/ /fju / Digitized by the Internet Archive in 2014 https://archive.org/detajls/natuurlykehistor16linn N ATUURLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE BESCHRTFING DER. PIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer -e j w $\r<%r v of. Met naauwkeurige Afbeeldingen. EERSTE DEELS, ZESTIENDE STUK. De HOORENS. Te AMSTERDAM, By de Erven van F. H OUT TUT N, M D C C L X X I. INHOUD van dit STÜK. ZESDE AFDEELÏNG. XL VI. Hoofdst. Êefchryving van H Ge- flagt der Papieren Nautilussen of Doeken hui ven, war in de Smal* kielde zo wel ah de Breedkielde, en de Rystenbry-Nautilusfen , zoge- naamd, begreepen zyn. Blaidz. % XLVIL Hoofdst. Êefchryving van H Ge- flagt der Nautilussen $ die men ook Coquiljes noemt; tot welken de klei* 11e Ammons-Hoorentjes, in 'tZée* Zand ontdekt > betrokken zyn. ■■ 1 lé XLVIII. Hoofdst. Êefchryving van H Gé* flagt der Tooten, oudtyds Wellen genaamd * waar onder de Rollen fo- greepen zyn» i ê 42 ^LIX. Hoofdst. Êefchryving van H Ge- flagt der Porseleinhoorens, ook Kliphoorens en fomtyds Klipkou- fen genoemd wordende , waar onder die men Kauris tytelt of Guinee- fche Munt* i gj 3L. Hoofdst, Bëfchryving van 9t Ge- flagt der Blaashoorens, dus we* gem de Geftalte en de dunte van de kchaal getyteld. m ■ * 119 ! % LI. ÉI. Hoofdst. Befchryving: van 't Ge- flagt der Voluuten, 't welk, be- halve de Dadels en dergelyken, ook eenigen, die men anders Rotshoo rcns noemt , en de Tepelbakken be* yat. Bladz* LIL Hoofdst. Befchryving van 't Ge- ilagt der Kuskhoorens , waar on- der de Belhoorens, Kasketten, Be- zoars , Harpen , Pennen betrokken zyn; zo wel als deRollandfche Wul- ken en dergdyken. ■ 1 LUI. Hoofdst. Befchryving van '£ Ge* flagc der Vleugelhoorens, waar onder de Krabben en dergelyken , en de eigentlyke Vlerkhoorens, als ook de Gevleugelde Pennen, gelyk de Basterd-Zeetonnen * enz* begreepen zyn. ■ ' ■ LIV. Hoofdst. Befchryving van 9$ Ge- flagt der Stekelhoorens ; waar onder , behalve de Spin- en Snippe ■ koppen, de Krulhoorens , Padden, Oliekoeken , Voethoorens , Bedde- tyken, Agaate en andere Peerhoo* rens, de Spillen, Snuitpennen m dergelyken, zyn fhuis gebragt. x LV. Hoofdst. Befchryving van '£ Ge- llagt der Tollen , tot welken de Zonnehoorens , Zee-Tonnen en de eigentlyke Pennen of Penhoorens, zyn betrokken. . LVI. Hoofdst. Befchryving van ;t Ge. flagt der Maanhoorens, die men ook Rond monden zou kunnen noe- men , en waar onder dus de Wen- teltrappen en de Trommelfchroe- ven begreepen zyn. Bladz. 353 LVIL Hoofdst. Befchryving van 't Ge- flagt der Slakhoorens3 gemeenlyk zogenaamd en dergelyken , die hyna . altemaal op 't drooge, of in de Zoete Wateren , huisvesten. ■ 4-8 LVIII. Hoofdst. Befchryving van 't Ge- flagt der N frieten , of Halve- maan Hoorens, waar onder deEijer- doijers begreepen zyn. «j 477 L1X, Hoofdst. Befchryving van H Ge- flagc der Zee-Oouen. - 500 LX. Hoofdst. Befchryving van H Ge- flagt der Patellen , Schilden , Kapjes en dergelyken. i< » ? 5x1 LXI. Hoofdst. Befchryving van 't Ge- flagt der Tandhoorens , dat de Olyphants -Tanden en Wolfstanden bevat. . n.-- ■■ JLXIL Hoofdst. Befchryving van '£ Ge- flagc der Wormbuizen, wzar on- der ook de Neptunus-Schaft/x Vhuis gebragt. «— 558 LXI1L LXIII. HooFDsf . Eefcliryvïng van %t Ge* flagc der Zee-Houtwormen, ook wel Paalwormen en Koker wormen of Boorwormen genaamd f om dat zy de Paaien of ander Hout > en dè Huid der Schepen , in Zout Water, doorknaagen. Bladz. 580 LX IV. Hoofdst. Befchryving van 't Ge- flagc der Zandkokers , wier Die» ren- een Soort vdn Zee-Duizend* beenen zytl* » 607 AANWYZING der f>LAATEN, en der Bladzyden, clv/aar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden. £laat CXX. Afbeelding der Tooten, Porseleinhoorens , enz# tegen over Bladz. 49 Fig. 1. Spekïewérfcs-ïoot wfi het Dier daar W. 49 c — 2. Porfeleinhooren met haar Mantel be wond en ft. , en het Diex uit dezelve, B. S$ De Oostindifche Zee-Luis o/Luisje inNatuurlyke grooU te D , e« vergroot zynde met bet Dier, C. bl. 11$ «—3. De zogenaamde Ziczak«Da- dei tnet haar Dier* bL 144 figt 4, Een zeer aartig gemamerd Vohuitje, bet Juffertje ge- naamd. bl> 143 ■ 5, De r egte Mufiekhoaren , met het Dier, bl. 166 Plaat CXXI. Afbeelding van de ïé- pelbak, zogenaamd» tegen over Bladz. $ïg* i# Gekroonde Moesjes* Tepelbak , met bet Dier daar in, . bU 180 — 2* Het Diev uit een gr ooter Te* pettak, ibicl. Plaat CXXIJ. Afbeelding van Bel- hooren, Wulken, enz. m ■ ■. • . ■ 153 Fig. j. Een Geknobbelde Belhoo* ren met bet Dier daar in. bi. 194 3. Kinkhooren-Eijeren ooit Sm- riname. bU izi war. 3 > 4* ^M Zeeuwfche Wulkhop- ren, met bet Dier, van de eene en andere zyde. bh 229 Plaat CXXIII. Afbeelding van Kroon- hoorens, enz. — .. , ... 261 Fig9 i# Een Kroonhooren met de zogenaamde Purperilak, bl. zóz ' 2» Een fraay gebandeerde bruinbonte Krulhooren. bl. 286 *r. — 3» Een effen ronde Spil met bet Dier. bl. 31 1 4, ifc?2 zeer fraay gebandeer* de Snuitpen* bl. 334 Plaat pXXIV. f iaat CXX1V. Afbeelding van ToLi len, Slakhoorews, enz* f^fi over Bladz. 3^1 I. Een geknobbelde Tol <ƒ Pieranried met baar Diei\ X 342 2* Nerietagtige Maan- hooren, dito* bU 361 — 3« Europifche Wentel- trap met baar Slakje. W. 391 — 4. De Jongwerpende Rivier* Slakhooren met baar Dier. bh 439 — 5,6. Een Franfch Zee- Oor met bet Dier, van de Rug* zyde en van de Onderzyde befebouwd. bl, 502 7 , 8. Een Europifche Patel- Ie met bet Dier, van boven en van ter zyde. bl. 513 Plaat CXXV. Afbeelding van Wokj*< buisjes, enz» , ^ Flg. 1. De Olyphants-Tand met bet Dier daar in. bl. 55 x 2. Een zogenaamd Hoorn flan- getje, dito» bl. 571 ——3. Een zeer fraaij eNeptunus» Schaft. bl. 578 4# Een Zee-Hout-Worm of Scheeps-Boorworm, bl. 595 — — - 5, Het Dier van fommige Zand- kokers of Wormbuisjes, bh 609 — — 6* Een Koker -Worm, de Goudtand genaamd, van de Kaap, in zyn Koker. bl. 6i% -—7, De zelfde buiten zynKoker.bh 624 B E* BESCHR Y VING DER D IEREN- ZESDE AFDEELING. XL VI. HOOFDSTUK. Defchryving van 't Geflagt der Papieren Nautilussen of Doekenhuiven , waar in de Smalkielde zo wel als de Breedkielde, en de Rystenbry - Nautilusfen > zogenaamd, begreepen zyn> ^Vgg/^ e Doubletten of Tweekleppige llf Tl ^ Schulpdieren in 't naastvoorgaande fflL ^tuk befchreeven hebbende, ko- ^i'MW^ men wy chans tot de befchou- wing der Eenkleppige, wier ledige Huisjes men gewoonlyk Hoo rens noemt. Het Tooneel wordt onder dezelven geopend door deeze Stukken, wegens hunne brooschheid kostbaa* rer dan zeldzaam , welke om die reden den naam voeren van Papieren Nautilus* sen. Wat de oirfprong der benaaming van Nautilusfen zy 5 zullen wy in 't volgende Hoofdftuk zien» A Ee- I. Deku xvi. stuk. 2 Bèschryvinc van VI. Eene omwonden of gedraaide , Vliezig dun- AXLvT ne Schaal > die niec aIleen uic één Stuk be' Hoofd- ftaat, maar ook flegts een enkele holligheid stuk. heeft , zonder verdeelingen * maakt de Ken- Kemner^ n]trj,en uh van dit Geflagt. Men kan 'er by voegen , dat het Schulpdier een Polypus is. sooncn. Twee Soorten zyn m hetzelve, door Lin- N£üs5 opgetekend, als volgt. cclxxl (271) Papieren Nautilus* die de Kiel eeni- JwnautA germaate getand heeft. hti£en Veele Eeuwen , reeds , is deeze Soort be- kend geweest» Aristoteles , immers, die lang voor 's Heilands Geboorte leefde, {preekt 'er breedvoerig van, en geen wonder, alzo men ze aan de Oevers van de Middelland- fche Zee , zo wel als in de Indien , en moog- lyk overal in de Oceaan van de warme Lugt- ftreeken, aantreft. Dit is de eerde der twee Soor- (271) Argonauta Carina fubdentata\ Syft. Nat. XII. Gen. 3174 M. L. U. 548 N. f48. Nautilus. Bell, Ag. T. 380. Nautilus five Nauplius. Eonann. Recr. I. f. 13. List. Conch. 4 Naut. T 3, 4. Nautilus tenuis. Humph. Mus. T. 18, f. A. B. N. 1 , 4 , Cymbium» güalth Te ft. T. tl , 12. f. A,B, C. Nautilus Papyiaceus, Argenv. Conch- T. V> , (5;. f. A, B, C. Nautilus. Olear, Mus. 66. T, 32. f. 4. Gi NANN. Adriau II. T. 3. f 29. Seb. Mus III. T. 84. f 4 , 12. Nautilus fulc,3tus. Kleih Oftrac. T. L f. 3. Cymbium. T es sin. Epift. I. N. a&. KNOKL Verzam. L 1), Pl. 2- IV* D. fl, !!♦ d È Papieren Nautilussen, g Soorten van Nautilusfen by Arïsïötèle&3 vt die getuige , dat de Schaal, van fommigen $ A£^EEti het Ey der Polypus genoemd wefdt. MenHoOF1£ ±al die zodanig begrypen moeten, dat dezel-sTUK* ve, als een Dop 3 het Schulpdier, 't welk een Polypus is , omvat en in zelfftandigheid veel gelykt naar de Eijerfchaalen. Gedagte Schaal vergelykt de Vader der Wysgeeren by eené Mantelfchulp , uitgenomen dat zy hol ïs eri dat het Dier 'er niet zo aan kleeft Digt aan Land 3 voegt hy 'er by , aast zy gemefenlyk § en wordt dan dikwils van de Baarert op deii Oeve#r gefmeeten , zo dat dë Vifch uit dd Schaal geflingeft wordt en men dezelve ledig óp den Oever vjnde. 3, Het Dier is 5 niet 33 de gewoone Polypus , zegt Athen^eus^ ,3 maar een Dier dat n2ar de Polypusfen ^ zweemt 3 wat de Krullen aangaat, hebbende 33 een Korst om zyne Rug , met welker Hol- 33 ligheid nederwaavds gekeerd het uit de diep- 3, te der Zee opftygt, en dan zig omkeerende 33 zeilc- Het fleekt, naamelyk, twee Krullen 33 boven uit 3 waar tusfehen zeker dun Vlies 33 gezien wordt 3 naar dat gene gelykeiide, 3, 't welk de Vingeren der Pooten vaö dé 33 Zwemvogelen famenbindt; twee anderen laat ,3 het in *t Water neder 5 om zig te beftuu- 3, ren; maar, wanneer het iets tot zig ziet komen ? dan trekt het ylings de Pooten in , 3, en 3 de Schulp met Water gevuld zyflde* daalt het naar de diepte". A % r£& I. DML. XVI, STUK. 4 BESCHR YVING V A $ VI. Zodanig is de befchryving der Ouden van ^xTvi1'* dit Schulpdier , welke in de voornaamlte om* Hoofd- Handigheden bevestigd wordt door Rumphius, stuk* die echter met eenig onderfcheid daar van fpreekt, zeggende: „ men bevindt, dat dee- „ ze Vifch , zeilende , het meefte van zyn Lighaam in !t agterfte van de Schulp bergt, „ houdende alleenlyk twee van zyne Baarden, als Roers, daar buiten om te ftuuren: maar, als 'er geen Wind is , zo brengt by alle zyne Baarden buiten , laatende de Voorfte- „ ven weder zakken , en dan roeit hy. Als hy eenig gevaar of onraad befpeurt, dan trekt „ hy al zyn Vlcefch binnen boord , keerende „ het Agterfteven om hoog, zo dat het Bootje „ Water fchept en te gronde gaat " Dit moet Natuurlyk volgen uit de verzwaaring van het breedfte gedeelte der Schaal, door het gewigt van den Polypus ; terwyl in tegendeel , door de Armen voorwaards uit te fteeken, het Agter- iteven, Natuurlyker wyze , opgeheven moet worden ; zo dat de breede dunne Rand een foort van Zeil maakt : zonder dat men om 't behulp van *t gedagte Vliesje behoeft te den- ken, 'twelk Rumphius in de Oostindifchen niet vernomen hadt. Hy getuigt , echter, dat dezelven fomtyds fneller zeilen dan een Schip ; 't welk aan haare ligtheid is toe te fchryven. Na^msre* Wy zien dan hier uit, om welke reden dee- d?n* ze Hoorens of Schulpdieren van fommigen Zei- de Papieren Nautilussen. 5 Zeilers geheten worden 3 en in 't Hoogduitfch VI. Fahrkuttel of Schiffkuttel; doch men gebruikt A^*** in 't algemeen den naam van Nautilus, gehoofd* volgens den Franfchen tongval , Nautile. De stuk» Grieken noemden haar ook Nauplios en Ppm- pilos volgens Pliniüs, In 'c Italiaans geeft men 'er ook wel den naam aan van Polpo Mos- cardino of Moscarolo volgens Bonannï, die 'er de woonplaats van ftelt in.de Adriatifche Zee , daar hem de Visfche.s , u gr hy, on- „ der de Zeekatten , by de Klippen aan den 3, Oever vinden, waar hy dikwils gaat aazen» 3, Zyne Schaal is byna zo dun als Papier , 33 doorfchynende 5 broofch en Sneeuw* wit; 53 een Scheepje of Schuitje affchetzende 3 dat 3, uit drie deelen beltaat, twee Zyden , naame* 3, lyk, en een Kiel 3 waar de Buisagtige Stree- 33 pen, overal getrokken 3 in uitloopen , en dezel- .3 ve f andswyz' oneffen maaken , zynde die door .3 eene geele of bruine Kleur onderfcheiden". Men vangt dit Schepzel niet alleen in de Adriatifche Zee of Golf van Venetië 3 maar bovendien aan de Eilanden Sicilië 3 Sardinië 3 Corfica, Minorca, en anderen in de Midde- landfche Zee, zegt d'A rgenville^ en hier door agt hy de echtheid der Afbeelding beves- tigd te zyn, welke daar van door Doktor R ui sch gegeven is. Het uitgefpannen Zeil^ daar in, echter 3 komt ten opzigt van de groot- te verdagt voor, en ik weet niet wie de me* nigvuldige Ooggetuigen zyn3 die de Papieren A 3 Nau* I. Deel. xvi stuk. 6 BESpHRYVINp VAK VL Nautilus hebben zien Zejl maaken, zo Lin- "xF£vïI-N>ÉÜS W Even v/el is 't niet te den- Hoofd* ken, dat het Dier flegts, gelyk de Kluizenaar^ $tuk. }n een vreemde Schulp of Hoorn huisveste; hoe zeer hetzelve ook van de andere Schulp- dieren verfchiile. Wy geeven 'er, volgens ge* dagten Ruisch, deeze befchryving van, die wy met het onze, dat wy in Vogc hebben, vergelyken, zegt d'A rgenville. liet Dier. J5 De Kop is taamelyk groot, met twee hel- dere Oogen voorzien. Het heeft agtPooten „ of Beenen van een week Vleesch , welke men ,, Baarden noemt, Zy zyn dikker aan het end, dat „ hy het Ligha&m komt, en hebben epn dun Vlies , dat ze aan malkanderen verbindt , gelyk „ men ziet aan de Pooten der Eenden. Deeze „ Baarden , van Zilvpragtjge Kleur , met Wrat- ten op de zyden, zyn plat als Riemen, en ., dienen het Dier om te zwemmen. Het fchynt , dat hetzelve roeit met zyne Lap- „ „ pen en Baarden , en dat het zyne Schulp be* J ftuurt als een Boot of Sloep* De zes Baar- „ den van voqren zyn kort, wie, en vol met f| Wratten, even als die der andere Zeekatten. 5, Hec (*) Nifi tot teftes nobis obftringenent , qul propriis oculis yiderunt Argonauram velificantem. Syft* Nat. p. i-i6i# JQN"- stoijus perquam confu fe defcribit fpecies Nautilorum, re* coqueus fabulam de Nautilo Vclificante , quam explofit Rum- ? h i ü s, Klein Qftrac. p. 4, Rumphius heeft wel {iet Zeil maaken , doch niet het yaaren of reilen van de Nam* \i\ns ontkenc}. de Pafieuen Nautilussen. 7 „ Hét fpreidt dezelven als eene Roos uit, VI. onder 't zwemmen : de twee andere Baar- A£J*yj* 3, den, van agceren , die langer zyn, hangen Hoofd* „ in de Zee^ om tot Roer te dienen voor zy- stuk. ne Schulp ; welke hy met zyne Hefboo- ,. inen van vooren opligt > om 'er den Wind 3, in te ontvangen. Wanneer het dood ftil is, gaat hy aan 't roeren, laat zyne Hef- boomen neder , en doet alle zyne Baarden uitkomen. Eenig gevaar vreezende , trekt het Dier zyn Vleefch en alle de Baarden in, I, op dat zyn Schuitje Water fcheppen moge en dus te gronde gaan Dikwils pompt het „ en werpt Water uit zyne Schulp, dikwils 3, verlaat het dezelve , die dan op de Zee dryft,totdat zy tegen de Rotfen verbryzeld „ worde (*)". Hier worden, al wederom , geene Oog? ge- tuigenisfen bygebragt , en de befchryvingfchynt van Rümphius ontleend en wat opgefmukt te zyn. Het Dier, dat ik onder deezen naam gekogt heb , is langer van Lyf, en de Oogen zyn daar in , op ver naa , zo blykbaar niet 9 als in de gedagte Afbeelding. Het is, over 't geheel , bruiner dan de andere Polypusfen , en de Armen zyn in hetzelve, zo wel als in die, volkomen van elkander afgezonderd , zonder eenig tusfchenkomend en famenvoegend Vlies. Tv/ee (*) Conchyliogk. II. Partie p, 30, li XVI, Stuk. 8 Beschryvinc van in de Hooien. yi« Twee Armen zyn inderdaad langer dan de XLVI* ovengen5doch dit zyn de agterfte of de meest Hoofd- ruggelings geplaatfte niet , maar de genen die stuk. ^aar aan volgen. Welke de Hefboomen zyn, daar d'A rg en ville van fpreekt, en wat het Steunpunt tot derzelver werking, om de Schulp zodanig op te ligten , dat de Wind in het breedfte end , als in een Zeil , kan gevangen worden , verftaa ik niet , en geloof veeleer , dat zulks door de verandering van het middelpunt der zwaarte, wegens de overhelling van het Lighaam des Diers , of van deszelfs Armen , als gezegd is , veroorzaakt worde» Het Dier Wat de Afbeelding van dp Hooren , met het Dier daarin, aangaat, dezelve fchynt reeds van oude afkomst te zyn. In 't Werk van Aldrovandus, naamelyk, komt dezelfde Figuur voor , welke d'A rgenville in 't midden van zyne Plaat geeft , en daar van fpreekt die Autheur aldus. „ De Schaal van ,, de Nautilus heeft Bellonius met die „ van Rondeletius overeenkornftig afge- beeld , en den daar in begreepen Polypus „ met alle de Baarden uitfteekende, die veel „ langer zyn, wel driemaal en daar boven, „ dan Rondeletius dezelven vertoont; „ zodanig dat drie derzelven wederzyds ge- „ kruid neergelaten , twee fchuins opgeregt worden, zonder eenig tusfchenkomend Vlies. 5, Dat Vlies , naamelyk , heeft hy als een Zeil, M aan het vlakke end der Schaal, of het Voor- de* be Papieren Nautilussen. 9 0 fteven , overend geplaatst. Oppianus VI. „ zegt, dat twee Pooten worden opgeregt , ^£vf' 5, en tusfchen dezelven een dun Vlies, als eenHooFD- „ Zeil: twee nedergelaten , aan ieder zyde,sTUK. die naar Stuurriemen gelyken: maar de Af- „ beelding van Bellonius, en die welken de Dierbefchryver {*) uit Engeland ontvan- 55 gen heeft , zo wel als de myne> laat 'er we- 5, derzyds drie neder. Zy fchynen echter „ meer te gelyken naar roey»dan ftuur-Rie- » 3, men. Plijnius alleen fchryft, dat deeze „ Vifch zyne Staart in 't midden als een Roer 5, gebruikt ; of hy dat regt heeft weet ik „ niet: want in de Polypus is geen Deel be- 99 kend , dat den naam van Staart voeren of „ dus buiten de Schaal uitgelaten zou kunnen 39 worden" (t /• Een zelfde llag van Dier, als by RüMPHIUS Verfchil in de Ryflenbry-Nautilus afgebeeld is, komt liod0erens, by anderen voor , in de Smalkielde Papieren Nautilus. Schoon, naamelyk , Linn^eus alle de Dunfchaalige, Eenhuizige Nautilusfen tot ééne enkele Soort heeft t'huis gebragt, kennen wy nogtans daar van drie weezentlyk verfchillende, die altemaal wel den naam voe- ren mogen „van Papieren Nautilusfen of Doe- kenhuiven , doch byzondere Kenmerken heb- ben, (*) Zoographus zegt hy. Men meent, dat hier door de Oude Gesnrrus verftaan worde. (tJ De Teftaceis, Libr» III, Cap, 3, A 5 I. DEEL. XVI* STUK* 10 .Beschryving van VT. ben 5 waaraan menze , 5t zy Jdein of groot ^xTvl* ?yn^e, duidelyk onderfcheidt. Daar zyn naa- Hoofd- rnelyk Smalgekielde , Breedgekielde en Rysten» stuk, bry Nautilusfen. Ik zal van elk in 'tbyzonder fpreeken. F.mshe- De Smal gekielde of Smalkielde fchynt de ge- kielde ne te zyn > welke de Ouden gekend hebben. Dus , naamelyk , luide de befchry ving van Belloniüs , welke Aldrovandus naauwkeurig noemt. De Schaal fchynt uit ,3 drie Stukken te beftaan , te wceten de Zy- 5, den en Kiel, daar zy doch maar enkeld en „ eenvoudig is , zynde de twee Zyden door 3, de Kiel vereenigd Zy heeft doorgaans niet 3, meer grootte, dan dat menze met de beide 3, Handen omvatten kan , en de breedte laat zig befpannen met den Duim en middelflen 33 Vinger, Haar dikte van Wand gaat die van „ Parkement niet te boven, en zy hebben 33 Streepen overlangs , die haar aan den Rand 3, gekarteld maaken > als waren zy met Tand- „ jes imrefneeden. De Opening, door welke de Nautilus gevoed wordt en uit de Schaal 33 komt , is groot. De Schaal is broofch. Melk- „ wit, glanzig en in alle opzigtennaar een rond 33 Scheepje gelykende*'. Die is het ook welke Bonanni afbeeldt. Kle in merkt aan, dat decze nog door fcherpe of ftompe Ooren te hebben , verfchillen , en hy onderfcheidt dus die van Bonanni van die gene , welke Rumphiüs afgebeeld heeft, met fcherpe Oo- de Papieren Nautilussen, i; Oorcru Want Lister hadc de zodanigen VI. ge-Oord geheetep, die by het middelpunt der A™^-* "Windingen een dikkere Eeltagcige Zoom heb-HooFD- ben, eenigermaate gelykende naar eens Men- stuk* fchen Oor. Dit hebben de Smalkielde by uit. neemendheid , gelyk de Afbeeldingen aantoo- nen , inzonderheid die , waar menze van de groot fte Soort vindt afgetekend ( * ). Zy ko- men niet alleen van vyf tot zeven Duimen of een Span lang voor, gelyk Ru mphius zegt 9 maar ook fomtyds van een Voet en daarboven. Die, welke Gualthieri heeft doen afbeelden , ter langte vaq tien en ter breedte van zes Duimen , is een ongemeen Stuk 5 zullende waarfchynlyk dat Exemplaar zyn , daar in de Aantekeningen op Rumphius van gefproken wordt, als zig bevindende in het Kabinet van den Groot Hertog van Flo- rence. Men vindt ook kleinen van maar twee qf drie Duimen lang. De Kleur is wit of eeni- germaate uit den groenen geelagtig in frisfche Nautilusfen van deezen aart , . die in het mid- den , aan de gedagte Ooren of Maantjes > dik- wils Purperrood zyn : maar de Tanden of Pun* ten aan den omtrek hebben zy , in 't alge- meen , donker bruin of zwartagtig. Hoe groo* ter en frisfcher ? hoe kostbaarder deeze Hoo* rens (*) Zie GUALTH, Tefiar. T. IU £ A.S.EB» Kab. III. PI 84, f4 5» RlJMPH Rar. Pl. 18. f. A. AR GE NT. Qfick. VU 5. f. A. KNORR. Verzam* V D. Pl. 2. f. ï« I. Deel. xvh Stuk. 12 B E 3 C fl R Y V I N O VAN VI. rens zyn, en dit is niet te verwonderen, alzo X^VX» men *n 0°st*ncl*e voor zu^en , daar agt Muts'- HpoFDr jes of een Zeeuwfche Kan Water in gaat , zo stuk, Rdmphiüs aanmerkt, wel negen Ryksdaal- ders betaala heeft. Breed Dat Jers °f Kuit, van gedaante of Kleur als an- Hoofd- dere Visch-Kuit, omgeven mee een durf. stuk:* w Vliesje, Al is de geheele Schaal niet groo- „ ter dan een Vinger, zo hebben zy doch een „ Eijerftok , als een Kuslen op de Kiel leg- « gende". Kyftenbry j)e RySte?tbry - Nautilus fchvnt aan Rum- Nautilus- . a fen* phius niec bekend geweest te zyn , hoewel men de Afbeeldingen daar van , in zyn W erk, door den Uitgeever en Aantekenaar , gelyb 'veele adderen, ingevoegd vindt (*). Die ech- ter , welke men daar heeft , zyn niet van de de grootften : zo min als die van Gual- ïhieri, welke nog geen vyf Duimen in langte haalt. De Afbeelding, in 't Werk van Seba, heeft de langte van negen Duimen. Stukken van die grootte zyn ongemeen zeld- zaam en zeer kostbaar , want dit flag van Nautilusfen wordt thans by de Liefhebbers het allerhoogfte gewaardeerd. Zy verfchillen minder van de Breedrtiggen , dan van deSmal- gekielde, doordien zy de Kiel taamelyk breed hebben, en de Kleur is, zelf^in groote Stuk- ken , Melkwit , met bruine Punten aan den Omtrek. De Buisagtige verheffingen tusfehen de Sleuven, die van 't middelpunt naaf den Omtrek loopen, even als in de andere Papie- ren (*; RüMPH. Amb. Kar. Pl. l8. N. i , a , 3 * 4* z^ Ook GUALTHIEUI T. H. U B. SEBA„ Kiè* PU 84. C 4* DE Papieren Nautilussen. *5 ren Naütilusfen , zyn hier als van binüeti met v^ een Stift uitgedrukt , 't welk de Oppervlakte^^ van buiten bezet maakt met Knobbeltjes, dieBoo^D.' naar Koorntjes gelyken , en zulks , met de STUK* Kleur gepaard , geeft 'er die zonderlinge , doch niet ongepaste, benaaming aan. DeezeKtiob* beitjes zyn , regelmaatig , als op Cirkels ge- plaatst, die langs de Winding uitloopen. De Opening gaapt, in myn Exemplaar, dat vier en een half Duim lang is , wel twee Duimen, en in een Smal gekielde van vyf Duimen mer* kelyk m nder : waar uit men het verfchil van dikte kan opmaaken. Ook zyn de Rystenbry- Nautilusfen ronder van Omtrek > en hebben de gedag te Ooren of Maantjes zo zigtbaar niet. (12723 Papieren Nautilus , die de Kiel rimpe- cclxxtt, Ar*onaul Cymbium Kleintje* lig en vonder Puntjes heeft. Een zeer klein Hoorntje , dat naauwlyks de grootte van een Zandje heeft, in de Middel, landfche Zee voorkomende ^ is door Linn^eus tot de Tweede Soort van dit Geflagt gefchikt. Güalthieri noemt het,gelyk de anderen, Cymbium, waar van de bynaam afkomftig is. Ik weet niet , waarom hy niet liever dat on- gemeen raare Stuk , 't welk de Heer Lyon- jnet alleen meende te bezitten, by d'AüGEN- VIL- (0.71) Argonauta Carina rugofè mutiCa^ Syft, Nat. XIU Cu al TH. Teft. T, 12* f# D« I* Deeu xvi. Stuk» 16 BESCHR YVING VAN VI. ville op de eerfte Supplement-Plaat , Letter xTvi1**®' vertoond, tot eene nieuwe Soort gemaakt Hoofd- heefu Hetzelve immers , behoort , volgens stuk. dien Autheur, volftrekt tot de Papieren Nau* tilusfen , en wordt , wegens zyne ontzaglyke dunte en doorfchynendheid, Nautile vitrè , dat is Glazen Nautilus , geheten. De Geftalte, echter , zweemt meer naar die d<*r Kapjes af Patellen , en het heeft een omgekrulden Top , gelyk fommigen onder dezelven, doch het is als plat gekneepen , geheel vol Ringswyze plooijen , met den Mond evenwydig , en heeft een geknobbelde Kieh Dat Stuk , 't welk op de Plaat van Rumphius, in N. 5 ^ is afge- beeld , zou ook als een byfoort mogen aange- merkt worden van de Papieren Nautilusfen. XLVIL HOOFDSTUK, Befchry ving van '£ Geflagt der Nautilus* s en, die men ook Coquiljes noemt; tot wel* ken de kleine Ammons-Hoorentjes, in *t Zee- Zand ontdekt, betrokken zyn. Kaam* T^\at de benaaming Nautilus , zó wel als •f-^ Nautikos , gelyk de oude Grieken deeze Hoorens ty telden , als ook 'c woord Naupïios , dat fommigen gebruiken , van de Geftalte, die eenigermaate naar een Vaartuig, Naus % gelykt,afkomftig zy, is zeer natuurlyk te be- 1 d e Nautilussen, 17 grypen. Eenigen , echter , fchynen te den- VI. ken , dat het eerstgemelde woord zynen oir- A^Ey{j fprong van 't Grieksch woord 'Étërtiè , in 't Hoofd- * Latyn Nauta , zou hebben , alzo zy 'er den stuk* riaanl van Schippets aan gëeven, tn te dus van die van 't voorgaande Geflagt , welke zy Zei* Iers noemen , tragten te onderfcheiden : daar, doch , deëze niet minder Zeilers zyn dan die , en de naam van Schippertje past op geen vari beiden. De Ouden fchynen te ook Pompilfó geheeten te hebben, dat een naam is, die aan zekere Visfchen , welke de Schepen , op hun- ne Reistogten in de Oceaan , dikwils vergezel- len , gegeven wordt fi De geWöonlykfte j zie het naam , echter, is Nautilus, dien meriin de^usJoÜK» * * * Dia li ö. meefte Taaien van Europa overgenomen heeft. De Kenmerken beftaan in eene Schaal dieKenmer- Eenkleppig is en veele Hokjes heeft, wel*ken- ke met doorboorde Middelfchotten van elkan- der afgezonderd zyri. Voor het overige komt de HooreQ , in uitwendige Geftalte , veel met die van het voorgaande Geflagt overeen. Het tegenwoordige bevat, volgens den Rid- soorten, der LinNjEUs, zeventien Soorten , doordien hy 'er alle de Verfcheidenheden van die kleine Hoorntjes , naar de Verfteende: Ammoris- Hoorens gelykende, welke men, federt eerrïgè Jaaren , in het Zand der Oeveren van de Mid- dellandfche Zee ontdekt hadt , en zelfs zoda- nigen, die byna regt zyn, in begreepen heeft. B t Spi* h Dêbjl. XVI. Stük. 18 B&SCHttYVINC VA fi VU I. Spiraale , die rondagtig zyn. Afdeel. Boofd1, C273) Nautilus, 77ze£ de Schaal fpir aal 9 dé stuk. Opening Hartvormig , de Windingen. cclxxiii. tarn elkander gevoegd y fiomp en ef~ nautilus ƒ Paaiie- Sus. " aU Deeze Kenmerken behooren tot de gewoone Nautilusfen , die men dikwils, in onderfchei- ding van de voorgaande , Nautilus crasfus of dikke Nautilus neemt ; dewyl deeze de Wanden veel dikker heeft. Men geeft 'er ook wel den naam van Coquilje aan : een woord dat van de Franfchen ontleend is 3 en Schulp betekent: zullende by uitneemendheid op deeze Hooren toegepast zyn. Men plagtze 3 in 't Neer- duitsch , ook Paarlemoer - Hooren te noemen ; alzo zy van binnen fchoon Paarlemoer is , en van buiten fraay gepaarlemoerd kan worden : doch, nu men zulks aan verfcheiderley Hoo- rens, (273) Nautilus Tefta fpirali , apertura Cordata ,Anfra&ibuS conriguis obtufis lacvibus Syft, Nat, XII. Gen, 318, M> L, 549* N, 149. Cochlea Margaritifera. Rond Aqè 2* p, 97. Nautilus alrer. Bfxlon,^^. T«332, Jonst, Aq.T 164 f* 1, 2, 7. Nautilus major crasfos RïïM P H* Rarit. T. 17* f, A , B , G. BoNAN N* Recr. UT. 1,2. GüALÏ H# 7>/?. T* 17, 18* Argenv. Cö**/&. T# 8. f# E. F. Pet» t^wfi T. 3. ft 7. 03*. T. f« 1>. BRT Y N 14. KLEI n. OJirac. T. L {. 1,2. Se B. Kétb* 1H. T. 84. ft 1-3» KNORJR* Verzam, It D* PU 1. Pl. 2» f. IV* D» ru 22# £,E Nautilussen, 19 vens, ook die niet minder groot zyn5 gelykde VI. Knobbelhoorens, weet te doen, bëhocüt rmeti y ^^Vft* tot onderfcheiding , veeleer den naam te ge- Hoofd- * bruiken van Paarlemoer - Nautilus , of enkel stuk. dien van Nautilus. In plaats van Schippers of Schippertjes , zou ik ze liever Stuurlieden hee- ten. Waar van de bynaam Pompilius ontleend zy, is uit het voorgaande blykbaar De Ouden hebben van deeze, als van de Eigen- tweede Soort van Nautilusfen* gewag gemaakt. ciaPPcl1> De zelfde Eigenfchappen , van te vaaren , ja van te zeilen , worden 'er , even als aan de Papieren Nautilusfen, aan toegefchreeven. De- wyl zy byna alleen in de Indien voorkomen* zo is RuMphius hier de eenigfte Getuige, die ons verhaalt, dat men deeze Nautilusfen, na een Storm, als het Stil Weer wordt, om- ftreeks de Molukfe Eilanden, en zelfs by Ja*- Va , by troppen op het Water ziet dry ven ö zynde waarfchynlyk door ?t geweld der Gol- ven van den Grond opgeligt ; waar uit hy be- lluit , dat deeze Schulpdieren aldaar ook troeps* wyze leeven. Ik vind echter, daar omtrent, die bedenking , of dé Grond der Zee wel zo gelyk en vlak is , dat niet deeze Dieren zig aldaar, by een Storm , tusfchen Rotfen,Stee- nen, Klippen en Zeegewas, zouden verbergen kunnen. Mooglyk zullen zy alsdan eenige verfrisfching zoeken, tegen de troebelheid van het Water, of enkel naar boven gaan om eens B a Adem I. Deel. XVI, Stuk. ao Beschryving vak vk Adem te fcheppen , volgens de manier vart ^XLVIl. ^Preeken. 3, Dit dryven, [immers , zegt hy], Hoofd- » duurt niet lang : want alle de Baarden in* stuk. ^ trekkende keert hy zyn Bootje om, en gaat weer te Gronde. De ledige Schaalen , ia „ tegendeel, vindt men dikwils dry ven of op 3i het Strand leggen : want dit weerlooze „ Dier, geen Dekzel hebbende, is een prooy voor Krabben, Haaijen en Kaaimans: wes- halve men de Schaal aan de kanten meest „ geknaagd vindt , en , dewyl het Dier niet 3, vast hangt aan de Schaal 3 kunnen zy het- „ zelve ligt daar uit trekken , en laaten de „ ledige Schaal dryven. De Jonge Schepzels „ van deeze Nautilus , nog niet grooter dan „ een Schelling zynde , lyn fchoon Paarle- „ moerverwig van buiten en van binnen ; zo 3, dat de ruige Schaal eerst door den tyd daar 3, over heen groeit, beginnende van het voor- „ fte end, of van het Bootje af." Het Dier, Van het gedagte Dier kan ik geen klaarder denkbeeld geeven , dan het gene ons door Rümphiüs is medegedeeld. Hy merkt aan, dat hetzelve ook tot de Polypusfen of Veel- voeten behoort 3 doch eene Geftalte heeft, die eenigermaate gefatzoeneerd is naar de Schaal , welke het bewoont. Het moet ze- kerlyk meer gelyken naar de overige Schulp- dieren, alzo het insgelyks een Staartje heefc, waar mede het aan of omtrent de Spil der Windingen vastgehecht is , gaande als een Pees door de Nautilussen. qi door alle de Kamertjes heen. Dat gedeelte VT. van het Dier, 't welk uitwendig zig vertoont, ^lvjj en den Voet uitmaakt , daar hetzelve mede Hoofd- voortkruipt, gelyk de Slakken , is meest vlak, stuk. Kraakbeenagtig en gerimpeld, ziende uit den rosfen of licht bruinen , met eenige zwartagti- ge Plekken: „ het onderfte deel, 't welk tegen „ de Kiel aan legt, en in 't gaan het bovenfte 5, wordt, is mede Kraakbeenig, doch weeker „ dan het voorige en met veele Wratten be- zet. Tusfcheo beiden, aan 't voorde deel, 5, ziet men een Klomp, van ontelbaare Voe- „ tjes , met verfcheide Lappen boven elkan- 3, der, en ter wedcrzyde den Mond bedekken- 3) de, zynde ieder Lap gefatzoeneerd als de ,, Hand van een Kind, Van deeze Lappen, nu, verdeelt de grootfte en buitenfte zig in „ twintig Vingeren of Voetjes, die ieder een „ halven Vinger lang en een Stroohalm dik5 „ rond, glad en zonder die Napjes zyn, wel- „ ke men aan de Armen van de Polypusfen ziet: ook loopen zy aan 't end breed uit, ,5 gelyk het blad van een Riem. Hier onder 3, legt het tweede en derde Lapje of Handje, „ dat in zestien Vingeren verdeeld is, en daar ,5 onder fteeds kleinere en met kortere Vingers, JV tot op den Mond. Alle deeze Vingers kan ,3 het Dier intrekken en uitfteeken naarbelie- ,, ven : zy dienen hetzelve niet alleen voor Voeten in het kruipen, maar ook voor Han- Deel. xvl Stuk, 22 Beschryving V A 3* yi' ,> den, om zyn Aas aan te vatten en naar den xTvii." MQnd te brengen. De Mond of Bek gelykt Hoofd- » naar die der andere Zeekatten, zynde haakig CTWt* „ krom, Beenig hard, blaauwagtig zwart ; en & van agteren met een Kring van wit , taay „ Vleefch omgeven : doch deeze Bek is door cenige andere Velletjes en door de gezegde „ Lappen geheel bedekt , zo dat men niets daar van zien kan, eer men die van elkander „ trekt. De Oogen, die zeer groot zyn , en „ als Navels zig vertoonen , ftaan op zyde, „ doch hebben in plaats van Appel een Gat, „ en zyn van binnen gevuld met zwart bruin Bloed. Van het agterfte des Lyfs gaat door „ alle de Gaatjes der Befchotten, toe aan het: middelpunt , een dunne Pees , die ligt af- 5, breekt. Onder de Snuit heeft het Dier een ja halfronde Pyp, gelyk de andere Zeekatten" , enz. Deeze befchryving van dit Schulpdier komt my niet zo duifter of verward voor , als dezel- ;c door fommigen aangemerkt wordt (*) en d'Argen vi lle doet den gezegden Autheur groot onregt , wanneer hy te kennen geeft, dat hy het een Polypus met agt Armen genoemd zou hebben, even als dat der Papieren Nauti- lusfen: als cok, dat hy een andere Afbeelding beloofd heeft, die nimmer aan h licht gegeven is (*} Partis Animalis mollis defcriptïo ct delineatio in Mufeo Amboinico confafx funt ct vix imclligihijes» BREYN de Folythalarsiis, p. :C* de Nautilussen. 23 is (*> Dat de Figuur 't zoek geraakt zy , wel- yx% ke door Letters opgehelderd werdt ; (gelyk Afdeel, de Uitgeever meldt ;) heeft R u m p 11 i u s niet ^WI. kunnen helpen, wiens befchry ving zeer wel STUK# verftaanbaar is , en niet flrydende met de Af- beelding , in zyn Werk van den Vifch uit deeze Hoorens gegeven. De Schaal belangende is minder zwaarig-De schaal» heid. Brevn wil de Afbeelding van dezelve, in de Amboinfche Rariteitkamer, nog wel laa- ten gelden, doch merkt aan, dat in de door- gezaagde, die aldaar voorkomt , het Pypje of Spuitje ontbreekt , ?t welk door alle de Ka- mertjes gaat ; welk gebrek in de Afbeelding van HookEj anderszins genoegzaam naauw- keurig, ook op te merken viel, en dat hadt hy verbeterd, door eene met de uiterfte vlyt uitgewerkte Figuur. In dezelve, 't is waar, •komt zulk een doorloopend Pypje voor , dat oogfchynelyk zeer fraay uit de Herfenen daar in gebragt fchynt te zyn : want ik geloof niet dat men ooit zodanig iets in een doorgezaag- de Nautilus gezien heeft ; ten ware bet een ovcrblyfzel mogte zyn van de gedagte Pees, na dat het Dier kort te vooren was afgerukt uit (*] l'Animal qui l'habire est une Polype a huit Pieds, ce qui convient au fecond Nautile Papyrace' , mais nullement ala Masfe informe , qu'il donne a ce premier Nautile. rum- phius promet une autre figure, qu'il n'a jamais donné'e» Concb. 2 Part* p. 27, 2S# B4 !• deel^ kvu Stuk* Q4 BESGHR YVING VAN <\.fdeÊt u*C ^e ^c'iaa^ ^at 'er z0<^aniS een PypJe zyn " XLVIL zoude ftrydt volftrekt tegen het gebruik, dat Hoofd- men toefchryft aan de gemelde Kamertjes. stuk. jn cen doorgezaagde Paarlemoer -Nautilus , Kamcrfjes*naamelyk, openbaart zig de inwendige Struc- tuur , en hoe zeer dezelve van die van byna alle andere Hcorens, en inzonderheid van de Papieren Nautilusfen , verfchille. De groote Holligheid , die men het Bootje noemt , in welke het Lighaam des Diers huisvest, is aan haar bodem met een Gat doorboord , 't welk doorloopt in een Kamertje , dat wederom , door een dergelyk Gat , gemeenfchap heeft: met een volgend Kamertje , dit mee een vol- gende , en zo voort, met al kleiner en kleiner Kamertjes, tot aan het Middelpunt of den Spil van de tlooren. Deeze Kamertjes zyn van elkander gefcheiden door dwarfe Middelfchot- ten , die zeer krom zyn en uitwaards fchep-" pende liaan, aan alle kanten, uitgenomen het gedagte Gat, volmaakt geflooten. Sommigen hebben veertig , vyftig en meer Kamertjes daar in geteld, doch Rumphius noemtze, teregt, ontelbaar: want de binnenfte, aan den Spil, naauwlyks te onderfcheid en zyn, zo we- gens de kleinte, als de broofchheid der Wan- den. De Uitgeever van zyn Werk fchynt vast te ftellen , dat depze Hokjes nu en dan gevuld worden door het Vleezige van het Dier, niet- fegenftaande het korte Pypje, dat in de Mid- {lelfchotten binnenwaards uitpuilt, doch op ver be Nautilussen. a$ riaa niet aan het andere raakt, voor aan pas VI. de dikte van een Naald en agter pas de wyd-Axi^vn te hadt , dat 'er een fyn Haairtje door kon. Hoofd - i/Aroenville wist ?er de Punt van deSTUK* allerdunfte Els naauwlyks door heen te bren- gen , en daarom kwam dat denkbeeld hem by- na ongeloofbaar voor (*). In zulke echter, van myne Nautilusfen, dieHetspm- van aanmerkelyke grootte zyn , vind ik dit1*** Pypje geenszins zo naauw en dun. Het heeft, in de genen, die een half Voet groot zyn, - by ?t inkomen ten minfte de wydte van een gewoone Pennefchaft , en inwaards loopt het in een Pypje uit, dat een taamelyk wyde Ope- ning heeft : des het niet ongeloofbaar voor- komt , .dat de Pees van het Dier, daar door heen loopende , zig eenigermaate kan uitzet- ten , en dus , op de een of andere manier, gelegenheid geeven, dat de voornoemde Hokjes dienen tot deszelfs beweeging, om op tefty- gen en neder te daalen in het Water , gelyk de Zwemblaas aan de Visfchen. 't Zy gedag- te Hokjes ledig zyn of met Lugt gevuld; on- der (lellende dat gedagte Pees zig in dezelven Blaasagtig kan uitzetten door eene Waterige opzwelling , zo was de reden gevonden van het daalen deezer Schulpdieren naar de Diep. te. Die Konftige Toeftel , immers, fchynt een dergelyk gebruik waarfchynlyk te maaken. De- (*) Concbyl. I, Part. p> 199. h Deel. XVI. Stuk. $6 Beschryvinc van *S Dezelve , evenwel , moet daar toe niet vol- ^Xlvjj fo&t noodig zyn , als t'eenemaal ontbreekei}- Hoofd- de in de Papieren Nautilusfen, stuk* £)e Schaal gelykt eenigermaate naar die der Slakhoorens , doch de Windingen verheffen / zig niet in een Top : zy loopen in waards en verbergen zig binnen de Mond - opening , die een aanzienlyke wydte heeft: zo dat mén, in groote Nautilusfen, 'er gemakkelyk den Vuist in fteeken kan. Op haar plat zyn zy van beide zyden eveneens gefatzoeneerd ; zodanig dat mén geen verfchil vindt tusfchen de twee helften van een regt in 't midden , dwars dooi- de Kamertjes, doorgezaagde Nautilus. Van buiten heeft de Schaal eene Kalkagtige Korst, die geelagtig wit is en zig polyften laat. Men ontdekt 'er , overal , de tekenen van aan- groeijing aan. Daar de holte van het zoge- naamde Bootje epdigt , en verder naar het opperde van de Krul, is zy overdwars fierlyk getekend met breede roodagtige of rosfe Stree- pen , die Golfagtig loopen. De andere helft der Krul, naar binnen ziende, is zwart, fcfpaarie- Van binnen is de geheele Hooren Paarle- Nautihis. moer » en wordt zodanig ook van buiten door het af haaien van de Korst, als wanneer men 'er den naam aan geeft van Gepaarlemoerde Nautilus. Het Paarlemoer echter van de Hokjes overtreft dat van de Mond -opening of van het Bootje , en wordt wederom van dat der uitwendige Schaal, behoorlyk fchoon de Nautilussen. en glad gemaakt zynde, overtroffen. Daar is VI. 't een enkele Zilverglans : hier fpeelen de ^LVH* Kleuren van den Regenboog met oneindige ver- Hoofd-* fcheidenheden , boven alle verbeelding. De stuk. Konst , daar by komende , maakt door gravee» ren, af- en uitfnyden, van deeze Hoorens on- verbeeldelyk fraaije Stukken , die aan onkundigen meer behaagen , dan het loutere voortbreng- zel der Natuur. Verfcheide zodanigen vindt men by Seba afgebeeld> Deeze Hoorens , die men dan te regt Paarle- Genaveide,- moer-Nautilusfen noemt, zyn niet eenerley. De gewoonen zyn, gelyk Rumphius zegt, van vooren naar agteren omtrent zes en zeven Duimen lang, hebbende het voorde deel, dat het Bootje maakt 0 vier of vyf dwarfe Vingeren breed. Zy vallen thans nog grooter. Van dit {lag , die aan de Navel of in 't middelpunt ge- flooten zyn , zonder eenige zigtbaare draaijen 5 komen 'er ook kleinere voor, van dergelyke Kleur en met dergelyke dwars- ftreepen , die veel meer van de Oppervlakte beflaan: maar behalve deeze vindt men 'er , die in 't middel- punt een rond, doorloopend, Gaatje hebben , dat in de gewoonen volftrekt ontbreekt. De zodanigen zyn 'er van één en anderhalf tot twee en drie Duimen breed. De kleine gepaarlemoer- de van een Duim en minder grootte, die Rum» phiüs zegt de Jongen te zyn , welke de buiten- Korst nog niet gekreegen hebben , zyn ook dik- wils l„ Deel. XVI, Stuk. 33 BESCHR YVINC VAN Mdezl W^'S met ZU^ Cen ^aatJe voorz^en* Aan cte XLVIl\zoc*anigen 8eefc p'Argenville den naam Hoofd- van Umbiliquésy dat is Genavelde Nautilusfen. stuk- of het de Jongen ook van de volgende zyn, zou men mogen twyfelen. ^ei?Naü. ^e Autheuren, naamelyk, in 't algemeen, tiius,, fchynen tot nog toe die Soort of Verfcheiden- heid van de grove Nautilusfen niet gekend te hebben , welke wy onderfcheiden door den naam van Perfpeiïkief- Nautilus. Dezelve komt met de gevvoone overeen , ten opzigt van de uitwendige Geftalte, de Korst en Kleur, de eigenfchap van zig te laaten Paarlemoeren, en valt mede zeer groot: doch in 't middelpunt heeft dezelve eene ronde neerdrukking, al waai- de binnenfte draaijen, als in Perfpeótief , zig vertoonen , hebbende in 't midden een doorloo- pend rond Gaatje, dat echter in fommigen ont- breekt. Van zodanig eene , die gepaarlemoerd was, doch aan 't Mondfluk merkelyk afgefnee. den, vinden wy in 't Vierde Deel der Verza- meling van gekleurde Hoorens en Schulpen door Knorr, op de Twee-en-twincigfte Plaat, een zeer fchoone Afbeelding (*)• Gebruik. Thans moet ik nog kortelyk van derzelver gebruik fpreeken. Sommigen geeven aan dit Geflagt van Nautilusfen den naam van Porfe- leinhoorens , als een voornaam gedeelte uitmaa* kende (*) Dit flag van Nautilusfen bevestigt het denkbeeld, dat 'er van de Ammons - Hoorens , die men in zo verbaazende grootte Vcriteend aantreft, ook Natuurlyke zyn» öè Nautilussen* 29 kende van de Stoffe , waar van de Chineezen VI. het Porfelein bakken, 't Is zeker , dat zy zulks ^[y?/ van zekere Aarde doen, die in de Grond ge- Hoofd-" vöndeti worde, en beftaan zoude uit vergaane stuk. Schaalen van Schulpdieren. De Nautilusfen kunnen, wegens haar Paarlemoer, aan deeze Aarde misfehien die Glasagtige eigenfehap by- zetten, welke het Chineefche Porfelein het on- ze doet overtreffen. Haar Paarlemoer is ook de oirzaak, dat menze Paarldraagende Schulpen genoemd heeft , fchoon 'er geen Paarlen in groeijen. In de Indien wordt de Schaal ge- bruikt , om fchoone Drinkvaten daar van te vormen , en ten dien einde met Goud of Zilver beflagen en op een Voetje gezet: doch men kiest daar toe de fchoonften uit , en die geene Gaatjes hebben, welke 'er door Zee-Pokken in gemaakt worden, zo Rümphius aanmerkt. De buiten fte Korst wordt 'er met eenig zuur Vogt, of flap fterk Water, afgehaald, en ver- der weet men 'er veelerley fraaije figuuren in en op te fnyden , als gemeld is. Dit gefchiedt ook hier te Lande, maar delndiaanen, de moei- te van fchoon maaken niet willende doen, fny* den den onderden Bodem zodanig uit , dat 'er een groote Lepel of Schuitje van wordt , daar zy dan gebruik van maaken om een foort van Bry uit te eeten, Papeda genaamd, en naar de- zelve noemen zy de Nautilus gemeenlyk Bia Papeda , dat is Papeda- Schulp. Voorts wor- den, !♦ deel* xvi# Stuk» Beschryvxnc van VI. den , door deeze Hoorens aan ftukken te fnydeiy A^yj^allerley fnuilteryën daar van gemaakt» Het hoofd- Vleefch van het Dier kan men tot Spyze gé- stuk* bruiken, even als dat van andere Zeekatten. cclxxiv. C274) Nautilus, die de Schaal fpiraal heeft $ 'ctkar! ^e ^Pen^nS naauw en regt , de Gieren spoor, tegen elkander aan gevoegd, met ver* heven Leedjes. Deeze en de twee volgende Soorten zyn van die kleine Hoorentjes , welke de Heef Plancüs in 't Zee- Zand aan den Oever van het Napelfche, byRimini, ontdekt heeft, en welke men federt als een bewys der be- ftaanlykheid van de Natuurlyke Ammons- Hoorens aanmerkt. Zy verfchilleri , naame* lyk, van de Paarlemoer - Nautilusfen daar in, dat haare verdeelingen of hokjes van buiten zigtbaar zyn ; even als dit plaats heeft in de Verfteende Ammons Hoorens» Doch verfchil- len zy ook zelf aanmerkelyk in Geftalte. Deeze voert den bynaam van Calcar , dat ïs Spoor, om dat 'er aan den omtrek van fom- migen een foort van Punten zyn- Eenigen onder dezelven kwamen hem ruim zo groot voor als Linzen -Zaad. In zes Oneen van het Zee- (274) Nautilus Testè fpirall, Apertura lineari , Anfra&ibus contigiüs, Geniculis elevatis. Syst. fow.XII. PLANC Conchi p. 12. T. I. f, 3* 4* G UAL TH. Test. T. lp* *• C, B» LEDÉRM» Microscope T. 8> ü c, d* dè Nautilussen, 31 Zee -Zand werden door hem meer dan vyf- VI. honderd ian die Hoorencjes gevonden. Hy Axifvu oordeelde dat zy meer tot de Ammons- Hoo- Hoofd-* rens t'hüis te brengen waren i dan tot de Nau- stuk* tilusfen. Men kan de Afbeeldingen derzelven zeer vergroot by Gualthieri, en gekleurd by Leder muller befchouwem (275) Nautilus, die de Schaal /piraat heeft , cclxxv. de Opening half - Hartvormig , de Gië~ *™pus* ren tegen elkander aan gevoegd , met Ko«elig4 gekartelde Leedjes^ G u al thierij die zodanig een Hooren- tje , dat een weinig afgezaagd is , in Plaat ge- bragt heeft , om te toonen, dat het weezent- lyk Hokjes en een Spuitje of Pypje, door de* zei ven gaande , bezit , merkt aan , dat zy zo klein zyn , dat drie-en-dertig naauwlyks een Grein weegen» Plancos houdtzè voor de allerfraaiften , die door hem in 'c Zee -Zand gevonden waren, en men hadtze 'er, op ver naa, zo menigvuldig niet in als de voorgaan** de Soort , hoewel hy 'er doch over de hon- derddertig uit zes Oneen kreeg. Volgens de Afbeelding van Leder muller zou men even- (275) Nautilus Testa fpirali, Apertura fêmï-Cordata , An« fra&ibus contiguis , Geniculis crenatis. $yst. NauXiU Planc* Concb. p* 10. T» I. f» 2. GuALTH. Test. T. 19, f# A, D. G inann» Air* T. 14. f. n:« LEDE KM* Mkroscop. T« 8. f. b* h Deel. XVL Stuk» 32 BE8CHRYV1NÖ V A É VL evenwel niet zeggen , dat deeze Soort de fraai- ^XLVli ^e *s van ^e ëcc^aSte Hoorentjes. Ook komt tiooFD-'zy gemeenlyk met een afgebroken Mondftuk stuk, voor. De Kleur is geel. Het is zeer fraay,^ zegt hy , wegens de volmaakt ronde Figuur die het heeft , en de zeer fyne infnydingen , welke een weinig geftreept zyn , en Straals- wyze van het Middelpunt ^ dat een uitpuilen- de Navel is, voortkomen: doch dat het ge- kruld zou zyn of krullende 3 vind ik in de be- fchryving niet. cclxxvi. (276) Nautilus , die de Schaal fpiraal heeft* Üautüus ' . . f* ...... , Beccariu de Opening dwars ovaal, de Gieren te* HooTn?* êen Gander aan gevoegd en Knoopigi met de Leedjes ingefneeden. Dit flag van Ammons- Hoorentjes is, vol- gens Plancüs y het allergemeenfte in \ Zee- Zand van Rimini, en zo menigvuldig, dat hy 'er , in zes Oneen van hetzelve, zesduizend en zevenhonderd geteld heeft» Het gelykt ook allermeest naar de Verfteende Ammons- Hoorens, zo dat Beccarius van hetzelve, uit het Werk van Marsigli, onder den fiaam (276) Nautilus Tcsta fpitali, Apertura" obovata , Anfraftibiis Contiguis tomlolls , Geniculis inlculptis. Syst* Nat. Xt . PLANC. Conch. p. 3. T. I* f. U GUALTH. Test, T. 19* f. H, H, I. GlNANN. Adriat, T. 14. f. lil* L E- DER m» Microscope i6,T. 8. f. a öc T. 4. f* b* ft E NAUTILUSSEN. haam van de echte Ammons « Hoor en van Rimi- VK ni 3 in de Verhandelingen der Maatfëhappye ^J^E£ van Bononie, heeft gewag gemaakt, Plan- Hqofö* cus heeft zodanige Hoorencjes evenwel ook stuk; aan de Oevers van andere gedeelten van het Napelfche \ en zelfs van het Venetiaanfche Gebied , doch zo menigvuldig niet , iö het Zee -Zand aangetroffen. Zy hebben een hel- dere Paarlemoer- Kleur 5 de grootden zyri als een Geerstkorreltje , en de ligtheid is zo groot, dat men 'er honderddertig noodig heeft 5 om een Tarwe - Graantje op te weegen. Dat zy inwendig in Kamertjes verdeeld zyn, Blykt uiè de Afbeelding van Güalthïerl Ih de Gebergten ömflreeks Rimini komt dit zelfde flag van AtnmDns-Hoorentjés zo menigvuldig Verfteend voór^ dat Plawcus in ieder Ori- ce van het Zand meer dan duizend fluks vondt ; 't welk eens zo veel was , dan men *ër in het geele Zand van alle Bergen ^ rondom Bononie, aantreft] (277) Nautilus, die de Schaal fpiraal heeft, de Opening naam en regt , de Gieren ££fa tegen elkandet aan gevoegd , famenge- Ru^*M* drukt, met een dikken Randé In de Zuidelyke Oceaan heeft D. Èrün- N t* C-77) Hautilus Testa Ipirall, Apertura' lïneari s Anfh&ibus •ontiguis , compresfis , incrasfhto-marginatis* Syst. Nat X1U c li DEEi. xvi Stuk. 34 Ê É S C II R ï V I N ö V A Hl Vh niche deeze waargenomen , die ook zeer klein AXLVli,isvan en wit van Kleur, mét dwarfeRim- Hoofd- pels door de Middelfchotten veroirzaakt ; 't stuk» wej]. >er bynaam aan geeft. (278) Nautilus* die de Schaal /piraat heeft* de Opening famengedrukt naauw en regt , de Gieren tegen elkander aan ge- yoegd en famengedrukt y met eenen inge~ drukten Naveh CC LXXVIIÏ* Nautilus Umbuica* tus> C>ena vel- de» Van dergelyke kleinte ds de voorgemelden is dit Koorentje, \ welk Plancus in 'c Zand aan den Zee- Oever by Livorno hadt ge- vonden 5 zynde door hem 5 op de laatfte Plaat in 't Werk van F Columna over de Plan- ten 5 afgebeeld en Sneeuwwit van Kleur. cclxxix* (279) Nautilus, die de Schaal fpiraal heeft, ^pwiu ^ Opening rond y de Gieren van elkan* Posthoo- der afgefcheiden en Rolrond* iemje» j (278} Kautllus Tcsta* fplrali , Apertura compresfo lineari , Anfra&ibus contïguis compresfis , Umbilico concavo. Syst. Nat, Xïi» COLUMN. Pbytob. UI T. 38* f* E. f279 , Nautilus Testa ipirali , Apertura orbiculari , Anfrac- fibus disjunclis Cylmdrzcis* M. L* U. 549- N* 150. S wam* MERD, BtbU Nat, T. 7, f . f , 8. li O N A N N* Mus* Kir-' cher. I. f. 39. LiSf, Conch* 4. Naut* T 1. fc intefior* AR- G E N V» Conchyl. PL 5* ^ G. GüALT H. Test T# 19* E> KüMPH* T 20^ f, BRF.YN Polytbal. ZU f* Z. Kjle 1 n Oy?r*tf. % i. £ 6, KN ü ER yerzarn. L DtVL U f. tf. 1 de Nautilussen. In Oostindië vindt men deeze Soort > die ei- VI. genclyk den naam voert van Posthoorentje* A^E^ Hetzelve is klein ten opzigt van de Nautilus- hoofd.' fen , doch zeer groot in vergelyking met de stuk* voorgaande* Het beüaat uit eenige losfe Gie- ren die 5er de gedaante van een Ramshooren aan geeven <> en het geheele Hoorentje heeft op 't hoogst omtrent de breedte vaneen Duim0 De Gieren zyn van een gefcheiden töt het binnenfte tipje toe , daar men een klein Knopje aan ziet als een F aar eitje of als een Neet van een Luis5 zegt Rumphius, De buitenfte heeft de dikte van een dunne Pennefchaft, doch het Mondftuk is doorgaans afgebroken \ om dat deeze Hoorentjes , met hetzelve aan de Klippen vast gezoogen,, daar van afgerukt v/orden door het geweld der Zee : zo dat men dezelven niet dan na een Storm in de ruigte op den Oever vindt* In het voorfte Kamer- tje huisvesten zy een Slymerig Dier, dat aan de Klippen hangt met een dunnen en fmallen Doorn > die door het Beest en de eerfte Gaa- tjes gaat, volgens dien zelfden Autheur. Zy komen aan de Oevers van fommige Westindi- fche Eilanden , volgens 't getuigenis van Woodward , ook overvloedig voor* Of het een Slak-gelykend Diertje zy i dat dezelven bewoont , of van het Geflagt der Zeekatten * wordt niet gemeld. De Hokjes of Kamertjes $ waar in deezei C 2 Hoo~ l. Deel* XVI* Stmu 3*5 BESCIÏR VVÏNG' V A É VI. IToórentjes verdeeld 2yrï, wier Scheid wadcferl ^XLVH ziS öï^wendJg zeer duidelyk vertoonen, heb^ Hoofd ben oök een zogenaamd Spuitje dool- dezelven stuk» heen gaande'. Dit is ontwyfelbaar , dewyl men een taamelyk groot Gaatje gewaar wordt in de fchoon Paarlemoere holte van den bui* tenflen Scheid wand , hoe dik wils ook deeze Koorentjes afgebroken worden, Gcjalthig* ri vertoont dit geheele Buisje; doch, wan- neer hy zegt , dat hetzelve niet afgebroken is* gelyk in de Nautilusfen , gaande Schaalagtig ge- heel door (*) , dan beftrydt hy de Waarnee- mingen van Swammerdam, die zeer dui* delyk afbeeldt, hoe icdei' Vakje zyn byzon- der Pypje heeft, -t welk in het Mondje van het volgende ingenomen wordt, en dus een Schakel uitmaakt van Pypjes (f). Niet min- der heeft d'Argenvillk misgetast, als hy aanmerkt , dat men deeze Posthoorentjes , we* gens het gedagte Pypje of Spuitje, niet tot de Ammons Hoorens behoorde te betrekken ,. maar tot de Nautilusfen (4-): want het is ze- ker, dat het gedagte Pypje, zo wel als de Ka- mertjes, tot de Ammons Hoorens behoort (§)♦ (m>) (*) Notandiim, quod Tubiilus hïc totus est Testaceus, re* ies, fine ulla admisfa interruptione &c, Loc, citato* (|; Byhel dér Natuure. Tab, V ié f. j0, (l) Ce ne font donc pas des Cornes d'Ammon , qui n'onc jamais ce Syphon* Concb* I. Part* p* 2oi# ( §) Ziet , onier anderen , Bertrand Dïïïionn, Oryiï&* kgique p, 154. de Nautilussen. 37 ^280 'Nautilus , die de Schaal regt heef t , Vi; met de Tip omgedraaid Spiraal, de Git- ;xLVn ren tegen elkander aan gevoegd. Hoofd- stuk. Dit verfchilt van bet Hoorentje by Livor- cglxxx, no gevonden, dat den bynaam van Genaveid SermlituuSm voert, door een regt-uic loopend MonUftuk.^ba"" Hec behoort mede onder die kleine Kooren- tjes van het Zee -Zand. II. Langwerpige, die nagenoeg regt zyn. (28 O Nautilus, die de Schaal een weinig cclxxxu ■ z * Nautilus krom geboogen. omtrent regt heeft , met ohUquus* de Leedjes fcheef geftreept. Krommee In de Middellandfche Zee, onder de Hoo- rentjes van hec Zee -Zand, komt deeze Soort voor, die ongevaar de grootte van een Slaa- Zaadje heeft , zynde wit van Kleur. Die van Leder muller, opzyne Vierde Plaat, Let- ter 0, p) naar deeze gelykende, waren zwart, (282) Nautilus , die de Schaal regt en byna cclxxxu. 73 1 Nautilus l™*** Raphanii* f280) NautUui Test4 re&a , Apice incurvato-fpirali, Anfrac- wilde tibus contiguts "|\ sy5t* Nat. X 11^ Semi-Lituus. Column* Mosterd Pbytobas. II. T. 33* U D. (i!oi) Nautilus Testa re&o«fub-arcuafa, Articulis oblique ftriatis. GrTALTH. Tesu T. 19 f. N- (282) Nautilus Testa recH (ubcylindrica , Articulis torofis* Striis elevatïs duodenis , Siphone centrali regulari. Syst, Nat* XIULederm» Mhn T. 4* f x , postcrior c 3 ï. Düf.l. xvi. Stuk. 38 BE3CHRÏ VINO VAM VI. Rolrond heeft , de Leedjes gezwollen 9 ^Xhvll met twaatf vwhww Streepen en een Hoofd- ' regelmaatig Spuitje in H middelpunt. STUK, In de Middellandfche Zee komt deeze voor % volgens den vermaarden Heer Allion. Zy heeft de Schaal een Nagel lang en derhalve is zy onder de kleine Koorentjes een van de grootften. Van de volgende verfchilt zy door 't getal van Streepen 3 door de grootte , de regelmaatigheid van het Spuitje, en dat zy weinig dunner is aan het end, zegt J*innjeus, ccLxxxm, (283} Nautilus 3 die de Schaal regt en ver* RTpbanus. dunnende heeft 3 de Leedjes gezwollen 9 Ramilie* met zestien verheven Streepen , en een paadje. zydelings Jcfyeef Spuitje. Van deeze getuigt Plancüs, dat zy vol- komen gelykt naar de Zaadpeul van het Ra* phaniflnim of Rapiflrum der Kruidkundigen, 't welk anderen wilde Mostert heeten. De Natuurlyke grootte is als die der naast voor* gaande. Men vindt 'er , zo hy aanmerkt , Verfcheidenheden van, die ftomper aan 't end zyn 3 en fommigen met zodanige Knoopswyze Leedjes s als het Riet heeft? (2O3) Nautilus Testa re&a atfenuata , Articulis torofïs, Striis devatis fedents, Siphonc fublaterali obliquo. Syst. Nat. Pi. ANC. Concb* T« U & 6. GüALTH. Test. T. 19* ff Al» Leder 14. Mcrcsc, t» s, f. ƒ cc T. ff priorc. de Nautilussen. 39 (284) Nautilus , die de Schaal regt en lang- VI". mrpig Eyrond heeft , de Leedjes ge- AxLvii zwollen , met agt qf gebroken verhevene Hoofd • * Btreepen en het Spuitje fcheef geplaatst. STUK- CCLXXX1V» In de Middellandfche Zee heeft de Heer gg£ Doótor Kaehler dit flag van Hoorentjes Koormje» waargenomen 9 die zeer klein zyn , gelyk de voorgaande en mooglyk eerder als eene Ver* fcheidenheid aan te merken 5 dan als eene by- zondere Soort. (28 j) Nautilus, die de Schaal regt en lang* cclxxxv. werpig Eyrond heeft > met de Leedjes gezwollen , glad, Radys- Zaadje. Veel zeldzaamer is dit flag van Hoorentjes aan gedagten Heer Plancus in het Zee -Zand voorgekomen. Hy vondt 'er naauwlyks drie of vier in de zes Oneen 3 terwyl daar in wel negenhonderd waren van de voorgaande Soort. Door 't Mikroskoop gezien drukt deeze vol* ftrekt de gedaante der Peultjes van Radys- Zaad uit. Leder muller vondtze geel of Roozerood van Kleur* (286) (284) Nautilus Testa re&a ovato-oblonga , Articulis torofis, Striis elevatis o&onis interruptis , Siphone oblicpo, Syst.Nat* XII. (285) Nautilus Testa re&a ob!ongo-ovat3 , Articulis rorofis $abrïs. t* PLANC. Cencb. 14. T* 1. f. $> LEDEJIM, Uier. T. 8. f. e & T. 4. f . r , 5. C 4 I.Deel. XVLStlk. / 4Q BESCHRYVINC V A U VI» (28Ó) Nautilus, die de Schaal regt heeft , ^XlVll Leedjes gejlreept , met effene Ringetjes. Hoofd- aan de Geledingen. («287) Nautilus , die de Schaal regt en effen f^25 heef** de Leedjes Rolrond, ver van el- Geogde. kander en famengevoegd door dunner & ccLxxzvu. Cylindrifche Stukken. SipUKCuluS* Spuitje» * t Deeze worden van Gualthieri, zo wet als de voorgaande uit zyn Werk aangehaalde Hoorentjes , h , M , N ; Orthoceras mini- mum getyteld, Zy waren hem door den Heer Plancus medegedeeld, die dczelven ïn 't aangefpoelde Zee - Zand , by Rimini , gevonden hadt. Deeze laatfte hadt hy gekreegen van den Heer ïargioni. Hoogleeraar in de Genees en Kruidkunde, zynde dit Hoorntje door denzelven ontdekt in een Rotsje van Zee- Ge wasfen,uk de Zee omftreeks Sicilië opgehaald* De Spui: van hetzelve , zegt hy , is geheel Schulpagtig en onafgebroken , zonder eenige oogfchynelyke gemeenfehup te hebben met de Kamertjes. Voor 't overige moet men het Voorwerp 3 by hem afgebeeld, befchouwen. (288) fsfrt) Nautilus Test* te&'i , Articulis fïriatis, Geniculis lx- yibus elevatis. Gualth. Test. T. 19. f. O. (iÖ7j Nautilus Test& re&a Ixvi, Articulis cylindricis re* iriotis , Gcniculis attenuatis cylindricis "f. Gualth» Tcsï* ff 19* f»RjS, de Nautilussen. (s£8) Nautilus , die de Schaal regt en plat \tl0 met Geledingen, aan de ééne zyde ^•'^vif* rand heeft , m$t het Spuitje zydelfngs üoofd-* geplaatst. stuk. cclxxxvtit. Dit niet minder kleine en zonderlinge Voor- ^autilus werp wordt, uit overeenkomst van de inwendi- Erwten- Peultje ge Geitalte met de anderen, door Plancus J * tot de Ammons - Hoprens betrokken , fchoon het meer de gedaante heeft van een Scheede of Erwten - Peul. Men vindt de zodanigen , zegt hy , in het aanfpoelzel der Zee, aan de Kusten van Italië, zeer menigvuldig. (s89) Nautilus , die th- Schaal regt heef t f Cclxxxtju met de Windingen Kielswyze geflreept. Na%*j£ ras. Tot deeze laatfte Soort in het Geflagt der Nautilusfen betreet Linn^üs het Origineel van die Verfteende Zaaken , in de Bergen van Sweeden zo menigvuldig voorkomende welke men Orthokeratieten noemt. Tot heden toe is het eigentlyk Origineel derzelven te vergeeflch ge- (288) Nautilus Teeta re&a compresfa artlculata, hinc mar- ginata , Siphone lateralu Planc, Concb, 8. T. i f. j. GuaLTH, WeM T, 19. f. P, Ledkrm. Mier. T. 8. f, g. (2S9) Nautilus Testare&a, Anfra&ibus carinato ftriatis. Iu Oei 140 Nautilus reéhis Mus. Tesftn. 86. Alveolus, SCHEUCHZ. Helv* 7. ü %< Diluv. 933. G M f, L, Petrop, Vol. 3. p> £j.6, G R O N O v. Lap. 7 r. Cs l. Deel, XVI. Stuk. 42 Beschryvino van Afdeel ^eZ0^L* ^en ^ee^C ^iet ze^S in de ^ee> aaa XLVlI.de Kusten van dat Ryk, niet kunnen opfpoo- Hoofd- ren , groot noch klein. Ondertusfchen vindt stuk. men ze aidaar Van die grootte, dat de Ridder dezelven aanmerkt als de langden onder de hem bekende Delfftoffen, Het ftaat derhalve daar in gelyk met de Verfteende Ammons - Hoorens, waar van men wel dergelyke, doch de juifte Origineelen nog niet aangetroffen heeft , die vermoedelyk in het diepfte van den Oceaan zig verborgen houden. Ik zal daar van, in *t ver? volg, nader moeten fpreeken. XLVIIL HOOFDSTUK. Bef chry ving van 't Geflagt^r Tooten, oud- tyds Wellen genaamd, waar onder de Rollen begreepen zyn. Naam, Zander den naam van Conus worden in dit V-/ Geflagt die Hoorens voorgefteld , welke wy Tooten of Wéllen noemen. De oirfprong der laatfte benaaming , die tegenwoordig wei- nig in gebruik is , vind ik klaarder dan die van de eerfte. Door eene Welle wordt niet alleen eene Bron, maar ook een Draaykolk betekend , èn dit komt overeen met de figuur van zulk flag van Hoorens. Zy plagten onder de Tuit- llQO- DE TOOTEH. 43 hoorens begreepen te worden (*) , en 5 om dat VI. zy in haar geheel als een Tuit van een Kan of xï^yfll Pot uitmaaken, zal menzewaarfchynlyk Too- Hcx>fd- ten genoemd hebben. De Kegelagtige Ge- stuk. flake deedt 'er oudcyds den naam aan geeven van Trochus en van Voluta, waar door men te- genwoordig andere Gellagten verftaat. De Franfchen noemenze , om dat zy naar een Pe- perhuis gel y ken , in 't algemeen Corneisy en de Duitfchevs Tuten. Gualthieri geeft 'er den tytel van Cochlea Conoidece of Kegelagtige Hoorens aan, die zeer eigen is, en aan de Rol- len , die ook in dit Geflagt begreepen zyn , dien van Cochlece Cylindroidecz 5 of Cylinderagti- ge Hoorens. Op beiden heeft Bokanni den naam van Cylindrus toegepast , welke zo min eigen is, als die van Rhomlms , dien 'er fom- migen in gemeenfchap met de Bakken aan heb- ben gegeven. Apanson begrypt de Tooten en Rollen , altemaal, onder den naam van Rou- leau, in 't Latyn Strombus. Door Tooten , dan , verftaan wy zekere Keamer* Hoorens, die door haare omwinding eene Ke-ken* gelagtige figuur formeeren, en dus op gelyke manier, byna, als men een ftuk Papier tot een Peperhuis draait 3 gefatzoeneerd zyn. Zy zyn derhalve aan 't eene end breed en rond; aan 't andere loopen zy fmal en Tuitsgewyze uit. Het breedfte end vertoont zig in veelen nage- noeg (*) té Vincent, Kahhn^ bladz. 44. I. Deel. xvi. Stuk. 44 Beschryving van VI. noeg als de Ornamenten van de Kapiteelen de? KLVlU^^a^en *° ^e ^ouwk°nst> die men foluuten Hoofd- n°emt. De Opening is naauw en regt, zonder stuk. eenige Tandjes of oneffenheden , zig over de geheele langte van de Hcoren uitftrekkende , wier Oppervlakte , tusfehen het breedfte en dunde end, zig fierlyk laat polyften, en met een ongemeene verfcheidenheid van Tekening piet alleen , maar ook van Koleuren praalt, soorten. Linn^eüs. heeft dit Geüagt in vier Afdee- lingen onderfeheiden. De eerfte bevat de ei- gentlyke Tooten, die aan 't breedfte end, 't welk eigentlyk deGrondfteun is, als geknot of ftomp afgefneeden zyn , en hier van heeft hy ze- ven: de tweede behelst de genen die aan den Grondfteun rondagtiger zyn , en hier van telt hy zestien: de derde die dunner en langer zyn , gemeenlyk onder de Rolagtige of Rollen be- greepen; waar van agt: de vierde die Buikiger zyn, waar van vier, en dus begrypt dit Ge- flagt, in 't geheel, vy feitdertig Soorten. T O O T E N. L Die geknot zyn of ftomp aan 't breed- fte end. (990) Toot , die de Schaal Kegelvormig en bruin f290) C*nus Testa Conica fusc?. , maculis ovatis albis , Spine Anfra&ibus canaliculatis, Syst4 N*;. XII. Gen» 319- M. L. Ue 55ot N. ISI« OLEAR, Mus* T. 31. f. a* BONAN n. CCXC. Conus reus, haite Toot. X) E T O O T E N. 45 bruin heeft met witte ovaale Plakken, ^ de Gieren van de Kroon Geutswy%e uit» xLvlil* gehold. Hoofde STUK, Deeze plagtcn weleer den naam van Marmer* hoorens te voeren , om dat 2y zo fraay gemar- merd zyn. De gedaante der witte Vlakkea geeft 'er den naam van Harte -Tooien aan Men vindt 'er van deeze Kleur, die bruin geban- deerd zyn, en, wanneer de zodanigen tevens hooger getopt zyn en dus de Geftalte der Admi- raalen hebben, dan noemt menze Schouis by Nagt. Men vindt van deeze Harte Tooten ook , die geelagtig zyn van Grond , en de zodanigen zyn in de meefte agting. Van de bruine kunnen echter ook dergelyken , door Konst , gemaakt worden. Derhalve onderfcheidt menze in gee- le en bruine Harte * Tooten. Ook komen 'er voor, die met Korreltjes bezet en dusgegranu** leerd zyn; hoedanig eene Valentyn heeft afgebeeld , die daar door ruuw was als Sagryn- Leder. Men vindt het Stdmpe end dikwils met Knobbeltjes , als 't ware gekroond. In Oostindie geeft men aan deeze Tooten den naam Recr* III. f. U3. RUMPH* Rarh. T* 32. f. N. & N. 1. GUALTH. Test. T 22. £ D. Aft GEN Y. Omch. T. 15. (12) f. ö. Pet. Gaz* T, 47* n* Seb. Kah. TIL T. 47. i, 1-4 5c T. 46. ü 1-4. Regen f Conch. 20* T. 5. f* $3* Knorr rgrzam. L D, tl 7. f« 4» PI» 15. £• 2. it* I># VU 17. f. u h Deel* XVI. stuk. 46 Beschryvinc va® VI. flaam van Ringhoorens , om dat men die over- XLVlh ^W?YS doorzaagt tot Ringen $ welke dan van Hoofd- : de Europeaan en , zo wel als van de Inboorlingen , stuk» aan de Vingeren gedragen worden , tot fieraad, en dikwils met Goud beflagen.- Deeze Tooten worden beter daar toe geagt dan anderen. Het Dier. Het Dier aangaande , deszelfs Vleefch legt bloot in de Mond, behalve aan den bovenden hoek, alwaar het een kleine Nagel heeft, die gekleurd is met geele en zwarte Streepen. By de Snuit fteeken zy een fmalle Tong uit , met geel of licht rood gezoomd* Zy zyn omge- ven met een dun Vliesje, 't welk daar aan vast houdt, en ten ecrften moet afgefchraapt wor- den. Haar MeMcera is een rondagtig Klontje van dikke Draadeu , als verward Zeilgaren , wit, rood en Kraakbeenagtig , zynde, zowel als het geheele Dier, goed om te eeten. De meeftcn en mooiften vindt men in de Ulias- fers , en eenige weinigen op Hitoe en klein Ceram. Rumphius getuigt verder, dat deeZe, zo wel als de andere Tooten , wanneer menze uit Zee haalt, met een Wolagtige Slymerige Huid bekleed zyn ; doch welke ligtelyk daar afgefchraapt kan worden. Ook hebben deeze Hoorens geen Dekzel tot fluiting , maar het Dier trekt zig zo ver binnenwaards , dat men 'er niets van kan zien , en is, voor \ overige, door de naauwte der Mond- opening genoeg- zaam befchut tegen uiterlyk geweld. Het is een Slak. CaS>0 D E TOOTËN. 47 Toot 3 die de Schaal witagtig heeft , VI. met blaauwagtige Handen in de langte ^^/fii* en Streepswyze Ringen overdwars 5 die Hoofd* * door wit en bruin zyn afgebroken* stuk. CCXCI. Schoon deeze in 't Werk van Rumphius?^;^ cok voorkomt , kan men daar doch niet uit ^«n- vastftellen, dat het een Oostindifche zy; alzo de Uirgeever 'er deeze Hoorens ingevoegd heeft, onder den naam van Kroonhoorens ; doch dewyl 'er andere Kroonhoorens zyn 5 is 't be- ter , deeze te noemen Kroon - Tooien 9 dat is Gekroonde Tooten 5 om dat zy gcmeenlyk met Knobbeltjes , op de Gieren, aan 't dikfte end gekroond zyn en fomtyds als gepaarld of met Paarlen verfierd. Zy zyn thans , niet on- gemeen groot zynde, van weinig waarde* £292} Toot 9 die de Schaal Kegelvormig en ccxcil wit heeft > mei bruine Stippen, cT°!lU5 Die Tyger* Toot. (291) Conus Testft albïda, Fasciis longltudinalibus Üvidi% Cingulif que Hnearibiis albo fuscoque articulatis, M. L. U. 550* N. 152. Kioonhoorn, RumPH. Rar* T# 34* f. H, I. Gualth. Tefi* T* 22* f»A Corona Imperialis. Argknt* Concb. T. 15. (12) U F* RECENP, C 13** Voluta MuficaliS* RüMPH. Rar* T* 31. f D# GüALTH. Test* T. 22. f. F* T. ^l^ £ O, G AR GE NV. Cö«^# T.IS. (12)4 f. U RE GEN F* 12» T* 3* f* 29 & T* 4» ^ 4ö". Knorr Verzam, I. O, Pl. 16. f, 3. Mi 17* f- 4* Hl» D, ?L 3 < £ 2 , enz* I. DEEL. XVI, STUK. 4$ BESCHR INÖ t AtÜ VI. Die Hoorens , welke Rümphius Voluta XLvuï^u^caiis ' dat is Muzyknoüten- of Letter- Hoofd- Tooten tytelt , worden hier verward met de iïuar. Tyger- Tooten. Zulke van de laatüen, welke men Witte noemt, hebben dikwils Letterag- tige Karakters onder de Stippen verfpreid; die in eenigen rond of ovaal , in anderen byna~ vierkant zyn, als Mufieknooten. Een onein- dige verfcheidenheid heerfcht in deeze Vlak- ken j gelyk Ltnnjèus dit zelf aantekent, zeggende ^ dat fommigen bruine Stippen heb* ben, die byna gelyk van figuur zyn 7 zonder? geele Banden ; anderen niet twee ; anderen met drie geele Banden ; fommigen zyn boven» dien ook bruin gevlakt ; een vyfde flag heeft dé geele Banden en Vierkante Stippen ; éetf zesde is wit met roode Vlakken , die veela! famenvloeijen; een zevende is wit met paarfch- agtige Vlakken en Stippen. Hier fchytfen dér- halve de Italiaanfche Vloeren, Moesjes- Too- ten en verfcheide anderen , die den Tdp platagtig hebben, ook gemeend te zyn* Zy komen uit Oostindie. fccxcni* (293) Toot , die de Schaal Kegelvormig en Conus 7 t Generalisi gMW Spelde» werks- (191) Conus Test£ Conicé ftitida, Spkh plana murieata^ Toot* Anfra&ibus canaliculatis. Syst. Nac. XII. Li st. Cöncb. T„ 276. 35* RUMPH. Kar. T. 33. U Y. GUALTH. TestA T. 20. f. G. ARGENV. Conch* T* ij* (12) f. T. REGENS Concb. T 6. f. 65; PET* Gaz. T. 27. f. m KNORR Verzam* h D. PI, 7. U S« Ut **• 17* 5 ; fit IS* f. 3, 4* i) ë T ö ö t e n; 49 glanzig heeft, het hreedjle end plat en VI. ge [pitst , met de Gieren Geutswyze uit- xlviiV gehold. Hoofd- stuk. Wegens de Golfswyze Tekening op de witte Banden noemt men deeze Speldewerks Kusfen of Speldewerks - Toot , in 't Franfch Flamboyan- te of Vlamitiende : alzo zig op dezelve als Vlammetjes > uit ce Donkere Banden voortko» mende, vertöonen. De Grondkleur wordt vaii d'A r geNville Purper of paarfch genoemd 5 G ua lthïeri zegt Saffraan kleurig j Rum-, pbius bruin , èri anderen noemenze de gehande Olyve Toot, als ware zy Olyf kleurig. Roest- kleurig of geel, met een fchoonen Glans , zegt Linn^lus. Volgens de genen, die ik 'er van heb , verandert de Kleur van roodagtig bruin tot bruinagtig geelden de Vlammetjes op de wit- te Banden zyri mét de Grondkleur overeenkom- Itig. Het fpitfe Topje, in 't midden van 'i breedfte énd, ondèrfcheidt deeze Tooteii vari de anderen* Zy komen uit Oöstindie. ]n het Kabinet der Koningin van Sweederi ontbrak, dat zeldzaam is , deeze Soort. Wy geevèn 'er de Afbeelding van, met het Dier Hei Dfer. daar iü* volgens d'Arcenville. Aan de f^?*' Punt van de Toot komt een ronde Hals uit , met een gehoornden Kop , die veel naar een Slakken -Kop gelykt ; doch de Üogen ftaan tifct, als twee uitpuilende zwarte Stippen , elk D aan 50 Beschryvikc van VL aan een zyde van een Hoorntje, en de Bek is 4lvhi een ronc* Gaatje midden op 'tbreede van den Hoofd- Kop (*). Uit de langwerpige Opening van stuk. de Toot komt een breede Lap te voorfchyn, die voor Voet verftrekt, en een klein ovaal Plaatje, dat Hoornagtig is, aan het ééne End heeft. Dit kan maar een klein gedeelte van de Opening fluiten. Boven den Hals vertoont zig een Geutswys' deel 5 dat naar de andere zyde helt , en beftaat uit een famenvouwing van het Vleesagtig deel , 't welk in fommige an- dere Hoorens tot omwinding ftrekt, derhalve de Mantel genaamd* ccxciv. C2P4) Toot, die de Schaal Kegelvormig heeft en zonder Tekening , aan de Tip blaauw* Menmste &£tóg* Toou Rumphius noemt deeze, wegens [de geel- agtige Kleur, Kaarsjes, doch defraaiften zyn geheel effen en fchoon wit , 't welk 'er de zonderlinge benaaming aan geeft van Mennijle Toot, Die van deeze Gezindheid, naamelyk, zyn, (*) Volgens Ad ANson puilen de Oogen niet uk $ en {taan digter aan 't end van de Hoorentjcs , die ook zo ipirs niet zyn. De Bek is een gefronfelde Opening, een weinig Leneden 't end van den Kop* Daar kan wel eenig verfchil zyn in het Dier van byzondere Tooten, (294) Conus Tesré Conica nitid&, Bad coemlesGente. M^L* U* 551. n, i54« Cerecla. Rum ph* Rar. T« 3U U E* Rï- Ghnf. Conché T4 2. f. G UAI, TH. TVtf. T. 20* f# & &NORR Ver zant. III. D« VU zz, f. I* h E TOÖTÉN, 5t ëyri, van ouds, wegens hunne zuiverheid van vt Gewaad, met weinig of geen overtollige Sie^^^- l-aaden, berugt. Gemeènlyk, echter* blinkt Hoofd/ "er eenig geel in door ; doch met geele Ban-S*u% den of Ringen , of met roode Vlakken , ziet men zé zeidenö Haar algemeene Kenmerk is 3 dat zy het Mond -end Violetkleur of Pur« peragtig blaauw hebben. t)e Tóp loopt Ke* gelagtig, zonder Sleuven of Knobbeltjes. Zy vallen zeer groou Ik heb 'er een* van zes Duim lang en vier Duim breed. Dat men zë iri dë Afrikaafafche Oceaan vindt is niet bh- mooglyk, doch die van Rümphiüs z;yn iri Óostindie waargenomen. Toot 9 die dë Schaal Kegelvormig en Ccxcv: glad heef t * aan de Tip bruin % het breed- c?nus c** ° J x ,• *' pitaneus* Jte end eehigetmacLte verheven. Kaas- Toot» Van deeze komen veele Verfcheidenhéden ten opzigt van de Grondkleur voor. Men heeft 'er die Grasgroen zyn 3 en de zodanigen > die ($9$) fconus iTesta Coiiïca4 glabra , 13afi fusca, Spira convex a. M. "L. Ü. 552* N* l$s* I^UALTH. Test, T. 20. f. i y* Voluta fasciata fecunda, RÜMPH* Rar. T« 33. f, X* GüALTHi *tesk T* S2. f* M. BoNANN, Rèc r. III* TV 1 3 9; AR GE NV* Concb* T* 15 (11) £ K- O LEAR, Muu T. 31. 5. Seb. III» T* 42* f. 23 — 25» Regens T- 7 , «T. BONANN. itor. III. T. 36^ SEB* III, f* Ai. f. 29^ 30* 32, 28, 35, Knorr. Verzam* I* D* PI. f. 6 l PI. 15. f/ 3* V. D* PI* 16. f* 2é . D 2 5'2 BtsCHRY VIHO Y A N . Vi' die men Groene -Kaas Tooten noemt , hebben? XLVIII*. eigentlyk den naam aan dee; e Soort gegeven. Hoofd- Anderen wyken van 't Groen af en worden al- stuk* jengS bie^ej. 0f geelagtig Groen , tot bleekgeel toe, Eindelyk komen 'er ook voor j die bruin- agtig ged 3 en dus aan de Kleur niet van de Speld'jwerks - Tooten te onderfcheiden zyn. De Geftake maakt een genoegzaam verfchil. De Speldevverks- Tooten zyn ten minde eens zo lang als breed : deeze Kaas -Tooten maar an- der half maal. Zy hebben drie witte Banden 9 en deeze maar twee, die met bruine Vlakjes geboord zyn. De Tip van de Kaas -Tooten is bruin , en het breede end loopt allengs verhe- ven op, zonder zulk een fpits Puntje, dat uic een Vlakte opryst, als de Speldewerks- Tooten hebben* f n het groen zyn deeze Kaas - Tooten ook geringd met bruine Stippen, en de Grondkleur , 't zy groen of geel , loopt naar het midden van den Top opwaards* Men krygtze uit Oost- ïndie. ccxcvi. (296) Toot 9 die de Schaal Kegelvormig en Dit is de Voluta fik fa van Rumphius* f296) Csyluz Testa Conïcd rudi, Bafi fuscS, Spird convext* Sysu Nat. Xllé RuMPH, Rar. T. 33. W* Pfeudo.Archi~ thalasfus. Argenv. Concb. T. 15* (»)f.L Sbb. Mu*< III* T. 42. f* 23, 24, 25, KNO» R ytr%m, U D. PI. 15* f. 4* III. D. PI. 1. U a. Conus Ar kans» Garen* ruaw heeft 3 aan het Mond' end bruin* met den Top verheven. wel- DE TOOTE». 53 welke die Autheur een plompe Wel noemt, VI- met £en rondagtig Hoofd en ftompe kanten , xlviu. zynde het Lyf getekend met fyne rosfe Ader- Hoofd- tjes, als of het bruin Arakans Garen was, en STUKt bovendien met eenige breede Banden van ge- mengelde Kleur. De Franfchen noemenzc Navels , volgens d'A rgenville. Hec is een onedele Hooren zegt Linn^ecjs; en daarom heeft hy 'er mooglyk den bynaam van Miles aan gegeven; doch men achtze ten irin- ite zo veel als de Kaas-Tooten, die hy Capi- taneus tytelt. Zy komt uit Oostindje. II. Die Peeragtig en aan' den Top gerond zyn , anderhalfmaal zo lang als breed» (2973 Toot , die de Schaal geel heeft , met ccxcvn* bruin - Purper aglige Streepen 9 welke CpriZeps. Takkig zyn9 overlangs* Moriije. Hier gouden , volgens de aangehaalde Af- beelding van Bonanni, die Tootjes fchy- nen bedoeld te worden , welke men Moriljes noemt} doch, dewylLiNN^us zegt , dat zy zeer zeldzaam en kostbaar zyn, moet ik daar grootelyks aan twyfelen. (29S) (297) Conus Test^ flava , Kn^is fusco-purpujL-eïs longitudina- iibus- ramofis. M4 L4 U. 552. N. 156. IlONANN» Recrm T# J3« ? K N O a K Verzam. IIL D* VU 4» U 2- 54- BescR. ryving yp Afde : i (-9%} Toot, dfe ^few Grondfieun nmw gejlip- xïvïll. Hoofd- stuk. Dit geeft de Ridder op als een Kenmerk ccxcvm, der Admiraalen 9 waar van hy in 't Kabinet Conus ' ^ simmiraiis.azr Koningin van S weeden verfcheidene voor Admiraal. z]-g ^it. jn ^eszelfs befchryvinge verklaart zyn Ed. zulks nader , zeggende ; „ de Schaal 3, is Kegelagtig verhevenrond en Peervormige 3, glanzig , 'geel met een witten Rand ; heb- 3, bende den Grondfteun ruuw door dwarfe ,3 Streepjes, clie uit verheven Stippen beftaan. 3, Zy loopt aan den Top Kegelagtig uit". Hy telt de volgende Verfqheidenheden daar van op : a. De Schaal Vleefchkleurig met witte Banden; de middelfte breeder en wit 3 met een Arm 3 die Tegelrood is, zwart en wit gevlakt. £. De Schaal Tegelrood 3 met fcherpagtige witte Vlakken : drie Banden met naauwlyks zigtbaa- ye Lyntjes Netswyze doorweven; de middel- tte met een gewrichten Gordel, y. De Schaal bruin Tegelrood , met witte Vlakkeq van ver- fchillende grootte, en met vier Netswys' door- wevene geéle Banden omgord, waar van de eer- (298) Conus Testa Bafï punótato-^fcabra. M. X.* U. 553. N* 357» Summus. @. RüMPH. Mus* T. 34- f« 8. ABGENv» Ccnch. T. 15* (iflQ f. N* Pet. Gaz.T.iS. f. 4, male. Seb. Mus. III. T 48. f, 4> 5, Ordinarius, RüMPH JÉfusi T. 34. ^ C KNORR Verzam. IV, Pl. 3. f* ï. Occidentalis. «T RüMPH, ^/ftj. T, 34- f, D. C^ö 'nutlh fé SUB* Mus. III» T. 48. f. 8. KNOUR ï^rznm. VI, D. Pl, 1. BB T O o r E N. 55 cerfte by den Rand van *t Top-end, de twee- VI< de laager geplaatst, de derde in 9t midden en Afdeel. breeder is , wordende door een Tegelroode g^^11- itreep, met wit afgebroken , in tweeën verdeeld ; STUKt de vierde aan het dunfte end van de Toot. De eerde zou de Opper- Admiraal; de tweede de gewoone en de derde de Westindifche Ad- miraal zyn» In de laatfte Uitgaave van het Samen ftel der Natuur maakt Linn^üs de volgende onder- fcheiding. De Opper- Admiraal 3 zegt hy, heeft de Schaal Roestkleurig met daar op verfpreide witte Vlakken, en vier geele zeer fyn Nets* wyze geftreepte Banden 3 den derden meteen witten gevlakten Riem : de gewoone Admiraal, de Schaal Tegelrood, met fcherpe witte Vlak- ken , en drie witte eenigermaate Netswyze Banden , den middelden met een gewrichten Riem: de Westindifche , de Schaal Tegelrood en wit gevlakt met vier geele Netswyze Banden, hebbende een gewrichten Riem: De Cedo nulli Toot, de Schaal Tegelrood met wit- te Vlakken en drie Gordels , den bovenden famengefteld, altemaal geftippeld. Die Riem , den middelden geelagtigen Band Op per- in tweeën verdeelende, en dus denzelven totAdmuaa1, twee Banden maakende, waar van de Toot 'er dan vier heeft , wordt voor het onderfchei- dend Kenmerk der Opper - Admiraakn gehou- den, welke thans nog het meefte in achting D 4 on- 3U D-ESL. XVI. STUK, 5$ Bescbryving van Yï? onder de Admiraalen zyo. De Grondkleur is ^yij7# geelagtig bruin , met wat bruiner gevlamde Hoofd- Streepen , en doorzaaid met helder witte Plek* stuk? jes ; die der Manden is geelagtig, met een zeer fyn Netswys geweefzel van Streepjes , dat men naauwlyks zonder Vergrootglas kan zien» Dit flag, zo wel als het volgende, komt uit Oostindie en fchynt alleenlyk, wegens de zeld- zaamheid, aan Rumphius onbekend te zyn geweest, Valentyn telt *er verfcheidene op , die door de Liefhebbers , in Holland y ten zynen tyde bezeten werden. Men vindt- ae, als hier onder, afgebeeld IdmiraaU Die Tooten , welke van dergelyke Kleur en Geftake zyn, doch den gedagten Riem misfen, en dus maar drie of twee Banden hebben , noemt men Admiraalen. Deeze vallen zo groot als de voorgaanden , en nagenoeg van de zelf- de Kleur , wordende ook weinig minder ge- waardeerd. Voor de gene , die by R u W\ phius afgetekend ftaat, werdt eertyds vrug- teloos vyf honderd Guldens gebooden* zo de. Aantekenaar meldt. Tegenwoordig zyn zy wel nog in veel agting, doch op ver naa zo- danig niet ; dat de Admiraalen, gelyk Linn^eus zegt, thans de kostbaarften zouden zyn onder de Hoorens en Schulpen (f)., Be- (*) RUM P H* Kar» T. 34. f. B. ARGFNY. Concb. T0 15. (12, f. N. SEB. Kab> III, T. 48. f. 4,5,6. KNORR Verzam, I. D. Pl. 8. f. 2. (t) Individuis horum dives est Mufeum , qui pretio ante» ccllunt omnia Conchylia. Mus. Louif* Ulric&, p4 553» DE TOOTEN, 5? Behalve deeze Oostindifche, hebben wy ook vK Westindifche Admir aaien , die in veel minder x™vnT agting zyn. Hier van fpreekt Linn^eus innooFD-* de derde plaats , en zege, dat zy de Schaal STUK* Tegdrood met witte Vlakken hebben , en Viw^0^ geele Banoen , Nets wyze doorweven , bene-mkaaU vens een gewrichten Riem. Zy zouden dan byna niets van de Opper-Admiraalen verfchil- len. Ik merk aan, dat deeze dikwilshet Top- end gekroond hebben met kleine Knobbeltjes (*) , het welk ik in de anderen niet waarneem. Voorts verfchillen zy ongemeen van die ia waarde en op zig zelf in Kleur. Daar is een Toot, die alle de voorgaande Cedo Nultf ia zeldzaamheid overtreft. Men noemtze ,Tooc' wegens haar uitneemende Schoonheid, Cedo Nulli, dat is Ik wyk voor geene. Een Exem- plaar, uit de Zuidzee afkomftig, is in 't Kabi* net geweest van wylen den Auditeur de la Faille, wien 'er duizend Guldens voor ge- booden waren , zo men verhaalt. Naderhand , deszelfs üefhehberyën verkogt zynde , is het in handen gekomen van den kundigen Heer Lyonnet. Anderen, evenwel, getuigen, dat deeze Toot , uit het Kabinet van den Heer de la Faille, in 't jaar 1732 in 's Hage geveild, door een Koopman zoude gekogt zyn ten pryze van 1020 Franfche Livres, voor den Koning van Portugal, in wiens Kabinet D 5 zy (*) Zie Knoiir Verzuim. Y, D« fU 24, 25, f. 3 & VI* D. PI. i/fc 2, enz* L deel, xvi» stok» 38 BESCHRY VING VAN Vjh zy zig zou bevinden Hoe 't zy , naai* X^VJIL^ z°uden de Afbeeldingen , by Seba hoofd- en d?Argenville5 gemaakt zyn (f). Zie *Tü** hier deszelfs befchryving , volgens den laatst- genoemden Autheur. 3, Het is een groote Toot, die haaren geel- 33 agtigen Rok van één gefcheiden heeft door 3, vier Banden > waar van de laagfte en middel- 3, fle door verfcheide onregelmaatige witte 33 Marmerir afgeperkt zyn; de tweeande- 33 ren gevuld met vier Koordjes van witte 55 Stippen , en de laagfte heeft 'er maar drie 3 3, die geheel vereenigd zyn. De Top begint 33 met een Band, van dergelyke onregelmaati- s, ge witte Tekeningen , even als de Band van 33 st midden. Daar boven zyn agt ronde Snoe- s, ren 3 gefpikkeld met witte Vlakken 3 dieein- 3, digen aan een Knopje van die zelfde Kleur." De befchryving in 't Werk van Seba is dui- fier. Volgens dezelve 3, is de Kouleur Grond-' ?3 wit 3 met een breden Bandt, die hoog Ci- 33 troengeel is 3 daar vier Snoertjes > als grote „ en kleine Pareltjes , over heen geregen zyn, 3, deels Parelachtig , rood , Jichtblaauw en 3, Oranjeverwig , zo van boven over 't Lyf 3, als naar beneden* Over het Lyf is dit Schep* 3, zei zo vreemd gebeeld, en met hoogOranjo 33 geel, (*) CataU raifitiné de Coquilles, p. i8# Zie ICLE1N Ojlrae. (t) SEB, Kah III» PI» 48* f. 8* ARGF.NV* SuppL T. 1* Lett» H» ïtjl Tooten. 3> ^ geel* lichtblaauw en rood , uitgemonftert, VI. ^ dat het niet wel te befchryven is. Het Top- einde is mede uitermaten fchoon gemar- Hoofd- * mert." De Latynfche Vertaaler heeft dit stuk* zo begreepen , dat de gezegde breede Band Spiraai of Slangswyze om de Toot zou loopen* en dat in die Band zulk een Toeftel zoude zyn yan verfcheiderley Kleuren (*). De Gekleurde Aftekening , van dit raare Stuk* door een voornaam Konftenaar gemaakt, die ik thans in handen heb3 is veel meer met de befchryving van d'Ar genville overeen- komftig* De Grondkleur , over de geheele Toot, is Oranjekleurig geel 5 met wituitgemon- fterd. Men kan 'er, behalve de Gieren van den Top , vier Banden in waarneemen , van welken de bovenfte p of digtfte aan den Rand , vier Snoeren heeft , die wit gepaarld zyn : hier aan volgt een andere Band, die breeder is, uit pnregelmaatige Tekeningen famengefteld , de derde Band heeft twee Snoeren als Paarlen , en de vierde aan de Punt beftaat wederom uit Tekeningen , die wat verward zyn. Men zal de Kopy van gedagte Tekening vinden in 't Werk van IvNORR^over de Hoorens en Schul- pen (f). (299) (*J Ex albo perfundata lato cingitur vinculo , famrate d- irino, quatuor funiculis, colligatamm veluti Margaritamm , majorum ct minor urn , apparatu conftantibus ex rubro, Aran- |io& dilutc caeruleo, Margaritarumque colore pi&is , distin&o4 a C'apite fpirati'm verfas inferiora circumflexo* (t) KNORR Ferzam. VI. D* ife I. f, x. 1. Deel. XVU Stuk, €0 BESCHR YVINC VAN Afdeel. (299) Toot , die de Schaal Tegelrood heeft met witte Plakken en vier ongevlakte geele Banden 9 dm tweeden hoekig ver- deeld. 5CLVIII. Hoofd- stuk. ccxcix. Conus vaarlui. Wat eigen tl yk de Vice- Admiraal zy, is men iriiraaf/ het onder de Liefhebbers niet eens* Die by Rumphius, Letter F, wordt afgebeeld, zegt men daar de regte te zyn van dien naam ; be- fehryvende dezelve als een zeer ongemeend Hooren , hoog bruin van Kleur en wit gevlakt, hebbende een witten Band, met fyner bruine Aderen , die 'er in 't midden door heen loopen , en zeer hoog getopt zynde. Dezelve komt in 9t geheel niet overeen met die van d'Argen- villb, hier aangehaald, welke men gemeen - lyk een Admiraal noemt, hebbende de Perken, tusfohen de Banden , gemarmerd met witte Vlakken op een geelen Grond, en de Banden zonder Riempje in 't midden: maar, voegt hy 'er by , 3, die de Hollanders Vice - Admiraal „ noemen , is verfchillende. Zy heeft een a, witten Grond, met lange als van één ge- fcheurde Vlakken , die donkerrood zyn 3 en een „ geflipte Streep omtrent het midden , gely- „ kerwys in de Admiraal." Het verlchil ia de Tekening tusfchen deeze, daar meer op ge- f299) Conus Test* Testacea albo maculatl, Fasciis quatuor flavis immaculatis , fecunda angulo divifa. Syft. Natt XtU Archithalasfus fecundus. AR6ENV* Concb* T. IS» (u} U H* let KNOKK Verzam% V. D.PU 24 U iet wordt dan in andere Tooten , en de waar- VI. dy , welke iedereen de zynen hoogst doet fchat- x^vin ten, zal dit Gefchil wel eeuwig maaken* Hoofd-* STUK» (300) Toot y die de Schaal Kegelvormig effen ccc. en glad heeft , met de Gieren aan dm se^or. Top Jlomp en befchreeven. Basterd- Deeze is geel en wit gevlakt met dwarfe Streepen , die zeer talryk zyn * uit wit ea bruin famengewricht, zegt Lïnn^eus. Ety wist de plaats der afkomst niet. Die, welke tnen Steen - Admir aaien noemt, zouden , met ee- hige verandering , hier geplaatst kunnen worden. (301) Toot , die de Schaal Rolagtig effen en CöCGCI° glad heeft. mm*. Geele De Ffanfchen noemen alle Harte- Tooten Toot!" de Luipaard óf Tyger 3 onder welken de Geele of bruin - geele zeer geagtzyn, enhoo- ger getopt dan de gewoone Harte - Tooten. De Schaal van deeze is zeer glanzig, geel, met Streepen van donkere Stippen en witt© Vlakken daar op verfpreid, zegt Li nn^eus. C302) f500) Conus Testa Conica laevi glabra, Sphx Anfra&jbiif obtulis fcriptis, Syst* Tiau XII* KNOJlR Verztm. VI. D.Fl» i« 6 5» (301; Conus Testa fubcylindrici lacvi glabra^ M. L, U* 554. N.. ïj8» Tigris lutea» Argenv. Concb* X, 15, (iaj ft M» KNORR Verzam. IV» D. PU 17. *♦ I* DEEL, XVIt STUK, 6% Beschryving van VI. (302) Toot > die de Schaal omgord heeft mé XLVIU /malle Streepen , welke uit 'Wit en bruin Hoofd-* /amengewricht zym STUK- cccil Dat men , volgens den gewoonen Spreek- Cenuanus. trant, in 't Werk van Rümphius deeze fch-Toot ^oorn een Geneefche Toot genoemd heeft, zal ' onzen Ridder aan de woonplaats hebben doen twyfelen. Men heeft daar mede gemeend een Guineefche ; als zynde dezelve Van de Kust tran Guinée afkomftig. In 't Franfeh geeft toen den naam van Aile de Papillon aan dé fraaiften, wier Banden als de Wieken van fommige Kapellen ge-oogd zyn. Tusfchen de breedere Streepen , die dezelve omvangen , zyn fmallere geplaatst en de Grond is geel- agtig Roozekleurig bont. In fchoonheid vol- gen deeze Tooten aan de Admiraalen , gelden- de wel eens tot vyftig, zestig Guldens, Zy komen ook uit Oostindie. cccill* (303} Toot 5 die de Schaal aan de Tip UiP GUucus* gerand cn geftreept , de Gieren van hei cyperfe flompe Top end tegen elkander aange» voegd heeft* De f302) Conus Testa cïngulls linearibu*, albo fuscoque articu- latis. M* li* V* 554» N. 159* Geneefche Toot* Rumph» Har. T« 34» ft G» BoNAN Recr. HU T. i$7iSi&*Muii III* T. 44* f* i-5 & T. 48 f. 1 , 2 3» Ala Papilionis, A R- CENV» ConcL T. 15^ f- V* KNORR Verzam. III« D« Pl. I#& I. (303) Conus Testa Bafi emarginata ftriata , Spira: inermis An- fraftibus contiguis. M. L. U* 55$* N. 160* RumPH. Rar9 33. ff GG»KNOaa Vtrzam. III, D* Pl. 27* U 2 3 fè' DE TÓÖTÊN, De reden der benaaming is blykbaar uit de VI, Afchgraauw blaauwagtige Kleur* met Stree- Afdeel^ pen , de Toot omvangende , die uic Stippen Hooïü? beftaan> waar van 'er twintig of dertig in de stuk, Jangte zyn, volgens het Exemplaar, dat zig in 't Kabinet bevondt van de Koningin van Sweeden. De Schaal is Eyvormig , weinig langer dan dik en heeft de grootte omtrent van een Pruim. Rümphius geeft 'er den naam van Boterwegje van Boero aan , wegens de plaats der afkomst in Oostindie, C304) Toot , die de Schaal bultig y bruin- cccm Uaaiiwagtig gewolkt en fpits ê aan de c^ac^ Tip gejlreept heeft. schiidpadk Toot* Volgens de Kenmerken wordt hier de Schild* pad 'Toot bedoeld 5 hoedanig eene ook die van J3o na nni is, dus genaamd zynde wegens de Wolkagtige Tekening en Vlakken. Die* wel* ke Rümphius Graauwe Munniken of Oude Wyven noemt, zyn hier van verfchillende. (305) Toot, die de Schaal Afchgraauwagtig CccV. m met langwerpige Stippen omgord heeft* Conus Minimus. Van Graauwe Monnik* (%o$) Conus Testa gibba fusco-catmlescente-nebulata , acuta, tati ftriata. M. L» U. 5SS. N. 161. BoNANN» Recr. III. T* 126. Capuclnus live Anicula. RUMVH» Rar. Ti 33* £ CC* HEGENI. Conch. T. 12. f. 63. KNOIR Verzam. III. D# ri. 16. f. 2. v* d. vu is. f. 4. (335 ) conus Testd cinerascente 9 pun&ij oblongis cin&&* I4 D££L. XVI, STtfS» #4 Beschryvïng van VI* Van deeze Soort zyn 'er verfcheidene , die XLVUl van f°mmigen Eikenhouts - Tooten ge^ Hoofd- noemd worden. STUK. cccvr* (30Ö) Toot, die de Schaal Eyvormig heeft j CRuj}kus. aan de Tip rimpelig en Doomagtig Asiche* ruuw , van boven Kegelvormig verhe* of Agme venrond. Toot. De aangehaalde Afbeeldingen verfchillen grootelyks. Die, welke Romphius Asfche* poester noemt, zyn over \ gèheele Lyf donker Afchgraauw, glad en blinkende, doch hier en daar met een zwart Plekje getékend. Zy ge- lyken van Kleur wel wat naar de Geplekte Katjes, waar van wy in 't vervolg zuilen fpree- ken, maar 2yn veel ronder aan den Top. Die van d'Argenville is Tootagtiger en heeft twee witte Banden Die van Guaxthier* is zeer fraay dotiker , zwart , ros , blaauwag- tig en wit gewolkt. Hoe zal men dit te Ta- rnen brengen , en begrypen , dat deeze Toot uit Afrika komt, volgens Linn^eus? C30?) L. U# $$6> N, 162* Minimus* AaGENV. Conch* T. 15, (12) f> A KNORR Vtrzam. 111* D. Pi* t€tU l* (306) Conus Testa ovatjt, Bafi rugofb itmricaroqiie fcabra1 / Spira conico-convexü. M. L« U. 556 N, 163, Voluta cinerea. RUMPH. Rar, T, 32* ft R. GüALTH, Test. T. %U f.K« Argenv. Conck* T» 15* (12; fcl). KN O R T&Vcrzamj IIXv x>* n. iz. u i)Ë TOOTEN. (307) Toot, die de Schaal Eyvormig en . heeft, met Netswyze geele Banden* XLVIÏI Hoofd- Dit is een zeer raar Tootje , dat nimmer stuk. groot en zelden een Duim lang valt, zynde£ccvn. . 0 J J Conus taamelyk dik naar de langte en rondagtig van Mercator* boven. Het heeft de Schaal van grootte aïs^ft"Tü0* een Beuke-Noot, wit met twee Banden, die breed, geel en Netswyze gevlogten zyn , de eene in 't midden , de andere by den Top , zegt LiNNuEüs. Dat Hoorentje , 't welk Ad a ns on onder den naam van Tilin be- fchryft., hier aangehaald, is in Geftalte zeer verschillende. Dat gene, 5t welk Bonanni Cylindroides noemt ^ van eene lichte Goudgee- le Kleur , met roode Schubben verfïerd , kan immers ook hier geen plaats vinden. De Af- beelding van d'Argenville drukt de wee- zentlyke Geftalte uit, van dit Net -Tootje, 't welk men ook by Knorr zeer fraay ver- toond vindt, doch met vier Banden. C308) Tootj die de Schaal aan de Tip eenU ceevnu Conus ger* Eetullnuu Boter» (307) Conus Testa ovata alba Fasciis reliculatis flavls. M*L.Toot, U. 557- N* ARGFJY. Cimch. T\ I;. (12) f. P. o- WANN Recr. UI f. 136, List. Conch, T. 758. f, 3. & T. 788, f. 41, AD A N S. Seneg. T> 6. f# j# KNORR ferzam* II. D* ?L u f. 4. (308) Conus Testd Bnfi fubemarginata1 rugofsl , Sp&l planius- culi muaonatl, L. U« 557* N, 169* Gualth. 7V«. E % I. Deel. XVI. Stuk. 66 Bkschrïvinc van Afdefx. XL VIII* germaate uitgerand en rimpelig heeft 9 den Top platagtig en gefpttst. Hoofd- stuk. Zodanig zyn de Kenmerken der Boter-Tooten, of Boterweggen van Rcjmphius, dus* wegens de ^etlagtige Kleur genaamd , die van Adan- son met de Tygertoocen, Guineefche en Bas- terd - Guineefche , Lettertooten en anderen , 't zy wit , roodagtig of bleekgeel van Grond, altemaal als Verfcheidenheden tot één Geflagt betrokken worden; indien zy maar, op deeze of gene manier , geflipt , geplekt of getygoird zyn. De Toot moet, bovendien, flegts den Top platagtig , met een klein .Puntje in 't midden hebben , en dergelyken vondt hy aan de Kust van Senegal tot zes en zeven Dui- men lang. De Basterd - Amadis - Tooten zou- den dan hier toe ook kunnen worden t'huis gebrast: doch de Oostindifche Boter -Tooten zyn blykbaarlyk van de Basterd - Guineefche en Letter -Tooten verfchillende. Over 't ge- heele Lyf zyö zy geel als Boter , met zwar- te of bruine Stipjes, die op ryen Itaan, en Ringsv/yze de Toot omgorden: maar aan den Top hebben zy breede Aders of Streepen* Zelden komen deeze Tooten , die zeer groot v allen , volgens Rumphius geheel gaaf T« 2ï* f. B. OLKAR. Mus. T. 3*. t 3* RüMPH, Rar. f. C. SEB. Kth% III. T. 45. f. U7i lo, li. KNORR f£r- IU D.Pl. ii. f. 3, ui. D. PI. 3* U i: VU 6» %% 4* IV* D.PL 26. f. u V, D. VU *z. f. ?. VU z*. f. 5. voor, DÉ T O O T E JK, 67 voor, hebbende doorgaans Streepen of leely- VL ke Naaden. Men vindt nog een kleiner Soort , xï^ni* daar de Karakters, zegt hy, ordentlykopftaan., hoofö-" gelyk in de Mufiekhoorem stuk. (3C9) Toot j die de Schaal aan de Tip uit- cccii* gerand en rimpelig heeft , aan den Top ^Tiinus; ge/pitst en de Gieren platagtig. h^ts' TooU Deeze, die Rumphius afbeeldt, is de règ- te Eikenhout* - Toot. Hy zégt , dat dezelve kort is ea breed van hoofd, bruin, en met zwartagtige Draaden, als Zeilgaren , bewon- den. De langte vnaamelyk^ overtreft de breed- te zo veel niet als in de voorgaande Tooien; Zy zyn niet gemeen , en die witte Banden hebben worden hoog gewaardeerd; doch vee- len doopen ook de Geele Tappen , welke deeze rondgaande Draaden niet hebben , met deri zelfden naam. De afkomst is uit Oostiodie. (310) Toot, die de Schaal Eyvormig en wit cce£ heeft,0"™* \ , - . « /-* . » Boeren- f309) Conus Testa htm emarginata , rügofa , Spna acumi- MuüdC fiata, Anfra&ibus planiusculis M. L» U. *88. N. 166. Voluta filis cin&a. RüMPH. Rau T. 31. k V. REGEN F Concb. T. io, f. 4$. KNORR Verzam* III. D. p], 1. f. 3 .* Pi U. f; 2* V. D. PI. 25. f« 2» (310) Ofcfo Testa ovata alb3, Fasciis nlgris ex maculis fcransveriis. M* L# U. 558. Nt 167. LIST. C*«c& T. 779. f. $5, 2Ó» BONANN. iv^r. III. f* lis. Mufïca RusticornW. K U M F Rar. T. 33» f. B B. GüALÏH. Tm. T» aft ft E 2 r. 68 Beschryvinc van VI. heeft9 met dwarfe Banden van zwart* Hoofd- stük^ Adanson maakt hier van een byzondere Soort , die echter ook de Moriljes , voorge- meld, fchynt te bevatten, üus komen zy dan voor aan de Kust van Afrika; doch waren omftreeks Senegal niet gemeen. Hy noemtze Coupet 5 en merkt aan , dat dezelve fomtyds wit, fomtyds Vleefcbkleurig zyn , doorfnee. den van breede Banden , die naar het zwarte of naar het roode trekken. Deeze Banden, zegt hy , zyn gemeenlyk zodanig verdeeld , dat zy vierkante Plekjes formeeren, die naar grove Mufieknooten gelyken , en hier van komt de gewoone naam van Boeren -Mufiek; doch in 't Franfch noemt menze VHebraiqiie , als of deeze Vlakjes Hebreeufche Letteren affchet- ften. Dit is echter zeer ver gezogt. Die wy hebben zyn uit Oostindie, en door de gemeen- heid in weinig agting. cccxr* (3*0 Toot, die de Schaal aan de Tip uit ge- ConusSter. ■> cus Mus- Tma carum* Vliegen- T- Q: Hebraica. Argknv. Concb T. 15* (12) f. G, Pet. Scheet. Gaz. 99, f. 12. S % b. Mus. UI, T. 47. f. 28, 29. Adan s* Seneg I. T. 6. f, 5» Knor r Veizam. III. D. Pi. 6. f. 2. (311) Conus Testa bafi emarginata ftriata , Spine Anfra&N bus canaliculatis* M L» U. $59* N. ió'ó. Volata Arenara, RUMPH. Rar. T. 33* ft Z, AA. GlJALTH» Test. 25. f. N, O, P. Bombyx. AKCF.nv. Concb, T. 15, (12) f, S* PET. G^z. T\ 75» U RE GEN F. Concb* T. 7. f*2. SEB. Mus. III. T. 55* f. H KNORR Ferzam. I, D* PU 7« f. 5. V» D* PU % f, <>♦ VI. D. Pl# I*. f, 41 DE T O O T E N. 69 rand en geftreept heeft y de Gieren aan den Top met Sleuven. XLvilL Hoofd* De Liefhebbers maaken onderfcheid tus-sTUK* fchen Muggen-, Vliegen- > en FJooije-Scheeten> van welken Rumphius de twee eerften be- grypt onder den naam van Voluta Arenata, dat is zo veel als met Zand befprengde Toot, wegens de fyne Stipjes , waar mede zy be- zaaid zyn, welke de laatstgemelden wat groo- ter en als Vlakjes hebben. d'Argenville noemt de eerften la Moiré , dat is Moor, een Stof dus genaamd. De gedaante der Vlakjes, dan , maakt het onderfcheid. Men vindt ech- ter van dezelven niet alleen met zwarte maar ook met roode Stipjes , en Vlakken üit de fa* menloopende Stipjes beftaande. v (31a) Toot, die de Schaal langwerpig enge- ceexn. doornd , aan den Top gekroond en /pits Variuu heeft. Leeuwc Toot. Tot deeze Soort , die de laatfte is der ei- gentlyke Tooten , zal ik al de genen e'huis brengen 5 welke men Leeuwebekken of Klim* mende Leeuwen 5 ja ook fommigen die menf wegens de wonderlyke figuuren daar op voor- ko- ($iz) Conus Tcsta dongnta muricata, Splra coronati acutl* M, L. U* 559. N. 169. ARGENVi Ccneh.T. 15. (12) f. K« KKORR Verztm. II. D. PI. 1. f. 5 , 6 , 7. VI. D. Pl. I, E3 I. DïEi. XVI. ST8K. Beschryvino van VI. komende, Spookjes tytelt ; en begrypen deeza XLVIH a^temaa^ 'c zy meer °^ minder aan de gedagte Hoofd 'Kenmerken voldoende , onder den naam van §tuk. Leeuwe - Tooten. Men vindt, naamelyk, op de meeften iets , dat naar de (Jeftalte zweemt, die in de Wapenkunde aan een Leeuw gegeven wordt. Sommigen zyn met KnobbeJtjes ge- kroond, anderen glad, eenigen zeer fpits van Top , eenigen gebandeerd, en veelen gegra- nuleerd ; en dus voldoen zy aan den Latyn- fchen bynaam van varius , dat is verfchillende. De Grondkleur is, in 't algemeen, wit, de Vlakken zyn meer of minder hoog of bruirtag- tig rood, ja fomtyds uit den geelen bruin. Men dient de Afbeeldingen na te zien om van de Tekening deezer Tooten , die in allen byna rerfchillende is , te oordeelen. 3. Die langwerpig zyn , aan den Top ge- rond, ten muilte tweemaal zo lang als breed. R O L L E N. ceexm. Toot, tff* de Schaal met verheven$ conus ' gladde Sïnepen3 aan de Tip blaauwaz- Net-Kol. Mg fffWy Van deezè , wier woonplaats niet gemeld wordt, <*3i3) Conus testa StrWt vonvexis lacvibus, ï>afi caprulescentc. Syst, Nae. XIU KNO Ferzam. V. D. PI. ii» f. 5, DE T O O T E N. 71 wordt, is de Schaal geel, met witte Vlakken VI. Netswys' doorweven. Zy heeft twee fterker ^LVlïi. gekleurde Banden, met grootere witte Vlak- Hoofd - ken. DeStreepen zyn flaauw, zegt Linnjeus. stuk^ In 'tVyfdeDeel van Knorr vertoont zig een geftreepte Oranje Nee -Rol, die hier mede ee- nige overeenkomst heeft. (314) Toot ? die de Schaal Rolrondagtig rood cccxiv« en ongewapend , door geknobbelde Stree- c^fam pen ruuw heeft. teil*. Gegranu- leerde De Nederduitfche naam is van Rumphiü.s Kuipeu- afkomftig, die getuigt, dat men deeze Soort <0 * meest vindt aan de Oevers van 't Eilandje Nus- fatello, tot de Molukkes behoorende, in Oost- indie. Hier van de Latynfche bynaam. Zy zyn gevoord, geribd, en hebben fomtyds zwar- te Stippen met geele Vlakken , fomtyds geele Stippen, fomtyds zyn zy bruinagtig geel , fom* tyds hoog geel of Oranjekleurig. (315) Toot, die de Schaal ruuw en ongev/a* ceexv; pend heeft, met gladde gevoorde Strcepen. %*™^r** Dee- Gegranu* leerde (314) Conus Testa fubcyizndrica rubri inermï , Striis tuber* Katje, culatis fcabri. Syst. Kat. XII* Terebellum granulntum. RüMPH. Rar> T. 33. f» E, E. LlST. Conch. 