I i i ) NATUURLYKE HISTOPvIE O F UITVOERIGE BESCIIRTFING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer ^ J 3r W V (2/^ Met naauwkeurige Afbeeldingen. eerste deels, zeventiende stuk. De zee-gewassen. Te AMSTERDAM, By de Erven van F. B O UT TUT N. M D C C L X X II. r Digitized by the Internet Archive in 2014 https://archive.org/details/natuurlykehistor17linn INHOUD VAN DIT STUK^ ZESDE AFDZELING. LXV. HooFDST, De Eigenfcliappen der Zec- Gewassen in 't algemeen. Het Denkbeeld , dat zy Planten wa- ren , allengs veranderd in 't Ge- voelen , dat fommigen Woonplaac- fcn van Polypen of dergelyk Zee- Gewormte , door dezelven gefabri* ceerd ; anderen Plantdieren zyn. Ran^fchikking van J^Zee-Gewas- fen in 't algemeen^ en van de Steen- agtige in 't byzonder. Bladz; j; LXVL HooFDST. Befchryving van 't Ge- flagt der Pypkoraalen , waar on* der het Roode , dat van fommigen Orgel - Koraal genoemd wordt , de voornaamfie plaats bekleedt. * 88 LXVIL HooFDST. Befchryving van 't Ge- flagt der M^dreporen , anders ook wel Sterrekoraalen genaamd , on- der welken de Sterre - Steenen en Zee-Faddeftoelen 5 het Witte Ko- raal ^ begreepen worden. » 102 LX VI 11. HooFDsT Befchryving van 't Ge- flagt der Millkporen , dus wegens de menigte van fyne Gaatjes . waar mede zy doorboord zyn^ en anders ook wel Kalk - Koraalen genaamd. — — 175 LXIX. HooFDsT Befchryving van 't Ge- flagt der Cfllfporen , dat het Puimfteen - Koraal , den Spons- steen en 'meer dergelyke Zelfjlandig- heden begrypt. ^ — ■ 205 LXX. HooFDsT. D 4Tp IXXV. Hoofdst. Befchryving van 't Ge- flagc der Korstglwassen. . . ^-^o LXXVI. Hoofdst. Befchryving van 't Ge- flagc der Pypgewassen. . LXXVIL Hoofdst^ Befchryvi77g van't Ge- flagt der Kou aalmossen. . J04 LXXVIIL Hoofdst. Befchryving van 't Ge- flagt der Korallynen , die in Blaas, en Cel . Korallynen onder- fcheiden worden, , AANWYZING der. PLAATEN, en der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of hefchreeven worden. Plaat CXXVI. Afbeelding van PypKORAAL enZee-Kam* pernoeljes. tegemver'&hdiz. Fig. I. G(?&oö^f7z Pyp • Koml. hh 93 < — 2. Sponsagtig Pypkoraal met de Wormpjes. IL 95 — > 3, Scheef gegroeid ly Ver- diepingen, bl, 96 — 4. Zee -Mol -Slak. bL 121 — 5. Perkfleen. • IL Plaat CXXVIL Afbeelding van Madreporen, — ~- —12^ Fig^ I. Steen 'Amaranth. IL 128 - — 2* Steen 'Zwam. hl. i3o 3. Zee-Honigraat« bl, 131 — 4, Gejiempelde Sterrefteen of Zonnefteen, bU 141 — 5. Orgelfteen* hl^ 145 Plaat CXXVIII. Afbeelding van Madreporfn. — — ~ , 1. Kruidnagel -Gewas, bh 151 2, Steen - Anjelier. lU 161 — 3. Endivie- Koraal. bU 162 Plaat CXXIX. Afbeelding van Madreporen, ~ Fig^ I. Kruidnagel - Koraal. bl. 164. 2» Wit Maagde O Koraal. bL 168 ^ 3 Fig. 3; Fig* 3. Wit Koraal met Dopjes» R ï6? ' — 4. Westindifch Rooze» kleur - Koraal. lU l^o Plaat CXXX. Afbeelding van MiLLEPOREN. tegen over Bladz» 1 77 Fig* !• Suiker - Koraal om een Hooren gegroeid. hl. 178 . — 2. Platagtig getakte Mille- pore. • W. 188 3. Manchet van Neptunus* 194 — 4. Tralie - KoraaU il. 194. — 5. Kant 'Koraal. hl. 197 — 6. Kalk «Koraal. /;/. 203 — - 7, Puimfteen* Koraal, ver* groet* m hl, 209 Plaat CXXXL Afbeelding der Edele Koraalen, — — ^ — - 253 Fig, !♦ Konings «Koraal Wortel. . hh 240 2. -f^y^ Leedjes - KoraaL hl. 243 — 3. Rood Leedjes • Koraal, vergroot. hl, 253 — 4. Bloed - Koraal op zyn Rots. . hL 264 Plaat CXXXII. Afbeelding van Zee-Heesters, — . . Fig I. -De Zee -Veder. Gor^. Verticillaris^ hU 309 — 2. jD^ Zee- Bezem. G. Ver. rucofa, hh 331 — 3. Gedoomde Zee- iï^^T^er. G. Miiricata. hl. 334 Fig. 4. Toreuzc Zee- Heester. G, FoTQfa, II. 355 5* Zee - Wilg* G. Anceps, hl, 345 Plaat CXXXIIK Af beelding van ALCYONiëN^ tegen over Bladz. 373 Fig. 1, Boomagtig Jlcyonie. hl. 374 — 2. Pen-agtige. hl. 386 — 3. Sponsagtige. hU 394 4* Klootronde of Zee • O- ranje-AppeU bl. 404 Plaat CXXXIVi Afbeelding van dito. - * ♦ . — — - 415 Fig. I. Lihgtige jllcyonie. hL 415 — 2, Pyp - Spons m^t Zee- Heefter famengegrocicl hl. 438 Plaat CXXXV. Afbeelding van Sponsen, — ^— 441 ;ï^. I, Di? Zee-Handfchoen Ceylon. hU 441 2. Zwarte /;/ — 3. Harde of Bokken* Spons^hL 445 . — 4. Oogjes - Spons* il. 454 Plaat CXXXVI Afbeelding van Korst- en Pypge wassen. . , , J'/g'. I. Breedhladerig Korstge- was. . /;/, 472 — 2» yios2igt\g^opZee^Ruy. hL 480 • 3. Onverdeeld of ongetakü Pypge was. hl. 485 4* GenaveH. of Zee Navel- kruid. . i/. 49$ 471 Plaat Plaat CXXXVII. Afbeelding van Koraalmossen en K O» RALLYNEN. . tegeuovcr ^hdz, 50 ƒ Fig. lo Winkel * Koraalmos üart Cey Ion. 510 — 2. Penfeel - Koraalmos» II. sij — . 3. Zee - Ruy - Korallyn , vergroot. hh 528 — 4. Sikkel > Korallyn , vèr^ groot , &c, » • • JjL 547 begroeid met Klim - op Ko- rallyn. ♦ . II 557 e72 wzeï Fluit -Korallyn. ih 559 Plaat CXXXVIII. Afbeelding van Kor Aï-LYNK w , — « ^y^, !• Draad -Korallyn. S.Df- chotoma ♦ rfe Polypen en Blaasjes of Eijernes» ten , Jlerk vergroot. hh ^67 2» Vogelkop ^ Korallyn , Avicularia , de Natuur-^ lyke grootte wyzen de Sterretjes aan^ hl, 58^ . 3, Kruipend Cel - Koral- lyn. S. reptans , Jierk vergroot^ • bl. 583 BES CH RYVIN G Der DIEREN* ZESDE AFDEELING. hXVi HOOFDSTUK. De Eigenfchappen der Zee -Gewassen in . algemeen. Het Denkbeeld , dat %y Planten waren y allengs veranderd in 't Gevoelen^ dat fommigen derzelven Woonplaatfen van Poly- pen of dergelyk Zee* Gewormte^ door dezelven gefabriceerd; anderen Plantdieren zyn. Rang- ichikking van de Zee - Gewasfen in 't alge- meen^ en van de Steenagtige m 't byzonder. ^AA^nder die Schepzelen of Voortbreng- *C O ^ zeis der Natuur 5 welke my nu ♦C ^ i^og in het Ryk der Dieren te be- ^VV^ fchryven ftaan, heeft L een zeer fyne onderfcheiding gemaakt. Hy verdeelt dezelven 5 naamelyk 5 in Lithophyta en Zoöphyta ; welke den Vierden en Vyfden Rang uitmaaken in de Klasfe der Wormen. De eerstgemelden zyn Kalkagtige Samen- - groeizels, die eene Plantagtige Struftuur heb- ben of als Planten opfchieten ^ geformeerd h Dikt, XVn, StüK* e Eigenschappen VI. door zekere Weeklyvige Dieren. De andeten ^LXv' zyn oogfchynelyke Planten, met een Dierlyk Hoofd* Leven begaafd ; of Dieren > die in groeijing STUK. en deelbaarheid overeenkomen met de Planten* Deeze Eigenfchappen zal ik nader ontvou- wen y wanneer ik van ieder in 't byzonder fprcek. Men begrypt, onder de Liefhebbers, de eersten altemaal , en van de laatften zeer veelen, onder den naam van Zee»Gewas- sEN. Dit is de reden, dat ik Wer in 't al- gemeen zal letten op den oorfprong van die benaaming , en onderzoeken of dezelve te behouden dan te verwerpen zy; geevende ten dien einde de Historie op der Ontdekkingen van deeze Eeuw , welke het denkbeeld der Ouden grootendeels hervormd hebben, béne- vens de Aanmerkingen der genen . die deeze Hervorming met alle magt te keer gaan, om zig te houden aan het oude Geloof. Naams- Kruidkundigen der voorgaande Eeuwen, oirfprong. jjjets aan hunne opmerkzaamheid ontglippen laatende , dat flegts den fchyn hadt van te behooren tot het Ryk der Planten, befchree- ven ook zorgvuldig, onder dien naam, alle Samengroeizels uit de Zee, hun voorkomen- de, 't zy die van eene taaije, Lederagtige Vezelige of Vliezige , van eene Poreuze en Celluleuze , van eene Houtige, of van eene Kalk- en Steenagtige natuur waren. Aan- gaande deeze laatllen , evenwel , heeft D i o s- coRiDEs getwyfeld, zeggende; „ Het Ko- „ raai. DER 2 E E * G E VV A S S È 3 ^5 raai , dat fommigea Steenboom genoemd VI. hQhhen ^fchynt een Zee ^ Plant te zyn"C*}. ^"^lxv!" DoDON^üs bepaalt, in zjne voorftelling Hoofd* der Koraalen dien aangaande niets; doch van ^tuiu de Sponfen en Alcyoniën , welken hy onder den naam van Zoophyta aanhaalt , fommigea de gedaante van een Hertshooren ^ anderen van een Handfchoen of van iets anders heb- bende , en altemaal van eene vooze byna Steenagtige StofFe gemaakt: zegt hy: Dan ,^ daarom behooren zy eigentlyk by de be- fchryvinge der Kruiden niet ^ ende al zo 3, w^el zoude men de wSteenagtige Zee- Kaïti* „ pernoeliën, in 't Latyn Fungi Marini Saxei ^ 5, en de Houtpaalen in Steen veranderd, en 3, dergelyke dingen^ hier mogen ftellen" (t). ïouRNEFORT, niettemin, die in \ laatst van de Zeventiende Eeuw fchreef, draafde 'er mede doon Hy laat, in zyn Kruidkundig Samenftel^ de Koraalmosfcn op het Wier en Zee-Ruy {Alga cf Fucus)^ en op de-Ko- raalmosfen (GoraWm ^} het Koraal, de Madre-* poren > Lithophyten , Sponfen y Akyonièn 5 vol- (*) Oper, Lib. V. Cap. 139. T^' ^'"^ ^^^^ geplakt is aan de Rotfen, f?iadzi5'2*5, dat men het 'er niet afkan krygcn dan met ,^ de Punt van een Mes onder de Schaal te te fteeken. Onder alle de Zee-Cewasfen, die ik waargenomen heb , is 'er eigentlyk ^, geene , dan de Madnpora ramofa van I m- 3, PERATüs, waar van de Wortels Vezelag- 55 tig zyn , eq decze Wortels dringen maar wei- DER Z E E . G Ê W A S S E N. 7 „ weinig in de Poren van haar fleunzel; het VI. ^, zyn veel eer als zo veel Touwetjes, op de lxv^^' Oppervlakte der Keijen geplakt^ die dezeMJooFu- 3, ven llyf omvatten, om het overige fvan de^^"^"^^* SP Planten wel vast te zetten* 3, De Zee-Gewasfen, derhalve , hun Voed- 5, zei niet vindende op de Lighaamen, daar 3, zy geboren worden, moeten hetzelve van „ elders bekomen, en daar is veel reden om 3, te denken, dat zy gevoed worden door die 3, Zoutige, Vette, Lymerige en naar Lil ge « 5, lykende Slibber, waar mede de Grond der ,3 Zee bedekt is, en welke men, by laag 3, Water , duidelyk gewaar wordt , door de 35 glibberigheid der Stranden, daar het Water 3, afgeloopen is ; zo dat men 'er naauwlyks ,, op kan gaan. Deeze Slibber is een Zetzel van bet Lymigfte en vetfte uit het Zeewa- 53 ter, dat 'er geduurig in doorzakc even als 3, in zoet Water gefchiedt , dat men in Va- 3, ten houdt, formeerende dus een foort van 3, Modder, die men noemen kan Terra Ada- 3, mica y tot voortbrenging van Planten zeer 3, bekwaam. Ook mag men wel gelooven , „ dat 3 buiten en behalve de groote menigte 53 van Visfchen en Planten 3 die geduurig ia 3, de Zee fterven en verrotten, de Lugt ook 3, iets toebrengt tot vermeerdering van de „ gedagte Slibber ; alzo dc Waarneeming 33 leert 3 dat dit flag van Aarde veel over- 5, vloediger is in Vaten , die flegts met een A 4 5, Lin- I. Heel. XVII. stuk* g Eigenschappen VL Linnen Doek toegedekt, dan die digt ge* ^LX^v^* flooten zyn. HooFD' 91 De Slibber , die zig op den Grond der ff^i^* 3, Zee bevindt, verfchaft dan het voornaam-? fte Voedzel aan de Zee - Gewasfen , en die Voedzel kan 'er niet dan van buiten in- 3, komen , door in de Poren van derzelver 3, Wortelen , of zelfs van derzelver Stam- 3, men, in te dringen. Men ontdekt de ftrek- king der Vezelen van deeze Wortelen in het 3, Koraal , in ver fc heide Soorten van Madre» 3, poren en Lithophyten. Daar is zelfs eeni- ,3 ge waarfchynlykheid, dat die Tarteragtige Schors 3 met welke de Koraalen bekleed ,3 zyn 3 dient om eenig voedend Sap te ül^ treeren en te verfchafFen ; even als het 33 Dons der Planten , die op zeer drooge ,5 plaatfen groeijen ^ haar eenige verkwikking 33 fchynt toe te brengen. „ Het Geweefzel der weeke Zee-Gewas-^ 53 fen3 gelyk de Soortfen van Fucus^ fchynt 33 niet veel van dat der gewoone Planten tQ 33 verfchillen. Dat der Sponfen vertoont zig „ in de eerfte opilag zeer byzonder; doch^ als men 't zelve zorgvuldig nagaat , dan, 33 fchynt het dat zy allccnlyk daar in ver* 3 3 fchillen van de andere Planten , dat haar 3, Netswys Geweefzel geheel bloot is ^ ter» 35 wyl , in de gewoone Planten 3 de Maazen, .,3 van dit Net gevuld zyn met een Vleezige ^ zelfllandigheid, niets anders zynde dan een 33 Sap, DER Zee- Gewassen. 9 5, Sap , in de Celletjes van dit Geweefzel VI. „ verdikt, Wonderlyk fraay vertoont dit ^xv^ Netswyze Geweefzel zig in de Zee- Waai- Hoofd- jers, als ook in de Efcara'Sy waar van ik^^ui^t 5, 'er ééne heb 5 die in Geweefzel niet van de Spons verfchilt , dan doordien zy de 35 hardheid heeft van Hoorn. 5, De Voeding der Zee-Gewasfen, die zo hard als Steen zyn, valt zeer mocielyk te 5, verklaaren , inzonderheid ten opzigt van 5, de genen , die geene aanhechting hebben , 33 gelyk de Muts van Neptunus. Men vindt, 3, echter , Tanden van Dieren , Hoornen ea 3, Houten^ gelyk het Yzer-Hout, die moog- 5, lyk niet minder hard zyn. 't Is te denken 3, dat zy gevoed worden door eenig Sap, 'c welk het Zee -Water, waar in zy ge- duurig zyn , in haare Poren brengt,^ Wy ^, zien dat zekere Steenen 3 veel harder dan ^ 3^ de Zee Paddeftoelen, daar wy van fpree- ^, ken; geheel [afgefcheiden van andere Lig- ^, haamen , daarom niet nalaaten te groeijen door behulp van de Lugt en Regen. Ik 3, heb een zeer harde Key, die, op den Grond ^, der Zee groeijende, een gedeelte van een 5, Hooren omwonden heeft : terwyl het waar* ^, fchynlyk is , dat die Steen in de Zee gc- 3, groeid zy, zonder gehecht te weezen aa& 3, eenig Lighaam. Ik heb Verfteeningen , die./ ^, fchynen aan te toonen , dat de eerfte vor- 5, ming , zelfs van de hardfte Steenen 5 vaa A j eea I. DEE^, XVIL STyK» 10 r G È N S C H A P P E N ^^I* een Vloeiftof afkomftig is: want hoe zal IXV^' 3, men anders begrypen ^ dac de holte van Hoofd- 3, een Zee -Appel gevuld gevonden worde STUK, mee een Vuurfteen. Zodanige Zee- Ge- 3, wasfen, zyn niets anders dan ge-orga^- ,5 nizeerde Steencn. 33 Wat die Zee-Gewasfen aangaat, welke 53 van buiten hard, van binnen zagt of voos 3, zyn, gelyk de Alcymium durum Imperati y~ 33 welke de Geftalte van een Zee -Appel 33 heeft ; deeze fchynen niets anders te zyn 3^ dan een Spons 3 die van Natuure beflooten 3, is in een harde Bolder. Daar blyft dus 3j niet meer over, dan die Houtige Zee-Ge^ 35 wasfen ^ met eene zagte Schors bekleed ^ 3, welke men gewoon is Lithophyta of Steen- 3, planten te noemen. Zodanigcn , die men 3, in de Middelland fche Zee vindt, zyn van 33 veelen gehouden voor Geraamten van doo* 3, de Plantgewasfen , met een Tarteragtige 35 Schors van Zee - SHbber begroeid : doch 33 men wordt de ongegrondheid van dat Ge- 3, voelen ligt gewaar , als men agt geeft op 3, die fchoone Soorten, welke ons uit de In- 33 diën zyn toegebragt, 35 Dit flag van Zee-Gewasfen beftaat uit 3, twee deelen : het eene is Houtig en digt 3 3, met een klein Gaatje in Hart, dat ge* 3, fchikt fchynt te zyn om eenig Merg te ,3 bevatten. Uit dit gedeelte beftaan de Tak- 33 kea en Stam van het Lühophytoji: het is 3, broofch. J) ER ZEE-GewASSEN. II 3, broofch, maar, aan de Kaars gehouden, VI. 3, brandt het cn ftinkt als Hoorn of als'^^^^y'^ 35 Pennevederen , laatende geen Asch over , HoofdI „ gelyk het Hout , maar een SpongieuzesTUK^ 35 Kool. Het is bekleed met eene zagte 3, Schors , die in zekere Soorten een zeer 33 aartig Geweefzel heeft. Als men ze ,3 kaauwt dan kraakt zy , als of het Kalk 3, ware met Zand daar in; maar zy is in de 3, dikte verdeeld in holligheden 3 daar men 3, zeer dikwils eenige kleine zwarte Korrelt- ^3 jes in vindt 3 die men voor het Zaad van 35 deeze Plant zou kunnen aanzien. De ge- 3, nen , evenwel , die deeze Schors flegts 33 voor een verdikte Zee-Slyk houden 3 zou» 5, den hun Gevoelen hier door bckragtigd 3, kunnen agten , indien niet het Houtige deel 3, overlangs uicgegroefd ware met Voortjes 3 35 daar de Scheede van de Schors naauwkeurig 53 in fluit. Zulks , naamelyk , zou geenzins , 3, zo min als de regelmaatige Stru61:uur3 in 3, doode Plantgewasfen plaats hebben , die 35 toevallig waren bekleed geworden met een 33 Korst van Zee-Slyk, Zodanige Planten, 3, in tegendeel^ worden glad door de affpoe- 35 ling van ^t Zeewater. Ik heb zulks in 3, verfcheide Soorten van Lithophyton waar* 3, genomen/' Ik heb deeze Waarneemingen van dien fchranderen Onderzoeker der Natuur , door v/ien alle moeite is aangewend om de Plant- aar- L DEtL. XVI u StüK^ Eigenschappen VI. aaitige gvoeijing der Zee-Gewasfen te betoo- ^LX^V gen 3 hier te omftandiger bygebragt , om dat {looFD. byna het tegendeel bewyzen. Zy doea CTUK» 2-ien , dat hy de zaak door dezelven meer heeft verduifterd dan opgehelderd, Dat , nog- thans, de meeste Zee-Gewasfqn geen eigent- lyke Wortels of Bladen hebben ^ maakt hiep de grootlte zwaarigheid niet ; men heeft Aard- planten aan welken die ook ontbreeken ; doch daar fcheenen zo geen Bloemen , ten minfte Zaaden poodig te zyn tot derzelver Voorttee- ling3 en hier van zou het Melkagtig Vogt^ dat uit het End der Takkén by Druppeltjes in 't Water valt , eenig blyk opleveren^ Wy zullen , in 't vervolg , daar van nader fpreekcn* iiioemen Niettegenftaande Theophrastus^ in van'tKo» het Vierde Boek van zyne Historie der Plan- mabTi« ten, zo dik wils van de Bloemen der Planten, l^^^i die in de Grond der Zee groeijen^i fpreekt, als of dit een bekende za^ak ware , hadt nog- ' f*J Dit zegt TouKNEF ORT in het gedikte Vertoog» Het zoude dan in 't VII en VIII Hoofdftuk van dat Boek moeten zyn , doch ik vind daat niets duidelyks dien aan« gaande* TheophbASTUS fpreekt van Bladetige Ge- wasfen , naar Laurier , Olyf cn Thym gelykende , die ge« deeltelyk boven Water komen , of groeijen op Eilanden^ welke met de Ebbe droog loopen , en onder Water ftaan met den Vloed, in Oostindie: Folia his Arhrihus Laurea dicunt ^ fiorem T^ioU 6* colore cclore y frte&um magnitudine Oüva 5? hunc odoris admodum boni^ &c. Van de anderen ^ in Sin-^ DER Ze è-G e w a s s e n. 13 nogthans Toürnefort^op zyne Reizen doör yi Spanje en Portugal^ niets dien aangaande kun-AFDEEu nen waarneemen , dat hem voldeedt. Het was ^J^J^ yoQT den vermaarden Graaf Marsigli^ diCg^uK. in het voorfte der tegenwoordige Eeuw, tot voortzetting van de Kennis der Natuurlyke Hiatorie , eenigen tyd zyn verblyf hieldt op de Kusten van Provence en Languedok , be- waard, de Wereld dien aangaande te verbaan zen met nieuwe Ontdekkingen omtrent de Planten der Zee* Na dat hy bevondeti hadt, hoe de Grond aldaar bedekt is met eene Laag van haide Steenagtige Stoffen , die als een Overkorsting maaken , en op fommige plaat- fen een Jaarlykfe aangroeijing befpeuren laa- ten ; kwamen hem, aan het Koraal en andere Zee - Gewasfen , op de Schors zekere deeltjes voor, die zig in 't Water uitfpreidden en bui- ten 't zelve weder introkken ; kunnende dit, by herhaalingen , fomtyds verfcheide Dageti lang, daar in worden waargenomen. Zy na- men > eindelyk , in het roode Koraal , de ge- daante van geele Bolletjes aan, en vielen dus op den bodem van het Glas* Hy fchreef dienaangaande een Brief aan den Abt Big- NON, van den 18 December des Jaars 1706, die in het Journal des Sgavans van 't volgen- de Heröo y ad qum descêndunt jEgyptü ^ zegt hy; Coïor quoque Tloris in Thymo , tanquam nondum ferfe^e floruerlt , liquido d frehenditur^ Meer vind ik 'er van dicn aart niet* I. DEEL. XVII* STUK, E 1 G È N S C H A P P È M VJ. de Jaar werdt ingevoegd , om tot verklaaring ^^y'^ te ftrekken van een bloeijend Koraaltakje, ge- Hoofd* lyk dat gene, 't welk nog in de Koninglyke STUK. Tuin te Parys vertoond wordt» Daarna gaf hy zyne Waarneemingen aan 't licht, en ver- volgens werden de Bloemen van 't Koraal in zyn keurlyk Werk , de Natuurkundige Historie van de Zee genaamd , aan 't Oog van de ge- heele Wereld bloot gefteld (*). Deeze Bloemen hadden de langte van om- trent een agtfte Duims , en waren onder- fchraagd door een witte Kelk, uit welke agt Straalen voortkwamen van die zelfde Kleur, .zynde allen van eenerley langte , en even vefr .van elkander: zo dat zy dus zig als Sterren vertoonden. De gedagte geele Bolletjes, van een Melkagtig Sap , door To urne fort voor Zaadbolletjes aangezien of gehouden , oordeelde evenwel Marsigli daar niet toe bekwaam te zyn , om dat zy door hunne zwaar- (*y In *t jaar 17 ïö hadt de Koninglyk Franfche Akademie der Weetenfchnppen reeds een Gefchreeven Werk van den Graaf ontvangen, dat niet klein was, onder den Tytel van Es/ay de Th-jfiqut fut VHistulre de la Mer , waar van door twee haarer Leden Uittrckzels gemaakt werden , die men m de Historie der Alcademie van dat jaar plaatfte. Vervolgens Icvram in 't Italiaanfeh (Giomo de Litteraü^ Tom» VIIL) een Kort Begrip daar van uir , en in 't jaar 1725 werdt zyn gehecle Werk , genaamd Histoire Phyftque de la Mer , door Clericus uit het Ttaliaanfch in 't Franfch vertaald ^ on- der 't opzigc van B o F. R H A a V E , te Amileidam in folio uitgegeven* DER ZEE-GewASSÈN* 1$ zwaarte op den Grond zakten ; ten ware zy VL de kleine Zaadjes, mooglyk ligter, weder op-^^^^^^* •waards uitwierpen ^ die dus zig konden hech- HoofdI ten aan 't Gewelf der holle of overhangende stuk. Rotfen» Ten opzjgt van de Bloemen, nam hy byna het zelfde waar in een foort van Stekelige Zee. Heester, zonder Schors, waar van de Oppervlakte met zekere Lym , naar een Vernis gelykende, en wel overvloedigst aan den Voet bekleed is. Als deeze uit het Water gehaald wordt , vertoonen zig daar aan zekere Bolletjes van eene Lymagtige StofFe , welke , wanneer men de Plant weder- om in *t Zeewater doet, zig als Bloemen uit- fpreiden, maakende eene zeer regelmaatige figuur; doch deeze Bloemen bragten, zo min als die van 't Koraal, eenig zigtbaar 2aad voort (*). In het onderzoek der zagte Zee» Planten vondt de Graaf zyne nieuwsgierigheid wat meer voldaan. Hy heeft 'er eene waargeno- men , die geen Bladen hadt , maar zeer fchoo- , fïf) Hier door wordt eene Plaats uit het Werk van M A R s I G L I , welke de Heer B a s T E R , Phil^ Tranfa&^ Vol.. p* i6i , aangehaald heeft, opgehelderd, en het 'blykr, dat de Graaf door het Lym van de Zee -Heester met een hier en daar afgebroken $c\i.ots , 't welk in ^t Water bloeit, geenzins de Schors verftaan kan hebben. Dit Lym bekleedde die Heester tusfchen de brokken van de ScUors en deeze t'eenemaaU ï. Deel, xvn* Stuk* ! ï6 Eigenschap? E VI. fchoone Bloemen van zes witte Blaadjes ^ l^XV^' hebbende zes witte Draaden , en deeze Plant Hoofd- droeg taamelyk grooce ronde Vrugten , ie- $TUK. der beladen met zes geele Zaadjes en zeer fcherp van Smaak. Een andere hadt niets dan ledige Peulen of Scheeden. Zeker Korst- agtig Gewas , dat zig als een Schors ter dik- te van een Mesrug over de Zee -Heesters uitfpreidde, en van zelfftandigheid was als de Paddeftoelen , doch hoogrood van Kleur ; hadt de Oppervlakte bezaaid met een me- nigte van Lymerige Bolletjes , die zig op de zelfde manier tot Bloemen uitfpreid- den als op het Koraal , maar deere gaven ook geen Zaad. Hier uit blykt dan hec on- derfcheid , dat 'er tusfchen de zagte of buigzaame Zeé - Gewasfen plaats heeft , en dat 'er, gelyk onder de genen 5 welker Zaad men voor eenigen tyd niet kende , door Reaümür veele Soorten van Fucus of Zee - Ruy Zaad - draagende bevonden zyn ; zo ook anderen voorkomen , die alleenlyk zogenaamde Bloemen draagen* denkbeeld De vreemdheid van deeze Ontdekkingen pf,yTso.^PO^^^^ andere Natuurkundigen aan, öm NTiL dat de 2ee- Gewasfen te onderzoeken. De Heer te Diertjes pj^yssoNEL, naderhand Konful van Vr ank- ryk te Smyrna, was, eer dat de Graaf Ma r- (») Mem* de rjcad. Royale des Sciences , de 1711 & 1712. i)ER Zee-Gewassen. tj SI ©LI zyne Waarneemingen over de Bloemen VI, van 't Koraal bekend maakte, tot andere ge- '^LXV^' dagcen gekomen, verbeeldende zig, dat dee-HooFo^ ze Zee-Gewasfen woonplaatfen van Infekten^™^* zyn Dit denkbeeld aan zyn Broeder^ Doktor te Marfeille , mededeelende ^ begaf deeze zig ^ tot nieuwe Waarneemingen , in 't jaar 1723 ^ met de Koraalvisfchers naar Zee; By het ophaalen van 't Koraal een Glas in 't ^ W ater gedompeld hebbende , waar in hy eeni- ge Takjes 5 zonder die uit het Water te haa* len y bragt, nam hy, na verloop van eenige Uuren, waar; dat zig, hier en daar, op de roode Schors witte Stippen vertoonden» Zy kwamen overeen met de Gaatjes, waar mede de Schors doorboord was , en maakten eene ronde figuur met geele en witte Straalen , wier middelpunt zig hol voordeedt. Ily kon niefi nalaaten, dezelven te erkennen voor de Bloe- men van 't Koraal, waar van Marsigli hadt gefproken: doch, toen hy bevondt, dat deeze Bloemen niet alleen door 't Koraal uit het Water te neemen, maar ook, wanneer men die flegts aanraakte, verdweenen, oor- deelde hy 5 dat het gene de Graaf voor Bloe- men aangezien hadt, weezen tlyk Infekten wa- ren. In dit vermoeden werdt Doktor PeySso- NEL ; Volgens H A s S E JL CJ^U I S T, Zie Uitgezo^U F^rharM IX, D EEL^ bl. 2* B !• DEEU XVIL STUX» l8 ËIGENSCHAPPEN VT. NEL nadet bevestigd, wanneer hy zig, in 'c LJCV^ jaar 1725, op de Kust van Barbarie bevondt* Hoofd- Toen hadt hy het vermaak, van het Koraal- STVK. Infekt zyne Klaauv^en of Pooten te zien be- weegen, en een Glas vol Zeewater, met Ko* raai daar in,naby het Vuur plaatzende, fpreid- den deeze Diertjes hunne Armen uiti Wanneer hy het Vuur zodanig vermeerderde , dat het VVacer aan kooken raakte , hieldt hy z^ daar door in hunne uitgefpreide ftaat, buiten het Koraal ; even als dit gebeurt in het koo- ken van Land- of ^ee-Schulpdiereni De klei- ne Gaatjes , in de Oppervlakte van 't Koraal, bevondt hy de Openingen te zyn , door t^el- ken deeze Diertjes uitkomen , die Celletjes daar onder bewoonen , -welke ten deele in de Schors, ten deele in de zelfttandigheid zig be- vinden ^ Door drukking der uitpuilingen van de Schors met zyne Nagelen, kwamen 'er dö Ingewanden en het geheele Lighaam van het Dier, onder een gemengd, uit te voorfchyn^ gelykende naar het dikke Vogt, dat de Smeer- kliertjes van de Huid uitleveren. Indien het Infekt uit zyne holligheid voortkomt , zonder de Pooten uit te breiden , dan maakt het Lig- haam de Vertooning van een witte Stip. De Melk , die men onder de Schors waargenomen heeft , zegt hy , is het Bloed of Natuurlyk Vogt van deeze Diertjes ^ die dood zynde ver- rotten en Stank mededeelen aan het Water. Veel grooter Diertjes dan deeze nam de Heer i) E R Z E E-G È W A 3 § E Nc l$> Heer Pe vssonel in de Starretjes der Ma- VL dreporen waar , en hier door meent hy zyn ^L^y^' Denkbeeld nader bevestigd tezyii. Dit Dier,HooFï^ door hem een Zee Nerel genaamd , doet dat stuk* Zee-Gewas aaiïgroeijen , door zig al verder eri verder van den Steen, waar hetzelve op ge- groeid is, op te ligtert* Maar in deKoraalen en Zee-Héefters leiggen de Diertjes , die in derzelver Schorfen genesteld zyri , volgens hem, eert Sap of Vogt af, dat langs de Voor- tjes loopt 5 die wy in de Oppervlakte van der- zelver zelfftandigheid of Lighaam waarhee- men, én dus, by weinig tefFens opgehouden, wordt dit Vogt allengs vast en hard ^ veran- derende èindelyk in Steen. Hier door moe- ten de Zee-Gewasfen, evenrediglyk, in lang- te ert dikte groeijen» Dit komt niet vreemd voor, wanneer men agt geeft op de groeijing van de Schaal der Hoorens en Schulpen. En^ t,o iemand dezelvèri , niectegenftaande dit al- les, nog voor Planten houden wil, dan, zege hy, zyn het waare Zoophyta^ geformeerd door dén arbeid van Dieren, die dezelven bewoo- nen, en waar aan zy tot verblyfplaats en fteun-» zei ftrekkén. De Heer Reaumur, wien dit niéuwe Denkbeeld, door Doktor Peyssonel, in Jaar 1726 werdt medegedeeld, ftelde hetzelve aan de Akademie voor in zyn Vertoog, dat op ^t volgende Jaar aan 'c licht gegeven h Deel. xviu Stuk* Eigenschappen VL werdt C*"): doch hy begunftigde het nieC ^ ^LXV^' voor dat de waarheid van die Stelzel hem ^ in Hoofd zyne Reize naar de Zee, gebleeken was. De STUK. Heer Bernaud de Jussieü, werdc,door een Togt langs de Kust van Normandie , daar van dermaate overtuigd, dat hy zelfs in den jaare 174a een Vertoog uitgaf, 't welk be* vestigde, dat eenige Voortbrengzels der Zee , die men te vooren voor Planten hadt aangezien , door een foort van Zeediertjes gefabriceerd waren (f). Een groote Viótorie , inderdaad , door Ryk der Dieren behaald op dat der Planten; wanneer een van de grootfte Kruidkundigen zelf eenige Soldaaten uitmonftert van zyn Heir , om te dienen onder het Vaandel van zyn tegenparty : wanneer een der grootfte Dierenkenners de genen aanneemt , die hy te vooren als onnut hadt uitgefchooten» Veel pryswaardiger Voorbeeld 5 dan dat van Dok- tor Shaw , die, om geen Leden uit de Sa- menleeving der Planten te verliezen , in de bcfchryving van zynen Reis togt langs de Afri- kaan- Obfervations fur la forimtion du Corail & cle$ aiitres ïroduóèions , appellées Plantes Pierreufes^ par M* de Re- AUMÜR Mem de V Acai, de I727» (t Examen de quelques Produdions Mannes , qui ont • tti mifes au nombie des Plantes , & qui font TOuvragc d'une forte d'lnfeto de Mer, pai M. de Jussieu, Mm^ de 1742» PER ZeE-GEwASSEN. II kaanfe Kusten , welke te Londen in 't jaar ^ VL i7f,8 uitkwam, de Lighaampjes , die i^xv/ 't Koraal en de andere Zee-Gewasftn ver Hoofd- toonden , voor derzelver Wortelen uitgaf ; ^^uk. brengende uit het onderzoek , dat hy op de ï^'ladreporen hadt in 't werkgefteld. 't befluit tot de Koraalcn en Zee Heesters over. De gevolgtrekking van den Heer J ussiEü^^J^typ^^" was veel beter gegrond. Hebbende in ver^Gewasfen Icheide Voortbrengzelen der Zee, die men te^^^^lar vooren , eenitemmig , voor Planten hieldt ^Jussiexi* zeer duidelyk ontdekt , dat zy geheel uit Woonhuisjcs van Dieren beftondeh zo dagt hy^ dat men dit in veele andere Zee -Ge- was fen 5 die hy niet onderzoeken kon , ook ondervinden zoude. En , zyn vermoeden is eerlang tot nader verzekering gebragc , zo door de Waarneemingen van Peyssonex in de Wescindiën , als door die van Dona^ TI in de Middellandfche Zee, en door die van El LIS aan de Kusten van Groot Brit- tannie. " 5, Herhaalde Waarrieemingen op deeze 3, voorgewende Planten, (zegt Jüssieu,) 5j l\ebben my een ander denkbeeld daar van doen krygen, dan wy 'er van hadden; de- 5? wyl , in plaats van beveftigd te worden iji „ het Gevoelen 5 dat zy Planten waren, ik 5j reden had , om haar te houden voor een „ Samenhooping van Wooningen van Dieren". Hy nam dit niet alleen waar in de Alcyonie^ 13 3 die h DeiL; XVII. Stuju Eigens c h a p p e n yi* die men in 't Franfch MAn de Mer ^ of Zee- "^L^V^' Hand tytelt ; in Spoj^fen, enz. ; maar hy be- Hoofd, vondt zelfs, dat, in verfcheide buigzaame Ko* sary^* rallynen , het gene men altyd voor Blaasjes hadt aangezien , niets waren dan Buisjes of Blaasjes , ieder een Infekt bevattende. Een Steenagtig Gewas , dat van de Klippen mee de Dreg werdt afgerukt , zynde een foort van Milleporen , bevond t hy ook een famenhoo- ping te zyn van kleine Buisjes , uit ieder van welken 5 wanneer het in Zee - Water gedaan :werdt 5 een kleine Po /j^pe^i" voortij wam. Dus i, noem ijc (zegt hy ,) en zal vervolgens dien naam , in 't algemeen ^ geeven , aan eeije Familie vari Infekccn , van meer of minder ,5, langte , in fommigen van welken de Kop , 3> in anderen het Lighaam , omringd is of bezet mee Hoornen , die aan eenigen voor ^, Handen dienen , om de dingen aan te vat- 5, ten , welke hun tot Voedzel ftrekken zul* len , en in anderen nog bovendien voor „ Popten, om zig te verplaatzen'*. Fiantdic* Zie daar een Gevoelen ter baan gebragc , dac door^D o!^ ecl^ter niet yolftrekt nieuw was (f^^ , of , ^AT4» laa$ {*) T H R O P H A s T V s 3j van de Zee - Gewasfên Ipreeken- de, Kegt; ad fu^dam tota ohefa ingrediuntur Millepeda 6* quAdam ejuidem Generis BestioU^ quodque Polypi fpeci»* men gerit* Lihu IV» Cap* 7. Zo dat die Aiitheur xekerlyk tecds moet waargenomen hebben, dat in de Qaatjcs van de Schors van fommige Zee - Gewa^sfen iep zat^ 't w«l^ df gedaante hadt van e^n PoIypu$« DPR Z E E*G E W A S S E 23 laat ik liever zeggen, de Waarneemingen van Vr. p E y s s O N E L op het kragtigfte bevestigd, Die ^^^^^ Heer hadt de Diertjes der Zee - Gewasfen f/^'- Hoofd» ticce. Purpura of Polypi^ getyteld. Jussieustük* gaf 'er den naam aan van Polypen. De Heer ViTALiANo Don ATI werdt naderhand door zyne Waarneemingen verzekerd, dat zy in het Koraal aan haare Celletjes vastgehecht zyn 5 niet alleen , maar hielde dat geheele Zee- Gewas voor een weezentlyk Dier, waar van de Polypen flegts de Hoofden waren, Dit 3, Dier , zegt hy , heeft een Gebeente , dat 5, getakt is in de Gedaante van een Heester^ en bedekt met eea Soort van Vleefch , *t welk het Vleefch is van het Dier". In fommige Zee -Gewasfen , merkt hy aan , is dit Gebeente of Steunzel Steenagtig , in an- deren Hout- of Hoornagtig , cn , ik mag 'er by voegen. Vliezig in anderen , gelyk in de Korallynen , of wel in eene Soort daar van , welke de gedaante heeft van klein vergul4 Venus-Haar (*) , door een vermaarden En- gelfchman reeds lang te vooren opgemerkt was. De Heer Luid (zegt Jüssieü,) „ hadt waargenomen, dat men, deeze Bui- 3, zen , [te weeten de Steeltjes van dat zo- „ genaamde Kruid , die op 't hoogfte een „ half Voet lang en een Linie dik zyn,] tus- (* j Adianthi Aurei minimi fade , Planta atórma. D i L L» B 4 ï. Deel. XVU. Stük^ «4 Eigenschappen VL tusfchen de Vingeren drukkende , het roq* ^LY.v' de Vogt, dat zy bevatten , opftygen deedtj^ Hoofd» en tevens het ondoorfchynende Lighaam sTüx, daar uit gaan , dat de Opening floot. Dit ^, gaf hem reden om te vermoeden , dat men 3, deeze voorgewende Zeeplant moest be- ,^ trekken tot het Geflagt der Zoophyta" In 't jaar 1750 kwam te Venetië ^ van den gezegden Italiaan s een Brief uit aan den Lyf-Arts van den Paus, Leprotti^ wel- ke Brief te Knitz op de Grenzen van Bosnië, den 2 November des jaars 17483 gedagte- kend was. Hier in gaf Doktor Donati eea Proef 5 om te dienen tot Inleiding van een Werk , dat de Natuurlyke Historie der Adria^ tifche Zee zou behelzen* Deeze Brief werdt dan , met eenige verbeteringen van den Au- theur5 die vervolgens Hoogleeraar te Turin was, in 't Franfch vertaald zynde, in *t jaar 1758 in 's Gravenhage uitgegeven (f;. Hier in vindt men een gedeelte der Waarneemin- gen van Donati, zo over de gefteldheid van den Bodem der Zee en de Stoffen 3 waar uit dezelve in die Wateren beftaat , en waar mede hy bedekt is; als over de Zee-Gewas- fen 5 Planten en Dieren , daar in voorkomen* deo • Hep eene is zodanig met het andere ver« knógt, (*) Afem^ de l'Acad» R. des Sciences y dc VAn, 174^. (\) Ës/ai fut l'Hist, Natur^ de U Mtr AiriAÜque ^ par VIT4 DONATI, QiiartQ. DER 2EE-GewASSEN. 05 kno^t, dat ik niet wel nalaaten kan, van al- . VI. f 111- Afdeeu Jes kortelyk berigt te geeven. LXV. Door een naauwkeurig onderzoek, met be-HooFD- hulp van verfcheide Werktuigen, bevondt hy, dat de geftcldheid van den Grond weinig van^^^^"^^^ die dqr aangrenzende Landen verfchilt» Daarmmg^nog 3, zyn (zegt hy) 3 op den Bodem der -Zee, de" zee!" 5, Bergen , Rotfen , Valeijen en Spelonken , ja „ zelfs Fonteinen en Rivieren > even als op ,1 de Oppervlakte der Aarde. De Grond be- ftaat grootendeels uit Laagen, boven elkan- 33 der, die doorgaans waterpas, en dus even- 3, wydig leggen, of in de zelfde Streek, met 5, de Beddingen der Rotfen, Eilanden en van „ het Vaste Land. Hy bevat in zyn boe- 3, zem verfcheide foorten van Marmers, Stee- nen, Metaalen en andere Delfftoffen. Hier „ is het niets dan Steen ; daar vindt men 3, men Gruis , Zand en min of meer vette 3, Aarden. Dit verfchil van Grond zal, naar „ myn oordeel, welde reden zyn, die maakt 3, dat zekere Plaatfen zeer vrugtbaar en be- 3, kwaam zyn om verfcheide Soorten van 3, Planten en Dieren te voeden : anderen maar ,, ééne Soort , en dat fommigen 'er t'eene- I, maal van ontbloot zyn , of, zo menze 3, 'er vindt 3 dan zyn het Dieren die hier en 3, daar zwerven , zonder een vaste woon* 3, plaats". Men vindt , op den Bodem der Zee, niet zeldzaam. Marmers, die uit verfcheide Stuk'^ B^j ken ï. Deel. XVIU Stuk* Eigenschap p e n VI. ken van het zelfde Marmer of van verfchiU ^LX^\^^ lende Marmers beftaande , met een Sement Hoofd- van Keyfteenen en brokjes Marmer famenge- STUK. hecht zyn. Hy hadt dikwils Marmers opge- haald , die uit verfcheide Zee- Schepzelen , met Zand of Aarde verfteend ^ beftonden , gelyk de Poddingfteenen ; neemende sen zeer fchoonen glans door *t polysten aan, en gely- kende volftrekt naar de genen , die men op 't Vaste Land vindt. „ Istrie, Morlachie, Cal- 5, matie ^ Albanië, en eenige nabuurige Lan- ^, den , fchoon niet aan de Zee gelegen , „ zyn 5 zo wel als de Klippen , Eilanden en „ de Bodem der Zee , niets dan cene enkele ^, en dc zelfde Klomp van ondoorfchynend „ witagtig Marmer, het welke byna geheel yy fchynt te beftaan u}t overblyfzels van Zec^ „ Schepzelen , [die mooglyk tot Kalk ge- gebrand zyn door onderaardlch en uitbar- yy ftend Vuur*'.] Naby de Eilandjes., die men Incoronate of de Gekroonde noemt, was eene Rots geheel vol brokken van Strandfchulpen , die in eene Marmeragtige zelfftandigheid overgegaan zyn. Niet ver van daar vondt men een Bank , alwaar verfteende Beenderen van Menfchen voorkwamen , in een mengzel van wit Marmer, roode Aarde en Drupfteen^ In dergelyk een mengzel hadt hy ze op *t Vaste Land gevonden. 5, Deeze Klomp van Marmer (vervolgt „Don ATI,) waar iïc van gefproken heb, „ die DER Zee -Gewassen. 27 „ die gemeen is aan de Zee en 't Land , heeft VI. ,3 zekere Delfftoffen wanneer zy zig qver de^^^^^^ Aarde uitftrekt , en anderen als zy in ZeefjooFD- 3, daalt. Ik heb *er Kat-Oogen, MoedersTuic. 3, van Esmaraud , Chalcedoinen , Kornalyneti 3, in gevonden ; om van andere Soorten van 3, Marmers en Steenen niet te fpreeken. Ik wil echter niet ftilzwygen van de Tuf, 3, waar mede de Bodem der Zee op veele 33 plaatfen bedekt is 3 en welke aantoont , dat 33 aldaar ook Wateren zyn , met Tarter m 33 Kalk bezwangerd. Doch het aanmerkelyk- ,3 Ite 3 op den Grond van on^e Adriatifche 53 Zee 3 is een Kqrst van Schaal- en Schulp- 33 dieren en Zee-Gewasfen (Polypiers,) ge* 33 mengd met Zand cn Aarde 3 en grooten- ^ deels yertteend zynde. Door de Lighaa- ,3 men, die allengs verfteenen, ziet men dat ,3 deeze Korst onophoudelyk toeneemt , en 3, den Bodem der Zee allengs verhoogt, Haa- 3, re dikte, in 't algemeen 3 is my onbekend; ,3 doch ik heb 'er Brokken van t)pgehaald, 3, by toeval afgebroken 3 die zes en zelfs agt 3, Voeten dik waren ; waar uit blykt dat 33 de Grond der Zee 3 op die plaats, ten min- 3, fte zo veel was opgehoogd. Ik kan verze- 33 keren , dat een groote uitgeftrektheid van 3, onze Zee bedekt zy met deeze Korst, 33 die alom zeer hooge en groote Banken for- 33 meert , en dat de Quarnaro en de Golf n vaa I. D££L. ZVII« STV]£« ö8 Eigenschappen VI. van Iftrie zeer veel daar van hebben. De ^I^V^* 5, Zee Schepzelen zyn niet van elkander ge- HooFDr 99 fchciden en ordentlyk gerangeerd in deeze s^ïüKt Korst : in tegendeel leggen zy in de uicerfte verwarring; waar van men deoirzaak gcens- 3, i&ins aan eene Aardbeeving of Vuurbraaking 3, van den Grond kan toefchryven. 'c Is dui- 3, delyk blykbaar, dat zy in dee^e verwarring gebooren en geftorven en tot Verfteening 3, gekomen zyn. Men ziet 'er, by voorbeeld, 3, een hoop van Oesters , Pennen Cames , 3, Tollen , Turbinieten en Wormbuizen , die „ gehecht zyn aan Koraalen , Madreporen , 3, Korst- en Pypkoraalen , en andere Zee- 3, Gewasfen (Polypiers) van veelerley Soort, ,3 meestendeels befchadigd en aan Stukken ge» „ broken , zynde aangehecht en gegroeid op 3, andere Hoorens en Schulpen en Zee • Ge- „ wasfen.. Alle deeze Lighaamen zyn door- ga mengd met Aarde , Zand en Steengruis. ,3 Men vindtze ter diepte van een Voet , wat 3, m^cr of min , in deeze Korst, volmaakt ge- 3, petrificeerd en in Marmer veranderd: op ,3 minder diepte zyn zy beter geconferveerd ; 3, en by de Oppervlakte nog leevende, of, 3, indien zy dood zyn , nog in een goede 33 Staat, maar altoos in wanorde. Het blykt, 3, dat, naar maate de Schulp- en Schaaldieren 3, en de Zee -Gewasfen (Polypiers) op deeze „ Korst voortteelen, dezelve door hunne afge* leg- DER Zee -Ge WALSEN $19 ^, legde Schaalen en Geraamten verhoogd VI. „ wordt 5 en dat de Bodem der Zee zig in de ^lxv^* ^5 zelfde evenredigheid verheft". HoofdI Dus hebben wy dan eene Bedding, waar stuk. op veele /ee-Gewasfen groeijen , door Waar* neemmgen onderzogt gezien. Do nat i, ver- volgens eenige Zaaddraagende Zee -Planten befchreeven hebbende , gaat tot de genen over 5 die men hedendaags, zegt hy, Poly» piers noemt, en welke een gcruimen tyd, ge- lyk wy gezien hebben , voor Planten gehou- den waren 5 niettegenftaande Ferdinand Imperatus reeds, voor twee Eeuwen, de» zeiven voor Dierlyk hadt verklaard. 5, De- 35 zelve zegt , dat men eenigen derzelvea 3, ecnvoudiglyk voor Steenagtige Planten 5, hieldt, en de anderen als in Dieren veran- 3, derende aanmerkte , gelyk de Madreporea 3, die aangroeiden door verlanging van de 3, Steenige Buis en van de Vleezige zelfftan- 33 digheid". Verder, de Madrepore is een 3, dikke trop van Poren, die eenig blyk van 53 Vliezen aan de Enden hebben , waar uic 33 men gisfen kan, dat zy het Gevoelig Le- 3, ven deelagtig zyn'** Dat meer is, het roo* de Pypkoraal befchreeven hebbende , zegt hy : ,, men gelooft dat het een Moer is , 3, waar in Zee ^ Dieren zig formceren gelyk - „ de Bycn in de Honigraaten" : voegende een weinig laager, daar by- Het Pypko- ,3 raai L DSEl.» XriX* STUK» 3^ É ï G E N S C H A P P É tr^ VI. ^, i-aal is niets dan een bewaarplaats vaü Die- Afdeel. LXV* * HoüFD- Door dit voorbeeld siangemöedigd, breng€ STUK. Doktor Don ATI zyne Waarneemingen op ^.Afbeei. eenige Zec-Gewasfen ter baan^ Het Roode Dierrjes in Koraal , teo opzigc vaii de zelfftandigheid Zte^Gc- manier van groeijing , als ook de Cellet- wasfcn^ jes, die in deszelfs Oppervlakte zyn, en het- zelve oneffen maaken, naauwkeurig befchree- ven en afgebeeld hebbende ^ vertoont hy ook de Polypen 5 die daar iiï huisvesten ^ en zig ieder als eene Ster van agt Straalen vertöonen; Deeze Ster is wit van Kleur, en trekt öp 'de minfte aanraaking , zelfs onder Water ^ haare Straalen in : het Dopje , daar zy aangehecht zyn , iluit zig toe , en dus vertoont zig de Polypus , gelyk in het Koraal , dat men zo even uit Zee gehaald heeft , als een Druppelt* je Melk. Voorts meent hy ook de Eytjes van deeze Diertjes te hebben waargenomen. Dan gaat hy tot de Madreporen over, en befchryft eene Soort daar van , welker Polypus zeer verfdiillende is van die der Koraalen, hebben» de haaren Kop verfierd met veele Haairige Straalen , waar van hy ^ door eene geduurige v^iggeling , die in die Voorwerp plaats hadt ^ het getal niet bepaalen kon. Deeze wiggeling gefchiedde van de eene naar de andere Zyde , me;t eene onverbeeldclyke fnelheid. Hy meen- de echter gezien te hebben , dat dit Dief agt DER Z E E-G E W A S S E N. 3t agt Straalen had. Het was uitermaate teder , VL grootendeels doorfchynende en zeer fchoon ^^^x v^' wegens de verfcheidenheid van zyne Kleuren. HooföI Eenvoudig was de geftalte, doch verwonder-^ stuk. lyk deeigenfchap van de Diertjes, welken hy in een Soort van Milleporen waarnam , die met hun Kop de Dekzeltjes opligtten van hun- iie Holletjes : doch de genen , die boven aan de Takken waren, bewoonende Kraakbecnige en Vliezige Celletjes , hadden zodanige Dek- zeltjes niet. De onvolmaaktheid , zegt i9 hy , van deeze Celletjes , en de weinige 3, vastheid der StofFe, van welke zy gemaakt ^5 zyn , heeft my duidelyk doen blyken , dat „ deeze Celletjes de fabriek der Pölypen wa- ren^ even als de Hoorens en Schulpen ,3 worden voortgebragt door de Dieren, die 5, in dezelven huisvesten". Deeze Steenagtige Zee-Gewasfen noemt DoNATi, als gezegd is, Polypiers ^ dat is Polypus 'Nesten^ doch de Alcyoniën en Spon» fen betrekt hy tot de Plantdieren , of JDf^f planten^ waar in hy onderfcheid maakt. Na- derhand, echter, heeft hy het Roode Koraal ook aangemerkt als een Zoophyton of Plant- dier ; ontdekt hebbende , dat de Polypen vast- gehecht waren aan haare Celletjes. Het Dier , dat hy in een Alcyonie waarnam , verfchilde grootelyks , in Geftalte , van de genen, die wy Polypen noemen, en fchynt daar aan niet eigen te zyn. Dat de Sponfen door zekere Worm- la DfiiL. XVII, STUK» 3* Eigenschappen . Vl. Wormagtige Dieren , die in dezelven huis«^ ^LX^V^' vesten , gefabriceerd worden , heeft Doktor Hoofd- Peyssonel naderhand gemeld , en het is STUK* door den fchranderen Heer Ellis beoor- deeld, die aanmerkt, dat deeze Dieren veeleer daar in haare verfchuiling zoeken en een foort van Zee- Duizendbeenen zyn (*) : even als Don ATI met veel reden zegt, dat de gedag- te Dieren niet de bouwers maar de bewooners zyn van die Zee - Gewasfen , wier geheele zelfftandigheid een Dierlyk Leven heeft, met het Pkntaartige vermengd, gelyk de Sponfen en Alcyoniën. Doktor Peyssonel, waar van ik voor- heen gefproken heb, na zyne Waarneemingeri op de Kust van Barbarie, werwaards hy door den Koning van Vrankryk, tot nieuwe Ont- dekkingen in de Natuurlyke Historie , afgezon- den was, vervolgens tot 's Konings Kruidkun- dig Arts op't Eiland Guadaloupe, in deWest- indiën ^ aangefteld zynde , hadt , in zyn ver- blyf aldaar, zig toegelegd, om zyne Waarnec- mingen omtrent de Steenagcige Zee- Gewasfen ' te voltooijen en in orde te brengen. Dit ge- fchied zynde, ontving de Koninglyke Sociëteit van Londen, in 't jaar 1752^ van hem een gefchreeven Werk van meer dan vierhonderd Blad- (*) zie Vitgezogtt Verhandel. IV* 0EEL, Uladz» é:r; en PhiU Tranfaa. VOL* LY. p. ^ZQ* DER ZeE-GEwASSËN. 33 Bladzyden , onder den Tytel van Verhande- VI. ling over het Koraal, bevattende de nieuwe Ont-'' ^^y^'^ dekkingen^ die 'er gemaakt zyn omtrent het Zö-Hoofd- raaly de Ppren ^ Madrepören ^ Efchara's ^ Li- stuk*; thophyions , Sponfen en andere Voortbrengzelen der Zee , om tot de Natuurlyke Historie der Zee te dienen (*). Dat hy dit Werk niet aan de Akademie der Weetenfchapptn van Pa- rysj waarvan hy Korrespondent was^ zondt^ zal waarfchynlyk oncftaan zyn uit het min guns- tig oordeel , in Vrankryk geveld over zyne Stellingen , en tevens daar uit ^ dat anderen hun voordeel gedaan hadden met zyne Ont- dekkingen. Dit laatfte geeft hy zelf voor re- den ; het andere kon hy ook in Engeland niet ontgaan: want naauvvlyks was een üittrekzel van dat Werk aan de Koninglyke Sociëteit voorgelezen , of Doktor P a r s o n s kwam daar tegenop^ meteen Brief aan den Heer Birch^i Sekretaris van dat Genootfchap }. Dceze Doktor beftrydt wel het Gevoelen Aanmer* niet^ dat *er Polypen op de Zee-Gewasfen!^^"^?."''^^^ gevonden worden ; noch ook niet, dat vee-soNs» len derzelven Nesten zyn van zodanigen Diert- jes; maar hem ftaat het Denkbeeld tegen, dac die Lighaamen , waar menze op vindt, ge« fabriceerd zouden zyn door deeze Diertjes, zd wel (*) zie PhUof. TrdntaB. VOL. XLVIT. 445, en vet^ taald, Uttgekeze Philofophifcke V'er handelingen^ llU D.N»?*' (t) Philof, Tranf^M, VoL* XLVII. 50S 3 Uc^ c t DEEL, XVII, STÜK» I 34 Eigenschappen VI. wel als het Befluit , dat dan ook de Zee 'Ge- ^LXV^* wasfen , van dergelyke natuur , altemaal het Hoofd- Werk zouden zyn van Polypen^ Wat het eer- stüK* fle aangaat, erkent hy wel, dat *er verfcheide Zee . Schepzelen zyn, die hunne Wooningen fórmeeren , gelyk de Schulpdiercn in 't alge- meen , en de Dieren der Wormhuisjes in *t byzonder ; doch dan hebben zy , zo hy aan- merkt, in kragt en grootte eenige evenredig- heid tot de harde Bekicedzelen , waar in zy huisvesten ; 'c welk hy geenszins vindt in zulke onnoozele , weeke , Slymerige Diertjes , als de Polypenzyn. Voeg hier by, datdezelven^ volgens de Ontdekkingen van TaEMBLEyen R O E s E L op de Zoet - Water Polypen , geheel niet gefchikt fchynen te zyn , om in zekere JHokjes of Celletjes te woonen , maar enkel op Nesten tot aanhechting , met volle vry- heid , niet alleen om zig te verplaatzen , maar ook haare Jongen, zydelings, als Spruiten uit. te geeven : waar in de Celletjes haar tot een belctzel fchynen te moeten flrekken. Ook vindt men , dat de meeste Scbulpdieren nooit hunne Wooningen verlaaten , of zy fterven. Dan toont hy aan . dat dé Struö:uur der Zee- Gewasfen het denkbeeld van eene Plantaartige groeijing bekragtigt: dat de Steenhardheid geen bewysreden daar tegen is. Verder fpreekt hy aldus. Ifi het ook niet wat byzonders, dat, in- 3, dien dc Koraalen het Werk van deeze In- j> fek- DER 2 E E-G E W A S S E N. 3jf ^, fekten zyn , *er geen holligheid agter hüri VI. ^, zou overbly ven , wanneer zy hetzelve in ^^XV^* ^, Takken verheffen ; maar dat zy hetzelve HooFri- van binnen digt zouden laaten? En, zou «tuk. bet niet zeer vreemd zyn i dat zulke Cellü* ^, leuze doorgangen ^ als wy daar in groote iy verfcheidenheden waarneemen , door deeze 5, Schepzeltjes van den Grondfteun af zouden ,3 gemaakt wórden , om , terwyl zy het Ge- ,5 bouw öphaalen, agter zig te laaten , zonder j, eenigen verderen dienst : gelyk wy difc ziea in Herfenfteenca, enzè? Dit het Geval ^yn- de, en men onderftellén kon dat dcczé 5, kleine Schepzeltjes dezelven fabriceerden^ 5, dan zou het éene afwyking zyn van de alge* 0 meefiè eenvormigheid en het oogwit , dat overal anders in agt genomen woi*dto Want ^, het is zeker, dat de Celletjes^ die de Dieren ^, maaken , Ibekken om iets, 't zy hunne Ëi- jeren. Jongen, of wat het wezen mag, ia 53 te plaatzen : geen van welken van die Infek- „ ten gezegd kan worden , daar wy van fpree^ ken'\ Dan het Werk def Vliegen , Byên en Wcs- peri , iri het maaken van haafe Hokjes , met dat der Polypen vergelykeiide , vindt hy ge- dagte Vliegende Infekten bekwaam tot het aanbrengen der Stoffen en tot het fabriceereii van de Celletjes ; doch de Polypen, zo teder én als enkel Slym , geheel nieC gefchikt oni G a I: DEEU XVII. StÜK, 3^ Eigenschappen yj^ Huisjes van Steen te bouwen. Hy fchynt niet Afdeel, gelet te hebben op hcc verfchillend Element, LX\r. ^^^Y zy met BouwftofFen van dien aart om* Hoofd. . , ^ ,p . STUK. ™gd zyn , die van zelf zig aanzetten tot eene Buisagtige figuur , gelyk in de Worm- buisjes blykt. Ook heeft hy, zo/t fchynt, niet gedagt op de kragt der Slyraerige Zee- Houtwormen ; der Wormen die Steenen uit* knaagen , ja die zelfs Gaten booren in de zelfftandighcid van 't Roode Koraal Veele anderen der bedenkingen van den Heer Par- 30.VS vervallen van zelf, on, wanneer hy op 't laatst zegt 5 dat hy alles 5 wat de Gedaante en het Kenmerk van Plantgewasfen heeft , voor zodanig wil houden; zo moet ik aan- merken : dat niemand zyn Ed. dit betwisten zal^ maar vraagen, of hy dan in de Steenag- tige Zee - Gewasfen , gelyk de Madreporen en Milleporen , de Gedaante en Kenmerken vari Planten vindt? Hebben zy Wortels, Bladen, Bloemen of Zaad? Hy zal ze, mooglyk, met de Zwammen en Paddeftoelen vcrgelyken ; doch die hebben altoos een Grond, waar uit zy Voedzel trekken. Waar ziet men Plant- gewasfen van Steen ? In het Koraal , de Zee- Heesters cn Korallynen, wordt geen enkele bouwing door Dieren, maar een Plantaartige groeijing met een Dierlyk Leven onderfleld , door de genen die dezelven van het Ryk der Planten uitmonfteren onder den naam van Plantdieren. De DER Zee-Gewassen. 37 De grootfte hervorming der Natuurlyke VL Historie , in dit opzigt, moet aan den Engel- '^j^^^-^* fchen Heer Ellis worden toegefchrceven. moofd- Deeze leid zig kort daarna toe op het on-sTUK. derzoek der Zee-Gewasfcn. In 't jaar 1753 flelde hy aan de Koninglyke Sociëteit een tuur der Soort van Korallyn voor, die van binnen g^'^^^fjH^^ heel gevuld was met zekere Schaalagtige Lig- ^^^er e l- LIS IjQ- haampjes, naar Slakhoorentjes gelykende, wel* vestigd, ker aangroeijing hy waargenomen hadt , ca geloofde toen 3 dat veele Conchyliën uit groo- ter en kleiner Zee-Gewasfen haaren oorfprong hadden Vervolgens toonde hy , in jiar 1754, hoe het zogenaamde Haring -Graat Korallyn (-[) , dat geduurende den Winter zeer gemeen is op de Oesters aan de Kusc van Groot Britannie^ geheel uit Buisjes fa- mcngcfteld is , inzonderheid de Vezelen van deszelfs Wortel ^ en befluit daar uit de Pyp- agtige Struftuur, niet alleen van eenigen der Koraalen en Korallynen , maar ook van de Zeeheesters (Keratophyta) : „ met dit ver- ,5 fchil alleen, dat de Pypjes van het Haring- Graat Korallyn van een Spongieuze Veer- 3> krag» (*J P^tL Tran/aB. VoL» XLVIIU Part» I» p* 115* Dit Vertoog is vertaald , met de Afbeeldingen , in de Uitj^ezo^t^ Verhandelingen^ D» bU 18, geplaatst* ( I ) Fruticulus Marinus , Cauliculis crasfiusculis terctibus riijidis, Pennatis* RAJ* AngL III» p, 3^4 N» IS^ Sertulari^ Halecina. L r N N* Gen, 347t Sp» 8. C3 I. Deel, XVU. Stük* 38 E I G E N S C 11 A P P E M VL 3> kragtige natuur zyn , en altoos open bly- Afdbel» 5, ven; terwyl , in tegendeel, de anderen. Hoofd- ^> zagteren en Lymagtigen aarp STuic^ 99 7,yn, door den tyd, en door de hitte van Klimaat , famengedrukt worden , verharden- de dus fommigen tot Steen 5 anderen tot „ Hoorn of Hout** In een Brief van den 12 ]^^y 1754* den Heer Colinson Ct)? verhaalt de Heer Ellis, hoe hy te werk gegaan was , qm zig nader van de zelfftandigheid der Korallynen te verzekeren , niet alleen , maar ook zodanige lieden van dc Sociëteit en anderen , die zya Gevoelen nog niet toeftemmen konden, daar van te overtuigen. Ten dien einde nam hy met zig den Heer Ehret, een Kruidkundig en zeer bekwaam Tekenaar, die de Voorwer- pen in afbeelding zou brengen. Aan de Kust gekomen , huurde hy een Visfcher om Oest ters te haaien van een Grond , die twee of drie Mylen in Zee lag 3, en , deeze bekomende ^ vonden zy dezelven rykelyk met verfcheide Soorten van Korallyn begroeid , welke hy in leewater levendig hieldt. Hier dqor ontdekte hy , dat fommigen van die Zee • Boompjes ^ welke men Korallynen noemt, geenszins Plant- gewasfen, noch ook enkele Nesten van zekere Zeediertjes waren; ma^r dat zy, elk op zig zelf, (^J PMl. Tranfan VoL. XLY^L Tart, z, p, 507* (t) PhiU Trunfacl. Utfupra, p. DEK Zee- Gewassen, 39 zelf, een geheel Plantdier uitmaakten, loo* VL pende de Dierlyke zelf ftandigheid , vereenigd , ^lx^^^" düor den Stam en de Takken heen. Dus Hoofd- wierdt dan het denkbeeld van Don at i en stuk. anderen , door hem , met nieuwe VVaarnee- mingen bevestigd* Zie hier daar van een voorbeeld. 55 Het aartige Zee -Boompje met gekartelde voor- „Takjes, [door hem Granaatappel hheijend Korallyn getyteld ,] heeft in de eerfte op- flag , zelfs vergroot zynde, grootelyks de Vertooning van een Plant. Dit gaf ons een verder verfterkend bewys , dat deeze ongewoone Soorten van Wezens Dieren 5, zyn. Want wy namen waar, dat de klei- yy ner Polypen , die zig zelf aan de opening 5, van ieder tegenovergefteld Tandje of uit- puilend Buisje- uitfpreiden , aan den Grond ^, of in het laagfte gedeelte vereenigd zyn met de Vleezige zelfflandigheid van het 35 voornaame f Jghaam, 't welk door hec mid- den van ieder Tak of Stam pasfeert, en dat „ zy zo veele verfchillende Lighaamen tot ,5 één famengevoegd zyn , v/erkende als zo ,5 veele Stellen van Handen , die in de ge- y, daante van een Cirkel geplaatst zyn , en yy het Aas ieder- voor een Mond in middel- „ punt verzamelen, om Voedzel toe te voeren yy aan zo veele Maagen , welke in het Buikige yy gedeelte of op den bodem van ieder Tand- yy jc zyn aangehecht. Deeze groote vervul- G 4 ling 40 Eigenschappen ling vian Voedzel van alle kanten verfchaft '^LXV^* die fterke toenceming en verfcheidenheicl HooFo- 55 van Takmaakingen aan deeze wonderlyke STUK. ^^j^^^^ ^^^j^ veel-Lighaamige Dieren ,5 Behalve deeze kleine Polypen , die de „ Takken famen (tellen ^ geeven deeze Koral- „ lynen, uit verfcheide deelcn , veele Blaas- 3, jes uic van verfchillende gedaante , in zc- ,5 kere Saizoenen van het; Jaar , naar derzelver 5, verfchillende Soorten, Deeze Blaasjes zyn 35 uitzwellingen van de buitenfte Huid of van 3, het Hoornig bekleedzel van deeze getakte Polypen, en van het inwendige of Vleezige ,3 gedeelte komt een grooter Polypus voort, 35 hoedanig een ieder van deeze Blaasjes in- 3, neemt. Een Korallyn met deeze Blaasjes ,3 vertoont zig als een Plantgewas met Bloe- men beladen , die, na dat zy tot haare vol- 3, maaktheid gekomen zyn 3 afvallen met haa- 3, re Blaasjes of Doosjes , wordende nieuwe 3, afgezonderde Dieren , die voor zig zelf 33 zorgen moetisn , even als de afvallende Zaa- ^ 33 den andere Planten voortbrengen. 33 Dit Korallyn onderzoekende , bevonden 33 wy dat de Dieren in de Blaasjes dood wa* 33 ren, doch, onmiddelyk daarna, hadden wy 53 gelegenheid om dc Polypen der Blaasjes le«. (*) Dit denkbeeld is niet vreemd; 15 aker en Trk^i- B L E V" heb!)ea mpei.ocg het zelfde v/aargenoriien ir\ verfchei- de Soorten van Tros - Polypei^ der Zoete Wateren^ DER Zee-Gewassen. 41 „ levendig te befchouwen , in een ander VL Korallyn"^ dat van hem Zee- Eik Korallyn ^jJ^Xv!*' geheten wordt , om dat het langs de Opper- Hoofd* vlakte kruipt van het Zee-Ruy, gemeenlyksTUK* Quercus Marina genaamd, Van 't een en an- dere geeft de Heer Ellis zeer fraaije Af- beeldingen. Ik heb verder (zegt hy , ) gelegenheid 3, gehad om cenigen te onderzoeken van dat 33 flag van Korallynen ^ die ik Celdraagendc noem , dewyl zy ryën van Celletjes heb^ 53 ben . die geïchikt zyn in Plantaartige 1 afc- niaakingen, De kleine zwarte Vlakjes in ,3 ieder Celletje , die ik te vooren gegist had 3, het Vrugtbeginzel (Embryo) te zyn van 33 een toekomend Schulpdier, bevond ik nu, 33 famcngetrokken Lighaamen te zyn van 33 doode Polypcn : want wy zagen 'er eenigea 3, levendig, zig buicen de Celletjes uitftrekken- ,3 de, en, die wederom befchouwende , zo 3, bevonden wy , dat zy in ieder Celletje de ^3 Vertooning maakten van een zwart Vlakje, 3, Dus hebben wy reden om te onderftellen , 3, dat dit flag van Polypen , 't welk deeze < 3, Celletjes vormt , in Schulpdiertjes veran- 3, dert. Hier van zal, zo ik niet twyfel, ,5 de tyd en meerder Waarneemingen de Lief- 33 hebbers overtuigen". Uit een menigte van zodanige Waarneemin-r zynv/erk gen, op allerley Soorten van Zee- Cewasfen,2ee^ ce* die gan de Kusten van Groot Brittannie en^-^^fen/ C 5 Ier. 1. Deel, XVilt STUKt 41 Eigenschappen /VI. Ierland te vinden waren , is het uitmuntend LX^V.^ ^^^'k van deezen Heer , over de Korallynen Hoorn^ en andere Voortbrengzelen der Zee ^ dat in 't s^Tü!^* jaar 1755 te Londen uitkwam C*)? gefproo- ten. De Inleiding van hetzelve doet ons zien, by welke gelegenheid zyn Ed. tot deeze Ontdekkingen was gekomen. Niet vooringe- nomen zynde door eenige Denkbeelden uit hec leezen der voorgedagte Autheuren , maar door eene zeer eenvoudige Lief hebber y, om Schilderytjes te maaken van Zee -Boompjes, die hy in de Herfst van \ jaar 1751 van de Kusten van Wales en uit Ierland kreeg, kwam hy tot hec maaken van eene Verzame- ling derzelven, en, om ze behoorlyk uit el^ kander te fchiften , een Vergrootglas gebrui- ken moetende, leid zulks den Grond tot dien reeks van Waarneemingen, waar door hy de Wereld meer verlicht heeft in dit ftuk, dan alle de voorgaande Autheuren met elkander. Zie hier de Manier , welke hy daaromtrent gebruikt heeft , en als bekwaam voorftelt , om iedereen , ja zelfs de allerlterkfte twyfe- laars, (*) Au Esf4y tovjards a Natural History of the Corallines , emd, other Marine produ&wns , &c« door JOHIJ Ellis F* R» S* hond* 1755» Quarto. In 't Franfch vertaald en met eene Flaat niet alleen , maar ook met een geheel Hoofd» fluk , van de nieuwe Ontdekkingen op dc Celdiaagende Ko* lallynen en derzelver Voortteeling , in Juny 1755 gedaan, veümeevderd : onder den tytel van , Esfay fur l'Hhtoire Na* iurdk des Corallines^ Öcc* a la H^ye^ I75ö, Qiiarto, DRR Zee-Gewassen. 43 laars , van de waarheid der z^ak tc overtui- VI. S • LXV, 93 grootfte verfcheidenheid van Koral- Hoofd» 5, lynen (zegt zyn Ëd.) is te vinden op het -Tuic* 9, gene men gemeenlyk Klip- Oesters noemc^^^'^anier ty of in die Oesterbedden , welken eenigen )ierrjes m 35 tyd niet gebrMikt of geheel verlaten zyn.^.^lalTe'' „ Op zodanigen heb ik ze , als 't ware, by^eemea. kleine Bofchjes zien groei jen. Laat de 5, Vlsfchers, zo dra zy deeze Oesters hebben opgenomen , dezclven doen in Emmers mee y, Zeewater ; want de Diertjes zyn van eene 3, zo tedere natuur, dat zy door de Lugt zeer fchielyk opkrimpen, Tan zo fpoedig, als 3, 't bekwaamlyk gefchieden kan , naar den Oever gebragt zynde, rukt men de Koral- lynen met een Tangetje van de Oester- ,5 fchulpen af, vattende dezelven zo digt als yy mooglyk is by de Schaal, Doet ze dan yj zagtjes op witte Aarden Borden vol helder „ Zeewater , en in omtrent een Uur , of mooglyk minder tyds , zullen zy van die 3, ruuwe behandeling beginnen te bekomen . en yy veelen van de Diertjes zullen beginnen zig uit 3j te ftrekken, Men kan dit met een Vergroot- 33 glas van omtrent twee Duimen Brandpunt waarneemen. Die gy uitgeftrekt en leven- 5, dig ziet, kunnen fchielyk met het Tangetje uitgenomen , cn aanftonds gedompeld wor- „ den in eeqige foort van Geest, welke gy in een open Glaasje ten dieq einde by U V in !• DeejL* XVII. stuk. 44 E ICEN SCHAPPEN VI. ^, in gereedheid hebben moet. Dit zal de ^i!xv«* 5, Diertjes zodanig vast zetten , dac , wan- ik)OFn- ^) neer zy in wydnfiondige fterke Bottels , mee ^TUK. dergelyke Geest gevuld , gedaan worden , 3, die wel gekurkt zyn , men veele Verfchei^ ,5 denheden daar van te gelyk op een grooten afftand verzenden kan ^ zonder de Geftalte der Diertjes te benadeeJen; gelyk ik onder? 5, vonden heb. 5, Of men kan deeze Manier volgen { dac 3, men, naamelyk, de Oesters, met de Ko- ,j rallynen daar op, in wyde Aarden of Hou- „ ten Vaten doe, gietende zo veel Zeewater „ daar op, als noodig is om ze te bedekken^ „ Laat ze dan een Uur ftil leggen , cn giet „ dan kookend heet Vv^ater zagtjes langs de 5, kant van het Vat (*), tot ongevaar de zelf- de veelheid, als 'er koud Water in de Vaten was. Pluk dan aanftonds de Korallyncn van 3, de Schulpen , en doetze in Bottels met „ Geest, gelyk te vooren is gezegd. Die ze 5, ontvangt , moet , om dezclven te onder- zoe- C"^) In 't EngeHch ^jy tèe Side êf thë VesfeU Ik vind dit een v/einig duister of eigentlyk niet zeer bepaald, cn zo kiaar niet, als of *er ftond, h-j the Side in the Vesfel (langs; de zyde In het Vat). De Franfche Vertaaling heeft far les hgrds du Vafe (op d? randen van het Vat) : dat geen plaats kan hebben cn ook geenszins overeenkomt met de Engelfche Tekst. Buiten twyfel zal men \ heetc Water 'er in moeten gieten , om dat 'er van de vecllieid gemeld wordt , en om dat in \ Vervolg üiykt , dat dcezc Dierijes de Warmte bemii^* dbr Zee-Gewassèn. 45 ,5 zoeken 5 lange ^ naauwe, Flefchjes van wit Vj. ^, Glas hebben , met een wyden Mond , om ,^ de verfchillende Soorten daar in te doen.HoofDl „ Deeze Glaasjes moeten gevuld zyn met desTuic, helderde Spiritus, doeh niet üerker dan dat 35 zy proef houdt. Haar wydte moet gefchikc zyn naar 'c Brandpunt van 'c Vergrootglas , 55 waar mede gy dezelven onderzoeken wilt* De Proefneemingen gelukken best in warm 3, Weder : men vindt de Diertjes gemeenlyk 35 famengetrokken en byna levenloos, geduu- 3, rende het Winter - Saizocn". Deeze Waarneemingen van den fchranderen Tegen- Heer El lis, bragten de Wereld in verwon- van doÏ^ dering, doeh vonden geen geloof by alle Na-^^^^^* tuurkundigen. Het veni vide van den Hoog- leeraar RuYSCH was hier niet genoegzaam: men vondt 'er die hunne Oogen mistrouwden, en anderen die beter meenden te kunnen zien, of die de Gevolgtrekkingen niet erkenden. Een der voornaamsten onder deeze laatften was de meermaals van my met Lof gemelde Heer J. Bas TER i Doktor in de Geneeskunde te Zi- rikzee , Lid van de Eoninglyke Sociëteit der Weetenfchappen van Londen , en van de Hol- landfche Maatfchappy te Haarlem. Door dee- zen werdt een Vertoog aan gedagte Sociëteit ingeleverd 5 dat men, den 19 Mey des jaars 1757, in de Vergadering voorlas. Na de In- leiding wordt hier in eerst van de Zee -Gewas- fen in 't algemeen gefproken, en beweerd, dac de- ï. DEEU XVII. STUK» 46 EiGÉNscr^AppÈisr Vl. dezelven wel Planten künnen zyn, fchoon Éy ^LXV^* geen Wortels hebben ; alzo zulks plaats heefc Hoofd- in verfcheide Soorten van Paddeftoelen en STUK* Zwanimen 5 die op Boomen groeijen , enz. De Polypen der Korallynen ontkent de Heer Ba STER niet : in tegendeel wyst zyn Ed. de manier aan , om dezelven waar te neemen ^ hoewel hy in fommige Zee « Planten , inzon* derheid jong zynde of zittende aan Zeetonnen en Schepen , nooit of zeldzaam Polypen ge- vonden hadt : maar, als die Gewasfen ouder geworden waren , of ftil zaten op Schulpen , Steenen , enz. op den Grond der Zee , dan waren zy vol Polypen. Hier uit befluit zyn Rdi , dat dc Korallynen niet door zodanige ï)iertjef gefabriceerd zyn , brengende verder eenige redenen ter baan , die zulks naar zyn oordeel bevestigden. Dat de Korallynen door Polypen gefabriceerd gouden wezen , luidt inderdaad wat vreemd , en wy hebben hier voor gezien , met welk een kragt de Heer P ar son s zulks tegenfpreekt; Onclertusfchen fchyöt dit Denkbeeld eerder als èen Gevolgtrekking, dan als een volftrekt Ge- zegde te last gelegd te zyn aan de Voorftander^ van het nieuwe Gevoelen. De Steenagtige Zee-Gewasfen künnen in zeker opzigt aange * merkt worden , als gebouwd door de Dieren , die in dezelveh huisvesten, doch in de overi* gen merkte men flegts een Dierlyk Leven aan. De Heer Jüssieu was vau dat Ge- voe- DER Z E E • G E W A S S Ë N. 47 voelen zegt onze Vrind (*) ; en men vindt VL het, 't is waar 5 in de Tytel van zyn Ver- ^j^^^^^^ toog ; doch hy zegt op 'i end , dat die vier Hoofd« Voortbrengzelen der Zee , waar hy van gefpro* *tük» ken hadt , en welken men voorheen hadt aan- gezien ais Planten , ontwyfelbaar Celletjes waren van Infekten en kleine Diertjes (f)* Aangaande de Buisagtige Korallyn fchynt hy met Luid in te ftemmen , die dezelve ver- klaarde te behooren tot het Geflagt der Plant- dieren. Daar is nogthans in zyn Vertoog een Plaats , welke men dus heeft kunnen opnee- men ; hoewel zy geheel iets anders zegt (4.). Hy heeft zig ook, in een Brief van den jaare 1744 aan den Heer Linnjeüs, wat klaarder uitgedrukt (§). Maar , het was genoeg , dat men de Koral- lynen niet voor Planten Meldt , of niet erken- de^ (*) Idem obfervat CéU JussiJEua Heet Corallinas a Tolypis tarnen fabrifatas autiimat* PML Tran/a6i. Vol* (t) Voila donc dcja quatre Produaions de Mer différcntes ^ que Ton a prifcs jufqu'ici pour Plantcs , & qu'on ne peut pas douter,qui nc foicnt des Ccllules d'Infeéles Sc de peiits Animaux. (I) Ou J'appetcus fiir une autre pretendiie Plante, decrke par B O cco NE & par LwHYD, un Polype a chacun des Tuyaux de 1'union desqucis est forme cc Corps, qui a pasfc jusqu'ici pour une Plante. Mem^ de 1742 , pag, 39^* Oftavo* Zeker moet ^nen , in 't leezen , aldaaar agter Tüyaux een Comma plaatzen ^ unders zou het onvcrtonbaar zyn* ($) ^mcm* Academ. Vol, I, p* 8i. I* DEBL. XVIL STUK* 48 Eigenschappen VI. de, dat zy van eene Dierlyke Natuur waren | ^LXV^* gelyk de Heer Ellis, in zyne Aaniiierkingeni Hoofd* op Doktor Bast er s Vertoog (*3 » denzel- STUK. ven te laste legt. El lis wilde ze aange- merkt hebben, op gelykc manier, als de Hoo- rens en Schulpen van eene Dierlyke natuur zyn ; houdende alle die Takkige , holle , ge* tande Lighaamen> genaamd Korallyrien, wel- ke men aan onze Stranden opgeworpen vindt ^ voor Geraamten of Huiden van zekere Zee- Polypen, en niet voor derzelver Nesten of Wooningen ; gelyk de Heer Ba ster dezel- ven by die Hoorens , welken de Kreeftflak^ Kluizenaar genaamd , tot haare huisvesting uitkiest, vergeleek. De Conchyliën^ die aan- groeijen om het Lyf der Schulpdieren , en waar mede zy bekleed ter wereld komen, kunnen zo min eigentlyk gefabriceerd zyil door deeze Dieren, wier Huidzy uitmaaken, als men den Dop van een Ey zal zeggen door het Kuiken , dat 'er in zit, of door het Ey^ gemaakt te zyn. Annmer- Verfcheide Zee-Gewasfen, welken de Heer tingen vang^g^g^ voor CoralUfKB opgegcvcu en afgC"^ "^'mRakt ^^^^^ ^^^^ ' merkt de Heer E l L i s aan , wa^ gemRa t. ^^^^^ ConfevvcB of Zec-Mosfen. Dit on- derfcheid zal aan niemand van veel belang voorkomen , die niet weet , dat het hier te docEf (*) PMh Ti-an/ha^ Vol* 1, 28© , &c. öER 2ee-Gewassen. 49 öoen is om een gewigtig punt van de Na- VI; tuurlyke Historie. De Zee -Mosfen zyn ^^''^[^^^^ Jcel Planten, volgens den Heer El lis; ge-HooFo.» ]yk uit het befchouwen van derzelver Struc-sTUK* tuur 5 door een goed Water - Mikroskoop ^ als zy in Zee -Water gedaan zyn^ en door den Reuk, zegt hy, dien zy by 'c verbranden gecvens blykbaar is: daar^ in tegendeel, de Koraalmosfen , als men ze verbrandt , door den Stank duidelyk eënë Dierlyke natuur doen blyken. Ook merkt hy aan , dat de genen die de Heer B aster voor bloote Polypen , zig hier en daar aanhechtende, hadt gehouden , weezentlyk kleine Koral- lynen en Korstgewasjes waren , beftaande uit^haar eigen Huidjes en Celletjes ; hoedani- gen hy reeds verfcheidene in Plaat vertoond hadt. Zulks zoude , meende hy , by nader befchouwing aan hem blyken , indien by flegts Koraalmosfen uit diep Water nam, aan Schul- pen of Zee-Ruy zittende, en dezelven op de van hem gemelde manieren onderzogt. Niet lang daarna gaf de Heer Ba ster Nato het Eerftc Stukje van zyn zeer geagte Werki^*^^"^^^^^^ dat den Tytel dY2id.gt vm Natmirkindige ï7/?«d»bas^ fpanningeii y aan 't licht. Hier in ftemt zyn^^^* Ed. den Heer El lis toe, dat 'er een aan- merkelyk onderfcheid is tusfchen de Confervcê en Sermlari(2\ alzo de eerften, zonder eenig Stammetje, veele lange dunne Takjes of Blaadjes uitfchieten , die famengefteld zyn D I, Mlt» XVH, STUK, ÉlGENSCHAt»PEN ^ VI. uit veelc ronde korte Leedjes . en aan welkeö *LXV. ' Zomer en Herfst, dikwils Zaad- Hoofd- blaasjes 2iet t de laatften uit een Stammetje sïüjc. verfcheide fakjes uitgeeven , die uit lang- werpige Leedjes beftaan , waar van het bo- venfte met zyn dunde End in bet onderfte fchiet.' De eerften , zegt zyn Ed. , worden van elk voor groeijende Planten gehouden , doch over de laatden is het GefchiL Men zou hier kunnen vraagen, tot welk van bei- den de voorgemelde Tubularia Laryngi Jtmi* Us of die andere van Jussieu; (zie Ellis Pi. XV L fig. b en c.) volgens deeze Ver- deeling behooren ; om van anderen , gelyk het Kreeften -Hoorn Korallyn, op Plaat IX ^ enz; die geen Stammetje hebben 5 en waar in ïiiettemin Diertjes waargenomen zyn^ rriet te fpreeken. Zyn EcL dunkt ^ dat , indien de Sertidari(B een Voortbrengzel van Polypen waren , en ééne Polypus den aanleg van het Stammetje gemaakt had 5 dat dan dit Stam- metje , offchoon het Takjes uitfchoot, niet dikker worden moest : waar van doch , zegt zyn Ed. het tegendeel gebeurt, juist even ak in de groeijing der Boomen en Planten. De meeste Afbeeldingen van den Heer Ellis moeten valfch zyn 5 indien men dit toe zal ilaan, en de manier van groeijing der Koral- lynen toont zulks, onder anderen op deszelft Plaat XXI 5 fig. A 5 in het Ruige Yvoor^ Korallyn > daar die Heer dus van fpreekt. 3, Dit t) k VL Ze è-G e w a s s e N; j;t j3 Dit Korallyn , zorgvuldig door *t Mikros* Vt. koop onderzogt zynde , fchync voort te ^LXy"* 35 komen uit kleine famengedrukte Bolletjes, HooFii- 3, welke op een Fucus gelegd zyn, In 't ^xuk* 5, middelpunt van ieder derzelven kunnen wy ^, een klein Gaatje waarneemen , van waar ij zeer dunne gearticuleerde Pypjes afkomeö, die doorgaan in Takken ^ beftaandé uit dub - 5, belde ryën van Buisagtige Celletjes, weK „ ke byna tegenover elkander geplaatst zyn, en aan de zyden vereenigd, maar met de 3, Toppen een weinig uitwaards ftaan. Aan j> de zyden der Takken komen hier en daar 5, kleine holle Blaasjes voort , die zeer broofch 3, zyn en vol van kleine Vlakjes'\ Het Ha- ringgraat-Korallyn , daar wy voorheen van gcfproken hebben , toont door zyne Buisagti* ge Struduur genoegzaam, waar de dikte der Stammetjes in fommigen uit ontftaat. Ik fprak daar , zo even , van Sertularix. zyn Eé, Men moet weeten, dat Linn^eus, in de)!fi^'^", Tiende Uitgaave van zyn Samenftel der Na "^"s(^n tuur 3 twee Geflagten gefteld hadt, het eenereT/^^"^''* onder den naam van Ser tul aria , het andere Onder dien van Corallina; hebbende fommigé Korallynen van Ëllis en wel die, waar iri dezelve geen Polypen waargenomen hadt, in het GeHagt der Corallince ^ de overige in dac der SertularicB geplaatst. De Heer Ba ster gaf een Verhandeling uit over de Plantdieren^ welke de Koninglyke Sociëteit van Londen D a aaD^ L DEEjU XVIU STÜK, 5* Eigenschappen VI. aangebooden en in derzelver Vergadering , ^LXV^* den 2 April des jaars 1761 , gelezen werdc HoofdI Hier in verhaalt zyn Ed. , dat de befchou- STUK. ^ wlng der vereenigde Plantaartigc en Dierlyke natuur , in de Plantdieren , hem zyn voorig Gevoelen, aangaande deeze Lighaamen, hadt doen veranderen. „ Twee Geflagcen^ zegt hy, 3, ftelt LiNNiEüs van Zoöphyta; harde of 3, Steenagtige Cf) 3 gelyk de Tubipora^ Mille- 33 pora 3 Madrepora 3 onder welken ook het 33 Rood€ Koraal geplaatst is 3 en weeke of 3, zagte , gelyk de Ifis^ Gorgonia^ Jlcyonium^ Tubularia 3 Efchara , Corallina 3 Sertidaria , 3, Pennatiila 3 Hydra , Tmia^ Volvox'\ waar van zyn Ed. de agt eersten ter toets zou brengen , als in de Zee voorkomende. On- middelyk ftapt hy tot de Corallince of Koraal mosfen over 3 en verklaart dczelven , zo veel - hy daar van hadt kunnen onderzoeken 3 voor ConfervcB y dat is VQor Zee-Mo^ of waarc Planten , en dit wel , örn dat men nooit Po- lypen op derzelver Toppen waargenomen hadt; maar dat zy Zaaddraagende waren, ge- lyk de anderen Zee- Planten. Dan (*) Dis/ertatio de Éo'éphytis ^ &c. Phil^ Tranfa^* VoL* 1*11. p. lo8» (]) LiNN.'Eus hadt , reeds in de Tiende Uitgaave van xyn' Samenftel der Natuur , de Steenagtige Zcc- Gewasfen onder den naam van LhhophytM , van de Plantdieren afgc-f zondeid en in een aadeie Rang geplaatst. DEU Zee- Gewassen. 53 Dan tot de Sertularioe overgaande, verklaart VI. zyn Ed. de manier van derzelver Voorttee- ^^-^^^^ Jing 5 zo als hy die in het Denneboomagtige FiooFo- Korallyn hadt waargenomen , om te dienen stuic* tot een voorbeeld van de Plantdieren, en toonen , hoe eene Plantaartige en Dierlyke zyn, vol- Voortteeling in een zelfde Schepzel gepaard kan gaan. Zyn EJ. verwondert zig, derhal- Dieren ve, „ hoe die pryswaardige Mannen, Ellis,"^ 5, JüssiEU, DoNATi, en anderen, de Ser^ „ tularia zo hardnekkig het Werk of de Fa- „ briek van deeze Diertjes kunnen blyven noemen; daar Tremblet, die allereesc zeer naauwkeurig deeze Gepluimde Poly „ pen befchreeven heeft , reeds gezegd hadt ; dat de Celletjes het Werk niet zyn van de 5, Polypen, op zulk een manier, als de Huis- ,, jes der Moeten het Werk der Motten zyn; ,, maar dat de Celletjes, waar in deze PoIy« pen zig verfchuilen , te houden zyn voor „ een gedeelte van derzelver Lighaam , dat met haar opgroeit'* (*). Ik weet niet, waar die Autheuren het ge- dagte denkbeeld met zo veel kragt ftaande houden. Donati zegt, dat zyne Polypiers een gevoelend Leven deelagtig zyn ; en fpreekt naauwlyks van de Korallynen of Sertularice. Jus SI EU befchryft alleenlyk eene Pypagtige, die PMl, Tran/a&, VoL. Lil* Ii6^ h XVII. SriSK. $4 ÊICENSC HAPPEN ^I- die hy met de anderen houdt voor Nesten ^LX\\ Diertjes De Heer Ellis wil, 't is Hoofd* waar, in zyn Werk over de Korallynen, uit STUic, ggj^ Westindifche Zee- Waaijer, die gedeelte- lyk gebroken was ^ bevvyzen: dat Dieren ^5 van het Geflagt der Polypen de Fabrikeurs 3, zo wel van 'tHoornige of Houtige , als van ^5 het Kalkagtige bekleedzel^ van deeze aartige en talryke Plantagtige Kolonie vtn Infektea 5, zyn'* : doch de Sertularia of Korallynei^ kan men naauwlyks aanmerkeri één te hebben van die driederley Bekleedzelen. En , wat de gezegde Zee - Heesters aangaat , zie ik ook niet , dat hy de Infekten , die 'er in woonen , meer houdt voor de Fabrikeurs van de Buisjes, waar zy uit beftaan, dan de Zee- Wormen het zyn van de Wormbuisjes of Pyp- agtige Kokers, waar in zy huisvesten. BAST SR Doch het komt hier niet aan op een weinig lirKoraUy^.^ of miu. Dc Hccr B ASTER 5 die de neii voor SertuUncB voor Plantdieren erkend hadt , laat ^ 'op het gemelde volgen: Indien men nu dit 3, zeggen van Trembley, en 't gene zo 3, even door my van de Sertularics gezegd is , ,3 voor waarheid aanneemt ^ zal men op ftaan- 5, de voet overtuigd zyn , dat de Sertularm geenszins het Werk kunnen zyn van Diert- 5, jes, die , met weinige en zeer eenvoudige 3,^ Ledemaaten voorzien, niets kunnen wer- „ken, (♦) j'Ai eii lieu de m'asfiiier , quelle'; nc font que des j|$femblages de loges d'Aniinaux^ Aiem. 1742. ^. 397* Ocaava». DER Ze £• Gewassen. 55 5, ken, niets uitvoeren, maar louter lydelyk , VI. 5, gelykerwys een Bloem ^ gelyk een Ange- ^^^y ^' 3, lier , in haar Buisje groeijen , en daar uit Hoofd- 3, te voorfchyn komen. Ook zal het niet stuk. in bedenken vallen , dat de Sertiilaria cea Dier ?y met zo veel Hoofden , als daar 3, Polypen zig op bevinden : v^ant de Polypea zyn ieder een Dier op zig zelf, die alleen „ zwemmen , elk voor zig Voedzel zoeken kunnen : maar dat de Sertularia veeleer ,3, voor een Plant te houden is met zo veel Bloemen, die haar Zaad geworpen hebben'» ^, de , ryp afvallen, t'Is ook, gelyk blykt, zo ver daar van daan, dat deeze Plant van 3, Polypen voortgeteeld zyn zoude: dat veel- „ eer de Polypen, als Bloemen befchouwd, een voortbrengsel zyn van de Sertularia. „ 't Blykt ook niet minder, dat de Korst of 3, Schors , waar mede de Sertularix zo me- 55 nigmaal bekleed gevondeni worden , en wel- ,5 ke uit aan elkander gevoegde Cellecjes 3 .5, van een ander Geflagt van Polypen, dan 3, de Sertularia voortbrengt , bellaat, efgent- 3, lyk tot de SertularicB niet behoort , maar ,5 een vreemd, van buiten aangebragt, Lig- 3, haam zy. Hcc is derhalve de moeite waar- 3, dig, dat men naauwkeurig onderzoeke, of 3, niet de Bast , die in de Koraalen en Zee- 3, heesters voorkomt , op de zelfde manier een 3, Lighaam zy , aan deeze Zee-Gewasfen niet eigen, en dat zy , derhalve 3 een ge* D 4 3, heel ï. DEFJL, XWIU STUK* S6 Eigenschappen Vï. Afdeel. IXV. Hoofd- stuk. PALLAtS houdt de koraal - masfcn yoQ^ Plan* 3, heel verfchillende oirfprong en Voedzel ^, genieten, dan van deeze Bast: gelyk ik dit ,j in Eerfte Stukje van myne Natuurkun- 5, dige Uitfpanningen getragt heb te betoo- Vervolgens kwam de Systematifche be- fchryving der Plantdieren door Doktor Pal- las, naderhand Hoogleeraar te Petersburg geworden , aan 't licht (*}. Hier in worden de Sertularw volftrtkt verklaard voor Dieren met eene Plantaartige groeijing begaafd. Uit de Waarneemipgen 3, blykt thans genoegzaam Czeg;t die Heerj^ dat de Sertularia ^ als 't ware, een getak- 5, te Polypus is , bedooten in een Hoornagtig 5, Buisje , door welks gekroonde Poren of Kelkjes dit Dier zyne Koppen, met Baard- ^, jes voorzien , uitïteekt , brengende in by- „ zondere Blaasjes leevende Vrugcbeginzels voort , die afvallen , om nieuwe bezielde Planten te worden". Onder deeze telt hy verfcheide Korallynen , in welken nog geene Folypen of Diertjes waargenomen zyn: doch de Corallina Officinarum en dergelyken foorten van Koraalmosfen , welken LiNNiEus in de Tiende Uitgaave van zyn Samenüel der Na- tuur , op 't voorbeeld van E l l i s , mede (♦) Elenehus Zóêphytorum y AuthoreP. 5. P ALL AS, Hagae. %7^1* door den Heer Dr. B O d D A F a t vertaald en met |laaten uitgegeven onder den naam ran Lyfi dsr Plant^ tefts> Utrecht. 1768* ^ D©R Zee-Gewassen 57 geplaatst hadt onder de Plantdieren, worden VL door Pallas alleenlyk op 't end byge- j^^^^^* voegd , op dat zyne Lyst niet onvolkomen Hoofd- zoude geagt kunnen worden te zyn, niette- stuk» genftaande zyn Ed. dezelven volftrekt voor Planten hieldt. De Heer Ellis, dus de zaak maar ten ellis halve gewonnen hebbende, trok daar op aan-^at^ooïde Itonds weder het harnas aan. Zyn Ed. vondtKoraaimos- goed, zig te verdedigen m een Brief aan den zyn. Ridder Linn^eus, over de Dierlyke natuur van het Cejlagt der Plantdieren ^ die men Ko* raalmosfen noemt : waar van een Uittrekzel in de Verhandelingen der Koninglyke Socieceic van Londen, op 't jaar 1768, is geplaatst (*). Hier worden , in de eerste plaats , de redenen van Pallas wederlegd. Hy begint met aan te merken , dat de Koraalmosfen geenszins in StruEtmr , of in een Scheidkonftig onderzoek^ nahy komen aan eenig Gejlagt van Plantdieren. Het tegendeel hier van tragt Ellis te be- toogendoor verfc heide Voorbeelden. „ Breek ^ 55 zegt hy , een dun Stukje af van de Kalk- 5> agtige Millepore van Pallas, die hy er- „ kent Dierlyk te zyn, en dit met het Mi- 5, kroskoop onderzoekende, zult gy bevinden, „ dat (*) Extraft üf a Letter from John Ellis, Esquire F* R* S* to Dr* L I N N ^ ü s of Upfal , f . S ; on the Anima! Nature of the Genus of Zoöphytes , called Corallv». TiA, Phïh Tranf. V o L* LVIL Part. 404.. D 5 I. DEE|.. XVIL simu 58 Eigenschappen VL dat -er een regelmaatige ry van Celletjes in ^Lyv' Pl^^ts heeft. Splyc een der f.eedjes van HoofdI 3) het Winkel - Koraahnos (Corallina Officina- sxuii. rum) overlangs, en daar zal U een uerge- lyke ry van Celletjes in voorkomen , naauw^ 5, keurig in gedaante naar die der an iere ge- 5, lykende. Dus komt ook de Structuur van 5, zyne Geknotte Millepore , die het Myrio' 3, zoon is van Donati, volmaakt overeen 5, mee di^e van het Witte Paternoster Koraal- 55 mos , en het Dikledige , beiden door my ,5 zorgvuldig ontleed en afgebeeld ; en daar is zo groot een gelykheid in derzei ver Cellet- 55 jes, ja zelfs in de Dekzeltjes van het Dik- ^5 ledige Koraalmos 5 dat het ons reden geeft 5, om met veel waarfchynlykheid te beflui- 5, ten, dat derzelver Monden of Zuigers de 5, zelfden zyn. Daar is, bovendien, een groo- 55 te overeenkomst van de Steenige Leedjes- ^5 Koraalmosfen met het Oostindifche Ko- .55 nings- Koraal (Ifis Hippuris) en de Cellula» 5, ria Salicomia van Pallas, welke beide 5, laatften voor Dierlyk erkend worden. Men 5, vindt in deeze allen een zelfde foort van Vezelen die de Leedjes famenvoegen , ea 55 volmaakt op eene zelfde manier". Dus dan het eerfte gedeelte wederlegd heb- bende, komt Ellis tot het gene de Scheid- kunde in deezen betreft, Hy hadt, om dit niet minder te bellisfen , een genoegzaame ^ veelheid der Corallina O^cinalis van de Kust by DER 2 E E-G È W A S S E N. 59 by Harwich weecen te bekomen. Deeze gaf VI, hy aan den Heer WouLFE^Lid der Koning- ^LXy!^* lyke Sociëteit^ een zeer ervaren Chymist. De Hoofd-* Brief van dien Heer, aan hem gefchree-STUKt ven, toont , dat men uit de^ze Koraaimos gelyke Stoffen , als uit gedeelten van Dieren , door Destillatie krygt : een Alkalyne Geest, paamelyk , een vlug Alkalyn Zout , en eene dikke brandige Olie. Ook hadt men 't zelfde, by zekere gelegenheid 3 door den Stank, dien zy by 'c verbranden geeft, in de volle Ver- gadering , van de Sociëteit tot bevordering van Konsten, Weetenfchappen , Handwerken, enz. te Londen, waargenomen. Dus verviel dan eene der kragtigfte redenen van Doktor P ALL A s , tegen derzelver Dicrlyke natuur. De Poren , vervolgt zyn Ed. , van haare Kalkagtige zelfftandigheid zyn te klein j dan dat daar eenige Polypen in zouden kunnen huisves'» ten. 5, Waren dan deeze Poren daar te klein 5, toe, (^zegt Ell IS,) zo moet P a llas zig ^, vergist hebben, wanneer hy het kleine wit- ,5 teKorallyn, onderden naam van M///^/)öm 3, Calcarea^ te berde brengt als een Plantdier; 3, dewyl hy daar van getuigt, dat hetzelve in 't geheel geen Poren of Gaatjes heeft. Ook 5, kan dit zeggen van den Doktor alleenlylv ,5 zien op de Steenige Korst , w;elke maar .j, een gedeelte is van dit Plantdier , zynde het .5, binnenfte op ver naa niet hard ; des het 3, mooglyk niet kwaad zou zyn te zeggen , 3, dat ï. DPEX., XVII, STUK* 6q Eigenschappen VL 5, dat eene Corallina een Sertularia is met een ^Lxv!"« Steenige of Kalkagtige Korst. Zyn de HoofdI 55 Mondjes in die Korst zeer klein , dan kaa ^TüK. derzelver menigte dit gebrek vergoeden. Voor hoe veel Jaaren reeds heeft men de Poren gekend in de Efcharen en Milleporen : 35 federt hoe weinig Jaaren heeft men die ge- 3, vondpn in de Korallynen (^Sertularice) : wie j3 zal zeggen, of men naderhand door middel 3, van nog fterker Vergrootende Glazen, de- 33 zeiven niet ontdekken zal in zulke Lighaa- 5, men , daar wy dezelvcn thans , door Ana? 35 logie, in moeten onderftellen plaats te heb-^ 35 ben? Myn denkbeeld, in deezen , zal, zq 35 ik geloof 5 gebillykt worden door menigvul- 3, dige Proeven, die 'er van Luiden van oor- 5, deel in *t werk gefield zyn , om de Poly-^ 35 pus - agtige Zuigers waar te neemen in vee- 33 len zelfs van de Korallynen, dat zy ver« 3, fcheide maaien te vergeefs hebben onder- 35 nomen. Ik moet bekennen, dat die my dik^ 33 wils in veele Soorten is gebeurd en nog* 3, thans twyfel ik in 't allerminste niet, of het 53 zyn waare Korallynen ; wegens de gelyk** 3, heid, welke zy in geftalte en gedaante heb"»- 3, ben met anderen van het zelfde Geflagt: 3, waar van ik meen dat Doktor Pallas 35 ten vollen overtuigd is". Een ander Argument van dien Heer, om do Dierlyke beftaanlykheid der Koraalmosfen om- VQï te ftooten, afgeleid van zeker Plantje, dat öER Zee-Gewasse«. 61 de bekende Meese 3 wylen Hovenier in de VI0 Akademie Kruidtuin te Franeker , op de Ber- ^lxvI" gummer- Heide in Friesland gevonden hadt^Hoori^ komt aan den Heer ELLisniet kragtiger voor. stuk* Meese noemt hetzelve , in zyne Flora Frifica , GenLichen; doch Doktor Pall as heeft het, in 2yn Lyst der Plantdieren , onder den naam vaa Corallina terrestris geboekftaafd. Dit zou het eenigfte voorbeeld zyn van een Landgewas met eene Kalkagtige Korst, zonder dat men weet, of het ook by toeval op die Heide gebragt zy, enz. De onregelmaatige figuurtjes ^ die de Heer Pall as voor Vrugtmaakingen neemt ^ fchynen ook veeleer gebrekkelyk uitgegroei- de Takmaakingen te zyn. Dat de Knobbeltjes of Knoopjes , die 'er door den Heer Pall as in de Koraalmosfea waargenomen zyn, een Zaadje bevatten of iets met de Vrugtmaaking van het Zee-Ruy en TLqQ'Mos K^Fucm 6f Conferva) overeenkoms- tigs hebben ; agt de Heer Ellis ook in dit geval van geen kragt te zyn : alzo men derge- lyke rondagtige Ovaria aan Cellulariën , Sertu- lariën , Milleporen en anderen, die thans al- gemeen voor Plantdieren erkend worden , waar- neemt , enz. Om verder , van het gene de Vrugtmaaking derZee-Mosfen betreft, en hoe veel die van de Vrugtmaaking der Koraalmos- fen verfchilt , volkomen overtuigd te zyn , ga£^ de Heer Ellis dienaangaande een Vervolg uit^ dat, in 'c voorfte des jaars 1768, aan dc I«D££L« XVIL STUSt i? i CÉNSëHAPl?ÈN ^I- Koniftglyke Sociëteit van Londen voorgeiezeö ^^^^'• werdt, zynde met keurige Afbeeldingen diert Hoofd- aangaande voorzien. Het is wederom inge- STUK. richt als een Brief aan den Heer Linn^üs, en het begin daar van luidt aldus» verfchii 3> kome nu tot beantwoording van Dok^ dcri Koraal-^ ^ tor B AS TER, die in zyn Vertoog, dat in dezee.^^^3, de Verhandelingen van de Koninglyke So- mosfen. cieteit, Vol* LIL p. ui, wereldkundig ge- 3, maakt is , ftelliglyk verzekert , dat alle de 5, Koraalmosfen , welken UEd. en ik befchree- 3, ven hebben, Planten zyn van het Geflagt 3, der Conferva. Om my zelf te verklaaren , 5, zal het noodig zyn, hem te berigten, wac „ ik op 't Oog heb met een Cojiferva , en wat 35 ik verftaan wilde hebben dooreen Carallina^ ^, volgens UEd. Samenftel. ,, Door een Conferva (Zeemos) beoog ik 3, een Plant , met Vezeldraaden die uit Leed- jes beftaan, *t zy enkeld of getakt, Vrug- 3, ten draagende die op verfcheiderley wyzeil „ gefchikt zyn : in 't Latyn dus ; ,, Conferva est Plant a , cui fwit Filament a 3, artictilata^ vetjimplicia velramofa^ Fru£tifi^ ^, cationes vario modo dispofitas habentia. 3, Door een Corallina (Koraalmos) verflaa 3, ik een Dier, groeijende in de gedaante van ,3 een Plant, wier Stam gehecht is aan andere Lighaamen. De Stam is famengefleld uit 3^ Haairbuisjes , waar van 'de Enden gaan door „ een Kalkagtige Korst 3 en uitloopen in de ÖÈR Zee-Gèwaösen^ 63 « ^, Poren van de Oppervlakte* De Takken vt' 33 zyn dik wils met Leedjes, en altoos verdeeld ^LX¥^ in kleiner Takjes ^ welke of los en niet aanHooFis^ 33 elk.mder verbonden ♦ of famengevoegd ea^™^ 5, als aan elkander gelymd voorkomen. In 't 5, Laryn dus; 3, Córallina est Animal crefceiis habitu Plan* 5, t(K , cui Stirps fixa , 6X Ttibis Capillaribus , 5, p^r Crustam Calcariam porofam fefe exerenti^ 5, bus y compofita : Rami fcepe anictilati y fempef ramuloji y vel divaricüti liberi^ vel conglutir 53 nati et connexu yy Dit verfchil zal verder duidelyk blyken, 33 door ieder Soort te doen in een Zuur Vogt. 3, Hec Koraalmos zal onmiddelyk de natuur ^> openbaaren van zyne Kalkagtige Oppervlak* 33 te door eene fterke Opbruifching , terwyl 5, het Zeemos 'er geen de minste aandoening 5, van fchynen zal te hebben. Dit Zuure Vogc 3, zal ook wel dra de Kalkagtige zelfftandig- 3, heid in het Koraalmos ontbinden 3 waar door 33 de kleine Vaatjes , die naar de Poren ftrek- 3, ken 3 welken 'er iiï de Oppervlakte zyn , 33 zigtbaar zullen worden: daar, in tegendeel, 3, het Zeemos onveranderlyk blyven zal in de 33 zelfde ftaat , en eerder bewaard dan ge* 33 knaagd zal worden door het Zuur. 33 Wanneer Doktor Pallas , die 't Ge- 3» voelen van Doktor Bas ter onderfteunt , 33 tot de Scheidkonftige Ontleeding van de 3, Koraalmosfen komt , dan verbaalt hy ons , 3, dat éi E I G È S fi: H A P P E N VL 3j dat hy geen tyd noch gelegenheid had öiii ^XV^**' ze te onderzoeken , maar beroept 2ig op HooFö- 3, gezag van anderen. Dit vertrouwen , tot ^TUKö omverftooting van 't gene ik meen zeer blykbaarlyk op vaste Voeten gefteld te heb- ben, zal hem, zo ik hope, overtuigen, van 5, de gepastheid dier wel verkoozen Zinfpreuk 3, der Koninglyke Sociëteit : NtiUius in Ver- „ ibai welke hy , zo ik bevind, aangenomen „ heeft als het gewoone Zegel der Brieven aan zyne Korrespondenten, en hy zal nu weder- 3, om gelegenheid hebben, om Doktor Ba s- 3, TER een Kompliment te maaken, wanneer 5, die op nieuws herroept , het gene hy tegen 33 my geopperd heeft {PUL Tranf. Vol. LU; 3, p* 111O5 door hem te toonen, dat zy bei- 3, den hebben misgetast, in het verwarren van 3, twee Iverfehillende Geflagten , uit het Ryk 3, der Dieren en der Planten, ondereen". Dan gaat de Heer E l l i s over , tot het befchryven der Afbeeldingen van vier- of vyf. derley Zeemosfen , die weezentlyk Bloem- en Zaaddraagende zyn i zeggende , in 't befluit van zyn Brief, dat^ daar Doktor Pal las insgelyks onder zyne bewysredenen bygebragt heeft, dat de Vrugtmaakiog der Koraaimosfen eenigermaaten met die van 't Zeeruy en de Zeemosfen overeenkomftig i^ (*) : hy eenf (*J Fruffclficatlonum m Fucis & Confervis occurrentrunt OER ZEE-GeWASSEN. 65 oneindige Verfcheidenheid van dezelven p^^^ kunnen bybrengen , om het groote verfchil^ XIjK** dac daar tusfchen plaats heeft , te vertoo- Hoofd* «O., STUK-» nen. De Zaak ^ nu, wel overweegende , komt Ondej- het Gefchil hier op uit. De Heer B ASTERfchen d^* erkent, dat 'er Sertularics zyn, die buiten enK^r^^iyne^ behalve het Plantaartige ook eenig Dierlyk Ie- mosièn» ^ ven hebben: doch alle overige Mosagtige Ge- wasjes, uic de Zee, houdt zyn Ed. voor vol^ ftrekte Planten , aan welker Takjes wel Poly* pen en Nesten van Polypen % dezelven omkor* ftende , gelyk men dit in de Zee-Heesters uit Oost- en Westindie ziet , voorkomen , maar die geheel vreemd en toevallig zyn aan dit Gewas. De Heer El lis, in tegendeel, belluic uit zyne Waarneemingen , dat 'er, behalve de SertularicB , die een geheel Dierlyk Leven, met eene Plantaartige groeijing hebben, ook CorallincB zyn , of Planten van eene Dierlyke hoedanigheid , en als in *t midden geplaatst ^ tusfchen de eerstgemelden en de Conferv(s^ welke laatsten haare Plantaartige natuur, door Bloem en Zaad te draagen, ppenbaaren. L in- n^eüs heeft ook , in de Twaalfde üitgaave van zyn Samenftel der Natuur, welke in \ jaar 1767 aan 't licht kwam i het Geflagt van Cordllim , dat de voorgemelden van deezen naam bevat, gelieven te behouden; des ik die in 'c vervolg, onder den naam van Koraalmos* fen^ befchryven zal, geevende den naam vaa h DlEL» XVlh STUZCt , 66 É I G E N S C II A P P E N VI. Korallynen, by uitmuntendheid, ZKné^Sertu- Lw!'* ian^2 , en laatende de ConfervcB , van het Ryk Hoofd- der Dieren uitgemonfterd, den naam behouden sTüif. van Zeemosfen. Men was thans zo ver gevorderd. De ge- heele Wereld erkende, dat de Zee-Gewasfen niet behoorden tot de Planten , maar tot de Plantdieren , en , fchoon fommigen de manier of den trap van deze vereeniging alzo min^^ als die van Lighaam en Ziel , begrypelyk oordeelden ; fchoon ver de meesten veel ge- reeder toeftemden 5 dat de Zee-Gcwasfeiï Wooningen of Bekleedzels , dan dat zy de Huid of Schaal van Diertjes, en dus een ge- deelte van derzelver Lighaam waren; werdt doch het Dierlyke , by het Plantaartige ge- voegd , daar in begreepen plaats te hebben. De meeste Liefhebbers onderwierpen zig aan de overeenftemmende Ondervindingen van de gedagte Onderzoekers der Natuur : wanneer men onver wagts, uit het midden van Duitfch- land , een Hercules zag opdaagen, die het nieu^ we Gebouw , door zo üerke Pylaaren onder* fchraagd , eensklaps meende onder de voet te v^-erpen. wfdLL^-Tis Ik heb hier de Bedejikwgen op 't Oog, die g^fe^ende Hccr Muller, Hoogleeraai- in de Phi- deDiedykejQjTQpj-jj^ CU Natuurlykc Historic te Erlangen, Katuur der ^ . t^- t 7 - r j Zee -Ge. onlangs , noopens den Dierlyken oirfprong der Z^lLy.Zee - Gewas/en , 't licht gegeven heeft. De fchraadere Heer' BoddaErt heeft de- 2el- DER Zee-Ge VfASSE No 6^ èelven zo uitvoerig beantwoord^ dat meri VL iiaauwlyks vreezen kan , dat zy eenige Lief- ^l^^v^* hebbers van de hedendaaefche Kennis der Na- Hoofö^ tuur in twyfeling zülleri brengen (*> Ik stuk, zal , dewyl het Vertoog van zyri Ed. in 't Nederduitfch gefchreeven, zo wel als de Be- denkingen van gedagten Hoogleeraar ^ in ieders handen zyn, geen Uittrekzel daar van geeven.. Het behoort, nogthans, tot den aart van dee- ze Inleiding , die ik over de Zee- Gewasferi fchryf , een weinig ftil te ftaan op het voor- naamfte Punt van 's Mans Vertoog, zynde de Spil , daar 't al op draait. De Heer M u l L e zegt ^ bladz. 