiguts, Paris 1750, pag. 505e âp SDE WARDIERTJES zr „ In’ algemeen gaan alle deeze zelf{tandig- VL ‚ heden, ’t zy van Dieren of Planten, tot eene geren sb " Veerkragtige Lilagtige Stoffe over , welke Hoorns „‚flegts-een hoop Vezelen uitmaakt; Wash in STUKe »: „s fommigen is de Groeijing zo fterk en de Fer "a „> Takmaakingen zyn zo duidelyk , dat men »» Gewerktuigde Wezens * ziet voortkomen * Erres, uitde Enden wan deeze Takken, even als 075472 9, Zaaden uit hunne Huisjes. . Dit Verfchyn- „> zel is in anderen niet zo kenbaar, In dee z zelven fchynt de gantfche Lilagtige Klomp „ zig op den zelfden tyd uit te zetten, dienen= „ de als tot-een Lyfmoeder „ daar de Diertjes „‚ aan alle zyden uitgaan. Dit is zo waar, en, ss onder andere redenen „welke men van deeze ‚» Verfcheidenheid zou kunnen geeven, is het 9 verfchil van Lymerigheid in eenige Stoffen » zo groot, dat fommigen. van deeze Diert= ss jes» gelyk die van ’t Mannelyke Zaad , „;’Staarten fchynen te hebben even als de Done »j derpaddetjes , welken zy , geduurende eeni- gen tyd, agter zig fleepen : anderen hou > den , in verfcheide foorten, van Infufiën, „smet korte Vezels aan de Klomp, en hebben „eene drillende beweeging f,» die taamelyk + arwen. z, lang duurt „eer zy zig geheel daar van zer d'Os cillasigg ;‚ontflaan kunnen : anderen ,-eindelyk „komen » geheel vry en vrank, zonder eenig belet- 2 zel, tevoorfchyns” De Waarneemingen , welken de leek NEED- waarnee. HAM met den Heer pe Burron op ’t Man-:} Zen 8 * flE« VOET, E, DEEL, XVIII, STUK, gee BESCHRYVING vAN VI. nelyk Zaadvogt deedt , ontdekte hem, dat de j perpker zogenaamde Diertjes, daar in vervat, volko- “Hoorp- mén met die vàn de Infufiën der Plargèdab- STUK. fen overeenkomftig waren. By ftelt de Verz Pt tooning door ’t Mikroskoop voor, als by Plaat cxLiis. Hier verfchynen , in ’ Veld van ’c Mikrose Bs 4» koop, verfcheide Takkige Vezelen , die, Dier- tjes uitgeeven ‚ welke dus naar Besfen met Steeltjes gelyken. Een deezer Vezelen is overlangs verdeeld , en mâakt als twee Boo- gén ; onder en boven famengevoegd , welke een langen poos , door Onophoudelyke Dril- lingen, naderden dan en afweeken van de gee ftipte Lyn, die in ’t midden daar tusfchen ges trokken is, tot dat zy eiridelyk in Bolletjes Ontbónden werden. Daar nevens ziet men zodanig een Diertje , met een zeer lange Staart , welks Lighaam uit drie Bolletjes fchyat | fämengefteld te zyn: eene byzonderheid, wel» ke LEEUWENHOEK Opgegeven heeft als een ofderfcheidend Kenmerk vaneen: byzon. wan. dere Soort van Záaddiertjes *; daar het doch __ maux ET sen Toeval is, hun allen gemeen, Spermaria Hdar een Toeval is, EN ges — meer Zy ku Lighaam uitrekkén, om zig los fe máaken' vân de aanhechting, welke door de lange Vezelen, die zy agter tig fleepen, hun geboeid hielde, | waarnee- … Deeze Groeijende Kragt; gelyk nd Ed. de: Berger zelve nóenmt. ; kwam hem Bordje ech rad wan wide $ Letter DB, in Fig. 44 op onze CXLIII. Plaat. K DE WARDIERTJES, 22} der voor, in de Plantaartige Infafiën. Ge- Vs Árbért, ftampt Koorn , eenige Dagen, (tien, vyftien vans óf twintig; naar ’t Saizoen,) in Waâter Be-Hoorss {taan hebbende ‚ nam hy daar in een menigteSTuEe - ván Vezelen waar , die uit eeù Klomp voort- tee: Kwamen , zyhde altemaal Dierplanten , uît- gwellende door eene kragt, welke gehuisvest wäs in ieder Vezel, Zy bevonden zig in ver: fchillende ftaat ; alzo fommigen naar Halskete tingen van Paarlen geleeken, anderen dan het end een Knop hadden, gelyk de Lifchdodden; of gelyk de Kop van een Dyebeen. In afge« fcheiden brokjes van deeze Vezelen nam hy eene Wormswyze beweeging waar, ’t welk ‚hem tot verzekering trekte, dat deeze Veze- len weezentlyk Dierplanten waren. Volgens zyn denkbeeld zyn die witte Vezelen van de Verzengde Tarw , welken Aaltjes uitleveren ; van eene zelfde natuur $ zo wel als de zelf- _ ftandigheid „ welke door de Bolletjes van het Stuifmeel der Bloemen , als dezelven bar- ften » uitgeworpên wordt. Indetdaad , ’% is zeker, dat in beiden de Vogtigheid haáren rol $peelt : hoewel veel fchielyker- in deeze dan in genen. Niets gelykt, zegt hy, meer naar de gedagte Vezelen dan de Schimmeldraadjes , die enkel uit eene Groeijing van Dierlyke of “ Plantaartige Stoffen ontftaan ; doch, door de Lugt belet, zig niet verheffen tot eenen Dierlyken aart, ) Lee Je DEEE: XVIII, STUK; | 224 BESCHRYVING vAn. „VL Zeker denkbeeld , om deeze Dierplenten-te seas; kunnen befchouwen zonder derzelver Groeis Hoorp- Jing te ftooren , deedt den Heer NEEDHAM STUK. een nieuw, Verfchynzel ontdekken, Hy nam Mikros- Tarw- of Gerstkoorntjes, en ftak dezelven in koopifch 8 ke 5 Eylandje, Gaatjes, die ineen dun fchyfje Kurk gemaakt Cxhrer waren, laatende dezelven dus op ’t Water Fig.4, dryven. «Het Spruitje was. naar boven ge- 21° keerd , of met de punt- van een Pennemes zorgvuldig weg genomen , om dezelven het uitfchieten op de gewoone manier te belet- ten. Het Glas in de Zonnefchyn gezet zynde, gaven deeze Graanen nederwaards Takfchietin= gen als Koraalboompjes uit „en ; dit onder -end met de. Worteltjes affnydende, bragt hy hets zelve in Water onder ’t Mikroskoop. Dus fpreiden.de Worteltjes zig uit, en vormden als een Mikroskoopifch Eilandje, alhier by Letter C, in Fig. 4 ‚vertoond: hetwelke dergelyke Knodsagtige en geknopte Vezelen uitgaf , als boven van gefproken ís. Onder dezelven kwamen ’er voor met Kegelagtige Knoppen ; die een menigte van kleine Deeltjes uitgaven, De zodanigen worden Mikroskoopifche Plants ‚ xzie Ìes van hem genoemd *, hoedanig een by Let- bladz, zzo,ter D, door fterke Vergrooting , afgebeeld is, ___zo als het zyne Deéltjes uitwierp , in welken hy eene eigenwillige, beweeging, als gezegd is, hadt waargenomen. verholen. Ík zal befluiten met de Aanmerking van bere LINNWUs, dat ’er nog veele keevende Deel — | | tjes „4 De WARDIERTJE S. 223 zjes * verholen zyn „ die misfchien tot dit: VL Geflagt behooren, maar wier Ontdekking voor LXXXV. de Nakomelingen moet overbheven: Zyn Ed. Hoorp- zel: dus op À | STUK, Tafufsén Diertzes. ë. De hefimetting der Uitflaande Koortfen? » nrpsnis B, De oirzaak der Verheffende Koortfen 2 vive y. Het vogtige Venyn der Venus-Ziekte? ò, De Zaad- Wormpjes van Leeuwenhoók ? es. De Web, die in de Bloeimaand in de Lugt hangt? & Het bederf der Gisting en Verrotting, Munch ? maar, Zegt hys Ik zag al het Werk Godes: dat de Mens fche niet en kan uitvinden het Werk dat onder de Zonne gefchiede: om ’*t welke een Menfche arbeidt om te zoeken, maar hy en zal ’ niet uitvinden: ja indien ook een Wyze zeide, dat hy’t zoude weten, zoo en zal hy ’t doch niet konnen uitvine den. Eecues. 8. Vers. 17. Ee | Wy Er DEEL; XVIII, STURe 6 4 B E's L Ut Tr: Wy zien zyner Werken het minfte deel: veel grooter zyn ons nog verborgen. In SYRACH. 43. Vers. 36, | EREEE EEKEREN LEE EEN Wat in de Lucht op d’ Aard in ’t Water leeft, % Wacht all’ op God, die elk zyn Spyze geeft. * Wacht all’ op God, die alles kan belioeden , ls zyne gunst alt Schepz’len Heir wil voeden , En Liefderyk aan hunnen nooddruft denkt , Vergadren zy den Voorraad dien hy fehenkt, En worden door. Gods goedheid mild bejegend , Elk op zyn zyd in overvloed gezegend. Verbergt 8’, O God! Uw glansryk Aangezigt Dan fiddren zy, op 't misfen van dat Licht: Dat troostryk Licht, waar door zy °t Licht ver- _ Werven, Neemt Uwe hand hunn” Adem weg zy flerven; Zy worden. Stof , gelyk zy zyn geweest. | Bezielt Gy hen door ’t zenden van Up Geest; Dan wordt op nieuw het Leven hen befchooren; Dan wordt all’ Aard met nieuwen Glans herboren. De heerlykheid der hoogfte Majesteit, Zy hoog geroemd en duur’ in eeuwigheid ! Pf. TO4e vs. 27=3t. SSEGOLOCSELELIELEEEEE EINDE van ’T EERSTE DEEL DER “NATUURLYKE HISTORIE. “ BL A De BLAD WYZER pn DER | ZEE-GEWASSEN EN PLANTDIEREN: AN Es » Voor de Getallen geplaatst, wyst r heb Zeventiende en { dit Agttiende Stuk van het 1, Date der Natuurlyke Hiftorie, aan, A. CELLEPOREN. 4.205 Ä Cypres - Korallyn. 1.537, ard. Kotaalmos. 75185 _ De | Adder - Korallyn. r. 598 | Dekzel- Diertje. _J. 29 _ ArCYONIëN. 1.369 f Denneboom-Korallyn, 7. 534 Asbest - Alcyonie, 1.395 | DiERPLANTENe r. 21 Azyn- Aaltjes. J.195 | Diertjes in Vogtene Je203 | Adda Dad. Spons, 1.459 BAsTERDePOLYPEN. — f. zr { Doekfpons. 1,429 Beker - Spons. 1.435 | DouLE WORMEN. fe 189 Berberisfen.Diertje, Je 24 | Dons-Korallyn. 1,502 Beroë, Je177 | Doodemans Hand of BLAas-KoRALLYNEN, #%,523} Toonen. s. 300 Blaas- Polypuse f. 104 | Doolhoffteen. 1.123 Blaauw Koraal. r.182 | Dopjes- Koraal, ‘ #.160 Blad - Spons. 1,436 j Draad- Korallyn, 7.565 Bleeke Polypus: f.ro2 | Druif - Korallyn, r.56a Bloedkoraal. r.258} Dryffteen, Te 124 _ Bloeindraagende Spons. 7,394 e Bloemkool. — __#.129,160 t Edel Koraal. r,258 Bloem - Koraal. fr, 17r | Eper KORAALEN, 1,234 Bokken-Hoorn Korallyner.596 } Eenbloemig Korallyn, #.557 Borftel « Korallyn, 7,571 | Eenzaame Lintworm. f.158 Brandkoorn. Je2or | Eijer -Dier. L. 34 Breede Lintworm. J. 167 \ Elands- Koraal, . 1.177 Brood-Sponss, fr. 451 | Endivie - Koraal, T. 16% C. TI 5 Ceder - Korallyn. 4,577 | Fluit - Korallyn, #.550 CEL-KorALLYNENe #,579 } Fluit- Diertje. L113 Ea 6. BLAD WYZER | Ge Keursiyf - Korzllyn. rsr Gebondeld Pypkoraal, 'r. 102 | Kleef- Korallyn. r.S9E Geele Polypus. J. 65 | Klim-op Koraliyn. r. 556 ‘Gekettingd Pypkoraal. #. 99 | Klokdiertje. f- 27 Gember Koraal. 1.153 | Klokjes- Pypgewas, … 7.sor Gepluimde- Polypus. # 502 KLOOTDIERT JES. fe 177 Gezellige Polypen. J- 114 j Knokkel - Gewas. Tr. 152 Gothlandfch Pypkoraal, r. 99 f Knoop- Korallyn, 1.563 Graauw Koraal. 1, 358 | Kogeldiertje, J.18r Gxanaat- Appel « Bloefem Konings - Koraal, 1.234 Korallyn. 1.526 Koorn - Aair Koraal, 7.157 Groene Polypuse J. 46 | Koraalballen, r,203 H. KORAALEN. 7. 232 Haair- Korallyn. f, 531 | KORAALMOSSENe r. 504 Haairig Korstgewas ff. 478 | KorALLYNEN. r.520 Harde Spons. 1.445 \ KORSTGEWASSEN. 1.470 Haringgtaat » „Korallyn. 7.541 | Kransjes - Korallyn. r.555 Herfen - Steen. _r.122 | Kreeften Hoorntjes Ko- Herts- hoorns Koraal, 7.154 rallyn, r. 554 Hertshoorn- Spons. _ 7.461 Kruidnagel -Gewas. _#.1Sr Hey -Korallyn. 1.572 | Kruidnagel- Koraal, 7.164 Honden- Lintworm. __/. 170 | Kruidnagel - Steen. 1.143 Hondenfchaft. r,385 | Kruikdiertje, / 30 Hoorngewas. r, 326 | Kruim van Brood Spons, r. 453 HooRNGEWASSEN. ‚205 | Kruip- Korallyn, — 7.589 Hoornwier. , r, 471 | Kruipend Pypkoraal. r.1or Krul - Korallyn. 1.552 Incarnaat - - Polypuse r, 492 | Kuif= Korallyn, r.Ssr Infufie - Diertjes. e 203 L. Inkhoorn - Staart Korald Lang ge-armde Polypus, f. 59 Iyn. 1,538 Leder Koraal, f. 202 K, ite - Kol 1, 243 apfche Heefters 1.347 | Lely - Korallyni r. 525 ED eerden - Zaad __| Lichtgeevende Zee-Pen, f. 125 Wormets f. 161 } Lil-Korallyn, r 564 Kadix- Koraal, 1.163 | Lintkoraal, r.IOI Kalk”. Koraal. r. 203 | LINTWORMEN, ferst Kalkpooten. ___f. 380 t Lob - Koraal, rf. 2co Kam= Koraale 7, 351 | AE ‘fr. 195 Kannewasfer - Korallyn.”. 543 ' do ‚anon - arn 7. 444 El Maagde Kord . r.168 ante Koraal, r.197 | MADREPOREN. fr. 102 Mame PEW ZEK PyreKORAALEN 7. 3 „Mammetjes., 7.394 Manchet van Neptunus.7, 194 | Pyp- Spons. 437 Meereminne - Waaijer, f.357 | Pypfteen. Tr. 143 Meir - Spons. 1.463 \ Pyp- Wier. r.416 MILLEPOREN: 1 175 ze Miltkruide Korallyn, 7576 | Rader- Koraal. fr. 254 Moerbezie - Infekt, f- 18 |l Riemworm. —__f.1ó4 Mose Korallyn. 1.576 | Rivier Spons. fr. 463. | Ne ‚| Rood Koraal, 1.258 Neet- Korallyn. 1.562 \ Roode Zec= Pen, J. 133 Neptunus - Muts, r‚118 | Roozekleur Koraal, 7.170 Neriet- Korallyn. 7.537 | 5, Netkoraal, r. 193 | Schaalig Raderdiertje. f, 33 rs O. | Schlosfers- Alcyonie. 7,399 Olypbants-Öore _ +, 173 , Schryfpene Korallyn. #.574 OGoghaairtjes - Korallyn, r. 593 f Sikkel Korallyn, Tr. 546 Oogjes - Spons. - r,454 | Slakhoorn-Korallyn. #.539 Orgel - Koraal, r. go | Slangen - Korallyn. r-598 Orgelfteen. - fe 144 | Spint- Alcyonie. 1.397 Osfenhoorn- Korallyn, sr. 597 k Spongie. r.4j2a Oude mans Duimen. #.39o | Spons - Alcyonie. 1. 394. F, Spons - Koraal, fr. 200 Paardeftaart Koraller, 543.555 | Spons - Steen, 1,206 Paddeftoelen - Stof, J. 200 | SPONsEN of Sponsgewas» Paletipons. r.427 fen. 1,419 Palmbies. r.320,322 | Spriete Korallyn. 7.553 Papieren Kokertje. r.503 | Steen - Amaranth, r. 128 Paternoster- Korallyn, r, 5:16 | Steen- Anjelier. r. 16E Penfeel. Koraalmos, 7.517 | Steen= Korallyn. r.588 Penfeeltje. 1,503 | Steen - Slak, fr. 1IIQ Peperhuis - Dicrtje, J. 25 À Steen. Zwam, r. 530 Perkfteen- r.126 | Sterre- Diertje, Je 34 PLANTBIEREN. r,231.f. 1 | Sterrefteenen,. 1.137 Platte Zee - Boom, 1.352 | Stok - Spons, T, 460 Pluim. Korallyn, f.548 | Styfzel- Aaltjess- J. 194 Podding - Wiëte __£. 416 | Suiker - Koraal, 1. 176 POLYPEN. J- 36 | Switzers- Brock, 1. 160 Protheus. … J197 } Puimfteen - Koraal, r,209 | Tamarifch- Korallyn. 7.533 Purper- Korallyn. r.578 | Tarw- Wormpjes, J.202 Pyltjes van Cerâm, f. 146 | Tafch- Korallyn, r. 5ta P3 Tra- > Pypgewasfen, fr, 484 | Tepelfpons, 1. 454 BLAD W YZ E‚ Re Fralie - Koraal, T. 194 ‘Tralie- Spons, r.444 | “Trechter - Diertjee f.112 “_ Frechter - Koraal, f. 172 “Trechter - Spons, Te 432 Trompet « Diertje, Je 113 Trompet - Sponse fr. 439 Tros - Polypuse Js 7 “TrosePolypus Korallyn, fn. $57 Turffteen, rt Held G Varen - deni #.575 | Veder van de Zee- Paauw. f.148 Veder= Korallyn. Tr. 545 Vederbofch-Polypen. #. 502 Viltkruid. Korallyn, — #,560 Vleefch - Alcyonie. T. 398 Vogelkop Koralle fr 585 Waaijer - Spons. r, 430 Wafelfteen. fr, 132 WARDIERTJES. Je 193 Water - Koraal, 2,176 Waterzugt- Wormen, f, 107 Wier « Appel. f. 407 Winkel - Koraalinose % soe Winkel - Sponse Wit Koraal, fs 166 ahd Yvoor - Korallyn, 1.594 Zee - Amatanth. 1.128 Zee - Ananas. f-133 Zee- Anjelier. f. 161 Zee- Baard, - f,554 Zee = Bal. | 1,409 Zee- Bekertje, f. 498 Zee - Beurs, £.407 Zee - Bezem, £. 331 Zee- Bies. r, 322 Zee- Bloemkool, #,129,160 Zee: Blutstak, fr. 360 Zee - Boomen, 1.295 | | ZI | | Zee Cypres. f.317 Zee = Denneboom.r. 347, 534 Zee -Dol- Appel. r. 385 Zee - Draad, 1. 566 Zee- Eik. 1. 349 ZEE-GEWASSENe “8 Zee . Goudsbloeme T 162 Zee - Haair, 10532 Zee . Hand. 1,377 Zee- Handfchoen. __ 7e44E ZreK=HEESTERSe r. 294 Zee - Heide. T.3II Zee- Honigraat. 1. 13E Zee- Kampernoelje- rf, 112 Zee= Koolftruik. Tr, 560 Zee Longe T. 412 Zee - Mol. sr, 16 Zee- Mol Slak, 1,121 Zee - Mos, UITEEN Zee- Navelkruid. 1. 498 Zee - Netje. Te 199 Zee-Oranje- Appel, _ # 404 Zee - Palmboom, 1.255 ZEE - PENNEN, * f- 119 Zee. Pluim, f.349 Zee » Pynboom, T. 349 Zee Roose f.200 ZeesRuy Koraliyn., #527 Zee = Schuim. r. 369 Zee. Tamarifch, r. 533 Zee « Touw. 1.319 Zee- Veder. r. 309 Zee- Venus. Haairs _#485 Zee -Vyg. 1.412 Zee - Waaijer. 1.357 Zee. Wespen. Nest, Tr. 410 Zee- Wilg. r, 345 Zeef - Sponse r. 458 Zonnefcherm-Diertje, f. 22 Zonnefteen. Te I4I Zwart Koraal. £.337 Zwarte Spons, fe 445 Zyde= Korallyn, r. 568 UIT. | | diend REGISTER. VAN DE NAAMEN D ER INSEKTEN EN WORMEN, Slakken ‚ Hoorens en Schulpen , Zee- Gewasfen en Plantdieren , in dit Werk vervat. Van de Letteren, voor de Getallen geplaatst, wyst i het Negende, k het Tiende; 1 het Elfde, m het Twaalf= „de, n het Dertiende , © het Veertiende , p het Voyftiende , q het Zestiende, r het Zeven. tiende en f het Agtriende Stuk van deeze Matuitljkt Hiftorie aan. FOEGEOEOES ESES EEEES DEEGSOUSILEELEILERE A. Adarce. Guf.207 Ds | _f Adders - Boult. 6 heille, m.239 f Adianthum Aureum E 485 Abeilles Magonnes. m.343 | Aenger. 1.272 Abendvogel. 1. 390 | Aineas. (Papilio) L Li Abies marina. r.534 pj Lfchynomene. ACARI. ne tat | Athopica. (Voluta) q- 17e Accarbaar. T‚235 „248. 329 | After - Holtzhock, k. Acetabulum marinem. r. 498 | Afterjungferchen. _m. de Acheta. CGryllus) k.zós f After - Raupentodter,m, ovr Achilles, (Papilio) 1. ais, After - Rusfelkaefer. i, so4 Achrab. n.269 | Agamemnon. (Pap.) } 202 Acker . Werbel. k. 166 $ Agaricites. 130 Acrida (Gryll.) k. 157 | Agenor. (Papilio ) ik 197 Acrydium. k. 229 | Aglaja. (Papilio) 1,230, Atteon. (Scarabeus.)i. 148 | 346 ACTINLE, 0.272 p Ale de ‘Papillon. q. 62 Aculeata, (Stella) 0.8 ge (Cochlea) q 293 dax s LTE MA EMS EUR Ajax. (Papilio,) laos y Ape. m. 289 HAROFL a zee zin r. 12 | APES. m. 257 Akris. k. 158,26 | APHIDES. k. 380 Ala Papilionis, q. ó2 | Aphrodite. O. 215 Alate. q.243 [ Aphrodita roftrataë 0.259 -Albumen. A) q.482 ; Aplufiai. 0. 189 ALCYONIA. r.369 | Apollo. (Papilio) 1,220 _Almana. (Papilio) L. 283 | Aporrhais. _q. 250 PTT NO, d417 | Aporrhais. q.5 Altife. | Apparente (Phal.) Re di Alucite. (Phalene) T. Ga APTERA (Ìnfeta) ns zr Aluco. (Murex) q. 534 fApus of Apous.n. 453, 4623 Alveolus. dq. 41 457 Amaranthus Saxeus. r.128 Arabica. (€ prea) q. "so Amaryllis. (Papilio) 1.goo | Araignée, Arana. mn. 178 Amethyflea. (Cyprea)g. SE ö|: hase. (Cochl.) q, 250 Ameyfen. Aranciaca (Stella) o 460, Ammiralis. (esnudd. ' 464. Ammiratis. (Papilio) En 6} ARANE. n. 177 Ampulla, (Bulla) 3: 126 „Araneo- Locufta. k. 148 Amsfium. Pei327 | Araneus marinus. — 0.388 Anacardit. (Papilio) 4 k 259 Arapede, — q.512 -Anaftatica. Aratu- Pinima. n. 336 ide (Lepas) p Las graaf acus. (Conus) q. 72 496 y Arbé k, 205, 209 in hifes. (Papilio) 194 | Arca Noe. Pp. 307 „Androface: r.498 L ARC. p- 305 Animal- Flower. 0.285 | Arche torfe. p. 306 Animal - Planta. f. 34 | Arches. Pe 305 Anifocalyx. - vr) 345 | Architalasfius. (Co- ANOMLE. dn, 363. nus)) q. 6o Anomies. Pp. 363, 374 | Arcularia, _ de 208: Anfvrifera. CL. dee p. t20 | Areolá. r. 126 Antalis, q.557 | Areola. (Buccinum) a 203 Anthrenus. ek 3004 Arethuyfa. Oo, 31 Anthribus. >” 1,308 pn Us. Etn 1.366 Anti= Cantharus. k. 69 | Ar Antilochus. (Papilio) 1. 209 } Arjan; | En Ântiopa, (Papilio) 1,314 | Argus, Ins. 375 Arsipalks, * F295337 | Argus lek, CPapilio) gon RGS TEE KR Argus brun. (Papilio) 1. 366 } Attelabus. Í. ste Argus (Cyprea) _q. 91 | Atthacus. je 137 Argus major. Graph) le 215 \ Augenfchiesfer. m 6 Argus minor. (Pap. dis 288 f Auraius. (Scarabeus)i. 233 Argus minor. 107 } Aurantium marinume r. 404 Argyrostomus, Turbo. ) Aurelie. L 57 … …— q:384 | Aurelia majors 1. 318 Arlequin doré. 1. 396 | Aurelia minor. 1. 32E Arrofoir, q:578 { Auricularia. k. 106 Aruanus. (Murex) dq. 317 | Auricularia. (Helix) q. 468 Arumatia. Kk. 140 £ Auris Diane. q. 255 ASCARIDES, 0. 30 | Auris Jude. q. 139 ASCIDLA. 0.263 | Auris Marina. ie Afellus. n.481,408. j Auris Mide. 137 Been (Cyprea) Ki 105 iris Porci CComehaho. 38r ASILE m.579\ Aurita. (Lepas) p.127 Afilus. i.ora.m.395,472 | Aurora. (Papilio) 1.250 marinus. _— M.482, f Auftern. Pe 343 Asmaakfanti. 1. 530 Ale five veh P.437 Asfimilis. (Papilio) 1.333 3| Asfusfeng Burong. p. 438 Bacasfan , Rican 8 p. 207 Astacus. ne 359 Be (Papillon la). 275 Astafe. | n. 382 | Baerfis. ‚k. 349 Aster Marinus. 0.423 $ Balancas. bt ASTERLZE. o. 427 |} Balani. …_Astiche. …__n. 382 | Balanoides, (Lepas). D Si Astridia. P-343 | Balanus compresfus. pe 11 13 …Astroïtese ij ne, 117 „329 Bande noire, (Papilio) 375 Aftrolepas. _ Astropeêlenechinatus. 0.462 | Barbari. (Papiliones) 1. 36L td Costofum. Barbets ou Herisfons Ees é 0.477 blancs. k. 406 Astra. pe 440 | Bargelli, Bruchi,. 1. 529 Atalanta. (Papilio.) 1. 326 Ì Barnacles,. p. 122 Alas. (Papilio) Ler6 | Basfe la Reine. 1. 206 (Pap, Europ. )L 205 | Basta marina, r.429 (Phalena) _ 1.484 | Bates. (Papilio) 1.381 (Scarabeeus) i. rsr | Bdellais Gi IOE Atomaria, (Conops) m. 578 | Becde Perroguêt, _p.376 ATTELABI, “ i 504 ir eeank dq. 276 5 s Bees U IWEEEMS GH ng (la) Che’ ab 324 } Blinder - Neunaugen. 0.128 s 505 | Blind - Knagg. m, 536 Beekle. …__n. 408 Ì Blobbers., 0.418 Bell - Flower Animal, r.soa | Blod- Igel. 0, 102 Belladonna (Pap.) 1.304 | Sloodfueker. -— _ O. 102 Berdin ou Berlin. q-s12 Bite Argus Butterfiy. ï 362 Beriberi, p. 388 | Blumen- Polypen. _q.Ó12 ‚ Bernard VHermite. n. Eh Blut - Den, gs 102 Bernicle. Ate Boatfly | 575 Beroëe Í. 177 tk Bins. (Phalena) |. sor Bete a Dieu. 1.360 | Bois Veiné, qe 172 Bezodr. (Buccinum) q. 227 | Zolgetting. mm. 271 Bia Anadara. Pp. 31e | Bolin. | q 279 Bia Coroerong. Ps 294 | Bombyces „Bombicî. 1,529 Bia Mantsjado. P. 441 Zen ‚CPhalene) 484 Bia Mattacou. d-490 BOMBT m.S9I Bia Papeda. de 2 nil m. 334 Bia Sarasfa. q. B Bombyx. de 68 Bia Tsjoeppo. p.281 j Bonnet Chinois. _ _q:520 Bia Tsjonckil. q.479 | Lorre. 0.495 Bibion, Te 442 | Bosfues. q.123 Eiche, grande 5 petite. Bostrichus. 1, 290 8 1.257,262 | Boterfchyte. ang or Bichone …m.5ot j Boucarde. pe 230 BigattodasSeta. * 1.529 | Bouche d'Or, __q-373 Bilineata. (Phal.) … 1.680 f Bouchots. | P-4I5 Biloba, : Anomia) _p.378 | Bouclier. 1.318, 331 Binoculus n.461 | Bouclier de Tortue. qe 540 Bion Cambu. n. 362 b Boufffons 0, 363 Bivalyia , Bivalves. p. 63 f Bouguêt. n. 4€8 Bjornmyra. m. 364 f Bourdin, d. 5O0O0 black: Cuttle , Black- Bourdon. _m. 334 0,368 b Bourgigneatute 9; 32 fish. Black - Thorn= Moth: De SE „| jer. Blatta Bozanlkan ie Bouton de Camifole d. 346 | Bouton de la Clvine. q.34r BLATTZE. ie EE Boutons de Mer. — 0.4 95 Blatte des Cuifines. k.125 | Brachionus. í. Blattkaefer. j. 389 | Brachionus Tubifex. q. A Bleckfprutte, „0,383 k Braem „ Rosfbraenn m, ser rüs Ma, INS PE a Beöfrés n. 145 | Burnet- Moth. „1.465 BE rh r.ra2 | Burr elly. Me S2L Branchuaof Brancha, n.362 } Bur/a marina, r.407 Branden d'Amour. q-579 Bufchel- Polypen. _ r,502 anfon - Bucks. Ll. 259 de aag wi | ice. (Papilio) 1,243 f PIT 28E Hrafen. ge ) k. ger Bysfus Kia ak P- 443 Breez, m. 521 | Brelumen. …_m.395 Caaira. of dans Gn Ke KEE Brennwabel. o. 413 | Cacrelâts. k. 14 Bri igoins. p. 237 Cadran. dq. 344 Brijes. | mm. 0 Caagrant: Calognone.p. 309 Brisfus. (Echinus) 3 ge Calamachus. 1. 207 Brocart de Soie. | Calamajo , Calamaro, o. 387 Brodatare, „broad. Ko133 133 | Calamar ; Calamary. 0.387 Brucho. Calcar. (Naurilus) d. 30 Bees. | 1,211, 558 5 | Calcar. (Frochus) _ q.376 290 | Se (Papilio ) AS 230 Mante (Phalena) io 692 | Calmar. ‚387 Saard ia, p. zie iN of Camayeux p 206 uccina, | AMES. Buccins, es br Cammarus. | je aks Buccins feuilletéz. à 291 | Canaliculi. 196 Buccinum Exoticume q. 135 \ Canarium, CGochlanta q. ai ee irgineun ncellus. ‚ 36I Buceras. 1.152 | Cancer » Cangreia, B 296. Buchftaben - Hummer. f pii n. 321 Ne 359 „418. Araneus, _n. 343 Buff - tip Moth. EI Locufta. _n.440 Bugle - Coralline. 1.489 | Mantis. _n.438 EO (Grydias). k. 159 Hfoluenann n: 458 q-119 uiex D, 44I Ne. In | Z 638 ef | Caneri bra en ® 295 | ol Ce ; ° 5 Quadrille, ke 57 parafitici, a KÓfERDE jeder 53 | Cancriformis, (Aran. he, 266 BUPRESTES, k. Candelaria. kost Buprestis. ‚Kk. 38 d Canker « Worms. L 9 | Burdigong. | h, 212 Canochia, a. 433 Can- U TI THSESE MST CH Canrena, (Nerita)) q. 430 | Cater- Pillars. 1. _ Cantharide. k. 73 t-Caudatus. (Strombus) CANTHARIDES. i. 592 _q. 3345 337 Cant harides. k. bs: Cavalletta. k.206 Cantharis. k. Cavallo verde. k 148 Capiraneus. (Conys) q. ä Cazzo di Mare, 0. 306 Capitellum. (Voluta) q. 174 | Cecropta. (Phalceena) 1.488 Cappa longa, P.19Fs 194 | Cedo nulli (Conus) qe 57 Cappa Santa. D. 324 | CELLEPORZ, À 205 Capra di A ua, 8 ng Cellularte. r. 523 Capricornus. | Centunculus, (Apis) jr 316 verled five ACER qd. ie Dl Cephalopus. Capuc Medufe. 0.473 | CÉRAMBYCES. â 8 Caput Serpentis. q. 98 ! Ceratophyta. Tr. 295326 CAR ABI __ Kk. 37 | Cerebrites. a « OE IBG Cr (Scar.) “1.263 | Cereola. d 5o Carabus, i246,263 | Cerf volant. 1 246 Carabus. n.ai7 } Cerix. d. 1ö8 Caracol. 0. Ig1 | Cerocome, Kk. 33 Caramotg. n.498 „413 1 Cervo volante. i 245 Caramuijo. o.14q2 | Cervus. (Scarabeus) i. 245 Carang Carpoesfa. _ r.118 j Cesto del Mare. __ O.19E Carangrede. _r. 109 | Chabachon. q.519 ite sr (Papilio)l, aso | Chafer. « | 1134 CARDIÁ. p.222 | CHAMZE. — p. 235 Cardisfa. —_P.225 | Chameleon. (Musca) m.471 Cardium edule. An Ke Chameleon. (Nerita) q.497- Cardui. (Papilio) is 304 | Chamaafpera, —__p-308 Carneola. (Cyprea) q. 93 Carsten Carnifex, (Scarabeeus) | Gigas. p. 289 je 178 Granofa. Pp. 265 Carocolla. ( Helix) q-416 Hippopus. _p.293 Carte Geographique, q. 69 ‚ Lüerata. P.274 Caryophyllitès. el, el Optica. p.265 Casque, sÍ Peloris. P. 199 Casfi ie. (Papilio) is zo| flriata. Pp. 294 CAÂSSIDZ. i. Chamites. Pp. 296 Casfida rubra, q. 1 8 | Champignon de Mer. r. 113, Casfis cinerea, , q-e 418 Catapodi. 0, 354 ol Changeant.(Papillon JL E pz o WEG ES TER omus. (Turbo) CHAOS. f mie Birdie: 9379 Chapeau c CADE. 24e Charan/on. dl Í. z443 | on ade defleza. k. 203 ee den _ Foliacee. Kk. 254 ed Ae Mannifere. k.e5g Charanfon Trompette. i. 403 Nottihice. … ko 245 Charbot. L de Spumantes. — k. 257 ns vate beil nd Cicala, Cicade. Een zi Ee (Ate Vd 316 | Cicala “feccas k. 14 fi | 55 j Gicercula.(Cyprea) q. 117 Carda ala 205 | Cichorée. q.267 Chafil- So | CICINDELZ. ie 632 RE dà Mer, R a Gicindela. | i503, 2008 Chausfetra f amillata, o, 505, _Chelijer. (carus) park | Cidaris M dae 178 | han 0.495 Chenilles. À Cigala „Cigaks. ie Chenilles. d 33 ien 4d k.297 CHERMES, k. DE Cigaro ‚ Cigatra, k. 243 Chermes. — do Cimex Aquaticus, Kk, 315 Cheval a Dieu, 1.3 8 Abena k. 377 Chevalde Frife. qe Ee | Domesticus. k.324 Chevreite. ziek | Lettularius, k 325 Cheyrette brune & N Marina: Een ni bleue. _À ik zot | Maritimus. a 338 Chiques. en 262 nes of Chimefas. k. 325 3 | Cimies. Sylwest Be 5 Eene CIMICES k. 300 Ehiton leve, 5: 5 Cinnaber - Moth. L 62e Choirine, d id 2 Ciriques, n 303 Choometlre ï 4 Gier: Cito n. 130 Chry/alides. pl | Ciftela. 1.298 CHRYSIDES. li er pe Se i, 289, SIT Chryfippus. { Papilio) 1631; Clathrus. Turbo) q. 390 eer q. de | Clavus. (Conus). ke qd. 70 Ee 38 1 Clerus. 1, 289, 511 Lemo E zie zl Clio, Ca í 234 7 . Os 34 Chryfopus. CLIO es. UUWTEEN S&H Cloporte (Cyprea) qeztz | Concha Perficà. d.183 „214 Coat of MailCoralline.r. 5ö1 rugatae p.30Ë COCCH. k 45r Triloba. Pp. 378 COCCINELLE. 339 Venerea. q. 8 Coccum Hlicis. k. 467 Venerise P: 254 Coecus Aonidum. _ k.aó2 j Conchylia, ps 38 | Baphica. k, 466 | nch hum. dq. 261 5264 Opuntie. k. soo} Conferva, r. 62 Phalaridis. Kk. kgs] Cr oi, efo. 0. 389 Polonicus, q. 42 Cocheniglia, Crchenit- CONOPES. _m.572 la, Cochenille. k.sot f Conräbulata. (Cochl.)a: 223 Cochenille des Serres. k,463 p Cog et la Poule, —__p 376 Cochlea, ) B I4r | Coguilje, q.18 Hebrea. q.173 Î Coguillages, …p-38 Imbrium. _ _q go9 f Copris, ìe 174 …_ Lunaris mae Cor Bovis. p. 228 gors we, 378 p Cor Ve beha p. 225 Lutarid. d.424 | Cor de M: q 295 Olearia. —__ _qe102 | Cor de Poftilion. q 419 patula. - geera | CORALLINGZE. r.5o4 Cochlus. (Turbo) - _q.372 | Corallina. r. 62, 509 Cockles. 0. en p.238 } Corallina Tubularia Me- Cockroches. k. 129 | litenfis. dq. 62! Cocons. 1.54s j Corallina. (Concha) P. 38L Ceur de Beuf. p.228,232 1 Coralline r. 510 eeig dHomweenvolu- Coralloides. _t 309 REA p. 313 ! Corallum album. — _ f.166 Colebrilla. ted articulattim. r. 234 COLEOPTERA, i. reg fuscum. _ r.358 Colum Marinum. 0.282 nigrum. r. 337 Colus. (Murex) q. 311 rubrumni. r.259 Comettes. 0.448 | Corbeille. p.313 Comma Butterfly. _ 1.323 | Cordon bleu. q. 381 Commerugio. _ ___D.413 j Coriva, Cori/t, k. 505 Commune (la) Chen. 1.574 Cornets, Corniches. ©. 538 Concha Anatifera. …—p. rar } Cornets. q. 43 Corallina. __p. 330 | Cornu Arietis, q. 422 €XOLÍC Ge p. 223 | Corsu militare, q- 416 RS Mr Cornuta. (Cochlea) q. EA Cryptocephalus, î. 398, 430 281 | Ctenites. Ë 312 Corniúta Millepeda. q.252 Cucufus. Coroculus. Ee 35 Cucujus of also Corona Imperialis, 1] k.245,250 Corona Solis marina. 85 260 Cuculi, Cusfuguli. je 529 Corydon (Papilio) 1298 | Cul PAne. 0.274 Cosi. 1.520 j Cul de Cheval, 0. 274 Cosfus. i.159 j Cul de Lampe, q.375 Cosfus. (Eruca) 1.591 | CULICES, m. 538 Cosfus Saguarius, DES 9 Culicum Genera f, Bkk. q 5 SCOPOLI. “ m.504 Copruje (Abels). zel Cultellus, (Solen) _p.1g7 orn PEt] len (Papilio) en Couronne d’ Ethiopie, 1e / 110 55 Courtilliere, f $ 166 | CURCUL IONES, ard _Coufins. me. 539» 56o } Cuttle Fish. 0. 368 Couvins. 4, 362 | Cydonium marinem. vr. A00 Coya of Coyba. . 71 | Cylindres, q. 144 Cozze. | ok 309 1 Cylindrites, NS 5 Crabbenie, n.413 | Cylindrus. qd. 43 Crabe , Crab, n.296 | Cymbium. da 15,525 Crablou/e, n. 68 | Cymbium Zbericum. q. 184 Crabro. mm. x46 270 1 Cymbium, (Voluta) ee Pi Cranchio. ie 296 | CYNIPHES. ” m. 107 Crangon. n.432 U Cynips Mgypii, _ _m.135 Crauho (Papilio) ‚ 1.937 | Cynomorion; r. 385 Cratium five Folium.-p. 3409 CYPREA. > qd. 85 * 3 3 Do Cre sthula. | q. 524 f DaCtylus. 40 Gole des Ruis/eaux. | Daëtylus. (Pholas) E, ie ie we Daêtylus. (Voluca)) q. 147 Ld br Crevife. so | Dag Smatsk. 0. 47 Cri » Cri, en Dates, Dattes, p: 129 Chhetris. Le 406432 Damier, Papilio. 1. 33c Criquet. 229 | Dana. ( Papiliones) 1, 236 CriftoGall.gM Meto 581 add 6 as Jaap Cronen und Kawen- q. 546 ki“ Auefer. lage st Dellin. q. 386 Cruftacea. de of f Debora, m.28g Des UITHEEMSECH December « Moth, _ 1.530 | Dragon- Fly. m. 6 Decusfatum. (Bucci-. Drakán. k.132,13r __num) q. 202 } Drap d’ Argent. q. 76 Deiphobus. (Papilio) 1. 192} Drap d'Or. d. 76 Dekaknemos. (Stella) o. 471 | Drap Orangé. q. 76 Delphinus. CL'urbo) q.386 fj Drinker: Moth. _ 1.518 Demi- Deuil,(Papilio.)1. 293 k Dulcins. 0.430 Demoifelles. m. 6} Dung- Beetle, i 196 Demoléus. (Papilio) l.or7 tk Duves. o. 84 Demophoë. (Papilio) le18f DYTISCIL _ k. 15 Dendeng. p. 296: E. Dengueni. r‚186| Ear-Wigg. k. 106 Dentale. q. 550 $ Ecaille marbrét. 1. 566 Dentalia. 0.394 | Ecaille mouchetée. 1.597 DENTALIÁ4. q.549 | Ecailles. (Phalene) 1. 56r Dentalium. _qs612 { Echinanthus, 0.523 Dermestes. — 1.265 | ECHINI. 0.478 Dermefte a Oreilles. i.342 | Echinodiscus. o.$83,52s Dermefte bronfé. 1.341 Lt Echinometra, Oo. 505 Deuil (le) (Papilio.) 1.295 | Fchinophora. q- 194 Diables (le grand et pe- 4 Echinos, Echinus. 0.479 til). k.2s8 f Echinus esculentus. 0.495 Diadema. (Echinus) o. 5ó5 | Ecrevisfe. D. 382 Diadema. (Lepas) p.rrr | Egeln. 0.84, 102 Diaria. m. 36 } Eeelfchnecken, 0. 84 7 | Eggermoth.(thegreat) 1.520 Dipfacus. 0.224} / 1.524 DÍPTE R4. (Infetta ) | Ekoxe. 1. 259 ; cb Die | PE: (Demoifel- Disfimilis. (Papilio) 1. 333 Bn: | m. rf Eden (Stella). o. 441 s ELATERES, 1.618 DPolium. q.192 | Emeraude. q.222 DONACES. p: 246 & Emeraudine, 1. 234 Dor - Chafer. 1.212 Emeritus.(Cancer) n.436 DORIDES. 0.203 | Emote. m. 346 Dormia. (Cancer.) an.339 | EMPES. m. s69 Dorfipes. (Cancer) n.422 | Emperor - Moth, 1.493 Dracunculus Perfa- Encrinus, de fe 3 Tum. 0. 24 | Enena, | 4 248 RE GÂST ER. Enfchuwier, glee 4E hrkuttel. nk q. 3 r K) Entalia. en hp Haitiere. (Chama) p.289 Entalia. pn. 14; Panel, dq-480 Entoma. _ à aid 489 | FASCIOLZ. 0. 67 rig 4.35 0,376 Faucheur. (Aranea) … 1 et peron, s Teignes. % EPHEMERZE. eet 5 En Blok k. 459 _ Ephemerus. 66. Se zd Favago. dq. 170 Epidromus. q.2 > 85 | EE an ee Epipetron. t. dl i Fen- Cricket. k. 166 Eponge , Esponja, y | Femorale. CMurex) en 295 Equites Achivi, GEEL ie | Festin n. 114 liones.) P | Bech (Phaleena) 1. 638 ri eee, Feuille. p-34a £ ae Palio) l.234 | Feuille de kn P-294 it 2. Erd- Krebs. & ef vin, (hale ì sop Eraworms. Ficus. (Bulla) qe 12 rd de Mar, 5 Pr 4 zi (bana (Serpula) q. 1595 ru seen ie Marina. 0, oa dg bg 8 203 Esca zer. q, / y 20 à Escarbot. î. 134, 312 E ie Ï zone B CScara- had rai. 4e 134 | beus). Î Ed Scar Fisko» Bioern. n.4 Bijthara.r. 17591993205,470 | Hiabellam marinum, 1.357 s Escorpion. 1. 5 43E En Áe apllens). 575 / Flamboyante. q. 49 Loules 63 68 j Flatluus. ns 69 Ettermyror. bead n. 96 gunena. ela 88 | [lie or Fly, Eh q. ‚Ss Esosfea. zl ho 3 | er: à 25 aneu Bn 4 p apilio)) L La LE nd > Flukes., ad Eulen - Zwitter, „470 Eurypylus. ( Papito)I 218 | FLsrra. a ai: eden kak 4 3 de hin. Dn. 16 yentat k, to Eventailde Mer. _r.358 fenn ICULE. FO ® UITHEEMSCH FOR MICH. m.34s | Gamma.(Phalena) 1.632 Formica- Leo. m. 89 | Gammarus. n. 382 Fosfar. q.476 | Garagoî. q.140 Potok. n.422 | Garum, p. 207. Fouille . Merde. i. 196 f Gafé. ( (Papillon) 1.237 …_Fowlon. 1.226 | Gateaux feuillettéz. _p. zor Fourmis. m. 346 | Gazam. 5 8 Fourmi s Leon. ie 89 1 Geiger. 1.519 Fragum, Fraife. _ _p.233 | Generalis.(Conns) q. 48 Fraxini. (Phalena) « 1,629 4 Geometre (Phalene) 1.659 Frelon. m. 145. 270 | Gerst - Wurm. k. 166 Frigane. ss | Giao. ke Fritillary CBarcerfy) 1 335 | Giazana. k. 206 388 | Gienmu/chlen. p-285 | Frondipora. F. 193 „195 | Gigas.(Scarabzus) i-192 Frunlings - Augst. 45 | Gigas. (Strombus) q.26ót Fruhlings» Fliegen. Eb. s6 j Gindi Laut. P. 107 Fuci Apum. _m.32s | Gipfey- Moth. 1. 572 Fullo.(Scarabeus) i.225 | Girol. q. 146 Fungites. r. tra | Glans. P- 509 EE , r.113 Glaucus. (Papilio) 1.194 FURLK. ; f. 185 Globi. (Conche) P. 302 Fufi, Fufeaux. q.308 | Globulus. (Cyprea) q. 118 Fu ums Fufus. 2 Gloria Maris. 27 Glee ann | Giory of Kent Moth. Lsa Gad = flies. „39s | Glowworm. 593 Geaderopus. part | Glyeymeris.{ (Chama) p. tin Galathéa (Papilio) 1.292 Glysfing. | k. zor Galea. (Buccinum) q.190 | GNAKRAB.. n. 269 Galeruca. 1. 391 | Gnaluka. O. ror Gall - Infeêtes. k. ast | Grats. __Mm.539 Galles en Artichand. ar 126 | Gob, Gozam. k. 206 Galles en Pomme. _m.res } Golar. p. 200 Gallina guttata. Pp. 384. | Goldkaefer. 1,234 Gallus. (Strombus) q.253 | Gondole. q.525 Gambarella, n.407 | Ee ES. q.127 Gambaro of Gammaro. DI. Os 20 „ne 390 | we dae Aquaticus, ©. 2r Ì Gambaro di Mare. n. | GORGONLZE, r.204 Gamma.(Papilio) _ -1.323 | Gosfamer., n. 128 SR BAGrt ST E B, Gourgandine. H. Grana Kermes. | k bez Haber fchrekken. k. aad Grantevoli. D. 349 ‚ Haestflugaa m. 606 Gránci. n.337 j Haestmyra. im. 364 Granciporro; n.341 | Hafs- Spoke. 0. 3oÌ Granulatum, (Bucci- | Hagergernier. n. 408 num) q: 205 | HALIOTES. q. 500 Granum. (Murex) q.316 | Haliotis Afinind. 509 Granzo. n.296 | Halitoidea, (Helix) q. dk ade. je 206, 244. | Hanneton Hanetons. i. 212 Gribouri i. 398, +429 | Hant. m, 346 Grillonof Grillo. _k.172 | Hargol. hink SD Grimace ou Oreille. q.3o1 | Harkrank. m. 28 Grizette: (Papilio) 1. 380 | Harpa. (Buccinum) q.s Grosfulariata, Pha)- | Harpago. q. 116 Lena) 1.677 | Haus:Grille. Kk. 173 Grundskorfwa. n. 489 | Haus - Schabe, k. 115 GRYLLL k. 134 | Haus - Schaben, k. 58 Gryllo-Centaurús, k. 148 | Hauflellum. (Murex) q. 276 Gryllo- Talpa. k. 1ó4 | Hawk: Moths. 1. 47 Gryllus Achéta. __k. 164 | Hebraica(Voluta) q. 67 Acrida. k.1s6 | Hebraigue. q. 68 Bulla. k, 159 Hettor.(Cochlea) q.293 Campestris, 9 175 | Hoëtor. ( Lane ) L. 190 domestica. kK.17o | Hedge - Chafer. 1.aï® Locusta.k. 198) 206 ; Hegerling. n. 408 Mantis. k.136 | Hehul. | q. 485 Tettigonia. k.182 | Heimichen. — k. 173 Orophoiden rl: goe f Helena. (Papilio) 1.200 RS: ( nopen p. 370 | S. gs Papilio) 1.1ot Guanhumt. D. 336 „408 Guepe. m. 250 Pelican. (Papiliones)l. eze Guepe Frelon. m.272 | HEMEROBII, in 76 Guépes Ichneumons, m. 4d Hemicardium. Guldsmed. i. 234 | HEMIPTERA. ( Ra Gufanos doses Cd. be __ feéta) k. 938 Gufinnicei. © __1.sgof Hepa. k, 308 Gyrini, ie Le Sn Hercules. Ë Scarabeeus) Gyrinus, À 143 ed Mateje® ke 202 àl Hersfon blanc. _ q.34 Q 2 He UT T HEEM: SCHR Herisfonne.C Cherille ) 1.560 od Hummer - -Konge. _D,4Ï9 Herisfons blancs. __k.406 b Hundespor. - r 560 Herisfons de Mer. 0.480 | Huneér- Geyer - Laus.n. 75 Hermiga. _m.346 | Hyale. (Papilio) _ Y 257 Hermione. (Papilio) 1.295 | 1ydatis animata. {104 Hesperus. (Phaleena) 1. 486 ag (Sulla) q.125 ‘Heufthrecken. K.206,243: f, 36 eufteff. k. 244 Hydra gn £ °3 HIPPOBOSC. m.6o4 Caliciflora. 0.231 ‚_Hippocastanum, q.306 | -” « Marina. 0. 306 Hippuris. T. 234 244 | Hydrocanthari. k. 15 Hirnftein. r. 122 | Hydroleon. (Musea) m.477 Hirondelle. _ p.438 | Hydrophili. k. 15 HIRUDINES. ei Ior HYMENOPTERA Hirudo- Limax. 0. 84 (Infeéta) m. 104 Hirudo Medicinalis. o.t14 | Hyperanthus. (Papie Hirudo Piscium. Oo. 125 lio lar Hirundo. C ne fd p. pd Hyfterita. C Anomia) p. 575 Bd Hoar ï ban | ICHNEUMÒNES. m. 177 Hugs ze Eri ed) Er 4 ek C Papilio Per 0.116 HOLOTHURLE. K bis 6 | Belkier. 0.496 Holothuria Phyfalis. 0.315 | Har. 0. 68 Holothurium. °_0. 207, 314 | Imbricata. (Chama) b: ss Holtzhocken ; Holtzkae- LS oai (Conus) q fer. í.518 | In A8) 4. Horimar. D. aiele TESTINA. ee 8 Horn- Oxe. {259 | Intestina Terra. 0.8,46 Hornet. m.270 | Lo. (Papilio) 1.285 Hornfen ‚ Hornisfen.m. 271 \ Ippegquti. 1 $30 ae aaf of Horfe- Iris, £ Papilio) _ L êE O. IO2 ln (Cyprea) q.103 Ho fiene. k. 244 | sz r.232 JEL Hualapia- 1.398 | ebum | p. 360 Huitres. Baas k & Ten | Huitres epineufes P. 277 | abik. q- 300 Humble Dee m.334 jy Fagan. P.313 Hummelen. | In. 335 Pamble, q- 512 Hummer. n. 392 „418 Jambon. P-44L Je Jams RE GKS TE B B | | IM. vub Ber AT Fambonneauw. P. wl Aap k. 305. 320 Fambos alba, — ne 05 Kornheisfer | m. 6 Sr Feld, ds pd ij prol 0. 444, 7 rad Ee Kia n. 296, 341; 359 ta. ‚D. 390 Julie, (Demoifele) ne | ren. 0.496 reed ear zaad 1.223 j Krebs, Krebfe. n. 295, 390 Jun» Kagfer, Krebfartiger Kief: Cn- Fufvine.C Daroif) sad H: fusz. n.462 Kofer. 1.134 | Kreusf Á rl Kd an. „12% Kalbalaar. ‚166. „35 > 359 | eg Kong. 7 362 eg fs 352 | Ear n Be Kampé L Kupunge. 43 Kantharos, | Labio. Re Trochus) q. 352 Karanis » Karanidia, k: 302 Karides Been 497 | Labyrinthica (Aranea } ak : edje dE 206 | Lackey- Moth. Ì. 548 Karkino AE. Lady Cow. 1, 360 KAULE NK k. Lüke of Laoke. n. 1óo É FER. f 8 RE 1 ; Lakeof Lycke- Lake. o. ica Keller - Eje 6 | Lambisou Casque. _q.199s Krins E de 40 03 | 250 erfchnitz „Ai Murex „203 Kickbaer. 3; 14 begi ) ed Lief fe Fuft. Ms ae |. ’ 6 { Lampe de Pagode, _q.336 Kien” S sij nt Lampetra, 0. 125,127 Kima hoesfen, q. pe Lampyris. i. 593, E19 gna Omin. | Ë A | Lámaèsta. k. 206 nipes. BR n. 382 Knips of Kpn, 5 sne | genen ot Knot. k. 7 d O. I41 | Lantbao. sdi k. 467 J Lanio. (Cicada) k, 292 2I _ Kokohot. Pp. 92 | La ger ( Buccinum) g.2 d AL GEMEEN E En Be r.207 j Limage, Limagon.” 0.141. o. 189 | Limacon. q-408 floten) Voluta 14. 177 Limax Marina. «p. or pee Ei Limone di Mare, —_ ©.264 athonia. (Papilio ) ba Limpet. „532 rn Sryihas) | Zimperfish, ì dens : Ù ‚18 3 Lineatum. (Buecin.) q. 208 Lau aufe. 317 Lions des Pucerons. k.405 Legumen. (Salen)) Á. es! Lifette. | i.428 Leilus. (Papilio) 1. 204 | Lithodendrum. r.154 Eet ae (Cochl. J: ta LITHOPHYTA. …r. 86 Lepades Lithoplvyta. T-296 Jepas, E: Eef Litteratus.(Conus) d- 47 „Lepas Agria, q. SOI | Littoralis. (Turbo) q.361 LEPIDOPTERA. Livon. q. 392 (iníeéta) 1.116,20, | Livrée d'.Ancre, 1. 230 , sij 181 Ì Livrée (la) des Préz, 1.55r LEPISMZE. __n. 15 | Zivrée. (Limagon) 4 430 Leporina.(Cicada) k. dd Lobfter. n.382 Lepra Piscium. Locky. n.430. Lepus marinus. o. 190, aen Locust. k. 296 A 290 fj Locusta. (Cancer) n. 439 Lepus Pelagieus. 0, 344 | Locusts. k.2$rt LEPTURB, Slet 576 | Locusta, (Gryllus) k. 198 Lepture, 1. s71 f Locusta marina. —_n.425 Lerneâ. 0.190 | Lohomette. ei 342 LERN EZ. 0. 330 | Loligo. 0. 387 devipes.(Aranea) mn, de Loltum. 0. 388 ; 390 LIBELLULZE, ER | Lombardo, “ d 352 Lice | 47 | Lombrizes. Lichinde. CChenille) L 626 Longevus. (Trochus). Lichuda of Liczuda. 5 sd ï q-375 Licoche. | If Longimanus. (Scar.) 1. 193 Liévre, (Chenille) Ì ob Í Longouftin, | n.413 J ieniperde. 62 | Zouoldek. \. 117 Ligombaud. De A 382 | Zouva- Dios, „kist Ligula Intestinorum. | Lowfe. n. 47 0. 90,92 | Lucanus, i, 246, 255 LIMACES. 0. 140 f Luchtende Kaefer. - 1.632 Limace, Limas, - O.J4r | bucijer. (Strombus) q. gi REGTST ER | Lucifuge. k. 129 Malum infanum. r.28e. Breen Oo. 239,» 241 Marnmelon blanc, q.483 cula. 593 ‚ Manches de Couteaux. p. 187 Pe. EGobhles ja. 257 | Manet, Manietter. v‚413, Lulat. P- 427 Ai4 Lumaca, O.r4r } Mangroves, Mangliers. Lumagotto. O. 141 | q. 585 LUMBRICI. 0. 46 Manlekard. Pp. 365 Lumbricoides, (Àsca- Manteau Ducal, p. 330 ris) o. 41 { Mantes. kust _ Lumbricus Echiurus.o. 644 Mantis. _k. 136143, 145 hwmanus.o. 36, | Mantis. ( Cancer) n. 429 , 41547 \ Manus Latronis five Hydropicus. Leprofi. 1 377 é __f. rog | Manus mortui. r. 390 latus. __f.158 j Margarita, Pp. 387 Marinus. Oo. 59 | Margaritifera Concha, Terrestris. O. 47 P. 154; 384 4d, (Asterias) 0.440 | Marien “Kefer. Ì. 360 Luna. (Phalena) _ 1l.4ot | Maringoins. ID. S4L Bes: (Cochlee)g. da Maripofa. l. 117 Lupéru Maikel, Marle: BED eata. CRN ee, kank. p. 365 Lyncurium., r. 404 | Marmoratus.( Tusbo)d. 378 Lysmask. 1.593 | Marmoreus. (Conus) q.44 M. Pinas (Murex) Maagling. 0.289 9 | q.261,263 _ Mac Ee ekapilio) ij 206 | Marnat. Br MACTR p. 241 | Marte (la) Chenille. 1.560 MADRPORZ. r. io2 | Maruza. 0. 142 Magirtan. r.260 | Mafinetta. D. 337 Magniaux ‚ Magnans.\. sag | Masticabia garu. __p.296 Magus. C Trochus 9 8: 347 V Matrix Perlarum. _p.384. Mahl. tie 30 Matta Cahettul. q.479 Maîn de Larron ou de Maurerbiene, mm. 344. dagte). r.277 | May- Mucken. m.. 42 Maja. (Cancer) Dn. 341, Mayen Kaefer. . i.orr Majen- Wurm. k. zo $ Meandrite. r. 122 Malakia. 0.352, EE [ Meat... D. 190 Malleus brachiatus Pp. 338 Her: m U FRURH BE M sn MEDUSZ, 0,402 | Mitella. (Lepas) «p.117 …„Meerbaer, — n.408 | Mites, Mite, n. 130. Meergeif . n.405 ! Mitra Episcopalis. qe i63. Meerftern. si 428 £ Mitra/Papalis. dq. 164 Meer - Frebs, n.425 Í Mitta Soa. ne 425. Meer “Ohren, q. soo j-Mnemofyne, Pap. - 5 229 Melicera. , q. 46 f Mobitjes. io8 Melicera. e 170 Modiclus (Mytilus) 8 ge: Meliceribales, Q. 371 | riu, (Trochus) q. 347 Melisfa of Melitta, be 289 t Mera. (Papilio) l, 288 Mellifica , Apis. m. 325 | [#7 0ines 1.155 Meloe, Kk. 68 | Moire. qe 69 Melolontha, 1.210,427 | Molan, Pp. 196 Melpomene (Papilio) bh, 235 | Mold- Worff. k. 166 Memnon. (Pap.) 1. 106 f Molkenteller. l.ri7 Meneläus (Papilio) 1,2o1 | MOLLUSCA. 0. 13L Mentula alata, “f.119 f Molosfus. (Scarab) i, 18r Mentula- Marina, 0,264, | Monacha. (Phalena) 1. 568 267,3Cc6 1 Moneta Nigritarum, q. 107 Mere - Maids Heads, o. 521 | Morgi, À 0. 403 Mest - Kaefer, f el Monietta. hp 1 Me Metmatfk. o. 47 | MONOCULL. n.456 Microleon. (Musea) m.477 { Moraînes. mm. 404 Midamus. (Pap) l. 266 | Mordella. Kon Ios Miesf - Mufchlen, _ p‚409 MORDELLA, k. 84 Mienano, Mignatto, l.seg 1 Mordelle, < Mignatta. …_@.ro2 f Moriljes. dq. 53 Migranes. 0.480 Mori. (Murex) q.313 Milbe. Dn. 130 | Morio. (Papilio) 1.35 tt anders 0, 16 : Moro= Sphinx, L4sg Morpions, Yr. 67 Millepeda. q. dt Morum. (Cochlea) q.ars Millepedes. n. 482 | Mosca,. -m. 452 Millepieds a Dard. * O. 244 j Mdscarola. d. 3 MIL! EPORZE, r,175 t Moscinos, m. 57 X Mime of Mir. n.458 | Mosquitos. _m,540 „56r Minarets. q.16r & Mother of Pearl, q. 500 Mineurs, (Chenilles)m. 218 { Moths, ME Minime a bande(C hen). sig 1 Motil. ì 117 . Minjac. q. 103 | Mouche. m.4sa Miselia, 0. 204 Mouche Graignée, m 6e5 Mou | cles, P-409 Mouche armée. * zn 472 neee Mytilus. p-408 erge ee sd 3 | Musculus ‘Papuanus. p.426 rude | Musculus flriatus. —_p 307 “Loup. m, 584 | Mufica Rusticorum. q. 67 ddr | vufi ca Voluta. qe 165 Vivipare. — bi el, Í Mufique. q. 165 Mees ard Muskus- Kaefer. _ ì. 320 q # jen, m. ‚6 6 Musla. ‚435 a Coton. ar a. k. 141 Bretonnes. va Ee | MUFILLE Man me 374 zes | 147 du zate) en. din 7 5 „159 Jchneumons. m. oor | Mya EDR 5, ie Papilionacées. br RR 5 LE Lutraria. Pp. 245 OUCIC u, vifera. p. 154 Monle de Magellan, p. is | Pai 4 D.185 Moules ou Moucles, p,4oo Ì Piëtorum. p. 153 Mousfolo, Muzzolo. ii 309 bebe dab. p. 148 Mucken, 452 Volfella. p. 185 Mudion , Muidion, 'P. 409 vie. Pp. 409 Muia. Kk 052| Mylabre. 1517 Mulekris. 22 | Mylabris. 444 ll, Abeilles, ks de | Myriophyllum pelagi- wltipes. , Ï. 54 Mares Caracoides. _q.168 M doren ke Hicus, Belde | yrtil. (Pap.) L, 300 Purpura, q. 280 M EE Pp. 380 Pe ä ar il Mytilus edulis, P.408 tifen Scorpio. | q. 288 8 en ank jfe ar triangúlaris. q.19 f | ek q.173 | MYXIN E N. len | MURICE q.274 be L Murmos , lies » en Jo D. 15 Murmax. 176 346 Nacré, (Papillon) : 1.846 Murnz. 17 Af Nag - Mieten, n. 43 alde bradelet m. pd Japi, Pap. va usca ole | Musca-Cerambyx, k. 88 | Nefèhorn- Kafer. _ i.155 en en, _P.409, oe cornis. (Scarab.) ie fa U IATAWUPESE M SFORH Natarab. n:269 1 VOTONECTZE. k.299 ANaucoris. k.316,320 | Notopeda. 1. 619 Naucum. (Bulla) _q.124 t Nuces Marine. q-12 Nauplios. Ma | Nuchicornis. (Scara- Nautikos. q. 16 ae i. 184 Nautile umbiliqué, qe 28 | Nun q.116 Nautile vitré. A de Nusfatela. (Conus) q-7t NAUTILI. q. | Nusfatellana, dq. 117 Nautilus crasfüs. Nuttree Tusfock- Moth. Nautilus reius. j |.53r Nautilus tenuis. 5: we Nux Avellana. q.116 peis de Tisferand.q. 122 } Nux pilofa. p. 318 Nave de 53| NymphaLibelle. mm. 7 WECYDALES. k. 88 | Nymphales. (Papilio- Neeydalis. i. 614 | nes) | ‚28a Nemalim. lg 346 | O. Nemotelus. jest m- 600 Otapodi. 0. 354 Nepa. ge 268 | Oflopodia. 0.352 NEPA. k. 307 | Oculus Capri, q 412 NERÈIDES. 0. 233 Pavonis. l, 28E Nerëis Carunculata. o.2509 | Oeilde Bouc, qe512,530 Nerite. 0e 477. de Paon. Ll. e8E Nerites. _ q.477 } Oenone, Pap. 1.285 Nerven= Wurm, o. 25 | Oernmaske k. 106 Neftor. (Pap) l 214 f Oes- Skael. p-499 NEUROPTÉRA OESTRI. In. 395 (InfeCta) me. 1 Oeuf, qe 120 NeuftriaC(P hal.) L 548 | sen q 265 Newsmonger. 1.153 | Oifzau p- 438 6 Migchialbrun | r. 526 Olearius. (Turbo) q. 380 | ‚ Nigu n.71s 207 gt (Bucci- Nilotieus. (Tr Aue 340 rum) q. 189 Erle (Pap j) l.219 | Olearium. (Murex) q. 294 Niva 314 | Oliva, (Voluta) is Nobilis (Conus) _ q, ór d- 143 _Noêtiluca. 1. 593 Olivaris flriata. dq, 396 Noftiluca marina.0. 239241 | Olives de Wafe, q- 144 Noêtue (Phalene) 1,610 j Olla. (Voluta) q- 183 Nodularias r.sI2 il Ombilig de lus. q.39r Notoe Gaftropus, n. 318 Onda - betet, o,o EN seh uisèrie r. Oniscus Pulex. Onyx. (Cyprea) On Marina. q. 947 ; 288, hio pfis Se de (Stella) Opuntia marina Oreilje. Oreille d' Ane. de Cochon. de Midas. Oreilles de Mer. Orizhya. (Papilio) Orkorm,. Orlumjes, Ormeau , Ormier. Orthoceras. | lus) Oruga,. Os luteum, OSCABRION. p. ar # or Pebble - Moth, \. de | Pammon. (Papilio) (Nauti- q.182 | Oftreum fylvestre, ‚ag 8. 481 | Oftriche Tof Ee n. 444 & Ofbridia, P. 343 q.103 | Oueftree P: 343 Ourfins, Oo. 480 gaa | Ovum (Bulla) q. 120 me 103 | 5% Oy) - Beetle. k. 70 0. Ee Opfters. P: 343 Ye 5 q. dae ak Pata, Enten L 625 qe 255 | Pagedela Reine, Ll. 2c6 p-382 j Page du Roi. Laro de 137 | anais ou Cul de Lampe. q.5 15 L Zas | Pagodus. ( Turbo) Ee he mn. 448 | Pagurus. (Cancer) n. 316, q 519 340 q.5eo | Pallium ( Oftrea) p. 329 Palltaska. n. 54L q. 41 | Palmi- Funcus. r, zo, zee 1 ee Palmier marin, rk 250 q.3 Palourde. 209 89,9 o | Paluftris. (Stzombuq. 272 |. 192: 343 | Pamphilus. (Papilio 8 2 OSTREA. De 319 | I Pofioach he. sie, ze Ostrea edulis. P. 349 j Pannus Aureus, ES ke Ephippium. _p.361 | PANORPZ, 98 Folium. p.339,393 | Pantalena. út sia Logonum. ___p.36o | Panthous, Pap. 1. 199 _Jacobea. p.324 | Paon de Sour. L.28r „Lima. - P- 337 { Paon. (grand) l.5o2 Malleus. d 335 | Paon rme petit. 1.404 dear A Pp. 333 - Papaver. q. 284 Oftreon, Oftreion. _ p.343 | Paphia , Phal. 1.499 tl a vk ie P. dee Papilio. lr17, iks P zei | Papillon Bourdon.” 1. ‚460 Epervier, L 460 P 326 Mouche, ]. 469 Pa: » U IST SHTESE: M$ H Papillons. _— L1x7 184 1 Peltis. 1e 3185331 | diurnes. 1, 183} Pelure d’Oignon. p. 366 __… _nobturnes. _ 1,475 t Penicillus. (Sabella) -q-626: Papshell. q. 532 j Penis- Neptuni. 'q.578 Papuanus.('Frochus)q. 375 | PENNE MARI- | Paquet de feuilles fé- NAE. {119 ches. … L. og f Pennata. (Cochlca) 4: 190 Pargneefch. ‚n. 95 j Pennatula. ‚119 Paris. (Papilio) l.sgr f Pentadaêlylifafter. 0.450; Parnochia. n. 413 | 466 Parpaglione , Parpa- | Pentagonaster Luna. gla. WE, leri7 & Us. . O. 46E Pas de Poulain. … ©s52r | Pentaphyllum. … o. 467 PATELLZE.. q.511 j Perce «Bois, m. 333 Patella major fiveféra qeso2 | Perce - Oreille, k, 106 Patella tesfellata.(ln- | Perdrix. q. 190 fect, | k.482 k Perla: me 5 Patelles. qesrr | Perle, Perles. p. 387 Patroclus. (Pap. l.203 | Perle aquatique. i. 243 Patteevendue, (Phal.) 1534 f Perle jaune, m. 75 Paupercula. (Voluta) q-153 | Perli de Concona. p. 297 Pavonia. Phal. 1492 | Perna. P. 441 Peacok Butterfly. Jee81 | Perroquet d'Eau, n.471 Pearls. …p-387 | Perfica Concha, _q- 183 Peten bullatus. —_ pe2ory Perficula.(Voluta) q.149 Granofus. p’ 34 | Perficum. (Buccinum) Jemi- Auritus.p. 331 : . q.2I4 Peltines. P.319, 327 | Perfpeêtivus. (Tro- Peétunculi., „237 | chus) À q. 344 Peftunculites anomius;p.373 \ Perverfa. (Helix) q.434 Pedes. n. 48 | Perverfus.(Cancer) n.458 Pediculus Ceti, n 491 | Pes Pelecani. q. 245 Pediculus.(Cyprea) q.ris j Pefche Canella, p. 19E Pediculus Salmonis. 0. 