4-, f. :o. C. 6> T. 3. f. 2. Gualth. Teft, T. 25. f. L. ARGÏNT. Conch, T* 16. (13) f. P. Knorr Verdam. l\. D4 VU 4* f. 7: HU D. VL 19. fj. 4. (315) Conus Testa fcabra incrmi , Striis iulcatis ixvibus. Af* E 4 L- I, Deel. XVI. Stuk, 1% Bescïïryving van Af^Jel Deeze onclerfcheidt zig van de voorgaande , XLV1II. doordien zy minder langwerpig is , hebben- Hoofd- de een byzondere figuur, daar men, volgens stuk, Rümphiüs, den naam van Katje aan geeft in de Liefhebbery van Hoorens en Schulpen, Dat deeze over 'c Lyf bezet zyn met Steke- lige Korreltjes , zo wel als de voorgaande 9 doet dezelven Gegranuleerd noemen, Zy heb- ben dikwils een of twee witte Banden, en zyn geheel hoog geel, rood of Oranjekleur. De genen , die men Landkaarten*Tootjes noemt , fchynen hier t'huis te behooren. Linnjeus fielt de woonplaats in de Afrikaanfche Oceaan. cccxvi. COKUS (US. Oranje- Admiraal» (316) Toot* die de Schaal Roozekleurig wit gebandeerd heeft , met de Gieren aan den Top Geutswyze. Deeze fpant de kroon onder de Tooten in 't algemeen en eigent zig den hoogden rang onder de Admiraalen , de Ce do Nulli alleenlyk uitgezonderd. Voor eenige Jaaren was zy zo ongemeen, dat de Aantekenaar op Rümi>hius meldt y £♦ U. $6ot N4 170. Voïuta granulata. RUMPH. Rar.T* 32. f. T. Gtjalth. Test. T. 2$. f. H. KnoKR Verzam. I. D. tl 8. f# 4. PI *fc U 5 V. I). PI. 17. f. 5, f316) Cor.us Tesra incarnata lxvl Fasciis albidis , Anfraéfcuum fummïs canaüculatis, Syst. Nat. XII, Oranje - Admiraal. RUMPH* Rar. T. 34» f. A* PET. Amb* T. 7* /• SEB. Kab. HU T. 48» f. 7, V Ai ENT. Amb. N. 102. KNORK ¥mm< i< D, ju «♦ ff s» v. d pi, 24» u DE T O O T E N. 73 meldt , hoe die van den Heer Burgemeefter VI. d'Ac^uet te Delft de eenigfte ware, hern^^ diestyds bekend. Dezelve is op de Verkoo Hoofd- * ping der Nalaatenfchap van dien Heer verkogtSTÜK* voor tagtig Guldens , zo Valentyn verhaalt ; door wien echter reeds twintig opgeteld wor- den , die ten zynen tyde in handen van de Liefhebbers hier te Lande waren , buiten en behalve verfcheidene van deeze fchoone Hoo- rens , welken de Heer Gouverneur van der Stel, op Amboina , nagelaten hadt. Zelf bezat hy 'er drie, waar van hy de Afbeeldin- gen geeft. Niettemin is en blyft het" nog een kostbaar Stuk, geldende, die hoog van Kleur zyn , tegenwoordig nog wel honderd Guldens. Somtyds is zy met Oranjekleurige Banden ver- lïerd , en die heeft 'er den naam aan gegeven, fchoon zy in Geftake merkelyk verfchilt van de andere AdmiraaJen Thans kennen wy een dergelyk flag vanwestin- Tootjes of Rolletjes , daar men , om dat zy dilchc* • uit de Westindiën komen, den naam aangeeft van Westindifche- Oranje - Admiraalen. Zy zyn overdwars fterk gevoord of geribd en vallen doorgaans bleek Roozekleur, doch fommigen zyn f*) Op de Plaat van Seba , daar de Oranje-Admiraal voof komt , zyn , gelyk ook op veele anderen , de Tooten niet alleen *t onderfte boven, 't welk een verkiezing is , maar met de Opening verkeerd, dat is links in plaats van regts, afgebeeld* l. Deel. XVI. stuk. 74 B £ 5 C II R V V I N O VAN Afdeel Z^D 'eT' m ^00S^e^ van rood of Oranje- XLVIII.8eel* de fraaifte Oostindifche tarten , hoeda- Hoofd- nig eene in 't Werk van Kmorr, benevens stuk:. den Oran je- Admiraal > is afgebeeld (*X cccxvii. (3173 Toot, die de Schaal byna Rolrond met Mdgus. overlang je Banden heeft , welke wit ge ~ Kaetje!kte ftippeld zyn. Deeze gelyken naar langwerpige Tooten, zynde Kegelvormig met een fpits Puntje , over 't Lyf, en zelfs aan den Top, zwart of Loodkleurig gefpikkeld, met breede Plekken, die geel of bruinagtig zyn , in de langte ge- itrekt. De aangehaalde van Seba en Güal- thieri hebben geen overeenkomst met die van Rumphiüs. In de befchryving van het Kabinet der Koningin van S weeden zyn op deeze Soort de Afbeeldingen van den Oranje- Admiraal , dien men aldaar niet hadt , aan- gehaald. cccxviii. (3*8) Toot, die de Schaal langwerpig Ey- Conus y Striatus. yu] tVolkhoo* XQtu (*) KNORR Verzam. V. D# ft £ 2. Zie ook III, D. PU 6. & 5. Conus Testa fubcylindrica , Fasciis longitudiaalibus albo pun&atis. M. Ü. 560. N. 171* Voluta maculofa. RUMPH. Rar. T. 32» U GUALT^ Test. T. 20. ƒ. F? SEB, Kah. III. T. 44* f* 27* KNORR Verzam, VI, D. tl. I met VI. zeer fyne bruine Streepjes > aan elkan- Hoofd- stuk. Schoon Rümphiüs deeze Voluta Tigerina of Tygers noemt , geeven wy 'er echter den naam van Wolkhooren aan, Zy verfchilt, naa* melyk, in Geftalte sseer van de Tooten, en haare Wolkagtige Tekening maakt die be- naaming eigen. Door haar en Vleefchkleurigen Grond neemt deeze Hooren den naam aan van VEcorchée, zegt d'Argenville, dat is van Gevilde. Op deezen Grond heeft zy groote bruine Vlakken, daar men wonder lyke Figuu- ren van kan maaken, en is, over 't geheel, flaauwtjes geftreept* Zy valt in Oostindie en aan de Kust van Afrika. (319) Toot > die d$ Schaal met geéle Stree * cccxix. Tigerincw Rumph» Rar. T« 31. f. F. LiST. Concb. T. 755* werks ƒ. 7* & T. 760. f* 6. GüALTH. Test. T. 26. f. !)♦ A R » Hooreis GEN V» Concb. T* i<5- (13) £ C* Pet* Gaz. T* 98. f. 9* REGF.NF. Concb. 8. f. 16. S EB. jSTA III* T, 42» f. 5 10. A DANS. 5^«# U T. &» £ 2. KNoRR Verzam. lt X>* PI. 18. f. 1. JLU* l). PU 12* f. 5 : PI. 21* 1 ; VI 22. f. 4* (319) Conus Testa Venis reticulatis luteis , Maciilis Iuteis fuscisque. M* L. U. 561* N. 173» RüMPH, Rart T* 32* f* O, ?* Gl'ALTH. T* 25. f. X, AA. IIONANN* jR^r. UI* T* 135. Pannus Aureus. ARGEnv. Concb* T. 16. (13) f* D, I. Regenf* Concb. 26. T* 6. f. 6a. 5eb. Kah III* T. 4-7. ^ io? ir, id, 17. KNORR Verzam, I* D. PI. 18. f. <5* II, D* Pi* 1. f* 1 , 2* III* D* PI* 15* f* !• I. DfiEL. XVI* ST#K. Spelde 76 BUCHRYYINC VAN XLVIII. Hoofd - VI» Afdeeu pen Netswyze geaderd heeft , en bezet met geele en bruine Plakken* stuk* De zodanigen , als hier aangehaald zyn , noemt men, in 't algemeen, wegens het fyne Ceweefzel dat de Schaal bedekt, Speldewerks- Hoorens, en, wanneer zy geel of Oranjekleu- rig zyn, Coudlakenje of Korhoenders , volgens Rumphius j die 'er den naam van Voluta Pennata aan geeft : want zy zyn over 't ge- heele Lyf , zegt hy , gefchilderd met geele Veeren , die zwarte Randjes hebben , fchier gelyk de Veeren van een Korhoen. Dan ipreekt hy van Zilverlakenfe , die wat kleinder en fmalder zyn, en van een derde Soort, die geheel bruin zyn , en doodfch van Kleur. Beiden hebben zy een fmallen Mond, en kun- nen een Tongetje uitfteeken, waar mede zy iemand kwetzen kunnen , die haar onvoorzig- tig aangrypt. Dit Tongetje is wit en rood gezoomd, met een klein Doorentje» Hoewel zy dagelyks gevangen worden en gegeten , houdt menze doch niet onverdagt vanVenyn, zo die Autheur getuigt. Zy vallen mede aan de Molukkifche Eilanden. Van de Franfchen worden zy Drap d'Or en Drap d' 'Ar gent , of ook, naar de ver fchillende Kleur, Drap Oran- gé genaamd. cccxx* C3M) Toot , die de Schaal Netswyze geaderd Conus Bruinet* DE TOOTEN. 77 heeft en overlangs bezet met afgebroken VI. ne bruine Banden. XLVIU Hier worden de gedagte bruine bedoeld on- stok#D" der de Speldewerks-Tooten, die men deswe- gen Bruinetten tytelt, in 't Franfch Brunettes. Dat zy flegts eene Verfcheidenheid van de voorgaande Soort zyn, gelyk Linnjeus vermoedt, is klaar* De zogenaamde Zilver- laken fe kunnen hier toe betrokken worden, om dat zy in 't geheel geen Geel hebben. Men vindt ook overdwars gebandeerde Brui- netten. Sommigen zyn met bruine Vlakken als gemarmerd. Eenigen zelfs worden Dui- zendfchoonen getyteld. De afkomst is insge- lyks uit Oostindie ; doch men agtze niet veel, wegens haare menigvuldigheid, uitgenomen de zogenaamde Gloria Maris 9 die veel langwer- piger is dan de gedagte Rollen* 4. Die Bak-agtig zyn ,. dat is Buikig en wyder van Mond, klinkende als men ze op een Tafel werpt. (321) Toot, die de Schaal blaauwagtig , geelcccxxr. Conus £Gm Speftrum* nalibus fuscis interruptis. JVI. U* 562. N. 174. Bonann, Sp°°kje* Recr* III. T. 133* GüALTH. Test* T. 25. f, Z. V. A R- C E N V* Concb. T. 16 ( 13) f. G# & E G E N F. Concb, T. %> f. 25. SlJi. Kab> III. T. 43. f. 1,2,4,5. &Tt 47# f iS> 14 , 15. KNOR U Verzam. IL D# Pl. 5* f. 3» III* D. Pl. f. 3." Pl. 18. f. U (321) conus TcstX csmlesceme ffevo-nebiilofA , Pun&is * ^ . Striis? I, Deel. xvi. stuk. 78 ËESCHR Y VING VAN Vh gewolkt heeft > met geelagtig witte Stip- XLVJif $en en StreePen- Hoofd» stuk» Van de Spookjes zegt Rumphius, dat zy van Geftalte naar de Katjes of ook naar de Bruinetten gelyken , doch ronder zyn aan de kanten van 't Hoofd, hebbende niettemin een fcherp Spitsje daar boven op , van Kleur als de Botertooten , met eenige fchraale en hak- kelige Karakters, die naar misfelyke Gedrog- ten gelyken. Daar is een aanmerkelyk ver- fchil in de Hoorens van deezen naam , gelyk ik reeds opgemerkt heb* Volgens de onder- deeling van dit Geflagt moeten zy Bak-agtiger, zyn, dan de Rollen. occxxn. (322) Toot , die de Schaal geel, met wit ge- ÏÏZus. wolkt heeft. Wolk* bakjc' Deeze zyn nog wyder van Mond en Blaas- agtiger dan de voorgaande. Men noemtze Wolkbakjes , om dat zy over 9t geheel fterk gewolkt zyn. Men heeft 'er , die Agaate Wolkbakjes getyteld worden , zynde uit den gee- len Stuisque albö-lutels. M* L. U* sèz* tf. 175, Humph, Rar. T\ 32. & G U A LTH» Test.T. 25* £ $♦ REGENF. Conch* T. 2. f. 20. ICNORR Vtrzam. II. D. Pl. 8. f. 4 : III. D« Tl. iS,f. ƒ. VI. D* PU 17. f. % f322; Conus Testd flavi albo-nehulotè. M. L* U. sd%, N. ifó* GüALTH. Test. T. z6. f. C, KNORR Verz#mk Y« D.Pk 8* f. s: PU ix« £ 4.' W. *5. U 5* DE T O O T B N. 79 len groen- en blaauwagtig, met een paarfchen VI. Mond, en anderen, die men Oranje Wolkbakjes ^zetl. noemt , zynde zeer fchoon geel en Oranje- hoofd. ' kleurig met witte Vlakken. Die, welke menSTUK. Admiraalen van de Wolkjes noemt > zyn blaauw- agtig van Grond , en fchynen hier toe te be- hooren. (323) Toot 5 die de Schaal langwerpig, ge-ccoxxm. luiten glad heeft > met eene wyde Mond- ^u/lpa* opening. Tulp* Die uit Rümphius worden aangehaald , noemt men Agaat-Tooten 3 doch dit zyn dege- nen niet die van de Franfchen la Tulipe, dat is de Tulp y genoemd worden. Het een en andere ziet op de fraaije mengeling van Kleuren op deeze Hoorens , welke 'er een byzondere fchoon- heid aan geeft* De Mond-opening is veel wy- der en de Geflalte verfchilt van die der gewoo- 11e Tooten. (324) Toot, die de Schaal langwerpig, bul-cccxxiv» * • * Conus Ge 9* (523) Conus Testd oblonga gibba Lxvi, apertura" dehiscen- ^roonbak te. Syst. Nat. XII. R.UMPH. Rar. T. 34* f. K, L. AR. GENV* Concb. T* 16. f13) f*K* REGEN*. Concb. 8. T. Z* f* *o. SEB. Kah 11U T* 41* U ï& KNOR R Verzam.lUD* VU n. f. 3* XIU Ti* fU n. f. 4: V. D* PU 20* f. 1 , 2* (324) Conus Testd oblonga gibba coronata1 , apertura dehis» cente* Sys u mau Xll. Uonann* Recr* III- T* 319» Nube» cula. RüMPH* Rar. T. 31- f,G, GUALTH, Test. T# 2& f. E« Brocart de Soie# A R « E N vt Cmb^ T» 16, (1$) f* A« Nu* L X>IEL. XYI» STUK* 8o Beschryvinc van . tti en gekroond 9 met een wyde Mond* Afdeel. * . ö7 r' J XLV1II. opening heeft. Hoofd < stuk. Deeze 3 zeer veel gelykende naar de laatst* gemelde 5 hebben tot haar Kenmerk, dat de Gieren aan den Top met kleine Knobbeltjes ge- zoomd zyn 3 en daarom worden zy Agaate Kroon - bakken genoemd. Haare Tekening is van een zo fyn geweefzel en zo fierlyk, dat menze, in 't Franfch, den naam geeft van Brocard de Soie y om dat zy naar een Zyden Stoffe, die men Brokaard heet 9 zweemen. Klein fchynt deeze te verwarren met de voorgaande Soort : zo ook Adanson, wiens Afbeelding zeer van de Geftalte der Kroonbakken verfchilt. Ik zou daarom naast denken , dat de Tulp der Fran- fchen aan de Kust van Afrika of ook in de West- indien voorkome, en deeze Agaate Kroonbak in Oostindie. Men vindtze van aanmerkelyke grootte. Ik heb 'er van tusfchen de vier en vyf Duimen lang. Doorgaans vallen zy rood- agtig bruin, doch fomtyds ook, gelyk ik *er één heb, wit met geele Plekken. XLIX. HOOFD- Nubccula : Tuiïpa Gal lorum. Klein OJlrac* p. 76. T. 5. £ 90. List. Concb* 4* S. io. c. 7. T* 3* Eiï PE T. Gaz+ T. 98. f. 8* ADANS. Seneg. j. f. 6. f. 8. SKB. Kab. III» T. 4*. 8 *$ z> 4- KNOUR Verz*m> III, tl* &%l f« a, VU D, Pl* 17. f- 3» E5 E PORSELEINHOORENS. 8l &5SSSgÖ^SS^SSè^^^êS8^®^K' . vi. . Afdkhl. XLIX. riOOFDSTUK. j§£**; Befchryving van 't Geflagt der Porselein, hoor £ ns, ook Kliphoorens en fomtyds Klip- koufen genoemd, wordende , waar onder die men Kauris tytaft of Guineelche JNÏurit. Onder den algemeenen naam van PoRSE-Naaou LEiNHooRENs, in 't Franfch Porcelau nes ^ begrypen wy de genen , die het Geflagt van Cyprcedy vólgens onzen Ridder j uitmaa- ken. De gedagte behaamïng is wél toépasfe- lyk op het Pórfelein , dat in China gebakken en ons toegèbragt wordt met de Öostindifche Schepen: (dewyl deeze Hoorens dén Glansen Tekening van hetzelve trotfeeren, en toonen dat de Natuur nog dé groocfte Werkmeefter is :) maar zy is van éeh geheel anderen oir- fprong. Men noemtze , in 't Latyri, Porcella* na, in navolging van de Grieken die ze CÈöt- rincB noemden , van 't woord Choiros , dat in 't Latyn Poreus een Varken of Zeug , maar ook de Ftilva betekende,, naar welke zy van onderen iets gélyken. Hierom geeft Lin- jnjeus 'ér den naam van Cypréa, dat zo veel is als Venus-Hooren of ConcHa Venerea^ aan , in navolging van A d Anson, dié zegt, dat èe Franfcheri haaf Pucelages , dat is Maag- dommetjés, tytèlen , en ze dus van apdere Por- % f>E£L. XVI, SïUfti 82 BÉSCHÜYVÏKC VAN VI. cellana onderfcheidt By de Nederlanders wcr- ^XLIX* den zy3 om de zeIfde reden5 ook wei Hoofd-* koufen geheten 'Men noemtzo, bovendien* stuk. Likhoorentjes , devvyl men met dezelven het Linnen een Glans kan geeven , zo wel als met een Lekfteen. Dat zy Porcellance genoemd zouden zyn , om dat de Chineezen van Con- ehyliën de Aarde tot het Forfeleia bereiden * gelyk Gesnerüs wil, is gantfeh ongerymd en te ver gezogt» oirzaak De gladheid , welke aan de Porfeleinhoo- van den rens , boven veele anderen, Natuurlyken zon- der Polyüing eigen is, moet een byzondere reden hebben. Zy blinken, uit Zee komende, reeds als een Spiegel , zegt Pojmphius ; doch vérliezen 3 nog verfch zynde, wederom ligte- lyk deezen Glans; ja men heeft veel moeite, om haar denzei ven niet te doen verliezen. Zo de Schaal maar effen buiten 5t Zand uit- fteekt, met het leevende Dier daar in, wordt zy in dat gedeelte doodfeh; maar by nagt ko- men zy uit het Zand en hangen aan de Klip- pen , zegt Rumpeius. Ook moet het Dier daar niet in derven; want al begraaft menze, raaken zy haaren Glans kwyt; en vooral, wan- neer men ze laat leggen in de open Lugt. Zy krygen dus eene doodbleeke Kleur, dié onder de buitenfte gladde Schaal doorblinkt. „ Het is, volgens dien Autbeur, de beste manier 55 om de Schaal glanzig te houden, dat men „ de verfch uit Zee komende Hoorens in Wa- ter de -Porselein h-oo&ens. 83 y ter doe 3 5t welk zo heet is, en niet hee- VI. £ ter , dan dat het Dier moet fterven: danA^EEL* „ haalt men 'er hetzelve met Haakjes uit, zohoofd* veel men kan , en legt de Schaal, met het stuk. „ overige, op ecne Schaduwagtige plaats, daar geen" Regen of Zonnefchyn de Hoo» „ rens kan bereiken , laatende 'er dus het 3> overgebleeven Vleefch door de Mieren uit- 33 eeten. Men moetze in geen verfch Water 3, leggen 3 zo lang iets van het Vleefch daar 3, in is: want maar ééne Nagt daarin leggen- 3, de zouden ze verbleeken : zelfs moet het 3 , doode Bloed van de een? aan de andere niet 3, raaken , waar döor ze insgelyks bederven» £ Om het tweede of derde Jaar moet men ze 3, te drinken geeven, dat is de Hoorens een 33 halven Dag in zout Water leggen 3 dan met 33 verfch Water uitfpoelen en droogenzein de 3, Zonnefchyn". Dus is dan 3 baarblykelyk, de oïrfprong van De Mau* deezen Glans, dien de meefte andere Hoorens tel* door het polyften ook verkrygen, afhanglyk van dat Lymige Vogt, X welk uit het Dier, door de Opening van de Schaal, zweet, en tevens tot aangroeijinge ftrekt van dezelve *. * zie-'t De Heer Doktor Martini, te Berlyn ^Sffifi fpreekt in zyn nieuw Conchyliën- Werk al-enz* dus. „ De oirzaak, dat de Porfeleinhoorens 3, haaren fynen Glans in de Zee behouden j3. kunnen , zonder van de fcherpe Lighaamen F a 3, fcha- L DE£L* XVI* STUK. 84 BfiSCHRYVINC VAK . VI# gf fchade te lyden, onder welken zy her- eii XUxl » Eerwaards worden gefmeeten, is in de ftruo Hoofd- „ tuur van het Uier te zoeken,4 't welk, zo stuk. ^ dikwils het voortkruipt, zyn geheele Huis in zynen groöten Mantel bewindt, en des- zelfs gladde Oppervlakte, daar door, voor alle befchadigingen in veiligheid ftelt" (*). Zyn Ed. zal in 't Werk van Aüansón ge- lezen hebben , dat het Dier van deeze Hoo- rens een: zo grooten Mantel heeft , dat het denzelven ,■ daar buiten komende , gebruiken kan, en weezentlyk gebruikt, om zyn geheele Schaal te bewinden ; doch fchynt niet opge' merkt te hebben , hoe , volgens dien zelfden Heer, gedagte Mantel,? als het Dier zig we- der intrekt in de Schaal, zeer vaardig tevens ingetrokken wordt : des die Mantel niet die- nen kan , om de Hoorcns, in de Zee van de eene plaats naar de andere gefmeeten worden- de , voor ftooting of afvyling te befchutten: aangezien dan altoos, zo dit gebeurt, het Dier binnen zyne Schaal zig verborgen houdt. Bo- vendien zou het vry wat meer van ftooten aan zyn Lighaam te lyden hebben,- dan aan de harde Schaal. Wilde zyn Ed. befluiten, dat dit omwinden met den Mantel de reden zy ,- dat de Porfelein - Hoörëns geen Vliezig bekleedzel of Korftig aangroeizel van vreem- de (*) Bn\c$ &pfTetiiatifcft Concörtifn. ^abfitet Ncurcm* hbt*> 17*9, I. Thcitt S, 303»' de Porselein hooren s* 85 jde Lighaamen en Zee • Wormpjes hebben , ge- VI. iyk veele andere Hoorens en Schulpen , zo ^Ux* zouden wy het gereedelyk kunnen toeftem- Hoofd- men ; doch voor de afflyting is die Mantel STU** niet in ftaat dezelven te hefchutten. Voeg hier by , dat de Oppervlakte zo hard is , dat 'er naauwlyks eenige fcherpe Lighaamen vat op hebben of die zonder brceken kunnen be- fchadigen. Hoe het Dier der Porfeleinhoorensde gehee- net nier. ie Schaal met zynen Mantel omwindt, zodanig ^c^x* zelfs, dat de ééne Lap, op de Rug, over de andere heen (laat, is in Ëïg. 2, op onze CXX (te Plaat, by Letter A, uit Adanson, vertoond, gelyk zyn Ed. dit zelf, nu weinige Jaaren ge- , Jeeden, aan de Kust van Afrika, by Senegal in die Soort, welke men Slangekoppen noemt* heeft waargenomen. By Letter B ziet men, volgens hem , het geheele Dier , buiten de Schaal, van onderen: waar in het Eyronde de Omtrek van den Mantel is, en het Tongagti* ge, dat voor waards ftomp is en agter waards, puntig uitloopt, de Voet, waar op het Dier voortkruipt. Aan deezen Voet wordt men een groot getal kleine Groefjes gewaar , die den» welven van onderen oneffen maaken, en dus bekwaamer om zig vast te houden aan de gladde Rotfen of Klippen , langs welken dee- ze Schulpdieren kruipen, als voorheen gezegd is. Verder vertoont Letter C, uit d'Arcen- F3 VIL* |> Deel, XVI, Stuk, g5 BESC H R Y V I K O V A N VI- ville, een Kliphoorentje met het Dier daa? ■XL IX* ln> zYnde van de Soort der genen , die mén Hoofd- Zee -Luizen noemt, doch Oranje -kleurig, met stuk. Zes bruine Vlakken. By D ziet men 't zelve in Natuurlyke " grootte. Hier uit blykt, hóe veel het door een Mikroskoop vergroot zy , om het te duidelyker onder 't Oog te bren- gen. Zyne befchryving daar van luidt aldus!. „ Het kruipt op een Matras volgens de ma- „ nier der Slakken. Dèeze Matras of Voet 3J loopt aan de ééne zyde uit in een Punt* 5, die, gelyk de geheeie Omtrek, gerimpeld 3, of geplooid is. Het andere End vertoont 5, eenen taamelyk langen Hals , zeer afge- 3, fcheiden van den Voet, met een Kóp, die 3, twee zeer fpitfe Hoornen uitgeeft , welke 3, een Boog maaken. 4 Op derzelver midden 3, zyn de twee Oogen geplaatst, die, als ge- 33 woonlyk, naar twee zwarte Stippen gely- 3, ken, van taamelyke grootte. De Bek, bo- 3) ven op den Kop, is niet groot, en maakt „ een klein rond Gaatje. Zy is aan beide zy- 33 den voorzien met Tanden, waar van vyf- 3, entwintig aan de regter , en flegts een-en- 3, twintig aan de flinkerzyde ftaan : welke 33 Tanden tót verweering dienen aan het Dier, „ dat . geen Dekzeltje of Luikje heeft". Hier blykt het dat hy de Tanden meent, die 'er wederzyds aan de Opening van de Schaal zyn ; doch, zo diq tot verweering noodig waren; waar heeft dan het Dier der Tooten en Rol- len DE P O R S E h E I N H O O R E N $. S7 kn zyne befchutting. Het overige van de be- VI. fchryving is niet minder verward, en vandenA^^v gedagten Mantel Ipreekt hy in 't geheel niet. Hoofd/ Zouden die van deeze Soort denzeiv,en niet stuk. hebben , of zou dezelve door het Dier in een Geeftig Vogt te dooden ook ingekrompen zyn, of zou menze mooglyk als iets tegennatuur- lyks daar af gefchraapt hebben , om het Hoo- rentje te kunnen vertoonen? Dit zyn beden- kingen. Het was voor hem tePondicherynaar 5t leeven afgebeeld , alwaar de langte maar zeven Liniën was en vyftien wanneer het Dier zig geheel uitfpreidde in Zee - Water. Onder de Inlanders , in Oostindie , wordt Gebruik, aangemerkt en het is by hun een Stelregel, zegt Rumphiüs, dat van alle die Höorentjes, welke zeer glad en blinkende zyn , het Vleefch, de Vifch , Slak of Dier , zo men 't noemen wil 3 tot de Kost niet deugt, dewyl hetzelve, gegeten zynde, eepe worging in de Keel aan- brengt , welke den Menfch doet fterven , in- dien hy niet fpoedig een Tegengift gebruike. Derhalve wordt dan ook dit Schulpdier , daar te Lande , niet dan van arme Luiden , die uit nooddruft hun Lyf daar aan waagen, fomtyds gegeten. Aan de Kusten van Europa vallen weinige Porfeleinhoorens of Klipkoufen , dje yan aanmerkelyke grootte zyn. De Kenmerken, nu, van dit Geflagt, beftaan Kenmer- in eene Schaal die eenkleppig en omwonden of ken* F 4 fa* I» Deel. XVI. STua, 88 Beschrtving V |l n VI- famengerold, doch eenigermaate Eyvormigis Hoofd* 'beide Enden gaapende, loopt langs de gehecle 4tuk. 1 Roóren, aan den onderkant. Zy is naauw en jfmal J i-ejgt uit geftrekt , en wederzyds mee veele Tandjes gewapend. Men vindt echter, onder de Porfeleinhöorens , zo Rumphius aanmerkt / ook zogenaamde JVyfjes, die de Lip enkèld, fcherp en niet omgekruld of ge- tand hebben* Dit zal een gebrek van volwas- fenheid zyn : want hy tekent wel uitdrukkelyk aan, dat men iri deezen niet denken moet op een verfchil van Sexe , maar het flegts aanmer- ken als dé gewoone manier van fpreeken , vol- gens welke de genen , die dunst en gladst zyn, voor de Wyfjes gehouden worden van deezer Hoórens* * * Soorten. Dit Geflagt behelst vierenveertig Soorten , in vier Afdeelingen , waar van de eerde de ge- nen bevat, dié Gefpitst zyn; de tweede de zo* danigen, die Stomp zyn ; de derde die Gena- veld en dé vierde de genen die Gerand zyn, of eenen breeden Rand hebben. I. Die een Spits hebben. ceexxv. C325) Porfeleinhooren , die de Schaal eenU Cyprta ' ■ * , \ • ' ■ ■ « •■ _ ExuntbC' &c' Witte (W) fypr*a* Test* fubturbinata" FerrugineJ roaculis pal- Mazelen* Üdis rotundis adfperfa , lfne^ longitudinali fubramofl. Syst.. v ' Nat. XIU Gen. 320. Pet. Gaz. TV 96. f. 6. Rf gf. NFi Concb. T* IQ. f- 38. SïB. Muu T.7<*.f, 16, 18, Klfoam farzsmL U Fit 5» ê 3 1 4* II* E>« Tl. M* $ 2« £>E PORSELEINHOORENS. 89 germaate Spiraal getopt , Roestkleurig VI. met bleeke ronde Vlakken befprengd, en A™ÏXL' met eene lokkige Streep overlangs heeft. Hoofd- stuk, Deeze gelykt naar de volgende in Geftaltq, piaar is uit den zwarten of rosfen Roestkleu- rig, met een overlangfe regte Streep, die een of twee Takken heeft; voor 't overige befprengd met breede bleeke Vlakken ; van onderen bleek en ongevlakt. Zy heeft een blykbaar uitpui- lend gedraaid Spit je, zegt Linn^eus. Het fchynt dat hier de enkelde Argus/en of de zo- genaamde Witte Mazelen , t'huis behooren. C3 2.6) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- cccxx?*, germaate Spiraal getopt , met Karak* ters befchreeyen , en met een Takkige Kaaphoo- Streep overlangs heeft. De Tekening op deeze Hoorqn vertpqnt ^ als 9t ware , een Land- en Zee - Kaart ; weshalve men 'er, in 't Franfch, den naam aan geeft van Carte Geographique. Men ziet 'er al? eene ^leetkonflige verdeeling van Landeryën op, door welken een breede Rivier of Zee-Boezem > met (3*(>) Cypr:pr♦ PI. 11. f. 5. I. DEEL. XV U STUK# 92 BK SCHRYVING VAN Ah^EBL n*Ssz*ns voorkomt, vind ik in myne Argusfer* XUX.' niet. Zy komen zekerlyk uk Oos tindie. Hoofd- stuk. (329) Porfeleinhooren , die de Schaal Jiomp Ctf?*aX' en e^èermaate Rolrond heeft , meX de lestudu Enden neergedrukt. rxria* Karet- hoorem De zo bekende Schildpad' of Karethooren heeft ook dat Puntje altoos zo blykbaar niet , als hetzelve by Rumphiüs is vertoond, ja het ontbreekt fomwylen t'eenemaal Men noemt deeze Hoorendus, wegens f^aare Kleur en Tekening, die haar naar Karet van Schild- padden gelyken doet 9 en zy plagt onder de raarften van dit Geflagt te bchooren, zynde ten minfle van de groot ften en langwerpigften onder de Porfelein- of Kliphoorens. Zy valt in de Perfifche Zeeboezem, zegt Linn^us. cccxxx. (330) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- surcofa* germaate Spiraal getopt n bultig , blaauw- {% -9) Cyprfia Testa1 ohtufa fubcylindricS , extremitatibus depresfïs. M. L. U. Só% N. 182. Ll ST. ContL 4* S. 9* C. 5. T. 6« Testudinaria. Rumph* Rar. T. 33# f. C. PET« tAmh. T. 8. f* 7 0 . L I ST Concb. f. S. 10 C. 8. X. I« HfcC Larva est. KNOR R Verzam. IV. D. PI. 27. f. *♦ (33°) Cyprta Testa fubrurbinata gibba , livido testaceoque maculard, iminque marginat* , fubtus plani, Syjf. Nat, XII. GUALTH, Test. T. 15. f. S, T ColtjmN. T. 6p* f. I , 2. P F T. Güz» T. 96. f. 7 , 3. Barrel, /f on. T* f. 23. & t. I$2S. f. 4. ADAN S. I« T, 5* *• A. KNO KR VirztLr». IJ. D, Pl. 27. ft 5. rr/2. Wyd-Oog; Dfc PORSELEINHOORENS» 93 agtig en Tegelrood gevlakt heef t , we- Y& derzyds gerand y van onderen plat. ^xlix** HOOFD- De reden van dien zonderlingen bynaam s stuk. welken L i N n m ü s geeft aan die flag van Por- feleinhoorens , is in de eerfte opflag zo blyk- baar niet. Het fchynt dat zyn Ed. de genen bedoele, die wy Wyd-Oogen noemen onder de Slangekoppen , dewyl zy met groote ronde bleeke Vlakken in het bruin of zwartagtige getekend zyn* Zy hebben een breeden blaauw- agtig zwarten zoom, en die Kleur heerfcht ook aan de vlakke onderzyde. De Rug is zeer bultig verheven. Het fchynt de aangehaalde van Adanson niet te kunnen zyn. (33 O Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- efeexx^u germaate Spiraal getopt , bleek , met cirnfofa. Pleefchkleurige Banden % aan den Mond &«>da«i. Violet heeft. ge MoT' Zekere Porfeleinhoorens voeren, wegens de Geftalte , den naam van Motten, en deeze worden door de Kleur onderfcheiden. Dus is die van deeze Soort een Roodagtige , die van de volgende een Graauwe, en die van de der- de Soort een Geele Mol. Allen zyn zy met bree- fSS*) Cypr&a TestI fubturbinata pallida Fasciis incamatts, Ore violaceo* M* L, U* 568, N. 183, Carneola, P.ümph» Aar. T, 38, f. K* F ET* Ga3 T* 16. f. 1. LIST. Concb. S. % C. 4. T. 3, f* 2» IJAHKE^ Kar. T. 1325. f. 19* Regenf» 3. D E P O R S £ L E I N H O O ïl E N S. 95 baarer heeft dan de voorgaande , noemen wy yI de geele Mol. Haar geele Oppervlakte isAfdeV- met vier breede bruinagtige Banden uitgemon- x*-lx- fterd. Zy is zeer glanzig , en wordt van deSTm thierIj glanzig bruin, volgens d'A rg en- vil le grysagtig. Hy nocmtze la Souris , dat is de Muis, dewyl zy ook als twee Oogeu aan het end heeft , die zig helder vertooaen. Adanson merkt aan, dat zy van onderen witagtig is, van boven Muisvaal en aan deEn- den roodagtig , met twee zwarte Stippen. Men vindtze , volgens Bonanni, veel, aan de Kust van Napels en Sicilië, alwaar zy Porceleu ta getyteld wordt; cecxxxvi. (336} 'Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- vlrAU. germaate Spiraal getopt heeft met geel- Kivits- agtige Stippen, en de Enden bruin ge- vlakt y met eene rosfe Mond-opening. De Vlakkigheid , naar die der Kivits-Eijeren gelykende, heeft den bynaam gegeven aan dee- ze Soort , die ook maar de grootte van een Duiven-Ey of daaromtrent hadt, in het Exïïm- plaar van de Koningin vati S weeden. (337) aaitatibus luterls nigro-bimaculatis, Systé Xat4 XU* Gualth» Test, T* 13. f* I« BONANN. Recr. III, ï* 2fl« Souris* AK» SENV, Ccncb.T. 2L (18) L C* ADANS. Seneg'. r,T,.5« f. E>« .($%6)' CyprJtA Testa fiibturbinata maculata pun&is lutesccn» tïbus, Extremitatibus fusco-maculatis , Fauce rufa* M».L* ü# 542. N* x8tf* Pet, Gaz< T* 95. f. X3* KNüIU Vtrz&mï &ooicju i)E PORSELEINHOORENS. 97 (337) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- VI. germaate Spiraal getopt; heeft eiï töifj %f^A met Elsagtige Tandjes^ Hoofd-* STUK. Deeze Soort } in het Sweedfche Exemplaar cccxxxviw ilegts de grootte hebbende van een Mösfchen- Eytje $ behoort zekerlyk onder de klëirffteti van dit Geflagt, Meii zal ze by 't Specula- tie-Goed moeten opzoeken» (338) Porfeleinhooren, die de Schaal Spiraal cccxxxv nu getopt , Eyvormig , graauwagtig féifrJ^mi. gegolfd en flaauw gehandeerd heeft* Dunichaai. Deeze is veel grooter , ja overtreft de groot- te van een gemeen Hoender - Ey j doch te- vens zeer broofch of dunner van Schaal dan de meefte overigen ; weshalve men 'er den naam van Dünfchaal aan toegë-eigend heeft. In Geftalte zweemt zy anders veel naar de gewoone Getygerdë Kliphooreris 9 doch heeft haar afkomst uit de Middellandfche Zee. II. Stompe, die geen blykbaare Spits heb-* bert, (339) f33?) Cypr&a Testa* fubturbfnata alb&, Beuticulis fiibula» tls M* L* 57o* N4 tty* (338 ) Cyprta Testa turbinata ovata gfóudS , Testaceo-undad fubfasciata, M* U ü. 5fo. UI is8* Rond* Aq. II* p* 102* GüALTH» Test, T* i6+ f, ^ KNöRR Vtrzam, VI* D4 PU 18. C ö, G 98 Beschryvïno vis VI. Afdeel. XLIX. Hoofd- stuk. cccxxxix. Cypr&tt Caput Serpentis Moorcn- Buikje, CCCXL. Cypr^a Mauritia* na* iSlangelcop» (339) Porfeleinliooren , die de Schaal vaii vooren jlornp 9 driekantig met een Bult heeft, vun agteren flompagtig* By Rumphiüs komen deeze voor* onder den naam van Kleine Slangekoppen. Van on- deren zyn zy witagtig of bleek > aan de ran- den blaauwagtig , en de Rug is ten deele be- dekt met eenen zwart bruinen Zoom, op 't midden met ronde witte Plekjes in \ bruin bezaaid. Wy geeven 'er daarom den naam van Mooren- Buikjes aan* Die van Lister was van het Eiland Mauritius afkomftig. Zy vallen ook aaa de Kust van Afrika en op de Molukkes in Oostindie* (340) Porfeleinhooren , die de Schaal van vooren Jlomp , driekantig met een Bult heeft , yan agteren platagtig fcherp , van onderen zwart* Dee- (339) Cypr&a Testa obtufê triquetro-gibba , postïce obtu- fiuscula. M. L» ü* 571* N. 189. BONANN. ReCr0 III. T# £58. Rond sAq, II. p, 103. f. 3. Caput Serpentis minus. RiJMP H» Rar. T. 38. f. F. Pet. Gaz. T. 96. f. % >Amb* T. 12. f. 7. L!ST. Conch. 4. S. 9. C. & T. 7. GUALT H* Test. T. 15. t O. ADANS. Seneg. I. T* f. 5« KNORR Verzam. IV. D. Tl. 9. f. 3. (3*o) Cypr&a Tesra obtuia triquetro-gibbd , posticc depres- foacurê, fubtus nigra. M. L. ü» 571. N. 190. BoNANN. Recr. III. f. 2Ó1. Caput Serpentis niajus. Rum PH. Rar+ T. 38. f. E. Pêt. Gaz. T. 96. f. 8. L 1 S T. CWó. 4- 5. ^ C* 6. T. 8. KNORR Verzam. l4 D« K. 13» f. I f 2» Vit D* ai* f. 5. T> fc PORSELEINHOÖRENS. pp Deeze zyn veel grooter dan de voorgaan- VI. de , ja van de grootften in dit Gelfcgt , en Axlix" boven den Zoom , die bruinagtig Muisvaal is , Hoofd.' met witagtige , getaande en roode Vlakjes in STUK* 3c zwarte gefprenkeld. Zy komen op de zelf- de plaatfen , ten minde in Oostindie, voor. Men geeft, 'er$ niet oneigen, den naam van Slangekop aan» (341) Porfeleinhooren 9 die de Schaal van cccxlt* voor en Jlomp heeft > blaauwagtig bruin, vuliïus* met witte Wakken. ^tko£' Twee Duimen lang vallen, volgens Rüm- THius, die Kliphodrens, welke menZoutkor* feitjes tytelt, om dat zy als geheel befprengd zyn met witte Vlakken. Zy zyn aan de Stran- den van Amboina gemeen en daarom in wei- nig agting* Van onderen , zegt hy , zynze roodagtig, doch beftetven meest bleekgeel. (342) Porfeleinhooren , die de Schaal inge» ccckuu drukt c3J>r** Mus. f341) CypfAA Testa obtufë Wtèi niiémn alMs. M. Zi Ü. ^eenfche 572. N. 191. LisT. Conch* 4*. S. 9. C 4* T. 8* f. 2. B o Kliphoo-3' NANN, Recr.lll* f. 254. PET Gaz.T. 80. £2. RuMl>H,rea* Rar. T. 38* f. L. KNORR Verzam, VI. D PU 20. f, 3* (342) Cyprza Testa obtufë retufa gibba cinerea , Faïcii longitudinali fusca , DenticuUs nigricantibus. AL L. U. 572» N. 192* RüMPH, Rar* T. 39 Éi List. ConcÈ. 4* $♦ 5* C» I. T. 2. ARGENV» T, ïi. ( 18) £? SEE»! ir*£. 1ÏT. T. 76. f» 33 > 34- KNORR Vzrzam, III, PI, G « !♦ DEEL, XVS, STtTK% 1O0 B Ê S C II R ï V I N G V A VI. XLIX. Hoofd» «tuk* drukt Jlomp, bultig, Afchgraauw heeft? met een bruinen Band overlangs , de Tanden zwartagtig. Deeze Kliphooren voert den naam van Kar* thageenfche , om dat zy van Carthagena her- waards was gezonden. Zy is over 't geheel graauw geplekt , en heeft op 't midden , by de bruine Streep , eenige blaauwe Vlakken» Thans is zy niet zo ongemeen, cccxLiirr (343) Porfeleinhooren , die de Schaal Jlomp Dit zyn de genen, die men gemeenly k Klip- koufen noemt, volgens Rumphius; doch wy geeven 'er den naam van Gefygerde Kliphoorens aan. ,, Op eenen witten Grond, naamelyk, zyn zy digt gefpikkeld met 1 war te Drup- 5, pels, daar andere kleinere, bruine en geele „ onder loopen* Langs de Rug gaat een Goud- (343) Cyprda Testa obtufa ovata , postïce obttifa 3 antice rotundata, linea longitudinali testacea. M, L, ü. 573. N,i93, uonann, Recr. 11% f. 231 , 232* Porcellana guttata, RUMPH» Rar. T. 38* f. A, GUALTH, Test* T, 14, f„ I» H,L, G. List. Conch. 4. $,9, C, ƒ. T, l* PET, Ga** T. <>6, f. ir. BARR* Rar.T* 1325* f. 23. & T, 13*6. f. 4. KNORR Ferzam. L D« PU *6* 4* IV, D# PL ff f, VI, D, PI. tl* U 4* Cypr&a en Eyvormig , van agteren Jlomp , vot vooren rond , we£ eew? geetogtig roods Streep overlangs heeft* Zwart Ge- tygerde. >■ geele ï> E PORSELEINHOORENS. IOI py geele Streep, die echter niet in allen plaats VI. „ heeft. Hoe eenpaarig de zwarte Druppels ^[fix* ,, zyn , hoe raarder menze houdt. De BuikbiooFb-* is niet zeer plat, doch niettemin zo vlak ,stuk. ,, dat de Hoorens daar pp leggen kunnen , zeer wit en blinkende. Van het Dier ziet ,, men niets dan een dunne Lap, die byna 3, eveneens gefpikkeld is als de Schaal, te „ weeten met zwarte, bruine en geelagtige, ronde Vlakjes , daar witte Korreltjes op „ zitten , en beneden fteekt het een korte Tong uit, waar aan twee korte Koorentjes „ met de Oogen zyn. Die men voor de 5) Wyfjes van deeze Kliphoorens houdt , zyn ,5 dun en ligt van Schaal , krygende fchier „ haar volkomen grootte , eer fzy de Lip om- krullen 9 die fcherp en dun is als Parkemenu 3, Deeze hebben de Schaal fraay getekend met zwart, blaauw en geel , en, hoe meer blaauw hier onder loopt , hoe raarder zy zyn'?? Tot deeze laatften behooren de bruin Gety- Bmin Ge» gerde Kliphoorens , aan welken de gedagtetysCide' Ruggeftreep meest ontbreekt* Zodanig eene is het, die d'Argenville af beeldt, en waar van hy zegt, dat dezelve, op eenen witten Grond , met eene zeer zagte Kleur gefpikkeld is: weshalve menze Tygervellen noemt. Men telt ze met regt onder de grootften van die Geflagt, vallende wel een Vuist groot: doch zyn taamelyk gemeen. Niet alleen in Oostin« G 3 die*. I. Deel» XVI. Stuk* i ios Beschryving va» VI. die , maar in de Roode Zee vallen zy ovet> A™ ^* yloedig , zo Bon anni aanmerkt, wordende Hó2fd- door de Kooplieden in Egypte overgebragt, stuk. alwaar men 'er, tot het polylten van Stoften en Papier , gebruik van maakt. Hy fchynt de bruin of geel geiygerde te bedoelen» Men vindt 'er ook , die ronde zwarte Vlakken heb* ben op een geekn Grond > en groenagtige niet bruine Vlakken. fccxiAv. (344) Porfeleinhooren , die de Schaal lang* lynlT mrpig Eyrond , met bruine Stippen en gazelen* een geelagtige Streep , van agteren fcherp- agtig en aan den Mond ros heeft. Door deeze Kenmerken wordt een kleiner flag van Getygerde Kliphoorens aangeweezen, die men , wegens de gedaante der Vlakken, niet oneigen. Mazelen noemt, en een andere Soort , welke de Vlakken rood heeft , Roode Mazelen. By Rumphius komen zy , hoe- wel niet aangehaald zynde, Plaat 581 Letter p, O, beiden voor* Men vindtze in Oostin- $ie* en de laatften zyn niet gemeen, (345) (3*4) Cypr&a Tcsti oblongo ovatS , pun&is fuscis iineaque ftavescente, postice acutiuscula, Ore rufo» AL L. U« 573. N* 194» GüALTH, Test, T. 14. f. 2. C, D» Li ST. Conchf 4. S. 9* C* 4» T. 9» ft I. PET* Gaz, T. 97. f. 17. KNO KR fcerzaw, VU D* Pl. 23. f* 6, 7* D E PORSELEINHOORENS. IQ» (345) Porfeleinhooren , die de Schaal Jlomp VJ- en Rolrondagtig heeft, aan de Enden XLIX geeL Hoofd* STUK. Deeze heeten Ifabellen9 naar eene Kleur van £qcxj,v. dien naam> tusfchen wit, geel en bleekrood, ijakiia. hoedanige zy hebben , en fomtyds met eenige Hai)dle* fyne zwarte Streepjes overlangs getekend , fomtyds geheel wit doch altoos aan de Enden . Oranjekleur zyn. Zy komen aan de Eilanden Mauritius en Madagascar voor, zegt Linnjeus, en vallen zeer klein, - III, Die een Navel hebben of genaveld zyn. C346} Porfeleinhooren , die de Schaal gena* cccxlvi. veld , van onderen bruin , van boven mtagtig heeft, Blaauw- agtige. De aangehaalde van Rumphius voeren den naam van blaauwe Slangehoofdjes , als in Ge- ftalte veel met de zogenaamde Slangekoppen, of liever met de Mooren Buikjes overeenko- men- (345) Cyprta Testa* obtufa fubcylindrica , extremitatibus luteis* M. L* U* 574- N* 195. ifabella, RUMPH, Kar. T. 39# f. G. AR GE NV* Conch* T* ZU (ié) f. l\ PET4 Amb* 16. f. 16. Gazt T* 97, 16, List. Concb* 4. S# 9, C* 2, T. 2. f. 2. Knorr Verzam* IV* D, Pi. 9. f« 5- (346) Cypraa Tesra umbilicata fubtus fusca fupra albida, M» L. U. 574- N* t$6< BON ANN, i^r. III. T. 255 Por* cellana coerulea* RUMPH. Raré T. 38* f* G. Gu ALTH, Te su T. I5« f. N» G4 I* Deel. XVI. Sxuau 104 B fc S C II R V V I N O VAN Afd'eI men(^e het voor"Encl hebben zy, zowel xi ix'a's ^e volgende, in plaats van Spitsje eenein- HöoFji- drukking , gelyk een Navel , welke haar dan STUK' Genaveld maakt. De Schaal heeft de grootte van een Duim; zy is van onderen zwartagtig , van boven wit of Amethystkleur met twee geelagtige Banden. Zy vallen in Oostindie. cccxT.vin (347) Porfeleinhooren , die de Schaal gena- veld heeft , met zeer fyne geelagtige dwars - Streepjes 9 doorgaans famenloo* pende. na. Veiboig© 21e. Dit Porfeleintje, niet grooter dan dezoge» naamde Ezeltjes of Pisfebedden , is door J. Zoega waargenomen. Het heeft de Schaal glad en Loodkleurig, met een of twee bleeke Banden 7 van onderen wit en ongevlakt. (348) Porfeleinhooren , die de Schaal gena- fuUl^aa. ve^ h'&fa* met de binnenfte Lip aan Beknopte» x ieder End gerond. Deeze is kleiner dan een Duiven-Ey A broofch van Schaal, langwerpig, Eyvormig, roodag- tig, met twee Streepswyze witte Banden. (349) (347) Cyprta Testa umbilicata , lincis, ttansverfis fubtilisil- mis flavescentibus, pasfim concimemibus. Syst. Kat.Xlh (343; Cypr&a Testa umbilicata, Labio interioie utracjueexn fremitatc romndato* M» L, U. 575» N. i£7« de Porselein hodrens. 105 (349) Porfeleinhooren 9 die de Schaal gena- VI. veld heeft, van onderen geel met bruine ^xlix** Stippen , aan de Enden twee bruine Hoofd-* Vlakken hebbende. stuk. CCCXLIX,1 Deeze heefc maar de grootte van een Mos-SlCt?* fchen-Eycje. Zy is van onderen geel met zwar- Ge£olfde* te Stippen , van boven witagrig met bleeke Golfswyze Streepjes ; van agteren uitpuilende en wederzyds bruin, (35°) Porfeleinhooren * die de Schaal gena* cccu veld , van boven blaauwagtig > aan de c^rr^nado Enden mei twee bruine Vlakken heeft, zwaluw» Zy is niet grooter dan de voorgaande Soort. Van deeze vier Soorten wist Linn^üs de woonplaats niet. (35 O Porfeleinhooren , die de Schaal gena- CCCLT% veld Cypr** Afellus< (349) Cypr&a Testa umbilicata , fubms lutea Pun&is fuscis, Ezeltje, Extreraitatibus Maculis duabus fus«is* Mt L. U. 5*75. N. 198* Bonann. Recr. III* T. 241» Concha Veneris undatim de- pi&a. LisT Concb* 4. S* 9* C. 3» T* 1* f. I« PET. Gaz. T. 12. f. 7. SEB. Kah III* T* 15* *9* »«, b , c9d- KNoRR Verzam. VU D. Pl« 17. f« 5* (350) Cypr*a. Testa umbilicata, fupra csiulescente, extre- mitatibus Mackklis dua!)us fuscis. M. L* U. 5?64 199» Pet. G<*z. T» 30 , f. 3. (35 0 Cyprdta Testa umbilicata alba, Fasciis tribus fuscis, M. L. U* 57 7- N. 200. Bonann* Recr, III. f* 2$6* BAR- BEL» i£rfr. T» 1326, f. 27. Alellus. RüMPH. 7for# T. 39* G 5 f-M* I, DESL. XVI» STUK. 106 B E 3 C H R Y V I N G VAN yeld heeft m wit > mei drie bruine Ban* den. VI. AFD£EU XLIX. Hoofd- stuk Deeze zeer bekende Porfeleintjcs voeren den naam van Ezeltjes i om dat zy over de Rug drie breede bruine Streepen hebben , even als of 'er drie Zakken op een Ezel gelegd waren , of liever , even of 'er twee witte Zakken lagen op de Rug van een zwarten Ezel; gelyk Rum- phius fchynt te willen. Die overeenkomst, echter, is zeer ver gezogt, en ik geloof, dat haar naam veeleer afkomftigzy van een Kaapr fen Ezel, die op dergelyke manier geftreept is, of van Pisfebeddcn 5 in 9tLatynj4felli, naar welken zy in grootte byna gelyken. Hoe 't zy, mer: kan ze by 't Pond koopen , wegens haare menigvuldigheid. Zy onthouden zig aan de Mal- divifche Eilanden , zegt Linn^us. cccLii. (352) Porfeleinhooren , die de Schaal gena* %jrrolta. ve^ en met een grtyte roodagtige Vlak ï) waaien- heeft* Deeze is nagenoeg van grootte als de voor- gaanden. IV. f. M« ARGKNV* Conch. T. 21. fi8) f. T. G v ALTH, Test* T. 15» f* M. Pet. Gaz. T. 97* f. II. *Amh. T4 jó* 18. JLlsT. Conch. 4* 5. 9, C, 6* T* 3. f. ADANS, U T. 5» *♦ H. K N o R R Verzam* IV* D* Pi. 2 5. f* 3» (35 z) Cyprta Testa umbilicata Maaila Testacea sequaij» JA* L. ü. 577. N. 202, PORSJELEINHPOUEWS. 10? IV. Die een breeden Zoom hebben , of VK gerand zyn. A™™£ HOOFD- (353) Porfeleinhooren , die de Schaal graa- stuk. yeld en gerand geel heeft y met ronde cccliiï* „ . " Cyprxa Witte Stippen. Cnhratial Hadckyn. Een Porfeleintje , dat de gedagte Kenmer- ken hadt, gaf aanleiding tot deeze Soort > waar toe ook de zogenaamde Harlekyn fchynt te behooren. Het wordt van d'Argew vil? ie de kleine Argus getyteld. (354) Porfeleinhooren , die de Schaal met een ccclivv Knobbeligen Rand en witagtig heeft. jJïmta. Guinee» Deeze, die men Guineefche Munt noemt ^fcheMun^ hebben haaren naam daar van, dat zy, aan de (353) Cypr&a Testa umbilicata* imrginata lutea, Pun&Is ïotundis albis. M. L. U4 577* N. 201. Argus minor, A R- GEN V. Oncb. T. si. fiS) f, X* Pst. Gaz {Jo. f. K: au T. 8. f* 3 ? L 1 ST* ■ Concb. 4.S. 9. C* 6, T. 3« U 2» REGEN F. Concb. T. 12» f. 74* KNO RB- Verzam. II. D. PU 16. f#i. Wit geplekte Agaate KliphoOren» R u M P H. /for. PU 39. f. R* C354) Cypr&a Testa marginato-nodotè albida. M» L* U. 578. N. 203* H ON A N N Recr. IIU f. 233. BARRE L, ifor4 T. 13 26* f 26. Moneta Nigrïtarum. List. Co»^4» S# 9# C. 8* T* 1. 3 , 4» Thoracium vulgare live Cauriciurru Rumph. Rau T. S9* f. C* GyALTH. Test* T. 14» f". 4, 5* Mon- aoie de Guinee» Argenv. Concb, T. 21» (18) f. K. Pet* -<4>w£. T. 16, f. 14* G^s. T4 97* f« K N O R R Vtrztzm. JV# X>, PU 24. f. 4. I. I)eej** XVI, Stuk» ÏG8 Beschryvinc van Afdeel de ^USt van Afrika menigvuldig vallende , aU XLIX.' daar door Vrouwlieden worden gevifcht, diQ Hoofp* ze dan afwasfchen , fchoon maaken en uitzoe* stuk. ken 3 waar na zy voor Geld gangbaar zyn» Het is de eenigfte Muntfpecie aan een gedeel- te dier Kust , en wel in 't Ryk van Kongo ; hebbende die Visfchery meest plaats omtrent de Stad Loanda , welke de Hoofdftad is van Angola : doch zy maaken eenig verfchil daar in, en het zyn anderen, die men in 't Gebied der Portugeezen aan de Kust van Afrika ge- bruikt, verfchillende van die Koorentjes, wel- ke aan de eigentlyke Kust van Guinéa voor Geld worden uitgegeven, en aldaar met Schel- pen aangebragt. Of dit nu de genen zyn, die men onder den naam van Mannetjes van de Wyfjcs afzondert, en minder agc aan de Kust van Kongo, volgens Bonanni, zou ik niet^ durven bepaaleq: dan alleen, dat die van deeze Soort de regte zogenaamde, Guineefche Munt zyn, overeenkomftig met degenen, welke jaarlyks in menigte aan de Maldivifche Eilanden , in de Indifche Oceaan , gevifcht , en van daar, by geheele Scheepslaadingen , naar Bengale en Siam gevoerd worden, om voor de Indiaanen tot eene Geldfpecie te ftrek- ken. Doch het fchynt dat nog andere Hoo- rentjes ook daar toe gebruikt worden. Mee deeze Soort wordt de gemeene geelagtige Kauris , die men hier te lande, by \ Pond, voor weinig Prys kan koopen , bedoeld. De- zelve i)È PottaËLEINflOOREtts. ICQ fcelve valt ook, zo Linnveus aanmerkt* in VI. de Middellaüdfche Zee 5 by den uitloop van Al™^ de NyL HOOFD- STUK, (355) Porfeleinhooren 3 die de Schaal gerand ccclv. £7z de ifo/g we£ geelen Ring omgord heefU Blaaiiwe Kauns, Zonderling is 't, datLiNN^us hier, waar- fchynlyk door verhaafting , v,an Thoracium quar- turn gemaakt heeft Thoracium quadfatum^ 9t welk een geheel onovereenkomftig denkbeeld geeft vandeeze Hoorentjes, Rumphiüs zegt, wy noemenze Thoracia, dat is Borstftukjes, om dat zy zeer wel gelykeri haar een Borst- ituk van een Wapen, en deeze is van dezel- ven zyne vierde Soort* Het komt my voor, dat de Kaurisfen in 't algemeen meest naar zekere Borstfchilden van de oude Wapenrus* ting gelyken (*). Aan deeze Soort geeft men den naam van Blaauwê Kauris , om dat zy op de Rug , binnen den geelen Kring , eenïger- maate blaauwagtig of Loodkleurig zyn ; doch dee- {355) typr&a Testa margïnad, Dorfo annulo flavo cir- eumdato. M L» U. 573* N» 204 ROND* Test. 2. p. 103, f, 4. Thoracium quadratunu RüMPH» Rar* T* 39* f. D. GUALTH. Test. 14* f* i, 2* rETó Gaz. T. 6. £ 84 IC NOltR Verzam. IV* D, Pl. 9* U 4 .4 tk 16. f. 4* (*) Porccllana Thoracica^ ita vocatur, cjuia haud multunt abfïmilis est rtiunlmento illo Ferreo, quo Peótus in Bellote- gitttï et [quod] Thorax vocatur* Guajlth. ad Tab. 14* I. Deel, XVI, stuk* lio B Ê s c n r y v i n c v VI. deeze Kleur verbleekt door den tyd , en daü *XUx" wordenze over 't geheel Afcligraauw , hoeda- Hoofd-" nigen ik vind dat aan de Kust van Kongo , iri stuk* Afrika > meest gewild zyn. Iü deèze is de Rug zö duidelyk niet van den Rand , als dooi- den gezegden Oranjekleurigen Kring , onder- fcheiden. Men maakt dezelve fomtyds , zo wel in de voorgaande als in deeze Soort , door Konst paarfchagtig blaauw of Violetkleurig , als wanneer men 'er, te regt, den naam aan geeven kan van Blaauwe Kauris, Déeze zyri öp Amboina gemeen , maar de regte Kaurisferi niet, zegt Rumphiüs, voegende daar by^ dat de Chineezen 'er , tot Medieyn , gebruik van maaken. ccclvi* (356) Porfeleinhooren , die de Schaal heeft CauïZa* met eenen ongelyk knobheligen Rand $ Gepiekte. en bruin gejlippeld , de Rug Tegel* roodagtig gewolkt. Zodanig eené vind ik onder myne Kauris- fen , doch de Mazelen van Rümphïüs fchy- nen, zö min als de aangehaalde van Gual- thieri, hier toe betrekkélyk te zyn. cccLvii. (357) Porfeleinhooren, die de Schaal met eeri Wit- Oogje. (3 $6) Cypr&A Testa margine gibbo inxqüali, albido fusco- puncfcato, Dorfo nebulato-Testaceo. Syst* Nat. MU Rumpiu Rar. T. 38* f. P* GïJALTH. Test. T\ 13* f- X, (S'5?) Cypr&a Testft derofo-marginata ffovX albcpimftata , I,at waar van de reden blykbaar is. Men vindtze aan 't Eiland Mauritius, thans Visie de Frame , en aan dat de VAscenJion 9 volgens Linnüsus* De grootte was als een Duiven-Ey. De breed- ften zyn de mooiften. f358) Porfeleinhooren , die de Schaal wiet een ccclvih. afgeknaagden Rand heeft, op de Rug^l^*/* geelagtig is met witte Stippen , aan de Rrand- Zyden met flaauwe bruine Plekjes hier vla^e* en daar verfpreid* Dceze hadt , in 't Koninglyk S weedfche Ka- binet , flegts de grootte van een Mosfchen- Eytje: zynde van boven en van onderen geel, doch aan de Enden wit. Ik geef 'er den naam van Erandvlakje aan, die fomtyds ook wel aan de voorgaande Soort gegeven wordt. Porfeleinhooren , die de Schaal een cccltk. wei- crwr/z* Lateribus Macula fubfusca. Sysi. 2iat. XII, Thoracium ocula- *7ee*:. _ _ imetiev turn. RÜMP'H Rar. T. 39- f.A»GUALTH, Test. T. 15. f. H. Lis t. Conch» 4» S* 9. C* 6> T 2, J. Pet. Gaz* T. $7. f« 19. K N o R R Verzam VI. D, PK <204 f. 4. ( 35 8 ) Cypr&a Tcsta derofo- marginata flavescenre albo punc» fata; Lateribus Pun&is fuscis obföletis fublpaifls. M, L. $&r. N. 209. C359) Cyprta Testa fubmarginata lutescentc , luteo krorat% Xateiibus fusco punftatis. Syst* Nat, XII» I* PEEL, XVI. StfUK, ÏI2 Beschryvinc van i VI. weinig gerand j geelagtig, met geel be* ^XLlx" daauwd9 aan de Zyden bruin gejlippeld Hoofd- heeft. Deeze, uit de IVliddellandfche Zee, heeft de Schaal Eyvormig, glad, geelagtig, met bleekere of donkerer Vlakken digt befprengd; den Rand van boven gekarteld '4 bruin van Kleur : de bïnnenfte Lip van agteren mét de Tip omgeboogen. Zulks is eigen aan deeze Soort, zegt Linnteus, die verder aanmerkt , dat de Schaal van deeze fomtyds ongevlakc cn blaauwagtig doorfchynende voorkomt, zon- der Tanden, en niettemin in volkomen groot- te : waar uit blykt , zegt zyn Ede , dat die van deeze Soort haaren ouden Rok afwerpen. Zodanigen zullen de Wyfjes zyn, daar Rum- phius van fpreekt. Wy noemenze, derhal- ve, Geelsmetje'. ccclx. (3^°) Forfeleinhooren , die de Schaal gerand 3rankeir hoofdje* €ypr*d en Afchgraauyv heeft , 772^^ een bruin Draaken* foode vierkante Vlak. Volgens de Afbeelding van d'Aroenvxl* LE, hier aangehaald , moet deeze het Bfaa4 kenhoof dj 'e ? zyn van Rumphius: want de ge~ zegde Vlak ondergaat veelerley veranderin- gen* (360) Cyprdta Testi marginat,i cmerca , Testaceo Quadmto» varicgata. M L* U. 580 N 207. ARG F.nv. Concb. T. 21. (t$) f. Tet. Gaz. T\ 97. U 19. Rumph# Kar. T* 39*f*E* B Ë PöRSELEINHOORENJ. flj gen , en beeldt nu eens pt één , dan hét an* VI. , ^ der, uic, en fomtyds zyn 'er, in plaats van ^Lix'* ééne, verfcheide roodagtige Vlakken op. Zy Hoofd* vallen weinig grooter dan een Mosfchen-Eytje. STÜK* (361} Porfeleinhooren , die de Schaal gerand ccclx>% en driekantig gebult heeft , met witte ^iltu, \. Stippen , van agteren uiïgeknaagd,vanl^k*Ll&* onderen ongevlakt geel. Deeze lchynen naast te gelyken naar die> welken Rümphius Kakkerlakje noemt, zynde Tuim een Lid van een Vinger lang en hoog gebult, op de Rug vol rosfe, zwarte en hoog geele Spikkeltjes , waar tusfchen eenig blaauw loopt: doch deeze Spikkeltjes zyn een groote •verandering onderhevig , en fomtyds beflaat het bruin byna de geheele Rug, (362) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- ccclxh* germaaie gerand en geel heeft > met olefufa. zwarte Oogjes. starretjes* De Schaal is kenbaar aan zwarte Oogjes met een f361) Cyprda Testi marginat^, triquetro gibbi albo punc- *at&, postice erola., flibtus flav& immaculata» M» L» V. 5<59« N* ao5. KNOR R Verzam. VL D. Pl. 14» f. 6 , ?. (362) Cyprxa Testa fubmaiginata' lutea, Ocellis nigris* Mf L. U« 580. N. List. Conch, IV. S, 9. T. 696. f* 43. BONANN. Recr. 1ÏIV T» 247. PitT* Ga». T, f« Tp Kno&E Veizaw*, IV» D, VU «4* f# H ï. miu xvi. stuk» ii4 Beschryvinc van VI» een bleeken Kring omgeven , op een geele AXL?x! Schyf, zegt Linnaüs, in de befchryving Hoorn* van 'c Kabinet der Koningin van S weeden. stuk. geeft 'er de grootte van een Mosfchen- Eytjeaan. Myn Exemplaar heeft wel eenige zwarte wit geringde , doch meest witte Oogjes , op de geele Rug, Die van Bonanni, wel- ke hier aangehaald wordt, zoude een der al- lerfraai (ten zyn onder de Kaurisfen, gaande voor Geld op een der Philippynfche Eylan- den. „ Het binnenfte deel , zegthy, daar zy „ famengedrukt en vlak is, vertoont zig ros 55 of uit den rosfen Kastanje -bruin : doch „ opwaards naar de Rug toe is zy ten deele ,3 Violet , ten deele blaauwagtig bruin ge- ,3 kleurd, en daar tusfchen verfierdmet Melk- 3, witte en Goudkleurige Sterretjes." Zal men dan , (Tchoon hier veeleer de voorgaande fchynt bedoeld te worden,) dien naam, by Rum- phius gebruikt , wel ten onregte op deeze Soort toepasfen? ccclxiii. (363) Porfelein hoorn , die de Schaal gerand plrltiL en Mnigermaate Violetkleurig heeft 9 Gaatje*, met witte Stippen. Deeze was van dergelyke kleinte 5 en haare woonplaats kende on?e Ridder zo min, als die van de drie naastvoorgaande Soorten. C364) f363) Cypraa Testa marginata fubviolacea albo-pim&at2«. DE PORSELEINHOORËNS. ijj (364) Porfcleinhooren , die de Schaal gerand Vl. heeft en met Sleufjes overdwars. Axli>c* Dit is 't allerklein (te Hoor ent je , zegt Rum- stuk? phius , fchier van alle Geflagten, in 'c gemeen ccclxIt* niet veel grooter dan een dikke vette Luis,£j£X- fommigen als Weegluizen : waar van het den 'l *-»m*i naam heeft van '$ huisje. Sommigen, even- wel, bereiken de grootte, zo hy aanmerkt, van een Hazelnoot ; zy zyn zo wit niet als de kleine, doch op de zelfde manier met Voor- tjes overdwars en op de Rug een overlangfe Sleuf. Adanson vondt ze, aan de Kusc van Senegal, niet meer dan een derde Duims lang en een vierde Duims breed , Eyrond en dus ook ongevaar zo dik als breed , maar ge- heel Sneeuw- wit , zonder eenige Vlakken g diö in de Oostindifchen zo zigtbaar zyn , als uic die van Pondichery, door d'Argenville opgegeven, en anderen blykt. Zie de Natuur- lyke en vergroote Afbeelding , van hem over- genomen , in tïg. a, op onze Honderdtwin* tigfte Plaat* In Oostiridie komen evenwel ook wit* f364) Cyfr&a Testa marglnatH , transverfim fulcati. O* L*. Ü* 582* N. 21 u Li st. Conch* IV. S. 9. O 7. T. ï. An%h 1<58. T* 3* £ 17^ Pediculus* R.UMPH. Rar. T. 39» f« P* GüALTH» Test 4 T. 14. f. P* & Xé U P , ?o*x de Mer. Argknv» Conch, T. 22.1 ♦ (1%) f* Pet. ^wf* T. 16. f. 22. BAKS» i?tfr4 T. 1326. f. 28. A D A NS. Seneg* I< T. 5, f. 3. G 1 N AN N» AdriatAUT. 13. U 109* KKORJ^ JTetzm, VUD. Pi. 17. f. 6. H é t Vt,ELt XVU STUK, i\6 Beschryvïhg v a h VI* witte voor , gelyk Rumphiüs meldt; %o ^XLIX we^ a^s aan c^e ^ust van ingeland 9 volgens Hoofd, List er , die de grootte vergel y kt by een Paar* stuk. deboontje 5 doch fommigen waren eeoigszins roodagtig of mee rosfe Vlakken. Men vindt- ze, zegt hy> overvloedig by fïartlepool, en zy worden aldaar Nuns% dat is Nonnetjes , ge- heten. Men vjndtze ook in de Westindiën, op Jamaika en Barbados , met een overlangfe Sleuf op de Rug ; doch de Europifchen , zegt LiNNiEus, in 't algemeen 3 hebben deeze Sleuf niet. Zy komen , zo 't fchynt, niet aan de Kust van Sweeden of Noorwegen voor. De dwarfe Groefjes zyn een byzonder Kenmerk van deeze Soort. Ik heb zulke Luisjes, van twee derden Duims lang en een half Duim breed. (365) Porfeleinhooren , die de Schaal weder- zyds gerand , met een klein Snuitje en gerimpeld heeft y van boven met Knob- beltjes gejlippeld. Deeze noemt men Rystkorrels , om dat zy over- (365) Cyprda Testa utrmque margïnata fuhroftrata rugofa1, fhpra pun&ata Tuberculis* M. L. U. 5824 N. 212* Nux Avel- lana granulata. R u m p h. Rar. 39. f. L GüALTH* Test. T«. 14. f. 5. la petitc Verole* Ar gen v. Concb* T. ar* (18) f, V. PET. Amb> T4 16, f. 11 & Gaz. T. $7. U 12. LisT* Conch. IV. S. 9. C* 8. T. ft. f. 3* S E B. Kah II!» T* 55. fy ^KNORR Kcrzam. 1\\ D. VU 17. *V 7» rccLXV. Cypr&a JsïucUus*. Rystkoï- iels. DE PoRSELElNHOORENS. 117 overal met uitfteekende Korreltjes bezet zyn, VI inzonderheid op de Rug , en aan de Zyden Afdeel. geftreept. Haar Kleur is wit of een weinig roodagtig, welke de fraayften zyn; de langteSTUK/~ byna een Duimbreed : doch men vindt 'er ook als een Vingerlid, zo Rumphius getuigt, die blaauwagtig zyn> Zy vallen veel op d@ Eilandjes, Nusfatello genaamd of de drie Ge- broeders , leggende voor den Westhoek van groot Amboina , op een fynen witten Zand- itrand. Deeze worden, derhalve , Nusfatellana, granulata van hem getyteld. d'A r g ® w v i l- Lii geeft 'er den naam van Kinderpok] es aan, (366) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni- ccclxvj, germaate Snuitig t met verheven Stippen s^jLw^, zonder Streepen en aan de Enden geel^&oeü* heeft. Deeze zyn kleiner dan de voorgaande en een weinig Snuitiger, bruin van Kleur met Zand- agtige Stipjes s wordende van o'A rgenville Cloporte, dat isPisfebed, geheten. (367) Porfeleinhooren, die de Schaal ' weder- ccclxvi^ *ydS CïcercuU, 't Korrelige f 3^6} Cyprtd Tcstd fubroftratS , Pun&is 'elevstis (me Suüs ,Kuopje. cxtremitatibus lure?s. M4 l. u, 583* N* 213, Argenv» Concb. T« 2f. (18) f.S. KNORR Vtrzam* IV. D. PI- 16. f. z* f367) Cyprta Testi utrinque roftratS, adfperfa Punftis ele» vatis, Rumph, A L. GUA L THt Test. T. 14. ft M. PET* Amb. T. 16. f'. O. & Gaz. T. 97. f. 14. Baukel* Har* T* 1326. f. 3U KNoRR fcrzatn* VI, D. PI. aif f. 7, D e Blaashoorens, 119 L. HOOFDSTU m Hoofd- STUK» Befchryving van 9t Geflagt der Blaashoo- rens, dus wegens de Gejlalte en de dunte van de Schaal getyteld. *t "\JK7oord Bulla, dat Linn^eus hier tot Naam* een Geflagtnaam gebruikt, wordt ge- meenlyk voor eene Waterbel, dat is voor een Bobbel of Blaasje, dat de Lugt, in 't Water dringende, door omkleeding van zekere taaije Stoffen veroirzaakt, genomen: doch ook op andere Blaasagtig gezwollen dingen toegepast. Het komt derhalve vry wel overeen met de benaaming van Bi a ashoorens , die men anders aan de Belhoorens en dergelyken geefc, welke hier tot het Ceïlagt der Kinkhoorens t'huis gebragt zyn. De Kenmerken der Blaashoorens , dan, be-'Kenmer- ftaan in eene eenkleppige , Spiraal gedraaide ken* Schaal, die uitwendig geene Stekels noch Pun- ten heeft: met de Opening vernaauwende, langwerpig, overlangs geftrekt, van onderen niet ingefheeden; de Spil fcheef ftaande en on- getand. Het Dier is een Slak, gelyk in de voorigen. Drie-en twintig Soorten behelst dit Geflagt, soorten* waar onder verfcheidene, die men anders ook gewoon is tot de Blaashoorens te betrekken. H 4 (369) I. DEEX*. XV U STUK. %%q Beschryving v a w ren. Vï. ($69) Blaashooren, die de Schaal Eyvormig AFivsEL. Jlomp met twee Snuiten, en de Lip gé- Hoofd- M»4 heeft. ccclxix. Deeze verfchillen van de andere Porfelein- Ovïm. hoorens, daar in, dat zy de Opening krom en Xvittc Por- alleen maar de buitenfte Lip getand hebben , die aan beide Enden uitfteekt. Voor 't ove- rige .doet haare Geftalte en Kleur, ja ook de grootte, dezelven veel naar Ëend-Eijeren ge- lyken, én daarom noemt menze, in'tFranfch, VOeuf , in navolging van Rumpitius, die haar Ovum geheten hadt , dat is een Ey. Wy geeven 'er den naam van Witte Porfeleinhooren aan. Zy zyn , over 't geheel , zuiver Sneeuw- wit en glanzig , behalve dat de dikke Lip, aan fommigen , geelagtig of vuilwit is , en van binnen is de Schaal Violet, doch het Dier, zo veel zig daar van uitwendig vertoont , Pek- zwart , gelyk hetzelve ook in een zwarten Inkt verfmelt , zegt Rumphius. Hy ge- tuigt, verder, dat deeze Eijeren in grooteag- ting zyn by het wilde Bergvolk , op Ceram , wordende als een Eerteken gedragen van der- gelver ftrydbaarfte Mannen of Voorvegters. Aan (369! Bulla Testa. ovata obtufe fubbirofl-ri , Labro dentato* $yst. Nat. Xlh Gem 321. M. L,LT. 2I5.BONANN» jkecr'* itl. TV 'z$t* Ovum. Rumph. Rar. T. 3 S. f. L 1 s T» Cmcb* l\\ $♦ 9- C» 9. T.i.L 4» GUALTH. Test. T, tg* f. A. rpeaf, Argenv. Concb. T. tl* (18) f. A. P K T. '?4 97* £ 7* Amb* T. 8, f. 6, Knour Verzarn* VI. D» PI, 3 3. f* I." de Blaas hoor en s. izi Aan de Stranden van dat Eiland vallen zy ook meest , en van de genen , die komen te bree- Afi^el* ken , worden de Stukjes tot ingelegd Werk Hoofd. op de Schilden gebezigd. Van deeze, zowelSTUK- •als van andere Porfeieinhoorens , gelyk gemeld is , vindt men 'er die Wyfjes genoemd wor- den , zynde dunner van Schaal , met de Lip enkeld, Tcherp en niet omgekruld. Linn^eus merkt deeze Soort als een middelilag tusfchen de Porfelein- en Blaashoorens aan, kunnende, om dat de Spil of binnenfte Lip ongetand is, niet tot het voorgaande Geflagt betrokken worden. (370) Blaashooren, die de Schaal twee-Snui»cccixx> tig , met de Snuiten lang , &eflwept %f"J{£a en fpitS heeft. Weevers» Spoel. 't Latynfche Woord Vólva betekent een Weevers - Spoel , en deezen naam geeft men , in H Nederduitfch , aan de zeldzaame en kost* baare Conchyliën , die deeze Soort uitmaaken. Van dezelven hebben fommigen een dikke an- deren een dunne Lip, en deeze laatften fcbynt Lï nn je us alhier te bedoelen, hoewel hy ze meest daar door van de volgende onderfcheidt, dat (370) Bulla Test! biroftri, Rostris elongatis flrlatts acutis. JM. L * U, 5H* N. z\(u L I sT. Concb. IV. S. 9. C. 9 T. u fc U Seb. MustlU* T» 55. £ 13 — 16. Navette de Tisferand. ARGENV. Concb. T. tU f. U KNOKR Vtrzam. VU P. FU 32. f. U I. Deel. XVI* Stuk, 122 BESCHR YVINC VAN VJ* dat zy de Snuiten geftreept heeft , en zoude Afdfeï t ; * deeze uit de Westindiün afkomltig zyn. De Hoofd- Geftalte is als een Kievits-Ey, met lange stuk. Punten. cccLxxr. C37O Blaashooren, die de Schaal twee-Snui* biroftrh* tig heeft , met den Rand uitwaar ds ver- Oostindi- fijfo^ fa Snuiten lang en effen. Deeze Oostindifche gelykt naar de voor- gaande y doch is kleiner , van grootte als een Boereboon , fmaller, effen en Vleefchkleurig wit. De Snuiten zyn egaal , effen , byna zo lang als de Buik is van de Schaal , fchuins ge- knot, de eene een weinig opgewipt. De Rand is uitwaards in de langte verdikt. De Spleet verbreedt zig een weinig 5 naar de Snuit op- klimmende. Hier fchynt die fchoone Weevers* Spoel bedoeld te worden, welke in 't Vyfde Deel van Knorr, op de Eerfle Plaat, uit het Kabinet van den Heer Willem van deel Meulen, in Plaat gebragt is , en met leevendige Kleuren afgetekend. CCCLXXII* Bulla Speltai (372) Blaashooren, die de Schaal langwerpig en Jokje. (371) Bulla Tesd biroftri , Margine eXtus incrasfko, Ro- flris elongatis larvibus. Syst. Nat. XII. Knohr Verzam. V« D. PU f* a, 3. f372) Bulla Tes^a oblongd, utrinque obtufiuscula acqmli , Labro arcuato , Margine intus incrasfato. Syst. Nat. XI L GUALTH. Test, T. 15. f« 4* PET. Gai. T. 66. f. I , S- GlNAN S* Adriat. II. T. 1 3» U 95» BARRE L. Icon, 31 , Zï> 35» KNO AR Kerzam. VL O. Fh 20. f« 5» de Blaashoorens. 123 en wederzyds gelyk heeft , fiompagtig met VI. een Boogswyze Lip> welke inw aards ver* Afmel# dikt is. Hoofd- stuk. • Blykbaar is 't , dat hier die kleine Hooren- tjes bedoeld worden , wier Geftalte meer naar die van een Weevers Schietfpoel gelykt, dan die der grooten zo even gemeld. Zy worden daarom te regt Weevers/poeltjes geheten , hoe- wel menze ook by dat Koorn , 't welk Spelt genoemd wordt, kan vergelyken. Sommigen gecven 'er ook wel , niet oneigen , den naam van Jokje of Jukje aan. Zy vallen zelden lan- ger dan een Duim , en hebben aan de Tip van de Spil een klein Tandje, zegt Linn^us, dat ik echter in de mynen niet waarneem. Uit de Middellandfche Zee zouden deeze af- komftig zyn. (37lO Blaashooren, die de Schaal overdwars ccclxxiii; gehoekt heeft met een uitpuilende Bee- ^rueofiz nige Stip aan ieder End. wittLe 0 Jamboes. Die 3 welke Rümphiüs Witte Jamboezen noemt, hier aangehaald, noemen de Franfchen Bosfues , om dat zy tevens gebult zyn* Zy zyn (373) BullaTesta trans verfeangulatft , au&d utrïnquePu^cï Osfeo* M. L. U* 585» N, 217* Jambos alba. Ru mph» Rar+ T* 38. £ H4 List Conch. IV» S* 9, C* 9. T\ 2. f. 3, G U 4 L T H« Test. T. 16. f. F* Ar GE NT. Conch. T* ar. (18; f. M. PRT, Gaz. T. 99* L a. T. 16. f. 23* SKK.Kab. III. 55. f. 17. KNoim Verzsm. ï% D* PK z6, f. 7* 1. Deel. XVI. Stuk, 124 BSSCHRYVING VAN VI. Zyn geheel wit 5 gelyk zeker flag van witte FJ^£L' wilde Water- Jamboezen y zegt die Antheur* Hoofd- en by de Enden ziet men een bleekwit Kor- &TUK. rekje, in een Kringetje ftaancie, als een inge- vatte Paarl 9 en daarby een ligtrood Plekje", 'c welk door den tyd verbleekt. Zy komen uit Oostindie en zyn niet gemeen. rrcLxxm (374) Blaashooren , die de Schaal gehoekt sïibofa* heeft y met een verheven Gordel. Hoogrug. BetJe* Van deeze , die men Hoogruggetjes ty telt , zyn 'er geheel witte en geelagtige, welke laat- ften, volgens Bqnanni, gemeen voorkomen aan de Stranden van Brazil. Zy zyn aan de ronde uitpuiling, die haar een Ringswyze Bult op de Rug maakt, kenbaar. ccclxxt. (37J) Blaashooren, die de Schaal rond, door- éfaucum Jch^nende, overdwars eenigermaate ge- Biaasje* * Jlreept y f374) Bulla Testa angulata , Cingalo elevato. M. L, U. 5S5. N. 218. COLUMN* Purp, £9.T.30.f. 5. L 1 S T. Concb. IV. S. 9. C. 9. T. 1. f. 2 , 3. BONANN» Recr. lil. T, 249 ^ 339» GUALTH, Test. T. Ï5» f. 3. A R G E N V. Concb. T» 21, fl8)~f. Q. PET. GrAZ, T* 15. f. 5* Seb, JïT**. III* T. 55* 13. KNORR Verzam. I4 D. Pl. 14, f. 3 , 4, (3*75j Testfi rotundata pcllu^ida transvcrfim fubftriatS , utrinqufi umbilicata. M* L. U« 586. N. 219, BoNANN» Recr+ III. T. 4» Bulla. RUMPH. Kar. T. 27. f. H. LlST4 Conch* IV. S. 9. C 10. T. I. f. uit. Gu AL TH. 7>jf. T. 13» f. GG» AR GE NV T. 20* (17; f. Q. Sr. b. III. T* 38* f. 45. KN0 11R ViTZcm, VI* D. PU 38. f. 2, 3* DE BLAASHOORENS* 12$ fireept , en aan beide Enden genaveld VI. heeft. Zo eenigen, zyn deezc met regt onder de^m#D* felaashoorens betrokken , dewyl zy de vSchaal by uit (lek dun cn doorfchynende als een Blaasje en geheel wit hebben , met den Mond zeer wyd gaapende , eh zo ligt zyn , dat men ze gemakkelyk van de Hand kan wegblaazen. Zy vallen in Oostindie. Men noemtze, ge- meenlyk, Witte Kievits.Eijeren. (370 Blaashooren, die de Schaal rondagtig , ccclxxvu doorfchynende , overdwars eenigermaate ^fena^ gejlreept en geheel gaapende heeft. wafcf" Deeze , aan de Kaap der Goede Hope waar- genomen, zegt Linnjeus, gelykt zeer naai- de voorgaande, en is van vooren ook gena- veld , maar gaapt dermaate , dat de geheele inwendige Oppervlakte byna zigtbaar is, uit- genomen een kleine omkrulling van debinnen- fte Lip, aan 't voor-End. Zou het, vraagt hy , een loutere Verfcheidenheid zyn ? Die men Kaneelwafelen noemt , fchynen hier toe te behooren. (377) Blaashooren, die de Schaal gerond jcc 34--44. Re GEN F. Conch. co. T. j. f. 53. Sc T. 8. f. zl.KNOKR Verdam, II. D, Pi» *)♦ f. I . V. D» PI» 274 f4 6: VI» D« PI. II. f« SU Kievits-Ey» DE BLAASHOORENS. 127 komen in Westindie zo wel als in Oostindie, VI. en ook , volgens Adanson, aan de Kust van Afd^el» Afrika, voor. De Schaal is van binnen wcIhoofd* witagtig , doch niet geheel ondoorichynende. stuk. Van fommigen worden zy Nuces manna , dat is Zeenooten , van de Franfchen Gondoles of Bootjes getyteld. (379) Blaashooren, die de Schaal fcheef Ey- ccclxxix, rondagtig, langwerpig, overdwars ge- fjjjj^ Jlreept 3 aan den Top eenigermaate ge* Houtkicu- naveld heeft. In het Kabinet van den Heer Tessin be- vondt zig deeze, die omtrent de Geftaltehadt van een Kievits - Ey , doch naar de Tip ver- knallende, en minder genaveld was , van Kleur byna als Hout^ van binnen wit en met een bogtige Spil ; zo dat men 'er , byna tot aan den Top toe , kon inkyken* De Kleur van Hout is zeer onbepaald. (380) Blaashooren , die de Schaal gerond, ccclxxx. zeer glad, doorfchynende heeft, metge-ff*"iS krulde Streepen en den Top (lomp. stomp £ KiCfits-Ey. De (379) Bulla Testa obovata oblongiuscull trans verfe ftriata, Vertice fiib-iimbilicato. Syit. Nat. XII, LlST. Canch* T. 714. f. 7r . KNORR Verz&m. IV. D. Pl. 23 , 27. f . 1 ? (380) Bulia Testa rotundata glaberrinu pellucida4 linela crispaté, Spira retufa. M. L. U. 5B7. N. 221. GüALTH. Test. T. 13. f. FF. AR GE NV. Coneh^ T. 20. (17) £ I* SEB. Kab. HU T. 38. f. H6-I5©* Jé DEEL* XVI» STUK. B E S C II 11 Y V I N G VAN VI. Dc Franfchen noemen deeze la petite Gon* Afdeeu doie raijfo9 2y is by uicftek dun en ligt, mee Hoofd- eenige bruine Bandjes op onregelmaatige af- stuk. ftanden daar om heen loopende , op een gee- len Grond, zegt d'Argenville. Dc aan- gehaalde van G u alth ie r i heeft roodagtige en zwarte Streepen overdwars, wordende in de befchryving van 't Kabinet der Koninginne van Sweeden tot dc volgende Soort betrokken. ccclxxxt* (38 O Blaashooreri , die de Schaal rondagtig Uit de befchryving van 't gedagte Kabinet blykt, dat dit Exemplaar wit van Kleur was met donkerer Spiraale Banden, tusfehen wel- ken beurtlings een witte en Vleefchkleur plaats hadt. Dc grootte worde niet gemeld. Het was uit Oostindie afkomltig. ccclxxxiu (382) Blaashooren, die de Schaal Knodsag- Ficus. uö spaanfche jygt foSi) Bulla Testa fubrotunda , Spul elevata obtula , Fasciis incaruatis* M» L. u. 587. N. 222. BulU Testa obovaro-clavatd reticulato-ftriati , Caudi e. xlèrta, Spira obliteratjL Syst* Nat. XïU Murex Ficus* M* I* U. 637* N# 314. LIST. Conch. IV, S. 10. C. 8. T. 2. f. 3. HONANN Recr. UÏl T. I5# Ficus. RUMPH. Rar* T. 27. f. K, PET. *4mb. T„ 6. f. 9. GUALTH. Test. T. z69 f. I, M. AR GEN V* Conch T. 20. (17) £ O. KLEIN Qflrac* T. 5* f. 93..SEB. Kab. III. T. 68. f. KNüRR Vit* *tim. h D* PU 19. f« 4» UX« D. Pi» 23» U U heeft y met een verheven JiompenTop en Vleefchkleurige Banden. fluftre* Rood* bandje. b É Bi A A.SHÖÖRENS. g$$ ' Jfg fcheef Eyrond heeft en Netswyze VT. gefireepij met een uitgeftrekte Staart, ^br)^u de Gieren aan den Top niet verheven. FIoofd» stuk. Zodanige Hoorens noemt meii de Spaanfche 7Syg 0f enkel Fyg9 ook wel een Luit, /-egt Rumphiüs en fbirimigen geeven 'er den naam van Peerhwren aan Men ziet li^t* dar alle die benaamingen eenige overeenkomst met de Gellake hebben , höewel men den naam van Peer thans aan andere Hoorens g'eft, die dui- delyker genopt zyn. R u m p h i v $ fchynt ^e^n andere gekend te hebben , dan die donker^raauw of Aardverwig van Kleur waren , byoa rimpe- lig of ruig, zonder Glans, en, hoewel dit laac- fle waar is , zo hebben wy ze thans doch niet alleen fchoon en zuiver wit 9 maar ook op een geelagtigen Grond fraay roodagcig geitippeld en geplekt ; des men deezé onder de fraaije Hoore: s rekent. Bonanni geeft 'er eene Wynagtigë öf Vleefchkleur aan met bruinag- dge Vlakken. Zy zyn zeer dun van Schaal en van binnen donkerpaarfchkleurfë Daar zyn ook Getakte 9 linkfe en règtfe Vygen , doch die behooren tot een ander Geflagt C383) Blaashooren 5 die de Schaal BolrondZ) Bulla TestI rotundato-turbinato-fubftóri t Cauaa fcUEVi,» Sphk exquifk&« Syst. Nat. XU Murex aapa/M L» V. 638* N. 3 is* aapa. aüMPH, Rar% T4 zy* f. F» V E t* I Amb* h Deel, xvi. stuk. t$o Bèschryving van VI. tig en eenigermaate gejlreept heeft; mei Afdeel* fa Staart krom , en een gedraaiden Top* ^tuk.0* Sommigen hebben deeze wel de Raap gety- teld, doch het is eigentlyk, gelyk Rumphiüs zegt , een Knol , Knolhooren of Knolletje : (wy hebben andere Raapen;) of, gelyk d'Ar- genville zegt, le Radis , dat is deRadys* waar van dit Hoorentje zeer wel de Geftalte uitdrukt. Het valt niet zeer groot. Sommi- gen noemen het , wegénsde dunte van de Schaal, de Papieren Knol. Ik heb 'er twee, diefchoon geel zyn. Men vindt ook lang Geftaarte en Getakte Knolletjes, tot een ander Geflagt be- hoorende. De Knollen vallen in Oostindie * doch zeldzaam. Linn^üs hadt deeze , zo wel als de Vygen, voorheen totdeRotshoorens betrokken. Ik heb zyne aanhaaliogen uic S t> ba, hier, te regt gebragt. CCCLXXX1V. (384) Blaashooren, die de Schaal Rolrond naficluZ. heefl en de Gieren aan den Top uit* Rolronde, gehold* De Schaal van deeze is TegeIrood,metbIee- ke Kleur gewolkt. Ik geef 'er, wegens de by- zon- Amb. T. 9. f4 8« G 1/ ALT H» Test* T. 26. f. H. Radis. AR. genv. Concb, T* 20, (17) f. k. Klein Ofttac. T. 4* Q 80. SÉB. Kab. III, T. 38. f. 13-24 & T. 68, f* 7, 8* KNORR Verzam* I- D. PI. 19. f. 5. (384) 2*»//* Testa Cylindrica, Spïrs Anfra&ibiis canalicifr latis. Af* L, U. 588* Nt 224. i> È Blaas hoohens. 131 2bndere Geftalte , den naam van Rolronde Blaas- VI. hooren aan , die eigener is dan Gelleufde. Afdeel Hoofd- f385 J Blaashooren, die de Schaal langwerpig stuk. Tolrond en effen heeft, aan de Tip ee* ccclxxx*. nigermaate gejlreept 9 de Naaden ge- conotie*. kartelde Kegelag* tige* De Schaal van deeze , die de grootte van s een Eikel heeft, is witagtig geel, van maak- sel als een Toot, naauwlyks geüreept, dan aan de Tip, met eenige geftippelde Stieepen : den Top heeft zy Kegelagtig, half zo lang als het Lighaam: de Gieren dun, over elkan- der leggende , aan den Rand als met Stippen gekarteld. De lip is uitgerand. De Spil heeft vyf of zes Plooijen. De Lip is ftomp: de woonplaats onbekend. (386} Blaashooren, die de Schaal Eyvormig , ccclxxxvi doörfchynende , links heeft met een flaaii. ^fnalis. wen Top ) de Opening langwerpig ovaaU raarltjs, * In Sweeden is deeze gevonden op het Kruid* dat in de Meiren onder Water groeit. Zy is zo groot niet als een Gerstkoorntje , èn zo broofch, f385) Bulla Tfesti oblongo-turbinata l#yi, Bafi fubftriatl Suturis crenulatis» Syst. Nat. XII. (386) Bulla Testa ovata pellucidi contrarid, Spir£ obfoleta, Apertma ovato oblonga. Faun. Suec* i\6q* It* IVtstgoth. 49* 1 a I* Deel. XVI. stuk» 132 Beschut ving van VI. broofch, dat men ze naauwlyks kan behandc* Afdeel. |en^ ongemeen ftomp van Punt, van Kleuï Hoofd- geelagtig. In Westgothland werdt zy, op het stuk. Ruiterskruid , in groote menigte aangetroffen, zynde in Geftalce, Grootte en Helderheid, de Paarlen gelyk : des kan men ze het Paarltjc noemen. ccclxxxviu (387) Ëlaashooren, die de Schaal Èyvormig^ Hymorml doorfchynende % links heeft met een uit* Mosüei- pullende Top; de Opening Lancetswyzt Ovaal. Deeze, van grootte als een Haverköorntje^ doch dikker, en van dergetyke Kleur, kwam op vogtig Mos voor. Zy zo wel als de voor- gaande zyn de eerften onderzie Hoorntjes $ die Linnjeüs als Sweedfch Ingeianden op- gegeven heeft. ccclxxxvïtï C388) Blaashooren* die de Schaal Rolrond Buiu Te-, heeft, aan den Top Elsvormig gedraaid, Kuipers- aan de Tip als dwars afgefneeden. Boor, Dit is de eigentlyke Kuipers - Boor f volgens Rum* (l§7) *ÈulU TestÉ ovata pelïunda contrarie, Spira promi- nente, Apertuii ovato-lanceolata. Faun, Sutc. 11 59. (388) ÉhIU Test4 Cylindrica, Spira fubulata Ba(ï truricatau JM. L u. 5^4. N. 178 Bonank. Rccr. 1:1 lut, Concb. IV. S« 10, C*6. T. 1. Terebellum. Rumph, Rar* T. 30, f. S. PET. Amb> T* 15. f« 24 Argent, Ok^. T, 14* die een groo- ter veifcbeidenheid van Kleuren, en dus niet alleen blaauwe , roode en witte , maar ook gee- (39°) Bulla TestA fubturrita ercfta , Coliimella tmncata Sanguined. Syst, Kat. Xa. Buccinum Virgineurn. Af. L. U. 612. N, 267* BoNANN. Recr. III. T. 66. List. Conch. T. 12. PET. Gaz. T. 22, f. 7. GUALTK. Tesu T. 6. f. A. ARGïNV. Conch. T 14. (11, f. N, K LF.1N Ofïr. T, 7. 116. S»8.« Kab. UI. T. 40. f. 38, 39» itEGENF, Conch.Ti lo. f. 464 & GUALT H. 7>5f. T. 6. f. C. ARGEN V. Conch. T. 14. (nj f. M, SKB. A*£. III. T. 39. f. 62-74. K N ORR J^^r*, I. D. Plf 30. f, 7. V. D. Pl. 25. f. 4, DE BX-AASHOOKENS» I35 geele en groene Banden hebben, zynde zeer VL fierlyk getekend; noemen wy Staaten-Vlagge- AfiJeel» tjei. Beiden hebben zy het onderfte van de Hoofd. Spil, inde Mond-opening, eenigerraaate Bloed- stuk. kleurig of Roozekleurig rood en worden der- halve flegts aangemerkt als Verfcheidenheden van deeze Soort 9 die deswegen den bynaam van Virginea voert. Zy vallen in de Rivieren van Afrika, zo Linn^eüs aanmerkt. (391) Blaashooren, die de Schaal Eyvormig cccxci. heeft , met de fcheef ovaale Opening en B^!hlüna^ den Top Bloedkleurig , de Spil geknot. Fran^c^ - Men geeft hier den naam van Frai%fche Bel* hoor 'en 3 of St. Malofche Hoor en 7 (gelyk Klein zegt,) niet om die reden aan, dat zy aan de Franfche Kust vallen zouden ; maar , om dat menze uit Vrankryk eerst in Holland gebragt heeft. De afkomst deezer Hoorens is eigent- lyk van de Westindifche Eilanden. Zy wor- den Belhoorens getyteld , wegens de Belvor- mige Geftalte en de dunte der Schaal. Som- migen (391) Bulla Testa ovata, Apeitura oboyata Apiceque fan» guineis, Columelté tmncata* M. L, U, 589. N. 225. Bucci* jium exoticum. Column, «Aquau T. 16. Li ST» Conch. T.^ 579* BONANN. Reed III. T. 192. G UAL TH. Test. T. 45+ f, B* AltGENV. Cwck. T, ij* f. E. KlE I PJ Q.ftrac. T. 3. 60. Pet. Gaz. T. 44, f. 7. SEB. HUT. 71. F* 1-5*7 9- A D A N S« Sfttfg. ï« 1\ ij.l, KNORR Vtrznm^ IV* D, PU 24 f. ii 1 4 1. Deel, xvi. Stuk. I36 BESCHR YVINO VAN VI. migen brengen ze tot de Kinkhoorens t'buis^ Afdeel ^aar ^ jQ ^ eerfte opflag, zeer naar gely- Hoofd- ken , doch haare Spil loopt nederwaards niet stuk. uic en vertoont zig als geknot zynde. Zy is Roozekleurig , gdykerwys de Top in de bo? venfte Gieren. Voorts is de overige Opper* vlakte van de Hooren, op eenen Melkwitter* Grond, met Golfswyze Streepen overlangs ge- marmerd , die in forn migen bruinp^arfch met ros gemengd 5 in anderen Pompadoerkleurig zyn , in fommigen blaau w. Linn/eus tekent eene Verfcheidenbeid van deeze Hoorensaan, die Loodkleurig is, met bruine gegolfde Stree- pen overlangs, en van binnen witagtig. Zou hy hier mede ook de Kaapfe Ezels bedoelen? Zy vallen groot* LL HOOFDSTUK, Befchryving van rt Geflagt der Voluuten, 9c welk, behalve de Dadels en dergelyken ook eenigen , die men anders Rotshoorens noemt , en de Tepelbakken bevat. saam. "T}e Latynfche Geflagtnaam, Vohita in 't 4-/ Franfch Vdate , wordt gemeenlyk aan de Tooten gegeven, om dat derzelver Gieren, aan den Top, naar de Voluuten van fbmmige Kapiceelen, in de Bouwkunst, gelyken. Hier, pogihans, is die benaaming, met meer reden, ge- DE V O L U ü T E N. ?37 gebruikt tot onderfcheiding van zodanige Hoo- VL rens die de Spil geplooid hebben. De zoge- naamde Oadeis maaken derhalve een voornaa- Hoofd* me figuur in dit i ellagc- stuk. De Kenmerken der Volüuten beftaan inKenmc^ eene Eenkleppige fpiraale Schaal, wier Opening kcn* zonJer Staart en taainelyk wyd uitloopende is. Zy hebben de Spil geplooid , als wy gezegd hebben , doch zyn niet Gevleugeld noch Ge* naveld. Linn^üs maakt in dit Geflagt vyf Afdee-Soortcll; lingen. De eerfte is van de genen die de Ope- ning geheel, dat is niet ingefneeden, hebben: de tweede bevat de genen, die Rolrondagtig zyn met de Opening uitgerand: de derde, die Eyrondagtig zyn met dergelyke Opening, wyd uitloopende : de vierde die Spilrondagtig ; de vyfde die Buikig zyn, gelyk de Tepelbakken. Dus behelst dit Geflagt in 't geheel zes-en-veer- tig Soorten van Hoorens. té Met de Opening niet ingefneeden. Cs©2) Voluut, die de Schaal vernaauwd, ovaal cccxciu (39a) Voluta TcstS coar&ar& ovali-obïong& , Spiri rugofa ,Midas*Oor» Columeli& bidentata. Syst. Nat. XII. Gen 322» AM,. Ut 5 89» N. 226. llONANN. Kirch* III. T. 412* LIS T. Conch. T. 32. f* 3o. Auris Mid*. R U M E H. Rar. T. 33- £ HH» G ü A LT HU Test. T. sS* £ G Oreille de Midas. ARGRNV. Conch'T. 13* (10) f. G» KLEIN OJïr.T. 7. f. 122» S Ë B. HU T< 71. C 6, 22, 21. KNORR Verzsm. VI* D# Pit 25. ^ I* 1 5 ï. Deel» XVL Stuk, 138 BESCHRY VING VAK VI. Afdeel» langwerpig, den Top gerimpeld , de Spil tweetandig heeft. LI. IiOÜïD» STUK* Deeze worden, wegens de Geftalte, dievry wat naar een Ezels - Oor gelykt , Midas - Ooren geheren. Men weet dat Koning Midas , we- gens zyn grooten Rykdom en klein Verftand be- rugt, door Apollo, volgens de Fabel -Hifto- rie, de Ooren dermaate vervormd werden , dat hy den naam kreeg van Ezels-Oor; om dat hy aan Pan, in een Wedfpel van \ Mufiek, zot- telyk den Prys hadt toegeweezen. Derhalve noemt men deeze Hooren, leenfpreukig, Mi* das in plaats van Ezels * Oor. Zy valt taamë-j lyk groot , en komt niet in Zee voor , maar in brakke Moerasfige Sagoe - Bosfchen , of in der- gelyke Slykerige Rivieren op 'c Eiland Ceram 5 in Oostindie, volgens Rumphius, die getuigt, dat het Schulpdier, uit dezelven, goed is om te eecen en tot Spyze veel gezogt wordt van de Indiaanen. Hy noemtze, derhalve, Slyk- rol3 en brengtze onder de Tooten t'huis. Hy geeft 'er de langte van vier Duimen, de breed- te van ruim twee Vingeren aan. Zo groot ziet men ze zelden. De Kleur, zegt hy, is Aard- verwig , in de Mond Oranje , met een dikke Lip. Haare Kleur is geheel bruin, wanneer zy uit Zee komt, zegt d'Argen ville, doch fchoon gemaakt zynde trekt dezelve naar Agaat. Gualthieri zegt 3 dat zy uit den witten Rooskleurig is, maar aan de Enden ietsblaauw- J)E V O L U ü T J£ N* ïS9 agtïgs heeft. Volgens den aart der Rivierhoo- VI. rens komen onder de Midas - Qoren zo wel A™*vi» linkfe als regtfe voor (f). Hoofd- STUK. (393) Voluut, die de Schaal vernaauwd lang- cccxcnr, werpig, aan den Top glad, de Spil drie- ™jïd*r* tandis: heeft. Tovcrhoe- 0 » rentje. In de befchry ving van 't Koninglyk Svveed- fche Kabinet , merkt Linn^üs aan , dat dee- ze de gedaante heeft van 't Midas -Oor, maar naauwer, teerder is en geheel glad. Hetblykt, aan de Tanden 5 dat zyti Ed. onze Toverhoören- tjes bedoele, die doch merkelyk breeder zyn dan (*) &\s men een Hcoren voor zig houdt, met den Top opwaards en de Opening van zig af, dan loopen de Gieren van onderen naar de regrerhand, en de Lip is aan de (linkerhand. Zodanige Hoorens, gelyk meest alle Zeehoorens zyn, noemt men regtfe; de genen, daar het tegendeel plaats heeft flmkfe. Houdc men de Opening naar zig toe, dan is dezelve in de eerstgemelden aan de regterhand, in de laa?srgam©lden aan de flinkerhand geplaatst, gelyk in de Afbeelding van het Midas» Oor by PLumphius, dat derhalve een linkfe Hooren is» On- gelukkig wordt hier zelden op gelet door fommige Plaatfny- ders, die, in de Liefhebbery onkundig, denken, dat dit een en 't zelfde is , en , om de Tekening niet te bederven , dezel- ve, volgens gewoonte, op de gewafchte Plaat doortrekken , en dus namaaken , 't welk dan omgekeerde Afdrukken ver- oirzaakt. Om die reden zyn de meefte Spiraale Hoorens , by Rumphius en SEBAj verkeerd f dat is links in plaats van regts verbeeld» f39 1) Voluta Testa coar&ati oblonga , Spirdlxvi, Colu- melld tridentata, U. ƒ90, N« 226, KNORfl Verzam* VI. D. PI. 19. f* fl, 3. U Dfel, XVI. Stuk. 143 BE SCHRY VING VAN VI. dan de Midas - Ooren , bruinplekkig op eo\\ Afdeel geelagtigen Grond , en veel kleiner vallen jzyn- Hqofd- de zekerlyk een byzondere Spore Waarfchyn- stuk. ]yk komen zy uit Westindie. cccxciv, (394) Voluut, die de Schaal vernaauwd Ey * ltlrnatiih ron^ en een^germm^ geflreept , met een Gedraaide* fpitsagtigen verheven Top, de Spil met Hne Plooy heeft. De Schaal van deeze is roodagtig met witte Banden > zegt Lin^jeus, cccxcv. (395 J Voluut die de Schaalverwaauwd9lang~ miuta fo werpig Eyrond y ondoorfchynende , ge- iVkichaa- ftreept , met een fpitsagtigen verheven !lSe° Top , de Spil eenigermaate geplooid heeft. Van deeze is de Schaal met wit en g'-aauw overlangs geftreept. De a-ingehaalde ven Bo- nanni was een witte zeldzaame Turho , da figuur uitdrukkende van die Hooreps -.valken- veelen van de Spaanfche Natie Garagoi bieten. Volgens de befchryving van 'c Kabinei der Ko* ningin van S weeden, heeft deeze soort twee Plooijen onder aan de SpiU C396) ' f394) yoluta Testft ccar&ata" ovata1 fuhffriata, Spird eletrati acutiuscula , Columelld umplicatê. Syst* Nat* Xll. Knor ft Verzam* VI. D. PU 19. f, 4» C39S) Voluta Testa coar&atd oblongo-ovatd opaca flriatd s Spira elevatd acutiuscula, Coiumella fubplicata4* M« L»U, $<>^ K. 228, BoKANN. Recr* III./. 143» BE VöLÜUÏEN* Ï4I C396) Voluut , die de Schaal vernaauwd Ey- VI. rond-Cylindrifch heeft, meteen Jiompag* A^debu tigen verheven Top , de Spil met vyf Hoofd- Plooijen. STUK» cccxcvr* Deeze is Loodkleurig, met fiaauwe, bleëkej^* Banden overdwars; komende uit Afrika, zege Geitrceptc. Linn^süs. De aangehaalde van Gual- thieui is wit. Zou hy ook de volgende be- doelen , die Loodkleurig was met rosfe Streepjes ? (397) Voluut, die de Schaal vernaauwd enCccxcviu glad heeft , met een jlompagtigen Top , c°pe"m de Opening wederzyds getand. boontje Deeze moet dan naar dè Porfeleinhoorentjes ^elyken* Zy heeft de Geftalte van een Toot5 zegt LiNNiEUS, maar de Opening is van ag - teren vernaauwd. Of de Kleur, dan de Groot- te, dan de Figuur, haar den bynaaiii geeve, ïi my duifter. II. Rolrondagtigé , met de Opening uit- gerand. (398) Voluut, die de Schaal uitgefand9 Cy * cccxcvur: 7 • V oluta bm' ParpbyrUi (396) Voluta Testa coar&ata. ovato-cylindrica , Spira fuhe- Bello* levaia obtuCuscuJa f Columella quinque-plicata, M* L. U. S9U N. 229. Gu al th» Tesi\ T. 2S. C B, (397 ) Voluta Testê coarftsta Ixvi, Spira obt.ufa, Apertura mrinque dentata. S'ysU Nat* XIU (398) Voluta, Testa emarginata Cylindroidc Ixvi , Spirae ba(i obli- L XVI« Stuk» Ï42 B E S C H R y V i N O V A If Vinder agtig en glad, met weinig of geen Grondfteun aan den Top, de Lip in 't midden Jlomp , de Spil fclmins gejlreept heeft. In deeze Afdeeling zyn de Dadels, die men in 't Franfch Olives noemn , begreepen. Zy voeren dien naam wegens de Figuur > welké veel gelykt naar een Dadel of Olyf. Men on- derfcheidtze, wederom 3 ten deele naar de Ge- ftalte , ten deele naar de Kleur en ook naai- de plaats der afkomst* Dus worden die van deeze Soort Porto Bellö Dadels of enkel Portö Bello's genoemd, om dat zy eerst van daar in Europa gebragt zyn. Zy komen echter ins- gelyks uit andere deelen van de Westindiën en daarom noemtze thans ook wel Porto Rico Dadels 3 in 't Franfch Rouleau de Panama. De Öostindifche Porfier -Dadels worden 'er fom- tyds mede verward , gelyk Linn^eus hier gedaan heeft , en dit gaf aanleiding tot den Latynfchen bynaam. Zyn Ed geeft er, waar* fchynlyk uit Bonanni, de woonplaats in Brafil aan ; doch ik geloof niet, dat die Au* theur zulks in % byzonder gemeend hebbe ten op- obliterata, Labro medio rettifb , Columella obliquc ftriata, M. L* U. 592» N* 230. List* Conch. T. 727. BoNAN N«! Keer. III* ƒ* 142» RüMPH, Kar. T. S9« f* !• GUALT Test. T. 24» O , ?. Porphyre* ARG rnv, Conch. T* 16. (13) f»K, REGENF. Concb. 8* T* 2. f. 15. KnoRR Ver* zam> I. D* PU 15* f. !• VI. Afdeel, li; Hoofd- stuk. i) ë Voluut en. Öpzigt van deeze Soort. De Schaal , zegt on- VI. ze Ridder , valt viermaal zo groot als in de Af^eeu volgende. Waarfchynlyk zal hy op de Lig- Hoofd- haamelyke dikte het Oog hebben. Zy is stuk» Vlcefchkleurig, voegt hy 'er by, mee Tegel- roode Streep'en , die hoekswyze aan elkander gefchakeld zyn, in de gedaante van eene Le* gerplaats of Kampement. De gemelde Da- dels komen, volgens zyn Ed. zo naa aan de anderen , dat hy ze liever als eene Verfchei- denheid aanmerken zou , dan als byzondere Soorten, 't te wonder , dat hy van de Vio- let :blaauwe Kleur aan de Opening en aan den Top , die onder aan den Mond zo blyk- baar is, geen melding maakt. (399) Voluut, die de Schaal uitgerand Cy-cccxcix« linderagtig en glad heeft , met een om. oKval geboogen Rand aan den Top , de Spil D^eU fchuins gejlreept. Hier komen de Dadels in 5t algemeen in aanmerking , welken men in 't Franfch Olives, dat ( 399) Voluta Test& emarginat£ Cylindroide tevi , Spiix bad reflexa, Columella oblique ümtk. M, L. U. 593. N. 231. List. Conch. 718. f. 2. Cylinder. RüMPH» Rnr. T. 39» f» 2, 3, 4, J.BoNANN, Recr. III. T. I41. GüALTH. Test. T. 23. f. A-N« ARGENV* Conch. T„ i<5. (13) f. N , Q^, R# Regen v. Conch. 2. T* i; f. 2. Seb. Kab. 11U T, 53. R AN. Knorr t^erzam. II. D. Pl. 10. £ tf, 7: PU I^A 1,2,4,5- HU D.Pl. 2. f. 3, 4.' PI. 17» 2* V» D. Pl. 4* f. 4: Pl. 13. f. 1, 2 Pl. 19* & 1 : PU 26* £3,4: PU *7f f» 4 j 5: PU 28 , f. 6. VU D. Pl. 23, U 5* U Djeel* XVI. Stuk, f44 Beschryvino van VI. dat is Olyven , als gëffièld is , en ook wcf Afdeel. R0UieauX 0f Cylinares , dac is Rollen, noemt ^ Hoofd- wegens derzelver Cylindrifche Geftalte Som- stuju migen vallen zeer fmal en dun , en ipits van Top, gelyk de Sluikdadels , anderen kort en dik , die men in 't Franfch Olives de Va[e? dac is Vaas -Dadels , tytek : de mee (ten z>n eenïgermaate Eyvormig Dit zyn de voor- naamfte verfchillen van Geilalte , doch in de Kleur heerfcht een oneindige verfcheidenheid.' Men vindt 'er niét alleen die geheel wit, zwart, geel, groen en bruin zyn, maar met veelerley Tekeningen en gemengelde Kleuren., als ook geftreepte , gevlakte , geftippelde en gebandeerde. Hier uit fpruiten de benaamin* gen van Agaate, Satyne, Eikenhouts, Spinnc* weefs , Siczak en Letter ♦ Dadels , zo geban- deerd, als ongebandeerd. ÏZetfs is de Teke- ning op fommigen zo aartig , dat men dié Frince Begraafenis tytek. Zy allen zyn onder deeze Soort begrecpen. De laatstgemefcfen hebben den voorrang in waarde. Zy komert altemaal uit Oostindie. Het Dier* Van het Dier, dat in de Dadels huisvest %^ geef ik in Fig. *, op Plaat CXX., de Af- beelding volgens d'Arge * ville, die ech- ter weinig daar van zegt. riy merkt aan, dat hetzelve veel overeenkomst heeft met het Dier der Tooten , doch het Dekzeltje of Schulpluikje is nog kleindcr en dus in geen van beiden bekwaam om de Opening te fluiten, ge. ï) E V O L ü ü T E m "gelyk dit plaats heeft in de Tollen , Maan- V*. hoorens en dergelyken. De Voet 9 daar het Af™^ op loopt, zegt hy, is bykans zo lang als de Hoofd- ] ; . ren ; wanneer het loopen wil komt de.tel- stuk. ve aan de Zyde uit5 en bedekt .op andere ty- den een gedeelte van de Hooren. Die Lap Vleefch, in onze Figuur dus vertoond, is het gene de Heer Adanson de Mantel noemt 5 -welke in dezelven niet gelyk in de Kliphoo- rens de geheele Schaal , maar alleenlyk een gedeelte daar van omkleedt. Het Pypje, daar fcevens zig vertoonende3 moet dat gene zyn, 't welk door de Plooijen van den Mantel ge- formeerd wordt j niet dat gcnè,*t welk fomtyds liit den Bek voortkomt en tot Snuit öf Zuiger Öienc, hier niet zigtbaar. Van den Kop, Hoor- nen en Oogen, is reeds gefproken.. Rumphius merkc aan, dat het Vleefch der Dadelen, die hy Cylinders tytelc , zo min als dat der Por- feleinhoorens , eetbaar of bekwaam tot Spy- £e zy. (400) Voluut , die de Schaal uitgerand Cy- cccc* linderagtig en glad , aan den Top fpits l^ptiuia^ üit~ spits ge- topte* (400) Voïuta Testa emarginata Cylindroide , Spira jbrominente margine unico, ColumeÜa oblique flriata» M. ü» 594. N, 232» RüMPH* Kar. T, 39. f.Ö,?* P E TV Gat* 59. f< 3* BONANN. Recr« III. T< 369, I] A R R* Icon* 13224 U 17* ADANS* Seneg. I. T. 4. fi 7« KN ofctt Afraai»* III. D. PU 19. f4 3. VI* D* PU 23* 6 4* E i Deel. xvi* Stuk* Ï4Ö B È 8 C fl R V VING VAif VI* uitpuilende met éênen Rand ? de Spil AThU Jchnins gejlreept heeft. Hoofd- stuk. Hier onder zyn, volgens de aanhaaling van R tjm phius, die i )adeltjes begreepen , welke men Blaauwe Druppen en die men Glimmertjes noemt Zodanig eene hadt Bonanni 'er van den Brafilfchen Oever gekreegen , die Afch- graauvv wit was met twee vaale Banden. Die van Adanson, Giról genaamd , aan de Kust van Senegal vallende, hadt fomtyds twee gee- le Banden. Men vindeze ook die geel zyn met zwarte Banden of geheel zwart en geel met blaauwe 6f zwarte Stippen, om van meer andere Verfcheideoheden niet te fpreeken. Ik oordeel dat deeze Dadeltjes minder van de gewoonen veiTchillen dan deeze van de Porto Bello Dadels. Li> n^us mer tze alle drie naauwlyks voor byzondere Soorten aan. III. Eyvormige of fcheef Eyronde, met de Opening wyd uitloopende en uit* gerand. In deeze Afdeeling begrypt Linn^eus ze- ker (lag van Koorentjes, die Adanson Por - felaines noemt Zy gelyken 5 inderdaad ? vry veel naar Porfeltdn , en ik oordeel dat de af* leiding des naams van dat Chineefche Aarde- werk eigener is, dan daar van, dat zy even als de Pisfebedden of Muurvarkens famenge- rold i)E VOUUTEN, j4? röld Vqorkomeri, gelyk Colümna wil (*). VI. Inderdaad zulks is te algemeen en heeft te a*deeu weinig overeenkomst. Deeze Koorentjes kan Hoofd- men als een middelflag tusfchen de Kliphoo- stuk» rens of Kauris van 't voorgaande Hoofdltuk^ de Tooten en de Dadels 9 aanmerken. Zy ver- fchilleri van de eerften doordien zy niet zoda- nig getand zyn , van de tweeden doordien zy ken geplooide Spil hebben, en komen dus het naafte aan de Dadels 3 waar van men ze al- ïeenlyk door de Eyvormige Geftalte en door de breede Lip onder fcheidt. Hierom zyn zy," met reden 3 nevens dezelven in dit Geflagt geplaatst. (401) Voluut , die de Schml fcheef Eyrond ccccu en glad heeft , kruislings gejlreept en &la%*tus Jtomp7 de Spil met zes Plooijen. Varkentje. Deeze Soort, in Indie huisvestende, hééft de Schaal wit en Vleefchkleurig bont, de Lip naauwlyks gekarteld ; de Plooijen van de Spil grootelyks famengedrukt. De aa- gehaalde vaa Gualthieri heeft -de Schaal witagtig , mee paarfche of rosagtig geele Streepen en Stippen getekend en geftraald. (402) (*) Has Porcellanas appellant, quia in fe Porcelkï modo Conglobantor. jiquat* p, 67* (401 ) Voluta Testa obovata Ixvi decusfatim ftriata4 obtufla Columelia faxplicata* èpU Nat* XiU G U A ï- X H* Test, ff» K i I, Dèel. xvt Stuk* 148 Beschryvi tf'c v A u VI. Afdeel. LI. Hoof0^ STUK. CCCCII. Voluta Mitiaria, Geerst- koorntje. CCCCIIl. Voluta Ringetje» (402) Voluut , die de Schaal eenigermaate itit- gerand , fcheef Eyrofid en wit heeft j met de draaijen aan den Top zigtbaar door een geel Streepje, de Spil fchuins geftreepté Deeze , in de Middellandfche Zee gemeen 9 gelykt naar de volgende , doch is kleiner , zeer glad y en heeft aan den Top een geel Streepje. (403) Voluut, die de Schaal niet ingefneeden, fcheef Eyrond en wit „ met de draaijen aan den Top zeer ftaauw en de Spil fchuins gefireept heeft. Van deeze, die. in China valt worden Ar ringen en andere Kleinodiën gefabriceerd, *' LlNN^Ü S. zegfc CCCIV. Voluta Ferficula. Perliaantje, (404) Voluut , die de Schaal uitgerand £y* vor- (402) P^oluta Testa fubemarginata , obovatt aibS, 5pir4 obIirerat& flaveola , Coluraella oblique ftriata. Syst. Nat. X* Bark* 7*a** 30. (40O Valuta Testa Integra obóvata alba , Spira obliteratl alba , Columelld oblique flriatH Syst. Nat. XI F. ( 404) Voluta Testa emargïnata ovata Ixvl , Spira retulb* umbilicata,, Columella\fêptemplicar&, Labro rnarginatocreiiato, Syit. Nat. XII, PET. Cai. 'l\ 8. f. 2. U A I< RE L. Icon. I%z6* 33» GUALTH, Test. T. ii. f. C,D,E. £ Gaz. T. 84 t. 10. bonann. Recr. III. T. 238, male. GUALTH. Test. T. 28. f. B- ADAN S* I. T* 4* f* <*V &K oilR Verzam* VI. D« ïl. *I. f. 5. i>B VoLUÜTEN. H9 vormig heeft en glad > aan den Top Jlomp VI. genaveld , de Spil met zeven Plooijen^^jEU de Lip gezoomd en gekarteld. Hoofd \ stuk. Deeze zyn bekender dan de drie voorgaan- de Soorten. Ik heb 'er zo wel die geftippeld met roode Vlakjes, als die geftreept zyn met fmalle roode Bandjes. Zy zyn met de Af- beeldingen van GuALTHiERi overeenkom- üig- Abanson vondt dergel yken aan de Kust van Kaap Verde &H in de Klippen by 't Eiland Goeree , aan de Kust van Afrika. Hy noemtze Bobi9 en zegt dat de Streepen fom- tyds geel , fomtyds rood zyn. De grootften haaien een Duim in langte > en de helft in breedte, Zy zyn zeer Eyvormjg. Haaren bynaam Perjicida hebben zy van Petiver gekreegen , en dezelve is buiten twyfel van Bitccinum Perficum , gelyk Lister ze noemt, afkom (lig. -Ik geef 'er daarom den naam van Perjïaantje aan. (405) Voluut, die de Schaal niet ingefneeden ccccv. heeft, langwerpig Eyrond9 den Top ver-^jf^ heven, de Spil met vier Plopijen. Juffertje, Deeze Soort verdient, en wegens de bleekePi. cxx* Grond. ^ 4' f405) Voluta Tcstk integri oblongoovad, Spit è. elevat& , ColumeM quadriplicar&# M» L« U. 588* N. 223. List» Conch* T. 714» f4 70, a. Adans, Seneg* U T* 4. i* S. KNORJtt. Verzam. V. D. EL 23. U 3» K 3 Xt Deel. xvu Stuk. I5Q Bejchrvvinc van ft Grondkleur, en wegens de Schilderagtige Te- Afdeel. lening ^ waar mede fommigen verfierd zyn5 te Hoofd- regt den naam van Juffertje. Men kan over ?tuk. (4T0) Voluta Testft emarginarê ovata ln:viiiscul& , Spira pro* mmula , Columella retufa denticulat^ ; Labro gibbodemic-ulato* 'Syst. Nat. XII. GUALTH* Test. T. 43* f. G, H. ADANSJ geneg. 1. T« 9. f. 28. KNORR Verzam. \U D. VU l$. f. 4, £)E VotÜUTEN. 15$ (411) Voluut , die de Schaal niet uitgerand, VI- Eyvormig, gladagtig heeft, aan de Tip geftreept , met een uitpuilende Spits en Hoofd- ftompe Lip 3 de Spil met vier flooijen. ccccxr, Niettegenftaande deeze allen, volgens Lin- yjEUs, in de Middellandfche Zee huisvesten 3 ^ fchynen my doch door de aangehaalde , en vol- wyfje, gens dc opgegeven Kenmerken, zekere Oost* indifche Koorentjes bedoeld te worden , die men onder 't Speculatie - Goed plaatst. Zy hebben ongevaar dc grootte van een Erwt v en •> hoewel plomp en dik van Schaal , over- treffen zy doch in fraaiheid veele anderen, door haare fchoone Tekening en Kleuren. De Grond ziet veelal uit den rosfen of geelagtig bruinen : fommigen zyn overdwars geftreept; anderen gevlakt of geftippeld 9 ja men vindt 'er onder , die byna zwart zyn 9 met witte S treepen overlangs , gelyk Ltnn^us aangaan- de deeze laatfte Sóórt, welke doch de Geftal- te der twee voorgaande hadt, aantekent. De aangehaalden , ondertusfchen , van Bonanni ën Gualthieri, verfchillen grootelyks , van elkander niet alleen > maar ook vm de twee anderep, (411) Valuta Testit integra ovsta Ixvlusculb Bad ftriata ,Spï- ia prominui a , Columella quadriplicua , Labro obtufato. U O » NANN* Keer. III, T. 50. Gualth, Test* T« 54» f4 L# K NOlU Verzam. IV. D4 ?1. 