27 van de Nederduitfche Vertaaling : de jongfle Dier^ befchryvers zeggen dan wel , dat die Lighadmpjes Polypen zyn , maar zy hewyzen het niet : igeeven ook nergens gegronde redenen voor hunne Gevoelens, ik kies deeze Plaats te meer uit^ om dat, indien het tegendeel van zyn gezegde komt teblyken, alsdan aan zyne Bedenkingen de geheele grondflag ontrukt wordt. Door de jongfte Dierbefchryvers verftaat zyn Ed*, ze- kerlyk , de hedendaagfchen of die van deeze Eeuw 3 te voeren van my aangehaald ^ naa- melykPEYSsoNEL.REAUM UR , Jus SIEÜ^ DoNATi^ ElltS;^ BASTER3 Pallas, LiN- (*J Brïef van BODDAERT, Med* Doktpr &cj 5cc^ \ tkan dén Schryver der BédenkinT^cn over den Diêrlykeh Oii" JprQng der Koraalgewéiifsn , enz» Utrecht, 177 06tnÓ, E 2 I DèEL. XVIL STUK» 68 Eigenschappen VI* LiNNiEüs. Deeze allen hebben het, meer LXV\* of min , gezegd en zo veel reden van ge* Hoofd- grondheid niet alleen , maar van bewys ge» STUK. geven , ak men verlangen kon. Een ander Soort van bewyzen is noodig voor dingen j> die alle onderzoek gedoogen, dan voor din« gen , die zulks niet toelaaten. Gelooft de Heer Muller dat de Aardkloot rond is: hoe zal men zyn Ed. dit bewyzen? Om dat 'er gegronde redenen zyn 5 zal hy zeggen^ voor dat Gevoelen. Gelooft zyn Ed. dat 'er een Stad is , Lima genaamd , in Peru : hoe zal men hem dat bewyzen ? Door 't eenftem- mig getuignis , zal hy zeggen , van Menfchen ^ die *er zyn geweest. Gelooft zyn Ed., dat 'er tot de Voortteeling in Menfchen eene Be-» vrugting wordt vereifcht: hoe zal men hemt zulks bewyzen ? Hy zal zeggen , om dat zy anders niet gefchiedt. Zo ziet men dan, dat tot alle Natuurlyke Zaaken , omze te geloo- ven, geen volftrekte Bewyzen vereifcht wor- den, en dat men niet altoos mag vraagen : zou 'er ook een andere reden van kunnen zyn ? Ook volgt daar uit , dat gegronde redenen eenftemmige Getuigenisfen en Gevolgtrekkin* gen , dikwils voor Bewyzen moeten doorgaan* Onder die hedendaagfche Autheuren , wief Naamen ik gemeld heb , zyn verfcheidene van andere gedagten geweest, en door naauw« keurige Waarneeming tot het nieuwe GevoCif Heo overgegaan» Dit maakc huo toe onwraak*» baare Getuigen. Peyssonel hadc met Mar- VI. sioLi in *t eerst die Lighaampjes op 't roode lxv^ Koraal voor Bloemen aangezien. Dit wierp Hoofd« hem R E A ü M u R tegen ^ die, hoe zeer vreemd stuk^ hem het nieuwe Gevoelen voorkwam , doch naderhand hetzelve omhelsde. De Heer Jus-» siEu, naar de Zeekust gaande om Planten te zoeken , vindt dezelven bezet met Diertjes* Om kort te gaan, de HecrenELLis en Bas* TER, hoe zeer ook in zekere opzigten ver* fchillende , hebben nooit elkander , omtrent de beftaanlykheid van zodanige Diertjes, als men Folypen noemt ^ op de Zee-Gewasfen of in dc* zelvcn huisvestende , tegengefproken. Hier is dan het eenflemmig Getuigenis van alle kundige Natuur - onderzoekers , die bekend zyn y welke de zaak op een bekwaame plaats onderzogt hebben. Deeze getuigen niet , dat zy Armen of Klaauwtjes , uit zekere Gaatjes voortkomende, hebben gezien, gelyk de Heer Muller voorgeeft; maar dat zy Diertjes als Folypen gezien hebben , die alle blyken gaven van Leven , welken men begeeren . kon : om kort te gaan , die geene Bloemen , die niets anders konden zyn dan Polypen. Ik mag hier de HeerenPALLAs enLiNNjEus billyk by voegen , die zulks op gegronde rede» nèn voor waarheid hebben aangenomen- Daar ontbreekt dan voor den Heer Müllbr al- leen , dat zyn Ed. het zelf gaa zien, om als E 3 eeu X> Dsil.^ XYIl* ST»S, 7Q E ï O E N S C H A P V E N VI. een andere Thomas daar vaq overtuigd te Afpïïel. worden. LXV Hoofd- Maar 3 mrf/^w & beweeging van die Lighaamp'*^ ixvK^ jes zo kenbaar ware , zou M a r s i c l i die onge* twyfeld gezien en daar van gewag gemaakt heb- ben y zegt de Hoogleeraar bl. 26. Deeze be- denking is byna te laf, om beantwoord te wor« den. De Graaf was de eerfte , die iets aan het Kpraal ontdekte , dat naar Bloemen ge- leek, Hy was met deeze Ontdekking zeer verheerlykt, In zyn tyd droomde men nog niet van zulke Diertjes , als de Polypen zyn. P E Y s s o N E L 5 die ze eerst ook voor Bloemea / hadt aangezien y wordt 'er Leven in gewaar. Alle andere Waarneemevs, na hem, erkennen zelfde» De geheele Wereld neemtze voor leevende Diertjes aan. Zal men dan het bloo=* te Gezigt, van een eerften minder kundigen Waarneemer , durven inbrengen tegen de naauw- Keurige en honderdmaal herhaalde befchouwin- gen van zo veele anderen , ten opzigt van de Zee-Gewasfen in 't algemeen? Van niet meer waarde is de tegenwerping, dat de Heeren Pallas en^ELLis tegen el« gander ftryden, aangaande de natuur der Ko- raalmosfen (Corallm^). Was^rom den Heer. Ba STEK hier niet in 't Spel gebragt , tusfchen wien en Ellis eigentlyk de ftrvd over dit Punt is geweest ? En , welk een Punt : daar beiden de Korallynen (Sertularice) voor Plaat- DER Ze e-G e w a s s e n, 71 Plantdieren houden ? Daar de Koraalmosfen VI. door den Heer Pallas alleenlyk als een '^^^^^^ by voegzel , op 'c end van zyne Lysc der moofd. Plantdieren, ten tooneele gevoerd zyn? Ver-'-^TUs^ klaart dan de Heer M uller dezelven voor enkele Plantgewasfen , zonder eenig Dierlyk Leven (*) ? Daar wordt altoos iets onderjield dat niet he* weezen is ^ zegt elders de Hoogleeraar, wan- neer men Plantdieren uitdenkt. Dac is te zeg- gen, die famenvoeging van een Plantaartige en Dierlykebeftaanlykheid, ineen zelfde Schepzel^ is nog niet beweezen» Zo men inbrengt, dac de Natuur geen fprongen maakt , maar dac 'er als een onafgebroken Schakel is van op* klimming of nederdaaling in de Schepzelen : zo vraagt hy , wat dan de middelllaat is, tusfchen dien van Lighaam en Geest ? Hier op mogen wy vraagcn ; is de Geest dan ook een Schep- zel? Zyn niet de Engelen hier een middelflag van Wezens ? Hebben onder dezelven ook geen trappen plaats van heerlykheid? Maar , zyn Ed^ zou mooglyk nog wel de in- (*) Mcft moet ixi agt neemen, dat, ten deezen opzigte, in *c Vertaalde Vertoog van den Heer M ü L L ii 't woord Koraal* gevj0tsfen gebruikt is , in navolgim; van den Hecc Büddaf-Rt; *t welk minder kundigen eou kunnen mis- leiden , denkende dat Elus en Pali-AS zulk een Gefchil hadden over de Koraal - Gcwasfen of Zee * Gew^sfcï^ in 't algemeen. E4 !♦ DKEU XVII, STUK* 72 Eigenschappen Afdeel ^^^^^^'^^^^Y'^^^^^ hebben, om de zogenaamde LXV\ 'Bloemen der Zee-Gewasfen, op het Gezag Hoofd- van zo veele fchrandere Mannen, voor Diert* §TUK. jes aan te zien. Maar kom aan^ nu eens voor een oogenblik gefield en toegejiaan zynde , dat die Lighaampjes leevende Diertjes zyn : dan komt nog grooter zwaarigheid , die eigen tlyk den Tytel van zyn Vertoog betreft : dan vraag ik (zegt zyn EdO hoe men zal kunnen aantoonen ^ dat deeze Diertjes uit hun Sap Koraalen , ah hunne Woonhuisjes , famenjtellen ? Heeft men ooit deeze berugte Werkmeesters zienbouwenl -""^ Men kan niets tot ftaaving van dit Gevoelen, waar omtrent ik, met het grootjle recht ^ zeer in twyfel ben , te vQorfchyn brengen. De Hoog- leeraar moet de Vertoogen van de Heeren Baster en Ellis niet doorbladerd hebben, indien hy gelooft, dat alle Hedendaagfchen die Stelling koesteren. Hoe weinige Dieren bou- wen hunne Woonhuisjes of Nesten uit hun Sap} Hoe veele anderen bouwen zeerKonftige Celletjes of Nesten uit van buiten aankomende Stoffen , die 2;y enkel door hun Sap famen» hechten? De Polypen der Zee-Gewasfen leeven in een Element, dat vol is van derge- ïyke BouwftofFen. Daar is alleen eene aan- hechting of aangroeijing , eene vorming of ordentlyke fchikking en plaaczing noodig; waar toe niemand , die het voorbeeld der Motten befchouwt , deeze Diertjes zal oor^^ deelen onbekwaam te zyn. Maaj^ DER ZeE*GewASSEW. 73 Maar, wie heeft deeze berugte Werkmeesters ziefi houwen ? Immers geen Hoogleeraar in '^^i^xv^ midden van Duitfchland, honderd Mylen vanHoojm- de Zee. Geen Liefhebbers die 2ig eens voor^"^* een Dag, of eenige Uuren, aan Strand be-^^^^^^^^P^® geeven. Wie dan? De Heer Bod da er xde zee- brengt D o N A T I ten bewyze by , dat zeer^^^^^^^ goed is: zyn Ed. meldt ook van Fors- iCAöL, door LiNNiEUs aangehaald: ik zal hier, om geen anderen, wier Getuigenis ee* nigermaate verdagt mogt voorkomen , op te haaien , alleenlyk de Ondervindingen te berde brengen van den Heer Loefling, die op zynen Togt naar Spanje , in Zee , zulks waarnam , en , met den grootften fchyn van ver- trouwelykheid, een bewys geeft zo wel van den Dierlyken oirfprong der Steenagtige als van het Dierlyk Leven der andere Zee -Ge was» fen, die men Veelhoofdige Polypiers noemt; beiden door den Heer Möller op 't laatsc uitvoerig beftreeden. Deeze Heer verhaalt (*) , dat hier en daar Waarnee*. eenig Wier en Kroos met eenige Diertjes hec"^'X'* Schip voorby dreef ; waar uit hy, onder an-][;J**'- deren , twee zeer fchoone Zee - Ge wasjes kreeg, met de leevende Dieren y die dezelven bouwden^ Het cene was , zegt hy , een Millepore of Düizendpoor, die zo gemeen is in alle de Zee- (♦) Stokholmfs VerhanddiKgsn y op 't jaai X752, ïi7<,en«* Es 74 Eigenschappen VL Zeewaters om Europa , dac naauwlyks een Zee-Planc of Steen niets daar van heeft, Hoofd- LiNN^Eüs plaatstze thans in 'c Geflagt van $Tüx. Flustra^ en geeft 'er den bynaam van Pilofa^ dat is Haairige , aan. Wy zullen haar in 't vervolg nader befchouwcn. 't Zy hier ge- noeg'gezegd , dat het een Vliezig, Ka kagtig Korstje is, met een menigte van kleine Gaat- jes, welk de gezegde Lighaamen hier en daar bekleedt. Ieder Gaatje is een hol Buis- je , met een getanden Rand , weinig dieper dan de wydte^ en deeze Buisjes zyn aan el- kander vastgegroeid. Het Dier , dat deeze Hokjes bouwt , is , zegt hy , een Soort van Gepluimde Polypen , hebbende omtrent twin- tig Armen, van gelyke langte , die, uitge- breid zynde , eene Klokswyze figuur maaken. De volgende Eigenfchappen hadt Loefling ^er in waargenomen. Zy vermeerderen geduurig de gezegde 3, Korst met nieuwe Pypjes , buitenwaards ^ jy daar aan te voegen. De vermeerdering ge- fchiedt dooreen Aanhangzel, dat het oude ^, Dier onderwaards van zig fchiet, en in 't ,5 eerst met zyne Scheede bedekt is, wordende middelerwyl de Cylinder , meest van des- 3, zelfs uitdampende Sap , gevormd , het welke „ een Steenhardheid aanneemt, De Cylinder „ gereed zynde , vertoont het Dier zig in zyne volkomene Geftalte , en kruipt, naar ^, welgevallen 3 met zyne Armen uit de Schee- DEïL Ze Gewassen. 75 ^, de. De bultende Dieren , digtst aan den yj^ 3, Omtrek , zyn derhalve altyd de jongften , Afdeeu 3, en decze geeven vervolgens weder J^^^g^^'^ £^q^* 3, Dieren van zig af. Buiten twyfel bereiken g^uic, 3, zy flegts eenen bepaalden Ouderdom , dewyl men gemeenlyk de middeliten dood vindt, 35 Hoewel zy allen van eene onmiddelyke famen voeging afkomftig zyn 5 hebben de 35 anderen doch geen aandoening, daar van, 35 dat men één in 'c byzonder aanraakt : maar 53 als de beweeging fterk en algemeen is, by 3, voorbeeld door een hevige beroering van 5, het Water, dan trekken zy zig altemaal, 3, zeer gezwind , in hunne Scheeden famen. 53 Wanneer zy zig wederom vercoonen, dau 3, fteeken zy hunne Armen uit een Cylinder, 3, nu hier dan daar, zeer ongelyk , uit: zy 3, fchuiven eerst hunne Scheede , welke hec 3, Lighaam drukt , wat langzaam voort ^, doch oïitfluiten te gelyk hunne Armen „ in de gedaante van een Klokje. In de toe- 35 ftand 3 in welke zy zig alsdan bevinden 3, be weegen zy hunne Armen voor waards en terug 3 en maakea 3 wegens hunne overëen- 3) komst met elkander en hunne fchoone IMelk- ,3 witte Kleur , een aangenaame Vertooning^ 3, Even 't zelfde maakzel heeft plaats in een ,3 Bladerig Korscgewas (*), dat overvloedig (^) Flustra follacea L i N N iE 76 £XGBNSCHAPVKY9 VI. voorkomt in 't Kanaal, en zonder twyfel '^LXv!^* 15 een dergelyken Bouwmeester erkent.** Hoofd- Het andere Zee-Gewasje, door den Heer STUK, LoRFLiNO waargenomcn , is van een geheel ander Geflagt, en wordt door den Heer Lin- ^JEVS tot de Sertularia Geniculata betrokken* Het beftaat uit kleine Knoopige Stammet- jes, fommigen enkeld, anderen getakt. Door een Mikroskoop bevindt men dat hetzelve van binnen een Merg heeft, het welke in een doorfchynende Schors beflooten is , en dikwils eene fidderende of trillende beweeging fchync te hebben. Hy hieldt dit Merg voor eene ver- langing van het Lighaam des Diers, dat aaa het end van fommige Takjes zig vertoonde, doch maar een flaauw Leven fcheen te heb- ben, vermenigvuldigende zig door middel van een Tak op zyde, die eerftelyk bedekt fchynt te zyn, doch naderhand zig, voor het Dier, in eene Bekeragtige Geftalte opent. Zy fter- ven niet allen op een zelfden tyd: want me- nigmaal vindt men in eenige zydtakkcn in *c geheel geene Dieren , en dan zyn de zydbuisjes geheel ledig, Somtyds komen ook geheele Steeltjes , die t'eenemaal ledig zyn, zonder Dieren en Kern, als wanneer zy een veel donkerer Kleur hebben, te voorfchyn, Befluit Uit de voorgaande Waarneemingen befluit ^^^^^P'die Heer, in vergelyking met ander flag van Zee-Gewasfen, het volgende: i. Dat eeni- «,3 g^ii zydewaarda , door uicfchieting van ^, mm- DER Zee- Gewassen. 77 3, nieuwe Takken , voortteelen , die hun ei- VI. gen Leven hebben , terwyl zy nog met de ^][^x^v;* „ Moer zyn famengevoegd, en dus wederom hoofi>- 3, andere Spruiten uitgeeven: 2. Dat de Voorc-«Tuiu „ teeling op verfchillende manier naar den aart „ van het Dier gefchiedt. 3. De Spruiten ^5 gaan van een oud deel des Lighaams van de „ Moer uit, en gemeenlyk nederwaards of vaa het middelfte des Diers : 4. De Scheuten ,^ zelf zyn niet aanftonds volmaakt, maar in 't eerst met eene Schaal of andere Huid bedekt, tot dat zy de fterkte hebben beko- 3, men , om ontbloot het Element , waar in zy leeven, te kunnen verdraagen : 5. De Scheeden, waar in zy leeven en woonen, behooren hun op even die zelfde manier 5, toe, als de Schaalen aan de Dieren der Hoo- rens en Schulpen ^ naamlyk door middel van „ een uitdampend Vogt , dat tot een Steenig „ Been verhardt : 6. Deeze erkende Schaalen „ zyn in 't eerst geheel dun en teder: vervol- „ gens worden zy allengs dikker en dikker, „ naar ieders aart , krygende dus eene grovere Kalk- of Steenagtige gedaante ; gelyk dit ^, ook met de Slakhoorens gefchiedt , wieü 5, Jongen geheel glad zyn , maar door toe- neemende Ouderdom dikker en met eene Kalkagtige Schors bekleed worden: 7. Mee 3, veele Koraalen , die dikker en tevens glad ^1 zyn, is het, even als onder de Conchyliën, met dePorfeleintoorensendergelyken, ge- h DUU ZYlh SXVK.^ REA IJ" M U R. ^8 ElGENSCHAFPEJ^ VL ^, fchapeiK Dit volgt uit het voorige : 8. Hei ^l^XV^^^ Merg^ of de binnenfte Kern, kan van ver- HooFD- 35 fchillende zelfflandigheid , nü harder ^ dan fiTüiCi voozer zyn , en fomtyds verhardt hec met de daarom zittende Schaal: Dit fchynt eeö 35 Gevolg te zyn y vloeijende uit de vergely- 3, king van ons Zee-Gewas]e met de Hout* eri Hoornagtige Zee- Heesters, welken Boer^ HAAVE Titanoker at ophyta geheten heeft", vcvkiaa. Ik zal hier het Gezag byvoegen van den kun- h"zeWe ^^g^" Reaumur, die na dat hy, zo door door eigen Ondervindingen als door die van anderen , t^an de weezentlykheid der Ontdekkingen van Peyssonel overtuigd was^ dien aangaande dus fchreef Het is tegenwoordig zeer 5, zeker , dat Voortbrengzels , die vfy wat ,5 meer op de manier der Planten gewerktuigd 35 fchynen te zyn, dan de Koraalen; die een 35 geheel anderen zwier van Piancen hebben; 35 inderdaad het Werk der Polypen ^ dat het 3, loutere Nesten zyn of Samenwöoningen van 3, Polypen (^Polypiers). Maar, men zou geen 3, grond hebben gehad, om dit te befluiteri; „ ja zelfs niet om het zig te verbeelden, zo 3, men alleen gezien had, dat deeze Voortbreng- zeis van Polypen krielden. Zy konden 'er zig 3, neergezet en wooningen voor zig gefabri- 3p ceerd hebben, overeenkomftig met de GaK leö (*} Mem, des Injh&es^ Tom* VI* Anno. I74S* Dans lè DER ZeE-GewASSÊN, 7a ^, len der Planten en Ëoomen , zonder dat zy het VI. 3, geheele Gebouw geiligt hadden: een Werk , ^L^^* 5, V/elk het vermogen en de bekwaamheid van 1-1001.0.* 3, Infekten dermaate overtreft , dat men niet^^^^ 3, begrypen kan, hoe duizenden met elkander 3, hetzelve 5 door vereenigde kragten, hebbed 5, kunnen formeeren. Ook heeft noch de be- 3, kwaamheid , noch de kragt van deeze In- fekten, noch huane trek tot Samenwooning; 3, eenig deel in de Voortbrenging van zo zon^ 3, derlinge Werken. Om te zien^ waar dié 53 Voortbrenging van afhangt , heefc men zo ,3 ver moeten gekomen zyn , van te ontdek- ,3 ken , dat de Natuur gewild heefc 3 dat de 53 Polypen 2ig op alle manieren vermenigvul- ,5 digen konden , op welken de Planten haar 53 Geflagt uitbreiden. • Men heefc ont- 3, dekken moeten 5 dat Dieren zekere wyze . 3, hadden van Voortteeling , die men niet 3, zou hebben durven vermoeden; om tot de 3, kundigheid te komen 3 dac de gedagte Po* 53 lypus- Nesten geenszins Planten ^ maar in 3, der waarheid het Werk zyn yan de Infekten, „ door welken zy bewoond worden, en, in- 33 zonderheid 3 om te begrypen , hoe deeze ^, kleine Diertjes met zulk een regelmaatigheid 33 die reeks van Celletjes kunnen fchikken3i 3, waar uit hunne Nesten famengefteld zyn; 3, hoe dezelven gefabriceerd worden door dee- 53 ze kleine Diertjes". Dan verhaald hebbende hoe de Vederbofch*» Po* 1. DE»fc, XVIX. Stt/K. 80 ElGENSCHAÏ^PË^j' VI. Polypen van Trembley QPolypes a penna^ ^Ij^y^' che die in zekere Vliezige Buisjes of Hokjes Hoofd- woonen , zig door het leggen van bruine Eic- STUK. jes vermenigvuldigen , en dat zulks alleen in de Ouden plaats heeft , zegt hy. „ Terwyl 5, zy jong zyn , ja nog zeer jong , hebben zy een andere en zeer aanmerkelyke manier vaa ^, Voortteeling, die juist even de zelfde is, als „ de gene , op welke de beweeglyke Polypen zig vermenigvuldigen ; waar door de vor- „ ining van die Polypus- Nesten, weike naar 5, Planten gelyken , zig duidelyk verklaart. Van het Lighaam , of , om naauwkeuriger 3, te fpreeken, van het Pypje van een Poly- 5, pus, hebben wy allengs een Pypje zien uit- ^ komen , waar in een Polypus vervat was , 3, die geboren werdt: wy hebben dit nieuwe 5ï Pypi^ zi^^ uitrekken , en de Polypus , door wien het bewoond werdt, zig vertoo- „ nén , om al zyn handgebaar te verrigten. 5, Maar eenige Dagen was hy oud, of hy gaf zelf wederom een Jong uit, welks Pypje aan het zyne zat en daar mede vereenigd bleef. 5, Dus hebben wy zig ryën zien formeeren van 3> Pypjes van Polypen , die op elkander ge- „ ent waren : dus hebben wy Polypus-Nesten „ zien fabriceeren , die wy niet dan voor Planten zouden gehouden liebben , indien wy 55 ze niet gevolgd hadden in de voortgang hunner aangroeijing , en indien het ons niet 5, was toegelaten geweest, ons te verzekeren, dErZee-GewAssen. gi (lat zv niets anders waren dan een zonderlin* ^I* 5, ge famenhooping van Celletjes agter elkan- lxV. ^, der gefabriceerd , en bewoond wordende Hoofd* 5, door zeer kleine Diertjes". s'^^^* De vorming der Koraalen en Zee • Heesters erkent Reaumur dat moeielyk op die wy- ze, en door de Voortteeling der gedagte Po- lypen van de Zoete Wateren, te verklaaren is , uit hoofde vaü derzelver hcirde Kern, welke tot Steun verfbekt aan de zagte, Spongieuze Schors: oordeelende dat 'er nadet Waarneemingen op deeze of dergelyke Zee- Schepzelen noodig waren 5 om dienaangaande met zekerheid iets te befluiten. Men houdc deeze , gelyk ook de Korallynen , welken hy in die verklaaring bedoelt^ thans, wel is waar, voor Plantdieren , doch w^aarfchynlyk is de manier van Voortteeling in allen de zelfde niet. Uit het voorgaande blykt, dat *ei* een öri- verfêhiU gemeen groote verfchillendheid in de Zee* je^j-^zee- Gewasfen plaats heefc. Van de hardheid van ^^wasfeiu Steen, die men in de Koraalen, Madreporen en dergelyken waarneemt; van de taaiheid als Hoorn in veele Zee • Heesters , is een gewei- dige afdaaling tot dè weekheid der Sponfcn , ' ^ de Slymigheid van fommige Alcyoniën en de tederheid der Korallynen. Sommigen zyn ge- heel of half Klootrond , gelyk de Herfen- , Sterrefteenen , en die Alcyoniën , welke de gedaante van Oranje -Appels of Vygen heb- F ben % h DEEL. XVUt Stuk» è2 È I C E N S C H A F P È N VI. ben 2 anderen zyn Takkig, gelyk eenige Ma- ^L}CV^* dreporen en Sponfen , en veele Korallynen i Hoofd' anderen Boomagcig ^ en wel plat , gelyk de STUK, zogenaamde Neptunus- Waaijers , of rond en op andere manieren gekroond : de Takken zyrf in fommigen Netswyze door elkander gevlog- ten, in andêren vry en zwiepig; ja men vindt ^er als een K ara was gefatzoeneerd^ Veelen hébben een Schors , die wie ^ geel 3 roocï, paarfeh of blaauw is van Kleur. In fommi- gen zyn de Takken glad en effen ; in anderen met Knobbeltjes en zonderlinge Leedjes, ge- lyk 'm het Konings • Koraal en Accarbaar. De Oppervlakte van eenigen is met een oneindig getal van Gaatjes bezet , die men deswégens Milleporen noemt ^ van welken wederom fommigen zig als een Korst uitfpreiden , an- deren een Takkig Gewas maaken. In de Ma- dreporen is de Oppervlakte met ingedrukte Sterren bezet, gelyk ook in de Sterrefteenen. In de Zee - Kampernoeliën beftaat dezelve uit veele Plaatjes , enz. Om kort te gaan , derzelver verfchillendheid k naauwlyfcs te befchryven. Deizeiver De Grootte fchynt , in fommïge Soorten ,^ Grootte, eenigermaate bepaald te zyn. Men vindt de Korallynen en Koraalmosfen nooit hooger dan eenige Duimen. Sommige Madreporen en Sterrefteenen komen ook in geene byster groo- te Stukken voor. Het roode Koraal bereikt y iü de Adriatifche Zee, nooit veel meer hoog- DER Ze E-G e w a s s e n. 83 te dan van een Parysfchen Voet. Alle Steen- ^^^L „ planten {Lithophyta} , die 'er tot deezen dag lx „ toe ooit gevonden zyn , weet ik zeer wel, dat Hoofd- „ zelden hooger zyn dan drie Voeten", zegt^'^^^^ de Heer Muller (*). 't Kan zyn 3 dat 'er niet veel grooter zyn medegebragt , om dat 'er zelden in de Schepen veel ruimte overfchiet , tot « liet bergen van zulke Zaaken ; maar , wanneer men het omftandig Verhaal van Pater Lab at kest *5 dan kan men niet twyfelen , of 'er komen , * zi^ in de Westindifche Zee, Koraalgewasfen voor,^^^^"^'**'^^* van niet minder grootte , dan di€ ontzagly l 92 Besciiryving van VI. Pypjes zig als uit Leedjes bcftaande^ die van ^|!xviV^^^ tot zes Lynen-, dat is tot een half Duim Hoofd- en daar over , lang zyn. Men wordt , in txuiu fommigen , een foorc van 6pui:je gewaar , gelyk in de Nautilusfen , dat in een Leedje van het Pypje is, en als uit in elkander ge-, ftoken Tregcertjes beftaat. Het Dekzeltje van ieder Leedje heeft fomtyds van boven een klein rond Gaatje^ in anderen fchynt het ^ geheel geflooten te zyn. Zulke Spuitjes, echter , hebben niet in alle Leedjes plaats , en gaan ook niet door alle Leedjes heen: zelfs vindt men 'er die niet op elkander fluiten. Ook zyn veele Pypjes geheel zonder Spuitjes. Ia een Stuk-, daar de Leedjes niec meer dan één Lyn lang zyn, vind ik dat een Varkens • Borstel , wel tot een ' Duim en daar over , ingaat door fommigen van de bovenfte Gaatjes , en dus ten minfte gepasfeerd raoec zyn door twaaf Leedjes. In een ander Stuk gaat die Borstel veel verder door. Die Sters- wyze fluiting van de Leedjes door het Spuit- je, waar de Heer Pallas van fpreekt , word ik niet aan 't bovenfte maar aan het onder-end gewaar ; zynde de Tregterswyze holligheid van boven met een uitpuilend Dek* zeltje , dat een rond Gaatje heeft , gefloo-» ten. Dewor- Deeze Struftuur van het Roode Pypkoraal toont blykbaarlyk, dat het van een Dierlyken oir* DE PypKORAALÈN. 53 oirfprong , en door Diertjes gefabriceerd VL zy (*). Zeelieden , die hetzelve verfch ge- ^^x^yj'* vonden hebben , verhaalen , dac 'er alsdan Hoofd^ Wormpjes in zyn van eene taamelyke lang- stuk* te, welke uit hunne Pypjes te voorfchyn ko- men 3 en^ op het befpeuren vaneenig gevaar^ zig ylings weder daar in begeevcn. De een* paarige wydte van de Pypjes maakt het on- twyfelbaar of dezelven zullen , even als de andere Wormbuisjes , om het Lyf van deeze Wormpjes gegroeid zyn. Deeze Wormpjes kunnen de langte naauwlyks hebben van de geheele Pypjes; hunne langte fchynt ook niet aan die der Leedjes bepaald te zyn, en dus zal men de aangroeijing van zo groote Klom- pen aan een dergelyken voortgang van Schoo- ien deezer Wormpjes , als waar door de Heer El LTS de vorming der Zee- Heesters tragt te verklaaren^ moeten toefchryv'en* De Heer Boddaert vertoont ons, uit ccboogea bet Kabinet van den Hoogleeraar D. va n fa^^J^"^* j)E W Y N p E R s s E 3 thans te Leiden , een n. cxxvi;. Stuk van dit Koraal , dac inderdaad ongemeen is, dewyl de middelfte Pypjes byna een regten hoek maaken met de onder (te en boven fte. Volgens de Afbeelding fchynen de Pypjes Ke • (^) rOrgiie de Mer, nppellce Tuhularla , n'estqu'un amas de Tuyviux , qui par leur couleur resfemblent beaucoup ai& Corail 8c qui fbnt habités 6c formcs par des Vers, Reauiss* ^Um, de 1727* L Deel. XVII. Stuk, 94 BÈSCHRYVINC VAn VI» Kegelagtiger of Tregteragtiger te zyn dari diê ^LXV^i ^^^ het gewoone Roode Pypkoraal ^ en met Hoofd- minder middelfchotten of affcheidingen voor* irvK. zien ; anderszins zou die loop der Pypjes al- leen dit Stuk niet zo byzonder maakcn. Ik heb 'er een (zie PI. CXXVL Fig: i.) waar iri de onder fte en bovenfte Pypjes evenwydig met malkander loopen , en de middelften mèt dezelven byna in de winkelhaak ftaan : des meri dit Stukje zo wel Geboogen mag noemen als hec andere. De Sterretjes maaken ook geen onder- fcheid , dewyl men die in het gewoone vindr# Ik zie, dat de gedagte Heer dezelven, zo miü als ik, aan het boven-end der Leedjes aange- troffen heeft (*) Wat de Heer Boddaeut vervolgens zeg- gen wil , verftaa ik niet. Zyn Ed. fchryfc; 5, wyl het dit met de Hoornplanten en Zee- 3, heesters fchynt gemeen te hebben , dat het breedfte öind naar beneden groeit", 't lè immers zyn Ed. wel bekend, dat alle Zee-Ge- wasfen , buiten het Roode Koraal , dat in de Middellandfche Zee valt, op waards groei jen ^ en derhalve hün breedjlè Ènd naar boven heb* ben. Even zo beitaat het , volgens alle waar- fchynlykheid , ook mee dit Pypkoraal , aan fommige Stukken van het welke men de Grondkorst ^ van welke zy opgegroeid of lie* ver (*) Lyst der Plantdieren vati deii Heer P a L L A s , ver^ taald cn niet Aanmerkingen verrykt door den Heer Uötf» CAEKT. ütr. 1768 , bl 423. i) E P Y P k O R A A L E 95 I7er opgebouwd zyri , nog duidelyk kan waar- Vï. öeemen. Zodanig heeft het niet alleen pl^^^^s ^j^^^J^ in een menigte van Stukken , die ik daar van Hoofd- bezit; maar ik hèb zelfs een aanziqnlyk Stuk, stuk. dat met de zyde op de Takken van eene Ma- drepore, die men gemeenlyk Koornaair- Ko- faal noemt , vastgegroeid is , en ais 't ware daar mede vereenigd ; alwaar de beginzèleri van opgroei jing of uitfchieting der Wormbuis- jes , uit zekere Spatten van roode Stof, duide- lyk zig vertoonen. Dat Stuk had ik gedagt in Plaat te brengen , spomai-c-g doch naderhand vond ik in myn Kabinet een^^'^'f^^"^' Stuk , dat ik aanmerkelyker oordeelde ; zopi cavu wegens zyne byzondere Struftuur , als om dat ^'S^ *er wezentlyk de Wormpjes van dit Zee-Ge- Ivas, gedroogd, nog in voorkomen. De uit- wendige Geftalte is Sponsagtig. Het heeft van onderen een breeden Grondfleun , als van fa- mengevloeide StofFe*^ die buiten twyfel tot den eerften aanleg zal gediend hebben, üit den- zeiven zyn de Wormpjes , als by troppen , fchuins naar boven opgefchooten , en hebben dus Kolomswyze bondels gemaakt van Pypjes ^ die zig eindelyk fterk verbreeden en dus als den Kop van een Bloemkool vormen , naar welke het geheele Stuk taamelyk zweemt. Wat de Wormpjes aangaat; men ziet de dikte, waar in zy zig vertoonen, en het blykt, dat •er ten minfte van een Duim lang, en dus zo lang als verfcheide Leedjes zyn, In de bo- ven- in deel. XVII, STVK* 96 Beschryvinc va:^ VI. venfte ronde Oppervlakte zitten ook nog ve?- ^LX^VI * f^'^^^d^^*^ Gaatjes , waar uic niet duister Hoofd- blykt , dac het de eigen Wormpjes van dit STUK. Koraal zyn , die hetzelve op de zelfde manier fabriceeren 5 als de witte kromme Wormhuis- jes geformeerd worden van hunne Wormen. De Pypjes loopen hier zeer fchuins en in allerley rigtingen , doch volgen meest op el- kander* ik vind van boven ongevaar honderd Openingen in de fpatie van een halven Duim vierkant, en dewyl de Oppervlakte, aldaar?, ten minüe zes vierkante Duimen groot is, zo moeten ^er meer dan tweeduizend Openin- gen van de gedagte Pypjes in die Oppervlakte zyn. Van onderen is 't getal der Pypjes on- gelyk kleinder, doch zy zyn daar langer. Scheef manier van groeijing heefc, zo wel gegroeid als in de Kleur , een groote verfcheidenheid paiRaK"^'^* onder het Roode Pyp- Koraal plaats. Men ^ig* 3* vindt Stukken die als Vingerswyze of Cylin- drifch zyn, hoedanigen ik 'er heb, van drie of vier Duimen lang en één Duim dik; anderen verbreeden zig van den Grondfteun, als ge- zegd is , en loopen rond ; anderen verdeelen zig boven in (lompe Punten , zo dat zy als gevingerd zyn. Ik heb 'er nog Sponsagtiger dan het gene in Fig, 2. is afgebeeld, cn nog een van een zeer aartige groeijing , in Fig* 3 vertoond , alwaar men tevens de Korst ziet, van famengevloeide roode Stoffe , uit welke deeze Wormpjes hunne Pypjes formeeren. In die DË PYPKÖRAALEfT. dit Stuk ziet men hoe de Pypjes , die 'er eeri VL aanmerkelyke langte en grootte hebben , als ^xVT* by Verdiepingen groei jen, Hoofd^ 't Woord groeijing kan , zo min als dat van stuk; Z^^ • G^ivai" , hier oneigentlyk geagt worden gebruikt te zyn; Het behoort niet alleen tot de Planten , maar ook tot de Dieren , en zelfs tot de DelfftofFen : ja van alles dat grooter wordt zegt men , dat het groeit; Derhalve möet men niet onderftellen , dat dit eenigen fchyn zou geeven van eene Plantaartige groeijing, waarvan het tegendeel uit het laatst verbeelde Stukje t'over blyk- baar is. Hier zyn veele Pypjes als op zekere üitftekken geplaatst , en van onderen ook veelen open , zo dat 'ik daar zelfs een Bors- tel kan ihfteeken een Duim diep, ja dat hy boven weder uitkomt. De Kleur is zodanige dat men 'er vindt die bleeker eo die donkerer Bloedrood zyn. De vermaarde Italiaan, Imperati, heeft Aartvarf dan niet ten onregte gezegd, dat het Roode^'^ ^ot^^u 3^ Pypkoraal een Zee - Honigraat is, in welke j, een foort van Wormen geboren wordt'* : want zekerlyk zullen de Wormpjes, die het- zelve hebben öpgeboüwd, ook daaf in voott- teelen , gelyk uit de vermenigvuldiging der Pypjes, opwaards, blykt. By de Ingezetenen der Mölükkes Eilanden, in Öostindie, wordt het een Tovenaars - Steen genoemd: want zy gelooven dat een Stuk daar van i aan een G Boom i DttU XYlh STüK> Beschryving V a n VI. Boom gehangen zynde , dcnzelven beveiligt ^LXVI ^^^^ fteelen der Vrugten. Daat op te Hoofd- zitten of hem aan 't Lyf te draagen , zou STUK» een Vuurigheid en pynlyk Wateren veroir-» zaaken. 't Is zeker , dat de ruuwheid van dit Koraal wel aandoening kan hebben op de naakte Huid , en , zo zy een Stuk daar van by hunnen Gordel inftaken , ook wel op de Nieren en dus op de Water loozing kan werken. De Javaanen , evenwel, en de Ma* leijers gebruiken het , fyn gemaalen zynde , tegen de Pyn in 't Wateren. Dit zal niemand vreemd voorkomen, wien het bekend is, dat Zuurbreekende Middelen dikwils daar tegen dienftig zyn. Ook maaken de Ingezetenen van Celebes , door eenig Venynig Gedierte gefto- ken of gebeeten zynde , van het fyne Poei- jer, dat zy met Water mengen, gebruik, om het in de Wond te ftryken. Rumphius, die dit verhaalt , voegt 'er by , dat zeker Chymist op Amboina een Tindluur maakte van die Koraal, die tegen Kolyk, door Koude veroirzaakt , van eene gewenfchte uitwerking bevonden werdc. TT. C^} Pypkoraal , dat uit evenwijdige Pypjes: Tuhipora , Catenula* (2) Tuhipora Tubis parallells connatis in ^Laminam con- tortupllcato • anastomozatam, Sy/l^ Nat, XII» Millepor3 Tubis ovatis , longitudinaliter reticulatim concatenatis» ^m«n^ Jkcad. I. p. 4* f. 20, Tubularia Gothlandica. Büo, M E L» P y P It Ó R A A L É Ni 99 bejlaat , die famengegroeid zyn tot een VV gedraaid Plaatje met in elkander tlitloó^^™;^^* pende bogtige Ka^iaalen. Hoofd. STUK. Deeze zelfftandigheid , die veel aan dé Gekec- Oevers van de Oost;zee opgeworpen wordt , komijn* Voert by Br om el den naam van Cothlandfch PypkoraaL Hy geeft 'er vyf Soorten vaa op, die hy elk in 't byzondér afbeeldt, alléa van eene verwonderlyke Struftuur. Een is *er onder , zo fraay wederzyds Gekettingd^ als of *t een Borduurwerk ware , drukkende het Netswys* Geweefzel der Lymphatieke Vaten ^ in *t Menfchelyk Lighaam , taamelyk wel uit* Een andere Soort komt met de ge- daante van een Honigraat volmaakt overeen. Hellwïng noemt het een Witten Steen met een Korsiakn Kettingje. liet is van Linn^us, voorheen, tot de Milleporen t'huis gebragc geweest. Zie hier, hoe hetzelve in zynö Akademifche Vermaaklykheden befehreeven tvordté De Pypen van dit Zee-Gewas, Rolröndag-» tig en van gelyke grootte, een weinig famen-^ gedrukt , nevens elkander op een lyn geplaatst^ formeer en een Plaatje , dat pei-pendieulaar , "of M E L ♦ Zxr^e>|T, Smc^ Sp* i. T* 23 — 27, Lapis alHidug Catenuli Corallina. H e L Lithogu T. $♦ i, 6* & T# f. !• Corallium Laterulatum. BUTTN» Corallo^r^ T« I* ft 2* VOLKM* Silez. fubu T. 58« f* 7« 20» f« G s Deel* XVIL Stuk, 100 Besöhritvino V A » VI. of op verfeheide manieren geboogen zynde ^ ^L}tvi^ Eyronde Cellen maakt, die langwerpig, ver- Hoofd- fcheidelyk gehoekt en als Netswyze gefchikt STUK. zyn. Van dit geweefzel hebben v/y geen duister Kenteken , in de overlangfe groefjes van de Oppervlakte, en daarin, dat de bo- ven-rand als uit een Ketting van ovaale ert aan elkander verknogte Poren is gemaakt. De kleine holligheden , *t zy Pören of Py- pen, jzyn dikwils gevuld met eene Aard- en Steenagtige StofFe; in de grooter holligheden treft men ook gemeenlyk een Kleyagtige Kalkftof aan , maar deeze zyn fomtyds ter diepte van een ha of naakt en glad , of befprengd 3» met Millepora dichotoma repens tcres , Pon's Axillaribus folitaruf eqiinentibus» Amxn^ Ac ad. !♦ p» io5« 4» f. Millepora lepens texcs , Poiil folitarüs eminentibm* Mui^ Ttiftn^ \\\. r. 3» G 3 t, XVU, S?Uff, joa B E S C H R y V I N G V A 14 VL . niet Stippen die verheven of een weinig LXVI, Uitgehold zyn • Hoofd- £TüK, (^/j.) Pypkoraal , dat bejlaat uit Draadagtige ^ ly. Pypj^^ y Bondelswyze fame?2gevoegd Tasckui^* %yn, doorgaans met Inmondingen aan de dcld Pyp. koraal. j^Q^ yjj^j^j. ^jjj. Pypkoraal aan de Oevers van Gothland, en 'c komt ook dikwils voor in ëe Kalkbergen. Het is famengerteld uit Pyp* j.es van omtrent een Schryfpen dik,. niet volf komen regt, wordende hier en daar fa^nenge- becbt door dwarfe Pypjes, die dunner zyn* LX VII. H Q O F D S T U K. Befchryving van *t Geflagt t/^r MadrepO'» REN, anders ook wel Stcrrekoraal genaamd OJider welken de Sterre - Steenen ^;2 Zee- Padde- ftoelen ^ het Witte Koraal , enz. hegreepen worden. ' - K^am* gaa nu over tot het uitgebreide Geflagt * der Madrepo REN. Imper ati heeft de benaaming , Madrepora , zegt de Heer P'ALLAS, eerst 'aan ééiie Soort gegeven, die ver- f4) Tuhlpora Tubis Filirormn)us fasciculatis , Lateribcs pasfim an'4stomo2antibus. Syjl^ if'at^ XIU I) R M A D R E r O R E I03 vervolgens van Marstgli overgebragt is ^^I- op alle Steenwordende Plantdieren. Buiten ^LX\7n tvvyfel zal dezelve 3 volgens het Italiaanfch , hoofd- * betekenen Moeder - Pore ^ m htt Lacyn Porus^^^^* Matronalis , als de vöortreffelykfte onder de Poren, Den naam van Poro , naamelyk , gaf die Autheur aan de Pypagtige Zee^Gewasfen in 't algemeen ; gelyk hy dus ook van Poro grajide fpreekt 3 van Reteporen en Millepo- ren. Alle die Poren of Pypagtige Zee-Ge- wasfen zyn door Tour ne fort tot de Ma* dreporen t'huis gebragt , doch Linn^eus heeft dit Geflagt bepaald tot de zodanigen, 't zy niet of al Pypagtig , *t zy rond, lang- werpig of getakt 3 die blykbaare Sterretjes hebben of eene Sterswyze figuur maaken, met hun geheele Lighaam, Men zou, der- halve 5 de benaaming van Sterrs- Koraal ge- bruücen kunnen , voor die van Madrepore, gelyk fommigen doen. In de Inleiding, over de Eigenfcbappen der^ Zee-Gewasfen in 't algemeen, heb ik ook van 4^1' Madreporen , en van de Ontdek ^ kingen der Diertjes in dezelven, gewag ge- maakt, en aangetoond, hoe dezelven aanlei- ding gaven aan den Heer Peyssonel, om de Bloemen van 't Koraal voor Polypen te verklaaren. In den jaare 1719 5 naamelyk^ zig aan de Kust van Provence toeleggende op het onderzoek van 't Roode Koraal , nam hy waar , dat de- Enden der Madreporen zagt G 4 wa*? DEEï- XVn, STUK* Ip4 BISSCHRYVINC VAK VL waren , en bedekt met eene Slymigheid , van MvvEL. ecne Visfchige reuk. Naderhand, op de Kust LXVll. Barbarie zig bevindende, bragten de Vis- rlpOFD* ^ , , TT . ITük/ fcher3 hem, in een Vaatje met Zeewater, eej3e Madreporc , in welker Enden hy het Dier waarnam , dat naar een Sepia ^ Polypus of Zee -Netel geleek. Zie hier zyne befchry- ving van hetzelve. Geftaite „ Het Lighaam , zegt hy , vervulde het pktl'"^^ 5» middelpunt ; de Kop was in 't midden daar 3, van geplaatst en omringd met verfcheide ,5 Pooten of Klaauwen» Deeze Pooten \\xU 3^, den de tusfchenruimten op van de Verdee- „ lingen , welken men in de Gaatjes van de Madreporen waarneemt, [dat is van de zo- genaamde Sterretjes of Sterren ,] en wer- „ den , naar welgevallen van het Dier , aan den Kop gebragt , zynde mee geele Te- peltjes voorzien. Somtyd^ werdt de Kop, of het Middelpunt , boven de Oppervlakte opgeligt , en in hetzelve werdt dik wils „ eene famentrekking en uitfpreiding , evea als in de Oogappel , waargenomen. Hy 3, hadt het vermaak van het Dier duidelyk „ alle zyne Klaauwen , zo wel als zyn Kop ,^ of middelpunt, te zien beweegen**. Na d^t de Madrepore , dus, drie Dagen was bewaard geweest , werdt haare geheele Oppervlakte bedekt gevonden met een door- fchynende StofFe , als Lil, welke weg fmbit ^ op den bodem van het Glas yiel toen het Dier DE MABREPOREN. 105 Dier kwam te fterven ; hebbende toen , zo VI, wel hec Water als de Madrepore, een rotti* Jxv^lt! gen Vifch-ftank. Na dat alle de Dieren Hoofi>/ vernield en verteerd waren 3 wierden de En- «tuk» den van het Zee -Gewas wit* Aangaande de Voortteeling van deeze Diert- Derzeivcc jes onderdek Peyssonel, dat zy Zaad^X^^"*^ Ichieten, gelyk de Oesters, en dat dit Zaad, in eene Lymagtige zelfftandigheid bewonden ^ zig onverfchillig hecht aan 't een of ander vast Lighaam , waar op zy een Laag of Bed- ding maakt, hoedanige men aan den Voet vaa deeze Voortbrengzelen waarneemt» Kec Ey, zegt hy , op zyn tyd uitkomende, levert derge* lyk een Polypus uit, welke met alle benoodig- ^e Werktuigen is voorzien , en , even als de Zeekat haar zwarte Vogt , zo ook zekere Stoffe heeft , die bekwaam is om hard te worden, en te dienen tot uitbreiding van het Schaalagtig bekleedzel , dat altoos 'de zelfde gedaante behoudt , en van eene grootte is, tot die vaa het Pier evenredig. De Natuur heeft deeze Polypen met Klaauwen voorzien , als een foort van Pooten of liever Armen » welken zy, by voorkomende gelegenheid, mt hunne Holletjes uitbrengen , om daar mede liunne Prooy te vatten. Sommige Soorteq zyn 'er die enkeld en op zig zelf, a(nderea dip troepswyze voortkomen ; doch daar in beeft geen meer duisterheid plaats , dan ia het veyfqhil der eenzaame en ge?;ellige Rup- |. P«EL. XVII, $X¥K^ ic6 B ES CHuyyiNG va n yj^ fen. Even zelfde heeft men in de Polypea Afoeel, der Zoete .Wateren waargenomen. HooFD^* VVy zagen bier voor , hoe dc Heer D o- sTuk. " NA TI die 5 door zyne Waarneemingen en de * Zie Afbeeldingen van het Dier in eene Soort van bMf. 30; Madreporen , bevestigd heeft *, Het gelykt naar een Zonnebloem of Aster, hebbende een Ligbaam, Hoofd, en een menigte vaa Armen , waar mede het de Plaatjes vat, die de Sters- wyze holte dct Takkige Madreporen vormen. Deeze Plaatjes fchieten Straalswyze van den pmtrek naar 't middelpunt , laatende in 't midden een Kanaal van genoegzaamc wydte^ tot den doorgang van het Lighaam des l3ièrs, dat als een rond Napje, waar in de Kop ge- huisvest is 5 zig vertoont. De overeenkomst doet ons onderil^llen , dat in andere Madre* 'Poren , die uit Plaatjes bcftaaa met eene on- diepe of byna g^ene holligheid , : ook zulk een Dier huisveste, Een dergeiyk Schepzel, naa- melyk, heefc dc Heer Ellis in de holletjes van een Sterrefteen waargenomen. : Kenmer. ^^^^ D O N A TI begrypt tóct , hoe mer» ken.. het Dier van deeze Zee-Gewasfen een Zee - Ne- tel heeft kunnen noemen, Linn^e uszegt; het Dier der Madreporen is een Kwal. *t Koraal, voegt hy 'er by , heeft holligheden , die met Plaat- jes gedernd zyn. Dit maakt, by hem, de Ken- jiierken der Madreporen uit , en dus kan dit Gedagt daar van een menigte Soorten bevat- ten, Zy zyn^ in 'c algemeen, van eene ligte, broo- DE M A I) R E P O R E N. 107 broofche 5 zelfftandigheid , gelykende naar VI. Been of Steen; geelagtig of bruin als zy eerst j^^^vh! uit Zeekomen, maar vervolgens wie worden- Hoofp- (Je, De Takkige zyn doorgaans op de Opper-s*^^^* vlakte overlangs geftreept, en deeze Streepea wyzen de Plaatjes daar binnen aan. Men vindt 'er ^ die Boomagtig getakt zyn : men vindt 'er, die uit evenwydige- Pypjes beftaan. Sommigen zyn Tregterswyze uitgehold , fom- migen plat 5 fommigen rond verheven, fom- migen by na rond, gelyk de Herfen- en Ster- refteenen, enz. ' Deeze verfcheidenheid der Madreporen heeft soorten* Aanleiding gegeven , om dezelven in drie Af- deelingen te fchiften. De eerste bevat de genen die enkeld , de tweede de genen die famengefteld voorkomen , de derde de genen die als uit verfcheide Lighaamen beftaan 3 welke Bondels- :of Takswyze famengegroeid ' zyn. Van de eersten geeft onze Ridder agt , van de anderen tien, en van de laatften ze* ventien Soorten op : des het getal der ^Qor^ ten vyfendertig is jn dit Geflagt, " ' j ' I. Enkelde , met niet meer dan ecne Ster. (5) Madrepore, dit enkeld is ^ hehhende haar ^ Madrepor4 (5) Madrepóra fioTplex', Stella :orbIcul2n plainuscula fesflli , Vtotigc, Disco Cylindris flosculoio; Limbo radiato« 5;y?» NaKXli.Gtn^ ?,^7. Sp» I. Fiingas mirinus. GiNANN* *Adr^ io*'T*4j,* f. 10* J! kl,X.* .Z'Qi)p»^ 1^4» Lyji der Fianti^ hL tJ^%^ « ' I DsEuxyiL Stuk» I08 B E S C H R Y V I N G VAN VI. Oppervlakte met Bloemagtige Cilindertjes hxVn gejlraald. Hoofd- stuk, Onder den naam van Zee - Kampernoelje , i$ deeze by Ginanni afgebeeld. De oneffen- heid der Oppervlakte geefc 'er deii bynaam van Wrattige aan. Zy komt voor in de Mid- dellandfche Zee. 't Is een klein plat Zee-f Gewasje , dat flegts de grootte van een hal- ve Erwt heeft en wit is van Kleur. Schyf is uit Buisjes famengefteld, gelyk een Ascer- Bloem, zynde ook aan den Omtrek met Streepen gedraald. Men kan het als een mid- delflag tusfchen de Pypkora^len , Madrepo^ ren en Milleporen , aanmerken, vt. Cö) Madrepore , die enkeld is , Tolagtig ^ Ui^i'nlt'a^ ^ff^^ ^^^^ ^^^^ Klootron4 i'irgehoide. ingedrukte holte. De bynaam drukt de Tolagtige Geftalte van deeze Madrepore uit , die van den Heer Pallas duidelyker is voorgefteld , met de benaaming van Madrepora Trochiformis : waar V^Q 0) Madrepora Cirrvpiex turbinata lacvls, Stellö hemisphaerico- concava, Amxn^ Acad^ I. p. 87. 4» f# 1 — 7 LANGf Tiiurat^ 52» T. 12. Funpites major orbicularis Goth« landicus. Brom» Lhb, T* 36, 38 > 33, 32» HEI.W* LUli* T. 5« ^ 9, 10, II, 13, 15, 17* Columellus turbinatus» WOLF F* Ha%f. lo. 3, 4. Madrepora Trochifoimif| r A LL« ^o\jfh^ 176* Lyfi der Flantd^ bU ^77^ Van de Heer Boddaert, ik weet niet om vt. wat reden, de Schotel gemaakt heeft. ^^'l^xVu Afbeeldingen, immers, die men vaü deeze höofd«^* Madrepore in de Akademifche f^ermaaklykheden^T^^^^* van LiNN^us vindc, toonen genoegzaam, dat dezelve , in alle haare Verfcheidenheden , veel meer naar een Kelk gelykt dan naar eea SchoteU Zy zyn, naamelyk, zeer diep uitge- hold, en fommigen komen *er onder voor, die byna Cylindrifch zyn , anderen eeniger- maate krom ; zo dat het Gemeene Volk, op Gothland , dezelven Ramshoornen noemt. Ik heb een kleintje van dien aart, volkomen ge- lykende naar de losfé Zee - Kruidnagelen van RüMPHiüs , welken de Heer Pallas hiet toe ook betrekken wil; maar het fchynt dac deeze tot de Samengeftelde behooren. Men vindt 'er , aan de Kust van Sweeden , in de Oostzee , die de grootte hebben van Osfe^ Hoornen , als ook de Kleur, die in verfch uic Zee gehaalde Stukken doorfchynend Hoornag- tig is. Dit wordt gezegd in de Verhandeling over de Koraalen van de Oostzee , welke onder de Voorzitting van Linn-^üs is verde- digd Met vrat grond kan dan de Heer Pallas zeggen, dat men ze niet anders dan onder de DelfftofFen , of Verfteend, of (♦J DisC de C^rallüs Balthkis ^^ïO^oCimh HRMR.FoUGTHT* ?h ^mxn, ^cad^ V O L» L 4> L DEEJU XVIL Stu». Itiy Beschryving van VI. inde^Grond, Vindt (*)? Dit ftrydt , irti^ IlxTiÏ "^^^^ , duidelyk tegen de Waarneemingen varl' Hoofd-* Oog- getuigen > die men niet in twyfel kan STUK. trekken, Een ongemeene overvloed is 'ei*^ „ van deeze Koraalen (wordt in dat Vertoog gezegd) aandc Oevers van onze Landfchap- „ pen , die aan Zee leggen, en van dezelven „ wordt voornaamelyk , als Koraalen van de 3, Oostzee (Corallia Balthica)^ door de Schry- 3, vers gewag gemaakt*'. Ondertusfchcn ge-^ loof ik dat veele Fungieten, en in 't byzonder de Keratieten en Ungulieten , onder de Ver- Iteende Zaaken., haare afkomst hebben van deeze Madreporen. Tot nader bewys , dat deeze Zee -Schep- sels niet Verfteend zyn , wanneer menze aan de Oevers van Gothland vindt , kan men de optelling der Soorten, by Bromel, nazien. Hier vindt men een fraaije groote Fungiet, met de kanten digt gekarteld, een andere diei dezelven uitermaate dun heeft :eene zeer groo- te, van veertien Duimen Omtreks, alleen uit dunne Plaatjes beftaande ; om van anderen niet te fpreeken, die altemaal , meer of min, de opgegeven Kenmerken hebben. Linn^eüs heeft wel, aan de Oevers van Gothland, Zand en Kley, met de Koraalen tot Klompen fa* men- (♦) Reperitur tantum fosfilis» Èl^ Zoóph^ p« 3^56. Dit kan ccti van drieën , doch her laatfle allerminst betekenen « om" dat menze zekcrlyk in de Zcc vindt* DE MADREPORËN* III meiigegroeid , te famen in Kalk veranderd VI. gezien: doch wy fpreeken hier van zodani-^x^j^ gen, die verfch uit Zee gehaald of aan 'choofd/ Strand opgeworpen zyn. «^^^uk:. (7) Madrepore , die enkeld is en zonder Steel ^ vir* met eene yerheyenronde Ster , waar van ^orfita!^ het middelpunt neergedrukt en rond is , Harromk* het: Stuk van onderen plat ^ gerand en c/- f en- In de befchryving der Zagthuidige Wormen (Mollusca) heb ik gefproken van een Soort vaa Kwalletje , uit den Oceaan, dat den bynaam van Porpita:\ocTt Hetzelve is uit de Chi-* xiv* sr. neefche Verzameling van den S weedfchenHeer^^^* ^^^^ LACERSTR.OEM, aldaar op Plaat CXII^ in Fig. I 5 afgebeeld. Dit heefc zyn naam ge- kreegen van zekere Steentjes, weinig grooter dan de Nagel van een Pink , die onder de Verfteende Zaaken dikwils voorkomen , en dan den naam voeren van Penningfteentjes. Het Origineel daar van wordt aan de Oevers van Güthland opgewoi-pen , en van fom- mi- (7) Madrepora fimplcx acaulis , Stelli convexü. Centra dcpresfb orbiculari, fubtus pland margin atl Ixvi» Syfi^ Nat^ XII. Lens Lapidea üriata^ Scheuchz» Lith, {* 43 9 44* Fungi marini Capitulum» R u t T N» CoralU 24. 3* f» 5^ AJadrepora fimplex orbiculata plana , Stelle convex^^ Amosn^ Acad, ï. p* 91* T4 4» C 5. ]niOMEI-4 Lith* II* p» SS* ^ ét — Porpita minor iNummijJaris» Lu i Lith, isu L Dkel. xvii, stuk. tii Beschryving van VI. migen voor het Zaad of de Vrugt van de Ka« m aangezien. Dikwils is het zodanig door Hoofd-* de Golven afgefleeteh, dat zig daar op maar fTüK. eenige Stippen vertoonen , als wanneer zy naar een Penningje gelyken . doch anders is de Oppervlakte Straalswys^e bezet inet Plaatjes , die een weinig getand zyn , en met elkander eene Ster formeeren* Het middel- ptmt püilt in fommigen wat uit; in anderen is het gelyk met de Oppervlakte; in anderen wat uitgehold. Sommigen geeven *er den tiaam van Hoofdjes van kkine Zee-Padde- Hoekjes aan. vnu (8) Madrépöre 5 die enkeld is en zonder ^^Fffy^ttlsf Steel , rond van Omtrek , met eene ver^ ^cm(^v^ ^ev^wrondö Ster ^ uit enkele overlang/s l Plaatjes famengefield ; van onderen hoh rond. f8) Afadrepora ümplèx acaulis orbfculata , Stelli convex3 , Lamcllis fimplicibns longiiudinalibus, fuhtus concava» Syst', Nat. XII. Hort^ Clifl 4Si. Fungiis lapidofus, Clus» JBxos\, lt5« f. I* Fungus Lapideus. B A u H* Hist* III* p, üoi. f. 1,2^ Fungus marlnus Lapideus* Besl» T* lö* 3* Fungites quartus. Cl e a R. Mus, 74* T. 34* 2» Fungus petrifïcatus. l^ONANN* kircb^ 268. T* f* !?♦ Fungus Corailoides pUeatus lamellatus* BoerH* Lugd,- Bat, K p* 2. Fungué Saxeus* R u mp Amb. VI« p* 247* 88* f* i , 4. SE Kab^lU^ T. 110. £♦ 6» R. T* iii* i , 2 & T* 112. 29 , 30. Fungus Corailoides M. rubri^ S H A W. ^fu 6*P A L 2^9 B Madreporen; 113 j , Deeze is, in *t algemeen , bekend onder VL . ! den naam van Zee - Kampernodje ^ in 'c Franfch ^lxv^iV I 'Champignon de Mer. De meeste Autheuren hoofd-' I geeven 'er, in Latyn, den naam van Jz/;z- stuk, gus Lapideiis of Saxeus aan , dac is Steenen Kampernoelje. Bonanni hQ^fi ze Fungus petrificatus getyteld ^ dat zo veel zegt als Verlteende Kampernoelje. Men moest echter zeer dwaas zyn, indien menze daar voor hou- den wilde; al?o dit Zee-Produkt de Plaatjes niet van onderen , gelyk in alle Land -Kam- pernoeljes , maar van boven heeft , en aan hetzelve , buitendien ^ een Steel ontbreekt. Men vindtze in Oostindie en in de Roode Zee. „ Zyn^ zegt Rumphius , ronde platte Schyven, boven wat verheven, fommigen S3 hooger , fommigen platter ; beneden een 5, weinig hol , en daar in 't midden fomtyds een Voetje vertoonende, waar mede zy op 5, de Klippen , doch niet vast, zitten. De 3, bovenfte Vlakte is gemaakt van ontelbaare 3, fcherpe Plooijen, gelyk men onder aan de „ Land - Kam.pernoeliën ziet , klein en grooü 3, door malkander, ter dikce van Parkement^ 3, Steenhard en fnydende , met veele ronde 3, Tandjes Zaagswys' verfierd ^ en allen als -3, Straalen aan het middelpunt, dat een holle ^ 3, Kloove is , famenkomende. De onderfte ^, zyde is digt , doch met ftompe Doorntjes H 3j of h Deel, xvii. Stuk, \ II4 BESdHRYViNG VAN VI. of Wratjes bezet , en zo ruig , dat zy LXVlÏ! ^> i^oeJj-lyk te handelen zyn/' Hoofd-' alles kunnen wy nagaan in de Z^e- $t\JKé Kampernoelies , die wy in de Kabinetten heb- ben. Van het gedagte Voetje of Steeltje vindt men 5 volgens den Heer Pallas, alleen in kleine of jonge -eenig blyk; waar uit dan fchynen zou , dat zy op zulk een Steeltje voortkwamen , doch hetzelve nader- hand verlooren > en dan los waren. Ten minfte vind ik ook van dat Steeltje geen blyk , in een zeer fraaije van maar twee Duimen middellyns ^ zo min als in een ande- re van vierdhalf Duim. Zyn Ed. getuigt dat de grootften vyf Duimen over 't kruis haa- ien; doch die in 't Werk van Seba, Plaat CXI. Fig. I 3 is afgebeeld , bereikt byna zes Duimen ; ja ik heb 'er van omtrent agt Duimen middellyn gezien, 't Is inderdaad onveilig dienaangaande iets vast te ftellen: dewyl men den paal der groei jing in de Zee- Schepzelen niet weeten kan. Hy vergelykt de Gellalte by 't omgekeerde Mutsje van de Boletus , doch volgens de denkbeelden , die men van dit Gewas heeft , zou men 't eet by het Hoofdje van de gewoone Paddeftoe- lén mogen vergelyken. Dat de Blaadjes derï bovenkant gekarteld hebben, en met de Rib* betjes van de onderfte zyde overeenkomen, Ss blykbaar. Die Blaadjes^ naamelyk, loopen VaQ i)Ë Madrêpören* 115 van boven tot onderen door ^ en zyri van . Vï. , onderen met ruuwé Korreltjes gedootnd. lXvH Tot eene volgende Soort , onder den naam Hoofd-" van Madrepora Echmata , dat is Gedoomde stük* Madrepore , betrekt zyn Ed. die Stekeliger zyn 5 en vermengt dezelven met de zogenaam- de Zee -Mol ; gelyk uit zyne aanhaaling der Afbeeldingen van Rümphiüs en Seba, blykbaar Is, De genen, die door 't Zeewater afgeileeten zyn , of verfteend, zouden, vol^ gens hem , de Platronde , Porpit^ genaamd , üitleveren ; doch , waar komt het dad vaa daan, dat men van deeze laatften gemeenlyk niet dan zeer kleine vindt ? Aangaande het Dier van de Zee -Kamper- Het Dki. Iioeliën moeten wy RüMphiüs raadpleegen. Die Autheur getuigt , dat de Oppervlakte van deeze Schepzels , terwyl zy in de Zee leeven, bezet is met een dikke Slym, als Styf- zei, welke öpftaande Plooijen maakt, ais Spel- dewerks-Kant , waar aan ontelbaare Blaasjes hangen, die eenig Leven hebben. Zo dra zy buiten *t Water komen , zakt deeze Slym met de Blaasjes tüsfchen de Blaadjes in , en ver- fmelt gelyk de Zee - Kwallen , doende deeze Lighaamen, eer datzy door Water afgefpoeld zyn, zeer ftinken. De fchooii gemaakte^ zegi- hy 5 worden Wit en Steenhard : [zo dat zy mooglyk onder Water zagt of Kraakbeeni^ *yn]. 5, De meesten leggen plat op deKraal- H a si ^¥ t mÊL. XVII. Stuk* il6 B E S C H R Y> V I N G VAN VI. ^3 kifppen i van plaats niet veranderende , al L^X Vll' zyn ze daar niet aan vast. Het fchynt, Hoofd-' (vervolgt hy,) dat men deeze Gewasfen STUK. 3^ een middelnatuur moet geeven , tusfehen 5, Steen en Plantdieren , om dat zy onder Wa- „ ter, met haar aanhangende Slym, even als andere Zee -Kwallen fchynen teleeven, en 3^ echter nog zo volkomen niet zyn^ als de 35 regte Plantdieren toebehoort , die de lee- 3^ vende en roerende kragt duidelyker ver- 3, toonen. Anders moest men deeze Steenen voor het Geraamte van een half leevende 35 Fungus houden Die Autheur heefc derhalve baarblykelyk re^ds eenen Dierlyken oirfprong erkend in die Zee -Gewas. LiNNiEus tekent aan, dat 33 het Dier , *t welk een Priapus is , volgens 33 den Heer FoRSKaoL3 dit Koraal, gely- 33 kerwys een Hooren- of Schulpdier zyne 3, Schaal, onder zig fabriceert, niet groei] en- ,3 de op de Plantaartige manier dei* Plantdie- Maifépó* Tusfehen deeze en de volgende Soort be- ^aifA, hoort dat Zee- Gewas, 't welk wy Zee - Mal zce-Moi. noemen. Het wordt van Rumphiüs onder den naam vm^Langwerpige Steen -Kampernoel je voorgefteld 3 en de langwerpigheid onderfcheidt het byna alleen van de gemeenlyk zogenaamde Zee. (*) Ambolnfch Kruidboek* VI« Deel, hhdz, 248^ DE M A D R E P O R E N. II7 Zee - Champignons 5 die ook niet akoos volko-^ VL^ men rond zyn. Het beftaat uit dergelyke op- lxv^i[^ ftaande Plaatjes, als dezelven ; maar deezeHooFo- Plaatjes ftrekken zig , byna evenwydig^ vansiuK, den Omtrek naar de Groef ^ die het middel- punt uitmaakt. Voorts heefc het van onderen een aanmerkelyke holte 3 die ook met ruuwe Knobbeltjes geplaveid is , en de Plaatjes zyn dikwils van boven wat meer gekarteld. Dee- ze Zee -Mollen komen van ontzaglyke groot- te voor: men vindt 'er van één of anderhalf Voet lang en een half Voet breed. Somtyds zyn zy 'regt^ fomtyds geboogen^ fomtyds wel tienmaal zo lang als breed , en dus uitermaate fmal ; fomtyds komen zy in breedte en hoogte naby aan de volgende Soort. Ook zyn 'er, die een dergelyke ^ van de Zee- KampernoeU Jes verfchillende, fchikking van de Plaatjes op de Schaal hebben , als in de Neptunus-Mut- fen. Men vindt Zee -Mollen met drie Tab- ken, gelyk de HeerBoDOAERT 'èr zodanig eene , uit het Kabinet van den Heer Kra- mer, heeft doen afbeelden : maar de Heer W. van der M eülen bezit ''er een, die nog raarder is, met vier volkomen Tak- ken* Cp) Ma* (*) Lyst dir Plantdieren, bladz, 6i3* Pl* 14, Ha I^DfilL. XVII.>TUK* JlS JiESCHRTViNG VAM (9) Madrepore , die enkeld is en geen Steel heeft 5 langwerpig met verhevene Sterren ^ die als uit famengehoopte Plaatjes be* Jlaan; welke kort zyni het Stuk van on* deren holrond. Deeze Kenmerken 3 uitgenomen de lang? f^^tf''*''werpigheid, zyn zeet toepasfelyk op dat Zee- jsrepmnuf. Gev^as ^ *t Wélk de Neptunus * Muts geheten worde. Het is een groote Soort van Zee- Kampernoeljes , veel hooger vat> boveji en holler van onderen , dan de anderen. Men vindt *er, naamelyk , die als een Klok ver- beelden y en zo groot , dat zy bekwaamelyk tot een Helm of Kapot kunnen dienen , waar van zy ook die benaaming gekreegen hebben. küMPHiüs zegt , dat menze noemt Mitrc^ Fohnicce , in \ Nqerduits Poolfche Mutfen y of Gedrummelte Mutfen , om dat zy naar ze- kere Matroozen Mutfen gelyken , in 't Ma- leitfch Carang Carpoesfa of Carpoes/a Batu genaamde ïoüRNEFORT ^ecft een zeer goede Af- beelding gegeven van dit Zee - Gewas, „ Dee- 53 ze (9) Madrepora fimplex acaulls obloflga, SteII5 conirexA coni |Iomerata Jamellofa , Lamellis abbreviatis : fiibtiis concava, èyst^ Nat. XII. MItra Pülonica» B.UMPH* Amb* \U [u 248. X» Sn. f. 3* Mitra Neptunu Tournrf* Mem^ de r^cad, des S;ienc^ de ijoo^ p» 30. Pileus Neptimi, Skb» Ka^^ 5* PA LX-, ^oöpk* 166^ iyst, Plantd^bl^ZSZ,^ in. Afdeel. Ixvii. ÏÏOOFD* ÓTUlC. I DE MaDREPOREN* 119 35 ze Paddeftoel (zegt hy) heeft de hoogte VL 35 van vyf en een half Duim, zynde aan den^y^jj* „ Grondfteun zeven Duimen breed ^ van daar HoofdI zig allengs verheffende , en eindelyk rondsTus. ,5 uitloopende als een Kalor of Koupel , die van buiten by Bouquetten gebladerd is ^ met „ Plaatjes als een Haanekam uicgefneeden, 55 vertoonende zig eenigermaate als een Hoofd dat geboren wordt met Schuim bezer. Haar inwendig maakzel is verfchillende. Men 5, vindt ze flaauwtjes gegroefd en doorzaaid „ met kleine Korreltjes en eenige ftompePunt* ^, jes, de langften niet boven een Linie lang^ 3, Verfcheide Zee- Kampernoeljes van derge* lyke Struftuur komen 'er in de Roode Zee „ en in de Perfiaanfche Inham voor; doch deeze zyn doorgaans zeer klein , en haaien „ niet by de Neptunus - Muts", Is dan vreemd , dat de Heer Palla de Zee -Mol voorftelt als de Neptunus -Muts in haar ftaat van Jongheid, willende zulks daar uit bewyzen , dat 'er geen kleine Exemplaaren van deeze laatften in de Kabinetten voorkomeq zouden , en , wanneer zyn Ed. zegt , dac de Zee -Mol nooit veel langer waargenomen wordt dan een Span, fpreekt hy Rümphius tegen. Ik weet wel, dat zyn Ed. hier de zogenaamde Steen- Slak (Limax Saxea) op -t oog heeft, wdke byna Vingeragtig is; doch wie van de Liefhebbers geeft daar den naam H 4 van !♦ DEEL. XVll» STUK. Ï20 B E S C H R Y V I W C V A ^1 van Zee -Mol aan (*)? Ook ftrydt derzelvet LXVIl' ongeraeene langte en fmalheid zo zeer tegqa Hoofd * de Geftalte ^der Neptunus-Mutfen , dat men 8Tu^. zig niet ligt verbedden zal, dat die daar var4 afkomftig zyn. Inderdaad , zo deeze Zee- Gewasfen een groeijend Eeginzel hadden ^ konden zy naauwlyks zo zeer van Geftalte veranderen ; hoe veel te minder , wanneer zy van Dieren worden opgebouwd. RuMPHiüs meldt van de Neptunus - Muts niet alleen , maar van de Zee-Kampernoeljes in *t algemeen, en dus zo wel van de ronde , als van de langwerpige of Zee- Mollen ea Zee - Slakken , en v^n de Nepiunus - Mutfen y die Klokagtig zyn, dat raenze overal rondom de Ambonfche Eilanden vindt. Van de Zee- Mollen 5 in byzonder, die naamelyk welke evenwydige regt opftaande Plaatjes hebben, getuigt hy, dat de Vrouwluy in Indie daar gebruik van maaken , om 'er Wortelen en Vrugten op te raspen. De Neptunus -Mut- fen, zegt die Autheur, zyn by de Chineezen ook gewild, om dat zy dezelven als Bergjes voor hunne Afgoden plaatzen. De Visfchers, daarentegen , zyn bang voor de Zee-Padde- floelen 5 dewyl zy dikwils daar aan de Voeten kwetzen in het Water. Men geeft in Europa veel (*) zie de Afbeelding in 't Werk van S^eba, III* Deel^ rJ. Ui» 3i« M a d R e P O R E lil yeel Gelds voor eene goede, groote Neptu- ^VT.^ ïius • Mutss hoedanigen meneer heeft van meer jjxvill dan een Voet over 't kruis. Zulk eene bezit Hoofd- de Heer W. van der Meulen. Lie van ^"^^^^ den Heer C. P. Meijer heb ik ook gezien , doch het Steeltje , waar van de Heer P a l l a s fpreekt , vertoont zig als een vreemde aange- . groeide Madrepore. Ik geef hier de Afbeelding van een zon-zee-Moi. derling Zee -Gewas, dat als een middel- pi\^^^*xxvj. flag fchynt te zyn tusfchen de Zee - Mol en ^'Z* 4* Zee -Slak. 't Heeft, inderdaad^ eene Slakag- tige gedaante, hoewel het zo fmal niet naar de langte is, als de laatftgemelden, zynde nog niet driemaal zo lang als breed: maar de Blaad- jes zyn evenwydig, gelyk in de Zee-Kamper- noeljes, in 't byzonder dus genaamd , en in de eigenclyke Zee - Mollen , en loopen van den Omtrek naar de overlangfe Groef, Het Stuk is, gelyk men in de Afbeelding ziet, byna als een Haak gekromd, van onderen Schuitswys' hol en ruuw , eenigszins blaaiiwagtig, en be- groeid met twee of drie Schulpjes. Ik weet niet: zodanig een ergens afgebeeld te hebben gevonden. Men kan 'er de gefteldheid eeni- germaate yit nagaan , van deeze Lighaamen. (^lo) Madrepore, die enkeld is en geen Steel - Afadreffêra neejt;Labyrmtki^ [lo) Madreppra fimplex acaulis, Stelll repardo - Labyrin-'^^'^'*'** H 5 I» xm.j.'. XVII. STUK, 122 BESGHRYVING van Afdeeu LXVII. Hoofd- heeft; met eene krom-^Doolhofswyze Ster; dc Naad fiomp. STUK. Doeze Soort begrypt de zogenaamde Her^ Hcïfen- fenfieenen , die ons uit de beide Indien wor- ^^^^ den toegebragt , zynde dus genoemd , om dat de loop der Sterswyze Paden en ronr de Beddecjes, die dezelven bepaalen, eeniger- maate de Darmswyze gedaante der Herfenen , ineen geopend Menfcben - Hoofd , voorftelt: te meer 3 wegens de byna Klootronde^ of ten minde meer dan halfronde Geftake deezer Steenen. Mercati gaf 'er, om die zelfde teden, den naam van Lapis LtmbricatuSy dat js Wormfteen, aan^ maar Boccone noem- de hem Astroite^ Undulatus of Gegolfde Ster- refteen. De Engelfchen noemen deezen Steen Brainftone 3 de Duitfchers Hirnflein , beiden met de Latynfche benaaming van Cerehrites pvereenkomftig, welke echter, zo wel als die Tan Meandrite y gelyk de Franfchen zeggen, meest aan Verlteende Stukken van deezeq, aart , die men uit de 4^rde delft , gegeven tWrormi, Sumr3 obmfd, Syiu Nat. XTI. Hort^ CUff, O1.F. AK, Mus^ T* 25. f. 1,2* Masfa Maris flatus [repra:- fcntans* B es L« Mus* T* 9. f. i» A strohes undulatus* B O c c, Epiit. p» 142» T. f* AKi, MM. Corallium Cerebri facie* ?F-T. Gaz, T4 68* f. II Mxnndrltes* GUALTH, Test^ T. 10, 29, 97, Seb. Kab. III. p» ii2. i,4.,5,6,7* Madrepora Maeandiit^* PAI-L. Zooph, 171. Lyü der Plant^t^ wordt. DE MaDREPOUEN. «3 wordt. Deeze laatfte naam is van de Dool* VL hofswyze verdeeling , welke men in de Op- lxvii* pervlakte van deczen Steen waarneemt^ af-nooFD- komftig. STUK. Van deeze Herfenfleenen komen zeer groo* te Stukken voor , verfcheide Voeten breeds Men vindt 'er , in welken de Paden fmal en in welken d ezelven wyd zyn. Sommigen heb- ben de Beddetjes tusfchen de Paden rond , anderen plat^ en in eenigen zyn die overlangs gegroefd. De Gellalte van fommige Stukken is Kegelagtig. Men vindt 'er die de Plaatjes ^ waar uit de Paden beftaan, getand hebben, en zulks fielt de Heer Pallas toe een Soorte* lyk Kenmerk van deeze, daar ik doch 't zelf- de waarneem in eene van de volgende Soorc of die de Beddetjes fcherp heefc. De Plaat- jes ftaan in fommigen ruim ^ in anderen digt en als tegen malkander aan. Dat men ze Zee - Bloemkool noemt is my onbekend- ^ (iï3 Madrepore, die enkeld is. en geen Steel xu heeft 5 met eene krom - Doolhof swyze^^Jj^^^^^^^ Ster; de Naad fcherp. tes. Peeze Soort is, wat de eigentlyke betreft. Doolhof. Steen» zq (ii) M^^rspora limplex ncaulis, StcIIa repando • Labyrii^* thiformi , Suiura acutfl. Syst. Nat^ XII* Maeandrites. GUALTH* Test^T^S^éSEB^JCa^^ UU T. lop* lo» T* 112, f* 2. Madre. pora Labyrinthica. P A L. ^QQ^h>t\i%^ L^4er Flmti^ bl» 3d7# I, Deel, XVIU StüK, 124 Beschuyving van VI. zo gemeen niet als de andere, niettegenftaan- LXVn* Pallas zig verbeeldt dac de afgefleeten HvOFD-* Herfenfteenen daar voor kunnen 't fchepe komen 5 't welk ik geenszins begryp. Veeleer denk ik, en meen het duidelyk te kunnen zien, dat vcele Stukken met ftompe Naaden door affchuuring van de Golven uit deeze ^ geformeerd zyn. Het zou ook tegen de na- tuur ftryden , dat die met ftompe Naaden, door afflyting, fcherpe Naaden gekreegen had. Ik heb 'er een fraay Stuk van, rykelyk een Vuist groot zynde , dat op de Tak van eene Madrepore is vastgegroeid , en de opftaande Plaatjes zeer duidelyk getand heeft. Dit is niet zwaarder vaa zelfltandigheid dan de Herfenfteenen. M^r.rJri^ Hier hooren buiten twyfel t'huis, die in de ïes na- Wcstindlën zo bekende Dryfjleenen^ van wel- ^^lykccü, ke men , gelyk van andere Koraalen en Ko- raalfteenen y ook wel gebruik maakt , om I^alk te branden. Deeze, inderdaad, fchynen 'er zeer bekwaam toe, wegens hunne vooze Schulpagtige zelfftandigheid , als zynde uit zeer losfe , broofche , breide Plaatjes famenge- fteld 3 't welk ze doet dry ven op het Water, De Plaatjes loopen door den Steen heen , €n formeeren , zo viél op de onderfte als op de bovenfte Oppervlakte , een dergelyke Dool- hofswyze Tekening, als in de Herfenfteenen; doch de Beddetjes of Naaden zyn ook ver- deeld. De geftalte is doorgaans rond of plat* DE M A D R E P O R E Ï25 agtig Eyrond , en dé grootte als eens Men- VI. fchen Hoofd en grooter. De Af beeldingeu lx VlU Plaat CIX, f. 93 10, in *c Werk van Sera^Hoofd-* zyuy geloof ik, van deeze Dryffteenen, ea^™^* worden oneigentlyk aldaar Zee - Bloemkool genoemd. Men behoef tze flegts , ten dien einde 5 met de Afbeelding van Gualthie- Ri, op pagé XX 3 in zyn Werk> te vergely- ken C*). Van dergelyk een Zee-Produkt is het, ze- kerlyk , dat Boccone fpreekt , die op den Herfenfteen is aangehaald. Hy noemt ze een Koraalagtige Kampernoelje, en zegt, dat de- zelve uit een vooze , ligte , broofche Stof beftaat j hebbende in 'c midden gegolfde Stree- pen, die door den Steen heen loopen. De ^5 deelen zyn by laagen gefchikt^ welke naar 5, fyne Vliezen gelyken , van een witte Yvoor- j,, kleur ^ broofch , poreus en ligt , byna als 3, het Been der Zeekat , Zee - Schuim genaamd, Dewyl zy by laagen geplaatst zyn , omtrent 5, als de Tanden van een Kam , en door ande* „ re kleiner V Hesjes van dergelyke zelfftan- 35 digheid famengehecht , zo ontdaan daar uit 3, veele vierkante Gaatjes of Celletjes , welke 5, wy Poren noemen. Als deeze Stof in haar 3> ge- (*) Madrepora alba, Hrasflcam florldam refercns, Favi in- ftar minutlsfime peL-foraca» Zie onze Spec* ar. M» Pori« I. Deel, XYIU Stuk» ïi^ Beschryving V a é VI. geheel is, dan heeft zy onder aan , vaü ^^Vlï*'^ buiten , veele regelmaatige Rimpels, gely- HooFD-*' 3, kende naar die welken men aan de Padde- tTVK. ftoelen waarneemt, en in haar beginzel^nieé 3, gebroken zynde , heeft zy bykans de ge- „ daante van een Trechter , en fomtyds die 3, van een Roos'\ Vervolgens vergelykt hy ze met den eigentlyken Herfenfteen , en fchync dit Spongieuze Lighaara als het Begin zei daar van aan te merken : doch wy zien , dat die vooze, ligte, zelf Handigheid ook ftand houdt in de groot fte Stukken. ü^lrepoTM Madrcporc, die enkeld is en geen Steel re'kfteen heeft , vui de Faden Vinswyze ver^ Yhcxxvu deeld; de Beddetjes fmat en geknot. De Zee-Gewasfen, die onder deeze Soort begreepen worden , hebben eene wondérlyke Geftalte. Doorgaans zyn zy langwerpig, en beftaan uit zekere Knobbels , die niet kwaalyk gelyken naar de Punten van een Klomp Krys- tal; Dit zyn de fmalle geknotte Beddetjes, wel- fta) Madrepóra Cmpléx acaulis , Ambulacris pmnatifidi?^ f ulvillis angustis truncatis» Syst^ Nat, XIL Fungus Lapideus minoc. Clus. Exot^ 125. B aum, Hisu 111 p. 801. 3, Corallium album Fungoides ovale» P E T, Ptcrigo^r^ T» 20» C itf* Fungus Lapideus undulatus* SI.OAN* Jam^ llt p. s6m *té 18. 5* Amaranthus Saxeus. Rumph^^w^» \U p- ^44 T. S?» f. I. SEB. ICab^ III* T» log, 5. & T4 112. ü Mabrèforen. 1^7 welke Linnjeus als een Kenmerk opgeeft ^ VI, cn waar tusfcheh de Vinswys' verdeelde Pa- ^^^y^j* den zyn. Van onderen zyn deeze Stukken Hoofd-* fomtyds plat, fomtyds hol, en fomtyds heb- stuk, benze als een klein Steeltje ; doch zyn altoos van onderen effen , zegt onze Ridder , niet tuuw gelyk de voorgaande. In de aangehaal- de Afbeeldingen van Se ba, op Plaat CXVé vindt men eenige Verfcheidenheden van dit Zee -Gewas 3 meest regelmaatig verdeeld; hoedanig een ik 'er heb, dat wel een grootd Zee - Pisfebed gelykt. Hetzelve heeft de Grondvlakte volmaakt ovaal en vlak , ruim drie Duimen lang en omtrent twee Duimen breed. De Oppervlakte heeft , overdwars , vier verheven Beddetjes of Pvibben, die in 't midden van elkander afgefcheiden zyn , en dus als agt ingetrokken Pooten verbeeldeDo Men vindt 'er iets aan, dat naar een Kop en Staart gelykt. Een ander van dit Ilag komc nader met de Afbeelding van Seba,PI. CXI; Fig* 7 5 overeen : maar een derde , die de Geftalte van een Oor heeft, en tevens van ónderen als Kelkswyze famengefteld is, heb ik: hier, PI. GXXVI. Fig. 5, in Afbeelding doeö brengen. Men ziet 'er de gefteldheid van de gedagte Knobbels ; die fommigen als Vinnen zyn , en den loop van de Plaatjes uit, die steer groot zyn , en waar van de Merkteke- nen zig ook van onderen vertoonen, even als in de te vooren befcbxeevene Zee -Kamper^ Doel- !♦ DSEL, XVa STIJI% iflg BESCHRYVINC VAfï VI. noeljes ^ hoewel zy van onderen niet ruilw LX71L ^y"* fchynt my ook , dat zy veeleer Hoofd- daar toe behooren , dan dat zy het beginzel «TUK, zouden zyn van de Herfenfteenen, gelyk de Heer Pallas wil. Daar is geen overeen- komst, noch reden om te denken , dat 'er zo groot een verandering in zoude voortkomen, door den groey. Die Dieren ^ welke deeze Madrepore gebragt hebben tot de grootte van een Vuist , zullen immers hunne manier van bouwing niet dermaate veranderen , als tot de vorming van een ronden Herfenfteeri of Doolhöffteen vereifcht wordt. Voeg hier by, dat de Paden of Vuureii, cuifcheii de Bed- decjes j gelyk in dit Exemplaar blykt , veel wyder zyn, zélfs, dan in zeer groote Her- fenlleenen , van; welke men ook zeer kleine aantreft. Gedagte bedenking , echter , heeft meer steen- waarfchynlykheid , wanneer men agc geeft op Am:iranth, de Steen- Aiuaranth van Rumphiüs, welke cxxvii ^'^^^^ gebragt wordt, en waar van Fi^. j\ de Oppervlakte veel naar die van een Her- fentteen of Doolhöffteen gelykt. Deeze groeit fomtyds vry groot, en^ om dat zy eeniger- maate gefteeld is, geeft men daar, met meer reden , wel den naam van Zee - Bloemkool aan. Op Plaat CVIII, van Se ba, in Fig. 3 en 5 , is deeze 'Zee - Amaranth zeer wel afge- beeld. De beroemde Hoogleeraar Bür- MAKNüs bezit daar van een fraay wit Exem* DÊ MaDÜÉPORÉN. Éxemplaartje^ dat op een bJaauw Keyfteent- ^ yj- I je gegroeid is. Van het myne, dat gedagtig ]^xVïh ^ is, geef ik hiér iii Fig. i. Plaat CXXVIL Hoofd-* de Afbeelding. Vaii deeze Zee-Alnarahth getuigt Rüm- PHiüs, dat het een witte Koraalfteea is, 'fonuyds rond alj^ een Roos , fomtyds lang- werpig ^ Omtrent een dwarfe Hand breed, met veele fcherpe en geftreepfte Plooijen of Krullen door malkander loopende , gelyk de Bloem Amaranthus of het Hart van de Bloem- kool. Dit laatfte kan men eigentlyk ver- Haan , doch het eerfte betekent niet de Amaranthus der Kruidkundigen , zyride een ' Plant met Fluweelagtige Bloeriien, üaar wel- ken dit Zee- Gewas in allerminfte niet ge- lykt ; maar de Bloem van het Elichryfon of Mottekruid , welke ock Amaranth genoemd wordt, om dat zy niet verflenst; in 't Ne- derduitfch de Zeven Jaars Bloem. Naar dee- ze zweemt de Steen- Amaranth nietkwaalyk, ^«ynde fomtyds wie , fomtyds geelagtig van Kleur, doorgaans met Slym bezet , gelyk de Zee - Kampernoeljes in 't algemeen en niet minder gevaarlyk voor de Visfchers, om de bloote Voeten aan te kwetzen ^ terwyl zy onder Water groeit. Ik heb gezegd, dat de groote Stukken van Fiorida. dit Koraal den naam van Zee ^ Bloemkool voe- pioemicoo!^ ren. Zy gelyken 'er inderdaad vry wel naar , en oiigèlyk beter dan de Herferiiteenen, Het I ge- 1. DWL. XVlh $TUK» 130 Beschryving van VI. geheele Zee - Öewas drukt de Geftalte van een LXVll* -Bloemkool uit* Ik bezit daar van een aari Hoofd- zienlyk Exemplaar, *t welk uit twee 2odani STUK. geji 13 famengegroeid ^ en dus de langte van zes Duimen heeft , op drie Duimen breedte Het is gegroeid op den rand van een ander doch kleinere Zee - Bloemkool , die aan het zelve als tot Voet verftrekt , en waar van men , de grootfte van vooren ziende , de agterkant en Wortel befchouwt, alwaar di Zee -Gewas geribd en ruuw is, op de manier der Zee • Paddeftoelen. Gebrek van plaats wegens de grootte , heeft my verhinderd hetzelve hier in afbeelding te vertoonenii Ook komt de loop der Sterren en üand der Plaatjes nagenoeg mee die van óq Steen^ Amaranth overeen^ " i XTIT. C^3) Madrepore, die famengefield is^ engeen\ '^gartlut ^^^^^ heeft ^ vwt Groeven y welke gekield Steen. %yn , en de Sterretjes aan malkander piir gefchakeld. cxxnu ^* Dit Zee - Gewas , van de voorigen zeer verfchillende , heeft zynen naam daar van ^ dat het naar de Lorken - Zwam > Agaricus , on- Os) Madrepdra compofita acaulis fulcnta; Sulcis carlnatis;: Stellis concateiiatis» Syst^ Nat. XII* Seb» Kak IIL T* iio. 6, Lett. C,C# PAl.Lt ^oöp^* 167. Lyst der Plantin bl* 356. ! DE M A D R È O R Ë N. 131 öngemeen gelykt, 'c Zyn platagtige Oorswy- zc Kórscen 5 van niet veel dikte, zeer ^nre- gehnaatig geriiDpeld en geribd , en tusfchen Hoofd- de Ribben met Sterretjes gevuld, die dus als^Tus» kan elkander gefchakeld zig vertoonen. Men vindt ér kleine brokjes van , die echter niet fchynen afgebroken te zyn. Ik heb 'er twee^ die met haar platüe zyde om een Koraaltak zyn gegroeid; Dat van Fig. 2 5 op onze Plaat CXXVII , komt op zig zelve voor 3 en fchynt een klein Steeltje of Voetje gehad te hebben. Ik heb 'er 3 van meer dan een Handbreed groot, die met elkander verfchei- de Kwabben maaken , en dus een groot Oor formeeren Meest zien zy uit den graaüwen , tvat roodagtig, doch de verkalking, in Klem- pen van Koraalfteen , maaktze wit. Ik heb 'er echter ook gezien , die , on verkalkt en gaaf, byna wit zyn van Kleur. Men krygt- ze veel uit Westindie, endikwils aan 't Wa- terköraal gegroeide (14) Madrepdre , die famengejteld is , mH xw, hoekige holle vereeni£:de Sterren. Madreporè. ° bavofa», De Geftalte geeft, wederom, een zeer ge-zce-Ho- nigraau P^S Plaat cxxvu* (14) Madrepera compoflta , Stellis angulofe concavis coa- Fig^ diinatls* Syst^ Nat^ XII. Amosn» Acad^ h p 97* T« 4' l^* GUAI-TH. Test*, T. 19* Astroites. n O CC. Mus, T. 5» 3* SUB, Kah. lïL T. iii, f. g. Madrepota PAÊLa 2göph, i87, Lyst der Plantd, bl. 395» 1 % !• DEt!-. XVIL Sctk. 1>32 B E S e H R Y Y I N G VAN VI. paste benaaming aan die Zeegewas, *t welk ^^XVlï* ^^^"^^^V'^ zweemt naar een Honigraat» Vol- Hoofd-* gens de befchryving ^ die 'er door den Heer STUK* FoüGHT van gegeven wordt 5 beftaat deeze Madrepore uit evenwydige Buisjes , die dik- wils zeshoekig zyn, aan alle zyden famenge- groeid^ zo dat zy gemeene Wanden hebben. De Sterren beftaan uit fcherpe Plaatjes, naar het Middelpunt^ dat hol is, famenloopende, en de randen ook verdeelenden Als men een Stuk dwars doorzaagt , dan vertoont zig de Sneede zo als het Papier der Speelkaarten van agteren is getekend. De grootte hebben zy fomtyds van een Vuist , inzonderheid die uit Indie komen , welke men dikwils, gelyk het myne , dat in Fig. 3 afgebeeld is , op de ver- hevene zyde van een Paarl Oester* Schulp aangegroeid vindt. Het is witagtig van Kleur. wafciftecn* Hier toe behoort, waarfcbynlyk , dat Zee- Gewas , 't welk R u m p h i u s Wafelfleen noemt, in 't Latyn Favus Saxeus. Het zit, zegt hy 5 als ronde Bollen op de uitfteeken- de en ronde hoeken van andere Kraalfteenen vastgegroeid , en is over9I verdeeld in vier- kante Celletjes of Ruitjes, gelyk de Honigraa- ten of Wafels: doch ieder Ruit is van bin- nen fyn geplooid , en gefternd , redelyk Steen- agtig van zelfftandigheid. Onder Water zyn deeze SttJhkken met een dik Slym bezet, waar in alsdan eenig Leven fchynt te zyn, dar mea DE M A I) U E P O R E N, I33 men buiten 't Water niet bekennen kan , VL hoewel het dus eenige Jeuking op de Huid xf^vui* veroirzaakt, zo wel als de Steen- Amaranth. Hoofd-* Verfch kan men ze niet ligt wit krygen doch op 't Strand lang leggende worden zy graauwagtig wit , en zyn dan vol grooce rondagtige Gaten , daar men de voornoemde Sterretjes in waarneemt, (15) Madrepore , die famengejleld is , met hoekige verhevenronde Sterren , in 't Aninll * midden uitgehold. ^^^^^^ Hier toe wordt een Zee -Gewas betrokken ^ dat zo wel in de Westindiën voorkomt als aan de Oevers van Gothland. Evenwel fchynt *er eenig verfchil in plaats te hebben. Het Westindifche beftaat uit rondagtige ruu- we Knobbels , welke men zeer dikwils aan- gegroeid vindt aan den Voet of Takken van andere Zee-Gewasfen of Kraalfteenen, zynde ruuw, en bezet met verhevenronde Sterretjes^ Het Gothlandfche 5 dat LiNNiEUs be- fchryft , heeft meer uitpuilende Sterren , en ver- fis) Madrepoxa compofita!?. Stellis angulofis c^nvexis , Disco concavis. Syst. Nau XII. KAmoen, Acad. l p* 92- 4»r. IX* VIII* N. 2* li O CC* Mus. T. 9- ?♦ Coralliiim album fuperne figuris Astcriformibus propemodura obliteratiV» HELw. Lith. 53. T* 5. 22. SEB* Kab. \\U T. 109* f. li. dua: in bafu PAlL. Zöoph, 189* Lyn der Flant^^ bU 397» I 3 X. PEEL, XVII. STUK» ^34 Beschryvino van Vi. verdient derhalve beter den naam van Z^et- Afdhel» jinanas. Het wordt van Brom el genoemd LXVIL Gothlandfche Fungiet, met een kort Steeltje Hoofd* , . . , i jBTuiu g^oot wyd Kapje , wier oppervlakte ge- heel bezet is met zeer fyne en byna nitger fleeteii Steragtige figuuren» Deeze uitflyting fchryft Helwing toe, aan de fterke af- fchuuring door *t Zeewater. Evenwel puilen de Randen in veele Stukken wat uit: in ande- ren zyn de holten der Sterren rond. De zelfilandigheid is famengefteld uit Kegelvor- mige Pypjes , en , als men de Stukken dwars doorzaagt , dan vertoonen zig derzelver ge- llreepte holligheden , byna gelyk het Papier pp de Rug der Speelkaarten getekend is , zeer regelmaatig , in zeshoekige Vlakken verdeeld, zynde binnen ieder Vlak een witte Ring, met S treepep daar buiten om heen. XVI» Ci6) Madrepore, die famengejield is ^ met fotyglma^ kleine Sterretjes y digt aan elkander^ en Tweevou» ^rootere daar tusfchen , die open zyn^ uitkopende in Cylindrifche holligheden. ' Van deeze , n\t Oostindie af kpmftig , hadü LiNNiKus een Exemplaar, dat de geheele Schaal bedekte van een groote Paarlemoer- * Schulp. (16) Madrepora compofltn. Stellis miniitis confcrtls, im« ipixtis rnnjoribiis pcrforatis, Fundo concavo • C]^Iin die digt ge- plaatst, verheven, gekarteld zya, dieper dan r de (20} Madrepora ^rompofita , Stellis confcrtis annularibus prominulis aenatis* Sytt^ Nat» XIU D M A D R E P O R E N. 139 Oppervlakte. Ik heb een langwerpig half- VL ronde Madrepore van deezen Aart, die ^Is^^^^^^* eene dunne Korst gegroeid is om een Kraal- hoofd-' fteen, met ongelyke bulten, bruin van Kleur^^^TUK. Deeze is vyf Duimen Jang en drie Duimen breed. (21} Madrepore ^ die famengejleld is ^ met xxï. ingedrukte Schaalswyze Sterren , den caterno/a^ Rand gejireept hebbende ^ die door een^^'^^^^^'^ verheven Naad van één gefcheiden zyn. De geftreepte Rand der Sterren zou dee- ze niet oneigen den naam kunnen doenen voeren van Geflraalde Sterrefteen. De Ster- ren üaan *er digt op, en zyn diep ingedrukt met eene Cylindrifche holte, wordende door verhevene Naaden van elkander gefcheiden*. Met zodanige diepe ronde Holligheden, ter wydte van een Pennefchaft , komen deeze ander de Verfteende Zaaken voor; doch dan hebben zy aan de kant geen Straalen, en dus zou men ze , veeleer , Uitgeholde Sterreftee» nen noemen mogen , gelyk de Latynfchc bynaam luidt. Het Natuurlyke komt uit Wescindie. (22) Ma- (11) Madrepora compoiïta , Stellis Immer/is hypocratcii. formibus, limbo ftriato; inteiflindis Sutura elema. Syit^ Nat, XIU SEB, Kah, III. T. 112. 19 6c Vol» IV. T. U 19* Madiepoia Astroites. Pall. ZoHph, i88* 140 B S C H K Y V I N G VAN VL Afdeel (22) Madreporc , die famengejleld is , mei LXVIL ^^S^ elkander geplaatjte Sterren , die IlooFD- uit tien Stippen famengevoegd zyn. x^ii; is een rondagtige , broofche , witte Madrepora T i pu^ycuta. Steen , welke gevonden wordt in de Europi- Gcafppei- f^i^g Oceaan. XXII r. (s3) Madreporc , die famengehoopt is uit c^ycXaf vereenigde Cylinders , de Sterren uitger holdy met een verheven Middelpunt* ris pMc Stex* Van deeze is 't Koraal rondagtig, bruin , uit vereenigde Cylinclers beftaande. De Ster- ren zyn diep uitgehold, doch mee hec mid- den van haare Vlakte verheven. Men vindt 'er dikwils de zydelingfe onder fcheiden aan „ die van buiten overdwars gerimpeld zyn , zegt L iNN JEUS. Die van den Heer Pallas, hier aange- haald , welke de Heer B o n d a r r t het Ge- jiempelde Sterre - Koraal noemt , maakt , vol- gens denzelven 3 groote Klompen, uit Cylin- ders ter dikte van een Schryfpen famenge- lleld , die door een Puimfteenagtige zelfftan- dig- fai) Madrepora compodta , pundis Stellaribus confertls^ conflatis ex rund.'s denis Syji^ Nat. XIT* (23y Madrepora aggi^egata , Cylindris ccadunaris , Stellis «XiTavatis, Ccntio proniiaulo. Syji* Nat^ XI • Madrepora Ca* lyoularis, all» ^oöph* J8ö« l^yit dir PUntd* hU Z9%* DE MADREpORE^. 141 digheid verbonden zyn. De Sterren hebben VL het middelpunt als uitgevreetcn of Spongieus , ^ ^vn" gelyk Br OW NE dien cytel geeft aan eenFiooTD-* foort van Sterrefteen , uit zyn Werk door '^^i'^^^» de^n Heer P a l l a s aangehaald. De zelf Han- digheid , zegt zynEd. , is Aschgraauwagtig , Poreus 5 in verfche Stukken bruin i de woon- plaats in de Middellandfche Zee. Ten opzigt van de gedagte gefteldheid derzonnc* Sterren komt met deeze Soort dat Stuk uit f^^^' myne Verzameling overeen , 't welk ik de cxxviu Zonnejleen noem 3 om dat de Sterren zig als ^' Zonnen vertoonen ; gelyk men zulks in de Na- tuurlyke Afbeelding , zonder vergrooting , in Figi 4 3 op onze Plaat CXXVII , kan be- fchouwen. Ieder Ster fchynt ten minfte twin- tig Straalen te hebben : zy zitten inge^ooken , en haar middelpunt is verheven , met kleine Gaatjes als doorboord. De Sterren zyn om- trent een vyfde of een zesde Duims breed, ea zeer geregeld in verband geplaatst^ met verhe- ven Ruggen daar tusfchen , die zeer bezet zyqj met kleine ronde Gaatjes^ Hier uit blykt ^ dat het eenigermaate van Wormpjes moet aangetast zyn , en door de fpoeling der Zee wat afgefleeten; maar^ wegens deduidelykheid der gedagte Straalen , kan men het niet aan- merken als verlleend. Ik heb dergelyke Stukken 3 waar in de Pypjes 5 daar zy uit be ftaan 3 van de zyden zigtbaar zyn. Mooglyk zou hec J-, DïEL, XVIU STUK. ^ i42 Beschryving VABI _^ Vi. het echter wel eea zelfde kunnen zyn itièt LXvn! Puttige of Geltraalde Madrepore , hier Hoofd- voor gemeld, STUK. XXIV. C^43 Madrepore, die geböndeld is ^ mei Tol» fruiclu/.'' Leedjes , die Jongen voortbren^ Geknotte* geUy vieer dan Str aaien ^ aan den Rand vereenigd : de Sterren geknot met eenè Cylindrifche holligheid. Aan de Oevers van Gothland , iii de Oost- zee, wordt dit Koraal, zo wel als de volgen^ de Soort, van de Baaren opgeworpen , zegt L I N N u s* Verfcheide daar van heeft B r o- MEL voorgefteld en in Afbeelding gebragt. De Stukken beftaan uit Tolagtige of Kegel- vormige Leedjes , die zeer gelyken naar de tweede Soort van dit Geflagt , zynde als in het Pypkoraal op elkander geftapeld. Deeze Leedjes zyn watn-impelig , zo breed als hoog; De holte formeert een zeerfraaije Ster, wel- ke uit den Rand jonge Leedjes uitgeeft , en deeze wederom anderen , groeijende met den bovenden Rand aan elkander. Dit maakt dat ^er Klompen van voorkomen , die aanzienlyk groot zyn. C25) Mi- (24) Madrepora fasci'ciilata , Articulis türbinatis rroliferis ^ iCadIo pluribus, margine coadunatis. Stellis truncatis Disca concavo - cylindrico. ^motn^ ^ead^ I# p, 93» T» 4» f. X , 3» B E M A D R E P O R E N, 143 (2/) Madrepore , die gehondeld is , 7net Leedjes\\die enkelde Jongen voortbrengen Afdefx. uit het Middelpunt ^ zynde famengevoegd door middel van den verbreeden Rand, . ^T:xik. Dit Koraal heeft enkelde Steelen^ van tenMadreporn Handpalm en langer , een Vinger dik , regtop GeUerndg* ftaande , evenwydig aan elkander , met eene flaauw geftreepte Schors. De Leedjes zyn Bekeragtiö;, of van boven dikker, van onde- ren dunner , met den Grondfteun verbreed , een Duimbreed lang; De Ster is aan deil Rand byna Vliezig uitgebreid. De Grondfteun van ieder Leedje dekt de Schyf van \ gene daar onder ftaat. De Sterren zyn met haare Randen aan de zydelingfe vastgegroeid. (26) Madrepore , die gebondeldis, met Oy- xxvr» lindrifche gladde van elkander afflaandeo^^^ Kor aaien , welke famengevoegd zyn inet ^yp^^een* neergeboogene Vliezen. Dit Koraal , dat wy niet onbillyk Pypjleen kunnen noemen, wordt ook aan de Oevers van (iS) Mairepord fasdciilata j ArticuKs Prolifens centralibus folitariis. Stellis margine dilatato coodunatis* Amoen^ Acad*^ 1» p. T. 4* C XI , 4» (zC) Madrepora fasdciilata , Coralh's Cylindricis Ixvihm distantibus j combinatis Membranis deflexis* sAmxn^ Ac ad. l' 96» T* 4» f. VI3 u I DEEU XVII. STUK» i44 BÉscriRYviNG Van VI. van de Oostzee opgeworpen. Het beftaat LX^VII ^^'^ Steeltjes v^n dikte als Roggeflroo^ even- tiooFD. * wydig en glad ^iyndé. De Middelfchotten zyn even ver van elkander ^ en de Steelen gaan 'er , als 't ware , door heen ; maar zy zyn aan de Steelen néderwaards geboögen, en met Sterswyze Streepen gedraald* De Toppen der Pypjes zyn niet gefternd^ maar in de Omtrek gekarteld. xxviu (27^ Madrepóre , dié geböndeld is , ffiet Cy- Ai1^!aZt lindrifche gejlreepte van elkander afjtaan- örgcifteeiirf de Koraakn , mlke famengevoegd zyn met zeer digt geplaatjle dwarfe Vliezen. Dit , heC welke aan de Oevers van Ierland voorkomt , verfchilt van het voorgaande door geflreepte niet gladde Steelen , de Middel fchotten doorgaans zeer digt aan elkander en niet neergeboogen ; de Steelen byna Pypagtig en Melkwit, enz. De Heer Pall as merkt aan, dat van dee- zen Orgelfteen zeer groot e Klompen moeten zyn , dewyl hy 'er groote brokken van gezien hadt, met de gefternde Oppervlakte plat. Hy zelf (27) Madrepora fasciculata , Conllis Cylindncis ftriatiS disti"ntlf)us , combinatis Membranis confertisfimis transverfis* Syfl. Nat. XIU El Lis PhiK Trans, VoL* LUI. 432» T*. 20. f. 14» Corallium tnbiilamm fasciculatum» Üoul* Cornuh, 24 1. T. 17* 7. Madiepora Orgaimm. PALL^ ^(fupfu l85« Lys: der Plantdieren* bl* 39** DE MaDREPOREN. zelf bezat een Péeragtige Klomp, uit Cylin- VT.' ders van verfchillende langte famengegroeid j^^xvi?' die overal , uitgenomen aan den fmallenHooFD-* Grondfteun , gefternd was , zynde een VuistsTuK* j groot. De Heer W. van der Meulen bezit ^^Piaat^^ een aanzienlyk Stuk van deezen Orgelfteen, fv^^ %^ 't welk zyn Ed. de goedheid heeft gehad my toe de Afbeelding te verftrekken, voegende daar by , dat het uit de Spaanfche Westin- diën afkom ftig was. 'c Is famengefteld uic Pypjes van egaale dikte , die in de langte ' gegroefd zyn, byna regt, doch fchuins ftaan- de op de Grondvlakte van dit Stuk , waar inede zy omtrent een halven regten hoek: maaken. Zy zyn door Middelfchotjes famen* gevoegd , die overdwars op dergelyke manier loopen 5 veelen, op eenigen afftand, digt te- gen elkander aan* De Pypjes zyn, zo wel onder als boven, geflooten met Sterretjes vau zes Straalen* Zy worden korter naar den Rand van het Stuk , dat geheel zynde ds gedaante van een ronde Koek fchynt gehad te hebben , en eenigermaate geelagtig is van Kleur. Een gedeelte van hetzelve wordt hier in de Natuurlyke grootte vertoond. (a8) Madrepore, die gebondeld is ^ met Spil- xxviir; (zs) Madrepora fasclcularis , CoralHs teretibus 'fubramofis K DEEL, XVIt i46 B E S C H R Y V I N G V A m ronde , Takugtige gejlreepte Koraaten ^ digt cum elkander , welke Tolagtig hoU ronde Netswyze geplaatjle Sterren heb^ ben. turfjfteen* De bynaam van Ccespitofa^ die door GuAt» T H I E R I aan deeze Soort van Madrepore ge- geven wordt 5 zal van de Klompagtige ge- daante afkomrtig zyn. Ik noemze derhalve Turfjteen, Hy merkt *er benevens aan , dat zy witagtig en Takkig is. Het witte fpongieu- fe| Basterd Koraal van Aldrov and us wordt hier toe betjokken , zo wel als de Steeneii Biezen van MtRCATUs. Het zoude de Pókis Matronalis v an I M p E r A T u s zy n. Ook wordt de bogtige Madrepore van dea Heer Pallas hier t'hüis gebragt. Ten opzigt van deeze fchryft zyn Ed. , dat hy Brokken van zeer groote Klompen, van Marfeilje gebragt , h-eft gezien ; zo dat de- zelve in de Middellandfche Zee valt. Zy komt zeer zeldzaam , zo hy aanmerkt , of ^aar by kleine Takjes voor, inde Holland- fche en Engelfche Kabinetten» Het gene door ilriatis , appraximatis , Stellis turblnato • concavi's retïcularis, Syft. Nat^ XII, Atropora Ccespitofa albida ramofiu G u A L t li» Test, T. 6r* Porus matronalis. Imper. Nat. 8iS# Pfeudo- Corallium album Fum;ofum» Ajldb« 2dus^ 292. Millepora Iraperati* Worm* Mus^ i^s* Juncus Lapideus* Merc, Me» tall^ 134 Madre^wra ficxiiofa. Va LU ^oöfh.i%i\, der Vu LXVII. Hoofd- stuk. i) E M A D R E P O R È N« I47 üóor den Heer BoDDAEiiTi PI. 9. fig. afgebeeld is, op een Lazarus -Klap gegroeid ^^^y^jj* zynde, Ichynt van deezen aart te zyn. Ver- Hoofd-* fteend treft men deeze Madrepore menigvul* stuï* digeraan. (29) Madrepore, die gehondeid is, met Cy^ txix. lindrifche ruuwe bogtige KoraaleUy digt^elto/a!^ aan elkander ^ de Sterren yerhevenrond^^^^^l^ gejtreept. Verfchil tusfchefi deeze en de voorgaahr dé, waar van de Ridder thans twee Soorteni maakt , beftaat meest in de verhevenrondheid van de Sterren : want de Pypje<5 van de voor- gaande Soort zyn ook eenigermaate geboogen, gelyk de benaaming van Pal las aanwysc. Hier en daar raaken zy aan elkander, en heb- ben een ruuwe , barstige , overdwars gerim- pelde Bast , zo dat zy zig byna als met Leed* jes vertoonene De Ster, aan 't end van ieder Pypje of Cylinder, is van de zelfde breedte als het Pypje : zy heeft een holronde Schyf met het middelpunt neergedrukt en platagtig. Ik zie hier niet gewaagd van verheverïronde Sterren O Verfcheide zodanige Cylinder c jes , ter dikte van een Schryfpen famengevoegd , doch f29) Madrep&ra fasciciilaris 5 Corallis Gyrmclrlcis fcabtis fiexuoiïs approximatis , Stellis coavexis ftriatU* S^ysr. H»t^ ^ ' ■ K £ ' ^ ^ ■■ U DlFX, XVII. STUK, 148 Beschryving van VI. doch met de Straalende Toppen een weinig ^L^IL elkander wykende , formeeren Klompen Hoofd-* van verfchillende grootte 3 die Afchgraauw STUK. zyn. Ik bezit zodanig een Stuk , dat Ver- fteend is, hebbende de Pypjes als met Leed- jes , doch wat dunner 3 en geelagtig van Kleur- LiNN^üs zegt, dat dit Koraal aan de Oe- vers van de Oostzee opgeworpen wordt. XXX» Madrepore, die gehondeU is^ met reg- Fasikiilf Cylindrifche gladde van elkander wy-^ -ris. lende Koraakn^ Kruid na- gel» Steen» Volgens de aangehaalde Figuuren van Rum- PHiüs, Seba en Gualthieri, die ech- ter niet naauwkeurig zyn , wordt hier een Zee • Gewas bedoeld 3 het welke ik Kruidna» geljieen noem, om de benaatning van Ru m- PHius, die hetzelve Zee -Nagelen tytelc, eenigszins te volgen; Gualthieri hadt het- zelve als een Klomp van Cyhndrifche Zeo Fokjes voorgefteld ; doch dit ftrookt niet , en de door hem aangehaalde van Bonanni / verfchillen veel. By Seba noemt men be- ter^ (30) Madrepora- fascicuran's , Corsllis re^s Cyllndrièis glabris divergentibtis. Syst^ Nat, Xll. MiHepora lMP£R« Nau 81 7* Corallio affinis Mtdrepora* Bauh. Hist^ III* 795« BoNANN. Kircb^ T. 5- f. i* GUAJLTH* Test, T* lo6. G. CaryophylTum Saxeum. Rumph* Mus. VI» 045* 87* f. 3* S E 15, Kab. III. io8» f# O* Mndrepor» ï) Ë M A 1> R E P O R E N; ï49 ter, een Buisagtig Ster -Koraal, dat inde ge- daante van een ronden Bal uit afgezonderde lxvil Buisjes is famengegroeid. Het gene men al- Hoofd» daar voorgefteld vindt , was van Kurasfau af-^*^^^ komftig. Gedagte Rümphiüs van de Zee-Nage* len y die men in 't Maleitfch Tsjenke laut noemt, fpreekende, zegt dat het kleine Kraal- fteentjes zyn, omtrent een Lid van een Vin* ger lang , en veele digt by elkander gevoegd*^ Zy hebben beneden een fmal Worteltje en boven een breed Hoofdje, 't welk van binnen fcherp gevoord en gefternd is, van buiten of effen of een weinig geftreept, zeer naa de gedaante uitmaakende van een Kruidnagel. Somtyds ftaan zy plat, fomtyds verheven als een Rol of Heuveltje op een ander ftuk Kraalfteen , als of zy daar op gezet waren , maar zyn onder Water met Slym overtrok- ken, gelyk de Zee-Kampernoeljes, Door 'c bleeken , echter , worden zy zeer wit- Van deeze Steentjes vindt men ook losfe op *t Strand, die wel een halv^n Vinger lang zyn, en Steenagtig gelyk witte Koraal» Men vindt Zee-Gewasfen, zegt hy , die deeze Nagelen zo dik en lang als een Vinger hebben, van boven diep gegaat en geplooid , doch van welken niet meet dan vier of vyf aan een fcosje ftaan. Voorts fpreekt hy van een An^ X'Ophyllum Saxeum^ in 't Neerduitfch Steenen Moernagelen, in 't Maleitfch PQlang laut; die K 3 de L Deel. XVII, STUKi i^ii B E s c ir R Y V I N O v&m VI. de gedaante van Boompjes hebben , eeii hal- L^XVII* ^^^^ Handbreed hoog , in dikke liooFD ' en korte Takken uitgefpreid , Steenhard en $TUK. diep geftreepc , waar van ieder Talc zig in drieën verdeelt 5 welker Enden Moernageis verbeelden. Dan maakt hy ook nog van groo^ tére Boompjes gewag , die de Moernageis zo naauwkeurig niet vertoonen , zynde van bui- ten zwartagtig en door 't affpoelen vuilgraauw wordende , enz. Men maakt 'er ^ zege hy, geen gebruik van tot Medicyn of tot K alk- branden , maar bewaartze alleen tot Raritei- ten, en daartoe worden de fraaifte Heuveltjes en Boompjes, die bruinrood zyn, uitgezogt. De Heer Pallas, onder den naam van Madrepora Caryophyllites deeze Soort befchry. vende , zegt daar van : de Grond Iteun is „ een witte, Steenagtige, onefFene Korst, die ^, los en rond over verfcheiderley Lighaamen 35 uitgefpreid legt- Uit deeze Korst ryzen 3, menigvuldige , afgefcheidene , o verend ftaan* 3, de, meestal op zyde fomengedrukte Cylin- 3, dertjes , van buiten flaauw gegroefd zynde , van boven wat dikker en geknot. De Ster* „ ren aan 't end zyn hol, met ongekartelde ^, Plaatjes, die buitenwaards uitpuilen , beurt om beurt kleiner en grootef. De zelfftan- digheid van 't geheele Stuk is vast en zeer „ wit.'' Uit deeze befchryving cn het gene zyn Ed, verder meldt , ziet men klaar 3 dat hier geen an- DE M A D R E PlO R E N,^ Ijl ander Zee -Gewas van hem beoogd worde, VI. dan de gedagte Kruidnagel (leen en niettemin L^xvili getuigt hy , dat men aan deeze Soort in 't Ne- hoofd- derduitfch , den naam geeft van Kruynagel Ko^ ""^^^^ raai en Zee- Kruynagels, Den naam van Kruid- nagel-Koraal geeft men aan een alom bekend^ doch niet gemeen Zee- Gewas , *t welk by zwaare dikke Boomagtige Stukken groeit. Die fchynt van Rumphius m.et de laatfte Soort van Zee-Moernagelen bedoeld te zyn^ en dus kan bet dan ook tot de Vyfcndertigfte Soort van onzen Ridder , onder dep naam van Ma* drepora ramea , welke P a l l a s in 't Nedcr- éuidch Kadix ' Koraal noemt, behooren. Ik geef hier , uit myne Verzameling , de Afbeelding van een zeer fraay Stuk, dat als^^^^^^ tusfchen beiden komt , en wel het naafte is f'^'^?- aan den Kruidnagel « Steen , hoewel het met j^-i^^ i* Takken groeit. Ik zal het , derhalve . Kruid- nageU Gewas noemen. Hetzelve beflaat uit dikke Takken , die van een Grondftuk opge^ fchooten zyn , dat het bovenfte van een der- gelyk Gewas bekleedt ; het welke ook plaats heeft in voorgemelde Kruidnagelfteeo, De zelf Handigheid is insgelyks Kalkagtig, waar in de gedagte Steenen Kruidnagels ter langte van een Duim en daar boven fteeken ; gelyk dit zig aan de ééne zyde duidelyk openbaart Het een en andere is in de Afbeelding , Plaat CXXVIII , Fig. I , onder 't Oog gebragt^^ Daar ziet men ook , met welk een menigte K 4 van I. XVU, STUK. 1^2 BESCHRYVING V A VI* van deeze Nagels de Takken bezet zyn, tot ^Xvlï* ^'^^^^^ omtrent een Kwartier Duims of Hoofd * minder uitpuilen , hebbende aan 't End derge- IXÜK. lyi^e Scerren , met zes Hoofdplaatjes , waar tusfchenzo veelof meer kleinere zyn geplaatft. De Kleut der Nagelen, zo ver zy uitkomen, is bruinagtig ros , en de Grond, daar zy in Itaan ^ geelagtig wit» mx, C31) Madrepore, die eenigermaate Takkigen ^o^t^T^^ fardengejleld is ^ ruuw y met digt geplaat* Knokkel. fle SteraEÜ^c Foren. Gewast ^ ^ De Latynfche bynaam is ontleend van de Poren of kleine Gaatjes , waar mede de Op- pervlakte zig als bezaaid vertoont. Dezelve met een Vergrootglas naauwkeurig befchou- wende , zo wordt men gev/aar, dat het Ster- retjes zyn, van kleiner Korreltjes geformeerd, die dezelve in 't aantasten zeer ruuw maaken. Een menigte van dergelyke Korreltjes vertoo- nen zig ook tusfchen de Sterretjes , en dit heeft aan f3 1) Madrepora fubramof^ compofïta fcabra. Pons fubftel» latis confertis. Syst^ Nat^ XIL Corallium ftellatum^ ImpeR. N^^* 8o2» T. 8i4* Corallium ftellatmn minus album* B AUH* HiiU llh p* 805» Bocc» J^us. T* 9* r» I, 4. Poriis albus pumilus ramofior ilellatus* Mo Ris. Hist^ III, 5. 