3at | Petholatus. (Turbo) PEDICULL vj t msq3 á q. 371 Pedochio. um. 48 | Petite Verole. ‚116 Peignes. _— «vp. 3er } Pfeiffholter. TL Tag Peintade. p 384 Ì Pferd-of Ros-Jgele 0.116 Pellicelli. n. irr | Pferdftecher. m.575 Pelorides. — \ _- p.145 | PHALENZE, « ETE REG jn SHB KE LA dede: Pisfmyror. 36 KEN ARJM: * 1. 480 | Pitaut, gierst p. 129, Re den mn. 1S7 146 Phak 1.475 Pitlsyocampe. ff els Pieken: Chaume, 1.558 f Pitoguiers. p. 136 Pharaonicus. (Tro- j Placenta. (Anomia) p.379 WE ehus) Wins q. 346 | Placentá.(Echinus) o. 525. Philottetes , P Dap. „220 han, 527 PHOLADES. p. 128 Placomus. r. 316 Pholas Conoides. anti |» Planorbis, (Helix) q.414 Pholas. ( Mytilus )) p. 402, 8 Planorbis Indica. _q.432 | 496 | Plantanimalia. r.e18 PURYGANEE. m. 55 | Plebeja. (Cicada) k.262 Phtheires. | n. 47 j Plebeji. (Papilioncs) 1.gse Piyilsaoeer lot. — 00495 | Plein Chant. (Pap;) 1. 338 Pya Pelagica,. 0.315 Pleuronetes.( Olp „346 Phyfalus. 0. 216 ded (P apilio) it 208 Phyfapus. k. 523 Plume, _ q.16 PEYTOZOA. r. 230. Plutus. ' j. aat Piattoles of Piattones,n- En | Podalirius. … (Pap.) 1err Pica. (Turbo) q. 332 | Podex Marinus. 0.274 Piddöcks. p.129 | PODURME. n. 30 Pie, Pica. _q.332 | Polfish , Polkuttel. ©. 354 Piera. (Papilio) Ë 229 Poloronta. (Nerita) q 494 Pile marine. r.410 | Polpo , Pulpo , Poulpe, o, 354 Pilor , Piltar, 8 o. 129 j Polpo Moscardino. Urd. Pilulaîre.- __ _-i.196 6 | Polychloros. (Papilio) 1, 38 Pilularius. (Scara- Polydamas. (Papilio) en 195 beus) i.104 | Polygonopus, n. 492 Pinceau de Mer, q. 578 f Polyinnia, (Papilio) 4 a3t Pinne. P.440 | Polyodon (Ehaleena) L. 644 Pinna magna. p- 444 | Polype. f. 37 Pinne Marine. P:441 Pobpes a Bouquet, 5. 8 Kannoplylas Cancer. … | __a Pannache, r.soa n. 317,323 Pobypus, Folipug, ger | Pinnoteres. D. de lipe, „352 Pioio. D. 48 pays ( Papilio ) dn: 193 Piques. n.7I, 107 j Poma Maris, Re 2. Pisfeur. ld. 275 | Pomatie, q. qd. 424, 425 Pisfinine. mm. 346 k Pompilius, CNäutilus) en 19 is UITHEE MS CH „Pompilos rde 3017 | Prüdeeps. (Conus) — . 53 Pomum. (Buccinum) q.191 | Prionus. Le sag „557 Pomum Marinum. 0.496 } Prizers 0. 428 Poorcuttle. ©. 354 j Pro- Cigalen. k. 298 Populi. Pap. L. 311 | Pro-Scarabeus. Kk. 69 Porcelaînes. . 81E Frocesfionea. Phal. 1.553 Porcelet „ Porceletti. n.481 } Procesfionnaïres. Porceletta. qd. 96 Chen.) 1,553 Porcellana: qs êr } Procris. (Papilio) 1276 Porcellana cerulea’ q.103 | Pronuba. (Phalena) 1.627 guttata. _q.1c0 | Proferpina. (Phalzena)l. 628 Uitterata. qe 90} Prorefilaus. (Papilio) 210 _______ _Monto/a. q. 90 | Protheus, f. 197 Porites. * _r. 152 | Pfenes. m.134 Borg rasters 0.448 | Ffeudo - Archithalase Porpliyr cs T42 ges Muse, 1e S2 Puroharia CVoluta) q. 141 Pfeudo » Purpara, q 329 Porpita. r-LI | Ffiait. (Papilio) * 1. 333 Porpita. (Medufa) En 407 } Pfura. n. 42 Porpo. 0.354 | P/yché. antyhettz Porelaines. qe146,151 | Pfylla, Pfylle k. 437 Porvuguefe Man of Pfylla. Bfyllos. __-n. 95 War. © 318 | Ftilinus. wit LAD Porus Anguinus. xr. 206 | Puce!lages. qe: SE Cervinus. Tr. 475 +432 AE. e, 380 Magnus. - 163 | Puc . 96 Matronaliss hen Pugiles. (Strombi) á: 254 Potta di Mare. © 27 256 Potta Marina. 0. is 3 | Pulce, Pulgas. n. 96 Pou, n. 48 j Pulex Aguaticus. _ n.470 Pou de Mer. q. 115 j Pulex marinus. n.437 Poulpe , Poupe. „©. 354 ; Pulicellus. n. IO Pourcontrel. 0. 354 PULICES. n. O4 Pousfepieds. p 118 j Pulligera. (Nerita) q.489 Prawns. D. 408 „413 | Pulmo Marinus. 0. 49334163 Prega- Dieu of Pre- : 420 | gue= Dieu. k.145,1SI Pulpus. | 0. 355 Preke. 0.354 } Punaife. j k. 325 Priamus.Pap. _ 1.188 Aiguille. k. 376 Priapus. 0:212,306,321 | Punaife a Ailerons. k. Fn j N 4 REGISTER ® Punaife Mouche. K. 359 Rascasfes. 0. 43 Punger _ Vn. gar | Ratisfoire. P-337 PURPURZ. q.281 ' Raupen, In 8 Purpura. . 6 | Red Coral. r.259 Purpura. q. 264,257 | Remies rake Pp. 204 (clavata) _q.277 216 cornuta, q.279 Refeda marina. r. 30E ramofa. d: 28 3 zee Marinum, q. 568 Veterum. _q. Rerepora r. 197 Purpurifera (Limax)o. den ee (Stella) 0.454 Purpuriferum, (Buc- Reticulum, I.356 cinum) fe Reut - Wurm. k, 166 Pusfmoth. 1523 Rhamni, Pap. Ll, o6r Pycnogonum. n. 492 { Rhinoceros. 1,143, 155 Pyrales. (Phalene) 1. nn Pyrr hus. (Papilio) Pyrum. (Murex) Pyrum. (Voluta) Qualfter. Queife. Òvenotte fanglante. Oi 27 Riapfa. Rhinoceros. (Scara- L 203 die beus) 1180 dq. 28 vinomacer. 1.444,50 q. 16 Rhomboides. ‘(condi 8 Pp: 307 n. 145 | Rhombus, zt 43 Riccio of Bio: 0. 489 6 Ricinù, (Papilio) ]. 23% Berra, 0 gl) Hd 08 | Richards, _RAPHIDIA, Eh 5 se7 | Ricinus, n.i22 Radis q. 130 + (Murex) « ’q;g02 Radula, (Concha) P- 337 volans, m. 6o6 __Radula. (Murex) _q.336 | Robe de Perfe q. 330 Radula. (Nerita) qe 435 | Robert le oe ) Raeka. ne 408 A 1. 323 Ragni. n. 178 Rochers. q. 274 Rak. n. 390 | Roed: Aat. n Sar Rana. (Murex)- q.ag: | Roedgioeter. m. 363 Ranatra. (Cicada) Kk. oet Rogaïfch, i.255 Rapa. (Bulla) q 129 \ Ro/alie, 1 548 Rie. (Papilio) 1 246 | Rofes. 0.428 Rape. p. 337 | Ros/ -Kaefer, À.196 Raphaniftrum. (Nau- Rosfmucke. m.5ar tilus qd. 58 | Rofsrum Anatis. __p.202 m. 202 | Atje, d. 293 UIWBEEREMSEH Rouleau. dq. 43 j Scarabeus. (Helix). Rouleau de Panamá, q. 142 | Scarabé bedeau. 040 gaen q. 144 Scarabée onétueux. Kk. 7o Ruga. le Scarabelaphus. Íe 245 Rustica. ( Vela) 'q. d | eer fa» Scarafas: e L. Ie SABELLA. __ __ q=607 | Scatopfe. je Sabois. __-:Q-339 | Schabe. Kk, 114 Saccata, (Àranea) n-257 | Schaben. L 117 Sagittella. me 35 | Schablul. Os 140 Salecoquêe n:408 | Schiffkuttel, NE: Salingase o.14t g Schild- nare ad 348 Saltarellae k.206 { Schillervoge L. 310 Saltamonte. zin Ë 148 | Schlupf - Veda m. 136 Sambegg1a. r. 350 | Scluneisf« Fliegen. M.5ort Sandkrabben. __D.413 k Schmetterling. l. 117 …_Sandpiller. m. 93 | Schnakke. m. 539 560 Sangfue- Limace, 0. 84 j Schneck. O, 141 Sanguettola. o.1e2 | Schrot- Wurm. k, 166 Sanguisfuela. o. 102 | Schroter of Schreuter. i. 246 Saneuijuge, Sang fue‚o. zoa \ Schusfjlieg k. 4 a, Colne) Ee 158 | Schus ie Nrufcnden. q. si Barel, Schufter. Gas San $ A gie Schwabe. ke IIS Wi Senate (Cochlea) q. 380 f Schwim - Schnecken. 9. 4 Sarpedon, Pap, Ll. 198 f Scollops- Sartaniello. te DP 437 | SCOLOPENDRE. Ee, ne Safappo. Ee El Sroloprnden Paape Satin - Mot], 0, 239 Sauger. 5 1 q scopendrien (Stel- | Sauterelle. k, 206 | 0-47 0 Sauterelle a Sabre. _k 195 ap (Murex) q.289 Savalia. r. 344 | Scorpion Scorpione. n. a68 Samatilis (Murex) q. 289, Ì Scorpion aquatique. k.309 206 | SCORPIONES. n.268 Scalaris. (Turbo) q. 383 | Scorpius (Strombus) q.249 An. | q. 388 | Scutellaria. r. 507 Seallop. 323 | SCYLLAEÁ. 0: 344 Scalpellurn. (Lepas) p. Ee Scyllarus. Cancer. n-433 SCARABLEI, je 134 | Sea = Crevis. ve EN 30 WE: adds R E Sea: Fan. Sea - Hedghogg. Sea - Qak Coralline, Sea - Padde. Sea ragged Staf. Sea- Scolopendra. Sea- Stars. Sea- Urchin, _Seccia. _Séche, Seiche. Securifr ons is Efchara)) Ô Seed: Tiks. Seegizle. Semele. (Papilio) ej Seren enne. (&apilio ) Sepalakke. b SEE LK, Ee Oficinalis, Sepiola. Seppa. SERPULZ. Serpula Anguina. Corallifica. Intestinalis. Penicillus. Penis. polythalamia. ringens. $ Vermicularis. Sertolara. SERTULARLZ, SERUAKKI, Sera. Shepherd » Spider. Shrimps. Sicus ferrugineus. Sietbiene, Sigaret. Silene, Granen: GÍS TER r.359 | Siliqua. (Solen) __p.189 0.480 £ Silksporms. L.5eg fe 528 | I SILPHZ. 1.317 0.429 { Simbling. - “50 r.416 | Similis. (Papilio) 1.332 O. 260 4 Stmmith, n. 178 0.428 k Simfon. (Scarabeeus)i. 150 0. 430 } Sinapis. (Papilio) 1.246 0,268 | SIPUNCULL, Oe 96 0. 368 SIRICES. m. 166 S1rones. nù, TIE „477 { Sirons, Syros n. 130 pn. 116 Ll S75f0. a 424 n.408 f Situolig. ín. 38 1.204 } Sjo Musld, P. 43% q. Gr j Sklimak.. 0 I4E 1,261 | Sknogs - Luús. n. IIG 0.496 | Skopleex, 0.3 0. 351 , Skorpios, iS 268, „0.367 { Slug. O. 14E 0,399 Smäragdus (Buccin. a: 02% 0. 568 | Snail. I4E q. lk Snake - Coralline, is 598 4.575 bs Snigel. 0, Ae q. de Snoeloppa. ve q-573 4 Soe-Mige. 0.314 q. 625 5 | She fe. 0.574 q.578 ee Oo. 298 q. <72 | Solarium, le 34A, q.ÓTra | Soldat. …— | À Er q.576 | Solea, Sole. p. 326; 327 r.507 , olen Angwinuss d.575 r. 520 | Arenarius, q.572 C. 496 Lignorum, q. 584. O0. 22 | SOLENES, p. 167 n.1sg | Solium. f. 158 n.413 | Sonvnervogelin Li17 me 578, Sophore (Papilio) 1.270 Sopt. on 368 q. 175 Sorciére, q. 347 Í.279 ee CPapillonla) hasg Sie : UiT H EE M SCH Gld | n.403, 413 _ Souldier- Krab. si 302 | hen: 4 Lg Me j gd ì 5 SEP bin Bourdon. Kk. 93 is 481 | STAPHYLINI k: oa Soldiers 5 Hie Starfishes, ba On fufchlen. ' _ Spatagus. (Echinus) o. 520 bie sb spilio) p sie IA ee, ik Stella Marina. 0. 428 Ben Ee 220 £ Stenocorus. 1.538, 557,578 ana. a 2sad Stercorarius ( Scarab. ) 1196 Seek 5 ne 1 | Sting =Flugae In. 575 SPHINGES. 1. Sap Viorhadhe. q. 300 od 1. ee Stomoxoides. m. 578 Sphinx Atropos, 4.24 nn tn Belier. j 465 | Prag m. ds, Convolvuli. _1.ara herh Dr a ï zE | Strich- Heuszrecken. k. oor Filipendula. Ì. 464 Site CPhaleaa) HB Mee TGE STROMDL all . " q. Nerii je 408 Strombus. RE Vitis, ]. 435 Strombus gra ore rr PE Stuben - Schabe- k. nrs Spindel , Spinne. n. 47 7 8 Pe | maen Spinofus (Strombus) q. Ee Bear Pd Pk (Helix) dan de Spirula. (Nautilus) q. 34 Orne epe En tent Suryyer. Í.I5t pt nn £ deg Swartmyror. m.366 Se k. wd Swidknott. m.s6s Sprinkhalmen, ai Ont. on En 4 „95 Oak is 485 OPUrLe. Ï. fr | Sha. ge Sr 0, Nen | 7 | pe ch aen.(Pa 343 Sanne. ri 880 ATEA Efpagn(Pap.) es. | “guilla Arenoria, — ded Rik Ki hie cinerea, D.413 | Reel Td ie a Hi Tenia Canina, f.170 Ate aan 30 3 Tenia heruca. 0. 94 vis Rb Tenia Hydarigena. f 104 Mantis. n.429 Ten Eerste Terebratula: (Anom. ) p 375 TEREDO: Tortrices: (Phalene) 1. €96 Teredo Ee odon. doe ‚ Lortue Grande.(Pap.)l ar TERM 7 Kak 6 | Tothena; Tothona, hi sE Terpfi Be (Papilio) Î sj Tour de Babel, el 309 Tefan: NE OT; Tour de Bras: p:252 TESTACEA4: Pia, 86 | Tourlourouxs 1303 _TFesticles. gas | Tourniquets. ks is „34 Testiculus. (Buecin.) q. eo1 al (Murex) d. 529 VE { Talla. p. oa Testiúdinaria. (Cyprêéa)d ep Talpa. …— k:166 8 Testudinaria: ( Lepas) p. IIS Talpa. C Cypr&a) q. 94 4. Testudinata. (Echin. Ji 3 A Tant of Taint. n. 144 | TETHTA, 288 Tante: 0. 388 | Tethya Sperica: ie Ee Taon: In. De d Tethyum. 0.264 5266, 269 Tapis: qi3 Tettigometra. k. 272 Tarantula, Tarantola:n. dak Tettigonie. k. 165 Turet. q: 582, 585 | Teucer: (Papilio) 1216 Tufchen= Krebs. n, 241, 358 j Teufels- Krab: n. 348 Tau. (Phalena) 1: 507 | Teuffels - Pferd. mm: 6 Taupe - Grillon; k. 166 } Feuthos, Teuthis. — 05387 Tatpin. STO | Tigris lutea; q. ór “Taupin bedeau: 1.627 } Liks. n.11ó Taurus volans:- i. 148 | Lilin. d. 65 Tdvano: m.sar} Dinee. (Phalena) vie _ Teltum Perficum: _q.27a | Tintenfish. 388 Telemachus. (Papilio) l. 214 j Tinvinnabulum. (Lep. I8. Ea er oe q.356 | TIPUL ZE. IN. 413 TELLIA p.203 | Lique. D. 113 Tellina Gri. Ee Beb Tircis. (Papilio) 1.292 violacea. Pp. 193, isferand d’Automne.n:123 …—…__ Virgatd, P. 205 | Titanokeratophyta.r.295,33% Tellimes. p. 203 | Litsjiu. - 1: 342 TENEBRIONES. k, s8 | Thalia: 0.318 Tenebrion. k, 60 t Thalia; (Papilio) L. 234 Tenthredines. m. 136 | Lhiare. Qi 16 TEREBELEE.. EA Thoracium. q. 107, 109, IIx Terebella. p. 131 | THRIPES. ks; 522 Terebelltin. q. 1 5 | Tonnea mamelon; __q.183 Terebell. Granulatum: q.71 ; Torbagge 1; 106 Terebra. (Turbo) q.4e1 4 Torndyf web. i. 196 Kornaka. k. Isa UITHEEMSCH Treillis. (Patelle) 544 | Tyger - - Moth. 1. 561,616 q iN dE Panlioë 9. if iypheus. lb Triftan. (Papillon Ô ed TRILONES fe) ae | Tzirgnab m.25 Triton. p- ha Tritonis. CMurex) q. 322 | En D 330 a Rd | Ulen huaa. 0.496 Lie es Ulysfes. Pap. l.20ot Troikis Papilio) L oe l al Jee EMED snee 5 a Umbilicata. q. 544 Dame | m 407 3 Umbilicus varius. —_ Q. 340 Tsebub. M. 5 | Undatum. Re 8 Tsjenke laut. r. Re Tyjoeppi. D P, 23 | Undofum. (Bucci mt Tuber rochus 3 | Er „al TUBIPORE. ik tn U (oare de kins 038 Tubipora. ee: Tubipora Arenofa. q. jd Unbones pe 3 d he Ei en | Onivalvia, Univalves. Ne Tubularia. Yr. 9O | 8 Ein Re dek ö q Gar j Urania. (Papilio) L. eet flograna. _q 56 5} Urocer us. en | “Tubuli Marini q. 549 { Drs Cancer. 5 37. zn: K bede Dien Joluia. 0.402 abe Kael Urtica. (Papilio) L. gar ee her Urtice Marine. 0.415 in Er, és 178 | Urticata. (Phaleena) 1,600 wmble = Uruca. Tunga. De 107 | f Ae Turbinella. (Voluta) q.173 | Uflilago. pe TURBINES. 0. 350 | | Ee Chub 4 g. 39% Turbo Auritus. q.2 hi SA de. 158» 4d | saleen Agquatiques. n. 4e Jurri | ke gue. de ho | pee Alpina. …« q-493 On de Mer. q. 540 | Valvata Granulata. q-499 Twitch- Ballack. k oó | Valvate, (Cochlez) q. en | dwostiert, _k. 106 4 Ves RB ORSTD RR _ Pegetable Fly. | RTS, Vielfdsz. n.523 Velella. (Medufa) o.426 | Visnot. q. 362: Vellicula. | k. ros; Vinule. … nnee Velours vert. 1. 429 Hr ipper - Wespen, __m.13o Velum Marinum. 0.425 | Virgati Turbines. _q.39t Vena Medinenfis. ©. 24 \ Virginea.(Nerita) q.4oa VENERES. P-253 f Virgineum. (Bulla.)q. 134 Ventilabrum. r.352 | Virgo. (Conus) q. 50, Vera queue de Rat. m. 484 | Virgo. (Voluta) q. 156 Wer - Lion. ___m.48r | Vis; five Strombi. q. 236 Ver luijant. 1593 5 Pis: «__q. 398 Ver mangeur de Puce- | Vitellus. (Nerita) q.432 rons. m.494 | Vitulus Aquaticus. o. 22 Ver Solitaire, f. 188 | Vivipara. (Helix) q.437 Veretellum. 0. 306 | Vojet. qe 205 Wermes Cucurbitini. f. 152 | Volucella. m óoo Mollusca. 0.132 | VOLUTA. q. 136 Teflacea. p. 59 | Volute. dq. 43 Vermiculi Marini. q.558 | Woluta Arenata. q. 69 Vermileo. …_m.4839 cinerea. q. 64 Vermis;Verme, Ver. 0. 3 | Filis cinéta. q. Óz j Aureus. O. 217 filofa. q. S2 Majalis. k. 69 maculofa. q. 74. Vermisftaux de Mer. q. 558 | Muficalis. _q. 43 Vers a Soye. ). 529 Pennata. qe 76 Cucurbitins. f. isa Tigerina. A75 de Îerre. 0. 47} Wolute. ‚0 136 Polypes. m.491s 434 H Volva. (Bulla) qe ar Verrucofe. (Casfides) q.174 | VOLVOCES. Í. 177 Vertagus, (Murex) q.334 | VORIICELLE, f. a Weficaria Marina. p. 13 | Vovan, Pp. 317 VESPZE. m.249 | Vrillettes. ___ i.28r,292 Vespa vulgaris. m.273 | Vulcain. (Papillon) 1,346 espertilio. (Voluta) q. 168 | W. Vespertilje. qg. 168 | Waggius. k. 325 Vespillo. i.31ig | Wall - Lowfe. k, aas Vestianella. (Tinea) 1.733 ) Wanderende Blad. X.146 Vetula. (Concha) p.ess ! Wandfchmied, ì. 294 ,n.45 MEE 7 q.3%2 | Wasp. m. 250 Vibex. ( Buccinum) q. 206 | Wasfer - Hure. m. Ó Viehbrelme. m.sx1 | Wasfer-Fungfer. m. 6 Vieille ride, p.255 | Wasferkälb. 0. 22 R 3 | Wase EE eten Wasfer- Tocken, —_ _m. Whelke. q. 228 Wasferwantze, k, En Willow - Butterfly. _ L he ole, Wasfer- Worme, Wurme n. 485 Wormils. m. 404 EN - Baken. mn. Worms of the Earth, 0. 47 Waterfbinners. k. SEN i Wrongheirs. n. 358 Waïten- Bagge, k. 35 Wurm - men In, 481 Weicher Holtzlok. «4.576 Wiame. mm, 395 Kanthus. (Papilio) 28 COMPENDIARIA SYNOPSIS REGNIANIMALIS, Secundum ultimam five Duodecimam Editionem > SYSTEMATIS NATURE LINNZANL EENER KENTEKEN EELT) Comparando differentia patebit in dispofitione Ordinum, Generum, et augmentatio numeri Specierum, quarum , qud in foe Opere donde, hicPaginis fuisexcitantur., REG- ge eten e Xibia. | „© Zicfake Phalena. __ 1.s8o Xiphofura. id 9 f Ziezag- Phalene. Ls7 Xyloplit horoi. m, la Zino of V’Incino di Ma- f NM, SP 4 Pe, O. 430 Yellow - Tail Moth, 1.576 | Zinzin. 0.480 Yet. q.184 | ZOöPHYTA,. Yr. 216 vk Zuker. m. 170 Zamaruca. o. 142 | Zweyf alter. L.rrz Zapfen Raupen, 1.640 Ì Zygena. m. 5 BELGSNAANEG GESGEERENEN EO KOE SESN SYSTEMATISCHE BLADWYZER OF ROB E SCHETS VAN HET RYK DER DIEREN ; Volgens de laatíte of Twaalfde Uitgaave VAN HET SAMENSTEL DER NATUUR, heeren vam venster >er vergine venter vn vn A tn A mn gn tt ne nn nn Door vergelyking zal het onderfcheid blyken van de Rangfchikkingi in deezeen de Tiende Ultgaave , die tot de Twaalf eerfte Stukken van dit Werk gebruikt is. B 4 HET SYSTEMATISCHE SEEEESEEEEEEDENNSEEEEEEDE RECNI ANIMAL IS, fen funt CUE Ì. Mam malia. : Hist, Nat. Tom. I. II. HE WERT VIVEN: ant Tom. IV. V. TI. Amphibia, à HUE VE IV. Pisces, JN Tom. VII. VII V. Infeêta. Tom. IX. X, KT NT. VI, Vermes, Tome XIV.XV, XVI. XVII, XVI Vivariam Nature fic alit fextuplicis forme Anis _ malia, MAMMALIA, CRN ‚in Tema, eran î loguen» tia. AVES, Plumofe , in Aëre, wolitant , cantantes. AmruintaA, Tunicata, in Calore, ferpunt ‚fibilantia, Pisces, Squamati, in Aqua, natant , poppyzantes. INsEcrTaA, Cataphraëta , in Sicco, exfiliunt , titinnan= {ia. VERMES, excoriata. > in Humido 5 banduntar > obmiur tescontes, \ hl CLAS- ER re AD WY" ZEIK, nnn En EOEOESESEK ESE HET RYK pen DIEREN heeft zes ED BENEL: I N GE N I, Zoogende Dieren. do aNdbe Elst. BOI IT. SE, 1E. Vogelen, ’ EVasV. St. II. Tweeflagtige Dieren. VESt. IV, Visfchen. _VIL VIII St, V. Infekten. IX, KL RIN AIN SE, VL, Wormen. XIV, XV, XVL XVIL XVIIL St. De Warande der Natuur bevat dus zesderley Die- | ren. ZOOGENDE, die Haairig zyn; op de Aarde, loopen en fpreeken. VoGELEN, Gepluimd, in de ‘Lugt , vliegen en zin= gen. Berio. Lev. Gerokt , in de Warmte, kruipen en fyf- felen. VisscHEN, Gefchubd, in 't Water , zwemmen ez | piepen. l NSEKTEN , Bekleed, in ’t Drooge ; fpringen ec» brommen. . Wormen, Naakt, in ’t Natte, rekken en ftom Zyn, j Rs EE Re SYSTEMATISCHE CLASSIS PRIMA, M A-M Mtek ET A = Hee dividunter in feptem OR DIN E Sy Prout funt ) _… p= Nullis utrinque, Ordo; & E NG de Incisor, 2, Laniat, O, Unguiculata, Dent. primor. $ f Incisor, 4e, Laniar, IT, ——= I ; k fupra &-infra _—_ 6 Ungulata , Dentib us prunor. í fuperioribus zal 5 Mutica, Dentibus variis in diverfis, mk Ex his appellantur 1. Ordinis. À wi PRIMATES. IH. Ordinis. 3 | BrRura, ul. Ordinis. ’ FERZ: IV. Ordinis. : " GLIRES, VW, Ordinis. ' PECORA, VI, Ordinis. ‘ BELLU. Vil. Ordinis. 3 CETE, Cha: BLA DIW YZ ER ISIS SISSI SISISISISISeISIStst EERSTE AFDEELING, _ZOOGENDE DIEREN, hl Deeze worden verdeeld in zeven B OANIG MNS naar dat zy zyn Geen in ’t goheel Rang, a Snytand,2, Hoekt. O4 nage etde oor | Genag ld „me : Y Or tanden poon Hoekt, Ie == EI mKegelu, 6,2,10 Hoektsl— 3 boven en onder, _—_ Ó Gehoefd , Rae de Voortanden voer geheel niet, se Zonder Klaauwen, met verfchillende Tanden; — 7 Men noemt die van den Kans 4 PRIMAATEN. IL. Rang. . BEESTEN. II. Rang. / _ ROOFDIEREN, IV. Kang. a KNAAGDIEREN, _V. Rang. gie WeErp-Vee. we OOS ___SCHRIKDIEREN. VII. Range - WALVISSCHENe Bes SsYsTEMAT Is CH E SSS SSS SSS ISISISS: Charaêteres Compendiofi G EN E R U M,. e | Ordo EP RIMATES Gen. rm Homo, Nosce te ipfum, a. SiMmra. Dentes Landarii , hinc remott. 3. LeMumr. Dentes primores , inferiores , 6. 4. VesPERTILIO. Manus palmato» volatiles. Ordo Ïl. «- Brura. s. ErrrmAs. Dentes Laniarù & Molares , Nafus- Proboscide elongatus. | 6. Tricnecuus. Dentes Laniarië fuperiores, Molá- res ex Osfe rugofo. Pedes compedes. „.Brapvyrus: Dentes Maolares primo longiore „ abs- ec e e E « gue Laniarüs, primoribusve. Corpus pilafum, 9, MyrMECOPHAGA, Dentes nulli. Corpus ‚Pila- id e , __fum. ' | “ce. Manis. Dentes nuli. Corpus Squamatum. zo. Dasyrus. Molares absque Laniartis primoribusyes Corpus cataphratum. Ordo II, pe BLAD WY ZER Pi SSSSssssssssss; Ssst Beknopte Kenmerken der GRS LA GE BN: Weeds Rang, Pr Mu AATEN. Gell, | 1. MeNscu. Ken U zelven. 2, Aar. Hoektanden , aan de eene zyde ver de ‚3. SPOOKDIER. Van onderen 6 Voortanden, … … 4. VLEPERMUIS. De Voorvoeten met een Vlies gepalmd, om te vliegen. IL. Rang. BEESTEN. 8. OLvPHANT. Hoek-tanden en Kiezen, De Neus ‚ gewapend met een lange Snuit. 6. Zer-Kor. Hoek-tanden van boven. Kiezen uit een rimpelig Been. De Pooten famenge- Bod. wa 7. LuijaarD. Kiezen waat van de voorfte langs. Geen Hoek- noch Voortanden. Het Lighaam \ Haairig. 8. MriEREN=*ErTEr, Geen Tanden. Een Haairig Lighaam. 9, SCHUBDIER, Geen Tanden. Het Lyf met t Schut ben gedekt. 10, ARMADIL. Kiezen zonder Hoek- of Voorten: den, hee Lyf geharnast. mI. Rang, SYSTEMATISCHE _ Ordo HI; Fers: in PriocA, Dentes primores fuperiores , 6: inferiores 4: 12; CANis. Dentes primores 6,6: fuperiores interme- di lobati: ° 13: Ferris, Dentes primores 6, 6: inferiores Grillen Lingua aculeata, 14: VIvERRA: Dentes primores 6, 6: safe intere medii breyiores: 15, Musrera.: Dentes primotes 6 ; Gs inferiofes cons ferti; duobus alternis interioribus: | 16. Ursus. Dentes primores 6, 65 fuperiores excavatie Penis Osfe flexuofo: 17, Diprerruris. Dentes primores fuperiores zo, ine feriores 8e 8: Tarra. Dentes primores füperiores 6, inferiores 3 19. SoRrEx. Dentes primores fuperiores a s inferiores 4. go. Ertnacrus: Dentés primores fuperiores 2; infén riores 2: Ordo IV, _ Girres: als HysTrix. Corpus Spinis tebbum. ar: Lepus: Dentes primores fuperiores duplicati. 23: Casror. Dentes Primores , fuperiores „angulo redo excayatis 4, Mus. Dentes primores fuperiores fubulati. as, Sciurus; Denies primores fuperiores cuneati, in» feriores compresfie | 26, Noerrrio: Dentes primores inferiores bilobi. Ma- mus palmato- volatiles, Ordo Ve IL Rang, RoofDIEREN. ti, Rog. Van bowen 6, van onderen 4 Voortanden; 12 HoND. Wederzyds 6 Voortanden, de bovenften in ’t midden met Puntjes op zyde, 13. KAT. Wederzyds 6 Voortanden 5; de onderften | egaal. Dé Tong als een Rasp. 14: Erer. Wederzyds 6 Voortanden; de Onderftens die in ’t midden ftaan , kortst. 15, Wezer. Wederzydsó Voortandens de onderften digt by een; twee beurtlings meer naar binnen: 16. Beer. Wederzyds 6 dane s de boveníten uitgehold, In de Schaft een bogtig Been. 17. PrrLANDER. Boven zo, onder 8 Voortanden. 18, Mor. Boven 6, Onder 38 Voortanden. 19. SLAAPROT, Boven a, onder 4 Voortanden. co, Ecrr: Twee Voortanden boven en onder in dé Mond. IV. Rang, KNAAGDIEREN. helen. at. STEKELS VARKREN, ’t Lyf met fcherpe Penneù ezet, ‘ ax, Haas. De bovenfte Voortanden verdubbeld. 23 Beven. De bovenfte Voortanden met een regten. hoek uirgehold. 24. Murs. De bovenfte Voottanden Eiswyze fcherp. 25. INKHOORN: De bovenfte Voortanden Wigswy- ze; de onderften platagtig. 06. NAGTMERRIE. De onderfte Voortanden met twee Puntjes: de Voorpooten gepalmd om te vliegen. V,. Range SYSTEMATISCHE Ordo V. PEcoraA, 27, CAMELUS. Eeornis. Dentes Laniari plures. 28. MoscHus. Ecornis. Dentes Laniarii folitatü, fit perioribus exfertis. 29. CERVvUS. Cornua folida ramofadecidua. Dentes Lá- niariù nuli. 30. Carma. Cornua vubulofa ereêta. Dentes Laniarù - nulli. 31. Ovrs. Cornua tubulofa reclinata. Laniarù núls U. h î 82. Bos. Corzua tubulofu porreëta. Laniariù mili. Ordo vi BELLUL 33. Eqúus. Dentes primores fuperiores 6, inferiores 6. 54, HipvoPorAMUs. Dentes primores fuperiores Ó; inferiores 4. 35. Sus. Dentes primores fuperiores 4, inferiores €. 36. RHINOCEROS. Dentes primores fuperiores 2, me feriores a. | Ordo VIL. Cerr. 37. MoNopon: Dentes in Maxillá fuperiore duo pros tenfi. 38, BAL ENA. Dentes in Maxillá fuperiore „ Corneis 39. PrysETER. Dentes in Maxillâ tantum inferioe Te. $ d 40. DrELrHiNus. Dentes in Maxillâ uiraque, p oe ard V. Rang. Weip-Ver 27, KEMEL. Ongehoornd : met verfcheide Hoeke nalnnEanden; 98. Moskus- Drer. Ongehoornd , met enkelde ___Hoektanden , de bovenfte uitfteekendes eg. Herr Tr. Hoornen zonder holligheid , getakt , af- vallende: Geen Hoektanden. go. Grrr. Pypagtige opftaande Hoornen. Geen Hoektanden. 31. ScHaApr. Omgekromde Pypagtige Hoornen, Geen __Heoektanden. 32, STIER. Vooruitfteekende Pypagtige Hoornens Geen Hoektanden, VL Rang. SCHRIKDIEREN, 33- PAARD. Boven en onder 6 Voortanden. ’ gas Rivier-PAARD. Boven 6 ‚ onder 4 Voortarë den. 35. ZwyN. Boven 4, onder 6 Voortanden. 36. RriNocEros. Boven en onder 2 Voortanden: VIL Rang. WaLvissCHEN. 37, Zr. EENHOORN: Twee uitfteekende Tanden in de Bovenkaak. 38, WarvriscH. Hoornagtige Tanden in de Bovene kaak, Ee | | 39. Kacneror. Tanden in de Onderkaak alleen. 40, Dorrnyn. Tanden boven en onder in de Mond. 5 In SYSTEMATISCHE SSSSsSsSSSssssse sss In decima Editione LINNsmus oêto Ordines flatue: rat Mammalium , atque diverfam omnino dederat dispofs- vionem Generum et Charatterwins ut cuilibet ad pag. 129. ‚Tom. EL hujus Historie Naturalis refpicienti patebit, NOMINA SPECIHIER UM,’ Genus 1. _Homines. | | Pärt, L- Fom. 1, Spec. I Homo Sapiens. pag. 14E f 1 Diurnus. 2. Troglodytes. Genus 2. _ SIMIZ. * Caudàâ nulla. Sp. r; Simia Satyrus. Habitat in Ind, Or. pag. 354 2. Sylvanus. Afr. Ceylon. pag. 356 3. Inuus. Afrika. Pag. 356 *% Caudâ abbreviatâ, diëti PAPIONES, ï Sp. 4. Simia Nemeftrina. Sumatr&® _ | 5e _… Apedia, Indiis. pag. 358 6. Sphinx. Borneos Pag. 357 TEE Caye BLAD WL2ZER In de Tiende Uitgaave hädt Linneus agt Ran- gen gelteld van Zoogende Dieren , en eene geheel andere fchikking in de Geflagcen en Kenmerken ges maakt, gelyk men dit in het Eerfte Stuk van deeze AVatuurbyke Historie, bladz regen vervolgenskan zien, SssssssssssssSsss NAAMEN DER SOORTEN. fn Geflägt, MENSCHEN. | eas Ae LDL Sroë. 5, Soort, Verftandige Menfch. bl. rat 3 Dagmenfch. 2 Nagtmenfch. 2. Geflagt. AAPEN, * Zonder Staart, f: Soort. Sater. Uit Oostindië. ' DY. 334 ied Gewoone Aap. | Eer Dl, 356 hae, -Laneinoet: aad e bl, 356 kx Met een-korte Staûrt , genaamd BAVIAANEN: As Soort. Varkens = Staartje; 7 5. «Aap zonder Voeten. de Indiën bi: 358 eG ì Gewaone Baviados © "4 …… begsy aa) 8 3 ke Met kkk Caudâ elongatà , CERC OPITHECI, Sps 7. Simia Maimon. Ceylon. | | Hamadryas. Afre Tom. l. pag. 363 8. Oe 10 IE. 12, 13° IG 15. 16. 17. 18, 19. 20, Veter. Ceylon. Silenus. JEgypt. Faunus. ë Beëlzebul. Brafil. Seniculus. Carthagenà. Paniscus. Amer. merid, Cynomolguss Africâ. Cynocephalus, == Diana. Guineâ. Sabea. Afr. Egypte Cephus. Guineâ. trepida. Surinamo. Aygula. Indiâ. Pithecia. nictitans. Facchus. … Oedipus. Rofalia. Guajanâ, « Guineâ, Americâ. SRR eee Brafiliâ. Midas. Americâ. fatuellus. id „Apella. Americâ. Capucina. Sciurea. Surinamos Indiâ. Morta. Americâ. __Syrichta. Ins, Philipp, SYSTEMATISCHE pag. 358 pag. 559 pag. 359 pag. 367 pag. 360 pag-3362 pag. 363 pag. 364 pag. 364 Pag. 366 Pag. 367 Pag. 369 page 369 Pag. 368 pag. 369 Gen, BL AD W YY ZE Re akk Met een lange Staart , genaamd Ó MEERKATTEN. 7. Soort, Maimon. van Ceylon. 8. | Hamadryas. LSTUK bl. 368 “9. __Smousje. | | 3e. © * Baard- Aap. “” j bl. 358 ir. Leeuwen = Staart, en bl 359 12, Bofchduivel. ’ 13. _ __Grysaard, | 14. Slinger « Staart, ZW Aer bl. 359 I5. Macaquo. . bl. 367 16. ___Hondskop Hee E ME * „Diana. … ee bl, 36e 18. © * _Geelhairige. . kee eG ephus. bl. 362 20. ‘ Hüppelaar. f ale Kuif « Aap. HR rs bl. 363 22, ‚ Ruigftaart. k 23e Knikkebol, 24: Sagouin. s bl. 364 oz, … … _ Leeuw- Aapje, bl 364 26, Rofalia. Ô | 27. Wyd- Oor. N bl. 366 e3. … — _Hoorn- Aapje. fr 29. —…… Omkyker. 18 bl. 367 30e Fluiter. Ee bl. 369 Ste Inkhoorn « Aapje. bl, 369 3e _____Monkie, . vi bh 308 33e Ruigbekje. Philipp. Eilanden, bl, 369 a 3. Gefl, SYSTEMATISCHE Genus 3. LEMURES. ’ Sp. 1. Lemut tardigraiis. Ceyl. Tom. 1. pag. 2, Mongoz. „ Madagafcar, 3: _Macaso. | 4. Catta, pag. : 5, volans. „Ali. _ pag. Genus a. VESPERPELIÔNES. Sp. 1. Vespert. Zampyrus. Ind, Or. pag. 2, _Spetlrum, Amer merids> pag. 3. _ Perfpicillatus. Americâ. paz. 4. _ Spasma. Inde, Orient, pag. 5. Lurivus. Europâ. _pag. ó. Murinus. mens. page 497 498 409 409 410 A1L sss Ordo IL. BRUTA. | Genus 5. ELEPHANTES, Sp. 1. Elephas maximus. AfiâAfricâ. ; pag. 419 Genus 6. ERICHECHI, fp Sp. 1. Trichechus Rosmarus. … Tóms Il. pag.- 7 2: | Manatus, Pom, 1. pag. 462 Genus 7. BRADYPI. Sp: 4. Bradypus Tridaêlylus,. Amer. merid. pag. 480 zalk Didaëtylus, Ceylon, _ pag. 484 Gen. 8, RAU ZE Ù. 5. Geflagt. _ SPOOKDIEREN. x. Soort. Traaglooper van Ceylon. 1. STux. bl. 399 Bp! Kat van Madagaskar. 3 Macaco. . de. Inkhoorn-Kat, bl. 399 5 „ Vliegende Kat. î bl, 4x 4. Geflagt, VLEDERMUIZEN. 1. Soort. Vliegende Hond van Ternate, bl. 407 2e Vlieg. Hond van Nieuw. Spanje. bl 408 3. Gebrilde Vledermuis. bl. 409 4. Vliegende Rot. Uit Oostindie, bl. 409 5. Geoorde Vledermuis. bl. 410 6. Gemeene Europifche. bl, 41E SSS ESS SSS SSS Es IT. Rang. BEESTEN. 5. Geflagt. OLYPHANTEN. r. Soort, Olyphant. E Dl. 419 6, Geflagt. Zee: KoOrIjJEN. | _1. Soort. Walrus. Moord: Oceaan Il, STuK. Dl. 7 2. Lamantin. Westindie. 1. STukK. bl, 462 7. Geflagt. LUIjJAARDS. r. Soort. Drievingerige. Zuid-Amerika. bl. 480 2. T weevingerige, . bl. 484 5 4 8, Gell, BV SITIEMA TES CRE Genus 8. MyRrRMECOPHAGZ. Sp. 1. Myrmecoph. didaétyla. Am. mer, T.I, pag. 8 © gridaë&yla. ‘Ind. Orient. pag. 3e jubata. Brafil. Cap. B. Sp. 4. tetradaëtyla. Am. merid. pag. Genus 9. MANEs. Spe 1. Manis pentadaëtyla. Indiâ Orient. pag. ait 105 tetradaëtyla. Amer. merid. Genus ro. Dasyer, Sp. r. Dafypus unicinétus. Afr. Tom. Il. pag. 2. tricinétus. Ind. Orient. pag. 8: guadricinélus. pag. 4e ‚__ Jexcinétus. Americ. mer. _ pag. 5. feptemcinêtus. Indiis. pag. op novemcinérus. £ Amer. mer. pag. 437 483 490 493 279 259 281 282 283 284 SISSI SSS SSS SSS SISSs: Ordo TE F E R 4E Genus ir. _PnHocz. Sp. r. Phoca Urfina. Ocean. Afiat. — pag: 2. Leonina. Pol. Antartt, pag. 3. ____Vitulina, Ocean. Europ. pag. Genus Ie. CANEs, Sp. 1. Canis Familiaris. Europâ, Afiä. pag. bi gh Lupus. Europà, pag. 3. Hyena. Indiâ, Africâ, … pag. PRL A DW V:Z-E R, (8. Gell. MIEREN-ErtreErs. die Sn T weevingerige. ZL. Amer. 1, STUK. 2, ‚ Drievingerige, Oostindie. 3. ____Ruigttaart. Brafil, de Kaap, 4: Viervingerige. Zuid-Amerikae 9. Geflagt. SCHUBDIEREN, T. Soort. Vyfvingerig. Oostindie. 2. Viervingerig. Zwid- Amerika, 10, Geflagt. ARMADILLEN,- T. Soort, Met één Gordel, IE ST, 9, _ Meet drie Gordels. Oostindie. 3. Met vier Gordels, 4. Met zes Gordels. Zuid = Amerika. 5. Met zeven Gordels. de Indiën. 6, Met negen Gordels, (Zuid - Amer, bl. 282 bl. 283 bl. 284 JI. Rang. 11. Geflagt. ROOFDIEREN, ROBBEN, 1. Soort. Zees Beer. Kust van Kam/chatka, 2 Zee=lieeuw. Byde Zuidpool. 8, Zee- Hond. De Noorder « Oceaan, 12. Gell, HoNDEN. 1. Soort. Huishond. | 9. Wolf. ' 9: Hyena. Ms «en ! 9 5 Sp. Sp hed Sp - Sp. Kk) 9 SES HE WA TB ei 6. Martes. Europà, 4. Canis Zulpcs. Eur. As. Afr. Tom. IL, pag. 85 Sh Ziper. Europa, Alla. pag. 92 Ó. Lagopüs. Lappon. Siberia, pag. 93 Ö Aureus, Ind. Orient. pag. 93 je Mesxicanus. Mexico, Ne gi Thous, Surinamo, Genus 13, FELEs. t..Felis Leo. Africâ. pag. 96 2, Tigris. Afiâ. ' pag. 108 q. Pardus, Indüs. pag. 117 4 Onca, * Amer. Merid, pag. I2£ 5; Pardalis, Americâ. pag. 124 6. Catus. Europâ. pag. 126 pj Lynx. .Europâ & Canadâ, Pag. 14E _ Genus Id. VIVERRAZ. 1. Viverra Jehneumon. ZEgypto. paz. 148 2. Nafua. bies en Marila Ee Americâ. Pag. 154 4. Putorius. Amer. Septentr. pag. 156 Se Zibetha. Ind. Chin. Mex, pag. 159 6. Genetta. Oriente, Hisp. pag. 165 - Genus 15. MusrrLe. 1. Mustela Lutris. Afiâ & Am. Sept. pag. 163 rij Lutra, Europà. pag. 179 3. Lutreola. Finlandia. de Barbara. Brafiliâ pag. 193 ye Gulo. Lapp. Rusí. Siberia, pag. 159 Pag. 193 EBU A DW Y-Z:E B. 4. Soort, Vos. ° IL, Sr. bl. 85 5. __ Veldvos. bl. o2 6. … _Ruigpoot- Vos. Ël. 193 ze Jakhals. Oostindie, bl. 93 8. Tyger- Hond. ed ; 9. _… __Bofch- Hond, 13. Geflagt. KATTEN, F, S0órt, Leeuw. _ ‘ _ ” bl. 96 BT veer. Rare bl, 108 En uipeards “Be badiens 2 bl. 117 4. Panther. Zwid- Amerika; bl, rar 5. Kat - Pardel, ‘ Dl. 124 6. Gewoone Kater, hab bl, 126 Aeq Loss ion Gare: EDI Hat | 14. Geflagt. FRETTEN. I. Soort, Rot van Pharao, —_ ' Dl. 148 2e ï % RA Í 5 haus R Ä ï ad bl 154 A. Stinkdier. Noord-Amerika. bl. 156 B en Sivet- Kat. ; bl. 159 6. … Genette. Oofterfche de Spanje. bl, 165 15. Geflagt. WEZELEN. 1. Soort. Indifche Otter, | bl. 163 B. «_ : Europifche. bl 179 3, Neoordfch Ottertje. | Ae 51 Zwarte Wezel. | bl. 193 5e Veelvraat, Lap], Rus), Siberië, bl. 189 WC «201 Matter, 7 sEiOms bl, 193 ain á Í Je Short. Sp. Sp SYSTEEMAETISGCHE . Muftela Putorius. Europâ. Tom. IL 8. Furo. Africâ, | Ge Zibellina, Afiâ feptentr. „Io. Erminea. Europâ, Afià. UI, Nivalis. Westrobothniâ, red 16, URrstí. ‚ f, Urfus Ar dos, Europâ boreali, 2e Meles. Europâ. kt 3e Lotor. Americâ. | de luscus. Sin, Hudfonis. Genus 17, DIDELPHES 1, Didelphis Marfupialis. Americâ, 2. Philander. kleen Be ie Oposfum cd, Ai _ Murina. — & Afiâ. 5e Dorfigera, Ne Genus 18. . TALPA. Sp. 1. Talpa Europaa. Europâ. ope Be CPU NEZENTICG. Siberiâ. Genus 19. _ SorIcEs. 1. Sorex cristatus, Penfylvaniâ, a. minutus. Siberiâ, A aquaticus. Amer. feptentr. 4 Murinus.. Javâ. 5. Araneus, Europá, pag. 200. pag. 203 pag. 204 pag. 206 | pag. 213 pag. 228 Pas. 237 pag. 227 pag. 317 pag. 321 pag. 322 pag. 324 pag. 325 pag. 3oo pag. 311 pag. 315 pag. 315 pag. 312 Gen. 20. EB LADIWEZE Re », Soort. Bontfem. U. Sr. 8. __Gewoone Fret, | 9. __Sabeldier. Noordel. d, v, Alfie: 10. Hermelyn. 1. Wit Wezeltje.: 16, Geflagt, BEEREN. z. Soort, Noordíche Beer. D. Das. | 3e Coati » Monde: 4. Wolfbeer. De Hudfons = Baay. 17, Geflagt. PHILANDERS 1. Soort. Buidelrot. 9. Philandet. 3. Oposfum. 4e Bofchrot. 5 Rugdraager. 18. Geflagt. MorLLEN, Ie Soort, Europifche Mol. 2. Siberifche, 19. Geflagt. SPITSMUIZEN. 1, Soort, Gekuifde Spitsmuis. 2 Kleine. 3. Water=Spitsmuis, Moord Amer, de Javaanfche. 5. Gemeene Spitsmuis. Dl, 200 bl. 203 bl, 804 bl. 206 bl. 213 Dl, 228 bl, 237 bl, 227 bl. 317 bl. ger bl 322 Dl, 324 bl. 325 bl, 300 bl. 311 Dl. 319 bl. 315 Dl. sis 20 Gefl, SYSTEMATISCHE Genus 2 ERINACEI, Sp; 1, Erinaceus Europeus: Eur. Tou: IT. pag: 289 2ì ‚_Jmauris. Americà. 3, Malaccenfis. Afia. pas: pas: 297 367 vessssssssssssssss ‚Ordo IV. GLIRES. Genus ar: HysTRICES: sp: 1, Hyftrix erikata. Afid, Africâ, 2, prehenfilis. —= Am. mer, 3e dorfata. Canadà, 4e macroura, Ind. Orient. Genus: 22: LEPORES: Sp. 1. Lepus timidus: Europà. 2, Cuniculus. —= 3: Capenfis. Cap. Bon. Spéi. Aw Brafilienfis. Amer. merid. Genus 23. CASTORES: Sp. 1. Castor Fiber. Europâ , Afiâ, Amer. . 2, Moschatus. Rusfiâ. KM Zibethicus, Canadà, Genus 24 MURESs Sp. 1: Mus Porcellus. Brafiliâ. pag: _pag: pag: Pag: pag: pag: pag: pag: pag: _ Pâ&: pag: 354 559 362 565 371 391 407 407 410 455 439 Sp: eN EB L ACDUW TZ rt “eo, Geflagt. Eecrrs, 1, Soort. Earopifche Egel. b]. 289 9, __… Onge oorde. bl. 297 3. ‚_ Malakfch Egelvarken. bl. 367 SISSI SSS SISSI IV. Rang. KNAAGDIEREN, ar, Geflagt. « STEKEL-VARKENS, 1. Soort. Gekuifd Stekel- Varken. bl. 354 2. Slinger - Staartig. bl, 359 3e Scherp gerugd. ble 360 4 langftaartig. Oostindie. bl. 365 22. Geflagt. MHAAZEN, zr, Soort. Gewoone Haas. bl, 371 2, Konyn. bl, sor 3. Kaapfche. bl, 497 4. Rot- Konyn, Zuid. Amerikas bl. 407 23. Geflagt. BEVvEnrs. 1. Soort, Gewoone Bever, bl. 410 2. Muskus- Rot. bl. 435 LS Sivets Rot, | 24. Geflagt. Muizen, _n Soort. Guineefch Biggetje. bl. 439 | 2. SOOrt, Sp. Sp. SYSTEMATISCHE e, Mus Águti. Brafil. Surin. Guajana. 8 Leporinus. Java, Sumatrâ. T. Il. pag: 446 äi Citellus. Auftr. Bohem. Polonia. 5. … __Lemmus: Lapponià. pag. 446 - ó, Paca. Brafil, Guajanàs Ke 5, Marmota. Alp. Helvet. Trid, pag. 455 8. Monax: Amer. Septentr: pag. 463 op Cricetus. Germani, pag. 464 zoe _ ‘Terreftriss Europà. pag. 469 1: Amphibius. Europâ, Africâ, pag. 470 12. Rattus. Europe domibus. __ pag. 47E 13: Musculus. == pag. 478 14e Avellanarius. Europe Sylvis. ‘pag. 485 15. Quercinus. Europ. Auftral.: 16. Gregarius, Germania, Sueciâ; 17. Sylvaticus. Europà, pag. 436 18. Striatus. Indiâ. WE pag. 487 19. Longipes. Zonâ torridâ. pag. 488 go. Faculus. Arab, Calmar. Egypt. pag: 438 or Volans: Virginià, Mexicos pag. 49Ì de. Barbarus. Barbariâ, Genüs 25. _SCIURL 7. Sciurus vulgaris. Europâ. pags 494 0. niger. Amer. meridion. pag: 497 3. cimereus. Amer. boreali. pag. 498 4e flavus. Amer, Carthag, pag. 499 5: Palmarum. Am. Aûà, Africâ, 6. Getulus. Africà, | pag, 500 Ts Striatus. Amer. bor. Sib, _ pag. SOE 8. Glis. Europà Auftralie Sp: 9% 2. Soort. 3 pe; 5 5. Ó. TNA PE Oe B ied es Soort. ED ALD WINIZTE R Aguti UAL ESD Javaaníchc, ‚R __Sizel. Lemming. Paca. Marmeldier. Amerikaanfche Marmot. Hamfter. Veldmuis. Water « Rot, Huis- Rot Huis - Muis. Hazelmuis, Eikelmuis. Troep - Muis. » Bofchmuis. Geftreepte Muis. Liangbeenige, Springer. | Vliegende Muis. Barbaryfche Muis. 25. Geflagt. ÍNKHOOREN s: Gemeene Inkhoorn, Zwarte, | Afchgraauwe.. Geele. Palmifte. Barbaryfche. Geftreepte. Rot - Inkhoorn. de SY SET:EMATIS GC HE Sps 9. Sciurus Zifluans, Surinamo.: Tom, II AG si, volans, Eur. Afià, Americâ: pag. 14e Sagitta. Javâ. \ «U Genus 26. Nocrrrio. | 503 Sp: 1, Noftilio Americanus, Americà. Tom. L. pag. 410 Ssessssssssssassss Ordo V. Pee Genus 27. Camerr. | Sp. Te Names Dromedarius. Afr. T om. HL. pag. 2, Baftrianus. Africâ. ‘pag. 3 Glama, Amer. merid, pag, Page Pacos. a -_ pag. Genus 28. _MoscH L. Sp. I. Mofchus Mofchiferus. Tartariâ , Chinâ. pag. vhs Grimmia. Africâ. pag. 3 Pygmaus. Afi, Guineâ, “pag. “Genus 29. CERVIL Sp. 1. Cervus Camelopardalis. ZEthiopià. pag. | Alces, Eur. Amer. Afiâ. _, pag. Fer ie Elaphus. Europâ, Afâ. ‘pag. ZA Tarandus, Eur. As, Amer. bor, pag. fn Dama. Europà. pag. 56. Capreolus. Europâ, Afiâ, pag. zf Guineenfis, Guineà, ‚Pag. 153 Ge. BLADWYZER ©, Soort, Surinaamfche.. | IL STUK. Io. Vliegende Rusfifche, | bl. s03 dk Tavaanfche, | 0 06, Geflagt. … NAGCTMERRIE, 1, Soort. Amerikaanfche, Bifa STUK. _ B. 410 ssssssssssssssis sss V. Rang. Werp: VEe. 27 Gelet, | Kemers. 1. Soort, Gewoone Kemel. Il. Srur bh at ark Dromedaris. bh 22 je Peruviaanfche Kemel; bl. 26 4. Schaap van Chili. bl, 28 28. Geflagt. MuskUs-DIEREN. 1. Soort. Muskus = Bok. his ; bl, 929 9, Juffer - Bokje. | bi. 215 “3 Guineefch Geitje, bl. 104 | 90. Geflagt. HERTEN, eh 1,-Soort; Kemel - Pardel, bl, 36 in Eland. kes bl. 49 GE. Gewoon Hert, | inóuk bl. 59 4e Rendier. û | bl. 96 Ie Damhert. 5 bl. 126 6. Rhee. | bl, 14E ‚A Guineefch Rhestje. bl, 153 Da 30, Gee Genus 30, CAPR Z, Sp, fe or Hireus. Oriente. gn 2, 3. / Ae 5e 6. 7e Oe 9. TO Als 12, Ibex. Wallefià, Cretâ, Mambrica Indiâ. | _Rupicapra. Helvert, Alp. depresfa. Americâ. reyerfa. mm Gazella. Indiâ. Cervicapra.= Bezoartica. Perfiâ. Dorcas. Africâ, Mexico; Tatarica. Tienen Afiâ. Ammon. Siberiá. _ Genus sr. Oves: 1. Ovis Ariës. Africâ, Europâ, 2. ' 3e Sp. Ze Je de Se 6. Guineënfis. Guineâ. s SATE M W TUS CTMRE pag. 156 pag. 176 ‚ pag. 216 ‚pag. 160 pag. 193 zE pag. 197 pag. 206 Pag, 213 pag. a17 Á pag. aar pag. 266 Strepficeros. Afr.Cap B. Spei, pag. 267 Genus 32. … Boves. 1. Bos Taurus. Polon. Europâ, _ Benafus. Africì, Afiâ. Bifon. Mexico, Floridâ. grunniens. Afiâ boreali, Bubalis. Afiâ, Italiâ. Indicus, Ghinà, Indiâ, * pag. 270 pagi 322 Pag. 324 pag. 327 Pag. 329 Ordo VL. B LIM WLEZE ER: 30. Geflagt, GEITEN, 1. Soorte Gewoone Bok. 2. Steenbok. Wallifer= Land, 3. Syrifche Bok. ' 4 Gems. Switzerfche Alpen, 5, ‚ Amerikaanfch Geitje. / 6. Gemsje. | Js Gazelle, 8. Hertebok. RE Y. Bezoar= Bok; 10, Algazel. Ir, Tartarifche Gems. 12, Siberifche Ram. . gr. Geflagt. SCHAAPEN, 1. Soort, Gewoone Ram. 2e 3. Guineefche, Koedoe van de Kaap. b- 82. Geflagt. STIEREN. Te Soort, Gewoone Koe, Bonafüs. He Bifon. _ î Knorrende Koe, 8 Buffel, N Indiaanfche, - : SYSTEMATISCHE EUGGENENOUSNEELERSELIEEEE Ordo VL. Berrus. Genus 33. EQur. Sp. r. Eguus’Caballus. Eur. & Orient. pag. 533 2. Afinus, Oriente. pag. 395 3 Zebra, Indiâ, Africâ. pag. 400 Genus 34. HiPPoPoTAMUs, Sp, 1. Hippopotamus iet Afiâ & Africa. pag. 405 Genus 35. _ SUES. Sp. rt. Sus Scropha, Eur. &c, Tom, IL, pag. 250 2. Porcus, Africà, Guineâ. _ pag. 269 3, Tajacu. Americâ. __pag. 970 4. Hydrocheris, Surin. Tom. III pag. 422 5, Babyrousfa, Borneo. Ton. IL Pag. 274 Genus 86, _RHINOcERos. Sp. I Rhinoceros unicornis. Africâ, Indiâ, pag. 320 ard mn em PAS. 346 zemonsnnsnnnnmnennnnnsne Ordo VIL. CETE, Genus 37. MoNopon. Sp, 1. Monodon monoceros. Dese Ton. II pag. 425 Genus. 38 RL LA D WY ZE Ru EOEEOLRSLSEEELEGEELEEEESE „VI. Rang. | SCHRIKDIEREN, | 33. Geflgt. PAARDEN, 1. Soort. Hengst. bj D]. 233 2, Ezel. N e ’ bl. 385 3- Kaapfche Ezel. ____ bl, 400 87R Geflagt. … RIviEr-PAARDe T. Soort, Water en Land- Paerd, bl. 405 35. Geflagt. ZwWYNEN. ‘T. Soort, Europifch Varken, | IL. STUK, Al. 230 de 2e Guineefch. bl. 269 3e ‚Navel - Varken. - vo bl. 270 de Water -Zwyn. bh udlk SrumK. bl, gaz s< _____Hoorn- Varken; | HI. STuK.bi. 274 36. Geflagt, RHINOGEROS, i it. Soort. Eenhoornige: be é | Dl. 329 Tweehoornige, Md 4 bl, 346 EERE KOEKKOEK KEEK ES VII, Raug.. WALVISSCHE N 37. Geflagt. EENgoorN-VriscH. : 1. Soort, Tweetandige Eenhoorn. Ik STux. b). 425 ; | 4 88. Gellagt. ad SYSTEMATISCHE Gen. 3%. _ BALENA. — Ee, 1. Salena Myfticetus. Oc. Groenl. _ pag. 442 9. Phoyfalus. Oc. Septentrion, pag. 417 G. Î Böops. menne en en pag. 455 IT de Musculus. Mari Scotico. pag. 437 Gen. 39. PHYSETERES. Sp, 1; Pbyfeter Catodon, Oc. Septentr. pag. 503 Bnn macrocephalus. == pag. 5o5 gl _ microps. ROE pag. 539 4. Turfio. mn pag. S36 | Gen. 40. DELPHINI. Sp. 1. Delphinns Phocena, Oc. Europ. pag. 540 B, Delplis. pag. 543 - in Orca. REE „Pag. 547 SSS SSSISISSSISISIS Seis CLASSIS SECUNDA. Aras rlr SE rd He dividunter in fex ì ORD TN ES, ebi Charaêteres vid. Tom. Ie p. 80, &c. Ex his appellaniur T. Ordinis. BER AcciPirREs sk Or= BORE (ACD WIVEZTE R,: 38. Geflagt. — ‘z. Soort. Walvifch met Baarden. a Vinvifch. 3e Osfen - Oog. 4 Breedfinoel. 39. Geflagt. KAZILOTTEN. Ie Soort, Kleine. Kazilot. | . 76. Larus, Rostrum pien ARP Jabes gibbum. 77. STERNA. Rastrum Suulatum, 5 heg ( 75. Corymaus: Rieti uis Silat, hege” cou _presft usculum; en Ordo 1. tel Grarum, het, Pedibus tetradatylis. 79. PHANI COPTE RU s. Rostrum fran denticu- latum, Pedes palmati, … 80. Á LATALEA. Rostrium depresfum Sparuarun. Sr. PALAMEDE A, Rostrum Apice uncinatin acu” vr VU. | EEEN 32. ME erERIA Bisram Mandibulá inferire cras- fiore fubadscendente | 7 8 5. TANTALUS. Rostrwm arcuatwm, Sacco aalëtis 84. ARDEA. Rostrunitetlims acutiusculum. go. RECURVIROS TRA. Rostrum Subulato -attenua- tuis, depresfwik ; recurvum. 86. ScoLoPpax, Rostrum GD » Bld mns „ Obe tufiusculum. 87. Tringa. Rostrum tad cbrafm. Poles vic infiflens. gie Furrca, Rostri bafis Fronte calvá. BER: O2 PNB LIA DIE ZER Go. KriodcAaNs. DeBek omringd met eén kaale Huid: ze Mreuw. De Bek aan de Tip van onderen bul- weoigd”. VIRTERN. De Bek Elon, aan de Punt op zy= …_ de-plat; 75. Duiker, De Bek Elsvormig , aan de gren platagtig: IV. Rang. STELTLOOPERS. * Met ge Pooten. 79. Fra MMINGO. De Bek als geknakt » met Tan si den; en de Voeten gepalmd: go. Lrrrraar. De Bek plat, van figuur als eeù Spatel. 81. WER De Bek aan de Punt Haäkswyze én fcherp.; » 82. SCURVOGEL. De Bek met de Onderkaak dikker | en eenigermaate opgewipt. 85. NiIMMERZAT. De Bek Boogswyze krom, met | éen Zak aan de Keel. 84. Reiger. De Bek regt en fcherpagtig. 80. Kùúir. De Bek Elsvormig verdunnende; plat eh opwaards omgekromd, 86: Sne. De Bek regt , rondagtig en wat ftomd aan ’t End, 87: STRANDLOOPER, De Bek rôndagtig en ftomp; De Duim naauwlyks op den Grond rustende. gi: WATERHOEN. Het agterfte van den Bek naar boven kaal, ij | t b Vv G2/ SN EREMAT IS Cyd E 92, PARRA. Rostri bais Fronte Carunculis mokili- | bus, ) 93. RarLLus. Rostrum Vrt Corpus compres: flusculum, 04. Psornra. Roflrum fubfornicatum. ares ova- i@s | 83. CANCROMA. Rostrum Ventricofum, idd Pedibus Curforiis five tridacylis. go, HemAToPus. Aostrum compresfi usculum „ apice Cuneo, 83. CHARADRIUS. Rostr um teretiusculum obtufum. 95. Oris. Rostrum Jubfornicatum. Lingua emarginan ta. 06. StTruTHIo. Rostrum Conicum, Ale non volitan- Eese fs | ed Ordo. V. GALLINZ. 97: Dipus. Rostruimn medio A, » rugofum, Fá- cie OA 98. Pavo. Vertex Pennis revolutis. — Rostrum nu- dum. 99. MELEAGRIS. Facies Carunculis Verrucofa. zoo. Crax. Cera bafin Rostri obducens. zor, PHASIANUS. Gene nude leves, zo3. TerrRAao. Supercilia nuda, Verrucofd. 202, NumipA. Caruneula bine ad ne n Mandibulg- TUe Ordo VI. da, SpoorwreEx: Aán-’t grondftúk van den Bek bê: weeglyke Vleefchheuveltjes. | 03 Rarr. De Bek eepigermaate gekield. Het Lyf op zyde platagtig. 04. KNArsuoern: De Bek eenigermaate gewulfd : de Neusgaten laögwerpig rond: Sz KRAPBEN-EETER: De Bek buikig. Xe Met drie- Vi ingerige of Looppooter: Do. SCHOL-AAKSTER: De Bek eenigermaate - {as mengedruakt, aan de Punt Wigswyze. 83. Prrvrer. De Bek Kegelrondagtig en ftomp. 95. TrarcaNs, De Bek eenigermaate gewelfd. Dé Tong uitgerand: — | 99. VoebrsTrRuis. De Bek kegelvormig. De Vler- ken niet tot vli egen gefchikt. V, Rang. HOENDERE Ne 97: Dop!AArs. De Bek in ’ midden fnial en rim. pelig. De Kop vân vooren kaal. 98. Paauw, De Kruin met t omgeflagen \ Vederen; De Bek naakt, 69. KALKOEN. De Kop van vooren met Wrattige _ Vleefchheuveltjes. | | ico. Paauwies; Het Grondftuk van den Bek met Wafch bekleed. — j | tor: FArsANT, De Wangen kaal en effen. 103. VELDHOEN. De Wenkbraaüwen kaal en Wrats tig. 102 Pourr Prinranr: Twee Vleefchheuveltjes aan ' ; Grondftuk der Kaaken, Va Vl: Rang; LSTEMATISC HE vd „Ordo VI. PASsEREs: * Crasfirostres. eg. Loxra. Rostrum Conico- ovatum, 11e: FRINGELLA. Rostrum Conicum acutum, 110, EMBERIZA. Rostrum fubconicum ‚ Mandibulá inferiore latiore coariatá, ** Curvirostres : Mandibulâ fupériore sag ins > curvatà, 118. CAPRIMULGUS. Rostrum icurvum , _depresfium ciliatum. Nares tubulofa. | 117. Hrrunpo. Rostrum incurvum depresfium. 115. Prpra. Rostrum incurvum Subulatum. *** Emarginatirostres : Mandibu!â fuperiore por. f ne Apicem emarginatâ. íoz. Turnus. Rostrum emarginatum , Subulatum 5 Bafi depresfum. xTo8. AmrerLrs, Rostrum emarginatum Sudan i Bafi depresfum. $ ir. TANAGRA. Rostrum emarginaum, Suhulatum, Bafi Conoîdeum. „313, MuscricApaA. Rostrum emarginatum, Subula- zum, Bafs Ciliatum, EE Sine ER DMB WITZ ER aal ‚VI, Rang. _ MosscHeEN. | id Dikbekken, zo9, Kr ERNBYTER, De Bek Kegelvormig Eyrond, rio, Vink. De Bek Kegelvormig fpits. rio. GEELGors. De Bek Kegelagtig, met de On- _derkaak breeder en verfmallende. _&&* Krombekkens die de Bovenkaak aan de Punt krom hebben. 118. GEITENMELKER, De Bek krom , plat en met Haairtjes bezet, De Neusgaten Buisagtig. 117. ZwarLuw. De Bek krom en plat. | 115. MANAKYN. De Bek krom en Elsvormig. eK Uitgefneeden=randbekken: die de Bovenkaak ag ter de Punt uitgerand hebben. 107, LysTEr. De Bek uitgerand, Elsvormig, aan het Grondftuk op zyde plat. rof. Corinca, De Bek uitgerand, Elsvormig, aan het Grondftuk van boven plat, 11E. TAN AGcRA, De Bek uitgerand, Elsvornig, aan het Grondftuk Kegelagtig. 118. VLIEGENVANGER. De Bek uitgerand, Elsa «vormig, aan 't Grondftuk gehaaird, | Va kerr Sluijk. sy ETEMAT IS CHE kik + Simplieirostres: Rostro reêto s integro , atte- nuato. 216. Parus. Rostrum Subulatum. ns truncata. Capistrum reverfum. zig. Moractira Roswum Sails, Lingua in: _cifa, Unguis. posticus modicus., | 105. Araupa. Rostrum Subulatum. Lingua bifa Unguis posticus elongatus. 1o6. STURNUS. Rostrum Subulatum , « Apice debresh marginato. 104, COLUMBA. Rostrum fubfornicatum, ares gib- bofe , Membraná obliteraid, SSS SSS SSS NOMINA SPECIERUM. — Ordo. 5 ACCIPITRES Genus ât. Vorrones Sp. 1, Vultur Gryphus. Chili, Peru. Tom.IV. pag. 98 2. Harpyja. Mexico. pag. IOS Ep Papa. Ind. Occident. pag. IC6 4. Monachus. Arabià. 5. Aura. Amer. calidiore, pag, rog Ós Barbatus. Africâ. MAN mt ee / Percnopterus. Egypt. Eur, auftr. pag. 115 8, Albicilla. LEuropà. pag. 141 «2, Genus Opp Ak WITZ “kut Sluikbekken: die den Bek regt, niet ingefnee- den en verdunnende hebben, rió, Mers, De Bek Elsvormig. De Tong gekuot. Een Muilband van omgeflagen Veertjes. TI4. KwiksTAART, De Bek Elsvormig. De Tong ingefneeden, De Agterklaauw maatig lang. ros. Leeuwerik. De Bek Elsvormig. De Tong gevorkt. De Agterklaauw zeer lang. 106. SPREEUW. De Bek Ee ‚ aan de Punt | plat en gerand. 104. Douir. De Bekeen weinig gewelfd. De Neusgae ten bultig, hl met een Vliesagtig Klepje. REEN ENENENNENENENENNENENNENENENENEN NAAMEN DER SOORTEN. T. Rang. RoorFvoGELEN. ar. Geflagt, GIEREN. 1, Soort. Grypvogel. IV. Sr. bl. 98 0. Harpy. bl. ros 3, Koning der Wouwouwen, Ag Dl. 106 4 Monnik - Gier, 5, Menfchen =eeter. Heet EEM bl. 109 6. Baard-Gier. Dl. tr je — _ Arend-Gier. Egypte, Zuid- Europa. bl 115 8, Witftaart. bl. zar V 4 42. Geflagt, SYSTEMATISCHE. Gen, 42 FALCONES. « Cerâ lutcâ, BES) 0 Falco Coronatus. Guineâ.. Tom. IV. pag. 139 Te ‚ Melanetus. « Europâ. pag. 122 13 Leucocephalus. — & Americâ. | 4. Osfifragus. Europâ. … … pag” 170 5. Chryfüetos. — ___pag. 128 6. fulvus. —== & Canadà, pag. 133 5. Rusticolus. Sueciâ. pag. 136 8: , __Barbarus.- Barbariâ. pag. 139 d. cerulescens. Afiâ. pag. 149 10. … _ Cyaneus. Europâ, Africâ. Ts Pygargus. Europâ. pag. 143 12. Milyus. Eur. Afià & Africâ. pag. 144 13. Gentilis. Alp. Europ. pag. 149 14. Subbuteo. Europà. pag. 159 1. Buteo. — pag. 160 16. Tinnunculus, _— pag. 163 A Sufflator. Surinamo. pag. 165 18. Cachinnans. Amer. merid. pag. 165 19. __Hudfonicus. Amer. boreal. | og. „„Sparverius, Americâ. pag. 166, O1, _ Columbarius, pag. 167 on. Superciliofus. Surinamo. ‚ 23. Vespertinus. IngriA. 