26. f. 5. K 5 I. Deel. xv'i. Stuk. Beschaving van , ^* f4.12) Voluut , die de Schaal eenigermaate Afdeel. ^ . Z n • • • H uitgerand 5 liyvormig en een weinig ge- Hoofd» fireept heeft ; aan den Top iets gekar* STUK# teld 9 met de Spil glad , de Lip bultig KSf1* m &etandt Bedelaar- De grootte van deeze is als een Turkfe Boon , zegr Linn/eü ^°™m heeft de langte van een Duim , en tien Gie- ten , ieder met twee Banden , den onderlten wit , den bovenden geel , zynde de Gieren van elkander gefcheiden door eene Bloedkleu- rige Streep. Zy heeft een lange Staart, byna gelyk iommige Pennen, die doorboord is. (417) Voluut , die de Schaal aitgerand, Spil- ccccxvti. rondagtig, geftreept, overdwars g^im^llLla. peld , de Spil met vier Plooijen en door- loord heeft , met een gekartelde Lip. ren* Deeze , zo wel als de volgende, komt uit Oostindie. Men geeft 'er den naam aan vaü tuuwe Penhooreri. (418} Voluut, die de Schaal naaitwlyh Mfc cccexnii; gerand, Spilrondagüg en overdwars ge-ruffi™. rimpeld heeft, de Spil met vier PlooijenGQdbde* en de Lip gekarteld. Dee- ([417) Voluta Testa emarginata Fufiformï ftriata transverfim fugofa , Columellïl quadriplicata perforata, Labro crermlato* Syst. Hat* XII* Buccinum fcabriusculura. Syst. Nat. X. p. 740. N. 41a* Gü AITH» Test. T. 53. frD# vel T. 48. f.O+ ICNOllR Verzam. III. D. Pl. 27. f. 3« (418) f^oluta Testa integriuscula , Fufiforrm , transverfim tugoill , Columella quadriplicata , Labro crenulato. Syst. Kat. XI U Gualth» Test. T« 54* f. G. KNO li & Ferzam, IV9 $>. PI. 11. f. 3* & ï>sel9 XVI, Stuk* Ijg Beschuvihc' VAK VI. Deeze is aan de voorgaande gelyk, maar Afdeel. fmaller ? langer en doorgaans met Rood gevlakt. Hoofd- Zy heeft de Staart zonder Gaatje: de Lip om- stuk. gekromd en* gekarteld met ronde Knobbeltjes, zegt LiNNiEus. ("419) Voluut, die de Schaal uitgerancl > Spil- agtig overlangs gevoord en overdwars geftreept heeft , de Spil met vier Plooijen en de Lip effen. De aangehaalde Fenhooren van Gualthie- xu , met zeer fyne Streepjes geruit, was uic den rosfen, wit en blaauwagtige , Streepswy. ze gebandeerd, en fomtyds met Saffraankleu- rige Stippen getekend. Veeltyds vindt men ze ook met roode Stippen Bands wy ze gepoint- illeerd en deswegen geeft men 'er dan den naam van Staaten-Vtag Pen aan* Rümphiüs getuigt,5 dat de ééne Soort van zyne Turricu- la granulata lichtgraauw is ; de andere , zegt hy, heeft eenige Banden, van roode, zwarte en blaauwe Korrels s als of het Paternosters waren , gelyk menze ook wel noemt* CCCCXÏX* Volui a San* ui* fuga* Staaren» Vlag Pen, (420) {419) Voluta Tést£ eniargïnatft Fuliformï longitudinaliter fulcata transverfe ftriata , Columelté quadriplicata , Labro Ixv'u Syst* Nat. XiL Pet. Gaz. T# 4* fc 5* Turricula granuiata» RUMPH» Rar. T. 29* ft W GUALTH» Test. T. 53» ƒ*♦ F- E VOLÜÜTÊN. (4310) Voluut , die de Schaal uitgerand Spil- VI. flgrfg r otó en glad , rfe Gz'eria aan den Af£*e1« Top Plooiswys' geftfeept, en de Spil met Hoorn- eer Plooijen heeft, stuk* ccccxx# Thans komen wy tot de zogenaamde Èand-™^ pennen > waar van deeze Soort , door rond en^^Jf giad te zyn , van de gewoone Bandpennen aanmerkelyk verfchilt. Ik heb *er geen ande- re , dan die donker Kastanje bruin zyn , met witagtige Banden, gelyk het Exemplaar, dat zig bevondt in het Kabinet van de Koningin van S weeden. Aan den Top zyn zy eeniger- inaate gekarteld en geplooid* (431) Voluut ^ die de $chaal eênigermaate iiii* ccccxxr* gerand, Spilagtig rond en glad heeft y™"!* de Spil met drie Plooijen. Ronde zvraue. De onderfte Plooy is, inde mynen, zo dui« fter , dat men naauwlyks onderfcheiden kan , of deeze ronde Bandpennen drie of vier Plooijen hebben. De Kleur fchynt ook aan verande- ringen onderhevig te zyn 3 die dezelve meer naar f420) Voluta Testa" emaxginata Fufïformï tereti \xvif Spira Anfraftibus plicato-ftnatis , Columelld fubquadriplicaciu M* £♦ ü. 595- N. 234- G UAL TH. Test. T. 53. f, E. S E Kab* liU T. 49. f. ai, 22. KNOR ft Vèrzam, V.D.PU lp. f. 4. (411) Voluta Testa fubeinarginata Fufïformi tereti laevi, Columella triplicata Syst. Nat. XII, Seb. Kab. IU>T. 49* f» 21 j 22* KnoIIR Vzrzam* V» D. PI. ïf* ff 5t l. Dmu xvi* stuk* 100 BE3CHRYV ING VA iT VI. naar 't bruine of naar 't zwarte doen hellen* Ajdikl jyjyne zwarten evenwel zyn geel gebandeerd, Hooi-b en fehynen dus van dè voorgaande Soort te stuk. verfchillen, C4^2) Voluut , die de Schaal uitgerand Spil- rondagtig eenigermaate gehoekt doch on- gewapend , de Spil met vier Plooijen heeft , zynde aan de Lip van binnen , en aan het Lyf overdwars , gejireept. Öncfer den naam van TurriculcB of Tooreti* tjes fpreekt Rumphiüs van een byzonder flag Vaiï BuccinAy langwerpig, onder en boven toe- ge fpitst, met een' dikke Schaal, gevoerd, ge* plooid of gekarteld , en van veelerley Kleu- ren* Hier door verflaat hy de ge woone Band- pennen, die in verfcheidenheid van Kleur by na alle Hoorens overtreiten. Men vindtze wie van Grond met groene, geele en zwarte Ban- den : mèn vindtze Oranjekleurig of geel met bruine of ook met witte en zwarte Banden, en zulks met oneindige veranderingen in de ilerkce en flaauwheid van de Kleuren. De Band- jennen komen altemaal uit Obstindie. te) (422) Voïuta Testa emarginafa >FuCformi fubangulata inermi transverfiiii ftriata , Columclla guadriplicati , Fauce ftriati. M, L, D. tf. 23*. Turcicula, Rumph. Har, T. 29. £ IV GüAtTH. Test. T. 54. f* B , C. PET. Gaz. T. $64 f. I. AR GE NV. ConcL T. 12. (9) f. V. KNQRR Verzam* ni. d. ru is/f* 2. v. &♦ Pf, i& f. j: H. & r, 4V *V CCCCJ1XII. Vohra Vuipecula^ Hoekige* b ê Voluut ën» 161 f-m) Vo uut, die de Schaal uitgerand Spil- A VL , rondagtig en gehoekt , de voorjte hoeken eenigermaate gedoomd , de Spil met vier Hoofd* Flooijen en de Lip van binnen glad heeft. STUK* CCCCKXT I Dat alle de genen, die fterker geplooid en geknobbeld zyn onder de Bandpennen , ook de Mde Lip, in tegenftelling van de anderen , aan deBandPen' binnenzyde glad zouden hebben, kan ik in de mynen, die ik 'er meer dan twintig heb, niet ontdekken. In eenigen is de uitwendige Lip van binnen glad, in anderen eenigszins gerim- peld of geribd. Rumphiüs zegt van zyn Geplooide Toorentjes , dat dezelven dikker van Lyf en Schaal, meest graauw zyn, met uitftee- kende Plooijen als Ruggen en overdwars ge- voord, zo dat zy zig rimpelig en ruuw vertoo- nen. Onder myne Bandpennen heb ik 'er, van die Geftalte en fraay gekleurd , gelykende zeer naar de gene, welke by d'Argenville le Minarets heet , naar haaren Top , die als de Toorentjes van de Moskeen der Turken, dus genaamd, met fraaije Verdiepingen praalt* ' (424) f423) Voluta Testd emarglnm^ Fufiformi angulata , Angulis anticis fubfpinofis , ColumelM quadrlplicatd , Labro Ixyi. M* 1. U. $96* N. 2.36. B0NANN4 Heer* Ilfc T* 6$, Turricula plicata. R U m P H. Rar. T. 29. f . S. G ü A L T H. Test, T+ 54. & F« AR GE NV* Conch. T. 12. (9; f, S É B. ICah til. T. 49. f. 23, 24. Knorr Verzam. h D. Pi. $ $ Cu III. D. PI. 27. f. 4* VI. D. Pl4 12* f. 5, L I. Deel, xvi# stuk* 152 BESCHRYVIKO ViJIÏ Vh Afdeel, LI. Hoofd- stuk. qcccxxiv* Voluta pertufa. Monniks Kap, (424) Voluut , die de Schaal uitgerand SpiU rondagtig , gejlreept met ingedrukte Stip- pen 5 de Lip getand heeft en de Spit met yyf Plooijen. Tot deeze Soort behooren , in de eerfte plaats, die Koorens, welke men, wegens de bruin heid , Monniken of liever Monnikskappen noemt , en ander flag van Basterd - Bisfclwps- Myters ; gelyk die met kleine bruine Vlakjes op een witten Grond , en zelfs de gene, die by Rumphiüs, Letter T , onder de Band- pennen afgebeeld is , met den naam van Tur~ ricula Filis cinEta , zyndé, als 't ware, met Yzerdraadjes onflingerd en geel gebandeerd, op een witten Grond. In deeze allen, die ia geftalte naar de volgende gelyken , heeft de Spil vyf Plooijen en de Lip is getand. Men vindtze by Knorr afgebeeld. Buiten twyfel behooren hier toe die kleinere en ge voorde Pisfchops - Myters , welke Rumphiüs' zegt, dat men brandige Paufekroonen ty telt , om dat zy Braadverwig zyn. Os) f424 % Voluta Testa emarginata Fufifbrmi , ftrintl Pun&is' perruiis, Labro degticul3tc\, Columella quintuplicata. Vk\ L. U. 5)(>* N. 217. GUALTH. Test,, T. 54* f ff. SEB, Kah itU T 50. f. 28 , 47, 48. KNOUR Verzam. II. D. VU 3. f. 5 : Pl. 4* f* <$. IV, D* VU U* f, 2, 3 : PI. 28, f. 3. V* ?i. 150 f» 8* VU 18. DE VoLÜUTEK. I63 Voluut , die de Schaal uitgerand en Vl> Spilroiiuagtig glad heeft j de Lip getand Af^eelJ en de Spil met vier Plooijen6 Hooi'd- ; , r STUK. Deeze zyn algemeen bekend onder den naam Ccccxxv; van Bïsfchops-Myters , en,niettegenftaande haa- ^'^t* fe fchoone Kleur* wegens de Oranje Vlakken 3 copatis. die haar verfieren , door de menigvuldigheid ^L^* in weinig agring. Men noemt ze ook wel Oranje - Pennen ; doch dit is oneigen 3 dewyl 'er eigentlyke roode of Oranjekleurige Pennen zyn. Zeldzaam komen zy Citroenkleurig voor; maar dikwils' zyn de Vlakken rood. Bonan- ki zegt, dat ze Vuurkleurig zyn op een wit- ten Grond, en getuigt, dat de Franfchen 'er den naam van la Plume aan gceven, wegens eenige overeenkomst met de Pluim van eencn Struisvogel. Dit is zonderling , zo wel als dat dezelve , gelyk hy zegt > meer dan de vol- gende geagt zou zyn. Linnjeus wil ze ïlegts als eene Verfcheidenheid daar van aanmerken. Zy vallen wel vyf Duimen lang en anderhalf Duim dik. (426) (42.5) Volutu Testa emarginata Fufifornu lxri9 LaSro denti» culato,' Columella quadriplicata* M. !♦ U. 597. N. 238» Ep:$* copalis, BONANN* Recr* III» f. 'fioj Bisfch'ops \ISTyter* RUMPH» Rar. T. ifr fyK. GuALTH» Test. T. 5J. £ A 2L G E N V. Concb+ T. ia* (9 > f« C. REGENF. Conch* l2o T. 5* U 33. KNORR Verzam, It PU f ♦ 2» L IÉ L DÉXU XVI. SX¥K. IÖ4 B E S C II K Y V I N G VAN VI. (4^6) Voluut i die de Schaal uit gerand > de Afdeel. Gieren met Tandjes gekroond , en de Hoofd- Spil met vyf Plooijen heeft. STUK. ccccxxvj, Dus zyn , blykbaarlyk, de Kenmerken der groote Paufekroonen, die ik bezie, van by de ïfii vier Duimen lang en vyf vierden Duimsdik, krooa. in welken zig de vyfde Plooy zeer duidelyk openbaart» In de kleintjes is dezelve ook ee- nigermaate zigtbaar. Allen , die men P..ufe- kroonen noemt, zyn aan de Gieren met Tandjes bezet, en dit geeft 'er eenigermaate de Ge- ftalte aan van de driedubbeld gekroonde My- ter of Muts , welke den Paus , by plegtige gelegenheden , op 't Hoofd gezet wordt. Hier van noemen de Franfchen deeze Hooren la Thiare. Zy is , op eene geheel andere manier , met bruinroode Stippen bezaaid : de kleintjes zyn dikwils rood gevlakt op een wicten en fomtyds op een geelen Grond, zodanir, dat het Geel als Rivierswyze loopt. Ik heb ook een Paufekroomje, van anderhalf Duim lang, dat Citroengeel gebandeerd is , gevoord met ingedrukte Stippen , en verüerd met bruine Koord- (4.26) Voluta Testi emarginara Fafïformi Ixvi , Anfra&ibus denticulatis , ColwneLii qumtuplicata, Papalis» L l S T. Concfr* T. 839* f. 6j+ Turbo Thiara. B O N A N N. Recr.\\\> T. IIQ* Pa ufek 10011. R u M P H. Rar. T. 29. f. L Gualt H4 Test. T 53. f. T 9 1>. ARGÏNT. Conch. T. 12« (9; £ B. R E« GEN F* Conch. T. 1, f, 1. SE li. Kab. III. T. 5U U 1 — 5, Sr* KNORR Verzam* h D*Pl. G. f* U IV* D« Pi, 28. f4 1» DE VoLUUTEN. 165 Koordjes. Om kort te gaan 5 de gezegde VI. 7 andjes aan den Top maaken een duidelyk en Af[d^l. ondeifcheidend Kenmerk uic van deeze Soort. Hoofd- Aangaande het Dier zo wel van de Pièfe-STUK. kroonen, als van de Bisfchops - Myters die Hct Dier# beiden uit Oostindie afkomftig zyn , getuigt Rümphiüs, dat hetzelve hard, taay, wit en Slymerig is van Vleefch , verbergende in zyn Snuit . die fomtyds als een Tongetje uithangt, een klein Beentje als een Doorn , waar mede het een Venynige fteek kan geeven , wanneer men de Kooren met het leevende Dier in de Hand houdt. Gekookt zyn Ie gegeten, brengt hen een doodelyke worging aan , des het tot de Kost weinig gebruikt wordt , dan van Ar- me Lieden , die ze met minder nadeel op Ko- len gebraden zynde eeten, en dan verduuwen kunnen. C427) Voluut , die de Schaal uitgerand en ccccxw u9 Spilrondagtig , de Gieren met jïompe Doornen bezet heeft , de Spil met agt Mutïek* Plooi jen 9 de Lip glad en tacimelyk dih Die (427) Vluta. Testd erartrg'nnta Fafiformi, AnfraéHbus Spl- Kis obtuiis, CoIumeM oftoplicatfi , Labro Ixvi crasiiiisculo. M. L. ü. 597. N. a39. BoNANN, Recr. IH T. 29^» z97. OLÏ.AR. Mus. T. 30 f 4, 7. S E B. Kah. UI T. 5* ^7-*9* Ghalth. Test, T 23. f.X, Z. la Mufique.. A RG ï N V. Concb, T. 17. (14) t F. Knorr Verzam. 1. D. PU 23. f. U IL D.'ri» 15* f# 4, 5* M. D. PI. 12. U U VI. D. IM.' L 3 ï4 DEKI~ XVI. STUK. 1(56 JSESfHRYVlNG VAN VI. Die Hocrens , welke wy Mufiekhoorens no^- Afdeel. men ^ zyn kenbaar aan eene Tekening 9 naar Hoofd-' Mufiekpapier met Nooten gelykende. Men stuk» vindt 'er in welken 't een en andere zeer re* gelmaatig plaats heefto De evenwydigc Lyn- tjes5 die twee Banden" maaken om deHooreh, met vierkante Blokjes, als Nooten, daarbo- ven en onder , en tusfchen beiden een reeks van Stippen,- die eenigermaate naar de Woor- den van •( Mufiek gelyken; dit alles flrookt taamelyk met de benaaming. De zodanigen zyn vry dik ; doch daar komen ook Hoorens voor / die men Mufiekhoorens noemen kan, hoewel zy langer en hooger getopt zyn , en enkelde vindt men met een broeden bruinen Band. Dat deeze altoos de Spil met agt Plooi jen hebben, durf ik niet verzekeren, hoewel zy 'er doch naby komen en de Lip is altoos dik. De 'knobbckgtige Punten aan de Gieren zyn doorgaans Homp , en die langwerpige zyn zeer weinig geknobbeld. Het Dier. V an de regte Mufiekhooren , die uit de p^cxx. Westindiën komt * geeven wy op Plaat CXX, in Fig. 5 , de Afbeelding met het Dier daar in, volgens ö'Argen vills. . Deeze Heer heeft % wel is waar , een ander flag van Hoe- ren , naar eene Vaas gelykende, tot een voor- beeld gefield , doch bedoelt niettemin ook dee- ze. 3, Het fchynt (zegt hy,) dat het Dier 99 van de Rotshoorens een zelfde zy als dat 5, der Dadelen en Tooten. Die (welke hy „ dan DE VOLÜÜTEN. I67 dan afbeeldt,) genaveld en bezet zyndewiet VL dikke Knobbels, is bedekt met een taame- ArTD)EEÏ- 3, ]yk dikke witte Korst, welke de verfchei- Hoofd- 3> de Schemeringen verbergt van de verfchil- stuk. 3, Jende Kleuren , die hiaren Rok vertieren. 3, Zodanig eenc is, by voorbeeld, de fchoone 3, Mufiekhooren, De Grondftcun , op welke 3, hy kruipt > is Vleezig, en fcyti nntel , zig 33 omkrommende by het komen uit de Schaal, 3, formeert een Buis die ver uitfprirgt. 't Ge- 3, ne dit Schulpdier byzonders heeft, is zyn 33 Kop en Hals , welke by uitftek dik zyn; 3, de Oogen naar zulks geproportioneerd , en „ zodanig verheven , dat zy meer dan een 3, Lyn uitpuilen. De Koorentjes zyn aange- 33 hecht op de Ribben van een Koord , die 3, een foort van verheven en gezwollen Zoom 3, maakt, in zyne geheele uitgeflrektheid. Aan 3, andere Scbulpdieren zyn deeze Ribben è * Hoorntjes 3, doorgaans Puntig: hier zyn zy rond, plat-j^en 3, neuzig, en veel dikker aan haar Enden dan wiikli- 3, by den oirfprong van haar aanhechting. „ Niets gelykt beter naar den Stamper van 33 een Vyzel. De Snuit van dit Schulpdier „ maakt een halven Cirkel, die getand i§, en 3, het bovenfte wordt ingenomen döor een 3, zeer wyden Mond , in zyn omtrek ruuw zynde als Sagryn. Aan het onderfte van de 3, Laag ziet men een langwerpig Dekzeltje, 3, dat eveneens geplaatst is als in de Rollen L 4 35 en h Deel, XVL Stuk» 168 B K S C II R Y V ING VAN VI. „ en Tooten. Het Vleefch van dit Schulp - Afdeel* ^ ^eY js yujj yVit 3 naar het Afchgraauwc HQoiD- „ trekkende." ccccxxvnu C428) Voluut , de Schaal uitgerand en F'/splrt'ro Spilrondagtig , de Gieren met fcherpe Vleermuis/ Doornen , de Spil met vier Plooijen heeft en een gladde Lip. De fcherpheid der Doornen niet alleen en het getal der Plooijen, die in deeze Soort veel fchuinfer iööpeti , maar de geheele houding en Geftalte onderfeheidt die Hoorens , welke men Vleermuizen , Vesper-til] es of Varkens - Snuiten noemt , genoegzaam van de Muziekhoorens voorgemeld. Zy hebben, bovendien , een zon- derlinge Tekening , eenigermaate gelykende naar de Wieken der Vleermuizen \ welke 'er den eerstgemelden naam aan geeft, en haar genoegzaam afzondert van de voorgaande en volgende Soort. Varkens - Snuiten kunnen zy zo eigen niet genoemd worden , om dat die gedaante van haaren Top, waar van zulks af» jgeleid is , ook plaats heeft in de gevvoone en wil* (418) Valuta TestA cmarRinatA Fufiformi, Anffóftibas Spi- pis acutis, Columeila quadn'plicata , Labio lam. M. L. 593. N. £40 Bon ANK. P^ecr, III. T. T. 294* Vespertilio. RüMPH, Rar. f*£*4 H. Gualtk. Test. T\ 28. f.G. Murex Caracoides* Rond. Test* 78 ST.B. Kak. Hl. T. 57* U f. & T. 67. f KnoRX Verzam. LD. PU 22t ft ?♦ II. PU 6, £, 4. DE VOLUUTEN* 169 wilde Mufiekhoorens. De Lighaamsgeftalte vi. is, in 't algemeen, langwerpiger dan in dezel- Afdeei. ven ; zodanig dat een Vespertilje ongevaar f^1* tweemaal, en een Mufiekhooren maar ander- stuk. halfmaal , de langte van de dikte heeft. Bon a nni vergelykt de Punten, die deeze Hooren op de Gieren aan den Top heeft, by Raavenbekken , en 't is zeker, ddt zy 'er in eenigen naar gelyken, doch in anderen zyn zy niet krom noch fpits» Dit maakt een aanmer- kelyke verfcheidenheid in deeze Hoorens , waar van men de voorbeelden ziet in de Af- beeldingen F, G, I, M, S, V, by Guaj> thieui , die altemaal tot deeze Soort, en niet tot de volgende behooren , alwaar zy ver- keerdelyk door Linnjeus aangehaald zyn. Rumphius geeft 'er een bleekwitte , fom- tyks lichtroode Kleur aan, met zwarte Plek- ken en Wateren getekend. Ik hebze wit met eene geele , Vleefchkleurig met eene rosfe , Olyf kleurig met eene donkerbruine Tekening; om van andere verfcheidenheden niet op te haaien» Zy zyn, getuigt hy, in Oostindie op alle Stranden gemeen , en worden zeer opge- zogt tot Spyze van de Amboineezen , die fmaak hebben in het Kraakbeenagtige Vleefch. De Boetonders leggenze de Kinderen in 't flaapen onder 't Hoofd, op dat zy voor nagt- fchrikken en droomen bevryd mogen zyn, en heetenze, derhalve, in hunne Taal, Droom* L 5 lw I. Deil» XVI. .Stuk. x?o Beschrtvjng va^t W- koorentjes. 3, Men vindt 5 zegt die Autheur Fq£L'>7 verder, dikwils aan de Klippen, daar deeze Hoofd- „ Hoorens zig onthouden , een Trosje van sxyic, ^ witte, hoekige Eijeren, doorfchynende als 3, Ys , die met f malle Halzen aan elkander hangen en dus naar de Eijeren van de Zee* 33 kat ecnigermaate zweemen. Men houdt die 3, voor de Eijeren van deeze Hoorens en zy 5, doen niet tot de Voortteeling , gelyk alle 3, MeKcera van Hoorntjes niets anders zyn, 3, dan een overvloed van Néering." T>e EJjer De dui fierheid van dit laat (le wordt door twi ^"R u m p h i u s vervolgens opgehelderd , wan- neer hy , bladz. ïöj > zegt. Meliura of 3, Favago is als een Eijerftok of Spinzel (Sa- 3, livatio) van fommige Hoorentjes , % welk 53 zy als een overtollig Voedzel op zekeren 3, tyd des Jaars , en gemeenlyk by de veran- 33 dering der Mousfonnen , uitwerpen, 't Is 3, niet van eenerley gedaante. Het eerfte is 3, *t uitwerpzel of de Eijerftok van de zoge- 3, naamde Vleermuizen. Dit is fraay van aan- 3, zien, hebbende de gedaante van een kleine 3, tros Druiven, uit witte Befiën3 ter grootte 33 van Kruisbefiën , of kleinder , beftaande , 3, die als Kryftal doorfchynende zyn, en rond- 3, agtig met twee of drie Ruggen 3 alle met 3, fmalle Halzen aan malkander hangende. Als 35 menze opent of in (tukken fnydt, komt 'er 3, een Wey agtig Vbgt uit, doch, in de Zon 3> gelegd zynde, droogen zy uit 3 en worden „ de be Voluut en. ,9 de Erwten • fchillen gelyk. Men vindtze VI. aan 't voornoemde Hoorentjes Vleefch han- ArJDEÏl» gen en fomtyds op kleine Steenen aangeplakt, Hoofd- „ een Tros Druiven verbeeldende. De andere stuk. ,, Soort is een Spinzel of Klompje als van wit- te en dunne Draadjes of Touwtjes , dat uit- ,, geworpen wordt van de Harte -Tooten en dergelyken; doch dit doet, zegthy, tot de „ Voortteeling niets, zynde maar een overtol- „ lig uitwerpzel ; ten minfte zo veel tot nog ,, toe bekend j& Deeze laatfte Soort is fom- tyds wit, fomtyds lichtrood, Kraakbeenag- tig en, gekookt zynde, goed om te dlten. 5, Pliisius noemt zodanige Hoorentjes, die „ dit Spinzel uitwerpen , Melicembales , dhar men „ voor leezen moet Meliceribales , en fchryfc „ zulks de Buccina en Purpura toe ; doch haar „ Melicerum vergelykt hy by Schillen van Ci- „ ceren , 't welk overeenkomt met de eerfle „ Soort." Zoude niet dit laatfte een foort van Hom, en 't andere de Kuit kunnen zyn van de Dieren, daar deeze Hoorens toebehooren. Ten minfte blykt de verfchillendheid van die uitwerpzels , waar van men in 't Werk van Knorr, als ook op onze Plaat CXV , in 't voorgaande Stuk geplaatst , de Afbeeldingen kan befchou- wen* Ongemeen is de eerfte Soort van Meli* cerum (*) Zie Verzameling van gefleurde Hoorens en Schulpen, IV* Deel , PU 19. I* Deel. XVI. stuk. 172 Beschrtving van VI. cerum met het Eijernesc van onze Wulken , al- Afdeel. daar befclv.eeven, overeenkomftig (*> lui. Hoofd- stuk. (429) Voluut, die de Schaal uitgerand Spil' ccccxxix. rondagtig , de Gieren met Jcherpagtige ™"!"am Doornen, de Spil met vyf dikke en drie Wilde of üaauwe P!ocijen heeft. Boeren J J Veel meer is deeze 9 die men de Wilde of Boeren-Mujiek noemt , in agting , dan de regre Mufiekhooren. Zy overtreft dezelve ook .aan- merkelyk in grootte, komende tot een half Voet langden over de drie Duimen breed voor, hoe- danige Stukken dan zeer kostbaar zyn. Ik heb 'er een van omtrent vier Duimen lang en over de twee Duimen breed. Ten opzigt van de Geftalte komt deeze meer overeen met de Mu« fiekhoorens, en ten opzigt van de Punten mee de V espertiljes , naar welken ook de Tekening, fomwylen , meer ge'ykt. Doorgaans, echter., heeft zy iets dat naar Mufiekpapier en Zang- nooten zweemt,- doch zeer wild Itaande; waar van (*) Zie over deeze Eijernesten in 't algemeen , het XV* STUK. bladz. 12-17. (420) Voluta Testa eman»inata Fufiformi , Anto&ibus Spi* nis fuhacutis , Columella Plicïs quinque validioribus tribus que. obfoletis. Syst, Hat* XÏI. BonAnn. Keer,, III. T. 29S* RüMPH, Kar. T, 31. f. I. GüALT h. T est. T. 28. f. I , M, V, G, F. Bois Veine. AKGENV. Conch. T, 17. f14) f, D. SEB Kab III. T. 57. f» 1-6, & 64. f, 5, 6* KNO$R Verzam. I. D. Pl» 24. f. r, *. VI* D. PU \$. f. U DE VOLUUTEN. 173 van de Nederduitfche naam. De Franfchen VI. geeven 'er dien aan, van Bots Veinée , dat isA™EEI'# Ge-aderd Hout. Bonanni, van deeze Hoo- Hoofd- ren fpreekende, zegt. „ De Murex, die Göc/^stuk. „ lea Hebrcea van fommigen getyteic wordt, 5, is uitmuntende door Bloedkleurige of Aard- „ agtige Vlakken , die als Karakters, naar believen over een witten Goudkleurigen „ Grond verfpreid zynde5 dik wils Hebreeuw- „ fche Letteren affchetfen." Dit's dan de re* den van den Latynfchen bynaam. Rumphius heeft ze als een Soort van Vespertiljes of Vleer- muizen aangemerkt, en waarfchynlyk ztillen zy ook onder die raare Varkens -Snuiten van Valentyn, by deeze en gene Liefhebbers gevonden , betrokken zyn. De afkomst is uit Oostindie. C4303 Voluut \ die de Schaal weinig uit gerand ccccxxxa en Tolagtig heeft met Kegelagtige byna ™"l?ne£ regtopjlaande Doornen , de bovenftenlus* grootst : de Spil met vier Plooijen. p™^*' De naam van Morgenstar behoort aan zekere Hoo- (430) Voluta Testa integriuscula turbinata , Spinis Conicis ereóKusculis , fuperioribus majoribus; Columella" quadriplicaca. Syst. Nat. XII. Murex tuibinellus. M. L. U. 634. N. 307» B o N A N N. Recr* III. f. 37$* verrucofa fecunda. Rump h* Rau T. 24. B. G u A L T H* Test. T. 16* f. L. A ILG^f. nv; Conck> T. 17. ( 14) U Vé SKB. Kab. T. 49. f. 76, 77. & T+ 60. f. 8. RE GEN F. Conch. 8. T. 2. f, 18» KNO AA Vif* ZAnu % D. pl. 2. f. 2 : PI. 13» £ 2 , 3» ï. Deel» XYI. Stuk* * 274 BESCHR YVIKO VAK VI. Hoorens, die gelyken naar zeker oud Krygsge* ^Lï EL* reedfchap van deezen naam , dat in een rondag- Hoofd- tige Bol of Knods met fcherpe Punten beftaat. stuk. Die Hoorens van deezen aart, welke ftomp ge- punt zyn, noemt men derhalve liever Getakte Vaazen of Swilzsrs* Broeken* Rümphius be- trektze onder de Pimpeltjes 3 als naar zekere ge- knobbelde Glaasjes , van deezen naam, daar men wel Brandewyn uit plagt te drinken , ge- lykende, en in 't Latyn noemt hy ze Casfides Verrucofa of Wrattige Kasketjes. Men kan uit dit alles de Geftake opmaaken , als men aan- merkt, dat de Westindifche veel fcherper en fommigen zelfs kromme Punten hebben , in welken ik ook maar drie Plooijen aan de Spil waarneem. Voor het overige kan men de Af- beeldingen nazien. écccvxxr. C430 Voluut , die de Schaal Kegelvormig u^m^ rimpelig , geknobbeld , en de Spil mei YdL?" * vier Plooijen heeft. Hier worden zekerlykde zogenaamde Vaazeri bedoeld , die zeer eigen dus genaamd zyn , de» wyl zy volmaakt naar een Vaas gelyken. Men vindtze by Bonanni beter, dan by d'Ar* genvillEj afgebeeld. De eerstgemelde zegt, f431) Voluta Testa Comc& ru^ofa fto:!ofa , Coltime'Ila qua. driplicata , Murcx CapïreHum» M* U* 633. N. 30Ó. AR» G E N V. Concb. T. i3, U .. B jNANN* Recf4 III, f. *#4# Knorr Vtrzm* Vi, D. 1% 35. fi'x. DE V O L U Ü T E tf. 375 £egt , dat zy tvit zyn met roode Vlakken , doch VL de myncn zyn geheel wit, en van boven taa- Af^eU rnelyk plat* met een klein Spitsje. Zy hebben Hoofd* drie dikke en twee flaauwe PJooijen aan de Spil. (432) Voluut, die de Schaal Èyvormig fpits9 ccccxxxiu met van elkander wykende Doornen , de cêl^cai Spil byna met vyf Plooijen heeft. I^j^18'" Dit laatfte komt zeer wol overeen met de gezegde Vaazen , doch deeze hebben geen Doornen, Ik verftaa 'er, derhalve, de Getakte Vaazen door, die eenigen Switzers - Broeken noemen of Morgenftarren: want deeze benaa- mingen, als gezegd is,.loopeü door malkander. Ik heb 'er van dteezen aart , die wie of Vleefch- kleurig wit zyn, met niet meer dan drie Plooi jen aan de Spil, gelykerwys de Westindifche Mor- gen Harren , voorgemeld* Zy kunnen evenwel geenszins tot de volgende Soort betrokken wor- den. De Morgenftarren moeten fcherpe Pun- • ten hebben; de Switzerfche Broeken moeten overlangs geplooid zyn ; de overigen van dit flag zyn Vaazen of Getakte Vaazen» De aan- (432) Valuta Tesfi ovata acut& Spims divergéntibus , Ca* lumelJd fubquinque-plicata. Murex Ceramicus. M. L. U. 634* N. 308. Bonann. Rect< III* f. 368* Verrucofö Ceramlca* RÜMPH. Kar. T. 24. f, A & T. 47* f. L. GUALTlC Test. T. 55. £ D. ARGENV. Conch. T. 18. (i*; f. E* Knorr>^«, II. D* Pl. z* U *• VI*D# PU 3^ f» gg ïo DEEL. XVI. STUK» IJO BfiSCHttYVINO VAN VI. gehaalde van Rumphiüs komen voor op da Afdeel. Zuidkust van 't Eiland Ceram , en daar van Hoofd- heeft deeze Soort den Latynfchen bynaam. Hy stuk* meiktze als de groot fte Soort van Pimpeltjes aan , hebbende een uitfteekende Top en op de Gieren zeven uitfteekende Knobbels als flpmpe Doornen , die tot aan den Top vervolgen : dan ftaan 'er nog andere mindere op de Rug, en daar tusfchen zyn Plooijen: des men deeze, te regt Getakte Switzers- Broeken noemen mag. De Schaal is van buiten doodfch, Aardverwig en aan de Knobbels zwart : voorts zeer dik en hard, als of het een knobbelige Steen ware. Aan den Mond zynze vuilwit 3 en het Dier fluit denzelven met een langwerpig Luikje of Na- geltje, dat men in de Reukwerken gebruiken kan. Dit hebben zy met de twee voorgaande Soorten, en met het Geflagt der zogenaamde Purperhoorens , welke Rumphius Murices tytelt, gemeen* ccccxxxiii. (433) Voluut, die de Schaal Eyrond en eeni* niuta vermaate zeflaart , met de Gieren aan Peer. den lop gejtreept , de Spits langwer- pig en zeer glad,* de Spil met drie Plooijen heeft. Men (433) Voluta Testa obovaté fubcaudata, Sphx Anfra&ibus ftriatis , Apice produ&o glaberrïmo , Columeïla triplicarê* RUMPH. Rar< T% 36. f» 7. GüAL TH. Test, Y* 46, ft C* Knorr Verzam VI. D. PU 37* 6 U DE V O L Ü TJ T E N. 177 • Men vindt * onder de Conchyliën , Agaace VI. Peeren, Gebraade en Gedroogde, als ook Ge- 4™EEX* fakte Peeren, gelyk wy vervolgens zien zul- Hoofd- led. Das Worden Hoorens genoemd van eene STUK^ Peeragtige gedaante , met dergelyke verande- ringen. Sprengler vondt in Tranquebar een Hooren, die de Schaal Peeragtig hadc ep Golfswyze geftreept, met bïeeke Stippen ge- bandeerd zynde : den Top Cylindrifch aan den Grondfteun hoekig hebbende , zeef glad eö ftomp : de Staaft uicgeftrekt wyd ppen en niet uitgefneeden. Deeze omstandigheden en de drie Plooijen aan de Spil doen hier zeker re Hoorens t'huis brengen, die men geknobbeU de Peeren kan noemen $ omze van de anderén te onderfcheiden , of enkel Peeren , om dat de aangehaalde Afbeeldingen > van Rümphius en GüALTHiERi, anders niet ftrooken zou- den* Ik heb een kleine., die geheel wit is, en , uitgenomen de Knobbels , die hy heeft, zeer met dat Laphoorentje van den eerst ge- melden overeenkomftig : ik heb een groote, van een half Voet lang en by de drie Duimen 4ik, die bleek geelagtig is van Kleur Deeze fchynen hier t'huis gebragt te moeten worden. (434) Voluut* die de Schaal Éyrondagtig ericcccmiv. rr Voluta effen Lappowca* * Lapfche (+34) Voluta Test& obovatfl laevi, Spira acuminatÉ, Ventre L3ph0a* dilatato. Rux^PH. Har, T. 37* N. 3; SflB4 Kab» III, T/eav 57. f. *6* KnoRR Verzam* VÏ* £>• HÏ* IU £ S» M 1 Deel* XVL Stuk* 178 B É S C II R YV I N G VAN VI. effen , den Top ge/pitst en het Lyf ver* A™L' breed heeft Hoofd- stuk. Deeze wordt, gemeenlyk , Lapland/die Lap* hooren geheten , of liever Lapfche geplekte Lap" hooren. I e Aantekenaar op Rumphius zegt, dat het txempLar, doof hem daar ingevoegd^ zynüe het eenigfte toen bekend, aan den Heer de Jong uit Lapland was toegezonden. In dat Geval zou de eerstgemelde naam niet on- eigen zyn ; doch Seba hadc 'er een uit Oostin- die gekreegen en L*nn^ s (telt de woonplaats in de Westindiën: des het beter is, den laatst- gemelden naam te gebruiken. By Rumphius vindt men ook een Westindifché afgebeeld, met weinig Kleur. De andere was geelagtig wit met zwarte Stippels en Vlakken. De my- ne is met bruine Stippen en Oranjekleurige Vlakken getekend op een Vleefchkleurigen Grond, Die van* s k a hadt den Mond van binnen geel en vol Tanden Meent men hier de drie of vier Plooijen mede, die aan de Spil zitten f dan is het een zeer zonderlinge uit- drukking , in 't miïifte niet toepasfelyk op deeze Hooren, die een breede gfadde Lip en de Spil voor 't overige glad heeft. Zy be- vondt zig niet in het Kabinet van de Konin* gin van S weeden. V. Die Buikig zyn of Bakagtig* I DE VOLÓÜTENo I?9 (435) Voluut 9 dfc de Schaal uitgerand en VI. Buikig 3 den Top gekroond heeft met Af^u gewelf de Doornen , een Tepelswyze Punt Hoofd- * daar tusfchen en de Spil met vier s^uiu PloOljèn* * ccccxxxra ■ - . , ; ■■•'*] : J&tbiopica. Dat dè genen , die men Kroon -Tepelbakken^00^ f noemt 5 nier bedoeld worden, is uit de aan- gehaalde Afbeeldingen blykbaar. d'A r g e n- vilï-E noemt deeze la Couronne d9 Ethiopië t of de Ethïopifch'e Kroon; waarfchynlyk , om dat dezelve ook voorkomt aan de Kusten van Ethiopië. Rüm.phius verhaalt , dat deeze Hoor en s niet op Amboina 5 maar aan de Ei- landen ten Zuidoosten, inzonderheid x>p Key, vallen. Hy maakt daar mede een aanvang van zyne Voluuten, waar door hy de Tooten en dfergelyken verflaat* Bonanni fpreekt van zodanig ecne, die Marmeragtig wit van Kleur was 5 met twee Banden van Kastanje - bruine of Violetkleurige Vlakken * en zyne Afbeel- ding toont a dat hy de Moesjes - Tepelbakken — meent, die fomtyds ook gekroond zyn, gelyk men (435) Voluta Testa emarginata ventricofd , Spka coronata Spinis fornicacis , apice Papillari , ColumeUa quadriplioata* M* L. U. 59^ N* 241. Latina* Bon\nn* Recr4 IIU r«, RüMPH* Rau T* 31. f* A, t Gxjalth. Tesu T* 29* f. H, I. SEIS. ICab* ULT* 65. f« 2S 4, 10-12. & T. 66, f. 8, 9 s* 10, 6, 7, 3, i5* Couionne d'Ethiopie» Arginv* Ccnch* T. 204 (I7> U F, KNOR R Verztm* \U D* 4* & ^ \\ Dt B. 8» f. u M a X» I)E£L. XYI. STUK4 iSo Beschryvihc V h H VI. men' dit in 't Wérk vin Se ba kan befchoW Afdeel. weiv |-je mynenj zo v/el Gekroonde bruin- Hoofd- roocle met blëeker Banden , ais de Moesjes- £Tük. Tepelbakken , die geelagtig zyrr met bruine: Vlakken f hebben aan de Spil niet meer dan drie Plöoijen. Het Dier* Om dat deeze Hoorens van' aanmerkelyke pi. cxxi. grootte vallen , zo is het Dier derzelven ook zwaailyvig. De Heer W. vAjsf der Meü- ien j wiens Kabinet met heerlyke Stukken, in veele opzigten , praalt, zodanige Dieren bezittende, zo v/el in als buiten de Höoren , heeft my dezelven tot de Afbeelding geleend* Op Plaat CXXI , derhalve , ziet men in Fig. t , een gekrooiKle Moesjes-Tépfclbak, met het Dier daar in. Dus openbaart zig alleen deszelfs Voet , en 9t blykt ; dat deeze Dieren geen* Dekzel- tje of Schulpluikje, of zogeilaalmde Vedus* Navel , hebben» In Fig. 2, vertoonen wy het Dier uit een grooter Tepelbak, waardoor zig behalve gedagten Voet , en daar boven y de Kop laat zien van de Slak, met zyne kór- te Hoorntjes en Oogen , vanboven geftreept,- van onderen een dikke Snuit of Zuiger uiti*ee* vende. Agter den Kop is een puntig Deel, en ter zyden vertoont zig een bont geftreeptr Vingertje, dat eene Sleufswyze holte heefte- en atkomt van den Mantel, die hier ingetrok- ken is en , volgens Adanson, ook flegt s'deri 1 binnen- Wand van de Schaal bekleedt, zonder daar buiten uit te komen: doch de Voefr vaa dit £ E Volüüten. dit Schülpdier, zegthy, is zo groot, dat, als Vt dezelve uitgebreid is , de Hqoren naauwlyks l?*1* een vierdedeel daar van bedekt. Hy is dan Hoofd- eens zo breed en de helft langer ,dan de Hoo* STU*» . ren : maar in nieuwgeboorenen blyft de Voet binnen de Schaal. Het Vleefch van dit Dier, voegt hy 'er by p is bruin , naar 't zwarte trekkende £ doch in deeze Voorwerpen graauw- agtig: de Oogjes zeer klein en zwart en naar evenredigheid zo groot noch blykbaar niet als in andere Schelpdieren^ C43<5) Voluut f die de Schaal uitgerond en ccccxxxvi* Buikig , den Top met Gieren heeft , die Cymltm. Geatswyze uitgehold zyn en gerand , ^co^a" met eene [niet} Tepelswyze Punt P de Spil met twee Plooijen. Schoon de aangehaalde Afbeeldingen het te- gendeel fchynen aan te duiden > blykt niette- min uit de befchryving van dat Exemplaar, 't welk zig in 't Kabinet van haare Koninglyk SjAreedfche Majefteit bevondt , dat hier de On- (436) Valuta Testa cmarginati Ventrïcofa, Spiia Anfrafti- bus canaliculato-margiisatis , Apice [non] Papillari , CoIumelÜ bipllcau. M. L. U. 599, Nt 242» Cochlea altera magna; Column* Purp* 29» T* 30* £ 3* Bonann. Recr. lïl. f"« 6, GUALTH» Test. T. 29. U Éi SE B. Kab. T, 65* £ 5 , 6, & T. 66. f* 5 , *S. A D A N S. I. T# 3» f. 24 KNOKR Verzon. II. D. Pl» 30. f. 1: V« *l,xS.f4 2, M 3 1* Deel» XVI. Stuk, 1$$ B E S C H R Y y ï N C VAN yi- Ongetepelde Tepelbakken, waar onder ook die LLEL#men Jokoba- Kruikjes noemt 3 bedoeld worden. Hoofd* Derhalve is dan ook die Aantekening van $TüF LinnjEüs, de Navel zonder Tepel, verkeerde* lyk by de voorgaande Soort geplaatst. De Jakoba- Kruikjes 5 weet men * 2yn lang en fmal, deeze hebben aan de Spil fomtydsdrie; en die andere Bakken 3 hoedanigen ik 'er heb van zeven Duim lang en vyf Duim breed, hebben drie of vier PI ooi jen. Daar tegen ko- mmen wederom getepelde voor, met de Gieren Sleufagtig , ein voert f437) Voluta Testa emarginata VentricolU, Spiré fcevigata, apice Tapillari , Columella quadriplicata. M. L. U. 599» N# 2^3* Concha Perfica* Aldko v. Exfang. 560, Column. Aq* T. 69. f. 4, 6, Lis T. Concha T. 794. f« i4 B O N A N N. Itecr* III f* 2. GUALTH, 7>r/* T. 29. f4 A* AR GE NV, Cmcb* T* 2 o. (17) f. G. KLEIN Oftrac„ T. 5* f* 97- ADANS. Seneg. l* T. 3* f- i. KNORR Perzam. V* 1). Pl. 28. f. 75 YI. D, PU 22. f. 2. M 4 I. DUEL. XVI* STUK, JJbscmryvinc van VI. voert den naam van Cymbium Ibericum, m dit AFLIE^ ^dt Li^N^us toegepast op de voorgaande Hoö£d- Sóórt', zeggende 5 Habitat in Mari Iberico* «tuk.! Van waar zulk een verwarring? Jaarjyks, in de Maand April 9 worden zo veel Tepelb^kken , door ongefüiime Zee, aan de JvuSc van Afrika ^ by Kaap Verde , op Strancl gefmeeten , dat de Oever 'er foiiityds aïs gé- Leti mede bedekt is. De Negers noemen dé- zelven %fl Men vindt 'er twee Soorten van , de eene ronder of Buikiger, de andere byna Cylindrifch Beiden vallen zy tot omtrent een Voet lang en de laanfle wel daar boven , zynde tweemaal zo lang a!s dik. De eerstgemelde, die tot deeze Soort behooren zoude , is in volwasfenheid , zegt Adanson, van negen tor rien Duimen lang, op zeven of agt Dui- inen breedte, Van buiten is de Kleur vaal, fomtyds met witte Vlakken gemarmerd : van binnen h de Schaal wit3 en ongemeen glinfte- rende De Tepels wy ze Top zit in eene hol- ligheid , van de eerfte Gier gemaakt , zynde zeer fcherp van Rarid. Zy hebben een zeer wyde oyaale Opening 5 wier buitenfte of regeer Lip fcherp gerand is, en de andere binnenfte óf flinker Lip vier Tanden heeft ; dat eigent- lyk de Plooi jen zyn van de Spil, irieermaalen gemeld. De Verfcheidenheden (zegthy), die men in yerfchillende Exemplaaren van deeze |, Hoorens waarneemt, hangen af van derzel- „ ver p E VOMÜTEN, i3 ver Ouderdom* De Jongen pyti doorgaans vï* 3, een weinig langer: haare breedte is de helft lF£F^L? 3, minder dan de langte de Top is platagtig: Hoofd- '9% die d,er middelbaaren is gerond ; maar detus«STUK*. „ fchenruimte, die tot affcheiding ftrekt vap „ de eerlte Gier , is fchuins uitgehold. In da % Ouden, in tegendeel, is de Top platagtig of „ trekt een weinig naar binnen , en de tusfchen- 33 ruimte der Gieren aan den Top is platagtig 5, of Horizontaal. Men ziet doorgaans niet 3, meer dan drie of vier Tanden aan de flinker 5, Lip van de Opening, doch ik heb een mid- 33 delbaare van grootte, die uitzondering hier „ iq ep maakt , als hebbende vyf zeer duidely- 3> ke Tanden.!' 3, Schoon ik deeze Schulpdieren nooit ge-vrttee« „ paard heb kunnen betrappen, is 't doch teUng* 3, vermoeden dat zy Hermaphrodieten zyn, 3, aangeziep Jk leevende Jongen gevonden heb 33 in 't Lighaan) van de meeften, inzonderheid 33 geduurende de Maanden April en Mey. 33 De overeenkomst , die 'er is tusfchen dit 33 Schulpdier en eenige anderen, welken Her- „ maphrodieten van dit flag zyn , zou verder myn denkbeeld bevestigen kunnen (*). ^ Maar, (*) Te vooren hadt hy verzekerd , dat men Mannetjes en Wyfjes, afzonderlyk, vondt onder de Tepelbakkcn* Dans les uns le Sexe est distingué ; on voit des individus Maks et des individus Femelles / comme dans le Vet , la Pourpre yla Toupic , fyc. Dans les autres k Sexe est rcunl & ceux-si font appelles L Deel* XVk Stu&» JS5 BESCHR YVING VAN A -deel ?* Maar, 'c Seen * met grooter zekerheid km LL ' » yastftellen , is dat het Joogwerpende zy, en Hoofd- „ dat deszelfs Jongen, ter wereld komende, s?Ff' 33 Schaalen draagen die reeds de Jangte vaneen 3, Duim hebben Ik heb 'er maar vierofvyf 3> gevonden in ieder Dier, dat misfchien dezel- ven, geduurende de eerfte Maanden, zoogto „ 'cGeen my reden geeft om dit te denken, is, „ dat ik 'er yerfcheidene gezien heb , die haare ,5 vyf ongen droegen in de Ploojjen van haa- 3, ren Voet fchoon dezelven reeds eene Schaal 9 hadden van anderhalf Duim lango Gebruik. . gfe daar Jongen van eene verbaazende grootte voor een Schulpdier 5 en men kan „ begrypen , dat de Ouden * die dezelveii 3, voortgebragt hebben 5 opfc vap eene aan- 3, merkelyke grootte moeten zyn. Dus ziet 3, men 'er, die tot zeven en agt Ponden wee- 3, gen. Haar Vleefch, vooral dat van den „ Voet , is Lederagtig en zeer hard , doch 33 ftrekt niettemin tot een groote onderfteu- 3, ning voor de bewooners van de Kust , die 3, dezelven , als zy overvloedig zyn 3 rooken „ of in de Zon droogen , om 'er , in tyden 3, van gebrek , gebruik van te maaken tot 33 hunne Spyze, Zy verkoopenze ook wel y 33 met en benevens hunnen gedroogden Vifch, » aan JJermaphrodlteSé p. 57* Een wönderhaare onftandvasrigheid in die Autheur, Zie 't voorgaande Stuk van deezc Natuur fyfe Historie, bladz* 6, enz. DP VOLÜUTEN. 187 „ aan 9t Volk dat Landsaards in woont ? die VI. , ze als Stokvjfch weeken en kooken in Wa- ng is, het Dier witagtig, zegt Adanson, wordt geen gebruik tot Spyze gemaakt; maar de Negers bedienen zig van de Schaal tot hec putten of fcheppen van Water, LIL HOOFDSTUK. Befchryving van 't Geflagt der Kinkhoo* rens, waar onder de Belhoorens, ICasket- ten 9 Bezoars , Harpen , Pennen betrokken zyn; zo wel als de Hollandfche Wulken en der» gelyken» Die Hoorens , welke in 5t Latyn Buccina ge- Naam* noemd worden , in \ Franfch Buccins, noemt men in 't Nederduitfch Kinkhoö- uens, De Latynfche naam betekent een Trompet of Oorlogs - Bazuin ; doch de Hoorens , welke daar allermeest naar gelyken 3 zyq door L 1 n n jk u s tot het Geflagt der Murices betrok- ken, of liever, hy heeft dezelven verdeeld in de volgende Geflagten> Ook hebben de meefte Autheuren haar met dezelven verward : Pli- NXU$ I. Deel. XVI, Stuk* *88 BïsCH R ï V l N ö VA U VI. »iü3 begry.pt de Rotshoorens , Kinkhoorens ™H.L* en Pörperhoorccs , akemaal or^der den Griek- Hoofd- fcbeft naam van Cerix. Den Nederdpitfchen stüic. paam van Kinkhooren kunnen de meeften mee legt voeren , pm dat zy eenen Krulswyze ge- draaiden Top hebben. kejimer' ^e Ke^mei^en van #f Geflagt beftaan in ee- ne Eepkleppige Spinale Schaal, die bultig is, en eene Ovaale Opening heeft 3 uitlqppende in een Sleufje pf ftompe holligheid aan de regter zyde vm den Mond. Zy hebben een botte Staart en de binnenfte Lip of Spil ongeplooid. Het is een Slak. Soorten, ^ Geflagt komen een-en-vyftig Soorten yoor, die in agt Afdeelingen onderfcheiden zyn. De eerde bevat de genen , die het Lyf rond en dm gefehaald hebben^ waar onder de Belhoo- rens en dergelyken: de tweede, die paar Kas- ketten gelyken : de derde, die men JBezoars noemt, en anderen: de vierde zodanigen , die de Spil bezet hebben met een Eeltagtigen Zoom: de vyfde, da^r de Spil als afgefchraapc en plat is , gelyk in de Harpen : de zesde die de Schaal ^eer glad en als Vettig ; de zevende die dezelve Hoekig of gerimpeld hebben, en de agtfte de genen, die men gemeenlyk Pen- nen, Marlpriemen, epz. noemt* I. Die Flefchagdg opgeblazen rond zyn , met eene dunne , halfdoorfchynende , broofche Sciiaal. (438) d * Kinkhooren & 189 Kinkhooren , <&V de SWiooï rondagtig VT. omgord met .jtompe Sleuven, die &pvket* rfoor £m verheven Streepje onderfcheiden Hoofd* JtQf»*! en de Opening ongetand* stuk. CCCOCXXYI1S Deeze wordt by de Inlanders Ajuinfchil ge~ oïwïum. lioemd wegens haare figuur en de dunte der Aiuinfehflj Schaal , volgens Rumphiüs,, die als" Parke- ment is en bruinagtig geel, Hoe wyd ook de Mond zy, legt het Dier doch in deeze en de volgende, zo hy getuigt, even als in de Te- pelbakken , geheel bloot en zonder dekzel 1 waar uit dan blykt, dat die Dekzelen, Veffiis- Navels of Schulpluikjes , niet am alle Schulp- dieren noodig zyn , tot derzelver befchutting* Deeze Soort valt in Oostindie, (439} Kinkhooren, die de Schaal fcheef Ey- CCCCXXXÏX» rond, opgeblazen , omgord heeft meta^lT™ Sleuven , die van voor en dubbeld zyn -M***»* én de Opening, ongetand* Tot deeze Soort behooren de gewoone BeU hoo* f438) Buccinum Tesüa fubrotunda, cin&d Sulcis obtiilïs, £ineola eleVara " interftih&is , Apertura edentula* Syst. Nat* Gen* 325; Vkt. Gaz. T* 99» f4 ii* RUMPH* Rar* f. 17. f. D? GUAtTH. Test. f* 4+4 f* T. ICNORR Ver* tam, V. D* PU 12. f* (439) Buccinum Testl obovati inftata , cin&a Sulcis antice geminatis, Apertura* edentula. tS'yir» Afar. XII* BoNANH* Aecr. III. T* 183. G UAL Th* Tm, T* 4.2, A» & D JEE Ja* XVI* STUS* JBÉSCHRYV'I N G V A 11 VI. hoofens , die van Kleur roodagtig bruin zyn V Af£^l# en haar afkomst hebben uit de Middellandfche Hoofd- Zee. Zy vallen wel zo groot % hó'ed'anigen ik stuk» *er heb, als een Kinderen Horrfd. Die,- wel- ke Gehande Ajuinfchil heet by Rumphius, fchync hier toe te behoóren. ccccxl. (44°3 Kinkhooren , diè de Schaal Eyrond op» rTrTx™ geblazen, èenigermaate gejleufd en met Fatrys/ Wit gegolfd y de Opening Tandeloos heeft. De Tekening van de Schaal , die als met Penneveert jes is verfierd , en dus wit cn bruin gefpikkeld , geeft 'er niet oneigen den naam aan van Patryshooren of Patrys als veel ge- lykende naar de Pluimagie van dien bekenden Vogel. De breede platte Ribben, tusfchen de Sleuven , zyn dus zeer aartig in fommigen ge- marmerd. De Patry/en zyn hedendaags 3 ge- lyk de Belhoorens, vry gemeen en niet kost- baar. Veelen hebben den Top paarfchagtig* Sierlyk blinkt de gedagte Marmering, door de dun- (440) Èuccinum Testa ovata infiata fubfulcata alboque undu- lata, Aperturé edentula. M. 3U U. 600. N* 24** Caslida Ne* fitoides minor variegata. Column. ~4q, T. 69* K 5« Ba- KANN, Recr. III, f 191. LiST* Conch, T. §99. f. 1 Cochlea Pennata. Rum B H, Rar. T. 27- C. G' ualt h0 Test. T. 5ï* U Perdcix. AEGENV. Cóncb. T. 20. (17) CADANS, Seneg. U T. 7 , f. 5- Se B. Kab* IH» T. 68* fö KNO KR Ftrzam, III, T>* PU 8* f* U DE K I N K H O O R E N 3. I£l dunne Schaal heen , wanneer men ze van bin- vt nen tegeri 't Licht befchouwt. Adanson^™^' die deeze Hooren Tefan genoemd heeft ,vondt- Hoofö. Ze aan de Kust van Afrika wel tot zes IM-stuk. men lang. Dat zy in Oostindie vallen blykt uit RüMPBius. Linn^eüs ffcelc de woon* plaats aan de Kusten van Amerika. {441) Kinkhooren, die de Schaal Éyrondmet ccccxli* Jiompe Sleuven omgord en de Opening getand heeft. Dikiip. Deeze noemt mén , zegt Rumphius de tiïklippige Oliehooren. Dat zy dik van Lip zy is uit de Afbeeldingen blykbaarj doch de Ge- tande Mond onderfcheidt haar ten voornaam- fte. Bovendien is zy ook fterk geribd en ge- plekt met geelagtige Vlakken op eenen blee- ken Grond. De afkomst is uit Oostindie, ai- waar men de Belhoorens veel gebruikt om de Olie, wanneer die van de Kokos - Nooten ge- kookt wordt y af te fcheppen , en daarom aam deeze Hoorens den naam van Oliehoorensgecft: doch dezelve behoort eigentlyk tot de volgende Soort, die grooter valt en eene dunne Lip heeft. (442) f441) Eucclnum Testi ouata cin&a Sulcis obtiifis , ApcrturÉ dentata. M. L. ü* 6oo„ N* 245 Barrel. Uon% 1325* f« 12. Cochlea ftriata altera. R u M P H Rar* T* 27. f* B+ Gu alth» Test. T# 51. f* C ARGENY* Conch* T* zo* {17) f. l. KNoitn vémm* Vh D«PU 23* l XVI* STUK» ïjfe Beschryving V A Iff vié C442) Kïnkhooren $ dis de Schaal Eyrond 9 ^IAIU omgord met Jlompe Sleuven , die ver vari Hoofó- elkander af zyn, en de Staaft uitjleekeri- stuk. 9 de heeft. CCCCXLIU fhGu™ Dat onze Ridder hier van Stompe Sleuven Éc'hooren ^Pree' dat is deeze Bel- en de Patryshoo- rens, beiden, onder de genen die Dekzeltjes hebben geplaatst : ja hy geeft 'er, 'c geen zon- derling is, een Elliptilch of Ovaal Dekzeltje, N dat I- Deel. xvi, stuit. r 194 B B S C H ll Y V 1 K o vilt VI* dat Hoornagtig is, aan. Ik ben niet in Haat* MV' om ^eeze tegen ftrydigheden op te helderen , hoofd- alzo ik het Dier niet heb van deeze Iioorens. STUK» cccoiLim C443) Kinkhooren , die de Schaal met vier Buuinum fy-fa van Knobbels omgord en de Staart hchinopko- Jm ö tum. mtjteekende heeji. Geknob- belde Hel- hooien* Deeze is in *t Werk van Rumphius by- JF/V.0^11' gevoegd , en heeft haar afkomst uit de Mid- dellandfche Zee , zo Linnjeus aanmerkt. Dit is ookblykbaar uit BonanNi, die zegt,- dat zy aldaar dikwils tot Spyze wordt verza- meld, hebbende dan eene Tufagtige of Muis- vaale Kleur, doch die, welke Rondele- ïiüs Echinophora tytelt , zegt hy, was wit van Kleur en zeldzaam. d'Argenville merkt aan , dat de algemeene Kleur vaal is van deeze Geknobbelde Belhoorens'y uitgenomen , dat zy den Mond wit hebben. De Afbeel- ding van deeze Hooren met het Dier, op PI. CXXII. Fig. 1 > is van hem ontleend, doch de duifterheid der befchry ving belet my, die te gebruiken. Men vindt 'er die geel van Kleur zyn. Dat zy de Staart niet opgewipt hebben* onderfcheidt ze van de Kas- (44'ó) Eucc'mvm Testfl Cinguiis quatuor tuberculofis , Cuidi prominente. M. L. U* 60 h N. 247* B ONANIE. Keer. 111- f, 19, 18* llüMPH» Rar. T« 27. f» I. AR GEN V. Conch* T. 20. (17) f. F. Ginann* Adr* tU T. 5. U 43* Seb» KaK III, T. ÓS. f. 18* KNOIIR Vcrzam. I. D. Pl> I&ftXtf t) E K I N K H O O R E N S. 195 KASKISTTEN^ VI. Afdeed. T 11 II. Die Helmagtig zyn met een kort timp hoofd- geboogen Staartje en den Mond getand, stuk. (444) Kinkhooren, die de Schaal van voorenccccxiivi eenigermaate geplooid en kruislings ge- jlreept heeft 9 met de Opening getand en de Staart omgekromd. Deeze behoort onder de Kasketten , en worde dus van B'onanni befchreeven. Zy vertoont zig aan de ééne Zyde als overlangs geftreept iynde, en met Saffraankleurige Vlakken, die in de gedaante van een Kruis geplaatst zyn \ ge- tekend, even als een Zyden Kleed, met Gou- de Bloemen doorweven: aan de andere Zyde ziet men een naauwen Mond , hebbeüde d$ fceide Lippen wit en getand , 't welk by de bruine Kleur , daar het inwendige mede be« fmet is, fterk affleekc. Bovendien is zy, van den Top tot aan de Tip , omgord met een wit Zoompje, dat door rosfe Streepjes over- dwars verdeeld is. Over 't geheel fchynt z^f als met een wit Kleed , dat met Gouddraad door* (444) Buccïnum Testa antice fubplicata , decusfatirn fubftcia- ta , Apertura dentat& , Cauda recurva» Bonan n<> Recr< III* f. 156. GUAXTH, Test. T* 40. f* C4 Casqitf. ArgenVo timek. t. jfi (ij; f. D? Seb» Kah HU T. 7$> tÜh KNOHR Verzam. IV. D. PU f, f, U x N 2 I* DEEL* XVI, STUK* ip£ Beschhvinc van yjt doorweven is, overtoogen te zyn, en wordi Afdeel, derhalve, van de Franfchen, Zilver -Laken ge» LH. ty teld, HOOFD- J STUK» • f445) Kinkhooren , dze & Sc^aZ Tolrond* BucciKum met Kuiltjes geflippeld en gekroond , de Gdboomde Opening getand en de Staart omge* Kaskct. kromd heeft. Tot deeze Soort behooren de Gebreide Kas- kenen, dus genaamd, om dat de Oppervlakte zig als Breiwerk vertoont , doordien zy ge- heel met Kuiltjes bezet is. Van dit flag ko- men 'er voor die zeer fraay zyn, van wegen haare witagtige Kleur, met Geel gewolkt en met Saffraankleurige Vlakken, zodanig dat zy byna die van de voorgaande Soort evenaaren, In de kleinen heeft dit byzonder plaats , die ook eenigermaate gehoornd zyn , doeh grooter wordende, gelyk ik 'er heb van negen Duimen lang en zes Duimen breed aan den Mond 3 dan hebben zy zo groote Hoornen , dat menze^ deswegen , niet onaartig , Osfehppen noemt. Men geeft 'er ook wel den naam vai> Storm* hoed aan 5 die eigenilyk het woord- Kasket ver- dtritfeht. f445) Ruccinum Testa turbinata Scrobiculir» puo£ata caro» nata Apertura dentata , Cauda recuiva» M* L. U* 602. N» 249* Murex Triangularis* Rond, Test. 2, 77* Bonan'n* Recr* III, f. 155. R UMPH, Rar.T* 23»A,N,i. GüALTH» Ttst. T* 40. f* Dé S v.h. Kah VI T. 73. & 7, 8 , 17, i£y Knor r Vtrzam. III. D. Pl. f# u DE KlNKHOOUENs* I97 düitfcht. Bonanni zegt, dat de Schaal van VI. deeze Turbo alle anderen in grootte overtreft. Afdesl* Die hy afbeeldde was wit, met drie Saffraan- Hoofd» kleurig en Goudgeel gegolfde Handjes. Men stuk, vindtze ^ voegt hy *er by, fomcyds wit, Wyn- agtig , ros en Amethystkleurig gemengeld, hebbende bovendien , op de uitfteekende en omgeilagene Lip , vyf Merken , die haar ten hoogfb verfieren. Dit is de eerfte Soort der Stormhoeden by RuMPHius, die aanmerkt, dat deeze Hoo- rcns in de jongheid veel meer (lompe Hqo- rentjes hebben , dan oud wordende. Dat in dezelven de aangroeijing tevens door aanzet- tinge gefchiedt , t'elkens van een halven Gier, zegt hy, is blykbaar, wanneer men de/>elven aan flukken flaat. Dan ziet men aan de bin- nenfte Gieren kleine overblyfzels van de oude Lippen, welke aan den Top altoos duidelyk waar te neemen zyn. In de kleinfte gebreide Kasketjes evenwel , die geen twee Duimen lang zyn , vind ik de drie zogenaamde tekens van aangroeijing aan den Top zo wel als in de Osfekoppen , en in deeze zyn de Zoompjes naar evenredigheid dikker dan in de kleine. Kan meiv-dit daar mede overeenbrengen, dat het overblyfjes der oude Lippen zotiden zyn? Groeit dan een onnut Deel nog verder aan? Menvindtze, zegt die Autheur, dik wils met Zeegruis begroeid en dood in dat gedeelte, 't N 3 welk I* Deel. XVI. Stuk, 198 gESCHRYVINC VAN VT. welk boven het Zand heeft uitgeftoken, Zy AfLllh ^omen voor °P v^akl. KNORR lTerzam, IJ. Dt Pl. 9. f. 2; IV. D. PU U CCCCXLVT. Bucc'mum rufum. ■ Roode ÏCaskeu DE K I N K H O p R E N S. 199 halve de ronde Knobbeltjes, met korte Groe- VL ven en Ribben verfierd, die als de Veders van een Hoen gefchilderd zyn. Men vindt van dee- hoofd- ze die bruinrood van boven, als ook die Roo*stuk. zerood zyn; doch de Mond is, altoos, gelyk raauw en bloedig Vleefch of geelagtig vlam- mende , en het Vleefch van 't Dier trekt ook naar het roode. Men vindtze, zegthy , weinig, en zy worden van de Maleijers veel gezogt om ?er Armringen van te maaken. Dus blykt dat de woonplaats van deeze Soort ook is in Oost- indie. (447) Kinkhooren , die de Schaal met twee ccc«lvh# ryè'n van Knobbels omgord en de Staart ^Zro/uZ. omgekromd heeft. bdde°^ Hier worden die Westindifche Kaskenen be- * * doeld, welke men Bonte zou kunnen noemen, in vergelyking met de voorgaande Soort. Op eenen witten Grond zyn zy zeer fraay met bruin, geel en paarfchagtig blaaüw, in veeler- Jey verheffingen en verflaauwingen , met aller- ley Golfswyze bogten, gefchakeerd. Derge- lyken zyn het, daar Pater Labat van fpreekt onder den naam van Lambis of Casque, en waar van de Slak, zo hy aanmerkt, een niet onaan- genaam (447) Buccïnum Testa cingulis duobus tuberfculo&s , Caud& ïecurva- M» L* U* öö2« N. 248* LAB AT, Itin, 5 p* 262* GUALTH* Tesu T, 41* KNOR K Verzam. JU, D. PL io» N 4 ï. Deel. XVI. Stuk. 200 Beschryvinq van VI. Afdeel LIL Hoofd- stuk. genaame Spyze is > wanneer zy wel toegemaakt wordt, op de Westindifche Eilanden. Haar Vlecfch, zegt hy , is blank en hard, en har- der naarmaate de Hooren grooter is, moeten- de lang gekookt worden , eer zy bekwaam tot de Verteering is. Zy zyn echter vet en goed van Smaak. Het eerite Water , daar zy in ge- kookt zyn, wordt gemeenlyk weggeworpen; dan kookt menze in ander Water gaar, en, na dat zy daar uit renomen en uitgedroopen zyn* fnydc menze open, om den Darm uit te haa- ien. Vervolgens wordt dit Schuïpdier in Schy- ven gefneeden , dan met Boter en Speceryën gêftoófd eft met een züure Eijer-Saus gegeten. Van de Hoorens, die men aan Ttukken gefiagèq beeft, of daar het Dier met een Haakje uitge- haald is, Lan een zeer goede Kalk gebrand worden ; doch dezelve vereifcht een geweldig Vuur. M en vindt in alle Hoorens byna een half Glas vol Water Zy vailen van tien toe tién Duimen lang, en van tien tot twaalf- Ponden zwaar. Jiucclnum ' 'jFiimnitv.w Gevlatnd* ' (448) Kinkhooren , die de Schaal een weinig geplooid en gekroond heeft; de Opening getand en de Staart omgekromd, Deeze moet , volgens de befchryving van (44*) Buccinum Testa. fubplicau fubcoronata , Aperturi dentaiA, Cauda reoirva» M, L. ü. 603, N. 251 BONANN^ Reer* HU f. lót* K u MP H. Rar. T. zs> N. 2. de Kinkhoorens. me yt Koninslvk Sweedfche Kabinet, van ce Roo- VI. de daar door onderfeheiden worden, dac zy geen Knobbels heeft dan aan den Mats alleen. Hoofd* Die uithec Werk van Rümphiüs, hier aan- stuk» gehaald, hadt de Oppervlakte fraay bruin ge- vlamd en weinig geknobbeld, zynde zeer onge- meen. Bonakni zegt, dat de zyne van de Eranfchen een Beurs genoemd wordt , 't welk mooglyk op de rimpelaguge Plooijen zal zien , die onder aan den Top zig bevinden , en op de Buikige rondheid van de Schaal. Zy was Vleeiehkleurig , zegt hy , met Goudkleur Wormswyze doorweven : doch de Merken aan de Lip waren zwartagtig. B E Z O A R S» (449) Kinkhooren , die de Schaal Eyvormfg <*ecxvx* kruislings gejtreept en glad, met ver- restieuta^ hevene Streepen overlangs , de Opening getand heeft en de Staart omgekromd. De juifte affcheiding der Kasketten en Be. zoars nog niet bepaald zynde, wordt deeze van fom- f44.9) üuccinum Testd obovata decusfanm fttteti laeWgati , Sttifs elevatis longitudinalibus , Apertura dentarê , Cauda re» ciuva. M. L. U. 694. N„ 251* Bon AN N. Recr. Igu'&xéx* RUMPH. Rar. T. 23. 6 3» GüALTH* Test. T. 39. f. C» SKB. A"^. IIU T. 72, f. 17-20. &T.73.f. I9f20# KNORF, tsrzam. IÏU *>, VU 8. f. 2. & IV. D. ïi, 6t ft I. ■ N 5 I, Deel* XVL Stuk, 20% BnCHItYVING VAN VI. foramigen een Kasket , van anderen een Bezoar AFUlU êet;yteld* Men kanze > wegeI>s de rondheid , Hoofd, dus eigenst noemen , en hierom geeft Ljnnjeus STVK. ?er den bynaam van Testikel aan. Bonanni zegt, dat zy de figuur van een Ey uitdrukt, en als met Goud Laken bekleed is, dat met Purper fchynt doorweven te zyn. Zekere brui- ne Plekken, hier en daar over deeze Hooren verfpreid, geeven 'er den naam aan van Ge- pekte Bezoar. ccccl* Kinkhooren , die de Schaal kruislings Buccinum geftreept heeft met vierkante Schubbe- Gefchubde tjes , de Opening getand , de Staan omgekromd. Deeze behoord onder de Gezoomde Bezoars, en men noemtze wel Dubbeld Zoompje , om dat zy aan ieder zyde een Zoom heeft. De Spil heeft eenige uitfteekende Stippen , en de bui- tenfte Lip is van binnen getand. VVy noemen- ze de Gefchubde , dewyl de Oppervlakte als bezet is met Schubbetjes , dat geen plaats in de anderen heeft. Men vindtze wit en bruinag- tig , ook Loodkleurig , hoedanigen Bonanni van het Strand van Portugal gekreegen hadt* Zy (450) Buccinum Testa decusfatim ftriata laevJgatüi , Squnmu» lis quadratis , AperturA dentaté , Cauda recurva* M. L. U* 604» N. 253* Buccinum par/uin* RONDKL, Test. 83» f. U BoNANN. Keer, IIT* f« 157* Gu AL TH. TesU T* 40. £» B* KNOR R Vtrzam. II* D. VU 10. £3,4. p E ÏV X N K 8 O p R J2 W $. 203 gy vallen zeer klein.- Linn/bus ftelt de VI. woonplaats in de Afrikaanfche Oceaan. - fdebu Hoofd* CisO Kinkhooren, dif de Schaal een weinig stuk. gefireept > met vier ryè'n van vierkante ccccLr* Vlakken omringd , & Opening getand ^ouïn heeft en de Staart omgekromd. gerote Rumphius noemt deeze Beddekens , qm dat doch deeze z^n zeld~ zaam. Men vindtze ook met een dubbelen Zoom, waar uit de aangroeijing by toezettin- ge, of aanvoeginge van een nieuwe Lip aan den ouden Mond 5 volgens dien Autheur, blyk- baar is* Zonderling is 't, dat men in deeze Bezoars maar ééne Zoom aan den Top, niet drie, gelyk inde Kasketten , waarneemt Vari haare Eijerftokken en Voortteeling is reeds gefproken *. Men noemtze in 't Maleitfch * xi*. fna bewang, om dat het gekookte Vleefch een^.™' weinig naar Look ruikt , en die 'er veel van eéten (453) Buccinum Tësta kvi Papillisque coroaata~ , Labro pos- tlce muricato. M. L, U. 606- N. 256» Casfis cinerea lams* P.UMPH. Rar T. 25. CA.GUALTH. Test, T* 4<>»f«A. 5 RB. Kah lil. T» 71. G II, I2> 13, KNOIRTff» ju, d. pu as* G ï- U Dkel9 XVI. Stuk; ao6 Beschryvinc vait VÏ. éeten krygen 'er een (tinkend Zweet van. fff ATnEL Ambonfche Inham worden zy veel ge- Hoofd- vonden0 stuk:. cccgliv* C454) Kinkhooren , die de Schaal zónder m- Vfax? effenheden en de Lip van agteren ge* Gladde doornd heeft. sezoar. Onder de genen 9 die aangehaald zyn,is het zogenaamde dubbelde Zoompje. De Latynfche benaaming fchynt meer te zien op de Striems- wyze S treepen , welken fommigen van deeze Hoorens overlangs hebben. Sommigen even- wel hebben die niet , en de aangehaalde Afbeel- ding van Bonanni was getepeld of geplooid. Ook zou deeze Bezoar , om naar de voor - gaande vólmaakt te gelyken, (uitgenomen dat zy kleiner was en aan den Top niet Stekelig)* ook Klootrond van Geftalte moeten zyn (*) , 't welk zelden plaats heeft in de Zoompjes. Linnjeus zelf zegt van Eyrond. Ik vind derhalve .de meening duifter» (455) f454) Bucclnum Testa Iscvi tod, Labro postice muricato* M. £»* U. 606. N. 257* BONANN* Keer. UU T. 152* Fimbriata lasvis Rumph. Kar. T» 25. f. E, N. 3, 9. G UAL TH. Test. T. 39* L , F. Alt GE NV. Conch. T« 17» fi4; f* H. SE». Kab. III. T. 53. t 3-7* RE gen F. Ctf«d>* T. io* f. 40. KN O Ra Verzam, III. D. Ff. 8. £ 3. (*) Tests facies 6c omnia Buccini glanci , fed minor,' nee muricata; ovata, undique la: vis , rarius cin&a antice no- dis obütcratis. «töfïw. X* Ulrk T* 29. f* P* SEB. Kab. III» T* 39» f, séa 57, $0* KNORR Kfrzrfi»* HU D* PU 5» f. 5t h Deel* xvi« Stuk, üoS Beschryving van VIé Vlakken, daar op voorkomende, het Moeder- Afliiel vlakie genaamd^ is als met zeer fype roodag- Ho(Fj>. tige Draadjes omwonden, en wordt daarom, èiuK. van Rumphius, Buccinum lineatum gebeten* In haar Vlecfch heeft zy mede., zegthy, dat Venynig Doorntje, gelyk de Paufekroonen; waar voor men zig wagten moet , om zig daar aan niet te kwetzen. De afkomst is uit Oostindie, en zy valt grooter dan de voor- gaande. IV. Die aan de Spil als een omgeflagen Lip , van dikke Eek, hebben. ëccctyii* (457) Kinkhooren . die de Schaal geplooid M4r[Za™*;< kftf* m met Tepels gekroond, de bini ioffeihoo- nenjle Lip platagtig uitgebreid en bultig* 1 entje. Rümphius zegt, dat men deeze Hooren- tjes in 5t Maleitfch Koffer - Koorentjes noemt, om dat de Maleijers dezelven wceten te ge- bruiken tot verfiering van zekere Strooijen Koffertjes. Hierom geeft by 'er den Latyn- fchen naam Arcularia ann, Het is , zegt hy , een klein Slakhoorentje, zo groot als de Na- gel van een Duim , met een fpits' Hoofd als een f457) Butchium Testü pllcati Papïllisque coronata, Labio interiore explanaro gibbo. M. L. U. 608 N. 260. Arcularia major. RumÊH. Kar. T4 ijé f. M. GüALTH» Test* T 44. f« R, O, ARGENV. Conch T. 17. (14 f. C. SE ï, Ka& III. T. 53» t* 3* ' i S3. KnoRR Vtizzm* VI» D, VU 22. &$> BE KlNfcHOÓRÈNS, fecn Turbo , op de Rug geplooid , en aan de Vt kanten van den omloop gekarteld , dik van Pyj Schaal en vuil wit of geelagtig van Kleur. Hoofd» De Mond is fmal , met een dikke Lip , waar STÜK' aan fcherpe Tandjes ftaan en geflooten met «en dun geel Dekzeltje, (458) Kinkhooren , die de Schaal bultig cccctvm.- fchuins gejlreept , de binnenjle Lip plat* puiiumT agtig uitgebreid en bultig heeft. , Bwïwje* Sommigen noemen die van deeze Soort Brui- ne , en de voorgaande Witte Basterd Rivier Paufekroonen* Ik noem ze derhalve, volgen» den Latynfchen bynaam , Bruintje, Zy zyn de helft kleinder , zegt Linn-eus, dan die van de voorgaande Soort, Roestkleurig, met fchuine S treepen in de langte en overdwars een witten Band* Ik heb 'er doch van de witte Ooscindifche die weinig grooter dan dee- ze zyn , wier afkomst is uit de Middelland* fche Zee* (459) Kinkhooren ^ die de Schaal bultig ^ccccttto Buccinum ^en^bbofuium JBocheltje* f458) Buccinum Testa gibbi obliquc flriata1, Labio Interio- re explanato gibbo. Syst. Nat. XI U LIST* Conch* T, 970* fs 25 , 26* G UALTH» Test. T* 44, f, M , N. ADANS, ■Seneg. L T» 8. f. !!♦ KNOR» Verzam.VU D*¥l z5« (459) Buccinum Test£ gibb& l#vi , Labio interiore explanato gibbo* GüALTH. Test* T. 44* f* L* S£B* 2fo£* £IIt 53* f.46» Knorr Verzam, VI, D# PU ai* f« O li Dijk* xvl stusu 2ïo Beschryvikc vak VI. effen heeft 9 met de binnenjie Lip plal* A™Uté aS^S uitgebreid en bultig. Hoofd* stuk. G u a l t ii i e r ï zegt , dat deeze Hoorentjes de Kleur uit den bruinen witagtig , de beide Lippen uitgebreid, gezoomd en Saffraankleu- rig hebben : de Opening wit. Ik neem dit al- les in de mynen, die van grootte als een Paar- deboon zyn, waar, doch de Bult of Bochel a op de Rug , is blaauwagtig. cccctx C4603 Kinkhooren , die de Schaal effen, ou* mutMu der wordende gerimpeld heeft , met een tykender^ uitfteekende Top ; de Unnenfle Lip ee- nigcrmaate plat uitgebreid,. Deeze , zo wel als de voorgaande en vol- gende Soort, uit de Middellandfche Zee af- komftig, heeft de Schaal dun, effen } bleek; de Gieren aan den bovenden Rand flaauw wit en ros: den Top, met de Gieren zeer onder- fcheidelyk , van langte als het Lyf. Ouder wordende krygt zy Rimpels in de langte , wordt Afchgraauw en ondoorfchynende. De binnenfte Lip Itrekt zig voorwaards dikag- tig uit. ccccLxi. (46O Kinkhooren 3 die de Schaal verheven* Buccinum «rt„„j Neriuum; ™nd Nerietag- tige, (460) Buccinum Test£ larvi , adultiore rugofë , Spira exfertS, Labio interiore fub»explanato. GuALTH. Test* T* 44» f* B. (461) Buccinum Testa convexa obtufa laevi, Labio interiore explanato gibbo obfoleto, Gualtk» Ttsu ÏV 6S% U €t h Tö E K I N K H O O R E N S. 211 rond ftomp en effen , met de hinnenfte VK platagtig uitgebreid en flaaaw ge- v^f^ bult heeft. Hoofd. STUK. De Schaal van deeze heeft de grootte van een Erwt , de gedaante van een Neriet, ver- schillende alleen , doordien de Opening van agceren uitgerand is. Zy is byna Kogelrond, ftomp, effen, bleek van Kleur, maar de hoe- vende Naad , langs de Gieren , onderfcheidc zig dooreene Wormswyzepaarfchagtige Streep. Van onderen is zy platagtig, wit en bultig. V. Die de Spil platagtig, als afgefchraapt, hebben. (462) Kinl 261 BoNAN N. Recr, III. f4 185. L IS T« Conch* T. 992* ft 55. PET» Gaz4 T. 48* f, 13* Harpa. Rdmph, Kar. T«. i%k f. K5 L, M, GUA LTH. Test. T. 29. f. C, D, E, G> Harpa nobilis* Abgrnv» Conch. T* 20* (17) f. I)# Re- GEN F- Cench T. 2. f. 14» KL SIN Oftrac. TV 64 £ ï°5* Seb. iM. HU T* 70, f. i<% Knorr Verzam* \s PI, f. S. 13, D, Pl 8t f. 2: PL 19» ^1,2» O 2 I Deel, XVI, stuk. BUCHR YVINÖ VAN VI. Geftalte , de Harp of Davids Harp , en fommï- AfidiEiEL' gen ook wel Edele en Maagde - Harpen. Zj Hoofd- plagten voor Rariteiten gehouden te worden, stuk. en toen gaven de Liefhebbers 'er ook wel den naam van Amouretjes aan. De Maleijers noem» den ze Bla Sar as/a , naar de mooi je gebloemde Kleedjes van deezen naam, zegt Rümphiüs. 5t Zyn, inderdaad , zeer fraaije Hoorens, maar door de gemeenheid worden zy thans weinig geteld; hoewel men ze doch niet nalaat, in haare Verfcheidenheden , een plaats te vergun- nen in de Kabinetten. Men vindt Harpen die een halven Vuist groot, en die kleinder zyn, tot zeer klein toe» De Kleur van fommigen is bleekrood, van ec- ' / nigen bruinrood of graauw, en de zodanigen , die dan met roode Vlakken fchoon vcrfierd zyn, noemt men Chryfantlien. Doorgaans zyn de Ribben Vleefchkleurig en de tusfchenruim- ten wat bruinder, met witte of bleeke Slinge- ringen. Die fchoon rood zyn, en kleinder, als met Blommetjes getekend , de Ribben met zwarte dwarsftreepjes en een foort van Tandjes aan de Lip , noemt men Edele Harpen , zegt Rümphiüs, die ook van een kleine langwer- pige Soort fpreekt , welke graauw is met witte Ribben , en dit zyn de Maagde - Harpen. Van binnen, aan de Spil, hebben deeze laatften dat zwartagtig bruine niet , 't welk zo uitfteekt in de anderen. Het Dier. Gedag te Autheur zegt ^ dat het Dier der Har- pei DE KlNKHOORENs. pen voor fchadelyk gehouden wordt. Hetzel- VI. ve heeft veel Kraakbeenig Vleefch, dat aartig*™*'1* gefchilderd is met lichtbruin en geel , en boven Hoofö op met Sterretjes getekend. Voorts heeft dit stuk. Schulpdier, van vooren, een Stuk Vleefch, zo groot, dat het niet wel in de Schaal kan, 't welk zy kunnen loslaaten en wegwerpen: doch wat daar uit groeije is onbekend. Immers men vindt 'er veelen , die dit Stuk niet hebben, cn , wanneer men 't zelve van de anderen af- rukt, komen daar onder eenige witte Korrels te voorfchyn , als of het Eijers waren. In de Maand Mey, met het begin van den Regen- Mousfon , worden de meeften gevangen of ge- vifcht in Zee > en dan vindt men ook de gezeg- de Klomp, van het Dier afgevallen, als een Hart gefatzoeneerd , en met Gouden Sterretjes of Blommetjes getekend, doch aan die zyde, welke tegen het Dier aan gezeten heeft, plat, witagtig, met paarfche Vlakken als Mazelen. Op deszelfs Vleefch, dat in 't eerfte witagtig is, komen allengs ook dergelyke Bloemen en Streepen : maar dit Vleefch is altoos weeker of zagter dan de gezegde Klomp. (463) Kinkhooren,"d/* d$ Schaal met gelykeccccLxin. Ribben overlangs , digt aan elkander c%t7uZ. en ge/pitst zynde, de Spil glad heeft. Geribde, Dee- f463) Bucelnum Testa Varicihus seqnalibus,, longltudinali- kus, confertis mucronatis , Columeila Isvigatè. SytuHat.XlU 0 3 % Deel, XVI. Stuk* 214 BESGHRY VING VAN VI. Deeze wordt, door Linn^üs, als eene Af£ijL# mooglyke Verfcheidenheid van de Harpen voor* Hoofd- gefteld. STUK» cccclxiv. Kinkhooren, die de Schaal ruuw heeft y Bucdnum mei een gekartelde Lip en de Spil plat. Ferftcumt RudoU phus. uit de aangehaalde Afbeeldingen blykt, dat hier bedoeld worden de Rudolphusfen of Me* taalhoorensy die men in 't Franfch Conque Per- fiqiie 3 dat is Perfiaanfche Schulp , tytck. Men maakt evenwel nog eenig onderfcheid tusfchen die beiden. De Metaalhoorens zyn fchoon glanzig met zwarte Streepen, die met wit af- gebroken zyn , langs de Gieren omgord : de Rudolphusfen zyn ruuw of enkel geribd, ge- lyk dit in die , welke men onlangs van de Magellaanfche Eilanden gekreegen heeft, by- zonder blykt. Deeze laatften noemen wy5 wegens een Tand, dien zy by de Mond-ope- ning om laag hebben , Getande Rudolphusfen. Zy zyn bruin van Kleur en wit getopt. cccclxv. (465) Kinkhooren , die de Schaal gedoomd JBuccinum ]mft Patulum. J ' mond* Bucdnum Testa* fcabra, Labro crenulato, Columella plana. M. L. U. 009. N. aóz. G r e Mus. T. 9. f. 5 , <>♦ Cochlea patula Rumph. liar. x. 27. f. E» Güalth. Test. T. 51. f. Lt Concha Perlica. Argenv* Conc&.T. 20. (17; f. E. SES* Kak. III T. f. 10 16. Kno uk fcrf 2*m. III. D.Pl. 2. f. 5» IV, D. PI. 30. f# 1. (465) Buccinum Testa" juuricaca, Labro extus acnato , Co* Iumel<- DE Kinkhoorens. 215 heeft 9 de Lip uitwaards getand , de VI> Spil Zeisfenagtig. A LU?L HOOFD- Te regt onderfcheidt Linnjeüs deeze 3stuk- die men Wydmond noemt 5 van de voorgaande : want , dat die haare Knobbels door \ afflypen verboren zouden hebben > gelyk n'A rgen- ville zegt , is beuzeltaal. De Geftalte ver- fchilt te veel , en 9 al zyn de Knobbels , gelyk ik 'er heb , in deeze Wydmonden afgeflee- pen 9 verfchillen dezelven doch grootelyks van de -Rudolphusfen. Adanson merkt aan , dat zy in de jongheid van buiten bruin Violet 5 en in de Ouderdom bruin en groen gemengeld zyn, hebbende de flinker Lip, of de Spil, vaal , en de regter Lip van binnen Violet* Het Dier trekt naar den Violetten en deszelfs Dekzel is byna eens zo kort als de Opening van de Schaal* - Deeze Soort, die hy tot de Purperhoorens betrekt, was aan de Kust van Afrika vry zeldzaam. Linn^us ftelt de woonplaats in Amerika. Die deeze Hoorens wel befchouwt, moet bekennen > dat zy te regt W ydmonden ge- naamd lumelld faicata. M* U V* 6io* N. 263* G UAL TH. Test. T* ft* f. D, E. Morum. ARGENV. Conch* T\ 20* (ij) f. K. BONANN Recr. l\U f. 368* L I S T. Concb, T. 989. f« 49* Adans» Seneg* I. T* l^U 3« KNO KR Verzam* VI. D< IX 24, f» u O 4 !♦ Deel. XVI» Stuk. ai6 BBSCH&ÏVING VAN VI- naamd zyn, als zynde , gelyk Ru mi» mm Afdeel. ^t ^ n}ets ^ gaapende Mond , Hoofd- met weinige Gieren fchielyk toeloopende; de 5TüiC- Schaal dik en Steenhard, doch by den Mond dun en kartelig. Schoon zyne Afbeelding een ongeknobbelde Hooren voorftelt , maakt hy doch gewag van eene andere Soort, die veel kleiner en bultiger, graauw en Kalkagtig was. Deeze Wydmonden hebben , volgens Adan- son, wanneer menze aan 't Strand vindt, een zo dikke Korst , dat menze veeleer zou aan- zien voor Zee-Ooren, (466) Kinkhooren , die de Schaal eenigerma*» te gedoomd heeft, de Lip van binnen geftreepty de Spil platagtig, de Mond- opening roodagtig geeh Deeze , in de Europifche Oceaan huisves- tende, heeft de Schaal EyronJ, ruuw, langs de Gieren met een dubbelen Band van Knob- beltjes omgord. De Mond-opening is Saf- fraangeel , de Lip van binnen gekarteld en ge- itreept, zegt Linnjeus. Zekere Hooren tjes, naar de Rudolphusfen gelykende, die van bui- ten Oranjekleurige Banden hebben, waar inde Knobbels ft&m , fchynen hier toe te behoo- xen* C4Ó7) (466) Buctmum Tcstd fubmuricata , Labro intus ftriato, Columella planiuscula, Fauce fiilva. Syst. Kas.Xll. GtiALïH* Tv 5If f. KNOKK Verzétm. JV\ Pl. s< G 4» Jjuccinum •ma. DE KlNKHOO RENS. (467) Kinkhooren , die de Schaal Eyrond VI. fpits$ gejlreept en effen, de Spil plat- A™**L9 agtig heeft. Hoofd- STUK* Dat Lister getuigt, hoe de Schaal vanccccLxviU dit Schulpdier alle anderen , Baar de grootte ilpuiuu gerekend , in dikte en zwaarte ver te boven StccntJ- gaat , billykt genoegzaam de Neder duicfche benaaming van Steentje, welke ik hier, in na- volging van den Latynfchen bynaam Lapillus, gebruikt heb. De grootfte langte, naamelyiC, van dit Hoorentje, is, volgens hem, maar anderhalf Duim, en de Omtrek, op het dik> Ite, naauwlyks twee Duimen. Het heeft de Screepen een weinig uitpuilende , des men het niet wel effen kan noemen : ja het is , zo hy getuigt, zelfs een weinig oneffen of ruuw op 9c gevoel 9 ten minfte aan den Top. Dit hadt eene witagtige, doch het andere, dat wat klei- ner was , eene uit den witten groenagtige Kleur* Beiden werden zy overvloedig gevon- den op de Klippige Stranden aan de Kust van Engeland. Hy hadt deeze Kinkhoorens, in 't begin van Juny , wanneer de Klippen door de Ebbe droog geworden waren, des morgens, dikwils gepaard gevonden. Zy kunnen daar- om f f467) Bucolnum Testa ovatü acuta ftriata hevi, ColumeM planiuscula» Faun. Suec. 0.167. Mem. tAead. Paris* i?n4 p# 199. T- 6* f. 5» 7«- ADAN&» £mfgt L T« 7«f» en dan , eenige brokjes van de Schaal weg- neemende3 een Ader in 't gezigt kreeg 3 die een geelagtig Vogt, als Etter , bevatte. Dit was het Vogt dat tot Purperverwen diende; doch men nam gewoonlyk de moeite niet 3 om zulk 1. Deel. XVI, Stuk; «0 Bkschryvinc van VT. zulk een Ader op te zoeken: men ftampte flegts Afdeel, de Hoorens met het Dier, en lietze dan in Wa- Hoofd- ter> met eenig Zout, verfcheidc Dagen , in een stüz. Tinnen Bekken op 't Vuur ftaan. Dit diende voornaamelyk om deeze Verwftof te zuiveren: en de Heer Reaumu r heeft bevonden , dat het Vogt der Kinkhoorens veel fchielyker de Purperkleur aanneemt, ja dat het zelfs kan dienen om Stoffen paarfch te verwen, voor dac het die Kleur aangenomen heeft, mper- ^y geval maakte hy daaromtrent een nadere lijeren. Ontdekking. Deeze Kinkhoorens zag hy door- gaans verzameld rondom Steenen , of onder zekere Boogen van Zand , welken de Zee ge- formeerd hadt door het onderfte Zand weg te ileepen, en het bovenfte alleen over te laaten, dat door oude Wormbuisjes famengehecht was : ja , zy waren 'er fomwylen zo menigvuldig, dat menze by Handen vol kon opraapen: hy wierdt tevens gewaar, dat deeze Steenen be- dekt waren met zekere langwerpig ronde Kor- reltjes, weinig meer dan een twaalfde Duims lang, die een geelagtig wit Vogt inhielden. Zulks deedt hem denken, of dit ook niet wel een Purperverwend Vogt mogt zyn , en hy drukte eenigen van deeze Korreltjes of Blaasjes op zyne Lobben uit, die 'er flegts een weinig door bemorst fcheenen te worden ; maar, na ver- loop van een half Kwartier Uurs, hadden zy, op die plaatfen, een fchoone Purperkleur aan- genomen. Vervolgens koos hy andere Blaasjes DE KlNKHOOUENs» ft2i uit , en herhaalde de Proefneeming , die niet Vb minder 'flaagde. In twee of drie Minuuten Af£j* L# nam zyn Ly«vaat een fchoone Purperkleur aan,HooFD- die zelfs ftand hieldt , tegen 't wasfchen met stuk* Zeewater. Op een groote menigte van deeze Korreltjes, welken hy met zig genomen hadt* gelukte het in zyne Kamer niet : de open Lugt was noodig tot die verandering van Kleur. Zyn grootfte nieuwsgierigheid was, nu, om te weeten , welke Blaasjes dit mogten zyn. De Visfchers zeiden wel, dat het Zaad was van Wier of Zee-Ruy: maar hy hieldtze, in tegendeel, voor Eijertjes 5 en giste, doch zon- der eenig blyk , dat het Eijertjes waren van die Soort van Kinkhoorens, welke zig zo me* nigvuldig daaromftreeks verzamelden, of dat het Eijertjes waren van eenig ander Zeefchep- zel , op welken de Kinkhoorens aasden. In die onzekerheid gaf hy 'er den naam van Purper- Eijeren aan. Op een anderen Reistogt, in de Zomer , naar de Kust van Poitou , vondt hy 5er geenen van , om dat zy niet dan in de Na- Herfst verfchynen: doch by 't aankomen van den Winter zyn ze *er zo menigvuldig, dat één Man , in weinig Uuren, meer dan een Sche- pel van dezelven zou kunnen verzamelen. Hier ter plaatfe zal ik eenig gewag maakenKinkho©. i van zekere Eyvormige Lighaamen , die, zo^Elje" men my gezegd heeft, in Suriname gevonden w-cxxm en aldaar Kinkhooren-Eijeren genoemd worden. ^ Zy I* OSEio XVI. Stuk»1 222 B'ESCHRYVINC VAN Vï« Zy bevinden zig in de Verzameling van dea hlU^ ^eer Brandt, Koopman in Droogeryën, en Hoofd- daar uit is my de Afbeelding medegedeeld; stuk. zie TL CXXII, Fig. a. Die nog geflooten zyn hebben eene Eyronde of liever Ovaale Geftalte > als aan beide Enden even ftomp zynde , en fchynen eenig Vogt te bevatten. Een derzelven is geopend , en daar uit blykt de ongemeene dunte van de Schaal , die een geftreept Hoorentje bevat , welks Schaal niet minder dun en teder zig vertoont, '1 Valt moeielyk te bepaalen , tot welke Soort van dit Gellagt hetzelve behoore. ccccLxvin. C46^) Kinkhooren , die de Schaal Eyrond Dit Hoorentje wordt onder de Maanhoo- rens geteld , door d' A r g e n v i l l e , die zegt, dot het gegroefd is en groenagtig Paarlemoer , hebbende den Top zeer fchooü verfchietend groen; weshalve men 'er den naam van Eme- raude, dat is Smaragd, aan geeft. De Mond5 zegt hy, is getand; eene byzonderheid onder de Maanhoorens. In de aangehaalde Afbeel- dingen van Seua wordt wel van Streepjes (468) Bücclnum Testa ovata acixtd glaberrima, Columclll fu^plicita planiuscula. M* L U. 6joé N, 264. Smaragdus mi* ïior, A E G E N v. Concb, T* 9, (é) f, F. SE B# Kah HU T* 54-* f; H> 15, iö. CCCC LX Vifl Buccinam Smarag* du lus* /pits en uitermaate glad heeft , de Spil eenigszins geplooid en platagtig. Smaragd. langs DE K I N K H O O R E N S. £23 langs de Gieren , maar van geen groene Kleur VL gefproken , zo min als in de befchry ving van A ™^Jjm 't Kabinet der Koningin van S weeden , alwaar Hoofb- dit Hoorentje de grootte van het uiterfte Duim- stuk. lid hadt: des men het wel Smaragd mag hee- ten. De woonplaats was Linn^eüs onbekend. VI. Die glad zyn en niet tot de voor- gaande behooren. (469) Kinkhooren, die de Schaal effen heeft ,ccccl*ix* de Gieren met een plat Kanaal van el spiratlZ. kander gefcheiden 3 de Spil afgebroken ^t^ïó' en met een Gat doorboord. De knobbelagtigheid van de Rug en de die- pe infnyding aan den bovenkant der platte Gieren, geeven aan deeze den naam van Ge- voorde Bultjes. Sommigen, wel is waar, heb- benze tot de Kasketten t'huis gebragt, gelyk d' A rgenville dezelven tot de Belhoorens betrekt ; doch geen van beiden heeft eenige eigenfehap. Men vindt een aanmerkelyk ver- fchil (469) Buccinum Testa l#vi , Anfraftibus Canali plano dis- tineis, Columelia abmpta perforata* M4 L* U 265* Column» Purp. 15, T. 1 6» f ♦ 2* Bonann, Reen JIL f* 370 en 70* Rumph» Kar. T* 49* U C, D* GuALTH, 1Test, T« 5U t E» Contabulata* Ar GEN V. Ccnch. T4 ao«, f17) f»N4 RE GE N F. Conck+ T. 10. 41» SEB, Kab* \1U % 73* f* ftt-stf* Knorr Ferzam. II, D* VU 6. £ 5* IÏX« X), VU 3. f* 4. I»DUI» XVi. STUK» ö*4 Bejchryvinc V A ïtf VL fchil in de Vlakken , die in eenigen als Slangs* Afdeel, wyze loopen , in anderen vierkante Plekjes LIL " formeeren ; en , zo zy die Oranjekleurig of stuk.D hoogbruin hebben , dan is deeze Hooren in taamelyke agting. Zy komt uic de Middel* landfche Zee, zegt Linnjeus. cccclxvx# C47°) Kinkhooren, die de Schaal uitermaate guÊatZt. ë^ad heeft * met cle Gieren naauwlyks Gladde onderfcheiden , den Grondjleun van on* kooT1S" deren Buisagtig verlangd. Sommigen noemen deeze de Ifabelle, ande- ren de Gecle, doch de eigende benaaming is de Gladde Kuipersboor. Van onderen, naame- lyk , zweemt deeze Hooren niet kwaalyk naar zulk een Werktuig en komt daar in met de andere Kuipersbooren^ die wegens de gefteld- heid van de Schaal tot de Blaashoorens be- * zie trokken zyn * , overeen : doch in de Gef talte Wadz,i3*» verfchilt zy veel daar van, gelyk uit de Af* beelding van Gualthieri blykt. De ande* re Afbeeldingen duiden andere Hoorens aan. Men kan 'er ook wel, wanneer zy hoogkleu- rig is , den naam van Oranje Kuipersboor aan f470) Buccinum Testa glaberrima , Anfraftibus obfoletis, infïmo Bafi liibcanalictilato produ&o, M. L. U. 611 1 N, 26$. ISONANN* Recr. III. f. 149. male» List. Concb. T* 982* GUAJLTH* Test. T* 43. f* T* ARGENV. Concb. T* ia# (9) f. G. prior, Dipfacus. Klein OJïrac* 37. T* s* £47* Xnga* Ftrzam* II» D, Jtl It* f. 4» 5. Y* !>♦ Pl. JS, f, $| BE KïNKHöORENJ. <17S aan geeven. Gemecnlyk vertoonen zy zig zo VI. glad , of zy met Boter gefineerd waren*. De A™^Lm afkomst is uit Westindie. Hoofd- stuk, Cl 7 O Kinkhooren 3 die de Schaal Eftond crrr. glad en zwart heeft , aan den Top uit- buccinum geknaagd, de Spil by nitfiek glad (*)♦ zwarte"'* , Boon, By de Waterleiding van Sevilie in Spanje is dit Schulpdier ontdekt door den Heer Alt- stro em. Het heeft de Schaal van groottë byna als een Boon , geheel zwart en ruuw , den Top Wormfteekig uitgeknaagd eri als af- gebeeten. VIL Die hoekig zya en niet reeds be- fchreeven. ^4723 Kinkhooren die de Schaal Eyrond cccctxm. Mtft > Undo/uZ {471) Buccinum Tesró ovata l#vi atd, Splr^ cariofd , Co- j^^n* Imnella* glaberrima* Syst, Nat. XII. (*) *t Gene LiNnsus hier en elders Columella noemt , heet ADANSON de Stinker Lip in de Hoorens , verbeelden- de zig die met den Top nederwaards voor zig te heb- ben: des anderén hetzelve de regter Lip noemen. Om deeze verwarring te ontgaan , en de eenvoudigheid te betragten , noem ik het de Spil, en, 't gene de Franlchen Clavicult hee«» ten 5 den Top van de Hoorén4 . (4^2) Buccinum Testa ovata 9 ftriis transverfis elevatis gla* foris, Ventre obtufe quinquangulari , Labro intus ftriato. M* L# U* 612* N» 268. Buccinum Undofum* R u m P h* Rar* T* 29, f. O* AR GE NV, Ccncb. T.iz* (9) f. N* Klei ji Q/?raf. T* s. £ 6n SEB. ÜT^. IIL T* 52* f* 26* KnoU J^rstfiB* !!♦ D. VU 14* 4> 5» III* D« PU 14» 6 5» P I. Deel» XVI* Stuk, JJESCHKYVINC VAN Lil. Hoofd» STUK» heeft , met gladde verhevene dwarfo Streepen , het Lyf ftomp vyf hoekig , de Lip van binnen gejireept. Een zonderlinge naam is die van Boeren Jongen , of Batavifche Boeren Jongen , voor een Hooren. Rumphius hadt dezelve ge- noemd BiLccinum undofum , dat is Gegolfde Kinkhooren; zeggende, „ het is een kort bul- „ tig Hoorentje , een Lid van een Vinger „ lang 3 dik van Schaal , met vyf Ruggen „ dwars over de Gieren 9 verbeeldende eenige y9 Zeebaaren , en langs de Gieren fcherp ge- 3, voorend , aan den Mond met fcherpe Tand- ,3 jes. De Ruggen zyn zwart of Brandver- 3, wig; het overige is vaal. Een tweede Soort 33 is meest rond zonder Baaren , doch mede 33 gevoorend en bezet met eene Wolagtig- 3, heid, die daar vast aan kleeft. Een derde 33 beftaat meest uit een groote ronde Gier, 3, agter met een kort rond Staartje, dun van 33 Schaal , en omgeeven met veele Ribben, ,3 als Draaden daar om gebonden. Deeze is „ zelden te vinden 9 maar de twee eerden 3, zyn gemeen." ccccLxxiTt* (4?3) Kinkhooren , die de Schaal rondagtig tice lamellatis, Columella perforaïé. Syst. Nat* XII. A R*- GENV. C&ncb. T. 18. f15) f» G. RUMPH. Rar. T. 23. f. D. KNORR Verzam. III, £>. Pl. ?• ft 3. V. D« $U 4. £ 2* VI. D. VU 2*. f, 2: Pl. 3J* &3* Buccinum Hezoar. Noote Moskaat. !)Ë KlNKHOORE NS, o^7 * gerimpeld , Je Gieren van vooren met VI. Plaatjes y en de Spil met een doorho* Af£j^u Gfl£ /w/*. Hoofd. STUK* Hier fchynt Linn^eus in ft algemeen die Hoor en s te verft aan , welke men Noote Moskaa* ten noemt; doch waarom dezelven Bezoar9 daar zy geen de minfte gelykenis naar heb- ben, getyteld ? De eenigfte, welke hy aan- haalt ^ is een byzonder raare Soort, veel ge» lykende naar de Stekelige Kasket van Rum* ïhiuS) die zelfs op Amboina zeldzaam was. Van deeze heb ik 'er die geelagtig wit zyn en veel hooger getopt dan de gewoone Noote Moskaaten , onder welken men 'er heeft die wit y die zwartagtig bruin , en die Kaneelkleu- rig zyn. Deeze drie Soorten zyn ook in my- ne Verzameling. Waarfchynlyk komen zy uit Westindie. (474) Kinkhooaren, die de Schaal effen en ee- eeccLxxm nigermaate gejlreept , langwerpig Eym QU2"6f*™ rond heeft , met de onderjte Gier eeni- spitsberg* germaate gekield. In de Noorder Oceaan, tot aan Spitsbergen toe5 onthoudt zig deeze , volgens Martin, en heeft daar van den naam* De Schaal is dik, (474) Buccmum Test& Ixvi, fuMrhta, ovato-oblong3 5 An* fra&u infimo fubcarinato. Faun. Succ. uei, P 2 I. Deel. xvi. stuk. 228 BESCIÏR Y VING V A M VI. dik , van grootte als het uiterfte Lid der? Afdeel. j)uims ^ bleek , langs de Gieren heen flaauw Hoofd, geftreepc , gefpitst , van boven Kegelvormig. stuk. De onderfte of groot fte Gier is eenigermaate gekield , doch deeze Kiel verdwynt in de ver- dere Gieren , op waards, daar zy de Naad of Voeg van wordt. Van onderen is de Schaal bultig uitgerand, hebbende de Opening ovaal, de Lip dik ; wyd gaapende met opleggende Streepen.- CCCCLXXV. (475) Kinkhooferi , die de Schaal langwer* ÈdatuZ P*£ 1 rmw i overdwars gejlreept , dc wulk. Gieren gekromd veelhoekig heeft. Dat de Hoorens van onze Stranden, die men Wulken noemt , van verfchillende grootte zyn , is blykbaar. Men vindt 'er minder dan twee Duimen en over de drie Duimen lang. Dus bepaalt Lis ter de grootte en ik heb 'er ook zodanigen : maar in de Noordzee vallen Wulken , die grooter zyn 5 gelyk hy 'er een afbeeldt van vyf Duimen op 't minde lang, in 't Engelfch Whelke genaamd , hoedanigen by Scarborough gevifcht werden in diepe Zee. Deeze zyn echter niet met zodanige Gegolf- de (475) Ëminum Testa oblonga rndi transverfim flnata* , An- fra&ibus curvato-multangnlis. Faun, Suec* 2ió3» Bonann* Recr. III, T. 189, 190* List. AnzU 156. T\ 3» L z. SEIt» Kdh tlh T* 39* ft 78 > 79 , 3o# KnüRR Verz&m. IV* Dt PU 19* f. I* DE KlNKHOORENS. 229 (Je Streepen op de Schaal voorzien als de klei- VI. aere, daar men in Zeeland, in 't midden vanAF£^EL de Zomer , gebruik van maakt toe Spyze. Hoofd. Sommigen, die daar Liefhebbers vanzyn, ee^sxuK. tenzé met Azyn en Peper, inzonderheid het^7*** agterfte deel , dat zagt is, en in fmaak veel overeenkomst heeft met de zogenaamde Drek of Herfens van gekookte Kreeften, fchryfe my de Heer Ba ster. Gaarn een Afbeelding willende geeven van Het Dier. Pl CXXII dit inlandfche Schulpdier , zo heeft my zyn^, 3,4! Ed. , op myn verzoek, eenige frisfche Wul- ken toegezonden. Inmiddels was reeds de Af- beelding, Plaat CXXII. Fig. 3, 4; naar een fraay geprepareerd Voorwerp , hec welk my de Heer Juliaans, voornaam Apotheker te Utrecht 5 gunflig in liqueur hadc toegefchikt, vervaardigd. Hier in vertoont zig de rimpeli* ge Geftalte van de Hooren, uit welker Ope- ning de Voet en Kop voorkomt van het Dier, met nog een ander Deel, opwaards uitftee- kende. De Voet heeft aan zig, van onderen, hangen, het ovaale Dekzeltje , en is zeer fa- mengefronfekl van boven, alwaar zig de Kop van de Slak , met zyne Hoorntjes en Qogen yoordoet, hebbende agter zig een Geutswyze Punt of Vingertje , en boven zig de kromte van een plat Zeisfenvormig Lighaamsdeel 5 dat met een klein Klaauwtje is voorzien, De Kleur van dit geheele Voorwerp is bleek geel- P 3 ag- L Deel. XVL Stuk. S30 Beschryvinc van VL agtig , doch aan het Dier zyn eenige zwarte AFnLL' vlakJes> v°loens 'l gene de Af beeldingen aan- Hóoïd- wyzen. stuk. £)e gedagte frisfche Wulken heb ik, in al- Wulk* le deeze opzigten , nader onderzogt. De Kleur van de Hoorens was, met eenige verandering , ria dar menze van de uitwendige ruige Korst hadt fchoon gemaakt, bruinagtig, en in fom- migen zelfs roodagtig geel. Het Dier ver- toonde zig , wanneer het uitgehaald werdt , zuiver Melkwit, zonder Vlakjes of Stippen, doch , die eenige Uuren in de open Lugt la» gen , na dat zy uit de Schaal gehaald waren , wierden , door bederf , wel haast geel , ja Oranjekleurig. Het DekzeJtje was bruinagtig graauw. De Voet was in allen eveneens; zo ook de Kop, met zyne Hoorntjes en zwarte Oogjes , gelyk in de Afbeelding : maar in de Slak van ééne der twaalf Wulken , die ik on- derzogt , kwam onder den Kop een Vleefch- kJeurig Deel te voorfchyn , van dikte als een Schryfpen en wel een half Duim uitfteekende ; waar van ik onder andere Koppen geen het minfte fpoor-, en zelfs naauwlyks een Ope- ning , tot uitlaating van zulk een Deel, kon waarneemen. De Mantel , die het Dier als een Scheede omkleedt, in de gedagte Afbeel- dingen niet zigtbaar , was in alle de Wulken duidelyk , doch het platte bogtige opwaards uitfteekende Deel, dat tegen het Lighaam aan gekromd en als geklemd was binnen de Hoo- ren, DE KlNKHOORENS* 231 ren , vond ik flegts in zes van. de gedagte VI, Wulken. Deszelfs gebruik ea de reden van i**Li dit verfchil te onderzoeken, laat ik over voor Hoofd- de genen, die gelegenheid hebben tot het be-STUK» komen en behandelen van levendige Dieren van deezen aart. Vermoedelyk zal het laatst- gemelde Deel tot de Paaring dienen , en dan kon het van gebruik zyn om elkander vast te houden, of eenige Kitteling te veroirzaaken > fchoon zy ook Hermaphrodieten waren. Aangaande de Voortteeling van deeze Schulp- Eijernest* dieren zyn wy thans genoegzaam verzekerd. Onze zeer geleerde Vrind , de Heer Doftor 13 as ter, te Zirikzee, heeft voor verfchei- de Jaaren reeds bekend gemaakt, dat die zo- genaamde Druiftrosfen, welke men aan onze Zeeftranden vindt , de Eijernesten zyn der Wulken. Zyn Ed. befchryft uitvoerig, hoe dezelven uit een menigte van Blaasjes famen- gcfteld zyn; hoe het toegaat met de uitwer- ping van deeze Nesten , en met het uitkomen der Jongen ; als hebbende dit naauwkeurig na* gegaan (*). Een groot Eijernest van deezen aart is ook door den Heer NozEman be- fchreeven en in Plaat gebragt (f) : hebbende zyn Eerw> aangemerkt, dat 'er, volgens zy- ne rekening, over de vierduizend Blaasjes in wa- (*) Natuurkundige Uitfpannmgen* U D, bladz. 4*. (T) Uhgezozte Verhandelingen* X, , DeeU 1 75 7* Pl, VII* p. 4$ J ♦ P4 I. Deel. xvi. Stuk. \ £3? Beschryving vak 0 VI. waren , ieder voor 't minfte dertig jonge AFUIEL Wulkjes bevattende: des men zou mogen den- Hoofd. ken, dat zulk een Eijernest meer dan honderd stuk, duizend Jongen inhieldt. Dit zo zynde , zou Wulk. men een verbaazende Voortteeling in deeze Schepzels moeten onderftellen. Hy befluit uit de grootte van dit Eijernest, dat het bui- ten de Wulk , in Zee , merkelyk moet toe» neemen; doch de Heer Ba ster. heeft zulks veel begrypelyker verklaard. 5, Het Dier , (zegt zYn EdO moetende zyn 5, Eijers leggen, begeeft zig op of tegen eeq Steen, en legt eerst twintig, veertig of zes • 3, tig Blaasjes ; een Dag vier of vyf nader- hand , een diergelyk getal op of naast de- „ zen ; een Dag of vyf daar naa al wederom ^ andere , tot het alle zyne Eijers uitgelegt „ heeft: dezè Eijers, zagt en flymig zynde, 3, kleeven op en aan elkander , gelyk de eer- fte aan den Steen, en zetten zig pok nader* >5 hand wat uit en worden giooter" Gto^t Onzen Vrind verzogt hebbende om eenige WulIcV opheldering ten aanzien van het gene door zyn Ed. gezegd was van de groote Zee-WuL ken> daar hy het Eijernest, nevens dat der ge* woone (fj De Heer E ll is heeft in zyn Werk over de Koral- lyrien , dat in 't janr 1755 te Londen uitgegeven is , reeds de Eigenlchap verklaard van deeze Eijernesten 5 die hy Zee IVafcb' Ballen noemt, om dat de Zeelieden 'er als Zeepbal- len gebruik van maaken , tot het vr asfehen hunner Handen* Zie p. 8 ^ n00it kleiae leVendiêe Wulken ge' Hoofd- „ zien, dan graauwagtig of vuilwit van Kleur. cvjk. 5) Zyn zy blaauw of geel geworden, zo is „ zulks by toeval van bederf, verrotting enz,. 3, gebeurd." (476) Kinkhooren, die de Schaal langwerpig Dit zou de Kinkhooren zyn > daar de Ouden de Purperverw uithaalden, volgens Colum- 3sr Am Adanson verzekert, dat degene, die hy aan de Kust van Senegal vondt, Covet ge- naamd, volmaakt met die der ' Middellandfche Zee overeenkomftig waren. Deeze laatfre noemt Bonanni een Turbo 3 die met Golfs- wyze Gieren verlangd en ruuw is door dwarfé Kartelingen , zo dat dezelve met een gefron- zeld Lywaat fchynt bekleed te zyn : zynde meest veelkleurig, fomtyds wit of Elpebeenag- tig , fomtyds zwartagtig of uit den groenen ziende, Volgens Apanson valt deeze Kink- f476) Buccinum Testa ovato* oblong! rransverftm ftriati, GUALTH» Test. T. 44* f, C , D , E* BoNANN* lieer. III. f. 6z. Li ST. Concb* T. 966. f» 21, PET. Gaz. T. 64* f, 8. &: T, 75» f 4. Mem* Acad. Paris. 1710. p. 463* T. lo4 f 18* 8c 171 1. 199. T* 6, 9* ADAMS* Stneg* U T, 8, ft 9* KNORR Verzam. II, D. Tl, 27. 3 ? Eyrond , overdwars gefireept en in de langt e rimpelig heeft y met de Opening getand. G c roofï er- de. hoo- DE K I N K H O O R E N S» 23$ hooren, die men wel de Geroqfierde mag noe- VB men , omtrent een Duim lang en een half Duim **iÏÏ** breed. Zyne Afbeelding maakt dezelve zeer Hoofd- fpits getopt, en vcrfchilc ten dien opzigte aan«STUs:v merkelyk met de Geftalte 9 zo'alszy door Reaumur is vertoond, Van de Kaap der Goede Hope komen zekere Koorentjes > die naar de laatften zeer gclyken 3 alzo zy met dik Netwerk bevlogèen zyn3 en veelal bleek Vleefch- kleurig ; doch ik weet niet of deeze een Par* per-Slakje bevatten, en 't verfchil van de eerst* gemelden , met die aan de Kust van Vrankryk , waar van wy bevoorens fpraken *, fchynt niet * zie groot te zyn. Linn^us geeft 'er flegts jebladz»21^ grootte aan vaneen Hazelnoot, en zegt, dat, volgens Kjehler, het daar in woonende Dier een Triton zy. (477) Kinkhooren, die de Schaal langwerpig cccclxxvui Eyrond en glanzig , in de langte ge^iuiZ. 'bandeer d met rauwe Streepen , en ^Glanzi2e« Lip van binnen eenigermaate getand heeft. Deeze , ook uit de Middellandfche Zee af- Icomftig, verwisfeit zeer in Kleur en Banden, zynde dikwils omringd met een zwarten Gor- del; f477) Eucctnum Testa ovato-ohlonga , nitid.i, fasciata lou- gitudinaliter ftnatt>*rugofa , Labro intus fubdentato, Syst. Nat* XIU G UAL TH. Test. T, §*♦ f* C* KNO Pat Verzam, V* D. PU 10. U 3 ? L Deel. XVI* Stuk, *3 \ gene het Dier echter kwaalyk bedekt: in „ zyn Vleefch zit een Venynig Beentje , „ welks Steek voor doodelyk gehouden wordt; 33 gelyk het ook groote Pyn verwekt , als 35 men zig aan den fcherpen Mond der Schaal, of aan derzelver.Punt, bezeert." cccclxxx. (480) Kinkhooren, die de Schaal getoorend^ SMatum. Elsvormig , effen , onverdeeld en niet Tygeipeii. ingefneeden heeft. Deeze zou, met meer regt, den naam-vaö Els voeren mogen ; dewyl zy veel dunner is en zig dus ook veel puntiger vertoont. Wy noemenze, echter , Tygerpen, wegens de Vlak- ken waar mede zy getygerd is» Men vindt roode en zwarte Tygerpennen , en de Wit Geplekte Pen , die gemeenlyk uit den rooden ziet, of zelfs geheel rood valt, by Rumphius de (480^ Bueclnum Testa Turrlta Subulat£ \xvi indivifa inte- genim£* Syst, Nat4 XII. li O NA N N. Recr. III. T. 1184, ilüMPH» Rar. T. 30. f. B, D* AR GE NV. Conch, T\ 14. (li) f. X* SER. Kab. III, T* U li, ió. KNO RH Ver» ^amM It £)* PU 23, f, 4, i)E Kinkhoörèns. 229 de Vierde * hoort zekerlyk hier meer t'huis VL dan by de voorgaande Soort, alwaar zy door Af^e1el- den Ridder was geplaatst. De Tygerpennen Hoofd- vallen ook wel een half Voetlang* Zy komen STÜK* insgelyks uit Oostindie. C481) Kinkhooren, die de Schaal ^etöorend^c^CCL^r* ^ r ' ^ , 0 Buccir.um en de Gieren m tweeën gefneeden, aan CrenuU- den Rand gekarteld heeft. Gekartel- de Pen. Deeze noemt men de Gekartelde Pen 3 om dat zy aan den rand der Gieren een foort van Stompe Tandjes heeft. Men vindtze ook by Rumphiüs, onder den naam van Gekartel- de Naaide , zynde lichtbruin van Kleur , en langs de Gieren met dunne Streepen verfierd. Linnjeus , niettemin, ftelt de woonplaats in de Afrikaanfche Zee. f482) Kinkhooren , die de Schaal zetoorend cccctxxm iieej't , de bieren m tweern verdeeld , He&km* met den bovenjien Rand famengedniktl^lf^^ verdund* Dee- f481) Bucclnum Testa Tiirrita , Anfra&ibus bifidis f Margine ^.crenatis. Syst* Nat* XII. M. L. U. £13. N. 270. Gualth4 Test. T* 57. f* JU AR GE NV. Conch* T* 14. (n)f*Y# S E 2» Kab. III. T. 56. f. 35* KNO KR Verztm* I. D. PI. S. f ♦ 7# {482) Buccinum Testa Turrltd , Anfra&ibus bifidis » Margine fuperiore compresfb-attenuato* Syst4 Nat. XII* Guaith, Test. T. 5Ö. f. C. SEB. Kak* llh T* $6* U 21, KNO K il Terzam. I. D. PI, 23. f# $, I. DEü., XVI. STUK, Q40 Beschryvinc VI. , Deeze verfchilt van de gene, die Omwoiv Afdeel, (jen pen Rumphiüs getyteld worde, door- Hoofd- dien de Rand der Gieren zig als Ingekneepen sim. vertoont. Linn^üs geeft 'er de zelfde woon- plaats aan. ccta^nwt (483) Kinkhooren $ die de Schaal getoorend initat^ en eenigermaate geftreept heeft , met de Gefnoerdc Naad der Gieren dubbeld en gekarteld. Dit is een korte dikke Pen, volgens de af- beelding van Klein; wïtagtig van Kleur, hebbende als een dubbelen Koord , toe affchei- ding der Gieren. cccclxxxw (484) Kinkhooren , die de Schaal getoorend ftrigii*^ heeft) de Gieren in tweeën ver drdd én fthuinf gejlrèept. tum* Naaldé- ren. wxunapr* (485) Kinkhooren , die de Schaal getoorend fupïka™ heeft, de Gieren in tweeën verdeeld en tum> gejtteèpt.' (486) f43s) Buccinum TestS Turrita fubftriata; Sutara^nfra&uurri duplici crenulata* Syst4 Kat* XII* Kléin QJlrac* T. 7. f.i2r. (48$) Buccinum Testa Turrita, Anfra&ibus bifïdis obliqnè firiatis. M. L. U» 61^ N*£7i* Strombus granulatus. Rump h, Rar> T. 30. f. H. BoNANN» Rtcr* III*f*iib. GUALTIÏ. Test. T* 57. f* O. AR GEN V. Conc&VT. 14» (u) f* R» (485) Buccinum Testa Turrita , Anfra&ibus bipartitj's ftiuatii*. M. L* U* 614» N* 272* BoNANN» itor*III»f. 1 10, GüALTH^ T* 57t f. N* KNORR r^w. VI* !>♦ fU># 4V BE K I N K H O O R E N S. (486) Kinkhoorcn, die de Schaal getoorend en VI. effen heeft, de Gieren onverdeeld 5 vverlangfe Tegelroode Streepen* Hoofd- stuk. Deeze drie , regt het tegendeel van de voor cccctnM . . . Bucclnum gaande, voeren, wegens haare ongemeenedun ifiKceatum. te en kleinte , den naam van Naaldepenneit.ViekQmQS* Rümphius gaat evenwel wat ver, wanneer hy ze by Naai-Naalden vergelykt. De laatfte Soort noemt hy de Piekenier, om dat de me- nigvuldige overlangfe Streepjes , daarop, een menigte van Pieken verbeelden zouden* Van de Naaide- Pennen hebben wy nog andere Ver* fcheidenheden. (487) Kinkhooren , die de Schaal getoorend cmtx*m* heeft 9 met de Gieren in tweeën verdeeld SmidltT en effen. ***** Omwon» den Pen. Hier worden alle de genen gemeend, die men Omwonden Pennen noemt ^ mkis dat zy öp de Gieren niet gekarteld zyn. Men heeft 'er van veelerley Kleuren 5 fomm/gen rood, anderen geel of witagtig, met bruine, rosfe of f480) Bucclnum Testa Turrita laevi ^ Anfrr.&ibus integris li« neis loftgitudinalibus testaceis* Nat* til, RüMPH, Rar, T* 30. f. G, ARGENV* Concfj.T* 14. f. Z. KNOiR Verzam. VU D* PU 24» f* 5. (487^ Bucclnum Testa Turrita, AnfraéHbus bifïdis lar/ibus» Syst. Nat. XII* Seb« Kab, III. T. 5^. f. 15 , 19, 23 , 2^ 2 7* KNORR Verzam.Vl. D* PU IS. ft 5, Q ' I. Deel. xvi* stuk. §4? Beschryving van d*el °^ zwane ^a^cn 5 Daar 't §ene u'c de aan- LMé gehaalde Afbeeldingen van Seba blykt De Hoofd- reden der benaaming is, dat zig de Hooren, stuk, tusfchen de Gieren , als mee een Bandje of Lintje omwonden vertoont. De zodanigen, zegt Rumphius, zyn de gemeenften onder de Pennen, „ Sommigen witagtig met Lood- „ verwige Plekken en Streepen, eenigenwit, met zwarte Stipjes langs den kant der Gie- „ ren ; eenigen Itomp van Top , gelykende „ naar een Zwik of Deuvik, en anderen, we- „ derom, met rosfe en kromme Streepcn, alsi „ of 'er verward Garen op lag." • écee LXXXVTII (488) Kinkhooren , die de Schaal getoorend ^ZTnuZ. heeft , met de Gieren eenigermaate Hoe- Gedoom^ fög en drie gedoomde Streepen. Deeze , zo wel als de voorgaande Soort , volgens Linnjeüs, uit Afrika afkomftig, heeft de Schaal zwart , bultig aan de Mond-ope- ning, en de Gieren dikwils van onderen wit. LUI. HOOFD- f483) Buccinum Testd Turritd , Anfraftibus fubangulatis, Striis tribus mmicatis, SpuUat* Xlh GUALTHt 7V**t T, 57* U *s dï Vleugel hoorens. 243 UIL LIIL HOOFDSTUK. Ho0*^ STUK* Befchryving van 't Geflagt der Vleugel- hoorekSj waar onder de Krabben en derge* lyken, en de eigentlyke Vlerkhoorens, alsook de Gevleugelde Pennen, gelykde Basterd- Zee- tonnen^ enz. begreepen zyn. 