Digitized by the Internet Archive in 2014 https://archive.org/details/natuurlykehistor21linn \ NATUURLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE BESCHRTFING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer ^ j sv óe °u V Met naauwkeurige Afbeeldingen. TWEEDE DEELS, DERDE STUK, De BOOM *E N. Tb AMSTERDAM, By de Erven van F. HOUTTUTN. M D C C L X X I V. INHOUD van dit STUK. TW EED & AFDEELING. De B O O M E N. KUL Hoofdst. Befchryving van m en 5 die veel meer dan twintig Meel- draadjes hebben , deswegen Polyan- dria of Veelmannigen genaamd , tot welken , behalve veele Uitheemfche, gelyk de Gom Gutta , Orleane , Kruid- nagelen - Boom 3 ook de Linden > Tul- penboom en anderen behooren* Bladz. 1 XIV. Hoofdst. Befchryving van de Boo- mem , wier Bloemen vier Meeldraad- je hebben , waar van twee langer , twee korter zyn , deswege Twee* magtige genaamd, Dïdynamxa , hoe ■ danig maar weinige Boomen voorko- men, i 1 102 XV. Hoofdst. Befchryving van de Boo- men 3 in wier Bloemen de Meeldraad* jes famengegroeid zyn , of uit één Grondftuk voortkomen , deswege den naam van Enkelbroederige, Mona- delphia 5 voerende. ■ 128 XVL Hoofdst. Befchryving van de Boo- men, wier Bhemen de Meeldraad- jes dubbeld famengegroeid of uit twe? Grondflukken voortkomende, hebben 9 deswege Dubbelbroederige , Diadel- phia, getyteld. » ■ m i<52 XVII. Hoofdst. Befchryving van de Boo* men 5 in wier Bloemen do Meeldraad- jfcs uit drie of meer afgezonderde Lig* haamen voortkomen , deswegen Veel* brocdcrige , Tolyadelphia , ge- naamd, tot welke de Kakau- benevens de Oranje- en Citroenboom , als ook de Kajupoetie ■ Boom , behoor en. Bladz XVIII. Hoofi st. Befchryving van de Boo- ten , in wier Bloemen de Meeldraad- jes , op de een of andere manier , met den Styl famengevoegd zyn, deswege Manwyvige Gynandria genaamd. ■ XIX. Hoofdst. Befchryving der Eenhui- zige Boomen, Monoikia , dus ge- naamd, om dat op een zelfden Stam Mannetjes en W yf jes - Bloemen 5 van elkander afgezonderd, voorkomen; ge- lyk plaats heeft in de Berken., Beu- ken 3 Eiken , Pyn- en Denne- , in de Moerbezie- , Nooten , Karftengen en veele andere Boomen. XX. Hoofdst. Befchryving van de Twee. hüizige Boomen, Dioikia, dus ge- naamd , om dat de Mannetjes- en Wyfjes - Bloemen , in dezelven$ op byzondere Stammen van een zelfde Soort groeij en , gelyk in de Wilgen , Popelieren, Terbenthyn*, Mastik- Doom en andere. - XXI. Hoofdst. Befchryving van de Veel- wyvige Boomen , Polygamia, in wel* ke de zelf 'de Soort Mannelyke ofVrou- welyke en Tv/eeflagtige Bloemen draagt; gelyk de Lotus, Efchdoorn, Esfcben , Vygen* en andere Boomen. *r- ■ AANWYZING der PLAATEN, en der Bladzyden, alwaar de Figuur en aangehaald of befchreeven worden* Plaat XII. Afbeelding van Veel- maisnige Boomen. tegenover Bladz. 49 Fig. 1. Een Kruidnagel - Takje met Nagelen\ bh 49 A. Een daorgejneeden Kruid- nagel mei B. Een dito zonder Bloem- knop. C De ontlooken Kruidnagel- Bloem. D. De Moernagel of Vrugt des Nagelbooms. E. Het daar in beflooien Zaad. Zie bi 50-53 Fig. 2. Een Kaneel -Appel Booms Takje met de Vrugz. bh 89 NB. Op deeze Plaat is alles byna Natuurlyke grootte. Plaat XIII. Afbeelding van Enkel- broederige Boomen. ' . m Bladz. 135 Fig. i« jDé Adanfonïaö/ Meloen- boom , ten opzigt van de Bloem- en Frugtmaaking* Zie blti^o A. De Bloem van agteren. B* Dezelfde doorgefneeden* C. De Vrugt aan baatsn Steel. D. Doorfnyding van de Vrugt. E . F. De Zaadkorrels. fVg. 2. Een jonge Spruit of Scheut van dien Boom. hl. 143 Fig. 3. Zifcj* van den Dui- velsboom , Morijonia , 0* Vrugt daar aan , rf* Bloem en 't Zaad daar nevens. Zie IU16X NB. Op deeze Plaat is alles zeer verkleind* Plaat XIV. Afbeelding van Veel- broederige Boomen* tegenover Bladz. Fig. i.Een Takje met Bladen van den Kakau- Boom. a. De Bloem daar van, aan een Stukje Schors zittende in de Natuurlyke grootte. A. Dezelve fterk vergroot van binnen , en B. van agteren of van buiten gezien , om de deelen der Vrugtmaaking klaar voor 9t Oog te brengen , zie bhi&d C. Een jong Vrugtje in de Nat. grootte. Plaat XV. Afbeelding vaa Vefx- r.uoEDERiCB Boomen. * ■ Blad/, De Bloem en Vritgtyw» fcende deelen van den Ka- jupoeti.e Boom ten naauw~ keurigfte door 't Mikros- koop befebouwd; als Fig. i. Een Bloemtakje net de Bladen in de natuurlyke grootte: zie bl. 21 7 A. Een halfgeopend Bloem- pje , dat by D. Vergroot doorgefnee- den vertoond wordt. B. De Bloem geopend, met loaare Meeldraadjes en Styl , welke laat He by C. Jf&onderlyk , in de Bloemkelk , is voorgemeld by jierke Vergrooting* hl. 218 Fig. 2. De Zaadhuisjes van dien Boom , met de Bladen in de Natuurlyke grootte, bh 220 E. Een Zaadhuisje aanmer- kelyk vergroot. F. Het uiterjle Puntje van een Blad , alsf,Jlerk ver- groot , om de Olie-Blaas- jes te doen Zien. hl. zïi NB, De aanwyzing der overige Letteren kan men in de Text vinden. Plaat XVI. Afbeelding der in- wendige flruEtuar van fom- mige Houten 5 meest van Eenhuizige Boomen, tegenover BJadz. 413 Fig* U In een ScbyfJe vm een Eikebooms Takje. Fig. 2. In een dit$ van den Bal- fem-Pynboom. Fig* 3. In een van den Italiaan- fchen Pynboom. Fig. 4. In een van den Lorken- boom. fig: 5, In een van den Levant* fchen Pynboom. Fig. 6. De Terben thyn voeren. de Vaten overlangs. Zie aangaande dit alles. bh 414-417 Alwaar de aanwyzing der Letteren is verklaard. Plaat XVII. Afbeelding van Veel* wyvige Boomen, tegenover Bladz. 579 Fig. i. Een Takje van den Wit* ten Lymboom , Clujia , met Blad en Vrugt : zie W. 579 Fig* 2. D^worcelfchietende Vy- gzboomvan Koromandel , met zyne Frugten* bh 67 3 . Alles zeer verkleind: doch de Vrugt, daaronder, nader aan de Natuurlyke grootte» BESCHRYVING DER PLANT EN. TWEEDE AFDEELING, De BOOMEN, XIII. HOOFDSTUK. Bef chry ving van de Boomen, die veel meer dan twintig Meeldraadjes hebben $ deswegen Polyandria of Veelmannigen genaamd , tot welken y behalve veele Uitheemfche,, gelyk de Gom Gutta 3 Orleane 3 Kruidnagelen-Boom , ook de Linden > Tulpenboom en anderen be- hoor en. 8$©8®S3§ v komen thans , in het Steizel der ff itt $f Sexen 3 tot die Klasfe , welke de H W Polyandria bevat, zynde zo« 86$S8S\^ danige Plantgewasfen , waar in het getal der Meeldraadjes ver boven de twintig en fomtyds tot eene verbaazende menigte loopt ; derhalve te regt Veelmannige genaamd. De Heer Linn^us heeft dezelven wederom $ A tiaar IL V*£U UI* Stuk. Veelmannige Boomen, H. naar het getal der Stylen of Stempelen , in AFxniL# Mn~9 twee'> drie'> vier~> v voorgefteld , aanmerkelyk van de voorgaande Soort verfchillende. De Takken , naamelyk , beftaan uit Leedjes ; de Bladen hebben eene Lancetvormige figuur ; zy zyn glad met korte ruige Steeltjes» Uit de Oseis der Bladen ko-, men dikwils drie Steeltjes voort , ieder gedeelcj ih vier eenbloemige. De Bloemen zyn geel, gelyk de Vrugt in de Amerikaanfche. Cambogïa. De Kenmerken , behalve die van deeze Af« deeling , beftaan in eene vierbladige Bloem eri vierbladige Kelk ; de Vrugt een Appel met agt (2) Rheedia (javanka) Foliis iaticeolatis mnbellis pedun? Culatis» Bürm» Fl. Ind. p. 11 8. A £ II; Dut, Ult SrjM, 4 Veelmannige Boomeh» II. agt Holligheden y waar in enkelde Zaaden ver- AfxmU vat Hoofd* De eenigfte Soort (i) voert den bynaam van $TüK' Gutta , om dat de bekende Gom Gutta of rs h . Gutta Gamba van deezen Boom haare afkomst Gutta. heeft. Hy voert, aan de Kust van Malabar, tt^oom? den naam van Coddam -Pulli* wordende Gho- raka genoemd van de Cinghaleezen. Het is een hooge Boom , met eene wyd uitgefpreide Kroon y wiens Stam twee Man naauwlyks om- armen kunnen. Het Hout is witachtig 3 de Bast ziet van binnen geel , van buiten rood- achtig, hebbende eene zwartachtige Schors. De Bladen 5 die by paaren aan de Takjes groeijen , op korte Steeltjes , zyn langwerpig rond, met de Punt een weinig over de eene zyde geboo- gen , dik en ftyf , van boven donkergroen , van onderen feleefce* m^t- uitpuilende Ribben, zuur van Smaak , zo wel als de Bloemen ^ die rood en geelachtig zyn, zonder Reuk, uit vier hol- le Blaadjes beftaande 9 en in 't midden een Vrugtbeginzel hebbende , waar in de Ribben van de toekomftige Vrugt zigtbaar zyn. Hier rondom ftaan witachtige Meeldraadjes met O- ranjekleurige Topjes. De Vrugten, aan Steel- tjes van een Duim lang hangende , zyn rond s van grootte als een Oranje - Appel , met agt 9 ne- (O Cambogïa. Syst. Nat. Xïl.Tom* II* Gen. 6$o>p. 3tfr# Amoen* Ac ad. I. p. 402. FL Zeyl. 195. Mat. Mei. 257. Cod- dam -Pulli. RHEED. Mal. I. p. 41, T. 2i% ÏUjt ffift. Ha p. 166 !♦ BüBJM, FL lni% Iï5>v POLYANDRIA. 5 negen of tien Ribben en een klein Knopje van boven, eerst groen, dan geel, en ryp worden- Af^ie1eil* de witachtig > rins van Smaak. In 't midden Hoofd- zitten Jangwerpige Zaaden , van grootte als eenSTUK* Vingerlid, die platachtig zyn, van Kleur blaauw-£XÏT achtig zwart. Deeze is de Carcapuli vm Acosta3 doch een andere de Oorcajputi van Lin schoten, die van de Cirghuieezer. Kanna Ghoraka , dat is Zoete Ghoraka geheten wordt , hebbende de Vrugt maar van grootte als een Kers en geheel zoet van Smaak. Van deezen laatiten maakt de Heer J. Burmannüs in zyne The/au* rus Zeylanicus uit Hermannüs gewag , onder den naam van Indiaanfchen Boom , die de Gummi Gutta uitgeeft, met een zoete ron- de Vrugt , van grootte als een Kers. Om- ftreeks de Stad Colombo t op Ceylon , groeit deeze en heeft een zeer fraay aanzien , met ronde , groene vette Bladen , en een Vrugt , die veel naar eene Morel of Kriek gel y kt 3 zyn- de eetbaar 3 zoet en bevattende vier dunne Zaadjes in een Slymerig Vleefch. Mooglyk zal de Landftreek het verfchil in deeze Boomen maaken : misfchien zyn het Verfcheidenheden , gelyk in onze Appel- en Kerfeboomen , en hoe veel anderen , plaats heeft, 't Is ten minfte zeker , dat beide deeze Boomen de gedagte Drogery uitleveren. Verwonderlyk is 't3 welke eene verandering De Gom van naamen dezelve heeft. De gemeenfte 5Gutta« A 3 ech- li4 DfcFL.Iïl; Stuf?» 6 VEELMANK iGE BOOMEK. II. echter, zyn die van Gummi Gutta, Gamandva% ^FxnfL' Ghitta Jemou , Gambodium & Cambogium ; wor- Hoofd- dende dezelve gemeenlyk in 't Franfch Qomme. $TUK- Gutte , in 't Nederduitfch Gittegom , geheten. fatow*' ^en Ouden was zy geheel onbekend , en is fe- dert veel meer tot Verwflof , dan tot Medicyn gebruikt. In 't voorfte der voorgaande Eeuw kreeg Clusius 'er eerst wat van > en ver* moedde het een Sap te zyn van een Soort van Euphorbium. Anderen maakten daaromtrent weder andere Gisfingen , tot dat eindelyk de waarheid ontdekt werdt. De vermaarde Her- mannüs 5 zelf een Ooggetuige geweest zyn- tfe , verhaalt 9 dat die Gom uit de gedagte Boo- men zypelt, wanneer de Bast gekneusd is, wor* dende dan door de Zon verdikt. De Indiaanen gebruiken dezelve byna niet dan tot eene Verw- flof , maar met de V rugten des Rooms hebben zy veel op , in de Geneeskunde , gebruikende die om te floppen , en het Sap om te laxeeren. De Gutte - Gom is , gelyk wy weeten , een fterk Purgeermiddel, maakende een dunnen Af- gang zonder Pyn ; doch de Gifte moet tot eenige Greinen bepaald zyn , of door andere bygevoegde Middelen verbeterd ; dewyl zy an- ders geweldig doet braaken en zoude eenen Bloedloop veroirzaaken kunnen. Zy komt in verfcheide Samengeftelde Middelen der Hoog- duitfche Apotheeken. Bi- PoLYiVNDRIA. 7 B I X A. 10 Afdeel, Dit Geflagt heeft de Bloem tienbladig, d!e Hoofd- Kelk vyftandig en de Vrugt is een Stekelig , stuk. tweekleppig , Zaadhuisje. De eenigfte Soort (i) 3 daar van bekend , £:xa voert den naam van Urucu by Sloane, dien Orciiana. van Orleana by andere Autheuren. Bauhi- 1 kus noemt het een Mexikaanfche Boom , welke Nootdraagende is, met Vrugten als Karftengen. Die gelykenis, echter, moet ik zeggen , is wat ver gezogt. Herman nus noemtze Orellana met Blaasjes als die der Klisfen, Deeze over- eenkomst is ook niet volmaakt. Men ftemt toe, dat het de Byxa der Amerikaanen van Ovie- d u s zy 3 waar mede de Geflagtnaam ftrookt , en het Geneesmiddel tot verwen dienftig , van Hernandez, Hetzelve komt, zegt men, van een Boom , die wit Hout heeft en eene bruine Schors , de Bladen overhoeks geplaatst , zynde langwer- pig , Hartvormig , en wel een half Voet lang , met Steelen van twee of drie Duimen , geribd , bly groen. Aan de enden der Takken komen Tros- (i) Bixa. Syst. Nat. XIL Tom, IU Gen. 654* p. iCz. Uort% Citffl 2ii% Mat> Meel. 266. Royen Lug&hat* 477, Erown* Jam, 254» Orleana f, Ore'Iana Follictüis Lappaceis* PLUK. Alm, 272. T* 209* f. 4. Comm. Hort. I. p. 65* 33. Arbor Mexicana Frn&u Caftanca: Coccifera. C. B, Pin. 419» Urucu, SLOAN. Jam. 150, Hiftx II, p, 52, T, ia* *t Burm, Fi. Ind, 120. A 4 II. Deel. HU Stek» b Veelmannicb Boomen* M. Trosfen van Bloemen , op korte Steeltjes , ie* AFxni L# dex van grootte als een Roos , bevattende een Hoofd* groote menigte van Meeldraadjes y die geel &TÜK* zyn 3 met purpere Toppen , hebbende zeer wei- örUane' nig Reuk. Op de Bloem volgt de Vrugt3 die een Haauw of Peul is , langwerpig pieramidaal rond , of eigentlyk vierkantige gelyk Herna n- dez te regt aanmerkt , mogende de grootte wel by die van een Pruim vergeleeken worden. Hy noemt den Boom Achiotl , en zegt , dat dezelve de grootte en gedaante van een Citroen* boom heeft , met Bladen , in figuur, ruuwheid en groente, naar die der Olmen gely kende; de Bloemen groot en gefternd , uit den witten rood-^ achtig , met eene Vrugt die naar een Egel zweemt , wegens een menigte van uitfteekende Puntjes 9 die wel ruig en ruuw , maar niet fcherp poch kwetzendc zyu. Als deeze Haauwen ryp zyn , dan vindt men 'er roodachtige Korrels in 3 die de Handen rood maaken , wanneer menze behandeld , en gedroogd door wry ving in Water een roode Verw uitgeeven. Zy zyn aan beide zyden als met de Vingers famengedrukt 3 het welk ik ook in de mynen waarneem ? hebbende ongevaar de grootte van Cicers of kleine Erw- ten, Gedagte Emulffe is wat bitterachtig doch anders wel van Smaak 9 en wordt geacht Zweet- (üryvende te zyn , tegen Venynen dienftig. B« verw- Deeze Verwftof 9 Orleane of Roukou genaamd , ff RqU' waar van metligvu^ige Plantagiën in het Gebied tiuauid. 'der Eranfchen omftrpeks Cayenne in Amerika zya, PoLYANDRliU p zyn 3 en welker Vertiering aldaar het voornaam- H. tte beftaan der Franfchen is , wordt ook in de A ^hl** Nederlandfche Volkplantingen , inzonderheid aan Hoofd- de Rivier Esfequebo , geteeld. Men maakt 'erSTÜK:- Brooden van, fommigen van vyfentwintig, an* 0rUane* deren van twee of drie Ponden zwaar , tot ver- zendinge naar Europa, die veele Jaaren duuren kunnen ; maar de fynfte Soort komt in kleine Koekjes over. Met Pis gemengd verfchaffen deze eene Verw, welke het Linnen onuitwifch- baar kleurt. De Wilden nogthans , die het Zaad , alleenlyk in de Handen \ met Olie wry- yen, haaien 'er een veel hooger en fchooner Rood uit y dan anders met Water gefchiedt. De Kleur is eigentlyk, gelyk ik ook in myne ge* wreevene Zaaden bevind , geelachtig of Oran- je-rood , en derhalve wordt deeze Verwltof van fommige Boeren tot het kleuren van de Bo- ter gebruikt , dat nogthans de zoetigheid wat vermindert. De Wilden beftryken 'er hun Ljg- haam mede , 't welk hun voor het Steeken der Muggen en voor ander Ongediert beveiligt» Men kan zulks ten deele toefchryven aan den fterken Reuk , dien dit Zaad verfch zynde heeft, en welke in de Koeken , in Europa overkomende , ook nog plaats heeft , zweemende naar dien van Violieren. Het Hout des Booms gebruiken zy om door wryving Vuur te maaken. De Wor- tel geeft een goeden Smaak aan 't Vleefch , daar men dien by kookt , en , in de Saufen gedaan , de Kleur en Reuk van Saffraan. A 5 S l II. Dttj.. HU Stuk, io Veelmannige Boomek, II; S L O A N E A. Afdeel. Hpofd- °PgeSevene Kenmerken zyn 5 een vyf bla- stuju dige afvallende Bloem en Kelk : de Stempel doorboord : de Vrugt een Bezie met een Dop % die gedoomd, veelzaadig is en gaapende. Daar zyn twee Soorten van , wier eerfte haa» ren naam bekomen heeft ter vereer inge van den vermaarden Hans Sloane, Prefident der Koninglyke Sociëteit van Londen , door wien een zo voortreffelyk Werk over de Planten van Jamaika aan 't licht is gegeven. f. (i) Sloanea met Hartvormig ovaale getande dental!* Bladen, de Stoppeltjes gekarteld. Getande. De Sloanea van Plumier hadt Karftengen- Booms Bladen. Die van Loefling was een middelmaatige Boom 5 aan Beeken groeijende in Zuid - Amerika , met lange flappe Takken de* zeiven overfchaduwende. Zyn Ed. vondt van honderd tot tweehonderd Meeldraadjes in de Bloemen , en het Vrugtbeginzel hadt eeneu Draadachtigen Styl , die eens zo lang was , met een Stempel die daar een hol Pypje ge- leek. (i) Sloanea Foliis cordato- ovatis denticulatis , Stlpulis fer- ratis. Syst. Nau XII» Tom. II. Gen, 6ss. p. Z6z, Loefl« Jtin 311 ? Sloanea. Horu CUff. 210? Sloanea ampiis Caftaneae foliis, Fm&ii echinato. Plum. Gen. 49. ƒ<;♦ 244. Caftanea Foliis oblongo - ovatis ferratis , Fru&u rotundo , maximo, echinato. MlLL» Apeiba. MARCGR» Bras* T« lij.RAj» Hiji\ 1643. p-QLÏANDRIA. II leek. De Apeiha van Brafil is, volgens Marc- II. p r A a f , een groote Boom , zig in veele Tak- AF^rJ^ ken uitbreidende , en de Bladen aan Bosfen Hoofd- hebbende , met gefternde geele Bloemen , die uit STüK* vyf Blaadjes beftaan, zynde zeer aangenaam van Reuk. De Vrugt , welke hy van grootte als een Appel voortbrengt, is rond, famengedrukt i van buiten Stekelig en Wollig als een Spons , uit den Mosachtigen bruin. Dezelve barst , ryp zynde , in drieën open , en bevat een Bol- letje van kleine Zaadjes famengehoopt , doch van geen gebruik. ( 2) Sloanea met Bladen die ongekarteld en uit* n. Van deeze, die door het gemelde verfchilt, is^ef* door den Heer Catesby, onder den naam van Anona met Laurierbladen , die aan het end ingefneeden zyn, en eene famengedrukte , brui- ne, ruuwe Vrugt , welke in het midden een lange Punt heeft, de afbeelding gegeven* T R E W I A. . De Gellagtnaam ftrekt ter vereeringe van wy- len (2) Sloanea Foüis oblongis infegerrimis emarginatis, Syst» Nat. XII, Anona Foliis Laurinis in fummitate incifis, Fru&u compresfo fcabro, fusco 9 in medio acuminc longo. Catbsb, Car. II. p. 87. T. 87» ÏX, BEE3L, IIT. Stuk, Veelmannige Boomen. II. len den vermaarden Trew3 Hofraad en Lyf- AFxiifL' Arts van zyne KeizerlYke Majefteit* doorwien, Hoofd- behalve andere geleerde Werken 5 de zo keur- stuk. ]yk van den Heer Ehret te Londen geteken- de Planten niet minder fraay > met levendige Kleuren 3 in tien Decaden aan 't licht gegeven zyn. De menigvuldige Meeldraadjes draagt dit Gewas in eene driebladige Kelk > waar onder het Vrugtbeginzel zit y dat eene driezaadige Bezie wordt. ï* t De eenigfte Soort (i) is door den vermaar» mdïflo™a! den Commelyn voorgefteld onder den naam Naakt- van Trosdraagende Malabaarfe Boom , die eene driehoekige Vrugt heeft , in de Zandige Land- ftreeken van Malabar huisvestende 5 en aldaar Canfchi genaamd , in de Erachmanfche Taal Schi* vanni. Dit is een hooge Boom j op Zandige plaatfen groeijende , met een dikken Stam, hebbende 3 zo wel als de Takken 3 een Afch- graauwe Schors. De Bladen zyn fpits ovaal 9 zeer lang gefteeld en gel y ken veel naar Pope- her-Bladen. De Bloemen komen Ristwyze aan een gemeenen Steel voort $ beftaande uit drie bleekgroene Blaadjes en een menigte van Meel- draadjes. Als de Bloemen open gaan , raakt de Boom alle zyne Bladen kwyt3 die hy ten tyde van de (i) Trewia. Syst< Nat. XII, Tom, II; Gen. 1239. p^6zm Arbor racomofa Malabarica Fru&u triquetro* Comm* Fl. Mal* 30, Canfchi, H$rt, Mal I. p. 76. T. 42. BuRMt FL IncU 19%. F O L ï A N D R I JL. 13 de rypwording der Vrugten weder aanneemt* II. Zy zyn driezydig , dik van Vleefch , drie Zaa- Af^u den bevattende. De Wortel 3 afgekookt, zou Hoofd- door beftryking tegen 't Voet - Euvel dienen, SïUK« M a M m £ a* Prammenboom. De Kenmerken van dit Geflagt , 't welk zy* nen naam van de Pramachtige figuur der Vrug- ten heeft , zyn opgegeven te beftaan in eene vierbladige Bloem en eene tweebladige Kelk ; de Vrugt een zeer groote Bezie met vier Zaa* den. Twee Soorten zyn 'er van bekend 9 eene Amerikaanfche 9 naamelyk en eene Oostindifche , als volgt. (1) Prammenboom , die de Meeldraadjes kor- h ter dan de Blvcm heeft. Mamntta Americana Deeze Westindifche Boom , van ouds MaS^ may of Mamei genaamd 3 is door Oviedo voorgefteld als de grootte van eenen Walnoo- ten-Boom, met dergelyke Bladen 3 en eene Vrugt (1) Mdmmta Staminibus Florfi brevloribus. Syst. Nat. XII, €en, 6$6. p. 362, Mammea Fo'iis ovalibus &c. Brown Jam> 248. Mammei magno Fru&u Verücx fapore. Plum. Gen. 44, Je. 170. Mamay. J. Bauh. Hifi. h p. 172» Dalech, Hifim 18 3 6. Laet. Amer. 356. Malus Perfïca maxima &c. Sloan, Jam. 179. Hifi* II* p* 123. T. 217. f. 3. Arbor IndicaMamei di&a. C. B. Pin. 4.1 j. Raj. Hifi. itC;* II. DSEt. III, STÜK« 14 Veelmannigë Böomen. II. Vrugt van twee Vuiften groot hebbende , of Af^l* ook kleiner. Anderen vergeleeken dezelve by Hoofd- een Kwee -Appel en fommigen by Perüken of STUK# middelmaatige Nooten. Sloan2 noemt hem fgr™meH' zeer groote Perjïken- Boorn, met ronde glinfte- rende gladde Bladen , en een zeer groote rim- pelige ruuwe Vrugt, De Heer Jacquin^ die hem onlangs naauwkeurig op zyne Groei- plaats waargenomen heeft , fpreekt 'er aldus van. Het is een regtftammige Boom, met reden onder de fchoonften van Amerika te tellen * wegens zyne digte , breede en aanzienlykë Kroon. De Stam 3 agt Voeten hoog, rust op een dikken langen Pen wortel , zo dat men henl bezwaarlyk kan verplanten. De jonge Takkeri zyn vierkantig : de Bladen ovaal of Spatelvor- mig, effenrandig , flnmp, z^er glad en glanzig 3 Lederachtig , ftevig , met evenwydige dwars- Streepen , kort gefteeld i gepaard > vyf of agt Duimen lang. Hy heeft eenbloemige, korte* Steeltjes, op de fterkfte Takken verfpreid, met zoetruikende witte Bloemen , van anderhalf Duim breed. De Kelk is wel altoos zeer diep angefneeden 9 en dus in tweeën verdeeld 3 maar eenbladig aan den grondfteun (*); Dikwils de- (*) Het komt 'cr hier juist op aan , of de twee Blaadjes van de Kelk van onde cn aan elkander vast zyn óf niet» 't welk zekedyk dceze Heer zal waargenomen hebben. POLYANDRÏÜ. ty dezelve ook in drieën gefneeden, met een vyf- Afd^. of zesbladige Bloemkrans ; doch zulks wordt , XIIL 9 door het infcheuren van 't een of ander Bloem Hoofd- blaadje of Slip veroirzaakt. De Vrugt * dieSTUK# roodachtig is, komt, naar het getal der fitten 3b0Z™mm waar van één of twee dikwils misdraagen , fom- tyds ook eenigermaate drie- of vierkantig voor, hebbende van drie tot zeven Duimen middellyn. Zy is met een dubbele Schors bekleed, waar Tan de buitenfte , Lederachtig, een Linie dik en taay , uit den bruinen geelachtig , en door gekruide Infnydingen overlangs verdeeld, niet dan by brokken afgehaald wordt van de daar onder leggende. Deeze binnenfte Schors is dun en geelachtig , en moet voorzigtig van het Vleefch afgefcheiden worden , want , zo men een gedeelte daar van mede kaauwt, ver- oirzaakt zulks ecno bitterheid in de Mond, die zig wel niet aanftonds openbaart , maar dikwils twee of drie Dagen byblyft. Niet minder bitter is het Vleefch digt aan de Pitten ; zynde het- zelve , voor 't overige , ongemeen lekker , bly geel en tevens van een aangenaame , Kruiderige , Reuk. Men kan het, even als dat der Meloe- nen, in brokjes fnyden , en dus wordt het, by fommigen, ingefuikerde Wyn, op Tafel gezet * om, indien 5er nog eenig bitter aan mogt zyn, hetzelve daar af te fpoelen* Door dit Vleefch in Syroop te kooken, maakt men 'er eene Mar- melade van, welke de Reuk en Smaak der Vrug- ten i<5 VEELMANNIGE Boomen. II, ten lang behoudt. Uit de Bloemen ftooken die AXiiU van Martenique een Liqueur, Eau Creole ge- Hoofd- naamd, welke men houdt vöor den geurigften stuk* Morgendrank. De Spaan fchen en Engelfchen T "rammm- noemen den Boom Mamei , de Frsnfchen Abri* vQQm. cotier , zo ik denk , om dat het Vleefch det Vrugten naar dat der Abrikoozen zweemt (*). Volgens anderen noemen de Engelfchen hem Mammee , Momin of Toddy • Boom 5 en het Sap , dat men uit de ingefneeden Takken tapt , Momin - of Toddy - Wyn , daar men maar een Glaasje te gelyk van drinken moet5 zynde dezelve zeer verkoelende 5 afdryvende en dienftig tegen het Graveel en den Steen» Het wordt voor de lekkerfte Vrugt op Hispan- jola gehouden. De Heer Jacquin geeft een Afbeelding van deeze Vrugt en van de Pitten 9 waar uit blykt 5 dat dezelve uitermaate ruuw zyn en langwerpig , naar Amandelen in de Bolfter ge- lykende ; merkende ook aan , dat de Vrugt maar ééne holligheid heeft. Zyn Ed. heeft van deezen Boom tweeflagtige Bloemen waar- genomen 3 en ook Mannetjes . Bloemen , dat is zander Vrugtbeginzel 3 op den zelfden of op een anderen Boom , zynde de Kelk 3 Bloem- krans en Meeldraadjes , in beiden even- eens. (2) Fram* (*) JAC(i Am*r* P* m* SZi P O L Y A N D R I JU X? .: (2) Prammcnboom , cfe Meeldraadjes lan- II. Hoofd* De Heer Oseeck vondt deeze Soort , stuk. by zyn vertrek , op het Prinfen - Eiland by Ja- va (*) , alwaar die aan de Oevers , (van de Ri- A fi mica. vier , geloof ik , daar zy Water fchepten 5) f^jfndi* over 't Water hing. Op denzelven bevonden zig groote zwarte Mieren, die het beklimmen van deezen Boom zeer moeielyk maakten , dat zyn Ed. nogthatis doen moest , om de deelen der Vrugtmaaking te befchryveii. Hy bevondt de Kelk tweebladig , de Bloem vier* bïadig > de Meeldraadjes in groote menigte % Draadachtig dun , korter dan de Styl , doch Janger dan de Bloemblaadjes 3 die langer wa- ren dan de Kelk. De Meelknopjes waren byna rond en klein : het Vrugtbeginzel omgekeerd Eyvormig. De Boom was zeer Takkig en neigde met den Top nederwaarts. De Bla- den 9 by bosfen (taande aan de uiterfte enden der Twygen , waren ongedeeld 5 glad , Vleezig * aan de punten een weinig gekarteld 3 met beurtlingfe dwars - Ribben. De (z) Mammea Staminibus Flore longioriïuis. OSB. //. 27$* Mammea mnxima Foliis longioribus Sec. JBKQWN, Jam. 24$ ? jVïali Fci ficx Mnmcyx Folio longiore Arbor maxima , Cortice fulcato cinereo amaro. SLOAN. Jam. iso. Hij}. II. p. 124? ÏSÜRM. FL Ind. 120. (*) Dit Eilandje legt in 't inkomen van de Straat Sunda , ter refter hand , een weiirg benoorden den Westhoek van Java. Habitat fa Java. OSBECK , zegt LtNN&US. B th DEEL, llh $TVK. 18 "Veelmanni^e Boomen, 11. De Heer Linn^us, fchoon hy den Heef A ™mU Osbeck aanhaalt , moet een nader belchry- Hoofd- ving van deeze Boom ontvangen hebben 5 zeg- stuk* gende, dat de Bloemblaadjes driemaal zo lang als de Kelk en de Meeldraadjes tweemaal zo lang als de Bloem zyn ; de Bladen des Booms een Voet , de Vrugt vierhoekig. Zyn Ed. Itelt twyfelactüg, of het de Mamey-Boom met langere Bladen en eene gevoorde, Afch- graauwe bittere Schors, van Sloane en Br ow ne op Jamaika waargenomen, zy, O c H N A. De Kenmerken zyn , een vyfbladige Bloem en Kelk ; de Vrugten eenzaadige Besfen, op een rondachtig Kusfentje zittende. Twee Soorten komen in dit Geflagt voor y zh volgt. i (i) Ochna met de Tros/en op zyde. Ochna Squarrofa. ceyion- Dus onderfcheidt de Heer Linnj:us deeze Soort, tot welke niettemin de Jabotapita met Kanetlbladen en geaairde Bloemen , welke de Heer J. Bürmannüs uit het Kruidboek van (i) Ochna Racemis latcalibus. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 657. p. 362. Jabotapira Cinnamomi folio , Floribus Jpicatis. BUKM. Zeyl. 123. T. $6. Arbor Africam , fjbro- tundo Folio, margine doiiïculis acutis aspcto Sec. jfx.UK. Alm* 4-1. T, 263. fig. 1,2. BüRM. FL Ind. 120. P O L Y A N D ft I A, fr| HtRÜANNüs zo fraay in Afbeelding ge - IL bragt heeft, door hem betrokken wordt. Onze ■Hooglceraar , ondertusfchen , zegt daar van Hoofd» duidelyfe > de enden der Takken loopen in eenSTüK* Tros van Bloemen uit. Waarfchynlyk zou de Ridder deeze Soort wel door de effenrandige Bladen onderfcheiden hebben 3 indien zyn Ed. niet geoordeeld hadt , wegfens de zonderlinge Vrugteh ^ daar toe ook den Afrikaanfchen of liever Kaapfchen Boom van Plukenetiusj die de Bladen rondachtig * aan den rand met fcherpe Tandjes en vyfbladige donker paarfche Bloemen heeft , ten minfte als eene Verschei- denheid te moeten t'huis brengen. Doch he& Geflagt van deeze Ochna is wat düifter (*). (2) Ochna met de Tros/en aan Jt end der it Takken. JtSÈ Sa» Deeze Amerikaanfche 5 thans van de ande-aanihgf re afgezonderd , en door Plümier in Af- beelding gebragt , is de Jahotapita der Brafi- liaanen > komende, volgens Piso, aan de Oe- vers voor. Het is een Boom van middelbaare hoogte * die eene graauwe oneffene Schors en week (*} Racemi perjiftunt fquarrofi infra Folia a Cétfü PeMfièU lorum £r» fruEtificaiionum , zegt LïNN^U S* (2) Ochna Racemis terminalihus. | jahotapita pyfamidat^ Florc luteo Frii&u nibro. Pi/jm. Amsr. 42. Ic. 153, jabota» pita. MARCGR. Bras. ioi. Arbor baccifera racemöfa BiaiïHert- iis3 Bacc£ trigona pröliferl. KM]. Hift* 13 2 JU BZIJL. UI, STUK. 20 Vbblmannigë Eoomen, P- week doch taay Hout heeft 5 met Bladen * A*xniL' welke bleekgroen zyn, en, aan zekere Takjes Hoofd- Trosfen van menigvuldige Bloemen 9 vyfbla- stuk. ^jjg ^ geei § van een zeer aangenaame Reuk, De Vrugt komt ook Troswyze voort, naame- lyk op ieder Steeltje een Bezie 5 van grootte als een Kerfen - Steen , byna Kegelvormig of als driehoekig ; maar op ieder Bezie zitten drie of vier anderen zonder Steekjes, Eyvormig, van; de zelfde grootte als de onderlte ; allen zwart en een zwarte Kleur afgeevende, zon- der Körrels en van een famentrekkende Smaak, Van dezelven wordt niet alleen het zelfde ge- bruik , als van onze Europifche Myrtillen of gedroogde Myrte - Beziën 9 gemaakt , maar ook een Öüe voor de Huishouding daar uit geperst. Ray noemt het een Trosdraagends Erafiliaanfche Boom , die driehoekige Besfen met Kindertjes voortbrengt (*). G r i a $. Jn dit Geflagt is de Bloem vierbladig, de Kelk in vieren gedeeld : de Stempel ongefteeld Kruiswyze : de Vrugt Pruimachtig met een Pit , die agt Sleuven heeft. De (*) By THEOPHRASTUS fchynt Ochnè een Wilden Peere- boom , wegens de verflikkende wrangheid der Vrugten , te betekenen , dat hier op weinig past. Van Grias vind ik in ?t geheel, noch het gebruik noch de betekenis, ergens, POLYANDRIA. -21 De eenigfte Soort f*)5 daar in voorkomen- jg de y heeft den bynaam van Cauliflora 3 om dat Afdeel. zy de Bloemen en Vrugtcn , even als wy ditfj^"^ ïn de Blimbing gezien hebben*, tot den bloo-sTuK. ten Stam uitgeeft. De vermaarde Sloane, i- die dit Gewas aan de Oevers van dfe Rivier Cauliflora. Cobre , op Jamaika , gevonden hadt , ftelt?ec^loeU het voor , onder den naam van zeer groote* u- STUK- F er fikboom , naar de Palmboomen gelykende , a z'475* die den Stam niet Takkig heeft , met uiter- maate lange Bladen , en eene vierbladige bleek geele Bloem , gelyk de Vrugt uit den Stam voortkomende. Volgens Browne zyn de Bladen drie Voeten lang en Spatelvormig , de Bloemen over den Stam en de Takken ver- fpreid. Deeze Autheur hadt 'er den naam van \ volgende Geflagt aan gegeven. Cal ophyllum. Schoonblad - Boom. De Kenmerken zyn , een vierbladige Bloem en eene dergelyke Kelk 3 die gekleurd is ; de Vrugt een Klootronde Pruim. Van dit Geflagt zyn twee Soorten 3 beiden in de Indien huisvestende , als volgt, (i) Schoon* (i) Grias. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 659. p. 362. Galophyllum Foliis tr ipedalibus ovatis &c. Brüwn. Jam. 24.J» Palmis affinis Malus Perfica maxima &c. SLQWE Jam* 179- Hift. II. p. 122. T* 217, f. 1, 2. B3 H* Deel, Stuk» _ Veelmannige Boomen» II# (i) Schoonblad - Boom , met ovaale Bladen. Afdeel. xi.i. -q bvnaam is de benaaming , welke de Hoofd- ^ \ T n j o stuk. Hoogleeraar J. Btumannus aan deeze Soort , i op Ceylon groei jen de , wegens de fraaye ftruc- ful°pul.' tuur der Bladen , die zig als een Spier in de ^mtiTot On^ee(^kunde vertoonen , gegeven hadt. Van Boom.g0i deeze fchoonheid der Bladen is ook de Ge- flagtnaam afgeleid. Onder de Kaneelboomen 5 op dat Eiland, komt dezelve veel voor, hel> bende Sneeuwwitte Bloemen, uit agt Blaadjes famengefteld , klein en Troswyze famenge- voegd , doch zeer welriekende. De Vrugten zyn rond en eetbaar , van grootte als de Wal- Booten , onder een Vleezigen Bolfter en Hou- tigen Dop een bittere Pit bevattende , die een geel Olieachtig Sap uitgeeft. Hier toe behoort de Zee - Bintangor • Boom van Rumphius, ongemeen groot en dik van Stam doch byna altoos op zyde leggende aan het Strand , even of hy met zyne Kruin in Zee kwam kyken. De Schors is byfter ruuw en leelyk, byna als eene Krokodils - Rug ; maar de Bladen i in tegendeel , zyn zeer fchoon, $oor de gedagte Streepjes , die fchuins van dc mid- (i) Cahphyllum Foliis ovalibus. Syst, Nat. XII, Tom, 'II. Gen. 658. p. 363. Fl- Zeyl 201. Arbor Indica Mali Medicae amplioribus foliis. Pluk. Alm. 41. T. 147. f. 3. Bintangor marhijna. Ru.AJPfl.. Amk II. p. 2,1 ï. T. 71. Tónna f. Ponna- niarara. Hort. Mal* IV". p* 79» T. 3 8. RAJ, H}ft. 152,5. POLYANDRIA. 23 middelrib afloopen 5 gemeenlyk agt Duimen H. lang en vier of vyf Vingeren breed , geelachtig %m^m groen , glad en ftyf als Parkcment Zy ftaan Hoofd- by paaren in 't kruis aan de Takken. DeSTUK# Bloemen , uit negen of tien witte Blaadjes famengefteld , bevatten een menigte van kleine Meeldraadjes , met geele Knopjes cn in 't mi 'den een rond Vrugtbegmzel. De Reuk is zeer aangenaam, als die van witte Leliën. De Vrugten hebben de gedaante en grootte van een Snaphaans Kogel , zynde zeer glad en ef- fen , aan den Boom Spaanfch groen , doch af- gevallen geel wordende, en dan komt uit den gebarften Bollter een regt rond en glad Bol- letje te voorfchyn , dat in een vooze Dop een zeer Olieachtige Pit bevat , daar men de Olie uit kan perfen, die geel van Kleur is, en wat fcherp fchynt te zyn , dewyl menze uitwendig gebruikt , om allerley Schurft en Ruidigheid van het Vel weg te neemen. Ook wordt zy tot branden gebezigd. Deeze Vrugten noemt men, deswegen , Geele - Gom - Appelen. Bovendien bevat de geheele Boom een dergelyk Sap, 't welk zig in de Bladen en Schors als een geel- achtige Gom vertoont Het Hout , ook daar van doordrongen , is ongemeen duurzaam, doch grofdraadig en daar door dienftig tot Wielen en Affuiten voor zwaar Gefchut; alzo het niet fplyt door het inflaan van Nagelen , ja het wil naauwlyks in de langte gekloofd worden. Niettemin laat het zig ook 9 met B 4 zwaa- 1I.Dxel-.IIL Stuk* Veelmannige Boomen, II. zwaaren arbeid 9 polylten , en is dan tot Kis- AFxnfL ten en anc*er S'chrynwerk zeer bekwaam. Hoofd- De Ponna of Ponna- Maram van Malabar, stuk« jjje me(je hier toe betrokken wordt, is ook een Boom van ongemeene grootte , wel negentig Voeten hoogte en ongevaar twaalf Voeten dik- te hebbende 3 met eene wyd uitgefpreide Kroon. De Schors van den Stam is insgelyks zeer ruuw en zwartachtig , het Hout byna wit , geevende een geelachtig, Lymerig,Sap uit, dat door de Zonnefchyn tot eene Gom verhardt, welke van fommigen Gutta Gamba is genoemd geweest. De Bladen , niettemin [ fchynen wat ronder te zyn , als by die der Plompen verge- leeken wordende , dik , glad en glanzig , van boven donker , van onderen bleek groen , en op dergelyke manier , als gemeld is , geftreept , met vergulde Randen 3 zuur van Smaak. De Bloemen, naar die van de Hepatica zweemende, zyn agtbladerig , wit , m,et geele Meeldraadjes t zoet van Reuk, De Vrugten komen met die van den Bintangor - Boom van Water - Indie overeen. Men wil , dat hy niet zeldzaam drie Eeuwen lang Vrugt draage. tu C2) Schoonblad - Boom met ftomp Eyvomige Geele Gom ^ee" Appel- boom, f2) Calophytlum Foliis ovatïs obtufis. Flor. Zeyt. zoz JACQ. Hift. z$9« T, 165. Hort. Qliffr 2,06. Roven Lugdbat. 475, Ino* POLYANDHIA. 25 Deeze Soort, waar van de Heer J. ^UR- ]I- mannüs de Afbeelding gegeven heeft, de-* zelve door eene in vieren gedeelde Bloem van Hoofd- de andere Inophyllum onderfcheidende , is deSTÜKt Tsjerou-Ponna , dat is Kleine Geele Gom Ap- pelboom, van Malabar, dus wegens de kleinte der Vrugten genaamd , die omtrent met onze Kornoelje - Besfen ftrooken. Ray noemt den- zelven daarom Malabarifche Kornoelje - Boom niet Plompen - Bladen. Hy heeft den bynaam uirden koker van Pater Plumi er, die hem Calaba ty telde ; want hy komt ook in de West- indiën voor , alwaar hy dus van de Wilden ge- heten wordt. Op Martenique ishy zeer gemeen, en wordt dus van den Heer Jacquin be- fchreeven. «. „ Het is een hooge Boom , die niettemin j, kort boven den Grond reeds Takken uit- „ geeft, weshalve men 'er, bekwaamelyk, tot „ Haagen in de Tuinen gebruik van maaken „ kan. De jonge Takken zyn vierkantig; de „ Bladen Eyrond, Spatel vormig of langwerpig, 3, Itomp , aan het end uitgegulpt , efFenrandig , „ glad, ftevig, met evenwydige dwars-Streep- „ jes, kort gefteeld, gepaard , vier Duim lang. Uit de Oxelen komen losfe Trosfen voort, van een Duim langte, meest uit zeven Bloem- » pjes Inophyllum Flore quadrifido. Burm. Zeyl. T. 60. Tsjerou- Ponna. Hort, Mal, IV. p. £i. T. 39. BuïLM. TL HL ïzo, B 3 . II, Dry,, ui. stuk* 26 V E E L M A N N I G E B O O M &N, II» ,y pjes beftaande , die wit en zoetruikende ATxm.U » zVn > van vier BlaadJ*es met geele Meek Hoofd „ knopjes. De Vrugt is groen , met weinig, sTuiu ^ j12r(j en groen Vleefch , eene Noot influi- w tende , die glad en geelachtig is, met eene „ witte Pit , daar de Wilden Olie uit perfen $ tot. dagelyks gebruik", Zy Ed, kon echter niet gelooven , dat deeze de zelfde ware met den Tsjerou - Ponna van JVJalabar , zo even ge- meld Hy heeft 'er tweeflagti^e Bloemen van waargenomen met ongevaar tien , en Mannet- jes - B^emen aan den zelfden of aan een an« deren Boom , met ongevaar zestig Meeldraad* jes : een groot verfchil , waarlyk , in de Vrugt- maakende deelen van eene zelfde Plant > die van zyn Ed. , zo wel als de Mammea , waar me- de zy veel overeenkomst heeft , tot de Poly* gamia Monoikia betrokken wordt. Behalve deeze twee , heeft de Heer N. L. Bürmakkus in dit Geflagt nog drie Soor- ten opgetekend , die door den Heer L i n n m ü s niet in aanmerking genomen zyn; te weeten, een Calophyllum Kagasfarium , dat de Bladen Lane^tvormig en ongeaderd heeft , wordende Nagasji geheten door de Javaanen : een Ca- lophylhm Akara , onder den naam van Akara Patsjozi in de 'VhlaHaarfe Kruidhof afgebeeld, en een Calophyllum So lattri, dat langwerpig Eyvormige , geftreepte , zeer gladde Bladen heeft , de Bloemen op gemeene Steeltjes aan de zyden , terwyl de Akara dezelven Pluims- wy- POLYANDRÏA.. 2/ wyze aan de enden der Takken vergaard II. heeft (*). A^T' HOOFD- T i l i A. Lindeboom. stuk, De Kenmerken van dit Geflagt zyn , een vyfbladige Bloem met de Kelk in vyven ver- deeld : de Vrugt een drooge ronde Bezie , met vyf hokjes en vyf kleppen 5 van onderen op- fplytende. Twee Soorten komen 'er in voor, de eerfte van onze gewoone Euröpifche 3 de andere van de Noord - Amerikaanfche Lindeboomen. (i) Lindeboom , wiens Bloemen geen Honig'- ï. bakje hebben, E«/opl*. Euro pi - Onder deezen tytel komen onze gewoone de.e Lm~ Linden voor 3 die in 't Italiaanfch den Latyn- fchen naam Tilia > in *f Spaanfch den naam van (*} Zie EuRM. Flor. ïnd. p. 121. Ci) Tilia Floribus Ne&ario deftitutis. Syst. Nat. XXL Tom. II. Gen. 660. p. 363. Tilia. Hon. Cliff. 204. Fl. Suec. 432, 471. Mat. JMed. z6z. Phil. Bat. 259. Royen Lugdbat. 477. Dalib. Paris. 153. Tilia femina folio majorc. C. B. Pin. 426. Tilia uibana. Gesn. Tab. III. £# Tilia montana maxi- me» folio. C. B. Pin. 426. 7. Tilia femina Folio minore. Ibid. Wegens het Hout * Hoofd- dat wit van Kleur is en zagt y wordt hy ech- stük. ter van de Franfchen geteld onder het Mort Linde- fiois dat men wel van Bois mort of dood Hout onderfcheiden moet 3 als betekenende alleen- lyk Hout van eene bleeke of doodfche Kleur. Door zyne zagtheid'is het zeer gemakkelyk te bewerken 3 en , om dat het in 't geheel geen Kwasten , als ook byna geenfc Draaden heeft * zo laat het zïg tot allerley fyn Snywerk ge- bruiken. De Plaatfnyders in Hout, de Beeld- fnyders , inzonderheid die Lofwerk maaken ^ bedienen 'er zig van , zo wel als de genen i i die Leder op een Plank moeten fnyden , om dat het de Snee der Werktuigen niet verftompt. Het is den Worm weinig onderhevig. Men maakt 'et Spalken van $ en wil , dat de beste Kolen tot Buskruid daar van gebrand worden. De Bbden. Ten opzigt van de Bladen is eene aanmer- kelyke Verfcheidenheid onder deeze Boomen^ De Bladen der Linden zyn in 't algemeen byna rond 5 in eene Punt uitloopende , zeetr dun en zagt 3 doch men vindt 'er met groote en met kleinere Bladen ; welk verfchil wel voor- naamelyk van de Gröeyplaats en Grond afhan- gen mogt. Evenwel fpreekt C. Bauhinus van eenen Berg -Linde met zeer groote Bla- den^ (*) Dergelyk Boek, eene nog niet uitgegevene Verhande- ling van CIcero bevattende, werdt in 't Jaar 1662 , zo men verhaalt, te Brus-fèl , voor den Keizer gekogt, tegen agtdui- zend Guldens. Polyandrie. 3* den , daar hy geen Vrugt aan waargenomen H- hadt , en die hy derhalve voor den Mannetjes- *£uh" Linde van Theophrastus hieldt, en van Hoofd* eene Wyfjes -Linde met kleine Bladen. Dee-STüK* ze laatfte komt in de Graaffchappen Esfex cn^J^ Lincoln , in Engeland , menigvuldig in de Bos- fchen en aan de kanten der Wegen voor, zo dat menze Wilde Linde noemt en by de Boeren Bast , om dat zy van de Schors veelal hunne Touwen maaken , gelyk in Sweeden ook gefchiedr. Deeze Boom fchynt maar in wildheid van aart- van de anderen en gewoone Linden te verfchillen 5 die waarfchynlyk uit deezen zyn voortgeteeld. De Deeze laatfte was bajierd - Peper draagende*Xod*m* van R a y genoemd 3 wegens de Zaadhuisjes , die, gelyk men weet , in de Linden doorgaans rond zyn en wat grooter dan Peperkorrels. Na- derhand nam die vermaarde Kruidkenner in En- geland een Lindeboom waar, met Olmen-Blade- ren en een met zeshoekige, als ook een anderen met vierhoekige Vrugten , die de Bladen zagte- lyk ruig en de dunne Takjes rood hadt. Deeze beiden verfchillen aanmerkelyk van de gewoone Linden. Tillius beeldt , in zyne befchry* ving van den Kruidtuin van Pifa , eene Bobeem- fche Linde af , die kleine gladde Bladen heeft, en eene langwerpige , wederzyds gefpitfte , zeer kleine geribde Vrugt. Ik heb zo even van Mannetjes- en Wyfjes Linden gewag gemaakt. Deeze benaamingen #ien alleen daar op, dat fommige Linden zeer zeïcf- II.ÜSEL. III. STU&a 32 Veelmannige Boomen. H- zeldzaam , en naauwlyks om het zevende , of AVxiuL' agtfte Jaar eens bloeijen en dan evenwel volko- Hoofd- rnene Vrugten draagen , die men deswegen Man» f'TÜK# netjes noemt ; terwyl de Wyfjes gewoonlyk al. hofmf6" Ie Jaaren met Bloefem beladen zyn. Uit de Oxels der Bladen komen lange Bladerige Riemp- jes voort, die uit het midden van haar middel- rib een Steeltje uitgeeven , dat zig in verfchei- de Bloemfteeltjes verdeelt, maakende dus een Trosje van geele vyfbladige Bloempjes , met veele witte Meeldraadjes gevuld, welke geele Knopjes hebben. De vyf Slippen van de Kelk, die wit en fmeerig zyn j omvatten deeze Bloem , welke , hoewel geen eigen tlyk zogenaamd Honig- bakje hebbende , van de Byën zeer bemind wordt, die op deeze Linde - Bloefem veel Ho- nig vergaderen. Buitendien is de aangenaame Geur , welken dezelve door Laanen , Dree- ven en Straaten verfpreidt , iedereen bekend, llrekkende in het daar van gedeftilleerde Water tot een Hoofd- en Hartfterkend Geneesmiddel, inzonderheid beroemd tegen de Stuipen en Val- lende Ziekte* De beroemde To urnefort heeft de Vrugt van den Lindeboom, als ééne holligheid hebbende , die twee Zaaden bevat , afgebeeld en befchreeven. Dit fchynt te ftryden tegen de opgegevene Kenmerken ; doch de Heer L i n- naüs heeft waargenomen , dat maar één Zaad- korrel gewoonlyk tot rypheid komt, de overi- gen zydewaards weg drukkende, waar door de Vrugt De Vrugt. POLYANDRI A. 33 Vrugt eenhuizig voorkomt aan dc genen , die •het niet naauwkeurig onderzoeken. ^™Lï Deeze Besfen of Vrugten , tot Poeijer ge- Hoofd- maakc, worden tegen het bloeden uit de Neus,STÜIC* wanneer men hetzelve in de Neusgaten propt sboomf^ zeer aangepreezen. Niet minder roemt men de Bladen 9 uitwendig gebruikt , om de Zwel- lingen der Voeten te doen verflaan, en deSlym, -uit den Bast getrokken , is tegen Brand en Won* den van dienst > zo wel als het Afkookzel der Bladen om kwaade Zweeren in de Mond en Keel te zuiveren. Zy zweeten aan den Boom een foort van Honig uit , die de Handen kleverig maai* , en door dezelven in Water af te fpoelen bekomt men een zagt Laxeerende Drank. (2) Lindeboom 5 wiens Bloemen een Honig- n. bakje hebben. ATi¥ Ameti- In Noord - Amerika heeft de Heer Kalm^* een Soort van Linden waargenomen 5 die vyf Schubben 3 rondom het Vrugtbeginzel geplaatst > hadden , welke aan de Wortels der Bloem- blaadjes gehecht waren. Dezelven maaken dan het Honigbakje uit 9 waar door deeze van de Europifche Linden verfchilt. De Heer Clay- t o n noemt hem 3 Linde met grootere gefpit- fte (2) Tffia Floribus Neftario inftruais. Kalm. Tilia Foliis majoribus mucronaris. Gkon. Vtrg, 58. Tilia ainplisfimis .gïabris Foliis , nostrati flmilis. PLUK. Alm, isi, C 34 Veelmannige Boomen. H. Itê Bladen. Plurenetius maakt ook van Al?ni.L' eenen > met zeer groote g^dde Bladen 5 uic Hoofd- Maryland , gewag , hebbende de Bladen zeer stuk. naar jer oimen gelykende , en dus aan de boom!^* eene zyde breedcr , aan den Rand gekarteld. Aan anderen 3 van de Europifche Soort, geeft hy Hazelnooten- en Berken •Bladen. L A E T I A. De Planten van dit Geflagt hebben de Kelk vyfbladig; de Vrugt eenhuizig, driekantig; met Korrelachtig Vleezige Zaaden. Twee Soorten komen 'er van voor , beiden Amerikaanfche , waar van de ééne geen Bloem- blaadjes heeft, als i. (i) Laetia met Bloemen zonder Bloemblaad* Laetia npetala. Gébrékly- l den Stam 9 zo wel als de Calaba van Marce- nique digt by den Grond , reeds Takken uit- geeft , die meest aan de enden Bladen draa- gen , welke ovaal of Spatelvormig , en fom- tyds aan 't end uitgegulpt zyn , met fyne Tandjes gekarteld , glanzig, gedeeld, ander- half Duim lang. Uit de Oxels komen Steelt- jes voort 3 die zig in drie Bloemfteeltjes ver- deden , met Bloemen die uit een vyfbladige witte Kelk beftaan , gelyfcende in grootte en reuk veel naar die van den Haagdoorn, Zy bevatten omtrent veertig Meeldraadjes , met dubbelde Knopjes voorzien. De Vrugten hadt zyn Ed. altoos van Vogeltjes of Infekten zo- danig uitgeknaagd gevonden , dat hy niet ont- dekken kon , of het een droog Zaadhokje dan een Bezie ware ; doch dezelve hadt maar ééne holligheid , bevattende hoekige, V'leezige Zaa- den. (2) Laetia met yolkomene Bloemblaadjes. H Laetl/g Volkorae-. f2) Laetia Floribus completis. Syit. Nnt* XII. JACQ. Amer. -24. Hifi. 16 '7. T. 18 3. f» 60. Thamnia Foliis pvatis , levisfï- me crenatis , laete virentibus , nïtidis, alternis, Petiolis bre?ir biiSy Pedunculis geniculatis? Brown. Jam* 245. C 2 li, D££,l m stuf* ne. 36 Veelmannige Boomek» H. Deeze , onder den naam vari Thamnia door AFxmU Browne voorgefteld , zo het fchynt > nam Hoofd- zyn Ed. in dergelyke Bosfchen waar , als een stuk. Boompje van negen Voeten 3 met weinig ver- fchillende Bladen ; dpch de Bloem hadc hier vyf Blaadjes , zo lang als die van de Kelk , en de Vrugten , flaauw driehoekig , uit den geelen rood , geleeken 3 voor haare gaaping of op- fplyting 5 naar Besfen 3 bevattende dergelyke Zaadeiv E L M O C A R P ü 3. In dit Geflagc beitaat de Bloem , zo wel als de Kelk , uit vyf Blaadjes , doch die diep ibgefneeden als met Franje zyn. De Vrugt is Pruimachtig met een gekrulden Steen. De- Geflagtnaam is daar van afkomftig, dat de Vrugt naar eene Olyf gelykt , en men noemtze in Oostindie3 volgens Co mmelyx, Wilde Olyven. Maar ééne Soort is 'er van opgetekend , die wegens de Bladen den by- naam van /errata , of Zaagswys' getande , j voert (i). De Heer J# Bürmannüs heeft EUocar- de Plant Elaiocarpus met Zaagswyze Laiirier- pas ferra- . , ta bla* Oostindi- baoin!^^ f1) Elafocarpus. Syst. Nat, XII. Tom. II. Gen. 66$. p. 363. Flor. ZeyL zo6. Elaiocarpus Foliis Lauri ferratis , Flori- ba? fpicatis. IJ URM. Zeyl. 93. T. 40. Burm. Fl. IrJ» J21. Ganitrus. Rumph. Amb. III. p. 160. T. 101. Perm- Kara. Hort. Mal. IV. p. $i. T. 24. Raj. Hifi. 1546. ZW.*, 42. POLYANDRIA. 37 bladen en Aairswyze Bloemen , getyteld. De» II. Eelve wordt IVeralu genoemd van dcCeylonee- AF^fu zen. Zyn Ed. merkt aan, dat het: een fchoo- Hoofo- ne Boom is , wiens Bladen aan den rand (lompSTUK* getand zyn , het welk ook uit de Afbeelding^;j^J blykt , doch fchynen my taamelyk lang gedeeld'^- te zyn , geevende uit de oxels lange Bloem- Aairen , waar van de Bloemen neerhangen. Zo het getal der Bloemblaadjes vier is , dan heb- ben dczelven zestien; zo het vyf is, twintig Meeldraadjes , en eenen enkelen Styl. De Vrügteo worden onryp van de Inlanders in Pekel ingelegd , met een weinig Olyf-Olie, waar door dezelven een Smaak , die naar den Smaak van Olyven gelykt , bekomen. De Perin - Kara van Malabar , een Boom van ontzaglyke grootte, met dergelyke Bladen, die eerst zuur , vervolgens bitter van Smaak zyn , en zoetruikende witte Bloemen aan der- gelyke Aairen groeijende , heeft mede eene Vrugt , die volmaakt naar een Olyf gelykt , zo dat men hem te regt den Qostindifchen Olyfbvom noemen zou kunnen , indien niet de Vrugten , ryp zynde , donker paarfch waren j en vaneen aangenaamen rinfen Smaak. Onryp, wanneer dezelven wrang zyn , legt menze mede m Pekel en Azyn , en dan llrekkcn zy, gelyk by ons de Kappers en Augurkjes , tot verfris- fching by de Kost. De Ambonfche Ganiter - Boom van R u m- Ganitér- phiüs , die wegens de Bloemen tot dit Ge- Boom* C 3 Aagt IL Deel. III, Stuk* Veêlmannige Boomén. II. flagt féhynt te behooren 9 moet zekerlyk een Afdeel. ancjere Soort zyn , dewyl hy de Vrugten niet Hoofd- Eyvormig maar fofcd als een Kogel heeft* Hy stuk* js mede een van de hoogtte Woud - Boomen * B?om her'm ^iee^t ^ergelyke flomp getande langwerpig ovaale en Lancetswyze Bladen , ftaande ook meest aan ?t end der Takken. De Vrugten hangen aan lange Risten als Aalbeslen. De grootften zyn als een Snapbaans - Kogel 3 de kleinften als Erwten. Met Gevogelte is 'er on- gemeen gretig naar , en dus fchiet 'er voor de Inlanders weinig van over : maar het gene dier- baarst is blyft doch voor hun bewaard , te weeten de Steen , die ztg als een fraay gewerk- te ronde Knoop vertoont , hebbende in 't mid- den een Gaatje, dat byna doorgaat, en vyf Naa- den , waar tusfchen hy aartig , als half verhe- ven , gegraveerd is. Derhalve wordt , door ge- heel Indie , veel werks van deeze Steenen ge- maakt > welken het armfte Volk zo menigvul- dig in de Bosfchen kan opraapen , dat men een geheel Last of drieduizend Ponden , daar van f op Java, Baley en Madura, voor zestig Reaa- Ien hebben kan. Dit is echter maar gemengd Goed , ver de meeften door 't leggen op den Grond bedorven : men zoekt 'er die regt bruin , glad en klein , doch van egaale grootte zyn , uit , tot het maaken van Paternosters voor de Priefters en Eramincn. Van de genen , die dus uitgezogt zyn s wordt de Hand vol wel betaald tnet tien Reaalen , en dan rygenze tusfchen twee P O L Y A N D R I A. 39 Ganiters dikwils een Gouden Kraal. Men beeft- II» ze , om die reden 3 zelfs begonnen na te maa- ken van hard Hout. I)e Javaanen weeten deeze Hoofp- Boomen 9 door het affchillcn van een gedeelte STüK* van de Schors , kleine Ganiters te doen draa Boèm!^" gen. Een Snoertje van dezeiven wordt door hun de Kinderen dikwils 3 tegen Betovering, cm de Armen of Beenen gedaan. 