15, T, ïo» f* 12» Corallium porofura Typhoides flellatum* Pet» Pteryg^ T* iO« 15. Madrepora alba Rrasficam floridam referens» G u- AJL TH» Test, p» XX* SE B* Kah, III, T. 109. f. 11. Madre- pora Porites* 1^ ALh^^^oöp^. I92# Lyst der Plantd* hU 40 U DE M A D R E P O R E n: 153 aanleiding gegeven tot de benaanniing van PmC' Vi; tata of Geftippelde , welke L i N n iE u s , in de lxvii' voorgaande Uitgaave, ten opzigt van een der-HooFD- gelyken rondagcigen Europifchen Sterrefteen ^TUKt gebruikt hadt. Dezelve is door den Heer Pallas op deeze Soort aangehaald, hoewel zy, zo wel als die van Geflipte Sterrejleen ^ on» eigen fchynt voor dit Knokkel - Gewas ^ dat al- toos Takkig groeit , en fomtyds by Klompen voorkomt , van famengevoegde Takken en Knobbels , die het eenigermaate doen gelyken naar een Bloemkool , gelyk Gu alt hier i ten opzigt van het zyne meldt. Gedagte Heer zege evenwel , dat hy uit Oostindie niet dan mismaakte bultige Klompen daar van hadt ge- zien 5 die by Korften aangegroeid waren , met zeer blykbaare Sterren : doch de Vraag zou zyn 5 of dezelvendan tot deeze Soort behooren , Dat uit de Westindiënkomt^ zegt hy, is.door- gaans zeer Takkig* Zyn Ed. maakt een byzondere Soort van cember-j dat gene^ 't welk wy Gember - Koraal noemen, doch erkent 3 dat hetzelve veel overeenkomst met het voorgaande heeft, 't Is een Vinger- agtig en Geknokkeld Zee - Gewas, dat niet zo rcgelmaatig als het andere groeit, en dus veel gelykt naar Gember- Wortelen, zelfs ten op« zigt van de Kleur, die in 't andere vuil grys, en in dit graauwagtig geel is. Ik merk aan , dat de •Sterretjes in deeze Soort zeer opper- vlakkig zyn» Het Koraal is vast van zelfftan- 5 dig. LDeel. XVII. stuk* t5lf B R S C H R Y V I N G VAN VI. digheid ^ van binnen wit en Suikeragtig ge- 'jJCVli* ^ti'^^ld^ ^^§^ RuMPHXüs; 'n weLkikookin HöOFD-' de mynen waarneem. XXXII. (32) Madrepore, die Takkig /amen gefield en W^rattig is , met digt verfpreide , inge^ :iïs. drukte en aan den Rand alleenlyk gekar^ h^ixT telde Poten. De Geftalte geeft den bynaam aan dit Zee- Gewas, 't welk meer of min naar het Gewey van een Damhert gelykt, door zyne Takswy* ze verdeelingen. Dit heeft plaats in het aan* gehaalde van Güalthieri , dat van hem genoemd wordt Witte Takkige Madrepore , naar de Hoornen van een Damhert gelykende , met ronde Gaatjes. Dat gene , \ welk R u m- THius Lithodendrum Littoreum of Strand» Kraalboompje tytelt, heeft de Takken fmal en aan het end zeer fpits ; maar die Autheur te- kent (32) Madrepora Ramofa compofita Vermcofa, Poris fparlis Cónfertis immerfis margine folo crenatis. Sysu Nat, XIT, Species Corallii* Impeb* Nau 626* Coralliim candidius Veïmcofiim pundatiim» IJaüh» Hist^ llI. p. sos.Corallimn Hhixm Vérrucofum punaatum» B A ü H. Pin, 365. Poms five Aftroites humilior , Ramis latis compreslis, M o R t Hist^ IIU S* 15* T« IQ* f- II» Madrepoia Aftroites Cerati- Ibrmis. S M A W. Jff^ T, i. f. 33. Lithodendrum Littereiim* Ru M PH» Jimk \U p* 240* T, 85. f* 3» G u A L TH. Test^ T* 104. Madrcpora Damicornis. Pai.l» 2^oöph* 197^ Lyader PUnti^ bU 413* Millepow Damicornist S^st^ Nat, X» p# 79I4 N. p« kent aan , dat men zo wel van 't zelve, als VI» van zyn Gevingerd Kraalhoompje ^ 't welk ^^^^^/xva^' 2je voorige Soort fchynt te betekenen , onein- hgofï>* dige Verfcheidenheden in Ooscindie vindt, stuk. ten opzigt van de gedaante , doch daar in overeenkomende , dat zy , wanneer men ze verfch uit Zee haalt , aan de Toppen niet veel vaster zyn dan gebakken Süiker. Hec is , zegt hy met Wratten en Gaatjes bezet, geiyk het voorige. Dit zal dan ook de reden zyn, dat men ze dikwils aan de Enden afge- morceld, en zelden zo fpits aantreft ^ als zyne Afbeelding aanwyst. De Boompjes van dit Koraal zyn op meefte omtrent een Voet hoog, zegt de Heer Pallas, en van veelerley Geftalte. Zyn Ed. betrekt daar toe die kleine Heestertjes met dikagtige Takken, Gaffelswyzc verdeeld ^ zynde aan de Enden met Wratagtige Takjes gedoomd ; zo dat het Gewas gelykt naar Spruitkool. Het heeft een menigte van inge- (3rukte Putjes of ronde Holletjes, die aan den Rand eenigermaate gekarteld zyn, doordien de Oppervlakte , tusfchen dezelven , bezet is met Korrelige Puntjes. De Kleur is Afch- graauw of uit den geelen, de zeifftandigheid Sceenagtig. Een ander Gewas heb ik , van deezen aart, met dikker Takken, waar in de Gaatjes diep, en, met een Vergrootglas ge- zien , blykba^rlyk gefternd zyn aan den Rand. Dit I4 rmEL. Kviu 5TÜK» 1^6 B E 8 e H R * V ï M C VA» Vï. Dit fchynt tot zyne eerfte verfcheidenheid tc Ü^FDEELé behooren. LXVlL Hoofd- Het Hertshoorn - Koraal voldoet maar ten «Tüiu deele aan de Kenmerken der Madreporen, en wordt wegens de overeenkomst van Geftalte' hier geplaatst , komende , wat de Gaatjes be- langt , in fommigen aan de Milleporen nader. L I N N iE ü s merkt aan , dat dezelven verfpreid ^ ingedrukt , op den bodem Wrattig , wyd gaa- pende, en aan den binnenften Rand gekarteld zyn. Het heeft ook, volgens zyn Ed., de Takken dikwils bezet met Takkige Wratten. xxxm* (33) Madrepore, die Takkig famengefield en MeireporA Schuhiwyze gedekt is mei Jchuim ge* Gedoorndei kfiotte 5 uitpuilende Sterren y die opwaards gejlrekt zyn. De f33) Madrepxfra Ramofa compofita fub - imbricata , Stellis oMique truncatis prominentibus adfcendentibus, Sysu Noê^ XII» Millepora Ramofisfima , Punftis fubtus femi-ovratis pï:ominulis , Ramis acutis. Hort. CUff* 48 !• Madrcpora Ipinola & corymbo(a* Mus, Tcsfin^ 118. Millepora muxicata* Syst^ Nat, X, p» 792* N- 14. Planta Saxea Abrotanoides. C L u s. Exot, 123* B ATJH* HUu III» p. 807. liON AMN. Kirch^ 285* 8. Worm. Mus, 233» CALCEoU Mus, 12^ Porus albus* MoRis* Hlst^ 111. 15* T. lo* f* 3, % !©♦ PrTï V. Pterigr^ T* i8« f» 7* SloAN*7^w* L x8* £ 5t & T* 17^ f, 4, Lithoden tlrum Calcareunu Rumpü* Amh^ VI. 86* f» i , a» Madrepora alba digitata* G u A L T jTwr* ante 'X. 20. Seb. Mus. III* T. lo8. f. 6. & T. 114^ f» !♦ & iTtf» 5 Madrepora xnuricata^ PALL« Zoópb^ SP4» Zr^iX# iifer Flantd. hU 404* BE MaDREPOREN, 157 De Heer P all a s noemt deeze een Madre- VL poor, die op veekrley wyzen getakt is^ met '^^-^i^^^f nigvuldige Cylinderagtige uitpuilende Sterren. Hoofiw* Sommigen hebbenze by de Averoon, anderen stuk* by de Thym vergeleeken* Zy vertoont zig fomtyds als gedoomd, fomtyds ïroswyze, naar dat de Knopjes der Sterren puntiger of ronder zyn. De Heer P all as zegt, dac men ze Hertehoorn -Koraal tytelt ; doch ik hebze meest Koorn - Aair Gewas of Koorn-Aair Koraal hooren noemen. Zyn Ed. merkt aan, dat 'er eene Verfcheidenheid van is, die zig Troswyze uitfpreidt over de Rotfen , tot een rondagtige platte Koek, dikwils van an-: derhalve of twee Voeten middelyn, uit Tak- ken beftaande , die Netswyze dooreen gevlog- ten zyn , met de Poren of Sterren altoos Tregterswyze en ftomp van Rand. Men vindt 'er, zegthy, ook breede Klompen van^ die van veelvormige Geflalte zyn. De drie Afbeeldingen van S e b a , hier aangehaald, vertoonen aanmerkelyke Verfchei- denheden van dit Zee -Gewas, of liever van deeze Soort, tot welke alle de genen, die uitpuilende Gefternde Pypjes hebben , t'huis gebrage worden. Dus bevinden daar onder zig dan ode zodanigen , die weezentlyk de Geftalte van Herten -Hoornen hebben, en zelfs fchynt dat platte Takkige Koraalgewas 3, op Plaat CXIII van Seba voorkomende, hier toe betrekkelyk te zyn :^ want van het- / ijs B E S C II R Y V I N G V A N VI. zelve wordt duidelyk gemeld, dat het overal '^^^^^•digt bezet is met kleine opdaande Buisjes^ Hoofd-* welke , met een Vergrootglas befchouwd STUK* wordende , van binnen , in hunne holte 5 ge- fternd zyn. Van de genen , die Korstagtig of by Klompen groeijen, vertoont de Afbeelding van het Breede Fypagtige Koraal, in het Ka- binet van Richter C*/ > fchoon xemplaar. Kootn-Aair Dat gene, 't welk men eigentlyk Köorii- Koraal* ^^jj. Koraal noemt , groeit Takkig , zo dat het dikwils fraaije Boompjes maakt, die op een Stammetje rond gekroond en als uit Koorn-Aairen famengefteld zyn. De Kleur is Afchgraauw wit , of geelagtig. Ik heb zodanig een Gev/as, dat op een dikken Stam gegroeid is 5 zynde wel zeven Duimen hoog en breed. Men vindt deeze Boompjes fomtyds van één of twee Voeten hoogte en zeer dik van Tak* ken» Somtyds komen 'er fchoone Brokken van in de Kabinetten voor, waar in hier en daar Tepeltjes tot Cylindertjes vjerlangd en ïuet kleine Tepeltjes van buiten bezet, den oirfprong der Takken , en de manier van groeijing of liever bouwing van dit Koraal, door de Polypen , vertoonen ^ wordende de pude Celletjes door de nieuwen als verdruké ?n tot een va$t Lighaam gemaakt : even afe meoc DE MaDREPOIIËN. 15^ men iets dergelyks in de Zee* Pokken waar- vr, /3k\ Afdeel* neemt LXVH De bynaam van Gedoomde Madrepore be- Hpoi^n/ trekt hier toe veelerley Koraalgewasfen , ep stdic* het voornaame onderfcheid van deeze met de voorgaande Soort , beftaat llegts in de ingei druktheid of uitpuiling der Holligheden : doch met de volgende Soort is het verfchil veel groot er • C34) Madrepore, die gejleetd is ^ ruuw, meest xxxiv. Gaffelswyze verdeeld efi getopt ^ met rf^^f^f^^^f Sterren van buiten ontboljlerdé Kooittmik. De bynaam van fastigiata , die eigentlyk Getopte betekent, is van den Heer Pallas ontleend 3 door wieii de Kenmerken opgegeven worden , dat het een Gegaffelde , getopte Ma^ drepore is , met Tolagtige of Kegelvormige Sterren aan de enden der Takken , en de Plaatjes niet ingefneeden^ Deeze Kenmerkei! pasfen op alle de drie aangehaalde Soorten van Madreporen , welke onder den naam van Getakte Steenagtige Zee-Kampermeljes ^ met zeer dun- (♦) zie KnoRR* Verza»^ -van Gekleurde Hoorens en Schulpen, V. D. Pl. 30, (34} Hadrepora caulescejjs ludis fubdlchotoitia fastigiata, %tt\YiS extus decorticatis. Syst. NaU XIU Madrepora fastigia- ta* PA LI-* ZoópL IJS* Zee • Rpos> Lyst der PUntd, hU SEiï* Ka^. III. .iv'9» f. i: T, HO* $♦ ^ T- J> xvn. STVK» lóo Beschjiyving va» VI. dunne ongetande Blaadjes, by Seb A voorgefleld LXVll'^y^- Koolftruik kannen Hoofd- noemen. De Sterren, aan het End van ieder STUK. Xak één , hebben het Middelpunt ingedooken en langwerpig 5 om dat zy meest ovaal van omtrek zyn. Van buiten zyn zy, tegen den aart der andere Madreporen, uitgegroefd, en vertoonen zig dus , als of zy den bast of bolder waren kwyt geraakt. Zy groeijen fomtyds tot byna een Voet, doch de mynen zyn niet boven een half Voet hoog. Bloem* deezen aart komen 'er anderen voor , koou die ongemeen fierlyk gekroond zyn , fpreidcnr" de de Takken zig dermaate breed uit , dat fommigen 'er wel den naam van Bloemkool aan* geeven. In dezelven zyn de Plaatjes niet volkomen ongetand , en het middelpunt der Sterren zit zo diep niet ingedooken. Men kan zien , dat hetzelve als uit gefcheurde Lapjes bedaat : ten minfte is dus de Vertooning in één der mynen , die eene Kroon heefc van agttien Sterrc- Toppen. De Toppen loopen breeder uit , en dit maakt de Sterren Kegelag- tiger van gedaante ; gelyk zy ook van buiten uitgegroefd zyn. Naar deeze gelykt die , welke in Fig. 4, op Plaat CXVI, by Seba voorkomt, ongemeen. 5witzeïs- Dan heeft men nog andere, tot deeze Soort Vmk* LxNN^us behoorende, die den zonder- lingen, maar niet ongepasten , naam draagen, yan Switzers - BroeL Wanneer men ze vaa bui* Madreporen* l6l buiten befchouwt , zyn zy , éven gelyk de ^^^^^ Broeken van de Svvitzers eudtyds plagten te zyn 5 als door diepe infnydingen overlangs Hoofd- verdeeld , en veelen hebbea ook de Geftaice stuk^ van een Broek. De Ribben van buiten, niea alleen , maar de Plaatjes van binnen , zyn op de kanten fterk getand , en hebben , even als de voorigen , op zyde ook kleine Puntjes. Het middelpunt beftaat , insgelyks , uit ge- fronzelde Lapjes of Plaatjes; De Stei-ren zyn van veelerley ongeregelde gedaanten ; zelden rondagtig , meest langwerpig, en 3 als ^t ware , uit verfcheide Toppen famenge- groeid. Het fchynt evenwel ook den aart der Gegaffelde te volgen, en is by Pallas voorgefteld onder den tytel van Madrepora angulofaj of Hoekige Madrepore. Men vindt het menigvuldig in de Westindiën, omtrent KurasfaUi Ongemeen fterk getand en als uitgefcheurd frteen- zyn de kanten der Plaatjes, in dat flag van pj^^^^^'^^^^ Madreporen ^ welken de Heer P a l l a s Ma- c; MARSiGL* Mar, 30. f. 136 — 139 3c 3I» Hf 146* SHAW. u4fr* !♦ f. 3{?* DON AT. ^dr, T. 7. cum' Animalu P A L 2oöph^ 176. Kadix - Koraal^ Lyst der FlarJd,; R 373. . • L s I, DEEL, xvii. srm* 1^4 Beschryvinö vas jj Zyn uitgebreide Heestertjes van anderhalf IlxviV ^^^^ °P hoogfte, welke eenenStam hebben HooFD'* 5, dikwils van een Armdik, rond, in eenige STUK» Takken Gaffels wyze; verdeeld, die bezet zyn met kleine Takjes. Deeze laatften. Rolrond of Kegelvormig , zyn door eene Gefternde 5, holligheid bepaald, welke uit Plaatjes is fa- mengefteld. De Oppervlakte van dit Koraal ^, is Golfswyzc geftreept. Roestkleurig; dc ,^ zelfftandigheid Steenig , van binnen met Ge- ,^ fternde holligheden , in de Stammen vaster. „ Het valt in de Middellandfehe en inde Spaan- fche Zee.** De zelfftandigheid van dit Koraal , merkt zyn Ed. verder aan , is van buiten en in de uiterftc Takken donker Roestkleurig , doch op de breuk , en voornaamelyk in de Stammen , Spaathagtig wit. Ook wordt zy, in de Zee ftcrvende , allengs van buiten uit den Afch- ,^ graauwen witagtig. De Zeeluy verhaalen, 3, dat dit Koraal, verfch uit de Zee gehaald zynde;, een ftcrken Moskeljaat - Reuk beeft, 3, welken , zo ik ondervonden heb , hetzelve lang „ daarna , met warm Water begooten zynde , „ nog verfpreidt.'* Kfuidna. Deeze befchry ving van het Kruidnagel - Ko- gel-Komai. raai , waar van een Tak in Fig. i. Plaat /7j, I, * CXXIX , vertoond wordt , komt weinig over- een met de Afbeelding by Donati, wiens Madrepore , gepolyst zynde, wit was, heb- bende den Stam weinig dikker dan de Tak- ken DE M A D R E P G R E N. 165 ken en derzei ver Enden Kelkswyze gefternd. yj^ Hy zegt, dat de Takken niet meer dan vier Afdeel. Liniën, dat is een derde Duims , dik ^^Y"- ^^q^^^* Ik heb een dergelyk Stgk , groqter dan eens g^uK. Menfchen Hoofd , met Bloedkoraal aan den Stam gegroeid : zo dat het waarfchynlyk uit de Middellandfche Zee zal zyn : doch dit verfchilt ongemeen van het Kruidnagel * Ko^ raai , gelyk men 't doorgaans noemt , hec welke met de voorige befchryving, als ook met de Afbeeldingen bedoeld wordt. Dat die van Don ATI zo onnatuurlyk gemaakt zou zyn, als de Heer Pal las wil, is onwaar» fchynlyk. De Graaf Marsïgli, zegt zyn Ed. , heeft de eerfte Scheuten van deeze Madre- pore , die Kclkagtig zyn, voor eene byzon- dere Soort befchreeven, en zegt dat men het; aan Kaap Negro , in Afrika , als ook in de Casfidaigne , by Marfeille, op omtrent hon- derd vyftig Vademen diepte, vind. Uit de» Golf van Kadix wordt zy ook dikwils aan gebragt en van de Portugeefche Stranden. P a L L A s hadt 'er op Steentjes , die by *t Ei- land Jerfey gevonden waren, kleine Spruitjes van gc^ient Linnti^us zegt, dat men het; in de Zee , by Noorwegen ^ doch niet groo- ter dan het Winkel - Koraal , aantreft. Van het Kruidnagel . Koraal hebben wy aanzienlyke Boomen, die dik van Stam en zwaar van Tak-* |;en zyn , Kaneelkleurig bruin. L 3 (36) MR' I. DEEL* XVII. STüKé ï66 B E S C H R Y V I N G VAN ^ VL Madrepore , die gefledd is y BwimgUg tlcvtl' g^arf 5 bogten , eenigermaate fcjieef kooFD- gefireept , Takken elkander vervan^ STUK. gende ^ met tuieederley ingedoken Ster' öculata. WicKüiaaU [jgj- gewoone ?f/fif?^ Koraal wordt hier bedoeld ^ dac van ouds bekend is en uit Oosrindie afkomftig. Men telt het aldaar onder de Kalbahaaren ^ en geeft 'er den bynaam van hatoe aan^ om dat het onder alle dezelven het Steenagtigfte is. Het is, zegt 3, RuMPHiüs ^ geheel zonder Leedjes, maar aan de Enden met holle Wratten voorzien, komende naby aan het Vaderlandfche of „ Europifche Witte Koraal : want het is 3, fpierwit en Steenhard als Marmer^ zonder Korallyne ftreepen , met eqn kort dik Stammetje, 't welk zig van onderen op in „ veele korte en digte Takjes verfpreidt , die wat plat ftaan als een Waaijertje, Dc 33 En- f30 MairepQra cauïcscens tubulofa , glabra , flexuofa , oblique fubRriata , P.ami.? akernis , Stellis immerfis bifadif, SyA, Nat» XIU Acropora aiba foraminibus Stellatis ampliori- bus» G UAL TH* Teit^ N. 3» (nnteTab^i*) Corallium album Hstulofum* IMPKR» Nnu^is^ Coiallmm album ïndfciuiu Resl» Mus, a5« Coialliiim album oculatum Officinarum^ B AUH. Hist, lil/ p» 805* Accarbarium album vermcorum. RUMPH» Amh. yi. p* 233- S EB* Kab. lïI^T* Ii6» f, 3. PA 1*1- ^oöph^ 179* L^jit der Ploittd, bi, 381» J3 K M A D R E r O R E 167 „Enden van deeze Takjes zyn flomp , wat VL 3, uitgehold met een Kuiltje , en daar in ^xvii' geftraald als een Starretje , komende hier in Hoofd-* 35 overeen met het Europifche Witte Koraal 3 stuk. 3, dat men overal in de Apotheeken verkoopt, „ behalve dat het Fairopifche wat langer en 5, ronder van Takken is , meer naar Yvoor gelykende , dan dit , het welk van binnen 5, wit, vast en hard is, als Marmer.'* Dit Koraal CS^tuigt hy,) komt op Amboina zelden, en niet hooger dan een Handbreed, voor; maar op de Bandafche Eilanden maakt het Boompjes , die ook platagtig zyn ^ wel drie of vier Voeten hoog. Het groeit weinig en diep in Zee zo 't fehynt op groote harde Klippen , wordende by geval de Takken jnet een Vifchhoek opgehaald. Het komt aan- ftonds zuiver uit Zee, behalve dat de boven-^ lle Takken met een Slymerig dckzel bekleed zyn , en is niet buigzaam gelyk andere Ko- raalen. Een ongemeen fraay en groot vStuk van zulk Wit Koraal , heb ik by den Heer Brandt, Koopman in Drogeryën , ge- zien. Het gebruik van dit witte Koraal was in Oostindie weinig bekend, om dat het 'er zo zeldzaam werdt gevonden. Het komt in fommige Samengeftelde Winkelmiddelen , ia de Europifche Apotheeken, doch verfchilt in kragten weinig van het Bloedkoraal , da^r ik vervolgens van zal fpreeken. L 4 (37) Ma. l DEEL, XVIL STUK* Afdeel ^^^^ Madrepore , die gefteeld is , en bynoi LX VIL Gafelswyze verdeeld^ regt van Takken ^ Hoofd- niet hol y met uitpuilende Sterren^ beiirt^ lings geplaatst. xxxviu v^a^^ De naam van Maagde - Koraal kan wegens voii^"^ de fraayheid 3 of wegens de zuiverheid, aan ?Lcxx:x*dit Europifche Witte Koraal gegeven zyn^ Van de fraaiheid kan men uit een Tak van 't sselve , die in Fig. Plaat CXXIX , hier afgebeeld is , oordeelen. De Takken zyn aartig beurtlings geknobbeld , met Heuvelt- jes, die ieder een fraaije Ster bevatten. Als men naauwkeurig befchouwt , dan wordt men gewaar , dat 'er Streepjes van den rand der Sterren afloopen , die de Oppervlakte eenigermaate geltreept maaken ; het welk in het gemeene Oostindifche Witte Koraal, dat gladder is , geen plaats heeft. Mooglyk, echter, zal dit onderfcheid niet zeker gaan : want van 't Witte Koraal, met uitpuilende Sterren , komt ook voor , dat de Takken ver van regt en Kluwenswyze door elkander ge- flingerd heeft, niet minder dan het andere^ Het f37) Madrepdta ^caulescens fiibdichotoma re£èa folida , Stellis alternis emincntibiis, Syst, Nat^Xll» Coralliumalbum^ ^MPEB^ Nat» Zp9 CoraUIum fistulofum Imperati. Bocc. MtiSt T« 9. f. 64 Corallium album raajus Stellntum radiatum» PeT# Gaz, T. 76. f» 8. Marsigl. Jfar» T. 30* 140^ 'V \ Lt* Zoöph^ 180. Lyu ür Flantd* bladi. 384. 1) K M A D R E P O R E N. Het valt in de Middellandfche Zee en aan de VI. Kuscen van Amerika. ^LX^ii Dit Koraal maakt Heeftertjes , zegt de Hoofd-* „ HeerPALLAs^ die op*t.hoogfl;e een Span^TUKt ,5 lang , onregelmaatig en uitgebreid zyn. 3, Het is Melkwit 3 valt, eenigermaate ruaw, met de Takken gegaffeld , hebbende zelden 5, de dikte van de Pink;, gemeenlyk maar van 5, eene Schryfpen. De Takken wyken van 33 elkander ; zy hebben veele Bochten , en 33 groeijen vast daar zy aan elkander raaken^ 3, zynde rond en ftomp. Het heeft menig'- 3, vuldige Sterren 3 overal verfpreid, die in 3, 't verband ftaan , uitpuilende , van binnen 3, hol 3 uit Plaatjes famengefteld en van onze- 3, kere grootte. Als het Koraal zeer dik is ^ 3, dan zyn dc Sterren zo groot 3 dat zy dik* 3, wils de Punt van eene Pennefchaft inlaaten : -3 doch het gemeene , van middelmaatige 3, grootte 3 heeft insgelyks de Sterren taamelyk 33 groot. Men vindt ^er echter ook met zeer 3, kleine Sterretjes.*' Behalve de gemelden is 'er nog een zeer DoDje^- fraaije en niet gemeene Soort van Wit Ko-^i^^fg^ raai , die een geheel ander en regelmaatig gewas heeft 3 formeerendc platte Boompje^, met gedraaide Stammen en Takken , welke van verre zig als met Bloemen of Vrugten beladen vertoonen» De Sterren , naamelyk, of Holligheden der Sterren , puilen zodanig Lr 5 uit 4 ï. PEl^ÏM XVII, STÜI^ IJO B E S C H R Y V I N G VAN uit, dat de Takken overal met een fooit van ^J^^jj* Kelkjes of Trechtertjes als beladen zyn. Ik Hoofd-* zal het , derhalve , Dopjes - Koraal noemen- sTüiC. Het komt uit Oos tindie. In Hg- 3. op Plaat CXXIX, vindt men de Afbeelding van een Takje van hetzelve. Rcozc' De Westindiën hebben onlangs een ander kS flag van Sterre - Koraal uitgeleverd 3 hec 4* Avelke de Heer P a l l a s Madrepora rofea noemt (*), dat is Roozekleur - Koraal. : Vqa hetzelve zyn kleine Heestertjes 3 naauwlyks een Handbreed hoog, uit Vrankryk , daar men het van omftreeks St. Domingo gekreegen hadt , in de HoUandfche Kabinetten ovcrge* bragt. De Heestertjes zyn platen hebben dikke geelagtige kromme Takken 3 die Roozekleurige Spruitjes uitgeeven , welke hier en daar digc bezet zyn met ronde Wratjes 3 naar Zaad- korreltjes gelykende , zynde als de Bloem- kelkjes der uitkomende Sterren. Men vindt 'er onder, die reeds open zyn 3 en Sterretjes vertoonen; hoedanigen ook 5 niet uitpuilende, in de Gaatjes voorkomen 3 die in de Takken zyn. Indien men hier van Boompjes had , zouden zy in de Kabinetten een lierlyke Ver- Ding maaken. C38) Ma- (*) Madrepora ramofisfimn Rofea , Ramis attenuatfs , Stellis mimitis pasfjtn congestis c^orescentibus. Paju^** ^$öfb^ N. i8i* ï) ïyl A D li E P O R E 171 C38} Madrepore, dieTakkig is ^ eemgermaci' Vr. g^S^ff^^d^ Netswyze famengroeijende ^^^^^ hebbende aan 't End holle Sterren ^ ^^>Hoofo-* oj> zyde Jongdraagende zyn. stük. xxxviir. 5, Dit Koraal 3 beftaande uit verwarde T^^-priuf^^^^^^ ^, ken 5 die overal aan elkander groei jen , Bioem- 3, (zegt de Heer Pallas,) maakt dikwils ^ 3, zeer groote Klompen. De Sterren zyn vry 33 groot 5 Trechteragtig , ongemeen fraay ; 3, van binnen met overlangfe Plaatjes , om* 3, trent agt of meer in getal 3 die niet gekar- 35 teld zyn , en tusfchen ieder paar drie klei- 33 nere hebben j waar van de middelfte 3, uitmunt. De Rand der Sterren , met de 35 Plaatjes een weinig omgeboogen , geeft 'er 33 een Kroon aan. De Sterren ftaan beurt- 3, lings aan de Takken, en geeven doorgaans ^, kleine Sterretjes tot den Rand uit : hier 3, door ziet men in de mikken van alle de 35 Takken een ingedooken Ster 3 die, de Tak- 33 ken voortgebragt hebbende 3 allengs is on- 3, derdrukt door de aangroeijende Jongen, 35 Het Koraal verdeelt zig bykan$ GafFels- f38) MadnporsL ramofa fubdichotoma , rericulato • coales- cens , Stellis latere proliferis terminalibus concavis. S-jft, Nat^ XII. Tall* Zö'óph^ 178. Corallium immacularuin. Uesjl* Mus* T* 35» Edw. ^v, T. 194. Seb. Kah. III» T* Ii6» £ 3, bona» Po ntopp. N&c^ Hut, Nnvi. I, Th. p* sSa* N* 3* 14 I, Deel, SVII. Stujs, l'/^ B E S C H 11 V V I N G VA» Afdeeu wyze. Wegens de breedte der Sterren |LXVII»5> groeijen de Takken, tegen elkander aanko- Hoofd- 3^ mende, zeer dikwils famen vast. De zelf-^ ^"^^^^ 35 ftandigheid is zeer wit en vast, hebbende ,, van binnen een weinig Merg, dat Sterswy» ze doorboord is," De Heer PotCTOPPiDANs, Bisfchop van Bergen , geeft , in zyne Natuurlyke Historie van Noorwegen , eene Afbeelding van die Koraal , dat aan de Kusten van Noorwegen valt, en dikwils , onder andere Zee-Gewas- fen, met de Vifchnetten wordt opgehaald. Het is, zegt hy, anderhalf Vierendeel lang» een Vierendeel breed en geheel wit 3 met Sterren, fomtyds grooter dan een Schelling Lubs , die open ftaan ^ als geheel ontlooken Bloemen. Wy mogen het dan met regt Bloemkoraal heeten. De Afbeelding in *t Werk van Seba, hier aangehaald , vertoont het- zelve zeer fraay. Men zegt aidaar , dat het wel voor Wit Koraal verkogt wordt in du Apotheeken. :5:xxTX» (39) Madrepore, die Trechteragtig is en al^ f;;^^ Jongen rmtbrengt, lifctfuis^ De Tffchrer- Koiaai. ^^pj Madnpora turbinata lufundibuliforniis fubprolifcra^ Syjl. Nat, XII ♦ Tubipoja InfundibuUformis» Sy/l. Kat. X» p'» 789« Millepora Cyaihiformis turbinata, interius prpliferc^* Hort^ Cliff. 48 o« Choana Saxea crispnta rugofa , minimis Poris* GuALTH» Test, T* 42* Madrepora Crater^. FALI^* ^öoph^ I95» De Trecliter^ lyst der Planid. hU 409. D E M A D R E P O R E N. 173 De Kenmerken bepaalen genoegzaam d^^^.^^"^ Geftalte van dit raare Zee -Gewas* Een dik- ^xl^Y» ke korte Stam, die op een Steen of iets an- hoofd. ders vastgegroeid is, breidt zig als een Trech- ^ ter uic, die den Rand dun en dik wils geplooid heeft, zynde, meest van buiten, met fyne Golfsv/yze Streepjes getekend. Van binnen komen alleenlyk de Openingen, die iets Ster- agtigs hebben , te voorfchyn , puilende een weinig uit en byna in 't verband geplaatst zynde* Men vindt 'er Stukken van , die grooter dan een Voet breed zyn. Van binnen is dik wils daar in een kleiner Trechter, die naar een Jong gelykt. Het Olyphants " Oor van Rümphius, daaroiypiumt? de Heer Pallas een byzondere Soort van^^^* maakt (*) , komt niet zodanig geflooten voor, maar vertoont zig eerder als een fa- menhooping van krullende Bladeren , die in een Bekeragtige Gellalte famengevoegd zyn* Somtyds ftaat het op een Stammetje, fomtyds is het als een Koek op een Steen of Rots uitgefpreid , en verbeeldt dan taamelyk het Oor van een Olyphant. Sommige Stukken gelyken ook wel naar een Roos. Tusfchen de oneffenheden van de Oppervlakte hebben zy kleine Sterretjes , en fomtyds zelfs fcherpe Takjes of Tepeltjes raeé Sterren, Van (^) Madrepora follofa^ Z^'éph^ KooIsMad. Lyn d^r I. DÈEL» XVII. STUEC 174 B E S C H R Y V I N G VAN Vl. Van dé Trechteragtige Madreporeri komea f xVlf S^^kl^^^ ^^^^ ' ^^^^ '^^^ Wand zyn en HoorD* groot. De Heer W» van der Me ijl en sTüic. bézit daar van , gelyk van dé Neptunus- Mutien ^ drie zeer fraaije Exemplaaren , ieder omtrent een Voet over 't kruis. Het eene is volmaakt als een Trechter en wel een Voet hoog : het andêre heeft aan zyn Steel als eeri foort van Jong: het derde is byna plat en als een Schottel uitgebreid. Deeze allen zyn van binnen bezet met uitpuilende gefternde Te- peltjes , eii komen uit Oostindie. By den Heer Chr, P. Meijer heb ik zulk een Zee -Gewas nog grooter gevonden. Hetzelve is wyder uitgebreid , in de gedaante van een Fruitfchaal , en heeft van Rand tót Rand , over 't kruis 5 de breedte van veertien of vyftien Duimen. In de Omtrek is het dun^ doch heeft een dikken Steel , zynde de Rand Golfswyze geboogen. Van binnen vind ik het bezet met vèele Uitwasjes, waar onder eenigen met der- gelyke Sterretjes als de Oppervlakte heeft : van buiten met groote en kleine Zee -Tulpen cn Wormbuisjes begroeid. De eerstgemelden zullen de zogenaamde Jongen zyn ^ waar van in de Kennlerken gefproken wordt» LX VIII. HOOFD" DE M I L L E P O R E N. 175 LXVIiL HOOFDSTUK^ STUK, Êefchryving van 't Gcflagt der Millepo- REN, dm wegens de menigte van fyne Gaatjes , waar med^ zy doorboord zyn , en anders ook wel Kalk - Koraal genaamd. TpVe benaairiing van Millepora is door Impe- Naam* RATüs gebruikt ge weeft ^ om een Soorc van Madreporen, welke ik Kruidnagel - Steen genoemd heb , te betekenen : waarfchynlyk om dat dezelve uit zulk een menigte van Pypjes ^ die hy Poren noemde , beftaat. Na- derhand heeft men ze aan Zee-Gewasfen ge- geven 5 die famengefteld zyn uit eene byna ontelbaare menigte van kleine Gaatjes, zqx\- •der . Sterren. Petiver noemde dus zek^r Korstagtig aangroeizel 3 Millepora Arenofa An- gUca. Eindelyk zyn de meesten van die Zee-Gewasfen, welken men wegens de Kors- tige geftalte Efchar(B plagt te noemen , door onzen Ridder in dit Geflagt begreepen. Men zoude 'er den naam van Kalk - Koraal aan kun* nen geeven , doch ik houd my liever by dien van M I L L E p O R E , als welke deszelfs Ken- merken uitdrukt. De Naam wyst nagenoeg de Kenmerken Kcnrjc?» aan. Het is een Steenagtig of Kalkagtig^^^^' Zee- Gewas j welks Opper vlakce een menigte v;m h Dl^!.. XVil. STUK* tJ4 Beschryving van Vl. vati Gaatjes heeft , dikwils zo kléin , dat Aï^^^* men ze, zelfs met een Vergrootglas, naauw- HooFD»* ^y^^ kan ontdekken. Deeze Gadtjes zyn rond STUK» en Trechteragtig. Zy worden door Polypen öf dergelyke Diertjes bewoond. Sborten, LiNN^us heeft in dit Geflagt veertien Soorten aangetekend^ als volgt. XL» (40) Millepore, die fakkig ii^ plat en regt^ ^uk^o^rjs. ^^^^ kleine Gaatjes in de Oppervlak' 1^^^^'* te verfpreid. bit zouden de algemeenë Kenmerken zyn 3 Van een zeer bekend Zee • Gewas , dat in kleur cn zelfftandigheid , van binnen en van buiten , veel naar Suikergebak of Banket gelykt , én daarom den naam draagt van Suiker - KóraaL RüMPHius noemt het Suikerwerk. Hier onder is , dat men gemeenlyk Water - Koraal noemt ^ f40) MUepora ramofa cömpresfi reifia , Poris fparfis oHom letis» Syst. Nat. XIU Gen, 3 3 8* Sp. i. Millepora plana tamofisfima , Ramorum fastipto digitata. R o y E N. Lugd. Bat^ 526» Gypfum Coralloides» Gèsn^ fig^ 132.. Corallimn aspermn candicans adulterinum. B A u H. Hist^ p* 895» Alcis Cornu figurft Corallimn. WoR m. Mus Hoorens, Schulpen, Hout, Glas en andere Lighaamen^ De Heer P a l l a s heeft eehige Verfchei- denheden daar van opgetekend, als volgt. i„ Breede famenvloeijende Stammen, die aan den Rand!, en doorgaans in de Oppervlakte, zeer Takkig en gepalmd zyn ; regt - opftaande of krom, in allerley wonderlyke gedaanten en tot groote Klompen famengehoopt , hebbende de Takjes overal Kegelagtig ftomp. Hier door zal zyn Ed* het gewoone Suiker - Ko- raal of Water -Koraal bedoelen, a. Derge- lyke zelfftandigheid ^ uit ronde Takken fa-, mengefteld , die aan de Enden fpits zyn , en op veelerley manieren , doch luchtig , door malkander gegroeid. Zodanig hebben wy ook uit Weftindie. 3. Breede, Waaijeragtige Bla- den , met overlangfe Plooijen gegolfd , eeni* germaate uicgehoekt , en aan den uiterften Rand fcherp. Hier moet het Elands- Kóraal bedoeld zyn , dat op dergelyke wyze, doch ook wel ecnigermaate Takkig groeit , loo* pende de Bladen in platte Punten uit: doch hetzelve komt in veel grooter Stukken voar^ M dan B E S C H R Y V I N e VAK VI. dan die Bladen, waar zyn Ed. flegts de hoog^ LXVm ^^^^ ^^^^ geeft. 4. UiEge- H00FD-' breide Korftcn van dit Koraal , waar mede STUK. niet alleen de Zee -Heesters fomwylen» maar. ook veelerley andere Lighaamen, overtoogen zyn- In 't vervolg zullen v/y zodanig een Takje ^ dat op den zelfden. Voet met een Sponsgewas gegroeid is in Plaat vertoonen. De Flefch van Sloane is bekend. Ik heb hier, op een Verkooping, het onderftuk van een Kelderflefch ook zodanig begroeid gezien. De Kokos - Nooten Dop , dien de Heer Chr, P. Meijer heeft , mee zulk een Takmaa- kend Zee -Gewas aan den Rand overtoogen, is ook zeer zeldzaam. Om een VVy zien 'er uit, dat dit Zee -Gewas op ^e'^roeid ^^^^^^^Y wyzcn en aan allerley Lighaamen zig ^Tiaac * aanzet: gelyk zulks ook verder blykt uit het ^F^fu ^^^^ aanmerkclyk Stuk uit mync Verzame- hng , hier in Fig. i j op Plaat CXXX , ver^ toond wordende. De Geftaite , en de zigc- baare Mond , doen my met vry veel zeker- heid befluiten , dat het een Hooren moet zyn van het Geflagt der Tollen, die van binnen en van buiten overtoogen is met een Korst van zodanige zelfftandigheid , welke rondom Knobbelagtig en aan het Mondftuk Vleugels- wyze, volgens den Draay, is voortgegroeid ^ mooglyk om een gedeelte van de afgebroken Spil. Men kan 'er geen Voet 3 of iets dat het onder. end aanwyzen zou, in ontdekken, zyn- BE M I L L E P 6 R E No 179 2yi)de het Stuk overal onafgebroken. Daar VI. zyn dus wel S.teenen in 't midden van dergelyk ^^^^-^^^ Koraal gevonden ; doch hier is hetzelve oniHooFD- een los Lighaam gegroeid. stuk. De Afbeeldingen , van het gene men Wa- ter* Koraal noemt , zyn niet gemeen» By Seba vindt men het in 't geheel niet: wanc dat Zee-Gewas , van Plaat ii6, N- 8, door den Heer Pallas aangehaald, is^ volgens de befchryving , en naar alle waarfchynlyk- heid , een Alcyonie : dat van PI. 1 14. N. i , *is moóglyk het Elands- Koraal 3 en N. 8, PU 106 5 een enkele overkorfting van een Zee- ^Heeftertje. De Heer d'Ar gen vil le ver- -toonc 'er een fchoon Stuk vaQ , het welke , tusfchen de Takken, een Stomp heeft als eens Menfchen Hoofd met Hals en Aangezigt • doch dit kan men niet dan tot de toevallige groei- jingen betrekken. Van onderen maakt dit Stuk een Soort van Grot , waar in men Verfleende Conchyliën waarneemt , die als ingekast zyn in de Madrepore , m.et en benevens Verlteen- de Sponfen , die den Voet van 't zelve verlie- ren Wanneer men dit 2ec- Gewas, 't zy dan Boomagtig getakt of Waaijeragtig , of als Elands- Hoornen > of Korstagtig gegroeid zynde , ter lööps {*) Van de Schulpen zou ik dit eer gelooven dan van de Sponfen. Hy zegt dus. Zie Ory&olog^ p. 372. Pl. 24* noemt het een Madrcfore* M 2 I. DEELi XVI> STUKi l8o B E S C H R Y V I N G VAM VI* loops befchouwt , zo zoü men zeggen 5 dat LXVIIÏ bloote Kalkftof ware t doch een Ver- Hoofd- grootglas tc hulp neemende, dan vertoont zig sTüKé een regelmaatige Scrudluur in de Oppervlakte. Dezelve is als uit zeer kleine Korreltjes fa- mengefteld ^ doorzaaid met ontelbaare kleine Gaatjes, en anderen, die grooter zyn; op aan* tnerkelyke afftanden, daar door verfpreid. De zelfftandigheid , van binnen 5 is ook Spon- gieus, doch wit van Kleur* In dikke Stam- men , die aan Stukken gebroken waren , meent de Heer Pallas eene Plaatswyze aanzet- ting te hebben vernomen, en oordeelt, dat wy hier een doordraaiend voorbeeld hebben, van eene Steenagtige , Plantaartige en Dier- lyke groeijing, met elkander vereenigd. Gebruik Dat dit Koraal, in de Westindiën, tot het tonden^ branden van Kalk gebruikt wordt, is wereld- kundig. De Vraag is, of Pater Lab at met zyne Kalkpooten hetzelve bedoeld hebbe ; daSr hy dus van fpreekt, „ De Voet van deeze 5, Plant is rond of ovaal , en maakt als een „ Wortel, daar een Stam van opfchiet, wel- 3, ke, omtrent een Voet hoog zynde, zig in Takken uicfpreidt, die, op veele plaatfen, 3, omtrent de gedaante van een Hand met vee- Ie Vingers hebben, en daarom Kalkpooten ,, genoemd worden. Deeze Vingers verfprei- „ den zig en brengen wederom anderen voort , „ die allen eer lang dan breed , altoos taa- „ melyk plat en aangevuld zyn met Gaatjes, als 5> 3)E MiLLErOREN» ,^ als de Honigraaten/' Het fchynt mytoe, VI. veel nader aan dit te komen dan aan het^^y^lY Witte Koraal ; hoewel men elders in beden- Hoofd* Jcen geeft , of die Kalkpooten niet tot het ^^uk» Witte Koraal behoor en 't Is , volgens dien Autheur, pen Zee -Ge- was van ongemeene grootte , wordende alleen* lyk gevifcht op plaatfen , welke drie Vademen diep zyn» „ Die dieper in Zee groeit, fchiec zo lang en hoog, tot dat zy, de ongeftui* migheid der Baaren niet langer kunnende 3, wederftaan , afgebroken , en op het Land , 5, alwaar men ze by hoopen vergadert , gedree-, 3, ven wordt'\ Aan het Eiland Guadaloupe had^ . hy , in zekere Baay , dit Kalkgewas , om dat het gelyk met het Water kwam , en dus de pasfagie voor de Schuitjes verftopte > doen afbreeken en opvisfchen, doch na verloop van twee- en- twintig Maanden , die zelfde plaats by nagt pasfeerende , raakte hy 'er vast , em befluit dus , dat dit Kalkgewas aldaar , ge- duurende dien tyd , weder vyf Voeten opge- fchooten was. De manier van Groeijing onderftelt hy of Manie»; daar van daan te komen , dat het uit de Wor- tels weder opfchiet , of van zeker Melkagtig Vogt y dat de Enden der Takken , die nog jong en week zyn , uitgeeven. Deeze Enden, zegt (*) SER, Kabinet, IIU DEEJL, laatfte bladzyde* M 3 Ï«DBIL. XVII. STUK, 182 B E S C H R Y V I N G V A jb? 55 ze MUUpQre ^ welke de Heer Pal las als een KoiaaU byzonderc Soort voorftelt, en die van fom^ migen voor het Blaauwe Koraal , Akori ge- naamd, dat zo kostbaar is in Guinée, gehou- den wordt, liet fchynt voornaamelyk van DE Ml Lh E P O ^ N. 183 de Philippynfclie Eilanden -af komflig te zyn, VL •■RüMPHius getuigt, dat hetzelve in \ Ryk lx^VHL •van Benin 5 op Klippen in groote Rivieren , hóófd* groei je. Anderen willen het van Kurasfau stuk. gekreegen hebben. De HeerCnR. P. Mei-, JER bezit daar van een Stuk van aanziénlyke grootte en zwaarte , dat op de Breuk een Hemelfchblaauwe Kleur heeft , zyndè een Voet hoog en vyf Kwartie.r Vóets breed, Van Ir buiten is de Kleur Afchgraamvagtig, 'en de manier van groeijing heeft veel ovrereenkomst "bet die van het Ëlands - Koraal^' doch de Tak- *ken' zyn z^eer dik en breeds Hec verfchik inzonderheid daar van , doordien de Opper- vlakte ruuw is , wegens een menigte van kleine Puntjes , uit welken zy f^mengafleld fchynt te zyn, en verder is >y rèdelyk digc bezet met zeer zigtbaare Operiirige'n^ ' dié als Speldegaatjes zig vertoonen , zynde a^n den Rand mee fyne Plaatjes gefternd : Boch^deeze Gaatjes hebben maar weinig diepte, .^f, ,!^ By deezen Heer heb ik ock een zeer on- gemeen Stuk van het gewoone Water - Koraal gezien, 't welk niet zo zeer door zyne groot- te, als daar door uitmunt^ dat'het op eh aan een dikken Tak Koornaair- Koraal gegroeid is 5 en van boven beladen met eene Madre- pore , die de Geftalte van een Bloemkool heeft. M 4 I. DEIL. XYH, STüKf l8| BESCHRYVINa VAN VL (^^t) Millepore, die Takkig is^ eenigermam LXVIH ^^^^ ftekelig ruuw , met uitpuilend^ Hoofd-* Poren , die aan de eene zyde gef pleeten STUK. zyn. XLl. ^sp!7aT Zee. Gewas, dat metdigte Takken, als Ruuwe de Vingers van een Hand gegroeid is , dip Miiiepoce. yj^Y^iUig ruuw zyn in 't aantasten en zig dus ruig vertoonen , wordt hier uic Qualtiue* Ri aangehaald. LiNNiEUs neemt 'er djt byzonders in waar , dat de uitpuilend^ Gaat* jes, aan de onderzy^e, gefpleeten zyn» Het komt in de Middellandfche Zee , en aan de Kust van Noorwegen , voor. Naar deeze Soort fchynt dat Zpe • Geyras te gelyken , het welke de Heer Poi^toppi- DANs, by Letter G, op zyne Veertiende Plaat, in de Natuurlyke Historie van Noorwe- gen heeft afgebeeld, i^etis, zegt hy , gelyk een vlakke Twyg , met veele aartige Spruiten, ieder van welken veele Infnydingen heeft, zynde het Stuk van eene Strookleur. Het wasi maar een Vinger lang en half zo breed, doch fcheen veel grooter geweest of vaq een grpo- ten Zeeboom afgerukt te zyn. f41) Mlttepora ramofe compresHi murlcata, Porïs emïnen- tibus hinc fisfis. Syu üat^ XTI. Madrepora denfe furciilofa, Surculis palinatim dispofitis , plerumque crispulis feu Verruco* hirfutis. Gualth» Test. T. 55. aveifi» M AR 5. DE MiLLEPOREN, 185 Het gene hy i.verder ten opzigt van deeze VI, Steenagtige Zee - Gewasfen in algemeen LXVlflt meldt 5 verdient zyne opmerking. „ De Vis- Hoofd- je fchers (zQgt hy) brengen dikwils Koraal» stux* boomen te koop , in onze Apotheeken , te 3, Bergen. Als men hun vraagde, wat zydag- „ ten van den oirfprong en de voorplanting deezer Zee - Gevvasfen , zo antwoordden zy : „ dat van de Twygen der oude Koraalen, ge-^ lyk ook van die der Zee -Boomen of Zee- Heesters, fomtyds een witte Druppel afviel, 5, gel y kende naar Melk, en, waar deeze viel , 5, daar kwam een Gewas van deezen aart „ voort". Dit komt, dat zonderling is, met de bedenkingen van Pater Lab at, in de Westindiën , overeen , en het fchynt ook door de Spatten van dergelyke Stof, die men dik- wils aan de Koraalfteenen vindt , bekragtigd te worden. Het Bloedkoraal laat ook dergelyke Melkagtige druppels vallen , doch hoe komen kan deszelfs Spatten en Wortel rood ? (4 a) Millepore , die eene Tolswyze geflalte xltt, heeft , met zw digt geplaatjle hoekige ^lljf'"'^ Qaatj'es^ Digte/ Aaö de Oevers van Gothland wordt deeze Soorc f42) Millepora Tiirbinata , Potis confertisljmis angulatis^ tf^ff. Nat, XII* M 5 L Deel. xvii* Stuk» i86 B K s c n R-^v V 1 N c van Vt. Soort opgeworpen. De holligheden der Poren f^yil{ zyn van binnen voorzien met dwarfe Middel- Hoofd 'fchotten* STOK. xLiii. C43) IV^illepore , die r egt opfimnde gegaffelde Mtikpora Steekn heeft ^ met de Takken. gehiot. Cieknotte» ' - . . Oo NA TI heeft dit flag van Milleporen, onder den naam van Myriozoum y in Plaat verbeeld. Hy oordeelde , dat het een zelfde I was 5 met dat gene, 't welk Marsigli voordele onder den naam van Takkige Ma- drepore, wier Takken rond en Knoopig zyn ^ by de Visfehers genaamd Dengueni, De zelf- ftandigheid gelykt naar Marmer of naar Been : 'niettemin is het broofch , wegens de groote menigte van Holligheden , in '^t zelve vervat. Rondom de Takken zyn de Celletjes, zegt hy, die naar Doodkruiken gelyken , in 't verband gerangeerd 3 dóch naauwlyks -^igtMar dan met een gewapend Oog. Ieder Celletje bevat een Polypus, 3, Dit Dier is langer dan breed: het heeft 3, een dunne Staart , een dikken Cüik:, een ten-^ 53 geren Hals: het draagt een Ifkin rond Bee- 3, nig pekzeltje,.waar van het onderfte gedeel- (43^ Milkpera Caulescens (iichotoma erc(aa, Ramis truni eatis* Syst^ NüU XII. MARS. Mau Ti 32^. f. 154» My^ riozoum. Do nat. Adr, 55. T. 8. Millepora truncata^ PALL. Zoöph» 153* Lyst* der PUntL bU SU* DE M I L L E P O R E N. I87 |, te , als met een Scharnier , vast is aan de VI. 3, Opening van het Celletje, Wanneer ^^jxvilt Polypus zig wil uitbreiden, dan floot cn hoofi)*' ^, opent hy dit Dekzekje door middel van een ^>tuk, „ grqote Tromp , welke hy uit zyn Hals doet voortkomen. Deeze Tromp heeft de figuur van een Kelk, daar men uic drinkt , en het 3, Dier bedient 'er zig waarfchynlyk van ^ om 35 Voedzel in te neemen. Aan het onderfte ge» 3, deelte heeft zy twee kleine Spiertjes , die 35 aan het Dekzekje geheeht zyn» Wanneer het Dier zig wil verbergen 3 dan trekt de 33 Tromp zig inwaards , de Polypus wordt 35 korter, en verkortende trekt hy hec kleine 3, Dekseltje naar zig toe ; waar door het 33 Gelletje volmaakt geflooten wordt. Op 3, deeze manier heeft hy een zeer veilige wyk- 33 plaats, 't Is evenwel aan alle Polypen van , dit Zee Gewas niet vergund 3 zig dus te 33 beveiligen. Het is een Voorregt van de „ Volwasfenen ^ van die genen , naamelyk , ,3 welke hun verblyf in de Omtrek der Takken 33 hebben» Die nog niet volgroeid zyn of op „ den Top der Takken leeven , hebben geen 53 Dekzekje. Deeze bewoonen meest on- ,3 voltooide Celletjes-, die van eene byna . Kraakbf enige en Vliezige S toffe gefabriceerd 33 zyn. De onvolmaaktheid", enz ziebladz.31. Dit Koraal komt veel voor in de Middelland- fche Zee, doch aan de Kust van Noorwegen zouden ook brokken van hetzelve gevonden zyn, 1, Deei,, XV ïU Stuk, B E S C H R Y V 1 N G VAN VI. ^yn » ZO de Heer Pallas aanmerkt, die LXVIÜ ^^^^ ^^^^ hoogde de dikte vaa Hoofd- een Schryfpen heeft en de Takken naauwlyks ^Tüiu die van een Eendefchaft overtreffen. Men vindt *er niet alleen kleine Heestertjes van, als een Vuist groot, maar ook Klompen groo- ter dan eens Menfchen Hoofd, met zeer ver- vaarde Takken. Marsigli zegt, dat men het meest op diepe plaatfen aantreft, en nooit hooger dan zeven of agt Duimen groeijende^ Verfch is het Menie -rood, doch wordt doqr *t droogen graauwagtig wit, xLiv, (44) Millepore, die gejieeldis en eenigermaa^ cf^p^res^^^ g^g^f^id , platagtig , met affiandiga piatagtige* Takken en overal bezet met uitpuilende iï^, Zn * Poren , welke 't zelve ruuw maaken. In de Middellandfche Zee is deeze Soort door den Heer Kaehler waargenomen. Ik heb een Takje van deezen aart, dat hier in Fig. 2 , op Plaat CXXX , in Afbeelding gebragt is , om een denkbeeld te geeven vaa ^ de Takkigheid van fommige Milleporen» Het is bruingeel van Kleur, XLV. C453 Millepore , die gejleeld is , kruipende , I'UlIepora tWee* Lichenoides^ A^osagtige. ^44^ MHÏepora caulescens fubdichotoma comprcsfiuscula , Raniis distantibus , Toris undique prominuUs fcabris» Systm Nat^ XiU (45^ ^illepora caulescens ^ecumbens bifaric dichotoma, Ra* t) E M I L L E I* O 11 E N. 189 tweevoudig gegaffeld , met Takken die YU aan de ééne zyde gekarteld zyh^ door Uit' L^vni pidlende Por en. Hoofd-* STUK, De bynaam is afkomllig van een Liclien Coralloides of Koraalagtig Aardmos, naar wel- ke dit Zee-Gewasje taamelyk zweemt *. Het ♦zie't maakt zeer fraaije Heestertjes van een ^'^^'111'^^%, ger lang , die haare Takken op een gegolfde Vlakte uitbreiden, zodanig, dat zy een Waai- jeragtige figuur vormen. Het Koraal , waat uit zy beftaan , is zeer broofch en wit, van binnen met Pypjes, die 'er in de langte door heen loopen , van buiten aan de ééne zyde der ronde Takjes bezet met uitpuilende Hol- letjes 5 die hetzelve zig gekarteld doen vet- toonen. Men krygt het uit de Middelland- fche Zee en het is ook aan de Kust van Noorwegen waargenomen. Een dergelyk Zee • Gewasje , dat ook tot P^^mta^ de Mosagtigen betrekkelyk is, ftelt de Heer ^™ ^' Pallas voor, onder den naam van Gevinde Millepore. Dit fchynt voornaamelyk daar in van de voorgaande te verfchillen, dat de uit* puilende Holletjes of Poren aan beide 2yden van de Takjes geplaatst zyn* Het groeit niet meer Kamis denticulatis binis porofis fcabris* SysU I^^f*t^ XI !♦ M ARSIGL* Mur^ T. 3 3* ^* 103 5 löa, 16^. Corau* ^^oópk^ 150, Lyst der Plantd^ bhdz^ ZQ^n XVII. STUK* iglo B E s fc lï k Y V I lï G V A M Vh meer dan eea Duim hoog cn de Takken zyn Afdeel. ^Is dikke Draaden. M a u s i g l i verhaak , 'dat het, verfch uit Zee gehaald, Afchgraauw sïüK. en fomtyds ook wel groenagtig is. De Heer BoDDAERT heeft 'er^ uitlviARsioLi, op zyne Agtfte Plaat , in Fig. 2 , de Afbeelding van gegeven. xt.vT. (46) Millepore , die gefieeld is en gegaffeld i ffnelfa!''^ met TOfide Takken; de Por en menigvuldige feeiliecptei ^y'^'^ geplaatst. Uit deeze Kenmerken blykt de reden van den bynaam : dewyl het Koraal zig dus als geftreept vertoont. De Graaf M a r s i g l i heeft het voorgefteld onder den naam van Ma- drepore mee platagtige Takken , van Kleur Menie - Rood. Ook merkt hy aan , dat die Kleur door de Lugt niet verandert ; daar het anders geelagtig voorkomt , zo de Heer Pal LAS aarimerkt , die het de Hertshoornige Millepore ty telt y zeggende dat de hoogte zel- den meer i$ dan drie Duimen* Zyn Ed* hadt dezelve op oude Zee -Heesters vraargeno- men. Miniacca. Die Heer ftelt , onder den naam van Menie^ ^odT ^^^^^^ Millepore y een Zee -Ge wasje voor^ dat maar eenige Lynen hoog wordt ^ en niet dan klei- f4«) Mllkpora Caulescens dichotoma tcres , Pons miütl- plicatis iciiacis. Nau XIL MAEs» Mar, 32. f* 152 *^ DE MiLLEPOREN. I91 kleine Takjes maakt. Het vertoont zig op de VL KraaLfteenen ^ zo die uit de Westindien ko-^^^^^^^^' men 3 als uit de Middellandfche-Zee , en is Hoofd-* fomtyds maar een rood Wrattig Korstje, datsTUK»^ van ToüRNEFORT voor het eerde beginzel van het Bloedkoraal gehouden werdt, zo de Heer Pa LL AS zegt. Zulke kleine Koraal- boompjes komen my op het gezegde Kadix- Koraal * voor, de Kleur hebbende van Bloed-,,* 2;ie koraal ^ (47) Millepore, die VlierJg getakt is met aU xlvil lerU'^j hogten , aan heide zyden Gaatjes B^iTcl^üt'' hebbende. ^ untkor De platte fmalle Takken, die dit Koraal famenftellen , doen 'er den naam van Lintkoraal aan geeven. Zodanige Bollen heb ik, van meer dan een Vuist groot , die uit Lintswyze Tak- ken 5 van een Stroobreed min of meer , zeer lugtig famengegroeid zyn , hier en daar groo- ter of kleiner Wormbuisjes influitende en om- vattende. Wil men nu hier toe ook die breed- bladerige Soorten betrekken , wier Samen- weefzel op dergelyke manier beltaat uit Lap- pen van één of twee Duimen breed. Klom- pen f47 J Millepora membranacea ramofa fiexuofa , utriiique porofa* Syst^ NaU XII* MARS» Mar, Tab. 33. f. l6o» N. I ^ a , Eschara foliacea millepora , extremitatibus hinc inde irregulariter coalescenr?!)us* Ejll. Corall, p, 71* N* 3» T, 5o, A , a , b. Eschara Fascialls» P A !• L l^yst, Zooph, g* L^der Plar.tt. 1. Dï^vL. XVII. STUX, ïpS B E S C H R Y V I N C VAN V|. pen maakende van ongelyk meer grootte: het LX Vin ^^^^ * ^^^^ fommige Linten zyn ook zeet Hoofd.' breed, sTUKi Deeze verfcheidenheid van het Lintkoraal beftaat^ zo de HeerPALLAs aanmerkt, uit breede Steenagtige Vliezen ^ welke op ver* feheide manieren door elkander gedraaid, ge- kruld en als tot een Kluwen famengewonden zyn, op zeer veele plaatfen aan elkander ge- groeid. Zy hééft altoos (zegt zyn Ed.) de „ laagen der Celletjes dikker, en vertoont de- 5, zeiven , door de aanvoeging der Plooi jen van het Koraal op malkander , doorgaans 5, viervoudig ; maar de zelfftandigheid is ge- j3 woonlyk zo hard niet. Dus wordt het voor- 3, naamelyk aangebragt uit de Indifche Oce- 3, aan ; doch komt dunner voor in de Engel- 33 fche Zeewateren 3 hoedanig één de Af beel- ,3 ding van Ellis voorftelt." CeylamcA, Men moet in agt neemen , dat Pallas Lintko^*^^ deeze Zee - Gewasfen in den Rang der Efcha- taal* f(B of Korstgewasfen plaatst , en dus laat zyri Ed. daar op volgen ecne Efchara Ceylanica^ dat is Ceylonfche. Hier van hadc hy maar één Exemplaar , en wel in het Kabinet van zyne Doorl. Hoogheid , den Prins Erfftadhouder der Vereenigde Nederlanden , gezien, het wel- ke een Bol maakte, die om een Koraalmos was gegroeid Deeze Bol beflöndt uit dunné ivitte Steenagtige Vliezen, op verfcheide wy- zcn gedraaid en famengegroeid zynde. Aan Cey^ h t M I t L È P Ö R E I^. 193 6eylonrche Zeehccstertjes heb Ik ^^^g^^y^^^ /VF^EgL jKorstgevvasjes 5 dóch die uic dikker Blaadjes lxvIIL beftaan , aan fommigen wit , aan anderen bruin- Hoofd* geel Éynde, Ik heb een aartig Kluwentje, ook van 't Eiland Ceylon afkomftig, dat uit 'Üen graauwen geelagtig is , en zeer ligt, gc- iyk alle dee^e Korstgewasfen zyn. Ik heb *er één van dien aart y dat uit Lint- en Kant- koraal ^ door malkander gegroeid, beftaat. (48) Millepofe ^ die Vliezig is ^ mei famen* xLVïir. gegroeide fmalle Takjes ^ die neergedrukt ^tkuUtl zyn , aan de eene zyde nmw door uit'^ Netkoraai^ puilende Poren. Dit Zee -Gewas wordt iVe^^ör^^Z genoemd , om dat de Takjes Netswyze famengegroeid en als door elkander gevlogten zyn, In 't midden heeft het eeri rond Gat dikwils zö groot dat men 'er den Vinger dodr kan ftee- ken 5 rondom hetwelke dat Netswyze Geweef- zel gedraaid is , even als ware het om den een of anderen Tak gegroeid. De Takjes zyn niet veel dikker dan een groote Speld > en de Ope* f48) Milkpora ftiembra hacea , Ramis anaftomozantibiiS depresfis linearlbus , hinc Poris promineiitibus asperis^ Syst^ Nat, Xll^ Frotidipoj'a. Porus fróndofus» ImPER. Nc*zt^ 82To Ftondipon. BAUH. Hist^ !ÏI. p» 809* M A R s i G L. -^^^f^ T. 34- f*. iö5 3, 16^. Miiiepora frondipora» f ALL* Z^ópB^ ï|7, Lyjl der .Plantd^ bkdz* 301,. N I. DSEl.. XVII» Sïülfci 194 B E S C H R Y V I N G VAN VI. Openingen of Maazen van het Netwerk niet Afdeel, ^g^j wyder dan de dikte is van een gewoone Hoof"* Pennefchafc. Aan de onderzyde zyn de Tak- STUK. jes glad en effen , doch aan de bovenzyde ruuw. Manchet bèviiid ik de gefteldheid van zekere van Nep- Kransjcs , die men , mooglyk wel zo eigen pj? cxxx. als de volgende Soort , Manchetten van Nep^ 3* tumcs noemt 5 vallende byna een Handbreed groot. In hoe verre daar mede de aangehaalde Afbeeldingen van Marsigli overeenkom- flig zyn , kan ik niet oordeelen , dewyl de befchryving van de groote Takkige Madre- pore, op bladz. 141 van zyn Werk, alwaar die Figuuren aangehaald zyn , niet firookt metdeeze kleine Millepore. De Heer Pal- las niettemin zegt, dat de Graaf deeze laat- fte overvloedig omtrent het Eiland Riou, aan de Kust van Provence, in een Diepte van om^ crent twintig Vademen , waargenomen heeft, vast zittende op verfcheiderley harde Lighaa- men, en Klompen maakende , zelden grooter dan een Vuist. Verfch zynde, voegt hy 'er by , heeft zy de Enden Vleefchkleurig. Zo- danig beftaat het met die fraaije Kransjes, waar van 'er een in Fig. 3, op onze CXXX^epiaat, is afgebeeld. Tralie» De Heer P allas fpreekt verder van eene ^F^f\, Soort van Milleporen , die hy Clathrata ^ dat is Getraliede of Tralie - Koraal noemt , en ge- tuigt, dat daar veele Stukjes van waren in het Ka- I>E MiLLEPÓREl^* 193 kabinet van deil Heer Pieter KRAMËR3 Vt koopman alhier- Ik heb dien Heer om één Lxvfn daar van verzogt en hetzelve iiv Fig. 4» doen Hoofd/ afbeelden. Het is een vaü de kleinften, doch^*^^^» waariii de ftrudiuur van dit Zee-Gevvas zig zeer duidelyk openbaart* Offchoón de Heer F A L L /i s het zo naby agt te komen adn dë Mosagtige Millepóre, dat zyn Ed het als eert middelflag tusfchen dezelve en het Kant- Ko- raal aanmerkt, fchynt het my doch zeer wei^ riig te verfchillen van het Net -Koraal; doch bet groeit dp een Voetje en maakt geen ron- de draay , maar fpreidt zig naar alle kanten uit. Het komt uit Oöstindie. Tot de Frondipord of Loofdraagende Zee- Fron&o Gcwasfen , welke in deéze Soort begrcepeii ^''loV- zyn 3 behoort buiteri twyfel die Steemgtige Kora^U Efcharcty als een Kluwen groeijende, welke de Heer Doktor Bas ter op 't Eiland Schduwen, op menigvuldige plaatfen ^ doch altoos in Slooten van brak of zout Water, fomtyds tot groote Klompen uitgegroeid, Iieeft waargenomen Dik wils vindt mert dezelve aan Riet en andere dergelyke Gewas- fen 3 als een ronde Kluwen ; fomtyds bok aart Muuren vari Sluizen of Planken van Schoei- jingen , met de ééne zyde , welke plat is j vast j (*) zie zyn Ed* Natuurkundige Uitfpannlngin !♦ t)èèf bladz* 9^» IbidemqUe, Tab» VII, f. 4 , N t i: i>t%u xvii. s*uK. 106 Beschryving van VL vast, terwyl de andere, die vry in 't Water j^XVllV^y altoos eene rondagtige figuur heeft» Verfcli Hoofd-* uic het Water gehaald zyn deeze^ gelyk alle STUK. andere Efchara's ^ zegt onze Vrind, met Po- lypen bezet, Zyn Ed. heeft my een derge- lyke Kluwen of Bal , van byna een Vuist groot, prefent gezonden. De Heer Pallas, van dèezë Millepore onder den naam van Efchara crujtulenta ^ die echter zeer weinig daarop gepast fchynt te zyn^ fpreekende, betrekt daar toe Fig. 2. op de Honderdfle Plaat van het derde Deel van Se BA ; doch het moet Fig. 12 zyn , welker benaaming is, Du7i en naar gefchroeid Leder ge^ lykend Koraalboompje Dit fchynt my ook daar van te verfchillen, en nog minder den naam van Korstagtig Hootuwier te mogen draagen. Voorts betrekt zyn Ed. daar ook toe, de Korstagtige Samengroeijingea in 't Meir van Rbckanje agter de Stad den Briel,- op Ei- land Voorn , welken de Heer B e r k h k y verze* kert hemelsbreedte daar van te verfchillen (t> Dan brengt zyn Ed. hier een Klomp t'huis, van de Oevers van Barbarye, welke zig be- vindt in 't Kabinet van den Heer Grono^ vius (♦) Efchara crufiaceo-fubfrondescens, &c* Zoöph Co* rallodendron pertenue & coirefa^lo Corio fimile S e TUa^ IIl. Tab* C N* 2. Efchara lapidescens» li A s Opusc^ 1« 2. p. 8 3» Tab» 7* 4, 5. (•j-j Nacmrl^ Hist. van Holland* lU 2* St* bi. p E M I L L E P O R E vlus te Leiden 3 zynde alleenlyk Steenagti- Vr, ger en wat dikker van Blaadjes, -tindelyk be lxvhV weert zyn EJl ook, dat zekQYC Efchara Jreo- Hoofu-^ lata uit de Middellandfche -Zee, daar hy de^^ui^. MiUepora lineata van LiMNiDUs toe betrekt , naauwlyks onderfcheiden is van deeze. ra (49) Millepore^ die Vliezig en Netsuyze^ xltx genaveld ^ Tolrondagtig gegolfd isy aan ceiiuiofa. de eene zyde ruig en 7net Foren, faa^^^" Dit Zee -Gewas is algemeen bekend onder den naam van Retepora Imperati , dus van dien Autheur genaamd, om dat de Poren ook Nets wy ze gefchikt zyn ; doch het verfchilt van 't voorgaande 5 doordien het niet famenge- field is uit Takjes , maar als uit Vliezen , die dus Netswyze zeer fyn doorgaat zyn, even pf zy met een Speld geprikt waren. Deeze Gaatjes ftaan in verband ^ zeer digt aan raair (49) MUiepora Membrnnacea reticu!ata , Umbilicata , tur- binato- undulata , hinc porofa pubescens» Syft, Nat* XIX» Retepora. Imper. Nat* 82 u Efchara. Rond. II. p* i33. T^AUH. Hist. nu 809. BON ANN, lurch, T, o86* U lo* Madrepora forma RofcE/MARs. Mar* 33* f- I5i» N. ï , z. G I N A N N» Adr* 9, T* 4. f« 9* Rcticulum mari« imm. RuMPH. ylmi^* V, p» 247* T. 87. 5» SFB. ICa^^ III. T. loo» f. II & T. JOU f. 5, ö. E LLI S CoralU 71. T. f. D, d. Manchette de Neptune. Daubent. I,p$c* T. 23. Millepora. Retepora. P ALL* Zodph* i^W* Kant* Koraal. Lyit der PUnti, bU 3o3» N 3 I. D?EL.XVII. STUI^ B K S P II R Y V I N G V A ^ VL malkander , en beflaan da geheele Oppprvlak- hXVni > ^^^^ onderen glad is , en door een iiooFD- ' Vergrootglas zig van boven mee Poren bezet fTpK. cn ruic; vertoont. Wat de manier van Groei- jing aanbelangt ^diefchynt inbaar begin Trecl^- terswyze te zyn ; hebbende hetzelve qen kort Steeltje, waar mede het op Klippen, Steenen en zelfs op Zee -Planten groeit, en van het welke het zig uitbreidt, wordende allengs ge- vuld met dergelyke Blaadjes, zo dat het zig dik wils als een Roos vertoont* Somtyds fchynt het ook door eene krinkeling van dergelyke Blaadjes tot eene Bol- of Rolagtige geftalte famengegroeid te zyn. In (ie Middellandfche Zee vondt de Heer Ellis dit Zee - Gewasje op de gezegde Trechterswyze manier gegroeid aan Schulpen en Kyppen , dikwils in de gedaante van een Kelk of Bierglaasje, maar met den Rand onr regelmaatig uitgebreid, Ky bevondt dat, aan de boven of onderzyde, tusfchen de Gaatjes van het Netwerk, de Oppervlakte doorboord wa§ met een menigte van kleine Openingen , ingang geevende tot de Celletjes, waarin de Diertjes van hetzelve huisvesten. Dergelyk een zeer klein Zee Gewasje, van de Kust van Noorv^egen , heeft de Hepr P o n t o p p i d a n $ afgebeeld. Het Oostindifche Kant - Kora^al , dat R um- fhhjs vertoont, heeft eene zeer onregelmaa* tige Geftalte, cn niettemin noemt hy het „ een 1) E M I L L E P O R E 199 der aartigfte Schepzelen van de Zee, niet VL 5, grooter dan Roozen of dergelyke Bloemen, ^^^yj^^" 3, ter dikte van gemeen Doek en vol Gaat Hoofd-* jes als een klein Netje , met veelc Plooi jen 3, door malkander loopende , gelyk een iiloem of gevouwen Doekje , Steenagtig van zelf- Handigheid , doch zeer broofch , van onde- 5, ren een Worteltje of Voetje formeerende , „ waar mede het vast zit op andere Steenen'\ Hy tytelt hetzelve Zee - Netje , in 't Latya Reticulum marinum of Saxeum , in 'c Maleitfch Carangrede. Het laat zig niet wit bleeken, maar blyft geelagtig (zegt hy) , en groeit by den witten Kraalfteen > moetende daar van behendig, met een Byltje, worden afgefchei* den. Men vindt het niet veel, en het blyft zelden onbefchadigd ? want het is uitermaate broofch en teer. \^ De Graaf Marsïgli heeft het Kantko* raai, dat in de Middcliandfche Zee valt, om* ftreeks .het Eiland Riou , uit de diepte van twintig of dertig Vademen , onder het Net en Lintkoraal en andere Korstgewasfen , opge- haald. De grootfte Klompjes of Bolletjes van hetzelve waren drie Duimen hoog , en het verfche Koraal was Vleefchkleur geelagtig, zo de Heer Pallas aantekent. Van dit Kant - Koraal vindt men in de mees- te Kabinetten thans eenige Stukjes, die meer of min groot en fraay zyn, doch zelden groo* ter dan het myne , 't welk ik, om dat 'er N 4 wei- I. XVII. STUKi 200 Bescïiryving van weinig goede Afbeeldingen van zyn , alhie£ txniL ^" ^'S' 5. op Plaat CXXX, heb vertoond. Dq IJqpFO' fraaiheid van Geftalte zou 'er, te regt, det^ STUK. qaam van Zee -Roos aan kunnen doen geeven. Het ziet eenigermaate bleek Vlqefchkieurig uit dpn geelen wit. ^- CS^) Millepore , viet zeer. Takkige^ door In- ^ftkiZt^ 'n^ondingen famengegroeide Braaden , ge- tralied. Koraal* Op de Schaalen van Schulpen , in de Mid- dellandfche Zee . komt dit Zee Gewasje voor. Het beftaat uit Kalkagtige Draaden , van dikte als een Hoofdhaairtje , die overal gelyk een Spinneweb door elkander geweven zyn , eq dus een zeer fraay Traliewerk formeeren, zegt L i N N iE u s 3 doch hy hadc 'er geen Gaatjes in gezien. Wegens de fynheid kunnen wy hec Lob -Koraal noemen» LI. (51) Millepore, die gejleeld is ^ met hoekige %in^Aet gefchubde Takken , welke famengegrocid (50) Millepora Fiïls ramolïsfimis anastomozantibus cancel- latls. Sysu Nat. XII. (51 Millepora caulescens ere(Jla Ramis angulatis irabnca- tjs anastomozantibus* Sst^ Nat. XII, Coiallimn reticulatum Mus^ Tt^fiYi^ Il8# T* II* C 2« DE M 1 L L E P O R E Dit Spons ' Koraal y dat zig in 't Kabinet van yj^ jdpn Sweedfchen Ryksraad ^ den Heer Graaf /Ifdejei.. van Tessin, bevondc, wordt aldaar ^^^^ ^^^p^j^^* fchreeven. 3, 't Is een Steen dikwils van een stuk, 33 Voet lang, met Takken dienaauwlyks een 3, Vinger dik zyn, gegaffeld of famen gefield , hoekig , wit van Kleur , die Dakpanswyze 33 gedekt zyn met digt aangegroeide, overend 53 üaande 3 Lancetswys' ovaale , gekielde ^, Schubben. De Takken zyn aan de Toppen 3 3, op de wys der Sponfen , doorgaans Nets-- 35 wyze vereenigd. Dezelven gebroken zynde 33 Vertoonen zig overlangfe Foren 3 die onge- 33 lyk zyn 3 even als in de Plantgewasfen , op 3, welker manier het fchynt te groeijen. Uit 3, Gewas kan by de Madreporen met gevoegd 3, worden, om dat het geen Sterretjes, noch 3, by de Milleporen , om dat het geen Gaatje^ 3, heeft, vertoonende zig veeleer als een Scee- 53 nen Spons". Thans getuigt *er onze Ridder van , dat hy 'er geene Poren in gezien heeft, enibetrekt het niettemin tot de Milleporen ; als hebbende geen bekwaamer plaats daar voor kunnen vinden, en onderftellende 3 dat in fommigen van dee- ze Zee-Gewasfen wel Gaatjes of Openingen kunnen zyn, te klein voor ons Gezigt. Uit de Afbeelding blykt , dat het in gedaante grootelyks vcrfchilt van den Spons -Steen, die in 't Geflagt der Celleporen volgt* Ns (5-2) Mil- I. DeeLv XVIU STüli» aOQt B E S C H R V V 1 N G VAN Afdefl ^'^^-^ Millepore, die eenigermaaze Vliezig is ^ LXVlHt Klootrondi, byna horizontaal ^ zei- Hoofd- den poreus. STUK. MiUepc\a LiNNiiiUs bctrckc hier toe de Sceenagti- coriacea, gc Mos vaii Imperati, 60 dat Zee- Ge was, Komu' Afrikaanfche Kust , het welke by S h a w onder den naam van Witte Krycagdge La- melleuze Alcyonie voorkomt. Hec maakt , zegt hy , als Dekken van Concameratiën op verfcheide Koraalen , en heeft Poren aan de onderfte zyde verfpreid, maar zeldzaam. De HeerPALLAS hadt aangemerkt, dat de Fucus verjïcolor of bonte Zee-Gewasjes, die men in zulk een menigte van de Kaap der Goede Hope krygt 5 zeer dikwils met ïarfceragtige Korst- jes j van eene witte , rood- of groenagtige iCleur, bedekt zyn , welke uit rondagtige Plaat- jes beftaan , die hier en daar kleine Tepeltje§[ hebben, waar van de meesten met een klein Mondje zyn voorzien. Deeze oordeelt hy tot de Millepore , van hem Agariciformis genaamd, te behooren. De naam van Leder- Koraal fchynt ook niet zeer gepast te zyn op dit Kalkagtig Gewas. CJ3) Mil-. (52) Millepora fubmembrïïnace.T fami . orblcul^ris fubhori* zontalis , rarius porofa. Syji. Hat. XII. Miiscus Lnpidofus* IMPEIU Nat, ^^o. lïONANN. Kirch. 289 f* 15. Alcyo- nium candidum Cretsceiini lamellamm. S ha w. jifric, T** f. 1. Millepora Agariciformis* Vhi.i^^ Zoóph, löz, ZeeV Zwam. L-jit der Plmtd^ bladz* 327» DE MlI-LEPOREN. Q03 ; (53) Millepore , die Korstagtig is en van Vt veelerley Geflalte , digi van zelfflandig- lxvii r heid 3 zonder Poren. Hoofd*' STülU Debynaam duidt aan, dat dit Zee -Ge was ^^^^i^^ ,yan veelerley Geftalte voorkomt, doch htt poiymor^ is altyd van een zo Kalkagtige zelfilandig-^'^'^^^ j^^^ hcid, dat men hetzelve^ met den Heeriaai- Pali. AS, te regt Kalkagtige Millepore of F;^/6* XxQVQx "tKalk- Koraal y kan noemen. Het is, naamelyk , zo Koraalagcig , dat men het , volgens zyn Ed. , in de Winkels te Londen voor Wit Koraal houdt, In de Haven van Falmovith wordt het zo menigvuldig aan Strand gefmeeten en opgehaald , dat de Land? lieden daar van gebruik maaken om hunne Akkers te masten. Aan de Kust van Noor- wegen , daar men het ter grootte van Ocker- nooten vindt , wordt van hetzelve Kalk gebrand, zo Linn^eus verhaalt. Het groeit fomtyds by rondagtige Klompen, en formeert dan^die KoraalhaUen , in 't Werk van S E B A afgebeeld en dus genaamd , v/elkq uit fyne Takjes , aan 't End doorgaans verdikkende , beftaan , en dikwils om Hoorent- je$ (53) Millepora crustacea polirmorpha folida , Poris nullis* Syft. Nat* XII. BoNANN. Kirch* 289 f» 15* Alcyoniiim^ album» BES Mus* T. 23* MARS. Mar* T. III. f* 12, 13 , 14. CorniUium album pumilum* S LO AN. Jam* U T. 18. 2. Ellis VoralL 76* T* 27. ^* C S RB. ICaK HU T. 108. f. 8. &. T* iiö f. 6, 7. Millepcra Calcarea» P A JLU J. DE|J- XVII. STUBL. B K S C H R Y V I W O VAN VI. jes groeijen : want dit Koraal overtrekt vee- ^Tum ^^^^^y Lighaamen in de Zee mee zyne Kor? HOOFD. ' ften en verheft zig dan of tot itompe Tepels siuK, Qf tot ronde Stammetjes ; ja dikwils maakt het Boompjes van een Hand!3reed hoog> hoe- danigen uic de Westindiën worden aangebragt , ' die niet onaartig zyn. Een Tak van zulk een Boompje is, uit myne Verzameling , in Fig. 6 afgebeeld. Op andere plaatfen, inzon- derheid [aan de Kusten van Engeland en lerf land, fchynt het geheel los en vry, zonder teken van eenige aanhechting , voor te ko- men. De Heer E l l i s fchryft 'er Peren of kleine Gaatjes aan toe, die echter door ande- ren niet daar in gevonden zyn. Mooglyk zullen zy door de uitdrooging geflooten raa- ken y of dat *er , om dezelven te zien , een zeer fterke Vergrooting noodig zy. Ik heb Klompen van dit Koraal , zeer naar de Af- beelding van M AR SI G LI, Fig. 12, gelyken- de, op welken een Krytagtige StofFe zig ver- toont, welke de Heer Pallas vermoedt van eenig Dierlyk bekleedzel afkomftig te zyn. Dit is ten minfte waarfchynlyker ^dan dat een Lig- haam , 't welk zig in zo veel verfchillende Ge- flalten openbaart , een enkel Plantaartigen oir* fprong hebben, of dat het een louter Tufag- tig famengroeizel zyn zoude. Ten minde is dit Zee -Gewas hier, van onzen Ridder, niet on- eigen op het End geplaatst van 't Geflagt der Milleporen. LXIX. HOOFD- DE C E L t Ë P Ö R Ë flO$ VI. Afdeel. hXlX. HOOFDSTUK* ^^^If^ STUK* Èefchryving van Geflagt der Cellepo- , REN^ dat A^jf Puimfteen - Koraal 5 Spons- . ; Steen en meer dergelyke Zelfjlajtdigheden y be» grypt. IN de Twaalfde Uitgaave van het Samen- Naam^ ftel der Natuur , heèft LiNNiEus den Rang der Steenagtige Zee-Gewasfen befloo- ten mét een nieuw Geflagt, otider den naam van Celkpora^ waar voor ik wederom den naarii gebruik van Cellepore. Dezelve zal Zee - Gewasfen betekenen , die Poreus zyn, en Celletjes in plaats van Gaatjes hebben y doch ook zonder Sterren; verfchillende hier door van de beide voorgaande Geflagten, van welken zyn. Ed.- decze thans uitgemonftêrd heeft. De Kenmerken beftaan daar in , dat dit Kenmer. Koraal met Kruikagtige Gaatjes bezet is, die^^"** eenigermaate Vliezig zyn. Het Dier is , gelyk in de Milleporen, een Polypus^ Zes Soorten zyn tot dit Geflagt betrokken, soorten* en daar onder komen 'er van zeer verfchillen- de Geftalte voor, welke men weleer tot de Korstgewasfen (Efchare) of Milleporen c'huis gebragt heeft. h Deel» xnu Stuk» (54) Cel- CefÖ BESCHRYVIi^Ö VAÏf VI» (54) Cellepore, die Gaffelagtig géondeld ixj ^LXlxl' we? Jtompe Spilronde Takken , welke int Hoofd- ^^^^ ^^S^ geplaatjte Cylindrifche Buisjei sTux. hejtaan, rfSf' 2;ee van Noorwegen komt, volgens Takkige jgjj Uqqy Günnerüs, BisfcHop te Dront- ceiicpüre* j^^.^^ decze Soort vooré Het is een by uit- Hek broofch Koraal , als uit Zand beftaande, met zeer menigvuldige Takjes, die, wanneer men ze door *t Mikroskoop befcbouwt, blyk- baarlyk uit Cylindrifche Poren famengefteld zyn. iv* (55) Cellepore , die uit enkeïde Plaatjes s^pfJgftZ"! bejlaat , welke Golfswyze gekrinkeld en Sponsücei * famengehoopt zyn y met de Celletjes op ryën en gerande Mondjes. Deeze, van Imperati Slangswyze Porus genaamd en onder dien naam door Güal- THiERi afgebeeld zynde 3 voert in het Ka- bi^ i (54) Cellèpora dichötömo * fasticulata 4 Ramulis tefetibus óbtufïs , Tubis confettisfimis Cyllndricis» Syfi^ Nat^ XII* Gen* 339* Sp. u (55) Cellé^öra tamellis lïmplicibus ündulato* turbinatis cumulatis, Cellulis feriatis Ósculo marginato. Syst^ Nat* Xll» Eichara Spongiies» PALL* 2^oöph» 11. Adarce. MKRCf. MetalL 11 2* Porus Anguinus^ IMP ER. Nat, é32» Lapis Spongia;. Hësl* Hus^ 2S* Poiiïs ADguinus^ GuALTf^ Tcsti T, 70, JU E C E L L E P O R E ao^ binet van Bèsler den naam van Spons^ VL Steen , en het zoude , volgens den Heer pALLAs, de Lapis Spongicc der Apotheeken hoofd^ zyn 3 daar men gemeenlyk Steentjes voor öeemt, die in de Sponfen gevonden worden. Lemery zelf zegt ^ dat men de Lapis SpongicB der Apotheeken vindt in groote Spon- fen; doch die zyn van verfchiliende zelfflan- digheid. Voornaame Autheuren getuigen , dat door den Sponsfteen niet deeze Steentjes, maar een Steenagtig Zee -Gewas verftaan worde , 't welk de gedaante van een Spons heeft 5 en by de Ouden Adarce^ Spongites of ook Calamachus^ dat is Rietfchuim, genoemd wordt 5 dewyl het dikwils om de Steden van Riet groeit , zo wel als om die van takkige Zee - Gewasfen of om andere Lighaamen , voortkomende uit Schuim der Zee. De Heer Palla.^s befchryft den Spons- steen aldus. „ *t Zyn Steenagtige Vliezen^ „ döorgaans uitgebreid , eenigermaate Tol- agtig en Golfswyze gekruld, 't gene haar 5, voorkomt met een Korst bekleedende, ^5 waar op , als een gemeenen Grondfteun , 3^ die uit verfcheide laagen van Celletjes ,3 beftaat , veele dergelyke Vliezen famenge- 55 hoopt tyn , bedaande uit een enkele laag 55 van Celletjes, wier Ruggelingfe Oppervlak- 55 te geftreept en zeer glanzig is. De Cel- - 55 letjes zyn , op lange ryën , doorgaans ^, beurt* T, DEEL» XVIT. STUK» 2o8 Bëschryvinc VAÖ .^^VL béurclirigs doch zeer ongeregèld géplaatst j LXIX'* 5> ^y'^ ovaalen vierkantig , ver- Hoofd- hevenrondagtig , van buiten Zei^fswyze Stuk» gegaat , en met een gerand Mondje ^ dat 3, gemeenlek naar de eene zyde helt^ voor- 33 zien. De è:elfrtandigheid is zeer broofch, ,5 teder , graauwagtig wit ^ met de andere ^5 Oppervlakte gemeeiilyk SalFraankleurig. Dik- wils neemt men op deeze jE/r^am Helmswy- 3, ze belletjes waar , over de Mondjes van 3, de Celletjes geplaatst en wit, welken bui- 3> ten twyfel voor Eijerftokken te houden 33 zyn". Uit de Middellandfche Zee komt dit Korst* gewas 5 zo zyn Ed» aanmerkt , dikwils by Klompen , die uit Takkige Buizen famenge- ^ Held zyn 3 van welken aart dat gene moet zyn geweest 3 hetwelke Güalthieri in Afbeelding vertoont. Uit de Westindiën kc3 men, behalve verfcheiderley Korften van die Gewas , ook wel Klonten 3 dikwils grooter dan een Vuist , die naar Zwammen of Padde- Itoelen gelyken 3 s^ynde uit ontclbaare Vlie- zen en Gelletjes famengehoopt. Dergelyke Klompen heeft zyn Ed. onder de Verfteende Koraalen dikwils waargenomen 3 die men 3 zegt hy3 Fungieten noemt 3 wegens haare Geftal- te, zynde met de gevulde Celletjes te famen in een zwaarwigtigen Steen overgegaan^ Gcbiuik* In de Geneeskunde wordt de Spons -Steeti^ T) t C t E P O H E N*' abj aangemerkt dienftig te zyn tegen den Nier» ^^^^^ Heen en 't Graveel : ook tegeü Knoestgezwel- j^^lk! len en verharde Klieren. Men laat hem in wen- Hoofd- dig gebruiken. Hy v^^ordt met Wyn, 't zy in^TUKi zyn Natuurlyke ftaac ^ of tot Kalk gebrand zyndé, ingenomen. (56) Cellepore mBt een gegaffeld Koraal ^ i^vr. dat eenigermaate Jamengedrtikt is ^ over- pumkofa. end flaande, ruuw. Sr""" vu cxxx* Zeker Zee - Gewès , dat de Heer P a l l a s on- ëer den naam van Ptdrnjieenagtige Millepore voor- gefteld heeft, is hier met den zelfden bynaam betrokken tot de Celleporeno Ik zal de door den Heer Boddaert verduitfchte benia- raing van Puimjleen - Koraal ^ dewyl die niet oneigen is, behouden. Hec is , naamelyk, eene vooze Steenagtige StofFe , wélke beftaat uit famengehoopte Klootrondagtige Celletjes ^ iiitwaards met een Mondje gaapende , en wanneer zy niet afgewreeven zyn, met een aanzienlyk Sceenen Puntje onder ieder Cel- letje gewapend. Dit moet, noodwendigs het Koraal zeer rauw maaken» De Oppervlakte is (S^) Cellepora Corallio dichotomo fubcoiupresfa ërédnismlo fcabro. Syst. Nat^ XIL MaRS i G L« Mar^ 31^ 149, lÊLLIS Corall, 75» 7* T. 27. f, F. & 30. d, D. Millepora rumicofa* Pall» Zf^öpk^ 157^ Puimiieeix> KoraaU Lyst der Plantd, bladz* si/* O % 'Dmu xvn, STtTK* / aio B E $ C H ft Y V I N G V A H : VI. is graauwagtig wit , de zelfftandigheid zeef ^iXlx' Veeltyds maakt dit Koraal Knob- Hoofd.' belige Klompen of Korften aan verfcheiderley STUK. Lighaamen gehegt ; doch fomtyds vormt het op zig zelye een Takkig Koraal 3 dat vry groot wordt eri dun uitloopt aan de Punten 5 gelyk in de Afbeelding van Marsigli; maar ook fomtyds de Enden ftomp en verbreed heeft ^ gelyk in een Zee-Gewasje van dit Koraal uit myne Verzameling , in Fig. 7, op Plaat CXXX , afgebeeld , blykbaar is* Aan het * zie gedagte Kadix- Koraal * zitten veel Klomp- biacii* jes en Korstjes aangegroeid van deeze Celle* pore^ Uit de Middellandfche Zee komen , zegt de Heer PAllas, groote Klompen van dit Zee- Gewas , dat aan de Kusten van Engeland en Schotland , aan de Noordzee , niet ongewoon is 5 doch gemeenlyk aldaar Korstagtig voorkomt, gelyk uit de Afbeeldingen van den Heer El- lis blykt. De Heer Gunne rus, Bisfchop van Drontheim, heeft het uit de Zee, aan de Kust van Noorwegen , bekomen. Het fchync ook in de Indifche Oceaan te vallen. Men vindt 'er dikwils brokjes van aan èe Kaapfche Zee -Planten, zo de Fleer Pallas aanmerkt, die 'er by voegt, dat Plancus allerbest ge- handeld heeft van deeze Soort, alleenlyk daar in mistastende, dat hy dezelve voor de Bloem- * zie kool van Gualthieri, * welke zyne Hadz. 125. j^ei^tshoornagtige Madrepore (Madrepora Da- mi^ BE CELLEPOkEN. qJi micornis') zon zyn, gehouden hadt. De gene VÏ; echter , welke door zyn Ed. op die Soort is ( aangehaald 3 verfchilt grootelyks van de gene. Hoofd- \ welke GüALTHiERi Bloemkool QBrasftca^'^^^^ \Jiorida) lloemt. Mooglyk zou het Ruuwé i witagcige Basterd - Koraal van ï r i o n F e t- ^) TI hier toe behooren kunnen ; doch 'c zelve is , volgens de door hem aangehaalde bladzy*^. de van Marsigh , op een geheel aiidere Plaat afgebeeld (*). Indien dit Zee - Gewasje tevens de Millepofd Arenofd Anglica is van R a y , dan zal hier ook dat te betrekken zyn ^ waar van de Heer J u s-: siEu, in de V^erhandelingen van de Koning- I lyke Akademie der Weetenfchappen van Parys j fpreekt (t) , en hetzelve aldus befchryft* I 3, Het is een Steénagtig Samengroeizel 5 min- 5^ der hard dan 't gene men Madrepore noemt ^ en broofch wegens de dunte der Buisjes^ uic li, welken het lamengefteld is. Het hecht zigj» 3, gelyk de voorgaande Zee-Produkten^ waar 3, van ik gefprokcn heb, aan alle Soorten vad 5, Lighaamen : zynde nu eens als een düd Plaatje uitgebreid, dan half Kloótrond eea , 3> Duim hoog , dan als by kleine Klompjes ! Ringswyze gegroeid om de Stammen of „ Takken van Zee * Gewasfem Uit de Zee i> ka. (*) te weeten, PU XXXV* 170, 171, 172. (t) Mem. de t^cad, Roy&k des Sekn^Cf. ch 17^2* p# 4®f» ; Ö(3:avo buiten en van binnen wit of VleefchkleU'^ 'KooFD- 5, rig. De menigte van Pypjes, daar het uit 3, bellaar, maakt de Oppervlakte tuuw , en 3, deeze Pypjes bevatten ieder een kleiti^ j, „ Wormpje of Polypus» De Poiy- Om een naauwkeurig Berigt daar van te geeven , zo zal ik hier melden , wat ik 3, dienaangaande gezien heb. De Millepore, 3, in Zeewater gedaan zynde op den bodem 33 van een Bokaal 3 fcheen geheel bedekt tc zyn met Koppen van Polypen , ieder bela- 53 den met een Aigret van zeer dunne Hoorn* 3, tjes3 die in de gedaante van een Trech* 33 ter uitgefpreid waren 3 en allen verdweenea 3, op den minften floot , welken men aan de ,5 Bokaal gaf ; wykende als dan ieder Polypus 35 binnen zyn Buisje* Deeze zelfde Dieren 3 1 33 eene nagt hun verblyf gehouden hebbendel ^3 in het Zeewater 3 waar mede de Bokaal ge- 5, vuld was 3 waren meestendeels uit hunne 33 Holletjes gegaan. In dieflaatwas derzei- , 53 ver langte, op het Oog 3 eeii Linie 3 dei 33 dikte een agtfte van een Linie , en men ' . 3, telde zeer klaar zestien Hoornen om hun- nen Kop. De Waarneeming was nog naauw- 5, keuriger , toen ik my van 't Mikroskoap 33 bediende , door welks behulp ik zag 3 dat 3, hun Lighaam langwerpig en Kegelvormig ^3 was 3 omringd met een fyn en doorfchy- j 5> nend Vlies 3 door het welke heen men eeö ' 3, Ka- li DE C E L L E P O It E N. 5I3 l. Kanaal befpeurde , waar va» het '^^^^^^^^P^gy „ gedeelte , dat gemeenfchap hadc met den lXIx! „ Mond , fcheen gevuld te zyn met eeneHooFO- 5, minder doorfchynende Stoffe dan het on-^'^^^* derfte gedeelte: een StofFe die donker geel 5, was van Kleur; 't welk my aanleiding gaf om te vermoeden , dat dit Kanaal wel de ^ Maag mogt zyn in deeze Dieren. Alzo hec Zeewater ras bederft , en dit niet ruim „ twee of drie Dagen daar in gebleeven v/as, ,3 zonder een Reuk aan te neemen , die ge^ meenlyk een bewys is van Rotting ; zo 33 verlieten alle de Polypen haare Pypjes, en 33 vielen zonder beweeging uitgeftrekt op 33 den bodem van het Glas." I Deeze Steenige Overkorfting wordt dikwils ! gevonden (zegt de Heer Ellis) op het Sik- i kel-Korallyn , by onregelmaatige Klompjes ^ i vertoonende zig als wit Zand , dat vast te famen gevoegd is en vereenigd: doch, door het Mikroskoop , fchynt dezelve te beftaan uit oneindig veel kleine ronde Celletjes, niet ; regulier geplaatst, maar zodanig, dat de ron- j de Ingangen der Celletjes aan de buitenzyde zigtbaar zyn , en dus vertoont het zig , door 'c Mikroskoop gezien , gelykerwys de Puim- Heen, (57) Cellepore inet rondagtig famengehoopte Lni', J^y- T^errucoJ^ Wrattige. (57) Celkp&ra CelIuHs ftxbrotuiido» glom^ratis oyatis, Ore O 3 ^w^^- ) 214 BEspHayyiNö van Vh J^yvormige Celletjes^ die den Mond emU ^L>tfy* g^rmaa^^ drietandig hebben. HOOFD- fxyK* Deeze Soort komt voor op het Wier en andere dingen in de Middellandfche Zee> zegt LiKN^us, en voegt 'er by, dat eenfcherp- ziend Oog vereifcht wordt om de Mondje^ vqp de Pypjesf in dit Koraal^ 't welk een witr te Kluwen maakt ^ waar te neemen, Zyn Ed» twyfelt , of daar toe ook de Efchara Annularis van Pal las te betrekken zy ^ welke deeze Heer nergens dan aan 4^ Steelt- jes van de Kaapfche Zee -Planten, die men thans menigvuldig krygc^ waargenomen hadc, alwaar zy Ringswyze om de Steeltjes zit. De Celletjes zyn Cylinderagtig , aan den Top ppen, en hebben een Wrat aan ieder zyde van haar Mondje. Zie daar de reden van den bynaam. Op myne Kaapfche Zee-Plantea vind ik Tarteragtige aangroeizels met derge- Jyke Celletjes of Knobbeltjes, waar van eeni- gen open zyn, bezet. Voorheen hadt onze ilidder daar toe een Pypagtig Korstgewasje van den Heer Ellis t'huis gebragc , dat paarfch is van Kleur. Dit beftaat uit Rings- wyze ryën van zeer kleine en byna evenwydi- ge Pypjes^ die h^lf doorfchynende zyn, om- rin* fubtndentato* Syst. Mat^ XTI. Tubipora Verrucofa* 'Syst» Nat. X p. 7890 Efchara Annularis. f ^j^ uZgöfk* DE CELLEPOREN. 1^15 ringende het Zee-Ruy en de getande Koral- VI» Hoofd* C58) Cellepore met verhevenronde Celletjes y ^t\jk» die de Mondjes zeventandis: hebben. lviii. ^ Cel'epora Cilutta. De bynaam , Haarige of Ooghaarige, is van Haakige» den Heer Pallas afkomltig, die denzelven gegeven heeft aan eene Soort van Efchara^ welke Korsten maakt op de Klippen , die Steenagtig zyn en plat , beftaande uit Cellet^ jes 5 die weinig verhevenrond zyn , maar zeer ruuw, en het Mondje gerand hebben , niet alleen, maar ook bezet met zeven Haairagti- ge Puntjes. Zy komt voor op die plaatfen van de Middellandfche Zee, daar het Koraal groeit , of ook op Zee- Planten aan de Kust van Engeland , en op de Westindifche Ko- raalgewasfen* C59) Cellepore met byna Klootronde doorfchy' i-ix, neizde Celletjes , die het Mondje eenvou- Hyaiina, dig en Scheef hebben. Op de onderkant van de Lederagtige Mil- le^ (58) ^Cellepora Cellulis convexis , Ore feptemdentato. Sytt» Nut^ XII» Elchaxa ciliata» Palu ^oöph^ 6. Lyst der Planti, bl. 47* (59) Cellepora Cellulis fubglobofis diaphanis ^ Ore obiiqut:» (implicu ^'jst^ Nat* XIU O 4 I, DSEfc. XVII. STUK. ftiö pE Eigenschappen dhr ¥L lepora, of van bet Ledpr - Koraal ^ komt dee* A^YTK^' Soort, zegt Linn^eus, menigvuldig liooFD' voor , in de Oceaan. De Celletjes zyn digt gTuif. aan elkander op eene Vlakte gefchikt , ei^ hebben het Mondje naauwlyks gerand, zel- den in de Top van't Celletje, dikwils fcheef 5 dat is meer over de ééne zyde dan over de andere. hXX. HOQFPSTÜK. De Eigenfchappen der Dierplanten en Plantdieren in '^ algemeen , hwmfi Ofiderfcheiding , Rangschikking en J^enmer- ken der Gejlagten, Ik heb bevoorens aangqmerkc , dqt Li^- N^EUS van de Steenagtige Zee -Ge was- fcn de anderen afgezonderd heefc , en ge- plaatst in de Vyfde Rang , onder den naam van Zööphyia , dat is D, i er p l a n t e n of Plantdieren. Thans gevorderd zyndQ tot de befchryving van deéze Schepzelen , waar mede het Ryk der Dieren beflooten wordt , zo zal ik wat omftandiger behooren te fpreeken van derzei ven Eigenfchappen in *t algemeen. In de eerfte plaats geef ik hier de beknopte bepaaling op , van onzen Rid- der, die woordelyk dus fpreekt» ^, Dq jL)ïEiU»i-ANTEN JEN PLANTDIEREN. tl^ 53 '9P 35 De ZoQphyta zyn niet, gelykerwys de VL ^ L'^thophyta^ autheuren van hunne Schaal of j^xxl^ Stam, maar de Schaal van hun. De Stam^ Hoofd-; men, naamelyk , zyn w^aare Planten, die^"^™* door Geftaltewisfeling overgaan in bezielde ^^P^^%> Bloemen , (v^aare Diertjes, ^ f^mengefteld uit Werktuigen der Voortteeling en Midde- len ter beweeging; op dat zy de beweeging, die zy van buiten niet hebben , van zig zelf mogen bekomen". 't Is blykbaar, dat deeze bepaaling niet be- verfcWi trekkelyk zy tot alle Geilagten van deezeq pbnfen% Rang, maar alleenlyk tot die genen ^ ivelke^j^"^^^^'' jnen anders Zee-Gewasfen noemit, gelyk de Koraalen , Zee- Heesters , Alcyoniën, Spon- ftn , Korallyneh , enz. De Polypen , Zee- Pennen en dergelyken, op 't end van deezea Rang geplaatst , hebben eene uitwendige be- weeging of beweegen het geheele Lighaam , gelyk andere Dieren ; zy loopen , zwemmen ea wat dies meer is. Gedagte Zee -Gewasfen, in tegendeel, zitten op een Grondftuk vast en beweegen zig, zoveel wy weeten, niet; maar de Diertjes , die in hunne zelfftandigheid of in de Schors woonen, komen 'er uit te voor- fchyn, fpreiden hunne Armen yit en trekken dezelven weder in, geevende dus alle blykea. van een Dierlyk Leven» Ik noem derhalve deeze laatften Dierplanten, als Planten met een Dierlyl^ Leven begaafd , en fpaa^r de O 5 be- h DEEÏ,, XYIU STUK» ai8 De Eigenschappen der VL benaaming van Plantdieren^ als Dieren ^LX^X^* die eenige Eigenfchappen der Planten hebben , Hoofd- voor de Polypen , Zee - Pennen , Lintwor- STUK. men, enz, piantdie- Wat de Ouden door Zoöphyta verftaan heb* ouden^" ben leert ons Aldrovandus , die een ge- ^^•^ heel Boek , dat het laatfte is van zyne be- fchryving der Die'ren, gefchreeven heefcover deeze Schepzelen. 5, Die (zegt hy) , welke ^3 noch den aart hebben van Dieren , noch van Boomen of Planten , maar als tusfchen ^, beiden dobberen , voeren by de Grieken yy den naam van z^ó^vra. Wy kunnen 'er, in 'i Latyn , geen naam aan geeven , ten 3^ ware men dezelven Plantardmes of Plantam 3, nimalia mogt noemen. Zodanigen zyn dz 53 Zee- Netels, Zee- Blaazen 5 Zee - Schaften, 3, Zee -Longen, en veele anderen ; by welken 3, fommigen de Sponfen tellen, die wyplaat- 3, zen zullen onder de onvolmaakte Planten*'. Gedagte Zee -Netels , Zee - Blaazen , enz^ worden thans als Dieren aangemerkt, en zyn ♦ zïehet^^^^s onder de Mollusca befchreeven Ter- Stuk Ouden alle de op een Grondfteun vastgegroeide Zee-Gewasfen tot de Planten t Bitidz* betrokken , gelyk wy gezien hebben f > zo enz, |^j^^£ volgens hunne Stelling, thans wei- nig voor Dierplanten of Plantdieren over. DoDON^ïius hadt de Sponfen en Alcyo- 4. zie niën nog als zodanig aangemerkt 1 3 doch Dierplanten en Plantdieren, 219 de Kruidkundigen eigenden zig naderhand, VI. niet ToüRNEFORT, ook die Zee-Schepze^^^^^* Jen toe. Zy hadden de Natuur nog niet ge* Hoofd- noegzaam nagefpoord ; gelyk uit de Waar- s"^^^» neemingen der volgende Onderzoekeren ge* biceken is» Dit maakte ^ dat Rum pui us ^ig in verwarring bevondt^ over de Natuur der Schepzelen in de Zee voorkomende , wel- ken hy niet wist, of zy tot Dieren, Planten of Mineraalen , te betrekken waren, 5, Hier ,^ loopen , (zegt die Autheur ^3 leevende, 35 groeijende en mineraale dingen alle onder 5, malkander, maakende Planten die leeven. Starren die groeijen en Dieren die de Plan- 3, ten nabootzen". Dit maakte ook, om zulks in 't voorbygaan te zeggen , dat de groote Reaümur de groeijing van het Koraal eerst Plantaartig , toen Steenagtig en eindelyk als Dierlyk of met een Dierlyk Leven bedeeld, aanmerkte, Deeze twyfeling , om kort te gaan 5 herfchiep de Bloemen van Marsigli in dePolypen van Peyssonel! De meeften evenwel hielden de Zee - Gewas- wat by fen alleenlyk voor Nesten , Wooningen of'^l^^^^^^^ . Steunzels van Diertjes , tot dat D o n A t i het Koraal verklaarde voor een Dierplant of Plant- dier. Ik heb zyne Woorden hier voor ge- boekt ^. De Madreporen hadt Impera- * Bla& T ü s reeds aangemerkt , deel te hebben aan het Dierlyk Leven , en de Sponfen erkende hy met Gevoel begaafd te zyn» De Engclfch* J. DpL. Xni^ STU^» De Eicènschappen DEa VL man, Luid , zeer naauwkeurig onderzoek in ^LX^y^' werk ftellende op zeker klein Buisagcig I^ooFD. Zee-Gewasje ^ kwam daar door tot het ver- STüK# moeden , dat men 't 'zelve moest betrekken tot het Geflagt der Zoöphyta. Qp die zelfde jnanier vondt -zig ook de Heer Elus ge- noodzaakt, om het denkbeeld van Donati^ dat de meefle Korallynen Dierplanten zyn , welk door zyne Waarneemingen bevestigd . * Zie werdt, toe te vallen biadz.'89. y^gj. Doktor Bas TER leverde, gelyk t Biadz* gezegd i: f, een Vertoog over de Plantdieren of Dierplanten ^ aan de Koninglyke Sociëteit van Londen , dat in der zei ver Verhandelin- gen^ op 't jaar 176I9 is geplaatst. Hier ver- haald zyn Ed. , dat zyne twyfeling , in het erkennen van de Dierlyke natuur der Koral- lynen, grootelyks was opgehelderd, door het gene Linn^eus^ in de Tiende üitgaave van zyn Samen ftel der Natuur , aangaande de Zoöphyta gezegd hadt : te weeten. „ Het zyn famengeftelde Diertjes , op den twee- 55 fprong van het Ryk der Dieren en Plan- „ ten geplaatst, waar van de meesten gewor'^ 5, teld zynde Steelen fchieten , hun Leven ^2, vermenigvuldigende door Takken, afvallen- 5, de Knoppen en door eene Geftaltewisf(^ling 3, van bezielde Bloemen , die zig van zelf be- . 33 vveegen , en overgaan in Zaaddraagendt^ 5, Doosjes. Even als of de Planten Plant- dieren waren ^ zonder Gevoel en Bewea* Dierplanten en Plantdieren, ü^t 5y ging , en de Plantdieren waare Planten , Vt maar met een Zenuwgeftel , het Werktuig ^lxx^ ^, van Gevoel en Beweeging ^ voorzien." Hoofd* Dan merkt de Heer B aster aan , dat stuk. Leibnitz reeds voorzegd hadt , hoe 'ef t'eeniger tyd Lighaamen gevonden zouden worden , die men met gelyk Regt tot de Planten en Dieren betrekken kon; als zynde al het gefchapene , op eene onafgebrokene ma- nier, aan één gefchakeld. De bepaalingen , welken zyn Ed. vervolgens van Planten en Dieren geeft , oordeelt hy in één Lighaam te kunnen famengevoegd worden , en , om te verklaaren, hoe zulks in de Korallynen (Ser- iularm^ weezentlyk plaats heeft , fpreekt zyn Ed. aldus 3j Indien gy met genoegzaame oplettend- Hunne 5^ heid overweegt 5 wat door den zeer geleer- cioeijing, ^5 den Don ATI aangaande den oorfprong def ^l'fTEB^ 55 Koraalen , en door my zelf van het grootfte 3, fiag van Polypen in de Tiibularia^ weleer h gezegd is 3 zult gy volkomen overtuigd 33 zyn, dat daar in, van het eer (te begin af , ^, voHtrekt eene Plantaartige groeijing plaats ^, heeft» Het blykt , inderdaad , dat deeze 5, Ey tjes , gelykerwys tedere Knopjes , gelyk 33 nieuwe Leedjes , uit het Moederlyk Lighaam uitbotten , naderhand grooter worden , op 33 de <*) In het gedagte Latynfche Verloog of VcrhandeÜög ^oöphytis. PhiL Tranfa^, \o\, LIL p. lïit lo DEKI.. XVIL JTgK, Ma De Eigenschapï>en öeé. VI. j> de manier van Takjes aangroeijen , eri eina ^I^X**^' delyk;, toe rypheid gekomen zynde^ afvalt Hoofd- 9i l^n^ wanneer zy een Steen, Schulp, of STUK. ^, eenig ander hard Lighaam aantreffen , of door de Lymige Korst , waar mede zy be- kleed zyn , of door de oneffenheid zelve „ van het Lighaam , zo lang daar aan kleeven j „ tot dat de Jongen uitgekomen zyn. ,^ De enkele Schaal van dit Eytje is, iii- ly dien men dus mag fpreeken , eigentlyk van 5, natuure Plantaartig ^ en geeft, even als an- ,^ dere Zaaden , eenige kleine Worteltjes op 5, zyde uitj waar mede zy aangehecht blyft, j> groeijende in 't eerst met korte Leedjes^ 3, Het binnenfte van dit Ey, daarentegen, is 35 Dierlyk^ en groeit te gelyk met de Plant* 3, aartige Schaal , op even de zelfde manier , 3, en in gelyken tyd ; het fpreidt zig in Takjes 3, uit, v^^elken al vervolgens andere Bloemed of Polypen uitgeeven , die wederom haar ,5 Zaaden of Eycjes, naar dat men ze wil noe:- ^, men, op haaren tyd voortbrengen." Dan zulks door Waarneemingen op het Denneboomagtige Korallyn met AAeeldingen opgehelderd hebbende , vervolgt zyn Ëd. em zegt. Hier uit blykt , op welke manier de 3, Stam van een Plantdier, gelykerv/ys ande- re Planten , in hoogte en dikxe kan toenee- men. Dezelve groeit, op even de zelfde wy- 5, ze als zy, in langte uit , en v/ordt dikken Bet Dierplanten en Plantdieuèn. 213 V 5, Hec enkele Merg, daar midden iu, is Dier- ^ VI. , - Afdeeu 35 iy^- LXX. „ Zien wy niet, hoe het onvermengde fy- Hoofd- ,5 ne Zilver als Boompjes , Takswyze, door ^"^^^^ 55 de zelfüandigheid van den Steen in de My- nen gegroeid is ? Hoe veel te meer kan een Dier, als by Takfchietingen , in een Plant ^5 opgroeijen ? Hier uit blykt tevens dat een * „ iegelyk Zoöphyton , uit zyn Zaad of jEytje „ gebooren , zo lang het leeft altyd groeijea 5, kan". De Gevolgen, welken de Heer Baste a hier uit getrokken heeft , zyn reeds voorge- Iteld Ik merk in 'c byzonder aan , dat zyn Madt^ Ed, hier niet anders dan de Zoophyta die een^^'^"** Wortel hebben , en overzulks alleenlyk de Zee-Gewasfen zogenaamd, of Dierplanten^ bedoele. Het is ook moeielyk algemeene Ei- genfchappen op te geeven van alle de Gellag* ten , welken L i n n ^ u s in deeze zyne Vyfde Rang geplaatst heeft. Die Schepzels, welke de laatfte Geflagten bekleeden , gelyk de Po- lypen , Zee -Pennen, Lintwormen en Kloot- diertjes, fchynen grootelyks van de Koraalen, Zee -Heefters, Korallyncn , Alcyoniëti , Spon- fen , te verfchillen. Het zyn Dieren , die , niettegenftaande een vrye beweeging , iets met de Planten overeenkomftigs hebben , en dus kan men dezelven te regt Plantdieren noemen. Ik zal daar van in 't vervolg fpreeken. Gelyk nu de Heer B a s t er de Zoophyta in verdeeiidg en-PALLAS^ I. Heel. xvil, S'VJiU 3^124 Eigenschappen de^ , VI. enger paaien fchynt te befluiten dan onze Ricï- der, heefc de Heer Pallas, integendeel^ Hoofd- deezen Rang veel verder uitgebreid ^ doordien STUK, zelfs de Steenagtige Zee - Gewasfen , welken^ LiNN^üs Lithophyta tytelt, daar in begree- pen worden Zyn Ed, heeft dezelven ook op een geheel andere manier gefchikt , werpen- de de gedagte Plantdieren door de Dierplanterf heen , op de volgende manier^ I. Geüagt Hydra, dat is , Polypus. Korst c^wa^» 3- Cellularia, Cel-Korallyn. 4- Tubularia. Pyp - Korallyn. 5- Erachioms. Bastaard-Polypus. Sertularia^ Blaas - Korallyn, 7- Gorgonia. Zee -Heefier. 8, Antipathes, Zee -Boom. 9. Ifis. Edel Koraal. 3 O. Millepora, Kalk -Koraal. 11. Madrepora. Sterre - Koraal. 12. Tubipora. Orgel - Koraal. 13- Alcyoniim» Alcyonie. 