't X Toord Strombus , dat van verfcheide Naam. * * hedendaagfchen op de Pennen , in 't byzonder, is toegepast, wordt hier door Lin- n^üs gebruikt tot een Geflagtnaam voorde Vleugelhoorens. Het heeft , by de Ouden, zo het fchynt, geen bepaalde beteke- nis gehad, dan dat het gebruikt werdt voor Hoorens , die in een gedraaiden Top uitlie- pen , gelykde meeften doen. Welk een Schulp* dier Plinius 'er door begreepen heeft, is duifter. Men kon het derhalve onverfchillig neemen voor eenig flag van Hoorens doch het luidt wat /vreemd voor deeze, die anders den tytel \m\Alatce voeren* De Kenmerken , aan dit Geflagt gegeven , Kenme^ zyn: dat hetzelve de Schaal eenkleppig, fpi-ken* raai gedraaid, op zyde verbreed heeft, en de Opening doorgaans met eene uitgebreide Lip, ukloopende in een Kanaal aan de flinkerzyde0 Dus bevindt zig in dezelven het Sleufje of Q; 2 Gaat- je Siel. XVL Stuk. £44 Beschut ving van VI. Gaatje aan de andere zyde van den Mond* A rüuL' dan in de Kinkhoorens' Hoofd- Dit Geflagt is lang zo groot niet als het stük. voorgaande. Men vindt 'er negen en-twintig soorten. Soorten in, die in vier Afdeelingen , waarvan de laatfte wederom eenige Pennen bevat, zyn onderfcheiden. I. Gevingerde, wier Lip in lange fmalle Strookqn uitloopt. cccclxxxix (489) Vleugelhooren , die de Schaal getoo~ Strombus rend , effen , met eene Elsvormige Staart , slepen. en de Lip getand heeft. Hier worden de Starrepennen bedoeld, wier Geflagt moeielyk te bepaalen is, zegt de Rid- der: want door haare gladde of effene Schaal zyn zy volftrekc afgefneeden van de Stekelhoo- rens , en de regte Staart doetze van deeze ook een weinig afwyken, daar zy door de Getande Lip, echter, mede overeenkom (tig zyn. Men vindt 'er tweederley , gelyk uit de aangehaalde Afbeeldingen van Se ha blykt ; naamelyk die dunner zyn met eene lange , en die dikker zyn met eene kortere Staart* De laatften , waar van f489) St rombus Tcsta Timita lam, Canda fubulata , Labro dentaro. Sysu Nat, XII. Gen. 324* Murex Fufus. M. L* U*. 638. N. gftf* Bonann. Recr. IIL f. rii; Fufum. Ar- GENV. Concb* T 13. ♦ ?U 6, 7, de Vleugel ii oorens. 245 van ik een e in 't Werk van Knorr heb ge- VÉ bragt, zyn de ongemeenften : zy vallen vry -^S"^ groot en zwaar, met eene dikke Schaal, bruin Hoofd* geel van Kleur. Ia 't kruipen ftëékt dit Schulp- stuk. dier de zogenaamde Staart van de Hooren voor uit, en fleept den Top agter zig, gelyk ge- meen is aan alle Hoorens. De af komst is uit Amerika. (49°) Vleugelhooren, die de Lip der Schaalccccxc. met vier regte Fingeren gepalmd en de p™'npeL Mond-opening effen heeft. vo^eipoo* Van fommigen worden deeze, die nooit groot vallen , Scorpioentjes * van anderen Duivelsklaauw- tjes geheten. Men kanze ook Fyf vingertjes noemen , om dat zy , met den Top , doorgaans vyf uitfteekende Punten maaken: doch, om al- le verwarring te ontgaan , met de volgende Soorten, noem ik dezelven Vogelpootjes. Bo- kanni merkt aan, dat menzeaan de Oevers van Europa, in de Middellandfche Zee, vindt. Hy hadt 'er , die wat dunner van Schaal waren, de Lip naar de Vlerk van een Vledermuis gely- ken- f490 ^ Strombus Test# Lahro tetrada&ylo , palmato, Bigicis angulato , Fauce \xv'u . Faun. Suec, 2164. M. L U ötr3* N. 273. ROND, Test. 91, L 1,2. Uonann» Recr. III* U 85, 87. LIST, Concb. T. 866. f. min» G u A L TH. Test. T. 53» k B, C, A. ARGENV. Concb. T. 17. (14) f. M. SEB* Kab. UU T, 61. f. 17. GlNANN. Adr. II. téfi f. 5S-6O. K N 0BP1 Ver.zam, III. D. PL 7. £♦ 4. Qs, I. DEE JL. XVI» STUK, Beschryving van VI. kende 3 van dc Kust van Portugal, by Lisfa* ATltó"bon^ bekomen' Zy onthouden zig , volgens MoofdI Linnjeus, ook in de Zee van Noorwegen en stük. in de Westindiën. ccccxci. (49O Vleugelhooren , die de Lip der Schaal ttiïZrL met zes kr°mme Vingeren en de Staart io«tshaak; Haaks wyze omgekromd heeft. Dat hier de Bootshaak of Duivéhklaauw be- doeld worde, is uit de Kenmerken blykbaar , niettegenltaande men 9 verkeerdelyk , ook de Witte Krab van Güalthieri aangehaald vindt. Dezelve, immers, heeft de Vingers, cn vooral de Staart, zodanig niet, dat men die krom mag noemen. Daar is ook een misllag , in de aanhaalingen van Bonanni en van Seba, hier door my verbeterd. Van deeze maakt Rumphius de eerfle Soort van zyne Vleugelhoorens , die hy aanmerkt naai- de Kinkhooren te gelyken door haaren Top, en naar de Tooten of Voluuten door haar Lig- liaam, dat langwerpig is, met een langen fmal- lën Mond. Tot een byzonder Kenmerk van dit Gellagt ftrekt, volgens hem, dat het Dier der f491) Strombus Testx Labro hexach&ylo* Dig'tis curvis , Omda recurvara. M. L* U* 615, N* 274* «eLlon* Aq. 42* ♦ Barrel Rar* \%%\* f, I* Bonann. RecrM \\u f. 314, 315* Harpago. Rump h* Rar. T* 35» ƒ*♦ A , li* S e jb. Kah* HL 82* f» I , 24 Go A L T H* Test. T. 35» f. A , B. & T# 56. f. B. KWORU Verzam. U D* JPU 27, f» I ; !!♦ D, PU 57. f. 40 DE V L E ü G EÏ- H O O R E N S. £4? der Vleugelhoorens een lang Beentje draagt, VI. van Kleur en zelfstandigheid naar de Onyx ma- *tj^* rina, die men dikwils Blatta Byzantina noemt, Hoofd- en welke in de Indien tot Reukwerken gebezigd stuk. wordt , gelykende ; aan de buitenzyde met fcherpe Tandjes als een Zaag. Dit Beentje is van onderen fpits, en van boven zit het vast aan een hard Vleefch, en gelykt dus naar een Handje, waar mede het Dier niet alleen zynen Gang vervordert , van plaats toe plaats zig voortpalmende , maar ook hetzelve als een Zwaard gebruikt, om daar mede telchermen, en al het gene hem tegen is weg te ftooten. Men kan begrypen, dat deeze werking van groot geweld moet zyn in de Bootshaaken , die ongemeen groot vallen. Hy reken tze voor de grootften onder de Vleugelhoorens ; zynde een Hand of een Span lang, wanneer men de Takken mede rekent. Ik heb 'er één, die ik op ver naa niet kan befpannen ; als hebbende dezelve, van het end der kromme Staart tot aan het end der bovenfle Punt, de langte van een Rynlandfchen Voet. Het Lighaam is vyf Duimen lang en heeft dus een aanziehlyke Mond- Opening , zeer fchoon Vleefchkleurig rood. Niettegenftaande zulks fehiet dezelve, wat het Lighaam aangaat, nog te kort, wan- neer men haar by fommige andere Vleugel- , Vlerk- of Liphoorens ver gelykt. De Takken zyn hol, tot inneeming van de byhangzels, Q 4 die I, DEIL. XVI. STUK. 248 Beschry vi è Ö VAN VI. die 'er aan de Lap zyn van het Dier , welke AFDEEL» ij LIII.' men *n de Mond ziet; zynde week, dun, uit Hoofd- den groenen en witten gefchakeerd. Op Ban- STüic ^a ^ cn jn de Zuidoofter-Eilanden , zegt hy, wordt het Dier tot de Kost gezogf men braadt hetzelve in de omgekeerde Hoorn op Kolen, en de Schaal wordt vervolgens, om het daar uit te krygen, in Hukken geflagen. • \vyf>. Behalve de lang Getakte , die men Marine* tjes noemt , zyn 'er ook weinig Getakte of Wyfjes Bootshaaken , zogenaamd. Het zal *Bl. 88, daar mede, gelyk wy hier voor * ten opzigt van de Porfeleinhoorens gezien hebben, gele- gen zyn : dat men zulks , naamelyk, flegts voor een benaaming en niet voor een wee- zentlyk verfchil van Sexe moet aanzien» Het Wyfje is dunner van Schaal, en inzonderheid van Lip, hebbende maar eenige korte Pun- ten; doch, wat het Lighaam belangt, komt hetzelve met de Mannetjes overeen. Stamp. Men heeft ook zogenaamde Stompen, die in 't geheel zonder Takken en byna zonder Lip zyn; hebbende maar een dunnen, Zaagswyzen en als afgebrokenen Rand aan den Mond. Der- zelver Lighaam loopt fpitfer toe, en 't Hoofd is vry breed. Zy zyn anders, op de zelfde manier , met bruine Vlakjes en Stippen ver- fierd , als de gewoone Getakte Bootshaaken , in welken, wanneer zy oud worden, de hol- ligheid der Takken byna verdwynt , zo die zelfde Autheur aantekent. De fraaiften van dee- de Vleugelhoorens. 5?49 decze Soort , zegt hy, worden in de Banda* VL fche Eilanden gevonden. ^fir** Hoofp- Vleugel hooren 9 df* de Lzp ccccxci^ waar van de agterjie de langfle is. fforptusl Fodagra* Gelyk de voorgaande in grootte , zo munt ieeic* deeze Soort in kleinte uit ; dermaate , dat R u m p ii i u s haar voorftelt als de kleinfte van het Geflagt der Vleugelhoorens. Hy noemt- ze Cornuta nodofa, in 't Nederduitfch Podagra of de Scorpioen , wegens haare lange kromme Staart» Aan de Knobbelige Takken en Rug zyn deeze kenbaar , en worden dus genaamd, offchoon zy de Staart zeer kort hebben, ge- lyk uit die van Gualthieri blykt. Haar Mond is van binnen paarfchagtig bruin, met verheven witte Ribben ter wederzyden , die de Lippen zeer oneffen maaken waar van men iets weinigs in de Bootshaaken en niets in de Krabben befpeurt. Voorts hebben zy den Rand van de Lip Oranjekleurig, en zodanig is de geheele Mond- opening gekleurd in zekere Vleugelhoorens van byna de zelfde grootteen Ge- f492) Strom^us Testje Labro heptc.da&ylo , Diglrls nodofls, postico longislinao# M» L* U. 6i6. N» 275. Cornuta nodofa. RUMPH. Rar. 'l\ 3& f. Jg» GUALTH. Test. T» 36* f« C* SyOrpio. ARGENV. Conch* T. 17, f14) f.B.'BONANN, Recr. IIU f* nS. KNORR Verzam. \U D, VU 3. U 15 v. d, pu 4» f« 3. Q5 U DEEL. XVI. STUK. &$0 B E S C II R ï V I N O VAN VI. Geftalte , doch die de Vingeren geheel zonder AFïD1fiIFju Knobbels hebben, de Staart en voorde Viri- Hoofd* ger zeer krom en lang ; zo dat de afftand der stuk* Punten wel vyf Duimen , en de langte van 't Lyf niet meer dan twee Puimen is» Deezc mogen tot onderfcheiding de Scorpioen genoemd worden > terwyl die anderen den naam behou- den van Podagra- Kreeft. Zy zyn inderdaad wat Kreeftagtig, en hebben de Takken, wier getal zeven is, naar evenredigheid langer dan de voorgaande Soort, cedent. (493) Vleugelhooren , die de Lip der Schaal stembus met zeven byna regte Vingeren , en de Krab. * Keel tonder oneffenheden heeft. Zeer overeenkomftig zyn deeze Kenmerken, met die Vleugelhoorens , welke men in *t Ne* derduitfch Krabben , in 't Franfch Araignêes of Spinnekoppen tytelt. Rümphius geeft 'er , zo wel als de voorgaande en volgende Soort , den naam aan van Cornuta , om dat zy, als 't ware, gehoornd zyn. In getal van uitfteekende Vingeren of Takken komen zy met (493) Strdmhus Testae LaVo heptadn&ylo , TMgitis reftius- cul's, Fau'.e l«vi. M. L. U. 617* N. 276. Aporrhais. Rond. Test. 70» U 7U BARBEL Rar* I32(>. f. 7. Cornuta» RtimpH- Rar. T 35, 36* f. E , F, G, GüALTH» "Test. T. 35, f* C. T. 36. f. A. Lambis. Argenv» Conch. T. 17* (14). f E- REGEN F. Conch. 16. T«4*C45« Knorr Verzam. I D. VU 28* f. f ; lil. D. PI. 7. f. I* DE VlEUCEX, HOORENS. 2$1 met de Podagra-Kreeften en Scorpioenen over- VI, een. Op de Rug hebben zy twee of drie A?^^u fmalle Knobbels, en zyn bovendien overdwars Hooid- geribd. Men vindt 'er Wyfjes en Stompen stuk. of Stompjes van, even als van de Bootshaa- ken. Van eenigen is de Kleur witagtig , met rosfe, bruine en zwartagtige Plekken; dat de kleinften en fraaiften zyn Men noemtze Bonte Krabben. In anderen is de Kleur van buiten geel en deeze vallen grooter, wordende door afhaaling gemaakt tot Witte Krabben, Deeze vallen wel zo groot van Lyf als de Bootshaa- ken, dik en plomp van Schaal, doch zyn zeer kort getakt en veel zeldzaamer. Het Dier der Krabben verdeelt zig in Lap- pen 5 om de gedagce Pooten te vullen , maar by de Snuit {leekt het een lang Vingertje uit, dat rond en ftyf is , met een Kloof je in 't Voorhoofd , zynde de Mond van 9t Dier , en hier agter ftaan twee Hoorentjes met ronde harde Oogen , geïyk de Krabben hebben. Zy worden mede! tot de Kost gezogt en zyn op alle Stranden, in Oostindie, gemeen. (494) Vleugelhooren, die de Lip der Schaal met Millepeda. Duizend» been. f494) &trombv$ Ttstx Labro decada&ylo , Dïgitis inflexis , Fmce fubftriaia , Dorfo gibbere compresfb. M. L» U. 61S. N. a^7* Bonann, Recu l\L f« 3U. L 1 S T4 Conch* T. 86s. f: as- & 869. f< 24. Cornuta millepeda. Rümph. R*r. T. 36. 't t MiUepedi. AR GEN v. Conch. T. I8# (15) f. ü. l Deel. xvi* stuk. £52 Beschryvinc van VI. met tien geboogen Vingeren, de Keel ^LUl% eenigermaate geftreept heeft , en de Rug hoofd- met een famenge drukte Bult. De Duizendbeen , Cornuta millepeda , zQgt Rumphius, is platter dan de Krabben, op de Rug vaal en digt gefpikkeld , met roste Streepea. De Lip verdeelt zig in tien en en fomtyds in elf korte Takken, die allen naar / agteren , dat is naar 't Top-end, gekromd zyn ; dewyl het Top-end , wanneer het Schulpdier voortgaat, in deeze zo wel als in alle andere Hoorens , agter naa fleept. Dus was deeze kromming der Takken noodig , om het Dier in zyne voortgang niet te verhinderen, en zy kan bedenkelyk dienen, om hetzelve vast te houden tegen den Stroom of flag van \ Water. Aan de Snuit en Top zyn de langde Takken : op de Rug heeft het veele Knob- beltjes, en de Lippen zyn, van binnen, mooy gefchilderd met witte en roode Streepen. Die van d'Argekville is een Wyfje , of on- volmaakte Duizehdbeen. II. Die fmal gevleugeld zyn. ccccxcv. (495) Vleugelhooren y die de Lip der Schaal St rombus / yan Lentigino- / 'Spuïetie, (495} Strombas Testje Labro antfce trilobo ïncrasfato , Dorfo Verrucofb coronato , Cauda obtufa. M. L. U. 619. N, 0.7 i. Turbo Auritus* ROND. Test. pi. BONANN, lieer. III. f, 300* BAREEL. R*r. 132Ö. f« 4 8c 1327, f4 5, Lcntiginofa. RUM?1' BE Vl-EUGELHOORENS. 0.$$ van vooren dikker en met drie Kwab. VI. ien9 de Rag als met Wratten gekroond Afdee^ en de Smart Jlomp heeft,. Hoofd'. STUK. Deeze Hooren voert haaren naam naar de gefchapenheid der uitwendige Oppervlakte > welke Ringswyze als met een menigte van Sproeten fchynt bezet te zyn. Anderen gee« ven 'er ook wel den naam van Kikvorfchen aan , of die men dus noemt verfchillen weinig van de Sproetjes. Men heeft 'er dun en dik gelipte onder, doch zy vallen niet groot. Sommigen hebben den Mond geel of rood 9 eenigen , die zeer raar zyn, zwart: men vindt 'er met gee- le en met bruine Plekken ; doch de meeften zyn witagtig. De Schaal is 3 zo wel by 't Top- end , als by 't Mondftuk , ingekeept 3 en van boven met eenige groote Knobbels gekroond. LiNNiEUs merkt aan, dat het dekzel van deeze Sproetjes de Blatta Byzantina zoude zyn; doch ik vind geen reden , om hem zulks toe te ftemmen; aangezien Rumphiüs, die het be- hoorde te weeten > dat Reukwerk toefchryft aan de Krulhoorens. C496) Vleugelhooren , die de Schaal heeft ccccxcvu . Stromhnz MM Gallus^ Wyzet, RUMPH. Kar, T, 37- ^ Q- GüALTH TesU T. 32. f. A. ARGENV. Conch.T. itt, f. C, SEB. Kab. IIT. T. 62. f«. ir# KNORR Verzam. lil. D. Pl. 13. U 1: VI 26. f. 2 , 3* (496J Strombus Testsc Labro dilatato , antice mucronato U Deel. XVI. Stuk, Beschryving van VL met eene uitgebreide Lip , welke van ^LHI*" voor en een zeer lange Spits heeft: de Hoofd* Rug gekroond, de Staart regt. STUK. Aan deeze wordt , wegens haare lang uitfteer kende Punt, de naam van Wyzer gegeven, en \ is zeker dat Rümphius de zodanigen be- doelt, wanneer hy van Pugües, Schermers of Wyzers fpreekt , die de Vinger bykans zo lang als 't Lyf hebben ; of fchoon de Afbeelding van de volgende Soort aldaar is aangehaald, die ei- gentlyk maar past op zyne tweede Soort. Men vindt ook Wyzers die onvolmaakt zyn, heb- bende dien Vinger niet of maar kort , en de zo- danigen worden ook wel Vlerk- of Liphoorens geheten» Dat deeze Schulpdieren Schermers van hem genoemd worden , komt daar van daan , dat zy het Z waardje, waar van hier voor op de Boots* haaken gefproken is, gebruiken om daar mede te fchermen, en, \t zy men zulks alleenlyk als een Natuurlyk gebruik, dat zy 'er van maaken, gelyk gemeld is , aan te merken hebbe : het is van die uitwerking, dat, zo menze in een Scho- tel legt, die met andere Hoorentjes gevuld is,, weinigen daar van by haar bly ven , wordende de meeften door dit fchermen weggeruimd. (497) longisfimo, Dorfo coronato, Cauda re&&» M* t,4 U. 619, N* »79. BONANN. Recr. tlh f* 309 , $10. RUMPH» R*r. T. 37. f, s* Gu alt H. Test* T. 32. U M. Se B. Kab* HU T* 6a. f. I, z. K No lilt Verzam* IV4 !>♦ VU 12. U ït db Vleuoelhookens* 255 C497J Vleugelhooren , die de Lip der Schaal VI. van vooren ge/pitst , jfo/g gedoomd Afq^u £72 regtopjlaande Jchevpe Hoofd- Staart. * stuk. CCCCXCVI T# Dit is de gedagte tweede Soort van Rüm»^* phïüs, welke dus van hem tot de Wyzers be- J Kemp- trokken wordt, daar zy doch aanmerkelyk vanhaantje, verfchilt. Wy noemenze 't Kemphaantje , dat van haar fchermen afkom ftig zal zyn* Kleiner vallen zy dan de voorgaande Soort en komen nader aan de Sproeten of Kikvorfchen , waar mede zy wel eens verward worden ; alzo de Kleur fomtyds veel naar die Dieren zweemt. Grappig is 't, dat Linnjeus 'er den bynaam aan geeft van Auris Diance, en zulks op reke- ning van d'Augenville te boek ftelt, die alleen gezegd hadc, dat menze noemt Oreille d'Ane , 't welk betekent Ezels - Oor. Heeft Diana, de Jagtgodin, dan Ezels-Ooren gehad? Ik vind zulks van dezelve nergens aangetekend, noch befchrceven. Deeze Kemphaantjes, zo wel als de Wyzers en Sproeten, vallen in Oostindie, en zyn al- daar (497) Strfmbus Testse Labro anticc mucronato , Dorfo mu« ïicato , Caudê ere&a acuta* M, L. ü. 6Zo. N« 280. Pugiles, RUMPH» Kar. T, 37. R. GuALTH. Test. T. 32. f. H. Auris Diana:* ARGENV. Concb< T. 17. (14) U O. KLE IN Oftrac* T. 6. f. löö. S E B* Kab. ïli; T. 6u f* l- 4* & T# «a. f. 13. KNORR Verzam, II. £>♦ Pi. ij. f» I, I. Deel. XVI. Stuk* a*6 Beschryvino van VL daar gemeen aan alle Stranden der Ambonfche AFLniL' Eilanden , wordende van de Inlanders gege- Hoofd- ten ; doch zy hebben dit gemeen , dat zy alle stuk. de genen, die 'er veel van eeten, het Zweet doen Hinken als een Bok. (498) Vleugelhooren , die de Schaal met ee- 11e voorwaard* uitfteekende geronde glad- de Lip heeft ; den Top aan de Gieren gedoomd ; de Staart Jiomp met drie Kwabben. Die van deeze Soort worden in 't algemeen Vleefchhoorens genoemd , om dat haar Kleur meer of min trekt naar die van Vleefch. Ge- meenlyk, nogthans, zyn zy hooger rood, geel of zelfs Oranjekleur, en van agteren, by den Mond , zo bruinrood , dat menze, grappig, Gebrande Billen, ja fommigen zelfs Zwart ge- brande Billen tytelt. Ik vind geen reden, om den naam van Pugiles, of Schermers, op dee- ze in 't byzonder toe te pasfen. De Keel is rood, de Schaal Saffraankleurig , zegt Lin- n/eus. Dit heeft wel in eenigen , doch op ver naa niet in allen plaats. Zy zyn Goudkleur of (49B) Strombus Te$tx Labro antlce • prominente rotundato tevi , Spiré fpïnofö , Cauda triloba obttifa. M. L. V* 620* 3$. 281. LIST* Conch. T. 505. fé 264 BONANN, Rccr4 III. f. 299* GUALTH. Test. T. 32* f. B. AKGENV. Concb. T* 18. (15) f. a. Klein Oftrac T. 6 f. io8t KNORR Vtt* zam> L D. Pi. o% f. 1 ; IX p£ itf, f. i. ccccxcvliw Strombus Vleefch- hooien. i) E V L E U G E L H O O R E N S. 2J? of wie van buiten zegt Bonanni, van bin- VI. nen Sneeuwwit, met Roczc of Vuurkleur Avfjfj" fchitterende. De afkomst is uit W 'estindie. Boofi* • \ STUK* (499) Vleugelhooren, die de Schaal met ee ..cccxcix. ne uitjleekende Lip , de Rag gerand en ^Sw! & Staart onverdeeld heeft» tus- Vlerk hoo - rei Hier kunnen gevoeglyk die, welke de Lip als een aangehecht Vlerkje hebben , des we- gen Vierkhoorens genaamd , t'huis gebragt wor- den. (500) Vleugelhooren , die de Schaal met een d. uitjleekende Lip 9 de Rug effen heeft , £XJL" . dè Gieren eerond en egaal. Loehoen- ren» Sommigen noemen deeze Lahoenhoorem > doch dit is zö min eigen als Loehaeneefche ; wJmt Rümphiüs meldt uitdrukkelyk , dat menze in 't Neerduitfch Loehoneefche Koorentjes noemt , in 't Latyn Luhuancs , en daarom is het te dénken } wanneer hy verder zegt : 33 men f499). Stromhus Te sta: Labro prornirAilo , Dorfo ttiar'gïnffto Ixv'iy Caudê integra. Syst. Nat* XII. KnoER Verzam* III. D. PU ir, f. 1, (soo) StromhurS Testa; Labro prominulo, Dorfo lxvi , An- fra&ibus romndatis asqualibus, M, L. U. 6z\* N. 282. Luhua* na* R U M P H* Rar* T. 37* t S. ARGENV* Conch, T. 17. (14) f, N. $EB. Kah III. T. 6U f* 20, 21. & T. 61. fV Sl.r^*, Knoek Verzam. III. D. rl* 13. f* 43 V* D. $U 26. f. S. R h Deejl. XVI. Stuk*, 25 C B E S C f I R Y V I ft G VA 17 VI. „ men vindt ze veel op allerhande Stranden , ^FLJHL% „ doch' nergens zo veel als op het Land van Hoofd- » Loekoe «> waar van zy den naam draagen": stuk» dat zulks een Drukfeil zal zyn , cn dat het moet zyn , het Land van Lolioe. Ondertus- fchen is 't blykbaar; dat hy3 door allerhande Stranden , hier flegts die van Oostindie * of van de Ambonfche Eilanden , verftaat. Zy gelyken veel naar de Tooten , haar Lip is zeer klein , en van binnen rood , 't welkze kenbaar maakt en van anderen ohderfcheidt. Ook hebben zy het algemeene Kenmerk van de Vleugelhoorens > te weeten 5 een ronde Keep- in de Lip , omtrent de Snuit* Zy vallen niet veel meer dan een halven Vinger lang en zyn in weinig agting. Dï; (5oi) Vleugelhooren, die de Schaal met een clheruLs,- uitfieekende Lip , de Rug effen heeft, Ktmaritje. £e Gieren Bultig en ongelyk. Deeze Hoorens voeren den naam van Ka- naritjes ? zegt Ru mp mus, om dat zy veel naar een gefchilde Kanary gelyken. Men be* rigt my 3 dat dit een Oostindifche Vrugt is5 als een Ockernoot, hebbende een harde Schaal. In groot- f501) Stromhus Tcstac Labro prominulo 3 Dorfo ljevi? An« fra&ibus gibbofis inaequalibus. M. L. U. 621» N. S83» Cana* riunu R U m P H. Kar. T. 37» 6 V* B O N A N N» Recr* III, f. 150* SE B. Kab. III, T, 61. ft 53. KNORK Verzam+lU !>♦ PI. X*. 3.* UI* 13» U 5. DE VLEÜGELHOORENS. 250 grootte' verfchïllen zy weinig van de voor- VJT. gaande Soof t i doch zy zyn zo regelmaatig At' ogkl» óiec van Geftalte en hebben de onderfte Zy- hoofd » de pfacagtig zo Linn^üs aanmerkt; doch 't stuk. gene Bonanni veel beter befchryft; wan- neer hy zegt : ,, zy, zyn in 't wydfte deel des Ligtïaams zodanig gezwollen , dat zy als de „ Borst van een Duif, die te broeden zit, vertoonen"* Inderdaad , dit is zeer blyk- baar in veele Kanaritjes. Sommigen hebben den Mond wit , anderen zwart , en deeze noemt men Zwartmtmderu De uitwendige Op- pervlakte is in eenigen gebandeerd , in eenigen gebloemd of Golfswyze getekend; ja zy zyn, in 't algemeen , fraaijer gekleurd dan de Loe- hoenfe Koorentjes , hoewel flegts mee ros- agtig of bruin geel op een witten Grond. Men vindt 'er ook , doch zelden , die geheel wit zyn. „ Zy zyn mede Schermers, en, als hen ,5 regte Dier daar uit is, groeit 'er een Kreef- „ tje in of Cuman (*), doch daar in van an- ,, dere Cumans verfchillende , dat hy geen zo „ groote Schaar heeft , waar mede hy de $ Deur van zyn Huis fluiten kan , gelyk de Cumans van de Aüekruiken". (*) Cümaa is de Maleitfche naam van de Soldaatjes of Kluizenaars , ook Kreeft/lakken genaamd , die in het Der- tiende Stuk van deeze Natuur ly!^ Historie % bladz» 3öij enz. befchreeven zyn» R 2 1, DEEL, XVI. $TUK , $6o Beschryvihc V A n Afdeel. LUI. HooFiy- STUÏ. Dit Strombus Öniscus% Jisfebed. DUT. Strombus Lucifer. Kameel- C502) Vleugelhooren, die de Schaal Eyrond* agtig met Knobbelige Gordels > de Spits Elsvormig en effen heeft* De Schaal is van grootte als een Hazel- noot, en heeft drie Knobbelige Gordels , zyn*- de overlangs ook bezet met knobbeltjes. De Kleur is bleek , met zwarte of bruinagtigs Vlakken; doch aan de Opening wit3 die lang en fmal is > met eene gladde Spil : de Top ftomp. HL Die breed gevleugeld zyn* (503) Vleugelhooren, die de Schaal van voo- ren met eene ronde niet ingefneeden Lip> het Lyf dubbeld gejtreept , de Gieren gekield 9 met de bovenjle Knobbeltjes fdein heeft» Dë (502) Strombus Testi ofeovata CinguKs notlofïs, Müaom fubulato Ixvu Sysu 2iau XII. An Guajlth. Test. T. 22. f. I« SEB* Kab* III. T. 55* 23* a — g. KNORR Verzam. IV. D. TI* 12. f. 4. f503 > Strombus bestas Labro antice rotundato integro , Veïs- tre dapliciter ftriato, Spfrd carinata , Tuberculis fiiperioribiis minutis. Sysu Nat* XIL BoNANN* Recr. III* T. 303,304. Barrel. Rar. T. 1327 f, 7. Rumph, ,K*r* T. 49* £ M. ARGENV. < f. 5. Conchylium. GESN» Aquat. 340, Mu- afix Marmoreus, Aldk» Exfang. List. Conch.T. 860. f. 17, 3 8. & T. 882. f. 4t Ojlear. T» 32* f. 5* 0> Gtjaltr^ Test. 54. fi M. K.VOBii retzm* IU ïl. SQ« I i Itl. D. PI. !?♦ £ 1. R 3 J« DE£ju xvi. Stuk* i / ö6l2 BESCHRYV ING V A N VI, %eer groote ronde Lip , aan 't Lyf en ^FLniL" aan cl'cn ^ met ^eöe^vorm^e ëWptvf* Hoofd'- de Punten gekroond heeft. STUK. In 5t Kabinet van de Koningin van Sweedein bevondtzig, dat te verwonderen is, noch dee- ze noch de voorgaande Soort ; des ook de Ken- merken meest uit Afbeeldingen fchynen opge- maakt te zyn , inzonderheid ten opzigt van deeze laatfte , wanneer daar van gezegd wordt, dat zy een zeer groote ronde Lip heeft* In de aangehaalde is dit niet blykbaar, en die, welke fommigen ook Getakte Switzers - Broeken noe- men, hebben de Lip gantfch niet groot. Zelfs fchynen die , welke men Roozekleurige Vleugel- . hoorens heet , tot deeze Soort betrekkelyk te zyn , hebbende zo wel Knobbels op het Lyf als aan de Gieren y 5t gene ik in de eerstgemel- den niet waarneem. De Kiem* van binnen is levendiger en fchoonder Purperrood, naar dat 'er het Dier frisfcher is uitgehaald* Ik heb zo- danig een Kroonhooren van ten Voet lang , met tien Verdiepingen of ryën van Knobbeltjes tot aan den Top, In deeze is de Lip niet rond en lieekt maar weinig uit, Het nier. Ad anson merkt aan, dat de Jonge Vleu- ^^•"•gelhoorens in 't geheel geen Lip hebben en Tol- rondagtig zyn ; weshalve zy door de Autheu* ren, verkeerdelyk, tot onderfcheide Geflagten zyn betrokken. Een dergelyke Hooren fchynt die te zyn , waar van de Afbeelding op Pi'aat CXXI1I, J>E Vleugelhoorens* 0.6$ CXXIII, met het Dier daar in, uit myne Ver- Vt zamdling is gegeven» Dezelve heeft eenefchoo- ^™fr£9 ne Appelbloefem - Kleur, doch de Punten zyn HoofdI meest wit, en de grootfte, gelyk hierduidelyk STÜK» blykt, nog onvolgroeid. Ook heeft dezelve cc Lip zeer dun. Men zou ze een onvolmaak- te Laphooren kunnen noemen. Zy gelykt veel naar de Murex Marmoreus van Kondeletiüs, welke voor de Purperhooren der Ouden gehou- den wordt. Het Dier , dat dan de Purper/lak zou zyn , komt grootelyks overeen met de be- fchryving, welke ons Rumphius geefc vau de Slakken , die in de Vleugelhoorens zig ont- houden , en in ?t byzonder met het Dier der zogenaamde Krabben *. Want , fchoon dee- * 2ïe ze Slak zig niet in Lappen verdeelt, om de hol«bladZl2*7' ligheden der Takken te vullen , fteekt zy doch een lang Vingertje uit, dat van boven gekloofd is, om tot Mond te verftrekken, en daar agter liaan twee Heorentjes met ronde harde Oogen aan 't end, hebbende ieder, bovendien, een foort van Klaauwtje. Van agter^n is een dej> gelyk deel , als in de Wulken. Wel allerduidelykst vertoont zig, in deezencszeife Afbeelding, het Zwaardje, daar de Vleugel- Zwaard^ hoorens mede fchermen, van het welke reeds verfcheide maaien gefproken is. Wy hebben gezien , dat fommige Hoorens zulk een Dek* zeltje of Luikje in 't geheel niet; dat anderen hetzelve zeer klein en rond; ancjeren, wederom, R 4 groo- l. Eeel, xvi* stuk» a$4 B E S C II R Y V ï N O * A NI VI. grooter ,en ovaal hebben» In deeze is het dm ^T\lU en ^ez*S of Kraakbeenig ; doch in anderen is Hoofd*, het hard, dik en rond, byna. zo groot als dé pp*» Opening, gelyk in de Knobbelhoorens en der- gelyke Rondmonden, wordende alsdan Maans* üogen of Venus Navels geheten. Hier, in dë Vleugelhoorens , is het van middelmaatige dik- te , glanzig bruin van Kleur en éenigermaate naar de langwerpigheid van de Opening ge- fehikt, zynde aan 't ééne End rond, aan 't an- dere fpits. Dit geeft 'er nagenoeg de figuur van een Zwaardje aan, en men begrypt, uit de plaatzing, gemakkeiyk, dat de Slak, door de beweeging van haaren Arm , daar mede kan Schermen , gelyk Rumphius het uitdrukt. Mooglyk gebruiken zy dit Zwaardje ook wel om zig voort te haaien : want dat gedeelte , de Voet genaamd, 't welk in de Tepelbakken cn Wulken , op de voorgaande Plaaten afge- beeld , zo groot en blykbaar is , maakt hier 'zeer weinige Vertooning. Tot meerder opheldering zal ik melden , wat A dans on zegt van het Dekzeltje var* de Purperhooren te Senegal gevonden , die hy Kalan noemt , en overeenkomftig agt te zyri met de gedagte Murex en Conchylium van Ron deletius en met de Purpura der Ou* den. Het is op het agterfte End van den 9, Voet gehecht , en houdt 'er maar aan met 99 niet meer dan een vierde deel van zyne 3, lapgte, en met één van zyne Randen , den p e Vleugklhoouens» aö^ verhevenronden naamelyk. Het is Ovaal- VK ii agtig> rond aan 't bovenfte en dikfte, fpits ^xJjr* 3) aan het andere End, drie of viermaal lan- Hoofd- ger dan breed, zwartagtig bruin, glad opSTU^ „ de buitenfte Oppervlakte, en van de flin- „ ker fcaar de regterhand neergaande een wei- „ nig krom. Terwyl de Voet van het Dier j, uit de Schaal komt, draait dezelve zig zo* danig om, dat do, Punt van het Dekzeltje, „ welke zig om laag bevondt, terwyl het ,, Dier daar in beflooten was, naar om hoog 5, ziet, en het ronde End, in tegendeel, naar ?, om laag". Dit Dekzeltje werdt van de Ouden Unguis, Nagel of Welriekende Nagel geheten f en deswegeii noemen de Italiaanen nog deeze Hooréos Ogniella. Het vèrfchilt van de Ovaa- 1c Dekzels der eigentlyke Purperhoorens , in de Apotheeken Blatta Byzantina genaamd , wel in figuur, doch komt in gebruik pn eigenfchap- pen daar mede overeen. Adanson merkt aan , dat de Slak van zyne Kalan een Vogt uit- geeft , 't welk tot Verwen zou kunnen dienen , gelyk , zegt hy , de meefte Purperhoorens doen Q*% (ƒ05) Vleugelhooren , die de Schaal met een St^us PT00»latisJtmu$ . (*) Seneg. p, HU Laphooren, ($05) St rombus Testx Labro rotundsto ma'ximo , Ventre inémT, Spira. fubncdofd* M. L. ü. 6:2. N. 284. Alata lata. B. U M F H« Rar. T* 36» f. L. S E B. Kak* HU T« 63. U ï * 9f R5 li Deel. XVI* Stuk* 2,66 13 E S C IU Y V I N C V A ÏJ VI. groGte ronde Lip heeft , het Lyf ongewa* ^LÏIit# pe?id9 den Top ecnigermaate geknobbeld. IJOOFD- citx. De zodanigen noemt men LapJworens 5 die ook ontzaglyk groot vallen , komende , zo wel als de twee voorgaande , uit Westindie. De- zdven zyn meer of minder fterk gekroond. Men heeft 'er die de Lip zeer dik hebben 9 deswegen Diklippen genaamd. In fommigen, wederom 5 is de Lip als om den Top gefla- gen , zo dat de Top daar als ingedooken fchynt te zyn , en dit is de Oostindifche , welke Rumphius vertoont, zynde deeze nog ifi de meefte agting. r>vi. (506) Vleugelhooren , die de Schaal met een MpiZlmh. geronde korte Lip, het Lyf effen, den Bezaantje. Top wat Knobbelig heeft. Als men deeze met de Punt om laag houdt, gelykenze wel naar een Bezaantje , zegt R u m- phiüs, en zulks geeft 'er den naam aan. Het Dier heeft, zo wel in deeze als in de volgende, ook een Zwaardje, waar mede het fchermt. De Kleur is op de Rug geelagtig, van binnen Melkwit. De Gieren zyn bezet met Knobbeltjes 3 die allengs verkleinen tot aan f506 ) Stromhus Testes Labro roumdato brevl , Ventre kevi, Spjra fubnodofa. M* L* U. 6iz. N. 285. R A R 31 E L* i^r* 3727. f. 2» Epidrprais. Rumph, Rar. T. 36, f* M Seju Êah III* T, 62. U 21. K N O Rft Verzam, VI* D, Pl« 33* f* 2, DE VLEUCELHOORENS. aan den Top. Zy vallen in Oostindie^ zo VL , v/cl als de twee volgende Soorten. XlH*f Hoofde C507; VJeugelhooren , die de Schaal Hart- stuk. vormig heeft , wet e^we geronde 9 korte , S;^** fiompe Lip > en den Top zonder Knob* leitjes. Duitje* De Hoorentjes van deeze Geftalte worden Duifjes ) en fbmtyds ook wel Bultjes genoemd. Zy zyn korter dan de voorgaande, doorgaans mrm een Vingerlid lang , en zeer dik van Schaal inzonderheid aan de Lip. Op de Rag hebben zy een aanzienlyke Bult. De Kleur is bruinder geel , verfierd met Slangwyze roo* de Streepjes 3 die als van den Top naar de Punt loopen. De Lip is fomtyds wat Lood- kleurig. De Schaal vertoont zig glad en als met Vet befmeerd , volgens dc aanmerking yan Lxnn^eus. C508) Vleugelhooren, die de Schaal gerond en „ &vm?< KOrt Vinatus* Opgerold (507) Strömbus Testa fubcordarÉ , Labro romndato brevi Bezaaiitje* ïemfo, Spiraque l#vi. M* L IL 623. N* 287, Bonann. Recr. IJL f. 146, Pet. Gaz. T. y3. ft ih RüMPH. ifor* T* 3^ f N, GUUTH. Tfj/* T» 3i.T4N, Ü ARGENV» C C^. Klein Oftrac. T* 4, £ 73. Seb. ÜT^. IIL T* 62, f* 28, 29, 24, 25. KNO li n Verzam. l„ v>. vu i& h 5. f§p3) Stromhus Tcsta Labro rotundaro brevi , Venèrelaevi. Spirx elongatx AnfraóHbus Sutma elevata distindis* M. Lt I. Deel. XVI. Stuk. s.68 Beschryying van VI. kon heeft > het Lyf effen , de Giemi ^LIII.1" yan de verlanSde sPits onderfcheiden Eoofd- door een verhevene Naad. Deeze, veel fmaller van Lip zynde en lan- ger van Top* voert den naam van het Opge- rolde Bezaantje* Men vindt dezodanigen zeld- zaam* Zy zyn rosagtig van Kleur. Somtyds is de Schaal effen , fpmtyds eenigermaate ge- plooid ; doch altoos langwerpig. dtx* (509) Vleugelhooren , die de Schaal met eem fuctuuu rmde JlomPe LiP > het Lyf €™ Wh iireede met vier bkeke Streepswyz' gejlippekk toaiy- Gordels. De Latynfche bynaam zegt Gegordelde. Het is 5 volgens Kpmphius, een breede Kanary , dus genaamd , om dat zy veel uitgebreider Lip heeft dan de gewoone Kanaritjes , reeds befchreeven. Volgens Linnjeüs is de Schaal effen , roodagtig 5 hebbende de Rug eeniger- maate gekield en omgord met twee Paar wit ge* V* 6zz* NT« 287* Epïdromïs longior* RUMPfl. Rar* T* $6* £> O* ARGEN V. Conch* % 12, (9) f* F* PET* Gaz, % 98* f. 12. SKB, Kab. T. 62. f. iS, 19, 20 & T* 79 *♦ U KNORR Verzam. III. D* PU 20* f 2. (509) Strombus Testa Labro rotundato remfb, Ventrelacyi, Cingulis quatuor pallidis lineari-pun£atis* RUMPH» Kar. T. 37» f- GUALTH» Test. T* 33* t B* AR GE NV* Concb* T. 13* (ia) f, C. SSB* Kak* T# £l« i. 15 & T* $2, £ 1*. DE VLEUGELHOOREN $- 2Ó£ geftïppelde Stréepen : de Gieren zyn geftreept VI. met een gekarteld Randje :# de büitenfte Lip Af^l- is van binnen met Groefjes , zo wel als de Hoofb* Spil by de Punt, vertoonende zig gelyk een^üK. ömgeflagen Lip. (510) Vleugelhooren , die de Schaal met eene Sgr^ verdunde , onverdeelde en eenigermaate spwfus. geplooide Lip heeft, gekroond met fcher* °om* pe Doornen 3 langs den rand der Gieren» Deeze komt zelden voor * dan onder de Ver- fteende Zaaken. De Geftake is als die van een Vesper til je of Varkens-Snuit 5 maar zy heeft de Tip niet uitgerand 3 noch de Spil geplooid» Paarfchagtige, evenwydige Streepjes, die zeer talryk zyn, omringen de witagtige Schaal, welke van vooren hoekig is en met zeer fcher- pe Doornen gekroond. Verwonderlyk is 't3 dat de Kleuren ftand houden in een Schaal % onder de Delfftoffen, zegt Linn-/eüs. (511) Vleugelhooren y die de Schaal heeft bxi. Strombus WW FisfurelU* Gefplec* (510) Strcmbus Testd Labro attenuato intégro fubplicato , t€nc" Coronato Spinis acutis , SpM aculeata» Syst. Nat. XII. G UAL TH. Test. T. 55* £ E. A 11 G E N V* Concb. T. 3?. (29) f. 10. Pet. Gaz* T. 78. f. 11. Conus Spinofus. Syst% Mat* X. p. 715. N. 27 u (511) Strombus Tesut Labvo contïnuato In Carinam fïsfain longïmdinalem. Syst. Nat. XII. Mirra, Aroenv* Cmh t. S3* (29) Lm, 2. N. 6. Pet* G«* T* 73» f» 7* *> h Deel, XVI. Stvk, , $ftf Beschryvinc ^ a n VL Afdeel. LUI. HoofdI .BXfl* StrombuS ZJrceuu Gebulte ÏUuaiy» met een Lip , welke in een gefpleeteM Kiel overlangs uitloopt* Deeze komen ook Verfteend voor % doch in Oostindie zou de Natuurlyke Schaal gevonden zyn , welke de grootte en gefblte hadt van eeri gewoon Wenteltrapje., en wit was van Kleur, met de Opening langwerpig, hebbende de bui* ten (te Lip een weinig verbreed 5 de binnenfte aan de Spil gegroeid. De Opening loopt ^ van tusfchen deeze Lippen , over de zyde van de Schaal > in een gefpleeten Kiel uit, welke om- gekromd is over den Top der Hooren* Zy heeft een korte regte Staart 3 door haare uit- holling weinig van de Lip verfchiliende, Cs 12) Vleugelhooren , die dé Schaal met eene verdunde « kefte , ftompe gejlreepte Lip^ het Lyf en den Top Knobbelig geplooid , de Opening met twee Lippen en zonder Tandjes heeft. De aangehaalde van RuMPiuusi voert den raam van de Gebulte Kanary > om dat zy naar de Kanaricjes veel gelykt, doch de Rug bezet heeft met verfcheide Bultjes. Het Lyf is , in- zon- (512) Stromhus Testa Labro attenuato, refufo, brevi , (ttiz- to , Ventre Spiraque plicato-nodoils , Apertura bilaMata Inecmu M. !♦ U. 624, N. 288» Canarium latum, Rumph. Rar> xj 37. 'fi'ti PET* Gaz. T* 93. £> 19» GUALTH TeU. T, 32. f, G. SëBi Kak. UU T. 60* f. 28, 2pt 6c T. 92* t 45, 4i» 47* fj ü Vleugel ii ooren s. zonderheid aan de onderzyde, fterk geplooid : VI. de Kleur bruiner dan die der gewoone Hoorens Af^]Y* van deezeh naam : de Grootte verfchilt wei Hoofd- nig. Men brengt deeze ook uit Oostindie. stuk* (513) Vleugelhooren j die de Schaal met eene dxiii. verdunde, korte, getande Lip, het Lyf nZZtl^ en den Top geplooid heeft. Getawfe, Dit zal mooglyk eene Verfcheidenheid zyn van de naastvoorgaande Soort. IV. Die getoorend zyn en zeer lang ge- topt. (514) Vleugelhooren, die de Schaal getoorend, dxiv* langwerpig ovaal en geknobbeld heeft>fJb7r?uL met eene verdikte Lip. '*s: , * Geknob- belde Pen- ïn de Middellandfche Zee wordt deeze ge-hooren* vonden. Haar Schaal is ruuw, als met Kalk beftreeken, hebbende de Gieren met ryën van uitfteekende Hoornagtige punten. De Lip is wegens de Naad als bultig : de Opening ovaal: de Staart zeer kort en omgekroind. (5^) Ó13) S^omhui Testa Labro attenuato bievi dentato, Ven* fre Spiraque plicatis* Syst. Nat* XII. (514) $trombus Testa Tarrka ovato oblouga tubexculata , Labro incrasfato. Syst* Nat. XII. Knorr Vsrzam. V* !>♦ VU 21. 5. h Dkel, xvit Stuk* Beschrtving v ah VI. (515) Vlengelhooren , die de Schaal get oor em «Hoofd» tos heeft. STUK. dxv; Weeens de Lip noemt men deeze Basterd Zee» FaiuJiHs. tonnen , en onderfcheidtze dus van de gewoone zee-Ton. Zee -Tonnen, zo genaamd, die in 't vervolg onder de Tollen voorkomen. Rumphius geeft 'er den naam aan van Strombas Palujlris> om dat zy £ig véél onthouden in de Moerasfi- ge Sagoe-Bosfchen , wordende van de Indiaanén tot Spyze opgezogt. Men vindtze veel, zegt B'y, op Ceram en Boero of Celebes ; doch op Amboina zyn ze onbekend. Zy zyn zwartag* tig bruin van Kleur, en hebben gemeenlyk den top een weinig afgebroken. dxvl (51Ö) Vleugelhooren , die de Schaal getoorend Strmbus en effen met de Lip van voor en en van zwarte agteren los heeft. Vleugel* Pen* De aangehaalde van R u m phius wordt Slak - ke-Pen genoemt, en heeft de gewoone Geftalte van de Pennen, doch is dik van Schaal,, met een kleine Keep aan den Hoek van den Mond; van (s 15) Strombus Testa Tnrrit& 1*yuiscula , Labro pqstice üölutcu R«> mph* £ar4 T. 30* f Q S E li. iiT^» III. T. 50* f. 13 f 14 , 17 , j$ KNORR Ferzam* HU D. Ph i8* f* ï » (516) Stromhus Testê Turnta lacvi, Labro antice posticeqae ibliito. Mj L* ü. 024. N. 289. Rump H'« /Êtfr, Tt 3°« K N OKU Vtrzam. V. D. PI. 13» U 8» DE \UEbGELHOORENs. «i?3 ♦Sn Kleur glad zwart of donkerbruin. Dezelve VI. véüt mede aan Moerasfige Rivieren 3by de Wor* ^^jj1** tels der Boomen , en is ook goed om te eeten. Hoofd- STUK. f517) Vleucelhboren > die de Schaal getoorend dxvu. en eemgermaate Hoekig , me£ Knobbelen nVidus. gedoomd heeft, de Lip van voor en los. ^cep^ni De Schaal is effen , doch heeft dè Gieren bezet met een ry van Kegelvormige fcherpe Doorens. De Kleur is blaauwagtig met Roest- kleurige Vlakken : de Opening langwerpig 5 van onderen niet vernaauwd: de Lip, boven üan , door een Keepje van de Gieren afge* fcheiden* Men vondtze in 't Kabinet van baa* ié Koninglyk Sweedfche Majefteiu LIV* HOOFD* (517) Strömbut Testa Turrita" fubangulat2 Ncdolo»$pino£3 s Labro amice foluto. Mf L. U* 625, N, 290* s I. deel. Xvi, Stuk, 274 Beschryvïng van VI. Afdeel. HooS LIV. HOOFDSTUK. STUK. Befchryving van 't Ceflagt der Stekelhoo- rens; waar onder , behalve de Spin- en Snip- pekoppen , de Krulhoorens , Padden , Olie- koeken, Voethoorens, Beddetyken, Agaate en andere Peerhoorens , de Spillen, Snuicpen- nen en dergelyken, begreepen zyn. Naam. 't T atynfche woord Murex , van ouds her , JL* een fcherp gepunt Werktuig, en wel in 't byzonder een Voet-Angel of Minkyzer betekend hebbende , werdt ook , by overdragt, ' voor de fcherpe punten van Rotfen en Steen- klippen genomen ; des men Muricatus , in 't algemeen , voor Gedoorend of met fcherpe Punten bezet, gebruikt. Hier uit blykt dan^ dat alle die Hoorens , welke van deezen aart zyn , te regt kunnen begreepen worden on- der den Geflagtnaam van Murex , zeggende zo veel als Stekelhoorens. Men heeft nogthans goedgevonden , dezelven met het woord Rotshoorens , dat veel onduidelyker is, doch waar van de afleiding ook uit het ge- zegde blykt , te beftempelen. In 't Franfch noemt men dergelyke Hoorens Murex of JJo- thers. Rümphiüs merkt zyne Mnrices als getakte Doornagtige Kasketten aan, hebbende iets gemeen met de Casfis en Buccinum ; dat is? de Stekel höörens. 275 is 5 met deKasketen Kinkhooren. d'Argen- VI. v 1 L l e brengt hier zelfs de Bezoars en ande- Af£^1* ren t'huis, die in 't geheel niet gedoomd zyn. Hoofd* Zyn Geflagts- Kenmerk der Murices of Rots- stük« hoorens is , dat zy de Mond-opening naauw en getand hebben: zo dat hy 'er ook de Krab- ben en andere Vleugelhoorens onder begrypt. By anderen wordt dit Geflagt als voor een Hok of Hoek gehouden , daar men inwerpt, 'c gene men elders niet weet te plaatzen. Adan- son maakt, in tegendeel, de Murices tot een gedeelte van 't Geflagt der Purperhoorens, als hebbende veel overeenkomst ten opzigt van het Dier, dat in deeze, zo wel als in de zo- genaamde Purpura, een Purperkleurend Vogt uitwerpt. De Ouden hebben zulks aan de Murex toegefchreeven (*) , en Pater Plu- mier merkt aan, dat men dezelve, in Ame- rika , le Pisfeur noemt , wegens het vaardig uitwerpen van haar Purpervogt. De Kenmerken van die Geflagt , volgens Kenmet* LiNNiEUs, zyn; dat het de Schaal eenklep-ken' pig3 fpiraal, en ruuw van Oppervlakte heeft door Vliezige Naaden : de Opening uitloopende in een onverdeeld Kanaal, 't welk regt is of een weinig opklimmende: het Dier, als in de voo- rigen, een Slak. Zes Afdeelingen zyn, doorhem, in dit Ge- soorten flagt • (*) Tyrioque ardebat Murice Lana. ViRG. J&ned* Libr. welke gedoomd zyn, met een uic- Hoofd- fteekende Staart, gelyk de Spinnekoppen , enz : stuk, de Tweede de genen die met Krullen zyn ver- fierd , gelyk de Krul- en Purperhoorens : de Derde zodanigen $ die als met Wratten bezet zyn, gelyk de Padden , Oly koeken , enz: de Vierde die geen Staart hebben en eenigermaa- te gedoomd zyn, gelyk de Beddetyken, enz: de Vyfde , die een Staart hebben en niet ge- doomd zyn, gelyk de meefte Spillen : de Zes- de die een zeer kort Staartje hebben , gelyk de Snuitpennen enz. 't Getal der Soorten is derhalve , in dit uitgebreide Geilagt , zeer groot , naamelyk een-en-zestig. L Die Gedoomd zyn , met een uitflee- kende Staart. Onder zyne getakte en Doornagtïge Kasket* een ftelt Rumphiüs deeze voor , by den naam van (518) Murex Testa ovata Tuberculatl , Cauda- elongat£ Subulata re&a muricata. M. L. U. 626. N. 291. Sysu Nat» XII. Gen. 325. Bonann. Recr* III f. c6S* Hauftellum: RüMPH» Rar. T. 26. f. F. G U A L T H. T est. T. 30. f. E« la Becasfe. Ar gen v. Conch* T. 19. (16) f. 15. K lei n OJlrac. T. 4. f. 81. SF. B. Kab. T. 78* f* 5 9 6> KN O Rn Vtrzm, !♦ D* VU 12» f*2, 3. lum. Snippe- kop. PXVIU* Murex (518) Stekelhooren , die de Schaal Eyrond en geknobbeld heeft , met e ene lange Els* wyze regte gedoomde Staart. de Stekel 'Hoorens. 2 77 van Rauftellum , in 't Neerduitfch een Schep- VI. pertje. Van dit Werktuig, inderdaad, drukt Al'JDf^r-* deeze Hooren de Geftalte niet minder uit , HooVo- dan van een Snippekop, gelyk men ze gemeen- stuk» lyk tytelt. Anderen noemenze ook wel Snip- pebekken ; doch dit kan eigentlyk maar op de Steel of Staart zien. De Franfche naam is la Becasfe of Courli. Zy beftaat uit een rond Lighaam, dat een ronde Mond-opening beeft, welke uitloopt in een Kanaal of Sleuf van de Staart, die in fommigen wel drie- of viermaal zo lang als -c Lyf is , en boven een weinig gedoomd. De Hooren heeft dikke Naaden, dwars over de Gieren heen , en is , op een geelagtigen Grond, doorgaans met zwarte en Rooze-roode Vlakken en Knobbeltjes uitgemon» Iterd. Zy heeft ook den Mond paarfch of blaauwagtig Roozekleur. De afkomst is uk Oostindie. Bonanni, evenwel, hadt ver* ftaan , dat de zyne in de Roode Zee geboo- ren was. Van de Getakte en Gedoomde zal ik ftraks fpreeken. Cf1 9) Stekelhooren , die de Schaal Eyrond DX\x. met m»?/* . friwutus* h Spinnekop* f519) Murex Testd ovatd. Spinis Setaccïs tmariïs, Cauda cloiigata Suhulata , re&a , fimiliter Spinofa* M4 L. U. 292. Purpura clavata. Column* Aq, T* 6o. f. C, OLEAR. Mus, T, 39- £ ï. List. Conch, T. 902. f. 2.2* Kyftrix manna. BoNANN. Keer, III. f. 169, TïibuUis* RUMPH, Kar, T» z6, f« G. N. 3* G UAL TH* Tett, T, s 3 m I. Deel» XVI, Stuk, 278 Beschryvino van VI. met drie ryè'n van Borjlelagtige Door- A LiyL# nen ; de Smrt lan& 9 Elsvormië n& Hoofd"- W insgelyks gedoomd heeft. STUK. Spinnekop is de algemeen bekende naam van deeze Hoorens ; doch men onderfcheidtze in enkelde en dubbelde Spinnekoppen. De eerst- gemelden hebben de Takken , die aan 't end fcherp als Doorens zyn, enkeld, kort en on- gelyk ; de laatstgemelden hebben die lang» evenwydig en egaal , nagenoeg als de Tanden van eene fyne Kam op drie ryën gefchikt» De eerften zyn gemeen; de laatften zeldzaam en kostbaar, inzonderheid, wanneer men die ongefchonden aantreft* De Geftalte verfchilta voor 't overige , niet zeer veel van die der Snippekoppen. De Hooren beftaat uit een rondagtig Lighaam , met een ronden Mond , en een lange byna regte Staart, die uitgehold is. Het Dier heeft, zo wel als in de voor- gaande en volgende Soorten , een Ovaal dek- zeltje , dat tot Reukwerk wordt gebezigd. Het Neetekammetje of de dubbelde Spinnekop valt te Napels, volgens Bonanni. bxw (52°) Stekelhooren , die de Schaal rondagtig %urex heeft* Getakte 5nippekop#3i« £ A, ARGENV* Conché T\ IQ4 (tó) f. A* Seb, Kab* IXU T* 78. f. 1-4. KNORK Verzam L PU 11* f* 3, 4» & V. D. TL ijf f4 1. (520) Murex Testa fubrotunda* , Spinis Subulatis obliquis GlntU, Caud& elongata, Subulata refta , Spinis fparfis, M» L. de Stekelhoorens. 279 heeft, omringd met fcheeve Elswyze VL JDoomen , de Staart lang,, Elsvormig, Av^yU rcgt , met Stekels hier en daar. Hoofd* STUK. Deeze kan men eigentlyk de Getakte Snip- pckop noemen , om dat zy de Doornen veel langer dan de volgende heeft , zodanig , dat zy als naar Osfehoornen gelyken, en hier van de Latynfche bynaam. Op de aangehaalde Plaat van Seba is zy wel afgebeeld , doch duidelyker op die van Gualthierx. Die van Adanson, welke hy Bolin noemt, aan de Afrikaanfche Kust voorkomende, behoort baarblykelyk niet tot deeze maar tot de vol- gende Soort, niettegenftaande Bonanni ge- tuigt , dat de zyne , met lange Stekels , ge- bragt was uit de Zee van Afrika. Van bin- nen was deeze, in de Mond, RoozekleurJg, van buiten of geheel wit , of bleek , hooger geel en Purper gemengeld. Wy hebbenze geei- agtig en ook bleek biaauw. (521) Stekelhooren , die de Schaal Eyrond- dxxu - Murex Gedoomde U. 617* N. 293^ Purpura cornuta. Column. Aq% T. 60. Suippekop* f. 3. Pet* Gaz. T. 68» f* 12. Rum Ph. Rar. T. 26. f. 5* G UAL TH. Test. T. 30. f. D, D* BoNANN. Recr.llï* f. 283* KlltC H4 Mus. T. 901. f. iu A D A N s. Seneg* ï. T* 8. 20. SEB, Kab% III. T* 78* f.7> 8 , 9. KNORR Verzam* VI. D. PU 17. f* I> (5*1) Murex Testa fubovata Spinis re&is . cm&a , CaucM mcdiücri Subulati re&a , Spinisque oblique circutndatfi. o. f. F. (0) REGEN F. Conch. 20, T. 6, f. 67* PET. Gaz. T. 68. f, 12, GlNANN. Adr. T* 8» f. 61 , 62. Knor K Prerzam. II. D* PJ. 18. ï , 2 J PJ. 22. f. 4, 5. (522) Murex Testa ovata1 nodofêl, anterius Spinïs cln&a, Cauda breviors truncatit periorati* M# L* U» 6*7* N« 294.' Column. /V^, T. 13. f« i, Eonann. nu, 574, 277, 2^1» GüALTH. 7>^» T. SI» C'O Asgenv# W. T4 19» G* ? Kle IN OJlrac.T. 6. f 104. Knorr Fêrzant. HU D* PL f. 1 : Fl. 15, f. it V, D* PU 13, £ 4: PI. 19. f« in de Zuidelyke grootendeels roode Purperhoorens heeft. Isidorüs fchreef 3 dat de Verw > die van de zwartagtige Purperhooren in Spanje gemaakt werdt, Roestkleurig ware. 3, Ik heb 5? wel roode Purperhoorens en zwarte, doch 33 zeldzaam mogen zien , (zegt Aldrovan- dus y) maar ontelbaare zodanigen als Ron- 3, d ele Ti us af beeldt 3 zeggende: Onze Pur- 3, perhooren is van grootte als een Ey (ik 3, ontken niet, dat zy elders veel grooter 33 voorkome :) zy heeft de Schaal rimpelig, 3, ruuw 3 Afchgraauw en fomtyds geelagtig , ,3 fomtyds uit den groenen graauwagtig, van 33 binnen geel. Zy is met Knodsagtige Door- (*) Cum Regia Circi convexum gradibus veneratur Pur- pura vulgus. Claudianus* Non illum Populi fasces non Purpura Regum. Virgilius. Vestem Purpiuearn teneris Mecaaiatibus aptam. Juvenalis* DE STKKELHOORENS. 283 „ nen, die in orde gefchikt zyn, gewapend; VI, „ weshalve Plinius haar Clavata genoemd Air^RfiL heeft. Van deeze Doorneii zyn de eerften Hoofd* klein; de middelden veel langer , en zy stuk. „ maaken ongevaar zeven ryën tot aan den „ Top. De Snuit is lang, als een Pypje uit- 5, gehold , waar door men zig verbeeldt dat 5, zy de Tong uitfteeken. Daar voor is een „ rond Gat , met geen Dekzeltje geflooten. „ Hier uit blykt , hoe ver van de waarheid „ de Aftekeningen van de Purperhooren by „ anderen zyn, waar van fommigen de Snuit, 5y anderen den Top hebben weg gelaaten, i5 Het Vleefch van binnen, of het Dier, komt met dat der andere Hoorens overeen5'. Belloniüs fehryfc aldus. ,, De Schaal De Pur- „ der Purperhoorens zou volkomen naar een?crflaK* Slakhooren gelyken; indien zy niet geknodst „ was, en aan de zyde een Kanaal, daar het 5, Dier zyn Tong uitfteekt, hadde. Het ver- „ heft zyne Hoorens gelyk de Slakken , en 5, kruipt op de zelfde manier, zig den Weg 3? wyzende met die Hoorens. Het heeft een „ Tong , uit een Buisagtig Pypje aan de zy- „ de voortloopende , welke aan dat EelCagti- „ ge deel kleeft; waar mede het Vleefch ge* „ hecht wordt aan de Schaal. Dit Vleefch , 5) nu, is zekere fterke witte Spier , aan 't „ midden van de Schaal verbonden ; waar door de Purperflak, als door behulp van zeker I Deel. XVI. Stuk, aS4 Beschryving van VI. „ aangeboren Dekzel, tegen het open Vleefch ^LIV^* '* ove?gzftt\<\ , zeer lang buiten 't Water Hoöfd* 35 leeft: want het behoudt dus het gefchepte stuk» „ Zeewater , waar door het verfcheide Dagen 3, gekoefterd en gevoed wordt. Het heeft „ den Kop Kraakbeenig en hard : den Bek in „ dat gedeelte, daar het aan de Klippen me- „ de kleeft 9 met een rond Gat doorboord , „ waar mede het de Steenen aflikt , en 5, het opgezoogene in de Maag doorlaat. Ik 35 heb, door de Ontleeding van dit Dier, in 3, het Buisje , waar door het zyne Tong uit- 3, fteekt , twee Gaatjes gevonden , die naar j, verfchillende deelen des Lighaams gaan , „ zo dat zy tot aan de Kieuwen kwamen , (waar van hy zes in het bultige gedeelte des Lighaams , overdwars , onder een groote Pees* agtige Spier leggende vertoont: doch Ron- deletius berispt hem daar in te regt, alzo de Schulpdieren geene Kieuwen hebben.) 33 Wat laager is de Maag en een rondagtig 3, Hart , benevens de Lever, taay als Lym. 3 3 Dit Ingewand heeft Auistoteles Pa* 3, paver geheten, aan welks zyde zig een Pur- 5, per-kleurige Slym vertoont , daar men eer* ,3 tyds mede verwde , doch welke uit hec 3, frisfche Dier aanftonds gehaald moet wor- 3, den 3 dewyl zy door 't Iterven geheel ver- 33 dwynt. Ook vindt men ze niet dan in Pur- 3, perhoorens van middelmaatige grootte 3 om* 33 trent als die van een Ey , en dan wordt- 1 de Stekelhoorens. a85 „ ze nog fomtyds in 't geheel niet gevon- VL Am" Afdeel. De Afbeeldingen , welke d'A r g e n v i ll e Hoofd- geeft van het Dier der Purperhoorens , waren stuk. te onvolkomen, om die hier te gebruiken. Ook is het Dier derzelven , zegt hy , zeer gelyk aan dat van de Rots- en K inkhoorens ; 't welk dan zulks onnoodig maakte. Adanson fchynt 'er geen ander onderfcheid in te ftellen, dan dat in fommigen de Oogen net in 't midden van de langte der Hoornen , in anderen wat laager> in anderen , wederom 5 wat hooger geplaatst zyn. Hy begrypt de Belhoorens , Kinkhoo- rens , Rots- of Stekelhoorens en de Purperhoo- rens , in een zelfde Geflagt* Bönanni doet ons, met de gedagte befchryving overeenkom- ftig zien , dat de Krulhoorens en dergelyken behooren tot het Geflagt der Purperhoorens; waar toe dan ook gemeenlyk, hedendaags, alfe die rond van Lighaam en van Mond zyn, met Knobbels , Takken of Stekels bezet , en dus zelfs de Spin- en Snippekoppen , betrokken worden. (5^3) Stekelhooren , die de Schaal met drie dxxul .. Murex ryentamfus> (523) Murex Testa trifariam frondofa , Spidl contigus, Cauda truncata\ M. L. U. 628» N* 295» Column, ^q. T. 6o* UoNANN, Recr* IIL f* 275, 274. Murex ramofus, 3 Ü M P H* Rétr. T\ z6\ A* N, u G UAL TH, Test, T* 38* f, A# & T* 37* f ♦ G , H| Ij D , L, Purpuia rarnofa* A fc- I Deel» XVI» stuk; 236 Besc&ryving van vu Afdeel» L1V. Hoofd- ryën van Krullen, den Top daar tegen aan en de Staart geknot heeft. stuk. By Rümphiüs maakt deeze de eer fte Soort Kruihoo- uit 5 vaa de genen 3 die hy Getakte Kaskenen J^cxxm* noemt; doch wy geevenhaar, in 't algemeen $ 2- den naam van Krulhoorem , wegens de menigvul- dige Krulagtige Takken , waar mede zy bezet zyn. Die Autheur merkt de ry en van deeze Krul- len aan > als overblyfzels van nieuwe aangroeijin- gen, willende dat het Dier zig t'elkens een der- de van den Omloop vergroote. Dus wordt men, in de gewoone Krulhoorens, altoos drie volle ryën gewaar van Krullen 3 en drie Snuitjes 7 welke in de Staart uitloopen. Ik heb 'er doch zeer fraai je bruin gebandeerde^ met vyf volle ryën van deeze Krullen 3 en zodanig eene heb ik 3 om de zeldzaamheid en tevens om te too- nen> dat dit geen regt Kenmerk cot onderfchei- ding der Krulhoorens van de Brandarisfen is, hier in Plaat doen brengen. Onder de genen , die uit Bonanni aange- haald zyn, is de laat fte , volgens Valen- tyn, de groote rosfe en geele Brandaris. De eerfte, uit den Perfifchen Zeeboezem 3 is doorx zyne fteile Takken van de Oostindifche onder- GENV» Conch* T* 19. (16) f+C,E»KLElN Ofirac T. 4* U 8. RE GEN F* Conch. T. 1. £♦ 6. SEB» Kab* III. T* 77^ f4 I, 2, 7. KNO RH Verzam. I. D. Pl. 25. f. I, 2: PU 26* f. t » 2 : Pl. 3o4 f. 4 > 5. IU. D. Pl. 9* f. 2 > 3» V* D. fU iu f. u VI. D. Pl. 40» f, 6, 7* fchei de Stekelho O U £ N 3» 087 fcheiden. Deeze vallen wie of geel, en fom- VI. tyds van grootte als een Kinderen - Hoofd. AFTDjyU" Men noemtze , in 't Franfch Chausfetrape , Ci- Hoofd- chorée of Cheval de Frife> naar dat de Punten STUK* meer of min gekruld zyn. Daar komen ook witte of geelagtige voor , met Vleefchkleurige Takken , die raar zyn ; genaamd Argynfe Krulhoorens. Voorts heeft men 'er kleinere, die graauw en bont zyn, als ook zodanigen, die men Hartehoorens noemt, zynde de kost- baarden. Men vindt deeze zelden langer dan een Pink. De Krulhoorens zyn rond van Lyf , dat , be- halve de gedagte Takken, geribd is en met kleine Knobbeltjes bezet , van boven Tolag- tig getopt , van onderen een dikke kromme Staart hebbende , welke zig als geknot ver- toont. De Takken hebben geen gemeenfehap met het binnenfte van de Hooren, die van binnen wit of blaauwagtig , glad en blinkende is als Porfelein , aan den Mond bleek rood of Vleefchkleurig. Van het Dier vind ik niets gemeld; waar-£/^5ya fchynlyk zal het niet veel van de in onze Fig. °l 1. afgebeelde Purperflak verfchillen. Het is " afie# inzonderheid aanmerkelyk wegens zyn Dekzel- tje , dat de regte Blatta Byzantina der Apo- theeken is. Deeze Schulpluikjes zyn ook wel ovaal , doch aan 't end zo puntig niet , als de Zwaardjes van de Vleugelhoorens. Zy moe- ten > I» Deel, XVI. Stuk; £88 Beschryvino vak . VI. ten , gelyk blykbaar is, in dikte en grootte tAV*4* ongemeen verfchillen, naar de grootte vandè Hoofd- Hoorens* Veelen komen 'er voor, die ih stuk. grootte naar een Schelling of Ryksdaalder ge- lyken en_ een Stroobreed dik zyn. In Indië wordt deeze Blatta, die men ook Onyx Ma' rina en Unguis odoratus, dat is Zee- Nagel of ruikende Nagel noemt, onder de Reukwerken gebruikt , welken zy , fchoon op zig zelf niet; aangenaam zynde , een byzondere kragt byzeu Lemery merkt de Reuk van deeze Drooge- ry , wanneer menze verbrandt , als een goed Middel tegen de Opflyging aan. Alle de Krul- hoorens hebben dergelyke Dekzeltjes , doch die van de kleinen , welke dikwils niet groo- ter dan eens Menfchen Nagel zyn , worden voor de aangenaamften tot Reukwerk gehou- den. dxxiv. (5'M) Stekelhooren , die de Schaal met vier j£™?m ryën van Krullen, den Top geknopt 9dè loodje. Staart geknot heeft. Dit Hoorentje is van de Krulhoorens aan- merkelyk verfchillende , doordien het de Gie* ren van zyn Top niet tegen het Lyf aan 7 maar f524) Murex Testa quadrifariam frondofd, Spira capitata , Cauda truncata. M. L. U. 628, N* 296* Scorpio. Rümph, Rar* T. 26, f. D.GUALTH. Test. 7\ 3 7, f. M. A R GEN V. Concb. T. 19. (16) f, D. Seb. Kab. III4 T. 77. f. 13.16. B E STEKELHOOREMs* <2gp maar als tot een ronde Knop daar van afge- Vï, icheiden heeft. Ook zyn de Takken eigent- AF^yl:i }yk niet gekruld, maar loopen breed uit, des Hoofd- het nader overeenkomt met de Hartehooren- stuk. tjes* Deeze Takken worden dus by de Poo- ren van een Pad vergeleeken. Rümphi üs qoemt hetzelve *t Scorpioentje , en daar van is de Latynfche bynaam ontleend, doch wy geeven het den naam van Doodje. Daar zyn witte, bruine of donkergraauwe en zwarte Doodjes; fommigen breeder, fommigen fcherper getakt, en allen zeldzaam. Men heeft onlangs meer dan zestig Guldens zien geeven , voor een groot , ongemeen fraay , breed gevleugeld en dubbeld getakt bruin Doodje. Zy komen uk Oostindie. (515) Stekelhooren , die de Schaal met vyf dxxv, ryè'n van gefronzelde Takken , de Gie- saxatUiu ren tegen 9t Lyf aan en de Staart kort tondaris* heeft. Dewyl Lin n/eus hier de Erandarisfen ver- ftaat, zo is het zonderling, dat hy dien naam gegeven heeft aan de Gedoomde Snippekop- pen. (525) Munx Testa quinquefariam frondofa, Spira contigua3 Caudi abbreviatsu M. L. U. 629. N. 297. Murex minor* RUMPH» Rar. T. 26. f. C*N; i* A R G E N v* Conch. T. 19. {16) f. F» SBB* Kab. III. T. 77, f. 4, 5, 6. REGENF. Concb. lh T* 1. f, 6. & T, 9. f4 254 K N O R H VsrzmAh Pi 7, f* 4 , S : V. D. Pl. 4- U U T L Deel. XVI* Stuk. 290 Beschryvinc vaS VI. pen. De aangehaalde van d'Arg en ville, AFUVL# immers> voert ^en naam van la Rfow* etl be* Hoofd- hoort, zo wel als die van Letter H, la Brulée stuk. genaamd , tot de Brandarisfen. Wy hebben reeds opgemerkt, dat het getal van de ryën der Takken niet genoegzaam is , om dezel- ven van de Krulhoorens te onderfcheiden. Daar is zekere byzondere gedaante, meest be- ftaande in het fteil opftaan en de puntigheid der Takken , die de Brandarisfen kenbaar maakt» Men heeft 'er ook , die dubbelde genoemd worden* Die van d'Argenville, Letter F, hadt zes ryën van Takken, Sommigen zyn wit van Grond en bruin getakt ; anderen ge» heel zwart , en deeze zyn de gemeenften. Sommigen hebben den Mond blaauw , ande- ren Purperagtig. Voorts zyn zy, ten opzigt van de Geftalte, niet gemakkelyk van de Krul- hoorens te onderfcheiden, tot welken de aan- gehaalde Afbeeldingen van Se ba behooren. Zy komen ook uit Oostindie. dxxvl (52Ó) .Stekelhooren , die de Schaal veelvou* ErinZeus. &ig Krulagtig gedoomd , de Gieren met Granaat- fiompe Puntjes gekroond heeft en ds p * Staart kort. De (526) Murex Testa multifariam fubfrondofo-fpïnofa , Spirat Anfra&ibus retufo-coronatis , Cauda abbreviata. Syst» Nat* XII. GuAL TH» Test. T. 49* f. H* KNORR Vtrzam* IV* PU 30. f. a: VI* D. ïl. 23. f. 3* de Stekel iïoorens. zgi De aangehaalde van Gualthieri heeft VI. weinig dac naar de Krulhoorens gelykt. Hy noemt het een groote Kinkhooren, en de Af- Hoofd^ beeiding is zeer klein, fiy merkt aan, datSTUI^ het de Oppervlakte Netswyze oneffen heeft, door uitpuilende Sireepen , en wit is van Kleur. Ik heb een bruingeel Hoorencje vun dien aart, dat ronder is en hier fchynt t'huis te hooren. Doch niet ongevoeglyk kunnen wy tot deeze Soort betrekken , die voor weinige Jaaven aan de Magellaanfche Eilanden opgevifchte Boo- rens , welke de Franfchen Baccins Feuilletées getyteld hebben, by fommigen thans de Gra* naat-Appel genaamd, Zy zyn rond van Ge- Italte, met een donker paarfchen Mond, van buiten groenagtig Afchgraauw, en hebben de Oppervlakte Netswyze bezet met verheven Plooijen , die meer of min Bladeragtig zyn. By geen Autheuren vindt men ze geboekt of afgebeeld. III. Die Wrattig zyn , met dikke ronde Naaden. (527) Stekelhooren, die de Schaal rumv heeft r>xxvir# Murex Met Ran^ PacU (si7) Murex Test3 Varicibus oppoiitis compresfïs fcabdl, Cingulis muricstis, Apertura fub-edentula ovata. M. L U* 619. N, 293* BONANN, Recr. II T. f* 182* PETIV, Gaz, T. ioo* U 12. RUMPH, Rar. T. 24* f. G. GüAJLTH. Test. T. 49* f. L. ARGKNV. Conch T* 12. (9. f . P , R* SBB» Kab* IIU T* 60. f. I3-20* Rb GEN F. Conch* T* 6. f. 6^ Knorr Verzam* IL !>♦ PU 1 3 « f* 6 , 7 : HL !>♦ PU 7* f» S* T 2 L Deel» XVI» stuk* $92 Bes CER Y VING V A & VI. met Knobbelige Naaden tegen elkander AFLIVL" cver en gedoomde Gordels; de Opening Hoofi». ovaal en byna Tandeloos. STUK» Men noemt deeze Padden , Paddetjes of Pad- dehoorens , wegens de Wrattige Knobbeltjes op de Rug , en dat de Geftake eenigermaate zweemt naar die van een Pad. Men vindt 'er die Vleefchkleurig wit , die vaal en die bruin zyn: ook fterk gedoomde en zelfs die men Getakte Padden noemt. Sommigen zyn , op een graauwen Grond , met ryën bezet als van witte Pareltjes, 't welk dezelven groote- Jyks verfiert. Haare platheid onderfcheidtze genoegzaam van de Kinkhoorens, tot welken zy gemeenlyk betrokken worden , zo wel als van de andere Soorten van dit Geflagt. Zy vallen aan de Stranden van Amboina. S)xxvui. Q52%) Stekelhooren, die de Schaal met dikke Murex Naaden van aan één gefchakelde Knob- Gyrtnus* 9 J vorfchen» heitjes , met ronde Slippen gebandeeri f0?* heeft , de Opening rond en Tandeloos* Zekere kleine Koorentjes, die in Geftalte veel naar de Padden gelyken, doch naauwlyks de Grootte hebben van een Hazelnoot, wor- dea (5^8) Murex Testi Varkibus oppofitis continuatis, Pun&ïs tuberculofis fasciatS , Apertura edentula orbicularn Syst . Nat* XII. Seb. Kah 11U T. óo. f. a5-27* KNORR Vtrzam* ?!♦ D* Pl, 25. U 5, 6% DE S T E K E L H O O R E N S. $93 den hier , niet onaartig 9 voorgefteld by den Vi: naam van Gyrtnus, dat is Vorfchen-Pop. 't Is ApgJ L* een geheel ander flag , dan die by Rumphius hoofd- Kikvorfch heeten > met een hoog opgewipt stuk. Staartje. Dit hebben deeze niet* De Kleur is witagtig met zwarte, bruine of geele Ban- den van dubbelde Stippen , over elke Win- ding één. Zy onthouden zig in de Middel' landfche Zee, zegt Linnjeus. r en de wit geknobbelde Rec- tor getyteld ; want de Indiaanen fteeken ze uit bygeloof onder den Gordel , en verbeelden zig dan byna onkwetsbaar in 't Gevegt te zyn. Men kan dit vergelyken by de Holiandfche fpreek- (529) Mar ex Testa Varfclbus ftiboppofitis 9 gibbofl tuberi» bus longitudinaliter tuberculofis , Apertura edentula. M* L» U* 630* N. 299* Rond. Test. i< p*Bi* Gualth. Test.T* 50* f* D. He&or, Rümph* Rar. T. 28* f. C. Ajax. Rumph* Rar* T\ 28* f. D. KnoRR Vcrzam, \U D. PL ö3* f. i* T3 ï6 Deel. XVL Stuk» 291 Beschryvinc van Vï- fpreekwys , van iemand een Hart onder den A?U\\ Riem te fteeken* Die fterk geknobbeld zyn hoofd- en groot , worden dubbelde, de anderen en- £TUK' kelde Oliekoeken genoemd. Hier van komen 'er voor , die meer dan een Vuist groot zyn. Zo zy zwarte Vlakken op de Knobbels heb- ben , dat doch zeldzaam gebeurt , dan heet men ze Oliekoeken met Rofynen> en anderen, die deeze Vlakjes kleiner hebben , met Koren- ten. Deeze benaaraing heeft eenige overeen- komst met de Geftalte. Zy vallen in Oost- indie, r>xxx* (530) Stekelhooren , die de Schaal met een "okarium. menigte van byna beurtlingfe Naaden Marshoo- geknobbeld , de Rug van agteren zonder Knobbels en gejlreept , de Opening Tan* deloos heeft. De aangehaalde Afbeeldingen zyn hier zo fchrikkelyk verfchillende , dat ik naauwlyks begrypen kan, welke Hooren Linnjeus be- doele : doch zyn Ed. heeft Ada n s o n in dee- zen nagevolgd, die ook de twee gedagte Af- beel- Y530) Murex Testa Varicibus fubalterms nwnerofo'tubercu- iata, Dorfo postke mutico ftriato, Apertura edentula» 8jst+ Nat. XII Rond» Test* 2* p. 88, Column Aquat. T, 53» BoNANN* Recr* JIu U 289, 105* LlST. Concb. T* 53 j. f. 27 , 3|, 32» ADANs. Seneg* L T« 8* f4 12. SEB* Kah* III* T* Si* 29» 3ï» RüMPH, Kar* T. 49. f« H« Gu alth. Test* T. 50* U A* KNQRR Verzam* VI. D, PL 24* f. de Stekelhoorens. 295 beeldingen van Bonanni aanhaalt, waar vr. van de eene, volgens Valentyn, een Voet- hooren is^ de andere, en wel de eerfte, eeuHoofcB vreemde Soort van Oliekoeken , met een bree- stuk, de Lip en met groote dwars-Ribben , hem on- bekend, fchoon uit Indie afkomftig. Ik geef 9er, derhalve, den naam van Marshooren aan, die ook wel aan de Oliekoeken gegeven wordt. De aangehaalde, immers, uit Ru mp mus, welke I moet zyn , niet H , is een ongemeene Oliekoek-Hooren getytekl. Adanson betrekt tot zyne Vojet5 de Buccinum van Rondele- Tïüs, welke die Autheur leCor de Mer noemt, dat is de Zee-Blaashoorn ; gelyk men zegt Cor de Chasfe9 dat is Jagthooren. Hy getuigt 'er van, dat zy, wat de uitwendige gedaante aan- belangt , ongemeen verfchillende is , naar de grootte. Men vindt 'er , die in de volwas- fenheid agt Duimen , en anderen , die maar één Duim lang zyn. Het Haairige Vlies , dat haar bekleedt, raaken zy dan geheel kwyt, Lin- KiEus ftelt de woonplaats in de Zuidelyke deelen van Europa, in de Middellandfche en Afrikaanfche Zee. f531) Stekelhooren , die de Schaal met dikke mxxu ,s Voethoo- f53*) Murex Testft Vancibus decusfatis trigona rugofav,ren« amice nodulofa , Apeitura edentutè , sntice transverfd. M# L» ü« 630* N, 30G* GREw. Mus. T» ïi, f. 7, 8* Li ST» Conch. T 4 t. 1. Deel. XVI, Stuk. 29^> IJESCHRYVKNC VAN Naiden kruislings gerimpeld, driehoe- kig 3 van voor en Knobbelagtig heeft 9 met de Opening Tandeloos y van voor en dwars* Die Hooren , welke wy thans de Voethooren noemen , om dat zy als op het platte van den Voet nederlegc ? heeft Valentyn de Var* fans-Bek getyteld: doch dit is hedendaags niet in gebruik : wy hebben andere Varkens-Snuiten. De aangehaalde van d'Argenville is geen regte Voethooren : men betrektze tot de Ge* braade Peeren* Ik twyfel , of men van die van Rümphius dit ook niet mag zeggen,. De afgebeelde by Bonanni en Güalthie- ri zyn regte Voetboorens , meest aan haare Mond-Opening kenbaar en aan de dik geknob- belde Naaden. De Kleur is bruinagtig ros* pxxxiu (53 O Stekelhooren ? die de Schaal met een j?u.rex enkelde dikke Naad , met Knobbels ge- veihooren* hoekt en rimpelig 9 de Opening gezand en de Spil met een Gaatje doorboor 'd heeft. Dc T. 941* Bonann» Recr. III. f* 2<>o, Mtirex Snxatilis. RUMPH. Rar. T. 26. f. B* GüALTH» Test4 T. 50* £ C. ARGF.NV, Conch. T. 13. (10) ƒ*♦ B. RE GEN F. Concb. 6* T. **f. 21* SEB, Kab. III. T. 63, U 7, 8» KNORR V6T« zam> IV. D* PI, 16. f. i, (532; MureK Testa Varice folitaria , Nodis angulatis üthm* gola, Apertura dentata, Columella* perforau. $yst* Naa. XII. k EB. Kab. III, T. 49, f. 72* V'L Afdeel. LIV; Hoofd* stuk. DE ÜTEKELHOORENS» 297 De Latynfche geeft aanleiding tot den Ne- VI. derduitfchen bynaam, Mooglyk zal dezelve ^IV^ afkomftig zyn van dat ruige Vlies 5 't welk IJoofd» veelen der naastvoorgaande en volgende Hoo- stuk. ïcns omkleedt. Deeze is wit en van grootte als een Ockernoot , en heeft maar ééne Naad tegen de Lip over. De Staart is taamelyk lang, / (5333 Stekelhooren , die de Schaal door ge- mxxuu kruifte dikke Naaden hoekig heeft , de^™*um: Knoopen overlangs geknobbeld ? de Staart Gebraden met BogteU) de Opening getand. Hier toe behoort de Gebraden Peer van Rumphiüs, en die van d'Argen ville, by Letter B , zo wel als Letter M. Wegens de Geftalte worden zy dus genoemd en verfchil- len door den getanden Mond kenbaarst van de Voethoorens, aan welker figuur fommigen nabykomen : des men ze dikwils met elkande? ren verwart. (534) Stekelhooren • die de Schaal met gekrui- dxxxiv* y n Murex jte Pileare, Gedroogde (533) Murex Testa Varicibus decusfatïs angulail , Nodis?eer* longitudinaliter tuberculofis, Caudü flexuofa , Apertura denta- ea, M. L U* 63 U N. 301* R.UMPH. Kar, T* 26. f. B? AR GE NV. Conch. T. 13. (10) f . M ? K N O R R J^rz^. II, D. PI. 7. U 2, 3: VI. D* PU 26. f. 2. ' rS3^) Murex Testa Varicibus dcciisfatis fubnodofo-rugofa , T 5 A^ I. DEE|„ XVI. STUKt 2p8 Beschryvino van VI. Afdeel» LIV. Hoofd- stuk, Jle Naaden knobbelagtig gerimpeld heeft , de Opening getand, de Staart eeniger- maate opgewipt. Hier fchynen die t'huis gebragt te moeten worden , welken men Gedroogde Peeren noemt ; doch het is moeielyk deeze van de voorgaan- de en volgende naauwkeurig te onderfcheiden. Ook zyn de aangehaalde Afbeeldingen van Seba geenszins overeenkomftig. Deeze Hoo- rens vindt men, volgens Linn^eus, in de Middellandfche Zee. dxxxv. (j*35) Stekelhooren 3 die de Schaal met dikke ^FyZm. Naaden 3 Eyrond , overdwars gegroefd Leeuwen- m ^ofckZfg 5 met €ene lange bogtige Elsvormige Staart heeft. Deeze zou eigentlyk meest naar een Peer gelyken; weshalve 'er ook, niet ongevoeglyk , de Latynfche bynaam aan gegeven is; doch het fchynt my toe , dat de genen , die men Leeuwenkoppen noemt , om dat zy zo dik van Apertura deniarê, Canda fub-adfcendente, Syst, Nat. XII. GüALTH. Test. T. 4% f. G. Seb, Kab. HU T. 57* U 29, 31, 23 , a4* KNORR Verzam<\\ D4 Tl. 2f,f. i. (535) Murex Testa Varicofi ovatê , transverfïm fulcata no- dofa, Cauda longiore flexuofa fubulata. Syst* Kat. XII. Py- xum exficcatum. Rümph, Rar* T. 2^ f. E? Gualth, Test. T* 37» F* AR GEN v. Cor.cb. T. 13. (10) f. O* REGENP. Concb. T« S* S°* K N 0 R R Verzam. II, D* PU 7. Uz% 3* Top DE STEKELHOOREN& a£9 Top zyn 9 hier t huis bebooren. De aange- VI. haalde Af beeldingen > ten minfte , duiden deAp^L zulken aan- Zy vallen zeer fchoon Vuurkleu- Hoofd- rig rood, doch men vindt 'er ook die geel stuk, en witagtig zyn. (*a6) Stekelhooren , die de Schaal met dikke v***?1* kruislingfe Naaden , Jtomp met knobbe-Rubecuia* lige Rimpels , het Lyf gelyk, de Ope-]££j£m ning getand heeft. 't Zyn deeze, die men Livrey-Hoorens ty-; telt wegens de fchakeering der Kleuren 5 die zig aïs een Livrey vertoonen. Men vindtze rood met geele en geel met witte : ook bruin- agtig met zwarte Banden 7 en de Oppervlakte is egaal bezaaid met fyne Pukkeltjes. De dik- ke Naaden, die kruislings geplaatst zyn3 maa- ken deeze Hoorentjes , die niet groot val- len, kenbaar. C537) Stekelhooren, die de Schaal met dikke ÜXxxvn. Murex o Scrobila* tor. f536) Murex Testa Varicibus decusfètis, obtufa rugis noda ■ Dogger* ' {Is, Ventre sequali, Apermra dentata. L« U* 631- N. 302.zan^er* ARGENV- Conch. T 12* £ Ki GüALTH* Test. T. 49, I? Ser* Kab. IÏL T* 49* f* !•$* KNORR Verzam* I* D. Pi. IS. f* 3 , 4- UI» PU 5* £ 2 , 3* (52>7) Murex Testa Varicibus fcrobiculatis fub-oppofïtis , Isvigata, Apertura dentata* Syst4 Nat, XIU GuALTH, Test» T* 4p4 f, B* SE B, Kab> UI. T* 6o«. f, 13, js. ÏAST.Concb* T* 939* f. 34 , 39. PF-n Gaz, T. Ioo. f. 12, ADANS.fe* I* T« 8» 13, K nor 11. Verzam. IU# D. Fl, 9 f« S+ I. Deel, XVI, stuk. 3öq Beschrïvimg VAM VI* gegroefde Naaden, byna tegen elkander ?L1V;" over > gtodagtig heeft, en de Opening Hoofd- getand. STUK» Volgens de Kenmerken fchynen hier de Hoo» yens 3 die men Doggerzanders noemt, te behoo- yen , hoewel zy van de aangehaalde Afbeel- dingen verfchillen. Linnjeus ftelt de woon- plaats in de Middellandfche Zee< Die van Adanson, Jabik genaamd , aan de Kust van Afrika waargenomen, was vaal, fomtyds om- ringd met twee bruine of Violette Banden. Hy merkt in 9t byzonder aan , dat het Vlies , 9t welk deeze Hooren omkleedt , geen Haai- ïigheid hadt. Men neemt het tegendeel daar van waar in de Doggerzanders, die, als men ze uit Zee krygt, zeer Haairig zyn% C538) Stekelhooren, die de Schaal met bym tegenoverftaande Naaden, Netswyze ge* groef d , met knobbelige Plakken , de Spil byna Tandeloos heeft en de Staart opgewipt. In het Distelhoorentje van Rumphius, $at hier aangehaald is, zyn deeze Kenmerken niet (138) Murex T«*a Varicibus fub-oppofitis reticulata , Ma-" culis tuberculatis , Columclla fubedentula, Cauda" adfcenden- te* M» L. U, 632, N, 303. RUMPH» Rar4 T. 29* f, N* B O N A N N* Recr. III. f. 193* GuALTH. Test. T. 49* t M* KNOBR Ver*am< VI. D« Pi> 24, f. 6. IU D. PU 27. f. 3. Murex Reticula* ris. Neihoo* DE STEKÉfcHÖöREKg. 30ï niet te vinden. Het komt ook geenszins over- VI. een met de aangehaalde Af beelding van Gum,- Af£iv'* thieri. Die van Bonanni, welke Va- Hoofde lentyn een vreemd Soort van Trompet stuk» noemt, voldoet aan den bynaam, als de Opper- vlakte Netswys hebbende , en den Mond, die rond is, zo hy aanmerkt, met een dikken Zoom. Linn-sus ftelt de woonplaats in Karolina* (539) Stekelhooren , die de Naaden en de dxxxir Lippen van de Schaal uitgebreid Vlie- ziz heeft, , zmde bultig en Netswyze Grimas- V-iiij * 7 7- ^ • HöontfJ geknobbeld , met eene hoekige Opening en hoog opgewipte Staart. Dceze noemt men wel Oreiljes, met een Franfchen naam, dat zo veel zegt als Oorhoo- rem, doch de gewoonlyke is Grimace of Gn- mas ~ Hoor en , afgeleid van de zonderlinge fi- guur, welke de Opening maakt, ais ware het een fcheef getrokken Mond. Haairige Ooren worden zy genoemd by Rümphius, omdat zy , uit Zee komende , over 't geheele Lyf, doch (539) Munx Testa Varice Labiisque dilarato»membranaceis gibbofë , reticulato-tiiberciilata , Apertura finuofi , Caudi ere&a. M. L. U. 63a. N. 304* Bon ann* Recr* III. f 279 280* Atiris hirfuta. Rumph. Rau T. 24, f. F* Pet* Gazl T. 74. U 9 9 vei T* 99. U 10. GüALTH» Test* T* 37* f# B , E« la Grimace, Argenv. Coticb* 12* (9) f. Ha seb. üm# lui. t. do. u 6t 7* knorr Vmsm. HU I»# «♦ 3. f. 5* Xt DEEL, XVI, 302 BfiSCHR YVINC V A N VI* doch voornaamelyk op de Rug i met ftyve A LIV^ Haairtjes bekleed zyn , gelykerwys de Dogger* Hoofd- zanders. De Hooren is , van binnen en van stuk. buiten , ongemeen Knobbelig. Zy hebben den Mond wicagtig en glad , en de Oppervlakte, wanneer zy fchoon gemaakt zyn, voor een ge- deelte uit den geelen bruinagtig ros, 't welk haar niet onaanzienlyk maakt. De afkomst is uit Qostindie. IV. Die Staarteloós zyn en eenigermaate gedoomd. dxl. (540) Stekelhooren , die de Schaal zonder RkinZ* Staart , Eyrondagtig met Elsvormige Moerbey, Doornen ; de Opening en Lip getand heeft. De aangehaalde Afbeeldingen zyn in *t geheel tiiet toepasfelyk opdeeze Soort, wyzende dat flag aan , die men Geelmondc n noemen kan met Rümphiüs, en welke groocelyks van dereg* te Moerbeijen , die de Mond-opening Violet hebben en wederzyds getand > verfchillen. Dat de Mond -Opening doorgaans geel en fom- tyds doch zelden Violet zou zyn, gelyk Lin- Nyfóus in de befchryving van 't Kabinet der Ko. (S40) Murex Testa ecandati obovata , Spinis fubulatis , Apertura dental, Labro dentato* M* L* U. 633. N, 305. Os luteum. Rümph. Rar. T. 24* f* E. GüALTH» Test* T*. 28* f* N. SEli» Kab. IH. T. 60* f. 37, 39, 4^ KNOÜR Verzam* I. D*PU 25* f* 5> 6. de Stekeihoorens, 303 Koningin van S weeden zege , kan ik ten opzigc van deeze zelfde Soort niet toeftemmen. Hier getuigt zyn Ed. billyk , in 't algemeen , de Hoofd*. Keel is Violet, en zegt3 dat dit Hoorentje uitSTüK* Oostindie afkomftig is. CS41) Stekelhooren > die de Schaal zonder &xli* ft ure x Staart, Eyrondagtig met Kegelvormige mdus. Doornen , de Lip getand 3 de Spil glad m gekleurd heeft. Deeze noem ik, wegens de Roozekleurige of rondagtige Mond • opening , en wegens de uitwendige gedaante , Braamboos. Men vindt van die Vrugt geele en roode , gelyk bekend is. Dit Koorentje is van huiten geelagtig , geknob- beld , met fcherpe Doornen. Waarfchynlyk zal het uit Westindie afkomftig zyn* (542) Stekelhooren , die de Schaal zonder dxlit> Staart 5 Eyrondagtig, met verjeheide^erhtu ryen van Knobbeltjes , de Lip hoekigd^tQ en de Spil byna vlak heeft. Moeibey, De (541) Murex Testa" ecaudata obovata, Spinis Conicis, La* bro dentato, Columella Ixvi coloratA. M* L. XJ. 635. N. 309. KNORR Verzam* VI. D* Pi. a+, f. 7* Murex Testa ecaudata nodofa plarimis ordinibtis, La* bro angulato, Columella planiuscula, Syst. Nat. XII. Nerita nodofa, Syst, Hat* X. p. 777- N. 628. BoNANN. Recr. Uh f* Ï73, 174* LIST. Concb. ï\ 804. f. 13, GUAL.TH. Tesf T. 66. f. B, B. Klein Oflrau 17, T, i.f. 30* Knorb Verzam* IV. D* Pl. 6. f* 5, h DEEL, XVI. STUK, 304 B S S C H Ë ï V ING V AH VI. Dewyl 'er witte Moerbeien zyn , zo is deeze AF£iyL' benaaming niet oneigen voor die van deeze Hoofd* Soort, welke men gemeenlyk Moerbei jen noemt. stuk* 2y zyn geheel witagtig , met twee of drie zwarte Plekjes aan de Spil, zo Güalthieri aanmerkt. Onder de aangehaalde van Bonan- Ki wyst de eerfte Afbeelding de regte Moer- bey aan, hier voor befchreeven, eri de andere is deeze Soort, die hy getuigt of wit of Vleefclv kleurig voor te komen, De grootte is, gelyk die der voorgaande , byna als de eigentlyke Moerbeijen of Braamboózen. dxliii. C543) Stekelhoorefï , die de Schaal zonder Hyjirïx. Staart , Eyrondagtig met fcherpe Door* Getakte. mn 9 fa opening wyd en Tandeloos heeft. Hier fchynen , eigentlyk, die men Getakte Moerbeijen noemt, bedoeld te worden, waar aan men ook wel den naam kan geeven van Braamboózen. Rümphiüs heeftze onder de Pimpeltjes geteld gehad. De afkomst is uit Oostindie. DXLiv. (544) Stekelhooren , die de Schaal zonder Mancind" Staart 3 la* Eyrondagtig > geftreept met nippwèu vier ryè'n van Doornen , de Opening overdwars geftreept heeft* Volgens de Afbeeldingen fbhynü LiNNiEüé hier zo wel zodanige Hoorens, die voorheed onder den naam van Getakte Noote-Moskaat opgegeven zyn , te bedoelen , als de gëüên % welken Rumfhius voorftelt onder den naam vani N. %tu RUMPH» R&r* T* £ 5* ARCENV» Conehi f. ao* (17) £ H* KNOR e Ferzam. ÜU D, PU 0$ f. IV. D. Pi; 2(5. f; i# v (545) Murex Testi ecaudatd ovata, ftriati, quadrifarïatn fubfpinola, Apertura transverfim ftriatéU M. L. U* €35* N*, 3 ü. Pimpeltjes van Banda* Xümï'h» T* 24* f* 4, GUALTH* T. $!♦ £ F» ARGENV. Conch. T» 17» (14) f. L. Klein 0/?nw, T* 7# f. 1x2. Regenf, Cmkj Ja. T» is* ft 32* Knorr ^éraówi lh D, PI, *♦ f. 3* V I. DEEL. XVI. StfÜK» 305 Beschrïving v a h VI. van Pimpeltjes, afgeleid van zekere ouderwet- Af^l fe geknobbelde Brandewyn- Glaasjes. Hier Hoofd- roede komen eenigen , die men Getakte Schild- stuk» padjlaart of Beddetyk tytelt, ook niet kwaalyk overeen. De Schaal is van buiten doodfch, zegt hy 3 Aardverwig en aan de Knobbels zwart : voorts zeer dik en hard , als of het een Knobbelige Steen was: aan den Mond zynze vuil wit, en het Dier fluit denzelvenmet een langwerpige Unguis 9 donker Honigkleur en tot Reukwerk eenigszins dienende. Zulks heeft in de meefte Hoorens van dit Geflagt plaats- Men vindtze aan Cerams Zuidkust , daar de Stranden vol kleine zwarte Steenen zyn. Die men getakte Moerbei jen noemt, zyn by hem de Pimpeltjes van Banda ; want ieder Eiland van dezelven, zo hy aanmerkt y byna byzon- dere heeft. dxlvï. Cj4<0 Stekelhooren , die de Schaal zonder De Distelhoorentjes 3 die wegens de onge- meene Stekeligheid deezen naam voeren, zyn hier (546) Mserex Testa ecaudata fubturrtta , longitudinalitec costati , transverfim canccllati, Apertura ftriata. Syst. Nat* XII. BONANN» Recr* III. f. 35. GUALTH. Test. T. 51* f. G , I. ARGENV. Conch, T. 12. (9) f. O. S E B. Kab* T. 49. & 45 , 47. Kn O RR Vcrzam* IV* D. HU 2$*U + f$9 Jllurex Senticofus» Distelhoo- xentje. Staart , eenigermaate getoorend , over- langs geribd en overdwars getralied heeft; 5 met de Opening geflreept. Ï)E S T E K E L H O O R Ê N 307 hier befchreevdi. Het is verkeerde] yk , gelyk Vti ik aangemerkt heb, hier voor aangehaald. Bo-Ar£^yL* ka nni getuigt 5 dat zy in de Adriatifche Zee Hoofd- voorkomen: doch 't is zeker , dat menze ookSTtJK* in Oostindie vindt, De Kleur is in fommigen bleeker, in anderen fterker bruin. Ook fchy nen fommigen, indien men de aangehaalde Af* beddingen gadeflaat* veel fiaauwer gedoomd te zyn , dan anderen. (547) Stekelhooreö , dié de Schaal zonder dxlv!& Staart , Eyrondagtig , met de eenige Meiongena. Gier gedoor end, den Top een weinig ver^^^ heven en de Opening effen heefté De gelykenis, welke deeze Hoörens hebben tiaar de Staart van een Schildpad , heefc 'er den naam van Schildpad-Staart aan doen gee- ven ; doch hedendaags noemt men ze meest Beddetyken* om dat de Oppervlakte dergelyke Streepen heeft. Men vindt 'er die meo drid of vier ryën van fterke Doornen op de groot- fte Gier gewapend zyn : men vindt 'er mek ininder en in 't geheel zonder Doornen* Van fom* (54.7) Murex Testa ëcaudata öhovutb gtaucd, Anfn&ufub» fpinofo, Spira prominula', Apertina lxvi. M fcfiï Elsvormige , regte Staart hebben en oïigedoornd zyn, genaamd Spillen. De naam van Spillen is wel hedendaags Vóór geen Gelïagtnaam in gebruik. Men plaatst- ee onder de Kinkhoorens , in navolging van d'Argenville. Adanson betrektze tot de Purperhoorens , die een Blaasagtig uitgezet Kanaal hebben. Van anderen , evenwel , fchy- flen zy als een byzonder Geflagt voorgefteld # zie 't te zyn * , en, als men aanmerkt , hoe zeer de blik™* ^efl:alte van Sómmigen verfchilt van die der a ' 51 " Kinkhoorens , zou 'er mooglyk , zo wel als van de Pennen , een byzonder Geflagt van kunnen gemaakt zyn ; te meer nu men zo vee- Ie Soorten heeft van Spillen. De Latynfche ïiaam is Fufus, de Franfche Fufeau. Men ver- itaat 'er zodanige Hoorens door, die in 't mid* den dik zyn en over 't geheel Cylindrifcfi irond , doch naar de beide Enden afloopende of tot in eene byna fpitfe Punt wederzyds ver- BE STEKELHO DRENS. 309 verdunnende, of, wil men liever, die van Geftal- VI. te als een Spinrok zyn. Dus behooren 'er AFDEfii*. dan ook de Gebandeerde Mooren, AgaatePee* hoofd- ren en veele anderen onder, welke door L in- stuk, nteüs tot deeze Afdeeling zyn t'huis gebragt. De meeften hebben iets , dat haar naar de Stekelhoorens doet gelyken. C548) Stekelhooren , die de Schaal zonder MLvnt - . _ Murex Staart, eenigermaate geplooid, Eyrond9 Carh/us. ge/pitst , aan den Top mrmfleekig^™^ heeft. Deeze fchynt by tusfchen- invoeging hieir geplaatst te zyn. Zy is in eene Waterleiding , by Sevilie in Spanje, door den Heer Alt- stro em waargenomen. De grootte was als die van een Boon ; de Kleur Afchgraauw , doorfchynende, (549) Stekelhooren, die de Schaal getoorend, r^Lix. met fcherpe gevlakte Gordels en een^** regte Staart heeft} de Lip gefpleeten. •p, Babyloiïft J'eTooren* f548) Murex Testa ecaudatl fubplicató ovata, acmrunata' ? Apice cariofo» Syst. Nat, XII. (549) Murex Testi Turritd, Cingulis acuris maculatis , reo to-Caudatê, Labro fisfo* m. L. U. 639. N. 317. List* Conch* T. 917» f* li- Turris Babyionica, Rumph. Rar* T. 29. f. L« Gualtiu Test* T* SU f» NN. la Tour de Babel. Al^ GENV. Conch.T. 12. (9) f* M» REGEN F» Conch* T. ïé fm 9. Seb. Kah ÏIU T. 79. later, Knour Verzam> IV* !)♦ PU 13» 2» % Deel» XVI. Stuk, * %io Beschryvinc v a ar De zonderlinge naam , van Babylonfe Tooren? UK# ' Gieren naar den Top fpits toe , als de Pen- nen , en is langs dezelven diep gevoord ; heb- bende den Grond wie mee zwarte vierkante Vlakjes, op ryën ftaande, welke als de Gaten in een Tooren affchetzen. Een byzonder Ken- merk is, die Keep of uitfnyding boven in den hoek van de Mond-opening, door welke de Lip zig dan gefcheurd vertoont. Het Dekzel is een zwartbruin Nageltje. Men vindtze zelden lan- ger dan een Pink; het Staartje mede gerekend, dat Sleufswyze van "den Mond afloopt. De af? komst is uit Oostindie. fct* (55°) Stekelhooren, die de Schaal getoorend vlnicus. heeft met ongevlakte knobbelige Gordels^ Zeer veel gelykt deeze naar de voorgaande , uitgenomen de Kleur , als ongevlakt wit zyn- de, en de Gieren eenigermaate geftreepc heb- bende , die met een Kiel omringd of knobbelig zyn of gehoekt. De Lip is by den Grondfteun gefpleecen , maar met een breedere ftompere ïnfnyding. Sommigen hebben de Staart kor- ter , anderen langer. Zekere Noordgreen nam deeze op Java waar. (55oJ Mure* Testa Tumta Cingulis nodofi$ imtnaculatis % Labro Sinu fepaHtto, Syst* Kat* Xll, de Lip door eene Keep afgefcl/eiden* 1 de Stekel hoorens. 311 C550 Stekelhooren, die de Schaal getoorend, VI. met eene byna regie Staart , fireepig , Afq^l* knobbelig, gekield heeft 3 de Lip ££-Hoofd1 karteld. stuk* DU* Hier fchynen > in de eerde plaats 3 de zo- c*/**. genaamde Franfche Spillen, en vervolgens ook^"fche die genen bedoeld te worden , welke men5 wegens de ongemeene langte en dunte van de Staart, ten opzigt van het Lyf , Tabakspypen noemt. Zy vallen wel tot een Voet lang y en zyn aan de Enden bruin of zwartagtig, gelyk Rümphiüs aanmerkt. Zodanigen heb ik ?er van vyf en gewoone Franfche Spillen van tien Duim lang , byna drie Duim op 't dikfte , met negen Gieren tot aan den Top. Deeze zyn geheel Sneeuwwit en fterk geknob- beld. Anderen zyn ros en geelagtig bont* anderen bruin en van binnen geelagtig, behoo- rende altemaal tot deeze Soort. Van de Spillen heeft men zo wel West- als Het Dier; Oostindifche , en daar komen onder dezelven^3^'11* voor * die rond zyn en niet geknobbeld op de Gie- f55i) Murex Testa TurritA, fubre&o-Caudata , ftriata-no- dofa carinat& , Labro crenulato* M. L» U. 639» N* 317. Bq« NANN» Keer. llli T. 3<*o* Fufus, RUM Ml* Rar. T. 29. £ F. GUALTH. Tests T. 52* U L» AR GE NV* Concb* T* 12* (9) f* B* Klein. Oftr*%c+ T* 4, f* 78* Regen f. Concb* T. 12. f* 62. SEBt Kab* III. T. 79. f* Centralis* KNORR Verzam. III* D. pi. 5- U U PU H. -r* *« I, Deel. XVL Stuk; BftSCHRYVIMG VAK VL Gieren , hoedanig eene door d' A rgenvil^e Af^L'fchync bedoeld te worden met de Afbeelding, Hoofd- welke hy van hec Dier der Spillen geeft * ^tüjc. onder den naam van Buccinum. Deeze Af- beelding is hier overgenomen in Fig.%9 doch» wat de Hooren belangt, naar een der mynen verbeterd, „ Geen Dier, zegt hy, komt menigvuldi- „ ger uit zyne Schaal. Zyn witte Mantel , y, bezaaid met zwarte Stippen, flrekt zig aan» merkelyk verder uit dan de Punt van de p Schaal • zo dat hy plooi jen en golvingen maakt/ In *t midden vari deezen Mantel ,7 komt een rond Lighaam uit , 't welk zig ,, gaat inplanten in een witte , gezwollene, en wederzyds verlangde Plaat , die den Voet „ maakt van het Dier , maar op hetzelve „ kruipt. Aan 9i ééne End van deezen Voet ll ïs de "Kop , welks Oogen klein zyn , de Hoorntjes dun, kort en zeer fyn, de Snuit dik, gezwollen en taamelyk lang, aan wel- ker End men een gedeelte van den Bek ont- dekt. Het Dekzeltje, aan ^t andere End5 j,' is langwerpig en gedraald". ^5 Het D|er heeft eene byzondere Eigen- fchap. In plaats van , gelyk de meefte 9, Schulpdieren , op de gantfche uitgeftrekt* „ heid van zynen Voet voort te kruipen , rust het doorgaans alleenlyk op deagterfte helft, 3, terwyl de voorfte opgeligt wordt, en gqepi ,i Grond raakt. Dus draagt de geheele zwaar* ¥ te 3DE ST-EKELHOORENS. 313 p te van zyne Schaal niet dan op een Punt, VL? „ het welke, uit aanmerking van de grootte Af[^l5 ,, en 't gewigt van deszelfs Lighaam, niet ge- hoof». noegzaam is, om het altoos in een behoor- stu^ „ lyk Evenwigt te houden. Deeze omftaij- „ digheid maakt hetzelve het omvallen onder • hevig : maar het fchynt niet dat de wry- „ vingen , die het dus in zyn loop ondergaan 3, moet, 'er ongemak aan toebrengen: hether- 5> vat, in plaats van des wegen in zyne Schaal 3, te kruipen , zyn voorgaande postuur ou\ n zynen gang te veryplgea"0 (55a) Stekelhooren, die de Schaal breed ge* dlit, Jlaart heeft en zwart met een witten M*rf* Band, de Gieren eenigermaate knohfa-^™' lig gerand , de Spil met rimpels.* Moor, Om dat byna alle de Hoprens, van dee- ze Soort, zeer affteekende Banden hebben 3 noemt men ze thans gemeenlyk Gebandeer- de , en wegens de Kleur Mooren , doch die Kleur is byna nooit geheel zwart: men vindt 'ër zglfs die rosagtig vaal zyn en ook een en- kele (552) Murex TestS patulo-Caudatd nigrd Fascia alba , Sp'tias Anfra&ibus fubnodo/ïs, Columella rugofa, M. L. U. 640. N-« 319* BoNANN* Recr* lil. T\ 357.. REGENï, Conch* T„ li« f. 6u ADANS* Seneg. T. 9. f4 31* SE B* Kak HU 1% 88» fi, omnes & T. 52* f« 5» <»♦ KN O BR Verzam* h iU 10. f. l: VU D. Ü 6. U a. vs L PIEL. XVI. STUKi 3H Beschhyvinc van VL kele witte Moor. Daarom is evenwel die be- ^UV^ naamin8 niet minder toepasfelyk. Adanson, Hoofd", die deeze Hoorens overvloedig aan de Kust stuk, van Senegal vondt, noemt dezelven Nivar , en betrekt daar toe , doch ten onregte , de Hooren van Letter A, op de Negende Plaat van d'Argenville. De Afbeelding van Bonanni is naauwkeurig, om de regte West- indifche of Kurasfaufche Moor, gelyk Va- lentyn dezelve tytelt, uit te drukken. Hy fpreekt 'er dus van. „De bruine Huid van een Moor wordt nage-aapt door deeze Hooren , die met twee ,, Banden omgord is , waar van de eene twee- „ maal zo breed als de andere» Beiden loo- pen zy langs de Gieren heen, en worden ,, langs hoe fmaller , hoe meer zy den hoo- 3) gen Top naderen , waar de zeven Win- 3, dingen van de Schaal, opwaards, in eindi- „ gen. Zy behoort tot het Geflagt der Tur- 3, binesy en heeft een zeer naauwen, hoewel 3, overlangs uitgerekten Mond. Van den „ Grondfteun tot aan den Top is zy in de 3, langte gerimpeld, met zeer fyne Groefjes overdwars". Ik kan 'er byvoegen , dat , gelykerwys in Kleur, zo ook in grootte, deeze Hoorens on- gemeen verfchillen. Ik heb 'er van minder dan drie Duimen en van byna zes Duimen lang. Ook zyn de Banden in fommigen geelagtig, ja byna Oranjekleurig. 053) DE StEEELHOORÊNs, 315 (553) StekeIhooren3 die de Schaal breed ge* VI. ftaart heeft, de Gieren van boven plat. Af^zu HOOFD- De platheid der Gieren niet alleen , tot aan stuk» den Top , maar de langheid van de Staart, dliu. onderfcheidt deeze Óostindifche Hooren gz-coYblu noegzaam van de Mooren. Zy is zeer juist dJu™- by d Argenville, op de zo even gemelde Letter, afgebeeld, en komt volmaakt met de aangehaalde by Seba overeen. Zy is ros of roodagtig van Kleur en niet gemeen. Wy mo- gen 'er den naam van Indiaan aan geeven. Ik heb 'er één, van meer dan vier Duimen langte. (554) Stekelhooren , die de Schaal gejtaart ^D^1V* heeft en de Gieren aan den Top verhe- spwuiuv, venrond met een Puntje. JiaamP* Knol* In Tranquebar is deeze door S p 11 e n g l eu waargenomen. Zy heeft het Lyf van onde- ren Buikig , van boven verhevenrond , met een ftomp Puntje aan den Top uitfteekende: de Gieren aan de bovenkant fcherp gerand ; de Staart Rolrond en naar 't Lyf toe niet ver* f553) Murex Testa. patulo -Caudatd, Splrce Anfra&ibus fu- pra planiSfr.M. L« U. 640 N. 320* Argenv» Conch. T* 12* (9) £ A. SEB. Kab. lil. T. 57. 27» 28* KNORR Vtr<» zam* VI. D. Pl. 26. f. 1. (554) Mvrex Testa Caudata , Sphx mucronatx Anfra&ibus fupra convexis. $ys(+ Nat XllK Ksi o Ril Verzqm* \l. D* VU X. Deel, XVI. Stuk. 3i6 Bekhryvinö van VI. verbreedende , maar met een dwarfe kreulf aaa ATivLè ^e ®lt a^cs ^Qmt 1Tiet ^e ^an$ &eftaar~ Hoofd- u Knolletjes overeen. 6TUJU blv# Cf55) Stekelhooren 3 die de Schaal breed ge* *!ute* Jlaart heeft , rfe Gieren boven aan door latus. een Geutje afgezonderd. Rasp. Deeze verfchillen niet alleen door het zeer kennelyke Sleufje of Geutje , dat de Gieren van de Spil afzondert , maar ook door de grootte , van de voorgaande. Men noemtze Raapen , v/aarvan zy de Geftalte immer zowel uitdrukken, als de voorgaande Soort die der * z?e Knollen of Papieren Knollen *. De eerst aan- \i?.dz. 1304 gehaalde Afbeelding fielt de Geftalte van dee- ze Hoorens onverbeterlyk voor. Als een by- Soort brengt Linnteüs hier 5 onder den naam van Granum , en onder de Kenmerken van Stekelhooren 5 die de Schaal half-Klootrond9glad9 doorfchynende , met een regte Tregterswyze Staart^ den Top Tepelagtig heeft , de jonge kleine Hoo- r entjes ter baan, waar van Ellis de afbeel- ding met het Eijernest geeft, welke door den Heer B aster is overgenomen en door my tzie'txv.befchreeven f : doch 9t is blykbaar, uitdene- lUZl vens* (555) Murtx Testa patulo 'Caudata, Splxx Anfra&ibus fupra Canaliculo distin&is* M, L* U* 641. N« 321. GUALTH, Test* kf4 f, A» S £ B. Kak, III. T* 68* f. 22. ELLIS Corall. 85* T* 33- f- BisTER Uitfpann. I* D, HU & f, 2, Ea KNOK» Vtrzam* V* D» Pl* %U f* DE STÊfcEtftÖÖREUs. 317 vensgevoegde Afbeelding van 't Hoorentje door W Lis ter, dat het een foort van Vygen zyn5AF^r^ wordende door hem genoemd Flefcb^ of Aiel-hoofo- pul-agtige Kinkhooren. Zo die de oude van stuk* die Jongen in Natuur lyke grootte is, dan be* reiken zy nagenoeg de langte van een Pink en komen dus nader aan de voorgaande Soort, Die, welke men Getakte noemt of Gedoomde Raapen, zyn misfehien tot deeze Soort betrek* kelyk. (556) Stekelhooren , die de Schaal Tregters* divl wys' gefiaart heeft , en den Top Wt^Zmüs^ Doornen gekroond* yvf klc Zonderling is 5t, dat Linnjëus die 3 gelyk uit de befchryving van 't Kabinet der Konin- ginne van Sweeden blykt , een Getakte Vyg gehad heeft > dezelve kon gelyk ftellen met de Trompet van Arü by Rumphiüs gemeld: als waar van zy, volgens de opgegevene Geftal- te, grootelyks verfchillen0 Niet minder ono« vereenkomftig is die Hooren, welke Bonan- Ni afbeeldt 5 en een e Aroeefche Trompet fchynn te zyn, met de Getakte Vygen. Deeze Kink- hooren, naamelyk, beftaat als uit twee met de ($56) Mïcrex T«st£ patulo- Caudata5 Spw% Spinofo- corona* t3* M* L« U. $41* N. Buccinum Aiuanunu Rumvh* Rar. T» 28* f. A* GüALTH» 7VlX»'T» 47* &K* BONANN, Rtcu III. T* ioi4 Knorr Vtr%*m* YI* &« ?1* öf . U u ïj DSEL, XVI. STUH, 3i8 Beschryvinc vak VI. de Grondfteunen tegen elkander aan gevoegdë ^Liv" Tollen; zo Bonanni aanmerkt, en is wel Hoofd* overdwars geftreept , doch niet geknobbeld 5 stuk. ten minlte niet gedoomd of getakt. Rum- PHius merktze aan , als de grootfte cn plomp- ile van allen , die hy kende ; zynde zwaar en dik van Schaal, ruim anderhalf Voet lang en een Span hoog , met weinige Gieren en een korte Staart. Zy was over 't geheele Lighaam Schilferig of geborften , wit en zonder Glans ; doch haar Onyx of Dekzeltje werdt geteld onder de beste Reukwerken. De Getakte Vy- gen vallen ook wel groot en rauw van Schaal, maar zyn van een geheel andere Geftal te, ge*» lyk de Afbeeldingen van Güalthieri aan- toonen» Ik heb 'er één van zes Duimen lang en drie Duimen breed, met eene Mond-ope- ning van anderhalf Duim wydte, en by de vyf Duimen langte , die geheel Oranjekleurig is* ïk heb een kleine, van anderhalf Duim lang, die fierlyk in de langte blaauwagtig bruin ge- ftreept is en overdwars een breeden witten Band heeft. Dit heeft ook meer of min in de grootere plaats. Deeze Hoorens zyn nog ongemeen, en taamelyk hoog getopt, Ioopen- de de Doornswyze Takken opwaards , langs de Gieren, naar den Top» blvit, (557) Stekelhooren, die de Schaal Tregters* Murex y •perverfus* JLinkfe m . yyg, (557) Murex Testa patulo repandoque Caudata , Spira con- trarla fubcoronata» M. L. U* 642* N* 3^3* G UAL TH. Tesh T. 3^ £ rUnique* AR GEN v. Cwk* T* 18, (1$) f. BE S T E K E L H O O R E N S# 319 wyj' £fl wyi gaapende geftaart , K#fo VI. gedraaid en eenigermaate gekroond heeft. Afdee1* Deeze maaken een aanmerkelyke byzonder- stuk, heid uit onder de Hoorens* Men noemt ze rUnique, dat is de Eenige, zegt d'Argen* ville, om dat haar Mond, tegengewoonlyk, van de regter naar de flinkerzyde gedraaid is, en zy heeft haaren Top zo laag en plat, als de Staart lang en puntig is. Veel platter, inder- daad , is de Top in deeze dan in de voorgaande Soort, en naauwlyks getakt of gedoomd. Lis- ter fchreef , dat deeze Vyg de eenigfte was, onder de Zee-Hoorens, hem bekend, die de Gieren van de regter naar de flinkerhand om- * Zie loopende * hadden. bladz.139* Deeze kundige Heer moet dan de Offerhooren offer- niet gekend hebben, van welke, zo wy wee-hoox€lu ten , ook linkfe zyn , en reeds lang bekend zyn geweest, doch ongemeen zeldzaam. Omtrent de Paarlvisfchery van Toetecoryn , aan do Kust van Ceylon , worden veelen van deeze Hoorens gevangen, zo Valejntyn meldt y die de Inlanders aan Hukken fnyden tot Arm- en Duim -Ringen, gebruikende de laatften tot het fchieten met de Boog; welke Ringen witter en fchoonder dan het beste Yvoor zyn* Onder deeze nu , komt , mooglyk om de honderd Jaa* ren eens, een Konings ■ Hoor en voor, die van Geftalte wel eveneens is, doch anders om ge* draaidj L Deel* xvi* Stuk, $io BESCHRtVÏNG # A N ifl. draaid , ën van buiten groen , van binnen rood AHEyL gekIeurc** By dê Jentieven plagt deeze linkfe Hoofd'. Sjanko, (want zo noemen zy dezel ven ,) in zo stuk. veel agting te zyn , dat men 'er eenige honderd Ryksdaalders voor gaf, en de Koning van Gól- conda werdt oudtyds, toen dit een Ryk öp zig zelve Was, daar uit gezalfd. De regtfe of ge- woone öfFerhooren , die Vale ntyn zelfs niet bezat, is ook niet gemeen. Zy behoort, wegens de geplooide Spil aan de Mond-openingi tot de Voluuten , en moest iri de befchry ving van die Soort, welke Linn^eus Peer noemt tladzZ iC e * ' êeme^ zYn * alwaar zyuitGuALTHiEki #is aangehaald , zeggende die Autheiir daar van, dat het een Hooreih is van volmaakte of weï geproportioneerde Geftalte. Zy vallen Sneeuw- wit en ongemeen dik van Schaal : zo dat men *ër niet alleen een fchoonen Glans aan geeft , door 't polyften , maar zy laaten zig ook , op den Draaybank en met den Beitel , zeer fraay bewerken en verfieren. titvm. (558) Stekelhöoren, die de Schaal Tregters* De Zee -Wulk van onze Stroömen, daar wy * zie *eeds van g^fproken hebben * , wordt hier be- tiadz.232*doeld. Zy gelykt wel eenigermaate naar d« ilurex antiquus* Zee-Wulk* wys' geftaart heeft en langwerpig , met agt tonde Gieren* fijéj Murex Testa patuïo-Caudata oblonga , Anfta&ibitf c&o teietibus* Faun. Sm. ai6'5t G u £L T iu Test* T\ 46» f>E? DE StEKELHOORENS, 321 gswoone Strand-Wulken , doch is veel hoogcr Vï. feétopt en ronder van Lyf: des ook Valen ^ffv tyn haar, met de benaaming van Knolhoo- Hoofd*. ren% fchynt te bedoelen, die hy zegt te val- s™- len op het Doggerzand : iffant de zogenaamde Doggerzandbrs hebben gantfch geene Knolron- de Geftalte. Geen agt Giefeit , evenwel j heem ik in de myne waar. (559) Stekelhooren, die de Schaal Tregters* dlix» wys' eenigermaate gejiaart , langwerpig; dt/psffus. met agt Gieren heeft en twee verheven ^2^dfch* Streepen. Dceze noem ik , om dat zy ki de Nöörder Oceaan, en by Ysland zelf, zig onthoudt, dè Noordfche Wulh Het zou die zelfde zyn, welke Lister afbeeldt, met zeven Gieren, Agt heeft 'er die, waar Linn^eüs de Af- beelding van geeft in zyn Westgothifche Reis- togt , merkende, haar als de allergrootfte der aldaar vallende Conchyliën , en tevens als de aeldzaamfte, aan, (560) Stekelhooren , die de Schaal Buikig , dt.::> j Murex lang- Tfitm^ TritonV (559) Murex Testa patulo fob^Caudata oblong*! , 'Anfra&i- bus o&o: lineis duabus elevatis» Faun, Suec4 z\66< Iu West* IQth* T« s. £ 8. LIS T* AngU T, 3* f* U (560) Murex Testa1 Ventricofa oblonga laevi, Anfra&ibus rotundatis, Apertura dentata, Cauda brevu M, L« U, 641. ' X » & DtJLtmt XVI» S7VK, B B 5 C H 1! Y V I N O VAN VI. langwerpig, effen, met ronde Gieren > AFnvU de Opening getand heeft , en eene kor- Hoofd* Staart. Zeer bekend , en thans ook zeer gemeen , zyn deeze, die men Tritons of Trompethoo- rens noemt > komende uit de beide Indien. De Oostindifche zyn langwerpiger en zo Bui- kig of dik van Lyf niet als de Westindifchey doch .veel fraaijer gekleurd. Het byzondere Kenmerk van de Tritons is3 dat haare Gieren door knobbelige Naaden van elkander afge- fcheiden zyn. De Tekening gelykt naar die van bruine Penneveeren op eenen geelagtig witten Grond of liever naar die van Turkfcb Papier* zegt Rumphïus. Van binnen is de Mond of Keel fchoon Oranjekleurig in de Oostindifche 3 die den Top Vleefchkleurig paarfch hebben en de Spil aarrig bruin en wit bont geftreept. Dat zy ongemeen groot val- len blykt , dewyl ik 'er heb van ver over den Voet lang «, met tien Gieren 4 en eene Mond- opening van zeven Duimen in de langte en vyf Duimen in de breedte : des men begrypt 3 dat de zodanigen een Onyx kunnen uitleve- ren * van grootte als een geheele platte Hand. Het 324. Bucciimm. Rond. Testf 8u Buccinum Tritonis* RüMPHi Rar, T* f# B. GuALT H. Test* % 48. F« A» 3 eb* Kah\ III* T; 8i* f. omnes* KNORR Verzam. IU D. II. \4k f. 3. % IX PU 5* U u D 2 STEKELHOORENs. 