3, Rümphiüs maakt gewag van verfcheide 3, Soorten (zegt Linnaüs). Ik heb in dé „ Ceylonfche 20 , in de Javaanfche 8, in de 3, Burmannifche 16 en 20 Meeldraadjes % en 33 onlangs een andere Soort of Verfcheidenheid 35 gezien , daar de Kelk in vyven verdeeld was 3, met drie Bloemblaadjes 3agt korte Meeldraad- p9 jes, Rolswyze gaapende Knopjes 3 het Vrugt- 3, beginzel boven , de Styl draadachtig met een 33 enkelden Stempel" (*). Lecythis. Potboom. In dit Geflagt zyn de Bloem en Kelk, bei- den , zesbladig : daar is een Tongachtig Honig- bakje 3 't welk de Meeldraadjes draagt : het Zaadhuisje als een Pot met een Dekzel, bevat-" tende veele Zaaden. Twee Soorten komen 'er thans in voor , bei- den in Amerika huisvestende. (1) Pot- (*} Mantisfa altera. II. Deïx. III* Stuk* 4a VeelmAnnige frooMEtf, ÏIï ( i ) Potboom met ongejleelde , Hartswys-* ^xnu ' ovaale, byna effenrandige Bladen. Hoofd- stuk* Deeze , door den Heer Loefling waar- , *• eenomen 3 is een zeer s;roote Boom, welke van Lecythis P . - _ ° , , ' , major, de Spanjaarden Olleto, dat is Potboom, genoemd rotbwm? wordt. Hy draagt de Bladen aan de enden der Takken , zo wel als de Bloemen , die Aairswy- ze famengevoegd zyn , wit van Kleur , beftaande uit zes ongelyke Bladen , de vier bovenden rond- achtig 5 met den Rand fchuins omgeboogen; de twee onderften langwerpig en uitgebreid. Het Honigbakje , dat geel is en uit één Blaadje be- lt aat, heeft de figuur van een Tongetje, en is opwaards omgeboogen , van binnen gevuld mee een menigte Meeldraadjes , die rondom het Vrugtbeginzel , tot welks dóorlaating het van onderen doorboord is, hunnen oirfprong hebben. Dit Vrugtbeginzel is platachtig met een Puntje , hebbende geen Styl , maar een Kegelvormigen flompachtigen Stempel. Het Honigbakje, in fi- guur en Kleur volmaakt naar een Eijerdoijer gelykende , en de drooge Houtige Vrugt naai? een Potje, hadt Loefling 'er den Griek- ichen naam Lecythis , welke het een zo wel als het andere betekent, aan gegeven. (2) Pot- fi) Lftphis Foïiïs fesfïlibus cordnto - ovatis fubintegerrimfs. Syst. Nat% XII. Tom. II. Gen. 664. p 363, Lecythis Olla- ria. Loefl. //, 18$. Jacapucaya. MARCGR. Bras. 128. PrE. Bras. 135. P O L Y A N D li I A. 41 (2) Potboom 772 te Weenen zulk flag van Vrugten , uit Brafil STüK* gébragt zynde ? gezien , die grooter waren dan eens Kinds Hoofd , bevattende ook veel groo- ter Zaaden. Deeze zullen van den Jacapucaja van Marcgraaf zyn geweest , welke tot de voorgaande Soort behoort. V A T E r i a. De Geflagtnaam is zekerlyk van den ver- maarden Va te rus, door zynen Lyst der vreemde Planten van den Wittenbergfen Tuin,, als anders 5 in de geleerde Wereld bekend y afgeleid. De Kenmerken van dit Geflagt zyn , een vyfbladige Bloem en in vyven verdeelde Kelk: het Zaadhuisje driekleppig 3 eenhuizig, driezaa- dig. i* Maar ééne Soort is van hetzelve bekend (i)5 Mica™ die onder den naam van Indifche , naar den Harstbco^- Amandelboom gelykende 3 met eene genavelde Vrugt , welke een bloote Fit heeft, aileenlyk door eenen Kusfenswyzen Bolfter gedekt zynde, voorgefteld is door Ray. Men houdt hem voor de Pawe van den Malabaarfen Kruidhof, dat een (?) Vateria. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 666. p, 364. Fl. ZnL 204. Paiice. Hort. Mal. IV. p. 3 3* Ti 15. Amyg- date afiinis Indica, Fnidu umbiiicato , Nucleo nudo, Coruce pulyinaco trlMo te&o. Raj. fijft, 1423. Pl.UK. Alm. 23. POLYANDRIA. 43 Harst- ccn zeer flerlyke Boom is , ongevaar zestig II. Voeten hoog, met een Stam van by de zestien Al^fIEI^ Voeten onjtreks 3 hebbende een dikke Afch Hoofd- graauvvc Schors, welke, gekwetst zynde, eenSTUK# Vogt uitgeeft 3 dat door de Zonnefchyn geel , hoQ hard en zo broofch wordt als Glas. De Bladen zyn rondachtig gefpitst, dik cn glad, gedeeld, een Span lang en een Hand breed, van boven groen , van onderen geelachtig , bitter van Smaak, doch zonder Reuk* 'De Bloemen ,Zon- ncfchermswyze vergaderd , beftaan uit vyf dik- ke, witte Blaadjes, in 9t midden een menigte Meeldraadjes hebbende , van een aangenaame Lelie -Reuk, doch bitter van Smaak. DeVrug- ten , naar Walnooten in de Bollter gelykende , zyn langwerpig rond , van onderen fmaller en aldaar met de omgeboogen Kelk gekroond , van boven als gezegd is , gedekt met eene groote Pit, naar een Amandel gelykende, welke bitter is en famentrekkende. De Boom ^groeit overal aan de Kust van Malabar , is altoos groen , brengt jaarlyks Vrugten voort , en blyf t , zegt men , wel driehonderd Jaarcn vrugtbaar. Van de Stammen der jonge Boomen maakt men Masten, en van die der oude Boomen, door uitholling, Vaartuigen, welke wel zestig Man voeren kunnen. De gedagte Harst, uit den Stam , Wortel , Vrugten , voortkomende , dient , als zy in Olie gefmolten is, in plaats van Pek of Teer , en ftrekt ook tot een zeer goeden Wond- II. Deel* III, Stuk» 44 Veel m anhige Boomen. Wond-Balfem , komende , zo ?t fchynt, veel A '?iiiEU met de Gom Animé overeen (*). Hoofd- stuk. Caryophyllüs. Kruidnagelboom. De Kenmerken van dit Geflagt zyn eenvou- dig. De Bloem is viefoladig* de Kelk in vie- ren gedeeld en dubbeld : de Vrügt een Bezie met één Zaad ? voortkomende van het Vrugt- béginzel onder de Bloem. *• , , Maar ééne Soort, wederom , is hier van op- Cnryophyf- r lus Aroma- gegeven (i) , welke den gewoonen Kruidnagel- Kmidna- Boom uitmaakt 3. en tevens den Wilden begrypt. gd-Booii). De natuurlyke Groeyplaats van dezelven is op dc Molukkes 3 in een heete , drooge , ja byna verfchroeidc Grond , welken die Eilanden heb- ben. Decze Grond is hun zo eigen , dat menze op andere plaat fen niet heeft kunnen vcortk wee- leen ; ten minftc tot die volkomenheid niet brengen als op Ambon en daar omftreeks. Dit. heeft de Nederlandfche Oostïndifche Kompagnie , nu omtrent anderhalve Eeuw, in bezitting doen blyven van deeze Goudmyn der Speceryën (f J. Ik (¥) In Notis ad Hort* MaU$arlcum* ( 1) Caryophyllüs. Syst. Nat, XII. Tom. II, Gen. 669. p. 3C5. Hort. Ciiff. 207. Mat. Med. 26. Caryophyllüs Aroma- ticus fm&ii oblongo. C B. Pin. 410. Caryophyllüs Aromaticus ïnd. Oriënt. Éru&u clavato monopyieno. PlüK. Alm. %%. T. 155. f. 1. Caryophyllüs. Ci.US. Exot. 16. RüMPH Amèé II. p, 1. T. 1 , 2 , 3. BüRM. Fl. Ïnd. 122. (t) In 't jaar 1627 is de Ed. Kompagnie eerst volkomen jii 't bezit geraakt van den Nagel- Handel, POLYANDRIA. 45 Ik moet de Hiftorie van deczen Eoom kor- Arabieren fpraken 'er reeds van in de Tiende' Eeuw. De Chineezen , al vroeg gedagte Ei- gei- Boom. landen bevaarende , bragten dezelven , die on- der de Ingezetenen , wegens de hitte van 't Klimaat , in geen achting waren , van daar in hun Land =, en ontdekten de waarde van deeze Specerye. Zy verhandelden die3 naderhand , aan de Spanjaarden en Portugeezen 9 welke de Nagelen in Europa overvoerden , en dezelven tot een hoogen Prys vertierden aan de En- gelfchcn en Nederlanders. Toen Koning Phi- lips onze Natie en Engeland 3 in het (luk van Koophandel 9 geheel de wet wilde (lellen, na„ men de onzen het befluit, om zelf Speceryëü te gaan haaien uit Oostindie , en zy maakten zig5 in 't voorst der Zeventiende Eeuwe, ge- heel meeiter van de Molukkifche Eilanden 5 en in 't byzonder van Mackjan of Machian 3 dat voor de Moederplaats der Nagelboomen gehou- den werdt. Op Ambon , alwaar die door de Portugeezen in menigte geplant waren , heeft zig onze Natie , na dat dit Eiland hun ontwel- digd was , federt wel het voornaam (Ie geves- tigd , en 3 door de Inlanders van alle de Mo- lukkes aan zig te onderwerpen > is het onze Oostindifche Kompagnie gelukt 3 de Engelfchen buiten dien Handel te houden ; inzonderheid door de Nagelboomen te vernielen op alle dee* lh Dr el* III. Stuk. 46 Veelmannige Boomen. II. deeze Eilanden 5 uitgenomen vier 3 te weeten Afdeel, ^mh/0n 9 Omo ? Anemo en Nasfelau (*) 5 welke Hoofd- een genoegzaame veelheid , ja veel meer dan stuk, genoeg tot den Nagel - Handel der gedagte Ed. J^Bom Kompagnie , in Europa 5 uitleveren (f). Te gemakkelyker kan men deeze Boomen uitge- roeid houden , om dat die op hunne Groeiplaats zeer kiefeh zyn , willende niet tieren in de Ge- bergten 3 maar alleen aan den Omtrek en op een bekwaamen afftand van het Strand , daar zy geen aandoening hebben van de Zee-Lugt. Op de groote Eilanden , Java, Borneo, en zelfs in dat gedeelte van Celebes , 't welk Makasfar ge- noemd wordt 3 zyn wel de Plantfoenen overge- bragt , doch zy droegen 'er geen Vrugt. Zo is dan de Groeiplaats van deeze Specery tot den Molukfen Archipel, beooften Celebes, bepaald» De Nagelboom is te tellen onder de fierlykftc Boomgewasfen. Hy gelykt in Loof en Kroon naar den Laurier, doch wordt wel zo groot als een Bcukeboom. Doorgaans verdeelt zig de Stam , vier of vyf Voeten boven den Grond , in eenige dikke Takken ; geevende overal dun- ne (*) Rumphuis noemt deeze drie Eilandies , die men als tot Banda behoorende aanmerkt , Oma , Honbnoa en Nuïfalnut, Dit suilen waarfchynlyk de oirïprongelylce of In- diaanfche naamen zyn. De hier van my gebuiikte , naar de Hollandfche üitfpraak gefchikt, zyn uitBARCHWiTS , Oostznd* Relfebefchreibung ) Chemnits 1730 , in O&avo , ontleend. (ï) In een Jaar heeft men 2 miüioenen HoIIandfe Pondeu Kruidnagelen , op Anibon t ingeoogst* RuMPfj» t V O L Y A N J) R I A. 47 ne Takics uit , die met elkander eene piera- H. miedswyze Krcon maaken. Het Hout is hard xm * en de Takken zyn taay. De Bladen komen Hoofd» in gedaante veel met de Laurierbladen over-slüK* een , doch zyn langer gedeeld , aan dc kanten^f^# effen , geenszins gekarteld , aan de onderzyde" geelachtig, aan de bovenzyde hoog groen, ca • zo glanzig, als of ze met Gom beÜTceken wa- ren. Dat zy fmaller zouden zyn dan de Lau- rierbladen , gelyk de meeften willen , blykt my niet. In Mey komen aan deeze Boomen de jonge Bladen , die roodachtig of licht bruin zyn, uit, en kort daar na openbaaren zig, aan de enden der dunne Takjes, Trosfen van Bloem- knoppen , die in de vierde Maand de figuur hebben van Kruidnagelen , naamelyk naar bo- ven allengs vevbreedendc en zig aldaar in vier punten verdeelende , waar tusfehen een rond Bolletje begreepen is. Dit Bolletje cpent zig, en vertoont zeer kleine Bloemblaadjes , waar tusfehen een menigte van Meeldraadjes begree- pen zyn ; doch in anderen blyf t het geilooten , en middelerwyl wordt de Nagel roodachtig hetwelk het Kenmerk is om dezelven in te zamelen. Men ziet hier uit de reden der Nederduit-^Nage-i fche benaaming van Nagel , in 't Latyn da- vits ; dewyl dit Schepzel eenigermaate gelykt naar een Houten Nagel 9 dien de Timmerlieden gebruiken, of naar een kort (lomp Spykertje. De Chineefche naam is TéftghÜ , waar van de Ma- IX# DEFXail, Stuk, 48 Veel man Ni ge Boom en* Maleijers en Molukkanen Tsj&nke gemaakt heb- AFxiif L' ^en » en ^e Javaanen Chanke ; doch de regtc Hoofd- inlandfe naamen zyn Boa Lawan , Boengoe La* stuk. wan en Bugu Lawan , dat is een Vrugt of Bloem die mar een Spyker gelykt. Men plagt, ze in 't Necrduitfch ook wel GroffeU • Nagelen te heeten , volgens den Franfchen naam G*- rq^for en C/ozu' de Gerofle , 't welk eene ver- baftering van Caryophyllus is. In 't Engelfch noemt men ze Cloves , in 't Spaanfch Clavo% in 't Hoogduitfch JVurlz - Nagelein , dat is Spe- cery - Nagelen. Zonderling js 't , dat zig in deeze onvolmaak- te Schepzels van de Vrugt des Booms deszelfs geheele Specery - achtigheid als geconcentreerd bevindt. De Kruidnagelen, immers, door Vuur en door de Zonnefchyn fterk gedroogd, leve- ren de kragtigfte Specery , mooglyk , die 'er in de Wereld bekend is, uit. Ik behoef van der- zeiver nuttigheid in de Huishouding niet breed- voerig te fpreeken. In de Indien gebruikt men- ze zeer weinig , om dat zy zo heet zyn , en fchynt düs deeze Specery meest ten diende van de gemaatigde Lugtttreeken des Aardbo- dems geichapen. In kleine veelheid geeven zy de Spyzen een aangenaamen Geur en Smaak. Niet minder lekkerheid zetten zy de gedefin- ieerde Geeften of Liqueuren by. In de Ge- neeskunde dienen zy, zo uit- als inwendig, tot Hoofd-, Hart- en Maagfterking, mids men de grootheid der Gifte tot een Scrupel op zyij hoogst Po^YA NDRIA. 49 hoogst bepaale. Meest echter is de gedeftil- II, leerde of uitgeperfte Olie van dezelven in ge-^^f£L# bruik, die de Nagelen in heetheid nog onein- Hoofd- dig te boven gaat. Voorts komen zy in ver- STÜK* fcheide famengeftelde Winkelmiddelen. De Kruidnagelen zyn niet het onderfte van de Vrugt, gelyk fommigen zig verbeeld fchy- nen te hebben (*) , maar de Kelk met het in- geflooten Zaad of eigenriyke Vrugtbeginzel zelf. Rumphius, immers , merkt aan , dat 'er wel eenig verfchil is tusfchen de Nagelen , die op Ambon grocijen; zynde fommigen wat groo- ter , anderen wat kleiner , en eenigen byna wit bly vende , die men van 't Wyf je meent te komen : doch hy zegt uitdrukkelyk , dat men verkeerdelyk de gewoone Kruidnagelen van de Moernagelen, als of die elk van een byzonde- ren Boom , de eerlten van het Mannetje , de anderen van het Wyf je kwamen , met Avr- cenna onderfcheidt ; aangezien op alle de rcgte Nagelboomen deeze Schepzels , indien menze niet afplukt, de Vragten worden, het- welk de zogenaamde Moernagelen zyn. Na dat , naamelvk , de Nagelen , voorgemeld , het Bloeizel , 't welk by uitftek welriekendeje. is, beftaande uit de Bloemblaadjes en Meel-Pl>^n'n draad- (*) De Hypocarpiis , Chvïs di&ïs , Caryophyllorum Aro~ maticoriim. Mirum hoe Ardmatis Indorum genus , majus ec fere in fastigio Seminifemm , minus Semine carens , &c* Bo?,RH# Cbcm* Vol. I. p. 114. D IL Dffx. Hf, «TUK, 50 Veelmannige Boomen* JL draadjes 3 afgeworpen hebben 5 dan öpenbaaft A *Xi f~ zig in 1 Kroontje van de ^aSel een R^getje * Hoofd- en in dat Ringetje of Cirkeltje een klein week stuk» Puntje zegt Rumpht u s : welk een en andere dlhtt lk tiianS *Ö een ^a^'e met Kruidnagelen °Qm' en Bladen, dat ik in Liqueur bewaar 5 en hier in Fig. ïi Plaat XII , heb laaten afbeelden * zeer duidelyk befchouw, 't Gezegde Puntje is zekerKk het topje van den Styl en het Rin- getje misfchien het Honigbakje. Aan het zelf- de Takje bevinden zig ook eenigen met ronde Bolletjes, hoedanigen insgelyks voorkomen on- der de gedroogde Nagelen, Dit Takje moet dan geplukt zyn juist in die flaat , wanneer de Nagelen ter drooging tot Specery bekwaamst zyn. Van beiden één neemende, en dezelven in de langte doorfnydende , bevind ik dat 'er van binnen het Zaadbeginzeï , onder aan dien Styl , in vervat is , en in het gezegde Bolletje de Bloem , zo dat deszelfs opening en fplytïng de tweede Kelk moet maaken, die waarfchyn- lyk afvalt met de Bloem* Sommigen , geloof ik, zullen gedagt hebben, dat de gezegde Bol- letjes de Zaaden waren , en uit dien hoofde zullen de Kruidnagelen Hypocarpia zyn genoemd geweest, dat is Voetjes van de Vrugt. Door naauwkeurige befchouwing van deeze doorgefneedene Kruidnagelen , onder het Mi- Icroskoop, ben ik van het gezegde verzekerd geworden. Immers ik bevind in die met hec Bolletje, gelyk by Letter A, hoe hetzelve in P Ö L ¥ A N D R I Ac SÏ fcyne bekleedzels , rondom den Styl, een me- It. nigte van Meeldraadjes (Stamina) bevat , met AFxDIfIELa irondachtige Meelknopjes ( Anthera) en hebHooFD- jzelfs tevens , op het Glazen Plaatje , ook hetSTUK\ Stuifmeel (Potten) gezien. Daar uit is dan^S^f blykbaar i dat die Bolletjes geen Zaadhuisjes zyn , noch Zaaden van de Kruidnagelen. By - Letter B vertoon ik de helft van den doorge- Iheeden Kruidnagel zonder Knopje , die nevens de andere aan het zelfde Takje zat. Hier ziet men , hoe het Zaadbegihzel ( Övum ) reeds iri grootte een weinig toegenomen is , en door een klein Buisje gemeenfehap met den Styl heeft , wiens buitenfte dikke Rok , omgefla- gen, 't gezegde Ringetje maakt, dat ik voor het Honigbakje houde, geevende aan zyn Rand de Meeldraadjes uit. 5t Is waar, dat hetzelve z\g een weinig Vïettcanc vertoont 3 doch het verfchilt zeer van de vier ftyve Hoorntjes ^ welken de Heer Linn^üs aan het Vrugt- beginzel (Germen) toefchryft, als daar in uit- ïóopende , beneden het Kasje van de Blöem Men ziet hier duidelyk , dat het gezegde Zaad- beginzel van het Honigbakje , zo wel als van de algemeene Kelk , zynde het Germen o£ Ovarium , geheel ié afgefcheidén , hebbende al- leen {*) Germen oblongum magnum , Corniculis quatuor rigidis patentibus termïnatum , infra Receptaciilum Florïs. Stylui limplex, Receptaculo quadrahgulo infatm, £ugiui iïmplèx, &en. Plant. Éd. V. p. %n, D % XLD&ÉÜXIL « 52 Veelmannige Boomen. II* leen , door middel v?n een Steeltje 9 gemeen- AFxm L ^chaP met het on^er^e en ^us waarfchynlyk Hoofd- met het Mergachtige des Booms: terwyl oog- STUK- fcbynlyk de buitcnfte Bast of Schors het Bloem- gd'tom. bekleedzel , en de binnenfte Bast de Bloem- blaadjes formeert 3 komende , dus , al het ove- rige der Vrugtmaaking uit het Houtige, Vaa- tige en Mergachtige van den Steel, Takken en Stam voort 5 gelyk in de algemeene be- fchouwing van de Eigenfchappen der Planten is voorgedragen (*). Het Honigbakje kroont het Zaadbeginzel , en de gezegde Hoorntjes behooren tot de Kelk of 't Vrugtbeginzel (Ger- men) , kroonende naderhand de Vrugt {Peru carphim) welke het Zaad bevat (f). Hier is 't immers waar , gelyk Tourneport zo dikwils gezegd heeft > Calyx abit in FruStum. De Moer- Het eenp blyku uit de Afbeelding van een nagelen. Bloem, uit Rümphius by Letter C, den Stempel niet enkeld, maar als een Kruisje voor- ftel- (*) Zie het I. De*ls I. Stuk van deeze Natuur Ijkt ffljïvrie, bladz. 77, 78. (t) De Heer LlNNiEUS zegt, m Philofophia Botanica , p. 93 , Germen est Ovarium, quum Continent Seminum rudïmenta; en laat 'er onmiddelyk op volgen , Pericarpium est Ovarium foecundatum. De Kruidnagelen zyn dan wee^entlyk het Ova- rium, dat vervolgens het Pericarpium worderde , van zyn Ed. (in Gen. Plantarum) gezegd wordt, met de famenlui- kende Hoorntjes van het Germen gekroond te zyn ; terwyl de vier Hoorntjes , welke zyn Ed. bedoelt , tot de Calyx of het uitwendige van den Kruidnagel, dat is tpt het Germen p£ Vrugtbeginzel , behooren, \ POLYANDUXA. 53 lende; het andere uk die van de zogenamle IT. Hoefnagel n, welke de Vrugten van den Kruid- A^Ll nagel - L>oon\ zyn , by Letter D. Ik heb 'er Hoqfö- zodanig één, uit myn Simpticie ? Kas , ge^OOgd ?TUK doen afbeelden , komende nagenoeg, en, ^^S^l daar in begreepen Zaad E aangaat, volmaakt mee de Afbeelding van Rumphjus overeen. Deeze Autheur merkt aan , dat wanneer de Nagelen , in die ftaat gelyk zy aan ons Takje voorkomen , nog twee of drie Weeken aan den Boom blyven , dezelven alsdan langs hoe meer uitzwellen, terwyl het Kroontje zig meer en meer famen trekt , tot dat zy eindelyk wel een Lid van een Duim lang en zeer dikbuikig worden , bevattende onder een dunne Schil een Zaad als een Koffyboon , 't welk door een bog. tige Streep, als 't ware, in tweeën is verdeeld. Dit zyn de Anthophylli der Geneeskundigen , die maar weinige Speceryachtigheid bezitten, vallende het volgende Jaar van zelf van den Boom. Men kanze ook, ryp zynde, afplukken, en dan worden zy wel in Suiker ingelegd , cm op Zee tegen een kwaade Maag en 't Scheur- buik te gebruiken. By de Javaanen en Chinee* zen maakt men 'er gebruik van tot Tover- middelen. Salmasiös oordeelt met reden , dat men deeze Moernagelen veeleer Caryophyl- li , en de regte Kruidnagelen Anthophylli , als nog in 't bloeijen ftaande wanneer zy geplukt worden , behoorde te noemen. Doch de ge- woonte moet ons hier , gelyk altoos , de wet D 3 ftcl- 11. imu uit stüs. 54 Veelmanhige $qo.mek. II. ftellen. Zeer duifier zyn derhalve by Wein- AxinU m ANN) op Haat Nomm. 324, de Bloemen van Hoofd- den Nagelboom als de Moernagels voorge- stuk* jjgy . doch dit wordt door de befchryving op- gehelderd. Konings- Behalve de gewoone zyn 'er die men Ko- Nagcien, nings - Nagelen noemt, in 't Maleitfch Tsjenke- Radja 3 in 't Latyn Caryophyllus Regius. De eenige reden dier benaaming is , dat zy by de Koningen en Yorften der Indiaanen in onge- meene achting waren, wegens haare zeldzaam- heid. Men hadt 'er % naamelyk, maar één of twee Boomen , en wel op het voorgemelde Ei- land Mackian > de Moederplaatfe der Kruidna- gelen \ van gezien. 9t Verfchil der groeijing is groot 5 dewyl zig aan de enden der Takjes ge- fchubde Aairen in plaats van Nagelen 9 of met een foort van Nagelen daar tusfchen vervat , vertoonden; des men alleenlyk dezelven hieldt voor een misgewas of monftreus voortbrengzel, gelyk zig aan eenen Boom , op de Kust van Hitoe, in 't jaar 1693 vertoonde, die in plaats van Na- gelen alleenlyk zulke gefchubde Aairen vöort- bragt , niettemin fterk van Smaak en Reuk, Zou dit ook van den Ouderdom dier Boomen afkomftig kunnen zyn? Hoe 't zy, men vindt 'er onder den naam van Caryophyllus fpicatus > die de Indiaanen Tshinka - Popoua heeten , by P 1 s o gewag van gemaakt. De Indiaanen ry- gen deeze Aairen aan een Touwetje , om ze wegensi den aangenaamen Reuk als Ringen san POLYANDRIA. 55 de Armen te draagen. De Konings - Nagelen IU zyn in 't Werk van Weiniviann, op Plaat N, 325, zo veel uit de befchryving derzelven Hoofd blykt , zeer wel vertoond. 3TUK* Men vindt in de Bladen , Schors , het Hout , wilde de Wortels en Vrugten van den Ambonfcben^^' Kruidnagel - Boom , ook wel eenige Reuk, doch op ver na de kragt niet van dc Kruidna- gelen. Even zo is het gelegen met den Wil- den Nagelboom , die voorkomt op alle de Spe- cery - Eilanden. Hy verfchilt in geftalte weinig van den tammen of regten Nagelboom, doch evenwel zo veel , dat men hem daar van kan onderfcheiden. Hy groeit wat hooger* door- gaans met een enkelen Stam opfchietende en heeft een breeder Kroon* De Bladen zyn groo* ter , en groeijen niet by Paaren volmaakt in 't kruis , maar fcheef, Gewrecven zynde , heb- benze eene wilde Nagel - Reuk met eenige Zuur- te gemengd , waar aan zy kenbaar zyn. De Schepzels komen ook aan Kroontjes voort, maar veel minder in getal en hebben eenigermaate de figuur van Nagelen , doch zyn wel eens zo groot , met veel kleiner Hoofdje. De Bloem- en Vrugtmaaking verfchilt weinig en de Vrugten zyn ook een foort van Moernagelen , maar met een Bolfter, die Vleezig is en zuurachtig, ge- lyk de Wilde Jamboezen hebben. Deeze worden aan de Vogelen tot Spyze overgela- ten , die naar dezelven , zo wel als naar de regte Moernagelen , zeer gretig zyn * en dus D 4 door 56 VeeLMAnnice Booi^Err, door middel van de Korrels of Zaaden , die zy A*xin:* met den Afgang loozen , zo wel de wilde als Hoofd- de tamme iNagelboomen voortplanten. STUK# Sommigen willen , dat deeze Wilde door verbastering uit den tammen Nagelboom ont- ftaat , waar van Rumphiüs niet vreemd fcheen te zyn. De regte Kruidnagelen zyn wel eens met die van den Wilden Bcom ver- valfcht geworden. Mooglyk zyn die Nagel- boomen 3 welken men , aan de Vaste Kust van Indie^ op Madagaskar en elders aantreft, van dergelyken aart. Ten minden worden die, welke P'lukenetiüs noemt Kruidnagelen van een flaauwe kragt van Malabar , met Blad en Bloem zeer groot y hier t'huis gebragt. Symplocos. De Kenmerken van dit Geflagt, dat zynen naam van de zeldzaame famenvoeging in de Bloem heeft, zyn, vyf Bloemblaadjes , de Kelk in vyven verdeeld , de Meeldraadjes in de Bloemblaadjes ingeplant, i. Maar ééne Soort komt 'er in voor (i) , 7ur!ü- welke den bynaam van Marteniekfe voert, om cenfts. dat Zy 0p jat Eiland door den Heer T A c- niekfe. QuiNis waargenomen. Het was een Takkige Boom 5 fi) Symplocos. Sysi. Nat. XII. Tom. II. Gen. 677 % pag. 369. )\C(^ Amer. 24. Hifi. 165, Tab, 175, Fig. 6%. Cofer. LQE£L< Itin, 3 op. I PoLYANDRlA. 57 Boom , van vyfentwintig Voeten hoogte , welke II. de Bladen Eyvormig, fpits, Zaagswyze getand ,AF£*fL< glad, Lederachtig, gefteeld , in eene onbepaal- Hoofd* de plaatzing heeft, de Bloemen wit, van ReukSTUK* als die der Haagedoorn. Zy beftaan uit vyf Blaadjes , die als een Pypje famengevoegd zyn , bevattende een menigte van Meeldraadjes in drie of vier ryën aan het Pypje van de Bloem , van binnen , in *t ronde aangegroeid , worden- de de onderden allengs korter. Zy voegen * door hunne inplanting , de zyden der Bloem- blaadjes zodanig famen 5 dat 'er de Bloem als eenbladig door wordt , niettegenftaande zy vyf. bladig is. De Vrugt hadt zyn Ed. niet ge- zien. Hier toe wordt een Gewas betrokken , by de Indiaanen van Pirimi in Zuid- Amerika Ca- fer genaamd , het welke de Heer Loefling aldaar waarnam , als zynde een Boomachtige Heefter , met langwerpige Bladen , hebbende eene Pypachtige Kelk , die tweetandig is , en vier Bloemblaadjes , langwerpig en overend ftaande , benevens twintig Meeldraadjes , in vier Bondeltjes of ryën verdeeld^ een weinig korter dan de Bloem , die fchoon wit is van Kleur. Het fchynt my derhalve met dat Marteniekfe weinig overeenkomst te hebben. De Boomen , die Veelmannig zyn en maar ~ éénen Styl of Stempel hebben , thans door my befchreeven zynde , gaan wy , dewyl 'er ouder de Twee- en Driewyvigen geen voor- D 5 ko- lf* Defl» II r« Stuk* 58 Veelmannige Boqmen» II. komen, tot de Vierwyvigen over. Van dezek A xiif L# ven zyn geen anc*ere be^enc^ * ^an de twee Hoofd- volgende Geflagten, stuk, T E T R A C E R A„ De Kenmerken zyn , een zesbladige Kelk en vier Zaadhuisjes 3 welke de vier Hoornen maaken* daar dit Geflagt zynen naam van beeft* l De eenigfte Soort (i), daarvan bekend, Voiïbiï™ voert den bynaam van Volubilu> om dat het Sreedbiad. een Klimmend Gewas is, wordende van Plu- is e n e t i u s getyteld 5 Amcrikaanfche Boom a naar de Winde gelykende , welke by de Inge- zetenen van Barbados de Br eedblad- Boom heet* met Zaagswys getande Bladen. Hier toe be- trekt L i n n m u s den Amerikaan/dien Beu- keboom 5 met zeer groote Olme - Bladen , en vierdubbelde Zaadhuisjes , van dien zelfden Autheur. De Heer Browne, die hem Te- tracera genoemd heeft , geeft 'er groote Spa- telswys' ovaale Bladen 3 met een Punt , aan 3 en by Slo ane komt dit Gewas voor, onder den naam van zeer groote , misfchien Pruimdraagen- de (i) Tetracera. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 683. p. 371. Hort. Cliff. 214. Petraea Floribus fpicatis, fcabris Lauri foliis» Amjm. Herb. Tetracera Foüis amplis ferratis obovatis &c, Brown. Jam. 255. Fagus Americanus &c. Pluk. Amalth, 87. Arbor maxima forte Prunifera SLOAN. Jam. 184* Hifi. II. p. 130. Raj. fiendr. 43. Arbor Amexicana Goh* volviüacea &c. Pluk, Alm. 48. T. 146, 1% 1. POLYANDRIA. de Boom, die een Hcnnipachtigen Bast heeft, met zeer lange en breede Bladen. Het was Afdeel» een zeer groote , hooge , wyd uitgefpreide HJJJJ^ Boom , iiem veel voorgekomen in digte Bos- stuk. fchen op *t Eiland Jamaika, Zyn Ed. vermoe- den, ten opzigt van de V rugten, fchynt echter geen plaats te hebben , dewyl die , als gezegd is , tweehoornig zyn. C A R Y O Q A R. Dit nieuwe Geflagt, door den Heer Al la* mand aan den Ridder opgegeven, heeft de Kelk in vyven verdeeld , gekleurd , met de Slippen ftomp, holrond, afvallende : vyf Bloem- blaadjes, die ovaal, holrond en groot zyn: veel Draadachtige Meeldraadjes , met langwerpige Knopjes. Het Vrugtbeginzcl is rond , met vier Stylen (fomtyds minder^) en ftompe Stempels, wordende een Vleezige Pruim , die Klootrond en zeer groot is , met vier driekantig ovaale Nooten , welke Netswyze gefleufd zyn , be- zwangerd. De eenigfte Soort (i), die den bynaam van Nootdraagende voert, is een hooge Boom mètNulpetlm. drievoudige Bladen ; de Kelk en Bloemen ^^dïaa" paarfch. Dezelve draagt Vrugten van grootte als eens Menfchen Hoofd, waar, van de Pit- ten fi) Caryocar. Jktanthf. alt. p. 154, 247. IL Dpy HU Stuk* öo Veelmannige Boomek. IL ten eetbaar zyn en fmaaken als Amandelen. De AFxinELt Groeiplaats is aan Rio de Berbice en. te Es* Hoofd- fequebo. stuk. Onder de Vyf- en Zeswyvigen van deeze Klasfe geene Boomgewasfen voorkomende , gaan wy tot de Peelwyvigen 5 dat is die zo ?wel veele Stylen als veele Meeldraadjes hebb u 5 over. Het eerfte daar onder voorkomende Geflagt is. Dillenia* Roos - Appel Boom. Dus genaamd naar den geleerden D'ille- rïitis , door wien, uit Duitfchland afkomftig, de Planten van den vermaarden Kruidhof van den Heer Sherard, te Eltham in Engeland > zo pragtig aan 't licht gebragt zyn 5 buiten en behalve zyne andere Kruidkundige Werken ; gelyk den Lyst der Kruiden > die omftreeks Giesfen groeijen 5 enz. Behalve de Veelman- en Veelwyvigheid , voorgemeld , maakt eene vyfbladige Kelk en Bloem , benevens veelzaadige Huisjes , die fa* mengegroeid en met Pap gevuld zyn > de Ken» merken uit, ï# Maar ééne Soort , wederom , kwam in het- itutica6**' 'ze^ve voor C1)* w^lke den bynaam van Indica Oostin- heeft , als in de Oostindiën huisvestende. Zy voert (i) Dlllcnia. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 688. p. 373. Hort, Polyandrie. 61 voert by Rumphi us den naam van Son- II. gium , in 't Neerduitfch Roos -Appel Boom 9Ar^L% om dat de Vrugt , die Appelachtig is , niet Hoofd- kwaalyk naar een geflooten Peonie-Roos ge«STUKt lykL Op fommigen van de Oostindifche- Ei- landen komt hy voor , hebbende eenen Stam van omtrent twee Voeten dik. Aan de Kust van Malabar , daar de Indiaanen hem Syalita noemen, bereikt hy wel de hoogte van veer- tig of vyftig Voeten. De Bladen zyn lang- werpig , een Span lang en een Hand breed , donker groen , van boven glanzig , flerk gek- ribd, en aan de kanten fcherp, doch grof, ge- tand. De Oostindifche heeft *de Bladen veel grooter, aan jonge Boomen by de twee Voe- ten lang, en wel een Span breed. Ieder Blad komt uit een foort van Beursje voort, dat zig in tweeën opent* De Bloem is een ronde Knop, uit zes Lederachtige Bladen beftaande , welke een menigte Meeldraadjes Muiten, die het Vmgtbeginzel , dat uit veele Siylen be- flaat , omringen, Als deeze Bloem , die veel naar een witte Roos gelykt , en niet minder aangenaam van Reuk is, eenige Dagen gebloeid heeft, dan fluiten de Bladen zig, in plaats van af te vallen , en blyven geflooten , binnen de Bla- Hort. C&ffl 221. Songimn. Rumph. Amb. II. p. 14. T. 4*, Syalita Hort. Mal. III. p. 39. T. 38 , 39- Raj. //(/?. 1707. Maius Rofea MalaSarica, Syalita diOa. PLUK. Mmu izu BURM. Fl. ïnd. 124. Ut DEEJ* Illt STUKt êi Vee^mannigè BoomeNo li# Bladen van de Kelk, tot dat de Vrugt ryp is Afdeel geworden ; als wanneer zy zig voor de tweede Hoofd maa' °Penen 5 en ^an °P G^euws a*s eetl R°os 5 stuk. die de Vrugt J uit veele Zaadhuisjes beftaande , 7?öo^^/)-in 't midden heeft, vèrtoonen. Dit doet veelen fel Boom. van ^e inlanders zig verbeelden , dat deeze Vrugt voorkomt zonder Bloem, Het binnenfte Vleefch , de grootte hebbende van een ge- fchilden Oranje- Appel, en op dergelyke manier in veele , gemeenlyk in twintig Stukken, ver- deeld , is hoog geel en Slymerig, bevattende ieder deel omtrent agt Zaadkorrels; Deeze Appelen , ongeopend , gebruiken zy even als zuure Limoenen , om de Saus van Vifch fmaa- kelyk te doen zyn. Als dezelven zig aan den Boom geopend hebben , is 't een blyk van hunne rypheid , en dan wordt dit Sappige Vleefch , dat rins of zuurachtig is , zo raauw als ingepe- keld , van de Inlanders tot eene verfnapering gegeten- Een andere Soort van dit Geflagt fchynt, zo de Heer LinnjEus thans aanmerkt, te zyti de ÏSangius van Rümphiüs (*), welke door deezen Autheur gezegd wordt, Mannelyk en Vrouwelyk te zyn , alzo de eene Boöm alleen- lyk Bloemen , de ander Vrugten draagt. Voor het overige zou dezelve weinig van den befchree- venen verfchillen; Hy behoort mede tot de höo- (*) Amh II. T. 4*. ei Mtiuark* Zie HM, ManU al PoZfYANDliïA* 63 hooge Woudboomen. De Vrugten van het H. ^ Wyfje hebben van buiten vyf rondachtige , zeer dikke 9 holle Bladen , die zig openende Hoofd* eenen Appel vertoonen , van gedaante als eenSTUK* gefchilden Sinaas - Appel , doch wel zo groot als*?^£ een Pompelmoes , en dewyl de buiteniïe Bla- den gekleurd zyn 3 waar binnen deeze Appel , als een Hazelnoot in zyn Bolfter, of gelyk de Braamboozen in haar Kelk § vervat is, zo gceven zy den Boom een fchoon aanzien. Op Celebes heeft men 'er drie veranderingen van. De gemeentten zyxi geelachtig of van een Appelkleur: anderen witachtig en deeze zyn taamelyk zoet : anderen zien roodachtig en deeze worden zelden raauw gegeten j we- gens haare zuurheid. Evenwel maakt de Land- aart hier in een groot verfchil. Op Java wor- den ze meeft voor de Zwynen gelaten. Men heeft 'er , die van de Boömen vallende zeer lekker zyn. Op Makasfar noemt menze Èoé* boeken > om dat het Hout veel van Wormen wordt doorgevreten ; doch Roos * Appels is de gemeenfte en befte naam. LiRioDENDROWé Tulpenboom. De Geflagtnaam is afgeleid van de gedaante der Bloem ? welke ten deele naar een Lelie * ten deele naar een Tulp, of liever ook naar een Roos gelykt. Da &#DÊ£t* III. stfra, 64 Veelmannige Boomen. ,m D- De Kenmerken zyn , negen Bloemblaadjes • Afdeel, . ... t^_^_ : , ^ STUK. iFxmLt vervat in eene driebladige Kelk ; de Vrugt Hoofd- Pynnppelswyze als uit Schubben famenge- hoopt. Twee Soorten komen 'er in voor , als volgt, (i) Tulpenboom met gekwabde Bladen. Zeer bekend is dit Noord - Amerikaanfche jj£rj£if' Gewas geworden, door zyne voortplantinge in pi/era. ons Wereldsdeel* Men vindt , door den be- gende.ra3" noemden Hermannus, onder den naam van Virginifche Tiüpdraagende Boom , mooglyk al- lereerst , de Afbeelding daar van uitgegeven , doch alleen met de Bladen , hebbende die Hoog- leeraar 'er de Bloemen niet van gezien. Uit Zaaden , door den Oxfortfchen Hoogleeraar Bobartus aan hem gezonden, maakte zyn Ed. de gisfïng , hoedanig de Vrugten mogten zyn ; maar dezelven kwamen niet op. Men hadt toen reeds, onder dien naam, in de Leid- fche Akademie- Tuin een Boom van meer dan eens Mans langte, welke federt tot een taamelyke grootte (i) Llricdendron Foliïs ovatis. Syst. Nat. XII. Gen. dat de Bast der Wortelen, tegen de Koorts, „ niet minder dienftig zy , dan de Kina, Dé „ Boom groeit zo wel op hooge als laage Landen , „ doch, daar de Grond zeer nat is, wil hy niec 3, wel voort". De Bloemen van deezen Boom zyn groen* achtig , van buiten geel en rood , van binnen gevuld met een menigte van hoog geele of Oran- jekleurige Meeldraadjes* Zy beilaan uit zes E t \m~ ' II. Deei*, III* Stuk, 68 ■VEfcl'teAHrtfïGB BodMÊN, II. lange , fmalle 5 aan 't end Spatelswys' verbree* AFxiii L' (lende Bloemblaadjes > die , in eene Klokswyze Hoofd, figuur famengevoegd , de grootte en figuur byna stuk. van een yeine Tulp, of van de Kievits - Eijer- koZulpen~ Bloemen hebben , doch dikwils zig ook uitfprei- den als een Roos. De Kelk is driebladig en valt eer af dan de Bloem , wier Meelknopjes , zeer fmal, op zyde gehecht zyn aan de Meeldraad» jes , en deeze omringen een pieramiede van fa- mengehoopte Vrugtbeginzels , zonder Stylen , maar ieder een ronden Stempel hebbende. Daar is geen Vrugthuisje : de Zaaden zitten onder aan den Grondfteun van een platte Schub , byna ge- lyk in de Pynappelen famengevoegd , naar wel- ker Pitten zy ook wel gelyken. Als eene Verfcheidenheid is door Lininmeus tot deeze Soort betrokken de Tulpenboom van Karolina , die de Bladen langer en hoekiger heeft, by Plukenetius, waar van ik geen byzondere befchryving vind* 1L (2) Tulpenboom met Lancetswyze Bladen, JJrioden* firlLlln" Deeze Soort is ontleend van den Boom, dien gendeIrajl" ^ u M p H 1 ü s noemt ^erS " Sampacca of Wilden Sampacca - Boom , eigen tlyk, volgens de Ma- leitfe Taal, Tsjampacca, een Gewas , daar men ook tamme Boomen van heeft, wier Bloefem on* (.2") Liriodendron Foliis lanceolatis, Syst. Nat. XII. BURM* Fi, IrJ. 124. Sampacca montana. Rumph, Amb, II. p» 204, T. POLYANDRIA. 69 ongemeen lieflyk ruikt. De Wilde ^amPaccaAFDIg*L is hoog en regt van Stam : de Bladen zyn van mh - figuur als die der Perfikboomen en llyf : deHoOFD* 1 STUK Bloemen , van negen Blaadjes, waar van drie * het Bekleedzel uitmaaken, zyn aan den Boom*™»/** bleek geel , doch afgebroken worden zy ras bruin, terwyl de onderfte helft wit blyft, van reuk als Mispelen. Het middelftuk wordt een enkele Vrugt , van grootte als een Pruim , doch uit Schubben famengefteld ; zo dat de rype Vrugt in omtrent twintig Huisjes van één valt, ieder een platten , rooden Korrel verbergende. Het Hout der oude Boomen geeft , wanneer men 'er in kapt , een aangenaamen Reuk, daar de Indiaanen Oliën en Zalven geurig mede maa- ken. Dit is het voornaamfte gebruik dat men van deezen Boom heeft, die in het hooge Ge- bergte der Eilanden van Oostindie , doch zeld* 2aam; groeit. Magnolia. De Kenmerken van dit Geflagt, dat zynen naam van den beroemden Kruidkundigen Mag- noliüs , Hoogleeraar te Montpellier, heeft , zyn , een driebladige Kelk en negen Bloemblaad- jes : de Vrugt beftaat uit tweekleppige gefchub- de Zaadhuisjes met uithangende Besfen, die het Zaad bevatten. Vier Soorten komen van hetzelve voor , alte- maal in Noord - Amerika groeijende , als volgt, E 3 (1) Mag* II. Deel» lil. Stuk, Veelmannige Boomen, Afdeel. xiii. (i) Magnolia met Lancet swyze aariblyvendt Bladen* Hoofd- stuk. De Bloem van deéze Soort is de allergroot- fte onder al het Geboomte 3 zo de Heer Lin- i. Magnêlia grandi/io- NiEtis aanmerkt. Een keurlyke Afbeelding van Gwotbioe-dit fraai je Gewas vindt men in 't gezegde Werk mi£e» van Ehret door Trew, waar uit blykt y dat de Bladen van onderen geelachtig ros zyn# Men geeft 'er 3 in zekere Verzameling van En- gelfche gekleurde Plaaten, Laurierkers - Bladen aan. Het is een ongemeen groote , Roosach- tige , witte Bloem , welke hetzelve verfïert ; hebbende , volgens de Afbeelding , meer dan een Span of by de tien Duimen middellyn , met Bloembladen van byna een half Voet lang cn een Hand breed. Het groeit in Florida en Karolina. ( 1) Magnolia Foliis lanceolatis perennantïbus. Syst. Nat. XII. Gen. 690* p. 373* Magn. FoK lanceolatis perfiftentibus &e. Mill. Dïiï. T. 172. Magn. altisfima Flore ingenti can- dido. Catesb. Car. II. p. 61. T. 61. M. maximo flore. Trew. Ehret, T. 33. Magn. altisfima Laurocerafi folio t Flore ingenti candido. Amam* Angl% T. 14. (2) Magnolia Foliis ovato - oblongis, fubrus glaucis. Systm Nat. XII. Magn. Foliis ovato - Ianceolatis. Hort. Cliff. 222. Gron, Vir%. 61. Kalm* Ify II. p. 324. Magn. Lauri folio fubtus albicante. Dsll. Elth% 207. T. 168. f. 205. Catesb* Car* I, T, 3P. SEUGM. Vq^ I, B, Pl. Trew, Ebrèé. T. s>» (2) Magnolia met langwerpig Êyronde van onderen blaauwacktige Bladen. Dat POLYANDRIA. ?I Dat fommigcn deeze Bladen van anderen II. blaauwachtig , anderen witachtig noemen, wordt AF£nfL# opgehelderd door de omfchryving van P lu- Hoofd- kenetjüs ) die het een Virginifchen Tulpen-%TlJK* boom tytelt5met Laurierbladen 9 welke aandeag- terzyde gekleurd zyn met een blaauwen waafem , Pynappeltjes en Besfen draagende. By Ray vindt men het Tulpdraagende Laurierboom met gekelkte Besfen geheten 3 met Bladen die van onderen uit den Afchgraauwen of Zilver- kleurigen purperachtig zyn. De Heer Kalm zegt 5 dat men dit Gewas 9 in Penfylvanie en Nieuw Jerfey , op veele plaatfen 3 in fchraa- Je Moerasfige Velden aantreft. De Europeaa- nen noemen het aldaar de Beverboom , om dat de Bevers naar de Schors zeer gretig zyn : doch fommige Engelfchen noemden hem ook Swamp - Sasfophras 5 anderen de Witte Laurier. Men vindt , zegt hy , deezen Boom ook veel Noordelyker dan Penfylvanie 5 alwaar die tegen 9t end van Mey begint te bloeijen. Behalve het ongemeene fieraad 3 dat dezelve diestyds aan de Bosfchen geeft 9 zyn de Bloemen van eenen zeer aangenaamen en zo flerken Reuk , dat men de nabyheid deezer Boomen 3 op een half Kwartier gaans , dikwils gewaar wordt ; in- Tulïpifera Virgïniana , LaurinisFolns, averil parterore coeruleo tindis, Coni « baccifcra. Pluk. Mm. 379- T. *8. f. 4. Lau- rus, Tuiipifera, Baccis calyculatisc Raj. Hift. 1G90 & 1798e- E 4 &♦ DEEL III. STUï^ VeelMannïge Era o me nv II zónderheid tegen den avond. De Bloefem höiréfr ^xmLt wel wee of drie Weeken Hand , en het is , Hoofd* geduurende dien tyd , zeer vermaakelyk door stuk. $e Wildernisfen te reizen. De Besfen, die als aan Draadjes van de Vrugten afhangen , ryp zynde , ftaan ook fïerlyk , door haare fchoon roode Kleur , en zyn lekker, wordende tegen de Hoest en Borstkwaalen gepreezen. Men laatze ih Rum of Brandewyn aftrekken , waar van men dan 's morgens eeri Slok neemt. Het Af-, kookzel van den Bast zou tegen den Buikloop dienen , zo wel a!s dat der Takken tegen Ver- kouwdheid en Jicht, als een Sweetdrank. Van het Hout wordt tot Schaaven gebruik gemaakt. Catesby zegt , dat deeze Boom gemeen- ïyk zestien Voeten hoog wordt , groeijende oirfprongelyk in Karolina en Virginie ,; op vog- tige plaatfen , doch, in drooge Gronden of in Tuinen verplant , fraaijer wordende ; des men hem 'er veel tot fieraad en om den lieflyken Reuk nahoudt. Hy wordt ook de Kleine Tul- penboom genoemd. m. (3) Magnolia met langwerpig ovaale gefpitjle Spitsbladi- Pee. (3) Magnolia Foliis övatö - oblcngis fccuminatis. Syst. NüU XII. Magn. Fol. ovato - lanceolaris acuminatis, ammis, Flori- bus obtufis. Mill. DïÏÏ* Magn. Flore albo , Folio majore acaminato , hand albicante. Catesb. Gzr. III. T. p. 15, GRON. Viri% 6U IC ALM. Its I^p, 3^4* POLYANDRIA. 73 Deeze 5 die de Bladen jaarlyks vallen Iaat , II. en dczelven van onderen groen heeft , is ee^™*1* byzondere Soort, welke, volgens Clay ton, Hoofd- alle anderen in dikte en grootte overtreft» Moog-sim* lyk zal die van den Heer Kalm, in de Bos- fchen van Penfylvanie en Noordelyker, waarge- nomen , zo even gemeld , deeze veeleer zyn. De Heer Mille r zegt 5 dat dezelve de Bloe- men itomp heeft. (4) Magnolia met Lancet swyze Bladen , de iv. buitenjle Bloembladen afhangende. ufp^au* Driebladi- De Heer Catesby, van deeze een Af-ge' beelding geevende , noemde ze Magnolia met een zeer wyde witte Bloem en eene hoogroo- de Vrugt. Dat de Bloem , echter , zo groot niet als die van de eerfte Soort zy3 blykt uit de Afbeelding , welke de Heer Trew zo van de gedaante van 't Gewas , als van de deelen der Bloem- en Vrugtmaaking , ten naauwkeu- *igfte aan 't licht gegeven heeft. De Bloem- bladen zyn ook veel fmaller , en de drie bui- tenfte derzelven , die bovendien in Kleur van de (O Magnolia Foliis Janccolatis a Petalis exterioribus depeiv dentibus, Syst. Nat. XXL Afagn. Foliis Janceolatis amplisfi, mis annuis. Miia Mfr Magn. amplisfimo Flore albo , Fruo tu coccineo. Catesb. Car. lïé X, ?J 8o. Magn> ' ¥oVlh oyali-oblongis, ad bafia & apicem nngnüis 9 lurinque viieu- pbus» TB.EW. Ekret. x. 62 , 63. E 5 H* Dekl.iii* stvk» VEELM A NNIGE EoOMEN. II. de anderen verfchillen, hangen nederwaards af, AFxmL* °^ zYn om§e^aScn en geelachtig groen» Men Hoofd- zou1 die voor de Kelk , ten minfte voor het stuk. Bloembekleedzel , aanzien. Voor 't overige is Magnoha. de BIoem Sneeuw -wit. In de Afbeel- ding van den Heer Ehret zyn de Bladen van Kleur , zo 't fchynt , vvederzyds donker groen met een blaauwen Glans. Deeze Soort groeit natuurlyk in Karolina , ter hoogte van zestien of twintig Voeten, volgens Cates- 13 y , wordende Ümbella - Tree of Zonnefcherm- Boom genoemd van de Engelfchen. De Stam wordt zelden dikker dan vyf Duim over 't kruis , hebbende een witte Schors en zagt Spon- gieus Hout ; de Bladen doorgaans dertig Dui- men lang en vyf Duimen in 't midden breed , zyn eenigerrnaate Zonnefchermswyze of als een Kroontje $an 't end der Takken geplaatst , komende de Bloem in deszelfs midden voort. De Heer Ehret vondt 'er , in 't jaar 1760, een bloei jende in de Tuin van den Heer G o r- don , voornaam Hovenier by Londen, waar van de gedagte Afbeelding is ontleend. MlCHELIA. De Kenmerken van dit Geflagt , dat naar den Kruidkundigen Micheliüs zynen naam heeft, zyn, een driebladige Kelk, waar in vyf- tien Bloemblaadjes : de Vrugten veele vierzaa- dige Besfcn. Als POLYANDRIA. 75 Als de eenigfte Soort fi) is hier toe betrok- IK ken geweest 5 de Sampacca van RuMpHius^^if^ of Tsjampiacca ; niet de Berg - Sampacca , die Hoofd- de tweede Soort van Tulpenboom uitmaakt 5STUK# maar de gemeene of tamme Sampacca - Boom , MUheli* welken de Europeaanen, te Batavia, Druiven-chamPac** boom tytelen , wegens de Troswys' hangende Vrugten. Het is een middelmaatige Boom , dien men in de Tuinen , door geheel Indie , aankweekt wegens den lieflyken Reuk der Bloe- men, welke Oranje* Bloemen wegens de Kleur genoemd worden , en Hoeren - Bloemen om dat 'er het Maleitfch Vrouwvolk het Haair mede optooit ; doch zulks is onder dezelven de alge- meene Mode. De Reuk deezer Bloemen is geil en fterk , maar het Hoofd minder bezwaa- rende dan die der Cananga- Bloemen, trekkende naar den Reuk van Narcisfen. Men betrekt 'er toe den Champacam van Malabar , dat een hoo- ge Boom is, met den Stam wel anderhalf Voet dik, op Zandige plaatfen groeijende, wiens Bla- den een Span lang, drie of vier Duimen breed, en dus langwerpig zyn met een fmalle Punt , donker groen van Kleur ; de Bloemen , uit der- zei ver Oxels voortkomende, agt buitenfte Blaad- jes, (i) Michdia Foliis lanccclatis. Syst. Nat. XII. Gen. 691. p. 374. Michelia. Fl. Zeyl. 144, Osb. hm. 93. Sampacca. Kumph. Amb. II. p. 199- T. 67, 6g, Champacam. Hort. Mól L p. 31. T. 19. RAJ. Il'tfl. IC41. B U K M, Ft. ïnd. 124. II. DEEL, III, STUK* 76 Veelmannige Boom en* Uf jes3 en wederom agt daar binnen hebbende , AFxntL# omringende de Meeldraadjes, die, even als in Hoofd- de Magnolia , digt rondom de Vrugtbeginzels stuk, geplaatst zyn. De Smaak deezer Bloemen is famentrekkende, de Reuk aangenaam. Uit ééne Bloem komen , dat zonderling is , veele van el- kander gefcheidene , troswys' aan een Steeltje hangende, Zaadhuisjes of Vrugten, welke de gedaante van een Balzakje hebben , bevattende ieder zeven of agt Nierachtige Zaaden. Behalve de Bloemen heeft men weinig gebruik van deezen Boom, op Ceylon Hapughaha ge- naamd , alwaar van deszelfs Hout Scheeden gemaakt worden, 't Getal der Bloemblaadjes, van den dubbelen Krans , werdt door den Heer Osbeckop Java veertien, van Rumphius, op Ambon 3 vyftien of zestien , en aan de Kust van Malabar , als gezegd is 3 zestien waargeno- men : zo dat vyftien 3 gelyk in de Kenmerken gezegd wordt , het gemiddelde getal is. Het wordt onder de Javaanen als een byzondere Eer aangemerkt , Luiden van meer Vermogen of Aanzien met zodanige Bloemen te befchenken, 1L (2) Michelia met Eyronde Bladen. Michelia jivommou ^ eené nieuwe Soort heeft de Hoogleeraar 'witte, N. L. Bürmannüs hier bygevoegd de Wil- (2) Mkhelia Foliis ovat's. BüRM. Fier. Ind* 124. Sampac- ea fylveftris. Rumph. Aml\ I. p. 202. T. 68. Michelia Foliis lanceolato - ovatis, LiNN. Mant. prima. p. 78. \ P O L Y A N D R I A. 77 Wilde Sampacca van Rumphius , by de Ja- B. vaanen , zegt zyn Ed. 3 Tsjampacca- Conneng Fxm.U getyteld , die de Bladen Eyvormiger in de ge- Hoofd- droogd overgezondene heeft, dan zy in de ge-STUK* dagte Afbeeldingen zyn. Deeze Wilde heeft de Bloemen wit 3 en veel flapper van Reuk , en dezelven krygen 3 fchoon in de Tuinen ge- teeld zynde , nooit die kragten van de andere Soort. De jonge Bladen wat gekneusd en in Water geweekt , tot dat het roodachtig wordt , doen de Amboineezen in de Oogen om het Cezigt op te helderen. Met den bynaam van Tsjampiacca heeft onze Ridder deeze Soort ook aangenomen. U v a r i a. Druiveboom. De Kenmerken zyn , een driebladige Kelk en zes Bloemblaadjes : de Vrugt-Trosfen, die den naam aan dit Gellagt geeven 3 beilaan uit een menigte van vierzaadige Besfen* . Twee Soorten zyn daar van aangetekend 3 als volgt, (i) Druiveboom met efenrandige Bladen. h Zeylanica* f \ tt • „ . Cevion- (ij É/v^r/rfFohiSintegemmis. Syst. Nat. XII. Gen. 692. p/cKe." 374. CJvafcia. Fl Zeyl. 224.. Uva fylveftris Zeylanica Mali Ar- mcnhcx fapore, Uves de Mato Lufoanis. Eurm. Tbes: Zeyl. p. 231. Fuïïis MufarUis. Rumph. Amb% V. p. 78. T. 42. Na- tnm- Panel, Bort. Mal. II. p. ii\ T. 9. Raj. Hift. 163 of onder de Pinang , welke zy kaauvven. Op Bruiloften en Maaltyden worden 'er de Huizen mede verfierd. Ook maaken zy , door deeze Bloemen , met die van de Sampacca, in Olie af te trekken , een welriekende Zalf daar van >, met andere Speceryën en Kurkuma , om zig het Lighaam daar mede te befmeeren. Dit doet inzonderheid het Vrouwvolk , meenende dat die geele Kleur haar bevallig maakt. De gedestil- leerde Olie van deeze Bloemen is , inzonderheid te Batavia , by de Ligtekooijen zeer in ach*» jting, en wordt van haar, by Druppeltjes, zeer duur betaald* Inderdaad deeze Olie, waar van iets door den meergemelden Richter, te Batavia lang in de Apotheek geweest , door hem zelf geltookt zynde is medegebragt , en my ter proeve vereerd , bevind ik zeer lieflyk, doch als menze by zig draagt of veel ruikt het Hoofd bei P O L Y A N D R I A. 8ï zwaarende , -gelyk Rumphius dien aangaan- II- de zegt. xiil Behalve de tamme zyn 'er ook Wilde Canan- Hoofd- ga - Booinen , waar van Rumphius driederley iTÜK' befcbryft, een Driebladigen, een Smal- en een Breedbladigen. De eerfte wordt , wegens de driebladigheid der Bloemen, dus geheten. De Vrugten hebben de grootte van Pruimen en be- vatten drie platte Korrels, leggende in een Sly- merig Vleefch. Van de Pitten deezer Korrels wordt , door de Indiaanfche Vrouwtjes , een welriekende Zalf of Boborri gemaakt. De Smal- bladige komt in gedaante naast aan den Tam- men , doch heeft Vrugten als Hazelnooten , mede aan Trosfen groeijende* De Breedbladi- ge ftemt 5 wat de Bladen aangaat, meest met den Sampacca - Boom overeen. Van allen zyn de Korrels welriekende , en de verfche Bloe- men flap , maar gedroogd zynde byna zo fterk van Reuk als die van den Tammen Cananga- Boom* (2) Uvaria met Zaagswys* getande Bladen. u. U varia. De hier bygevoegde japanfche, Van KaEM- Japan lchc. tfer befchreeven, is maar een kleine Heefter, met Takken van een Vinger dik , met eene Schors {z) XJ varia Foliis fèrratis. Syst. Nat, XJI. Fmtex vlscofus jtfócumbens , Folio Telephii vulgaris amul-o^ Frii&u raccmo- fo. KjEMPF. Am een. 47 6. T. 477. f il.Dïtl., III. Sit'R. $2 Veblmannige Boomen. Ih Schors zo Jymerig , dat een klein Stukje , daar A xiifL* van af§erukt en gekaauwd , den Mond en Keel Hoofd met Slym vervult. De Bladen gelyken naar die stuk* van de gewoone Hemel - Sleutels , zynde lang- werpig ovaal , aan beide enden fpits, met een Steeltje ; twee , drie of vier Duimen lang, in 5t midden niet wel half zo breed , fomtyds uit- gegulpt of gegolfd , aan de kanten met uitftee- kende Puntjes getand , ftyf en dikachtig , glad en bleek groen. Aan een Steeltje van ander- half Duim , dat dun is en groen , hangt een ronde Groep van dertig of veertig Besfen als Druiven , die op een ronde Knop zitten , digt tegen elkander aan 3 byna gelyk de Moerbeziën of Braamboozen. Ryp geworden zyn deeze Bes- fen rood, laf op de Tong, en bevatten Nier- achtige Zaadkorrels 5 van eene leelyke fcherpe Smaak. De Knop, waar op deeze Besfen ge- reten hebben , gelykt , in grootte en gedaan- te , naar een Aardbezie* Van de Bloemen maakt Kaempfer geen gewag; maar de Vrugt betrek dit gewas tot de Druiveboomen. Anno na. De Kenmerken zyn met die van het voor- gaande Geflagt overeenkomftig, uitgenomen dae de Vrugt een rondachtige als 't ware gefchub- de Appel is, met veele Zaaden. Agt Soorten komen van hetzelve voor, als volgt, (O An~ P O L Y A N D li I A. 83 (1) Annona met Lancetswys' ovaale, gladde, II. glanzige, vlakke Bladen en gedoornde ^¥™*u Vrugten. Hoofd- stuk* Deeze Soort verfchilt van de anderen , door j^n9nA haare groote op 't Oog gedoomde Vrugt. %y&«ricata. vak zo wel in Oost- als in Westindie, en 'tfo^ak^ is duifter , van waar zy haaren naam en af- komst hebbe : alzo het zeker is 3 dat men haar in Westindie reeds lang by den naam van Ano* m gekeud heeft > en , aan den anderen kant , uit de aantekening van den Hoogleeraar J. Bur- in* annus blykt y dat de Inlanders op Ceylon haar Anon heeten. Volgens Rumphius noemt menze , in Oostindie 3 dikwils Manoa of Meno-^ na , op Ambon Nonas 5 welke naamen veel overeenkomst met Anona hebben. Waarfchyn- lyk zal die naam 3 door de Spanjaarden of Por- tugeezen , eerst in Westindie daar aan gegeven , en door dezelven 5 zo niet het Gewas zelf 5 in Oostindie zyn overgebragt* Weleer fchynt zy (1) Annona Foliis lanceolatis glabris , nitidis, plaiüs; Po- leis muricatis. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 693. p. 374* Hort. Clif. 222, GRON. 'Virg* 61. RoYEN Lugdbau 494» jACQi Oh. p. io, T. 5. Annona Fol. oblongo - ovaris nitidis &c. BROWN. Jam, 254. An* Indica latifolia &c. Pluk, Alm. 31. T. 134- £ An. Ind. Fru&u Conoide viridi &c. UU. 32, T. 135- f. 2- An. maxima Fol. latis fplendentibus &c. Sloan. Ja». 203* ƒ/(/?. II. p. 166. T. 225. Anona. Comm. Hort. Amft. fc p. 133. T. 69. Mer, Sar. T« 14. Guanaba- nus Fru&u molliter aculeato. Plum. Ic, 143, f, i, F 2 H, DEEI* IU. STUK* 84 Vbelmanhige Boomrn* !!• zy onder den naam van Guanabanus bekend AFxiiiEU geweest te zyn, welke 'er ook door Pater Plu- Hoofd- mier aan gegeven is. Dus fpreekt *er de Heer 1TUK" Jacquin van. A»*?**" v Schoon veele, ja wel zeer vermaarde Rei- 35 zigers en Kruidkundigen > deezen Boom be- 35 fchreeven , en veïfcheidene ook door Afbeel- 5, ding opgehelderd hebben , oordeelde ik het 53 nogthans den Liefhebberen niet onaangenaam 3, te zullen zyn 5 indien ik , een Ooggetuige 33 geweest 5 met de Figuur daar van ook een 53 breeder befchryving uitgave* De Afbeelding 33 v?n M e r i A n 3 naamelyk , wel beter dan de 33 anderen, heeft de Bloem al te zeer gerimpeld. 35 De Tekening van Slo ane is de beste niet, 53 om dat de Bladen zelden zo klein zyn , en 53 dat in de Vrugt 3 die van de kleinften is , de 35 Netswyze ftreepen ontbreeken. Door Plu- 35 mier is ook de Vrugt niet gelukkig getrof- 35 fen. 53 Ik heb deeze Anona op de meefte Karibi- 33 fche Eilanden , wel inderdaad wild by de Dor- 3> pen 3 doch nooit midden in de Gebergten of 33 op woefte plaatfen , gevonden ; weshalve ik 33 vermoede, dat dezelve eertyds van elders in 3, die Landen overgebragt zy. De geheele Boom 3, heeft een zwaaren walgelyken Reuk 3 die de 53 rype Vrugten alleen minder befmet. Het 55 fchynt min of meer eene Gellagt - Reuk te 35 zyn , welke in deeze Soort boven anderen 3, doordraait. Op Velden of in lugtige Bosfchen i> vry POLYANDRIA. «5 *, vry groeijende, krygthy ongevaa* de grootte tV „ van een Peereboom , maar , van de nabyftaan- Afdeel^ „ de Boomen geprangd ; blyft hy een Heeiter. Hoofd- „ Dus heb ik 'er ook Heiningen van gemaaktsTUK. „ gezien , die beftand waren tegen 't geweld^*^**** der rterkfte Winden. Het Hout is witachtig 5, en niet zeer vast, met eene Afchgraauw brui- 3I ne Schors bekleed. De Elswyze punten van de Takjes of eerfte beginzels der Bladen zyn „ Oranjekleurig : de Bladen langwerpig ovaal , „ fpits, effenrandig, glad en glanzig , plat, Le- „ derachtig van boven donkergroen , van on- „ deren bleeker, overhoeks, kort gefteeld, drie i, of vier Duimen lang. Enkelde Bloemfteel- „ tjes, ieder met één Bloem, dik en eindelyk „ Houtig , komen verfpreid , dikwils $an de „ oudfte Takken, en fomtyds ook uit den Stam „ zelf voort : want de jonge Takjes zouden de „ Vrugt niet draagen kunnen. De Bloem, die „ groot en bleek Zwavelkeurig is , heeft de „ volgende Kenmerken". Een zeer kleine blyvende Kelk, verdeeld in drie Hartvormige, holle, gefpitfle Slippen. De Bloemblaadjes zes in getal , Hartvormig , hol- rond 9 Lederachtig , zeer dik , zeer groot , wyd uitgeftrekt , ongedeeld ; zynde de drie binnen- Iten beurtlings kleiner en ftomp, de buitenlten fpits getipt en wyder open. Meeldraadjes zyn 'er naauwlyks ; maar een groote menigte van over- endftaande Meelknopjes , waar mede het Vrugt- huisje digt bezet is. Op hetzelve , dat eene F 3 rond- II.Dfxl, III, Stuk, 86 VeelmannigeBoomen. IL rondachtige figuur heeft, zit een dergelyk Zaad- Afmel, keginzel, zonder Styl> geheel bedekt metftom- Hoofd pe Stempels. Het Zaadhuisje is eene Eyronde 5 stuk:. Zeer groote Bezie , dikwils krom , bekleed met Zuurzak eene rfadde Schors , welke flaauw Netswyzever- deeld is en gewapend met niet kwetzende , groen- achtige Doorens ; waar in veele langwerpige glad- de Zaaden* die in 't ronde geplaatst zyn 3 huis- vesten. 5, De Vrugt is altoos meer of min Hartvor- 3, mig f verfchillende in grootte 5 als van vyf 3, tot negen Duimen lang , en overdwars drie 3, of zes Duimen dik zynde. De Schors 3 van 3j de rype Vrugt 9 is uit den geelen groenach* 3, tig , dik , doch broofch , door Streepen ver- 5, deeld in Ruiten, wier middelpunt zig tot een 3, zagt Doorntje verheft. Het Vleefch is wit- „ achtig 3 Sappig 3 welriekende 3 Boterachtig , 3, eetbaar 5 van een byzonder aangenaamen 3, Smaak , zoet met een weinig rinsheid. Het 3, fchynt famengefteld te zyn uit een menigte 33 van Pieramiedjes 3 wier Toppen in het midden 33 van de Vrugt famenloopen, ieder één Zaad „ bevattende. Men plukt doorgaans de Vrug- 33 ten onryp 3 op dat zy niet van 't Steeltje op „ den Grond zig te barften vallen zouden. Men 33 zetze , na dat zy eenïge Dagen gelegen heb- 3, ben en murw geworden zyn 3 op Tafel en 3, houdtze taamelyk in waarde. Alzo zy te „ week zyn , om met een Mes gefchild te wor- 55 den 3 breekt mqn ze met de Hand 3 en fchept 33 'er Pol. yahdria. 87 5, *cr met een Lepel de Pap , of zuigt met den II. 3, Mond de Stukken uit , werpende den Bast A^fL< „ weg, die iets onaangenaams en Terpcnthyn Hoofd- 33 achtigs heeft. Tot verfrisfehinge , in heetesTUIU „ Ziekten , pryzen de Inlanders dezelven zeer|^***" „ aan ; maar een nieuwlings aangekomen Euro- 3, peaan vindt 'er geen Smaak in. De rypen 55 kunnen niet lang bewaard worden. Van de 3, onrypen maaken fommigen Wyn 5 die wit is 33 en tegen de Kanker in de Mond der Kinderen 3, gepreezen wordt. Anderen kookenze , met 3, Water en Suiker, tot eene niet onfmaakelyke 3, Spyzc. De driejaarige Boom , uit Zaad ge- 3, tecld , geeft , zo men zegt , reeds Vrugten. „ lk heb twaalf Boompjes daar van , reeds ,3 Vrugtdraagende , een Arm dik, tien Voeten 3, lang, met een klomp Aarde uitgedo^ven, in 3, 't jaar 1756 van Martenique naar Weenen „ overgezonden 5 die 'er allen levendig geko- 33 men zyn : de meeften derzelven groeijen 33 nog weelig in de Keizerlyke Tuinen 3 maar 3, zy :geeven zelden Bloem en nooit Vrugten. 5, De Engelfchen noemen dit Gewas Sour-Sop- 3, Tree , dat is Zuurfopboom , de Franfchen 3, Corosfolier , naar 't Eiland Kurasfau , by hun ,3 Corosfol genaamd , van waar men denzelven 33 eerst overgebragt acht te zyn : de Hollanders 33 Zuurzak - Boom , als die Zakken met Zuur 33 voortbrengt ; maar de Spanjaarden geeven 'er 33 den Indiaanfchen naam 3 Guanaban , aan. De 33 Tsjaka-Maram van den Malabaarfen Kruid- F 4 „ hof. tl, Def-l» 111. srmu 88 Veelmannige Boomek» IL s, hof, III. Deel pag* 17, T. 26 3 27, 28 „ ^'xni U 33 ^ynt een van deeze verfchillende , en ande - Hoofd» „ re niet wel bekende Soort > van Anona, te STUK. ^ zyn.» f^r^ ^US verïe ^e ^cer JACQÜI^ 't Schynt dat deeze Vrugten de Puntjes fomtyds ftyver en Doornachtig hebben. Immers Sloane betrekt ook tot deze Soort , dien Boom welken de Engelfchen Prickly - Apple } of Stekeligen Appel noemen 5 hebbende een groene , Kegelvormige , als met Schubben gedoomde Vrugt , en deeze zou, vol- gens Plukenetiüs, niet alleen de Arati* cu - Ponhe van Brafil , maar ook de Atamaram van Malabar zyn , welke tot de volgende Soort is t'huis gebragt. Wat den gemelden Tsjaka - Mar am aangaat, deeze behoort zekerlyk tot de Anona's , van welken in dat Werk gezegd worden wel dertig Soorten op Malabar te zyn , die ten opzigt van de Vrugten verfchillen, doch hoofdzaakelyk te betrekken zyn tot twee , naamelyk die het Vleefch fmaakelyk en Honigzoet , of laf hebben en on- fmaakelyk. De Appel is wel een Span breed en twee Span lang , dus als de grootfte Soort van Meloenen of Pompoenen, weegende niet zelden vyfentwiotig Pond. Dezelve heeft den Bast groen , dik , en met dikke Schubben , die .gedoomd zyn , als met Diamanten , bobbelig bezet ; de zelfftandigheid van binnen als Room s met Pitten als Karftengen , die ook eetbaar «yn. De Vrugt wordt Jacqueira van de Por* Polyandrie. 89 tugeozen en Soortfacken van de Hollanders ge- H. Afdeeu heten. XIIL Hoofd- (2) Annona met langwerpige Bladen , de Fr lig- stuk. ten als 't ware (lomp gefckubd. ö- 5 Annona Squamofaè. Tot deeze Soort, welke geen Stekels heeft , a maar van bviten als met Schubben is bekleed 5pi. xii* wordt betrokken de Annona met langwerpig Ey- a* ronde i gegolfde , geaderde Bladen , driebladige Bloemen en gelepelde Vrugten van Browne y als ook de Anona met kleinere ruikende Bladen > en eene Kegelvormige gefchubde, kleine, zoe- te Vrugt van Sloane, die daar toe de Wil- de Cachimas van Rochefort betrekt* De onzen noemen hem Kaneel- Jlppel- Boom. Ik zal hier wederom de befchry ving van den Heer Jac- quin gebruiken, 3, Deeze Boom komt ook menigvuldig in de 5, Tuinen op de Karibifche Eilanden voor , en 3, groeit thans omftreeks de Bouwlanden in 't )3 wilde ; zynde misfchien eertyds van elders „ daar heen gebragt. Zy valt kleiner van Ge- „ was , wordende zelden meer dan dertien Voe- h ten ( z) Annona Foliis oblongis , Fm&ibus obtufe fubsquamatfs. ijst. Nat. XII. Jacq. Oh. 13. T. 6. f. i. Annona Fol. ob- longo-ovatis , undulatis , Venofïs, &c Brown. Jam. zs6. An. Foliis odoratis minoribtis &c. Sjloan. Jam. 205* Hifi* \\. p. 168. T* 227. KAj.Dendr. 77. Anona tuberofa, RUiMPft. Amb. I. p. 132* T. 40. Atamararn. Hert. MaU III. p. zu T. 49. Burm. F/. ZïéA 125* F j ]|«P9Cl.« STUK* Veelmannige BeOMEN'. II. 5, ten hoog. Het .witachtige Hout is met een Afdeel. ^ bruinachtige Schors bekleed. De Boom maakt Hoofd- „ een fraai je maar niet zeer digte Kroon. De stuk. 99 Bladen zyn langwerpig, fpits, effenrandig, Jfpi'1' » §Iac* 5 ^oor menigvulc^ge Adertjes gegolfd , „ vuil en uit den geelen groenachtig van Kleur, ruikende, vier of vyf Duimen lang, kort ge- „ fteeld. Uit de Takjes , inzonderheid die niet „ van de jongden zyn , ja ook uit den Stam 5, zelf, daar die zig in Takken verdeelt, komen 3, enkelde Steeltjes , ieder met ééne Bloem , 33 voort. De Bloemen zyn Lederachtig, uit „ den groenen geel, zwaar van Reuk, en zes- bladig , niet driebladig , gelyk BROwNE ge- 39 meend heeft , komende in Kenmerken en 3, grootte volmaakt met die der volgende Soort 3, overeen. De Vrugten zyn , niet alleen by 33 de Inlanders , maar ook by de meefte Euro* 33 peaanen 9 in groote agting. Zy zyn Eyvor- 33 mig rond , van verfchillende grootte , ge- „ meenlyk als eens Mans Vuist. De Bast , 5, blaauwachtig groen en met Daauw bedekt , is zeer broofch , en overal bezet met groote , „ dikke , flompe , ongelyke Tepels , die als 3, Schubben over elkander heen leggen. In de 3, rype Vrugt fcheiden dezelven ligt van mal- 3, kander, en niet zelden blyft 'er een gedeel- 33 te van de Vleezige Pieramiede , onder 't af- 3, haaTen, aan zitten , waar toe zy behooren ; 33 doch men kan deeze Schubben , wegens haa- 33 ren zeer onaangenaamen Terpenthyn • Smaak , 3, niet POLYAMDRIA. 91 s, niet mede op-eeten. Het Vleefch, dat wit II. 3, en week is, heeft eenen byzonder aangenaa- A™^EL' men , Kruidigen , Wynachtig zoeten , Reuk Hoofd- „ en Smaak. Men plukt en eet deeze Vrugten5TÜK- » op den zelfden tyd van 't Jaar als de Zuurzak-^^ ken , en op even de zelfde manier. De „ Zaaden zyn zwart, men telt 'er omtrent veer- „ tig in ieder Vrugt. Als de Boom verplant wordt , Iaat hy zyn liladen vallen , en geeft „ dan dikwils weder rype Vrugten, voor het ^ uitkomen van de nieuwe Bladen. Ik heb „ van deeze ook verfcheidene , reeds Vrugt- „ draagende , van Martenique overgezonden , die in de Keizerlyke Tuinen tot nog toe wel tieren en eenige maaien gebloeid , doch nooit n Vrugt gegeven hebben. „ De Bladen van deezen Boom , door kneu- 3, zing klein, en met Zout tot een Pap gemaakt 5, zynde , zouden tot rypmaaking van hardnek- kige Gezwellen dienen, zo de Schryvers van „ den Malabaarfen Kruidhof verzekeren. In 9, dat Werk is 5t Gewas wat fober afgebeeld , „ zo wel als by Sloane, die de Vrugt alleen regt goed heeft. Rümphiüs vertoont een 3, gedoornden Tak , hoedanigen ik nooit heb 5, waargenomen. Zyne befchryving niettemin komt met deeze Soort volmaakt overeen. De 3, GüANABANUSVan EHRETby Trew, %i Tab. 49, fchyntmy toe de zelfde niet te zyn met den onzen : want de Vrugten verfchillen „ te veel in grootte en Kleur , de Bladen in fi- » guur. 92 Veelmannige Boomen. II. „ guur. De Engelfchen noemen hem Sweetfop* Ar?mL' » Tree of Zoete Sop Boom ; de Franlchen Pom- Hoofd- „ mier de Canelle of Kaneel - Appel- ; de Hol- STUK' „ landers Steen- Appel Boom , als groeiende op kjeel ^ Steenachtige plaacfen." De Heer Li nnteus betrekt thans tot dee- ze Soort de Indifche Anona > met eene groen- achtig geele Vrugt, den Bast ruuw en gefchubd> met kleine zwartachtige Pitten hebbende , by Plükenetids; als ook den Gmnabanw met ruikende Bladen en eene rondaohtige ge- fchubde Vrugt , van Plumie r. De cerstge- melde zou Honig - Appel by de onzen, en Sui* Ier- Appel by de Engelfchen genoemd worden: benaamingen die daar* op beter, dan op dea voorigen , pasfen. Immers Rümphius, by wienze Geknobbelde Anona , op 't inlands Ma- noa Papuwa heet, getuigt, dat deeze veel fmaa- keïyker zelfs dan de gewoone Anona is , hebben- de eene byzondere Geurigheid, als van Rooze* water. Het Gewas hadt men van Ternate op Amboina overgebragt , zynde , zo men meende, van de Papous - Eilanden afkomftig. De Vrugt van deezen Kaneel -Appel Boom , zo wel als van de Zuurzakken , uit Westindie, in Flesfchen gegroeid , bezittende , en wyel de eerstgemelde aan een Takje met Bladen , zo heb ik daar van de Afbeelding hier, in Fig. 2, op Plaat XII, willen mededeelen. Aanmerkelyk i$ 5t, dat deeze Vrugten thans niet groen, maat Koffykleurig bruin , zig vertoonen , zynde waar* fchyn* POLYANDRIA. £>3 fchynlyk door het Vogt dus veranderd : want lh men getuigt, dat dezelven haare Groenheid aanAFx^L* den Boom behouden > tot dat zy door rypheidHoopö- op den Grond vallen > barftende dan in zo 3TÜK% veele Stukken van één , als 'er Schubben zyn. Sommigen noemenze licht- 9 anderen geelachtig of Pappegaay - groen* Annona met Lancttswyze Bladen , de wr- Vrugten Eyrond en Netswyze gejlreept. mkuiata. Vlaade- Deeze Soort verfehik van de voorgaande 3AppcI% doordien de Vrugten niet gedoomd, noch ge- fchubd zyn, maar eene effene Schors hebben, welke als Netswyze in Ruiten is afgeperkt. Volgens deeze gefteldheid van de Vrugt, moet het de Anona - Maram van den Malabaarfen Kruidhof zyn , zo wel als de eerfle of gemeene Anona van R u m p h i ü s ; doch het fchynt naauw- lyks de Guanabnnus met eene Goudgeele zagt gedoomde Vrugt te kunnen zyn van Plumier, niettegenltaande onze Ridder dien thans daar toé betrekt. Sloane, die deezen Boom aller* grootfte Anona tytelt , met langwerpige fmalle Bladen en een zeer groote geele Kegelvormige Vrugt, (3) Annona Foliis lanceolatis , Fru&ibus ovatis reticulato- aïeolatïs. Syst. Nat. XII. JACC^ Oh. 14. T. 6. f. 2, Ansona ïru&ibus oblongis , undulatis , Venofis. Brown. Jam. z$6. Anona maxima Foliis oblongis anguftis, &c. Sloan. Jam. 204. Hij}. II. f. 167. T. 225. CATESK. Car. II. T. 62. RAJ. Dendr. 77. Anona - Maram, Hort. Mal. III. p. 23. T. 30 , 31. Anona. Rumph. Amb. I, T. 45, BUI1M* F/. Ind. 125. n« imi» uit stvk, 94 Veelmannige Boomen* II. Vrugt, den Bast glad in Perkjes verdeeld heb- Afdeel. bencje , merkt aan , dat de Engelfchen dezelve Hoofd- Cujlard - Apple , naar zekere Vlaade , van Melk stuk. en Eijeren gemaakt, noemen. Zie hier de be- viaade- fchryving door Jacquin. ppe' „ Onder de aanhaalingen heb ik die van Plaat „ 86, uit het Tweede Deel van Catesby, 3, door LiNNiEus, weggelaten : aangezien de 5J bulten tusfchen de afperkende S treepen in de 5, Afbeelding , in de befchryving ook aangemerkt 3, en de zesbladige Bloem , van die der volgen- „ de Slymerige Anona verfchillende , een ande- ,3 re en van alle de Soorten my bekend en van „ LiNNiEus onderfcheidene Soort, fchyneii „ te ftellen. De Figuuren van Sloa ne en „ R h e ede zyn taamelyk goed , hoewel in 3, beiden de Perkswyze Tekening der Vrugt 5, kwaalyk uitgedrukt is. Ik heb dit door myne 3> Afbeelding getragt te verbeteren. Het is een „ Kroonboom. veel uitgebreider en hooger dan „ de voorgaanden , doch voor 't overige aan den 3, Kaneel - Appel Boom gelyk. De Reuk is wal- „ gelyker ; de Bast wat ongelyker. De Bladen 3, komen in Kleur en figuur overeen ; verfchil- 33 lende daar in , dat zy Ipitfer en veel langer , „ en evenwel niet breeder zyn* De Bloemlteel* 3, tjes en Bloemen zyn eveneens 5 hebbende de 33 volgende Kenmerken". De Kelk is in drieën verdeeld en zeer klein , met de Slippen Hartvormig, hol, gefpitst. Zes Lederachtige , ongefteelde Blaadjes heeft de Bloem % POLYANDKIA, 95 Bloem 9 waar van de drie buitenften , beurtlings, K. j-i 1 Afdeel. lang^erpig. itomp, zeer dik en groot, aan de xm; Rug verheven rond , van binnen hoekig, aan Hoofd- den Grondrteun holrond en zeer wyd gaapcnde;STUK* de drie binnenften Ey vormig en veel kleiner dan Apf£ de Slippen van de Kelk zyn. Men vindt naauw- lyks Meeldraadjes i maar een menigte van MeeU knopjes , die regt overend geplaatst zyn op het Vrugthuisje, waarop het Zaadbeginzel zit, geen Styl hebbende , maar bedekt zynde met een me- nigte van ftompe Stempels. Dit alles komt na- genoeg met de eerlte Soort overeen; maar de Vrugt is een groote Hartvormig ron Je Appel , die een gladde Schors heeft , door Streepen Ruits- wyze afgeperkt, bevattende veele langwerpige, famengedrukte , gladde Zaaden. „ De Vrugt is byna altoos grooter dan een Vuist, en heeft eenigermaate de figuur van „ een Osfen * Ham Zy is glad, niet met eenige „ verhevene Schubben of Bulten , maar door Netswyze Streepen in ongelyke meestal vyf- 3, hoekige Ruiten afgeperkt Ryp zynde is zy „ vuil geel , fomtyds ook roodachtig , wordende $J door lang of onvoorzigtig handelen bruin en „ dan in 't kort bedervende. Het Vleefch is „ witachtig , week , zoet , naauwlyks Smaak of 3, Reuk hebbende , en alleen van de Inlanders , „ ja zelfs niet van allen , gegeten wordende. 39 Voor 't overige komt zy met de anderen iy overeen. De onrype Vrugten , aan ftukken „ gefneeden en gedroogd , zyn van zeer goe- „ den 96 Vee^Mankige Böomen. TL 5, den dienst, tot het floppen van een Iangduü* A xiiiEL* 'h riêen BüiklooP- Deeze Soort groeit van zelf Hoofd- „ op de Karibifche Eilanden. De Franfcheo STÜK- „ noemenze Cachiman Goeur de Bceuf of Osfen« Ippef' » Halt' de Engelfchen Cuftard* Apple Tree, „ dat is Vlaade - Appel", snot- De gemeene Oostindifche Anona van Rum^ Appel, phiusj die door L i n n je u s tot deeze Soort betrokken was 9 wordt door J a c q o i n t'huis gebragt tot eene nieuwe Soort (*), SlymigeAno* na genaamd , om dat het Vleefeh Slymeriger is dan dat der anderen en niets aangenaams in de Smaak heeft. Rumphius pryst hetzelve ten dien opzigte ook niet veel , zeggende dat het mal zoet is 5 van zelfftandigheid byna als Potkaas en fmaakende als gebraden Queën. J a c q u i n vondt deeze wild groeijende in de Bosfchen op Martenique 5 komende in geftalte volmaakt met de andere overeen 5 doch het buitenfte van de Éloem famengegroeid hebbende , en de Slippen tevens zo wyd uitgebreid, dat degeheele Bloem niet kwaalyk naar een hedendaagfen Hoed ge- leek. De Perkjes van de Vrugt waren bultig , en evenwel niet getepeld of gedoomd. Van de Franfchen werdt dezelve Cachiman morveux, dat is Snotterige Cachiman > geheten. Ik heb ze derhalve Snot - Appel genoemd. (4) An- (*) Anona Foliis oblong! s , Fm&ibus areolatis , Corollf* fetirttis monopetalis; jAcq. Obs. p, i. p. xc% POLYANDRIA. 07 (4) Annona met langwerpige , ftompachtige , II. gladde Bladen en geperkte Vrugten. ^^nT Hoofd- Hoe klein het verfchil in de Kenmerken ook stuk. voorkomen moge , wordt deeze nogthans , van IV. den Vlaade- Appel Boom, door de Engelfchen^/^w^ onderfcheiden , en 5 om dat hy aan de Rivieren Aw^" groeit , Wattr - Appel getyteld. De ftompheid der Bladen, die volgens Browne Eyvormig zyn, fchynt het voornaamfte verfchil uit te maa- ken. Sloane geeft 'er zwartachtig groene Laurierbladen aan , en eene kleinere , Kegelach- tige, geele Vrugt. Het is, volgens hem, een Boom van dertig of veertig Voeten hoog , met den Stam zo dik als een Man om zyn middel, draagende Vrugten van grootte als een Vuist , uitwendig eerst groen, daarna geel5 van binnen Zaaden hebbende als Boeren Boonen , die in Oranjekleurig Vleefch zitten , dat niet zeer aan- genaam doch eetbaar is , en van de Inwooners op Jamaika wel gegeten wordt. (5) Annona met Lancetswys' Eyvormige Bla- v. den y de Vrugten Kegelvormig en glad. Qqq .Gladde. f4) Annona Foliis oblongis obtufiusculïs glabris , Fru&ibus axeohtis. S^st% N&U XIT. Annona uliginofa , Foliis nitid s &c. Brown Jam 256. Annona Fol* oblongis obrufls glabris &c. MiLL. Di&t Anona aquatica , Foliis Laurinis atro - virenribus , Fru&n minore conoide luteo &c. SLOAN yam. 205. Hift, II. p. 169. T. 228. f. 1 RAj. Dendr. 78. Anona Americana jux- ta Flaviorum ripas &c PLUK. Alm. 32. T 240. f 6. (5) Annona Foliis lanceoJato -ovatis , Fiu&ibus conoidibas G gl«* H, Dbel» 111. Stuk» 98 Veelmannice Boomen. 1T. Deeze wordt door Catesb y voorgefteld , AFxmL" onder den naam Van al!erSrootfl:e Anona 9 met Hoofd- breede Bladen en eene zeer groote geele Ke- stük. gelvormige Vrugt, die eene gladde Schors heeft. Dezelve zal dan geheel zonder Doorens , Schub- ben, Bulten , Knobbeltjes of Perkjes zyn, en dus begryp ik niet, hoe dezelve vallen kan on- der de algemeene bepaaling van de Geflagts - Ken» nnerken der Annona door Linn^üs, wanneer zyn Ed. zegt: 5Ï de Vrugt is een zeer groote 9 „ Eyvormig rondachtige Bezie 3 met eeneSchub- „ achtige gehippelde Bast bekleed 3 met ééne 33 holligheid , waar in veele Zaaden nestelen/1 vi. (6) Annona met Lancetswyze Bladen en in trUob20na drieën gedeelde Vrugten. Drie- Ivwabbfge. , , ■ . _ De Afbeelding van deeze is door Trew zeer fraay, volgens de Tekening van Ehret, die dezelve naar een Tak » welken Cates ey uit Amerika medegebragt heeft, gemaakt hadt , uitgegeven. Men ziet daar in , hoe de geelach- tige gladde Vrugt de gedaante van den Balzak van een Ram eenigermaate uitdrukt , doch drie- kwab- glabris. Systt Nat. XII. Anona maxima, Foliis Iatis, Frii&u maximo luteo conoide, cortice glabro. Catesb. Car. 1U T. (6) Annona Foüis lanceolatïs , Fru&ibus tiifïdis. MlLL. tilB. T. 35. Anona Fr» lutescente ls'/i, &c. CATESB* Car, 11. T. 85. Trew. e6ret. l\ 5* Du Hamel. Arlr. 1. p 5 , T. ï9. POLVANDRIA. 99 kwabbigheid kan ik daar in niet befpeuren. De lt Heer Miller, evenwel, merkt aan, dat de nUm Vrugt in drieën is gedeeld. Beide deeze Soorten Hoofd- komen in Karolina voor. STüK# C7) Annona met Lancetswyze gladde, glanzi* J**;Krf ge , < gejireepte Bladen* Afiatu*. Deeze krygt van onzen Ridder den bynaam^116, van Oostindifche , (want Afiatica moet dit bete- kenen , ) om dat zy natuurlyk 9 dat is Wild > voortkomt in Oostindie. Ten minfte is zodanig door den Hoogleeraar J. Bürmanncs voor- gelteld , die op Ceylon den naam van Alughas voert, waar van de Wortel door de Verwers gebruikt wordt om eene roode Kleur te maaken. Zyn Ed. fprak niet van de Vrugt, doch twy- felde of het ook de gemeene Anona , Manoa genaamd , van Rumphius, mogte zyn. L 1 n- n m u s betrekt 'er toe de Guanabanus van Plu- mier met de paarfehe Vrugt , welke Jacqüin tot de Netswys' geperkte of Vlaade > Appel be- trokken hadt , en daar toe zoude , volgens ge- dagten Heer Burmannus, de Anona met eene hoogroode Vrugt 9 van Ceylon , behoo- ren* (2) An- (7) Annma Foliis knceolatis gla^rfs mtïdis lineatis. Hort. Ciiff. 222. FU Zeyl. 225. BOYEN Lu«dhata 454. Anrona* fyiveftris. Bukm. Zeyl. 21. Burm. FL Ind. 125. Guaiiaba- Jius Fm&u purpureo. Plum. Sp. 43. 1c 143. f. 2, G 2 II. Deel, Hl, Stuk. 100 Veelmannige Boomén. !!• (8) Annona met Lancetvormige Wollige Bla* Afdeel» jeft xiii. ae7lc Hoofd stuk» Deeze Soort krygt den bynaam van Afrikaan* vin. fche, niooglyk, om dat zy uit Afrika oirfpron- sifricana. gelyk wordt geacht te zyn , hoewel Linn^üs fch?lkaan" zelf de woonplaats fielt in Amerika» Zy onder- fcheidt zig van de anderen door de Wolligheid der Bladen , die volgens de Afbeeldingen in lang zo fmal en fpits niet als in de voorgaande zyn. Immers 5 wanneer men de Afbeelding van Ehret befchouwt , zou mcnze veeleer fpits ovaal noe- men. Aldaar wordt de benaaming gebruikt van Pater Feuillee, die dit Gewas in Peru vondt5 alwaar hetzelve gemeenlyk den naam van Chêrimolla by de Spaanfchen voert 3 en met veel zorgvuldigheid wordt aangekweekt. Die Pater befchryft hetzelve als een Boom 5 niet hooger groeiende dan twaalf Voeten 3 wiens Bladen naar 't ovaale trekken , met eene (lom- pe punt f lang vyf of zes Duimen , met een kort Steeltje , van boven bly groen , van onde- ren bleek groen. De Bloemen beftaan uit drie Bladen , van binnen wit , van buiten groenach- tig , en komen voort uit een driepuntige Kelk 9 (8) Annona Foliis lanceolati's pubescendbus, Hort, CiifT. 222. Royfn Lugdbat. 494. Guanabanus Frutiu fubcoeruleo. PlUM. Oen. 43. Gu?nabanus Perleae folio, Flore intus al^ro, exceruis viiescente ; F ruft u nlgricante fcjuamat?. Feuill. Pe- ruv. Tom. III. Hift. des Pi. p. 24, T. 17. TBEW. EHRET. Tab. 45>? P O L Y A N D R I A. lOt die doorgaans beneden een Blad ontfpringt. II. De Vrugt is Hartvormig , met indrukkingen , ^m!" welke de Oppervlakte als gefchubd maaken , Boofd- doorgaans van buiten bruin grys en volmaaktSTÜK* ryp zynde zwartachtig , van binnen een zoet- achtig wit Vleefch hebbende , dat naar Pap gelykt , gemengd met veele Zaaden van Koffy- kleur, die agt Lynen lang, vier breed en twee dik zyn. 3> By de Spaanfche Inboorlingen des „ Lands wordt deeze Vrugt voor de befte ge* „ houden, die men 'er heeft: zy geeven 'er de „ Kranken van te eeten , zonder fchroom (zegt „ die Pater,) maar, welk een deugd 'er de Pe- 9, ruviaanen ook in vinden mogen , het is zeker , dat één van onze Peeren of Pruimen beter 3, zy dan alle de Cherimollos van Peru*" Wylen de beroemde Heer enKeizerlykeLyf* Arts T R e w heeft , in de verklaaring van zy- ne hier door onzen Ridder bedenkelyk aange- haalde Plaat , breedvoerig over alle de Soorten van Anonaas geredeneerd, billykende tevens de Naams - verandering in Annona 3 om dat Anona van barbaarfche afkomst is ; welke naauwgezet- heid nogthans niet dan moeielykheid baart : Men vergelyke, volgens hem , met deeze Soort, i de ■(*) Het Latynfche woord Annona , dat Leeftogt betekent, is immers op deezen Boom nier meer dan op veele anderen toe- paslelyk , en men behoprde veeleer eenige verandering , tol onderlcheiding, daar in te maakeu, om de dubbelzinnigheid te verravden. g s II. DEEU UI, STUIC, Veelmannige Boomen. II. de Anona Plant, daar Merian op de Derde Afdfel piaac van haar Infekten - Werk de Afbeelding XIII Hoofd van geeft , onder den naam van Kléine Zuur* stuk, zakken. Dezelve fchynt , inderdaad , wat de Getfake belangt, hier mede veel overeenkomst te hebben. Zy groeijen , zegt zy , Eoomswy- ze en draagen volgens haare Afbeelding gefchubde Vrugten , die van bulten geel zyn, van binnen vol wit Merg, met zwarte Zaaden. Zy val- len klein en liegt , en zyn derhalve van weinig dienst. XIV. HOOFDSTUK. Befchryviag van de Boomen, wier Bloemen vier Meeldraadjes hebben * waar van twee langer , twee korter zyn , deswegen Twee- magtige genaa^nd , Didynamia j hoedanig maar weinige Boomen voorkomen* T~\e Klasfe der Tweemagtige Planten (Didy* Air narnia,) in het Stelzel der Sexen , is zeer uitgebreid , als bevattende byna alle de genen , walken de Derde en Vierde Klasfe van To urnefort, met onregelmaatige en gelip* te eenbladige Bloemen , uitmaaken ; want in deeze heeft byna altemaal plaats , dat vaq de vier Meeldraadjes , die zy hebben, twee naast aan elkander langer , twee korter zyn. De fi- guur DlDYNAMIA. 103 guur van de Bloem fcheen zulks te vereisfehen. H. Zeer weinigen , nu, komen onder deeze Plan- Af^el ten Boomachtig voor, hoewel 'er genoeg Hee- Hoofd- fters onder zyn. Het eerfle Geflagt van dienSTÜK* aart voert den naam van B IGNONIA. Lïnnjeus hadt deeze Klasfe in twee Ran- gen onderfcheiden , waar van de eene , onder den ty tel van Gymnospermia , de Zaaden naakt ; de andere, onder dien. van Angiofpermia , de* zeiven als in een Vat of Kuipje hegreepen heeft. Van deeze Iaatiien , naar de verdeeling van de Kelk , in twee , drie , vier , vyf of meer Slip-, pen , byzondere Onderdeelingen gemaakt heb- bende, komt de Bignonia onder de genen voor, die de Kelk in vyven gedeeld hebben, zynde haare Kelk Bekerachtig : de Bloem , die ook in vyven gcfneeden en van onderen Buikig is, heeft een Klokswyze Keel : de Vrugt is een Peul met twee holligheden , die Vliezig gewiekte Zaaden bevat. Van de zeventien Soorten van dit Geflagt , het welke zyn naam van den beroemden T o u r- nefort, ter vereering van den Abt Bi g- non, bekomen heeft , zyn veelen klimmende Rankgewasfen , doch fommigen ook Boomach» tig, welke laatften ik hier zal befchryven. G 4 IU Deel III* Stuk, CO Big- 104 TWEEMAGTIGE B00MEN4 II. (i) B^nonia met enkelde. Hartvormige , drie- Afdbel. youdige Bladen , den Steel regiopjlaande 9 Hoofd- de Bloemen tweemannig. STUK. i Id 't algemeen is deeze Bignonia Boomach- cJt%Z*tatië of a,s een Boom voorgefteld. Du Ham el caraipa- noemt dezelve, in zyn Werk over de Boomen , Boom» een Boom met Bladen van blaauwe Syringen en eene paarfche Bloem. By Catesby vindt men hem afgebeeld , onder den naam van Big- nonia met Orleane - Bladen , de Bloem vuil wit, met geele en paarfche Vlakken befprengd; de Vrugt een zeer lange 5 fmalle Haauw. Öm die reden hadt de Heer J a c q u i n 'er den bynaam aan gegeven van longisfima of uitermaate lange Bignonia 5 met enkelde Eyvormige Bladen, een regten Steel en tweemannige Bloemen 9 befchry- vende dezelve aldus. Het is een fraaije , regtopftaande Kroonboom , wel veertig en dikwils meer Voeten hoog , met enkelde , Eyvormige, fpitfe, efrenrandige , ge- golfde , glanzige, gepaarde of drievoudige Bla- den ■i (i) Bignonia Foliis fimpHcibnscordatis ternis, Caule ere&o, Floribus diandris. Syst. Nat, XII. Tom* II. Gen. 759. p- 415. B gnonia Foliis fïmplicibus ovatis , Caule ere&o , Floribus dh ndris. JACC^ Amer. Hifl. 182. Bign. FoU fiatpl. cordatis. Hort. Cïiff. 31/. Royen Lugdbat. 289. Burm. FL Ind. 131. Bignonia arborea 6cc. Buowv. Jam. 264» Bign Arbor &c. FLUM. Spec. 5. Ic, 57. Bign Ameiicana &c. Du Hamel Arbr, I. d. 104 T. 41. Bign. Unica foiis Sec. CATEsB. Car. I. T. 49„ S-.-iG L rog. Kawara Fifagi. Kaempe. Jap% T. p4 842. Cum* buin. Hort. Mal I. p* 75. T. 41 f DlDYNAMIA. I05 den , twee Duimen lang , op een dun Steekje II. van één Duim, komende meest aan de enden XIV^ " der Takjes voort. De Trosfeq , aldaar ook Hoofd- uitfpruitende , Pluimswys' en zwak, beltaan uitSTÜK# ongevaar veertig bloemen, die zoetruikende cnBeomf^** witachtig zyn , met twee vrügtbaare en drie onvrugtbaare Meeldraadjes voorzien. Zeer dun- ne rondachtige Haauwen , van twee Voeten lang, bedekken dikwils de geheele Kroon, dat aartig is om te zien. De fmalle , wederzyds gefpitfte Zaaden , zyn met Wol bekleed , en ditonderfcheidt haar van de mede -Soorten. Van de Ingezetenen op St. Domingo, daar dit Ge- was veel groeit, wTordt het Zwarte Eik genoemd, wegens de deugdelykheid van het Hout. De Boom , door CATESBYin de binnenland- fche deelen van Karolina gevonden , en door Zaad in de bewoonde Landftreeken voortge- teeld , alwaar hy om 't Sieraad in de Tuinen nagehouden werdt , groeide maar twintig Voe- ten hoog , hebbende de Haauwen ruim een Voet lang en een Vinger dik. De Kawara- Fifagi , door Kaempfer in Japan waargeno- men , was van grootte als de Granaatappel- boom , zynde door hem een Boompje genoemd met Klisfenachtige Bladen , CÜ9 fomtyds ge - oord zyn, een vyfbladige Bloem en fmalle zeer lan- ge Haauwen , met een Niervormig zeer dun Zaad , dat wederzyds gebaard is. De Bladen en Bast hebben eencn Jeelyk bitteren Smaak. Het Afkookzel der Haauwen wordt de Aam- G 5 bor- II, Deel» III* Stuk* / 106 TwEEMAGTlGE B 00 MEN. H. borftigen ingegeven ; de Bladen op pynlyke AFxi^L' deden ê"eIe§d 5 en de Zenuwen zeer ftreelende Hoofd- geacht te zyn. stuk, \vat den Cumfodu van den Malabaarfen Kruidhof aangaat, die door Syen in de Aan- tekeningen een Malabaarfe Nooteboom met eene Smeerige Noot en een gekapte Bloem genoemd wordt (*) : dezelve kan 3 wegens de Vrugten , die de figuur van Nooten hebben 9 en aan Tros- fen groeijen, naauwlyks tot deeze Soort behoo» ren , hoe zeer ook de Bloemen naar die van dit Geflagt gelyken. Zy hebben de figuur van een Huik , zynde geel van Kleur en niet onaange- naam van Reuk. De klimmende Soorten overflappende 3 kome ik tot de x. m (10) Bignonia met gevingerde Bladen , de ffrtaptyt Blaadjes effenrandig en Spatelvormig. la. vyfbla'di- £>eeze js joor Catesby in Karolina waar- genomen als een Heefter van tien Voeten hoog , maar zy wordt 5 volgens Sloane, op Ja- mai* (*) Nux Malabarïra un&uofa , Flore cucullato. SïTEN in Notis. FL Ma lab. 1,90* (10) Bignonia Taliis digitatis , Foliolis ïmegerrimis obova- tis. Hort. Cliff. 497* Bignonia arbor pentaphylla , Fiorerofeo, major & minor, Flore Rofeo , Siliquis planis. Flum. Sp. 5* CaTESbI Car. L T, p. 37. Seligm. Vbg. I. PU 74. Nerio affaiis Arbor Siliquofa , &c, SLOAN. Jam. 154. Hifi. II. p. 62. R&J. Dcr.dr. 114. Guari - paiiba. MARCGR, Bras* 108. T. ui. - DlDYNAMlA. IC7 maika ccn zeer groote Boom , dien men 'er II. Wliite IVood t dat is Wit Hcut noemt, groei- Afxd^Eu jende veel op vogtige plaatfen en aan de kan-HooFD« ten der Rivieren, zo aldaar, als op andere Ei-STUK* landen van Amerika. Dezelve heeft de Schors , zo wel als het Hout, dat zeer hard is, wit. De Bladen vallen jaarlyks af, en dan blyft de Boom eenige Weeken kaal ; middelerwyl be- gint hy te bloeijen, krygende Bloemen, welke wit zyn en wanftallig , naar die van den Doorn- Appel gelykende , waar op vierkante Haauwen volgen , als van den Oleander, met veele Zaa- den bevrugt , zynde vyf of zes Duimen lang. De Karolinifche heeft de Bloemen Roozekleurig. (u) Bignonia met gevingerde Bladen , de %p Blaadjes effenrandig m ge/pitst Eyvor-Lwo™'* mig. ion. wit Houe Dit verfchil der Bladen, alleen, onderfcheidt am' deeze van de voorgaande Soort. Het is , volgens Miller, een Bignonia , die de onderlte Bla * den gevingerd , de bovenfte enkeld of drievoudig heeft. Het Leucoxylon van Plükeretiüs, een Haauwdraagende Boom , met Oleander- Bloemen en gewiekte Bladen , die vyf bladerig is, fn) Bignonia Foliis drgitatis , Foliolis integerrimis ovaris ncuminatis. Syst. Nat. XII Bignonia Folüs imis digitatis &c. MILL. Dift. N. 10. Leucoxylon Arbor Siliquofa , quiriis JFoliis , Floribus Merii , alato Se mine, Px.uk. Alm. zi$* T* Zoo. f. 4. II» Deei**III* Stuk* io8 TWEEMAGTIGE B O O M E N. H. is , wot;dt hier t'huis gebragt. Dit verfchilt wei* A™ïvU niS van gevin§erd en S l o a n e hadt denzel- Hoofd- ven tot den voorgaanden Wit Hout Bvom be- stuk. trokken. Men wil 5 dat dezelve het Witte Bra~ filie-Hout zoude uitleveren. Mooglyk zal dee* ze de naar den Oleander gelykende Boom zyn van voorige Autheuren, die Trosfen van Zaad- peulen heeft 3 een Voet lang , welke docr de fchubbigheid der Zaaden in de eerfle opflag voor Adders werden aangezien. De volgende Soorten wederom Heefterachtïg of Rankgewasien zynde 3 gaa ik tot de twee laatlten over. xvi. (16) Eignonia met dubbeld gevinde Bladen 9 de indka.°m/l Finblaadjes ongekarteld , byna Hartvor- t,°J:tlndi~ ™ig,fpits. De Peuliraagende Malabaarfe Boom van Syen, met Hartvörmige Bladen en eene zeer groote > plakte, langwerpige Vrugt3 is de Palega Paja- nelli van den Malabaarfen Kruidhof , welke Breyn tot de Clematis betrokken hack, en gr-nocmd , zeer grcote Malabaarfe Boomach- 53 tïge > met Ockeincoten - Bladen , de Vinblaad - „ jes (16) Blgrionia Folüs bipinnatfc , FoKolis integris, fubcoida- tis, acutis Fl. Ze\l. 2 36. Arbor filiquofa Malabarica Ccrda- to Folio Scè Raj. Hijjt. 1741» Palega Pajanellï. Hort. Mal. L p. 77. T. 43, fi. Aibot SHiq. Mal. Folio majore mucro- nato. P,aj, Hifi. 1741. Pajaaelli. Hart. MaU I. p. 79* T« 45- ÜLRm. Ff. Ind. 131. DlDYNAMIA. I09 55 jes rondachtig , een zeer gvoote witachtige II* „ ftinkcnde Bloem en zeer breede platte Haau- A™™u 3, wen draagende." By ïoürnefort heetHooFD- dezelve Bignónia met Hartvormige Bladen. Het STÜK* is een hooge Boom , op Zandige plaatfen groei- jende , die een week , witachtig Hout heeft , dat zeer Draadig is ; den Stam wel twee Voe- ten dik. De Ribben der Bladen , waar aan de 'Vinblaadjes als in de Esfchenboomen ftaan , hebben een gemeene Rib of Bladfteel 5 van wrel vyf of zes Ellen lang. De Bloemen 3 die by Trosfen aan de enden der Takken groeijen , zyn Klokvormig met een langen Hals , en zeer groot. Hier volgen de Vrugten op , als Slagzwaarden , drie Span lang, een Hand breed en omtrent een Vinger dik, bevattende ontelbaare Zaaden. Als eene byfoort wordt hier toe 9 door onzen Ridder , betrokken de Pajanelli van Malabar, welken S yen door een grooter gefpitst Blad van den anderen onderfcheidt ; hoewel dezelve , bovendien , de Bladen niet dubbeld , maar enkeld gevind heeft* De Vinblaadjes zyn veel grooter , een Span en daar boven lang en veel langwer- piger dan in de voorgaande Soort , doch al het overige is nagenoeg het zelfde , zelfs tot den Stank en de bitterheid der Bladen toe, welken gekneusd de lndiaanen dienen, om met eenige andere zaaken een zwarte Verw voor het Lin- nen te bereiden. Van de Wortels en derzelver Bast , maakt men , uit- en inwendig , in Afkook- sel gebruik , als een Geneesmiddel. (17) Big. IZ.Dkel, HU Stuk» HO TWEEMACTIGE B OOM EN. II. (17) Bignonia met dubbeld gevinde Bladen , ^FxivEU ^ Finblaadjes Lancetyormig , ongekar* Hoofd- teld. STUK. xvii* Een middelmaatige Boom , met breede PoV- JjlgKonta ^ cceruiea. houtbooms - Bladen , en blaauwe Bloemen als Biaauwe. ^ yan ,t vingerhoedkruid , door Ca tesb y op de Bahama - Eilanden waargenomen , maakt deeze Soort uit , welke Linn^üs in Karoli- na plaatst* De Vrugten zyn platte rondachtige Haauwen 3 gemeenlyk twee Duimen middellyns hebbende , en gevuld met kleine 3 gewiekte Zaaden. Door de rypwording fpringt deeze Vrugt in twee Stukken > en werpt dus de ge- dagte Zaaden uit. Citharexylum, Vedelhout - Boom, Dit Geflagt heeft de Kelk vyftandig, Kloks- wyze ; de Bloem Trechtervormig en Raderach- tig, met de Slippen van boven ruig en even groot. De Vrugt is een Bezie met twee Zaa- den , welken ieder twee holligheden hebben. In hetzelve komen twee of drie Westindi- fche Soorten voor , als volgt* (1) Ve- f17) Bignonia Foliis bipinnatis , Foliolis lanceolatis integris^ Syst> Nat. XII. Arbor Guajaci latiore folio , Bignonia; Flore coeruleo, Fru&u duro in duas paree; disfiliente, &c, Catesb» Car. I. T. p. 42. SELlGM. Vog, I. PU D I D Y N A M I A. Hl (i) Vedelhout -Boom met ronde Takken > de IL Bloemkelken getand. AFxivEL# Hoofd - Deeze , onder den naam van HeeJlerachtigiruK. Citharexylon met een Afchgraauwe Schors langwerpig Eyvormige Bladen door Brown cine- voorgcfteld , en door Plükenetius Lau* ^fchgraau- rierbladige Amerikaanfche Boom , met de Bla-wc, den breed wit geaderd , geheten 3 komt by Plu- mier onder den naam van Boomachtige Tros- draagende Jasmyn , met Laurierbladen 3 voor. De Heer J acquin, die dit Gewas in de Bos- fchen op 't Eiland Martenique waarnam > zegt dat het een ïakkige Kroon boom is3 van twin- tig Voeten hoogte , met een ronden Stam, op "t meefte een Voet dik. De Bladen zyn lang- werpig ovaal, wederzyds gefpitst, effenrandig 3 glanzig , dikwils gepaard , fomtyds overhoeks en ook wel drievoudig , doorgaans meer dan een half Voet lang. Aan ieder zyde hebben de Steeltjes , van boven , dikwils eenige weinige Klierachtige Kuiltjes , uit welken 3 in jongere Boomen , Druppeltjes Honig zweeten, Van de vier Meeldraadjes in de Bloem 5 zyn twee een wei- ( i ) Gtharexylum Ramis teretibus , Calycibus dcntatïs. Sy$t. Nat. XII. Gen. 760» p. 416. Citharexylon frudcofom , Cortice cinereo , &c. Brüwn. Jdm. 254. Cith. Arbor Lau- rifolia Ameticana &c. Pluk. Alm. 108. T. 162. f. 1. Jasmi- num arborescens racemofum , Fohis Lauti, Fltjm, le. 157% f. 1. II. Deel» UI» Stuk; 112 TWEEMAGTIGE BooMEft II, weinigje langer dan dc anderen. De Bloemen ^FxfvU zyn klein, wit en hebben een aangenaame Reuk. Hoofd- Daar op volgen fappige, gladde, zagte, ronde stuk. Besfen, die eerst groen zyn, dan rood en einde- lyk zwart worden. Zy maaken hangende Tros- fen uit , van byna een Voet lang. In het Vlek St. Pierre zyn zeer bevallige Wandeldreeven van decze Boomen. De Ingezetenen noemen die Bois cotelet s wordende het Hout daar van tot het maaken van Vedels, Cythers en ander Mufiektuig gebruikt : weshalve het mooglyk dat gene zal zyn, 't welk men by de Konftenaars Refonantie - Hout noemt. Die van Barbados geeven 'er , deswege , den naam aan van Fid- éle - IVood , dat is Vedelhout. ii. (2.) Vedelhout- Boom , met ronde Takken 9 atkarexy- dg Bloemkelken geknot. lum cauda- o turn. Geftaarte* Deeze Soort , wederom , is door Browne genoemd Heefterachtig Citharexylon , met byna ovaale Bladen , de Steeltjes met Voetjes, de Kelken geknot , de Trosfen aan 't end der Takken langer. Zy zou derhalve nader fchy- nen te komen aan de gemelde van Plumier, welke de Trosfen uitermaate lang heeft, volgens den Hoogleeraar J. Bürmannus (*): doch de (z) Citbare xylum Ramis teretibas Cal vcibus truncatis. Syst. Nat. XII. Cirh. Fruticolum , Foliis fub - ePipticis , &c. BUOWN, Jam. 265. T. 23. f. 2. (*) Citharexylon Racernis longïsfimis. Plum. Ic. T. 175. DlDYNAMIA» II3 de Bladen zyn daar in niet Spatelvormig * ge- H* lyk L 1 NNiEüs van deeze aantekent. Op Ja- ™^L* maika komt dezelve voor. Hoofd- stuk. (3) Vedelhout - Boom met vierkantige Tak- ilh , Citbarexy- lum qua- drungula- Deeze Soort , ten opzigt van dit Kenmerk vierkantig, weezentlyk verfchillende 3 is door den Heer Jacqü in ook op Martenique waargenomen ; doch zy komt * in alle andere opzigten , zo volmaakt met de voorgaande overeen ? dat zyn Ed. niet ontkennen durfde , dat die wel een zelfden oirfprong mogten hebben. De Stam €n de voornaamfte Takken, alleenlyk, waren ftomp vierkantig met vier Sleuven ; de Besfen rood. Van de Ingezetenen werdt deeze Bots eotelet carré geheten, Haueria, Deeze Geflagtnaam ftrekt ter vereeringe van den beroemden Heer Alb. van H aller, door wien , behalve veele andere geleerde Wer- ken , ook een zeer uitvoerige befchryving der Planten van Switzerland aan 't licht gegeven is. De Kenmerken zyn: de Kelk in drieën , de Bloem (l) Cithanxylum Caule arborea , quadranguIarL Jacq. Amer. i%6. Githarexylojï Ramis tetragonis. Syst. Nat, p^g. Xllh p. 472. II !l.Dj*z. III. Stok* 114 TWEEMAGTIGE BoOMEN* %L in vieren gedeeld : de Meeldraadjes langer dan ^f**21, de Bloem : de Vrugt een Bezie met twee hol- XIV* Hoofd- ligheden. stuk. Niet meer dan ééne Soort is door L i n n je u s I# hier van opgegeven (i), onder welke zyn Ed. Haiieriafe beide Kaapfche Gewasfen.die door den Heer ciadbiadi- J. Burm annus met den naam van Lonicera se' uitgegeven en afgebeeld zyn , begrypt. Onze Hoogleeraar noemt de eene Lonicera met fpitfe Zaagswys' getande Bladen , een hangende Bloem en eene langwerpige Vrugt : de andere , Loni- cera met glanzige gefpitfte getande Bladen en eene ronde Vrugt. Zyn Ed. merkt aan, dat die beiden Boomen zyn , in de Bosfchen groeijende > en de hoogte bereikende van veertien Voeten. De Bladen , zo wel als dé Bloemen en Vrugten, fchynen in de beide Soorten byna eveneens te zyn , doch de Bloemen verfchillen zeer met de opgegevene Kenmerken, als de Kelk in vyven verdeeld , de Bloem Trechterachtig en aan den Rand niet ingefneeden hebbende , en van de tweehuizigheid der Vrugten wordt nietgefpro- ken. Het zyn een foort van Besfen, naar die der Nagtfchade zodanig gelykende , dat zyn Ed. (O Hatleria. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 761. p. 41^. Hort. Cliffl 323. Hall. ToU ovatis longitudinaliter ferratis, Royen. Lugdhat. 289. Lonicera Fol. lucidis &c. Burm» Afr. 244. T. 89. f. 2. Solanum Flore Periclymeni. Amm. Herh 59i- fi. Halleria fol. lanceolato - ovatis fuperne ferratis. Royen vtfupra. Lonicera Folio acuto ferrato* Burm* Afr% 24.3, 2% DlDYNAMIA. ÏI5 Ed. het Gewas , in 't Boek van wylen den Ed. 1L Heer Witsen, Heefterachtige Nagtfchade ge- XI v. ! noemd vondt. Het zoude , volgens den Hoogleer- Hoofd» aar van Royen, door Boerha ave onder stüK* den naam van Afrikaanfche Kamperfoelie , met flaauw getande Pruimbooms Bladen, hoogroode Bloemen en zwarte Besfen draagende, zyn voor- gefield. Crescentia. Kalabas • Boom, De Kenmerken zyn: de Kelk in twee gely- ke deelen gefneeden; de Bloem gebocheld: de Vrugteen Bezie die gefieeld is , eenhuizig zyn- de met veele Zaaden, welken ieder twee Hol* Jigheden hebben. Van dit Geflagt was maar ééne Soort door onzen Ridder voorgefteld , onder welke zyn Ed. de aanmerkelyke Verfcheidenheden be- greep , welke , ten opzigt van de Bladen en de Vrugt, daar van in Amerika zyn waargeno- men. Hy zeid 'er in 5t algemeen van , dat het een Boom is met zeer lange, enkelde, water- pas uitgeflrekte Takken, wiens Vrugt , op by- zondere Stammen , onder anderen in grootte verfchilt van een Duim tot een Voet middel - lyn. Thans maakt zyn Ed. twee Soorten daar van , als volgte H 2 II. Deel. III» Stuk, CO Ka- 116 TvVEEMAGTIGE BoOMEN. IL (i) Kalabas - Boom met Wigachtig Lancet- ApxivL' vormige Bladen. Hoofd- stuk. Deeze is door den Heer Jacquin waar- in, genomen , als een Boom van twintig Voeten Cujeu. hoog , welke, door zyne manier van groeijing, Langbiadi-van a|je ancjere Boomen ligtelyk onderfcheiden wordt ; te weeten, door zyne lange, dikke, waterpasfe Takken , aan welken de Bladen by troppen hier en daar verfpreid groeijen. Zy komen , naamelyk , veelen by elkander uit een zelfden Knobbel voort , zyndc langwerpig ovaal , aan beide enden fpits , donker groen , vier of vyf Duimen lang. Eenbloemige, enkelde Steel- tjes, komen uit de dikke Takken en den Stam, fomtyds maar een Handbreed van den Grond af, voort. De Bloem is groot , fomtyds ge- heel groen , dikwils uit den paarfchen , rooden en geelen , aartig gemengeld ; maakende „een wyde , langwerpige Buis uit , welke een bochel heeft, en aan den Rand in vyven isgefneeden. Deeze Bloemen verwelken niet maar verrotten , geevende dan een Krengachtigen onverdraaglyk Iee- fi) Crèscentla Foliis cuneato - Ianceolatis. Mant. alt, Cres- centia. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 7*2. p. 41$. Loefl. It. zis. Crescentia Cujete» JACQ. Amer. T. iti. Crej- centia Foliis lanceolatis , utrinque attenuatis» Hort, C/iffl 327. Mill. Z>;7?. N. 1. Cujete Folüs oblongis & anguftis. Pjlum. Gen. 23. Ic. 109, Arbor Americana Cucurbitifera. Comm, Hort. Amfl. Ié p. 15 7- T, 71. fi. Cujete anguftifolia , Fmc- tu nnnori. Plum, Ccnt 13. y. Cujete minima fruftu dujo. D I D Y N A M T A. H7 leclyken Stank, 't Getal der MeeldraacljesApD^* doorgaans vier , is fomtyds vyf , waar van dus ™veL drie langer dan de twee overigen zyn. OpHoopo- byzondere Boomen is de Vrugt in figuur ver-$TÜK# fehillende , fommigen hebbefo die Klootrond *zQQaM**m anderen rondachtig of Eyvormig, en de groot- te verfchilt , van de middellyn van twee Dui- men tot die van een Voet. Men vindt 'er zel- den , zegt Rochefort, op eenen Boom twee van de zelfde gedaante , doch de Heer Jacqüin merkt aan , dat deeze Verfcheiden- heden zeer beftendig zyn. Uit hoofde van deeze Vrugten wordt de Boom van de Franfchen Calebasfier genoemd, dat is Kalabas - Boom : want de Vrugten heb- ben byna de hoedanigheid van onze Kala- basfen. Binnen een Houtige Schors , uit wel- ke zy beftaan, is een Pap begreepen, die een aangenaame rinsheid heeft, en tevens voedzaam is , zo dat de Jaagers zig daar van in het door- kruifen der Bosfchagiën, zo op de Karibifche Eilanden, als aan de Kust van Zuid - Amerika , veel bedienen. Ook kooken 'er de Ingezetenen des Lands eene Syroop van , die ongemeen be- roemd is tegen Borstkwaalen , Kneuzingen tn inwendige Kwetzuuren. Als die Pap 'er uit is, dan ftrekt deeze Schors of Dop tot hetmaa- ken van allerley Vaatwerk , 't welk de Wilden , in hunne ledige Uuren , daar van zeer fraay weeten te vervaardigen. Van de kleinen maa- ken zy Lepels , Potjes en Doosjes : van de H 3 groo- II. Pffl, UT, Stuk» lig TwEEMAGTIGE BoOMEN. H. grooten niet alleen Kommen en Bakken , maar Afdeel, ook Korfjes * door het uitfteeken der kanten. Hoofd- In een Pot ' daar van 3 kan Water ettelyke stuk. maaien ©ver 't Vuur gekookt worden , eer die Kaïabas- verbrande. De buitenfte Oppervlakte weeten £oüm' de Wilden en Negers met aartig Snywerk ^ zwart of rood op een witten Grond, zodanig te verfieren, dat deeze Kalabasfen, dus, in, de Kabinetten der Liefhebberen dikwils bewaard worden. De Karibeen noemenze dan Coui, en daar van zal de bynaam Cujete mislchien af- komftig zyn. Men ziet hier uit dat dit Gewas 3 met den Geilagtnaam Crescentia , ter gedagtenisfe van den Italiaanfchen Kruidkenner Crescen- tiüs, door onzen Ridder gedoopt , te regt den naam van Kalabas - Boom voeren mag. Het was cok door den vermaarden Commelyn een Kalabas draagende Amerikaanfche Boom gety- teld. De Heer J. Bürmannüs merkt aan 3 dat Plumier aanmerkelyke verfchillendheden 'in de Bladmaaking waargenomen heeft : het welk dan ook aanleiding gaf, tot het afzonderen van deze Soort; naamelyk Crescentia Cucurbiti- {era. LI. (2) Kalabas - Boom met Lancetswys' Eyvor* mige Bladen. Rondbladi- ge- Dat (1) Crescentia Foliis lanceolato - ovatis. Mant. alt, p. 250. Crescentia Foliis oblongo - ovatis, Fru&u rotmido, Cortice D I D Y N A M I A. 119 Dat dezelve den naam van Kalabasdraagende in onderfcheiding van de andere voert, is zon-AF^u derling ? aangezien hy een Vrugt draagt met Hoofd- eenen broofchen Dop. Men betrekt 'er toe ,STÜK* den Kalabasdraagende Boom van Plukene-^^ tius met rondachtige famengetropte Bladen 5 een ovaale Vrugt 9 en Hartvormige Zaaden 5 die in een zwarte Klomp beilooten zyn ? en dus ook den Amerikaan fchen Kalabas - Boom van Sloa- NE , met rondachtige Bladen ; doch dezelve fchynt voor 5t overige nagenoeg met den voor- gaanden overeen te komen. ( maar de Heer N. L.B u r- mannüs heeft 'er twee anderen bygevoegd, zo dat ik thans drie Soorten van dit Geflagt befcfiryve» I# (i) Gmelina met gepaarde Doorens, waterpas Gmelina ge (trekt* Oostiudi- fche. Tot (ï) Gmelina Spin/s oppofitis horizontalibus. BURM. FL Ind. 132. Gmdina. Syst. "Hat. XII. Gen. 763. p. 417. Flor. £eyt. 230. MicheUa fpinofa fioribus luteis. Amm. A&. Pe- trop. VIIL p. 2i8. T. 18. Prunus Indica iylvedris Fru&u flavb Py-iformi. Büum. Zeyl. 197. Lycium Maderaspatanmn &c. Pluk. Alm. 234- Jambofa fylveffris parvifoüa, K.UMFH* Amh. I, p. 12.9* T. 4#. DlDYNAMIA. 121 Tot deeze Soort was door onzen Ridder II. 4 l'huis gebragt, dc Dematha van Ceylon, wel-A™yEU Jte door den Hoogleeraar J. Bürm ann us Hoofd- genoemd werdt Indifche Wilde Praimboofn 3STÜK» met eene geele Peer -gely kende Vrugt, welke de Trosdraagende was van Ray, aan de Kust van Malabar Tani, in 't Nederduitfch Heilpee* ren genaamd , om dat derzei ver Pitten bekwaam waren tot geneezing van zekere Landziekte. Het is een groote Boom, met een dikken Stam3 wiens Vrugten naar groote Peerachtige Prui- men gelyken, hebbende een roode Schil , het Vleefch groen en Sappig , maar fmaakeloos. Thans wordt hier toe de Wilde kleinbladige Jamboes - Boom, van Rumphius, t'huis ge- bragt , welke ook een hooge Boom is 9 met ronde Takken , de Bladen gepaard , gefteeld , Eyvormig 3 van onderen Wollig hebbende , dikwils met een fpits Kwabbetje aan ieder zyde* Aan de Oxels der Bladen komen Doornen voort , tegenover elkander , horizontaal , aan de Punt ruig , van langte als de Bladfteelen. De Bloe- men ? die op Steeltjes ftaan , groeijen aan 't end der dunne Takjes. Dezelven zyn gevuld met hoogroode Meeldraadjes 3 gelyk alle bloeijende Jamboezen , hebbende blaauwachtige Knopjes. De Vrugt is een kleine Jamboes 5 mede Rooze- rood. Het Hout wordt tot den Huisbouw, of ook tot het maaken van Vaartuigen , gebruikt. H 5 II, Drfx* ÏIL Stux. (2) Gme- Ï22 TwEEMAGTICE BoOMEN. II. (2) Gmelina met gepaarde Doorens, die over* Afdeel. end ftaan. Hoofd» stuk. Dit Kenmerk onderfcheidt deeze Soort 3 wel- ke op Kormandel groeit, en van de Inlanders Gmelina r ^ Coroman- Care geheten wordt ; doch de Heer N. L. ^Korman-BuRMANNüs merkt aan j dat menze in de deifchc. beide Indien vindt, en derhalve hadt zy den by- naam behooren te hebben van de volgende Soort. • Zyn Ed. betrekt hier toe den Rhamnus met zeer kleine tropswyze groei jende Palmbla- den , en met lange Doornen gewapend , welke door Sherard aan Sloane was medege- deeld 3 zynde van Jamaika af komftig. iiï» Cs) Gmelina met overhoekze Doornen > de Gmetina Bladen lanzer hebbende. Jnaica. 