14- Pennatula. Zee- Pen • 15^ Spongia. Spons. Twyfelagtige Geflagten. ï. Tcsnia» Lintworm. Völvox. Klootdiertp. n/ Corallim^ Koraalmos. ' De Vergelyking, welke dö Heer ^ ^^^^^ p^^J^^^^ \an deeze Schepzelen met de Dieren en Plan- lxx. ten maakt, kan eenigermaate ftrekken om een «o^^fd- algemeene Scliets te géevcn van derzelver " y^^^^^^^^ Eigenfchappen; Ziehier, hoe hy dienaangaan kin^met de fpreekt. „ Eerst komen de Pyp-Korally- efipijX^j^^ 39 nen (Tubularice) voor , die grootelyks ver* maagfchapü zyn met de Wormhuisjes i^Ser- uP^l^)» zynde buiten twyfel tot de Dieren 5, te betrekken , welke een minder eenvoudig ^5 maakzel en onderfcheiden Ingewanden, in fommige Soorten evenwel een Plancaartige Geftalteen aangroeijing vertoonen, en Eyt- „ jes, als een Soort van Vrugten, uitwendig 5^ voortbrengen. Dan geeven wy agt op de Pölypen^ die geheel uit een éénflagcig, zeer 35 levendig en vlug^ Dierlyk Merg beftaan, en 55 waar van ieder Stukje, daar menze in ver- deelt , weder aangroeit tot een vohnaakt ,5 Dier, dat leeft, loopt en eet, en niettemin^ 5, op de manier der Planten , Botten uitfchiee 3^ van Jongen , die ryp geworden afvallen 5 5, ftervende eindelyk, wanneer ^y eeü Eytje^ naar een Vrugt gelykende, hebben voortge- bragt. Hier aan volgen de meefte ^^j^^r^i-* Polypen en Knopdraagende Kofallynen^ die door haare Takkige Geftalte meer gelyken ,i naar Planten, en van welken ^fommigeSoor- 3j ten 5 öp eene Plantaarcige manier , haar eigen 55 Vrugtmaaking hebben , brengende Eijerleg^ gende Polypen voort, die van onvrugtbaare P Voed- I DXES.. XVII. STUK, iti6 Dn Eigenschappen der VI. Voedfters, door de Takken verfpreid, vet- ^X}C^' 5, fchillen. In de Zeeboomen zien wy ook eeü Hoofd- 9? Soort van Vrugtmaaking , en derzelver, zo $TVK. wel, als der Edele Koraalen en Zee -Heeste- 5, ren^ Plantaartige Geftalte en manier van Groeijing ^ terwyl zy , even als het Ge- boomte, een tweederleye , een Houtige en 5, Schorsagtige zelfftandigheid^ hebben. Ook 5, blykt ons de overeenkomst van alle deeze Dierplanten , inzonderheid met het Zee- 53 Ruy (Fuctis) en Longe-Mos QLichen^^ ,5 alzo zy 5 gelyk dezelven> niet door Wor- ,5 tels gevoed v/orden , (welke zy niet heb- 5, ben , zynde maar met een platten Gimd-» 55 fteun aangehecht ,) maar dat zy met haar ,5 geheele Oppervlakte het Voedzel uit het 5, Element, *t welk haar omringt, inzuigen: ^ met dit onderfcheid alleen , dat in plaats „ van enkele Poren , die 'er in de gedagte 5, Planten zyn , ;de Dierplanten gevoed wor- „ den door de Mondjes van ontelbaare Poly- „ pen , die overal Bloemswyze uitbotten , en door Shaw niet kwaalyk by Worteltjes 5, vergeleeken zyn , doch welke in de Edele Koraalen y Zee- Heefiers en Alcyonieriy tevens 5, het werk van Bloemen verrigten, doordien zy 5 in de binnenfte fchuilhoeken van de 3, Celletjes 3 welken zy beflaan, Eytjes voort- ij brengen. Dus zou ook de Lintworm^ die 35 veel gelykt naar een gewrichten Darm , en >3 binnen de ouder Leedjes van het andere 35 End ÖlfRPLANTEN EN PtANTBIÈRÈN, ii End Eytjes baart , vergeleekcn kanneri yf^ ^, worden by de Darmagtige Flap , in de Afdeëü 3^ Slooten groeijende , welke binnen dé in- wendige Celletjes haare Eytjes voortbrengt, g^^^ . ' '„ Ook zou men het allereenvoudigst Kloot- diertje , svveemetlde naar eeo Blaas vol Jongen 3 gelyk kunnen ftelleö met de aller- 3, beknoptfte en onvolmaakfte Plantgewasfen , de onderaardfche Bovisten ^ die door haare 5, geheele Oppervlakte Voedzel intrekken 4 ^5 en van welken, ryp geworden, het geheelö ^, Merg iu Zaad verftuift* Het Dieriyké 3, Leven , eindelyk ^ dat in de Alcyönié'n flaauw is , in de Spon/en byna geheel uitii 5, gedoofd, en de zeer eenvoudige ^ ja^ op ï> dat ik zo fpreeke , eenflagEige Werktuig^ 35 lyke Stru£luur , baant een gereeden over# ii gang van dezelven tot de Zwammen en 3, Paddeftoelen'% Dft gebruikt dan de Heer Pallas vèrdeir tot bevestiging, dat de Natuur, gelyk Leib- NiTs beweerd hadt, geene Sprongen maakt ^ maar dat al het Gefchapene zodanig aari ééii gefchakeld is , dat , daar het ééne ophoudt , het andere aanvang neemt» Zulks heeft L i N u s ook , gelyk ik meer maaien aangemerkt lieb ^ wel in 't Oog gehouden» Hierom de Amphihia geplaatst tusfchen de Vogels éö Visfchen , en zo veele , die men gemeenlyk Visfchen noemt, tot de Amphibia betrokken^ Hierom de Klasfe der Visfchen, inde voorige P 2 tJit* H2S De EiGENSCHAl'PEN DER VI. Üitgaave , befloocen met het Zee - Draakje , dat ^LXX^* weinig van de Infekten , die daar op volgen , Hoofd' verfchllc. Hierom , eindelyk , het Ryk der STUK. Dieren ge-eindigd met die genen , welke heü allerminfte van het Dierlyke Leven hebben, en naast komen aan de Planten. De Heer Donati heeft deeze aan- een- fchakeling van de Werken der Natuur zeer fterk gedreeven , en gaat, derhalve, in zyne Schets van eene Natuurlyke Historie der Adri- atifcheZee, van de Zee -Planten, die Bloem en Vrugten draagen 5 eerst over tot die Zee- Gewasfen, Polypiers genaamd, welke als Nes* ten zyn van Polypen of Diertjes , die zig op dezelven als Bloemen vertoonen : dan komt hy tot ; 00 O 0 0 ^ O, O ^ ^W^W-WW^W^ O R D O I N T ü S. JinimaUa compofita , effiorescentia more VegeiaUlmm^ ZOOPHYTA. QuJt fUtnti. bU 1924 I> E E D E ï- E K O R A A L E 135 THiERi noemt het Lithophyton ^ en Lin- VI. ï^jEüs hadt het 3 voorheen, tot de Sertularice lx^o'' betrokken. Rumphi us noemt hetzelve ^^tHooFD-* witte Accarhaar^ zeggende dat men 't in Ma-^Tuic. leitfch noemt Kalbahaar pute parmnptian^ KeTJaF'' dat het voor \ Wyfje gehouden wordt van de ODgetakte of Palmbies, die echter groote- Jyks daar van verfchilt. Het Konings- Koraal fchynt deels tot de Steenagtige Zee -Gewasfen , deels tot de Hoornagtige Zee Heellers te behooren. Hec beftaatj naamelyk, in 't algemeen berchouw4 ^ynde^ uit eene beurtlingfe famen voeging van Leedjes 3 die Steen- en Hoornagtig zyn , en dus in natuur geheel van elkander verfchillen. Dit is in zo verre waar, dat men zelfs door branden of vylen de byzondere hoedanighe- den ontdekt van deeze Leedjes ^ die door een 4bort van Kraakbeen , dat eene Lederagtige ftrucluur heeft , of als uit Vezelen beltaat, fchynen famengevoegd te zyn. De evenredig- . heid van deeze Leedjes tot malkander , in Jangte , is oneindig verfchillende. Ia zeer 'dunne Takjes vindt men de Hooniagtige Leedjes meestal zeer veel korter dan de an- deren. In Takken van middelmaatige dikte zyn de Hoornagtige dikwils langer dan de Steenagtige : en de vStammen, zo wel als de Wortel of Voetftukken , beftaan veekyds geheel uit Steen. Ik heb zodanig een Stam , van meer dan een Voet iang en et^n Duim dik ZOfl- I, Deel* XVIL STV^^ Beschryving van zonder eenige Leedjes. In dikte en Kleur Afdeel, heefc meer behendigheid plaats. De Steen- l.XXi. ajytige Leedjes zyn altoos veel dikker dan d? Hoofd ®, \. r . 1 . STUK. anderen, die zware or zwartagug brum zyn, 'Konin^s' en de Steenagtige zien uit den witten geelag- Koraau tig of Afchgraauw, Beiden zyn zy overlangs ; de zwarte doorgaans fyner eu de v/itcea dieper, gegroefd. De zwarte Leedjes, op de famenvoeging, als zy van do witten afgefcheiden zyn 9 naauwkeurig befchou wende , zo word ik ge- waar, dat 2y in 't midden, ter halver dikte of daal? omtrent , een Ste^nagqg Merg heb? ben ; daar hec Hoornagtige als een Schors rondom aangevoegd zit. Dit Steenagtige zal gemeenfchap geeven aan de Leedjes onder el- kander. Buiten dien heeft dit Koraal nog een dikke Schors, die men fomtyds, in gedroogd? -Stukken, nog daar aan ten deele ^waarneemt, zynde byna van eene Kurkagtige natuur, en vol Gaatjes , zo overlangs als overdwars , die dezelve Spongieus maaken , en mooglyk ge- diend hebben tot huisvesting van Polypen of dergelyke Diertjes, Deeze Schors drukt de gedaante der lakken uit, eu maakt de Enden ftomp, zegt de HeerPALLAs, die dezelve aan een droog Exemplaar heeft waargeno- men* cemeene ^it het voorgaande blykt genoegzaam, dat af Strand, het Konings - Koraal een Boom- of Heefter- agtig Zee - üewas zy. R u m p ju i ü s merkt heï Witte DE Edele Koraalen. 5^37 Witte Kalbahaar als het Derde Geflagt varl de Vï. Indiaanfche Koraalboompjes aan , en verdeelt 'j^^^j*^ hetzelve in twee Hoofdfoortea, met Leedjes Hoofd* of zonder Leedjes* Deeze laatfte Soort ver- stuk. Haat hy het Witte Koraal der Apotheeken ^^^«^^ƒ door 5 en dus komt dat hier niet in aanmer* king. Van 't gene Leedjes heeft maakt hy wederom eene Strand'* en eene Zee - SoorU De eerfte of gemeene ^ zegt hy ^ is een Foompje .van anderhalf of twee Voeten hoog , met veele kromme Takken opfchietende , die door dwars - Takken aan malkander gevoegd zyn. Het he?eft doorgaans geen overend ftaan- de, maar een overzyde leggende Stam, en de Takken groei jen onregelmaatig door malkan- der: evenwel komen 'er ook fraai je Boompjes •van voor. Van buiten is dit Koraal met een dikke 3 graauwe en Spongieuze Schors be- kleed , welke maakt , dat de Boompjes en Takken, onder Water, zig vertoonen als een Bos Biezen 5 zegt Rumphius, 't welk met den Stroom heen en weder flingert, 5, Dit ^5 heeft onervarenen doen oordeelen, dat alle 5, Koraalboompjes, in Zee nog ftaande. Kruid - 5, agtig zyn , en de Steenliardheid eerst in de 5, Lugt verkrygen. Egter Itaa ik toe, gelyk 5, meermaals gezegd heb, dat zy onder Wa- „ ter buigzaamer zyn. De verfch uitgehaalde Boompjes, nu (vervolgt die Autheur ,) moet men eea Maand in Regen en Wind leggen, op dat d© I. DEELj XVII» SïöK» 533 Beschryving van VI* de graaiuve Schors murw worde, die liieö ^XXL* dan ligt daar af wryven of mee een Bor- HooFD-* 3, fteltje affchuuren kao. De Stam en on- STUK. derfte Takken hebben reeds onder Water Konings. deeze Korst verlooren^ maar groei jen van Kihraai. onderen op mee een andere Kalkagtige 35 die 'er vaster aanhangt , en niet dan mee ,^ fchraapen af te krygen is. Het Ichoon gemaakte Boompje is van onderen ligt ,j graauw, daar fomtyds wat blaauws, fom- 5, tyds wat geels onder fpeelt: de bovenfte Takken zyn zuiver wit : van binnen is hee 33 uit den witten Yskleurig , met een klein 5, wit Hartje 5 als een Bezemrysje, daar men ,3 twee of drie rollen ziet omleggen , allen 53 van eene Steenharde en digte zelfftandig- 33 heid 5 die zig op een Steen fyn laat wry-* „ ven'*. Om dit te onderbroeken, heb ik een Steen- agtig Leedje, van ruim een half Duim dikte ^ dwars doorgezaagd ^ en bevind de zelfftandig- heid volkomen egaal, zonder eenig blyk vaii Ringen of Hart , maar het dunnere Hoornag- tige Leedje, daar aan zittende, ook doorge- zaagd 3 anderhalf Kwartier Duims dik 3 be- llaat uit twee of drie Hoornige Ringen, en heeft een Steenig Hartje , Yskleurig 3 een agtfte Duims , of daar omtrent 3 in middellyn. Dit Hartje heeft, *t gene aanmerkelyk is, derge- lyke ingroevingen , als de Steenige Leedjes van buiten hebben* Zou derhalve die Hoor- ËDÊLE ItoRAALEN. ^3$ liige Zelfftandigheid ook allcenlyk als een VL Schors om de dunne Leedjes gegroeid zyni^L^XI* of zou zy een overblyfzel zyn van de Schors, Hoofd- daar R u M p H i u s van fpreekt ? Hoe kunnen stuk. de Takjes van het Konings - Koraal , die ^l^^^^ ons zo broofch zyn en zo ligt by die Leed* jes af breeken ^ wanneer menze maar onvoor- zigtig aanraakt , in Oostindie dat afvrry ven ea afborftelen van de Schors uitftaan ? Buiten tvvyfcl zyn zy , verfch uit de Zee gehaald. Veel taaijer ; doch het onderfcheid van fterkta fchynt wat groots Myn gedagten zyn, dat deeze Schors, die wy aan de dunne Leedjes vinden zitten^ dient om de Takken van dit Zee -Gewas buigzaam te maaken , zo lang het zig in de Zee bevindt. Dit zal iemand ligt toeftaan, die opgemerkt heeft, hoe de zeer dunne Takjes , aan onze Konings - Koraal Boompjes , door middel van die Leedjes nog buigzaam zyn. Niettemin is de langte der zwartagtige Leedjes, in dezelven,naauwlyks noemenswaardig, wan- neer menze met die der witte Leedjes ver- gelykt, welke, zelfs in Takken van dikte als een Schryfpen , fomtyds , nog wel zesmaal 550 lang, maar in dikkere Takken dikwils kor- ter zyn dan de zwarte Leedjes. In anderen evenwel heeft regt het tegendeel plaats, ge- lyk dit blykt uit de Afbeelding van het Gewas, uit myne Verzameling ^ iü Fig. i ^ Plaat CXXXI 5 vertoond. Dit I. DEEL» XV IL STUK, S4Ö BesciirvviiJg vAi!ï VL Dit Boompje heeft niet alleen zyn Wortel 5 ^LXXI * ^^^^ ^^^''^ bekleed met zynd Hoofd- geele Schors, die zelfs over verfcheidene van sTuiu de Steenagcige Leedjes heen loopt. De Knob- • ƒ beligheid onderfcheidt dit grootelyks van het nings-Ko-gewoone Konings Koraal 5 en daar in komt: pkcxxxl'^^^ oogfchynelyk overeen met die Soort, wel* F^s^ u ke R u M p H I u s van de voorgaande afzondert j onder den naam van Zee Koning^ - Kóraal ; docli hy merkt aan, dat dezelve niet dan by ftukken én brokken van Takken voorkomt , als vaa Boompjes of Boomen, die diep in Zee ftaan, afgeflagen, en dan aan 'c Strand gefpoeld zyn* de: 't wélk hier naauwlyks plaats fchyiit gehad te kunnen hebben. Men ziet in dit Stuk vol- maakt de gefteldheid van den Wortel , waar uit het voortgekomen is, en tegen de natuur der andere Exemplaaren , die ik heb, blyven hier de Takken aan den Wortel nagenoeg zo dun als hooger. Men ziet 'er ook kleine Scheutjes aan , van eene andere gedaante dan gewoonlyk. Ik weet de plaats der afkomst niet. 3, De zelf Handigheid van diÉ Kalbahaar ^ ^5 QzQgt gemelde Autheur ,) is wel Steenhard ^ 5, doch zy moet ligter zyn dan die van het ,j voorgaande, en de Stukken , tegen malkan* 5, der gellagen, moeten een doffen Klank gee^ 5, ven, als of 'er Hout onder gemengd ware; 5, want 3 het gene als louter Steen klinkt , wordt voor b E Edele K o r a a l e iï. 341 li voor zo goed niet gehouden. Dit heeft W „ plaats in 't gene lang op Strand gerold is ^^xxL met de Baaren , zynde dus door de Zon in pioofd * 1 3, Zee te veel verfteend. Deszelfs deugd kent stuk. A, men ook daar aan ^ dat het ia 't wryven ^<^«^«f^r ^' . Koraal, I ^, weimg van denen Keyagtigen 5 maar meer ! 5, van een geroolterd ikood Reuk heeft; died ' het in 't Water behouden moet , wan- neer men inneemt Voorts probeeren de Inlanders hetzelve m.et Sap van Zuure ^5 Limoenen, wordende het gene dat fpoedigsc ^, en meest kookt voor het beste gehouden''. By het doorzaagen van 't gedagte Steenig 1 Lid van een Takje van dit Koraal, bevond ik daar den Reuk van Kreeft - Oogen in , 't welk die Keyagtige Reuk zal zyn 3 waar R t; m p h i u s van fpreekt. De zwarte Leedjes , aan dé Kaars gebrand , geeven eenigen Stank 5 naar dien van gebrand Hoorn gelykende. De op- i bruifching met Zuure Vogten toont den Zuur- \ breekenden aart van dit Zee -Gewas , welke j I naar alle waarfchynlykheid , wel den groottted I rol fpeelt in de Geneezingen , die men 'er aan I toelchryft. Hoewel wy , haamelyk , van hét Koning^* GebnükV Koraal geen gebruik maaken , is hetzelve doch in Oostindie een zeer beroemd GeneesmiddeL By fommigen der Indiaanen , inzonderheid by die van Ternare^^ wordt het beste , ooi deze reden ^ hooger geagt dan het Roode Eoraal ; ja zy geeven 'er forntyds het dubbelde Gewigt- Q vs^i i; xvih $tm. VI. Afdeel. LXXU Hoofd- stuk. Konings* Koraal, 242 Bescimiyving t k ^ van Zilver voor. In 't algemeen wordt 'er ddi^j kragt aan toegefchreeven , om het Venyn te wederltaan, het Hart te verkerken, den Brand in Koortfen te verminderen , en allerley onge- fteldheden van de Maag ^ inzonderheid Ko. lyk , Bort eii Galbraaken , te ftillen. Men ge- bruikt daar toe het witte 5 alleen of met het i graauwe gemengd , tot Poeijer gemaakt en ^ niet Water gewreeven. Geen Tegengift wordt van deeze Oosterfche Natiën bereid > daar het witte Kalbahaar de grondflag niet van zy : hoewel zy daar ook andereu bymengen ; gelyk het zwarte , graauwe en Bloedkoraal , benevens verfcheide Hoornen en Beenderen van Land- en Zee - Gedierten : te weeten Yvoor , Tanden van Zee - Koeijen , Herte - Hoornen , Zee- Wormbuizen, enz. Met Goud, Zilver 5 Paar- ïen. Smaragden en andere Edele Steenen ge- wreeven y gebniiken zy het als Tovermiddelen. Ook wordt het dienftig geoordeeld tegen - veelerley J3loedigc en andere Ontlastingen. In de Ambonfche Veldlegers , waar geraecnlyk Bloedfpuuwen en Bloedloop regeert, hadt RuMPHius hetzelve daar tegen zien gebrui- ken. De Inwooners der Zuidoofter - Eilanden , (zegthy) namen 'c ook tegen Hoofdpyn, die uit tterke Hitte en 't fteeken van de Zon ont» Haat, met Water gewreeven 5 in ; 't welk een zagc Zweeten verwekken moet , zo hec van dienst zal zyn. Men moet dit, en alle vStee- nige Kaibahaais, voegt hy 'et by, geenszins. öE Edêlè Koraalen. 243 öp de géwoone manier der Apotheekeren , In Vï. een Koperen Vyzcl (lampen : wanc het daar ^lkx!** door een leelyken Smaak verkr ygt en tot braa- Hoofde ken aanleiding geefc: maar wryven het op een'^'^"^- Vlaikken , harden of wat ruuwen Steen , mét ^f-^^'^f^- \ 1 i- IvoraaU enkel W acer ; laatenae dit t'elkens , door ten Gaatje , daar af loopen in een Kopje en het dus opdrinkende. ^ Hier uit zou dan te befluiten i:yn , dat 'et Nacuurlyk eenig fcherp Vogt in moet huisves- ten, en mooglyk zal dit ten voornaamlle be- liaan in de zikigheid van *t Zee -Water door èen üierlyke Vettigheid of Zwavelagtigheid geconcentreerd. (2) Edel Koraal, met gladde Leedjes^ ie lu Knietjes zonder Schors. dk^é^ Fyn LtnNjèus hadt reeds den bynaam van G^- Koraal? , gaffeld (*) gegeven aan eene Soort van Edel ^'^^^^f Koraal , welke door P E t i v e & genoemd was ^ ' (2) Ifis Stirpe Corallina Articulis l«vibus ^ Genlculis de* torticatis» Syst^ Nat, XiU Hippuris Coralloides Cornea Ca- |ïenfis, Genlculis limofis* Seb. ICa^, UI* 106. f* 4. Ifis dichotoma» PAI-L, ^oöt>h. 143* Geknobbeld tweeledig Ko- raal* Lyst der Plantd- bladz» c86» 't Woord Gegafeld gebruik ik , onbefchroomd , voor: i}ichot&ma , *c welk zeggen wil, dac de Takken t*élkens in tWeecn , dat is , Gaffelswyze 5 verdeeld zyn ; maakende Hus een tweefpronlf by ieder verdeeling, Q 2 i. DE«&, XVIb ST»K* ^44 BeSCHRYVINO VAi^ Afdeel ^^^^^^^S'^^S^ Hoornige Hippuris vm de Kaap^ LxXh 'met Slykerige Leedjes. \ls blykbaar datdeeze ea " Hoofd ^ dergelyke Koraalgewasfen Hippuris geheten ^TUK, - 2:yn 5 om dat zy , ten opzigt van het af bree^ Éralr Leedjes en van de Geftalte, vry veel overeenkomst hebben met het Kruid, Equi-' fetum of Paardeftaart genaamd. De flykerigheid der Leedjes moet den Ridder [aanleiding ge- geven hebben om te zeggen, dat het de Knietjes ontbollterd heeft of zonder Schors» De Heer PallAs geeft beter bepaaluig op, ten minde meer overeenkomende met dat raare Koraalge* wasje uit Oostindie , v/aar van ik een Takje op Plaat CXXXI. Fig. x, vertoon. Hy noemt hetzelve IJis met Leedjes , in Draadagtige ge- gaffelde Takken uitgebreid , de Schors Goudgeel m Wrattig hebbende. De Heer Boddaert noemt het Geknobbeld , 't welk y hoewel uit die bepaaling niet vloeijende , nogthans zeer gepast is op het onze , en geenszins met de aangehaalde Afbeelding van Se ba ftrookt. Zie hier , hoe de Heer P allas hetzelve befchryft. s, 't Gewas is op 't meeste een half Voer 3, hoog, en eenigermaate geboogen. Verfchei- 3, de Stammetjes komen digt by elkander 5, voort 3 die , van onderen af , in tweeën 3, eenigermaate verdeeld zyn , in *t opftygen 33 allengs een weinig verdunnende, en zig uie- 3, fpreidende met doorgaans famengegroeidé 5, Takken. Het Koraal beftaat uit enkele Leed- DE Edele Koraal EN. 245 les tusfchen ieder verdeel mg , die derhalve ^ ^ \ . JIJ Afdeel. 3i langagtig zyn en rond, eventjes gekromd, lxxl 5, tot aan de uicerfle Enden der Takjes Steen- Hoofd- 9f sgtig , byna doorfchynende , en zeer bleek „ Vleefchkleurig , van buiten fyn geitreept* i^^^Il* De Knietjes 3 waar mede de v/ederzyds geknotte Leedjes famengevoegd worden , zyn ,5 wat gezwollen , van buiten een weinig ge- ftreept, uit den gryzen Afchgraauwagtig , 3, van eene volmaakt Lederagtige , taaije zelf- 3, ftandigheid. (In het laagfle der Stammen zyn 3, de Knietjes grooter dan de Leedjes , doch in ^, de Takken, naar 't End toe ^ zyn de Leedjes lang- De gemeene Grondfteun der Stam- • metjes is een witte Steenagtige Korst.) De 35 Scl>ors , bleek Cinaber- Kleur , dun, door „ uitdroog^ng wryfbaar, is overal befprcngd 3, met verhevenronde Tepels , v/ier Mond een 5, Kelkje ^ van het uitwendige wyd gaapende „ omkleedzel onderfcheiden , fluir. Deeze 3, Tepeltjes ftaan op de bovenfte Takken zeer ^ digt en raaken aan elkander 3 zynde op de laagfte Stammetjes zeer dun verfpreid, en py verdwynen op *c laatst byna geheel , waar 3, dan de Bast effen is. De Enden der Tak- 33 ken zyn met een dikke Schors bekleed en 33 omwonden. Men vindt het in de Indifche .3, Zee, van waar het gemeenJyk;, door Klom- 3, pen van Lintkoraal gegroeid en mee dezelveq ^3 vermengd zynde, aangebragt wordc'\ % Ö^Sï.. XVH, S'XVUI 24Ö Beschryvïng vaw IFI. In veele opzigten komt hetiTiyne, alhier i^ ^LX^XI ^' afgebeeld , met dceze befchryving Hoofd- overeen, 't Is echter meer dan een half Voet STUK. hoog , maar die bepaalingen gaan , gelyk ik leedjes- meermaals aangemerkt heb , wat mank. Van dp Kora^f, Vleefchkieurigheid der Leedjes , binnen de Schors 5 kan ik niet oordeelen ; doch heb ande- re en kleinere Boompjes van deezen aart, die volmaakt Vleefchkleurig zyn , niet alleen j maar ook vóórzien met zulke Slykerige I ee4- jes , als Petiver van fpreekt : doch of zy een zodanige Schors gehad hebben als het i^efchreevene fyne Leedjes - Koraal, blykt niet: ja 't is zelfs onMraarfchynlyk . devsryl de Takjes , zonder Schors , naar evenredigheid dikker zyn. Door 't Mikroskoop gezien ver» toonen zig hier de Knietjes Spongieus , graauw yan Kleur, en de Leedjes zyn Groefagtig ge- ftreept. De Grondfteun is in 't eerst gemeldq Koraalboompje een Zee - Pokje , en daar ne* yens iets Schulpagtigs. In een ander > van dien aart, beftaat dezelve uit een Oefteragtig Dou- bletje. Door *t Mikroskoop gezien, vertoonq cle Schors zig als Broodfuiker of als Merg vai^ Banket. De Tepeltjes munten door haare ros- agtjigheld , zelfs voor *t bloote Oog , uit ofj de geelagtige Schors ^ die naar onderen Goud- geel worde in dit Exemplaar ^ en aan den Voet^ ver van glad te zyn , byna geheel bedekt is tnet; Tepeltjeso Dat de uiterfte Enden dei: ' ^ ' ' ^ ■ "Tak- DE ^ LE Koraal RN. 247 I Takjes , onbefchadigd en niet afgebroken , VI. Knobbelig ftomp zyn, is zeer blykbaar. Men '"J^^xt kan deeze Zee - Gewasjes zonder breeken Hoofd- I paauwlyks aanraaken, doch die Vleefchkleuri- stuk. ge, van de Kaap , zyn taaijer en beter te be- bandelent (3) Edel Koraal , met de Leedjes zonder nu • Schors en de Knietjes knobbelig. Ochr!lL^, \ Bood De benaaming van Ochracea^ dat is Okerag- Kona^^^^ tig of Okerkleurig Koraal , fchynt niet zeer eigen voor dit Zee - Gewas , het welke in de ff fraai öe Stukken eene hooge Bloedkleur heeft ; doch 5 dewyl het fomtyds bezet is met een geele Schors , kan men dezelve eenigszins billyken* Wy noemen 't zelve Rood Leedjes- i Koraal , om dat het , gelyk de voorgaande , I uit een menigte van Leedjes famengefteld is. [j Hef: fchynt fommige Autheuren aanleiding ge- 'I geven te hebben om te fqhryven ^ dat 'er in Oqst- I > f 3) Stirpe CorallinS , Articulis decortlcatls , Geniculi's tiodofis^ Syst^ Nat* XIT* Lithoxylon ramofum t^eOimii arti- liulatum rigidum , Ramis faepius liberis oppofids compresfïst Geniciilis crasfmsculis. Hórt, CUJf^ Accarbariiifii rubriim. RUMPH. Amh, VI. p, 234* T. 85. f. u SER. Küh, UI. T* 192» f. I. EllIS Phih Trmfu^. Vol. L. p, j83. T. 3» Ifis Ochracea. P A i. L. Zgöph, 144. Leedjes - Kor;^al, l-yst^ Plantd* bladz, 28?. Q4 I, p^L. xvn. Stuk, £4^ Beschrïvïng vas» Afdeel ^^''^d Koraal groeit: w4nt va» 'LXXI.' hetzelve afkomftig, HooFo- R u M p H I u s befchryf c hetzelve onder dea ' naam van Rood Accwbaar , en laat het dus op prfaT ^'itte VV'rattige, dat het gewoone Witte Koraal is, volgen. Hy houdt het nogthans' voor het onedelfte of voor een basterd- Kc r^al j en ?oude het bykans, wegens zyne Spop» gieusheid , tot de Alcyoniën betrokken heb- ben, „ Het fchiet op (zegt hy) met eea ,, dikken Stam ^ drie Vingerbreedten of een j, Arm, doch gemeenlyk maar twee Vinge- s, ren dik, welke zig in twee of drie Hoofd-! takken verdeelt , van vier en vyf Voeten 3i Ijopg , doorgaans Bloedrood , Steenhard , ^, maar ligt breekende en vol kleine Gaatjes. Tusfchen de Hoofdtakken is een digt Nets- wys' geweefzel van dunne zeer bropfche n Takjes, van buiten geel en vol Wratjes, )) van binnen rood. Het geheele Boompje „, lUa-t nieest vlak qls een VVaaijer, en zoude wegens zyne levendige roode Kleur onder' de beste Rariteiten te houden zyn , indien j> 'er de Takjes zo ligt niet aPjraken en zelfs ,i door den tyd afvielen , laatende niet» dan s, bloote, ruige en Doornagtige Hoofdtakken s? over." Dan fpreekt hy nog van een ande-J te Soort, die harder en niet zo Spongieus is. Oranje- roode- Kalbahaar of /iccarbaar genaamd, Yallende op de Noor(3kust van Ceram, e^ vaa DE Edele Koraalen. «49 van een derde , welke van buiten een rood Vï, geele broofche Zandige Schors heeft , van ^lxxi* binnen roodagtig wie en wat voos is , uit Hoofd» JLeedjes famengefteld als het Konings - Koraal , ^tuic» on op de zelfde manier geftreept. Het groeit j^f^J^l^ rondom de Amboinfche Eilanden, op weeke Kraalfteencn , in zes of agt Vademen diepte, en komt ook aan de andere Eilanden van Oost- ipdie voor. Van deeze Koraalen vindt men een ongemeene verfcheidenheid ^ en zeer fchoo'- ne Boomen, in het Mufétm van zyne Door»* lugtigfte Hoogheid, den Heere Prince van Oranje en Nassau, Erfftadhouder der Vereenigde Nederlanden» Dc kundige h eer E l l i s heeft een byzonder jn« Vertoog en fraaije Afbeelding van dit Koraal, ^truauL, 5n de Verhandelingen der Koninglyke Sociëteit van Londen , uitgegeven : waar in hy naauw keurig Iet op de inwendige Struduur van 't selve, als (trekkende om zyn Gevoelen, we-^ gens de vorming der Zee^ Gewasfen door Po- lypen of dergelyke Wormpjes , te verklaa- ren. Het zal niet ondienftig zyn , dat ik een gedeelte van zyne befchryving overneem , als behoorende regtftreeks tot ons Onder- werp* 3, De Stam en Takken , C^egt zyn EdO fchynen blykbaarlyk, voor het bloote Oog, 55 te beftaan uit eene vereeniging van Worm- buisjes, die digt met elkander fa mengeyoegcï Qs m% l, I)fJ?X. XVïI» SttJK^ t5o Beschryvinc van Vi* „ zynC*), en, indien wy deeze kleine Buis^ ^X5Cl"^> vervolgen tot aan haare gefternde Ope^ Hoofd- 5, ningen in de Oppervlakte, zullen wy klaar STUK. ontdekken , dat zy de roode Schulpagtige Èf^r bekleedzels zyn van zekere Zee-Pdypen, 3, welken zig dus overend geheven en ge- ,3 fchikt hebben in deeze merkwaardige Plant- 5, aartige Geftalte". Dan verhaald hebbende, hoe de jonge Polypen, naar zyne onder ftelling, in dit Koraal , zo wel als in andere Zee - Ger wasfen , van den Wortel ul verder en verder opwaards kruipende , en haar Schulpagtig bekleedzel agterlaatende^ den Stam en Takken formeeren , zo vervolgt hy dus» Het on* 5, derfcheidend Kenmerk van dit Roode Ko- raai, na het befchouwen van deszelfs Buis- agtige Struóluur , zyn de Knobbelige Leed- 5, jes 5 uit welken het beftaat, die zig duide- 5, lyker , en op een verderen affland van el- 3, kander , in de kleine Takken dan in de groote vertoonen , en digt by den Wortel,, 3, aan den Stam , naauv/lyks meer knobbelig 5, zyn» Uit deeze Knobbels komen de zyd- 5, Takken voort , welke , onder het opgroei- 35 jen , zig dikwils weder met den Stam of ,^ met andere Takken vere^nigen , en dus een foort (*} Ongelyk menigvuldiger y> nogthans , en digicr aan el? kander , zyn de Openingen van deeze Buisjes in de door* fnyding van een Tak van dit Koraal , hy H doox hem ^f* gebeeld , dan ik die in het myne bevind* DE Edele Koraalen. 251 ■j^ foort van Netwerk maaken , gelyk wy in de Vi; 35 Zee - Waaijers waarneemen. ^L>üCr 5, De Oppervlakte van die Koraal, wanneer Hoofd* het verfch is , wordt bedekt gevonden met ^^uk» ^, eene Meelagtige wryfbaare StofFe , S^^^ ^Jraal' van Kleur, niet ongelyk aan die van het Bloedkoraal , maar meer gevuld met kleine ^, verhevene gefternde Celletjes , wier figuur i, men toefchryven moet aan de Sterswyze ^, plaatzing van de Armen der Polypen, Deeze wryfbaare StofFe weg doende , neemen wy 53 waar 3 dat de Polypen van deeze Celletjes 55 gemeenfchap hebben gehad met eene kleine 35 holligheid, opening of doorgang in eene der 3, Buizen 5 die onmiddelyk daar onder gelegen zyn. Deeze menigvuldige tusfchenkomst j3 der Openingen van de kleine Buisjes of der- 3, zelvcr Takmaakingen , tusfchen de zyden 33 van de grooteren, doet de laatlten zig on- ^ regelmaatiger , en niet zo evenwydig als in 35 het waare Roode Koraal, vertoonen; daar wy minder Sterren, en, ter plaatfe waar de- 9, zeiven zyn , altoos eene verandering in de ^3 loop der Buisjes befpeuren/' Deeze Meelag- tige wryfbaare Stoffe merkt hy aan als een zo poodzaaklyk bekleedz^el voor het welzyn der Polypen van dit Koraal, als het Haair en de Wol voor de Beesten , de Veders' en 't Dons voor de Vogelen , de Schubben en *t Siym voor de Visfchen. 3, Hetzelve door 'c Mikroskoop onderzoe- „ kea- ^52 B E s e n R y ving van VI. kende (zegt hy verder,) wierd ik gewaar ^LXxÏ! " uicwaardfe Buizen van den Stam Hoofd- 5^ inzonderheid Steenig , doch de inwaardfe STUF dcclen uit even zo veele verdeelingen van K^rti? Spuijgieuze Buizen famengeftcld waren ^ als „ 'er zig van de Steenigen bevonden. Dit 5, komt , zo ik bevind , van de kleine Tak- raaakingen, die aan de Knoopen Spongieus, 3, en Steenig in de tusfchenwydcen zynde, in „ ééne Klomp beflooten en vereenigd wor- 3, dop y geduurende de opfchieting van dit ^, Koraal ; zo dat beide de zagce ea harde deelen , met elkander , de binnenkant van „ deszelfs Stronk of Stam formeeren. Wan- ,3 neer wy zeer naauwkeurig de twee deelen , ,j die de Takken famenrteliea , onderzoeken, 55 dan vinden wy dat de Knoopen uit kleine 55 Sponsagtige Buisjes , die door elkander ge- weven zyn, beftaan, en hecLiÜ . tusfchen de Knoopen, uit Steenige Buisjes, die reg. „ ter loopen, fchynende Takken te zyn van 3, de zydelingfe holligheden* De Gellernde ,5 openingen in de kleine Wratagtige figuu- 3, ren van de Oppervlakte der Takken 3 v/or- j5 den befchut door agt puntige Klepjes 3 53 welken het hoofd van eenen Poylpus be- „ fluiten'*. De Stam van difr Koraal geheel ontbloot zynde van zyn geel Meelagtig bekleedzel , dara zyn de gedagtc Steenige Buisjes in de OppervlaktQ zigtbaar. In andere Exemplaa- reu BE ËüELE KORAALEN. 053 ten vondt hy den Stam bedekt mee Kalkagti- VI. ge Buisjes, hoedanigen zyn Ed. in een fooi't^LX^^lt van Zee -Waai] er had t voorgefteld. Ook hadt Hoofd- hy een witten Koraalboom van dien aarc ge- stuk* sdeo , insgelyks me^ Spongieuze Leedjes , ^^^^j^^- waar aan door hem de broofchheid van de kleine Takjes van deeze Leedjes -Koraalen toegefchreeven wordt. Ik bezit een aanzienlyke Boom van derge-i*i-cxxxu lyk Koraal , welke nog zyne Meelagtige Schors ^* lieeft, zynde in de Stam wit, doch in de Takken geelagtig. Een klein Takje daar van is , een weinig vergroot zynde door 't Mi- kroskoop , in Fig. 3, op Plaat CXXXI af- gebeeld , om de witte Wratten , die aan den Stam zo wel als aan de Takken zeer menig- vuldig en ook voor 't bloote Oog zigcbaar ^yn, te duidelyker te vertoonen. Het Boomp- je is een Voet hoog, doch heeft een zeer dik* ken Stam ^ van ten minfle een Duim , die zig tot de halve hoogte uitdrekt, en verfchilt dus aanmerkelyk in Geftalte van het gewoone roo** de Leedjes - Koraal. Volgens de aantekening vail Rumphiu^ Gebmflt; is het Roode Accarbaar, op de Specery-^Ei- landen , die men de Molukkes noemt , eea voornaam Ingrediënt van de Middelen , welke de Inlanders tegen 't Vergift gebruiken. Zy verkiezen daar toe de roodfteen zwaairfte Stuk- ten , die minft Spongieus zyo. Het werkt door afgang of door braaken. Ook wordt hec dien- I, deei.. xYii, Stuk. flt54 Beschryvinc v a é VI. dienftig geagt tot afzetting van vuile Steèni LXXL ^^^^^"^ ^ ^^^^ de Waterloozing. Meri Hoofd, wryft het ^ ten dien einde , zagtjes op eeö ^Tüiï. Steen , mee .Waccr , gelyk ten opzigt van gebruik van witte Kalbahaar, of Konings- Koraal, is aangemerkt en hier voor befchree- ven. IV. C4) Edel Koraal met eenen Schaalagtigei inlrocha, SpUrofiden Stam; de Leedjes rond eii Kon?'' doorboor d^^ de Takken ktansw^jze en ge^ gciffeld. In de Oceaan, zegt Linn-^üs, komt deeze Dierplant voort ^ die den Stam vaa dikte als een Vinger heeft, zynde zeer digt famengewricht uit platte Schyfjes , die in 'c midden een vyf hoekig Gat hebben. Ieder Schyfje is , wederzyds , uit het Middelpunt eenigermaate gellrcept, en heeft de uitwendi- ge of Schorsagtige Oppervlakte oneffen, om- ringd met een ry van Knobbeltjes, welke de Lidtekens der afgevallen Takken zyn* Van de Takken, die dun, zonder Leedjes en ge- gaffeld zyn , komen de Raderfteenen en Ver- fteende Koraalen van dien aart^ Dewyl onze Ridder hier geen Autheur of Afbeelding aanhaalt, zo kan men niec van de f4) JJts Stirpe Testaced tereti , Auiciüis orbiculatis pejjé fotatis, Ramis verticillatis dichotomis, Syst^ Nat. tlU DE ËDELE KORAALÊN. eJgentlyke Geftalte oordeelen. Men zou on- V!. verhoeds denken, dat hetGroenlandfche Plant- "'^^^^ dier, 't welk fommigen voor het Origineel Höofc- der Encriüiecen en Entrochieten gehouden ^^'^"^^ hebben (*} , hier bedoeld werde ; doch het- zelve is, van Linn^üs, met reden, om dat het geerien gearticuleerden , maar een gedraai- den Stam heeft, en wat dies meer is, veel agterlyker , in het Gellagt der VorticellcB^ geplaatst» Het tegenwoordige noem ik Ra- der - Koraal , om dat het hier als het Origi- neel der Raderlleenen voorkomt ; niettegen- llaande de Hoog.eeraar W a l c h verzekert , dat het Origineel van deeze Verfteende Lig-* haamen nog niet gevonden zy (f}. (5) Edel Koraal met eenen Schaalagtigen v. yyfhoekigen Stam j die uit Leedjes fa- ^J/^^^^ Tnengejteld is , de Takken kranswyze Ae^'-zee Palra- bende , met eene gegaffelde Ster aan Ik (♦) Zie Uitgezogti Verhandelingen, !♦ Deel , bladz» 98* (t) In iiet keuilyke Werk van deezen Moogleeraar, ovac dc Verflecnde ^aaken , als een Vervolg van 't Eerde Deel van K N O R R > Folio* IL D. bladz* 295. Cs) Ifii Stirpe testacea articiilatsl pcntagoni , Ramis verti» ciliatis , Stelle terminali ^ichotomê» Syst^ Nau XII. EncrK iius Capite Stellato ramolb dichotomo , Stiplte peiitagono . Equiferiformu Ejllis Encrin^ I7Ö4» Quarto* T* i3* f. 14» PhiL Trans, VoL LIL T* 14^ HliU é l'Asad^ R, diS Sc^ de Ï761. I. Deeu xvh. Stuk» ^50 Beschryvïng van ^I* Ik noem deeze Dierplant Zee - Palmhoovi ^ ^X^CI^ om dac dezelve met den naam van Palmier Hoofd Marin gedoopt is door den Heer Güet- xARD, die in de Verhandelingen van de A- kademie der Weetenfehappen van Parys, op 't jaar 17555 een Vertoog leverde, waar ia zulk een Zee -Gewas, van 't Eiland Marte- nique af komftig , befchreeven wordt C*}^ Deeze Heer vergeleek de Geftalte by die van *c Kruid, dat men Equifetum of Paardeftaart noemt , en die vergelyking past zeer wel. Ook gebruikt hy 't zelve om den oirfprong der Lely* en Sterrefteenen , als ook die der Rader- en Rolfteenen, op te helderen. Men llelt tegenwoordig vast , dat die Sterrefteent- jcs, welke men gemeenlyk ylsterice noemt, van den Stam van dit Zee ♦ Gewas af komftig zyn , én daar van heeft onze Ridder den by- naam ontleend. In 't jaar 1760 kreeg de Heer Ellis ^ toen buiten Londen zynde , een dergelyke Dierplant, die aan 't Eiland Barbados was uit Zee gehaald Deeze verfchilde , nogthans, in eenige opzigten van de eèrstgemelde ; zo dat hy 'er eene omftandige befchryving van geeft. De latigte van den Stam was omtrent dertien Duimen , en de dikte ongevaar een derde van een Duim. Dezelve beftaat uiC vyf- zie tJitgezoite Verhandeling^^ VI* Deel 9 bladz. 38^*^ Ê Ë Ë I) E L E K Ö R A A L É N. ^57 Vyf hoekige Leden , die vari èënd ^^^^^^^S^^'^^J^^^r. ge zelfftandigheid en door dünne Kraakbeen ixxu déren famcngcvoegd zyn ; des zy een foorc Hoofd« van Ruggegraatji maaken 5 over alle kanten ^"^^^^ ! buigzaam, f angs den Stam loopen vyf Groe- ven, en men vindt denzelven, op verfchiUen* de af Handen, in 't ronde bezet met vyf Ar- men 5 even als de zy - takjes aan den Steel ^ I van 't Kruid ^ dat men Paardeftaart tytelto j Zy beftaan uit Leedjes , juist zo als de Stam , eii daar loopt een Gat door dêzelven Keen ^ 20 wel als door di@, welke den Stam famen- ftellen^ Aan den Top van den Stam is eert hol Bekkentje ^ ongevaar een Üuim wyd en ' èen vierde Duims diep , hebbende in 't mid* I den een Gaatje , dat waarfchynlyk mét het 1 Kanaal van den St^m en met die der Takken i gemeenfchap heeft. Hier in verbeeldt zig de Heer Ellïs dat de Ingewanden en Maag [ van het Dier , even als in de Zee -Ster, die f men 'c Hoofd van Medufa noemt, zyn ge- ! plaatst geweest» Dit Bekkeatje rust op de Groödftukken van zes gegaffelde! Scbaalagtige Armen of Takken > die in zyn ExempLw afgebroken , doch in dat van den Heer Gu e Ti^ TARD5 uitgebreidi zynde . zig als Straalen vertoonden , zynde gebaard met een foort •I van Kraakbeenige Vingeren, Zyn als fpit^ fe Klaauwen, aan de eene zyde hol-, aan de andere verhevenrond , en aan de holle zy- de met twee ryën vau Zuigers voarzien^ 1^ DEEL. XVII. $Tm^ Afdeel, '^^^^ derzei ven fluiten in malkander, en dui LXxr, I^^^ J^i^^' deeze Klaauwen zyne Hoofd- Prooy vatten en tevens uitzuigen* De Af- ST^^^- beelding van een Verfteend Lighaam, in En- geland gevonden , dat volmaakt het Hoofd van deeze Dierplant ^ met de Takken digt famengevoegd , vertoont , is tot opheldering en nader bevestiging daar nevens in Plaat ge^ bragt* vn (6) Edel Koraal, dat effen en onafgebroken moedko« Of .zonder Leeaj es zs , met flaauwe fchee* ye Streepen , de Takken hier en daar verfpreid. Tegenwoordig geeft onze Ridder aan het Zee- Gewas dat men Bloed » Koraal noemt ^ in 't byzonder den bynaam van Edel ^ of liever hy is den Heer Pallas in deezen nagevolgd: want voorheen was het door hem met weinig agting , onder de Madreporen ge- worpen, en flegts getyteld Roode Madrepore. Sommige Autheuren noemen het alleenlyk Ca- (6) lp Stlrpe Corallina ïcquali continiia ^ Mh obfoletis ©bliquis, Ramis vagis* Syst. Nüt, Xil, Madrepora rubra» Syst, Nat, .X* 797* Ifis nobüis* Tali-» ZQópk, 14:, Corallium riibiutn* Bauh. Fin, z66, Toürnef, Injl', ^ot, 572, T. 339* Worm* Mus, 231* Ejlli s Corall. ^3* T. 35* f. A^a DONAT* Mar, 43. T*5*Ginann.* Adr, l, p. 7. T. I* U I. Bloed * Koraal* Lyu der Flamd, bL 278. DE Edele KóüAA.tÈNo Corallwn , by uitmuntendheid ; gélyk 'er dé vi. ^ Franfchen ook den naam aan geeven van Co- ^^^^i"* raih doch de Engelfcnen zeggen Éed-Corat^ Boofd- tn het is, in de Apotheeken, onder den naam ^^uk. vah Corallium rubrum of Rood Koraal be» ^ , KoraaL kend; Dit Ko-aal komt ^ gelyk wereldkiindig is 5 in de Middellandfche Zee voort ^ en wel iii dezelve alleen , zo de Heer P a l l a s 2:egt^ Ik wil nu iiiet onderbroeken , of dè Adriatifche Zee ook den naam van de ^. iddeüandfdie Zee voert ; aangezien zy als een Inham tot dezelve aangemerkt kan worden te behooreno ÈttMul LER merkt aan, dat op den Bodem van de Roode Zee geheele Bosfchagiëil van Kóraalen zyn* Rumphius getuigt ^ dat het règte Bloedkoraal iii Arabie , en inzonderheid te Mocha , zo duur is , dat men het tegen Goud opweegt. Maar dat die roode Koraal- boompjes , waar van de vermaarde Reiziger Pedro della Valle fchryft, dat men ze in de Roode Zee vindt, tot het Leedjes Koraal behooren , gelyk hy vermoedt, fchynt nog niet uitgemaakt te zyn« De Yisfcheryën van Bloedkoraal zyn idKomai-; de Middellandfche Zee , en wel voomaamelyk visfcher/. aan de Kust van Barbarie, alwaar dé Kroon van Vrankryk, ten dien einde ^ van oüds een Vastigheid in bezitting heeft , genaamd Ie Bastion de France , welke tot befchutting ftrekc van de Koraalvisfcheryën aan die Kust^ van t»Ltu xvn* Stuk, ^ 2^0 BESCHRYVINO VAM Kaap Rofe tot Kaap Negro toe ^ dat is tus* ^LXXli fchen Tunis en Algiers. Voor de Vryheid Hoofd- tot deeze Vifehery en tot den Handel op die STUK. Kust, moeten jaarlyks meer dan vierentwin- Bioed^ ti2:duizend Piasters aan de Regeeringen van Koraal^ ° i , » , i< ^ r die plaatfen betaald woraen. De Vaartuigen ^ op deeze Visfchery afgevaardigd , brengen wel vyf of zeshonderd Kwintaakn in een Zo- mer aan. Toen de Stapel van die Visfchery te Marfeille was, hadt men aldaar ten minfte veertig Fabrieken of Werkhuizen , waar in het Koraal fchoon gemaakt, gefatzoeneerd en gepolyst werdt; doch wanneer dezelve, den Kooplieden van gedagte Stad ontnomen zyn* de, in handen van de Kompagnie der Indien kwam, werdt het Magazyn van Koraal naar Genua verplaatst. De plaatfen , waar het Koraal groeit , ko- men echter ook aan de Kust van Katalonie, by de Balearifche Eilanden ; aan die van Pro- vence tusfchen Kaap de la Couronne en die van St. Tropez ; aan de Zuidelyke deelen van Sicilië , en in de Adriatifche Zee of Golf van Venetië , voor. 't Zyn zekere Grotten , of in de vaste Rots, of in die Kalkagtige Korst, welke den Bodem der Zee bedekt, en famengefteld is uit Koraalgewasfen , Steen, * zie Aarde , Zand , en andere Lighaamen * , by de ss'^^hie/ ' Koraalvisfchers Magirtan genaamd , zo de Heer voor. Graaf Marsigli aanmerkt. „ Deeze Grot- ^ ten 3 zegt hy , moeten met haar Gewelf even- DE Edele Koraalen. a6i „ evenwydig of byna evenwydig loopen aan Vi, 3, de Oppervlakte der Aarde. De zodanigen 'j^^^'-j^^- 3, zyn het, welke de Visfchers zorgvuldig, ennooFu- „ met eenc ongelooflyke moeite , opzoeken , ^^uk:, 5, zo aan den Oever, als cp crroote Diepten, ry -jr ,11 1 Koraal^ 3, ver lü Zee. Zy moeien zulks by louter 3, Geval doen ^ dewyl alles met Water be^ 33 dekt is, doch 3 die het eerst aan 2ulkeGroc- „ ten komt, wordt rykelyk voor zyne moeite 55 beloond , door een geheele Bosfchagie vau 3, Bloedkoraal in het Net te krygen". Men heeft , naamelyk , zekere Werktuigen , ^oor den Graaf en ook elders afgebeeld , wel» ke dienen kunnen om 3 op groote Diepten 3 dus blindelings naar het Koraal te visfchen* Het voornaamüe van deeze Werktuigen be- Haat uit twee dikke Latten 3 die in \ kruis famengevoegd zyn, en aldaar met een Steen 3 Kanonkogel of Ituk Lood bezwaard, om re kunnen zinken. Aan ieder End van dit Kruis is een bondel Netten , die op de wyze van een Schakel - Net uit groote ep kleine Maa- zen beltaan. De groote dienen om de Tak- ken af te rukken. Het andere is een foort van Schepnet, beftannde uit een Yzeren Beu- gel van anderhalf Voet middellyn , die we- derzyds ook een dergelyk bos van Netten, en zelf een Zak heeft 3 gelyk de gewoone S(:hepnetten. De Stok, daar het aan 't eene End van is, wordt op dergelyke manier be- zwaard, als het eerstgemeldc. Dit hangt m^t R 3 twee !♦ PEEi-, xyil« Stuk» yi^ twee Touwen, het andere met één Tquw ^laq AFDEra. de Schuit , waar de Visfchers in zyn , en wordt ^L^XJ. blinde nedergelafen, tot dat men een |TüK» bekvvaame plaats aantreft 3 om een goedea ' Biied. Vangst te doen. Koraui: Dq Graaf M a r s i c l i tragt uit het gebruil; Manier y^jj dccze WerktuigCQ 5 en uit de Ondervin- van pïöpji^g, dingen die de Visfchers op -t gevoel daar van hebben, te betoogen , dan het Koraal, tegen- ftrydig met alle andere Planten 5 loodreg^ naar beneden groeit. Dit wordt ook van de meesten erkend , en indien het Exemplaar, door hem in Fig, icö afgebeeld, echt is , kan men 'er niet aan twyfelen. Het was een Klomp van famengegrocide Aarde, op wier bo- gende Oppervlakte Landplsr4ten groeiden mee de Takken en Bladen opwaards geftrekt ; aan de onderfte zat een Koraalboon, nederwaards geftrekt, en , zo zyn Ed. aanmerkt , fchietendq paar 's Aardkloots middelpunt. Dit Koraal , ech- ter, moetdan zeer ondiep gegroeid zyn« InFig^ 109 C.n iio, is de manier der Visfchery, zeer duidelylc, in *t klein en groot, door hem afge- |Deeld. De Koraalplanten) (dus fpreekt hy ,J| p die men op deeze manier vifcht, zyn zelden s, geheel ; dewyl haare Voet niet ligt verwarc^ 33 raakt in deeze Netten i maar men heeft ze ia 5, haare volkomenheid , wanneer die Werk- p 'tuigen de kragt hebben om de vaste Lighaa- p men^ waar zy aan gehecht zyn, af te ruk* 55 ice|i 5 m met meê? §emaj^ , wanpeey zy by *a toe- D E E D E L E K O R A A L E N. Q63 ,1 toeval zyn gelymd aan Schulpea , Beende- Vj. ren. Hout, of andere Ughaamen. Menkrygt ^{^xxf 5, 'er fomtyds die gehecht zyn aan de Aard- Hoofd- je agtige klompen , Magirtan genaamd als stuk. 33 ook op {tukken Rots, en ik bewaar ^^d^^i' ^jf' „ gen , aan welken niets ontbreekt". J Van de groeijing van het Bloedkoraal opbhdz:»2«so^ zodanige Lighaamen zyn onbetwistelyke Voor- beelden. Men bewaarde in het Kabinet van Pifa een Stuk 3 dat op een gedeelte van eens Menfchen Bekkeneel gegroeid was. T o u r n e- FORT heeft 3 uit zyne Verzameling, een fchoonen Tak in Plaat gebragt , vast zittende Op den afgebroken Rand van een Aarden Schots tel De Heer Peyssonel heeft Koraal zien groei] en op een ronden Keyfteen ; waar uit ftelliglyk befloocen wordt, dat het op waards fchiet , gelyk de meeste andere Planten Deeze Gevolgtrekking , echter , zal men niet ligt toeftaan. Gedag te Lighaamen kannen in de Aardagtige Korst 3 v/elke ook Grotten maakt op den Grond der Zee 3 hebben vastgezeten aan 't Gewelf. De Onderftelling , dat het Melkagtige Sap 3 in de Enden der Takken vervat 3 den aanleg maaken zoude van 't Ko- raal 5 fcheen te doen denken 3 dat het zig aan alle Lighaamen in de Zee 3 en in allerley plaatzingen 3 hechten kon. Dit is niet onge- loof^ In/!:t. Botan^ Tom* IlI* Tab. 339. (t; PhiL Tranjacè. VoL XLVU. pa?» 454. Pï-EU XVIL STU^E.» ê64 Beschryvïng vAssr VL loof baar, inderdaad : maar dat het opwaardi fchiete en niet, gelyic M arsigli verzekert^, Hoofd-* aan het Gewelf der Grotten groeije , zou ze? ?Tuic. kerlyk van de Koraalvisfchers op 't gevoel i^x.aa'' "^"^^^^^ worden. Peyssonel nogrhans ver? '* zekert , dat de Visfchers , door hem onder- vraagd , verhaald hadden , dat dit Zee- Gewas , op plaatfen waar de Ondiepte hun toeliet te duikelen , fomcyds loodregt neder- waards, fomtyds horizontaal, en fomtyds ook opwaards groeijende , hiadden gevonden C*}. ïc^tnai- Hoe zullen wy , nu , zulke groore Waar-^ bpompjc geemers overeen brensjen , in eene tegenftry- met een ^ ^ jcromme digheid van zo veel beiang* Ik heb gedagt, fiaat* dat de Afbeelding van een Koraalboompje uit; ^jip* myoe Verzameling dit Gefchil eenigermaate ' " * zou kunnen ophelderen. Hetzelve is gegroeid op een Klomp , meest uit Wormbuisjes be- llaande , die, gelyk men weet, zig overal aanhechten , en dus kan deeze Klomp zeer wel aan 't Gewelf van eene Grot in die iland gezeten hebben , zo als zy hier in Fig. 4, op Plaat CXXXI , vertoond wordt. Hee Koraal, op zyde daar aan gegroeid, moet ze- kei^. (*) ?h\U Tr^mf, blada^. 45|. Zie pok de UitgeïeezePkih/Q- ^hifche Vtrhandelmpn*. II U D. bladz» 28 5 , enz. 't Schynt |at de Heer P A LLAS hier het oog op heefr, v/annecr zy^i 2^ooph, pag. , zegï^ Confiat vero M A R S i L I I Q^hfervaüs ê^c* ; eo dat hcc zyn moet , PfYssqnelli» ^ A R s I G I, I naanielyk ftauft, ^elyk ik aangemerkt heb ^ i^Qt kragt Het tegendeel* ï>^ EPELE KORAALEW. a6s jterlyk een onbekwaame plaats gehad hebben VI/ tot zyne voortfchieting , dewyl de Stam zig ^xxi'* |d den Winkelhaak heefc omgeboogen eerhyHqoFD^ tpt eene aaniDerkelyke Takfchieting kwam, stuk* Wat reden k^n 'er voor dje ombuiging zyn ge- ^^^^^^i- iveest 5 dan eene bepaalde rigting m de uit» Xchieting van het pioedkoraal? Uit fchynt ook Jiet kleine T^kje, daar nevens, te beveftigen^ Ik vi^eet wel en heb zelf voorbeelden van klei- ae Spnihjesj die in allerley rigtingen groeijen; gelyk aan den Voet van hec gedagte Kadix- Ko- raal alwaar het aangegroeide Bloedkoraal * zïe nog gedeeltelyk zyne geele Schors en Meelag-^^'^^^*'^^' tige Stoife heeft ; doch waarfchynlyk zal dic Zee-Ge^va?, gplyk de Planten der Aarde, pn- der -t groeijen zyne rigting veranderen, wan^- lieer het pen verkeerde plaatzing heefc. \ Koraal is in zyne Groeijing zo fcbielyk Grootte niet, als de Plantgewasfen. Een Takje van j^^^^^'"*^" naauwlyks twee Duim hoog en half zo dik als Êïcn Schryfpen , zeiden de Visfchers, volgens M A K s I c L I , drie Jaaren oud te zyn , en een Boompje , van vyf Duim op 't boogfte , tien Jaaren. Ook bereikt het Bloedkoraal, volgens Po NAT I, in de Adriatifche Zee, niet meer hoogte , dan van een Paryfchen Vopt, of een weinig meer. Ik heb by de Liefhebbers alhier Boomen van Bloedkoraal gezien , die de hoog* te van een Amfterdamfchen Voet merkelyk overtroffen. De Heer Pallas ftelt den RS ui- \ Peil. xvii. stuk. ö66 Beschryving van VI. ulterflen paal der Groeijing tot de hoogte van *LXXI * een Voet , en de dikte van een Duim aan den Hooïo»* Stam Don ATI hadtzig^ wederom, hier in zo bepaaldelyk niet uitgedrukt. Ge- JRtS.' woonlyk verheft zig van den Wortel van 't Koraal, zegt deze, maar ééne Stam, en ver- fcheide oude Koraalvisfchers hadden hem ver- zekert, dat die Stam , op 't dikfte, flegts een Paryslchen Duim hieldt, of een weinig meer. Dezelve verdeelc zig in Takken , die doorgaans van elkander afgefcheiden , dan fomtyds ook famenloopende vereenigd zyn. Veeltyds maa^ ken de Eoompjes en Takken eene platte Waaijeragtige figuur , gelyk de meeste Zeer Heefters, doch dit gaat niet altoos door. Ze- ker Weer heeft *er een, dat op zyn Stammec- je een zeer fraay Kroonboompje , als een holle Kom gefatzoeneerd zynde , formeert, De verwarring , welke mooglyk het eene Boompje door het andere groeijende , of de opvalling van afgebroken Takken, door vee- lerley Toevallen , kan maaken , geeft waar- fchynlyk de grootfte aanleiding tot wanftal- ligheden ; waar van men in het myne, hier voor gemeld en afgebeeld 3 blyken kan be- fchouwen» De Groeijing van 't Koraal gefchiedt beter en (*) Stirps ad fummum Pedalem altitudinem et Triinci Pollicarem diametro crasfitiei^ üüiu ^oöpL p» ^23. DE Edele K o r a a l e n. 26j fiti vaardiger, zo de Graaf aanmerkt, op ee- VI. pe mindere dan op een meerdere Diepte, lxxi* -jBoomeiij die op tien of twaalf Vademen W^i- Hoofde ters, in tien Jaaren tyds ^, gegroeid waren aouden daar toe wel vyfentwintig of dertig Jaaren noodig hebben ^^had op honderd , en len minfte veertig op anderhalf honderd Va- fjemen. i3ic was de grootfte Diepte van waar M A R s I c L I het Koraal hadt opgehaald. Zulks maakt eene aanmerkelyke byzonderheid uit, welke alleen op het Berigt der Visfcheren Iteunde , doch die my doet vastftellen, dat ^e werking der Zonneftraalen ook het haare toebrengt tot de vorming der Zee* Gewas- fen. Immers zulks is uit den trek, dien der- zelver Polypen tot de Warmte hebben, niet minder dan bewyslyk Om die reden zal * zie het dan ook z^jUy dat de Opening der Grot-J^^^''* * ten, waar in het Koraal aan de Kust van Barbarie meest groeit, naar 't Zuiden gekeerd is; want, uit de ftrekking van de Kust het te- gendeel te willen opmaaken , heefc geen grond,. Men vindt aan dergelyke Kusten genoeg Hoe- Hen en Inhammen , waar Rotfen en Klippen in 't Water kunnen zyn ^ die met de zyde naar 'c Zuiden zyn gekeerd, offchoon de Kust in 't algemeen naar 't Noorden ziet De (*) Vergel yk de Uhgektze .TilofoQfijcht Verkanddingcn ^ dh boven 3 bladz* 302. !♦ D|EL. XVII» Stuk, 263 Beschryving van VL De voornaam fte Waarneemers , die het Ko^ ^LXXl ^^^^ ^y^^ Wieg , om zo te fpreeken , reeds Hoofd* befchouwd h&bben , merken aan, dat de be^ s'juiw ginzels van hetzelve zekere roode Spatten De Wortel, ^yn j die Plaats wyze zig over de Lighaamen jif/Zt uitbreiden en derzelver Geftalte aanneemen. Dus hadt Marsigli *er een Natuurlyk Zoutvat van gezien, dat ongevaar vier Dui- iLen hoog v^as en drie Daimen wyd. Ook bezat hy een dergelyken Wortel , zittende op een Sceen , en tot Grondftuk dienende voor een fchoonen Koraalboom. Doorgaans is dee- 55 2^ Voet rond , zegt Donati ; maar hy dient alleen tot aanhechting en niet tot voe- ding van dit Zee- Gewas. Men vindt ge- brqken Stukken, die, fchoon van hunnen „ Voet federt langen tyd afgefcheiden ge- weest , niet nalaaten te leeven , te groeijen en voort te teelen , terwyl zy zig op dea „ bodem der Zee bevinden"* 't Gevoelen der Ouden, dat de zelfftandig- beid van het Koraal , onder Water , week en buigzaam zyn zoude (*) , wordt thans door alle Waarneemers tegen gefprok en, Marsi- GLT bevondt het in 't Water zo hard als Steen te zyn. Ook zou zulks tegen de ma- nier van het te visfchen ftrydcn. De Enden ^ niet» ) sic & Corallum , quo ptimum contigit auras Tempore durcscit ; mollis fuit Herba fub Vndis^ O V 1 D. Metar^^ DE Edele Koraalen. 269 fiiettemin, of gezwollen Toppen der Takken, zegt hy zyn week, als nog geen genoegzaame j^^^j^^ Hevigheid bekomen hebbende , door den aan- Hoofd- voer van Steenmaakende Vogten. Terwyl men dus in 't algemeen erkent, d'^t ^^^J^f^*^ hec Koraal van zyn Beginzel af rood is , en de beroemde To urne fort aan de Koning- Kleur* lyke Akademie der Weetenfchappen Koraal yan allen Ouderdom vertoond heeft, van eene byna onzigtbaare roode Stip af, door verfchei- de aangroei] ingen en Takmaakingen heen , tot aan de uiterfte grootte : zo fcheen het on* twyfelbaar , dat eene Bloedroode , meer of minder bleeke, hooge of donkere Kleur, aan dit Koraal eigen was. Men vondt het wel Vleefchkleurig, doch niet geheel wit verklaard* Maksiglizou het dus Natuurlyk nooit ge- zien hebben dan zonder Schors , en dewyl het Bloedkoraal door Konst bleek, ja wit te maaken is, zo was 'er veel grond om te den- ken, dat de een of andere tegennatuurlyke oirzaak reden kon gegeven hebben tot die verbleeking. d' A R o e is v 1 l L e , niettemin , onderitelt, dat het Bloedkoraal eerst v/it is, dan graauwagtig , vervolgens geel wordt, ea verder , by verfcheide trappen , zyne hoog* of donker roode Kleur verkrygt. Dit wil hy ten voornaamlle bewyzen , door een Rots, met wit Koraal begroeid, waar op ook eeni* ge Takjes of jonge Scheutjes van rood Ko* raai waren , en zelfs eenige Takjes van bui- tm l, DEEL. XVIU Siüis:* afo Bescïir^vïïïg van Vt. ten wit en vaü binnen rood (^)<. Doeh uit IlXXI^* het afgebeelde Stuk is 't blykbaar , dat dit Hoofd' Witte Koraal een Madrepore is 5 gelyk het STUK. gewoone witte Winkel - Koraal , hoedanig men ^^W- meermaals met het roode famengegroeid vindt , kunnende de Beginzels van het een en andere vermengd zyn geworden ; waar van men de wönderh klte voorbeelden onder de Zee • Ge- wasfen aantreft. De Polypen die dezelven bouwen of famenftellen^ en daar iii huisvesten 5 kunnen op eene zelfde plaats onder elkander verward zyn geraakt, en in liet blinde hebben voortgewerkt ; even als men dergelyke Mon- llreuze Voortbrengzels meer waarneemt in het Ryk der Dieren* inwetidi- Het Bloedkoraal heeft natuurlyk een geheel iigheid^'^^dere Gedaante , dan die, waar in het zigf ^fgevyld en gepolyst zynde , aan ons Oog vertoonti De Voet, Stam en Takken zyn 5 gelyk de meeste andere Zee- Gewasfen, knob- belig en hebben een Schors , die de inwendi- ge Zelfftandigheid , welke zo hard als Mar- mer is, bekleedt. „ Als men deeze Zelf- ^, Handigheid met het Mikroskoop onder- 5, zoekt 5 Q zegt Donati,) in een Koraaï j, van eene enkele Kleur ^ by voorbeeld rood, j, mids dat hetzelve niet vérwormd Zy ; zd bevindt men dezelve eenvormig , effen ^ ,3 een- DE EdÉLË KókAALENi ^71 35 eenkleurig, ronder Gaatjes of Holligheden, VL 3, Zy is overal egaal , van eene zelfde hard- 'j^^xT* „ held 3 en bekwaam tot eene volmaakte po-hoofd* i, lyflingé Zulks heeft geen plaats in Koraal stuk^ van verfcheide Kleuren* Somtyds zelfs „ wordt men het met m t geele, ja ook met in 't Pvoozekleurige gewaar. Ik heb eenige 3, Takken van dit flag van KoraaL Als men die in dc dikte doorzaagt , dan komen 'er 55 Streepen en Ringswyze Banden in te voor* 53 fchyn, waar van fommigen Roozekleurig, 5, anderen geelagtig zyn ; mien heeft 'er ook ^, witten onder : de een is hooger van Kleur ^5 dan de ander , doch zy hebben allen een ,5 zelfde middelpunt. Dergelyke Banden ver- „ toonen zig ook in 't roode Koraal , wanneer 33 het een weinig gebrand is; maar dan zyn ze ,5 allen helder graauw 5 en door donkerer 53 graauwe Streepen van één gefcheiden* Hoe hard ook deeze Zelfftandigheid ,3 bevindt menze doch onderhevig aan een >t Koraaü 5, Soort van Wormen, die dezelve aantasten,, wanneer het Koraal door Ouderdom , of 3, door eenig ander Toeval , van zyne Schors 5, ontbloot is. Het zyn kleine Diertjes, die 3, in de zelfftandigheid van het Koraal d^-in- ^, gen door zeer kleine Gaatjes, en het van 35 binnen uitknaagen , maakende daar in byna 3, ronde Celletjes, die door zeer dunne Wan- ,3 den van elkander afgezonderd zyn. Deeze 33 verzwakken het Koraal ongemeen, en ma^i« 5> ken I, DEFX. XVII* STUK, 474 B Ê sCHR^viijr; vAif ^^I- ken het zo broofch^ dat het onbekwaarh n LX^I** verwerkt te worden. Nog een andere Hoofd.' 9> Worm is 'er , die hdt Koraal in de dikte §TUK, doorboort , maakende daar in , overdwars , K^JaJé ^^^^^ Cylindrifche Holligheden. Dóch 3, de hardfte Marmers , die mén in de Zee 33 vindt, zyn het doorknaagen van de zelfde 3, Wormen 3 of ten minde van Wormen, die 3j veel naar dezelvén gélykeö, onderworpen <^ Gegroef- Uitwendig is de Zelfftandigheid van het ihkt^^' Koraal uit gegroefd eh geftreept. De Groef- je jes beginnen van den Voet, en ftfekken zig ,^ langs den Stam en Takken uit , bly vende ,^ otider elkander byna volmaakt evenwydig. ,3 Zy vertoonen zig in de dunde Takken min- 3, der , en hebben aldaar fomtyds in 't geheel ^, geen plaats : ten minfté zyn zy zigtbaarer in de groote Takken en de Stam, zynde' ^, ongelyk en knobbelig , als of het een ver- ,^ gaaring was van kleine Bolletjes. 3, De Steenige zelfftandigheid , welke ifc 1, thans befchreeven heb , verandert door Vuur in een zeer fyn Stof als Asfehe. Ge- ^3 lyk de Afch van Houtskolen dns door *t ^3 Mikfoskoop eeil Geraamte vertoont dat 33 uit irloatige Vezelen en Vaten famengefteM 33 is^ zo geeft de Asch van het Koraal ons genoegzaam de Deelen te kennen die het* 33 zelve famenftelleni Deeze Asch fchynt 3, door 't Mikroskoop te beftaan uit kleine n witte Lighaampjes , die byna Klootroöd en öE Edele Koraalen* it?^ als Troswyze te famen gevoegd zyn. Dè I, Asch^ die men van de Schors van 't Koraal ^^x^l 5> kryg^^^ h^^'ft de zelfde figuur en kleur. Der- Hoofd-^ 5, halve hebben de Zelfftandigheid en Schors , IJ van dit Produkt , eenerley oitfpronglyke , en , j^f/^f' 3, om zo te fpreeken, famenftellende Deelene „ Het zyn ook 5 naar ik denk , deeze Deelen ^ 3, die de Schors in Zelfftandigheid veranderen^ 53 De rimpelige Oppervlakte is onmiddelyk ^weeké 3, bekleed met eenen witten of bleeken, taa-Iokt^^^ 33 melyk zagten Rok , die beftaat uit kleine ,3 Vliesjes vol Vaten en Klieren , maakende j3 met elkander een Netswys' Lighaam (Corpus 33 Reticulare) , welks Vaatjes gevuld zyn men 3j een witagtig Sap, dat zig in alle de Blaasjes of 33 kleine Vliesjes uitfpreidt. Aan deeze Vlieden 3, zyn vcele zeer kleine roode Lighaampjes 33 gehecht, byna Klootrond van figuur , en 3, volmaakt gelykende naar die, welken men ~ ^3 in de Asch der Zelfftandigheid van het Koraal ^ „ en vandeszelfs gebrande Schors 3 waarneemt^ 3, Het enkele verfchil beftaat in de Kleur. De „ Rok bevat maar een klein getal van deeza „ roode Lighaampjes, en is daarom meest wit 3 ,3 naar de Kleur der Vliezen* Zy worden door 3, deezen Rok tegen 't Koraal aangevoegd, en 33 hier van komt het , dat de Rimpels der Op- 55 pervlakte bedekt zyn met zeer kleine KIooc- 3, helften (I'IemispJjceria). Dat meer is , aan 3, deeze Lighaampjes moet men zekerlyk de 33 vorming toefchryven van de kostbaar© zelf-» I, DBEL. ^yih STUKï 274 Eeschryving van VI. ftandigheid van bet Koraal. Buiten twyfel LXXI* ^' ^'^^ vraagen^- van waar deeze kleine Hoofd-' Bolletjes afkomftig zyn ? Ik antwoord STUK* onbefchroomd ; dat zy haaren oirfprong heb'» 3^ ben van de Polypen van 't Koraal. Wil ^^^^ * men 'er een bewys van. De Polypen leg- •5 g^ï^j g^lyk v/y gaan zien j Eijeren bedekt 3, met Kloctronde roode Lighaampjes : der- 5j halve zyn de genen , die men hier of daar ia 35 het Koraal vindt , door de Polypen gefor- 5 3 meerd. ï>e Schors. Deeze witte Rok is omkleed met eene 5, zagte Schors van Kleur als Menie 3 dat is té é, zeggen 3 een weinig minder donker rood dan 53 de Zelfftandigheid van 'c Koraal* Zy be^ 5, flaat uit zeer kleine Vliesjes of fyne Draad- ^5 jes 3 aan welken de roode Lighaampjes in zo 53 groote menigte gehecht zyn > dat zy 'er 53 hunne Kleur aan geeven. Overlangs gaan ,5 'er Cyiindrifche evenwydige Buizen door 3. heen, welke zydelings kleiner Vaatjes uit- 3j fchieten , die gemeenfchap hebben met de 53 gezegde Vliesjes, Het Mikroskoop ontdekt ,3 deeze Vaatjes 3 door welken een Melkagtig 3, Vogt vloeit 3 dat tot voeding ftrekt van het 53 Koraal. De Oppervlakte van de Schors, in ,3 verfch gevifcht Koraal 3 is glibberig en on- 33 efFen^ Op verfcheide plaatfen heeft zy Knob* 35 beitjes 3 die voor 't bloote Oog zigtbaar 5, zyn." Deeze zyn rondagtig j en hebben van boven een Gefternde Mond 3 welke toegang Ebele Koraalen, ü^s geeft naar de inwendige Holte van deeze Knob- beitjes^ die dos een Ceileije maakto De Cel-^'^^^^^ letjes zyn mee den befchreeven witten Vliezi- IJoofd*- gen Rok geheel bekleed, en dringen tot in de stuk. Zelfftandigheid van het Koraal , hellende met de Opening wat naar deszelfs Voet; gelyk dê Heer Don ATI zulks zeer omftandig befchree- ven en met duidelyke Afbeeldingen opgehel- derd heefCo De fchrandere Heer Ellis^ die ook zyne Mdkagtïg Waarneemingen over het Roode Koraal uit de^^^^* Middellandfche Zee, opgeeft , heeft de Groef- jes der Zelfdandigheid voor Vaatjes of Buisjes aangezien ^ en daar uit beflooten , dat dèzelve ^ in overeenkomst met andere Zee- Gewasfen^ yit eene reeks beftaat van Buisjes ^ van eene Èrytagtige AardftofFe geformeerd, wélke, met een Ly mèrig Dierlyk Vogt gemengd zynde , hard worden als Sement, Verder fpreekt hy aldus. 55 Wanneer de Stukken verfch zyn, dan vin- den wy ze over 't geheel bedekt met eene 5, roode Meelige Stoffe, die zig als een Schors 55 van het Koraal vertoont ; maar , dezelve naauwkeurig onderzoekende 5 befpeuren wy 53 veele Steragtige Holligheden in deeze Opi« 53 pervlakte , en , als wy de Meelige Stoffe 55 wegneem.en , zo bevinden wy , dat deeze 5^ Sterren gemeenfchap met de Buisjes daar on- ^5 der hebben. Indien wy de Punten der Tak » 55 ken befchouv/en ^ zo openbaaren zig daar 55 in duidelyke blyken van de Enden deezer S ^5 BuiS'* lo DES!U« KYih s-nm. ö7ö Beschrvvinö van Afdeel ^^^^J^^* Verder , indien wy de laatfte in- LXXl' ^3 fluitende reeks van Buisjes onderzoeken , die Hoofd- zig verheffende het Koraal omringen, zullen STUK. dezelven geelagtig van Kleur, en niet Awl' ^^8^ ^^^^ > ^^^y^ ^^'^ '^^^ binnenfte 5, gedeelte , bevinden. De Koraalvisfchers ,3 vinden de;ielven vol van een Melkagtig 55 Vogt, 't w^elk niets meer is dan de tedere 5, Lighaamen der Dieren. De Steragtige Hol- ,5 ligheden , naamelyk, neemen, buicen twy- 3, fel y haare gedaante aan van de Klaauwen van zekere Polypen, die wy natuurlyk mo' gen befluiten de bouwers , zo wel als de be« 5, wooners te zyn, vandeeze fchoone Fabriek. 5, De Scharlakenröode Meèlige StofFe, voor- „ gemeld , ontdekken wy , door vergrooting ,5 met het fterkst vergrootende Glas van Wil- 5, fons Mikroskoop , in haare Deeltjes de fi- 5, guur te hebben van kruislings famengevoeg- 5, de holle Buisjes , die zekerlyk van eenigen 5^ weezentlyken dienst voor deeze Fabriek of 35 derzelver bewooners moeten zyn ; doch ' 3, waar toe, is ons nog onbewust'* (*}. De De Polypen van het Bloedkoraal zyn , gelyk roiypen* aangetekend heb, door den Graaf Ma rsi- G L I allereerst ontdekt en voor Bloemen aan- hhd gG2:ien *♦ Hy kwam by geval tot deeze ^ ^^^'^^ Ontdekking, die hem ongemeen verfterkte in zyn (*) NaturaL History of tks Corallinss^ Loiid^ 1755* pag. Hi> 55» DE Edele Koraalen. 277 . vn denkbeeld, dat het Koraal een Plantgewas VL rre , en deeze Onder (telling deedt hem de ^xxi** V oi^en fluiten voor de Reden , welke hem Hoofd-* nioest overtuigd hebben , dat Bloemen niet -^^^b:. van zulk een aart zyn. Het vras zo wel in ^^^^^^^ i de Visfcheryën van December, January en Aprils ais in die van 't begin van July, dat Koraaltakken , uit de Zee gehaald en in Flcsfchen onder Water gezet zynde , na ver- loop van eenige üuren witte Lighaampjes uit- gaven , beftaande uit een Steeltje en agt Blaad- : jes. Zy waren van grootte en figuur byna als Kruidnagelen , en derhalve groot genoeg ter befchouwinge zelfs met het bloote Oog. Zo i dra men den Tak uit het Water haalde^ ver- dweenen zy^ en lieten niets over dan een fpoor van hunne Geftalte , waar te neemen aan de agt Lippen van 't voorgemelde Celletje van de 'Schors , waar zy weder ingekroopen waren. 'De Tak wederom in Water gedaan zynde* I kwamen zy , na verloop van een Uur, op 'nieuws te voorfchyn. Sommigen hadden dee- ! ze bekwaamheid om te bloeijen , gelyk hy 't [noemde, tien of twaalf Dagen , anderen vyf j of zes Dagen lang , behouden. ^ Hoe de Heer Peyssonel, eenige Jaaren daarna, ontdekte , dat de zogenaamde Bloemen van 't Koraal leevende Diertjes waren, heb l'ik reeds omftandig verhaald ^, Thans zal ik ^j^^^^^^ ' hier nog de Waarneemingen te berde brengen ^ van den Heer Donati^ betreffende dQ ge« S 3 ftal- Dar-L, XVII. STUK* ê78 Beschhyving va]^ VI. ftalte en eigenfchappen van deeze > Diertjes"* ''tXXI. ^^^^^^3^ > ^^g^ hy, komt een Po- HooFD-' PI lypns voort, die zeer wit, week en v/eini§ STUK. doorfchynende is, hebbende de gedaante vaii nioed- een Ster ^ met agt gelyke S traalen. Deeze, 55 Straalen zyn Kegelvormig , en voorzien met 35 verfcheide ook Kegelvormige byhangzels, 5j die zig aan beide zyden affcheiden , leggen- „ de byna allen in de zelfde Vlakte, De 5, Straalen zyn een weinig plat, en hebben in 5, haar middelpunt een Schulp, met een wyde ,^ Opening van boven in de omtrek geribd^ 5, met agt Groeven daar tusfchen , uit ieder 3, van welken eene Straal voorkomt. Deeze 3, Schulp is geplaatst op een Cylindrifch 5, Steeltje, dat het Lighaam van het Dier uit- 5, maakt , zynde , zo lang het leeft , in het „ Celletje verborgen , daar het echter geheel ,5 los van is , naar 't gene ons blykt uit fommi- 5, ge plaatzingen van deeze Polypen". Manier Voorts wyst de Heer Donati de manier om dë deeze Diertjes in 't Koraal waar te ^ van 't ïieemeno Men moet hetzelve , zo dra het uit ^aa? te Zee komt , aanftonds weder in Zeewater dom- aèemen^ pelen. De minfte beweeging , merkt hy op, doet de uitgefprcide Polypen aanftonds weder in haare Celletjes kruipen, en dan gelykt ieder naar een Druppeltje Melk, waar voor zy ook, zelfs door de geoefendfte Koraalvisfchers, zegt hy, gehouden worden, 'tSchynt dat de manier van Peyssonel:, om deeze Diertjes voor deq DE Edele Koraalek. 21^9 ■jSen dag te doen komen en uitgefpreid te doen blyven, hier voor omftandig befchreeven J^i^xi' hem niet bekend geweest is. Ook zal Don a Hoofd-* TI niet geweten hebben, dat men deeze PoJy- ^'i'™» pen, in haare uicgcl]oreiden ftaat, ja met het^,^^^^^^" geheele Lighaam byna buiten de Celletjes , ^ ^^j.^^* pltoos zigtbaar kon houden , en door de gehee- is» la Wereld verzenden. De Koorn* Orandewyn of Wyngeest verfchaft , zo wel als tot andere Gedierten en Infekten , hier ook een alleraan» genaamst Bewaarmiddel ; waar door zy zelfs, zo het fchynt , even als door Vuur en koo- ieend Water-, uit haare Wooningen worden uit- gelokt. Op dergelyke manier , naamelyk , als de ^^^^'^^^^^^'^^ Heer Ellis, door het verzenden van de Ko* ven\Tu * rallynen met de uitgekomen Polypen , de We ï^'^i^^^r^ reld van derzelver beftaan heeft overtuigd f : | zie kan niemand thans twyfelen aan de weezent* lyklieid der Polypen van 'c Koraal. Ik heb reeds opgemerkt , hoe een zogenaamd bloeijend Koraaltakte , door M a r s i g l i meen ik 3 aan de Koninglyke Akademie der Weeten fchappen van Parys gezonden ^ aldaar in de Koninglyke Tuiq vertoond werdt 4, Een vermaard Lief hebber, ^^i^^^ de Heer Chr- P. Meijer, bezit hier te^. Amfterdam, in zyn Ed. Kabinet, onder ande- re weêrgaalooze en leerzaame Stukken , waar van ik by gelegenheid gewag gem.aakt heb, een rood -Koraaltakje, 't welk, in Liqueur gecon- ferveerd, de voorgemelde witt? Polypen niei S 4 min* sigo Beschryvino van VI. minder duidelyk voor 't Oog brengt, dan de* ^L>fxi ^^^^'^^ Afbeeldingen van den Graaf Hqofd- Marsigli voorkomen. Dit Takje heeft; §TUK» deeze Heer , zo zyn Ed. my berigt , m% Bloed. Vrankryk gekreegen. Het was een Voorwerp, Koraal, j^j^j^^jj ^vaardig om in Plaat gebragt te wor- den; 't welk zekerlyk zyn Ed*, volgens zyn gewoone beleefdheid , my niet geweigerd zoud^ hebben ; doch ik oordeelde , dat het daar door aan teveel gevaar, door fchudding of behandeling , onderhevig zoude zyn ge- weest. BeEyt- D ON ATI hadt oiider aan het Lyf van eeni«» lypen!^'^ ge Polypen ettelyke rondagtige Waterblaasje^ gezien , die doorfchynende en geelagtig of bleek van Kleur waren, zynde misfchien niec dikker dan het veertigfte deel van eene Linie , dat is byna het vyfhonderdfte deel van een Duim» Deeze Bolletjes 9 waar in hy eenig fpoor van die roode Lighaampjes , hier voor * Bhdz* gemeld * ^ ontdekt hadt , hieldt hy voor Eyt- jes van de Polypus, en verhaalt verder, hoe dezelven , op eenig Lighaam gevallen zynde, zig uitzetten , en dus den Grondflag leggen van een Koraalboom* „ Naar maate , naame^ 55 lyk , het Ey groeit, zegt hy, vermenig- „ vuldigen de Polypen , en daar worden nieu^ ^ ,5 we Takken geformeerd'', Marsigi,! zegt , dat de Visfchers zekere hoopjes van rqode Bolletjes ^ die men hier en daar op de Roifen en andere Lighaamen aangehecht vindt , DE Edele Koraalen, 281 en, hoewel zeer klein zynde, door't Mikros- VI. koop reeds eenige Takmaaking veitoonen , lxxl ^voor den Grondflag van 't Bloedkoraal hou- Hoofd- den. D O N A T I merkt aan > dat men hier een Plantaartige groeijing met eene Dierlyke j^^^^J^^ Voortceeling vereenigd ziet. Naderhand werdt door hem , gelyk ik verhaald heb het ge- « Biadz» heele Bloedkoraal verklaard voor een (Zaö- phyton of) Plantdier , waar van de Polypen flegcs de Hoofden zyn. Hy oordeelde, dat het Koraal , en andere Lighaamen , naar Ko- raal gelykende, de zelfde betrekking hebben tot de Polypen, daar mede vereenigd ^ als 'er is tusfchen een Slakken - Hooren en de Slak zelve 5 of tusfchen de Gebeenten van een Dier en het Dien Ook was hy thans verze- kerd , dat de Polypen niet los maar vast zyn in haare Celletjes (J^j^ 't gene volftrcktelyk tot die Onderftelling werdt vereifcht. Dus zouden dan , eigentlykgefproken, de befchree- vene witte Vliezige Rok, tusfchen de Zelf- Handigheid en de Schors , het Dierlyke of het Vleefch uitmaaken in het Bloedkoraal , waar van de Polypen de Hoofden waren, of de Mondjes 5 die Voedzel aanbragten, ftrek- leende de binnenfte Zelfftandigheid voor Ge- been* (^) zie zeker Vertoog , Brierswyze gefchreeven door den Heer Trembley, en, uit de Tranfa&iffn ver- tJjald, in het IV% Peei. der Uitge^ogU Verhanddingen ^ bladz* ^52 BESCHUYVING VAM VL bcente of tot Steunzel , en de uitwendige ^LX^I * ^^"^^^^ ^^^^ algemeen BekleedzeL Hoofd.' Dit is het minst onwaarfchynlyke denkbeeld, STUK. dat men zig hedendaags van dit Zeq- Gewas BUed' formeertc Koraal. Quden , naamelyk, hadden het Bloed- pSrWt koraal , zo ten aanzien van zyne Zelfftandig- rÉktn ^^'^^^ zynen Oirfprong , betrokken tot de DelfftofFen, Men vergeleek deszelfs vorming by de Boomagtige opfchieting of Takmaaking der Metaalboomen C^) ; welk Gevoelen nog weinige Jaaren geleeden, door <3en Heer Baker fterk gedreeven werdc (f). Boe co NE V/as van oordeel, dat het Koraal voortgeteeld worde door een Soort van Su- blimatie , welke een Geiling der Steenige StofFe veroirzaakte , en dat 'er dus eene nevensplaatzing van Deeltjes, die men in de Steenen erkent , plaats had in hetzelve. Hy bevondt, dat het Koraal aan 't end der Tak- ken weeke Knoppen hadt, die met een Melk- agtig Sap gevuld waren , en dit noemde hy Geft, om dat hy^ hetzelve proevende , daar in een fcherpe Smaak erkende , met famen- trekking vermengd , trekkende naar de Smaal? van (*; Lettre de G u l s o n Y a Monfr. B o c c o ^ E : 4viga tion, Sept» i6yot Obfervat, Naturelles^ V, Lettre* Natiiiir<. kund. Nafpeuringen* bladz* i8» ft; Nuttig Gebruik Mikros^sop^ Amfterd* 175^,* bhdz, 226 j cns» Edele Kqraalen. 083 yan Peper , enz. Dit hadt echter alleen VI. plaats in de Toppen van 't Koraal ^ verfch IxXL uit de Zee opgehaald, en in de Enden van 'tHooFD- Wicce Koraal nam hy even \ zelfde waar«sTUK. Deeze Toppen noemden , ten zynen tyde , j^^^^ff de Apothekers van Marieille Koraalhloemen , ' * en zy konden dezelven ^ naar hy oordeelt ^ dus noemen , wegens de Gefternde Gaatjes , •y^aar mede de Knoppen , aan 't End der Tak* ken , bezet waren. Twintig jaaren daarna merkte de vermaarde Tournefort deeze Toppen aan als Zaadknoppen , verbeeldende zig dat die fcherpe Melk , welke daar in vervat was , eenig Zaad behelzen kon , welk zig aan de Steenen of andere Lighaa» men lymde, en dus de Beginzelen van 't Ko» ^aal, of de Wortelfcheuten , om zo te fpree- ken, voortbragt De Hertog van Orleans, nu omtrent veer- Rood^ tig Jaar geleeden, op 't verzoek van Re au-^^^^^^^^^^ IkfUR order gegeven hebbende, om takken Bloedkoraal , frifch uit Zee gehaald, in Wa- ter , draagende van Marfeille te Parys te brengen , werdt zulks volvoerd ; maar een gedeelte van het Koraal hadt zyne Schors yerlooren, en op den bodem van het Vat be- yondt zig een rood Zetzel , dat , gedroogd siynde, naar Zand geleeL Even z;ulke roode Deelt ^ C*) Reflexlons Pbyfiques Scc^ Mem^ de VAcai, R. da ^cle^ces de 159 2 ♦ Odavo* p, 149, I50* !• Deel, xvh. Stusc* Beschryvinc van Koraal* VI. Deeltjes 5 gelykende naar gepulverizeerd Ko- ^LX^Xl * raai , ook in de overgebleevene Schors be- HooFD.' vindende , meende Reaumu r daar door de sTUK^ vorming van 't Koraal, zo wel als die der ge- Bhed- meenfte Steenen, te kunnen verklaaren. Hy vergeleek de vorming van het Koraal by die van de Hoorcns en Schulpen ; doch verbeeld- de zig , dat , gelyk dezelven door Dieren , zo het Koraal door eene Plant werdtvoortge* bragt. Zie hier hoe hy, verder, aangaande de manier vsin Groeijing fpreekt (*). Dit Melkagcig Sap, dat, door het droo- „ gen^ geel, en zelfs roodagcig geel wordt , 35 zou wel de Stof kunnen zyn , die de Steen* agtigc Grc;intjes uitlevert, Misfchien ge- 5, fchiedt 'er . in 't midden van de Schors , 3, eene affcheiding der roode Korreltjes, die 3, zig in 't Vogt bevinden: misfchien v/ordc 3, dit fyne Poeijer van Buisjes ingenomen, „ die bovendien eenig fyner Vogt, dan het 3, gedagte geele Sap, bevattende, alle deeze 5, Greintjes voeren tot aan de inwendige Op- 5, perviakte van de Schors , leggende die ,5 daar af , en dat deeze Greintjes , dus ag- 53 tervolgelyk afgelegd, het Koraal doen aan» 5, groeijen. Maar, het is 'er ver van daan, das 3, wy de weezentlykheid en den loop van dee- py ze Buisjes , mee even zo veel zekerheid , be- (*) Ohferv.fuT la formation dit Corail^ Scc^Mem* 172^3 DE Edele Koraalen. 235 55 bewyzen zouden kunnen ,als de beftaanlyk- Vl. heid der roode Greintjes beweezen is", ^x^Cl* Men ziet dus , dac het denkbeeld van diennooFD- grooten Natuur - onderzoeker , ten opzigt van stuk. de Vorming van 't Koraal ^ weinig van die^^^"^^- der Hedendaagfchen verfchilt. Het Plantaarti» ge wordt thans zo wel in dat Zee «Gewas er- kend , als het Dierlyke 3 dat naderhand door hem zelf aangenomen is 5 en de GrondftofFe^ Hemmen de meesten ook toe , een foort van Steenagtige zelfftandigheid , en wel een der- gelyk Meelagtig rood Poeijer te zyn. Wy zagen zulks door de Heeren Donai^i en El LIS 5 beiden de fterkfte Voorftanders van de Dierlyke natuur van 't Bloedkoraal ^ aan* genomen. De laatfte heeft xelfs de figuur van de roode Greintjes of Zandjes in dat Stof met het Mikroskoop onderzogt ; doch Doktor SwAMMERDAM^ onze Landsgénoot 3 hadt, volgens zyne gewoonte, veel naauwkeuriger Waarneemingen daar op in 't werk gefield* Zie hier , hoe hy dienaangaande , nu omtrent honderd Jaar geleeden , aan den Heer Boc- coNE fchreef (*> Ik heb de Korst of de Korallyne Tarter, Figuur 5, van het echte Roode Koraal van Dioscori fjes van"' des 5 genomen 3 en die tot in haare kleinfte^^^^^'^'^^ 33 Deelt- (*) Recherches ^ Ohfervaüons Naturelks, Amfleid* 1574, Duodecim;). XlX, Lettre. Natuurkundige Na/pormgen , 6cc« Amlterd* 1744» Aardende Brief , bladz, ö86 Beschryvïng vaé VI. 5, Deeltjes ge-anatomizeerdo Ik nam de kleid* ^X^l"^' ften 5 die men zig verbeelden kan, zynde Hoofd- ^> ^Y^^ ongewaarwoïdelyk, en obferveerdö STUK. ^, dezelven met een goed Mikroskoop, Ieder Biöd^ Deeltje is famengeÜeld uit ongevaar tied „ Hoekige Kryftallyne Bolletjes, Men vindt 3j 'er fomtyds meer , fomtyds minder, en de ,5 Kleur trekt naar witagtig Robyn» Hunne 3, geftalte is dtoos eenigermaate Hoekig , hoe-» 33 wel zy my fomtyds byna rond voorkwam 5; 3, naar de teragkaatzing van het Licht , dat 53 door de Hoeken pasfeert: niettemin fcheeci 33 ik altoos vyf Hoeken te kunnen tellen, In 3, zulk een klein Deeltje 3 nu, dat maar het 33 agtfte gedeelte is van een Zaadje van klei^ 53 ne Santorie, zyn , gelyk ik gezegd heb^ ^, nu meer dan minder van deeze Bolletjes 3, beflooten 3 die men aldaar in eene vierkan- 3, te en fomtyds in eene Cylindrifche figuur 33 gefchikt vindt 3 maar meest in de geftalte ,3 van een Kruis, 't Gebeurt ook wel , dat 33 deeze Bolletjes als een Kryftallyne Stokje 55 dat uit zes of daaromtrent beftaat, nevens ,3 elkander gerangeerd zyn. Onder andere 53 aanmerkelyke geftalten komt 'er ook die ,5 van een Ster fomtyds wel in voor , maar 33 zeer zeldzaam; dewyl men, door de vcU nieling van de Korst 3 de Natuurlyke 33 plaatzing wegneemt/' Dan aangetoond hebbende , op welke ma*' nier men de Schors behandelen moet 3 om dee* T) E E D E L E K O R A A L E 087 Jeeze Bolletjes te kunnen waarneemcn 3 fpreeKt Yu liy van de verandering van Kleur , welke het^j^^^^^» Koraal ondergaat door Vuur of door hec tcHooFD* houden in gefmóken Wafch, waar door het stuk. in 't eerst geelagtig en vervolgens wit wordt ; ^^f^^^^ff terwyl het 3 in Loog gekookt zynde , geene verandering ondergaat : des dit Middel zeer bekwaam is , om de Korst of Schors af te fcheiden: dan, zeg ik, verhaalt hy, hoe men die zelfde Hoekige. Kryftallyne Bolletjes ook waarneemen kan in de Zelfftandigheid van het Koraal, wanneer hetzelve tot kleine brokjes vergruisd en een weinig afgevyld is of gepo- lyst. Best kon menze in 'c oog krygen by de Rimpelige Oppervlakte, om dat zy aldaar zo digt gepakt niet zitten, als in 't midden* Kleine Schubbetjes, uit het midden gehaald, bevondt hy vol te zyn van byna ronde Bol- letjes, die in een andere Steenagtige zelfftan- digheid ingewikkeld waren. In zeer dunne Schyfjes, overdwars van het Koraal gezaagd en gepolyst , nam hy eene Laagswyzc fchik- king waar, met Straalen of Takken, waar uic hy opmaakte , dat het Koraal aangroeit dooi^ aanvoeging der Bolletjes, die zekerlyk, zegt hy ^ de Rimpels en de Korst famenftellen. Even dergelyke Bolletjes werden door deezen Waavaeemer ook in het gewoohe Witte Ko- raal, en in de Leedjes - Koraalen , gevonden» Vervolgens drie Toppen of Knoppen van 't Koraal bekomen hebbende , meende hy da^ ia I. DÊÉU XVII. s-^-üi^ / op een Boelhuis , daar ik dezelve naauwkeurig befchouwd heb , verkogt voor veertienhonderd Guldens of daar omtrent* Naderhand heb ik ^ in zekere Verkoopinge van Konstlief hebberyën , de Aftekening vaa de- i> Ë Edele K ö r a a t ë w. 089 dei^elve gevonden > mee de gedagte Omftan- digheden, daar by gemeld, ^LXXL Wy gaan over tot de Scheidkonftige Ont- Hoofd- leeding van hwt BloedkoraaL Dezelve maakt ^'^^^^ een aanzienlyk gedeelte uit van den grooted ^fJ^^J* arbeid van den Graaf Marsïgli op dit en ^cheid- andere Zee - Gewasfen , wier zelfltandigheid konftige hy, in deezen^ weinig verfchillende bevondt. din^» ^ Hy zondt monfters aan de Koninglyke Aka- demie van Parys , zo wel van de Zaaken, door hem onderzogt^ als van de ScofFen, daar uit gehaald. Het was Rood en Wit Koraal , Madreporen , Milleporen enz. Van ieder hadc hy drie Oneen ter toets gebragt. Alle deeze Steenagtige Gewasfen gaven behalve een Wa- terig Vogt , een vluggen Pisagtigen Geest ^ waarin byna altoos ^.^ene Bitumineuze Zee* I Reuk heerfchte , en eene roode of zwarte , I dikke 3 ftinkende Olie. Die lang bewaard wa* i ren gaven minder Waterig Vogt , en de Pis- : agtige Geest was^ op ver naa, zo kragtig nietö Het tegendeel hadt plaats inde verfche Schors, welke een groote veelheid van een Melkagtig Vogt uitleverde. De Heer Geoffroy nam een Pond Rood Koraal , gelyk men het te Parys by de Dro- I gisten koopt , dat is te zeggen , lang buiten ; Water zynde geweest en van Schors ontbloot* Dit door een Kromhals destüleerende, kreeg by 'er, in de eerfte plaats , twee Dragmen eo tien Greinen uit, van eenen vlaggen roodag- X ^ h DESté XYiX. StVM,, Ü90 Beschryving vaö Afde* ^^^^^ " ^^^^^ ^ ongevaar twee of driö LXXI.* G^'^^^^^ flinkende Olie. Welk een groot ver- HooFD- lies moet dan het Roode Koraal , dac een zo STUK» yaste zelfftandigheid fchynt te zyn ^ niet door Bloed, enkele uitdrooging ondergaan; alzoMARsi- GLi Uit drie Oneen Koraal, dat agc Dagea buiten de Zee geweest was, agtenveertig Grei* nen van een vluggen Geest kreeg , met Bi- tumineuze deeltjes vermengd ; 't welk meer dart vier Dragmen zou geweest zyn uit een Pond : maar , 't gene anderhalf Jaar droog geweest was, leverde by hem weinig meer uit. Het gekalcineerde Overblyfzel gaf aan Geof- FuoY , door uitlooging, byna een half Look vast Zout , fmaakende naar Zee- Zout. De Doodekop vertoonde zig als een Soort van Kalk* De Geest fcheen weinig van dien vaa Hertshoornen te verfchillen , geevende aan de Syroop van Violen een groene Kleur, en eea wit Stremzel maakende met de Solutie van Sub'imaat* Het vaste Zout, datMARsicLi *er uit gehaald hadt, was , zo wel als alle de Vaste Zouten uit de Zee - Gewasfen , die door hem overgezonden war^n , van eene Alkalyne natuur Ik weet niet, wat reden gedagte Franfche Akademist had , om hrer uit een gevolg te trekken , dat het Koraal , en alle dergetyke \ Zee- (*) Üent^ de l'Acad. Rsyak des ScUnees , dc I7»S« O^lavov \ Gewasfen, ivaare Planten zyn. Wy weeteri, fmmers 5 dac zodanige Planten , die door de lXxT' Seheidkonst vlugge Alkalyna deelen uitléve- Hoofd-* ten j naauwlyks eenig Zout , veel minder stuk. Loogzout in de Afch hebben 3 wanneer men j^^J^^J' het Ovetblyfzel verbrande of kalcineert t ja veeleer zou men befluitefi mogen, datzyregt het tegenftrydigé van Loogzout, te weeten een fcherp Zuut , bezaten ; dewyl de Konst daar van een Phosphorus bereidt Ruim zo gegrond komt my de volgende Gebr«ik^ Aanmerking van dien Heer voor, Men ^, kan zelfs ^ ten opzigt van het Medicinaale 3, gebruik ^ daar uit befluiten, zegt hy, dat het Koraal niet moet aangemerkt worden ^, als een louter opflurpend Middel van het 55 Zuur, maar als een ScofFe, welke ^ met haa^ re Aarde famengevoegd , bezit een Vlug 0 Zout en een Olie^ die andere Eigenfchap- „ pen kunnen hebben ^ en dat het niet onver- ^, fchillig is, of meö oud dan verfch gevifcht 5, Koraal gebruike'% 't Is zeker, dat het Koraal onder dd Zuur- breekende Middelen een voornaame plaats bekleedt. Hierom kan het met vrugt tegen vetfeheiderley Benaauwdheden , Pynen en Stuiptrekkingen , in Kinderen en Menfeheiï van een zwak Geftel, gebruikt worden* Men fchryfs (*) BóFFLHAA^E Chmia^ Torn. ïl. Próce>C 33t Aoalyiïf T » \» nsBt.. XYH, STWK. zgi B E S C H R Y V I N G V A 11 VI. fchryft aan het Bloedkoraal, in *t by zonder,' ^LXXl" Hoofd verfterkende Kragt Hoofd- toe : ja tot ftemping van Blocdloop en andere sTUic. Vloeijingen wordt het meest ingegeven : doch ^/J/^fƒ- Qp zig zelve alleen zal hec weinig daar in ^"^""^ * doen ; veel minder , wanneer het uit een foort van bygeloof , daar tegen , alleenlyk om den tials gedragen wordt. De Syroop van Koraa- len is zelfs in de Roode Loop, en tot voor- behoeding van een Miskraam , aangepreezen geweest. Tin^uur Dewyl men ondervonden heeft , dat het Koilli Roode en Witte Koraal, in kragten, weinig of niet vcrfchillen , zo is het te verwonde- ren, hoe de Ouden zo veel werks hebben kun- nen maaken van de zogenaamde Tinctuur van Kor aaien ^ wier kragten eeniglyk op de Kleur gegrond waren. Deeze wierdt van hun voor een v^onderbaarlyk Hartderkend Middel, in- zonderheid tegen Veuyn en kwaadaartige be- toveringen 5 gehouden. Een menigte van Ma- nieren , door hun voorgefteld, om de roode Kleur te trekken uit het Bloedkoraal, zyndoor dien grooten Scheidkon ftcnaar , Lemery, vrugteloos in 't werk gefield. Gefmolten wit Wafch drinkt de Kleur van hetzelve in , en men kan die Kleur, met Wyngeest, wederom uit het Wafch haaien. Ook trekt de gerefti- ficeerde Geest van Wafch een donker roode Kleur uit hec Bloedkoraal, en dit zelfs zonder de inwendige zelfftandigheid aan ce tasten. DE Edele Koraalen, 293 Met verfcheide andere Vogten heefc Lfme- VL R Y ook geflaagd , doch hec is geweest op ^\^x}(i" Koraal , dat men zeer fyn geftooccn en ge- Hoofd- wreeven hadu Citroenfap bevondt hy daar^^TUK» in zekere omftandigheden , bekwaam toe, zo ^^J^^^^' wel als de Olie van Wynfteen, de vlugge Geest van Armoniak-Zout, en aaaere Alka- lyne Vogten. Jenever , Biandev^yn , Olie van Olyven 5 Nooten, Amandelen, voerden niecs uit. Ook is het deezen Scheidkonilenaar onmooglyk geweest , een drooge ïinóluur van het Bloedkoraal te bereiden Q^). Schoon de twee gemelde Zouten, die men zout van door Destillatie en Kalcinatie uit het Koraal krygt, de waare Zouten van dit Zee - Gewas zyn, geeven doch de Chymisten den naam van Zont van Koraal niet dan aan een Ko- raal , 't welk door Zuuren is opgelost , en vervolgens wederom verdikt door uitwaafe- ming der Vogtigheid. Als deeze uicwaafe- ming op 'c end loopt, neemt het Vogt eene groenagtige Kleur aan, welke Lemeky toe-^ fchreef aan 't Vitriool , of, 't gene het zelfde is , aan Yzer daar in vervat. Immers , dat 'er Yzerdeelcjes in het Koraal zyn , en vry veel, is hem duidelyk , zelfs in het enkele Poeijer, gebleeken* Dit fiag van Kryllalliza- tie van het Koraal gefchiedt mot fyne Tak- maa* (*) Hist^ de ^Acadt R, des Siimces^ dc 1710, p« 63-70* T3 L Defl. XVII, ST¥IC* asi BescïïryvïNo vam VI. maakingen ^ die een taamelyk fraaije Bosfcha*» ^LX^l"S^^ vertoonen. Men zou ze derhalve, onbe^ Hoofd-' dagtelyk, kunnen neemen voor eene Weder- STUK. opwekking der vernielde Planten of Verryze- ^i?W- derzelven , als 'ê ware , uic haar Asfche ^ ^^'''^* waar van men oudtyds zo aangenaam gedroomd heeft; indien niet, ongelukkig, even 'c zelf- de plaats had in de Zouten van Krecfcs - Oo» gen , Paarlen en Paarlemoer , op die zelfde manier bereid* Zonderling is *t , dat men ia het Poeijer van deeze Lighaamen , die tea opzigt van de Scheidkonftige Ontleeding za zeer naar -t Koraal gelyken , geen Yzerdeelt^ je^ vindt LXXIL HOOFDSTUK, Befchryving van 't Geflagt der Zee-Hees^ TEKEN , anders ook wel Zee - Boömen ge* naamd of Hoorngewasfen , ah die van een^ Hout- of Hoornagtige natuur en buigzaam %yn^ TP^e Latynfche naam Gprgonia^ die eeqigs* zins vreemd voorkomt , is door onzea Ridder van Plinius ontleend, D^eze Au* iheur zegt , Gorgonia is niets anders daa ^**} H/i^, de i^Acad, de lyU;, 45^ DE ZEE-HPESTERS. Ö95 Koraal , en heeft zynen naam daar van , VI. I, dat het [volgensde Kanttekening, van Hout] ^^^^[' ^, in Steenhardheid verandert*', Dc Gorgones nooix^- waren in de Fabel - Historie Helfche Monfters ^stuü. door welken aan te zien de Menfchen in Steen verllyfden. Men kan de toepasfing hier van meer of min gevoeglyk maaken op die Zee- Gewasfen , welken wy Z e e - H t e s t e u s of Zee-Boomen noemen; hoewel daar tusfchen eenig onderfcheid plaats heeft , 't welk den Heer Pallas aanleiding gaf om de laatften, onder den naam van Antipathes , eenen by- zonderen Rang aan te wyzen. üoerhaave heeft de eerften 3 die met eene Kalkagtige Schors overtoogen zyn, Titanoceratophyta ; de laatrtea die een zagte Schors hebben of van de Schors beroofd zyn , Ceratophyta , dat is Hoornge- wasfen , gety teld, B 0 c c 0 N e noenit dezelveq Heesteragtige Koraalgewasfen. Aangaande de Eigenfchappen , in 't alge- Fïgen. meen, zegt LiNWiEUs het volgende. 0^^^^^®"=' 3, GorgonicB gaan, door eene haarblykelyke Ge«> 5, ftaltewisfeling, van eene Plantaartige in ee- ne Dierlyke natuur over. De Plant naa- ^, melyk, geworteld zynde, fchiet op de wy- ^, ze van 't Zee Ruy met eenen getakten „ Steel op 5 die bpkleed is met een Schors, 35 welke verhardende in Kout den Stam jaar» lykfe Ringen byzet of liever telkens een „ nieuwen Rok aanvoegt , waar binnen het ^, bezielde Merg vervat is , dat te voorfchyn T 4 53 komt n%lU XYlh ST^üKt B E S C H II Y V ï N ö V A H VI. komt met bloeijende Diertjes , die van zelf l^ll' ,5 zig openen en fluiten 5 bew^^eging en Ge- HooFD* 3} voel hebben , het toevloeijend Voedzel fiTuiw vergaderen en door den Mond inz\velgen'% phntaar. De Heer Pallas geeft ons eenig nader ^'ighekf^''*^ van den oirfprong der Zee -Heerteren* ,5 Hun eerfte beginzel , zege hy, is een Te- 55 pel op K lippen onder Water in de Zee , of op andere vaste Lighaamen, uitgefpreid, „ bellaande in 't eerst uit eene enkele Schors, welke naderhand den geheelen Heefter be- ,3 dekt , vervolgens een Hoornagtig Plaatje ^, voortbrengende, uit welks middelpunt, ter- 55 wyl het in grootte toeneemt , allengs de 35 toekomftige Stam fpruit , die of alleen in 35 de langte opfchietjof, naar den aart van zy* ne Soort ^ in Takken uitgefpreid wordt", Zyn Ed, befluit verder , uit de evenredige dikte van den Stam , by den Wortel , en langzaame verdunning naar de uiterlte Enden toe, dac 'er, in deeze Zee* Gewasfen^ eene Plantaartige groeijing blyft ftand houden , niettegenftaande de Wortel tot voeding van deeze Planten onbekwaam is, en zy dus hun Voedzel allecnlyk door de uiterfte Enden » of door de Openingen van de Schors, en wel, zeer waarfchynlyk , door middel van de Po* lypen, ontvangen, Bieriyke Dat de Zee - Heefters , die men nog onlangs ^ mtmt, hoewel oneigen 5 Lithophyta plagt te noemen, geenszins Geraamten van Planten zyn, met eeno DE Zee- He ESTERS^. ^97 ccne Tarteragtige Korst begroeid, heeft de VI* vermaarde Tournefort duidelyk aange- ^XXII* toond De Heer Ellis meent door het Hoofd-* onderzoek der inwendige zelfftandigheid onbe- ^^^k* twistbaar ontdekt te hebben, dat dit Zee- zie Gev/as niet volgens den aart dtr Boomen of Heellers groeit. Het beftaat, naamelyk, vaa binnen uit regehnaatige ryen van Celletjes, ten minde in de Enden der Takken, die aan alle zyden de jonge Takjes omringen, en de Spongieuze StofFe, tusfchen deeze Celletjes,* fchynt door 't Mikroskoop met Pypagtige en onregelmaatige holligheden gevuld te zyn.'* Wanneer men met oplettendheid de dwarfe a, en overlangfe doorfnydingen befchouwt van „ Boomen of Heetters , en zelfs die van de Stammen der ZtQ-Fï^utmQPlantcLviarincB)^ 55 bevindt men de overlangfe Vaten van hec „ Houtagtige gedeelte altoos te famen veree- 3, nigd door zydelingfe Vezelen , of dat zy „ Buizen op zyde geplaatst hebben. Nog- „ thans , hoe naauwkeurig een onderzoek „ wy, met het Mikroskoop, in 't werk heb- „ ben gefteld, is 't ons nooit gelukt onder de ^, Vaten van deeze Hoorngewasfen , of onder 3, derzelver platagtige overlangfe Buizen, ee- . nigen van deeze Vezelen waar te neemen, die voor Banden dienen , noch eenigen der Buizen, die. Merg voerende, zig tot ^, aan den Omtrek uitftrekken. Het fchynt ^ dat men hier uit befl uiten zoude kunnen , T 5 ^^ L DEEt, XYIL STUïi* B E 5 C H R Y V I N G VAN Vi. 9) dat de Ly migheid , welke deeze Dieren Afdepi.. uitfpreiden 5 de voornaamfte oirzaak is, dat jLXXiL deeze Buisjes zo naauw onder elkander ver«^ Hoofd- " . , , 6TUK» ^5 eenigd zyn , en dit zo veel te meer , om dat deeze Buizen , vooral wanneer zy wei 5, droog zyn ^ in eenige Hoorngewasfen der 3j heecde Klimaaten , een Lighaam formeerea 5, dat veel harder is dan Hout. overc«n« ^5 YoodQ Steenagtige Koraa}- van de Mid* letmoeT^'^ dellandfche Zee, en de Hoornagtige Zee- toaal! 35 Heefters , gelyken veel naar elkander in hun 5, Geweefzel en in de Beginzels , v/elken de 5, Scheidkunde uit het een en andere haak. 5, Het is wel waar, dat het eerde zjne Tak- 35 maakingen zeer kort heeft , en dat zyne 55 Buisjes JH Steen veranderen, niet in Hoorn; 5, maar, op deeze flaauwe verfchillendheden naa, loopt alles famen om ons te doen den- ^, ken, dat deeze twee Lighaamen op eenea „ kleinen afftand van elkander geplaatst zyn , 55 in de groote Ladder der Natuur. De loop van hunne Buisjes; de manier op welke zy den omtrek daar van, zo wel als dien der ^, Takken , vergrooten; hunne ruuwe, wryf- 5, baare en naar vSchors gelykende Oppervlak- 5, te , zo wel als de Steragtige openi^igen der „ Celletjes, geeven 'er ons die denkbeeld van« Dikwils ziec men, in de Netswyze Hoorn- ^, gewasfen , dat de Dieren 5^ hunnen voort- 53 gang maakende langs de Stammen en Tak- 5^ ken 3 wanneer zy ^ in hunne weg 5 kleine Schulp. DE Zee-Heesters. 299 Sehulpjes en andere vreemde Lighaamen VI. CDtmoecen , daar over heen hunne Buizen ^j^^^^^* ,5 formeeren , waar in zy zig beflooten vinden* hoofo-* Even 't zelfde byna gebeurt met de Dieren, stuk:, die het roode Koraal vormen, wier Bui* ,5 zen dikwils een groote verfcheidenheid van Zelfftandigheden omringen. Gelykerwys men in verfcheide Zee -Plan'» ten , (ik fpreek van de genen , wier Plant* „ aartige groeijing niet betwist wordt,) een foort van Zaadvaten ontdekt; zo zou men ,5 natuurlyk verwagten mogen , dat 'er ook genoegzaani zigtbaare voorkwamen op de 3, grootfte Zee - Heefters of Zee - Boomen ; by ^, voorbeeld op die aan de Kust van Noorwe- gen , alwaar wy van goeder hand weeten, dar 'er gezien zyn , die tot zestien Voeten „ langce hadden. Ik geloof echter niet , dac 5, iemand *er ooit eenige de minfte gefchikt- „ held om Vrugt te draagen in waargenomen heeft: ten ware men voor zodanig neemen „ mogte , het gene zig op haare Celluleuze 5, Schors vertoont i maar de Waarneeming en verfcheide Proeven doen duidelyk blyken, „ dat, het gene decze Schors ons voordek, 5, veei meer gelykt naar het Werk van eea Dier» De Scheidkoriftige Proeven, eindelyk, ^5 die men in *t werk gefteld heeft op de Hoorngew^asfen , leveren een kragtig be - wys uit, het welke, hy gebrek zelfs van al. 1^ PEEL. XVlh STUK, Qoo Beschrvving van VI. „ alle andere betooging, ons overtuigen moest, ^xxlj* „ dac zy behooren tot het Ryk der Dieren. Hoofd- 5> Het zal genoeg zyn^tien enkele Proefnee- sïuic* lïiing daar van by te brengen; te weeten, „ de groote veelheid van vlugge Zouten ^ die .3, men 'er uithaalt , en de fterke Reuk van 3, gebraden Oefters, welken zy verfpreiden, wanneer men ze verbrandt" (*). * Biadz. ' Heer Doktor Bast er heeft wel, ge- lyk aangemerkt is ^, getragt te betoogen, dat de gedagte Schors aan de Zee-Heelters of Zee -Boompjes niet eigen zy (f); doch 'c is ?er van daan , dat zyo Ed* dit betoogd zou hebben. Zyn Ed. fpreekt van Zee -Boompjes (Lithophyta of Ceratophyta) die geen Bast of flegts hier en daar een Bast hebben, 't Is waar, zodanigen komen 'er in de Kabinetten voor, doch als men aanmerkt, wat moeite de Indiaanen , volgens R u m p h i u s , aanwenden , om ze van dien Bast te zuiveren, dan moe- ten wy ons verwonderen , dat 'er nog eenigen tot ons komen , die geheel of gedeeltelyk met de Natuurlyke Schors bekleed zyn. Dat die Schors niet toevalhg zy , heeft de ver« maarde T o u r n e f o r t , als gezegd is , reeds aangetoond. Hetzelve blykt ook ten aller- dui- (*J Deeze Zee - Gewasfen leveren , uit de zelfde veelheid , een vyfde deel raeer vlug Zout uit , dan de Hertshoornen. Me»i* de tAcad, des Sciences de l'An. 1710. Oftav, p. 64» (t) Natujirk, Uitfpam^ I. DEfiL, biadz» 19, enz» BE Z E E - H E E S T E R S. 30| duidclykfte daar uic , dat ieder Soort van VL Zee-Heefters byna zyne byzondere Schors l^xxIi' heefc, die niet alleen in Kleur, maar in Zelf- Hoofd-* Handigheid verfchilt. Dus hebben eenigen een '•^'ï'ük* witte 5 anderen een gcele , paarfche, roode, bruine of graauwe: eenigen een weeke Kurk- agtige of Slymerige , anderen een harde Kalk- of Steenagtige Schors ; gelyk dit in de befchryving der Soorten zig over duidelyk zal openbaaren. Volgens de bepaaling van Linn^üs be- Kenme^ ftaan de Kenmerken van dit Geflagt van Zee-^^^^* Gewasfen in eene gewortelde , Hoornagtige, on - afgebrokene , Takkige Stam , die een breeden Grondfteun heeft en met een Schors is overtoogen , welke nogthans in fommigen [zo als wy ze hebben] ontbreekt^ Zy hebben Bloemen , dat Polypen zyn^ die uit de zyde- lingfe Gaatjes , langs de Schors verfpreidJi voortkomen. 't Getal der Soorten , van onzen Ridder soonen^ opgegeven , is zestien , en dus byna eens zo groot als voorheen. (i) Zee -Heefter 5 met gegaffelde Takken en r. Pokdraa- fl) Gorgonia dickotoma> FlorlbuS fparfis confertis reflexis 2^^^^* campnimlatis imbricaris» Syst^ Kat. XlU Gen» 34U Planta KtMx facie» Clus» Exot, 112, 125. Planta marine P.efedii fade. Worm. Mus, 329» Refeda marina» B E s i,, Mhs* 24* Gorgonia Refediformis* GüNN, Aci:^ Nidrgs^ ü. ÏJESCHRVVinö VAS VI. Klokswyze , omgehooge^ie , over elkander ^Xxill* leggende , dik daar op verfpmde Bloe^ HOOÏD-* ^-^^ Van deelze maakt LirïNiïsus de eerfte en Pal LAS de laatfte Soort der GorgonicB, 't Is een Zee - Heefter , welke van ouds by de Ge- Halte eener Plant vergelceken werdt , die dö Nederlanders ^ volgens L o b e l ^ Vreemde Icaliaanfche of fiiskayfche Raket noemen* Hy gelykt naar dezelve , om dat hy langs de Stee- len bezet is met zekere Huisjes , die in dei eerfte opflag naar Zaadpeultjes zweemen : zo dat de Geitalte van dit Zee- Gewas 3 in zyn geheel, eenige overeenkomst met die van d0 gedagte Raket of Refeda heefc; doch by nade-* re befchöuwing is het blykbaar , dat het aan- tnerkelyk daar van verfchilt. Zie hier wat Clusiüs 5 die eerst deeze vergelyking ge- maakt heeft, daar van voor reden geeft* ^5 Deeze Heefter (zegt hy , } was geheel ^, Houtig en hard , omgeven met een zoute witte Stoffe , anderhalf Voet hoog , even- ^, wel niet geheel , maar om laag gebroken , en in tien of meer Takken, die ongelyk en zonder orde voortkomen , verdeeld ; waar van 3, eenige kleine rimpelige , nederwaards han* gende Vaatjes ^ van Kleur uit den witten Afch- p* 32 !