24. …_ _ Lamarius, Europâ, pag. 168 “KX Ce: z. Soort, _ Zwarte- Arend; Te BLA DW LZR, 49. Geflagt, VALKEN. * Met geel Wafch. Kuif Arend. IV. Stuk, Witkop. Beenbreeker, Goud = Arend. Gemeene Arend, Wit gekraagde. Sweeden. Barbaryfche Valk. … Bengaalfch Havikje. Blaauwe Sperwer. Ringftaart. Kuikendief, Edele Valk. Boomvalk. Buizert. . Steenfmetzer. Opblaazer. | ee Spotter. Hudfonsbaayfche. Smirrel. | Duif - Sperwer. …— Surinaamfche. Avondvlieger. Zugermanland, Zwemmer, Û 4 Vs I4S „6 Halietus. Europà. pag. 169 27e Gyrfaloo. == pag. 172 ‚09, Apivorus, == Pag. 175 29. ZEruginofus. Ct pag. IT “30. Palumbarius. Europâ. _— pag. 175 sr. Nifus. _—_ pag, 177 32. minutus. Melitâ, Ins, Genus 43, « STRIGES, * Auriculate Pennis, Sp. 1. Strix-Bubo. Europâ. pag. 183 2. Scandiaca. Alp. Läppon. pag, 188 cn _Afio. Europâ.. pag. 189 de Otus. == __ pag. 190 Enk ps ar Pag. 194 ** Jnauriculate. 6. Strik Nyêtea, Lapp, & Am, boreal. pag. aor a Aluco. Europâ. pag. 196 Si Flammea. == 9. Stridula. —= ‚ pag. 204 10. Dlula. == pag. 205 iT Funerea, —— & Amer. boredl. Pag. 197 18, 207 SvsTEMATISCHE kx Cerâ obfcurâ. Sp. 25. Falco Furecatus, Americâ. Tom. IV. pag. Pasferina, — pag. Ges ED KID Wv zie à sk Met donker Wafch. as- Soort, Vorkftaart « Arend, IV. Srux, bl, 148 Ad Vifch- Arend, | bl. 1ó9 lk Gier - Valk. zi bl. 172 28. ____Muisvalk. ni bl. 173 29: Wouw. hekken bl. 174 30. Havik. | vi Êl. 175 31. Sperwer, | | ®l. 177 32. Klein Havikje, Eil. Maltha. 43 Geflagt. _UiLrEn. * Met Ooren van Kederen, Soort, Schuifuit. be bl 188 Te “9, Laplandfche Uil} bl. 188 3e Virginifche. bl 189 Ä Rans - Uil, bl, 190 5 Boom = Uiltje. | bl. 194 kk Ongehoornde, 6. Witte Dag- Uil. bl. eor 5. Groote Nagt- Uil. | bl, 196 „ês Kleine Nagt - Uil, | 9. | Kras - Uil, | bl. 204. IC. Kat - Uil. | bl. eos di; Steen - Uil. bl, 197 12, Mosfchen » Uiltje, | bl, 207 Gellagt. Genus 44. « LANIT. SYSTEMATISCHE Sp, «1. Lanius forficatus. Madagascar. ToM. IV. 2e 3 Ae s. 6. A 8. Ge 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16e 17. 18, 19. 20, nst, 29. 0q. OA» 25. 26, cerulescens. Bengalà. Cristatus, men; Canadenfis. Canadâ, macrourus. Senegal. Ludovicianus. Ludovicid, Nengeta. Brafiliâ. Curvirostris. . Madagaskar. Collaris. Cap. bon. Spei. . Lucionenfis. Ins. Philipp. Excubitor. Europâ. Coluriô. Tyrannus. Amer. boreal, Schach. Chinâ. Pitangua, Brafiliâ. Doliatus. “Amer. merid, rufus. Madagascar. Barbarus. Senegall. Sulphiuratus. Cayanâ, Cayanus. me Senegalus. Senegall. Madagascarienfi is. Madag. Emeria. Bengalâ. \_Focofus. Chinâ. infauftus. Europà, Faustus. Chinâ, pag. 221 pag. 213 pag. 214 pag. 221 pas. 214 pas. 214 pag. 216 pag. 217 pag. 219 pag. 218 pag. 222 pag. 222 Pag. 327 Ordo Il, i. Soort, Vorkftaart. 44: ee PN HKD WAZ ER IV, STUKS Blaauwagrige. fi Gekuifde. ‚ Kanadafche. _ Langftaart. Louifiaanfe. Lowifianas Brafiliaanfche, Krombekkige. Kaapfche. Philippynfche. Wagter. . Schat » Aakfters Tyran. Schach. Pitangua. Wit en zwart bonte. Rosfe Klaauwier. Barbaryfche. - Zwavelgeele. Cayennifche. Senegalfche. Madagaskarfche, Bengaalfche. Snaak, Rotsmerel. Chineefche, Cayenne, “KLAAUWIEREN. Dl. o2t bl. 213 bl. 214 N bl, 221 bl. 214 bl. 216 bl. e17 bl 219 IL, Rang: S:Y 8 WEMA TE SCH È SSSSSISSS SSS SKS Ordo. ih Pre as Genus 45: PT Rae za * Macrouri Caudâ Cuneiformi. Sp. zr. Pfittacus Macao; Bras. Tom. IV. pag. 236 2. Militaris. 8. 'eArarduma, Aber: meridion. pag. 36 ie £ Obfcurus, Africh. ii pag. 238 5e Nobilis. Afâ. “4 pag. 239 vis 1 Severus. Americâs ‚pag, a4t ** Maecrouri minores. Sp. ge Píittacus Zupatria. deer 8. SFaponicus, Japoniâ, „Pel Amboinenfis. Amboind. Io. Cyanocephalus. Ind, Orient. oe 1e Borges. Ind. Borneo. — pag. 242 … Fd Solflitialis. Guineâ , Angolâ. pag. 243 nen: Carolinenfis Carol, Virginià. pag. 244 14: _ Alexandri. Chin. „Beng;Athiop. p. 244 EE pertinax: Americâ, pag. 246 16, Canicularis, mmm ‚ Pag. 247 Ei, LEruginofus, ‚ Pag: 248 “29 TUfirostris. pag. 249 Ig. | ornatus. Afià, pag. 251 Ds agilis. Americâ, pag. 253 hd KK ke Bra. BLAD WY ZER IL, Rang. AAKSTERS ‚ as. Geflagt. PAPPEGAAIJEN. hi ERE z G Ke 0 Ps Z NP mi mf Ze & Langflaartige met een Wigswyze Staart. í. Soort. 9. 8. 4e Se 1 Jk 7. Soort. 8, ‚9. Te II, 12 ‚23e Id. 15. \ iÓ. „17. 18, 19. 2e West -Indifche Raaf: Groen en blaauwe dito. Blaauw en geele dito. Bruine Pappegaay. Amazoon. Groene van Brafil. ** Lang ftaartige, die Kleiner zyn. Groene Parkiet. Japanfche dito. Ambonfche roode, _ Blaauwkoppige. Borneofche roode, Geele van Angola. Groene van Carolina, Gekraagde Parkiet. Geel - Wang. Rood en blaauw Kop. Bruinkeel. _Roodbek, Bonte Parkiet, Parkiet van Cayenne, . 036. ‚ 236 l. 038 259 o4r SYSTEMATISCHE, *%% Brachyuri Caudâ eequali. Sp. ar. Pattacus: Coronatus; Surinamo. Tom. IV, 2%e . Cristatus. Chinâ. erythroleucus. pag. pag. Erithacus, Guineâ , Jamaica. pag. -Gárrülus. Ind. Orientali: Domicella. Afiâ. Lory. Indiâ Oriental, cerulo- cephalus. Guajanâ. niger. Madagascar. leuco-cephalus. Americâ. _Lucionenfis. Ins. Philipp. eftivus. Americâ. „Amazonicus, Surinamò, Paradifs. Americâ, festivus. Indiis. Brafilienfis. Brafilië. Autumnâlis, Americâ. Accipitrinus. Indië, Menftruus. Surinamoë _fòrdidus. Mexico. melano -cephâlus. —== Collarius. Americâ. Senegallus. Senegalliâ, Chryfopterus. Indiâ, pullarius, AfiÀ, Zthiop, Galgulus. Indiâ. Pasferinus, Americâ, pas pag. pas. Pag. pag. pag. pag. __Pag. pag: pag. pas. pas: pag. pag. pag. pag. pag. pag. 254 257 257 258 o60 oór 262 255 263 263 264 2ós 266 266 267 256 268 2ó:) 269 276 270 Genus 464 ABDAD WiN"ZE Rep kk Korifbaartige, met de Staart aan't End gelyk, ‘et. Soort. Kroon:Kakatoe, ‚IV. StTus , … aad Kuif-.Kakatoe.,. 1% Dl. 254 23. Witte met rcod. bl. 257 HDA, Guineefche. 0 4.5 SAAL 1257 1sbge BE -Molukkifehe, sos t bl. 258 BR 08 /efuffertjegs „1tnoi'L bl. 260 27. ‚ Lory. y tirtoooth bl. 26xr o8. Blagawes el mioumi bl. 262 29. _ Zwarte Pappegaay: jn | bl. 255 50: _ Witkop. dem bl. 263 B aad wailppalchs, kds hd SV de B Eea mono VER 068 33, | Ere ‘Amazoon. se 34e … Geele Pappegaays bl. 964 85. Bonte. zi eed “bl. 265 zó, Brafiliganfehei d … „Es arco bl. 266 37. < ___ Amerikaanfche, ha bl. 266 BONE Pijnkopsadenes NOI BAEUG pj, of 39. Guajaaníche. … _ | | Be 0 Bruine Pappegaay. … “bl 386 A BEG. Witborftige.. rest ebi. 268 42t Reed geksagdenteien „ble 269 , 43e Senegalfche. ae 44. Goudwiekje. - al 45 Guineefch Parkiet je. ver bl 200 46. ____Oostindifch dito. Cp. 275 47. ___ Amerikaanfch dito. bl, 272 Dj AC. Gee SYSTEMATISCHE Genus. 46. RHAMPHASTI Sp. 1. Ramphastos viridis. Cayanâ. Tom. IV. Kin 0. Piperivorus. —= | 3e Aracari, Amer. meridion. 4e Piscivorus 5. Tucanus. PAL 276 Ó. | Picatus, == == _ Pag: 277 „je. __dicolorus. Cayanà. | Sp. Sp. Sp. Kb Momota. Amer.meridion. Genus 47. BUCERL z. Buceros bicornis. Chinâ , Fret. Sunda. pag. 283 de Hydrocorax. Moluccis. 3. Rhinoceros. Indiâ, pag. 287 4. Nafutus, Senegallië. pag. 286 Genus 48. BurHac. 1. Buphaga Africana, Senegal! Tom.V. pag. 478 Genus. 49. CROTOPHAGE. | Ll 1. Crotophaga Ani. Afr. Amer. Tom. IV. pag. 291 2. ambulatoria. Surinamo. Genus 50. CoRrvi. 1. Corvus Hottentottus. Cap. bon. Spei. De Corax. Europâ. pag. 204 3e Corone. pag: 303 4 Frugilegus, mm pag. 305 | Sp. 5- SAR BAP Z ER, 45. Geflagt. TouKANs, 1. Soort. Groene Toukan. Cayenne, IV.STUK ijk Pepervreerer. 3 Aracari, Zwid= Amerika. 4 Vifchvreeter. ces Gekraagde. | bl. 276 6. ___Gewoone Toukan. bl. 272 Je …‚ … Tweekleurige. Ca venne. 8. Momot, Zwid- Amerika. 47. Geflagt. RHINOCEROs- “VOGELEN, 1. Soort. Tweehoornige, China, Straat Sunda. bl. 283 2. Stomp gebulte, | ies. Eenhoornige, - fi bl. 287 A dk rompetvogel. DN, 286 48. Gefiagt. OSSENPIKKERS, r. Soort. Afrikaanfche. _ _ V. Sruk. bl. 478 | 49. Geflagt. TEK-EETERS. | 1. Soort. Met klim- Pooten. IV. Sruk. bl. oor 2. _ Met loop- Pooten. so, Geflagt. -RAAVEN, 1. Soort. ‘Hottentotfche. / 2. Gewoone Raaf, bl. 294 3e Kraay. bl. 303 4 _…— Roek, bl. 305 Re \ s. Soort, Spe Sp. SYS TEMATLSCHE s. Corvus Cornix. Europd. ler 8. Monedula, == “-Glandarins, == * Cristatus. Amer. ste: Cayantus- Cayanâ. Caryocataêles. Europà. Balicasfius. Ins. Philipp. Afer.* Senegalliâ. — '* Pica. HEuropâ. - Sencgalenfis Senegal Canadenfi:, Canadâ. Tom. IV. pag. 306 Paz. 3C9 hed > tend) 313 pag. 316 pag. “317 pag. -319 brachyurus. Molucc. Ceylon. Pyrrhòcórax. Alpes , Helvetiâ.” Graculus. mmm pag..422 Eremita, mn PAS. 42I Genus st. CorACIZ,. ‘Coracias Garrula. Europá. Indica. Ind; Orientalis,” Caffra. Cap. b. Spei. Orientalis. Ind. Oriental. pag. 330 pag. 3352 Bengalzufis, Bengalâ … Caudaia. Angolâ. „Genus 52. Orzorr, ‚ Oriolus Galbula. Europ. & Ind.Or. Chinenfis. Chinâ. melanoceplialus. Bengalâ. T. Vv, pag. 476 Jêterus. Amer. calid. fom.IV. pag. 33 phoeniceus. „Americâ feptentr, ‚‚Pâs. 332 _Sp. 6 woort. 1. SU0r}. 8, B. Îe 5, PE ADEWIVEZTE KR. IV, S TuK. bl. _Bontekraay 206 Kaauw. bl. 309 _ Vlaamfíche Gaay, bl. 313 Kuif « Gaay. H. 316 Kayennifche. ii Nootekraaker. bl. 317 Philipp ynfche. Afrikaanfche, 6 Aakfter. H. 319 Senegalfche Aakfter. Kortftaart. — . Kanadafche Gaay. Switzerfche Bergraaf. ’ Switz. Bofch - Raaf, bl. 422 Eremiet, HM. 421 si. Geflagt. SCHARLAAREN. Duicfche ee bl. 33a Indiaanfche, | ‚_Afrikaanfche, bl. 331 Oostindifche, Bengaalfche, Langttaar an sar Gefage GeervoceLs. Wielewaal, bl. 332 Chineefche. Zwartkop. T eherVs Smtoxibks 47 - Hangnest - Vogel. IV. Stug, bl. 339 Roodwiek, pO 6. voort, SYSTEMATISCHE Perficus. Amer. meridion, Mexicanus. Mexico. Guajanenfis. Guajanâ. Oriolus hemorrhous. Bras. Cayanâ, ToM. IV. _ Baltimore. Amer. feptentr. pag- 334 Spurius. TT Bonana. Amer. meridionali. Xanthornus. Mezico, Jamaicâ, Dominicenfis. Dominicâ Cayanenfis. Ins. S. Thom. Cayanâ. Jéterocephalus. Cayanà. _ Melancholicus. Mexico. T, Vv. pag. 537 Capenfis. Cap. bon. Spei, Aureus. Ind. Orient. T. IV. pag. 335 Chryfocephalus. Americâ. Genus 53. GRACULZEe Sp, 1. Gracula reen A. pag. 339 2. calva. Ins. Philippinis. | 5, fetida. Americâ, | pag 349 Ae Baritâa. === pag. 341 5. Cristateila. Chinâ.- pag. 342 Ó. Saularis. Afiâ. pag. 342 Je Quiscula. Amer. feptentr. pag. 343 B. Sp. Aithis. WEgypto. pag. 344 Genus 54. PARADISE Z. pag. 346 1 Paradifdea âpoda. Ins. Moluccis. _ kan Regia. Amboinà, „pag. 350 _ tristis. Ins. Philippinis.; G 8. dE LA DW YZ ER 6. Soort, Roodítuit. | IV, STug, ed Perfiaanfche. 3 8. Mexikaanfche, 9. Guajaanfche. 10, Daltimore- Vogel. Bl. 334 ii. ___Basterd - Baltimote, 12. Bananas - Vogel, Ee Kanthornus, (NM. Dominiek fche, Ep Kayennifche, 1ó. Geelkoppige, | | 1e Donkere. Vv. STuxK. bl. 637 Te Kaapfche. 19. Goudgeele, IV. STux. bl. 335 20. Goudkoppige. 53. Geflagt. « KAAUWTJES. r. Soort. Mineur. bl. 339 2 Kaalkops F q. ___Stinkvogel. bl. 340 : & Pifang - Spreeuw. | bl. 34E 5. Gekuifd. bl. 342 6. _ Bengaalfch. bl. 342 re Purper - Kaauwtje. \ bl 343 8, Egyptifch. bl. 344 54. Geflagt. PARADys:VOGELS. 1. Soort. Gewoone. | bl. 346 2. Koning der Paradysvogelen. bl. 350 eN Bruine. | X 4 | ss. Ges s Were NKT SCHE Sp. 1. Trogon. firigilatus. Cayand, 2. „3. n' é / Genus 55 TROGONES: Curucui. Mexico. Bras. Peru. viridis. Cayanà, | Genus 56. BUCCONES. Sp. 1. Bucco. Capenfis. Cap. bon. Spel. : Sp. 1. Cuculus canorus. Edropâ. … pag. 2. Orientalis. Ind, Orient. -, pag. 3e ‘ Mindanenfis Ins. Philipp., pag. 4e Vetula. Jamaicâ. pag. 5, Glandarius. Afr, & Europà. pag. 6. Senegalenfis Senegalliâ. _ 7- Honoratus. Malabariâ. « pag. 8. punêtatus. Ind, Orientali. Og. nevius. Cayanâ. ú Íe: Americanus, … Carolinà. « « pag. ur. Scolopaceus. Bengalà. + pag. 12, niger. mmm — pag. ie Dominicus. Domin. Ludovicia. 14. Cayanus, Cayanâ. 15. coeruleus. Madagascar, 165, Sinenfis. Chinâ. «| Eke Perfa, Guineâ. À pag. EB, Brafilienfis, Brafiliâ. | en “39. Cristatus. Madagascar, Genus 57. _CUCULI. Tom. IVe 354 368 367 365 366 „367 369 966 368 363 Sp. 29. chin vd heh da 55. Geflagt. Trocons. 1. Soort. Geftreepte van Cayenne. «- IV. Srvx. 2. Curucui van Brafil, enz, 5. Groere van Cayenne, 56. Geflagt. __BLAASKAAKEN. — xr. Soort. Kaapfchie. 57. Gellagt, KOEKKOEKEN, £. Soort. Europifche. 4 bl. 354 a, Oostindifche , zwarte. bl. 368 8. Philippynfche. bl. 367 4. Jamaikafche bruine.” bl. 365 5 Spaanfche, | bl. 366 Ô. Senegalfche. | rk Malabaarfche. yn bl. 367, ö. Geftippelde. 9. Ros bruine, 10. Karolinifche. | bl. 369 1. Bengaalfche gevlakte: bl. 366 12. ‚ Zwarte. sn Dl, 366 iT: Dominiekfche, 14. Cayennifche, ee. Hemelfchblaauwe, 16, [ Ehimneefche. | v7. Touraco, _ | Ul. 365 18. Brefiliaanfche, | | | io. ____ Gekuifde, X 5 20 Soort, SESTE IMATISCHE Sp. 20. Cuculus Coromandus. Corom. T. IV. pag. 34 | Cornutus. Brafiliâ, Paradifeus. Siam. Genus 58, YUNGEs, Sp. z. Yunx Torguilla. Europä, Genus 59. Prer. Sp. 1. Picus Martius. Europà. Ze 3. … Âe Se 6, Ze 8- Principalis. Amer. feptentr. Pilearus. Americâ. Lineatuse -Cayanâ. Hirundinaceus. Amer. feptentr. __Pasferinus. Dominicâ. erythro=cephalus. Americâ, Aurantius. Cap. bom, Spei, Auratus. Canadâ. | Carolinus. Amer. feptentr. Undatus. Surinamo, viridis. Europá. Bengalenfis. Bengalä. Semirostris. Indiâ. pubescens. Amer. feptentr. villofus. Kessen __anajor. Europâ, medius. minor. _— varius, Amer, feptentr. tridaëtylus. Sueci , SiberiÂ. pag. pag. _pag. ‚pag. Pag. Pag. pag. Pag. pas: pag. pag. Pag. 364 320 . 375 „1370 je 317 . 378 378 569 379 330 388 339 389 390 39% 393 Ge- BL AD W:Y:Z ER. 20, Soort. Koromandelfche. DO 22e 53. Geflagt, Gehoornde. Siamfche. DRAAYHALSEN, 1. Soort, Europifche. 59. Geflagt. … SPECHTEN. 1. Soort, Kraay Specht, Ze Se 4e Se on Wit gebekte. Wit gevlakte. Geftreepte. Zwaluw - Specht. Mofch - Specht. Roodkop, Oranje - Specht. Goudvlerk, Karolinifche. Gegolfde. Groene Specht. Bengaalfche. Halfgebekte. Ruig gerugde, Haairige. Groote Europifche. Middelbaare. Kleine. Bonte Specht. Drievingerige, bl, 364 bl, 364 bl. 370 bl. 275 bl. 376 bl. 377 bl. 378 bl, 378 bl. 369 Ul. 379 bl, 33a bi. 388 bl. 359 bl. 389 bl. 390 bl, 39r bl. 393 6o, Ges Sp. 1. Todus. viridis. Americâ, ds pag. 405 JN cinereus. Surinamo, BE, Genus 62, ALCEDINES. Sp. r. Alcedo cristata. Ind. Oriental. vee} Inda. Ind. Oecidentalí. Je Ispida, Europâ, Afiâ, _ pag. 999 VE Erithaca. Bengalâ. Pag. 403 Se Madagascarienfis. Madagascar. %- Superciliofa. Americâ. Ka . we hidr HVO, ‚ Pag. 404 8. torquata. Martinica, Mex. Ee Od 9. Capenfis. Cap. b. Spei. To. Senegalenfis. Senegalliâ. | Sie pn Smyrnenfis. Afr. Afiâ. ' paz. 406 12. rudis. Perfià ’Zgypto. pag. 407 53 Dea Surinamo. pag 407 adr # Paradifea. CayanÀ , Surinamo. | Ce z5, Galbula. Brafilià, Cayanâ. Genus 63. MEROPES. « Sp. 1.-Merops Apiaster. Europ. Oriente: pag. 409 SYSPEMATIsS CHE vá Genus 62. ‘SITTA. ‘n. Sitta Europea, Europà , Amer. T. IV pag.-306 2, Canadenfis. Canadâ. Pag. 397 3, * Famaicenfis. JamaicÂ., Genus ó1. Topi. Sp. 2; r. Soort. Europifche. 2, Ae En s rd BEAMER bo. Geflagt. — BLAAUWSPECHTEN, Kanadafche. Jarmaikafche. ® @ : k, 61. Geflagt, - “Topos, I. Soort. Groenéê, 0, ® 63 Nn . ee Zn ost Soort. \Ö e tl ed e bf bef LI « ® 14. ‘15. hed e) ® Afchgraauwe. 6e. Geflagt. — YsvoGELEn, Gekuifde. Weestindifche. Europifche. Bengaalfche, Madagaskarfche, | Gewenkbraauwde. : Amerikaanfche. Gehäfskraagde,- Aeron Kaapfche. ij Senegalfche, Smyrnfehe. Bonte. DEAD Gadinnetjes: — > Langftaart. Goudgroenes " 63.Geflagt. BvênN -ERTERS. 1, Soort. Gewoone, t's IV, STuxKs bl. 396 e n / Wa bl, 397 bl. 425 hd} Üye bl. 459 2e WOIFES ‘ SYSTEMATISCHE Sp: 2. Merops viridis. Javâ „Bengalâ. T. IV. pag. 411 3e congener, Europâà Auftrali. pag. 413 ike Superciliofus. Madagascar. 5. Philippinus. Ins. Philipp. 6. Cinereus. Americá, pag. 412 7. __… _Cafer. Erehiopid. pag. 413 „Genus 64. _ Ururs. 1. Upupa Epops. Eur. & Ind. Orient. pag. 415 0. Promerops. Cap» bom: Spei. pag. 421 Se Paradiseas Afiâ, pag. 419 Genus 65. CER TELE, «r. Certhia familiaris. Europâ. pag. 425 Bae hed Wratia: ee pag. 427 3. pufilla. Indiâ.. | pag. A27 "4e Capenfis. Cap. bon. Spei. - 5. Olivacea. Madagascar. 0 Currucaria. Ceylonâ. Je _Sugularis. Ins, Philipp. 8e cerulea. Surinamo. pag. 428 9. Cayana. Cayanà. _ ijn MO: 7: Chalybea. Cap. bon, Spel. 11. Afra. 12. Spiza. Brafil, Surinamo. TV. pag. 584 13» Sperata. Ins. Philipp. 14. Senegalenfis. Senegalliâ.. 15. Gutiuralis. Brafiliâ. Zó Pinus. Amer. feptentr, Sp. i7 BED WEZEN 8. Soort, Groene. | IV. Srux. bl. pa 3. _Geelagtige, he bl. 413 4. _____Madagaskarfche, — s. —_ — _Pnhilippynfche. „0. Afchgraauwe. bl. 41a Je Ethiopifche. | bl. 413 64- Geflagt. Horren. 1. Soort. Gewoone Hoppe; l, 415 Bk Kaapfche. vk bl. 421 be: Paradys- Hoppe. bl. 19 65. Geflagt, BoomkigiPERTJEs. 4. Soort, Gemeen of Europifch. | U. 425 2 * … _Mauurkruiper. ij bl. 427 Se Zeee klan gi bn ZA 4e Kaapfch. ‘ A ze Olyfkleurig. 6. Grasmofchagtig, Ri Blaauwkeelijg, 8. __ Blaauwtje. j ‘#l. 428 9 Cayermifch, | 10, Staalkleurig. Ir. Afrikaanfch. ’ aa, Brafiliaanfch. V. STUK, bl. 584 Ki 15 Purperagtig, ce 14. Senegailifch. ES Groenkeeltje, 16, Geelagtig. 17. S0orta SYSTEMATISCHE ap 17. Certhia crueniald, Bengalà. ToM. IV. pag: 429 ‘Sp. k Tie flaveola. Americâ, ‚ ‘pag. 19, pulchella. Senegallië. . _‚„ Pag. 20, famofa Cap. bon. Speis 4 Pag ar. Philippina. Ins. Philipp. » 22, Violacea, Cap. ben. Speie. 03. Ceylonica. Ceylonâ. 24. ‚cyanea: Bral). Cayanâ. 25 Lotenia. Ceylonâ. Genus 66. ÉkocHirt., ven r. ‘Trochilus Paradifteus. Mexico. pa? 2, _ Pella. Amer. merid.. …… _p&8- ä. Superciliofus. Cayanâ. ide 4 Polytmus. Americâ..……; -Pa& Ne PForficatus Tamairdaon »‚ pag. „6. Leucurus, Amer. merid.; 7. ugularis. Cayanâs. Surin. 8 Thaumantias. Amer. merid. g. _ Dominicus. Dominicâ, 19e Mango. Jaïnaicá, foreetit. PAS: ke holofericeus, Mexico. pag. iN Colubris. Americâ.. —… pag. 13. Ourisfia. Indiis, isea2 DAZ 14. Mosquitos. Americâ, ‚‚s pag. 15. EN „Mellifugus. Cayanâ, ; | pag: 16. \Pegafus. hs 17. niger. Amer. merid.. pag. 18. cristatus. Americâ. ‚> pag. 19. elatus. Indi Orientali.. > 4,39 ‚431 431 485 436 437 438 and “ e 446 44 439 Aar 44t 148 444 446 Sp. 20, BLAD WEZE 17. Soort. Bengaalfche, N Soort, Paradys - Kolibriet. Langftaartige roode, Langftaartige bruine. _ Langftaartige groene; 2e ‚18. Suikervogeltje, ON Langttaartig, ao. … Dito van de Kaap: IN Philippyafch. ad. Violetkleurig. o3 Ceylonfch. 4. Hemelfchblaauw. 0 Lotens » Vogeltie. Vorkftaartige, Wicftaartige, Bloedkeelt je. Witftaartje. Dominiekfche. Mango - Brommer. Zwart - Buikje, Roadborftige: Goudvlerkie, Roodftaartje. _Honigdiefje. Pegafus, Zwarte Kolibriet. Gekuif de, Rood getopte, {V, Sruk, bl. gag Dl; 430 bl. 431 bl; 43% 66: Geflagt. BrorMzwicERtjes: bl, 435 bl. 456 “bl. 437 ble 438 bl. 446 hl; gat bl. 459 bl. a4r bl, 44E bl. 443 bl. 444 bl. 446 4ó. Soorde | SYSFEMAEisCHr Sp. dó. Tröchilus- Mellivorus. Indiâ, Tom. IV. pag. 445 êT. ___ruber. Surinamo. “pag. Ais Dh, minimus. Americâ. pag. 447 SSssssssssssssssss Ordo IL, | ANSERES. Genus 67. ANATES, * Rostro Bef gibbo. Sp t. Anas Cygnus. Eur. & Am, fept. T. V. pag. 13 2e Cygnoides. Afià. pag. 23 5. Gambenfis. Gamb. teguo. . Tadorná. Europâ, ‘pag. 24 &. ___fpeêlabilis. Caradâ, Sueciâ, pag. os é. fusca. Oc. Europeo. pag. 26 s | nigra. Lapp. Augliâ. Pag. 27 ** Leaves Rostro Bafi quali. 8. Anas Marila. Europ: Norv. Auftr. 9. Anfer, Eur. & Am. boreali. pag. 27 18. LEeyptiaca, Aùgypto. II. erythropus. Eur. & Am. Sept. pag. ês € is. coerulescens. Canadá. Pag. 36 13e Bernicla. Europ. boreali. pag. 37 táe Canadenfis.-Canadâ. pag. 56 18. mollisftma, Europ. boreali. _ pag. 40 16, ‚ Mofchata. Indiâ, Pag. 44 SP; 17. KBTB WY zE Bo. Sookt. Gekaagde. | IV. STUK, Dl. 448 Sh et Roode. Dl. 448 Be. … Allerkleinfte, . j bl. 44} ‚ IÌ. Rang. ZWweEMmvoceEreEN 67; Geflägt, EENDEN, * De Sneb aan 't Grondftuk bultig. 1: Soort, Zwaan. V:Stux: Dh 14 En Zwaangans. bl. 93 „3 Gambifche; | Bi Brandgans. ‚bt. 24 5. Kanadafche. | Bl. 28 ó. Bruine Gans: ls 26 DE Zwarte Gans, _ D. 27 ek De Sneb aan *t Granaat effen. B. Soort. Zwarte Eend. 9: Europifche Gans: — Dl. 27 10; Egyptifche Gans, | rs Roodpoot. Bl. 38 12. Blaauw vlerk. | El 36 28e .…- Rotgans; dl 84 14. Kanadafche, Dl. 56 15, Eidervogel, Öl, 40 ib. Moskaat - Eend. Dl zw X a 17. Soord, _ SYSTEMATIS CRE ‚Sp. 17. Anas Bahamenfi:. Bahamâ, Braúil, T.Vap. 45 18. Albeola. Americâ, pag. 46 19. Clypeata. Europ. Amer, pag. 46 20, Strepera. Europâ. pag. 48 21 Bucephala. Amer. feptentr. pag, so oz. Dominica. Amer. merid. Rr f 23e clangula. Europà. pag. Sr oi. Rustica. Amer. feptentr. pag. 52 o5. Perfpicillata. Canadâ, pag. 53 aé. Glaucion. Europ, marit. pag. 53 27 Penclops. == Pag. 54 2ê. acura. Or pag. 56 29. _ __Hyemalis. Eur. & Amer.aréticâ. pag. 56 30. Glacialis. Ins. Terr, nova, GT. Ferina. Europâ. Pag. . 57 32 Querquedula. pag. 58 33. Crocea, ———_—_—_ pag. 58 34e Circia. me pag. 6r 35. Histrionica, Amer, Islandiâ. pag. 59 s6. minuta. Canadà, Islandiâ, pag. óo 37. … __discors, Americà feptentr 38, Viduata. Carthagenâ. 39- … _Autumnalis. Americâ. Pag. óÓ2 { %k* Pennis aliquot recuryvis. Sp. 49. Anas Boschas. Europàâ. Pag. * 62 Al. _adunca. Belgio. pag. 67 AL. galericulata. Chinâ. pag. “67 “kk Cristate, “Sp. 43e Anas Spon/a, Amer. Septentr, pag. OB Eh es re 0 TRP ADN 4 Ze Bahäriafche, 43. Soort. V.Srux. bl. 45 HA 474 Wieeertje. nn bl 46 19 Slobbe, Dl. 46 20. Roeper- Eend. bl. 48 aks > Dik-Kop, bl, 50 29% … > Dominiekfche, | 23: „> Kwaaker- Eend. bl. st o4. Graauwe Taling. bl. 52 35. Bril- Eend. bl. 53 26. Bruinetje. bl. 53 37. Smient, bl. s4 29. Pylftaart. bl. 56 99. Winter - Eend, bl. 59 dö. Terteneuffche, | 31. Rosfe Eend. bl. s2 bl. 143 3. Gryze, Dl. 144 A ‚ Afchgraauwe.: bl. 144 5. ‚ Kutkegaap. crack. bl. 143 Os: _ -; Mantel „Meeuws „oo. bl. 146 7 Burgemeefter. bl. 147 8. SPOLLeE Ss wr sl bl. 149 9. Roodpoot. 10. Strôntjaager. bl. 150 II. Bruine Meeuw: . Bl. 143 17 Gellagt. STERNEN 1, Soort, Amerikaanfche, bl. 154 2. Groote Europifche. “_bl. 155 3. Zee- Zwaluw. bl. 157 4. Kleine Stern. 5. ___ Kirr- Meeuw, bl. 283 6 Bruin 2. _… Losvingerige. 28, Geflagt. VERKEERD=SNAVELS rt. Soort. Zwarte. | hl. 159 2. © Vaale Waterfnyder, Dl. 161 IV. Rang. sere rise IE n° ien & 5 CS CS NEN ES E KEN | de N Ordolv. Gerrei Genus U. _PmoesigorTEn. ES ok poosiesprersrde Afr. Anr EuT, \ v. Pi ‚E62 ie Genus 30,“ P LAPALE ËS Sp. te Platalea leucorodia. Eurôpâs” pag. 168 B Apaja. Am. Auftrs + pag. 170 5 Pygmaa, Sútinamo, >‘ pag 172 Genus 8L, PaALAM EDER Sp: ta Palamedea cornuta. PrasiGasjant ; a, cristata, Brafiliâ, —……{ Eettis 84, Myeremta, Sp- Is ‚ My@tri Americana, iere, pag. 178 Genus 83. CERCROUEE Sp. td Cancroma Cochlearia. ‘Guajanâ.. er PAR. 172 e, __Cancrophaga. Braflià, … pag. 172 „Genus-84, RDE Aù “c Cristata: Rostro vix Capite longiore: Sp. 1. Ardea Pavonina, Africâ. pag, 180 | Sp. 2. ‚BIAB WT IV. Rang, — SEELTLOOPERS. 79: Gellagt. FLAMMINGoOg v 1. Soort. Roode Flammingo, _V. Srux, bl, 162 80. Geflagt,. LIEPELAARS, 1. Soort. Witte Europifche, zB 68 de Roode Brafitiaanfehe,, | bl. 179 3e Dwergje vaa Suriname, Bl 172 81. Geflagt. SCHRELIWERS, 1. Soort, Gehoornde, pe Gekuifde, 82. Geflagt, — SCURVOGELS, 1, Soort. Amerikaanfche, bl. 173 83. Geflagt. KRABBEN-EETERS, 1. Soort. Rosbuikige. bl. 172 Ze Bruine. | 84. Geflagt, Re IGERS, 5 Gekuifde ; met den Beknaawwlyks langer dan de Kop. _%, Soort, Kroonvogel, BE 1 85 | | », Soorte svSPEMAFIsËlr Sp. a. Andes Virgo. Oriente. —_ Tom. V. pag. rie &* Grües: Capite calvo. … op. ) Ardea Canadenfis. Am. feptentr; à de 13% vc. Grus. Europâs Africâ, pag. 183 A _Americanù. Ámet. feptentr. pag. io 6, Antigone. Al > > pag. EIL kk Ciconie : ‚Orbitis „nudis., Sp. à. Ardea Ciconid. Fut: Afiâ, Africh. pag. 102 8. nigra But. Boreel. pag. 99 Een Arde® : Ungue intermedio introrfum ferrato. Sp. 9. Ardea Nycicoras. Eur. Kuftrali, Dag. Boo 10, purpurea. Oriente. — __pag. 266 it, cinerea. Europá, Page aot 10. major. == | 13. Garzetta. Oriente. A 14. …_ __ Coco. Cayanà, 15. JHerodias, Americâs pag. 205 16e _— violacea. == pag. 207 17. _cerulea, Am. feptentr: —- pag. 208 13. Hudfonias. Fr. Hudfonis, | 19. flriata. Surinamo. pag. 209 20. _ yirescens. Americâ, pag. 209 ot. _ Stellaris. Europd. pag. 21} pj PE: Ofiente. ik 23 Brafilienfis. Amer, Merid.. 5 24e alba. Europâ. pag. 213 Sp. 25: READ w LZ Mm a 2 Sf. Juffertje. _3. Soort. Kanadafche Kraan. k 5. Ó. Oe {en IT. 12e IJ. fp 14. 15e 36. 17. 18. 19. 90. OI. 22 2e 24 Europifcite. … Amerikaanfche. Oostindifche. Soort. Gewoone Qij jevaar, Zwarte Stork. de binnen vidend getand, woort. Kwak. Purperkleurige. Blaauwe Reiger, Groote gekuifde, Kleine witte, Cayennifche, Amerikaanfche. Gekuifde Butoor. Blaauwe Krabben «eeter. Hudfons- Baayfche, Geftreepte. Groenagtige. Butoor of Roerdomp. Graauwe Reiger, Brafiliaanfche, Witte Reiger, V. STUK, ib, ê vh Kraanvogels: met t den Kop kaal. NE 183 bl. 183 “bl. 190 bi. IOT EK Oijevaars: met de tete zloot, ‚hl; 19e bl, 199 kk Reigers: met den mniddelften Vinger aan ’ bl, 209 bl, 209 bl, err bl. 213 25. Soort. Bp, p Ap: ‚% Sp. SYSTEMATISCHE 26. it. 2. A en D 45 Ld Ee I. 6nionn Guarauna. Amer. Meridiori. Madagascarienfis. Madagascar. p. pag: pag- Ze 16, minuta. Helv. Aleppo, Genus 85. _ TANTALL Tantalus Loculator. Americâ, _Falcinelles; Auftrià, Tealia. minutuss dbis. gypto. tuber. Americâ, albus. fUSCUS mar — Genus 86, _ SCOLOPACES, Arqguata, Europâ. Phaopus. ni « fusca. mm Rusticold,- mmm ‚Gallinago, === Gallinula. === Fedoa. Amier. feptentr. Glottis, Europâ. ‚ Calidris. ——— Totanus. == — Limof. | Capenfis. Cap. bon. spel. Lapponica. Lapponiâ. ZEgocephala. Eur: Auftr. Alba: Americà feptentr, 25- Ardea ZEnuinoêtialis. Atmericâ. end Pag, 5 pag. pag. pag. pas: pas. pag: pag. „Page pag. pag: pag. pag. pag. paë- Sp. zis 210 175 224 ars 218 ay 219 a2 221 222 225 232 208 230 220 234 235 En 15 { É BL ADWYZER | ö&, Soort. Amerikaanfche Ibis. V.SrTux: bl. 218 a6. Woud - Aapje. | bl, aio | 85, Geflast. | NIMMERZATTEN, 1e Soort. Amerikaanfche, bl. 17$ 2 — Europifche.. Dl. 224 Be Beg Kleine. wen d. _Egyptifche, bl o13 ess CS Robde: bl. 218 , 6e Witte: Ì [ bl. 219 eat neer Bruihes, | | bl. 219 86. Geflagt, SNErPEN: 7. Soort. Guaraunse. 2. Madagaskarfche; bl. o24 ge Gemeene Wulp, bl. ook Ae Kleine Wulp. A bl, 222 5. ____Bruine Wulp. Én Houtfnep. bl. 208 IRS nee Siepie, bl, 232 8. _ __ Klein Snepje: | 0 on Tjerk. bl 229 19: Gluc. le PJ. 230 Ile Roodbeen: | 13. __… Strandfnep: _ | j. 220 8 Hoelfnep. … | Dl, 231 14: ‚Kaapfche, — 15: Laplandfche. bl. 254 16, Roodhals, ple 233 Wrs Witte, : yi bi 18 Soort. S VAST E M AT T SCHE had 18. j Scolopas candida, Americâ tapten, ToM. Vv, SR Sp. | Genus 87. Trinea. $ 1. Charadrius. Miaticula. Eur, & Amer. ‘ nt had 1. Tringa Pen Europâ. pag. 239 de Vanellus. == pag- 240 3 Gambetta. mm | pag. 243 4. Interpres. —= Pag. 244 5. frriata. | 6. Morinella, —= & Am. fept. rr Macularia. ann 8. Lobata. Angl. fept. & Lapp. pag. 245 9. hyperborea. Fr. Hudfon & Lapp. 10, _Fulicaria, Americâ.- * * pag. 246 IIe Alpina. Lapponià, _ Pag. 247 12, Helvetica. Helvetiâ. 13. Ochropus. Europâ. pag. 248 14e Inypoleucos. pag. 249 15. Canutus, — pag. 250 16. Arenaria. | 17. Littorea. — pag. 25 18. _Cindlus, —_—_ Pag. 233 19. _ „Calidfis: | 20. … … pufilla. St. Domingo. * ol. varia. Europâ. 02, ‚fusca. Senegalliâ. 23. Squatarola. Europâ. pag. 51 24. _ — Jslandica. Islandiâ. Genus 88, _ CHARADRIL pag. 254 op. 2. BLAD W YZ ER 28. Soort. Witagtige, | T, Soort, Kemphaan, he _ Yslandfche. ® | _ 88. Geflagt, ‚Ts Soort, Piepert, RE Kievit, Be Roode Ruiter. 4e Lalk.t | “5e Geftreepte. 6. Zandlooper. 7 Vlakkige,: 8. Koet - Plevier. 9. «__*_Afchgraauwe dito, Mee, Ropde, dito, IT, Laplandfche. Ie, Switzerfche, 13. Plevier. In + 2e Haairfnepje, Is. _. Zaagpen. | 16. Zand - Plevier. i O Bruine Ruiter, 18. Half - Snepje. 19. _ … _Bofchloopertje. . 20, Zeer kleine. 2Ï.. / Bonte, ‚22..; Bruine. 23. ___Graauwe Plevier. PLEVIEREN, Za V. STug 87. Geflagt, STRANDLOOPERsS. bl. 239 ‚bl. 240 bl. 243 bl, 244 bl. sas bl, 246 bl. 247 blos «, Soorts Sp. Spe Sp. Sp. Sp. SYSTEMATISCHE p.Charadrius Alexandrinus Egypto. T. Ve p. 255 3, Wociferus. Amer.feptentr. pag. 255 4 LEgyprius. BEgypto. pag. 256 SE Morinellus. Europà. pag. 256 6. Apricarius. Oeland. Canadà, pag. 258 Ja Pluvialis. Europâ. pag. 259 8. Torguatus. Dominicâ, | 9. Calidris. Europe littore. | IC. Oedicnemus. Angliâ, Oriente. pag. 260 If, Himantopus. Eur. Auftral. pag. 2ór 12, Spinofus. Egypto. Pag: 262 Genus 89 REGURIIROANAS: x, Recurvirostra Avofetta, Eur. Auftr. pag. 264 Genus 9. HAMATOPD, Le ae ee Oftralegus. Eur. & Am. fept. p. 267 Genus 91, a oef 7. Fulica fusca. Europâ. 2 10) Oan 3e aterrima. 4e Chloropus. —= Td, Porphyrio. Indiis. 6. _Carthagena. Carthagenâe ri Mertinica. Martinicâ, Genus g2. PARRAE. 7. Parra Dominica, Dominicâ, pag: 270 pag. 272 | Pag. 274 Sp. 2 Pd BEA DW LZR 2, Soort. Alexandrynfche, V. Stuk, bl. oss cb Schreeuwer. bl. oss 4e > * Egyprifche, | bl. 256 EA Mornel. Dl, 256 Os Noordfche, ee bl, 258 Ze __Goud - Plevier. | Dl, 259 8, Gekraagde., an Bante Plevier, | | 10, Kriel. | bl, 260 II. Mathoen, bl. 261 m2, __ Doornwick, bl. 262 | 89. Geflagt. Krurirern, | a. Soort. Gewoone Kluit. hl. 264 go. Geflagt, SCHOL- AAKST ERS, zE. Soort, Oeftervanger, Dl, 267 gr. Geflapt, WATERHOENTJES, | 1. Soort. Bruine Koet, de Gewoone Koee, © Il. 270 Zh nit Zeer. zwarte. 4. Waterhoentje. bl; 272 5 Poule Sultane. bl, 274 6, Karthageenfche Koet. de Mar tiniekfe, 92. Geflage, _SpoorWIEKEN: 1. Soort, St. Domingofche, | Wee: Z 3 Ô a, Soort; Sp. Sp. Sp. | Sp. SK URENMATIS THE pag» 277 pag. 276 pag. 276 Pag. 279 pag. 28r „pag. 282 pag. 282 pag. 282 pag 234 pag. 284 pag. 285 pag. 288 pag. 296 pas. 297 pas: 297 2. Ean Songetlla. Senegalliâ, ToM. V. 5, Jacana, Amer. Aultr. he variabills. —_ 5e Chavaria. Carthag. regione. Genus 93. RALLI. 1. Rallus Crex. Europà, Os Aquuticus. Ems 3. Porzana, 4e fuscus. Ins, Philipp, 5, Striatus. — — or _borquuius. —m Je Philipperfis. —= \ 8. Benghalenfis. Afiä. 9, Carolinus, Amer. feptentr, 10. Virginianus. maman Genus 94. PsOPHIZE. 1. Pfophia crepitans. Amer. Meridion. Genus 95. OTES. 7, Otis Tarda. Poloniâ, Oriente, 2. Arabica, Oriente & Arabiâ. ; “jetrax. Europâ, Galliâ. 4 Afra, AEthiopiâ. Genus 96, STRUTHIONES, r. Struthio Camelus.Syr. Arab, Africâ, pag. 299 DP. 2e ERD AiDPWINUZrE Ro 2. Soort. Senegalfche. | V. SrTux.bl. 27 Cee «JPY / Jacana. bl. 276 4. _ Bonte Chirurgyn, bl, 276 geese Nagt- Kop. “03. Geflagt, RALLEN, 1. Soort. Kwartelkoning. e. Water - Ral]. 8, W ynkernel. denn Bruine. Be Geftreepte. 6. Gekraagde, ze Philippynfche. Be Bengaalfche, _ 9e _… _… Kangdafche. 19 Virginifche, 94. Geflagt. KNARSHOERDERS. z. Soort, Poepert. | os. Geflagt, TRAPGANZEN, 1. Soort. Gewoone Trapgans. a mn Arabifche. 3. Kleine, À 4. Ethiopifche. 96. Geflagt. STRrRUIsSVOGELS. zE. Soort, Vogelftruis. | HEAD hl. 299 a, woort, sp. Sp. Sp. hd SV STAEMA TIS CHE o. Struthio Cafuarius. AGÀ , Africâ. Ts V.p, gro 3. Rheg. Amer. Auftrali, Ordo V, GALLIN ZE. Genus 97, __ Drpr, zt. Didus ineptus, Indi, Genus o8, — PAVONES, 1. Pavo cristatus. Ind. Or. Ceylonâ. dà, bicalcaratus. Chinà, 3. __- __mwticus, Japonië, Genus 99, MELEAGRIDEP. 1, Meleagris Gallopavo. Amer. fept. | o, cristata, Amer. merid. 3e Satyra, Bengalá. Genus 100, CRACESe. 1. Crax dAleftor. Amer. calíd. 2. rubra. Peru, 3. Mitu. Brafil. Guajanâ, 4 5 Globicera. Brafiliâ , Curacao. Pauxi. Mexico. | Genus rol, PHAsSIANI, 1, Phafianus Gallus. Europâ. 2, ‚ Motmot, Bras, Guajanâ, pas. 359 Úsosssssssssssssst pag. 320 Pâz. 327 pag. 334 pas. 333 pag. 336 pag, 342 pag. 343 en BA BWE ZZ BR “a, Soort. Kafuaris. V.SrTuk. bl. gio … î 3e | “T houyou. bl. 319 | V, Rang. HouNDEREN. 97. Geflagt. nd 1. Soort. Die niet kan vliegen bl, 32 98. Geflagte PAAUWEN, 1, Svort. Gewoone Paauw. ll. 327 2, Chineefche, l, 334 zi Japanfche, bl. 333 og. Geflagt, KALKOENEN. — Ie Soort, Gewoone Kalkoen. bl. 336 he) ik Brafiliaanfche. bl. 342 5 Bengaalfche, bl. 343 ico. Geflagt. PAAUWIEZEN, 1. Soort. Guajaanfche. bl. 345 0, Roode Paauwies, LL. 347 3e Zwarte. Il. 34s 4; Kurasfaufche, | bl. 346 5, Mexikaanfche, bl. 346 ror. Geflagt. FArsanTEN. 1. Soort Gewoone Haan. bl. 349 2, Westindifche., din BS “3e VOÛrËe Sp: op. Sp. Sp. SV TRE EMATISCHE 3 Phafianus Boeie Afr. AA T. v. pag: 35 4. Argus. Tarcarià Chineníi. Be ve E 7 Pitar. Chinâ, pag. 398 6. ___ nyhemerus, pag. 389 Genus 1o2, … NUMIDZ. 1, Numida Meleagris. Africâ. « pag. 378 Genus 03. S“TETKAONER * Pedibus hirfatie. 1. Tetrao Urogallus. Europ. Amer. pag. 392 &, Tetrix, Europ. rn pag. 397 5 Canadenfis, Canadâ. _ Pag 493 4 Lagopus. Europâ. *“” “* pag. 404 5. Cupido. Virgziniâ, -… Pag. 4C8 6: —___Umbellus. Penfylvaniâ, _… pag. 409 A Canace, Canadá. es 8. Togatus. — | 9. Bonafia. Europâ. _ — pag. 410 *k Pedibus nudis. ro. Tetrao Francolinus, It. Or. Afr. Afiâ.pag. aòr bok Alchata. Mont. FPyr. AraBiâ. pag. 412 Hi rufus. Eur. Auftr, & Ins. med. pag. 413 13. __ Perdix, Europ. pag. 415 14. __— __Mevicanus. Mexico, Ludov. jd bicalcaratus. Senegalliâ, 16, Virginianus,. Americâ, pag. 420 Sp. 17. B LAD W YZ ER. 3. Soort. Gewoone Faifant. 4. _Ge-oogde. 5. Goudlakenfe Chineefohe,. bes or Zilverlakenfe dito. V.SrTux. bl. 981 hr 383 bl. 389 Tea. Geflagt. POULEs PEINTADES, ‚1, Soort. Afrikaanfche. bl, 378 103. Geflagt. VELDHOENDEREN, * Met ruige Pooten. z Soort. Onerhaan. Ze Berkhoen. 3. ___Kanadaafch. 4e Sneeuwhoen, Se Gekuifd. 6. Gekraagd, 7 ij Wit gevlakte. 8. Blaauw pennige, 9. Hazelhoen. «* Met kaale Pooten, ic. Soort, Francolyn. EI Our Pyteneefche, ER Roode Patrys, Bi Graauwe Patrys. 14, « ___Mexikaanfche, 15. Senegalfche, 16. Virginifchee bl 393 bl. 397 bl. 403 bl. 404 bl. 408 lb. zeg Dl, 410 bl. 421 bl. 412 bl. 413 bl. 415 bl. 420 17. SOort, s VST EM ATS CHE Sp. 17. Terrao Marilandicus. Americâ. T. V. pags 420 18. 19, 20, Cristatus Mexico, Guaj. Chinenfis. Chinâ & Ins. Phil, Coturnix. Eur. Afiâ , Africâ, Pag. 427 pag. 42% SSS SSS SS SS SISSI Sp. Ordo VI Genus 104. & Caudâ PASSERES. COLUMB ZE, equali, ‚ Columba Oenas. Europà. Hispanica, dafypus. Gutturofo. Arab. ien _Cucullata, hispida. Ind. Or. turbita. laticauda, gyratrix. galeata, Tabellaria. Montana. leucocephala. Am. feptentr. … Turcica. Arabiâ, Jamaicá, leucoptera. Afiâ. Guinea. Africâ. Coronata. Bandâ, Infulà. ftriata. Ind. Orientali, Palumbus, Eur. Afiâ, = id ä pag. 430 pag. 447 pag. 438 ‚pag. 439 pag. 439 pag. 452 pag. 449 pag. 440 pag. 441 Pag. 441 pag. 442 Pag. 442 pag. 445 pag. 449 pag. 449 _pag. 446 pag. 447 Sp. 2%. 18 LAD WiyY4Z E Re x7. Soort. Marylandfche, V.S Tux. bl. 424 18. Gekuifde Kwartel. _ NE Jt, I9. Chineefche, ao. Gewoone Kwartel, Dl. az2 SSS S SISSI SSI SII ESS: VL, Rang. | MossCHEN,. 104, Geflegt, Duiven, % Met een gelyke Staart. „a. Soort, Veldvlieger. | l. 430 22 — Spaanfche Duif. bl. 447 Ek: Vederpoot, | 4 hl 438 ân Kropper. | bl 439 5. Kappertje. bb 4% 6. Krulduif, | bl. as2 ne Meeuwtje.. bl. 440 +. ‚ Paauweftaart, bl. 440 Y. Draaijer. | bl aar 10. Helmduif. … - Dl. 44r II, Paggedet. | bl. 442 Te Briefdraager. ‚ D, 449 13 u Bersdaif. | bl 445 14e Witkop. bl. 443 in A Witvlerk. GAN 18 …__ bl. 449 Re Omipeelbhe, -. zeen balg 17, Kroonduif, | An 5 Geftreepte., | 19. Ringduif. Master bl. 447 20. S00TE, SYSTEMATISCHE ® sem Colamba eyanoetphatd: Amer. T.V. pag. 448 Sp. 3 Sp. ar. ‘_ Madagascarienfis. Madag. Enca. Ins. Moluccis.. yiridif. Amboinâ. Martinica. Martinico, _ Famaicenfis. Jamaicà. ‚ Senegalenfis. Senegallië, Nicobarica, Ins. Nicombar. pag. y&inica. Chinâ, pag. Indica, End. Orient. … Pag. … Canadenfis, Canadâ,. Afra. Senegallià. Turtur. Indiâs pag: riforia, Indiâ. — je pag. Pasferina. Americâ' calid. pag. minuta. Americâ.- — Pag * * Maeroure Caudà Coüneiformi, . ‚ Columba migratoria, Ame feptentr. 450 451 452 453 456 458 459 Carolinenfis. Americâ. — pag. 457 Amboinenfisl Amboinâ:. pag. 459 _Capenfis. Cap. bon. Spei. pag. 459 marginata Americâ. Genus 1c5. ALAUDE. Alauda Arvenfis. Europâ. “pag. 461 _Pratenfis.— —_______pag. 464 Arborea. —= Felen Spae Ak Campestris, ——= pag. 466 Trivialis. Sueciâ. pag. 466 Sp. 6, Jij l nerede 20. Soort Blaauwkop. ‚3 V.SrTux. bl, 448 ar. MRB eten. op. … { Koperkleurige, 23. mt Groene, … aA. « ___Martiniekfche. 25: & 1 Jamaikafche. 26. Senegalfche., 27 Nikombarfche. bl. 450 28. . Chineefehe, … Re bl. Ast RE Oostindifche, Re bl, 452 30. „ … _Kanadafche. | | | B aan ikerkeanfche. pont 32. Tortelduif. CREE bl, 453 33 ___Gekraagde Tortel. bl. 456 Bd 7 Mofchduifje: raà bl. 458 35, Allerkleinst. bl, 459 ke Met een lange hi Staart, 86. Soort. Amerik. Trekduif, | 87. * « Karolinifche Tortel, | bl. 457 38. Ambonfche Tortel. Dl. 459 30. _ Kaapfche KRO Nn bl, 459 oe Bontftaart. de “105, Geflagt. LEEURIKKEN. 1. sSoort. Akker. Leeurik,- bl -46r g. Gras- Leeurik.…= „ri: bl. 464 zi Boom - Leeurik, « - | bl. 465 An MEL hBedrik ot! cieond __bl-466 5e Pieper. sit | bl. 456 o Ó. Soor, SYSTEMATISCHE Sp. 16. _Alauda Cristata. Europâ. Tom, V, pag. 467 op. DE, DE Q. 10. IE Spinoletta, Italiâ, …_ pag. 468 Capenfis. Cap. bon. Spei. pag. 458 Calandra. Mont. Pyren. pag. 479 Alpeftris. Amer.feprentr. pag 469 magna. Amer. Africà. pag 469 Geens 106. STURNE, f. Sturnus vulgaris. Europ. Africâ, pag. 472 De 3e Âe 5e Sel Caperfis. Cap. bor. Sp, pag. 477 Ludovicianus, Americd, pag. 476 Contra. Ind, Cap. bon, Spei. pag. 477 Cinclus. Europe. pag. 479 * Genus 107. Tort. | E „ Turdus Wiscivorus. Europâ. ____ pag. 18 Pilaris. Europâ. - Pag 482 Hiatus. rr ‚Pag-484, Muficus. == | pag. 485 Olivaceus, Cap. bon. Spei. Migratorius. Amer. feptentr. Trichas. gn NE at Canorus. Bengalâ, Chinâ. pag. 497 „rufus. Amer. utrâques pag. 487 __polyglottos. Virg. Car. Jam. pag. 488 Orphëus. Americà, pag. 439 Plumbeus. === …pag. 489 nitens. Angolâ. k _ Saxatilis. Helv Aufr. Dorufse _ Rofeus. Lappon. Helvetià, © Sp ° 1ó, a eN Soort. __T. Sooft, 2. 3. 4e Sa KM Lr DO MIEYEZ BE Rá \ Aù Kuif: Léeuriks „Vs STuk. bl, 465 Spinolet, bl 468 ‘Kaapfche, bl, 458 Kalander; bl. 470- Berg -Leeurik. bl. 469 Groote gekraagde, hl, 469 Io6. Geflagt, OPREEUWEN, Gemeene Spreeuw. Vb 472 Kaapfche. „ble 477 Louifiaanfche. bl. 476 Bonte van de Kaap, bl. 477 Waterfpreeuw. bl, 479 “107. Geflast. LysrErs, Groote Lyfter. bl, à8x Kramsvogel, bl, 484 Koperwiekje, bl. 434 _ Zing- Lyfter. bl. 485 Olvfkleurige, brek Ewen: Marylandfche, | Bengaalfche, Bl, 485 Rosfe Lyfter. bl. 487 Groote Spotvogel, bl, 488 Kleine Spotvogel. bl, 489 Afchgraauwe. bl, 489 Groenglanzige. ú Berg - Merel. Koos - Merel: 15 Soorfe SV STE\M/ATIJSGSMNE Sp. 16. Turdus Cafer. Cap. bon. Spei, Tom. V, Sp. Sp. je 18. 19. 20, DIe 22, 23. 2de 25e 06, Capenfis. _— atricapilla Palmarum. Cayanâ. Sinenfis. Chinâ. Dominicus. Dominicâ Ins. _ Merula. Europâ, pag. 498 Torquatus. —= pag. 455 Cyanus. pag. 495 Arundinaceus, — pag. 496 Morio. Cap bone Spei. Surinamus. Surinamo. Zeylonus, Ceylonâ, Cap. b. Sp. Genus. ic8. AMPELITES. Ampelis Garrulus. Eur. Am. fept. T.IV.p. 223 Pompadora, Amer. mer. Cayan. Carni'ex. Surinamo. pag. 219 Cotinga. Brafiliâ, , Mayana Mayanens. reg. Cayana, Bras. Cayaná, . terfa. Genus rog. LOxIg. Loxia Curvirostra Europâ. Tom. V. pag. 495 Coccothrauftes, Eur. Auftral. pag. 50 enucleator. Suec. Canadâ. “ pag. 5o2 Pyrrhula, Europâ. pag. 502 Cardinalis. Amer. feptentr. pag. 503 _Madagascarienfis. Madag, Sp, 7. BLADWYZER zó. Soort. Hottentotfche. IT. Soort. Beemer. 2, Pompadoer. 3. __ Beul. Ch Cotinga, j. Maijanfche. ó. Cayennifche, lr Zwartagtige. rog. Geflagct. t. Soort. Kruisbek, 2. Dikbek, 3. Pitten - Kraaker. 4e Goudvink, Se Kardinaal. 6. Madagaskarfche. V, SrTux, 17. Kaapfche. 28 Zwartkop. E00 Palmiet « Lyfter, 20. Chineefche, 21 . __ _Dominiekfe, nn ( Gewoone Merel, bl. 492 BE oe Ring - Merel. bl. 495 24. ___ Blaauwe- Merel, bl, 495 25. Riet - Lyfter, Öl. 496 26, Zwarte Lyfter. 07. Surinaamfche, 28, Ceylonfche. ro8, Geflagt. COTINGAAS, IV. Srux. bl. 223 bl, a1o KERNBYTERS, V.STukK El. 498 bl, soo bl. so2 bl. soa bl. 503 7. Soort, SYs:S-T EM ATI SC H:E Sp. 7. Loxia Mexicana rubra. Am. merid, Tom. Ve ö, 9e Dominicana. Brafiliâ, cristata. ZEÉthiopiâ. erythrocephala. Africâ, Maja. Indiâ Orient, Colius. Cap. bone Spei. flavicans. Afiâ, Oryzivora. Afiâ, MEthiopiâ, Panicivora. Índiâs Malacca. Chinâ, Java, Mal. Molucca. Ins, Moluccis. punêtulata. Afiâe Hordeacea, Índiis. Sanguinirostris, Afiâ. Aftrild. Canar. Ins. Amer. Afr cyanea. Angold,. yirens. Surinamo. Angolenfis,. Angolâ. Lineola. Afiâ. Mexicana, Americâ, — Chloris. Europà. Buiyracea. Indiä, Canadenfis. Canadâ. Sulphurata Cap bone Ape Collaria. Indiiss Benghalenfis. Bengalâ,. Malaharica. Indiis. melanocephala, Guineâ. cana. Afiâ. | Philippina. Ins. Philipp. frriata. Ins. Bourbon. pas: pas pag. pas: Pag- pag. pag: Pag. pag. ‚ pag. pag. pag. pag. pas. pag. pag. _ Pag- pas. pag. Pag. SOA ‘sos 506 506 506 507 NOBLE DWZ B me k wrd Soort. 26. 27 32. 34e 35. 3 Bourbonfche, pn ” Aa 3 Mexikaanfche roodes Dorminikaan. ge — Gekuifde.: Roodkop. Oostindifche, | Kaapfche. Geelagtige: Rystvogel. : Zwarte Goudvink, _Malakfche, Molukkifche, Geftippelde. Goudgeele. … Roodbek. Senegali, Hemelfchblaauwe. Groene. Angolafche, Geftreepte. Mexikaanfche; Groenling. Boterbeestje, „Kanadafche. Zwavelgeele, Gekraagde, Bengaalfche… Malabaarfche, Zwartkop. Gryze. Philippynfche, V. STUK. bl. so4 bl, 5e5 bl. 5e6_ bl, 506 bl. sc6 bl. 507 33, Voorts SYSTEMATISCHE, Sp. 48. Loxia Ludoviciana. Ludoviciâ. Tom. V. 59. Capenfis. Cap. bone Spei. EE j nigra. Amer. Auftr. pag. SI4 cerulea. Americâ. pag. 54 Madagascarina. Madagase, violacea, Americâ. pag, SES minima. Surinamo. fusca. Afticâ, Bengalâ, pag. 513 minuta, Surinamo. | pag. SIS bicolor. Indiâ. pag. SIS Genus 110. EMBER1IZZ, Sp IL Emberiza Nivalis. Alp. Lapp. Spitsb. pag. 518 15: 17 Hyemalis. Amer, feptentr. Miliaria. Europà, pag. <20 Hortulana, —— Pag. S2I. Citrinella, … ‘pag. 522 olivacea. ins. Dominicâ, Orix. Africâ interiore. pag. $23 Queclea, pag. 524 Capenfis, Cap. bone Spei, L®toviciana Ludovicià. Cia. Europâ Auftrali. Cirlus. nnen A Familiaris, Afiâ, pag. 526 flaveola. Reg, calid, pag $26 Amazona, Surinamo, 4 Oryzivora, Ins, Cubâ. pag, 53I Schaniclus, Europâ. … pag. 553 Sp. 18, B LCA D WuY-zEm 88. Soort. 39. 40. ke de / 42. 43e Ade 45 46, Â7. 48. 2 Louifiaanfche. VV STUR, Kaapfche, | Zwarte, bl. 5t4 Blaauwe, | bl. 514. Madagaskarfche. | Violete. | bl. 515 Groote, Zeer kleine, ‘ Eruine, d. s13 Kleine. OE bl. sis Tweekleurige, Dl. sr5 Iro, Geflagt. GEELGORSEN, Sneeuwvogel. IJ. 518 Wintervogel. Geerstvogel. Dl, sao Ortolaan, bl. sar Geelvink. bl, 522 Olyfkleurige, | Afrikaanfche. bl. 528 Indiaanfche. bl. soa Kaapfche. Louifiaanfche. Zip Vogel. Heggen - Vogel. …_ Gemeenzaame, Dl. #26 Geelkeel. fj bl. $26 Amazoon. Rystvink, | nlb. 53E Rietmofch, - B bb s53 Aa 4 38. Soord ST SHWEIMATISCHE Sp, 18. Emberiza Bfittaoea. Amer. auftr, T, V, paë. 526 19, 20. 21, an, ag. 24e Paradifea. Angolâ, : Serena. Vidua, Indiâ, Principalis. Angolâ, — Regia, Africâ, Cirise Amer. feptentr.-- Genus ii. TANAGRE. \ Tanagra Jacapa, Americâ auftr, __Brefilia, Ind. Oce. & Or. rubra. Canadà. Jacarina, Brafilià. violacea. Bras: Cayanàâ, cyanea. Carolinâ. Gyrola. Peru , Surinamo,” Cayana. Cayanâ, atrata. Ind, Orient. Mexicana, Cayan, Mexico, Tatao. Bras. Cavand, albirostris. Americà, Gularis. == _ Cayana. Cayan. Mex. Bras. Brafilienfis. Erafiliâ. Dominica, Ins, Domin. Pig: 527 \ pag. 529 „Pag. 553 pa8. 542 pag. 526 Militaris. Amer. Afiâ, -» pag. 525 albirostris. Americâ. Episcopus, Brafiliâ, SAYICA, mmm 4 punilata. Ind Orient, … Sp. 22 ten «8. Soort. Pappegaaitje. … Weeuwtje. 19, Soort. Klein Weeuwtje, Groote Weeuw, Angolafche, Koninglyke. Paus. ir. Gefla et. Jacapa. Brefilia, Oost € Brndn, Roode Kardinaal, Jacerina. Teitei, Hemelfchblaauwe, Gyrola, Groene. Gitzwarte. Mexicaanfche, T'atao, Witbekkige. _ Purperkeel. Cayennifche, Brafiliaanfche. Dominiekfche; Bruine Kardinaal, _ Witfnebbige. Bisfchop. Sayaca, Geftippelde, Aas Br AD WT zer vitam … V. Stuk, Il, #26 ‘bb, 527 “bl. 529 DI. 553 ll, 542 bl. 526 dl. 528 29, Soort, SUSE E MA Tal Gl “SP. 22e Lanagra virens, Bras. Peru, Mex. 23e chlorotica. Cayanâ, CTISTALG. mmm Genus rra, FRINGIEL &,. Fringilla Lapponica. Furopâ. Svrinama Surinamo. celebs Europâ. Montifringilla, Lulenfis. Sueciâ. erythrophtalma. Americâs Carduelis. Europâ. —_— ‚Melba. Chinâ. Alario. Cap. b. Spei. Amandava. Ind. Orient. Granatina. Brafiliâ. tristis. Amer. feptentr. Zena. Amer meridion. lepida. Havand. Autumnalis. Surinamo, Citrinella. Ku. Auftr. Serinus. | Senegalla. Senegalliâ. « Noêtis. Jam. Mex. Martin, Sinica. Chinâ. Nivalis, Americâ. Butyracea. Maderàâ. Canaria. Ins. Canar. flaveola. Spinus. Europ. ‚ Pa5. pag. Pas, pas. pas pag. Pag. pag. pag. pag: pag. pas. pag. Sp. Tom V, 536 532 535 536 537 538 541 541 543 543 545 546 549 26, Che Soort. Laplandfche. grord bl. 536 Surinaamfche. « | se Gewoone Vink. bl. 532 Berg - Vink. AL, bl. 538 Sweedfche. bl. 536 Rood - Oog. „bl. 53 __ Diftelvink, DD bl. 538 Groene Putter, bl. s4r Kaapfche Mofch, Geftippelde Bengali, | bl. sar Granaat = Vink, | | … Droevige. | __&l. 543 Bahamafche. dl. 543 Havanafche. | Herfst - Vink, Citroengeele. Serinus. Senegalfche, Zwarte Vink. _ Chipeefche. Spreeuw - Vink, Indiaanfche Groenling. bl. 545 Kanarie - Vogel. ‚bl. 546 Geelagtige, | 4 Sysje. Be bl. 549. | | 26. Soort, RDA WINIZEE 8 aa, Soort. Groenagtige. Ent — V.SrTux. 23. Glanzige, | Gekuifde, Â- 152. Geflagt, VINKEN, / | SY STIEMATISCHE Sp. 26, Fringilla Flanmmea. Europâ. ToM. V.pag. 559 Sp. ie 28. ag. 80, SL. 32. Je 14, olivacea. Amer. fept. … flavirostris, mmm pag. S5o Cannabina. === Pag. 5$L Linaria. === pag. 55: Perronia. == Argolenfis. Angol. Bent pag. 552 Bengala. Bengalàá. OAN Famaica. Jamaicâ. tricolor, Surinamos. Maja Ind. Or & Oceid, domestica, Europâ, neowe pag. 554 Montana. —= oef pag. 561 bicolor. Americâ,- - pag. 563 crispd. An golâ, | Genus 113.’ MuscrcArs. - a. Muscicapa Paradifi. Cele Ch SpT. Voss mutata. Madagascar. _ _Martinica. -Martinico. Tyrannus. Canad. Surinamoe, Surinama. Surinamo. Crinita, Amer. fepts Emeria. Berigalâ. rubra. Amer. fept. atricapilla, Europâ.” + ruticilla. Amer. ToM. V, pag. 577 wiens: Carolinâ. Cayanenfis. Cayanâ. Canaderifis, Canadàâ. /, Sp. IS. EN 27. 28, | BLA BD AW Z E-Rz 56, Soort. Brandfys. Soort, Katoendiefje, Langftaartige, Marrtiniekfche, Amerikaanfche., Surinaamfche. Gekuifde. Bengaalfche Roode, Zwart. Nek, Roodftaart. Groenagtige. Cayennifche, _ Kanadafche. _ Olyfkleurige, V‚SrTuk. bl, ssa „Kneutje, bl 553 Hennipvink. bl 551 Vlafchvink, . Dl. ss Kraagvink, | Angolafche. Bl, 55a Blaauwe Bengali. bi Jamaikafche. „Driekleurige. Maja. Mofch. Bl. 554 Bergmofch. bl. 561 Tweekleurige, bl, 563 Gekrulde. 113. Geflagt. VLIEGENVANGERS, ÏV,SrTux. bl. 325 A STUK, bi. 57 15. Soort, SYSTEMATISCHE Sp. 15, Muscicapa Senegalenfis. Senegallia. À 16 Capenfis. Cap bon. Spei. ik Torquata. Ve Carolinenfis « Cerolinâ, 19. Petechia. Martinico. «go. Grifola. Europà. | 4 ar. variegada. Indiâ. Genus 114. MOTACILL Z. Sp. ir. Motacilla Luscinia. Europâ. Tom. V. pag. 564 B Calidris. Americâ. pag. <67 3. modularis. Europâ. pag. 568 4. Schenobenus. — pag. 569 e, ° Campestris. Jamaicâ,. pag. 569 6. Curruca Europâ. pag. 570 ce Hippolais. —— pag. 571 8. Salicaria, —= pag. 571 9. Sylwia, pag. 57E 10. Ficedula. Europâ. pag. 572 in alba, —= | pag. 573 12. flava. == __ pag. 575 13e ___‘Tiphia. Bengalà. pag. 576 14. Stapazina. Hisp. Italiâ, 15. Oenanthe. Europâ. pag. 578 … 16, Rubeira, pag. 579 > A Rubicola. | 18. Atricapilla. === pag. 579 19. Penfylvanica. Penfylv. 0 De: Chryfiptera. === ate GOTONUTA, mmm Mie Sp. en. BD AID WINZIE 15. Soort, Senegallifche, 16, __ Kaapfche. ied _ Gekraagde, 18. Karolinifche, 19. Geplekte. Je Graauwagtige. al. Bonte, 114. Geflagt. KwiKsTAARTEN,! 1. Soort. Nagtegaal, V. STux.bl. 564 9 Amerikaanfche., bl. 567 8, Basterd - Nagtegaal, bl. 563 de Bies- Nagtegaal, _ bl. 5ó9 Se Tamaikafche. bl. 569 Ô Grasmofch, bl. 570 7 Geelborstje. | bl, S71 8. Rietzingertje. bl. 57x 9. _ Graauwzingertje. „bl. 571 Io. Vygen- eeter. bl. 572 ir. _ Witte Kwikftaart. bl. 573 We. Geele, en Dl. 575 13e Bengaalfche, bl. 576 14. Spaanfche, re Wicftaart, bl. 578 16. Paapje. | bl. 579 17 Witkraagje, 18. Zwartkapje. En bl. 579 10. Penfylvanifche, 20. Goudvlerkje, ai. Gekroonde. | 02, S00TFe ‚22. Motacilla Senegalenfis. Senegallià, “T oM, Vs 23e’ yaria. Jam. Dominicâ. | 24 Capenfis. Cap. bon. Spei, 25. ___ Iêterocephala, Canadà. 