323 Het Dier heeft een grof ftèrk Vlecfch, zege Vt. küMPHius, ter clikte van een Arm, rimpe-A^^ lig als de Hals van een Schildpad , bruin enHooFul ros gefpikkeld , waar aan vast is een langwer-sTUKa pig Schild vyf Duimen lang , drie Duimen breed, en een Mesrug dik, 'c welk de Onyx is , zo even gemeld. Van zodanige Tritons echter, heb ik veel kleinere, ja kleintjes van naauwlyks een Vinger lang, In Oostindie, zelfs, plagten deeze Hoorens onder de Rariteiten geteld te worden : op Ara- boina vondt men ze weinig : zy kwamen meest uit de Zuidooster Eilanden, onthoudende zig diep in Zee. De Alphoreezen van Ceram ge- bruikenze tot hunne Trompetten , maakende in dë middelde Kring een Gat, waar door zy blaazen, om de Negers by een te roepen, en dergelyke Hoornen Trompetten worden ook by de Tartaaren, in Afrika, en in de West- indien gebruikt , om dat dcrzelver Geluid zig veel verder uitftrekt , dan dat van Boks- of Ramshoorens. De Oorlogs - Trompet of Ba- zuin der Ouden (*) zal waarfchynlyk uit een dergelyke Hoorcn beftaan hebben. (561) Stekelhooren , die de Schaal Buikig, m,xr> 0 pu/ïo, {#) Buccïna jam priscos cogebat ad arma Quïrites* Vooraf " (561) Murex Testa Ventricofa oblonga Ixvi ? AnfraéKbus * rotundatis Spird ftriata, Apertura Ixvi, Cauda brevw Syst* Nat. XII* BolANN*. lieer, III. T. 4O4. GUALTH, Tsst* T* 52» U U IC NOR 11. Verzam, 1U D> PU 3* X 2 ï. DEEL, XVI. STUK* 3 24 ÉESCHRY VING V A ^ VI. Afdkel» LIV. langwerpig, effen, met ronde Gieren , cfc geftreept , de Opening ongetand heeft > met eene korte Staart. HOOFD* STUK> De aangehaalde van Bonanni is, volgens Valentyn, een Gnemoe-llooren* De Schaal heeft de grootte van een Hazelnoot , zege Linn^üs, en is uit den Zeegroenen blaauw- agtig , met graauwe gegolfde Banden over- langs en enkele Naaden. Zy valt in de Mid- dellandfche Zee* ï>lxiu (ƒ62) Stekelhooren , 'die de Schaal Buikig, ^'uiipa* langwerpig , effen, de Gieren rond met £ ^V** eene dubbele N:ad , de Opening mei ééne Plooy , de Staart Tregtemvyze en geftreept heeft* Schoon Valentyn de aangehaalde van BonüNiM een korte dikke, hem onbekende , Trompet noemt , is het doch niet onwaau- fchynlyk, dat dezelve die Hooren verbeeldt, daar wy den naam aan geeven van Agaate Peer. Zy heeft een - zeer regelmaatige en fraaije Ge- f562 ■ Murex Testd Ventricofa oblongd Ixvl , Anfra&ibus aotundatis Su^ura geminata , Apertura uniplicata , Cauda pa- tula ftriata. Syst4 Uatt XII. BoNANN. Recr. III. T. 187^ LlST. Coneb, T.9IU RüMPH. Rar. T. 49. £ H* GUALTH. ITVxr. t. 46. Ca* argenv» T. 13* f» K. B, e g e n f, Cö»fè» T, 9» f. 35'SEB. Kab. III. T. 71* f* 23-31* KNORE? ftrjMw* V* D. £J« 18. f» 5* VI. D. Pi. 2^ f, I. de Stekel hoorens. 32? Halte 3 niet kwaalyk naar die van een Peer VI* gelykende en de verfcheidenhcid van Kleuren A F£f*^" is ongemeen groot. Men vindt 'er, die, ge* Eoorni lyk d'Aroenville zegt, door eene fchoo-STÜlu ne marmering, van bruin op een witten Grond, de Kleuren van de Tulpen naarbootzen; doch, gelyk men onder de Tulpen veelen met een enkele Kleur vindt, zo komen onder deeze Hoorens ook geele , rosfe, en bruine voor, in veelerlcy trappen van verhooging of ver- flaauwing. De Tekening der gemarmerde over- treft alles in deeze Agaate Peeren , wanneer zy gepolyst zyn. Dus kan men de Naams* reden ligcelyk bevroeden. Anderen noemenze ook wel Gehande Agaat-Hcorens , wegens de zwarte Streepjes, waar mede fommigen omgord zyn : doch die benaaming is wa: algemeen. Zy vallen wel een half Voet lang en komen uit Westindie* (563) Stekelhooren • die de Schaal langwer- £txIII« pig en gejiaart heeft , met veele Viie- ciathra* ■ zige plooijen overlangs. Geplooide Schroef* In Geftalte en Grootte komt deeze naby aan de gemeene of Scheveninger Wenteltrap- jes , maar heeft een klein Staartje. In de Zee, f563) Murex Testa oblongd Cauchtd, Plicis longtmdinali- bus fubmembmnaceis fulcat^» Syst, Nat* XII, Klein Qftrat* X3 326 BESCHRY VIHC VA{f VI. Afdeel. UV. H.OOFD- DLXIV. Mtirex JDo'arium* Trappen» pixv. Corneuf» Hoorn- kleurige* Zee, aan de Kusten van Ysland, heeft me^ ze gevonden. (564) Stekelhooren , die de Schaal Eyrond met eene Tregterswyze Staaft, de Gie- ren met eenige verhevene fionipe Gor« dels heeft. Hier fchynen die Hoorentjcs , welken men gemeenlyk Bordestrappen noemt , als mede de basterd -Bordes -Trappen bedoeld te worden. De ecrften zyn witagtig, de anderen rosagtig geel van Kleur. De grootte is omtrent als die van eene Moskaat-Noot of grooter in de laat- flen. Zy hebben een Gaatje in de Spil. Die van Bonakni kwam van de Kust van Por- tugal. C$65) Stekelhooren , die de Schaal langwer- pig runw met de Randen der Gieren plat 9 den Top knobbelig , de Ope- ning Tandeloos heeft en een opgewipte Staart* In (.>ü4) M'irex Test ê. patulo-Caudata qvata , Anfra&ifms CIn- gulis aliquot elevatis obtufïs. Syst Hat. XIU Bonann, Recr. III. U 347* KNORR Verzarn, II. D. Tl 24* f. 5: III* p. PI. 7. f. 2 : V. D. PI4 £ £ 5» (565) Murex Testa oMonga mdi, Anfraéhmm rnargimbirs complanatis, Apice tHoerculoio, Aperturfl fdentuui , Cauctè adfeendentc. Syst. Nat. XII. Fosfih's , //. VVcstgotsh* p. 200. T. 5« 6. GUAJLTH. Test. T. 46. f. F* LIST. «*»jr/, 157. T. 3» £ 4. KNORR rtrzam* VI. D* Pl. 33, f, 3. DE S T E K E h ïï O O R E N S. 327 In de Bergen van Westgothland worden een VI. menigte van deeze Hoorentjes, onder andere AF£[\rL' Conchyliën, uitgegraven*. Deeze Schulpber- Hoorn- gen leggen , op veele plaatfen , wel een Kwar-STue. cier gaans van de Zee , op 't Vaste Laad. Onder de Aardkorst, die zelden meer dan een half Voet dik is, komt een Bedding voor van Conchyliën, twee of drie Vademen diep, en daar onder legt een zuivere Kley. Deeze Bed* ding beflaat dikwils een uitgeftrektheid van verfcheide Snaphaanfchooten. De SGhaalen, . f, i: ¥♦ D. PI. io» f4 4: VI. D, PU IS. f. 5« m 330 B E S C H R Y V I N Cf VAM VI. Perfie. In 't Franfch heet men ze k Tapis of Hoofd- een Perfiaanfch Kleed naarbootst. Zodanig stuk, eene is ook die van Gualthxeri , en de aangehaalde op de Negenen veertigfte Plaat 3 in 't Werk van Rumphius; die aldaar de Gehande Knobbelhooren geheten wordt ; doch Rumphius hadt de Oostindifche , die fterk geknobbeld is, de Basterd-Purperjlak getyteld. rïy fpreekt 'er dus van, Basterd ' 33 Deeze noem ik zoo 3 om dat zy eenigs- sia£Cr" zins de gedaante van de Purperflak uit de 99 Middellandfehe Zee , en van binnen een 3, rood Bloedig Vleefch heeft , gelyk men aan 3, geen andere Slakken ziet , doch of daar uit 3, een rood Sap te haaien zy3 waar mede men 2> zou kunnen verwen , is nog niet onderzogt. 3, De langte is vyf of zes Duimen. Van voo-. 55 ren is de Hooren uitgefpitst met veele Gie- 3, ren en van agteren met eene taamelyk dun- 3, ne Snuit. De randen der bovenfte Gieren 3j> zyn met Knobbelen bezet 3 fomtyds als 3, (lompe Doornen: het overige van de Schaal 33 is effen donkergraauw of Aardverwig5 zon- «3 der Glans. Als men het bovenfte Vliesje 53 affchraapt , 't welk niet gemakkelyk ge* 33 fchiedt, dan is de Schaal wit, met zwart- 5 3 agtige Draaden overdwars. De Rand van 3d den Mond is dun 3 met fcherpe Tanden 33 Zaagswyze bezet: daar tegenover is hy glad 33 en purperverwig : de binnenfte Vlakte mee 33 dun- de Stekel- hooren^ 33Ï j, dunne Ribbetjes gevoerd. Het Dier, daar VI. in , is hard en rooi als raauw Vleefch 'i &^*&u «, goed om te eeten. Het draagt op den Kop Hoofd- 3, een langwerpig Schilcije , dat een Lid van *™z* „ een Vinger lang is en krom als de Klaauw P> van een Beest , net fluitende op jjêfl Mond, „ van buiten vuilgraauw en effen, aan de bin- tienzyde donkerbruin en wat gerimpeld." Dit Dekzel wordt van de Inlanders voor de beste Onyx manna gehouden, en Unam Cas* tari y dut is Onyx Mofchaia genoemd ; doch zy hadt de minfte Geur niet van Moskeljaat, en hy zoude de Unguïs van de Trompet van Am boven deeze verkiezen. Onder de Rinkhoorens, naamelyk, zyn de Spillen t'huis gebragt door Rumphius, die aanmerkt > dat men deeze taamelyk veel in de Amboinfche Inham vindt. Zy komen by Troe- pen voor den dag, doch flegts in zekere Maan- den , en vertrekken dan wederom naar de Diepte. . Die men voor Rariteiten bewaaren wil , zegt hy, moet het gedagte Vliesje niec worden afgehaald, devvyl de Oppervlakte zig dan altoos ruuw vertoont. Van dergelyke ftompe Bandfpillen heb ik 'er die Oranjekleurig zyn van Grond, fterk ge- knobbeld , en met Kastanjebruine Streepjes fierlyk gebandeerd. Deeze zyn aan 't Staare- end zeer Homp , doch hebben een hoogen Top, Een andere Soort is langs de Gieren met brui- L Deel, XVL Stuk* 33? Beschryviho van VI- bruine Sleuven en witte Ribbetjes fïaay gete- * LIV/kcnd5 zynde ongemeen flerk en als ovtr de IJoofd- geheele langce van deHooren geknobbeld, met stuk. diepe Groeven tusfchen de Knobbels in. De plaats der afkomst is my onbekend. DLXVIir* Murex iandiche* (568) Stekelhooren , die de Schaal langwer- pig heeft , met geplooide en gejireepte Gieren, die Knobbelagtig gekield zyn> de Opening ongetand en een korte Staart. Jllurex Craticula» ius. Hoekige* Deeze, uit de Middellandfche Zee, heeft dit byzonders, dat de bovenkant der Gieren bruinrood is 9 de onderkant wit. Valentyn zegt , dat de aangehaalde van Bonanni eeri foort van lange Gnemoe-Hoorens waren , hem onbekend. Bonanni zelf getuigt , dat zy veel voor komen in de Zee van Syracufa 3 zynde wegens haar maakzel en de vferfchei- denheid van Kleuren vermaard. Ieder Gier, naamelyk , fchynt uit twee ftukkpn van een Schaal te beftaan , waar van het eene wit is y het andere uit den rosfen Purperagtig. (569) Stekelhooren, die de Schaal langwer- pig* ($6%) Murex Testa oblonga , An,fra&ibüs ftriatis plicatis, tuberculofo-catinatis , Apertura edentula, Cauda brevi. Syst* Nat. XII. BONANN, Reer. III, f« 80. (369) Murex Testa oblonga, Anfra&ibus rotundatis plica- fis transverfim reticulatis , Apertura denta;&, Cauda brevi, tSyst, Nat, XII. Turbo angulatus, Roip, Test, 89* / h B Stekel hoodlens. 33,3 pig9 de Gieren rond, geplooid, over- VI. dwars Netswyze geftreept heeft , met Af£^'* een getande Opening en eene korte Hoofd* Siaaru STU** Hier wordt de Hoekige Turbo van Ronde- ietius, aangehaald, uit de Middellandfche Zee* De Schaal , met verhevene Streepen langs de Gieren, is witagtig van Kleur, héb- bende de Hoeken rosagtig, de Opening van binnen geftreept. C57o) Scekelhooren die de Schaal byna on- diax, geftaart , Spilrondagtig , effen 3 en bleek fc^fUSm van Kleur heeft , met verfcheiderley Geftrcepte»' overlangfe bruine Streepen; de Lip ge- tand. Deeze , ook in de Middellandfche Zee voor- komende , is wéinig grooter dan een Garfte» koorentje, overal effen, langwerpig, naauw- lyks geftaart , bleek witagtig , bevlekt met overlangfe kromme bruinagtig zwarte Stree- pen. VI. Die Getoorend zyn en Elsvormig mefc een zeer korc Staartje» (570 ($?o) Murêx Testa fïib-ecaudatt Fuflformi laevi pallid & 9 Striis fuscis longitudinalibus variis , JUbio deatato* SysU Nat. XII* I* DEEL, XVX. STUK* 334 Bescüryving van (570 Stekelhooren , die de Schaal .getoorendj TlVL* de Gieren aan de bovenzyde geplooid ^ Hoofd- en een opgewipte Staart heeft , de Spil STUK* van binnen met een Plooy DLXXX. T^trtagèu Onder de Naalden of Ponnen komen 'er snuitpen* Voor , die aan de Mond - opening een klein j^cxxni' Snuitje of Tuitje hebben, 't welk zig als een Staartje vertoont , en zodanig opgewipt is , dat hec byna dwars {laat. Deeze noemt men, om die reden , Snuiipennen. Rumphius en Valentyn heeten dezelven Tuitjes. Zy vallen omtrent van langte als een Vinger en zyn taamelyk dik + fommigen op de Gieren maar weinig, anderen Kr.obbekigcig ingefnee- clen en als gekarteld. Men vindtze ; getneen- lyk, wit van Kleur, of geelagtig, ja bruingeel en fomtyds met geele Streepen, of n.et rpsfè en bruine Ringen , gèfyk die vsn onze Af- beelding Fig. 4, zeer fierlyk gebandeerd, I>eeze is echter, op den Rand der Gieren, zeer weinig ingefneeden, dlxxil C570 Stekelhooren, dié de Schaal getoorend Muco. heeft. Basterd» Paufe. (571) Murex Testa turri:& , Anfra&ibus fupernc plicatis, kroon. Cauda adfeendente, Cohimella intus pllcati. Syst. NauXlU BoNANN* Recr. Iïl* f. 84* Strombus Caudatus albus* Rum PH» Rar. loo. T. 30* f4 IC* PET* Gaz. T. s6* f. 4. AR GEN V. Cencb. T* 14. (n) f. P G UAL TH* Test. T4 57. f. D. Knorr Vtrzam. III. D* PL 20. f. 3* W D. Ph 35* 6: VI. D, VU 40. f. 4, 5* (572) Murex Testa turrita, Anfra&ibus tubercuïatis , 'ünl tóe* D 2 S T E K E t H O O R E N 5. 235 heeft , de Gieren geknobbeld , met een Vt Doornige Jireep op '£ midden , de Spü^^vL met ééne plooy en de Staart opgewipt* Hoorn- stuk* Gedoomde Tuitjes worden deeze genoemd van Valentyn, 'doch wy geeven 'er dea naam van Basterd -Faufekroonen aan , en de Franfchen heecenze Chenilles b dat is Rupfen. Hoe zeer ook deeze benaarningen uit malkan* der loopen, hebben zy allen doch eenige be« . trekking. Die 3 welke de Franfchen Chenilles noemen , om dat zy als zekere Rupfen gete- kend zyn 5 heeten wy Basterd - Faufekroonen 9 dewyl zy naar de echte Faufekroonen veel ge* lyken > en die andere y welke hier ook t'huis gebragt zyn , noemen wy , tot onderfcheiding, Westindifche Basterd - Paufekroonen > of Tuxis* Doornen Spillen: want zy5 door haare Knob- belagtigheid , veel naar een Taxis Boomftatn gelyken. Deeze beiden 3 hoewel door L i N- NiEUs tot ééne Soort betrokken, zyn echter grootelyks verfchillende. Ik begryp de reden van den Latynfchen bynaam niet; noch ook, hoe hy de woonplaats Hellen kan in de Mki- dellandfche Zee. (573) fnedia Spinet 3 CoIumeM unlpikata , Caudl adfeendente* M. L* U. 643* N. 326, BONANN» Recr* IIU f* 69 , S3+ Strombus angulofus* Rumph» Rar. T* 30, f. O , N. Gualïh» Test. T* 57* £ G, A* Chenille* ARGEN^ Conctf. T, 14» (iï) f. H# SSB* Kab* HU T* SU fc 25, KITORR Perza*. III, D« VU lC? f. 5: I* Ds ?1# 16. f. 4+ h DEEL, XVIt STUK» B K S C H Pv Y V I tJ G VAN ^T*# (573) Stekelhooren , die de Schaal getoorené tevvRU heeft , met de Gieren door Tandjes aan Hoofd- de bovenjle Streep gekarteld. STUK. dlxxiii. Deeze, die naar de laatstgemelden veel ge- fmcdtüt. lyken , noemt men Getakte Bezaanknooperi. Bezaan* Doorgaans vallen zy bruin , en fomtyds zyn knoop, ze geel gebandeerd langs de Gieren» Zeer dikwils komen zy aan de Puntjes der Takken of aan den Top , door afflyting van de bui- tenfte Korst , eenigszins wkagtig voor. De afkomst is uit de Middellandfche Zee , zegt LlN NiEÜS. blxxiw (S74) Stekelhooren, die de Schaal getoorend TcZïo/a. m de Gieren van boven met een dikken *g™dQlm Gordel gezoomd heeft , de Staart kort. Deeze > zig in het Kabinet van den Heer Gyllenborg bevindende h'adt de Schaal wit en maar weinig ovërlangs geftreept, docÖ de Gieren met een dikken, (lompen, Zoom ge- gordeld en den Fop geplooid; dlxxv* (575) Stekelhooren, die de Schaal getoorend; Murex . Radula. &asp. (573} Murex Testa turrit& 9 Anfra&ibus crenulatïs, flria fuperiore denticulata* £yst* Ndit. XIU GuALTH. Test* T* 55. f. H* AR GR NV, Conck* T* 14* (f'ljl f. KNO Ra Verzain. \V * D, Pl. 26* f. 4, 5- (574> Murex Tesra* turnt*, Anfra&ibüs fuperneZona torn* lofa, C?.uda brevi. Syst, Nat. XII» f575) Murex Testa turnt* , Anfra&ibus tuberculatis , ftrüs duplici feric pun&atis, Sy$UHaté XII. GUALTH» TistA TV ;1 ..... f» v • • Stekel ïiöör en s. 337 de Gieren geknobbeld heeft en geflreepc YL met eene dubbelde ry van Stippen. ^^L* HOOFD- Deeze, uit de Afrikaanfche Zee, heefc desTuje* Schaal roodagtig , van onderen Homp , de Stippen der Gieren dikwils wit getopt, en de Schaal zo oneffen , dat 'er de bynaam van Rasp aan gegeven wordt9 (576) Stekelhooren 3 die de Schaal getoorend dlxxvu heeft , de Gieren met Sleuven , over- dwars gejlreept en gedoomd, de Staart^*'* opgewipt. Uit de Bogt van Guinée was deeze afkom- ftig, hebbende de Schaal Melkwit, Elsvor- mig, met twaalf of veertien overlangfe Sleu- ven en korte Doorentjes aan den Mond : de Spil platagtig en met ééne Plooy* (577) Stekelhooren , die de Schaal getoorend dixxViu en kruislings bezaaid heeft met Knob» g?Z*u* beitjes , de Staart fpits en opgewipt. ^ Ten* De (576) Munx Test& turrit&, Anfra&ibus fulcatis transverfim fhiatis rauricatis, Caud4 adfcendente. Syst* Nat. XIL CS 7?) Murex Tesu turrita , Tuberculis decu^fatim adfper- fly Cauda acuta adfcendente. Syst. Nat. XIL Bonann. Recr* III. f4 8l« Strombus Caudatus angulofus. Rumph. Rar* T* 30» f. L* AKGENV* Cmch. T4 14. (u) f.'K. K L E 1 ü Ojlrae. T« 7. fV 1 19. KNORR Vtrzam* VI. D* VU z6> U 3» Y I, Deel. 2VI« stuxw 33& 13 E 5 C II R Y V I N G VAN VI. De. aangehaalde Afbeelding van Bonannï A LïVL' ^c^ynt ^e v°lgen(te te moeten zyn , naamelyk Hoofd* N. 82 y zynde een foort van Gedoomde Tuit- *té7k# jes, volgens Valentyn: want N. 81 , met N. 120 van Klein overeenkom ftïg , is een geribde Gnemoe-Hooren. De Knobbelpen van RüiMPHiusis aanmerkelyk van die van dtAr- genville verfchillende, en heeft de Knob- beltjes zodanig niet in *t kruis geplaatst. Die ik van deezen aart heb zyn witagtig Vleefch- kleur en hebben op den bovenkant van ieder Gier een ry van groote 5 en daar tusfehen drie ryëa van kleine Knobbeltjes. Zy zyn naauwlyks een halven Vinger lang 5 en gely- ken veel naar de Basterd - Paufekroonen. Nog kleineren heb ik5 die zwart zyn. Beiden zyn zy uit de Westindiën afkomftig. DLxxvin» Stekelhooren, die de Schaal getoorend Murcx heeft 9 de Gieren overlangs met Plooyag- èeknotte* tige Sleuven 3 aan den Top geknot. In het Kabinet van den Kamerheer de Geer; bevondt zig deeze , die naar een geknotte Top- flak geleek 3 maar de Schaal aan den Grond* Iteun uitgerand hadt5 zynde de bovenfte Rand dun van de Gieren, die overlangs geftreept wa- ren met Geutswyze Plooijen, en zwarte don- kere Sleuven daar tusfehen. Zy heeft den Top geknot en de Opening ovaalagtig. LV. HOOFD. (578) Ivlurex Testa turrita , Anfra&ibus longitiidinalitsr plicato-fulcatis » Apice decoliato. Syst* Kat, XIIt de Tollen. 3 39 AïDEBt, LV. HOOFDSTUK. Ho1^ STUK* Befchryving van 't Geflagt der Tollen 3 waaronder de Zonnehoorens , Zee-Tonnen m de eigentlyka Pennen of Penhoorens, begree- pen zyn, Zodanige Hoorens, die van eehe Kegel vor- Naam* mige Geftalte zyn , en dus naar zeker Werktuig van 't Kinderfpel , dat men een Tol noemt, gelyken; voeren, in \ algemeen 7 den naam van Tollen. Men noemtze 5 in 'c Franfch, om die zelfde reden* Sabots , en in 't Latyn Trochi. Deeze benaamingen zyn by de meefte Autheuren in gebruik. De Schaal is Spiraal gedraaid èn loopt va&Kcnm«* éenen breeden Gronditeufr allengs opwaards ,kcn* met byna regte Zyden , tot aan den Top , die wel niet fcherp is, doch taamelyk fpits in de meeften» Zy hebben eene vierkantagtig ge- ronde Opening , die als door neerdrukking vernaauwd is en de Spil fta'at fcheef. Het Dier is een Slak. Dit Geflagt bevat niet zeer veele Soorten. sotötii Men heeft 'er maar zesentwintig in gebragt , welke in drie Afdeelingen onderscheiden zyn* waar van de Eerfte de genen bevat, die de Spil met een Gat doorboord hebben ; de Twee- de de genen die digt zyn ^ en de derde de ei- Y 2 gsfafl? h DEEL* XVU STUK, 34^ Bêschryving van VL gendyke Pennen of Penhoorens , als met cte ■*™yEL' gedagte Kenmerken overeenkomende. Hoofd- stuk. Genavelde met een doorboorde Spil. dlxxix* C579) Tol , die de Schaal Kegelvormig , glad* miolicus a8tis 3 m emièermaate genavdd heeft. Uagyue 0ïo1* Zonderling is de benaaming , die men aan dit flag van Tollen geeft, en niettemin eefti- germaate overeenkomftig met de Geftalte, in- zonderheid in de genen , die de ééne Gier als op de andere leggende en de onderfte veelbree- der of grooter v&n omtrek hebben, dan de evenredigheid vordert in eene wel gefatzoe- neerde Pieramied> gelyk fommigen van deeze Soort ook vml genoemd worden» De Bagyne- Drollen vallen wel een Handbreed hoog , en niet minder] breed van Voetftuk. Men heeft 5er ook die veel kleiner zyn. De Schaal is z waarwigtig , niet zeer fpits aan den Top, en aan de Zyden met gegolfde Streepen , of Baa« ren , in fommigen wit en rood , in anderen wit, rood, bruin en groen, gemarmerd. Som- migen > en die aan den Top byna ongefchon- . den ($70) Trochut Testa conica laeviuscula fubmnbilicarê, Syst. Kat4 XII. OL.E AR. Mus. T* 29. f. 5* B O N A N N. lieer ♦ II r, f. 102. RUMPH. Rar. T. 21. f. A. GUAJLTH. Test. T. 59^ B, C* ARGENV. Conch*T* II, (8) f. C. RE GENF» Conch* T* 4, f. 42. KNORS Verzam* I. D. Pi. 12* f. 1, U0 D, Pi, 5. ïé 1 : Pl* 6, f. 1 ; IV* D. Pi. 23. f. 1 , 2, de Tollen. 34* den zyn , neemen een ongemeen fchoonen Vi; Glans door 'c polyften aan. Indemeeften zynAF^EL« de Gieren , aan den Top, merkelyk geknob- HoofL beld. De Mond is heerlyk Paarlemoerkleur , stuk. en de geheele Hooren laat zig van buiten Paar» lemoeren, d'Argen ville zegt, dat men dezelve Bonton de la Chine noemt, 9t welk mooglyk zien zal op de kleine Prolletjes* De afkomst is uit Oostindie, (580) Tol * die de Schaal Kegelvormig en ge- dlxxx* knobbeld heeft , met een fcheeven Na-ZZuiïfuu vel, de bi7inenfle Lip flaami^ tweekwah-^^^ big. ieramie * Uit de Kenmerken is af te leiden, dat hier de Getakte Pieramieden bedoeld worden, wel- ke men dus noemt , om dat zy aan alle de Gieren, en inzonderheid aan de onderfte, met Takagtige Knobbels bezet zyn. In de aange- haalde Afbeeldingen van BoNANNien Gual- thieui is het gezegde blykbaar. Ik heb 'er zodanig eene, van drie Vingeren breed en hoog. De aangehaalde van Rumphiüs be- hoo- (580) Trochus Testi Conidl tuberculatd, Umbilico obli«* quo, Labio interioie obfolete bilobo# M. L, U. 644. N. 327* Bonann, Recr. III* f. 96. Troclms maculofus* Rumph, Rar. T. 2ï* f* 15, 4, 3. GüALTH* T42 Beschryving van VI. hooren tot dc voorgaande Soort , welke Lxn* ^EL#Ni:us niet van naby fchynt gekend te heb- Hoofd- ben , alzo alleenlyk deeze zig bevondt in hec gTuif. Kabinet van de Koningin van Sweeden- I >e kleintjes, die gegranuleerd zyn3 hebben wee-- zentlyk Tandjes aan de Spil, welke in de takte Pieramieden ontbreeken. Men vindt 'e * die geel, Vleefchkleurig , groen en rood, en op veeleriey wyzen gemengeld zyn. mt Dier. Tot deeze of dergelyken moet het Dier be- U^iVVhooren onze Afbeelding Plaat CXXIV, Fig. i, die uit het Werk van d'Aiigenvil- le is ontleend. Want, fchoon die Autheui: melde , dat het de Platmondige Slakhooren syn zoude , die men in Bretagne Sorciére of 1 ovenaar noemt , blykt echter uit zyne aan- gehaalde Figuur S, Plaat 3, genoegzaam, dat dezelve een andere zy. Hier heeft hy een weezentlyke gegranuleerde Tol of Pieramied doen aftekenen, waar van het Dier volkomen met dat der drie volgende Geflagten overeen- komftig is, uitgenomen de Kleur en Grootte. Deszelfs Vleefch, zegthy, vuilwit en naaia 23 \ geele trekkende, wordt ingenomen van „ een donkerbruine Zak of Beurs , met ee- 33 nen bruinen Mond. Het heeft groote zwar- „ te Oogen, in de gewoonlyke plaatzing, en „ Hoorntjes van de zelfde Kleur, die in de „ geheele breedte door een bruine Streep ge- 3 3 fneeden zyn , 't welk dezelyen dik maakt 5, en zeer Homp van^Punt. 5, Drie d e Tollen. 343 3, Drie byzonderheden komen in dit Schulp. VL 35 dier voor. De eerfte beftaat in een klein AFTDyU ,> Vieezig Tongetje, dat vast en gegolfd is^HooFD- „ van cene witagrige Kleur. Het fchynt aan*STUK» gehecht te zyn en af te komen van den bo- dem der Beurs , voegende zig langs den 3, Hals. Het vertoont zig niet , dan door een s, gedeelte van de Schaal weg te breeken , 3, gclyk hiér is gefchied, De tweede byzon- 3 3 derheid beftaat daar in 9 dat de Vleezige 3, Grondfteun , waar op het kruipt, in zyn 33 omtrek een foort van Zoom heeft , fainen- 3, gefteld uit kleine Sagrynagtige Stippen, die 5> bruin zyn , en dus als een Galon formee- 5J ren, Zyn Dekzel maakt het derde onder* fcheid. Dit is dunner dan inde anderen en 3, zeer glanzig. Volmaakt rond zynde, fchync „ het een ovaale Opening niet volflrekt te kunnen fluiten ; maar het buigt zig om en 3, voegt zig dus gemakkelyk aan de Wanden „ van de Schaal. Het voordeel , welk dit Platmondige M Schulpdier boven de beide volgende heeft 5 33 is , door de Geftalte van de Schaal en de ,3 evenredigheid van den Voet tot de zwaar- 33 te van zyn Lighaam, het omvallen niet zo- 3, danig onderhevig te zyn3 wanneer het op „ fteile plaatfen kruipt : terwyl de anderen 33 door de overtreffende zwaarte van hunne 3, Schaal , weinig ge-evenredigdmetdekragten Y 4 35 S1'00^ I, Deel. XVI, Stuk, 344 BESCpRYVINC VA» VJ. „ grootte van den Voet, ligt omver tuimelen, Afdeel. ^ zjg yiwctZQn en kneuzen; eer zy zig, door Hoofd- 5> het intrekken van hunnen Kop en Hoor- sTUiCt u non binnen de holligheid van de Schaal, 5) daar voor hebben kunnen beveiligen. Die „ heb ik, met myn eigen Oogen» verfcheide „ maaien gezien en waargenomen". plxkxt, (5^0 die de Schaal verhevenrond 9 Jlomp3 p7r/plm. gerand heeft , met eenen doorboorden ge- vus. kartelden Navel. I'erfpe&iefc - : ' ■ ' ; / Jiooren. De zonderlinge gedaante van den Navel, wiens Opening allengs verkleinende inwaards loopt, tot aan den Top, geefc den naam van Perfpeëlief-Hooren aan deeze. Om dat haare Banden als in Graaden verdeeld zyn , noemt men ze , in 't Franfch, niet alleen VEscalier of Wenteltrap , maar ook le Cadran , dat is de Zonnewyzer. In netheid van Tekeningen Trekken is deeze Hooren 5 hoewel thans ge- meen , een Pronkftuk onder de Conchyliën. Haare breedte is vry grooter dan de hoogte. 't Is fgSi) Trochus Testd convex^ obtufa margi.nata , Umbilico pervio crenulato* M. L» U. 64.6» N4 329» Giie yt§ ^us* T* n. f. S, 4. List. Conch.lW s> s.C*3» T# 1 9z. Bonann» Recr* ÏTT. f* 27, 28* Umbilicatn. RUMPH, Raré T. 27. f. L. P E! r. Amb* T. 2. f* 14, GuALTH. Test* T. 65. f. O. Solarium. ABGEN v^JCmcA. T. i i. (8 j f. M» R b G e n f. CöK^* 26. T» 6. f. 6u S E E. Kab. III. T4 40» f. 1 , 2 , 13 ^ 14, 28, 41, *2. KNOKR Verzam. U D. Pi, n« f* 1 , a* p E T O L L E NV 54j> ?t Is geene Land maar cene Zee-Slak, heb- VI. Lende haar afkomst uit Oostindie , maar te- Afdee^ yens veel by Alexandrie gevonden wordende, Hoofd- zo Linn/eüs melde. stuk. (582) Tol, die de Schaal genaveld verheven- dlxxxit; ro^zrZ , 5/>ii met twee Tanden , de HykrSis. Wervel • hooren. Navel gekarteld heeft. Deeze heeft de Geftalte van de Pqrfpeftief- hooren, doch is kleiner en ongekield, en niet in 't ronde fcherp gehoekt; effen, bont van Kleur, met de Opening rondagtig; de agter- fte Lip uitloopende in een ftompen rimpeligen Hoek. Zy heeft den Navel met een ftompen Hoek omringd , en is mooglyk een loutere Verfcheidenhcid van de voorgaande Soort , maar viermaal zo klein , geel en niet door- fchynende, met den Omtrek naauwlyks ge- rand en de Oppervlakte effen , zegt Linn/eus. - Zy onthoudt zig, volgens hem, in de Mid- dellandfche Zee. C5S3) Tol, die de Schaal genaveld verkeven* t>lxxxuu rond, met Streepen van Eeltagtige Stip* c™i*t*s pen en de Spil met één Tandie heeft. Kruishof ' - f, reu» f582) Trochus Tesu umbiHcata convexa 3Columell& bieten* tafa , Umbilico crenulato. M. I*. U, 6+6. N. 330. Trochus Testa umbilicata convexa , Striis callofy fündatis , Columella unidentatl. Sysu Kat, XU« Y 5 " I* Deel. XVI, Stuk, 34^ Beschryvinc van VI. Deeze hadt de Schaal kleiner dan een Ha- AlLvfL#zelnoot » Roestkleurig-, met vier Witagtige Hoofd- Banden overlangs getekend. Deeze panden sxuiCo zullen waarfchynlyk het Kruis maaken, naar het welke dit Hoorentje den bynaam voert. Hec was ook uit de Middellandfche Zee af- komftig. wuxxxiv. (584) Tol y die de Schdal Eyrondagtig ge» De oirfprong van den Latynfchen bynaam ïs af komftig van Bonanni, die zegt , dat deeze Hooren , volgens den Autheur van 't Muféum Cospianum, in de Roode Zee gevon- den, en van de Visfchers, aldaar , Pharaoos* Slakhooren gety teld wordt. De reden hier van zal waarfchynlyk toe te fchryven zyn aan de ongemeene fraaiheid, waar mede de keurlyk- iten van deeze Soort praaien : dewyl ^pharao met al zyn kostbaarheden in de Roode Zee (584) Treebus Test?, fubovata. ftriai&, Pmiftis concatenatis ^lobofis , Columelia aperturaque dentata , Vmbilico crenato* M. L* U. 647. N. 33 u Bon ANN» Recr. 141* p. 3- £ 222* Ümbilicus varius. Rond. Test. 104» List. Concb* IV. S. 8, C. 4. T. I. PET. Gaz. T. H. f. 10. G UAL TH. Test.T. 03. f. B. ïtouron de Camifóle. Argenv. Conch* T. %%ê (8) f. L, Qj AD A NS. Semz. I. T. li. f, 2. KNOBR.jPir, s♦ IV\D* Pl# 26* f. 3> 4* Trocbus cus. Prins Robberts Knoop. jireept heeft , met aan elkander gescha- kelde ronde Knobbeltjes, de Spil en Ope- ning gezand, de Navel gekarteld» ver- I) B TpLLE N. die de Sc^aa^ ^nigermaate gena- ?>oct>us yeld Eyrond heeft , met gedoomde Knob* jflétrtcatus* , , . Gedoomd, betijes. Dit Hoorentje, de grootte van een Hazel- noot hebbende 3 witagtig van Kleur en fpits getopt , is overal bezet met puntige Knobbel- tjes , zo dat het zig, op 't gevoel, als Ge- doomd voordoet. Het heeft een klein lang- werpig Naveltje. xvt (588) Tol, die de Schaal genaveld en eeniger* Trocèus ijiaate Eyrond heeft , met beurtlingfe ryën van groote en kleine Knobbeltjes. Dee- tus convextore, Apertmd obovatd unidentata. Syst* Nat XII* S EB. Kah. III. T4 7S* (587) Treebus Tcsta jTüb>umbili'cata ovata, tuberculïs mu- ricatis. M. L» U. 648* N. 333. Gualth, Test. T. 6*4 f H. (588) Treebus Testa umbilicata fubwatjt , Sulcis alternis majoribus Moniliforrmbus. M. L. U 334. ARGENr* Cench, T* lu (Uj f. T* IC N O R B Verzajn* II. D, Pi. 2. f.4, 5. / de Tollen. 34P Deeze, die zig in 'c Kabinet van deKonin- VL gin van Sweeden bevondt , was van grootte AF£v^* als een Erwt en bruin. De aangehaalde van Hoofd» d'Arcenville hadt veel meer grootte. STUK» (589) Tol , die de Schaal fcheef genaveld ver- ïj|y^?* hevenrond% de Gieren eenigermaate gfrvanus* rand heeft. Bor^ Deeze uit de Middellandfche Zee 5 met een flaauwen Rand omringd , was bleek met Afch- graauwagtige Banden» (590) Tol, die de Schaal fcheef genaveld Ey* r>xc# rond, de Gieren rondagtig heeft. cin'rariu*. Afch- ïn de Middellandfche Zee en aan de Kustsraauw# van Noorwegen komt dit Tolletje voor 3 dat ook geteld wordt onder deSweedfche Dieren. Het heeft de Schaal Afchgraauw, met fchuin? fe bleeke Banden. (591) Tol, die de Schaal eenigermaate gena- Dxcr, veld Eyrond heeft , met de laagfte GierJiZirT^ verder af> en de Navel byna toeèefi°öt^^^^ Dé Toiletjet (589) Trochus Testa oblique umbilicata convexa, Anfïa&U bus fubmarginatis* Syst. Nat* XIL C590) Trocbus Testa oblique umbilicata ovad , Anfra£nb<49 totundatis. Faun* Suec, 2167. (591) Trocbus Testa fub.uiïibiliGaU ovata, Anfraftu in&m lemotiore, Umbilico fubcoi^olid^» $pt, Nat< XIIt I. Deel. XVJ. Stuk, 3jo Beschryvinó- v a n YI# De Schaal van deeze is groen, gebandeerd Afdeel, met Bloedkleurige Stippen. Zy onthoudt zig LV* in de Middellandfche Zee. Hoofd- stuk* dxcii. Trochus UmbUica" tis. Navelilak» mem* Trochus Solaris* Zonne- jhooren. (592) Tol, die de Schaal Cylindrifch gena* yeld en Kegelvormig verhevenrond heeft ± met de Gier eenigermaate getand. Deeze fchynt veel naaf de Perfpe&ief-Hoo- ren te gelyken , die men ook wel Navelflak genoemd heeft. De Schaal is gemeenlyk Roest- kleurig gewolkt : de afkomst uit de Middel- landfche Zee. (595) Tol, die de Schaal genaveld en Kegph vormig verhevenrond , de Gieren Doom- agtig geflraaldy de Opening half Hart- vormig heeft. In dit Geflagt begrypt Linnjeus niet al- leen de Groote Zonnehooren , maar ook de kleinen , die men gemeenlyk Spooren noemt , ïn 't Franfch Eperons. Van deeze laatften zyn 'er, volgens Rumphiüs, Verhevene als de (592) trochus Testa cylindrico umbilicatü conicoconvexa , Anfra&u fubmarginato. Syst. Nat. XII. f593) Trochus Testa umbilicata. convexo cornet, Anfra&ibus Spinofo-radiatis, .Apeitura femi.cordata\ M. L. U, 6'45«N 328. Donann* Recr4 IIU f« 3J. 10. f. 6, 7: IV. D, VU 8, f. 2: \\ D» PI. 3* U t: PI, 12. f. 3. rr e Tollen* cri wel de raarfteff , zo fcherp geknobbeld > VI. dat men 'er den naam aan geeft van Getakte A™z*** Tulbanden. Het Tandje , aan de Mond-ope Hoofd* ning, is altóós zo zigtbaar nfet, en ontbreekt stuk. in fommigen , zo wel als in eenigefr der Prins Robberts Knbopen die van dergel fke Gcftak te zyn , t'eenemaal. Men vindt de Tulban-' den y volgens Linn^us, in de Afrikaanfche en Oostrndifche Zeewateren. Een menigte van Tulbandjés, die klein, ja zelfs zeerkleiè zyn , en veelen fierlyk gëtekend j behoor eü tot deeze Soort» (596) Tol 9 die de Schaal niet doorboord en dxcvl laag getopt heeft , met de Gieren , die TuhtT eenigermaate gekield zyn, aan den ^°*^eey"obfe yen* en ónder-Rand Knobbelig. Tulband* Zodanige Tulbanden , die op deeze manier geknobbeld zyn y kunnen van de anderen' ge- voeglyk onderfcheiden worden , te meer dfe de Mondopening, welke in de voorgemelde!! ovaal is , rondagtig hebben. Gepaarlëmoerd zyn deeze 3 wegens haare Knobbeltjes , zeer fraay, en ongepaarlemoerd , door eene men- geling van groen en bruin, niet minder fraay. bt ($96) Trochus Testi impcrforati depresfiuscul^, Anfra^i?)ïis fubcarinatis , Margine fuperiore inferioreque nodulofis* $yi£<> llau XII. ARGENV* Cencfr. T. JU (8; f. R. RKGÏN f0 C73 T°l 5 die de Schaal ondoorboord Kegel- dxcvïi. , agtig j ^ de onderfte Gier eeniger- fiH&tus,. maate hoekig > en de Opening ovaal Geilreepr. toeft. Van daar was ook dit kleine Toiletje af- komftig , dat de Schaal wit hadt met fchuinfe zwarte Streepjes overlangs. Dat van Gual- thieri is ongemeen klein Mooglyk behoo- ren ook anderen, die geftreept of gebandeerd zyn, tot deeze Soort. dxcviii. (5-98) Tol, die de Schaal ondoorboord Kegel* clnuul. agtig > effen > de Gieren met eenverhe- Gefnoerd. ven gtreep yanjéii gefcheideu heeft. Deeze Kenmerken dienen genoegzaam tot onderfcheiding van de voorgaande en volgen- de Soort. Zulke gefnoerde komen dikwils zeer fraay bont voor. (599) (59? > frocbus Testê. imperforatÉ. Cornet , Anfra&u infïmo fubangulato , Apertur& obovatd. Syst* Nat, XII* GuALTH* Tesu T. 6e. f. N4 KNORll Verzam. III. D. Pl. 14. f, 2. ^598) Trocbus Tesrè imperforara. Conic& lzvi, Anfra&ibus lïnel elevarê interftin&is. Syst, Nat, XII* Bonann, Rccr* III. f. 91 , 99, L I st. Angl* 166. T, 3. £ IS* G UAL TH Tesu T. *l U N , M. Kn oa& Vcrzam, IV, D# Pl. f. $1 D Ë To LL E ( 599) Tol , die de Schaal ondoorboord Kegel* VI.' agtig) Uaauw en effen heeft > met ge* AF£y u rande Gieren. Hoofd» stuk. Déeze Tolletjes vallen fomtyds Loodkleu dxcix* rïgi fomtyds fchoon Hemelfchblaauw , fomtyds zZfpL met bruin gewolkt. Gualthieui noemt het eene Jujuben-*lesfen-Kleur , en daar van Toiletje* is de JLatynlche bynaam afgeleid. Hier toe evenwel worden ook andere Tolletjes , die rood en wit zyn, aan de rngelfche Kust voor- komende, t'huis gebragt. Dat by Rümphiüs was heerlyk lichtbruin , met een dunnen wit- ten Band, ais van fyne Paareltjes., omringd. Die van Klein hadt, in 5t midden van elke Gier, een imal Zoompje, üit ontbreekt we* derom in het aangehaalde Tolletje van i>'Ar- genville, 't welk Vleelchkleurig was , met eenige flaauwe Screepen, De afkomst zou derhalve zyn van de Europifche Kusten. KL Die getoorend zyn met de Navel uit- puilende, zo dat zy niet overend kun- nen ftaan; (600) ' (599) Trochus Testa unperforata Conici Iivid& laeyi^An- fra&ibus marginatis. Faun, Suec. 2168* M. L. U» 650. N* 336. BüNANN, Recr. lil. t 93* RUMPH. Rar. TYa'I* fv té List. AngU i<*5* T* 3. f. 1 4. G u a L T H« -T**h T* 61. f4 B, C* ARGE'NV. Concb> T\ II* f8;ff N? KLEXIS OftnT. 2. £ $6. Knorr Verzarn* lil. D. I4»f»3« ZY 3U DBEE» XVI. $5c. Aan deeze geeverr wy , wegens deGeftalte, ^en naam van Ze*-To# De Franfchen noè- fium. menze, misfchien om dat zy als uit in elkan- C °m der ^efchuoven Leden beftaat , doorgaans fe Tekscope , dat is de Verrekyker. Bonanni geeft 'er eene Paarlemoeragtige Kleur aan, ria *t afhaalen van de buitenfte Schors» Wy hebbebze bruin met geelagtige Banden , en ook die geheel bruin , die rosagtig en ten deele wie zyn. De breedte der Leden , waar zy oog- fchynelyk uit beitaan , is zeer verfchiliende. De grootften vallen ongevaar een Vinger lang, eri aan 't dikfte End anderhalf of twee Duim breed. Zy zyn volmaakt Kegelvormig, loo- pende aan *i andere End fpits toe. Zy komen uit Oostindie. dci (60 O Tol, die de Schaal genaveld > getöorend, Vlaggetje. föbd) Trtchui Tcsta imperforatfi. Turrita ftrïata , Columelli exferrfi. Spirali. M. L. U4 650. K* 337 Bonann. Recr. ÏIU f. 92 List. Conch. 4, f. 8* C. ?. T* 5. f» 1» RumPH» J£*r Ty 21. f« 12. GüALTH, Test T. öo. f. D, E. Ie Telescope A R O K N v Conch T. 14. (n)f.B S E B» Itl» TL 50. f. !' 12. Knorr Verzam. III. D. PU aa* f. 2,3. (60 O tr$cbus ' Testê umbilica^ turrir& glabrft, Columellfe «rfena recurvato-contort! , piicata* M. L. U. 65** N* 33». a li g e n v. t« ?4*fnj£Zff kno sa Kir*m* VI* Ba Ei» 29. f» 2. d is Tollen. 357 glad heeft , de Spil uitjïeekende en krom VL omgedraaid met Plooijen. AfdmiJ Hqofp- Deeze wordt fomtyds geceld onder de Staa-sTUK. jen Vlaggen, doch zy is daar van aanmerke- lyk verfchillende, doordien zy alleenlyk geel, ros- en bruinagtige Banden heeft, die echter zodanig ^efchikt zyn , dat men er den naam van Vlcggetfe niet aan kan weigeren. De Staaten Vlaggen zyn hier voor , tot ééne Soort met de Prinie Vlagden betrokken *. * zïe Het is een Land-Slakhoorentje , dat zig in Afrika onthoudt, volgens Linnjeus. (602) Tol, die de Schial ondoorboord, getoo- Den. rend en glad heeft , de Gieren rndersJerZer/us. om gedraaid^ met een dubbelde ry van Verkee*& uitgeholde Stippen. Dit Tolletje of Pennetje, yit de IMiddel- landfche Zee, is weinig grooter dan een Gar* ftekoorntje en byna Hooniagtig vap Kleur. Het heeft de Opening vierkant , de Spil van onderen uitfteekende en de Randen van de Gieren gekarteld. (603) Tol, die de Schaal ondoorboord^ getoo* dciil , Trêchus rtfld , punïïatus* Geltippeld {602) Trtchui Testa imperforata turrita glabra , Anfraftibus contrariis ferie duplici excavato pun&atis, Syst. Nat. XI U {603) Trophut Tesrê .imperforata turrita , Anfra&ibus fexie triplici pun&orum prorninentiurm Syst* N*$, XIU - z 3 I. DEEL. XYI. STUK, 35$ BESCHR Y VïNG VAN VI. rend > de Gieren met drie ry'ën van uit* AFLV.L' 'puilende Stippen heefu Hoofd- stuk. Dit is weinig grooter, Roestkleurig en heeft de Opening even als 't voorgaande, komende uit de Zuidelyke deelen van Europa. dciv* (604) Tol , die de Schaal getoorend en on- Tfr'ateïius doorboord heeft > met evenwijdige fchuins* Gedreept ^gtige Streepen overlangs. Pennetje» In de Middellandfche Zee onthoudt zig dit Pennetje , dat de Schaal ook zeer klein , Els- yormig wit heeft , aan den Top Violetkleurigo LVX. HOOFDSTUK. Befchryving van 't Geflagt der Maanhoo- u E n s , die men ook R ondmonden zou kunnen noemen , en waar onder dus de Wenteltrappen en de Trommelfchroeven begreepen zyn. Kaam. T^Ve ^oorens5 we&e naar de gewoone Slak- 4-^ hoorens meer of min gelyken, zyn door deFranfchen^ zeer bekwaamelyk , naar de Ge- ftalte der Mond Opening verdeeld geworden. Dus f 604) Treebus Tesii turrita imperforatS , Seriis iongitudma- libus paralielis obliquatis* $yst. Nat. XII. de Maanhoorens» 3J2 Dus heeft d'Argenville drie Geflagten VL geformeerd, waar van het eerfte de genen; Af^u bevat , die den Mond rond ; het tweede die Hoofd- den Mond half rond; het derde die den Mond stuk. platagtig of plat gedrukt hebben *. Deeze^^'t laatften zyn de Tollen of Navelhoorens v&tibUó^ 1 ons voorgaande Geflagc : de middelften de Ne- rieten , verder volgende : de eerften die van dit Gefiagt, welke men dus gevoeglyk Rond- monden zou kunnen heeten. Om dat , nog- thans , die benaaming dezelven verwarren zou met de Helices of eigentlyke Slakhoorens van het naafte Geilagt , en om den gewoonen trant te volgen , zo heb ik 'er den gebruikelyken naam van Maanhoorens, die reeds lang bekend geweest is , en op de rondheid der JVÏond-Opening ziet, met den Latynfchen naam Lunares overeenkomftig, aan gegeven. Lusr- WiEüS begryptze onder den naam van Turbo, welke van ouds bekend is in de Conchyliën» kunde , doch niet te duidelyk van Trochus on- derscheiden ; dewyl dezelve > zo .wel als die, een Tol betekent. De Kenmerken der Turbines, welken ik danKenmer. Maanhoorens noem, zyn volgens LiNNjEUs,keiu dat zy de Schaal eenkleppig , Spiraal en fte- vig hebben. Dit laatfle onderfcheidtze van de Slakhoorens. De Opening hebben zy niet wyd uitloopende, gelyk veelen der voorgaan- de Geflagten ; niet plat of hoekig, gelyk de Z 4 Tol- I. Deei.* XVI. Stuk, göp 1! E S C M R ÏV ï 8 C VAN r£i VI. Tollen ; maar rond en zonder eenige uitfny* LVL dlnS- H^ofp- Zy worden in vyf Afdeelingen onderfcheï- STÜK? den ; waar van de eerfte de genen bevat die StfOi&n* Nerietagtig zyn : de tweede die geen gaatje ih 9t midden van den Grondfteun hebben: de der- de die hetzelve al hebben: de vierde die ge- tralied zyn , gelyk de zogenaamde Wentel- trappen: de vyfde, eiiidelyk, die men Pennen noemt en wel de zodanigenv, daar van , al$ wegens de Vleugels, Stekels, Snuitje, of an- 4ers j niet tot de voorige Geflagten betrokken zyn, genaamd Trommelfchroeven, Jf Nerietagtige ; die de Opening met ee- pen Kolomswys' platten ondoorboor- jden Raijd hebben. t>cv# £605) Maanhooren, die de Sehaal rondagtfg Tfoufltus. fn effw> van hoven Buikagtiger en ui- stompagti- termaate (lomp heeft , met eenen Ko- fe Maan- • . tv , ooren. lomswyf platten i^ana* Deejse onthoudt zig , volgens Linnteüs^ |n de Noorder Oceaan. dcvl (606) Maanhooren , die de Schaal Eyrond Xcritoidet, ëm Nerietag* fige. (6°s) Turbo Testa fubrotunda Ixvi , fuperne Ventricofiore obtufisfimd, margine Columnari plano» Systt Hat. XII» (606) Turbt Testdovata glabra obtuiiuscula , margine Cp- Itü&naa plano» fyst. Nat. XII, Guajltk» Test. T. 45. pi Maanhodrens, glad en ftompagtig heeft , met eenen VI. Kolomswys'> platten Rand. Afdeed ■«-«VI» Deeze, uit de Middellandfche Zee, gelykt ^u^0" seer naar de Nerieten , doch is ongemeen pi.cxxm klein. Men kan 'er, ten opzigt van het Dier, *• 4e Afbeelding Fig. 2 , op onze CXXIVite ?laat, mede vergelyken. (607) Maanhooren , die de Schaal byna Ey- dcvii. Turbo Littoret met eenen Kolomswys' platten R^4* AUekmiko rond , Jpits getopt en geftreept heeft , Naauwlyks zal men een Hoorentje vinden , dat gëmeener is aan onze Kusten , en aan die der Noordelyke deelen van Europa , dan dee- ze , die men Aliekruiken fioemt. L 1 s t e r getuigt, dat dezelven aan de Kusten van En- geland i inzonderheid óp Klippige Gronden, ongemeen veel voorkomen. Zy bedekken , als *c ware , de Oevers van den Oceaan ïn Swee* den en Noorwegen , en , wanneer zy hooger dan gewoonlyk aan de Rotfen hangen , ver- beeldt het Landvolk zig , dat 'er een Storm uit den Zuiden op handen zy. De Sweeden lioemenze Kupunge ; de Engelfche Visfchers, by (607) Turbo Testa fubovatü acuta ftriata , Margine Column nari plano* Faun* Suec* 2169* Itt IVestgoth* ifo9 iop* T. 5* f. 4. SWAMM» BibU Nat* 183* LlST. AngL 162. T< 3* £ 9* Gualth, Ten. T* 45* £ G* Turbo littoralis. HASJ? &*fx» lil. p. 11 o* f« 1, & Deel, XVI. $tik<> 362. BESCHR Y VING VAN VI. by Scarborough, Couvins; in Vrankryk wor- ATlvT' den der8clyke Zee - Hoorentjes Vignot of Bi- Hoofd- gourneau geheten (*) stuk. ^an de Oevers van den Wester- Oceaan % Miekruik, by Marrtrand, vondt Linn^üs, op zynen Westgothifchen Reistogt, alle de Steenen daar mede zo digt bedekt , dat zy overal op niets anders dan dergelyke Hoorentjes traden. 3, Zy 3, zyn niet veel grooter , zegt hy , dan een 3, Hazelnoot 9 byna Klootrond , meteene zeer „ korte doch tevens fcherpe Punt. De dwars- 99 flreepen hebben zy zo vlak , dat men die 3, naauwlyks erkennen kan ; zynde daarente- „ gen met veele bruinagtige Banden befchil- 93 derd, die den Slangtrekkigen draay van de 3, Schaal volgen , welke van onderen niet 3, doorboord noch genaveld is. Haare Ope- 3, ning is geflooten met een klein dun bruioi „ Dekzeltje , of Zeenaveltje, dat in 't mid- 33 den een Spiraalvormig teken heeft. De 3, Rand 3 aan de Opening van de Schaal 5 is 3, niet verwyd, doch heeft, als 't ware, een 33 donker BoordzeL Van binnen is de Schaal 33 bruin." Lis ter vondt de Schaal dergrootften een f half Loot zwaar 3 zynde dezelven iets meer dan een Engelfche Duim lang. Hy nam waar, dat de Banden 3 langs de Gieren heen, in de jonge en kleine Kruikjes uitpuilden ; en dus dee- (*) Volgens ADANSON Hist. des Coqrill, au SmgaL p. 170, $E MAANHOORENS. 3Ö3 deeze Hoorentjes eenigermaate ruuw maak- Vi; ten. Die Streepen waren zwaxfcagrig bruin , Af^elJ en de tusfchenruimten witagtig. „ De Schaal Hoofd- „ heefc dit byzonders, dat de laagtte Randen stuk. 99 van de Opening een weinig over Zyde val- ^W*. 39 Jen ; anders dan in de meefte overigen , „ waar zy bynaregthoekigaangevoegdzyn (*;"• Dit zal den Koloiriswys platten Rand beteke- nen , waar van in de Kenmerken gefproken wordt. De Heer Doclar Bast er heeft eenigevoortteo keurige Aanmerkingen voorgefteld aangaandehng' de Zeeuw fche Aliekruiken. „ Höt zyn, zegt hy , volmaakter Dieren dan de Oesters, 3, Mosfelen en andere tweefchaalige Schulp- 5, visfehen; want zy kunnen kruipen waar zy „ willen, ea hebben twee Oogen om te kun- nen zien 5 die by haar niet boven op de y, Hoorntjes Haan , gelyk in de Landflakken, 95 maar een weinig laager op een byzonder 3, klein Hoorntje , dat op zyde vasc is aan 3, het groote". In de Afbeelding , welke zyn Ed, van de Aliekruik, met het Dier daar iq, geeft (f), vind ik deeze kleine Hoorntjes niet. (*) Illud in hac Testa fingulare est , Aperturae iraas Oras paululum per Latus dimitti : alitör cjuani in aliis plerisque fieri folet, ubi ex ad Angulos Fere reftos committuntur» Hist. JLr.\m< Angl. p* 16?.* (t) "Natuurkundige Uitfpanwngen* t4 Deel. Pl. V, Fig» 5* A, noch ook op de zelfde flaat , ingevoegd in 't IV. Deel der Hollandfche Maatfckappy ^ bladz, 487* I. Deel» XVI, stuk. 364 Beschryv i»c v a m VI. niet. Dewyl haare Teeldeelen veel overeen* A*LVIL' komst met die der Slakken hebben zo ttelt Hoofd- zyn Ed. waarfchynlyk , dat zy ook Herma* stuk* phrodieten zyn , en op gelyke manier als de 4$ekruik, Lond-Slakken voortceelen : doch de Paaring hadt hy nooit kunnen waarnejemen. Ue Heer Jüssieu heeft aan den Heer Adanson, * xv. gelyk wy gezien hebben * , de beide Sexen ?,T,ÜR' &eer duidclyk onderfcheiden getoond in de Aliekruiken. Het fchynt my toe, dat hy daar ïnede zeggen wil, dac 'er Mannetjes en Wyf- jes onder deeze Schulpdi.eren zyn Lis * er zelfs 5 die de Paaring van cie Oliekruiken, in Juny , op het drooge , waargenomen heeft , verbeeldde zig, dat één van beidcQ maar een groote Schaft had *)# sijerieg- De Afbeelding van de Toqg , zo als een gm&* ieevende Aliekruik die uitfteekt, (welke beter zoude zyn dan de Tong derdoode, uit Sw.i m- merdam,) dQor onzen Vrind op zyne Vyf- tiende Plaat beloofd , vind ik nergens, Zya Ed. heeft de Eijerlegging naauwkeurig nage- gaan , en bevonden , dat zy de Eytjes niet boops- of tropswyze , maar los nederleiden^ zodanig, dat dezelven , door de fchudding van het Glas, op den Grond vielen. Deeze vertoon* den zig als fyne doorfchynende Zandkorrel- tjes , waar van ieder een gtaauwagtig Stipje in 't midden hadt. Wat moeite, echter, hy ook (*) Coeuntium s&eu «uatum a ui fallor, üilïgnis renis*. BÉ M A A N li Ö O R E N S. 365 ©ok aanwendde, het was hem niet gelukt, die Vt Eytjes te doen uitkomen , of leevende Jongen ^yf*' daar uit voort te krygen* HoofoI Swammerdam merkt aan , dat deeze Die- STUK- ren wel tien of twaalf Dagen in de open ^*res, dat Zee Duizendbeenen zyn. Hy vondt 'er zeven in ééne Schaal Zy zyn zigtbaar* doch zeer klein en dun Deeze Wormziekte oordeelt hy aan die Schulpdieren gemeen te zyn; alzo men 'er weinigen vindt, wier Schaal niet aan den Top befchadigd , of met eene Kalkagtige Stoffe , waar zy in nestelen , be- groeid is. Mooglyk zal dit ook de reden zyn , dat men de minfte Zee-Hoorens van boven gaaf of Topfchoon aantreft. , Hec $66 B É S C H R i V 1 N G V A H VI- Het Lighaam van dit Schulpdier agt hyv ^FLVIL* *n vee*e °Pzigtén > ™ et ^at van de Jongwer- Hoofd, pende Slak * overeenkom Ui.*; tè zyn. Het stuk. hadt, ten minde, den Kop en-Bek bynaeven- yiiiekruik. eens i als ook de Hoorntjes en Oogen# Al- uitwendi. ieen was de tekening van de Huid verfchillen- ge deden. , ° * zfe de 3 die uit zwarte Streepen en Vlakjes, wel- xv#sruK,ke op eén witten Grond geplaatst waren, be- ' 13 ftoDdt. Dit neemen wy ook waar in de lee- vende Aliekruiken; hoewel zy niet allen van eene zelfde Kleur zyn. Agter op den Voet is het Dekzekje geplaatst, waar mede de Slak- zeer fchielyk de Opening toefluit , wanneer zy, door iets ongewoons gewakr te worden, of fchielyk iets te zien , genoodzaakt is haar Lighaara binnen het Hoorentje in te trekken. Ook hadt hy, zeer duidelyk, het Gezigt der Aliekruiken waargenomen , 't welk hem niet gelukt was in andere Slakken; fchoon de Oo- t zie gen, in allen, van eenerley maakzel zyn *. Xi ' ïlT^ " Inwaards , tegen den Rand van de Hoo- „ ren aan , is een Zoom, in de geheele om- trek van het Lighaam geplaatst , die geene M Opening heeft voor de Lugt , gelyk ik (zegt „ hy ) in andere Soorten van Slakken heb aan - „ getekend. Alleenlyk heeft dezelve , in de regter zyde , twee andere Openingen , de 5, eene om de Uitwerpzelen door te loozen, de andere om de Teelleden door uit te „ brengen, welke, benevens de gemelden, al- 3, le de uitwendige Lighaamsdeelen in dit Dier zyn". Aan- 0 E M A A N H O O R E N S. 367 Aangaande de Inwendige deden fpreekt hy VI* als volgt. De Deelen van de Keel en het Af£J5l' Gehemelte zyn alle Bloedrood en Pürperagtig Hoofd. gekleurd. In 't raidden van den Mond ziet stuk. men de Tong geplaatst, die in een byzondere Oliekruik- holligheid opgeflooten is , en geheel buiten ^"^digc het Lighaam fchynt gebragt te kunnen wor- den. Deeze verfchilt, in maakzel en kleur , niet veel van die der Zeekatten * : dan daar * zie in , dat zy byna twe€ Duimen lang is , en hUzyu^ binnen de gedagce holligheid als de Veer van een Orlogie opgewonden legt , gaande, te ge* lyk met de Keel , onder de Herfenen heen , die , agter de deelen van den Mond en het Gehemelte geplaatst zynde , aan de Tong als tot een Katrol dienen, om daar over te pas- feeren. Het maakzel van deeze Kraakbeenige Tong was zo verwonderlyk, dat hy dezelve in geen tien Dagen, by Vergrooting, zou heb- ben kunnen uit tekenen; doch aan hetukerfte was dezelve van een zagter zelfflandigheid. Nevens de Tong lagen twee Kwylvaten , en onder- de Keel zag men wederzyds de Zenu- wen uit de Herfenen voortkomen , waar van . de Gezigt-Zenuwen de aanmerkelykften waren- Voorts waren de Oogen , Maag en andere In- gewanden , meest met die der Slakken over- eenkomftig. Dat de Aliekruiken tot Spyze dienen is be-Gebrllike kend. & Alle tyden van het Jaar, evenwel, „ wor- I* DEfeL. XVI, $?V&9 Beschut vin ö va w YL „ worden zy niet gegeten , maar allceü vari AFLVL » Paafch tot Pinkfteren , of eenige Dagen hóófd- >f daar over. Geduurende dien tyd wordeh ^ zy* met geheele Tonnen vol, in de Steden iy gevoerd, en aldaar, na dat zy in Water ea >9 Zout gekookt zyü , by de maat verkogi* „ De Zeelieden , en Menfchen die gewoon ,r zyn hunne Dorst door een ziltig Kostje aan 99 te prikkelen 5 eeten dezelven het. méefte, ,y hebbende de manier, om d^eze Slakken met 9y een Naald of Speld uit haare Hoorntjes te yy haaien , en dan een frisfchen teug daar op te zetteno Wat my belangt , ik vind in „ haar Smaak geene aantrekkelykheid ; maar 3> wel datze ziltig en ook een weinig garftig 3) in de Keel zyiK De Lever alleen is hec „ fmaakelykfte : voor 9t overige verfchaffen 3, zy flegts een taay en hard Voedzel , dat # meer tot verfiiapering dan tot Lighaams- 3, onderhoud gegeten wordt* Ook is haar fo- 3y gewand met Kley en Zand vervuld , dat „ tusfchen de Tanden kraakt dcviïiv (<5o8) Maanhoofen , die de Schaal genaveld ZurLtuu Eyrondagüg ge/pitst, met Streepen vart Gedoorn- uitpuilende Stippen omringd heeft en met eetieri Jlompagtigen Kolomswyzen Rand. Som- (*) S^AMMERDft-M Bybel der Nartuur* U DEEts bladz, igo* (6o3) Turbo Test* uihbilicata , fubovat* , acuta , cin&i Striis pun&is eminentibus t mnrgine Columnari obtulmsculcfo 3yst< Nat. XIL G u AL T H« Test, TV 45r *. t£* BE MAANHOORENsi 3^ Sommigen geeven aandeed, die in de Zuï- Af^#el. delyke deelen van Europa voorkomen, den LVE naam van Ryftenbry - Hoorentjes , doch, daar Hoofd-' zyn andere , die deezen naam eigentlyk draa- STUK# gen , gelyk wy gezien hebben. Deeze zyn y fpifs getopt en van figuur byna als de Alie- kruiken, Afchgraauwagtig wit van Kleur, en van weinig meer groots II. Die dik van Schaal zyn en geen open Navel hebben. (609) Maanhoören 9 die de Schaal Éyrond T®rf}x* heeft 5 met gekruijle Streepen van uit* Qmx* pillende Stippen. WcegIt^ Dit is één zeer klein Hoorentje , uit de Middellandfche Zee, witagtig van Kleur , doch met bruine of roode Streepjes langs de Gie- ren, in dat aangehaalde Hoorentje van Ad an- 50 n, Soni genaamd, 't welk maar de langte hadt van een zesde Duims. Mooglyk zal de Geftalte naar die van een Weegluis gelyken ; alzo het 'er den bynaam van draagt. (610) Maanhoören * die de Schaal ondoor» dci 7 .Turbo boord PuUuU Bokjes ( 6og) Turho Testa oblongo-ovata , Striis dccusfatfs , Pun&is èminentibus. Sysu Nat. XII. GUALTH, Test. T4 44. f* X* A D A N S. Seneg* I. T. Io. f. 6* (6 10) Turho Testa imperforata ovata laevi, Apertura mtk$ i&du&a* Syst. Mat. XII. Aa f. Deel. xvi* Stuk* 37ö Beschryvinc van A VI. boord Eyrond en efen , met de Opening Afdeel. * m \ m r, Lyj van voor en wyder lieejt. Hoofd- stuk. Dit Hoorentje is niet grooter, doch op ver- fcheide wyzen , met paarfchagtige, bruine $ witte, Banden, Streepen en Vlakken gete- kend ; des wy het Bokje noemen. Het gelykt in 't kleine veel naar de Nasfauwers. De af- komst is ook uit de Middellandfche Zee. dcxi* (611) Maanhooren, die de Schaal endoor» Per/ona* boord , verhevenrond en effen , mei de zeeslak. Opening verwyd heeft. Volgens de aangehaalde Afbeelding uit het Werk van Rümphiüs, worden hier de ge- nen bedoeld, die men Zee-Slakken noemt, en van welken een ongemeene verfcheidenheid ten opzigt van de Kleur is : doch, die zig bevondt in het Kabinet der Koningin van S weeden, hadt flegts de grootte van een Ha- zelnoot , was Afchgraauvv met bruine Stip- pen, taamelyk rond en naar een Neriet gely- kende , met de Mond-opening van binnen Paart- kleurig. dcxiï. (6ia) Maanhooren 3 die de Schaal ondoor- iholat boord , Kasfauwei* • x » . . * (61 ij Turbo Testó ïmperforata convexa laevi, Apertura di- du&a* M. L. U* 652» N* 339. Ru M PH, Rau T. 19* f. ï. KNORR Verzam. I. Pl. 10* f. 3. (612) Turh Testa unperforata ovadl Ixvl nitida, Anfra&k hm £> È MAANHOÖiENs, 37* boord , Eyrond, effen en glanzig heeft , VI. met de Gieren aan de bovenkant eeni- Af£^l» germaate gehoekt. Hoofd* STUK. De Latynfche bynaam van deeze Hoorens > is, volgens Rümphiüs, afkomftig van een Maleitfch Kleedje , genaamd Pethola, of van den grooten Slang Oelar Pethola , en hierom noemt mcnze ook wel Petoolhoorens. De al- gemeene Kleur is fierlyk bruinrood ; doch de- zelve trekt \ in fommigen , naar hoog of R00- zerood, in anderen naar Leverkleur, in ande- ren naar donkerbruin. Op zulk een Grond j nu y zyn zy of enkel met zwarte en witte Plekjes getekend, of gebandeerd. De Banden, die 'er om heen loopen , zyn of groen > of bruin met een Borduurwerk , van groene of andere Vlakjes en Stippen. Men vindt 'er ook, die geele of groene Banden hebben mee zwarte Vlakjes : men vindt 'er die , boven* dien , fraay gewolkt zyn : om kort te gaan , deeze Hoorens munten niet minder uit in ver- fchei- bus (urfuin fubangulatis, M, L* U, 05 2. N* 340. Cochlizs five Umbilicus* Eellon* Aq. 340* Cochlea petholata* Ru mph? Rar. T\ 19. f« D , N* 5 , 6 , 7* Cochlea variegata» Argenv. Conch. T. 9. (6) f» K. KLEIN OJirac. 1% 2» f, SU SEE, Kalu ïlï, T* 74* U 2 3-29* RE GENE. Concb. T, 8* f. iti & T. 9. f. 25. KNO&R Verzam* % D. PU 7* f« 4- H. D0 PI. 22. f* 1 s 2: UI. D, pi. 3. f* 3: PU 23, f* 4 o- PU a8V t DEEL, XV!, STUït* 37* BSSCHRYVING VAN VT. fcheidenheid dan in fraaiheid van Kleur en Te* A?LvlL ^en^nS* Of dit de reden zy van den Neder- Hoofd- duitfchen naam , kan ik niet verzekeren. De stuk. Mond is van binnen Paarlemoer , met eenen groenagtig geelen zoom. Het Dekzel is een van de fchoonfte Venus-Navels, rond van om- trek, aan de eene zyde plat en aldaar, naar ge- woonte, met een Navel getekend, aan de ande- re zeer verhevenrond , en groenglanzig als een Oog, Het Dier is wat hard van Vleefch, taay en flymerig , en daarom tot Spyze niet bekwaam. Men plagtze zeldzaam te vinden , maar federt eenigen tyd zyn zy gemeener geworden. Die, evenwel, welke groot en fchoon gekleurd zyn, blyven nog in veel agting, De afkomst was uit Oostindie. L i n n je v s ftelt de woonplaats aan 't Eiland Barbados. dcxiii. (61.3) Maanhooren , die de Schaal ondoor* *£^°us boord , Eyrond en gejlreept heeft , met Groene* eene dikkere Streep op de Rug. Zilver- Hoewel veele Hoorens de Mond opening Paarlemoer , en dus Zilverglanzig , hebben , zyn 'er doch eenigen, aan welken de benaa- ming van Zilvermond, deswegen, by uitftee- kend- (613) Turbo Testa imperforatd' ovati ftriata , Stria uniek Dorfali crasfiore, Syst. Nat. XII* LIST. Concb.T. 584.^40. RUM FEU Rar. T. lp, f. 4» ARGENV. Conch. T. 9* (6) f4 U RlGENF. Concb. T. i4 f. 12* Seb« ICahllU T# 74» f. 20, 2i , C4 KNORR Verzam* I D, Pl. 3» mond* DE M A A N H O O R E K S. 373 kendheid wordt gegeven. Onder deeze is we- VT. dcrom een aanmerkelyke verfchil , zo ten op- Af£^l* zigt van de Kleur, die eenigen fchoon groen , Hoofd* anderen bont hebben , als ten opzigt van de stuk* Oppervlakte der Schaal, welke in fommigen .alleenlyk geribd of geringd , in anderen door dwarfe Streepen als geroofterd is. De laat* Hen , die een doorgeboorde of open Navel heb- ben , betrekt Linnjeus tot een volgende Soort. De eerften zyn gemeenlyk dan groen , of worden ook door afhaaling van buiten ge- paar lemoerd. Zy zouden het, volgens hem, zyn , waar van de Venus-Navel der Apothee- ken afkomftig is; een rondagtig gebult Dek- zeltje, op zyde geftreept. Hy (telt de woon- plaats in Oostindie , te Alexandria en aan de Kust van Ysland. Zy vallen klein en ook wel een Vuist groot. (614} Maanhooren , die de Schaal ondoor- dcxiv. boord , Eyrondagtig , gerimpeld heeft , 'c^y/os* de Gieren met twee ryen van gewelfde Doorentjes omringd hebbende* mond» Om (614) Turbo Testa imperforata fubovata rugofa j Anfra&i* bus bifariam fpinulis» fornicatis cin&a. AL L* U. 633* N. 34U RUMPH, Kar. T. 19. G E. GüALTH. Test. T. 6z. f. H. Ttouche d'Or. Argenv* Conch. T* 9* (6) f. D. KLEIN Oflrac. T, 7. f 126. SE B. Kah. HU T. 74. £ 9 * 10, 11* KNORR Vcrzam* II* D. PU 14. f. 2: V« D, PI* 13. £ 3. Aa 3 L Deel. XVL Stuk» 374 Beschryvinc van VI. Om de zelfde reden wordt deeze de Goiuimond ^LVl!" en ook wel Gloei]'ende Oven getyteld. Van bin- Bóofd- nen naamelyk , heeft zy, zoRumphïus aan- jftfPh merkt, een geelagtig Paarlemoer , waar door zy naar een Gloeijende Oven gelykt. In volwas- fenen is de Keel doorgaans Goudglanzig zegt L i n N je. v s. De Gloed , inderdaad , van haare Mond-opening inwaards , is ongemeen. Van buiten is de Schaal, fchoon gemaakt zynde, bleek graauwagtig met bruine Plekken en ruuw wegens eenïge ryën van uitfteekende Schubben, die op de Ribben ftaan 3 zo dat ze byna Steke- lig zyn. Zy vallen in Oos tindie, (615) Maanhooren 3 die de Schaal ondoor- boord, Eyvormig, met Jlompe neder ge* drukte Doornen , van onderen getepeld heeft. Waarom deeze van de volgende afgezonderd zy, verftaa ik niet: want, in de befchryving v^n 't Kabinet der Koningin van Sweeden , wordt zy ook Kegelvormig gezegt te zyn en fpits van Top, d' A ROENviLLE merkt de zyne als een kleinere aan , en mooglyk kon het ook wel een jongere zyn. De Geftalte zweemt ruim zo veel naar die der Pagoden of Heiden fche Tem- pelen» Het Dekzeltje is de roode Venus-Navel vol- (6i$) Turbo Testa imperforata ovata 5 Spinis obtufis deprcs;. {Is 9 fubtus papillofiu M» L. U, 653. N. 342. AR GE NV» Cc:icè> T, XI« (8 J f. F* K N o R & Ferzam* UD, Fl,25<> f«3* r>exv. Turbo Terficum» pagode» ; BE MAANHOORENS. 375 volgens Linn^us: doch Rump hius merkt VI. aan , dat het Schildje der Langleevende Tol- len , tot welken deeze behoort , zo wel als Hoofd- dat der Bagyne Drollen of Pieramieden en s*ük* dergelyken, als een dun Blikje is* C616) Maanhooren, die de Schaal ondoorhoord ncxvr, Kegelagtig, met ftompe aan één gefcha f^0°duSm kelde Doornen, van onderen met Tepel- ^n^jQl tjes geftreept heeft. De Franfchen noemen deeze le Toit Chinois, Pagode of Cul de Lampe. De beide eerfte naa- men hebben betrekking op Heidenfche Tem- pelen der Chineezen en Indiaanen : de laatfte ziet op het Onderftuk of den Voet van eene Kerklamp. Wy geeven 'er den naam van Langleevende Tol aan , om dat haar Dier zo ongemeen taay van Leven is. Dus noemt Rump hius haar Trochus Papuanus Jive Ion* gcevus. De Papoewen , dat is de Ingezetenen der Papoes-Eilanden , zeggen , volgens hem , dat het Dier een geheel Jaar zonder Kost of Drank kan bewaard worden- Aan die Eilanden vindt men ze wel ter grootte van een Ryksdaalder, doch (616) Turbo Testa imperforata' Qomci , Spïnis obtufïs concatenatis , fubtus papillofo ftriata. M. L. U. 654. N. 343. Trochus Papuanus fivc longxvus» RUM PH, Kar, T. il* f* D. GuALTH. Test. T« 62. f. B , C. Pagode. Akgenv* Cmch* *f4 II. (%) £ A. KNORR Verzam. I. Fl. 25* 4* Aa 4 L DEEL* XVI, STUK. 376 Beschüyvxng van yi% doch op Amboina komen zy niet grooter dat* 'Afdeel, een kleine Schelling voor. Zy houden zig LVi. njet oncier Water op 9 maar hangen aan de stük!D" fte^e Klippen, daar de Zee tegen aan bruifcht. Het Dier zelf is zeer hard ep taay vaa Vleefch, tot Spyze onbekwaam. dcxvil (6*7) Maanhooren , die de Schaal by?ia on~ ^*jf°r doorboord en platagtig , de. Gieren ruuw3 Spooi:, yan boven met gewelfagtig famenge» drukte Doornen heeft. Die Hooren, welke by Rümphius Spoor genoemd wordt, is aanmerkelyk van de Zon- nehooren verfchillende , en komt volmaakt overeen met die van Klein, welke hy zegt den naam te voeren van Nerita parvulas by List eu. Hoe kan de Afbeelding H vaa d'ArgenvillEj Plaat n (8), welke een Zonnehooren is > hier aangehaald zyn en als een goede Afbeelding te boek gefteld. Dat hier eenige verwarring plaats heeft , blykt , doordien op deezen naam , in de befchry ving van 't Kabinet der Koningin van Sweeden , üiet de gedagte Afbeelding van j/Argenvil- LE y (617) Tnrbo Testa fub-Imperforata depresfa , Anfra&ibus fcabris, fupra Spinis fornkato-cornpresfis* M. L. ü. 654. N. 344* List* Concb. 4. S* 6. T. I. f . 3 , 4* Calcar* RUMPH* j&ar. T. 20. f> U 1'Eperom ARGENV» Concb* T- lt4 (g) f. H. JClejn OJirac. T# i.f. 27 4 KNORll Vazam^ PU 4* £ 3 , 4 \ PI. f. li 1) E M A A N H O O R E N S. 377 le, maar R, Plaat 9 00» is aangehaald, die VL een weezentlyke Spoor affchetst. Mooglyk A™^* komt het van den naam , dewyl de Franfehen Hoofd- aan de Zonnehooren ook den naam van £pe-STÜK» ron geeven 9 gelyk ik hier voor heb aange- merkt, en de kleine Zonnehoorentjes zeer naar de Spooren gelyken* Deeze laatften zyn op Amboina gemeen. (6i8) Maanhooren, die de Schaal ondoorboord dcxviiu Eyrondagtig gejireept heeft, met dê^Xi. Gieren van boven rimpelig. Gerimpel- 1 ° de Tul- band. Om dat Linn^eus 'er dien bynaam aan geefc 3 noem ik ze ook Gerimpelde Tulband; alzo zy, wegens de Geftalte, tot de Tulban- den behoort. De Schaal is van boven aartig gefronzeld, 't welk aan deeze Hoorens, wan- neer zy gepaarlemoerd zyn, een groote fraai- heid byzet. Dus waren die der Afbeeldingen \ yan Gualthieri; doch die van Seba wa* * ren maar half gepaarlemoerd : in welk geval het groen , tusfchen de Ribbetjes , haar nog meer verfiert. Van binnen is de Mond ook Zilverkleurig* Zy komen uit Indie. (6 18) Turbo Testa imperforata fubovata ftriatA , Anfra&i- bus fuperne rugofis* Syst, Nat. XII» JloNANN, lieer. UI, T. iz. Gualth* Test, T. 63. t C, F, H» SEB, Kab. HU T* 74* f. 13, 14. Knorr Verzam, H. 20. f, i* Aa 5 X. Deel. XVI. Stuk, 378 Beschryving van VI. Afdeel. LVI. Hoofd» stuk. DCXIX. Turbo mar mor tus. Slantren* Veile Kooren. (619) Maanhooren, die de Schaal ondoorboord Eyrondagtig en effen ; de Gieren met drie ryè'n van Knobbels gerand heeft , de Staart van agteren plat uitgebreid. Uit den bynaam blykt, dat Linnjeus hier de zogenaamde Slangevelle Hoorens bedoeld heeft , hoewel de Kenmerken met die der Knobbelhoorens door elkander loopen Klein noemt de gene , die van hem aangehaald is, het Groote Maans-Oog, het Reuzen -Oor, de bonte Knobbelhooren. Die van Seba en G u A l- thieri zyn eigentlyk zodanigen , als wy Slangevelle Hoorens noemen. Men vindt van deeze , die zo groot als een Vuist zyn. De eene Afbeelding van Rumphius vertoont ook een zodanige , de andere een groene Knob- belhooren. Deeze beiden worden aldaar te famen befchreeven, niet alleen, maar ook met de Reuzen-Qoren vermengd, zeggende. ,s De Schaal is gemaakt van twee dikke „ Huiden, waar van de buitenfte graauwag- „ tig is, doodsverwigj wat ruig en vol Scheu- ren, doch hier en daar geplekt als de Slan- 5> gen ; (6x9) Turbo Te;ta imperforata fubovatd Isevi » Anfra&ibus trifariam marginnto nodulofa , Cauda postice explanata. M. L. U. 655» N. 345. Cochlea Lunaris major. Ru mph. Rar+ T. 19. f. A, B, GüALTH» Tesu T. 6*4» f, A, KLEIN OJïrac. T. 7, f. 124. S E B. Kab. III. T. 74. f. 1, 2< R£- GE N F. Conch. 20. T. 5. 52» K N ORR Verdam* III. D. PU af, 27. ti i* DE M A A N H O O R E N S. 3, gen; met zwart, bruin, en fomtyds ook VI. „ Spaanfch groen. Hoe kleiner de Hoorens A?^yfJm zyn, hoe fraai jer dat ze geplekt en hoe ef. Hoofd* „ fener dat ze voorkomen. Men vindt 'er S*V*. „ ook ganfch graauwe, zonder Plekken, die „ men voor liegt agt. De binnenfte Huid is „ fchoon Paarlemoer , niet blank , maar de „ Kleuren van den Regenboog vertoonen- „ de, te weeten, groen, rood enblaauw. Zy laat zig ook in Schilfers verdeden , als men de Hooren aan Hukken flaat , welke allen de zelfde Kleur behouden, Deeze worden van de Japanders gebruikt, om 'er de Bloe- „ men , Starren en andere Sieraaden , in het „ zwarte Lakwerk van Kasfen , Kisten, Kof- fers en Doosjes , uit te formeeren, dewyl 3, zy fchoonder Kleuren geeven dan het op- l, regte Paarlemoer." (620) Maanhooren, die de Schaal ondoorboord ^pcxx. en Stomp, v.erhevenrond heeft; de Gie~ matuur ren van boven Knobbelig en door ^w^^S* Groef van elkander gefcheiden* Dit heeft plaats in fommige Knobbelhoorens, welke derhalve hier tot een byzondere Soort ge- (620) Tutbo Test£ imperforata convext ohtufa , Anfra&ibus fupra nodofis Canali interftin&is. Syst. Kat. XII. Argenv, Concb. T. ii. (3) f. B. KNOÜ& Virzcm, U D. VU 3< C ï : %U D. VI 9. f. u I. DEEL* XVI, STUK, 380 Beschryvinc van VI. gemaakt zyn. De aangehaalde van d'A r c e n* ALV1L'VILLE kac^ den Top fchoon Oranjekleurig. Hoofd- De Latynfche bynaam is afkomftig van ze» stuk. j^ere Cochlea Sarmatica, dus genaamd naar de Zee , in welke die zoude gezien zyn. Jon- ston heeft dezelve reeds, wegens de onge* woone figuur des Lighaams endePooten, die aan de overige Slakken ontbreeken , voor fa- belagtig gehouden. Ondertusfchen geeft hy •er de befchryving uit anderen van op ; vol- gens welken dezelve een Lighaam heeft van grootte als een Ton , met Hoornen als een Hert , die oogfchynlyk met Paarlen getopt zyn; de Nek dik, Oogen als Vuurvlammen; de Neus rond en met Knevels gelyk aan de Katten; een wyden Bek, w&ar onder een af- gryzelyke Vleefchklomp hangt : vier Beenen , met breede kromme Voeten. Thevetüs meldt, in zyne Cosmographie , dat hydit Mon- fters eens in Deenemarken hadt gezien. Het is ook by Bonanni afgebeeld (*). dcxxi. (6a O Maanhooren, die de Schaal ondoorboord en (lomp verhevenrond , hoekig* effen Ökarius, i r Reuzen- heeft. Oor. Hier zouden eigentlyk de zogenaamde Reu- zen- (*) Recreat. III. f. 230. (611) Turbo Testa imperforatd convexa obtuQ angulata lx« vi. Syst. Nat.Xll RoND. Test. 96. UoNANN, Recr. l\U T. 9. G UAL TH. Test. T. 68. f. A. Akgenv. Concht T* fto. (17) B# KLEIN OJtrac, T. 7. U 125* DE M A A N H O O R E N S, 38* zin-Öoren fchynen bedoeld te worden , aange- VU zien Linn^eus van de ongemeene grootte ^F^Et- en zwaarte der Gepaarlemoerde , welken hy HoofdI alleenlyk gezien hadt, gewaagt: doch de aan- stuk, gehaalde van d' A rgenville, le Cordon bleu. genaamd , is een geheel ander en zeldzaam Stuk. Die van Bonanni wordt een byna ongekleurde Petoolhooren genoemd door Va- lentyNj van grootte als een Soldaat: maar die van Gualthieri is een regt Gepaarle- moerd Reuzen-Oor. Deeze vallen, gelyk wy weeten , van grootte als een Kinderen-Hoofd. Het Dier , daar in , is naar evenredigheid groot , van vooren een hard wit Vleefch heb- bende , doch de agterfte Krullen zyn enkel Vet , en tusfchen beiden een groote Papaver of Zandzak. De Knobbelhoorens , in 't algemeen, wor-venus~ den van de Malei jers Maans-Oogen genoemd , Nafeü* wegens het ronde , dikke, Steenharde Schild, dat het Dier op zynen Kop draagt , en, met zyne buitenfte Zyde, als de Volle Maan ver- beeldt. Indien alle die van dit Geflagt zulke Dekzels hadden , zouden zy dan te regü Maanhoorens genoemd zyn. Het komt fom- tyds een Handbreed in middellyn voor, zyn* de de grootfte en zwaarfte van alle Zee-Na* veis. Het Dier draagt dezelve op zyn Kop, doch komt zo ver niet uit de Schaal, dat de geheele Navel buiten de Opening zy ; hebben- ' de I, Deel» XVI. Stuk, \ 382 B E S C H R Y V I K G VAlt VI. de zo veel kragt, dat geen Menfch in ftaas ^LVI L lS3 °m ^etze^veï aan ^c Schild gevat zynde5 Hoofd- u*c ^e Schaal te trekken. $tvk. Deeze Schulpdieren onthouden zig op Stran- den , die fteile Klippen hebben , waar de Zee fterk tegen aan bruifcht , en zyn derhalve moeielyk om naar te duiken , doch als menze vindt komen zy altoos by Troepen voor , ge- lyk men zegt van dê Sjankoos of Offerhoo- rens aan de Kust van KoromandeL De In- diaanen maaken 'er veel werks van tot Spy- zt 9 kookende dezelven lang in heet Water 5 tot dat het Schild zig opent , en dan wordt het agterfte1, of Vet, voor 'c beste gehouden. De Koningen van Boeton eigenen zig deeze Spyze alleen toe ; weshalve hunne Onderdaa- nen hun deeze Hoorens als eene Schatting brengen. Het Schild wordt, tot glad maaken van Linnen , als een Likfteen gebruikt. III. Die dik van Schaal zyn met een opeü Navel. bcxxii* (622) Maanhooren, die de Schaal genaveld 5 Turho Ke_ Jrica. Soldaat* ^6zl^ Tufho Testa m^jicata Comco-rotunda Iasvi , Den- ticulo umbilicali. M, L* 655. N* 346* BONANN, Recr* IXU T. 29, 3Ó. RüMPH» Rar* T. 2j. £ A# GUALTH» Tesu T. 68* f» 15* la Pie» AR GE NV. Concb* T*lU (ff) f. G* PET. Gaz. T. 70, f. o, Li sT* Concb* T* 640, f. 30* ADANS» Seneg. I, T. 12, f. 7* RE GEN F* Cencb. T. 6. f. 66. & T* xi. f. 57. KNORA Verzam* I* D. PU !©♦ U ï\ 1U D* VU t\4ï4 $. i>SE Maanhoorens. 383 Kegelagtig rond en effen heeft > met een VU Tandje by de Navel A*lvi * \ Hoofd* De Kleur moet aan deeze den Franfchen stuk. naam van Pie , dat is Aakfter, geeven. Op een witten Grond is dezelve met zwarte Stree- pen en Vlakken , inzonderheid gepolyst zynde, fierlyk uitgemonfterd. Van waar de zonder- linge Nederduitfche naam, van Soldaat, af- komftig zy , is my onbekend. Bonanni zegt , dat zy van fommigen de Tyger gehe- ten wordt 3 en , wanneer men aanmerkt 5 dat de eigentlyke Tygers niet gevlakt zyn , gelyk de Luipaarden, maar geftriemd, of breed ge- llreept , zo is deeze benaaming niet oneigen. Valentyn, evenwel , noemt dezelve een Groote gewaterde fchoone Doijer, die zwart van breede dwarsbanden is , op een witten Grond. Jn 't Franfch noemt menze ook Veu- ye9 dat is Weduw ; als zynde oogfchynlyk in Rouwgewaad» Adanson, dieze aan de Kust van Afrika , by de Eilanden van Magdaleen* overvloedig vondt , geeft 'er den naam van Livon y en de langte van vier Duimen, aan; doch fielt de Grondkleur zwart , met witte Vlakken. Dit maakt geen weezenlyk verfchil. De Navel , zegt hy, loopt tot aan den Top toe door, dat ook in de mynen plaats heeft 3 doch het dubbelde ftompe Kanaal, daar Lin- njeus van fpreekt, is niet zo blykbaar. Ook heeft I. Debi.. xvl stuk. 384 Bëschrvving vast VI* heeft de aanhaaling del* Bagyne Drol , uit A L ViL RUMPHIÜS5 ëeen eigenfchap. Daar zy $ Hoofd- volgens Bonanni , voorkomt in de Inham stuk. van Malabar, is het te verwonderen 3 dat, by onzen Ridder «, de woonplaats gefield wordt in de Sardinifche Zee. (623) Maanhooren , die de Schaal eeiiigermaa- te genaveld, Kegelagtig verhevenrond . ge* Jlreept en effen heeft 3 met de Gieren wat uitgegroefd. In de Middellandfche Zee , aati de Oevers van Algiers > is deeze door Brander waar- genomen. Zy heeft de Schaal van grootte als een Erwt, Bloedkleurig , verhevenrond, met de Gieren ftomp gefleufd , de Navel in eenigen al . in anderen geenszins doorboord* (624) Maanhooren , die de Schaal genaveld , Eyrondagtig heeft, met verhevene Rib- ben op de Rug , die overdwars gejlreept zyn. De f623) Turbo Testa fub-umbilieata Com'co-convex& , ftriata lsevi, Anfra&ibus fubfulcatis, Sysu Nat. XII. (624) Turbo Testa umbilicata fubovata exarata linels dor* falibus elatioribus transverfè ftriatis. M. L* V. 656* N. 347. List* Concb+ T. 58+. C 40. RüMPH» Rar. T. 19. f. 3* G UAL TH* Test* T. 64* f. D. Bouche d'Argent. ARGENv* Conch. T. 9. (6) f. F. Seb. Kab* III. T. 74. f. 6» REGENF* Concb.T* 10. f. 434 KNURA Verzam. III» D* Kt U« f« 14 DCXXIII. Turbo Sangui- neus. Bloedje. DCXX1V* Turbo Argyra- fiovius. Geribde Zil ver- mort (U DU Maanhoorèns* 385 De Navel - opening onderfcheidt deezc ge- Yjt nocgzaam van de Groene Zilvermond, hierAF^w voor befcbreeven , en de zwaare Ribben doen Hoofd* 'er te regt den naam van Geribde Zilvermond Si>uK. San geeven , maai* of zy genoegzaam van de volgende onderfcheiden ware , om 'er twee Soorten van te maaken , is zeer twyfelagtig. Ik ontdek ten minfte in de mynen , of in de aangehaalde, gedagte dwars- Streepjes, die de Ribben oneffen zouden maaken, niet. De afkomst is uit Tndie. (625) Maanhooren , die de Schaal genaveld , ncxxv. Eyrondagtig heeft met verhevene Rib - J^r%rt. hen op de Rug, die effen zy 11. taceus. vermond Deeze kunnen wy dan de Bonte of Geplekte Zilvermond noemen * als witagtig groen zynde met bruine Vlakken, volgens het Exemplaar, dat zig bevende in de Verzameling van de Koningin van Sweeden. De voorgaande was .Roestkleurig met witte Streepen overlangs* De maniei en trap van afhaaling der buiten fte Korst maakt veel verandering in deeze Hoo- rens , wkr Dekzel overeenkomt met dat van de Knobbelhoorens. (626) (625) Turbo Testa umbilicatA fubovad ,■ lineis DorfaJibns elatioribus Isevibus* M* h* U. 656* N* 348. BONAN.N* Ketr* III. f* ïu llUMPH» Rart T. 19. f. 3. A&GENV* C6nsh4 T* 9. (6) f. A» Se b. Kab. III* T. 74, f> 3* Bb I. DEF.L, XVI* STUX» 386 Bescmryvinc van VL Afdeel. LVI. Hoofd- stuk. pcxxvi. Turbo Delphinus. Getakte Dolphyn. (616) Maanhooren , die de Schaal Stekelig gemveld heeft, de Gieren voorzien met Takkige Doornen. Deeze plagten weleer Lobbetjes genoemd te worden , doch die benaaming geeft men thans aan anderen , en deeze voeren den naam van Getakte Dolphynen of Dolfyntjes , want zy val- len niet zeer groot. Sommigen zyn zeer lang, anderen kort , anderen digt getakt. De Kleur is paarfchagtig en de Mond fterk Paarlemoer. Haar Dekzel is een rond Schyfje, dun, don- kerbruin, van buiten hol met een Kuiltje, van binnen uitpuilende de grootften van grootte als een Ryksdaalder , de gemeenen als een Schelling. Op de aangehaalde Plaat van Se- b a worden veele Verfcheidenheden van deeze Hoorentjes , die men aldaar ook Baardmanne- tjes noemt, vertoond. Dcxxvii. (627) Maanhooren , die de Schaal genaveld Turbo difiortus. m Geribde DoJphyn. (<52<5) Turbo Testa umbilico hispido , Anfra&ihus Spinis ramofis. M« L> U. 657* N. 349* GRE\v. Mus. T\ II. f. 5, 6. B o n A n N. Recr. III. f. 31. Cochlea lacimata. Rumph* Rar. T. 20* f. H. Pet. Ambt T. a. f. 1. GüALTH. Test* T. 68. U C. Ie Dauphin» ARGENV* Conch* T. 9. f6) f. H. S e b. Kah T. 59. f. 12-27. Regent. Conch. T. 3. f. 14. KNORR Verzam* I. D. Pl. 22. f. 4, 5- (627) Turbo Testa unabilicatd fubmucronaté undique Spinis lacvibus. M4 L. U. 657. N. 350» LMT, Concb* 4. S> 6. C. C. T. I. f. 1 , 2. GüALTH. Test* T. 68. f. D. KNOAfi Virzam. IV. D. Pl. 7. f. 2 , 3 : FU S. f. I. BE M A A N H O O R IE N S. 38? en eenigermaate gefpitst , overal bezet VI. heeft met e ff ene Doornen. ^Tvi1* Hoofd- Öf deeze , die byna niet getakt zyn , een stuk. enkele Verfcheidehheid van de voorgaande Soort uitmaaken, zou men mogen twyfelen. Zy komfcn zo wel als die, uit Oostindie, en deeze zyn het eigentlyk, daar men in 'tFranfch ook wel den naam van Lampe de Pagode aan geeft. Dewyl de overlangfe Ribben zig in dezelven fterker vertoonen , zo noemen wy ze Geribde of kort getakte Dolphynen, Zy heb- ben een paarfchagtige Kleur , daar wit door fpeelt, en zyn van boven dik wils afgefleeten Paarlemoer. Dus komt ook de Mond-Opening met die der voorgaande Soort overeen. IV. Die getralied zyn. (628) Maanhooren > die de Schaal platagtig vcixniu heeft met een open Navel 9 de Gieren Crenellus* rond, met gekartelde Streepen; De Schaal van deeze , van grootte als een Erwt, is ftevig, van boven platagtig verhe- venrond , van onderen holrond , met een zeer wyden Navel. Zy heeft de Gieren rond , overlangs geltreept, en de Streepen gekarteld, Waar van de naam. (629) (628) Turbo Testa Umbilico patente planiuscuü \ Anfra&ibus metibus üuis crenatis* Sysu Nat* XII, Bb a h miu XVI. Stuk» 388 " Beschryvinc van VI. (629) Maanhooren, die de Schaal genaveld^ Afdeel. langwerpig , Jlomp heeft, met de Gie* Hoofd- rm ron^ en effen. STUK. dcxx'X. p,y Baden van Pifa, in de zoete Wate- frZrmaiis.rexi , is dit Hoorntje gevonden, dat weinig Badhoo- groot er dan een Koolzaadje was en wit, mee een ronde Opening en klein Naveltje. ncxxx. (ö3°) Maanhooren 9 die de Schaal getralied Jurï° ' heeft en Kegelvormig , met de Gieren Ambon- van elkander aj. fene Wen» teltrap* De trapswyze omwindingen geeven aan ee- nige Hoorens den naam van Wenteltrappen , en onder dezelven fpant de Ambonfche ver de kroon. Men geeft 'er deezen naam wegens haare afkomst aan ; hoewel die zo zeker niet fchynt te zyn , als men wel onverhoeds zou denken : des fommigeö deeze flegts de Wen- teltrap y by uitmuntendheid , ty telen. Voor vyfcig jaaren was zy nog zeer zeldzaam : men vondt 'er , gelyk de Aantekenaar op 't Werk (629) Tutbo Testa Umbiiicatü oblongïuscula obtufa, An- fra&ibus teretibus ltëvibus. Syst* Nat. XII. (630) Turbo Testa cancellata Conica, Anfra&ibus distan- tibus» M* L. U* 658* N. 351* Wenteltrap* Scalare* Rumph* Rar. T*49»^A. Pet. Jimb. T4 2, f. ^ Gü ALTH, Test* T* 10. f4 Z Z. Scalata, A R G E n v* Concb* T. 14* (li) f. V. KNORR Verzam, IV* D» Pi 20. f. 2 , 3* V* *U 23* 6 IS n, 24. f. ó. BE MAANHOOUENS. 389 Werk van Rümphius meldt, maar drie, VI. zo veel hy wist, in Europa, waar van de éé- ™y£L ne was in 't Kabinet van den Groot Her-hoofdI tog van Toskanen, de andere in dat vandenSTUK» Heer la Faille, Hoofd- Officier der Stad Delft, en de derde ergens in Engeland, zynde gekomen uit het Kabinet van den Schilder Ovens. Men hadt toen, te vergeefs, vyf- honderd Guldens voor zulk een Hooren ge- booden. Sedert zyn nog wel eenigen , uit Oostindie, overgebragt, doch, die compleet zyn , fchoon van Kleur , en ongevaar twee Duimen lang, vallen nog zeer kostbaar , om dat zy zeldzaam voorkomen , en de rneeften een Gaatje hebben of ergens befchadigd zyn. De witten worden zo veel niet geagt als de genen die de Gieren, tusfchen de witte Tra- liën of opftaande Zoomen , bruin of roodag- tig hebben. De kleinere zyn naar evenredig- heid minder, doch niettemin ook kostbaar, en zeer duidelyk onderfcheiden van de Europi- fche of Scheveninger Wenteltrapjes ; des d'Ar- genville t'onregte aanmerkt, dat de klei- nen van weinig waarde 'zyn en zeer gemeen in de Adriatifche Zee (*;♦ Dit zyn de Euro- pifche , naast met de Scheveninger overeen- kom- (*) II faut que la Scalata alt plus d'un Vouce de haut pour être reputée belle .* il n'y a rien de ü commun que les peti* tes, qui fe tiouvent dans le Golfe Adriarique, Conch* Pait, U p* 233» Bb 3 I DEEL, XVI. STUK, 3yo Beschryvinc v & w VI. komftig, gelyk uit de Afbeelding van Bonab* Afdeel. m! u , t LVI. NI bIYkt ( J- Hoofd* De Ambonfchc Wenteltrap is in verfcheide stuk* opzigten zo duidelyk en weezentlyk van de Europifchen verfchillende,dat menze'er geens- zins volmaakt naar kan zeggen tegelyken;noch ook, met reden, dezelve voor eene Verfchei- denheid daar van houden. Behalve de afzon- dering der Gieren komt in dezelven een ronde Opening voor, daar men door heen kan zien tot aan den Top : terwyl de Scheveningers digt van Navel zyn. Deeze zyn ook byna drie- maal zo lang als de breedte is aan 't dikrte End, en de Ambonfche nog niet tweemaal, ja fommigen naauwlyks anderhalf maal. Wy hebben 'er hier één zien verkoopen, die twee Duim lang was en vyf Kwartier Duims dik , met agt Windingen , voor honderd Guldens , en een kleinere , die compleeter was , voor honderdtagtig Guldens (f). De myne heeft nagenoeg die zelfde grootte. Ik heb 'er nog ééne , van een Duim lang en omtrent d£ie Kwartier Duims breed. Die van Gualthie- ri was weinig grooter, doch zeer fpits getopt. vw*XI* (^30 Maanhooren, die de Schaal getralied, CUthrus. Geineene •Wentel- (*; R€er. t± £ ÏÏU tjap* ^ Verkooping van Leers, in Mey, Anno 1767* Turho Testa cancellau timica exumbilicata , An- fra&ibus conriguïs Inevihus Faun* Suec. 2170. M. L» V, 658» Nt 35*« Rond Test. Z% f4 $# List» Conck. T* 583. f* 51* ■ %/v . ■ : 'v ■ ', ■ DE MAANHOORENs. 39I toorend en ongenaveld heeft , met de VI. Gieren legen elkander aangeveegd enA™y{~ effen. Hoofd» STUK. De Europifche of Gemeene Wenteltrap is^cxxiv. op onze Plaat CXXI V , in Fig> 3 , met het 's' 3' Slakje daar in, afgebeeld, volgens de Figuur, welke Plancüs daar van aan 't licht gebragt heeft; zeggende, dat aan de Oevers van Ri- mini drie Soorten daar van voorkomen: de ee- ne groenagcig met breeder Ribbetjes; de an* dere witagtig groen met fmaller Ribbetjes ; de derde uitermaate klein van Stuk. Hy nöemtze Turbines Virgati^ en merkt aan, dat derzelver Dier driehoornig is, en een platag- tig Spiraal gedraaid Dekzeltje heeft, gelyken- de naar een Ammons-Hoorentje , welken men aldaar veel in 't Zee-Zand vindt , met ande- ren van grooter Hoorenflakken. Voorts geeft hy berigt, dat dezelven zeker Vleefchkleurig Sap bevatten , 't welk de Vingers en Papier met eene fchoone Purperkleur befmet. Dan fpreekt hy verder aldus. „ Weshalve, alzo het hedendaags niet regt^rpe;- bekend is , uit welk flag van Conchyliën vog"* „ voornaamentlyk de Ouden die kostbaare „ Pur- 51* BONANN» Recr* HI« f« UI» GUALTH, Test. T,58# f. H, KLEIN OJlrae. T. 3 f* 66. PLANC. Conch. T. 5» ft 7, 8. GlNANN. Jidr. II. T. 6* f* 54. Kl^ORR Vit' %am> I. D« PI, ii» f. 5: IV* D. Pl«2o, f, 4, 5, 6* Bb 4 I. DEEL# XVI. STUK, 39^ Beschrïvin a VAN VI. 3, Purperverw bereidden, daar de Gewaaden Aflv^L# \> der Koningen en Grooten mede gekleurd HoofdI v werden, en het buiten kyf is, dat in dee* stuk» v ze Konst het Volk van Tyrie en Phenicie, aan de Middellandfche Zee woonagtig, by- „ zonder uitmuntte; welke Zee met de onze 9f overeenkomt, die. 'er, als 'c ware, een Arm ?, van is : zo moeten wy gelooven, dat die 3, Luiden uit verfcheide Soorten van Kink- „ en Slakhoorentjes en andere Conchyliën > „ de Purperkleur bereid hebben : niettegen- „ flaande de befchryvers der Natuurlyke His- „ torie hedendaags een by zonder Geflagt van Hoorens daar door verftaan , van het wel- „ ke by ons ook verfcheide Soorten zyn ; gelyk die zeer gemeene , Krominuit ge- „ naamd ; welke doch het allerminlle niet van „ dat vermaarde Sap vertoont. Onze Gis- „ flng wordt daar door niec weinig bevestigd * dat eertyds ook te Ancona , een Stad ons „ zeer nabuurig, Purperkleeden geverwd wer- 3, den, en dat de Inwooners daar in niet min- „ der beroemd waren dan de Oude Pheni- 3, ciers, gelyk uit het Gedigt van Silius Ita~ 3, licus blykt (*). Weshalve , aangezien te |5 Ancona byna de zelfde Conchyliën als by ^ ons voorkomen, zo is het geloofbaar, go 9j lyk ik gczeg4 heb , d$t de Ouden uit ver- fchei* (*) Stat fucare colus , nee Sidone vilior Ancom Miuice nee Lioyco. hibu Y1II* Vers, 437* DE M A A N H O O R E N S. 393 j, fcheidcrley fiag van Hoorcns die Purper- VI. '„ kleur vervaardigd hebben , waar van de ^T^f*1 „ Voetftappen nog door my, zeer gelukkig, Hoofd- in deeze Hoorentjes ontdekt zyn Ten laat- stuk. ften moec men in aanmerking neemen , dac derzelver Sap donkerrood van Kleur is , waar uit blykt , dat men het voor de ech- „ te Purpura der Ouden houden moet: want „ by hun waren de Purpere Gewaaden niet ,, van die zelfde Kleur , als hedendaags de Viri Pwpurati mede praaien* Deeze onze ?, Kleur voerde by de Ouden den naam van Puniceus of Spadiceus: maar hunne Purpura „ was een donkeragtig Violette met rood ver- „ mengde Kleur; in welke zin de diepe Zee, van Homerus , Mare purpureum geheten „ wordt , en deeze Kleur drukc men tegen- woordig uit , met het Engelfche woord bkw ,, of het Franfche bleu , [dat is blaauw of donkerblaauw ] Wy ontkennen nogthans niet , dat by de Ouden de Cokr Coccineus , die zeer naa komt aan Puniceus , fomtyds 3> voor Purperkleur genomen wordt (*)". Of, nu, dit zelfde Purperkleurige Vogt ook Gebruik, gevonden worde in het Slakje , dat de Wen teltrapjes van onze Stranden bewoont , is het onderzoek van de Liefhebbers der Natuur ruim zo waardig, als het opzoeken van de le- dige {&) De Concbis minus notis. Cip, 12, Bb s t DEEL. XVI* STUK, 394 BESCHR YVING VAN VI. dige Hoorentjes , die al vry overvloedig moe- LVI^ ten zyn, aangezien menze,, hedendaags, by *t Hoofd- Pond voor een Gulden kan koopen. Zonder- stuk. ]jng is »t> dat dezelven, onder de Gegravene Conchyliën , in ons Land , zo zeldzaam voor- komen 5 als de Heer Doftor B e r k h e y meldt Dat de Entalia , in de Apotheeken , ei- gentlyk deeze Wenteltrapjes zyn3 kan ik niet toeftemmen : ten minfte heeft men 'er anderen voor gehouden (f) : doch het is wel mooglyk, dat zy daar voor geplaatst worden in fommi- ge Winkels en in fommige Simplicie-Kabinet- ten ; terwyl men hedendaags niet twyfelt of de kragten > die de Dentalia & Entalia heb- ben 9 komen nagenoeg , ten minfte wat het , Unguentum Citrinum belangt, met die van an- dere Conchyliën overeen. pcxxxii. (6312) Maanhooren , die de Schaal getralied, Tmtiïuus. getoorend en genaveld, met de Gieren Basterd- tegen elkander aan gevoegd en effen Wemcl" heeft trap» iwcju, In de Miëdellandfche Zee, zegt Linnjeus, ko- (*) Natuur L Historie van Holland , II* Deel, bladz* iiotf. ("I") Antalium Tubulus est testaceus, in Mari prognatus, Digitum minorem longus , foris ftriatus , intus fcevis ac conca- vus» Pisciculus videtur is esfe, quem Athen^eus Solenem nominavit, &c. Renod* de Mat. Medica* Libr. III4 Cap 260 (632) Turbo Testa cancellata* turrita Umbilicata1, Anfra&U bus contiguis laevibus* Syst* Nat* XIU DE MAANHOORENS. komen Hoorentjes voor, die naar de laatstee- VL melde Wenteltrapjes zeer gelyken, doch door ™*Vf* eens zo veel Vliezige Ribbetjes of Traliën HookdI verfchillen , hebbende ook de Gieren niet wie stuk» maar bleek , met twee of drie Roestkleurige Streepen langs de Gieren, en aan den Grond* Iteun genaveld zynde. Ik ken zodanigen niet ; maar , indien het verfchil alleen beftond in de menigvuldigheid der Traliën en de fpits- heid van den Top , die in de Scheveningcr altoos ftomp is ; dan zou ik hier de zogenaam» de Oostindifche Basterd -Wenteltrapjes t'huis brengen; hoedanig één by Rümphius is af- gebeeld , dat niet tot de voorgaande Soort be- hoort. Ik heb 'er van de zelfde grootte en geftalte, uitgenomen de verkeerde Tekening, links in plaats van regts, welke alle Hoorens op die Plaat zeer mismaakt. Onze Schevenin- ger hebben , zo wel als de Ambonfche , dik- wils ook maar agt en deeze Basterd- Went el- trapjes zestien of zeventien Vliezige Ribbe- tjes, doch zy zyn5 zo min als dezeiven, ge- naveld. (633) Maanhooren 5 die de Schaal eeniger» dcxxxïu. maate getralied en getoorend, met de crenltus. Gieren tegen elkander aan gevoegd' en partei- van boven gekarteld heeft. C634) Turbo Testa fubcancellata turrita , Anfra&ibus con* tjguis fupra crenatis. M, L. ü* 659. Nf 353, 1. Deel. XVI, Stuk. 3p6 Beschryving van VIb (Ö34) Maanhooren , dfe de SWzaaZ getralied l^yj * en getoorend heeft ,met verhevene Stree* Hoofd- pen, digt aan elkander , overlangs. STUK. pcxxxiv* Deeze, uit de Middellandfche Zee, gelykt lIüLs. veel naar de Wenteltrapjes , maar is kleiner Melkwitte. jan een Gerftekoorentje , met verhevene , niet Vliezige S treepen, en Sneeuw -wit Van Kleur» dcxxxv. (63S) Maanhooren, die de Schaal eeniger* ? maate getralied , getoorend; de Gieren Geftreep* tegen elkander aan gevoegd, met Knob- belige Banden omgordeld heeft. Deeze, van weinig meer grootte, kwam insgelyks uit de Middellandfche Zee. De Ope- ning is niet volkomen rond , maar ovaalagtig en van onderen eenigermaate gehoekt. pcxxxv% (636) Maanhooren , die de Schaal getralied , Jlomp Eyvormig , met de Gieren tegen Gebakerd elk* Kindje, f634.) Turbo Testa cancellatd turrit3, Striis longitudinali&us ekvatts confertis, Syst. Nat* XII* GlNANN» Adriat* II, 'T. 6. f. 55* (635) Turbo Testa ftibcancellatd turrita, Anfra&ibus con- tiguts Cingulisque Varicofis interceptis, Sjst* Nat. XII. {636; Turbo Testa cancellata ovata obtufa , Anfra&ibus contiguis, Striis longirudtnalibus imbricatis, M* L. U. 659. N, 3,54. 'Olivaris ftriata fasciata. Pet. Gaz. T, 27. f. 2. Bo* NANN, Rccr* III, f. 140. GlJALTH. Test. T. 5*>* U D* Seb. Kak, III. T. 55* f- fti« N. a — hf KNOfiK Vtrzam* VI, D* ru 25, f* 4» DE M A A N H O O R E N s: 39? elkander aangevoegd heeft , en Dakpans- VI# wyze Streepen overlangs. Af/viL# Men zou deeze Hoorntjes Byekorfjes kun^TuT.0* nen noemen of Kinderwiegjes , dewyl fonimi- gen derzelven naar t'een of andere gelyken; doch de algemeene naam is Gebakerde Kinder- tjes. Zy hebben, inderdaad, ook daar eenigef- maate de Geftake van, en de Opening is mee één Tandje gewapend ; de Kleur graauwag- tig wit; de langte ongevaar een Duim breed. Men krygtze uit Westindie* (637) Maanhooren , die de Schaal genavelducxxxw* en fpisagt'g gerond heeft > met de Gie-conLus. ren rondagtig kruislings geftreept , <^*oornibe* Opening omgeboogen. C638) Maanhooren , die de Schaal genaveld^™™* en verhevenrond uitpuilende heeft , metrepxus, gene. de Gieren rond en eenigermaaie ge^™^ ftreepty de Opening omgeboogen. Deeze onthoudt zig in de ZuideJyke deelen van Europa. C639} Maanhooren, die de Schaal langyi^erpig^xxxix. a Turbo Jtomp Lincina. Breed (537) Turbo Testa umbilicata rorundatd acutiuscula ; An-gerande fra&ibus teretibus decusfato-ftriatis , Apertura reflexa* m. L/Ma3nho°* ren* U. 660. N* 355t (638J Turbo Testa umbilicata convexo-prominula, Anfra&i- bus teretibus fïibftriatis, Apertura reflexa, Syst, Nat. XIU (6?>p) Turbo Testa oblonga obtufH rugofo-fttiata , Apertm£ X» Debl% XVI, Stuk. limbe» 398 BÈSCHRÏ VING VAN Afdeel, LVI, Hoofd- stuk. VI. Jlomp en rimpelig gejlreept , de Opening met een breeden platten gekartelden Rand heeft. Dit is een Aard - Slakhooren , op 't Eiland Jamaika voorkomende , daar men by Sloa- ne en Brown de Afbeeldingen van vindt. List èr en Klein hebbenze ook in Plaat gebragt. V. Die getoorend zyn als Pennen , of de zogenaamde Trommelschröeven. Alzo de enkele uitwendige Geftalte niet tot bepaaling der Geflagten van Linn^èus ge- bruikt is, zo heeft hy ook geen byzonder Ge- flagt gemaakt van de Pennen, of Penhoo- rens, die men in 't Franfch Vis , dat is Schroe- ven, noemt, en waar aan fommigen ook wel den naam van Toorentjes plagten te geevcn : maar dezelven t*huis gebragt in de Geflagten van Stekel-, Lap-, Kinkhoorens, Tollen en Maanhoorens, naar dat zy, om de één of an- dere reden y tot deeze Geflagten behoorden, Biadz* Dus hebben wy , onder de Kinfchoorens >6* reeds van de Pennen gefproken , en agter de limbo diïatato plano crenato» Systt Nat* XIL List* Conch* T* 26* f. 24» SLoAN. Jam* II. T* 140* f. 12 , 13* KLÉI n Ofirac* T. 3» TU BllowN* Jam. T* 40. f, 5, Vleu- de Maanhoorens. 399 Vleugelhoorens Gevleugelde Pennen, agter de VI. Stekelhoorens Stekelige Pennen befchreeven. A?l^ Het Hoofdftuk van de Tollen is met de genen Hoofd- die Tolagtig zyn , en dit wordt met de overi- stuk. gen, of met de zogenaamde Trommel- schroeven^ beflooten. (640) M aanhoor en , die de Schaal getoorend ^^xl! heeft , met de Gieren nederwaards ge- imbricatus* Vlooid. SK Dewyl deeze gemeenlyk bruin bont zyn , zo noemt men ze bonte Trommelfcliroeven. De Gieren zyn plat , leggende als nederwaards over elkander, en dit geeft 'er den bynaam aan. De afkomst is, gelyk die van de volgende > uit Westindie. (641) Maanhooren , die de Schaal getoorend dcxll, heeft 9 met de Gieren opwaards geplooid. TfpuLtus. Gladde Deeze heeft , in tegendeel , de Gieren zeer ronde* rond, en knobbelagtig, leggende als opwaards over elkander. Veelen zyn , gelyk d'A rgen- ville zegt, wit met geele Streepen, doch men vindt 'er ook die bruin zyn en niet dan naar ' (640) Turbo Testa4 turrita , Anfra&ibus deorfum imbricatis* M* L» U. 660. N. 356» GüALTH. Tesu T*s8* £ E. S£Bt Kab* III* T. 56* f* 3«* KNORR Verzam. VI* D. VUz$A* 2% (641) Turbo Testil turrita laevi, Anfra&ibus furfum imbrica- tis. M* L* U* 661. N* 357» AR GEN V, Conch+ T* 14* O*) i * E. Knoru Verzam. VI* D* VU 25* C 3* I. Deel. XVb Stuk* 400 Brschryvinc V A N vu Afdeel. LVL Hoofd- stuk. dcxliï. Turho acu.' tangulus* Scherp geiibcle. DCXLIIT. Turbo duplicatus* Dubbelde. naar de Punt geelagtig. De Gieren zyn geheel glad en effen. Men kanze de Gladde ronde ty- telen. (642) Maanhooren , die de Schaal getoorend heeft met éénen grooten Jcherpen kant aan de Gieren. Deeze heeft een fcherpe kant of Rib langs de Gieren > en is witagtig geel of bruin vari Kleur. Zy gelykt zeer veel naar een Schroef. (643^) Maanhooren , die de Schaal getoorend heeft) de Gieren met twee fcherpe kan- ten. Volgens Bonanni werdt deeze gevonden in dePerfiaanfche Zee-Boezem, doch het fchynt de zelfde te zyn, als Lis ter eenige reizen kogt van de Visichers van Scarborough , en hem derhalve toefcheen in het diepfte van de Noordzee te huisvesten. De Kleur is witagtig, volgens d'Argen ville naar geel en rood trek- (64a) Turbo Testa turrita, Carir4 unicÉ majore acuta. M. L* U. 661. N» 353* BoNANN, RecrAU*?. H7*GUALTlt. Test* T. 58, f. B* KNO KR Verzam. VI, D* PU 19. £ 5: TL 39- K 2. (643) Turbo Testa turrita , Anfra&ifons Carinis duabus acutïs. M. L. U. 662* N. 359. Bonann, Keer* III. f» 114* List. AngU iéo. 3\ 3. f. 7. GUALT H* TVtf» T. 53» f. C. Argenv. Conch* T. 14, Cu) C. S £ B* ICab* III. T, 56. f. 7 f 8, KNORR Verzam* IIK D. Pl. 19 *♦ 5V ije Maanhoorens. 401 trekkende* Zy vallen dik van Schaal en taa- VI. melyk groot. A Lvl 1 Hoofd- (644} Ma&ihooren , die de Schaal getoorend stük. heeft) de Gieren met twee Jlompe Rib dcxliv. ben ver van elkander. Flaauw De Banden van deeze worden by die , daar men het Voetftuk der Pylaaren, in de Korin- thifche Bouworde, mede verfiert, door Bo* nanni vergeleeken, Deeze Soort zou, vol- gens Linnjeus, in de Zuidelyke deelen vaa Europa huisvesten. (645) Maanhooren 5 die de Schaal getoorend dcxlv* heeft) de Gieren met zes feherpe Ribben. Tercha. Wicte In Geftalte gelyken deeze , door de rond- fchrote£ " heid van haare Gieren, veel naar de Tweede Soort van Trommelfchroeven ; doch de veele Ribben of feherpe kanten , langs de Gierea heen , onderfcheidenze genoegzaam. Dewyl zy meestal wit of witagtig voorkomen, noemt meü (644) TurhóU&il turrita , Anfra&lbus Carkus duabus obtuSs distantibus, Syst. Nat. Xll. BoNANN« lieer. lil. F« HZ. (<5+5) Turbo Test£ turricé, Anfra&ibus Carinis fex acutts„ faun. Suee. 2171* M. L. U. 662. N, 360. COLUMN, 53» f« 2« BoNANN* Recr. III, f. 115» RüMPH, Rarï T. zo. f. M. QVALTIÏ. Test. T. $d. f» A» AR GENT* Concb. T. 14. (n/ f. D. ADAN S« St&£. h T. lö, U5. S E B., Kab* lil. T, 56- f. 40* Knorr Pïrzam* U X>. Pl# 8» U & Cc 1, miu xn> stuk* Beschryving vak VI. men haar de Witte Trommelfchroef : alzo die AFLVIL Dubbelde > van de Vierde Soort > gemeenlyk hooïd- bruiner cn niet zo wit zyn. Ook geeft men STUKf aan deeze wel den naam van Enkelde Trom- melfchroef. LiNNiEU s- ftelt de woonplaats in de Europifche Oceaan , doch Adanson vondt dergelyken aan de Kust van Senegal en Rümphius in Oostindie, alwaar zy aan de Kusten van Java en Sumatra grooter dan aau die van Amboina voorkwamen* Zodanigen heb ik van vier Duim 3 doch de Dubbelde wel eens zo lang. Het Dier* Van dergelyke geeft d'Argenville de Afbeelding met het Dier, zeggende dat het een zeer lange Pen of Schroefhooren is, heb* bende zeventien Windingen of Gieren , die zeer uitpuilen en van elkander afgefcheideii zyn , met verfcheide zeer diepe Streepen ge- tekend. Deeze Pen kruipt op een Vleezi- 3, gen Voet , gelykerwys andere Schulpdie- „ ren , die zig op een Voet voortfleepen ; ,3 maar deeze Voet , in plaats van rond te 93 zyn , is in zyn Omtrek uitgefneeden , en 33 het voorde gedeelte , dat een Kraag draagt, 33 is dwars afgefneeden met kleine Rimpeltjes, ,3 die zig niet vertoonen , dan wanneer het 3, Dier van zyn geheele uitgeftrektheid ge- „ bruik maakt* Zyn Hals is zeer lang , en 3, de Kop heeft twee Hoorntjes , die aan den „ Grondfteun taamelyk dik zyn , doch zeer 33 dun aan de Enden, Onder aan deeze Hoorn- » tjes 3) DE M A A N II O O R E K 3. 