• T« 9« Bast KR Vtt/pam. II. 13. !♦ Gorgoni^ Btfifeda, P AJ-i- 2éópk. nu Lyn der Phntd, 254» 2) Ë Z E E • H E E S T E R S. §05 I, Afchgraauvv , naar de Zaadhuisjes van de Vi. 3, Refeda , wanneer die ryp Zaad bevatten ^ ^xxH* !>y gclykende , doch veel kleiner , en met het Hoofd-* 55 onderfte gedeelte doorgaans aan de Takjes stuk. zelf verknogt» Deeze Vaatjes , nu ^ waren ^ ledig en zeer broofchj als tusfchen de Vin* ^5 geren ligt tot Poeijer te wryven zynde, en zeer zout van Smaak". De Heer Pontoppidans, die een fraai- je Afbeelding van dit Zee- Heeftertje in zya geheel geeft , zegt , dat hetzelve byna van geftalte is als de JUgu lmm. 3, Het is „ C^oegt hy 'er by,) overal met een menig- „ van hoekige Knoopen bekleed , welke zo digt en tevens zo los aan elkander zitten , dat men den Tak niet aanraaken kan, zon- ,j der eenigen daar af te helpen. Deeze klei- 3, ne Knobbeltjes , die door het Mikroskoop 5, zig bykans als Boekweiten- Gort vertoo* nen^ hebben dus een heerlyke gedaante: te 3, weeten , als of het kleine glinfterende 35 Plaatjes van Goud en Zilver , byna als ,5 Schilden waren , die met aartige Afbeeldia*- ,3 gen verfierd zyn« De Tak zelf, waar aan 33 deeze menigvuldige Knobbels hangen , is 3, rondagtig, zwart en glad," De Heer Doktor Bas ter, wien dit Zee- Gewas door gemelden Noorfchen Bi^fchop wa^ h DE«ï-. XVIU StvjC, 304 B E s c lï R y V I N s v a h VI. was medegedeeld 5 geeft de Afbeelding van ^L^Ilï Takje van hetzelve, en toont , daar ne- Hoofd-* vens, de geftalte der Vaatjes door fterke Ver- STUK, grooting aan. Zy zyn, volgens zyn Ed», Ke- gelagtig, met den Top aan het Takje gehecht, en beftaan als uit vier Leden , zo dat zy veel naar het Zaadhuisje van de Radys zweemen. Ieder Leedje vertoont zig, als of het uit twee tegen elkander aan fluitende Schulpjes famen- gefteld ware* Aan het wydfte End befpeurt men een halfrond Bolletje , dat ook uit twee Schulpjes fchynt te beftaan , welken het Diert- je naar believen fchynt te kunnen openen en fluiten. Zyn Ed. geloofde, dat zy een andere Soort van Zee - Diertjes , en van de Polypen verfchillende waren , die zig daar aan hechten , en wenfchte, dat het door iemand op de plaats, daar men het uit Zee ophaalt , onderzogt mogte worden. De niet minder vlytige Natuur -onderzoe- ker, GuNNERUs, Bisfchop van Drontheim^ heeft 'er een geheel Vertoog over uitgege- ven (*). Van dat flag van Gewasfen waren hem verfcheidene 5 ten deele uit Finmarken en uit Nordland, ten deele van Romsdale en Nordmoer toegezonden, alwaar menze op de Klippen in de Zee, doch meest in diep Wa- ter, vindt groeijen. Die regt volkomen wa- ren , Drontkimlfchen. Gtzeltfchfift Schriften^ II. Theil S« ËË Zee-Hëestèrs. 505 ïtti , maakten Boompjes van ineer dan deii Vl. Elle hoog en drie Vierendeel breed. Van deii^^^^^jl* Wortel af is het reeds gegaffeld , vvant deHooFD^* Stam beftaat uit twee Hoofdtwygeri , dieSTmu fomtyds lós , fomtyds famengegroéid zyri. On- befchadigd zynde is het geheele Gewas zo digt bezet met de zogenaamde Zaadhuisjes, dat men niet hec minfte van den Stam o£ Takken kan zien Zy hangen niet alleen Hé;- derwaards, maar fommigen liaan opwaafds ge- keerd, terwyl zy als aan de Twygen gelymd 2iyn. Hoe frifcher, hoe geelder; hoe öudei' en drooger , hoe witter zy w^ordén. ,5 Wanneer men zulk een Zaadhuisje naauw- ,i keurig befchouwt, dan fchynt het als of öp^f^k^S ^5 de uitwendige Schaal , als het ware . vier Ringen of vSchubben zyn , van welken de 3, eene een weinig over de andere gaaCo De 5, meeften zyn ook een weinig naar de TWyg geboogen of gekromd. Wanneer mén met ,5 een Pennemesje voorzigtig daar aan fchraapt , ^5 dan is het öf men op Steen fchraapte ; doch 3) de Schaal is zeer duh> en meii kan het ge- heéle Zaadhuisje , zeer gemakkelyk , tus- 55 fchen de Vingeren fyrt wryveno Het heeft j,, eene Zoutige Smaak. Het geeft eene Vlam^j v/anneer men het zo lang in 't Vuur houdt ^ dat het wat uitgedroogd is , en tevens ^eneil 35 Stank^ bykans als die van vetbrande VifCh-^ 5> vellen en wat Zwamagtig, Inwendig wördê 55 men *er niets dan een bruingeele dorre zelf-* h DiEï,. xviit Srvm, $q6 BESCHRYViNG V A 11 VL „ flandigheid , die wat taay eü hard te kaau- ^^^"^^l'* ^, wen is , ia gewaar"^ Of dit een Worm ge- Hoofd weest zy of een Polyptis , bepaalt de Bis-* STUK, fchop niet , en wenfcht ook , dat dit by het ophaalea uit de Zee onderzogt mogt worden. Ondertusfchen blykt uit zyne Afbeelding van de Zaadhuisjes , die naar een Klokje gelyken en aan 't end met kleine Blaadjes open gaan , dat het een foort van Lepaden of Pokagtigc Huisjes zyn , wel meest gelykende naar die van fommige tende- Schulpen. De Stam en Als mcn de Zaadhuisjes (vervolgt Gun- TakkcH, NE RUS 3) voorzigtig van 't Gewas heeft 3, afgeplukt , dan ziet men dat hetzelve een geele Huid of Bast heeft , die ruuw eo ,5 barftig is, beftaande uit e^nerley zelfftan- digheid met de Schaal der Peultjes , en wor- 35 dende ^ zo wel als die , door den Ouder- 35 dom wit. Digt onder deeze ruidige Bast 3, zit een zeer fyn , dun 3 doorfchynend en 5, overlangs naar beneden geftreept Hartje 5 35 dat zyne Streepjes van den Stam zelf, in* 53 dien ik zo fpreeken durf, bekomen heeft: 3, want, wanneer de Zaadhuisjes, en de beide 3, uitwendige Huidjes van dit Gewas , fdie 33 allen te famen zig in eens laaten af haaien, 3, zo dat men de bloote Twyg in 't gezigt 3j krygt ,) afgetrokken waren , dan zag men 3, aan 't Gewas zelf veele fyne Streepen , die 35 in de langte nederwaards liepen. De Stam ,i# en Takken zyn rond en zelden aan den 33 Wortel een Pink dik: ja veeltyds veel dun- Vt ^, ner> en haare uiterfte Enden byna zo fy» LXXli* als Hoofdhaair t maar , hoe fyn de dunfte hoofö.* Takjes ook zyn , kunnen 'er doch veelesTus;^ ij Zaadhuisjes 5 in het ronde, óm heen zitten. ^, Rondom het End van zulk een fyn Takje 5^ zaten, aan een Stukje van een Düiiü lang^ ^, ten minde agtenveertig Zaadhuisjes j dié ^, aan het bloote Takje, wanneer de Ruidig- 3, heid daar afgehaald ware geweest , geen 33 plaats zouden gevonden hebben. De uit- „ wendige Kleur van den kaaien Boom was. ^, bruingeel., doch hier en daar wat groenag^ 5, tig, en de uiterfte Enden der fynfté Tak^ ^, ken, welken ik bloot maakte, vond ik al- 5^ len geel en doorfchynende. Deeze Kleut 3, verandert door den tyd : want ^ als ik dé „ Ruidigheid van zulke Boomen fchraapte^ 35 die door Ouderdom geheel wit waren ge- 3, worden , zo bevond ik dat zy hier en daar 35 blaauwagtig en op veele plaatfen zeer zwart- ig agtig W-aren. De Takken zyn buigzaam al^ 5, dun Hoorn of de Tanden van den Kaïii^ 4^ breekende af , wanneer menzé te llerk 5, buigt t de Stam of de Hoofdtwygen ^yd „ byna zo hard als Been en Steen, voornaa- ^3 melyk onder na den Wortel toe, die volko» 3, men Steenhard is èn eenigermaate doorfchy- ^, nende^ Deeze Steenhardheid heb ik ftieC iii ^, alle dergelyke Hoorngewasfen , van een an« ^, dere Soort, waargenomen. V ft I, Eeil h DE^jL* XYih STTUK. S08 B É S C H R ^/ V I N Ö V A !ï A> DEEL ^^^''^^ Twyg afbreekendc , zag ik LXXIL duidelyk ^ dat die een Been- of Steenagtig PIooFD- 35 Merg in zig begreep, en men kon tevens in ^■^"^^ ,5 't ronde verfcheide Ringen tellen , niet an- ge'zdfl^'' 3' d^i's dan als of het een in Steen veranderde ftamüg. Boom gev/eest ware. Deexe Proef heb ik 3, verfcheide maaien, en wel op verfcheide 3, Twygen en Gewasfen van de zelfde Soort, 3, herhaald , en dezelven altemaal van eenerley 33 gefchapenheid bevonden : ja men kan deeze 33 Ringen reeds befpeuren 3 als men een dun 33 Splintertje of Spaantje uit een dikken Tak 3, fnydt. Als men een Twyg in 't Vuur brengt , 3, dan kan mén 'er niet onbepaald van zeggen , ,5 dat die zig in 't Vuur als een Worm kromt 3 33 gelyk van andere daar mede naa verwandte 3, Zee -Gewasfen gemeld wordt. De uiterfl:e3 J3 Haairagtige, Endjes laaten zig dan flegts een 33 weinig krom buigen» De Reuk van dit ge- 33 heeleGewas3 voor 't overige, is 3 wanneer 35 het verbrand wordt , onaangenaam; doeh ik 53 kan niet zeggen 3 dat het naar Hoorn of 35 Beenderen rook. Zo het my en anderen ,3 voorkwam , hadt het even de zelfde Reuk ^3 als de Zaadhuisjes en de Bast 3 doch waü „ fterker en onaangenaamer , zynde in beiden den Stank van aangeftoken Zwam niet onge- Uit deeze Waarneemingen kan men de ge- ftalte en eigenfchappen van deezen Zee • Hee« iter genoegzaam opmaaken, '£ Is zonderlinge daar DE Zee - Heesters. 309 daar Gunnerus de hoogte op meer dan een Vi. Elle bepaald hadt , dat L uv n ^ u ^ 'er , gelyk l^xxIi^ Clüsiüs, maar anderhalf Voet hoogte aan Hoofd-* geeft# Het Boompje, welk de Héér B a ste rstuk, van den HeerPo nt oppidans, Bisfchopvan Bergen , gekreegen badt , was zestien Duimen lang, van ondereen bloot , brum van Kleur , doch verder, tot digt by de Top -enden, be- Ideed met eene ligt geelagtige Sto{Fe, zynde de gezegde Pokagtige Huisjes , die 'er den paam aan gecven. C^t) Zee - Heefter die Flnswyze getakt is , ^ met de Takjes beurtlings en evenyi^ydig ^ i^e7üci^^* de Bloemen krom m Kra?iswyze geplaatst, zeê.veder* De aangehaalde van den Heer E l l i s , (>xxxir zegt die Autheur, was een foort van Hoorn- u gewas, van Sardinië af komftig, de Zee -Veder genaamd , omtrent een Voet hoog. Hier in waren de Zytakjes beurtlings op ieder zyde, in een regelmaatige fchikking , geplaatst , en voorzien met trosjes van kleine Knobbeltjes , den Stam , doorgaans drie te gelyk, op egaale afftanden omringende. Vergroot zynde, ge- leekgn zy veel naar de Vrugtknoppen der Ooft- (^) Gsr^onU Pmnata ramof^, Ramulis alterois paralleüs, rioribus verticillatis incurvis* Syst^ Kat, XII# M A R S i G Mar. IQU T* 20, i\ 94-9<ï* ELL i Oral/^ 60^ T* S , T. V, P A L Zoöph, 109» V 3 S DEEU XVII. STUK, JIO gESCHRYViK'G VAM VT. Oofcboomen. In zyn dronge Exemplaar wa-^ ^^X^n Toppen naar den Hoof Jftam omge- HooFD-'boogen. De geheele Oppervlakte vondc zyn STUK. Ed, overdekt mee eene Kalkagtige Korst, ^r.'Fder. Door weeking ia een Zuur Vogt dit bekleed- %é[ weggenomen zynde 3 kwamen , in de gezeg- de Knoppen ^ de Polypen te voorfchyn, die aan het Lighaam van hec Dier door eene dunne Vleezige zelfltandigheid gehecht waren. Dee- ze Vleezige zelfftandigheid , zegt hy, die 53 het midden van den Stam of het voomaam- fte Lighaam van het Dier uitmaakt , kunnen 3^ wy gemakkelyk door het midden van de 3, Stammen en Takken der Hoorngewasfeii •3 heen ^ wanneer het Kalkagtig bekleedzel 5, weggenomen is , vervolgen". Van dit Zee -Gewas is een Twygje door Marsigli afgebeeld 3 lang zynde vyftien Duimen, Hy hadc het van de Kust van Afd- J^a, by Kaap NegrOj daa^* dc Koraalyisfche- ryën zyn , gekrecgen , en de Visfchers ver- haalden hem 5 dat men 'er ontzaglyke Boomeq van vondt , wier Takken akemaal Vederagti^ waren» Van Schors beroofd , was het Gewas Olyf kl^ur , doch , met de Schors gedroogd ^ bleek geel , waar uitblykt, zegt hy, dat he€ zelve 3 verfch zynde , RoQzekleurig moet zyn* Volgens zyne Afbeelding door 't Mikroskoop, ?yn de Takjes omringd van vyf holle Buisjes, die ip de langce loopen , doch om den Steel filq tpegebondeq ^:yn , waar door zy zig ICiaoaps- DE Zee-Heesters. 311 Knoopswyze vertoonen. Ik heb een Twygje Vl . daar van , dat meer dan anderhalf Voet of ^^^^^^ agttien Duimen lang is, en op het dikde als Hoorr»" een dunne Pennefchaft , geelagtig wie van stuk. Kleur, De Knoopjes in hetzelve zyn verder ^'^^^^^^ van elkander en komen ook in andere opzigren meer met de Af beelding van den Heer El lis overeen. Van hetzelve is hier in Fig. i , op Plaat CXXXir , een Takje in de NatuurJyke grootte voorgefteld. Cs) Zee- Heefter 5 die tweevoudig; is ^ met ™' bogUge Takken , hier en daar famenge- r-iacomus. groeid y en Kegelagtig uitpuilende Bloe^ '^^^'^^^^^^^ men. Clusius hadt uit Noorwegen een Zee- boompje gekreegen , dat de gedaante van Heide heeft. Dus vertoont zig dit Gewas in *t klein, gelyk men uit de Afbeelding van den Heer F o n x o p p i d a n s kan zien ( * ). Hy verhaalt , dat het Boomen maakt van vierdhalf Elle hoog, met veele dunne, digte en (3) Gorgonia bifaria, Marais fjexuofïs rarias anaftomozanti^ bus , Floribus Conicis eminentlbiis» Faun^ Suec^ 2:123» Li- jhoxylon fuscum fubhiinuum» Breyn Prodrom. UI, T, 20^ Gorgon?a Flabtllifermis» Gunnt.iB. A^^ NUros, MJ. p, i. T. I. PALL. Zoöph, Ï29» Frutex madnus Eric^e facio. CLUS4 Exet^ 122. Mars Mar^ p. 93, T« i;» E JL l i S CoralU p. 67* T. 17» a. i. C^^j Naturh Hist^ von Norvj, U Th. S, Z7^* VI li* 3. V 4 1, lymu XYih Stuk» II Jia BUSCHRYVÏNG VAK VI. zïigte Twygen , overal bezet met verba- LXX^Ï* vene Knobbeltjes , van grootte als een Halve Hoofd-' Krwt , die wederom met donkere Pukkeltjes STUK* geftippeld zyn, terwyl de Kleur anders ^ over j/fiVf, »c geheel 5 donkerbruin is. De HeerGuN- NERös, Bisfchop van Drontheim, heeft over dit Zee -Gewas een uitmuntend Vertoog aan ^t licht gegeven, waar van ik een Uittrekzel zal mededeelen. Hy telt het onder de gemeenfte Zee-Boo* men , hebbende verfcheide uit Nordland en van elders aan die Kust bekomen , welke van een tot twee of drie Ellen hoog waren , en van drie Vierendeel tot derdhalf Ellen breed , plat ^ en digt met Knoppen bezet , verfch zyndQ met een dunne Kalkagtige Schors overtoo- gen ; dqch ander$ bruin of zwartagtig van Kleur. Twee hadc hy 'er, zeer gaaf, hebben^ de alle hunne Takken en overal voorzien zynde met hunne witte Bast en Knoppen; maar de eene was zodatn'g bezet met die Zee- Diercn j welke men Medula Hpofden noemt, dat mqn naauwlyks iets van den Boom kou zien. In de andere , van de Faro - Eilander^ ^fkomftig, waren zy ook, doch flegts hier ea daar verfpreid , rusfchen de Takken, en ver- toonden zig dus als pragtige Bloemen ^ die die Gpwas ongemeen verfierden» „ De Stam (vervolgt hy) is fömtyds , doch 33 zeldzaam , van dikte als het Gewricht der ^, Hand ^ en verdeelt zig fphielyk in twee pf mee^ DE Z E E- H E E S T E 11 S, 313 ^, meer Hoofdtwygen , welke dan wederom ^, weldra een menigte kleineren voortbrengen , lXXII. „ dat echter niet altoos op eqnerley manier Hoofd- je gefchi^dt, Ten aan2^ien van haare zelfvan- „ digheid gelyken zy veel naar de Zwam- men 5 die aan de Boomen groeijeji, laatende ,5 zig ook even als die, of als zagc Hout, j5 doorfnyden ; zynde tevens wegens hunne j5 fmalle Twyg zeer buigzaam. Indien men ,5 een Tak daar van aan 't Vuur houdt , dan 3, buigt het zig zeer krom ^ en, brandende^ geefc het een Stank van zig , gelyk die 'er 5, komt van Hoorn, Beenderen of Zee -Zwam* men 5 als menze in 'c Vuur werpt. Hier „ uit blykt duidelyk, dat dit Zee- Gewas op ver naa zo veel niet naar Hoorn zweemt , ^, als de Gorgonia Refediformis Men wordt 5, ook geene Ringen in hetzelve gewaar, die ,5 zig in de laatstgemelde vertoonen , en even zo weinig vindt men eenig Kenteken in dit Gewas , van eene Steen- of Koraalagtige zelfftandigheid, die in het onderfte van der- „ zei ver Stam zo blykbaar is. Buitendien maakt het zig aan de Klippen;^ in de Zee, op f*j Ik verftai de Gevolgtrekking van den Hisfchop niet: want van deeze > die de hier voor befchroevcne Eerfï^e Sooxt is , genaamd Pokdraagende Zee - Heefter , kon hy niet zeg- gen, dat dezelve, verbrand wordende , n?,^t Hoorn ofRecno deren rook i zie bladz* 308* des ik veeleer h^et tegcndeö daar uit befl uiten zoude. V 5 I.DEEi,. XVII. STua, 314 Besciïryvinc vah VI, „ op de zelfde manier vast , als andere Zee» t^XXn* Gewasfen van deezen aart ; te weecen , door Hoofd-*,, middel van eene ronde, Houtagtige of STUK. Zwammige dunne Lap , die zig over de Zec'Heide. Klip wat uitbreidt 3 of aan dezelve vast aangroeit. Be 5, öe Knoppen of Wratten , die dit Zee- ^"'^ o^f " 5, Gewas omringen , verdeelen zig boven in agt Wratten* deelen , welke altemaal aan de nden fpits zyn 5 en in 't midden met elkander vcrbon- 3, den. Onder deeze verdeeling hebben zy ajs 5, zeer kleine ftyve Haairtjes . hoedanigen ook, 3, fchoon kleinder , zig aan de Takken overal ,5 vertoónen , wanneer men het Gewas door een 3, Mikroskoop befchouwt, Ik heb verfcheide 53 maaien kleine brokjes van de Takken , met 5, de daar op zittende Knoppen, in Wyn-'^zyn 5, gelegd; waar doorzy hunne witte Kalkagci- 3, ge Bast kwyt raakten , en ik vond, tot myne 33 groote verwondering , eer ik tot het in* 35 wendige van het Hout kwam, eene Leder- 5, agtige Huid , die bruin of zwart van Kleur 33 was, en van even de zelfde gedaante, als ,^ het kleine brokje van de Twyg en de Knop-^ 33 pen , die in Wyn - Azyn gelegd waren. Ik ,3 moet echter die uitzondering maaken , dat 35 de Knoppen weezentlyk verdeeld waren , 3, terwyl de Huid flegts 3 door haare verhef- ,5 fingen , agt deelen of hoeken vertoonde' % Wanneer een Twyg eenigen tyd in Azyn ge* legea hadt , zo dat de Bast Iqs geworden wa- re D E Z E E-H E E S T E R So 315 i|re, en de Huid week 3 dan was men in ftaat, Vi; pm dezelve volkomen van den Tak af te ^^^xir ! fcheiden , en hy twyfelde niet , of het zoude Hoofd-* eveneens gelukken , als men de Proef in *tsTUK* werk fcelde met het geheele Gewas : waar -^ hier te Lan- de, voor5 en het grootfte Exemplaar <, dat de Heer Pal las daar van gezien hadt. Was over de twee Voeten lang , met een Steel van dikte als een Pennefchafti Gemeenlyk vallen zy kleinder. Rumphius geeft 'er maar de hoogte van één of anderhalven Voet aan. Deeze Autheur heeft dit Zee- Gewas twee- derley gevonden ; zynde het eene doorgaans 2;wart , met Blaadjes als die van den Denneboom ^ en de geheele Kroon naar die van den Wyfjes Cypres gelykende , rondom ftyf en ftekeligi het andere graauw en rond van Stam, met fyner, korter en zagter Blaadjes, die rosag- zyn van Kleur; de Geftalte byna als een Vosfe- Staart, en krom^ wordende de zwarte meest geagt onder de Natuurlyke zeldzaam- heden. De Heer Pallas merkt aan, dat de roo- de zyns oordeels Jonge Gewasfen, of moog- lyk ook wel een Soort van Korallyn, die hy Sertularia Thuija noemt, zouden kunnen zyno RüMPHius, nogthans, fteltze beiden, ten op- t) E Zee- Heesters* 319 öpzigt van de plaats der groeijing en manier VI. van ophaaling, gelyk: het gene op de gezegde Korallyn niet zeer toepasfelyk fchynt te zyn^, Hoofd.* als welke , zo veel bekend is, flegts aan den^Tuic* Oever groeit. Ook moet ik bekennen, deeze ^^^e- Zee Gcvvasfen nooit zware, veeltyds krom, en niet zo zeer wegens de Kleur ^ gelyk zyn Ed het opgenomen heeft, als wegens de ge- ftalte naar een Vosfe- Staart gelykende ^ gezien te hebben* Dus is die dubbelde Zee - Cypres by den Heer Chr. P* Meijfr, een onge- meen fraay Sr uk , van twee Voeten hoog y ook graauw van Kleur, Pallas vondr onder de graauwe Schors , die den Steel of Stam ïuuw maakt , eene zwarte broofche zelfftan- digheid , en merkt aan , dat de Steel met zeer gvoote Kelken , de Takken met kleine Kelk- jes bezet zyn; zonder dat zig eenige Pokken of andere vreemde Lighaamen daar aan fchy- nen te hechten. C4*) Zee - Heefter met een enkelen Steel ^ die v/^r Slangswyze gedraaid is. %TJih^ Zee- Grootelyks moet men zig verwonderen hoe LiNN-^üs dit Zee- Gewas tot de zelfde Soort f4*> GötrorAa fimpli'dsfïma fpïralis fcabra* Syst. nau X, p» 8oo, Palmijimcus Anguinus, R ü M P H. Amb* VL p* 202« T. 78. Antipathes fpiralis* PA LI,» 14U ZOC» Touw. Lyst der PlantL bl* 772. I> Deel. XVIT, StUK» 3^0 BRSCHRV'VII^G VAïf VI. Soort heeft kunnen betrekken als hét voor- ^ Lxxlï* gaande , daar het ongemeen van verfchilÉ. ' Hoofd-* Waarfchynlyk hadt zyn Ed. geen van beiden STUK. te regt gekend. Wy verftaan *er een Zee- ^ aangezien die op harde Steenen groeijen vaster van zelf- -^^^-^^«^^^ Handigheid zyn dan die op wecke cn brokke« lige Steenen geworteld voorkomen ; ,> hebben- de dit Zee- Gewas een platten Wortel ^ die 55 van onderen poreus en vol Gaatjes iSé Daar- ,5 om heeft het Boompje een harde fubftantie ,5 (zegt hy )) wordende dun , ftyf , en vol 5, krullen , \ welk andere Palmbiezen niet hebben , die op vooze Steenen liaan"* Dit begrypt de HeerPALLAs zodanig, als of het , gene op vooze Steenen groeide niet bogtig wierd (*) ; doch ik zie niet daï zulks volftrekt iti de woorden van Rümpiiiüs opgeflooten legt. Die Autheur is veelal wat duifier en dubbelzinnig in zyne uitdrukkingen. Ik heb een zodanig Zee-Géwasje, dat op een Kalk- fteenagtige StofFe gegroeid is , en niettemin wel degelyk zyne Bogten heeft. Van dit Zee -Touw komen Stukken voor^ die veel grooter zyn , dan de genen , welken de gedagte Autheuren fchynen gezien te heb- ben. Verfchdide Jaaren geleeden, werdt alhier -ten Zee - Gewas van dien aart verkogt , dat eed (*) Si fupva fungofa Saxa crescat, fiexuof» nonlfit* JPALL- X I. DEII.. SVn. STUK. 3 B K S C H R Y V 1 N O VAN VI* een Vingerdik was, zeerfraay geflingerd, zo I^xxlï^ S'^^ Ebbenhout en meer dan vier Voeten ifooFD-' hoog. De Heer Ghr. P. Meijeii bezit een 3TUK. dergelyke zwarte Palmbies , van zes Voeten lang, die byna regt is en geheel niet geflin- gerd. Voor den fcherpen hoek van Klein Ce- ram ^ zegt RüMPHius, ftondt een oögemeen groote Palmbies , welke de Inlanders verzeker- den een Stam te hebben , wel zo dik als eeiis Menfchen Been. V. (5) Zee. Heefter, met een Biesagtigen Steel, Gorgoma zoJtder Takken^ met eene roodagtige Korst. Zee-Bies» De Figuuren van S è b A , welken L i n n u s op deeze Soort aangehaald heeft , zyn van het Kannewasfer-Korallyn , of Sertularia Thti>yay voorgemeld : des die hier niet ftrooken» Den Koperagtigen Zee -Boom van Pallas fchynt hy ook niet te bedoelen. De Figuur vanR üm- phius is reeds op de Zee -Cy pres van zyn Ed. bygebragt ; op de Bladzyde wordt de fVitte Palmbies befchreeven : weshalve ik de Kenmerken naar dezelve gefchikt heb, en den Soortnaam veranderd in Zee • Bies. (5) GorgorAa Culmo Junceo, lïmplid , Cmfta rubente ob- dudo. (Loco Gorgoniic paniculatae Culmo flexuofb, Ramis alternis confertis dichotomis* Syst^ Kat, XII.) Palmi-Juncus* RUMPH» ^mb» YU p* Jti7* Gorgonia Juncea* PaLl. ZQ'ófh» L-yst der Plantd^ bl. 225, T) E Zee-Heesters. 343 De Kleur onderfcheidt deeze voornaame- VI. lyk van de zwarte Palmbiezen , die tot ^xx^jY het 2ee - Touw te betrekken zyn. ,> Want Hoofd/ 3, dit Zee Gewas beltaat ook uit een en- stuk. 5, kelen Steel (zegt Rumphius), van zq^ ^^^"^'^'^ ^, ven tot tien en elf Voeten lang , behalve den uiterften Draad, die gemeenlyk als on- 5, nut is afgebroken. De dikte is van een 33 Schaft tot een Vinger. Aan de ouden is 5, het onderfte gemeenlyk driehoekig , doch „ mee ronde kanten ; daar boven rond. De 55 Jongen zyn doorgaans rond , overlangs ge- 3, ftreept, doch zofyn, dat men \ naauwlyks 3, kan befpeuren* Van buiten is de Steel be- 3, kleed met een roode dunne wat korrelige Schors , die als een Bast opdroogt en zig 3, getnakkelyk laat affchillen. Daar onder legt ,3 het regte Kalbahaar ^ dat van buiten graauw« ^5 geel, fomtyds witter, fomtyds graauwer is : ,3 Van binnen heeft het de zelfde of wat don* 3, kerer Koleur , doch de jonge Steelen zyn 53 van binnen witter. Het Hart van den Steel 3, is dun en wit , met eenige Ringen daar om 33 heen, van zelf Handigheid vaster en harder, 53 ook kouder op 't gevoel 3 dan het zwarte 33 Kalbahaar , dat wy zwart Koraal noemen, 5, Twee Stukken , tegen malkander gewreeven 3 „ geeven een fterken Reuk als van gebrand ,3 Hoorn 3 en wel den fterkften onder alle 33 Kalbahaars. De Steel is altoos regter dan 33 die der zwarte Zee -Biezen of Zee-lou* X 2 3^ wen ; I. DEEL* XVIU STUK* / 3^4 Beschryving van VI. 3, wen ; uitgenomen , dat hy aan 't end beginc ^LXKU krullen. Ik heb noch de zwarte noch HooFD^* 3> witte Palmbies ooit gegafFeld of in twee* sTüE. ,^ ën verdeeld gezien- De Wortel is een Ke- ^ee^Bies, gelvomiige Knoest, van buiten effen, van 55 onderen hol en vol Gaten, in harde Stee- nen vast geworteld. Hoe harder de Steen is , daar het op (laat , hoe harder en zwaar- ,, der dit Gewas wordt , al blyft het klein. „ Die op groote Klipfteenen geworteld zyn , „ kan men zonder breeken daar niet af kry- ,5 gen , of men moet den Steen rondom af- 5, kappen^ Het valt veel tusfchen de Moluk- kes en Papoes - Eilanden , doch moet door Duikelaars uit de diepte der Zee worden 3, opgehaald. Na affchillen van de Schors 55 maaken de Inlanders daar wel Rottingen „ van , of kappen het in korte brokken , wef- ken zy bewaaren tot Medicyn , houdende 't 5» zelve voor 't Mannetje van het witte Kalba^ 5> haar, en het Konings- Koraal voor 't Wyfje „ daar van'', 't Gebruik , dat zy 'er , volgens hem , in de Medicynen van maaken ^ fchynt echter meesit bygeloovig te zyn. De Moluk- kaanen mengx^n het onder Klappus • Olie , eni hebben dus , zo zy waanen , een Middel om de Mannelyke kragten te verfterken. De Moo* ren gebruiken 't in- en uitwendig, tegen On- magt door betovering. Het Scbraapzel wordt ook geftreeken op de Kwetzuuren , door 't itee- DE Zee- Heesters. 315 ftceken of byten van Venynige Dieren toege- Vi. 1 ^ Afdeeu bi-agt. ^ LXXii: Ik bezit een ichoon Exemplaar van deeze Hoofd* Zee -Biezen* Het is een regte, of maar een ^"^"^ weinig omgekromde Steel , die aan 't dikfte End de dikte nagenoeg heeft vaq dat Rot^ ting-Rlet, waar van men Stokjes gebruikt tot het uitkloppen der Vloermatten. Hy wordt allens dunner, en heeft de langte van meer dan zeven Amfterdamfche Voeten. De Kleur is graauwagtig , van binnen witter; de Opper- vlakte overlangs geftreept. Hier om zit een dikke Kurkagtige Schors , op verfcheide plaat- fen afgebroken , die van binnen ged is , en van buiten roodagtig, beüaande aldaar als uit een menigte van Korreltjes , die met Gaat- jes zyn voorzien. Deeze Schors wordt naar evenredigheid dikker, hoe meer de Steel ver- dunt: zo dat zy aan *c dunfte End dikker is dan de Steel , wiens zelfflandigheid wel naar Rotting gelykt, doeh gantfch niet Houtagtig maar als Steen bevonden wordt 5 wanneer men *er iets af wil fnyden ; zynde niettemin taay en buigzaam (*). \^an deeze Soort bevindt zig een Exem- plaar, van drie Voeten lang, inde qitmun-^ ten* (♦) Hierom verbeeldt men z!g, dat dit de Steenen Biezen zyn , waar van P jl i n i u s getuigt , dat de Soldaat en van Alexander den Grooten , uit Indie over Zee le rug komende ^ dczelven , onder andere zel(ka^mhed«n » met zig bragten, X 3 ï* Deel. XVIU $tux. 32Ó Beschryving van VL tende Verzameling van Natuurlyke Zaaken 5 ^'^^ ^y"^ Doorlugtigfte Hoogheid 3 den Prins Hoofd-' Erfftadhouder der Vereemgde Nederlanden , STUK. zegt de Heer Pallas, door wien deeze Witte nogthans met de zv/arte Palmbiezen of het Zee ^ Touw verward wordt. vr. C zonder Schors , heb ik de ruuwheid , als die van de jonge Takjes der Denneboo- men , niet kunnen waarneemen. Ik zelf heb een dergelyken van omtrent een Voet hoog. Die groote Zee - Boomen \. welken men van Kurasfau, of elders in de Westindiën bekomt, met eene roodagdge, of paarfche Schors, moe- ten tot deeze of de voorgaande Soort behoo- ren. Ik heb 'er gezien van drie Voeten hoog. De Heer Willem van der Meuliln heeft eenigen tyd zodanig een ^ met den Voet in een Bak met Zeewater , dat nu en dan eens ververfcht werdt , naar 't uiterjyke aanzien levendig gehouden ; dewyl de Schors vogtig bleef (7) Gorgonia dichotoma divaricata , Cortice rubro , Pons papulofis Iparüs fiibimbricatis Syst^ Nat* Xïl. Gorgonia elan* gata» PALJL» Zoëph^ III» Lyst dtr Plmti, bladz* 179. DE Zee-^Heesters. 331 bleef en niet verbleekte , hebbende ook de VL Takken meer Hevigheid, dan gewoonlyk L^|gj* plaats heeft in de drooge Zee- Gewasfen van Hoofd-* deezen aart. stuk» (8) Zee - Heefter , die tweevoudig is , met viii» bogtige Takken^ hebbende een mtagtige ^^J'^f^^'^^^ Kalkagtige Schors , met uitpuilende Po*^^^ ren. piaac cxxxiu Dewyl de naam van Zee- Heide gegeven * wordt aan de Derde Soort van dit Geflagt, zo mag ik dien van Zee - Bezem aan deeze wel geeven» Het grootfte verfchil, naaraelyk, be- ftaat daar in , dat de eerstgemelde de Schors Vezelagtig , en de tegenwoordige dezelve Kalkagtig heeft. Beiden zyn zy als met Wratten bezet, doch daar de eerfte plat en Waaijeragtig voorkomt , fchiet deeze naar al- le kanten haare Takken uit, en mag derhalve den gedagten naam wel voeren. Evenwel komt zy ook als platte Boompjes voor , die men (ii)'Gorgonia bifaria , Raml« flexuofis, Cortice Calcareo ülbidb, Poris prominulis» Syst, Nat, XII. Corailoides granulo» fa alba* Bauh^ Hist, III. «oü* Corailina alba nodof^* BAUH, i66. Frutex Verrucarius five Vermicularis. Worm* Mus. 234» Ceratophyron flabelUforme cortice Ver- rucofo, RAJj Jlngl, 32* SI.OANE* P^iL Tranf. Voi* XLIV. 478. p 5ï* T. 2» M A R S I 1- Mar^ T. I5 , ig , 21. S Kah, ilf* T. ïo6. f. 3» Gorgonia Veaucofa* P A L i.» Z-iG^h* iz6* Lyst der Plantd* bU 245* L DEEL. XVII. STUK» 332 Beschryving van VI. men in de Kabinetten zelden hooger dan van LXXn' anderhalven Voet aantreft, zo de Heer Pal». Hoofd*' LAS opmerkt. Ook fchynt de Waaijeragtige STUK. Zee-Heeftcr, met eene Wrattigen Bast, van z^e Bezem. ]^Ay i hier toe te b^booren. Men vindt dip Zee - Gewas niet alleen in de Indien , maar het valt ook, ter plaaife daar Koraalvisfcheryën zyn , in de Middellandfche Zee. Drie zyn 'er uit het Werk van den Gtaaf M A a s i G L j aangehaald , waar by men nog wel een vierde mag dopn , begry pende dus deszelfs drie eerfte Lithophyta in dit Ge- llagt, welker Schors hy in 'c algemeen zeer uitvoerig door de Scheidkunde onderzoge heeft , zo wel als de frisfche Hoornagtige zelf- ftandigheid. Door afkooking in Water kreeg hy uit beiden een Lymagtig Vogt, dat een weinigje fcherp op de Tong was, en fomtyds naar gekookte Kreeften , fomtyds naar ge- kookt Hoorn rook Q^). Het Sap , uit de ver- fche Schors gedrukt , was van de eene Soort bleek geel, van de andere roodagtig, van dc derde geel als Eijerdoijer. Ook hadt die Schors ^en zodanige Kleur , doch v/ierdt door -c drqo- gen wit, Omtrent deeze drie Soorten , zo wel (* Ik ver^yonder my , hy den Heer P A L L A s te vinden , dat dit Afkookzel fcherp van Smaak is, gelyk dat van ge- kookte Kreeften of Schraapzel van Hoorens van Dieren* Mcsi •weet, immer?;, dat 'er naauwlyks iet lafFcrs te l^edenken zy , dan het laatfte. Zyn Ed« fchynt M A R s i G L i niet "wrcl vei • flaan te hebben, die zo fchryft, als ik het heb* DE Z E E - H E E S T E R S. 333 Wel als de Agtfle van zyne Lichophyta , die VI, uic de Wesdndiën was ^ nam hy waar, dat ^xxï^ zy altemaal geen Wortel hebben , zynde aan Hoofd * vaste Lighaamen gehecht door de Lym van^*^^^* de Schors, en alzo de laatfte zig dikwils in 'c^^^^'^'^ ronde uitftrekt^ hadt hy 'er gezien van drie en vier V'oeten middellyne Die moeten dan wel grootc Zee - Heefters , die te regt den naam van Zee- Bezem mogten voeren , ge- weest zyn. By den Heer Juliaans bevindt 7er zig, zo de Heer Boddaert aantekent, een van meer dan twee Voeten breed en an- derhalf Voet hoog (*). Ik heb van deeze Soort , die tot de Titano* keratophyta van Boerhaave betrokken is, geen andere dan kleine Zee -Heefters, en on- der dezelven eenigen die van Ceylon afkom- ftig zyn , hoedanig een in Fig. 2 , op Plaat CXXXII, is afgebeeld. In deeze Heeftere* jes neem ik, dat aanmerkelyk is, ook waar, dat zy niet zodanigen Wortel hebben als de '^oor befchreevene Hoorngewasfen. Zy komen dikwils los voor , met het onder - end van hun Stammetje in de Opening van Zee -Fokjes, Wormbuizen of iets anders , ingelaten ; daar zy dan evenwel , zonder breeken , fomtyds niet uit te haaien zyn » dewyl het onder -end zig wat verbreedt. Op dat Schaalagtig Lig- haamp" Lyst der Plantd^ bl* 599« h DEEL, XVIL STCK» 334 E S C H R Y V I N G VAN A.BhJ^\' 7^'^^^" tegenwoordige voor Voec LXXII. verftrekt , is een aanmei-kelyke veelheid van SuK™" r'^'^^? zelfitandigheid uicgefpreid, die 5TUK. waarfchyulyk ook tot aanhechting dient ee- lyk de Graaf in de zynen opgemerkt heeft. De Schors , die dit Boompje byna geheel bekleedt, is taamelyk geel, en beftaat uit een menigte van Blaasjes, ,waar door dezelve de Haairagtig fyne Takjes een aanmerkelyke dik- te byzet. Men kan 'er de vergroote Afbeel- dingen uit zyn Werk inede vergelyken. Op ryën vind ik de Blaasjes of Tepelagtige Wratjes in deeze niet geplaatst (*) : doch ik heb nog grooter, van een Voet hoog, waar in zy regelmaatiger zyn. Et,^^-'"^^^"» '^^akt geen gewag van dien Gcdoorn. Zee - Heeüer , welken de Heer Pat las 'pi... ^"""'^f ^''Sonia muri. cxxxri. dat IS Gedoomde. Hier toe wordt door s. zyn Ed. dat Zee -Gewas betrokken, waar van TouRNEFORT de Afbeelding aan 'c licht gegeven heeft, onder den naam van Zeer groot Amerikaanfch bruin Lithóphyton , met opwaards gejirekte Knobbeltjes bezet (f). Men vindt (*) Die op Keijen flonden heeft t!e Keet Bodoasrt bladz. 2+7. Een grappige doch gtove DiukfefI, welke mea zig verwonderen moet , dat zyn Ed. in 't nazien niet is ia •t Oog geloopen ; dewyl zy van den Neerduitfchen Lezer voorsliaiids , n/ct rc verbeteren is. * (t) Lithophycon Aiueticanma maximum puIUtm, Tuber. culis DE ZÉ E- Heesters 335 vindt 'er ook Afbeeldingen van by Cates- VI. BY, in 't Werk van Knorr en elders, tl^^^^xx^^X* is een Heefter die dikwils verfcheide Voeten Hoofo.* hoog groeit ^ zynde van een kort Stammetje stuk. breed uitgefpreid en zeer Takkig,niet de Tak- ken aan de Mikken platagtig. Het Hout is als Lederagtig Hobrn : de Schors dik en zeer broofch 3 wordende door 't droogcn wit, en door zyne opwaards geftrekte Tepels naar het Koorn • Aair - Koraal gelykende. Afgewreeven zynde, vertoont de Schors groote Poren, die / eenigermaate in 't verband geplaatst zyn , van binnen een weinig paarfchagtig. Derhalve meent zyn Ed. , dat het andere Westindifche Zee-Gewas, 't welk Toürn efort afge* beeld heeft , onder den naam van Zeer groot Amerikaanfch Lithophyton , dat Afchgraauw is met een geJHppelden Bast , tot dezelfde Soort behoore. Hy hadt 'er Boompjes van gezien, drie Voeten hoog. Van de Gedoomde of Doornagtig getepelde Por»/a heb ik een Boompje van een half Voet hoog , dat op een zelfde ;Wortelj[luk gegroeid is ^* met een witkorftige Zee-Waaijer. Hier in zyn de Takken by de mikken platagtig ; maar de Kleur is bruin, juist gelykTouRNEFORT meldt. Een ander Zee -Gewas heb ik, welk overeenkomt met zyne andere Soort , heb- culls rurfiim fpe(5iantn)us obfitum* Jkfem, de r^cad. des iSciences de 1700, Odavot 43* I« DEBL. xvxi* Stuk. 33Ö Besghryvino van VI. hebbende de Schors van buiten uit den geeleö Ilx^ii! Afchgi-aauw , en van binnen, tegen 't Hout Hoofd.* aan , paarfch. De buitenfte Oppervlakte is egaal bezet met wyde Poren zonder eenige uitpuilingen* Dit Zee -Gewas heeft zyne Takken zeer buigzaam , byna twee Voeten lang en onder een Pink dik. Het kan niets anders zyn , dan de gedagte tweede Soort van Tournêfort; doch dat hier de Tepeltjes van de Schors zouden zyn afgewreeven, is gantfch ongelooflyk* Het heeft de Takken ook aan de mikken niet platagtig. De Schors is zeer Spongieus , en gelykt veel in zelfftan- digheid naar de Alcyoniën* In beiden heeft een byzonder Ilag van verdeeling plaats, zyn* de de Takken als dubbeld gegaffeld 3 't welk beter te zien dan met woorden uit te drukken is ; hoewel doch gezegde Heer daar toe zyn best gedaan heeft C*)* Plagdiofa. Deeze Zee - Gewasfen , die men Zwiepige zwiepige kunnen noemen , om dat de Takken zo Heefter. j^j^g buigzaam zyn, raaken de Schors zeer ligt kwy t ; des menze meest gedeeltelyk daar van beroofd vindt. To urnefort brengt de zynen , wegens de overlangfe groefjes die in het Hout zyn , waar in de Scheede van den Bast, zegt hy, volmaakt fluit, tot een bewys by, dat dit flag van Zee - Gewasfen geen doo« de (♦) Er brevi trimcalo ramofisfJrtius, inafgiTaliter et fubfë» cunde dkhotomus^ ^o^h* 190, DE Zee*Heesters. 337 de Takken zyn , met eenige Slym of Slibber ^l. begroeid , gelyk fommigen zig verbeeld had- lXxiu den. Ik heb 'er nog anderen van den zelfden HoofdI aart, met eene veel dikkere, vooze, weeke^TUK* en geheel donkergraauwe Schors , aan eenige Takken. Van de eerstgemelden zyn Tak- jes in Fig. 3 en 4, op onze Plaat CXXXII, afgebeeld. (p) Zee- Heefier, die Pluimagtig getakt isj ix. met het Hout van huiten bogtig geftreept. ^Z%a^ tbes. Zwart Onder de Hoofdkoraalen wordt ook hetKoraal* Zwarte geteld , dat men oudtyds ftelde afkom- Itig te zyn van de Maldivifche Eilanden (*}. Anderen verhaalen , dat men het dikwils in China vond (f). Het hadt in de Genees- kunde weinig agting , en werdt derhalve in de Kabinetten alleen wegens de zeldzaamheid, en uit hoofde van zynen fchoonen Glans, be- waard. Ik vind gewag gemaakt van een Stuk , dat (9) Qcrgonia pamciilnto - nmofa , Ligno extus flexuof?! firiato. Sysu Nat^ XII* Corallium nigmin* B A U H. Pin. $66. Ifis Palma. Ginann. Adr^ T. 7. 20. Accarba- lium nigrum ramofum* R u M P H. Amh^ \U p. 196. T. 77. Frutejj marinus fuscus^SEB* Kab^ III. T. 104* f. 2*PAt.l«» '^oöph^ 124. Zv/art Koraal, Lyst der Plantd^ hU 241* Reyiod. de Mat^ Med^ Lib. IL p. 742^ (I) HeRM ANN» Mat, Med^ Tom» i» I2p, %^ y %. PEEL, XVII. STü5, 338 B E s c n R Y V I N G van V!, dat van binnen zwart was , cn van buiten Hoofd' Men heeft lang getwyfeld , wat doch het sTuï. Zwarte Koraal mogt zyn 3 en de zeldzaam- heid maakte 'er wonderen van, tot dat men einde lyk voor vast ontdekte, dat, het gene voor Zwart Koraal uitgevent wordt , niets anders is dan afgefneeden wel gepolyste Tak« ken van een Zee- Heefter, welke Rümphius den naam geeft van Zwart getakt Accarhaar. Hy verhaalt zelfs, dat onder de Amboineefche Natiën de Eilanders van Eonoa en Manipa be- roemd zyn, wegens hunne bekwaamheid, om dit Kalbahaar te fnoeijen en te polysten. Met veel moeite , naamelyk , weeten zy in deeze Zee-Heefters regte Takken te vinden, die zy dan daar uit fnyden, befnoeijen en glad maa* keU;, met eenen glans als van zwart Ebben- hout. In de laacfte Jaaren, zegt hy, hebben de Indiaanen uitgevonden, daarvan aartige Scep- ters te maaken , om in de Handen te draagen , beftaande dezelven fomtyds uit eenen , fom- tyds uit twee of drie Steelen , die konftig door elkander gevlogten zyn. Ten dien einde fniee- Ten zy dit Kalbahaar met Oiie^ en maaken (^) Dantur quidem plurcs fpecles Corallomm , nigrum egreg e quandoque refpleildens , quale frustiim ele^jans intQt CLiriofiora mea asfervo , rubrum cxtiis intus vcro nigrum* Uid. p 132. 1> È ^ E E*H È E S T È R 3351 Icenig ovër 't Vuur , waar door hec zig la^t buigen, en zulk eene gedaante gee ven als men LXXlf* verkiest. Ik heb zodanig een Scepter of Tak Hoofd- van zwart Koraal^ die lang is omtrent twee ^"J'"^* eii een halven Voet , van onderen byna eetl ^^^^^ Vinger dik* Vry wat boven 't midden ver- deelt hy zig in twee Takken ^ die digt om el- kander geflingerd zyn , loopende dun uit, Deeze Koraaltak heeft op eene Verkooping alhier^ in 't jaar 17693 gekost omtrent zesëó- dertig Guldens. De Boompjes , die het Zwarte Koraal uit- leveren ^ zegt deeze Autheur , zyn fomtyds vyf , doch meest twee of drie Voeted hoog en zeer breed , gemeenlyk met de Takken over ééne zyde of van elkander af geftrekt* Onder Water zyn zy bekleed met eene donker graauwe en fomtyds paarfche broofche Schors, die zig ligt laat afwryven of mee een Mes affchraapen . en dan wordt het geheele Boompje pekzwarc. De Wortel van hetzelve is een korte Stomp 5 die als verdwynt in de witte Koraal» klippen > waar op zy groeijen , zittende daar in zo vast , dat hy 'eï: met geen geweld uit te haaien is , moetende met Yzers worden los gebroken ; doch de Amboineezen kappen veel* al het Boompje, kort boven den Wortel , flegts met een Hakmes af. Dêszelfs Stam is maar een Handbreed hoog , zelden twee Vingören dik 5 eü verdeelt zig in Takken , die vaii bui- ten niet regt , gelyk andere Koraalen , maar h vjè^u xvn» stmü 340 ËESCIIRYVING VAN VI. Afdeel. LXXIl. Hoofd- stuk. 'Z-cjart Koraal, bogtig gellreept zyn. De dikke Takken laatea zig niet , dan door middel van gedagte Hand- greep, buigen : zy zyn van binnen raasfief en zwart, gelyk een Houtige zelfftandigheid met Steen bekleed , gèevende, wanneer menze te* gen elkander wryft , eene Hoornagtige Reuk. De Takken loopen aan \ End fyn als Draa- den , en zyn daar roodagtig. In 't verfchc Gewas komen aan dezelven Besfen voor , ter grootte van Peperkorrels , die van buiten donkergeel ^ van binnen hol zyn ; doch men houdt dezelven , zegt die Autheur , verkeer- delyk voor de Vrugten of 't Zaad van dit Gewas. Door Ouderdom vallen de meeste boventakken af, cn de Stronk v/ordt niet ee- ne Kalkagtige Korst bekleed , waar binnen rhen het Zwarte Koraal vindt. Op 't Strand van den Amboineefchen Inham hadden zyne Jongens een dergelyken Wortel gevonden, die een onbezuisde Klomp uitmaakte, waar Tak- ken afgekapt waren van een Arm dik; doch de Houtige zelfftandigheid , daar in , \\\^s weinig dikker dan eens Menfchen Vinger. ^5 Dat dit Oostindifche Accarbaar (ver« 5, volgt hy) een opregt zwart Koraal zy , be- 5, wyst genoegzaam zyne zelfftandigheid, zyu „ natuur en eigenfchap : want alle Autheuren'^ 5, van het Zwarte Koraal fchryvende , zeg- 3, gen, dat hetzelve onder alle Koraalen hec „ Houtagtigfte zy ; hoewel in Europa anders 3, niet voor Zwart Koraal bekead is, dan de zwar-» BE ZEK-HKESTERs. 341 j5 zwarte Savalia uit de Spaanfche en Mauri- V taanfche Zee komende , die van het üosc- 1 x^Xil' indifche merkelyk verfchilc : v/ant dezelve Hoofd-* ,5 is niecs anders dan van buiten een Steenen^'^^^^^* „ Korst, welke van binnen een zwart Houtaj^* ^^^'^''r^ tig Hart heeft. De Ouden hebben 't ook 5, mee een algemeenen naam Antipathes gehe- ten, als een Middel zynde tegen Tovery - 5, of betovering, waar voor dit Accarbaar by „ alle Indiaanfche Natiën gehouden v/ordc. „ Men vindt het , in redelyke veelheid , rond- as om alle Amboinfche'en Molukkifche Eilan- 3, den 5 op vyf of zes Vademen diepte, niet 5j met troppen by elkander, maar hier en daar „ een Struik. De grootfte Boomen komen op 3, tien en meer Vademen diepte voor. De In- 55 diaanen zoeken de dikfte Takken uit , om 5, daar Armringen van te maaken , welke by 3, hun in veel agting zyn. Deeze Ringen, 3, enkel met de Enden tegen elkander aange- 5, voegd, zyn zo Veerkragtig en caay, dat zy „ die van de Armen kunnen af. en aan doen , 35 zonder breeken. Luiden van Vermogen 5, laaten ze met Goud bellaan , cn de dikke ,5 Stukken worden aan voornaame Perfoonen ,5 gebragt , die daar van Kris- en Meshechten laacen maaken , welke zy koftelyker houden dan Hechten of Handvatzeis van Goud, „ Zy agten , naamelyk, door het draagen van dit Koraal zig tegen Tovery beveiligd''. Voorts heeft het nog veele andere gebruiken V 3 ' In l, XVII* Stuk» 34$ Beschryvimg vah ia de Geneeskunde, onder de Indiaanen, wan-- ^XX^U ^^^^ inwendig ingenomen wordt , v/elke Hoofd.* Rumphius toefphryft aan de Bitumineuze STUK. vettigheid der Zee , waar uit deeze Zee - Hee- ^ivart fier, zo wel als de zwarte Amber, zynen oir- ^^raal. fpj-Qj^g zou hebben. De Amboineezen noemen hem Lohomettej de Chineezen TitsjiUy dat is Yzer - Hout. ge s^hars» 51 Sommigen van deeze Boompjes (zegt die 2;elfde Autheur) , zyn onder Water bedekt 5, met eene paarfche of ligt purpere Schors, 3, die zwartagcig of donker wordt, als m^n ze „ met de Kanden aanraakt of begint te draai* 5) jen; maar boven Water komende, en droog wordende , wordt ze ligt graauw en bryze- lig/' De lieer Pallas heefc dit zo ee- nigermaate wel overgenomen (*) ; doch de Heer Boddaert drukt zig , in zyne Ver- taaling, zonderling uit , ^zeggende, dat^in^ 3^ dien men in Zee [zulk] een loevende Hoorn- 3j plant aanraakt, of knypt, men eene zwar- 3, te verwande Handen krygc'\ Ik heb in de cerfte opflag nie»^^ kunnen begrypen, wat die zwarte verwande Handen waren ^ maar nader- hand bedagt ik 3 dat het een Drukfeil moge |5yn , gelyk *er veele in ^yu Werk voorko- men, (*) Cortice in Mari obdu6tos esfè Frutices obfcure cinerea five purpurascente , imo fajpe purpurea ; €1 vero viva in Mari Gorgonia tangatur torqueaturve ^ nigrescere tuxru ^Q'ópfi^ DE Zee- Heesters, 343 men, en dat zyn Ecl. zou willen zeggen; dat V^i. men, door 'c drukken of knypen van dit Zee- Gewas, een zwarte Verw aan de Handen krygt. Hoofd-* Natuurlyk is deeze opheldering; doch dit stuk* ftaat nergens. Pallas heeft het zo min ge- 2:wart zegd als R u m p h i u s ; hy fpreekt ook niet ^^^^ ' yan knypen^ maar van draaijen^ en verhaak, dat de Schors daar door zwartagtig wordt Qnigresc^re eum fc. Corticeni) , niet de Han» den. In 't Werk van Rumphius is, aangaande dit Zee -Gewas 5 geen minder grappige pasfa^ gie , wanneer men daar in 't Nederduicfch leest : Men vindt ook Boompjes , daar de AviculcBy Mosfen genaamd , aan de Takken 3, met tien en twaalf zitten , altyd met de „ Steert om hoog, doch aan de uitgetrokken „ ne Vallen ze af." Die dit ter loops leest, vindt daar niets oneigens in. De Vogeltjes, die m^n Mosfen noemt , zitten dikwils ia Boompjes : met de Staart om hoog en by tien of twaalf te gelyk , is ook gebeurlyk : maar die bedenkt , dat hier van Zee - Gewasfen , eenige Vademen onder Water , gefproken wordt, zou zig bykans de Winterverblyfplaat- fen der Zwajuwen vaa Klein erinneren : terwyl iemand die het Latyn leest, en der zaaken kundig is, wel haast begrypt dat hier van een Soort van Doubletten, \ Gevlerkce Vogeltje genaam.d , wordt gefproken : het Y 4 wei» T. deïl. XVIi« Stuk» S44 Beschryvino van VI. Afdeel, I,XXiL Hoofd- stuk, welke ook , door den Heer Boddaert ^ zeer wel is aangeduid De Savalia van de Middellandfehe Zee, (waar van iiier voor gefproken is,) welke met het Zwarte Koraal gemeenlyk ver^ ward wordt , en van veele iAutheuren voor het waare is bel'chreevcn , is gemeenlyk de Stam van grooie klee- Waaijers, die men, na het afwrvven der Takken , gepolyst ,5 heeft , zegt de Heer P a l l a s'\ Hoe dat dit overetn te brengen zy met het verhaal van R ü M p H I ü s , die zegt ^ dat de Savalia een Steenen Korst is , welke een Houtagcig Hart heefc ; begryp ik niet. Dat Stuk, van vyf Duimen lang, 't welk de Heer Bod- daert gekreegen hadc , en zig verbeeldde tot het Handvatzel van een Indiaanfche Kris gediend te hebben , kon dan immers ook dei 5 valia niet zyn^ uit de Middellandfehe Zee^ welke van Ginanni befchreeven wordt (f}. Van deeze Zee - Heefters , die het Zwarte Koraal, als gemeld is, uitleveren, heb ik 'er, volmaakt met de befchryving van Rüm- 1^ H I u s overeenkomende , van één of ander-^ halven Voet hoog en zeer breed. Jk heb 'er twee op éénen Steen zittende, en anderen, met den WorteJ nog daar aan gehecht, die (^) Lyst der Plantdieren , bladz* (l^ Ibidem^ bladz, 5s8^ D E Z E E . H E E S T E R S. 34S een dikke Knobbel is, van een geheel andere VI. Kleur dan het Zee -Gewas , naamelyk gi'^auw- ^^J^^^ agtig wit. Hoofd- stuk. Cio) Zee -Heefter, die Pluimagtig en gegaf- feld isj met de Schors famengedrukt ^ Kalk^ ancfpT^ agtig 5 aan den Rand poreus. zee- wilg* De Heer E l l i s noemt dat Zee - Gewasje >^cxxxil aan de Engel fche Kust groeijende, 't welk uit ^'^^ ^* :^ya Werk hier aangehaald wordt, do Zee-Wilg. Hy noemt het zekerlyk dus, om dat de Schors zig aan de Takken zodanig verbreedt ^ dat dezelven zig byna als Wilge- Bladeren vertoo- nen. Ter wederzyde . (zegt zyn Ed.) van 55 de platte Takken , zyn regelmaatjge ryën 5, van kleine verhevene Celletjes in het Kalk- „ agtige gedeelte , met kleine Gaatjes , die voor ieder tot een Ingang ftrekken*'. Hec Takje, door hem afgebeeld, is te klein, om eenig blyk te geeven van die Celletjes; en in de nagemaakte figuur van 't zelve , door 4en (10} Corgonia panlculata fubdichotoma , Cortice compresfb Calcareo margine porofb» Syst. Nat, XïT. EpIcoralUim Vir- gtilis alads. PETIV» Pterigr. T. i8« f* I2« Corallina fruti- cofa ramulis et Caulihus compresfis. S L O A N. Jam* !♦ 22, f* 4* Lithophytüu compresfum obfcure lutescens , mar- ginibus purpureis. C^TESB. Car* IL T. 34» Keratophytoft dichotomuin &c* Ellis Car* 68. T* 27* f* Gorgonh anceps. PALL* Zo'éph, lió* Zee - Wilg* Lyst dtr Plantd, bit 229* L Dkel. XVII. Stuk, 34<5 Béschryving van VL den Heer Boddaert , vertoont zig zelfs L^Xn ^^^'^ platheid der Schors, die een Hoofd- weezentlyk Kenmerk is van deezc Soort. bïuK* De Heer W, van der Meülen, een z^-mig. fchoonen grooten Tak van deezen Zee - Hee- fter bezittende , heeft de goedheid gehad van my een Takje daar van mede te deelen , het welk in Fig. 5 , op Plaat CXXXll, in de Natuurlyke grootte is voorgefteld. Hier syn de Steelen platagtig rond 5 en van eene buigzaame zwartagtig Hoornige zelfflandig^ heid. De Kalkagtige Schors, die om dezelven gegroeid is, maakt zeer platte Bladen uit, wel zesmaal zo breed zynde als de Steeltjes , daar binnen, die van vcoren platagtig bedekt zyn, doch van agteren nog een Rug hebben , wel- ke fcherp uitpuilt. Deeze Bladen zyn , ter wederzyde van den Steel , als regelmaatig ia Celletjes verdeeld , welke hunne Openingen zullen hebben op de kant 5 daar het Blad zig als dubbeld vertoont en tusfchen die verdub- beling poreus fchynt. De Kleur is van voo- ren ongemeen fchoon Purper of Violet, van agteren meest wit, in deeze Bladen; het wel- ks den geheelen Twyg een zeer fchoon aan- zien geeft. De Bladen zyn hier en daar ge- broken , 't welk door de uitdrooging zal ver- oirzaakt zyn. Zy hebben dit Takje niet laa- ger bekleed 5 dan daar zy tegenwoordig aanvang neemen ; 't welk eensdeels blykt uit de fa- mentrekking op die plaatfen ; andersdeels daar DE Zee- Heesters. 347 daar uic, dat het Takje laager met een Soort VI. van Korallyn begroeid is. De geheeJe ^^Yë^^j^xX!! welken gedagte Heer bezit , komt in manier Hoofd-* van groeijing byna met een Wilgebooms- stuk* Tak overeen, jüc Afkomst zal, waarfchyn- iyk 5 uit Westindie zyn. {li) Zee -Heefier, die plat tdtgehreid i^^g^^^^i^ met enkelde plat gedrukte Takken , aUpinnkta, Vinnen geplaatst , hebbende een roode^f^^^^ Schors met langwerpige Foren. De Nederduitfche naam, van Kaapfche Hee* Jler, dien de Heer Pal las aan dit Zee -Ge- was toe • eigent , aan den eenen kant te alge- meen zynde , dewyl 'er zekerlyk meer Zee- Heellers aan de Kaap vallen dan deeze: aan den anderen kant te bepaald , dewyl men ze , volgens LiNNiEüs, ook aan de Kust van Noorwegen aantreft ; zo heb ik liever den naam van Zee ■ Denneboom willen gebruiken, die eenigermaate ftrookc met de benaamlng der voorgaande Soort. De Takjes, naame- ]yk, (ii) GorgorJa cotnpresfiu^cula pinnara , Ramis compresfis fimplicisfïmis , Cortice rubro Poris oblongis* Faun, Suec^ ^a24« Lithoxylon pinnato - ramofum eieótum corapresfum flexile, Ramulis Setaceis, Hort, Cliff, 489* Lithoxylon ïncru- üatum , Ramis compresfis fècofis pinnatis. Breyn Prodr^ ÏIU p* S4» T. 30, Seb* Kah, III* 114. f.3* D Au- JBï- NT. Ic, 48* PALL, Zoöj^k. ïo6,Ly$t dzr Flantd. bUzi?» !• DSLfX, XVIL STUK* 348 13 K S C il R Y V I N G VAN VI. lyk^ liaan ^ Vinswyze aan de zyden van de LXXII* Steelen;, het welke overeenkomt met de plaat - Hoofd- zing van die van 't Dennebooms- Korallyn dat STUK* nien , om die reden , zelfs Abies marina plagc 2'ct.Den. noemen : want op dergelyke wyze zyn de zeovm. jgj^^jjgg Naalden van den Denneboom gefchikt. Men vindt hier Boomen van, zo de Heer Pallas getuigt, van byna vier Voeten, doch gemeenlyk van anderhalven Voet hoog. De Wortel geeft dikwils verfcheide Stammen uit, die plat en taamelyk breed zyn, in een Vlakte ftaande , en v/ederzyds bezet met fmalle Borflelagtige Takjes, aan ellcander by* kans even'vvydig* Het Hout is Hoornagtig en broofch , bekleed met eene dikke, v/ryf- baare hoog roode Korst , die in de grootfte Stukken gemeenlyk afgefleeten en met Gaatjes 2:ig vertoont , in kleinere als met Wratten bezet voorkomt , inzonderheid aan de kleine Takjes , wier Enden zy aanmerkelyk ver-? breedt. Van dit Zee - Gewas nog weinig goede Afbeeldingen zynde , zou ik gaarn rayn Exem- plaar hier in Plaat gebragt hebben ^ maar de gróótte, als anderhalf Voet hoog ea een Voet breed zynde, was in de weg, eii gedeeltelyk of verkleind zou het weinig vertooning heb- ben gemaakt. (iQ.) Zee* DE Zee-Heesters. 34^ (12) Zee- Heefter 3 die Spilrond is en gevind^ VT. met verfpreide Takjes ^ de Schors paarfch- ^^y^j^j agtig. Hoofd- STUK» Schoon fömmigc Autheuren den naam van xir. Zee- Eik aan dit Zee -Gewas hebben gegeven jcy/^^/^^'"* gebruik ik doch liever dien van Zee - Pynboom , py^i^^^j^^ welke ook niet zonder voorbeeld is. De Tak» ken , naamelyk , gelyken naar die van den Pynboom ongemeen , eji verfchillen zeer van die der Eikeboomen. Zy maaken als Roeden uit van zeer fmalle rondagtige Blaadjes , die ten deele wit , ten deele paarfchagtig zyn. Deeze Blaadjes hebben wederzyds een Sleuf- je 5 en zyn daar nevens bezet met eene ry van kleine Gaatjes. De Steel is rondagtig en ftyf, met eene Kalkagtige Schors bekleed, die ruuw is en witagtig van Kleur in myn Exem» plaar, dat twee Voeten lang is en naar de Palm- takken der Ouden veel gelykt» De benaa- ming van groote Zee - Pluim , die 'er de Engel^ fchen aan geeven , kan ook beftaan , dewyl het, volgens Sloane, aan 't Eiland Jamaika wel (iz) Gorgcma teres pinnata , Ramulls fparns , Cortice piirpurasceiite* Syji. Nat^ XÏI. QiiercuS marina. O L E A K, AIus., T* ZS* t I4 B E SL. Alus^ 24» Corallina fruticofa clatlor &c« Sloane Jam* L p. 57. T. 22* f. i, 2» 3* Lithrphyton incnistatuiiu Ramis coinpresfis fêtofis, BreYN Ic. lll, 30* Lithophyton pinnamm purpureum afpemm. CATESB, Car^ II. T. 35- Gorgonia accrofa* PALL* ^c'óph. 105» Lyst der Plantd, hU 215» I DBEL. XVII. STUK. 55o Bèschryving vaiS Vi. wel drie Voeten hoog groeit. BauhinüS LXXIl. v^^haalt , dat zyn ruuwe Antipathes of gebla- Hoofd-* derd Koraal , in de Sardinifche Zee, wel dö «XüA. hoogte van een Menfch bereikt, wordende van de Italiaanen Sambeggia geheten. De reden der benaaming van Gorgonia acerofa , welke dö* Heer Pa LL AS gebruikt heeft, is my onbe- kend. xin. C I S) Zee - Heefter , die eenigermaate gegaffeld ^etfcl!^ ^^^^ TaMfg is 5 met een geele Schors^ zans, hebbende twee Sleuven en roode GaatjeSé Zee Eiuts- Tak. De benaaming van dit Zee -Gewas is van de roode Vlakjes , die zig in de Blutskoortfen gemeenlyk vertoonen , afgeleid, Petechics ge^ naamd. 'Hierom noem ik het ook Zee -Bluts- Tak. Van dit flag vondt de HeerPALLAs, in 't Kabinet van den wyd - beroemden Hoog- ieeraar G a u b i u s , te Leiden , Exemplaaren ^ die uit het Kabinet van den grooten Boer- HAAVE afkomftig waren. Zyn Ed. meldt, dat, in gedroogde Zee-Heefters van deezen aart , de roodheid in \ midden der Tepeltjes ^ by de Gaatjes, niet zigtbaar is. Zo moet hy dan ook anderen gezien hebben , waar van hy evenwel geen gewag maakt. Men vindt ""er in dat (13) Gorgonia fiibdlchotoma ramofisiiinci , Cortice flavö bifulcato Poris lubris. Syft, Nat^ XII. Gorgonia Petechizans^ PALL. 2Q'6i>h. 125* L-jit der FlantL 244» 'DE Zee-Heesters* sji dat van Marsioli^ *t welk door zyn Ed. VL aangehaald wordt 5 niet van gemeld, in dat^^^^^^J-* *t welk zig in de Verzameling van den Heer Hoofd-* Chr/ P/ Meijer, hier te Amfterdam, be-STUK. vindt , door zyn Ed. dus getyteld 3 vind ik geen Schors , veel min roode Vlakken. Ik heb een Zee - Heellertje , dat wel tot deeze Soort behooren mögt , gedeeltelyk met Schors : doch hier in vertoont zig niets dan eene bleek graauwe Kleur ; maar het Hout is ten deele Barfteenagtig doorfchynende , voor 'c overige zwart en in 'i geheel buigzaam. De plaats der afkomst van dit Zee -Gewas is onzeker. (14) Zee -Heefier 3 die^ den Stam rondagtig xiv. heeft y de Takken evenwydig en zonder%^S^I^'f^^ Zytakken^ Kamswyze geplaatst , jr^^^' de een roode Schors , met uitpuilende Po* ren , hier en daar verjpreid. Het bygeftelde Kruisje wyst aan, dat on2e Ridder dit Zee - Gewas niet had gezien. Waar- om zyn Ed. dit dan aanhaalt, met voorbygang van zo veel andere Soorten , die door den Heer Pal las opgegeven zyn^ is my duiften 't Zou kunnen zyn , om dat van dit Kam^ Koraal , gelyk ik het zal noemen , eene Af- beei- ( 14} Gorgonia teres , Rami's fecundis parallelis fimplicisfl- mis , Coctice rubro , Poris gibbis fparfis "J*. Syst^ Kat^ Xir» Se 15, Kab^ III. T. iqC^ f, x , #i. ï! M^UZoéph* UQ. Lyst lier PUntd^ bl. 223. I» Deel^ XVIL STülC, 35^ Beschryving yam VI. bedding in 'c Werk van Se ba voorkomt j of "iX^lV gezegde Heer hetzelve naar een zeer Hoofd-* ^^'^^Y volmaakt Exemplaar, 't welk zig in STUK, Kabinet van onzen Heer Erfftadhouder bevondt, heefc befchreeven. 3, Het geeft (zegt zyn Ed.), uit een zelfden „ Grondfteun verfcheide Spilronde , hellen- 5, de , Steelen uic , die aan den eenen kant, 5, opwaards naamelyk , gekamd zyn , met 55 enkele lange ^ zeer regce ^ evenwydige, 5, overal even breede Takken , aan 't end 5, fpits gepunt* Het Houc is ftyf, broofch, 5, witagtig 3 eil uitwaards bruinagtig in de 5, Stammen. De Schors is Kalkagtig, wryf- 3, baar , rood , van buiten door uitpuilende Poren byna overal gaapende. Het komt 35 uit Indie''. XV, ( 1 5) Zee - Heefter , die Netswyze gevlogten is , CorgorJa^ hebbende de Takken aan de zy den uitwen* phuezee* dig faiuengedrukt en de Schors rood. De Zee - Waaijers zyn algemeen bekend , doch onder dezelven komen aanmerkelyke verfchillendbeden voor ^ gelyk uit de befchry- ving van Rumphiüs blykt, Deeze Autheur geeft (is) Gorgonla reticulafa^ Ratiïis lateribus externe compres* fis, Cortice mbro* Syst^ Nau XlU Lidioxylon retiformcj Ramulis oppofice compresfis» Hort^ Cliff^ 840. Flabella Ma- xim* RUMPH» u4mb^ VI. p. 205. 79» f» I. Gorgonicf Ventiial rum» P all* ZuCfh^ ;oi* Lystder PlantdiQren bl» a^üf». BE Zèè-Heéstêrs, geeft ohs de Afbeeldirg vari een Groöte Zee- Vï. Waaijer , die men in 'c Hollandfch Zee- Basta noemt , om dat hy van GeWeefzel naar een '"^[oofd- foorc van grof Linnen Van dien naam, 'c welk ^ blaauw sreverwd zynde in Oo tindie gedrai^èn ^"^'^^^^ ^^^^ wordt 5 veel gelykta Deeze , echter, wordt van den Heer P ^llas niet bedoeld mét zyfie Gorgonia Ventilabrum , veel ininder v in deti Heer L i n N u s. De eerstgemelde haait Wel de Maat aan^ opl welke die Zee Basta is afge beeld 5 en gebruikt den naam van (iröotë Zee Waaijer , doch de Maldcfche én Chi- neefche benaamingen , welken zyn E by- brengt i en de bladzyde toonen» dat niet dezel- ve 3 maar de zogenaamde Zee Boompjes . dié plat en Waaijeragtig zyn , van hem bedoeld worden c' Hier onder zyn 'er vaö gerioe Deeze Soort van Zee - Gewasfen is zeer gemeen en van ouds bekend onder den naam van Zee - Waaijer of Meereminne - Waaijer. Den eer- (16) Gorgöma reticulata, Ramis interne compresfïs, CortU ^ ce flavo* Syst^ Nau X!I« Lithoxylon Rctiforrae , Ramis parnllele compresfis» Hort^ CUff, 480* Frutex Marinus elegan* ïisfimus» C|-US* Exot^ 120. BAUH» Hist^ lll» p* WO KM» Mus* 234. Besl. Mus. 24* OlrAK» Mus^ y 69.» T. 35* 2, Calceol» Mus, Ceratophytuin Fl^hellum Veneris Linnasi* Ell. CoralU aS* K« F AL L« Zo'óph* 104» Lyu ier Plantd, bl. 3,1 z 2 J. PEEI., XVII. STWI5. 3S8 Be^chrvvïnp va^ VL eerflen naam voeren zy te regt , om dat de gq- t.MlI* daante veel naar die van een Waaijer. welkq J300FD-* de Dames gebruiken , zweemt; de andere is STUK. ggum-lyk daar van afgeleid ^ als waren de ^^^^^ Meereminnen Dames van de Zee, Hier me- ' ■ ""^'^^^^ de komc de Latynfche bynaam , Fldbellwn^ overeen. De Engel fchen noemen ook die Zee Gewas Sea^Fan^ de Franfchen Eventail de Mer. öe Heer Ellis zegt, dat Lin- NiEüs hetzelve Flabellum Veneris tytelt; het welke in zeker opzigt niet oneigen zoude zyn % doch ik vindt niet aangetekend , waar onze Ridder zulks gedaan heeft. In de befchryving yan den ClifFortfchen Tuin , noemt zyn Ed. het Netvormig Steenhoiit , dat de Takken even- wydig famengedrukt heeft. Verfcheide der Soorngewasfen van den grooteri Boerhaave hooren hier t'huis , zo de Heer Pallas aanmerkt. Dat Zee - Gewas ^ 'C welk C lu- stijs een ongemten fraaije Zee Heefter noemt ^ zynde in den jaare j(5o3 eerst door de liolland- fche Schepen uit Oostindie aangebragt, wordt ook hier toe betrokken ; zo wel als de Boorn,'- agtige zwarte Lithophyton van Tourubia, dus, zo die Autheur aanmerkt, door Va lis- in ie Ri genaamd; en gehouden wordeiide voor htt Zwarte KoraaL Grsauw lautfte erkent de Heer Pallas, ten fa^ï^van ^^P^'^^t ^^n de Stammen der grootfte Zee- Waaijers , niettegenftaande de platheid der gakken 5 en de graauwe Kkur ^ daar tegea fchync; BB Zee-Heesters. 359 fchynt te ftryden: zo dat 'er de voorgemelde VI. Zee- Heefter, Gorgonia Jlntipaihes genaamd /Lxxir veel bekwaamer toe is; zynde de zelfftandig- hoofd-' heid van deeze Zee- Waai jers daar toe ook stuk. wat ligt (*). Ru MP Hl us meldt wel, dat de Indiaanen de dikke Takken van het fyne Net- werk en van de Schors zuiveren , en dan aan ftukken fnyden van eenige Duimen lang, om die tot Medicyn te gebruiken, doch hy noemc het uicdrukkelyk Craauw Kalhahaar^ waar me- de de Ternataanen en Tidoreezen zoduur zyn , dat men voor het dubbele gewigt van Zilver ïiaauwlyks van hunlieden bekomen kan. Voor 't beste houdenze het donker graauvve , dat niet regt is 5 maar krom gedraaid en uitge- groefd : voor eene tweede Soort dat van de graauwe Waaijers komt r voor eene derde de dikfte Takken van de Zee • Heide , hier voor befchreeven : voor de vierde en Hegtfte het graauwe Biesagtige , 't welk in 't wryveii fchilfert en gemeenlyk een verrot hart heeft. Men ziet hier uit, dat de Takken en Stam- men van deeze Zee - Waaijers verfchillende zyn van 't zogenaamde Zwarte KoraaL Zy vallen, anders 3 daar groot genoeg toe, inzon- (*) De Ilgtlieid en de brandbaarheid oordeelt Maksi- Cl-I gcHoegzaame Ke;nmerkeii te zyn , oui Stammen er* Takken van Lithophyta^ die gepolyst zyn, van het oprechte Zwarte Koraal te onderfcheiden ; doch waar vindt men zullrv Steenagtig Zwart Koraal ? Zie liUu Phys^ la Mer^ on^ z 4 I. Deel, SVII. Stuk, $60 l^ESCHRYVÏHC; VAN VL derheid in Oostindie , alwaar zy vier of vyf "l^XX^Jl' Voeten hoog voorkomen en ruim zo breed; JEooFD- v/ordende van daar ook in aanzienlyke grooDte STUK. ons cqegebragc. Dceze hebben een geele ^ T^'er P^^'^^^^^' graauv/agcige 3 en in fommig® ^"^'^^^^ verouderde Stukken e^ne byna witte Schors of Korst» Die uit de Westindiën komen zyn kleiner en zo fraay niet van geftalte , doch hebben de Schors hoog geel en fomtyds rood- agtig of donker Roozekleur. Hier en daar geeven dazelven ook, tot de Oppervlakte Takjes of Blaadjes van dergelyk Netwerk uit 3, als waar uit zy beftaan. Sommigen willen , dat aan de Kust van Engeland y van Noorwegen en in de Middellandfche Zee, dergelyke Zeo- Waaijers voprkomen zouden. L i n n u s fielt de woonplaats in de geheele Oceaan. Van de Oosnndif^he Zee- Waaijers fpreekt " * R ü M p H I u s qersp , in zyn Vierde Hoofdftuk , blada:. ao5? algemeen, wanneei^ hy dei zeiven in vlakke of enkele en veelvoudige * Klad», pnderfcheidt , zo wy gezien hebben *. Dan befchryft hy , in zyn Veertiende Hoofdftuk, bladz. 2243 deCjraauwe Zee - Waaijers, als ee? ne der vier Soorten van hetGraauwe Kalbahaai pf Graauwe Koraal, zo even gedagt , dat by de Indiaanen in de grootfte agting is , uitmaakende^^ in t byzonder. Hier van ftelt hy eenegroo* te Soort, als gemeld is, en eene kleine, van naauwlyks een Span hoog, die tot zyne Veel- vou(^ige Waaijers behoort» „ Dge^e laatftq ^3 gro^? BE Z E E ' H E E S T E R S. groeit op Stqenen , en is van veel harder Vï. ,j zelfftandigheid dan de grooce, dip den Stam^^^Jg- als Hout heeft , met eenen voozen Wortel, hoofd-' 5, Het onderfte van den Stam is, als men 'tsTUK. ,5 Gewas uit Zee haalt, ter dikte van een „ Pink begroeid met eene bleek graauwe ^ broofche , Zandige Schors, die nergens toe dient : zynde het overige van den Stam en 3, de Takken met eene dunne witagtige Korst 5^ bekleed, welke 'er ligt afgaat, doch vaster ^5 zit aan het Netwerk der kleine Takjes. De zelfftandigheid is donker graauw , ligt en 33 Houtagtig , laatende zig gemakkelyk door- j5 kappen, en dan zig taamelyk digc vertoo- ,^ nende. De fyne Takken zyn broofch , ,5 doch de dikken taay en geeven in 't wryvea tegen elkander ook eene Hoornagtige Reuk, ^, hoewel zo llerk niet als in de andere Zee- Heefters of Koraalboomen. Met de kanten zitten deeze in groote Klippen van Kraal- 3, fteenen vast, daar men ze met Yzers „ moet uitbreeken : maar de kleine Waaijere- jes zitten met hunne Worteltjes op kleine, 5, harde en rosfe Steenen , waar mede zy 3, worden opgehaald". Op gelyke manier , naamelyk ^ als , wanneer men hier te Lande in Kroozige Slooten hengelt, dikwils het een pf andere Kruid , met den Hoek , wordt op- getrokken, zo blyven aldaar, «an de Stranden der Oostindifche Eilanden , dikwils zodanige Zeeboompjes aan den Hoek der Visfcherea Z 5 zit^ l, ^VII. STUK» %6% Beschryving va:^] VI* zitten: maar, hoe zy de gcdagte groote Zee- ^'xxil Waaijers , die meesc aan uithoeken des Lancjs HooFD.*en Kaapen, daar veel Stroom gaac^ ter diepte iJTüic. ^2in tien Vademen op groote Sceenen of y^,^'': Kh'ppcn vastgegroeid zyn , bekomen is zo begrypelyk niet. Lvenwel getujgc Rum- p H 1 u s , dat deeze gropte Soort ook fomtyds iTiCt de Bobbers , dat Visfchers Werktuigen zyn , uitgetrokken wordt. üe Zee « v v a*iijers zyn tegenwoordig , gelyk ik gezead heb , zo gemeen , dat men 'er na-mwlyks ccnige agting meer voor heeft. Evenwel komen 'er onder voor, die een Ka- binet kunn :n verfieren , als ook zodanigen , die tot aanige bedenkingen aanleiding geeven, In 't algemeen is haar Netagtig Samenweefzc| verbaazep ie. De figuur en grootte flatteert, in fommigen; in anderen de witte of graauw- agtig witte, of ongemeen fchoon Citroengeele Schors 5 die de kleine Waaijertjes verfiert» Deeze Schors is ten hoogde vcrwonderlyk, wegens de menigte van Gaatjes , zigtbaar voor het bloote Oog, die in dezelve zyn, eu buiten twyfel dienen itot de uicbotting der Diertjes , uit het fyne paarfche Dons, op 'e welke de Schors rust , en die als tot een Bedding voor dezelven dient , of liever uit de Hout- en Hoornagtige zelfftandigheid der kleine Takjes zelf, voortkomende. Men vindt ^er ook 3 die aan de Takken en den Stam, en hier en daar in 't Netv/erk , zekere kleine Knoh- ' D E Z 12 E- H ÏJ E S T E R 363 Knobbeltjes hebben , van binnen bol, welke Vl. men onverhoeds voor Zaadhuisjes zou ^^nzien^^^^^* yan deeze Zee-Gewasf.n C^). Hoofd-* De menigte en verfcheidenheid van Zee stuk. Waaijcrs , die ik thans bezit , bragt my tot ^J*^^^^"^ jjeeze AanmcTkingen Bevoorens heb ik van zee. de gedagtcn , omirent derzeiver Croeij'ng Biijz^ gewag gemaakt De Heer Ellis neemt 54 > ss^ een Waaijer tor een voorbeeld, om te becoo- gen , dat de Zee Gewasfen door Polypen ge- fabriceerd worden. De Stam van deeze Waai- jer was gebroken , en is door een breed ftuk , dat een Bogt maakt 3 byna in 't zelfde poituur gehouden. Hier ve: beeldt hy zig dat de bieren^ in de voortgang van hunne Buizen opwaards 5 wegens den gebroken Stam, ver- hinderd, dus zydelings zyn uitgefpat , en hee bovenlte gedeelte met het onderiie wede'/ famengevoegd hebben. Dit zou uit den loop der Buisjes , die hy in Afbeelding vertoont, bJykbaar zyn. By ongeluk ftrydt hier mede juist, dat de Stam van zulk een dikte reeds zo digt en vast is van zelfftandigheid, dat raen, by geen mooglykheid, een loop van Diertjes door denzelven kan begi7pen. Hier tegen zou zyn Ed. kunnen iabrengen, dat de Sap- pen evenwel loopen door Houten van dergelyke digtheid in leevende Boomen , en dat men (*) Deeze Knobbeltjes of Dopjes fchyneu met de Blaasjes der Korallynen overeenkomftig te zyn; zie bladz» 4c* !• DEEL. XVlh Stuk. 3^4 Beschryvinc van VI4 bygevolg onzigtbaare Buisjes en Diertjes , L^XlÏ! ^^^^ ^^^^ bloote Oog, kan onderftellen; gelyk Hoofd-* hy (die beiden , in de uicerrte Enden van dit STUK. 2ee - Gewas , zeer duidelyk , in Plaat vertoond heeft : doch waar komt het dan van daan , dat men zonder noodzaake , hier en daar , ook dergelyke Samengroeizelen in de Zee-Waai^ jers vindt P De Plantaartige groeijing , ondertusfchen ^ van deeze Zee- Gewasfen , overtreft die van de meeste anderen in duillerheid. Zo wy met den Heer B aster onderftellen, dat zy eerst als Boompjes opfchieten^ en naderhand met eene Korst van Polypen overtoogen worden ; dan vraag ik niet zo zeer van waar zy hun Voedzel ontvangen , dat gemgkkelyk te verklaar^n is. Zy kunnen het gedeeltyk doos? den Wortel , die Spongieus en groot is ; ge- deeltelyk van buiten krygen , gelykerwys de Planten op de Aarde (*) : maar de manier van Groeijing is zo zonderling , dat men haar gelyke, denk ik, naauwlyks in eenig Landge- was befpeuren zal. Laat ons , in de eerfte plaats , agt geeven op de Waaijeragtige plat- heid, die zodanig in de aart is van dit Gewas ^ dat zelfs de zydelingfe Scheuten ook platte Blaadjes maaken, dikwils Loodregt op de an* dere Vlakte ftaande. Hier van zal men ^ wel is waar , in eenige Planten nog een blyk vin- deq; C^) Zip B A S T E a Nau Uitf^ann^ !♦ D E £ , bladc, i ^« © E Ze e-H ê e s t e r 305 den ; maar , hoe kunnen de kleine Takjes zulk VI. een fyn en regelmaatig gevlogten Netvrerk ^-^^^^j'^ maaken? Waar vindt men in de Planten, op Hoofd-* ide Aarde, iets dergelyks ? Het ftrydt tegen s™^" 'Cen gevallige uicfchieting van Takken, gelyk^^^-^ de meesten hebben* Het fchynt een Natuur* ; lyk vormend Beginzel te onderftellen , en niettemin is het verfchil der Zee- Waaijeren, in de uiterlyke Geftalte, oneindig. Zal men inu de manier, op welke de Heer Pal las zulks verklaart *, die op enkele Onderltelling ^ zie fchynt te rusten, beter dan die van den^^^^^» -5^^* Ellis oordeelen? Zekerlyk moeten wy derhalve hier denken om een andere manier van Groeijing, die in zeker opzigt met de Planten, in zeker opzigc met de eigenfchap der Dieren ftrookr. Wy zien hier een Geweefzel dat eenigermaate naar een Samenftel van Bloedvaten gelykt, met oneindige Inmondingen der kleine Vaat- jes, Dus zullen w^r dan begrypen , dat *er een geduurige omloop van VloeyftofFen in *c Lighaam van dit Zee • Gewas plaats heeft , welke, wanneer hetzelve ergens gebroken is^ een foort van Eelt of Beenweer maakt, hoeda- nigen men dikwils aantreft in deeze Waaijers. Om kort te gaan^ wy zullen het aanmerken Dierlyker te zyn dan de andere Dierplanten. Hier voor is reeds gefproken van het Scheid- vezeir^ kondig onderzoek, dat Mars lo li op eenige J^^Jf^^^^^ Soor- % peei., XVII. Srvm^ SÖ6 B E S C li R Y V I N G VA É VI. Soorten van Lühophyta in 't werk gedeldl tXXlll ' ^^^^ beflüic algemeed Hoofd* niaakc Hy vondt in de frisfche Bast eö STUK, Zelftlandigheid een overvloed van Lymagtig wSjer. ^^P^ gelykende naar 't gene men, door kooi ^BhL^^^^ krygt, of als Lil en vaö 332* eene Gomagtige natuur : terwyl zy , door 't verbranden , als Hoorn of Veders (lonken. Zy leveren , als gemeld is , door Destillatie tBiadz*veel vlug Zout uit Ik heb dikke Stammen ^ van rnyne Zee- Waaijers , doorgezaagd, en bevonden , dat zy alsdan niet alleen een Zwavelagcige Reuk, maar ook een Zwavelag-i tig Zaagzel gaven. Zodanig eene Stam vi^as^ op de Sneede, een Duim breed, en een half Duim dik» Dus gelyken zy zo volmaakt naar Pokhout , dat het te verwonderen is i en zyn ongemeen hard om tot Poeijer te vylen ofte raspen. Iemand, die een Stukje van eeö Duim breed , een half Duim dik en een Vind ger lang , voor my heeft fyn gevyld , v^ag vier Uuren daar aan bezig. Het Vylzel heeft eene geel Okeragtige Kleur. Het zakt aan- Honds, in Wacer en Wyngeest, op den bo- dem; ja brokken van dit Zee -Gewas, zelf, zinken ook in Water; niettegenftaande het Poeijer zeer ftuift eti de helft ligter is dan poeijer van rood Koraal , ja merkelyk ligter dan bloem van Zwavélo De zwaarheid van dit graauwe Koraal moet derhalve tot die van 't DE ZeE-ÜÈESTERS, 307 Water omtrent zyn als 1125 tot ico ; overtref- VL fende dus de zwaarte van Ebben- cn zeer naby komende aan die van Pokhout Hoofd-* • De overgefchooteu ftukken en brokken der^'^'^^* fyne Takken van dit Zee -Gewas, op 'c Vuur y^f^^j^ geworpen , maakten een geweldigen Stank ^ volmaakt overeenkomende met dien , welken Hoofdhaair^ verbrand wordende, geeft. Van deszelfs Dierlyken aart kunnen wy derhalve -verzekerd zyn. Ik had geen tyd om het^ door de Scheidkonst , in zyn Beginzelen te fchiften. Alleen heb ik van het Poeijer ge- daan in Voorloop van Brandewyn , in Geest van Vitriool , in Vi^ater. De twee laatften hebben 'er geen de minfte Tinfluur van aan- gekomen : de Wyngeest alleenlyk heeft een flaauw geel Kleurtje ^ byna als dat, 't welk Barnfteen op zig zelf daar aan mededeelt. De zelfftandigheid oordeel ik daarom Aard- en Kalkagtig te zyn , niet eenige Zwavel- en Harstagtige deelen , welke in Water niet ^ doch in Geest eeni^^ermaate opgelost worden, en dus duidelyke blyken geeven van haaren oirfprong uit het Bitumineuze , dat in het Wa- ter der Zee huisvest , en mooglyk ook wel de Voedfter is van de Polypen in dit Zee Ge- was. Ik had '"er een van deezen aart, 't welk drie 0) zie M ü s s c H E N B E O E K Elmma Phyfu&s of ^inzelen der Natimikunde. 368 BèscïhuyVINcvAi^ VI. drie byzondere Stammen tot zynen Wortel LXKiJ ^^^g^f > elkander gehecht warén eh töü Hoofd- een Waaijer fametigevoegd door een fyn Net- ^^^^ Takjes ; zo als gewoonlyk in deeze fTaai/er, Soort plaats heeft. Ik kreeg lust, om dö ge- fteldheid van deezen VVörtel , die meer dan vyf Duimen bj-eed , derdhalf Duim hoog en wel twee Duimen dik was, te onderzoeken* Ik liec hem, ten dien einde, in de hoögte en breedte doorzaagen, Deeze Wortel, van on- deren uitgehold , beftaac uit eene ligte zelf- Itandigheid , als by Plaatjes opgehoogd , geeU agtig graauw of Okerkleurig , van buiten Schiiferagtig. De Plaatjes, van elkander ge«* fcheiden , zyn byna als graauw Papier, lö deeze zelfftandigheid zyn de onder -Enden der Stammen niet vermengd , maar zy ver- toonen zig , als ingeftooken Pennen, allengs naar 't onder -End verdunnende en maar ter halver diepte komende van den Wortel ^ waarvan zy zig door hunne zwartagtige KleuÉ onderfcheiden , loopende in een ronde Punt uit, byna als de Belemnieten. Zie daar een nadere omftatidigheid , welke deeze Zee - Heefters van de Boomgewasfen onder fcheidc , by niemand , myns v/eetens^ nog opgemerkt. Dezelve fchynt eer den Dier-* lyken dan den Plantaartigen oirfprong te be- gunftigen , en bevestigt myn voorgeüelde Denkbeeld. Het Ey van een Polypus ,> in €ene famenbooping van dergelyke zelfltandig-» BE Z E E-H E E S T E R 869 iieid vallende , groeit daar id op , en fpreidt VI. zig , door aangroeijing en voor.teeling, ^^^^^XkIl €enen Heefter uit , van ontzaglyke grootte. Hoofdo* Ondertusfchen is de hardheid van deeze Zee-sTuic^ I Gewasfen , in een Element ^ als het Water I is 5 op de gezegde manier gegroeid, niet zö 1 zeer te verwonderen , wanneer lïien in aan* I merking neemt , dac derzelver Grondbeginzé- ' len Aarde en Kalk zyn , uit welken zelfs de Stetnagtige Koraalen en Koraalgewasfen be- ftaan. LXXIIL HOOFDSTUK. Bef chry ving van 't Ceflagt der AlcyoniSn^ 'waar in die men Ballen , Appelen 5 Vygen noemt , de Zee - Hand , Gevingerde , Boomag- tig Getakte en andere Lighaamen van een voos Gejlel^ als uit Z^e - t^chmn bejtaande. De Zee Gewasfen i die dit Geflagt uit* Naam. maaken , zyn aan de Ouden 5 doch niet dan duifter 5 bekend geweest, Dioscori- DES geeft verfcbeide Soorten op van Jllcyo- nium\ een naam, die van de Alcyons of Halcy- om af komftig is , of een gelyken oirfprong daar mede heeft gehad. Dus noemde men, weleer 5 de Ysvogelen * . in wier Brdedtyd ^^ie'^ de Zee zig ftil hieldt; hebbende deezennaam^ iv.stuk^ omdat zy hunne Nesten bouwden of Eijerea^'^^^^"*^^^'' leiden op het Water. Even zo werden die Ze@- A a r h DEEt* XVIK STü«;» 370 B E S C H R Y V I N G V A H VI. Gewasfen ook als onmiddelyke Voortbrengzels tX^^IlV '^^^ aangemerkt. Zy zouden wel Hoofd/ fchynea geboren te zyn uit het Schuim der stüK» Baaren , en dit doet *er thans van fommigea den zeer oneigea Naam aan geeven van Zee^ Schuim. tiytïi' Schoon de zelf ftandigheid 5 naamelyk, in 't fchappcn* aiggq^een zeer voos is en in fommigen Spon- gieus, heeft dezelve nogthans een Vezelagtig Gertel in anderen , 't welk eene bepaalde Groeijing uitdrukt. *t Is waar , het groeit- i foratyds by platte Korften , die gelyk Zwam- men groote brokken Rots bekiceden , doch ala dan ook toont de Geftalte iets meer dan toe- valligs aan- ,5 Ik heb 'er dus Stukken van 3, gehad (zegt Marsigli) van twee Voe- 3j ten hoog'*. Somwylen heeft het ook de gedaante van eens Menfchen Hand , en veele Alcyoniën komen 'er voor, van eene ronde, Eyvormige en dergelyke figuur, los dryvende in de Zee en op 't Strand gefmeeten. Maar die^ welke de regelmaatige Groeijing van die Zee - Gewas allermeest bevestigen , zyn de Boomagtige Alcyoniën. Het een en andere heeft de Kruidkundigen zelfs zig ook dit Ge- was doen toeeigenen. Zie hier, wat Dios-^ coRiDEs daar van zegt C^)* vyfdetiey bekend , dat 'er vyf Soorten zyn vatK volgens Alc^onium. De eene is dik en ruuw, van (*) Dc Mat. Md, Libr* V* Cstp* 13^» jb E A fc Ö Y Ö N I ë No ' gedaante als eeil Spons , doch van eehe las- ^, tige en Ibtikende Vifchreuk : welke men i^^xlh ^i. meest op de Oevers vindt. De andere Söort , Hoofü* 5^ uitwendig naar Oogfchellen of Spons gely- stuk; j 1^ kende, is ligt, met veele holligheden, heb- 'y^ bende byna den reuk van Wier^ De derde ^, heeft de gedaante eener verblyfplaats van ^, Wormen en is Purperagtig ; wordende van fommigen Mileftum getyteld. Het vier- 5^ dé 5 aan Schaapen Wol niet ongelyk, is ligt 5i met veele holligheden. Het vyfde^, dat de ^, gedaante van een Paddeftoel heeft is 2on- der Reuk 3 en ruuw van binnen, èenigzins ^, naar Puimfteen gelykende; van buiten efferi ^ en fchcrp van :5maak. Dit laatfte komt 3, meest voort in de Propontis y omtrent heü ^, Eiland Besbicm . wordende aldaar ^ met ee- 35 nen Landnaam , 'AAi$ up^n , [dat is als Schuint öf Wolligheid van de Zee,] geheten. De ,3 twee eerften worden , van het Vrouwvolk, 33 als eeil Blanketzel . gebruikt , tegen Sproe- „ ten. Schurft, Ruidigheid, bruinheid v^h 't 33 Vel en Vlakken , zo in 't Aangezigt , alg ^3 over geheele Lighaam. Het derde m 3, voor bit heeft Doktor > a R R A c N ü s met reg ver^^a:in, wan- neer hy het enkel dus vertaalt. Tertium T^ermiculi fórmx ésK 'W'ant hier wordt zekérlyk het Pypkoraal {TuhularU purpürea) dat men ook Alcyoniüm rubrum m^mt^ b$dodd<> hier voor bladz 89* Aai U DtEL. XVH* StÜK» B s s c H R Y V I ir G V A Afdeeu ^^^^ genen > die met moeielyk Watereü LXxnx, ^3 of met Graveel gekweld zyn , als ook te- HooFc. 5, gen de Wacerzugt en Mikkwaalen dienftig. s^^^^^' Gebrand zynde en met Wyn tot een Smee- ^ ring. gemaakt , vult het de kaale Plekken 5, wederom met Haair- Het laatfte dient om 5, de Tanden wit te maaken; wordende ech- 5, ter ook in de Blankeczels, als de anderen, met 2out gemengd zynde , gebruikt (*). Zo iemand ;eenig van deeze Soorten ver- ,j branden wil , moet hy ze met Zout in eeii ,5 ruuwe Pot doen , en , na dat het Dekzel 5, wel digt geftreeken is , de Pot iti den Oven 3> zetten , haaiende die , na dat zy wei door 5, gebakken is , daar uit , en bewaarende dan 5, de Stof ^ die gelyk de Kadmia afgezoec of „ uitgeloogd wordt, tot haar gebruik". ^Kenmcr. Men kan , uit deeze befchryving, de eigent- lyke Geftalte niet opmaaken van de Alcyo- niën , wier Kenmerken volgens onzen Ridder zyn : dat het een geworteld , Vlokkig Ct)l Gewas is ^ hebbende een Bast die naar een Jiók gelykt, Deeze Lederagtige Rok onder- fcheidt voornaamelyk de Alcyoniën van de Spoü- (*) WaarMynlyk zal hy dan, met zyne Vyfde Sootiy ons ^woone Zee -Schuim, naamelyk het Ruggebeen van de Zes« Kat (Sepia) ^ bedoelen* (t) LiNN/EUs hadt, m de aïgemeene tyst der Wormen,/ de Spons Stirps Stupo/ky dat is een Vlafchagtig of Vlokkig, cn de Alcyonie Suherofa , dat is een Kurkagtig Gewas ge- noemd; 't welk ik hier voor, bladz* Ü29 , nagevolgd hebt ' D E A L C Y O N I ë S?3 Sponfen. Dezelve is in veelen bezet met VL ^ Tepels, die getternde Openingen hebbeo oF^^^,^7 vol zyn van dergelyke Blaasjes , uit ieder van Eoofb- welken een Polypus te voorfchyn komt^ gelyk ^tuiu wy in Plaat zullen vertoonen : doch ik heb reeds gezegd , dat niet alle Alcyoniën gewor- teld zyn» In 't algemeen betekent die naam flens een Zee -Gewas, van weeke , vooze, Vezelagtige of zelfs Lilagtige zelfftandigheid , dat met een Rok of Schors , naar Leder gely. kende, is overtoogen, Alle Alcyonicn (Zegt Marsiglt, die meer dan twintig Soorten daar van, in Kleur „ of Maakzel verfchillende , in zyn Kabinet: ,3 verzameld hadt , ) hebben eene Poreuze Schors, welke dezelven omkleedt en van eene Lederagiige zelfftandigheid is. Als men de- , zeiven zuivert van de Mos, die daar op in overvloed groeit , dan vertoont zig deeze zelfftandigheid wit en week , als die van een ^ gefchilde 'üijen of Prey. De inwendige is op verfcheide manieren gefchikt en fiaare deelen zyn ook verfchillende'\ Twaalf Soorten heeft Linn^üs thans soane.!, van dit Zee -Gewas opgegeven, daar hy in de Tiende Uitgaave maar drie Vcin dezelven aan- getekend hadt, De Heer P a L l a s heeft ook juist twaalf Soorten van Alcyoniën , waar van pegen door onzen Ridder aangehaald zyn. Aa 3 , <0 Al. -jl vmi-' XYII. Srimn 374 Beschryvïng vAm ^'I. ('i) Alcyonie , die als een Boom groeit ^ mc^ LXXni! Jlompe Takken en Tepelagti^e Foren. Hoofd- STPK. By Clusius en Bauhinus komt dif; \.\ Gewas onder den naam van Koraalagtige Zee? '^thorium. Plant pf Zee - Boom voor , die rood is vari S'o-^ Kleur, Men vindt 'er, in de Verhandelingen piel der Koninglyke ^ kademie van Petersburg, de pxxxïiL Afbeeldingen van, onder den naani van S^m- 'J% u gieus Koraal , dat ligt is , met Knobbelige biik-^ kende Takken en byeengehoopte knobbeltjes. Ook is het voorgelteld door onzen Ridder , in de befchryving der Sweedfche Dieren i zeggen- de, dat het fomtyds voorkomt van eens Men- f(shen hoogte , mee de uiterfte Enden der Tak- ken dikwils een Vinger dik, in zyn geheel ge- lykende naar eenen Bl^derloozen Denneboom. In de befchryving van 't Kabinet van den Heer Ryksraad, Graaf van Tessin, vindt men bet by verkleining , ter grootte van ongevaar pen Voet , afgebeeld, en door zyn Ed. aldus befchreeven* ,^ De Stam hadt de hoogte van twee en een „ hal- (i) Akyonium Stirpe arborea, Ramis obtufis, Poris papu. Jaribus* Syfi. Nau XII, Gen. 342. Syst, Kat, x. Gen. 304^ Faut$^ S^c Ed 2. 212$* Lithoxylon Norvcgicuin. Jf^si Tesf. p, 120. 10. Arbuscula marina Coralloides, Clvs^ Exot, 119. T. 119. PJanta manna* Coralloides rubra* liAyn^ His^, nu p. 797o Plama maiina Corallo?des, Worm^ Mu^ 130. A^.. PetropoL VII, p. 345* T. 13- 16. Alcyonium Ar-' bfJreiiiïi. PA |,L. Zoöph. 2^1, Ly^t tier Plantd, bladz;. 430^ ' DE AtCYONlëN. 275 halven Voet, en de dikte van een Avrn^ Vh ,j zynde om laag wat platagcig. De Takken j^xxni 3, kwamen ongeregeld voort, zynde de onder- Hoofd-* „ ften regt, en de bovenften, die een Kroont- je maakten van drie Voeten breed , een wei- . ^^^^^^^ ^, mg voorwaards hellende , even als of deeze Boom aan de 7yde van een Klip gegroeid ware. De zelfftandigheid was zeer broofch en voos, van binnen doorboord met over- „ langfe Gaten ^ en dus gelykende naar jonge „ Hertshoornen , waar door de Takken ook 3, eenigen tyd dryven , eer zy van 't Water doordrongen zyn. Gekaauwd hebben dezel- 95 ven de Smaak van drooge Biezen met Zout 5, gemengde De Bast is donker rood : de bin- 3, nenfte van de Houtige zelfftandigheid , wee- 3^ ker en geel zynde , onderfcheiden , is m,ec 35 on telbaar e Poren doorboord : de buifenfte dun 3 als de Opperhuid in een Menfch , i§ ,3 doorgaans tot donkerroode Blaasjes opgehe- ^5 ven, die zelden gaapen met een klein Gaat- je je. Een droog Takje , in Water gedaan 5, zynde , dryft eerst , dan zwelt het allengs ,3 en doorw^eekc zynde gaat het te gronde , wordende hooger rood van Kleur 3 en de 5, Blaasjes 3 die een Opening hebben 3 gaapen 35 wyder , met een Mondje dat in agt Lappen 33 verdeeld is , zynde met Lym gevuld. Op 33 gloeijende Kolen gelegd , flinke het als Spons 3, of Zee - Ruy , en verbrandt zonder Vlam m geeven'\ Aa 4 De L ï>V^U XVIL STUKt 3.70 B C S C H R Y V X N G V A M De Stank , dien dit Zee - Gewas onder '| LXxm branden geeft , deedc L i n n u s toen beflui- fipoFD ten. dat het van eene Plantaartige natuur wa» ^TUK. Anderen brengen dit , in de Zee- Gewas- Moomagti^e {qii ^ Hict veel Hieer reden te berde als een bl-dz^% bewys van derzelver Dierlyken aart Een van die Zee -Sterren, welke men Medufa's^ Hoofden noemt , was met hetzelve, en aau dp lakken vastgekleefd , uit Zee gekomen. Men hadc deeze Alcyonie , aan de Kusc van Noorwegen , driehonderdtagtig Voeten diep opgehaald. Zy groeit ook in de Witte Zee, en wordt, zo de Heer Pallas verze* kert 5 insgelyks uit Indie gebragt. Clu- siüs en anderen hebben ze uit Noorwegen bekomen. Van daar zyn ook twee Stukken der Takken of 1 op Enden van deezen Zee- boom afkomftig, welken de Heer P. Kra«s ^lER, wiens ivabinet van Natuur lyke Zaaken in deezen ook wel geftoffeerd is, thans bezit en waar v n zyn Ed. my den eenen^ tor de Afbeelding Plaat Q)iXXln . Fig. i, goedv gunllig heeft geleend. Men moet aanmerken ^ dat dit vNtuk vvcl in de Natuurlyke grootte doch qiet geheel vertoond is. 't Gene zig hier .als de ond.rfte Zydknop voordoac , is het tnd van eencn Tak of Steel , waar van de andere als een ZyJtak is uitgegroeid. De Knoppen fchynen door het droogen als inge- krompen en gefronzcld te zyn, De Kleu^ yaq d^ Schors is licht bruin , de :^elfilandig^, heici ' DE A L C Y O H I i3 N, jhÊid van binnen Spongieus en geel. De uit- Vi; ^ ^cndige Oppervlakte fchynt overal ^bezet tej^^^jjj*^. 2tyn met kleine i epeltjes. Hoofd- stuk* (a) Alcyonie 5 die Boomagtig is en hoogrood, lu van boven Tcikkig, viet gejternde Tepels, fj^y^^^^^^ Gevinger* By G i' SN E RUS komt decze onder dennaamnfef^^^^** van Zee - Hand voor : M a u s i g l i zegt , dac h^t Zee Volk dezelve Mam de Larron noemt, ^nders heeten de Franfchcn haar ook wel Main de Ladre, dat is Schurfde Hand. Het een en andere öntftaat uit de Vingeragtige Takmaa- Idng van dit Zee - Gewas ^ aan 't boven -En4 van zyiien Stam, die zigals een Arm vertoont^ Men moet echter bekennen, dat deeze verge- lyking wat mank gaat ; fchoon de Fuctis vaa ToüRNfcFORT, V/elke naar een Hand ge- lykt 5 hier toe ook betrokken wordt. De ruuwheid geeft 'er den naam aan van Schurf- de . (2) ^Icyonhm Stirpe arbprescente Gorlacea cocclrjea , Hi- perne ramofa. Papillis ftellatis. Syst^ Nat^ XlUManus marina* Gesn Pisc* 155* 6» Palma fïve Manus marina quibusdam» J. BAUHiN* U'tit^ in. p. 805* Fungus Amanita marinus. ]i ARR* Icon» 1294, 1293. f. !♦ i^^laniis Latyonis lïve Lepro» fi. M4»s* Mar^ T* 38, 39» G i N A N N, Adr. l, p* 45^ 50» SCH^FF» Pölyp^ I75S. T. 3» e Marfiglio. Penni ïamofa Pinnis carens* Rohadsch. Mh\ 114» T. 9# f* 5, i^* A'cs'onium p^Imatum* Pall» Zsöph^ 203* Dïeve-Han4e l^yst der Flantd, bU 432* Aa 5 I. DE5L. XVII. Stuk, 378 Be^chryving van VI. de Hand of Hand van een Melaatfchen. Het f Xxm Middellandfche Zee. HoüFD' Maksicli heeft dit Zee • Gewas in naauw^ STUK. keurige Afbeelding gebragt , en zelfs de ma* (bevingerde ^[qy ^ op wclkc hct zyoe Bloeinen' uitfprcldt , scHAK-F.^o in klein als in 't groot vertoond. De bee|;3ir]g pastoor ScHi^FFER hadt hier van tot op^ Unfpt, hdderini?; der C^etialte van zyne Bloem - Poly- pen, en om te bewyzen , dat dezelven niet Plantaartig maar Pieiiyk waren, gebruik ge- maakt , en ten dien ennde de Afbeelding van M A RsiGM ontleend , verkleind en dus niet alleen in 'c Koper gebragt , maar ook met Kleuren doen afzerten. De Heer B o h a d sch ging hier op gedagten Pastoor zeer fcterp be* rispen, en befchuldi^en , van dit Zee - Gewas naar eigen welgevallen te hebben, getekend i/^). Waarfchyiilyk hadt hy zelf de Afbeelding van den Graaf niet gezien , anders zou hy op de Geftalte zo niet gevit hebben , als hy heeft gedaan. Wat de Kleur aangaat, zegt hy, dat rood , gelyk M a r s i g l i zegt , veelerley is ^ en dat Se h heffer zelfs den Stam, die Na^» cuurlyk nimmer rood is , rood gemaakt heeft» De Heer Paf. las neemt deeze gelegenheid waar, om die Af beelding van ScH^EFFERi^ *t geheel te verguizen ; zeggende , dat hy de Figuur van Mar siq li op een kinderagtige wy. (*) Qixod CU Sch .ï: F F ER TT s eandem ad proprium pM- citum deiineavcrir« I)e i^dimm, marims, ii(5^ DE ALCYONIÖN. 3719 wyze mee Kleuren heeft doen befmodde- VI. In een nieuwe Uitgaave van zyn Vercoog.^ooFD- over de Bloemen -Polypen, verdedigt zig de^^TUK. JJeer Schteffer, gelyk een Pastoor ho- Gevingerde taamt, zeer deftig en zonder vinnigheid 3, Ik Dezelve ,3 ver?;oek iedereen, (zegt hy) die goede Qo-^^^^^^^^^* j5 gen heeft , en niet met voordagt verkeerd ^5 wil zien , myne Afbeelding met die van „Marsigli te vergelyken , en alsdan de „ uitfpraak te doen, of ik, dan de Heer Bo- DASCH, Doktor en Hoogleeraar te Praag, 5, reden hebbe om zig te fchaamen ? Wat de 35 Kleur aangaat 5 kan het zeer wel zyn , dac 55 ik onder de van M a r s i c l i opgegevene 55 juist de regte, met de Natuur overeenkom* ^, ftige , roode Kleur, niet heb getroffen: 5, maar , is my dit zo zeer , gelyk de Heer 5, BoHADscH doet 9 te last te leggen ? Mis* fchien zou ik die beter hebben kunnen tref- 5^ fen, indien ik, gelyk zyn Ed. , het ongeluk 3, had gehad , van wegens den Oorlog te moe- ,5 ten vlugten , en my ondertusfchen aan de ,5 Zee met onderzoekingen bezig houden* En, ,5 waarom zegt dan de Doktor niet, hoe de 3, Kleur eigentlyk had moeten zyn , zo had ik dezelve , in deeze nieuwe üitgaave , met 3, dank - erkentenis kunnen verbeteren? Boven* >f dien j Qui Mahsjlii iconem male exfcripllt et inepte Coloribus inquinari curaviu Zo'ópkt p* SSQ* U XYU. jSo Beschryving vah VI. 5, dien fchynt het zyn Ed. nog niet door On- ^XXin* „ dervinding bekend te zyn , wac het afzetten Hoof D- ' in heeft. Hy beproeve het , en laate zyne STUK. Plaaten eens kleuren ; dan zal hy zékerlyk sevingerde ^.yü hard Vontils over my zo wel intrekken , , j als hy dergelyke in zyne Voorrede gedaan 5j heeft ; ten minften my verlof geeven, om 5, in dit opzigt my van zyn eigen woorden te 5, bedienen, daarhy zegt." Ik bid alle de genen ^ die in de Natuurlekke Historie zig een naam wiU ïen maaken , dat zy niet te voorbaarig zyn , enz (*). De Heer B OH AD se lï hadt, in zyne Voor- rede, gezegd; hoe het niemand vreemd moest voorkomen 5 dat de Voelertjes van dit Zee- Gewas, door hem afgebeeld, veel verfchilden van die door anderen afgebeeld v/aren, dewyi hy geen Mikroskoop hadt gebruikt. Mis-. 3, fchien (voegt hy 'er by) vercoonen zy zig ,3 door 't Mikroskoop zodanig, als wy dezel- ven door Sch^ï^ffer, volgens M a r s i- GLi, afgetekend voor ons hebben'\ Der^ halve moet zyn Ed. Werk van dien Graaf niet hebben ingezien, als wanneer hy ontdekc ton hebben , dat de afzonderlyke uicfchieting der Takken, van een hoogenStam^ volmaakt- met de Figuuren , welken de Graaf van dee- ze Alcyonie geeft , overeenkom ftig ware^ Eoe kan dan ook de Heer Pallas z;eggeii.j ni^t: AbhandluHgen vok In/e^H» h Band, bladzt 8^7* D Ë A L C Y O N I ë 381 riiet dat S c h F f E r de Tekening van Mar- vil 6IGLI kwaalyk befchryft, (gelyk de Heer j^^^^j^t* BoDDAtRT het gelieft te vertaaien); maar hoofd-* dat hy deielve Jlegt gekopieerd heeft?- En, wat^xuE. de Kleur aangaat , die is ten minfte in de laat- Gevingerdè fte Uitgaave van ScHiEFFEu redelyk mee de befchryving van Marsigli overeenkomftig ; uit welke blykc , dat dezelve verfchillende is in dit Zee - Gewas, Zie hier deszelfs woor- den C^> De Visfchers haaien deeze Plant gemeen» BerchrjM lyk met den Vifchhoek op , uit eene Diepte 5|[\ee- van veertij^ tot vyfti^ Vademen^ alwaar zy?^^T* 5, op Steenen en Schulpen groeit. Haar Voet sici-u 3 5 is geheel wit ; dit Wit vermengt zig, een ,5 weinig daar boven , met Rood , en deeze 5, laatfte Kleur verfpreidt zig door alle de ^, Takken. Het Rood is in alle Planten van ,5 deezen aart niet eveneens : want in fommi- 55 gen trekt het naar paarfch , in anderen is het 53 Vermiljoen , en in veelen geelagtig. De zelfftandigheid beftaat voor eerst uit een ,^ Schors geheel vol Klieren : het overige ge- 5^ lykt veel naar die van een Paddeftoel : men vindt Melk in de meeften. Deeze Plant ia ,5 een Glas met Zeewater gedaan hebbende 5 om dezelve, ter onderzoekinge op myn ge- raak^ (*) Hist, Phyftque de la Mer^ p* aCiS* I, D*Ej., xvn. Stuk» B E S C H R Y V I N Ü V A 2? VL mak 5 te bewaaren ^ befpeurde ik^m vcu txihL^' loop van eeoige Uuren, dac zy geheel iri Hoofd- \> Bloem ftondt* Het Water afgietende^ dae «TUK. in het Glas was , ^ag ik de Bloemen we- Gevingerde ^jgj. jn de Knoppen kruipen, en, dan 'er we- 5, derom Water bydoende , kwamen zy op 3, nieuws te voorfchyn. Dit gelykt volkomen naar *t gene ik van 't Koraal gezegd heb, ^, maar de Bloemen zyiï van die deezer ,5 Sceenagtige Plant verfchillende, Zy ftaan 35 op een Cylinder , die naar den Voet ver- 5j dikt". Deeze Bloemen beftoüden , zo veel ik uit de befchryving, die duifter is, wegens de ge- brekkelyke aanhaaling der Figuuren , kan oor» deelen, uit een witte Ster van agt Blaadjes 5 zittende in een Vleefchkleurige Knop, welkö iti zes deelen gefpleeten was, van buiten meé röode Aderen doorweven. Niemand twyfelt thans, om dezelven te houden voor Pol y pen ^ niet van welken dit Zee Gewas, gelyk deMa- dreporen en Milleporcn, gefabriceerd worde, maar die als uitbottingen aan te merken zyn van het Dierlyk Merg ; gelyk. in de overige blad ^22 I-^^^^P^^^^^^ ^eftaUef* Noch de Afbeeldingen van MarsigLï^, noch die van Bohadsch , ftellen dit Zee- Gewas veel naar een Hand gelykende , waar van hec den naam draagt, voor. Grooter was de overeenkomft volgens de Afbeeldingen der Ou- 13 E A L C Y O N I ë N. Ouden (^). Het beftaat uit een Stam en Tak- Vi. ken* De Stam is, volgens Bohadsch, in^xx^jY fommige Exemplaaren drie Duimen lang Hoofd-* ruim een half Duim dik , byna Rolrond en^^uic. witagtig, uit een Meelogtige zelfttandigheid^ ^^v^*^^^''^^ die tusfchen de Tanden knarst , famengelteidj en inwendig verfcheide Buisjes hebbende, die overlangs loopen. Door uitdrooging krimpe de Stam, in dikte, wel de helft in. De Voet is een weinig breeder en kleeft aan andere Lighaamen ; gelykerwys de Zee-Heefters en Koraalen. Het andere End van den Stam is by fommigen in vyf , by anderen in zeven, by anderen in negen groote Takken verdeeld % die wederom kleinere ftompe Takken uitgee- ven. Allen hebben zy de gedaante van eenen plat gedrukten Cylinder, zynde een half Duim breed, rood van Kleur met witte Streepen* De zelfftandigheid der Takken is Lederagtig, van binnen Poreus en met een Zout Vogt doordrongen , waar in een groote menigte dryfc van geele Bolletjes. De geheele Opper- vlakte is doorzaaid met Rolronde witte Voe- iertjes , twee Liniën lang, een halve f.inie dik, aan 't End voorzien met agt Vleefchagtige vdt- te Vezeltjes. Deeze Voelertjes gaan in en uit» Ingetrokken zynde , blyft een foort van Scers- wy- {^) ZieJüHNSTON Exfang^ Tab, XX* Tiu Manus marina,: item. At DRO VAND* Zoofh^ Tab. uit, TiU M^?