0 Javaan- Deeze wordt Doery Roekan , en de eerfte Soort Doery Radak genoemd by de Javaanen 3 groeijende die beiden op Java. Zy heeft een bogtigen Steel of Stam: de Bladen zyn enkeld of liaan ieder op zig zelve, met zeer korte Steeltjes, ftompachtig, Hartvormig. , gekarteld zyn- (2) Gmelina Sphus oppofitis conjugatis ere&iu?culis. BUbm. FL Ind. 132, Rhamnus Foliis Buxeis confertim nascentibus Spinis longis armara. Sloan. Jam. 216. Hïft. ïï. p» ioo.T. 2C7. f. i« Lycium Maderaspatanum &c. minoribus Foliis. Pluk. Pbyu 234- T. 97- £ 2.. (1) Gmelina Spinis alternis, Foliis longioribus. BURM. FL hd. p, 132* D I I) Y N A M I A. Ï23 zynde: 't Gewas heeft zeer eenvoudige Doo- II. rens P langer dan de Bladen 5 dikwils aan de Oxe* AF£f®L* len of beneden het Blad geplaatst. Hoofd* «tuk* AVICENNIA. De Geflagtnaam is van den Arabifchen Ge- neesmeefter Avicenna ontleend , die in de Elfde Eeuw overleedt 3 en onder anderen over de kragten der Planten gefchreeven heeft. De Kenmerken zyn , een Kelk in vy ven ver- deeld, en eene Bloem met twee Lippen 5 waar van de bovenfte vierkant is : de Vrugt een Le- derachtig vierhoekig Zaadhuisje , met één enkel Zaad. Twee Soorten komen in dit Geflagt voor* beiden in de Westindiën huisvestende , als ( i ) Avicennia met Hartvormig ovaale van T onderen Wollige Bladen. Avicennia tornentofa* Wollige. Van deeze Soort geeft de Heer Jacquin de volgende befchryving. Het is een Takkige Boom van twintig Voeten hoog, de Bladen lang* (i) Avicennia Foliis cordato - ovatis fubtus tomen tofo. Sysr. Nat* XII. Tom. II. Gen. 1237* P- 42^ jAcq. Amer. Hifi. p. 178. Bontia Foliis oppofitis , pedunculis fpicatis, Sp. Plant. II. p» 891. Kurïvu FL bid. 138. Bontia Foliis integris, ob- longis, oppoütis &c, BROWN. Jam* I. p, 253. Donatia. Loefjl» Hisp. 19 3 ♦ Mangle Laurocetafi foliis, Sloan. Jam. Hifi* I. p. C6. Avicennia, FL ZeyL $7, Mat* Med. 42. Sp* Flant* I. p. 110. II, DEEL UI, STUK» ftfEEMAGTIGE BoOMKtf. H. langwerpig ovaal , ftomp , van boven glad en Afdeel, groen^ Van onderen met een digte, fyne, gry- Hoofd- ze Wolligheid bezet hebbende, en dik gefteeïd. stuk. j>tn opzigt van de Bloem en Vrugtmaaking komt die met de volgende Soort overeen. Zyn Ed. betrekt "er toe de Bontia met effenrandige > langwerpige , gepaarde Bladen y van Browne, de Donatia'vm Loeflinc en defiepatavm Malabar , die door de Nederlanders aldaar Zout- boom genoemd wordt volgens Commelyn. Ook zou de Mangles - Boom met Laurierkers- Bladen en vierbladige witte Bloemen, van Slo- ane op Jamaika gevonden , hier toe behooren. zout- Wat den gedagten Zoutboom aangaat , dezelve Boora' wordt befchreeven als een fchoone Boom , mee eene uitgebreide Kroon , wel zeventig Voeten hoog en omtrent zestien Voeten dik, met wit. achtig Hout en roodachtige Wortelen , die van een Zoutigen Smaak zyn : de Bladen zyn ge* paard , langwerpig rond, van boven groen en glad , van onderen Afchgraauw : de Bloemen klein , wit , welriekende , vierbladig met vier Meeldraadjes en groeijen Troswyze: de Vrug- ten Kegelvormig fpits , platachtig , onder een dikken groenen Bolfter een foort van Amandel als een Boon influitende , die bitter van Smaak is , en de eigenfehap heeft , van nog in de Bol- fter vervat, en buiten den Grond, (zo ik het be- gryp ,) de beginzels van Wortels en Bladen uit te fchieten. De Boom groeit op de Oevers èei zoute Wateren , inzonderheid by Cochin : de Pit- DlDYNAMIA. 125 Pitten der Vrugten worden , na dat zy, door II." lang weeken en kooken in Water , van haat eAF^u meefte bitterheid ontbloot zyn , van de Inlan Hoofd- ders gegeten. stuk» De Heer LiMNiEUs hadt , op het voet-^*|J* fpoor van anderen > de Vrugt van deezen Boom, die dan, gelyk de Noot van den Catsjoe-Ap* pel, in haare Bolder of Bast een fcherp , bytend Vogt bevatten zou * , voor het waare Anacar- * zie ir. dium der Apotheeken, 't welk van Malakka en*™** bu de Philippynfche Eilanden komt, gehouden. De Engelfchen en Portugeezen noemen het ge- meenlyk Malakka- Boonen. De Heer Jacquin verzekert, in tegendeel, dat de Anacardia geens- zins Nooten van deezen Boom zyn ; ja dat men den Boom nog niet kent , waar van dezelven komen. Op zyne vermaaning heeft onze Ridder de Avicennia , die te vooren door zyn Ed. on- der de Tetrandria geplaatst was , hier onder de Didynamia te regt gebragü. (2) Avicennia met Lancetvormige , wederzyds 11. gladde, Bladen. Gladde. Deeze , door gedagten Heer alleen op de Zee» Oevers van Martenique waargenomen , wordt onder de Mangliers of Mangles - Boomen ge- teld , (2) Avictr.vua Foüis lanceolatïs , utrinque nitidis. Syst. Nat. XII. Avicennia Foliolis utrinque nitidis, JACQ^. Amr. Ilift. p. 177. T. 112. f. i, II, Deel. UI. Stuk. 126 TWEEMA GTIGE B OOM EN. ft Wd, en van de Franfchen Paletu vier gris gehe- ÏÏ? ten- Het is een Takkige Boom, die wel veer- Hoofd- tig Voeten hoog groeit , met Lancetvormige , stuk. fpitfe, effenrandige, kort gefteelde, gepaarde Bladen , die' glad en glanzig zyn, drie Duimen lang. Aan de enden der Takken geeft dezelve Trosfen uit van " Blóemfteeltjes, wier Bloemen klein en wit zyn, eeribladig, met de onderfte Lip in drieën gefneeden, de bovenfte vierkan- tig : zo dat men hier een voorbeeld , zo zeld- zaam 3 van een hoogen Boom met eigentlyke Ge- lipte Bloemen heeft. De Vrugt is een Leder- achtig Zaadhuisje van eene fcheef Eyvormige figuur, platachtig , flomp, eenhuizig, tweeklep. pig, doch nooit open gaande aan den Boom. Het bevat één Zaadkorrel of Boon van de zelf- de figuur , uit vier Vleezige Plaatjes famenge- fteld , welke de Zaadkwabben zyn* De Wor- tels, zig onder den Grond naar alle kanten ver- fpreidende , maakten een groot Bofch van Sprui- ten, naar Aspergies gelykende, doch ofdezel- ven jonge Boomen wierden , als nog geen Bla- den hebbende , kon zyn Ed. niet verzeke- ren. De Bontia, waar van de eene Soort , met den bynaam van Daphnoides 3 thans een byzonder Geflagt uitmaakt , zal ik hier , om de naver- wantfchap, nog byvoegen. Bon- D I D Y N A M I A. 127 B O N T I A. II. Afdeel* xiv De Kenmerken beftaan ook in een vyfdeelige hoofd. Kelk en eene gelipte Bloem , maar die de ou-stuk. derfte Lip omgekruld faeefe. De Vrugt is Pruim- achtig , met een fcheeve tip, bevattende ook een enkel Boonachtig Zaad. De eenigfte Soort (1) voert den gezegden T< naam , om dat haare Bladen veel naar die van Dapbn&» de Laureola, ook wel Daphne genaamd, zwee-^«. men, Djlleniüs noemtze Bontia, die naar de Laureola gelykt , en Plu mi er Iteltze voor, als Boomachtig, in de gedaante van Thy- melaa. By Plukenetius komt een Wilde Olyfboom van Barbados voor , welke fmalle 5 vette, en flaauw gekartelde Bladen heeft, hier t'huis gebragt. Deezen hadt hy vernomen eene Gom uit te geeven , welke naar de Gom Elem- ni geleek; doch zo veel Ra y kon zien , in een Takje door D. S h e r a rd aan hem gezonden , waren de Bladen niet gekarteld. De Boom hadt menigvuldige Bladen aan de Takken , een Hand- palm lang, een Duim breed, gefpitst, en onder de groote Bladen waren eenige kleinere ver- mengd. De groeyplaats is in de Westindiën. De (1) Bontia. Syst* Nat. XII, Tom. II. Gen, 79 1* p. 42$» jACC^ Am. Hifi* p. 178. T. 173. f. 46, Bontia arborescens Thymeleae facie, Plum. Gen. 32. Bontia La ureoiaj facie. Dill. Eltk. T. 49. 't. 5 7* Olea fylveftris Barbadenfis , Folio angus- to , pingiu, leviter crenato, Pluk» Alm> 269* T, 20,9. f, RAJ. Dendr. 47. ÏU DEEL, III. STUK* 128 TWEEMAGTIGE BoOMEN. II. De Klasfe der Viermagtige Planten , Tetrady- AFxivU namia> levert §een Boomen en zelfs maar wei* Hoofd- nig Heefters uit. Ik gaa derhalve tot de vol- «tuk. gende over. XV. HOOFDSTUK. Befchryving van de B o o m e n , in wier Bloemen de Meeldraadjes famengegroeid zyn 3 of uit één Grondjiuk voortkomen, deswegen den naam van Enkelbroederige , Monadelphia, voerende. Deeze Klasfe , die daar van haaren naam heeft , dat de Meeldraadjes als op een Voetfluk zit- ten , en niet , gelyk gewoonlyk 5 ieder op zig zelf uit den bodem van de Bloem ontfpringen , is naar het getal derzelven van Linn^üs in Vyfmannige, Zevenmannige, Negen-, Tien-, Twaalf- en Veelmannigen , gefmaldeeld. On- der de laatflen komen de meefte Boomen voor. B R O W N M A- Dit Geflagt heeft zynen naam van den ver* maarden Engelfchman Browne, door wien een zo fchoon Werk over de Plantgewasfen van Jamaika is aan 't licht gegeven. Be* M Ö N A D E L P H I A. f*& Behalve het gemelde zyn de Kenmerken; de TL Kelk in vyven gedeeld en een dubbelde Bloem- Afdeel- krans , de buitenfte éénbladig , de binnenfte Hoofd- Vyfbladig. stuk» Maar ééne Soort komt van hetzelve voorfi)* „ ** die wegens de Hoogroodc Kleur der Bloemen den bynaam voert. De Heer J a c q ü i n heeft dezelve aan de Vaste Kust van Zuid -Amerika waargenomen , als een Boom van agttien Voe- ten hoogte y door zyn Gewas niet fraay } maar &anzienlyk wegens de fchoonheid van zyne Bldë- men. Deszelfs harde 3 geelachtige Hout is met een Afchgraauwe Schors bekleed. De Rladeh zyn ovaal 3 gefpitst, effenrandig, glad 3 gepaard , kort gefteeid , drie Düimen lang , by twee of drie Paaren gehecht aan een zelfde Takje. De gemeene Bloemfteeltjes , die kort en Takkig zyn , haar Knoppen gelykende , draageh by de tien Bloémeü , van drie Duimen lang, ih neer- hangende Trosferi. Zy hebben feeti rösfen Kelk, een rboden Krans en geelachtige Meeldraadjes. De Vrugten hadfc zyn Ëd. niet gezien , zo mirt als de Heer Lóe fl ing, wiens Hèrmejïas> itï *t Spaanfch ,Rofd de Monie of Berg - Roos^ hem dé zelfde Plant fcheen te zyn 3 hoewel hy 'eï nooit elf Meeldraadjes aan gevonden hadt. L i fï- n m u s hadtze , deswegen , onder de Elfmanfii- gen (i) Brownsea. Syst, Nat, XII. Tom. II. Gén. %3i.p»4s** JACQ. Amer. 26. Hij}, 194. T» 121, Herraeftfte 9 IVofo Zftonee, J.OETL. It. 27$. 1 Kt T'ZU., UI, STOTS, 130 Enkelbroederig e* BoomeN« 1H gen geplaatst ; doch naderhand in de Rang der Afdeel. Negenmanriigen , zeggende dat Loefl ikg Hoofd- 'er neSen Meeldraadjes aan toefchreef : maar stuk* zyn Ed. erkent thans, dat die Heer 'er, altoos en beftendig , elf Meeldraadjes in waargenomen heeft (*). C O N N A RUS, Behalve, dat het getal der Meeldraadjes, ge- lyk in de volgende, tien is en de Styl enkeld, zo wel als de Stempel , komt hier in aanmer- king , een tweekleppig Zaadhuisje , met ééne holligheid en één Zaad. k De eeniglte Soort (i), deswegen den bynaam ^oZcÜr-$ van éénzaadig , dat zonderling is, voerende, is door den Hoogleeraar J. Bürmannus afge- beeld, onder den naam van Ceylonfche Driebla- dige Rhus , in de gedaante van Turkfche Boo- nen, met menigvuldige ge - aairde Bloemen, In het Kruidboek van den beroemden Herman- nus voert dezelve den naam van Indifche , Boomachtige , éénzaadige Phaseolus , welke in een roode Haauw ééne Boon voortbrengt. In des- (*) Scamiiia undecim femper Loeflingio, Mant. alt Fila- menta undecim quod conftaiis & curiofuiiu Loefl. Reize* 3S9' (i) Connarus. &yst. Nat. XII. Gen. 830. p. 452. Rhus Zeylonicus trifoliatus, Thase'oli facie , FlorUws copiofis fpicatis. Burm. ZtyU 199. T. 89* Phaseolus arborescens Zeylanicus monocarpos. Raj* Suppl% 438, F/* ZeyU 248* Eurm. F/# lnd% H4. Monadelphiju 131 deszelfs Mufmm Zejlanicum was zy genoemd , n; Driebladige , Peuldraagende ^ Rankenboom , Ra- Afdeel delifawael by de Ceyloneezeii of Radalya , en h0Ófd« de Vrugten zouden eene Slymigheid hebben ,stux. mooglyk tot wasfchen dienftig, gelyjk de Zeep- nooten* Linn^us zegt \ dat het een Boom is: Bürmannüs noemt het een Boomachtige Plant , die hard Hout heeft j met eene zwartach- tige Schors bekleed , de Bladen Eyvormig % ef- fenrandig , dik, met hun drieën op een gemee- nen Steel zittende, en, zo het fchynt, aanbly- vende. Op den top van den Steel komt een Tros van kleine Bloempjes voortleven als plaats heeft in de Sumach. De Groeiplaats is op.Ccy- 1 Ion. H U G Q.N I A. Deeze heeft een vyfbladige Bloem met vyf Stylen, en de Vrugt is eene Pruim met den Steen geftreept. Hier van komt ook maar ééne Soort voor (1),^ h welke den bynaam van Myftax voert of Baard- Myfi*** boom , in fp Malabaarfch Modera Canni; om^^ dat de Takjes, waar aan de Bladen ftaan , met f) . m * een/3 .(1) Hugonia Splnïs oppofitis rcvolutis. Srtt. Nat. XII. Toert, li. Gen. 831. p. 45-» Flor. Zeyi* 24.9. /Egoceraros Ar'^oc Éeylanica d Lauri fmftu , Cortice Costum olenre. R^j. Dendr\ 45» Myftax Frutex Baccifec Malabnricus i Frueïu ralycujaro ^ rotundo > monopyreno. R \j. Hift. 1570* Modera Canni, Ihrt* M&L II. p. 29. T. iq. EüRM. FL h j. i-h. ,b iV II. DKïï.. in. Stuk. 132 Enkelbroèderige BoomeNc Afdeel. eene Wol^Se ruig£e als gehaaird zyn. Hy groefc xv. op Zandige plaatfea, Heefterachtig, twee Mans Hoofd* ]angten hoog. Aan de Takken zyn , onder de B*Iw Bladen , gepaarde , korte , fty ve Doorens ; om^ toom. geboogen , zo dat zy met den Tak evenwydig ftaan. De Wortel heeft een aangenaame Krui- derige Reuk , en wordt , zo wel als de Bast , tet een Zweetdryvend Geneesmiddel gebruikt. De Vrugten zyn ronde, geele Besfen. Lin- nj:üs noemt het een Boom, en verbetert de Kenmerken , door zyn Ed. te vooren uit den Malabaarfen Kruidhof opgemaakt , volgens de Plant zelve , dus. ,, De Bloem, die uit vyf , 5, rondachtige , groote , gaapende Blaadjes be- ,, Haat, heeft een Lederachtige Kelk, van vyf „ ovaale , holle , bly vende Blaadjes, 't Getal „ der Meeldraadjes is tien, die Elsvormig zyn , „ van het midden naar onderen tot een Bekertje „ famengegroeid , van langte als de Bloemkrans , „ met rondachtige , dubbelde Knopjes. Het ,, Zaadbeginzel , binnen dat Bekertje vervat 5 „ is Eyrond , en heeft drie Draadachtige Sty- „ len, van langte als de Meeldraadjes, met ge- „ knopte Stempels." Hoe dat dan deeze Bloem Vyfwy vig zyn kan , verftaa ik niet. In het Kruidboek van Hermannus flaat , volgens den Heer N. Burmannus , aangetekend , da: de Bast van deezen Boom zeer bitter en Kruide- rig is , hebbende den reuk van Iris Florentina of liever van Violen , en wordende te Goa , in Oostin- die , in plaats van Costus gebruikt. De mon- fters verfchillen, zo zyn Ed, aanmerkt, inzon* der- M O N A ï> E L V M I A. I33 derheid door de Bladen, welken de Javaanfche B* Eyvormig heeft 9 van grootte als die van denAr^EU Perfikboom ; de Ceylonfche kleiner ovaal met Hoofd- een Punt en uitermaate zwart 3 en, die in 'tSTÜKf Kruidboek van Petiver , Lederachtig , als de Bladen van de Beerendruif : doch in alle deeze monfters kwamen de gepaarde omgeboo- gen Doorens voor. Pentapetes. Tot den Rang der Twaalfmannigen onder de Enkelbroederige Gewasfen is dit Geflagt be- trokken , niettegenftaande in \ zelve het getal der Meeldraadjes twintig is , waar van vyf lan- ger dan de anderen zyn, zonder Meelknopjes. Hier van zal de Gellagtnaam zyn afgeleid. De Vrugt is een vyfhokkig Zaadhuisje , met veele Zaaden. De eerlte Soort is een Jaarig Kruid of Zaay- Gewas , maar de twee anderen zyn Boomachtig , als volgt. (2) Pentapetes met Eyvormige uitgegulpte n. Bladen. Dee- sXrjft*' lium. (2) Pentapetes Folii» ovatis repandis. Syst. Nat. XII. Tom.^alW,di' II. Gen. 834, p» 45*. Amotn. Asad. I. p. 407, Pentapetes, Flor. Ziyl. 250/ Ptetofpermadendron Suberis folio angulofo , fubtus incano , Ploribus albis. Amman. A&. Petrop, VUL f. 215. T. 16. Arbor Champaccx Suberis Folio, Fru&u lig- üeo, Seminibus aïatis referto. Pet, Mus, 349, BüRM. FL Ind. 144. 1 3 H.DEU. III. Stuk. ï 34 Enkelbroederige Boomen. Iï Deeze en de volgende z^n » als een nieuw Ge- IfotegA ^agt 9 onder den mam vm Pterospermadendron 9 Hoofd- om dat het Gewiekte Zaaden heeft , voorge- irww fteid door den beroemden Amm a knus. Zyn Ed. geeft 'er de Bladen van den Kurkboom aan , en betrekt 'er toe den Boom , -diis door P e % i- ver ondeffcheiden , die eefl Houtige Vrtigt heeft 5 gevuld met gewiekte Zaaden» De Tak- ken* zegt hy, van deezen Boom zyn regt, met weinige Zytikfes, hebbendé éêne van buiten bruine Schors , van binnen groen , en het Hout 11 ook groenachtig van Kleur : de Bladen drie Duim lteg en half no breed, aan de Punt met • hoeken \ van bovfen groen , van onderen grys of witachtig. De Bloemen zyn taamëlyk groot was befchreeven. De- zelve hadt omtrent een Voet langte en zestien Duimen omtreks , zittende aan een Steel van twee Voeten lang en een Vinger dik. By den Steel was die Vrugt wat dunner, en liep aan 't andere end in een Punt uit, zynde van buiten ^Tiet flaauwe Sleuven getekend ? en den Bast , Ï5 die Jl. I>I*L. III» STWK. 138 Enkelbrorderige Boomen. lij die taamelyk dik en hard was , met een groene A™v?U Wolligheid bekleed hebbende. Van binnen was Hoofd- dezelve door zekere Peezen overlangs verdeeld , STUK# tusfchen welken zig eene witte Mergachtige hm?"*' zelfftandigheid bevondt , van eene zuurachti- ge Smaak, waar in zwarte Nierachtige Zaaden nestelden , met eene fmaakelyke Pit, zynde aan Draaden gehecht. De Bladen > welken A l- pi^us by die van den Citroenboom vergelee- ken hadt , waren inderdaad enkeld en van die gedaante, aan het eerst opfchietende Stammet- je , maar , wanneer hetzelve Takken begon te krygen , dan veranderden die Bladen , en groei* den met hnn tweeën, drieën, vieren, ja zelfs met hun vy ven 'aan een gemeenen Bladlteel , byna als die der Lupinen of van den Paarde- Karftengeboom , zynde het middelde, tegenover den Steel , langst; gelyk hy dezelven, dus ge- vingerd, afbeeldt. De Heer Adanson bevondt , door- zyne Waarneemingen aan de Kust van Senegal, dee- ze befchryving taamelyk met de Natuur over* eenkomftig, doch van de Geftalte des Booms en deszelfs Eigenfchappen , en inzonderheid aan* gaande de Bloemen , hadt hy gelegenheid tot een naauwkeurig onderzoek. Geftalte. De Baobab,zegt zynEd., zou men misfchien wel voor den grootften Boom des Aardbodems mogen houden. Egter munt dezelve in hoogte zo zeer niet uit, als in uitgebreidheid van zyne Kroon , welke zig gelyk een fiosfchagie ver* toont j MONADELPHI A. 139 toont , zestig of zeventig Voeten verheven , en H. A TA TT T? T van honderdtwintig tot honderdvyftig Voeten breed. Zyne Stam, naamelyk, heeft niet meer Hoofd- dan tien of twaalf Voeten hoogte, maar de om-STUK# trek is wel vyfenzestig of zeventig Voeten , dat^f ^ eene dikte van byna vyfentwintig Voeten maakt» Men kan zig hier uit eenig denkbeeld vormetl van de Geftalte deezcs Booms-, wiens onderfte Takken , ter langte van vyftig of zestig Voe- ten zig uittrekkende , van % waterpas allengs naar den Grond neigen, zo dat men den Stam naauwlyks kan zien. De Wortels fpreiden zig, digt onder den Grond, nog veel verder uit ; hoewel hy eenen Penwortel heeft, die diep in 't Aardryk dringt. Men behoeft niet te vraa* gen , of ook de goedgunltige Schepper deeze •Boomen tot befehutting van het Gedierte onder de heete Lugtftreek , en in de gloeijende Zand- Woeftynen tusfehen Senegal en Kaap Verde > tot aan 't Land van Galam , wel honderd Mylen binnenflands , en wie weet in hoe veel andere Gewesten van Afrika , tegen de brandende Zonnefchyn verordend heeft. De Bast van den Stam en Takken , omtrent drie vierden Duims dik en Afchgraauw , is op 't aanraaken Vettig en glad, als of de Boom ge- vernist ware , van buiten ; van binnen groen met roode Stippels: het Hout zeer zagt en taa- jnelyk wit. Aan de jonge Takjes of Looten , wier Bast groenachtig en een weinig met Haair :bezctis, komen de Bladfteelen , niet gepaard, maar XL Dsïl* xix. Stuk* 140 Enkelbroederige Boomen. II. maar overhoeks voort , welken aaa 't end Waai- Afdeel. jerachtig bezet zyn met een getal van drie of Hoofd» meer 3 doorgaans van zeven Bladen» Dezelven stuk. Zyn taamelyk dik en glad3 ongekarteld, van bo- Meloen- ven 5]y y van onderen bleek groen 9 met fchuin- fe Ribbetjes 5 ter wederzyden van de middelrib , geaderd. De figuur deezer Bladen is langwer- pig ovaal , tweemaal zo lang als breed, aan de beide enden puntig. De langte der grootften is omtrent vyf Duimen ; (naamelyk die van het middelfte Blad ;) terwyl de overigen allengs ver» kleinen naar den Steel, even als in de Paarde* Karftengen. De ,5 Een Boom zodanig als de Baobab , zegt Bloemen. f) Zyn Ed. behoorde Bloemen te hebben ge- i*. „ evenredigd naar zyne grootte. Ook gaan de- zeiven $ in Afmeetingen 3 alle de Bloemen „ van Boomen 3 die ons bekend zyn , zelfs die „ der Plompen en van de Laurier - Tulp 3 Mag* „ nolia genaamd , te boven. Nog in Knop zyn- ,3 de , formeeren zy een Bol van by de drie Duimen middellyn , en open gaande hebben zy vier Duimen langte op zes Duimen breed- „ te (*). Twee of drie komen 'er aan ieder „ Takje , hangende ieder aan een Cylindrifch „ Steeltje van een Voet lang en byna een half 33 Duim dik 3 dat uit de oxels van een der laag- „ fte (*) Het fchynt dat de Heer Adanson , dit fchryvende , niet gedagt heeft op de Eerfte S*ort van Magnolia , grandi- fiora bygenaamd, ( zie bladz. 70 hier voor. ) Ook kan il^, alzo de Bloemen rond zyn , die Afmeetingen »ict begrype*. Monadelpmia. 141 5> fte Bladen fchiet 9 en drie Schubbetjes hier IL 3, en daar verfpreid heeft, welke in grootte en Aï^"L' 3y figuur gelyken naar de genen , die ik gezegd Hoofd- „ heb de Bladfteelen te vergezellen, (Stipules) STUK# 5, Stoppeltjes genaamd. Zy vallen af , zo wel h^el van Senegal , in de tyd van één Maand , een opfchi* Scheut van een Voet hoog , gelyk dezelve in tins Fig, 2, is afgebeeld. Hier ziet men , hoe dee* * a# ze Scheut een Knobbeligen Wortel heeft , die van anderen aan het gantfche Gewas is toege- fchreeven. Daar boven vertooncn zig de Zaad- kwabben , die de eerfte Blaadjes uitmaaken , terwyl de volgende langwerpiger en getand zyn , doch enkeld, tot dat zy eindelyk twee- en drie- voudig worden , en by de verdere opgroeijing eene Waaijerachtige figuur bekomen. In de eer- fte Zomer krygt de Boom aldaar by de vyf Voe- ten hoogte , en één of anderhalf Duim dikte , terwyl men hem in Vrankryk, fchoon opBroey- Bedden en in Broeykasfen gezaaid, in de zelfde tyd , tot niet meer dan een Voet hoogte en een half Duim dikte heeft kunnen brengen. Deeze Boom verliest zyn Bladen in November , neemt in Juny nieuwen aan , bloeit in July , en brengt zyne Vrugten tot rypheid in de Maanden Ok- tober en November , zegt de Heer Adanson» Het komt my zonderling voor, dat dezelve in die Gewesten meer, dan het halve Jaar Blader- loos zy. De Leeftyd deezer Boomen zou zig , zo de gedagte Heer uit Waarneemingen meent te kun- nen IL Deel, lil, Stuk. 144 Ehkelb roederige Boomek, II. nen befluiten , verfcheide duizend Jaaren zyn i Afdeel. en fat men oirfprong der dikften dus moog- Hoofd- lyk wel van den Zondvloed af zou kunnen re-» sTutc. ken^n. Hy vondt 'er naamelyk, op zeker Ei- kom!Un' landj^ > van vyf of zes Voeten dik , daar Jaar-* getallen in gefneeden waren ^ zelfs van de Veer- tiende Eeuw , en dus moeften die Boomen by de vierhonderd Jaaren oud zyn* Op dit Eiland- je , evenwel , kan de Groeiplaats wel zo gunflig niet geweest zyn , als aan de Vaste Kust of in 't Bofch by Kaap Verde n waar hy deeze Boo* men zo ontzaglyk groot en dik, als gemeld is, aantrof , en dus zal ik den waarfchynlyken Ou- derdom van dezelven , gelyk zyn Ed. elders doet, maar op tweeduizend Jaaren (lellen. Gebruik. De Baobab is voor de Negers van een aan- merkelyke nuttigheid. Zy droogen de Bladen , en maaken 'er een Poeijer van, Lalo genaamd, daar zy dagelyks eenige Neepjes van in hunne Kost doen. 't Schynt dat de Ondervinding hun geleerd heeft , dat de verzagtende eigenfehap van dit Poeijer tot hunne Gezondheid dienftig zy. De Heer Adanson zelf hadt zig, zo hy meende > door een Aftrekzei der gedroogde Bladen voor den Buikloop en heete of Rot- koortfen , die de Vreemdelingen anders aldaar zo veel aantasten , en voor eene fcherpheid in 't Wateren , welke 'er in 't heetst van 't Jaar gemeen is , behoed. De Vrugt , in 't byzon- der , heeft, verfch zynde, een verfrisfehend , aangenaam Merg dat zyne rinsheid lang be- houdt, M Ö N A D Ê L P H I A. 145 35 3* houdt, en in de gedroogde Vrügten ook eetbaar Af^eU is ; des dezelven van de Mandingues , die ge- Xv. heel Afrika doorreizen , als eene Koopwaar naar Hoofd- de Zuidelyke deelen van Afrika , en door de -Arabieren naaf Marokko en andere Ryken van*™»* Barbarie, ja zelfs naar Egypte vervoerd worden. Op die wyzfe zal 'er de vermaarde Alpinus kennis aan gekreegen hebben , die 'er aldus van fpreekt. De Bahobab is een Vrugt van grootte als een Citroen , naar een Kalabas gelykende , , van binnen bevrugt met harde zwarte Zaa* 35 den , wier enden naar elkander toe geboogeii 55 zyn , vervat in een zelfftandigheid als die der Kalabasfen , welke in de verfche Vrugten 3, vogtig is en rood, van eenezuure, niet on- 3, aangenaame Smaak. In de verfchroeide dee- 3, len van Ethiopië wordt het zuure Merg vair 3, de verfch van den Boom gefneedeti Vrügt , 3, door Vermogende Luiden met Suiker getem- 3, perd zynde , niet alleen zeef verfrisfchende 3, en Dorst leschende , maar oök zeer Verkoe- 3, lende bevonden. Aldaar gebruikt men betzeU 3, Ve , zö ik verftaa , tegen alle Heete Ziekten 3, en Rottige , inzonderheid Peftilentiaale , Koor t- 3, fen : zö wel door de Pap met Suiker te eeten , 3, als het uitgeperfte Sap met Suiker gemengd 9) te drinken , of de Syroop l daar van gemaakt. 3, Te Kayro ook 3 daar men de verfche Vrug- 3, ten niet heeft , geeft men de zodanïgen het 5, Poeijer in, van derzei ver Merg, dat van de K 33 zelf- 1] t DEFLt III. STUK. 146 Enkelbroederige Boomen. 1T. „ zelfde kragt als de Terra Lemma bevonden AFxvELt 55 wordt : welke Aarde by veelen in zeer ge- Hoofd- „ meen gebruik is , zo tegen Peftilentiaale Koort- stuk. fen3 als Bloedfpuuwing, den gewoonen , roo- hom*1™* " ^en enBloedloop, als ook tot bepaaling der „ Stonden , enz. Eenigen neemen daar tegen „ een Vierde Loots van deeze Aarde, tot een fyn Poeijer gemaakt, en in Weegbree. Wa- ter gefmolten , in ; terwyl anderen het Af- „ kookzel, anderen het Aftrekzei gebruiken." Van den Stam deezes Booms maaken de Ne- gers een zonderling gebruik. Hy wordt dikwils door vermolming hol , vooral de genen wier Penwortel fchade lydt van Steenige Gronden , en met deeze uitholling doen de Negers hun voordeel 3 maakende daar van een foort van Lyk- Kelders voor zulk Volk, als zyde gewooneEer van begraaving onwaardig keuren. Dit zyn hun- ne Poëeten , Mufikanten , Troinmelflagers en Potzemaakers , die hunne Dansfeeften regelen , en waar voor zy in 't leven een groot ontzag , als dezelven voor Tovenaars houdende, maar na de dood een affchrik hebben , waanende dat de Aarde , Zee of Rivieren, daar men derzei* Lyken inwierp, hier door betoverd zouden wor- den. Zy hangen die derhalve in de holten van zodanige Boomen op, en fluiten den ingang met een Plank toe ; alwaar dan die Lyken uitdroo- gen tot Momies, zonder dat zy gebalfernd zyn. Behalve de Vermolming is deeze Boom nog eene andere Ziekte, wel is waar niet gemeen , OH- MONADELPHIA. I47 pnderhevig t naamelyk een foort van weekwor- li> ding der Houtige Vezelen , die hem onbekwaam *£vÉU maakt om Stormwinden te wederftaan* De Hoofd- Heer Adanfon zag 'er, in 't jaar 1749, op ze-6TUK* ker Eilandje , naby het Eiland van Senegal , een , wiens Stam dus door een Rukwind was gebro- ken» Hy werdt toen wel door een groo- te menigte Wormen van Boktorren bewoond , doch deeze oordeelde hy de oirzaak daar van niet te zyn, maar dagt veeleer, dat de Eijeren der- zeiven 3 wegens de weekheid des Houts , daar in gelegd waren , even als men zulks in rottige [Wilgen Stammen gebeuren ziet. B o M b a x. Kapokboom. De Kenmerken van dit Geflagt, dat ook tot de Veelmannigen behoort , zyn , een Kelk ia vyven verdeeld ; de Vrugt een Houtig Zaadhuis- je 3 met vyf Hokjes en vyf Kleppen, waar in de Zaaden met Wol bedekt zyn , en een vyf- hoekig Kasje , dat de Middelfchotten uitgeeft» Van hetzelve zyn thans vier Soorten opgege- ven, die in de beide Indiën voorkomen , als volgt. (1) Kapokboom met vyfmannige Bloemen* i, pen tan- bcllOOn drum. Dom- fl) fimhax Floribus pentandti*. Syst. Nat. XIL Tom. II. Gen, 835. p. 457. J^cq, Amer. a*. Wfl* ui. Bombax Fo- K 3 IU Dl», III* STUK» 148 Enice LBROEDERIGE BodMEtf. II. Schoon deeze maar vyf Meeldraadjes heeft * /ifdkel. is hy niettemin tot dit Geilagt betrokken, als Hoofd- maakende den Javaanfchen Kapokboom uit , op de stuk, Kust van Malabar Panja- Panjala genaamd , en èoom!Ht' onder ^e Nederlanders Donsboom , volgens Com- MELYN. Men vindt hem ook in de Westindiën , op de Karibifche of Voor -Eilanden van Ameri- ka, volgens den Heer Jacquin, die hem be- fchryft als een Boom van dertig en meer , ja niet zelden honderddertig Voeten hoogte (*). Het Hout is witachtig , ligt en Draadig : de Schors eerst groen en eindelyk bleekbruin , een half Duim en daar boven dik* De Stam , die regtop tfaat , is zeer ongelyk van gedaante , dikwils in 9t midden dikker dan omlaag, en fomtyds dertig Voeten hoog, eer hy Takken uitgeeft* De 011 • de Boomen zyn gemeenlyk fterk gevleugeld, met Ribben die om laag wel vyf Voeten uitftee- ken. De geheele Oppervlakte , zo van den Stam als van de Takken, is gemeenlyk bezet met groote, fterke, Houtige Doorens,die ech- ter fomtyds geheel ontbreeken , en dan is de Bast iiis digitatis , Caule incrmu FL Zeyl. zzo. Hort* Ups. 14.% ♦ Bom?>ax Foliis digitatis, brachiis ere&o - patentibus. Brown. Jam. zyj. Xylon Caule inermï. Hort. Cliff. 175. RotfEN Lugdbat. 437. Gosfypium Javanenfe Salicis folio. C. B. Pin. 43.0. Eriophoros Javana. Rumph» Amb% I. pag. 194. T. 8 a. Panja-panjala. Hort. Mal. III. pt $9, T. 4P , 50, 51. Raj. Htft. 1899. BuRM. Fl. Ind. 145. (*) Quos etiam non raro centum excedit. jAcq. Ik verto dit niet anders , hoewel de fprong wat groot is. MOHADELPHIA. *49 Bast doorgaans voos als Kurk, De Doorenszyn H. of rond en Elsvormig 3 of plat en langwerpig Af££el* vierkant , wanneer zy de Punt getand hebben 3 Hoofd- en, als menze van de Schors afrukt, blyft 'er51*17** flcgts een witte Vlak over* De Kroon is uitge^*».""" breid , digt van Loof , en regelmaanig , indien de Boom op plaatfen groeit, daar hy niet bloot ftaat voor den Noordooften Wind, De Bladen zyn gevingerd , zeven op een Steel , glad en glanzig, fpits ovaal, Jaarlyks afvallende. Naar 't end der Takken coe , komen Trosfen voort , van een menigte fchoone Bloemen , bleek Roo» zekleurig ; waar van hy rekende , meer dan twin- tigmaal honderdduizend aan een volwasfen Boom te zyn , die een aanzienlyke Kroon hadt. Hier op volgen groote, gladde, bruine Komkommer- achtige Vrugten P die langwerpig ovaal en rond doch ftomp zyn , bevattende een bruine Wol- ligheid alsZyde, welke, door den minften Wind in de Lugt gevoerd wordende , ligt in den Mond en Neusgaten-, van den geneji, die ze behan- delt , vliegt ; zynde van weinig gebruik by de Ingezetenen. De Reuk der Bloemen kwam hem voor als van Kaas , en dit zal de reden zyn , dat de Franfchen hem Fromager of Kaasboom hee- .ten:terwyl de Engelfchen 'er den naam aan gee- ven van Silk Cotton - Tree , of Zyde - Katoen Boom. De Vrugt van dezen Kapokboom, daar ik van heb die vyf Duimen lang en anderhalf Duim dik zyn , komt zeer wel overeen met de af beel- K 3 ding!, 150 Enkelbroederigë Boömen; ft. ding , welke C l u s i ü s geeft van zodanige Haau- Af^£L# wen, in 't jaar 1599 uitOostindie medegebragt, Hoofd- als komende van Boomen 3 die rondom de Stad stuk. Bantam 3 op Java, groeiden ,en waar van B a ü* kam**' H 1 N ü s Javaan^cn Katoenboom met Wil- ge - Bladen gemaakt heeft : maar , dat deszelfs Bladen zo fmal , ja zelfs fmaller dan die der Wilgen zouden zyn, gelyk Clusius vfcrftaan hadt , komt met de befchry ving van Rümphiüs niet overeen , die zegt 9 dat dé Bladen zes of zeven Duimen lang en aan 't begin twee Dui- men breed zyn , ltaande doorgaans zeven by elkander op een Steel. Nog mifider ftrookt hier mede de Afbeelding; maar de Kelkswyze figuur van de Bloem is aldaar , met die Van den Heer J a g qu i n overeenkomftig, zeer wel ver- toond, gelyk ook de aartige figuur der Meel- knopjes, die zeer gfootybogtig en op het Meel- draadje beweeglyk zyn. Rumphius erkent ook , dat men van deeze Kapok , in Oostindie, tot het vullen van Kusfens, Bultzakken en Bed- den 5 gebruik maakt , als zynde dezelve te kort óm gefponnen te worden gelyk Katoen. Zy is byzonder lugtig èn Veerkragtig ; zo dat me» deeze Kusfens, Zakken of Bedden, maar een weinig behoeft te laaten uitkloppen * om de Ka* pok , nédergedrükt zynde , weder te doen op- ryzen tot haare voorige lugtigheid. De Zaa- den , los daar in verfpreid , moeten 'er zorg- vuldig uitgedaan worden , en deeze worden var; de Inlandets met Smaak gegeten, Rum* M O N A D E L P H I A. I5E RuMPHitfs die hem deswegen Eriophoros II- noemt , merkt ook aan , dat het een grooteAF^* Boom is , wiens Stam van onderen omtrent een Hoofd- Vadem dikte heeft, en eene witachtige graau-STUK* we Schors, met Doornen bezet, groeijende de Hoofdtakken doorgaans met hun drieën daar aan 5 op de zelfde hoogte , waterpas , en dan wederom drie daar boven ; doch de genen , die men dikwils afkapt om meer Vrugt tedraagen, deswegen Wyf jes genaamd , hebben een onge- regelde gedaatite. Nergens, in Oostindie, zegt hy , groeijen die Boomen zo menigvuldig als op Java ; des de Kapok aldaar zeer gemeen is. Zy vallen ook op de andere groote Eilanden van Indie. Op Banda vondt menze langs de Straa- ten geplant. De Geftal te zweemt veel naar die der Pynboomen 5 wordende deeze Boom , aan de Kust van Malabar, wel veertig of vyf- tig Voeten hoog. (1) Kapokboom met veelmannige Bloemen , en n- Bomi Cciba. X aasboom. vyfvingerige Bladen. afbT*** Dus wordt deeze Soort onderfcheiden door den (2) Bombax Floribus polyandris , Foliis quïnatis. JAC<^ Amer. 26. Hifi. is>2. T. 176. f. 71. Xyion Foliis dlg itatis Caule aculeatö. Fl. Zeyl. 221. Hert. Ups. f148. Xyion Caule aculeato. Hort. CUff. 75. Royen. Lugdbat. 457. Gosfypfiimi arboreum Cauïe fpïnofo. C, B. Pin. 430. Gosfypium arborewro &C. SLOAN. Jam. 152. Hifi. II* p. 72, JSUftM, FL JrM H5. K 4 IU H%IU lït. STVK» I5« Enkelbroederige BooMen. Afdeel den Heer jAC.QüiN,.dïe ook een Afbeelding 'Fxv!L' van de Vrugten geeft, welke aanmerkelyk van fJooFD- die der voorgaanden veifchillen. Zy waren sJup; de helft kleiner , eer Vyg- dan Komkommer acntig , gaande niettemin in vy ven open , en zig dan als Sterren vertoonende. De Bloemen hadt hy menigvuldig droog, onder deeze Boo- men , gevonden $ behoudende verfcheide Maan- den haare na tuurlyke gedaante. Dezelven waren kleiner, doch veel fraaijer dan die van de eerfte Soort. Aan deeze hadt hy altcos Doornen waargenomen , en op dien voet is waarfchynlyk hier ook de Ceylonfche Katoenboom, met ge- vingerde Bladen en een gedoornden Stam,t'huis gebragt , niettegenftaande de voorgaande ook doorgaans Doornen heeft , welke 'er niet af- gaan dan door den Ouderdom , het geen ook in deeze plaats heeft , ten minfte zo het die is, welke Sloane befchryft als den Westin- difchen Katoenboom, op Jamaika en de ande- re Karibifche Eilanden in 't wilde groeijende. De Spanjaarden geeven 'er den naam van Ceu la aan , en het fchynt die te zyn , welke , ook aan de Kust van Afrika groeijende, door de Negers van Senegal Benten genoemd worde , waar van de Heer Adanson, onder den naam van Gedoomde Kaashoom , aldus fpreekt. „ De Benten overtreft in hoogte alle andera „ Hoornen van Senegal , gelyk de Aapenbrood- 3, Boom , genaamd Calebasjïer (*) , dez^ven ia 5, uit- (*) Dïr is de Meloenbooim , hier vooss hhdz. 136* enz. bt- MONADELPHIA. I53 3, uitgeltrektheid cn dikte te boven gaat. Men II, 3, heeft 'er van honderd tien en zelfs van hon- Afi^eu 9, derdtwintig Voeten hoogte , wier Stam agt Hoofd* „ of tien Voeten op 't meefte in middellyn houdt 3 STÜK* 3, en uitermaate regt is, tot vyftig, zestig en 3, dikwils meer Voeten langte ongetakt. De w Sleuven 3 of Vleugelachtige Uitfiekken, die 3., dikwils langs den geheelen Stam voorkomen , 3, verminderen de fchoonheid niet » welke hy ,3 aan zyne witachtige Schors en verhevene ron- 3, de Kroon verfchuldigd is. Van deezen Boom 33 is het dat de Negers , door deszelfs Stam , 3, waar van het Hout zeer zagt, taay en ligt is 3 „ uit te hollen 3 hunne Pirogues maaken. Die „ van de Gambia 3 de groctfte Bentens tot hun- „ nen dienst hebbende, maaken daar van ook s, de grootfte Schuiten. Zy hebben 'er van 3, veertig of vyftig Voeten lang 3 op vier of „ vyf Voeten breedte en een weinig minder 53 diepte (*). (3) Kapokboom met veelmannige Bloemen en m. zevenvingerige Bladen. kpTh** lum. Hier wordt thans de Katoenboom uit Oost-Woldoorn* 111- (*) Voyage au Senegal, p. 93, 94, (3) Bomhax Floribus polyandris , Foliis fepten.ui?. JACC^ Amer. 26. Hij}. 193. Gosfypium live Xylon Arbor Oriëntale, digitatis Foliis IasvibuS &c. Pluk. Alm. 172. T. 8 8. f. 4, !4oui - elavou. Hort. Mal.[lll. p. 61. T% 52. Raj. Hifi. 1899, K 5 XI, DEEV iHI. Stuk* 154 Enkêlbroëderige Boomeüt. H. indie , met gevingerde gladde Bladen , eene vyf- A™*EL# hokkïge Vrugt , die met een witte gïinlterende Hoofd- Wolligheid gevuld is 3 van Plükenetius, stuk. t'huis gebragt door den Heer Jacqujn* die tvoièfom, ^ daar toe bgtfejtt den Moul-elavou van Ma- labar * welke Woldoorn genoemd was door de Nederlanders* Het is een Boom 5 dikwils een Stam hebbende van vyftig Voeten hoog, eer Fry eem'ge Takken uitgeeft 3 en dezelven zyn met zo fcherpe Doornen bezet , dat hy nimmer van de Aapen beklommen wordt. De Bloemen zyn zoetmikende3 van grootte als de Handpalm: de Vrugten even als die van den Kapokboom enhaare Wolligheid dient tot het zelfde gebruik. De Heer Jacquin, ondertusfchen 3 had aan deeze Soort, in de Westindiën, en wel byKar- thagena 5 even als de voorgaande , en van de zelfde Geftalte als de eerlte en tweede Soort , voorkomende , nooit Doornen , maar altoos de Schors mismaakt en monftreus Kurkachtig , waar- genomen. De Bladen waren gevingerd , ten jninfte zeven op een Steel , en geheel ongekar- teld. De Bloemen hadt zyn Ed., even als in de voorgaande Soort , flegts droog gezien. De- zelven hadden omtrent vierhonderd Meeldraad- jes, De Vrugten kwamen met die van de eerfte Soort volmaakt overeen. Hy werdt van de Spaanfchen ook Ceiba geheten. (4) Ka- M O N A D Ê L P II I A. 155 (4) Kapokboom met < vyf 'kwabbige 5 gefpitfie , tl* van onderen Wollige Bladeu. A™L" HOOFD- Onder deeze bepaalingen is eene Soort van ditsTUK» Geflagt door den Ridder in zyne Flora Zeylani- ^bajc ca voorgefteld geweest, aan welke de Hooglee-Ge*/?/»- raar N. L. Burmannus den bynaam geeft£*7oenacIl„ van Conga , zo 't fchynt om dat dezelve onder^ dien naam , als een dikke Appeldraagende Boom , van dertig Voeten hoogte , door den Heer O d t- gaarden, opgegeven was. Men betrekt 'er toe , de Ketmia met een in vyven gedeeld , van onderen witachtig Blad , de Bloem geelachtig , het Zaad Wollig, van den Heer J. Burman- nüs, in deszelfs Thefaurus Zeylanicus geboek- ftaafd, welke de Cudu - Pariti van den Mala- baarfen Kruidhof zoude zyn , dat eene eigently- ke Katoenboom is. De Heer Linn^üs merkt ook aan , dat deeze van een Soort van Gosfy- pium,religiofum bygenaamd 5 naauwlyks dan door de Wolligheid der Bladen , en de afgezonderde Meeldraadjes , verfchille. Deeze Soort zou dan Biet tot de Klasfe der Monadelphia behooren* Stewartia. De Kenmerken zyn, een enkelde Kelk, een en- (4) Bomhax Foliis quinquelobis acuminatis, fïibtus tomen- fofis. Syst. Nat. XII. Xylon Foliis &c* Fl. Zeyl. 222. Kèt- mia Folio quinquefïdo, &c. BURM. 2eyl. 136. Bombsx Con- ga. Burm* FL InL h$« H. DESL. XII* STUK% i j6 Enkelbroederige Boomïn. IL cnkelde Styl , met den Stempel in vyven ge- Afdeel. deeJd . de yrugt een drooge Appel zynde , die Hoofd- vyf kwabbig , éénzaadig is, en in vyf Stukken stuk. van elkander fpringt. T# De eenigfte Soort (i), in dit Geflagt voor- Stewartia komende , voert den bynaam van Malacoden- dendron. dron of liever MulacJiodendroti , daar aan gege- zoom.' vcn door Mitchelius* De Heer Lin- NjEus heeft dit Gewas , in de Verhandelingen der Koninglyke Akademie van Upfal in Swee- den , befchreeven , en de Afbeelding van het- zelve is ook door den Heer Catesby aan 't licht gebragt. De Heer Clayton fielt het voor, als naar de Magnolia gelykende , met langwerpig ovaale, gefpitste , Zaagswys' getan- de Bladen, die van onderen bleekcr zyn. D u Hamel telt het onder de Boomen. Het heeft Bladen als van den Kerfeboom , die zeer fcherp getand zyn , van onderen Wollig ruig, zegt Linnjeüs. De groeyplaats is in befchaduw* de, vette, vogtige Gronden, van Virginie, C a m e l l i a. De Kenmerken van dit Geflagt , dat den naam van den Kruidkundigen Camelli heeft , zyn een veelbladige Kelk , waar van de Bladen Schubs- f i) Stcwartia. Sy%t. Nat. XII* Tom* II. Gen. 847* p. 464, jftt Ups. 1741* p. 79. T, 2,* CATE$B. Car. III. p. 13. T. 13. Du Hamel. Arbr. II. p. 284, T. 78. GRON. Firg^Aou Malacodendron. MlTCH. Gen. 16, Monade lphia. 157 Schubswyze op elkander leggen 3 zynde de bin- ffi nenften grootst. A™v? u De eeniglte Soort , daar van voorkomende (1) ,Hoofd- heeft den bynaam van Japonica , om dat hierSTUK* een Gewas bedoeld wordt , 't welk door den c^;UiA vermaarden Kaempfer in Japan is waarge-7*/**^. nomen ; doch wy noemen het Chineefche Roos.{chT&oo$* Men vindt daar van veele Verfcheidenheden , van welke hy 'er twee opgeeft als de voornaam- ften. De eene Jamma Tsubakki* dat is Wilde of Berg - Roos , genaamd , heeft enkelde Bloemen. Het is een Heefter van grootte als een Boom , uit een korten Stam veele Takken fpreidende, die een dunne Schors hebben , maar het Hout zeer hard. De Bladen gelyken volmaakt , zegt hy, naar die der tamme Kerfenboomen , maar zyn wat fty ver , harder 3 en wederzyds glanzig. De Bloemen , uit een gefchubde Knop voort- komende , gelyken veel naar die der Eglantier- Roozen. Derzelver Blaadjes zyn hoogrood. In 't midden hebben Zy een Koker als een Kroon , die tot zyn rand meer dan honderd Meeldraadjes uitgeeft , Vleefchkleurig wit met geele Knopjes. Men ziet daar uit , waarom dezelve tot deeze Klasfe is betrokken. Op de Bloemen volgt zeld- zaam' (1) CamclHa. Syst. Nat. XII. Tom. II» Gen. 848* p. 4*5» BURM. Flor. bd. p [153. Tsubakki. K&EMPFER Amonn. Exo£. 850-852. T. s;i. Rofa Chinenfis. Edw. Av, II. p. 67. T. «7. Seligm. Vog. II. Band. VI 19. Thea Chinenfis , Piment» jaaiaicenfis folio, Flore rofeo. Pet, Gaz» T. 33, f, 4* ih deel» UU Stok» 158 Enkelbröederice BooMEtf. ïfc zaam een Vrugt, van eene Peerachtige figuur * AF^vEL' anderhalf Duim lang3 bruin , Houtig en gaapen* Hoofd- de> met drie Holligheden , en in ieder een Zaad STÜK# byna van grootte als een Hazelnoot , met eene R*ol. ' rimpelige Oppervlakte , die ros is> van binnen een witachtig Vleefch hebbende , van eeneSmee- rige Smaak. Kaempfer merkt aan , dat dit Gewas veel naar den Theeboom gelykt3 en dat van een klei- ner Soort , Saftinqua genaamd, de Bladen dik- wils by de Thee gedaan worden , om derzelver aangenaams Reuk > en het Aftrekzei derzelven gebruiken de Vrouwlieden tot het wasfchen van haar Hoofdhaair, Voorts fpreekt hy van dubbelde Chineefche Roozen , een Handpalm groot, van verfchillende Kleuren. Zodanig eene dubbelde bloeijende Chineefche Roos , in En- geland aangekweekt , is door den Heer Edwarbs fraay in afbeelding gebragt. MfS V A. 1 De Kenmerken van dit Geflag£„ dat zynen naam van den vermaarden Arabifcheh Genees* heer Mesue heeft 5 beftaan in een enkelde vierbladige Kelk en Bloem ; een enkelen Stam* per ; zynde de Vrugt een vierhoekige Noot, met één Zaad. 1. Hier toe behoort ééne Soort (1) , welke Mefuét ifln Terre*. aen. Kaftanje- lioozcn flA Mefua Foliis lanccolatis. Syst. Nat. XII. Tom. IU Gen. Boom. J •of* MOMADELPH**. 159 den bynaam van Ferrea voert wegens de hard- II. freid van deszelfs Hout , by de Portugeezen Afdeel* Pao Ferrao 9 by onze Natie , op Ceylon , Tzer- Hoofd- hout genoemd wordende, zo de Hoogleeraar J.stuk. B u*r mannüs aantekent* De Nederlanders , aan de Kust van Malabar, noemen de Bloemen volgens Commelyn, Kastanje - Roozen. Het is aldaar een zeer groote Boom , die eene Kroon als de Linden heeft, met eene gladde geelach- tig rasfe Schors , de Bladen langwerpig rond , dik , van boven glanzig groen , van onderen met een blaauwen Waafem als de Druiven ; de Bloemen naar die der Eglan tier - Roozen gely* kende, doch wit van Kleur en zeer aangenaam van Reuk, waar op Vrugten volgen , die Kloot- rond ?yn en in Kleur, gelyk derzelver Pitten, wier getal drie of vier is, in grootte, figuur en Smaak, veel naar Karftengen gelykende. Men ziet dan f dat de gezegde naam niet oneigen is. In de Wortels, Schors en Bladen, ja, om kort te gaan , byna in de geheele Boomen , heerfcht een Kruiderige Geur en eene bittere Smaak ; weshalve men 'er tot Sweetmiddelen en Tegen- giften gebruik van maakt. De jonge Vrugten zyn met zekere Gom bekleed, welke ookfeherp is en van een Aromatieken Reuk. Thans €6s- P- 46$. Ft. &eyh 203. Arber naghas feu ferxea* Burwt. &eyl, 25. Balucta - tfiampacam C Caftanea rofea ladica. Hort, Mal. III. p. 63. T. 53. KAJ. tiifli 1680, BURM. Fl> Ind* lïi: Nagasfarium. Kumph. Amb% VII. p. 3. T. *; t6o Enk-elbroïderige BöOMEft lï. Thans betrekt de Heer Li nn^eüs tot dee-* 'Afdeel. ze soorc 0Qfc de Nagasfari vanRuMPHius, Hoofd- welke , gelyk ik gemeld heb , door den Heer stuk* n. L. Burm annüs tot het Geflagt van Ca* ^™Cl'lophyttum betrokken was * : en inderdaad , dat biadz.2tf. Gewas, Nagas fi genaamd by de Javaanen, ver* fchilt in alle opzigten zeer. Het blyft een laar- ge Boom, van zes Voeten hoog; de Bladen ge* Jyken naar Wilge- of Olyfbooms - Bladen. De Vrugt, onryp zynde, zweemt naar een Eikel * en behoudt , ryp wordende , zyn Puntje 5 gaan- de in drie of vier deelen open 5 en dan een enkelen Korrel uitleverende , hard en van bin- nen hoog geel , die zig in tweeën Iaat deelen. Het eenigfte is , dat de Bloemen een zeer aan- genaamen Reuk hebben , welken zy gedroogd nog lang behouden , wordende derzelver gedroog- de Blaadjes , die daar Foelie gelyken , te koop gebragt , en in de Medicinaale Kruiddoozen ge- plaatst. Egter is deeze Boom ongemeen zeld- zaam , en naauwlyks te vinden dan op Java en Baly, daar men hem zorgvuldig aankweekt, en by de Huizen nahoudt . om de verkwikking van zyne geurige lommerryke Schaduw. Van de gezegde eigenfchap des Houts vind ik ten op- zigt van deezen Boom niets gemeld, M O k I S O N I A. Naar den beroemden Morison , Hooglee- raar te Oxford geweest in 't midden der voor* gaan* MdNADEkPHIAc l6l gaande Eeuw , die een uitvoerig Werk over de Bi geheelc Kruidkunde aan 't licht gegeven heeft > ¥£yKh9 is dit Gefïagt genaamd, Hooni- De Kenmerken zyn: een enkelde Kelk, inSTÜKè tweeën gedeeld : een vierbladige Bloem : één Stamper* De Vrugt een Bezie met een harden Dop , welke in ééne Holligheid vcele Zaaden bevat , en gefteeld is. Maar ééne Soort komt al wederom in hetzel- r. ve voor (i), belluitende thans de Klasfe der En- ^r:>^ kelbroederige Planten, Dezelve voert den by- Duivels- naam van Amerikaanfche , om dat zy in dat^xin. Wereldsdecl alleen is waargenomen. Pater Plu- Fit* 3 K mier vondtze aan de Vaste Kust van Zuid. Ame- rika ; de Heer j a c q u i n by Karthagena en op Martenique , alwaar de Ingezetenen 'er den naam van Bois Mabouia9 of Duivels - Boom , aan gee- ven. Hy is, zo zyn BcL hem befchryft, een niet fraaije Boom , zelden hooger dan vyftien Voeten. De Bladen zyn langwerpig ovaal ,ftomp of gefpitst, effenrandigj Lederachtig, een Voet öp 't hoogfte lang , met een taamelyk langen Steel. Uit de Takken komen, hier en daar* korte dikke Bloemfteelen voort, doorgaans ie- der met vier of vyf Bloemen 3 die flaauw van Reuk zyn en vuil wit , naauwlyks een Duim breed, uit vier Blaadjes beftaande, die in een een- (i) Morifonïa. Syst. tfat. XÏl. Tom. II. Gen. 6+2. p.*6s* Morifona arhor. Nucis Juglandis folio. PLUM. Gin. 36. Ie* ftoj. jACQi: Amtr. Hifi. p. 156. T. 57. L H.DM-UIII» Stuk* 1(52 ENKELBR OEDERIGE BOOMEN, ïf- eenbladigc Klokswyze Kelk vervat zyn. De Af^l# Meeldraadjes zyn in de onderfte helft 5 gelyk in Hoofd- alle de Planten van deeze Klasfe, tot een Ko« sTuir. ker famengegroeid. Het Vrugtbeginzel , op Boom.f' een Cylïndrifch Voetje zittende , heeft geen Styl , maar eenen géknopten Stempel. De Vrugt is Klootrond en groot, (gelyk in onze Afbeelding Plaat Xllh Figr 3, van hem ontleend bruin met Roestkleurige Stippen y van binnen maar ééne Holligheid hebbende , waar in witachtig Vleefch. De Zaaden, daar in neflelende , zyn wit en hebben eene Nier- achtige figuur. Van deeze Vrugt werdt , zo veel hem bekend was, tot Spyze geen gebruik gemaakt ; doch zyn Ed. verklaart tevens de Naamsreden niet , welke om eene Vergiftige hoedanigheid zou doen denken. XVI. HOOFDSTUK. Befchryvïng van de Boomen, wier Bloemen de Meeldraadjes dubbeld famengegroeid' of uit twee Grondjlukken voortkomende , hebben 5 des- wegen Dubbelbroederige , Diadelphia, genaamd. De Klasfe van Diadelphia, in het Stelzel der Sexen, bevat alle de genen, wier Bloe- men van T ou r n e fort Papilionacei > dat is Vin*. \ D ï A D t L P li 1 A. I63 Vlinderachtige, om. datzy naar ccn Vlinder of kapel gplyken i getyteld zyn. Naar het getal A*xDvEifLA der Meeldraadjes worden zy , wederom , in Hoofd- Vyf , Zes- , Agt- en Tienmannigen ge'fmal*STUK# decld. Veele Heellers , doch weinige Boomen, komen önder dezelven voor , als volgt* Sar a c a» De Kenmerken zyn , een Trechterswyze Bloem, die in vieren gedeeld is, zonder Kelk; niet drie Meeldraadjes ter wederzyde van dc Keel: dc Vrugt een Haauw met een Steel voor* zien. Maar éène Soort heeft dit Geflagt (1), die sarat4 den bvnaam van Indifche voert, ais in Oostin-f^*; TT* Itiéfche: die dcor den Heer KleinhoFf waargeno- men zynde. De Heer N. tl Bürmainnus heeft de afbeelding van een Takje daar van ge- geven. Het U een Boem , die de Bladen ge* #ind, overhoeks geplaatst , uit drie of vier paa- ren van Vinblaadjes beftaande heeft , zonder Sluit- Blaadje : zynde dezelven langwerpig en gefteeld. De Bloemen groei jen aan Trosfen 1 en maaken Hoofdjes , die uit Schubbetjes be- flaan. Op Java groeit dit Boomgewas. Dit Geflagt behoort tot de Zesmannigen ; on- ibnjr nüm •iqoolitu >foi .." / sq&m * ntr> nl üéi (1) Sfréca^ Syst. Nat. tfjl. Tom. Iï. Gen, izoj, p 4.63. MtmiUf. Gen. p. 13. Spec. p, 5$. Santü arhü_fesceir> jÉJÉfof* -B» ?W. 'Si* Tab. 25. 