403 tjes ziet men de Oogen 3 die vry groot zyn, VI. als gewoonlyk geplaatst. De Snuit is uit- Aï^\L waards gezoomd met een kleine bruine Hoofd- Franje , welke een beurtlingfe beweeging *TUK» heeft , den Bek bedekkende en ciien voor alle Toevallen befchuttende. Het Dekzel- tje is uitermaate rond <, bruin van Kleur en gepaarlemoerd , vertoonende zig op Zyde aan den Voet gehecht** (646) Maanhooren 5 die de Schaal gehorend dcxlvi; heeft 3 de Gieren platagtig, met zeven Tü^l°g^ flaauwe Streepen. ius- J r Bonte* Deeze is wit , volgens Bonannï, met roode of rosfe Adertjes. De aangehaalde van Seba fchynen weinig van de eerfte Soort vari Trommelfchroeven , da*n door de kleinte > te verfchillen. (647) Maanhooren , die de Schaal getoorend ^*LVI** heeft , de Gieren met tien flaauwe Stree» Deeze , mooglyk wegens de grootte Nagel- aS"g (646) Turbo Testa turrita, Anfra&ibus planiusculis , Striis feptem obfoletis. Syst4 Nat. XII. Iïonann* Recr* III. f« 112. SEB. Kab. III. T. 56. f. 26 , 34ï 33, KNO ÉR Verzam* VI. D. PU l6> f, 8. (647) Turbo Tést& turrita , Anfra&ibus Striis dccem :exoietis, $yst4 Nat. XII. Cc 2 I. Deels XVI, Stuk» 404 Bêschr ïvmc van VI. agtig genoemd, onthielde zig in de Europifchs * LVL ' °Ceaan< Hoofd- stuk. 0*48) Maanhooren, die de Schaal getoorend dcxlviii. heeft > m& een uitpuilend Randje aan 'r"rbo, de Naad der Gieren. Annulatus, Geringde. Dit uitpuilend Randje, in 't ronde omloo- pende 5 maakt dat het Hoorntje zig als Ge- ringd vertoont. Het heeft, volgens Guai> thieri, naauwlyks de grootte van een Gar- ftekoorentje. LinnjEüs hadt hetzelvó niet gezien, dcxld:> (Ó49) Maanhooren , die de Schaal getoorend JiYens. en doorfchynende heeft, met de Gieren Twee™- 'tinks om gedraaid; de Naad eenigermaa- te gekarteld ; de, Opening van agteren iweetandig. Een rosagtig bruin Hoorntje wordt hier be- doeld , dat de grootte nagenoeg van een Ha- verkoorentje heeft 3 en tot de Land-Slakken behoort, voorkomende in de Zuidelyke dee- len van Europa* C*5o> (648) Turbo Tesrf turrita, Anfra$uum Stuur* matginata" prominente Gualth. Test, T* 5Ö# £ L» (649; Turbo Testa turrita pellucida , Anfra&ibus contrarils, Sutura fubcrenata , Apertura postice bidentat^» Sy$tm Kat. XÏI# Bonann. Recr* HU f, 41. Vergroot, Guaith, Tesu T/ 4* C, £> £ Maanhooren s. C6fo) Maanhooren , die de Schaal getoorend VI. en doorfchynendc. heeft % met de Gieren ^^vj1* links om gedraaid ; de Opening Temde- Hoofd'. gpflf, STUK. DCL. De bynaam past zo wel op de voorgaande JeurrJfrfuu als op deeze, die van Lis ter , in het Land- vakeerde. febap omftreeks Cambridge, dik wils aan de Stammen van oude Lsfehenboomen was ge- vonden. Hy hadt, tegen 't End van Maart, veelen derzelven gepaard gezien, doch altoos de één grooter dan de andere ; waar uit hy befluiten wil , dat zy van verfchillende Sexe zyQ. Het Hoorntje was geelagtig en zeer (teer , en wat kleiner doph dikker dan het voorgaande; \ welk door hem als een links Hoorntje ook was waargenomen , komende al- daar in de Scheuren en holligheden van oude jioomen , en aan de Wanden of Muuren on* de Tuinen voor. (651) Maanhooren, die de Schaal Eyvormig, dclt. Jiomp 9 doorfc lijnende , met 7>es regtfe J?^c°oru.tn. Gieren* de Qpenim Tandeloos heeft, mos- TV Slaki^ Die (6$o) Turba Tesd turrïta peiiueida , Aafh&ibus contiarüs, Apertura edentull* Faun* Suec* 2172. List. Angl* 1 24. T4 2. f. 11. (651) Turbo Testft ovati obtufü pellucida, Anfra&ibus Senis ftcundis, Apemira edentuia. Faun. Susc. 2.173* ^» O'A 9% List. ^e/. 121» T. 2. f. 6. Cc 3 I. Deel» xvt. Stuk* 4C(5 Beschryving van VI. Die zelfde Autheur hadt deeze aan oudq A™JLfTuin.Muuren5 die met Mos begroeid waren* Hoofd- overvloedig in zeker Vlek of Gehugt van 't stuk» Land van Lincoln, waargenomen. Het Hoo* rentje was naauwlyks half zo groot als een Garttekoorntje en groenagtig geel van Kleur. In een zeer oude Muur op Oelandvondt Lin- nje us, door 't afbreekeri van eenige Steenen* dergelyke Slakhoorentjes 3 die in de Reeten zaten 3 van grootte als Tarwegraan. (652) Maanbooren, die de Schaal getoorend, wit en zeer glad heeft , de Opening met een uitfteekende , platagtige y holronde , flompe Lip. Dit is een foort van zeer kleine Pennetjes 9 niet langer dan Haverkoorn en zeer dun, uit de Middellandfche Zee of ook uit Westindie. De Opening gelykt naar een Oorlepeltje. (653) Maanhooren, die de Schaal getoorend ondoorboord en nitermaate glad heeft9 met de Opening ovaal. In de Middellandfche Zee komt deeze voor* ^eer (652) Turbo Testa turrita alba tevisfima1, Apertura labio poirefto, planiusculo , concavo , obtufo» Syst. Nat.XU. AR* GE NV. Concb. T. 32» (28) C 19? (653) 7*r^° Te?ta turrita imperfarata glaberrima, Aperturl ovata. Syst4 Nat* XI|*. DCLTI» ''Turbo Auriscal- •pium* Oorlepel" tic» .1 Turbo potitüs* ükftecn- rje. DE MAANHOORENS. 407 zeer wit en glad, doch niet doorfchynende 9 VI* hebbende de Gieren met een fmal uitgehold Ar£vjL# Streepje onderfcheiden. De grootte is als een Hoofd* Gerftekoorentje. 1 STUK* (654) Maanhooren , die de Schaal platagtig ^cuv» heeft 9 de Gieren geringd, met een Ram- liïJueut. metje op de Rug. gjjg* Wegens de ronde Mond- Opening fchynt dit zonderlinge Posthoorentje, dat men in ftaan- de Wateren op een foort van Vyverkruid, Ceratophyllon genaamd 3 ontdekt heeft , hier t'huis gebragt te zyn. De Schaal is naauw- lyks een twaalfde Duims breed , en op de Rug met Punten bezet. Linnjeus hadt het, te vooren, in \ Geflagt der Nautilusfen ge- plaatst. LVIL HOOFD- (tf54) Turbo Testa planiusculd , Anfra&ibus annulatis, Dorfo criftatis "|\ Syst. Nat. XII. Nautilus crifta* Syst, Nat. X* p. 709* N. 234. Aft* Helvet. IV* p, 212* T. 9, f# 31 ,2?. ROES» In$> III. p, 599, T. 97. f* 7. Cc 4 L DEEU XVI, STUK. 408 Beschryving vah A.FDEEL» HöIS- LVIL HOOFDSTU K. STUK» Bef chry ving 'van 9t Geflagt der Slakhoo- rens, gemeenlyk zogenaamd en dergelykm? ±die byna altemaal op 9t drooge , of in de Zoe- te Wateren 9 huisvesten, Naam» *t IK Toord Helix, dat Linnjeus hier tot VV een Geflagtnaatn gebruikt , is door Pliniüs voor de Plant genaamd Klimop of Aardveil genomen, zo men in de Woorden- boeken aangetekend vindt. Anders fchynt het , by de Latynen , van geen gebruik te zyn ge- weest , doch by dp Grieken hadt dit zelfde woord yeelcrley betekenisfen. Men noemde dus den binnenften draay van het Oor : meq nam het voor gekruide Haairlokken , voor de Klaauwieren van den Wyngaard: om kort te gaan voor allerley dingen , die Schroefswyze gedraaid waren. Dus worden die Ornamenten der Kapiteelen in de Bouwkonst, welke men anders Voluuten noemt, ook wel Helices ge- tyteld. Met reden dan kon dit Woord ge- bruikt worden om het Geflagt der Slakhoo- rens te beftempelen, die uit een zo zigtbaaren Krultrek beftaan : want de Latynfche benaa- ming van Cochlea was , gelykerwys de Fran* fche Limacon^ wat algemeen* mmcr- De Kenmerken, aan dit Qeflagt gegeven, fcea' beftaan in eene Eenkleppige, Spiraale, eeni- ger- DE SLAKHOORENS, 409 germaate doorfchynende Schaal ; die broofch vï« . is , en eene vernaauwde Opening heeft > van ^yn^ binnen Maanswyze of rondagtig , met een Hoofd- ftuk van den Cirkel afgenomen, SÏÜK* Hec heeft zes Afdeelingen ; waar van de soorten, cerfte de Tweefnydende bevat; de tweede de Gekielde , dat is met fcherpkantige Gieren ; de derde de genen die de Gieren rond heb- ben , en genaveld zyn ; de vierde zodanigen niet doorboord : de vyfde die Getoorend als de Topflakken ; de zesde die Eyvormig en on- doorboord zyn. De eerfte Afdeeling bevat ééne, de tweede vyftien, de derde zeventien, de vierde zeven, de vyfde vyf en de zesde vyftien : dus dit Gellagt in 'c geheel zestig Soorten. L Tweefnydende , met de Schaal over- langs aan beide zyden gehoekt. (655) Slakhooren , die de Schaal Eyroncl en dclv. eenigermaate tweefnydende, met deOpe»^*ah4iuh ning getand heeft. Tovenaar Twee* (<*5S) Helix Testk ovata fub-ancipki, Apemnt dentarA. Aff L# U. 663. N. 36U List. Conch. 4. S. 5- C. ƒ♦ T. 1. f* 1, 2. Bonann. Recr. ItU f. 385. Cochlea Imbiium, B.UMPH. Rar* p* 91. T. 27. f* I. PET. Gaz> T» 4» f. iot Gu-ALTH, Te su T. 4. f. $♦ AR GE NV. Conch^T* IU (9) £ T. Klein Oftr&c* ï\ u f* Rnour Vèrtam* VI» D* PL 19. f. 2 , 3. Cc 5 I. DSEIn xvl stuk. 4io Beschryvinc van VI. Tweefnydende worden deeze genoemd, om ^LVll' c^at ^e OPeninS aan beJde kanten wat fcherp Hoofd* is, volgens Rumphius, die 'er den naam- stuk* van Gochiea Imbrium , dat is Slagregen - Slak , aan geeft , als werde zy door zwaare Regens voortgebragt.- Hy merkt aan , dat menze op de Bergen, in Oostindie, aantreft ; hoewel zy pok aan den Zeekant, onder verrotte Bladen, ftukjes Hout en andere Ruigte voorkomen. Het is een platagtige Slak, zegt hy, meteen fpits Hoofd en een naauwen Mond; van bin- nen diep gekarteld en aan de kanten opgewor- pen; doodfch van Kleur met donkerbruin be- fchilderd, en aan de zyden met breede zwart- agtige Streepen , als of het Voeten waren , zo dat zy naar een platte Kikvorlch gelyken; wordende , niettegenftaande zy gantfch niet mooy zyn , van fommigen bewaard, om dat men de gedaante van een Dier met Pooten daar uit kan befpeuren. Mooglyk is dit ook wel de reden van den naam van Tovenaar, die door fommigen aan deeze Hoorentjes, welke groot en klein vallen 3 en van de voor be* fchreevene Toverhoorentjes weinig verfchil- len, gegeven wordt. Bonanni noemt het uit hem aangehaalde 3, een Slakhoorentje, in de Indifche Zee ge- boren en zeer ligt , hebbende draai jen als „ een Turbo, doch een Schaal, die men uit „ twee famengevoegde helften zou zeggen te ,5 beftaan, vormende als de Geftalte van een „ Aman» DE SLAKHPORENS, Amandel, Goudgeel van Kleur, Alleenlyk VI. „ dat gedeelte, daar de Opening is, vertoont^™* „ zig van binnen wit, met een verwonderlyk hóofö. 5, geftel van Tanden , die als tot haare be-sTUK. „ fchuttirg ftrekken." Gekielde , met een fcherpen kant aan de Gieren. (656) Slakhooren , die de Schaal gekield en dclvï* genaveld , wederzyds verhevenrond, deLapkida* Opening gerand en dwars ovaal ^eefi^^Y Op Steenrotfen, in Westgothland, Oeland en elders, kwam deeze Slakhooren overvloedig voor. Zy hadt de Schaal bont, als een Schild* pad, doch het Dier was witagtig, met twee zwarte Streepen, welke van de groote Hoor- nen af over de Rug liepen. Die van Lis ter was drie vierden Duims breed , en bruin van Kleur , met een Gaatje in 't middelpunt 'der Gieren. Het is, zegt hy5 een fraaije en aar- tige Schaal , welke hy in de Bosfchen van \ Land van Lincoln Winters, onder den Bast van oude Boomen , by Zomer in het Kruid 9 menigmaal gevonden hadt, hebbende den ui- terften Rand der Gieren fcherp. Linn^eus merkt (656) Helix Testa Carlnata Umbilicad, utiinqtie convexa^ Aperturd margmata trans verfali ovata* Faun* Suec* 2174* Af» L* U. 362» lu IVeitgotb, 27» Li 3 T» AngU lz6. T» 2> Indeel, xvi. Stuk» 4XZ BE3CHRÏV INO VAN VI. merkt aan , dat deeze Slakhooren , gelyk de A™1 Wormen 't Hout* den Kalkfteen knaagt. jL» V XI Hoofd* stok* (657) Slakhooren 5 die de Schaal eenigermaa* DCLVUt te gekield , genaveld, verhevenrond heeft^ *?fjï met de Opening gerand. CaprL pciflak, j)eeze Oostindifche voert den naam van Bel/lak en onthoudt zig aldaar in het Ge- boomte. pclviii. (6j8) Slakhooren, die de Schaal gekield plat - j{l*U(U agtig> van onderen bultig heeft , met de 'witagtige. Opening half- Hartvormig. Op Oeland werdt deeze van Linnje^, doch zeldzaam , tusfchen Steenen gevonden , aanmerkelyk door haarcn fcherpen Rand. Die van Güalthieri was klein doch fraayvan Kleur , wegens een band van rosfe Stippen over de Gieren loopende, en dergelyke Vlak» ken, op eenen witagtigen Grond. bclix (ö59) Slakhooren 3 die de Schaal eenigermaa* Jïelix *e $triatula* £eüreepte. j^/^ Testa fobcarinati , UmbilicatÉ, convexJ, Aper* turd marginatè. M, L* ü4 664. N# 363. Rumph, Rar. T* 127* f« O? AR GE NV* Concb* T. II, (3) f. F. PET* Gaz. T* 7** 7* (658) Helix Testa Carinat& Umbilicat& planiuscu!&, fubtus £ibb&, Apertutil femicordatfL Faun. Suec, 2175. It* Oeland* 65. GUALTH» Test, T*3^.Q. KnorrT irzam* II* D* P|# 56. f. 4» (659) H**7* Testa fïibcarinata. Umbilicat& convex! ftriat* , fubtus gibbqfiore, Apeitura fubtotundo-lunati,5^r.^r,^ilr V 2 SLAKHOÖiiENi. 413 te gekield heeft en gejireept , genaveld, VI, yerhevenrond , doch van onderen bul- ^vji^ tigst,met de Opening rondagtig Maans* Hoofd- wyze. stuk» Deeze, te Algiers door Brander waarge* nomen > heeft de Schaal graauw en de Gieren overdwars geftreept, meteenen wyden Navel. {660) Slakhooren , die de Schaal eenigermaa- dclx, te hoekig , genaveld , yerhevenrond , met Aigïra. zes Gieren en de Navel doorboord heeft. f^z~ Deeze verfchilt door het getal der Giereü, van de naastvoorgaande, die maar vier Gieren heeft* De Navel is zeer wyd, met een flaau* wen hoek der Gieren , niet gaapcnde* (661) Slakhooren 5 die de Schaal eenigermaa* dcixl te gekield , genaveld, yerhevenrond ,ef* 1?™ fen heeft, van onderen bultig, met een^^m-y* zeer klein Nav eitje : de Opening rond* c 1 * agtig Maanïwyze* Deeze onthoudt zig in Afrika volgens Bran- der, Zy heeft de Schaal witagtig, van bo- ven gebandeerd* van onderen met paarfchag- tige (660) Helix Testa fubangalatl TJmbiiicata convex!, Asr: fiattibus fenis , Umbilico pervio, Syst. Kat. XII. (661) Helix Testa4 fubcarinata , Umbilicata convex^ Isv; fubtus gibbofè, Umbilico min^U&no, Apiftujl fubwtitëKJe* funatft. Syst. Nau XIU 5» DF.t^ XY2, STUK* 4*4 Beschryving van , VÏ. tige Streepen. De voorgaande was door hem ^LVIl!" in ^arbarie waargenomen. Hoofd- stuk. (662) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa- ^?ih^lU te g&üldj plat, genaveld , van boven fimorhiü holrond heeft , met de Opening fchuim Schyf!^ ovaal en wederzyds fcherp. Tot de inlandfche of Europifche Posthoo- rentjes zou deeze te betrekken zyn, indien zy niet zo plat en fcherp van Rand ware , dat menze 5 deswegen , Plmorbis of Schyfje ty- telt. Lis ter geeft 'er de breedte maar van iets meer dan een half Duim , de dikte van een agtfte Duims aan, beftaande het Hooren- tje uit vier Gieren* Hec is bruin van Kleur; zo hy aanmerkt, en hec Die? zelf zwartagtig met twee zeer fyne roode Hoorntjes. Jn En- geland is hec in Rivieren en Staande Wate- ren overal gemeen, en, omtrent het midden van Mey hadt hy deeze Soort gepaard gezien. Men vindtze in de ftille Wateren , Vyvers, Slooten , Moerasfen of Meiren en Rivieren van Europa. (66a) Helix Test& fubcarinata Umbilicatè plani , fupra con- cave, Aperturd oblique ovatfc, utrimque acut&. Faun, Suec. 2116* LIST* Angh 14$. T. 2» £ 27* Argenv. Conch. 2. T* 138* f* 42* Pet, Gaz* T, ió. f. m GüALTH» Tesi T4 4» f, EE. Kleiig OJlrtc, Ti u 6 8* 1) £ Slakhoorèns, 415 (663) Slakhooren, die de Schaal nederwaards vi. gekield engenaveld, verhevenrond ; vcin^y^9 onderen plat heeft , met de Opening Hoofd- half Hartvormig. stuk. dclxiu* Op de Waterplanten > in de Rivieren en pUnJl?* Moerasfen van Sweeden, komt dit Hoorentje *mra?nV overvloedig voor. Het is uitermaate klein en zeer dun van Schaal, van onderen in % mid- den een weinig uitgehold. Deeze en de voor* gaande noemt men wel Ammons-Hoore?itjes> (66a) Slakhooren , die de Schaal eenigermaa* dclxiv* te gekield , ondoorboord , verhevenrond Jj^ *f heeft 1 met de Opening ontgeplooid, dé'Oostu^ Lip van agteren vierdubbeld> Lampje Tot deeze Soort zyn > buiten twyfel , die Posthoorn-Slakken betrekkelyk , welken men Oostindifche Lampjes noemt , omze van de volgende te onderfcheiden* De Mond-Ope- ning heeft aartig geplooide Lippen ; die dezel» ven nog meer naar een Lamp doen gelyken, dan de enkele uitwendige Geftalte. De Kleur ïs bruinrood en wit , met eenig geel of ros ge- f663) Helix Test& deorfum Carinata Umbilicata convexi , fubtus plana , Apertura femi-cordata* Faun* Suec4 2177. (664 ; Helix Testa fubcarinata imperforata convexa , Apet» tura refupinata, Labio postice quadmplicato, Sysu Nat. XI U B ON A N N* Recr, III* f. 330» ARGENV» Concb. T. $za 68) f* IS. K N o R R Verwm* V. Pt fU ft 5 , 6 , 7. Xf Deel, xvi. stok» 4gl6 B E 9 C I! R Y V ï N G VAN Vfc gemengd , en Bandswyze volgens de Draaijen A£vnLt ê^^t. vallen wel een Duim of ander- Hoofd- half breed , en hebben den Top wat verhe» •tuk. ven, doch zyn van onderen plat« Linnjbus befchryftze uit het Kabinet van den Heer Tessin, doch betrekt 'er ook een Europi- fche toe, welke by d'Argenville is af- gebeeld. Die van Bonanni hadt vier Tan- den in de Mond. fcCLXv. (665) Slakhooren , die de Schaal gekield en Carocotia ondoorboord , wederzyds verhevenrorid basterd- heeft» Lamp. De grootte onderfcheidt deeze van de ge* iie 3 welke Steenbikker getyteld is , genoeg- zaam : want dezelve is fomtyds als die van het Vlakke der Hand, zegt Linn^eus. Wy geeven aan deeze Westindifche, naar de voor- gaande gelykende , doch de Opening eenvou- dig hebbende, den naam van Basterd-Lampjes. Zy vallen bruin van Kleur en laaten zig heer- ]yk polyften, als wanneer zy glanzig paarfcfv kleurig zyn. j&cLXVi. (666) Slakhooren, die de Schaal eenigermad* Helix Cornu ls Karkal. ' (66$) Test^ Carinata imperforata utrincjue convex I. M« L. U* (164. N, 3<>4» Lampe antique. ARGEnv. Concb» t, ïu (8) f* D. Knor» Verzani* IV. D* PL r. £lj 3: PI. 13. f. 4» (666) Helix Testa fhbcarinatü imperforata convex! , ApCx* tura patulo-marg!nata\ M« L. U. 665, N. 365* GUALTH, tau T, 3. f. l KNQKR VtrzaHÊ* Vk D. H. 3a* £ t% dé Slakixoorens. 41? te gekield en ondoorboord verhevenrond VL heeft, met de Opening wyd en gerand. A£vnU Hoofde Deeze worden Karkallen genoemd* Zy zyn stuk* zeer fraay wit met de Opening vaal of bruin* rood, even als of die gefchilderd ware., en hebben ze Tromp etswy ze, waar van de by- naam. (667) Slakhooren , die de Schaal gekield en dclxviï, van boven holrond heeft, met eefie plat- ^ornx. te ovaale Opening. slangetje. Dit is een klein Europifch Posthoorntje > dat van Lister in fommige Staande Wateren of Meiren van Engeland overvloedig werdt gevonden. Het was maar een derde Duims breed en ongemeen dun 5 bruin van Kleur met vyf Windingen. Dergelyken komen ook voor in onze Staande Wateren. (663) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa* »ci,x7in* te gekield heeft en ondoorboord , Eyvor* jbltra. mig fpits geftreept. Ruuwe* Dc Schaal heeft bruine Banden , die ver- deeld (667) Helix Testa Carinata, fupra concava , Apertura ovali plana. Faun* Suec^ 2172* LlST4 xAugL I45« T* 2. f. 28. G UAL TH. Test, T4 4» f. G G4 (66Z) Helix Testa fubcarinata , impeiforatl , ovata, acu- 'ttunata ftriata\ Syst, Nat. XII* Dd I. Deel. XVI. Stuk; 418 Beschryvinc van VT. deeld zyn , en op de onderfte Gier een vef- Deeze onthoudt zig in de Bosfchen van Sweeden. ï>clxx, (670) Slakhooren , die. de Schaal gekield en ondoorboord heeft, platagtig, kruislings daanfchê geftreept , met de Opening aan beide kanten fpits. Zo gemeen als de drie voorgaande, zo aar- tig en zeldzaam is deeze Posthoorn-Slak, die, als nergens anders voorkomende, de Gualthe- riaanfche genoemd wordt. Het is, volgens de befchryving , een Zee -Slak, wel anderhalf Duim breed , veel naar de Lampjes gelyken- de, doch taamelyk dik, witagtig van Kleur, en als met Netwerk overtoogen. III. Die de Gieren rond hebben en gena- veld zyn. (660) Helix Testa Carinata* utrinque convexa Cornea , Fasciis iubferrugtneis. Syst* Nat. XII. ( 670) Helix Testa Carinata* imperforatA deprest , decusfa» tim ftriata , Apertura utrimque acutl* «fysf» Nat< XII* GüALTH, Test, T* 68*. f, E* Afdeel. LVII. Hoofd- stuk. heven Streep* (659) Slakhooren , die de Schaal gekield , wederzyds verhevenrond en Hoornagtig heeft, met Roestkleurige Banden. DCLXlX* Gothic*t Gothi- fche. (670 DE SLAKHOOam 4T$ (671) Slakhooren , die de Schaal van boven VJ. genaveld 9 plat en zwartagtig heeft 9A™™~ met vier ronde Gieren. HoofdI stuk. Deeze worden eigentlyk Posthoorns of Post- dclxxx, hoorntjes genoemd, naar dat zy grooter of klei- ner vallen Men heeft 'er die anderhalf Duim,Europifchc en ook die naauwlyks een half Duim breed Poschooua> zyn. Zy ^voonen overvloedig in de Zoete Wa- teren , zo van Rivieren als Meiren en Slooten, in ons Wereldsdeel. L 1 n n m ü s getuigt zulks aangaande zyn Vaderland , in de befchryving der Sweedfche Dieren. In Vrankryk komen zy ook, volgens d'Argenville, in me- nigte voor, De Modder van de Slooten , in onze Provintiön , is 'er mede opgevuld ; doch vermengd met die van de voorgemelde Soort welke ik het Slangetje genoemd heb. Deeze 9 zelfs zeer klein zynde 3 zyn veel dikker , en aan den Mond ook een weinig uitgezet 9 en bruin van Kleur. Lister vertoont de Ge- ffcalte zeer duidelyk en maakt van eene aan- merkelyk byzonderheid , aangaande deeze Post- hoorentjes, welke ook in die Slangetjes plaats heeft, gewag. „ Zo (671) Helix TestA fupra Umbilicata plana nigricante , An« fra&ibus quatuor teretibus. Faun. Suec* 2i?9* M* £• U. 665» N* List. Angl. 143. T. 1. f* 26. Exercit. IU 59* GüALTH» Test. T* 4. f. D D. A r G E N V* Conti* T* %U {17) f. 8* KNORR Verzam. V. D. FU f. 6, Dd 2 I I)££L, XVI# STUK. 44o Beschryvinc van AfdÏÊl. I Z° men een Korrel£ie Zout' een weinig LVII.' » PePer of Gember, in de Opening doet van Hoofd, „het Hoorentje , daar het leevende Slakje ST0K- „ zig in bevindt , dan fpuwt hetzelve een Helrood „ Hoogrood Vogt uit. Of nu dit Vogt uit de geheele zelfstandigheid van het Lighaam „ voortkome, gelyk Bloed door een Aderlaa- „ ting , zou men mogen twyfelen ; doch het- ,, zelve fcheen my zo wel voort te komen „ uit een Hoorntje, dat nevens den Kop af- ,, gefneeden was, als uit een Wonde aan het „ Lyf ; hoewel dat flag van Proeven niet ge- „ makkelyk werkftellig te maaken is, zoda- „ nig, dat men zeker zy, of het uit de Won- „ de zelf uitbarfte of niet. Waarfchynelyker „ is 't , dat het of Kwyl zy , omtrent de „ Keel en Maag , of een byzonder Vogt in „ zyn eigen Vat begreepen. Getergd zynde „ geeft het Dier dit Vogt in 't geheele Jaar, „ zekerlyk in April en September, uit. Men „ kan dit Vogt gemakkelyk in groote veel- „ heid vergaderen ; mids men een menigte van „ deeze Hoorentjes in een Linnen Zakje doe, ,, en daar een weinig Zouts op fprenge ; dan „ zal aanftonds dit Hoogroode Vogt rykelyk „ daar afdruipen. Maar, zo men daar een wei • „ nigje Poeijer van Aluin infprengt, dan zakt „ al het Kleurige naar den Grond , en het „ Vogt wordt helder als Water. Als men, „ op de zelfde wys, met Aluin en Zout, de „ proef neemt op het blaauwagtige Vogt , „ dat ✓ DE SLAKHOORENS* ^tï „ dat fommige Aardüakken, door Infnyding VI. „ gekwetst zynde , uitgeeven ; zo zakt 'er A£ JyU 3, niets door, maar alles wordt tot eenblaauw- Hoofd. 35 agtige Lym verhard. Bovendien kan het stuk. „ gekleurde deel , uit het roode Vogt der 3, Posthoorentjes , door Vloeypapier worden 33 afgefcheiden ; doch dan gaat de fchoonheid 39 van de Kleur weg 3 en zy wordt in vuil- „ bruin veranderd. Indien men 'er Azyn on- „ der mengt , of Brandewyn , of Loog van 3, Potafch, of Pekel 3 zo raakt ook dat hoog- 3, roode Vogt zyne fchoonheid , zo wel ais 33 door den Aluin , kwyt. Op zig zelf be- 3? waart men die mede niet gemakkelyk. Ik 3, heb het te vergeefs getragt te doen , in „ kleine Flelchjes met een naauwen Hals, 3i digt geflooten ; maar het veranderde van ,3 Kleur zelfs fchoon ik 'er Olie op gedaan , 35 of om de Flefchjes Honig gegooten had." Deeze uitlaating van een hoogrood Vogt in onze Posthoorentjes 5 is, zo wel als die van een Purperkleurig Vogt in de Wenteltrapjes, het nader onderzoek der Liefhebberen en Na- tuurkundigen dubbel waardig. (672} Slakhooren , die de Schaal wederzydsncLxxiu holrond, plat, witagtig> met vyf ron^frxorbiu de Gieren heeft. DiUaadje* (673) (671) Helix Testa utrinque concavd plana albictó, Anfrac- tibus qtjinque teretibus. Faun* Suec. 2180* Dd3 I. DEEL. XVI, STUK» Beschryving van VI. (673) Slakhooren, die de Schaal eenigermaa- ^LVn" te ëemve^9 Plat > wederzyds gelyk % met. Hoofd- eene fmalle Boogswyze Opening heeft. STUK. DCLxxin. Deeze beiden, zeer klein van Stuk, zyn in KoXaad- de Staande Wateren van S weeden gevonden. De laatfte Soort, ter groote van Koolzaad, kwam aan de Wortels der Waterplanten voor. Het Slakje heeft een zwart Lighaam , met lange dunne Hoorntjes. Wanneer het, onder Water , uit de Schaal kruipt , dan vertoont zïg de Schaal , van boven befchouwd zynde, als of zy verguld ware, zegt Linn^eus. öclxxiv, (674) Slakhooren , die de Schaal genaveld platag heeft. Hilix Comu platagtig , met eene ovaale Opening Rams- hoorn* De famengedrukte Zee Slak van L 1 s t e r wordt hier toe betrokken ; daar het doch eene Rivier -Slak is, volgens Klein. In 't Werk van Seba noemt menze een Navelhooren, die wit is, met ros-geele Banden, of Purper- kleurig met zwarte en geele Banden omflingerd. Zy is van beide zyden genaveld. Men kanze ook een gebandeerde Posthoorn noemen. (675) (673) Helix Testa fub-umbilicata plana utrinque a:quali , üpertura lineari arcuata* Faun. Suec. ai3i* (674) Helix Testa* umbilicata planiuscula, ApermrÉ ovali. M» L- V. 666. N. 367» Cochlea marina compresHu List» Conch. T. 136. f. 40. Klein OJlrac. T. I« f. 7. S E H. Kab. III. T. 39. f. 14, 15* KNOR R Ferzam, I, Dt Pi, 2* f.4>5* de Slakhoorens: 4*3 (675) Slakhooren , die de Schaal genaveld, VI. verhevenrond , Stekelig, doorfchynende , A£JfjjU met vyf Gieren heeft , de Opening rond» Hoofd'. agtig Maanswyze.i stuk. DCLXXV* Op de Boomen en Planten van Sweeden^^ kornt deeze Soort voor , die zeer klein is , stekelige» van Hoornagtige Kleur, met zeer korte dun- ne Haairtjes, welke haar, als 't ware, Ste- kelig maak en. (676) Slakhooren , die de Schaal eenigermaa-^xxvi. te genaveld, bolrondagtig , effen, met puiucea. de Gieren van boven gezwollen , de Na-^*y vel omtrent toegedekt , en de Opening langwerpig ovaal heeft. Dit zyn Zee- Aliekruiken, volgsns 'tWerk van Seba, komende uit Oost en Westindie. Men noemtze Os/en* of Kalfs-Oogen, naai- de byzonderheden , die 'er onder deeze Hoo- rens voorkomen, en fommigcn naar het één, anderen naar het andere, meest doen gelyken. De (675) Helix Test* Umbilicata convex* hispidd diaphana, Anfra&ibus quinis, Apeitura fubrotundo-lunatS* Faun. Suec. AI82. (676) Helix Testi fub-umbilteata , fubglobofa glabra , An- fra&ibus fapra Ventrieofioribus , Umbilico fub-obteft©, Aper- tuur! ovato oblonga* M. L. U. 666. N* 368* Rum ph» Rdt* T* 17. f . Qj, GU ALTHt Test. T. I. f. R* SEB, Kab. Utk T» 58« f* 1.5» KNO lilt Ferzam. V4 D. PU 5* f. 2* Dd 4 I, Dsil, XVI, Stuk. I 4H Beschryving van VI. De Kleur is groen , geel en blaauwagcig of ^LvnL* Purperkleurig , met de Gieren overdwars ge- Hoofd, ftreept en overlangs fmalle bruine Bandjes stuk. hebbende. Slyk-Slak. Hier mede fchynen naast de Slyk- Slakken overeen te komen , daar Rümphiüs van f preekt, als die men op Makasfer graaft uit het Slyk der Rystvelden, en op Tombocko uit de Slykerige Oevers der Rivieren, alwaar zy zo groot worden als een kleine Vuist. Men noemtze Sisfo, en zy worden niet alleen, ge- kookt zynde, tot Spyze, maar ook haar Dek- zei tot Reukwerk gebruikt* Dit Dekzel , van de groote Cochlea Lutaria , is langwerpig als een (lompe Halve Maan , ter dikte van een Mes, van buiten vuilgraauw, van binnen wit- agcig als ongepolyst Zilver* Men kanze , zegt hy, volgens het Griekfch Potnatte noe- men, dat is Dekzel - Slakken , om datzy, on- der de Landllakhoorens, alleen een dik Dek- zel hebben* Men vindtze op de Oostindifche Eilanden overal in de Slykerige Rystvelden, alwaar zy zig, als die uitdroogen , in de droo * ge Slyk verbergen , en daar bly ven , tot het Regen - Saizoen wederkomt. In Waterbakken gedaan kan menze leevend houden en over Zee voeren , gelyk de Romeinen eertyds deeden met dergelyke , die voor hun uit Afrika ge<- haald werden. Zy worden inzonderheid als een goed Voedzel voor Koortfige Menfehen, ga voor de genen, die het begin van de Tee- ripg DE S L A K H O O R E N S. 425 ring hebben , aangemerkt. Ook zyn zy , voor VL de Indiaanen, eene lekkerny. 'TviT' HOOFD- (677) Slakhooren , die de Schaal genaveld, stuk* Eyrondagtig , Jlomp en wankleurig heeft > dclxxviu met de Opening rondagtig Maanswyze. Po^tiat Wyngaard- Slak Niet minder werks wordt van deeze Soort, 4 * in fommige Landen, tot Spyze gemaakt. Ges- nerus noemde ze Pomati®, om dat zy Vrug- ten en Druiven eeten , doch haar gewoone Voedzel zyn Moeskruiden. In Duitfchland en Vrankryk worden zy gemeenlyk Wyngaard* Slakken genoemd , om dat men ze veel op de VVynbergen aantreft 5 en op zodanigen als deeze hadt de Pastoor Schaeffer gedeel- telyk zyne Waarneemingen , ten opzigt van de weder- aangroei jing van den afgefneeden Kop , in 'c werk gefteld , daar ik voorheen omftandig berigt van gegeven heb *, * xiv. Deeze is ver de grootfte van alle Slakhoo- biXS^d^ rens in Groot Brittannie , zo Lister aan-enz* merkt , vallende fomtyds byna zo groot als een middelmaatig Hoender- Ey De Schaal heeft (677) Helix Testa Umbilicatd fubovata4, obtufa decolore, Apertura fnbrotundo-lunati. Vaunm Suec 2183» Bonann» Keer. pag. «221, cum fïg* Pomatia, Gesn» Aq* 255. Coch- lea terreftris Gypfo obferata. aldrov. Exfang 389* LiSTV JLnil. III* T* U u S w A M M E R D, B'tbl. Nat* T. 4: f. 2. Gualth» Test* T. !♦ C A, Pomatia, AKGENV, Concb^ T, 32. (28 ) f. 1. Dd 5 ï. DSEfc. XVI. STUK, 4i6 Beschrïvino va® VI. heeft eene Afchgraauwe of witagtige Kleur ALVlïU en om ^e bieren l°°Pen breede bruinagtige Hoofd- Banden , die flaauw van Tekening zyn, Zy stuk. beftaat flegts uit vyf Gieren. De Randen van ^2»B de Opening zyn een weinig omgeHagen, en stai " bedekken ten deele de Navel , daar men een Provetje een half Duim diep kan infteeken. Die van Schaeffer waren fierlyker rood en geel gekleurd , en niet langs de Gieren maar overdwars geftreept of gebandeerd. Kaïkagtig 't Geen deèze Soort van de andere Hoorn* pekzeirje. onderfcheidt , en 't gene zy byzonder heeft, waar van zy ook wel den naam voert, is een Kaïkagtig Dekzeltje , dat de Opening 's Winters fluit* Alle Land - Slakhoorens heb- ben dan wel een Dekzeltje , maar het is indezei- ven dun en Vliezig , fluitende op ver naa niet zo digt en vast. Omtrent het begin van April, wat vroeger of laater naar 't Saizoen, wordt het los , en dan floot de Slak het weg, om de Kost te zoeken ; hebbende zig van het Najaar tot het Voorjaar , en dus by de zeven Maanden lang , zonder Voedzel of beweeging in die Gevangenis opgehouden. Swammerdam heeft zyne keurige Ontlee- ding in *t werk gefteld op dceze Wyngaard- Slakken. Ik heb van derzelver uit- en inwen- dige Lighaamsdeelen , meest met die der naakte of Kelder - Slakken overeenkomende , genoeg * xiv. gezegd *, zo wel als van de Paaring, Eijeren, biLz^42,Teeldeelen , en wat meer tot de Slakken be- hoort. DE S L A K H O O R E H S. 427 hoort. Alleenlyk zal ik hier , ten diende der VI. Liefhebberen , die de beweeging der Ingewan- ALv5f den in de Slakhoorens mogten willen befchou- Hoofd* wen, de Handgreep melden, welke die fchran- STUK- dere Natuur-onderzoeker , ten dien einde, heeft ^£ gebruikt. „ Wanneer men de buitenfte Schaal „ afgenomen heeft , zegt hy , dan komt het „ weeke Lighaam te voorfchyn, dat de zelf- de figuur heeft als de Hooren , doch zagt en buigzaam is , zonder de minfte hardig- „ heid. Meest alle de Ingewanden vertoo- nen zig door het doorfchynende Vlies, 't 3, welke het Lighaam van de Slak bekleedt, en met veele Vaatjes dootweven is. Het „ wordt zeer ligt gekwetst , en dan loopt het ,, bleekblaauwe Bloed van de Slak, als eene 3, lymige Vogtigheid , daar uit. Dit komt daar van daan, dat het gantfche Lighaam, „ overal, met veele Aderen en Slagaderen ge- 9, borduurd is. Derhalve , indien men met een Schaartje een gedeelte van den Voet der Slak vaardig affnydt, zal men Straalen ,3 Bloeds daar zien uitfpringen. Om de Schaal af te ligten moet men een Nyptangetje met „ platte Lippen gebruiken , daar men de Hoo- ren allengs mede breekt en afknypt, tot dat men op de plaats komt , waar de Spieren 3, haar inplanting hebben. Derzelver Peezen „ fcheidc men dan met een plat Spadeltje af, en breekt verder de Hooren, tot men digt ,9 aan h Deel, XVL Stuk, 4i8 Beschryvinc van VI. „ aan den Top komt , alwaar zy nog maar ALVli!" » ^n °^ twee draaijen heeft,- dan volgt het Hoofd- „ Staartje , daar het Lighaam in uitloopt , stuk. „ zeer gemakkelyk." Gebruik» Deeze Slakhoorens zyn het eigentlyk, waar van het Dier , van ouds tot heden , in ver- fcheide deelen van Europa , gegeten wordt. Ik heb reeds daar van gewag gemaakt, en aangemerkt, hoe zy by de Romeinen gemest * xiv* werden *. In Silèzie leezen wy , dat de In- STUKj biadz.i76.gezetenen de Slakhoorens thans nog voeden met zekere Planten , om ze vervolgens tot Spyze te gebruiken* Ook verdaan wy, dat ïn zekere Tuinen van Brunswyk de Slakhoo- rens, in de Zomer vergaderd, gedaan worden in vierkante Greppels of Kuilen , waar van de kanten met Hout befchooten zyn en de Ope- ning gedekt met fyn Yzerdraadwerk, om dus de Slakhoorens te bewaaren tot Voorraad te- gen den Winter In de Zuidelyke deelen van Vrankryk worden deeze Wyngaard-Slak- ken ook genuttigd , en te Parys komen zy, in de Vasten , menigvuldig op de Markt. Men kooktze in Rivier- Water, en maakt 'er dan, met Olie, Zout en Peper, lekkere Geregten van, zegt Listeu, die ons verhaalt, dat het Dier zeer Vleezig en niet onaangenaam is van Smaak , komende in de Zuidelyke deelen van (*) Hij*. Nat* des Jlnlmaux , par NoBLEVULE & S A- it&NEj Medccins d'Orleans, a Paris 1756. Tom. I,p. 2*. DE S L A IC H O O R E N s. 429 van Engeland , doch niet in de Noordelyke VI. deelen, overvloedig voor. ^vn** HOOFD- (678) Slakhooren , die de Scliaal genaveld stuk. rondagtig en ge/pitst heeft , met de Lip dclxxviii gerand en de Opening ovaal. ziau*a> Koe Oog, Deeze kan men , om dat zy eenigermaate naar de Osfe - Oogen , voorgemeld gelykt , den naam van Koe - Oog geeven. De wyde Navel doetze daar grootelyks van verfchillen. De Schaal is bleek Vleefchkleurig , met eenige bruine Banden, langs de Gieren heen, en de Mond-Opening Oranjekleur* (679) Slakhooren , die de Schaal genaveld , dclxxix, verhevenrond , Jlomp geelagtig heeft , citlin*. met een bruinen Band. Naveiflak»] Van deeze, die men gemeenlyk doch ten on- regte Zee-Slakken noemt, alzo het Westindi- fche Landflakken zyn , komen aanmerkelyke Verfcheidenheden voor , ten aanzien van de Kleur, welke zy , gelyk onze Slakhoorens, zeer (678) Helix Testd ümbilicatifubrotunda acumïnata" , Labro margiuato , Apeitura ovali* M. L. U. 66%. N«, 369* S £ E« Kab¥ III. T* 38* f. 58, 59* KNORR Verzam* V* D. Pi* 5. f* 3. (679) Helix Testa Umbilicata convexd obtufil flavescente s Fascia fusca. M. L. U, 667* N. 370, GuALTH» Test. T* 2* f. D. AR GE NV* C*nch> T« 32. (128) f, io* SEB* Kab.llU T. 39- C i-tf* K N O R R Verzam, V, D, Pl4 22* C 7* !• I>e*u xvi* Stuk» 430 Beschryvinc van ƒ1 fi>e* ZCer ver^^en^e hebben, d'Argenville £yEjjL# noemt die Agaatkleurig, met twee Streepen^ Hoofd- de eene bruin, de andere wit, langs de Gie- sTUiié yen. Linn/eüs zelf, fchoon de Kenmerken dus bepaald hebbende , zegt , dat 'er Lever- kleurige voorkomen met een witten Band , witte met een geelen , geele met een witten Band , in 't midden paarfchagtig, en geelagtige met een witten Band. Men vindt nog meer Verfchei- denheden van deeze Navel - Slakken. Zy zyn veel laager en vlakker getopt dan de voor- gaande. dclxxx C^8o) Slakhooren , die de Schaal genaveld Helix Ar* verhevenrond en fpiis heeft , met de vfom*m Opening rondagtig dubbeld gerand 3 van 5iak' vooren uitgerekt. Een foort van Slakhoorens , zo fraay geban- deerd , geborduurd en gemarmerd , dat d*A r- cjenville haar la Livrée, dat is Livrey-Slak, noemt , komt hier op het Tapyc. List er vondt deeze , in Engeland , meer op vogtige Velden, dan in lommerryk Geboomte* Hy onderfcheidtze van de gewoone Slakhoorens, met reden , ook daarom , dat zy niet met dezelven paaren* i/A rgenville merkt aan, (-600) Helix Testa Umbilicata, convex 5 , acuminata ,Aper- tura fub-orbiculari bimarginata , antice elongata, Faun4 Suec* 2184. M* L» U« 668. N. 37i. LisT* AngU 119* T. a* f* 4. REGENï. Conch. I« N* 52« ARGENV» C$nch* T* 32. f» 8* KNORR Virzm* IV* D. PI. 27. f. 3. DE SLAKIIOORENS. 43I aan, dat menze in Vrankryk op Heijen en op VL de Bergen vindt. Linnteus , niettemin ,A/^U geeft 'er den naam van Boom/lak aan. Zy isHoon>l door de Navel , welke zy, volgens hem, wydSTUK* heeft , wel duidelyk van de Tuin-Slakhoorens verfchillende ; doeh ik word zulks in de Af* beelding van Lister niet gewaar , en vind by hem ook van den dubbelen Rand geen gewag gemaakt, 't Schynt dat men 'er een omgefla^ gen Rand door moet begrypen. (681) Slakhooren , die de Schaal genaveld9ncL.xxxi en platagtig verhevenrond heeft, met Zonaria* eene langwerpige gerande Mond-Ope»^*£ Tling. Posthoorn* Deeze behoort onder de Land-Slakken, en komt in deZuidelyke deelen van Europavoor. Zy heeft de grootte, ongevaar, van de gewoo- ne Tuinflak , maar is van boven plat, met eene wyde Trompetswyze Mond-opening, en de Navel van onderen tot aan den Top toe doorboord. De geheele Oppervlakte is zeer fchoon glanzig , de Kleur wit of geelagtig, met twee breede bruine Banden op de onder- Ite Gier , waar van de eene over de andere Gieren voortloopt naar den Top. Wy noe- menze (6Z 1) Helix Testa" Umbilicatê convexa depresfiuscula , Aper- tur* oblongiuscula marginata* Syst* Nat* XII. Gualth. Test* T. s. f* L, LL. KNORR Vtrzam. V* D* PI. au f. 3 , 4* I* deel. XVI* Stuk. 432 Bbschryvinc van VI. menze de Gcbandeerde Posthoorn. Van Geftaï- ^LVll' te zweemt ZY vee' naar ^e Belflak, hier voor Hoofd- befchreeven , doch heefc den Rand der Gieren stuk. niet fcherpagtig. dclxxxiu (682) Slakhooren , die de Schaal genaveld en Ungüinm. verhevenrond , de Opening rondagtigy Pofthoorn gerand , van boven uitgerekt heeft. Hier wordt een Koorentje bedoeld , dat Rumphius het Slangetje getyteld heeft, doch het verdient eigentlyk den naam van Posthoorn, en wel van Indifche , tot onderfcheiding , als uit ïndie afkomftig zynde. Dat Exemplaar, 't welk zig in 't Kabinet van de Koningin van Sweeden bevondt , hadt eene geelagtige Na* gelkleur, waar van de bynaam. DCLxxxm. C^83) Slakhooren , die de Schaal genaveld en **eJj* Jtomp verhevenrond heeft, met vyf ron- Italiaan» de Gieren., een open Navel en de Ope* ning rondagtig. Dit is ook een Landflak^ uit de Zuidelyke dee- (682) Helix Testa Umbilicat* convexa, Apertura margitiati fub-orbiculata , fupra elongata* M. L« U. 66%* N. 37a* Rumph» Rar. T. 27* £ R. Planorbis Indica* Pet. Gaz¥ T# 1. f« 6. K l E 1 n Oflrac. T, I* f. II» (683) Helix Testa Umbilicata convexa obrula , Anfra&ibus quinque tetctibus , Umbilico patulo , ApCrtur* faboibiculata« Sf$U Nat* XII. iS- Ü S L A K II 6 O R t£ ft s. dcelen van Europa. Zy heeft de Schaal wit- VL ögcig mee éénen bruinen Band : de grootte is AJJJJ^ als die van een Hazelnoot. Hoofd 1 . STUK» C684J Slakhooren , dtó door* fchynende en zeer broofch heeft , met de Opening agterwaards breeder en de Lip uitgerand. Dit is een Zee»S]akhoorentje, dat alom aan de Kusten van de oude Wereld , doch byzon- derlyk in de Middellandfche Zee voorkomt, zegt LiNN^us, Bonanni verhaalt, dat 'er, na een geweldigen Storm, twee aan den Oever van den Kerkelyken Staat 5 by Rome , gevonden waren, die hem zyn Vrind gebragt hadt , zynde de eene geel , met een donkere Streep over \ midden van de Gieren , de an- dere uit den bleek Roozekleurige fraay paarfch- agtig. Of dit nu de zelfden zyn, als die by Rümphiüs, welken wy Kwallebootjes noe* men, (689) Helix Testa1 fubimperforata' , fubrottinda , obtu(a , diaphana fragilisfimü , Apertura postice cÜlatata, La&ro eniut» ginato. M* L4 U» 670, N. 375* Column» Aquat. 23. T. 21» Purp. T. 13. 2; BoNANN» Recr* III. 7\ 5* SJLOAN» Jam* T» !♦ U 4* & T, 5?2* f# 23t RUMPH. Rot. T* 20 2, G u A LTH, Test. T< 64* f, O. Cochlea colore fpeclo* fior* Pbzh Trans» 301» p. 2051. Cochlea purpurea tennis Ore ampliore, BRüWN. Jam. 399* T. 39, f# u KN O R £ 7^??'- %am> U, Dt Plt 50. f, 2 , $* PCtXXXIX. Helix Janthina* bootje» DE S L A K H O O R E » S. 437 men , kan ik niet zeggen. Men wil dat zy VT. deezen naam hebben, om dat het Dier bedaar AjFyE/ju in een Slymige Worm, naar de Kwallen ge Hboro- lykende, die met zyn End tot de Opening :iTUK. der Schaal uitfleekt , terwyl dezelve als een Bootje op het Water dryft, gelykerwys de Nautilusfen. Sommigen hebben 'er , om die reden , den naam van 't blaauwe Nautilusje aan gegeven. Zelden vallen zy een Duim- breed groot* Het Slakje, levendig zyndc, is met een Violetkleurige Vogtigheid bekleed, welke de Handen, van de geoen, die het be«r handelen, befmet. (<5oo) Slakhooren, die de Schaal ondoorboord , r?,9xc* byna Eyvormig , Jlomp , Hoornagvig , vKvipara. met bruine Banden , de Openiiig'eeni^^i^ germaate rondagtig heeft. Het eigentlyke Kenmerk van deeze Rivier - Slakhoorens beftaat daar in 9 dat zy leevende Jongen voortbrengen, en dit geeft 'er den by- naam aan. Hier in zyn zy van de meeste an- dere Hoorens verfchillende , die altemaal Eijer- ftokken , uit een menigte van Eijertjes famen- ge- (690) Helix Testa imp&rfqrata fub.©vat&, obttifa , Qomca , fïïngulis fuscatis, Apemn& fub-orbicukri» F*uri» Sue$, 2185. List. An^U 1 33* 2. f* 18. Êxerc4 II, p, 17* T. 2* densé* t; T* 126. t ic>t GUALTH. Test* T. $♦ f4 i. % .vAMM. #H T. 9. £ 5-* 3. SEB. jfcfc UI, T. ft** f* U. KNOKR Jferxam* Y* D. PU 17* f. 4. Ee 3 1. Deel» xvl $tök£ 433 Beschryvinc van VL gefteld , of Eijcrtrosfcn , of losfe Eijeren , ^Yj[-L,baaren *. Dc Oesters en Mosfelen evenwel, Hoofd- en misfchien ook vcele andere Doubletten , stuk. brengen insgelyks levendige Jongen voort f. ^WSeêM Swammerdam heeft een geheel Vertoog ^zieX over ^C Schepzel uitgegeven , onder den naam xv. stuk, van een Wonderbaarlyke , leevendbaarende , Kri- biadz.12, jiaUyne Skkt De andere Slakken, naamelyk, ? 1- I. De. hl.. XVI. Stuk. B 5 s Q h k y v i n c y h n VI. fomtyds aan de . Oppervlakte van bet Wa|e$ ^|^L,bangen , en zwemt daar mede. Zy heeft de Hoofd- Hoorntjes, op den Kop, niet met Knopjes, stuk. qigar fpits, gelyk de Slakken der Zeehoorens , jsKgwer* en de Oogen ftaan, even als in fqmmigen der- zeiven, onder aan de Hoorntjes. Tot den Bek geeft zy een Snuit uit , van taamelyke langte. Tanden zyn 'er niet in gevonden. Het Dier heeft witagtige Kieuwen , en werpt door zeke4* re Opening, gelyk de Visfchen, het ingekomen Water uit,, i>e ingc Dit nam Lister in deeze Slakken uitwen- wanden* ^ waar, en dezelven openende, door het. doprfnyden van het Ruggevli.es, ontdekte hy een Saffraankleurig Tepeltje , dat de uitgang was van de Lyfmoeder, waar nevens die vaa , den Endeldarm zig vertoonde , veel wyder da$ de Keel. Dit fchryft hy daar aan toe , dat het Dier door enkele zuiging zyn Voedzcl nuttigt; hebbende, in tegendeel, een grqote Maag, die van de Lever t'eenemaal omwonden wordt. Als menze in de Winter ontleedt , dan is de Maag , zo wel als het Gedarmte, geheel ledig: zo dat zy , in dit jaargety, geen Voedzcl feby.- nen te gebruiken. Ook wierpen deeze Slakken , in Maart uit de Rivier gehaald zynde, en in witte Kommetjes gehouden, geen Excremen- ten in 't geheel uit. De Lever, die groenag- tig geel is , beflaat de geheele Krul van de Hooren. Het Dier heeft een zeer klein Hartje, even als de andere. Slakken, De de Slakhoorens. 44* De Lyfmoeder heefc dit byzonders, dat zy Vïi buiten de Slak geplaatst is en leevende ]on-A\™f£ gen bevat. Zy maakt een langvyerpigen ZakHooFn- uit die byna drie Gieren vult van de Hoo stuk» ren. Tegen 't end van Maart zodanig een^^^ Lyfmoeder van een gekookte Slak openende , De L u yondt hy daar in vyftien Jonge Slakhoorntjes , moeder*, die geheel los waren, zo van de Lyfmoeder als van elkander, en in 't klein volkomen ge- leeken naar de oude Slak, hebbende zelfs ee- ne hardagtige en gebandeerde Schaal. Voorts bevonden zig daar in nog een menigte van Eytjes of onvolmaakte jongen. In een ande- re , die ongekookt was , trof hy wel twintig Siakhoor entjes aan , van grootte tusfehen Maan- zaad en Peperkorrels. In 't begin van April bragten zodanige Slakken, in Glazen bewaard zynde, twee of drie Jonge Koorentjes voort. Op 't laatst van July 'er eenigen ontleeden- de, voridt hy in de. Lyfmoeder omtrent dertig Slakhoorentjes : maar in 't begin van Decem- ber zulks werkftellig maakende aan een Slak, die een half jaar van hem in Potjes was ge- houden , befpeurdc hy dat de Lyfmoeder ge- heel vol was v?m kleine Hoorentjes. Zouden dit die Kryftallyne Bolletjes niet zyn , waar mede Swammerdam zeker Ingewand in deeze Slakken gevuld vondt ? Hy twyfelde nader- hand , o , het gene hy voor de Lyfmoeder badt aangezien ook de Maag ware, en vondt die Bolletjes., al$ Zand, ook in de Lyfmoeder, Re 5 De I. DF.EL, XVI, STUK» 44$ BE8CHE YVINO VAN VI. De Nederduitfche Leezer kan dit in't Werk van ^en ^chranc^eren Natuur-onderzoeker zelf 1]oofd* nazien. Ik vergezel gedagcen Engelfchman , stükï die tegen 9t end van juny, des Jaars 169$, in Jowmtm Vyf Rivierflakken van deezen aart , welke ge- ^'^^*kookt waren, te fa men vondt r>3 jongen in de ftok. Schaal , en 241 nog in 't Ey begreepen: dat is in ieder tusfchen de vyftig en zestig Jongen. Hy oordeelt , dat de Winter de tyd der Vrugtmaaking in deeze Slakken zy , en de on- volmaakte Jongen houdt hy voor eene Over- bevrugting, Eindelyk lpreekt hy van den Ei j er (tok als volgt. „ In dit Dier is zeker gevorkt Ingewand, of uit twee Zakken be- liaan de, op de wyze van de Kuit der Vis» fchen. Het is fmal en van maatige uitgc- 5, ftrektheid, met een uitpuiling in *t midden. Het legt naast onder de Maag, en deszelfs „ fpitfe deel is aan den bodem van 't Lyf- moeder-Zakje gehecht : weshalve ik in 5t vermoeden ben gekomen, dat het gemeen- fchap met de Lyfmoeder heeft , en dus de ,, Eijerftok zy. Ook wordt myn vermoeden daar door bevestigd , dat dit Deel aüeenlyk in de Wyfjes plaats heeft, en in de Man- „ netjes t'eenemaal ontbreekt." verfobii Dit verfchil van Sexe maakt eene andere ie^m" byzonderheid in deeze Hoornflakken uit, te van de aanmerkelyker , om dat men van weinigen Itie maar, dienaangaande, zekerheid heeft *. De WafeT6K'* ^aDnetJes (zegt Lister) zyn in deeze DE SLAKHOORENS. 443 M Rivicrflakken door de Lyfmceder en Teel- „ deelen gemakkelyk te onderfcheiden. Be- 3, geert men, echter, eenig uitwendig Ken« Hoofd*. merk, zo moet men weeten «> dat de Man«STUK* „ netjes doorgaans kleiner zyn, en dat in de- „ zeiven ' het regter Hoorntje eens zo breed ,, is als het flinker en in een ftompe Punt uit- „ loopt, Dus fchynt dan , in dezelven , de „ regter Hoorn, om zo te fpreeken, Manne- „ lyk, de flinker Vrouwelyk te zyn, en nog- „ thans zyn zy geenszins Hermaphrodieten of van beiderley Sexe. In het Mannetje loopt, fchuins over deii saffraan „ Kop en de Schouders heen, een foort vanyogt,6 Schaft (Penis) of zeer Vezelagtig Kanaal, dat vol is van zeker Saffraankleurig Vogt, 3J zo dik als Honig , 't welk een fchoone Verwftof is, wanneer men 't zelve op Pa- pier ftrykt. Zo men deeze Slakhoorèns in wit Porfelein houdt, dan zyn zy gewoon N ,, eenige Druppeltjes neder te laaten van die geele Vogt, 't welk de Potten kleurt. Als gy > anders , den geheelen Kop met de „ Hoornen in eenig Mannetje doorgefneeden hebt, zo kunt gy, door dat Kanaal zagtjes te drukken, het Saffraankleurige Vogt op. ,, waards doen ftygen , en dan zult gy het- ,, zelve zien uitgaan door den Top van de „ regter , maar geenszins door dien van de „ flinker Hoorn, noch door de Snuit; 't welk tot een klaar bewys verftrekt , dat in die „ Hoorn L DEEL' xv i« STÜIC# 444 Bëschryving van VI. „ Hoorn de Teeldeclen vervat zyn, waar van ^LVIIU 35 'c gezeS^e Rugkanaal een groot gedeelte Hoorp- 3, is. In de Mannetjes van deeze Rivjer- STML* - Slakken, bovendien, is digt tegen de Darm - pendesfak.9i kever een ander Ingewand ? 't welk de „ draaijen volgt van de Lever. Dit Ingewand 3) heeft een heldere Goudgeele Kleur, en ik „ gis dat hetzelve de Hom zy, die in gedag- „ te Vezelagtige Buis fchynt uitgeftort te „ worden. Ja, in 't midden van Juny dat deeï 5J in Mannetjes doorfnydende , vloeide daar „ op ftaande voet een dik geelagtig Vogtuiü5 9, even als uit de Hom der Visfchen, wanneer 3> die gezwollen is , voortkomt. Dus fchynt: 5, de dikte van dat Saffraankleurige Vogt, in „ het Vezelagtige Kanaal vervat , een groote 3) overeenkomst daar mede aan te wyzen." Bhatwte- Zo ziet men dan % dat Swammerdam lsvogu gèlyk hadt9 wanneer hyzig over de oyzondere Eigenfchappen van deeze Rivierflakken groo- telyks verwonderde. Men kan zyn Vertoog dienaangaande nazien , en overweegen of de leevende Wormpjes, door hem in deeze Slak- ken gezien , ook tot het Mannelyk Zaad be- trekking hebben. Leevende Jongen te baaren, terwyl de andere Hoorens Eijerleggende zyn, is het niet alleen , maar bovendien het verfchil van Sexe, daar men die in de andere Slakhoo- rens vereenigd vindt, en het uitgeeven van een Saffraankleurig Vogt; *t welk dezelven aanmer- kelyk maakt. Hier komt nog by, dat uit dee- ze V E 2 L A K li O O ft E N S. ze Slakken , in 't midden van den Winter door- VI- , getheeden, volgens dc waarneemitig van Lis- LVIL te u, een Levensvogc vloeide, 't welk fchoon Hoofd- blaauw was , byna met den glans van een STUK* Elementfteen. Ongevaar een Once daar van ^2ÏTsl^ op 't Vuur zettende , ftolde het , door een zagte kooking, als Eywit , blaauwagtig van Kleur. (691) Slakhooren, die de Schaal ondoorboord, dcxct« rondagtig, effen « doorfchynendt , geban- Mwraïiêi deerd 3 met de Opening rondagtig Maans* TuiplhW wyze heeft. Dit laatfte heeft, volgens dien zelfden Au* theur, ook plaats in de Tuin- Slakken , die door een Sneedje, in de Huid gemaakt, een bleek* blaauw Vogt uitgeeven, 't welk flolt en hard worde in Wyngeest. Schoon menze in de Tuinen aantreft, zyn zy doeh in deBosfchea niet ongemeen , ja komen ovoral voor, daar men Geboomte en Groente vindt. In West- gothland vondc Linn^eüs haar op de Steen* rotfen. Aangaande de ongemeene verfcheiden- heid van Kleur, die in dezelven plaatsheeft, is door Lister opgemerkt, dat zy niet zel- den (691) Helix Testa imperforata fubrotunda Iasvi, diap.hani fasciata, Apertura fubrotundo-Lunata^ Faun* Suec. 2186. M» L. U. 670. N. 376. h< OeU 127* h. Wtitgotk* 84. LiST* AngU 115* T* %* f. S« ARtENV. Conch* T* I. N, 53» PS-TV Mus* 5. N. 14, L di&i** xvi. stuk, 446 Bèschryvïno v a n *fc den eenkleurig Citroengeel zyn of A fchgraauw , LyjjL* maar dikwils met één, twee, drie of vier ed Hoofd'- meest met vyf bruine Banden getekend» Zy- stuk. ne naauwkeurige onderfcheidingen > van die Tuin/iak. Xekening* zal ik niet ophaalen; maar alleen aanmerken , dat ik in de Kleur vry veel ver- fchil heb waargenomen , in byzondere deelen van ons Land. In vette Landsdouwen > Kley- gronden en vrugtbaare Boomgaarden vond ik- ze grooter, op fchraale Gronden kleiner, en . ïn 't Zand der Duinen ledige Hoorens , byna Roozekleur. De Slak zelf is ook op de eerst- gemelde plaatfen lyviger en vetter, op delaats- ten fchraalder. Paaring, Lister* ondertusfchen , heeft opgemerkt, dat dit verfchil van Kleur geen Soortelyk on- derfcheid uitmaakt , alzo hy geheel verfchil- lende ja ongebandeerde met de genen die ge* bandeerd waren > gepaard vondt* , Het zyn de eerften, zegt hy, die na den Vorst te voor- fchyn komen en gaan kruipen. Zy paaren in Mey, doch geenen doen dit, dan die volwas- fen zyn of van behoorlyke grootte. Haare Faaring gefchiedt, dewyl zy Hermaphrodieten zyn , op de manier der naakte of Kelder/lak- *zïe't ken *. „ Indien gy,met een Pennemes, den biadz^s!" geheelen Hals , die buiten de Schaal uitge- ftoken wordt, affnydt, dan zult gy (zegt „ Lister) behalve het begin der Zwelgkeel ook de Teeldeelen en den Endeldarm heb* ?, ben. Dit was de rEden, dat by de Romei- p, nen5 D E S t A K H 0 0 R E N Si 447 5, ncn de Halzen der Slakken onder de din- VI. ,5 gen , die grootelyks tot opwekking van de A*DEE& „ Minnedriften Itrekten, geteld werden. De HooJd- 3, Lyfters hebbeö 'er grooten Smaak in : zy stuk. pikken de Schaal van onderen met den Bek Tuinji^ 3> door 3 en haaien *er het Dier uit/' Gelyk onze Tuinflakken, in de uitwendige verfchu Geftalte, van de Wyngaardflakken * verfchil- wynjard len , zo hebben zy ook eenrg verfchil in de gakken, inwendige deelen. Swammerdam geef c ons 425." * daar van, door vergelykinge van de een met de andere , een omftandig Berigt. Egter fchynt dit onderfcheid niet van veel belang te zyn, doch in de manier van Paaring vondt hy een groot verfchil ; „ alzo de Roede {Penis) in „ de Tuinflakken veel verder omgeftroopt en „ ge-erigeert wordt ; weshalve zy ook aan -j haar begin mede bezet is met dergelyke „ Kliertjes als de Huid. De Paaritig duurt 3, by haar ook veel langer, dan in de Wyn~ „ gaard-Slak, en de geheele Roede, tot haar „ uiterfte End toe 3 wordt van de eene Slak 5I in het Lighaam van de andere öntvangen, „ die men dan 3 fomtyds , zeer aartig door fm eikanderen geftrengeld ziet. Het is ver- 5) wonderlyk, hoe de Roede van de eene Slak 3, zig , om de Roede van de andere Slak om- windende 3 in derzelver Lyfmoeder inplant; 3, terwyl haare Lyfmoeder tevens die van de „ andere inneemt. Zoo men de Slakken op l5 dien tyd van elkander trekt f dan ziet men » de I. Deel. XVJ. stuk» 4$8 13 E S C H R Y V I N C VA N VI. ,i de wederzydfche Roeden uit de Opening ALVIJ.L'" der Lyfmoeder vau ^der Slak te voorfchyn Hoofd- » komen, welke zydan, inwaards omttroopen- stuk. M de en wonderlyk beweegende , weder bin - Tuinji^k. „ nen een korten tyd in haar Lighaam trek- „ ken. En , aangezien de beide Slakken haa- „ re Teeldeelen in de regterzyde van den „ Hals hebben , zö fluiten dé Koppen , ge- „ duurende de Paaring, byna kruislings tegen ,i elkander ; waar door ook het Lighaam en „ de Hoorntjes van ieder Slak eene byzonde- j, re plaatzing hebben." dcxcii. (692) Slakhooren, die de Schaal ondoorboord, rondagtig , effen , gebandeerd heeft 1 mt eene lanS^pige bruine Opening, GuALTHtEüi haak de twèëdè Aardflak van Lister aan, die 'ë Winters huisvest in de Scheuren of holle Stammen van oude Boo- men ; doch 's Zomers het Moes en allerley Kruid in de Tuinen vreet 5 ja dé Vrugten zelfs met onbefchadigd laat. Men zou ze derhalve zo wel een Tuinflak mogen noemen 9 als de voorgaande Soort en beiden komen zy ook in dë Bosfchen voor. In de Boomgaarden is zy maar al te gemeen. Ik heb dcezey die veel groo- tste) He/UTesta imperforat*, fubrotunda , lam , fascia- ta; Aperturi oblong* fuscat $yst% Nat. XII. GUALtii, Test, T. h ff 2) È SLAKIIOORENjf. 449 gröotèr zyn dan de gewoone Tuinflakken , vt hier buiten Amfterdam gevonden ; twee daar A^y|fJ van toe de Proefneemingen van Schteffer Hoofi> gebruikt, en die eenige Weeken met Slaa-bla- stuk. den gevoed. De uitilag vóldeedt my niet ge- &ofih~ noeg, om niet nog eens herhaald te worden.5^* Lister zegt, dat deeze naauwlyks half zo groot is als de Wyngaard-Slak ; doch dan beoogt hy niet de hoogte en breedte , maar de Lighaamelyke grootte : want in zyne Af- beeldingen is de evenredigheid omtrent als drie tot vier. Ook zyn , noch deeze , noch de voorgaande 3 altoos net even groot, in haare Soort, De Kleur, zegt hy, is bruin of Kas- tanje , met eenige breede Banden en veele geelagtige of Afchgraaüwe Vlakken als ge- marmerd. De Randen der Opening zyn een weinig omgeboogen, wanneer de Hooren haa- re volkomene grootte bereikt heeft. De Schaal heeft vyf Gieren en haare Top puilt weinig uit. Het Dier komt met dat der andere Tuin- Boom- en Bofch -Slakken nagenoeg overeen* ?t Verfchilt van de voorgemelde Rivierflak- ken *5 daar in, grootèlyks, dat men 's Win-* nhéé ters ook haare Darmen met Vuiligheden ge-44°* vuld vindt , die hard zyn, en zekere figuur hebben. In 't end van Mey of in 't begin van Juny paaren zy , en men kanze , dus gé* paard, opneemehy zonder datzy elkander los- laaten. De Pyltjes van' de Roeden , die in haar Halzen ingelaten waren , beftonden uk Ff ^ een !♦ Deel, XVI, Stuk, 450 Beschryvinö van VI. een broofche Aardagtige zelfftandigheid , van ALVU* eenc fraaijc GtlMte. De Eijeren vondt hy, Hoofd- in July , in de Tuin , overvloedig onder 't stuk. Kruid; zynde taamelyk groot , een weinig fa- Bofch- menhangcnde , wit, met eene Vliezige zagte Schaal. In 't begin van de Herfst waren de Jongen reeds zo groot als Hazelnooten. Het Kv/yi. Omtrent het Kwyl y welk deeze en andere Slakken zo overvloedig uitwerpen , dat het den Weg , dien zy gegaan hebben , en dus haare verblyfplaats aantoont ; nam gezegde lieer dit volgende waar. „ Het fchynt een; ?, ander Vogt, cn grootclyks verfchillende te 3, zyn van dat gene, 't welk door een fteek „ in 't Lighaam van de Slak , of door eenc „ infnyding in de Huid gemaakt , uitgelaten 23 wordt : want dit Iaatfte is blaauwagtig en „ veel dunner. Dit Vogt, dat zy van zelf uitfpuuwen, is dikker, taaijer, en een wei* „ nig meer gekleurd, naar 't geele trekkende; 33 misfchien van de afgeknaauwde Kruiden in 3, de Maag , uit welke het voortkomt , dus 3, geverwd zynde/' Van beide die Vogten deedt hy in een Fiefchje, en fchuddende die wakker ondereen, ftolden zy tot een Klomp* als van geele Lil. Het blaauwagtige Vogt, in tegendeel , op zig zelf alleen even zo ge- fchommeld3 ftolde nimmer. Eenige Slakhoo- rens in een Doek gedaan hebbende , beftrooi- de hy die, nu en dan 3 met een weinig Zouts: dus gaven zy wel veel3 doch geen ander dacr taay D ft 5 L A K H O O RE N 3, 451 taay geclagtig Speekzei, en wederom van dit VI. blaauwagtige Vogt tot een gemaakte Wonde tót. „ Hier uit blykt (zegt hy) dat het hoog- Hoonfc 5> roode V ogt van eenige Rivierflakken- [gelyk «tuk. 5> van de Posthoorentjes, hier voor befehree- Bofch* „ ven *,] van zelf uitgekwyld , de natuur van *Vadz» „ Speekzei heeft, niet van Bloed: daar de- Ou- 4*°* §, den geheel anders oordeelden van de Pur- perverw." „ Laat het blaauwagtige Vogt, [voor heen, Het Bioedi 3) iö de Jong werpende Slak, het blaauwe Le- vensvogt genoemd f >] door de Infnyding t niadz* „ van de Huid uitgelaten , in een Lepel , zag- 444% |, telyk , een weinig op een gloeijende Kool j, uitdampen ; zo verandert hetzelve , byna „ oogenblikkelyk , in een witte Lil, gelyk de „ Wey van Bloed ; waar mede het , zo ik 3, oordeel , een groote overeenkomst heeft* „ Men kan, in het ontleeden van deeze Die- „ ren , oncelbaare Meikaderen , die rondom „ de Darmen loopen , niet anders dan in de 3, Bloedvoerende Dieren, waarneemen. Uit „ deeze Chyl , nu , door het Lighaam ver- ^ fpreid, zal, door.de werking der Ingewan* 3, den, waarfchynlyk , dit blaauwe Vogt ein~ delyk bereid worden: te meer, dewyl hec „ loopt door een ander flag van Vaten." Dan fpreekt hy van eenige niet zeer beken* Gebmif-, de Gebruiken, waar toe dit Vogt, en de Slak- ken zelf, door de Konftenaars gebezigd wor- den , aldus. „ Het eerfte is , dat wy , in 't Ff 2 ,3 v/it I deel. XVI. stuK. 45^ BESCHR Y V T SG V A VI# wit maaken van Wafch , te Montpellie? LVIU # " met e*2en Oogenr gezien hebben. De Hou- Hoofd- „ ten Vormen beftryken zy met Gekneusde stuk. ^ Slakhoorens , eh fteeken die dan in de ge« slat* " fmolten Wafch : dus belet de Etter der ,5 Slakken de al te fterke aankleeving van de „ Wafch , op dat zy , door een zagte Klop- je ping op de Vormen , een dun Vliesje van „ Wafch bekomen mogen : terwyl het overi- jl ge van die Konst door lang leggen in de „ Zonnefchyn en geduurige befproeijing wordt volbragt. Het andere Gebruik is in de Beeld- „ houwery* Neem ongeblufchte Kalk zo veel gy wilt : meng dat met even veel wit van „ Ey en Vogt van Slakken, dat door een fteek „ is uitgelaten 5 en laat het wryven op een „ Marmerfteen. Dit wordt gehouden voor „ een uitmuntend Middel, om gebroken Stee- „ nen weder famen te lymeri, alzo het als in 3, een oogenblik vast en hard wordt." De Tan- Van de overige Gebruiken der Slakken en dem Slakhoorens , zo in 't algemeen als in *t by- zonder, als mede van de Slakken Steentjes en Zoutbeehtjes , die ook in fommige Hoorn {lak- ken voorkómen (*), reeds gefproken hebben* * zïe xiv* de * ; zal ik hier' nog maar verbaalen wat ^duj^Hooic zegt van de Tanden deezer Slakken. „ Uit het boven fte gedeelte van den Bek heb ik een hard , krom , Beentje genomen , dat ,» mf (*) SWAMMEËDAM SyM der TÏatuur , bkdz* IS*. de Slajchoorjsns: 453 9, my toefcheen gcfatzoeneepd te zyn als een vr* „ ry van Tanden , die op orde in de Kaak AJyjf w ftaan, en verdeeld te zyn in verfcheide, klei- Hoofd» „ ne en groote , zwarte Tanden. Het was SÏÜK* 5, egter één onverdeeld Beentje , waar mede „ ik deeze Slak zelf Roozebladen zag eeten, „ en daar kleine halfmaans\yyze Deeltjes uit- v fnyden , die van Geftalte waren als een Kapitaale Letter C. Het bovenfte gedeel- 5, te, nu, van dit Beentje, is veel witter dan het onderfte, ?t welk zwarter is, en meer „ uitgefneeden. Het heeft een fcherpen Rand, „ en negen uitpuilende deelen , als Tanden , „ die in het Beentje famengevoegd ?yn." Dit alles wordt, door een zeer fraai je Afbeel- ding , van gezegden Autheur opgehelderd (693) Slakhooren, die de Schaal ondoorboord, dcxciii. ovaalagtig , Jlomp en grqauw heeft igrï}*a. met twee bleeke Banden , de Opening ^^w» langwerpig* ren* Dit is een Aardflakhoorn , voorkomende in de Zuidelyke deelen van Europa, zegt Lin- w /bus, en getuigt, dat die van S weeden drie- maal zo klein is als dezelve. Ondertusfchen vind ik, dat zonderling is door hem zyne be- fchry- (*) LlSTSB Anim* AngU*. p 113 — 11& (693) Helix Testd imperforad fub- ovatd obtufö grifca , Fasciis duabus pallidis, Aperturi oblonginscuU, $ysuNat>XlU Cx-JALTH, Ttst. T# I. f, B. Ff 3 h Dselï XVI, Stuk» 454 Beschrïvïno v a h VI. fchryving der Svveedfche Dieren op deezq ^LVn* Soolt niet aan8ehaalci- G ualthie r i geeft Hoofd- 'er den tytcl van gewoone rosagtige, geban- stuk. deerde, Aardilakhooren aan. (694) Slakhooren , die de Schaal ondoorboord9 rondagtig , bruin , met eenen witten Band overlangs, en de Opening Pur- perkleurig heeft. Van deeze was de plaats der afkomst onbo kend. Zy bevondc zig in 't Kabinet der Ko- ningin van Sweeden. V. Die van figuur als Pennen of getoo- rend zyn. (695) Slakhooren, die de Schaal getoorend, niet doorboord heeft , den Draay als af* gebroken geknot , de Opening fcheef waal. Güalthieri geeft zeer fraai je Af beel- dingen van deeze Koorentjes, waar van ik 'er één , {(504) Helix Tei-ta unperforata fubrottmdd Tusd , Fascia Jongitadinali alba , Apertura purpureA* M. L# U* 67 r* N» 377* KNO KR P^erzam. U D* PL 21* £ 3» i$9$) Helix Testa imperfotata' turrita , Splra mutilatö» trunaiti , Apertura obovata, M* L* U* 671* N 373. Bo- N A N N. lfeir4 IIÏ. T« 56* I'KT. Gtfz*T« 66. f. I* GüALTH, ti 4» £ O, ? > Q. AR GE NV* Cür.cb. T, $U (27J £ 5* KNORB Verzam. VU !>♦ Pia 32. f« 3» DCXCIV. maftoma* Rood. mond» DCXCV* Bdix facollata* Geknotte* DE S L A K H O O R E N S. 455 één ., volmaakt met' het eerftc der zynen over- VI. eenkomftig, gekreegen heb, dat aan de Kus- *jjyS? ten van de Adriatifche Zee gevonden was. HoofdI Bonanni zegt van 't zyne , 't welk ook vry stuk, v/cl gclykt; .dat zy van Elpebeen-Kleur zyn, cn in de Sponfen huisvesten. d'Argekvïlle getuigt van 't zyne, in de Seine gevonden, dat het wit en geheel effen is (*). Deeerstge- melde geeft ze op voor Aard- of Land-Hooren- tjes. 't Is zonderling, dat zy, dus geknot, haare volkomene Geftalte hebben. Zy zyn on- gevaar een Duim lang, (696) Slakhooren, die de Schaal getoorend 9ncxcvu niet" doorboord , Rolrondagtig , Jlomp, GS li» met vier Gieren en de Opening ovaal^^' heeft. In de Zoete Wateren der Noordelyfce deelen van Europa treft men dit Koorentje aan , "t welk de grootte maar heeft van een Rogge- Graantje , Hoornagtig bleek zynde van Kleur* De Top is rondagtig, zeer ftomp : de Opening heeft een omgeflagen Rand. (697) Slakhooren , die de Schaal eenigermaa- dcxcviw Helix W StagnaltS. Dryihoo» (r) Tóatc urie & teute fréfik Dit iaatfle verftaa ik niet* rëhrje» f696) Helix Tcsta imperfbrata turnt a fubcylindrica obtufa , Aafra&ibus quaiuor, Apevtura ovali. Syst. Nat. XI I. (697) Helix Tcsta fubperfbratl , fuhtumti , AafraÖibns fljuinque , Apertura ovata* Syst. Nat, XII. Turbo Stagnalis* 1 ASTER Uhfp.mn* II. p, $lt T. 7. U 4. Ff 4 I. Deel, XVL Stuk» 456 B n c n r ï v i n o un VI. te getoorend en eenigszins genaveld ^Lvn^* heeft, met vyf Gieren, de Opening Hoofd- ovaaL ÓTUkY Hier wordt dat Hoorentje bedoeld, *t welk de geleerde Heer Doktor Baste r in Zeeland gevonden , en op zig zelf befchreeven heefc onder den naam van het Dryvertje of Dryfhoo* tentje. Dien naam geeft zyn Ed. daar met re- den aan, dewyl het, zelfs in een Glas met Water, by het mïnfte goed Weer , altoos mee den Voet om hoog, gaat dry ven en zig dus als in de Zonnefchyn blakeren. Dit zelfde echter heeft ook, volgens Lister (*), in de Jong- * zie werpende Rivier-Slakhoorens plaats *. Zyn Ed. i4cxcix, Eyvormig) ge/pitst heeft, overdwars ge-f^ ftretpt en bruin 3 met geele Banden. Bruintje, De bynaam moet zekerlyk pnlla , niec peila, zyn.' Op Ysland is dit Hoorentje . waargeno* men, dat nog kleiner is, hebbende de grootte van Steenzaad %en bruin van Kleur zynde uit * 8** den rosfen , met de Gieren overdwars geftreept. ^hoJ^rm De Opening is half ovaal. VI. (698) Helix Testd fubpsrfotara Tanlta , Anfra&ïbus o&o% Apeitura fubrotunda* $yst. Nat* XII. GUALTH» Test* Tt 6, f ♦ II B. < (699) Helix Testa* imperforatd aanmnata ovata5 transverfè ftriata , fusca Fascüs ftavis. Syst. Ha:% XII. Ff 5 I« Dn£iu» XVI* Stuk» 458 BESCHR YVING VAN VL Die Eyrondagtig zyn en ongenaveld. (700) Slakhoorcn , die de Schaal naaawhks doorboord^ langwerpig ovaal en rauw heeft) met zes Gieren , de Opening fmal Halfinaanswyze. (7013 Slakhoorcn , die de Schaal niet door- boord , langwerpig , rauw heeft , met agt Gieren 9 de Opening rondagtig Halfmaanswyze. Deeze beiden zyn, in Barbarye, door den Heer Bran d e r waargenomen» De Schaal der laatfte is aan die der andere gelykvormig , maar de helft kleiner , dat is, maar weinig grooter dan een Gerfte-Koorntje, hebbende de Mond-opening, aan den onderkant, dikwils omgeven met een graauwcn Band. (702} Slakhooren, die de Schaal langwerpig, niet doorboord 3 de Gieren met Tands* wyze Stekels bezet heeft. Wy (700) Helix Testa fubïrnperforata ovato.oblonga mdi, An«. fia&ibus fènis , Apertura Lunato obionga» $ystL Kat* XII, (701) Hdix Testd imperforat& oblongS mdi , AnfracHbus ©flonis, Apertura fubrotundo-Luftata1. Syst. Nat, XH* (702} Helix Testa imperfora» a oblong 3 , Aflfra&ibus fpinolo» tkntatis.M. L» ü, 672* N. 379* Voiuta Fluviatilis» Rum PH. S(&. TÏ Zo f* FF* A 11 GEN V. ?♦ SU (>7j I. & N. 6, TL Afdeel. LVJI. Hoofd- stuk. T)CC# Helix Pupa* Poppetje. DCCI. Helix Barbar 4* liarhaty- fcfcc* fïelix jrfmarqlat lU'/ier- Pnufe {troon. DE S L A IC II O O R E N S. 459 Wy hebben , hier voor * 3 van de zoge- Vt naaitide Paufekroonen gefproken. De gelyke- A/yii!" nis van Geftalte en de plaats der af komst , Hoofd- geeft aan deeze tien naam van fövfet~Paufe* stuk. kroontjes: want zy vallen klein. De Kleur is* Bl* lö4» zwartagtig bruin, en de Smaak van het Dier bitter ; waar van de Latynfche bynaam. In Oostindie onthouden zy zig in de Mond van diepe Rivieren , volgens Rümphiüs, die aanmerkt , dat de Doorntjes fomtyds Hap zyn, fomtyds ftyf en ftomp. Men vindt witte van dit flag, die zeer raar zyn Dat y&n d'Ar- genvillf., vuilwit van Kleur 3 fchynt ecu ander te betekenen» (703) Slakhooren , die de Schaal niet door* dccih.' boord ^ Eyvormig met een fpitfen Top 'ff^na^ eenigermaate gehpekt heeft > met deOpe-spw* ning ovaal. siakUoq» ren* De bynaam geeft te kennen , dat deeze Soort zig in Moerasfen , Meiren , Vy vers , en an- dere Staande Wateren onthoude. Ik heb ze hier , by de Stad , in Slooten rykelyk aange- troffen, van anderhalf Duim lang, hebbende, gedroogd zynde , eene ongemeen broofche, dun- (703) Hdix Test a imperforata , ovaro-Sabulata , fubanguïata, Aperturé Qvata* Faun* 8uec. 2188* Pet. Mus. 82* N4 805» List. Angh 137* 1*. 2* £ 2U Conch. II. T. 123» C 21. GïïALTH. Test. T* 5* f. I* FRISCH Inf. VUI* T* 7* A&i Helvet. \\ p. 285. N. 4, ï\ 3» £ 25 3 26» ï. DE£X.« XVI. 5tük# 4&? B E S C H U V I N ö VAN VI. dunne. Schaal, die aan de frisfche levendige MlviiL* geelagtïg e^ doorfchyncnde was. Die zelfde Hoofd- merkt Gualthieri , in de aangehaalde, stuk. aan , die echter veel te ftomp van Top is, 9p*tfi pm deeze Water -Slakhoor en > welke ik de Spit* suthoóren.fe noem , te berekenen. Die van Fris ch, genaamd Rivier-Slak, met het fpits toegedraai- de Huisje, konjt nader met de onze overeen. X> i s ï e r vondtze overvloedig in deZuidplyke deelen van Engeland , en fommigen zeer groot. Poor Ontleeding van het Dier ontdekte by, dat hetzplve de Maag uit zeer Iterke Spieren famengefteld hadt, van grootte als een Peper- korreltje , en oordeelde zulks eigen te zyn aap. die Slakken, welke Kruiden vreeten, 't welk ujt de groenagtige Kleur der Excrementen blykt, die als Wormpjes zyn gefatzoeneerd. Paaïbg. „ In 9t midden van September , (zegt hy) vond ik deeze gepaard , en bewaarde 'er „ eenigen in een wyd Glas ; welke toen , door 't Water zwemmende , haare witte Teeldeelen uitftaken uit de regterzyde van ,vden Hals. Om dat zy de Schaft gelyk in „ de Landflakken hebben, zo blykt het, dat zy ook Hermaphrodieten zyn (*). Zy paa- 5, ren insgelyks in 't Voorjaar, dac wy dikwils „ gezien hebben. In 't voorst van Mey heb- „ ben (*) Penis Claviculatus est , ut in Cochleis Terreftribus (ij&ura ; ita lias qiicque Cochleas Fluviatilej Andro^ynas esfè fatis conftat, Exercjt* Anat, II* p» 23 b e Slakiioorens. 4Ö1 „ ben wy in zekere V^vers , daar deeze Slak- VL. „ hoorens overvloedig geweest waren , en A£vu^ 0 weinig anderen gevonden zyn , derzelv.er Hoofd- „ Zaad in groote veelheid waargenomen. Het stuk. j, kleefde aan alle Waterplanten, en hadt de^/"^ volgende gedaante. De langte def Klomp- SfokÈooreni jes was één of fomtyds twee Duimen, de dikte als die van een grootagtige Ganze- Schaft : zynde zeer rond , dóch aan béide: Enden wat dunner en ftómp ; als Kryftal doorfchynende ; vrf vast op 't gevoel. Wan- neer gy dit Zaad tusfchett 't Licht en de j, Oogen ftelt , zullen zig daar in, aan Uw 5, Gezigt, ontelbaare kleine Lidtekentjes, van 5, ovaale figuur, openbaaren, die in orde ge- ^ fchikt zyn, en allen; nevens den Rand van het Lidtekentje , haare geelagtige Stipjes hebben. Deeze Slakhoorens geeven , wan- 5, neer zy tnet een Naald geftoken of met een „ Pennemes gefneeden zyn , geen Vogt uit dat het Water kleurt." Frisch heeft ook zyn gedagteh laaten gaan over het Schot van deeze Water-Slakken. Hy geeft 'er de Afbeelding van , en zegt dat het naar een Worstje gelykt , waar in , naar de grootte deezer Slakken, van twintig tot over de honderd Kogelronde Eytjes vervat zyn. De buitenfle S toffe * om deeze Eijeren, „ zegt hy, is dik en taay , gelyk Kikvorfchen- „ Schot : de binnenfte en naafte aan dezelven m is helderer en dunner ; zo dat ieder Eyt je 1. mtu xvi, stuk, 4C ^oorJaar verzamelde ik van deeze stuk. » Slakhoorens eenige Paaren, die ik aan el- Spitfi 3i kander hangende, en dus Mannetje en Wyf* off/r' 35 Je > aantrof. Ik voedde dezelven in een wit „ Suikerglas, in 't zelfde Rivierwater , waar 5, in ik ze gevonden had , met een weinig „ Meel. Na verloop van weinige Dagen lei- „ den de Wyfjes haar Schot tegen 't Glas 3, aan. In Juny kroopen de Slakjes uit het „ zwarte Oog in het dunne Vogt, dat om de- 3, zeiven was, en bewoogen zig eenigen tyd ,, in dat Vogt, maar gingen \s anderen daags den „ naaften weg, door de beide Vogten heen, „ in 't Water. Het fchynt als of voor haar, 3, in het Eijerleggen, een opening gelaten zy, „ om dus te kunnen doorkruipen» Nadat zy 'er „ alle uit waren , bleef doch het Worstje „ nog een geheele Maand , in zyn geheel, 9, aan 't Glas hangen, eer het afviel, en al- „ lengs in 't Water verfmolt. Ik kon de Slakhoorentjes in 9t Glas niet meer zien , 5, doch ftrooide fomtyds een weinigje Meel 5, op het Water, cn deed 'er geduurig eenig ,5 frifch Water by : waar door zy in weinige 3, Dagen zodanig toenamen , dat menze over- 3, al zien kon i zy zwommen aan de Opper- 3, vlakte van \ Water en vraten het daar op 3, leggende Meel. Naar maate de Slak in haar ,5 Huisje groeide , maakte zy een nieuw aan- DE S L A K II O O R E N & 463 p voegzcl aan de Opening van hetzelve, als VI. 5, een Zoom- Dit doen zy door middel vanATFDEELö „ de taaije S!ym , welke zy om en aan zigHoo^ 3, hebben , en daar van formeer en ook de stuk. Aardflakken, tegen den Winter, een harde spitjk „ Deur voor haare Huisjes. Het onderfte^^, „ deel, of de Punt, blyfe, gelyk dezelve by „ het komen uit het Ey geweest is: zo dat men daar aan zien kan, hoe groot dit Slak- 3, hoorntje in 't eerst ware* Men kan alle ,, Aanvoegzeis , gelyk in de andere Hoorens 35 en Schulpen , van 't Ey af tot aan den ui- 4$ ter (ten Wasdom,- teilen; doordien zy tel* kens met een wat dikkere Streep eindigea, 5, die zig op de Oppervlakte als een Naad vertoont* Het overige Werk is gantfeh j, fyn en doorfchynende ; zo dat men hec ,, blaauwagtige Slakje duidelyk in zyn Hoo- rentje kan zien leggen en zig beweegen. 3, Ook maaken die witte Naaden het geelag* 3, tige Koorentje , zo lang het vogtig blyft, „ niet onaartig." 53 Om deeze Slakhororens in 't leven te hou* 3, den , moet men ze dagelyks , ten minde d, driemaal, frifch Rivierwater geeven; wanc ,3 door het Meel wordt het Water wel haast troebel» Ander Voedzel , dat bekwaamer n voor dezelven ware , heb ik nog niet ge- „ vonden. Men giet het met voorzigtigheid Ü af, om de kleine jonge Slakhoorentjes niet i% te verliezen. Wanneer aan deu Mond van \ I. Deel. xvu stuk» 464 Beschryvinc van VI. „ 't Huisje wat afbreekt, zo blyft de Breuk AtFVIl!" " na ver^cheï<4e aanvoegingen nog zigtbaar. IÏöofd- j> De Slakken laaten , aan de èéne zyde van stuk. ig haar Lyf , als zy tot aan de Oppervlakte wïtcr 99 ^aters °Pwaai'ds kruipen, om Lugt te si«kUoren.„ fcbeppen , eene ronde Opening, waar door „ men ver in 't Huisje inwaards kan zien. „ Dit openen gefchiedt dikwils met een hel- der Gefnap, gelyk wanneer men de Lippen „ met geweld van elkander doet. Zo dra zy „ het Water aan dit Gat befpeuren , wordt 5> hetzelve toé , en bygevolg de Lugt inge- flooten , door middel van welke Lugt zy ,3 vervolgens weder opwaards ftygen , om het 3, gene op de Oppervlakte des Waters dry ft, 3, en haar tot Voedzel dient , in te neemen. |, Haare Hoorntjes op den Kop zyn plat en „ maaken een fpitfen Driehoek : het Lyf is y, graauw met kleine zwarte Vlakken. In Au- „ gustus zyn zy my altemaal , jong en oud , 5, afgeftorven : waar tegen ik geen hulpmiddel „ heb kunnen uitvinden." Onder de gróotften van onze Water flakhoo- fëns kan deeze gételd worden , zegt Linnveus, Zy heeft geen de minfte Tekeiiing; maar is geer veranderlyk in Kleur. Eenigen hebben de Schaal geheel zwart, anderen Afchgraauw* anderen witagtig, anderen graauwagtig; doch in allen zyn de Gieren met kleine dwarsltreep- jes voorzien, naauwlyks zigtbaar voor het bloote Oog : met eene witagtige Vlak hier en daar DE S L A K H O O R E N 3. ffi tiaar als werdc das de Jaarlykfe groey aan- VI. gcweezcn. Lvi|. . Hoofd- (704) Slakhooren 9 die de Schaal niet door- stuk* boord > Eyvormig met een fpitfen Top , ncciv. Spilrond , doorfchynende heeft , de Ope- fragïih> ning langwerpig ovaal. Broofche* Veel minder weet ik by t.e brengen aan- gaande deeze Soort, die in de Moerasfen van Sweeden voorkomt > zynde ongemeen dun en broofch van Schaal. In Geftalte zweemt zy veel naar de Tuïnflakken , doch is driemaal zo klein. (705) Slakhooren , die de Schaal niet door* ®ffY' boord Eyvormig Jlomp en geel heeft , putris, met een ovade Opening. Rottige, In de Rivieren en Meiren van Sweeden kwam deeze voor 9 die geeler is van Schaal dan eenige andere , aldaar gevonden» De Schaal was doorfchynende en byna zo dun als een Vliesje 3 hebbende een ftoinpe Punt , en be- ftaan? f704) Helix Testa imperfórata ovato- fubuïata , tereti, pel- lucida , Apertura ovaro*oblonga. Faun. Sues, 2187. (705) Helix Testa imperfórata ovata , obtufa fiava , A.pertur& ovata. Faun. Suec* 2189. Bonann* Recr. IIU T* 54 ^ ÏULP, Obs. Med. p, 201, List. ±Angl. 140* T, f, 24* Cêncb. T. 123% C 23. Klein OftroQ* T* 3* f. G U AL TH, Test, TV 5* f* F. % DEEL* XVI, STUJSm 4ÖÖ BESCHRY VlKO' V A A VI. ftaatide uit drie Gieren, met zeerfyne fchuiri* ^LVli* ^e Streepjes. Lister maakt van een derge* Hoofd* tyk SeelagciS Koorentje gewag, ruim een half STui# Duim lang zynde , 'met een zeer wyde Ope- ning. Dit kwam in Rivieren van zeer helder Water menigvuldig, en ook in ftilftaande Wa- teren , in Engeland,, niet zeldzaam voor. Het is, getuigt hy, een Dier, dat ook buiten 't Water leeven kan : alzo het by Zomer de Ri- vieren gaaro verlaat, aazende op 't Kruid, ja de hoogde enden van de Takken der Wilge* boomen beklimmende. ,, Deeze Slakhooren is, zegt Lister, zo' 5) van de Rug- als van de onderzyde, keurlyk 5, afgebeeld door den zeer geleerden Tul- „ piüs , die daar van iets wonderlyks ver- „ haalt. Een Oude Vrouw , naamelyk , in „ haar negen-en-tagtigfte Jaar gaande , welke drie Jaaren lang met ongemeen geduld een „ Steen , die drie Oneen en twee Drachmen woog, in haare Waterblaas gedragen hadt, 5) raakte denzelven eindelyk zeer gelukkig 5) door de Waterloozing kwyt , met twee „ Koorentjes , die ook van buiten met een 3, Steenige Korst begroeid waren. Voorwaar , zo veel ik uit de Aftekening kan oordeelen, „ zyn deeze volftrekt van onze Koorentjes geweeft." De Tekening , évenwei , ver- fchilt, myns oordeels, grootelyks van de zy« ne, en niet minder de grootte: daar niettemin die van Klein een namaakzel fchynt te zyn van I) E S L A K H Ö Ó H E N 3. 467 van de aangehaalde vtfnLxsxER, welke door Vt. onzen Ridder niet goed geoordeeld werdt. AlLvaL# Die van Bonanni en Gualthieri zyn Hoofd" met deeze laatfte ook zeer overeenkomftig. stük. ïk begryp de reden van den bynaam niet; ten ware daar mede op 't Geval van Tulpiüs ge-oogd mogt zyn» (706} Slakhooren , die de Schaal niet door- Dccvr* boord , eenigermaate langwerpig , door» Limo/a. fchynènd 3 fpits heeft P en de Opening Moem* ovaal. De aangehaalde van Gualthieri is klein èn zeer wyd van Mond, hebbende maar drie Gieren : deeze in Sweeden gevonden , heeft vyf Gieren. De Schaal is zeer dun en teder» Zy komt in de Moerasfen van Europa vooi\ (707) Slakhooren , die de Schaal niet door- Dccvrr. boord , Eyrond , Jtomp , onzuiver , de ZtjaLT Opening omtrent ovaal heeft» Gsfyuéèé De (705) Helix Testa Imperforata oblongiuscula 9 pellucidl , acuta*, Apertura ovatfl» Faun, Suec* 2190, GüALTH» Testé T. 5. H. f707) Helix Testa imperforata ovato obtufa impui* 7 Aper« turê fiibovata» Faun. Svec. 2191* BONANN. Refr* II J. U sol* LiST» *Angh IS5. T* 2* f. 19. Cotïcb. 6$z> f, 33» 34 1 35. Klein OJïrac. T. 2* f. 53, 54. Adahs» I- f» I2# f* U KRORR Verzam* III. D* PU 4. f* Gg 2 I, I)2£L« XVI. STU&i 468 B il C H R Y V I rf G VAN VI. De aangehaalde Afbeeldingen zyn hier der* ^ï^ll' maate verfchillende, dat ik uit dezelven niets Hoofd- weet op te maaken : te minder , dewyl in de stuk. befchryving der Svveedfche Dieren gezegd wordt , dat deeze Soort viermaal kleiner is dan de voorgaande. Die van Klein en Bo- nanni, ondertusfehen , vertoonen zig zo groot als de gewoone Tuin-Slakhoorens , naai- welken zy ook wel wat gelyken. Die van Lts ter haat maar de grootte van een Paar- deboon en was geelagtig van Kleur hebbendo vyf Gieren. Men vondtze overvloedig in vee- Ie Rivieren en Staande Wateren» 't Schynt dat de dunne Hoorntjes op den Kop, groote- lyks van die der andere Waterflakken verfehil- lende 5 en naar de Sprieten der Infekten gely- kende , 'er den bynaam aan geeven. In de Afbeelding van Adanson zyn deeze zeer blykbaar , doch de zyne behoort ton de Tol- len of Maanhoorens , waar toe ook die van Gualthieri, door hem aangehaald 3 betrek- kelyk zyn 3 en deeze waren wel fraay gete- kend (*> dccviiu (708) Slakhooren > die de Schaal niet door* Muizen» Oortje, Coch]ea Trochiformls Ixvis albidaf j maculis interruptie, per ie riem dispofitis, pullis, aliquando rufls, fignata, & feu vermiculato quodam opere depi&a , intus Argentea, Test* T. ffe* t D, E, G. (708) Helix Testa imperforatl ovata obtufa, Spira acatl hrevisfima, Apemnê ampliatJU Faun* Sm* 2192. Gü alt h* I) E S L A K H O O R E N S. 469 froord, Eyvormig, ftomp% met eene zeer VI. korte fefttrpe Spits, en de Opening wyd ALvnL* Hoofd* STUK» De aangehaalde Afbeeldingen verfchillen hier wederom grootelyks. Die van d'Aïi- oenvillEj welke goed zou zyn, duidt een Hoorentje aan, uit de Marne, dat vaal was van Kleur, en wyd van Mond; weshalve het Muizen- Oortje geheten wordt. Onder de Meir- en Rivier-Slakhoorens , in Sweeden, is deeze Soort, volgens Lïnnjeus, de grootfte, en zou derhalve grooter nioeten zyn dan de Spit- fe Water -Slakhooren, hier voor hefchreeven *% Dit komt met de gezegde Afbeeldingen* Bhdz; iÉ 't allerminfte niet avereen. De onderfte 459 5 CliZ' en buikigfte Gier was overdwars zeer fyn ge- ilrecpt. Men hadt 'er tweederley in S weeb- een, beiden van binnen Sneeuw* wit, doch de cene ftompcr de andere fpitfer getopt; gelyk dit ook in de Franfche , by d'Argenvil- t e , bjykhaaï is. Volgens de aanmerking van den Heer Doktor Berkhey, zyn deeze Muizen • Oortjes van de algemeenften , onder de Water- Slakhoorentjes, in ons Land (*)> Lis- .pst* T. 5« f. F. I- IST. An?h 159. % ^ & P*?'* lt pL 54'; €èü£& ifc T. 123' f. 32» AKGENV. Cünc.b. T. £1. f* 7, bona. Klein Oflrac* 5.4, T* 3* U óy. ^tf. HslveH V. p* $$9» N. 5. T. 3. £ 27 , 28. Naruurl. Hts:, van Holland. IU Deel, bladz, II Of. Gg 3 ï. Dëel. xvu stuk. 4.70 B E S C H R Y V I N C V A N VI. Lister betrekt de zyne onder de Kinkhoo- ^LVll'Yen$ en &ee^ inzonderheid agc op de Mond- Hoofd- Opening, die, daar de geheele Hooren naauw- stuk. jy^s Vyf Kwartier Duims lang is, de ïangte ifortje*9 ongevaar 'van een ^ü^m en de breedte van iets meer dan een half Duim heeft» Het Dier zelf is geelagtig, gelyk de Schaal, en heeft twee breede , platte , gefpitfle Hoorentjes 5 welke hier den dienst van Vinnen fchynen te verrigten. Aan derzelver Wortels (taan we. derzyds de Oogjes , als zwarte Stippen met een Pen gemaakt. Het Vogt , door een Kwet- zuur uitgelaten 5 geeft neen Kleur. Het schor* Deeze Slakhoorens menigvuldig, in de Ri- vieren en Staande Wateren, door geheel En- geland voorkomende , hadt L i $ r e r , in de Maand April , een groote veelheid van der- zelver Schot, aan allerley Waterplanten zit- tende, gevonden, dat met kleine bruinagtige Oogjes bezet was, gelykerwys het Schot der Kikvorfchen. Hy kreeg daar, even als Frisch uit dat der Spkle Water-SIakhoorens , voor- gemeld , jonge Slakjes uit. Naderhand, die Schot nader onderzoekende, fpreekt hy 'er aldus van. Pajongen. „ Het is ongevaar van dikte als een Een- den-Schaft ; en byna een half Duim lang, „ Spilrond , aan de beide Enden wat fpits ; fomtyds regt, fomtyds krom geboogen. In 5, de Mey Maand is ?t veel dikker, en dan S3 komen ser, zeer duidelyk, kleine Hooren - 35 tjes, DE SUKHOORENS, 471 * tics, als Papaver-Zaad 3 in voor , die 'er in VI. „ beflootenzyn, ja wier Schaal , en derzelver A[^jU „ Geftalte , ligt te onderfcheiden is met het Hoofd- 3, bloote Oog. Na .de uitwerping , derhalve, stuk. 5, worden zy in *t Water .allengs grooter ; o*;?** want , zq men bet verfeh gefchooten Zaad, „ van deeze Slakhoorens , met een Mikros* „ koop befchouwt, dan zal het uit zo veele „ Siakhoorentjes , die aan elkander hangen , „ fchyuen te beftaan: als zig, voor 't bloote Oog, Wolkjes of Stippen daar in vertoon» den. In *t end van April, wanneer zy reeds ,> al haar Zaad gefchooten hebben , is deeze Lyf moeder geheel verdroogd,- en daar blyfc- niets over, dan een aanzïenlyke Hom, van t, Nieragtige figuur en Vleefchkleurig : tcr- „ vvyl , niettemin , het beftaan van de Lyf- M moeder, door haare zwelling in 't Water, 3, waar in rnenze weekt, genoegzaam blykt. Uit deeze Slakken, naamelyk, doorgefnee- den en in Koud Water geweekt zynde , „ oncftaat zo veel Slym, dat men 'er Draa* „ den uit kan trekken tot de langte van een M Voet , en dit Vogt moet men voor Lyf- moederlyk houden. De Slak is Hermaphro- „ diet , gelyk die der Spitfe Water-Slakhoo- 5, rens , eu derhalve kan men de Teeldeelen M daar mede o.vereenkomftig agten." „ Hier zou de Vraag in aanmerking kunnen Reden der komen ; waarom deeze Hooren , en die haar DCLUtlt^ „ gel y ken , een zogroote Opening hebben : als Gg 4 „ ook, I. DEK!.. XVI* STOKi 4?a Beschryvino van VI. :9 ook , waarom in de meefte Waterflakken ^^L%, geen Dekzeltje plaats heeft, dat aan naauw- Hoofd- m lyks eene Zee-Slak, zo veel, ik weet, ont- stuic. H breekt * ? Ik antwoord, dat de Dekzeltjes v zie „ inzonderheid tot beveiliging . om niet ge- XV. Stuk, . r * ö' Tv . ° tudz.' 46^, duung van fchadelyke Water-Diertjes ge* H^iZo*7* P^aag^ te worden, aan deeze Dieren 2ó3* „ moeten gegeven zyn. Bier uit kan men „ gisfen , dat de Hoorens in Zee veel meer „ last ten dien opzigte lyden , dan in Rivie- 3, ren , wegens de menigte en verderflykheid „ haarer Vyandpn. Dat ook dezelven in de 5, Jongwerpende dienen kunnen, om het Kroost „ by zig t£ houdea: als ook in fommige an- „ deren , die van byzondere Sexe zyn, om te „ maaken , dat het Wyfje niet ontydig be- „ kroopen worde van het Mannetje. Wat de wyde Opening aangaat : men ziet „ dat in de genen , die zulk een wyde Ope- „ ning hebben , de Spil kort, dun is en van weinig Gieren» In de Patellen heeft, om die zelfde reden , in 't geheel geen Spil plaats* In die , welke een zeer naauvve Opening hebben , daarentegen ; gelyk in de famengedrukte Purperhooren van onze Ri- vieren , [welke men Posthooren npemt,} is de Draay zeer lang." HCCiXv (?°9) Slakhooren , die de Schaal niet door* boord) (709) Helix Tcsta iinperforat& , obovatè , obtuGsfima, pel» lucida , tevisfiiua, Syst* Nat* XIl« KNO UK Pkrzans* VI, JD. PI. 23» fi 3, 9. 9) Helix ls.viga.ta Eiwt. DE SLAKHOORENs, 473 boord , fiheef Eyrond , tdtermaate Jlomp, doorfchynende en zeer effen heeft* ^Vir* HOOFD- Deeze heeft de grootte van een Erwt, is stuk. doorfchynende zeer glad en glanzig , naauw- lyks genaveld , met een groote Maanswyze Opening ; Hoornkleurig met flaauwe Streepen overlangs en de Lip van binnen wit. Die, welke men Geele Westindifche Erwten noemt , ook aan onze Kusten voorkomende , fchynen byna hier t'huis gebragt te kunnen worden. (710) Slakhoo-ren , die de" Schaal niet door» dccx* hoord, Eyvormig, ge/pitst heeft, met^fnea. verheven Rimpels 5 dé Opening ovaal WftjJ**?"* wyd. Op de Oevers van Gothland, san de Oost- zee, is deeze waargenomen door L in Nas üs. De Schaal is klein en buikig, met drie of vier Gieren , en heeft op 't midden der bult een Naad. Bet Slakje, daar in huisvestende, was zwart. (7H) Slakhooren , die dt Schaal niet door* dccxt, 7 •» Helix Ne. bOOrd , rit0idea. Nerictag- f710) Helix Testa imperfotata ovata acuminata, Rugis ele- tige. ntisj Apertura ovata ampliata» Faun* Succ. 2193. /*♦ Goth* Ljnd, 26 T. (711) Helix Tesra imperfbratê, convexa , longltudinalitcc finara, rima Umbilicali, Apertura fubrotundü. Al. U. 6j29 N» Soo. G u A L T H* fest. T. 64. ff U G g 5 474 Beschryving van VI. boord , verhwenrond , overlangs gejlreept% met een Spleetje genaveld , en de Opa* ning rondagtig heeft» Afdeel, LV1I. Hoofd» £TUK# Deeze kan men , te regt , onder de Oorhoo- rens betrekken ; alzo de Opening zig byna ge- lyk de Opening van een Opr vertoont. Men zouze dan , om dat zy dik van Schaal en ge- Itreept zyn , de Nerietogtige Oorhooren kun- nen noemen. De Schaal is wit , doch aan den Top, en in de Mond, blaauwagtig. De Draay loopt uit in een Eeltagtige Stip. G ij- alt hier i noemtze Neriet met Tepelagtige of zeer fyn gekartelde Streepen , zeer netjes getralied, platagtig, met een wyden Mond en wit van Kleur. Dccxm (712) Slakhooren , die de Schaal niet door* De Schaal is Melkwit, zeerbroofch, door- fchynende, en gelykt veel naar die der Zee- Ooren, doch is niet doorboord. Tusfchen de Slak- en Blaashoorens kan menze in 't midden plaatzen. De afkomst is uit de Middelland- fche Zee. (712) Helix TestA imperforata, convexo-ovata , La?>ro nut- loj Apertmft ad apicem usque hiante. M. L»U, 673, N. s8r. Helix perfpicua, Doorfchy» nende4 boord , yerhevenrond Eyyormig heeft * zonder Lip , de Opening aan den Top toe gaapende. (713) DE SLAKHQORENS. 475 C/x3) Slakhooren $ die de Schaal niet door» VI. boord, neder gedrukt platagtig heeft9AFDEK^ met gegolfde Streepen ? de Opening ovaal, wydmondig tot aan den Top. stuk. Dccxnr» Bekender is deeze, die men gemeenlyk Oor- fif^f* ftelp noemt of 7t Melhnapje, wanneer zy wit Oorfielp, zyn» Zodanig was die van Rumpiiius en Güalthieri; doch d'Arcenville merkt aan, dat de Kleur van boven , in 't algemeen, vuil graauw en vaal is. Wy hebbenze blee- ker en byna wit. Adanson3 die deeze on- der den naam van Sigaret opgepft, fpreekt 'er dus van. „ Haar Schulp is niet gepaarlemoerd noch „ doorboord, gelyk die der Zee-Ooren ; maar 5, derzelver Opening is byna even zo wyd, 9, doch minder lang. De flinker Lip heeft „ een veel breeder en minder dikken Rand, n en aan derzelver begin wordt men fomwy- „ len een klein Navel tje gewaar. Zy is ge- „ ffcrmeerd door vier zeer duidelyke Gieren, „ die omgeven zyn met een groot getal t, zeer fyne digt geplaatfte Groefjes, welke van (713) Helix Test& imperforata , depresfo-planiusculft , Striis undatis , Apcrtiua oyali dilatat& usque in Apicem. M. L* IX» 673. N» 332. Pet. Qaz.* T. 12* f/4» Rümph. RauXi 40. f\ R. GüAiT H. Test, T4 óp* f» ti A 11 GE N v* Concb* T. 7- f* C. L 1 s T. Ccncb. T. 57c* f» z\* BONANN. Recr. 475. N. 404. KLEIN Qfirac* T. 7» f* 1 14* ADANS« Seneg* T« a. i 2« KnoRR Vztym* IV* D.PU 17* U 5* I. DEEL. XVI. STUK» 476 BE8CHII YVIN6 VAN Vfc S5 van andere byna onzigtbaare Groefjes over- LVI?L dwars gefneeden worden. De Kleur is fom- si tyds wit , cn fomtyds , zo van binnen als stuk. j3 van buiten , vaal. Vaal zynde wordt zy „ gekruist door vyf of zes minder donkere 33 Banden* Ik heb deeze Soort , vry over- „ vloedig , in het Zand aan den Mond van „ de Niger-Stroom gevonden/' nccxiv* (7*4) Slakhooren , die de Schaal niet door- £Ï£* toorrf wrhevenrond heeft, metfamenge- yntmxu drukte Ribben ver van elkander : de Opening halfrond. inaantje. De Schaal van deeze is zeer klein en Ne- rietagtig, wit, verhevenrond. De zydelingfe Draay, die ftomp is, wordt geheel omringd door zes tot agt fcherpe , verhevene Ribben. De Opening is halfrond cn dus ook als in de Neriecen, maar met de binnenfle Lip omgefla- gen. In Jongere heeft een open Navel, doch in volwasfene geen Navel in 't geheel plaats , zegt L 1 n n je u s. Het aangehaalde Hoorentje van Adanson , Fosfar genaamd, was niet meer dan een zesde of een vyfde Duims breedj en Melkwit zo wel als het Dier. Nietcegen- ftaande gedagte Rimpels of Ribben, fchyocn my doch onze Witte Half maantjes tot deeze Soort te behooren. LVIIf. HOOFD- (714) Helix Test& fub-imperfbrata convexa , Sulcis remo • th " compresiis , Apertur4 fetni*«rfeitó. '< Sysu Nat, Xlf. AÖANS. Benig; h T. 13» f« KN^BR Wetzamt l> Dt VU 6* U 6 ♦ 7. DE N li R I C T B N. LVIH. HOOFDSTUK. HL™j; STUK* Befchryving van 't Geflagt der Nerieten* of Halvemaan Hoorens, waar onder de Eijer- doijers begreepen zyn* 7c Zweeft weinig bedenken, den Latynfcheii Naad, naam Nerita door het basterd- woord* JVfcfié* 3 dat met bet Franfche woord Nerite overeenftemt , uit te drukken. Hoewel, naa- itielyk, fommigen hier, uit hodfde der Half. maanswyze Mond-opening , de benaaming van Halve Maan Hoorens gebruiken , fchynt doch die van Nerieten meer gewettigd te zyn, en de Geftalte genoegzaam aan te duiden. Men plügtze weleer , altemaal , onder defi naam van Doijers te begrypen. Ik ontken ook niet, dat 'er in dit Geflagt voorkomen, die men naauwlyks Nerieten noemen kan ; maar zulks heeft hetzelve gemeen met andere Ge* Aagten. Ook wil ik zo ver niet gaan , van met de Duitfchers 'er den öaam van Schwini* Schnecken , dat is Dryf-Slakhoorens , aan tö geeven; uit hoofde, dat de Nerëiden Water- Nymphen waren ; of ook , om dat zy met de "Opening om hoog op 't Water dryven zou- den , gelykerwys de Nautilus fen (*). Nog min* (*) Navigant ex hls Nerita; „ prabenresque concayam fui paf tem, et altemm Aufts opponsates, per fumraa «quorum I. DEEL. XYI. STUK. VS* 4f8 B E S C H & V VING V A i VU minder behaagt my de benaaming van J^f/Öii- ^LVIIl" ^u^> °^ d*e van Lfy'Hoorens9 door de Duit- Hoofd* fchers uitgedagt , ziende op de gedaante van stuic. den Mond. Ook zullen wy op de overtref- fende grootte of fchoonheid der Conchyliën, die men Nerieten noemt, waar van fommigen dit woord insgelyks afleiden (*) , niet ft aan blyven (f). Kenmer- De Kenmerken van dit Geflagt zyn , eene ken* Spiraale, Bolrondagtige > van onderen eenigs- zins platte Schaal, die eene halfronde Ope- ning heeft , en de Lip , aan de Spil', dwars afgefneeden en platagtig. In de Mond der Nerieten, naamelyk, vertoont zig, aan de bin- nenzyde, een platte, regte, in fommigen als met Tandjes gewapende Lip , die een Ken* merk van onderfcheiding uitlevert. Zy heb- ben vellfïcant* Plin» Hisu Nat4 Libr. p". Cap. 33. Neritas apud Ariftotelem Gaza Natices convertit. Natice Piscis a natando di&us videtnr. Aldrov. (*) Ergo, fiquis Neriten Coclileam a magnitudine vel puU chritudine, qua alias ejusdem Generis excellat, nominatarri Velit , bene Judicat Zoographus* Idem* De Testaceis* Libr* III. Cap. 26. (t) Bonanni , van de ongemeene fraaiheid der Nerieten fpreekende , hadt niet dezelven in 't algemeen op 't Oog , gelyk d'ARGenyille zulks verftaan heeft * maar alleenlyk een byzondere Soort, die veel voorkomt aan de Oevers van Brafïl, by de Indiaanen Caramugio , by de Italiaanen Fraga genaamd, die als met zwarte en roode Bandjes en Snoertjes van witte Paarlen, gelykerwys de Ptins Robber ts-Kaoopen3 is omgeven* Rcer4 56» DE N È R I É T E U, 479 ben tot haar Dekzel een Halfmaanswys Schild- Vi; je , dat aan de gekookten zig niet intrekt , A£y* ii* maar ter zyden afwykt. Hierom worden zy, Hoofd- van de Amboineezen, Matta Cahettul, dat is*TUK, van zelf open gaande , geheten , zegt R u m- phius, die ze ^ wegens dit Klepje, Valvata noemt, om dat hetzelve, als een Valdeur, de Opening volkomen fluit; terwyl de andere Hoorens haare Dekzeltjes, die veel kleiner dan de Opening zyn, ver moeten intrekken, willen zy zig daar mede befchutten voor ui- terlyk geweld. Men noemtze in 't Maleitfch Bia Tsjonckü , dat is Peuter -Schulp, om dat men 'er, wanneer zy gekookt zyn , het Dier, dat een Slak is, met een Speld moet uithaa* len , gelyk hier te Lande gefchiedt met de Aliekruiken. Drie Af deelingen zyn in dit Geflagt gemaakt, soonau De eerfte derzelven bevat de genen die Ge- naveid zyn, dat is een Opening, als een Na* vel , van onderen hebben : de tweede die de- zelve niet hebben en eene Ongetande: de der- de aan wien de Navel ook ontbreekt , met eene Getande Lip. In de eerfte Afdeeling zyn vyf, in de tweede zes, en in de derde veer- tien Soorten: zo dat dit Geftégt in 't geheel begrypt vyfentwintig Soorten» K Die genaveld zyn* dat is een Gat by de 'Opening van onderen hebben* (715) 480 Bëschrïvijwc v a n %h (7*5) Neriet, die de Schaal genaveld effen j c^rla ^e bynaam is afkomftig van Rümphius, Eijerdojer die deeze Soort Canrena noemt* Hy betrektze Klootje? onder de Falvatce , en wy geeven 'er, wegens de Knobbelagügheid van de Navel , den naam van Eijerdojer met het Klootje aan. Sommigen betrekkenze tot de Slakhoorens , gelyk B o- nanni, wiens èene Soort, hier aangehaald, ïos was van Kleur, met Wafchagtige Stippen en witagtige Vlakken ; de andere 5 van den Oe- ver by Syracufa, Goudgeel met vaale Stippen, en als met een blaauwagtig Vlies overtoogen. £)ie van Adanson aan de Kust van Senegal waargenomen, en Fanel genaamd, was wit van Grond, met bruinagtige Stippen digt befprengd. Het dubbelde Klootje , weshalve zy , in *i Franfch 5 ook les Testicles genoemd worden, maakt het voornaamfte Kenmerk uit van deeze Soort. Zy valt ook in Oostindie. (715) Nefita Testl uml/ilïcata kevi, Spira fubmucronata ,< Umbilico jribbo bifido, M» L. U. 67+, N. 383- BoNANN* Peer. T* 224, 228* Valvata* Rümph, Kar. T. 22. f. C. GUALTH. Test. T. 67* K E, R,S,V,X. ARGfiNV. Ccïicb* T* 10, (7) f. C. RE GEN F. Conch. 10* T4 3» f, 3+, ADANS* Seneg. I* T. 15. f. 3» KNORR Ferzant^ III* X>i n< is» £ 4: H* ZO* ft 4. AfpEEL. Lviii. Hoofd- stuk. rfew Top eenigermaate ge/pitst , de Na- vel Knobbelig en in tweeën verdeeld heeft. DCCXV* C716) R li N E R I E T E m 4;gr Neriet, dfe Sc//aaZ genaveld effen , VI. Top taamelyk Jlomp, de Navel half Yvilf* ge/loot en heeft , met eene bultige Lip Hoofd 1 yan twee Kleuren. stuk* / DCCJCVI. Nerita Volgens de aanhaalitfgen worden hier Ge-^^*tf^ JTreeptë, Geftippelde Eijerdoiren, of dergely* ke Hoorentjes bedoeld , zelfs die aan onze Stranden en aan de overige Kusten van Eu- ropa gemeen zyn. Dit toont duidelyk de* aangehaalde van Lister, welke byna rond was , op 't grootfte naauwlyks een Duim lang, met vyf Gieren. „ Deeze, (zegt hy) is uic 35 den witten rosagtig , doch heeft aan- het „ laagfte gedeelte, voornaamelyk van de eer- fte en tweede Draay, als eene rosfen Band, p die uit eenige fcheeve rosfe Vlakken be- „ ftaat, en zodanigen zouden 'er veelen kun- „ nen zyn , over 't geheele bovenfte gedeel- te: maar van de Kleur, in 't leevende Dier, kan ik niets zeggen , als hebbende alleenlyk oude Schaalen, die door de beweeging der, Zee fterk afgefleeten waren , daar van ge- „ zien, (7 16) Nerita Testa Ümbilicata l£vi , Sphtf obtufiuscull , Umbilico fèmiclaufo, Labio gibbo dicolore» Faun* Suec. 2197* M* L* U. 674» N* 384» Valvata lxvis» Rümph, Rar> T; 22. f. A. GuALTH» Test. T, 67. U M, P,T* LïST, AngU 2Ö3. T. 3* ƒ*♦ io* ADANS. Seneg, U T* 13* f» 4. KnorÉ Vtrzam* U EU H. 10, U 3 , 4 > 5 : VI* ©* Pi* 16* Hh 1. DSELf IVl- STWX, 4S2. BE8CBR YVINC VA N VI» j zien, en ccnigcn daar yah, doch zeldzaam , A{viJjL,„ aan 't Strand gevonden." Die van Adam- Hoofd' son was zeer fraay, en met rosfe Streepjes stuk. Golfswyze getekend. Het Slakje was wit en hadt een wit Steenagtig Dekzeltje. De drie v an Gualthieri , hier aangehaald , ver * fchillen zeer van elkander, en die van Rum- piiius gelykt naar de één noch de andere. Dccxviï* (7*7) Neriet, die de Schaal genaveld en BoU Nerita Tondagtig heeft , het Gat van de Na- Bijctdoijer* vel zonder oneffenheden, Dit zyn de gewoone Eijerdojers, die men doorgaans uk den rosfen Goudgeelagtig, met bruiner Band en witte Stippen getekend aan- treft. Zy vallen veel grooter dan de groot* fïe Land-Slakhoorens. Men vindt 'er ook die Leverkleurig zyn5 met witte Banden, of an- ders op verfcheide manieren getygerd en ge- fireept. De afkomst is uit Oostindie. nscxviii. g) Neriet, die de Schaal genaveld verhe* Nerita Mbumen. Ven* Platte. f717) Nertta Testa Umbilicatft fubglobofd, ümbiiico pcrfo rato aquali. Syst. Nat. XII. Valvata quinta. llüMPfl, Rar. T. 22. f. D. KNO RR Verzam* I. D. Pl. 7* U 2: II. D. PI. s. f# 5: pi, 10. f. s: VU ifU f. i. (718J Nerita Testa U.mbilica:& convex^, Umbilico fubcor- dato, Lobo explanato, M. L. U. 675* N. 385. List. Cottcb* 4. S. 5. C. 3' f. 1, 2. Vitellus compresfus. Rumph, Rart T. 22. f. R. G V A JL T H. TfJ?. T. 67. f, A, Bf AllG E N V. Cencb. T. 10. (7) f. T. Re GE Ni. C>«c£. 