- Tiui marina Rondiiletn* I, DBEU XVU, STUS^, 384 BesChryving V li^ é ^* wyze Openingen , met geele I ippen over , dié tXXIli ^^^^^ houdt inde gedroogde Dierplant. Voorts Hoofd merkt hy aan , dat noch in de l akken , no€& ^Tu^' in de Stam, eenig Been te vinden zy ; waar pevin^erde dceze verfchilc van de Zee-Fennen , daar hy ze tot een Vierde Soort van gemaakt hadt y onder den naam van Penna exos ^ of Beender* looze Zee Pen , en hier van heeft Lin- NiEüs den bynaam ontleend; 'i gene echte? niet zeer eigen is, dewyl alle de Soorten van dit Geflagt Beenderloos zyn» Sommigen ^ zegt hy eindelyk , hebben de Takken hoogrood, anderen geelagtig rood , en men zal dezelven in twee Exernplaaren nooit volmaakt in getal of plaatzing overeenkomftig vinden , zo min als in de Zee Heefters, Koraalen, Madrepo'- ren en alle dergelyke Dierplanten ^cheidkon. 7ie hier nog het Seheidkonflig onderzoek. itig onder. a ^ süoek. dat de Graaf M/\rsigli in 't werk gefteM heeft op het Sap van deeze Alcyonie. Het h zeer wit van Kleur, hebbende een fcher- 55 pe 5 prikkelende Zee Smaak. Geest van Salpeter doet het opbruifchen met Rook* Geest van Zout doet 'er , zonder opbrui^ 55 fching, een menigte van dikke witte Stof- je fe in nederzakken. Door Sterk Water 5, wordt het nog meer gefchift, zo dat, na 5^ het doorzakken van gedagte StofFe , het Vogt als helder Vl^ater blyft. Olie vm Wynfteen en Geest van Armoniak 'Zout dóen , zo wel als de gedagte Zuureii, dé DE ALCYONiëN* 385 5, dikke witte deelen famenloopen en op den VI» 3, bodem zakken. Blaauw Papier worde ^xKm\ dit Vogc een weinig rood gemaakt, en hetnooFO- 3, afkookzel van Kaasjes - Bladen neemt een stuk. bleek groene Kleur aan , wanneer men 5, zelve daar onder mengt"* C3) Alcyonie , die Pen-agtig is^ ^^''^ ji^ll]um zige^ holle Staniy ziende uit den royfen. Kpipe* trum. De Griek fche naam Epipetron^ eigentlyk eenAicyome» Plant betekenende die op Sieenen of iJ lippen groeit , is van ouds gegeven aan een Zee - Ge- was, 'c welk thans by een Honden - Schaf t ver- geleeken wordt. Rond e l e t i üs heeft het- zelve, dat zeer vreemd fchynt^ Zee -DoUAp^ pel getyteld ; waarfchynlyk om dat het hem, gelyk uit zyne x^f beeiding blykt , taamelyk Eyrondagtig voorgekomen was. De Heer P A L L A s brengt hec , op 't voorbeeld van E l- LIS, tot de Zee -Pennen t'huis, met den by* naam van Cynomonon \ welke zynen Grond daar in heeft, dat het van eene Vingeragtige Ceftalte en Docrnagtig ruuw gevonden wordt* Om (3) Alcyonium Stirpe cavata Carnoü riTPescente, Syst, Nat^ XIU Epipetrum. Gesn. Paral 27, Malum iii{c»num mml-» nuiïi. RoND^ Piic. TL p. 1 30. Epipetrum. J o N s T* T. 20* ElLIS P/5;/- Tranfatl. V O LUL p. 434* 21. f. 3- 5» PennatuJa Cynomorium* PALL, Zoöph* zii* Handen Schaft* Lyst dn Plantd^ bl. 4(S5» Bb I, Deel. xvil. Stuk, S86 B E s c II R Y V I Isr G Van ^ yi. Om de voorgemelde reden geef ik 'er den min- LXxïlY^^^' aanftüotelyken naam aan, Pen - agtigt ^ HoüFD- ' Alcyonie. STUK. Ik heb de Afbeelding, op Plaat CXXXIII, Penagtige, Fig. !2 , gebruikc , welke ons door den Heer cxfxuu^^^'^^ medegedeeld is van die Zee -Gewas. 2, Hetzelve zegt hy Cynomorium genoemd te zyn, om dat het veel naar een Paddeftoel van 't Eiland Makha , welke Micheliüs onder deezen naam voorgerteld heeft C'^'^j ge- lykt: doch hy geeft 'er den naam van Vinger^ agtige Zee 'Pen aan. 35 Het bovenfte gedeelte ,y van dit Dier (voegt hy 'er by J is bedekt 5, met Cirkel -ronde Celletjes, waar uit Poly-j 3, pus -agtige Zuigers voortkomen , met agt ^, gevederde Armen of Klaauwen: terwyl de „ Rimpels of Groeven in het onderfte uit- 5, zwellende gedeelte toonen , dat dit Dier 3, zig bierkan uitzetten en inkrimpen, moog- 5, lyk om zyn Lighaam in de Zee te doen ^, ryzen of daalen/* Het was hem, met twee andere Zee Pennen , door den Ridder Pen- na n t in Liqueur toegezonden , die hem ver- zekerde y dat zy uit de Middellandfche Zee waren. De Afbeelding, zo even gemeld, heb ik; om die reden gebruikt, dewyl in dezelve de Polypen , welke in de Alcyonie huisvesten , zeer duidelyk vertoond worden. De Heer (*) Zie ^mos% ^ead. V O IV* p, 353^ 2» I)Ê ALCYÖNiëNó 38? Pallas verfchoont zig , ook een Afbeel- Vi; ding van deeze Alcyonie te hebben uitgege- lx^ttV ven ; doordien dezelve , eer hem deeze in de moofd- Verhandelingen der Koninglyke Londenfche s j u/^. Sociëteit voorkwam , reeds in 'C Koper was P^^nagttgi^ gefneeden. Evenwel zou hy die Afbeelding toen als nutteloos verworpen hebben , iniien die van El lis niet, aan fommigen, wat hard was voorgekomen. De zyne , inderdaad , is veel bleeker, en de Polyptn zyn op dezelve in lang zo regelmaatig van Geüalte niet: ook veel digter geplaatst en onder eikanderen ver* Ward. Zyn Ed. heeft de Afbeelding doen maaketi naar twee Voorwerpen in Liqueur , waar vaa het eene vier Duim lang was ^ en zo dik als de middelfte Vinger aan de onderlfce Knokkel: heü . andere een Kwartier Duims korter en van dik- te als de Duim. Derzelver Lighaam was Rol- rond 5 aan het ééne End ftompj aan het an* dere End Kegelagtig fpics. Tot meer dan een derde der langte was dit laatfte End glad en gerimpeld : maar dit komt met onze Afbeelding vry beter overeen dan met de zy» ne. Het overige des Lighaams was overal digc bezet met uitpuilende Stippen, die hetzelve, op gelyke manier als eens Menfchen Tong, flaauw getepeld maakten. Deeze Tepeltjes zyn zeer duidelyk in de onze, doch naauw- lyks in de zyne zigtbaar. De Kleur van de geheele Dierplant was bleek: mooglyk, zege Bb a 2yQ I* DEEI^ XVII» STUK* 388 Beschryving van VI. zyn Ed. 3 kwam dit van de Liqueur. De LXXm zelfftandigheid was week cn Vezelagtig, rnaa- Hoofd- 'kende langwerpige Holletjes, elk op een Po- STUK. lypus aanloopende. Van binnen hadt het geen Beentje, gelyk de Zee -Pennen, maar een overlangfen Band , in 'c midden van welken zig Peezige Vezelen, overdwars,. naar de Op- pervlakte uitdrekten. Hy verbeelde zig, dat dit Schepzel zig , leevende , van plaats tot plaats beweegt, en, dat in deszelfs Bloempjes of Polypen een vrywillige beweeging plaats heefc , meent zyn Ed. uit derzelver verfchil* lende ftaat in deeze Voorwerpen te kunnen befluiten (*). Tfv. (4) Alcyonie met den Steel Draadagtig en il'^ilTclZ. het Hoofdje naar een Nier gelykende. Kieragtige Auyoiiie. El LIS is dceze Soort ook het aller- eerst in Afbeelding gebragr. Zy wordt van hem Niervormige Purpere Zee ' Pen getyteld. De Heer Pallas is hem in deezen nage- volgd , doch onze Ridder betrekt het Schep- zel, mooglyk wegens de Zwamagtige Ge- ftalte ^ met den bynaam van Agaricum tot dit Geflagt , des ik hetzelve Nieragtige AI- cy. (*) MiscdL Zóoloz, Hagx, x^U, 175. r4) Aicyonium Stiipe Filiformi , Pileo Renifbrmi» Syst^ Nat^ XlL El Lis, PhiL Tranfa^. Vol. LIIU 4^7* 19, 6-10. Pennatula Reniformis* TAX^L* Zooph^ 22z, Zee- Nier^ Lyst der Plantd^ hU ^^9* DE A L C Y O N I ë cvonie noem. 2ie hier de befchryving, welke . , 1 r7 j r Afdeel. de Heer Ellis daar van geeft. LXXïlI» 3, Deeze Zee -Pen werd t door mynen Vriend Hoofd- J OH N G R EG, woonagtig te Charles - Town „ in Zuid - Karolina, aan die Kust voor eenigen ^'^''^S^'^^* 5, tyd ontdekt , en my prefent gedaan. Dit I, fchoone purperkleurige Dier heefc de ge« . Halte van een plat gedrukte Nier. Het Lig- 9, haam is omtrent een Duim lang, en een half 5, Duim op 't fmalfte dik, hebbende een klein 5, rondagtig Staartje van een Duim lang , dat van het midden des Lighaams afkomt. Dit 5, Staartje is van het eene tot het andere End „ vol Ringen, gelyk een Aardworm, en heeft 9, langs het midden van :^yn bovenfte en onder- 5, fte gedeelte een klein Groefje, dat van het 5, eene End tot het andere loopt. Ik heb zeer naauwkeurig de Punt van het Staartje onder- zogt , en daar in zo min als in de overige „ Zee -Pennen eenige Opening kunnen vin- 5, den. 3, Het bovenfte gedeelte des Lighaams is verhevenrond,en byna een Kwartier Duims 5, dik. Het heeft zyne geheele Oppervlakte 5, bedekt met kleine geele Gefternde Openin- 5, gen, door welken kleine Zuigers, als Po* 5, lypen , uitgeftooten worden, ieder voorzien 5, met zes Voelers of V^ezelen : gelyk wy op „ zekere Koraalen waarneemen , en v/elke de 5, eigen Monden fchynen te zyn van het Plant» „ dier. Het onderfte gedeelte des Lighaams Bh 3 „ is I« DEEL, XVII. STUK* 390 Beschryving van VI. 3, is geheel plat. Deeze Oppervlakte is vol tXXjV Takmaaidngen van Vleezige A^ezelen, wel- Hoofd- „ ke van de inplantinge der Staart, als haar STUK. algemeene Middelpunt, afkomende, zig uit- 55 breiden , zo dat zy gemeenfchap bekomen 5, met de Gefternde Openingen op den buiten- 33 ften Rand en bovenfte Oppervlakte van dit 33 ongewoone Dier,** v. Cv) Alcyonie die geen Steel heeft ^ maar een diuatuZ - ^ langwerpig. Leder agiig, gerimpeld Lig^ Kwabbige haam. Alcyonie. Ik weet niet 3 om wat reden hier de Af- beelding van den Heer B aster niet aange- haald worde , die van dit Zee- Gewas onder den Nederduitfchen naam van Oude Mans Duimen fpreeia , het welke zyn Ed^ echter met dat van onze Tweede Soort . in \ Franfch Main de Ladre genaamd , fchynt gelyk te Hel- len. T )e Kngelfcheo geeven het den naam van Doode Mans Hand of Dood - Mans Toonen , niet dien van Doode Mans Duimen^ welken de Heer t'i) ^ AUyonium acaule oblongiim Coriaceum rugofiim Taun, Suec* 2226* Fucus Palma mariiius. KAUH* 366* B A JR.», Jcon^ 1293» 1294- Manus mortui Anglis^RAJ* «^«^Z» Jus Mem, de l'Acad^ des 5c» 1742* p» 254. T* 9* !♦ Alcyonium lamofo- digitatum molle , Asteriscis undique ornatum, ELt* CoralU 82» N» 2* T. 32. f. A, a. PhiU ^rans^ Vol. LTIf. 431. T. 20* f. 10- 13. Alcyonium iMm» fAl^L* ^söpb' 205. Lys: d^r flarnd, bl, 435. DE ALCYONiëN* 391 Heer BoDDAERx'er aan toe -eigent. Brevn VI. noemt hetzelve Takkig Gevingerde . week^ ixxiu Alcyonie, die overal met Sterretjes is verjier d , Hoofd* cn is daar in door Ellis nagevolgd. Hier van zal Linn^^us den bynaam ontleend ^^'^^^'^'^ hebben , die , zelfs volgens zyn opgegevene Kenmerken , weinig eigenfchip heeft. Ik volgde benaaming van den Heer Pallas, die 't zelve noe:nt Kwabbige of Gekwabde Al- cyonie. Het groeit aan de Europifche Kusten, ea kan zo groot worden, zege de Heer Bas- ter, dat men 'er gezien heeft van twee* en- dertig Ponden zwaar. De Heer Po^'TOP- PII)ANs , Bisfchop van Bergen, zegt zulks van een Zee - Gewas , 't welk aan de Kust van Noorwegen op diepe Gronden groeit, en naar een Zwam gelykt , doch welke zeker- heid de Doktor heeft, om dat Gewas, 't zy uit de befchryving, *t zy uit de afbeel(iing, toe zyne Oude Mans Duimen te beer: kken , weet ik niet. Van die fyne onzigtbaare Glas» agtige Puntjes , waar mede de Huid van bin* nen bezet is , zodanig dat men 'er mede po- lyflen kan , en waar aan men de Handen zeer zou kunnen kwetzen, immers, vind ik in den Heer Basters befchryving van deezc Al- cyonie , noch ook by den Heer P a l l a s , niets gemeld. De Heer Jussieü, die 't allereerst de Po- ^]^^^^ lypen in dergelyk Zee- Gewas ontdekte, heeft B b 4 op I. Deel. XVll. Stuk, 392 Beschryvinc van VI. op hetzelve de meefte Autheuren . welke onze Afdeel Tweede Soort befchryven , aangehaald. Ook ^^J^^^"^' fchync zyn Zee -Gewas n^eer naar hec ge- 6TUK. dagie, dan naar hec tegenwoordige te gely- Kvjabbige^ ken ; doch hy vondc hetzelve aan de Kust van Normandie, 'c VoornaamfVe onderfcheid beftaat daar in, dat hec geen vSteel heift, zyn- de anders zo wel als 't zelve gevingerd. Het gene de Heer El lis in de Tranfaftiën af- beeldt 5 fchynt in *c geheel niet Gevingerd , cn , dat hy in zyne Historie der Korallynen voorftelt. Kwabbig te zyn geweest^ maakende als twee Duimen uit , gelyk dat van onzen voorgemelden Vriend , die het Oude Mans Duimen noemt. Het zat aan een Ücfterfchulp, en werdt aan Ellis frifch gebragt, die op deszelfs Polypen de volgende Waarneemingen deedt* „ Als 'c midden door gefneeJen is , dan wordt men gewaar , hoe hetzdve beftaat 5, uit Buizen , die anderen Takswyze uitgee- „ ven 5 welke ieder aan de Oppervlakte eiiidi- ,5 gen in een gefternde Opening van agt Straa- 3, len. Jn ieder van deeze Openingen is een „ Polypus-agcige figuur of Zuiger met agt Klaauwen, aan de binnen zydevan de Buis, in deszelfs laagfle gedeelte , vastgemaakt ,5 rpet agt dtmne tedere Vezelen , door mid- 13 del vm weiken dezelve zig, naar believen, 3, in zyne Buis kan verheffen of doen zakken. ^ Alle de Buizqn, die dit Alcyonium famcn- I)E ALCYONiëN. 393 5, Hellen , zyn te famen verbonden door een V7. 5, fyn V ezelagtig Netswys Gewecf^el, '^^ '^^^k j^^^^u 3, een foorc van ftyve Lilar>tige zelfilandigheidHooFD-* „ in/luic , die het Vieefch fchynt te zyn van 'Tuk. ^5 die famengeftelde Dier^ en deeze Vezelen, „ mee derzelver Inhoud, de Spieren daar van, ,5 Want door de werking van deeze Snieren 53 is het behulpzaam in het openen of fluiten 5, van de Sterren der Oppervlakte , terwyl „ de Zuigers of Polypus-agtige figuuren te 55 voorfchyn komen tot het zoeken van Voed- 5, zei, of zig intrekken en verfchuilen totont- „ wykinge van 't gevaar." De vergrooce Afbeelding 3 welke hy vaa deeze Polypen en derzelver Holletjes geefc, vertoont haare echte en zonderlinge Geftalte, hebbende ieder Rlaauwtje of Arm derzelven wederzyds ryën van kone Vezeltjes ^ die naar het Dons gelyken van fommige Zaaden der Plantgewasfen. 't Getal der Armen, die zy hebben 3 is agt. Ook meent hy 't Zaad van deeze Polypen 3 ia de Buisjes, te hebben waar* genomen. De Heer Pallas getuigt, dat de zelf Han- digheid van dit Zee - Gewas , van binnen , Kraak- beenig , witagtig en zeer poreus zy ; de Op- pervlakte 3 van buiten 3 uit den graauwea roodagtig bleek 3 in frisfche Exemplaaren. Ten opzigt van de Polypen merkt hy aan, dat de- zeiven zo vadzig zyn, dan zy, in een GeeiHg Vogt gedaan 3 meestal uitgeftrekt Her ven : B b 5 doch I, DEEL. XVII. STUK» 394 Beschryving van VI. doch dit fchyat, volgens den Heer Ellis^ LXX^lTl' P^^^^^ hebben zelfs in de Polypen der Kq. HooFD-'rallynen, die zeer vlug van Levea of bewee. STUK. ging zyn *. Kwabbige, Hier kan gevoeglyk diü Zee- Gewas, uit * '^^^ myne Verzameling , worden t'huis gebragt , feladz, 44* 1 1 • 77" waar van een gedeelte m Fig< 3. vertoond agtlger" wordt. Ik noem hetzelve Sponsagtig e Alcyo^ ^p^aat^* nie^ dewyl het als een middel -Soort fchynt te cxxxiiu zyn tusfchen de Alcyoniën en Sponfen. Ook heeft het met de Bloemdraagende Spons van Pallas, v;elke door LiNNiEus tot de Tweede Soort van dit Geflagt betrokken is C*) . veel overeenkomst. Het is onge- fteeld, en beftaat uit zekere Lappen^ die zig Takkig uitfpreiden ^ zynde van buiten met eene Kafagtige Wolligheid bezet, welke zig als kleine Blommetjes vertoont. De Kleur is geelagtig graauw. De geheele Geftalte van dit Gewas zweemt veel naar die van een Bloemkool 5 waar by de Heer Pallas ook het zyne vergelykt. Het is een Handbreed hoog en byna eens zo veel uitgefpreid. Het zyne kwam uit Indie , en van daar zal ook het myne, waarfchynlyk, afkomilig zyn. , «ctgpolde. Nog een woord , van de op de Kwabbige Alcyonie, door deezen Heer ^ uit R üm ph i lts aangehaalde Tethya of Mammetjes , 't welk beter Getepelde zou gezegd zyn. flier heeft die (*) Spongia f!oribunda# P A L i.. ^oöpL 22^ DE Alcyonicn. die Autheur een byzonder Hoofddeel van , VL zeggende dat het Vleefchagtige Uicwasfen zyn , lxJCUI* Vleefchkleurig rood, van eene taiije Zenuw- hIoofd.* agtige zelfftandigheid en verfchillende ge- stuk. daante : fommigen als een ftuk Vleefch , niet^^^^^'-s:^* veele kerven en rimpels; fommigen Vingerag- tig of als gecepeld , waar van zy den naam hebben. Men vindtze vast zitten aan zoda- , nige Klippen , die geduurig met Zeewater be- dekt zyn. Van binnen beliaan zy geheel uit Aderagtige Pypen , met Water gevuld ; van buiten zyn zy Slymerig in 't aantaüen : dan beweoijen zy zig een v/einig, en verwekken in de Hand eenige jeukt , wanneer menze met geweld van de Klippen wil fcheuren^ Hy hadt 'er open gefneeden, die vanbinnen bleek rood waren , als Vleefch , en daarna bewoo- gen zy zig nog eenigen tyd. In de Zon ge- droogd , zegt hy, krimpenze zeer famen^ en v/orden 20 hard als Leder (*). Ik moet hier ook fpreeken van de Asbest^ Asbest- ügtige Alcyonie (f )» welke in de Natuurktm*^^^^^^ dige Nafpooringen van'BoccoNE, reeds by de honderd jaar geleeden , in een Brief van dien Autheur aan den vermaarden Redi^ om- ftan- (*) Amhoinfche Rariteitkamer ^ bhdz, 46. XXXIX. Hoofdil. (t ; Alryoniutn Asbeftinura. P A L L. Zoöph^ N. 2O0. 344.* Alcyoniuin Stapofum perroratum rubruna B O C c Oh* ferv. Gall. Epist. XXIV. Icon bona. p. 273^ Forus Spangoi- des Americana. P E T 1 v. Gazoph^ 23* I» DEEL. XVII, STUttt 396 Beschryying van STUK* ^shestm VI. ftandig befchreeven is , met een zeer goede LjTxLI Afbeelding. Linn^tjs zal vvaarfchynlyk HOOFD-* daar van gezweegen hebben, om dat het hem niet voorgekomen was. Ik heb ''er een Stuk van, 't welk een Vinger lang is , en aan 't End platagtig, meer dan een half Duim breed. Het andere End , daar dit Zee -Gewas is af- gebroken , is ronder , en vertoont de Roos- kleurige inwendige zelfftandigheid , die geheel verfchillende is van de uitwendige Vezelagti- ge , waar in hy zekere glinfterende deeltjes waarnam , welke thans den naam geeven aaa deeze Alcyonie Ik neem waar , dat in de Roozekleurige zelfltandigheid maar weini- ge van die Vezeltjes of Pyltjes zyn , uit wel- ken de Schorsagtige byna geheel beftaat, en welkea ik ook vind in de gedagte Sponsagti- tige Alcyonie. Ik geloof dat het fchietingen zyn van eene Salpeteragtige natuur. Boc- co- ft) De Heer Pallas heeft dien nnam gebruikt, doch zyn Ed« fchynt IJoccONE niet wel begreepen te hebben, aangaande de zitplaats van die Spicula Glacialia , welke naar Vezeltjes van Asbest gelyken , of hy hecht een onge« woone betekenis aan *t woord Albumum , wanneer hy zegt , Alhurnum BoCCONE dicit esfe rofeum ^ ah extern^ fuhjlan» tia diver/um, Albumum ^ immers, betekent het Spint of bui» tenfte van 't Hout , dnt van zyne witagtigheid dien naam heeft : weshalve ook de volgende Soort, door hem getyccld ^lc)0mum Alhurnum , die van binnen geheel wit is, door BoDDAERT Zee - Spint geheten wordt» Hoe kan dan het Spint lucr B.oo2e-kleuiig genoemd worden? DE ALCYONiëN. 397 co NE vondt aan deeze Pyltjes, door naauw- ^ VL keurige befchouwing , een menigte van zeerjLxxmi kleine doorfchynende Bolletjes. De Opper* Hoofd- vlakte is roodagtig wie, en bezet met een^"^^^'' menigte van Kuiltjes , waar in zig iets Ster-^J^^^^' agtigs vertoont. By Texel was deeze Soort, volgens B 0 c c O N E , op het Zand gevonden , niettegenftaande men weet, dat zy niet dan inde VVestindiën groeit* De Heer Pallas fchynt zig derhalve te verbeelden, dat zoda- nige Westindifche Produkten wel eens op onze Stranden aanfpoelen ; 't welk men van fom- mige dryvende dingen zou mogen gelooven; doch zy kunnen 'er ook by toevallen ,vap Schipbreuk of anders op geraakt zyo. In het Kabinet van zyne Doorluchtigfte spmt^ Hoogheid bevondt zig een andere Soort , Ikyonic* welke door den Heer Pallas genoemd wordt yllcyonium Alhurnuvi , dat is Spint-Al-» cyonie. Daar de voorgaande dikwils enkeld, doch fomtyds ook by veele Takken groeit , beftaat deeze als uit een geheele bosfchagie van Stammetjes 5 op 't hoogfte een Pink dik, en omtrent een half Voet hoog , ten deele regtopllaande , ten deele neêrgeboogen , loo- pende ieder in een foort van Kelk of Buisje uit. De zelfftandigheid is weeker en broo- fcher dan Kurk , van binnen met overlangfe holligheden , en één Cylindrifch Kanaal in *c midden , dat zig door den Stam en alle de Tak- !♦ Deel* XVII* Stuk* 398 Beschryving van VL Takken , toe aan de Enden toe , uitfpreidt, LXXm ^^^'^^ Indifche Zee* Hoofd-* Dergelyke gaapende Enden neemt men ia STUK. fommige Takken waar , van zeker Oostindifch pypagtige. Zee - Gewas , door R ü m p h i u s befchreeven , hetwelke aan de Zuidzyde van Amboina voor* kount , aldaar Hualapia genaamd. Die Autheur tek hetzelve onder de Bastaard - Accarbaaren ; alzo het wel dik van Takken en groot van Gewas is ^ maar gantfch Spongieiis , des men hec met een Mes kan doorfnyden ; ja gedroogd zynde zo broofch , dat men het nuauwlyks kan behandelen, zonder dat het breekt Van bui- ten is het met een roode Huid bekleed , die 'er ligt afgaat; van binnen doorgaans graauvsr^ en op de Enden heeft het kleine afvallende Bolletjes , dat de Eytjes zullen zyn der Poly- pen. Het groeit in de openbaare Zee, wor- dende op zestien Vademen diepte met de Bobbers opgehaald C-^} Alcyonie , dis rondagtig is en Vlokkig ^ Alcionium - Schtoiferi. neb'- agttge!^^' ^ladz* 222. Naar dit Gewas fchync Zee-Scom, waar van de Heer Pontoppid,\ns, uit de Zee van Noorwegen, een Twyg gekreegen hadt, van 7 Duimen over 'c kruis , of aan de eene zyde , dik , te gely ken, 3:)ezelve was van bmx^an voos , wit en hadt van buiten een Vleelchkleurige Schors* Zie Nat^ Hist, van Uooriu. 1, D. b], 273* (Ó; ^Icyonlum fubrotundu.n Stupofum , Stellis radio pertu- fiS. Syst, Nat. Xli S C H L o S s* PBH, Tran/a^. VoL XLIX, p. 45U 14. B O RL AC. Cornul^. 254. T, 25* f. i ,2» Al* cyonium Schlosfcri Pall. 2c8» Schloslers Zee- Schuim^ Lysf der PUntd, bladz. 440, ALCYONiëN. 399 hehhende Sterren met doorboorde Straa* VU , Afdeei^ LXXlIt HOOFD- Dewyl deeze Alcyonie Korstagtig orji ver- stuk. fcheide Zee -Planten , en op Wierblaadjes J^ieefch- leggende gevonden is , zo moet L i n n u s^^^'^^* zig vergist hebben 3 met haar rondagiig te noemen. Ten anderen is ook de benaaming van Vlokkig of Vezelagtig (Stupojum) hier niet eigen ; dewyl dezelve zig door haare Vleefchagtigheid van anderen onderfcheidc. Hy noemtze, in navolging van Pallas, Schlos-^ fers Alcyonie , om dat wylen de beroemde Ge- neesheer Alrertüs Schlosser, die een fchoon Kabinet van Natuurlyke Zaaken ver- zameld hadc 5 die Zee- Gewas allereerst ont- dekt heeft, geevende de Afbeelding van het- zelve, in de Verhandelingen der Koninglyke Sociëteit van Londen 5 op 't jaar 17^6^ met keurlyke Afbeeldingen , aan 'c licht. *t Geval heeft , gelyk meermaalen 3 eea groot aandeel in deeze Ontdekking. De Dok- ter hadt Visfchers gehuurd , om in een Ha- ven (*) s voor hem 3 het kleine Engelfche Ko- (*) Pallas zegt , dat S c h l o s s e r dit Zee - Gewas m de Haven van Falmoutb gevonden heeft. In de Tranlac- ticn vind ik den naam der Haven niet, maar by de Afbeel- ding ftait , dat hetzelve gevonden is in Zee, by Kaap Le« zard» De Haven van Falmouth , geineenlyk Vaalinuijen ge* naamd , legt niet ver van de«ze i^aap , aaa de K««t vaïi Cornwall. I. DEËi.. XVIl. /Stuk. 400 Beschryving van VL Koraal of Corallium nostras van Ray op te LXX^m haaien , ten einde hy dit verfch met het Mi- Hoofd- kroskoop zou kunnen onderzoeken. In plaats STUK. ^^an dien kreegen zy eerst een zonderlinge Tieerch- Vleefchige zelfltandigheid , zittende oai den H^'&^* Stam van een oude rondfteelige Zee -Plant, die Botten heeft , byna als de Vrugtknoppen der Boomen Deeze was hardagtig, meer dan een Duim dik, ligt bruin of Afcbgraauw van Kleur , hebbende haar geheele Oppervlakte bedekt met glinfterend Goud^eele Steragcige Lighaamen. Hy dagt , dat 'er Polypen in huis- vestten en deedt het CJewas in een Puds met Zee - Water ; doch zy kwamen niet te voor* fcnyn , en vervolgens befloot zyn Ed. , door nader Waarneemingen met het Mikroskoop, dat ieder Ster een byzonder Dier was , van eene zeldzaame ftruftuur. 3 5 Elke Ster C^egt hy) is famengefteld uit ^, vee!e dunne holle Straalen , van eene Peer- 3, agtige figuur 5 van vyf tot twaalf of meer 5, in getiU die allen ^ aanhaare fmalfle Enden, 3, vereenigd zyn. Ieder Straal is aan 't End, 33 dat verst van het middelpunt af is breed, 33 en een weinig verhevenrtnd in 't midden van 53 dit brcedfte g'^deelte. 1 erwyl het Dier 33 leeft , vertoont zig een klein rond Gaatje , 33 dat zig dikwils famentrekc en opent. Alle de 3> (*) Fucus teres frutescens, Germinibus Aïborum Gemmas fïuiliferas referentibus* £ l L l$* R A L C Y O H I ë 4oj de Straalen zyo van dit maakzel , maar ,3 derzelver gemeene middelpunt ^ door eene ^x^^^jj^ ^, vereeniging van alle de kleine famenloopen- Hoofd. 3, de Enden gevormd, is een Opening vait^'^^^^V 5, eéfte Girkelröride , övaale of langwerpige ^^j^f'^' ^, figuur j die een foort van opftaande Rand heeft 5 als een Bakje ^ welke zig, terwyl 3j het Dier leeft en zig in rust bevindt^ met 4, groote vlugheid famentrekt en uitbreidt in veele verfchillende trappen ; hoewel fomtyds 5> een lange poos uitgebreid of fameogetrokkeii ^3 blyvende. In geene van deeze Hollighe- den 5 in de middelfte zo min als in dé ,^ kleineren ^ (welke laatften ik onderftel dé j^j Monden van het Dier te zyn,) kon ik, aan 3, de buitenkant;, eenige Voelers of Klaauwen 3, waarneemen ^ maar ^ naauwkeurig daar in j5 kykende , zag ik iets, dat naar zeer fyne 5, Vezeltjes geleek ^ zig op den bodem, aan de binnenzyde, beweegen." A'le de Stukken , welken hy van deeze Vleezige zelf Handigheid verzameld hadc , ver- gelykende , bevondt Doktor Schlosser^ dat de glinfterende Sterren , op derzelver Op- pervlakte , in grootte en Kleur zo w*el als irt geftalce ongemeen verfchilden , doeh dat hec maakzel van de Bladeragtige Straalen , als ook Van derzelver Mondjes ^ en de beweegiog Iran deeze, in allen volmaakt eveneens wareo Veelen van deeze Lighaamen hadt hy zo dik éü groot gevonden ^ dat zy geleeken liaar de G Q gïom %, DÈEL4 x^iié %im^. 40 2 B n s c n R 7 V I ri c van VT* groote getakte Madrepore ; inzonderheid ^ LXn^n ^^^^^^^^^"^ ^"^^^ meest den Stam en Takken Hooa)-* bedekkende en influitende vondt van j^edagte, STUK, ftyve ïakkige Fiiciis. yie^fch- Ue Heer El lis, deeze Vleezige zelfftan- ^^^'^'^ digheid met het Mikroskoop onderzoekende , bevondt , zo hy aanmerkt, „ dat alle de tus- 55 fchenruimten der Sterren gevuld waren mee 5, Eijertjes van verfcheiderley grootte, ieder 5, met zyn ééne End hangende aan een zeer fyn Haairagcig Vezeltje, De kleinfte Eyt- ^, jes zyn Klootrond ; doch zy veranderen, ,3- naar dat zy voortgroeijen, in eene ovaale figuur , waar door zy de geftalte aannee* men van een der Straalen van de Ster". Ook meende zyn Ed. in Itaat te zyn , om aan te toonen, dat ieder Straal van de Ster een Dier op zig zelf ware {^) : doch de Heer Pal- las oordeelt, dat hier nog meer dan in „ eenige andere Dierplant blykt, hoe de ge» 5, heele Korst een onafgebrokene Struftuur is, „ waar van de Bloemetjes de Werktuigen zyn , 5, gelyk de Pennen aan de Zee -Sterren of 3, Zee Appelen , maar tot een verfchillend en minder edel gebruik gefchikt' (f). Voorts verbeeldt zyn Ed. zig, dat twee Soorten van Alcyonie , door Borlace in deszelfs Natuurlyke Historie van Cornwall, af- {*; Vhih TranfaB, VoL^ XLIX. 4-5^ BE A r C Y O N T ë 4o^ afgebeeld en befchreeven , de eene groen zyn- Vt. dr , de andere O^nber ^ j\ leur , bei.ien met geele jLxxfll Sterren > als ook twee Aicyonien van Lfn-HoofI)- Ni©» die aan de Kust van Noorwegen ge ^"^^k- vonden zyn , de eene rood , de andere Lilag- ^^^Mr tig, met Sterretjes naar die der Madrepóren zweemende , wel behooren mogtcn rot deeze Soort. Van de laaffte echt r is dit niet waar- fchynlyk: maar de Afbeelding van Ronde- LKiiLS, onder den naam van U^'d marijia^ . fchynt naar dit Zee - Gewas te gelyken. De Heer Bodoaert merkt hier öititrènè aan j als of de Sterren ^ op deeze Alcyonie , niet, ge?\k Pallas zegt, verrpreid, maar in regelmaat ige orde geplaatst war.n^ en wil zulks uit het nevensgaande Strookje , dat de Heer PaLlas, zo wel als z\n lid.., gezicö hadt i bewyzen (*); vertoonende ookzoJanig een Strookje in Plaat , als ware heizelve van de Alcyonie, aan den Tak, afgefneeüen doch uit de Vcrhindeh'ngen der Koninglyt^e Sociëteit blykt , d t de Af beeldini^ B een Stukje is van ^t rlad van gewoone Wier of Zee-Gras (yi/- ^a^ . met vier zoJarige Sterretjes daar op^ •werise dus niet wel anders dan op eené ry korï* den geplaatst zyn , terwyl /y 7ig op her ei- gentlyke Zee Gewas , aan de Takkjp;e Zee- Plant (Fuöus^) zeer duidelyk a!s FloscuU fparfi of verfpicide Blommetjes vertoonen. (7; Al C*) Lyst der FlantdiareHy bla '3. 4^1. Aantekening» Gc 2 1» DEEL. XVIL STÜIS* 404 B Ë S C H R Y V I N C Y A H VI. (7) Alcyonie, die bolrond^ Vezelig y geel êU LXXUL ^^^"^'5 ''^ Hoofd- stuk. De Heer L 1 n n je ü s hadc dit flag van AlcyO'^ VIL niën niet gezien , doch zyn Ed» kon de Ken* i!yncurtZA'neTken overgenomen hebben van den Hee? '^cAp^T'^^^^^^^ die hetzelve noemt een Alcyonie, welke Klootrond is en hoog geel , van buiten door Sterren Wrattig , van binnen met Bee» nige Vezelen bondelswyze geftraald. Hy geeft het den Soortnaam van Alcyonmm Atiramiumy dat zo veel zegt , als Zee • Oranje - Appel. On- ze Ridder geeft 'er den duisteren bynaam van Lyncurium aan ; waar van de reden kan zyn ^ het denkbeeld of dergelyke Lighaamen ook het Origineel mogten zyn van de Lyncurium ^ Lapis Lyncis of Los • Steen , en of dus de Steen van Bononie ook van deezen Zee- Oranje- Appel afkomftig ware. Dan fchynt de benaaming van Lyncurium niet zo vreemd of ver gezogt te zyn. vhn De aangehaalde Tethya Sphcerica van D o n a* ^^♦^4!^' TI kan ik naauwlyks hier behoorende vinden; ten minfte verfchilt dezelve aanmerkelyk van de ronde Alcyonievan MARsicLif welke die Autheur, half doorgefneeden , in Plaat gebragt heeft. Zodanig eenen Zee - Oranje • Appel be- zittende, v/ordt dezelve hier , in Fig. 4, op Plaat f7) AUyomum globofum fibrofum flavum Verrucofum» MARSiL^ Mar^ 82* T. 14. f. 7a, 73. Tethya Sphacr>'ca* Don AT. Mar» 60, T, lo* Alcyoniam Auraiitium» PAUi»^ "Ze'óph* 210. tpt dir ritmtL bladz, 4^.3» BE AtCYONlëN. Plaat CXXXIII, door my in Afbeelding, V!. ïiaauwkeurig en in natuurlyke groote vertoond» 5^ JVlen ziec *er in, hoe de Vezclagtige Bondels Hoofd- eenigermaate Straalswyze van het midden fpreiden, geevende wederom kleine V^ezeltjes^;^^^^^/^ naar den Omtrek uit , die in de Schors verdwy- nen, waar in ik de kleine Gaatjes niet vind, die M AR SI G LI daar in vertoont 5 noch de Wrattigheid van buitens gelyk Donati dee» xe Alcyonie voorftelt, maar myne Zee-Oran* je -Appel is evenwel van buiten ruuvv. Mis* fchien heeft hy de buitenfte Wrattige Schors, door afflyting, verlooren De Vezels van binnen zyn niet Beenig, gelyk de Heer P A l- LAS wil, maar harder dan Kurk en Houtig of liever Schorsagtig op 't gevoeU Mooglyk zal daar omtrent een aanmerkelyk verfchil plaats hebben in verfchillende Zee- Oranje- Appelen. M A R s I G L I zegt van zyn ronde Alcyonie ^ dat de inwendige zelfftandigheid een famenhoo- ping van Naalden is , Afchgraauw wit van Kleur , zig verdeelende in veele andere kleine Naaldjes , welke de Hand prikkelen , als mea ze behandelt. Zy gelyken veel naar de Veze- len van Pluim -Aluin. De Huid, door 't Mi. kroskoop gezien , is vol van vSteragtige PoLen, Door {*) Ik heb een Verfteend of Secenfg Stuk, dat hi geftaite, pootte en knobbeligheid, zeer naar dit Zee»Gev/as gelykt: ^och ik durf het niet vastilcUen , da^ toe tt 'aehoc * Cc 3 l, DSLEt. Vni, STU^» 4c6 B E s c H n ï V ï N G V A n Vh Door Dcstillarie, in de Retort, kwamen, vaB LX^\iI Oneen , 17 Onceo Vogts over, 't welk 30 iiooFD Greinen vlug Alkalyn Zout uitleverde. Hec STUK. O' e^ bly f ''^el gaf 2. Greinen Zout , van eene Zee Oran A.irdagtige Smaak en zonder Reuk ; waar door ^e Appek afko k/el van Malva • bloemen fchqon S it! ar agd groen , en Geesi van Salpeter, daar by gemengd ^ynUe , in he r-yk Robyn -rood veranderd werdc, In Y Vogt, dat de Kleur van Honig haJc , oniftondt een fterke up- bruil'ching met Rook , door den Geest van Salpeter , en eene Precipitatie door de Ulia van Wy ifleen. D^'NA ri ve beeldt zig, dat zyne Tethya ^phceHca natuui hk los en vry in de Zee zwer- ye, tot dat zy eindelyk ergens vast raakt en dus een Di ^rplant wordt, P 1 a n c u s fpreekt hem hier in tegrn , bcweerenJe, dat deeze Zee Oranje ' Appel noiuurlyk ergens aan vast |s, en dan door 't geweld der Bjaren los ge« rukt wordt , on in de Zee re dry ven, wor- dende vervolgens op den Oever gefmeeten. Du is dan ook het denkbeeld van Li s n i' s, 2y komen zo wel van de Kaap , als uit de IViiddellnndfche Zee» ^k heb 'er één, \yaar- Ichynlyk uit Oo-stirdie, die wat langwerpig rond is en gched, met twee kleine Gaatjes, van grootte als een Vuist. Deeze is aan eene End een weinig plat, 't welk mooglyk de plaats der aanjisechting zal lyn geweest. C^) Al- DE A L C Y O N I C N« (S) Alcyonie, die Klootrondagtig ^ P^PP^g ^i" ^ h AfD) Ff e7t groen. LXXlIV Kruidkundige Autheuren hebben die Zee- stuk. Gewas voorgefteld onder den naam van Zee- vuu Beurs ^ om dachet van eene rondagtige geüake ^^'^^^^'''"^ is en van binnen hol , hebbende de grootte van een middehnaatigen Appel : des men het ook Wier- Appel by die van Montpelliers genoemd vindt , en I m p e r a t i tytelt het Groene Zee- - Wier Oranje Appel. Het fchynt de Zee* Oranje van M A u s ï c L I te zyn 3 die dit Gewas aan- merkt als tot het Zee-Ruy (Fucus) behooren- de, van Klieren gevormd en in 't midden hol, om Water in te neemen en weder uit te laaten. Met eenige Vezelen zitten zy aan fommige Xighaamen vast, gelyk die Graaf 'er één op een Schulp gegroeid vertoont, zynde Kloot " ,.rond. Hy hadt in zyn Kabinet zodanige Oranje- Appelen , met Katoen opgevuld en gedroogd, van vier en een half Duim middel- lyn, welke, vol Zee - Water en verfch zynde, ieder byna anderhalf Pond , Marfiliaanfch Gewigt , ophaalden, Ondertusfchen hadt de ^.elfltandigheid , die deeze Lighaamen vormde, niet: (BJ Alcyonlum rubglobofum pulpofum viride» Syft. Nat^ Xll* Alg.x Pomum Monrpelienfiiim* li A u H. Hist, lïh p«79S^ Burfa marina* Bauh* Piru s6s« Turü inariiia. RA j* Hist^ 83* Angl 31* AJcyoniiim Burfa* Pall* Zoöpb^ zq6^ Me- loendifteU Lyst dêr Planid^ bl. 437» Cc 4 I, Bmx,, %V1I. STUïi, 4o8 Besciïryvinc vam VI. nie)t meer dikte dan een agtfte Duims , zynd@ ^ï^* 't overige een volflagen holligheid', van buiteq tiooFD- donker groen , van binnen blaauwagtiger. Onder^ STUK. *t doorknippen met een Schaar, befpeurde hy ^ss Beurs^eeuG beweeging door dit geheele Lighaam ^ ^nn als of het bezield war-e^ zo hy zelf zegc(*}« Vervolgens wordt door hem waargenomen 4> dat de Sagrynagtigheid der uitwendige Opper» vlakte ontftaac uit een menigte van Klieren, die de zelfftandigheid famenftellen y en door de holte loopen Vezelen 3 welke vol Water zynde naar Zilverdraad gelyken. Deeze oor- deelt hy te dienen tot onderfteuning van de Wanden dier Zee - Beurs , welke verfch zynde een taamelyk ftevigen Bal maakt , doch door ^t verwelken flap wordt. Menigvuldig hadt de Heer Pa el as dit Zee- Gewas op den Oever van Susfex, de Kust van Engeland , aan 't Kanaal 3 in de JViaand Fe- bruary gevonden. Het heeft, zegt hy, eei3| fcheeve PJooy, welke aanltnding tot den naam van Zee -Beurs fchynt gegeven te hebben. Dit begrypt de Heer Boddaert niet, zo min als ik verdaan kan , hoe dit Zee Gewa^ 20 groote Qvereenkomst met den Meloen-? piftel heeft, om aan hetzelve üeyer daar vaa d^n naam toe te eigenen o (9) A\' (t) On appercok un moavemcnt d^ns toutes fes parties cóinmc s'ii éiolt miméK Hip* Fhyf^ dc U Mtr^ pag. 89» BE A I. C Y O N 1 nder den naam van Tethya^ die Klootrond is^^^-^^^^ met eene Oppervlakte uit half-KlootrondeKnob^^jo. hels bejtaande. J3y S E b A komt 'er een Af beel-» ding van vopr, welke een Eyvormige geftalte heeft» P|:.ANcu.s befchryft het, en geeft 'er pen Afbeelding van , onder den naam vaa Roode y pappige Alcyonie, die gemeenlyk Kegel' yormig is (*). Het wordt van den Heer Pa i^- L A s Alcyonium Cotoneum geheten , om dat het zig als een Bal van Katoen vertoont^ en deezen naam zoude onze Ridder beter gedaan t^ heb- ban te behouden , dan denzelven in dien van Cydoniiimy dat is Kwee- Appel, tp veranderen. Het behoort tot de genen , die men Zee-Balie^ Doemt. Een andere Soort van Zee- Ballen fchynt het te zyn, daar Kleijs de Afbeelding van geeft > pn dezelvcn ^ onder d?n naam van Pi' (g) AlcyoniujT; fubrotundiim , Spongiofüm , flavum lacve, Syst^ 'Hat, Xir*. Vespetum marinum» Rumph. Amb. VU 259, Aicyonium primum, Do N AT, Mar^ 56» T* 9. S EiJ. Kal^^ IIU T« 99' 4* Aleyonium Cotoneum. Pall, Zp'óph^ ziU ^yst der Plantd^ bladz. 445* Planc, de Conchis, Ed. lU App» IIS. €♦ 1%, 1^2. Tab» i O. %, B - Cc J I. DEEL. XVIL SïiJK* 4IO Beschryving van VL PilcB Marince uit de Middellandfche Zee 3 Briefs- LXXni ^y^^ befchryft (*> Hoofd- * Zyn papagtig weeke Lighaamen, die met STUK. een Punt of End vast zitten aan de Klippen Zoi^Béih van buiten geel, van binnen Bloedrood, met witte Vezelen of Draaden 3 en niet onaange- naam van Reuk 3 volgens Plakcus, Dus komen zy in *t midden van den Winter voor , maar in 't begin van 't Voorjaar , afgerukt van hunne zitplaaifen , veranderen ^sy in Spongieuze Klompen , als va^ Kurk ^ vol Gaatjes , die op 't Water dr'yven , en van bicmen naar Puimfteen gelyken^ hebbende dan een Bokken -Stank. Men vindt ze dus in de Middellandfche Zee, en aan de Kaap der Goede Hope, dikwils als een Kaatsbal, maar fomtyds ook wel anderhalf Voet dik, RuMPHiüs geeft aan een dergelyk Zee- Gewas , dat men in de Indifche Zeê vindt, de grootte van een Kinderen ^ Hoofd ^ en den naam van Zee Wespen- Nest \ zo, om dat zy naar zulk een Nest eenigermaate gelyken^ als dat zy een brandige eigenfchap hebben, die hec aanraaken , wanneer zy verfch in de Zee voorkomen , gevaarlyk maakt. Zelfs geeven de Maleijers , om die reden , 'er den naam van Roema niri ^ dat is Zee* Wespen, aan. Men vindtze zelden ; want zy zitten wat diep in Zee , op Potfcherven , Steenen en brok-» { DE A L C Y O N I ë K., 411 brokken van Kraal (leenen vast (*) , zo hy VI. ^etui2;t* befchiyvcndc dezelven dus, t^vv^^V 3^ Zy gelyken naar een vuiIen /ee Steen, hoofd- hebbende van bu'tcn vede Gaatjes , met «tuk. 5, fcherpe en wat Stekelige k nten, uit wt lken -^^«--ö^* „ men eenige Slymeiigheiti ziet opborrelen, 5^ welke ook den geheelen Bal bekleedt, mee ^, zodanig eei^e beweeging , als of 'er eenig 5, F even in ware. Deezo vSlym ieinand op de Huid komende of de Bal zelf aangeraakt 59 55 wor lende met de bloote Hand> ontftaat daar 3, uit een geweldige Jeukt, niet alleen, gelyk i, door het aanraaken der Zee -Kwallen, maar „ fomtyds wordt *tr het Lid zodanig van aan- 5, gedaan , dat men 'er in eenige Dagen geen 5, gebruik van kan maaken. Waa neer het een vreesagtig Menfch onder Water beet krygt, „ <; want het heeft eene aankleevendc eigen- ,j fch^p,) dan verfchrikt hy zodanig, dat hy gevaar loopt van te ver irinken. Door den 3, Regen 3 evenv^^el, of door middel van verfch „ Water, die ^lym daar uit gefpoeld zynde, .5 kan men deeze Zee Ballen veilig aanraaken, ,^ Ook fmelt , wanneer zy in de open Lugc 35 leg- i"^) Dat zy doorgaans op Takken van Koraalen zouden groeijen (Ramis fasf,m Corailiorum innascentia) y gelyk de Heer P A L i. A s uit R u M P H i u s aanrekent , vind ik by dien Aurheur niet.' Dezelve z?gt, dat zy vast zitten op phtte Stukken en fcherven van Kraalileenen , welke hmi voor Stoelen dienen^ h DEEL* XVII. STUK, 41» Beschryvino vak leggen , het Vleefch in 't kort weg , en het IXXül ^^^^ ^^y^^ drooge , harde Spongie Hoofd- \j> ftaan , welke men dan onbefchroomd kan sTuic* ^, bebandden'% X. Cio) Alcyonie, dte jcheef Eyrondagtig^ pap-- Dit Zee - Gewas komt , in de Middelland-» fche Zee , gemeenlyk van eene Vygagtige Halte voor ^ volgens de aanmerking en be- fchryving van Marsicli; en daar van heeft het j> by ÏRÏ0NFETTI3 den naam, bekomen van Knobbelige Alcyonie van Im- PERATUSj dat de gedaante heeft van een Vyg, Wy geeven *er , derhalve , ook den naam van Zee - Vyg aan ; fchoon het fomtyds Kwabbig voorkomt als de Long, en daarom, by RoNDELETiüs, den naam van Zee- Long^ of van de tweede Soort van Zee-Long,, voert. Bauhintts hadt hetzelve, onderdo Planten , voorgefteld by den naam van Knob^, heiige Alcyonie. Men vindtze ^ volgens den Graaf, in ge<». 4aan«9. (lp) AleymuYst obavatum pulpofiim livens !• ^7*^* ^^^^ %\U AlcyoniLuu tuberofam* Rauh* Hist. III* p. 8 £7- TuU mo marinus alter* Raj* AngL 5i* Ficus* MA^s» Mar. 87*. T» 16^ 79* Alcyonium Pulmon^ iuftar lobatum* E ll. CoralU 8i* T» 17 , Alcyonium Ficus* PALL« Zqö^Ji^ 30§, Zee ■ Vyg* Lyst dst Plantd* blad^* 4^4* nE ALCYONlëïf, 453 daante en grootte van de gemelde Vrugt, VT. aan de Klippen gehecht, zonder Wortel. Zy^^^^^^ heeft de Kleur van Tabak, inwendig watHooFD*' donkerer 3 en de 2elfftandigheid kon hy niet stuk. beter dan by die van drooge Galnooten \Qr-^^^'^ys^ gelyken. Door een Mikroskoop vertoonde zig de uitwendige Oppervlakte vol Poren of kleine Gaatjes , en het binnenfte als uit Hol- letjes of Celletjes beftaande^ gelyk in een Honigraat. De Vyg heeft haar bovenfte gedeelte een weinig plat, meteen Gat in „ 't midden , even als in zekere Sponfen , „ het welk , naar alle waarfchynlykheid , een I, beurtlingfe inkrimping en verwyding (Syjlols et Diafiok) moet veroirzaaken , als zy uiÊ 5, de Zee komen ; gelyk men dit in de kleine Gaatjes der Sponfen , wanneer dezelven ^, met Water gevuld zyn , waarneemt. Zy komen voor > op de plaatfen waar men Ko* 3, raai vifcht , aan de Kust van Barbarie." De Heer Ellis leidt de reden der benaa* minge van Zee • Vyg, welke dit Schepzel on- der de Engelfche Visfchers heeft , niet van de Geftalte , maar van de langwerpige geele Deeltjes af, naar het Zaad der Vygen gelyken- de, waar mede men de zelfftandigheid deezer Zee - Gewasfen , aan de Engelfche Kusten 3 opgevuld vindt. Zulks komt ook beter met zyne Afbeelding overeen , naar welke die van den HeerBoDDAERT, volgeni eene verfche Zee 1. dbbi., xvii*^ stuk* 414 BEscHavvïNG v a ^ Zee - Vyg by den Heer JüliaAns getó* LXXHI ^^^^ ' volmaakt gelykt, dat men zig BooFP verwon eren n.oet. ELLiszeg: dat dit voort* STÜK4 bren rzel der Zee donker Olyfkl.^urig is ^ vaii eene Vleezige zelfftandigheid, welke^ als heC geopend wordt , een zeer onaangenaame Reuk uitgeeft. Dan vondt hy, door het Mikros- koop , hoe dezelve beüond uit een memgtd van geclagtige Zakjee , die van het midden zig naar den Omtrek uit drek tbn , hebbende in de Oppervlakte aan 't End een Sterretje aiet zes S raalen , naar een Polypus gel^keiideé Door 't midden van deeze Zakjes liep eea Buisje, Zy waren geelagtig en vol van een helder Lymerig Vogt. By een naauwkeurig onderzoek vondt hy in dit Buisje verlcheiae regelmaatige Lighaampjes , als vSchulpjes, op elkander geftapeld ; zonder te weeten of de* zeiven het Voedzel waren dan de Eijerea van het Dier* De Heer Paï.las getuigt , deeze Zee- Vyg nooit gezien te hebben: Linnteus wyst bet zelfde met een Kruisje aan Ik heb in Iviqueur een Zee Gewas , ten minfte een Voortbrengzel der Zee, het welke naauwlyks iets anders fchynt te kunnen zyn. Dit komt van onze KusteUé CO Al. zie VU XL fig. 3, in het Aanhangfcl behoorende tëi ëc L^3t dsr Plantdieren^ DE A L C Y O N I ë N. 413 (lO Alcyonie, die Lilagtig is ^ vafi veelerïey VI. gedaante. HOOFD- De Heer Doktor Ba ster ^ van de AIcyo-sTUK. niën fpreekende , geeft 'er drie op, die zyn Ed. zegt altemaal als Lil in 't aanraaken tco^iZT^ zyn, en te behooren toi eene zelfde Soort 5^^^*^^.^^ Offchoon fommigen effen , anderen getakt zyn , Aicyonie* en in gedaante zeer verfchillende. Hier uit^xxxir. zou men de reden der Kenmerken kunnen op- -^5* maaken, indien deeze drie opregte Alcyoniën waren 3 en van eene zelfde gelteldheid. Zyne Derde 3 ondertusfchen, v^elke de eerfte is van de drie , fchynt een Plantgewas 3 tot de Fu- cus of Zee-Ruy behoorende, te zyn. Dezelve maakt een Blad uit , van agt of negen Voeten lang 5 en ongevaar een half Voet breed, het welke een Steel met Worteltjes heeft , en fomtyds by Bosfen , fomtyds enkeld groeit 5 volgens de Waarneemingeu van den Heer Reaumur. Zyne Vierde Alcyonie, die de Zee - Long genoemd wordt , is waarfchynlyk de naallvoorgaande Soort. De Vyfde door zyn Éd. de zagte Akyonie genaamd, komt alleen mee deeze Soort overeen» Dezelve vondc (ïi) Atcyonium polymorphum geladnofuni. Fam^ Suec^ sa 2b'» Alcyonium ramofuin molle» E l CoralL 87» T. 324. f, D. B A S T E R. Nat^ Ultfpann, I. D» i* 5. 5 E B» Kab* IIU T. 99. 4» Fiicus gelatinofus. HuDs. AngU 47 U N» TAL Zoö^if^ 107* Lyst (ter Flantd^ bladz, 438, 4ïé BesqhryviJtg t a & VI. vondt hy met veele kleine Polypen bezéc, eö ^^IJ^^ vertoont in Afbeelding, hoe de inwendige HooFD' zelfftandigheid uit verfcheide kleine onregel» STUK, maatige Celletjes beftaati ^ even als dit dok liiagtfge. in de voorgaande Söort of Zee - Vyg , dooi* M A R s I G L I , is waargenomen^ Dc Heer E llis verzekert, dat de Engel-* fche Visfehers dit Zee -Gewas Pyp-ÏVier of Podding • Wier noemen. Hy zelf geeft hec den naam van Sea ragged Staf , en merkt! aan , dat men hetzelve aan de meefte Lig- haamen in de Zee, op de Kust van Kent, eö inzonderheid by 't Eiland Sheppey ^ vindÉ kleeven ; zo dat het een phag is voor dö Visfehers, wier Netten 'er, even als in ftaan- de Wateren door de Flap, dikwils van ver- Xlopt worden , 't welke hun in visfchert zeer belemmert» Overdwars doorgefneedeö vondt zyn Ed. het vol kleine onregelmaatigé Vlakjes, die echter , volgens dfe Afbeelding 3 merkelyk van de Celletjes ♦ zo even gemeld 7 fchynen te verfchillen. Deeze Lflagtige zelf- Handigheid werdt door hem voor het Eijer* nest of Schot van menigvuldige Soorten vao Schulp visfchen gehouden. Zyne Alcyonie is in lang zo Takkig nietj- als die van den Heer Baste r, en ongelyk minder dan dat gedroogde Exemplaar , by Seba, hier aangehaald, met Zee-Pokjes op de Enden der Takken. Hy vertoont het ook geenszins in Bladerige Stammen grocijende^ ga- i) È A I- G Y O N I ë gelyk men Pallas begreepen heeft C*) , "^I* maar mee Gehakkelde Stainmm , die of enkeld j^^XIli zyn, of Heesteragtig getakt, gelyk dat Exem^ Hoofd. plaar , in Fig. i , op onze Plaat CXXXIV. ^tuk^ afgebeeld 5 't welk ik in Liqueiir heb, waar ^''^''^^^^'^^ van alleen maar een gedeelte van den Stam y eö van de Takken , in Afbeelding gebragt is, om de Natum-lyke grootte te behouden. De Stam van 't zelve is byna een half Duim dik , en geeft Knobbelige Takken uit , die in kleiner Takjes verdeeld zyn , welke ftomp en Knob- belig eindigen. De Oppervlakte vertoont zig als bezet met een menigte van Schubbetjes ^ Tepeltjes en Gaatjes, die ongemeen fyn zyn, en mee hec bloote Oog naauwlyks te onder« fcheiden* (la) Alcyonie , van veelerley éedaantè . mei Jtompe uitpuilingen , die doorboord zyn. Manus Diahoiu Èen dergelyke was aan dé Kust van Ysland '^'^^-)'^^^^- gevonden i die de zelfftandigheid zagt hadt, al§ {^) Lyst der Plantdieren^ bladz» 439^ Dé Heer P A tt As zegt. Aut Truncos lacimofos fimplices effingh ^ quakm deiir.e/ivit E L L I $ I ü s. Niet alleen uit de Afbeelding van E L 1. 1 s i jnaar ook uit het wooid Ucimofus blykt, dat het Gehakkeld moer;. ; %yn , niet Bladerig» Laciniofa Foliai^ hy voorbeeld ^ zyn , alV ieder bekend is , Gehakkelde Bladen» (li) ^Icyonium polymorphum, protuLbérantüs obtufïs pcF» foratis» Syst^ Nat. XIU Seb, ICah UL $7^ f» 3 » Da I5 DSKL» XVIL ^rVKt 4i8 Besghryvino vaN VI. als het Merg van gedroogde Bovist , zynde fxxili ^^^^ buiten effen, van boven als mee Vingers Hoofd- * uitpuilende 5 die kort, ftomp waren . en aan STUK. End, als een Penne - Schaft , doorboord, Oetepêidc tot in het midden van den Tak. Lïnn.süs zegt , dat zy de helft kleiner zyn dan in 'c Exemplaar van Se ba, en ikbegryp niet, om ^ac reden zyn Ed. hier niet dat Zee- Gewas te pas brengt ^ 'c welk M a r s i c l i onder den naam van Champignon de Mer befchryft , waar van de Heer Pat, las zyne Getepeldi Alcyo^ nie gemaakt heeft, als overtreffende alle anderen in grootte van Tepeltjes. Hier hadc zyn Ed. maar één Exemplaar , en wel in \ Kabinet van zyne Doorlugtigfte Hoogheid , ^ onzen Erfftadhouder , van gezien. De Graaf hadt nooit een Zee ^ Gewas ge-» vonden , 't welk meer naar een Champignon of Kampernoelje geleek, dan dit. Het werdc op negentig Vademen Waters omflreeks de Casjiclagne y het welk een Klip is aan de Kust van Provence, tusfchen Marfeille en Toulon, ^ l'Ahyme daar de Afgrond * in de Middellandfche Zee , voor die Plaatfen, zynen aanvang neemt, op- gehaald. De Geftalte kwam met die van een Citroen taamelyk overeen , zynde overal hob- belig en met Tepelagtige uitpuilingen, aan end ingedrukt. Men bevondt bet maar een Le- (*) Alcyonium papillofiim* Zoóph. p, 350, MARs. Mar^ p» 86. Ta\h 15* 76 y 779 78« Lyst ér Planid. bladz» 434* D È A L C Y O N I ë fT. 419 Ledei-agtige Huid tézyii^ geelagtig bruin van Vt Kleur, vaö binnen ledig, en met een Lymag- i^xMl* tig Vogt bekleedt Het bevatte in de bollig- Hoofd-^* heid geen Water, verfchillende daar in van ^"^"^^ önüereï Alcyoniën , en in 'c byzonder van de Zee - Ballen , voorgemeld LXXIV. HOOFDSTUK. Befchryving mn 't Geflagt ^?^r Sponsen, r/ Sponsgewasfen > waar van fommigen KIoqu rond ^ anderen Waaijeragtig platy Buisagtig hol ^ Gevingerd of in veele dunne Takjes vet^ deeld zyn , enz. £^ een algeraeener bekende naam , dan die it^mi van Spongia ^ buiten twyfel afkomftig van 't Griekfche woord SaroV^o? , dat men Spongos uitfpreekt, en welke van het aantrek- ken of indrinken der Vogtigheden afgeleid wordt. Ook is deeze benaaming in de voor- naam (te hedendaagfche Taaien van Europa overgenomen. De Italiaanen zeggen Spongia^ deSpaanfehen Esponja^ de Franfchen Eponge^ de C^*) Dc Heer Bastèr merkt aan , dat het Zoute Wa« ter, in de holligheden of Celletjes der Alcyoniën vervtit, op ten Glazen Plaatje droogende^ geen Kryftallen fchiet^ maas ongemeen aaïtige Configuratiën uitlevert , naat Boompjes en Gewasfen gclykendc. Zie TZatmrk, Uit/pann^ h bkd% h DÉ&L* xvïi. stvm 4^0 BESCHRtVINö VAM VI. de Engelfchen Spunge. De Duitfchers, alleen^ IXXIV hebben het dubbelzinnige woord Schwamm , Hoofd-' dat ook een Paddeftoel of Kampernoelje bete- sTüK, kent 5 in gebruik* Wy zeggen Spongie volgens den ouden , Spons volgens den hedendaagfchen trant, en noemen dus alle die Zee-Gewasfen, welke van een Spongieus geweefzel zyn , in *c algemeen 3 Sponsen^ Eigen. Wy hebben gezien , hoe de Sponfen van fchnppen. fQ^^^^^jggj^ onder de Planten^ van anderen on- der de Plantdieren geteld werden, en hoe Al« DKOVANDUs dezelven hieldt voor onvol- ♦ ïsaakte Planten Aristoïe-l es, en de genen die hem gevolgd zyn , hebben aange- merkt 5 dat zy in de Zee als wyken voor de Hand , die ze aanraaken wil , en zig tegen het afrukken van de plaatfen , waar zy vast zitten , fchynen aan te kanten. Pliniüs fchryfc 'er niet alleen Gevoel aan toe 9 maar zegt zelfs dat het Dieren zyn, die Bloed in zig hebben (f)- 39 Sommige willen, zegt 5, hy, dat zy ook door Gehoor beltuurd wor- „ den en zig famentrekken op 't Geluid, druk- „ kende dan veel Vogts uit ^ en niet van de „ Klippen afgerukt kunnende worden ; zo dat j5 menze affnyden moet , als wanneer zy een 5, Bloe- (*) Ncc Sponglls — ^ quiBus folus ex Senfibus Ta(^ius« €st. Hist, Nat, Libr. XU Cap. 37^ ft) Animal esfe docuimus , etiam Cruorc inhaciientc, Libr, XXI, Cap. II. De Spongiarum naturk ^ DE Sponsen- 4^1 M Bloedig Vogtuitgeeven'\ R oNDELETi us, VL daarentegen , hadt haar zelfs alle Gevoelig- lxX^Iv' heid geweigerd ; maar Marsigli nam met tïooFD-* eigen Oogen , in de Sponfen , een meer dan stuk. Plantaartige beweeging waar» Hy hadt een Samentrekking en Verwyding gezien in zekere kleine ronde Gaatjes van deeze Gewasfcn ^ . wanneer zy uit de Zee kwamen , duurende zo lang als 'er zig Water in bevondt. Iets der- gelyks heeft de Heer Eli^is, met Doktor Solander, in 't jaar l76^ ^ aan de Kust van Susfex , in een Sponsgewas , dat naar Kruim van Brood gelykt, waargenomen. Volgens de fchynbaare overeenkomst van wormen Geweefzelj Geftalte en woonplaats , zou men^pQ^jen. onvoorziens befluiten , dat 'er in de Poren of kleine Gaatjes, welken de Oppervlakte der Sponfen zo menigvuldig heeft , Polypen of dergelyke Diertjes waren. De naauwkeurigfte Waarneemers, echter, hebben tot nog toe Biets dergelyks daar in kunnen vinden. De Heer P^yssonel heefc , wel is waar , breed- voerig gefchreeven over zekere Wormen, die ^"n eenige Soorten van Sponfen niet alleen huisveften 3 maar dezelven fabriceeren zou- den (*) ; doch behalve dat hy geen bewys van dit laatfte bybrengt, is het uit derzelver Ge(ta|te t^n hoogfte blykbaar ^ dat zy nier ei- Zi? Ukgizogte P^erhjundelingmlW D E F. L , hhjh,.6zj,^ Dd 3 |,. VtT.u xviL srviu ^11 Beschryving vah VI. eigener aan de Sponfen zyn , dan de Zee- tr^xtv' üuizendbeenen 5 welken Donati waargeno^ Hoofd-* nien heeft , aan de Alcyoniën, De Heer El- jTUK. LIS heeft ook daar omtrent nader onderzoek gedaan , op het gedagte Sponsgewas, aan de Kust van Engeland voorkomende , en fpreekt 'er dus van Q'^X 35 Wy waren verwonderd , een groot getal 5, van Wormpjes daar in te vinden , inzonder ^, heid een zeer kleine Soort van Nereis of Zee - Duizendbeen : maar deeze Wormpjes 5, ontdekten wy baarblykelyk , in plaats vaq 'er de Fabrikeurs van te zyn , zig eenen weg, door de zagte zelfftandigheid heen^ 3, gebaand 5 en die alleenlyk tot een veilige 5, wyk en verblyfplaats uitgekoozen te heb- ben. Vervolgens gingen wy , langs de Ze§- 3, Kust vaji Susfex , tot aan Little Hampton ^ 5, by Arundel , voort ; waar wy uit de Zee 3^ verfcbeide frisfche Sponsgewasfen haalden van dien aart , vol van eene Oranjekleurige 3, Lymige Stoffe, Deeze onderzogten wy 3 na 3, dat eenigen tyd Uil gelegen hadden 3 in 3, Glazen met Zee - Water , en , tot onze 3, groote verbaasdheid 3 in plaats van eenige 2, van de Polypus-agtige Zuigers, of eeniger- 3, ley klein Dierlyk Schepzeltje ^ te zien ko- 3, men uit de Tepeltjes of kleine Holligheden , waar mede deeze Sponfen omringd zyn; n^«. (*; Phll Trar/aEI, VOL* LV. pag. 285» DE Sponsen. „ men wy alleenlyk eene Samentrekking en VU Verwyding in deeze Openingen waar. Toe j^x\7\^ 55 verder bevestiging van deeze beweeging, Hoofd-* 5, vergaderden wy , in Augustus des jaarsSTUK. „1764^ in gezelfchap met Dr. GowiN Knight, Lid van de Koninglyke Socie- ,5 telt, te Hastings in Susfex zynde, van de „ Klippen ten tyde der Ebbe , efFen onder 35 Water , eene verfcheidenhcid van 't zelfde 5, flag van Sponfen, maar die van eene bleek „ geele Kleur en als verrcheide Haanekammen „ Himengevoegd waren, zynde derzei ver Top- ^, pen vol van Buisagtige holligheden of Te- 55 pels. Wanneer wy deeze in Glazen met 55 Zeewater onderzogten , zo konden wy dui- s, delyk befpeuren , dat deeze kleine Buisjes het Water innamen y en heen en weder lie- ten pasfeeren : zo dat de Spons een Animal ^9 fui generis is , welks fvlonden zo veele Hol- 55 ligheden of Enden zyn van getakte Buizen, 55 in deszelfs Oppervlakte gaapende , door welken het zyn Voedzel ontvangt^ en door welken het , even als de Polypen, zynen 5, Afgang loost.". Om dan te toonen , hoe naby de Sponfen , Haare in haar inwendige gedaante en manier van^^^^^^;^, Groeijing , met de Alcyoniën overeenkomen 5 de Aicy©- ftelt zyn Ed. de horizontaale en loodregte Segmenten voor, van de gewoone Winkel- Spons, en vergelykt dezelven met die \^an de Kwabbige Alcyonie , door hem Zee,- Hand Dd4 ge^ I, Dee j-. XVII. SrvK.» 4H Bes€Hryving vah Af^eïï ë^^^^^^ *• beiden neemt hy waar, dafc I^XXiV famen verbonden Buizen van het gedeelte Hoofd-* opftygen, waar mede zy aan de Klippen zit- STUK. ten, en dat zy van den Wortel Kwabbig uit-i zwellen; met dit verfchil alleen dat dq Oppervlakte der Spons bedekt is met Opc- 3j ningen, die door kleine Doornagtige Puntjes befchut zyn : de Oppervlakte der Alcyoniq 5, met gefternde Openingen van agt Straalen , ,^ waar uit de Polypus • agtige Zuigers voort° geftooten worden , om haar bekwaam Voed- zei te zoeken. Deeze Gefternde Openingen 5, 5, nu, in de eene, en de Holletjes in de an- dere ^ komen in zo verre overeen , dat 3> men ze in verfcheide Soorten van ver- 53 fchillende grootte vindt: doch naar evenre-; 5, digheid van den Ouderdom der getaktq 3, Buizen of Pypjes^ die aan de Oppervlakte ,^ komen/' In de Segmenten van het Alcyonium 55 kunt gy duidelyk de Netswys' gewevene 5; Veerkragtige Vezelen onderfcheiden 5 welkq ,5 het doorfqhynende ftyve Lilagtige gedeeltq I, influiten , even als in de Sponfen ; maar, 3, alzo deeze Lymerige zelfftandigheid van een ^, vaster geweefzel is , dan die men in de „ Sponfen vindt , vereifcht dezelve meer 5, moeite om afgefcheiden te worden van de 3, Veerkragtige Vezelen. Men kan dit, nog- p thans , met weinig arbeids genoegzaam 5, doen , om aan topqen het gene ik ge^ 3? ti'^gt. BE Sponsen. 4^5 ^ ^, trage heb te bewyzen ; de groote verwant- Vr, 6, fchap , naamelyk , die 'er is tusfchen het lx>civ" j,, Dierlyk Leven der Sponfen en Alcyoniën, hoofd*' „ en dat zy , bygevolg , beiden Dieren zyn'\ «Tuit* Ten befluite (preekt de lieer El lis van die aanmerkelyk groote Openingen , welken *er uitwendig in de Sponfen zyn^ en hoeda^ Éiigen ook inwendig gevonden worden in fom-f mige Alcyoniën, dienende in beiden tot huis* vesting van zekere Wormen of Zee-Dui^ zendbeenen. Ten anderen geeft hy acht op het inüuiten van vreemde Lighaamen, gelyk Wormbuisjes, Schulpen, Steenen en Steelen van Zee - Planten of Zee • Gewasfen ; doch merkt aan, dat die eigenfchap gemeen is aati alle Dierplanten (Zoöph^ta). Om zulks te ^, bewyzen, C^^^g^ zyn Ed.) heb ik verfchei- de Exemplaaren , zo wel van Koraalen als 3, van Zee - Heefiers en Sponfen, die ver- j,, fcheide Lighaamen in zig befl uiten , zo uit 5, het Ryk der Dieren als uit dat der Plan- 5, ten"» De Sponfen worden , door 't uiterlyk aan*» ne Keu^ zien, byna van iedereen gekend* De Haair-^^^^^''^""* agtige Vlokkigheid van het Gewas, en inzon- derheid de ylheid van het Geweefzel, bene- vens de zagtheid en Veerende indrukbaarheid, manken 'er de Kenmerken van uit. Zy dry- ven niet, dan by toeval, los in Zee, zynde aan \ een of andere Lighaam vastgehecht, doch niet alcoos geworteld» Ik heb Spons- Dd 5 ge« l. Des?., X?iL Stuk, 420 Beschhyving van VI* géwasfen van Ceylon , die als Tuffteen om fxxiv' '^^'^i^^ ^^^^ hoogroode Schors gegroeid HooFö-* ^yn ) en op zig zelf Ballen maaken. Men STUK. vindt ze , ondertusfchen van oneindig ver- fchillende gedaante : fommigen zyn Waaijer- agtig plat; anderen Boomagcig getakt of ge- vingerd ; anderen Buisagtig als Kokers , Trech- ters en Trompetten, gefabriceerd. De Kleur IS wit 5 rood, geel, groen. Purper of Oiyf- kleurig, doch dikwils bruinagtig. De Win- kelfpons alleen, zie, welke verfcheidenheden van figuur en Kleur die uitlevere. Ik heb *er eene, die de grootte en geftalte heeft van een Handfchoen, Onder. De aart van haare zelfftandigheid maakte , feheid.ng* {^y Ouden , welde grootfte onderfcheiding uit. Dus ftelt Pliniüs drie Geflagten van Sponfen. !♦ Die ruuw en hard zyn, grof van Geweefzel , Tragos of Hircina , dat is Bok* ken -Spons, genaamd; 2. De minder- grove , zagt van [zelf Handigheid Manon: 3. De fynfte en Haairagtigfte , waar van men Penfeelen maakte, Achilleum getyteld. Anderen, zegt hy 5 onderfcheidenze in Mannetjes en Wyf- jes, waar van de eerften zeer digt van Ge- weefzel zyn , met fyne en naauwlyks zigtbaa- re Gaatjes ; de Wyfjes hebben groote Ope*» ningen, doch die haar byblyven, niet verdwy- nende , gelyk de kleine Gaatjes in de Man^ netjes. De harde en ruuwe groeiden in de Hellefpont, daar de Dardanellen zyn. LiN- DE Sponsen, 427 Li N N^üs geeft zesden Soorten van Spon- VI. fen op, onder welken twee in de Rivieren, ^xxfv Meiren of ftaande Wateren voorkomen ; de Hoofd-* overigen vallen in Zee of aan de Stranden. ^'^^^^^ De Heer Pallas befehryft agt- en- twintig ^ooneue JSoorten , waar van 'er twaalf door onzen Hidder aangehaald zyn* (i) Spons , die Waaijeragtig is en van paalde figuur^ Vlokkig met Houtige j^f/^^f^ zelen doorvlogten , gedekt met holligheden Paier- als van een Honigraat. Deeze Eerfte Soort heeft L i n n ü s afge^ leid van een aanmerkelyk Zee • Gewas , 't welk door den Heer Gunnerüs^ Bisfchop van Drontheim in Noorwegen, is afgebeeld en befchreeven» Het maakte byna anderhalve Span in hoogte uit. ïen aanzien van zyne geftalte was het dun en vlak, gelykende der- halve dikwils naar een uitgebreiden Waaijer, doch de kanten hadt het niet altoos rond, maar dikwils met Lappen en als uitgefcheurd, meest (1) Spongia Flabelliformls conformis Srupofa, VenIsLigno» iis reiiculatis , obteftis Poris favigineis. Syst* Nat, XII* Gen^ Spongia Ventilabrum» GUNN. liidros^ VoL IV* Tab 3» %• 1,2» An Basta marlna. n m P H« Herh^ ^mb. VL p 253. T. 89. SEB. Kab. III. T. 95, f* 8*? Spongia flrigafa. PALL* ^'óph^ 247, Lyst dzr PUntd^ bladz. 5C0. 1. PEèL. XVII» STUK* 4ïS Beschryvinc van VI. meest ,by den Voet , fhoewel ook fomtyds LXXIv' ^^PP^" Oppervlakte uitkwamen , even Hoofd- in de Jndifche Zee- Waaijers, Het be- TUK. ftondt van binnen uit een dergelyk Heefter- ^ Paist agtig Geraamte , als die ; niet Houtig of ^.püK., Hoornagtig, echter ^ maar wit en Spongieus, zo dat men de zelfflandigheid gemakkelyk tot Poeijer kon wryven. Dit Geraamte was be- kleed met een Geweefzel van eene Vezelagtige StofFe, naar Werk gelykende, welke, a]s men het frisfche Gewas in 't ' Water leid , diepe Holletjes maakte 3 byna gelyk 'erin de Honig* raaten zyn. Gedroogd zynde , is deeze zelf- flandigheid hard en ruuw, doch io 'c Water zagt. In de gemelde Holletjes nam de Bis- fchop roode Wormpjes waar. De Oppervlak^ te was begroeid met Koraalmosfen , Koraliy^ Ben en Milleporen. Dit Gewas fchynt op een Steen gezeten te hebben. De Heer Günnerus nam 'er eene verfcheidenheid van waar^ welke als uic twee Waaijers, aan elkander gevoegd ^ fcheen te be- itaaïï, die vry v/el de geftalta van een Schil- ders Falet uitdrukten* Ik noem derhalve dee* ze Soort Palet - Spons. Zyn Ed. ftelt het een zelfde Gewas te zyn , als *t gene door den Heer Pontoppidans, Bisfchop van Ber- gen, in zyne Natuiarlyke Historie van Noor- wegen is afgebeeld , frifch zynde groen van Jileur^ en uit dunne Lappen beftaande als een Honds», 4^9 faonds . Oor , zo dezelve zegt (*). Dan ^ VJ.^ fchynt het ook zeer naby te komen aan de^^^^'j^* Afbeelding, welke door den Heer P alla s Hoofd* uit Seba aangehaald is op zyne Spongia jirigo* fa of Rimpeh'ge Spons ; zynde een Bladerig Spongieus Zee - Gewas , door zyne zonderlinge Takmaakingen naar een verdord Blad gely- kende ; welke onze Ridder ook twyfelagtig als hier mede overeenkomftig itelt, zo wel als de Basta marim van Rumphiüs, daar ech- ter de Heer Pallas een byzondere Soort van maakt. Zie hier, wat Rümphiüs van dezelve zegt. 5, Men noemt het dus^ om dat het van Ge- Spongia weefzel is als zeker foort van grof Linnen , ^""^^^i^^ 5, \ welk men blaauw geverfd in Indie ge*spons. .5, bruikt y aldaar Basta genaamd ; doeh het gelykt niet dan naar het allergroffte Doek. Dit Zee - Gewas ftaat uitgebreid als een Waaijer , in het Water , zynde flap , uitge^ ^5 nomen in het midden ; zo dat men > als het 5, daar uit gehaald is, hetzelve op een Plank 3, moet uitbreiden en dus laaten droogen ^ om ^5 'er een goede geftalte aan te geeven. Ook ,5 is het alsdan donker rood , maar beflerft 55 boven Water aanftonds zwart. Men kan , 3, echter, de roode Kleur alsdan nog eeniger- „ maa« C^) Bladz. 276. Plaat N* 13* % 8. Zie ook de Afbeel'» ding van een^ dergelyk Sponsgewas. PkiU Tran/a^, Voi^, LV. for p. 288. Tab» XI» f. H, \. DREÏ.. XVII, STUK, 430 Beschryying vArl VI. maate bekennen in de Ruitjes, v/anneer heb LXXIV. 9> '^S^ïï gehouden wordt. Aan de Hoofd-* kanteïf is het\Sladeragtig , in veele Lappen STUK. gefneeden , hebbende een kort Stammetje, 55 dat met een voozen Wortel vast zit aan 5, gruis van Steenen ; des het gemakkelyk 3, wordt opgehaald. Het groeit in Zee , op „ agt en tien Vademen Waters, vallende hee 3, beste en grootfte in een Inham aan de Noords ,5 kust van Ceram , een der Oostindifche Ei- 5^ landen t maar de groote Waaijers van dee- zen aart, die anderhalf Voet hoog en breed ,5 zyn, komen zelden voor'^ De Heer Linn^üs merkt ten opligt vaü deeze Soort aan 5 dat zy de figuur en Takmaa^ king van de Zee-Heefters heeft, doch dat de Schors tot de Sponfen behoort^ Men zou dan mogen denken, dat zyn Ed. dit Zee -Gewas hield voor een Zee - Heefter "Ïït^é de Schors van Spons : doch de broofche zelfftandigheid ftrydt daar tegen- Ik heb eigentlyke Zee- Waaijers , die ten halve of gedeelc«lyk mee den gewoonen geelen Bast, inv/tendig paarfch 5 en voor 't overige bekleed zyn met een Schors van Sponsagtig GeweefzeU tu ("2) Spons , die Waaijeragtig is en van be-^ Wauijcr- spor..pa Flabelliformis conformis orbiculata, FibrlsCar* tilagineis denfe Reticulatis, Syst^ Nat» XlU Spongia Flabelli-^ V E Spoksen. paalde figuur , rond van Omtrek , met VI. Kraakbeenige Vezelen y die digt Netswyze ^^^^^ gevlogten zyn. hoofd.* De eigenclyke Waaijer - Spons verfchilt in J^^fJ-^^^^' veele opzigten van de voorgaand^^ Zy is niet met Lappen ingefneeden , maar byna rond van Omtrek en heeft geen uitpuilende Rib- ben ; beftaande geheel en al uit een Spongieus Geweefzel , dat ^ig van een dergelyk Stam- metje Waaijeragtig uitbreidt. Dit Stammetje heeft niettemin een Houtagtigen Wortel, en de üevigheid van het geheele Zee Gewas fchynt eenige vastere zelfftandigheid, dan die van Spons, daar onder gemengd, aan te dui* den. Deeze ftyfheid is ook in de aangehaalde Afbeeldingen van Se ba opgemerkt doch de fbrrais , Caule tcretiusculo , Disco compresfo - plano vix divifb. Hort^ Cltfl 480. Flabclium marinum Aruenfê^ Humph. Herh Amb^ yi* T. 80* f. i« Keratophyton majus nigrum, Fibris tenuioribus denfisflme leticulatum. IJoerh^ Lugd» Bau I. p* 6. Rete Philippenfe nigrum Telis quadrangulis^ Pet. Gaz. T. 32» ^* Seb/ Kah lil. 95* 2 , 4^ Spongia Flabelliformis. P A L L* ^oöph^ 226^ Lyst der Plantd^ bladz. 47 5i» (*) Men heeft die genoemd Zvjarte Zee ^ Waai jet met heele fyne fcherpe Vezels* In 't Latyn ftaat Spongia FlahelUm f Of mis ni^ra ^ fibris tenuisfimis rigidis^ Ik begryp niet, waac fcherp van daan komt in deese benaaming : te minder , dc* wyl rigidus ftyf betekent. De Heer P ALLAs heeft, doQi €en zonderlinge onnaauv/keurigheid , van zulk een Natuur* kenner naauwlyks te verwagten; de benaaming van de derds !♦ DEEL, XVIIt STUÏ5% 43* ËESCÖRV^VIÖG r AM VI. de zwarte Kleur , welke in die Zee. Ge was- LXXIV ^^"^ Kabinet 3 plaats hadt, vind ik Hoofd-* niet in zodanig één , dat ik thans voor my heb , STUK. j^et welke geheel uit den geelen ros is , en de vcTaaijer» Oppervlakte bezet heeft mee kléine witte Te- peltjes, hoe digter naar den Wortel hoe me- nigvuldiger en zigtbaarer. Hetzelve heeft dd hoogte en breedte van ongevaar vyf Duimen , en de dikte is als die van grof Laken of Baay. Rümphius geeft de hoogte van een ^ Span aan deeze Arueefche Zee- Waaijertjes, welke zelfs in Oostindie zeldziaam zyh. Zy vallen, zegt hy, ligt van Kleur 3 zwartagtig, doch tegen den dag gehouden ros^ en Haan op een kort Spongieus Voetje ^ verdienende eene plaats onder de rariteiten. tiU (3) Spons* die Tr echter a^tif^ is. van buiten ïnfundibu, als een Jol en buigzaam. Ufcrmis^ Trechter- . „ Spons^ t Komt Figuur VJfn S E B A , die een Alcyonium of zyne Spongia Idem» hranofa aflchetst , hier te berde gebragt , en zulks h in de Vertaaling van zyne Lyst der Plantdieren nagevolgd; zie aldaar blacïz. sso. (o) Spongia Infundibuliformis turbinata flexilis. Syst, NaU XII* Spongia Infundibuliformis. GöNN* A^* Hidros. V O L« IV^ Tab. 4. fig. !♦ Spongia elegans. CJLUS. Êxot. I25^ Spongia form^ Infundibuli. BAUH. Pin, 369. J. Rauh. fiist, IIL p. 8o2> Ru MPH. Amh^ VI» p. 254. T. 90. f. I„ WORM. Mus, zi6. Richt. Mus^ S84« T. 14» f. i. Spon- gia foliasceiis* P A L Zoijpb* 246, Lyu kr FlmtL bladx>* #99* üE Sponsen. 433 *t Komt vreemd voor , dat hier de Cebla- ^Vh^ derde Spons van den Heer Pallas t'huis J^P^^J^^'^ gebragt worde; doch die Heer onderrigt ons. Hoofd- dat de Jonge Gewasfen een Trechteragtige ^^tuk. figuur hebben, welke aan de ééne zyde fplyt J^^^;^^^^^^^ en dan in een Bladerig Loof uitgebreid wordt. RüMPHiüs , evenwel, die vcrfcheidene van deeze raare Sponfen , in Oostindie , gezien heeft f fpreekc 'er zodanig van , als of zy op Vcrfchillende manier , nu eens als een gefloo» ten, dan als een gcfpleeten Trechter > en fom- tyds ook met veele Lappen gevuld en een agter over hangende Rand , als een Bloem ^ hebben* de, voorkwamen. Aan den Rand, zegthy, zyn ze ook fomtyds in Lappen verdeeld. Hy befchryft het Gewas ^ als de dikte hebbende van half afgefleeten Laken , van buiten effen , aan de binnenzyde wat ruig, en met Gaatjes doorfchynende, wanneer men ze tegen den dag houdt, van Kleur vuil graauw of bleek. Men vindt 'er ook, die van binnen effen, van bui- ten ruuw en Stekelig zyn. Zy zitten mee een breeden Wortel vast , op gruis van vSteenen ^ onder Water ; zynde dan flap en flymerig, doch krygen door 't droogen eenige flevigheid, hoewel zodanig niet, dat men ze geraakkelyk, zonder ze te fcheuren , kan behandelen* Zel- den vallen zy meer dan een Span hoog. De aangehaalde Afbeelding óqt fraaije Spora van C L u s I ü s , welke men by D o T) o n ^ n s , op de laatRe bladzyde , afgebeeld vindt , is Ee vol'» h DSEL. ZVIU Stuk, 434 B E s c H R t V I K d V A ^ VI. volmaakt Trechteragtig , eü heeft den Rand LKX^V'*^^^^ ingefneeden. In die van Richter 5 Hoofd- ' ook naar een Trechter gelykende , is de Rand STUK* getand of gekarteld, doeh niet in Lappen ver- Trecbtrr^ ^ecld Volkomen effen is de Rand in de Trechter - Spons , v^elke de Heer G u n n e r u 3 van de Noorfche Kust kreeg , doch een wei-^ nig naar binnen omgeboogen 3 gelyk van hcc Exemplaar , dat aan C l u s i u s getoond werdt ^ wordt gemeldt. Hy befchryft dezelve dus. 5, De Kleur is donker bruin ^ de hoogte vief Duimen; de Opening aan den bovenfteri Rand meer dan een Vinger in middellyn^ 55 De Vezelen van dit Gewas zyn allen eener- ley, en overal egaal fyn, zo dat het uit- en 5, inwendig van de zelfde geileldheid is , waar 5^ door het zig inzonderheid van het voorige, ^5 [zynde onze Eerfte Soort, ( onderfcheidt. ^, Bovendien zyn ook gemeen lyk de Gaatjes „ fyner, dan in het uitwendig Spongieus be- 5, kleedzel van de voorige , \ welk het in- 5- wendige Gewas verborgen houdt. Gemeen- ,5 lyk valt deeze Trechter - Spons ook groo- „ ter". De Heer Paluas heefc hier wederom zy- ne naauwkeurigheid getoond , met de eene^ Afbeelding van Rümphius in plaats van de an- (*) De aanhaaling van Fallas is hier zo wel fout al^ die van L i N n /e u s Ky heeft flg^ F* oii^e Pdddsr F , en het moet Vig, I Miécre aan te haaleil Fig. a ^ die geheel Pyp- Vl ögtig 5 betrekt zyn Edö tot deeze, en P^frixxiw^ I j welke de Trechter - Spons wil zyn , tot Hoofd-* feyne Ruige Spons 5 by Ru mphius Zee- ^tuk* Handfchoen genaamd. Hierom is deeze laat- J^^^^^*^^ fte Af beelding 5 door den Heer Böddaert^ insgelyks opgegeven , als tot de Ruige Spons ^ die Pypagtig is , en onze Vyfde Soort uit- inaakt, behoorende Zyn Fig. 1 5 PI. 13, wil eig^ntlyk de Trechter -Spons zyn^ haar welke het pilatte: Stuk van Flg. 3, in 't minfte niet gelykt» Deeze laatfte zou ook 3 wel is waar, zyne Biad-Sponge betekenen-^ doch die is dé Bladerige Spons van P a l l ü s ^ tvelke tot de Trechter- Sponfen behoort» By den laacstgemeldeö , evenvv^el , vindt men J^ékét^ hog eene Trechter «Spons eiieene Blad Spons ^^^^'^^^ afzonderlyk , befchreeven. De eerstgemelde Épongia Crateriformis (f) 5 dat eigentlyk i?^?- kef'^Spom is, genaamd, worde van den Heer BoDDAERt de Muts getyteld ^ en dezeltre gelykt inderdaad dikwils , zo de Heer P a l- tAS aanmerkt, naar de Neptunus - Muts , on- der de Madreporen bekend > hoedanig eeii Sponè- gewas de Heer W. vanderMéülen bezit ^ dat van eene ïegelmaatige gedaante is^ byna (^) Ly%t der FLmtdkren^ AanhangzeU . ( I") Spongia infundibulirormis , molluiscula j Membranne^^'^ ï éellulofa 3 extus Villofa grosfior* Zooph* 235. 'ló tests IVII» 456 Brschryvinc van VI. een Voet over 't kruis en agt Duim hoog. LXXIVc^^'^ heefc de Hooggeleerde Heer ]• Bur- HooFD- M A N N u s eene dergelyke , doch niet zo re- STü^. gelniaatig gefarzoeneerd. De zelfftandigheid is een grof Geweefzel van Vezelen en Celag- tige Vliezen, dat uit den graauwen zien. i?iad- Aan de Blad - Spons geeft gezegde Heer Spons. ^gj^ miXm van Spongia Frondofa befchiy-; vende dezelve aldus. Uit een kort rond- I „ agtig Stammetje 5 dat op een Keyfteen ge- „ groeid is, komt een byna Netswys* Loof, 5^ dat, verfcheidelyk verdraaid, allengs ver- breed wordt , beftaande uit gehakkelde „ Lappan 5 in eene ongelyke Vlakte verfpreid , 5, tot de hoogte van omtrent een half Voet „ opgroeijende. Alle Bladen zyn aan de eena 3, zyde effen , met Gaatjes of Netsv/y e ge« vlogten : aan de andere zyde ruuw, door ,5 platte Tepeltjes, Pypjes en kleine Blaadjes. 5, Ce -zelfftandigheid is zeer taay , graauw en 3, digter dan in de Winkel -Spons, uit Bon- 5, deltjes 5 die zig vereenigen m.ec hunne En- 3, den , Netswyze famengeweven : de afkomst 5, uit de Indifche Zee". Ik heb van dergely. ke Bladfpons aanzienlyke Lappen y witagtig graauw van Kleur. C4) Sponi (*) Spongïa Frondcfb - lacera tentó , fubreticulata , alter® In tere lacinlofa» Zo'óph^ 245^ j deSponsen. 43? (4) Spons, die Pypagtigy enkeldybroofch is ^ y^^^^'*^ allengs verhreedende^ LXXIV Hoofd» Deeze voert den regten naam van Spongia^'^^^* fistularis ^ dac is Pyp- Spons , afkomüig van ^ den Heer Pallas, en door den Heer üoi^*i^i'tuiaris^ 1) A E u T in Zee • Kroon veranderd. S l o a n e ^yp'^P^^^» befchryfc ze te regt , als zynde een harde of basterd - Spons , met dikkere Vezelen ; doch win van Kleur ftrookt niet mer onze Ex:emplaa- ren. De Heer Linn/eüs geeft 'er flegts de langte van een Voet aan , en zegt , dat zy van buiten gedoomd is , doorweven met graauwe Hoornagtige Vezelen , die breeken , wanneer men het Gewas hard famendrukt. De Heer Pal LAS merkc te regt aan, dat het Pypea , zyn dikwils van drie of vier Voeten lang , een j Arm dik en naar beneden allengs verdunnende. 1 Ik heb 'er één van meer dan drie Voeten lang, i aan 't onder -end, daar zy afgefneedea is, an- 1 derhalf Duim ; aan 't boven • end , of aan den Mond, drie Duimen dik. De Pypagtige Ope- ning is onder maar een half Duim en boven wel derdhalf Duim wyd: zo dat de Wanden bo- (4) Spongia Tubulofa fimpldx fragills fenfim ampliata^ Syst^ NatM XIL Spongia tubulofa fimplex cavernofa» Hon^ 'Clijj. jSo^ Spongia dun five fimiia major alha fistulofa, Fi- hris crasfioribus, SloAN« 7^.'». I. 02. T. 24. i- SEIS. Kah, lü. T. 95. f. I , 7* P A L Zoéfh, Ait Plantd, bladz. Ee 3 h y££u xviL Stuk./ \ 43B BESCKRYVïHG VAM VI. boven niet meer dan half zo dik zyn^ alsbö. f^-xw zelfftandigheid is t'eenemaal voos Hoofd-* en vertoont zig byna als de opgeblazen Vetrok c;tuk. der Dieren , of als de vooze Lighaamen der Pyp' Mannelyke Roede. De Oppervlakte is ruuw en als met Schabben gedekt , die in Tepel- agtige Knobbeltjes uitpuilen* De geheele Pyp heefc een kromme Geftake^ en gelykc byzon- der naar de Bazuinen ^ die men oudtyd$ ge* bruikte- Ik heb by den Heer Willem van PER. Meulkn Sponsgewasfen van deezen aart gezien , daar op een wonderlyke wyze anderen ^ van die zelfde Soort , overdwars aan gegroeid waren : zo dat het in Zee een vreemde V^ertooning maaken moet. Het valt: in Westindie. Maat Van 4icn zelfden aart is het Zee -Gewas- ^^^^ ï'^^^^ CXXXIV, in Bg. 2, ■ afgebeeld; doch die zal buiten twyfel jong %yn, en is derhalve ook zagter op 't GevoeL Men ziet hier , hoe dat het allengs naar bene- den verdunt, alwaar het gegroeid is op een zelfde Wortelftuk met een Soort van Zee- f 2.1e Heefter ^ die naar het Kam - Koraal * gelykt ^ Uadz,$sïo^QQX zyne GeftaUe, maar een Schprs heeft, in Kalkagtigbeid en Gaatjes overeenkomende met die Millepore , welke men Water *Ko- t n^idzo raai noemt of Suiker- Koraal f: zo dat hie? V?^ een aartige faraengroeijing plaats heeft in dit pngemeene Stuk , uit myne Verzameling. Op Vfeie plaatfen is de Schors van de Houtige BE Sponsen. 4S9 zelfftandigheid afgegaan, die zig aldaar zwart- vr. agtig en mee eenige Vliezige ruigte bekleed ^^^^j^; vertoont. Hoofd- STUK» Cs) Spons 5 die Pypcigtig is ^ met Takken^ v. taay , vol Gaatjes en eenigermaate ge^acui^fa, docrnd, J'T.^^' Spona» De aangehaalde benaamingen der Autheu- ren en de opgcgevene Kenmerkea^ toonen aan, dat alhier een Sponsgewas bedoeld wor- de, dat uit \^yde holle Buizen, beftaat , die eenigermaate Trompetagtig zyn : weshalve ik het den naam van Trompet ' Spons zal geeven. RuMPHius^ die het tot de Zee« Handfchoen betrekt , tekent aan , dat het uit Bosfen be- ftaat van Pyp-Sponfen, fommigen zo dik als een Kinderen Arm, en dus met een zeer wy- de Opening. Het groeit in Oostindie overal aan de Klippen^ en, terwyl het in Zee ftaat-, onthouden zig dikwils Vifchjes, Garnaalen en andere Diertjes ^ in de Buisagtige holligheden, D@ (5) Spongir, Tiibulofa Ramodi tcnax , foramumbta fab»acii* ienta. Syst, Nat^ XlL Spongia Tii^mloia cavernofa txtm acLileata. RoYEN* Lugd, Bat. 522* Spongla diira flve fnana /\prcibus acutis exfi;antibus , intus cavernofa^ Slo an^ Jam^ I. p. ^3. 23. 4' Spongia marina fetulofa inaia'ma miiricata, Pjluk» Phyt* T« 111* i. 4* Chifotlieca marsna^ JLUMPIU -'^^^^ P- -55» 90» f. 2, 5pongia WIIüA* IrALL. Zoóph^ 242. Lyn der PUntd^ bladz. 495^ Ee 4 L Deel. XVIL Stuk. Beschryvinc vaw VI. De zelfftandigheid is zagt , als Wol en Spons LXX1\^ door malkander gemengd , van buiten mee Hoofd- ^^ii^ft^^l^^^^^^ Punten , die echter niec hard zyn^ sTuïc. en van Kleur vaalgraauw, gelyk andere Spon- Tiompet^ fen. ^'''"'^ „ üit Amerika, (zegt de Heer Pallas,) wordt hec gemeenlyk aangebragt uit tweo 35 Kleppen beftaande , naar een Oefter, wier 5, Schulpen in 'c Scharnier vast zyn, eeniger- ^, maate gely kende, en meestal door twee of 3, meer famenloopende Hojligheden als in vee^ 5, Ie Zakken verdeeld. De Kleppen zyn plat- 35 agtig , van binnen holrond , en fiaauw po- 55 reus : van buiten met fyne Gaatjes doorboord 55 en befpreid met gcfpicfte Dons -Punten ^ 5) die als uit Straalawys' voortgetrokkene Ve-^ 55 zelen beftaan ; zynde de rand der Kleppen ^ 5, die dun is, met dergelyke Dons -Punten 5, getand. De zelfftandigheid is bleek graauw 5, en zeer taay, uit ongemeen fyne Vezeltjes 5, op eene ongeregelde manier zeer dfgt famen^ ,5 geweven 5 van buiten met yler Vezeltjes, 5, die in de Dons- Punten famenloopen, ala 55 ware gefternd. Als menze verbrandt geefe 55 zy een Dierlyken Reuk". Van decze Spons hadt de Heer Pallas ook Pypen gezien, van een Voet en langer, en, dewy] de afbeelding en befchryving vau RuMFHius en anderen, zulks aantoont, is '^X myns oordeels niec aan te twyfelen, of ^i^ platte Lappen ^ walken wy uic Westindiq bo^ DE S P ü N S E 44 ï bekomen van deeze Soort, zyn alleen! yk door Vi; hec famenvallen van de Buisagcige holce , lxxiv^* welke , ten minfte , de wydte van een Mouw Hoofd*' eens Kleeds moet hebben, tot die Klepagtige ^tuk» geltaice gebragt en door het droogen in dezel- ve gebleevcn. (6} Spons y die Biiisagtig zeer Takkig en ge^ vl^ topt taciy van zelfjiandigheid. ttïuiofa. Zce-Haad« Dewyl deeze haare Buisagtige Takken dun- riaat ner en byna Vingeragcig heeft , zo geef ik 'er ^^-^^^^^ den naam van Zee-Handfchoen , met Rum* l»Hius , aan , en geloof dat het de klein fte is van zyne eerile Gedaante , zo hy het noemt ^ behoorende de tweede Gedaante van zyne Pyp-Sponfen tot de voorgaande Soort. „ Hy 55 getuigt van de Zee - Handfchoen , immers, 55 dat het een Spongieus Gewas is , uit een 5, fmal begin zig ver uitbreidende in veele ,5 Vingeren , beneden fmal en allegaar by mal- 5, kander gevoegd , boven breed en met een 35 Gat ; voorts binnen hoF'. Door boven breed zal hy waarfchynlyk de breedte van het ge- heele Gewa^ verRa^n , 't welk zig naar bo. ven (6) Spongla Tubiilüfa ramofisfïma fastigiata tenax> Syfi, N^t4 Xil« Spongia Tiibulofa Ramolïsfima tenax fastigiata* Ho YEN, Lugd, Bat* 522* Spongia Ramola Fistulofa miilc» para, B o E R H. Lugd^ Bat^ !♦ p* 9. S 1: Kab, lU, T« 9^ f» 2» Spongia fastiglata, P ALL, Zoéph* 241. Lyu der J^lmtd^ £e 5 I, DEEU XVII. STUK. 44^ Beschryvïng vah VI. ven kragtig uitbreidt en als eene Kroon maakt, HooFD'*.S^^oof2 verdienen dan onze vierde Soort, Zulks sTüK. wil de Heer Pal LAS te kennen geeven met: ^ef^HarJ ^^Qi woord fajligiata , en niet dat de Takjes jdcm, boven famenloopen zouden , gelyk de Heer Boddaert zegt. De vergelyking ^ imiTiers 5 zo met de Af beelding van SeBa , hier aangehaald, als met die van de Bloemkool, zie Kool- Endivie* Struiken , hier voor be^» b]ad2*i59Y^hreeven , welke hy Madrepora fastigiata tyielt, wyst volfcrekt het tegendeel aan. Wat 'er door de benaaming van geheel Zwamagtigy welke gedagte Heer overgenomen heeft, in 't Werk van Seba begreepen worr de, is my onbekend. Mooglyk wil het zeg- gen, geheel Spongieus. Pall as verklaart het hardagtig taay , doch evenwel teder en zeer Takkig te zyn; ten minfte veel harder, taair jer, en uitwendig ook wat digter , dan de Ge- oogde Spons , maakende een Heeftertje van eea Handbreed of meer hoogte, dat zeer dikwils en byna gaffelswyze verdeeld is, met de Takken Buisagcig hol. Ik vind alle die Ei- genfchappen niet in het zeer raare Ceylonfche Sponsgewasje , dat ik uit myne Verzameling hier, in Fig. i, op Plaat CXXXV, ver- toon , en het welke ik evenwel tot deeze Soort oordeel te behooren. Een ftompe Punt , die het om laag heeft, verdikt: zig en geeft vyf Takken uit, éiQ ge«. heel p E S F O H S E 443 iicci Euisagtig hol zyn en een weinig breeder VI. werden, aan 't End als een Handfchoen rnetL^^^^^* open Vingers gefatfoeneerd. Van deeze Vin-Hooj"i>* geren is één de dikfte en grootfte, zynde vyf Duimen lang en een half Duim breed: drie -^^^^^^ anderen zyn kleiner en öunner , en de vyfde is :zeer klein en ingekrompen. De Wanden zyn niet dikker , dan die van een fyne Beveren Handfchoen , en van buiten zo zagc^ dat men op 't gevoel alleen zig ligt daar in vergisfen :.:oude, Zy hebben evenwel haare Buisagcige rondheid behouden, *t welk een aanmerkelyke taaiheid te kennen geeft. Het Gewas is geel- agtig bruin , trekkende naar Olyfkleur. Dewyl de liompe Punt, van onderen > niet afge« fcheurd is , zo geloof ik, dat het om de Stee- len der Bloemen van een V/ater-Plant, naar de Plompen {Nymphm) gelykende , zal ge» groeid zyn : want zodanige Bloemfleelen vond ik byna in ieder Vinger één, zynde met Ko? perdraadjes, welke van onderen famengedraaid waren , en dus door de Spons heen gingen , daar in vast gemaakt. Ik zag zulks eerst voor bedrog aan , en nam ze derhalve, doch niet ronder moeite , daar uit : naderhand heb ik gedagt , dat men dus de Natuurlyke Geftalte gecragt heeft te bewaaren en ds Groeijing aan te toonen: alzo die Bloemen • Steelen , na dat zy afgefneeden waren , daar uit zouden ge- vallen zyn. En , dat fommige Sponfen aldaar dus l* Df.el. xvit. Stuk;* 44i Bbscmryvino van , VI. dus om SteelcQ groeijen, kan ik door andere Afdeel. LX XIV. Exemplaartjes aancooaen. HOOFD- sTVK* (7) Spons, die Buimgtig isy met Gaatjes m VIT. getraliede F'ezelm* Spongia ^Tralie- Dcezc gceft LiNNi^üs als een byzondere ^''^ Soort op y zonder aanhaaling van eenig Au- theur, zeggende, dat het een Spons is , van ylder geweefzel dan de ovengen ; zo dat haare Vezels als getralied en van elkander afftandig zyn. Zy is Roesikleurig en heeft de Opper* vlakte gedoomd, maakende eene Buis van een Vinger dik, hier en daar met Gaatjes op zyde^^ ter breedte van een Pennefchaft. Zy komt ia de Oceaan voor. Kanon- 't Schynt dat de Ridder een jonge Sprugtel ^P^^^^* gehad heeft van de zogenaamde Kanon -Spons^ welke wy hier hebben van twee of drie Voe- ten lang en een Ann dik. De Kleur komt meü zyne befchi-y ving overeen: ookheefc die Spons hier en daar dergelyke Gaatjes, maar de Op« pervlakte , hoewel ruig en ruuw , kan niet gezegd worden met Doornen bezet te zyn. Zy is zeer blykbaar van de eerstgemelde Pyp- Spons verfchilknde, door haar Geweefzel , 't welk juist /.odanig is, als Linn mus het hier voorlteit j en wel zo yl, dat het Licht door de (7) ^ftong^a Tubiilofa fermiimlm , Fibxis cancellatls^ Syst, jNat^ XIX. t)E Sponsen. 445 de beide Wanden te famen heen fchynt, en Vu dus ten minfte zo yl als Gaas, Deeze komt ^x^xj V uit Westindie. Hoofd/ Van even zodanig yl en als Tralieagtig Ge- stuk. weefzel is zekere Zwarte Spons , waar van ik zwarte reeds lang twee Exemplaaren gehad heb, ie- ^piTat' der meer dan een Vuist groot. Deeze zyn in ^^j^^f 't geheel niet Buisagtig, maar gelyken in ma- nier van Groeijing meer naar üe gewoone Sponfen. Een Takje van dezelve heb ik, om de ylheid aan te wyzen, hier in Fig. 2 voor» gefteld. Van waar deeze Spons afkomftig zy, kan ik niet verzekeren : doch de rauwheid ia *t aantasten doet ze my tellen onder de harde Sponfen. Töt deeze laatften behoort ook de Spongia Harde Hircina of Bokken Spons van P l 1 iS i u s , bovengemeld , waar de Heer Pallas dea naam aan geeft van Spongia fasckulata (*^) , om dat dezelve grootendeels bertaat uit drie- zydige Bondeltjes van Vezelen , welke als overend en op aanmerkelyke afftanden van el- kander ftaan, zynde door een zeer yl geweef- zel famen verbonden, en aan 't boven -end eenigermaate gekroond. Dit flag van Sponfen ' is niet gemeen , en valt niet alleen van Klem-^ maar ook in Geftalte, verfchillende. De heer W, (t) Spongia rigida fubgloböfa , Fasciculis FibroHs Prismati,» cis, Ramolis, fastigiatis, contc^lat EL Zoé^b^^^ 217^ li Deel, xvii. ^rm* 446 BÉSeiïRYVïNG V A É VT. W. VAN DER Meülen heeft 'er eene vaii LXXlv' Duim lang en drie Duim breed, fchynen- HooFD-'de plat tegen eenig Lighaam aangegroeid té STUK. zyn 5 hebbende niet meer dan anderhalf Duim hoogte. Deeze is ros van Kleur en veel ylder van Geweefzel 5 dan dat raare Sponsgewasje ^ op onze Plaat CXXXV, in Fig. 3, afgebeeld, het welke de Heer Chr^ P* Meijer dé goedheid hadt ^ my tot de Afbeelding te ver- ftrekkeno Van deszelfs Geftalte, die Eyvormig is 5 kan men uit onze Figuur , in deNatuurlyke grootte gemaakt , oordeelen. In hetzelve ver- toont zig aartig , hoe de gezegde Prismatieke Bondeltjes, als van een Wortel of Grondfteun ópfchietende 3 deeze Spons formeeren, en hoe het Geweefzel deezer Bondeltjes naar dat vao Biezen gelykt. Het heeft over 't geheel eene graauwe Kleur ^ doch de Bondeltjes zyn geel- agtig. Vin. Spons met Gaatjes , die eenigermaate Spöngia Takkigy van yerfchilknde Cellalte. taai Winkel- en Wollig IS. spons» Wy komen thans tot de gewoone of Wïn^ kei- (%) SpongU Foraminulata , rubramofa , diffbrmis , tenax tomentofa. Sysu Nau XII. Spongia tenax fubramoia , Ramiü dififbrmibus pettufis. Mat^ Med, 527. Spongia Globoia. Im- i»ER« Tiat, 8i8. BaUh* Fin, 392» Spongia compiesfa SchU accats;. B A u Hist, m, p, 8i8t P AL L* Zoóph» 224. ly^i dir Fiantd* bladz, 487^ 447 kei -Spon/en^ wier Geftalte zo ongemeen ver* Vt fchillende is , dat men onder de duizend j^xxw' öaauwJyks twce^ die volmaakt eveneens zyn^HooFö»* zal aanrreiFen. De meeften, echter ^ zyn meer stuk. rondagtig dan getakt ; dikwils in verfcheide ^^.^^^^ Kwabben verdeeld en op allerley manieren on- sponsé regelmaatig plat- of Eyrond. Ik heb 'er zelfs eene , die naar een dikke gevulde Wollen Wanc, of Handfchoen met Vingers , zo wel gelykt, dat men ze op eenigen afiland voor niets anders zou aanzien. Ook vallen zy vaii ontzaglyke grootte. Gemeene Sponfen heeft Clusiüs aan den Zeekant, by Montpel- ^liers 5 gevonden, die zo groot waren als een breede Hoed* De Kleur is doorgaans uit den geelen graauwagtig , doch fomtyds graauw en fomcyds ook Oranje -geeL De grootfte hoogte van myne Sponfen , zegt Marsigli, is van agt Duimen. Hy hadt ''er meer dan dertig Soorten van, in zyn Ka- binet, welke 5 zo ten opzigt van de Kleur en Geftalte, als van de plaatzingder Gaatjes, diö in fommigen zyn , in anderen niet zyn, ver- fchilden. De zelfftandigheid vertoonde zig^ door 't Mikroskoop , als een Kluwen van fy- ne Mos -Takjes 5 met een zeer dan Lymagtig Vlies doorweven. „ Naar de verfchillende 5^ fynheid van deeze Takjes, zegt hy^ is der- ,5 zei ver vereeniging meer of minder digt, en 5, de Lymagcige zelfftandigheid heeft 'er te 35 mio* DES2E- XV! $rm^ 448 B E S C H R Y V I N G V A W VI. „ minder de overhand in , naar dat de Mos» ^XXlV ^' ^S^^^è^ ^^^^ grooter veelheid bevindt* Hoofd- ^jZy groeijen in veelerley Diepten ^ zonder «TUK. Wortel 5 onverfchillig op Steenen^ (lukken Winkd' Houts of Schulpen , en zyn in de Middel- ^ ,^ landfche Zee, vooral op plaatfen waar' 55 veel Koraal groeit, niet zeldzaam" De zelfftandigheid van de gewoone Spons is door den Graaf in Plaat vertoond (t). Veel üerker vergroot en daidelyker vindc men ze door Leder muller voorgefteld , zodanig dat daar uit haare Takkigheld volko- men blykt C+) 5 en dat zy niet, gclyk opge- kluwende Draaden , uit enkele Vezelen beftaat, maar dat die Vezelen Takken uitgeeven, wel- ke door elkander geftrengeld de Wollige zelf* Itandigheid uitmaaken , hebbende hier zo wel Jnmondingen plaats als in die yle Sponfen , waar de loop der Vezelen met het bloote Oog te onderfcheiden is. De Heer Bod- da K r t merkt aan , dat de Vezelen in de zagte Sponfen rond en van boven open zyn; doch ik weet niet , wat men hier boven of cnder zal noemen , en waarfchynlyk zyn die Vezelen akemaal holle Buisjes, 'c Schynt dat zyne tegenoverftelling zodanig te begrypen is, dat in de harde Sponfen die Vezelen aan 'c end (*) H:st^ I'hyfiq^ de la Meu p* 59* (t; Zie zyne Plaat V, N* «i* (I; Mlhoikoofifcht Virmaakl^hjhtdtn, !♦ DEEÏ-. Plaat i©> DE S P O N S E No 449 ënd platagtig , in de zagte , in tegendeel 5 ^^VL rónd en open zyn zouden (*) 'LXXlvl Dit maakzel der Sponfen is de voornaame boofd-* reden van 't algemeen gebruik . dat men 'er van heeft; Na dat zy 5 naamelyk . van 't ^^'^^^^^^ r» X O pons, Vifchige Slym of van de gedagte Lymagrig- beid door middel van Zand gezuiverd , en wel uitgewasfehen zyn , dienen zy tot afvee- gen en fchoon maaken van Ley , Hout , Glas en andere Lighaamen. Het indrinken van al- ierley Vogten 3 maakc ze bekwaam om 't Wa- ter op te vangen van een Menfch, dien het- zelve, *t zy met of tegen wil en dank, af- loopt. Hierom noemt men de Lakeijen det Dames, fehertfende, fomtyds wel Zwamdruk- kers. Voorts bedienen zig de Chirurgyns daar van om Bloed 5 Etter of uicloopende i dunne Materie 5 op te vangen» l ie zelfde eigenfchap maakc hiar dienüig tot het zuive- ren van vuile en het open houden of verwydea van Wonden 5 Zweeren en Filtels. Met Wa- ter of Wyn, of andere Stoo vingen doordron- gen 5 worden zy met vrugt tegen Ontftee- kingen en andere uitwendige Ongemakken ge • appliceerdi Inwendig zyn ^y, ten minfte voor Viervoetige Dieren , een Vergif Het jPoeijer van gebrande Spons, evenwel, is tot een Geneesmiddel , zo tegen Kliergezwellen als (*) zie de Aanmerking vaa zyn Ed« Lyt: der Plantdimn tladz. 474* ï* mtu XVII. STOJSLt 450 Beschryvino vai^ VL als tegen den Steen in de Blaas ^ of ook tegen LXxtv Oogi^^vaalen ^ aangcpreezen geweest. JlooFD-** 't Is zeker dat men in de Sponfen dikvvils sTuic. Steentjes vindt, en deeze heefc men gehouden, H-'-^^kei^ voorden zo beroemden SponÉ- Steen ^ die ae- st-enjes zyndc met alleen tegen 't Graveel en hl de ander Kwaaien der Waterloozing , maar ooK ^?onkn. tegen den Buikloop zou dienftig zyn. Ik heb zelf zodanige Steentjes , waar onder een ge- krinkelde Wormbuis, die in Sponfen gevonden waren ; doch men twyfelt thans niet meer, of het is een andere zelfftandigheid, tot de Celleporen behoorende , die den naam van * Zie Spons- Steen voeren mag en waar aan een blad/., 206* dergelyke nuttigheid wordt toegefchreeven. Scheidkon. Graaf M a r s i o l i heeft een zeer Si?g?' naauwkeurig onderzoek, door de Scheidfconst, in 't werk gefteld op de Sponfen. Vyf On* een daar van , in een Retort gedaan, gaven in 't eerst een geel Waterig' Vogt, ter veel- heid van een half Once. Toen kwam *er meer dan een Once Geest over , die van kleur ab Honig, dik en zeer fcherp op de Tong was. Het laatfte was een zwarte Olie, niet minder fcherp , die zeven Drachmen woog , en het Overblyfzel twee Oneen. Het Waterige Vogt maakte het Aftrekzei van Mal va - Bloemen groen , als gewoonlyk , doch onderging mec Zuure Geeften, Vaste of vlugge Loogzouten ^ geen verandering. De eerfte Geest werdt door Geest van Salpeter en Geest van Zout, zo wel h k S P O N 3 E Nó aïs door het Af koökzel van Galnooten , aan» vi gedaan en rood gemaakt* Even 'i zelfde ge- lxxi^¥* fchiedde met de zwarte Geest of Olie , öp Hoofd** welke ook de Geest van Annoniak-Zout, Olie^'^^^^^^ van Wynlleen ^ noch Kalkwater, eenige aan-^J/^^^^ doening hadden , maar de vSolutie van Subli- inaat gaf 'er een Kleur aan als Melk , en die van Aluin, integendeel, maakte ze helder als Water. Het Vaste Zout, uit de Doodeköp^ hadt eéne Pisagtige Reuk , en werdt door Zuurèn ontbonden. Het Vlugge Zout , dat meer dan twee Drachmen bedroeg, was blyfc- baar van eene Alkalyne hoedanigheid. Du^ ziet men dat de Sponfeh byna zo veel vlug Zoufc uitleveren als de Zee • Heefters , en ook vry wat meer dan Hértshoornen C*"), Onder de Winkel - Sponfen is , ten opzigt Brood* van de fynte en grofheid , een aanmerkelyk verfchil. Dus fpreekt de Graaf van eene Kruim fan Brood Spons , welke hem op de Klippen en aan het Koraal was voorgekomen , zynde zeer zagt , ligt en bekwaam tot het indrinken van Water ; weshalve zy ook , als zeer fyn zynde , veel geagt werdt« Hy geeft de Af- beel- C^) Volgens de rroeve van Monfr Matte, in 't jaar 1706 gedaan, geeven 12 Oneen Lithophyton vyf en een half Drachme vlug Zout ; dat is de 5 Oneen ruim twee en een vierde Drachme , en 5 Oneen Hertshoorn maax iets meer daiE een en drie vierde Drachme* J\^em^ de la 60^4 dt MontpellkTt, jföm. I4 20* L Dtót, XVU, STUK. 45^ B E S d 11 11 Y V 1 N C VAK VI. beelding , zo van die Spons , als van derzelvei? LXXIV Geweefzel, door Mikroskoop ; waar uit de Hoofd- * fynheid van haare Vezelen blykbaar was. TUK. Haare Oppervlakte hadc veele HeuveltjeJ? en lirööd^ indrukkingen. De Kleur was Menie - rood, ^/'^«^^ Purper 9 Violet of wit De Heer Pallas laat op de Winkel - Spons eene Spongia Panicea , dat is Brood - Spons , volgen , welke in de Zee, aan de Kusten vaii Engeland en de Ne^ derlanden , zegt zyn Ed. , voorkomtc De Af^ beeldingen , welken zyn Ed. uit Seba aan- haalt, echter, zyn aldaar voor een Akyonhm geboekt , en dus wordt ook de Takkige Alcyo- nie van Ray , die week is ^ en van binneo naar Kruim van Brood gelykt, door heoi hier t'huis gebragt ; zo wel als die van Eli is, waar van deeze Autheur de volgende befchry. ving geeft (f). s, Oeeze Spons is van eene zeer onregelmaa- tige gedaante en witagcige Kleur , groei jen- „ de dikwils rondom Zee-Ruy en Korallynen,. Haare geheele Oppervlakte is vol van Hol- 5, ligheden, voor 't bloote Oog zigtbaar, en, wanneer men ze door 't iVIikro&koop be« fchouwt , dan zyn alle de tusfchenruimten 5, van deeze Holligheden met andere kleinere gevuld. Deeze hebben , ieder , een regel* 5, maatigen ronden Ingang, en fchynen te be- • ^ jftaaiï (*J Hht. Fh'jf. h la Mer. S84 Dfi Sponsen. ftaan uit kleine Bondeltjcs van fyne door- VI. ,5 fc.hynende Vezelen, die elkander kruifen , ^^^^J-^* 5, even als of zy door eenig Dier gefabriceerd Hoofd-* waren, Deeze Vezels , of liever SpiculcB , stuk. zyn zo uitermaate fyn en fcherp, dat zy ^^^^ood* de Huid prikkelen even als de Vezelen van ,9 de Jeukboon^jes/' De Heer Pallas, die de zclfilandi^heid ^^^y'^^ix* by het Pit van Biezen vergelykt , zegt da: het ' wanftakige uitgebreide Klompen zyn y nooit dikker dan een Vinger , tusfehen en om vcr- fcheiderley Zee-Gewa^^jes groeijende. Meest ^ komt deeze Spons Takkig voor, volgens den Heer Ellts, Zodanig is ook het Ceylonfche Sponsgewas , dat ik heb, maakende eenen Bal van een kleine Vuist groot , gegroeid om da Takjes van een Zee Heeftertje, dat eene Me- nie • roode Schors heeft , en dus deezen Spons» Bal zeer verfiert. De zelfftandigheid is zeer fyn en uit dergelyke Vezeltjes famengefteld; zo dat dezelve, hoewel Olyf kleurig bruin ^ veel naar Kruim van Brood gelykt. Naderhand heefc de Heer Ellis op nieuw$ de Afbeelding gegeven C^) van eene Kruim van Brood Spons? aan de Kust van Susfex door zyn Ed. gevonden , verfch zynde fchoon Oranje - Kleur , en met uitpuilende Tepels voorzien, door welken 2;y, zegt hy, bet Wa- ^ . ter TtanfaB, VoL. LV. p* sÜS* Tab, X, f, Ff 3 I. Dfxl, XVII* Stuk... 4 54 B E s c H R y ¥ I K p v 4 ü VL ter inneemt en uitwerpt. Dit fchynt my veel- f XXIV' ^ welke P a l l a s de Tepel- Spom tiooFD- ' noemt , en tot welke misfchien ook de Haa- §TyK. pekam - Spons van Ellis C*>) ^al behooren, IX. (9) Spons Gaatjes , dze x^^r Tay^Hg f^, pSl ^^S^ Jlaande , taay , hebbende de Tak- pogjes- SpÜTondagtis: en (lomp. spons* " ' * y ^ X Phat cxxxv, onKemeene Takkidieid maakt in deeze Soort van Sponfen veel blykbaarer Kenmerk tot onderfcheiding uit, dan de kleine Gaatjes, hier en daar verfpreid , welke 'er den naam van Oogjes - Spons aan doen geeven, By de Kruidkundigen, ook 3 heeft men ze on,der den naam van zeer Takkige Spons voorgeiteld ge- zien 5 en fommigen hebben ze Spongieus Zee- ^uy geheten (t)o Ellis geeft 'er den naam aan van Getakte Brittanrnfche Spons , om dat Ey op de Engelfche Kusten valt. TAt hier^ wat hy daar van zegt. De («) iMd, Tab. XL f. G. (9) «y/iöM^i/z Forarainulgta Rarnofisfima ere6la tenax 5 Rati^'s feretiii3culis obtufis. Syst. Nat^ XiL Hort^ C^tff^ +80. Spon- giofus Fiicus, TJ A u H» Pin^ 369. 