26, Dominica. Jam. Dominicâ. 07. Canadenfis. Canadà. 28, Maderaspatana. Madag: 29. Aurocapilla. Penfylvaniâ. Sos Petechia. Amer. fept. - sl. Dumetorum. Europâ. din, Cinnamomea. Ceylon à, 33 Caprata. Ins. Lucionenfi. 34 Phenicurus. Europà. pag. 580 35. Erithacusy=ss pag. 581 36. Guira. Brafilià. ; df. Suecica. Europâ» pag. 552 58. Sialis. Bermud. & Am. fept. pag. 583 39. fuligata. Ins. Philipp. 40. ___Cayana. Mexico. 4î. Velia. Surinamo. — pag. 593 42 Canadenfis. Amer. feptentr. | 43. cerulea. Penfylvanià, Abe Sibylla. Madagascar. 45° Rubecula. Europâ. __ pig. 584 46, Troglodyies, —= pag. 586 47. Calendula. Penfylvanià, — | 48. Regulus. Europà. pag. 558 "40. Trochilus. Eur. As. Amer. pag. 589 Sp: SY KTEMA TISCHE | Genus 115. PirPra. 1. Pipra Rupicola. Sur. Guajaná, en Sp: Zs BLAD WY 2 ews a. Soort. Senegalfche. ik Vv. STUE 23. Bonte. va | | 2de __ Kaapfche;- an Geelkapje. 26. « * Dominiekfe. Eg Kanadafche. ‚28 © “__Madagaskarfche: es Goudkapje. 30. Geplekte. 91 Doorrbosfchen, 32, Kaneelkleurige: 33: « __Philippynfche. « buu a 34 ___Muur- Nagtegaal, 5 bl, $8o 35. Roodftaart, bl. 581 36. Brafiliaanfche, | : 3î: -— _Blaauwborstje, Dl 582 38. « Blaauwvogeltje: bl. 583 307 « Roetastige. | 49. —- Cayennifche. Ale 7 Surinaamfehe; En úl. 83 42: - — Kanadafche. be | diger. «71 Blaauwe. 4de Zwartagtige, | | dje Roodborstje. OE: bl, 584 46: … Wipterkoninkje; bl. 586 47: -… Groengeeltje. | 48: Goudhaantje, Ul. 583 Bs Loopertje. bl. 589 | 115. Geflagts … MANAKYNs, # Soort, Steenduif, — | Ve „e, Bb e, Soort, SYS TrE EMATISCHE Sp. a. Pipra Pareola. Bras. Cayanâ, Sp. jen 3 âe 5e 6. 7e 8. „Genus 116. Parus bicolor. Amer. feptentr. - Genus. 117. cristata. Brafiliâ. _Rubetra. Americâ. albifrons. erythrocephala, Brafiliâ. … Aureola. Am. Mer. leucocephala, Surinamo. Jeucocilla. Bras. Sur. Gutruralis. Americâ. Serena, Cayan. Surinamo. Manacus. Americà. minuta. Indiise_ _PARL cristatus. Europàâ. major. Americanus. Am. feptentt. ceruleus. Europâ. atricapillus. Canadà, ater. Europâ, paluflris. — Virginianus. Amer. feptentr. peregrinus. Caudatus, Europà. biarmicus. == Pendulinus. Pol. Hung. It. Cela. Indiise 1, Hirundo Rustica, Europâ. Tom. Ve pag. Goo pag. Óot pag. 599 pag. 6oo pag. 59E pag. 592 Päg. 593 pag. 595 pag. 596 pag. 597 __ pag. 598 pag. 598 pag. 599 pag. 59o pag. 6or _HiRUNDINES: pag. 603 Sp. 2e a, Soort. Rood gekuifde Zwarte; 3 ____ Geel gekuifde paarfche; 4. ‚Geel gekuifde rosfe, - 5. Wit gekuifde, ó: — _Goudkopje: 70e Amal Roodkopje: 6 | Witkopje. 9: Witmutsje, 103 Witkeeltje, Ere me Wit - Toupetjé, 12 Wit. Buikje, 13 Zeer kleine. 116. Geflagt. MEREZEN, Ts Soort; T weekleurige. hals Le ch Gekuifde Meess 3. „Plakker. …\ 4 Ametikaanfches _ 5. Pimpeltje. 6; Zwartnek? 7: Zwartkops 8. ____Rietmees, Ds Virginifche. 10; Uitheemfche. if, Langftaart, I2, Baardmannetjes 13 Europifch Hangnests- 14. Gevlakte Indifche. mi Geflags Zw&LuwEn: 1, Soort, Huis- Zwaluw; Bb & bh sok bl. sóa bl. 503 HL 598 bl, 596 bl, 597 bl. <ó3 > bl. 508 bl. 599 bl. 599 bl, Got tl. é93 &, Soorts Spe Sp. SYSTEMATISCHE . Hirundo esculenta. Chinâ. T om. V.-bäg. 667 3 Urbica. Europâ. \_ pag. 608 Riparia. — ef pag. Óto purpurea. Americ: feptentr. ï Apus. Europâ,:9:% oane pag. Órr Subis, Fret, Hudfon. pag. G12 Senegalenfis. Senegalliâ. Tapera. Americâ., Pelagica: == pag. 613 Melba. Gibraltar. pag. 613 Praal Europ. auftral, & Auftriâ, ’ _ Genus 118, Carnimurer. E, Caprimulgus Eenak „Europâ, … ‚Pag: 615 Americanus. Americâ.. pag. 617 SSSSSSSISISI SISI SISISISies CLASSIS TERTIA, A MP B P, 4. Hec dividuntur in bros ORDINES, vide Tom. VLD 8. dr Scilicet 1. Rerrros, 4 Ben Ore pirana ÏL, SERPE blie. de epe & Ore pirana, ada u, ILA DIWA ZE RL “eg, Soort. Chineefche. ij bl. 607, 3. Boeren - Zwaluw. hd bl. 608 4e Strand - Zwaluw. b'. óro gie Purpere Zwaluw, De ó. Gier - Zwaluw. bl. Órr pi Kanadafche. ‚ bl, Óra 8, Senegallifche, 9. Tapera. 10, Karolinifche, | bl. 613 11, _Spaanfche. jl bl. 613 12, Veld - Zwaluw. | 118. Geflagt. GEITENMELKERS, 1. Soort, Europifche. bl, 615 ®, Amerikaanfche. bl. 617 SSsSssssSssssss sss DERDE AFDEELING. „DIEREN VAN BEIDERLEY LEVEN. , Deeze worden verdeeld in drie RANGEN,zie VI, Stuk. Jl. 8, | atie van Al | RD o rde 0 die Poören ’ hebben en door den Bek adem haalen. IL. Kruivenpe, die geen Pooten hebben en door __den Bek ademen. Bb 3 3, SYSTEMATISCHE TE. NANTIUM, q: pinnala @ fpirantia etiqm Bran- chüs abe | ossen es Charaëteres Compendiofs GENER UM, Ordo 1, REPTILIA, Gen. 119, TesrTupo. Corpus Test munitume zer. Dr Aco. Corpus Alis volatile, 322 LACERTA. Corpus (Testá Alisve) nudum, Caye datum, 20, RANA. Corpus fimiliter nudum, radeln Ordo IL strakste 323. CrorTArus. Scuta Abdominalia ne cad ‚ CUIR Crepitaculo. 324, Boa. Scuta Abdominalia enn sch abfque Cres pitaculo. z25. Co LUBER, Scuta „Abdominalia @& Squame Cause dales. Ta6, ANGUIs. Squame Abdominales Oaudderans, 127. MPHISBZENA, Annuli Aldominales Caudas besque. 328, CorciLiA, Ruge nuda laterales, …… Orde BLA DAP YZ ER UI, ZWEMMENDE, die Vinnen hebben en ook door zydelingfe Kieuwen adem haalen, SSI ISIS Beknopte Kenmerken der GESLACTEN, I, Rang. LOOPENDE. Gell. 119. ScriLprapD, Het Lyf met een Schild ge wa- pend. 12ï, DRrAAKJE. Het Lyf gevleugeld. 122, Haacpris, Het Lyf (van Schild en Wieken) bloot , geftaart. _ 120, KikvorscH. Het Lyf eveneens bloot en zone der Staart. II Rang, KRUIPENDE, 103. RATELSLA NC, Schilden aan den Buik en Staart met een Ratel. 124. SERPENT, Schilden aan den Buik en Staart, zonder Ratel. | 125. ADDER. Schilden aan den Buik en Schubben aan de Staart, | 126. SLANG, De Buik en Staart, beiden, gefchubd , 127. T werKorP. De Buik en Scaart, beiden , gee ringd, 128. BLINDSLANG, Naakte rimpels op de zy den, | Bb 4 HL B WSATEMATASCHE Ordo II, NATANTIA. Gen. 5 * Spiraculis compofitis f. pluribus. 129. PrTROMYZON. Spiracula feptem lateralia, I3c. RAJA Spiracula quinque fubtus. F3!. SQTALUS. Ápiracula guingue lateralia. 132. CalMZERA. Spiraculum unum quadrifidum, ** Spiraculis folitarjis, 133. LoPHrus. Pinne Wentrales due : Os Denticu- latum. 134. AcireENSEr, Pinne Ventrales due : Os eden- tulum. 139. CycrorTERUS. Pinne Ventrales due ‚ in orbi- culum digeste. 195. Barisres. Pinna Wentralis una, Carine inftar pofita. ê 136. Osrracron. Pinna Pentralis ah: Corpus lo ricá Osfeá teftum, 137. PETRODON. Pinna Ventralis nulla : Abdomen muricatum. — 138. Dr1opon. Pinna Wentralis nulla: Corpus pg tum. 140. CeNTRISCTS. _Pinne Ventrales decem: Corpus Spiná loricatum. v4l. SyNGNaTuUS Pinna Ventralis nulla: Corpus » articulatum. z4o. Pec asus, Pinne Ventrales dug : Rostrum ciliato- dentarum, Ore Brok DAW ER ZE sR, „II. Rang. — ZWEMMENDE, Gell, À ä deer | __* Met famengeftelde of veele Lugtgaten. 109, LaMerrYy Zeven Lugtgaten op zyde. 13e, Rocu. Vyf Lugtgaten van onderen. 13r. Haay. Vyf Lugtgaven op zyde. 132. Zer DRAAK. Een Lugtgat , dat in vieren ge. deeld is. **X Met enkelde Lugtgaten. 133. Zer: Duiver. Twee Buikvinnen : de Bek met Tanden. 134, STEUR. Twee Boikvinnèn = de Bek Tandeloos. 139. KriNcreuik. Twee Buikvinnen, 6 Kringswy- ze vereenigd zyn. 155. HoorNviscH. Eene Buikvin, Kielswyze ge- plaatst. 136. BerNviscH. Geene Buikvin: het Lyf met een Beenig Harnas bekleed. 137. STEKELBUIK. Geene Buikvin: het Lyf van one deren gedoofnd. 138. Ee eLviscH. Geene Buikvin: het Lyf met Pen- nen gewapend. RIO. ScuiLpviscH. Tien Buikvinnen: het Lyf EN harnast met een Graat. 141. NAALD viscH, Geene Buikvin: het Lyf met Gewrichten, f 342 Zee- Draarye. Twee Buikvinnen: de Bek ‘als met Haairtjes getand, di SYSTEMATISCHE ssssssssssssssssst NOMINA SPECIERUM, Ordol, REPTILIA, Genus 119. TESTUDINES, Sp, 1. Testudo Coriacea. Mar. mediterr, Tom, VL 2e imbricata. Mar, Am. Afiat. 8 Mydas. Ad Ins. Pelagi. pag. 13 4e Caretta. Ad Ins, Amer. pag. 33 5. orbicularis. In mar. Europe.pag. 36 6. fcabra. Ind. Or. Garolinâ. pag. 49 ak CA Lutaria, Ind, Oriente. pag. 54 8. Scorpioides. Surinamo, 9. Denticulata. Virginiâ. 10, Greca. Africà, _ pag. 56 II. Carolina. Carolinâ. vim SE 12, ‘ carinata. Cal, Region. pag. 5ö 13e Geometrica. Afià, ‚pag. 59 1úe pufilla. Cap. b. Spel. pag. 6a 15. Serpentina, Algir. Chin, pag. Óo Genus 120, RANA. Sp. 1. Rana Pipa. Surinamo. __pag. 167 DN __Mufica, | a Bufo. Europàâ. | pag. 194 4e Rubeta, pag. 220 Se gibbofa. Reg. exteris. pag. 225 f Sp. Qs BL AD WYZER. SISISISSSISIS sss ss NAAMEN DER SOORTEN. 1, Rang, LoorenDr, 119, Geflagt, SCHILDPADDEN, f. ld Lederagtige, VL STux. 2. Schubagtige, 3. Gewoone Zee - Schildpad. bl. 13 de > Karet- Schildpad. bb. 33 5. Rivier - Schildpad, bl. 36 6. Ruuwe, bl, 40 7. Slykerige. bl. 54 8. Scorpioen » Staart. 9. Gekartelde. Io. Afrikaanfche, bl. 56 II. Karolinifche, bl. 57 z9. Gekielde. bl. 58 13. Gefternde, | bl. sg id. Kleintje. bl. óo 15. Slangekop,. | ll, 6o 120. lak KiKvoRrRsCHeEN, 1. Soort. Pipa van Suriname, bl. 197 a. Kweelende, | 3. Gewoone Pad. bl. 194 "4e * _Vuur- Pad, bl. 290 5e Stinkende Landpad, _ bl. zos 6. Soort. SYSTEMATISCHE Sp, 6. Rana Bombina. Scan. Germ: T.VI, pag: ze Ventricofa. Índiis. 8. + -,‚Marina. Americâ, 9, _ Typhonia —= 10. Ocellata. ——= in. cornuta. Virginiâ. de marginata. Indiis. 13. {paradoxa. Surinamo. 14. temporaria. Europà. 15. esculenta. —= 1ó. Arborea, ——= & Amer, 17e boans. Americà. GR Genus ror. DRACONES. ‚ “1. Draco volans. Indiâ, Africâ, a. prepos. Americâ. Genus 122, LACERT Ee pas. Pag. paz. Pag. pag. pag. pas. pag: ‚ Pag. pag. j Pas: pas. ef « Caudà compres{à: Oa vestito fubsqua- Sp. mofo. 7. Lacerta Crocodilus. Afr. MGA, Am. 2. Caudiverbera. Peru. 3. Dracena. Americâ, Aje Superciliofa. Indiis. St Scutata. Afiâ @ Monitor. Indiis. … —… Rn 1, Principalis. Am. Merid. 8. bicarinata. Indiis, Pag. pag. page pag: pag. pag: pag. ZZ 93 96 97 98 109 IOr \__%* Caue 6. Soort. Bonte Pad. & pe Dr No IGK D WILSZE Re Soort. LZ VL STux. bl. o3r Buikige. __ bl. -e31 Zee - Kikvorfch. bl.-a31 Nagtfchreeuwer. tl. 232 Ge «oogde Kikvorfch. bl. 232 Gehoornde.- bl. 233 Gezoomde. bl. 234 Vifch- Kikvorfch. „bl. 23 Bruine Land-Kikvorích. ‚bl. 942 Groene Water -Kikvorfch. Dl. 253 Boom-=Kikvorfch.-- bl, 255 Surinaamfche. bl. 259 Ban Gellaests DRAAKTES. Vliegende Haagdis, bl. 68 Amerikaanfche, ‚ 122. Geflagt. HAAGCDISSEN, . ‚_* Met de Staart famengedrukt : het Eyf eeni > es sgermaate Schubbig bekleed, Soort. Krokodil, hl. 77 Slingerftaarte bl. 93 ‚ Draak - Haagdiss …_ Schérptug. bl. 96 Schilddraager. „bl. 97 Sauvegarde. bl. 98 Vorftelyke. Ì ‚bl. 100 Dubbeld gekielde, _ „bl. 1ox Sp: Sp: 10. Stellio. Oriente, Afr. pag: . II Mauritanica. Barbariâ, — pag. 12 azurea. Africà, pag. 13. Turcica. Oriente, | pag. 14: _ Ameiva, Americâ, pag. “15: _ agilis. Eur. Indiâ. pag. 16. Algira. Larbariâ, pag. 17 Seps. Reg: meridions, __ … pag. 18. — ____fexlineata. Carolinâ, 19e angulata. Amer. Da ste Caudâ tereti imbricatâ , Corn bre” viore. ac, Lacerca Chameleon. Att. Afiâ, Hisp. pag. or. Gecko. Indiis. tt pag. ar Stincus. Lyb. Egypt. Arab, pag; 93: orbicularis. Mexico. pag. a4. guingue= lineata, Carolinâ, 30. Plicu, Indiis, Pag Pe Spe 3e ss 8 SYSTEMATISCHE ** Caudà verticillacâ, 9: Lacerta Cordylus. Afr. Afiâ. T. VI, pag. “RK Caudâ tereti imbricatâ, Corpore lon- giore, 95. Bafliscus, Am. auftralì. pag; 26, Iguana. Indiis. Pag: 27 Calotes. Afiâ, Ceyl. pag. 28. Agama. Americâ, pag: 29 Umbra. Reg. merid, pag. 165 168 174 175 176 i77 B LAD WYZER “ox Met een gerondzelde Staart, | 9. Soort. Stekelftaart, Ken Ie 12. I3- 3de TS 16, 7e Ië. 19. go 215 2. 23. 24e o5. 26. 27. 98, - 29, VL Srux,. U. 114 __ Gedoornde, bl, 116 Barbarifche. bl, 119 Hemelfchblaauwe. ‚bl, 120 _ Turkfche, bl. 120 Ameiva, bl. ror Groene Europifches bl. 129 Algierfche.. bl, 129 Kortpoot. bl, 129 Zesftreepige. | Hoekige, bl, 130 tk Met een Spilronde gefchubde Staart » kore ter dan het Lighaam, Soort, Kamelion. bl. 131 Gekko, — bl. z52 Schink, bl. 156 Rondbuikige, bl, 159 Vyfftreepige, | kkk k Met eene Spilronde gefchubde Staart, tan- ger dan het Lighaam. Bafiliskus, bl. 165 Leguaan. bl, 168 Kemphaantje, bl. 174 Salamander -Haagdis. bl. 175 Gefchaduwde, | bl. 176 Geplooide, bl, 17? 30» 31 Soort, SH STSEMK TISCHE Spe 3r. Lacerta Marmorata Hisp. Amer. T VL p. 198 32. Bullaris, Jam. pag. 179 95-27 Strumofa. Amer. auftr. — pag. rc áe Teguixin. Indiis, pag. 180 35. Aurata, Jerfey, Cypro. pag. 18r va Nilotica. Egypto. ts 38. __ Punêtata. Afiâ. pag. 183 _ 39. lemniscata. Guineâ, * __ pag. 183 2 49. fasciata Carol, _ pag. 183 VELE Chalcides. Eur. auftr. Afr. pag. 184 *kkER Palmis tecradactylis , Corpore alepie doto nudo. ef Sp. 41. Lacerta vain Europâ. CI SE Hap. 160 43e Aquaticg. —ma page. 163 äle Paluftris. — 5 : 45. punêtata. CarolinÂ. ad 46. __ __qgwadrilineata. Amer.fept. pag. 184 47. Salamandra, Europà. pag. 143 tk Pedibus” ekigulss. Sp…48. Lacerta Angina, Câp. b. Spe. | ag. Ï86 ECECECEOESECE EENEENEEEE Lr GG SSSEELES Ordo IL. SERPENTIA, Genus 1a3. _ CRoTALL Scut. Scutell. Sp. L Croralw Miliarius, Carolië, 132, 3L | Sp. 2« EB A DANTZ ER 35, Soort. Gemarmerde. VL. Srux. 4l. 178 Ba, J. -Robyn-Keel, - | Dl. 179 833, > < - Borstkrop. … | bl, 180 RBE Teguixin.verk Lever bl, 180 35. Vergulde, Hd bl. 18x 37. Egypuifche. Lt ú, 38. ___-Geftippelde. isd bl. 182 Beb. wan Gefnoerde, wensbon bl. 183 „40. …… - Gebandeerde. _ bl. 183 AI. ……— _ Slang-Haagdis. . ERE bl. 134 teke Met de hea vier Vinger: het | Lyf ongefdludd. en kaal. 4% Soort: Gemeene Hlaafdis. verd bl. 160 43. _… …Water-Haagdis, bl, 163 ‘44. _Meir-Haagdis, | ge Gefternde. | -, 46. Vierftreepige. in Il, 184 EE eere EN _— bl. 143 kk rk Met zeer kleine Posen. 48 ar Worm - „Hagi erven EERE ES EEEETEEEEEEE 3 ek 1E, Rang. - Ka UIPENDE. . 123. Geflagt, RATELSLANGEN. | 8 ik VEER Schild, & Schildjesn z. .__ _ Karolinifche, — 163e Ce, SYSTEMATISCHE if Sc. son. ' EN dte horridus. Amer, 167,23. T. VI. p. 309 DEE > Dryinas. Amer. 165,30. pag. 310 ° ra Durisfus. Amer, 172,21. pag. 313 Been mutus. Sur. 2175 34- Genus 124. Boa. Scuta Abd, Caudaliaque. 3. Boa contortrix. Carol. 150, 40. pag. 334 2 Canina. Amer. — 203,77. pag. 317 8 Hipnale. Afiâ, - 179; 120. pag. 319 4. …_conftriëtor. Indiis, 240, 6o. pag. 319 5 murina. Amer. — 254,65. pag. 323 6. Cenchria. Sutin. 265,57. Pag. 324 de Scytale. Amer. 250,70. pag. 316 ie Ophryas. _ 281,64. pag. 324 g. Enydris. Ame. 270,105. pag. 325 10, Hortulana. — 290128. pag. 325 Genus res. COLUBRES, ‚ Scuta, Squamz. - ‘r. Coluber Vipera. Egypt. V. 118,oo.pag. 327 EN Ätropos. Amer, V. 131,-22. Pag. 333 3. _Leberis. Canadâ. V. ILO, SO, 4 Lutrix. Ind. 534527. PA8. 334 5. Calamarius. Amer, 1qo, aa. 6. __Simus. Carol. 124,46. | hok flriatulus. — 126, 45. 8, …— … — Ammwdytes. Or. V‚ 142; 32. pag. 335 B Cerastes. — 159.25. pag. 337 10, “+ plicatulus. Ternate. 131,46. pag. 338 Ir. — … Domieella. AfiÀ, 118,60. pag. 339 12, _«flidras. Ind. — tar, 58, pag. 340 De 4 13. 19, 10, 1 Te | BL ADWYZER. ; Schild, & Schildjes. „Amerikaanfche, 192, Vl,Stuk. bl, 309 . Oostindifche, 195. bl. 310 Westindifche, 196. bl, 313 Zonder Ratel. van 124, Geflagt. SERPENTEN, is Buik &* Staartfchilden, Strengelaar, 190, bl, 334 Boomflang. 280. bl. 317 Hoornbek. 209. bl; 319 Knyper. 300. bl, 319 Schildpad Slang. 819, bl, 323 Gettippelde. 322.’ bl. 324 Stokflang. 323 ‚bl. 316 …__„Bergflang. 345. bl. 324 …_Waterflang. 375. bl. 32$ … Tuinflang. 418. bl. 325 iss. Geflagt. ADDpeErs. / ' Schilden Gs Schubben, Egyptifche Adder. 140. Dl, 329 Amerikaanfche. 153. Dl, 333 Leberis. 160. mn r «Putt, rór. bl. 334 Calámarius, 1ó2, min Kromneus. 170, ‚ Streepige. ig. | Zand Adder. 174e bl. 335 Gehoornde. 175. bl. 337 Ternaatfche, 177. Dl, 338 Jufferflang. 178. bl. 339 Alidras. | 179, bl. 349, Cea ig SYSTEMATISCHE 13: Oölúber in cl Gar 14. oe A 16, 17. 18. 19. 20. pak, os. ad, dd. buccatus. Ind. Berus: Europ. v. Cherfea. Suec.V. Prester. Eur. V. angulatus. Afiâ, coorwieus. Amer. = albus. Indiis. Aspis: Gall. V. 4 Typhlus. Ind. fasciatus. G rol Leberinus. Or: melanoceph. den 140; Ó2, _Cobella. Amer, Regine. Ind. - doliatus. Carol. ordinatus. Carol. Mexicanus. Aimer. Jeverus. Afiâs V. Aurora. Amer. sipedon, Amer. Maurus. Algir. flolatus. Afià, V. Vittatus. Amer. Miliaris. Ind. HEsculapii. rhomheatus. cyaneus. Amer. Natrix. Eur. agilis. Ind, Scuta, Squam2. 136 43° Wiezscë. 1464 3D. ‚150534 E 152, 32. 11570 165 5:24. 17035 20. 1465 4Ó. „I40 53e 1285 67e 155.s 46. I59 5,54 537570. 164, 43. 138; Jee 1345 77- _ 179942. KIO Ste TT 1445 73e 152.66. 143, 76. 142; 79e 162, 59. 180, 43. 157» 70° 17e 60. 1843 SO. Tom. VI pag. 340 pag. 341 pag. 361 pag. 340 pag. 364 pag. 367 pag. 367 pag. 363 Pag. 570 at pag. 370 pas. 371 pag. 372 pag. 373 pag. 583 pag. 374 119, dIO. er pas. 375 pag. 385 43 Ä _ Vlagge Slang. … ii Ges 4 13% —…/. Geftippelde. 14. ____-Blaaskaak. 15. <… . Europifche Adder. 16. oo, -Sweedfche Adder. 17. … Zwarte. WE ra nGeboekte. Ad Blaauwe. „20. „Witte Slang. EK on kspie. Oase dbvphlus. 23. _„Gebandeerde, 24. Nevelagtige. Be edwartkop; … 26, … … Cobella. Ere Koninginne « Slang. 2 Tonnetjes- Slang. 99e Gefchikte, go. „Mexikaanfche. SL. Strenge. 32. Pylflang. 33° sipedon, 54. Barbaryfche. 35: Geftoolde. 30 Gefnoerde. 97. Geerst- Slang. 33. Slang van Esculapius. 39. „Gerbite.: - | 4©. Hemelfchblaauwe, 41. Ringflang. — BLA DIW/Y-Z ER Schild, & Schubbéns 180. 181. VL Sr. bl. 340 183. 184. 185. 187. 189. 190. Dl, 341 U. 361 El. 340 bl. 364 en Wen) El. 567 bl. 367 bl. 368 bl. 370 sYSsTE M ä TiS CHEB Scuta, Squamz, 43, Coluber Laleus. Ind. V, 203, 32,T, VI.p. 385 44. 45, 46, 47e 48. 49. an Sur, ulicus. Amer, monilis. — fulvus, Carol. pallidus. Indiis, « lineatus, Afiâ. Naja. Ind. Or, V, Padera, Indiis. canus. Ind. Getulus, Carol. Sibilans. Afiâ. laticaudatus. Ind. S:rtalis. Canadà, dtrox, Afiâ. V. Sibon, Africâ. nebulatus. Amer, fuscus. Afiâ, Saturninus, Indiis. candidus, —= niveus. Afr, V, „Jcaber. Indiis, * carinatus. —= Corallinus. Afâ. V, Ovivorus. Amer. Saurita. Carol. 169, 84. 163, 77. | ‚184,6c, pag. 585 164, Ö2. pag. 386 ars; Sr, | 156,56. pag. 386 193 „60, pag. <87 198, 5ó, pag. 390 - 188,70. pag. 390 2I5, 44, ï6o, roo. pag. 391 dut Ge on mn eed pag. 392 En 85. r pag. 393 185, 31. bid 117, pag. 394 147 > 120. pag. 395 420, 50, Pag. 306 209,63, 228, 44. Pag. 597 157» IIS. 182, 93, 293,73. Pag. 398 156, 121, hanen nend e= kens Conftriêtor. Amer,fept. 186, oa. exoletus. Indiis, …_ Situla. Agypto. _Triscalis, Ind, 147, 132. pag. 399 236,45 195,86, 73 43e 44. 46. 47 48. 49. 5% SI. 52, „55 6d. Sje 56. 57. 98, Wi 59, 62, 6r. 62, 62 O4 65. 66. 67. 68. 69e 70. ir 72e 45. BD AID WINSZIE ko _Melkwitte. « Schiecflang. Hoffelyke, Gejuweelde, ‚ Goudgeele. Bleeke, Geftreepte. Brilflang, “_Padera. Gryze, ‚ Getuler, _Syfelaar. Breedftaartigo, Sirtalis, Wreede, ‚Sibon. _Gewolkte. Bruine. Loodkleurige, Witagtige. Sneeuw witte, _Ruuwe. _Gekielde. Gekraalde. Eijervreeter, Saurita. Knyper. Bleekblaauwe, Emmerflang. Drieftreepige, Schild. & Schubben, 235. VI.Srux, Dl. 335. 349. 244. 246e 249. DS Te 252 253 2S/e 258. 259. 260. 2Óre 262 \ „263, 266, 267. 270: 27E. 272. 273e 275. 276. 277. 27 8e 079. 2SLe. 28a. Cc 4 264. | 265. bl. 335 bl. 336 bl. 386 DE bl. 397 bl. 390 bl. 399 bl. 391 bl. 392 bl. 393 bl. 394 bl. 395 bl. 396 bl. 397 nn en bl. 398 bl. 399 PED |‘ vem en en mene 13e SYSTEMATISCHE Scuta, squamz, 7q. Coluber guttatus. Carol. 227, 6o. Tom. VL 24e 75 k, 76. lemniscatus. Afiâ. 250, 35. pag. 490 annularus. Amer. 1923 96. pag. 4or Dipfas. Amer. V. 152, 135. pag. 403 Pelias. Índ, 187, 103. == Tyria. Egypt. 210,83. pag 404 Jugularis, — 195102 == Pethola. Africà. 209, 90, mm Ze eftivus. Carol, 1$$,I44. Molurus. Ind. 248, 59. pag. 406 Ahevulla. As. Amer. 163, 150. petolarius. Ind. 212,102. pag. 409 Haje. Egypt. 207, 109. — Filiformis. Ind. 165,158. pag. 410 pullatús. Afià. 217,108, Hippocrepis. Amer. 232, 94. pag. 412 Minerve. Ind, —: 238, 90, == cinereus. 200, 137, =d viridisfimus. Surin. a17 „Ina. mucofus. Indiis. 200, 140. pag, 413 domesticus, barbar. 245, 94. Cenchoa, Amer. 220,124, — mmm myêterizans. Amer. V.192,167. p.414- (coerulescens. Ind, ars,170, Argus. Africâ, em Genus 126. ANGurs. Squâme Abd. Caud,. Anguis guadrupes. Javà. | os bibens lagis. _ oo »6o. pag. 417 Meleagris. Ind, 165; 32. == IN 4e BO EUT WINLZTE N Gefprenkelde, | _ Breed geringde. Half geringde. _…DPipfas. Pelias. „Tyrifche. Roodkeel. ‚„Petoole Slang. „ Zomer - Slang. _ Molurus. __„Zweepflang. ‚ Petoolagtige. Opblaazer. Draadflang. _Gemarmerde. Hippocrepis. Minerva- Slang. Afchgraauwe. ‚Geheel groene. _Slymige. Huis- Slang. Cenchoa.: Wipneus. _Blaauwagtige. Honderd- Oog. „126. Geflagt. Schild. & Schubben, 284. Vl.Srug. » 285. 286. ce PN AGO 293. … 297. 299 300. 307} 316, 323: int ” GRO. > 328. 337 339: 34e 341. "344 359 355. 313 ies À Slang met vier Pooten. —= met twee Pooten. 160, I97e Geborduurde. Ce 5 Schubben, SYSTEMATISCHE Squamz , be Caud, 4. Anguis Colubrina. Egypt.180,18, T, VI. p.418 5. Faculus, —— 186,23. pag. 419 Mn maculata. Amer. 200,12, Ji reticulata. — 177, 37. Pag. 420 8. Cerastes. Egypt. 200,15. == 9. Lumbricalis, Amer. 230,7. Pag. 423 Ec, platurá. Bes IIs laticauda. Surin. 200,50. pag. 424 12. Scytale. Ind. 240, 13, == 13e Eryx, Amer. Angl.-r26,136 pag. 426 14: fragilis. Europ. 135, 135. == 15. _Ventralis. Carol, 127, 223. Genus 127, AMPHISBAENA, t. Amphisbena Fuliginofa, Amer. 200, 30. p. 430 2. alba. —= — 223,16. Pag. 433 Genus 128, … CA&ciLIa.! | 1. Cecilia Tentaculata. Amer. 135, 0. pag. 437 2. Glutinofa. Ind. 340, 10, pag. 438 __ Genus r28.* SrRENEs. 1 Siren Lacertina. Carolinâ. Ordo Il. NATANTIA Genus 129. PETROMYZAe sz. Petromyzon Marinus, Europà. pag. a4t 2 _ Fluviatilis. —= «pag. 444 8 Branchialis, =— pag. 449 Ge- BL AD W Y ZE R- Schabben, 4e Adderagtige. 198. VL. Stuk. bl. 418 AN Schieter. 209. Lb. 419 6. Gevlakte. are. —— Ee INESWYZE. aI4. bl, 420 De Hoornflang. “ais. —_ 9e Wormílang. Rs bl. 423 10, Platftaart. It. Breedftaart. 250, bl. 424 12, Stokflang. 253, kde ded, 13. Surinaamfche, 262, bl. 426 14 Blindflang. 270. pe 15. Buikige. 350, 127. Geflagt. T WEEK OrPEN, 1. Zwart bonte, 230, bl, 439 2. Witte, 239. bl, 433 | 128. Geflagt. BrLINDSLANGEN. 5. Gefpriette. A … bl. 437 2, Slymige. 350. bh, 438 128,* Geflagt, SIREENEN,.. 1 Haagdisagtige. SSSIS SISSI SISSI SISSI Se ss: IL Rang. ZWEMMENDE … FT 129, Geflagt. LAMPREIJEN. E. Soort. Zee -Lamprey. bl. 44t oe Rivier. Lamprey. bl. 444 5. _ Kieuw- Worm. bl. 449 an 130 Ge- SYSTEMATISCHE , Gens 130. —_ Ra J&. _% Dentibus acutis.” a 1. ‚ Raja Torpedo. Sin. Pers. M. med. it VI p. 453 (a. Batis. Oc. Europeo. — pag. 462 3. Oxyrinchus M. medit. & Oc. Eur. p. 466 4e Miraletus. M. mediterr. pag. âóg ie Fullonica. M. Europeo. _, pag. 479 KS of EsBertibus obouliss nt le: Sp. 6. Raja Aquila. M. mediter. pag. 473 Bede Pastinaca, Europâ. …_____— pag. 426 8, Clavata, Oc. Europ. « pag. 479 9 Rhinobatos. Gen, Venetiis. ‘pag. 483 Genus 131. SQUALL. * Dorfo Spinofo, Pinnâ Ani nullâ, bp. zt. Squalus Acanthias. Oc. Eur. pag. 486 dà _ Centrina. Mar. mediterr, _ pag. 490 3. Spinax. Oc. Europ. __- pag. 491 4. Squatina. — _____{ pag. 492 ** Dorfo mutico , Dentibus acutis, cum EN: vent. Sp. 5 Squalus Zygena. E úr Amer. pag. 495 | Tibwro. Americâ. _— Pag.-496 | d __Galeus. Oc. Europ. pag. 498 8. Canicula.— <5! 1 pag. sos 9. „Stellaris. Oc. Eur. „ __, pag. 508 10, Catulus. amen en jl pag soó ij HD maximus. Oc. ‘Arttico. ‘pag. sis Í2. Carcharias. Oc. Europ. ‘pag. 5i4 “kx Den= AB LAD WIL ZIE KE 1âo, Geflagt. — RocHen. | _% Met fcherpe Taniden. “_z. Soort, Krampvifch. — VI STux, bl. EMS _ Vleer | bl. He Scherpfnoet. | bl. cm onver Spiegelroch. Ey bl. „5. Kaardroch. … bl. Met flompe ralen. „6, Soort, Zee- Arend. ved: ot Ak ed Pyl(taart-Roch. \ Pi sB. … _Gewoone. Roch. bl, BS „Haay - Roch. | bl. IL. Geflagt. HAAIJEN. „%, _Met een gedoornde Rug, zonder Aarsvin: ee Ae Soort. ‚Doornhaay. | bl. 486 2. Zee- Varken. bl. 492 3. rijspeer Haay,» . : bl. 491 de en Zee Engel. Dl. 492 ** Met de Rug ongedoornd,, de Tanden fcherpen eene Aarsvij, 8, Bit, Kruishaay. Áù bl. 495 6 Bei Schophaay.-- in bl. 496 zik Ruuwe Haay, bl. 498 8. - Bonte Haay. Kk bl. sog BD. Sternhaay. bl. 508 10. Gefpikkelde. _ | bl sc6 sE Paard- Haay. ste bd Jonas. Haay. Dl. s14 Sp, Ee CS Pristis. … pag. Sar Sp. Sp. Sp. Sp. Sp. 2. Callorynchus. Mar. Etch. Chili, p. 526 Genus 133. _LorHrr, 1. Lophius piscatorius. Oc. Europeo. pag. s3e a. Vespertilio. Oc, Amer. pag 537 9 Histrio, Pel, Fuc. nat, Pag. 538 | Genus 134. _ACIPENSERES. Ï Acipenfer Sturio. Mar. Europeo. pag. 541 A08 … Ruthenus. Rusfiá. __…pag 548 Ne Hufo. Darub. Wolga &c. pag. 553 Genus 135. BALISTES, 1. Balistes monoceros. As. Amer. T VIIL pag. 452 de hispidus. Car olinâ. 3. tomentofùs. Amer. se pag. 454 4e papillofus. pag. 456 5 Verrucofus. Indiâ, pdg. 457 6. aculeatus. Pag 457. wv Vetula. Ins, Adsctne, pag. 459 8. FINGENs. Pag. 461 | Genus 136. _OSTRACIA, | 1. Oftracion triqueter, Indiâ, pag. 468 9. Lrigonus. pag. 470 3e bicaudalis. —= pag. 471 4e UTICOTNIS. mmm | pag. 472 SYSTEMATISCHE %*# Dentibus granulatis. 13. ‘squalus Mustelus. Oc, Europzo. T. VI. p. 516 14. glaucus. pag. Seg Genus 132. CHIMAERZ, ‘rt. Chimera monftrofa. Mar. Atlant. pag. 525 / had BLAD W Y:Z ER, kk Met Korrelagtige ‘Tanden, f3, Soort. Gladde Haay. VL SrTux. bl, s16 14. Blaauwhaay. Vr bl, 509 15: «_ __Zaagvifch, | Ky ble s2r | 132. Geflagt. Zer-DRAAKEN. I. Soort. Gedrochtelyke. Ee bl. sas 70 Haanvifch. bl. 526 133. Geflagt. Zee-Duivers n Soort. Hoozenbek. | bl, 530 8. Kikvorfch- Vifch. | bl. 537 3. Kroosvifchje. bl. 538 - 134. Geflagt. STEUuREN. 1. Soort. Gewoone Steur. | bl. s4t de Rusfifche. | Dl. 548 3. Huizenblas = Vifch, bl, 553 135. Geflagt. HooRrNvIsscHen. IT. Soort, Eenhoornige, VL Srux. bl. 452 von van Ssekelise, | 3e Kuige. Dl. 454 4. Getepelde, _ bl 456 5. Wrattige. | Dl. 457 6. _ Gedoornde. bl 457 Îe Oud Wyf. fi bl, 459 8. Grynzert. | Dl, 46r 136, Geflagt. BEENVISSCHEN. 1. Soort. Strykyzer-Vifch, __bl, 468 0; Triangel. | El. 470 ze Prikftaart. | bl. 471 „4 _ —__ Driehoornige. bl. 472 5. Soort. Sy s:TEMATISG HE Sp. 5. Oftracion guadricórnis. Ind. &Guineá. p. 473 wal ____ cornutus. Indiâ. Tom. VL. pe 473 B tuberculatus. —== + Page 475 U gibbofus. Africâ. pag. 476 1D. __ ecubicus Indiâ, pag. 476 Genus 137. TETRODONTES. Sp. x Fetrodon Testudineus. IndiÂ. pag. WID. 2. 7 Laggcephalus. rr ip RAG 480 ” q. —______ Lineatus. Nilo. pag. 483 ve Ea Ocellarus. Às, & JEgypto. page 496 — NEL levigatus; Carolinâ. — hi ó. hispidus. Indiâ. pag. 488 d. Mola. Mar. mediterre. pag. 490 Genus 133. DroboNTes \snad Sp. ‘r. Diodon Zrringa. Indiâ. "pag, 498 & 499 Ran Hoyftrix. Cap. bone Spei. pag: 5023 | Genus 139. CYCLOPTERI. | Sp. 1 Cyclopterus Lumpus. Eur.T. VIL pag: 249 0. | nudus. Indiâ. pag. 254 | 5 Liparis. Oc. sept pag. 255 Rij Genus 140, _ GENTRISCI Sp. _ Centriscus Scutatus. Ind, Or. T, VIII, pag: 597 rn Scolopax. Mar, mediterr, pag. 463 tÒ: Genus I4l. SYNGNATHI, Sp. tr. Syngoathus Typhle. Europà, pag. 510 "2e Cus. í Pag SLE Ze _ _Pelagicus. Oceano, «pag. 514 4 _ _AEquoreus. A0 Pag ES 5 Ophidian, ‘Europd, pag. SIS Sp, 6. / BLADWYZEË Koekkoek-Vifch, _ VIIL Srux. bh, 493 Zee - Katje, bl. 473 Koffervifch, bl, 47$ Doosvifch. bl. 476 Doodkist. bl. 476 ‚137. Geflagt. STEKELBUIKEN. | Soort. Schildpadagtige. bl. 499 Opblaazer. bl. 489 Geftreepte, bl. 483 Vlakkige, bl. 486 Gladde, Borftelige. bl. 438 Molenfteen - Vifch. bl. 490 138. Geflagt. EGELVISSCHEN: . Soort. Klootronde, Pennevifch. Dl. 493 en 499 Dl. 502, 503 39. Geflagt. KRINGBUIKEN. Soort, Snottolf, | N aakte. | Zee -Slak Vifch. VIL S ruk, Bl, a4q bla 254: bl. 255 140. Geflagt. ScHiLDvisscren, Soort. Geharnaste, Snepvifch, VIILStTux. bl, so7 I41. Geflagt. NAALDvISSCHEN, Soort, Zeskantige, Zevenkantige., K oufebandje. Zee- Geep, Zee - Adder. Dd bl. 10 bl. sii bl, s14. bl, sig bl, sis &. Soorts SYSTEMATISG HE Sp. 6. Syngnathus Barbarus. Ocean. T.VIII, pag. 517 ze __ Hippocampus, mm _ pag. 517 Genus 142, PEGASI. | Sp. ‘zE. Pegafus Draconis. Indiâ, 5 pag. 522 2. VOUANS, mmm 3: natans. pag. 523 SSSsssssssssssssss: CLASSIS QG U-AsRiiÁ. P Fa GT Hi dividunter in quatuor ORDINES. | Quorum Charaäeres vide, Tom. VIL pe. za &c. Ex his appellaniur F. Ordinis. _APoDEs. II. Ordinise JueuLaAr ES. Hi. Ordinis. TrHoracicr. FV. Ordinis. | ABDOMINALES, es 0 Charaëteres compendioft G E N ER U M, Ordo l, AroDEs. Gen, 143. Munana. Aperture Branchiarum ad latera Tho: _ fracis. 4 144. GymNo Tus. Dorfum an. gs zp 145. TRICHIURUS. Cauda apterâ, | zhe | AOR SBLADWYZEE 6. Soort. Barbaarfche. Vil Srux. bl. STZ 7. … Zee-Paardje. bl. s17 142. Geflagt. ZeE-DRAAKJEs rd 1. Soort. Scherpfnuitig. bl. zoó 2 Vliegend. ‚3 Zwemmend. bl. se3 SSS SISSI SISI SS SISSI SISISIss VIERDE AEDEELING, v-fsS SCH EN. Deeze worden verdeeld in viet RANGE N;: Wier Kenmerken te vinden zyn , VILS T uk bl. za enz: Men noemt die van den f. Rang. | ZoNDER Pooten. 1. Rang: | HarsProork wv; UI; Rang. kf BorsTPooTEN. IV: Kang. BuikPoorgm Beknopte. Kenmerken der | GESLAGTE N; 1. Rang. VisscHEN ZONDER PoorEN; Gell. 143 Aar. De Opened der Kieuwen. aan de zyder ___van de Borst: jad. BLoorT-Ruve: De Rug zonder Vinnen Hp: SCHERPSTAART. De Staart otigevind: Dd a 140% SY ST EMATISC ME 146. ANARricHaAs, Dentes rotundati. 147. AmMoDyTes. Caput Corpore angustius. 148. OPHIDIUM, Corpus Énfiforme, 149. STROMATEUS. Corpus ovatwm. 150. En s, Rostrum Enfiferum, Ordo II. JUGULARES, Isi. CALLIONYMUS. Aperture Branchiarum ad ny- cham. 159. URANOSCOPUS. Os fimum, 153, TRACHINUS. Anus prope Peélus; 154. GApuUs, Pinne Peétorales in acumen elongata, 155. BLENNI us. Pinne Wentrales didatyle mutice, Ordo IL _ TroraActct. 156. CrePorLa. Os fomum: Corpas Enfiforme, 157: EcHENérs. Capitis Dorfum planum transverfin Julcatum. 159. CORYPHANA. Caput antice truncato - obtufium. 159. GorIus. Pinna Venirales OEE in Pinnam _ ovatam. | 160. CorTus. Caput Corpore latius. 161. SCORPZENA. Caput Cirris asperfum. 162. Zeus. Labium fuperius membraná.transverfd fore _nicatum. 163. PLEUNORECTES. Oculi ambo in latere altere Capitis, , | 1Ó4. ABN ASD WIYSZ B KR z46. Zer-Wotrr Tanden die rondagtie Zy. 147. SMELT. De Kop fmaller dan het Lyf. 148. SLANGE viscH, Het Lyf als een Degen, 149, SPREYvIscH. Het Loyf Eyrondagtig. 150. ZWAARDvIscH. De Snoet met een Degen, 1, Rang. HALsProorEn. 151, SCHEL VISDUIVEL. De gereed der Kicus o wen in de Nek. 152. STERREKYKER. De Bek opgewipt, 15% PieTeRMAN, De Navel naby de Borst, 554. KABELJAAUW. De Borstvinnen lang en fpits uitloopende. | 155. SNorviscH. De En twee-Vingerig en ‚ongedgornd, ‚ HI. Rang. BorsTPOOTEN. 156, RieMmviscH. Een opgewipte Bek :het Luyf De- . genvormig. 157. Zuieer-Vriscr. De Kop van boven plat en overdwars gegroefd. 159. OrANjze-VriscH. De Kop van vooren ftomp- agtig geknot, 159. GroNpeu. De Buikvinnen famengegroeid tot een ovaale Vin. | 160. KNormAAN. De Kop breeder dan ’t Lyf. 1Ó1. ZEE-SCORPIOEN, De Kop met Baardjes. 162. SPIEGELvIsCcH. De Bovenlip met een dwars Vlies gewelfd. | 163, PrATviscu. De beide Oogen aan de eene zy- de van den Kop. ds | 163« SYSTEMATISCHE j 164. CH TODON. Denies Sptacci » confertisfimi. flexie les. | 165. SPAR us. Dentes validi Bet oes Jive Molares. j 166. Larrus. Pinna Dorfalis rumento post Spinas no- Lala. 167. SCIANA, Pinna Porfalis in fosfulâ reconden- | da. | 168. PERCA. geria Branchiarum Serraia, 169. GASTEROSTEIS. Cauda win carinata o kn Spine Dorfales distinête. 370, SCOMBER Cauda vaickibus carinata ; > Pinnula fpurie plures. 371. MurLLUs. Squame, etiam Capitis , laxe, 172. TriGra, Digiti distindi juxta Pinnas Peioras les. tranen | ed | Jrdo IV. . ARBDOMINALES. Gen. | mm | 173. Cogrrrs. Corpus vig ad Caudam angustajum. 374. A mtra, Caput nudum Osfeum Jeabrum. 175) S1LURUS. Radius primus Pinne Pra Petter raliumgue dentatus. | 176. Teurui s. Caput antice truncatum. 277. LOR1!CARIA. Corpus cataphraêtum. 178. SALMO. Pinna. Dorfalis postica Adipofa. 179. FisTUuLarra. Rosirum cyländricum Operculo clauf le, 5 280. Esox, Mandibula inferior, Lngior punêtata. | i9re UAMS Ze 1óá. Krier viscu. Buigzaame Borftelagtige Tanden, die zeer digt ftaan. 165. ZEE- BRAASEM. Sterke Snytanden of Kiezen. 166; Lipviscu. De Rugvin, agter de Beentjes, met een Draadswys byhangzel. 167. OMmBERVISCH. De Rugvin verborgen kunnen- de worden in een Groefje. 169. Baars. De Kieuwendekzels Zaagswyze ges tande | 5 169. STEKELBAARS. De Staart op zyde gekield en afgezonderde Stekels op de Rug. 170. Makrerr, De Staart op zyde gekield en ver= fcheide Basterdvinnetjese 171 Barreer. De Schubben , zelfs die van den ‘Kop, los zittende. 179. ZEE-HaAaAN. Afgezonderde Vingers nevens de Borstvinnen. IV. Rang. BUIKPOOTEN. Gen. RL | 173. MrrrsLANe. Het Lyf aan ’t Staart - end naauwlyks verfmallende. 274. MoppErviscH. Een naakte, Beenige, ruuwe | Kop. 175. Merirvar. Het eerfte Beentje ‚ der Rug en __ Borstvinnen, getand. 176. LrErviscH. De Kop van vooren geknot. 177. HARNASMAN. Het Lyf geharnast. 178. SALM. De agterfte Rugvin een Vetvin. 179. Pyr-Viscu. De Bek cylindrifch met een Deke __zel daar op fluitende. 180, SNOEK. De Onderkaak langer en geftippeld. Dd 4 Ir. SYSTEMATISCHE 181, Erors, Membrana rang ion duplex , exterige. re minore, | 182. ARGENTINA. Anus Cande vicinus, 183. ATHERINA, F ascia lateralis , longitudinalis ‚Ar- é _gentea. 184. M ve rr. Mandibula inferior intiús carinata. 185. Mormyrus. Apertura Branchiarum linearis, abfque Operculis. 186. BcocorTUus, Pinne Peftorales! longitudîne Cor= “_poris, 187. POLYNEMUS, Digiti distimêli juxta Pinnas Pec: torales. _ 158, CLuUP BA, Abdomen carinatum erratum. 189. CYPRINUS. Membrana Branchioftega triradig= Ía. | | EEn SIS SSS SSS SISSI SS ESS NOMINA SPECIERUM, Ordol,’ Pisces Aropnes Genus 145. Murene. Sp. 1. Murena Helena. Oc. Eur. Am. T, VIL p. ,83 a, Ophis. Cc. Europeo, pag. 87 3, Serpens, Oc. Eur, auftr. _ pag. 89 pk Anguilla. Palud. Eur. pag. ot 5 Myrus, Mar. mediterr, pag. 1or 6. Conger. Oc. Europ. pag. 103 en vca, Mar. medit, Pag. 106 B br BaWirYZeE Rt. 181. SALM-SNOEK. Twee Kieuwen Vliezen, waar van het buitenfte kleinst. 182. Ansjovis. De Navel digt aan de Staart. 183. KoorN- Aair ViscH. Een breede Zilver kleu= rige Streep, op zyde, overlangs. 154. Harper. De Onderkaak inwaards gekield. 185. MormerAAR. De Opening der Kieuwen ftreepswyze, zonder Dekzels. 186, VLIEGENDE ViscH, De Borstvinnen zo lang SE Eyr. 187. VinGER-VriscH. Afgezonderde Vingers nee vens de Borstvinnen, 188. HARING. De Buik gekield en Jaagswyze ge. tand. 189, Karrer. Het Vlies, dat de Kieuwen dekt, met drie Beentjes geftraald. seesssssssssses NAAMEN prr SOORTEN, 5. Rang, _VISSCHEN ZONDER POoOTEN, ” 143. Geflagt. A ALEN. 1. Sort. Moer - Aal. VIL Srux. bl. 83 a. __ … Zee-Serpent. Europ. Oceaan. bl. 37 Se Zee = Slang. _ bl. 89 4. Paaling. Europ. Meiren. bl or 5. Vaar- Aal, Middell. Zee, bl. ror 6. Konger. Europ. Oceaan, bl. 103 Je. Blind- Aal. | bl, 106 Dds 144 SYSTEMATISCHE Genus 144. _ GyMNorr. Sp. 1. Gymnotus Carapo. Americâ. T. VIL pag. 107 2. Eleëtricus. Fluv, Amer, pag. 211 0 albifrons. Surinamo. rbe: Rostratus. Americâ, pag. 110 5e Afiaticus, Afiâ. pag. 210 Genus 145. TRICHIURr, | sp: “1. Trichiurus lepturus. Amer. Chinâ. pag. 121 „Genus 146, ANARICH ZE, Î Sp. 1. Anarichas Lupus, Ocean. feptentr. pag. 125 Genus 147. __AMmMopy TA. | Sp. 1. Ammodytes Tobianus. Litt. Enrope. pag. 130 Genus 148. « OpPuinik. Sp. _r. Ophidium-barbatum. Eur auftrali, pag. 242 HON imberbe. Europàâ. __ pag. 244 Genus 149. SA hEEr Sp. f. Stromateus Fiatola. Mar, éd. &rubr. pag. 135 2, _……, Paru. Americâ, … pag. 139 | | Genus 150. Xirnim, id Sp. 4. Xiphia Gladius. Oc. amore Pag. 141 SSS ISS Pe Ordo IL, JucuLAREs Dor; Genus ist. CALLIONYML Sp. zr, Callionymus Lyra, Mar Atlant. pag. 147 is SD. 2e BELCA DIW EZ ER, 144. Geflagt. © BLOOTRUGGEN, | | 1, Soort, rid VIL, STUK, bl, ro7 a, Beef - Aal. Riy, yv, Amer. hl, Bk, ONE 3. Wit gerugde, | 4, ____Langbekkige, | bl. 1:0 5e Oostindifche, bl, 119 | 145. Geflagt. SCHERPSTAARTEN, 1. Soort,-Dunftaart, - bl. ror 146. Geflagt. ZEE- WoLveEnN. 1. Soort, Verflindende. Noorder Oceaan, bh 125 | 147. Geflagt. SMELTEN. 1; Soort. Zandkruiper. Oevers yv. Eur, bl, 130 143. Geflagt. SLANGVISSCHEN; £. Soort. Gebaarde. _ bl. 42 ‘2, ____Ongebaarde. nl __bl. 244. | 149. Geflagt. SPREY -VissCHEN. ; TI. Soort. Geftreepte. Midd, EP Roode Zee. bl. 135 2 Eenkleurige. bl. 139 vido. Geflagt. zeiss. | 1. Soort. Middellandfche, ET bl. 14 SN SISSI SISSI SSSIS: SISSI Sc Rang; HALSPOOTEN. is1., Geflagt. SCHELVISDUIVELS, 1. Soort. Lier van Harwich. vedan ek kj a. Soort, SYSTEMATISCHE Sp. 2e. Callionymus Dracuteulus. Mar. ied: pag. 150 3. _ Indicus. Afiâ, Tom. VII pag. 151 4 Genus 152. —_ _URANOSCOPI. k Sp. r Uranoscopus /caber. Mar. mediterr, pag. 152 C Genus :53. TRACHINL. ok Sp. “z. Trachinus Draco. Oc, feprentr. pag. I 53 or TABS GEBIED 2e Sox Pinnis Dorfalibus tribus „ Ore cirrofo. Sp. zt. Gadus Mglefinus. Oc. Europeo. pag. 165 8, Callarias. == pag. 167 3. __Morrhua, pag. 133 4e VUSCus. pag. 199 5. barbatus.= mm: Pag. 200 6, _ minutus. Mar. mediterr, pag. 202 xx Pinnis Dorfalibus tribus , Ore imberbi, Sp. 7 Gadus virens. Oc. lurop, gen _ Pag. 93 Ne Merlangus. _— pag. 206 | Carbonarius, ——= pag. 209 T®. _Pollachtus. a pag. 210 ax * Pinnis Dorfalibus dou Sp. 11,-Gadus Merluscius,. == paz. ait 12e Molva, === Pag 214 a od Tau, Carolind. ter 14. __ Lota: Lac. Europ. pag. 217 15: “_Muftela. Oc. Europ. pag. 220 16, ___ Cimbrius. Oc. Atlánt. Seanico. “kt Pinnâ Dorfali unicâ, Sp, 17, Gadus mediterraneus. Oc. Europzo. pag. 223 4: bees Ee _ BLADWYZER 2. Soort. Pitvifch. | VIL STUK. bl. 159 (ie, Indiaanfche. > | bl. 15t 152. Geflage, STERREKYKERS. ; r. Soort, Ruuwe Sterrekyker, bl, rsa 153. Geflagt. PIETERMANNEN, _1. Soort. Stekelige. | bl. 158 Mee 194 Geflagt. KABELJAAUWEN,. * Met drie Rugvinnen , den Bek gebaard, 1. Soort. Schelvifch. bl. 165 ‚2 _ Dorfch. | bl. 167 . Kabeljaauw: | bl. :83 4 Knyp - Oog- bl. 199 HA Steenbolk. bl. 2oo 6 Molenaar. bl. 202 XX Met drie Rugvinnen, den Bek ongebaard. 7. Soort, Groene Schelvifch, bl. 203 8, Wyting. | bl. 2°6 9. Kole- Vifch. bl. 209 IO Pollack. / bl, 210 | "ER Met twee Rugvinnen. II. Soort, Stokvifch. bl. art 12. Leng. ___&b 214 13. Paddevifch. | 14. Puic- Aal. bl. 217 En Zee. Puit- Aal. | #}. 220 16, Noordzeefche. Bee “te Met ééne enkele Rugvin. a. Soort, Midgeltandfche, | ble 223 sss. Gee SYSTEMATISCHE „Genus 155. _BLENNIL nd * Capite cristato. “: Sp. z Blennius Galerita Oc. Europ, T, VIL p. 225 2. Cristatus. Indiis. ——— … pag. 226 * 3, Cornutus. Indi. ‘ne s Pa 07 | PEN Ocellaris. Europâ. pag. 228 eht d Gattorugine. —= pag. 239 6. _““fuperciliofus. Indiâ. pag. 231 Ze Phycis, Mar, mediterr. pag. 232 ** Capite abfque. Cristis, K, Sp.- 8, Blennius Phlis. Oc. & Mar. medit. Os Gunnellus, Oe. Atlant. pag. 234 10. Mustelaris. Indi. pag. 235 il. viviparus. Mar. Europeo. pag. 235 F2 Lumpenus. Europà. _ Pag. 240 4 "_“Raninus, Suecië. «© © _… pag. o4r Ordo IL. T mdRACICT. Genus 156, __ CEPOLE, Sp. 1. Cepola Tenia. Mar. mediterr, pag. 246 0, FUDESCHNS, Genus 157 ECHENEIDES, | Sp. . che Remora, Pel. Indico. pag. 253 2 Naucrates, — ___ pag. 263 Genus 158. CoORYPHANA. 4 Sp, 1. Coryphena Hippuris Pelago, ‚pag. 266 2e Equifdlis, mm Pag. 270 Sp. 3 BLAD WY ZE R 155. Geflagt. SNOTVISSCHEN. JD x Met den Kop ian | 1. Soort, Zee = Leeurik. À b, 223 2. Gekamde. 5 bl, 296 3. _Gehoornde, - “bl. 227 4e Vlindervifch. „Di bl. 228 Be « ,echilderagtige.” tis | bl. 230 6. Hoogkyker. bl, o3r de Gladkop. bl. 232. sex Met den Kop miet nl 3. Soort. Spitskop. - 9. Botervifch.. | Ul. 234 Io. Eee: bl. 235 Ir. Mag Aal. L. 235 ie. __Lumpen. bl. o40 13. __ Kikvorfchagtige. | bi. 24r SSSSISISSS SISI s esse se II. Rang. BORSTPOOTEN. 156. Geflagt. RIEMVISSCHEN, T. Soort, Lintworm. Middel. Zee, 2. Roodagtige, | | ble 246 | 157. Geflagt. ZUIGERVISSCHEN. « Ir. Soort, Kleine Zuiger. Ind, Oceaan. bl. 298 B ' Gambte Zeer. il. 262 158. Geflagt. ORANJE: VISSCHEN, e 1. Soort. Dorado. De Oceaan. bl, 266 5, _Gefpikkelde, Kn, Dl. 270 3e Soort. / 7 s{sTEMATISCHE Sp. 3. Coryphena pentadattyla. Indiâ, T. VIL p. 273 4. “___Novacula. Mar. medit. (pag. 276 vee Pompilus. Pelago. _ pag. 277, 6. | Pfistacus. Carolinâ. Je acuta. Ocean. Afiat. \ 8. _fima nn | 9. YÎTENS. mm wen Ta. hemiptera, —== Tie ‚ branclyiostega. === 12, __ chypeaia. === | Genus. 159. GoBIl. Sp. 1. Gobius niger. Eur. Afiâ. pag. 279 2. Paganellus, Mars medit. pag. 262 3e Eleotris. Chinà. | pag. 284 are cle __Aphya. Nilo & M. medit. pag. 286 Se JFozo. Ocean, Europ. page 289 6. Peêtinirostris. Chinâ, pag. 290 ls Barbarus. 4 0. Anguillaris. Chinâ. pag. 291 Genus 1óo. Corti. | Sp. zt. Cottus cataphraëtus. Mar. Europ. pag. 293. 2. quadricornis, Mar. Balth, pag. 295 g. grunniens, Americâ, pag. 296 4 Jcaber, __ pag: 207 Eh Scorpius. Oc. Europ. pag. 298 6. Gobio. Europ. Fluviis. pag. 300 Genus 161. _ ScoRPaNa. Sps te Scorpena Porcús, Mar, medit. & Oc. pag. 3c2 2. Scrofa. Mar. medit. pag. 305 Se horrida, Ind. Orientali. d | ’ ge BLA DME k 8 Soort. Vyfvingervifch. — 4: Scheermes. Vifch, 5 _Geftreepte. 6, __Pappegaay - Vifch, 7 8 9 fe Spiesftaart. d'Indifche Zee. Wipneus, Groene. , Halfgevinde, EL Kieuwenfpleet; ia. ‚ Schilddraagende. 159. Geflagt. GRONDELS» T. Soort. Goveken,. 2 Meune. 3» Chineefche, 4e —__Nyl-Grondeltje, Se Jozo: 6: Kambek. 7, Barbaarfches 8 Aal - Grondele 169, Geflagt. KNORHAANEN: TI Soort. Harnasman. à Vierhoornige, d’Oostzee: 3 Knorrende, qe | Ruuwe. 5 Donderpadde: 6, Govie. VIL Srux. bl. 273 bl. 276 tl. 277 bl, 299 bl. 288 bl. 254 bl. 286 Dl. 289 bl, 290 bl. 291 bl. 293 bl. 295 bl. 296 Dl. 007 Dl. 208 bla 300 1ó1, Geflagt. ZEr.ScoRPioENEN, í. Soort. Kleine, ò, Groote, pen Wrattige, Oostindie, Ée bl, 302 bl, 305 162, Gen Genus 162. Zeus. | Sp. te Zeus Vomer. Americâ. Tom. VII. pag. gro 9, Gallus. ——= “pag. SII 3. Faber. Pelago. pag. 313 4. Aper. Mar, mediterr, pag. 317 Genus 163. PLEURONECTES. | \ * Oculis a latere dextro. Sp. r. Pleuroneêtes trichodaëtylus. Amboinâ. pag. 322 Ee Plagiura. Carolinâ. 5. Oeellaius. Surinamo. pag. 323 4. Hippoglosfus. Oc. Europ. pag. 324 5. Cynoglosfus. Oc, Belgico. pag. 328 6, / Platesfa. Mar. Europ. pag. 331 iis Flefus. —_— pag. 336 8. Limanda. ——= pag. S4r Pik Sola, _—m_— —_ pag. 342 10. _Linguaiula, wm == pag. 345 %k Oculis a latere finiftro. | à Sp. 11. Pleuroneftes lineatus. Amer. feptentr. pag. 32e 12. Rhombus. Oc. Europ. - pag. 347 13. _Dentatuse Carolinâ, â4e maximus. Oc, Europ. pag. 348 IS. Pasfer, pag. 350 16. Papillofus, Americà. pag. 35E 17. Lunatus. Amer. feptentr. pag. 324 Genus 164. __ CH aAToDONTES. E Sp. TE. Chetodon canescens. Indiis. ch pag. 353 EA alepidotus. Carolinâ, 3. acuminatus. Indiis, pag. 355 SY STE IMATISCHE SP. 41 BL AD 162. Geflagt. t. Soort. Zilvervifchje, 2, Maanvifchje: 3. Zonnevifch. de Zee- Zwyn. 163. Geflagt. W Y ZE & SPIEGELVISSCHEN, - VIL. STux. bl. bi. Ve bl. 8 bl. PLATVISSCHEN. « Met de Oogen aan de regter zyde, 1. Soort. Draadvin. a. Breedftaart: 3. Geoogde. 4e Heilboth, 5. Scharretong, Ó: Schol: Js Both, 8: Ruuwe Schol: 9 Ton 2 io; Schar:. \_%% Met de Oogen aan de one Ir. Soort. Geftreepte, 12. Griet. 13. Getande, i4: Tarboth: 15e Kaan: 16, Getepelde, 17: Maanvormiges 164. Geflagt. 1. Sort. Grysagtige, Ongefchubde, Scherpvin. KuiPvrssCHEN: BL. bl. Ees 353 35$ 4. Soort,” Sp. Sp. 4 Chaetodon Pinnatus. Indiis. T. VII. pag. 356 Cornwius ger pag. 357 Argenteus. Mar. Indico. punêlatus. Afià. pag. 357 « arcuatus. Indiis. pag 358 Rostratus. Indià. pzg. 360 nigricans. Mar. rubro. pag. 362 leucurus, Americâe lineatus. Ändiis. pag. 364 triostegus. Americâ. pag. 363 macrolepidotus. Indiis. _ __pag- 364 Argus. Indiâ. flriatus. Indiis. pag. 366 Aruanus. === pag. 368 Capiftratus. —= pag. 369 vagabundus. —= pag. 370 Ciliaris. — pag. 371 Saxatilis. Brafiliâ. PIE A72 ‚ rovundus, Índiis. pag. 373 lanceolatus, Indiâ, pag. 374 Genus 165. _SPARI. * Maculâ nigrâ notati. Sparus Aurata. M. medit. & Atlant.pag. 376 Annularis. Mar. Adriat, pag. 380 Sargus. Mar. infero. pag 38r melanurus —== pag. 383 Smaris. Eur. auftr. pag. 384 Mena. M. medirerr. pag. 384 Saxatilis, Surinamo. pag. 386 Orphus. | pag. 387 SYSTEMATISCHE Ï. 2e Tx Rge A. Soort, Langvin. Se ó. Je Se 9. 30 II. 12. Se 14. 15e 1Óo 17e He ed 19. 20, 21 ao, 23. BDA DAW YZ ESR Gehoornde. Zilverkleurige. _ Geftippelde. Kromttreep. Langfnoet. Zwartagtig. Witftaart. Gelinieerde, Driettraal. Grootfchubbige, Honderd - Oog. Geftreepte. Witkop. Soldaaten - Vifch, Zwerver. Ruigfchubbige, Gaffelftaert, Ronde. Lancerswyze. * Met een zwarte Vlak getekend, 1. Soort. Goudbraafem. go 1 a ty! Geelagtige. Golf van Venetie, Zwartvlak, Tosk. Zee, Zwartítaart. Roodvin, Zee= Schyter. Steen - Braafem. Wiervreeter. Be 3 VII. STuk. bl. 356 ‚bl, 357. 165. Geflagt. ZrEE-BRAASEMS. SYSTEMATISCHE **X Rubrí. Sp. 0. Sparus Horta. M. mediterr. T, VIT. pag. A 10. Eryihrinus. _—= pag. 389 u. Pagrus. —= | pag. 390 *k* Lineati, Ta. Sparus Boops. —— pag. 992 13. Cantharus. == pag. 393 14. Chromis. == pag. 594 IS. Sapa. pag. 395 16. Synagris. Amer, feptentr. « Pag. 397 17. Rhomboides, Americâ. | | Sp. Sp. “kk Varil. 18. Sparus Chry/ops. Carolinâ, 19. Argyrops. Jam. & Carol, 20. Dentex. M. medit. & Capenfe. pag. 397 af, Spinus. Indiis. pag. 399 — 22e Radiatus. Carolinà. | 03. Virginicus, Am.feptentr. pag. 400 ale Mormyrus. M. infero. __ pag. 4ot os. Capiftratus, Americà. pag. 403 06. Galileus. Galileâ. pag. 404 Genus 166. LABRI, * Caudâ bifurcâ. rt. Labrus Scarus. Greciâ, … pag. 407 g, Cretenfis. Mar, mediterr. … pag. 409 He Anthias, Eur. auftr. & Amer. pag. 410 d. Hepatus. Mar. mediterr. . pag. 4rr 5. grifeus, Americâ. pag. 413 6. Lunaris. Indis. _ pag. 414 SP. 7e DE AZ Ee 9. dE) Zwynstand. | TO. Redd Ig, SOOrt. 13. Ide 40 Ea ASO 17. 18. Soort, 19. 90. or. Ze ze vege 24. Ds. ON cl. Sak 166. Geflagt. ** Rood yan Kleur. Rooman. | Zak - Braafem. adi Gefireepte, Groot - Oog. - Kruik- Braafem, Monnikje, Goudftreep. Paarfchkleurige. __ Ruitagtige. kkk Bonte, Goud Oog. Zilv er - Oog. Tand - Braafem, Rugdoorn. Geftraaldc. Virginifche. Gemarmerde, Westindifche. Galileefche. * Met een gegaffelde Staart. Griekfche. Kretenfer. ‚_Schaapenbout, Lever- Braafem, Graauwe, HA, Gaffelftaart. Ee Ee4 Lie VISSCHEN. … Vik Srux. . 388 bl. 399 bl. 999 bl. 392 bl. 393 bl. 394 bl. 395 bl. 397 SYSTEMATISCH E Sp. 7. Labrus opercularis. Afiâ. Tom, VII, pag. 413 Sp. 13. marginalis. Pelago. 14. Ferrugineus. Indiâ. 15. Julis. Genuâ. 16. Paroticus. Indiâ. 17. Suilius. Oc. Europ, 18. ftriatus. Americâ. 19. Guazd. Pelago, 20. Ocellaris. or. Tinca, M. Brittann. | 22. bimaculatus. Mar. mediterr. ag. punttatus, Surinamo. 24. Melops. Eur. auftr, a5. Niloticus. Egypto, 26. Osfifagus. Europâ. 27. Rupestris. Mar. Norveg. 28, Onitis. ag. viridis. Mar. medit. 50. Luscus. 31 livens. 32. … Turdus. Mar. Europ, 33. exoletus. Oc. Atlant, ied. Clinenfis. Afiâ. 55. Cromis. Carolinâ, 36, __Jinearis, Indijs. 8. Pavo. Mar. mediterr. 9. Auritus. Am. feptentr. 10. Falcatus. Americâ, 1Ie rufus. | ** Caudâ integrâ, re. Labrus Hiatula. Carolinâ. gen ve pag. 417 Fn eend ennen. _ pag. 418 Pas. 419 pag. 4er pag. 422 pag. 423 rn er Pag. 424 Pag. 425 Pag. 426 pas. 427 Pag. 428 Pag. 429 pag. 430 Pas. 431 | en ged Gn eenen koke Cau- dl 8, 9. IO. IL. Uien BLAD WY ZEER Soort. Dekzelvlak. Vil Sruxk. Bl. ars Paauwvifch, mens Geoorde Liyster. bl, 417 Zeisfen- Vin. meme Varkens - Vifch, | Dl, 418 “ot Met een gelyke Staart. Soort, Zwartbandige, Gezoomde, bl. a1g Yzergraauwe, en Jonkervifch. —__—__ Bag = Oor. bl. 421 Varkens - Snuit. bl. 422 Geftreepte Lyster, wepe Guaza. bl. 423 Geoogde Lyster. MDR, Zeeltagtiges bl. 424 T weevlak, bl. 425 Geftippelde. el ET Appelkleurige, bl. 426 Egyptifche. mn mn __ Europifches bl. 427 Rots- Lyster, Dl. 428 Onitis. ane Groene. hank en Knyp- Oog. Dl. 429 Loodkleurige. — Groote Lyfter. bl. 430 Flaauw gekleurde, bl. 431 _Chineefche. bmm Bruin gebandeerde, Langwerpige. nimme. Ee 5 BN Sp: Sp. SYSTEMATISCHE KEK Caudà integrà, - * Pinnis Dorfalibus duabus distinttis. Perca Fluviatilis: Europ. Lac, Ed VIII. p. “°& Lucio- Perca. aspera. Europ, Fluv. puntlata. Carolinâ. Alburnus. Carolinâ, Milotica. Wgypto. ** Dorfo monopterygio; Caudâ indivifs, 8, Perca wndulata. Carolinà, 9. Marina. Norv.Ítaliâ, 10, Ocellata. Carolinâ. Ile Nobilis. Amer. feptentr. va wd Polymna. Indiis, 13. Cottoides, Indiâ, 1. 0. 