20* T. 5. f* 54* Knork Ftrzam* IV, I>. PI, 7. £ 4 , 5» BE NeRIÊTEn, 433 venrond heeft , de Navel Hartyormig met een vlak uitgebreide Kwah> ^LVllL 1 tl Hoofd- De platheid 3 om welke RüMphiüs haar stuk* Vitellus compresfus noemt 5 onderfcheidt dee- ze ten duidelykfle van de andere Eijerdoiren, In de andere aangehaalde Afbeeldingen, even- wel, is dezelve niet zeer blykbaar. „ Deeze 5) gelykt best naar een leggende Doijer (zegt 35 Rümphiüs,) want hy is platter dan de 3, voorgaande , plat , Lever ver wig , zonder 3, Spikkels, de Mond langagtig final, met een dun donker bruin Schildje." VVy hebben- ze , die zeer plat zyn , en van aanzienlyke grootte, bleeker of bruiner Leverkleurig» De afkomst is uit Oostindie. (719) Neriet, die de Schaal genavetd, Eynccxix. vormig , glad heeft , met een gedekte $**Waé Navel , dè Opening ovaal. Gerepelde. Te r^gt kan deeze Getepelde Eijerdoijer ge- heten worden, alzo haar fterk uitpuilende Top een (719) Nertta Testa Umbilicatt övata $abra, Umbilico ob» te&o, Apertuta ovaia, Jvi. L. U 675* N, 386. Cochlea nivea* Column» Jtq> T* 52* f* ult4 List* Conch* 4» S* 5. 3. TV i« f. 3 , 4. Valvata feptiina , albula. RumPH, Rarm T. 2i» ft F* Gualt H. Test. T* 67* f* C , D. Mammeloa blanc. AR GE nv. Concb* T# io* (7) f, X* SEB, Kah* VLU T* 3«* f. 9, '10. KNORR Verzam* IV. D4 H. & f* rl« 8. 4: VU D. PI. 40» C 2, 3. Hh 2 I. Deel» XVI,. Stuk* 484 Beschrïvino v a é VI. een Tepelagtigc gedaante heeft. Rumphius,» ^Ylll^ die ze als zyne zevende Valvata , Klephoo- Hoofd* ren, of Albula, dat is Witagtige, befchryft, STUK* fnerkt aan , dat dezelve weinig Gieren heeft s de Punt wat verheven, met een wyden Mond, daar een donker bruin of Honigverwig dekzel op zit , dun als een Hoorne blik. De mee- ften, zegt hy, zyn fpierwit; eenigen hebben alleenlyk aan den Mond een zwarte Plek ; doch anderen zyn ronder, en over 'i geheele Lyf Oranjegeel, met dergelyke Dekzels. Wy hebben 'er die geheel wit zyn, om die reden wel Eijerfchaal getyteld, en die geheel rosag- tig geel of Vuurkleurig zyn , als ook bruiner en Leverkleurige, altemaal aan de Tepelagti- ge uitpuiling van den Top , èn aan de lang-* werpigheid van het Lyf te onderfcheiden. Zy voeren een byzonderen naam by de Amboi- neezen , als meer Vleefch hebbende dan zy bergen kunnen ; dewyl de Slak uit de Hoo- ren te voorfchyn komt met veel grooter Lig- haam, dan de vatbaarheid fchynt te zyn van de Hoor en : doch zy kruipt niettemin t'elkens daar weder in , en fluit de Schaal met het ge- zegde bruine Dekzeltje. Sommigen hebben de Navel doorboord: by anderen is dezelve digs of toegedekt. Voor de woonplaats vind ik Barbados en Alexandria aangetekend : doch de voornaarafte afkomst is uit Oostindie. DE NERIETEN. 485 IL Die geen Navel - Opening hebben en VI. niet getand zyn. iSm HOOFD- (720) Neriet , die de Gieren van de Schaal stuk. met Doornen gekroond heeft en de Lip- dccxx, pen Tandeloos. Corlt.a. Rivier - Hier wordt een zeer aaitig Hoorentje be- Doornt^ doeld , dat men Rivier -Doorntje noemt , vol- gens Rümphiüs. Hetzelve is in alle Rivie- ren van Amboina gemeen , en plaagt de ge- nen zeer , die met bloote Voeten daar in gaan baaden. Wat de grootte aan belangt 9 dezel- ve is als een Erwt : de Kleur bruinagtig of bleek groen. De Gieren zyn gekroond mee kleine Doorntjes» Het .wordt door de Amboi- aeezen Relnd geheten* (7SI) Neriet 5 die de Schaal geribd heef 't met dccxxu gelyke Knobbels , de Lippen Tandeloos. RaLu+ Ruuwe* - De Schaal van deezie is verhevenrond , on- gevlakt wit en zeer ruuw , doordien zy zes» entvvintig Ribben heeft, van uitpuilende Knob» beitjes , die van gelyke grootte zyn. Dit doet- f720) Ntrïta TVsta Anfra&ibus coronstis Spinis , Labiis edentulis, M. L» U. 676. N. 387* Valvata fpinofa. Rumph* Kar. T. 22» f, O* PET. *Amh* Tab* 3. f, 4, ABGENV* Cünch. T lo« (7) f. N« 2* f721) Nerita Testa fuicatd tuberculis ^qualibus a Labiis cdcntulis. l;U U ü. 676 N. 388. Hh 3 I. Deel, XVI* Stuk* 48(5 Beschryving van VI- doetze naar een Rasp gelyken 3 waar van de ^lviii.' byflaam- Hoofd- stuk. Neriet , die de Schaal met fladuwe dccxxii» Streepjes heeft en de Lippen Tandeloos. Jscrha. Cornea* Dunne Deeze komt van verfchillende Kleuren voor : Nener* gejiecj wjt Qf paarfchagcig met witte of rood- agtige Banden , of ook zeer fraay geftippeld en gevlakt ; ja fomtyds geheel bruin* Zy heeft de Schaal zo dun als Hoorn. De aangehaal- de van d'Argenville , die geel van Grond was met drie zwart geflipte Banden , fchyrit veeleer een Eijerdoijer of Maanhooren te zyn, Zy komen uit Westindie. nccxxin. (723) Neriet , die de Schaal rimpelig heeft FiuvUh en de Lippen Tandeloos. tHis* Neriet," Tot deeze Soort wordt die van Lr ster betrokken ) welke hy noemt 3 Rivier - Neriet 9 die uit den blaauwen groenagtig met Vlakken is , hebbende een rosagtig , Maanswys en fte- kelig Dekzeltje : als ook een andere , met het Dekzeltje Saffraankleurig , en die van Peti- v er 3 genaamd Klein Netswys bont Nerie- tje uit de Theems. Een dergelyke komt voor in (711) Nerita Testa obfolete ffriatfl , Labiis edentuü% Mt L. U. 677. N. 389* AR G É $ V* Conc/j. T* lo. (7) f. Mf KNO RR Perzam VI. D. PL 17. f. 8. (723) Nerita Testa rugufa , labrs edentulis. Faun. Sae?^ 2194. List. Angl. 136, T» 4» f. ao» Cotfcfa Iï4 p. i« f. gé* tET» Mus, 67, N, 718. DE N E iU E T E N. 4^7 in de Rivieren van Sweeden, doch de Opper- VL vlakte mee putjes , en van eene blaauwagtige ^vui.' Hoornkleur; de Opening byna zo groot als^FD- de Schaal, de. binnen fte Lip plat, het Dek- stuk. zeltje haif-ovaal hebbende» Volgens Lister. is deeze Neriet iets lan- ger dan een Kwartier Duims , doch niet zo breed , hebbende de Schaal , hoe klein ook, veel dikker en fterker dan alle andere Rivier- Hoor ens, zeer laag getopt, en maar uit twee of drie Draaijen beflaande. De Opening is halfrond: het Dier witagcig, met twee Draad* wys dunne Hoorntjes. Men vindtze, in En- geland, op Steenige Ondiepten in de Rivieren. (72.1) Neriet, die de Schaal effen heeft, denDccxxw. Top ingevreeten, de Lippen Tandeloos* Limralhé Strand» Deeze Strand ~ Nerieten 9 dus genaamd , omNenet* dat zy aaa de Oevers van ons Wereldsdeel menigvuldig voorkomen, zouden, volgens de aangehaalde Afbeeldingen van G.ualthieri maar zeer klein zyn , doch Lis ter merkt aan , dat zy ongevaar de ,|rootte hebben van een Hazelnoot , zynde de Schaal zeer dik en zwaar , ongevaar een half Duim lang. Som- tyds, (7H) Netton Tcsta ÜA9 Vertlce caribio, Labiis edeniuli'se Faun, $uec4 1x95* /*« OsU 161* List» ^AngL 164. T. &»f.-.TU Onch* T. 4. $• 0* f. 3p. PET. Mm* 67* N, 71^ G UAL TH. Test. T. 4. U L L. Hh 4 1. Bol. xvi. Stuk. 488 Be$chryving \* a n VI. tyds , zegt deeze Autheur , zyn zy geheel A£\nn # geel ; fomtyds flerfc naar 't rosfe trekkende , Hoofd- en fomtyds uit den bruinen groenagtig. Op stu#. alle Steenige Stranden van Engeland , zegt hy \ komen zy menigvuldig voor. Hy hadtze, ia 't begin van Juny, nu eens twee geelen, dan een geele en bruine , op 't drooge , na 9t a£- loopen van de Zee, gepaard gezien, Niets meldt deeze Autheur van den inge- vreten Top , waar van ook Gualthieri geen gewag gemaakt , en de uit hem aange- haalde waren Rivier - Nerieten , van allerley Kleur , 9t welk Linnjeus ook aangaande dee- ze Soort getuigt, zeggende dat men een klei- nere vindt, in de Zoete Meiren , van de zelfde Soort. Die genen , welken hy aan *c Strand van Gothland vondt , waren gedekzeld , en het Dier, dat zwart was, gaf twee Borftels, als Pooten , aan ieder zyde uiu pccxxv* C?25) Neriet, die de Schaal gladagtig Hoor- iMujttis* mS ktefö 5 met eenen volmaakten Top 9 ^ieir- de Lippen Tandeloos. Deeze, wier Schaal naar de voorgaande wel gelykt , doch zeer blykbaar getopt zynde, is broofch , zwart met witte Stippen , volgens Güalthieri, door wien dezelve, naauw- lyks (725) Nerita Test& Ireviuscula Cornea , apice cxquifito , Laïuis edentulis» Faun, Suec, 2196* GUAJLTH. Test* T« 4. f, M M» DE N E R I E T E N# lyks een Peperkorrel groot , in zekere Bad- VI. wateren was waargenomen. Linn^eus fchynt ^JJJjf* dergclyke gevonden te Rebben in Sweedfche Hoofiw Mcircn. *tü^ III, Die pngenaveld zyn met een getan- de Lip, (726) Neriet, die de Schaal effen heeft doch nccxxvu niet glad 9 met een uitgeholde Draay puiilgera. ge-oogd , de binnenjle Lip effen en Se ^q^^' karteld* Deeze heeft haaren bynaam van een zonder* linge eigenfehap, welke in geen andere Hoo- rens , die gedraaid zyn , maar wel in de Patel- len plaats heeft. Op haare Rug is zy dikwils bezet met zo veele vuilwitte Wratten , als Korrels , dat men de Schaal naauwlyks beken- nen kan; 't welk haare Jongen zyn, die daar op blyven zitten, en daar aan vast belterven. Wanneer men deeze Wratten aan ftukkea drukt, vindt men reeds een Slymerig Diertje daar in. Hierom, dan, wordt zy de Jong- draagen.de Neriet getyteld. De Jongen , wat grooter geworden, verlaaten de Schaal van de ' Moer, en kruipen aan de Klippen, Men vindt 'er (716) Nerita Testa Ixvi rudi , Spirula excavato-oculata , Labio inreriore lèvï crènulato* Syst* Nat.XIL Valvata decima^ i'kviatilis, five rubella. Rumph. Rar. p« 76, T« 2Z* f»H* KNO KR Verzam. VI. D» TL 13. 6 8* Hh 5 ï. Deel. XVI, Stuk, 490 Beschrijving van VI. 'er ook* aan welken deeze Wratten afgewree* 'Vvill" ven z^n' na'aatenc*e veele geele Kringetjes, Hoofd- die haar dan verfieren. Anderszins is de Schaal s'ïük. ruuw en doodfch, zwartagtig van Kleur, dun met eenen wyden Mond , die aan de kanten ros is, en daar van worden zy, in 't Maleitfch, Bia mattacou , dat is Rood-Oog , getyteld. Het Schildje is halfmaanswyze , glad en blin* kende, met een uitfteekend hoekje als een Tand. Aan den Mond van groote Rivieren komen zy in redelyke overvloed voor; doch de regte Roodraondjcs groeijen aan harde rosfe Klippen of ook in Kuilen van roodagtige Aar- de. Die men in Moerasfige Rivieren vindt heb- ben weinig of geen rood aan den Mond , ofc fchoon zy mede aan harde Steenen zit ten, waar zy aan kleeven, gelyk de Patellen, doch men kanze 'er gemakkelyker af krygen* 't Geheel Strand op Hitoe, byAmboina, wordt, wegens zulke roodagtige Steenen en deeze Koorentjes, Mattacou genoemd. Zy zyn zeer bekwaam tot fipyze en zoet van Smaak, wordende deswe- gen ook op de Markt te koop gebragt, en die van Moerasfige Rivieren houdt men voor de lekkerften. Dit meldt ons Rumphius aan^ gaande deeze zonderlinge Jongdraagende Ne* rieten, welke hy onder den naam van Aliekrui- ken tot de ongestreepte Kleplioorentjes t'huis brengt. De aangehaalde van Güalthieri is een Rivier-Neriet, geel van Mond met een zwarte Vlak, en wit van Schaal, (727) DE NERIETEN. 491 (727) Nerict , die de Schaal effen , rondag- VI. tig , Melkwit heeft , de Gieren met ^"yJJV evcnwydige zwarte dwars Streepen. Hoofd* j STUK. Een middelflag is deeze tusfehen de zeven dccxxvu. honderd-vierentwintig en dertigfte Soort , zegt Linn^üs. Zy is van grootte als de Strand- *°ppstj& Neriet , met de Lip geheel plat en effentjes getand* Zodanige kleintjes heb ik , onder het Speculatie-Goed , doch dezelven zyn geel van Mond. (728) Neriet, die de Schaal effen , groen , nccxxvm. de binnenfle Lip tweetandig heeft. 'bSent. Tweetan- In het Kabinet van de Koningin van Swee-d,ge* den kwam deeze , de grootte van een Erwt hebbende, en, dat zonderling is, eenkleurig, of zwart of geel voor. 't Woord groen zal der- halve hier, by misvatting, onder de Kenmer- ken ingevoegd zyn. (729) Neriet, die de Schaal effen, groen; denccxxix* binnenfle Lip in -t midden gekarteld heeft. viZdh. D Je Groene. (727) Htrita Testa Ixu feibrotunda La&ea, Anfra&uum Striis transverlls nigris parallelis, óysu Kat. XII* (728) Tierit/z Testa lam viridi, Labio inteiiore bidentato. M, L, U, 677. N. 390* (729) Kprlta Tcsta lasvi vlridi , Labio intenore medio ere- tfulafe, tfyjr* XII. Nerita minima viiidis. BROwn. Jam* 399» I DEEL. XVI. STUK. Brschryvinc van Yj# Die kleine, groene, gladde ïferietjes, wel- Afdeel, ke men ook onder het Speculatie Goed plaatst, LVriII. worcjen hier bedoeld» Zy hebben naauwlyks Hoofd- , T. • ' : stuk. de grootte van een Peperkorrel en zyn onge- meen dun yan Schaal. dccxxx. (73<0 Neriet, die de Schaal effen , Eyvor- Vir%ea. V^S > de binnenjle Lip - bultig en met Bloedde Tandjes heeft. Tanden? Zo LiNN-ffius hier die gene bedoelen mogt , welke wy Bloedige Tanden noemen , dan vond ik eenige reden voor den Latynfchen hynaam. Die ik van deezen aart heb, voldoen nage- noeg aan de opgegevene Kenmerken. Zy zyn ook met veele Streepen, Zigzagswyze, op ee* nen witagtigen Grond getekend , byna gelyk d'Argenville meldt, ten opzigt van de aangehaalde , Letter P. Die , daar ik van fpreek, is echter by hem, op Letter H, af- gebeeld , onder den naam van Qiienotts , met een Mond vol Tanden. De mynen hebben maar twee Tanden aan de binnenfte Lip , die als in bloedig Tandvleefch itaan. Hoe 't zy, de Afbeelding van Bonanni verfchilt groo- telyks , en Linn^us telt verfcheidenheden op van Kleur en Tekening, in deeze Soort: als, (730) Kerita Testa laevi ovata , Labio Interlore gibbo den- t$culato? M. L. U. 67*. N* 39U B ON A N n. Recu III. T» 204 Fet. Gaz. T. 11. f. 3' A R G F n v. Concb* T« ia» {?J U P. KNOUR Vcrzum. V. !)♦ VU 3» f« 2. ƒ) E Neuieten. 493 tflB , i. een bruine met witte Banden over- W dwars: a, een bruine met witte bogtige dwars- A£vjjl Streepjes : 3. een bruine met geele gegolfde Hoofd.' dwars - Streepjes : 4. een andere met zwarteSTüE- 13anden en bleeke Streepjes. De afkomst was uit de Middellandfche Zee. (731) Neriet, die dé Schaal effen , byna *on*™*£*xlk der Top ; de beide Lippen getand heeft.poüta. Gladde . Neriet; Dë aangehaalde van Rümphius is rond, en dik van Schaal, met een wyden Mond; zonder verheven Top , en zeer fraay als met Bergjes getekend. Deswegen noemt hy dezel- ve Alpina. De Schaal, naamelyk, is naauw* lyks geftreept, maar met zwart aartig gefchil- derd , als of het verwarde Takkebosfchen , zegt hy j of een wild Gebergte ware* De Mond beeft een dikke Lip , die aan de kanten lichtgeel is. Het Schildje is lichtgraauw , blinkend, Steenhard en gegranuleerd, aan de kant met een Tandje. Drie verfcheidenheden, daar van, geeft hy op, die altemaal zwartag- tig waren: des het verwonderiyk vooorkomt, dat LiNN-ffius hier Nerieten van zo veeler- lef f7 31) iierita Testa lacvï , Vertice obliterato , Labüs utns- cj'ue dentatis. M. !♦ U. 678. N. 39a, Bonann. Recr. IIT# T. 22i» Valvata Alpina, Rumph, Rar. T. zzt f. I* N. *; GuALTH, Test. T4 66. f. G. A JR G F, N V. Conch. T. 10. (7) K* Regenf* Conch, 16* T* 4» U 43? $KB't Kab* IXif T. 59. f« U D£EL. XVI. STVKi 494 Beschrïvino van VI. ley Kleuren, Afchgraauwe3 witte, rosfe,met ^LVlll" donkere > w*tte °^ r00l^e Kancten, t'huis brengt : Hoofd * die veeleer zouden lchynen tot de volgende stuic. Soort te behooren. (732) Neriet , die de Schaal gejlreept en de foiTonta. Lippen getand heeft , de binnenjle plat- Poeioron* >ig ? gerimpeld» tje. De aangehaalde noemt Rümphiüs Poelo- rontjes, om dat zy weinig anders dan op Poe- loron en andere Bandafche Eilanden voorko- men. Zy zyn op de zelfde manier , zegt hy, als de voorigen gefchilderd , doch mee één , twee of drie, roode Banden. De fraaiften, die wy hebben , zyn op een witten Grond groenagtig gemarmerd, met Roozekleurige Ban- den. De Mond-opening vind ik in de mynen, wat de buitenfte Lip aangaat, niet , en de bin* nenfte maar weinig getand. E>ccxxxiii. (733) Neriet, die de Schaal geflreept heeft en Aiïkfila. ^ Lippen eenigermaate geland, de bin* zwart nenfle Lip met Knobbeltjes. Dee- f732) Timta Testa finata1 ^Labns dentatfs Interiote planius- culo ragofo. M. L» U* 679* N» 393* Valvata fecunda , fasclata* Rumph» Rau T. 22* ft KNO Kit Verzam. III» D» iu u u 4* (733) Nerita Testa ftriatê, Labiis fubdentatls , interiore tuberculato, M. L. U. $79» N» 394* Rümph, Rarf T* 22, f. N* 3* Knor R Verzfim* WU D* Pi» 13* f. 4» DE N Ê R t E T E N. 495 Deeze , die reen eigentlyk Z$?m bonte kan VI. noemen > hebben den Grond 5 zo wel als de ^gj* Opening 3 geheel Melkwit 3 met git zwarte Hoofd" Vlakken, 't welk dezelven^ hoe gemeen ookSTuK. zynde, niet onaartig maakt» De Tandjes van de Mond-opening zyn niet zeer blykbaar, Zy komen ook uit Indie ; maar Linnteus fchynt zig door fchielykheid vergist te hebben, met dezelven voor de Agtfte Soort van Rumphius aan te zien, en op Hitoe te plaatzen. (734) Neriet , die de Schaal gegroefd heeft dccxxxi?. en overdwars gefireept, met de himen-^%^ (le Lip zetand* vceikicn. Dertig overlangfe Groèven heeft de Schaal van deeze , met zeer fyne dwars -Streepjes* De Kleur was , of bleek Afchgraauw met drie bruine Banden in de langce, of roodagtig met kromme, of geelagtig met bogtige witte Ban* den overdwars. Dit zal aanleiding gegeven hebben tot den bynaam. (735) Neriet, die de Schaal gegroefd heeft nccxxx?> eil pik at a* Geploot de (734-) Kerit4 Testa fulcatü ttansverfeque ftriata , tabio * lateriore dentato. M* L, U* 68o* Nt 395» B.UM PH* Kar* T, 22. £ N. 6. (735) Nerita Test! fulcata , Labiis dentaiïs, interiore ro fundato , exteriore utïinque Bejitikus acutjs conicis, Mf %,* V. 68o* N. 39Ö. h Deel. XVXt Stok, 495 Bbschryvinc a n Afdeel» lviii. Hoofd- stuk» VI. de Lippen getand , de binnenfte rondag- tig9 de, buitenjte wederzyds met Kegel* yormig fpitfe Tanden. Deeze Soort, zig in 't Kabinet der Konin- ginne van S weeden bevindende, was ongevlakt wit, en hadt omtrent twintig diepe Groeven. De buitenfte Lip hadt in 't midden vier platag- tige , op ieder zyde een Kegelvormigen groo- teren Tand; de binnenfte was verhevenrond j overlangs gerimpeld met yleuitfteekende Knob- beltjes: de Rand inwaards gerond, met drie of vier diep ingefneeden Tanden. Ook vondtmen 'ér Verlcheidenheden van, met kleine bruine en eenige roodagtige Vlakjes, over de Ribbe- tjes der Groeven verfpreid. öccxxxvi. (73ö3 Neriet, dié de ' Schaal gegroefd heeft , De aangehaalde van Rümphiüs is diep ge- voord of ingegroefd, met uitfteekende ronde Ribben , zwart van Schaal en Mosagtig , maar, als men ze zuivert * komen 'er witte Streepjes op de Ribben voqr den dag , waar door ze Ge* fpikkeld worden , doch altyd blyft het zwarte Herita Testa fukata, Labiis dentatis, interiore coa- vèxo rugofo, M. L. U. 6fei« N* 397* RÜMPH, Rar. T, f; N* GuAlth* 4vrfï Ti 66* ft V« KNORR Verzam* llU ©♦ pu 1; f. 5* Nerïta %r$sfa. Gefpik- en de Lippen getand , de binnenfte rim- pelig verhevenrond. mees* ÜE NÈUETEN; 497 rnrester Deeze Groefjes maaken dat de Rand Vfi, Ü6r buitenfte Lip ook gekarteld is : de 1 op ^viiff fteekt niec uit. Het Schild is zwartagtig 5 Hoofd* aan de buitenzyde met een Tandje. De Am-STUK* boineezen noemenze Kima Ahoesfen , om dat de Slak , te veel gegeten , eenige Jeukt of prik- keling in de Keel veroirzaakt , en dus lastig is voor de genen, diè met Hoest bezet zyn. (737) Neriet , die de Schaal gegroefd heeft dccxxxviö met twintig Ribben , de Lippen getand, c6*L"tofU de Unnenjle rimpelig geknobbeld . Kamelot^ De naam van Kamelot] é , Welkeö Rum» i> h 1 u s aan zyne derde der Geribde Nerieteii geeft , is daar van afkomltig 4 dat 2y over- dwars gefchilderd zyn mét zwarte Golven ; doch fommigen, zegt hy, zyn geèlagtig ge- golfd , in plaats van zwart. Mooglyk zal hier de byna^m , Chamceleon > van ontleend zyn, LiNNiEUs geeft 'er twintig Ribben öf Groe- ien aan , en zo veel tel ik 'er omtrent in eert Roozekleurige , met zwarte Golven en wkj doch geel getopt , nagenoeg met de aange- naaide van ü'ArcenvilLe overeenkomen- de^ f737) Kerita Testi fulcatè Sulcis vlgüiri , Labiis dehmisf ftueriore rugofb tuberculato. M. L. ü. 6ÜU N. 398* Valvata tertia undulata* Rumph. Rar* T* 22. f. L* ARGEN V* Cench. T, 10. (7) f. Q., ReGèNF* Conch* 12, f. & Ó aéu Knorr Verzat»* V* PI. ij, f, 4, ïï h DF.ÉU xvi stik. 498 Beschryvimc van VI. de, en dus ook zeer fraay. Deeze, en de drie ^LVn^ of vier voorgaande , vallen zo groot niet als hoofd-* de volgende» De twee laatften komen zeker- STüK* lyk uit Oostindie. In deeze Roozekleurige is het Mondje, wegens zyne Tandjes , aartig te befchouwen. bccmvni (73*0 Neriet, die de Schaal gegroefd heeft ijd'* met ^ert*S Ribben , de Lippen getand 5 Gegolfde. de binnenfte rimpelig geknobbeld. Deeze verfchilt van de voorgaande, ook, doordien haar Top meer uitfteekt , en door- dien zy dc Banden brceder heeft, zegt onze Ridder , die deswegen haar dan de Gegolfds zal genoemd hebben , welke benaaming zo wel op de voorgaande past als op deeze. Ook is de Kleur in de myne, die dertig Ribbetjes heeft , byna geheel zwart , met Golfswyze geele Streepen , en zou men ze , derhalve, wel tot de Kamelotjes betrekken mogen» De aangehaalde van Gualtiiieri fchynfc veel minder geribd te zyn. dccxxxix, (739) Neriet, die de Schaal gegroefd heeft 9 Exuvia. met Wrattige* f735) Neriia Test& fiilcata Sulcis triginta, Labiis dentatist interiore rugolo tuberctilato. M. L« U. 682* N# 399* RümPh* Rau T4 iu t 4» GllALTH» Test. T* 66* f* X# K NORS Verzam. VU D* PU 13 £ U (739) Kerita Testa fulcat5, Labiis dentatis , interiore tubet» culato. M L. U» 682* N» 400. BoNANN* Recr. MU C 220* List* Cwh> IV* S. u G. u T. 2» fi 5. RUM? Ht Rar9 ** DÉ N E U E T E N. A9P hier aangehaald , is wit van Schaal , maar door- gaans met ruige Wratten of Korreltjes bezet > welke op ryën ftaan , en tusfchen beiden , langs de Gieren , Vooren maaken. Die ruim- heid, zeer aanmerkelyk in deeze Soort, doefc 'er ons den naam van Wrattige Neriet aan gee- ven. Haare Mond -Opening komt volmaakt met die van Güalthieui overeen, de Rug- zyde met die van Bonanni, doch de aan- gehaalde van d'Argenville fchynt tot de voorgaande Soort te behooren. Volgens Rum- phius zyn 'er nog twee verfcheidenheden van, aan de Stranden van Amboina gemeen; maar de eerfte , zegt hy, wordt zelden ge- vonden. Tusfchen de Korreltjes of Wratteit ziet men aan de verfche eenige korte BorfteK tjes of Haairtjes; dat 'er mooglykden bynaais van Exuvia aan heeft doen geeven. T. 22* f» M. PET* Gaz.T. 100. f. 6. GuiLTH. Test* T« 66, U CC ARGENV. Conck* Tf !©♦ (7) U h Xiab. III. T. 59* f. 4— 9* li s u-m&u xvi. stuk* LIX. HOOFDE 5CO B&SCHRYVIN'G VAN vr. ^m$m^m^^mmmmms$sm Afdeel. PLIX' LIX. HOOFDSTUK. Hoofd STUK. Befchryving van U Geflagt der Zee-Ooren. Naam. 'TVhans komen wy tot de Zee-Ooren, in J- % Franfch Oreilles de Mer genaamd , dat van gelyke betekenis is, en waar voor Lin- n/eus 't Griekfche woord Haliotis tot een Geflagtnaam gebruikt. Deeze benaaming is thans algemeen : des ook de Duitfchers Meer- Ohen zeggen, mzt Meer Cl ir een , gelyk Adan- son, uit Lancius, zeer grappig aanhaalt. Dit zal een Drukfeil zyn; doch van waar d'Ar- cenville het heeft, dat wy Hollanders dezelven Stockfiche , of 9 gelyk het elders overgenomen is (*) , Stockfifche noemen zou- den , kan ik niet begrypen. Geloof baarer is 't, dat menze, op fommige plaatfen van Vrank- ryk Ormeau, Ormier of Botirdin noemt. Zo de Engelfchen den naam van Mother of Pearl, in \ afgetrokkene, daar aan geeven, flaan zy zekerlyk den bal mis: want deeze Conchyliën zyn noch Paarlemoer , noch de regte Paarle. moer -Schulpen, en, hoewel 'er dikwils Paar- len , PaarJgewasfen of Zaad van Paarlen , in voorkomen , zyn het doch de Paarl- Oesters of Mosfelen niet , die men eigentlyk noemen kan, Moeders van de Paarlen. Zodanigen, die vaa f Diiïionn* des Animaux* Tom* III* p» DE ZEE-OOREN. van binnen V.eer glanzig Paarlemoer zyn ; wor- VI. den echter in onze Taal nog wel Paarlemoer- A™J£Lm Schulpen getyteld. Hec Paarlemoer is in de- Hoofd- zei ven flegts een dun Vliesje , dat de Schaal stuk* van binnen bekleedt , en ten opzigc van den weerfchyn, dien het heeft, naast overeenkomt met het Paarlemoer van de Knobbelhoorens en Reuzen Ooren *- Oudtyds plagt menze, * z?e in navolging van Aristoteles, die denbIadz#379i naam van Mni* gebruikte , Wilde Pa- tellen of Groote Patellen te heeten , en zy fchynen ook. van hem, met het woord Apor- rhais bedoeld te zyn (*). De Kenmerken van de Zee-Ooren zyn zeerKenmec- blykbaar. De Schaal heeft eenigermaate cte figuur van de Schulp van eens Menfchen Oor, en heeft op zyde een verborgen Krulletje , dat de Draaijen der Hoorens eenigermaate uitdrukt. Bovendien is het vlakke der Schaal , over- langs, met een reeks van Gaatjes, waar van altoos vyf of zes open zyn, doorboord. d'Ar- genville merkt aan, dat het Dier, de Schaal wegens zyne vergrooting uitbreidende, t'elkens een nieuw Gaatje aanvoegt en een ander fluit. Die zelfde Autheur geeft ons de Afbeelding «et Dim* van het Dier der Zee-Ooren, zo als hetzelve in (*) Natices Saxis adhsrescunt more Patellarum & App(* ïbaidura# De HUt. Libu IV» ï. Deel, XVI. stok» §02 Beschryvin© tan VI. ïn de Schaal zit en langs Steenen of Rotfea ^UxJ* kruipt, en in een omgekeerd postuur; gelyk |3óofi>- wy dit in Fig. 5, 6, op Plaat CXXIV ver- stuk. toonen. De Zee Oor, door hem afgebeeld, pi. cxxiv. js een Europifche of Franfche, xm de Kus- ; 5 * *ten van Bretagne. Men heefc ze anders, „ zegt hy, in Vrankryk niet. Doorgaans zyn „ zy aan de Rotfen gehecht , ftrykens met de „ Oppervlakte der Zee, en houden 'er zig zo „ vast aan, dat men nog. meer moeite heeft „ om ze 'er af te krygen , dan tot de Patel- „ len. Op ftaande voet, na dat menze daar af gewrikt heeft, fterft de Vifch of Slak, maakende flegts , door het uicfteeken van den Kop en van de Hoorntjes, eenige be- „ weeging. Het Vleefch is geelagtig en ftrekt „ tot Spyze voor de Menfchen Men wordt „ daar aan een ronden Kop gewaar, benevens 3, een Bek die met vier Hoorntjes is voor- zien , welker twee grootften weinig afftan- 3, dig zyn van dc twee anderen. De twee 3, Oogen, of twee zwarte Stippen, liaan op „ den Top der twee klein fee Hoorntjes. Het 3, Dier ontlast zyne Vuiligheid door de Gaten, |, die in de Oppervlakte van de Schaal zyn, en 3, zyne voornaamfle Ingewanden zyn gehuis- 3, vest op den rand der Schaal, die in waards 9, uitfpringt. Wanneqr dq Zee * Oor kruipt, Iteekt haare Voet ver buiten de Oppervlakte 3, van de Schaal uit , welke bekleed is met fl flaauw uitgeholde Groefjes, die langs heer* ÏOO DE ZEE-OORBN. J03 loopende in den Spiraalen top verdwynen. VI. Dit openbaart zig duidelyk in Fig 5 , wel- A^^Lt ke de Zee-Oor aan een (luk Rots kleevende Hoofd- „ voorftelt. In -Fig. 6 ziet men dezelve daar stuk, „ af genomen en omgekeerd , als wanneer zig de Voet ingekrompen en het Lighaam gely- „ kerwys een Zak vertoont. Ook zyn aldus „ de vier Hoorentjes, benevens de ingetrok- ken Kop, nog zigtbaar." De Zee - Ooren , merkt Linnüus aan 5 soorten, ■zyn elkander zo gelyk, dat men ze naauwlyks door bynaamen onderfcheiden kan. Veele nog- thans, ja wel de mee (ten van zyne zeven op* gegevene Soorten , hebben haare blykbaare Ken- merken, gelyk wy thans zien zullen. C740) Zee-Oor , die de Schaal rondagtig en nccxr,, wederzyds glanzig heeft. wiT.* Groot hol Hier moeten wy die Groote holle Zee Oorenz^°ou plaatzen, welke van de anderen zo blykbaar verfchillende zyn, Gualthieri geeft 'er een zeer goede, fraai je, Afbeelding van, en meldt, dat de Schaal, zo wel vanbinnen als van buiten, blaauw Zilverkleurig is; zo dat de zyne dan , van buiten > is gepaarlemoerd geweest* Daar op doelt zekerlyk onze Ridder inzyneKenmer* ken : doch dit flag van Zee-Ooren heeft N atuurlyk de (740) Haliotis Testa fubrotunda, utrinque nitidd4 M. L. ü* 683, N. 401. Syst* Nat* XII, Gen, 336. GüALTIi» Test. T, 69. U B, li 4 I, Dl el* XVLSTUK# BïSCHR Y VING VAH LIX* JÏOOFD STUC* VI. de Schaal zodanig niet. Door Wormgatigbeid Afdeel, va^t dpzelve doorgaans zo ruuw en leelyk , d?c menze moet affchraapen , en dan komt het Paar* lemoer Wolkagtig en Schilferig , doch met fraaije verandering van Kleuren 3 te voorfchyn. Ik heb verfcheide zodanigen, van vyf of zes Duim lang en over de vier Duimen breed, wier holte of diepte meer dan anderhalf Duim bedraagt. De Wormgatigheid geeft oorzaak tot de groei - jing van Paarlen, Zaad van Paarlen of Paarl- gewasfen , die zeer menigvuldig en groot voor- komen in deeze Zee-Ooren. Ik heb 'er zodanig één met een Paarlgewas , dat de grootte van eens Mans Duim te boven gaat. De Schaal van deeze , deerlyk ingevreeten ; waar door myn denkbeeld , ten opzigt van de groeijing * zie 't ^er Paar^en * n0S meer bevestigd wordt * 3 is xv,STUK,VYf Duim lans, vier Duim wyd en byna twee Duimen diep. C741} Zee- Oor, die de Schaal langwerpig rond9 met de Rug overdwars gerimpeld en geknobbeld heeft. Van f741) Haliotis Tesra fubovat^ , Dorfb tri ns ver firn ru^pfo, tubercujato. Faun. Suec. 2198» Haliotis ftriata rugofa. Faun, Suec. 1326. Auris marina. Rond. Pisc. 5* TCell* Aq. 395. Patella major üve fera. Gf.sn* Aq.. 808 & 807. Aldr. Ex- fang. 55 U f* 1,2. RüMPH. Rar. T* 40- É G, H, BO- NANN. Keer. U T» 10, IU L13T. ~4n$L 16?. T« 1*6. Concb. f, 61 1. (. 2>6> GlNANN. Adr. II. T% 3. f. 2-, Adans. Seneg. 1. a» C UKMORR Vtrzarn* l, D» PU Z7o U>3» BCCXLU Haliotis iubercu* lata. $jiobbe« D e Zee-0 oren. 505 Van de voorgaande Soort zyn de gewoone VI. Europifche Zee -Doren, hoedanigen aan de Fran- Aflij£ ^ fche Kust en elders voorkomen , door de fi- Hqofd- guur en gedaante aanmerkelyk verfchillende.SÏUiCa Derzelver langte , naamelyk , ftaat tot de breedte , als drie tot twee. De uitwendige Ribben, die Spiraalswyze naar den Top loo« pen, vertonnen zig ook van binnen, en maa« ken aldaar het Paarlemoere bekleedzel geribd. Uitwendig worden zy van dwarfe Rimpeltjes gefneeden, waar door de Schaal wat Knobbe* lig is. In dezelven groeijen ook Paarlen en Paarlgewasfen of Zaad van Paarlen. De Rok van buiten, fchoon gemaakt zynde, is groen* agtig bont met bruinroode en bruine Vlakken, doch deeze afgehaald zynde worden zy van huiten ook gepaarlemoerd. Zie hier wat Adanson aangaande de ver- blyfplaats van dergelyke Zee-Ooren zegt. Alle Rotfen , aan de Kust van Senegal, 5, voeden eene verbaazende menigte van dee- ze Schulpdieren. Ik hebze vergeleeken met „ de genen , die op de Kusten van Vrankryk voortkomen en geen verfchil , noch in de „ Schaal, noch in het Dier, dat dezelve be- „ vat , gevonden. De Smaak is ook de zelf- 3) de, en de Negers, die aan 't Strand woo- nen , gebruiken 't zo wel tot Spyze , als & de Franfchen van onze Kusten. Zie daar v één flag van Schulpdieren , dat wel ver- „ . fchillende Klimaaten bewoont. Ik hebze I. DEEL. XVI» STUK< $06 Beschryving van VI# „ aan de Kanarifche en Vlaamfche Eilanden ^LLX L' 93 waargenomen : men heeftze in Sweeden ge- Hoofd* i* zien: zy bevinden zig dan aan alle Kusten, stuk. „ van de Linie tot den negen en zestigften 3, Graad Pools hoogte, en misfchien nog ver- „ der* Moet dit niet doen vermoeden, dat 'er eene byna gelyke trap van Warmee plaats 3, heeft in de Zee , onder zeer verfchillende „ Lugtftreeken V Deeze gemaatigdheid zou misfchien te vinden zyn op zekere Diepte, „ welke het niet onbillyk was dat de genen, 3, die aan de Kust woonen, zig de moeite ga- 3, ven te onderzoeken " Dat deeze gemaatigdheid op zekere Diepte in de Zee te vinden zy , is niet ongeloof- baar ; doch dat zy in de Oppervlakte plaats zou hebben , aan de Rotfen , waar de Zee- Ooren zig onthouden , valt niet ligt te begry- pen. Ook meldt Linn jeüs maar, dat hy ze met de Schaalen uit den Wester-Oceaan , aan den Oever van Sweeden opgeworpen , had t ge- kreegen(*). Zy moeten aan de EngelfcheKusc vallen , alzo Petiver 'er onder den naam van Engelfche, en Sibcald, onder dien van Schotfche Zee- Oor, van gewagen. Lister, nogthans , fchyntze aldaar niet gevonden te hebben: want hy zegt alleenlyk, dat menze op de Eilandjes, by Guernsey, dat is aan de Kust van Vrankryk , overvloedig vindt , en dat (*) Habitat in Mari Occidcntali , cum Testis ad littora Qftpeitis babuimus. Faun* Sm. Ed, II« p» 534* DE Z E E-O OREN. 50? dat hy 'er ook op den Italiaan fchen Oever, VI. by Pozzoli , hadt verzameld. Mooglyk zul- A™*£L len zy aan de Wester - Kusten en Eilanden Hoofp- van Groot Brittannie , die Klipagtiger zyn,*TUK» meer voorkomen , dan aan die van de Noord- Zee. Lister zegt, dat de langte vier, de breed- te byna drie Duimen is , en dat zy dertig Ga- ten hebben , waar van in fommigen zes , in anderen , en wel in de grootften , zeven altoos open zyn. Adanson getuigt dat de groot- ften van de Zee-Ooren, die hy gezien hadt, over de vier Duimen lang waren , twee en een Kwartier Duims breed, en ongevaar een Duim diep. Hy moet dan die Groote holle , van de voorgaande Soort, niet gezien hebben, als welke veel grooter en dieper valt : of- fchoon de gedagte Afbeelding van Gual- xhieri door hem is aangehaald. En, wat de gelykheid van de Senegalfche met de Fran- fche of Europifche aangaat , die kan ik niet befpeuren : want de zyne hadt drie groote Ribben , van buiten , in den Top uitloopen- de , en van binnen ook aan diepe Groeven zigtbaar ; 't welk geenszins in de Europifche plaats heeft. Voorts was de Kleur van zyne Senegalfche Zee-Oor , uitwendig, Vleefchkleu- rig rood, fomtyds met eenig wie gemarmerd. Het een en andere is blykbaar in die Zee- Ooren , welken wy krygen van Guinee of van de Afrikaanfche Kust. (74*3 h Deel. xvl Stus, 508 Bkschryving van VI. C742) Zee-Oor, die de Schaal ovaal, Roest* ^ LJX** kleurig , overdwars gerimpeld en over* Hoofd- lan& gereept heeft. STUK. dccxlil (743) Zee -Oor, die de Schaal ovaal heeft > starl!atï met StreePen overlangs, de grootflenge* Rimpelige. knobbeld. DCCXLIH* some. (744) Zee Oor , die de Schaal ovaal heeft , dccxliv. met StreePen overlangs en zeer flaauwe M armer a- dwars * S t reepen sa. Gemai> merdc. Deeze drie fchynen als Verfcheidenheden aangemerkt te kunnen worden van Indifche Zee-Ooren. Of 'er die Soort, welke d'Ar. genvïlle by Letter D afbeeldt, hebbende zeer verheven Rimpels volgens den Draay , ook* onder begreepen zy, zou men mogen twyfelen. Deeze is buitendien kenbaar, door de vlakheid van de Zyde tegens den Top over, welke een ongelyken Rand maakt; door de Knobbeligheid van het Paarlemoere be* kleedzel inwendig; de platheid van den ande- ren Rand en de Kleur van buiten , zynderood- agtig f742) Halioiis Testa ovatè Fcrrugineê , transverfim rugofa* 9 longicudinalicer ftriata. L U* 684, N. 403» (743) Hatistis Testa ovata , Srriis longitudinalibus , mnjori- bus tuberculatis. M. L. U, 634# N# 404» Knorr F'erzamm V* D« PI. co. f* 3» (744) Haliotis Testd ovali* Striis longitudlnaubus, trans* yerfis obfoletis. M, L. U. 68*. N# 405. Argenv» Cc«4 7* ($) t. B. KNORR Vtrztm* fifc D« rl4 17. U 4 » 5* DE ZEE-OOREN. agtig of uit den groenen gemarmerd. Tot de VU middelde Soort zou deeze naast te betrekken AlixL* zyn, wegens den ongelyken Rand: maar van Hoofd* deeze en de laatfte meldt LinnjEüs, datzySTUK* beiden klein vallen ; daar ik doch van deeze heb , meer dan een Handpalm groot. Nog vind ik 'er aanmerkelyk in, dat zy zeven of agt Gaten open hebben. Aangaande de Ge- marmerde tekent onze Ridder aan, dat dezel- ve dertig open Gaten heeft, doch dit fchynt een Drukfeil te moeten zyn , ten ware men die Gaten opgehoord had. Deeze laatfte zou aan de Kust van Afrika, de eerfte van de drie in Oostindie zig onthouden, 't welk d'Ar- genville toefchryft aan degene, die uic hem aangehaald is op de laatfte Soort. C745 ) Zee - Oor , die de Schaal gladagtig npcxLY* langwerpig, aan den Rand eemgermaate Afmina. Zeisfinswyze , en de Rug met verheyen^iooi Streepen heeft. De langte , die in deeze meer dan tweemaal de breedte overtreft , doet 'er met regt den naam aan geeven van lange Zee Ooren. Som- migen (745) UallotU Tesia tevluscula óblonga , Margine fubfal* cato, Dorfo nervis elevatis. L* U, 61*5. N,4o6. Kv m PM* Rar. T, 40. f. E, F» GüALTH» Test* T# 69* U D* A R* GENV. Cncb. T. 7* (3) f»Et REGBN Cmik* T# f , 2*» K NOR R rtrzam. Itl4 D4 PI» IS. U U I. Deel» XVI, stuk* 510 Beschryvino vas VI. mi gen noemenze, wel is waar, lange Paarle- moer-Schuipen , doch die benaaming is te al* Hoofd** gemeen en heeft weinig eigenlchap Rum- ïtük# j>H i v s rekent deeze voor de mooifte en groot» Hq Soort. Zy zyn tevens zeer dun en fyrt van Schaal, en haar Paarlemoer is ongemeen helder Zilverkleurig, niet met een zodanigen groenen en purperen weerfchyn , als in de an- dere Soorten. Van buiten zyn zy byna ef- fen en als een Slangevel bruin gemarmerd» Deeze vallen in Oostindie. dccxï.vi. C746) Zee -Oor , die de Schaal ovaal, van Haliotis parva. buiten rood heeft , den Buik met een Rood zee * verheven hoek. Oortje* Door den verheven hoek, hier gemeld, ver- ftaat onze Ridder dien uitwaards verheven Band , welke nevens de Gaten heen loopt , en Spiraal in den Top eindigt. Zodanig een Band, echter , hebben deeze Zee-Ooren aan beide zyden van de verheven Rib, waar in de Ga- ten Haan , en draagen dus de eigen Kenmer* ken van die Senegalfche of Guineefche, waar * zie Adanson van fpreekt *, welke van binnen y öiadz. 507*'m fet Paarlemoer , aan diepe Sleuven ook zeer kenbaar zyn. Dit onderfcheidtze , zo wel als de Kleur van buiten, die in fommigen Menie- (746) Halioüs Testft ovata mbrê , Ventre angulo elevato* M* L* U« * s6. N» 407. Knor» Ferxm^ U D. VU zo4 U & DE Z F. E-0 O R E N. 5" Menie-rood is, van alle anderen. Omdat wy yj9 'er maar kleinen van hebben , kunnen wy 'er Afdeel* den naam van Rood Zee -Oortje, billykerwYs>Ho*^ aan toe-eigenen. Ik vind in de mynen zeven SXÜK# open Gaatjes. Dus hebben wy gezien, dat 'er vyf wel on- derfcheidene Soorten van Zee-Ooren zyn; te weeten de Groote Holle , de Europifche of Fraiifche, de breede geribde en de lange fmaK le effene Oost-lndifche, benevens de roode Guineefche of van de Afrikaanfche Kust. LX. HOOFDSTUK. Bef chry ving van 't Geflagt der Patellen, Schilden, Kapjes en dergelyken, De benaaming van Patellen , die het Latyn- w&m, fche woord Patella uitdrukt, in 'tFranfch Patelies , is in algemeen gebruik, en veel dui- delyker dan die van Schottels of Schotteltjes % gelyk fommigen die woord verduitfehen. Zo- danig Huisraad , immers , is door zyne plat* heid kenbaar, welke geenszins in alle, ja moog- lyk wel in de minfte Patellen plaats heeft Men (*) Patella, reduit en Fran^ois, fïgnifie un petit Plat; or il y a peu de Lepas , dont la Coquille ait cette figure ; la plupart anême s'en eloignent asfez , les unes etant percées , les autres «scailleufes, ou faites en bateau % &cf A D A N 9* Seneg* h p* af. $14 Beschrïvinc VA It VI. Men zoude ze dan veeleer Kommetjes mogcri ^^EL' noemen; alzo zy allen meer of min hol zyn* Hoofd- en fommigen zeer diep: of Schilden, of Kap- stuk. jes, naar welken de meeften meer gelyken dan naar Schottels. Ook betekende eigentlyk Pa- telh , by de Romeinen , meer een Drink- of * zie OfFerfchaaltje met eene aanmerkelyke holte *i Wa£Ï57ldan een Schottelcie of Tafelbord. De Griek- 'fche naam Lepos , welken 'er de Franfcheri aan geeven ,' die daar van afkomftig zou zyn, dat zy als Se.hubben aan de Rotfen klee- t zie ven , is tot een ander Geflagt gebruikt f. Men xv. stur n0emtze in 't Franfch , volgens Tournë- feladz* 97* fort, ook wel Oeil de Bouc> dat is Bokken • Oog (*); doch, in de befchryving van zynë Reize naar de Levant , voeren zy den naam Van Ösfe-Öogen. In Provence noemt menzë Arapede, in Normandie Êerdin of Eerlin; $am> ble in Poitou en in het Land van Aunis, op andere plaaden Bernicle, zegt d'A r gen vil- le. Zouden, echter, hier ook de regte Le* paden, die men Ganzen Mosfelen tytelt , en anderen , te verftaan zyn. De Venetiaanen noemen ze Pantalena, de Engelfchen Limpet- fish (t)> de Duitfchers SchusfehMufchlen. An- dere benaamingen, welke zeer dubbelzinnig zyn, (+) Mem* de VAcad, Royale des Se. de Pdris , 1700* p* 37* O&avo. (t) Dat Schepzel echter , 't v/elk onder den naam van Pa* ulU of Limpetfish , PhiU Trétns. VoU L* p* 859, is VQWg«* Held , fchynt niet tot onze ratellan te behoorea. de Patellen. 51 zyn , gelyk die van Klipkkevtf's , hoe eigeti VI. ook , gaa ik voorby ; om dat zy of te alge- Af£x u meen zyn, of ten opzigt van andere Conchy- hoofd- liüfi in gebruik. stuk. De Patellen zyn , bm dat zy geen Spiraale Ken m er* Dra&y hebben , vari fommigen tot de Schal- keiu pen t'huis gebragt geweest. Aldro^andüs rekende , dat de Oppervlakte van de Rots , waar zy zodanig aan vast kleeven door mid* del van het Dier 5 dat menzé niet dan met een Mes of iets dergelyks daar af kan kry- gen, haar tot eeti wederhelft verftrekte, om- ze Doublet te maaketi. Hoewel dit ver gezogt is, zou men daar door echter myn voorgeftelde denkbeeld, dat zy gevoeglyk tusfchen deHoo- rens en Doubletten geplaatst konden worden *, * xv. mogen billyken. Het gemis der Draay , naa-y^*^ melyk 3 onderfcheidtze van de Hoörens ge- noegzaam, en de Eer fchaaligheid van de Dou- bletten. Haar Schaal is ,• in 't algemeen ge- fproken , meer of miü Kegelvormig : voor 't overige ten opzigt van de Oppervlakte , den Rand en den Top, zeer verfchillende, Meo heeft 'er wel enkelde onder , ik beken % die aan den Top wat kfom of Spiraal gedraaid zyn ; maar zulks maakt weinig ten opzigt \m 't algemeen. Het Dier , dat in de Patellen huisvest ? en Het Dier* zig zo vast aan de Rotfen, Klippen en Stee-^VC**1^ nen zuigt % is, zo wel als dat der Zee-Ooren, een Slak. Dit blykt uit de naauwkeurige Af- K k beel- 514 Besciiryving van VI. beelding van hetzelve in de gedagte Reize Af^Et,van Tournefort naar de Levant , mft Hoofd- voorde deezer Eeuw , en uit de omftandige stuk. befchryving (*) ; waar meii tevens uit ziet, dat het op de Griekfche Eilanden gegeten wordt. Behalve de Slak der gewoone Euro- pifche Patellen ; vertoont hy ook die van een andere Soort, welke den Top doorboord heef ft Onze Afbeelding Fig. 7, 8, Plaat CXXIV, naar de Franfche Patellen verbeterd , is voor 't overige van d'Argenville ontleend ; doch men kan 'er maar weinig van het Dier in befchouwen," dat hy in een andere Afbeel- ding , van onderen , vertoont. Zie hier hoé hy daar van fpreekt. * „ Men vindt het overal aan de Rotfen zit* 3, ten, die van de Zee befpoeld worden, en veel Stf andvolk gebruikt het tot zyn ge- „ woone Spyze. Het Dier beflaat de hollig- „ heid van de Schulp, en, wanneer men die „ omkeert , dan legt hetzelve van onderen „ bloot, zonder Dekzel. De Kop heeft eene „ Peeragtige figuur, met een Bek, die van Lippen , Kaaken en Tanden voorzien is , aan het Puntigfte gedeelte* De twee Hoor- „ nen met twee zwarte Stippen, welke zyne Oogen zyn , aan derzelver binnenkant ge- „ plaatst , dienen het om den Grond te be- 3, voelen , waar het op gaat. Door dit Ka- 3, naai (*) In 't t% Deel, bladz, 99, van *t vertaalde Werk. dè Patellen. 5*5 3, naai zuigt en drukt hst zyn gcwoooe Voed- , Vl. „ zei in, dat niet is dan Slyk, kleine Wormp- ^™ejL, £ jes benevens een groenagtig Zee-Kruid , dat Hoofd- „ men Wier noemt. De Vuiligheden werpt stük. het boven den Kop uit door het Aarsgat , dat aan de zyde van de deelen der Voort* „ teeling en op een kleinen afftand van dee* „ ze twee Hoornen geplaatst is. Een groot s, Vleezig deel , in 't midden , de Voet ge* naamd , dient tot zynen voortgang langs „ de Rotfen en Klippen. Het heeft eene 3, langzaame beweeging , gelyk de Slakken , 3, die hetzelve noodig is tot de Ademhaaling 33 en tot het opzoeken van zyn Aas. Men 33 ziet het, inderdaad 3 zig losmaaken3 lig- 33 tende zyne Schulp twee of drie Lynen op 9 3, en kruipen op een Soort van Tepel of Vlee- 3, zigen Voet 3 donkerer van Kleur dan het 33 overige des Diers. Zyn Mantel is voorzien 33 met drie ryen van platte Vleezige Draa- 3, den , welke 'er een foort van Franje aan 33 geeven, in de geheele Omtrek van de Schaal, „ waar het Lighaam met verfcheide Banden 33 aan gehecht is* De Schaal fluit zo digt 33 aan de Klippen , dat men den tyd dient 3, waar te neemen, wanneer het gaapt, dat 33 is de Schaal opligt, als gezegd is 3 om 'er 3, een Mes o£ ander fcherp Werktuig tus- 3, fchen te kunnen fteeken 5 en het dus daar 3, af te wrikken* De Voet, daar het op jkruipt, 3, vertoont zig Sagrynagtig ruuw, doch heeft jlö B E S C H R Y V I N G V A Él VI. ^ zyne Oppervlakte flegts bezet meteen meM ^Lt '1*'» niSte van Slymkliertjes en Waterblaasjes , Hoofd- „ welke beurtlihgs tot aankleeving dienen , stuk. ^ en tot losmaaking door verdunning van die „ Lym." In Fig. 7. wordt de Schaal van boven gezien , met den uitgeftoken Kop ert Hoornen , en dus in een ïoopend postuur: in Fig. > ziet men ze van ter zY^e > z0 a^s het Dier de Schaal opligt, en daar zyn Kop benevens een gedeelte van zyn Lighaam uit- brengt, om voort te kruipen; beiden op een Steen verbeeld, fce schaal ** Deezé Schulp Overtreft , op haar aller- \> grootfte , de maat van twee of drie Düï- men niet. Zy is ovaal van Omtrek en heeft ondiepe Streepen, met eenige dwarfe „ Banden ? welke een Kegel formeeren, waar 3> van het middelpunt niet regt In 't midden „ is, m&ar wat nader aan het Kop- end, om- „ trenc op een derde van de langtc. Van „ binnen is zy glad, met een Afchgraauw Paarlemoer." Men heeft Patellen die hoog, men heeft 'er die laag getopt en byna vlak 2yn. In fommigen is de Omtrek effen rond, in anderen fterk getand of diep uitgefneeden. De Oppervlakte is in eénigen, van buiten, fterk geribd , gebladerd of als met Doornen gewapeüd. Sommigen en wel de meeften heb- ben den Top ftomp, in eenigen is dezelve als afgefneeden en met een open Gat doorboord : ook zyn 'er die aan den Top een kromme, Haaks* de Patellen* 517 Haakswyze of gekrulde Punt hebben. De VI- Kleur aangaande, die is groenagtig , rood, AfJ"U bruin , geel ; in fommigen met eene onver- Hoofd- bceldelyke mengeling van Roozekleur , by stuk# Streepen , Stippen , op alle bedenkelyke wy- zen gemarmerd. Niet minder verfchil beeft, volgens de Waar- Y^hi\" neemingen van den Heer Adanson, plaats in de Slakken van verfchillende Patellen. „ Dit Geflagt, (zegt hy,) bevat Dieren, zo „ wonderlyk en zo weinig beftendig, zo wel „ in hunne figuur als in hunne Schaal, dat 5, men het nooit tot een vastftelling zou kun- nen brengen , indien men niet agt gaf op „ het famengevoegde van derzelver betrek- „ kingen , en , dat ik het naast aan de Zee* „ Ooren geplaatst heb, is zo zeer niet om dat zy naar dezelven in zekere opzigcen ge- «, lyken , als om dat 'er geen Scbulpdier is, waar mede zy nader overeenkomen. Het „ Dier der Patellen heeft fomtyds twee Oo- gen en twee Hoorntjes, fomtyds ontbree» ken 'er die aan (*): fomtyds zyn deszelfs ,> Oogen aan den binnenkant der Hoorntjes „ geplaatst, fomtyds bevinden zy zig aan „ derzelver agtcrzyde. De Schaal is dik* 3, wils geheel, dikwils van boven open, ge* „ kamera of Schubagtig.*' Hy maakt -er dus vier (*) Te wèetesj in dg Zee • r-sfebedden , Chlttns , die by tot de Patellen betrekt. L Deel. XVI, Stuk, Kk 3 £18 B e s c n r y y ? n ö y a y VI. vier Afdeelingen van, welker laatfte de Zee- Afdeel. pjsfebedden , die onder de Veelfchaaligen be* Hoofd- trokken zyn *, begrypt (*> stuk. Onze Ridder ftelt vyf Afdeelingen oqder dq xv^tuk Pats^en* *n de eerfte ftaan , die van binperi biadz.ss/een foort van Lip hebben, welke 'er als een soorten. Kamertje in maakt ; in de tweede die den Om- trek getand ; in de derde die den Top fpits en omgekromd; in de vierde die denzelven ftomp en geflooten ; in de vyfde die hem met een Gat doorboord hebben, waar door het Dier, zq fommigen willen , Water fpuit. De eerfte Af* deeling heeft vyf, de tweede negen; zo ook de derde; de vierde agt, de vyfde vyf Soor- ten : des dit Gellagt in 't geheel bevat zesen- dertig Soorten. I. Die van binnen met een Lip voorzieQ zyn. (747) Patelle , die de Schaal geheel en youd,* agtig, van buiten doorgebladerd heeft, met de Lip loodregt aan 't Gewelf. Voor deeze is de gebruikelyke naam Vifch* huif* (*) CoquMU de Senegal, p* 26. (747.) Patella Testd integra orbiculatft extus perfoIiaïS , Labio fornicali perpendiculari, SysuNat. XII* Gen. 33 M» L. U. 687. N. 408. RUM PH. Rar. T. 40. f. P, Q. P E T* Amh T. 1 6. f. qö. Gü ALT II. Test* T. 9. f . X. Cabochon. ASGEN v. Conclu 6» (z) fm K» KNOHA Tcrzam. VI, I>. PU 35* 5* DCCXLVlï* Patella Ëquestris* Vilch- huifje. de Patellen* huifjes, om dat zy naar zeker ouderwets Hul- VI» zei of Regenkap der Vifchwyven gelyken. Men heeft daar, tenonregte, Vifchkaifjes van Hoofd. gemaakt, '$ welk geene eïgenfehap nog bete- stuk. kenis heeft. „ Orlamjes of Vifchhuiven , (zegt „ Rümphius op de aangehaalde Afbeeldin- gen,) zyn vuilwitte Wratjes, met de Tuit „ wat overhangende , gelyk de Orlamfche mitjes der Matroozen of de Huiven der „ Vifchwyven. Binnen hebbenze een rond Beentje, gelyk een halve Pyp en met de „ opene zyde zittenze vast tegen de Klippen." Zo de Franfche naam, Cabochon, een Ruiters- Kap mogt kunnen betekenen, dan zou ik heb- ben kunnen begrypen , van waar de bynaam Equestris , die op dit kleine Goedje niet zeer toepasfelyk fchynt , af kómftig ware. Ook zie ik niet, dat Rümphius 'er den naam van Lams-Öoren aan geeft , volgens de befchry- ving van 't Kabinet der Koningin van S wee- den, alwaar men van Cabochon gemaakt heeft Chabachon. In dat Kabinet bevonden zïg vier Verfchei- denheden van deeze Soort. De eene hadt Ho- rizontaale Plaatjes over elkander : ik denk, gelyk die van Letter S, by ü'Argenvil- JM<: 5 hoedanige ik ook heb: de tweede hadt dwarfe Rimpels, gelyk die van Rümphius; de derde overlangfe Streepen en was aan den Rand getand, als die van Güalthieri, T. 9, Letter X: de vierde overdwars effene Kk 4 Stree— I. Deel- xvi# stuk. 52Q BE8CHRYV1UP VAN Streepen 9 gelyk het Borneofch dun geoord ^FLX L' £atelto$e van P et i v e r» Deze laatften wot- Hoofd- den ook wel Sotskapjes of Mutsjes genoemd* stuk* Zy zyn altemaal klein , dun van Schaal , en hebben eenig blyk van de gezegde Lip of Buisje , in de Top* DccxLvih (748} Patelle, die de Schaal geheel 9 Eyvor* Patel/a s , m ^ . - . Neritoidea, wig , aan den lop eemgermaate Spi* foodlip. raai^ jjp Qp Zyfo jïeeftt Een Nerietagtige Patelle • uit het Kabinet van de Koningin van Sweeden 9 gaf aanleiding tot deeze Soort. Dezelve heeft de Schaal ruuw f van grootte als een Kers 9 en wit. De Top is ftomp en vertoont zig epnigszins Spi- raal* Van binnen* aan de zyde, heeft, gely- kerwys in de Nerieten , een roode Lip plaats*, welke de helft van de Schaal, overdwars •ia- neemt: weshalveq ik ze Roodlip noem, ©ccxlïx. (749) Patelle , die de Schaal geheel 9 bynq Cbïïmjis. Kegelvormig 9 effen heeft , met een foort fhcH*tt wn Lipje aan de binnenzyde* Schoon f748) Patella Testa" Integri oyad , apice; fubfpirali , Labio laterali* M. L. U. 688. N. 409* (749) Patella Testa integd fubconicê Ixvi , Labio fublste» rali» M* L. U. 688. N. 410. lioNANN* Recr* l4 T. 12; List* Conch, 4. S«. I. C. 7. f, 3 Honnet Chinois; AR- GE NV. Conck* T. 6, (2) f. F. KNoR R Verzam* yi* PI. 22. f. de Patellen, Schoon wy deeze Chineefche Muts nctemen, VI. pm dat zy daar de Gedaante zeer wel vanAF££?L' uitdrukt, moet men doch daarom niet den- Hoofd- ken , dat zy uit China afkomftig is. De woon- stuk. plaats ftelt L i n n je ü s in de Middellandfche Zee; maar Bonanni verzekert, dat men dit flag van Kapjes , die naar een Tepel gelyken, van binnen en van buiten Melkwit zynde , aan de Kanarifche Eilanden vindt. Nooit worden zy grooter , zegt hy , dan omtrent een Duimbreed ; volgens de maat van zyne Af- beeldingen, (730) PatelLe, die de Schaal geheel en ovaal neer,. heeft 9 met den Top omgekromd en vanp%fj?a^ agteren een platte Lip. Noosedop, Volgens de aangehaalde Figuur noemt men deeze Noptedop9 doch d£ Tekening geeft 'er den Latynfchen bynaam aan. Rumphius zegt , dat zy naar een holle Schulp gelyken, en op de Rug als met Hoenderveertjes zyn befchilderd. De Schaal van 't Exemplaar, dat zig bevondt in 't Kabinet van de Konin- gin van 3 weeden, was Eyrondagtig verheven- rond, met witte Kegelvormige als over elkan- der leggende Vlakken , de Oppervlakte met blaau- (75°) Patelïa Testa inte^d avali , Apice recurvo, X^bia postico plano» M. L. &♦ 689* 41I4 RUMl'H, R&r% T# Kks I; De Et, XVI. Stuk* $22 B E S C II R Y V I N C VAN VI. blaauwe Golfswyze Streepjes overdwars gete- A^;EL,kend. De Opening heeft aan 't End een Hoofd* kromme ftompe geele Punt , die voor Top stuk, verftrekt. De holligheid is wie, en heeft aaq den Grondfteun een dwarfe nagenoeg horizon? taaie Lip. nceil» (750 Patelle, die de Schaal geheel en ovaal,, ^tlrkau* vm agteren fcheef omgekromd heeft , F^n.fof- met eene holronde Lip* leitje» Tot deeze Soort behooren zekerlyk die Kap- jes, welke wy niet oneigen Pantoffeltjes noe- men : want zy hebben nagenoeg de figuur van Vrouwen Muilen en de gedagte Lip , waar onder, als 't w#re, een Opening om den Voet in te fleeken is , maakt de gelykenis nog groo- ter. De aangehaalde van d'Arcenville drukt ser volmaakt de Geftake van uit, zo wel als die van Adanson, Sulin genaamd , welke deeze Autheur overvloedig vondt aan de Klippen van 't Eiland Goeree , by Kaap Verde. . ,, Het fchynt, zegt hy, dat dezelve

LXEL# fï"°P °P z^e te ^^ben en eene holronde witte I^ofd- Lip. Het een en andere is in de mynen zeer stuk* blykbaar , doch ik verwonder ray , dat onze Ridder de woonplaats aan 't Eiland Ilva , en doorgaans in de Middellandfche Zee, ftelt; fpreekende aan den ecnen kant niet van 't ge- dagte Eiland aan de Kust van Afrika , by Kaap Verde, en aan den anderen kant die van Gi> althieri daar dit zekerlyk van afge- leid is, tot de naastvolgende Soort betrekken- de, en daar den naam van Crepidula of Muiltje aan geevende. Hoe 't zy , die van Gual- thieri komt, volgens de Afbeelding, vol- maakt met dceze Soort overeen, en de Heer. Adanson heeft niet alleen dezelve, maar ook die van Rümphius, Nootedop genaamd, tot de Soort van zyne Sulin t'huis gebragt. II. Die Getand zyn , of den Omtrek , aan den Rand, met Hoeken hebben. vccuh (7p) Patelle 7 die de Schaal ovaal , platag- Pr^fu/a. tig y effen heeft , met een platte Lip schuitje, van agteren. Ik (*) Patella ftru&ura peculiari donata, fitis depresfó , Ixvls, fragilis, pellucida, candidisfima , Petro Mi c heli O Crepidu* la di&a, ex lnfula Ilva:. Test. ad Taln 9. Eg. T. 69, H. (752) Fatella Testa ovali plamusculd Ixvi , Labio postlce plano4 M# L. l\ 689. N* 412* Crepidula Michalii* G u A L T H* Iftst, 9» T. 69* f. H» Adans, Seneg. 3. T. U u ha P A T E L L E tf. j2j Ik kan deeze Soort , om dat Adanson VI. de aangehaalde in zyn Eerfte Geflagt, datdeh Af£*fx naam van Cymbium of la Gondole voert , ge • Hoofd'* plaatst heeft , met reden Schuitje heeten. M Haar sttok* „ Schaal 5 zegt deeze Keer, gelykt ongemeen „ naar de Nagel van een's Menfchen Hand. „ Zy is ovaal, uiterm.aate dun, en zeer klein „ naar het Lighaam van het Dier te rekenen, dat van dezelve naauwlyks half bedekt wordt, zynde op deszelfs agterlte gedeelte „ aangehecht. Van buiten is zy verheven , „ van binnen een weinig hol , byna rond van 3, Omtrek en doorfchynende als een Vifch- „ fchubbetje. Haar langte is omtrent eeni 3) half, de breedte een vierde Duims. Mm „ wordt in dit Dier niets gewaar, dat naar Kop, Hoorntjes, Oogen, Mantel, gelyk in „ de andere Hoorenflakken , zweemt. Zyn 9, geheele Lighaam is, eigentlyk gefproken, „ niets dan een ftuk Spieragtig taamelyk vast „ Vleefch, als een halve Rol, die aan de bei- öi de Enden rond afgefneeden is, van boven „ verhevenrond, van onderen plat zynde. Het 5, flrekt zig, in langte, byna een Duim uit, en heeft de breedte van de Schaal. Aaa 't „ voorfte End wordt men een groot rond Gat 3, gewaar, dat voor Mond verftrekt: op de «j, zyde is een dergelyke Opening tot Adem- „ haaling en Ontlasting. De Voet is alleen „ door twee diepe zydelingfe Sleuven van het 3> overige des Lighaams afgezonderd. Het ,5 heef^: 1, Deel, XYh Stuk, $2S BïSCflRHlNö ■ VAN VI. „ heeft eene vuil witte Kleur 5 en de Schaal A LX21** " tre^c een we*n*S naar Hoorn. Het leeft in Hoofd- „ Zeewater , omtrent twee Duimen diep on- j der 't Zand." Dit Sc huitje verdiende, om zyne zonderling- heid , onze aanmerking; alzo Linn^eus het- zelve, by naame, aangehaald heeft op deeze Soort : doch ik kan niet 2ien, in wat opzigt het tot dezelve, of tot deeze Afdeeling, be- trekkelykzy, en nog minder, hoe het geplaatst kome by de gedagte Patelle van Gualthieri, daar het Hemelsbreedte van verfchilt. In dat Voorwerp , \ welk zig bevondt ia het Kabi - net der Koninginne van S weeden , was dé Schaal wit, doorfchynende platagtig; van ag- teren en van onderen met eene Halfmaanswy- ze platte Lip , tusfchen welke en de Schaal een zeer kleine fcheeve Holligheid plaats hadt. De woonplaats wordt door onzen Ridder ge- field in de Middellandfche Zee, en voornaa- melyk aan de Barbaryfche Kust. Hier vind ik ook, van Tandjes of Hoeken aan den Om* trek van de Schaal j een diep ftilzwygcn. dcclïit. (753) Patelle , die de Schaal heeft met ver* f*!e!1* hevene ongehke Straalen , welke uit" Medafc* waards dikker en Jlomp zyn. HoolcL Aan f753) PatdU Testa Radiïs elevatis inaequalibus , extus crasfioribus obtufis. $ystt Kat* XII. Rumph. Rar. T. 40* f. C. ARGEN v. Conch. T. 6. (2) f, O* KnoRR V*rz*W III. D. PU 30* f. U de Patellen 5*7 Aan deeze geeft men, Wegens de zonder- VI. linge Vertooning, den naam vèn Mediifa- Hoofd. AFrD£EU Onder de Zee-Sterren hébben wy ook die bo hoofd- naaming gebruikt gezien, en van derzelver af. stuk. Jeiding omltandig gefproken * Niet minder * z\cxira fchynt dezelve op dit flag van Patellen toe-^TU^> ° pasfelyk te zyn , doordien men 'er, behalve de Schildvormige platte gedaante, en de on- gelyke dikke Punten, ook aan den Top twee Oogen in waarneemt, in plaats van één, zo d'^rgenville zegt, en uit zyne Afbeel- ding, zo wel als uit die van Rumphiüs, blykt. Hy meldt echter niet, of die Oogen open Ga- ten zyn, dan niet: maar zegt, dat deeze Pa- telle dit byzonders heeft, Zy komt uit Oost» indie en wordt, groot en fraay getekend zyn- de , in veel waarde gehouden. Men heeft 'er voor iéén, dat wit en bruin gèribd was, op de Verkooping van 't Kabinet van Leers, in 't jaar 1767, betaald dertig Gulden. (754) Patelle , die de Schaal hoekig heeft >dcclxv. met zeven gekielde (lompe Ribben. Pauiu " Sachanna^ Hoaetje» De (754) Fatella Testa singnlati , Costls feptenis carinatis 6b* tiifis. M. L. U. 690. N. ^.13* BONANN. Kircb* U T. 32* L r sT« Conc&t IV. S. U C. 3» T* i. f. 1 3 2. Ru M P H. Rarm T. 40, f, B4 PET# Amb^ T. 3. & 3» GüAXTH» Test. 9. f* i, M, O. AllGENV» Concb* T* 6. 00 f# M* KLEÏM ÖJïu T. 8. f. 4. Knor R Verzam, UI, Df PJ. 29. f* 3* I. Deel, XVI. Stuk* 5*8 BESC^R YVING VAN VI' De Latynfche #ynaam fchynt daar van afgé- ^LX;L te zyn> ^ deeze veel naar een Klontje Hoofd- Suiker gelyken zoude. Het is een Kapje met stuk. zeven Ribben , die aan den Omtrek als een Ster formeeren, en daar van wordt zy ook Aftrole- -pas geheten, doch wy noemenze j om dat zy, door haare hoogte, naar fommige hoekige Bo* netten gelykt , het Bonetje. Zy valt zo groot niet als de voorgaande Soort. De Schaal is Melkwit, zegt onze Ridder, en hy geeft 'er van zeven tot elf fcherpe Straalen aan , met zeven kleinere Tanden daar tusfchen, die met Roestkleurige Vlakken befprengd zyn. Hy zegt, dat dezelve aan 't Westindifch Eiland Barbados zig onthoudt. dcclv. .(755) Patelle , die de Schaal getand heeft , Marèard, toet negentien verhevene Gewelf swys' ge» GrasJe* doomde Ribben. Dewyl deeze veel naar zekere ruige Müt- fen, die men Grasjes noemt, gelykt, kan men 'er, in vefgelyking met de 'voorgaande', dien naam aan geeven. De Schaal is witagtig geel, verheven , en heeft den Rand naauwlyks uit* gefneeden, maar fterk getand. (75$) Tdttlla Testa1 dentata, Costïs novëndecim elevatis , fornicato-miuicatis* M. L. U« 690. N. 414* KNORIt PeN zem* V. 1>. PU 13» f. Si nk Patellen, j?^ ^756) Patelle, die de Schaal getand , met ver* VI. hevene> hoekige $ Geutswyze Streepen lx*U heeft» Hoofd- stuk. Men kan déézé, wégefis de Geltalteen Te-Dcctvt; kening, mee fommigen de Fortres noemen , of Granuu- het Sterre-Schild; want zy verdient den naam £ £trcs^ van Schotel niet , als te hal daar toe zynde. In fommigen is de Rand maar weinig; in an* deren zeer flerk , en op een regelmaatige wy~ ze, getand. Een groote bruine Vlak, die den Tóp van binnen en van buiten kleurt, maakt bovendien een Kenmerk van deeze Kapjes uic. Zy zyn op een witten Grond, met zwarte hoekige Streepjes, inzonderheid aan den Rand^ getygerd en als gevlamd of geborduurd : 't welk haar, hoe gemeen ook zynde, een fraay Aanzien geeft. Men vindtze aan de Kusten der Zuidelyke deelen van Etiropa, volgens Linnjëus. Zy vallen zeer groot. (757) Patelle , die de Schaal hoekig heeft,^L\u* met menigvuldige gedoomde Streepen. Granaüna^ Het Kapje» (756) Patdia iTest* deneata , Sftiis elevaiïs , angulatis , ïm - bricatis, M» L. U, 691* N. 415. List. Cónch. IV. S4 l« G» 3. T. 3. f. & GuALTH, TesU T* 9. f* F* AR GE NV» Concb* T# 6. (2) f« G, Regen F* Concb* 8* T. 2, f* 24. K N O RB JVzrfw, I* D# TU 3o* *♦ 2* (757 ) Paiilia Tcsil angulata Striis numerofis muricatis, M. L» Hé fyif N# ^ró* List. Cout. iv* S. i. €♦ 3. T- 2* £♦ 3 , 4» ARG R; n V* Cö«t/^ T* den Rand verbreed en fcherp. Gemeene Met regt voeren déeze den naam van Ge* meent Patellen , alzo zy op alle Kusten van Europa, die Rots- of Klipagtig zyn, aan den Oceaan, voorkomen. Buiten twyfel zyn het deeze, daar d'Argenville zyne Afbeel- dingen van ontleend heeft, om het Dier dei- Patellen te vertoonen ; zie Fig. 7 en 8 van onze Plaat CXXIV. Men noemtze in Enge- land Flither, Limpet of Papshell volgens Lis- ter, wiens Afbeelding echter niet al te veel overeenkomst fchynt te hebben met de Fran- fche Patellen* Hy geeft 'er eene geftreept Afehgraauw blaauwagtige of gevlakte en bonte Kleur aan. 't Voornaamfte gebruik van den daar in zittende Vifch, by de Engelfche Vis» fchers is* volgens hem, dat zy dien voor Lok- aas aan den Hoek flaan. Linnjeus befchryftze aldus en zegt „ Dè 3, Schaal is Kegelvormig , met veertien ver* „ he- (758) Pattlla Testa fubangulatA, Angulis quatuordecim oh" foletis: Margine dilatato acutó. Faun. Suec. 2 199.1*1 &T* Angl. ï9 S. T. 5, f. 40, mala. GüALTH. Test. T. 8. f. L* G-f- »ANN» *4dr. IU T# 2. i. 17. K N O II R Kêr^fli. VI« Dy VU 17. U 8. de Patellen. 533 f, hevene en geknobbelde hoeken uitgewerkt, VI. waar tusfchen in even zo veel kleinere ver- A^EU 3, vat zyn* De Top is zeer Homp, niet hihoofd. „ 't Middelpunt, maar nader aan het fmalfteSTUK. End: de Rand van onderen zwartagtig met 5, witte Tandjes." Dit laatfte neem ik niet zodanig in de gemeene Franfche Patellen waar. Veeleer zou ik zeggen , dat die den Rand breed hebben , van onderen blaauwagtig met witte Streepjes : maar mooglyk behooren zy tot de volgende Soort. (759) Patelle * die de Schaal eenigerrnaatencciu> hoekig uitgeknaagd heeft, met menig- f"'*1^ vuidige ongelyke Streepen > van onde* üiaauwe. ren blaaaw. Van deeze wordt alleenlyk gezegd , dat zy zig in de Middellandfche Zee onthoudt» Moog- lyk zullen die, welken Tournefort op de Griekfche Eilanden waarnam , hier t'huis behooren. (760) Patelle, die de Schaal eentgermaate ge* dcclx, tand , Kegelvormig met Knobbeltjes , ^ï-lt. van agteren (lomp heeft, lata- •> Geknob» ^ belde Dee- pateiie^ f759) Patella Testa erofo fubanguïata , Smis mumerofïs rnarqaalibus, fubtus cserulea. Syst. Nat, XIU (760J j>atplla Testa fuhefe-ntata ,Conico- tuberculati» postice . reuOU M* L» U. 692» N. 417. li 3 1. Dj el. XVI. Stuk» 534 BesciïryvINc vak VI. Deeze hack de Schaal bleek, met witagtige ^FLXL# Knobbeltjes , die op ryën gefchikt waren ; den Hoofd- Top regt overend: den Rand een weinig ge* stuk. tand, meest van vooren en van agtercn, met den agterftcn Rand korter en opgewipt: vol-" gens het Exemplaar , dat zig in \ Koninglyk Sweedfche Kabinet bevondt. III. Die den Top fpits en omgekromd hebben. pccLXi. C?60 Patelle , die de Schaal niet getand ^ utgfrla. Kegelvormig fpits \ geftreept > met den zotskap.' y0p Boakswyze omgekruld heeft. Van waar de bynaapi TJngarica in deezen ffkomftig is 3 begryp ik niet; ten ware het pp een foort van Kap of Huik, in Hongarye gebruikelyk , mogtc zien» ' Wy noemenze «, wegens de zonderlinge Geftalte, Zotskap- Pa- lelie. Die van binnen Appelbloesfem-rood zyn, komen zeer zeldzaam voor. De Kleur van buiten is geelagtjg. Men vindt 'er in de Mid- ddlandfche Zee, die van binnen wit zyn. bcclxii. (762 j| Patelle , die do Schaal niet getand , Verouder- de, (761 ) $A$*Ua T^'stu iotegra , Conico acumïnat& ftriata Vertice hamofo revoimo. Guajlth. Test. T. o# f. V, W4 XLEIN Oftrac. T. 8. f. 10. GiNANN* Adr9 II* T. 3. f. 24. KNORR lrerzam. VI. D. YU 16. f. 3. (762) PatelU Tcsta iniegra oblonga imbrlcata , Vertice pQitico recurvaro. Syst* Nat. XII* DE Patellen. 535 langwerpig, Dakpanswyze, met denag- VI. lerjten Rand omgekromd heeft. Afdeel. HOOFD- Deeze heeft de Schaal Melkwit 5 ondoor- stuk. fchynende* de Opening ovaal , zegt Linnjeüs* Patelle, die de Schaal niet getand, Ke* dcclxhi. gelvormig 9 gejtreept en eenigermaate Mammii- doorfchynende heeft , met den Top effen Q^pelcIe en omgeboogen. Deeze heeft den Top maar weinig omge- kruld. Die van Lister was uit Afrika afkomftig, Linnjeus ftelt de woonplaats in de Middellandfche Zee. (764) Patelle, die de Schaal eenigermaate ge* dcclxiv. Jireept > van vooren met drie Kielen ; Tricarma* den Top agterwaards omgekromd heeft. ^iekielc^ De Schaal van deeze is Eyvormig 9 van grootte als een Hazelnoot, wit, van buiten geftreept , van vooren drie onderfcheiden Kie- len hebbende 9 die in een Rand uitloopen 5 welke van daar hoekig is. Den Top heeft zy krom en van agteren geplaatst. C7<55) (763) Patella Tcsta Integra Conica flriata (ubdiaphanl , Vertice reflexo \xn. Syst. Nat, XII* HST. Conch. T. 537» f« 17* KLEIN OJirac. T. 8. X U (761) Patella Testd fubtëriata2 andee tricarinata, Verdc$ revaluto, Syst. Nat. XI L LI 4 I, Dehl. XVI. Stuk, B e s c h ïu v i N o y a b C765) Patelle > die de Schaal niet getand [, Afdeel. Eyvormig heeft , met eenigermaate Tak* BóovD* fó&e rimPe^s 9 den Top9 die een omge- stuk. boogen Spits heeft, byna in 't middel- dcclxv. punt. Patella 0ckamdê# In de Middel] andfche Zee woont depze , die de Schaal ondoorfchynende , van binnen effen en Schildpadagtig, van buiten met on- telbaare Streepjes heeft 3 die van ongelyke langte zyn. dcclxvi. O66) Pate^e 3 die de Schaal niet getand , Fhtéiïa ovaal , verhevenrond , gejireept heeft 9 öeetagtigei den Top met een omgeboogen Spits, by den Rand, Deeze hadt de grootte van Pompoenen- Zaad , en was aan den Top met een rood Streepje omringd. Hy is geheel naby den Rand geplaatst. De Kleur is geelagtig bruin. Men vindtze in Oostindie. BccLxviu C?^?) Patella, die de Schaal niet getand * Patella ' • W- IjKgUtS. O Nageltje» 0 f76S) Fatdia Testa ijitegri ovata, Striis rugofis iubrarwo. fis, Vertice fubcentrali reflexo mucronato. Syst. Nat, XII* (766) Patella Testa inregra ovali convexa ftriarê , Vertice fubmarginali reflexo mucronato. M. L. ü. 692* N* 410* R U M p H. Rar. T. 40. t ï. (767) Patella Test& ï'ntegerrima oblonga , marginc antico retufa, Vertice mucronato carinato. M* L. U. 693, N* 419, RUMPH. Rau T. 40» U ^ Pet. Gaz< T, 22* f. 9. tf e Patellen. s^ langwerpig , met den voorflen Rand VL ftomp, den Top /pits en gekield heeft. AF£^EL«f Hoofd» Deeze heeft van haare gelykenis naar eens stuk. Jvlenfchen Nagel den bynaam. Men vindtze op den Oever van Amboina, in het Zand. (7(58) Patelle , die de Schaal met een omge- *?5c^XVIIr<> hoogen Top , de Rug gekuifd heeft en Gekuifde* gekield. Deeze 3 in het Kabinet van den Heer Ly- on net zig bevindende, heeft de Schaal door- fchynende5 Kegelvormig omgewonden^ famen - gedrukt en zeer dun , met talryke dwarfe Sleuven, als Ribben. De Rug is gekield met een zeer dun dubbeld Vliesje , met Tandjes uitgefneeden. De Schaal heeft een bogtige Zoom, en de Opening aan de Rug met een fcherpen hoek. 't Gedagte Vliesje , als een opftaande Kuif of Kam, geeft 'er den naam aan. (769) Patelle , die de Schaal niet geland , dcclxix, ovaal heeft en Vliezig, den Top met een^cm^U omgeboogen Spit?. < Patelle, l Dit (768) Patdia Testa Verrice revoluto, Doifo ctiftito carina* to. Syst4 Nat. XII. {769 ) Patdia Test& imegerrima ovali Membrana* ca , Vet> tice mucronato reflexo. Faun. Snee. 2200. List» *AvgU I5U T, 2. f4 32. GüALTHi Test* T. 4. f. AA, LI $ L Deel. XVI« Stuk, 1 538 Beschryvinc van VI. Dit is een klein Patelletje, dat in de zoete ^Yx^' Wateren van Europa zig onthoudt, aan de Hoofd- Waterplanten kleevende. Linn^us heeft het, in S weeden, voornaamelyk op het Rui? terskruid waargenomen, Gu alt hier i geeft pen dergelyke Rivier - Patelle , iq Italië, op# Li ster befchryft omftandig de zyne in En- geland 9 alwaar hy ze op Ondiepten in de Ri- vieren vondt. De grootften hadden iets meer dan een derde Duims langte; de Top was als een Haak geboogen: de Kleur was in de lee- vende bruin; doch de ledige Schaaltjes waren doorfchynende , dun en uitermaate broofch. De Voet van het Dier, dat in dezelven huis- veste , was rond. Voorts fpreekt hy aldus. „ In 't laatst van September heb ik daar van „ het Schot, overvloedig aan de Steenenklee- „ vende , waargenomen. Dit was in kleine „ Bolletjes als Lil verfpreid; kunnende ik „ reeds in ieder Bolletje verfcheide kleine Pa- „ tellen, uit de Geftalte zelve, onderfcheiden en erkennen. In de Paaring klimt de eene op den Top van de andere, en blyft 'erop „ zitten. Op zodanig eene wyze heb ik dies- tyds veelen gepaard gezien.0 IV. Die gelyk van Rand en digt van bo- ven zyn, met den Top niet gefpitst* pccLXX. C?7°) Patelle, die de Schaal geheel heeft en peiiucida. Jcheef nendé. ^ iV°) Testa integerrimd , obovata, gibba, pelluci* da s Radiis quacuor c^mleö* Syst* Nat. XII. de Patellen. 539 fcheef ovaal is, bultig, daorfchynende , vl met vier blaauwe Straalen. Afdeel, LX. Deeze, in dc Middellandfche Zee door denïL°°ï en Afdeel* Eyvormigy effen, zeer glad. Hoofd- Deeze heeft volkomen de gedaante van een P^*xr* Schild, en de Kleur niet alleen, maar ook de Teitudina- Tekening, doen haar naar eeneSchilpad-Schaal Gcrygerd gelyken , doch men noemtze, gemeenlyk, Ge* schüd. tygerd Schild , in 't Franfch Bouclier de Tortue. Zy vallen vry groot en zyn van de fraaiften onder de Patellen. pcclxx'ii* (772) Patelle , die de Schaal geheel heeft, fomprêsA. langwerpig Ovaal , fyn gejtreept en efr feny met eene Samengedrukte Rug. De geele Kleur en de diepe Schuitswyze holte , doet aan deeze den naam van Geele Kapjes toe-eigenen. Zy behooren onder de grootften van alle Patellen , zegt L 1 n n m u s , en befchryft 'er één, uit het Kabinet van den Heer Ryksraad Te s sin, dat vier Dui- men lang, drie Duimen breed en even zo hoog was. De mynen zyn meer famengedrukt. Ik heb 'er een3 dat omtrent vier Duim lang is5 en (771) Patella Tcstê integcriima , ovata, lacvi , glaberrimÉ. M.L. U. 693. N. 420* LiST. Conch. IV. S. 1, C. 1. T. 2* G u a L T H. Test. T% 8. f. B. Bouclier de Tortue. ARGEnv. Conch. T. 6. <>) f* P. K.NoR B Verzam* I. D. PI. 21. f. 1. (77 jj Patella Testa integerrima ovali oblong* , ftrïata , Ixvi; Dorfo compresfa* Syst* Nat. XU. KNO KR Verzat** YL D* PI* aS4 f. ï. I) É P ATELL Ë N* 541 en eeri Kwartier minder dan twee Duimen Vt breed, anderhalf Duim hoog. De Oppervlak- A*£™t te is geftreept,doch niet ruuw : de Kleur bruin- hoofd* agcig geel: de afkomst uit Oostindie, stuk. (773) Patelle, dié de Schaal geheel heeft, '&-%%$%m gelvormig , met vyftig Jtompe Streepen. ^ka" Volgens de befchryving van 't Kabinet der Koningin van Sweeden was de Schaal van dee- ze grooter dan een Kinderen-Hoofd, des men haar dan wel onder de allergrootfte Patellen mag betrekken. Zy is uitgeploegd met een me- nigte van Sleuven, waar tusfchen ftompe Rib- ben zyn , doch heeft niettemin den Rand ge- heel. De aangehaalde van Güalthibri hadt de Streepen gekarteld, en was Aardkleu- rig met drie bruine Banden. (774) Patelle, die de Schaal geheel, Ey\ mg en Jlomp heeft , met verheven Stree*fj^[ia pen. Bruine* De Schaal van deeze heeft den Top zeer Verheven , byna Kegelvormig : de Kleur is uit den (773) Patella Testa integemmê Conïca , Strüs quinquagïn- ta obtufls. M# L» U* 694* NV 421/LlST. ConcL IV. S* r, C. 4. T.i.GüALTH, Test» T, B* f. Pi T, 9. f. C> (774) Patelle Test& integerrim& ovatH obtuia, Strüs eleva* tis. M» L. U, 694* N, 43<2# KnobR Verzam* VU £>« 28. f. 9. L Deel. XVI* Stuk* BESCHRtVING V A H VI. den Afcbgraatiwen zwartagtig, met ongevaar AFLXEL# neëcn~en~ dertig > zeer fyne > Draadswyze ^ Hoofd- Afchgraauwe Straalen. Men vindt doorgaans stük. den Top als met een Band omringd. »cctxxv% (775) Patelle, die de Schaal geheel, en ge* nTJta. ftreept heeft, den Top eenigermaate ge~ Geteken- f pitst en over end ftaande', van binnen e* wit, met een zwarte Hartvormige Vlak, die in 't midden witagtig is. In de Middellandfche Zee komt deeze voor* die de Schaal heeft met verhevene effene brui- ne Streepen, van binnen wit, met een bruinen gevlakten Rand. ficcxxxvi (7763 Patelle, die de Schaal geheel , ovaal, Cruci*ta*t eenigermaate verhevenrond heeft en Gekruiste. bruin, met een wit Knus getekend* De Schaal van deeze Soort, niet grooter dan een Erwt, is bruin, doch aan den Top bleek, en met een Kruis, dat uit gegolfde witte Ban- den beftaat, gefchilderd. öcclxxvii (777) Patellé, die de Schaal geheel , Kegel- Patella Reticulata. VOr* Netswys' Geadeide. (775) Patella Testa integr& flriatÉ, Vertics fubmucronato ere&o% intus alba, JMaciüa atrÉ Cordata medio albida. Syst* Jtat..XLL (776 ) Patella Tcstd integerrima ovali fubconvéx-i fiisca , Cruce albA. pi&a. M# L« U. 695. N* 423* (777) Patella Testa integra Conicfc compresfó, Venofo reticulau. M« L* U» 695 ♦ N, 42** BE Patellen. 543 vormig famengedrukt , Nttswyze geaderd VI. heeft. Afdeel. Van deeze, uit de Middellandfche Zee, ïsJJ^^ de Oppervlakte doorweven met ronde witte Vezelen, die Netswyze, Loodregt en water- pas, door malkander loopen. V. Die aan den Top doorboord zyn. (778) Patelle, die de Schaal ovaal , Netswyze dcclxxvui gejtreept heeft, met den Top omgekromd, Fts/ura. en van vooren sefpleeten. Gefpice- ö Jr tene* Dëeze is aanmerkelyk wegens een Streepwys Spleetje, dat van den voorlten Rand tot het midden van de zyde loopt. Het is een klein Patelletje, dat aan de Kusten van Engeland, volgens Lis ter, zeldzaam, doch, volgens den Heer Brander, overvloediger voor- komt by Algiers» (779) Patelle, die de Schaal ovaal , bultig ver -dcclxxzx* hevenrond en Netswyze gejlreeptheeft9^ate^ met den Top doorhoord m den Rand ge< puist, karteld* Dee- (773) Patella Tcsta ovalï ftrlato-retïculatSt , Vertice recur* 70, antice fisfa* Syst, Hat. XII, LïsT. Concb* T. 543. £28. Pet* Gaz. T. 7Z* f. Patella reticulata , exigua alba, Fes* fura notabili in margine» Klein OJïr. p* 116. (779) Patella Test$ ovali gibbofoconvexa, ftriato-reticula- ta, Margine crenulato, Vertice perforato. Syst. Nat+ XII. Pet. Gaz< T* s« f. n, Klein 0/?r« T, 8. f. fr« I. D£EI«« XVI» STtf&« ^44 Beschryvinc v a li VT. Deeze is , in Geftalte en grootte , aan de ALXET'i voor§aan(^e zeer êely^s doch heeft de Opening Hoofd- &ader aan den agterften Rand. Men vindtze in stuk. de Middellahdfché Zee, volgens Brander» dcclxxx. Patelle, die de Schaal Èyvormig verhe- Patdia yenrond, met den Rand inwaards gekat* Gdekfche, teld en den Top doorboord heeft. Hier wordt die Soort van Ösfe-Oogen aange- haald, welken Touunefort op een Griekfch Eiland at, en dezelve afbeeldde, noemende die Lepas met den doorboorden Top. Zy heeft de Schaal Netswyze geflreept, doch zeer gemeen van Kleur. Dit getuigt ook Adanson van d van drié Duim lang en twee Duim breed , die een Duim diep is. Deeze vindt men in *i Werk van Knorr afgebeeld. An- deren % van de zélfde langte en wat minder breedte , zyn maar een half Duim diep. Zy zyn veel zeldzaamer, dan de Geribde en Ge- bronfte Magellaanfchejineteen geflooten Top. 0cci,xxxii. Patèlte j die de Schaal Eyrondagtig ge- rateiia rimpeld > wit met roode Straalen , den Nubecula* r~ 7 ~ . y ~ Gewoikie lop met een óvaiïle Opening heeft. Tatelle. Met deeze Soort befluit L 1 n n je u s zyn Ge* f78a) Taulla Testa fubovatd, rugofa, alb£ rubto radiata t> Vsrttee ovato-peiforato» Syst. Nat, XII* de Patellen. 549 Geflagt van Patellen. Hy geeft: 'er den naam VI. van Wolkje of Gewolkte aan > en zegt , dat zy A™™ L' van de voorgaande verfchilt , doordien denooFD. Schaal kleiner , hooger, wit met roode Straa-sTuiw len is ; de Opening minder langwerpig en van binnen bruin. Zy zou menigvuldig voorko- men in de Middellandfche Zee. LXL HOOFDSTUK. fiefchryving van 't Geflagt der Tandhoorens, dat de Olyphants- Tanden en Wolfstanden an die Schulpdieren , wier bekleedzelsNaam* fommigen -onder den naam van Pypagti- ge Kokers , anderen onder dien van Pypen of Zee-Pypjes, Tuyaux de Mer 9 Tuhuli Marini^ begrypen 5 geeft Linn^eus den naam van Dentalüim. Die benaaming is oudtyds in de Apotheeken bekend geweest* Men verftondt 'er eene Schaal door, naar een Tand gelyken- de , waar in een Worm huisvestte 3 die 'er fomtyds zyn Kop uitbragt om Aas te zoeken of Water in te neemen. Zulke Pypjes had* den haare aanhechting op Steenen in de Zee3 m op de oude Schaalen van Schulpdieren. Van deeze Tandswyze Geftalte hadden zy sekerlyk den naam bekomen. Ik geef derhal- ve, dien van Tandiioorens aan die Geflagt, bevat. Mm 3 De ï« Deel». XV j Stuk* 559 pESCHR YV1HC VAN VI* De Kenmerken beftaan in eene eenkleppige, LXI. PyPaöcige reSte Schaal, die niet in Celletjes HóofD' is verdeeld , aan beide Enden open. Het Dier stuk. js een Boorworm. 't Getal der Soorten in dit Geflagt is agt, waar van fommigen in de Europifqhe, ande- ren in de Indifche Oceaan, of in de Middel- landfche Zee3 gevonden zyn3 als volgt. Kenmer- ken* Soorten. ïkclxxxiu (783) Tandhooren J die de Schaal tienlioehg DentaUum 1 r ' 7 n Ekphan^ heeft, eenigerimate krom en gejtreept. ilnum» Tan^ant9 Dit Hoorentje wordt gehouden voor het regte DentaUum , in 't Franfch Dentale , ea ïnen noemt het Olypliants-Tand , om dat de Geftalte eenigfcrmaate met de kromte en figuur daar van overeenkomt; hoewel het nogthans* door zyne Ribbetjes en Kleur , grootelyks daaY van verfchilt'. M De grootften vallen ruim 3, een middelden Vinger lang, beneden fchaars $9 een Pink breed, boven fpits, doch zoda- 3, nig , dat 'er altoos een Opening blyft. Zy 5, zyn een weinig gekromd als Bokshoornen „ of wat regeer als Olyphants-Tanden, zegt Ruivi- (783) DentaUum Testi decem-angulata , fnfvarcuaté, ftria* %L M. L. U. 699. N/ 426, IioNAN^ Recr, I. N. 8> List. Concb. IV. S. 2. f* 3, Olyphants-Tand. Rümph. Rar4 T. 41* f. Ié Pet. ~4mhT. 16 f. 33. Oaz. T. 13. f. 9* Gualth. Test. T. 10. f, U Dentale, A R GE N V. Cm:k. T. 7* (3) f. H» GiNANN. Adrm II. T. U f* I. KNOR R Vzrzarn* I. D» Fl. 2$. f* 3* DE TANDHOORENS, 55* 91 Rümphius , en hebben uitfteekende Rib- VI. ben: de Kleur is groen, aan 't dunde EndAJ*j?IEL" witagtig. Een tweede Soort is dunner, lan- Hoofd- „ ger en bleek er groen. In alle zit van bin*sTuK. „ nen een Slymerig Dier, en, als menze weg ?, legt , verfmelt al het Vleefch , dat geen 3, Tandjes heeft, maar eep rond Mondje, „ waar van een Buisje afgaat, daar men een v Rysje in kan fteeken. Door dit Mondje zuigenze het Slyk en vuile Zand binnen : in Water gelegd willen zy het niet uitlteeken. ?, Men vindtze op vlakke Stranden , daar een „ harde Grond en ftille Zee is, fteekende het dikfte End in 't Zand cn het duntte daar buiten uit. Wegens haare kleinheid wor- den zy van de Inlanders tot Spyze niet ge- zogt." 35 De Franfche Heer d'A rgenville fpreekt Het^« van het Dier wat omftandiger, gelyk wy dani%. u ook de Afbeelding van hetzelve, in zyn Pypje of Kokertje, naar één der mynen verbeterd, van hem ontleetïfl hebben : zie onze Plaap CXXV, Fig. i. Hy merkt , in de eerfte plaats, aan, dat het Dier zeer los zit in deeze Koker- tjes. Het grootfte deel van deszelfs Lig- „ haam, (zegt hy,) is bedekt met eene witte Kleur, waar verfcheide kleine Darmvaatjes, die donkergeel zyn , doorblinken. Wanneer het zig in het Kokertje verbergt , dan trekt het den Kop geheel binnen ; maar , als het denzelven uicfteekt, dan vertoont het zig, M m 4 s, ge- v I, Deel XVI. Stuk. Beschryving v a ^ V*« „ gelyk in de Afbeelding. Als dan formeert ^ LxLL* " z*§ een Pieram*edaale Knop , die een foort Hoofd- van Kap heeft , welke hem omkleedt, eii STUf# „ aan 't End een zeer klein Gaatje, waar „ door het Dier zyn Voedzel inneemt. On- L der dien Kap ziet men een Zoom , die als gefalbalaad is, niet zvyarte Stippen , doch l> niet buiten de Opening van het Kokertje uit (leekt , om 'er des noods weder in te „ kunnen gaan. Alzo dit Schulpdier byna al- „ toos in 't Zand begraven blyft, in een lood* 3, regt postuur, verlangt het zig vandeeene en andere zyde tot aan de Oppervlakte van 5, den Grond, zonder dat de Golven het kun* 3, nen verwrikken, Maar, buiten 't Zand zig 9, bevindende , doet het uit het dunde End 53 van zyne Koker een foort van Voetje uit- komen , dat hy in den Grond fteekt , oin 3, zyne Schaal vast te zetten , en dan breidt „ hetzelve zig uit, £>yna als eene Bloemkelk, „ met vyf Punten. Dit Lighaamsdeel , dal; ongevaar een half Duim breed mag zyn ^ 3, en door het welke, < zo het te denken is, 5, zyn Voedzel pa^feert , is zeer wit en ver- 5, toont zig van buiten in zyne geheele uit- 9, geftrektheid niet , dan in zo verre het Dier „ geen volkomen vry gebruik kan maaken vaii ,3 zyn Kop. Het Dier heeft geen Dekzeltje, «J en, om zig niettemin voor befchadiging vaa ,3 buiten te beveiligen, duikt het zo diep in „ zyn Kokertje , dat men het onmooglyk kan 53 bereiken*" Dg* I) £ ï A N D H O O R E N S. 553 Dewyl de Olyphants Tanden , zogenaamd , VI. in de Europifche Oceaan zo wel als in de In- Afl|iU difche gevonden worden, zal dit moogiyk door HoofqV dien Heer zelf waargenomen zyn, stuk. (784) Tandhoorcn, die de Schaal tienhoekig , eemgermaate krom en effen heeft. Aprinuml Zwyns- De Schaal van deeze , uic Oostindie afkom- TaatU ilig , is fmaller of dunner dan die der gewoo- ne Olyphants-Tanden , zegt Linn^üs, en wit van Kleur 5 met dieper Groeven zonder Streepen. C785) Tandhoorcn, die de Schaal met twin- dcclmkv. tig Strezpen eemgermaate krom en of-Roode* gebroken heeft* In de MiddelLandfche Zee komt deeze voor, hebbende de Pust dér Schaal zeer fpits en rood, C7S6) Tandhoorcn , die de Schaal Spilrond 3 DCCLXXXVïj . EntaliSo een** Wltte (784) Bentalium Testa" decem-angulatA fub-arcuad lxvï. Wo^tan^ '&y*U Nat. XIU (7$S) Dentalium Testd viginti-ftnatl , fub-arcuata , interriip. ta* Systé Kat. Xil, RUMPH. Rar. T. 41. f« 6* (786) Dentalium Tcstd tereti fiib-arcuata , continua , Ixvl. Faun. Suec* 1101, hl. ü. 669. N4 4.17* lioNANN* Rec*+ I. N. 9* List, Concb. IV. $. 2. f4 3* RUMPH, Rar T* 4U f. 5. GlNANN. *Adr. U. T\ l4 f, suGUALTH. T* io* f* F* Antale, A R G E n v. Concb. T. 7. (3} U C* Knour Vetzam* l> D. & 29 ♦ f. 4* Mm 5 I. Deel. xvi. Stuk, 5|4 BPSCHR?VINÖ VAN VI. eenigermaate krom , niet afgebroken en ^ LXIL* zonder Streepen heeft* Hoofd* > stuk* Deeze noemen wy Witte Wolfstanden. Zy zouden de Entalia zyn , die kleiner vallen dan de Dentalia , voorgemeld. Zulks fteunt op het Berigt der Autheuren , fchoon d'Arcen- ville het tegendeel fchynt te ftellen (*); doch hy overtuigt zig zeiven wel dra, zo door de Afbeelding, als door de befchry ving^ daar hy v^n de Wormen , in deeze Kokertjes huisvestende, fpreekt (f). Ook hebben fom- migen het EntaHum, alleenlyk door de klein- te , van het Dentalium onderfcheiden. In Duitfchland vertoonden de Apothekers daar voor zekere Pypjes, als Been, wit van Kleur en rond, geftreept, ongelylc door een of twee dwars • Streepjes , de grootften vier Vinger- breedten lang. Zy waren niet geheel regt , maar taamelyk geboogen als een Hondstand , van eene Schulpagtige zelfftandigheid. Cor- pus zegt 5 dat het Entalium een Pypagtig Sshaalig Zee Schepzel is, van een Vinger lang, uitwendig geftreept (§). Zo fchynen dan de Olyphants-Tanden , voorgemeld , en wel mis- fchien l'Antale est plus gros que Ie Dentale , &c. Concb. U Tart* p* 193* (t) On a deja dit , qtfil etoit moins gros que le Dentale^ & c'est la ieule difïerence, qu'on peut y trouver. Conch* II. Part. 25. ({) Aldrovandüs dg Tut* Libr* III. Cap. V. de Turpura: in JEfuip, Synon, DE T A N D H O 0 R E H $. 555 fchien verkalkt zynde, hoedanigen ik 'er uit VL Piemont heb, voor de Entalia te zyn gehou- A^D^fL* den. Ik heb Verfteende Witte Wolfstandjes3HooF^l van ongevaar een Duim lang, uit den St.Pie-sTUK. tersberg , by Maaftricht* Ook komen deeze onder de Verkalkte Hoorentjes, inVrankryk? voor. (787) Tarrdhoorep , die de Schaal Spilf(mdncctxxxn\ en eenigermaate Boogsivyze krom heeft, clrwum?' doch afgebroken en ondoorfchynende. £*oor.n" Deeze was de voorgaande zeer gelyk, maar donker Hoornkleurig , en door verfcheide dwars -Streepjes als afgebroken. Zy kwam voor in de Afrikaanfche Zee ; de naastvoor- gaande in de Europifche en Indifche; de naa- fte op één naa in de Middellandfcha Zee. Ik geloof dat mm deeze drie Soorten, zeer ge- ^oeglyk, tot de Wolfstanden kan betrekken» (788} Tandhooren 5 die de Schaal eeniger- dcclxsxviu ; maate Boogswyze krom heeft , onaf ge- ^cpplylie* hroken; zeer digt bezet met Ringswyze Streepen* De (787) Dentalium Tesd teseti fub-arc.aata interrupta opad* $ysu Nat. X\l. (788) Dentalium Testé tereti fub-araiat& contïnua ; Stüiü Annularibus confeitisfimis. Syst. Kat* XII. G ü A L T Hf Test0 T. 10. fV F* I. DEEL, XVI, STUK* 55<5 Beschryving van VI» De aangehaalde van Gualthieri wis LXIL'een R°ozero0(^ Buisje^ van grootte en geftal- Hoofd* te als de gewoone Wolfstanden, zogenaamd, $tuk. en met eenige rondgaande Kringetjes flaauw- tjes onder fcheiden* Linnjeus zegt, dat het Melkwit en glanzig is, met ontelbaaie Rings- wyze Streepjes , zeer digt aan elkander. Ik heb 'er van deezen aart, ikclxxxix (?8p) Tandhooren , die de Schaal eeniger» Eipebcenê! maate Boogswyze krom heeft , onafge- broken , met de Ringetjes ver van eU kander. Deeze, zo wél als de voorgaande, uit In- die afkomftig, is wit als Elpebeen, en heeft ontelbaare verhevenronde Ringetjes, op gely- ke afftanden. pccxc* Cigo) Tandhooren , die de Schaal Spilrondy zeer byna r egt op Jtaande, glad en zeer klem kleinc* heeft. De Schaal van deeze is zo klein, dat men het Geilagt daar van niet dan met een gewa- pend Oog kan ontdekken, zegt onze Ridder. Ik vind dit echter in de Afbeeldingen van Plan» (789) Dentaïtum Testa tereti fubai-cuata* continué , Annulis lemotis. Syst. Nat. XI U (790) Dentaiium Tesra tereti ere&iuscula , \zn % minut;^ Syst. Nat, Xli . P L A N c» Cmcb* T* f* 2. DE T A N D II O O R E N 3. 557 Pf-ANcus niet* Het kleinfte Hoorenjtjc, der- Vt zei ven» was nog een Kwartier Duims ÏWg, en met het bloote Oog zeer wel te onder- Hoofi>. fcheiden , en de grootlten in de Adriatifche STÜK' Zee, inzonderheid aan de Oevers van Iftrie, gevonden , hadden de langte van drie Kwar- tier Duims , en waren aan Tt dikfte End on- gevaar zo dik als een vierde van de langte. 5, Verfleend , zegt hy, of in de Natuurlyke ftaat bewaard , komt dit Hoorentje byna „ op alle Bergen voor, en wordt van fommi* „ ge zeer gemeene Artfen, by ons, als een „ uitmuntend Middel tot wegneeming en voor- 3, behöeding van de Keelziekte aangepreezen; 5, mids men het , als een Bewaarmiddel , aan dén Hals haiigende draage. Van de Au- 5, theuren wordt hetzelve, gemeenlyk,De7zta- lis of Antalis geheten. Altemaal zynze 3, glad, en niet overlangs uitgegroefd, gelyk de' meeften , die onder de Delfftoffen voor- 3, komen» Hoedanig de ftruóluur zy van het 3, Diertje, dat binnen de Schaal zig onthoudt: 3, of het Hoorntjes en éen Dekzeltje heeft, 3, gelyk de meefte Hoorens onder de Con- 3, chyliën ; kan ik niet zeggen : want levea- 3, dig heb ik het nooit gezien." Voorts verhaalt die Autheur, datindeBer* gen by Rimini dikwils Dentalia voorkomen, die de grootften zyn onder alle Conchyliën, welken men aldaar aantreft. Een derzelven bezat hy , van vier Parysfche Duuiiea lang, 5j 8 B È S C II RÏVIHC V A u VL mét eehc Mond -Opening van twee derdeö ^ LXIL# ^uims* *D ^e bergen omftreeks Bononie hadt Hoofd* hy zodanigen, toen hy aldaar op de Studie lag, stük. ook gevonden, beftaande, zo wel als veeier - ley andere Hoofens, van binnen uit een zeer harde glanzige Agaat (*}. Schoon hy niet meldt , dat dezelven uitgegroefd waren, denk ik doch dat deeze van die Hoorentjes , welke men Olyphants-Tanden noemt 3 zullen zyn ge- weest. LXII. HOOFDSTUK. Sefchryving van ?l Geflagt der Wormbuizen,' waar onder ook de Neptunus-Schafc ü Vhuii gebragt. Naam* *t \ X 7oord Serpüld vaft het kfuipen (a fer- y * pendo), of van een Slang (SerpensJ afgeleid, wordt hier door Linnjeus, niet onaartig, toe een Geflagtnaara gebruikt voor de Wormbuizen of Wormbuisjes , die men ook (Tubull'Vermiculares) Wormagtige Ko- kers, (Vermiculï) Wormen, of Zee-Wormp' jes (Vermisfeaux de Mer) tytelt. Kcnmo*. De Kenmerken van dit Geflagt zyn niet tot de Wormagcig gedraaide of gekrinkelde Pyp- jes* (*) De Conchis, p4 15. Cap* 18, fub titulo* Dentalesfea /Int aks minimi glabri Littoris Arimmi^ X) È W O R M B U I 2 E K, 5-59 jes , die men gemeenlyk door Wormhuisjes W, vcrftaat, alleen bepaald. Onze Ridder zegt, A^^u dat zy de Schaal eenkleppig, Pypagtigen aan-HooiD- kleevende hebben ; zynde de holte , in vee- stuk, len , hier en daar door Verftoppingen afge- broken. Het Dier is ook een Boorworm. In dit Geftagt komen zestien Soorten voor, soorten, als volgt. (791) Wormbuis, die de Schaal regelmaatig9 dccxci. Eyrond9 glad en niet aangehecht heeft. s7minuium4 Zaadje* Het aangehaalde van Gualthieri is een ónregelmaatig gedraaid Wormbuisje, witagtig Van Kleur , waar in de famenvoegingen der Draaijen een langwerpige Opening maaken , die naar den Mond der Porfeleinhoorens ge- lykt. Plancüs befchryft een zeer klein Hoorentje van den Oever van Rimini, dat digt in één gedraaid is , zeer wit en glad^ uitwendig naar de gedagte Hoorens gelyken- de. Dit Hoorentjé hadt eene zeer kleine Opening aan 't End , en was in zyn geheel niet grooter dan een Koolzaadje. Dit ver- fchilt van de volgende Soorten, doordien het los en vry legt in het Zand der Zee. (791) Serpula Tesrê legulari, ovali, liberd , glabr&* Syst. Nat, XII. Gen, 333. Pi^NC, Cw6* T* %*% % ? GUi^TH* test* T. 10. U Sé h DEEL» XVI» $T9K9 BESCHRYV ING VAN . (790 Wormbuis, die de Schaal regelmaatig Exir" tond> £elyk en $lat neefL Hoofd- stuk. Öp dé Hoofens en Schulpen, in Zee ge- pccxCiuvifcht zynde of aan Strand gevonden, komen fianoiïu. dikwils een menigte van witte Stipjes voor , stipje^ 4 die men door befchoüwing met het Mikros- koop of met eéngoed Vergrootglas, ontdekt, rond gedraaide doch tevens platte Wormbuis- jes te zyn. Inzonderheid openbaart zulks, wanneer mén de Plekjes , daar zy afgegaan zyn , naauwkeurig bekykt , als waar op zig evehwydige Kringetjes vertoonen. Anders* zins, naamelyk, belet het Kalkagtig aangroei • zei dezelven te onderfcheiden. Dus zyn dee- ze dan ook de blykbaare oirfprong van die holle Stipjes , welke men in fommige Verfteen- de Conchyliën waarneemt. öccxciii. (7P3) Wormbuis , die de Schaal regelmaatig ^Sptriiium. Spiraal, rondagtig, doorfchynende; met Draakje, ronde Gieren 9 die allengs verkleinen, heêft. Deeze Soort vindt men op' Koraalgewasfeti en andere Plantdieren iiï de Oceaan, zegt • (792) Serpula Testd reguïari , orbiculata , plana* , «quali, Paun. Suec. iioz* (793> Serpula Testa* regulari Spirali orbiculata pellucid&* Anfra&ibus teretibus fenfimque minoribus» Faun. Suec. 2203; ï JL A N Ct Cencb, T* i* f. 3« GiNANN, Adu 1U Tt U 7* beWórmsuizen. 561 L I Isr n je V s . De aangehaalde van Plancus VI. is een Hoorentje uit het Zee-Zand van Rimi- ^^xu * mi, byna van grootte als een Koolzaadje , Ho'ofd- en Jèeer gelykende naar de Ammons-Hooren- stuk* tjes , maar niet gekamerd of in Celletjes ver- deeld zynde. Van buiten is het, gelyk dezel- ven, ook rimpelig en geftreept AaiiSteenen en Hout kleevende wordt hetzelve , zö hy aanmerkt, byna zö groot als de Nagel van een Vinger. Hy meent , dat deeze van den zelf- den aart zyn , als de genen die tot de dikte van een Duim groei jen , en dus , na dat 'er een Marmeren Kop aan gemaakt is, van fom- mige bedriegers voor Verfteende Slangen aan 3t Gemeen vertoond worden* Hier in zal hy meer geloof vinden , dan wanneer hy oordeelt dat de Wormen , die zo veel fchade aan het Paalwerk van onze Dyken hebben toegebragt, niet anders zouden zyn dan de genen, die ia zodanige Wormbuisjes huisvesten. Wy zul- len daar van ftraks , in 't volgende Hoofd- Ituk, fpreeken. O94) Wórmbuis, die de Schaal regelmaatig nccxerv n,.; Serpula WU Spirorbi;- Rond (794) Serpula Testa regulafi Spirali orbiculati , Anfra&ibus Wormbuis» fupra intiorfum iubcanaliculatis fènfimque minoribus* Faun* Je* Suc€. 2204. It> IVestgoth* p* 170, Pet. Gaz, T. 35 « f» BA STER Uitfpann. I. D, bU 91* T, £♦ f4 3, PJLANC. Conch* p. 18* N« 3* GUALT Ht Test, T« 10. f. Ö. GlNAN N» Adu li T* u U 8. Li ST* ConchM IY< S« 3, T. U Nn 5Ö2, BE'SCHR ÏVINC VAN VI. Spiraal rondagtig heeft , met de Gieren Van ^oven 'immar^s eenigermnate Buis* Hoofd-' aS^ë gewonden en allengs verkleinende* Zeer kleine platagtige Wormbuisjes, maar dunner, hack Plancüs menigvuldig aan het Wier of Zee-Ruy, in de Adriatifche Zee, waar- genomen* Deeze zouden echter naauwlyks betrokken kunnen worden tot deeze Soort, indien dezelve driemaal zo groot als de voor- tgaande is, gelyk Linn^eüs zegt. Aan den Zee-Oever van West-Gothland,by Marftrand, vondt zyn Ed. het Blaasdraagende Zee-Ruy, dat by hoopen op het Strand gefmeeten lag, ten deele met een Korstagtig Gewas begroeid, ten deele als met witte Korreltjes beftrooid, die men by naauwkeurig onderzoek bevondt een foorc van Slakkenhuisjes te zyn. De Schaal formeerde een Ring van vier Draai jen; zy wierdt inwaards frnaller , en bygevolg in 't midden der Oppervlakte wat holrond ; doch de onderfte zyde was geheel vlak , en aan hec Blad zodanig vastgegroeid, dat men moeite moest aanwenden , om dezelven los te maaken. Dergelyke Korftige en Pukkelige begroei- zels heb ik ook genoeg aan het Zee-Ruy van onze Stranden waargenomen; doch merk die niet anders aan , dan als behoorende tot de tweede of derde Soort van dit Geflagt. Zy fchynen my aanmerkelyk te verfchillen van die taamelyk groote ronde Wormbuisjes, wel- ken ï) E WORMBUIZEN. 563 ken ik aan fommige Hoorens en Schulpen aan- VI. gegroeid vind , nader overeenkomende met die van den Heer Doktor Ba ster afgebeeld , hoofd- welke hier aangehaald zyn. Deeze worden stuk* befchreeven als Wormpjes , die in Steenen Ko- kertjes huisvesten, welke men, in de gedaan- te van Steenagtige Pypjes , op uit Zee ge« vifchte Steenen | Schulpen , Hoorens en ande- re dingen, in Zeeland, aantreft» „ By fom- „ mige Soorten , zegt zyn Ed. , zyn deeze 5, Kokertjes rond , en als een Krulletje ge- 3, draaid. De Diertjes, in dezelven, zyn aan ,, haar Kop fchoon rood of Oranje -Kleur, 5, hebbende wederzyds twee Pluimpjes , tus- 5, fchen welken zy, één of twee LiniSn ver^ „ een Lid kunnen uitfteeken , dat als een Be- kertje gefatzoeneerd en boven aan den Rand „ met Tandjes bezet is. De Hals, agter den .„ Kop, is graauwagtig wit, doch het overi- „ ge van het Lyf Oranjeagtig roodo Heü 3, heeft aan ieder zyde tien Pooten, op de 3, wyze der Rupfen." Dit Diertje fchynt derhalve meer naar de Zee - Duizendbeoienf (Nerëides) te gelyken, dan naar de Boorwor- men (Terebella , } hier voor alsinwooners vatf de Wormbuizen opgegeven, CZ95) Wormbuis , die de Schaal kruipend, nccxcv. bogtig en driekantig heeft yf*^"** ^Hf D iekancig Worm» (795} Serpula Testa repcnte fkxuoÜ ttiquetra. Fam*Suec. buisje, I* DSHL» XVI. STWK-, 564 Beschryving vak VI. By Marftrand, aan den Wester Oceaan, irl ALXUL' Sweeden > vondt onze Rïdder dit flag vart Hoofd- Wormbuisjes op de Rug der Zee -Krabben. stuk» Zy zagen 'er uit, als of witte Wormen krom daar op lagen , en met de Schaal famenge- groeid waren ; doch , als men naauwkeurig toekeek, waren het Buisjes, van binnen hol èn dunner aan 't eene End dan aan het ande- re» De Opening was rond , offchoon de Schaal driekantig ware , ten minfte aan de bovenzyde met een fcherpe Rug. De Heer Ba ster vondt deeze driekantige Zee Kokertjes regt of maar toevallig met een Bogt , en merkt aan* dat het Diertje een weinig vaö dat der ande- ren verfchildè. Ik vind, dat zonderling is, op ronde Mantel-Schulpen, dergel yke Wormbuis* jes , van niet minder grootte, driekantig en Spiraal gedraaid, wit van Kleur; en, op een zelfde Schulp, Wormbuisjes, die dikker zyn, en volkomen rond , byna regt , of een weinig geboogen, zynde Roozekleurig. Hierom zou ik denken , dat de gezegde driekantige figuur toevallig is , zo wel als de meer of minder bogtigheid en draaijing. Linnjeus merkt aan, dat de driekantige op Schaalen, Steenen, aan Schepen en Planten , in de Oceaan , voor* feomen. (796) 2206, M4 L. U. 698* N, 4^8# #♦ Westgoth. p» 170, Gualth# Teiu T. io* f. P. Epb* Nat. Cur. Ann. 1727* pV3i5. T, lot Gaster Uitfpann. U D» bU 92* T. p. f. z* K N O R R Verzm* de Wormbuizen. (796) Wormbuis, die de Schaal Draadvor- VI. mig3 ruw > Spilrond en bogtig heeft. AÏ°J!^ Hoofd- Deeze onthoudt zig, in de MiddelJandfche stuk. £ee, op de Ham - Doubletten en andere din- dccxcvi. gen , die aan 't Strand opgefmeeten worden , ttrkila. door de Baaren. De Schaal is als een dunne verward. Draad op verfcheide manieren geboogen, Afch- graauw, en vertoont zig zeer ruuw, wanneer menze door 't Mikröskoop befchouwt. (797) Wormbuis, met Haairagtige , aan bon- cccxcvu. deltjes vereenigde , Takkig famengefolde en Netswys gevlogtene Schaalen. Geviogten, Plancus vondt in de AdrJatifche Zee, menigvuldig, zekere Klompen van Haairagtig dunne Wormbuisjes, die niet gelyk de voor- gaande Spiraal gedraaid waren , maar regtuit liepen , en eindigden in Bondeltjes , waar zig derzelver Mondjes vertoonden. „ Deeze ver- n wonderlyke famenhooping van Buisjes , zegt (796) Serpula Testa Filiformi fcabra tereti flexuoia, Syst, Nat. XII* (797) Serpula Testis Capillnribus fasdculatis. ramofo glome* ratis cancellatisque. Spit* Nat. XII. Reticulatum tophaceam. RA J* Hist. h p. 65. Rete Mariiuim. B o cc. Mus. p. 218. T. 7. U 2 & T. Zé f. 13» Tubuhria filograna. Flanc. Conck* r?dd. ad p. 18. Seb. Kab. III. T. 100. f. 8. Tubipora. Aïï* Pettopol. Vol. VII. p. 374» T« 16. 