5pongia Rnmofh oculata yiridis ^radcofa. I^occ» Mus^ 25??. T. iiC* Spongia Ramof^ Britannica. Ellïs Cor, 80. N. i. 32» f. F* Spongia Rai/iofa erei^a fubtilis* S E B* Kah* llu T* 97. f ♦ 5 , 6, 7» ?ALL« Zoópb. iT^^^ Oogjes* Spons» Lyst der Plantd. blad^» (t) ^''pongia ramofisfimT oculata* Bof. |^H. /W» ^It» p» Spongiofus Flicus* C» B a ü Pin* p. 36p* DE Sr ONSEN, 455 „ De Vezelagtige Takmaakingen van deeze Vi. „ Spons zyn uitermaate fyn, teder en ^^or- ^^^^-^^ „ fchynende , van ecne bleek geele Kleur cn Hoofo- * ,5 zeer fraay geweefzel. De Takken komen ongeregeld voort, maar ftaan ovcrend: zy^v^Jf//^" 5, vereenigen zig dik wils met elkander, en zyn 3^ op zyde een weinig famengedrukt. Op 5, zekere regelmaatige af (landen kunnen wy 'er kleine ronde Gaatjes in waarneemen , 3, welke regulier bewerkt fchynen te zyn , zo 5, als wy die in de Spinnewebben vinden". I Volgens de Afbeelding van deezen Heer» zouden de Gaatjes of Oogjes, in zyne £ngel- fche Getakte Spons , meest op de fmalle Zyde van de Takken zyn ; terwyl ik ze in de mynen , ongeregeld, hier en daar verfpreid vind. Zelfs ^ya de Gaatjes veelal niet rond en zelden uitpuilende , maar doch zigtbaar. Ik vind ook weinig famengroeijingen der Takken in myne Exemplaaren, v/aar van het eene bleek bruinagtig geel is , het andere een fchoone paarfche Krapkleur heeft, B o c c o n e meldt van eene groene Heefteragtige Oogjes -Spons, uit de Middellandfche Zee. De Heer Pal- I.AS merkt aan , dat de Boompjes van deeze Spons zelden omtrent een Voet hoogte heb- ben , en dat zy als uit eene digte Wolligheid fchynen famengeweven te zyn , hebbende ^ als men ze verbrandt ^ een fterken Dier - Reuk. De Heer Pont oppr dans heeft dergelyke waargenomen aan de Noorfche Kust , dig Ff 4 StroQ- 1. DEE|- ^^viL Simu 4iö Beschryving va II VL Strookleur waren , of witagtig geel. Dh ^^^^jy^ Boompje, zege hy, heeft eenen vlakken Wor- Hoofd- 'tel, waai mede zy allen, aan de Klippen STUK. hangende , best bewaard worden. De Heei' El LIS heeft naderhand een fraaijer AfbeeU ding van deeze Oogjes -Spons gegeven - meldende daar nevens , dat aan de kanten , en op de oppervlakte der Takken, ryen zyn vankleina Tepelagtige Gaatjes, door welken het Dierjj zegt hy 5 zyn Voedzel ontvangt: doch waar^ leeven dan de andere Sponfen van, die zulke Gaatjes niet hebben? X. (lo) Spons met Gaatjes , die zeer Takkig fiuncat/^, hoekig en taay is , hebbende Cylindrifche , Ipo/jf '^^ ^^^^y^^ 5 'tf'ilpuiknde Foren , welke even, hng , in veel deelen gef needen en Steh^, lig zyn> in 'c Werk van Se ba komt een Afbeelding. ^ voor, welke een Sponsgewas voor ft el t , mee dikke Takken , zeer taay en rul , digt met fyne zagte Puntjes bezet , 't welk gemeen is pp dc Kust van Delmina in Guinee, Uiü dee* (*) PbiL Ihanfati, V O L. LV. pag, 28g, Ta^b. X. f. (lO) Spongla foraminulata , Rimolisfima angul^ta tenax ; Poi'is cylinclricis flabul^tis jKomincntihus aequalibus mu' ifidis hispidis» S:jst, nat. XII. Mus, Tesf, p, ii8, T. it. f. i. Spongia Ramis craslmsciiüs tenax» SEB. Ktzb, 11 j* T* 99. 7* Spqngi^ m.uiicata* P A JL j;* Zoóph^ 7,^7* Ruig Sponsgewas^ Lysi der Plantd, bl, 490, DE Sponsen. 457 jjceze Afbeelding heeft de Heer Pallas VL een Soort van Sponfen , zo het fchynt , met ^xxYy' den naam van Spongia muricata^ dat Stekelige Hoofd^ of Gedoomde Spons betekent ^ beftempeld. Hy^'ï'tM^» zegt, dat hec een Kurkagtig Gewas is , met wyd gemikte Takken, die roh'ond zyn , over- > al met menigvuldige Vezelen gedoomd. Zyn Ed. geeft de dikte van een Vinger aan den Stam , en die van eene Schryfpen aan de Tak- ken* Hier betrekt Linn^üs een dergelyk Sponsgewas toe , het welke zig in 't Kabinec van den Heer Tessin bevondt, en waar van de gedagte Kenmerken ontleend zyn. Het ge-/ lykt, zo zyn Ed» aldaar getuigt , in Takkig? heid naar den Jeneverboom. Van dit Sponsge- was is door den Heer Ellis ook eenj fraaije Aftekening in 't licht gegeven (^}. (ii) Spons met Gaatjes, die eenigermaate xu Takkig is en wanftaltig , ruuw , '^^^^ yfJZrf^ taay , met de Takken knobbelig en vol Knobbelige Holligheden. ^ ' ' Dit (*) PhU, TvM.^-'JaB, VOL. LV, pag. cSa, Talï,. XL f. F, (ii) SpGngta feraminulata fuljramofa difFormis fcabra tena- fisfima , R«mls iiodofa cavernola, Syst* Nat, XII, Spongia fca'>ra ramofa tenacisfima , Ramis nodafis perforads» IVoyen" Lugd^ 52 2. A^cyonium cjuiiiti generis rertium.. M E R- c .1 T. Armam» io6< Spongia minor niollior Medullae Fa>iis limilis, Fibus tenuisfimis. S^oAN. Jara^ I. p 63. T. ^3. f* 5. Spongia rigida Ramofa , Ramis foraiiiinulatïs & nodoHs. S E B. Kab, III. T. 95. f. 2. Spongia rubens. P A LL. Zofipk^^ Lyst der Plant bU 49^» Ff 5 h Deel. XYII. Stuk, 458 JBEsCHavviNG van VI. Dit Zee - Gewas is van fommigen voor dq LXXIV vierde , van anderen voor de vyfde Soort van Hoo^D' -^Icyonium üioscoridis gehouden. Slo- STUK, A E noemt het een Weeke Spons , die naar Knobbelige Ki'uini yan Brood gelykt , met zeer fyne Ve- zeltjes. De Takkigheid ondericheidt hetzelve voornaaraelyk van gedagte Broodfpons , die ook v/el Takkig groeit , doch w^ier Takken zig tot Kluwens of Klompen vereenigen ; terwyl dit Gewas zig Boomagtig vertoont , met dikke Knobbelige Takken ^ en daar van heeft het den bynaam. De Heer Pallas noemt het Roodagtige Spo:isi doch dit is niet eigen , dewyl men ze , volgens zyn eigen Be* rigt;, ook Witagtig aantreft. Dat van Seb^, , 't welk volgens zyn Ed. , de geftalte zeer wel uitdrukt, hadt een vuil- graauwe Kleur, naar *t bruin hellende. Het wordt daar genoemd een hard TakKig Sponsgewas , met doorboor* de en geknobbelde Takken , en ^ ten opzigt van de Gaten, die in de Afbeelding op het- 2;jelve hier en daar verfpreid gevonden worden , merkt zyn Ed. aan , dat het dezelven by paa- ren, op eene ongeregelde wyze, in 't verband geplaatft heeft» Wegens dezelven geeft *erde Heer Boddaert den naam van Zeef -Spons aan ; doch dien zou men ook aan meer Soor- ten van Sponfen kunnen geeven. Dat vaq Se BA was afkomflig uit de Zuidzee. (is) Spons I DE Sponsen^ 459 Ci^) Spons 3 die Poreus^ eenigermaate Steke^ ^ lig is y met Wolligheid. LXXIV Hoofd- Op verfcheiderley Zee - Planten , in 't by- stuk. ponder aan ons eewoone Zee - Wier . by L i n- xii. NiEus /.ojtera genaamd , getuigt de Ridder tomemo/a^ dat deeze Spons voorkomt. Dezelve is, zegt^poll^^^ 5, hy, aan de Oogjes- Spons gelyk, maar ge- „ heel Wollig, van buiten eenigermaateSteke- lig, doorboord met kleine Gaatjes, die hier 5, en daar verfpreid zyn ; uitermaate zagt , digt , ^, vaal van Kleur, rondagtig van geftalte.'' Wei- nigen zullen deeze voor wat raars befchou- wen» Het kan dat Takkig Sponsgewas niet zyn, van den Heer El lis op de Kust van Sus^ fex gevonden , 't welk overal met een fyne Wolligheid of Dons zo digt bedekt is , dat (daar door de kleine Gaatjes van de Oppervlak- te geheel verborgen zyn C^}* Dit laatfte ge- lykt veel meer naar dat gene , *t welk de Heer Pallas Dod- Spons, Spongia Tupha, noemt , \Velke benaaming van de gedaante der Lifchdodclen , Typha , afkomftig zal zyn ; hebbende hetzelve korte, digt geplaatfle, fa- mengedrukte, opgaande, fpitsagtige Takken, die doorgaans met elkander vereenigen, be- ftaan* (12) spongia Porofa fa'j » aculeata romentofa^ Syst^ Nac^ (^) PfJL Tranfa&, V O L. LV* p« 28B. Tab^X. %♦ C* 46o Beschryving van Vle ftaande uit eene Wollige , yle, taaiagtige zojf- ^^Y^'^y' ftandigheid, welke de Oppervlakte rnec zagtQ door Marsigli voorgefteld zynde C^3) Spons, die eenvormig is ^ met eenreg^ '^ntiu öpJïaaw^Zi? Steel , de Takken daar tegen aan Die Sponsgewas, uit den Noorfchen Oceaaq afkomlt^g 5 hadt de hoogte van anderbalveq Voet 3 mee eenen Spilronden Steel, van een Duim dik , aan welken eenige regt opftaand^ Takken, geenszins afwykende van den Steel, zig bevonden. *t Qe'neele Gewas hadt byn-a de zelfftandigheid van de Winkel • Spons 5 doch was een weinig vaster , doorboord met een menigte van Poren, die als met; een zeer kleine Speld geprikt zig vertoonen. Rosfe. Wegens de Gellalte fchync naast aan deeze Soort te komen , die de Heer P a l l a s Goud. - geeie of Rosfe Spons noemt (t), uic de West- (*) Wst. PhyjC ik la /rUr, p. 8r* Tab. 14. 71. Znudeii ds voorgemelde Zee^linüen van Klein, welken die Ai?,-. theur aanmerkt uit de \Vo]Ijgheid , die aan den ^outif^^m Stam van het Zee • Wier groeit, te beftaan ; ook met deezc Soort van Spons overeen kom ft ig zyn ? Cl 3) Spongta, conformis, caulescens , ereóla , Ramis aj>^. presfis porulofis, Syst, tiat, XIU (■j-) Spongia amorpho - fabraraofa , rigldisfima , f\x\r3^ ^oöph, N* 230* ^y^i ^sr Flantd^ bladz, 482. gedrukt y Poreus^, i)E Sponden, ^CJï Indien afkomftig. Dezelve, zegt hy , heeft Vh doorgaans lange ronde takkige Stammetjes , j^^xf^/* ter dikce van een Pen of Vinger opgroeijende^ Hoofd* Haar Gewcefzel is Ityf , beftaande uit Haair-'^'^'^^^* agtige Vezelen 5 die ongeregeld door een ge- vlogcen zyn, hebbende dikwils in de tusfchen- ruimten een lbort van Lil , die ''er dan een donker bruine Kleür aan geeft. Ik heb zulk een Sponsgewas 5 dat byna een Voet hoog is en drie agtlte Duims dik , geelagtig ros van Kleur 3 zynde voor 't overige met zyne be* fchry ving overeenkomftig. De Heer B o o- BAERT noemt het de Oranje -Spons, doch onder de gemeene Sponfen komen voor, die veel hooger Oranjekleur dan deeze zyn. Ook is , om die reden , de benaaming van P A L l a s niet zeer eigen. (14) Spons, die eenvormig is^ gegaffeld^ regU xiv. opfiaande , tweevoudig uitgebreid , RoU dfZtma. rond y buigzaam^ met Wolligheid be ^^"s- ^et, spons* Of dat Zeegewas, welk Rumphius tot de Kraalboompjes betrekt en Lithodendrum Lit-^ (14) Spongla conformis dichotoraa ere6^a diftfclia h'ihnz ^ Cylindrica flexilis tomentofa. Syst, Nat* XIU Spongia dicho* torna, G u N N* Nidros^ VO L^IV, 4, An Lithoden* dram Littoreum* Rumph, Amb^ VI, T« 86. f« 3* Spongia Cervicornis* PALL* Zoöpb* 23Ö, L^st dir Plantd, bi, 489^ I* DXFX» XVIL STUK, 46!i ËESCHRtVINÖ V A ^ VR Littoreum noemt , met deeze Soort overeen- ^^^j^* komftig en dus een Sponsgcwas zy, is dui- HooFD-'ftei'j en my niet waarfchynlyk. De Hens* STUK. Hoorn Spons van den Heer Pallas^ uit Hetts de Middellandfche Zee ^ zou mooglyk een sponu zelfde kunnen zyn , met dat graauwe Spons- gewas, van^twee Spannen lang, het welke de Heer Günnerüs, Bisfchop van Drontheim ^ in Afbeelding gebragt heeft. De Heer El Lis heeft hetzelve ook in Plaat vertoond (*). De Kenmerken zyn door onzen Ridder dus opge* geven. . ^, Het heeft de gedaante van Koraalgewas | ^, 't is gegaffeld 5 een Voetlang, regtopftaan- ,3 de, Spilrond, van dikte als eenPennefchaft 5^ tweevoudig uitgebreid met de Mikken taa- ,^ melyk wyd en eene digte zelfftandigheid „ naar 't binnenfte van de Boomzwam , AgarU 5, cum^ gelykende ^ Wollig ruig en taay". G ü N N E R u s merkt aan , dat de zelfftandig- heid in zyn Exemplaar zo murw was, dat men het zonder breeken naauwlyks kon aanraaken. Die verfchilt wat veel van taay, gelyk de Heer Pallas meldt , aangaande zyne Herts- Hoörn-Spons. Ik heb 'er één, die naar dezel-* ve vry wel gelykt , doch ook eer murw is dan taay. Of) SpoiiSf (^) PhiL tranfa&. VoL# LV. p* 288. Tab^ Figv l)È Spo^jsen 463 (it) Spons ^ die eenvormig is ^ kruipende en Vl. broofch^ met regtopjlacmde ^ ronde ^ fi^^^'' LXXlv pe Takken^ Hoofd- stuk. In de Meiren van Sweeden en Eni^eland, xv. r *" Spongla ^egc L I N N u s j komt deeze 3 omtrent ter lacustris. diepte van een Vadem , onder het Water kruipende voor. In haare Poren heeft Dok- tor C Blom 5 voegt hy 'er by, in de Herfst- tyd , blaauwagtige Bolletjes verfpreid gevon* den 5 ter grootte van Thym - Zaad , welke glanzig V/aren , en in de Vlam van eene Kaars vonkten. Zyu Ed, vraagt, of dit vreem- de Lighaampjes zyn? (16) Spons, die eenvormig is^ regtopjiaande , xvr^ broofch en van veelerhande gedaante. mllatfiis. Onze Ridder merkt aan, dat deeze Soort in de Rivieren der Noordelyke deelen van Eu- (iS) Spongia conformis repens fragilis, Ramis ere£lis te- ïetibus obtufis* Faun. Suec. \i()o. fpongia Ramis teretibus obtüfis* Flo** Lapp. 5 3 5» Spongia Ramofa Fiuviatills. R A J» Hht. i]U {\6) Spongia conformis ereéla fragills polymorpha» Syst^ Nat, XIU ^ongia Fluviatilis* FUr. Suec, 1191^ Spongk Aquanca Ceratoides. L'OES» Prus/^ 172* T. 52. Spongia Fluviatilis anfra£luofa fragilis Fvamonsfinia^ ^ LV K,P,i^yt 112» t 3. Spongja Fluviatilis ad Confervam accedens* Rupp^ ^en, 308. r. 3' ^« I. l*ALlm, goopb^ 23U Rivier - SponSt Lyst der Plantd, bladz» 483* h DEEL. STUK» 454 Beschrvviïtg van Vl. Europa voorkomt , en dat in haare Poren dik- LXXI\r ^^^^ groene Lüagcige Zaadjes zitten. De Hoofd ' Heer Pal las zyne tw^feling ge- uithebben- STUK4 cle, of zy wel van de voorgaande verfchillen Rivier-^ iTiogte , ftelt L I N N iic ü s thans het ondetlcheid Vöof. „ Zy verfchilt , (zegt zyn Ed ) vari 0, de voorgaande, daar zy in plaats, in Vifchi» 5, ge Reuk , en in groene Kleur méde over- 55 eenkomt , doordien dezelve een Spilronde 35 kruipende Steel heeft ^ met Rolronde 3 regt- 5, opftaande, van elkander afgezonderde Tak- Ij ken 5 in de geftalte van rood Koraal: ter- 5j V7yl deeze op Hout groeit en w^anftaltig is of van veclerley gedaante^ hoedanige Spons 3^ door Plukewetiüs is afgebeeld". Het is my 5 in de eerfte plaats, vreemd, dat een Gewas eenvormig kan zyn efl tevens van veelerley gedaante, naar 't gene de Ken- merken behelzen. Het woord conformis , naa- iiieiyk 5 heb ik zodanig bej|reepen , dat die Sponfen aan haare Geftalte ikenbaar waren 5 niet aan de zelfftandigheid alleen , gelyk de Winkelfpons en anderen. Hoe kan ook eert Sponsgewas , met Rolronde^ Takken, de ge- ftalte hebben van rood Koraal? Hoe kan een Spons, van veelerley gedaante in eene zelfde Figuur worden afgebeeld P Dit alles is my duifter^ R A Y getuigt , van dê gene , welke N r. w^ tON in de Rivier Yare, in Engeland, gevon- den hadt, het volgende. 5, Gedroogd zynde,^ 5i DÉ SrONSENo 46g is zy Afchgraauwer van Kleur , dati dé V!;' ^, voorgaande, [te wecten de Getakte Spons ^^'^^^^^ i, van C. Baühïnüs.] Zy heeft Takjes, bcofo-' >, ten minfte een Vinger dik, of 7io dik als de''^'^''^* ^, Pink (*3 ; waar van fommigen , door hunne ^^^^^i^* „ verdeelingen , naar Vingers gelyken ; ande- ji ren aan End gegaffeld en als gehoornd 5^ zyn ; anderen op verfcheiderley wyze en 5, zonder eenige regelmaat verdeeld." Iq Vrankryk zyn ook Rivier- Sponfen waar- genomen. De Heer Reneaulme vondt 'er een in de Seine , die gehecht was aan de Stee- nen van één der Boog^n van de Brug , welke men Pont Neuf öoemt ff), Deeze fchynt nog grootelyks van de Rivier - Spons van Plükenetius te verfchillen , zo hy aan- merkt ; alzo de Afbeelding van dien Autheur de Enden fpits , en de zyne dezelven rond li^efc en ftomp : ook zyn de Takken aldaar meeflendeels Vorkagtig of gegaifeld, 'c geen zeldziam was in de zyne ; verder vertoonde die het onderfte als een ronde Bol , daar dee- ze een uitgebreiden, platten, taamelyk dunnen Wonel hadr, „ Dat meer is, zegt hy,- heeft de onze de Takken op zig zelf (taande en 5, niet verdeeld, 't gene in 't geheel niet ftrookt met de korte befchryving, welke Ray 'er van geeft. De enkele overeenkomst zou (^) Ramulis Digitmii minimum craslis* (t) Mem. dsTAcad. R, des S:. de P^n$^ VAmu 17U^ Gg 466 liÉscHRYVïfirc i; A n t^I» ^5 fiaan in de Afchgraauwe Kleur, indien méil fxXiV fl^gt^s uit den Aucheur vernam, dac het Ge- HooFD' ' 55 was die niet krygt ^ dan verfcheide maaien 5, in VVacer gedompeld ^ Waar door het zyné lUvier- Slymigheid verliest , en daarna gedroogd .,pons, :^ynde,< De uitdrukkingen van 1'lukene- ,5 Tiüs, anfraSitiofa ^ perfragilis ^ zyn taame- ^, lyk gepast, doch niemand deezer Aucheuren ,j l]>reekt van den Reak , die zeer aanmerke- „ lyk is - Ily hadt gezegd, dat dit SponsgeV/as ecri flerken Vifch - Reuk heeft , die langs hoe meer toeneemt , wanneer men 't zelve eenigen tyd in Water bewaart. Zo men hec , reeds „ droog zynde , wederom in Water (leekt y 3y dan hervat het allengs zyn vootige uitge- 55 breidheid en zagtheid , en krygt een Kleur 5, die donkerer is , dan hetzelve Natuurlyk 5, in het Water heeft , terwyl het groeide i 3, zo men zeggen kan dat een Lighaam groeit , 5, waar in geen Werktuigl^k Geftel te ont- 5, dekken is. Men kan 'er het Water uitdruk-^ ken, daar zy mede gevuld is, gelyk uit an- „ dere Sponfen , doeh , zo men ze te veel 5^ drukt , dan kruimelt ze weg* Eindelyk ^ 5, wanneer men deeze Spons , ila verfcheide ^, maaien in Water gelegd en wederom ge- 5, droogd te zyn , voor de laatde maal laat „ droogen , dan neemt zy eene Afchgraauwe 5^ Kleur aan, en verliest haare Reuk." Een Koek , van een Kwartier tot een half ï)mm bè SpÖNSEHo 467 Daim dikte , aan platte Steenen of Paaien . Vi; gehecht, ftrekt tot een Wortel voor deezeJ^^^J^ Spons 5 die Takken uitgeeft van twee, drieeooFD.* öf vier Duimen langte ^ van dikte als desxuK» Pink of kleinfte Vinger van een Menfch ^ ^^''J^^^" ibmmigen enkeld, foaimigeH gegaffeld of ge- ' Vorkr , aan 't end flomp , en orgerfieen ver- fchilleiide van geftalre» Men heeft ^ everiwel, bok Klompen van dit Spön^gewas gevonden ^ die niet veel minder dan een Voet höoo; wa- ten 5 en grooter. De Kleür , frifcli uit het Water komende, is blèek groen, naar 't gee- le trekkende : men heeft ook , in *t end vari July 5 het uiterfte vaiï alle de Takken y ter langte van een half Duim, geelagtig wit ge* zien , bleeker dan Citroenkleuro Met zyne Slym gedroogd , is het geheele Gewas vuil geel 5 mét eenen Glans 5 als of het gevernist: ware» „ Droog zynde (zegt Reneaülme,) is deeze Plant zeer broofch , zy breekt ligt 'y, en is zo wryf baaf , dat. wanneer men ze ^, tusfehen de Vingeren drukt , haar deeleil geen ander verband fchynen te hebben ^ ^5, dan h'et gene hun dé Slym gaf, welke zig, iy droog zynde > gehecht vertoont aan de 5^ kleine gebroken Vezelen ; bykans op de '5, zelfde manier als het Mergfap , dat men \y waarneemt op de Beenagtige Vezels in de tedere en Ce luleuze gedeelten van de S, Beenders der Dieren, Uitwendig is deeze Gg Plant L DSEIL. XVII, StüK, Beschryvïng vAfi Spons„ Vl* „ Plant rompeüg en ongelyk 3 vertoonerr3 51 5> DE Sponsen. 469 9^ welke zy van dat gedeelte van 't Paalwerk VL 9, der Molens namen , dat ?:ig onder Water (^xxiv 5, bevondt ; 't welk aan de genen , die 'er Hoofd^ „ mede gewreeveii waren, een zeer ongemak» s*^™* 5, kelyke Jeukt verwekte: verbeeldde ik my, /'^^/f''* 3, dat het wel deeze Plant kon zyn, door wel«' 3^ ke die uitwerking veroirzaakt werdt* Ik nam 'er dan de proef van, en myn Arm mee 3, dit Sponsgewas gewreeven hebbende, kwam ^) 'er een zeer kennelyke roodheid op, zon- „ der blykbaare verheffing van de Huid, doch vergezeld gaanJe met eene flaauwe (5, Jeukt, bykans gelykende naar die , welke J5 men gevoelt, een Uur na dat men aan Bran- 5, denetelen geraakt heeft , indien men lyd* ^, zaam genoeg geweest is , om zig niet te 3, krabben. Deeze Jeukt hieldt byna agttien 5, Uuren aan. Ik heb deeze Proefneeming , altoos met den zelfden uitflag , herhaald. De uitwerking fchynt te ontüaan uit het 9, indringen der kleine Haairtjes, die de Poren ,^ van deeze Plant uitwendig omzoomen > in ^3 de Gaatjes van de Huid'* LXXV. HOOFD. C^) Deeze Jeukt verwekkende Eigenfchap fchynt veeï ©yereen te komen met die der Zee Ballen, Zie hiex voo^ Og 3 V>mh* ^VIL STU!^, / 470 Besciïryving van Afdeel» 1>XXV. LXX V. H O O F P S T U Hoofd- stuk. Befchryving van 't Gellagt der K ous toe- wassen. ifaam. jp|nze Ridder, die Korstagcige Zee ^ Gewas. fen , welke van geene Steenagtige na- tuur zyn , volgens zyne Rangfchikking onder- fcheiden willende van de genen , die bevoo* ♦ zk^ rens tot de Müleporen zyn t huis gebragc * , bia{iz»i75.^^g bevoegd een nieuwe benaaming te gebrui- ken voor die Geflagc: wanc het reeds lang be- kende woord Efchara begreep ze beiden. De Schryvers van de vt)orgaande Eeuw noemden dus ^teen- of Kalkagtige Gewasfen , die als het geweefzel van Linnen vertoonden (*}. Men kan dan niet met den Heer P allas zeggen, dat LiNNiEus, zonder de minfte noodzaak* lykheid , den naam van Efchara met dien van Fluftra verwisfeld heeft; noch hetzelve voor eene lastige en nadeelige , uit louter goeddun- ken voortvloeijende , naams - verandering , uitmaaken (f ). Zo ergens , immers , hier geldt het Spreekwoord , dat een goede Leer- wyze een goede Onderfcheiding vereifcht. Woord (*) r/chn.ra est Planrnr genus fere Lapideiim , Telam tex- tiira fu^ quodaminodo refcrcns. TouRNFF, Inst, Rei Het' Zoóphyt^ 33 Nomen Efcharx in Fluftram tranfmu tavi , qimm prius Morbi homon^mon, zegt LlNNiEU5« / T)E KORSTGEWASSEN^ 471 Woord Flujira beken ik , wel is waar ^ vr fiiet zeer bekend te zyn , doch het is riiet j^^^^^^" nieuw verzonnen ^ noch oneigen. Men heeft Hoofd- 'er door ver(taan een vlakke uitgeftrekthcid , ^'^^^f gelyk die der Oppervlakte van de Zee of van llil Water (*) : doch dit Woord werdt dan in 't meervoudige gebruikt. Ik heb geen be- Jcwaamer Nedcrduitfchen naam daar voor be- dagt , dan van KousxcEWASi want die van HoornvJer fcheen my niet zeer gepast te zyn. Veele Autheuren hebben den Latynfchen naam EJchara , die byna het zelfde uit- drukt , zelfs in andere Taaien fchryvende , behouden. Het is 3 volgens de bepaalirig van onzen Kenmerr- Ridder 5 een geworteld of ergens op vast zit- tende Gewas , overal bedekt met Celluleuze Foren , uit welken Polypen als Bloempjes voorckomen. Dat echter ook eene Plantaar- tige groeijing in hetzelve plaats heeft, willen wy gaarn erkennen; ten minfte in die Bladerige Soorten , welken de Kruidkundigen der voor- gaande Eeuw tot Wier, Zee-Ruy of Zee- Mos 3 betrokken hebben. Li NNi^üs heeft in dit Geflagt een groote somm^ verandering gemaakt. De Pypagtigen , die 'er zig in de Tiende Uitgaaf van Eyn Samenitel in bevonden , heeft hy allen daar uit gemon- fterd^ (*) Fluftra drcunfiir, cum In Mari Flu(5ï:u5 non moyemiir^ SALMAsius de Falliü* p. 1 39» Gg 4 !. DEEl- XYII. STUK» 02 Beschr^ving V Am VI. fterd^ en 'er thans twee Hoofd verdeelingen ii^ LXXv" gebragt, waarvan de eene die bevat, welke Hoofd- wederzyds , de andere de zodanigen die maar |TUK. aan de eene zyde Poreus zyn. Drie Soorten tekent hy van de eerften, firie van de laatftea aano (i) Korstgewas, dat Bladerig getakt u , de f^eticta. Enden Beitelswys' afgerond hebbende^ Bladen'g i^r^^" De Kruidkundige Autheuren hebben zig dee- cxxxvi Soort 5 zonder eenig bedenken , toege-eigendc -^'■^ i/ Baühinus hadt het breed gehoornd Zee- Wier ^ met Gaatjes, geiyteld. Tournefort brengt het in ^yn Qeflagt van Fucus t'huis, onder den naam van R a y , die het genoemd hadt Zee-Rtiy 9 welk door zyn Ge^eefzel een Linnen of Zy den vStofte nabootst. M o r i s o n noemt het Zee Mos ^ dat ruuw en wicagtig is, gelykende naar eene Zyden StofFe, Hy geefe •er een- Afbeelding van , zo wel als Toun- Hei^.or;t en Ellis, Deeze laatfte ftek hec f i) Flujira Foliacea pmol^ , kciniis CiiJieiformihus roiun* datis. Faun Suec, 1231* Millepoia Membranacea , Öcc» Hor!:^ Clljf. 480. Elchara ioliacea &c. G u L i S Corall, 70^ N. 2. T* 29^ A* Porus Cervinus» B A u H. Pin,, 3«j7« Alga Marina platyceratos porofa B auHv liiit III. p 799. Muscus Ma,- rinus MoRisofff- Hist» \IU p. 64.0, T. 8« f. 16. pLicus Telam Lineam Sericeamve textur^ M aemulans» K AJ*, AngL 4^. N. 9, JU§S. Mem d^e l'A^cad, ck 1742. 2980 T 10. f'. 3. F A L L. Zoöpk* Br^ed gebladerd Hoornwie^ Lyst der Piantd^ bï* 63* DE KoRSTGEWASSEH. 473 jtiet voor onder den naam van Bladerige Efcha? VI, ra , die Spongieus is met ontelbaare Poren , ^xxy^' hebbende wederzyds beurtliogfe boogswyze Hoofd» Celletjes. De Engelfche naam fchync BreecJ- ^"^^^^ bladerig Hoorn wier te betekenen. Zie hier wat zyn Ed. daar van zegt, 5, Deeze Korallyn , frifch uit de Zee ge- nomen , is van een Spongieus zagt Ge^ 55 weefzel en heeft eene zeer Vifchige Reuk, 5, maar , eenigen tyd op 't Strand gelegen 5, hebbende , wordt zy ftyf en Hoornagcig , ^, gelyk 't een of andere wSoort van verdorde 35 Bladen. De beide Oppervlakten, met een Vergrootglas bekeeken zynde , vertooneii 5, zig als met Celletjes bedekt , en, een Stuk „ daar van overdwars afgefneeden zynde , 3, kan men het dunne Vlies waarneemen, dat 5, voor de Gelletjes van ieder Oppervlakte tot een Grondlteun (trekt. ^, Het maakzel van de Celletjes is zeer 3, merkwaardig , alzo ieder aan den Top Boogsl ^, wyze gewelfd is , en een weinig famenge- 3, trokken aan het laagfte deel der zyden , om plaats te maaken voor de Boogen van de ^, twee naast daar aan paaiende Celletjes , \ 35 dat 'er , door deeze ^onderlinge famenilel* ling, geen ruimte verboren gaat. De In- 5^ gang is onmiddelyk onder den Boog in ie- ^, der Celletje , en de Vv^anden der Celletjes ^, fchynen met Doornen verfterkt te zyn. Ik heb aan den Ingang van.veelen een klein G g 5 3, Schaal- h DEEt., xvu, STm* 474 Beschryvinc vi^N '^I' Schaalagtig Lighaampje , dat naar een Dou- LXXV^*'^ bletfchulp geleek, van eene doorfchynenJe iioof D- M Amberkleur , met een zwarte Scip , zynde STUK, het Lighaam van hec doode Dier, gezien,". De Dit alles wordt door den PJeer El lis in foypen. pj^^^ vertoond 3 die aanmerkt^ dat de vermaar- de Doktor jussiEü kleine Polypen , zig uit deeze Celletjes uitbreidende^ ontdekt heeft? Deeze ftek de Celletjes voor , als kleine Ke- geltjes, naar boven wyd en opea , wederzyds gedoornë , en zegt : het Dier , in ieder Hokje vervat , doet niet meer dan de helft 3, van zyn Lighaam voor den dag ; komen ^ 35 waar van de Kop zig onderfcheidt door eea 3^ kleine uitpuiling , omgeven met tien fyne „ witte Hoorntjes , welke , zig verlangende en in 'c ronde uitbreidende ^ de gedaante 55 van een Trechter nabqotzen door de plaat- zing , welke zy neemen» By aldien men 5, het gehcele Dier wil waarneemenj zo als 5, het begrecpen is in zyn Hokje, dan moet 3, men cenige gedeelten van één der Lappen^ 5, waar uit hec Gewas beftaat , affcheuren, 3, waar door zig yerfcheidene van deeze Huis- je jes zullen openen ^ laatende het geheeb ^, Lighaam van eenigen deezer Dieren bloot. 5, Alsdan ontdekt men door het Mikros- 35 koop 3 dat zy ieder gelyken naar een zeer •3 klein witagtig Wormpje , welks onderftc^ 35 End aangehecht is aan den Bodem van een 35 Hokje, het midden des Ligbaams een wei« DE KORSTGEWASSEN. 475 p nig gezwollen, en dat het hovende gedeel- VT, ^, te , voorzien met verfcheide Hoornen ^ ^, deszelfs Kop is. Deeze Worm is eenHooFp* 3, zeer kleine Polypus van ongevaar een hal* stuk, 3, ve Lyn lang, en men kan dit Diertje, ten 5, opzigt van zyne geftalte, niet beter verge- 3, lyken, dan by een van die Zaadjes, welke 35 met Pluis van boven zyn gekroond. ,5 Dit Gewas (vervolgt hy,) 'c welk men 3, tot dus verre voor een Plant gehouden 3, heeft 3 is door Imperatus Porm Cer^ 3, vimis geheten ; zo wegens de Poreufe ftruc- ,3 tuur 3 die hy 'er in waarnam , als om dat 3, het door zyne platte, en met Lappen uit- ^3 gefneeden Steelen , naar het Gewey van 3, een Damhert gelykt» Een breede dunne ^5 Grond, [op een Steen 3 Schulp of Klip ge-* 3, plakt ,] waar hec aan groeit , geeft veele 3, dunne Steeltjes uit, die zig als Biaderloof 3, uitbreiden , waar van de Lappen in 'c mid- 3, den roodagtig , aan de kanten witagtig en ^, van eene Vliezige Celluleuze zelfftandig* heid zyn". Dergelyke Vertooning maakt, pok, dat Takje of Stammetje van dit Zee- Gewas 5 uit myne Verzameling , in Fig, i , op on2;e Plaat CXXXVI . afgebeeld ; doch hetzelve, droog zynde, heeft een egaale rood- agtig geele Kleur , en is hier en daar met eene Soort van witte Korallyn begroeid. De Heer Pallas oordeelt, dat het geens- zins de Porus Cervimis van I M p e r a t ü s zy , en I* Defu XVIu Siuk» / 476 Beschryvino van VI. ea inderdaad , indien dezelve van eene Steen^ LXX V^* agtige natuur was , heefc zyn Ed. daar toe iiooFp- groote reden. Dit Zee -Gewas komt dik wils in de Winter^zo zyn Ed. waargenomen heeft, by geheele Bosfcn op onze Stranden aanfpoe- ]en 5 zynde waarfchynlyk van de Klippen aan de Engeifche Kusten afgerukt. Hy vondc 'er verfcheidenheden van met de zogenaamde Bladen aan 't End zeer breed, anderen diep ingefneeden , eenigen met lange fmalle Lap? pen, en fpmmigen, doch zeer zeldzaam , mee alleen op de kanten en Vinswyze verdeeld Loof. Dergelyke verfcbillen openbaaren zig, wanneer men de gedagte Afbeeldingen , vaa ToüRiNEFORT , JüssiEü en Ellis, mee elkander , en met de onze, vergelykt. De grootfte hoogte was van een half Voet en dej breedte der Blaadjes als de Pink of kleinfte Vingqr van de Hand. Verfch uit de Zee ge- haald zynde, hadt het iets van eene Citroen* Reuk, zegt hy , met de gewoone Reuk der Lighaamen, die uit de Zeekomen, vermengd^ welke het, gedroogd zynde, ook eenigen tyd behieldt. In *t Vuur gebrand , echter 5, gaf het een aanmerkelyken Stank uit , en hetzelve fcheen een groote veelheid van eeno Kaikagtige Aarde te bevatten. Door eene Kalcinatie, van een half Uur lang, hadc hee flepts een derde deel verlooren», , I)E KOR^TGEWASÖEN. 477 00 Korstgcwas , dat Bladerig en eeniger- 'Vï. viaate gegaffeld is ^ met de Blaadjes ^^^^'•lxxV* nig verbreedefide en aan de Enden als HoofdI afgefneeden. stuk* Op defgelyke manie? , byna, fielt de Heer El LIS een Soort van Korstgewas voor, ^^t^^l^^^^ insgelyks voorkomt aan de Europifche Kusten. De fmalheid der Lappen , waar in het verdeeld die hier weezentlyk naar J31aadjes gelyken, onderfcheidt hetzelve van dé voorgaande Soort. Ook verfchik het daar in van dezelve aanmer- kelyk , dat de Celletjes langwerpig vierkant en op ryën overlangs geplaatst zyn , geen Tandjes op zyde hebbende. De Heer Pal* LAS geeft 'er, wegens de figuur der Blaadjes, waarfchynlyk ^ den naam aan vaö Securifrons; alzo dezelven Byl- cf Beitelagtiger dan in de voorgaande Soort zyn. Ook heeft dee2e Soort zekere Steeltjes aan 't onder-end, die zig vol- maakt als Worteltjes vertoonen ; zo dac zyn Ed. de:^elve ren hoogden iiaby oordeelt te ko- men aan de Celdraagende Korallynen. Metl vindc (2) Flafira Follacea- fubdlchotoma , LacinlJs Hnearlbus ftiincatis» Syst^ Nat, XIL Efchara foüacea miilepora renerai snguftior , Folfolis quafi abf(:isfis. E L I- 1 s Cor, 69* T. 28* C Fucus Marmus fcrupofus alhidus angustior , extremltatU ?>us qiiafi abfcisfis* R A Angl, ^z, Mo Ris» Hist^ lil» S* i5* T. 8» f, 17, Efchara Securifrons. Pall. Zo'ópb* 1% Smal gebladerd Hoorn wier* Lyit der Plant bi. 69* % D5SI- XVII. STÜft. 47^ Beschryving v Aè VI. vindt ze , zegt hy , op 't meefte vyf Duimen hoog, bleek graauw , dun en broofch, glin- Hoofd- flerende als of zy mét Vernis overtoogeii sTüK* ware. III. (3) Korstgewas , dat Blader ig is en op ver- Efchara fcheide manieren getakt, hebbende onder Haairig aan de Foren eenen Borlteligen Tand. Korstge- was. De Heer Linn-^eus ftelt deeze Soort als een Mosagtig Takkig Zee - Gewasje voor , dat veel gevonden wordt in de Zee aan de Kust van Noorwegen, de Takjes dubbeld gevind > aan 't End Knodsagtig, famengedrukc^ over- al met Gaatjes doorboord en week hebbende 5' met een zagt Borfteltje onder ieder Gaatje ; weshalve zyn Ed. 'er den naam van Haaipg aan geeft. Dit komt wat vreemd voor , wan- neer men in aanmerking neemt , hoe dat hier de Korstagtige aangroeizels worden bygebragt^- welken door de Heeren Loe F li ng en Re- AüMuR waargenomen zyn. Van de Waar- nemingen > die de éerstgemelde op hetzelve deedt ^ fs) Fluftra Folfacèa varie Rainofa , Poris iiifimo Dentc Setaceo. Fluftra Pilofa* Vaun^ Suec, 213 3» Corallina. Meni, de l'Acad^ ds Piirïu 1712* 42. T. 5. f. lo* Millepora Crus- tacea plana adnata , ruiidtis quincunciailbus» L o l p l. ACt\ Stockh. 1752 p. 1^8. T* 3. f. SrB» Kab^ III. D* 1% loo* ïo. Efchara inlUepora, E L JL i s CoralL 73* 31^ I; A% Efchaia rilola» Pall. Zoö^h^ 15» l^y^t der Flamé^ hl* 61. / t i K O ït S T G E W A ^ S É H. 479 deedt , heb ik reeds uitvoerig gefproken Dc Heer Reaumur een rood Haairig Zee-^^^^^^ plantje befchry vende , dat zeer Takkig is (*)5Hoofd. fpreekt tevens van dit aangroeizel, als volgt. stuk. „ Op decze Plant groeit , taamelyk gemeen ^^^^^^^^'^^ een zeer fraay Koraalmos, dat van een ver-ena. * wonderlyk maakzel is. Het heeft eene vuil witte Kleur. De Takken zyn plat ^ ter 5, breedte van ongevaar een halve Lyn en veel 3, minder dikte. Op het bloote Gezigt fchy- 53 nen dezelven famengefteld te zyn uit ontel- ,5 baare verfchillende deelen , die in elkander gewricht zyn , naar ongelykzydige Vierhoe- ^, ken gelykende 3 en Haairtjes uitgeevende aan ieder Gewricht , die naar de Enden van ^, het Takje geftrekt zyn. Daar is een rond ^5 Takje, /t welk tot een Steel dieöt voor al* Ie deeze platte Takjes ; maar hetzelve is ^, niet rond, dan om dat het of den Stam of ^5 de Takken omkleedt van döt Zee -Plantje ,^ QFiicus) , daar wy van gefproken hebben. Dit Steeltje is, derhalve, een Scheede, die 3, dunner wordt naar maate de Takjes van het Zee • Plantje verdunnen , welken hetzel^ ,j ve dikv/ils een Ende toe omkleedt , gee- ^, vende hier en daar de gezegde platte Tak- jes uit: zo dat het een met het andere eeö 55 zeer C^) TuCLTs teres rubens Ramofisfimüs RAJ* Sjn, App, %Z9, CoraUina rubens valde Raiaola g Capühcea, To u R N S F, Rei Herh, p. 571- tt DeIL. XVII. STUK» 4^0 Beschryvinö V a n Hoofd STUK# riaat Bg, 2. '^I* 5, z€er fraaije Kwast maakt. Hét breekt ligS LXXV^' 3^ by Leedjes af ^ en , dezelven met een Mi- 3, kroskoop befchouwende, dan bevindt men ze te beftaan uit een foort van Kokertjes, nevens elkander geplaatst , v^aar van twee 35 de dikte en zes de breedte uitrhaaken van 53 de gezegde Takjes. De bovenite Enden 55 zyn grootst, en geeven uit ieder hoek, van 3, de vierkante Opening, vier puntige Vezelt- 3, jes uit , die dus het geheele Gewas als 3 5 Haairig maaken*', eaz* De Heer Ellis, die het onregelmaatig Spongieüs gebladerd Korallyn noemt , merkö het aan als de gemeene Celletjes van Zee- Infekten, waar mede de meefte Lighaamen ia de Zee overtoogen zyn , doch wier Gewas zig ook fomtyds Bladeragtig verheft, gelykerwys de Milleporen of Steenagtige Koraalmosfen. Zyn Kd. geeft de Afbeelding niet alleen daar van, maar ook die van dergelyke Korstagtig gegroeide Infekten - Celletjes , zonder Haairt- jes , waar in hy eens de Polypus waargenomen hadt , zo als die door hem vertoond wordt Deeze zyn , zo hy getuigt, van eene vaftere zelfflandigheid , dan de voorgaande. Ik heb dan ook , tot een voorbeeld van dit Korstge- was 3 zodanig een aangroeizel op de Bladen van onze gewoone Zee - Ruy voorkomende 3 al- hier 3 Plaat GXXXVI, Fig. 2 , benevens eene Soor^ OraH, PK XXIX* Letu en D i; DE Kor S TOEWASSEN. 48t Soort van Korallyn , welke men ook daar op VL dikwijs aantreft , in Afbeelding vertoond. tXX^V*' De Heer Pallas , zeggcjnde, dat men in Hoofd- Neerduicfch deeze Haairigö Soort Z^e - Jl4bx s*^™* noemt, getuigt, dat dezelve aan onze Stranden zeer overvloedig is , omkleedende een Soort van Korallyn , by hem Sertularia longisfima genaamd , en aan de Enden van derzelver Tak- jes als Loof uitfchietende. Zonderling, ech- ter , is het dat de Heer E l l t s , die deeze Korallyn , welke hy Zee • Draad noemt , ook zo overvloedig aan de Engelfche Kusten vondt , van dit dezelve omkleedende Korst- gewas geene de minfte melding maakt. Ook fchynt hetzelve 'er niet altoos in even groote overvloed tezyn: want Pallas merkt aan, dat in 't begin van den Winter des jaars 1 7(^4 , ! door de Zuide Winden , een groote menigte I van 't zelve aan onze Stranden opgeworpen j werdt. Korstgewas , dat plat gebladerd Takkig iv. aangegroeid is , hebbende op de ééne zyde p^tfrfce, Ruitagtige Celletjes. p^pierag- De Graaf Marsigli, door wien dit Korstgewas , in de Middellandiche Zee, van de (4.) Fluflra plano - foliacea Ramofa adnata , hinc Cellulis rhombeis, S-jft, Nau XII. Maks» Mar. 6, f. 25, 20. Efchara Papyracea. Paljl* Zoöph. 18, Lyjt atr Flantd^ bUó8» Hh I. dbel. xva* STVK, 48a 1> E S C H R Y V I N G VAN VI. de plaatfen daar men Koraal vifcht opge- LxlcV^* haald werdc , ftelt hetzelve verkeerdelyk als Hoofd* de Porus Cervimis van Imperatus voor, STUK* 20 de Heer P a L l as aanmerkt. Deszelfs ge- ftalte zweemt naar die van het Genavelde Aard - Korstmos. Het groeit horizontaal , met Vliezige Bladertjes , die geelagtig zyn , en aan de ééne zyde flegts met Poren, hebbende de andere zyde vry en ruuw. Loofdraa- De Heer Pall as oordeelt, dat dit Korst- gewas in geftalte veel gelykt naar eene Soort , welke hy Loofdraagende noemt C*)^ en waar van een Trosje , als een halve Vuist groot , uit Indie afkomftig , zig bevondt in 't Kabi- net van den Heer Willem van der Meulen. Dé Figuur vanSEBA, welke hy aanhaalt , heeft niets Trosagtigs of dat naaf een Kluwen gelykt , en beeldt , zo wel als die van Ellis, ook door hem bygebragt, één der twee eerfte Soorten af, van onze en de Engelfche Kusten. Deeze Indifche, in te- gendeel , heeft de Celletjes maar aan ééne zyde van de Blaadjes : zo dat die aanhaaling weinig ftrookt. (5) Korstgewas , dat plat gebladerd y onver" deeld (*) Efchara Frondiculofa, Zoófh^ 17* Sé. III* T* 5)6* f« 6^ ELJLIS Corall, Tab, XXXVIIL fig. 84 O, (5) Fluflra plano - Foliacca indivifa adnata, hinc Cellulis quadrangulis oblongis, S^st^ Nau XIL Fluflra Mcmhra* \liez ig. DE KORSTGEWASSEN. 483 deeld is en aangegroeid , hebbende op de ^ VI. ééne zyde langwerpig vierkante Celletjes, lxxv** Hoofd- In de Oostzee vindt men dit Korstgewas , stuk. omkleedende Zee -Planten, Steenen en Kalk- agcige Klompen. Het is een uitermaate dun, onverdeeld , digt aangegroeid , Vlies , het welk van buiten alleen langwerpig vierkante Cei erjes heeft , aan de hoeken wederzyds met een uitfteekende Punt voorzien. Zy ge- lyken , zegt Linnteüs . naar die van El- lis, Tab. XXVII. fig. A, doch het zal Tab. XXVIIK moeten zyn. C6) Korstgewas, dat plat gebladerd ^ onver- p^^J^^^ deeld is en aangegroeid , hebbende op de ééne zyde ovaale Celletjes* streepig^ Op de Zee- Planten, in de Oceaan^ komt deeze Soort voor , die een Vlies maakt , ge- lyk dc naast voorgaande , maar de Celletjes ovaal , digt aan elkander en op dwarfe ryën geplaatst heeft , met een ruimte tusfchen ie- der ry , ter breedte van de Celletjes , die aan den Rand met agt Tanden of daarom* trent gehaaird zyn. LXXVI. HOOFD- (6) fluflra plano -Foliacea indivi(a adnata , hüic CeUulit ovalibus. S'^su Nau XlL Hb* I. DEu., xvu. moi 484 B E s c H a Y V I N O v a ir AFDEEt. LXXVt HooFD> LXXVL HOOFDSTUK. STUK. Befchryving van 't Geflagt der Pyp gewas* SEN. Naam* TidiZm van Tiibularia , welke thans aan •L^ dit Geflagt van Zee-Gewasfen gegeven wordt, is van een laaten oirfprong. Dezelve fchync door L i N n iE u s als een Geflagtnaam eerst gebruikt te zyn , waar in hem de Heer Pallas is nagevolgd. Ik geef 'er den naam van Pypgewas aan, die eigener is dan de benaaming van Pyp - Korallyn ^ om dat deeze Zee^Gewasfen grootelyks verfchillende van de Koraliynen. Ketimcr- Het is een geworteld Zee • Gewas , dat uit holle Pypjes , die Draadagtig zyn, beftaat, geevende ieder Pypje aan 't End een Poly- pus uit, in geftalte als een Bloem. Dit is de uitwendige vertooning : wat het inwendige aangaat , wordt verzekerd , dat ieder Pypje een Dierlyk Merg bevat, 't welk de gedagte Bloemagtige figuur aan 't End uitgeeft. De Eigenfchappen van deeze Polypen , en derzel- ver Groeijing, zullen wy ftraks befchouwen. Soorten* Van onzen Ridder zyn, in dit Geflagt, agt Soort€(n opgegeven. CO Pyp- DE PïPGEWASSEN. 485 (1) Pypgewas, met de Steelen geheel enkeld VI. en gedraaide Knietjes. LXXVI* Hoofd*» Deeze eerfte Soort is de aanmerkelykfle^sTUK^ om dat zy de eerfte aanleiding fchync gegeven ^ ^^♦^ , te hebben tot het vermoeden , dat fommige indivija, Zee-Gewasfen , die men te vooren voor Plan- ^^£6^(7"* ten hieldt, van eene Dierlyke natuur en Dier- ^^^^^ planten vi^aren. Men hadt ze Verguld Zee^Fe rig, 3» * nus - Jlaair genoemd , om dat zy naar die Ge- was ongemeen geleek. De Blommetjes, die op deszelfs Steeltjes zig oogfchynelyk ver- toonden , bevestigden dit denkbeeld , tot dat de Engelfche Heer Luid een DierJyk Merg waarnam in de gedagte Steeltjes , 't welk de gezegde Blommetjes deedt uitgaan en dezelven weder terug kon trekken *. Zie hier wat 'er zie de Heer J u s s i e u van zegt. 3, Het is niets anders dan een Bondeltje van „ verfcheide Vliezige Buisjes of Pypjes , die „ redelyk ftyf zyn en geelagtig, wier langte, 3> in (i) Tubularla Culmis fïmplids{imis Geniciilis contortif. Syst^ Nat, XII» Gen* 345. Fuciis Vermiculatus* B O c Mus^ 258. T. 6. f» 5» Adianthi Aurei miiiimi facie Planta marina. R A J» AngU 3i« N« 4* Adianthiim Aiireutn Mari- niim. LöiD Angh Vol. XXVIII. p, Q.ys* T« 6 7. J U S S. Mem^ de l'Acad^ de Paris» 1742. p, 295* T, lo* h » Corallina Tubularia Calamos Arundinaceos referens* E L L» Corall. 31. N* 2. T. l6* f* C. B AsTER Uhfpann, L T* 2. 3, 4» Tubularia Calamaris* Pai* L. Zcópk» 38. der Plamd, hU 99* Hh 3 L DEIRI. XVIL STUK* 486 B R S C H R Y V I N C VAN VL in de grootften die ik waargenomen heb , LXXvi' omtrent vyf of zes Duimen, en de dik- HooFD- ' 5> te van eene Linie was. Men kon ze naauw- 6TÜK. lyks beter dan by Strooirjes vergelyken, die met de onderfte Enden digt famenge- voegd waren , en met de bovenfte van el- kander afweeken. Men vondt ze gehecht aan Oefterfchulpen of aan Klippen, en fom- 5, tyds kwamen dergelyke Pypjes daar op en- „ keld voor , ftaande van elkander af. Alle dergelyke Pypjes, frifch uit de Zee gehaald zynde, hadden de boven ftc Opening geftopc ,5 met een donker rood Lighaam , dat ondoor- „ fchynende was ^ en de Pypjes zelf waren met een rood Vogt gevuld. Doende dan „ weder op ftaande voet dergelyke Bondeltjes ,5 in Zee • Water , zo zag men het Lighaam , 5^ dat de Opening floot , zig verheffen , en 5, uitkomende de geftalte aanneemen van een 3, rond roodagtig Kopje, 't welk allengs groo^ „ ter wierdt , zig uitbreidde en opwaards 55 uitftrekte. Vervolgens wierdt men 'er ver-» fcheide lange Hoornen , die dun en wit „ waren , aan gewaar. Deeze fpreidden zig als Straalen uit , in eenen Omtrek , welke 3, dit Hoofdje in twee byna gelyke deelen 53 fcheen te fcheiden. Het bovenfte gedeelte, 3, dat zig alsdan ontbloot bevindt, is eeniger- 33 maate Kegelagtig , uitloopende in een me- ,3 nigte van Vleefchkleurige Hoorntjes , die „ korter en dunner dan de voorgaande zyn. 5, Men DE Pyp GEWASSEN. 487 Men neemt ze nu eens waar , tot een foort VI. ,5 van Kuif verzameld zynde; dan digter by- f^^^'y^j een, gelyk de Haairtjes van een Penfeel, of aoogo. ^, ook van elkander af wykende , en in mid- den eene holligheid laatende, die in de bo* 5, dem een zeer kleine Opening heeft. Het 5, andere gedeelte , onder den eerstgemelden „ Kring van f^oorncjes, is half Klootrond . en 5, worde onderfchraagd door een dunnen Cy- „ lindrifchen Grondlteun , wiens End va?t is 5, aan de Opening van een Pypje'\ De Heer Jussieu hielde deeze [.ighaamp- jes voor een Soort van Polypen , en werdt ia dit denkbeeld nader bevestigd , doordien zy al* len verdwynen of in hunne Pypjes kruipen, zo dra men 'er het Zee - Water aan ontneemt , of het Water te fterk beweegt , of ze door 'c aanraaken benadeelt. „ Indien het Water , 5, zegt hy 5 waar in men ze bewaart, aan 't bederven flaat , dan verlaten zy haare Pyp- 4, jes en vallen uitgeftrekt neder op den bodem van het Glas". Allen zyn zy niet even groot : de grootften waren ongevaar een zesde Duims dik , en de Hoorntjes ieder byna een half Duimi lang : zynde de langte van haar Lighaam een Kwartier Duims. Ik heb de Afbeelding van deeze Soort van Pypgewas, op onze Plaat CXXXVI^ in Fig^ 3, ontleend van den Heer Ellïs, die even 't zelfde aan de Engelfche Kusten gevonden hadt . als de Heer J üssie uaan die van Nor* Hh 4 maa- 1. DEEL. XVll. Stuk* 488 Beschryvinc van VL mandie. Hy noemt hetzelve Buisagtig Koral- LXXVI ^-^^^^ ^^^^ Steeltjes van Haver ftroo ge- Hoofd-* lykt^ Het ryst op , zegt hy , van kleine STUK. Wormagtige figuuren , waar van veelea door elkander geweven groeijen , ziende *er „ uit als de Darmen van kleine Dieren. Van deezen ftaat verheffen zy zig in onderfchei- de Pypen , van vyf en zes Duimen lang , 5, vol zynde met een dik roodagcig Vogt. „ Op derzelver Toppen vertoonen zig de Po- lypen met gepluimde Kuiven. Gedroogd „ zynde gelyken deeze Polypen naar Haver- Strooitjes , waar de Leedjes afgefneeden „ zyn". (O Pypgewas , met de Steelen Takkig en ge* TMarts draaide Knietjes. Takkig* De Takkigheid onderfcheidt deeze genoeg- zaam van de voorgaande Soort. Ook is zy veel fyner van Gewas en maakt groore Haair- agtige bekleedzels om veelerley Lighaamen in de Zee die zig daar door dikwils als oude Paruiken vertoonen* Dus komt het zo wel voor aan de Nederlandfche als aan de Engel- fche Kusten. By Pallas heet het derhalve Jtiaair- {i) Tuhularia Culmis raraofls , Gcnlculis contortis. Faun^ Suec^ iiig, Corallina tuhularia gracilis & ramofa , Axillit Ramulorum contortis. E i CoralL 31 ♦ N. 3« T. \6, f. A« & T 17. f. A» Tubiilaria Trichoides* PA Li-* SLoóph^ Lyst der Plantd» bl. 103, DE PYPGEWASSEN, 485 Haairagtig Pyp-Korallyn. De Heer Ellis VL hadtze klein Getakt l'ypagtig Korallyn gety- f^x'xvÏ! teld. De Poiypen verfchillen weinig van dieHooPD-* van hec voorgaande. stuk» Cs) Pypgewas 5 dat de Steelen gegaffeld en in* ^ ge - articuleerd heeft , met Ruitagtige in- ^fjuh/a^ drukzelen. Ge-articu* leeid« Niettegenflaande dit Koraalgewasje , volgens de aangehaalde Autheuren , Steenagtig is , wordt het doch, van den Heer LinnjEUs, tot dit Geflagt betrokken. Men moet zig daar over niet minder verwonderen, dan dat men de benaaming van Cellularia Salicornia^ door den Heer Boddaert , overgebragt vindt in Zenegroen - Korallyn. De Plant 5a- Ucornia of Kali heet, in *t Nederduitfch , Zee- Grappe of Krabbe -Kwaad, Ik weet wel dat Ellis de benaaming van Bugle - Coralline aan dit Gewasje geeft, doch die Heer heeft zulks niet gedaan , om dat het naar de Biigtila , een (3) Tuhularia Culinis dichotomis articulatis , impresflostu* bus rhombcis» Syst^ Nat, XI U Corallina fistulofa fragilis crasfior, Bauh. Hist^ IIL Öil. Ra> Mist, 6$^ Coral- Hna fistulofa fragilis. Pluk* Phyt, T. 26* f. 2* Muscus Coralloides Polygonoides , Salicorniae folio» Barrel. Icon^ 1^75. f. 7, 8* ELLIS Corall, 46. I. T, 23* f» A , a» Fluftra fistulofa. Faun. Suec^ 223 2» Cellularia Salicornia. Pall. ^copb* 21* Zenegroen - Korallyn. Lyst^ der Flmtl^ bi, 75. Hh 5 % X>%%U. XVÏI. 490 BïSCHRTViNO VAN een Plant , die men Zenegroen of Ingroen LXXVL^^^"^^ , geiyken zou , waar mede het geen Hoofd- de minfte overeenkomft heeft; maar om dac STUK. de Leedjes veel geiyken naar zekere Glazen Kraaien , die men in 't Engelfch Bugles noemt. De Heer El lis heeft 'er een plaats aan ge- geven onder de Koraal mosfen , en inderdaad het verdiende dezelve met meer regt , dan deeze. Het is een Gewasje van ongevaar drie Duimen hoog , welks Steeltjes, van dikte als dikke üraaden, uit een vStammetje van Haair» buisjes voortkomende , uit langwerpige Leed- jes beltaan , die door Hoornagtig Vliezige Buisjes aan elkander gevoegd zyn. De Leed- jes zyn famengefteld uit Kuitagtige Celletjes, op ryën geplaatst, welken ieder een Opening hebben, en omringen de geheele Oppervlakte van het Korallyn. De Celletjes , echter , vindt men niet altoos Ruitagtig, maar fomtyds Boogswyze aan den Top, en fomtyds geiyken zy naar een DoodkivSt. Wanneer dit Koral- lyn eenigen tyd op den Oever gelegen heeft, dan wordt het wit en zeer hard , vertoonende dus de Celletjes fcherper bepaald. Van binnen is het veeleer Celluleus dan Pyp- of Buisag* tig. Het komt aan de Kusten van Europa voor. (4) Pypgewas , dat de Steelen gegaffeld TuhuiarU heefty met famengedrukte Leedjes, Broofch* ^^^^ (4} Tübularia Culmis dichotomis , Articulis compresfis» DE PyPCEWASSEN. 491 Dit Pypgewas, door den Heer Pallas VI. tot de Koraalmosfen betrokken zynde, ^o^dtj^xxyY dat zonderling is , wegens zyne zagtheid , Hoofd-* en om dat het Pypagtig is , hier t'huis ge- *^"^* bragt door Linnteus, die het te vooren broofch Korstgewas geiyteld hadt» Deeze ver- warringen komen daar uit voort, dat men de Natuur aan te naauwe Wetten wil binden. Plukenetiüs hadt het opgegeven, onder den naam van Amerikaanfch Pypagtig buigzaam Korallyn ^ met Knietjes en zagt , hebbende breede famengedrukte Leedjes . S l o a n e noemt het Klein Koraalagtig Zee-'Ruy^ dat Spongieus , witagtig en Spiirond is 5 met de Leedjes aan den Top plat. Het voert hier den bynaam van broofch ; Pallas zegt, dat het de Steeltjes van dikte als die van Gras en ten uiterfte broofch heeft, uit een Papier- agtige KalkftofFe beitaande , wit of groenag- tig van Kleur- (5) Pypgewas 5 dat de Steelen hyna gegaf- ^ ^ - ^ feld en geheel Ringswyze gerimpeld heeft. Mosagug^ Dit Syst^ Nat^ XIL Corallina fistulofa flexllis geniculata molHs Americana, Segmentis latis compresfis. Pluk* ^Im. iir. T» 168. 4 SloAN. Jam* L p. 6u T. 28* f 10. Co- callina Tuhulofa* Pall» Zo'öpb* p. 430* Lyst der Plantd, bU 544* (5} Tuhuiaria Culmis fubdichotomis, totis Anniulofb - ro- golis* r. J>«J^X. XV IL STUK. 49* Beschryving van VI. Diü noemt onze Ridder Mosagtig , om dat LXXVI ^^^^ gelykt. 't Beftaat , zo zyn Ed. HooFD"* getuigt, uit Draadagtige , zeer korte, Takki- sTüKt ge Steeltjes, van Hoornagtige Kleur, overal gedekt met Ringswyze rimpels. Dus was het in de Zee , by Bahuis , groeijende voorge- gekomen. Dat echter, *c welk de Heer El» L I s in Plaat vertoont , zeer gemeen zynde in de Zee , by de Opening van de Theems en dikwils onder aan de Schepen zittende, hadt op ver naa de Steeltjes niet overal RingswysV gerimpeld. Het zyn veeleer, gelyk Pallas zegt , afgezonderde , bleek graauwe , half doorfchynende , bogtige Pypjes, by tusfchen- wydten geringd , nederwaards verdunnende en in Worteltjes eenigermaate verdeeld. Dus vindt men het overvloedig aan ons Nederland- fche Strand , ongevaar een Duim hoog* Ik heb 'er zodanig gedroogd , waar in het ook blykbaar is , dat die Ringswyze rimpels llegts hier en daar plaats hebben. De Heer Bas* TER fchynt zelfs, in zyn Ed. befchryving, daar op in 't geheel geen agt te flaan. Tncnrnast. Het Dier , wcgcns de Kleur Incarnaat- roiyj)us* pgiyp^^ genaamd , is door hem ongemeen uit- voe* gods. Faun» Suec^ 2230. S R B» Kah^ III» T, lotf* f. 7» Co- rallina Tubnlaria Laryngi ilmilis» Ell» Cor^ 30. T. 16. f. b» BAS T, Kau Uitfpann. i» D. Tab» IL 3 , 4 & Tab^ lll. f* 2. 3, 4* Tubularia Muscoides. Pajll, Ztioph^ 39, L^st der Plantd» bl, lou DE PyPGEWASSEN. 493 voerig afgebeeld en befchreeven. Zyn Ed. VI. I heeft daar in cweederley Soort van Armen , i^xv'i ' grootere naamelyk en kleinere ^ of lange en Hoofd. I korte waargenomen , die zig rondom het stuiu Peeragtig Lighaam uitbreiden» In de voor- Wincer zag zyn Ed. , in eenigen der grootften van deeze Polypen , zekere Blaasjes, fommi- gen Troswyze aan een Steeltje gehecht, wel- ke hy meende voor de Eytjes te moeten hou- den van deeze Schepzelen. De Armen fchee- nen ruuw te zyn als Sagryn - Leder , en dit 'dagt zyn Ed. te kunnen dienen, om de kleine i Diertjes , die tot Aas moeten verftrekken aan • deeze Polypen , te minder te laaten ontfnap- pen : zo dat zy dan niet flegts voor Kieuwen verftrekken zouden, gelyk de Heer P a ll a s meende , als oordeelende, dat dezelven onbe» weeglyk waren. Het aanmerkelykfte, in de befchryving van I den Heer Ba STEK, is ^ dat hy deeze Poly- pen, en de Pypjes, waar zy op zitten, voor byzondere Lighaamen houdt, en zulks wel om reden , dat zy ligt uit deeze Pypjes vallen , inzonderheid , wanneer menze eenige Dagen bewaard heeft, zo datzy by gebrek van Voed- zei verzwakt en vermagerd zyn. Een derge- lyk Verfchynzel als de Heer Jussieü aan bederf van Water toefchreef in de eerfte Soort. ,, Als zy geftorven zyn , en men maar aan het Zee -Mos fchudt , (zegt onze Vrind,) vallen zy ook daar aanftonds af, en DïEL. XVU, STVKt 494 Besciiryvinc van VL „ en men kan , met een goed Mikroskoop, LXXVI*^' duidelyk het onderfcheid zien, tusfchen het Hoofd-' onefFe Vel van den Polypus , en de zeer STUK, gladde buitenfte Schorfe van het Zee-Mos, 99 [gelyk zyn Ed. deeze Tubularia noemt,]'* By het indompelen in Koorn -Brandewyn zag men ook aanftonds het onderfcheid , dewyl de Polypus zyn Lighaam introk y en het Pypje zyne figuur behieldt De Heer Bas ter. wil daar uit niet beflui- ten , dat deeze Pypjes met de Polypen niet te gelyk gegroeid zyn , en wel op de manier van de Pypjes der Paalwormen , en der Korstge-; wasfen. Zyn Ed. merkt ook niet aan , dat deeze Incarnaat - Polypen , als vry willig , zig losmaaken van haare Pypjes en dan in Wa- ter zwemmen zouden ; gelyk dit in die der Korstge wasfen door hem waargenomen was, zo de Heer Pal las wil (f). Ik vind dit niet, maar wel, dat de Heer Ba ster zulks in zekere Soort van Korallyn , welke Cupresji-^ na genoemd wordt, duidelyk heeft gezien, en dat hy zyn Gevoelen fterkt door dergely- ke Waarneemingen van de Heeren Jüssieu en Roes EL (|). Nogthans kwam dit aan den (*) De Heer Boddaert, evenwel , heeft my gefchreei ven , dat hy in Liqueur van deeze Tubularia hadt , met fchoone groote Polypen* In een Brief van 13 Juny 1770. (t) Zoóphyu \\ 36* (iJ tiaU üif/pann, I. I>« hU 3X4 DE PyPCEWASSEN. 495 den Heer Pallas gantfch ongeloof baar VI. voor Afdêeu LXXVI Onlangs zyn deeze Waarneemingen verder hoofd-* voortgezet door den Heer Bom me Zyn stuk. Ed. heeft, in elk teelt je van dit Pypgewas, afdeelingen, door Ringetjes gemaakt, tot zes en zeven toe , befpeurd. Hy heeft gezien, dat de laatfte en nog verfche Scheut, ann 't boven -end van 't Pypagtig Steeltje, die men den Hals of Staart van den Polypus mag noe- men , zig in alle rigtingen buigt en draait. In \ Voorjaar nam hy 'er groote Polypen op waar , die van dat Geitel v/aren , welk de Heer B a s t e r in fommigen van deeze In- karnaat - Polypen hadt ontdekt ; hebbende deeze , naamelyk , behalve twee ryën van Ar- men , ook geheele Trosfen van Bes-agtige Lighaampjes , door gemelden Heer Blaasjes genaamd. Het denkbeeld , dat deeze Blaasjes de Zaaden of Vrugtbeginzels zouden zyn van zulke Schepzelen , wordt hier door bevestigd ; offchoon de Heer Bomme, na dat dezel- ven afgevallen waren , daar uit niets zag voortkomen. Hoe veele Zaaden misdyen niet , wanneer hun bekwaame Grond of Groei- plaats, als mede de vereifchte gefteldheid van de Lugt , ontbreekt ? Immers in de andere Jaar* ('^) Verhand^ van *t 2^e(uwjch Genoot/chaf> der WeeteH" Schappen te Vlisfingen^ II. Deel. Middelb^ 1771* Bladz» z/;» Z, T>%%U XVII* SxVKf 496 Beschryving van VI. Jaargetyden openbaarden zig deeze Lighaamp- LX^XVI ^'^^ ^ zelfde Hoofd- Steeltjes, na het afvallen dergrooten, kleine STUK. Polypen voortbragten. Tegen dien tyd was het Pypje, aan zyn Top -end, mee een rood Vogt gevuld. Hy beeldt een Pypge wasje van deezen aart af, met Polypen van den tweedqn bloey* Dit was by de drie Duimen hoog en bezet met meer dan tagtig Takjes van Poly- pen , wier geftalte naar die van een Papaver» bloem of Amaranth geleek. Op den tweeden Dag begonnen deeze Polypen , den 19 April van 't jaar 1769 door hem van 't Strand van Walcheren bekomen , af te vallen , en waren alle , op den derden Dag , reeds op den Bodem van het Glas gezakt. Zy konden niet zwem- men, maar maakten met de Armen een geduu- rige beweeging. Dus hadt zyn Ed. dezelven nog vyf Dagen levendig gehouden. In Pypge wasjes van deezen aart, door den Heer Bom me in Oktober des jaars 1768 ge- vifcht, die eenen Penagtigen Wortel hadden, vervolgens in een Glas met Zeewater den Win- ter over bewaard , nam zyn Ed. in 't volgende Voorjaar een nieuwe uitbotting van Polypen waar, en dus hadt hy gelegenheid, om naauw- keurig derzei ver manier van groei jing na te gaan. Hy bevondt , dat zy fomtyds uit den top der oude Pyp , doch dikwils aan derzel- ver zyden voortkwamen. Altoos vertoonde zig eerst de Bloem of Polypus , en verder al.* DE PyTGEWASSEN. 497 allengs de Sieelof Staart daar van. De Polypus VI. was befloocen in een Vlies, even als de Vrugt ^x^xva der Dieren in het A:nnion , of een Bloem in fiooio- zyne Kelk ; welk Vlies , als het PeeragtigSTUK. Lighaam uit de Buis gebooren is, vervolgens open fcheurt, en uitgang aan den Polypus ver- leent, waar van doorgaans eerst de Armen zig vertoonen. De Polypen zyn Roozekieu ig of Incarnaat rood, doch derzelver Staarten, die fomtyds wel de langte van een Duim hebben, op de Enden der Pypagtigc Stee tjcs of aan derzelver zyden zittende, waren wie en (la. ken dus aanmerkelyk af , by de bruinagt^'g geele Kleur van de Steeltjes. Uit die Waarneemingen maakt deeze Heer het befluit op , dat dit Mosagcig Pypgewas, aan zyne Ringetjes kenbaar , na eenigen tyd te hebben gebloeid , de Polypen affchiet en verdwynen laat ; dan , na negen of tien Da* gen ruscens, wederom nieuwe Polypen voort- brengende , welke drie of vier Dagen lOt ,5 hunnen vollen bloey noodig hebben , en ia dien ftaac van bloeijen omcrent een en- 55 twintig Dagen ftand houden , dan weder ^, afvallen met gelyke ruste en hervatting van 5, nieuwen bloey , ten minften driemaal in 3, één Somer Saizoen. In den Winter bevindc 5, zig de Plant zonder Polypen , welke vroeg in *t Voorjaar zig op nieuws daar aan ^ openbaaren"* li I* DEBL* XVII. STUK> (6) Pyp* 498 Beschryvino van VI. (6) Pypf;evvas , dat de Steelen Draadagtig LXXvV ^^^^^^ ' ^^^^ ^^^^^ ^^^^ geftreept , Hoofd-* gejtraald , Kalkagtig fchildje. STUK» vu De Kruidkundigen hebben zig: dit Zee- ^cetl^Z^^ onbefchroomd toege- eigend. Men vind c het by Baühinus en anderen vooröie- piaai Iteld onder den naam van Androface ^ om dat ^i%,^4! Steeltjes, mee hunne Dopjes V veel naar die der Bla:djes van het Navelkruid , dat op *c drooge groeit , gelyken. Zelfs maakt 'er ToüRNEFORT een byzonder Gellagt van Planren van 3 onder den naam van Acetahulunt Marinum , dat is , Zee - Bekertje ; devvyl de Dopjes, aan. het end der Steeltjes, Bekerag- tig zyn* Dus noemt het Browne, in zyne befchryving van Jamaika , Acetahulum , met eenen enkelen Steel en eene geftreepte Kelk. CiESALPiiNUs hadt dit Gewas een Padde- ftoel genoemd. Linn^eüs hadt het eerst onder de Madreporen , vervolgens onder de Korallynen geplaatst, en Pallas telt het on- der (6) TuhuUrtA Cutmis Fili"ormif>us , Felta termlnali ftriata, ndiaté, Calc^rei» «Syj^ Nat. Xll. Madrepora Acetabulum. Syst, Nat* X. p. 79?. N« 17* Sertiilaria Caule fimplici , Umbraculo orbiculato, peltato. Hort. Clijf, 480. Androfacés Peuos innascens. U \ u H. Pin, 367. Herba Marina Androfa- ces. Besl, Mus* T. 27. Acetabuluiii Marinum. T O u n- NE F. Infi 33 .Callopilophomm» D o N A T i CoralL 28, T. 3. Acetabulmn êcc^ Brown. Jam^ 74. T. 46, f. A* Corallina Androface. P A L ^oöpk, ^z^* Zee • Navelkruid* Lyst der Plamd^ bi. 545» DE PyPGEWASSEN. 499 der de Koraalmosfen. Hier geeft de Ridder ^ ^• 'er de volgende berchryving van. LXXVL 5, Zyn Draadagtige , volmaakt enkelde, Hoofd-* Pypagtige Stammetjes, aan 't End gefloo-^'^^^» ten met eene Schyfronde , groote, eeniger- 5, maare geplooide , gerande Ster , in v/ier 5, Middelpunt zig eene verhevene Stip bevindt; „ zynde de inplanting van het Stammetje , on- ^, der *t Middelpunt , met eenen Rand omge- ven'** Dit Zee - Gewasje valt in de Middellandfche Zee en in de Westindiën. Donati, die hec in de Golf van Venetië waarnam, vondt de Plantjes zelden meer dan anderhalf en fom- tyds naauwlyks een half Duim hoog. Hy be- fchryft hec onder een naam , die van de fraai- je Hoedjes y welken het draagt , afkomftig fchynt te zyn. Het wordt van hem voor een byzonder flag van Plantje, dat zelfs Zaaddraa- gendeis, gehouden. Men vindt het, zegt hy, op Schaalagtige en andere Lighaamen, die hard zyn, gelyk Conchyliën en Steenen, gegroeid, waar aan de Steeltjes , elk op zig zelve, ge- plant zyn en aangehecht door middel van eeni- ge platagcige getande Deeltjes, welke men in de Voet van ieder Steekje waarneemt. Deeze vatten, zegt hy , als zo veele Vingeren, hec Lighaam aan 'c welke dit Plantje zig vasthoudt* Op deezen Voet verheft zig een dun^ rond, buigzaam Steeltje , dat hol is als een Pypje , en aan 't end een Hoofdje heeft , van eene li 2 Trom- I, D££L, XVII* STdK, 500 Beschryvinc va* VI. Trompet- of Kegelagtige figuur. Tn 't Wa- LXXVI zynde , worde men in de holligheid een Hoofd menigte van Draaden gewaar , die tot aan den 8TÜK. Omtrek gaan , welke uit een mcnigie van Ke- geltjes beftaat , die van een bleek Vlies ge- maakt zyn ; doch niettemin zig groenagcig ver- toonen , wegens zekere Zaadhuisjes , zo hy zig verbeeldde, daar in vervat, en dit geeft aan de Hoofdjes, in hun Element, een groen- agtige Kleur ; gclyk men dit (iewas, by W e y- MANN, in zyn Kruidboek afgebeeld vindc. Anderszins 5 en gedroogd zynde , gelyk in myn Exemplaar, volgens 't welke de Afbeel- ding , Haat CXXXVI , Fig 4^ gemaakt is , vertoont zig het geheele Gewas byna volko» men wit , ziende echter een weinig uit den ros- fen. Het is een bosje van Steeltjes, op de verhevenronde zyde van een Schulpje ge- groeid , zynde omtrent anderhalf Duim lang. De Dopjes of Kelkjes verfchillen aanmerkelyk in grootte. Men vindt 'er onder van niet meer dan een agtfte, en anderen van byna een Kwar- tier Duims breed. ik vind *er , met het Mi- kroskoop , byna de zelfde Vertooning in , a]« Do NA TI , doch het Worteltje, of de Voet ^ is in de mynen niet zo blykbaar. . (?) Pypgewas , met Haairagtige Steeltjes , SpUchnea. Uli Haiirig. (7) TuhuUrta Culmïs Capillaribns fimplicisfimis , Pelr/i tcrminali Ixvi membtanacci, Syst^ Nau XIU I I DE P Y P G E W A S S 1 N. joi die geheel enkeld zyn-; het Scliildje aan 't VL £nd effen en l Ikzig hebbende. LXy vV Hoofd- De Stammetjes, die geheel cnkeldzyn, Iioc-stuk. wel veelen uit eenen Wortel oprchiecende en buigzaam , hebben de dikte van Paardei^aair , en aan *t End een Vlicz'g Schildje , dat niet geftreept is. 't Gewas is geheeicnal van Hoornkleur , twee Duimen hoog en vale in de Middellandfche Zee. Dus befchryfc onze Ridder deeze Soort , zonder aanhaaling van eenig Autheur , en zy fchynt derhalve nieuv^lings waargenomen te zyn. Ik heb een bruin Haairig Gewasje , met dergelyke Schildjes aan *t End der Steelt- jes , doch aan fommigen van welken kleine Dou* bietjes 5 naar Mosfeltjes gelykende , gegroeid -zyn ; 't welk mooglyk eigen is aan deeze Soort. (8 ") Pypgewas daz kruipt , met Klokswyze ^ y^^i- Buizen, Campanu* lata. Hier heeft onze Ridder , in navolging van Pypgewas. den Heer P a ll A een Soort van Schepzelt- jes t'huis gebragt , welken de Heer Trem- BLE V (%) Tuhulartn reptins , Tubis campaiiulatis. Syst. Nat^ XIU Hydra campanulata» Syst^ Kat. X. p* Sïj» Poïypus , criscatus. TREmbl. Polyp, UL p, 209. lo, f. S , 9. KAK FR J^Ucrosk* So«. T# 12. Vert» X. Hoofd Ih hl. 316* A^- Stokholmt 1746 T. VI. f. 5 f 6* Tubfalaria Cryftaliina. F A L L. Ze 'óph^ 42. Lyst der PUntd. hU I04# li 3 502 BESCHRYVINC VAjDT VI. BLEY \ allereerst in zuiver Zoet Watei v/aar- LXXVI* nam, en dezelven noemde Polypes a Panmche Hoofd- of Gepluimde Polypen. De Heer Kaü:- STUK. sTNER tytelc ze, in zekere Verhandeling over de Polypen door hem gevonden, die in *t Hamburger Magazyn geplaatsc is , in ;t Hoogduicfch Bufchel ^ Polypen. De Heer Ba- ker geeft 'er, in 't Engelfch , den naam van Bell'Flower Animal , dat is Klokbloem-Diert- je aan. Deez* heeft op het Slymagcig Huisje, waar in zy woonen, het oog gehad. Hier van is de bynaam van LiNNiEUs afkomdig^ en ik noeraze derhalve Klokjes- Pypgewas. Veder- Dc doovfchvnende Lilagdghcid deedt 'er ^rp^'n/^ door den Heer Pai las den naam aan geevcn van Tiibularia Cryftaliina , dewyl zyn Ed. de- zelven dus van de Vederbofch Polypen van R o fe s E L , welke uit den graau wen zien , TuhU' laria elatinofa genaamd , onderfcheidc. Dee* ze komen overvloedig voor in fommige flaan- de Wateren, maakerde aldaar groote Korden en Kwabben, die uic famengehoopce Boomp- jes van dergelyke Polypen beltaan. Derzelver Takjes zyn Draadagtig , geevende ieder tot zyn ftonipe End een Plui nagtigen Polypus uit, wiens \ oedzel R oes el zig verbeeldde het Zaad van 't Ecnüe Kroos te zyn ; doch •fvelken de Heer Pallas overvloedig in 'c Meir van Rakanje , alwaar in 't geheel geen Kroos groeit , gevonden hadt. Men treft de eerftgemelden , zegt hy, fomtyds ook in de zelf' DE PypGE WASSEN. 503 zelfde Wateren als dceze , doch veel zeld- VI. zaamer en door^^aans in zuiverer Water aan; fxx\a Hierop Iaat dc Heer Pallas de befchry- Houfd-' ving volgen van een Gewasjc, dat omltreeks ^tuk. Kurasfau by Klompen op de Rotfen van Kraril- '^^^^l^^ üeenen groeit, 'c /yn Pypjes van verfchei Penfeeitje] derley langte , dunst aan het onder end, en door elkander v rward. De langden breiden zig uit in een ruig Hoofdje , het welk als de Kwast van een Penfeekjc bedaat uit zeer dunne Haairbuisje-^ , ongemeen digt aan elkan- der 5 aan 'c End geflooten , wier Wanden Vliezig zyn , even als die der groocere Pypjes. De langte deezer laatften is ongevaar een Duim , en de Kwastjes zyn op 't grootfte als een Erwt. Ket laatfte zyner Pypgewasfen is dat, het welke zyn Ed. Papieragtig noemt, om dat de icokevrje* Wanden der Pypjes ais van Papier zyn , ge- lykende byzonder naar dat Geweefzel , waar uit de Wespen - Nesten beftaan , doch wit zynde van Kleur. Een Stuk ter dikte van een Eenden Schaft , dat Takkig was, uit het Kabinet van zyne Doorlugtigfte Hoogheid, hadt hem aanleiding gegeven tot het opperen van deeze Soort , die echter , zo wel als de naastvoorgaande , maar twyfelagtig voorge- Iteld wordt. li 4 LXXVIL HOOFD. 504 Beschrtviwo van Af D 15 ML. 1 XXVII Hoofd. LXX VIL HOOFDSTUK* STUK. Befchryving van 't Geflagt der Koraal- müssi':n. Naam, T^e naam , dien ik aan dit Geflagt van -L-^ Dierplanten geef, is niet oneigen , noch zonder voorbeeld. De gewoone V\ inkel-Soorc, immers , is onder den naam van Zee - Mos of Koraal Mos btkend. Ik heb derhalve geoor» deeld, dai het best ware, dien van Koraal- Mos hier te gebruiken, en dien van Zee-Mos aan de Confnv^y dat enkel Plantgewasfen zyn, tot onderfcheidingroe ce eigenen. Niemand zal ontkennen, dat deeze Zee - Gewasfen, die men in 't Laty ) Corallincb noemt, veel Koraalagtiger dan de Confervce , en deeze wederom veei meer naar Mos gelykende zyn. De benaaming van Ko» * zie raalgewaslen * , die aan menigvuldige Madre- bladz,7i4 poren, Milleporen en andere Steenagtige Zee« Gewasfen toebehoort , is hier zeer oneigen. Dfcvlyke Onze Ridder heeft de Kora.Jmosfen hier den rang laaten behouden, dien hy dezelveo te vooren tuegeweezen hadt : niet tegen (taan- de de Heer Pallas met kragt beweerde, dat zy niets Dierlyks, en in tegendeel den aart van ^^lanten hebben. Omftandig zagen wy zyne redenen , er> op een zeer gegronde ma- t Bhdz, nier, door El lis wederlegd !• Voor eerst toont DE Koraal MOSSEN. 505 toont deeze Heer de overeenkomst der Struc- VU tuur , welke geheel Celluleus is , met die der f^xvii* genen , welke algemeen erkend worden voor Hoofd.* I)icrplan:en , ten anderen bewyst hy door een stuk. Scheidkonftig onderzoek, dat hec Winkel Ko- raal.nos, ten minfte, de zelfde Beginzelen uit- levert als Dieren en gedeelten van Dieren* Ia kleinheid van Poren of uitwendige Gaatjes gaaa zyook, zo by aanme kt, eenige Soorten van Kalk- Koraal niet te boven. Hetbewys,dac byna het grootüe aan P a 1. l a s fcheen te zyn , afgeleid van een Steenagci'^ Aardplantje, door den Kruidkundigen Hovenier M ekse in Fries- land gevonden , zullen wy ftraks geheel zien vervallen. Wat de Zaadhuisjes aangaat, waar voor de Heer P a i. l a s de Knobbeltjes of Knoopjes der Koraalmosfen houdt , die ko* men ruim zo veel met de Blaasjes , Cellet- jes en Ovaria van fommige Korallynen over- een, als met de Vrugtmaakende deelen , wel- ken de Heer El lis aangetoond heeft, in veele Zee - Mosfen zeer blykbaar te zyn , brengende eindelyk een naauwkeurige bepaaling tot onderfcheiding van de Koraal- en Zee- Mosfen ter baan , die men hier voor kan na- zien *. Daar op vestigt dan verder de Heer « Biadz» Ellis zyn befluit, dat de Koraalmosfen (Co-^^* rallincB) als in \ midden geplaatst of middel- flagtig zyn, tusfchen de Zee Mosfen (Omfer- en de (Sertularics^ Korallynen» Het Koraalmos is een Vezelagtig Gewas, Kenmef. li 5 ^ dat^'"- h DEEL. XVIL STUK. jo6 Beschryving van VI. dat als kleine Mosagtige Boompjes opfchiet, Afdesl, naauwkeurig befchouwd zynde , eene 1 XXV II ^ ' HocFD-* Koraalagrige gedaante hebben. Zy beftaaa STUK, gtheel uic Lee ijes even als de Korallynen, doch die Leedjes zyn niet Vliezig maar vaa eene Kalk of Krytagtige StotFe, en die maakt wel hec voornaamlle Kenmerk uit, om ze van de Korallynen , in 'l volgende Geflagc ge- plaatse, te onderfcheiden. Zy zyn zeer ftcrk getakt breidüode zig dik wils met e n geheels Kroon uit , terwyl het Siam netje geenszins in dikte toeneemt, en dit zou, by omkeering, een bewys kunnen zyn, dat zy van de Plan- ten verfchUen Men kan, zo de Heer Ellis waargenomen heeft, de Poren of Celletjes van het Koraalmos duidelsk zien, wanneer men het , onmiddelyk als het uit de Zee genomen is , naauwkeurig befchouvvt ; want door het droogen verdwynen die Ope- ningen 5 v/egens het inkrimpen van de Kalk- agtige zelftiandigheid ; welke Linn^icüs aanmerkt een groot bewys te zyn voor des- zelfs Dierlyke natuur. Men vindt het altoos ergens op vast zittende of geworteld , gelyk de andere Dierplanten. Soorten» De Ridder geeft agt Soorten op , in dit Ge- (*) De Keer R A s t i: r , fiaameJyk , merkte aan , dat het Stammetje der Sertulariëa of Korallynen zlg , onder 't op- groeij'en , zo wel in dikte' als in hoogte uitzet , en v/ilde toen daar uit mede derzei ver Plantaartige natuur bewyzen. Zie Uit/pann. h O. bU 25* \ DE K O R A A L M O S S E N. 507 Geflaert , onder welken het Winkel -Koraal- VI. mos, in de Apotheeken bekend, de tweede ^^^^^J" is, en de agtfte moet, gelyk wy zien zu1-[1oofd-* Jen, vervallen. De Heer Pal las hadt der- stuk. tien Soorten opgeteld , doch daar onder ook eenigen berrokken , die tot andere Geflagten fchynen te behooren* (1} Koraalmos , dat in drie - en verdeeld is ^ r. beftaande uit platte Nieragtige Leedjes. ^opuntiZ Rondledig Om dat de Leedjes, uit welken dit Koraal-^^''''^'"'''* iBos beftaat, byna gelyk de Indiaanfche Vyg- Plant , Voedfter der Conchenilje , die men Opuntia noemt , als platte Schyfjes aan el- kander gefchakeld zyn ^ voert het, in 't La* tyn, dien bynaam. Ik noem het, om de zelf- de reden , Rondledig : want Steen - Opuntia luidt wat zeldzaam» Het zal de Sertolara van van Imperatus zyn , welke J. Baümi- l?us Scutellaria noemde , om dat het Gewas ^ als geheel uit Schildjes famengelteld is. Zyn Broe- f i) Corallind trichofoma , Articulis compresfis fubrenifor- niibus. Syst, Nat, XU. Gen» 31 Sertiilaria ramoijsfima At- ticiilis Rcniformibus» Hort, Ciiff, E L L i S Corall. II, T* C5« f. ^, Sertolara* 1 m P E R« A^^^ 853. T. 8y4* Clus* Hiit» \U p 250^ Scuteihria fiyc Opuntia Marina, ]. B« Hht. liL p« 802* Fuciis folio fubrotundo R» Pin^ 364« Corallina latifolia. Pluk» Phyt, 26^ f. i» Goraliina Opiintioides, S L o A N E Jam L p. 57* T. 20* Co» raliïna Opuntia» P A ll, Zo'éph, 420. Lpt der Plansd, hl 532,- U Dl EL. KVIU STUK, 5o8 Bbschryvinc vak VI. Broeder , evenwel , betrok het tot het Zee- t^xvii' ^^^^ TüüRNKFORT na* Hr^Offi ' gevolgd. Anderen hebben het tot de Korally- stujc. jjen in *t algemeen t'huis gebragt. De Heer El lis vertoon: twee Soorten van dit Zet: - Gewasje , van *t Eiland Jamaika inde Westindiën afkomftig, de eene omtrent twee , de andere naauwlyks één Duim hoog, In andere Afbeeldingen (lelt zyn Ed, blykbaar de Gaatj s voor , die 'er in de Leedjes zyn, en hoe dezelven als door Haairagtige Buisjès aan elkander zyn gesojgd. Dit alles , merkt hy aan, vertoont zig duidelyk in dit Koraal* mos , wanneer de Kalkagtige Stoffe door A- zyn daar af geweekt en als weg gefmolten is. Evenwel kan men , zegt hy, in de Westin- difche Koraalmo^fen , die doorgaans van een losfer Samenweefzel zyn , de Pooragtige Gaatjes, zelfs wanneer zy gedroogd zyn, (zo ik hec begryp,) zeer duidelyk, met hecbloote Oog , over de geheele Oppervlakte onder- fcheiden. Na dat de Kalk- of Krytagtige Stoffe , op de gezegde manier, weggenomen V/as , vertoonde zig het Leedje, in dit Ko- raalmos 5 vol Holligheden , byna gclyk een Honigraat. De Heer Pallas merkt aan, dat de Leedjes van dit Zee - Gewasje volmaakt de gedaante van een Nier hebben. Die kan ik echter noch in de gedagte Afbeeldingen, noch in een Exemplaartje, dat ik 'er van bezit, be- fpeu- DE Koraal MOSSEN. 509 fpcuren. In 'c zelve hebben zy de GeÜalte VI, van een uitgebreide Waaijer, naar welke ook die van Ellis meer gelyken dan naar een Hoofd-* Islicr. De Gaatjes zyn daar in met het Mi- ^^^uk» kroskoop, byna gelyk in fommige Milleporen, zigtbaar. Volgens Maiisicli zoude ^ in de Middellandfche Zee , een Koraalmos van dee- ze Soort voorkomen , dat de Leedjes byna van grootte als een Nagel heeft, zynde min* der Takkig en byna gegaffeld , ook laager van ftacuur» fa) Koraalmos , dat hyna duhheld p^evind is , ^J- met de Leedjes eemgermaate Tolagtig. offiarMis^ winkel- Deeze Kenmerken zouden de Geftake aan- duiden van het gev/oone Winkel - Koraalmos, dat van ouds onder den naam van Corallina bekend is by de Geneeskundigen^ Men vindt het (2) Corallina fubblpinnata , ArticuIJs flibrur!)lnatis. Syst^ Nat, Xtl* Corallina Officinalis* Faun Suec. 2234» EL Lis Corall, p. 48» N« 2 , 3 , 4» 2» Corallina J. BAüH. Hht, III» p» ^10. Muscus Marinus f» Cornllina Offidnarum G. B* Pin^ 3Ö3* Corallina. R A Y Hht. 65« Angl, 33. N. 1* Corallina Spcrmophoros* Mo ris, Hia, IIU p, 65 , S. 15* 9. Corallina magis ere^a pennata. Pluk, Phyt. T. 48» f» ^, Muscus Coralloides Filicinus, Barr, Icon 1245 N", S^HéKab^ llï. T. 100, f. 13, 14, 15. P \ L L. 2oöpk^ p, 422» Lyst dtr Plantd. 534 ^, Corallina i^quamata bi- pinnata , Anglica , erej^a , RaiimÜs denfc pinnatis, Lanceol^f 1. PEEL, XVILSTWK» 5IO Bes CHRY VING van VI. het Zee - Mos of Koraalmos getyteld , in 't A CT'i P T? f Lxxvi I * Fi'^^^'ch en Engelfch Corallim. Hec komt aan Hoofd.' de Noorfche Kust, inde Middellandfche Zee STUK. en in verfcheide deelen van den Oceaan , doch byzonder veel aan de Stranden van Engeland voor 5 als de Klippige Oevers beminnende. Zie hier 3 wat de Heer El lis daar van zegt. 5, Dit Koraalmos is aan Klippen en Schulpen 5, gehecht doorSteenige Leedjes, welke, on* 5> der 't opfchieten , met anderen vereenigd ,5 zyn door middel van uitermaate fyne ea 5? dunne Pypjes. Men kan deeze met een j5 fcherp Gezigt of door een gemeen Vergroot* 9, glas ontdekken. Terwyl de Stammen zig 55 uitbreiden , worden zy door zy- Takjes ge- 5, vind, die tegen over elkander uitkomen, en 5, op de zelfde manier famengewricht zyn- De „ Leedjes van deeze Soort gelyken naar hec „ boyenfte deel van een omgekeerden Kegel, 5, doch die een weinig famengedrukt is , zynde de geheele Oppervlakte met zeer kleine Ckm 55 keironde Celletje? , als Poren , bedekt. In ,5 fommige Exemplaaren kunnen wy kleine 5, Knobbeltjes als Zaadhuisjes waarneemen , zittende gemeenlyk aan 't End, doch ook „ wel aan de zyde der Takken. Men vindc 5, het rood, groen, Afchgraauw en wit, maar 5, allen worden zy , door lang op 't Strand ,5 en in de Lugt gelegen te hebben, v/it". ccyiotifch. Ik heb verfcheidenheden van dit Koraalmos. cxxxviL met alle die Koleuren , welke van Ceylon DE Koraalmossen. 511 herwaards overgebragc zyn , aan .Mosfdfchul- VI. pen, Zee- Tulpen en Patellen gegroeid, ^^^^x^xvm' de Kleur belangt is ieder op zig zelve : het Ioofd.* witte maakt een Tros . zo wel als 't groene stuk» en het roode, In de manier van grueijing is ook eenig verfehil, zynde het witte door ver- fcheide GafFcljgtige verdeelingen byna plat en VVaaijeragcig getakt ; het groene en paar- fche Kwastagtiger; maar een ander, dat bont is, heeft de Takjes eigentlyk en wel dubbeld gevind : dat is , de zytakjes fchieten weder- zyds ook Leedjes uit. Dit is langfl van Ge- was 5 doch bereikt de hoogte evenwel niet van drie of vier Duimen, welke fommlgen aan hec Winkel Koraalmos toefchry ven. Eenige Takjes van het laatfte, zo als dezelven op de kant van eene Patelle gegroeid zyn, worden hier, Plaat CXXXVII. Fig. I5 in Afbeelding vertoond. Dat 'er aanmerkelyke verfchillen plaats heb- ben in de groeijing van het Winkel • Koraal- mos , is ook uit de Afbeeldingen van S e b A , hier aangehaald, blykbaar. El lis geeft eene verfcheidenheid daar van op , die door de fi- guur der Leedjes , welke in fommlgen ! .an- cetswyze uitloopt , van het voorgaande onder- fcheiden is. Het gene men gev/oonlyk in de Winkelen heeft , is ook veel fyner, dan het hier afgebeelde, en heefc de Leedjes lan- ger. Zyn Gefchubd Koraalmos, in tegen- deel ^ Zodanig he!) ik bekomen , dat gegroeid is, en vast ge- 1. DEEU XVIL 5ia Beschryvinc van VI. deel , heeft dezelven korter. Men neemtze fxxvn fomtyds verfchillende waór , aan een zelfde Hoofd-* Steeltje. Dit alles beguntügt de üierlyke na- STUK» tuur van dit Zee Gewas ongemeen fchoon het ook eenige naar Zaad gelykende Lig- haampjes in zyne Huisjes bevatten mogt. Gebruik. Het KoraaltBOS is van ouds beroemd in de Geneeskunde , wegens zyne V\ ormdoodende kragt. Het wordt 2elfs van Ettmüllek, * Sem. ten dien opzigte , het vreemde Zaad , dat cTilTJkl men gemeenlyk Wormkruid noemt * , voor- dearia, getrokken. De Gifte is naar den Ouderdom van den genen , die het in zal neemen , ver- fchillende 3 en niet zeer bepaald. Men kan . het op zig zelf , of met andere dinj;en ge- mengd, tot een Vierendeel Loots, van een volwasfen Menfch gebruiken laaten. Hec is ook opdroügende en Bloedflempende. Di- oscoRiDEs pryst het teg n de Podagra, en fommigen raaden het zelfs in de Feering aan. Tusfchen deeze en de voorgaan 'e h^eft d© Heer Pal las een Soort ingevoegd, als de Nodularia van Impekatüs zynde, en welke hy gehecht zït aan en in de kuiltjes van een Yzer - Vunrftcem (Pyrites) of Zwatel - Nier , welke men, onder vee'e andere DelfrteiFen en Petrefakten , onlangs gevonden heeft aan de Kust van Normandie» Deeze Pyrites ^ een Vuist groot , ig op vccle plaatlen met Kalkagtige plekken , waar in zig de ccrftc beginzelen vaa het Koiaalmos vertoonen , beloopen* DE Koraal MOSSEN* 513 hy aanmerkt de dikfte te zyn onder alle haa- Vl. re mede - Soorten , op 'c meefte 2i"derhalf^^^^^^^^ Duim hoog , zeer Takkig en in drieën ver- tiooFi>I deck! , zo wel als de eerde Soort. Deeze s"^^^* kwam uit de Middellandfche Zee, Ik maak *er licgcs gewag van , om dat de Heer Bod- BAERT die het hejle zegt ce zyn in dit Ge- flagr, daar Pallas alleenlyk zegt , dat zy het dikfte is van de Koraalmosfen. (3) Koraalmos , dat gegaffeld , Haairagtig nx. en getopt is^ met de bovenjle Leedjes uit-^llfj'^'^^ puilende. Zaaddraa* gend Koraalmos^ Niettegenftaande het gcmeene Winkel-Ko- raalmos eenige Knopjes draagt , die naar Zaad- huisjes gelyken , zyn *er doch anderen , die dergelyke Knopjes veel blykbaarer ea menig* vuldiger hebben» Men noemt deswegens de zo* (}) Corallina dichotoma Capülan's fastigia$a, ArtlcuIIs fix- peiiorihus elevatis» Faun, Suec^ 2 2$ JU CoralÜna dichoroma , CapilHs denGs Ciistatis, Spermophoiw. Ell* CoralU 5U N. 7. T* 24. t\ F* Muscus Capillaceus muUifido fojio albi- dus, C» BAUH* Pin. S^S* ?LUK* Phyu T. U%. 3» Corallina Marina Capillaris. Sloan. Jam. I. p. 58 T. 10. fi Muscus Coralloides cristatus* BarR» I^^on, 1296. f» 2« Corallina cristata* Pall. ^oöph* 425. ^. Corallina Sf>ermt^ f horos dichotoma, Capillaris, inferne pinnata , Articulis Cv» lindricis* Syst^ Nat, X* p. 807. Corallina aiba Spermopho» ros^ Capiilis tenuisHmis* Ell» Corall, Si* N. 8» T« 24» Corallina rubens* Pall« Z^npk^ p* ^%^-^ Ly^t dir Flantd. bi. 539» Kk I. ©sax. XYlh STVK* 5T4 BESCHRY ^NG VAN VI. zodanigen Zaaddraagend Koraalmos , offchooa Afdeel, j^^^ ^^^^^ \^ ^ dat die Knopjes eigentlyk trooVo' Zaad bevatten van dit Gewas. El lis zelf sTüKt heeft die benaaming gebruikt, ten opzigt vaa de beide hier aangehaalde Soorten , v^aar van de eerfte, tot onderfcheiding , den naam van Gekuifde voert , gelykende, in Geftalte, veel naar een Haanekam. Gekuifd* Hier van zegt hy en toont , dat het by ron- de Bosfen groeit , en dewyl de Takken , zig Waaijeragtig uitfpreidende, plat tegen elkan- der aan geplaatst zyn, zo maakt het zeer fraa- je Kuiven 5 waar van fommigen fchoonrood, . anderen groen zyn , met een v^itten Rand om- zoomd. 5, Men vindt het doorgaans groeijen 5, op dunne Takjes van rondfteeligeZee- Ruy. 3, Aan het boven- end van deszelfs Steekjes 5, ontdekt men, met het Mikroskoop, eenige ^, kleine Blaasjes , uit den Top van ieder van „ welken twee andere Takken hunnen oirfprong neemen , zo dat zy fchyrien te dienen toe „ onderfteuning van dit Gewas." Vedciagtig. ^^^^ ^^^^^ > Haairagtig fyn, zelden meer dan een Duim hoog , zo wel als die andere Soort van El lis, welke uit ongemeen dunne Haartjes beftaat en witagtig is van Kleur. De Blaasjes van hetzelve houden het ook, zo het ' fchynt , in 'c Water op, zegt Ellis, dfe het oordeelt zeer naa verwant te zyn met het voorgaande. Ook verbeeldt zig de Heer Pal- las, dat die Sneeuw- witte Vederagtige van DE KORAALMOSSEK. $lf ' den zelfden x^utheur , het beginzel van deeze VL of de voorgaande geweest zy. En zyne "^^^^^ ^^^^^^^ agtige zou van dezelven alleenlyk door een Hoofd- klein verfchil in de figuur der Leedjes onder- stuk. fcheiden , en derhalve mi^fchien ook maar als eene Verfcheidenheid aan te merken zyn. Hier- om betrekt onze Ridder die allen tot deeze Soort. Men ziet , dat zy, zo in grootte als in uitwendige Geftalte , ongemeen van het Winkel -Koraalmos verfchillen. (4) Koraalmos, dat gegaffeld en van onderen ï^- gevind is , met de Leedjes twee - Hoornig. cTrtjcuU* Dit Cewasje , ook op Zee.Ruy groeijen* de , valt m.ede naauwlyks een Duim hoog. Het verfchilt aanmcrkelyk van de voorgaanden, zo door zyne manier van Groeijing en de dunte der Takjes, als daar Joor, dat de Leedjes van het Steeltje rond en lang , die der zy- Takjes kort zyn en gehoornd, het welk de Kenmerken uitmaakt van dit ongemeen fyne Koraalmos. Het komt insgelyks voor aan onze en de En- gelfche Kusten. (^^ Koraalmos , dat gegaffeld is , hebbende de ^ MjeecL'* ma. (4.) Corallina. dichotoma inferne pinnata » Articulis bicorni- bus. Faun. Suec^ 2236. Corallina aiba exigua &c. Ell. C(?. rail, p. 5o* N. 6* T. 24» f. D. P A L JL. Zoóph. 424. (5) Corallina dkhotoaia , Aïticulis jFiliforinibus divaricatis Kk a { 51(5 B E S C H R Y V I N G VAN VI. Leedjes Draadagtig en van een wykende^ Grondjleun breeder. Hoofd- stuk. De Heer Pallas noemt dit Styf Koraal* mos , en getuigt dat het zeer broofch is , wie van Kleur, vallende in de Westindiën en groei- jende tot de hoogte van meer dan twee Dui- men. De Leedjes zyn lang en door een zagte Pees aan malkander gevoegd , zo dat zy ligte- lyk afbreeken. vï. (6) Koraalmos , dat gegaffeld is , met Rol^ Gebaafif* ronde Leedjes , de Takjes aan de toppen gebaard. De bynaam van Gebaard is van den zelfden Heer afkomftig, die aanmerkt, dat alle Tak- jes aan 't End een Vezelagtig Kwastje hebben. Dit is zeer blykbaar in de Afbeelding van El- lis, die dit Westindifcbe , om dat de Leedjes als aan een Draad gereegen zyn, Paternojter- Korallyn noemt. Plukenetius hadt het voorgeileld onder de benaaming van Pypag» tig Apice Kafique latioribus. 5^7?, Nat^ XII* Corallina miium» Capiilaceo folio. Sloan. Jam* U T# 20* f. 5. CoialUm rigens* P A L L* Zoéph* p, {6) Co ralliua ^ichotomdi y Articulis Cy Hndncis Rimulis apf» ce barbatis. S^sU Nat. XIL Corallina articulata Jamaicenfif, E L L. CoralU p. 59# T 1S* ^ C. Corallina major , Nerva yiliformi» Si^oAN. Jam* I. p. 5»» lo* f , P A L "Ziopb* p. 42S. DE Koraal MOSSEN. 517 ^^g > Jamaikaafch , wit Koraalmos , met zeer VI. korte Leedjes , wordende van de Engelfchen lxxv^^ white Bead'handftring , dat is. Witte Kraaien Hcofu Armband geheten. Het groeit ter hoogte van^'^'u^w drie Duimen en daar boven. (7} Koraalmos , dat een enkelen Steel heeft ^ vn. met een Kwast getopt , hejiaande tut gegaf* hier, in Fig^ 2. op Plaat CXXXVII, is afge- beeld, gelykt taamelyk naar een Penfeel, waar van het den naam draagt. Cngedroogd heeft het een rond Stammetje , byna van dikte als een Pennefchaft, dat als met een Huid fchynt overtoogen te zyn , en de langte van een kleinen Vinger heeft , zynde aan het boven- end gekroond met een Kwast van dunne Tak- jes, die gegaffeld zyn. Myn gedroogde E- xemplaar is Vleefchkleurig. Door 't Mikros- koop vertonnen zig deeze Takjes als uit Rol* ronde Leedjes beftaande ; weshalve het te regt betrokken is tot dit Geflagt. By S eb A fchynt het voor 't Scelet van een Aard- Kampernoel- ie aangezien te zyn. P a ll a s heeft verfchei- (7) Coralltna Cuimo fïmpHcI , Ramis fnsclculatis fasrigiatis, dichotomis flcxiiibus coiitinuis* Sjü* Nat, XlhSEh Kah^ J. T. !♦ 10^ P ALL. Zo'óf>L p» 4284 H« Kwdstje, L'^st êUr Plant bi. 542* dene Kk 3 T. Deel» XV IL 6'tüh« 5t8 Bescmryvinc vam VI. dcne daar van als een Bosje by elkander groei- fxxvi^JU ^^^^^ gezien , en ftek de Woonplaats in de Hoofd- Westindifche , LiNNiEus in de Oostindif9he £TüK» Zee " Wateren. Indien dat Schepzel , uit de Chinecfche V^er- zameling van Lagerstuoom, gelyk de Heer Pallas oordeelt, hier toe insgelyks te betrekken ware , dan zou deeze Soort aan veranderingen onderhevig zyn. Onze Ridder hadt hetzelve Hydra conglomerata genoemd, en zegt dat het de grootfte was onder de be- kende Polypen. Het hadt een Steel der dikte van een Pennefchafc , een Duim lang, welke met zynen Wortel aan eenig vast Lighaam ge- hecht is , aan den Top verdeeld in veele zeer korte ongeregelde Takken , die wederom ver- fcheide maaien worden verdeeld en dik zyn aan de Enden (*). Als een Agtfte Soort hadt Linn:^üs hier, zo uit navolging van Pallas, als volgens de Afbeelding, welke wylen de Franeker Ho- venier Mee SE daar van in zyne Flora Friji- ca heeft uitgegeven , een Aard - Koraalmos geplaatst, 'c Is naamelyk bekend, dat v op de Bevgummer -Heide in Friesland, aar» gedagten Kruidkenner dergelyke G.^wasjes waren voor- gekomen, welken tot een voorbeeld fcheenen te ftrekken van Koraalmos op 't Land groei- jen- (♦) Ckimns, Lag€rjif4 50# Amotné Asad* IV* 257» T« 3» DE Koraal MOSSEN. 519 jende. De Heer P a l l a s hadc daar van een Vj. vcornaame tegenwerping op de Dierlykheid ^^^^'j^jj-' der Koraalmosfen gemaakt , doch de Heer Hoofd^* ELLisgaf met reden in bedenken ^ of zy ook stuk. by toeval aldaar konden geraakt zyn *. ^^i^i^^^^^'l^ deeze bedenking van zyn Ed. gegrond was , hiec voor/ worden wy thans door den Heer Bodüafrt onderrigc Meesk hadt cenige brokjes van dat Gewas aan den Heer P a l l a s gezon- den, en zelf daar by gemeld, dat het ftukjes waren van het Gekuifde, Roodagtige en Win* kei - Koraalmos ^ door Storm van 't Strand op 't vaste Land gefmeeten zynde, en zig aldaar vastgezet hebbende : weshalve hy die eerst voor een Plantgewos hadt gehouden , en tot de Lichenes betrokken (!)• Maar , zou men mogen vraagen, hoe is zyn Ed. naderhand tot die kennisfe gekomen ? Of heeft hy mooglyk te vooren die Soorten van Koraalmos niet ge- kend, en naderhand, uit de overeenkomst van zyne gevondene Plantjes met dezelven , zynen misflag ontdekt? Hadt hy dan toen niet gewe- ten, dat 'er mooglykheid ware, dat die Ko- raalmosfen door de Golven op \ vaste Land konden gefmeeten zyn ? Of heeft men zyn ge- zegde flegts te ver getrokken ? Hoe *t zy ; dus wordt de Wereld tot misvattingen gebragt. LXXVIIL HOOFD- (^') Lyst der Plmtdlertn Aanhangzel* bladz» 644» (•fj Lichen fruticulofus nmofus articulatus , Articulis longis Cylindiicis, Peitis jjedunculatis, F/cr. Frif, p* 75» N« 5o3« i * Kk 4 I. Dis,!.. XVII. STUK. jöo Beschutving van VI. ^^^^'m'^m^^^^m^m^ Afdeel* h™d'-* lxxviil h O O f'd s t u k. $TUK# Befchryving van 't Geflagt der Korally* WEN, die in Blaas- en Cel - Korallynen on^ der/cheiden worden. Kaam, TT^e benaaming van Sertularia, welke LiN- -L' NiÊüs eerst aan dit Geflagt van Dier- planten heeft gegeven , vindt thans een alge- meene goedkeuring. Zy is afkomftig van 'c Italiaanfche woord Sertolara^ daar Impera- Tüs de Opuntiamarina^ of het Rondbladerige Koraalmos , zynde de eerde Soort van'' het voorgaande Geflagt , rnede beftempeld hadt. \ Schynt , echter , dat die Aucheur deezen naam van 't Latynfche woord Sertum , dat een gevlogten Kroon of Krans betekent, of van Sertula hadt ontleend. Men gebruikt den- zeiven thans voor die Dierlyke Plantgewas* fen > wier verfchil van de Koraalmosfen hier ♦ Bhdz»^^^^ is aangeweezen Ik noemze, als ge- si,5<5,6s*zegd is 5 Korall yne n ; zo om de gelyk- heid in geftalte met de genen, die men van ouds Corallims genoemd heeft , als om dat deeze benaaming , door den Heer Ellis, voor die Zee - Gewasjes in 't algemeen gebruikt is , waar van de genen , die in dit Geflagt be- greepen zyn, ver het grootfte gedeelte uitmaa- ken. Wat D £ K O R A L L Y N E 511 Wat de eigentlyke natuur der Korallynen VL zy heb ik reeds , volgens Gevoelen van^^^^^^^^^^ de Heeren Ellis en Bast er, voorgefteld» Uoofd- ' Zy beiden erkennen thans dit Zee- Gewasje^'^^^* voor een Schepzel , dat eene Plantaartige g^'^cÏYcifapp^n jing heeft met een Dierlyk Leven, De Heer Ba STEK, evenwel, agtze zodanig met de Planten overeenkomftig, dat de Polypen , die men 'er op vindt , een voortbrengzel van dit Plantgewas zyn zouden , ea wel de Bloemen van hetzelve, zo het fchynt De Heer El* * zie LIS, in tegendeel , heeft nog zyn meermaals^^^^^'^^* verklaarde Gevoelen niet verworpen , dat de Korallynen door Polypen voorcgebragt , of gefabriceerd zyn zouden. Anderen haddenze llegts voor Nesten of Wooningen van Diertjes aangezien. Ik meen, dat het een met het an« dere gepaard kan gaan, hebbende daar toe het voorbeeld van de Wormbuisjes, die men zo menigvuldig , by zo wonderlyke Klompen en van eene zo zonderlinge Gefta!te,in Zee vindt, bygebragt Dit zyn Nesten of Samen woo- t Biadz. ningen van Diertjes , die opfchieten en groei-^'*^ jen , wordende gefabriceerd of gevormd door Schepzeltjes ^ immer zo flap , week en flymerig, als de Polypen kunnen zyn. Ja tusfchen dee- ze Buisjes en de Diertjes , die dezelven vor- men, is veel grooter verfchil in hardheid, dan tusfchen de Korallynen en derzelver Polypen, Mooglyk zal men zeggen , dat deeze Worm- buisjes met de Schepzels , die in dezelven Kk ƒ woo» L Deel* IYU, Stuk» Sfl% BESCHRYVINC VAM VI. woonen , nader in grootte overeenftemmen. Lxxvm. fchynt waar te zyn , doch is nog niet Hoofd- beweezen. In veelen heeft zekerlyk eea TUK. voortgang der Wormen plaats, die het onder- fte End, te vooren door hun bewoond, ledig laaten. Op gelyke manier , nu , verklaart El LIS, byna , de groeijing der Zee- Heefhe- ren. De tegenwerping , dat de Stammetjes dus niet dikker dan de Takjes moeften zyn, bc-reft dc Korallynen niet ten minde niet ^ ^ Een nader denkbeeld echter , 't welk de Korallynen eigentlyk tot Plantdieren of Dier- planten maakt, is dat zy een Dierlyk Merg hebben , door de geheele zelfftandigheid ver- fpreid, geevende de Polypen uit. Dus ver- klaart de Heer Bas ter, omftandig, de Groeijing van deeze Schepzelen en tevens der- tBiadz* zeiver Natuur f ^ waar in hem de Heer P al- iBladz. LAS is nagevolgd |. Inderdaad, wanneer dit Gevoelen niet op enkele Onderftelling rust , dan is het zeer aanneemelyk. Kenmcr- Onze Ridder drukt zig , aangaande de Na- tuur der Korallynen , aldus uit. Zy zyn, „ gelyk veele dergelyken , op de manier der „ Planten geworteld , en hebben Worteltjes buiten zig verfpreid, hoewel haar bezielde Bloemen een beweeging , die haar van de „ Winden niet medegedeeld wordt , door een „ vry willige pooging volbrengen, zynde vol* „ (trekt Diertjes. Het Gewas zit ergens op vasq DE KORALLYNEN. 5^3 „ gegroeid ; het is naakt , Vezelagtig en be- VL „ Haat uit Leedjes, die ééne Bloem ^itgee-^^'^^^^^^^^^ ven, welke een Polypus is." Hoofd-* De Heer Pallas heeft die Korallynen , welke geheel uit Celletjes , Hokjes of ^aad-^^^h^^^f^^g* huisjes fchynen te beflaan , van de anderen afgezonderd , onder den naam van Cellulari ik, op de Kust vanSasfex, te Brighchelm- STUK. iione was * , nam ik eerst de leevende Po- b-adz^'^s h'P^^ Blaasjes van de Klasfe der Ge- 55 tande Korallynen , en in 't byzonder in dit t Bladz* ,5 flag 5 waar Deeze Dieren zyn veel ^'^^ grooter in de Blaasjes dan die zig in de 5, Tandjes bevinden, Zy worden voortge- ^5 flootea of groeijen onregelmaatig , met haare Blaasjes , hier en daar , toe de zyden van den Stam en de Takken uit. Wy kun- nen , door het Mikroskoop , gemakkelyk 5, onderfcheiden 3 hoe zy vereenigd zyn mee 3, het Lighaam van de Moeder- Polypus, 't 3, welk fchynt te beftaan uit Schakels van 3, kleine Polypen by paaren, zynde ieder Paar 33 aan de anderen gehecht door middel van eene 33 Vleezige Streep , die door het midden van 3, de Korallyn loopt. Hier ^agen wy de 3, kleine Polypen van deeze Soort haare 3, Klaauwen uitftrekken om Voedzel op te 3, zoeken 3 zo wel als die groote, weikever* 33 vat waren in de gezegde Blaasjes C^y\ Ik verwonder my , dat de Heer Pal las de Eijernesteri van deze Korallyn heeft moeten op- (*) Dus moet het verten worden, cn niet, gélyk meii het Engelfche weik in 't Franfch vertaald heeft, tout comme ctux dei Coralllnes Veficulcufes . Want dceze Zee • Eik Ko- r^Iyn behoort zelf tot de Blaas • Kotallynen* btKoRALLYNËff; 531 öi^zoGken op 't Zee- Strand van Harwich^ terwyl men ze genoegzaam aan önze K^sceri ^^^^.