3 5e Labrax. Europ. auftt. 6 Z a Spinis Dorfalibus adhuc EER pag. 433 pag 435 pag. 436 ay pag. 438 pag. 439 pag. 443 ignotis, 4 37 Labrus mixtus. Liburno. Tom. VIJ, pag. 432 ak fulvus. Americâ. | 39. varius. Mar. mediterr. RSS 40. Merula. Europ. al. “ Cynadus Mar. ‘mediterr. Genus 167. … SCIËNE. 1. Sciena Cappa. M. mediteir. a 0, Lepisma, à unimaculata, M. medi, terr | 4 À Uinbra. a maen 5e MARO Genus 168. _ PERCE. Pag. “9 pag. 10 pag. “12 pag. “14 pag. 16 Pas BeLnA DeW Y Z-E-R, sek. Met een gelyke Staart : de Rugvinnen nog pn … onbekend, 37. Soort, Gemengelde, Livorno, VI. STuk. bl, 432 gl. Goudgeele, AN EM q9. Bonte. bl. 433 Ons Zee- Merel, | bl. 435 4re Steenvifch, | bl. 436 167. Geflagt. OMBERVISSCHEN. 1. Soort. Dubbeldfchubbige. Dl. 433 JA Gebladerde. | an Be, Eenvlakkige. B ARC q Kraay - Vifch. bl. 439 Se Gebaarde. bl. 443 168, Geflagt. DBAARSEN. * Met vwee onderfcheiden Rugvinnen. 1. Soort, Rivier. Baars, VL Srux. bi 3 2e Snoek - Baarse dn | bl. 9 3. Zindel bl. zo 4e Geelftaart. 00 Zee- Snoek. É bl 12 6. Amerikaanfche Bley. ke Nyl - Baars. Dr ** Met ééne Rugvin: de Staart onverdeeld. 8. Soort. Kwaaker. | Dr Zee sBaars: | et DE AB 10. ____Oog= Staart. Il Edele Baars. bl. 16 12. Wit gebandeerde. bl. 17 13. Knorhaanagtige, — AE SYSTEMATISCHE Sp. 14. Perea Philad elphica Am,fepc. T.VIll.p. zê Sp. Sp. 15. Palpebrofa Americâ, 16, © “ _atraria.Carolinâ. 17. chryfoptera. —= 18. Mediterranea. 19. Vitata A.nericâ, 20. pPunêtata —= or. guliaia 2. Scriba “xk Dorfo monopterygio: Caudâ bifidà, aq. Perca Venenofa, Americà, 24. melanura. 25. Saltarrix —— 26. Stigma. Indià. 2]. diagramma. 28. flriata. Amer, fept. ag. lineata, 30. Cernua, Eur. Lacubus. 3e Schretfer. Eur auftr. 52. Argentea. Americàâ. 33 e Cabrilla M. mediterr. 34e Radula. Indiâ. 88. formofa, Carolinâ. 36e trifurca. in mati. Genus 16g.. GASTEROSTELI 1. Gasterosteus aculeatus. Europâ. a. Duttor, Pelago. 3. | Occidentalis. Americâ, 4. ovatus. Afiâ $. Carolinus, Carolinâ, pag. 18 en pas. 19 mn er pag. 22 page 3 pag. 23 pag. 24 pag. 25 abe pag. 26 Pag. 27 pag. 29 pag. 30 pag. 31 pag. 52 ES FE BLA D/W:Y ZE R, 14. Soort. Penfylvanifche, VUL Srur, bl, 18 I5. Gewenkbraauwde, 16. Zwarte Baars. 17. _ __ Geel gevinde. | 69 Middetlandfche, bl. 18 19. Gefnoerde. ot 20 Geftippelde. bl, 19 21. Gefprenkelde. 0 22. Geletterde, | bl a RR Mert ééne Rugvin; de Staart gegafreld. 23. Soort. Venynige Baars, bl. 22 24. Zwartftaart. éh oo. D5, Springer. Dl. 24 26. Gemerkte, bl. as 07. Befchreevene, en 28. Geftreepte. bl. 26 29. Gelinieerde, bl. ar 30, Pofch, bl. 28 35. Schretzer. bl. 30 32. Zilverkleurige, bl. 3r 33. Bloedítreepige. bl. 32 34. Gekartelde. manen Eb Inkboorn vifch. 36. Dubbelftaart. 16e. Geflagt, STEKELBAARSEN, __T. Soort, Driedoornige. bl. 84 On Lootsmannetje. Bl) 86 3. Westindifche, el bl. 40 de Eyvormige. | bl. go 5. Karolinifche, | | 8, Soort, sYSTEMATISCHE Sp. 6. Gasterosteus Canadus. Carolinâ. Tom. Vil 7. Saltatrix. — 3. Pungitius. Europ. pag. 41 9. Volitans. Amboinâá, maimeesann: To. ___Spinachia. Eur. auftr. pag. 43 ME Spinarella, Indiâ, pag. 49 Genus 170. Scomskr. * Pinnulis fpuriis distinétis. Sp. 1. Scomber Scomber, Oc. Atlantico. « pag. St o. __ Pelamis. Pelago. pag. 56 fi Thynnus. pag. 58 4. Cordyla, Americâ. pag. 64 *% Pinnulis fpuriis connatis. & Glaucus. Ins, Adfcens. pags 65 6. Trachurus. M. medicerr. pag. 67 7. | Hippos. Garolinâ. Be Chryfurus. == 9. Amia. | pag. 69 10. Pelagicuss 5 Dag en Genus 171. MurrLí Sp. 1. Mullus barbatus. M.med. & Oc.fept. pag. 73 9: furmultrus, mn PBE 3e imberbis, Pag. 76 Genus 172. TRIGCLE. | Spim Ln cataphrafta. M. mediterr. _ pag. 77 2, Lyra. Mar. Brictann. pag. 79 3e Gurnardus. pag. Sr 4e Cuculus. M. med. & Pel. pag. 83 5. Lucerna. Oc. feptentr. pag. 84 Sp. 6 5 E BR Tr AD W YZ ER, Se / 6. Syr Kanadafche. _VIIL STux Je …_Springende. % Se ‘T'iendoornige. Dl. at ef Vliegende Bars, EE 10. Zee - Stekelbaars. HAPE Erg Oostindifche. bl, 49 170. Gellagt. MAKREELEN. * Mes de basterd »Pinnetjes onderfcheiden. zr. Soort. Makreel. bl. „Sr 2, Bonet. bl. 56 3. Thonyn. dk S8p 4. Westindifche, bl. 64 * Met de basterd- ho Jamengegroeid, B Blaauwe, bl. 65 6. Marsbanker. &l, 67 ri Paardvifch, 8. Goudftaart. Ee 9. Amia. bl, 6o 10, Zee - Makreel, bl. 70 171. Geflagt. BARBEELEN. 1. Soort. Koning van de Haring, bl. 73 9, Groote Barbeel, „bl. 785 Je Ongebaarde, bl. 76 172, Geflagt. ZEEHAANEN. — 1. Soort. Geharnaste. | bl. 37 Zi Pieper. bl. 79 3. Knorhaan. bl. Sr zer Koekkoek, Dl, 83 Poon. bl. 84 6. S0Ort. op. Sp. op. SYSTEMATISCHE. Sp, 6. Trigla Hirundo. Oc. Atlant, T,VIIL. pag. 86 7. Afiatica. Oceano. pag. 88 TE evolans. Carolinâ. | 9. volitans. Oceano Atlantico. pag. 89 EGELS Ordo IV, ÂBDOMINALE Ss Genus 173: COBITES, 1. Cobitis Anableps, Surin. ad litt. 2. Barbatula. Eur. As, fluv, 3 Tenia. Eur. Aq. dulce, 4e fosfilis. Europâ. 5e keteroclita, Carolinâ, Genus 1744  Mis, 1. Amia calyd. Carol. Aq. dulcibus. Genus 175. SILURIe 1. Silurus a/otus, Afiä, 2. Glanis. Oriente, 8. Aspredo. Amer, Fluv. 48 Mystuús. Nilo. Se Anguillaris, === 6. Batrachus. As. Africâ, 7e wndecimalis. Surinamo. 8. militaris, Afiâ, mmm 9. inermis. Surinamo. Ic. Felis. Carolinâ. ir, Galeatus. Amer. auftr, 12, Catus, Amer. Afiâ. 13. Cous. Syriâ, TRD AID WIT: ZE Rs | 6. Soort. Zwaluw - Vifch, 8.” Oe EEESEEEENENEREEE Oostindifche. Vliegende Karolinifche. —___ Kaapfche, VIIL STrum. bl, 86 bl, 858 bl. 89 EELDE SS „IV, Rang. BurikrProorTEnN’ © 173. Geflagt. 1. Soort. Hoogkyker. ô. 4e 5. Ï, Sen) © , cort Aur 6 | | 174. Geflagt. Soort. Soort. Bermtje. Grondel. Modderkruiper. Twyfelagtige. Karolinifche. 175. Geflagt, Afiatifche. Europifche. | Ruuw Vifchje. Baardvifch. Kikvorfch. _ „Hlfftraal. Styfbaard. Slapbaard. Kart - Vifch. _Gehelmde. Kater. Syrifche,. Fé MEIRSLANGEN, bl. o2 bl. O4 bl. 96 bl, 97 MODDERVvVISSCHEN. MEIRVALLEN. bl. IL3 EA. Soort, SYSTEMATISCHE Sp. Id. | F5e 16, 17. 18, 19. 20, 2Ïe Sp. Ie Xe Sp. 1. Loricaria cataphraëta, Am. mer. F.VII. p. 123 | 557 2e op, 1. Silurus carinatus. Surinamo-. Toms VIT. Clarias. Amer. Afr. Flav. … pag. 113 Fasciatus. Bras. Surinamo, Bagre. Amer. merid. —— _„Ascita. Indià. pag. IIS _Costatus, Indiis. — meen: Callichthys. Ate: Fluv. _ pag. Irg cataplrractus, Americà. * pag. rar Genus 176. TEUTHES | Teuthis Hepatus, Car. Amboin. T.ViL p. 138 Favus. Jav. Ind. Or. __ _ pag. Ed (Genis 177. LORICARDE, . Plecostomus. —— TD, VL pag. Genus 178. SALMONES: Trutte. Corpore variegato. Salmo Salar. Oc. Eur. Tom. VII. pag. 128 EriONe mmm __ pag: 176 Frutta; Eur. Flav. Pee Farso. Suëc, Helv: 0, en Dag-rtin Hucho. Danubio. | pag. 187 Lacustris. Helv. Norvegiâ. Carpio. Angl. Valles. … pag. 189 Alpinus. Lapp. Ang). pag. 190 Salvelinus. Auftriâ. … pag. 196 Salmarinus. Tridento. ‚pag. 1908 199 _Umbla. Helv. Italiâ. ___ pag. Argentinus. Brafiliâ. * Os- SBK DEM Zer T4. “Soort. Gekielde. - DE VHL SrTuk. 15. ___Gaffelftaart, - oe HeRR 16, Gebandeerde. | | ET Baggervifch, 18. ___Dikbuik, bl. 115 Ig. Geribde, es ao Dreg - Dolphyn. EU bi. 119 ers .… —… Geharnaste, | bl. rar _ 176, Geflagt. LEERVISSCHEN. I. Soort. Leverkleurige. ‘ VSrTux. bl. 1 38 2, ‚ Ongedoornde. ie bl; 137 177. Geflagt, — HARNASMANNEN, _E. Syort, Geharnaste, Vill SrTux. bl. 123 2 \_Plooybek. VESTUR: bl. 59 | 178. Geflagt. ZALMEN. «ix Forellen, Die het Lyf bont bebben. 1. Soort. Gewoone Salm, VIIL SrTux.'bl. 128 2. … _ Graauwe Salm, Dl, 176 Bier, Salme Borel, … ‘bl. 179 Be Rivier. Rorel,. … ‘bl. 13a „5 ___ Zwartvlakkige. bl. 187 6. __Meir- Forel. | a Ze Goud-Forel, - , | Il, 189 v … Berg- Forel. | bl. 190 ‚9 «__ _Salvelin. . | 7 bl. 196 10, Salmarino, Dl, 198 II. Ue | bl. 199 13, ‚_Piabucu. ONE Ät Spie. SYS TEEMATIS C:H-E. Raet RE Pinnâ Dorfali Analique den ps tis. sp. 13. ‘Salmo Bian Európt: T. VIII. pag; 199 14. Saurus. Europâ, __* pag. 204 **« Coregoni, Dentibus vix confpicuis, Sp. 15. Salmo Lavaretus. Europâ. __pag. 206 16. Albula, k pag. 213 17: Thymallus. mmm _ pag. 216 13. oxyrynchus. Oc. Achat, __ pag. 218 19. Vimba. SueciÂs S_…pag: 219 dede _Characini. Membr. Branchialis Radiis tan= tum” quatuor. — Sp. 20. Salmo gibbofus. Surinamo. pag: 220 en. notatus. she | 82. bimaculatus. Amer. merid, pag. 224 23. _ dmmaculatus. Americâ, . —_ … pag. 223 24. fetens. Carolinâ. | 25. Cyprinoides. Surinamo. a6. Niloticus. [Egypto. pag. 224 3 pulverulentus. Americâ. _ pag. 225 98. rhombeus. Surinamo, 29. anofbomus. Indiis, Ù pag. 225 Genus 179. _FIsSTULARIA, Sp. zt. Fistularia Tabacaria. Americâ, pag. 227 ike” Chinenfis. Ind. Orient. pag. 228 Genus 180. EÉsocEs. Sp. 1. Efox Sphyrena. M. mediterr. pag. o3ï 2e Osfeus. Am. fept. Afi. pag. 2393 4 RDE ABW ZED a Spieringen 3 s metde Rug- en Aarsvin id elkander. 13. Soort. Gewoone Spiering, VIIL STuk. bl. 199 z4. ___ _Haagdis- Vifch. bl. 204 ok Houtingen; met de Tanden naauwlyks zigtbaar. 15. Soort, Adelvifch, sij | bl. 206 16. Wirwifch., bl. 213 17. Thym- Forel. ki bl. 216 18. Gewoone Houting. + bl, 218 Ig. Sweedfche. bl. 219 he ed Braafemagtige. Die in het Kieuwenvlies maar vier Straalen hebben. 20. Soort. Hoogrug-Salm. bl. 220 al. Getekende. eo, T weevlakkige, | bl. aaa 23. ____Ongevlakte. _ bl 223 24. __ Stinkende. 25° Karperagtige. 26. Egyptifche. bl. 224 27e Stoffige, mais bl, aas 38 Ruitagtige. 29. Hoogbek. il, 225 179. Geflagt. Pyr. Visscher. 1. Soort. Tabakspyp- Vlfch, . bl. e27 2. Trompetter. b). 228 180. Geflagt. SNOEKEN: 5 Soort, Pyl- Snoek. … ps | bl, 23 . Schildfnoek. Dl. 23% Ef3 __ 3. Soort. B Sp. _Sp. Sp. Sp. Sp. Sp. 3. Efox Vulpes. Americâ, T. VIlI.pag. 255 4e Synodus. — _ 5e Lucius. Europà. pag. 237 6. _“ Belone, Oc. Europ. pag. 250 rn Hepfetus. Amtericâ. pag. 249 8. Brafilienfis. Iadiâ. pag. 253 g. Gymnoceplialus, — Page 255 Genus 181. ELoPEs. bis Elops Saurus, Carelinâ. Genus. 13e. *, ARGENTINA, 1. Argentina Sphyraena, Mar. medit. pag. 256 g. Carolina. Carol. Aq. dulc. Genus 183. ATHERING. 1. Atherina Hepfetus. M. mediterr. pag. 260 2, Menidia. Carol. Aq. dulc. Genus 184. / Mucires. 1. Mugil Cephalus. Oc, Europeo. pag. 264 0 Albula, Americâ. | Genus 185. ExOCOETI | 1, Exoccetus volitans. Pelago. . pag. 271 zer ete éyolans. Oc, Hisp. pag. 272 Genus 186. ‘ POLYNEMIL r. Polyneinus quïnguarius. Americà. _ pag. 277 2. Virginicus, maman pag. 279 SYS TENMIA TISCHE Be oee. Índiâ. _ pag. 280 Ger ED AID WINSZIE RK 3. Soort. Vos-Vifch. … VIIL S Tux. bl. 935 4e «Synodus, amen 5. __Gewoone Snoek, Dl. 237 „0 Geep. | bl. aso ie Snipväch. hed bl. 249 „8e «> _Brafiliaanfche, ll. 253 on Blootkop. bl. 255 181. Geflagt. _ SALM-SNOEKEN. E. Soort. Lancetftaart. 182. Geflagt. ANSJOVISSEN. T. Soort. Gewoone Ansjovis. ‚Bl. 956 "8, Karolinifche. 183. Geflagt, KoorN-AArR-VisscHen. 1. Soort. Middellandfche, Dl. 269 ‚8, Karclinifche. 184. Geflagt. HARDERS, 1. Soort, Europifche. bl. a64 a, Westindifche. | 185. Geflagt. VLIEGENDE VIsSCHEN. 1. Soort. Gekielde.. | bl. 271 2. _Rondlyvige, | bl. 272 186. Geflagt. ViINGERVISSCHEN. zr. Soort. Vyfvingerige, | bl. 277 2, Virginiaanfche, | dl. 279 3. Paradys- Vifch. | Dl. ega Ff4 187. Ges SYSTEMATISCHE Genus 187. MoRMYRI __Sp. 1. Mormyrus Cyprinoides. Egyp. T. VIIL Pp. 449 3. Anguilloides. — Genus 188. Cr UPEK. Sp. rt. Clupea Harengus. Oc. Europeo. 2, Spraitus, —_ 4. Encroficolus, hr Atherinoides. Surinamo. 6 Thrisfa, Mari Indico, Te Sima. Afiâ. | De Sternicla. Surinamo, 8 Myftus. Mar. Indico. 10, Tropiea. Ins. Adscens. iT. Sinenfis. Chinâ. Genus 189, - CYPRINT, * Barbati five ad Os Cirrofi. Sp. 1. Cyprinus Barbus. Ear. auftrali. 2. Carpio. Europâ. 3. Gobio. Angliâ, harde ___ Tinca, Europà. | ** Pinn Caude indivifa. Sp. 85. Cyprinus Carasfius. Europâ. 6. ‚__ Cephalus, Danub. Rheno, #&% Pinnâ Caude trifidâ. Sp. 7. Cyprinus Auratus. Chinâ, | pag. 283 pag. 331 pag. 339 pag. 346 Pag. 349 pag. 350 pag. 35L pag. 352 Pas. 353 pag. 356 “pag. 360 pag. 360 pag. 387 pag. 383 Pa&: 393 pag. 396 kr Pin- PLAB WI:-Z ER. 187. Geflagt. MoORMELAARsS. DAT Soort. Karperagtige. VIIL Stuk. bl. gag 9, Palingagtige, 188. Geflagt. HARINGEN, 1. Soor. Gewoone did bl. 283 2. Sprot. bl. 331 zh Elft. : 5 bl. 339 4 ___Ansjovis, bl. 346 lijf Zilverftreep, | he 6. __Borftelvin. | bl. 549 7 Krombek. bl. 350 8. Bylbuik, | bl. ssr 9. __Gebaarde. vn, bl. 35r Io, Keerkring + Vifch, | ee Il. Chineefche. bl. 553 189. Geflagt. KARPERS. * Die Baardjes hebben aan den Bek, 1. Soort. Rivier. Barbeel, | bl. 356 18 Karper. bl. 360 3. Rivier-\Govie: bl. 330 an Zeelt. © 0 bl. 387 ** Met de Staartvin onverdeeld, 5. Soort, Hamburger. Dl. 383 6, Dikkop. bl. 393 _ “XE Met de Staartvin drievoudig. | Je „Soort. Chin. Goudvifchje, ll. 396 Ef s kkk Dey sYSTEMATISCHE KRK Pinnâ Caude bifidâ: Pis Ee 8. Cyprinus Niloticus. Egypto. T.VllL.p: 411 Gonorynchus. Cap.bon. Spei. tilde 10. IIe 13. iáe > 15. 16. 17. „ 48 59 go. Ei 23. ‚24. Phocinus. Europâ, Aplya. == Leuciscus. Dobula, == Grislagine. —=® Idbarus. Sueciàs. Rutilus. eee Idus. == n Orfus, erytrophthalmus. —= Feles. —— ORE Nafus. Rheno. Aspius. Suecià. Americanus. Carolinâ. _Alburnus. Danubio. - ‚Vimba. Suecià. Dentex. Nilo. Brama. Europâ. Cultratus. M. Balchieo, Bjerckna. Sueciâ, Fuarenus. == Ballerus. Europâ. ke pag. 412 page 413 pag. 415 pag. 417 pag. 419 pag. 420 pag. 424 Bemet pag. 425 pag. 43 pag. 432 pag. 435 pag. 383 pag. 436 pag. 438 _pag. 439 pag. 441 «pag. 444 pag. 444 pag. 445 pag. 446 CLAS- B Is AD: Wf ZOE RK “kkk Met de Staartvin gegaffeld. VUIL, STux. Bl. arr Nylfche Karper. Hoekbekkige. Bonte. Grondeltje, Wittertje. Hesfeling, Gryzert. Ídbarn. Voorn. Sweedíche Id, Orf. « Ruifch, _Braadvich. Neusvifch, Sweedfche Asp. Amerikaanfche Bleys Nesteling. Wimba. Getande. Braafem. Scherpbuik, . Bjorckna, Fârin. Bliek, En ed £ e bl. 412 bl. 4:13 Dl. a1S Dl. 417 Dl. 419 Dl. 425 bl, 494 Dl. 42$ Dl. 431 Dl. 432 bl, 435 bl. 383 Dl. 436 bl, 438 bl, 439 bl. aar bl. 444 bl. 444 bl. 445 bl. 446 VYF SYSTEMATISCHE SISSI SSISISISISISISSISISISISISS: ELASSIS \OUIMT IE IN SE CT _ Hec dividuntur in Jepter | ORDINE SS, | Bs -Quorum Charaëteres vide Tom. IX. pag. 106 Ex his appellantur 1, Ordinis. zl COLEOPTERAS IL. Ordinis. | HEMIPTERA. HI. Ordinis. Ee LEPIDOPTERA. IV. Ordinis. _NEUROPTERA “MV. Ordinis. HYMENOPTERA. VI. Ordinis. | DIPTERA VIL Ordinis. & APTERA: Charatteres compendiofi. GENERUM. Pk Ordo 1. COLEOPTERA. __*% Antennis Clavatis extrorfum incrasfatis, Gen, 189. SCARABAEUS. Antenne Clavd fisfili : Tibie an- tice dentate. | | roe. Lucanus. Antenne Clayd compresfâ , latere la- tiore fisfili, 19Le GED ADW EZ E Ro SSS SSSISISS: VYEDE AFDEELING. DNS SEK ABWE oN: Zy worden verdeeld in zeven | RANGEN, Wier Kenmerken te vinden zyn IX. Bek DL id Men noemt die van den Ï, Rang. SCHILDVLEUGELIGE, RENE HALFSCHILDIGE. TE RARE, & rn DoNsVLEUGELIGE. IV. Rang. PEESVLEUGELIGE, V, Rang. VLIESVLEUGELIGE, VI. Rang. — T WEEVLEUGELIGE, vIL Rang, ke | ONGEVLEUGELDE, SSS sss sss DISNS Beknopte Kenmerken der GESLAGTEN, 1. Rang, SCHILDVLEUGELIGE, * Met AAE: ern, naar * end dikker. Re, | 189. Tor. De Sprieten aan * end gekloofd: de voor- fte Schenkels met Tandjes. 199, HERTsHoorN- Tor. De Sprieten plat ge- knoodst , aan de breedfte zyde gefpleeten. OL, SY STSEMA TISCHE 10r DerMmesres, Antenne Clayâ perfoliatâ: Caput | _injeevn Jub Thorace vix marginata. 193. HIsTER. Antenna Clavâ JORE ke retractile intra Thoracem.. 195 BYRRHUS, hei Clavé Gel lele: 194. GYRI NU S. Antenne rigidule: : Oculi ide, 203. ÂTTELA B Us. Caput postice attenuatum. 2o2. CURCUL IO. sana infidentes Rostro Corneo. gr SILPH A, Thorax Elytraque marginata. 108. Coccin ELLA. Antenne Clavó wenk ; Papi „Uavd truncaid. | &% Antennis Filiformibus, Gen. 201. BrucHus, Antenne Fil zie extrorfum cras- fiores, | 107. Cassipa. Corpus ovatum : Elytra marginata : Caput teétum Clypeo. 192, PTiNus, Thorax Caput recipiens; Antenne Ar- ticulis ultimis Wjghertus, 109. CrarysoME L Be Corpus ovalum , immargina= UM. MD | 200, PP ADWE zie Re HOL. Torne rTjr. De Sprieten overdwars Bladerigs de Kop neergeboogen onder % Borstftuk , dae “ paauwlyks gezoomd is, « —_ * 193. MEsSTKEVERTJE, De Sprieten Biiverdeeld Knodsagtig: de Kop kan i in ús Borstftuk worden ingetrokken. 195. KNAAc-TorreTJE, De Sprieten met eer onverdeelde Eyvormige Knods. 194. Draav= TORR ET JE, _De DEES iyfstig: ‚1 vier Oogen. Kef 203. BASTERD - Or ven anTje De Kop gers _x waards.verdunnende. … * 202. OLYPHANTJE. De Sprieten aan de Horni ge Snuit zittende. 196, DoopnGRAAVER. Het Borseftuk en de Schilden gezoomds … 198, LiEvENHEERS- HAANTJE. De Sprieten met een ftompe : de Voelertjes met een Bf nons Knods. | vak Met Draadagtige Spr iten, Gell, | | oor, ZAAD= DONE De Sprieten Draadgtig u allengs verdikkende. 197. ScHiLDPaADjE. Het Lyf Eyvormig: de: Schil- den gerands de Kop mereen Schild gedekt 192, BooRTORRETJE, De Kop zit in het Borst= ftuk, „de ‘Sprieten hebben de -uicerfte Lieedjes- langst. \ 199, GOUDHAANTJE, Het- Lyf Eyvormig , onge zoomd, 209, SYSTEMATISCHE 200. HrsrpA. Antenne aanne approximate Fafi fors Mues. ers. Mer oë. Thorax Aires Cat gibbum , in- glexum. gi4. TENEBRIO, Ln marginatus : : an ele tum: Corpus oblongum. 207. LAMPYRIS, Elytra flexilia s Ran Clypeus Caput obumbrans recipiensqus. - 216. Morper LA. LL ad bafin in Abdominis: Ca- ___ put inflexum. 217. STAPHYLINUS. Elyira dimidiaia Alas tegentia: : …Veficule duz fupra Caudam en kek Antennis Setacdis. | 204. CERAMBYX, Thorax bateribus mucronato- callo. Jus. 205. LEPTURA: Eljtta apice attenuata : Thorar tere. _tiusculus. 208. CANTHARIS. Elytra flevilia : Abdomen lateri- bus plicato papillofum. 209. ELATER. Pe@loris mucro e poro Abdominis reft- “diens, , gro. CiciNDELA. Maxiile enferie dentata, Oculi prominuls. ‘ ari. BurreEsTis. Caput intra Thardcen retrattum. ed are, Dyriscus. Pedes postici ciliati riaratotit. | 213. CARABUS, Thorax oheordatus , postice trünca- tus. 206, BL ABW TER 200. DoorNrToRrrrrTje. De Sprieten Spoelagtig, uitgeftrekt, digt by een. | 215 Mev- Tor. Het Borstftuk rondagtig : de Kop __bultig , geboogen. ars. Merr-Tor. De Borst gezoomd ; de Kop uit. fteekende: het Lyf langwerpig. 2C7. LICHTENDE VrLieg. De Dekfchilden buig- zaam : het Borstfchild bedekt en omvangt den „Kop. 216, AARDVvLOO. Plaatjes onder aan ’t Ly£ s de an geboogen. gj 217. RoorKkEvER, Halve Dekfchilden over de Vleu- gelen: twee Blaasjes zig Hoen de Staart ver- heffende, *K Met Borftelige Sprieten. 204. Bok- Tor. Het Borstítuk op zyde met Eeltag: ) tige Puntjes. ‘205. SLuiK-Boxje. De Dekfchilden naar agteren verfinallende: het Borstftuk Spilrondagtig. 208. ST. Jans VrLireg. De Dekfchilden buigzaam: het Agterlyf op zyde plooyagtig getepeld. 209. SPRINGKEVER. De punt van ’t Borstítuk te rug fpringende uit een Sleuf van ’t Agterlyf. 210. ZANDLOoOPER. Uitfteekende Eetande Nypers : de Oogen uitpuilende, it. Acrer-Tor. De Kop binnen het Borstftuk terug getrokken. 212 WATER=- Tor. De Agterpooten Haairig , tot zwemmen gefchikt. 213. Áarp=Tor. Het Borstítuk Hartvormig en van agteren geknot. | ie Gg | 26, A ed / SYSTEMAELSECRE ac6. NEcyDALis. Elytra dimidiata: Alis nudis, 218, FoRFICULA, Elytra dimidiata : | Alis tellis 3 Caudá forcipatá. Ordo II. HEMIPTERA. Gen, 219. BLATTA. Os Mazillofum: Ale Coriacea hae: Pedes curforiú. goo. MANTIis. Os Maxillofums Pedes antie Jerrati ; Ungue unico. aal. GRYLLUS. Os mbs Pedes postici Js torid. oe, FuLGORA. Rostrum ne, Frons produêta inaniss Antenne Capitate, as3. Crcapa. Rostrum inflexum: Pedes postici falsae torid. 224. NoTONECT A. Rostrum inflexum ; Pedes postict natatori. (ciliati) 225. Nera. Rostrum inflexum: Pedes antici Chelie feri. 226, CiMEx. Rostrum inflexum: Pedes curforii. 227. A puis. Rostrum inflexwm: Abdomen _blcore ne, 098, CHERMES. Rostrum Peêtorale : Pedes postici faltatoriis 229. CoccUS. Rostrum Pettorale « Abdomen postice Setofum Maribus, 230, 4 lk DEWY Zen 2c6, BasrErD-BoxJE. Halve Dekíchilden: de Vleugels bloot. 218. OorworM. Halve Dekfchilden : de Vleugels gedekt: de Staart met Nypers, IJ. Rang, HALFSCHILDIGE. Gefl. 219. KAKKERLAK. De Bek met Nypers: Lederag: tige platte Wieken : Pooten tot loopen gefchikt. 22C. Sprookje. De Bek met Nypers: de Voorpooten „Zaagswys getand , met één Klaauwtje gewapend. zor. KrneKer. De Bek met Nypers; de Agterpoo- teu tot fpringen dienftig. aaa, LANTAARNDRAAGER. Een geboogen Snuit: | voor aan den Kop een hol Stuk : de Sprieten geknot, 223. Cricape. Een geboogen Snuie: de Agterpooten tot fpringen bekwaam. 224. WATER-WANTs. Een geboogen Snuit: de Agterpooten (met va jes} tot zwemmen 8e- _fchikt. 225. WATER: ScorPIoOEN. Een geboogen Snuit: de Voorpooten met Schaaren. ‘oa6. WANTs. Een geboogen Snuit: de Pooten tot Toopen bekwaam. ie "227, PLANTLUIS. Een geboogen Snuit; het Lyf van agteren met twee Puntjes. dj: 228. BLADZUIGERTJE. Een Snuit aan de Borst : Agterpooten om te fpringen. 229, SCHILDLUISs. len Snuit aan de Borst het Lyf van agteren Borftelig in de Mannetjes, G82 239» SYSTEMATISCHE 230, -T nries. Rostrum obfoletum: Ale incumventes Abdomini reflexili. Ordo TI. LEPIDOPTERA. Gen. ast. PAriLro. Antenne extrorfum crasfiores: Ala f erectie, - 232. SPHINX, Antenne medio crusfiores. 233. PHALZNA. Antenne introrfum crasfiores. Ordo IV. NEUROPTERA. Gen. 204. LiBErrurva, Cauda forcipata & Os multi- Mae xillofum: Ale extenfe. | 235, EPHEMERA. Cauda Setis duabus five tribus :.Os edentulum: Ala eretta. 238. MyYRMELEON. Cauda forcipata : Os bidenta- tum: Ale deflexe. 236. PHRYGANEA. Cauda fimplex : Os edentulum : | Ale deflexe. | 237. HemeRroBIus. Cauda fimplex : Os bidentatum: Ale defleze. 239. PANoRrPA. Cauda Chelata : Os Rostratum Ale vncumbentes. 240, RaPripiA Cauda filo uno : Os bidentatum: Ala No dellen. Or- Bio A DP WiT ZeE 230, BLAAZmNPooT. De Snuit naauwlyks kenbaar: de Wieken op hect Agterlyf leggende , dat op= waards kan buigen. JI. Rang. DONSVLEUGELIGE, Gíl. 231. DA c- Karen. De Sprieten naar ’t end toe dike ker : de Wieken opftaande. os9. PyYLsTAART. De Sprieten in ’t midden dikst. 233. NAacT=-Karer. De Sprieten naar ’t end toe verfmallende. | ‘IV. Rang. PEESVLEUGCELICGE. Gefl. 234. JUFFER. De Staart als een Nyptang : de Bek. met veele Nypers: de Wieken uitgebreid. 235. HarrT. De Staart met twee of drie Borftels: de Bek Tandeloos: de Wieken overend. | 238, BAsTErD-JurrERTJE. De Staart als een Nyprang: de Bek tweetandig , de Wieken Dakswyze. 236. Warer-Uir. De Staart enkeld: de Bek f'an- deloos, de Wieken Dakswyze. 297. GAASVLIEG, De Staart enkeld: de Bek twee. tandig: de Wieken Dakswyze. 239. SCORPIOEN:Vrirc. De Staart met Schakt ren: de Bek met een Snuit : de Wieken vlak leggende. 240. KEMELSHALSJE., De Staart met één Draad: de Bek tweetandig: de Wieken Dakswyze. Ga 3 Vv. Gen. 241 Ld 242. Gen. 25e 052. 253 SYSTEM ÁTITSC HE Ordo V. HyYMENOPTERA. CynNirps. Aculeus Jfpiralis! TEeNTHREDO. Aculeus ferrdtus! bivalvis. ‚Sirrx. Aculeus ferratus fub Abdominis Spiná terminali. ‚IcuNEuMON. Aeuleus exfertus ! triplex. „Sprnrx. Aculeus puntlorius: Ale plane: Os elin= gue. ‚ Curysis. Aculeus punêlorius : Abdomen Jubtus fornicatum. ‚. Vespa. Aculeus punêlorius : Ale fuperiores pen Clt. . Apis. Zeuleus punëlorius ; Lingua inflexa! ‚ Fonmrca. Aculeus obfoletus : Ale néutris nul« le. ‚.Murirvra. dculeus punêtorigs: Ale in pleris- que nulle, Ordo VI, DiPrrTErA. OrstrRus. Os claufum five nullum. Trirura. Os Labiis lateralibus : Palpi gua- Luor. Musca. Os Proboscide naan. 254 BLAD NW TT zE V. Rang. VriEsvrLEUGeELIcE. Gefls | o4r. GALL- WEspP. De Angel Cpiraal! 242. BLAD- WeEsr, De Angel ah met een tweekleppige Scheede. 243. Hour=-Wesr. De Angel Zaagswyze, onder de Doorn aan ’t end van ’t Lyf. 244. SLUIP-WesP. De Angel uicfteekende , drie« voudig. o45. BAasTERD= Wesp. Een fteekende Angel, de 4) Wieken vlak: de Bek zonder Zuiger. 246. Goup- WeEsrPjrE. Een fteekende Angel: het Agterlyf van onderen gewelfd, 247. WeEsr. Ben fteekende Angel : de bovenfte Wie- ken geplooid. 249. By. Een fteekende Angel; de Zuiger omgebooe gen, 949. Mier. Een verborgen Angel: die Man noch ___Wyf zyn , ongevleugeld. 250. ONGEVLEUGELDE By. Een fteekende An- gel: de meeften zonder Wieken. VL. Rang. TWEEVLEUGELIGE, Gefl. es. HorserL. De Bek geflooten „ zonder blykbaare Snuit. ase. LaNeroor, De Bek met Lien op zyde en. vier Proevertjes. 253. VLIEG, De Bek Tandeloos met een Snuit. Ga 4 2543 SYSTEMATISCHE £54. TABANUS Os Proboscide sl Dentibusque conni= wentibus. 255. CULEX. Os Rostro nutante Siphoniformdt Stem= _mata nulla. 256. Emrrs. Os Rostro inflexo. 257. CoNors. Os Rostro porrelto, Geniculato. 258. AsiLus. Os Rostro porreêio Subulato. 259. DoMByLIus. Os Rostro porreëto Setaceo. 260, HiPppoBoscA. Os Rostro fubnutante brevisfie mos Stemmêta nulla. Ordo VIL APTERAs / * Pedibus fex: Capite a Thorace discreto. He „Gen. 261. LrePrsMaA. Cauda Setis exfertis. 262. Popura, Cauda bifurca , inflexa, faltatrix,) 263. TeERMESs, Os Maxillis dwabus. 264. Peprecurus. Os aculeo exferondo, | he, | | 265. Purex. Os Rostro inflexo cum Aculeo : Pedes Jaltatorii. 8 Pes BLA DW Y ZeE BR 254. Brems. De Bek met een Snuit en toeloopen= de Tanden. | 255. Muc. De Bek met een Zuigeragtige knikkende Snuit : geen Kruin - Stippen. | 256. Drin - Mus. De Bek met een omgeboogen | Snuit. 257. STEEKVLIEGJE. De Bek met een uitfteeken- de geknakte Snuit. 958. RoorvrieG. De Bek met een uitfteekende Elsvormige Snuit. zele 259. STAANDE VLIEG. De Bek met een uitftee. kende Borftelige Snuit. 260, VLIEGENDE Lurs, De Dek met een zeer korte , eenigszins buigzaame Snuit: geen Kruin- Stippen. VII. Rang. ONGEVLEUGELDE. * Met zes Pooten; den Kop van *t Borstftuk afge- _gonderd. 7 Gefl. 261. ONGEVLEUGEL DE Mor. De Staart met uitfteekende Draadjes. | 262. PLANTVLOO. De Staart gegaffeld , omgeboo- gen, tot fpringen dienftig, 263. ZANDVLoo. De Bek met twee Nypers. 264. Lurs. De Bek met een Angel, die uitgeftooken kan worden. 265. VLoo. Een omgeboogen Snuit met een Angel, en Springpooten. | Ge 5 ** Met SLS TEMATI ACE ** Pedibus S= 14: Capite Thoraceque ue . nitis. K Gen, 266, Acarvus. Oculí duo; Pedés oto; Palpi. 267, PHALANGIUM. Oculi quatuor 3 Pedes oto; Palpi Chelati. 268. ARANEA. Oculi olos Pedes otto; Palpi Cia. vati. e6g. ScorPro. Oculi octo ;- Pedes eso s Palpi Che- lati. 270, CANCER. Oculi duo s Pedes gehele Primo Che. lato. 271. MoNoevrLus,. Oculi duo; Peder duôdecim ‚ de. cem Chelatis. 072. ONIiscus, Oculé duo; Pedes vabratdindn. v** Pedibus pluribus „, Capite a Thorace. dise creto. 273. SCOLOPENDRA, Corpus lineare. 24e JULUS. Corpus fubeylindricum. SSS SSS SSS Es NAAMEN per SOORTEN. J, Rang. SCUILDVLEUGELIGE, Gen. 1. SCARABEL TORREN, * Met het Borstftuk gehoornd. Sp. 1. Scar. Hercules, Am. Vlieg. Eenh. IS, Sr.bl. 143 | Sp- 2 B DW TZER ' hdd Met agt tot veertien Pooten: den Kop met het Borsiftuk ie Gefl, 266, Mvr. Twee Oogen ; agt Pooten 5; Voelers, 267, LANCPCOTIGE SPIN. Vier Oogen ; agt Poo- ten; gefchaarde Voelers. 268, SPINNEKOP. Âgt Oogen ; 5 agt Pooten ; ge. knodfte Voelers. 269. SCORPIOEN. Agt Oogen 3 agt Pooten; ge- fchaarde Voelers, 270. KreerT. Twee Oogen; tien Pooten, de voor. fte gefchaard, 371. WATERVLOO. Twee Oogen: 5 twaalf Pooten; waar van tien gefchaard, 272, PisseBED. Twee Oogen en veertien Poos tens tex Met veele Pooten , den Kop van het Borst fluk Ed 273, DUIZENDBEEN. Het Lyf overal even breed. 274. MiurisoeNrPoor. Het Lyf rolrondagtig. SSS SESSIES SSI SINE: 9, Scar. Gideon. Indiis. Kleine dito. IX, Sr. hl, 147 3. ACteon. Americâ, Vliegende Stier. bl. 143 de Sim/on, —-— Samfon. Dl. 159 Se Tityus. Am. f‚ Vliegend Eenhoorntje. 6, Atlas. Amer, Vliegende Olyphant, bl. rsr de dloëus. Amer.b, &auftr, Bul- Tor. bl. 153 Sp. EN SYSTEMATISCHE SPE ö. Scar. Molosfus. Chinâ, Dog- Tor IX. Sr, bl. 18r LOD 10 Ir, Typheus. Angl. disp. Eur. Stiertje. bl. 154 Lunaris. Europâ: Kromme Hoornt. bl. 172 Cylindricus. Rolronde For. bl. 177 xx Met het Borsifluk niet ; den Kop al gehoornd:- Sp. 12. Scar. bilobus. Europ, aultr. T weeborftige. | 13. 14. IS. 16. Ard 18e 19, 20. al. 23e a 24e 25. 26. 07, aö. 20. 30, 81. 32, 33 34e 35 Lancifer. Brafiliâ. Piekdraager. Rhinoceros. Afiä. Indifche Rhinost. bl, 18e __Naficornis. Europ. Europifche dito. bl. 155 Carolinus. Carolinâ. :arolinifche. Mimas. Amer. mer, Bochel- Tor. bl. 182 Sacer, Eur. Africa. Heilige Tor. — didymus. Ainericâ. “Tweeling. bl. 183 yalgus. —— Wydbeen. en _Hispanus. Eur. Barb. Spaanfche, Carnifex. Carolinâ. Beul. bl. 178 Granarius. Europâ. Tarwe-Graantje. Nuchicornis. Vacca. Koeitje. Taurus, « Bulletje. Bifon. Bifon. Jubterraneus. Onderaardfche. bl. 185 erraticus. —= Doolende. bl. 186 Maurus. Barbariâ. Moorfche, fosfor. Europâ. Graaver. en Fimetarius. — Mest -Torretje. bl. 187 haemorrhoidalis, sommen Roodgatje. bl. 191 confpurcatus. Bemorfte. bl, 192 Marianus. Carolinâ. Mariaanfche. si" Ven Nekhoornige. bl.184 \ PBD A DW YZ ER wkk Met den Kop en ’ Borstfluk , beiden, onge= hoornd, genaamd Kevers. Sp. 36. Scar. Gigas. Egypto. Reus-Tor.X.Sr.bl.1g2 Be, 39. 39. 40. AL. 42. Scaber. Indià. Ruuwe Tor. bl.193 laticollis. Chinâ. Breedhals. longimanus. Indiâ. Langge-armde T.bl. 193 Pilularius. Europè. Pillen - Tor. bl. 104 Schefferi. ——= _Schaeffers- Tor, El. 105 Stercorarius. —= __Mest- Tor, bl. 196 Vernalis. — … Voorjaars- Tor, bl. 202 Calcaratus. Egypt. Gefpoorde. bl, 203 Schraberi. Germ. _Schrebers - Tor. ovatus. Eyvormige. „Amazonus. Surin. Amazoon. Sabulofus. Europà, Zand- Tor. bl. 203 Chryfis. Amer. m. Goudgroene. bl. 204 Surinamus, Surin. Surinaamfche. nitidus. Carolinâ. Glanzige. bl, 204 festivus. Amer. _ Aartige. bl. 205 lineola, —— Geftreepte. fliëticus. Barbarià. Geftippelde. Sepicola. Indiâ. Haag - Pors t aps Syrlacus. Syrifche. ee Fullo Eur. Barb. Duinkever. bl, 225 Aesricola. Eur.auftr. Veld- Tor. Horticola. Europâ. St. Jans Kevertje. bl.ao7 Melolontha. Molenaar. bl sro Solftitialis, — Juny- Kever. Haar Occidentalis. Carol, Westindifche, Hemipterus. Europ. Halffchildige. — bl. 224 _ Farinofus. sm _ Zwartmeclige. Sp. 65. SYS EMA TELS GHE Sp. af Aulicus. Africâ, Hoffelyke.IX.Sr. » 64. 67. 68. 69. longipes: Cap.b.Spei. Langpoot - Kever. Lanigerus. Indiâ. Woldraagende. Il, 204 fgualidus, Germaniâ.Ruige- Tor. hirtellus. Borftelig ruuwe. fasciatus. Europâ, Bloemkevertje. bl, 229 Indus. Indiâ. Indiaanfche. bl. s3r brunneus. Europâ. Bruine Kever. bl og2 Capenfis. C. b, Spei.Kaapfche. mn Eremita, Eur.auftr. Eremiet. fascicularis. C. b. S. Gebondeide, punctatus. Carolin. Zwartvlakkige. Lanius. Americâ. Jamaikafche. bl.233 Auratus. Europà. Gouden Tor, variabilis. Veranderlyke. bl. 40 eruginofus. Barb. Spaanfch groene. nobilis, Europâ. Edele Tor. bl, 240 CNEUS. Koperkleurige. quisquilius.Kuropà, Geerstkoorntje. * — guadrimacülatus. —Viervlakkig Torretje. plagiatus, —— _ Rosvlakkig. rufipes. | Roodpootig. _ bl.o4r Ceratonie. Lgypto. Sc. J. Br. Forretje. Dl. 244 Gen. 19e. LUCANL. HERTSHOORN . TORREN. Sp. 1. Luc. Ceryus, Europá. Vliegend Here. bl. o4s Capreolus, Am.fept.Het br. Rheetje, hl.258 tridentatus. Suec. Drietandige, bl. 26t interruptus. Amer. Afgebrokene. bl. e6o carinatus Indiâ. Gekielde. bl-261 parallelopiped, Eur. Balkagtige, bl. 262 Carahoides, —= Het bl, Rheetje, bl.263 Gee CAB Db ArDUWiN- Zie R Gen. ror. DERMESTES, TORRETJES. Spe. te Derm. Lardarius. Eur. Spektorr. IX. Sr. bl, 263 13. 14. 15. 16. 17. 18, IQ 20. ai. 22, 23. ad. 25. 4 3Ó, 87. 98, 29. 39 elongatus, — — Draad-T orretje. UNTALUS, mmm Gegolfd. bl. 272 Pellio, —— Gelink bl. 273 Capucinus, —= Kapucyn. bl. 285 muricatus. Guin. Gedoornd. typographus. Eur. Letterzetter. h.2836 chalcographus. — Plaatfnyder. micrograplmus. … Schryftorretje. bl.286 | _poligraplus, —= Tekenaar. bl. 287 Piniperda, — _Pynboom -Plaag. il. 287 domesticus, — Kloptorretje. bl, 20a violaceus, — Blaauwagtig. bl. 288 hirius. —— Ruig. Feneftralis,— Venftertorretje. bl. 200 melanocephalus. — Zwartkop. bl, 295 Scarabaoides. — Tor -agtig. bl,298 Murinus. — Muisvaal, Il.a9s Paniceus. Brood. Torretje. bl 306 _Euftath. Euft. Ins. Kampernoelic.T. bl. 307 Ferrugineus. Eur. Roestkleurig, Fumatus. Rookerig, Pedicularius, — Luistorretje. bl. 907 Pulicarius, — Vlootorretje. H. 308 Pfyllius, — — Gezoomd. bl. 309 SCANICUS, — Sweedfch, manen foort argent Geelzydig. ee NILEr. —_— Zwart. Surinamenfis.Sur.Surinaamfch. _ ‘bL 310 hemipterus, == Halffchildig. bl 3:0 sÉ ST EMA TISH 7 Gen. 1o2. PTINIL BOORTORRETJES, Sp. 1. Pein. Peétinicornis. Eur. Vederfp, IX. Sr. bl. 278 2, pertinax. —— __Hout- Torretje. Il. 280 8. mollis. —= Zagt Torretje. bl.2ös 4. Imperialis. Sueciâ. Arenddraager. Si: Fur. Europà. Bokagtig. Dl. 557 ó. Germanus. Germ, Hoogduitfch. Gen. 193. HISTERES. MESIKEVERTJES. Sp. 1. Hist. maximus.Indiâ. Zeer groote. en major. Bârb. & Ind. Groot dito, 3: unicolor. Europâ. Eenkleurig. bl. 313 4. Pygmeus. Sueciâ, Dwergje. bl. 315 5. bimaculatus, Eur. Tweevlakkig. 6. quadrimaculatus, — Viervlakkig. bl.316 Gen. 194. GYRINI. DRAAYTORRETJES. Sp. zr. Gyr. natator. Europâ. Zwemmend. X.ST. bl 35 Ls Americanus. Amer. Amerikaanfch. Gen. 195. BYRRHI KNAAGTORRETJES. Sp. 1. Byrr. Scrophularie. Ear, Speenkr. IX, Sr. bl. 209 2e Mufeorum. Kabinetten. bl. 30 3e Verbasci, — _ Wollekr.-Torretje, 4. Pilula. == Pil-Torretje. Ll 297 5: Vagus. Zwervend. Gen. 196. SILPH/Z., DOODGRAAVERS. ‚Sp. 1.Silp. Germanica. Germ. Zwarte. bl. 319 HD. Vespillo. Eur. Am, Bonte. == 3e bimaculata. Barbar. Tweevlakkige. Op. 4. EB A DEW YZ ER Sp. 4.Silp. bipustulata. Europ. Tweepuift, IX,Sr.ll.324 Jet ó, Ve. 8. 9. 10. IL. 12, 14. 14. 15. 1. ee 18. \ Ig. oò. 21 02, De d4, 5. 26, 27. 29. 29, 30: 31e 2s Ken 34 quadripustulata, — Vierpuiftige. Indica. Indiâ, Indifche, __ Americana. Amer. Amerikaanfche; Seminulum. Europ. Zaadkorreltje. Agnricind. Zwambeestje. Rusfica. - Rusfifche. Lüttoralis, ——=: Oeverbeestje, OIrata. — Geheel zwarte. Thoracica. ——= _ Schilddraager. guadripunttata. — Vjerftippige. opaca. Donkere, rugofa Rimpelige, Sabulojd, —=m __ Zandige. obfcura. Doffe. Ferruginea. — _ Roestkleurige. Reticulata, — Netswyze. groifa. Ovaale. ODlOnga. — Lan gwetpige. Jcabra, — Ruuwe, rufipes. mand Roodpoot, Aquatica, — _ Waterminnaar, Juccincta. Sueciâ, Omgorde. Colon, Europâ. Colon. Fuscà. Suecià, Rruise, depresfa. Europâ. Platte, _Srifea, _ Graauwe. testaced, German, Tegelroode. @ftiva. Europâ. Zomerfche. Pulicaria, — _ Vlooagtige. Pedicularia, =— Luisâgtige. e eenen bl, 326 bl. 340 Dl, 34E bl, 34t bl, 343 bk. 343 s Ee 2 bl. 343 bl. 344 Sp. 35, \ S YS. BMA TTS CHE Sp.35-Silp.atomaria. Succiâ, Neetagtige, IX.Sr, Gen. 197. CASSIDZE. Sp. r. Casf‚ viridis. Europâ. Murraa. === nebulofa, == nobilis, === vibex. Germaniâ. maculata, == Spinifex. Americâ, Gedoornd. bicornis, === cruciata. == bifasciata. flava. == PUTPUreA, mn leucophaea. == MATZINGLA, Reticularis. ——= variegara. — _grosfa. _—— clathrata. Indiâ. SCHILDPADJES. Gr. Schildpadje. bl. 347 Murrayfch, Gewolkt. bl. 350 Sierlyk. Dl. 351 Bloedftreepig. | Gevlakt, Tweehoornig, Gekruist. vl. 354 Tweebandig, Geel, ___ Paarfch; bl. 355 Rood met geele Stipp. Geel gerand. bl.355 Zwart geftippeld. —_ Bont Schildpadje, bl.356 Groot Bloedkleurig. — Getralied, hann Jeptemgutt. Ind. Or. Mer zev. Vlakken, exclamationis. Am. Verwonderlyk, . Jamaicenfis. — cyanea. Brafiliâ, Jamaikaafch. bl. 357 Blaauwgroen. _—_— marginata Ind.Occ, Zwart Gerand. vegualis. Amer. Juppofita. —— lateralis, Discoides. —— Petiveriana. Afiâ, Oneffen, bl. 358 Onderfteld. Zydvlakkig. bl. 358 Middelvlakkig, Petiverfch. bl. 359 | Sp. 29. KW tz er Sp.29. Casf. bipunêtata. Ind,Or. Tweeftippig. ÌX.Sts 30, SI. bipustulata, Am.mer. Tweevlakkig, angustata, Indiâ. Verfmallend, Gen. 198. COCCINELLZE. HAANTJES, * De Dekfchilden rood of geel met gwarte Strippen Sp. 1. Cocc. marginatà Amer. Gezoomd Haantje, Je Surinamenfis. Sur. Surinaamfch, Sansuinea, Surin. Bloedr. Haantjes ömpunctata, Europ. Ongeftippeld. annulata, Germ. Geringd, unipurctata Eur. met één Stip, bipunctata. — met a Strippen. bripunctata, —= met 3 Stippen. quadripunctata. G.met 4 Stippen. Hebrea, Europâ. Hebreeufch. quinquepunctata. met 5 Stippen. Jéxpunctata. Suec. met 6 Stippen, brifasciata Lapp. met 3 Banden. hieroglypliica.Suec.met Karakters. Jeptempunctata,kur.met 7 Strippen. noveimpunctata. — met 9 Stippen. decempunciata. — met 1a Stipper, undecimpunctata, met 11 Stippen. duodecimpunet, — met 12 Stippen. bredecimpunct, — met 13 Stippen. gUUUTIECUMP. — met 14 Stippen fedecimpunctata, — met 16 Stippen. Ocellata —= mei Oogjes, octodecimpunct. MEL 8 Strippen novendecimpunct, met 49 wrippen. Hh a il 302 bl. 36 bl. 368 bl 366 bl. 366 b!,367 bl 370 bl, 37E en mec bl. 37ä mn rene bl 278 bl, 356 Sp, 26, SYSTEEM ATTISCHE Sp. 26. Cocc. vigintiduop. Eur. met e2 Stippen. nn 27. yigintitriapunct —met 23 Stippen. 28. Vigintiguatuorp. — met 24 Stippen. bl. 377 29. wigintiquinquep. — met 25 Stippen — 30. conglobata. —-— met veele Stippen. bl.378 QI. conglomerata, —= mer famenl. dito, —— ** De Dekfchilden rood of geel, met witte Vlakken. Sp. 32. Cocc. guttato-punct.Eur.m. Stipp. enV lakj. bl.379 33e decem-guttat.Suec.met 1o Vlakjes. 34e guatuordecimg.Eur.met 14 Vlakjes. bl, 380 35e, fexdecimguttata, met 16 Vlakjes. ———= 36 octodecimguit.Suec.met 18 Vlakjes. bl. 385 37. vigintiguttata.Eur.met 20 Vlakjes. —— 38. oblongo- guttata. —met langwerpige. —— 30, obliterata, —= __metflaauwe Vlakj.bl.382 *** De Dekfchilden zwart, met roode Vlakken. Sp. 40. Cocc. impustulata. Germ.zonder Vlakken. 41e Cacti. Amer. van de Opuntia. _ 42 bipustul, Eur. Am.mer2 Pukkeltjes. bl. 382 43e guadripustul. Eur. met 4 dito. Dl. 383 44. Jexpustulata. — met 6 dito. 45. decempustulata. — met 1o dito. Dl. 384 46. quatuordecimp. — met 14 dito. —_—_ jhr fedecimpustulata.— met 16 dito. Dl. 385 Bk De Dekfchilden zwart, met witte of geele Vlak- ken. | Sp.48. Cocc. Pantherina, Eur, Luipaardagtig. bl. 386 49e Tigrina, === __ Gerygerd. bl, 387 / ‚ Ge- BAD WY ZE Gen 199. CHRYSOMELZE. GOUDHAANTJES. 4 Met het Lighaam Eyrond. Sp. 1. Chry(. Gigantea, Indiâ. Reusagtig. IXS, bl. 335 _Gibbofa. Surin. Gebocheld. - bl. 387 gwinque punct.Am.Vyfvlakkig. _ bl, 385 Gottingenfis. Eur. Gortingfch. bl, 390 Tanaceti. — __ van ’t Reynevaren.bl.291 Hamorrhoidalis— Roodgatje. bl. 302 Graminis. —= _ Groen v.’t Gras. bl. 304 Enea, Koperglanzig. bl. 395 Ani, —= ‚van de Elzen. - bl. 396 Betula, — van de Berken. … b/.399 hemoptera. — _ Roodwiekje, bl 401 Oeccidentalis, Am Westindifch. Zl, 492 Cerafi. Europâ. van de Kerfen., Padi, v. de Vogelkerfen. bl, 402 minutisfima, Suec.by uitftek klein. Armoracie Eur. van de Mieredik. bl. 403 Cerealis. — _ van het Koorn. fastuofa. Sueciâ, het Pragtige, bl, 396 Jpeciofa. Germ. zeer fchoon. | Halenfis. «… van by Halle, Hypocheridis.Ear. v‚’t Havikskruid, 5]. 403 ° vulgatisfima, == allergemeenst, nnen Vitellinn, — Eijergeel, bl, 404 Polygoni, — Vv.’ Varkensgras. HJ, 405 pallida. — ___ Bleek der Wilgen, bl, 407 _Staphylea. —_—— Eruinrood, men POlita. mamamammars Gepolyst, naer lurida. Germ. — Donkerb, Duitfch. Hh 3 op, 29. SYSTEMATISCHE Sp, 29. Chryf. clavieornis. Amer. Knodsh. IX, Sr, bl.408 30e 31. 3. 33e 3de / 35, 50, Populi, Europâ. der Popelieren, —= Viminalis. der Bindwilgen, bl. 409 decempunêtata. — met 10 Stippen. bl. 41o Variolofa. Africâ. Pokpuctig , Afrik, Lapponica Ear. Laplandfch, bl, 411 undulata. Javâ. Gegolfd,Oostind. Boleti. Europà, vande Kampern, Al. 412 _ECollaris, —=—= Gekraagd, Sanguinolenta.— Bloedkleurig, &l,a13 marginata, — Gegoomd. —_—__—_ marginella. —- _ Gerand, Dl, 414 Castanei Surin, — vande Karftengen. Analis. Europâ. Rood gezoomd, coccinea —— Hoog rood, bl.A15 Philadelphic.Penf.Penfylvanifch.. trimaculata. Am. Dricvlakkig. Americana. Barb, Amerikaanfch, bl 416 Lineola. Americâ. Zwartftreepig, efluans —=— —_ Viervlakkig. facra. Paleftinâ, v.’t Heilig Land. bl 416 minuta, Europ. zeer klein, nn *k Springende, met de Agterpooten zeer dik. Sp. 51. Cryf. Oleracea. Europ. der Moeskruiden. bl, 417 SA 53 54. 56, 37 bicolor, Amer. __Tweekleurig, Ciuryfoceph. Suec, Geelkopje. b. 419 Hyosciami. Eur. v. het Bilfenkruid, —_ atricilla ———= _Zwartkopje, erytrocephala.suec.Roodkopje. bl. 420 Modeeri, kuropà, Modeerfch, | Sp. 58, EBUO A DUW WP tp Kv Sp. 58. Chryí, Helwines, Europ. v.d.Boekw.IX.ST.bl.429 59. 69. ha 4 62. 63. nk oM 65. 66. 67. 69. 69. 70. 7. Sp. 72, Chrv£. cyanea. Amer. 73 exfoleta, —— _ Vaalgeel, nitidula. —_ …« Glanzig, trifasciata, ——— Driebandig. Nemorum. ——— der Bosfchen. Rustica. —— _ Boerfche, Pulicaria, —— _ Vlooagtige, rufipes. == Roodpootje. fuscicornis, Germ. Bruinhoornig. Holfarica, Europ. Holfteinfch, ‘hemîspher. Germ. Rondagtig. - Surinamenfis. Sur, Surinaamfch, S, Littera. — Letter S. LEquinoCtial, Am, Evenaarfch. Eh Met het Lighaam Rolrond, Ie) Bruinblaauw. tridentata. Europ. Drietandig. Gorterie.C.b Spei,van de Gorteria. Aurita. German, Geoorde, guadripunêtat.Eur.met 4 Stippen. _ quadrimaculata. — met 4 Vlakken. bipunctata. —= met 2 Stippen. octoguttata. Hisp. met 8 Vlakken, guadripustul, Eur. met 4 Puisten. Scopolina, Auftriâ, Scopolifch. Morei, Europâ, Roodvlakkig, _ bilineata. _ Tweeftreepig. Niens. — Glinfterend. Barbarce, —— vande Barbarea, Sericea, ——— _ als Zyde. Hh4 mn en bl. A21 bl. aat bl. 422 bl 423 ble 424 bl. 425 bl. 425 bl,427 Dl. 428 bl. 429 Sp. 87. SYSTEMATISCHE Sp. 87. Chryf,labiata, Europ. Gelipt, * IX. Sr, KD, Coryli, —— __ der Hazelaaren. bl.430 8ge Pini, == der Pynboomen, == 00, Bothmica. —- _ van Bothnie, ———= QI. Cordigera, —— Hartdraagend. ——= 92. Jexpunciata Eur, metóStippen. bl43r 93: decemmaculata — met 10 Vlakken, —= 94. guatuordec. Ind, met 14 Stippens 05. longimana. Eur. Lang gearmd. Qó, ob/cura, —_— _ Donkerkleurig, bl.431 kt Met hed Lyf langwerpig en ’t Borstftuk Jinal= ler, Sp, 97. Ghryf. Merdigera, Eur. Lelie» Torretje. bl. 432 98, 99: 100. Tor. TC2, FO3e 104» 1045. 106, 107. 105% 109, 110. III AE 313e Stercoraria. Afr. Afrikaanfch. Nymphee. Eur. vande Plompen. JJ, 438 Caprea. —— vande Wilgen: … DJ, 436 Calmarienfys. — van Calmar, / tenella. == zeer teder. quadrimaculata.—Viervlakkig. EL, 436 cyanella, —— Hemelfchblaauw. —= Melanopa. ——= Zwartpootig, bl. 432 flavipes. Germ. Geelpootig. | _tomentofa. Carol, Woll. Karolinifch, punctatisfima.Sur.vol met Stippen. octopunctata —— Agtftippig. duodecimp. Eur. met 12 Stippen. bl.4372 Phellandrü. —- v‚de Water- Eppe. —= Asparagi, == vande Aspergie. bl, 438 Campestris. Barb, Barbarifch, — EER KR Dio BLAD WT ZE RK atx Die zeer langwerpig zyn. Spr 14. Chryf.Sulphurea. Norv.Zwavelg. EX. ST. BJ, 440 115. Ceryina. —— Hertshoornig. _—= 116. Caraboides. —- Toragtig. 117. Ceramboides, — Bokagtig. Dl. 441 118. _ Murina. —— Muisagtig. en 19. Mirto, Ruighaairig. hans 120. pubescens. Germ. Wollig. ion. Inda. Indiâ, Oostindifch. bl. 441 122. elongata. Germ. zeer {mal. Dl. 442 Gen. zoo. HISPZ, DOORNTORRETJES. Sp. 1. Hisp. atra. Europâ. Zwart Europifch. bl. 406 2. testacea. Barbar. Rood Barbarifch. 3e bihamata. Indiâ. Tweehaakig. 4. mutica. Europà. Ongedoornd. Gen. sor. BRUCHI, ZAADTORRETJES/ Sp. 1. Bruch, Pifor. Am. Sept.Erwten-Torretje. bl.302 2. Theobrome. 1.Or.T heobroma-Torr. ze Gleditfie, Am. f, Gledicfia= Torr. do Baëtris. Amer. Palmiet- Torretje. 5. Granarius. Eur. Koorn- Torretje. 6. __Seminartus, — Zaad - Torretje. J. …_Pectinicorn.Chin.Kamhoornig. Bl. 502 Gen. oo2. CURCULIONES. OLYPHANTJES. * Langfnuitig met de Dyên eenvoudig, Sp. 1,Curc. Palmarwm. Índiâ. Palmiet-Tor. _Dl.445 2. Indus, ——== Indiaanfích, bl. 449 Hhs5 „SPB: SYSTEMATISCHE Sp, 3. Curc. hemipterus. Indiâ, Halffchild.IX.ST.bl. 452 4e 5. 6e Ze 16. I7e 24e 25. 26e oö. 29e 30. 32. 33- Alliarie. Eur. _ v.d. Look z. Look.bl.453 cyaneus. === emelfchblaauw, men Cracca. ——= ve de wilde Wikk. Campamule. —== v.d.Klokjes Plant. Badenfis. Germ. van Baden. equatus. —= _ Koperkleurig. | aterrimus. Europ. Geheel zwart. « bl. 453 Cerafi. — der Kerfeboomen. —= Pruni-—— __ der Pruimboomen. geridulis. ——= Scherpfappig. _ bl.454 purpureus. == _Purperkleurig. bl, 455 Frumentarius. sa Roode Kalander. —= Granarius. —— Zwarte Kalander. bl. 456 Dorfulis. —- _Rugítreepige. bl. 459 melanocardius. Ind. Hartvlakkig. _——= Pini. Europà. der Pynboomen. bl. 460 Lapathi, —— … v.d. Water- Pat. bl. 461 Cupreus. — _ Koperig. en faber. == Ruuw. bl. 462 T, album. —= … De witte T, bl. 463 ruficollis, —— _ Roodhalzig. Quercus. —— _ der Eiken. bl. 463 Polygoni. —= _ van't Varkensgras. Viscarie. —— _ ved. Eym. Lychnis. bipunêtatus.—— met e Stippen. bl.464 quadrimaculatus. met 4 Vlakken. bl. 465 _guinquemaculatus -met $ Vlakken. —— Pericarpius. — der Zaadhuisjes. —= Sprengleri. Amer. Sprenglers, vittatus. Europâ. Gefnoerd. __#l.469 SP. 34« OBLADWYZER ‚Sp. 34. Curc. paruptdhes, Eur, Lammaak. IX. Sr.bl, 470 35 ‚36. 37 38. rn 40. Anguinus. Germ. Bruinftreepig „Ascanii Eur. auft. van Ascanius. Algirus. Barb Algerynfch. El47E Bacchus. Europ. der Wyngaarden. —= Betule ——— der Berken. bl. 472 Populi …_ der Fopelieren. ne ee Re Cruisiet » die fpringen, met de Agter- Doên dik. Sp.4r. Curc. Becabunge. Eur. van de Bekeboom. 42. 43. 44e 45. Alm == van de Elzen. bl. 473 SAliCiS, mmm vande Wilgen, ——= Fagî. ——r= vande Beuken. Dl-474 Segetis, =—e der Koorn « Aairen, —— *kX Lanefnuitige, met de Dyën getand. Sp. 46. Curc. Pomorum. Europ. v de Appelbloef. bl. 475 47e 48. 49. "SI, 52. 53e 54. Da. 56, $7e 58. 59 50. ovalis. == Eyrond Olyph. bl.457 Carronarius, ern Koolzwart. Mucorofus. Indiâ, Geelfchimmelig. pufio. indiis. — _ Kl. Olyphantje. b.478 Vaginalis Surin. Scheedagtig. Stigma. Indiis. Gebrandmerkt.. | 1: depresfus. Amer, Platagtig, bl, 479 annwlatus. Indiis, Geringd. meme dispar. — OngelvEe 0 1 Ea Anchorago. —= Ankeragtig, bl, 480 Abietis. Eur, der Denneboomen; —— Germanus, Germ, Duitfch Olyph. b.432 Nucum. Europâ, der Nooten. Dl. 483 | Sp. 60, hd & S WST EMA TAS CHRE Sp. 60. Cyrc, Rumicis. Eurbpâ. v. d.Patich-IX.St.bl. 46T 6: Scrophularie. —= van 'tSpeenkruid. bl.466 62. 63. _ 64. 65. 66e 67. 69. vien Druparum. Violaceus. — _ Violetkleurig. quinque - punclat.— met 5 Stippen. hispidus. — _ Stekelig. Pedicularius. — Luisagtig. LOr rin. men Bladdraaijer, _ KR Korifnuitige met de Dyèn getand. Sp. 68. Curc. Ligustici. Europâ. van de Lavas, OVAlus. Eyvormig. Cervinus, —= _ Hartagtig. ODION ZUS. me Langwerpig. Zi 72. rid Argentatus. —= Verzilverd. m. een regte Sauit. bl.486 il. 452 1486 enmet bl.487 bl. 489 Dl, 488 der Peereboomen. bl.487 bl. 488 ko ok Kortfnuitige met de Dyën niet Stekelig Sp. 74. Curc. Argyreuss Indiis. Zilveragtig. 15e vien 17e 70: 79. sa. 8I. 82. 83. 84. 85e 86. Regalis. Peru. Koninglyk: yiridis, Europâ. _ Gr. Olyphantje. Speciofus, Indiis. Sierlyk. ruficornis. Eur. _Roodfprietig. albinus, == __ Witagtig. lineatus. —= … _ Geftreept. incanus. —= Afchgraauw. chloropus. — Graauwpoot. rufipes. — Roodpoot. nebulofus. —= _Gewolkt. fulcirostris.—= __Groeffnuit. aier, — Zwart Olyph. bl. 499 u. 490 ee een bl. 491 Berne WT bl. 492 5 tm en bl. 496 MD DAW Wezen & Sp. 87. Curc. emeritus. Indiis. Grynzig. IX. Sr. bl, 499 38. barbarus. B, Gall. Barbaryfch. bl. soo 69. Capenfis. C.b Sp. Kaapfch, ni go. Verrucofus mmm Wrattig. bl. 499 or __ Cornutus. Indiis. Gehoornd. bl. soo 92 fedecimpunêétat. Ind,met 16 Stippen. bl. sor 03. Granulatus, —- Pukkelig. mn O4. abbreviatus. Mart, Kortagtig. bl, 5o2 05. apterus. Indiâ. Ongevleugeld. bl, 503 _Gen.203. ATTELABIL BASTERD-OLYPHANTJ. Sp. rt. Att. Coryli. Europâ. der Hazelaaren. bl. 505 2, Avellana. der Hazelnooten. 3, Curculionoides. ——= Klein dito. 4e __ Surinamenfis. Sur. Surinaamfch. bl. 506 5 Penfylyanicus. Penf. Penfylvanifch. bl. 507 6. melanurus. Suecià. Zwartítaart. 7 Betule. Europâ. vandeberken. bl.so7 8 Formicarius, — Mieragtig. == ) Sipylus. Sipylo. Oofterfch. bl. 508 10 Apiarius. Germ. Byënvreeter. wevers IL. mollis.-Eur. Fluweelagtig. bl.st4 12. Ceramboides. —- _ Bokagtig. en 13 Buprestoides. — _ Toragtig. bl. sis Gen. 204. CERAMBYCES. BOKTORREN. # Het Borstftuk mes beweeglyke Doornen op zydee Sp. 1. Cer.longimanus. Amer. Letterhoute Bok. Dl. 522 2, trochlearis, Indiâ. m. verheven Stipp. 0e kk Zet SYSTEMATISCHE _&* Het Borstftuk gerand met Tanden op de Dd: Sp. 3. Cer. Cervicornis. Amer. Schaarbok. IX. sr.bhsaa 4. 5. 6. Ze 8. 9. 19. Il. 12. 13. 14e 15. 16. 17. Armillatus. Indtâ. Ringpoot. Imbricornis. Caroí. Schubfpriet. | Faber. Europà. Zwarte Houtkever. Coriarius. — Lederagtige. bl,527 melanopus. Carolin. Zwartpoot. | Tlhome. St. Thom. St. Thomas = Bok. Cinnamomeus. Am. Kaneelkleurige. bl. 530 Festivus. —= Aartige. bl. 53r depfarius. Suecià. Rosagtige. atratus. Ceylon. Zwart. Ceylonfche. lineatus. Jam. Gelinieerde. bl. 532 Spinibarbis..