2. L c. H. ÓE5L. III, STÜKi ÏÖ4 DüBBEtBROEDERTCE BóOMEi^ ÏI- der de Agtmannigen komen geenBoomen voor, ixvif L" ™aar c}e Tienmannigcn leveren 'er eenigen uit > Hoofd als «TUK. N I & S O L I A, I. Waar van de Kenmerken beftaan in cene Vyftandige Kelk ; de Vrugt eenzaadig, uitkx> pende in een fmalle Wiek. Twee Soorten, beiden Westindifche, komcil 'er van voor, die ik hier moet befchryven. Cr) Nisfolia met &en regtopftaanden Boomach* Nh/oMa iigm Stam. Boomach- t(£e- De Heer J a c q u i n merkt aan , dat het een onaanzienlyke Boom is ,• van twaalf Voeten hoog , wiens Takken dikwils taay en flap zyn , hebbende de onderfteuning van andere Boomen noodig. De Bladen , die gevind of drievoudig zyn, vallen Jaarlyks af, hebbende de Vinblaad- jes ovaal , dun en glanzig. Zo m de oxels als aan de enden der Takken , komen famengeftel- de Aairen voort , van vier Duimen lang met kleine ongefleelde Bloemen , zonder Reuk en byna zonder Kleur. Een enkel Zaad, dat Nier- vormig rond en plat is , rypt in een Zaadhuisje dat in een lange Wiek uitloopt. Men vindt het (i) HUfoiia, Caulc arboreo ere&o. Syst. Nat. XII. Toiiu II. Gen. 853. p. -f72. JACC^ Amer, 27. Hifi. 15*$. Tabo, 174* D I A D F- h P H I A. I65 1 Gewas by Karthagena veel in de Bosfchen, 1U wordende Juan Gome* genoemd van de Ingeze-^™*Et* tenen. Hoofd» stuk. ( en meent, dar de Oost- indifche een byzondere Soort van dit Geflagt zy. Het is deeze3 welken Commelyn Jtfy difcJwn Draakboom , die Peuldyaagende is , met Popelierbladen * getyteld heeft , zynde de Lm- o'oa - Boom van R u m phius , welke gerekend wordt onder do hooge Woudboomen 3 en waar- van men het Hout , in Indie > veel tot Timmer- en Schrynwerk gebruikt* De Bloemen van deezen Boom zyn geel èn zoetruikende, byna als de Muurbloemen of geele Violieren : de Vrugten zyn platte kromme Haauwen , van grootte als een Ryksdaaldcr > veel naar die der Se- (\) Pterocarpus FoHis pinnatis. Syst. Nat. Ve^. XIII. pterocarpus. Syst* Nat. XII. Tom. II. Gen. 854. p. 473 = Mat. Med. 522. Draco arbor. Loefl. hm. p. 266. Draco arhor Indica iïliquofa , Popuii folio. Comm. Hort. Am fl. li p. 213- T. 109. Lingoum. RüMPH. Amb. II. p. 205. T, 70. jACQ: Amtr. Hij}. 283. '% 18 3- £ S>2. < (*) Zie t voorg. II. Sf UK. , bladz. 229. De Draakboom, aldaar befchiecven , die in deeze Landen wel voort wii, in Je Winterhuizen , heeft in onze Amilcrdamfè Hortus tétdU ens thans de hoogte van veertig Voeten. ^ ( Diadel p hi a. 167 Scnebladen gelykendc, en bevattende in 't mid- IT. die zo vuurig rood zyn , dat de Oo- gen op dezelvcn fchemeren. Hier van is de Geflagtnaam , Erythrina , afgeleid. Men heeft een West- en Oostindifche van .deeze Soort, De eerfte voert, by Browne, den naam van Boomachtige gedoomde en niet gedoomde , welke driebladig is met Ruitswyze Bladen , wordende de Amerikaanfclic Koraalboom by Com- melyn getyteld; De Oostindifche , hier van weinig verfchillende 3 voert in de Malabaarfe Kruidhof den naam van Mouricou 3 in 't Ne- derduitfch Slackhozit 3 Washout en OlyphanU- Boom$ fa) Erythrina Foliis rernatls inermjbus , Caule Arborco aculeato. Sy$p, Nat. XII. Tom. II. Gen. 855. p. 473. Veg, XIII. p. $ïs\ Hort. Cltjf. 354. Hort. Ups. 207. Flor. Zeyl. '275. Re YEN Lugdbat. s 7 3 - F,rythrina arboréa Sec. BROWN* Jam. 288. Siliqua fylveftris fplnoCa. G. B. Pin. qoz. Coral Arbor Americana. Comm. Hort. Amft. I. p. 211. T. io8„ JMouricou. Hort. Mal. VI. p. 15. T. 7. Gelala ï&torea. T/JMFH. JM, II. p. 130. T\ 76, BUKM* FL Ind. p. 15*. D I A D E L P H f A. I^I Boom heetënde, volgens dien zelfden Autheur. II* By Rumphius komt dezelve voor , onder At™*** den naam van Gelala - Boom , en wel in ft by- Hoofd* zonder van Strand- Gelala -Boom; alzo 'er meerSTÜK* Soorten van zyn , en wordt aldus befchrceven. hQf^aal In grootte, en dikte van Stam, gelykt deeze veel naar een Eik , doch de Stam is zo boog niet , verdeelende zig , laager by den Grond \ in zwaare Takken , die wel een effene Schors hebben, doch overal met dikke ftyveT)oorcns bezet zyn , zo dat menze niet beklimmen kan* De Bladen gelyken naar die der Turkfche Boo- nen , (taande drie op een Steel ; maar zyn groo- ter en gladder* De Bloemen komen veel by elkander voort, aan een lange Tros, en zyn van cene zeer ongeregelde gedaante, hoewel menze tot de Vlinderachtigcn betrekt* De drie onder- fle Blaadjes zyn zeer klein, in een Trechterswy- ze Kelk vervat ; maar het bovenfte is lang en groot , hebbende de figuur van een omgekeerd Schuitje, omvattende in 5t eerst de Meeldraad-, jes, tien in getal, dochongeïyk van langte. De geheele Bloem is ongevaar een Pink lang, en Vuurig rood van Kleur, bedekkende, wanneer zy afvallen , den Grond als met rood Scharla- ken , en haare fchittering is zo groot 9 dat de gemeene Man de fchaarsheid van Vifch , in de bloeityd van deezen Boom , daar aan toefchryft. Immers , hy groeit op de Stranden van alle de Oostindifehe Eilanden , hoewel men hem , op fommigea, ook binaenflands aantreft. Omtrent dén U#$eel,iii* Stuk* 172 DüBBELBROED erice Boomen. II. den Middag is de Slaap der Planten in de famen- A™**L' luiking der Bladen zigtbaar. De Makasfaren Hoofd- noemen hem Caja Madjannang, dat is (lil Blad: stuk. om fat men gewoon is de groene Takken rond^ h*"***' om een Wooning te fteekefl > daar eene Kraam- vrouw legt; ten einde men daaromlireeks geen Gerugt maake. De Takken worden als Paaien of Palisfaaden gebruikt tot het maaken van lee- vende Haagen. Dc Loeries , wier Kleur veel overeenkomst met die der Bloemen heeft , zit- ten in menigte op deezen Boom, wanneer hy bloeit 5 en pikken het Vrugtbeginzel uit de Bloe- men , dat anders een Peul wordt , van een Hand- breed lang en een Pink dink , zeer knobbelig , wegens de Zaaden , daar in vervat , welke naar Paardeboonen zweemen , zynde fömtyds wat roodachtig van Kleur > doch wordende nietraauvv gegeten. Het Hout is wit, weeken tot Tim,, merwerk onbekwaam, ih. (3) Koraalboom 9 die driebladig is met JDoor- nen ' ^tam Roomachtig en gedoomd Gcvlmdc, hebbende. Deeze wordt de Witte Gelala - Boom genoemd , in ondcffcheiding van den voorgaanden , (dien men de ZwarU tytelt,) en in 't byzonder deG*- vlamde of Gefchilderde, om dat de witte Rib en (i) Erytbrina Foiiif teruatis aculeatis , Caule arboreo acu- leato. Sytt. Nat. XII. Veg. XIII. utfupra. Gelala alba. Rumpk» Amb. II. p. 134. T. 77. BURM. Fl. Ind. p. 154. DlADELPIJIA. 173 en Aderen Schilderachtige Vlammen maaken H* op de Oppervlakte der Bladen , byna gelyk A™*1 U zulks plaats heeft in de Lieve Vrouwe Diftel , Hoofd» doch breeder gevlamd. De Boom kroont zoSTUK# ftcrk niet uit, maar voor 't overige ftrookt hy*J^r*^ zeer met den anderen, zo wel in Loof, als in Bloem- en Vrugtmaaking. Als de Bloemen te voorfchyn komen ? werpt hy al zyne Bladeren af. Hy komt zeldzaamer dan de andere voor, en wordt , wegens de fraaiheid zyner Bladen $ meer bemind van de Indiaanen, (4) Koraalboom , die driebladig is , met de i*- Steeltjes eenigermaate gedoomd en geklierd ; ^liju'** den Stam niet gedoomd. ^ ^ kim. Deeze , in Brafil huisvestende , wordt onge- doornde driebladige Koraalboom van Pet i* ver getyteld, en aldus befchreeven. De Tak- ken zyn famengedrongen ; de Bladen, langwer- pig ovaal , effenrandig , drie op een Steeltje , dat van onderen dikwils een of tweè kromme Doorens heeft , en wederzyds , daar het de zyd - Steeltjes afgeeft , geklierd is, hebbende ook twee Kliertjes aan 't midden. Twee of drie <4) Erythrlna Foliis ternatis , petiolis fubaaileatis glandu- Jofis, Caule arboreo inerini. Sysr. Nat. Veg. XIII. p. 534. Cora! arbor non fplnofa trifolia. Pet. Mus. 760. Raj. Den- drol. iop. Vandelli mff. Erythrina Laurifolza/ JAcq^ Oh* III. p. 1. T. 51. II. Dt$u III. Stuk. 174 DvübelbroA derige Boomèn. Ü. drie paarfche Bloemen komen, elk op haar ëU Afdeel. gen Steeltje , uit de Oxels voort, leggende ag- Hoofd- teroveF. Zy hebben een Klokswyze tweelippige stuk. Kelk: een Hartvormig ovaal, orngeboogen , uit- hom™1' Ë^S^P^'i Vaandel : de Wieken zeer klein, kor- ter dan de Kelk : den Kiel fmal , Zeisfenvormig , gefpitst, byna zo lang als 't Vaandel: de Meel- draadjes tweebroederig, de negen onderfte byna geheel famengegroeid , van langte nagenoeg als de Kiel : de Knopjes langwerpig, zo wel als 't Vrugtbeginzel , dat Haairig is en de Styl Els- tormig ; de Stempel met een zeer klein Stip- je gemerkt. In de Tuin van Upfal is dit waar* genomen. De Portugeezen geeven hém deri toni van Crifta di Gallo , dat is Haanekam. De Heer J acquin heeft , volgens een ge- droogd Takje met Bloemen , dat zig in de Ver- zameling van den Heer L. T. Gronovius bevondt , waarfchynlyk uit Virginie afkomftig zynue , de Afbeelding van. dit Gewas gegeven. Zyn Ed. noemt het Laürierbladige Koraalboom £ ëO dus kan het de zelfde niet zyn , welke op dc Agdte Plaat , in 't Werk van Ehêet door f rew, voorkomt, onder den naam van Drie- bladige, Amerikaanfche ongedoorïide , met de Bladen meer gefpitst en bleekroode Bloemen i want de Bladen van dezelve byna driehoekig zyn. Dewyl men 'er een gedoornderi Tak aan vindt, en de Kliertjes aan de Bladfteelcn ont- brceken, heeft Linnjeus dezelve, zo % fchynt , niet in aanmerking genomen. (5) D l A D E L P H I A. 175 (5) Koraalboom met enkelde langwerpige Bla- ^ *^ den. xvi. HOOFD- Dat deeze de Bladen enkeld heeft , onder-sTuiu fcheidtze niet alleen van de andere Soorten 9ir^^ maar bovendien de platheid der Ilaauwcn titpimififi- Zaadpeulen, welke in de Afbeelding van PLU^^tfcUee. mier blykbaar is. Indien de Bladen wel door*gc hem getekend zyn \ dan hebben derzclver Stee- len hunne inplanting niet aan den rand, maar van onderen ; zo dat zy zig hol en Schildvormig vertoonen; dat nog een verdere onderfcheiding . maakt van de andere Soorten. p 1 s c 1 d 1 a. Vifchboom. Vin dit Geflagt zyn de Kenmerken tot ofl- derfcheiding een fpitfe Stempel en een Peul die aan vier zyden gevleugeld is. Het bevat twee Soorten als volgt. (1) Vifchboom ,.dit de Finblaadjes Eyvofmig t Kleine, Pee- f $) Erythrtnei Foliis fimplicibus oblongis. Syst. Ndt. xll. Veg. XIII. ütrapr*. Corallodendroa Folio fingulari oblongoa .Siliqua plana. Pjlum. Sp. 21. Ic. 102. f. 1. (1) Piscidia Folioiis ovatis, LlNN. Syst. Nat. XII. Tom, II. Gen. %$6. p. 473. Erythrina Foliis pinnatis &c. Spec. PI. I. p. 707. Ichtyomethia Foliis pinnatis ovatis &c. Brown. J4m. 296. Coral arbor polyphyl'a, non fpinofa, &c. Sloan. Jam, II* Dxii- III. Stuk» 176 DUBBELEROED ERI GR JB0OMEN0 II, Deeze , voorheen door L 1 nn jeu s in heÉ Afdeel Geflagt der Ëoraalboomen begreepen , voert des- H00FD- weSen den bynaam van Erythrina. Sloane stuk. hadt hem getyteld Veelbladige ongedoornds Ko- nfch- taalboom , met Esfchenbooms - Bladen , die eene Peul draagt met Bladerige Wieken als van eene Water - Molen . Het is de Basterd - Acacia met gevleugelde Peulen van Plumier, onderden naam van Robinia met takkige Steeltjes en ge- vliesde Peulen voorgefteld door den Hooglee- raar J. Burmannus. Br ow ne geeft 'er den zeer gepasten Griekfchen Geflagtnaam Ichthyomethia aan ,. die daar van afgeleid is , dat zy de Visfchen dronken maakt , zo dat die aan de Oppervlakte van 't Water komen en zig met de Handen laaten grypen. Deeze uitwer- king heeft men van gekneusde Bladen en Tak- jes in 5t Water te fmyten : doch de zélfde ei- genfchap heerfcht in verfcheide Amerikaanfche Plantgewasfen , welken doorgaans Barbasco ge- noemd worden, als waren zy met het Kruid, Verbascum genaamd , overeenkomftig. Deswegen voert thans dit Geflagt den naam van Piscidia $ en ik heb het J^ifchboom getyteld* De Heer J a c q u i n , die hem op Jamaika doorgaans aan de gemeene Wegen waarnam $ zegt dat het een regtopfteande , doch onge- fchikte Boom is, van vyf en twintig Voeten hoog , dien Jam. 143. .Hifi* II- P» 39. T. 176. f. 4*. RAJ. Derjr. iog. Pfeudo- Aoacia Siliquis alatis. Flum. Spec- f9. Ic, 23 J. f. a* JAC^ Amer. Hifi. 209. LQEFL. Itin* 275. D I A D E L P H I A. I77 dien men gemakkelyk door zyne gedaante van Ü. de andere kan onderfcheiden. Zyne gevinde Af£"^ Bladen vallen jaarlyks af. De Bloemen , die uit Hoofö* eene eenbladige Kelk voortkomen, zyn Vlinder- *TUIU achtig , en hebben tien Meeldraadjes. Zy ko- men by Trosfen voort , én hebben geen den minfteh Reuk. De Peulen , die platachtig zyn met vier zeer breede Vliezige Wieken overlangs 9 bevatten in ééne holligheid veele Niergelykende Zaaden. De Engelfchen noemen deezen Boom Dog- wood - Tree (*j , zegt S l o a n e , die aanmerkt , dat men met den Bast der Wortelen 3 tot Poei- jer gewreeven en in Zakjes gedaan , door deze!- ven in de Rivier te wasfchen , of ook door alleenlyk den gekheusden Bast daar in te fmyten , de Visfchen op de gezegde manier dronken maakt ; zyndc dezelven niettemin zeer goed om te eeten en gezond. (2) Vifchboom * die dè Vinblaadjes Spatelvor* A. ™g Wt. cfrÈ ntnfis. r Behalve dit onderfchéid der Vinblaadjes, dieGloote mar het end niet fpits , maar ftomp , loopen , hoewel zy daar fomtyds een Puntje hebben , komt (*) De Karolmifche Èloemryke Kornoelje • Boem voert die» telfden naam. Zie het voorgaande II. StVK, bladz. és. (z) Pistidia Foliolis oboKatis, JACQ». Amer. 27. Hi/t. zto* Phafeolic aceedens Coral arbor polyphyllos &c. PiüK. Alm. M lU v*ti» m* sim ttctêts 178 DüBËELfiROiDERÏGË BOOMÏW. lt. komt deeze Soort met de voorgaande in ge- A xvf1" daante overeen 3 doch valt wel eens zo groot. Hoofd- JBy Karthagena is dezelve , door J acquiw 3 stuk* jn de Bosfchen aan de Zeekust waargenomen. Linnjeus vraagt f of het ook eene Verfchei- denheid zy van de voorgaande, Geoffroya* De Kenmerken van deeze zyn> een Kelk iö vyven verdeeld ; een Eyvormige Pruimvrugt y met eenen platachtigen Kern of Steen- De Heer J a c q u i n heeft aan dit Gewas , ter nagedagtenisfe van den beroemden Geof- f r o y 5 door wien een zo vermaard Werk over de Drogeryën aan 't licht gegeven is , den ge- melden naam > dien hy echter Geoffroea gefpeld hadt , toege - ejgeüd. Zyn Ed. hadt hetzelve aan de Zandige Zee - Kust , by Karthagena in de Spaanfche Westindiën* waargenomen, en dus is ï. 'er maar ééne Soort , tot nog toe , van bekend (i) , jftrS-ya^m welke hy den bYnaam van sPinofa > dat is Gedoom- Gedoomde , geeft 9 welken onze Ridder be- houdt. De Boorïi is niet fraay, Takkig, regt- ftammig , twaalf Voeten hoog. Aan den Stam en de dikke Takken heeft dezelve Elsvormige Doornen > ongevaar een Duim lang. De Bla- den (i) Geoffroya. Syst. Nét. XII. Gen. $78. p. 490. Geof- froea. Jacq. Amer. 28. Hifi. 207. T. 180. f. 2. GeofFraea. Sp» Plant. 11. p, 104.3. Umari. MARCGR. Bras, 121. &AJ. Hifi, #518. D l A D E L P H I A. denzyn gevind , met eene gladde Rib, waar Ar*'#EL aan doorgaans vyftien langwerpige } ftompe , xvi, ° gladde, effenrandige , Vinblaadjes. Uit de oxels Hoofd. der Biaden komen enkelde , digte Trosfen voort , *T^m9^ van drie of vier Duimen lang , welke beftaan de. uit kort gefteelde Vlinderachtige Bloemen 3 van een vuile Oranjekleur , die een leelyken Stank wyd en zyd verfpreiden* De Vrugt gelykt niet kwaalyk naar een Amandel in de Bolfter, zyn- de ook met een korte , fyne Wolligheid be- kleed , van Kleur uit den geelen groenachtig. Zy heeft een zagt , zoet Vleefch , dat walgelyk ruikt en geelachtig is , befmettende de Handen met naauwlyks uitwifchbaare Roestkleurige Vlak- ken. De Steen , die witachtig is, bevat een witte Pit, welke Meelachtig is en van eene fa; frientrekkende Smaak. Zeldzaam is het, aan een Gewas, dat eene Vlinderachtige Bloem heeft , eene Pruimvrugt te ontmoeten , en hier uit blykt, dat men van zulk flag van Bloemen niet altoos , met zeker- heid ^ een Peul of Haauw verwagten of voor- zeggen kan. R O B I N I Ai De Kenmerken van dit Geflagt , dat zyneü naam van eenen Franfchen Kruidkundigen , R o- BïN genaamd , heeft , zyn ; de Kelk in vieren gedeeld , en eene bultige, langwerpige Peul' vrugt. M i Het IU DtEI* III, STOT» 180 DO BBELBROÈDËRI G E BoOMEN, tl. Het bevat agt Soorten, waar van de meefteö AFxviEL* B°omachtiS zYn > a"s v°ïgk Hoofd- stuk, (i) Robinia, waar van de Tros/en éénbloemigs i. Steeltjes hebben , de Bladen oneffen gevind pfeuio-* zyn > met Doornachtige Stoppeltjes. Boom!0116- Deeze, in Virginie voorkomende, gelyktder- maate tiaar de Acacia, dat menze Basterd- Aca- cia bygenaamd vindt. Ray noemt het een Boom van aanzienlyke Geftalte, uit Virgiaie in Engeland overgebragt* doch aldaar niet gebloeid bebbende. De Heer Clayton heeft aldaar waargenomen , dat deeze Boom digte Trosfen van witte Bloemen uitgeeft, en noemt hem de Zoetruikende Sprinkhaan - Boom. De groene Wortels , gekneusd zynde , hadden den Reuk van Zoethout. Anderen merken aan , dat de binnenfte Bast van deezen Boom, in Smaak, zo veel overeenkomst daar mede heeft , dat de Engelfchen hem aldaar den Zoethout - Boom ty* telen. Hy werdt , zo Ray aanmerkte , ver- keerdelyk voor de Amerikaanfche Acacia van Robinüs gehouden. De Vrugten zyn glad- de Zaadpeultjes* (a) Ro- (i) Rsbima Raeemis pedicellis unifloris. &c. Syst. N*tm XII. Torn. U. Gen. 87$. p. 490. Vtg. XIII. p. ss6. Hort* Ups. 212. Robinia aculeis geminatis. Hort. Cliff. 354. Gron. Vtrg. 105. Royem Lugdhat. 372. Pfeudo - Acacia Siliquis glabris. Boerh. Ind. alt. 2. p, 39. Acacia American» Sili^uifr gïabris, RAJ. Hifi. 1712, Seb» Kak. X, T. \$s f. I. DlADELPHIA, l8l (2) Robina, waar van de Tros/en êénbloemu II. ge Steeltjes hebben , de Bladen oneven ge- A™=Et- vind zyn 3 de Takken en Stam ongedoornd. Hqofo» STUK» Deeze Soort is , volgens den Heer J a c- nï quin, een ongedoornde regtopftaande Boom,vMat7* van twaalf Voeten hoog, die de Bladen over-£*arfcl?- hoeks, gevind en glanzig heeft, beitaande meest uit zeven 9 zelden uit vyf en nog zeldzaamer Uit elf Vinblaadjes. Dezelven zyn Eyvormig , ftomp, uitgegulpt, effenrandig, gefteeld, twee Duimen lang. Uit de oxels der Bladen komen Bloemtrosfen voort , van een half Voet lang f uit Vlinderbloemen famengefteld 3 die de Kleur en Reuk hebben van Violen. Te Karthagena in het Kreupelbofch kwam zyn Ed. dit Gewas , in July en Auguftus , bloeijende voor. Men vindt het, by Plu mier. Basterd - Acacia met Esfchenbladen en Violetkleurige Bloemen gety- teld. {7) Robinia met Bladen , die oneffen gevind ' wi: . zyn. Tros Jen in de oxels, den Stam niethhpïdT* gedoomd maar Stekelig. stekelige, Dee- (2) RobinU Racemis pedicellis bifloris , Foüis impan-plnna- ttis. Syst. Na:. XII. Peg. XIII. JACC^. Amer. 28. Hijl. 210. T. 177. f. 49. Pfeudo - Acacia Frjxini foliis , Floribus violaccis PLUM. Spec. 19. (7) Robinia Racemis axillarikus , Foüis impari - pinnati\ Caule inermi hispido. Syst. Kat. V:g. XIII. M*m. 101. biiiia Sepium. jACq^ Amer, Hifi. 211. T, 175». f. tos» M3 u. nuL III, STUK. i82 Dubbelbroederige Boome^ •jt Deeze Soort fchynt te zyn > welke J acquin Afdeel, vervolgens onder den naam van Robinia der. Hoofd- Haagen befchryft , zynde een Boom , die wel •ros. tot dertig Voeten hoog groeit , en in geftalte veel gelykt naar de Eerfte Soort , yerdeelende zig in byna regtopftaande , zeer lange Takken. De Bladen zyn gevind , tien Duimen lang , doorgaans uit elf Blaadjes famfengefteld, vallen- de Jaarlyks af, Uit derzelver Oxels komen Tros- fen voort , van reukelooze Roozekleurige Bloe- men. De Peulen zyn glad en bruinachtig. Dit Gewas wordt by de Spaanfchen , te Kar- thagena , veel gebruikt tot het maaken van Haa- gen of Omtuiningen; doch baart dit Ongemak , dat , indien men dezelven niet jaarlyks af- kapt , door het wegfpringen der Zaaden de Ak- ker of omleggende Grond een geheele Bos- fchagie wordt. Afgekapt zynde geeft de Boom • in één Jaar wederom Takken uit , van weï twaalf Voeten lang > geheel met Bloemen be- laden. Dus fchynt dat Gewas veel te gelyken naar onze Vlierboomen. De Ingezetenen noe* men het Mata - Raton of Rottendooder , om dat het zo veele Stokken verfchaft, die tot het doodflaan van dit Ongediert bekwaam zyn. m (3) Robinia met Bladen die oneffen gevind zyn <> Rohinia fofa Zagte. fa) Robinia Racemis Pedicellis terms , Folüs impari-pin- natis, Caule inermi. Syst. Nat. XII. r€g. XIII. Cytifus Fo- iis pianatif. Sp. Plans. L p. 7i.i. p.hafcolo accedons Arbor DlAD ELPHIA. 18$ driefteelige Tros/en , en den Stam geheel TU 7 » j Afdeel» ongedooma. XVL i , Hoofd - Deeze, in Oostmdie voorkomende , zoude het6TÜK, naar de Roomfche Boonen gelykende Boomge- was van Pluk-enetiüs zyn, ongedoornd en zagt van Bladerloof- De Peul is langwerpig ovaal , famengedrukt en gefpitst de Kelk eeni- germaate geknot. Aan ieder Tandje van dc Tros zyn drie Bloemfteeltjcs aangehecht. Het was te vooren Cytifus met gevinde Bladen ge- noemd geweest. iEscHYNOMENE. Schaamboom* De Griekfche naam , welke fomtyds aan het Kruid, dat men Mimofa noemt, en met reden, gegeven wordt , is \ mooglyk wegens de over- eenkomst van het Lbof , alhier toegepast op een Geflagt van Plantgewasfen , welks Kenmer- ken zyn : een tweelippige Kelk ; de Vrugt een Haauw met geknotte Leedjes , ieder één Zaad bevattende. In dit Geflagt vindt men zeven Soorten aangetekend , waar van de twee eerften tot de Boomen behooren , als volgt. (i) Schaamboom met zeer groote Bloemen en Draadachtige Haauwen. Dce-^J/r^ diflora. Coraldiaa &c. Pluk. Phyt. 293. T. 104. f. 3, Burm. Fl. ^rootbioc- . , K uiige, ind. p. 163, (1) J&fchsnomtne Caule arboreo, Floribus maximis, Legu- minibus Filiformibus, Syst. Nat.XlU Gen, m. p< 45>2- Vtg* XM 4 *m< II* Dmju HU Stok* x xE4 DübbS^broederigë BooAfEïr; II» Deeze was te vooren Robinia genoemd ge« Af^y^ weest. Commelyn oordeek ze naby te ko» Hoofd- men aan de Sesban, eenEgyptifch Gewas, $oot ituk* a l p i n ti s afgebeeld 3 en R a y vergelyktze by hot*™" de Galega. In de aangehaalde Turia van Rum- phius vind ik een blyk van de Draadachti^- heid der Haauwen , die ongemeen dun zyn , op de langte van anderhalf Voet naauwlyks zo dik als de Schaft van een Schryfpen , 't welkeen aanmerkelyke byzonderheid van dit Gewas uit- maakt. Ten anderen merkt Linn^eüs aan, dat de Bloemen de grootften onder alle de Vlin- derbloemen zya3 hebbende de grootte van een Hoender • Ey , en grooter dan de overige IU, IH. STUK. ï86 Veelbrorderige BooMEN, II. ken zeven tot de Boomen behooren. Zy wor- AxvifL' den 9 v0^eris ^et §eta^ ^er ^Meeldraadjes , in Hoofd- vyf- 3 twaalf- 9 twintig- en veelmannigen onder- sim, fcheiden. Theobroma. Een driebladige Kelk , waar in een Bloem vervat is , die uit vyf Blaadjes beftaat 3 welke gewelfd en tweehoornig zyn , hebbende vyf Honigbakjes , op ieder van welken vyf Meel- draadjes zitten y die door de holte van het Bloem? blaadje gedekt zyn ; maaken de Kenmerken van dit Geflagt uit» Drie Soorten komen thans in hetzelve voor5 waar van de eerfte de Kakau-Boom is 3 allen uit Westindie afkomftig zynde* j, (1) Theobroma met geheel effenrandige Bla~ rbtobroma &J| Cacas. Kakau- booiik Wegens de Nooten in de Haauw vervat, die men gemeenlyk Kakau noemt, is .deeze als naar den Amandelboom gelykende voorgefteld door Baüïïinü sa In 't algemeen geeft men 'er (1) Theobroma Foïiis integerrimis. Syst. Nat. XII. Tom. II, Gen. 900. p. 508. Veg. XIII. p. 580. Hort. Cliff. 397. Mat. MtLit^. Cacao. Clus. Exst. 55. SLOAN. Jam. 134. Hift.ll. p. 15. T. 160. MEK. Burin. T. 26 & 63. GEOFïR. Mat. Med. 409. CATF6B. Car. T. p. tf. Arbor Cacavifera Americana Pluk» Mm. 4c. T. 268. f. 3. Amygtlalis fimilis Guaumaleofis* C £. Pm» 441* ToU*NÏ, Inft* 66q> T* 444» POLYADELPHIA. I87 'er den naam van Cacao aan , dien de Mexï- Afde#el kaanen aan deeze Vrugt gccven, terwyl dezel- xvii. ve, in andere deelen van Amerika, Cacavi öf ^°°*D# Cacavate geheten wordt. Toen de Spanjflttfr kIïiou den Mexiko overheerden , waren 'er de Kakau* Nooten voor Geld gangbaar. Clüsiüs kreeg deeze uitheemfche Vrugten van de genen , die de Oevers van Peru , in de Zuidzee , aangedaan hadden , en naderhand zyn dezelven in zo alge- meen gebruik gekomen , dat men 'er thans aan- zicnlyke Flantagiën van heeft, in de Volkplan- tingen der Europeaaniche Natiën , wordende dit Gewas ook in Oostindie aangekweekt. De Kakau - Boom is, volgens P l u m ier , wel niet zeer groot maar aanzienlyk , inzonder- heid met Vrugten beladen zynde. Hy heeft een regten Stam, dikwils zo dik als eens Menfchen Dye , doorgaans vier of vyf Voeten hoog , met een rouwen bruinen Bast , zig verdcelende in Takken van een Arm dik , en deeze wederom in dunner Takken en Twygen , waaraan, over- hoeks , Bladen groei jen van tien of negen Dui- men lang en vier Duimen op 'tbreedfte, van onderen bleek, van boven donker groen. Dee- ze hebben een Steeltje, en gelyken veel naar de Bladen van den Citroenboom, zynde, tus- fchen de evenwydige Zydribben, zeer fierlyk Netswyze geaderd. De Bloemen waren, zegt Lin njevs , van niemand nog wel afgebeeld , veel minder be* fcbreeven. Uit een gedroogd monfter daar van , aan n deel, xi r. stuk. 188 Veelbroedes ige Boomekt. II. aan zyn Ed. door Sloane vertoond, kwam; Afdeel, derzelver Stru&uur , naar oogenfchyn , volko- Hoofd- ™en overeen met die der Bloemen van de stuk. volgende Soort r verfchillende grootelyks van Kak*u~ aiie anderen (*). In 't Werk van Sloane Mtm* zyn die Bloemen , ondertusfchen j veel gebrek* kelyker afgebeeld , dan in rt Werk van M E- rian , niettegenftaande de befchryving van Sloane taamelyk overeen komftig is met de Natuur. Hy zegt , dat de Bloemen beftaan uit vyf Kelkblaadjes , vyf haakige Bloemblaadjes t verfcheide Meeldraadjes en een Styl, van een zeer bleek paarfcte Kleur. Zy kometi , even als in de Blimbing van Oostindie, uit de dik- ke Takken en den Stam , enkeld of by Tros- fen voort, hangende ieder aan een dun Steel- tje nederwaards. Een Blommetje van deezen Boom , benevens het afgebeelde Takje met Bladen , hier op Plaat XIV , in Fig. i , vertoond , op zig zelf aan een Stukje van den Bast zittende als by a , door den Heer Richter uit Oostin- medegebragt en my ter onderzoekinge door den Hoogleeraar Bonn vergund , heeft my over- tuigd * dat de opgegevene Kenmerken geens- zins met de Bloem van den Kakau - Boom ftrooken. Dit Blommetje 5 naamelyk, met het Mikroskoop onderzoekende, bevond ik het zo- danig , als het hier , fterk vergroot zynde » by Letter A van binnen , en by Letter B van (*) In Hfrt* CHjfêrtitn» , loc. citato* P O L V A D E L P Iï I A. l8?* agteren , is afgebeeld ; waar in zeer duidelyk II.' de volgende deelen der Vrugtmaaking zig open- A^jjL* baaren. Hoofx>- De Kelk is vyfbladig , beftaande uit fmalleSTÜK- Lancetswyze Blaadjes, op de zyden gekarteld * B^ats~ aan de punten ruig. De Bloemblaadjes zyn vyf t zeer lang en fmal , doch aan 't Grondftuk breed en Helmachtig hol , aan 't end Spatelswyzeuidoo* pende, niet gehoornd, maar voorzien met kleine Tandjes , en geelachtig van Kleur 5 met een aartig Netswys' Geweefzel van roodachtige Adertjes doorfchynende. Hier binnen is vervat een Vyf- hoornig Honigbakje 9 tot digt naar onderen toe verdeeld , van Kleur Kaftan je bruin , bevatten- de vyf zeer dunne geelachtige Meeldraadjes , die zig omkrommende tusfchen de Hoornen van het Honigbakje doorkomen 3 en ieder drie wit- te Meelknopjes hebben ; benevens een enkelen Vingerachtigen Styl, wiens Stempel of Punt in tweeën is gefpleeten. Het Steeltje, daar de Bloem op rust, of liever aan hangt, is , zo wel als de Hoornen van het Honigbakje, bezet met fyne Haairtjes '(*). Dus fchynt de Kakau - Boom veeleer tot de Klasfe der Vyfmannige Planten, dan tot deeze te behooren : want de Meeldraadjes komen on- der by het Vrugtbeginzel van elkander afgezon- derd (*) Dit alles ia zeer wel met de befchryving , welke Plu- mier van de Bloemen des Westindifchen Kakau -JB ooms geeft 3 evereenkomftig. IU Dit STOKi iS8* Veelbrokderige Zoomen; IL derd voort , gelyk nader blykc uit het jonge Vrugt- Afdeeu ie. door dien zelfden Heer medegebragt, en hier WH ^ Hoofd by C} in middellyn eens vergroot zynde, voorge- stuk. fteld ; waar aan zig nog dezelven , benevens de Kak*»- Bladen van de Kelk en de Hoornen van hetHo- JiQQtn, nigbakje bevinden. Veelen van deeze Bloemen vallen af , doch van de overblyvende verandert de Stamper in een Komkommerachtige Vrugt , van een half Voet of wat langer , en ongevaar drie of vier Duimen dik. Deeze Vrugt heeft, overlangs, negen of tien uitpuilende Ribben ; zy is geheel Wrattig 1 en ziet wel in 't eerst uit den groenen, doch wordt vervolgens , aanrypende , geelachtig, en eindelyk donker - rood , hoewel nog bezet blyvende met geele Stippen. Zy hangt aan een Steeltje van dikte als een Schryfpen en een Duim lang, vertoonende, als menze dwars doorfnydt, een dubbelen Bolfter, waar van de buitenfle dik en geelachtig , de binnenfte dunner en witach- tig is 9 bevattende omtrent dertig Pitten, weinig grooter dan een Olyf cn Hartvormig , die men Kakau - Nooten noemt. Uezelven zyn bleek paarfchachtig en bcftaan uit een Meelachtige zelf- Handigheid , van eene famentrekkende Smaak , doch ongemeen vet, leverende, wanneer menze in Water kookt , een Pond van deeze Nooten meer dan een half Pond dikke Olie uit. Deeze Boom bloeit twee of driemaal in 't Jaar ; zo dat men hem byna altoos met Bloem en Vrugten tc gelyk beladen ziet, volgens óq aanmerking van Merian, welke twee Af- bed- j? O L Y A D E L I» H £ A. I»y beeldingcn daar van gegeven heeft. Zy merkt ï$> aan , dat de Boomen zo hoog als Appelboomen **£m* worden 3 en dat de rype Vrugten Citroengeel Hoofd- zyn. Hier omtrent kan eene aanmerkelyke ver-STÜK# fcheidenheid plaats hebben , alzo men , volgens j^***" Hernandez, vierderley Kakau • Boomen in de Westindiën heeft , wel meest in grootte f doch ook in de Kleur der Vrugten verfchillcn- de. Dus komt ook vierderley Kakau in de Win- kelen voor, volgens Geoffroy, door Land- aart , dikte en eigenfchap , vcrfchillende , tc wec- ten: Groote en Kleine van Nicaragua 5 gemeen - lyk gros £? petit Caracque genaamd, die aan- genaamer van Smaak is , hoewel drooger , en Groote en Kleine van de Eilanden , gros gffc- tit des Isles , die vetter is , doch minder aange- naam van Smaak , komende van de Franfche Eilanden in de Westindiën. De grootfte van de Caracques wordt voor de beste , en de klein** fte van de Eilanden voor de flegtfte gehou- den. De Kakau, op zig zelf raauw gegeten , geeft Decho- een grof Voedzel , verdikkende het Bloed enbUaé* de Vogten; middelerwyl, wegens haare groote Vettigheid, de Maag bezwaarende en Verftop- pingen maakende , indien men 'er veel van ge- bruikt. De Mexikaanen hebben , om die reden f uitgevonden , dezelve eerst zagtjes te branden % mengende dan Kruideryën daar onder , en maa- kende dus daar van de zogenaamde Chokolade , die algemeen bekend is. Men houdt de gene* we!- XI* DEEL. III. stok* ipo V EEL BROED ER IGÈ B O O M E N» Ü. welke ? in de Westindiën bereid zynde 3 tot Afdeel. ons overgebragt wordt, voor de befte, InEu- Hoofd- r°Pa > eVenweI > wordt zy ook redelyk goed èTüK. gemaakt. Ten dien einde is het best 3 onder die van de Caracques , welke drooger is3 wat vette Kakau van de Eilanden te mengen, doen- de by het Deeg een Poeijer van Baniljes, Ka- neel en witte Suiker , met een weinig Amber- grys , en dit alles wel ondereen wry vende. Duë bereid is de Chokolade j in Water of Melk gefmolten 5 een zeer voedzaame verfterkende Drank , die de Minnedriften opwekt , doch aan Menfchen, wier Bloed te dik, te zwaar of te Olieachtig is 3 deswegen van een Galachtig Tem« perament gerekend te zyn , nadeel doet. Hoe kan dan , met reden , de naam van dit geheele Gellagt 3 als ware de Chokolaad een Goden- Drank 3 daar van afgeleid worden? De Olie of het Vet > uit de Kakau geperst , is uitwen- dig zeer verzagtende. (ê) Theobroma met Zaagswys* getande B!a~ Thenbroma defl' Guazuma. ceder6"1" ^e Boom 5 'genaamd Guazuma met Olmen- Bla- (2) Theobroma VöYuS ferratis. Syst. Nat. XII. utf. Veg, XIII. Mant. 45 5» Hort. Cliff. 3 79- ROVEN Lugdbat. 47. Guazuma Arhor Ulmifolia. Plum. Gen. 16. Ie. 144. Cen- chramedia Jamaiceniïs Ulmifolia. Pjluk. Jllm. $2. T. 77. f. 2. Alni fru&u Morifolia arbor , Flore pentapetalo flavo. SLQkn* Jam. 135. I-BJl. XI* p. 18. BJSJ. I>tndr< 11. P O L Y A D E L V H I A. 19* Bladen by Plumie r, is thans , hoe ver- IL fchillende ook van Vrugt , tot dit Geflagt be- Af^e^; trokken. De Vrugt, naamelyk, komt naby aanHooFD- die der Elzen, gelyk Sloane aanmerkt, dieSTUK* 5er Moerbezie - Boom Bladen aan geeft, en vyf-cJ*'"f^ bladige geele Bloemen. Hy befchryft dit Ge- was, op de Velden van Jamaika waargenomen , als een Boom , van dikte als een Menfch om zyn Middel , en veertig Voeten hoog worden* de, met een bruine en gefcheurde Schors^ De Bladen hebben de langte van drie Duimen en zyn half zo breed by het Steeltje, dat de lang- te van een Kwartier Duims heeft. Myns oor- deels gelyken dezelven, volgens de Afbeeldin- gen , meer naar Olmen- , dan naar Moerbezie- Bladen. Die van Ehret, door Trew aan \ licht gegeven , is ongemeen fraay. De Meel- draadjes verdeelen zig niet in vyf , maar flegts in twee Meelknopjes. LinnjEüs hadt gezegd van drie (*). Dit alles doet een groot onder- fcheid blyken , tusfchen deeze en de voorgaan- de Soort. De Vrugt is zo Meelig, dat men in onvrugtbaare Saizoenen daar van op Jamai- ka gebruik maakt tot Beeften - Voeder , zo Sloane aanmerkt, en dus deeze Boomen veelal in 't afhakken fpaart , wordende deeze Vrugten , die wat Balfem- of Harstachtig rui- ken, (*) AntheVA terma. (waarfchynlyk tern& $yst. Nat. Xlh Tom. II. 508. II .Deel* HL Stuk» i$z Veelbróederige BooMên, t% ken, ook wel van de Menfchen gegeten. Dd A^EEL* jngezetenen noemen hem Basterd Cederboom* Hoofd* stuk* (3) Theöbroma met Hartvormige zevenhoeks in- ge Bladen. TTheebröma Ik vind geen reden aangetekend voor den Bynaam van deeze * wier Vrugt tot nog toe onbekend is. G 1 t r ü s» Citroenboom. De Kenmerken van dit Geflagt zyn , een vyf bladige Kelk , vyf langwerpige Bloemblaad- jes : twintig Meeldraadjes , tot verfcheide Lig» haamen famengegroeid : de Vrugt Sappig met negen Holligheden. Drie Soorten vind ik in hetzelve opgete- kend. (1) Citroenboom met ongevleitgelde Bladftee* len. Deeze plagt Malus Medica genoemd te wor- den, (i) Theobróma Foliis Cordatis fèprem - angularibus. SysL Nat. Veg. XIII. p. 580. Syst. Nat. III. p. 233. (1) Citrus Pctiolis linearibus. Syst. Kat. XII. Gen. 901. p, 508. Hort. Clif. 379- Hort. Ups. 236. Mat. Med. 366. ROYEN Lugdbat. z66. Malus Medica. C. B. Pin. 4$;. fié I.imon vulgaris. Férr. Hesp, 193. Malus Limoni* acida. O. B. Pm. 436. Burm. FL Ind„ 1 7 j . Citreum & Limon, TouRitr . Itsft* 620, *ZI. ï. Citrus JSUdica. Citroen- boom. ï> Ö L Y A Ö È L * H i A. 193 den , als uit Medie afkomftig zynde , waar van % hy hier den bynaam heeft. Tot een Geflagt- Afxvii.1 naam gebruikt Linnjeus den eigen naam Hoofd van den Citroenboom , en voegt dezelve den STUK* Limoenboom als eene Verfcheidenheid by. Zfk9m.r°* verfchillen , inderdaad , zo in de figuur der Vrugten , als in hoedanigheid , een weinig ; hoewel men ze gemeenlyk ondereen mengt. Ook komen deeze Boomen en de Oranjeboo- ïnen elkander nader dan de Appel- en Peere* boomen , dewylze op elkander zig laaten En- ten. In Italië is men gewoon , tot de aankwee- king van de Citroen- en Limoenboomen , altoos Oranje - Stammen te verkiezen ; doch dit wordt by ons niet goedgekeurd 3 om dat zy die Stammen knobbelig overgroeijen 5 en hierom is het best tot de Enting of Afzuiging van alle deeze Ge* wasfen hun eigen Stammen te verkiezen : niet- tegenftaande de Limoen -Stam fraaijer is en de Oranje - Stam de Winterkoude beter tegen* ftaat. De middelfte deelen van Aïïe, oinftrceks en beoosten het Beloofde Land 3 en Zuidelyker in Perfie, fchynen de Natuurlyke Groeiplaats te zyn van den Citroenboom , die van daar zal overgebragt zyn in de Landen aan de Middel* landfche Zee 5 tot in Portugal en Spanje 9 en eindelyk in de Westindiën. De Citroenen groe- jen evenwel te Suriname in 't wilde, volgens M e r 1 a n 3 aan Boomen zo groot als onze groot* N fte II, Deel* HL Stuk» 194 Vbelb-roederige Boomen. II. fte Appelboomen (*) , en dat men die op Cey- AFxvnU lonook wild zou vinden> fchynt de Hooglee- Hoofd- raarN. L Burmannus te onderftellen. De stuk. zalfde Boom 3 nogthans , met kleine Limoentjes , hS.rm' welken zyn WeI Ed- uic het Werk van den Hoogleeraar zyn Wel Ed. Vader aanhaalt 9 is door hem te vooren tot de Limonia betrokken , en de Afbeelding ziet op de voorgaande. Ook ichynen my alle de Limones en Limonelli van Rümphiüs , gelyk voorheen gemeld is * 5 hiadzSTÜK,tot ^at ^e^aSt en niet tot ^et tegenwoordige te 'behooren. In derzei ver afgebeelde Bloemen openbaart zig het Kenmerk van den Citroen- boom niet , en de Vrugten zyn 'er zeer van verfchillende. Rümphiüs zelf merkt aaa5 dat alle de Citroenen in Indie aan Heefterachti- ge Boomen of Struiken groeijen, die van den Citroenboom der Ouden , welke zyne Groei* plaats aan den Berg Atlas hadt, grootelyks ver- fchillen 3 waar van men eertyds die kostbaare Tafeltjes maakte ^ bekend onder den naam van Menfa Citrece &? Citrina ( f). Anderen 9 even- wel , verbeelden zig 9 dat dezelven van Cederen- Hout waren > en dus by verbastering genoemd werden 3 in plaats van Cedrincê, 't welk groote waarfchynlykheid heeft (|). Wat (*) Vtrnnd. der Surfa. Inftkten* bi. 28. T. 2$. (t) BjjmpH. Herb. Amb. II. p. 100. (I) HOïJMAN de Medicam. Officinaal as t p. 4*5* POLYADEIPHIA. 195 Wat hier van zy, men vindt een zogenaam- den Ceder aat - Boom, welke van fommigen voor Xviu * den eigentlyken Citroenboom gehouden wordt, Hoofd- Ferrariüs noemt denzelven Malum CedriumSTÜK' en geeft daar van vyf Soorten op, doch ande-Ccacr3^ ren tellen maar vier Soorten , houdende de Citroen van verfcheiderley gedaante voor eene Speeling der Natuur. Die wy Cederaat noemen heeft ecne gekarbonkelde bly-geele Schil, min* der dik dan in de gemeene Citroenen , en het Vleefch is verdeeld door tien Vliezen , zonder Korrels , vol van een aangenaam zuur Sap , de de Takken met fcherpe Doornen bezet. In lieflykheid en kragt van Geur is deeze uitmun- tende. Men heeft ook een halfilagtige of Her- mapliradiet - Cederaat , Welke half Oranje is, half Citroen, en dus een zeer wandal tige Vrugt uit* maakt , wordende van fommigen Bifarré ge- noemd , en zig vertoonende als een halve Ci- troen aan een halven Oranje -Appel gegroeid. Ieder helft heeft daar in zyne eigene hoedanig* heid byna, zo in de Kleur, als in de Schil en het Vleefch» In de Bloemen zelf S deeze ver- menging blykbaar. Ten opzigt van het Gewas is de Citroen» Lïmo^ boom zagter van Hout dan de Limoenboom 9ho&m° en deeze overtreft hier in , wederom , den Oranjeboom 3 van wien zy beiden verfchillen doordien de Bladfteelen ongevleugeld zyn. In de Geftalte is minder verfchil, dan tusfchen onze Appelen Peereboomen plaatsheeft. Even- N 2 wel !!• Deel, III» Stuk* ï9ö VeeLbroederige Boomen; II. wel worden zy door de Hoveniers; zelfs wan- A xvii^ neer ZY ^aderloos zyn , gemakkelyk onderfcher- Hoofd- den. De Bloemen van de Citroenboomen zyn stur. r0od , die van de Limoenboomen roodachtig en hoimtn' van ^e Oranje - Boomen wit. Het onderfcheid> dat 'er tusfehen die der Citroen- en Oranje- Boomen plaats heeft , kan men in de keurlyke Afbeeldingen by To urnefort befchouwen. Die der Limoenboomen komen, volgens dee- zen Autheur, met die der Citroenboomen over- een; doch de Vrugt verfchilt aanmerkelyk, ge- lyk bekend is en door hem ook afgebeeld wordt. Ferrarius geeft vyf- en- vyf tig Soorten op , van Limoenboomen ; Tournefort maar veertien , w7aar onder Zoete Limoenen voorkomen ; Commelyn kende maar zeven Soorten en hieldt de Limoen van eene mismaak- te gedaante ook voor eene Speeling der Na- tuur. De Limoenen worden ons jaarlyks > gelyk bekend is , in menigte uit de Landen aan de Straat van Gibraltar en de Middellandfche Zee , als ook uit Portugal , toegebragt. De Genuee- zen , zegt Hoffman, floppen ons daar voor 9 veelal , afgevallen of onrype Citroenen in de hand. Zy komen anders 3 in Eigenfchappen % byna met de Citroenen overeen. . Het zuure Sap deezer Vrugten is van een byzonderen dienst tot ver- frisfehinge in Spys en Drank , in de heete Klimaaten en Saizoenen, mids dat men het met maatigheid gebruike ; als wanneer bet de Ver* tee- POLYADELPHIA. 1?7 teering der Spyzen , inzonderheid die van eene Ifc ligt rottende hoedanigheid zyn , gelyk Vifch en Afxdve£u Vleefch , zeer bevordert. In heete Ziekten Hoofd * dient het tot verkoeling en dikwils tot Genee-STUIU zing 5 inzonderheid van het Scheurbuik der Zee- lieden. Het bedwingt de Braakingen , die uit overvloed van Gal ontftaan; zet het Water af, en wordt dus gerekend ook dienftig tegen het Graveel te zyn. Men pryst het aan in Pesti- lentiaale en Rotkoortfen, Men kan het ook, met voordeel , tot uitwendige wasfchingen en Baadingen gebruiken. De buitenfte geele Schil t zeer welriekende en Kruiderig, heeft eene Wind- dry vende kragt , en de Olie , daar uit gedeftil- leerd , is zeer Hartfterkende. Van de Schil der Westindifche Citroenen wordt de Sukade ge- maakt, of het zogenaamde Konfyt, dat men in de Koek bakt. De Zaaden of Pitten acht men Wormdryvende te zyn , en tevens van eene Tegengif tige hoedanigheid. (2) Citroenboom met gevleugelde Bladjleelen cJL en gefpitfle Bladen. AuraZium Oranje Dit laatfte is 'er alleen bygedaan , om deeze Boom' Soort (2) Citrus Petiolis alatis , Foliis acuminatis. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Hort. CUff. 379- Hort. Ups. 236. FL Zeyl. 304. M*t. Med. 367. Royen Lugdbat. 266. Malus Aurantia ma- jor. C. B. Pin. 436. Aurantia mala. Cam. Epit. 150, BüRM. FL Ind. p. 173. TOURNP. Inftit. p. 620, N 3 XI. DEEL. III.STUK, ipS Veelbroederige Boomen. 11. Soort van de volgende te onderfcheiden , en Afdeel. {iacjt derhalve ook in de bepaaling moeten ko- Hoofd- men van de voorgaande Soort , welke de Bladen stuk. Zelfs fmaller s geeler en fpitfer aan 't end heeft» ihw*^' De bepaaling > immers , van ieder Soort , be- hoort op zig zelve te beftaan. In de Afbeel- dingen van Tour ne fort is ,het Blad van den Oranjeboom zo fpits niet als dat van den Citroenboom. De naam Aurantium > hier tot een bynaam gebruikt , is van de Goudgeele Kleur af komftig ; weshalve zy den naam van Aurea mala by Vir- giliüs gevoerd hebben. Waarfchynlyk zyn het pok de zodanigen waar op de wyfte der Ko* ningen zinfpeelt, wanneer hy van Gouden Ap- pelen in Zilvere geheelde Schaalen, fpreekt (*). Men heeft ze voor de Pqma Hesperidum der Ouden gehouden , 3t welk thans betwist wordt % om dat de Chryfom,ela der Grieken de Kwee- Appelen zouden zyn geweest ( f). Maar , kan die naam niet zo wel aan deeze als aan gene zyn ge- {*) Een woord, op zyn pas gefproken, is als Gouden Ap- pelen in Zilveren geheelde Schaalen. Prqv. 25 f Vers. 1 1. De Vul- gata heeft in LtBh Argenteis , dat mooglyk op Zilveren Ledikanten betekenen zal : de Griekfche Overzetting igpleKU ntgSUv , dat is, in een Kornalyne Halsketting : 't welk zeer veel van Zil veten Schaalen verfchilt ; doch over de Gouden Appelen kan geen twyfeling vallen ; dawyl de beide Hebreeuwfche Woorden voor Goud ea Appelen \n beftendig gebruik zyn. (t) ZiQ HO FF MAN de Medh. Officinalib*;. p. Cn ver* getyk »yn voorg, II, STUK, Mails, 613, POLYADELPglA» ipg gegeven ? Veele befchryvers van deeze Gewas- II. fen hebben , zonder berispt te worden, hunne AFDrEEI* Werken met den Tytel van Hesperides ge- Hoofd- doopt 't Is ontwyfelbaar , dat Virgi-6TOT* lius en Plinius de Oranje - Boomen be-B°™J'em doeld hebben , wanneer zy dezelven by den Laurierboom vergelyken , geevende 'er een aan- zïenlyke hoogte aan , en zeggende dat die 't ge- heele Jaar groen en metVrugten beladen zyn (-)-)♦ De naam is , in de Europifche Taaien , meer dan de naam der Citroen- en Limoenboomen veranderd. Men noemt hem gemeenlyk in 't Franfch Oranger , in 't Engelfch Orange , in 't Spaanfch Narangas , in 't Italiaanfch Arancio> en in 't Hoogduitfch Pomerantzen. Hy is, zo wel als die , in ons Wéreldsdeel taamelyk gena- turalizeerd , groeijende in Italië, Spanje en Por- tugal in" de open Gronde doch in DuitfchJand , Vrankryk en Engeland 9 moeten deeze Boomen voor de Winterkoude wel degelyk befchut wor- den, alzo zy geen Vorst kunnen uitftaan. Ge- meenlyk worden zy , om die reden, in Tobben en Bakken geplant , en 's Winters gebragt in Oranje - Huizen , die men of door goede fluiting of (*) Gclyk FERRARII Hespzrides9 VOLCKAMERÏ Hesp£ridts Herimber gen/es , COMMELINi Nederlandfche Hespendes, Vick &EISCHII Disfertatio de pKecipuis Hesperidum fcriptoribus. ("(") Arbores iftze perpetuo virent & omnibus horis Pornifc- ise funt. Pljn. Ip& ingens arbos faciemque fimillima Lama* ViRG. N 4 IU DfcEL* UU STUKt 2co Veelbroederige Boomen*. lh of door Vuur verwarmt. Koning Lodewyk AFxvnL' de XIV- hadtze 's Wincers Woeijende in Gaan- Hoofd- deryën van zyn Paleis , en in Italië zet menze, stuk» tot verfrisfching 3 in de Kerken. Enkelde voor- Oranje- beelden zyn 'er 3 dat menze in de koude Ge- Boom. J westen houdt in de vaste Grond ; gelyk in En- geland en in 't Saltsburgfche ; doch alsdan wor- den 'er in de Herfst Winterhuizen om gezet, daar men met Kachels in fiookt, breekende die in 't Voorjaar weder af. Dus heeft men het voordeel van deeze Boomen zeer zwaar te kun- nen maaken , zo dat zy ongelyk meer Vrugt geeven. Men vindtze 'er, met den Stam van dikte als een Man om zyn middel, en van hoog-, te als de grootfte Appelboomen , die dan ook fteeds met Bloesfem en Vrugten beladen zyn ^ gelyk in de Westindiën 3 alwaar men van dezel- ven Laanen en Dreeven maakt. Het Vlek Pa- ramaribo , te Suriname, is op de Straaten be^ plant met Oranjeboomen. vorfcheï- Aanmerkelyke Verfcheidenheden , wat de Vrugt 4cnheden. aangaat 5 komen onder dezelven voor. Fer- rari us telt 'er twintig Soorten van: C om- me lyn maakt maar van negen Soorten gewag ; doch by To urne fort worden 'er zestien onderfcbeiden* Hier onder komen de Lisfabon- fe, gemeenlyk Sinaas - Appelen genaamd, die men jaarlyks in zulk een menigte herwaards overbrengt , en deeze bchooren tot de zoete Oranje - Appelen ; doch daar zyn nog anderen van dieu aart , gelyk de Groene zoete gtroosde Oran* Polyadelphia. 2or Oranje , te Batavia iu Oostindie een zeer be- II. kende Vrugt , en eene met rood Vleefch , die A™*E l; in lekkerheid uitmunt. De gemeenften zyn de Hoofd- Zuurt Oranje -Appelen , die men niet wel danSTUK^ gekonfyt kan gebruiken. Van de zogenaamde B°™nj'e~ Kurasfaufche is de Schil het fynfte en geurigfte en het Vleefch , om zyne rinsheid , zeer verfris- fchende. Voorts zyn 'er bittere , byna oneetbaar. In grootte verfchillen zy insgelyks , dewyl men 'er vindt , niet grooter dan Kivits - Eijeren, Naantjes Oranje genaamd. De Kleur van fom- migen, als zy ryp zyn, is byna rood, van an- deren Oranje - kleur , van anderen geel , van eenigen groen, In het Loof heeft ook verfchil plaats; dewyl eenigen gekrulde, meer of min geelachtige , ja zelfs geel en groen bonte Bla- den hebben, Deeze noemt men Turkfe Oranje , welke , wanneer zy door mageren Grond ver- loopen, de Bladen fomtyds zo fmal krygen,dat men 'er den naam aan geeft van Oranjeboom met het Wilgen - Blad. Behalve de vermenging van de Oranje- en Bevrugte Citroen, daar ik van gefproken heb , openbaart Appelen* zig, zo wel in de Limoenen als in de Oranje- Appelen , fomtyds eene ongemeene byzonder- heid , mooglyk niet voorkomende in eenige an- dere Vrugt. Men heeft, naamelyk, dezelven opfnydende , daar in een of meer kleine Appel- tjes of Limoentjes gevonden ; zo dat men die a]s bevrucht kon aanmerken. Byzondcre Soor- N 5 ten, 202 Veelbroederige Boomen. Ui ten , die deeze eigenfchap hebben , zyn 'er op-> Axvii£.L' gegeven (*). Ja men heeft , dat wonderbaar- Hoofd- lyk is, een Oranje - Appel gezien , waarbinnen stuk* een yein 0f jong Citroentje was beflooten. By sïom?*' het opfpyden van een Oranje - Appel te Stok- holm , nu omtrent dertig Jaar geleeden , werdt in dezelve zulk een kleintje , van grootte als een gewoone Musket -Kogel, gevonden, dat in vier ftukken was gefpleeten , zittende als in eene vierbladige- Kelk , aan het boven - end van den Appel. De Heer Linnjeus heeft zulks, in de Verhandelingen der Koninglyk Sweedfche Akademie , op 't jaar 1745, omftandig be- fchreeven en in Afbeelding gebragt. ' Nuttig- IQ nuttigheid fchieten de Oranje - Appelen by keid. de Citroenen niet te kort. Behalve de verfris- fehing van het Sap der zuuren , en de aange- naamheid van dat der zoeten, beiden in heete Ziekten uitmuntende , waar van men de aange- naamfte Dranken bereiden kan ; zyn de Schillen ongemeen Windbreekende , bevorderende de Spys - Verteering , Kolykpynen verdryvende 9 enz. De Bloemen hebben een byzondere Hart- fterkende kfagt , gelyk in het gedefinieerde Wa- ter van dezelven blykbaar is. Van de Bladen heeft men onlangs , in Poeijer , gebruik ge- maakt (*) Malus LImonla cïtrata , Fru&u Ffu&um includente* hort. Lugdbau 405. Limones praegnantes. C. B. Pin, 4.56. JMalum Aurantiura Malo Citrio pragnans. Bocc. Ic. & defcr. 3. Malus Auramia Fm&u duosvel tics alios includente, II CatL POLYADELPHIA. £©3 maakt tegen Zenuwkwaaien. Oneindig byna zyn de Bereidingen van deezen Boom afkomftig , XVIU zo tot Geneesmiddelen, als voor de Smaak enHoorn- Lekkerny: gelyk de Appelen dan ook geheel, STÜJE« of de Schillen op zig zelf gekonfyt worden , als bekend is, en van de Bloemen maakt men een dergelyk gebruik. Derzelver Geur wordt gerekend in aangenaamheid dien der Roozen , ja van Amber zelfs en Moskeljaat, te overtref- fen. (3) Citroenboom met gevleugelde Bladjleekn ut. en Jlompe gehakkelde Bladen. Pompci- Deeze Soort van Oranje - Appelen > by Fer."00' rariüs en Commelyn in hunne Hesp er i- des , als ook by Tournefout niet aange- tekend > wordt thans te regt van de anderen afgezonderd. Men wil , dat deeze de Boom der Kennisfe van Goed en Kwaad, in'tParadys, ge- weest zou zyn 3 deswegen onder den naam van Mams - Appel voorgelteld byBAüHiNüs;ea dit zoude bevestigd worden door 't verhaal van Theophr astüSj dat de G vmnofophiften * of (3) Chrus Petiolis alatis, Folüs obtufis emarginatis. Syst. Jfat. XII. Veg. XIII. Citrus Aurantïam decumana. Sp. Plant. TL p. hoi. Limo decumanus. Rumph. Amh. II. p. T. 24. L 2. Malus Aurantia Fr. rotundo maximo &c. SlOAN. Jam. at. Hifi. ï. p. 41. T. XII. f. 2, 3. Pumpelmus. Meist. Itin. 48. MER. Sur. T. 29» HERM, Lugdbat. 