^^^ vindté 't Is waar^ hy zegt, dat dezelve daar Hoofde keer menigvuldig en weelig op verfcheidé ^"^^^^ Soorten van Zee Ruy groeit (*) Ik neeiii in 'c myne waar. dat het Buisje, *t welk voor. Worteltje verllrekt , t elkens , wanneer het feen Steeltje uitö;eefc , aan 't Blad is vast ge- kramd. De Kleur is bruinagtig geeh zo dal zy op de; zwartagtige oppervlakte van het Zee -Ruy geen onaartige vertooning maakt; In afgezette Exemplaaren van 't Werk van Ell I s heeft men dezelve, zeer oneigen , mefe zwart befmoddeldè (3) Korallyn met de Tandjes tegenóver eïkan- iii- der fpits en byna regtopftaande ; de Eijer^ Op^raulk^ nesten puntig Eyrond en gedekzeld ; dé ^'^air- Takken overhoeks geplaatste KoxaUyH; De (*) in Harvken/i F'üco/o Hit óre hanc fpeclem oh/er vavt — » frequentlsfimam ^ lüxuriantem. Men vertaalt dit, diït hy *ér iveinig heiEft zien groeijen» Lyst der Piantd^ bladz* iö4* (3^ Sertularia Denticulis oppofitis mucronatis erCi^iusculis ^ bvariis obovatis operculatis, Ramis alternis* Syst, Nat» XIU ÈLL. CoralU 8« N* 6. 3* Ra) *^ngl UL pi N. i8» Corallina Muscofa denticulata procumbcns kci p LUX, Ii9t T, 47» f. li. Muscus niarinus dentkula*» tuS procuml)ens j Caule tenuisfimö , Denticellis bijugis» B. A j| ilist^ 79» Mor IS* Hht. llh p. 550. S. 15 $* f4 $i Muscus marinus lendiginofiis minimus | Arenacei coloriss Mor. ib, f* ié Sertularia Usneoides» F A L Lf Zoóph S^* Éec-Haaiti L^st dkt PlahtL bi. i64^ LI é % DEEt,« XYII. StUK, Beschryvinc vak VI. De Heer Ellis noemt deeze Zee-Haair lIxviu.^^ Pallas geeft 'er den bynaam aan van Hoofd- zeker Mos , dat op Doodshoofden groeit , STUK. Usnea genaamd. Ik geef haar den naam van Haair ' Korallyn. 't Gewas is eer Haair- dan Mosagtig ; hoewel het by de Kruidkundigen den naam van Zee - Mos gevoerd heeft. Mo- RI S ON noemt het zeer kleine Zee- Mos 5 als met Neeten , van eene Zandagtige Kleur: of ook 5 Getande neerleggende Zee - Mos , met zeer dunne Steeltjes en gekoppelde Tandjes. Plukenetïüs hadt het Mosagtig Korallyn getyteld, en Linn^üs geeft 'er den Latyn- fchen bynaam van Opercidata, dat is Gedek- zelde , aan ; om dat de Blaasjes zig als Snuif- potten van Porfelein , met Dekzcls , vertoo- nen. 5, De VYor tel tjes van deeze Soort, (zegt de Heer Pallas) zelden op Zee- Ruy krui- „ pende , fpreiden zig over Schaalagtige Lig- haamen , en dikwils over de Spriet -Koral- 55 lyn uit, fchietende doorgaans jongen, 't Zyn 55 zeer dunne Draadragtige Steeltjes, ten hoog- fte vyf Duimen lang, by herhaalingen gc- „ takt en eenigermaate bogtig. De Takjes 55 liaan overhoeks of zyn eenigermaate gegaf- 55 feld, met den eenen Arm alleenlyk verder 3, verdeeld. De verdeeling , nu, heeft plaats „ tusfchen een paar Kelkjes, kruifende derzel- ,5 ver ftrekking> zodanig dat de Kelkjes dwars afftaan van de Kelkjes, in hec naafte gedeel- te DE K O U A L L Y N E te van het Takje daar onder. De Kelkjes VI. ,9 zyn Buisagtig, flaan tegenover en ^^^^^^Y^^ ^l^^^^^^ 53 ver van elkander, regc uit geftrekc, met het Hoofd „ Mondje fchuins afgefneeden , maar door een stuk. 5, Borftelig Vetert je gefpitst^, en van binnen een ,3 Borilelig Tandje hebbende , dat byna regt 3, overend ftaat 3 tegen de Punt over* De Ei* ,3 jernesten komen dikwils in de verdeelingen 33 of mikken der Takken voor. Zy zyn groot- s» 3gtig3 langwerpig Eyrond , om laag dun, „ hebbende de Opening eenigermaate gerand 35 en met een Dekzeltje geflooteo. Men vindt 33 haar in de Europifche3 Wescindifche en ,3 Middellandfche Zee « Wateren". Ik heb ze uit Oostindie van Ceylon afkomftigo (4} Korallyn 3 met de Tandjes byna tegenover elkander 3 als geknot doch met Punt' '^^^^^ris* jes ; de Eijernesten langwerpig Eyrond ^ Tdimnfch-' tweetandig: de Takken overhoeks geplaatst, ^^^^^^i""* Deeze 3 van den HeerELLis Zee-Tama- rifch getyteld , is de ecrfte Korallyn in zyn Werk, Men hadtze uit de diepte der Zee, aan f4) SirtularU Detiticulis fub * oppofitis truiicato - fiilxlentf» «Milatis, Ovfiriis ofeovatis bidentatis , Ramis nitcrnis. Fauf % Su^c^ 1240. Coraliina Veficulata , fparfim & alternatim ramo- fa , Denticuiis oppofuis cylindricis , £ L L l s CeralU p. 4. N* I. T. I. f. A. Scrtularia Tamarisca. V M.L* Zeóph^ hpt der Plmtd. bl« i^o* LI 3 ï. Df.i.1,, XVII. Stuk, 534 Beschryving van VI. aan den Mond der Haven van Dublin , de Lxxvm ^^^^^^^^ Ierland , waarfchynlyk op een HooFD^ *Mpsfelfchulpje gegroeid zynde^ opgehaald. Hy ^Tv^0 zegt dat de Takmaakingen onregelmaatig , doch meest overhoeks zyn, en het Geweefzel van eene dunne doorfchynend Hoornagtige natuur , zynde de Tandjes breed , Cylindrifch , open ^n tegenover elkander. De Blaasjes zyn eenigs- jjins Hartvormig , met een korte Pyp aan dén Top , die als 'c ware een afgelneeden Ader of Slagader vertoont^ y. C5) Korallyn met de Tandjes byna tegenover ^Denne« elkande^^ en Pypcigtig , de Eijernesten Ey^ ^oiuUytx ^^^^ * Takken overhoeks gevind. De naam van Bennehoom - Korallyn is veel qij];ener voor deeze , dan die van Zee^Den- n^^boom y welke een gantfch ongcrymd denk- IjDeeld geeft van een Zee- Gewasje , *t welk zelden de hoogte van een half Voet bereikt. CLÜSIÜS5, evenwel, hadt haar dQ Nederland- fchc (S) Sertutarla Denticulis fub • oppofitis tubuloiïs , Ovarüs pvalihus , Ramis pinnato - alternis. Faun^ Saec, 2241* EL L i s C&ralU p. 4* N« 2. T* I. f. Corallina Abietis formè. Ra j. Angl.lM^ 35. N* 12. CeraUiriac afHnis Abies man- na di6ia»PLUK# Alm. 119* T. 48» f« 5» Muscus maritimus filicis folio* MoRis. Hist. IIL 650* .S» 1$, T, 9. f. i» Musci marini genus foliis pinnatis, BAUH. Hist, II !♦ p. 799» Abieti fimilis maritima. C, B* Fin. 365. Ba ster Nat. Uhfpavin. I. Tab» VlI. fig* 2 , 3. ? A L Zbóph^ %U lyit der PU^td* hU 166. BE Korallynen* 535 fche Zee - Dennehoom geheten , om dat zy hem Vh aan onze Kusten voorgekomen was. Anderen ^^^^f-i-^ Lxxviir. D- noemen haar een foort van Zee -Mos, dat naar }]ooi den Denneboom gelykc, en MoiiisoN geeft ^tük. 'er de üladen van Varen aan; Marsigli de gedaante van Hertstonge, De Heer Ba ster heeft op deeze Koral- ]yn, welke zyn Ed. van September 1758 toe February 1759 > op eene Oefterfchiilp, door geduurig verfch Zee -water, ten minfte eens daags 5 aan dezelve te geeven , en dus vyf Maanden lang in 't leven hieldt , zyne Waar- neemingen , ten opzigt van de Eigenfchappen der Plantdieren, gegrondvest , welke zyn Ed. in het gedagte Vertoog , by de Koninglyke Sociëteit van Londen inleverde *♦ Men kan * zfe de Afbeeldingen van deeze Denneboom -Koral- 22^*^^°' lyn , zo wel aldaar , als in zyn Ed, Natuur- kundige Uitfpanningen vinden, Zy hadt middelerwyl verfcheide Takjes, met Polypen bezet, zo wel op zyde , als aan den Top, uitgefchooten ; doch was voor 't overige be- groeid met een bruine Bast van Haairige Vui- ligheid , die de eigentlyke geftalte zodanig benevelde, dat zy in zyne Afbeeldingen wei- nig Denneboomagtigs heeft. De Heer El lis vertoont haar op een zelfde Schulpje met de voorgaande Soort, en fpreekt ^er dus van. Deeze Korallyn kleeft aan 3, Oefters , Mosfelen en andere zelfttandig- „ heden uit de Zee, met gekrinkelde Pyp- LI 4 sg- 53^ Bescuryvinc van VI. agtige Wortelen , die 5 tot veele ftyve ^ fxxmV/' ^^^^^^ Hoornagtige Stammetjes opftygent Hoofd- %j de , overhoeks regelmaatige Takken uit^ S'^^^t M fchieten, welke de vercooning van een Den«? ,j nehoom ^ of , zo fommigen oordeelen, die 3, van Varen maaken : dewyl haare Takken 5, zig op de zelfde manier uitbreiden als de 3, bladen van die Plant. Haare Tandjes ftaan overhoeks en hebben kleine Mondjes of 5, Openingen. Op verfcheiJe deelen van dee- 3, ze Korallyn kunnen v^^y Blaasjes of kleine „ Puiften waarnee-nen , van Eyronde figuur, ^, welke in de Stam ingeplant zyn , en met de 3, inwendige deelen gemeenfchap hebben door a, een kleine opening in haar boJem. Haar ^, Halzen zyn aan den ïopnaauw , gelykerwys 35 een Aarden Kruik. In fommige Exemplaa- ren , in de Maand April vergaderd, hebbeq wy de overbiyfzels waargenomen van Die^ 5, ren aJs Polypen^ met de Staart vastgehecht 3, aan de binnenzyde van de Halzen deezer ^, Blaasjes. Men vindt de meeften roodagtig, 51 daar byna alle andere Korallynen van eene 3, verfchooten geele of bruine Kleur vcorko- 5, men. Dikwils vinden wy eenigen van deeze 3, Soort vol witte gedraaide Schulpjes, die naar „ kleine Ammons- Koorentjes gelyken, en an» 5, deren , welke met eene kleine Klokagtige 5, Korallyn overloopen zyn". Onbegrypelyk is het , daar de Heer P A L- hAs niet alleen deeze Waarnéemingen van DE K O R A L L Y N E N. 537 den Heer E llis , maar ook die van den Heer VL Ba STER, op de Denneboom Korailyn aan- fvv,fr*T^* haak, hoe hy dan zeggen kan : het Dier is inliooro-^ deeze Soort nog niet waargenomen (*)♦ Doktor^'^^^» B A s T E R , immers , heeft daar in , zeer duide- , lyk 5 de leevende Polypen gezien van welken El LIS de overblyfzelen waarnam. Mooglyk zal dit de reden zyn^dac de Heer Bod daert de goedheid heeft gehad, van zulks te vertaa- ien : 7nen heeft 'er tot nog toe geen deeltjes in ont'^ dekt. Zy komt genoegzaam aan onze Stran# den voor, en is dan dikwils met andere Zee- Gewasjes , kleine Posthoorntjes en Schulpjes begroeid, (6) Korailyn, met de Tandjes hyna tegenover vu . Cupresfina^ ^t' Cypres- Koialiyn* (*) Anlmal in hac fpecie nondam obfcrvatum» El, 12^ooph^ (6) SertuïariaV>tnxic\x\is fub -? oppoGtis alternis fubacutis , Ovariis obovsjti^ 9 Ramis paniculatis Jonglsfimis. Syst^ Tiaim XI f, Corallina Gypresfi forma , Denticulis obtufis pauliilum alternis 8cc» ElI-is Corall p. 7* Nf. S. T. 3* CA, S* E B« Kab, Ui* T. 101. f. 2* Sertularia Cupresfina ? Al^ L.^töpb. 89^ L^st der Plantd^ bU 176^ jlrgentea, ^. Sertularia Den- ticulis fub - oppofitis mucronatis , Ovariis ovalibus , Ramisi alternis paniculatis» Sya^ Nat, X* p» 809. 7* Corallina ^uscofa alterni vice denticulat^, &c» El lis CoralU p, N* 4» T« 2* f* C« Corallina Muscofa , altera vice Dcnti» cuhta , Ramis increberrima Capillamcntt fparfis. R Aj, ^ngl^ p^ N» 17* Plukn* Almag. ijp, T» 48, Mus- I, Peel. Xvil Srmu 538 Bbschryvinc van VI. ilkander ^ overhoeks geplaatst en fcherp* Lxxvm ^^^^^ ' Eijernesten ovaal ; de Takken Hoofd- * gepluimd en zeer lang. Twee Korallynen van El lis worden tot deeze Soort betrokken. De eene , die hy Jnkhoorn - Staart nocmCj is als eene Verfchei- denheid door Li£^'N^.us voorgefteld^ onder den bynaam van Zilveragtige. Zy is aan den geheelen Oever , beoosten Sheernefs op *t Ei- land Sheppey , zeer gemeen ; doordien de Visfchers haar van de Oefter^i plukken , waar zy in groore overvloed op groeit , inzonderheid op de zogenaamde Klip-Oetters. Zy fpoelt ook overvloedig op onze Stranden aan. 't Is een zeer fraay Pluinr^gtige Korallyn, die ge- iTieenlyk regtoverend groeit , by digte bosfen van overhoeks getande Takjes ^ welke in een Spiraale of Schroefswyze orde, rondom den Steel , van onderen tot boven aan den Top, geplaatst zyn* De andere heeft de Takken langer en dunner , doch de Steeltjes dikker, In de gedaante der Tandjes en der Blaasjes hadt E L L I s eenig verfchil waargenomen , doch de Heer Pallas merkt aan, dat die, welke ke deeze Autheur Cypres - Koralhn noQmt ^ een zelfde Muscus Manniis minor, DenticuHs alternis. M o R i s. Hist, III p. 65O) S» 15* T* 9* f. 4. Mliscus Mariniis ArgenteuSj^ Coralloic^es Ramofu$ ereiius. B o c c* A2us^ I* p» 259. T. 6* DE K O R A L L Y N E welfde zy met de Zilveragtige , zo even gemeld : VI. hebbende in verfcheide EKempIaaren . zo uit de^^^^^^-* LXXVIII Middellandfche als Noordzee, de Vertoonin-aooFD- * gen, welke de Heer El lis daarin ontdekte ^stuk. nien alleen in de zelfde Bosjes , maar ook aan de ?;elfde Steeltjes , waargenomen. De Eijerneftea waren ook fomtyds üomp , Tomtyds met Tand- jes voorzien. Aan on*^ geheele Zee -Strand heefc zyn Ed. dit Gewas op veclerley Schul- pen > Steenen > fomtyds ter langte van één of anderhal ven Voet , gevonden, Als *t verfch was y wierdr hy dijcwils een Dierlyk Slym , van Oranje- kleur, in de Blaasjes gewaar* Ge-^ xneenlyk was het daar met het Haairig Korst-? gewas (Efchara Pilo/a ) omkleed , en in Zee- land begroeid met het KHmmende en Viltkruid- Korallyn. In een zeer fchoon Bosje van het- zelve, dat zyn Ed. aan de Kust van Susfer pp een brok verrot Hout vondt, nam hy de Polypen zeer duidelyk waar , die uit alle Tandjes der Takjes voortkwamen en leefden. Dit geluk was dgn Heer El lis, hoe ervaren ook in het onderzoek der Korallynen, niet t@ beurt gevallen (*). (7) Korallyn met overhoekfe fiaauwe Tandjes ^ de ^''^ofa* Slakhoorn» Korallyiu (*) T4 3?. I» uk de Franfche Vertaalif.g vati E L L i S , door LiNN.Eüs hier aangehaald . is deeze Soort n?et, (7) Ser tularia Denticulis akernis obfoietis, Ovariis riigods- ümls , L mWL. XVI L STUK. 54» Beschryvinc van VI. ds Eijernestefi jlerk gerimpeld , de Takken Afdeel. ^^-^^ ^^^y. y^rfpreid» LXXVIH# Hoofd- STUK, Om dat de Eijernestcn van deeze Korallya by die van de Veldklax/er , welke men , we- gens de figuur van haare Zaadhuisjes, Slak- kenkruid noemt , vergeleeken worden , zo noem ik deeze Soort Slakhoorn - Korallyn. Zo 'c my voorkomt , evenwel , zyn zy in deezen meer met die foort van deeze Veldklaver overeen* kom (lig, welke Medica Doliata , dan met die^ welke Cochleata beet , en die zal de reden zyn, dat onze Ridder *er veeleer den bynaanx van rugoja , dat is Rimpelige , aan gegeven heeft; waar in hemPALLAS is nagevolgd. De Tandjes , naamelyk , van deeze Koral* lyn 5 zyn van die der voorgemelden aanmerke- lyk^erfchillende , en gelyken veel naar de Blaasjes der andere Korallynen ; ja de Heer El LIS zag ze eerst voor Blaasjes aan: totdat hy naderhand, ook aan deeze Soort, Blaasjes of Eijernesten waarnam , die grooter waren en drie Tandjes hadden in de Opening aan den Top. Voor *t overige waren zy ^ zo wel als; de Tandjes, op de manier der Zaadhuisjes van gedagte Klaverplaat , zeer fraay in *c roi^"' fimis , Ramis vagis. Syst^ Nat. XIT» Carallina exlgm rcpens, Denticulls alternis , Fruftus Mediene Cochleata: niniuUs. E L Corall, p 264 N. 23» T. 15. f* A« Sertularia rugofa, P al l^ ^oöpb, 7$. KUvec-Slak Korallyn, Lyst der Plantd. h\, i^j^, DE KorallynEn, 54I ronde uitgegroefd. Hy vondtze met Pypag- Vh ^ tige Worteltjes gehecht aan-het Smalbladerig ^^^^^^^^^^^^ Korstgewas , dat men Byl* of Beitel vormig Hoofd- noemt *. Volgens den Heer Pallas zou^'^^^* deeze Korallyn zelfs op het Breedbladerige, ^j^'^^^^®^^^ dat de Enden rond heeft, in Fig. op on- ze Plaat CXXXVL afgebeeld, aan onze Kus- ten gemeen zyn , komende op geene andere Gewasfen voor (*)• (8) Korallyn met flaauwe Tandjes overhoeks, viir; de Kelken tweeledige de Eijernesten ovaal, ^mZ^g*] de Steelen famen vereenigd, faiyn^^** Om dat de Steeltjes, met haare zy takjes, veel naar eene Haringgraat gelyken , voert dee- ze Soort den naam van Haringgraat • Korallyn by E t L I s , waar L i n n u s Hakcina van gemaakt heeft. Deeze is, by Pallas, de eer- ftc f *J È L L ï S 1 O qucque In eadem Ëfchara fefe tantum e^- tuUt , voegt PALLAS 'er by , 't welk Boddaert ver* taalt: El lis heeft het oek alleen in dit foor t van Hoorn ivier gezien* De Efchara Securifrons , daarELLiS het op gevonden heeft, is een andere Soort van Hoornwier, dan de Efchara Foliacea^ waar op het, zo Pa LL AS z«lf zegt, dikwils voorkomt aan onze Kusten» ^8) Sertuluria Denticulis alternis obfoletis, Calycibus bi. articulatie , Ovariis ovalibus , Caulibus coadunatis. Faun* , Sust* 2242* Corallina erecia tubulofa Pennata , Halecis Spmx facic^ £ll» Cordll, I7. N» 15» lo. Corallina (crupofa Pennaia, Caulibus crasfiusculis rigidis, K hj* Angl^ ill^ 36* N* 15. EdW» ^v, T. lU, PALi.» ^o'óph^ 64. L DEEL. XVII, STUK» liÈSCHItYVil^G VA!t VL fte Soon. Zy onthoudt zig, zegt hy^ iü dé Lxxvr?' Europifche , Middellandfche , Indifche eö Hoofd- * volgens Edwards ook in de Aciantifche STUK* Oceaan* Dikwils vindt menze aan de Oefters zitten > wanneer dezelven te Londen tei' Markt gebragt worden, geduurende het Win* ter - Saizoen. De Steekjes Van dit Zee-Gewasje beftaaii ^ volgens El LIS, uit een groot getal van klei- tie Buisjes , byna evenwydig aan elkander, van welken zyii Ed. *er , in eene doorfnyding overdwars , meer dan honderd geteld hadc* Dus komen dezelven voort van de Buisjes, die den Wortel famen (tellen, waar mede dee* ze Korallyn aan de Oefterfchulpen is ge* hecht, zynde als een brokje Spons door el- kander geweven. Aan deeze Steeltjes zya kleine Takjes geplaatst, die Kousjes hebben^ waarin hy tweeledige Tandjes waarnam* Uit deeze kwamen de Polypen voort, welke hy van onderen vereenigd vondt met eene Vleezi- ge zelfftandigheid, die hy door het midden der Takken en de Buisjes van den Stam kon vol- gen. Het Gewas hadt , in zyn geheel , dö hoogte van zes of agt Duimen. Het groeit regt op en ftyf> doch wordt ^ door 'tdroo^ gen, zeer broofch. „ Ik ontving C^egt hy ,) eenige Boompjes van deeze Korallyn , welke in de Maaad April vergaderd waren. Deeze hadden hun« ^, ne zy - Takken bedekt met regelmaatigé 5, ryëd 13 E K O R A L L V N E N* 54? 55 ryën van overcnd ftaande Blaasjes, welke Vf* 55 byna vol waren van eene geele zelfltan^J^^^^J^^ 5, digheid , gelyk veelen der andere Blaasjes. Boofd- 5, Wanneer de Korallyn zig in deeze ftaat^"^^^* „ bevindc 5 dan ftaat zy , volgens 't zeggen 5, van de Visfchers, in bloesfemé De figuur 33 van dceze Blaasjes is een onregelmaatig O- 3 5 vaal, met een Pypje uit hetSceeltje ontfprin* 55 gende, en aan de eene zyde opgaande tot 3, een weinig boven ieders Top; welk Pypje 35 aan 't boven -end open is 5 en digt veree^ 5> nigd fchyot te zyn met het Blaasje"* (9) Korallyn ^;2^J dubbelde ryen van aange- ix% drukte Tandjes ; de Eijernesten ^^'^S'^^'^'^i^aewas^ pig Eyrond en gerand ; den Steel met ge'-^^r Korai* gaffelde Takken op twee ryën* De Kenm.erken zyn duifter voorgefteld van deeze Korallyn , welke van anderen 3 duide* lyker, wegens de geheele gedaante, by het Paar- (9) Sertularia Denticulis diftichis, appresfis , Ovarlis obo* vatis marginatis , Stirpe dichoroma diüichi Syst. Nat* XU4 Corallina veficulata , Caule angulato vpdo , Ramis denfe (lipatis, Sc bifurcatis teiminantibus , Denticubs Cauli appres- fis ELLe CoralU io« N« 9» 5. B» Fucus Eq ui feti fade Ofcex TestJE adnatus* RA j. Angh lïL p* 50* N» 47* SiBJi. Scot. !!♦ T* I» p* j6. Paardeftaart of Kannewasfer Korallyn* SEB. iCah^ III. T* loo, C J?, 18, 19. & iöCu 2* a* JTertularia Thuya* Pai-l* Zoöpb^ ^S. Lyst ér Plantd, bU |44 BfeSCMRYViNC VA# VT. Paardeftaart • Kruid 5 of by de Zee - Hèë- txxvm die men Zee - Cypres noemt, ver-. Hoofd-* geleeken wordt; ja fommigen hebbenze ver- 8TÜK. ward met deeze laatfte *♦ Onze Rid- hMz '^iB ^^^^^ bynaam van dat Heefter- 'agtige Plantgewas ^ 't welk men Boom des Levens noemt , aan toegelegd. Men vindtze aan de Kust van Schotland, en in 't Noorden van Engeland , inzonderheid omtrent Searbo- rough, zegt Ellis. alwaar de Visfchers 'eif den naam van Bottel fchuijertjes aan geeven* Wy noemen haar , om die zelfde reden , Kan^ newasfer -Korallyn. Zy komt ook in Zeeland en in de Middellandfche Zee, volgens Pal- las, voor. Het Gewas heeft, volgens Ellts, zyti oirfprongvan Hoornige Buisjes, die flyf vast 5, kleeven aan Zee- Schulpen» Het ftaat regc ^, op, is ftevig cn volKnoopen, die de beurt* lingfe hoeken bepaalen aan den Steel, en 5, dus de Enden fchynen te zyn van afgebro- „ ken Takken. Gemeenlyk komt het voor ^ met eene dikke ^-wast van korte Takjes ^ 5, aan 't boven - Ëad van den Stani. Dê ,5 Tandjes leggen zo digt aan de Takken^ dat „ men ze , zonder behulp van een Mikros* koop 3 naauwlyks onderfcheiden kan , dan wordt men een kleiö Gaatje in ieders „ Top gewaar, even als in de meede andere ^, Tandjes. Aan 'c onderlle der Takken zyn de Blaasjes geplaatst, van Éyrondc figuur ^ heb- j&É Korallyhek. 545 5) hebbende meeftendeels een Dekzeltje van ^t* boven A^okbl. IJOOFD- (10} Korallyn met Doornagtige Klaaüyytjes s-ivk. nevens de Kelkswyze Tandjes y die op et- kander leggen; de Takjes maar aan ééne p,h iLm' zyde gevind en krom. KoSiynl Deeze Korallyn is onder de Zee • Mosfen geplaatst en Zee - Duizendblad genoemd ge* weest. De Kruidkundigen gaven 'er den naam aan, van Zee -Mos met het Blad van Varen- Kruid. Men heeftze, naderhand, Heeftsragti- ge Gevederde Korallyn getyteld , en El lis vergelyktze by de Staart van een Faifant. De- wyl de Kelkjes of Tandjes eenigermaate naar Anys - Zaad zweemen , zo geeft 'er Don A x i den naam van Anifocalyx aan. *t Gewas beftaat uit Steelen , die hier en daar een Knobbel hebben aan de ééne zyde, ter- fr o) Sertutaria Denticulls fecundis scutls, Övarlis (êcundiS Cylindricis imbricatis, Surculis femi - pinnatis incurvatis, Faun^ Suec^ 2243 Corallina Pennata & Falcata , Fennas Caudae Phafiani referens , Caule gibbofb. E l L. CoralU i^* N. 1 T. f* A» a* Corallina fruticofa pennata. B A R /tf. ïips» U 2. Muscus mamimiis Filicis folio* IJAUH. Pin, 3ÖS. JMuscus Marinus Pennatus, Ramulif & Capillamentis falcatis Mok IS. HhU IH. p. 650. Myriophylium pelagicutn* Z AN- TI rCH. Monogr. Ven* 1714. GiNfANN. Adriau ii* f. 24* Anifocalyx. 1> o N A T. Cör. 2|# f a L L« Ze'ópk^ 96* Mm !♦ PI»!,, XVIU Stuk, 54Ö B E S C H R 7 V I N G VAN VJ. terwyl zy , aan de andere zyde , bezet zyn LxTvYii' menigte van kleine Takjes, welke 'er hDOFD.*dusde figuur aan geeven van een Veder uit STUK* eene Faifantcn - Staart. Ieder Takje is, boven- dien, aan de ééne zyde bezet met Tandjes , welke , door 't Mikroskoop gezien , zig als Kroesjes of Kelkjes vertoonen moe een effen Rand, boven elkander geplaaist, met de Ope- ningen naar boven. Dus befchryft de Heer Ellis deeze Ko- rallyn, wier Wortel zig als een vlokje Spons vertoont. Zy groeit , zegt zyn Ed* , ter hoogte van tien of twaalf Duimen , en men hadtze van Visfchers op de Markt te Dublin bekomen, door wien zy, in zeer diep Water, aan de Kust van Jerland was opgehaald. Hy hadc 'er, zo min als de Heer P allas, eeni- ge Blaa jes of Eijernesten aan waargenomen , doch de Heer L i n n ü s fchynt de gedagte Kelkjes daar voor te houden ; zeggende 3 „ De VrugMiaaking komt enkeld uit ieder 5. Leedje van de Straal , aan de omgekromde zyde ; zynde Cylindrifch , doorfchynende, 5, digt tegen deü Tak aangeveegd , met een 5, Elswys* Blaadje , dat de helfc korter is , „ vergezeld gaande. '^xt. ? Qii) Korallyn met Jlompe Tandjes ^ iii vervolg Falcaia, ^ ^ Sikicel- .] Korallyn, {\\) Sertulatia jDcnticuHs fecaiidis ithbricatis truncatis , Ovariis ovads , BE KORALLYNEN. 547 fip elkander leggende , en Eyvormige Blaas* VI. nes ^ de Takken Finswyze doch overhoeks geplaatst. Hoofd- STUK. Deeze Soort komt zeer naby aan de voor- ^/xxvir gaande, maar de Doornagtige Klaauwtjes > ne- f/^. 4/ vens de Tandjes, ontbreeken 'er aan. Ook leg- gen hier de Tandjes, zelf , eigentlyk op elkan- der , als Schubben of Dakpannen ; 't welk door het woord imbricatus betekend wordt. Voor *t overige onderfcheidt haar de uitwendige Ge^ ftalte 5 met het bloote Oog gezien , zo zeer niet ; hoewel de Takjes Sikkelvormig krom en over- hoeks ter wederzyde van den Steel geplaatst zyn, met duidelyk zigtbaare Blaasjes of Eijernesten. By de Kruidkundigen vindt menze ook, onder den naam van Vederagtig Mos^ met de Takjes en Vezels Sikkelvormig, aangetekend. Met re» den wordt zy dan , van El lis. Sikkel -Ko^ rallyn getyteld. De Geftalte blykt, zo in de vergroote Afbeelding, PL CXXXVII. Fig. ovatis , Ramis pinnatis alternis^ Faun* Suec^ 2244. E L L i s CoralU 12* N. ïu T. 7. A , a. & T. 38» 5 , 6» R A ƒ• jingU IÏI« P» 36. N» i6» Pluk* u^lmag* 119. 47. f. la. Muscus pennatus , Ramulis & Capillainentis falcatis. Mor IS. Hist, IIU p. 650. is T* 9* f. 2. Vl.VK.Phyt, T* 47. 12* Scrtularia falcata* Pall« ^oöph, 90» Sikkel- Korailyn. Lyst der plantd, bU 180. fi^ Sertularia ftipulata,. Syst, Néiu X. p. 8J3» N* 29. .1 Mm a L DEEI., XVII. STUK» 548 B E S C H II Y V 1 F O V A !f VL 4 ^ als in de Natuurlyke daar nevens met het txx^ni ^^^^^'^^i^ aangeweezen , zyiide de Stam van Hoofd, deeze Sikkel -Korallyn hier met Takjes van de STUK. Klim -op en Fluit -Korallyn omflingerd. 3, Deeze fiaaije Gevederde Korallyn, C^^cgt 3, die Autheur^ kleeft aan Klippen en Schulpen met kleine gekrinkelde Buisjes, van welken ^, zy opftygt in regtopflaande golvende Stam- men , die van onder tot boven met geveder* „ de Takjes omringd zya, wier onderdeelin- „ gen^ opzyde,ryën hebben van kleine Tand- jes, en, droog wordende, zig als een Sik- ^, kei omkrommen. De Blaasjes zyn byna van 5, eene omgekeerde Ey ronde figuur , breed 3, van onderen , en fmaller van boven , daar de Opening is ; vertoonende fommigen zig, 5, als of zy een Kelk hadden , aan 't onder- 3, end, gelykerwys de Bloemen. In de meefte „ gedroogde ftukken , was *er eene Lymerigc zelfftandigheid , van Oranjekleur , in ver- 5, vat , gelyk in die van andere Korallynen. Deeze is aan de Kusten van Engeland ge- „ meen." Naderhand heeft zyn £d. de Poly- pen waargenomen en afgebeeld in de Tandjes van deeze Soort, XV. (ir/) KoTdiilYn ^ met Klökswyze Tandjes^ die in piuiiii. y^r- Korallyn, (la) SertuUria Denticulis fecundis ïmbncatis campsnutacif , Ovariis gibbis ctiftatis , Surculis alternis pinnatis , lanceolatis. DE KOHALLYNEN. 549 yervolg op elkander leggen ^ aan overhoeks VI. gevinde Lancet swyze Takjes^ de Eijernesten ^xxv m als Peulen^ laiigwerpig rond y gekamd, Hco-fu^ STUK* Deeze voert mee reden den naam van Pluim- Korallyn , om dat haare 7 akjes een foort van Vederagtige Pluimpjes maaken, die aan 'teen of andere Zee -Gewas gegroeid zyn. Men vindt het insgelyks op Hoorens en Schulpen, waar van kleine Vederagtige Takjes opfchieten , zegt E LLi s , die zig door 't droogen omkrom- men als een Sikkel ^ en aan de holle zyde bezet zyn met Tandjes , naar de Bloemen der Le- lietjes van den Dale gelykende. Het kwam hem ook aan de Steelen van het Peuldraagende Zee-Ruy voor doch die werden door de Buis- agtige- Worteltjes , van de Pluim-Korallyn , alleenlyk los omflingerd. Deeze Korallyn is zdf Peuldraagende ^ waar van de Heer Ellis haar den naam gegeven heeft. 55 Uit de Takken , (zegt hy) komen 55 Peultjes voort , die omgord zyn met ver- 55 fcheide knobbelige Ribben. Deeze Peulen, 55 door 't Mikroskoop onderzoekende, nam ik 5^ eenige losfe deeltjes, als Zaadjes, in eenigen „ der- Faun^ Suec^ 2245. CoralIIna Pennata 5c SilIquatH, hic ElL CoralL p» IS* N. 12. T. 7. f» B. Pinnaria marina Imperati» BOCC. Mus, I. p. 257* T, 6. f. 5. Corallina Falciformis. Seb. I^a^* III. T. iOi. f. I. PALL. ^oöph, 93* Lyst dir Flantd. hU i85» ^ • Mm 3 I. DF^L. XVII. STUK. BRSCHRYVING VAM VI. derzelven waar ; maar , toen ik den dun- Afdeel. Vliezigen Rok doorfneed van deeze Hoofd- ' 5, doorfchynende Peultjes , en naauwkeuriger STUK. de ingeflöotene zelfftandigheid met Iterker vergrootende Glazen onderzogt , vertoonde zy zig volmaakt eveneens, in Kleur en dik- „ te 5 als die men in de Blaasjes van andere Korallynen vindt. Zy komt aan verfcheide 3, Kusten van dit Koningryk voor, doch die met Peultjes was door de Visfchers , aan de ^, Kust van Ierland ^by Dublin 3 opgehaald/* De Heer Pallas merkt aan, dat deeze Korallyn verfchillende is naar de Gewasfen en Plaatfen , waar zy groeit ^ hoewel ten opzigt van de gedaante der Tandjes en ^der Blaasjes overeenkomftig. Dit maakt ook derzei ver voornaam fte onderfcheidend Kenmerk van de tv\»ee voorgaande Soorten , die beiden mede een Vederagtig en Sikkelvormig Gewas heb- ben, uit. Linnjï:us evenwel, betrekt verkeer- delyk de Afbeelding van El lts. Tab. 38» f. 6, tot alle deeze drie Soorten: want het is ^eker , dat dezelve alleen maar op de naast- voorgaande ziet. De gedaante der Kelkjes , die in de nevensgeplaatfte Figuur V. vergroot zyn , immers , hadt zyn Ed. duidelyk rnoeten doen zien , dat dezelve daar toe, en tot geen der twee anderen betrekkelyk ware. Juisc even de zelfde geileldheid der Felks- wyze Tandjes neem ik waar in die Pluim.- agtige Korallyn , v/elke de Kaapfe Zee Ge- was- DE KORALLYNEN. 5Si wasfen , die men in Boeken over krygtjdikwils vi. ongemeen vcrfiert. Op de ,^encn, die donker ^^^^^ paarfch zyn , fteekt de geele Kleur onge door Ra y voor* ge- f 14) SertuUria Denticulis verticillato • quaternis Sctaceis ^ OvaiUs oblique truncitis verticülatis , Stirpibus fubfimpiidbus. Faun, Suec, 224$. TOURNKF. Injlit^ 570- Ell CoraU^ IS, N» 14* T, 9. Corallina Astaci corniculorura xmula. R A J. jlngL lil. p» 34* 10, II. Corallinx affinis non ramofa Arenacei coloris , Astacorum Corniculis inftar geniculata* Pluk. Alm* 119. T. 48. f. 6* Muscus matinus Equifcti- formis non lamoius. R A J* Hitt^ 79. Myriophyllum non ramofum* GiNANN. Opusc, i6» T* 11. f. 25. Bocc, Mus, 259. T, 6. f. 2> BAAR* Ici^n, 129^^ t j» PAJUL. 2^ö'óph, 9U Kreeft -Spriet Korallyn, Lya der Plantd. hU i<]2. ^, CoraIHna Ramofa Cirrhis oMta» RAJ, Angl, ilï. p. 35. N. II. ■ M m 5 ?♦ DEBL» XVn* STUK» II 554 li 13^ S C H R Y V I N G VAN VI. gefield, een en de zelfde Soort zyn. Men Ly^xvfu- "^^"^^2:6 Zee - Baard of Kreeften - Hoorntjes Ko^ Hoofd- ra%7ï, zegt hy, om dat de Steeltjes zig, van STUK. end tot end , als uit Leedjes famengedeld vertoonen , en dus de Gellake der Hoorntjes van de Kreefcen , die men ook Sprieten noemt , vry wel uitdrukken. Om die zelfden reden geef ik 'er , met L i n n te u s, den naam van Spriet ' Korallyn aan, leder Gewricht is omringd met een Kransje van korte Haairagtige Takjes , welke door Vergroocing zig Sikkelvormig vertoonen, als omgeboogen zynde naar de Steelen. Aan deeze T akjes zyn ongemeen kleine Tandjes waargenomen , en tusfchen de Takjes zag men, in fommige Voorwerpen , kleine Eyvor- mige Blaasjes op Steeltjes , met haare Openin- gen 5 aan de zyde van den Top ^ naar den middel -|Stam ziende. In de meeften van deeze Blaasjes kwam die zelfde foort van geele zelfttandigheid voor , als in andere Korally- nen. De Stam, Takjes en Steeltjes, vertoonen zig in de gene, die men op den Oever vindt, allen hol. De Wortels, die Spongieuze Klomp- jes , gelyk in veele anderen , maalcen , wer- den bevonden op dergelyke manier uit de Gewrichten voort te komen. Ook heeft men de leevende Polypen in de Tandjes ge- zien. In myn Exemplaar neem ik de Leed- jes van de gedagte Takjes waar. (15) Ko- DE Korallynen. 555 (15) Korallyn met fiaauwe Tandjes ^ en Kloks- VI. wyze getande opwaards gaapende ^^^^«f^Lxxv^^* jes , die op vier gedraaide zeer lange Hoofd-* Steeltjes Jiaan, stuk. xy. De Heer Ellis noemt die Faardeflaart-tJ.'^^'''^^'^* Korallyn ^ om dat ieder Takje naar een Steeltje ^^^^^'^ van het Kruid , dat dien naam voert , gelykt. Ik geef 'er , wegens de plaatzing der zyd» Takjes, die met hun vieren in 't ronde ftaan, den naam van Kransjes - Korallyn aan. Daar zyn, naamelyk, meer Korallynen, op welken de benaaming van 't gedagte Kruid past, zo dat zyn Ed. dit Gewas, door de by voeging met Klokswyze Kelkjes, hadt onder fcheiden. Het werdt door Doktor Brownridge aan de Zee-Ku^t , by Wfaitehaven in Cumberland , ontdekt en is van een zeer zonderlinge geftal- te 5 wanneer men het door 't Mikroskoop be* fchouwt, zegt Ellis» ,5 Het befraat uit verfcheiden Takken en 5, ieder Tak is famengefteld uit menigvuldige 5, regte Buisjes, welke, op zekere gelyke af- ftanden , Haairagtig dunne Schroefswys ge* 55 draaide Steeltjes uitgeeven , ieder van wel- 33 ken (is) Sertularia Denciculis obfoletis , Ovarils Campanulatis Danticulatis ere(5lis , Pedunciilis longis/imis contortis quater- nis. Syit, Kat, X\h Corallina ramoia , Rairiis finguKs Equi- fecirormibus , 5cc. Ellis Corall p, 23. N. 20* T. i,^. f. A, a. Pall. Zoiiph, Faardeftaarts Korallya. L%it é*^ FLantd 144. 1. DEEL, XVU. STUfi. 5SÖ B C S C H R Y V I N G V A ff Afdeel ^^^^ draagt van eene Klokswyze Lx^vm fig^uJ" 5 die keurlyk aan den Rand getand is. Hoofd- „ Deeze zyn op zulk een manier geplaatst , ixüK. 2y met de anderen in ftand regel maatig overeenkomen , en het geheele Gewas zeer veel naar de Plant , die men Equifetum of Paardeftaart noemt, doen gelyken; want de ^3 Haairagtige Steeltjes en derzelver Kelkjes 3, zyn allen by Kransjes , of gelyk de Armca aan een Kaarskroon , geplaatst'*. LiNN^.us zegt van vier Steeltjes in ieder Kransje: waarfchynlyk om dat El lis 'er maar vier op 't hoogfte in Afbeelding gebragt heeft y die Kelkjes hebben : P a l l a s zege van vyf of meer: Ellis bepaalt, in zyne befchryvingj het getal op vyf in ieder Krans-^ je. Hy fpreekt niet van de hoogte van het Ge* v^as , welke de Heer P a l l a s fielt op ver- fcheide Duimen. Het Stammetje^ dat Ellis afgebeeld heeft, is vyf Duimen lang. Ser tularia Denrlculis ohfoleris , Oynrlis Campanulatis dentatis alternis , Pedunculis longisümis contortis folitariis. 5^^/. Nat XII. Corallina minima fcandens, Ve/iculas Cam«p Vclubilis^ Klim ' op Koiallyn* (lö) Korallyn met flaauwe Tandjes en Kloks^^ 'wyze getande Blaasjes overhoeks^ op zeer lange gedraaide Steeltjes , dk mkeld Jlaan. Om DE iCoRALLYNEN. 557 Om dat de Kelkjes van dit Zee-Gewasje, ^^^^'^ met haare Steekjes , als enkeld voorkomen , Lxxviul heeft dc Heer Pallas den naam van Eenbloe- Hoofde mifie Korallyn aan deeze Soort gegeven. Op even die zelfde manier fchynt zy ook door den cxxxvii. Heer B a ster . in de aangehaalde Afbeeldin- ^'S^ 4* gen, befchouwd te zyn. Aangaande die der Letteren t^Jn de tweede Figuur van zyne tweede Plaat , merkt zyn Ed. aan , dat het twee verfchillende Polypen zyn, en met Let- tert werdt een doode Polypus aangeweezen. Die van Letter Fig 4, wordt, op zyne Der- de Plaat , zeer fterk vergroot vertoond , by Letter C, en dus blykt het, dat dezelve veel meer gelykt naar de allerklein^e Korallyn van Ellis, welke deeze Autheur noemt Tros- Po* lypus Korallyn Nader fchynen die van Ba STER 5 in de Zevende Figuur van zyne Tweede Plaat, door den Heer Pallas aan- gehaald , ten minde wat de Kelkjes betreft, met deeze Soort overeen te komen ; doch van de klimmende Rankjes, met welken zy andere Korallynen omflingert , vind ik geen gewag by den Heer B a s t e r (f). Ik geef 'er , we- CoralL p. 24. 21* T, H, a, Aj BA STER Uttfpann^ ï. T» 2. f. 2 , a, !>, d & f. 4^ Sertularia uniflowi PALL Zoóph. 70, L-jit der Plantd, bl, 15 f« (*) Corallina omnium minina &€♦ p* 25* N» 22^ T. 13» U B , C* Deeze is betrokken tot dc Baftaard • Polypen , in 't vo!« gende Geflagu (t> Mooglyk zou dit daac ran daan kunnen konasn , dat L DRf.i.. xviit Stuk» 558 B E S C II R Y V I N C VAN ^^VI. wL^gens dezelven, den naam van Klimop -KoraU hxxvjuJy^ bynaam van Volubilis Hoofd* niet kwaalyk ftrookt. STüK. Deeze Korallyn, die naauwlyks zigtbaar is met het bloote Oog , wordt meest gevonden op de Sikkel -Korallyn zegt de HeerËLLis, die in 'haare Kelkjes Polypen badt waargeno- men 3 't welk hem in de Kelkjes der voorgaan- de Soort niet hadt mogen gebeuren. Hy ver- gelyktze by de Klokdiertjes van Leeuwen- HOEK, die door den Heer Baker uitvoe- rig waargenomen , afgebeeld en befchreeven zyn. LiNN^Küs heeft de Kelkjes voor Ei* jernesten aangezien , en wie bewyst het tegen- deel ? Zulke Blaasjes , die men Eijernesten noemt in de andere Korallynen , zyn aan dee^ ze niet gevonden. Men treft haar zo wel ia India als in Europa , en in de Kroos - Zee , aan, zo de Heer Pallas verhaalt (*). C17) Ko. Korallynen , aan onze Kusten , meer met Slym bezet zyn » dan aan die van Engeland , en dus zo gemakkelyk en duide* lyk niet waar te neemcn. Ook is 't een groot verfchil > of men ze verfch uit Zee waarnecmen kan, dan eenigen tyd in Glazen moet houden , gelyk de Heer B A s t e r , die in zyne Waarneemingen op het Denneboom- Korallyn zeer veel hinder hadt van deszeifs begroeljing met Slym en Vuilighe- ^ den« (*) PeUgl Pucus natam is zekerlyk het dryvend Zeegrr.i van de Archipel niet, maar het Kroos van den Oceaan, of het Kruid , dat men Sariasfo noemt , in de Kroos • Zee voorkomende* DE K O R A L L Y K E N. (17) Korallyn, met flaauwe Tandjes^ de Ei- V/, jemesten rolrond ^ gefieeld en aan dm^^^"^'^^"* Rand niet ingefneeden. Hoofd-* STUK. - De benaaming van Linn/eus zal van ^xyn. zekere ouder wetfe lange Kelken^ die men Flui-^^'^i^^l ten noemt, afkomltig zyn. De Heer P al l as^^^^^^>'"^ heeft deeze Voliihilis gecyteldy daar zy doch cxxx vu» minder fchynt te flingeren dan de voorgaande. De Heer El lis vondtze op de Denneboom- Korallyn, en merkt het verfchilaan, hier in beftaande ; dat de gedraaide Steeltjes veel 35 korter en de Kelkjes Llnger en fmaller, niet 3, getand zyn aan den Rand. De zelfftandig- ,5 heid (zegt Pall as) is geelagtig en meer 33 naar Hoorn gelykende : ook komen 'er me- nigvuldiger Steeltjes uit de Worteltjes voort , 3, 't welk Buisjes zyn langs de Oppervlakte 35 van Schulpen en andere Korallynen kruipen» 3, de." Zyn Ed. hadt van de Kust van Corn- wall eene verfcheidenheid van deeze Soort bekomen, die regtopftaande Boompjes maak- te , dikwils van anderhalf Duim hoog : in welk opzigt de Korallynen meermaals het Oog bedriegen. (iS) Ko- (17) Sertularia Dentïculis obfbletis, Ovariis cylindrids Pc- ♦ dunculo intcgerrimis Syft. Nat, Xli. E L L. Corall. p* 25» Ï4. f« b, Sertularia volubilis* F A L Zoö^b^ 71^ Lystdcr FlantL bL I53* !♦ DkEL. XVII* STUK, $60 É E S C H It Y V I N ö VA» ^^I* (^ül) Korsllyn met flaauwe Tandjes^ Ey ronde txxvm. Eijernesten in de Mikken : de Takken en* HOOFD» keld en tegenover elkander. «TUK* Korallyn die de gedaante van Vikkruid Kortiiy^^^ zeer klein, Takkig is en kruipende, de Takjes tegen elkander over, vol van by uit- ftek kleine Eyronde Blaasjes , die in de Kniet- jes der Takken zitcen. Dit is de benaaming , welke de Heer El lis geef c aan deeze Soort, die door hem alleenlyk op het Peuldraagend Zee-Ruy gevonden v/as. Uit de Afbeelding, door hem in de Natuurlyke grootte daar van gegeven, blykt dat zy wel naar de Haairagti- ge Vezelen van het Viltkruid (Cï^xc;^^), doch in *t allerminfte niet naar Kruipend Schurft gelykt. Pal LAS verbeeldt zig , dat deeze. Soort eer tot de Zee-Mosfen te betrekken zy. XIX* C^P} Korallyn , met fiaauwe Tandjes; de Ei^ Uva. Druif- Koi;aIlyn< Druif- J^^' SirtulariaT)tvitiïC\x\h obfoktis, Ovariis ovatïs axUIari- bus, Ramis oppofitis fimplicibiis, Syst^ Nat. XIU Corallina Cuscut* formS , minima Ramofa repens , Ramulis oppofitis , Zo§ph^ 74» Kruipend Schurft gelykend Korallyn* L^u der (19) Strtularia Dentlcults obfoletis , Ovarifs ovacis racemo* fis, Ramis vagis» $'j%u Nat^ XlL Corallina minima repens, Ycilculis ovads Uvarum inilar Ramulis adhacrentibus, E l. L i s. Cfo B E K O R A L L Y H E jgj jernesten Eyrond en by tros/en; de Tak» ^I. . ken hier en daar verfpreid. Lxxvm HOOFD- Zeer kleine kruipende Korallyn, mee Eyron-sruK* ,y de Blaasjes als Druiven aan de Takjes zitten- de , hadt E L L ï s wederom deeze getyteld. Hier uit is de bcnaaming van Druif 'Korallyn opgemaakt. Deeze Eyronde Blaasjes houdt de Heer El lis voor doode Polypen: Lin- N iE u s voor Eijernesten. *t Kan famengaan ^ want Ell IS heeft naderhand ontdekt, dat het gene by in andere Korallynen voor doode Polypen aangezien hadt , Eijernesten waren» PallaSj die deeze Soort, in Zeeland voor* komende, nader waargenomen heeft, houdtze ook daar voor. Zy vertoonden zig aan hem, als een witte, ondoorfchynende Kern bevatten^ de. Ellis vondt 'er Lighaampjes in, die naar de Steentjes van Druiven geleeken. Het is een van de kleinfte en fynft^ Korallynen, kruipende met Vezelagtige Rankjes, fyner dan Haair, langs de Oppervlakte van het Bread- bladerige Korstgewas , in Fig. i , op onze Plaat CXXXVI , afgebeeld , doch niet het gene zig daar op vertoont. De leevende Po- lypen zyn hem , haare Armen buiten deeze Blaasjes uitfpreidende , voorgekomen , doch ia CcraU» p. 2 7. N« 25. T. 13. f. c, C. Sertiilaria Aclnan'a* VauU ^oöpb^ 72* Druif - Korallyn, Lyst der Plantd* bi. 154. Na h Deel, XVIL Stuk* 5Ó2 B E S C H R Y V I K C VAN VI» in de andere Blansjes nam hy een zwarte Stip Afdeel, ^^^^j. o-elyk in hec Kikyorfchen- Schoc. llOÜFD- STUK. (20) Korallyn met flaaiiwe Tandjes \ deKelk^ XX. jes vm den tweeden Rang CyUndr^'/chj nS^^Kü^* evenwydig , doorgaans Jamengelioopt : de ^^y^^* Steeltjes Draadagtig. De benaaming van Neet - Korallyn is van Ray ontleend, die zeker Zee- Gewasje, naar Zee Ruy gelykende 3 bertaande uit Vezelagti- ge Takjes , als die van 't Vilckruid door elkan- der gevlogten , Neetdraagende getyteld hadt. Ellis noemt het, kleine Korallyn, met een geknokkelden Steel klimmende, die de Blaasjes uit ieder Knietje zodanig gefchikt heeft , dat zy naar eene Pans Fluit gelyken. 't Gewas is klein, doch zo klein niet als in de voorgaande Soort. Het behoort ook onder de Bygewas- fen, wier Worteltjes, dat holle Buisjes zyn, langs de Oppervlakte van anderen kruipen. Wanneer men het zonder Vergrooting be- fchouwt 3 dan vertoont het zig als verward Haair, dat van Neecen krielt. (21) Kq. fzo) Sertularia Dent'ciius obfoletls , Calycibus fecundis Cylindricls, parallelis, p.isfim congeftls, Stirpilms FiliformT- bus* Syst. Nat, XII* Corallina exigua , Caule genicuiato fcan* dens, VeHcuIis ex unoquoqiie geniciilo fic dispofitis, ut 5y- ïingatn Panis referant. Ellis, CoralU p» 17* ^4» T. 15. f. by Fucoides Lendigeruin Capillamentis Cuscutjc inftar implexis* Ra j. An^J, III* p* 38* N* 3. P A 1. L. Zoöph, 73* Lyst d:r FUntd^ hL 155» DE KORALLYNEN* (af) Korallyn met overhoeks gedraaide Tand- VI. jesy de Eijernesten Eyrondagtig '^^^^ foort van Snuit ^ Gewas met Knietjes Hoo^-q/ en hogtig. stuk. XXI* Geniculata^ Deeze noemt El lis Kmopdraadig Koral- Knoop, lyn , om dat het zig voordoet als Draadjes ^"^^^^^^'"^ met Knoopen , en ik noem hec , deswegen , Kfioop - Korallyn. Het kruipt ook lang§ de Op- pervlakte , gemeenlyk van het Peuldraagend Zee-Ruy , met zyne Buisagtige Worteltjes, die overendltaande Steeltjes uitgeeven van om- trent een Duim lang, zegt El lis. Deeze Steeltjes zyn meestal enkeld , en beftaan uit gefchakelde Knietjes of Leedjes , die bogtig famengevoegd zyn. Hier van komt de bynaam Geiiiculatay wélke de Soort nader onderfcheidt. Door het Mikroskoop wordt men gewaar, dat tusfchen ieder Leedje een Knopje of Knoop is 5 en het opperde deel der Leedjes vertoont zig knobbelig of maakt een Knobbel , waar op (^ï) Sertularia DentlcuHs alternis contortis, Ovariis obo- vatis fuhrostratis , Stirpe g;eniculat^ flexuofa. Faun, Suecm 2249. Corallina minima repens , Caule nodofb articulato, Veficulis akernis inttru<5lo* ELL* CoralL p* 22* N 19. T. 12* f B , b. Madrepora Plantxformis mollis, Caule fiexuofo, Ramis alternis turWnatis. L o E F l» A^^ Stockh* i7Sz* p. 114» T* 3. f- 5-IO» 5erriilaria flesuofa» Vaur.. Suec, Geniculüta* P A L ^ocipb» 68^ Geknopie Draad Korallyn* Lyst der Plantd^ bU 147. Nn ^ I. DEEL* XVII. STUK. 564 Besx:hryvino vak Vh op de Blaasjes met een gedrnaid Steeltje nis- f^J^JjJj ten. Zy zyn van geitalte als een Olie- Pot Hoofd met een Hal?, en ftaan op ieder Leedje één, «TUK. beurtlings, dan aan de eene^ dan aan de an- dere zyde van het wSteeltje, hebbende nevens zig een gedraaid Tandje Dit Zee- Gewasje is het, v/aar in de Heer L O i<: F L I N G , zeer duidelyk , het Dierlyke Merg, de Stammetjes vervullende, en in Po- lypen uitbottende , waarnam. Ik heb hier ^* Biadz. voor reeds daar van gefproken *. Zyn Ed. vondt hetzelve op verfcheide Soorten van Zee-Ruy, in de Noordzee op het geflingerde, doch in het Kanaal op 't Peuldraagende, waar op hy het in Afbeelding voorftelt: zyn- de dit "^er fomwylcn t'eenemaal mede bedekt. Somtyds kwam het hem Takkig voor. Geiaunofa. Behalve deeze Soort vondt de Heer Pal- raiiyn* ' LAS, aan onze Kusten, eene Korallyn , die hy de Lilagtfge noemt , om dat zy , verfch zynde, geheelenal uit Lil fcheen te beftaan. De Stammetjes of Steeltjes van dit Gewas, die fomtyds een half Voet lang , dik en zeer Takkig zyn, komen voort uiteen Korstje^van Haairbuisjes , het welke de Schaalen van Schulpdieren en andere dingen omkleedt. Deeze Korallyn hadt de Kelken aan 't End der Takjes , zegt hy , volmaakt Klokswyze, aan den Rand gekarteld , doch langwerpiger dan in de Klim - op Korallyn. Zy kwamen ©vereen met die, waar van de Heer Ellts, Plaat r BE KORALLYNEN. Plaat 12, Letter C, dc Afbeelding geeft met VI. de Polyptis, zo als by deze in een frifch Ge- ^^^^el wasje van dien aart waargenomen hadt. Dit ' ioor^V zyn zyne Woorden, stujc, ^, De gedaante der Blaasjes is gelyk een „ Kelk, waar in de vor,i naamfte Deelen der 5, Dieren geplaatst zyn. Vy hebben dezel- ven hunne Klaauwen of TentciciiU zien uit* 3, ftooten, om Aas te zoeken, en waargeno» 5, men . dat zy , ren zelfden lyde h.in'^.c Kel- ken , mit derzelver Schroefsatige Sreelc- 3, jes, naar believen bewoogen ; terv/yl de 35 geheele Romp van den Polypus, bmiien ia 53 den Stam of hec Hoornagtig Hokje vervat , 3, tevens aangedaan werdt door derzelver 3, beweegingen : want zy fcheenen maar als 3, zo veel Armen te zyn, vereenigd en van één ftuk met het Lighaam" Qii) Korallyn nM fiaaiiwe Tandjes y de Ei'- xxii. J^^" Draaii» Korallyiu, Ellis CoralL p. 23, Oit ftrekt voornaamelyk tot ftaaving van het gene ik hier voor tegen de Redenkingen van PiO'esfor Muller heb ingcbragt: 'ziQ b'atz. (22 Srrtulariét Deniiculis ob(()lciis, Ovariis ot>ovatis axiU lari!)us , Fcdanculis intortis , Stirpe dichoroma genicalatJ^ Syst, Nat, XI1« Corall na procuinbens, Caule Corneo loiigo Filiformi arciculato , Ve{icul s Ramorum Axiilis Pedancuüs contortis infidentibus E l Corall» lu 21 N» i8* T* 12. A & 3 8»f* 3. Sertniaria longisfima* PAJLL. Ziopi^, Zec*Draad^ Lyst der Plantd^ bL 149» Nn 3 I. Deel. XVIi. stük. 566 Beschryving van VI. j er nes ten Eyrondagtig in de Mikken^ de Lxxviii Steeltjes omgedraaid y 't Gewas gegaffeld Hoofd- * ^^^^ Kolletjes. STUK» Volgens de eerfte Af beelding van den Heer Ellis, was deeze zo dun en Draadagrig, dat hy 'er met reden den naam van Zee* Draad Korallyji aan kon geeven 3 welken ook de Heer Boddaert gevolgd heeft, niettegen- llaande de Heer Pallas haar allerlangfte o£ zeer lange getyteld hadt. De Heer Linn^us heeft deeze Soort Gegaffelde geheten, welke eigenfchap zy echter met anderen gemeen heeft; doch door welke zy vao de voorgaan- de verfchilt. Ik volg , evenwel de eerstge- melde benaaming , niettegenftaande de Af- beelding, naderhand door den HeerELLis van de Zee -Draad Korallyn gegeven, niets Draadagtigs vertoont, maar veeleer de geftal- te van een Boompje heeft , niet booger van Gewas dan de voorgaande Soort. Die hadt Knoopen, zo hy aanmerkt, de tegenwoordi- ge niet, welke alleenlyk, by de fcheiding der Leedjes, zig eenigermaate gedraaid vertoon- de s> geevende aldaar Schroefswyze Steeltjes uit , op welken Eyronde Blaasjes ftonden , die fommigen aan den Top een wyde» fom- mige een naauwe Opening hadden. Dir Ge- itel, merkt Ellis aan, maakt hetzelve zeer bekwaam om tegenfland te bieden aan den flag der Golven. Het v^as hem zeer over- vloe- DE KORALLYNEN, 5^7 vloedig , aan de Zuidwest Kust van Engeland , VI. voorgekomen. AF>i,,a LXXVIII» Deeze Heer, ingezelfchap met wylen den Hoofd-* Heer Doktor Schlosser , in eene vSoorr , stuk. die hy de Groote-Tand Korallyn noemt, de ^^^^^^^^^^ waare gedeldheid der Blaasjes en dat het wee- vii. 1/ zenclyk Eijernesten zyn , ontdekt hebbende , werden zy daar van nader verzekerd , in ln,n« ne Waarneemingen op de Zee- Draad Kcral* lyn, waar van zyn Ed de Afbeelding geeft , die door my in Fig. i , Plaat CXXXVIil, is overgenomen. Hier ziet men , op eene verbaazende manier 3 de Huishouding opge- helderd van deeze Dierplanten , in de Afbeel- ding door 't Mikroskoop getekend, waar ne- vens de zelfde in de Natuurlyke grootte, met een Sterretje, aangeweezen wordt. Dus fpreekc 'er die groote Waarneemer van, Zy hadt verrcheide Blaasjes , waar van fommigen Eijeren bevatteden, aan een Na- 5, velftreng gehecht. De doorfchynendheid van dit Bolletje gaf ons gelegenheid om 5, duidelyk waar te neemen , hoe dit Stren- „ getje zyn oirfprong nam van het Vleezige 3, gedeelte van den Hoofdkam der Korallyn , 3, en hoe het daar zyne inplanting hal VVy 33 ontdekten , in andere Blaasjes , dat deeze 33 Eycjts begonnen bezield te worden : zy ^3 kwam.en ons duidelyk voor , als jonge lee- 3, vende Polypen3 die in eene cirkelronde or- 33 de de Klaauwen uicfpreidden 3 welke uit Nn 4 ,5 "^^-^ 3^8 Beschuyving vaw Afdeel ^^^^'^ Koppen voortkwamen , gelykerwys Lxxvaii'. 3> de andere Polypen. Men zietze dus uit Hoofd. verfcheide Blaasjes uitkomende , en nog „ aan de Navelitreng gehecht zynde , ver- toond» Onder 'c waarneemen , eindelyk , „ zagen wy 'er eenigen , die , zig van de Blaasjes affcheidende , op den bodem van 5, het Glas met Water vielen en zig vervol- 3, gens begonnen te beweegen , breidende allengs de Armen uit , op even de zelfde ,3 manier als de Zoet - Water Polypen." De Draad "-Korallyn valt zeer overvloedig aan onze Stranden, waar geheele Kluwens van dezelve, die zeer groot zyn , door den Vloed opfpoelen» Ook vindt men de gewoone Strandfchulpen ^ daar zy tot het Zand uicftee- ken , dikwils als met een Bolchje van die Ge- was bezet, zegt Pallas, die 'er by voegt, dat zy ook op Zee - Appelen en Hout groeit, zynde zeer dikwils met Haairig Korstgewas bedekt. Deeze Korallyn fchynt , zo zyn Ed. aanmerkt , niet alleen met de naastvoor- gaande Soort, maar ook met de Lilagtige, de Klim -op- en Kransjes Korallynen. ja zelfs ^Biadz* met het Takkig f ypgewas * , grootelyks vermaagfchapt te zyn. xxriT. (^3) Korallyn met flaauwe Tandjes en /pits Spinofa^ j-, Zydo Korallyn* (23^ Sertularia Deiiticulis obfoletis , Calycibus ovato- ftt. . DE KORALLYNEN» 569 Eyronde Kelken , de Takjes gegaffeld en VI. gedoomd. Afdeel. ^ LXXVIIIt Hoofd* Om dat de Takjes aan 't end feherp uic- stuk, loopen, geefc Linn^üs hier den naaïp van Gedoomde Korallyn aan; doch^ dewyl hep Ge- was by uicdek fyn en zo zagt als Zydi^ is, komt my die benaaming oneigen voor. Ik noem het derhalve liever mee Ellis, Zy* de -Korallyn. De Zee Mos gelykende, Lil- agtige, witte Korallyn van R ay, met dikke, doorfchynende Leedjes , wordt echter van dien Heer ten onregte hier t'huis gebragt, zo de Heer Pallas aanmerkt, die dezelve als eene byzondere Soort , onder den naam van Lilagtige Korallyn, welke van de Knoop- en Draad - Korallynen verfchilt , voorgefteld heeft Deeze Zyde - Korallyn wordt van El» ^ zic lis aldus belchreeven. hhdz.só^, „ Zy is uitermaate fyn, rank en doorfchy- 5) nende. Men vindtze met veele zeer kleine 55 Buisagtige Draadjes , als fyne Zyde , ge- hecht aan Steenen en andere zaaken , die 5, in de Zee voorkomen. Deeze Draaden ^ 3, z\g vereenigende , formeerea den Stam , „ van welken veele lange Takmaakingen afko- „ men, fubiilatis , Ramis dichotomis (pinofïs, Syst, Kat* XIL E ll» Corall. p 20. N* 17* T* li, f. b, B« Sertularia Sericea, Pall. Zcö//^. 65E KORALLYNEN. 573 van den Latynfchen bynaam Ericoides ^ dien VL de Heer Pallas aan deeze Sertidaria ^^^^ft gegeven, is bekwaamer en duidelyker dan die hoofd-* van Groottand Korallyn volgens Ellis, oF^^uk. die van Polyzonia ^ welken LiNNiEus van de Gordels der Eijernesten afgeleid heeft. De eerstgemelde , naamelyk , valt aanftonds in *c Oog; de anderen zyn duider of dubbelzinnig en vergezogt. Ik gebiuik derhalve deezen , die van de uitv/endige gedaante, in welke dit Gewasje naar Hey gelykt, is ontleend. Twee Soorten zyn 'er van , zegt E l l i s : de cene zeer weinig getakt , maakende vSteeltjes uit , die regtopftaande gevonden worden op Oefters 5 aan 't Eiland Sheppey, by 't inko- tnen van de Theems. Dit heeft groote Tand- jes , naar Steenen Kruiken gely kende , wan^ neer men het vergroot befchouwt. Ky zag 'er de Armen der Polypen uitftceken en zig zeer fnel beweegen. Vervolgers nam zy Ed* hierin, gelyk ik gemeld heb, een Eijernest, reeds uic een Blaasje ontlast, doch aan hetzel- ve nog hangende , waar ; het welk hem verder tot de ontdekking van de gefteldheid der Blaasjes in andere Korallynen bragt Het * z'ie andere was Takkiger en hadc de Tandjes wy-^^^^^ s^r* der mondig ; doch de Blaasjes waren in beiden overdwars gerimpeld of geplooid. Dit laatfte klom of kroop langs andere Korallynen. öei- den fchynen zy zeer klein geweest te zyn. De Heer Pallas heeft deeze i^oort van Koral- lya L DF.KL. XVII, STUK» 574 13 E S C II R Y V I N G V A ^ VL lyn grooter en Takkiger gehad uit de Mid- ArDEEL. dellandfche Zee , doch inzonderheid van de JJJJ^yj/'Kaap der Goede Hope, en uit Indie, maakea- STUK. de Heeftertjes , die naar de Cypres- en Den* neboom - Korallyn geleeken. Zeer fraaije Boompjes van deeze Soort , meer dan drie Duimen hoog , hadt hy in zyn Ei. Verzarae^ ling van de Kust van Cornwall en uit de West- indien, geelagtig van Kleun De Polypen van deeze Soort waren door hem op de Oefters van Maldon gezien , niet alleen , maar zyn Ed. heeft ook de Eijernesten volEytjes . even als Ellis die in zyne bykomende Plaat af- gebeeld hadt, waargenomen (*). Korallyn met vervolgende Tandjes , de schïyfpk' ^^^^^ gedraaid en. dubbdd gevind. Korallyn. I Deeze ongemeen groote Soort, in de Indi- fche Zeel, volgens Steller, huisvestende, heeft den Steel anderhalf Voet lang , ruuw, gedraaid , gevind , mee de Takken , die een klein (♦) Ovaria OvuHs pkna zegt zyn Ed* , doch Ellis heeft in deeze Soort geen Eijernest voL Eytjes arge()eeld .* ja ook in de anderen vind ik niet , dat die uitdrukking kan gel- den. De bykomende Plaat {Tahula accesforia) is te zeggen PU XXXVIII, welke in de Vertaaling van de Historie der Korallynen van Ellis , met deszelfs nieuwe Waarnee- mingen , by dat Werk is gevoegd. Sertularia Denticulis fecundis , Stirpe contorta bipin- nata* Sysu Nat^ XII» Seitubtia Filicina* Pali*» Zêóph* 9S^ DE K C R A L L Y N E N. 575 klein Steeltje hebben ^ overhoeks en van el- Vr* kander af geplaatst , doch aan elkander even- ^xxv wydig. Deeze Takken zyn wederom metaooFD-' Straalen gevind , die byna tegen elkander aan'^^uK. en evenwydig leggen , gelyk in eene Schryf- pen. De Straalen beftaan uic Leedjes , rond van Rug, maar aan de bovenkant Geutswy- ze. Dus gelyken de Takken , in ftruétuur , veel naar de Pluim - KoraUyn, maar het is een verfchillende Soort in grootte, fam.enftelling , rabyplaatzing der Straalen ^ en in gedaante. LiNM^us betrekt hier toe de Sertularia fpeciofa van Pallas , daar ik te vooren van gefproken heb , doch uit de nommer blykt ^ dac zyn Ed hier een andere bedoelt. Het zal de Sertularia Filicina zyn 3 mede uit de Indien afkomftig, v^aar van de Heer Doktor L Ë F K A N C (i VAN B E R K H E Y denzclvCH een zeer groot Exemplaar , met Eijernesccn beladen, gegeven hadt. De gewoone grootte van dat Gewas ^ zegt de Heer Pallas, is drie Duimen. Het is in verfcheide Takken verdeeld , die blykbaar Buisagtig zyn , en overal, met eenige tusfchenwydte, Vinswyze bezet met lange fraalle Blaadjes , die weder- om gevind zyn. Het mag , derhalve , met regt , den naam voeren van J^aren - 'Korallyn , als byzonder gelykende naar het Kruid , dat men Filix of Varen noemt. L Deel. XVIL stuïc. (27) Ko' 576 Beschryving van VI. Afdeel. IXXVIIJ. Hoofd- stuk. xxviu Lichena- jlrum. Mos - ICO- rallyn. (27) Korallyn met Jlompe Tandjes , die op twee ryè'n Schubwys leggen 3 de Eijer^ nesten ovaal ^ in vervolgd evenwydig: Steelen gevind , de Takken gegaffeld. Volgens Steller onthoudt zig deeze aan 't Strand van Kamfchatka , het Oosrelyk deel van Afie. De Steelen zyn famenge- 5, drukt 3 naakt, met de Gewrichten ver van 3, elkander. De Takken komen op twee ryën P, voort, maar zyn gegaffeld, met twee ryën 3, van ftompe Blaadjes als gefchubd , (gelyk 3, by Ellis 3 Tab. 6. A.) zo dat zy byna 3, vierhoekig worden, Alleenlyk aan de eene 5, zyde der Takjes heeft zy Eyrondagdge 5, Eijernescen 3 die aan den Top gaapen, ne- 3, derzitten 3 digt by een 3 evenwydig en op 33 eene gekamde ry 3 aan de binnenzyde van ,3 het Takje", L I N N ^ ü s 3 die deeze Soort 3 zo wel als de voorgaande en volgende , eerst te berde ge- bragt heeft 3 betrekt tot dezelve eene Soort, welke de Heer Ellis Miltkruid- of Boomva- ren-Korallyn getyteld hadt; doch de Heer Pal. (27) Ssrtutarla. Denticulis obtiifïs blfarlam imbrkatis , Ovariis obovatis fecundis parallelis , Stivr^e plnnat.1 , Ramis dichotomis* Syst, Nat^ XIU Corallina ciefla pennara, Den- ticulis alternis CauU adpresfis , Lonchitis S. Poiypodii facie ? Ell. Corall, p» II, 6» f. lo Sertiilaria Lichenastrum ? PALL* Zgópb^ 85, Zcc • Leverkiuid, Lyst dtr Plantin DE KORALLYNEN. 577 Pallas oordeelt zulks verkeerd te zyn, en VI. maakt daar van een Leedjes - Korallyn CSertit- laria articulaia)^ {tellende de andere voor met Hoofd-* den bynaam van L i n n u s. Ik noemze Mos- stuk* Korallyn : want naar de Lichens kan zy , myns oordeels, niet gelyken. Zy is, volgens zyne Kenmerken, Takkig, gevind, met de Kelkjes op twee rycin aangedrukt , de Eijernesten in 'c vervolg, Klokswyze Eyrond , niet groot. Vaa deeze, zo wel als van de voorgaande, fchync zyn EL Exemplaaren gehad te hebben, die uit Oosiindie, en wel van Ceylon , afkomftig waren. (28) Korallyn, met de Tandjes eenigprmaate xxvTir» Rolrond , als Buisjes , viervoud'g g:^ c!ede^l* fchubd; de Takken vier hoe Hg ^ opwaaras^^'''^^^^* verdikkende , hier en daar verfpreid. Deeze,ookby Kamfcbatka gevonden hadc „ de Steelen lang , vuil en onbevallig : de 5, Takken verfpreid, dikwils gegaffeld, allengs 3, naar de Toppgn naauwlyks blykbaar verdik- „ kende , ftorap , over *t geheel Schubswyze bezet met eene viervoudige ry van Cylin- 3, drifche geelagtige Buisjes , waar door de Tak. (28) SertuUria Dencicalis fubcylindricis , tubulofisjquadri» fariam imbiicatis > Ramis vagis quadrangulis furfum incras(a« üs. Syst. Nat. XlL Pall* Zoóph. De Zee- Ceder* Lyst der PUntd^ hU 173* Oo L DEEL. XVII, STUK, 578 Beschryving vak VI. Takken zeer vierhoekig werden. Zy ver- "Tii " fchilt van de Kannewasfer- Korallyn, daar Afdeel* LXXVIII." , . ^ - - Hoofd- 35 in, dat de Schubben niet onderfcheiden zyn, STUK. leggende voKlrekt over elkander heen , en dat zy dus op vier iryën üaan, zelden op „ vyf of op twee ryën. XXIX* C29) Korallyn, met de Tandjes Eyrond* en ^vm^ti^' Buisagtig , viervoudig gefchuhd ; de Ei-- coiaiiyn* jernesten Klokswyze regtopftaande ; de Takken gegaffeld en vierhoekig. Deeze is geheel donkerpaarfch, gegaffeld en gekroond. De Takken zyn aan de vier hoeken met Buisagtige Eyrcnde Schubbetjes „ bezet 3 doch die zo digt niet leggen , dat 55 zy aan elkander raaken. De Eijernesten (misfchien) zyn wyde Schubben , als Klok- jes, ongefteeld, van boven open, die eene Tolagtige gedaante hebben, met den bin- 3, nenften Rand , naar de Takken toe, laa- 3, ger." Een zeer byzonder Gewas, dat, ge- lyk en benevens de voorigen , door Stel* L E R aan Kamfchatka is waargenomen , zegt LlNN^US. a. Die (29) S^rtularta Dentlculis fubovatls Tubulofls quadrifarinm fub - imbricatis , Ovariis ereftis Campanulatis , Ramis dicho- tomls quadratis, Sysu Nau Xllt PAJLL» Zooph, iyu der riantd^ bl. 140* DE K O R A L L Y N E N. 579 2. Die de Eijernesten niet blykbaar , maar VI; binnen de Leedjes verholen hebben ,f\f^J,^,^ genaamd Cel- Kor all yn£ w. Hoofö- STUK. De Cel Korallynen maaken de andere onder- deeling van dit Geflagt, by LiNNiEüs, uit. De Heer Pal las hadt dezelven, als gezegd is , in 't byzonder , onder den naam van Cellu* larice befchreeven , en dus laaten volgen op de Korstgewasfen en Milleporen QEfcharce) ; daar zy düch met de Korallynen , ten minfte mec de Koraalraosfen , in Geftalte zeer overeen- kom ftig zyn. 't Gewas is doorgaans Plantag- tig of Heefleragtig : de zelfftandigheid in de meeften Kalkagtig en broofch, doch in fommi- gen ook zagt, Üe Takjes beltaan uit Leedjes, waar binnen een Polypus huisvest , die door een Gaatje, dat in 't bovenfte van ieder Leed- je is, zyne Armen uitbreidt, hebbende voorts gemeen fchap met de anderen en met het lee» vend, Dierlyk, Merg van het Stammetje , dat met Buisjes geworteld zie op verfcheiderley Zee- Planten en Zee -Gewasfen . even als de Korallynen , op welken zy ook dikwüs voor- komen. Alte^naal maaktn zy een opbruifching met Zuure Vogten. Haar verfchil ondier el- kander zal uit de befchryving der Soorten bly* ken. Oo a (30) Ko- lt DKsi.» xvn« jHo Besciiryving van Afdeel. LXXVIII, HOOFD- C30) Korallyn , die de Tandjes tegenover eU kander j Samengedrukt en gekroond heeft, de Takken gegaffeld. STUK. XXX* Deeze allerfchoonfle Paarlkleurige Koral- "^Tafdi-' lyn 5 zegt Bllis , kleefc aan Fucusfen mee Koraiiyiu kleine Buisjes 3 van welken zy overgaat in plat- te Huisjes 'of Celletjes, die van boven wyd, van onderen naauw zyn. Deeze zyn , by paa- ien 3 ruggelings tegen elkander , en het eene boven 't andere, aan een zeer dun Buisje ge- voegd, hetwelke fchynt te loopen middendoor de Takken van het geheele Gewas. De Cel- letjes , waar van fommigea zwarte Vlakken in zig hebben , zyn van boven open , en veelen derzelven geeven tot den Top een Figuurtje uit, naar een klein Tabakspypje gelykende, waar van het dunde End in de middel -Buis fchynt ingeplant te zyn. Sommigen oordeelen dat de gepaarde Celletjes naar de Zaadhuisjes van Herders - Tafch Kruid (Burfa Pastoris) , anderen dat zy naar die van de Eerenprys (F^e^ ronica) gelyken. *t Is zeker dat deeze Soorc veel ^overeenkomst met die Blaasjes - Korally- (30} Sertularia DenticuHs oppófitis compresfis fastigiati's , Ramis dichotomis. Faun, Suec». 2252, Corallinri Cellifera minima ramofa , Cellulis compresGs oppofltis , Silicularum lliufx Pas oris formam armulans. E L L, CoralU p. 41. N. T. 21. Cellulaiia buifaria. P a L L# Zoéph^ 23» Har» deisbeius* Korallyn^ Lyu dêr Plantd* bl, 8o» nen. DK K0RALI.YNEN. S8i nen , welke fterk getand zyn ^ gelyk het Zee- VI. Ruy Korallyn en anderen , heefc» Zy komCj^^^^'^^* ook op dc Zee -Planten van dien aart, aanjfiooFD-* de Engelfche Kusten, voor. stuk. (31) Korallyn , die de Tandjes tegenover eh xxxi. kander ^ fchuins geknot en weinig tiitpiiu "^Kem-tfyi- lende heeft ^ de Takken gegaffeld en regt- Korallyn^ opfiaande. De benaaming van Coat of Mail Coralline^ dat is , Maliën Rok Korallyn, welke de Heer Ellis aan deeze Soort geeft, zou veeleer fchynen op de Oogjes of Ringetjes , die zig aan dit Gewas vertoonen , dan op de Leedjes toepasfelyk te zyn : doch zyn Ed. onderrigt ons zelf, dat ieder Leedje, uit twee Tandjes famengefteld , naar een Maliën Rok of naar een Kcurslyf gelykt, vertoonende de Openin- gen der Tandjes zig als de Armgaten. Zyn Ed. moet dan door Coat of Mail een Yzeren Har- nas verftaan ^ dat niettemin oneigen is. Naar (31) Sertularia Dent'culis oppofitis oblique tmncatls obfo- letis, Ramis dichotomis ereóiis* Faun^ Suec, 2253* Corallina Cellifcra rnollis rainoljsfima , Gcniculls ad Loï'icx formam accedentibus» E L L* Cor/ill, p- 40* N* 7* T. 21. f» lU Mus- cus Coralloides mollis elatior ramoMsOmus* RaJ- SuppU I5» CoialUna geiiiciilata mollis , internodii's rotundis brcvio- ribus» PLUK K Mant^ 5ö» PAL L Zöoph* zi^ Gehar» nast Celdraageiid Korallyn* Lyst der Plantd^ hU 79* Oo 3 !♦ Df EL. XVII. Stuk. • 58a Beschrtvino vam VI. 't zelve gelykt ieder Leedje zo wel als naar ^l^l^ii^^^^ Keurslyf der Vrouwen ; doch, dit laatfte HOOFD, bekender zynde , heb ik daar van den bynaam ontleend. „ üeeze Korallyn, zegt die Autheur, groeit „ by grooter Bosfen dan de overigen, bellaan- „ de uit veele lange, zagte, glanzige en glad- de Takken , die uit Leedjes famengefteld „ zyn , van Celletjes, rug tegen rug geplaatst. De Opening der Celletjes is op een fchuinte by den Top , ziende in het eene uit naar de tegenoverzyde van het andere. De Leedjes, ^, of paaren van Celletjes , komen ongewaar- wordelyk voort van de Buisjes, door wel- „ ken de Korallyn gehecht is aan haaren 5, Grondfteun , en in zekere Saizoencn de^ Jaars ,5 kunnen wy , gelyk in eenige anderen Cel- 5, draagende, kleine zwarte Vlakjes waarnee- men in de Celletjes. Zy vak overvloedig „langs de Zee-Ku^^t van *t Filand Sheppey, )9 tn wordt dik wils kruipende gevonden open „ omkiefdLtde de Zyde Korallyn , hier voor 5, befchreeven." xxxn. (32) Korallyn , die de Tandjes overhoeks en (,^2) Settularla Denticulis alternis acutls , Ramis dichoto» mis eredis fastigiaits^ Faun^ Suec, 1254. Corallina Cellifera ereéla, ramouslima , tenerrima & piumofa, Ei^l* CoralL 33- i« T« i8» f. A, a. Corallina pumila ere(fla raniolior, %h]t Aj)sI* 3* P# 37« 20» 2. f. i* Ccliularia Plu- ino* DE KORALLYNEN, Jcherp^ de Takken gegaffeld y regtopjlaan- . De Heer Ellis, by wicn dit de cerfteSTUK» Soort is, noemt dezelve Zagt -Gevederd KoraU lyn^ en de Heer Pallas Pluimagtig'^ des ik 'er^ tot onderfcheiding van de voorgaanden, den naam aan geef van Dons - Korallyn. L i n- N u s, ziende op de uitgefpreide Kroon , wel- ke dit Gewasje maakt , geeft 'er den bynaam van fastigiata aan. Door het Mikroskoop wordt men gewaar, dat ieder Tak GafFelswy- ze in tweeën is verdeeld, en dat elke verdee- ling beftaat uit twee ryën Celletjes van eene half Rolronde figuur , te famen gewricht , en beurtlings aan de eene en andere zyde ge- plaatst, doch met haare Openingen naar den zelfden kant uitziende. Ieder Celletje heeft een fcherpe Punt aan den Top, die uit waards Haat, en in 't midden een zwarte Stip. De Heer Pallas hadt nooit deeze Soort van Korallyn gezien , maar uit de veranderin- gen, in andere Soorten van Cel - Korallynea waargenomen , maakt zyn Ed. op , dat hec kleine ruuwe , Vezelagtige Zee -Plantje van Ray niet, gelyk El lis zig verbeeldt, de eerfte Beginzels van deeze Korallyn , maar dat het veeleer afgefleeten Takjes van zulk een mofa. PALL, 2^oöpk^ Zagt Gevederd Korallyn* Ly$ der Flantd. bi. ül. de en gekroond heeft. Afdeel* LXXVllU Hoofd* oud Oo 4 ï. DEEL. XVU* STUK^ 5^4 Beschryvinc van VI' oud Zee* Gewasje zyn zouden. Indien echter Lxxvm ^^^^^ Takjes flegts uit Leedjes van Celletjes Hoofd- famengewricht zyn , vind ik weinig grond voor STUK. dat denkbeeld : want hoe zouden 'er dan, na*t afflyten der Leedjes , Takjes van kunnen over- blyven. Een ander denkbeeld betreft zekere Slak- hoornagtige Lichaanipjes, op den Top van ie- der Celletje ontdekt. De Heer E l l i s ^ dezel- ven nog duidelyker in een Zeegewasje van deezen aart , uit W es tindie , waargenomen hebbende , befloot , dat de Polypuslen van deeze Korallyn , welke hy , als zy ftierven , de zwarte Stippen meende te veroirzaaken (*) ; dat deeze Polypen, zeg ik, ineen Schaaldiert- je veranderden , *t welk met een Navelftren- getje gehecht was aan den bodem van ieder Cellecje.. Ook vondc men in bedenken gege- ven 5 of niet dan wel dit geheele Gewas de Eijerklomp mogte zyn van de Moeder -Zee- flak , zo als die was uitgeworpen, ènz. (f). De Heer Palla s oordeelt , met reden, zulks onwaarfchynlyk^ en verbeeldt zig veeleer, dat die blakhoornagtige Lighaamen voor Werk- tuigen van Ijet Plantdier, rot de Zaadmaakin- ge voorgefchikt , te houden zyn. C33) Ko- (*) Te vooren hadc hy die zwarte Plekjes voor de Vriigt- beginzels {Embryones ^ der Polypen gehouden* Zie PhiL TrunfaB* V O L. XLVIIU V, I. p* Ii6* (tj Zie Uitgezogte F'er handelingen^ !♦ D* bladz* 22* DE KORALLYNEN. 585 (33) Korallyn , die de Tandjes in vervolg VI. heeft , byna tegenover elkander , met fpit» lxxvii^' fe byhangz As en neerhurkende Klootrond Hoofd-* gefpitjte Kelken; de Takken gegaffeld y'^'^^^^* onverdeeld . een Kroon maakende, xxxm. Avicula* De al te groote naauwgezetheid in de orde ^^^^/j^^^* van befchryving heeft onzen Ridder zig het plaat ' Hoofd doen breeken met het formeeren van ^i^^^l"^* een zo laiigwylig en duifteren tytel, daar hy zeer eenvoudig en ^emakkelyk deeze Soort hadt kunnen aanduiden , met eenige uitbrei- ding v . Plaat CXXXVIII. Men ziet daar zeer duidelyk de drie ryën van Celletjes nevens el- kander , en hoe de Polypen in eenigen de Ar- men uitbreiden , terwyl de andere Celletjes , waar binnen zy zig ingetrokken vertoonen, als met een rond Kapje of Dekzeltje zyn toe* geflooten. Op de zyden vertoont zig het Vogelkopje van ieder Celletje , in verfcheide postuuren , *t welk een ongemeene byzonder- heid is van deeze Soort van Korallyn, wel -waardig om nader onderzogt te worden. Ne- vens deeze vergroote Afbeelding van een Stukje van een Takje , wordt de Natuurlyke Vertooning van dit Zee - Gewasje hier met een Sterretje aangeweezen. CSO Ko. DE KoRALLYNEN. (34) Korallyn^ die overhoeks fcherpe Tandjes VI. in vervolg heeft', de Takken g^g^ff^ld.^H^^^l regtopjiaande ^ ongelyk van langte. Hoofd. STUK» Dergelyke Kapjes of Helmpjes , doch op xxxm eene verfchillende maneer geplaatst, zyn het, Neriett* die aanleiding aan den Heer Ellis gegeven hebben tot het voorgemelde vermoeden , of niet wel dit Amerikaanfche Zee - Gewas een Eijernest of Baarmoeder van kleine Slakhoornt- jes of Nerietjes mogte zyn. De Heer Pal- las, iets daar van bekomen hebbende van den Heer Collinson, meent duidelyk de misvatting van Ellïs in deezen te hebben ' befpeurd , en verzekert y dat die ronde Lig- haampjes Vliesagtige Blaasjes zyn , met een dwars Spleetje gaapende. Dat die anders- 5, zins zo naauwkeurige Waarneemer , zegt 3, hy,deeze Lighaampjes voor kleine Nerietjes „ heeft gehouden , komt door een misleiding van 't Mikroskoop , en doordien Ellis de ,5 bultigheid van den Helm flegts gezien fchynt „ te hebben , die , doorgaans gekneusd in ge- droogde Voorwerpen , verfcheiderley val- 5, fche gedaanten aanneemt". Men zoude mo- gen f34} SertuUrza Dentlculis alternis fecundis acutis , Ramis dichütomis insequalibus eic^is» Syst^ Kat, XI L Corallina Cel- lifera Americana^ Ell, Corall» 35. ^9* f. A. a* Sertu- laria Neritina. Pall. Zoöph^ 25» Slakdraagend Koiallyn. Lyst der Plantd^ bl, 82, ï, D»Ei., X7IL Srmu 5^8 Beschryving van VL gen vraagen ; heeft de Heer Pa ll as dan ook Lxxvm ^^g^^^oogde Voorwerpen daar van gehad? Zo Hoofd- de Heer Ellis flegts de Hehnpjes gekneusd STUK. of alleen van de verhevenronde zyde gezien heeft 5 dan moet zyne Afbeelding met voordagc valfch gemaakt zyn; 't welk men naauwlyks zal durven cnderftellen Wanneer de Heer Palla^ 'er geene overeenkomst met de ge- daante der Nerieten in vond , waarom gaf zyn Ed. 'er dan den bynaam van Neritina , in navolging van Linn/eus, aan? En waar- om heeft de Heer Boddaert , dat nog verder gaat y denzelven door de benaaming van Slakdraagend Korallyn verduitfcht? xxx:v. C35) Korallyn , die overJweks gedoomde, hoe* ^'7iitn* ^^^^ Tandjes heeft y de Takken kruipen*^ Korallyn* de en gegaffeld. De Steenagtige broofchheid geeft den by- naam aan deeze Soort , welke veel voorkomt op de Breedbladerige Korstgewasfen aan de Kus* f*) zie (leeze kihttlèmg in de PhiU Tranfa&^ als boven of in de Uitgezochte Verhandelingen, U Deel. Pl^ac !♦ ¥tg^ !♦ ( Z 5^ ^sr tularia Denticulis alternis angulatis fpinofis, Ra- mis dichotomis reptantibus* Faun. Suec* 2255. Corallina Cel- lifera minor repens Ramofa 6c fcrupofa , Cellulis alternis a latere angulads. Ell* CoralU 38, 4. T. 20. f* C, c. Phil. TranfaÜ, V O L. XLVlIl. p, ÓSU 23. 7 , K , L. Pal Li Zeóph^ 30. Stccnagdg kruipend Korallyn, Lyst dtr Flantd, hU ^% DE KORALLYNEN. 589 Kusten van Europa, volgens Pa lla s, doch VL ook in de Indien gevonden worde. E l l i s ^^^^^^^^^^^ nam 'er de Polypen , toen hy te Ramsgate ^ Hoofd-* aan de Kust van Engeland , was , in 't jaar 1 754 , stuk. in waar , en oncdekte^ dat de zwarte Stippea in de Celletjes weezentlyk doode Polypen wa- ren, die hy onderdelde in Schaalagtige Lig* haamen te veranderen. (363 Korallyn , die tweetandige Tandjes over- xxxvr* hoeks , en de Takken gegaffeld kruipende Kruip heeft. CXXXVlll* Van deeze Korallyn , die dikwils op het Breedbladerige Korstgewas aan de Kusten van Europa voorkomt , heb ik de Afbeelding in de Natuurlyke grootte , zo als dezelve zig in myn Exemplaar daar op bevindt, in Fig. I, op Plaat CXXXVI, voorgefteld. Zy wordt, niettegenftaande de Vertooning Boom- agtiger is dan in veele andere Korallynen, die ruim zo veel langs het Zee-Ruy en andere Zee • Gewas fen opklimmen , Kruipe^ide of Kruip • Korallyn genoemd , om (}ac zy van de mee- (36 j Sertularla Denticuijs alternis bidentihus , Ramis di« chotomis reptantibus* Syst, Nat^ XII. Corallina Cellifera minor repcns lamofa , Tubulis Ixvibus, interdum Hamofïs, fparfim dispofitis , Fucis Tesrisquc alligata» Ell- CoralU p» 37. N. 3. T. 20» f, B. Muscüs Coralloides pumilus ra» jmofus. Raj* SuppU 15. PALL4 i^oo/»^* 3 1, Kruipend Ko» lallyiJ. Lyst der Plant bU 90» ï. DEEU XVU» STUKf 59^ BnscMRYviNc van VI. meefte anderen daar in verfchilc, dat de Tak- Afdeel. I j^j^j. j^^^. Worteltjes uitgeeven j Hoofd- naauwlyks met net bloote Oog zigtbaar, wel- STUK. ken bet Gewas aan de gedagte Lighaamen hechten, even als de Kruipende Planten. Dit vertoont zig duidelyk in de vergroote Afbeel- ding, hier in Fig. 3, Plaat CXXXVIII, van den Heer El lis ontleend, welke ook de Cel- letjes met derzelver Tandjes en Stippen, be- nevens de buigzaame Leedjes , die de Takken famenvoegen, zeer klaar voor 'c Oog brengt. Zyn Ed. merkt aan , dat deeze de gemeende van alle de Celdraagende Korallynen is, zig hechtende aan de meefte foorten van Lighaa- men in de Zee. „ De Takken (zegt hy) zyn gegaffeld, of verdeelen zig geduurig in twee Armen , wanneer zy zig uitbreiden. De Celletjes gelyken naar omgekeerde Kegels, ,5 en derzelver Openingen , die rond zyn , 5, zien éénen weg uit, en worden gemeenlyk „ befchut gevonden door kleine Doorntjes. De Celletjes flygen op in twee ryën aan el- kander gevoegd , doch zodanig , dat zy ^, beurtlings het eene hooger daa het andere ftaon. Het vergroote Exemplaar was vol ,j bezet met zwarte Stippen in de Celletjes, welken, gelyk reeds gemeld is, niets anders „ zyn dan de doode Polypen. In andere Ejcem- 3, plaaren hebben wy kleine Schaalagtige Bol* letjes waargenomen , aun den top van ieder „ Celletje. Aan de Mikken der Takken ver- „ too» DE K O R A L L Y N E N, 59I toonen zig zekere Leedjes , beftaande uit VL „ twee korte Bui^sjes , die maaken , dat het '"^^^^^^^^ Gewas zig aldaar buigen kan, om de Tak- lIoofd-* ken vryelyk in 't Water te doen fpeelen en stuk. „ toe te geeven aan de beweeging van de „ Zee*\ 't Gewas van deeze Korallyn komt 3 zo de Heer Pal LAS verzekert, nooit hooger voor dan een half of drie Kwartier Duims* Het is witagtig of bleek van Kleur ^ doch de Wortelt- jes en Buisjes zyn graauw. De zelfftandig* beid is Steenagtig , en , wanneer men deeze Korallyn in Azyn doet, dan ontftaat 'er^ 3, zo de Heer E l l 1 s aanmerkt , een fterkeop» bruifching, tot dat de Koraalagtige Rok ver- teerd zy^ en dan vertoonen zig de Celletjes , 5, nog haare gedaante behoudende , als gemaakt zynde van een dun buigzaam Vlies , gelyk die der Leedjes en Wortelen : zo dat de „ Worteltjés , Leedjes en Celletjes, zig dan „ voordoen als één onafgebroken Buisagtig 5, Vlies 3 aileenlyk op verfcheide manieren 33 gefatzoeneerd/' Men neemt dit zelfde ook waar in andere Cel-Korallynen. (37) Korallyn > die de Tandjes Tolagtig^ als xxxvir^ met Oogkiairtjes heeft 3 Kranswyze ge* ^'^(^f^"^*' plaatst Korallyn. (37) Ssrtülaria Denticiilis Verticillamibus , Turbinaiis, Ci- Uatis, parafitids» Syft. Nau XIU DSKL. XVII. STUK. / 592 Beschryvingvan VI. , plaatst en andere Gewas fen omkleeden^ Afdeel. LXXVllU Hoofd- „ ^ STUK* Deeze Korallyn , zegt Linn^us, komt dikwils op hec Roode of Zaaddraagende Koraal- mos voor, dat 'er dan meest geheel, en fomtyds in een gedeelte zyner Takken , overal mede bedekt is , zodanig , dat iedereen in de eerlle opflag zou gelooven , dat de Steeltjes van het Koraalmos aan deeze Korallyn eigen waren, en dus dezelve 't eenemaal uit gekranste Steeltjes beftond» 't Gewas is uir Kransjes, tegen elkander aan , zonder tusfchcnwydte , famengelteld. leder Kransje beftaac uit vyf tot agc ïolagtige , witte , doorfchynende , eenigermaate geftippelde, regtopüaande Kel- ken, die met haare binnenfte zyde tegen 't Koraalraos aangegroeid zyn. De Kelk is met Borfteltjes , die regt overend liaan, als met Ooghaairtjes gerand ; welke zo lang als de Kelk , doch de binnenfte dikwils korter zyn« Voorts is deeze Rand inwaards , dat is naar het Koraalmos toe, iets of wat gewelfd, doch aan de buitenzyde een weinig laager. In *t maakzel der Celletjes komt het aan 't Haairige Korstgewas naby , doch is daar van niettemin verfchillende. Dit verfchil moet ten voornaamfte daar in beltaan, dat hec gezegde Korstgewas ^niet Krans wyze , maar als een Korst om de Takjes van andere Zee - Gewaslen groeit. (38) Ko- D Ë K O R A L L Y E (38) Korallyn, die de Tandjes overhoeks ^ als vU met Ooghaairtjes en Trechteragtig ^ ^^L^xviit' Takken gegaffeld en regtopjiaande heeft, Hoofd-' STUK» De naam van Ooghaairtjes- Korallyn worde xxxvtii* m\ deeze Soort gegeven in navolging van ooghtltrt^ El L IS 5 die dezelve den Tytel toe-eigene vanj^^ zeer kleine Celdraagende regtopflaande Tak- kige Korallyn , hebbende Trechteragtige Cel- letjes met hen dunfte End famengevoegd , de Monden zeer wyd gaapende , van boven als met Ooghaairtjes en overhoeks uitfteekendé. Hy merkt aan, dat de Buisagtige Worteltjes, zig vereenigende. Takken formeeren van Cel- letjes als Peperhuisjes , welke overhoeks ge* plaatst , en in het laagfte deel hunner zyden digt vereenigd zyn. Indien wy (zegt hy) ,5 dit Gewas door het Mikroskoop naauwkeu- „ rig befchouwen^ dan ontdekken wy een klein ^, wit Haairtje , het welke door het midden 33 van ieder Tak fchynt te gaan in de famen-^ 35 voeging van de Celletjes. Deeze Koral* 5, lyn draagt , boven op de Celletjes, SchaaU 5, agtige Lighaamen , die eenigzins naar hec ^3 bo* (^g) Sertülaria Deiiiiculis atcernis clliatis Infundibiilirür<^ mibus, Ramis dichotomis èrédls» Sysu Nat^ XII. Cofallina Cellifera minima ereda Kamofa , Cellulis Infimdibulifbrmibus Ba(i conjun(^is > Oribus patentislimis fuperne ciliatis & alter* natim prominentibus. Ell. CoraiU p. 38. N4 5* T% ao* ff D, d* PALL. ^oi)ph^ iz, Lyst der Plantd^ blf 91* Pp 5» DlBJU* XVlh STÜS^ 394 B K s c II II Y y I N G vak VT. „ bovenfte deel van een Helm gelyken , en Lxxvm, fommige Celletjes komen Hoofd kleine Figuurtjes als Vogelkoppen uit, niet STUK. veel van die van de Vogelkop -Korallyn 5, verfc billende" : welken zyn Ed. ook in de Afbeelding gebragt heeft; doch Pallas hadt dezelvcn nooit aan dit Gewas gezien. Zyn Ed. geeft den naam van Honigbakjes (iV£?éram} aan deeze Knopjes» Het groeic zegt hy. 3 aaa de Engelfche Kust , in Zee > opjZee-Ruy , Sponfen en Blaas - Korallynen , als een Byge- was, vallende naauwlyks een half Duim hoog. (39) Korallyn , die de Tandjes overhoeks ge» knot en uitpuilende heeftj de Takken uit* gebreid , en bultige Eijernesten als Blaas* jes met een Snuitje. 3, Deeze Korallyn 3 door *c Mikroskoop on- 33 derzogt zynde, (zegt ELLis)fchynt voort 33 te komen van kleine famengedrukte Bollet- jes 3 welke op qqvïFucus neergelegd zyn- In „ *t middelpunt van ieder derzelven kunnen ,3 wy een klein Gaatje waarneemen , waar uit zeer dunne gewrichte Buizen opftygen, die 3, over» f39) SertuUria Denticulis alternis truncatls prorainulis , Ovarüs gibbis rostratis , Ramis patulis, Syst^ Nat XIL Co- rallina Cellifera minima fragilis, Ramofa, vasculifera, Colore eburneo, Cellis Tubiformibus conjundis paululum arcuatis fcre oppofitis» E ll* CorAlU p. 39» N. 5, T» 21. f. XXXÏX* JEburntéi^ y voor- Kor allyn. DE KoRALLYNEïT. 595 j5 overgaan in Takken beftaande uit dubbele 5, ry'én van Buisagtige Celletjes, ^^Ik^ byna j^^^'^^^^^^ 5, tegenover elkander geplaatst en aan de zy* hoofd- ^, den vereenigd zyn , maar met de Toppen s^^*» „ een weinig uitpuilende. Uit de zyden van 35 dee^e Takken komen hier en daar kleine ^, holle Blaasjes voort ^ welke zeer broofch zyn en vol kleine Stippeltjes. Digt aan de 5, eene zyde van de Blaasjes hebben wy een klein Pypje waargenomen 3 dat zonder twy* 35 fel de iT>gang van dezclven is. Deeze Soort komt naby aan de Klasfe der 3, Blaas* Korallynen. want in fommige Exem- plaaren, daar van, hebben wy onlangs, aan 5^ den Zeekant , doode Dieren in de BI lasjes 5, ontdekt : maar wegens derzelver broofclie ,j Steenige natuur » dat zy zwarte Stippen in de Celletjes hebben , en dat haare Takken ,3 met Buisagtige Hengzekjes aan elkander ge- 3, voegd zyn , worden zy hier ingevoerd'^ De grootte is op 'c meefte een Duim, volgens den Heer P al l as, die aanmerkt, dat men deeze Soort op het Bladerige Korstgewas, de Den- neboom - i ■ orallyn en anderen , dikwils maar een . wanier Duims hoog aantreft. 3, De Ei* 3, jernesten (voegt zyn Ed 'er by) van deeze 3, Soort, en die van de Sikkel - Korallyn, ver« 33 mengen de Geflagten van Blaas- en Cel- 33 Korallynen en Milleporen 3 gelyk vervolgens 53 op de Millepora Lichenoides gezegd zal wor* 33 den". Dit wordt daar wel niet gezegd, ea Pp 2 om ^9^ BESCHRYVÏNG VAtf . om die reden zal waarfchynlvk de Heer Bod- Afdeel. , uit",., . , Lxxviii. 1" deeze geheele p aats hebben uitgela^ Hoofd ten:doch bet blykt , dat de Heer' Pallas STUK, jjjg^ dcrgelyke ZaaJhuisies bedoele, welke ook aan die Soort van Millepore , zo zyn Ed. meldt j gevonden zyn , en veel overeenkomst fcbynen te hebben met de EijernestenderBlaas- Korallynen. XL. (40) Korallyn, dte de Tandjes overhoeks, ge* Bokken* ^^^^ ^^^f^ ^ ^^^^ bygevoe,^de Doornen ; de Hoorn- Takken overhoeks en Blaasa&tis:e Eijer- nesten met een Snuitje. LiNN^.us geeft aan deeze Soort den by- naam van Gehoornde , en Pallas dien vaü Sikkel- of Zeisfenvormige, wegens de figuur der Celletjes , die naar Geiten - Hoornen , om- gekeerd op elkander geplaatst, gelyken , zo de Heer Ell IS aanmerkt. Ik noem haar derhalve Bokken Hoorn Koraltyn, Ieder Celletje heeft aan zynen Top een kleine ronde Opening, die naar de binnenzyde helt, en van agteren ver- heft zig een fyn regtopftaand Haairtje, nevens de inplanting van het naafte Celletje daar bo» ven, (4©) Artularia Denticulis alternis triincatis , Spi'nis adjec« tis, Ovariis gibbis roftratis , Ramis alternis Syst. Nat. XII* Corallina Ceilifera minutisfima , falcata cristata , Ceihilii Capricorniformibus fiiuplicibus, Veficulas gerens* Eljl» Co» ralU p* 42 N, 10* t. 2U C* Celiularia falcata. F al ^99^^^ 34» Lyst der PioMfd^ hU 93* DE K Ü R A L L Y N E N. 597 ven. Zy draagt even zodanige Blaasjes , die vr. gehippeld zyn , als de naastvoorgaande en dus^'^^f^^ toonen deeze twee Soorten, zo onze Ridder hoofd-* aantekent, een te grooie overeenkomst van desxuK, Cel' met de Blaas- Korallynen aan, dan dat men die gevoeglyk van elkander zou kunnen afzonderen. Ik vind deeze Korallyii , benevens verfcheide Koraalmosfcn , op Plantjes Bonr Zee - Ruy , die ik onlangs b^^komen heb, uit de Middelland fche Zee» (41) Korallyn, die de Tandjesin ver^'olg aan ^ xu. een gejchakeldy met den Mond van onde-^ "ositn- ren gehoornd en overhoekfe Takken ^^^^f^» foiaiiyn^ De Celletjes van deeze Soort worden door den Heer Ellis by Osfen- Hoornen verge- leeken , en hebben minder overeenkomst met Kreeftfchaaren , hoewel L i n n iE u s haar Chelata getyteld hadt. Naar Harnasfen gelyken zy ook veel minder , dan in die , waar aan de naam van Harnas - Korallyn is toegelegd , niettegen- ftaande hy aan deeze dergelyken bynaam geeft. Ik noemze derhalve Os/en - Hoorn Korallyn. Zy is eene dey klei^rte iiorallyneq die ons vQor»» (41) Sertularla Denticulls fecmidls concatenatls , Ore fubtus cornuto, Ramis alternïs* Syst. N&t. \n, Corallina Cellifera iTjinutisiima ramofa ac falcata , Celiulis fimplicibus Tauri Cornii fade invicem iufertis, E L L. Corall^ p 41* N. 9* T, 22*f Cf Uulari? Chelata» P A l- Zooph^ 35. L;^it der Fimsd^ bU Pp 3 I. DFRL. XVIL STÜE. 598 Beschryvinc van 'VL voorgekomen zyn , zegt Ellis, en daarom fj^t^f^T kan het zeer wel zyn; datPALLAs haar aan Hoofd- de Engelfche Kust nooit aangetrofren heelt: STUK* doch zy komt voor , zege hy, op het Zee- Ruy en de Zee- Heellers in de Middelland- fche Zee. Het iS;, zo wel als 't voorgaande, een ongemeen klein Gewasje, welks Takjes als uit aan elkander gefchakelde Osfen Hoor- nen famengefteld zyn, die ieder by de Ope- ning een klein kort Haah-tje hebben ^ \ welk zig als 't beginzel van een nieuwen Tak ver- toont» De Opening van ieder Celletje, aan't voorfte van het bovenfte gedeelte 3 is met een . dun Randje omringd, en haare zelfftandigheid fchynt uit een fyne doorfchynende Schaal- of Koraalagtige zelfflandigheid te beftaan. xtiu Korallyn , die geene Tandjes heeft , he* "Ivdder^* Jlaaude uit zeer eenvoudige , peknodfte , Korsiiyn. fiompe Steeltjes , met een Opening op zyde. Deeze is Snake - Coralline of Adder - Koral- lyn genoemd van El lts, om dat zy vry wel de gedaante van een Adder, zonder de On- derkaak, alwaar de Opening is, uitdrukt. Men f42) Sertülarla Deaticulis nuills , Sutculis fimplicisfimis ckvatis obtufis , Apertura latcrali* 5;^^^^ Nat» XIÏ» Corallina Anguiforrais minutisfima non ramofa» E l JL i s CoralL p* 43. N» !!♦ T. 22» f- C. Pajli,* 29gpk, 36* Slangen -K»- ^sllyn Lpt der Plantd* h\, 95* DE KoltALLYNEN. Men vergunne my , hier liever deeze benaa- VT. niing, dan die van Slangen -Korallyn te ee*^''"'^ bruiken , om dat dezelve een geheel valfch^^-f^^j^^^^^^ denkbeeld vsn dit Zee-Gewasje geeft. HetsTUK. is geenszins gekrinkeld als een Slangetrek , maar beftaat , docr *c Mikroskoop gezien , uit Sikkelvormige Steeltjes , aan 't eene Pnd dik, aan 't andere dun, waar mede zy vast zitten aan eene zeer onregelmaatig gekrinkel» de Buis, die langs de Oppervlakte van het Fucoides purpureum eleganter plumojum van Ray kruipt 5 volgens Ellis. Voor de ge- nen , die deszelfs befchryving in 't vertaalde Werk van Pallas niet verftaan kannen, zal ik hier dezelve nader voordellen. 5, Men neemtze , met de Gehoornde Cel- „ Korallyn, veeltyds waar op het Zee*Ruy, (voornaamelyk op het Pynboomagtige en Kraakbeenige^) daar ze op groeit, heb* bende, in plaats van Worteltjes witte dik- ,5 agtige Buisjes, langs het Zee-Ruy kruipen- „ de, daar witte kromme Spuitjes op ftaan, „ die aan 't end een gewelfd Helmpje heb- „ ben , van onderen met een plat Vlies, dat, 3, dezelven voltooit , befpannen en met een Mondje voorzien. Het is derhalve, als *t 3, ware, CQn Eenbloemig Cel -Korallyn". Pp 4 INDEEL* XVIL SrvTü. E N U- 6qo ENUMERATIO ZOOPHYTORUM M ö S iEI MOUTTUYNIANI. 0 000^0^0000^00^0^000^500^' LITHOPHTTJ. Gen. l. TüBiPORA. Mufica^ diverfa. Pag. 89 cum Vermiculis, — • 95 accretaMadreporje,— « 95 Gen. 11. Madrepora. Sp. 7. Porpita. — — III Fungitesy diam. 8 PolL &c. — 112 ^ y. Limax. 119 LabjrinthiformiSy diverfa. — 121 !!♦ Mmndrites. 123 natans* — 124 ^ 12, Areola. — 126 Amaranthm. i 138 Florida. • — I29 13. Jgaricites^ ^ — . 130 14* . Favofa. ♦ ^ 15* Ananas. • ^ 19. Aftroites. ♦ — ^ 20, Acropora^ ^ 138 3p; 6o? OPTELLING ZEE - GEWASSEN VAN MYNE VERZAMELING. STEENPLANTEN. I.Gefl* PypkopvAAl. i . Soort. Roode Pypkoraal , divers. BL 89 met de Wormpjes. — 95 aan Madrepore gegroeid, — 95* ILGefl. Madrepore of SterrekoraaU 7. Soort, Platronde. . — iii 8. Zee^Kampernoelje, van 8.D. — 112 9* — - Steen - Slak of MoU ~ iqi 10» «— — Herfenlteen, divers. — 1013 II. — — . Doolhoffteen. • — 1^3 Dryffteen. • — i'24 II. Perkfteen. * — ia6 Zee-Amaranth. ; — ia8 Zee - BIoemkooL — 1^9 j« Steen -Zwam. — ic^o 14. — — Zee -Honigraat. • — 132 15. — — — Zee -Ananas* . — ^33 lp. Straalende Sterrefteen. — ?37 5»o. Uitpuilende, ^ ~ 13^ Pp S ai Soort. I, DEEL, xvn. stux^ Optelling van Sp. ai. Cavernofa. . Pag. 139 ~ !23# Calycularis. . 140 ^ 29. Flexuofa. ♦ — 147 ~ 30. Fascicularis» . 14^5 ramofa. ~ 151 — 3i» Porites. . 152 nodofa. — ijj • ~ 32. Damicornis^ . — 154 — 33. Muricata. » 156 ^ 34. Fajligiata. . — 159 angulofa. P. lói laceia* P^ — 161 — 35. Ramea. . — 162 Caryophyllata. 164 — 36. OcwZaï^jfeualbaOfficinarum 166 ^ 37. Virginea. i6S üoyèa* P. ♦ 170 Gen»IIL Millepora. Sp. 40. Mcicornis. » — 17(5 alia. 177 alia. 128 ccerulea, P. — 182 — 44. Compresfi. . i88 Miniacea P. . — 47. Fascialis^ . 19 1 Ceylonica» — -^[92 — 48» Reticulata. . — ip^ Manicata. — 194 Clathrata. P, — 194 Frondipora^ . Sp. 49. Z E E ' G E W ASSEN* 603 21. Sooru Üirgeholde Scerrefteen. BL 139 23 Zonnefteen . — 141 29. Bogcige, verfteend. ~ 147 30, Kruidnagel -Steen. — 148 Kruidnagel ^ Gewas. — iji 31 , Knokkel - Gewas. — 152 Gember 'Koraal. --153 32. . Hertshoorn Koraal. — 154 23 Koorn-aair- Koraal/ " i57 34. ^ — Koolftruik. • ~ IJ9 Switzersbroek. — 161 Steen- Anjelier. ~ ica 35. . Kadix- Koraal. ~ 1Ö3 Kruidnagel Koraal, — 164 36^ . « Wit Koraal der Apoth. — 166 37. , . Maagde^ Koraal. ~ 168 Roozekleur- Koraal. — 170 III. G efl. M I L L E p O R E of Kalk • Koraal. 40. Soort. Suiker -KoraaU — 17Ó Water- Koraal. — 178 Elands Koraal. """^77 Blaauw Koraal — 182 44^.—— Platagtig getakte Millepore. — i88 Menie *roode. — 293 47. LintkoraaL 191 Ceylonfch. -^192 43^ Netkoraal. ~ 193 Manchet van Neptunus. ~ 194 Tralie -Koraal. ~ 194. Loof • Koraal. — 195 49» Soort. ï. mFXt XVII^ STUK% 6o4 Optelling van Sp. 49» Cellulofa. Pag. 197 •—52. Coriacea . 202 — 53. Polymorpha» «—203 GemJV. Cellepora* Sp. :6 rumicq/a^ 209 — 5 / - Vcrrucofa, —214 Z 0 0 P HTT A. Gen. I Isis, Sp. I, Hippuris — 234 cum radice. < — 240 ~ ö# Dicho torna» — 24-5 fine Cortice. 246 ~ 3. Ochracea ^7 cum Cortice. — - 253 — 4* Nobilis. 258 in Matrice. 264 cum Cortice. 204 Gen. IL Gorgonia. Sp. 2. P^erticillaris* ^ ^og 3^ Placomus. _ — 4** Spiralis. — 5. Juncea. — — 6. Ceratophyta, ^ — 7. Elongata — 8» Verrucöfa . ^nr Mimcata. _ 0-4 Sp 9. Zee-Ge wAssEWi / 6os • 49. Soort. Kanr- Koraal. BU 199 j2» • Leder - Koraal. — 200. ^2. — ^ — - Kalk Koraal. ~ 203 IV. Gefl. CELLtPORü of Cel -Koraal. 5<5. Soort. Puimfteen Koraal. - — ^10 57. , . Wrattige Cellepore. — 214 DIERPLJNTEN. L Gefl. Edel Koraal. 1. Soort. Konings - Koraal. — ^35 met den V/orteL — 240 2, Fyn Leedjes Koraal. — 043 zonder Schors. — 246 3. , Rood Leedjes Koraal. — 247 met de Schors. ^253 4, - — - Bloedkoraal. — 258 op zyn Grond. — 264 met de Schors. — 264 II Gefl. Zeb-Heester. «2. Soort. Zee- Veder. ~ 3^^ 3. . Zee -Heide. — 316 4*, — — Zee Touw. --321 , Zee-Fies. — 325 6. Poorngewas. — 328 Roooe Zee. Boom, — 330 g. — — . Zee - Bezem. ^ 333 Gedoomde, — 334 Poreuze. — 335 9« Sooru h DEKl.. XVU. STXJ^» Optelling van — 9. Antipathes. Corallumnigrum. — 10. Jnceps. II. Pinmta. — 12. Setofa. Petechizans. ~ 14- PeStinata» — iS- T^entalina. Reticulum P. 16* Flabellum, Gen. III. Alcyonium; Sp. 5. Digitatum, jisbestinum. P. 7. Lyncurium. — la Ficus. — II. Gelatinofum* Gen. IV. Spongïa. Corallum grifeum. Cortice flavo. fine Cortice. Sp. 4- 5- 6. 7. 8. Fiftularis, Aculeata. Tubulofa, CanceUata> Tormentoja. Nigra, Fasciculata. Officinalis. facie ChirothecjB. Panicea, Pag. 337 33S 339 345 - — 347 • — 349 350 351 S22 ' 3J6 357 358 3öa 364 390 395 — — 404 — - 41a 415 437 439 441 444 — 444 445 445 • 44(> 447 45a Sp. 9, Z E E-G E W A S S E N# 607 9. Soort. Zwarte i\oraaiDooui. Zwart Koraal* — 33^ ocepter van iNepcunus» 10, - Zee - Wilg. — 346 /.ee - jjenneDooin. la. — Zee - Pynbooin. j 2, ■ 14. Kam • is.oraai. oer 15* ' Platte Zee - Boom. ~ 355 Netswys' Zeeboompje. — 3J6 Zee» Waaijer» - 357 Graauw Koraal. -358 met geele Schors. — 36a zonder Schors. - 364 JIL Gefl. Alcyonie. Soort. Sponsagtige. — S94 Asbestagtige. — 395 7 Zee -Oranje -Appel. -- 406 Zee-Vyg. — 414 Lilagtige Alcyonie. — 417 IV. Gefl. Spons. 4. Soort. Pyp - Spons. — 437 Trompet -Spons* - 439 Zee Handfchoen. — 442 Tralie. Spons. — 444 Kanon -Spons. — 444 Zwarte Spons. — 445 Harde of Bokken - Spons. - 445 Winkel - Spons. 446 als een Handfch. — 447 Kruim van Brood Spons. — 453 U Deel. xvu, stuk; 9. Soort. 6o8 Optellino vam Sp. p. Oculata five Ramofa. ~ 12» Tomentofa^ 13. Bacillaris^ feu fulva^ P. — 14. Dichotoma , f. Cer vicornis, P. — 15. Lacujtris. Gen» V. Flustra. Sp» !• FoUacea* — 2. Truncata.C Sccurifrons.P. — 3. Pz7q/a. non pilofa. Gen. VL Tubularia. Sp. I. Indivifa L Cahmms, P. ~ 5. Muscoides. CormcopicB. P» — 6, Acetahulum. — 7. Splachnea. Penicillus, Pi Gen. VIL Corallina* Sp. I. Opuntia. — 2» Qfficinalis. Ceyloiiica. ^ 3. iit/Z^e;^^ f. Capillaris. Spermophoros. — 7# Penicillus. Gen. VIII. Ser TULARIA* Sp* I. Rofacea. — 2. Pumila. — 3. Operciilata. — 5. Jlbietim. *— 12. Pluma. Speciofa.P^ Zee- Gewassen* 609 5. , nm Oogjes of Getakte Spons. BI. 454 12* Wollige Spons. — 459 13. . Stok -wSpons of Rosfe> ^ 461 14, ^ — * Hertshoorn • Spons, — 462 15* > Meir- Spons. 4^3 V. Gefl. KORSTGEWAS. I. Soort^ Bladerig* A75 Q. ^ • Beitelvormig. — 477 3. — * Haairig. 47S niet Haairig* *^ 4^0 VI. Gefl. Pypgewas. I. Soort. Onverdeeld of Pypagtig. ~ 485: 5. -* Mosagtig. 492& Hoornagtig, ^ ±9^ 6. « " Genaveld. 500 7. — — Haairig. — 5or ' Penfeel - agtig. 5^3 VIL Gefl. K ORAAL MOS. I. Soort. Rondledig. —508 - — — Winkel * Koraalmos, — 509 Ceylonfcb* 5^1 3. ^ — . Rood of Haairagtig. ~ ƒ14 Zaaddraagend ~ 513 ^. Penfeel . Koraalmos. ^ 517 VUL Gefl, KORALLYW. 1. Soort. Lely-Korallyn. 5^5 2. i Zee-Ruy-Korallya» — 52S 3. ^ Haair'K<)rallyn. — 532 5. Denneboom Korallyo^ ^35 j2. Pluim -Korallyu, 550 Krul-^orallyn. ~ J5« Qq 14> StDorfo t Dmu XVII. sxuKt 6i2 Optelling van Sp. Antennina. Pag. 553 Lendigera. 562 ~ Si2. Dichotoma. 565 04. Finnata, f. Setac^a, P. 571 - 3Ö. Beptans* 589 — 40. CorniLla, — 596 — A2. ^ Anguim. -—600 Ba^ Sertulariarum Species posftdeo^ forfanphires. De iis^ quce Phytozöorum nomine fahitanda , pauca admodum asfervari qtieimt Genera. Tseniarum haieo et Penrjatularum Species , tam ficcas , qiiam in Liquore conditas , in fequenti Tomo descrihendas. D R U K F E IL E N E N 23 Reg. 20. Soort daar vnn Lees Soort van Pypgewas. I. van de Aam. Voor Au Lees An* 44 0. Voor Dierrjes Lees Diertjes. 61 10. Voor Weet Lees Wist. II. Voor zy Le^j* ware. 60 27. Lees die zulks of ook gezien of op. 71 ry van de Aant. Lees mooglyk in na- volging. .IT4 Doe uit gezien. jgj- aj. Voor kan Lw dan. Bladz. 034 Z E E-G E W A S S E N, 6J3 14 ~ 5:4 20' ' Xi CCL • X\.LÏ1 all y IJ» ~ 502 22 • UldciKX IvUlaHyu» — ■ 5^8 24. •» jjuiiLCi j-vvji ttiiy ii« 36. - Kruip ' Korallyn. ^ 589 40. Bokken - Hoorn - Korallyn. ~ 596 42. Adder -Korallyn. Deeze Soorten en mooglyk meer^ bezie ik van Ko- rallynen. Van de overige Geflagten , die gevoeglyk Plantdieren genoemd worden, kan men zeer weinigen bewaaren. Van de Lintwormen en van de Zce^ Pennen heb ik Soorten, zo droog als in Liqiieur, wel* ke in 't volgende Stuk befchreeven zullen worden. Verbeteringen, Bladz. 234 Reg. 11^ Lees voornaamfle. 236 25. Foor eu Lees m. — — — 274 20. Lees Cylindrifche* — ^ 279 22* ^ Koraaltakje. — - 288 20. aar Lees maar. — ^ 30^ 13* Lees ver van daan. 303 — ~ 13. menigte. 325- 9. allengs. 357 ï3- — Regen. - — ~- 358 12. vind. 1^^— 364 4 - — Zee - Gewas* Qq 2 Bladz- !• DEEL* XVIL Stü», ^ Drukfeilen en Verbeterincew. Bladz. 373 Reg. 5. Doe uit zuilen. — 414 — — 9. Lees Zakjes. "■ 507 17. Doe uit van. — — 523 2p. Lees om de tedere. . 562 4. Foor van den tweeden] Rang Uet in vervolg geplaatst. !r— 579 23. Lees Blaas -Korallynen. De Plaaten zyn dus ingevoegd. Plaat CXXVI. tegenover Bladz. f59. . CXXVII. = 127, CXXVIII. . CXXIX. . cxxx. . cxxxr. . CXXXVIII, 151. - — 163. — 177. 233' • CXXXIf, — — * — — — . — , — _ . CXKXIII. _ 373^ • CXXXI v^* te-.—. — — ^-„. — ^ . CXXXV. . . CXXXVI. . cxjixvir. 505. - — . • V V-., ^- - j^-"- . ' -'v ■v'v.»^, .rr V '^■ïv\;' ■;■ ■ •