„Amer. Doornbaard. _bl.533 bifasciatus. T'weebandige. planatus. Europâ. Platagtige. “ek * Het Borstfluk rond , met vaste weth Pp xyde. Sp. 18. ber Barbicornis. Afiâ. Baardfprietige. 19. 00. 2Ie “2% 23. 24. os, Dad 26. 27. att lie Ammîralis. Surin. vanl’ Admiraal. Batus. Indiis. Klaauwfpriet. bl.533 _ Rubus. Indiâ. Doornfpriet. bl. 534 Araneiforimis, Amer.Spinnekopagtige. Sentis. índiâ. Graauwe. - bl. 535 ‚ Farinofus. Amer. Mieelagtige. bl. 536 Ferrugineus. Indiâ. Langfpriet. bl. 534 depresfus. Indiâ. _Platagtige. bl.536 quadrimaculatus. Am.Viervlakkige, glaucus, Americà. Zeegroene, bl. 537 Sp. 29: BLAD WYZER Sp. 29. Cer. nebulofus. Europâ. Gewolkte. bl. 540 __39 hispidus. Europâ. Stekelige, mann 31. _ defertus. Americâ. Geftreepte. bl. saa 32. _ _fuccinctus, Americâ. Gebandeerde. mn 3. virens. Indië. Groene Indifche. bl, 543 34. _moschatus. Europâ. Roozebokje... mm 35. _ Alpinus. Helvertiâ. Alpifche. bl, 547 s6. Capenfis. Cap.b.Spei.Kaapfche. zj edilis, Europâ. Timmerman. bJ. 549 30. SUÔOT, Schoenmaaker. b.sst, 39. Cerdo, Italiâ. „Schoenlapper. _bl,5sa … 49. _„Auricomus. Am. mer.Goudftreepig. ‚4I. « Textor. Europâ. Weever. bl, 553 42. ÜTISÙIS memmen Droevige. ‚43, ___fuliginator. Germ. Schoorfteenveeg. bl. 554 44. _ Coguus, Canadâ, Kok van Kanada. == 45. __Curfor. Europâ, Looper. bl.sss 46. Lamed, Hebreeufche L.' bl. 538 47. _ _Meridianus. Middagfche. 48. __ Nollis, mm Nagtvlieger. 49. _ Inguifitor. mm _ Verklikker. bl. 556 sa. Kehlert. Italiâ, Kachlers- Bok. bl. SS Si. __ Pedeftris. Hispaniâ. Voetganger. EK Het Borstfluk ongedoornd en Rolrondagtis. SD. 52. Cer. Carcharias, Europâ. Geftippelde. bl. sso 53. __Fuvencus, Americâ. W ollig gryze. 54e Surinamus, Surin. Surinaamfche; 55 _ Scalaris. Europâ. Gehakkelde. bl, sór 56. Car OU Bertem der Dittelen, 37: _ Populmus. mn Popelier-Bok. bl.s62 SYSTEMATISCHE, Sp. 58. Cer. Linearis.— Gelyk breede. IX.Sr. 59. Cylindricus. — __Cylindrifche. bl, 564 6o.. _ Oculatus. Geoogde. bl. 565 61. Ramphygeus. Amer. Geelvlakkige. 62. irroralus.— Wit bedaauwde. „63. ZONATIUS. mmm Gebandeerde. _ bl.566 stk Tet Borstfluk ongedoornd rondagtig of plat Klootrond. Sp. 64. Cer. Curculionoid. Germ. Olyphantjesagtige. 65. _ Serraticornis. Europ. Zaagfprietige. bl.567 66. hispidicornis. Amer. Stekelhoornige. 67. rusticus. Europâ. Boerfche. bl. 567 68. luridus Bruinagtige. 69. _ femoratus. German. Roodbeenige. bl. 568 70. violaceus. Europâ. Violette. mn zi. Auratus. Americâ. Vergulde. bl. 569 za. _ Stigma. Amer. Gebrandm. Bok. bl. 569 73. __ _frriatus Europâ. Geftreepte. bl. 570 Jús yariabilis.= __ Veranderlyke. bl.57t ’g TESLACCUS, Bruinroode, bl, 570 26. __bajulus. —_— ___Lastdraager. bl.572 77. _ Fennicus. ——= _Finlandfche Bok. U, 573 78. licialus. == Geftriemde. 79. undatus. Gegolfde. bl.573 80. _Sanguineus. — … _Bloedroode. bl. 574 81. _ Castaneus. — Kastanje- bruine. bl. 575 82. _ Cantharinus. Germ. Roestagtig rosfe. 83. __Ebulinus, Gallià, Water- Vlier Bokje. Gen. DD \ In ArDEW- LZR _ Gen. 205. LEPTURZ, SLUIK . BOKJES, * Het Borsiftuk Eyvormig of voorwaards verlangd en Jmaller: de Dekfchilden aan de Enden geknot. Sp. 1. Lept. Aquatica. Kuropâ, Waterb, IX. Sr. bl. 577 14. melanura. Zwart get. bokje. bl. 578 _Yubrá, Rood. SH. 58E Sanguinolenta, — Bloedrood. testacea. — _ Tegelrood. vs revestit4. —= … Omkleed. yirens. — Groen Bokje. _bl58t Sericea, —=-…… Blaauwe Zyde, bl. 582 _quadriemacuiata.= Viervlakkig. —=— interrogationis.— Twyfelagtig. bl, 583 Jeamaculata, —- Zesvlakkig. bl. 584 _quadrifasciata, — Wierbandig. —=—— attenuata, —= __Puntig. na: an NJTA, Zwart Bokje. ** Het Borstfluk Bolrondagrig , van vooren niet ver= Jmallende; de Dekfchilden fbomp , doch niet ge- 16, Aär Toe 19u. 20. 21, 22 knot. Sp. 15. Lept. Virginea. Eur, __ Maagde-Bokje. bl-536 Collaris, — Roodhalzig, deman _ Rustica. en Boerfch. bl. 587 _Mhyftica, — Geheim. …— Ald. _Elzen- Bokje. deirita. meme Afgefleeten. ble599 arcuata. Gr. Onrust Bokje. mste ac AERTDASCi men. Witte Woliekr. B. « _Arietis. … Kleine.Onrust. _ blesoo 23. 24. _Preiúfla. — _Zeerklein Bokie. blesor li Sp. 25. - ee SYSTEMATISCHE Sp.25. Lept.linearis. Indiâ. Ind.eg.br, IX.Sr.bl.59t Gen, 206. NECYDALES. BASTERD -BOKJES. * Met de Dekfchilden veel korter dan de Wieken en het Lyf. Sp. 1. Nec. major. Eur. Gr. Bast.B. X.Sr.bl. 88 | 2. MINT. Klein dito. bl. go 8. _ Uambellatarum.Germ.Zeer klein. bl. gk *« Met de Dekfchilden Elsvormig, van hangie als | het Lyf. Sp. 4. Nec. cerulea. Afr.Italiâ. B], Basterd - Bokje. 5. atra. Eur. Auftralí. Zwart. 6. tif dek ROG % glaucescens. Surin. -G.v. Sur. ix. ST. bl. 587 8. flavescens. Europà, Geelagtig. 9. __Podagrarie. Roodagtig. io. __fimplex. Eenvoudig. 1. brevicornis, Guineâ, Kortípr. Guineefch, Gen. 207. LAMPYRES. LICHTENDE VLIEGEN. Sp. z.Lamp. Notiluca, Eur. Eur, Glimw.lX.S.bl. 593 ais corusca Finl. Rusfi. Schitterende. 3. fplendidula. Germ, Glinfterende, 4e Pyralis. Am. bor. Vuurvlieg, _ 6}. 599 nen marginata. Amer, Geel gerande.’ 6. … Hespera, nm Avond lichtende. bl, 599 7 Ignita, — _ Vlammende. bl, 6oo 8. lucida. ——- Helder fchynende, —— 9. Phosphorea. —- Phosphorieke. öl.6ox “40. ____Mawritanica. Alg. Barbaryfche. — Ile Jtalica, Italiâ. Icaliaanfche. bl. Goa ‘ Sp. 12. EE LOAD WIT zZz ERS Sp. 12. Lamp. Chinenfis. Afiâ. Chineefch. IX.Sr.bl. 6ox minuta, Europâ, Zeer kleine, | latisfima, Guîneâ. Zeer breede. Ï 3 e 4. I$e 16, 17. 18, Coccinea. —= _Bloedkleurige. _Rostrata.C.b.Spei,Snuitige. bicolor. Africâ. _ ‚ Sanguinea, Eur. Tweekleurige, « Scharlakenroode. bl. 6og Gen, 208. CANTHARIDES. St. JANS VLIEGEN. ® Met het Borstftuk plat. Sp. r. Cant. Sanguinolent.Ruth.Bloedroode. 2 ii 4e De Os 7e 8. 10. Ii. Ï. 13. id. 15. 16. 17. 28. 19. 20, fusca, Europâ. — Bruine. livida, Loodkleurige. rufa, — Rosfe, ob/cura, —= __Donkere. lateralis, wm Geelzydige, JENCA. vmmeam Koperige. | bipustulata. — Tweepukkelige. Pedicularia. Luisagtige. Fasciata. — Gebandeerde. Liguilata, emmae — T weevlakkige. minima. — Zeer kleine, Cardiace. —= vande Cardiaca. albicans, Witagtige, VESTACEA, ammmin Bruinroode. ala, Zwarte. _pellinata. Amer. Gekamde. Serraia, — __Zaagfprietige. tropica. Indiis, Indiaanfche. Pellinicornis. Eur. Kamhoornige. li 2 j SYSTEMATISCHE zr rn ** Met het Borstfluk Spilrondagtig. Sp or. Cants violacea. Guineâ- ‘ Violetkl. Guin. IX.Sr. 02. cerulea. Europâ. Blaauwe Europif:bl 616 23e yiridisfima.— Zeer groene. bl.617 24. ” virescens. Groenagtige. 23. Derimestoides, — Torretjes=agtige. 26. Navalis, eren Scheepshoutige. «bl. 617 2027. ror melanura, —r Zwart getipte. —= Gen. zog. ELATERES. SPRINGKEVERS. _ Sp. 1.EL Flabellicornis. Indiâ. _Waaijerfprietige. + | 2, fpeciofus.Indiâ. . Zeer fraaije. # 3. _Oculatus. Amer. fept. Geoogde. bl. 620 4. __Noêtilucus. Americâ. Nagtglimmende. bl.621 $. _ Phosphoreus. —— _Phosphorieke. bl. 622 6 7 8 Porcatus. — Rond gerugde. ee Ligneus. Surinamo. Gefpitfte. frriatus. ———= Geftreepte. | 9. _bipustulatus. Europ. ‘T weepukkelige. 10. brunneus. Bruine, bl.622 IN Syriacus. Syriâ. Syrifche. 5 ‚bl. 623 12. eruciatus. Europâ. _Gekruiste. _—_ 5. _ linearis, — Even breede. _ bl. 624 14. ruficollis. —— Roodhalzige. _ 15. lineatus, Germaniâ. Gelinieerde. 16. _mefomelus. Europâ. In’tmidd.zwarte.bl.624 17. aterrimus. — Geheel zwarte. 18. Castaneus. _ Koffykleurige. bl.62s „19. livens. — Bruinroode. go. Ferrupineus.Suec. - Roestkleurige. _pl.6as- er. Sanguineus. Europâ. Bloedroode. _ _bl.626 é| Sp. 22. BL A DW Sp. 22. El. Balteatus. EuropÂ. 23: aA. 25. 2ó. 27. 28. 29. 30. 31. 92. 33 3de 155 Sp. zie Cra 396. ri 39, Gen. 210. CICINDEL ZE. 1. Cic. Campestris. Europà. ON Gi Ea GO Led Oo Pu marginatus. — Sputator. — ob/curus. _— UTIStis. — ì fasciatus. —— Murinus. — tesfellatus. —= Germanus. —= Zneus. — Peëtinicarnis. — niger. — MUNULUS. —= pulchellus. Scanid. tetrastichon. Africâ. Buprestoïides. Europà. Dermestoides. Suecià. hybrida. | TZ BEE Gesjerpte. IX. Sr-bl. 627 Gerande. bl. 628 Spuuwende. ne Donkere. bl. 629 Droevige. en Gebandeerde. Muisvaale. -— _bl.óso Vlakkige. Hoogduicfche. Koperkleurige. bl. “30 Kamhoornige. Zwarte. bl. gt Kleine. en Zeer fraaije. | Vierftippize. Agret= Toragti ge. Torretjes- gelyke. ZANDLOOPERS, Gr. Europifche. bl. 633 Paarfche dito. bl;635 _Capenfis. Cap.b.Spei.Kaapfchie. Germanica. Germ. Virginica. Carol. Carolina. _ quinoëtialis. Sur. ‚_Sylvatica Europâ. Maura. Africâ, Riparia, Europâ. Flavipes. — Rupestris, — Hi Hoogduitfche, _bl,635 Virginifche, Karolinifche. Surinaamfche. Zwarte Kurop. bl. 636 Afrikaanfche. _ bl. 658 Oevers Zandloop. ——= Geelpoor. Rots - Zandlooper.=— 3 Op. \I3: SYSTEMATISCHE Sp. 13. Cic. quadrimaculata. Eur, Viervlakkige. IX. Sr. Sp. 14- Aquatica. — ___Water-Zand!. bl639 Gen. err. BUPRESTES. AGRET - TORREN. ka) dd * Met de Dekfchilden hoog gerugd. 1. Bup. Gigantea. Am. Afiâ. Egypt.Luis.X.Sr.bl. a ofto- guttata. Eur. Agtvl. Europif. bl. 5 “xn Met de Dekfchilden naar de Tippen Zaagswyze ej3 4. 5 Ó. 7 8 getand. ene Jgnita. Indiis. Vaurige Oostind. bl. 6 ‚firitta. Smalle dito. bk? Sternicornis. Indià, Gehoofnde. Ad Mariana.Eur. Am. Marylandfche. bl, 8 Chryfostigma. Eur. Goudvlakkige, Rustica. ——= Boerfche. bl, 9 Kok Met de Dekfchilden effen van Rand. | Sp. 9.Bup. Auftriaca. Auftr. Ooftenrykfche. IO, Il. 52. 13. 14. 15. 16, 17. „18, 19. len 2T, Aurulenta. Carol. Goudrandige. Tenebrionis. Eur. Af. Meeltor - agtige. Fascicularis. C.b.S.Pluimfchildige. bl. ro hirta. Ruige Kaapfche. bl, 11 Rubi. Galliâ. der Braamen. nitidula. Europâ. Glanzige. bl. zr. bimaculata. Indiâ. Gefpiegelde. 31. re novem macul, Barb. Negenvlakkige. tristis. Indiis. _. Droevige. bl. 13 ZEnea. Buropâ, Roodkoperkleurige. Cuprea. Indiis, __Geelkoperkleur, bl, 13 nobilis. —= Edele. er Sp. 22. Bike A DW YZ EK Sp. 22. Bup. guadripunttata, Eur. Vierftipp. X.ST. bl. 23. od. 25. 26. 27 08. 29. minuta. Sueciâ, _ contractilis. —= VITIJIS, atra. Germaniâ. ‚festiya. Barbariâ. linearis. Americâ, granularis, Europâ. Zeer kleine. bl. Samentrekkende. Groene. bl. Zwarte Duitfche. Aartig getekende. Even breede. Korrelige. bl. ‚ Gen. ara. DYTISCI, WATERTORREN. * Met doorbladerige Sprieten. Sp. zr. Dyt. piceus. Europà. Oe 3e 4e 5e Caraboides. —= Groote zwarte, bl. Kleine zwarte. bl. Scarabeoides. —= Toragtige. fuscipes. — luridus. Europà. Bruinpoot. bl. Bruin geele. *k Met Borftelige Sprieten. Sp. 6. Dyt. latisfimus. Europâ. marginalis. & Am. f. femiftriatus. — frriatus. — fuscus. — cinereus. —= fliëticus. Barbariâ. fulcatus. Europà. erythrocephalus, mn maculatus. — ferrugineus. —= bipustulatus. Suecià. ovatus. Europà, Zeer breede. bl. met geele Randen.bl. Half geftreepte. bl. Gefltreepte. bl. Bruine. bl Graauwagtige. bl, Gebrandmerkte. Geribde. bl, Roodkop , kleine. h/, Gevlakte. bl. Roestkleurige. Tweepukkelige. _ Eyvormige. lia Sp. 14 TÓ6 22 23 24 2ó 3E 29 qo 30 3a 33 34 Ig. sys T EMWTISC HER | op, 19. Dyt. palustris. Europâ. Moeras- Watert. X. ST, À 20. Ok a2. \ 23. uliginofus. — bimaculatus. Galliâ. Modder: Watertor. T weevlakkige. granulatus. Sueciâ, Korrelige. minutus. Europâ. Kleine. bl 34 Gen, 213. CARABI AARDTORREN. ‚% Die grooter zyn. Sp. r. Car. Coriaceus, Germ. 2e 3 de I4. IS, 16. 17, 18, 19. 20 àTe Granulatus, Europ. Horten fis. leucophthalmus, — -clathratus. NIEENS. a OUTALUS, == violaceus. —= cephalotes. « Lederagtige, bl, 33 Gekorrelde. bl. 39 Tuin- Aardtor. bl. 42 Wit geoogde. bl. 40 Getraliede. en Glanzige. bl. at Goudfimid. Koperfimid. bl. 43 Zwarte Smid. bl. 44 decemguttatus. C‚b.S. Wit gefprenkelde. Inguifitor. Europâ. Sycoplianta, Rupfen-Jaager. bl. qs Sierlgke dito. *% Die kleiner zjn. dee 13. Car. púpraaad: Eù fastigiatus. Cb. sp. biyidus. Europà. marginatus. complanatus. Hisp. crepitans. Europâ. Americanus. Amer. Spinipes. Europà, cyanocephalus. — Agret = Toragtige. Getopte Kaapfche. Bleekbruine.. bl, q7 Rood gerande. Spaanfche platagc. Veetter. bl. 48 Amerikaanfche. bl, so Doorn-Poot. bl. sr Blaauw-Kóp. Op. 22, Erin ACD Wik zB É,£ Sp. eo. Car, melanocephalus. Eur.Zwart-K.X.ST.bl. St 23. _ Vaperariorum, — der Stookhuizen. bl. 52 24. _ latus.Eur.&Am.fept.Br. Aardcorretje. ‚as. Ferrugineus. Eur. Roestkleutig. o6. Germanus. Germ, Hoogduicfch. bl. 53 27. vulgaris. Europ. Gem. Aardtorretje. — 28. _ cwerulescens, — _ Llaauwagtig dito, ag. Cupreus. Europà. Koperig Aardtorr.bl. 53 ao. _ _Piceus. Pekzwart. bl. 54 SI. velox. Vlug... bl. 5S 32. multipunêtatus, — Veelftippelig. 33. bipunêlatus, mmm Tweeftippelig. 34. __gqwadripustulatus. — Vierpukkelig. 35. _ fexpunêtatus, — Zesttippelig. bl se 36. Meridianus. — _Meridiaanfch. f 37. LESTACLUS Fegelrood. 38. _ uflulavus. Brandverwig. bl. 56 39. Crux major, — Groot Kruis, ek 40. Crux minor. Klein Kruis. ai 41. __ quadrimaculatus, == Viervlakkig. jee 42. atricapillus, —= __Zwartkopje. bl. 57 43. _ truncatellus, — _Geknot, Gen, 214. TENEBRIONES. MEELTORREN. % Die gewiekt zyn. | Sp, 1. Ten. Gigas, Surin. Reusagtige. 2. Molitor. Europâ. Gewoone Europ. bl. 59 3. Chalybeus. Guin, Srtaalglanzige. 4. Mauritanicus. Alg. Moorfche. bl. 62 5 Culinarius. Eur. Keuken-Tor. bl. 63 lis Sp. 5 SYSTIEMATISCHE Sp. 6. Ten. Berbarus. Maurit. Barbaryfche.X.Sr.bl. 63 op. Fosfor. Sueciâ. —= Graaver. pe Curfor — Looper. bl. ó4 Erraticus. Europâ. Doolende. ä maen pallens. — Bleeke, me depresfus. Sueciâ. Platborftige. minulus. — Zeer kleine. _Quwisquilius. Eur. der Vuiligheden. xx Die geen Wieken hebben. 14. Ten. Gages. Hisp. Barb. Zeer groote. 15. 16. T7s 19. 19. Do. ar. EP 23. oh. as 06. pi aë. 29: 90. ai. 32. 33° morvifagus.Eur. Stinkende. bl. 64 grosfus. Afr. Breede, | muricatus. Hisp. _Stekelige. _-bl, 66 gibbus. Eur. Afric. Bultige. ceruleus. Hisp. Blaauwe, bl. 66 rostratus. Eur. Snuitige. collaris. Afr. Gehalsde. angulatus. Egypto. Gehoekte. bl. 67 Jinearis. Sueciâ. Evenbreede. fpinofus. Eur. Auftr. Gedoornde. | Caraboides. Eur. _ Aardtoragtige. bl. 67 Silphoides. Maurit, Doodgr.agt. IX.ST.bl. RE rugofus. Af. Hisp. G. Gerimpelde. variabilis. Gall. Auft. Veranderlyke, levigatus. Africâ. Gladde, Jatipes _— Breedvoetige, Tibialis.— & Hisp. Platpootige. Femoralis. Germ. Dikbeen. ftriatulus. Hispan. Geftreepte, Gen. d BL AD W Y ZEER Gen. eis. MELOM. MEY-TORREN. _% Die ongewiekt zyn „ met korte Dekfchilden. Sp. r.Mel. Pro-Scarabeus.Eur.Mey- Worm, X.Sr.b.69 Ze Majalis. Eur. Am. Roodlyvige. bl. 72 kk Die gewiekt zjn, met Dekfchilden zo lang als * Lof , over de Wieken. Sp. 3. Mel. Veficatorius. Eur, Spaanfche Vliegs bl. 73 Syrifche. bh’. 79. 4e Syriacus. Syrià. 5. Cichorei. Oriente, vande Suikerey. —= 6. guadripunêtata, Eur.Vierftippelige. ri Capenfis. Cap. b. Sp.Kaapfche. 8. Chryfomeloides. Sur. Goudhaan-agtige, Og bimaculatus. Eur. Tweevlakkige, IO. Afer. Barbariâ. Afrikaanfche. Ir. Algiricus, Algiriâ. Algerynfche. bl. 3r I2 Schaefferi. Germ. Scheffers, vm 13. Marci. Sueciâ. Marcus- Meytor. 14. ___Monoceros, Europ. Kenhoornige. 15. Floralis. der Bloemen. bl. 84 16, Antherinus. —= _Luisagtige. bl. 64 Gen. 216. MORDELLZE. AAKDVLOOIJEN. Sp. 1. Mord. paradoxa, Europâ, Zonderlinge. bl. 87 2. aculeata. —= __ Stekelige. bl. 85 3. Humeralis. — _ Geelzydige. bl. 86 4. Frontalis.— __ Geelkoppige. s. Thoracica, —… _ Geelborftige, a 6. flava, _— Geele, ad Gen. SYSTEMATISCHE Gen. 217. STAPHYLINIL ROOFKEVERS. Sp. 1. Staph. hirtus. Europà. Ruige. bl. 93 2. Murinus. —= Muisvaale. bl. 94 le, Maxillofus. —= _metgr.Nypers. bl. 95 4e crythropterus. — m.roode Wieken. bl. 96 Be politus. —= Gladde. bl. 98 6. rufus. Rosfe. ‚bl. 99 7. Lunulatus. — _ Halfmaanswyze. … \ ER) Zeer kleine, Sp. 8.Staph. Riparius. Fur. Oeverfche. ___bl.1oo 9. obtufus. Germ. ftomp. Luisgrootte. Io. Lignorum. Europ. van Rottig Hout. bl. too IL. Silphoides. — Doodgraaveragtige. 12. fubterraneus. Onderaardíche. bl. 1or 13. flavescens. —= __ Geelagtige. vn 14. elongatus. —= __Langwerpige. 15. biguttatus. —= _ T'weevlakkige. Toa 16. bibustulatus. —- Tweepukkelige. a Cantharellus.Suec, Halve Luis groocte, 18. Littoreus. Europ. van Strand. bl. 102 19. Sanguineus. — Bloedkleurige. on. Caraboides. —= Toragtige. 5, ar. Cluryfomelinus, — Goudh.agtige. bl. 103 22. _ flavipes. — Geelpootige. 23. fuscipes. Europâ. Bruinpootige, _bl.103 ‚ Qh. rufipes. Rospootige. ne as. piceus. — Pekzwarte. Je 26, Boleti, van de Zwam, bl.1o4- * _Middelmaatige. brede BLAD WY Z-E Re 0. minor. Kleine. _ „Gen. 218. FORFICULZ. OORWORMEN. “Sp. "1. Forf. Auricularia. Kur, Gewoone. X.Sr. bl. to7 blarrg GOM Ring WALFSCHILDIGE Gen. 219. BLATTZE. KAKKERLAKKEN. „Sp. Sp. 1, Blatt, Gigantea Am. Af. Bofch-Kakkerl. bl, 115 2. Meyptiaca. Eg. Egyptifche. bl. 116 3. _Swrinamenfis, Sur. Surinaamfche, —= 4e Americana, Amer. Westindifche. am 5. Niyca. _— Witte. bl. 117 Ó. Africana. Africâ. Afrikaanfche, _—_ „78 Orientalis. A. A.E.Gewoone. bl. ror 8. Lapponica. Lapp. Je aplandfche. _ bl. rga Oer, Germanica, Daniâ. Deenfche. „ar 30 oblongata. Amer. Langwerpige, bl, 133 Gen. 220. MANTES. SPOOKJES. 1. Mant. Gigas. Amboinâ. Reusagtig. bl, 136 a. Phthifica. Indtis. Scherminkel. bl. 139 3e Siccifolia. — Wandelend Blad. 51, 14E 4 Gongylodes. Afric, Podagra-Scherm. bl. 142 5. Religiofa. Af.Autt. DuitfchWand.Bl: b]. 145 6. Oratoria. Afr. Eur. Gevlakt Afrik, JJ. rsc 7. _ trrorata, Carolin. Gefprenkeld. 8. _precaria. Am. Afr. Bidder, bl. 159 Oe Carolina. Carol. Gewolkt. 10. pebtinicornis. Chin, Kamhoornig. 15e bicornis. Indiis. ‘T'wechoornig. bl.1s4 SP. 12. SYSTEMATISCHE Sp. 12. Mant. tricolor, Indiis. _ Driekleur. X. St.bl. 155 13. _Sirumaria. Kroppig. 14. … __Necydaloides. Sur. Bokjes-agtig. Gen.eer. GRYLLI KREKELS. * Spitskop-Sprinkhaan. De Kop Kegelvormig en hed dan het Borstfluk ; de kn Degens. wyze. Sp. je Gryll. A. _Nafutis. Afr. Geneusdespist: bl156 d, Brevicornis. Am. f. met korte Sprieten. kx Bloois, Sprinkhaan. Het Borstfluk gekield: de Sprieten korter dan hetzelve en ; Draadver- mig. Sp. 3. Gryil. B. unicolor. Indiis. Benkleuiride bl. 159 4. Variolofus.— Wrattige. bl. 16e Ee ferratus. Cap.b. 5. Zaagswys getand: — 6. “ ‘carinatus. Indiis. Gekielde. __«bl162 7. «7 bipunêlatus-Eur. Tweeftippelige. bl. 163 ö. Subulatus. —= __Elsvormige, …_ bl. 164 9. Lunus. Surinamo. Maandraager. dt Krekel. Met swee Borflels aan de Staart. Sp. ro. Gryll. Ach.GrylloTalp. E‚ Mol- Krekel. bl. 164 | It, minutus. Americâ, Kleine Krekel. | 12. __… domesticus.Europ. Huis-Krekel. _bl.17r 13e _ Campestris. —- Veld-Krekel. bl. 175 14. Umbraculatus, Bar. Gekaperde. bl, 182 15. convolutus. Surin. Omwond. Krekel. EEE Sao BLOK DW YT ZE R PX Sabel - Sprinkhaan. De Staart als een Sq- bel in de Wyfjes: de Sprieten Borflelagtig. Sp. ró. Gryll. T. Citrifolius. Ind.Citroenbl. X.Sr. bl, 132 17: 1. 39. î 20e SI. 22 23e 24e 2je 26 27. 28, 29: 90. 3Ie 32. 33e 3de Laurifolius. Indiis.Laurierbladige. bl.183 Myrthifolius, Sur. Myrthebladige. bl. 184 __Conocephalus. Afr. Kegelkoppige. elongatus, Indiâ, Smalbladige. bl.184 lamellofus. Indiis, Kleinbladige. bl.185 Ocellatus. — … Geoogde. acuminatus. Àm. Spitskoppige. —_—_ triops. Indiis. Drie- Oogvlakk. bl. 186 rugofus. — Rimpelige. __ Coronatus, —= _ Gekroonde. n= Aquilinus — _ Breed gewiekte. bl. 187 melanopterus. — Zwartvleugelige, —= fastigiatus, — _ Getopte. bl. 188 Coriaceus. — … ‚ Lederagtige. ns viridisfimus. Eur. Groote grocne. — Cinerarius. Brafil. Afchgraauwe. _ Verrucivorus. Eur.Bonte Europif. bl. 194 Pupus. Zthiop. Sprinkhaan - Pop. bl. 197 ARA Sprinkhaan. De Staart eenvoudig: de Spris- ten Draadagtig. sp. 35. Gryll, Loc. Elephas. Af. Olyph. Sprinkh. 5}. 10% 36. 37. 39. 39. 40. 41, fuccinétus. Jav. C. Geel gerande. cristatus. À. Ar. A.Gekamde. bl. 206 Morbillo/us.C.b.S.Mazelvlakkige. bl.218 Miliaris. Amer. Pukkelige. bl. 219 Hematopus. Ind, Roodpoot. bl. 220 migratorius. Bur. Overvlieger. EAT SYSTEMATISCHE Sp, 42, Gryll. Tataricus. Tart.Af.Tartaarfch; Xe 6 mij 207 43e 4he 45e 46. 47e ONE … Gen. 222. | Sp. …. Fulg. 5 variegatus, Amer. Bontess, sh ui le cerulescens. Mer. Blaauwgroene. bl. 228, Surinamenfis. Suf. Blaauwvlerk. e Ztalicus. It-C. b.S. Jtaliaanfche. bl.a2g frridulus. Europâ: Ratelaar. - bl, 230 cerulans.—= __ Blaauwagtige. … Carolinus. Amer. Karolinifche. bl. 231 …_obfcurus. Africâ. Kaapfch- Roodw. == Sibericus. Siberià, Siberifche, -_flavus. Cap. b. Spe. Geelwiek. « bl. 232 apricarius. Suec. -Sweedfche. ea wiridulus. Europâ. Groenagtige. _ bl.233 bigurtulus. — ‘Tweevlakkige. bl.234 TUfus. Rosfe. nnn DPDanicus. Daniâ. Deenfche. ; grosfus. Europâ. Bonte. bl. 234 _Spinulofus: Indiis, Doornhals. pedestris. Europ. Looper. 8 _bl.237 Perfpicillatus, Ind. Brildraager. : FULGORZ, LANTAARNDRAAG. Laternaria. Amer, Westindifche., bl.245 Diadema,Indiâ, … Gekroonde, Dl 254 Candelaria. Chinâ, Chineefche, Dl. 249 Phofphorea.Am. Phosphorieke. bl.253 Nottivida. — , _N agtligter. ven Lucernaria. —= Fakkeldraager, Flammea. — _ Vlammende. truncata. Jav:&A Geknotte. Europea, Europ. Kleine Europifche, | | Gen. ERA D WiT:ZiE Re Gen. 203. CICAD ZE. CICADEN, _* Bladerige : het Borstfluk Vliezig, op ayde plat; het Lyf niet van de kleinften. Sp. 1. Cic.rhombea, Janraicâ, Ruitagtige. X.ST.bl.256 a, foliata, Indi. Rondbladerige. bl.as4 3. fronditia. Americâ. Loverige. bless 4 Squamigera. —= __ Schubdraagende, mam ** Kruisdraagers : met het Borstftuk wederzyds gehoornd, Sp. 5. Cic. Crux.Indiis. Kruis- Cicade, U. 257 6. Cornuta, Europâ. Gehoornde, bl. 258 7e __Aurita. Germanià. Ge-oorde, mm KE Zingende : die niet fpringen, Sp. 8. Cic. Ciliaris. Indiis. Haairige. bl. 260 9. … _gwadrifasciata. Am, Vierbandige, en 1O. _ bifasciata, Sueciâ. Tweebandige,. It. _ _fornicata. Indiis. Gewelfde, armen 12. ftridulg —= Knarfende, bl. 261 13. Capenfis. Cap.b.Spei.Kaapfche, 14. ___hematodes. Barb.kur.Roodbandige. 15. -plebeja. Ital. Africâ, Zeer groote. 16. Ornú. Íral. Apul. &c, Gewoone Cicade, bl.2x6r 17. _repanda. Indiis, Breedwiek. bl. 279 18. reticulata. Americâà. Netswyze.- bl,280 19, Tibicen. — Liereman. Kamen 20. _ _feptendecim. Am. bor.Geftreepte. bl. 23r 21: _ violacga. Mier, cal. Violette, bl. 287 Kk Er te Kiks SYSTEMATISCHE “kt Kikvorfchagtige: die fpringen. Sp. o9, Cic. Sangwinolenta. Eur. Bloedige. X.ST. 23. Coleoptrata. —= … _Gedekee. - bl. 287 og. Spumaria. Europâ. Schuimbeestje. bl. 288 25. _ Nervofa.r Geaderd dito. tbl. 289 26. leucophthahna. — Wit- Oog, bl. 290 27. „albifrons _— Wit - Voorhoofd, ——= og. leucocephala. —= Wic-Kop. ML 2ó, —_ lateralis. — Gezoomde Cicade. —= go. _ frriata= Geftreepte. bl, 291 qí. _ lineata. — Gelinieerde. __= 32. _ Populi. der Popelieren. 33. flavicollis, — Geelhalzige. 34. flava Geele. 35 interrupta. —= Afgebrokene. blagor 36. vittata. — Gefnoerde. _—_ bl.292 37 Lanio. — Vleefchkleurige. 38. aptera. Ongevleugelde. bl. 292 sekte Omgeboogene: met de Wieken fchuins af- loopende en om het Lyf geflagen. | Sp. 39. Cic. marginata. Amer. Gerande. 40. _ Phalenoides. —= Kapel-agtige. bl293 41. bipunêtata. — T weeftippelige. 42. © Lanata, Indiis, _Wollige. bl. 293 _ 43. __Leporina. Europà. Ruige. a4. _ Cumnicularia, Haairige. 45. rubra. Americâ, Roode. __bl. 204 "46. _ viridis, Europà. Groene. en 47. flava Geele. -- bl. 295 48. _ _Aurata, mem Vergulde. bl. 296 Sp. 49. © BL AD W 40 Als Sp. 49, Cic. Ulmi. Europâ, der Olmen, X.ST.bl.297 50. Rofe. — der Roozeboomen===s st. Cory. —— der Hazelaaren. Gen. 224. NOTONECTE, WATER- WANTSEN. Sp. 1. Not. glauca. Europâ, _Glinft. Rugzwem.bl. 300 9. frriata. —= Geftreepte. bl 304 a minutisfima, —= _ Ongemeen kleine. hl, 306 Gen.225- NEPA. WATER-SCORPIOENEN. Sp. 1. Nep. grandis. Americà, Groote Westind. bl. 3cg ®@; rubra. Calid, Reg. Roode, …_bl.gro Ze JUS Bruine. _ de atra. Africâ. Zwarte Afrikaanfe. naven ef cinerea, Europâ. Graauwem.rood, —— 6, __ Cimicoides. —= __Wantsagtige, blg315 7e linearis. == smalle, langbeen. bl, 317 Gen, 226. CIMICES, WANTSEN. 5 4 Ka% Ongevleugelde, Sp. 1. Cim. Leétularius. Eur. Gew. Weegluis. DJ, 324 xj Schliddraagende: met het Schildje zo lang als 't Agierbf. Sp. 2. Cim, Stockerus. Afi, Beng. Wants. 5,334 3. nobilis. Javâ. … … Javaanfche. 44 ___Scarabeoides. Eur, Toragtige. hl.335 5. Maurus. Barb, Suec. Barbaryfche W, 6, ___hneatus. Barb. Eur. Geftreepte. mend 7 grammicus. Barb. … Befchreevene, 8: __ Fuliginofus. Eur, _Roetkleurige. 9. _… Arabs. Arabiâ, _ Arabifche. bl. 336 en Kk 2 Sp. To, @ SYSTEMATISCHE Sp. zo. Cim, Serratus. Arabià. Zaagsw. get.X.ST.bl.336 IIs Stolidus. Indiis. Zotte. ken 12. Histrio, —— Bonte. bl, 337: %e* Gedekte: met de Dekfchilden byna geheel Lee deragtig. Sp. 13: Cim. Grylloides. Europà. Krekelagtige. I4. littoralis. —— ©“ _Oever- Wants, bl. 333 Se! TUSOfUS. Rimpelige, - … bl.339 16. Clavicornis, === _ Geknodtte, nes *d* Vliezige, die zeer plat zyn, geiyk een Blad, Sp. 17. Cim. Corticalis. Europâ. V.de Boomfchors bl.34t 18. __ Betule. —— _ vandeBerken. —— 19. erofus. Americâ. Afgeknabbelde, ———— 20, Filicis. Europâ. v.’tVarenkruid. bl. 342 21. Cardui. ——— der Distelen. DJ. 343 0d. rhombeus, Africâ,- Ruitagtige, | ket Gedoornde ; wier. Borstfluk wederzyds een Doorn, heeft. Sp.23. Cim, bidens. Europâ. Tweetandige. bl 343 24. rufipes Roodpoot dito. ——_—= 25. Iétericus, Carolinâ, Geelkleurige. 26. Floridanus. ema _ Floridafche, 07. hemorrhous. Am. f, Roslyvige. 08, marginatus, Eur. Gezoomde. bl. 344 og. bipustulatus, Amer. Tweepukkelige. Bl. 345 30} fcaber. Javâ. Ruuwe O. Ind. SL. Punicus, Barb. Barbaryfche. | 32. Ypfilon. Americâ, De Griekfche U. bl.345 33e __Clypeatus, Chin. Schildkoppige. | | Sp. 34« Bl ANDe WY ZEER Sp. 34. Cim, Punélatus. Europ. Geftippeld. X.Sr. b]. 346 35° 36. 37 38. Hemorrhoidalis. — Roodgatje. valgus. Indiis. Krompoot. en guadrispinofus.Àm. Vierdoorfige. b. 347 acantharis, Jam. Stekelige. te *f* Rondagtige of Ovaale ; met het Borstftuk on« gedoornd, } Sp. 39. Cim. viridulus. Indiis. Groenagtige. _Dl.348 40. 41. 42. 43: 44e 45. 46. 41e 48. 49. peregrinator. Indiis. Reiziger. Sm bipunêtatus. Syriâ. Tweeftippelige. ——— fexpunêtatus. Indiis. Zesftippelige. __ grifeus. Europâ. _Graauwe. —_ interftinélus. —= Gemengelde, bl. 349 Baccarum. —= der Befiën. ae Dumofus. —— der Braamen. Dl. 350 Variolofus. Amer. Pokkige Amerik. —= Juniperinus. Eur. d. Jeneverboomen.bl.35t Prafinus. —= Grasgroene. bl. 352 coeruleus. —= Geheel blaauwe. bl. gst Morio. Europà. Mooragtige. bl. 352 Lineola. Americâ. Streepje. bn Oleraceus. Europâ. der Moeskruiden. bl. 253 bigutialus. —— _ Tweevlakkige. bl. 5sa „bicolor ——— Tweekleurige. ——— ornatus. —— Sierlyke. bl.35s festivus. Germaniâ, Frady getekende. ruber. Europâ. Roode Wants. 856 _ acuminatus. —— _Gefpitfte. nn leucocephalus. — Witkop. bl.357 MINUIUS, —— Kleintje. a Bake Sn Sp. 62, SYSTEMATISCHE Sp: 62. Cim, Cristatus. Carol. Gekamde. X. Sr, 63e Collaris. Guineâ. Gehalsde. tg Borftelhoornige: met de Sprieten aan de Punt Borftelagtig. Sp. 64. Cim. Perfonatus. Eur- Vlieg = Wants. zl. 357 65: 66. 67. 68. 69. 70. AE 72e 43° longipes.Ins.f. Thom.Langpootige. ’ Branderi, Barbariâ. Branders - Wants. trifasciatus. Germ. Driebandige. Jemiflavus. Suecià. Halfgeele. erythropus. Barb. RKoodpootige. biguttatus. Guineâ, T weevlakkige. Annulatus. Europ. Geringde Wants. bl. 360 ater. Zwarte. bl. 36r Golhicus. mmm Gotthifche, n= Let Langwerpige : met het Lyf lang en fmal. Sp. 74. Cim. Indus. Indiis. Indifche Wants. bl. 362 Laniarius. Sueciâ, Verfcheurende. Hyoscyamî. Europ. v.’tBilzemkruid. bl, 362 Equeftris. —— _ Ridderlyke. bl. 363 apterus, —— Ongevleugelde, —am—= LEeyptius. Eegyp. Egiptifche. Dl. 365 Andree. Americâ, Gekruifte. mnd Saxatilis. Germ. Steenminnaar. fuccinêtus. Penf. Penfylvanifche. Pabulinus. Europ. Gras - Wants. Kalmii. —— Kalms- Wants. bl. 366 Superciliofus. Succ, Gewenkbraauwde, Pratenfis. Europâ, Weiden. Wants. bl. 366 Campestris. — ‘ Velden- Wants. —— 8 Sp. 88, Ral} KD ALIKE WIJ ZIE R Sp. 88, Cim.melanocephal,Suec.Zwartkoppige. 89. go. 9. 52. 93. | 9d. Se 96% Q7 98. 9e 100. Histrienicus. Eur, Bontkleurige. Umbratilis. —= Gefchaduwde. Nemorum. == _ der Bosfchen, crasficornis. —= Dikhoornige. triguttatus. — __ Drievlakkige. Arenarius. —= _ Zand- Wants. Pini. der Pynboomen. Clavatus. mmm _ Geknodfte; Rolandri, —ma __ Rolanders- W, Ferrugineus. Suec. Roestkleurige, nigripes. Amer, Zwartpoot « W. X. STe bl. 367 bl. 367 _ Jaltatorius. == Springende Wants, waa= bl. 363 wenend bl, 368 Dl. 363 hg mid met de Sprieten Borftelagtis, Sp rot, Cim.levigarus. Europ. Gladde Wants. bl. 369 102, yirens. — Groene Wants. 103. dolabratus. ——= _ Gefchaafde. bl, 369 104. calens. Indià. Heetlandige, „Tes. ffriatus. Europ. Geftreepte. Dl. 369 106. Gronovii, Indiâ. van Gronovius. 107. Erraticus, Eur, Doolende. bl. 370 108, ferus. —— Wilde Wants, 109. Populi. za Popelier . Wants. mmm « 110 Ulmi. —— Olmen. Wants, II. Sylvestris, mm _ Bofche Wants. bl.37r I12. mutabilis. Suec. Veranderlyke, bl,372 *k* Doornpootige. De Schenkels met een Doorn zo lang als ’* Ljf. gewapend, Sp. 113. Cim. phyllopus, Amer. Blader- Poot, Kk 4 Sp, 114, SYSTEMATISCHE Sp: 114. Cim. Calcaratus. Eur. Gefpoorde. X. Sr. 1.378 115e Abietis. ——= ii6. _ Kermefinus. Am: Karmofyne. Dennebaom - W. == bl. 373 “Je Met het Lyf zeer dun en egaal van breedte. Sp. 117. Cim. Lacultris. Europ. Water - Mug. 11. Stagnorum. —= 119. vagabundus, == roo. __ Tipularius —— 12r. Coryli. —= Sp: Gen. 2a7. APHIDES. 1. Aph. Ribis. Europd, a. Ulmi. | 2, Pastinace, —es d. Sambuci. 5e Rumicis. 6. Acetofe. ——= 7 Lychnidis. === 8. Padi, ——= 0. __Rofe. 10. Nymphee —— 1. Tillie, —— A2 Brasfice. Pip 13e Cracce. === i4. Laëtuce. 15. Sonchi, —— 16, Cirfii. 17: Cardui, er 18: Tanaceti, me 19, Abfynthii, _— bl 373 Naald Wants. 5,376 Zwerver. Dl. 377 Mug- Wants. «bl 378 Hazelaar Wants. #1. 379 PLANTLUIZEN. P] der Aalbesfen bl. 410 der Olmen. bl. 412 d. Pinkfternakelen.bl.a14- der Vlierboomen, — vandePatich. Bl.ars van de Zuuring. | v.d.Christ. Oogen bl.416 v. d, Vogelkerfen. d. Roozeboomen. bl. 417 vande + lompen. der Lindeboomen bl.417 van de Kool. bl. 418 vande Wikken. bl qeo vandeSalade, mmm vande Melkdiftel. der Distelen. _bl.gar der Doornen. mma van't Reinevaren. — vande Alst. Dl, 423 Sp. 2% BAB Wv t Kr ep ao Áph. Jacée. Europâ. 21. 22. 53e ò4. 25. 26. 87, 28, 29. 30. ar. 3e, 33 Betule. ——— Roboris. — naan Fagi. —— Quercus. Galliâ, Pint. Europâ, SAlUCiS vmma Populi, —_ Trémule, — Burfaria. — Urtice. German, Aceris. Europâ. Atriplicis. == Pistacie, Italiâ. van dejacéa.X.ST.bl.4 rs van de Berken. mm der Eikeboomen. bl. 423 der beuken. m. de lange Snuit. Dl.425 der Pynboomen. bl. 429 der Wilgen. En der Popelieren, —= vanden Rarcelaar. DJ. 430 vand. zwart, Pop: der Brandenetel. bl, 434 d. Schotfche Lind. bl 4.12 v.d Wild. Melde.bl.434 v.d, Terpenthynboom. Gen. 228. CHERMES. BLADZUIGERTJES. Sp. 1. Cherm. Graminis. Eur. Ulmi. — Cerastii, Pyri. — Sorbi, — Calthe. —— Buxi. ——= Urtica. —— Betule. —— MIND, mn — Quercus, Kanan Fagi. — Abietis, —— valicis ann Fraxini, men Kk 5 Bladz, van ’t Gras.b]. 439 der Olmen. bl. 440 van't ruige Muur ——= der Peereboomen. ——= v.de Lysterbeziën. v.d. Wat. Goudsol. vande Palm. bl g4r d, Brandenetelen. bl, 44 3 vande Berken. bl, 444 van den Elzeboom. der Eiken. Dl.445 der Beuken. bl, A45 d, Denreboomen. b]. 447 der Wilgen. bl, 448 der Esfchen. amnmn SP, 16, SYSTEMATISCHE Sp. 16.Cherm. Aceris. Ïur. d.Schotf.L. X.ST bl. 448 17. Ficus der Vygeboomen. —= Gen. 229. COCCL NS CHILDLUIZEN. Sp. 1. Cocc. Hesperidum, Eur, der Winterhuiz. bl.456 Aonidum. == der Broeykasfen. bl. 461 Capenfis. Cap. b. S, vande Kaap. Adonidum Am. Afr.der vr. Gewasfen. bl.462 _ Quercus. Europâ. van de Eiken. bl.464 llicis. Kermes-Befie. bl.466 Betule. == van de Berken. bl.478 Carpini, mms der Ahornen. Ulmi. aanme der Olmen. bl, 479 Coryli, ma der Hazelaaren. bl.4ër Tilia. —man der Linden. oema Rusci. Italiâ, vande Steek. Palm. —= Myrice. Cap. b. S. v, Kaapfche Myrica. Capree. Europâ. der ruige Wilgen. Salicis. — == vande Wilgen. bl.482 Vitis, == v.d. Wyngaard. —= Polonicus. Poloniâ. v. ’t Poolf. Grein. bl.484 Pilofelle. Europâ. v. h. Muizen-Oor. bl.496 Uve Urfi. — vande Beerdruif. Phalaridis. — _ van’tKanary-Z. bl.496 Oxyacanihe,—— van de Haaged. bl.499 Caêti. Americâ. v.deConchenilje. bl.soo Gen. 230. THRIPES. BLAAZENPOOTEN. Sp. 1. Thrips. paradoxa. Chinâ, Zonderlinge, 2e Lp Je Phyfapus. Europ. Zwarte. Dl. $24 minutisfima. — Zeer kleine, bl.525 Sp. 4e Sp. 4. Thrips. Juniperina. Eur. Puntige. En BK DWL ze Fasciala, — KT X.ST. bl 426 Gebandeerde. bl. $23 NSS SSS SISSI SSS se IJ. Rang. DONSVLEUGELIGE. Gen. 231. PAPILIONES. DAG-KAPELLEN, * BREEDWIEKEN, aan de Borst rood gevlakt. Sp. 1. Pap. Eq. Tre Priamus. Hes. Fluw. XI.ST.b/.188 2. 3 4. a 6 NE de) ien valde 15. 16, 17. 16. 19. Hetor. Indiis. Rood gevl. Pagie. bl, 190 Paris. Afià,f. Chin. Groene bl. gevl, bl, ror Helenus. —=— aaa Polytes, Troilus. Indiis. Deiphobus. Afiâ. Pammon, =—= Glaucus. Amer. Polydorus. Indiâ. Anchifes. Amer. Polydamas. — Memnon. Chin. AGENT, mn Sarpedon. Afiâ. LEneas. Amer. Panthous. Indiis. Pandorus. Indiâ. Helena. Americâ Ô Zw. met witte VI. bl.1gr Wit geband. dito. bl. 193 Bl. gerande Pagie. bl. 192 m. roode Ringvl. bl. 192 met witte Vlakk. bl. 193 Wolkagtig bruine.bl, 194 Weinig geftaarte, Ongeft. met r. vl. bl. r94 —=geelen Band. bl. 195 == blaauw beftr. bl, 106 — witte Agterw. bl, 107 groene Band. bl. 198 == groene Vlak, —— witte Vlakken.bl. 199 == geele Vlakken. —— vergulde Plek, b/, oco *& BREEDWIEKEN, aan de Borst niet rood. ‚Sp. oo, Pap. E. A, Menelaus. A.m,Bl. Satyn Kapel. Boor DD. 21. S LISTE M A. Tel SRE HE Sp, 21, Pap.E, A. Ulysfes. Afiâ, Blaauwe Zon. Xl.St. 22. og. 24. as. 96, 27. 08. 20. Agamemnon. — _Groenvlakkige. bl. 202 _ Diomedes. Indiis. Bl. Maantjes dito. bl.203 Patroclus. —= Wit geftr. dito. Pyrrhus. — Tweeftaartige. Jafius. Barbarià. Barbaryfche dito. Orontes, Indiis. Witftaartige. Nireus. — Goudgroenband. bl. 219 Philottetes. —= Blaauw geoogde. bl. 220 Stelenes. Amer. Gr. gebandeerde. #l. 219 Leilus. == Groen. Sur. Pagie.bl.204 Ajax. Amer. bor. Graauw. geel geb, bl.aos- Machaon. Europâ. Koninginne - Pag. bl.206 Xuthus. Ind. Or. Oostind. ofCh.dito. Antilochus. Am.bor.N. Jorkfe. gecle P. hl.ocg Podalirius. Europâ. Konings- Pagie. blair Phidippus. Javâ. Bruine Pagie. Jafon. Indiis. Groen gevlakte. bl. 332 Protefilaus. Amer. Weduw van Peru. bl.aro Nestor. Blaauw gevl, br. bl.214 Telemachus, —= Blaauw geftraald. — mmm Achilles. De groote Argus. bl. 215 Medon. Indiis. Geel geband. en bl, Teucer. Americâ. Groote Atlas. bl.216 Jdomeneus. Am.mer.Kleine Atlas. bl, 217 Demoleus.Cap.b.Sp. Bonte. Ch.K.‚N. J.—_—= Demophon. Indiis. Groengeband. Zl.218 Zgistus. Chinâ. Gr, gefprenkelde. Eurypylus. Indiis. Gr.geband.m.rood.bl.218 Xx LANGWIEKEN Of GESTREKTE, Sp. so. Pap. Hel. Apolje, Eur, Duiefche Apollo, bl. ooo Sp. 5fe- Sp. 31 Pap. H. Mnemofyne. 52. 71. 72 Piera, Indiís. Pafithoë. Afiâ, Horta. Africâ. Terpfichore, Afiâ. … Calliope. Indiis. _Melite. —= Polymnia. Surin. Meme. Ind. Or. Uranta. Indtis. Euterpe. Amer. T hallo. Chinà, Ricini. Amer. Pfidii. Am. Afiâ. Chariton, Amer. Clio. mee Thalia. Indiis. Edea. Euryta. — Eraie. == Melpomene. Amer, Cratagi. Europà, „4 RONDWIEKEN, Sp.73. Pap. Dan. Zdea. Indiis. 14e 45: 7, ir AAN ‚0e 79 Anacardii, Amer. BLAD WT ZEER, Finl. of Hong.XI. Sr. bl.eag Glas. Kapel. mmm Wicftraalige zw. Rood wiekige. Geel wiekige. bl. 230 Dito zwart geftr; D. de Voorw.zwart. Oranjeklearige. bl. 231 Zw. en geel bonte. Bruinagt. met wit. Dl. 231 Zw.m. wite. Stipp.bl.232 Geel geb. zwarte. Br. m. geele Band. bl.232 Goyaven = Kapel. bl. 233 Geel geftr. zwart, Br. wit gevlakte, bl. 234. Br. geel gevlakte, mmm Groenagt. met wit. Br.m.zw.Stipp. bl. 385 Rood geftr.z warte.b1. 234 Rood gevlakte zw.b/,235 Duitfch Witje. Bl.o37 die wit zyn. Groot Ind. Witje. Acajou- Kapel, DJ. 936 Brasfice. Eur. Chin. Eur. groot Witje. bl. 243 Rape. Europa. Napi. Eur. Chin, Kl. Europ. Witje. bl. 246 Gr. ge - aderd dito. bl.247 Hellica, Cap. b. Sp, Zwart geript. Sinapis. Eur. Bruin getipt, bl. 248 Sp. 89, SYSTEMATISCHE. Sp. to. Pap. D. Monuste.:Barb. Bruin gerand. _XLSr, 8L. 82e 83- 84. 85. 86. LE 83, ‘Bg. GO, 91. 92. 9e 95 96. 97- 98. 99: 109. 101. 102. 103. - 1o4- 105. 106. 107, Daplidic. E.a.&Af.m.br.agterwieken.bl.24g Demophile.Ind.Or. Roodpuntig W. bl. 242 Acasta. Indië, Acasta. bl. 387 Belia. Barbariâ, _ Barbaryfch Witje. Cardamines.Eur, Pieterfelie=B. _bl.260 __Pyrene, Chinâ, Pyrene, | Euippe. Afiâ. Euippe. bl. 253 Eupheno. Barb, « Eupheno, Glaucippe. Afi.Ch.Gr, roodp. Ch. W. bl, 254 Encedonia. Indiis. Encedonia. Arfalte. — Arfalte, - bl.255 Hyparete,. —* __Hyparete, emmen Damone. —= ; _Damone. a Helcita, — Helcita. k Scylla. Javâ. Boterkapel. bl.256 Hecabe. Afià. Hecabe, bl.266 Trite. Caloreg. Trite. / bl, 256 Pyranthe, Chinâ. Pyranthe, Paleno, Europâ. Paléno. or Hoyale.Eur.Af.Am.Oranje- Kapel. bl.257 Eleétra, Cap. b.S, Kaapfche dito. Eubule, Carol. _ Karolinifche, Senne. Amer, Amer. m. zilvervl. bl.2ó1 Philea. Indiis. Geele.m. bl, Vlak. Cleopatra, Barb. Oranje-Vlag. Rhamni. Eur, Af, Citroen- Kapel. Al, 26r Ecclipfis, Am. fep. Zw. gevlaktedito. *** RONDWIEKEN, die bont 2) Sp- 108. Pap, D. Midgmus. Afiâ. Chin, Weerfchyn. bl.266 Sp. 109 BAB ADE WPT ZA El Ri Sp.1o0g. Pap. D. Niavius.Indiis. Witgeb. XI.SrT.bl 267 110, IIi. II2. 113, 114. IIS. HNO. 117. 118. 119. 120. Ier, 122, 123. 12ú. 125. 126. 127. 129, 129, 130. Zeies. —_— Zetes. bl. 387 Chaeneus, === Cheeneus.: . bl.386- Enceladus. — Enceladus. bl.268 « Obrinus. —= Obrinus. bl, 268 ‚ Pintheus. — Pinthéus, bl. 388 _ Eribote. — Eribote, : bl. 385 Perius. —= Perius. bl, 268 Plexippus, Am.f. Breedgead.N.J. bl. 263 Mifippus. Amer. Dito Surinaamfche. Clryfippus. HE. A. Dito Chineefche. bl. 269 Casfie. Amer. Kap. v. de Casfia. bl, 270 Sophore. Kap. ve de Koraalb.b/,270 Kanthus. Cal. reg. Kanthus. bl. 278 …Phlomelus.Javâ. Philomelus. Clytus, Cap. b. Sp. Clytus. Casfus. == Casfus. Mineus., Chinâ. Mineus. bl.27r Hyperanthus,Eur,Koe-Vinkje. bl27r MEropus. Indiis. ZEropus. Canthus. Am. fept. Canthus. Hyperbius, C. b.S. Hyperbius. Kk TANDWIEKEN met Oogjes. Sp. 13r. Pap. Nymph lo. Eur. Paauw-Oog Kap. b]. 280 132. 133 | 3de 135. 136, 137. Almana. Afi. Chin, Paauw -O. bl. 283 Asterie. Indiâ, _ Gehakkelde dito. bl. 284 Aonis. Afiâ. Gewolkte dito. 4.285 Oenone. — Blaauwpl, dito. Lemonias, Indiis,. Graauwe,dito, bl,226 _ Orithya, —= Bonte dito, ee Bel ACDW ZZ EAR Sp. 133. Pap.N. Fidia, Barbar. Bl. glinfterende. XI. Sr. 139. __Briftis. German. Groen glinfterende. 140. . Feronia. Indiâ. Geletterde, bl, 287 I4Te Nera. Europ. _ Europifch Argusje.bl.288 142. Megera, ———= _Duitífch, 143. Aigeria. —— Bont Ârgusje. bl.egr 44» Ligea. — Bruin dito. _ 145. Laomedia. Ind, Or. Ooftindifche. 146. ___Libye.Indiâ. » Zilver- Oog. 147. Galailiea. Eur. _Gemarmerde. _Zl,293 148. Semele. — __ Inlandíche Atlas. bl. 294 149. Hermione. —_— Duitfche Atlas. bl. 295 150. Phedra. Germ. Oranjekleurige. 151, Leda. Afia. - Chineefchegeele. Dl. 296 152, Helie, — _Chín. gewolkte. bl, 297 EN Hedonia —_— _ Hedonia. / 154. Dejanira, Germ. Dejanira. 155: Jurtina. Europ. Geel Zandoogje. 5}.298 156, ___Janira.= Bruin Zandoogje. bl.299 157. Cardui. Eur, Af. A Diftelvink. bl. 304 158. Tulbaghia. Cb. S. Tulbaghia, 1e 159. Pipleis. Indiis, «_ Pipleis. - Dl. 307 160. Lampetia. —- __Lampetia. __bl. 308 161. — _Jris Europ. Duitfche Weerfchyn. — SEK TANDWIEKEN zonder Oogjes. Sp.162, Pap. N. Populi. Europ. Nimw.Kapel. Bl.grr 163, Cydippe, India. Cydippe. 164» Tipha.lnd.Or. Tipha. bl. 382 165, Antiopa. Eur. Konings. Mantel.bl, 314 166, Polychloros, —= _ Groote Aurelia. bl. 318 Sp. 167, Sp. 167. Pap. N. Urtica. Eur. 168. 169. Aje, 171. Ne 173. 174. Koe, _ 176, ‚177 178, 7D. 180, It. 182. 133. 184. 185. 186, 187, 383. 189. 190. IT. 102. 193. 104. XE Q Se 596. 17e BLAD WYZER C. album. —— Kl. Aurelia. XI.ST.bl,32E Gehakkelde dico. bf. 323 C. Aureum. Afiâ, Chineefche dito. bl.324 Ariadne, Javâ. Ariadne. Dirce. Indiis. Dirce, Jatrophe. Am.auft Jatrophe. Canace. Indíâ, — Canace. Amathea. Indiis. Amathea. Atalanta. Eur. Nommer-Kapel. Amphinome., A, m, Amphiaome, Venilia. Cal. Reg. Venilia, Alimena. Indiis, Alimena. Leucothoë, Afiâ. Leucothoë, Phetufa. indiis, Phetufa. Iphicle, —= Iphicle. Idmone. —= Idmone, Elea. —= Eléa. Ancaa, —e Ancéa, JFanasfa, — Janasfa, Sibilla. Germaniâ. Sibilla, Camilla. Europ. Camilla, Bolina. Indiâ, Bolina. Clytia. Indiis. Clytia, ‚Neerea. —= Nearea, Aceste, —= _ Aceste. _ Dido. Amer. mer, Ananas - Kapel, fimilis. Afâ. Gelyke. asfimilis. — Bygelyke. disfamilis. —— Ongelyke. Panope. — Panope. Nauplia, Nauplia, Lj bl. 325 bl. 325 bl. 326 bl. 330 bl. 53a bl, 33I bl. 383, bl. 384 bl, 383 sSLsSTEMNANTIS CIEEE Sp. 108. Pap. N. Hypermneftra.J. Hypermneftra, XI. ST. 199. Nefea. Afiâ. Nefea. ‚200. Rumina. Eur.auft, Kumina. 35 eor. … Levana.— Or, Bonte Mantel. bl.335 202. Prorfa. Germ. Zwartagtige, dito.bl.336 acg. _Lucina.Europ. Wit geband. dito. bl. 337 204. Maturna. —- _ Paarfche dito. bl. 338 205. Cinxia. —= Gebandeerde dito, ac6. Lena. Amer. mer. Amerikaanfche, 207 Dia, Auftriâ. Ooftenrykfche, 208. Niphe. Chin. Chineefche. 259. Paphia, Earop. _Gevl. Paarlemoer.bl. 343 - ato. Cytherea. Indiis. Indifche. ‘bl. 344 art. Aplaja. Europ. Gr. Paarlemoer. «bl, 546 „018. Adippe.—— __Middelmaatige. bl.348 Sp. … org, Polybe, Indiis. Groen Pagetje. 213. _ Lathonia,—= Kl. Paarlemoer. bl.349 oi4. Euphrof. E. & A.f.Zilverbandje. «bl.3sr ais. Niobe, Basterd - Paarlem. 216. Vanille. Amer. Baniljes- Kapel. “bl. 352 Kk PissEBEDJESe Kapellen. o17. Pap. Pleb. Cupido. Am: Zilverdropje. "bl. 353 010. Thero. Cap.b. Spei. Zwart Pagetje. 020. Betule. Europ. Berken - Pagetje. bl. 354. ao. Pruni. —= D. van de Pruim. bl. 957 222. Quercus — _ _D. vande Eiken. bl. 359 023. _Marfyas.Cal.Reg.Blaauw Pagetje. bl. 561. ar4. Echion, Amer. Bruin Pagerje. aas. Telamon. Indiis. Afchgraauw dito. bl. 394 226. . Beticus. Barb. Barbaryfche. | Sp. 227. BRL A DE WIN:Z B Bir Sp. 227. Pap, P. Thyra. Cap: b.$.Zw. m. Oranje. XI.St, 208. 220, 230 231, 232. 233 234. 23 Se 237. 290, 239. 240. | OAT, 242. 243. 24de 245. 246. 247 249. 250, 251. 252. 253, 254, 25pe _Thysbe. — Oranje met zwart. _ Thamyras. Cal. R. Blaauw met zwart.bl,36r Arion, Europâ. _Duitfch Blaauw tje, == Zeuxo. Cap. b. Sp. Kaapfche, | Argus ur. Afr, Gem. Blaauwtje. b}, 362 Philiafus. Algir. Bruin Barbaryfch. Argiolus. Europ. Zwartgeftipt. Bl, 366 Pirithous, Algir. Bl. Barbaryfch. Tespis. Cap. b.S. Wit gevl. Kaapfch. Rubi. Europ. ’tGr. Pisfebedje, bl. 369 Lara. Cap.b, Spei.Bruinr. met Oogjes. Pamphilus. Eur. Hooybeestje. _bl.275 Philocles. Indiis. Bruin. bl.37e Timantes. — Blaauw. — maen Arcanius. Europ. Sweedfch bruin. bl, 278 Athemon. Amer. Wit geplekt. _ bl.37n Carice. — Oranjekleurig. bl, 372 Metis. Cap. b. Sp. Bruinagtig. Neleus. Indis, Wicgeftipt, ‘B. 385 Talaus. — Wit gevlakt. Phereclus, Amer, Zw, Pisfebedje. bl 372 Peleus. Indiis. Rood geftreept. Lofippus. Amex Dito zond. geel, Dl. 372 Priasfus. Indiis, Oranjegeband. 5 387 Phleas. Europâ. Aardkapelletje, b'.373 Virgauree. — _ Vuurkapelle:je. bl, 373 ‚ Hippothoe, =— _ Dito met Oogjes, Hero, — Bruin ditodito. - El KETER Dime sf STIEM A TI S CIB ke DikKopJEs- Kapellen, Sp. 256. Pap. Pleb. Comma, Eur. Comma-K. XLST.bl.374 257. Augias. Javâ. _ Javaanfche dito. 258. Protumnus.:C.b.S. Kaapfch geelagtig. 259. Protheus. Amer. West. gevenfterd. bl.376 2ó6c. Thrax. Javâ. ___Javaanfchdito bruin. oÓI. Butes. Afià. Chineefch dito zw. 262 Atorion. Indiis. Br. metgeelen bl. 263. Phidias. Afià. Zwart wit gerand. bl. 377. _ 364. Bixe. Amer. Bruin met groen. 26s. Polycletus. Indiis. Groenagtig bruin. bl. 378 266. Pitho. Cap. b. Sp.Zw. m. wit en blaauw. 267. Malve. Europ. Muziekvlakkig. bl. 378 268. Tages. _Br.m. witte Stipp. bl.380 269. Oileus. AlgiriÂ. Br. m. witte Vlakk. 2,70. Nifo. Cap.b‚Spei, Kaapfch br. m. Stipp. 271. Spio. D. zw. m, witte Vlakk. 270. Phaleros. Ind. - Zwartagtig blaaûw. 273. Cereus. Indiis. Geelm, Zilverftipp. Gen. 232. SPHINGES. PYLSTAARTEN. e Echte, met hoekige Wieken} | Sp. 1.Sphinx Ocellata. Eur. Paauwoog- Pylft, bl. 307 a, Populi, ——= Gehakkelde Pylít. bl.go2 3, Tilia. —— Linden: Pylítaart.bl.4o5 A. Ocypete. Cal.R, Uitheemfcheklein.bl,408 5. __ Neri. Europâ. Oleander- Kapel. bl. 408 * + Écha BL AD W kk Echte, met ongekartelde Wieken. Sp. 6. Sphinx Convolvuli. Eur. Winde Pylftaart.bl.4ia ve Carolina. Ind,Oeec.Karolinifche. 8. Liguftri. Europ. Liguster- Pylft. bl.417 9. Atropos, Eur.Ind.Doodshoofd -Kap.bl.424 10. Capenfis. Cap.b.S.Kaapfche Pylftaart. Sar. Carice. Amer. _Amerikaanfche. bl. 432 12, Celerio. Europâ, Wyngaard . Onr. bl. 434 13. Ello. Indiâ. Oostindifche. _ bl,437 Id. Labrusce. Am. Westindifche, Ls Ficus, der Vygeboomen.bl.433 16. „Vitis. —= der Wyngaarden. 17. Elpenor. Europ. Olyphant Onrust. bl 439 18. Porcellus. —= _ *t Varkentje. Dl 444 19. Euphorbie.—- Wolfsmelk. Kap. bl.445 | 29. alletto.Indià. Aleêto, bl, 450 21, Megera. — _Megera.' dn 02, Pinaftri, Eur. Dennen-Pylft. b/, 451 23. Tifiphone. Indiâ. Lifiphone,. bl. 456 a4. Theylia. — Theylia, AE KA Behte, met een ruigen Aars, genaamd | Onrusten,. Sp. 2s. Sphinx Tantalus. Cal. R. Tantalus. Dl. 456 „36, Laton Ixion. bl. 457 27. Siellatarum, Eur. Meekrappe- Onr. —— 08, Fuciformis. — _Glasvlerkje, ZN 29. Apiformis. — __By-agtig dito. bl,461 30. Culiciformis.— Mug agtigdito. — 31 Vespiformis.— Wesp=agtig. bl. 462 Els SP. 32 SYsTEMATIS CIE ® Sp. 32. Sphinx Tipuliformis. — Langp. XL Sr. bl 462 “xxx Bastaard -Onrusten , die naar de Pylftaar- ten gelyken. Epiad Gere Auxo.Chinà. Chineefche: Filipendule. Eur. St, J. Kapelletje. bl.464 Phegea. Germ. Groenagt. Duitf. bl, 469 Ephialtes. —- Ephialtes. Caffre: Cap. b.S.Kafferfche. Cerbera. — Cerbera: En Creu/a, Calid: GCreufa. bie Polymená. Afiâ. Polymena. en Casfandra. Amer.Casfandrae bl,472 faufta. Eur. auft,Gelukkige. infaufta. Ongelukkige. pebtinicornis. Afi. Kamhoornige. bl.472 pugione. Ins. f. Th. Blaauwagtig zwarte. Auge. Amer. Amerikaanfche, Statices. Europ. Zeegras « Beestje. bl. Zie Gen. 233 PHALENE. NAGT-KAPELLEN. ik ATLASSEN met uitgebreide Wieken. Sp. 1. Phal. A. Atlas. As. Am. Groote Spiegeldr. bl.484 Aap Pp Hesperus. Amer. Kleine dito. _ bJ.486 Cecropia. Am.fep. Nieuw forkfe. _b,488 Paphia. Guin. Afi. KaapfeSpiegeld. HJ. 49e Luna. Amer.fept, Langftaart. Amer. bl.401 Lunus. Indiis. _Oostind. Maanef. bl.614 - Pavonia. Eur, Paauwoog Nagtk.bl. 493 Sp 8 BEL’ A DIEW Sp. 8. Phal. Attac. Tau. Eur. 9. 10. Il. 19. 13. 14. 15. 16. 17 Fenestra. Indiis. Perfpicua, odora. Amer. cal. militaris. Afiâ, Crepuscularis. Am, occidua. Punétisera. Indiis. _Fulloniea. — Mundana, Europ. sE. Spyker. O.XI.ST.bl.507 Gevenfterde. bl. 595 Doorfchynende, —— Welriekende. Gewapende. mm Dageraad- Kapel. bl. 614 Schemerende. _ bl.6xs Stippeldraager. ——= Zwart gerande, Gekettingde, * PLUIMSPRIETEN: zonder Zuiger, met omge- keerde Wieken. ‚Sp. 18. Phal, B. Ouercifolia. Eur.Gr. verdord Blad. bl. 509 19. 20. or. mos 03. 24e 25. 26. 27. o8. 29. 30. (at. 32, 33 34e 35e Hicifolia, — Capenfis. Africâ, Rubi. Europâ. Pruni. DPolAtoria, _—_ Pini, Quercus, waa Dumeti, Calot. — Laneftris. — Vinula, Fagi. — \ Bucephala. — verficolora. — Mori. Ghin. Populi. — Neuflria. Kl. verdord Blad, bl. 514 Kaapfche. Braamen-Uil. bl.s23 Vifchftaarc, Dl. S15 Rietvink, bl. S16 Banduil der Pyrb. bl.518 . Ditoder Eiken. Jl. 519 D. der Doornhaagen. Wit geftipte geele. Wolgatje. bl, 524. De Hermeiyn. bl.ses Het Inkhoorentje. bl 61o De Wapendraäger.bl ‚GII Bonte Nagtkapel, bl, 528 Zydeworm. Uil. bl, sag Popelieren- Uil, bl.53o Ringrups-Uil. 81548 Ll4 ps 56, SYSTEMATISCHE Sp 36. Phal. B. Castrenfis. Eur. Wolfsm. d.XLST.bl.550 37. Procesfionea. =— Procesfionaris. bl. 553 ** PLUIMSPRIETEN, zonder Zuiger, met de Wieken afloopende , de Rug effen. Sp. 32. Phal. Bomb. Caja. Eur. Beer-RupsUil. bl.ssg 39. Virgo. Penfylvaniâ.De Maagd. bl.565 4e Hebe Germaniâ. De Weduw. te Villica. Europ. De Roomvlak. bl.565 2, Plantaginis. =— Weegbree- Uiltj.bl. 566 43. Monacha: == De Non. Dl. 568 44. dispar. —— Grootkop. me 45. Chryforhaa. —= __ Bast. Satyn Kapel.bl.57 5. 46: Salicis. —= De Satyn - Kapel. bl. 576 47. ___Mendica. —= Bedelaar. 48. Cratagi. —_— Haagdoorn - Uil. bl. 578 49. atra —= | Zwarte. 50. Coryli. — Hazelaar-Uil. bl. 58o 5i. Furcula. == Vorkje. 