3» Serpuia Corailifica. PALL. Zoöpb. p, 239» Nn 3 I. Dut. XVI. Stuk. $66 Beschryvinc van VI# 53 hy v wordt, wegens derzelver fynheid qt} ïMïl * ** verfcheiderley dooreenvlegtingen , gemeen- Hoofd' 39 lyk Filograna geheten. Naderhand bevondt stuk. 39 hy , dat deeze Buisjes het Aas der Zee- Appelen waren , en nam Diertjes waar , die „ uit de Mondjes van deeze Buisjes uitftaken.' < Filograna zal het zelfde zyn , dat men FU&- gramme of Filigrein noemt , zynde een gevlog- ten Werk van Goud- of Zilverdraad. Daar* öm wordt deeze famenhooping van Worm- buisjes, door fommige Autheuren, ook onder den naam van Zee -Net befchreeven: anderen maaken 'er een Pypkoraal van , en de Heer Pallas, die dezelve Serpula Corallïfica noemt, is van oordeel, dat de oirfprong der Pypko° raaien hier door opgehelderd worde. öcexcvm C79^) Wormbuis , die de Schaal Spilrond, Granu. Spiraal gekluw 'end heeft , den boyenkant W** met drie verheven Ribben. Gekorreld* In de Noordzee, op Steenen en Schaalen, oTithoudt zig deeze, wier Schaaltjes van groot- te als Korianderzaad, digt aan elkander, maar onregelmaatig gedraaid zyn , zegt Linnveus* ^ccxcix. C799) Wormbuis, die de Schaal halfrond , filcluT rimpelig, geklmvend en gekield heeft. Sarnénge- Dee- draaid* (798) Serpula Testa tereti fpirali glomernta , Latere iuperio* re Sulcis tribus elevatis. Syst. Nat* XI L (799) Serpula Testa femi tereti , rugofa , glomerata carinata. Faun* Suec. 2205. M# L< U* N. 429, ARGENV. Concb* £♦ 1% (4) f. D E W O R M B U I Z E N» 567 Deeze , die maar de dikte van een dikken VL Draad heeft , welke v/onderlyk door een gedraaid Agjj^ en geboogen is, komt voor in de Europifche Hoofd- Oceaan. stüiu (800} Wormbuis, die de Schaal rond> kruis- dccc. Uiigs gerimpeld en famengekluwend heeft. fj°merar Geklu- Deeze komt, zo Liis n^eus aanmerkt, van wormbofc. de dikte van een Draad tot die van een gewoo je* ne Schryfpen , voor. Gualthieri heeft ?er een Klomp van gezien, die drie Palmen dik v/as en vierentwintig Ponden zwaar. Zy valt in de Europifche Oceaan. Of deeze drie Soorten van dooreengedraaide en gevlogtene, dikwils als famen gekluwende Wormhuisjes, ?t zy dan de dikte van een Draad of van een Schryfpen hebbende, zo weezent- lyk in Soort verfchillen, als onze Ridder de- zeiven hier voordek , heeft zyn bedenken» De Heer Reaumur fchynt haare Geftalte als toevallig aan te merken* Hy zegt, dat zy „ niet alleen de kromte aanneemen van de Lig* haamen, waar aan zy gehecht zyn of vast „ kleeven; maar bovendien verfcheide Bogten maaken , die zo verfchillend van elkander zyri, als de veyfeheiderley postuuren , wel- ?, ken (800) Serp ula Tqsta teretidecusfato-ïugofa glomerafd Faun. Sues. 2207. M. L« U. 699* N* 430.^3 UALTH, Test. T* IQ* f* T, ARGEN V, Concb. T* 29. (4) JU Nn 4 I. DEEÏ-» XVI* STUK* J 568 Beschryving v a h VI. 3, ken een Aardworm, in beweeging zynde, » maakt (*)•" Ik oordeel > echter > dat ^ Hoofd* meer beftendigheid in de figuur van haare fTUK. Buisjes zy : zo ziet men de Hoornflangetjes, voorgemeld , altoos een Kegelagtig gedraaid Puntje of Top-end hebben, het welk dezel- ven kenbaar maakt : doch ten opzigt van dee« ze drie laatfte Soorten kan de Stelling van Reaumur wel plaats hebben. Dan gaat hy voort en fpreekt aldus* oïrzaak Om te verklaaren , hoe deeze Schaaligq der kiee- ^ Buisjes zig zo naauwkeurig vast lymen op pörens, „ de Oppervlakte der Lighaamen , waar zy $^f?*n' 95 aangeveegd zyn , is het genoeg dat men J3 weete , hoe de aangroeijing der Schaalen 3) gefchiedt. Dit kunnen wy aanmerken als 3, een bekencje $aak , na de yerklaaring door „ ons daar van gegeven , welkq wy door zeer 3, beflisfende Proefneemingen betoogd hebben Ct% Wy merken het Schulpdier, kort na 3, zyne Geboorte, of hpe klcip het ook zy,, 3, als met eene Schaal bedekt aan. Zo dra 33 het begint te groeijen , is het niet meer ge* 3, heel door zyne Schaal bedekt, en een klein 33 gedeelte des Lighaams , niet omkleed zynde, ^ komt alsdan door den Mond van de Schaal 3* uit. Dit gedeelte, nu, geeft een Steen wor* 3, dend (+) Mem de V Acai. Royale des Sciences , de 1'An I7ïi* P&avo. p. f66» f't) Mem. de 1709, p, 477. Quarto. Zie ons Srv.K * black» 20, enz. DE WORMBÜIZEI». 569 £ dend Lymig Sap uit, 't welk verdikkende vi. >y een nieuw Stuk Schaal rondom het Dier Afd**% „ aanvoegt. Zplfes onderfteld zynde, dan WhoofAi 3, het klaar, dat , zo het gedeelte, t welk stuk, 3, de oude Schaal verlaat , en daar nieuwq „ reepen by doets zjg op eenig Lighaam aan- 39 voegt ; (gelyk het doet in de Wormen, die geduurig in een kruipende beweeging „ zyn:) 't is klaar, zeg ik, dat het zelfde 3, Lym 3 ('t welk dit gedeelte verfchaft om 3, deszelfs Deeltjes , die de nieuwe ftrook 3, Schaal famenftellen , apn elkander te ver- „ binden , en om dit nieuwe ftuk aan de ou- 33 de Schaal te hechten ;) de nieuwe Schaal 3, vast hechten zal aan het Lighaam, d^t het ontbloote deel des Diers aanraakte. £oda- 3, nig, dat, indien dit gedeelte in 't groeijen 5, altoos de Oppervlakte van dit Lighaam „ volgt 3 en daar kromme Lynen op befchryft, 3, de Schaal in 't groeijen de zelfde Opper- 5j vlakte insgelyks volgen zal en daar aange- sp hecht zyn 5 in haar getoeele uitgeftrektheid, „ Op die manier is het, zonder twyfel, dat 5) de Schaalen der Wormbuisjes zig vast ly* 33 men aBn de verfcheiderley Lighaamen , waar i op deeze Wormen zig , kort na hunne Ge- „ boorte, bevonden hebben/' 5 Dit gefielde van den grooten Reaumür gaat niet in alle Wormbuizen door. Die ge- heel kleine , welke ik Stipjes genoemd heb^ fchynen als het Spat te zyn of Zaad der groo- Nn 5 te« I. Deel. XVI, Stuk. S?o Beschryving VAM Vfc tere , even als met de Oesters plaats heeft , ^l xnL*en ^us worck tot de verlanging van de Buis Hoofd- ook eene verdikking vereifcht, welkre insge- s-ruiu Jyks plaats heeft in alle Conchyliëm Zo zul- len dan 5 in 't Leven , de Wormbuisjes ook^ door de geheele Schaal , een Lymig Vogt uit- zweeten , dat eigentlyk niet volkomen hard wordt , voor dat zy dood of door • t Dier ver- laten zyn: ten minfte, (even als, in de aan* kleeving van den Voet der Patellen , door Reaumür zelf aangemerkt wordt ,) voor ver- dunning en weekmaaking vatbaar zyn ; en dus kan het Wormbuisje zig niet alleen in langte, maar ook in dikte uitzetten , als mede zig verplaatzen, om die Geftalte en Kromte, hun eigen , aan te neemen , welke men op zo vee» \ lerley wyzen aantreft. Bovendien kan het Levens Vogt zelf, dat de Hoorens en Schul* pen , zo lang zy tot het leevende Dier be- hooren , uit de Oppervlakte van de Schaal uitgeeven , een voornaame oirzaak van de aan? hechting deezer Wormbuisjes zyn dcccu gerpula Mwrnflan- (80 1) Wormbuis, die de Schaal Spilroni en bog- (*) Veigelyk ons XV. Stuk, bladz* 27. (801) Serpula Testa tereti flexuofa , Apice Spirali-acuto* M* L» ü. 699. N, 43 1; LIST* Concb* IV* S. 3* C U RUMPH, Rar. T4 41. N. I* GüALTH» TWfr T? 10 Qe ARGENT» Cmh* TV 29. (4} f# I* GlNANN« Adr* II. T. 24 f* 14* KNORR Verzam. II« D. Pl. 13. ft I IV* D* VU 17* £ Ü P £ W Q R M B Ü I Z E N. iogtóg 3 aan het End Spiraal fpits ge- VI. dnzaid Afdeel; LXIL Gefproken hebbende van die Wormbuisjes, stuk/* welken men zelden dan veelen by elkander en ergens aangehecht vindt , gaan wy thans 4 over om die te befchouwen , waar van men meest enkelde Stukken los aantreft. Hier komt 3 in de eerfte plaats , dat flagvan Worm- buisjes in aanmerking, die men Hoornflangetj 'es noemt 9 om dat hun Lighaam als Slangswyze gedraaid is, en aan 't End zodanig, dat het als een Hoorn zig vertoont. Dit heeft, dat zonderling is, in zeker flag van Wormbuisjes en in geene anderen plaats. Zy komen uit Oostindie, en zyn doorgaans wat geelagtig, maar ook op andere wyzen , doch altoos eeni- germaate Slangswyze geboogen. Dus vindt men 'er, die Gekrulde Hoornflangetjes gehe- ten worden. Zodanig één is in Fig. 2, op onze CXXV Plaat afgebeeld, om daar ineen Dier der Wormbuisjes te vertoonen, volgens den Heer d'Argen ville , die 'er dus van fpreekt. ,% Het is van Geftalte als een gewoone Het Dier Worm, maar van het eene End tot het ^c*xvv 5, andere in Ringen verdeeld, die van elkan- „ der afgefcheiden zyn. Zyn Kop verbeeldt „ de Knop van een Eikel, en heeft aan zyne 9 , Punt een ongewaarwordelyk klein Gaatje , p dat den Mond formeert, die met Haairtjes „ om- I» DEEI» XVI. STVKl 572 Eesphry VING vak „ omringd is, welke dienen om den Grond te Afdeel. 9, betasten. Om zig in te trekken krimpt dit Hoofd' n K°PJe famen, de Haairtjes leggen zig tegen 5Tüic.D" >1 ^en Mond aan , het Dier ontlast zig en 3, kruipt door dit middel weder in zyn Buisje," Bcccir. (802) Wormbuis , die de Schaal Spilrond % pTiyttu. doorfchynende , effen 3 byna regt en in Vakken verdeeld heeft. Venus- Schaft* Onder den naam van Zandpypen fielt Rum- phiüs zekere Wormbuizen voor, die in Vak- ken verdeeld zyn , en fommigen byna regt, anderen kronj. Derzei ver dikte is, zegt hy, omtrent als een Vinger , en zy zyn in Vak- ken verdeeld ter langte vqn een Vinger, door zekere Middelfchotten , die geen doorgang toe- laaten. De Schaal is ruim een Stroohalm, fom- tyds ook een Penne-Schaft dik, en overdwars met Kringen getekend, of met Scheuren, die niet doorgaan. Omtrent den Mond zyn zy altoos witst en zuiverst , maar by de Staart vuil, zwartagtig en begroeid. Men vindt het op weinige plaatfen aan onze Oostindifche Ei- landen. Volgens de Afbeelding moet het dat gene zyn , 9t welk ik onder den naam van yems-Schaft bezit , zynde ongevaar drie vier- de van een Voet lang , een Vinger dik , de hol- (S02) Serpula Test& tereti diaphana laevi re&iuscula poly- thalamit* Syst. Nat. Xlh Solen Arcnarius* Rum p h. Rar, J) È W O R M B ü I z E i 573 holte aan 't éene End als een Pennefchafc, aan VI. 't andere drie agtften Duims wyd, en in Vat ^xh* ken van fcen Vinger langte verdeeld. Van Hoofd* buiten is de Kleur vuilwit eh geelagtig. DochSTü^ deeze Pypen zyn op ver naa niet doorfchy- nende. C803) Wormbuis, die de Schaal zonder Leed* dcccik, jes y eenigermaate hoekig en van onderen fimstkm platagtlg heeft. In de Kenmerken van deeze Soort fchynt eenige tegen ftrydigheid plaats te hebben : des omze niet te verwarren met de voorgaande Soort , gelyk in de befchryving van 't Kabi- net der Koninginne van Sweeden gefchiedt, hier dezelven en de bynaam zyn veranderd. Al- daar , naamelyk , blykt ten duidelykfte, dat men onze Osfe- Darmen, zogenaamd, op 'c Oog heeft, die ook, ik beken 't, volgens de befchryving van Rumphius, flegts toevallig van de voorgaande verfchillen zouden. De bogtigheid van deeze Zandpypen , merkt hy aan, wordt door den tegenftand van Steenen en Boomwortelen, dien zy in 't voortgroeijen ontmoeten, veroirzaakt. Zy komen in Oost- indie tot eene aanzienlyke grootte, zo dat fom- (803) Serpula Test& articularê integra distin&i fiibtus pla* friuscula. L* U 700. 432» BONANN» Rccr* h T, 20* f* C, B Gualth. Test* T« 10. f« L , N# A R GB N Y9 Conch, T. 29. (+) f. Hf It.DUb XVI. STUS# Osfe- Daniu 574 Bêschryving van VI» fomrnige Indiaanen dezelverf voor Trompetter. ALXEIIL Sebrui,ceri 5 waar uit dan ook blYk!: > dat dee- Hoofd* ze Osfe-Darmen niet door Middelfchotten ge- stuk* flooten moeten zyn. Zy zyn, waarfchynlyk, gedeelten of Mondftukken van deeze Zandpy- pen , van wier manier van groeijing hy het volgende verhaalt. Ketbier. „ Het breedfte of dikfte deel, dat dunst van 3, Wanden is, ftaat onder, en is geflooten met 3? een dunne Schaal, die zeer ligt breek:, waar „ uit men befluit, datze hederwaards groeijen. „ Het fmalfte deel ftaat boven , alwaar het „ door een fcheiding fn twee-en is gedeeld, eri „ uit iedeï Opening gaat een Pyp opwaards, ü wel twee Spannen lang , dewelke een weinig ,3 boven den Grond komen | kunnende uitge- ftoken en weder ingehaald Worden ; naar ^ believen van het Dier. Uit ieder Pyp hangt „ een klein Stukje Vleefch, waar dcor hetzel* 3, vc zyn Voedzel zuigt: doch, als men 'erby 3, komt, trekt het die in, en fpuuwt het Water „ wel een Vadem hoog uit. Deeze Pypen zyn 3, zeer broofch en breeken ligt af, doch groei- k jen weder aan. Dezelven uit het Zand graa- s, vende , bevindt men ze twee of drie Voeten „ lang, aan 't voorfte End twee of drie Vin* „ gerbreedten middellyns. Daar binnen zit een 3, Slymerige Worm, die door kook en wat hard ^ wordt en bekwaam om te eecen, zynde dan; 5> van Smaak als de beste Mosfelen. Voor in 5, de Mond heeft hy twee Beentjes, als een » My- CE W O R M B U I Z E N. J75 Myter tegen elkander fluitende , niet aan de VI. Schaal maar aan 't Vleefch vast, Indiaanen plagten 'er weleer , als Genees* „ middelen , of als Tegengiften , een bygeloo- i> v*g gebruik van te maaken , inzonderheid ^ tot Behoedmiddelen in hunne Oorlogen onder „ elkander/1 (804) Wormbuis, die de Schaal Spilrondag* dccciw tig en eenigermaate Spiraal heeft , met SJ$^na eene overlangfe Spleet , welke ah uit Hoender- Leedjes bejtaat. Darmejï' Aangaande de Oostindifche Wormbuisjes , Solen Anguinus genaamd, vind ik by Ru Mo- pmus aangemerkt, „ dat zy de dikte van „ eene Pennefchaft op 't meefte hebben , zyn- „ de met veele zeldzaame Krullen in één ge* 5, draaid als een Slang; van buiten wit, wat 5, hoekig en met Korreltjes bezet, van binnen 35 met een dergelyk Slymerig Dier , dat ook ^ een getand Mytertje voor aan den Mond „ heeft. Zy groei jen niet in 'c Hout, noch in j> de (§04) Serpula Testa teretiuscula* fubipirali, Fisfiui longitu- dinali fubarticulata* M, L» ü. 701 ♦ N. 433» Solen Anguinus. RUMP.H» Kar. T4 41. f« H. Var* b. LIST. Conch. IV» 3» L 2 RüMPH, Rar. T. 41. N* &♦ G UAL TH* Tm* TV 10. f. Z. Knorr Verzam< U D» PU 29* 5; VI» D* ti. 28, f. 5. h 0££L» XYI. SXüK* 57Ö BÈSCHIIYVINC VAN VI. 5, de Grond, ïïiaar aan zodanige Klippen, die ^LXlT* v ^ *^en zyn en u^^eel Coralt* T. 38. ft sV KNO Ril Vtrz*m< V. D. Pit f. u r> é Wormbüizen. 577 wils ook in Klompen vereenigd , die uit haar VI. s, eigen Schaalen famengefteld zyn. Fig. s is Afdee!-' i, hec Dier, dat daar m zyn verblyf houdt en Hoofd'! „ van het flag der Duizendbeenen fchynt tes-rite. 9, zyn. Het heeft twee Armen , die ieder 9, voorzien zyn met verfcheidé Klaauwen > aan „ de bovenkanten met Franje bezet. By de n inplanting van den flinker Arm ziet men „ zig een Figuur verheffen, die naar een reg- 9} te Trompet gelykt , welke den geheelen 9y Rand met Tandjes heeft. Aan de andere l\ zyde is een klein Buisagtig regt Figuurtje* „ een weinig gezwollen en naby den Top 5, fpits. Het deel, dat in de Schaal beflooteri 5, is , gelykt naar een uitgeftrekte BloedzuU /, ger; maar, hec gene de fchoonheid van dit Dier vermeerdert, is3 dat zyne Kleur den volkomen Glans heeft van het fchoonfte ^ Scharlaken , dat men zig kan verbeelden." Zo dat dit Dier dan aanrilerkèlyk, niet al- leen van die van d'Argen ville, maar ook van die van Rumphius, fchynt te verfchil- len; en waarfchynlyk zou men uit het onder- scheid deezer Dieren , indien zy allen bekend waren , beter het verfchii der Wormbuizen( opmaaken kunnen , dan uit derzelver Geftalte en Grootte. Hoe 't zy 5 tot deeze Soort fchy. nen my een Soort van Zwarte Wormbuizen betrekkelyk te zyn , welke men , wegens de Gedaante , met regt Drollen zou kunnen noe- men of Wormdrollen y van buiten gerimpeld/ O o vm h mtu xvi, stuk, 578 Beschrïving van VI* van binnen glad en zo wyd, dat men in de ^LXIl" Opening van de genen, die ik heb> ordent- Hoofd.' lyk den Vinger kan infteeken» De plaats, van stuk. Waar deeze afkom (lig zyn, is my onbekend. (3 Wormbuis, die de Schaal Spilrond tk regt heeft , aan het End geftraald en aldaar op de Schyf doorboord met Rol- ronde Gaatjes. ïucxxv. Deeze Kenmerken zyn niet zeer duidelyk, 3. óm je regte Geftalte te befchryven van dié Stukken , daar men den naam aan geeft van jVeptimus- Schoft. Ik zou dezelve liever met: GuALTHiERi noemen, Zee Buis, die regeU vnaatig gedraaid is en naar een Wortel gelykt y hebbende een foor t van Aangezigt met een ver- lievenronden Kop , welke gekranst is en met klei* 71e Gaatjes doorboord; zeer wit en zeldzaam. Evenwel valt op die befchryving ook nog wel iets aan te merken. Men maakt van het Spleetje, boven in de Top , geen gewag., dat zo blykbaar is , gelyk men in onze Afbeek ding, van een der heerlykfie Neptunus-Schaf- ten , in Pig. 3 , Plaat CX-XV , befpeuit. d'A r- GEN- (30S) Serpula Testa tereti re&a , extrêmitate radiata , Dl?, co poris cylindricis. M. L. U, 702, N* 434. Bonank, Kircb. I# f. 38» List» Concb. IV* S. a* f* 5* Rum p xv Rar. T. 41* f> 7. Gu ALTH» Test. T* io, f. M. Pinceaix de Met» AR GE NV. Concb. T. 7- (3} f. G. KnoRR zam, IV. D, PI, 28. 1 i VI. D. PU 40, f, u jDCCCVI* Serputa Penis. Ncptuims» Schaft. DE WORMBÜIZEM, cenville heeft hier, inderdaad, de Geftal- Vt te het naalte getroffen, wanneer hy 'er aldus van fpreekt. Hoofd* 3, Deeze Zee -Buis wordt het Zee - Penfeel sm*. „ genoemd. Haar Kop, inderdaad, is voor* zien met eene Kraag , en met een Eikel ; die doorboord is met kleine Gaatjes , gevuld „ met oneindig veele Draadfes, welke taame*: „ lyk naar de Haairtjes van een Penfeel gely- j, ken* Zo dra de Vifch buiten 't Water is, „ vallen alle zyne Draaden , eö gy ziet als- „ dan een witte , diïnfchaalige , holle Buis, 5, die allengs fmaller wordt naar het ééne „ End 5 formeefende hier en daar eenige Plooi- „ jen. Alzo zy aan 't dikfte End met onein- dig veel Gaatjes doorboord is, kan menze, „ zeer wel5 de Gieter (VArrofoit)ïiöemQn^ en » riiet 3 gelyk fommigen gewild hebben, de Toorts van Cupido (Ie Brandon d'Amour*), n zynde een oneigene en aanftootelyke naam.55' Dit geeft eenig Licht ten opzigt van den Worm, die huisvest in deeze Koker, of het Dier , dat Linnjeüs zegt tot nog toe ge- heel onbekend te zyn. Verwonderlyk is 't, dat men by Rümphiüs een diep ftilzwyzen van dit flag van Wörmbuizen vindt, daar zy doch uit Oostindie afkömftig zyn* De Af- beelding is 'er, door den Uitgeever, inge- voegd. Valentyn bezat reeds drie Neptu- nus- of Verms-Schaften , gelyk hy ze tyteltv Niettemin zynze, zo 't fchynt* in 't Kabinet 00' 2 Vatf I. Xiiiu XVI» STUK» 58$ Beschr YVINÖ VAJ VT. van Se ba, dat zo oneindig veele Zeldzaam* ^LXU bevatte, niet geweest: wantin deszelfs Hoofd' befchryving, of op de Plaaten, inzonderheid stuk. pi. XCiH en XCIV , de Osfe- Darmen en zo veele gekrinkelde Wormbuisjes bevattende ,. komen zy niet voor. Die gene , welke eea breede Kraag hebben , gelyk die van onze Af- beelding , voorgemeld , worden nog in veeL waarde gehouden* LXIII. HOOFDSTUK» Befchryving van ï Geflagt der Zee- Hout- wormen, ook wel Paalwormen en Koker- wormen of Boorwormen genaamd , om dat zy de Paaien of ander Hout , en de Huid der Schepen , in Zout Water, doorknaagt Verwonderlyk zaf het , in de eerfte opflag; veelen voorkomen , dit Ongediert , 't welk ons Land, voor omtrent veertig Jaaren, m zulk een ongerustheid bragt , dat men het als een Plaag des Hemels aanmerkte , onder de Conchyliën betrokken, of een Geflagt beklee- dende te zien onder de Hoórens en Schulpen. Indien men, echter, eenvoudiglyk zig erinnerü, hoe men hetzelve Kokerwotmen plagt te noe- men, om dat zy nooit dan in Kokers leevende gevonden zyn, die zy zig in 't Hout hadden gefabriceerd; zo zal men moeten erkennen da£ •ï) e Zee-Houtwormen. jSi dat zy nies bekwaamer geplaatst konden wor* VI. den, dan alhier; tusfchen die Wormen, ö^^yjjf* melyk, welke de Kokers of Buizen, daar zy Hoofd J in huisvesten, Schaalswyze hard en byna Kalksi-uK. of Steenagtig, en die Wormen, welke haare Scheeden uit Zand of Gruis van Steenen, Schul- pen en Aarde famengefteld hebben. De Hou- tige Kokers, naamelyk, hoewel niet tot haar Lighaam behoorende , fchynen zy zo wel noo- dig te hebben tot hun beftaan en leven, als die andere Wormen hunne Pypagtige Schaalen of Scheeden. Dewyl zy, nogthans, een geheel andere Levensmanier hebben, inzonderheid wat het maaken van hunne Wooning betreft, dan de gedagte Wormbuis-Dieren , en nooit anders dan in Hout voorkomen ; zo behoorden zy van de anderen, in een by zonder Geflagt, te wor- den afgefcheiden. Weinigen, die over dit Schepzel gefchree-Num. yen hebben , fchynen bedaardelyk hunne ge- dagten te hebben laaten gaan , over een be- hoorlyke Benaaming. Dit ftuk, dat weezent- lyk het moeielykfte is 9 wordt veelal als een beuzeling over *t hoofd gezien. Sommigen coemenze eenvoudig Zee - Wormen , anderen Houtwormen of Hoatvreeters , eenigen Paalwor- men. Alle deeze Benaamingen , ziet een op- lettende ligt, zyn veel te algemeen. Daar zyn veelerley Zee- Wormen , en deeze kunnen ei- gentlyk geen Zee- Wormen genoemd worden , die zig in Zee ont- houden , knaagende en doorboorende de Schepen en Dyken; waar van men nader, als van den regten Boorworm , fpreeken zou. Ik hoopte ergens eenig Berigt te vinden van die zonder- linge Eigenfchappen deczer Zee-Wormen ; doch het is voor my, noch op den Tytel van Wor- men , noch op eenigcn anderen der voorge- melden, te vinden geweest. Ook vind ik het Artikel van Boorworm in dat Werk niet ; 't welk de eigentlykfte Vertaaling zou zyn van 't Latynfche Woord Teredo en van 't Franfche Taret, dat de Benaaming is, die menaandee- ze Wormen geeft Boorwormen , evenwel , kunnen zy ook niet met regt genoemd wor- den , alzo 'er veelerley andere Boorwormen zyn. De Aardwormen doorbooren de Aarde, de Maai jen het Vleefch en Kaas+-de Wormen der Doodgraver-Torren de Krengen; de Mot- wormen veelerley Stoffen ; de Wormen der Bok- Zee-Houtworm en. 583 Bokken en Hout-Torretjes het drooge Hout , .enz. Geen Benaaming, derhalve , is my kwaamer voorgekomen, dan die van Z e e- Hoofd- Houtwormen : waar door aan den eenenSTU::- kant hunne voornaame Eigenfchap befchree* ven wordt , van Houtwormen of Houtboor- ders te zyn in Zee- Water ; aan den anderen kant hunne Woonplaats bepaald wordt tot Hout ; alzo menze , myns weetens , in geen andere Stoffen vindt. Waarlyk , indien die Benaaming altoos gebruikt, en wel overwoo- gen was, zou men niet tot de grappige On- (lerflelling zyn gekomen , dat deeze Zee^Wor^ men de Dyken doorbooren (*). By de Romeinen, lees ik, is het woord oude Teredo reeds gebruikt voor eenen Worm, dieHlst:>iA€' x Hout van Schepen knaagde en doorboorde (f). Plinius zege, dat de eigenclyke Tere- dlnes niet vernomen worden dan in de Zee, dat zy den Kop zeer groot hebben , en mee de Tanden knaagen (§). Theophrastu^ was hem ten opzigte van den Worm, dien jnen in 't Griekfch Ts^tó noemde , daar in voorgegaan. Voor den aanvang deezer Eeuw, ech- (*) Zie Europ'tfche Mercurius XLIII, Stuk* ïh D. bladz, Cf) Ocaika vitiata Teredine Navis. Ovm» CO) Teredines, Capite ad portionem gravisfïmo (leg* gran- Üsiimo) rodunt Dentibir. Ha; tantum in Mari féntitmtur, nee aliam putant Tevedfncm propriedici. Hist* Nat* Libr* XVI* Capu 41. Oo 4 I. DEPX» XYL $tuK. 5% B E S P H li V V ï N Ö V & J» V4. echter , fchynt men niet zeer opmerkzaam te ^txill" z^n §ewees|: op de Huishouding van die On- Hoofd- gediert. In de Werken van Valisnieri, £TÜK* die in 't jaar 1710 en 1715, te Venetië, uit- gegeven zyn , vindt men een Worm 5 die iqi eenige opzigtqn naar onzp Zee Houtwormen gelykt 3 doch in anderen wederom daar van verfchilt , afgebeeld en befchreeven. Behal- ve deezen Europifchen l^eeft de geleerde Heer SloanEj in zyne Natuurlyke Historie van Jamaika , ook van een Westindifchen gewag gemaakt. Dp vermaarde RuMPtups geeft, in zyn Wprk genaamd de Amboinfphe Rari- teitkamer , insgelyk$ berigt van zekere Oost- ïndifche Wormen, die in 't Hout booren. pe Hout- Ik haal dit laatftq alleenlyk aan , om dat yaT^M-RüMPHius, door den geleerden Sellius, FülüS# bygebragt is onder de Autheuren , die vari den Zee-Houtworm gqhan4eld hebben. Want, zo mpp de aangeweezen plaats van de Am- boinfche Rariteitkarner (*) wel inziet, zal 'er duidelyk uit blaken , hoe hy door den Solen JLignorum , in 't Neerduitfch Boorworm ge* naamd, een Dier of Schepzel verdaan heeft ^ dac een Schaal van aanmerkelyke dikte , als dubbeld Parkemenc hadt , van buiten fchqon wit zynde , met fyne Kringetjes en op ver- fcheide manieren door malkanderen gekrin- keld , maakende een foort van Wormbuisjes vajj (*) II. Boek, 27 Hoofdft, bhüz. 125. ï) S Z E E-H O U T W t) R M E N. 585 >an dikte al$ een Tabakspyp, ook dikker en VI. dunner. „ De grootften van deeze Worm- ^xin * „ buizen 3 zegt hy 3 worden een Vinger dik. hoofd-" 9J Zy groeijen in rottig Hout , zo van Boo- stuk, ,3 men , die in de Zee dry ven , als van Sche. pen , inzonderheid die van inlandfch Houe „ gemaakt zyn , welke van deezen Worm zo- >y danig doorboord worden ^ dat zy zinken ,3 moeten; indien men 'er 3 door dezelven vlyr 3, tig met Kalk en eenige Olie te befmeeren, J? geen zorg voor draagt. Onder het dryvend 55 Hout vindt men geheele Boomen met Py- 5, pen van deeze Wormen opgevuld, die ech- v ter doorgaans ledig zyn , om dat het Dier 3, verrot 3 wanneer het de Schaal niet verdqr 3, kan voortzetten. Het is een Slymige Worm, „ die voor in den Mond twee Beentjes als 3, een Myter heeft, tegen elkander fluitende"; gelyk die der Wormbuizen voorgemeld. Deeze hardheid van de Schaal onderfcheidtnet-i v^ den onzen ook van dien van V a lisnie ki^Tvak* welke Autheur getuigt 3 „ dat zy ^ig een ei-S0N* 33 gen Buis maaken of een Kanaal van eene 3, Schulpagtige zelfftandigheid en van Kegel- 3, vormige gedaante 3 aan beide Enden open 3, en zo lang als de Wormen zelf zyn." Dus fchynt 'er insgelyks die van Adanson wat van te verfchillen 3 welke hy Teredo > in 't Franfch Taret noemt, zynde zeer gemeen iq de Wortels der Mangles-Boomen,^ 't Franfch Mangliers i in 't Engelfch Mangroves genaamd, Oo 5 aan L DEI?-» xvx» $tvk. 586 BKSCHRY VING VAN VI. aan de Oevers der Rivieren Niger en Gam- *I XIII bia> aan ^e ^ust van Afrika by Senegal. Dee- Hoüfd- ze Boomen, zelf in 't Water ftaande of over ft?9K» 5t Water hangende , laaten Wortels uit haare Takken neder, die in 't Water zakken, en, aldaar grond vattende , tot nieuwe Stammen worden; zo dat men ze, te Suriname, Dm- zendbeenen noemt. Zulke Wortels worden, op en neer , fomtyds toe twee of drie Voeten , maar gemeenlyk zes Duimen boven den Grond, en zelden daar onder, van deeze Wormen doorboord, die hy aldus befchryft (*). ^yne » Hunne Schaal is famengefleld uit vyf schaal of ^ zeer onge]yfce Stukken , waar van het voor- 9, naamfte en grootfte een byna Rolronde Pyp is , die alle de anderen omkleedt en ver- bergt. Deeze Pyp is aan de twee Enden ,3 zodanig doorboord , dat de onderfte Ope- „ ning, welke rond is, twee of driemaal meer „ grootte heeft dan de bovenfle , die ovaal 3, is en in 't midden vernaauwd , door twee „ Ribben , welke inwaards uitfpringen. De „ breedte van de Pyp verfchilt van drie tot zes Liniën , en is doorgaans omhoog een 59 weinig minder dan omlaag ; zynde ongevaar ,9 twintigmaal zo lang. Haare Wanden heb- „ ben 3 inzonderheid naar beneden toe, wei- „ nig dikte ; doch zyn ongemeen hard van zelf- 3? Handigheid. De uitwendige Oppervlakte is> ,> door* de Zee - Houtwormen. 5Ö7 pi 33 doorgaans glad , om dat zy van het Hout VI. ,| gefcheiden wordt door ecne Soortgclyke £ Buis , die uitermaate dun is en zeer glim- ffixtfj? „ mende ; welke het Dier te vooren aan het sxu::. 9, Hout gelymd hadc. Somtyds is deeze eer* ite Buis niet afgezonderd noch onderfchei- „ den van de gene, die het Lighaam van het ,3 Dier onmiddelyk omkleedt ; en alsdan draagt „ derzelver uitwendige Oppervlakte de in- drukzels van de Hourvezelen , tegen welken zy was aangevoegd geweest. De plaatzing 53 van deeze Pyp , door my waargenomen, ^ was op en neer in overendftaande , en by- 33 na waterpas in leggende (tukken Houts , 3, maar, zy is 'er zodanig ingeftoken , dat, 3, fchoon zy dikwils een weinig bogt heeft, haar bovenfte End altoos een weinig buiten het Hout uitkomt, en met het Water ge- ,3 meenfehap heeft, terwyl het onderfte End 3, verborgen blyft in het hart van 't Hout. ,j Dit laatfte wordt in Boorwormen * die hun- „ ne volle grootte bereikt hebben , t'eene- ,3 maal verftopt door eene Steenige of Schulp- ,3 agtige zelfstandigheid." 33 De vier andere Stukken van de Schaal, Tweestuk* .3 zyn twee aan st eene . twee aan 'c andere ^eil *aw 5 9i J J ■ den Köp^ j „ End van de Pyp geplaatst. Wanneer men ,3 dezelve opent of met voorzigtigheid breekt, 3, wordt men, aan haar onderfte End, twee ?, kleine Schulpjes gewaar , die zeer dun ea ,3 vry egaal zyn , volmaakt gel y kende naar 3, twee I. DEEL. XVI. STUK. 533 BESjCHJYVIHQ v a h Yh „ twee Kleppen van de Pholade en Doublet- LXUl" » fchulpen, Deeze Kleppen hebben ieder dp Hoofd- gedaante yan een Bolftuk, van binnen hol stuk. ^ cn aan >t En(j puntig zynde. Zy fluiten „ nooit volkomen , laatende aan ieder zydp „ een taamelyk groote Opening. Haar uk- 5> wendige Oppervlakte is verhevenrond 5 en „ in de langte ruuw door vyfentwintig ryën 2y van Tandjes , taamelyk naar die van een „ Vyl gelykende, door middel van welken hep Dier zyne Holligheid uitraspt in het Hout. „ Van binnen zyn zy glad, hebbende alleen- „ lyk een dun Uitftekje, dat dient, omzeaan „ 't Lighaam van het Dier te hechten. Aan ,? het onderfle End van ieder Klepje wordt 9, men een kleine uitpuiling gewaar , die voor „ Top verftrekt. Zy is van onderen uitge- „ fneeden , en voert van binnen twee klein? Kegelvormige Tanden, die fpits en taame? „ lyk hard zyn, leggende kruislings over el- 5, kander. Men zou ze als het Scharnier der Kleppen kunnen aanmerken , maar men wordt, „ daar beneden , nog twee anderen gewaar, 3, die vry lang zyn en krom , byna als die dejr ?J Pholade; in welke zy, fchoon elkander nooit „ raakende , voor Scharnier verftrekken. TweeKtef. „ Aan st bovenfte End van de Pyp vindt saait?11 de>5 Kien de twee laatfte Schaalige Stukken , ge- „ lykende naar twee taamelyk dikke Paletten* welke plat zyn cn fomtyds van binnen eeq fp weinig hol, tiaauw uitgefneeden of gerond 3> aan DE Z E E-H O U T W O" R M E N« 5S9 i, aan haar End, en rustende op een Rolrond VI. „ Steeltje , dat gelyk is aan haare langte. A£xm. 3, Deeze Paletten zyn aan de bovenfte Spier Hoofd* j, van den Mantel aangehecht 5 waar van ik stuk* i, in 't vervolg zal fpreeken. Zy wyken af^ „ wanneer het Dier zyne twee Lugtpypen 9} uitbrengt , maar , als toet die weder intrekt $ binnen de Schaal , dan naderen zy elkan- 3, der , en bedekken dezelven , voegende zig & naauwkeurig genoeg famen , om deeze Lügt- # pypen alle gemeenfchap' met het Water, „ dat buiten isj te beneemen. „ Het eeniglte deel, dat het Dier fMttèeo'Oe 'tofe& 5, zyne Schaal doet komen, zyn twee Lugt-^^J^ ^ pypen in de gedaante van Buizen , en gely- p, kende naar die der Tweekleppige Schulpen.. 0 Deeze Buizen zyn Rolrond en zeer kort , by „ hunnen oirfprong met elkander vereenigd , en 9> zy komen naauwlyks een twaalfde Duims, dat „ haar geheele langte is , buiten de Schaal. Die „ om laag geplaatst is, of van vooren ^ is een ^ weinig grooter dan de andere , en gezoomd met drie ryën van Draadjes, welke in \ ge- „ heel een getal van veertig uitmaaken. De # eerfte of binnenfte ry beftaat uit negen „ Draadjes, welke eens zo lang zyn als de an- M deren. De bovenfte Buis is eenvoudig en „ zonder boord, Zy dient om den Afgang van & het Dier te loozen en het Water, dat de an. dere Buis op nagenoeg gelyke tyden in> ^ neemt. ïi DE5L, XVI, $TU2t* 590 Bêsghrïving van VI. 3, Wanneer men de Schaal van deezeri ^LXIIl" " Boorworm open breekt , dan ziet men , Hoofd- dat de twee gedagte Pypjes zig, op eenen stuk, ^ afftand twee of drie maal zo groot als De Mantel ^ haare kngte 9 met den Mantel vereenigen* sp&m, ^ ^ «s ^oo^t vliezige zeer dunne „ Buis , wélke., gelyk wy in bet Dier der „ Scheeden gezien hebben , de uitwendige £ deelen van het Lighaam des Diers omkleedt, £ Hy is niet aangehecht , dan by de twee Enden van de Schaal , met twee Spieragti- 3, ge Vliezen, waar van dè bovenfte Cirkel- 55 rond , een weinig dikker en naauwer is dan 3, de onderfte, die naar een klein rond Plaat- h je gelykt , en de plaats bekleedt van het „ Ligament der Doubletten; Deeze Spieren 3, maaken , dat de Mantel zig niet op en no 3, der beweegen kati in de Schaal 5 die tot „ zyne verblyfplaats is beftemd. ftet iyf, 'A ^n de geheelg langte , tusfchen deeze de Maag 5? twee Spieren , hangt de Mantel los in de „ Schaal, en die ükgeftrektheid kan men voor 3, het Lighaam des Diers neemen , waar vari „ de bovenfte helft dunner, flap en grysagtig 3, of Afchgraauw op zekere plaatfen is; de •3 andere helft gezwollen , rond en witagtig ; 3, zynde de Kleur van de Schaal doorgaans 59 wit. Wegens de doorfchynendheid van den 3, Mantel kan mén 'er de Ingewanden 3 te „ weeten de Maag en Darmbuis , in zien , „ waar van de laatfte zig door de agterfte ï) E Z E E-H O ü T W O R M E N. 59I Lugtpyp ontlast. Door da onderfte Ope* W. i, ning van den Mantel, en tusfchen de Klep- A^XiiL „ jes , komt nog een klein , rond , Vleezig Hooh> i> Deeltje uit , dat overeenkomst heeft mee STUK% den Voet der andere Schulpdieren. Deeze Voet is Lymerig, zeer week, en van eene Afcbgraauwe Kleur." „ Het Schulpdier, daar ik van heb gefpro- ü ken ,. is een Soort der genen, die het Hout 3Ï der Schepen doorknaagen , en zo veel ver- 9y woeftingen * in de Zeehavens en aan de Dy- li ken , hébben veroirzaakt. Het boort niet* j, in het Hout om zig te voeden, gelyk allé „ de Autheuren , die 'er van gefchreeven „ hebben, 2ig verbeeldden, maar alleen, om ft zig daar in te huisvesten; *t gene door my beweezen is in een Vertoog , dat vóorlee-' den Jaar in de Vergadering van de Koning- „ lyke Akademie is geleezerr. De manier „ zelfs , op welke dit Dier het Hout door- „ boort, fchynt niet zo zeer eene uitwerking 5, van zyn begrip te zyn , als van een Werk- & tuigkonftig Geftel, afhangende van een ,, Natuurlyke beweeging , welke door den in. s> ganjg en uitgang van het Water , daar het „ zyn Voedzel uit hebben moet, wordt ver- ,, oirzaakt. Men kan het Vertoog nazien-, waar in ik dit Werktuiglyk Geftel verklaard heb , en de verfcheiderley Gevoelens der „ Autheuren overwoogen, raakénde de Eigen-* fehappen, Voortteeling, Manier van leeven Beschryvinc van VL Afdeel LXIII. Hoofd- stuk. Kenmer- ken van den Zee- Hout* worm* ,> en werken van den Europifchen Hout-Boor* ,ï worm , met dien , welken ik te Senegal „ waargenomen heb, vergeleekeri " De Kenmerken van den Zee-Houtworm + volgens onzen Ridder, zyn, dat het Dier een Boorworm is, die twee Kalkagtige, half bol- ronde Kaaken heeft, welke van vooren uitge- fneeden van onderen gehoekt zyn : zittende in een Spilronde, bogtige Schaal, welke hes Hout doordringt. Dat LiNNiEus, doör de éenïgfte Soort in dit Geflagt, den Europifchen Zee-Houtworm op 't Oog heeft , dien hy echter uit de In* diën in ons Wereldsdeel agt overgebragt te zyn ; is blykbaar uit zyne aanhaaling van Set liüs, door wien dat Ongediert wel het? uitvoerigfte is befchreeven* Zie hier de Be- naaming, daar aan te geeven, mooglyk in eer* Nieuwe Druk van de befchryvicg der Sweed- fche Dieren. Dcccvn (807) Zee-Houworm , die eene bogtige Schaal Scheeps- Boorwoim, jn Qnze scheepS.Boorwormen of Paalwor- men , dan, heeft Selliüs waargenomen, dat zy binnen de Holligheid y door hun in het Hout (807) Tertio, Syst4 Nat* XII. Gen. 334* Teredo intra' Signum Testa flexuofa. Faun. Suec. V ALL isN- Nat, IT» T. 4» Sell. de Teredine Marina, Ultraj. Qu«t^ riV I» P JL A N c. Qancb, p* 17* N. 2* D È ZÉ E-H OÜTWORtóEN. Hout geboord , die niet fegt cn ook niet altoos VI. volgens den Draad van 't Hout loopt , maar Alxhj* nagenoeg van wydte is als de dikte van haar Hoofd-* Lyf, in een Schaalagtige Koker zitten. Dee-sTUK* ze Koker is dun en broofch, zo dat men de* 2elve niet dan by brokken uit het Hout kart krygen ; uitgenomen aan het Staart-end, al- waar zy zo hard en dik van Wanden is, dat men ze naauwlyks met Duim en Vinger aan itukken kan drukken , maar verder gaat zy met dunne Schilfers voort» Zy is niet aan het Hout , noch aan het Lyf van den Worm vast , maar geheel los en vry 5 bevattende tusfchen zig en den Worm veel Vogtigheid. In alle Houtwormen is deeze Schaalagtige Koker niet eveneens ; in de grootften dikwils zeer zwak * week en byna buigzaam ; in klei- nere en jongere fomtyds zeer lievig ; altoos eenigermaate uit Ringen beftaande , en gee* vende, wanneer menze onderzoekt, Kenteke- nen van eenen Schulpagtigen aart. Zo dat zy dan 5 van die der gedagte Hout -Boorwormen van Rumphius en Valisnieri^ als ook van A dans on, meest in den trap van hard- heid fchynt te verfcbülen. Plancus wil deeze Houtwormen tot een Avereen- zelfde Soort brengen als de Dieren der ge- Je Dier"? woone Wormbuisjes. 33 De Boorworm (zegt^^rai* 5> hy) der Schepen, die tot vernieling van de- „ zeiven ftrekt , gelyk ook van alle Hout, s, dat wy tot bedwang der Zee-Baaren ge* Pp 5, brui- I. DEÏL, xvr. STUK, BESCHIÏYV ING V A n" 35 fuiken ; dien Valisnieiwus Bruma ty- ibXlIl-*39 te^c> waar van> in ^e voorgaan(te Jaaren, Hoofd-",) in de Nederlanden zo veel gerugts gemaakt stuk. $ werdt, wegens het doorgevreeten Paalwerk 39 der Dy ken ; agt ik een zelfde flag van ,3 Wormpjes te zyn. Indien, naamelyk, het „ Wormpje aan Steenen en hard Hout komt 3, te kleeven , dan wordt het wel omwonden 3, en plat , gelyk men in onze Afbeeldingen ziet ; maar , zo het in weeker Hout byt, 5, en daar in dringt , fabriceert het voor zig 3, een SchuJpagtig Kanaal. Dit verfch zynde5 33 gelyk in de Schepen, wordt het Bruma en 33 Zee-Boorworm geheten; maar lang blyven* a, de, gelyk in rottig Hout, dat op den Grond ,3 der Zee legt , dan wordt het een Worm , 3, met een wydere en hardere Schaal. Ik heb, ^ naamelyk , in Planken vair' Schepen , en in 3, ander Hout, waargenomen, dat deeze Buis- „ jes in geen ander opzigt verfchillen , dan „ dat in de Houten , door langheid van tyd, 3, de Buisjes wyder en dikker worden , zo dat „ menze ongebroken daar uit kan haaien, 'c ,3 welk niet gefchieden kan met de Kokertjes 3, van de Scheeps Boorwormen/* De broofchheid der Kokers van deeze laat- ften 3 naast met die van ons Paalwerk over- eenkomende, hadt die Heer in Italië dan ook ondervonden. Voor 't overige zal , waar- fchynlyk , in de aart van fommige Zeewate- ren dê voornaame oirzaak fchuilen van de hard* dë Ze e-M oüTtoRMEN. 595 hardheid der Kokers of Buizen , die van dcc- VI. ée Wormen gemaakt worden. In heete Lan- A£xin* den, immers, is de Zee bekwaamer tot Kalk- HoofdI agtige aangroeijingen ; gelyk men dit ziet aan stuk* de Zeegewasfen. Ook broeit de Hitte van 't Klimaat het Ongediert kragtig uit, en zet hetzelve in zyne Wasdom voort. De Geftalte van onzen Paalworm is zo oni-Geftaite > ilandig vóorgefteld door gedagteft S E l l i u s, de Heeren Rousset, Massuet, en ande*^cW» ren , wier Werken meestal in 't Nederduitfch vertaald zyn (*), dat myn Bellek niet toelaat hun na te volgen. Men zoude noodwendig hunne Afbeeldingen moeten inzien , om my te begrypen., en dan kan men ook zeer wel de eigen Werken van deeze Heeren doorbla- deren , en hunne befchryving der Lighaams- deelen van den Worm met die van Adan- son, hier voor woordelyk ingevoegd, verge- lyken* Alleehlyk zal ik uit de Verhandeling van den eerstgemelden , over dit Onderwerp, %o veel ontleenen, als tot eenïge verklaaring en begrip kan dienen van onze Afbeelding van een dergelykén Worm , welke in Fig. 4 a Plaat CXXV, vertoond wordt. De Zee -Houtworm heeft eenen Schulpigen Kop, uit twee deelen beftaande, die van voo«> ren, onderaan, zodanig ui tgefneéden zyn, dac (*) Men vindt ze opgeteld in de Voorreden van $ZlX\uiJ cp de Agtfte en Negende Bladzvde in O&ayo» ' ..... Pp * I. Öesl, XVI. Stuk* 596 Beschryvino viim VI* zy hem als met eenen Helm gewapend voof«? ^F^jjjLt ftellen, De kanten en punten van deeze dee- Höofd-" len zYn °P ^et gevoel byzonder feherp. De §tuk. Hals is Vleezig en taaijer dan het overige des Lighaams , 9t welk met een doorfchynende Huid omgeven is ; zodanig dat men 'er, met gemak j de Ingewanden , als hy leeft , door heen kan zien. Aan de regter zyde vertoont zig , in een voor- over leggende Worm , kort ageer den Hals i een zwartagtig Ingewand ; in 't midden van 't Lyf een ander, dat grooter en rood- of ook fomwylen geelagtig is, en daar nevens eene vuilwitte, naar Vet gelykende Stoffe. Daar tusfehen loopen twee Pieramiedaale Vaten * waar in zig eene bruine of zwartagtige StofFe , in de leevende Worm , vry gezwind beweegt* Deeze Vaten, naar de Staart toe allengs ver- dunnende, verdwynen eindelyk in dergelyk ee- ne, naar Vet gelykende, zelfftandigheid. De Staart , die ver de grootfte langte heeft , is wederzyds als met een Streng gefchoord, en dus dikker en vaster, dan in het midden, al- waar menze eenigermaate ingezakt en flapper vindt. Somtyds, echter, komt de geheele Staart ledig voor, en gelykt niets te zyn, dan een© Blaas of Zak , met Water opgevuld. Hoe meer vastigheid de Staart heeft , hoe meer zy trekt naar 't bruine, en, hoe flapper zy is, hoe meer naar eene witagtige Kleur. Haar ui- terfte End, dat byna Kraakbeenig is, heeft ee- ne Vleefchkleur, en is met twee Pypjes voor- zien 3 be Zee- Houtwormen. 597 zien , die aan de Enden rood zyn , zeer zelden VI. bleek, het eene langer dan het andere, dat ook AFDEffLi LX ITT veel naauwer Opening heeft. In de leevende hoofd « Worm , maar zagtelyk aangeroerd zynde , trek- stuk» ken zy zig zeer vlug in. Ter wederzyde van het gedagte End der Staart vertoonen zig de twee Schaalagtige PaletEen, daar Adanson van fpreekt, die op Styltjes ftaan, en voor een gedeelte geelagtig , voor 't overige Paarle- moer-Kleur zyn. Van het kleine Doorntje of Haakje, op de Rug van onzen Worm, heb ik nergens gewag gemaakt gevonden* Het geheele Lighaam der Zee-Houtwormen Groot**, is Slymagtig @n heeft een dergelyken Reuk als Oesters, Mosfelen en andere uit Zee gehaalde Schulpdieren. De grootte verfchilt zeer; doch, ten opzigt van de genen , die in Paaien gevon- den zyn, bepaalt zig de dikte, in 't algemeen genomen, omtrent tot die van een Tabakspyp, en de langte tot een halven of geheelen Voet. Men lieefc , evenwel , van geloofwaardige Menfchen hooren verhaalen, dat 'er gevonden zyn van twee en drie Voeten lang. Indien de zodanigen naar evenredigheid dik zyn geweest , mogen zy wel de dikte gehad hebben van een Vinger, Niettegenflaande dat dergelyke Wormen, in Nieuwe het Houtwerk der Schepen, gelyk wy gezien scoue* hebben , reeds lange Jaaren bekend zyn ge- weest, inzonderheid in Landen van een hee- ter Klimaat ; heeft derzei ver verfchrikkelyke Pp 3 uit« h Deel» «XV !♦ stuk. Beschryvikc VAN V [' uitwerking op het Paalwerk, dat de Voormuut ^tiSir van onze uYken was in deVereenigde Neder- Vtóotn* landen , zig niet dan nu ruim veertig Jaaren gelee- éipK. den geopenbaart- TTic Zeeland kreeg men daar van de eerfte berigten. Wanneer in de Maan- den September en Oktober, des jaars 1730, eenige Paaien van den Westkappelfchen Dyk, door een kleinen Stormwind, omver geflagen werden , en 3 toen men dezelven van Wor- men doorknaagd vondt, werdt verder onder- zoek gedaan, en waargenomen, datderaeeïle Paaien en Ryswerken , rondon) het Eilan4 Walcheren , van dit Gedierte waren aange- tast. In Hplland werdt dit kwaad eerst in de Nazomei: van het volgende Jaar , 1731 , aan het Paalwerk van den zwaaren West- friefchen Zeedyk , omtrent Medenblik, ontdekt; zynde voorts door een Storm en hoogen Vloed, op Kerstyd van dat Jaar, een groot gedeelte der Paaien , met Krebbingen en al , wegge- rukt: zo dat die van de Vier Noorder Kog- gen, alleen, meer dan dertigduizend Guldens, zo aan Houtwerk als anders, in en na dieri Storm , hadden moeten te koste leggen ; om den Dyk, waar van Westfrieslands behoud af- hing^ voor Doorbraak te bewaaren. Men be« vondt vervolgens , wel haast , dat nagenoeg al het Paal- en Houtwerk van onze Dyken, door dit fchadelyk Ongedicrt, zyne kragt be- komen ware: een Slag, te zwaarder, om dat •7if;n 'er te vooren nooit eenig bedenken op hadt de Zee- Houtwormen. J99 hadt gehad! Men verbeeldde zig, in 't eerst , VI. dat de Ouderdom der Paaien mooglyk aanlei* ^xill* ding hier toe gegeven had ; gelyk men dit in Hoofd-* jTOttige Boomen ziet ; maar , hoe ftond men stuk* verbaasd te kyken , wanneer onder de uitgefla- gen Paaien zodanigen gevonden werden, die, niet langer dan omtrent zeven of agt Weken te vooren, gantfch nieuw, in den Grond ge- heid waren , zynde ter hoogte van her. dage- Jykfch Ty en nederwaards geheel doorboord van deeze Wormen. De harde Vorst , van December des Jaars 1732, nam dit kwaad, gelyk veelen gehoopt hadden , in Holland en Zeeland geenszins weg. Het openbaarde zig, in de Zomer van dat Jaar, ook aan de Dyken van de Friefche Kust. Zelfs werdt het Hout- werk der Havens van Ooftende , en andere Zeeplaatfen in Vlaanderen, daar van aanmer* kelyk befchadigd. De Paaien van onze Dyken dus vernield zynde , zo zyn dezelven , niet zonder byfter zwaare Kosten , eerst op de noodigfte plaat- fen , en verder alom met een Steenen Voor- muur bezorgd geworden , en dus veel beter en duurzaamer befehut voor den flag der Zee, dan zy te vooren geweest waren* Ondertusr fchen was dit Gewormte nog niet uit onze Wateren: want men heeft van tyd tot tyd bevonden , dat hier en daar Paaien en Hout- werk , aan Havens en Hoofden , van dezelven doorknaagd werden. In 't Jaar 175 1 fcheenen Pp 4 h DEEL. XVI. STUK. 60© Bï8CHRYVI»C VAN VI. zy zig, op nieuws, aan de Noordhollandfche Afderl. Dyken 9 'm menigte , te openbaaren. Op de Hoofd- Schepen vielen zy met niet minder woede $tuk. aan ; zo dat men dezelven , tot heden toe , op de een of andere manier daar voor moet beveiligen- voorttce- De gedagten der Natuurkundigen vielen ten ïm* deezen tyde niet alleen op het onderzoek van de uitwendige Geftalte en inwendige Deelen van den Zee-Houtworm , maar ook op zyne Voortteeling 3 om de Behoedmiddelen tegen deeze Plaag te ontdekken. Geenerley Hout, hoe hard ook , mids van Zeewater doorweekt zynde , bleef van dit Ongediert onaangetast. Aan onze Dyken hebben zy de Eiken Paaien, cn vervolgens ook Greenen en Elzen Hout, doorgevreeten. Men zag aan dit Hout van buiten niets dan eenige kleine Gaatjes 9 door welken de Staartjes uitftaken der leevende Wormen. Zy konden derhalve van die groot- xe 3 als menze binnen de Paaien vondt , niet daar in gekroopen zyn. In Zeeland hadt men opgemerkt , dat by Zomer zekere Diertjes , als Watervlooijen , aan de Paaien kwamen , die eenige Kuiltjes daar in fcheenen te maa- ïcen. Men dagt of deeze ook hun Zaad wier- pen in zodanige of andere Gaatjes en Scheur- tjes van het Hout , en dat dan deeze Wor- men daar uit geboren werden. Zulk eene Voortteeling hadt niets ongerymds in gehad , wanneer 'er flegts eenige evenredigheid van groot- de Zee ^Houtwormen. 601 grootte ware geweest > tusfchen die Diertjes Vï* én de gezegde Wormen, of dat 'er eenige^xiiL fchyn ware, dac dezelven weder in zodanige hqofo- Diertjes konden veranderen. Maar , dit zqstuk. niet zynde, verviel de^ze bedenking t'eener maal. Wylende Heer Belkmeer, diestyds Dok» tor in de Geneeskunde te Enkhuizen, en dus op 6ene plaats, alwaar hy de fchoonfte gele- genheid hadt , om dit haatelyk Gedierte te on- derzoeken, gaf daar over ook een uitgebreide Verhandeling uit. Hy vondt in het Slym, waar de Paaien mede begroeid waren, met het Mikroskoqp yeele kleine witte Stipjes , die hy voor de Eijertjes hieldt van deeze Wor- men, en zodanig Hout, waar aan hy dit waar- nam, hadt gemeenlyk ook byna onzigtbaar kleine Wormpjes in, doch welken het hem zeer zelden gelukt was te befchouwen. Voorts hadt hy gezien, dat van de Staartjes der Wormen, door de kleine Gaatjes , die 'er menigvuldig in de Oppervlakte van het verwormde Hout zyn , uitkomende , zig fomtyds dat van den eenen Worm met dat van een anderen Worm famenvoegde; waar door die Staartjes niet alleen dekker en dunner wierden , maar ook van Kleur veranderden. Dit fcheen een duidelyke blyk te zyn van hunne Paaring en fchoon zy al f*) Dcrgelyke (amen voeging der Staarten heeft de Hees RopssET ook aan een Fregatfchip in cte Hayen van Medenblüc^ zo hy verhaalt , waargenomen» PP 5 U HfEL. XVI. STUK, 601 B E S C H R Y y I N C VAN ^* al Hermaphrodieten waren , gelyk fommigen ^XIII^ onderliellen , zou doch in dezelven eene der- Hoofd- gelyke Paaring , als in de Slakken , kunnen ^» plaats hebben > door welke zy elkander weder- zyds bcvrugtten. Voorts heeft men een me- nigte van Eijertjes in derzelver Lighaam, ge- lyk in dat der Aardwormen, ontdekt, die, waarfchynlyk , in 't Water uitgeworpen en door de Slymigheid der Zee her en derwaards gevoerd worden , tot dat zy aan de Opper- vlakte van het Houtwerk uitgebroeid , als by- na onzigtbaare Wormpjes, dooi* deszelfs Po- ren ingang vinden. Maar hoe kunnen onze Wormen huisvesten in Openingen en Kanaa- len, die gemaakt zyn door zulke byna onzigt- baar kleine Wormpjes? Men zou dit aan de Kegelvormigheid van deeze Loopgraaven kun- nen toefchryven , indien zy geduurig voort* gingen in het Hout; doch de Staart blyft , als gezegd is , in het uitwendige Gaatje : zo dat men onderliellen moet, dat de Worm, toet* hy in 't Hout boorde, reeds een Kop hadt van omtrent die grootte, als de uitwendige Gaatjes zyn , en dat hy die Gaatjes van buiten in het Hout geboord heeft : want daar eens binnen zynde kan hy zig niet omkeeren of terug gaan. ¥oedzai, $te Heer Belkmeer was van oordeel , dat het Hout wel degel yk tot Voedzel ftrekt van deeze Wormen; \ gene de Heer Adanson, als gezegd is, vólftrekt ontkent* Zo lang ik cc reden van dit laatfte niet vernomen heb , moet de Z e e - H o u p yr o u m e n. 6c3 moet ik het eerfle toeftemmen , en met gezeg- VJt den Doktor het befluit dijs opmaaken. DacA^*^- de Worm het Hout, tot vergrooting van zyn Hoofü-* Holligheid, met zynen Schulpagtigen Kop af- stuk* " raspt 3 is zeker. Dit afgeraspte Hout moet door zyn Lighaam pasfeeren ; alzo men ii\ de Hol- ligheid, buiten om den Worm, niets vindt dan ziltig Water. Nu zou het de grootfte on* waarfchynlykheid zyn , dat eene S toffe , tot Voeding bekwaam, door het Lighaam van den Worm pasfeerde 9 zonder dat hy 'er Voedzel van trok : te meer , om dat geen ander Aas blykbaar is, dat hem daar toe zoude kunnen ftrekken. En , dewyl in de Huishouding der Natuur niets dan tot zeker Einde gefchiedt 3 m ten diende van het Schepzel ; zo is de Vraag, wat nuttigheid de Zee-Houtworm anders van die doorbooringe des Houts zou kunnen heb- ben. Waarlyk, indien hy zyn Voedzel uit de Zee of uit het Water trekken moest , dan was zyn Staart geheel verkeerdelyk buiten, en de Hop binnen in het Hout geplaatst. De Almagtige Schepper heeft zig alom van Werktuigen voorzien , om de Huishouding der Natuur in evenwigt te houden. Op dat het tam Gedierte niet, tot elkanders nadeel , te veel vermeerderen zoude , zyn' 'er Roofdieren : op dat de Rupfen niet altoos tot eene Plaag zouden ftrekken , zyn 'er Vogeltjes en Wes- pen, die daar van zelfs de Poppen en Eytjes vernielen. Dus heeft Zyne aanbiddelyke Wys- heid L miU: XVI, STUK* 604 Beschryving van VI» heid fteeds Natuur lyke middelen aan de Hand , ^LXHI ' om ^e onmaatlSe Voortteeling der Schepzelen Hoofd-' 3n te binden. Hy kan het Menfchdom Itraffen stuk. niet allerley Plaagen, zonder dat 'er een Won- derwerk gebeurt. Hy kan ons daar van we- derom op 't onvoorzienst ontlasten , zonder dat het Menfchelyk Oog de reden of manier, in de eerfte opflag, uitvindt, vyand der Dit blykt daar in , dat zulk vernielend Onge- towrcn ^QYt 5 deeze Zee - Houtwormen zyn , ook zyne Vyanden heeft. Gedagte B elk meer befchryft ons en geeft de Afbeelding van een zwemmend en kruipend Dier, dat gevonden „ wordt in de Gaten door den voorigen Worm „ in het Hout gemaakt , of buiten aan hetzel- ve. Het oefent zyne Vyandfchap daar te* gen op deeze twee manieren. Als het Hout „ van buiten is afgemorteld, dan kruipen zy „ in de Holligheden , door de eigentlyke Hout- „ wormen gemaakt, de Wormen, die daar in „ zyn , aan ftukken fnydende en verpletterende )5 met hunne Nypers. Buiten aan het Hout „ zynde, en in deszelfs wydfte Openingen in? „ dringende, kerven en vernielen zy de Staar* „ tjes of uiterfte Enden der Houtboorwor- „ men, waar door zy de Voortteeling van dit „ Ongediert niet alleen beletten, maar zelfs de Wormen dooden, die d%r\ een leelyken Stank van zig geeven.' - Uit de Afbeelding en befchryving blykt, dat mt een Soort van Ze!e«Duizendbcenen is, en wel DE ZEE-HOUT WOGIJEN, 6üJ wel juist dergelyk Diev , als de Heer Des- vï. l a nd es voor den Houthoorenden Worm Afl^si* heeft aangezien (*); De Historiefchry ver der hoofdV Akademie getuigt, immers, dat de Wormen $ stuk* welken deeze Heer in de Holligheden van het doorboorde Hout der Schepen te Brest vondt, hun geheele Lighaam uit Ringen famengefteld hadden, en ter wederzyde van hetLyfontel- baare Klaauvvtjes of Pooten met Haakjes ; hebbende aan den Kop tWee Schulpjes, iede* met een Punt als een Boor of Dril-Yzer ge* wapend. „ Deeze Worm, (zegt hy verder} gebruikt de verbaazende menigte van zyne „ Pooten of derzelver Haakjes, om zig vast te krammen aan de Vezels van het Hout, op dat hy dus, een Steunpunt hebbende, », tefterker met zyn Kop zou kunnen werken." Dit ftrydt geheel tegen de Geftalte en Levens-* manier van den waar en Zee-Houtworm, door zo veel Autheuren nagegaan. Geene nuttigheid van deeze Wormen kun- Miïdekti nende aanwyzen , gaa ik over tot de Mid- o^el^ delen , die men in 't werk gefteld heeft , om het Houtwerk voor derzelver aanranding tebe- fchutten. Tot behoud van dein den Grond ge- flagen Paaien heeft men geen voldoenend Middel kunnen uitvinden , zynde alles , wat daar omtrent jn 't werk gefteld wèrdt, of onnut , of veel te kost-* (*) Hisu de rAcad4 Rsyak dn Scientt: , de p, %fa Octavo. i, deel* xvh Stuk, <&5 Béschryving vat* VI, kostbaar geweest, en het beltryken met Teer ^LXIXI* °^ ^arPuls> a^s het branden van buiten, Hoofd-* met Vuur , bewaarde die flegts eenigen tyd» stuk. Ik denk , nogthans, dat, indien dezelven in 'i Voorjaar en in de Zomer eens ftyf afgeboend werden , zulks van geen minder dienst zoii zyn, dan het fchoon maaken der Schepen, 't welk men tegen de Wormen zo nuttig be- vindt. Belkmeer wilde, dat dergelyk Hout- vrerk , in Zee ftaande , in de Zomermaanden om de twee of drie Weeken , en 's Winters om de twee of drie Maanden , met Yzeren Schraapers zou worden afgefehraapt en dan met ftyve Borftels gezuiverd. De Huid der Schepen wordt , wanneer dezelven op zyde gekrengd en dus afgefehraapt zyn, met zekere Harpuis of Teer , daar Vergiftige Stoffen in gedaan zyn, beftreeken. Bovendien heeft men ten uiterfte noodig gevonden , de Schepen , óm die reden , met een dubbelen Huid te voor- zien ; gelyk door den Historiefchry ver van de Akademie der Weetenfchappen van Parys be- rigt wordt , dat men voor vyfeig Jaaren reeds, daar tegen , den binnen- Huid der Schepen , wan- neer die verfch gekielhaald , fchoon gemaakt èn geteerd zyn , bezorgde met geftooten Glas in Koehaair , leggende daar dan den buiten- Huid, van Greenen Planken , die on gevaar een Duim dik zyn , om heen , welke men aanhecht toet Yzeren Spykers, wier Koppen byna eert Duim breed zyn* LXIV. HOOFD- de Zandkokers. STUK* Befchryving van 't Geflagt der Zandkokers > wier Dieren een Soort van Zee-Duizendbce* nen zyn> ▼ Y de Natuurlyke Historie, is door Lin- ïïjeus hier, niet oneigen, tot eenGeflagtnaam gebruikt voor Dieren , die hunne Wooningea van Zand of Steengruis famenftellen Sabulum , naaraelyk , waar van het afgeleid is> betekent , in 't Latyn , Zavel of grof Zand. Ik geef 'er , derhalve , in vergelyking met de Wormbuizen, den naam van Zandkokers aan* (*) De Heer Adanson verwerpt de Naamen die van eenige betekenis zyn , ten opzigt van de Koorens en SchuW pen, en keeft voor dezelven, met opzet, nieuwe Naame», die nooit in gebruik waren geweest, gefabriceerd niet twy* f etende , of dezelven zouden door de gewoonte gemakkelykex •worden, dan de oude Naamen* ]k denk dat het lang zal duuren , eer men zyne Verkiezing hier in navolge , en dat hy dus niet ligt het genoegen zal hebben, van zyne verwagtlng in deezèn vervuld te zien. Hy geeft van ter zyden een (leek aan den Heer Linn^eüs, die echter , myns oordeels , veel verftandiger hier in gehandeld heeft, met niet alleen de Ge* flagtnaamen , maar ook de Bynaamen der Soorten , van de voornaamtte Hoedanigheden af te leiden, ea de genen, die in gébruik zyn , zo veel mooglyk te behoudea» Zis AöAXJ?» freface des Coquiil. p* Xiy.XYIi LXIV. HOOFDSTUK. AfdeéW LKW. Hoofd. anders niet bekend in Nam* De tëöS Bescurï ViN c V a ft VI. De Kenmerken zyn dus bepaald, 't Dief ALXIV* ls een Zee-Duizendbeen , die den Bek met Hoofd-* Nypers heeft, en ttfreë dikkere Voelers agter stuk. den Kop. Het huisvest in eene Pypagtige jcenmer. Schaal, uit Zandjes famengefteld , welke digt gedrongen op het Scheede- Vlies geplaatst z^rn. vorming Aangaande de manier, op welke deeze Zand- ttkeisnd' buisjes geformeerd worden, geeft Reaumur de volgende bédénkihgen op. Zy woone» „ in het Zand, gelyk de Aardwormen in de Aarde. Het Vogt , dat uit hun Lighaam „ gaat , is niet in genoegzaam groote veel- „ heid , of niet dik genoeg, óm hun eene „ Schaal te vormen: maar het is Lymig ge- „ noeg, om de verfcheiderley Zandkorreltjes „ en brokjes Schaal, die hun omringen, aan 5> elkandèr te hechten : het doet den dienst „ van een foort van Kalk of Sement , welke4 de Zandkorreltjes en brokjes van Schulpen „ als zo veele Steentjes famen verbindt. De kragt van dit Lymige Vogt is zeer kenbaar „ wanneer de Zee,, geduurende haare Ebbe,- zekere Zandbanken bloot laat , daar zulk flag van Wormen huisvesten. Alsdan ver- toont de Oppervlakte van deeze Banken een ,, byzondere manier van Stekeligheid* De ,, Openingen van de Buisjes, waar in de Wor«* „ men woonen, fteekt een Lyn of halve Lyn „ buiten 't Zand uit, en deeze Buisjes zitten „ digt nevens elkander." Dat deeze Buisjes zo veel uitfteeken, fchryft hy daar aan toe* dat i)È Zandkokers. dat het Zand , daar tusfchen , van de Zee is VI* weggefpoeld , en merkt aan, dat men 'er fom- ^xivT tyds geheele Klompen van vindt, gelyk hy 'er Hoofd* eene afbeeldt ; welke blykbaarlyk zyn famen* s?uk# gefteld uit dergelyke Wormbuisjes 3 waar van men 'er ook fomtyds los op 't Strand vindt leggen , die niet dikker dan een blad Papier zyn» Hier uit 5 en tevens uit de Afbeelding van het Dier, in deeze Wormbuisjes huisves- tende , fchynt hy dat op \ oog te hebben , 't welk door den Heer Baker, onder den naam van Pypdiertje, is befchreeven, én zo- danig, als men het aan de Kust van Engeland gevonden hadt, afgebeeld f*); zynde op eene volgende Soort van dit Geflagt aangehaald: doch het Dier van ReaumüR, met een dik Lyf y een dunne Staart en een platten Kops fchynt weinig te gelyken naar de Zee-Duizend- beenen (f). Nader komt met dezelven dat Dier van fom- Gefoiw > mige Wormbuisjes overeen , waar van ik de£V^ec Afbeelding ontleend heb uit het Werk van^exxv, den Heer d'A rgenville, gelyk die op on- Fi£* 5* ze Plaat CXXV, in Fig. 5, vertoond wordt. 5, Men zou hetzelve (zegt hy,) voor een „ waare Duizendbeen neemen, indien het niet „ flegts, 0) Zie Nuttig Gebruik van 't Mikroskoop , Amfterd» 1756, bU 35«» VU 13* f. 2, (f) Zie zyn Veftoop, Mem* de VAcad, Royale des Sciences dé ÏAn 171 1, p. 167, Qq I.DESL. XVI. STUK, 6lO B E S C II R Y V I N C V A II tl. 5? üegts , van den Kop af te rekenen , tot een Afdeel. „ derde deel van zyne langte met Pooten was EtooFD* " voorzien. Aan dat gedeelte telt men vyf- stüK. " ^ "en [zeventien] Ringen, die ieder op zyde „ een paar Pooten hebben. Het Dier komt door behulp van deeze Pootjes uit de Schaal* 3> daar hec ander gedeelte van zyn Lyf in „ blyft, en zyn Kop vertoont zig, onder de 3, gedaante van een langwerpig Halfmaantje, 5, voor aan den eerden Ring. Deeze Kop is ,3 zeer klein 3 en heeft van onderen een lood- 3, regt Streepje, dat den Bek maakt, die mee 3, vericheide ryën van Haakswyze Tanden is „ gewapend. Hy is omringd met vier Hoor- 33 nen 3 die van elkander wyken en elkander 33 naderen." Dit zullen de gedagte Nypers én Voelers zyn. & De twee derden van het 33 Lighaam, die niet uit de Pyp komen, zyn 3, effen en glad, en de Ringen , die hetzelve 3, famenftellen , zo fyn , dat menze naauwlyks 5, kan onderfcheiden. Dit gedeelte, vol van „ Ringen, is op zyne kanten donker wit; hec 3, overige is bleekrood , wordende in de ge- 3, heele langte doorloopen van een groot Bloed- 3, vat 3 welks fcherpe Kleur door de Opper- 33 vlakte heen fchynt en dezelve rood maakt • 3, Het is te vermoeden , dat deeze Wormen 33 gemakkelyk uit hunne Pypjes komen 3 om 33 hun Aas te zoeken: men wordt in hun maak- #3 zei niets gewaar , 'c welk hun zulks zou kun- „ nen beletten5' (*}. Ze- (*) La Condyliologie, IIf Pnrt. p, i&¥ be Zandkokers. 6u Zeven Soorten komen in dit Geflagt voor , VÜ waar onder twee uit de Indien , en tënc van ^[xïv* de Kaap der Goede Hope } drie uit de Zee Hoofd-* rondom oos Wereldsdeel afkomftig. Voorts STU*- vindt men 'er nog ééne Soort onder, die on-Soo£*<*^ gemeen klein is, voorkomende in dé Staande Wateren van Europa. (8o3) Zandkoker, die de Schaal op zig zelf , dccóviüv los en vry, enkeld, gekromd heeft, be-f*up$%. flaande uit glinjlerende Lintvormige ^l^koaC* Korreltjes. Deeze, in de Indien huisvestende, heeft de Schaal Elsvormig , ftomp , taamelyk krom , van dikte als een Zwaaneïi Veder Schaft en daar boven ; famengefteld uit Linsvormig Zaad3 dat wit en gepolyst is, en van egaale grootte. (809) Zandkoker, die de Schaal op zig zelf,ncccit: los en vry, enkeld, gekromd heeft, !*-§Sj^$ Jlaande uit bruine Zandagtige Ko rreU Fynkonc.' tjes. Uee' ' In de Noorder - Oceaan , op diepe plaatfen, onthoudt zig deeze , volgens J. G. K ö n 1 c. Zy (808) Sahella Testft folitartè libetS fimplici curvatS , Granis ietitifbrtnibus nitldis* Syst* Nat. Xïl« Gen* 335* Sp* i. (809) Sabella Testa" fölitaiii liberA fimplici curvat 3 , G«ni# Arenaceis fuscis* Syst< Nat. Xlh h biïït, XVI, Stuk* onder den naam van Bentaliiim , dat boogs* wyze krom is en fpongieus, hebbende de Op- pervlakte ruuw wegens veele digt aan elkan- der geplaatfte Knobbeltjes. Men vindt het in de Amerikaanfche Oceaan. dcccxi. (811) Zandkoker, die de Schaal eenigermaate SabelU rp rm ringens. . XUK Bloemen* rolypen. (810) Sabella Testd fblitaria Bafi fixd 9 fimplici curvata , Granis radiato.fcabris# Syst, 2iat> XII. Dentaiium arcuamm fpongiofam , Superficié Tuberculis contiguis exasperata. Aft. PetropoU 1766. p, S53* T* 9* f# I , *♦ <8lU Sabella Testa fubramofa fïxa erefta, Syst. Nat. XIL Serpula ringens, SysU Nau X. p. 788. 703. Baker Mikrosk* T4 13* f. 23 3. BA STER Uïtfpann. I. D* p* s>U T. 9* f» 4, Itf umen-PoIypen von fusfen Wasled S c H /E F F* Menogr. 1755, Mhand. von Infeïïen I. i>. N« VI. PI. 1, 2. Brachionus tubifex* PALLAS p, 46, Lyst der Plantdk* nn bladz, m< de Zandkokers. 613 Takkigi vast zittende en regtopflaande Vr. heeft. AfdemJ Het Koker Biertje van den Heer B aster, stu°k.D' hier aangehaald, was., zo wel als het Pypdier. tje van den Heg: Baker, uit Zeewater af- kom ftig , en zy fchynen beiden aanmerkelyk te verfchillen van de Bloemen Polypen van Zoet Water , daar de Pastoor Sch^ffer zulk eene uitvoerige befchryving enzofraaije Afbeeldingen van geeft , wordende van den Heer Pallas de Pypmaakende Arm-Polypus getyteld. Deeze is ongelyk kleiner dan de gemelde Koker- en Pyp- Diertjes. Schjef f er, die ze by geval , terwyl hy zyne Groene Arm- Polypen nazag, ontdekte, fielt de langte op ongevaar een twaalfde Duims en de dikte als die van het fynfte Paardehaair. By naauw- keurige befchouwing bleek , dat zy Kegel- vormig v/aren , dunst aan het onderfte End , waar op zy ftonden. De Kleur was meeften* deels bruin agtig , doch eenigen trokken ook naar 't geelagtig groene, ja verfcheidene wa- ren geheel wit en half doorfchynende* Wan- neer hy het Glas een weinig bewoog, of op een andere manier het Water deedt fchomme- len , zo bewoogen zig ook deeze Steeltjes heen en weder, of op en neer, naar dat zy geplaatst waren , en konden ook door de fterk- Qq 3 fte U Dmi* XVI. Stuk. #14 Bbschryvikg v a y VI. fle fchudding niet los gemaakt worden van ^LXIV. hunne Zitplaats. hoofd- Het Mikroskoop hielp den Pastoor wel haast *TU** uit de onzekerheid, waar in hy zig ten opzigt JJ faxen* . t , . . " iïoiypn. van dceze, nooit te vooren door hem geziene Voorwerpen , bevondt. Hy* wierdt gewaar, dat zyne Steeltjes Kegelagtig ronde , holle Pypjes waren > van eene regelmaatige ftruc- tuur. De meeften waren enkcld, docheenigen hadden Zytakken 3 waar van fomrnigen regte, anderen fcheeve hoeken maakten met den Hoofdftam.' De Pypjes zelf waren gemeen- lyk een weinig over den eenen kant geboogen* Haare Oppervlakte beftondt uit eene bynaon- telbaare menigte van kleine Lighaampjes, die zig als ronde Korreltjes vertoonden 9 zynde evenwel zodanig tegen elkander aangevoegd, dat 'er geene tusfehenruimte overbleef. Ook fcheenen meest alle Pypjes aan 't boven- end of Mondftuk nog onvoltooid te zyn , en fom- rnigen hadden Knobbeltjes , Ringen of Uit- ftekken, waar uit derzelver aangrocijing blyk- baar was. Hoe zonderling , nu ? dit maakzel van de Kokertjes aan hem voorkwam > niet minder aartig was de Vertooning van het Diertje. By de minfte beweeging van het Water kwam iets te voorfchyn 3 dat blyk van Leven gaf ; doch met zo oneindige veranderingen , dat men 'er naauwlyks iets van wist te maaken. s> Ten miüften moet ik bekennen , (zegt de Zandkokers. ^ Schjeffur,) dat my tot heden toe geen VI. 35 Diertje in de Natuur bekend geworden is^xiv" >9 't welk zig zo menigmaal veranderen kan Hoofd* „ als deeze Soort , en alle oogenblikken een STUK- „ andere Geftalte aanneemen en onder dezel-^f»^ 5, ve zig vertoonen. Men mag daar van uit 5 3 de volgende Waarneemingen zelf oordee- len". Dikwiïs zag men alleen maar een foort vann^Wer Draaikolk in het Water, aan de Opening van [^d^W het Pypje , daar fomwylcn iets witagtigs uit- tooningen. puilde ; doch dit laatfte kwam byna nooit tweemaal onder een zelfde Gedaante voor. 3, Somtyds wierdt men flegts twee kleine 3> feherp toeloopende Punten gewaar, die bui- 3, ten de Pyp uitftaken, Dan, wederom, ver- 3, toonden zig, in plaats van deeze Punten, 33 een of twee Rolronde Staafjes, als Slakken- 3, hoornen , doch grootelyks verfchillende in „ plaatzing. Den eenen tyd kwamen zynaar 3, elkander toe, een anderen tyd flonden zy evenwydig, een anderen 3 wederom, wee- ken zy ver van één3 en maakten dus byna de figuur van een V. Ook kwamen de ge- dagte Punten en de Staafjes wel eens ge- zamentlyk te voorfchyn , en zulks met on- telbaare veranderingen. In plaats van deer ze Punten en Staafjes zag men fomwylen „ een doorfchynend , Lilagtig, mismaakt Lig* 5, haam, dat zig als een Vierhoek of fcheeve 3, Ruit, of rond-Bladerig en ook wel Hartvor- Qji 4 ii mig I, vieu ::vi. stuk» 3? 33 33 P 6i6 Beschryvinc van Vh „ mig vertoonde. Dit ronde Hartvormige LXIV* » ^ee^ za§ men dikwils geheel alleen uit de Hoofd- „ Pyp voortkomen , doch het was ook djk- stuk. ^ wils met één of beide de voorgemelde Pun- j>ö'™?' » ten en Staafjes , en wel of maar met dee- 5, zen en genen alleen , of met beiden te ge* „ lyk , vergezeld. Wanneer zig de Staafjes „ of Punten alleen vertoonden , dan flonden „ zy , ten aanzien van dit mismaakte Lig- „ haam , links , regts , in 't midden , op of ,, nevens hetzelve: doch, als zy beiden te- „ genwoordig waren , zo bevonden zig nu „ deeze , dan gene , in 't midden of aan de „ zyden, nevens of agter elkander, enz» Om kort te gaan, zeer dikwils kwam, ip „ plaats der Punten en Staafjes, en in plaats sy van het eerstgemelde Lilagtige Lighaam, iets Vliezigs , dat doorfchynend was , te voorfchyn ; ziend 'er nu eens uit ais een reguliere Kogel, dan als een Puntig, dan 3, als een meer of min rond , uitgebreid of 3, gevouwen, en over elkander geflagen Bloc- 3, men-BIad. En ook deeze Kogel , of dit 3, Blad, ftonden niet alleen links of regts, „ of in het midden; maar men zag ook, hier „ en daar 3 met dezelven teffens de meermaals gedagte Punten of Staafjes, ieder alleen of 3, beiden te gelyk , enkeld of dubbeld. En, menigmaal kwamen 'er twee, drie of meer, 3, zodanige oogfchynlyk fpitfe of ronde Bloq- 35 menbladen , allengs , uit de Pyp te voor- v fchyn. de Zandkokers. 617 S5 fchyn. Na eens liepen dezelven, altemaal, VI- „ boven , als in een Punt te famen, en had- jfxivV „ den alsdan de Geftaltc van een Knop of Hoofd' „ nog toegellootene Bloem- Dan eens (ton- STUK' „ den de Bladen wat van elkander, en gavm€*?*w 'er dus de gedaante aan van een opengaan- 5, de Bloemknop. Dan, wederom, vertoon- 3, den zig alle Bladen volkomen uitgebreid, 3> en (telden aldus niets Natuurlyker voor , 3, dan eene volmaakt ontlookene Bloem, van 3) drie of vier Blaadjes , waar van ieder ge- ?3 duurig zyn figuur en plaatzing veranderde. „ Dewyl , men 3 eindelyk, hier en daar, in 3> plaats van vier, maar drie of twee Blaadjes 33 waarnam , gaf zulks den fchyn van een ver- 33, welkende of afvallende Bloem. 3, Het maakte, nogthans, de aller-aartigfte 5, Vertooning 3 wanneer boven gemeld wan- 3, ftaltig rond, hoekig of Hartvormig Lighaam 3, in 't eerst geheel alleen uit de Pyp voort- 3, kwam. Hetzelve, naamelyk, viel doorgaans 3, fneller, dan in een oogenblik, tot regelmaa- 3, tige Bloemblaadjes van één; juist op gely* 33 ke manier 3 als of eene noggeflootene Ploefin „ eensklaps open gaan en zig uitbreiden wil- 3, de. En, wanneer het my gelukte, dat ik 33 verfcheide Pypjes tevens in het Perk van 3, myn Vergrootglas had 3 dan was dit Schouw- ,3 fpel te voortrefFelyker 3 naardien zig aan ie - ,3 der Buis alles onder eene verwisfelende en 3, verfchillende Gedaante vertoonde» Hier by Qq s » I, Defl» XVL Stuk. B K (J C II R Y y I » G VAN VI. ^ zal ik nog alleenlyk aanmerken , hoe deeze ^LXW » z0 won^er^aare Geftakcwisfelingen^ buiten Hoofd-* $$ twyfel, den anders zo fcherpzienden Leeu- stuk. ^ wenhoek toe het denkbeeld vervoerd kun- Biotmm* ^ ncn hebben, dat hec Diertje zyn Bladen af- „ leid en van dezelven zyn Buis of Wooning „ maakte V jrctmnak- Dit's dan de reden, dat Sch/effer dee- lypjefof ze Schepzels Bloemen - Polypen noemt Hy Kokertjes* fcon n[Qt twyfelen , of het waren Diertjes , doch , om zig daarvan nader te verzekeren ^ bragt hy eenigen , zo van de enkelde als fa- mengeitelde Pypjes, in een druppeltje zuiver Bronwater , onder 't famengeftelde Mikros- koop* Het eerfte, dat hem toen bezig hielde, was de nadere befchouwing van het maak- zel deezer Pypjes of Kokertjes. Zy hadden door de enkelde Vergrooting uit ronde Kor- reltjes gefeheenen te beftaan , gelyk zy ook van Leeuwenhoek voor zodanig opgege- ven waren; doch thans bevondt hy die Kor- reltjes altemaal gelykzydige reguliere Zeshoe- ken en dus zeer bekwaam te zyn , om door de famenvoeging een volmaakt geflooten Wand te formeeren. In 't midden vertoonde zig teen wat donkerer Stip, even als men in veel- hoekige Zout- of Zandkorreltjes, onder 't Mi* kraskoop* dik wils waarneemt. De Kleurwas bruinroodagtig of geelagtig groen , en alte- maal waren zy doorfchynende , doch meest fgin 't onderfte End, daar het Steeltje ergens de Zandkokers. 619 op was aangehecht, en het kwam hem voor, VI. als of het Diertje zelf 'er door heen zig ver- ^1 v; toonde* Hoofd- Zo dik wils de Pastoor de Pypjes of van on»8TÜK» deren, daar zy vast gezeten hadden, of op*^*- zyde ergens opende, bleeven 'er de Diertjes ^^J* nooit lang in, maar verlieten deeze Koker-tic» ^p^s tjes, en dit gaf hem de fchoonfte gelegenheid, fcL>uwd? om zig van hunne Gedaante en Beweeging te verzekeren. Hoedanig zy zig, door fterke Vergrooting, aan hem openbaarden, kan men best uit zyne keurige Afbeeldingen opmaakenT Ik zal alleen kortelyk melden, dat de Bloem- blaadjes thans zig aan den Rand als met on- eindig veele Haairtjes be^et vertoonden , dfe zig ongemeen lhel bewoogen; zittende dezdh ven aan eene heldere geheel doorfchynende Zoom, die met den uiterften Zoom der Kieu- wen , in de Kieuwenpooten en getakte Wa- tervlooien door hem waargenomen , veel over- eenkomst fcheen te hebben. „ Het overige ,, deezer oogfchynelyke Bloembladen is half* „ doorfchynende 9 en men ziet verder niets, dan louter digt tegen elkander aan geplaat- fte fyne Stipjes, die van een menigte fmal- 5, le Streepen , Plooijeö en Pvimpels begeleid ,, worden , en welke alle ten deele fcheef overdwars 3 ten deele regt in de langte ne- derwaards, naar het Middelpunt, daar de L Bladen aan elkander gevoegd zyn, toeloo» 4 pen/* ÏP 1 pïïfu xvi. Stuk* 620 Bkschryving van In de vry in 't Water zwemmende Dier* LXIv" tJes 5 wierdt de Heer Sc heffer gewaar, Hoofd- dat de vereeniging der Bloemblaadjes een Kejk stuk. 0f Trechter maakte , die in een zeer lange en ^lypTn onSemeen dunne Staart uitliep. Het Dier- ó9 tje kan dit Deel zes en meermaalen langer 3, maaken, dan het uit zig zelve is: het kan 3, dit Deel ook ongemeen klein en kort fa* „ mentrekken, en, zonder zig zelf in 't min- fte te beweegen, de Staart zeer ver en fnel van zig uitfchieten. Daar benevens is het p in ftaat , om dit zyn lange Deel , op alle mooglyke wyzen 9 te krommen en te be- 3, weegen. Nu eens wordt hetzelve in 't ron- 35 de te famen gerold; dan laat het Dier die Staart Slangswyze voortloopen ; dan lege 3> het dezelve, twee, drie en viermaal in de langte , op of nevens elkander , en brengt 3> die verder in zo verfchillende Geftalten , 3, Plaatzingen en Leggingen , als 'er te bq < 3, denken zyn." Ik zal niet treeden in de byzonderheden van de Huishouding of Levensmanier deezer Bloem- Polypen, ten opzigt van het gebruik van der* zeiver Lighaamsdeelen , door den Pastoor zo omftandig nagegaan ; noch in zyne vergely- king van dezelven met de zogenaamde Bloe- men van het Rood Koraal , die dergelyke Diertjes zyn: eensdeels om niet te breed uit te weiden * en andersdeels, om dat het in 't naastvolgende Stuk de plaats zal zyn daar van te fprecken. (812) b é Zandkokers. 621 (812) Zandkoker 5 die de Schaal famengefteld VK heeft tiit menigvuldige Kamertjes, door Alxiv' een Gat gemeenjchap hebbende. Hoofd^ STUK. Onder den naam van Engelfch Buisagtig ncccxn Zandkoraal geeft de Heer Kllis eene fraaije^/^. Afbeelding van zekere Klompen , welke dik- wils , by Stukken van aanzienlyke grootte , aan de Kust van Engeland, by Jarmouth, omtrent den Peil van Laag Water voorko- men , als ook op den Oever by Dieppe ia Vrankryk, van welke laatfte plaats het Stuk, waar van een gedeelte door hem vertoond wordt , in zyne volle grootte gebragt was aan den Heer da Costa, Lid der Koningly- ke Sociëteit, die hetzelve aan hem gaf. Het was, in zyn geheel, ongevaar zes Duimen lang , vyf Duimen breed en drie Duimen dik, van eene donkere Zandige Kleur en broofche zelfftandigheid, eer ligt dan zwaar, aan alle zyden poreus 3 doch hier en daar onderfchei- den door byzondere Openingen. Het bovenfte gedeelte der Klomp (zegt ,i hy) is van een zeer aartig maakzeL Men „ kan het vergelyken by eene menigte van „ kleine en wat platagtige Tregtertjes, die „ fchuins (812) Sabella Tcsta compofaa concamerationibus numerofc Poro coramunicantibus* Systé Nat. XII* Tiibipora Arenofav Syst. tiatc x* pi 790* Tubiilaiia Arenofa An^lica, £llis CoralU AngU p, 90 T, 3tf# h D£u-4 XVI. Stuk* 6ll Beschryving v K é I Yh „ fchuins boven en zo digc aan elkander ge- Ixivï» Plaatst zyn> dat de bovenfte rand van ie^ Hoofd- » der laagere Tregter verborgen wordt door stuk. ^ den onderften rand van de gene, die 'er on- » middelyk boven is. Zy liaan zo fchuins, ' , ■ „ dat het Gaatje in de bodem van ieder , 't „ welk men de Pyp van den Tregter kan „ noemen , duidelyk in 't gezigt valt. Deze H Pyp loopt van den bodem des Tregters tot „ omtrent zyn halve diepte in den Steen, , ,j doch niet altoos in eene regte Linie voort, 5) of tot de zelfde diepte , of van de zelfde breedte; maar een weinig fcheef of krom, „ en zy k van meer of minder breedte of diepte * naar de grootte van het Dier dat „ den Tregter bewoont. Men wordt op de 4 meeften van de Holletjes een klein Dekzel- ^ tje van Zand gewaar, dat waarfchynlyk van het Dier tot zyne veiligheid en befcherming „ daar op gemaakt wordt 9 wanneer zy zig $ uit het wyde deel in de Pyp begeeven. Deeze Pypen komen hier in overeen , dat „ haare bodems digt geflooten zyn. „ Het Dier, 't welk omtrent een half Duim .5 lang is , heeft een Kop , die uit drie ovaale ryën van platte ftyve Pennetjes , wélke een 9, fchoonen Paarlglans hebben , beftaat. Deeze , j zyn beweeglyk naar deszelfs believen , in & verfcheide rigtingen en tot verfchillende oogmerken» In de overlangfe Sleuf, welke 5> deeze drie ryën verdeelt > is de Mond, naaf „ wel- b t Zandïcokérs. $, welken de binnenfte afloopt. Ieder ry is VI. „ in twee deelen verdeeld , en wordt door ^xiv* „ verfchillende Spieren bewoogen. De tweeHooFD-* Spieren van de büitenfte ry vertoonen zigsTux* 5? onmiddelyk daar onder, én fchynen in het7^'^ voorfte deel van den Hals ingeplant te zyn» ° De Pennetjes van deeze ry zyn aan de En- den haakig, en zodanig in ieder verdeeling .i, geplaatst, als of zy draaiden om elkander „ voor waards te ontmoeten. Aan het boven- fte deel des Lighaams zyn zes aartige Poo- ten , drie wederzyds , van Geftalte als Vin- 9y nen, en beftaande ieder uit zes Pennetjes * als Riemen gefatzoeneerd. De kleine Poo* ^ tjes, wederzyds tot aan de Staart töe, be- ftaan uit Kwastjes van kleine fpitfe glinfte* „ rende Pennetjes. Aan 't midden des Lig- 5, haams is een ronde Klomp, die waarfchyn- i9 lyk de Lyfmoeder of Eijerftok zal zyn van ji het Dier." (813) Zandkoker , die de Schaal rolrondag^occxim tig , en bym van dunte ah Papier cVyfid*** heeft. Güudtand* In de Figuuren 6 en 7, oponze Plaat CXXV9^cxxv* febben wy de Afbeeldingen overgenomen van ^ 1 r* dit (Sis) Sahella Testa fubcylindracdl , Testaceo Papyracca* Sysi. Nat* XII* Teredo Chryfodon, B E& Gt é##f Stockholm* 2765, 22l3. T. 9* f. 1-3, I. D&ELt XVI» STUK» Ö24 Beschryving vAn VI. dit fraaije Zee-Schepzeltje , 't welk aan 'è ALX1V # ^tranc^ van ^e ^aaP der Goede Hope , door Hoofd- een geweldigen Stormwind, was opgefmeeten. stuk. De eerstgemelde Figuur vertoont hetzelve in Goudland. Zyn Koker zittende, de andere zo als het zig, daar uit gehaald , vertoonde. Het heeft den naam Chryfodon , zo veel betekenende als Goud* tand, van zestien «vergulde Tanden , die het we- derzyds aan den Kop draagt , bekomen. In Fig. 7 ziet men den Worm van boven , en in Fig. 6, wat den Kop betreft, zynde de Staart ingetrokken : want de Scheede is aan beide Enden open. Hier volgt de befchryving van dit Schepzel, door den Sweedfchen Heer Beu- G I U Sé Zyn Lyf is een Vinger lang platagtig rond, week van zelfftandigheid , glad, met ,5 een zeer dunne veelkleurige Huid. De Kop „ is een weinig dikker, van boven verheven - „ rond , van onderen platagtig ; van vooren „ met een dikke , roode , Haairigheid gekroond ; 5, van boven witagtig; op zyde met Pluimage tige Kwastjes , die rood zyn en van langte als de Kop. Onder de Haairigheid van voo- „ ren is een platagtige Lip. Aan de ondertte „ zyde van den tip des Kops ftaan wederzyds zestien Tanden o verend, die Streepswys', fpits, eenigermaate krom zyn, van Koorn- „ agtige zelfftandigheid , en van eene glanzige „ Goudkleur , op ééne ry , aan den Wortel „ met een zeer tedere Huid bedekt. De bui- 3, ten- de Zandkokers. % tenfte zyn de grootften , ongevaar een zesde VI. „ Duims lang ; naar binnen toe worden zy ^xrt* 5, allengs kleiner, met den buitenften kortst , Hoofd- „ in een tegenftrydige rigting. Vier Voelers STÜ^ heeft het Dier op zyde van den Kop 5 we* derzyds twee, Elsvormig , op zig zelf ftaan- „ de 3 week; waar vatj de bo ventten, by de ii Tanden , in de met Tandjes gehaairde Lip „ ingeplant zyn ; doch de onderften een wei* nig boven de Kwastjes uitftéeken. De Rug „ is glad , maar , naast onder den Kop , en 5, naar de Staart toe , met een tedere witagti* ge Huid geplooid. De Buik is ook glad, 5, alleenlyk naar de Staart toe geplooid* De zyden des Lighaams, van den Kop tot aan „ de Staart, zyn gedoomd met bondelswyze vergulde Tanden , die by den Kop en „ Staart in de Schubswys' over elkander leg- „ gende Ringen of Leedjes, maar in 't midden „ van het Lyf wyd van een, ingeplant zyn. De „ Staart is ovaal, zo week niet als het Lyf, „ dikker, en van Vleefchagtige Kleur, met wit* „ agtige Streepjes. De Koker, die het Dier befluit , doch daar het los en vry in zit, ,j is Kegelvormig, regt, Buisagtig, aan bei- „ de Enden open, overdwars met afgebroken „ Streepjes, eenigermaate ruuw, bynazo lang als het Diertje, van eene Schaalagtige zelf- „ Handigheid als Papier en broofch*" Rr (814) I, DKEI.» XVI* STUK, 6z6 BÉSCHRYVlNC van VI. (3 14) Zandkoker , die de Schaal Vliezig „ A^vn^* regtopftaande en geworteld heeft. JLA.1 V • Hoofd- stuk. Een bondel van Pypjes 3 in Wyngeest over- dcccxiv, gebragt van 't Eiland Maltha* endoorden pS^Heer Collinson, te Londen, aan den Heer zee-pen- E l l i s medegedeeld 3 heeft aanleiding gege- ven tot de naauwkeurige befchouwing en be- fchry ving van deeze Soort , onder den naam van Maltheefóh Buisagtig Korallyn. Toen El- lis deeze Pypen en Dieren uit den Wyn- geest nam , wierdt hy een klein Slymig Zakje gewaar , waar in de Wortels of eerfte begin- zeis van verfcheide deezer Pypjes waren in- geplant. De Pypjes zelf worden (zegt hy) 3 5 allengs dikker naar dat zy in hoogte ryzen. 3, Haare buitenfte Rok beftaat uit Cirkelronde 53 Streepen van eene Afchkleurige Aardagtige 33 Stofte 3 met verfchillende Schaduwen 5 digt 33 aan een gelymd , en de binnenfte Opper- 3, vlakte, vast vereenigd met de buitenfte, 3, is gemaakt van eene taaije , Hoornagtige 3, doorfchynende zelfitandigheid y met eene 3, zeer gladde Oppervlakte. De holligheid van 33 de Pypen is volmaakt rond, niettegenftaan- 33 de het Dier, dat dezelve bewoont, en van (814) Sabella Testa membranacea' ere&a* radicata. $yst4Nat<, XII. Serpula Tenicillus. Syst. Nat, X. p. 788. N. 702. Rond. Jnf* 2. p. 76. Corallina Tubularia Melitenfis» Ejllis Co* ralU Angl. 92. T. 34, Koker-Scolopendra* BA STER Uiu /paan* I. D« blada. 8®. T. 9« U U de Zandkokers. 3> 3* 3, 'C Geflagt der Duizendbeenen is, in Geftal- VI. „ te iets of wat naar eene uitgerekte en fa-^ïv* „ mengedrukte Bloedzuiger gelykc. Het blykt Hoofd.' uit de indrukzels der Pooten, aan de bin-STUK» nenzyde , dat het zig zelf vryelyk kan om- draaijen en opheffen , of ook terug wyken 3, naar believen , om zyne Prooy te beter te „ kunnen aantasten en zig daar van meefter maaken. Deeze Duizendbeen heeft twee fraaije en aanzienlyke Armen of Voelers, 5, den linker veel grooter dan de regter. Zy „ zyn dubbeld gepluimd., gelyk^door Vergroo- 3, ting blykt. Het getal der Pooten, weder- 3, zyds, gaat dc anderhalf honderd te boven." Aan den Heer Doktor Baster, te Zirik* zee, werden in February des Jaars 1759, uic de Noordzee , eenige dergelyke Pypjes toege* bragt, die bruingraauw Vliezig waren, aan 't eene End van dikte als een Schryfpen , aan 't andere als de Pink , en ongevaar een Voet lang. Hier uit , toen zyn Ed. dezelven in een Kom , mee helder Zeewater , gelegd hadt , kwamen wel haast eenige Haairtjes te voor- fchyn, die 3 door den Koker by een gehouden, zig , met denzelven , volmaakt als een Penfeel vertoonden» Wanneer , eindelyk, de Kop van 't Dier daar uit kwam, zag men duidelyk dac het twee Armen waren, of twee Tregterswy. ze Kwasten 3 uit een menigte van Pluimpjes famengefteld , die zeer fraay , met een menge- ling vQn hoog of ligter rood en graauw- of Rr 2 blaauw- U Deel* XVI, stuk. 628 BESCHR YVINC VAK VI. blaauwagtig wit , gekoleurd waren. Zyn EcU A/xivL4 ^on §een onder^cne^ *n grootte tusfchen de Hoofd* Armen van de eene of andere zyde befpeuren* stuk* De Wormen, uit de Kokers gehaald, waren groenagtig op de zyden, en op de Rug, in *t midden 5 geelagtig wit, zynde, over degehee- le langte, in kleine Vierkantjes verdeeld. Het Dier hadt wederzyds meer dan honderd Poo- ten , die aan hetzelve tot kruipen of zwemmen dienden. De Kokers waren van buiten zeer oneffen, en met Vuil begroeid , doch van bin- nen zeer glad, zynde ten minfte een derde lan- ger dan het Dier, en van onderen, zo wel als van boven , open ; doch of die Opening daar van daan kwam , dat zy van haar Grondftuk afgerukt waren , dan of dezelve hun tot loo- zing der Vuiligheden diende, kon zyn Ed. niet verzekeren. Het eerde , niettemin , kwam hem waarfchynlykst voor; alzo het Dier zelf, aan het einde van zyne Staart , een Opening voor den Afgang fcheen te hebben. Ook wa- ren deeze Pypjes door den Visfcher niet ergens vast zittende, maar los in Zee dryvende ge- vonden. Linnjeüs geefc aan dit vSchepzel den naam van Penfeel. Zyn Ed. fchynt , uit het zit- ten van de dunfte Enden deezer Pypjes, vol- gens de Waarneeming van den Heer El lis, in een Slymig Zakje , en misfehien ook wel meest uit de Afbeelding , opgemaakt te heb- ben , dat deeze Pypjes natuurlyk overend fton* dea de Zandkoker?. 629 clec cn ergens op geworteld waren. Hierom vj. ichync zyn Ed. deeze Soort als tot een over- ^1 gang gebruikt te hebben , uit den Rang deröoöf^ Schulpdieren tot dien der Zeegewasfen, wel stuk. ken ü< ïn'*c volgende Stuk van deeze Na- tuuriyke Historie zal befchryven. Alzo deeze Natuurlyke Historie niet alleen tot vermaak der Liefhebberen, maar ook tot onderrig- ting van minder kundigen gefchikt is , zo heb ilc dienftig geoordeeld, de gekleurde Afbeeldingen der Verzameling van Hoorens en Schulpen, door Knorr begonnen en door zyne Erven vervolgd, waarvan nu het Derde Deel, in 'tNederduitfch, by de Erven van F. Houttuyn is uitgegeven^ op haare plaatfen aan te haaien. En , dewyl 'er nog veelen aan ont- braken, heb ik, de Schikking en bezorging van het verdere Vervolg van dat Werk, met het Vyfde en Zesde Deel, my overgelaten zynde, onder het be« fchiyven van dit en het voorgaande Stuk, dat ge- brek eenigermaite getragt te verhelpen; waar door die Verzameling thans eeB taamelyk compleete Con- chyliogïe wordt. Dan de menigte van Voorwerpen heeft my gedwongen eenige verandering hier in te maaken; en dus ben ik genoodzaakt de volgende verfchikking en vervulling van de Aanhaalingen op te geeven; naamelyk Rr 3 fc I* Deki*. xvi* stuk. In het Voorgaande XV* STUK moest uitgelaten zyn; Op Blad?» 217* N. 64, KNORR Verzam* VI* D. Pl. 28. f. 2*/ 268 N. 136» pl4 28* f.i* 336. N. 205- PU 24» f#4» S38. N. io7# PU 13, f.i. 342, N. 2ir* PU io* r« 379. Nf 24W PU 18. i4 Daar tegen behoorde te {laan of ingevoegd te zyn , in 't voorgaande XV* Stuk. Op Bladz. 106* N. 47. KnoRR V*rzam* VI. D, PU 38. f* 4, 217* N. 64* Pl. 37» f 3. 268. 136% PL 37, f. 2* 304. N* 167* PU 36. U i}2« 336. N. 205* PU 38. f, 5» 337* N. 20& PU 34# f. 3» 3Ö1.N. 214* PU ijt f, it In dit XVI. STUK, OpBladz. 2. N. 271» Knoru Verzam* VI, D» PU 3 1. U C , I2ÏUN* 382* PU 27. f. 7* I33.N. 389* PU 27l.f*6* 237. N* 479. PU 19* f. 6* 2i5*N. 52J* PU 19. f* r; 394* N. 632» PU 39* f. 3. DRUKFEILEN. XV* STUK , bi. 17* PU CX V* Moest by 't kleine Hoorentjede Letter A ftaan. bi, 34 4* 5 ArabiCche Letters 9,. 90 Arabifche Letter-Dou- biet» . P 265 Arke Noach Doublet- ten. . P> 305 Argus. (Enkelde) f. 89 (Dubbelde) 9'. 91 (Kleine) ?. 52 f . 363 Arkans Garen toot Arm Wyfjè ♦ Awömies. • B. Baardknypêr. . f. l3< . 424 Babylonie Tooren. ♦ 9«309 Bacasfan-Doublet. . p. 206 Badhoorentj'e. • Bagyne Dr#L Bandpenncn.. « Bandfpillen. Banket-Hammetje. • Banket-Hammetjes. Barnfteen -Oester. . Basterd-Admiraal- ■ ' Ark. ; — Lamp. — — Paufekroon. : — Piirperflak. « Wenteltrap. Zeeton. ^•388 q, 340 9.159 ^329 jMiS P-45I ]>.367 # 6r p.3*t 9.416 9.334 9.330 9 394 9- 272 BasterdeStrik-Doublet.p. 273 Beddekens. Beddetyk. Bedelaartje. Bekkeneeltje. Belhooren. 9.203 9 307 q> 154 ;>.364 9.189 Belhooren. (Geknobb.) 9. 19^ Belhooren. (Geribde) 9 192 Belletje, Bélf&ki Bernakel- Schulpen. Bezaantje. Bezoar. (Gedoorndé) (Geplekt©) — — (Geruite) ■■rin-fr n (Gefchubdc) (Gladde) — — i — (Graauv/e) Bezoars. . Bisfehops-Myt-er* 9> 125 9.41* 9 266 2Ö4- 20I 203 9*206 9, öo'S 9. 20 1 q 103 B L A D W Y Z E R. Blaashoorens. q>H9 Blaasje. • , 5- 124 Blaauwe 'Druppen* « 3. 146 Kauris. J. 109 _ - Slangehoofdjes. 3,103 Blaauwlip Doublet, h 264 Bloedje. ♦ f 384 Bloedige Tanden* ?*492 Bloemen-Polypem 3. 6 1.2 Bocheltje. . 209 Boereboon-Doublct. p. I95T Boeren Jongen» f.225 Boeren Mufiek-Tóotje- q. 6 7 Boertje, . 5*152 Bokje. • J*3<59 Bokkeu-OOg* • i 53°, Bonetje. . ?• 527 Bonte Mantel. . ï>-332 Boomflak. • & 43° Boontje. ^ fcl±° ■ (Noordfch) p.186 Boorworm. i 5* 582 Bootshaak. ♦ ft 246 Bordestrappen- 3 326 Eofch-Slakhooreti, 3, 448 Boter-Toot. ♦ f . 66 Braamboos. . j. 3°3 Brandaris. « 3.289 Brandhoorens; • 3.281 Br and vlakje. * 2. m Breede Kanary. ♦ 268 Breed gerugde Nautilus. 3. 12 Bruinet. ♦ . 3. 77 Bruinlip Doublet. . ^.264 Bruintje. . 3.209. 3,457 Bultflakje. . 3. 35* C. Cedo nulli Toot. . 3. 57 Chineefche Muts* „ q> 520 Chitons. • ^ jL 88 Cyperfe Kat. « 3. 62 D. Dadels* ♦ q> 143 Davids-Harp, ^. 21 1 Diklip Belhooren. q. 1*91 Dilzaadje. Diilelhoorentje Doekenkuif. Doggerzander. Dolphyn. 3.421 3.306 3. 2 3» 300 . 226 Droomhoorentjes. 3.169 Dryfhoorentje. . q. 455 Duifje. ♦ 3. 267 Duivelsklaauw, qt 246 Duïzendbeen. i 3.252? Duizendfchoon. 3. 77 Dunfchaal Kiïpfioorn. 3. 97 E. Eendebek. . |>. 200 Eenden - MosfeU p. 435 Eenden - Schulp. p.121 Eijerdoijers. 3.480,482 Eijerftokken of Eijernes- ten. 4 p* 12, 3. 170 Eikel. . p% 299 Eikenhouts- Dadel, 3. 144. Eikenhouts Toot. 3. 67 Engelfche Zadel. P. 379 Erwt. . 4.472 Erwten - Peultje. i q. 41 Ezels -Oor. . 3.133 Ezeltje. • q-é 106 F. Foelie - Doublet. p . 300 Fonteinbak. « ]>. 289 Fortres. ♦ 3.529 FranfcbeBelhoorn* 3« 13? ■ Hoorn. 3.261 » Patelle. 3.532 - — — Spil. . • f.'3i* G. Gaafers* . p.147 Gaap. BLADWYZER. Gaap • Doubletten, ƒ. 285 paatjes» . r/.ii4 Ganzen - Schulpt ƒ.120 Gebaarde Noachs- Ark. ƒ. 308 Gebakerd Kindje. q 39& Gebande Ajuin fchil. 3. 190 Gebandeerde Moor. q 313 Gebraden Peer, 3'. 297 «Gebrande Billen* 3.256 Gebreide Kasket. 3. 196 Gebulte Kanary. 3.270 Gedoomde Lazarus-Klap. ƒ.2?» 2 < Oeflier» ƒ.277,281 , Nagel-Doublet^. 228 . Paardevoet, ƒ.304 Gedroogde Peer. 3. 298 Geel Kapje. . 3, 540 Geele Aardbefie. ƒ. 235 Harte -Toot. 3. 61 Moerbey* 3. 304 Tap. • 3. 67 Geclsmetje. , 3. 112 Geerftkoorntje. 3. 148 Gegranuleerd Katje. 3. 71 Gekartelde Pen. 3*239 Ge-oorde Langhals. 3. 127 Geplekte Katje. 3. 74 Geplooide Schroef. 3. 325 Geribde Kapjes. 3. 530 Geribde Venus Doublet^. 223 Gerimpelde Oude Wyfs Doublet. . P*255 Geftraalde Patelle. 3. 545 Getakte «Bezaanknoop. 3.336 • Lazarus -Klap. ƒ.2 77 — Vaazen. 3. 174 — Vyg. . 3»3I7 Getygerde Kiiphooren, 3.100 Getygerd Schild. 3- 54o Geut -Doublet. ƒ 188 Gevlerkte Vogeltje. Gevoord Bultje. 3.223 Gieter, Gladde Knopje. 3-579 Q% J 18 S Gladdertje. . q. im Glazen Nautilus* . 9, i<$ Glimmertjes. . ^, 145 Gloeijcnde Oven. q, 374 Gloria Maris. . qt 77 Gnemoe - Hooren. q, 323 Goudlakenfe Hooren. q. 76 Goudmond. . 3.^73 Goudtand Koker worm. 3.625 Goude Tong Doublet, ƒ.211 Graauwe Monnik. 3. 63 Granaat- Appel. . 3.290 Grasje. . q. 528 Griekfche A Doublet» ƒ. 265 Griekfche Patelle. q. 544 Griinashooren* q. 30 1 Groene Kaas Toot. 3. 52 ' Gryphiet. , ƒ,370 Güineefche Mosfel^ ƒ.426 Munt. q. 107 — Toot. q. 62 H. Haairige Ooren. 3. 30 c" Haanekam- Doublet. ƒ> 381 Halfbazuin. . q. 37 Halfmaantje. (Wit) 3.476 Halve Maan Hoorens, 3. 477 Ham ■ Doublettem» ƒ . 4 40 Ham - Oefter. 4 p . 360 Harlekyn. . 3.107 Harp of Edele Harp. q.212. Haspel • Doublet. ƒ. 306 Hart • Doubletten, ƒ.222 Hartehoorens- 3. 28 7 Harte -Toot. . q. 44 — — ,, (Geele) 3. 61 Hoenderdarmen, q. 575 Holfterfchulpen. ƒ . 44 c Hoogruggetje. . 3. 124 Hoogftaart. . 3. 280 Hoorens, , jp. 83 Hoornfiangetje. 3. 570 Hout Mosfel. . ƒ.140 Houtwormen, • 3. 581 Hyfteriet. , * ƒ. 378. BLADWYZER. I. Indiaan . 5. 315 Ifabelle Kliphooren. 5 . 103 ïcaliaanfche Vloer. 5. 48 ,j. Jagers-Mantel, • p. 329 Jakoba- Kruik. 5. 181 ft.Jakobs Doublet. p. 323 Jamboes. fWitte) 5. 123 JavaanfcheSpil. 5. 310 jokje of Jukje, . 5.122 JongdraagenJe Neriet. 5.489 Jongwerpende Slak. 5. 437 Joppe Doublet/ p. 325 Juffertje. . 5. 149 Juffertje. (Rood) L 214 K. Kaaphooren, , 5. 89 Kaapfe Ezel. . qt 136 Kaarsjes. • q. 50 Kaas-Toot , 5, 51 Kakkerlak Porfeleintje. q. 1 "1 3 KalfsOog. . 5.413 Kam Doubletten. fè 319 Kam O etters . >339 Kameelhooren • 5 260 Kamelotje . q 497 Kanaritje ♦ 5.258 Kaneel Wafel. . 5. 125 Kapjes. . . 5 512 Karet-Hooren. . 5. 92 Karkal. . 5.416 Kartel ho.orentje. 5. 387 KarthageenfcheDoublet.p.23o 1 — Kliphooren* 5. 99 Kasketten. ■ . 5* 195 •i • (Gehoornde) 5. 196 ■ (Geknobbelde. 5. 199 i (Geplooide) 5 195 (Gevlamde) 5 200 ■m (Roode) 5. 198 Katje, (Gegranuleerd) 5. 7 1 (Geplekt) . 5. 74 Katte Poot Doublet. j>. 331 Katte Tong. . p. 336 Kauris. # 5.109 Kemphaantje. ♦ 5.255 Kever fchulp. ♦ p 378 Kievits Ey. • 5.126 Kikvorfch of Sproetje. 5.253 Kinderpokjes. 5. H7 KlNKHOORENS. # 5.1 8? Kinkhoorn Eijeren. 5. 22 1 Kivits-Booren»' 5. 96 Kleef- Oefter. . p. 366 Klephoorens* (Falvata) 5.479 Klimmende Leeuw Toot. 5. 69 Kliphoorens ^ Kiipkoufen.581 Klipkleevers . 5. 513 Knobbelhooren. • 5. 379 Knobbelpen» . 5-337 Knol. . 5.129 Koe Oog . 5.429 Kofferhoorntje. 5.208 Koffyhoontje. . 5. 14.1 Kokerwormen. 5. 580 Kokhaan- . p. 236 KOM-DOUSLETTEN» p. 285 Kommejtjes. • 253 Kraaitje. . ♦ 5 156 Krab, . 5. 250 Kroonbak. fAgaate) 5. 79 Kroonhoorn. . q.26t KroonTepelbaki 5. 179 Kroon-Toot. . 5. 47 Kruishooren. ' 5, 345 Krulhoorens. ♦ 5,286 Kuipers-Boor. . 5. 133. Kui- BLADWYZER. Kuipers-Boor (G^granu. leerde) . *-7i "-(Gladde oflfabelle)?. 224 JCwaaker. Kwallebootje. L. p. 260 3.436 Lampje. • . J- 4*5 Landkaarten-Tootjes. ?. 7* Lang geftaarte Knol, g. 3^5 Langhalzen. • f.12,7 Langhals Doubletten, p. 139 LangleevendeTol $.375 S Laphooren. . q* 266 I LapfcheLaphooren. «.178 | Laurierblad. . J..339 _ — — (Gekamd) p. 38 S Lazarus-Klappen. p.276 Leeuwe Toot. . g. 69 Leeuwenkop. • q 298 Lepaden. • P' 97 Letter-Dadel. ?• »44 Letter-Doub.(Arabifche)p.2ó5 (Xulaneefchs) f.251 Lctterhoorentjes. q. 9° Letter-Tooten. , 3* 48 Likhoorentjes* ♦ 9. 82 Likfteentje. . 9- 406 LinkfeVyg. . g.ji8 Lip-Doublet. | 267 Livrey-Hooren- ## 299 Loehoenfche Hooren. ^.257 I/Jisje. tf. 1*5 Maagd- 65 Noachs-Ark» p. 307 Nootedop. * #»52i Noo te Moskaat. #.227 O. Oefier. ♦ p.341 0ESTER-DoUBLETTEN#p. 33S Oefter -Paaricn. ^> 389 Offer hoor en. • <7»3i9 Oliekoek. ♦ #.293 Olyphants - Tand? q. 550 Oorhooren. #.301 (Nerietag. tige) • ^.474 Oorlepeltje. • #.406 Oorftelp. ♦ Opgerold Bezaantje* ^.267 Opper -Admiraal. q4 55 Oranje- Admiraal» q. 73 Oranje Mantels. p. 335 Oranje-Pennen. q. 163 Orthokeratiet. # q* 41 Offe-Darm. • 573 Qffen-Oog* . 4*3 Oude Wyfs -Doublet- ten. . ^255 P- Paalworm» ♦ q 58 r Paardevoets - Doublet- p. 293 Paarlemoer -Nautilus. #*i8 Paarlemoer * Schulp» p 384 Paarl- Mosfel. è p 154 Paarl- Oefter p 387' Paarlen in Mosfelen» p> 159 in Oefters, ^389 in Poolfehe Za- del. . p 302 in Ham -Dou- bletten» ♦ j>>445 Paarltje. * q. 131 Pad of Paddehooren. 292 Pagode- . q. 374. Pantoffeltje. ♦ q4 522 Papieren Knol. 130 PapierenNautilussen. q* 1 Papoes* Mosfel. p. 426 Pappegaais - Bek» p> 375 Patellen* ♦ q 5 1 $ Patryshooreq, ^ 190 Paufekroon» • 164 Peétiniet» ♦ p* 37 r Peer. ♦ #.176 * (Agaate) ^324 (Gebraden) q. 297 (Gedroogde) 4**9% Peerhooren» ♦ q% 129 Penhooren. (Geknob- belde) . q. 271 (Ruuwe) ^7* 1^7 Pennemes. • p, 119 Pennen. 3ï<5,393 Perfiaantje - 3i5 Pokken* ♦ P 97 Poolfch Mesje. p.i97 Poolfche Hamer. p.3?8 Poolfche Zadel. />• Poppetje* ï.458.491 Porfier.Dadel. 3» 142 PORSELEIN-HoORENS. 3» 8 1 Porfelein HoorenS. jf. 28 Porto Bello Dadel. j.141 Posthoorn.(Europifche)j# 419 (Geband.) 3*431 ~ — (Indifche) 3.432 Posthoorentje. ^- 34 Princebegraafnis Dadel. 3.144 Prins Robberts Knoöp. 3. 346 Prinfe Vlag. 3-134 Puist. . ?• 543 Purper-Eijeren. ♦ fj 220 PuRPERHOÖRENS* ♦ #.28l Purperflak. ff 283 Pypdiertje» ... q* 613 R. Raap* * 130.316 Radys-Zaadje. #.39 Rammenas Zaadje» &♦ 38 Jtams-Hooren. #« 422 Rasp . Rasp Doublet» p. 337 Remies* ♦ j>. 216 Reuzen-Oor. f« 380 Ringetje. ♦ q* 148 Ringhoorens. ♦ 46 Rivier-Doorntje» 485 Rivier-Mosfel. p.429 Rivier-Neriet. f « 486 Rivier-Paufekroon 459 Rivierflakhooren. (Jong- werpende) q, 437 Robbe-Tong- $. 217 Rollen. ; q, 70 Rondmonden* q. 359 Rood Appeltje» f . 233 Roodbandje ♦ 4.* 2b Roodinond» . tf.aitf Roodmond Slakbooren. q. 454 Roode Meir Hooren- q. 2At6 , 35i Roos-Doublet. . p.2ir Rooftef.. ^ ^5^ Roozekleurige Patellen. # 531 Rots Doublet» p. ?oi Rotshoorens» 2, 274 Rudolphus. 4 Ryst Doublet- p 239 Ryftenbry-Hoorentjc q. 207 Ryftenbry-Nautiïus» q H Rystkorrels, • #116 Sagryn-Doublet. | 204 Satyne Dadel. q. 144 Scheeden. . £. 187 Scheeffchaalen. £. 203- Scheeps-Boórworm« Siczak*Dadel. ♦ f. 144 Slakhoorens, * #.408 Slangekop* . 98 Slangekop Anomie, p. 375 Slaa? B L A t> W Y Z Ë R. Slangenvelle Hooreru q. 378 Slangepyp. ♦ 4.576 Slangetje* . #4*7 Slet^ ♦ P> 271 Sluikdadels. * q. *44 Slyk-Rol» ♦ 138 S\ykfchulp* . 245 Slykflakkeri. 4?4 Smalkiclde Nautilus» q> iö Smaragd» • #.222 Snepje* • #. 1 55 Snippekop. . . #.276 . — -(Gedoofnde)ff, 280 ■ —(Getakte,) #,279 Snuitpennen. 334 Soldaat of Tyger. q. 382 Spaanfche Vyg. q; 119 Speel-Doublct. 262 Speldewerkê-Hooren. q. 75 Speldewerks-Toot. #♦ 49 Spilien, , 5f;308 Spinnekop. . #.278 Spinneweefs- Dadel. q. 144 Spitfe Water-Slakhooren.^.4 59 Spookje. Spoor. . q< Sprenglers-Schulp. Sproetje. Spuitje. Staaten Vlag Pen. Staaten Vlaggetjes. Starrepen. Starretjes. Steenbikker. Steen-Mosfel. Steen fchulp* Steentje. Stekelhoorens. Sterre-Schild. Stipje. Stompen. • Stompje. Stompe Spil. Stormhoeden ofKaskeu *• 77 Jö,376 £.241 q* 253 q. i*8 q, 135 fi 244 "j £ 4li 402 136 217 #.274 £ 529 # 560 q. 248 248 329 ten. . q. i§$ Strand-Neriet.' q. 487 Strandfchulpjfcs. 219 , 24.5 Strik Doublet. j>. 274 Switzers-Broek. 175 T. Tandhoorens. ? q. 549 Taxis doorne Spillen. q. 315 Tellinen. (Tepelbak. Terebratuliet. Tollen. Tolletjes. Toorentjcs» TüOTEN. Tópflak. Tovenaar» Toverhoorentje» Transparant, Tregter-Wornr. Triangel» Triton» ; Trommelschroevén. Trompethooren. Tuïnflakhoorn. # Tulband* «— r (Geknobbefde;#. 353 (Gerimpelde^ q* 377 p. 203 q. 18? p 375 q. 339 f . 348, 3*4 q. 160 42 #.435 #*347>4*° #»*39 £.379 q. 621 ♦ £.*47 32t q. 398 ^.,322 # 445 #.35* Tulp. Tyger-Doublet. Tygerpen. Tyger-Toot» Tygers-Tong. Uijen Schil» #♦79 p. 263 #.238 #•47 £•217 i>»3$7 #♦174 #.i44 Vaas. Vaasdadels. Vader Noachs Schulpen, p. 290 Varkens Ooren p 3#s Varkens -Snuit. #.168 Varkentje. . #.147 Velhooren. . q. 296 Venus- Doublet, (Ge- tande) BLADWYZER. tande) P* 204 (Geribde) P***2 Venus-Hart ♦ i>«225 Venus- Labaar* f>-2'0 Venus-Kous. 254 Venus-Schaft. 57* Verffchulp* , h IS3 fc Vice- Admiraal. . 262 Z. Zaadje. • #-559 Zaagertfe. • J.nj Zand « Gaaper. p Zandkokers, # 607 Zandpypen. #*572 Zee Boon. . 299 Zee-Eikel. . p. 98 Zee-Erwt. . p. 298 Zee-Houtwormen, q. 580 Zee Nagel (Bfatta ity. zantina) . #.287 Zee Navel. . Zee Noot. , p. 297 Zee-Ooren. q. $oo Zee Penfeel. q. 626 Zee*Pisfebedden. p. 88 Zee Pok of Zeeluist, p. 9S Zee -Pok je. . p. 103 Zee-Roos. . p. 109 Zee-Slak. q, 370. 429 Zee Ton. . q. 356 Zee-Tulp, . p* 107 Zee. Wants. . p. go Zee- Wulk. . #.320 Zeilers, i #• 5 Eik BLADWYZER. Zilverlakenfe Hooren. q. 76 Zilvennond. q. 372 » 3^5 Zonnehoor'en» q» 35° Zonneftraal. (Blaauwe) p. 198 CCeylonfche) pi 205 ■ ■ (RoozeroodeJ p. 199 Zoompje. (Dubbeld) q. 202. 206 Zotskap-Doublet. Zoiskap-Patelle. Zoutkorrels. # Zwaluw. # Zwarte Boon, Zwynen-Tand. P 288 4- S34 q. 99 105 555 Zyde van MosfeIen>enz.J . 447 De Plaat en zya dus ingevoegd: Plaat CXX. tegenover Bladz. 4c CXX. tegenover Bladz. CXXI. cxxir. cxxiii. • CXXIV. cxxv. 49* *79- m: 261. 341- 55i- B E R I G T. De Erven van F. Houttüyn continueeren uit te geeven, de KEURIGE VERZAMELING Van natuurlyk gekleurde HOORENS en SCHULPEN. Voor wylen den Heer Knorr begonnen 9 thans na» gezien, vervolgd en aanmerkelijk verbeterd , in Quarto. Hier van zien nu reeds drie Deelen in 9t Neder- duitfch het licht, en de drie volgende Deelen, waar mede dezelve beflooten wordt , zyn met alle zorg- vuldigheid voorzien van de Afbeeldingen der in de voorigen ontbreekende Hoorens en Schulpen, zeer natuurlyk naar de Voorwerpen gekleurd; om dus, benevens deeze twee Stukken van de Natuurlyke Historie 5 gebruikt te kunnen worden , en te famen tot eene byna Compleete Conchyliogie te kunnen {trekken. J * \ \ I \