405. BüRM. Zvjl. 3$f Bt'RM. Fl, Ind. 39. JU VMU HU STUS» I 104 VEEtBROEDE RlGE B 00 MEN. H. of naakt loopende Wyzen , dat is de Brach- AxDvnL' mannen, in Oostindie, niets tot Spyze gebruik- Hoofd- ten dan eene dergelyke Vrugt. Men vindt hem» STUK% inderdaad , in de Oofterfche Landen , cn de Si- moFe!mpel' neezen hebben een Boom, Vencu genaamd, naar de Limoenboomen gelykende, welke een Vrugt draagt van grootte als eens Menfchén Hoofd , met een Bast van Kleur als die der Oranje- Ap- pelen , en een Vleefch , naar niet volkomen rype Druiven fmaakende , die aldaar, binnenshuis op- gehangen , een Jaar duurt , wordende het Sap daar uitgedrukt tot Drank. Op Ceylon , Java en elders in Oostindie 3 wordt deeze Boom in de Hoven aangekweekt, en Pompelmoes geheten , volgens Rumphius, die hem den bynaam van Decumanum geeft wegens de grootte van de Vrugt 5 zeggende , dat menze in 't Maleitfch noemt Lemon Casfomba 9 dat is Roode Limoen van Vleezige Kleur, of ook wel Jamboa , naar het Portugeefch Samboa , 't welk eigentlyk de Pompfires of AdamsAp- pelen in Spanje beduidt , doch die van de Pom- pelmoezen aanmerkelyk verfchillem Hy zegt dat 'er vier Soorten van zyn: de eerfte heeft Vrugten als gemeld is ; de tweede draagtze wat kleiner ; de derde niet grooter dan een Vuist , maar de vierde heeft zyne Vrugten van grootte als de grootfte Pompoenen , groeijende by vier of vyf aan één Steel , en dus een ongemeen groote Tros uitmaakende. De Schil is ruim een Duim dik , bitter en Zwavelachtig : het Vleefch P o t * A D * L P H I A. 5^5 Vlcefch wit, Sappiger en zoeter dan dat van de 11* gemeene Pompelmoezen, enbykans zonder Kor- ™V"L' reis, In deeze Soort gebeurt het dikwils, datHooFD- zig binnen den Appel een klein Pompeimoesje STUK- bevindt, van grootte als een gefchildc Oranje- JJ^* Appel , en van het omleggende Vleefch door een Wollig Vliesje afgefcheiden ; weshalve men * ze dan Bevrugte Pompelmoezen noemt. Meest heeft dit in de genen die op Banda groeijen plaats. In de Westindiën zyn ook Pompelmoezen , en Merian geeft daar van de Afbeelding , zeggende dat de Boomen 'er zo hoog als Appel- boomen groeijen 5 hangende zo vol Vrugten , dat de Takken dikwils gevaar loopen om daar door te breeken. De Schil en het Vleefch is 3 gelyk zy wel aanmerkt 5 harder dan in de Oranje- Ap. pelen ; het Vleefch minder zuur dan dat der Ci- troenen , doch de Schil zeer bitter. Van de tweederley Soorten , met wit en rood Vleefch 9 die men in Oostindie heeft , maakt zy geen ge- wag ; doch meldt , dat men op deezen Ëoom Rupfen vindt , met lange Haairen zo ftyf als Yzerdraad , die in de gewoone groene Suri- naamfe Pagies veranderen. De Pompelmoes - Boomen willen in ons We* reldsdeel , zelfs in de Nederlanden , wanneer menze in Bakken plant en in Oranjehuizen koe* ftert , zeer wel voort ; doch het Vleefch der Vrugten is bitter en heeft weinig Sap, trekken- de naar het roode. In de vaste Grond geplant f ea |I. DE£L« III, Stuk, £06 VEELBROEbERlGE BOOME N. II. en dan 's Winters voor de Koude bedekt, gelyfc Afdeel, hjej. VOor van de Oranjeboomen gezegd is,wor* Hoofd- den zy ook dikftammige Boomen. Het Hout stuk. is van Kleur als dat der Limoenen ; de Takken .y^^zyö zwaar en met Doornen bezet; de Bladen niet zo hoog groen als die der Oranjeboomen , maar grooter > wat langwerpiger , en in het midden een weinig toegetrokken , zonder Har* tjes van agteren, dat is met ongevleugelde Stee- len , zo men verzekert ; doch van een andere Soort, die het Mergrooderen niet zo bitterach- tig heeft, hebben de Bladen van agteren, dat is aan den Steel, een groot Hartje. De Pompel- moes verfchilt , volgens de laatfte aanmerking van LiNN-ffius, van den Oranjeboom , door groo- te Bladen en Vrugten, en de Bloemen meer aaa Trosfen, die eenigermaate Wollig zyn, te heb- ben. De Engelfchen geeven 'er op Jamaika en Barbados, alwaar deeze Boom in de Hoven weel- dig groeit , den naam aan van the Saddock - Tree. Deeze Vrugten worden inOostkidie bynaniet dan raauw gegeten. Men zetze, by de Nage- regten, of geheel op Tafel, of hét Vleefch met Spaanfche Wyn en Suiker bereid, 't welk een aangenaame Verkoeling geeft in de heete Dagen. Even zo leeft men 'er ook mede in W estindie , 3t zy op de Eilanden of aan de Vaste Kust, en, die ons hier toegebragt worden , (trekken in het heetfte van den Zomer, insgelyks, tot een aan- genaame verfrisfchinge. Zy hebben eene rins- heid * welke , door Suiker of zoete Wyn ge» tem- P O l ï A C t U fl I A, 20? temperd , den Smaak der Sinaas - Appelen te JL boven gaat. A™"u' De driebladige Citroenboom (*), door den Hoofi* Ridder te vooren als eene derde Soort voorgeSTüK« fteld , waar toe zyn Ed. den Japanfchen Boom Karatas - Banna genaamd of Gew, uit Kaem- pfer , betrokken hadt , is thans met reden door hem weg gelaten. Want deeze Boom , hoewel Vrugten draagende die wat naar Oranje -Appe- len gelyken, heeft noch in de geftalte der Bloe- men , noch in de hoedanigheid van de Vrugt , volgens de befchryving 5 eenige overeenkomt met dit Geflagt. Glabraria. Ligthout - Boom. In dit Geflagt is het getal der Meeldraadjes dertig , waar van altyd zes tot zeker Lighaam famengevoegd zyn. Het Honigbakje heeft Borltels van langte als de Kelk, die, gelyk in ?t voorgaande, in vyven gedeeld is, bevatten- de vyf Bloemblaadjes. De eenigfte Soort , hier van bekend (i) , voert Xm by Rümphiüs den naam van Ligthout- Boom £^ omdat hetzelve hetligtfteisonderde AmbonfcheGIimmen de. lim- (*) Citrus Foüis ternatis. Sp. Plant. II. p. hoi. Burm. FL InL 174. Sjii, live Karatas • Bagna. Kaempf. Exot. %oi. T. 802. (1) Glabraria. Syst. Nat. Peg. XIII. p. 58 1\ Mant. 276* Lignumleve. Rumph. Amh. III. p. 71. T. 43, 44. JU Deel» III* Stuk* 203 VEEI.B*0EDERI:CE Boomen. K. Timmerhouten. De Latynfche naam Lignum 'AxvifL# len> door ^ien ^utheur Stuikt , fghynt3door Hoofd- een zonderlinge onoplettendheid , voor Lignum la° stuk. V£ aangezien te zyn, en dus aanleiding te heb- Jkomh°Ut' ^en §egeven tot den Geflagtnaam Glabraria , en mooglyk ook tot den bynaam ter/a y die in geenen deele toepasfelyk zyn. Deeze Boom , naamelyk, Welke onder dehooge Woudboomen behoort, heeft een rosfe, dikke, drooge en als vermolmde Schors, die zelfs, by Regenachtig Weer behandeld wordende , een Jeuking in de Huid veroirzaakt ; zynde dus regt het tegendeel van glad. Het Hout, ook, is by zyne ligcheid ongemeen grofdraadig , laatende zig niet glad maaken of polyften , dan door geweldig fchuu- ren ; hoewel het , verfch zynde , glimt als Sa- tyn. Wanneer men aan een Splintertje of Draadje trekt , komt 'er een geheele Groef in het Hout. De Bladen 3 alleen, zyn van boven glad ; doch in hoe veele Boomen en Gewasfen heeft dit geen plaats ? In de grootften van dee- ze Boomen , die men Halaur - Boomen in de Am- bonfche Taal noemt, zyn de Bladen agt of ne- gen Duimen lang en zes of zeven Vingeren breed ; doch in de kleinere , die men Steen - Ha- laur noemt , fomtyds langer en tevens fmaller, de breedte omtrent een derde van de Iangte. Deeze heeft het Hout wat fyner van draad y doch fcheurende ligt in de Zonnefchyn, dat het eerfte niet doet. Beiden geeven zy , onder het bewerken , eene flappe Kamfer* Reuk, inzon» der* POLYADELPHIA. 209 derheid het eerfte. Zonderling is 't, dat in dit Iti Hout geen Wormen kernen, niettegenftaande AFxDvfnL< het zig , inzonderheid aan omgevallen Boomen , Hoofd* als vermolmd vertoont, geevende dan, byRe-s>rüK* genachtig Weer , een fterken Reuk als van Moitert of Peperwortel. De Indiaanen maaken *er , wegens de gezegde hoedanigheden, dik- wïls hunne Praauwen of Schuiten van , die in zout Water ongemeen duurzaam zyn, en de ïmalbladige of kleine Soort dient hun tot Sty* len van de Hutten of Wooningen in de Nege- ryën. Anders heeft men 'er weinig gebruik van , öm dat het Hout zeer moeielyk is tot Planken te fatfoenecren. De Bloempjes, die by Trosjes voortkomen , zyn klein : de Vrugten als kleine Pruimen , bevattende een Steentje of Pic, die zig in twee deelen fcheidt, gelyk de Kern der Laurierbesfen, D u u a Durïoen • Boom. De Kenmerken van dit nieuwe Geflagt zyiï* behalve de algemeene van deeze Klasfe , ook een vyfbladige Bloem , die klein is, in een vyf- deelige Bekerachtige Kelk* onder het Vrugtbe* gïnzel , dat een enkelen Styl heeft; maakende de Meeldraadjes vyf ryën van zeven uit, en de Vrugt een Appel zynde met vyf Hollighe- den. O Dee- ïh m.tu nu STuiCi V 210 Veelbroedeuice Boomën. III. Deeze Kenmerken zyn , door Linnjeus/ AxviiL# van ^UMPJEÏIUS ontleend 3 die den Durioen- Hoofd- Boom (i) befchryft als den hoogften onder de stuk, Boomen , welke eetbaare Vrugten draagen 3 in Dlur.o Oostindie, hebbende den Stam hoekig en als izihetbinus. gevleugeld, met eene effene graauw geelachtige tm n ' Schors : eene Kroon van uitgebreide Takken ; Bladen als die van den Noote Moskaat boom , Lancetvormig ovaal , gefpitst , een halve Span lang en twee Duimen breed , van boven groen , van onderen roodachtig vaal , zynde derzelver Steeltjes als gezwollen of geknobbeld. Het Bloeizel komt niet aan de jonge Looten , maar aan de Takken , tot digt by den Stam , Tros- wyze, voort 3 beftaande de Trosfen aan de dun- ne Takken uic van vyf tot agt , doch aan de dikke Takken wel uit twaalf tot dertig Bloe- men. De Bloemknop is bedekt met twee of drie bleek groene holle Blaadjes , die afvallen , zo dra de Bloem groot wordt , wanneer de Kelk zig openbaart 5 die van gedaante als een Zoutvat is, hebbende een naauwen Hals, met vyf om- geflagen Punten , waar in vyf holle Blaadjes , en uit den Hals van de Kelk komen vyf andere Blaadjes voort > die ieder in zeven of agt Meel- draadjes verdeeld zyn , welke gedraaide Knop- jes hebben. Het Vrugtbeginzel , binnen dien Kelk vervat, na het afvallen van denzelven al- leen f i) Durio. Spu Nat, Ve& XIII, p. SZU RUMPH. Amb* I. p. 99, T. 29. PöLYADELJPHIA* 2ÏI ïeen overblyvende , waar van zeer veelen door de Parkieten vernield worden, leverteen Vrugt Axvi?.L* Uit als t n ronde Bol , de grootte hebbende Hoofd- van een K nderen Hoofd , en de gedaante van STÜK* een Egeltje, als rondom bezet zynde met een foort van Pennen of Stekels, diekwetzen, wan- neer men er , onvoorziens , hard met de Hand op flaat. Men kan deeze Vrugt, met een Mes de Naaden zoekende , dezelve tegen de Stee- Hen fmytende , of met den Voet daar op trap- pende , in vyf deelen doen fplyten. Wanc deeze Vrugt bevat vyf Kamertjes , in ieder van welken twee, drie of vier Korrels beflooten zyn , welke eenigermaate naar Duiven -Eije- ren gelyken , van zelfftandigheid als de Karften- gen, en bekleed met een wit Slymerig Vleefch , dat in een Velletje vervat is. Dit Vleefch maakt de ongemeene lekker* heid van deeze Vrugten , die men veel op Amboina en daaromftreeks , doch minder op de \V ester - Eilanden van Oostindie, en ook niet zeer overvloedig op Java heeft. Het fmaakt als Room of Eijervlade , of als die Kost , welke men in 't Franfch blanc mangér noemt, en derhalve zuigt men deeze Korrels af, tot Voedzel en tot Verfhaperirig. Het eenigfte is, dat deeze Vrugt een zeer viezen Reuk heeft, als van rottende Uijens , vervullende zelfs een Kamer, waar in de Durioenen zyn ; doch , als men 'er van gegeten heeft, gewent men wel haast aan deezen Reuk, die voor de Nieuwe- O 2 Blh ILVttU in, svmi £12 Veelbroederi ge Boomen, T1 lingen zeer lastig is. De Zaadkorrels , door Afdeel, de Vogels verfpreid , zouden deeze Boomen Hoofd zeer mén^u^8 maaken , indien zy niet door stuk™" de Zwynen opgevreten werden. Het Pluimge- purioen- dierte 3 naamelyk , is naar dit Vleefch ook zeer Boom. gretig. Men laat de Vrugten veelal van de Boomen vallen , en dewyl zy 3 ryp wordende , dit doen 5 zo is het gevaarlyk onder dezelven te wandelen. De Stammen worden veel gebruikt tot Masten en Vaartuigen 5 zo door de Inlan- ders als door de Europeaanèn. Melaleuca. Kajupoetie. Een Kelk in vyven verdeeld , boven het Vrugt- beginzel ; een vyf bladige Bloem ; veel Meel- draadjes die tot vyf Lighaamen famengegroeid zyn: een enkele Styl : het Zaadhuisje half be- kleed met eene Bezieachtige Kelk, driekleppig met drie holligheden : dit maakt de Kenmerken uit. t Linn^us heeft den bynaam Leucaden- Müaimca^Yd 9 dat is Witte Boom , dien hy voorheen dra. " aan den Kajupoetie, in hetGeflagt van Myrtus > gegeven hadt , thans hier ook gebruikt ; niette- genftaande de Geflagtnaam Melaleuca welke Zwart (i) Melaleuca. Syst. Nat. XII. Gen. 1169* p. 509. Veg* XIII. p. 582. Mant. 105. Myrtus Leucadendra. Sp. Plant. Cj6. Arbor alba Cajupoetie. Rumph. Amh. II. p, 72. T. 16. Alia minor & folüs uiuervüs. ï\ 17. f, 1 , 2. BURM. Fl% InL 116,. POLYADELPHIA. 213 Zwart en wit betekent , de witheid van de II. Schors der Takken genoegzaam uitdrukte. OmA^u wat reden de zo gemeene en bekende Indifche Hoofd- naam 3 Kajupoetie, hier niet veeleer , door zynSTÜIC# Ed. , volgens gewoonte , tot een Soortnaam gebezigd zy 3 is duifter. Ondertusfchen wor- den thans, op deeze Soort, de driederley Ka- jupoctie - Boomen van Rumphius aangehaald , welke ik, agtervolgelyk, zal befchryven. De eerfte of Groote Kajupoetie is een Groote volflagen Boom , den Stam wel enkeld doch^0"1*' bogtig hebbende i fomtyds een Voet , fomtyds twee Vceten dik. Dezelve heeft een vaale of bruinachtige Schors, die uit veele op elkander leggende Schilfers famengefteld is, en het on- derfte ziet altoos byna zwart, als of het ver* brand ware, wordende naar boven toe de Schors allengs blèeker of Afchgraauw en aan de Tak- ken wit. Deeze Boomen zyn derhalve door hunne Witheid van boven , zo wel als door hunne Zwartheid van onderen, aanmerkelyk en kenbaar, en voeren dus te regt den naam van Melaleuca. Hunne Bladen zyn fmal , aan 't begin als een Sikkel omgekromd , zes , zeven , .agt Duimen of wat meer lang, en maar een Duim breed ; ftyf ] glad , dof groen , in 't wry- ven bryzelig , van een Herken Reuk , die wat Spcceryachtig is , doch tevens naar 't Zuure trekkende. Zy zyn aan beide Enden byna even fpits , en in de langte doorreegen met vier of vyf dikke Aderen of Ribben , tusfchen ieder O 3 van |ï« DèjeIm III Stuk. Veelbroederige Boom en» M« van welken zy nog een dunnere hebben. Dc ^Fxvn U Smaak is wat Harstachtig met eenige famentrek- Hoofd- Icing. Met kleine Steeltjes zyn zy op eene on- stuk* geïegelde manier aan de Takken gehecht, die MomT' aan 'c enc* kleine Houtachtige Steeltjes uitgee- ven , welke bezet zyn met veele groene Knop- jes , ontluikende tot kleine witte Bloempjes , uit vyf Blaadjes beflaande , en gevuld met veele lange witte Draadjes die witte Knopjes heb- ben , en daar tusfchen , in 't midden 3 een groen Hoorntje , *t welk, na 't afvallen van het Bloeizel, in een hol Bekertje blyft ftaan. Deeze Bloem* pjes vertoonen zig , dus , als een witte Aair , en geeven een fterken Reuk , die wat zuur- achtig en niet zeer lieflyk is. De Knopjes blyven aan het Steeltje, twee of drie by mal- kander , zkten , en behouden nog in zig dat groene Hoorntje , 't welk 'er eindelyk ook uitvalt, en dan gelyken zy naar de holle Wrat- ten y die 'er aan de Baarden der Zeekatten zyn , wordende zwartachtig bruin van Kleur tn bevattende alsdan een fyn Zaad, als Kaf, dat 'cr eindelyk ook uitvalt , wanneer niet dan de ledige Napjes aan het SteeUje overbly- ven, / Op de Molukkifche Eilanden jvaren deeze Kajupoetie • Boomen , inzonderheid op droogc Steenachtige Gronden , niet digt aan Zee en ook niet op hooge Gebergten, gemeen. Men noemtze 'er Brandboomen , om dat zy altoos eenige tekenen , als van Gebrandheid , aan den Stam POLÏADELPHIA. 2IJ Stam hebben. Van het Hout der omgevallene, II/ dat men veel vondt , werdt geen gebruik ge- £vih* maakt , om dat het zo ligt verwormde en ver- Hoofd- molfemde ; doch van verfch gekapte Boomen STUIC# is het menigvuldig tot Planken gezaagd, en tot B^tfi Knies en Ribben aan de Schepen verwerkt. De Schors was , wegens haare voosheid , in al- gemeen gebruik tot het breeuwen der Vaartui- gen : want zy zwelt in 't Water en dient dus de Indiaanen voor Werk of gepluisd Touw, of in plaats van Mos. Op de Westerfche Eilanden 3 gelyk Java , Kleine Borneo en Ceram 3 valt een Boom, Caju - Ke- Ka-iuP0CtiC^ lan genaamd , die veel overeenkomst met den grooten Kajupoetie of Witten Boom heeft, doch veel dunner is van Stam , en maar vyf of zes Vademen hoog wordt. Van deszelfs Schors maakt men het zelfde gebruik , en zy verfchilt weinig van de Kleine Kajupoetie , op de Am- bon fche Eilanden groei jende, daar ik thans van zal fpreeken. Deeze, in 'tMaleitfch DaunKits- jil of het Kleine Blad genaamd, of Daun Pot* li KitsjiU dat is het kleine Witte Blad, fchiet doorgaans met verfcheide Stammen als Heefler- achtig op, welke Stammen ieder omtrent de dikte hebben van eens Menfchen Been of Dye* De Schors gelykt veel naar die van den groo- ten, doch is, door haare broofchheid, tot breeu- wen niet bekwaam. De Bladen zyn veel klei* ner , flegts drie of vier Duimen lang , maar van de zelfde figuur, drie Ribben overlangs hebben- O 4 de H. Defï*» III» Stuk» sié Veelbroederige Boom en* tt de en van een zeer fcherpe SpeceryachtigeReuS: x\iv' en s^aak* In deezen komen zy, zegt Rum- Hoofd- phius, zo naby aan de Kardamom., dat fom- 5 tuk. 1T1jge onkundigen dezelven wel voor Kardamom - Bow"' Bladen hebben aangezien* De Vrugten of Bes- fen zyn ook Speceryachtiger en heeter van Smaak dan die van den grooten Witten Boom, Zy werden te Batavia in de MedicinaaleKruid- doozen 5 op de Schepen , mede gegeven ; hoe- wel die op Java vielen zo Kruiderig in lang niet waren 3 als de Ambonfche* Van dezelven > zo wel als van de Kafachtige Zaaden en van de Bladeren van deeze Kleine Kajupoetie, by de Inlanders aldaar ook Kaju - Kelan genoemd \yordende 5 maakten de Amboineezen 5 zo tot Geneesmiddelen in Aftrekzei , als tot Reukwerk in Olie gemengd 5 en tot verfrisfehinge van de l^ugt in de Vertrekken of Bedtteden 3 gebruik, olie van Voorts verhaalt R u m p h ius, hoe van dee- KajuPoetie^e Bhdm een fyne 0Ue gedefinieerd kon wor- den 3 welke % federt den t-yd , wanneer hy dat fchre-ef, onder den naam van Oleum Cajupoeti > een groot Gerucht gemaakt heeft in de binnen- fle deelen van Europa. Aangaande de Eigen- fchappen deezer Olie , en hoe dezelve onlangs hier te Amfterdam , uit Bladen van den Kaju-. poetie - Boem , die door den Heer Richter herwaards overgebragt waren, geftookt is> heb ik elders een omftandig Berigt gegeven (*). Ik meld-. (f) In de Niéuwe Vdierlpmiftht Letter - Oefeningen. Dcrcje Pee! ^ Nognm, |, Mengelwerk , bladz. 104, enz. Ik heb. POLYADELPHIA. 217 meldde aldaar - hoe het my voorkwam , dat die I'. Bladen van den Kleinen Kajupoetie - Boom , XVII " en over zulks van deezen waren , zynde eeni-HooFD- cen dcrzelven door zynEd, te Batavia van zulk*TÜ*' een Boom geplukt , en de ovengen van Am-£0Qm. bon of de nabygelegene Eilanden derwaards gevoerd. De meergemelde Plantverzameling van dien Heer, waar uit drie Afbeeldingen in 't voor- gaande Stuk ontleend waren, zig in bezit- ting van den Hoogleeraar Andreas Bonn bevindende , heeft zyn Wel Ed, de goedheid gehad , my de nevensgaande Afbeelding van een Bloemtakje , als ook van de deelen der Vrugtmaaking in de Bloemen , ten naauwkeu- rigfte door Ontleeding onderzogt, en by Ver- grooting door het Mikroskoop getekend, met derzelver befchryving mede te deelen. Plaat XV, Fig. i vertoont dit Takje in de Een Natuurlyke grootte. Aan het Bloemfteeltje ^eIoe,ntak~ welks Oppervlakte Haairig is , bevonden zig ^x ^ • ruim dertig Bloempjes , meestal twee of drie by malkander zittende , en dus byna op gelyke afftanden aan Tropjes om den Steel geplaatst. Van deeze waren eenigen nog geheel gefloo- ten a , anderen half geopend b3 of volkomen uit- daar nog by te voegen, hoe ik in ecne Disfert. Epistolka de Oleo Witnehiano feu Kajuput , Melbomio die at a Anno 175 1, vind, dat men deeze Olie destilleerde uit het Sem. Cardatno- m medïi feu longi ; krygende uit drie Ponden omtrent een Once : doch dat is de echte OUum Cajupoeti nier. o 5 II* Deel* Hl* Stuk* ÖlS VEEtBROEDKRIGE BOOMEN» 'II* uitgcfpreid c ; van welke laatften inzonderheid AxvifL* gebrui^ gemaakt is tot de volgende Waarnee- Hoofd- mingen. stuk. By Letter A ziet men één van die half witte geopende Bloempjes vergroot ; waar in aan- merkelyk voorkomt de Kelk a , die , even gelyk de gemeene Bloemfteel 5 ruighairig is, en ongefteeld , zynde aan den bovenrand in vyf deelen verdeeld , wier Omtrek mede be- zet is met Zilverglanzige Haairtjes. Daar bin- nen vertoonen zig de vyf Bloemblaadjes b > die zeer teder en niet ruig zyn , hebbende aan de kanten ook eenige Hanige Vezeltjes. Ver. der ziet men , by c , de zonderling famenge- krinkelde Meeldraadjes en Meelknopjes (Sta* mim £? Antherce) gedeeltelyk binnen de Bloem verborgen. Het uitgefpreide Bloempje 5 dat by c aan het Takje zittende voorkomt , is in de Afbeel- ding Letter B , met fterke Vergrooting 5 voor- gefteld. Zeer duidelyk vertoonen zig dus de Meeldraadjes , die door geene weeking regt te maaken waren 3 met hunne Topjes of Meel- knopjes , wier Oppervlakte voorkomt als eene flingerende verhevenheid 3 met diepere Groe- ven. Agt derzelven maakten in dit Bloempje, door hunne vereeniging 3 een plat Voetftuk of Lighaam 5 en vyf van deeze Lighaamen a,a,a,a,a, voegen zig > binnen de Bloem- blaadjes bj b, b 9 b , b9 ringswyze famen aan en om het Vrugtbeginzel c , welks bovenfte ge- POLYADELPHIA. gedeelte met eene Haairige ruigte is begroeid, II. ' en uit welks midden ryst de gladde, tonde ? ****** u aan 't end ftomp uitloopende Styl cl Het ge* Hoof d- tal der Meeldraadjes , met hunne Meelknop-STUIU jes e, e> e> e, was derhalve in dit Bloempje jj^;'fe veertig*. De Afbeelding C vertoont de uitgefpreide Bloemkelk , insgelyks vergroot. Aan den om- trek van deszelfs Verdeelingen komen taame- lyk lange Haairtjes a voor , en op de binnen- fte Oppervlakte eenige ttevige Vezelen. Hier openbaart zig een vyf hoekige Vezelige Ring b 9 ter hoogte van het ruige Vrugtbeginzel c bin- nen den omtrek van den Kelk zigtbaar 9 en als tot een Grondfteun dienende, zo voor de Bloemblaadjes als voor de Voetftukken ofSchub- achtige Lighaamen 3 waar in de Meeldraadjes ' famenloopen. De binnenfte Oppervlakte van die Lighaamen firekte zig naar het Vrugtbegin- zel uit : zo dat hetzelve waarlyk onder de Bloem- blaadjes gelegen is. Om de gefteldheid van het Vrugtbeginzel na- der voor 't Oog te brengen 3 is een Loodlynige Doorfnyding van een half geopend Bloempje , byna gelyk aan dat van Letter A , hier by D, veel meer vergroot zynde , vertoond. De Let- ter a wyst den Kelk aan 3 met zyne aanmer- kelyke ruigte > omvattende het Vrugtbeginzel : b zyn de Bloemblaadjes ; c de Meeldraadjes (Stamma); d de Meelknopjes (Anthera), naar het Vrugtbeginzel geboogen ; e wyst de fluiting aan !!♦ Pefx» IIT, Stuk, £20 Veelbroederige Boomew. II. aan of famenvoeging van die platte Lïghaamen , Afdeel. waar jn de Meeldraadjes famenloopen , zynde Hoofd- twee kleine gaapingen daar tusfchen : ƒ is het stuk. Wollige van 't Vrugtbeginzel 5 in welks midden Witte eene Opening voorkomt . waar in de Styl is ge« plaatst geweest. Hier onder zyn de Hollighe- den van het Vrugtbeginzel 3 welke in de Hori- fontaale Dcorfnydmg drie bevonden zyn, maa- kende het toekomftig Zaadhuisje (Pericarpium) uit. De eene Holligheid g is ledig ; de andere h bevat de beginzels der Zaaden , welke op zeker langwerpig Lighaampje , dat tegen het midden of de vereeniging der Hokjes van het Zaadhuisje rust > als op een Kusfentje geplaatst zyn. Men ziet hier , dat de Kelk (Calyx) weezen tlyk van het Pericarpium is afgezonderd. De Beginzels der Zaaden vertoonen zig buiten- waards als geknot 3 binnenwaards puntig inge- plant , in het gezegde Lighaampje» Een Men moet aanmerken dat de Bladen , aan dit vrugt-Tak*Xakje3 op de Oppervlakte bezet waren meteen ^'Fig. 2. menigte van Wrattige Kuiltjes of Pukkeltjes, die misfehien door het fteeken van eenig Infekt veroirzaakt, ten iininfte niet natuurlyk fchynen te zyn 3 alzo zy op geene der Bladen van een anderen Tak y welken gedagte Hoogleeraar bezit , noch ook op myne Bladen zig bevinden. Ik heb 'er zodanigen in Afbeelding gebragt, aan het Vrugttakje Fig. 2, uit myne Verzameling, alwaar de Zaadhuisjes mede meestal twee of drie by malkander zitten 3 en deeze Tropjes maa* PoLYADELPH I A. 22f maaken te famen een foort van Aair of Halm EL uit: maar die, volgens de Afbeelding van Rum- ^xnu" phius, met Bladen is gekroond. Mooglyk fchiet Hoofde het Bloemtakje , naderhand , van boven Bladen uit. STUK* Van de Zaadhuisjes is 'er een by Letter E, aan- b^T merkelyk vergroot , afgebeeld \ om te doen zien 5 hoe zy weezentlyk driehokkig zyn, gelyk on- ze Ridder in de Kenmerken hadt gezegd. Van de Klepjes en van de Kafachtige Zaaden, die waarfchynlyk verftooven zyn 5 is niets te vin- den. Wat de overlangfe Aderen der Bladen aan- De gaat 5 dezelven zyn doorgaans tot drie groo- Bla(*cn- tere bepaald 5 gelyk Rumphius van den kleinen Kajupoetie - Boom aantekent ; welke drie van het Steeltje beginnen en in de Punt famenloopen. Men kan nogthans niet eigent- lyk zeggen 3 dat deeze Bladen gefteeld zyn , alzo hunne Sikkelswyze verfmalling , aan % begin , veeleer een famenvoeging fchync te zyn van de gezegde Aderen , waar tus- fchen veele kleinere zo overlangs, als fchuins naar dezelven en naar elkander , loopen. De Kleur der Bladen is geelachtig groen , doch aan de agterzyde vind ik dezelven fomtyds be- zet met groote ronde *Koffykleurïge Vlakjes , en tegen 't Licht gehouden vertoonen zig* in de zelfftandigheid , door het Vergrootglas , me- nigvuldige doorfchynende Stippen , even als in de Blaadjes van 't St. Jans Kruid en de Wyn- ruit. De Heer Bonn heeft een klein Stukje vaa Dju%t wit s*m £22 VEELÈROED JERIGE BoOMËN* II. van het uitfterfte gedeelte van zulk een Blad % *™nu* alsf> door Vergrooting onder 't Mikroskoop , Hoofo- als F bevonden ; waar uit de ontelbaare me- &tw. nigte vaü <]eeze Stippen blykt. Waarfchyn- gHmtftt lyk zyn deeze Stippen , die door 't Mikro* fkoop zig als Blaasjes vertoonen , de vergaar- plaatfen van dien Schat van Olie, welke dee- ze Witten Boom zo vermaard gemaakt heeft , en die zy zelfs, zo zyn Wel Ed. aanmerkt, in een eenvoudig Waterig Aftrekzei uitgee- ven* smalbladig Wat de derde Soort van Kajupoetie belangt , * e> deeze is onder den naam van Myrto - leucoden* dron> metfpits Lancetswyze Bladen, de Bloem en Vrugten ge-aaird, door den Hoogleeraar J. B urmannus voorgefteld, en door den Wel Ed. Heer N. L* B urmannus genoemd (Wilgbladige) Myrtus , met Aairen aan de en- den der Takken , ongefteelde Napswyze Bes- fen , de Bladen Liniaal - Lancetvormig en ge- heel effenrandig (*)♦ Dit laatfte heeft in alle de Soorten van Kajupoetie plaats , zo wel als de Napswyze figuur der Vrugten, en die van den Grooten Witten Boom maaken ook Aairen aan de enden der Takken , maar in de Kleine zit- ten (*) Myrtus (Saligna) Spiek terminalibus , Baccis Tesfilibus urceolatis , Foliis lineari - lanceolatis integerrimis. Uurm. FL SnL p. 116. Arbor alba minpr, Dim Poctie KitsjiL Rümph, *dn$> II. p. 16. T. 17: f. 2. POLYADELPHIA. 2^3 ten de Besfen dikwils laager dan de Bladen, ge- Af**#el> lyk in onze Afbeelding. Hoofd/ Behalve deeze Smalbladige is door Rum- xnu STUK phius , onder den naam van Ambonfchen ^tgg Myrteboom , Hurong in de Landtaal genaamd , Boom. nog befchreeven een Gewas , 't welk die Au- Allee, theur aanmerkt als de kleinfte flag van de Kaju- m e# poetie , wordende in 't Maleitfch ook wel dus , of Gamelan Daun Kitsjil geheten. Deeze blyfe mede klein, doch groeit Boomachtiger, hebben- de den Stam meestal van dikte als eens Menfchen Been , zelden als de Dye , met overend flaande Takken, die in dunne Kysjes verdeeld zyn, en een fierlyke Kroon maaken ; zo dat het van verre naar een grooten Rosmarynboom gelyku De Bladen , die onregelmaatig aan de Rysjes ftaan , en dezelven byna geheel bedekken , zyn weinig grooter dan Rosmaryn - Bladen , een groo- te Vingerbreed lang en een Stroohalm breed , blygroen en Speceryachtig , doch zo fcherp niet als die van den Kleinen Witten Boom. De Bloemen zyn mede klein en vyfbladig , doch komen enkeld, hier en daar, voort, bevattende twintig of vyfentwintig Meeldraadjes en een groenen Stamper. De Vrogten zyn Befiën als die der Myrteboomen , doch ftaan in een klein Napje of Dopje : van buiten zyn dezelven in vyf Ribbetjes verdeeld : de Kleur is zwartachtig of donker bruin : de Smaak Speceryachtig 5 doch niet fcherp. Deeze Besfen zyn droog en taa# nielyk hard , van binnen in vyf Celletjes ver- deeld y H, DE&U Uit Sxi^t / Veelbröederi ge BooMei?* II. decld 5 en bevatten veele Rafachtige Zaadjes f Afdeel. ajs p]ujs ; even gelyk de Napvcrmige Vrugt- HcfoFD- jes van de beichreevene Kajupoetie - Boomen. stuk. Dit Gewas is door den gemelden Hoogleeraar N. L Burma NNUS tot de Gemeene Myr* teboomen t'huis gebragt (*)• H O P E A. De Kenmerken van dit Geflagt komen in alles met die van het voorgaande overeen, uit- genomen dat de Vrugt een Pruim is , hebbende een Steen met drie Holligheden. j De eenigfte Soort hier van (x) , Voert den tlüoril bynaam van tinftwto > om dat het Sap en Af- oceiboom.kookzel der Bladen een geele Kleur aan het Linnen geeven. Ik noem, derhalve, dit Ge- was Geelboom. Catesby heeft 'er de Af- beelding van medegedeeld , onder den naam van Boom met Laurierbladen , die vyf bladige Bloe- men uit de oxels der Bladen uitgeeft , met vee- le Meeldraadjes. Zyne Afbeelding, nogthans, is niet goed, zo Linn^eus aanmerkt, zeg- gende dat het een Boom is, in Karolina groei- jen- (*) Myrtus Amboïnenfis. RumPH. Amh. II. p. 78. T. 18. Myrtus floribus folitariis , involucro diphyllo, Foliis ovato- lanceolatis. Myrtus communis. LlNN. Sp. 673. BURM. FL Jnd. p. 115. (1) Hopea. Syst. Nat. XII. Gen. 1270. p. 509. Veg.XllL p. 582. Mant. 105. Arbor Lauri folio, Floribus ex Foliorutn alis pentapetalis , pluribus Staminibus clonatis. Catfsb. C*r. I. T« 54- SEUGM. Kg* II Band. PI. VIII. Polyad elphia. 225 jende > die Bloemen van een zeer aangenaame II. Reuk in 't Voorjaar draagt. Dezelve heeft de Af^l' Bladen overhoeks , gedeeld, enkeld, langwer- Hoofd* pig, Lancetswys' Eyvormig, eenigermaate ge-STÜIU tand, glanzig, ongeaderd, zoet van Smaak. u\tG^9m* de Knoppen 3 aan de enden der Takken , ko- men agt of tien Voetjes voort , met zeer klei- ne eenbloemige Bloemlteeltjes , de Blaadjes klein s holrond en Wollig. De Vrugten, ein- delyk, onder de Bladen, byna ongefteeld, zyo tot een zeer korte Aair gefchikt. Dit Geilagt thans herwaards verplaatst (*) , is door my hier voor, bladz. 56, onder de Veelmannige Boomen befchreeven. Onder de Syngenejia , die de XIX. Klasfe in het Stelzel der Sexen uitmaaken , my tot nog toe geen Boomen voorgekomen zynde , gaa ik thans tot die der Gynandria over. SY MP LOCOS. O Symplocos. Syst. Nat. Veg. XIII. p. $n* XVIII. HOOFD- P U,deei« 111» srmk e»26 MAKWYVIGE EOOM E~N. XVIII. Hoofd- XVIII. HOOFDSTUK. STUX« Bef chry ving van &BooMEN,if2 wier Bloemen de Meeldraadjes , op tfc of om datze rins zyn en den Dorst verflaan. De Bladen kunnen als Moes gekookt worden, en het Vee eetze gaarn. Men kan deeze Boomen van Stek voortplanten, evea als onze Aalbesfen. De Wilde Bunius groeit op Ambon en dé wilde* Molukkifche Eilanden , wordende aldaar wel zo dik van Stam , dat hem een Man naauwlyks kan omvademen. De Bladen komen veel met die van den Tammcn overeen , en hy heeft ook een zonderling weeke , Sappige Schors , wel een P % Duim: SU DïXï* iil Sröfc 428 Manwyvige Boomen, II» Duim dik; doch de Vrugten vallen veel kleiner, AxvinL# van grooLte byna als Peperkorrels , en door het Hoofd- uitdroogen ook zodanig inkrimpende. De rype stuk. zwarte Besfen zyn insgelyks zoet , de onrype roode zuur. In Azyn gedaan , geeven zy daar een fchoon roode Kleur aan. Op Makasfar vindt men van dit Geflagt nog eenige Verscheidenhe- den , in 't wilde groeijende. Kleinhovia. Kinar- Boom. Dit Geflagt , tot den Rang der Tienmanni- gen , onder de Gynandria , behoorende , heeft een Vyfbladige Kelk met vyf Bloemblaadjes , en een Klokvormig , gedeeld Honigbakje , 't welk de Meeldraadjes draagt , zynde het Zaad- huisje gezwollen en vyf Zaaden inhoudende. De naam (trekt ter vereering van een Heer Kleinhof, door wien, geduurende zyn yer- blyf te Batavia , veele Oostindifche Planten ver- zameld , en aan de Heeren Bürmannüs over» gezonden zyn. i. . De eeniglte Soort (i) wordt in Indie Kinar- rtt$Taboom getyteld volgens Rumphius, zynde dit Begroeide. een Boom , die den Stam kort, dik en Knoe- ftig ; de Schors ruuw en met zo veel Mos en andere ruigte begroeid heeft, dat hy daarvan, niet (i) Kleinhovia. Syst. Nat. XII. XII. Tom. II. Gen. 1024. p. 601. Veg. XIII. p. 6%j. BüRM. FL Ind* p. ij>i, CmU marus, Ruwph. Amb. III, p, 177. T, X13. G Y N A N D tt I A. 229 niet onaartig , den bynaam voert. Gemeenlyk II* bereikt hy de grootte van onze Appelboomen. xvin,' De Takken zyn regt , meest overend ftaande, Hoofd- met eene cffene Schors bekleed, die zeer taay STUK* en Sappig is , laatende zig van 't Hout affchil- bJ*?" len, even als in de Wilgen, waar van hy om- trent de geftalte heeft. De Bladen zyn groot en Hartvormig , gemeenlyk een half Voet breed , van boven glad , van onderen wat oneffen , we- gens de dikke Ribben , en , als zy gewreeven worden , wat naar Violen ruikende. Hun Sap is bruin , en maakt eenige Jeuking op de Huid, Het Bloeizel komt in lange Trosfen voort , be- ftaande uit licht paarfe Bloempjes. De Vrugten zyn vyf hoekige, Sterswyze, Blaasjes, in ieder ïiokje een zwartachtigen Zaadkorrel bevatten- de. Op afgelegene plaatfen groeit deeze Room hooger en fierlyker. De oude Knoeflcn geeven mooy geel Hout met zwarte Vlammen , daar de Indiaanen hunne Kris -Hechten van maaken. Jn 't Malei tfch en Javaanfch heet hy Katti Ma- har. Hy is overal bekend , en wordt veel ge- bruikt tot het maaken van leevende Heiningen , groei jende van Stek en Pooten zeer weelig voort. De Bast is tot allerley Bindwerk bekwaam. Het Sap der Bladen wordt van de Amboineezen veel gebruikt om het Hoofd te wasfehen. De in- landfche Heelmeefters hadden het Rümphiüs zelf in de Oogen laaten druipen , om hem van zyne Blindheid te geneezen ; doch het was zo fcherp , dat hy de prikkeling daar van in de z P 3 Her- II, defl III. Stuk, 230 Manwyvige Boomen. II» Herfenen gevoelde 3 zonder eenige verligting AxvinL' van zyne KwaaI* Hoofd- stuk:. Helicteres. Schroevenboom* Dit Geflagt heeft vyf Stylen of Stempels: eene éénbladige fcheeve Kelk : vyf Bloemblaad- jes ; een vyf bladig Honigbakje en vyf gedraaide Zaadhuisjes» Hier vin heeft hetzelve den naam bekomen. Zes Soorten , altemaal uit de Indien afkomftig* zyn 'er in vervat. i. Ci) Schroevenboom die tienmannig is9 ^el *ïj%™rn Hartvormige gekartelde Bladen en eene oostïndi- geheel omgedraaide Vriigt. Deeze Soort heeft haaren bynaam van den Malabaarfen Jfora Murri , een Boom zynde als onze Pruimboomen 5 met Bladen als die der Moerbezie -Boomen, breed en in de omtrek ge- karteld, van eene bittere Smaak. De Takken hebben een Afchgraauwe Schors , van binnen groen : fi) Heiïfteres FoHis cordatis ferratis, Fm&u toto contorro. Syst. Nm. XII. Tom. II. Gen. 10I5. p. 6oj. Veg. XIII. p. 68 8. fru&u corcpofïto , integre contorto. JACQ- Amer. Hi/K 235. Tab. 179. f. 9.9- Heli&eres. Hort. Clijf. 4.33. Helifte&cs Arbor Indiae Occidentalis. Pluk. Alm. 182. Tab. 245. f. 3. fmtcx Indicus &c. Raj. Hijï. jj<6 s^tfoia. Murri. Hort. M*l. XI. p- 55. T. 30, Abutilo affinis arbot &c. SLOAN. J*m» 97. Hlft. I. p. 22. Heli&eres villofa & fruticofö. EitowN. 3am, 330, fruftus Rcgis. Rüm^h, Amb. VII. p. 32. T. 17, f.. U Gynandria. 531 groen: het Hout is wit cn hard. Decze Boom N. groeit op Zandige plaatfen aan de Kust van Ma- x vni L* Jabar : hy is altoos groen , en komt in Vrugt- Hoofd- maaking overeen met dat Gewas , het welke STÜIC' Rümphiüs afbeeldt en befchryft onder den f™™** naam van Konings Vrugt , om dat het dien naam op Timor voerde , doch het wordt van de Ja- vaanen Caju Sawan geheten , om dat men de Kinderen van de Vrugten ingeeft, wanneer zy onruftig zyn , als of zy geplaagd werden van booze Geeften. Die Vrugten , niet kwaalyk naar de Zaadhuisjes van fommige Soorten van onze Medica of Slakken - Klaver gelykende f worden van de Nederlanders in Oostindie Schroef boonen genoemd , volgens Commelyn. By deezen Oostindifchen wordt als een ver- jamiï- fcheidenheid gevoegd de naar het Abutilon g*-kaichc" lykende Boom van Sloane op Jamaika ge- vonden , die de Bladen van Althéa heeft , en wiens Vrugt de Top is van den Styl, verdikt met vier of vyf ruige Haauwen, die Spiraals- wyze als een Koordje daar om gedraaid zyn. De Heer Jacquin deeze Soort, welke hy de Jamaikafche noemt, in de Bosfchen van dat Ei- land, alwaar zy zeer gemeen is, waarneemende, bevondt het een Boom te zyn van twaalf Voe- ten hoog , met dergelyke Vrugten , die hy af- beeldt , doch Bloem of Blad hadt zyn Ed. 'er niet aan gezien. Dus blykt dan , dat deeze in de Westindiën de Bladen op zekeren tyd des Jaars verliest. Volgens Plukenetius wordt P 4 dit IX. DEF.L» III« Stuk. 232 Manwyvige B o o m e n. Mt dit Gewas op Jamaika Button - Wood , dat is AxvmU Knoopen-Hout geheten. Hoofd- De beroemde Trew geeft een Afbeelding stuk* van eene Soort van dit Geflagt (*), welke zyn £oó2even~ Ed. oordeelt de Westindifche te zyn en eene van den voorgemelden Oostindifchen Schroeven- boom verfchillende Soort uit te maaken. Want f fchoon die de zyde der Vrugt ook geheel gedraaid heeft, zyn de Bloemen , zo hy aanmerkt, veel grooter en breeder dan in de gedagte Oostindi- fche , welke ook den Kelk in een andere drie- bladige begreepen hadr. Dat de Westindifche zyne Bladen afwerpt , en de Oostindifche altoos groen blyft, zou als een nader bewys van hem kunnen zyn bygebragt geweest. De andere Vrugt , welke 'er door zyn Ed. op de zelfde Plaat is bygevoegd, fchynt tot deeze volgende Soort te behooren. 11. (2) Schroeven • Boom , die tienmannig is , liTumftl* met Hartvormige gekartelde Bladen , en Bamufche. een omgedraaide Vrugt met regte Punten. Dee- (*) Heli&ercs ( Ifor*) decandra , Foliis cordatis ferratis Fru&u toto contorto. LiNïMEi. TRew. Ehret. T. 22. ifora Althre* Foliis , Fru&ii breviorc Sc crasfiore. ?um. Gen. 24. T. 37- £ ~- (z) Heliiïeres decandra, Fol. cordatis ferratis, Fru^u con- torto apicibus re£tis. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Mam. 122. JACO^. Amer. Hij}. 236. T. 249. Heli&eres Arbor Ind. Orien- tatis, Sllicjua varicol'a & Funiculi in modum contortuMicatl, PLUK. Alm. 18 1. T. 245. f. z, G y n]1 a n d u i A. 233 Decze Soort i$ door den Heer Jacqüin op II. het kleine Eilanije Baru, dat aan de Kust yaA^ Karthagena in de Spaanfchc Westindiën legt, en Hoofd. wel op deszelfs Bofchagtige Stranden , waarge- Stuk* nomen : weshalve zy den bynaam van Baruenfis Sfa™ven~ voert. Ik weet niet om wat reden de beroemde T r E w daar Braven fis van gemaakt heeft. Het is , volgens J a c q ü i n , een regtftammig Boom- pje , twaalf Voeten hoog , met weinige Takken , de jongden Wollige Bloem- en Bladfteeltjes uit- geevende. De Bladen zyn Hartvormig , fpits aan 't end , Zaagswys getand , rimpelig , van onderen Wollig en wit , van boven wat Haai- rig 5 gefteeld , overhoeks geplaatst , jaarlyks af- vallende. Aan 't end der Takken komen Tros- jes van Bloemfteelen, die dik en kort zyn, met groote 3 groene , platachtige Kliertjes bezet. De Bloemen hebben de byzondere Kenmer- ken van dit Geflagt. Een Klokswyze Kelk, van buiten Wollig en twee Lippen hebbende, wier bovenfte fmal is en regtop ftaat , de onderfie rondachtig en uitgebreid , byna in drieën ge- fheeden , bevat vyf Bloemblaadjes , die zeer fmal zyn, en buiten de Kelk Slipswyze neder- hangen. Het Honigbakje heeft ook vyf Blaad- jes , van langte als het Vrugtbeginzel , dat ovaal is met vyf Sleuven , zittende op het end van een lang , fmal , omgekromd , Voetfluk , 't welk ver uitfteekt buiten de Bloem. Op het Vrugtbeginzel is een Elswys' Styltje met een ftompen Stempel omringd van tien zeer korte P J Meel- II. Heel III Stuk, «34 Man*yvi6E Boomek. 'II. Meeldraadjes, wier Knopjes zeer groot zyn en Afdeel. ^ t Vrugtbeginzel bedekken. De Kleur van XVIII. Hoofd- de Kelk is geelachtig groen , die van de Bloem- stuk. blaadjes wit en van de Meelknopjes geel. De £em.V™' Zaadhuisjes > die als om een Spil gedraaid zyn , hebben de Enden altoos regt uitgeftrekt \ 't welk deeze Soort oaderfcheidt van de voorgaan- de. De Bast van den Stam en dfc voornaamfte Takken , als zeer taay en ligt af te haaien zyn- de, dient de Ingezetenen des Lands voor Bind* touw. Zy noemen het Gewas Majagua de Playa of Strand -Majagua , om dat het aan de Zeekust groeit. in. (3) Schroeven - Boom met veelmannige Bloe- ciïtlagL men 9 Hartvormige gekartelde Bladen en geenfehc. Om gelyke reden voert deeze den bynaam van Karthageenfche: want de Heer Jacquin heeftze in de Bosfchen by Karthagena waarge- nomen. Zy geleek zodanig naar die van 't Eiland Baru, dat men haar, bezyden de Bloem en Vrugt, naamvlyks daar van kon onderfchei- den, hebbende het Gewas nagenoeg de zelfde grootte. De Bloemen i hebbende een bruin geelen Kelk en paarfche Blaadjes , Hinken zeer. f3) Hclï&eres po!yandra , Foliis cordatis ferratis, Fru&u ©blongo refto. Syst. Kat, XII. Vcg. XIII. Jac^. Amer. Hijl, 237. T. 150» G y n a n o a i A. 335 Zy komen fomtyds voor en fomtyds te gelYkAF met de Bladen te voorfchyn, die Wollig zyn, Jviil zo wel als de Kelk, welke eene Klokswyze A-Hoofd- guur heeft , aan den rand vyftandig zynde.*™1^ Het Voetftuk , waar op het Vrugtbcginzel , mZ?'"' met zyne menigvuldige Meelknopjes bedekt , geplaatst is , heeft hier ook een aanzienlyke langte , en vertoont zig als een Olyphants- Snuit. De Zaadhuisjes zyn hier niet omge- draaid , maar met hun vy ven , even als in de Akeleijen , tot een Hoofdje famengevoegd. (4) Schroeven -Boom met Lancetswyze effen'Hel™;es randige Bladen , en eene regte Eyvormige angujiif*. fche. Deeze Soort , in China waargenomen door den Heer OsbeCk, mag met regt Chineefche heeten, niettegenftaande zy door haare ftnalbla- digheid van de anderen verfchilt. Het is een Boom 3 die de Bladen Lancet vormig, van boven kaal, van onderen Wollig, gefteeld, effenran- dig en gefpitst heeft ; de Bloemen hier en daar verftrooid ; de Kelk Wollig ; vyf Bloemblaad- jes, hebbende onderaan , wederzyds , een Tand- je. Een Draadachtig Voetftuk, van langte als de Bloem , op welks Top tien Meeldraadjes en ééne Styl zitten. De Vrugt is geenszins om- (4) Rcïr&eres Folüs Ianceolatls intögenlmjs, Fru&u ovato xe&o. Syst. Nat. Veg. XHI^ CSE. hm. 232. T. 5. II, POUU III, SïTJK, Manwyvige B O o m e n. Iï. omgedraaid, maar beftaat uit vyf , evenwydige, A xv^iii** reScc 9 ^t ^amengevoeg^e Zaadhuisjes. Hy Hoofd- zegt > dat de Chineezen dit Gewas Kaj-ma stuk. noemen, 't Getal der Meeldraadjes is door hem S£oomVCK' n*et waargenomcn 0? n^et aangetekend. ( 5 ) Schroeven - Boom met twaalfmannige Bloemen , zonder Blaadjes , de Bladen vyf* kwabbig, de Zaadpeulen van elkander af* wykende. Deeze Soort , insgelyks in de Bosfchen by Karthagena en ook veel in de Voorftad groei- jende, is een fchoone Boom, van veertig Voe- ten hoogte , door zyne uitgebreide nette Kroon aanzienlyk. Hy heeft geplooide Bladen 3 byna vyf kwabbig , meer dan een Voet groot , van boven glad , van onderen een weinig ruig , op Steelen flaande van negen Duimen lang. Aan 't end der Takjes komen veele , groote , losfe Fluimen voort 5 van zeer ftinkende vuil geele Bloemen met paarfche Vlakken , aan welken de Blaadjes en het Honigbakje altoos ontbreeken. Hierin is blykbaar, dat de Meeldraadjes flegts een verlanging van het buitenftë gedeelte des Voetftuks zyn, terwyl het Vrugtbeginzel voort- komt van deszelfs Merg, Het getal der Meel- draad- (5) Heti&eres dodecatadra apetala , Foliis quinquelobis, Sf- Uq-iis divaricatis. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. JACQ^ Amzr* Hifi. p. 238. T. f. 97, V. Heliïïeres apetala. TWaalf- raaxjnige. GynAndria. 237 draadjes, die met hunne Knopjes hetzelve be- n. dekken, was veertien. In Mey en Juny vondt hy deeze Boomen met Bloemen beladen , die Hoofd- lang aan dezelven bleeven, en na het afvallen STUiC* was 'er niets over, dat naar een Vrugt geleek -s^^vtn' waar van de fterke droogte van dar Saizoen , zo hy dagt , misfehien de oirzaak kon zyn. Van de Spanjaarden werdt deeze Boom Camajonduro geheten. (6) Schroeven -Boom met Eyvormige Bladen\ vr. die by de Bloemen ftaan gekleurd. Henzere* J 9 0 penianara. Vyfmanru" r Te Suriname vindt men deeze Soort, wel-ec* ke, door den Heer Allamand Spiriploca getyteld, de Bladen overhoeks; Eyvormig met een punt , zaagswys' getand , by de Bloemen donker paarfch ; de Kelken Stekelig met takkige Borftels ; de Bloemblaadjes van langte als de Kelk; vyf Meeldraadjes en gedraaide, Haairige, Zaadhuisjes heeft. X y l o p 1 a. Bitterhout -Boom. Dit Geflagt , tot de Veelmannigen onder de Manwyvigen behcorende , heeft een enkelen Styl; de Kelk is eenbladig: 't getal der Bloem- blaad- (6) Heüïïeres pentandra , Foliis ovatis , Floraiibus colors- tls. Syst. Nat, JT^ XHI. Mant. Spiriploca. AZr LAM. Msf. TL DEIL, III* STUK,' 238 Manwyvige Boom en» II. blaadjes is zes : van de Meeldraadjes zyn de Ax vinL zcs buiten^en &kker dan de anderen : de Vrugt Hoofd- is een drooge Pruim, stuk. Twee Soorten komen in hetzelve voor, bei- den haare afkomsr hebbende uit Amerika» 1. (1) Bitterhout - Boom met vielb!oemi&e Steel- murieata. tjes en gedoomde V rugten. Gedoorn- De Geflagtnaam Xylopicrum, waar van dee* ze by verkorting fchynt gemaakt te zyn , bete- kent Bitterhout. Browne heeft dit Gewas op Jamaika waargenomen , 't welk Eyvormige fpits verlangde Bladen 5 overhoeks geplaatst y heeft, met geftippelde Zaadhuisjes 3 de Bloe- men Troswyze in de oxelen, Xyh't Bitterhout - Boom , met byna eenbloemige ziaha? Steeltjes m gladde Vrugten. Gladde. Van dien zelfden Autheur wordt deeze voor- gefteld met breeder Bladen s korter Bladfteeltjes en gladde Vrugten. Hier toe fchynt die Boom betrekkelyk te zyn , welken de Engelfchen op Barbados Bitterwoed noemen , volgens Plu- KE- (1) Xylopia Pedunculis multiflorïs , FméHbus muricatl?- Syst. Nat. Xlt. Gen. 1027. p. 602. Veg. XIII. p. 688. Xy» lopicrum frattcofum &c. Brown. Jam. 250. T. 5. f. 2. f2) Xylopia Pedunculis fubuniffcris , Fru&ifcus glabris. IblL Xylopicrum Foliis ampliorüms &c. Brown. Jam. 251. Xylo* picron Arbor, Barbadenübus Lignuia atnamra. Pluk. Alm. 395. T. 23$. f. 4, Gtnandria. 239 kenetius 3 die echter ten onregte zig fchynt ifc te verbeelden , of die niet wel de Kina • Boom A£J^*^ van Peru mogte zyn> Hoofd i STUK* G R E W I A. De gedagtenis van den vermaarden Nehe« mias Grew, door wien verfcheide Werken pver de Ontleedkunde der Plantgewasfen aan 't licht gegeven zyn , is door de benaaming van dit Geflagt vereerd. De Kenmerken , welken dit van het voor- gaande onderfcheiden > zyn , een vyf bladige Kelk : vyf Bloemblaadjes die van onderen een Honigfchubbetje hebben : de Vrugt een Bezie met vier Holligheden. Het bevat: thans vier Soorten 5 allen uit Indie afkomftig, als volgt. (1) Grewia met byna Eivormige Bladen en x enkelde Bloemen. lis. Door fpitfe Bloemblaadjes te hebben 5 was urestia*. deeze Soort van de volgende onderfcheiden. *t Ge. (1) Grewia Foliis fubovatis, Floribus folitariis. Sysi. NaK XII. Tom. II. Gen. 1025. p. 602. Mgi XIII. p. 639. Grewi* Foliis fubovatis. Sp. PUnt, II. p. 1367. Grewia Corollis acu- tis. Hm, Cliff, 433. DU HAMEL Arbr, I. p. 276. T. 108. Ulmifolia Arbor Africana baccifera. Pluk. Alm, 393. T. 237. f. 1. Ulmi facie Arbuscula jEthiopica Co mm. Hort, Amft. I. p. 165. T. 85. 3EB. Kak. U p, 44. T. 29. f. 3. &tndr, 13. II, DEEL, III»STW« 1 24o Manwyvige Böomen. II. Gewas heeft de gedaante van den Olm of ^ Ypeboom 5 en wordt een Ethiopifch Boompje Hoofd- genoemd > met gevleugelde Takjes en paarfch- stuk, achtige Bloemen , hebbende in de Tuin van Beaumont gebloeid in 't jaar 1690 , zo Se- ba aanmerkt. Plükenetius noemt het een Afrikaanfche Boom , die Besfen draagt. On- der de Kaapfche Planten vindt men deeze Soort door den Heer N. L. Bürmanjnus opgete- kend. 11. (2) Grewia met byna Lancetvormige Bladen Oriiïtaih. s en enkelde Bloemen. Oosrindi- fche. Deeze komt aan de voorgaande naby 9 zo LiNNiEüs aanmerkt , doch werdt door de ftompe Bloemblaadjes daar van onderfcheiden. Het is de Pai-Paroea of Couradi van Malabar, een middelmaacige Boom op Ceylon 3 onder den naam van Waelmendya bekend , en dus genaamd , om dat hy bekwaam Hout verfchaft tot het maaken van Schietboogen. De Portugeezen heeten het Jacka de Moto, wegens de eetbaa* re Besfen. De Bloemen komen Troswyze uit de Takjes voort , 't welk tegen de bepaalingen fchynt te ftryden. De Vrugten , dat plat ronde hoog geele Besfen zyn , hebben lang witachtig Haair* (2) Grewia Fol. faW anceolatis , Floribus folitariis. Jbll. Flor. ZeyL 324. Grewia Corollis obtufis. ROYEif Lugdb&t. 476. Hort. Ciiff. 433. Pai-Paroea f. Couradi. Hort, Mal. y. p. 91. T. 46- RAJ. Htft. 1624. BüRM. F/. Ind.jt. t§Zi G T K A N B R I A. 24T Haair , 't welk 'er door de onzen den naam van Nierpluimen aan doet geeven. Zy beflui-A™*iL# ten vier harde Steentjes met bittere Pitten. Hoofde De Heer N. L. Burmannnus betrektSTUK* tot deeze Soort de Ceramfe Struik van Rum- phius, die Boomachtig opfchiet, en de Bla- den by paaren in 't kruis geplaatst heeft , zyn- de vier Duimen lang en twee Vingeren breed 3 niet ruig maar glad ; aan de kanten zeer fyn ge- karteld. Het Bloeizel , in kleine trosjes rond- om de Takken geplaatst , is wit , gelyk ook de Vrugteïi 9 dat Besfen zyn , welke de Vogeltjes gaarn eeten. Die van Banda gebruiken de Bla- den om Visfchen te vergeeven en te vangen : zy ftampenze ten dien einde , en doenze in een Korfje , vermengende dezelven met Afch l dit dus een nagt toegedekt geftaan hebbende 3 wer- . pen zy die Bladen > al wryvende met de Han* den , in het Water , dat in Kuilen van Klippen Itaat, en dus komt dé Vifch boven dry ven. On- dertusfchen zyn deeze Bladen van geen fchade- lyke hoedanigheid voor het Vee en de Wortels gebruikt men tot Geneesmiddelen. Op Banda wordt dit Gewas in de Hoven geteeld, om de Bladen ten gemelden einde te gebruiken. (3) Grewia met Hartvormige Bladen. nL Of Grewss Aftatica. ff 5) GrevJÏa Fol. cordatis. Ih'd. & Mant. 122. Microcos fcj^101** lateriflora. Sp. PUnt. 734. Microcos , Pedunculis axillaribus ccnfertis dichotomis, FL ZeyL 208, Eurm, TL M* 13 1» 0. II, DIFL. III, STUK, 242 Man wyvige Boomek. IL Of de figuur der Bladen genoegzaam zy tot *xvinU onderfcheiding deezer Soort van de voorgaan- Hoofd- de , zou men te meer mogen twyfelen , aange- stuk. zien gedagte Hoogleeraar daar toe den Javaan- fchen Bergboom met Laurierbladen van Klein- hof betrekt. Het is de Hamdamanias van Cey- lon j een Boom ? die de Bladen overhoeks , ge» fteeld , Hartvormige ftompachtig, glad, gea- derd en ftomp gekarteld heeft. De Bloemfteel- tjes komen uit de Oxelen voort , en maaken Trosjes van Bloemen , die een vyf bladigen Kelk en vyf kleine Bloemblaadjes hebben : de Meel- draadjes talryk en lang : den Stempel in drieën of vieren verdeeld. ïv. . (4) Grewia met langwerpig Eyronde Bladen imcllZT. en gepluimde Bloemen. Pluimbloe- m*se' Deeze behoudt den bynaam van het Geilagt, dat zy te vooren met de voorgaande hadt uitge- maakt 5 wanneer zy tevens den bynaam van Pa- niculata, dat is Pluimbloemige , voerde. Micro- cos zou zo veel betekenen als Kleine Kokos, wordende dit Gewas Kokerille op Malabar ge- noemd. Linn^eüs betrekt 'er toe, den Scha- ge* (4) Grewia Foliis ovato - oblongis , Florfous paniculatis. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Microcos paniculata. Sp. Plant, 733. Fl. 2ïeyL 207. Microcos Foliis alternis, oblongis, acu- minatis. Burm. Th. Zeyl. 159. T. 74. Conius Malabarica &c. Comm. Fl. Mal. 80. Schageri - Cottaim Hiru MaL I. p„ los* T. $6, Burm. Fl. Ind. p. nu Gynandria* 243 geri-Cottam van dat Land , welke Kornoelje- Ap*** Boom van Maiabar , met een gepunt Blad en XViuu een Steen die met Wolligheid begroeid is , Hoofd- van Syen in de Aantekeningen geheten wordt. 't Gewas is door den Hoogleeraar J. Bur* mannüs 5 onder de Ceylonfche Planten, af- gebeeld , en wordt in de Malabaarfe Kruidhof befchrceven , als een Boompje met den Stam een Arm dik , de Bladen langwerpig ovaal , geipitst y gefteeld , van boven donker groen ; de Bloemen Troswyze op de toppen van de Takjes groeijende , vier of vyf bladig , in 't midden vol Meeldraadjes , met een enkeld Styl- tje. Het Vrugtbeginzel , dat rond is , worde eene Peerachtige Bezie, eerst zuur, dan zoet- achtig, zwart en glanzig, welke tot verfnape* ring ftrekt aan de Ingezetenen des Lands. Het Sap dient ook tot verkoeling in heete Ziekten. Ieder Bezie bevat een Steentje, dat met eenige Boogswyze Draaden bekleed is , welke hetzelve Wollig maaken f gelyk in de voorige Soorten van dit Geflagt. O 2 XIX. HOOFD- 3. mtu in, stmu 544 EENHUIZIG» Boo.hiïs.' Afdeel» xix. XIX- HOOFDSTUK* Hoofd- stuk. Befchryving der Eenhüizige Boomen, Monoikia, dus genaamd, om dat op een zelf- den Stam Mannetjes en Wyfjes - Bloemen , van elkander afgezonderd , voorkomen ; gelyk plaats heeft in de Berken- , Beuken ; Eiken , Pyn- en Denne-, in de Moerbezie-, Nooten, Karftengen en veele andere Boomen* Onder de Monoikia of Eenhüizige Plantge- wasfen , die naamelyk Mannetjes en Wyf- jes - Bloemen uit éénen Wortel voeren , komen 'er voor met Een, Twee, Drie, Vier, Vyf, Zes, Zeven en meer Meeldraadjes (Stamina\); ook Enkelbroederige , waar in dczelven tot één Lighaam vereenigd zyn , en Samenteelige (Syngenejïa) als ook Manwyvige (Gynandria) , die de Teeldeelen van beiderley Kunne lamen- gevoegd hebben. Onder de Veelmannigen en Enkelbroederigen zyn de meefte Boomen. De Driemannigen leveren daar van maar één Ge- flagt uit, te weeten* Hernandia. Hetzelve heeft zekerlyk zyn naam van den vermaarden Hernandez, door wien de be- fchryving der Planten van Mexiko aan 't licht gegeven is. De M O N O I K 1 A. HS De Mannetjes - Bloemen hebben, in dit Ge- H. flagt, den Kelk in drieën verdeeld en eeneAF^IxEU driebladige Bloem : de Wyfjes een geknottenHooFD- onverdeelden Kelk en de Bloem zesbladig. DeSTUK# Vtugt is een holle Pruim , met den Mond o- pen, bevattende eene beweeglyke Pit, ^ Twee Soorten zyn 'er van bekend 3 als volgt. (i) Hernandia met Schildvormige Bladen. r. HernandtM Dit Gewas , in Zuid ■ Amerika waargenomen , 5 Tamme- hadt groote > genavelde 3 Klim - op Bladen ^ndev volgens Plu mier. Het was een Boom met genavelde Bladen en rammelende Nooten > des- wegen van de Engelfchen > op Barbados 3 Jack in a Box genaamd y volgens Plukenetiüs. Baühintjs heeft van deszelfs Peerachtige Vrugt , van dien aart , gefproken. De Heer Jacquin nam hem op Martenique waar, als eene hooge 3 regtflammige , fierlyk gekroonde Boom 3 die aldaar aan de Riviertjes en Bee- ken groeide. In een zelfde Kroontje droeg dezel- ve twee Mannetjes - Bloemen 3 die gefteeld wa- ren 5 zesbladig > met drie Meeldraadjes : daar tus- (i) Hernandia Pollis peltatls. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 1049. p. 619. Hort. Cliff. 485. T. 23. FL Zeyl. 423. BROWN. Jdm. 373. jAcq. Amer. Hift. 245. Hernandia am- plo Heders folio umbilicato. Piajm. Gen. 6, Nux Veficaria oleofa. Pluk Alm. 266. T. 208. f. 1. Aibor Regis, Rumph» Amb. II. p. 257- T. 85. I$alantine. Pilt. Gaz, T. 43. f. 1* Nux Zeylanica umbilicatis folüs. BURM. &eyl. 171. BURM. FL InL 195. Qs X, Deel# HU Stuk* Eenhuizice Boomen% II. tusfchen zat een ongefteelde Wyf jes - Bloem f Afdeel. agtbladig was, het Vrugtbeginzcl bevatten- Hoofd- de, met eenige Honig- Kliertjes bezet, hebben- $vuti de een dikken Styl, meteen Trechterachtigen Stempel. De deelen der Voortteeling waren derhalve , in deeze Soort , zeer byzonder en blykbaar. De Vrugt befchryft hy naauwkeurig, als eene drooge 5 Eyroncle , (lompe Pruim , met agt Groeven en een ingedrukte Stip, zittende in -t midden van de Kelk. Deeze Vrugt hadt een Sappig Vleefch , en een klein open JMondje , waarin zig vertoonde een platachtig ronde Noot, met een enkele Pit , van de zelfde figuur: daar de Ingezetenen den naam van Myrobolan aan gaven. Op Ceylon valt ook dit Gewas, zynde in de Beaumontfche Tuin genaamd Ceylonfche Noot , met genavelde Bladen. Ook wordt de Balantine der Philippynfche Eilanden , van P e- ti ver, daartoe betrokken. Men vindt, by Rümphiüs , de afbeelding van den zoge- naamden Konings - JSöot» i dien men ook Mie- ren - Hout noemt , om dat 'er het Ongediert zo geweldig in neftelt. Deeze Boom fchynt met den Amerikaanfchen , zo even gemeld , te ftroo- Jcen, Het is een taamelyk groote Boom, doch die den Stam en Takken altemaal hol heeft , en, zo 'er eenigen afgekapt worden, dan ko- men de groote zwarte Mieren met geweld daar uit loopen , vallende op de omftanders aan als Turken , en hun geweldig bytende. Zelfs is de MO NO IK. IA» 247 Grond , rondom den Stam , met veelen van H deeze Diertjes bezet, die den voorbyganger niet A*xixl* ongemoeid laaten. Ondertusfchen zou men daar Hoofde heen zyn weg rigten, alzo aldaar geen Kreupel-STüKt bofch en weinig Ruigte groeit ; 'twelk de reden is , dat men 'er den naam van Konings - Boom aan geeft (*)• De Bloefem , echter , zou naar dien van \ de Jatropha gelyken en de Vrugten, aan lange Steelen groeijende , zyn kleiner dan Krieken , bevattende ieder drie of vier Korrels als Hennipzaad , van binnen meest hol. Dit heeft weinig overeenkomst met de gedagte Vrugt. (2) Herrtandia met Eyronde > aan 't tegw Her*]'ndia gefteelde Bladen. Eijerboonau De Eijerdraagende Boom van Rumphius wordt als eene tweede Soort van dit Geflagt voorgefteld , niettegenstaande die Autheur ver- zekert y dat daar van Mannetjes- en Wyfjes* Boomen zyn. Zy hebben de geftalte en groot- te van den Wilden Jambos -Boom; de Bladen zyn (*) Noopens het groot vermogen en de fchadelykheid deezer Mieren behoeft men flegts de eigenfchappen der Bofch- Mieren in Afrika en Amerika, btedz. 35 3 , enz, van 't I, Deeï-S XII. Stuk, deezer Natuurlyke Hi/loriey in te zien. (z) Hernandia Foliis ovatis , bafï petiolatis. Syst. Ndt* XII. Veg. XIII. Arbor Ovlgera. RUMPH. sfo*b. III. p. T. 12 3 ♦ BURM. FL Jnd. 19 s. Q4 IU DKEI* XII* STUK* Eênhützigë Boomen. II. zyn lang gefteeld, en hebben, voor 't overige % AF^EL#ook de figuur van Popelier - Bladen , zyndefpits Hoofd- Hartvormig , van negen tot elf Duimen lang % stuk* en zes of zeven Duimen breed, hoog -groen yjjerhem. en g]aj . maar ^ie van een jongen Boom vallen grooter en meer dan een Voet lang. Deeze Bladen dienen de Amboineezen voor Tafelbor- den. De Vrugt 'is wit, en gelykt naar een Ey, ten minfte een Vuist groot ; doch maakt flegts een hollen Dop uit, waar binnen op een Steel- tje een Noot zit, van grootte als een Musket- Kogel , die in zekere Wolligheid een andere Noot bevat, welker Houtachtige Schaal gebro- ken zynde, de Pit, die Olieachtig is, voor den dag komt. Deeze Boomen groeijen op de Molukkifche Eilanden, in Bosfchen aan 't Strand of aan Ri- vieren , en van de Vrugten wordt geen gebruik gemaakt , doch de Wortelen zegt men , zo wel als die van de voorgaande Soort , tot een Te- gengift te ftrekken. P H Y L L A N T H IT S. Dat in fommige Soorten van dit Geflagt de Bloemen uit de kanten der Bladen voortkomen , heeft reden gegeven tot deeze benaaming, Zo wel de Mannetjes- als Wyfjes - Bloemen hebben den Kelk in zesfen gedeeld > zonder Bloemblaadjes ; maar in de laatften zyn drie gefplecten Stylen. De Vrugt is een driehokkig Zaadhuisje, met enkelde Zaaden. £es M O N O I K I A. 249 Zes Soorten komen 'er, na de uitmonftering H. van de Tweede, die thans tot het Geflagt van AF£fxE,u Xylophylla betrokken is, nog in hetzelve voor, Hoofd» van welken ik de eerfte en laatfte hier befchry- STÜK# ven zal, laatende de anderen voor de Kruiden over. (1) Phyllanthus met een Boomachtigen Steel, Phl'ilan de Bladen Eyvormig 9 ftomp en effenran-thu/gran- difolia. ™i* Grootbla- dige. Van dit Gewas, uit Amerika afkomflig, onder dcezê bepaaling door onzen Ridder in de Clif- fortfche Tuin voorgefteld , is door den beroem- den Trew een fraai je Afbeelding gegeven , waar uit blykt 9 dat in dezelve de Bloempjes Troswyze uit de Oxels der Bladen fprulten. De Wyf jes Bloem heeft een rondachtig Vrugt- beginzel , dat met een veelhoekig Honigbakje gezoomd is en gekroond met drie gefpleeten Stylen. De Vrugt vertoont zig als een drie- dubbelde Hazelnoot. (6) Phyllanthus met gevinde Bloemdraagende vi. jy. Phvllan- bla-tbus Em- blica. (1) Phyllanthus Caute arboreo , Foliis ovatls obtufis i n te-- ^M^oba*0 gerrimis. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 1050. p. 620. Ve%. laan. XIII. p. 707. Hort. Cliff*. 440. TREW. Ehret. Tab. 34. (6) Phyllanthus Foliis pinnatis Floriferis, Caule Arboreo, JEmftu. bacento. Syst. Nat. XII. Peg. XIII. FL Zeyl. 333. Myrobalanus Enjblica. C. B. Pin. ^45. RÜMPH. Amb. VII. pag. Q 5 U. Deel» ui* stuk, 2jo Eenhüizige Boomen. II. Bladen , een Boomachtigen Steel en eene Afdeel» Bezie - achtige Vrugt. XIX. Hoofd- stuk, in het voorgaande Stuk het nieuwe Ge- M^rlfa- ^aSc van Myrobalanifera voorftellende en de ^Bfodz ^ beelding geevcnde van de Citrina * 3 merkte +%6. \ ik aan , dat men van de overige Soorten wei- nig zekerheid , ten opzigt van de afkomst , heeft , dan van de Emblicce alleen. Deeze zyn het , waar van de JBoom met deeze Soort be- doeld wordt , en die *er derhalve den bynaam van draagt. By Rumphius is dezelve , onder den tytel van Myrobalanus Emblica, afgebeeld en befchreeven als een Boom , die in Loof en Gewas naar de Tamarinden gelykt , en het Bloeizel komt aan de Bladfteelen voort. De Vrugten zyn ten minfte zo groot als Musket- Kogels, ryp wordende zelfs bleek groen, hard van Vleefch en zeer wrang van Smaak, De fi- guur is uit den ronden wat platachtig, van bo- ven met een kuiltje, waar in een kort puntje fïaat , en op zyde in zes ribben verdeeld , zo wel als de Steen, dien zy bevatten, welke zes holligheden heeft , en in ieder van dezelven twee of drie Zaadkorreltjes» Op Java worden- ze geteeld, en zo met Suiker gekonfyt, als in Pekel ingelegd, maakende dus een aangenaam® Ver- p->£. 7. T. i. Neüika. ZANO». IJlor. p. 154. T- fi. Nili- Camaram. Hort. Mal. I. p. 6$. T. 38. RAj. Hift. 15 $6» Ï>URM. FL Ind. 154 . MONOiKIA. 251 Verfnapcring uit. De gepekelde houden de II. Chineezen voor gezondst, om dat die eerst inA^FÏ - de Mond famen trekken en daar na zoet wor-HooFD- dcn. Men gebruiktze , als Kappers of Augurk-STUK* jes, over Tafel by de Kost. Het afkookzel^J^ van de gedroogden wordt als een GenccsmicU****- del tegen den Rooden Loop aangemerkt. De Italiaan Zanoni , Opper - Direkteur van den Openbaaren Kruidtuin te Bononie , heeft van dit Gewas 3 onder den naam van Nellika , een fraaije Afbeelding uitgegeven , welke door zekeren Pater Maït h eus, op de Kust van Malabar , daar van gemaakt was , en aldus befchreeven. „ Het is een Boom , „ in ï Ooften Nellika genaamd, van middel- 3, baare hoogte, die kleine, zagte, langwerpi- ge Blaadjes , gelyk de Tamarinden , voort- „ brengt, maar de Vrugten hangen als Tros* wyze aan de Bladfteeltjes. Deeze zyn van „ buiten in zes deelen afgeftrcept, waar mede 3, aan den ingeflooten Steen ook zes S treepen „ of Vinnetjes overeenkomen , waar van drie „ meest uitfteeken , befluitende kleine witte Zaadjes. Onryp zynde, heeft zy een wran- 35* ge , wilde Smaak , die echter een aangenaa- me , zoete , nafmaak geeft ; ryp zynde en 3, met Suiker gekonfyt, is zy zeer verkoelende 5> en Hartlïerkende. Gedroogd bewaart mén H deeze Vrugten en maakt 'er , by gelegen- 3J heid , een Afkookzel van, dat ik meen te- „ gen den Buikloop in alle te grocte ontlas- 5$ tin- II.Defx III. Stuk, 252 Eenhüizige Boomek. II. „ tingen van onderen, een vaardig Middel tc AFxfxL' J' zyn' ^oor een Afkookzel der Vrugten wor- Hoofd- „ den ook , als men dit tot een Baading ge- r.Tuiv • ^ bruikt , de ontftelde Vogten tot bedaaring EmhMyro- » gebragt, verkoeld en verdund." imiatn. J3e j\mi . Camaram van den Malabaarfen Kruidhof , welke de zelfde zal zyn , is een Boom van vier Mans langten hoog, op Zandi- ge Steenachtige plaatfen groeijende. De be- fchryving der Bladen en Vrugten komt over- een, uitgenomen dat deeze, in ieder Hokje van den Steen, maar één Zaadkorrel bevatten zou- den, het welk ik ook in myne Emblifche My- robalaancn dus bevind , en 't gezegde Zaad is bruinrood aan de ronde , zwart aan de platte zyden. Onder de Simplicia komen deeze ge- droogde Myrobalaanen meest ten deele of t'ee- ncmaal in Hukken gefpleeten voor : waar uit blykt, dat zy van zelfs zig dus in zesfen ver- deelcn , gelyk elders is aangemerkt. Sommi- gen fchryven aan deezen Boom de grootte van een Palm- of Dadelboom toe. B e t u l a. Berkeboom, De Kenmerken van dit Geflagt zyn ; dat dc Mannetjes -Bloemen de Kelk eenbladig, drie- fneedig, driebloemig en de Bloemkrans in vie- ren gedeeld hebben : de Wyfjes - Bloemen de Kelk eenbladig en byna driefneedig, tweebloe- mig ; de Zaaden wederzyds met een Vlies ge- vleu- M O N O I IC I A. 253 vleugeld. Voorts behoort hetzelve tot de Vier- It mannigen onder de Eenhuizigc Planten. ^xix" Vyf Soorten komen 'er in voor , waar van Hoofd» de eerften de gewoone Berkenboom , de laatftesim* de Elzeboom is van Europa. (1) Berkeboom met Eyvormige gefpitfte , Zaags* 1. wys' getande Bladen. a^a' u Witte Deeze Soort , de Witte bygenaamd wegens Berk* de Schors en het Hout , die beiden witachtig zyn, is gemeen door geheel Europa. De Ita* liaanen noemenze Bedollo, volgens den Latyn- fchen naam , die ook Betulla gefchreeven wordt ; de Franfchen Bouleau of Bes , de Engelfchen Birch - Tree . de Duitfchers Birckenbaum , waar van zekerlykons Berkeboom ontleend is. Meest, evenwel ^ komt dezelve in Bergachtige, drooge en Zandige Landflreeken voor : ja wil wel voort op plaatfen die zo dor zyn , dat men 'er geen ander Boomgewas aantreft. C aes al- pi nüs verhaalt , dat de Betula in de Alpen voorkomt gelyk de witte Popelier : de Heer Haller, dat in Switzerland niets gemeener is fi) Betula Foliis ovatts acuminatis fcrratis. Syst. Nat, XII. Tom. li. ©en. 1052. p. 621. Veg. XIII. p. 708. Hort. Cliff. 4+2. Fl. Suec. 776. ROYEN Lugdhat. %$. H flJLL. Helv* J5?. GmEL. Sib. I. p. 166. Betula Foliis cordatis ferratis. FL Léipf. 341. Betula. C. B. Fin. 427. Cam. Efit. 69* Tourna Jnft. 588. DOD. Fempt. 839. GOKT. Belg. 2$9. $l> Dssu III. Stuk* 254 Eenhuizige Boomen. Ih is op dorre Berggronden en in de Kreupelbos- A™£tL* fehen. Ray, niettemin , verzekert, dat men Hoofd- ze in Engeland meest op vogtige Zandgronden STUK* aantreft. In de Bosfchen van Sweeden , en B^kH om op te fchry ven , gebruik gemaakt heeft* De Takken zyn dun en Rysachtig, dikwils neerhangende. Zy heb. ben ook een witte Schors , uitgenomen de jongden , die glanzig bruinrood zyn. De Bla- den hebben taamelyk lange , dunne Steeltjes : zy zyn rondachtig gefpitst , en gelyken wel wat naar Popelier - Bladen , doch zyn kleiner , aan den omtrek fyn getand, vettig, welrieken- de en van een bittere Smaak. De jonge Bla- den zyn ruig , de volwasfenen zeer glad , vol- gens den Heer Hall er. De Schubben der 5, Katten , in drieën verdeeld , verbergen drie 3, grootere, holle, Blaadjes - achtige Schubben , 3, van welker famenlooping twaalf dikke Top- „ pen afhangen , ook door Schubben onder* 3) fcheiden , welke Schubben ik niet voor Bloe- „ men houden kan , gelyk Linn^üs doet , „ (zegt deeze Heer.) De Wyfjes Katten be- 3, ftaan uit driebloemige Schubben, welke de 3, Zaaden , die wederzyds breed gevleugeld 'm zyn , bedekken." Waarom deeze Wyfjes Schubben meer Bloemachtig zyn zouden dan de Mannetjes Schubben , die de Meeïknopjes draa- gen , is my duifter , en ik begryp de reden van deeze Hf Deel» III* Sxus» 256 EeNhüizige Boómeist. U. deeze berisping van den Heer Haller iüiet* A^EL,Men kan daaromtrent de fraaije afbeelding , Hoofd- welke de vermaarde Tournefort van de stuk. Bloem- en Vrugt-deelen deezes Booms aan 'c B^kUe *icht gegeven heeft, befchouwen, en zyne om- Handige befchryving, daar van, geeft veel op- heldering aan deeze zaak (*). verfchd^ In S weeden , daar men hem Biork noemt, deoheden. komen >er aanmerkelyke Verfcheidenheden van voor. Behalve de gewoone Berken , zyn aldaar die de Bladen ronder en de Takken altemaal neerhangende hebben ; deswegen Hangberken genaamd : ook met een wit , breeder , gefpitst Blad , en die het Rys zeer broofch hebben , mét zwartachtige Wollige Bladen ; Glasberken hee- tende. Men vindt 'er een Steen -Berk, met langwerpige Bladen , en laage of Struikachtige* Berken , die op de toppen der Bergen groeijen 5 hoedanigen men ook in de Elzas en elders aan- treft. In Lapland hadt men dergelyken , als gemeld is, wordende de Berkeboom aldaar, in 't algemeen , Saoke genoemd. In Rusland en Si- berië , alwaar het tot aan Kamtfchatka toe een der gemeende Boomen is , nam de Heer G m e- l i n 'er drie Verfcheidenheden van waar : ééne hadt de Opperhuid van den Stam donker bruin , en wel met een effene of ruuwe Schors : een andere was laager met korter en dikker Takken : een (*) De gedagtc Afbeelding vindt men in zyne Infl. Rei lierb. Quarto. T. 360 , en de befchryying. Hifi. és Plant, $nv. Paris. n. M O N O I K I Aé ^57 ten derde , groeijende op Steenachtige Gron» jj; den , aan de Rivieren , in 't Water , hadt de Afdeel* xix Katten niet alleen , maar ook het Gewas , in hoofi> alle opzigtcn veel kleiner , en de Bladen rond- stuk. achtiger , doch niettemin gefpitst. Van deeze Pm* laarfie, die twee of drie Ellen hoog groeit , geeft zyn Ed. de Afbeelding. Zekere Natie van Tartaaren heeft , volgens zyne waarneeming, als het onweert, een groo* ten fchrik voor de Berkeboomen , waanende dat de Donder daar tegen aan ftuit , als hebben- de het Opperwezen vermaak in op dezelven te bonzen. De Laplanders , in tegendeel, nee- men, zoLinn^üs aanmerkt, in zulk Weer hunne toevlugt tot deeze Boomen, als of die hun daar voor befchutten konden. De oirzaak van het een en andere zal waarfchynlyk daar in te zoeken zyn , dat men in veele Landftree» ken van het Noorden geen andere Boomen heeft i en dit laatfte is ook wel de reden 'van het menigvuldige gebruik , dat 'er in die Ge- westen van gemaakt wordt. De Berken zyn in de Geneeskunde vermaard $ dèkuftj wegens het Vogt,dat uit hunne gekwetfte Stam- men of Takken zypelt. Tegen 't end van den Winter, naamelyk , beginnen zy even als de Wyngaard , wanneer die te Iaat gefnoeid wordt , te traanen , en dan loopt 'er fomtyds > uit éérieö afgefneeden Tak, wel agt of tien Ponden Vogts op éénen dag (*). De Herders maaken hief (*) GEGFtB. Mat. Md. Tom. III, p. i£<^ R H« DEFi* III* Stuk» 258 Eenhüizige Boomën; II. van gebruik tot dorstlesfching , wanneer zy zig AFxixL' in de Bos^chen bevinden. Dit Vogt is, wan* Hoofd- neer het by Zomer uit een Gat , dat in de *TÜK» Stam geboord is, getapt wordt, laf sn fmaa- £%k?t€ fceIoos3 als klaar Water, of walgelyk'; doch 't gene in 5t Voorjaar uit de Takken komt, is zuurachtig , en wordt van fommigen gehouden voor een ontwyfelbaar Middel tegen 't Graveel en den Steen. Helmontius verzekert, dat voornaame Luiden , in Duitfchland, het- zelve in Flesfchen bewaarden tegen de Maand Mey , drinkende dan dagelyks een Glas daar van , ten zelfden einde. Men pryst het , bovendien, tot zuivering van Zweeren in de Mond , als ook tegen 't Scheurbuik en de Tee- ring. Zeker is 9t , dat hetzelve dergelyke Zeep- achtige hoedanigheid heeft , als die Planten , waar van men het uitgeperfle Sap of Afkook- sel tot Meydranken gebruiken laat , om 't Bloed te zuiveren (*). Ook zet dit Vogt het Water kragtig af, en neemt fomtyds de Vlakken weg van de Huid. Tot het maaken van Cyder , Aalbesfen - Wyn of Bier, is dit Vogt zeer dien- ilig , en , op zig zelf met Suiker gegist , levert het een Wyn uit , van Smaak als Moskadelle- Wyn , die zeer kragtig is en fterk dronken maakt. Het (*) De Medico u/u BetuU vel furtium ejus , nihil vel af ui veteres vel recentiores exftat : fchreef DODONMJS. HELMON- TIUS werdt in 't jaar 1599 gepromoveerd, doch Dodonüüs is reeds in 1585 , toen Helmont agt Jaaren oud was, geftec» ven. MoNOIKIA. 259 Het Hout , de Bast en Bladen , hebben in lïi Afkookzcl, in of uitwendig gebruikt, dergely- ^ix}* Ke eigenfehnppen. De Scheidkunde ontdekt 'er Hoofd- veel Bitumineuze Olie in 5 en dit zou de reden SÏUK* zyn , dat de Kolen van het Berken - Hout zeer B*£m bekwaam zyn tot het fmelten van Metaalcn. Wat daar van zy 3 men houdt het hier te lan- de voor een Brandftof, die wel fchielyk Vlam vat en helder brandt % doch geen zo groote Hitte geeft als het Eiken - Hout. Dit Geboom- te is in de Zandige drooge Landsdouwen van on- ze Provïntien , gclyk in 't Gooyland en het Sticht , als ook in de Wouden van Vriesland en Overysfel, in 't hooge gedeelte van Gelderland en in Brabant , gemeen. Mem vindt het ook in ' de Haarlemmer Hout en elders aan den Duin* kant in Holland. Van de Takken worden fom- tyds Hoepels voor het Vaatwerk, van den Bast Touwen om Water te putten (*) , en van het Rys 3 nog als van ouds Roeden gemaakt (f). De gemeenheid van dit Geböomté in de Noordelyke deelen van Europa en Afie, maakt, dat men 'er. aldaar nog verfcheide andere nut- tigheden van ontdekt heeft* Dat de Schors den (*) On s'en fort aujourctbui pöur faire des Cordes d puit tl zegt TOURNF. Hift. des PlarJ. env. Paris. p. 59. (t) Galüca hxc arbor , mirabili candore atque tcnuitatcj terribilis Magiftratuum Virgis. Eadern Cixculis flexiiïs iterri Corbium fportis. Bitumen es ea Gallias excoquunt, Plw. A^v Hift. Ltbr, Xvl. Gap. 1$. R % U< Deel* III* Stuk, &6o EENHUIZIGE BOOME^ U. den Laplanderen dient tot Toortfen, om bj Afdeel. nagt Licht te branden in hunne Wooningen , Hoofd- gelyk men daar ten tyde van Plinius in stuk. Vrankryk dus gebruik van maakte, is niets on- Betk"6 gemeens. Meer zou men zig verwonderen mo- gen , dat zy 'er Schoenen, Touwen, Korven en Manden van vlechten : ja dat een Stuk van die Schors hun dient tot een Huik of Regen- kleed, en de dunne binnenfte Bast, zo tot het taanen van hunne Netten als tot Lederberei- ding ; doch zy eeten die niet , gelyk Ray ver- haalt (*)• De Knobbels en üitwasfen der Ber- ken , die taaijer dan het overige Hout zyn 5 daar maaken zy Napjes en Lepels van. Hec Hout ftrekt tot algemeen gebruik, voor Hoos- vaten en Sleeden* Zy maaken hunne Moxa van zekere Vezelachtige Stof, die aan deezen Boom groeit, en hunne Pleifter - Zalf met Harst van Pyn- of Denneboomen. De eerfte dient om eenig Lighaamsdeel tot wegneeming van Pyn te fchroeijen , en werkt dus als een Brandmid- del : de andere tot het ryp maaken van Gezwel- len. Dit zyn hunne voornaamfie cn zeer krag- tige Geneesmiddelen, in In S weeden, daar men ten platten Lande veel- Sweeden,al de HuizeG of Hutten dekt me(. BerIcen- Schors, ftrekt de verouderde om Olie daar uit (*) Cortex «unquatn [editur a Lapponibus , nee in Anno- nse charitate unquam inde conficitur Panis, ut RAJUS, ƒ/(/?* III, p. i2,iefert. Linn. Fl. Lapp. p. 264. M O K O I K 1 Aft 26l te branden 3 welke aangenaam is van £euk en ^J*^ . het Leder , dat men 'er mede ftrykt , niet al-* Xix. * leen zagt en gedwee maakt , maar ook een Hoofde Geur 3 byna als dien van Jucht - Leer , byzet.ST™*^ De Leertouwers gebruiken ze zo wel als den Berk. Bast van Eikenhout , en deeze beiden zyn goed bevonden tot het aanleggen van Meloenbedden , welke hunne Warmte agc Maanden agtereen behielden (*_). Het Loof geeft eene geele Kleur , doch welke wat naar 't Groene trekt : wordende daar toe het Garen eerst met Aluin 3 en dan met Berken - Bladen gekookt. De Boeren Wy- ven in Smaland zieden haare Paafch - Eijeren met Berken - Bast geel. Het Zaad der Berken wordt best gezaaid in afgebrande Landen. De Kolen en Asfche van Berken * Hout zyn dien- ftig om Staal van Yzer te maaken^ wordende ten dien einde, tusfehen ieder Laag Yzeren Staaven , vermorfelde Kolen en Afch geflrooid (f)% De Afch gezift , uitgeloogd en gedroogd , werdt door fterk Vuur , met den Blaasbalg aangezet , tot een groen Glas gefmolten 3 dat, door ver- flapte Vitriool - Olie aangetast , fterk opzwol , en eindelyk veranderde in een foort van Lil (f). Aangaande Rusland en Siberië , kan ik niet in Rus* nalaaten hier de woorden van den Heer GMR-be"fe^nS1" L i N te vertolken „ Het gebruik van den 33 bui- (*) Stokbolms. Verband. 1741. III. Band. p, 138. (f ) De selfde 1740. II. Band. p. 56. (}) De zelfde. 175S. XX. Band. p. 277, fi 2 II. Dï£L, III. STUK* 262 Eenhüizigk Boqmën, •II. 3> buitenften Bast des Berkebooms , tot een Afdeel. vierhoekig Emmertje 9 bekwaam om het XIX* Hoofd- Water, dat door dc.Naaden in een Schuit si uk» 3) komt, uit te hoezen , als ook om Reisman- whu te]s te maaken • hebben de Rusièn en alle Berk* 3, Siberifche Volkeren met de Laplanders ge* .,5 meen. Even zo heeft ook het gebruik van ,3 den binnenften Bast tot Lederbereiding, en „ van het Hout tot Zadels, Pakkifien en Slee» 3, den, in geheel Siberië plaats. Men maakt „ 'er gewoonlyk Reiskoffers van den famenge* s, naaiden Bast alleen. Allergemeenst is het 3, gebruik van de Schors tot Gylindrifche Vaat- 5, jes van verfcheiderley grootte , die in Rus- 5, land Bilt aki , in Siberië Tujaji 'genoemd 3, worden* De Bast wordt door eenigen tyd 33 in Water te weeken taay5 en dan kan men 3 5 'er Draaden of Veters van maaken y waar ,35 mede de enden worden aan elkander gehecht* 33 Tot den bodem ilrekc een Pynboomen Plan- 35 kje 5 rondom hetwelkc die Bast zeer ftyf wordt ,3 aangehaald : het Dekzcl en het Hengzei maakt 33 men ook van Pynboomen - Hout, wat grooter 3> dan de Cylinder is 3 en dus fluit men dee- 3, ze Vaatjes , die zo digt zyn, dat men ze in ,5 plaats van Potten, Kannen en Flesfchen, ge- 33 bruikt, om Komkommers tczulcen, Bier en 3, andere Dranken te bcwaaren: want het Vogt 35 dringt 'er niet ligt door heen. Van zekere 33 Knobbels, aan kwynende. Berken groeijende, 3, die dikwils wel een half Voet middellyn heb- 33 ben j M O N O I K I A* JL63 55 ben , draait men tc Kafan Schoteltjes 3 byna II. 33 zo dun als Papier, half doorfchyneode enAF£fxEU 3) zeer fraay wegens de marmering der Aderen Hoofd- 53 van veelerley Kleur , daar in voorkomende. STUK' „ By fommige Rusfen is de Moxa in gebruik ; B^tte 53 maar alle Heidenfche Volkeren , die de Bos- 3, fchen bewoonen, bereiden dezelve , even als „ de Laplanders 3 van de geelachcige StofFe y ,3 die men in de Spieeten van het Hout vindt : ,3 hoewel ook de Tontel - Zwam niet zelden 33 daar toe dient» De Bladen ftrekken met 33 die van de Serratula 3 een weinig Aluin daar 3, by doende , om Wollen Kleeden geel te ver- 33 wen ; zynde die Kleur dus veel beftendiger s 33 dan die men uit de Berkenbladen alleen trekt, 33 gelyk de manier is in Sweeden. De twee 33 lange Stukken 3 daar de Slee op rust 3 maakt 33 men in Rusland van het Hout deezes Booms, 33 en 3 wanneer dezelven door lang gebruik ge- 33 fleeten zyn , zaagt menze met gelyke veel- 3, heid Esfchen . Hout tot Mooten 3 doende die^ 33 in een groote Pot, en haaiende daar uit 3 met Vuur , door nederperfing van den Damp * , , *Pfr t v descenfum ,3 een helderen , roodachtigen , zuuren Geest ^dejinianU. ,3 byna volmaakt met den Geest van Wynfteen ,3 overeenkomftig 5 waar mede zy in de Pyn ,3 der Beenderen de Leden uitwendig beftryken , ,3 laatende den Lyder ook dagelyks een bekwaa- 3, me Gifte daar van inneemen. Op het Wa- 33 ter , van de Knoppen der Berken gedeftil- R 4 -p leerd, II» Deel* III* Stuk* EeNhüizigè Boomën. il. „ leerd, dryft een Olie* die in reuk en fmaafe AFxixFL" » ^en ^a^em Kopayve evenaart." Hoofd- Dit volgens Stelle rus , die in zyne stuk* Reizen door Siberië veele aanrDerkelyke zaaken waargenomen heeft. Het ftrekt tot bevestiging van het ongemeene gebruik deezes Booms in de Noordelyke deelen des Aardbodems. In Noord- Amerika bevindt zig de gewoone Sweedfche Berkeboom , volgens de aanmerkingen van den Heer Kalm, zo menigvuldig, dat de Wilden en Franfchen , van derzelver Schors, Schuiten maakten , welke dertig Man en meer konden voeren , zynde niettemin zo ligt , dat zes Men* fchen zulk een Schuit, met weinig moeite, en zo gezwind , zelfs over Bergen droegen , dat hy leegslyfs hun naauwlyks konde by houden in het gaan (*). (2) Berkeboom met Ruitswys* ovaale , ge- fpitjle , dubbeld getande Bladen. Deeze Virginifche , de Zwarte genaamd we- gens (*-) Stokfólms* Verhand. 175-1. XIII. Rand. p. 151. Elders echter verhaalt die Autheur, dat men 'er tot deeze Borkbop- ten dea Bast van den Amerikaanfchen Ypeboom gebruikte. Reizen. III. Tbeill. pag. 271. Zie de manier om die te maa- ien , Hcdend. Hij}, of befebryv. van Amerika. III. Deel , bladz. j 05. Misfchien gefchiedt het op de eene plaats van den eenen, op de andere van den anderen Boom. (z) BetuU Foliis ihomheo - ovatfs &c. Syst. Nat. XI2. Tfeg. XIIX< uts. Bet. Fol. ovatis &c. GRON. Vtrg. 188:146, g. ülgra Virginiana. Pluk. Alm. 67. ïUj Bendr. i$» 11. Èetula mgra. Zwarte Jkrk, MONOIKIA* 265 gens de zwartheid van de Schors, heeft de dun- A£J . ne Takken en de Bladfteelen ruig. De Bast is xvü\. van Smaak als de Senega, dien men Ratelflang- HoOFD# Wortel noemt. De Heer Clayton heeft *T™°aric deeze Soort niet ver van de Watervallen der Bert Riviere Potamock , naar het Westen , waarge- nomen. De Heer Gronoviüs noemtze Berkeboom met langwerpig ovaale, gefpitfte , Zaa<*swys' getande Bladen. Uit het Sap van deezen wordt aldaar , zo wel als uit dat der Efchdoornen , veel Suiker gemaakt 5 die echter wat onaangenaam is van Smaak. De Boom heet by de Franfchen Merijier , by de Engelfchen Suiker - Berk > of ook Wilde en Zwarte Berk. (3) Berkeboom met langwerpig Hartyormu ni. ge , gefpitste , Zaagswys' getande Bla- den. Deeze is in Virginie en Kanada door gemel- den Heer gevonden. De Vrugt- Katten zyn Eyvormig , ongefteeld , en beftaan uit puntige onverdeelde Schubben. Waarfchynlyk munt hy uit door de taaiheid van zyn Rys. (a) Berkeboom met rondachtige gekartelde ïv. Bladen. nmétm In Laage Berk, (3) Betula Folils cordatls oblongis &c. Syst. Nat. ïbid. I^et. juUfcra Fru&u conoide Vituinibus lentis. Gron. Virg* ji5 : 140. (4) Betula Foliis orbiculatis crenatïs. FL Lapp. 255. T II, DEEL» III. STUK. n 5 2 die men teregC Hoofd- Laage- Berk kan noemen. Meest komt dezel- stuk. ve yoor, op de Laplandfche Bergen , welke EnkT 'er byna geheel 'mede begroeid zyn, en buiten- dien in de Moerasfen van S weeden, als ook in Noorwegen , en Oostwaards in het Rusfifche Gebied. Op de Bergen is het een laag krui- pend Gewas 3 met kleine ronde Blaadjes , naauw- lyks een Stroobreed groot; in de Wildernisfen van S weeden , daar het in de Moerasfen groeit, zyn de Bladen grooter, en de Steden van eens Mans langte , doch meest nederhurkende : in Tuinen overgebragt of geteeld, heeft het Bla- den gekreegen van een Duimbreed groot. Dil- lenius heeft 'er takjes van uit Groenland beko- men en Gmelin uit de Ooftelykfte deelen van Siberië. ~ Men vindt het ook in Pruisfen en zo 't fchynt in Poolen , niet alleen, maar zelfs in Switzerland;, zynde aldaar i door den Heer Gagneb in i in de Moerasfen van la Chaux iïAbelle ontdekt, en aldus befchreeven (*). „ Het is een zeer Takfcig Boompje, dat zig van één tot drie of vier Voeten op 't hoogfle „ verheft , voortloopende met Vezelachtige 55 Wortelen , die rood zyn» De Schors der 33 Stam- 6. f. 4. F/. Sm. 777 : 860. Am. Acai. \, p. 4. f. 1. Hort, Cliff. 442. Roven Lugdbat. %s. Hall. Relv. iS%. Gmel. Slb. I. p. 170. Betula pumila Fol. fubrotundis. Amm. A3. Tctr. IX. p. 314. T. 14. Ruth. zS9, GeD. Dan. s>i. (*) AS. Hdv. Phys. Math. Md. VOL. I. p. 58. M O N O I K I A. 267 5J „ Stammetjes is in de Jongheid roodachtig ; in II. „ de Ouderdom Zilver- of Eaarlkleur, bedek- A™EL' kende een roodachtigen Base , waar onder een Hoofd- groen Spint tot bekleedzel ftrekt van het wit-STUK,> te Hout. De buitenlte Bast der kleine Tak- jkï"gt jes of Rysjes is zwartachtig , met een zeer korte wolligheid bezet, die witachtig is. Aan dezelven flaan 3 overhoeks , kleine ronde , diep getande Blaadjes, dik , glanzig en glad , jong zynde Lymerig , oud zynde vast en ftyf als Parkement , op de Oppervlakte verfierd met een menigte kleine Stipjes of Kuiltjes , gelyk die men op fommige platte Madreporen waarneemt , of als op de Vingerhoeden , maar niet zo eenvoudig op 't gezigt. De grootften van deeze Bladen gaan die van een Duit niet te boven , en de kleinften die van een Lin- „ ze. Zy zyn een weinig bitter van Smaak , „ en fchynen van een vlug Salpeterig Zout doordrongen. Het zoete en aangenaame Wa- „ ter, dat men uit dit Gewas , in 't Voorjaar, door infnyding bekomt, zou dienftig zyn voor de Podagristen , voor de genen die met het Graveel en de Teering gekweld zyn ; ook om de Vlakken van het Aangezigt weg te noemen 9 3, de Huid bevaliiger te maaken 3 en wat dies 3, meer is, even als het Vogt van den gewoo- 33 nen Berkeboom , waar van de Bezems niet ,3 zo gewild zyn , als die van deezen kleinen. „ De Bloemen 'zyn Katten , niet volkomen 33 een IU Deeï*. in. Stuk» 3* IJ 55 568 Eenhuizige Boomen. IU 5> een derde van een Duim lang , en half zo Afdeel* ^ dik. Zy beftaan uit vcrfcheide bruine Schub- Hoofd » ken' tusfchen welken Meeldraadjes geplaatst stuk* zyn aan een kleine Pees of gemeen Draadje L£*& „ gehecht, met Zwavelkleurige Topjes, waar f> van het Mannelyke Stuifmeel zig verfpreidt over de Wyfjes Katten, die aan den zelfden 3, Stam doch op verfchillende plaatfen groeijcn. „ Dit zyn in 't eerst kleine dunne, groene , 3> Cylindrifche Aairen of Aairtjes , zonder ken- J5 nelyke Steeltjes , geen zesde Duims lang, doch die , groot wordende , vier of vyf Ly- 3, nen lang worden , ter breedte van twee of 3, drie Lynen op 't dikfte. Zy zyn famenge- 5, fteld uit verfcheide Schubben , ten deele als 5, een Klaverblad gefneeden , ten deele ftomp , „ beiden gehecht aan een gemeene Spil , die „ het midden beflaat van de Vrugt. Onder 4, ieder Schub is geplaatst een Zaad , met twee 9I Vliezige Wieken of Blaadjes , van eene Noo- teboom- of Taankleur," Volgens LiNNiEus verftrekt deeze Naan- tjes-Berk tot de eenige Brandftof byna voor de Berg -Lappen of liever in plaats van Mot> om Rook te verwekken , dat hun voornaamfte hulpmiddel is tegen de verfchrikkelyke Plaag der Muggen , waar van ik elders gefproken heb ; doch dit arme Volk tevens zeere Oogen geeft. Zy kunnen het in hunne Hutten niet houden , zonder dit Ongediert te verdryven door een ge- Itadigen Rook, en hier toe wordt een fmeulen- dt MoNOIKIA* 269 de Brandftof vereifcht (*). De witte Patryzen 9 ' II. inde Laplandfche Gebergten en Wildernisfen Afxd^eu de ysfelyke Winterkoude van dat Gewest ver- Hoofd» duurende , leeven byna alleen van de VrugtenSTÜK- van dit Gewas , die zy weeten op te zoeken Berk**' onder de Sneeuw. De Katten of Mannetjes Bloemknoppen worden , in 't Voorjaar , ook van hun gretig verflonden. Dit zelfde doen de Laplandfche Bergmuizen , Lemmingen genaamd , die in de Zomer van Gras en Kruiden leeven en het Koorn vernielen op het vlakke Veld : ftrekkende wederom 5 zo wel als de gedagte Pa- tryzen, aan de Witte Vosfen tot Winter- Aas (f). De Sweeden geeven 'er, daarom, wel den naam van (*) In FUra Lêppbnkd iegt onze Ridder , dat zy deeze gebruiken , wanneer hun Wilgen - Hout ontbreekt. Dit be- treft de bewooners der Bergen , welke geen andere Brandftof hebben : die in de Bosfchen huisvesten of ten platten Lande , neemen daar toe Zwam en andere dingen. Zie het I. Deels, III. Stuk van deeze Natuurlyk* Hi/ftrie bladz. 114 , en het XII. Stuk, bladz. 540, 563. (f) Van dit laatfte , wat de Lemmingen betreft, kan men een uitvoerig Berigt vinden in ons I. Deels , II. Stuk , bladz. 446 en vervolgens 9 alwaar zulk een Muis , pl. XX, Fig. 1 t is afgebeeld. De Heer Gagnebin , onzen Ridder niet wel begrypende , telt de Witte Vosfen ook onder de genen , die van deeze Berken Vrugten leeven , en zegt zeer grappig, dat zy 'er hoopen van maaken onder de Sneeuw (ftnt des amas de graine de eet te Plante fous la Neige) ; ter- vryl Linnmjs maar van de Patryzen gezegd hadt , fub Nivt •a collignnt. Gedagte Muizen eeten ook Mos of Aardfchurfr9 20 wel als de Rendieren* IU D££i*> IHt Stuk** \ &7ö Eenhuizigé Boomen. H* van Ryprys, dat is Boompje der Witte Patry* AFxixEL# zen > aan * ^oc^ ^e Laplanders , in 't algemeen , Hoofd- noemen dit Gewas Skirre of Skerre , terwyl STUK- het, in Wester-Bothnie , Klingrys heet. De jBert^ Smalanders tytelen het Vrydags-Berk , een by- geloovige benaaming, daar van afkomftig, dat het Gemeen zig allerzottelykst verbeeldt, dat de Roeden , waar mede onze Zaligmaaker ge- geesfeld is , van zulk Berken - Rys zouden ge- maakt zyn ; voegende nog daar by, dat om die reden op deeze Soort van Berk een Vloek legt, van altoos by den Grond te moeten kruipen. Immers , noch deeze , noch eenige andere Soort van Berkeboom , heeft ooit , zo veel bekend is , in het Heilig Land gegroeid. Niet minder ongerymd noemen het de Finlanders Wanha Coiwu of Oude Berk , zig verbeeldende , dat het uit de Wortels van afgeleefde en verdorde Berken voortkomen zoude : want het verfchil der Bladen is te groot. (6) Berkeboom met Spatelvormige gekarteh J1- de Bladen. Betula •puvnïla. Kleine Berk, Van deeze , volgens K a l u in Noord - Ame- rika voorkomende, wordt een byzondere Soort gemaakt , wegens de verfchillende figuur der Bla- (6} Betula Foliis obovatls crenatïs. Syst. Nat. Veg* XIII. Mant, 124. Betula nana. Kalm. h. II. p. 263, M o N o r k i A. #?r Bladen, die aan 't end rond en breed zyn, en II. dieper ingcfneeden , van onderen cenigermaate ™f u Wollig. Ook verfchillen de Wyfjes Katten in Hoofd» 't aanzien , doordien zy uit rimpelige Schubben STÜK* beftaan. Voor 't overige gelykt hy zeer naar de Lapiandfche Laage Berk. (7) Berkeboom met takkige Bloem* en Vrugu vil fteeltjes. Elzeboomi Onze Ridder betrekt hier, tot hetGeflagc der Berken , een Boom > die men 'er by alle andere Autheuren van afgezonderd vindt , onder den naam van Alnus , dat is Elzeboom of Els. De Heer Haller oordeelt zelfs , dat men 'er, ge- voeglyk , drie Soorten van kan onderfcheiden 3 gelyk Toürnefort daar van agt Verfchei- denheden voorgefteld heeft. Van de gedagte Soorten is de eerfte de Rondbladige Lymerige groene van B a ü h i n ü s , of de gewoone Els 5 op Waterige plaatfen groeijende , een middel* maatige Boom , dikwils Knoeftig, zelden regt van Stam > hebbende de Bladen geheel rond 9 zon- (7) Betula Pedunculis ramofis. Syst. Nat. XII. Veg. XIH- Alnus. Fl. Lapp. 340. Suec. 775 : 8G1. Hort. CUff. 441. Roven Lugdbat. %s. Gmel. Sik. 171. #0 Alnus rotundifo- lia glutinofo viridis. C. B, Pin. 428. Alnus Cam. Epit. 6$. IOES. Prusf. Tab. 10. f. 1. £# Alnus folio incano. C. B. Pin. 428. TOURNF. Inft. 587. DOD. Pempt. 839. G OTTER FL Belg. 269. IU Peel. III, Stuk* EENHUIZIGE BOOMK&' 1I# zonder Punt, van boven donkergroen en kleve* Afdeel, rig in 't aantasten , met evenwydig loopende Hoofd- Ribbcn * taamelyk diep getand ; de tweede Soort stuk. is de Ruige , gryze Els van Bauhinus, wel- Eixetoom.fcQ de Bladen in een punt uitloopende , met grooter infnydingen heeft, van boven met eeni- ge Haairtjes yl bezet , van onderen digt be- groeid met eene gryze Wolligheid. Zekere ruige Sponsjes , in de hoeken der Zydribben met de middelrib , voorkomende in de gemee- ne Els , hebben hier geen plaats. De derde Soort is de Kleine of Berg - Els van veele Autheuren , die de Bladen gefpitst en effen of glad heeft , niet Lymerig noch ruig ; hoewel de Toppen en Katten, in 't Voorjaar, onge- meen kleverig zyn. In figuur komen de BIaT den van deeze nagenoeg overeen met die van de Tweede Soort. De hoogte van het Gewas is maar drie Voeten of wat meer : doch dit kan uit de Groeyplaats ontftaan. De Els met langwerpige groene Bladen van Bauhinus, waar van Pontede ra Verfcheidenhe- den maakt , met een witte en bleeke Schors , zou , volgens het oordeel van den Heer Hal- l e r , tot de Tweede betrokken kunnen worden , welke i volgens onzen Ridder, eene Verfchei- denheid is van de gewoone Elzen. Sommige Autheuren hebben de Katten van deezen Boom , dat te verwonderen is , met deszelfs Vrugten verward. By Toürnefort vindt menze zeer naauwkeurig in Afbeelding ge- M o n o i k i 'a; 1 27S gebragt en onderfcheiden. Zie hier hoe groote Boerhaave de Vrugtmaakende dee- XiX; 1 len der Elzen befchryfu „ De Mannelyke Hoofd - „ Bloem, beftaande uit vier Meeldraadjes, fe-™*^ > der uit een hoek van den in vieren gefneeden Kelk voortkomende , en by troppen aan een H lang Spilletje gegroeid, gelykt naar een Kat- é te -Staart, uit een gefchubde Kelk, die naar H een Knop gelykt , voortgekomen. Aan een " dergelyken Spil , op een andere plaats uit " een" Knop of gefchubde Kelk gefprooten , zitten over de geheele langte famengedrukte 3, Blaasjes , die met twee lange , roode, ge- hoornde Buizen voorzien zyn, en onder de Schubben verborgen , met één Zaadkorrel " bevrugt* Dus wordt het een gefchubde Vrugt , die platachtige Zaaden onder de Schubben „ verbergt.5' Dat de Bloemfteeltjes , waar de Katten aan hangen , die in de Berken enkeld zyn , zo wel als de Vrugtfteeltjes , in de Elzen getakt voor* komen , maakt by onzen Ridder de Soortelyke onderfcheiding : terwyl de tweedeen derde Soort van dit Geflagt, zyns oordeels , genoegzaam aan- toonen , dat de Natuur geen Kenmerken van Geflagts- onderfcheiding tusfehen de Elzen en Berken geopperd heeft. Door geheel Europa , van Lapland tot in Spanje, komt dit Geboomte voor: hoewel men de Gryze Els, met ruige Bladen, meest op de Gebergten of drooge Landen; de gladde, groe- S ne, k ii.dox» in. srm» Eenhüïzige 'ÉOOMÉ^ It ne , kleverige op vogtige plaatfen aantreft. Dué AxixEL4 bevondt L i k n jé. ü s de eerfte alleenlyk in de Hoofd- Laplandfche Wildernisfen ; de laatfte in de laa- stuk* ge deelen van Sweeden. In Ooftenryk , aan £Izehom'den Donau , nam Kramer ze beiden waar, zo ook Gmelin door geheel Siberië , en om- ftreeks Dantzik vindt men groote Bosfchen Van Elzen. In Pruisfen groeijen zy zo zwaar als Denneboomen. In onze Nederlanden komt de gewoone Els overal op broekige plaatfen en aan de kanten der Wateren als ook in de Ri- vieren voor : de ruige vindt men in de Zalli- ker -Waard en elders. Men noemtze in 't Ita- liaanfch Alno 5 in 't Franfch Aulne , in 't En- gelfch Alder - tree 9 in 't Hoogduitfch Erlen- en Ellernbaum. De Sweeden noemenze Ahl , Alder of Ulra , de Laplanders Leipe , op Gothland Arre. De Bladen zyn , in de Noordelyke Landen , gebruikelyk tot Schaapen - Voeder. De Lap- landers kaauwen den binnenften Bast , en mee het roode Speekzei , dat daar van komt , be- Itryken zy hunne Beeften - Vellen , welke 'er rood van worden. Dus hebben zy hunne Schoe- nen , Broeken , en al wat van kaale Huiden gemaakt is , rood. Men kan van het aftrekzei van de Vrugt der Elzen goede Inkt maaken met Koperrood , en met den Bast wordt het Leder zwart geverwd. De Bladen, in Pap opgelegd, zyn tot verdryving van Gezwellen aangepree* ?;eri geweest. In de Alpifche Bergen geneest men* M O N ö ï K ï Al W$ men , zegt Tournefort, dc Lammighe- II. den door middel van een Stooving in gedroog- ^^ix^ de en heet gemaakte Elzen -Bladen, welke ookHooFD- zeer goed is voor de Jicht. Borelius heeftSTUK' reeds aangemerkt , dat de Bladen , op die of Etzé90'*' dergclyke manier , Zweetdryvende zyn. Som- migen willen , dat in het Hout geen Weeglui- zen nestelen (*) : anderen dat men met de Bla- den de Vlooijen kan verdry ven. De Wortel, Van dit Water beminnende Gewas , is een goed openend en verwarmend Geneesmiddel. Van het Hout, of van den uitgeholden Stam , wer- den oudtyds Schuiten gemaakt (f), en t'is ze- ker, dat men in fommige deelen van Europa daar toe Elzebcomen van genoegzaame grootte en dikte vindt. Houten Pompen plagt men 'er veel van te hebb&n. Dus kunnen 'er ook Plan- ken , Ribben en Paaien , van allerley dikte , Vaii gezaagd worden ; doch ten dien einde moet dit Hout eerst in 't Water gelegen hebben , en op den behoorlyken tyd gekapt zyn. De Knoes- ten geeven ongemeen fierlyk geaderde Plank- jes, en het vermolmde Hart is goede Ton- tel. Veelerley Gereedfchappen worden 'er van gemaakt : het dient voor de Draaijers en ande- re Werklieden , doch inzonderheid tot Paaien , die onder Water byna onverganglyk zyn. Op zodanige Paaien is , zo men verzekert , de gehee- le (*) Breslauer Natur- Gefehtchten. Aug. 172,1. p. 171. (f ) Qi** dubiis aufiis committere Flu&ibus Alrmm, Claü- biAN. Tuac Alnos primum Fluvii lenfére cavatas. Vikg, S è II. Deel. III. Stuk, 276 Eenhuizigb Boomen. II, Ie Stad Venetië, die rondom in 't Water ftaat, AfxSU gevestiSd' Hoofd- stuk» M o r u s* Moerbezie - Boom» Dit Geflagt, mede tot de Viermannigen be- hoorende onder de Eenhuizige Planten , heeft zo wel de Mannetjes als de Wyfjes- Bloemen zonder Bloemblaadjes. In de eetften is de Kelk eenbladig in vieren gedeeld; in de laat- Hen vierbladig met twee Stylen , een Vrugtbe- ginzel uitmaakende, dat Bezie -achtig wordt, of een famenhooping van Schub - achtige Be- ziën | welken ieder een enkel Zaad bevatten. Zeven Soorten komen 'er in dit Geflagt voor, waar van de meeften in Indie huisvesten , doch onder welken ook onze gewoone Moerbezie- Boom behoort, als volgt. j (i) Moerbezie - Boom, met fcheef Hartvor- Morus mige gladde Bladen. Witrc. De Witte Moerbezie - Boom wordt hier be- doeld 5 dus genaamd om dat hy Witte Vrugten draagt. Zulks evenwel heeft , zegt men , ook in (i) Morus Foliis oblique cordatis tevibus. Syst. N&t. XII. Tom. II. Gen. ioSS. p. 623. Veg. XIII. p. 710. Hort. Ciiff. f41* Hort. Ups. 283. ROYEN Lugdbau 211. Dal». Paris. 290. Morus Fru&u albo. C. B. Pin. 459. Tourna Inft. 539. Morus candida, DOJD. Ptmft. £qb, Im* U. I$6. DQD, Kruidk. iz€j* M o n o i k r a. 277 ïn de Gcwoone plaats , wanneer dezelve op een t H. witten Popelier of Abeelboom ge -ent is: want'1^"1* deeze Boomen laaten zig op allerley Ooftboomen Hoofd- niet alleen , maar ook op Olmen , Karftenge-STÜKt boomen en anderen Enten. De Witte, niet-^^ temin , dien men gewoonlyk dus noemt , is «en byzondere Soort, oirfpronglyk in Europa vreemd. Hy groeit in China overvloedig en dient aldaar tot Voedzel voor de Zydewormen 5 welken de Chineezen, als bekend is, en andere Natiën aan de Vaste Kust van Indie, in me- nigte voortteelen , om Zyde te bekomen voor hun Gewaad en Optooizel , als ook tot verzen- dinge buitenflands. Gedagte Moerbezie - Boom , aldaar genaamd Sang of Ti Sang , wordt van de Chineezen al- leenlyk tot den Zyde - Teelt , en niet om de Vrugten , nagehouden* Om die zelfde reden heeft men , in Italië en Vrankryk, een menig- te van deeze Boomen aangekweekt 9 ja zelfs in de Zuidelyke deelen van Noord • Amerika , en in S weeden. Men vindt, in de Verhande- lingen der Koninglyke Sociëteit van Londen, aangetekend , dat een eenig Man , in Virginie , op zyn eigen Land , tienduizend zulke Moerbe- zie-Boomen geplant hadt, hebbende bovendien een Akker met Zaad van Moerbeijen bezaaid , waar op zy zo digt als Koorn opgroeiden 9 en ïn plaats van Haagen van ■ Kruisbesfen en Berbe- risfen , hadt hy dezelven van Moerbeziën , daar men de Bladen tot Voeding der Zydewormen S 3 flegts II, Deel, III, stuk* Eenhüizigen Bocmeh, Ifc flegts behoefde af te fcheeren. In Sweeden, ^*xixL" zYn ZY > *)or den Heer Triewald, nu Hoofd- omtrent veertig Jaar geleeden, ook ingevoerd , srUK* en federt zodanig vermenigvuldigd , dat men SïzU' 'erook hoPe hadt0P een goeden Zyde-Teelt(*). De Witte Moerbezie Boom heeft de Bladen glad 3 glanzig en helder groen; de Schors is ook veel effener en lichter van Kleur , dan in de gewoone , en de Vrugten , als gezegd is , wit of bleek 3 en wel zoet, doch laf van Smaak. Men kweektze derhalve niet om de Vrugten aan, niet» tegenftaande zy harder van natuur zyn , ver- draagende niet alleen de Winterkoude , maar ook allêrley befnoeijing beter, en geevende de Bladen vroeger in 't Voorjaar uit , dat in de kweeking der Zydewormen een groot voordeel is. Ook zyn zy juist niet gezet op een vet- ten Grond , groeijende zo hoog als de Olmen , wanneer menze daar toe tyd van Leven geeft. De Zyde van de Zywormen die men met der- welver Bladen voedt , is fyner , dan van de genen, die gevoed worden met gewoone Moer, bezie - Bladen, , (2) Moerbezie - Boom met Hartvormige ruu- Morus we . Bladen. nigra. Dee- Zwartc. (*) Zie het Ü Deels XI. Stuk van deeze Natitur/yfe liiilorie , bladz. S369 & Siokkolmfe Verhand. VII. Band , bladz. 24, enz. (a) Mêtys Foliis cordatis fcabris. Syst. Nat. XlL Vtgm XBI.' M O H O I K I A, Ü79 Deeze wordt gewoonlyk de Zwarte genoemd 3 II. in 't Latyn Morus nigra of ook wel cel/a , dat AF*£f* is de hooge , in vergelyking , niet met den vöor Hoofd- maanden, maar met de Braamboozen , die GokSTUK; den naam van Jlforar gevoerd hebben , worden. Bom. de dan Afora fc^r/a geheten. Verkeerdelyk heeft men , derhalve , in de Winkelen , de Mocrbeijen Mora Celfi , als naar den grooten Geneesheer der Romeinen > getyteld. De Griekfche naam, van deezen Boom , is Moros , de Itaiiaanfche Moro , de Franfche Meurier , de Engelfche Mulberry - Tree en de Hoogduitfehe Maulheer* banm. Het Hebreeufch woord Bak is dus ver- taald , en men vindt gewaagd van een Dal van Moerbezie - Boomen 9 *t welk door te gaan een ftaat van bekommering zou uitdrukken. Ten minfte blykc 'er uit , dat zy in de laagte groei- den 5 in 't Beloofde Land (*). De Moerbezie - Boom wordt zinnebeeldig genoemd de Boom der Wysheid of de Wyste der Boomen ; om dat hy * als verftandiglyk , zig met de uitbotting niet verhaast , maar den Zo- ïït Hotu Cliffi 441. Vort. Ups. 283. Mat. Jfed. 422 u RoVEN Lugdbat. 211. Dalib. Paris. 290. Morus Fru&n njgro. C. B. Pin. 459. Morus. Dod. Pempt. 810. Dod. Kruidb. 1267. LOB. Icon. IK 196. TOURNF. Infl. 589. (*) Pfalm. LXXXIV. Vers 7. Nog nader zou dit blyken uit 1 Chron. XXVII. Vers 28 , volgens gedagten Sweedfchen Heer TRlEWALD (Zie Stokholms. Verh. VIL Band, bladz. 197.) maar men vindt aldaar een ander Woord , 't welk Sycomri of Wilde Vygeboomen vertaald is. S 4 lh DEEL III. STUK» s8o EENHUiZlGE BOOMEÏT. H« Zomer afwagt en dus zyn Loof befchut voor ArxfxL# de Voorja^s-Koudé (*). Dit maakt cok, dat Hoofp- hy dan zeer fchiclyk groent. Hy wordt, door stuk. (jen ty j ^ ccne gT00te Boom , kunnende , wan- &7m.ezie'neer °P een luuwe P^ats ftaat, of tegen een Muur geplant is , den Vorst van onze Gewesten uïtftaan ; doch anders gebeurt het dikwils , dat zy of ten deele of geheel dood vriezen in een harde Winter. Nu vyfentwintig Jaar geleeden heeft menze eerst in de Noorde- lyke deden van Vrankryk zodanig vermenigvul- digd , dat de S weedfche Ryksraad Scheffer op een Landgoed , den Marfchalk van Belle- Isle toebehoorende , niet ver van Parys, meer dan vierduizend Moerbezie - Boomen vondt, ?.ynde wel nog zeer jong , doch met welker Bladen men zo veel Zydewormen gevoed hadt , dat in 't jaar 1751, voor dien Marfchalk, tien Pond Zyde daar van gewonnen ware (f). Om de Boomen , ten dien einde , veel Bla- den te doen geeven , worden 'er, wanneer zy vyf Voeten hoog zyn , de Takken afgefneeden. Men Iaat 'er maar drie of vier aan , die tot vier Duimen afftands van den Stam zyn ingekort. Het volgende Jaar fnvdt men , In de Voortyd , 'de (*) Mcras fspientJsSma Arborum dicitur. Plin. Kift. N*t. Libr. XVL (f) Stckholms. Verhand,. XV. Band, bladz. 287. Men zegt in het Vertoog dien aangaande niet , of dit Witte dan 55 was- te Moesbezie - Eoomen zyru Mono ikia. 281 de Takken wederom ten deele af, en dit moet IL jaarlyks gefchieden 3 tot dat zy agt Jaaren be-Ap^L* reikt hebben : vervolgens befnoeit menze flegtsHooFD* om het derde Jaar. Driemaal '$ Jaars moet deSTUK# Aarde, rondom den Stam, met Houweelen of^f'*** met de Spade geroerd of omgefpit worden. Men mestze, in dc Herfst, metStroo en Mest, met verrotte Boombladen , of ook , gelyk in de Zuidelyke deelen van Vrankryk gefchiedt , met het overblyfzel der uitgeperfle 'Druiven. Dit wordt twee Duim dik over de Wortels heen gelegd. De Geftalte der gewoone Moerbezie - Boomen is iedereen bekend. Zy hebben den Stam en de Takken veelal krom , knoelïig , met een ruuwe Schors : de Bladen zyn Hartvormig , aan de kanten fcherp getand , donker groen , dik , ftyf , en ruuw van Oppervlakte. De Takken zyn broofch , waaijende ligt aan ftuk* ken : weshalve men deeze Boomen op luuwe plaatfen dient te planten. Tegen een Muur groeijen zy zeer weeldig , en bekleeden dien niet alleen fierlyk , maar draagen dus ook zeer veel Vrugt. Somtyds, echter, vindt men dee- ze Boomen , inzonderheid wanneer zy oud worden , alleenlyk beladen met zogenaam- de Locrbeziè'n , of enkel Mannelyke Bloemen, en dus wordt zelfs , door den fchranderen en naauwkeurigen PontederAj van eenen ge. woonen Moerbezie - Boom , die onvrugtbaar S 5 is, II, Deel, II I« stuk. 2S2 Eenhüïzïgë Böomen. TL is, gewag gemaakt (*). Buiten twyfel zal die Afdeel- Autheur zulks wel onderzogt hebben , en in een Hoofd Land , gelyk Italië , alwaar duizenden van dee- stok. Ze Boomen zyn, was daar goede gelegenheid ^f-^'tpe. Sommigen willen, dat de Witte onvrugt- baar zyn zouden , doch daar van hebben wy het tegendeel gezien, '% Is ondertusfchen waar , wanneer de Boomen zodanig befnoeid wor- den , om veel Bladen te geeven , dat 'er dan ook dikwils weinig Vrugt aan groeit; waar om- trent de Moerbezie - Boomen zeer kiefch zyn. Onze Ridder hadt altoos, in de Witte, op den zelfden Stam , en aan de zelfde Takjes, Man» nelyke en Vrouwelyke Bloemen , welke laatften de Vrugtbeginzels zyn 5 waargenomen , doch de Zwarte merkt zyn Ed, als tweehuizig aan (fj. De Vrugten , gemeenlyk Moerbeijen ge- naamd , hebben , als bekend is , wanneer zy zwart en dus wel ryp geworden zyn , een zeer aangenaame Smaak , en , wat 'er ook fommigen van gezegd hebben, eene verfrisfchende, ver-, fterkende en verkoelende hoedanigheid. Zy lesfchen den Dorst , herftellen den Appetyt , en maaken Afgang, mids men ze voor den Maal- tyd nuttige. Van dezelven wordt een Syroop, en (*) Morus vul garis fterilis. PONT. Anth. 224. (t) In nac Arbore (fcilicet Moro alba ,) femper Floruna Racemos nlics Masculinos,alios Foemininos obfervavi in eadem Planta et Ramulo , nee unqusm Mas aur Focmina Arbor fb- lum. Hort. Cliff. De Morus vulgaris noemt zyn Ed. in Spec* Plant. Ed. II. Dtoik*. I M O N O l 3C I A. 283 en Konferf gemaakt , die zeer lekker zyn , II. geevende aan Drankjes , door haar Blocdroode Afx^x/ j Sap, een fterke Kleur. De onrype , roode ,Hoofd- Moerbeijen , niettemin, zyn in de ApothcekenSTÜlu van meer gebruik, doordien zy verkoelende te*jffj£ezi*' vens fterk (amen trekken , en dus tegen Ont- fteekingen dienen van den Mond en Keel, in Gorgeldranken. Nog groen zyn de, gedroogd, en in Poeijer ingegeven, floppen zy en ftem- pen de overmaatige Ontlastingen : ja dienen zelfs tegen den Bloedloop. De uitbottende groene Knoppen zyn, op de zelfde manier in- genomen , een hulpmiddel voor het Graveel. De Bladen van deezen Boom geftampt , en als een Pap met Azyn opgelegd , geneezen fomtyds de Plekken , daar men zig rgebrand heeft. De Schors der Wortelen is tegen den Lintworm , wanneer men het Aftrekzei daar van, op een nugteren Maag, inneemt, aange- preezen. Van den Bast deezes Booms kunnen Touwen gedraaid en Stoffen geweven worden. Het Hout , dat geel en hard is , kan men tot Werkhout gebruiken , in plaats van dat der Ypen. Het heeft dit voordeel, dat 'er geen Weegluizen of ander Ongediert in nefielen, zo men verzekert. (3) Moerbezie - Boom met gepalmde Bladen nié Stekelige Vrugten. p°p*s-f„ ra* (?) Morus Foliis palraatis, Fru&ibus hispidis. Syst. Nat.Ftyier- xnhoom. II.Dmju III* Sim*. ag4 Eenhuizige Boomen* IL De Japanfche Papierboom > behoorende tot dit Afdeel» Geflagt 3 maakt deeze Soort uit. Zy noemen Hoofd- hem Kaadfi > wordende van Kaïmpfer al- stuk. c]us befchreeven. 