52 _curlula. — Kortgatje. bl. s8r 53. Anaftomofis. —= _ Gebochelde. _ bl. 603 Kek PLUIMSPRIETEN, zonder Zuiger , met eens gekamde Rug. Sp. 54. Phal.B.pudibunda. Rur. Befchdamde. bl. 582 s5s fascelina. — Gew. Borftel- R, bl. 584 56, antiqua. — Antieke. __bl.584 57. Gonostigma. —= Hoekgemerkte, 58. tremula. — der Popelierén. 5 ogruleo= cephiala,— Blaauwkop. bl. 588 Sp. 6d. B 8 BTW MH ZEER Sp. 6o,Phal. B. dilâa: Barbar. Barbaryfche. XI Sr. Ót. zicxac. Eurppâ. Draakje. _D.59g 62. Dromedarius. —= Kameeltje, 63. Cosjus. — Wilgen- HoutR, bi, sor 64. _ Palpina. — ___Gebaarde. bl6og 65. _ _Arenacea Cap.b.S. Gefprenkelde, 66. Morio. Vienne. Moriaan. 67. Purpurea. Europâ. Duitfche Beer. bl.597 EKE DLUIMSPRIETEN, mei een gekrulde Zui- ger en een effen Rug, de Wieken afloopende. Sp.68. Phal. Bomb. dulica. Eur. Hoffelyke. Il. s98 69. lubricipeda, —= Tyger-Kapel. bl,59g Jo. lota. Zwartftip. 7e. Rusfula. — __Roodband. 70 rufina. — Rosagtige. bl.6:9 73. Graminis. — Gras- Uil. | bl. Ca4 Jh. luforia — Speelende. a 75: grammica, —= _Geftreepte. 76. CriTUM, maa Zeefagtige. bl. 6c5 KKK PLUIMSPRIBTEN, met een gekrulde Zuiger en een gekamde Rug , de Wieken afloopen- de, Sp. 77. Phal. Bomb. Celfta Eur. Celfius-Uil. 5, 6c6 78. Libatrix — — _ ’tSmitje of Roestk. — 79. Capucina, —= __ Kapucyn. bl, 607 80. Camelina, Eur. Kroonvogeltje. —_ 81. Oo, —= Oo-Kap, der Eik, bl, 6c8 Lls *g* Ban sysTEMATISCHE ‘zt BORSTELSPRIETEN zonder Zuiger. Sp. 82. Phal. Noêt. Sirix.Am. Gr. Rouwk.X1Sr.bl.610 83. Zsculi. Europâ. Geftipte. der Humuli. — Uil vande Hoppe. bl. 613 85. Hetta. — Gebandeerde. 86. Lupulina. — Kle Hoppe- Kap. bl. 614 87. Sylvina. — Bosfchen - Uiltje. 83. Vitis Idee. — Krakelbesfen - Uiltje. xx BORSTELSPRIËTEN, met een gekrulden Zuiger, de Rug niet gekamd. Sp. 39. Phal.N. Leétrix. Chin. Zwartbonte Chin. 90. Dominula. Eur. ’t Juffertje. bl.615 OD Hera. —=: Spaanfche Vlag. bl.566 O2. Matronula. —= Dame. bl. 616 93. Ancilla. — Meisje. 94 Parthenias. —= _Maagdelyke. 95. Fuliginofa. — Kleine Beer. bl. 617 66. Fulvia. Indiis, Blonde. __ 97. Batis. Eutopâ. … Geplekte. pe EN 98. Algira. Algiriâ.- Algerynfe. 09. Trapezina, Eur. Geruite. bl. 618 1CO, Ocularis. Icaliâ. Geoogde. zor. © Sanguinolenta. —=Bloedkleurige. 102. Lucernea. Eur. Kaarsvlieger. bl.ó18 1o3. __ Narbonea. Lufit. Portugeefche. 1C4 Pellex, Indiis. Roodgatje. _ bl.619 105. Glyphica. Eur. Gekarakterde. reó. Mi Getekende, 107. pallens, _—= Bleeke, bl. 620 ic8. nivea. Norvegià. Sneeuwwitte. | BED A DEW LE ZR Sp. rog. Phal. N. Leporina. Eur. Haasagtige. XL.Sr.bl.620 11. III. TI2. 115. 116. Ornatrix. Amer. Sierlyke. bl.óor ‘SFacobaa. Eur. _ St.Jakobs Kap. bl.622 Heliconia. Cal.R. Heliconifche. _ bl.623 rubricollis. Eur. Roodhals. bl, 624 QUOAT A, mmm Vierkantvlak. complana. —= _ Effene, Dl. 625 interrupta. —_— Afgebrokene. *kk DORSTELSPRIETEN met een gekrulden Zui- ger, en de Rug gekamd. Sp. 117. Phal. N. Materna. Ind. Westind.geele Weesk. I18. 119. 120. i2ï. 142. 123. 124. 125. 126. 127. se 129. Iso. i31. 13. 133. 134. Tse 136. Spon/a. Eur. Karmofyn Weesk.bl.626 Nupta. — Rood Weeskind. bl, 625 Paêta. —= Roodlyvig dito. Pronuba. —= Proferpine Uil. bJ.628 Paranympha.— _ Duitsgeel Weeskind, Fimbria. — Graauw Weeskind. Maura. Barbar. Zwart Weeskind. bl. 629 Fraxini. Europâ Blaauw Weeskind, aman Chryfitis. =— _ Koperwiekje. _bl.63t Gamma. — __Gamma- Vlinder. bl.632 circumflexa. — _Kromtrek - Uil. | interrogationis. — Vraagteken- Uil. bl. 636 Jota. Germ. _ Gouden i. bl. 637 Festuce. Eur. Zilvervlakje. bl. 638 meticulofù. — « Agaat-Kapelietje, —— Abfynthii, — … Alfem - Uil. { Alni. —= Elzen - Uil. Pfi. Pylejes- Uil. bl.640 Chi. an Zwarte po Dl. 6ar Sp. 137, S VISA BAM A Tal SCHIE Sp. 137. Phal. Not. Aeeris.Eur. Ahornb.Uil.X1.ST.bl,641 Ig. 139.’ 140. I4 1. 142. 143. 144 z4S. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 155: 154. Toe 156. 157. 158. 159» 162. xÓr. 162. 163%. 14. 165. 166. 167. Aprilina,. == virens. Germ. tarca. Europà. nictilans. — Perficarie. — ludifica. — affinis. Icaliâ, triptera. Lufitanià diffinis. occulta. Europà. Aprilfche. bl. 642 Groenagtige. Wit Maantje. Niervlakje. Perfikkruid- Uil, Speelzieke. bl.642 Paarftip. Drievlakkige, Ongevaarde. Verborgene. bl. 643 Perfpic.S. &C.b.S.Gebrilde. bl, 644 Confpicillaris. Eur. Uimbratica. —— evfoleta. —=— _ putris. — Ve erbasci. —= l. album. Lufit. exclamationis. Eur. — Corman Pleëtra, — derafa. _—_ Gothica Pinastri._—= Prigilis. — C. nigrum. —= Brasfice. — „Rumicis. — Oxyacanthe. —— Vaccinii, —- Moyrtilli, vaneen Gluurende. bl. 644 Huikdraager. bl.645 Het Stokje. bl. 646 D. of Rottig Hout-Uil. D of Wollek.Uil.bl.647 De witte L. Verwonderlyke., 5.648 De Comma- Uil. ‚ Pletra. Afgefchraapte. Gothifche. bl. 648 Pynboom - Uil. Roskam-Uil, 0.649 Zwarte C. bl, 650 Uil van de Kool, Uil v. de Zuuring. bl. 651 Hoogf{taart - Uil. bl.6s2 Krakelbesfen. Myrtil . Uiltje. Sp. 168. BD Ai WIESZIE RL Sp. 168. Pha]. Not. plebeja. Eur. Gem. Graauwe, XLST. 169. 170. 171./ “Je. 173. 174. 175. 17ó. 47. 178. 179. hid Bos 18r. 132. 183. 184. 135. 186. 187. 138. 189. 100. Oi. 192. 193e hepatica. — Leverkleurige. ‚…polyodon. — „Veeltandige. | Oleracea. —- __ Slaaworm-Uil.. bl.65a Pifi.— — _ Peulenworm- Uil.b/.553 Atriplicis, — — -’t Vuurviammetje. —— Praecox. — Voerlyke. bl. 654. triplafia. —= __Driebultige. mn Satellitia. Germ. Agtervolgelyke. Tragoponis, Eur. -Boksbaard - Uil. nigricans. — —_ „Ziwartagtige. ‚Tritici. mm _ Farwe- Uil. polymira, —= Klein Zwatvlakje. Pyramidea Eur. _Pieramied- Rups. bl.655 flavicarnis. Suec, Geelfpriet. ne leucomelas. Eur. B. Zw.en wit bonte. bl. 656 bimaculofa. Germ. Tweevlakkige. dipfacea.Suec, Kaarden- Uil. typica. Europâ. Graauwe. bl. 656 lucipara, == ___Bofch- Uil. nn Delphinii, —= Ridderfpoor= Uil bl. 657 ‚Citrago, — _ Citroen-Uiltje. fulvago. — Geelkleurig. depuntla. — Geftippeld. litura. —= __— Zwartftreepig, retufa. —— Stompwick. *q* LANDMEETERS Met gepluimde Sprictens de Agterwieken eenigermaate hoekig. Sp. 194. Phal. G. Laêtearia. Eur.Melkwitte. bl 663 „E95 Vernaria, —= _ Voorjaars- Uiltje. Sp. I96, SP SITSEM'A TS OKE Ri: 196, Phal. G. putataria, Eur. Wieftreepig. _ X1.Sr, 197. 198. 199. 200. or. 202. 203. 204. 205. ® 206. 207. 208. * acg. flriataria. — vibicaria. — Thymiaria. —=—= Punêtaria. — amataria. —=—= jalcataria. —= . Sambucaria. sas …_Lacertinaria, — ‚_Alniaria. — Syringaria, — … Dolabraria, Germ. Prunaria. Eur. Pennaria. —= Piniaria. —= Geelftreepig. Striemagtig. Thymbeest je, Zwartítippig. Beminnelyk. Zeisfenwiek. bl.660 Vliertakje. _bl,66xr Een= Staart. bl. 662 Elzentakje, me Syringen= Kram. bl. 663 Gefchaafd Uiltje: Pruimen -Kramm.bl.664 Vederagtig. Pynboomen- Kr. bl. 664 ** LAN DME E TERS miet gepluimde Sprieten, de Pieken rondagtig. Sp. 211, Phal. &, siens PanObeehnnsk: __ _…bl:665 212, „3, alúe. 215, 216. 17. o18,. 219, "220, Xa. 232, 22e melanaria. —= maculdrià. Germ. atomaria: Eur. pulveraria, —= fasciaria. — Betularia,. —— _Pantaria. Lufit, _Wauaria. Eur, Sacraria. Barb. __purpuraria, Eur. profapiaria, —= pufaria. —= Zwartagtig. bl.666 Vlakkig. ss Gepoeijerd. bl. 667 Gebandeerd. Berken - Krammetje. — Portugeefch. Lett. V Kramm, bl.668 Barbaryfch. Gepurperd. __ bl.66g Edel Krammetje. —= Kleintje. ‚bl, 670 Sp. 224, BIJ A DUW IN ZIE AR: Sp. 224. Phal. G. Vespertaria.Ls. Donkerftreepig. XL Se, 225. ‚ 026 Nee: 228. * 229. Papilionaria. Eur. Dagkapelagtig. b,670 tripunêtaria. Afià. Drieftippig. bl, 671 tricinétaria, Amer. Drieboogig. men Caffraria. Cap‚b.S,Kaffers van de Kaap. Jatropharia, Am. Jatropha- Kramm.bl.67r “kk LANDMEETERS met Borftel- Sprieten , de Wieken hoekig hebbende. — Sp. 230. Phal. G. viridata, Eur. Groenagtig. bl.672 31. 232, 23e 234. 235 236. Margaritata,Germ.Gepaarlemoerd. notata. Europà.: Getekend. bl.673 porata. Italiâ, Geoogd. [ repandata. Eur. Gekeperd. bl. 674 dubitata. T wyfelagtig. ien emarginata. —-— Uitgerand. bide \ kkk LANDMERTERS met Borftel- Sprieten , de Wieken rondagtig hebbende. | Sp. 237- Phal. G.Cherovhyll.Eur. Wilde Kerv. Kramm. 038, 239. clathrata. —= Getralied, bl.675 undulata. —— Gegolfd. en flaveolata. Indiis. Geelvlakkig. bl.676 efluata. —== __ Gekettingd. Re Grosfulariata. Eur. Besfen- Kramm. bl.677 _Croategata. — … Haagedoorn -G. bl. 678 Populata, — _ Popelier - Kramm. bl.679 bilineata. Suec. GeelBesf. Spann. bl, 6830 Chenopodiata. Eur. Ganzev. Krammetje. — COMETA. —— Gezellig. Dl68t plagiata. — Breedbandig. 9 Sp. 239. Sp. 049. Phal. Geom. maid. 250. esi. 25a, 253. 254 255. asó. | 257 259. 259. 260. a6r. - 262. 263. 264. 265. x66. 267. 265. 269. 870. 271. 272. 273 2 274 275. 276. 277» 278 279 Prunata. — overfata. Finland. tristata. Eur. Aichemillata.— hastata. Suec. albicillata, —= dealbata. Germ. marginata. Eur. ocellata. —” Janata. Indiis. fuêtuata. Europ. Funiperata, — _fordiata, Lufit. incanata. Europà. immutata. — jmmoraja.— remutata.— fuccenturiata.— flrigilara.— didymata. — rectangulata. — oculata. —= Urticata. Eur, limbata. Eur. Nympheata. — Potamogerata.— Stratietata. —= SYSTEMATISCHE Eur, ’t Berk.-Sp.XLST.blG8E Wortelhoutvlind. bl. 682 Finlandfch. Rouwkrammetje. == Sinauw-Kramm. bl.683 Gepiekt. en EEE Wicftaartig. __ bl.684 Wittertje. | GerandSpann. bl.684 Geoogd. weze Indifch. _ Golvig getekend. bl.685 Genever -Kramm.bl.686 Bemorfte. Grysagtig, Onveranderd. Vertoevend, Veranderd T weekleppig. Roskammig. T weelobbig. Regthoekig. — Vier- Oogige Band. - Brandenertelen -Sp.b.639 Bruin gerand, Plompen: Spannetj.bl.690 Fonteinkruid Sp. Ruiterskruid- Sp. bl. 69% bl. 656 v.687 bl.688 RTD Ere Paludata. Lufican. Moerasfen- Span. Lemnata. Europá. ‚Hyalinata, Amer, Kroos-Krammetje.bl;691 Glasvierkig. | Sp. 28 K amemnesn AN BE ANDAWT ZEN Sp. 280. Phal. G. Cingulata, Eur.Gegordeld, XI,ST.bl. 692 281. brumata.— Winter. Krammetje. — 282. _ Cereana,. —= __ Honigraat- Krammetje. 283. ° Fasciana. — Wit gebandeerd. hdd: C UNOUNGS et Kromftreepig. Sp. 4" BLADROLLERTJES, 285. Phal, T. prafinana, Eur. Groengeel, bl. 696 286. viridana, — Groen Bladroll. bl.697 287. Clorana. == Wit gerand groen. 288, Literana. —-= __ Geletterddito. bl.698 289. Zoegana. —=a __ Geelwiekig. 290. Hamana, =ea Haakig geïtreept. DJ. 698 291. Kekeritziana, —= Kekeritziaans. 202, Oporana. —= Bladr, der Appelb.bl.698 293. Rofana. —— Roozen - Bladroll. bl. 699 24. Gnomana. == Gnomana. 295. Kylosteana. == _Xylosteane. bl. 699 296. __Arcuana. Boogagtig getekend. 297. Avellana, —= Hazelaaren. bl 6og 298, Ameriana, —= __Wilgeboomen. 299. Piceana. —= Pynboom. Bladroll. —= 300, Miniftrana. — Gedienftelys. bl.7co gort. _ __ Lecheana, —= _ Lecheaanfch. en go. Branderiana. — Branderizaních. 303. __ Christiernana, — Christiernaanfch. 3c4. __ Forskalileana. waa Forskahleaanfch. bl. zor 3C5- Loeflingiana. — Loeflingiaanfch. „306. Hartmanniana. — Hartmanniaanfch 307. Bergmanniana, — Ber granntaanfch. Dl.7or 308, Holmiana, —- _Holmiaanfch. mem Mm Pp. 399%, SYSTEMATISCHE Sp. 309. Phal.T.Rolandrian.Eur.Rolandriaanf. XI bl.702 „Si, LI. 312. Solandriana, s= _Solandriaanfch. Hastiana, —= _Hastiaanfch. _ Wahlbomiana. — _Wahlbomiaanfch. bl.703 Lediana. ==en Lediaanfch. men, Alftromeriana,— _Alftromeriaanfch. bl. zos Schalleriana. — Schalleriaanfch. mmm Schreberiana. — Schreberiaaních. — Logiana. —- Logiaanfch. —_ GOUUNA. —e Gouanaafca. - Brunichana. —— Brunichiaanfch, . Pariana. — Pariaanfch. Moderiana. — - Modeeriaanfch, bl, 7os Uddmanniana. — Uddmanniaanfch, Cruciana. — Kruisdraagend, Fabriciana, —= Fabricaanfch. Pupillana. —= _ Zilver - Oogig. Heracleana, — _ v.de Kroontjes-Kr.b/.704 A5 GESCHAARDE, Sp. 327. Phal. P. Farinalis, Ear. Gefch. van’t Meel.bl.706 328. 329. 830. 931. 332. 333 334 335e 336. 337. glaucinalis. —= _Groenagtige. bl. 707 barbalis. —=— Ruigpoot. _tentacularis, —= Sprietfnuitige. proboscidalis. — Trompdraager. bl.707 rostralis. —= __ Langfnuitige. Sulphuralis. Germ.Zwavelgeele. Forficalis, Eur. Hoog gerugde. Dl.7cì Verticalis, —- _Loodregte. bl. zog. Pinguinalis. — _ Vet-Rups Uiltje. —= Frumentalis, —— Koornbeestje. Sp. 338. BAD WVZ \___Sp. 398. Phal, P. Secalis. Eur. Rogg.Uiltje. X1Sr.bl,65% 339. Sanguinalis. Lufit,Bloedftreepige, - 340. flifticalis. Eur. Randhaairige. 341. reticularis. — __Netswyze. 342. purpuralis. — __Gepurperde. bl. 716 843. _duplaris, —— Tweeftippige. 344 gelatella. Herfstbeestje. 56% MoTTEN, Sp. 345. Phal. T. Sociëlla Eur. Honigraat Mot. bl. 713 “846, Colonella. —— Groote Mot. _bl.714 “347. « pufiella. Germ. Kleintje. en 348, bella. Amer. fept. Fraaije. bl, 715 849. — pulchella, Eur tarb.Schoone. _ ENE 350, Evyonymella, Eur. Paapenhout- Mot. Zj Padella. == __Kerfeboomen - M.bl, 71 952. Jequella, == Gevolgelyke. 353. Crategella. == _ Haagedoorn - Mot. 354. irrorella, —— Orapjekleurige. bl 716 355. lutarella, —— Geelagtige. bl.717 356. * _mefomella.— _ Tweettippige. _—_— 357, Oxyacanhella, — Haagedoorn- Mot. ……, 358. Pinetella. —— Pynboomen - Mot. 359. Pascuella, ma _ Weiden- Mot, bl.717 360. Pratella. — Veld. Mot, _— 361. « Culmellg. wan Gras Mot. hl. 718 562, Rorella. Itali. Daauw- Mot. 363. __Carnella. Lufitan. Vleefch- Mot. 564. Nemorella Eur. Bofch- Mot, bl.718 365, Unguicella. — Nagel Mot, bl,719 366, Ramella. == Tak = Mot, | Mm 2 Sp. 367. Sp. 367. 368. 569. 370 271. 572 375 374 375 376. 377 Suse 35/9 “80. 35 hor) 1 IN: 383. 384 395 986. 387 (388 389. 390. 391. 392 35e 54» 395. 396. 397. SYSTEMATISCHE. Phal, T. Salicella. Eur, Wilgen-M.XLST. bl. 719 Cynosbatella, —= Fenella. —= Vestianella. —= Tapetzellae —= Pellionella. Sarcitella. —= nifella. — _Mellonella. —= Cucullatella. — Granella. =—= Lappella. — proletelia. —= Arbutella. — Tesfclla. == Vittella. — ufiella. — parenthefella. —— elongeila. —— punètella, _— bicostella, — tetrapodella, —= Xylostella. — cinétella. == leucatella. —= cinerella, — trigonella. — rhomboidella. — tertionella. — ) fcabrella. — asperella, == Roozeknopp.Mot.bl.720 Hooy - Mot. bl.719 Laken- Mot, bl, 721 Tapyt- Mat. nd Bont- Mot. ziee Kleeder-Mot. _—_ Woud - Mot. Honigroover. bl.725 Gekapte Mot. bl.727 _ Koorn - Mot. == Klisfen- Mot. _ bl 729 Teel-Mot. _…bls730 Beerendruif-Mot.bl.732 _Dobbelfteentje. Zwart G efnoerde. | Brandige. _Ingevoegde. _ Langagtige. Geftippelde. _Twee-ribbige. Vierpootige. . Violierbloemige. bl.732 Zilverbandige. Witagtige. Afchgraauwe. Driehoekvlak. dl, 733 Ruitvlakkige. Anderhalfbandige, Ruuwagtige. Ruuwvlakkige, Sp. 393, BOL RDW WZ Em: Sp. 398. Phal. T. Serratella.Eur.Zaagtandige. XL. Sr. 399. 400. 401. ‘402, 40. 07404. 405. 406. 4. 498. 409. 410. ArI. 412 413e 414. 415e 416, 417. 418. 419. 420, Ar. 422. 423 42A. 425 426, 427. 428. _Populella, mn Mercurella. Pomonella. an Strobinella, == . Turionella, —— dodecella, momma Cembrella, ‚ Refinella. — Tedella, mm Funiperella, nan fuscella, van minutella, Corticella. —= Stipella.— _Sylvella. mm … Gemmella, —= Brattella, — Aristella. Luit, Caudella, azie Capitella, Eur, porrebtella, _ Pedella. Eur, Argentella. — Calthella. —= Petiverella. Suec. Swanmerd. Eur. Reaumurella. — De Geerella. Suec. _Sultzella. Eur. Podeella, Suec. Mm 3 _ Popelier - Mot. … Mercuurteken. bl. 734 Wormfteek - Mot, Denne-Vrugt. … bl.73s Knop Mot. ann T'waalffítippige. bl, 736 Pynboomen- Mot. Harst- Mot. _ bl.736 Denneboom - Mot. Geneverboom = Mot. Br. Huis- Mot. bl.737 _ Zeer kleine,’ | Schors-Mot. _ bl.737 Stam » Mot. bl, 738 Bofch- Mor, Blad - Mor, bl, 738 Vergulde. Koornaairtjes- Mot, _Staartdraagende, Geelkoppige. Langfprier. Dwarspoot. Dl. 739 ‚ Zilver- Mot, Goudsbloem - Mot. Petiverfche, bl. rat Swammerdamf, - bl, 742 Reaumur{che, _ De Geerfche., en Sultzifche. Podaafche, | Sp. 428, SVS T MAT 1 SrÖikbE Sp. 420. Phal. T. Robertella. Eur.Robertifche, XI. Sr. 430. 43le 432% 433° 434 435- 436. 437- 438. 439%: 440: 441, AA2e 443 44de 445e 446, 447» 448. 449, 450. 45 Te 452. Geoffrella. Germ. Geoffroyfche. - Mouffetella. Eur. Mouffetfche. bl.742 Listerella. ——= _Listerfche. _ Frijchella mmm __ Frifchifche. ee Scopolella. Suee, _ Scopolifche, Albinella. Eur. Albiaifche. bl.743 Goedartella. —= Goedartifche, Leewwenhoekella, -Leeuwenhoekifche, Merianella. wa _ Merianfche.. bl. 743 Wilkella, … ___Wilkifche, bl.7aa Lyonettella. … _ Lyonettifche. Bonnetella, waa Bonnettifche, mmm Jungiëlla —— _ Jungifche, Schaefferella. a Schefferifche. bl, 744 Rhediëlla, — _ Rhedifche. Roefella. man Roefelfche, * dl, z745 Linnèella, — Linnéifche, | Rajella. — Rajifche. bl. 745 Brunnichella. Lufie. Brunnichfche. Harrifella. Eur. Harrisfche. Clerckella. Suec. Clerkifche. bl, 745 occuliella, == __ Zicragtige, Lichenella, vu __ Korstmos - Beestje, “7 Veen UiLTjes Sp: 453.Phal. A monodaêtyla.Eur.Enkeldwiekig. _bJ, 747 A54. 455. 456. 457 didaltyla, Tweeplaimig. tridalyla, Driepluimig. "bl. 349 tesferadaltyla, me Dubbeld tweepluimig. beiradactyla, me _ Vierpluimig. bl. 749 | Sp. 458 - Sp.4$8. Phal. A. pterodaît, Eur, Wiekpluimig, XI.Sr. pentadaëlyla. — Vyfpluimig, hexadaltyla. == Zespluimig. 459. 460, bl. 149 Dl. 759 SSSS SISSI SS SIS SISSI SISI s IV. Kang. PEESVLEUGELIGE, Gen. 234. LIBELLULZ, JUFFERS, * Die met uitgefpreide Wieken rusten. Sp. 1.Lib. guadrimaculata.Eur, Viervlakk.XII.ST.bl. 17 Eje 18, flaveola, —= vulgata. —= rubicunda, mus depresfa. == vulgatisfima, —= cancellata, == LÉnea, —= STANIS. Funcea, — jorcipata, — fasciata. Indiâ, umbrata Amer. dimidiata. Chinen/is. Chinâ. Americana, Amer. Carolina. Carolinâ. variegata. Indiis. Geelagtige. Gemeene. Roodagtige. Platagtige, Zeer gemeene. Getraliede. Kopergrocne. Groote. Dunne. Genyptangde. Gebandeerde. Gefchaduwde. Gehalveerde. * Chineefche. Amerikaanfche. Carolinifche. Bonte Indifche. Capenfis,Cap.b.Spei.dito Kaapfche, Mm 4 bl. 29 men Dl. 2E hb 0z bl, 23 bl. 24 bl. 26 bl. 27 bl. 28 bl. 29 sk Die SYSTEMATISCHE *%* Die de Oogen ver van elkander hebben. Sp. do. Lib. Virgo. Europâ. Beek. Juffertje. bl. 3t Do Puella. — Land-juffertje. bl. 32 Gen. 235. EPHEMER ZE. HAFTEN. * Met de Staart drieborftelig. Sp.‘ 1. Eph. vulgata. Europâ. GemeenHaft. bl. 4s 2, DUCO, mmm Geel Haft, 3, marginata. == _Pruin gerand, 4. vespertind. —= __Avond-Haft. bl 54 ex Met de Staart tweeborflelig. Sp. s.Eph.bioculata. Europâ. Twee-Oogig. (bl. 47 6. fuscaig. mmm Bruinlyvig. bl. 50 m8 nigra. Zwart Haft. bl. 52 8. Culiciformis. em Mug -agtig. bl. sr lo Horaria,. — Mut. bl. 52 10, flrinta, — Geftreept, 1: diptera, Tweevleugelig. Gen. 256. PHRYGANEZ. WATER - UILTJES. | * De Staart met twee geknotte Borflels. Sp. 1. Phryg. bicaudata. Eur. Tweeftaartig. bl. 69 oss: 4 . nebulofa. mr _ Gewolkt. bl. 74 EN Phalenoides. — Kapcleagtig. bl. 6x *x* De Staart ongewapend, Sp: 4: Phryg. reviculata,—== _ Gaaswiekig, 5é „Jiriata, —— Geftreept. Dl. Óx Spe 6. / Me arl Nn B L A D W. 4 Z b R. ke: 6.Phryg. grisea. Europâ. Graauw, XIL ST. bl. 63 ri grandis. - Groot, mame 3, Rhombica,. — Ruitvlek. vl. 68 9. Limatulata. — _ Tweevlakkig, 10. flavilatera, — Geelzydig. _ Pi nigra Zwart. Dl. zi 12. azurea., —= Hemelsblaaúw. bl. 72 13. Ciliaris. — _Ooghanirig. 14. marginata. Suec, Gerand. — 15 longicornis. Eur. Lamghoornig. bj. za 16, Filofa. Sueciâ, Draadagtig. mmm Ae Weneri, Eur, Wener- Meirs, bl. 73 i8, albifrons, Suec. _Witkoppig. man 19. bilineata. Ruropâ. Tweeftreepig. 20. fusca, Bruin. bl. 75 Te flava. — Geel. a 22. wmbrofa. — Gefchaduwd. bl, 74 Do. minuta, — Kleintje. bl. 7s 24. Jaltatrix. ——= Springertje. bl. 76 Gen. 237. HEMEROBII. GAASVLIEGEN. Sp. 1. Hem. Peltinicornis. Amf. Kamhoornige, 2, Perla. Europâ. Stinkertje, bl. 79 3e albus. — Witte. hl. 84 4. Chryfops. — Goud- Oog. bl. 83 5. Phalenoides, — Kapelagtige. bl. 85 6. hirtus, — Ruige, en ze Jpeciofus. A£.Germ.Sier lyke. bl. 97 8. testaceus. Amer. Vaale Westind, zl. 94 9. „marginalis. — Gerande. vm Edo) “Hwmuli. Europâ. vande Hoppe. bl. os Mm 5 Sp. 1E, SYSTEMATISCHE, Sp. 11. Hem. parzanus. Eur. _ Boerfche. XIL Sr, 12, “ fexpunêlatus. —= metzesStippen. bl. 95 13e flavicans. —=— Geclagtige. mg 14. lutarius. —= Slykerige. bl. 96 15. pedicularius, — Luisagtige. bl. 98 Gen. 033. MYRMELEA. BASTERD- JUFFERT]. Sp. 1. Myrm. Libelluloides.E.A, Jufferagtig. a, longicorne.—— __Langhoornig. | 3. Formicarium. Eur. Mieren- Leeuw. bl. 89 4e Formica- Lynx.Af.Mieren-Los, bl. 93 5. Barbarum. Barb. Barbaryích. bl. 86 Gen. 259. PANORPZE. SCORPIOENVLIEGEN. Sp. 1.Pan.communis. Eur. Gemeene. bl. 99 2. Germanica. Germ. Duitíche. bl. 1or 9. __Hyemalis. Thur. Thuringifche. 4. Coa. Grec. & Hisp.Levantích. bl. ror Gen. 240. RAPHIDLE. KEMELSHALSJES. Sp. 1. Raph. Ophiopfis. Eur. _Adderkoppig. _ bl. 1c3 2. Mantispa, Styr, Knielend. bl. To4. 3. «cornuta. Car. Can.Gehoornd. bl, 97 V. Rang. VLIESVLEUGELIGE, Gen. 241. CYNIPHES. GALL- WESPEN. Sp. 1. Cyn. Ro/e, Europà. G. W.d. Roozen. bl. 112 2, Hieracii, — van ’tHavikskr. bl. 115 Sp. 3e BL AD W Sp: 3: Cyn. Glechome. Eur. áe Se Ce 19. Bacc. Querc. — Querc. foli. —= Querc. infer, —= Querc, petioli. —— Querc. pedunc.— Querc, Cort, Querc. Ram, == Querc. Gemm. —— Fagi. wan val, Viminalis, — S. Capree. —— S. Strobili. — S. Amerine. — Pfenes. Oriente. Sycomori. Egypro. znanita. Sueciâ, KIZ E &, vst Hondsdraf. X IT,bl.117 vand'Eikenblad, bl, 119 vande Galnooten.hl. 120 vande onderzyde. aanhetSteeltje. bl. roa aande Bloefem. _bl.124, aan de Bast. f aan de Takjes, aan de Knoppen. bl. 125 vande Heuken. bl. 107 vande Bindwilg. bl, 130 van de ruige Wilg. hl.133 van de Wilg. Roos bl.rsr v.de roode Wilg. bl. 133 vande Vygen. bl. 134 vande Wilde Vyg. bl. 135 Ontledigde, Gen. 242. TENTHREDINES. BLAD. WESPEN. * Met geknodjte Sprieten, sp. r, Oeren eraan, Eur. marginata. Germ.Gerande. Je Ze 4e Se lutea. Kuropâ, Amerine. —— Vitelline. — Lucorum. —— fasciata, wericea. Germ, Dikbeenige. bl. 143 Geele, Dl, 143 vande Wilgen. bl. 147 v.d. geele Wilg, derBosfchen. _ b, 149 gebandeerde, ek Koperkleurige, „Americana. Amer.Amerikaanfche. bl, 140 nitens, Europâ. Glanzige. Dl. 150 Sp. II. SYSTEMATISCHE ** Met Sprieten zonder Leedjes. Sp. 11. Tethr. enodis.Europà. Zonder Knoop. XILSr. 12, Ciliaris. Germ. Ooghaairige. "13, uftulata. Europâ.Gebrandmerkte. bl. 1 se Met gekamde Sprieten. ke 14. Tenthr. Pini. Europâ. 15: Funiperi, — ì Sp. 16, Tenthr. Rustica, Eur. Brke*e Jot Draadagtige Sprieten „ van zeven of agt Leedjes. der Pynboomen. bl. t5o derGeneverboom. bl.isr “tk Met gewrichte Sprieten , eenigermaate ge- knodst, | Boerfche. bl.1s2 Sp. I „.Tenthr.Scroplularie.Eur.van ’'tSpeenkruid. DJ. 152 der Denneboomen.hl. 154, 1ö. Abietis. ——= 19, Padi. — der Vogelkerfen. bl. 153 e0. Cerafi, ——= der Kerfeboomen. hl. 154 or. Salicis. —_— der Wilgen. ms oo. miefomela. == _ Zwartrug. bl. 155 03. _punétum alb. — Witte Stip. 24. rufipes. — Roodvoet. bl. 155 os. Campestris, —= der Velden. ers 26. QÛT A. Zwarte. bl. 155 27. viridis. —= Groene. bl. 157 e8. oyata, —= Eyronde, ns 09. Alni, me der Elzen. Dl, 164 at. Roje. —= der Roozen. bl. 157 at bicintia, mmm _ ‘Tweebandige. 32. livida. ——= Bruine. bl. 159 33. lurida, == Graauwe, men Sp. 34e BrLlAl DYWII: ZIE B 5. 3e ‚Tenthr. nigra, Sueciâ. „Sweedfche. XII. Sr, dj Buns Europâ.-der Raapen. 36. Septentrionalis. -Noordfche. bl, 159 37. ____Carbonaria, —= Koolzwarte. “58. __“ Nasfata.—— __Netswyze. Jd: to puntlata. _ Twaalfftipp. _bl.160 Kk Met Borftelige Sprieten van veele Leed- ges. En 40, Tenthr. erythroceph. Eur.Roodkop. bl, 1Co gE, …_Sylvatica. —= der Bosfchen. bl. 161 42, Nemoralis, — der Wouden. nn +43. —_Cynosbati, se der Blondsroos, amo 44e Populi, — der Popelieren. 45. ___«“vafra, Sueciâ,-““Snoode:. 46. “reticulata, Fin!.- Wit geaderde, bl.1Gr Â7. Betule. Europâ. der Berken. dl. 162 48. Jaltuum.Sueciâ, der Wildernisfen. —— 49. ° _ flava. Europâ. Geele. 50. | ipdercus, en tusfchenhuidige, 5}, 163 ST. __Rwmicis, — vande Zuuring. 52. Ulmi. —— der Olmen. EE 53. PU. mm der Pruimboomen. hi. 164 Si. „Lonicere. —… der Kamperfoelie, == 55. Caprae, — der rondbl, Wilg. bl.165 Gen. 243. SIRICES HOUT-WESPEN. Sp. x.Sirex Gieas. Europâ. 2, Columba. Amer. 3e Spetlrum: Eur. € ge t JUVENCUs. maartse | Grootegeele. py, 168 Duif. Wefp. Spook. Wesp. _ pj. 175 Korte Angel, B. 176 Sp. 5. S Y STEE MATISCHE Sp. 5. Sirex. ‘cbr Europà. Gerugde. Ô bl.176 6. _ _« Mariscus.—= Zwartgat. ___«bl,177 gi Pygmaus. Suee, Dwergje. Gen. 244. ICHNEUMONES. SLUIPWESPEN, _ me Met het Schildje witagtig’, de Sprieten wit geringd, Sp. 1. Ichn. Sugillatorius. Eur. Schendende. bl. 138 pf raptorius, —= Roovende. Bi farcitorius. — Naaijende, bl. 189 4. extenforius. — … Uitrekkende. _—_— 5 _quefivorius. — Zoekende. see 6. culpatorius. —m Straffende. _ bl.1go ‚P infraëtorius. ——= _ Inbreekende. en 8, conftriëtorius. =— Knypende. ommen g. faturatorius. —— Vervullende, en 1D, molitorius. —= _ Maalende. bl. 19r LI, crispatorius. == Krullende, sld 12, " Piforius, — … _ Erwe- Rupsdood, bl, 192 kk Met het Schildje witagtig en de Sprieten geheel zwart, sn. 13. ia luêtatorius. Eur. Wortftelende. bl. 192 za. > wolutatorùus. —= _ Wentelende, iá. vaginatorius. === _ Infteekende, bl.193 16. perfuaforius. —__Aanraadende, ez, _ bitwratorius. — _ Bevlekkende. ai ike 18. defignatorius. ——= Betekenende, bl, 104 19. ediëtorius. —— Gebiedende, Ken 80. deliratorius. —— Raaskallende, En ole fuforius.— Smeltende, bl. 195 Sp, 22e BEK DW YT DER Sp. 22. Ichn, fosforius.— Graavende. | bl 195 ne ug Het Schildje met het Borstfruk Hendels de sprieten met een Band geringd. Sp. eN Waarzegger. « bl. 105 24. Comitator. Eur. Vergezeller. nd ‚ 25. peregrinator. —ame Refziger. Dl.196 26. incubitor. —= Wagter. Een 27.” reluêtator. —= __Worftelaar. _- bl. 197 „sk Het Schildje met het Borstftuk eenkleurig , de Sprieten zwart en Borftelagtig. Sp. 28. Ichn. denigrator. Eur. Zwartmaaker. bl 107 ie defertor. —— Verlaater. OE WE 1980, rutilator. — ___ TFintelaar. bl. 198 81. corruscator. ——= _ Glimmer. RE cd, qa. manifestator. — _Langftaart. al „53. compunêlor. —— Steeker, bl. 199 34. delufor, vrm Spotter, mms 35. titillator. —— Kittelaar. 36. Venaior, — Jaager. bl. 199 evi extenfor. —— Uitrekker. bl, voo 38. _pwnêétator. Indiis, Prikkelaar. 39. __exarator. Eur. Graveerder. bl. soo 40, Turionelle. ss Knopmot - Wesp. ——= dis Strobilelle. — Denne- Wesp. bl.sor A2 Moderator. —— Maatiger, we 43. Refinelle. — Har(tmot « Wesp. bl. 202 44. Prerogator, — _ Voorkomer, men 45. mandator. —— _ Gebieder. en 46. Jomentator, Suec, Stoover, SVS GM ATI LEME Sp. 47. Ichn. enervalor, Eur. _Ontkragt.ALLST.bl. 203 48. gravidator, wam Bevrugter. _ 49. inculcator. — ___Inftamper. __ 50, __ pPugillator. —— Kaatzer. NAS ST ruspälor. —— Opfpoorder: bl. 204 52. Faculator, — Pyldraagere me $3e affettator. —— Na-aaper. bl. 205 54. agricolator. —— Akker - Wesp. kk Met geele Borftelagtige Sprieten, Sp. ss. Ichn. luteus. Europâ. Geele, Dl, 207 56, ramidulus. —— __ Takkige. mame 57: __ glaucopterus. — _ Groenwiek. maen 53, bicolorus. Africâ. Tweekleurige. ee, 59. circumflexus. Eur. Omgeboogene. bl. 207 6a. cinélus. —= Gegordelde. bl,208 61. formicatus. — __Mieragtige. “kak Zeer kleine , met Draadagtige Sprieten 3 het Agterlyf Eyrond , zonder Steeltje. Sp. 62, Icho. Muscarum, Eur. Vliegen-Wesp. bl. 208 G3e: Bedeguaris. — __ Roozenknobbels. bl. 209 64. Sed ne Gallen- Wesp. bl.21r 68 Funiperi. —— Geneverboom. bl.210 66. _ Puparum, —— Poppene Wesp. 67: Larvarum. —— Rupfen- Wesp. bl.21r 6%. Cynipedis, —— Gall - Wespen. — Cg. Coccorum. —— Schildluizen, bl.a12 70, Secalis. — Rogge» Wesp. _bl.213 71 Jurcutaneus, — _ Onderhuidfe, 72 Aplridum, == Plantluizen-W. mmm Sp. 735 sh. DW Sp: 73. Ichn. Ovulorum. Eur: 74. 75: 96. 77. lobatus. —= glomerator. —= atomus. Sueciâ. pebtinicornis. —= Hertshoornige. ZZ Rupf. Eye XILST.bl.213 Wit - Wollige. pn Geel- Wollige. bl,217 Mytagtige, bl.213 ‚Gen. 245. SPHECES. BASTERD-WESPEN, * Het Agterlyf met een lang Steelije aangehecht. Sp. 1. Sphex Sabulofa, Europâ. Spinnendooder. bl.23% coerulea. Am. fept. Hemelfchblaauwe. 2. 13. 14. ** Het Asterlyf byha zonder Steeltje. Penf/ylvanica, Penf.Penfylvanifche: Capenfis. Cap. b.Sp.Kaapfehe, Sp. 15. Sphexviatica, Europâ, 1ó, Ï7s 1ë: 19 90, 2Ie / FUSCA, mars _petlinipes. — yariegüla. — antarêtica, C. b.Sp. Kaapfche. | Vingerpoot. myftacea, Eur. _Geknevelde, Palmipes. Suec, Afiatica. Indifs, Oostindifche. fervens, — Heete: Indostand. —= Indoftanfche: Clavipes. Europâ. Knodspoot. Spirifen. — Schroefdraaijer. LEgyptia. Egypt. Egyptifche. figulus. Sueciâ. _Kleykneeder. _ Appendigaster.Hisp.Hangly£, fsfipes. Europâ. Splytpoot: bidens. Barbariâ: Tweedoorn. Verwonderlyke: bö. 235 Bruine. K ammpootiges Bonte. Nn bl. 339 bl, 240 at Sp: 33, Sp. 22. 23. EN „2e oó. SB. o3. be SYSTEMATISCHE Sphex Eplvippia. Suec. Cribraria. Eur. Clypeata. Germ. Indica. Ind. Tropica. —= Colon. Suec. “rufipes. Eur. Gezadelde. XI Sr. Zeefdraager. bl. 280 Schilddraager. Stigma Cap. b. Sp.Gemerkte. Surinaamfche. bl. o4t Nieuw Jorkfche. —— Mauritanica. Barb, Barbary fche. Arenaria. Suec. fosforia. Eur. gibba. — Collaris. Hisp. femi- aurata. Eur, Glanzige. beucostoma. —= vagd. Eames meiss) cerulea. Amer. Sweedfche. . __ bl. 242 Roodpoot. bl. 243 Zandige, bl. 243 Graaver. blee44 Gebochelde, Geelhals. Witmond. bl. 244 Zwerver. == Blaauwe. meme Gen. 246. CHRYSIDES. GOUD-WESPJES. Sp. E. 5e 4. 5. 6, 7. Chrys ignita. Eur. ® bidentata. Suec. __fuccinêla, —= Aurata. Eur. Cyanca —= viridula, == fulgida. Vnurglanzig. — bl.24s T weedoornig. Gegordeld. Verguld. bl. 247 Hemelfchblaauw, — Groenagtig. bl. 248 Schitterend. mens Gen. 247. ZESPE. WESPEN, Sp. 1. Vespa Carolina Carol. Karolinifche. 2e Je moculata. Amer. Crabro. Eur. Gevlakte. Hornaar. Ide) Sp. 4: Sp. 4. Vespavulgaris. —= te @ 23. 4 25e 26. 87. 28 Sp. 1. Apis longicornis. Eur. 2e 3e 4. BLAD W Y ZEER: Gemeene X!LSr bl 093 rufa. — Rosfe Wesp: _ bl.*79 Parietum. —= Wanden. Wesp. bl. 280 Gallica. —= Franfche, Muraria — Muur- Wesp. bl. 280 Anmularis Am fep;Geringde. Spinipes Succ. _Doornpoor. bl, 28ï coarftata. Eur. _Smallyvige. Dl 282 Arvenfis. — Akker- Wesp. . bl. 283 Campestris. —= Veld- Wesp. he bifasciata. — _ Tweebandige: guadridens. Am.f. Viertandige. bidens. Suec. Tweetandige. ‚ biglumis, Eur. T weefchuúbbige. unigbumis. Eur. Eerfchubbige. bl. 284 ruspatrix. Afr. _ Afrikaanfche, cornuta. Ind, Gehoornde. bl.235 Caffra. Cap. b. Sp.Kafferfche. Capenfis. — Kaapfche. Surinamo, Sur, __ Surinaamfche; fignata. Amer. Getekende. bl. 283 Canadenfis. Canad Kanadafche. men emarginata Amer. Uitgerande. bl. 286 calida. Ind, Heettandige. mn minuta. Eur. Zeer kleine, Gen. 248. APES. BYEN. Langhoornige. bl.3i4 Fumulorum. Suec. der Grafiteden. Dl gis Clivicornis. Eur. Geknodfíte. == centuncularis.=—— Lapper. mand _ Nn a Sps 5 Sp. 5. Apis Cineraria Eur. 6. 14e 170, 18. a. 28. 34° Mexicana. Amer. Carbonaria. Afr. rerufa. Eur. TUfO. aam — DICOTMS. Maxillofa. — Truncorum. — Florifomnis. — Dentata. Amer. Cordata. Ind. helvola. Eur. Fabriciana. Suec. fuecinéla, Merid. gonata. Ind, e@nea. Eur. cerulescens. —= Mellifica. Cunicularia. Eur. variegata. — Rostrata.—— Argillofa. Sur. lagopoda. Eur. Manicata. === guadridentata, —— SYS TE MAT IS CHE Afchgr. XII, Sr, hl. z2x Mexikaanfche, Koolzwarte. Stompe. Rosfe. T'weehoornige. Langnyper. der Stammen. Bloemflaaper. Getande. Hart vormige. Bruinvaale. Fabriciaanfche. Omgorde. Geriemde. Koperkleurige. Blaauwagtige. Honigby. Loopgraaver. Bonte. Bekkige. Kleykruiper. Ruigpoot. Gemofde. Viertandige. Fasciata. Cap.b.Sp.Gebandeerde. Barbara. Barb. Conica. Eur, Annulata. == TUfICOTNIS, mn ferruginaia, =— Barbaryfche. Kegelagtige. Geringde. Roshoornige. Koestkleurige, Keno HN bl. 321 bl. 322 meren bl.322 bl. 332 bl.323 B LA DW YR Sp. 36. Apis Tehneumonea. Amer.Sluipw. XII, Sr. bl. 334 37: %* Zeer ruige Byën, genaamd Hommers, cariofa. Kur. Sp. 38. Apis violacea, Eur. 39. Caffra. Cap. b. Sp. AO. Carolina, Carol. Al. terrestris. Eur. 42 Hortorum. —= 43e Pratorum. — 44 Lapidaria, — ‚45. Sylvarum. —— A6. Muscorum. — 47. Hypnorum. — 43. Lucorum. ——= 49. Brafiliana. Amer. 50. Acervorwm. Eur, Si. Jubterranea. — 52. _ Surinamenfis. Sur. 53. efluans. Cal. reg. 5á4- Tropica. — 55. Alpina. Lapp. ANP uw 9 Molmige. ed Blaauwagtige. bl.398 Kaapfche. Karolinifche, Aard- Hommel. bl.g4e Tuin- Hommel, Weid = Hommel, Steen - Hommel. bl. 340 Bofch- Hommel. Mos- Hommel. bl,s4o Gras- Hommel. bl. 341 Woud - Hommel. Brafiliaanfche. Hoop - Hommel. bl. 34L Onderaardfche. bl. 342 Surinaamfche, Heetlandige. mn Keerkringfe. Dl. 343 Berg -. Hommel. Gen. 249. FOR MICE, MIEREN, Sp. 1. Form. Herculeana Eur. Zeer groote. bl. 363 Barbara, Barb, _ Barbaryfche. ruja. Bur Rosfe. bl. 368 FUSCA Bruine, bl, 366 VILT, Zwarte, bl. 367 ohfoleta, — Vaale, en rubra. — Roode, Dl. 368 Nn 3 Spine SYSTEMATISCHE Sp. 8. Form Pharaonis. Wgypt,Egyptif. XIL Sr. bl. 369 qe 10, IIs 12, Ì3. T4s 15: 16. I- 1, Salomonis. —- _ Arabifche,. Races Saccharivora. Am. Suikervrecter, —= Cespitum. Eur. Veen- Mier. _—- bl. 37e onsnivora. Âm. m. Vraatige. ee bidens. —= Tweetandige, fexdens. — Zestandige, bl. 371 cephalotes, —= _ Dikkop. _—_ alrala. Zwarte Sur. bl. 372 hematoda. wan Purperagtige: vmeer fetida. ——= Stinkende. bi 373 Gen. 250, MUTILL ZE. ONGEV LEUGELDE BYEN, Sp. z, Mut, Occidentalis. Amf. Westerfche. bl. 375 Americana: Am, m-Amerikaanfche, Indica. ind. Isdifche, bl. 376 Europea. Eur. _ kuropifche, mensne atrata, Afr, Afrikaanfche. Maura. Barb. Moorfche. bl. 377 Barbara. — Barbary{che, bl. 376 helvola. Cap. b. Sp.Kaapfche. Acarorum- Eur, der Myten. bl.877 Formicaria. =m ___Mieragtige. maman, oo KS SSSSSSSSSISSSSSSE: Ordo VI. DIPTER4. TWEEVLEUGELIGE, 3 Gen, 251. OESTRI HORSELS. Sp. 1.Oefirus. Bovis. Eur. 2 Runder- Horfel, \ bl. 208 Tarandi. Lapp. Rendier-Horfel, bl 405 Nafalis. Eur. Neus-Horfel bl, 407 Sp. 4e BELGA DW YZER Sp. 4. Oeftrus Hemorrhoid. Eur. Aars-H. XII Sr. bl. 408 Schaapen - Horfel.bl.413 Gen. 252. TIP EE E. LANGPOOTEN. Se * Mugagtige. Met witgebreide Wieken. il rn Tip. Peélinicornis. Suec. Kamhoornige. De 3e de Rivofa. Eur. Allergroor fte. quadrimaculata. — Viervlakkige. Crocata. —= Oleracea, == Hortorum. ——= _ variegaid. — contaminata. === Lunata, —= Pratenfis. — Terrestris. == Cornicina, —= NIET, mmm atrata. — bimaculata. ——= Annulata. == Ceellaris. —— Fasciata. — flavescens. —— Enficornis. Suec. Regelationis. Eur, replicata, —— MONOPTET A, sn Arundineti, es Barbicornis. =n Nn a Geel geband. Kruid - Tipula. Tuin Tipula, Bonte. Bevlekte. _ Maanvlak. Veld -'Fipula. Aard - Tipula. . Bruine. Zwartagtige. Zwarte. __Tweevlakkige. Geringde, Geoogde. Gebandeerde. Geelagtige. Degeuhoornige. Dooy= Tipula. Omgeplooide, Eenwiekige. Rietzinger. Pluimípriet. bl. 424 bl.425 bl. 426 bl. 427 bl. 428 bl. 429 ki. 430 Ken eha Ì Werormsen kk Vlieg. SYS TEMATISCEHEE «x Vliegagtige, bedekkende het Lyf met de Wieken. GE 26. Tip. Plumo/a. Eur, 27. oë. 29, Lad 50e, 3E ce, 33° 34e DN 36, 37e 38, 59 40, 41. 42, 43. 44e 45. A6. 47. 48, 49. 50e 51. 52, 53, $4s dj Liüttoralis. —= Annulata. Suec. motitratix. Eur. yibratoria —=— tremula. Suec. flexilis. Eur. = virens. Suec, _« yiriduld. nn macrocephala. Ear. pufilla. ama Marci, van Thome. Pad Ferruginala. == Fohannis. — brevicornis. PUITIS. emo Febrilis. — Florilega. =— Hortulana, Phalenoides. mem hirta. rin Perficarie. man notata, —a SPuniperina. —= Culiciformis. Suec, incarnata. Eur. Paluftris, vn longicornis. — Gepluimd. XILSr bl.433 Oever- Tipula, bl.435 Geringde, Beweegpoot. bl. 437 Dri'poot. bl. 438 Trilpoot, de Buigzaame. Gekettingde, bl, 439 Groene. . Groenagtige. Grootkop. bl, 439 Kleintje. Zwarte Vlieg. bl.440 Geelftreepige. Roestkleurige. St. fans - Vlieg. Korthoornige, bl,440 Rottige, bl. A41 Koortfige. emma Dof zwarte, bl. 444 Roode- bl. 445 Uilagtige, bl, 446 Ruige. Perfikkruids, Getekende, bl, 448 Geneverbooms. _— Mugagtige, Roode. Moeresfen- Tip. bl,4so Langípriet. blast Sp. 56. t | Sp.56. Tip rufipes. Eur. 57e 58. 59 60. 61. B AND WITZ BR T weeitippige., Zyde- agtige. Zeer kleine. Vloo- agtige. bipunêldta, —= Sericea. —= minutisfsma. Suec, Pulicaris. Eur. Pennicornis. Suec. Vederfpriet. Rospoot. XIISr, bl, 451 Dl.45É Gen. 253. MUSC ZE. VLIEGEN. . * De Sprieten Draadig, zonder Pluimpje op zyde. _Sp. 1. Musc. Plebeja. Eur. 2. Je 4. Se Volks. Vlieg. illucens. Am.m. Infchynende. Chameleon. Eur. Kamelion. Microleon. — _ Kleine. Hydroleon. —- _ Watervlieg. trilineata, Suec. Drieftreepige, Hypoleon. Germ. Geelftreepige. Pantherina. Suec.Getygerde. Morio, Eur. Zwarte. denigrata. — _ Zwartagtige. Maura. — Moorvlieg, Clavipes. —= Knodspoort. Hottentotta. Eur. Hottentot. Feneftralis. — _ Venttervlieg. tarda. — Traage. Scolopacea. — __Sneppige. _Vermileo. Gall. Leeuw- Worm. _ Tringaria. Suec. Plevierige. Diadema, Eur. _ Gekroonde. Anilis. —= Oudwyffe, Conopfoides. — _ Steekvliegfe, Nn 5 bl.470 bl. 471 geeen) bl. 477 OD) Dl.478 bl. 479 bl.479 bl. 480 bl. 507 bl.480 Gen Dl. 482 bl.482 OP. 2% Sp. 22: Musc. Uliginofa, Eur. 23. 24. Sp. 25. M aó. 07- leucopa. Amer. Nettarea, Eur. *& Ruige met gepluimde Sprieten. use, bombylans. Eur. Brommende. myflacea. == _ Lappona. Suec. Geknevelde. Laplandfche. SYSTEM A EIS GERE Modderige.. _Xil, Sr: Witvoet, d _Bloemzuiger. bl.483 WR ddie | ” EE Ruige miet Borfteltjes aan de Sprieten. Sp. 28. Musc. pendula. Europà. florca, mm 29. Nemorum. =—=” Arbustorum. == intricaria. —= Oeftracea. —= ‚fallax... Lucorum. == Sylvarum. —, bicinta —— arcuata. —— mutabilis. — devia. —= Ichneumonea. — Diophthalma. Zal: Vespiformis. me festiva. == EFTALICA. wan _glaucia. _ _noétiluca, =— Dunftaart, Bloemvlieg. Bofchvlieg. Heeitervlieg, Sekreetvlieg. Warvlieg. Horfelvlieg. Bedrieger. Woudvlieg. Wildernisvlieg. T weebandige. Krombaûdige. Veranderlyke. Afwykende. Sluipwespige. Dubbel. Oog. Wespagtige, Aartige. Doolende. Zeegroenee Nagtlichtende. bl. 434 hi Ben Al OENE 1E -ZerEa B Sp. 49. Musc. gibbofa. Suec. $%e En IN 5de 53 Ribefii i„ Eur. Pyrastri, — _ transfuga. Succ, _Menthaftri. Gall, fcripta. Germ. Mellina. Eure pipiens, == Jegnis. femorata. — grosfipes. —— Jaltarrix. — ‚_Sp.61. Musc. inanis, Eur, 62. 63. Ó4. 65. 6ó. …Ó7 68, 69. rio) Jie 72 VEL pellucens. — mMeridiand. == Ce) (ON Eend _ Cadaverina, —= Krengvlieg. mortuorum., —= _Doodenvlieg. yomitoria. kur, Am.Blaauwe Vlieg, Carnaria. — _ Vleefchvlieg, Domestica. == _ Huisvlieg, maculata, Eur. _Gevlakte, RR: nm Witkop. … furta. Suec, _… Bladvlieg. _Sspulchralis Eur.Grafvlieg. Bultige. XIL. Sr Bl 102 Eke Haairige met gepluimde Sprieten, Ledige. Doorfchynende. Middagte. Keizer. Aalbesfen- Vlieg. bl. 493 Peerboomen- Vl. bl, 494 Overlooper, _ bl.496 Kruifemunt- Vlieg, Getekende, bl. 497 Honigzuiger, warmer Piepende, bl. 498 Luije. pm Dikbil, maman _Grootpoot. Springende, dada) piimabrië met Borftelfprieten. Sp. 74. Musc. fera, Eur, - 45 ZrOfD. ame Wilde, Groote, | » ‚bl, so4 Sp. 70 Sp. 76. Musc. rotundata, Eur. SW SFTEM A TT SC HTAE Rondlyv.X1IL Sr. bl.sos tremula. Trillende. _ Larvarum, — _ Rupfenvlieg, en Radicum. —e __Radysvlieg. bl. 506 Canicularis. — Hondsdagen- me ZEftivationis. « Zomervlieg. | Cemiteriorum, — Kerkhoven- Dl. 506 Pluvialis. — _ Regenvlieg. bl. 507 Jubfultans, Suec. Huppelaar. Roralis. Eur. Daauw vlieg. bl.507 Jerrata. Gezaagde. En Cellaris. — Keldervlieg. bl. 508 Meteorica, vm _ Onweersvlieg,. putris. en Rottige Kaas- mms Frit. Suec. Graanene zn Lepre. Amer. _Schurftvlieg. bl. sio Cupraria, ur. Koperige. ammnee polita. Glanzige. - bl. s1r _Viduata, am Zwartkoperige, mms pubera. == Huwbaare. bl: sta Petronella, =— Befchaamde. Ungulata, = _ Geklaauwde. bl. 513 nobilitata, … _ Veredelde. arrogans. we > Trotfe. Corrigiolata. = Koufebandje. LEquinot. Am.m.Amerikaanfche. D.s13 Cibaria, Eur. _Spysvlieg, bl, st4 Cucularia. Suec. Koekkoekse Scybalaria, Eur. Strontvlieg. Dl. 514 Stercorarid, = _ Drekvlieg. omme Fimetaria. — _Mestvlieg. ms Sp. 107. er ief Us 107-Musc. Parietina. Eur. 1C8. 109. 110. III. I1I2e 319. E14. IIS. 116. 117. 118, 119, 120. kmar. Sp. 120. 123. 124. 125, 126. 127. 12ö. 129, Gen. 254. TABANIL BREMSEN, Bk NML ZEER. Umbrarum. —- Schaduw. _ grosfificationis, — Tuinvlieg. Terrestris, Suec, Aardvlieg. Saltuwm., Eur. _Heyvlieg. ViDrans. =— Drilwiek. Cynipfea, — __Gallwesp- Vie, Comtinata. Suec. Vereenigde, flava. Eur. Geele, quadripunêt, Suec. Vierftippige. eftuans. Eur. _Heete. Serratule, — _ Diftelvlieg. Arnice. — Straalbloem- Hyosfyami. —- Bilfemkruid- Sonchi. — Melkdistel- Germinationis.— Maartfe- Urtica. —= Brandenetel. Cerafi. — Kerfen -Vlieg. Heraclii. — _ Beerenklaauw. _ Cardui. — Speendistele Solftitialis, —= Zonneftand- Plorescentig. — Bloeityds- Wandvl. XII. Sr. DJ, s18 Rennen | e bi. srs Cmt bl. 516 bl, 516 bl. 516 bl.517 Samang bl. 517 bl. stg bl. stg bl. #20 si frondescentia, — Vrugttyds- Vlieg, vmma 1. Tab. Rostratus.C. b‚Sp. Langfnuic. 2. 3: 4. 5e 6, Barbatus. — __ Gebaarde. Mauritanus, Barb.Barbaryfche. Bovinus. Eur. Paardenvlieg, Autumnalis. — Herfftvlieg. calens. AST. Heetlandige, bl.s3t bl. 532 bl. 530 ‚bl. 532 bl. 530 Sp. 7. SYSTEMATISCHE Sp. 7. Tab. Tarandinus. Lapp. Rendieren X1[,Sr.bl.55t 3, _ ‘exefluans.Am.m. Smoorheete bl. 532 9. fEPDENS, == Amerikaanfche —= To: Mericanus. —= Mexikaanfche —= ir. Rusticus. Suec, _ Boerfche bl. 523 gans Bromus. Eur. Gras- Brems. nr 13. Oceidentalis. Am. Westindifche Dl. s34 14, © Fropicus. Eur, Keerkringfe es 15. ___Arntar@icus, Am. m.Zuidpoolfche == 16. Pluvialis. Ear. Regen= Brems. bl. 535 Ei: cecutiens. —= Geblinde bl, 536 18. lugubris. — ___Rouwdraager. b'.538 19. Morio. Barb. Moor - Brems. Gen. 255. CULICES. MUG GEN, Sp. 1. Cul pipiens Ears Am. Zingende, bl. 560 2. Ciliaris. Eur. Ruigwiek. bl. 564. g. _« bifurcatus.— Vorkfnuite Ne 4 __Pulicaris. Eur. Am.Vlooagtige. bl.565 s reptans. Eur. Krieuwelaar. bl. 567 6. _ Eqwinus.lapp. _Paarden- Mug. bl. 568 7. Stercoreus. Eur. _Drek- Mug. mn Gen. 256. EMPES. DRILMUGGEN. Sp. z-Emp. Borealis. Nor]. Noordlandfche. bl. 569 2 Pennipes. Eur. Vederpoot. bl. $70 8e. livida. — Graauwe, menen 4. forcipata. — Nypftaart. bl. 571 5. __ Stercorca.= Drckminnaar. —_—_ BAR DW yv Lr Gen. 257. CONOPES. STEEKV LIRGJES. Sp. 1. Con. Rostrata. Germ. 2. calcitrans. Eur. Schopper. mm 3. ÜFTÜlINS. vmma Plaager, bl. 575 4 Veficularis.—: _ Blaaskop. bl. 576 5. macrocephala. ma _Grootkop. veeneman rd OCUIEDE A, memmen Stekelige, _ an flavipes. — Geelpoote bl. 577 8. ferruginea, —= _ Roestige, mms 9. petiolata. Sib. Gefteelde, enen 10. atomaria. Eur, _Geftippelde, bl. 578 zij Lestacea. — Tegelroode. eneen 12. Buccaia, — Blaaskaak. aar 23. ___Jubcoleoptrata, — Schildagtige. mm Gen. 258. ASILL ROOFVLIEGEN, | Sp. 1, As. Maurus. Barb, Moorfche, bl. 532 2. _Aigirus — Algerynfche, enk 3. Barbarus. —= Barbaryfche, bl. 583 4 Crabroniformis, Eur.Europifche. man ar 5. _ Lfluans Penfylv. Penfylvanifche. b. 585 6. _gibbofus. Eur. …_ Baltige. ed 7 ater. Germ, Zwarte. seamen von je __flavus. Eur. Geele, bl. 587 9. _ gilvus.— ___ Rosfe. wam 10, marginatus, Suec Gerande. en in. Feutonus, Germ. Hoogduitfche. bl. 588 ne, Germanicus — _Duitfche. amen as 13. … forcipatus, Eur, Gegyptangde. A 588 14e Tipuloides. Schoenlapperagt. bl, 58g Snuitig. XII.St. bl. 574 Sp. IS. SYSTEMATISCHE Sp. 15. As. Oelandicus. Fur. Oelandf. XII. ST. bl. 595 16. Morio. Eur. Afr. Moor. me 17. … Lufitanicus. Ital. Portugeefche, Gen. 259. BOMBYLII. STAANDE VLIEGEN. Sp. 1. Bomb. major. Europâ. Groote. bl. 596 5 medius. — Middelbaare. B. sog 8. … __Capenfis Cap.b.Sp.Kaapfche. _ 4. minor. Eur. Kleine. bl. 599 5. ater. Germ. Zwarte. __ Gen. 260. HIPPOBOSC. VLIEGENDE LUIZ. Sp. ik Hipp. Equina EuropÂâ, Spinnekop- Vlieg. bl. Cos a. Avicularia. — Kleine dito. bl.6:8 3. Hirundinaria, wm Zwaluwen - Luis. 1.619 4: Ovina. —= Schaapen-[_uis. bl.629 SSSSSS SS SS SS SSS Ssst Ordo VIL. APTERA. ONGELVEUGELDE, Gen. 261. LEPISMZE. ONGEVL. MOTTEN Sp. 1.Lep. Saccharina. Eur. Suikerg. XIII. ST.bl. 17 de: polypoda. Dan. Veelpootige, bl. 18 3. terrestris. Eur. Aard - Mot. bl, 19 °_ Gen. 262. PODURME. PLANTVLOOIJEN. — Sp. 1. Pod. viridis Euopâr. Groene, bl, 22 9, polypoda. — Veelpootige, bl. 23 3 aira.— Zwarte. md 4. Plumbea, —= Loodkleurige. bl. 27 5. _minuta. Suec, Kleine, eme Sp. 6, Sp. BLAD WY ZER. 6. Pod. Nivalis. Europâ. Sneeuwl.XIILST.bl, 28 7, ___vaga. pun Zwerver. mn 8. > Arboréa. Eur. Boomkruiper. == df) yillofa. Gall. Ruige, bl, 30 10: — cinéla. Eur, Gegordelde, vemeamer) Ile pufilla. — Onzigtbaare, en 12. _ Aquatica. — « Watertreeder. bl.-3r ‘13 Fimetaria. == Mestgraaver, bl. 34 14. AMDUlAns. Looper, bl. 38 Gen. 263. TERMES. HOUTLUIZEN. Sp. 1. Teri. fatale. Indiâ. __ Indifche. bl. 37 2 pulfatorium Eur. A.Europifche, bl. 4r 3. Jatidicum. Eur. Groote, en Gen. 264. PEDICULL LUIZEN, Sp. t.Ped. Hwmanus. Eur, Menfchen - Luis. bl. 55 ge: UDO. end Platluis, bl. OF 8 Ricinoides, Am, Tek-agtige. bl. za de Suis. Eur, Varkens- Luis. bl. 7r 5. Porcelli, — Guin. Bigg, bl. 72 6. _Cameli. Afr, Kemels en 7 Ceryi. Eur. Herten — eens 8. Ovis, == Schaapen ° bl. 73 gi _ Bovin. Koeijen es ser Vituli. — Kalveren oen IIs Equi. — Paarden Dl, 75 12. Afini, mmm Ezélens Luis, van 13. _ Tinnunculi, — _ Sperwer nd 14. Coryi, —— Raaven bl. 77 15. _Infaufti, — Rots- Merel bl. 78 16, Pica, _— Aakfter - Luis, ” Oo ODI, SYSTEMATISCHE. Sp. 17. Ped. Cygni-Europâ. _Zwaanen XIUILST. bl 78 18. Anferis. — Ganzen-Luis. bh 79 19 _Moschate. — Moskaat- Eend- == 20, Querquedule, — Taling- Luis. _—_= or. Sterne. Eur, Zee- Zwaluwen bl. 80 22. Platalea. —— Lepelaaren _—_ és Arden Reigers-Lüis. _—_ Dá- Gruis. — “Kraanvogelen bl. 81 25. Ciconie. —= Oijevaars ns 26. Charadrii, — ___ Plevieren bl. 85 27] Fulice, — Koeten en 28. __ Recurvirostre. — Kluiten gt 29. __ Hematopi. —= Schol- Aakfters bl. 84 30. Pavonis, ma Paauwen- Luis. — gr. … _ Meleagridis. —— Kalkoenen bl8s 32. Galline. —== Hoenderen 1. 37 33 Caponis. — Kapoenen mies 34: Tetraonis. —= Berkhoen bl. 89 35 Lagopi. Sneeuwhoen An ‚36 Columba. === “__ _Duiven-Luis. bl, oo “37. _ Pari Meezen Dh. or Bs Hirundinis. ——= Gier- Zwaluwen _— 39. Farionis, =n Salm- Forellen 40e AP ee Byën- Luis. bl. 92 Gen. 265. PULICES. VLOOIJEN. Sp. 1. Pal. irritans. Eur. Gemeene Vloo. ble 96 a. penetrans. Amer. _Zandvloo. bl. 106 Gen. 266. ACARI. MYTEN,. Sp. 1. Ac. Elephantinus. Ind, Olyphants-‚Luis. bl. 113 / op. 2e ie wt safe’ Meddle. < / ' BL AD W ed 8. 2. Ac. Eeyptius. Oriente, | hd 28. 2D, gie reduvius, Eur. Indus. Ind. _— Americanus. Am. Sanguifugus. Amer. Ricinus. Eur, Crasfipes. — Vespertilionis, ms Pasferinus. MOLALOrius. — Aphidioides. wasa Coleoptratus., — Telarius. — Siro. —= Laêtis. —= Dyfenterie, —= ELUICETANS. mmm Geniculaius. —= Tinêtorius. Guineâ. Aquaticus. Eur. Holofericeus. —— Baccarum. —= Muscarum. —= Batatas. Sur. Gymnopteror. Eur, Coleoptratorum, — Rupestris. —= dongicornis, —= Littoralis, — Fungorum, van Tremelie, — VZ EE B Egyptif. XIIISr. bl, 113 Schaaps. Tek. Indiaanfche, bl. 115 Amer. Bofchluls, —= Bloedzuiger., bl. rot Tek of Honds -L. —— Dikpoot. bl. 123 Vledermuizen, bl. 124 Vinken-Luis, bl.1os Beweegpoot. bl, 126 Plantluis- agtige, Dl. 127 _Toragtige, meme ad Spinder, meen Kaas- Myt, bl, re ‘Melk » Myt. bl. 135 Rooloop- Diertje, == Schurft» „Myt. BE, fe) Knobbelpoot. Bl. I4E Verw-Myt. bl. 142 _RoodWat. Spinn. mmm ama RoodAard- Spinn.5l, l44 Besfen-Spinn, Bl, 146 Vliegluisjes. me Patactes- Luizen. bl. 148 Byën- Mvr. bl.14g Torren- Luisje, B}, 1s0 Steen - Myt, bi. 154 Gehoornde, amen Oever. Myce. bliss Kampernoelje, Blaauwe, Te Oa à BD. 335 SYSTEM ATI SCHIE Sp. 33. Ac fcaber. Europâ. | sd. Salicinus. —= 55: Croceus. — Ruuwe. XIII. Sr. bl. 155 Wilgen- Myt. Dl, 156 Saffraangeele. Gen. 267. PHALANGIA, KREEFT -SPINNEN. Sp. rn. Phal. grosfipes. M. Norv. Zee - Spin. bl.158 8, Opilio. Eur. Am. Schaapherder. bl.1sg 3, Cornutum. Germ. Gehoornde, bl. 165 4 Cancroides. Eur. Scorpioen-Spin. —= 5. Acaroides. Amer. Mytagtige. _ bl.16g 6. Balenarum.M.Nor,Walvifchluis. Ze tricarinatum. Germ. Drieribbige. bl, 172 8. Caudatum, Ind. Or. Geftaarte. bl. 173 9. Reniforme. Amer. Lang-gearmde, mmm Gen. 268. ARANEZ. SPINNEKOPPEN. Sp. 1. Aran. Diadema. Eur. Gekroonde, bl, 206 We Reticulata. — Getekende, _ bl. 2c8 3 Cucurbitina. — __ Tuin-Spin. bl, 209 4. Calycina. — Bleeke. maman 5. oËtopunêtata. Suec. Agtftippige. bl, 210 6 bipunttata, — Tweeltippige. — 7 Arundinacea, == Riet - Spin. bl. art 8. Angulata. Eur. Hoekige. nd bn, Domestica, —= _ Huis- Spin. bl, are io. trilineata, — Drieftreepige. bl.216 IL. Riparia. —= Oever = Spin. nme 12. Labyrinthica, — Doolhofmaaker,. —— 13 guadrilineata, — Vierftreepige. bl.219 4. _ redimita — Bekranste, me | 15. Corollata. == Geringde. bl. 220 Sp. 16, Sp. 16. Aran. Fumigata. Europá. 17. 18. 19. 20. BL A D W Montana. — _Sanguinolenta,— notata. rufipes. — noclurna. — extenfa, — funbriata, fexpunêtata —— flavisfima. WEgypt.Egypufche. bimaculata. Eur. Tweevlakkige. _Clavipes. Amer. quadripunêétata.Eu Vierftippige. holofericea. — fenoculata, ——= YA HRe Bruine. XIII &&. bJ. 220 Berg - Spin. bl. 221 Roode Spin. RE Gemerkte. mmmendi Rospoot. En Nagt - Spin, bl. 222 Uitgerekte. en Gezoomde. bl, 228 Zesftippige. bl.224 bl. aas Knodspoot. bl. 226 Dl. 227 Fluweelagtige. —= Zes- Oogige. bl, 229 Avicularia. Amer. W.1.Bofch-Spin. — Spinimobilis. Sur. Doornpoot. Venatoria. Amer. Jaager= Spin. _ Ocellata. Chin, Tarantula, Ital. Scenica. Europâ. Truncorum, — Rupestris. —= Aquatica, — faccata, — Paluflris. wan YITEILENS, —— VIATICA, aman laevipes. — tetracanta.S. Th. Cancrifermis, Am.Krabagtige, Oo 3 bl.238 bl, 241 Ge- oogde. bl. 242 Italiaanfche. bl, 243 Muurfprinzer. bi. 250 Boomfpringer. _bl.osr Steenfpringer. Waterfpin. mn Zakdraager. bl.257 Meirfpin. bl. 261 Groenagtige, meae Potfemaaker. bl.263 Bontpoot. bl. 264 Vierdoornige. bl, 266 Spe 47 Sp. 47. Aran. Spinofa. Amer, SYSTEMATISCHE Agtdaorn.X LILST.bl.267 Gen. 269. SCORPIONES. SCORPIOENEN. De I. ae Maurus. Africâ, @ Pe If de 5. 0. Moorfche. — Carpathicus. Afià, Carpathifche. Afer. Ind. _ Afrikaanfche. Americus. Am. Westindifche, Europaus. Eur. Europifche. Auftralis. Afr. Zuidlandfche, bl, 288 bl, 289 bl. 290 bl. 291 bl. 294 Gen; 270, CANCRI, KRABBEN en KREEFTEN. *a* KRABBEN , met het Rugfchild effen en op zyde niet ingefneeden. Sp. r.Canc. Curfor. M. medie. Looper - Krab. Raninus. M. Ind. Kikvorfch- Krab. mmm mutus. M. medie. Stompe. Cordatus, Surin, Hartvormige, Pinnophylax. Am.Schulpwagter. Pifum. Barb. Erwt- Krab, Hexapus. Oc.Eur.Zespoot. MÔNUIUSS mn Kleintje. Pinnoteres.M.med.Pinnewagter. Longicornis. Zeel. Langfpriet. Ruricola, Amer. Landkrab. Floridus. Car. As. Bloemkrab. Uca. Amers Vocans, Ind, Zandkrab. Craniolatus. Afiâ, Bekkeneeltje. Philargus, Zaagrug, Moeras: Krab, bl. 314 bl. 315 bl. 316 bl. 317 bl. 318 bl. 319 bl 320 bl. 322 bl. 325 bl. 328 bl. 329 bl. 331 *h* KRAn- BLAD WYZER ht KRABBEN, wet het Rugfchild effen, aan de zyden ingefneeden. Sp. 17. Canc, Rhomboides. M. m,Ruitige. 18, 19. ao. or. q2. 23. O4. as. 26. 27. _ maculatus. Afiâ. Pelagicus. Pel. m8 Gevlakte. Stekel - Krab, Nucleus. M. med. Eikel. Laëtatus. Ind. Gezoogde. Menas. Oc. Eur. A„Strandkrab, _depurator, Oc, Eur.Breedpoot. Dormia. Ind. Or. Venynige. feriatus. M. Ind. Feeftige. granulatus. Amer.Korrelige. Pagurus. Zee. Krab. bl. 332 bl. 333 bl, 334. bl. 335 bl, 337 bl. 339 bl. 349 kC* KRABBEN,» met het Rugfchild van Eoven ruig of Stekelig. Sp. 28, Canc. Chabrus. Oc.Ind, Oaoftindifche. 29. 80, 3r. 32. Lanatus. M.med. Wollige. Araneus. Oc. Eur.Spinnekop- Krab ———= Rostratus. —— Snuicige. hirtellus. Oc. Ar@t. Ruige. _Cupheus. Afiâ. Vezelige. Muscofus. M. med.Mosdraager. tribulus. Fr. Gad, Gedoornde. punctatus. As. Am.Geftippelde. Perfonatus,M.med, Gemaskerde. Dl. 343 Menen Pe bl. 344 Öl. 5 bl, 346 nm Carman *d* KRABBEN , wet het Rug jihird van boven gedoornd, Sp. 38. Canc, dodecos. Hisp. hastatus. M. Adr. Gefpierfte. Oo 4 39e Twaalfdoornige. Dl. 347 SPTEE: n Sp, 40 | ! SYSTEMATISCHE Sp. 40. Canc. pubér.M. Adr. _ Huwb. XIILSr-bh, 348 är. Maja.Oc.Eur. Duivels- Krab, — 42. longimanus. Oc. As.Langge- armde. bl. 349 43. horridus. —= Rots - Krab. bl. 350 44. cristatus. — ___ Gekamde. bl. 351 BE. Juperciliofus. Oc. L.Stekel - Ocg. bl. 352 46. Cornutus=—=e __Gehoornde, ee 47e longipes. — Langpoot. nme: 48. _ Spinifer. Afiâ. _Een- Doorn. bl. 353 49. “Germanus. M.Eur.Noordíche. * KRABBEN s met het Rugfchild oneffen. Sp. so. Canc. cruentatus, M. m. Bloedroode. __ bl.354 SI. Hepaticus, Indiis. Leverkleurige. bl.3ss 52. Calappa. Afiâ. Klappus- Krab. 3. Grapfus. Amer. Stompneus. bl.356 5á. Eneus.Indiâ. Koperkrab. bl 357 SS ferupofus Ind, Of, Ruuwe. ns *f* KREEFT: KRABBEN: met een Staart , doch zonder Vinnetjes. _Sp.56. Canc. Latro. As. Amer. Beurs= Krab; bl. 358 s7- Bernhardus. Oc. E.Soldaat. bl. 391 58. _ Diogenes.Oc. As. A Indifche. bl. 368 50. Eremita. M: Ital. Kluizenaar. bl. 373 62. Tubularis. Mm. Kokerkrab. bl. 324 ór. Caput mort. Algir, Doodshoofdje. _— “gk KREEFTEN, met het Rugfchild effen. Sp. 62. Canc. Gammarus. Oc. N Zee- Kreeft, bl. 332 Ó% Aftacus. Eur, Fluv.Rivier- Kreeft. bl. 389 Sp. Ó4. BJ AED WY ER. Sp. 64. Canc.Carcinus.Am.Fluv. Westind, XIII,ST.bl. 406 65. Pennaceus.Cal. R. Gevederde. 66. Squilla. Oc, Eur. Steur-Krab, bl. 407 67. Crangon.M, Balth.Zee- Garnaal. bl.412 *h* KREEFTEN, met het Rugfshild oneffen. Sp. 68. Canc. Carabus. M. med. Lecuw-Krab. Dl.417 69. flrigofus. Cc Atl. Ruuwe, Hel, 70, Gymnifla. Afià, Haairfpriet. bl. 422 Ze Dorfipes. — Zee - Luis. Ens 72 Cancharus, Indiis. Doornfchaar. bl.423 “if KREEFTEN, met. het Rugfchild gedoornd. Sp. 73. Canc. Norvegicus. M. N.Noorfche. mmm *k* KREEFTEN, met het Rugfchild langwerpig, de Schaaren Vingerloos. . Sp. 74. Canc. Homarus. M.As A.Hoornkreeft. _ bl. 424 75. Artus. M.omni. Beerkreeft. Vl, 427 *Jt KREEFTEN, met de Schaaren Vingerloos, het Rugfchild zeer kort. Sp. 76. Canc. Mantis. M. As. Ind. Zwaantjes- Kr. !b.429 Fit Scyllarus. M. As. Zee- Zandkreeft. bl. 433 78. Setiferus. Indià, Borfteldraager. bl.434 79. Emeritus. M. Ind.Ongefchaarde. bl. 435 0180. grosfipes. Belg. Dikpoot. ’ bl. 436 8I. Puiex. Europâ. Zee: Vloo. bl.437 82. Locusta. —= Springer. bl. 439 83. … Linearis. Oc. Eur.Smalle, bl.445 84. ‘ __atomos. Eur. Aq. Zeer kleine, bl. 446 Oo 5 Sp. 85. SYSTEMATISCHE Sp. 35. Canc. Filiformis. Malace.Dunne. XIII Sr. bl. 447 86. 87. Salinus. Ang). Zoutpannen. Stagnalis. Eur. Moeraskreeftje, rm bl.448 Gen. 271. MONOCULIL WATERVLOOIJEN. _sp. 1. Monoc. Polyphemus. Ind.Molukfe Krab. bl.457 OQ. Piscinus. Oc.Eur, Vifchluis, Apus, Eur. Ag. Stompneus. Pulex. mmm __ Getakte. Pediculus. —= _Geftaarte. quadricornis, =eam Water - Luis. Conchaceus. — _Schulpvloo. Lenticularis.Finl. Neetagtige. Felemus. Algirià. Telemus. bl. 460 bl. 462 bl. 470 bl.476 bl.478 bl. 48e Ke en St Gen. 272. ONISCL PISSEBEDDEN. ‚ 1.Onisc, Afilus.Oceano. Zee-Brems. bl.482 2. Oeftrum. — Zee- Horfel. bl.485. 3. -Pfora. M. Norv. Zee- Wants, 5.486 4. Plryfodes. Pelag. Blaazige, bl. 488 ais Entomon.M.Balch.Puntige. bl. 439 6. Ceti. Groenl. Walvifch- Luis. bl.49r Ze marinus.Oc.Norv.Zee - Luis. bl.493 8. Dicaudatus.= _ ‘Twee-Staart. bl.494 9. linearis. Surin. Smalle. man 10, Scopulorum. Klippige. bl. 495 bd Aguaticus.Eur. Aq.Water - Pisfebed, bl. 495 12e Oceanicus, Ocean. Zee-Pisfebed. B}.496 33e asfimilis, O, Eur, Strand: Pisfebed. Bl. 497 Iá, Afellus. Eur. Aard-Pisfebed. Zl. 498 15» Armadillo, _Steen-Pisfebed, Dlsoe Gen RE 47 A DW 4 ZR RE _ Gen. 273. SCOLOPENDRAE. DUIZENDBEENEN. Sp. 1.Scol, Lagura. Sueciâ. Kwastige, ___bl,so6 2, Coleoptrata. Hisp. Dekfíchildige. bl. sog 3, forficata, Eur. Gefchaarde, bl. szo 4e Gigantea, Amer. Zeer groote, bl. sie a. morfitans. Ind. Indifche. mnd ó Ferruginea. Afr. Afrikaanfche. bl.srs 7e Gabrielis. Gall. Franfche. een 8. Eleëtrica. Eur. Dunne. Dl. 516 9 Phofporea, Afiâ. Glinfterende. bl, 519 10. Occidentalis Amer. Amerikaanfche. 5}, 520 se Marina, Oc. Atl. Haring= Aas. mams Gen. 274. FULL MILLIOENPOOTEN. Sp. 1. Jul. Ovalis.Oc. Eur. Ovaale. bl, 524 2. _crasfus. As. Car. Dikke. bl. 525 3. __Terrestris. Eur, Gewoone, bl. 526 4e complanatus. a _ Piätagtige,! bl. 528 5. __Sabulofus.— Zandige. bl. 530 6, _ Indus. Indiis. __Indifche. nme 7 fUSCUS, man Bruine, bl. 533 8. maximus. Amer, _ Allergrootfte, CLAS-. SEST EN ATI S CIEKE. SSSSISSSSS SIS SSS SES: CEAS'S1s SEx FA VERMES, Hi dividuntur in hera ORDINES. Quorum Charaêteres vide Tom. XIV. p. 16. Ex his appellantur 1. Ordinis. INTESTINA, IH. Ordinis. | Morrusca. HIL. Ordinis. TESTACEA. IV. Ordinis. \ LITHOPHYTA. V, Ordinis. ZoorPruyraA & PuvTozZOA, SSS SSS SSSISSISISISSISsIe Charaëteres compendiofs GENE RUM, Ordol. AINTESTINA | Horum Charaëteres Generici descripti funt, Tom. XIV, pag. Le / Ordo E-MOLLUSCA, Horum Genera Charalteribus distinéta proftant , Tom. XIV. pag, 139, 138. Ors | WD ACD WIN ZIE B, Ssssssssssssssssss ZESDE AFDBELING. ee WoRrMEN Deeze worde verdeeld in vyf k RANGE N, Wier Kenmerken te vinden zyn XIV. Srux, bl, rz. Men noemt die ‘van den WORMEN. Ì.-Rang. II. Rang. f SLAKKEN: SCHULPDIEREN, KORAALGEWASSEN, II. Rang. IV. RnB. A ©; V. Rang. ZEE- „GEWASSEN & PLANTDIËREN, NSS SSS sss ss: Beknopte Kenmerken der sj) aen npe dt pr tt AOT Ie Rang: W OR MEN, De Kenmerken. van derzelver Geflagten vindt men in EDAM. STUK, bl, 19. IT. Rang. SLAKKEN. Derzelver Geflagts - Kenmerken Zyn aangerekend in …t XIV. STUK 4 bl. 137» 139, k III, Rang, SYSTEMATISCHE Ordo. Ill, TESTACEA. Suis Generibus hac defignavi Carin ToM, XV. pag.80, &c. Ordo IV. LITHOPHYTT A Charaêteres Genèrici hujus Ordinis oecurrunt. Tom. XVII, pag. 86, — Ordo V. ZOOPHYTA & PHYTOZOA. Genera horum cum Charafleribus fyis enumerantur Tom. XVII. pag. 228. &c. SISSI SSS SISSI SSS NAAMEN DER SOORTEN, I. Rang. WO R M E N. Gene 275. GORDIL DRAADWORMEN: Sp. 1. Gord, Aquaricus. Eur, wat. Draadw.XIV.bJ. aa 2. Argillactus. == Kley - Draadworm.bl. 23 8. Medinenfis. Indiâ. Guin. Huidworm.bl, 24 4. __… Marinus.M‚Norv.Zee- Draadworm.bl. 27 En Lacuftris. Eur, Aq. Meir- Draadw, bl, ag Gen. 276. ASCARIDES. DARMWORMEN., Sp: 1. Asc, Vermicularis. Eur, Aars« Made, bl. sr ge. __ Lumbricoides.=e Ronde Worm, ble 35 Sp. 3 BE AD WY ZE RB, IL. Rang. SCHULPDIEREN. Wier Geflagten en derzelver Kenmerken voorgefteld zynin’t XV. SrTuk, bl. 81, enz. IV. Rang. KORAALGEWASSEN. De ‘Kenmerken van derzelver Geflagten zyn in ’t XVII, STuk; dl, 87, befchreeven. V. Rang. ZEE- GEWASSEN en PLANTDIEREN, Men vindt derzelver Geflagten en Kenmerken aans getekend in ’t XVII, STUK, bl. 229, enz. Gen. 277. LUMBRICI. AARDWORMEN. Sp. 1.Lumbr. Terrestris. Eur. Pier. XIV. Sr. bl. 47 q, Marinus. —= _ Zee-Zandworm. bl, 59 Gen. 978. FASCIOLZE. BANDWORMEN, Sp. z.Fasc. Hepatica. Eur. Lever-Botje. bl, 67 | a: Intestinalis. Suec. Vifch-Darmw. DJ. oo 3. Barbata. Norv. _Gebaarde, bl. 94 Gen. 279. SIPUNCULI, SPUITWORMEN. Sp. 1.Sip. nudus, Oc. Eur. Naakte. bl, 96. 2. _ faccatus,. Oc.Ind. Bekleede, . bl. zoe Gen. 285. HIRUDINES. BLOEDZUIGERS, Sp. 1, Hir. Indica. Ind, Or, _Oostindifche, bl. 113 | SD. 2e SYSTEMATISCHE. Sp. 2. Hir. Medicinalië. Eur. Geneeskragtige. bl.114 3, __ Sanguifuga, —= _Gewoone. Ll. 116 4 Oëoculata. — … Agt:Oogige. —= 5. _Stagnalis — Twee- Oogige. bl rar ó. complanata. —= Breede. bl 122 7. __ heteroclita. Ongemeene, bl.123 KN Geometra== Spannemeeter. bl.124 9. muricata. Oc. Atl. Gedoornde, bl. 125 Gen. 281. MYXINZ. RUIGBEKKEN. Sp. 1.Myx. Glutinofa. Oe Eur.Slymige Vifch-W. bl. 127 SISSI SSS sss SSS SSS IL Rang. SLAKKEN. Gen. 23o, LIMACES. AARD- SLAKKEN. Sp. 1, Lim. ater. Furopâ. Zwarte Slak, bl. 130 2. albus. — Witte. _—____bl.182 3. rufus. Roode. mn 4 MAXIMUS. == Graauwe. bl. 183 5. hyalinus. —— Heldere bl, 185 6. Agrestis. — Blad Slakje. bl: 186 7. flavus. ——= Geele. …____bl187 8. … _Papdlofus. Oceano. Getepelde, mm Gen. 283. LAPLYS/ZE. ZEE-LONGEN. _ Sp. 1. Lapl. depilans. M, medit.Afhaairende. _ bl, 19e Gen. 234. DORIDES. ZEE-SLAKKEN, Sp, 1. Dor. Verrucofa. Oc. Ind, Wrattige. bl. 204 3. bilamellata. Norv. Tweeplaatige, bl.aos Sp, 3 a BE AADeW:YEZ ER? Sp. 3, Dor. levis. Oc. Norv. — Gladde, XIV, Sr. bl, zo? Arzo. M. medic. 4e Roode. Sp. 1. Aphr. aculeata, Oc, Eur, Stekelige, Jcabra. M. Belg. g. 3e 4e Sp. 1. Ner. Nobtiluca. Oceano. Glinfterende. Moerasfige. Gebaarde, Gehoornde, Dé 3e 10. ir, Jquamata. Oc. Eur.Gefchubde. Ruuwe, imbricata. Oc. Bor, Gladde, Lacuftris, Succ, Cirro/a. M. Norv. Seticornis. Ocean, mollis. M. Norv. Pelagica. Oc. Eur. cerulea. Ocean. viridis. Oc. Bor, maculata. —— gigantea. M. Ind. Norvegica, Oc. Norv:Noorweegfche. bl.263 Weeke. Schadelyke, Blaauwe. Groene, Gevlakte, Zeer groote. Arn) Ged. 285. APHRODITE. ZEE- RUPSEN. Gen, 2%6. NEREIDES. ZEE-DUIZENDBEEN. « Dl. 239 bl, 244 bl. 252 bl. 254 bl. 257, bla 58 ininaatinnssi Gen. 287. ASCIDIZE, ZEE-SCHEEDEN. Sp. te Asc. Papillofa. M, Adr. Getepelde. Gelatinofa. M. med.Lilagtige. Intestinalis.Oc.Eur, Darmagtige. quadridentata, — _Viertandige, 2, 3. 4e 5. be Rustica. Oc. Bór,. Boaerfche. echinata, mame Pp Stckelige, bl, 264. bl, 266 bl. 267 bl, 271 nende. mt Gen. SYSTEMATISCHE Gen. 288, ACTINIE. ZEE:NETELS. Sp. 1. AG. Equina. Oc. Eur. „ Paardefchaft,X IV .bl.273 : ‘2. _ Senlis. M. Atl. Oudmans - Schaft.bl.274 3. _ Felina. Oc, Eur, … Katten-Schaft, hl. 279 “4. Judaica. M. med, « Joodfche, _ bl. 232 s. _effeta. Oceano.” … Afgewerkte, _bl.234 Gen. 280. TETHYTDES. ZEE. HAAZEN. Sp. r. Tech. Leporina. M. med.Gehaairde. —_ “ bl. 290 2. Fimbria. M. Adr. Gekartelde. __ bl, 292 Gen. 200. HOLOTHURIA. ZEE-BEAAZEN. Sp. 1.Hol, Frondofa. Oc. Norv.Zee- Beurs. bl. 298 2. Phantapus. Oc. Bor.Zee « Spook. bl, 3or 3. tremula. Oc. Norv.Trillende. … bl. 3c6 4. Phyfalis. Pelago. Bezaantje. < _ bl.315 5. Thalia. M. Amer, Thalia. ve hkerg 6. Crudata. Pelago. Geftaarte. . 7. denudata. M. Amer. Ongekamde.. dlg: 8. pentaêtes. Oc. Norv.Vyfribbige. bl.32r 9. Priapus. Pelago. _Priapus. eee Gen. zor. TEREBELLA. STEENBOORDERS. Sp. 1, Ter. Lapidaria. M. med, Steenboorder. __ bl,327 Gen. 292. TRITONES. STEENSLAKKEN. Sp. 1. Tric. Littoreus. Ocean. Strand-Slak. bl,329 Gen. 293. LERNEZ. KIEUW - WORMEN. Sp. xt. Lern. Branchialis. Oc. N.Kabeljaauwen- _b/ 332 C Sp. 2. BLAD WL ZEER Sp. 2. Lern. Cyprinacea. Ocean. Karudz. XIV.St. bh:340 À Salmonea. — Salmen bl. 341 4. _— Afellina. Oc. Bor. Dorfchen - Worm. bl. 343 Gen. 204. SCYLLA. KROOS- SLAKKEN. Sp. 1. Scyll, Pelagica. Pelag, _Atlantifche. bl. 345 Gen. 205. CLIONES. VLERKWORMEN. Sp. 1.Clio Caudata. Oceano. Geftaarte. bl. 348 2, _ Pyramidatá, —= _ Pieramfídaale. _bl.349 8. tetufa. — Stompe. bl, 350 Gen. 296. SEPIE, ZEEKATTEN. Sp. 1. Sep. Otopodia. M. medit.Polypus. bl, 352 2. __ Ofieinalis. Oceano, Gew. Zeekat. bl. 367 3. _ media. — Middelflag, bl. 383 4. _ Loligo.—= _… …_ Spaanfche Zeekat. bl. 387 5« _Sepiola.M, medit, Kleintje, bl.399 Gen. 297. ved K WALLEN, Sp. 1.Med. Porpita. Indiâ. Indifche. bl. 497 …___@: _« Cruciata. OC. Eur, Gekruiste, bl. 408 z hyfoscella. Tago. Kleine. bl.408 4. … — „LEquorea. Ocean, Oceaanfche, …_ blair s. __Aurita. M. Balth. Ge-ootde, bl.413 6. “ Capillata Oc.Bor, Gehaairde. bl. 418 7e Pilearis. Pelago. Mutsagtige. _ bl.423 g. Marfupialis. M. m, Beursagtige, ne 9. hemispherica. O, B.Halftonde. - ag 10, Pelagica. Oc. Amer.Amerikaanfche. 1.424 II. inBrachiatesPelag. Ge armide: mms EN Volellg, in Zeilende Kwal, #.425 Epa | Gen, r SYSTEMATISCHE “Gen. 298, ASTERIE. ZEE-STERREN. | * Die onverdeeld zyn. Spe ‘Te Ast. Lunalndië. “© Zee- Maan. XIV.b/. 440 10 sx Die gefternd zyn. Sp; 2. Ast. pappofa. Oceano, … Veelftraaligé. Pae ge rubens. vers Roodaetiges. „abl:-448 4. _ _minuta.M, Norv. Kleine. bl 451 5. _ Glacialis.Oe. Bor. Yslandfche,, “ bl.452 6. _ reticulata, M. Ind, Netswyze. bl.453 5. __Nodofa. — Knobbelige, bl.4s7 8. Aranciaca. M.med. Zee-Pastey.- .…. blagóo Ge Equeftris. — _ Paarde- Ster. bl.462 19. leyigata. — Ongedoornde. _bl.465 ar Die’ geftraald zyn. sp. Ir. Ast, Ophiura. Oceano. Wormftraalige, bl.466 12. aculeata. —- —_ _Gedoornde. « __bl.468 13e ciliata. Oc, auftr. _ Gehadïrde. « … bl.g7o 14: pellinata, M. Ind. Gekamdt., -… bl. 4zr 15: multiradiata. — _ Veelftraalige. bl.473 16, Caput Medufe. Oc. Zee-Zon. gn Gen. 299. ECHINI. ZEE:APPELS, * Regelmaatige met het Aarsgat boven. Sp. 1. Ech. esculentus. Oc. Eur.Zee-Klit. a — globulus. Oc. Ind. Zee-Kogel. …H.soa _3. __ Spheroides, — Zee-Knoop. ig Gratilla. —= ___ Zee-Karfteng. _pl.5o3 5. Lixula. — Zee'=-Knobbel, 6. Sawatilis. M. med. Steectfiige, DUA AD EW VZ WIR Sp. 7. Ech. Diadema, M. Ind. - Zee-Kr. XIV.Sr. bl. so8 8. Cidaris. Ocean. * Moorfche Tulb. bl.508 9. Mamillatus. Getepelde. ble 513. 1o. __Lucuntor. Oc. Ind, Ovaale. Dl. 518 IL, atratus. Indiâ, Zwartagtige, bl sig ‚** Onregelmaatige , met het Aarsgat onder, zo wel als de Mond. Sp. 12. Ech. Spatagus.Oc.omn. Doodshoofd. bd. 520 13. Pacunofus. Oc. Ind. Gegroefde, bl. 522 I4. Rofaceus, Oc. As. Roosagtige. bl, 523 I5. Reticulatus. Oc. m.Zee- Roaal. Dl. 524, 16. Placenta. Oc. mer. Pannekoek. bl.525 17e Orbiculus. M. Ind, Zee. Schyf, bl. 526 SS SISISISISISISSSISSSISSISS IL Rang. SCHULP DIEREN. Gen. 3o0.°"CHITONES., CHITONS, Sp. 1. Chit. hispidus. Stekelige. XV.ST.bl, 39 - 9. tuberculatus. Amer. Geknobbelde. mn 3e aculeatus. Afi. _Gedoornde. bl. ot Ae fascicularis. Barb. met Kwastjes, bl. ga be „Squamofus. Ind. … Gefchubde. bl. 93 6. punêlatus. As.Eur. A.Geftippelde, __ 7 ruber. Oc. Bor. Roode. bl. 96 3. albus: Oc. Ísland. Witte. en g. cinereus. Oc. Norv. Afchigraauwe, bl. 97 Gen. ser. LEPADES, LEPADEN, | Sp: io. Lep. Balanys. Eur. Litt, Zee. Pok. i.: 98 vp 3 Sp. Ir. SYSTEMATISCHE Sp. 11, Lep. Balanóides, Oc. Bor. Zee-Pokje. XV.ll 103 Ia. Titinnabulum.Oc.E.Zee « Tulp. bl. 107 3e Diadema. M.m. Ind.Walvifch- Pok. bl.zrr 1: Testudinaria. Pelag.Schildpad-Pak. bl, t15 15e Misella. _ Myter. — bl. 117 16. Scalpellum. Oc. Bor. Pennemes. bl. 119 17. __ Anferifera.P. Am. Ganzenfchulp. bl. 120 Ig. Anatifera. Pelago. Eenden Schulp.- bl. rar 19e, Á urita, Oc. Bor, Ge-oorde,- bl.t27 _ Gen. goe. PHOLADES, PHOLADEN. Sp. 20. Phol. Daêtylus, Europâ. Gewoone. hl. 136 ar. Costatus. Eur. auftr. Geribde. bl. 138 o2. _ _friatus. Eur. auftr. Geftreepte. « bl. 139 23 candidus. Eur. Am. Witte. bl. 143 24. pufillus. Amer, Kleine. bl. 144. 5. crispatus. Oc. Bor. Gekrulde. nd Gen. 303. MYTZE. GAAPERS. Sp. 26.-Mya truncata. Oc. Eur. Stompe Gaaper. bl. 148 27 Arenaria. — Zandgaaper. bl. 150 08. - Pitorum, Eur. FL. Verffchuip, bl. 153 0, Margaritifera. Bor.Paarlmosfel. bl. 154 8de Perna. Fr. Magell. Breede Mosfel. bl,185 31: Volfella. Indiis. _ Baardkoyper. 32. Artica. Oc, Norv. Noordfch Boontje.bl.186 Gen. 304. SOLENES. SCHREDEN. Sp. 33. Sol. Wagina”M,Eur. Ind. Geut- Doublet. bl, 188 Go Siligua. Oc. Eur. __Mesfehecht. bl. 189 35. _Enfis. M.medit. Peul-Doublet, bl. 192 36. _ Legumen. — Boereboon. bl. 195 Op. 37. ús 37. 38, . 39: 40. 4 erde Re Cultellus, Amb: litt» Poolfche Mesje. radiatus. Oc. Afiat. Bl, Zonneftraal. _ferigilatus. M.med; Roode Zonneftr. Anatinus. Oc. Afiat. Eendebek. Bullatus. Blaasagtige, … minutus, Oc. Norv. Kleine, „virens. Javà, Groenagtige. AED AUD WINIZIER 2 bl.197 bl. 193 bl. 199 bl, 200 bl. zor bl. 202 Cams) Gen. 395. TELLING, TELLINEN, ik 44. Tell. Gargadia. Oc. As. 1, Die ovaal en dikagtig zyn. Get. Venus-Doubl.bl.eo4 45 Lingua Felis, — Sagryn-Doubl. —— 46. virgata, Oe. Ind, _Ceyl. Zonneftraal.ll.205 AT angulata. Javâ, Witte. bl, 206 48. Gari. Oc. Ind. Bacasfan - Doubl. 49. fragilis. Oc. Eur. Broofche. Dl. acg IL. Die ovaal en platagtis zyn. Sp. so. Tell. albida, Oc. Eur. _Bleekroode. B 21o Sk. foliacea. Oc. Ind. Goude Tong. bl.arr s2. planata. Oc. Eur. Roos-Doublet. — 53. __ devigata. Oc. E.Ind,Indifche, bl.a1a 54s __ radiata. Oc. Eur. Geftraalde.- Ee 55: Rostrata. Oc. Ind. Banket - Hamm. Ul.or3 s6. inequivalvis. M. m.Platzydige. re 57. trifasciata. Oc. Eur.Drieftraalige. bl. 214 58% incarnata. — Rood Juffertje, 59. Donacina, M. med. Paarfch. bl. ers 60: truncata, Javâ. Zaagertje. AEON 61. balauftina, M. med. Ronde Telline. bl, 216 Pp 4 HT, SYSTEMATISCHE Ile Die rondagtig zyn. Sp 62. Tell. Remis.Oc.Eur.Ind.Remies. XV.Sr. bl.216 7. reticulata.Indiâ. —Tygers-Tong. bl.216 . feobinata.Oc. As. Robbe-Tong. — Laëtea. Me medit. Melkwitte. -… _ bl.ar8 Carnaria. Ocean. « Vleefchkleurige. bimaculata. Oc Eur.T weevlakkige. Balthica. M. Balth. Oostzeefche. bl, 220 Pififormis. Oc. Eur. Erwtagtige. divaricata. M.med. Vor kftreepige. Ar Digitaria. —= Vingerftreep. __bl.zet Cornea. Eur: palud. - Hoornagtige. DS Eu Gen. 306. CARDIA: HART- DOUBLETTEN. DE 3. Card, Costatian. M. Afr. Geribd. V. Doubl. bl. -223 Cardisfa. M. Afiat. Venus- Hart. bloos rebufum. Indiâ. Stomp Ven. Hart. bl.226 hemicardium. Oc.Af.Driezydig, oes medium. Oc. Ind. _ Middelflag. __ bl.227 Aculeatun. Oc.Eur.Ged. Nagel -D. bl.228 Echinatum. Oc.„bor.Stekelige. ennen Ciliare. M medit, Scherp gerande. bl.229 tuberculatum. Karthageenfche. bl. 230 Ifocardia. Nagel - Doubl. bl,232 Fragum. Oc. As. Am. Aardoey - Doubl, bl. 233 Unedo. Rood Appeltje. —— muricatum Oc. Am.Stekelige, bl. 234 MALNUM, Groote. me flavum. Geele Aardbey. bl 235 levigalum, Ongeribde. rice Serratum. M. med. Gekartelde, oet Sp. 99, BULK DUW LZ ER sp. go. Card. edule, Oc. Eur. Kokhaan. XV. Sr. bl. 236 or. _Rusticum. M. med.Boerfche. bl. 298 92. _ pettinatuwm., — _Ryst- Doublet. bl 239 93. — Virgineum. —= _Maagdelyke. bl, 249 Gen. 507. MACTRE, KORFDOUBLETTEN. et 94.MaCt.Sprengleri.C.b Sp. Sprengl.Schulp. bl. egt 95. plicataria. Javâ. Geplooide, bl. 242 96. flriatula. M. med.Geftreepte. bl. 243 97. glahrata. Oc. Afr.Gladde. es 98. __ Corallina. M. med.Koraalagtige. nnn 99. Stultorum. Oc, E.Geftraalde. bl, 244 100, folida. — Strandfchulpje.! or. lutraria, — _ Slyk-Schulp. Gen. 308. DONACES. DRIEHOEK - DOUBL;: * Sp. 102. Don. Scortum. Amer. Triangel. bl. 247 103. pubescens. Oc. Ind. Ruige. EON IC4. rugofa Oc. mer. Rimpelige. El. 248 105. Trunculus.Oc.Eur.Stompje. ee 10%, flriata. — Geftreepte. bl. ao 105. denticulata. M. m.Getande. kh 108. cuneata. Wigagtige, td 109. Jcripta. M.med. Xul.Letterd. bi, 25 110, muricata, Oc.Ind.Gedoornde. Dl. sa IL. Irus. M. med. Schraale. sd Gen. 309. ZENERES. KOUS- DOUBLETTEN. 1. Die aan de Klink ruig of ruuw zyn. Sp. 112. Ven. Dione. Oc. Amer, Venus- Kous. ‘pj, 254 113. Paphia. Oc. Lufit. Oude Wyfs.D. p/. 255 14: Marica, Oc. Amer.Geftreepte, Dl. 256 Pp s Sp. 256, SYSTEM ATI SCHE Sp.115. Ven. Dy/era.Oc.Am.As.Geplooid. XV.St. bl, 256 IN. Die niet ruig zyn, Hartvormig, Sp 116. Ven, Verrueofa. Eur. au. Wrattige. bl. 257 117. Cafina. Oc.Eur. Gefleufde. bl. 258 118. Cancellata. Oc. Afr.Gerraliede, … 119. Gallina-M.-med. Geftraalde, bl. 259 12e. _ petulca. Oc.Eur. « Gaapendes gen tat. _ flexuofà. Indiis. Scherfje. ‚bl.269 122, Erycina. Europ. Kwaaker. 123e mercenaria. Penf. Amerikaanfche. bl. o6t 124. Islandica. Island, Yslandfche D. bl 262 125. … Chione.Oc. As. Chin. Speeldoubl, —— 126. maculata.Oc. A. A.Tyger=Doubl. bl. 263 ® 137 Mereirix. Oc. Ind. Bruinlip.. © __ bl.264 128, leta. MM, med. Ind. Blaauwlip. DN 149. — Castrenfis,Oc Eur.Griekfche A. bl. 265 130. Phrynea. Oc. mer. Phryne. bl. 266 131 Meroë. ——= Merot. he 130. deflorata Oc. Eut. Bloedige. en ie fimbriata. Oe. As. Lip- Doublet. bl. o67 154. reticulata. Oc. Afr.Wafelyzer. 155. Jfquamofa. Oe Ind, Gefchubde. bl. 268 JL. Die niet ruig zyn en rondagtig. Sp. 136. Ven. Tigerina. Oc. Ind. Gekartelde. bl.268 137. prostrata. —— _ Vliezige, bl, 269 158. Penfybvanica. Amf Penfylvanifche. bl.269 139 incrustata. Oc,Ind.Korftige. hl, 270 140. “Punélala, mma Geftippelde. osn däi- orbicularis. —= Venus-Labaar, —- 342. exoleta. Norveg. Slet. bl. 271 Sp. 143. En A A sp. 143. Ven. Borealis. Oc. Eur. Noordf, XV.Sr. bl, 272 144. peltinata, Indiis. Gekamde, re 145. fcripta. — Bast. Strikdoubl, bl, 273 146. edentula. —= Tandelooze, mt IV. Die niet ruig zyn en ovaal , eenigermaute hoe- kig boven de Spleet, Sp. 147. Ven. literata, Eut. Ind. Strikdoublet. bl. 274 148. rotundata. Oc, Ind.Geronde, 149. _decusfata. —= Gekruiste. bl. 275 150. Virginea. =—= __Maagdelyke, een: Gen. gro. SPONDYLI. LAZARUS - KLAPPEN. Sp. 151. Sp. Gederopus. M. med.Getakte. bl. 277 152. Regius. Indiâ. Gedoornde. bl. aë2 15% _ plicatus. Javâ, Geplooide. bl. 284 ‘Gen. q1r. CHAME. KOM-DOUBLETTEN. Sp. 154. Cham. Cor. M. Adria. Zotskap-Doubl. tl. 222 I5$e Gigas. M, Afiat. Fonteinbak. Ll, 289 156, Hippopus. — _ Paardevoer. ll. 293 157. antiquata. O.Afr.Zee- Noor. _H.297 158. trapezia. O.Norv.Zee - Erwt. bl. 208 159. Semi-orbiculata, Zee-Boon. __ bl.209 160. calyculata, M, m.Eikel. NE 1ÓT. cordata. Hartvormige. me 162. fatiata. _ Volronde. bl. 302 163 _ oblonga. Längwernise: » 164: Lazarus, M.m.A.Foelie. Doublet. 165. Gryphoides. M‚ m.Rots - Doublet, « bl. zor 166. bicornis, —= __Fweehaornige. bl. 304 167. Arcinella. M, Am.Gedoornde Pdvt. —— Gea. SYSTEM ATTISCHE Gen. St2. ARCH. ARK-DOUBLETTEN.: … Be Met den Rand zeer efen, de Billen omges kromd. Sp. 168. Arc. tortuo/a. Ind. Or. hen kade 306 NH. Met den Rand effen, de Billen gebogen. Sp. 169. Arc, Noe. M.rubr.m.I.Noachs- Ark. _ bl.307 176. barbata. M.med. Gebaarde, bl. 308 I71I, modiolus. —= _Hoekige, bl.310 172. Pella. — Eyronde, IL, pit den Rand gekarteld en de Billen omge- kromd. ij Sp. 173. Arc. Laêlea, M. medit. Melkwitte. bl. 311 174. antiguata.O. Am. A.Basterd- Ark, can TS. enilis. — Br geribde, bl. 312 176. Granofa. Oc. E‚m.Korrelige, 1.313 ijf decusfata. Indiis. Gekruiste. bli3t4 178, pallens. — ‚Bleeke: Poffer. tata IV. Met den Rand gekarteld, de Billen geboogen. Sp. 179. Arc. Untdata, Oc. Amer.Gegolfde. bl. 315 180, Pebtunculus —- Gevoorde. je 181. Glycymeris. Oc.Af.GladdePoffer. _ bl. 316 182. Pilofa. M.med. . Haairige. bl 517 183. Nummaria. — Platte. bl. 348 184. Nucleus. Europâ. Ronde. —_ Gen. 313. OSTREE. KAM-DOUBLETTEN, 1. Met Ooren, die aan beide zyden gelyk zyn. Sp. 185. Oftr. maxima. Oc. Bur. St, Jakobs - Doubl.b].323 18C. Jacobea. M. med, Spaanfche dito, bl. 324 Sp. 187. NAW NZE RK Sp. 187. Ostr. Ziczac. die auftr. Joppe- D.XV.ST.bl. 325 188. flriatula. Oc. Ind, Geftreepte. __ 189. minuta. — Kleine. bl. 326 ® 190, Pleuroneêtes,.—= Kompas-Doubl. I9I. Radula, — Weitafch - Doubl b/.328 zoe. _ Plica. — ____Jaagers- Mantel. bl. 329 II. Met de Ooren ongelyk, het één aan de binnen. zyde als gedoornd, Eb: 193. Oftr. Pallium. Oc. Ind.Konings “ Mantel. bl. 329 194. nodofa.Oc. Afr, — Koraal- Doublet. bl. 330 IJS. Pes Felis. — __Katte-Poot. bl.33r » 196. pellucens, Oc.auftr.Doorfchynende, sma 197. obliterata, Eur.au. Geftraalde. bl.932 198. Sanguinea. Oc. au.Bloedroode. ease 19. varia. Bonte Mantel. _bl,333 AOP. Pufio, Kleintje. ee aol. glabra. M.med. Gladde Mantel, bl.334 202. Opercularis. Oc. m. Dikke. ie ac3. gibba.M. Amer. Adama- Doubiet. bl. 335 HL Met de Kleppen fcheef of aan de ééne zyde ronder. | Sp. 204. Oftr. bki Oc, auft.Geelagtige. bl. 335 203. … fasciata. — Ys-Doublet. bl. 336 206. Lima.Oc. mer. Rasp-Doublet. bl. 337 IV. Ruuwe of OESTER:- DOUBLETTEN. Sp 207. Oftr, Malleus, Oc. Afiat.Poolfche Hamer. bl. 338 _>g08. __ Diluvigna. Kam-Oefter. bl.g3g 209. Folium. Oc. Am. Laurier. Blad. de 210. Orbicularis. Schyfje. bl. 34r 21. edulig. Oc. Eur. Gewoone Oefter-, Sp. 212, SYSTEMATISCHE Sp. 212. Ott. Semi- aúrita.0. m.Half geoorde.XV.b1, 360. Sp. 215. 24. ais. ZI7. 218, 219, 220. 222, 223. 224. 225, 226. 227. 229, 229. 230, „en 832. 233 23. 035. 236. 237. 238. 239. 240. 2403 Perna. Indiis. 1fogonum. — Winkelhaak. Ham - Oefter. Wer aem e Ephippium. M. Af.Poolfche Zadel. vl. 361 Gen. 314. ANOMIZ. ANOMIES. 16, An. Cranielaris.Suec. Bekkeneeltje. Peêtinatá. Gekamde. Ephippium.M.m. A.Kleef - Oefter. Cepa. M.medit. «Uijen -Schil. Elerica. — Squamula. Oc.Suec. Schubbetje. Patelliformis. Norv.Patelagtige, fcobinata. Pelago. Gevwylde. Aurita. …_Ge- oorde, retufa. Oc. Norv. Stompe. Grypluus. Gryphiet. Pebten. Petiniet. feriatula. Geftreepte. truncata: Oc. Norv.Geknotte. _Retieularis. Netswyze, Plicatella. Geplooide. crisp. Gekrulde. lacunofa. — Gegroefde. pubescens. OQ. Norv.Haairige. … fartia, Dikke. Cap.Serpentis.Oc.N.Slangekop. Terebratula, —= _Pappeg. Bek. angulata, Hoekige. Hysterita. Hytteriet. biloba. ‘Frilobier. Placentd, Oceano, Transparent. - bl. 364 bl. 365 ETE _bl. 367 Barnfteen- Oeft. « bl. 368 e= ER bl. 369 eeh 4 K emambumnsnn bl.37o Dl.371 ® bl. 572 N meen bl. 373 bl. 374 bl.325 bl. 377 bl. 378 (mms bl. 379 Sp. 242, BEM WIivezig B Sp. 242; An Jpinofa. Angliâ. Gedoornde. XV. bl. 330 bs Gen. zis. MYTILI MOSSELEN. Aangegrocide met Klaauwen vastgekramd, Sp. 243. Myt. Crista Galli. Oc. 1. Haanekam. bl. a8r DAA. Hyotis. Pelago, — Gebladerde. bl. 352 245. Frons. Oc. Índico.GekamdLaurierbl.bl. 393 / IL. Platte » die eenigermaate ge-oord fchynen te | NES NN Sp. 246. Myt. Margaritiferus. 1.Paarlemoerfchuip.bl.3%4 247. Unguis. M. med. Nagel. bl. 402 UI Taamelyk dik- Buikige. Sp. 248. Myt. Lithophagus.1. E. Steen- Mosfel. _b/.402 24. rugofus. Norv.lac. Rimpelige. bl. 405 "450. bilocularis. Oc. Ind, Verdeelde. bl.406 25i. exustus. Oc. Amer. Gekartelde, bl. 407 252. barbatus M m.N. Gebaarde. en aen edulis, Oc.Eur.Ind.Gewoone Mosfel. bl. 408 254. _ ungulatus. Merid. Magellaanfche. bl. 424 255. bidens. M. medit. Geribde. bi. 425 256. - _Modiolus. N. Papoes- Mosfel. bl.426 5). Cygneus. Eur. Fl. Rivier- Moefel. bl.4rg 058. Anatinus. Eur. Aq Eenden -Mosfel. bl.435 259. viridis, Oe. mer, Groene, * hed AD 260. ruber. — Roode. bl.43á 261, discors. Norv. Isl. Ongelyk geftreepte. — 262, Hirundo. M, med. Vogel-Doublet. bi437 Gen. 316. PINNZ. HAM -DOUBLETTEN. Sp. 263. Pinnarudis. M. med. As.Ruuwe. bl.a4t 264. pedtinata. Ind, Gekamde. _bl.4s9 Sp. 265, SYS TEM A T:1S Cy HaË Sp. 265. Pinna nobilis. M.med. Edele, .XV.Sr.bl.430 266, … _muricaid._—— Gedoornde, bl. 451 267. rotwudata. Q.mer.Geronde. — bl 455 268. faccata. M.med.l.Buikige. vl,456 aó6g. Digiviformis. O.1.Vingeragtige, -bl.457 270. lobata, —— Gekwabde. bl.458 Gen. gij. ARGONAUTE. PAPIERE NAUTIL. Sp.271. Arg. Árgo. M. med, Ind.Doekenhuif. XVII. e 272. Cymbium. M. med.Kleintje, bl. 15 Gen. 318. NAUTILI NAUTILUSSEN. 1. Spiraale; die rondagtig zyn, Sp. 273. Naut. Pompilius. nd. À.Paarlemoer - Naut.bl. 18 a74. Calcar. M Adriat.Spoor. bl. 30 27 Se crispus. M. med. Korrelige. bl. 3r 276. Beccarü. == Ammons Hoorn.bl. 3e 277. _— rugofus. M. auftr.Rimpelige. bl. 33 278. Umbilicatus.M.m.Genavelde. bl. 34 279: Spirula, Indiis. Posthoorentje. a8o. Semi-Lituus.M.mHalf bazuin. bl. 37 IL. Laugwerpiges die nagenoeg regi 2. — à Sp. 281 Naut, ob!iguus. M. med.Kromme, mes a84. Raphaniftrum. — Wilde Mostert === 083. Raphanus. —= Rammenas «- Zaad.bl. 358 234. Granum, — _ Koorntje. « - Al 39 285. Radicula. —= _Radys-Zaadje. a86. Fascia. —— Geringde. —_ _ bl. 4o 237. Sipunculus. — _Spuitje. : 933. Legumen —=* Peultje. bl. 4x ag. Orshocera, Qcean, Orthokeras, mmm Gen; " BL CAD WIZ ER Gen. 319. CONL TOOTEN. 1 Die geknot zn of Jtomp aan *t breedfte End, Sp: 290. Con. Marmorat. Ind.Or.Harte- T.AVIST.bl. 44 291. Imperials. — _ Kroon- Toot, bl. 47 292 Literatus. Oc. As. Tyger-Toot. 293 Generalis. Ind. 4Or.Speldewerks- bl. 48 204. Virgo.Oc. Afr. Menniste Toot. bj. so 295. Capitaneus. Afiâ, Kaas- Toot. El. sr 296, Miles, Indiâ, Arkans- Garen. bl. 52 1. Die Peeragtig en aan den Top gerond zyn, an- derhalfmaal zo lang als breed, Sp. 297. Con. Princeps. Morilje. bl. 53 298. Ammiralis. Oc.Ind. Admiraal. bl. 54 299. __Vicarius. Ind. Or. Vice- Admiraal. bi, 6o 300. Senator, Ind, Occ.Basterd- Adm. bl. 6r 301. Nobilis. Ind. Or. Geele Harte-T., —= 302 Genuanus, Guin. Guineefche- Toot. bl62 3c3. glaucus. Afià. CyperfeKat. 304. Monachus. Ind. Schildpad-Toot. bl. 63 305. __Minimus. — Gr. Monnik. De 306, Rusticus. Afr. _Asfchepoefter. bl, 64 307. Mercator. Ind. Net-Tootje, tl. 65 308. Betulinus. —= _ Boter- Tooc. en 309. ___Figulinus. Ind. Or.Eiken- Houts T. bl. 67 210. Hebreus. Indiâ, PBoeren- Mufiek,. BTI. Stercus Must. As. Vliegenfcheet. bl. 68 312. _ variusÍnd,Or. Leeuwe-Toot. bl. 69 Qaq UI. Dis SYSTEMATISCHE. III. Die langwerpig zyn, aan den Top gerond , len — minfte tweemaal zo lang als breed, genaamd | KoLLEN. _Sp.313. Con. Clavus. __Net- Rol. XVILSr.bl; 70 314. ___ Nusfarella. Ind.Or.Gegr. Kuip- Boor.bl. 71 gis. _ Granulatus.O. Afr Gegran.Katje. —— 316. Aurifiacus.Ind, Or. Oranje Admiraal. bl. z2 8175 Magus. Indiâ. __Gepleke Katje. bl. 74 318. Striatus. — __ Wolkhooron. 319. Textile. Ind. Or. Speldewerks-Rol.bl. 75 32. Aulicuss said, Bruinet. 00S bles 76 ni Die Bakagtig zjn; dat is Buikig en wyder van …__Mond, klinkende. rd Sp. 321: Con. Spettrufn. Ind.Or.Spookje. bl. 77 z22. Bullatus. == © Wolkbakje. bl. 78 _ 323. Tulipa.Amer. _ Lulp. bl. 79 324. __ Geographus. Indiis.Ag. Kroonbak. ——_—_— Gen. 320: CYPRAEE. PORSELEINHOORENS. I, Die een Spits hebben. | Sp. gas. Cypr. Exanthema. Ind, Witte Mazelen. bl. 88 326. Mappa. Oc. Afr. Kaaphooren. bl. 89 Arabica, Ind. Or. Arabifche Letters.bl. go 327 al, Argus. Oc. Afr.Dubbelde Argus.bl. or 329 Testudinaria.l.O.Karet-Hooren. ble 92 330. Stercoraria.—= Wyd-Oog. 331. Carneola.—= __Roodagtige. bl. 93 332 Zebra. Graauwe Mol. bl. 94 Sp: 333 BLA DW YZENR Sp.533-Cypr. Talpa, — … _Geele Mol, XVI H. 94 wga. „Amethiystea, — Gew, Ag. Kliph. Bl. 95 385»: lurida. M. med. Muis. mn 336, Vanelli, Kivits- Hooren. bl. 96 337 lota. Scherpmond. - Bl. 97 _ 338. fragilis. M. med.Dunfchaal, IL. Die geen blykbaare Spits hebben, Sp- 339. Cypr.Cap.Serpentis.1,O,Mooren Buikje. Bl, og 340. Mauritiana, — _ Slangekop. hmnee 34% Viellus. — __ Zoutkorrels, Ll, 99 342. Mus. Ind. Oceid.Karthag. Kliph, 343. Tigris. Ind. Or. Getygerde dito. BJ. too 344: Ljnx. — Mazelen, bl. ro2 345» Labella, —= _ 1fabelle, bl. 103 HIL Die een Nayel hebben of genaveld zyn. Sp. 346. Cypr. Onya. Ind. Or, Blaauwagtige, bl. 103 347. … __clandestina, __Verborgene. bl, 104 348. _ fuccinêta, Beknopte, EE 349 Ziczac. Gegolfde, bl. 105 350. Hirundo. Zwaluw, opent Hi 351. _— Afellus. Ind. Or, Ezeltje, Elles 852. Erronea. D waalende, bl. 106 __IV. Die een breeden Zoom hebben of gerand zyn. Sp. 353. Cypr. Cribraria Ind, Harlekyn. bl toz 354. Moneta, Maldiv, Guineefche Munt mams 355» Annulus. Amb. Blaauwe Kauris. Dj Tog 356. _-— Caurica.lndiâ. Geplekte, B. tro 357 erofa. Maurit. Wit-Oogje. | 2 Qaz Sp. 355, N SH ETE ENA, ELS ENEN Sp. 355. Cypr. flaveola. Sp. 359. 360. rh rde 362. 363- 364. 365. 366. 367. 268. ° Gen. 321. BULLZE. Bull. Ovum. Ind. Or. Volva. Ind. Oc. birostris. Ind. Or. 369. 370, 37 Ke 374. se 374 3/5 376, 377 378. 379. 350. 381. _ Brandvl. XVI.Sr. bl.rrt fpurca. M.med. Geelfmetje. ms ftolida. Ind. Or. Draakenhoofdje, bl. rra helvola. —= Kakkerlak. bl.113 Ocellata, — Starretjes. > . Poraria. Gaatjes. bl. 114 Pediculus, Ind, Et Luisje. bl. ris Staphylaa. Cicercula, M, m. Globulus. Afiâ. Spelta. M. med, Nucleus. Ind. Or.Rystkorrel. bl. 116 Pisfebed. bl.t17 ’tKorrel, Kopje. ’t Gladde Knepje. u 118 BLA ASHOORENS. Witte Porfelein h. hl, 120 “Weevers- Spoel. bl. 1er Oostind. dito, …_ bl. rez Jokje. en Verrucofa. Ind. O. Witte Jamboes. bl 123 gibbofa, Brafil. Naucum, Afià. aperta, Cap. b. S. Hydatis. M. med. Ampulla. Ind. Lignaria. Phyfis. Ampluflre. Afiâ. Ficus. Ind. Or. Rapa. == canaliculata, Conoidea. Fontinalis. Eur. … Hoogruggetje. - li Blaasje. - Kamen: Kaneel « Wafels B ns Belletje. en Kievits- Ey. bl. 126 Houtkleurig. … blaraz „Stomp Kiv. Ey. Roodbandje. _ bl.r28 „Spaanfche Vyg. —— Knol. bl. 129 Rolronde, … bl. 1go Kegelagtige. bl. 19 Paarltje. _ Sp. 397- BEAN WTIZ ER Sp. 387. Bull. Hypnorum. Eur. Mos-Bell.XVLSrr.bl.132 | 3838. Terebellum. Afiâ. Kuipers. Boor, ——— 589. _ _Cyprea.M.med.: Kliphoornige. bl. 133 390. Virginea, Afr. Prinfe Vlag. _bl.134 391, Achatina.QO. Am.Fr. Belhooren. bl.135 Gen. 322. VOLUTZE., VOLUUTEN.. 1, Met de Opening niet ingefneeden. Sp. 392. Vol. AurisMide.Ind.O.Midas- Oor. _ bl.137 “893. Auris Fude, Toverhoorentje. bl. 139 394. tornatilis. Gedraaide, bl, 140 395 folidula. Dikfchaalige. 396. livida, Aft. Geftreepte. bl.rgt gode Coffea. Koffyboontje, mmm IT. Rolrondagtige, met de Opening uitgerand. Sp.398. Vol. Porphyria. Bras. Porto Bello. bl. tar 39e Oliva. M. Ind. Dadel. Dl. 143 400. _ Jspidula. — Spits getopte. bl.145 IL, Eyvormige of fcheef Eyronde, met de Opening wyd witloopende en uitgerand. Sp.4er. Vol, Daétylus. Ind. Varkentje. bl. 147 492. Miliaria. M. med. Geerstkoorntje. bl. 14$ 403. Monilis. Chinâ. Ringetje. ge 404. _ Perficula.Oc.Afr. Perfiaantje. re 405. _ pallida. — Tuffertjes bl, 149 496. _ Faba. Boontje, bl. 150 A97 glabella. —= Gladdertje. en 408. Reticulata. Rooster. bl. 152 409. __Mercatoria, M.med.Koopwaar. —_ Qa 3 Sp. 410. _ SYSTEMATISCHE Sp. 410. Vol. Rustica. M, níed. Boertje. XVI, Sr, bl. 153 arr. —_ Paupercula, — Arm Wyfje. -bl.153 4io. _ Mendicaria. Afiâ. Bedelaartje, bl. 154 453, Cancellaria. Afr. Getraliede, Embe IV. Die Spilrondagtig zjn. Sp, 414. Vol. Tringa. M. med, Snepje. bl, 155 Ars. __ Cornicula, Kraaitje, bl. 156 A16. oo Wirgn. Maagd. ned 417. _ Scabricula, Ind. Or. KuuwePenhooren. bl.157 418. _ rufina. — Gerihde. » menen 419. _ Sanguifuga. M.med Staaten Vlag Pen, bl.158 420. Caffra. Oc, As. Ronde bruine. bl. 1sg 421. Morio. Ronde zwärte. —= 423. Vulpecula. Ind. Or. Hoekige Bandpen.bl. 160 423. _ plicaria. — Geknobbelde. _ bl,1ór 424. _ pertufa. Monnikskap. _ bl, 162 425. Mitra. Ind.Or. _ Bisfchops-Myt. bl, 163 426. _ Mitra Papalis. Paufekroon. bl. 164 427. _Mufica. Oc. Amer, Mufiekhooren, bl.165 428. _ Vespertilio Ind, Vledermuis. bl. 168 429. _Hebrea. Ind, Or. Wilde Mufiek. Bl. za 430. __ Turbineilus. — _Morgenftar, bl 173 431. Capitellum — _ Vaas. bl, 174 432. Ceramica, == Switzers - Broek. bl. 175 433. _ Pyrum. —= Peer. bl. 176 434. __Lapponica, Amer. Lapfche Laph.. Bl. 177 V. Die Buikig zyn of Bakagtig. _$Sp. 435: Vol. Zthiopica.M.Pers.Kroon - Tepelbak.51.179 436. 43% Cymbium. M. Iber. Jakoba- Kruik. ‘BJ, 18r Olla. Ins. Phil Tepelbak. - bl. 183 Gen. BAD WVZ K Gen. 323. BUCCINA. KINKHOORENS. I. Die Flefchagtig opgeblazen rond: zyn , met eene dunne, halfdoorfchynende , broofche Schaal. | Sp. 438. Bucc. Olearium. O. Ind. Ajuinrchil. XVI. DJ, 189 439. Galea, M. med. Belhooren. el 440. Perdix. O.Ind. Patrys. _ “ Bl,roo 44T. Pomum. Ind. Or. Diklip. bl. 191 442 Dolium. M. Afr. Geribde Belhooren.b}.192 443- Echinophorum. m.Geknobbelde. bl. 194 IL. Die Helmagtig zyn, met een kort Somgeboogen Staartje en den Mond getand, genaamd | KASKETTEN. Sp.444- Bucc. Plicatum. Amer. Geplooide. bl. 195 445. _Cornutum, —= _ Gehoornde, bl. 196 446. rufum. — „Roode, bl 198 447- tuberofum, —= _Geknobbelde, DJ. 199 443. flammeum.Ind, Or. Gevlamde. bl, 200 BEZOARS, 449. Testiculus, Amer.Geplekte. Dl, 20 450. decusfatum. Afr. Gefchubde. Dl,202 451. Areola. M. med, Geruite. bl. 203 II. Helmagtige met een kort opgewipt Staartje, die de Lip van binnen ongetand, van agteren uit- waards gedoornd hebben. Sp.452. Bucc. Erinaceus.O, Am. Gedoornde. Dl. 204 453. __ glaucum. Ind. Or.GraauweBez. bl, sos 454 Vibex. Oc, Am.m.GladdeBezoar. 5}.206 455. papillofum.Ind. Or Rystenbry « Hoor.bl. 207 Qaq a Sp. 456. SYSTEMATISCHE Sp 456. Buec. Glans. Ind, Or. _Moedervl. XVI.bl. 207 IV, Die aan de Spil als een omgeflagen Lip van dike ke Eelt hebben. Sp.457-Bucc. Arcularia. Ind.O.Kofferhoorentje. bl. 203 458. pullum. M. med. Bruintje. bl. 209 459. gibbofulum — Bocheltje. _—_— 460. putabile. — _ Veranderlyke. _bl.210 461. Neriteum. — _ Nerietagtige, es V. Die de Spil platagtig , als afgefchraapt, hebben. Sp. 462: Bucc. Harpa: Ind. Or. Davids-Harp. bl.arr 463. Costatum. Geribde. bl. 213 A64: Perficum. Ind. Or.Rudolphus. bl. 214 465. patulum. Amer. W ydmond. le 466. hemastoma. Eur. Roodmond. bl.216 467. Lapillus. — _ Steentje. bl. 217 468. _ _ Smaragdulus. Smaragdetje. _blaa2 VI, Die glad zyn en niet tot de voorgaande. behooren. Sp. 469. Bucc. Spiratum. M‚m. Gevoord Bultje, bl. 223 AE: glabratum Amer. Gl.Kuip. Boor. Bl. 224 47i. prarofum. Eur. Zwarte Boon. bl 225 VII. Die hoekig zjn en niet reeds opgeteld. Sp» 472. Buec. Undofum, Ind, Or.Boeren Jongen. bl225 4738 Bezoar. … Noote Moskaat. bJ. 226 474: Glaciale. M. bor. Spitsbergfe. bl. 227 475 _ Undatum. Belg. Wulk. bl. 228 47Ö. Reticulat.M.med.Geroosterde, Dl. 234 477. nitidulum. — _Glanzige. bl. 235 478. bevigatum, == Gladde Kinkh, _bl.236 VII BLAD W Y zZz EK. VII Die Pieramidaal zyn, glad en si voile \ VOrmig , genaamd PENNEN. Sp. 479.Buce.maculatum. Afr.As.Marlpriem. XVI. bl, 237 430. Jubulatum. Indiis, Tygerpen. ‚bl. 238 4br. crenulatum. Oc. Af, Gekartelde. bl, 239 432. hetticum. —= Ingekneepen. en 483. __ vittatum, Gefnoerde. bl.240 484. ferigilatum. O. As. Naalde - - Pen, de 485. _duplicatum. O. Ind NaaytNaald, ca 456. lanceatum. Indiâ. P: ekenier., bl. art 487- dimidiatum, Oe, Af.Omwonden. | 488. murinum. — Gedoornde Pen. Bl, 242 Gen. 324. STROMBI. VLEUGELHOORENS. 1. Gevingerde, wier Lip in lange fmalle Stroo. ken uitloopt. Sp.459. Stromb. Fufus, Amer. Starrepen. bl. 244 490. Pes Pelecani.Oc.Vogelpootje. bl. 245 491. Chiragra.Oc.As.Bootshaak. bl. 246 492. Scorpius. —= _Podagra- Kreeft, bl. 249 493 Lambis. — Krab. bl.2so 494. … __Millepeda, —- Duizendbeen. bl. 25{ IN. Gevingerde, die fimal gevleugeld Ze Sp 495.Stromb. Lentiginofus, As. Sproetjc. bl. 252 496. Gallus, Wyzer, __bl.253 497. Aur. Diane, 1.O.Kemphaantje. _ bl, 255 493 Pugilis Ind, Occ.Vleefchhooren. …b.256 499. marginatus. Vlerkhooren. bl.257 502. Luhuanus.I.O. Loehoenfe. | Qas Sp. sor. SYSKEMAT USEME Sp. sor. Stromb gibberulus, 1, O.Kanaritje.X VIST.bl.258 502. Oniscus. Pisfebed. bl, 260 II. Ongevingerde, die breed gevleugeld zyn. Sp. $03. Stromb. Lucifer Am.m. Kameelhooren, bl.260 504. Gigas. Amer. Kroonhooren. bl. 26r 505. latisfimus.O. As. Laphooren. bl. 265 506. « … _Epidromis. — Bezaantje. bl. 266 5c7. Canarium, —= Duifje. bl. 267 SO8.. vittatus. — _ Opgerold Bez. 809, fuctinêtus.Ind. Breede Kanary. bh}, 268 5to. Spinofus. Gedoornde. bl. 269 Sir fisfurella Ind.Or.Gefpleetene. | 512 Urceus. — __Gebulte Kan. .27o 513. Dentatus. Gerande, bl.27r IV. Die getoorend zyn en zeer lang getopt als PENNEN. Sp. 514. Strombetubercul. M. m.Geknobb. Penh. 5.071 515. paluflris, Ind. PasterdZeeton. bl,a72 5ióe ater.Ind. Or, Slakke- Pen. legale 517 lividus. Blaauwe. bl.273 Gen. 325. MURICES. STEKELHOORENS. 1. Die gedoornd zyn, met een uitfteekende Staart. Sp, 518. Mur. Hauftellum. O.Ás.Snippekop. Dl. 276 519. Fribulus, mmm Spinnekop. bl. 277 520. Cornutus. Oc.Afr.Getakte dito. Bl.278 Sar. Brandaris. M. m, Gedoornde dito. bl. 279 522, Trunculus.—= Hoogftaart. bl, 280 IL sr D wezen 1. Die de Naaden met gebladerde Takken verfierd hebben, welke men gemeenlyk noemt PURPERHOORENS. Sp. 523. Mur. Ramofus. Sin.Pers.Krulhoor.X V LST.b]. 286 524. Scorpio. Oc. As. _Doodje. bl. 233 525 Saxatilis. — Brandaris. bl. 289 526. Erinaceus.M.m. Granaatappel. 5l.29go Nl. Die Wrattig zyn , met dikke ronde Naaden, Sp. 527. Mur. Rana, Oc. As. _ Paddehooren. bl.29r 528. Gyrinus. M. med. Vorfchenpop. bl.292 529. Lampas. —= Oliekoek. bl. 293 830. ___Olearium === __Marshooren. en 531. Femorale. Ind. O. Voethooren. bl. 294 532 Cutaceus, Velhooren. bl.296 533 Lotorium.Ind, GebradenPeer.: bi. 297 534 Pileare, M. med. Gedroogde Peer. — 535. Pyrum. Ind, Leeuwenkop. bl. 298 536, Rubecula. —= __ Livrey- Hooren. bl. 209 537- Scrobilator, M.m, Doggerzander. 538. « _ Reticularis. Car. Nethooren, bl. 300 539. Anus.Oc. Afiat. Grimashooren. bl, gor IV. Die Staarteloos zyn en eenigermaate gedoornd, 3D 540, Mur. Ricinus. Oc. As. Moerbey. bl. 302 541. Nodus. Braamboos, bl. 303 542. Neritoideus. Witte Moerbey. —— sag. Hojlrin Getakte. bl. 304 544. Mancinella. Oc. As.Gecle Moerbey. —= 545. Hippocastanum,— Pimpeltje. bl, 30s 546. Senticofus. Diftelhoorentje. bl. 306 Sp. 547. SYSTEMATISCHE. Sp. 547-Mur. Melongena, Am. Beddetyk, XVI.bl, 307 _V. Die een lange Elsvormige regte Staart hebben en ongedoornd zyn, genaamd SPILLEN: oi Sp. 548. Mur. Cariofus. Hisp. Wormgatige. bl, 309 ls 549. 550. 551. 552 ep 554e 555- 556. 557 558. 59 560. 5ÓL- 562, 503. 504. 565- 566. 567. 568. 56. 5/0. Babylonius. Jav. Babylonfe Tooren. Javanus. Ind. Or. Javaánfe Spil... bl.31o Colus. Indiâ, Franfche Spil. bl.grr Morio. M, Afr. « Geband. Moor, bl.313 Cochlidium. Ind. Or. Indiaan. “…_bl.315 ‚ Spirillus. Trang. Langftaart, Knol. —= Canaliculatus.Can.Raap. bl. 316 Aruanus. Chin. Getakte Vyg. bl 317. _ perverfus-O.Am. Linkfe Vyg. bl. 318 antiquus. O. Eur. Zee- Wulk. bl. 320 despeêtus. O. Bor. Noordfche Wulk. bl. ger Tritonis. Amer. Trompethooren. — pufio. M. med. Gnemoe- Hooren.bl.323 Tulipa. Ind. Occ. Agaate Peer. bl. 324. clathratus, Island, Geplooide Schr. bl.325 __dolarium. Ocean. Bordes-Trappen.bl. 326 Corneus. Eur. auftr.Hoornkleurige. Lignarius.—= __ Houtagtige. Dl. 328 Trapezium Amb. Stompe Spil. bl. 529 Syracufanus.M.m.Middellandfche. bl.332 Craticulatus. — Hoekige. __bl.333 fcriptus. — Geftreepte, nn vl. BAD WIEYIZ ERS LeV. Die Ee if zjn en Elsvormig ;, smet een zeer Sp. 571. Mar. Vertagus. Indiâ, … Aluco, M. med. _ _fuscatus. —= Torulofa. …Radula. O. Afr. asper. M. Guin. Granulatus. O, As.Knobbelpen. Geknotte. TOLLEN, Gr 573 “574. 575. „576, 7: Li SnS. 530, 5831. 582. 583. 584. > 585. 586. $87e 583. 589. 590. 591. 592. 593: „Modulus. _Malletje. _ muricatus. M‚med.Gedoornd Scaber. Ruuw _ varius.M.med. Bont Tolletje. CINETACLUS Afchgraauw. ‚ divaricatus. — Losbandig. umbilicatus. — __Navelflak. Solaris, Ind. Or. decollatus. Gen. 326, TROCHL 1 ‘Genavelde met een doorboorde Spil. Sp. 579. Tro. Niloticus. Oc. Ind.Bag gyne Drol. _ maculatus. Oc. Am „Get. Pieramied, _perfpeëtivus.Oc.Às. ‚Perfpettief- H. hybridus. M. med. Wervelhooren. cruciatus. — — __Kruishooren. _Pharaonicus. Mt. Pr. Robberts Kn; Magus. M. med. ‘Tovenaar. kort Staartje, - | Snuipen. XWLSrbl334 Basterd - Paufekr. — Zonnehooren. _Getakt Bezaankn. bl. 356 Gordelpen. „Rasp: Ruuwe Pen. II. Die de Navel. geflooten. hebben en overend flaan, Sp. 594. Tro. Vestiarius.M.m, A „Bultllakje. bl, 351 Sp. 595. SYSTEMATISCHE Sp.595- Tro Labio. Oc.Afr.As,Tulband, XVI. ST.h).352 596. Tuber. M, medit. Geknobb. Tulb. bl.353 407. firiatus. — Geftreept, bl. 354 598. Conulus.M. m. Eur.Gefnoerd, ne id 599. Zizyphinus. — __ Gerand Tolletje. bl. 355 II. Die getoorend zyn, met de Navel uitpuilende, zo dat zy wiet overend kunmen flaan, “Sp.6oo. Tro. Telescopium. Ind O.Zee- Ton. _bl. 356 Got. dolabratus. Afr. Vlaggetje. __— © 6oo, __perverfus. M. med, Verkeerd, bl. 357 603, “ panêlatus, Eur. au Gettippeld, _—_— 604. _ flriatellus.„M.m. Geltreept Penn. bl, 358 „Gen. 327. TURBINES. MAANHOORENS. IL Nerietagtige „ die de Opening met eenen Ko- loms wyx’ platten , » ondoorboorden , Rand hebben. ‘Sp. 605. Turb, obtufatus.Oc. bor.Stompagtige. bl, 360 606. _ _Neritoides;M.med.Nerietagtige. 697» Littoreus;Oo. Eur, Aliekruik, ‚bl. 361 609. muricatus, Eur.auf Gedoornde, bl. 368 II. Die dik van Schaal zyn en geen open. Navel heb- | ben. rh go. Sp. 609. Turb, Cimex. M. med, Weegluis, bl. 369 óro. Pullus. Bokje. en Gi. perf: pnatus. Zee Slak, bl. 370 612, Petholatus.Barb. Nasfauwer. _ 613 Cochlus.Oc. As. Groen.Zilverm, bl.572 6lás Chryfostomus. — Goudmond. bl. 373 615. Teélum Perficum, Pagode, bl. 374 Sp, 616, - nin a wvizi dk d. Sp. 616. Turb. Pagodus. Oc. As.Langl. Tol. XVL bl 375 Ó1ze 619. …Ó19, 630. 621. … Olearius. Indià, Culcar. —= Spoor, bl. 376 rugofus. Ind. Gerimp. Tulb. . bl. 377 Marmoratus. Afià, Slangevelle Hoor.bl.378 Sarmaticus. Knobbelhooren. bl. 379 Reuzen- Oot. bl.380 IN. Die dik van Schaal zyn met een open Navel. Sp. 622, Turb. Pica. Oc.Ind.. Soldaat. „sanguineus. M ‚med.Bloedje. 623. 624. 62 Se … 626. 627. Sp. 628, Taurb. Crenellus. H564Te bl. 332 bl. 384 Argyrostomus.M.I.GeribdeZilverm, Margaritaceus. — Bonte Zilverm. bl38s Delphinus. Oc. As.Getakte Dolph. bl.356 distortus. Geribde dito. IV. Die getralied zyn. Kartelhoorentje. bl.397- Vene 629. Thermalis.Italia. Badhoorentje. bl 388 630. Scalaris. Ind, Or. Ambonfe Went, ——= 631. Clathrus. Eur. Litt.Gem. W=nteltr, bl. 390 632, ambiguus. Ind. Or, Bast. Wenteler. bl.394 633. crenatus. Gekartelde. hl. 395 „634. _- Laêteus.M.med. Melkwitte. bl. 396 “635. _— Jiriatulus, — __ Geftreepte. sem 636. Uva. ‘Gebak. Kindje. mm 637. Corneus. Hoornige. bl. 397 638. reflexius, Eur. auft. Omgeboogene. „639. Lineina. Jamaica. Gerande Maanh, —_— V. Die getoorend zjn , Trommelfchroeven genaamd. Sp.-640. Turb. imbricatus. Jam, Platte bonte, bl’3cg …— «replicatus. \AGlaäderónde, “a SP. 642 SY STEMAT IS CME Sp. 642. Tutb. acutangulus. 645. 644. 645. 646. 647. 648, 649. 650. OST. 652. 653. 654 _ Terebra.Oc. Eur. Witte. Scherp geribde. duplicatus. Oc. Eur. Dubbelde. exoletus. Eur.auft. Flaauw geribde. variegatus. Bonte. Ungulinus. Oc. E. Nagelagtige. Annuiatus. _ Geringde. bidens. Eur. auftr. T weetandige. perverfus.Eur. _ Linkfe. Muscorum, —= __Mos-Slakje. Auriscalp. M. med.Oorlepeltje. politus. — Likfteentje. Nautileus, Eure Nautilus = Slakje. bl. A99 Kees bl.401 Kent À bl. 403 bl. 404 bl. 405 bl. 405 bl.407 Gen. 328. HELICKS. SLAKHOORENS. L Tweeters » met de Schaal overlangs «aan