5) Uit een Houtigen llerk hfmpUr' » gearmden Wortel ftygen verfcheide regte , dikke , efrene , Stammen , die een vetten , dikken , taaijen Bast hebben , van buiten „ ruuw,van binnen glad. Het Hout isbroofch, „ bekleedende een groot > week , Hart. De „ Looten zyn vet en eenigermaate Wollig , uit „ den groenen donker paarfch. De Bladen, 3, aan dezelven ongeregeld geplaatst 3 hebben 3, lange, ronde, Haairige Steelen : zy zyn ge- 53 fmaldeeld in drie of vyf Kwabben, die ieder „ op zig zelf gelyken naar de Bladen van Doo- 3, ve Netels , zynde aan de kanten flerk ge- 33 tand 3 vlak 3 dun , ruuwachtig 3 van boven 3, donker , van onderen helder groen. Afge- 33 plukt zynde verdorren zy, gelyk ook dedun- 3, ne Takjes of Looten 3 zeer gezwind. Van „ onderen hebben zy dikke Ribben 3 en zyn 33 bovendien fterk geaderd. De Vrugten uit de cxels der Bladen , digt naar de enden der „ Looten toe , in de Maanden Juny en July 3, voortkomende 3 op korte Steeltjes, zyn rond, „ grooter dan een Erwt, met donkerpaarfch Haair 33 bezet , en uit zeer kleine langwerpige Kor- ,3 reis XII. Veg. XIII. Morus fativa Foüis Urticx mortux, Corti- ce Papyrifcra. KAEMPF. Amaen. 471. T. 47*. Morus &c. Japanfche Papierboom. S £ B. Kak. I, p. 4*. T. 28. f. 1. M O K O I K I A« 285 i3 reis famengefteld , van Kleur eerst groen 3 II. „ ryp wordende donker rood , en een zoet A™£EU Sap inhoudende. Of 'er Bloem -Katjes voor-HooFD- „ af gingen , hadt hy niet gezien." stuk. 3, Dceze Boom wordt in Japan , op de Berg-j#j^;V~ 3, Akkers > van Stek geteeld 5 dat in 't kort 5) Wortel fchiet 3 en middelerwyl verdort % „ geevende de Stoel verfcheide Looten uit 3 3> welken , na een Jaar verloops , een hal ven 3, Arm dik geworden s men affnydt tot het maa- 9y ken van dat dunne Papier der Japoneezen , ' 5) onder den naam van Papier van Boombast by 33 ons bekend en aan de Haairachtige Vezelen , 33 die 'er in zyn , kenbaar. Het is taay, kun* „ nende 3 wanneer men het in malkander draait » 33 tot Banden gebruikt worden. Het ruuwfte * 33 dat van eenen Wilden Heefier wordt ge- 33 maakt , neemt men tot het inpakken van 3, Koopwaaren 5 gelyk by ons het Graauw of Pak- 33 Papier. De Hoofdftad van Syriga verkoopt 33 Papier van dien aart 9 dat dikker en wonder 33 fterk is 3 fierlyk befchilderd cn zo groot als 33 genoeg is tot een Kleed , zynde hetzelve zo 33 famengepakt, dat men het voor Katoene of 33 Zyden Stoffen zoude aanzien. De Siamraers 33 maaken hun Papier, zo zwart als wit 3 beiden 33 ruuw 3 ook van den Bast van zekeren Boom , 33 daar zy met een fooit van Potloods- of Aarde 3, Pen op fchryven 3 niet met een Penfeel , ge- 3, lyk de Japanners en Chineezen. Deeze laat- 3, ften bereiden, zo wel als die van Tonquin , n hun th De«h iii* sxm* 286 Ï2ENHUIZIGE BOOMEH. II* 3, hun zeer dunne Papier , dat eene bleek geeï- Arxix^ achtige Kleur heeft, van Katoen, of ook van Hoofd- „ Boomachtig Riet , Bamboes genaamd. Voor stuk. 5i 't overige is dit Papier van Boombast by de „ meefte Indifche Volkeren y beooften de Gan- „ ges, in gebruik.5' rr. (4) Moerbezie - Boom , met Hartvormige , van ' f J^T*' onderen ruige Bladen en Rolronde Bloem* Virgini- katten. fche. Waarom deeze de Roode genoemd wordt , daar hy de Vrugt zwartachtig paarfch heeft , gelyk de gewoone , verftaa ik niet. Ten min- fte getuigt de Heer Claïton 'er dit van, zeggende dat de Bladen zeer groot zyn ~9 en naar jonge Vygebooms - Bladen gelykende. Plu- ken etius hoemt het een Virginifchen Boom met Moerbezie - Bladen; De Katten zyn van dikte als een Schryfpen en twee Vingerbreed lang, verfchillende dus aanmerkelyk van die der andere Soorten* v. (5) Moerbezie - Bööm , met langwerpig ovaa- Indica. , lehc; (4) Morus Foliis coïdatis * fubtus villofis , Amentis cylin- dricls. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. M. Fol. fnbtns tomento- fïs, Amentis longis dioicis. Gron. Virg. 146. AÏorifolia Vir- ginienfis arbor &c. Pluk. Alm. isz. T. 246. f. 4. ($) Morus Foliis ovato - oblongis , iitrinque sequalibus inas- qualiter ferratis. Fl. Zeyl. 117. Morus Indica. Rumph. Amb« VII. p. 8. T. 5. Tinda - Parua. Hort. Md. I. p. ij. T, ^ Betute fpecies Sec. Burm. ZeyL 4^ BüRM. FL Ind. 1*5. M o x* o i k I Ai 287 3e , weder zyds gelyke Bladen, die ongely- II. HOOFD- Deeze kwam by Hermannüs voor als stuk. een foort van Berkeboom , en inderdaad de gelykenis van den Tinda Parua van Malabar , zo wel als van den Oostindifchen Moerbezie- Boom by Rümphius, is zodanig , mids dat men begrype deezen het Wyfje en de anderen Mannetjes geweest te zyn. Dus is deeze Boom dan ook Tweehuizig , gelyk onze gemeene Moerbezie - Boomen. Hy heeft een regten , dikken, doch geen hoogen Stam, bekleed met een Sappige Schors , die uit den bruinen en graauwen gemengd is, en, als men 'er in kapt, dan loopt 'er een kleverig Vogt uit, als Melk- wey. De Bladen, die op lange Steelen ftaan, gelyken veel naar onze Moerbezie - Bladen* De Vrugten komen zonder Katjes of Loerbeziën voort l zynde bezet met kleine Haairtjes: zy gelyken veel naar onze Moerbei jen, hebben- de omtrent de grootte van een Hazelnoot. Eerst zynze wit, dan rood en worden eindelyk zwart, als wanneer zy een lekkere Smaak hebben , en Sappig zyn. De Bladen van deezen Boom worden ook als Moeskruid gekookt en gegeten van de Indiaanen. De Sineezen op Ambon , zegt R iniPHius, hielden hem voor den zelf- den Móerbëzié Boom, ais waar mede de Zyde- wormen, in hun Land, gevoed worden. (6) Moer- 2gg EENHUIZIGE BoOMEN.' 1L (6) Moerbezie - Boom * met langwerpig ovaa* AFxfxL" *e 5 wederzyds gelyke Bladen 3 die gelyke Hoofd- Tandjes hebben. STUKf vi. By Afoph groeit deeze , die veel naar den ■^tati-'Ooftindifchen gelykt, doch de Blad- en Vrugt- fche- fteeltjes langer, de karteling der Bladen duide- lyker heeft en Vrugten even als de gewoone of Tweede Soort, Zy komt ook voor, op de onder loopende Landen aan de Rivieren Wol- ga en Tanais: zynde deeze Soort tot Voedzel der Zydewormen zeer uitmuntende , volgens den Heer Forstek. vn (l) Moerbezie - Boom met langwerpige Blo- Tin&orU. den9 die aan de eene zyde langer zyn , houkt-ifca" *n enkele Doornen in de Oxelen* Boom. In de Westindiën, in 't byzonder op Jamar- ka, groeit een Boom, wiens Hout, onder den naam van Fuftick • IVood by de Engelfchen be- kend , om de Wol geel te Verwen gebruiks wordt. (ó) Morus Foliis ovato - oblongis , utrinque a:qualibus , squaliter ferrat's. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. (7) Morus Foüis oblongis, baf] hinc prcdu&ioribus , Spinis axiüaribus folitnriis. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Morus Jao tescens, Foliis oblongis &c. Brown. Jam. 119. Morus Fruc- tu v?rïdi 8qc, SLOAN. Jam. 128. Hift. II. p. 3. T. 158. f, 1. RAJ. JDendr. 14. Morus qux Tataiiba. PlUm. Jc. 199. T, 204. Zanthoxylum aculeatum &c. Pjluk. Alm. 596. T. 239. f. 3. Fuilick- Wood. IlAj. Dendr. Tatai-iba. MARCGR, Mras. 119* M o ft o i k t A« *frordt. Ra y zegt, dat deeze Boom de zelfde Jt is met de Tutaliba of Tataiiba der Brafiliaanen. A™£*L jDit is een Boom, die een Afchgraauwe Schors Hoofd- en het Hout van binnen Saffraankleurig heeft; stuk. de Bladen fpits en Zaagswys' getand, naar die £ro°uktvifch der Berkenboomen eenigermaate gelykende -#Bóomv aan de Takken hier en daar geplaatst. Dezel- ve draagt een Moerbezie - achtige Vrugt, die xond is, uit veele Korrels famengefteld en bleek van Kleur , bezet met bruine , niet zeer lan* ge, Draadjes. Deeze Vrugten worden aldaar > als by ons de Moerbeziën of Braamboozen *> 9t zy op zig zelf alleen , of met Suiker en Wyn gegeten, Het Hout is zeer hard en duur- zaam , zo in 't Water, als ió de open Lugt, altoos groen * doch geeveiïde dóór 'c kooken * wanneer het oud is , een fchoon geele Kleur. Hy groeit in de Bosfchen, voonlaamelyk aan de Zee -Kust; Door Sloane wordt de Westiödifche Boom , die het gedagte Geele Verwhout geeft , afgebeeld , en Browne fielt hem voor , onder den naam van Melkgeevende Moer- lezie-Boom,, met langwerpige gefpitlte Bladen, aan de uitwaardfe kanten meer uitgerekt* en het Hout Citroenkleur. De Heer J a c q ü i n befchryft deeze Soort 3 door hem in groote Bos- fchen by Karthagena en op veele Karibifché Eilanden waargenomen , als volgt; „ Het is een hooge takkige Kröonboomj ge- y heel vol Melk$ die eenigszins Lymerig is en T ji Zw^ iiéQttu ui* sim* 290 Eenhuizïge BoöMBft. II. „ Zwavelkleurig. Het Hout ïs geel en dieöf AFxixEL# * tot verwen' ^n ^e ^xeIs zitten Elsvormige Hoofd- enkelde Doornen , doch die men dikwils aan STUK* 55 geheele Takken mist. De Bladen zyn lang- M*t-^** werpig ovaal , gefpitst, getand , wederzyds Bqqm. „ glad , geaderd , aan de eene zyde van agteren „ korter 9 kort gefteeld, van verfchülende groot- „ te. De Mannetjes hebben enkelde hangen- „ de Katten , van twee of drie Duimen lang • „ De Wyfjes Kogelronde Schepzels , die „ groenachtig zyn , op korte Steeltjes» Tus* 9, fchen de Vrouwelyke Bloemen l uit welken 3, deeze Schepzels zyn famengefteld 9 heb ik „ eenige Kafachtige Lighaampjes waargenomen * „ zynde misfchien verdrukte en uitgedroogde „ Bloemen. De Mannelyke hebben vier Meeh „ draadjes , en dubbelde Meelknopjes , die by „ de uitllrekking van de Draadjes al het Stuif- 3, meel Veerkragtig uitwerpen : de Vrouwelyke 3, hebben een enkelen Styl met een fpitfen 3? Stempel. De Kelk is in de eerflen in vieren 3, gedeeld , in de laatflen vierbladig. Altoos is n deeze Boom tweehuizig. De Vrugten, die 59 uit den 'groenen geel en zoet zyn 3 worden 33 van de Vogelen bemind. Het Hout, dat de 3, Spaatifchen Morita > de Hollanders Stokvifchh 33 Hout noemen 5 wordt naar Europa , ten dien- 33 fte der Verweryën , afgefcheept." Gedagte Heer oordeelde byna , dat deeze en de Morus tinëtoria van onzen Ridder de zelfde Boom waren* ontftaande mooglyk de ruuwheki dei* M O j» O I K ï A. der Bladen , zegt hy, zo dezelve plaats heeft, H. uit het verfchil van Grond. De Heer MiL-A™"t# IER3 naamelyk, maakt gewag van twee Soor- Hoofd- ten, waar van de eene de Bladen ruig heeft 38TUK* en daar toe was de onze betrokken. Deeze Soort is dan zo wel tweehuïzig als de gewoone Europifche zwarte Moerbezie - Boom , die ook Melk uit zyne Bladen en Bladlteelen uitgeeft. l>e Engelfche naam Fufiick-IVood zal waar- fchynlyk van den vunfen Reuk , die 'er den naam van Stokvifch - Hout aan heeft doen gee« ven^ afgeleid zyn. Güettard a. De benaaming zal zien op den Franfchen Heer Guettard, door zyne Werken en Vertoo- gen inzonderheid in de Kennis der Delfftoffen vermaard zynde. De Geflagts - Kenmerken beftaan daar in , dat de Bloemen , zo wel de Mannelyke als de Vrou- welyke, een Cylindrifchen Kelk hebben en eene Bloem , welke in zeven Slippen is verdeeld, zynde Trechterachtig* De Stamper is enkeld: de Vrugt een drooge Pruim. De eenigfte Soort (i) , zo wel in Oost* als^ i m Westindie voorkomende , voert den bynaam VaaSicrlykc; (i) Guettarda. Syst. Nat. XII. Gen. 1064. p. 62S. Vtg- XIII. p. 715. Halclla arborescens &c. Brown. Jam. 205. ï. 20.f. 1. OSB. Reizs. p. 275 , 35S>. BliRM. Fl. Ind. 300. 1. 200. T 2 II, Dssu HJ« Stuk. Eenhhizige Boome-& H. van Speciofa, wegens haare Sierlykheid. Brow* AFxix?L# ne 5 die dezelve °P Jar«aika vondt , hadt 'er Hoofd- den naam van Hoornachtige Halejïa , met rond- sTUJc* achtige van onderen verzilverde Bladen, aan ge- geven. Osbeck nam ze op Java waar, al$ een Takkige Boom, met welriekende Bloemen. Dezelve heeft de geftalte van de Hernandia, zegt Linnjeus, en zeer groote ovaale of Spatelvormige Bladen , die gefleeld zyn en ge- heel effenrandig. De Bloemfteeltjes hebben dubbelde Pluimen van Mannetjes Bloemen , die Trechterachtig zyn , met zeven Meeldraadjes, en de Vrouwelyken zyn byna van de zelfde fi- guur , doch hebben een Draadachtigen Styl. De Vrugt is rondachtig , uit zes groote Houti- ge Zaaden famengefteld. Q u e u ü s. Eikeboom, Dit Geflagt en eenige volgende behooren tot den Rang der Veelmannigen, Voorts zyn de Kenmerken , dat de Mannetjes - Bloemen een byna vyffneedige Kelk hebben en van vyf tot tien Meeldraadjes : de Wyfjes - Bloemen een eenbladige , onverdeelde , ruuwe Kelk en van twee tot vyf Styien. | Het Zaad is een Eikel. Het bevat veertien Soorten , onder wel* ken de volgende de eerfte is : naamelyk co m M o n o i ic i a. 293 (i) Eikeboom mt Lancetswyze , effenrandU II. ge, gladde Bladen. A*xfxU Hoofd. Onder deeze bepaalingen is door den HeersTux. Gronovius voorgefteld 3 de Eik of liever b Groen -Eik van Maryland,met een lang, fmal,p£^*' Wilgen - Blad 5 van Ray5 dat is de Eik metb ™£et* Vlas- of Wilgen -Bladen van Banisïer , waar van de Bladen, volgens de Waarneeming van Clayton, in een zagte Winter dikwils niet afvallen. Hier toe wordt in de eerfte plaats betrokken , de Eik met Wilgen - Bladeren van Catesby 3 die week van Hout is 5 eti in Vir- ginie de Bladen vallen laat , doch in Karolina dikwils behoudt : in de tweede plaats, de altyd groene Eik met fmalle Bladeren van dien zelf- den Autheur* Deeze heeft zeer hard en taay doch tevens grofdraadig Hout : het wordt een zeer hooge Boom , maar krom van Stam > aaa de Zoute Moerasfen. Op hooge plaatfen groeit hy regt* De Eikels ftrekken tot Voedzel aan de Indiaanen. In de derde plaats komt hier in aanmerking de Laage Eik , met korte Wilgen- Bladeren , die gemeenlyk een laage Boom blyft , groei- (i) Quercus Foliis lanceolatis integerrimis glabris. Syst. Nat. XII. Gen. 1070. p. 629. Veg. XIII. p. 716. five Ucx Marilandica Folio longo angufto Salicis. Rfcj. Dendr. s. CATESB. Car. I. T. p. 16. fi, Q. fcmpervirens Folüs ob- longis non finuatis. CAT. Car. I. T. p. 17- y, Quercus humilis Salicis Folio breyiore. CAT. Car. I. T. p. 22. LIGM. Vqi* I. Band. PI. 32, 34 & 44« II. mtu III* Stuk* Eenhujzige Boomee II. groeijende van zelf op dorre magere G ro ndea Afdeel. ^j]e deeze Verfcheidenheden heeft Cates* Koofd- jby in Afbeelding gebragt. (2) Eikeboom met Lancet swys' cvaak effen* Op fommigen van de Molukkifche Eilanden groeit een Boom , die in Vrugten en Hout onze Eiken veel gelykt, doch geenszins in de Blade- ren , welke meer overeenkomst hebben met die der Citroenboomen. Deszelfs Stam is regt9 hoog en taamelyk dik ; de Schors doorgaans ef- fen en graauw : de Takjes en Looten (laan meest pverend a tegen de natuur der andere Eiken : de Vrugten zyn korter en dikker dan andere Eikels; ook harder van Schaal en hebben van onderen een Kuiltje. Van de Varkens worden die met Smaak gegeten. Het Hout is vezeli- ger, doch hardden tot Timmerhout, zelfs voor zwaare Vaartuigen , bekwaam. Het wordt van de Inlanders weinig gekapt. Sommigen noemen hem in 't Malekfch , misfchien wegens de ge- lykheid die het Hout met ons Eikenhout heeft, of om dat het van de Hollanders gezogt wordt s Caju Hollanda, dat is Hollandfche Boom. STUK. Quercus jvlolucc f. Müiukfê. randige , gladde Bladen. (3) Ei- (z) Quercut Folüs lanceolato - ©vatis integerritius glabrls. Syst. Nat. XII. Vcg. XIII. Quercus Molucca. Rumph. Amhf 3ÏI. p. 85. T. 5*. BUJ&M, Fl, ;W. p. 301. 1. 201. M O N O I K I A» Q95 (3) Eikeboom met langwerpig ovaale onver* II. deelde , Zatgswys9 getande en gepelde , van onderen gryze Bladen 5 hebbende de Hoofd* Schors zonder barjlen. STUK* III. Dit is de Boom , welken de Franfchen Chêne Groen* verdy dat is Groen* Eik noemen, of ook Teii-^ fe , de Spaanfchen Enzina , de Italiaanen Elke , 't welk naby komt aan den Latynfchen naam Jlex. De Griekfche naam is Prinos , doch Theophrastus fchynt hem Smilax te hee- ten* Plinius zegt 3 dat 'er van de llices twee Soorten zyn , waar onder die in Italië , met het Loof weinig van de Olyfboomen verfchil- lende , van fommige Grieken Smilaces genoemd werden 5 doch aldaar Aquifolice , gelykende de Bladen , uitgenomen dac zy niet gedoomd zyn , veel naar die van Hulst. In de Zuidelyke deelen van Vrankryk, in Provence naamelyk en Languedok , valt dit Ge- boomte veel. Clusiüs nam den Eex in Spanje waar , van grootte zynde als een Appel- of Peereboom , en befchryft hem dus. 3, Aan 33 zyne Takken 3 diehy breed uitfpreidtj ko» 5I men {l) Quercus Folifs ovato • oblongis &c. Hort. Cliff. 44S. ROYEN Lugdbat. 81. GOUAN. Mênsp. 491. Ilex oblongo ferrato folio. C. B. Pin. 424. Ilex arborea. J. B. Hifi. L p. 9S> /8. Quercus Stnilax Foliis oblongo - ovatis &c. Royen Lugdbat. si. Ilex folio angufto non ferrato. C. B. Pin. 424. Smilax Dalech. J. S. Hifi. I. p. I6f. fïg. TOURN 3Ö0D. Pempt. S2«>. Dod. Kruidh. 1258. T 4 H* Deel* III* Stuk* S96 Eenhüizige Boomek, II. 3, men rondachtigc Bladen , van boven groen ^ ^xlxL* 3) van onderen wit , en in de volwasfen Boo- Hoofd* v men geheel ongedoornd. Zy vallen nooit af % ?™° „ en hier van heeft de Boom zyn naam. ' Aaa de enden der Takjes draagt hy langwerpige „ Katten , die zig uitbreiden in geele Mosach- 5, tige Bloempjes , beflooyen met een zeer fyn „ Meel. Op eenige andere afgezonderde Steel- „ tjes komen de Eikels voort , naar die der Ei- y\ ken gelykende 3 nu grooter en langer , dan ,r kleiner en korter 3 die fömtyds voor de ly rypheid zwart worden en zekere Gom uitgee- ven , welke heet doch niet onaangenaam is 93 van Smaak. Derypen bevatten, ineenzwart- 33 achtige Bast 9 een vaste 3 zoete, witte Pit, 33 die van fommigen zo lekker geoordeeld wordt 5> te zyn afe onze Karftengen en Hazelnooten* 33 Hierom worden zy ook , in fommige Steden 3, van Spanje , in de Maanden Oktober en No- „ vember, op de Markt te koop geveild. Dus heeft Pliniüs niet zonder reden gezegd^ ^ dat men in Spanje de Eikels op Tafel zet 3 5, onder de Nagcregten" (*). De andere Soort 3 Smilax Dalechampii ge* naamd , is door de ongekartelde Bladen alleen van (*) In 't Vatlkaan , te Rome , ftondt, volgens dien Au- tfaeur , een Ilex , die ouder was dan de Stad , en hy fpreekt van een smderen , wiens Stam vyfendertig Voeten omtreks hadt, geevencle tien Takken uit, ieder als een geheeleBoom « 30 dat hy zig als een Bofch vertoonde, J^ibr, £ap, 4^ - M O N O I K ï A, 2^97 van de voorgaande verfchillende , en Lin- H. naus merkt het als eene veranderlykheid in;i™"L# deeze Boomen aan , dat fommigen getande , Hoofde anderen ongetande Bladen hebben , blykende8TWC# zulks daaruit , dat het dikwils op een en den zelfden Stam plaats heeft, wordende deeze Soort 3 buiten de Schors, moeielyk van den Korkboom onderfcheiden. Thans is daar toe ook , als eene Verfcheidenheid , de volgende §oort betrokken (4) Eikeboom , met langwerpig ovaale, guU iv. pig gedoomde , ongejleelde , van onderen Wollige Bladen , de Eikelen gefieeld. Deere is, onder den naam van Groen -Eik met rondere en gedoomde Bladen , uit het Bofch van Gramont , door Magnolius, in zyne befchryving der Planten , die omftrecks Mont- pcllier groeijen , voorgefteld. Anderen hebben 'er , onder de gedagte bepaalingen , insgelyks gewag van gemaakt. Het zal eene verbafte- ring of verandering zyn van de voorgaande Sport, C5) Ei- (*) & Quercus Gramtintia. Sp. Plant. 141 3. Gerard JProv. 531. Zie Syst. Nat. Vtg. XIII. p. 716; (4) Quercus Foliis oblongo - ovatis &c. Sauv. Monsp. 96. Gouan. Monsp. 491. Hcx Foliis rotundioribus 8; fpiuofis C Luco Gramuntio. MAGN. Monsp. 140, T 5 II* Deel. III* Stuk* Eenhuizige Boomen. II. (5) Eikeboom , met langwerpig ovaale , on* ^?xu?U yer^eê^e 5 Zaagswys getande, van onde~ Hoofd- ren Wollige Bladen > hebbende ten Spon- stuk. gieiije barfiige Schors. v. Suh*. Koxkboom. poor djt laatfte byna alleen is deeze Soort van den Groen? Eik onderfcheidelyk. Zy groeit ook veel in de Zuidelyke deelen van Vrankryk , omtrent de Pyreneen, doch meest in Spanje en Italië 3 zelfs tot by de Stad Rome. De Griek- fche naam is Phellos, dc Latynfche Suber > de Italiaanfche Sugaro > de Spaanfche Alcomoque, de- Franfche Liége. De Engelfchen geeven 'er den naam van Cork - Tree aan3 die met den Ne* derduitfehen Korkboom firookt : hoewel de onzen hem ook Vlothout noemen. De Hoorn is van middelmaatige grootte 3 dik- ker dan de Groen - Eik , doch minder digt van Takken , met grooter en ronder Bladen. Som- migen hebben van den breedbladigen Korkboom twee Soorten gemaakt , waar van de eene haare Bladen behoudt 3 de andere die 's Winters ver- liest; maar 't is zeker dat zulks afhange van X Klimaat* Het laatfte heeft voornaamelyk plaats omtrent de Pyreneefche Bergen. Hy draagt Ei- kels ($) Quercus FoÜis ovato - oblongis &c. Hort. Cliff. 448. Koyen Lufrdbótt. 81. Mm. Mei. 427. Saüv. Monsp, 96. Gouan. Monsp. 491. Suber latifolium perpetuo virens. C. B. Pin. 424. Phelles fïve Suber. DOD. Pempt. S29. DOD. Kruidb, 2299. Suber. TouïlNF. Inft. 584. MONOIKIA. 295 kels, die giröoter dan de Eikels der Groen-Ei- II. ken, en gantfch onaangenaam van Smaak zyn^F^u of fterk famen trekkende 3 zo we! als de Schors , Hoofd- wannecr die gebrand en tot Poeijer gemaaktSTÜIU * wordt. Men haaltze by ftukken van den Boom, welke twee of drie Duimen dik zyn , en in drie Jaaren groeit 'er de Schors weder aan. Met me- nigvuldig gebruik , dat men 'er van heeft, zo tot Flesfchen Kurken , als tot Bollen aan de Vifchnetten en tot Zooien in de Schoenen, het eene om dat zy van Water ondoordringbaar is, het andere om haare ligtheid, dat zy op 't Wa- ter dryft , en dus andere Lighaamen daar in kan beletten te zinken, is wereldkundig. (6) Eikeboom met ovaale onverdeelde , Doorn- vi. achtig getande , gladde Bladen. c3ffer^ Kermes- Niet minder beroemd is deeze Soort , we-Boom' gens de van ouds vermaarde Drogerye, welke zy uitlevert. Men noemtze deswegen Kermes* loom ; want de Befiën , die 'er den Latynfchen naam Coccifera aan toegeëigend hebben , voeren in de Winkelen van ouds den naam van Grana Ker- (6) Quercus Foliis ovatis indivifis fpinofo - dentatis glabris. ROYEN Lugdbdt. 80. GeON. Oriënt. 291. GöUAN. Monsp. 491. Querciis Foliis ovatis dentato- fpinoiis , Glsndibus fesiï- Jibus. Sauv. Monsp. 96. Ilex aculeata Cocciglandlfera. C. B. Pin. 425. Garid. Aix. 245. T. 53. Ilex Coccifera. Cam. JSpit. 774. Coccus infe&oria. Lob. lc$n. 1 5 3 > IU Deexi HU Stuk* 3oo Eenhuizige Boom*n. II. Kermes, 't Is echter maar een Heefter van Am.ELi weiDiSe Voeten hoogte 3 die anders zo 'zeer Hoofd- naar den Groen - Eik gelykt , dat menze ook "tormes Kkim ^ gen°emd VindU BaüHINUS geeft 'er den naam aan van Stekelige, Bes/en en Eikels draagende , Ilex ; anderen onderfcheir denze , doordien de Eikels ongedeeld zyn. Dit Gewas ontmoet men op de drooge , ope- ne, Velden, van Languedok , Italië , Spanje en Portugal , ja het komt zelfs in 't Ooften en in 't Beloofde Land , voor. De Bladen van het Boompje gelyken veel naar die van Hulst, doch zyn kleiner ; aan de Takken komen veelc Katten , met Bloempjes beladen, die de figuur hebben van een uitgefneeden Bekertje : de Vrug- ten, dat Eikels zyn, komen op andere plaatfen voort met haaren Kelk, bevattende een Aman- del die in tweeën fplyt. pe schar- Behalve deeze Vrugt , die dit Boompje in 't BiE'n. Gellagt der Eiken betrekt, draagt hetzelve, als gezegd is, ook Bèfiën, Grana Kermes genaamd; maar deeze zyn 'er niet natuurlyk aan. De tedere Blaadjes worden van een Mekt, bekroopen , dat zo klein als Zand is en Scharlaken - rood : hetzelve zet' zig ergens vast , en groeit door het inzuigen van het Sap der Bladen , op die zelfde plaats, tot eene ronde Bezie, bevattende een Vogt, dat naar Bloed gelykt en waar onder het zyne Eijeren legt, even als de Schildluizen. Deeze Beziën zyn , wanneer menze inzamelt * bJaauwachtig , doch worden door den Azyn \ waar M O H O I K I Ai 30I *aar mede zy tot het dooden der Eitjes of IK^ kleine Diertjes, van welken zy gnmmelen, be. M. fproeid worden , rood, en leveren die vermaar. Hoofd* de Drcgerye uit , waar van men oudtyds tot Verwftof zo veel gebruik maakte, en die nog in de Geneeskunde , als een Hartfterkend mid- del, door de Montpellierfche Syrocp van Ker- mes, beroemd is. Ik heb elders daar van in 't breede gefproken (*). (7) Eikeboom met Spatelvormige wederzyds vn^ fpits golfachtig getande Bladen , die ds Kafonje- Tandjes rond en eenvormig hebben. biadige. 't Woord Prinos , dat den Groen -Eik, of liever den Kermes - Boom toebehoort, wordt hier gebruikt voor een Virginifchen Eik, die Kas- tanjebooms Bladen heeft. Het is een der hoog- fle en grootfte Eiken in dat Land, draagende ongemeen groote Eikels, Men merkt aan, dat, zo in 't Voorjaar een of twee handen vol van de groene Knoppen deezes Booms onder het Voeder van Appelgraauwe Paarden gemengd zyn, (*) zie het f. Deels X, stuk van deeze Ndtuutlyé JiiflorM » hladz- 466 ' enZ' . • r (7) Qutrcus Poliis obovatis utrinque acuminatis, finuato- fetiatis denticulis rotundatis unifoimibus. Hort. Cl!f. 44*. GRON Virg. H9. ROYEN Lugdbat. 80. Quetcus Caftane* foliis procera arbot Virginiana. Pluk. Alm. 309. Raj. Hiji. I9,6. CATESB. Ur. I. p. T. is. W**. f*S- I- Banti- p. 29. Pl. 3«. ïUDSEL.ni.SWK< 302 Eenhuizxge Boomen* II* zyn , die Paarden , wanneer menze eenigen tyd Afdeel, als ook dien Marylandfchen , welke het Blad in drieën verdeeld , byna als dat van den Sasfa- phras- Boom heeft. De Schors is zwart, het Hout zeer grof van Draad. De Water -Eik met driehoekige Bladen 5 wiens Hout ook wei- nig deugt, fchynt hier toe insgelyks te behoo» ren. (9) Eikeboom , die de Bladen Jlomp uitge- Q*rcu$ gulpt en als met Borflels ge/pitst heeft. ruk ra. Eik;°°de Deeze fchynt de Roode Eik genoemd te zyn 5 om (O Quercus Folüs cuneiformibus ©bfoleÊe trilobis. Gron. 119. Quercus Folio non ferrata &c fi. Quercus Marylandica &c. CATESB. Car. I. p. 19 9 so. SEUGM. Vog* I. B. PI. 3S, 40. (9) Quei'cus,,'BöYns obtufö ilnuatis , fetaceo-trmcronar's. Sysft. Nat. XII. Veg. XIII. Q. Folioium fmubus obtutis. &c. Gron. Virg. 14.9. Quercus Esculi divifura. Pluk. Alm. 309. Cat. Car. I. T. 23. SELIGM. Vo%. I. Band. PI. ï & i AC 5P2§ tenland Balanzda heet , en dat hy in Paleftiria n.' Eikels draagt als Duiven -Ei jeren, die zeer goed FxixU om te ee ten , en zo fmaakelyk als de Karften-HooFD* gen zyn. De Bladen zyn, byna tot aan de ge-STÜlc* roomde Rib roe 9 Vinswyze verdeeld , met de Slippen ver van elkander, Lancetvormig, fpits, tiaar agteren inzonderheid gehoekt «, van onde- ren zo wel kaal als boven. (112) Eikeboom met afvallende langwerpige xil Bladen, naar H end verbreedende , met deE£°*^ infnydingen fpitfer en de hoeken Jlomp. Hier moeten wy den gewoonen Eik befchou- wen, die algemeen is in Europa, doch meest voorkomt in de middelfte en Bergagtige dee- len > hoewel men hem ook in de Nederlanden , in Engeland \ Vrankryk 3 S weeden , ja zelfs Oostwaards in Afie aantreft. Hy voert ge- meenlyk , in 't Latyn 3 den naam van Quercus % en hoogftammig zynde, zeer zwaar van Takken en hard van Hout , wordt hy Robur getyteld- t)e Italiaanen noemen den Eikenboom zo wel Èq- {12) Quercus Follïs dedduis oblongis , fuperne latloiibus, lïriubus acutioribus, angulis obtufis. Hort. CUff. 448. Fl.Sutc* 7t4 , 870. Mat. Md. 426. HALL. Helv. 159. ROYEN Lugdhat** 80. DAL1B. Paris. 293. Gmel. Sik 150. Quercus cum longó pediculo, C. B. Pin. 420. Quercus. Fuchs. Hifi. 229. Lqes. Prusf. 211. T. 69' DOD. Pempt. 823. DOD. Kruidb. 1290; Toubnf. Inft. 583. fim Quercus iatifolia focinifla. C. B, Pin^ 41S. U. Westgoth. 214. Mant. 42$» V JJ, Ceel. III* Stuk» -,$c6 Eenhüizige Boomen, II. Bohre als Quercia; de Spaanfchen Roble of &tf AFxixEL* w* ?t ^7°orc* ^°^r wordt, in 't algemeen, Hoofd- tot betekenis van ongewoone kragt en fterkte, stuk. z0 0p bezielde als op onbezielde dingen toege- £«^/^past (*). De Franfchen geeven 'er den naam van Chêne aan , de Engelfchen noemen hem Oak, de S weeden Ek9 beiden van 't Neder- Saxifch Eicke en 't Hoogduitfch Eiche > zo wel als onze Nederduitfche naam, afkomltig. De Grieken gaven den naam van Drues aan de Eikeboomen in 't algemeen ; doch in 'c byzonder maakten zy gewag van eenen tam- men en wilden Eik, Drus Hêmeris en Agria*, welke laatfte de gene is, dien de Latynen Ro* lur noemen. De eerfte viel zo hoog niet , doch zwaar van Stam : de andere overtrof in grootte de meefte Woudboomen 5 zig in Ar- men verdeelende van ontzaglyke dikte zo wel als de Hoofdftam , en zig wyd uitfpreidende. Aan deezen zullen 5 naar alle waarfehynlykheid , de Eikels kort gefteeld zyn ; terwyl de gezegde Tamme Eik dezelven met lange Steeltjes heeft en daar van den naam draagt by Baühinus, De vermaarde Ray oordeelt , dat de lang- en kortfteeligheid der Eikelen een weezentlyk ver- fchil maakt tusfchen de Eikeboomen , dewyl in fomniigen van de laatflen de Eikels zelfs onge- fteeld (*) Dus fpreekf men vaft Kóbur Anlml flncredibiliquodam ïobore Animi homo. Cic. pro Mil.) Rofar Corp$rh %Rgkt&, t wilde f -{ff€k voortkwam : zo dat het onderfcheid tusfehen den Tammen en Wilden Eik der Ouden moog- lyk flegts in de verbeelding beftaan heeft of afgehangen van de verfchillende Groeyplaats en Grond. Niet meer achtinge verdient de onderfchei- ding van Mannetje en Wyfje, aangezien dee~ ze Boom onder de Eenhuizigen behoort. t'Is zeker , dat fommigen breeder van Blad vallen 5 en dus fpreekt Linn^eus thans van eenè ireedbladige Eik , 55 die alle de Vrugten onge- 3, fteeld heeft 5 door de gedaante beter dan ,5 door de befchryving te onderfcheiden. Dit 3, is zulk eene beüendige Verfcheidenheid 5 dat 33 menze met reden mooglyk tot een byzonde- 3, re Soort zou kunnen maaken 5 volgens G e- 3, rardu s." Deeze is het Mannetje genoemd geweest , en die met langgef teelde Eikels > tevens breedbladig, fchynt men het Wyfje genoemd te hebben. In de grootte der Eikelen is ook een aanmerkelyk verfchil. Onder die met korte Steeltjes vindt men 'er die dezelven zeer groot hebben 3 twee of drie ; anderen die ze kleiner hebben 5 drie of vier by malkander 3 zo R a y waargenomen heeft. Tournefort heeft in het Bofch van Vincennes, tusfehen 't Ka- V a iteel 11+ DSEL, HU SVJKi |d« EENiiutzfcÊ BooMi^ II. fteel en het nieuwe Park, den Eik , wiens Bla3 AFxixEL' den met een za§te Wolligheid bekleed zyn , Hoofd- dat de Eerfte Eik van C lus rus is, gevon- sTUK. den. Die Wolligheid, evenwel, hadt meest f|T onder aan de Bladen plaats , en zodanige Eiken waren deezen laatften , zo wel in de Bergagtige deelen van Oud Kaftilie in Spanje , als in Ooflenryk , alwaar men denzelven Steen - Eik noemt , voorgekomen. Hy was van grootte omtrent als de gewoone Eiken. De Eiken groeijen in Switzerland, zo de Heer Hall er aanmerkt , wel in vlakke Landen eri in de fchuinte doch geenszins op de toppen der Bergen (*). De Mannetjes Katten derzei ven beftaan uit ver van elkander geplaatfte Bloem- pjes , ongefteeld aan de Rib zittende , Welken ieder uit eenige Schubbetjes famengefteld zyn. Het getal der Meeldraadjes is onzeker , van vier tot agt of negen. De Wyfjes Vrugtbe- ginzels zitten in een ruuwe Kelk , die ryp wor- dende in een hol Bekkentje verandert, dat eene Eyvormige Vrugt bevat, in eene Lederachtige Schil beflooten, die onder den naam van Eikel in Gelderland en andere hooge Landen van onze Provinciën, als ook in Duitfchland en elders, t'over bekend is , wordende in 't Hoogduitfch Eichel , in 't Engelfch Acorn, in 't Franfch Glandy overeenkomitig met het Latynfche Glans 3 (*) Querceta in Helvetia planiori & in fubalpinis repeiiii». «ur, fed in altiora non adsfcndunt. Hdv. i$9. MONOIKIA. 309 Glans, in 't Italiaanfch CMande% in 't Spaanfch Afi^*ei/ Bellotas , dat meer naar het Griekfche Balanos xix. zweemt, geheten. Zy ftrekken in 't algemeen ' en in 'tbyzonder in Duitfchland, tot Voedzel Eur0^ht van de Zwynen en ander Gedierte. In Noord- fife Amerika zyn zy bovendien het lekkerfte Aas voor de Wilde Duiven , zo men verzekert. Van de ongemeene Grootte en hoogen Ou- derdom, die deeze Boomen fomtyds bereiken, heb ik reeds een- en andermaal gefproken (*). Om niet te- herhaalen , 't gene ik aldaar van de verbaazende dikte en grootte der Eikeboomen in Duitfchland en elders gezegd heb , zal ik alleen melden , hoe Doktor Pjlott, in zyne Natuurlyke Hiftorie van Oxfort, gewag maakt van een Eikeboom , wiens Takken vierenvyftig Voeten lang waren , van den Stam af gemeten , zo dat deeze Boom wel driehonderd Ruiters en meer dan vier duizend Man , Voetvolk , over- fchaduwen kon (f). Ook zyn in Whitfield- Park 3 op de Grenzen van Cumberland , drie Eiken geweest , welken men de drie Broeders noemde, en waar van de minfte een Stam van omtrent veertig Voeten omtreks hadt. El- ders wordt aangemerkt, dat men den Leeftyd des Eikebooms, tot goed gebruik, niet hooger mag (*) Zie 't li. Deels I. Stuk, bladz. 130. en XI, Stuk, bladz. 5 , « 9 enz. (f) ADANSON Families des Plantes. Preftce. p. CCXI. V 3 II, DEFX. 111% STWK* Eënhuizig E BOOMEN. II. mag (lellen dan op ruim honderd Jaaren (*)«, ^fxixEL# Dic kan ' wat laage v°gdê'e Gewesten , gelyk Hoofd- die van onze Provinciën , aangaat ; waar zyn ; stuk. joch de Ondervinding leert , dat , in hooge £'£pfche Bergachtige Landen , de Leeftyd deezes Booms zig tot verfcheide Eeuwen uïtftrekt , en dat hy aldaar op tweehonderd Jaaren Ouderdom eerst regt in zyne kragt ftaat. Het Onder alle nuttigheden der Eiken is die van HOM™' het Hout wel de voornaamfte» Buiten twyfel zal in deszelfs duurzaamheid veel verfchil naar de Groeyplaats zyn ; gelyk ook de Heer Kalm aanmerkt , wordende daarom de Schepen, die men in Nieuw Engeland timmert , veel beter gehouden dan die der Zuidelyke Provinciën. Die. van Penfylvanie kunnen naauwlyks tien Jaaren op Zee gebruikt worden. Niettemin, zegt hy, ïs 'er onder de negen Soorten van Eiken , welke In Noord - Amerika groeijen (f) , geen eenige pp ver naa , ten dien opzigte, met de Sweed- fchen te vergelyken. Dit zal, waarfchynlyk , ook de reden zyn , dat de Kroonen van Vrank- ryk en Spanje zo veel Scheeps - Timmerhout •yit de Oostzee ontbieden : te weeten dat het Noordelyker groei jende Eiken • Hout veel duur- zaa- e (*) Aanm. ep 't aanleggen van Lanih. en Plant. Amfh 2737. Madz. 193. (|) De raeefte Bosfchen beftann aldaar uït Eikeboomen 3 doch van andere Socrten dan dc Europifche a hoedanigea kier voor Uefchreevsn zya» M O N O I K ï Am 311 Eaamer is 3 dan 't gene in de Bosfchen van die A XI- , nFDFEL Koningryken vak. Het Engelfche wordt gezegd ' XIX> * het allerbeste te zyn tot den Scheepsbouw. Tot Hoofd* Paaien echter, tot Planken , Waagenfchot, enz.s*u*# is zelfs het Franfche Eiken-Hout zeer bekwaam :e™ ja zie hier wat 'er de Heer Roux van zegge (*)„ 3, Het Eikenhout duurt tot zeshonderd Jaaren 93 in de Lugt , maar deszelfs Aardachtige na- 3, tuur 3 weinig Waters, Lugt en Vuur, heb- ,3 bende , doet het fcheuren, fplyten en krim- „ pen : om dat het beftaat uit ongelyke deelen , 3, te weeten drooge , harde en Vezelachtige * 33 die op hunne plaats gevestigd blyven, ter- 33 wyl de anderen, die vogtiger zyn, naar maa- ,3 te derzelver Vogtigheid weg waafemt , zig „ intrekken ; 't welk zelfs dikwils , wanneer het 3, Hout verwerkt is , gebeurt; maar, om dit „ krimpen voor te komen , behoort men het „ niet*, dan wel droog zynde , te ■ gebruiken. 3, Deeze oplettendheid is niet noodig, wanneer het Eikenhout in de Grond of onder Water 33 geplaatst wordt , alwaar de Eiken Paaien vyf- ,3 tienhonderd Jaaren in weezen blyven , en dus verlleent het zelfs , wanneer deeltjes van „ Zand , Kley 3 Steen of Zout , in de Poren „ van het Hout dringende 3 zig aldaar vast zet- „ ten , en die ondereen verbinden , waar dan 2, zekere mengzels van Zwavel by komende 3 zo 3, vormt (*) Traité des Arhrss b óuvrèr. Paris, 1750. 0&* V 4 Xi> Deel. \\% $xüKt E-ÊNB-&ÏZ.ÏGB Boom en; H. 33 vormt zig als Metaal in het Hout. Men heeft Afdeel. „ dus een Goudkleurige Ader in Verfteend ÏIoofd- » Iiout gevon<^en •> 'er heerlyk in ukftak". stuk. Sommigen 3 inderdaad , willen waargenomen kuropt/ehfYiebbtn , dat het Eikenhout, eer dan eenig ander Hout 3 dus de natuur van Steen of Mineraal aanneemt 3 en zulks zou aan de meerder vast- heid zyn toe te fchryven. Het is 3 gelyk men weet 5 een zeer goede Brandftof , maakende .een heet en duurzaam Vuur , gelyk inzonderheid blykt in de daarvan gefmoorde Kolen 3 die men onder de Goudfmids - Kolen vindt. Voorts maakt deszelfs hoedanigheid 3 van door Vuur krom te trekken 3 en de uitzwelling door Water 3 dat men het tot Duigen van Bier-, Wyn- en Boter- Vaten , byna met uitzondering van alle ander Hout , gebruiken moet. Let hier , welk eene milde Gift van den Schepper deeze eigen- fchap zy 5 van het Eiken ~ Hout. Om de een t^n andere reden wras de Scheepvaart en Koop* handel, zonder 't zelve 3 niets* De geheele Boom is vol van een zuur en famentrekkend Sap 9 dat meest in het jonge Hout en in de Bladen heerfcht, zo wel als in de Eikels: doch de gr ootft e famen trekking heeft plaats in de Base , en daar van is 't dat deeze tot Leertouwen zo bekwaam bevonden wordt. De Run dient ook tot zagte broeijing in Bakkea, Het Sap des Booms wordt van zelf groen , en geeft aan de daarop groeijende Zwammen eene Spaanfchgroen- Kleur (*). De Ouden maakten veel (*) HALL. Heh. 1$ 9, -M O N O I K I A» 313 veel werks van het Afkookzel of Aftrekzcl van II» de binnenfte Schil der Eikelen tot Stemping Af£™'* van Bloedingen en alle overmaatige Ontlaftiri- Hoofd - gen; als ook tot uitdryvïng van Venyn. DeSTUK* Bladen, in Wyn of Melk gekookt, floppen &£pi/ch den Buikloop , de Stonden , enz. Uitwendig dienen zy tot fluiting van Wonden, cn zuive- ring van vuile Zweeren. Het gedefinieerde Water der Bloemen zou van dergelyke, doel* zagtere , uitwerking zyn. In Languedok ge- bruikt men, tegen den Loop, gebraden Eikels. Ook wordt het Afkookzel der Knoppen van den Eikeboom, in Wyn , als een Gorgeldrank, te- gen Keelkwaalen aangepreezen. Het Kelkje van den Eikel is eertyds in byzondere hoog- achtinge geweest. Meest, nogthans,is die famentrekkende hoe^ De Gai- danigheid blykbaar , en als geconcentreerd , innootCQ* de Galnooten , een tegennatuurlyk voortbrengzel van den Eikeboom. Sommigen hebben zig daar over verwonderd, dat dezelven onryp ge- flooten , en ryp zynde met een Gaatje door- boord zyn ; maar dit moet volgen. Zy worden , naamelyk , door den Steek, dien zeker Gall- Wespje met zynen Angel in het Blad maakt , als een Blaasje voortgebragt , en uit het Eytje, dat zy daar in gelegd hebben, komen Worm- pjes voort , die in de Galnooten huisvesten , dezelven doen aangroeijen, verharden, daar in veranderen, en 'er eindelyk, door een Gaatje, van hun gekipt, uitvliegen. Ik heb van dit al- V 5 les 1L DEEL» UI. STU$» Eenhuizige Boomek, U# les , en van het gebruik deezer zo bekende Noo* Afdeel, ten 3 reeds genoeg gezegd , toen ik dat GalU Hoofd- Wespje befchreef (*). Behalve deeze, die in stük. de Noordelyke Landen zelfs niet hard zyn 5 Europol* en in Engeland geheel niet voortkomen 3 zo Ray meldt (f)3 levert de Eikeboom nog vee- lerley andere kleinere Galletjes , zo aan de Bladen 9 als aan de Steelen en Knoppen , ja aan de Bloemkatten uit 5 die ik in Plaat ver- toond heb , zelfs Appelachtige en Gefchubde Gallen , volgens Reaümur (|). En > (of de Suikerachtige zoetigheid , welke op de Bla- den fomtyds gevonden wordt (§J, of de hoe- danigheid van het Sap 3 dit veroirzaake ; ) yt is zeker dat men , mooglyk , op geen Ge- boomte zo veelerley Rupfen en andere In- fekten aantreft. Dertig byzondere Soorten van Kapellen heeft men op de Eiken waar- genomen. Ik wil nu niet fpreeken van de Wespen of Boorvliegen, die zig daar op ont- houden ; noch ook van de Torren 5 die men Vliegende Harten noemt 3 of van de Boom- kevers, door welken geheele Bosfchen van Ei- ken fomtyds kaal gevreten worden : alzo ik die allen reeds befchreeven en toen daar van ge- lpro- (*) zie het I. Deels XII. Srcm van deeze Natuurlek? Hijloiie Madz. 120. (t) De besten komen van Aleppo uit de Levant, in Vran- kijk vallenze flegt. (4.) z*e aldaar onze Plaat XCV. Tig. 2, 3. (§) In Aratoe zou zelfs de meefte Manna op Eiken verza- meld worden. NlÉBüHB. Descript, d'ArMe. Kopp. 1773. p- "8. M O N O I K i 3*5 fproken heb. De Marentakken, die op de Ei- II. ken groeijen , als ook de zo beruchte Eiken* Zwam en Mos , zullen in 't vervolg van dit Hoofd* Werk hunne plaats vinden, STTJK* Veele Natuurkundigen zyn van denkbeeld , Het schü- dat Eiken en andere Boomen , terwyl zy nog^ef r niet den Wortel in de Aarde ftaan , gefchildRui*- of van den Bast ontbloot wordende, wanneer men dezelven dan nog een of twee jaaren ftaan laat , duurzaamer en tot den Bouw bekwaamcr Hout, niet alleen , maar ook , opdeeze manier, den meeften en besten Bast voor de Looijeryen uitleveren. Dit Stuk, evenwel, kwam de Ko- ninglyke Akademie van Sweeden niet onbeden- fcclyk voor, en derhalve ftelde dezelve tot eenc Prys - Vraag in 't jaar 1 762 , of zulks oir baar zy , en hoe lang de Boomen, dus gefchüd, zon- der nadeel kannen blyven ftaan; doch, zo zulks, fchadelyk bevonden wordt , op wat manier dan de Looijeryen best van Run te voorzien waren. In 't volgende Jaar zyn zes Antwoorden op deeze Vraag ingekomen , in eenigen van welken het Schillen voorgefproken , in anderen afgekeurd werdt , en , hoewel in geene de zaak met ge- noegzaame Ondervindingen was geftaafd , vondt zy echter goed a aan drie derzelven Pryzen te vergunnen. Niettemin , op dat dit Stuk nader bevestigd mogte worden , ftelde zy de gedagte Vraag op nieuws voor, met een dubbelde Be- looning, van twintig Dukaaten naamelyk , voor den genen , die dezelve in 't jaar 1766 best be- tfc Deel III Stuk, ioï gï6 E^NHUIZIGE EOQMEN» II. beantwoorden zou. Men ziet hier uit, van welk ^xixU een S^S* ^et geoordeel4 werdt te zyn. Im- Hoofd- mers in de Voorrede van de gedagte drie Ant* stuk. woorden ? welken zy aan 't licht wilde geeven. 3 zou een Uittrekzel worden gevoegd van de Waar- neemingen en Aanmerkingen > door Geleerds Mannen reeds daar omtrent in Engeland , Vran- kryk en S weeden * gemaakt. xin. Eikeboom , die de Bladen langwerpig KiugcEik. ovaal , glad, en Zaagswys' getand heeft. De ruigheid van den Kelk derEikelen5 die zelfs Stekelig gedoomd is, maakt de onderfchei- ding van deeze Soort , welke den Griekfchen naam JEgilops , dat is Geiten - Oog gevoerd heeft , waarfchynlyk , om dat de Eikels eeni- germaate naar hetzelve gelyken. Een Oogkwaal ïs 'er , welke om de zelfde reden ook dien naam voert. De Latynfche naam is Cerrus of Cer- ris, die van Mauritanië noemen hem Aspris r de Duitfchers CerraicheL Hy groeit in de Zui- delyke deelen van Europa , inzonderheid in Itaiie , tusfehen Pefaro en Rome , zoLobel aanmerkt: doch in Spanje fchynt hy van Clü- s i us nipt gevonden te zyn die deezen Boom , on- 00 Qwrcus Foliis ovato - oblongs , glabris , fèrrato- den- mis. MiLL. Dief. T. 215. Quercus Ca'yce echinato Glande majote. C. B. Pin. 420. jEgilops five Cerris. DOD. Pempt. 831. DOD. ICrui&b. 1301. C^l'S. Péinn. p. 9 9 10. TOURNF. Infl. 583. Lob. Kruidb. II. 187. Cerri Glans &güops As» pris. J. BAUH. I. p. 77. li o # o ï k i i: 317 öüdet de andere Eiken vermengd 3 in Ooftenryk lh Waarnam, en aldus befchryft. A*xix?* „ Het is een Soort van Eik s niet alleen om- Hoofd- je ftreeks Weenen, maar ook in de meefteBos-STÜKi & fchen van Pannonie, gemeen. Dezelve groeit 3, ten minfte zo hoog als de gewoone Eiken , 3, of ook hooger en regter van Stam , met een „ dikkere en ruuwere Schors. Hy heeft de 5> Bladen menigvuldiger 3 doch niet zo diep , 3, ihgefneeden , met langer en dunner Steeltjes aan de Takjes gehecht, die korter en knob- 5, beliger zyn , hebbende de Knoppen kleiner % 3I en bezet met eenige Haairachtige Vezelen. ^ De Kelken 3 op een kort Steeltje aan de 5, Jaarlykfe Takjes , niet in de Oxels der Bla- 33 den , voortkomende 3 zyn geheel ftekelig , 3, of zagt gedoörnd 3 bevattende eeri Eikel die I, wat korter en ftomper van Punt is 3 dan ge- 33 woonlyk 3 wordende in de Herfst ryp* Ook 3* zitten tusfchen de Bladen, fomtyds, zekere 3, Knobbels, die als uit veele Schubben famen* 3, gefield zyn. De Boeren en Houthakkers 33 weeten deezen Boom zeer wel van den ge- 3, woonen Eik te onderfcheiden ; achtende des* 3, zelfs Hout witter, Weeker, en tot Werkhout 3, minder dienllig." Van deezen Eik hadt Clusiüs verfcheide Stukken verfteend gevonden op den Eifenberg, die weleer met Bosfchen van deeze en de ge- woone Eiken , gelyk nog de nabuurigen, was begroeid geweest 3 doch thans met Wyngaarden eu £18 EENKÜÏZÏGE BöOMEÏw li. en hooge Perfikboomen beplant. Aan geen axi- Afdeel- deren Eik groeit 3 zo men wil, de Eiken -Mos XIX Hoofd- by zulke groote dodden, als aan deezen. STUK, xiv. (14) Eikeboom > die de Bladen langwerpig j stekelige. Lierachtig JPinswyze verdeeld heeft , met de Slippen dwars en fpits 3 van onder eti Wollig zynde. Lobel merkt a3n 3 dat 'er van den JEgU tops twee Soorten zyn 5 de eene met grooter 5 de anderen met kleinere Eikelen. Deeze laat- fte heeft onze Ridder hier geplaatst onder deri naam van Csrris , welke zo wel aan den voori* gen als aan deezen toebehoort, Hy was by den naam van Eik met den Kelk ftekelig en de Ei- kels kleinder , reeds door Caspar Bauhi* nüs onderfcheiden , en by zyn Broeder vindt men hem Phagus of Escidus getyteld : waar van de eerfte naam gemeen is aan alle Eiken , wier Eikels eetbaar zyn ; de andere eigen aan eene byzondere Soort 3 hier voor befchreeven* Daleghamp hadt een Boom onder die be- naamingen voorgefteld, wiens Eikel uïtermaate zoet of lekker was 3 zegt J. Bauhinus; doch de Gemis > die juist zulke Lierachtig Vinswys verdeelde Bladen heeft als deeze Soort zyn toege- fchree- (14.) Qusreus Folüs oblongïs lyrato - phmmifidis ; hclnlls transverfis acutis , fubtus tomentofïs. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Quercus Calice hispido , Glande minore. C. B. Pm, 420. Tournf. Inft. dod. Eob% mlupra, £hagus five Esculus» ]♦ BAUH. Hift. h p. 74. 6 M O N O I K I A. 3T9 fchreeven , door gcdagten Lyonfen Doktor afge- IM beeld, hééft, zo dezelve aanmerkt, de Eikels zeer leelyk , hard en riaauwlyks voor de Zwynen Hoofd- eetbaar, dan by gebrek van ander Voedzel. HetSTUK* gemelde Uitwas tusfehen de Bladen , Bedelguar genaamd , zou tot deeze Soort bchooren (*). J u g l A N s. Ockernoo ten -Boom. De Kenmerken van dit Geflagt zyn , dat de Mannetjes Bloem beftaat uit een eenbladige Schubaehtige Kelk , waarin een zcsdeelige Bloem- krans , met agtticn Meeldraadjes; de Wyfjes- Bloem de Kelk en Bloem in vieren gedeeld hebbende , met twee Stylen , boven het Vrugt- beginzel, dat eene Bolfter - Vrugt wordt met een ingegroefden Steen. Behalve onzen gewoon en Europifchen , ko- men in dit Geflagt nog vier andere Soorten uit Noord-Amerika of de Westindiën voor, als volgt* (1) Ockerncoten - Boom , die de Vin -Bladen 1. Europifche (*) Ramenta multa Hnearia ex alis Foüomm. Iinn. Walnoot. (1) Juglans Foliolis oyalibus glabris fubferratis, fubzequalï- bus. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 1071. p. 630. Veg. XIII. p. 717. Hort. Cliff. 449. Hort. Ups. 236. Mat. Med. 430. KoYEN Lugdbat. si. DALIB. Paris 293. Nux Juglans live Regia vulgaiis. C. B. Pin. 417. Nux Juglans. Dod. Pempt. Si6. Nux. TouRNF. Jnft. 58 1. Nootcn » Boom. Dod. Kruidb. 1271. Nux Juglans Fru&u maxlmo. C. B. Piu. 417. ym Fr. tenero ec fragili putamiue. Ibid. è, Nux Juglans bifersu Ibid. g. Fru&u ferotino. Ibid* 1I.DE6L. HL Stuk» $£ó EENÓütZÏGÉ BÖoiïEtf; II. ovaal , glad, eenigermaate Zaagswyze gei Afdeel. %and en byna even groot heeft* stuïTt^ Ik noem deezen de Europifche 3 oni hem vaö Eurcpifi&ede volgenden te onderfcheiden ; offchoon het Walnoot. njet ze^er zy ^ hy natuuriyfc tot ons \^e- reldsdeel behoort (*). Hy groeit , niettemin , in de middelfte deeleh van hetzelve overvloe- dig ; wordende alom fterk voortgeteeld , en , zo in Plantagiën , als aan dé Wegen en elders , tot lommer en befchuttinge , of om voordeel 3 ge- plant. Hy bemint goede , redelyk vette Gron- den , die niet te vogtig en ook niet Steenach- tig zyn. In Italië , Duitfchland 3 als ook in Engeland , is hy taamelyk gemeen > doch ner- gens mislchien zo overvloedig als in Vrari- kryk, van waar men zulk een menigte gedroog- de Nooten krygt. Hier te Lande vindt men hem ook langs de Dyken aan den Ysfel , Ryri én Lek. In 't gemeen noemt men hem , by ons , Groote Nooten- , doch eigentlyk Ocker- of Ohernooten- , en ook wel Walnooten « Boom ; welke laatfte benaaming van Walfche Nooten ♦ gelyk de Duitfchers ze noemen , als in 't Walfch- land veel groeijende , zal afkomftig zyn. In 't En- (*) America Septentriönalis est Patria juglandmm , inde Perfia hujus hodie primaria , e Perfide a Regibus allata. Plust* zegt LiNN. Mant. altera, p. 496. Habitat in Perfia. D. Ler- che. Syst. Nat. XII. & Veg. XIII. Zo dit van het andere een gevolg is 5 dan is my de Gevolgtrekking zeer dui» &er* M * N O I K I Av 3*1 JSngelfch noemt men hem ook Walnut -Tree. II; De Griekfche naam is Karya , overeenkomftig Af^*II;} met den Latynfchen Nux , daar men gemeen- Hoofd* lyk Juglans by voegt en ook wel Regia, dat STUK* is Koninglyke Noot. De Franfchen noemen ^föffl* hem , eenvoudiglyk , 2\%er of Noifier 3 de Spaanfchen Nogueyra, de Duitfchers Nuszbaum dat is Nootenboom* 5t Is bekend , dat deeze Boomen zeer hoog worden en van een fraai je geftalte zyn , hebbende de Schors in de jongheid witachtig en effen , in de ouderdom oneffen door veele barften en klo- ven , gelyk in de meefte Boomen. De nieuwe Looten zyn zeer dik en groenachtig bruin van Kleur. Het Loof van deezen Boom is fierlyk donker groen , beflaande uit gevinde Bladen ^ doorgaans zeven aan een Steel , van ovaale fi- guur , de endelingfe grootst , glad , zwaar van Reuk en wat famen trekkende van Smaak. De Katten zyn taamelyk lang en zeer dik , beftaan* de uit Bladertjes , die Schubswyze en in 't ver- band aan een Spil gehecht zyn , ieder onder zig een menigte van Meeldraadjes befluitende, Op andere plaatfen van den Boom komen de Vrugt- beginzels voort , die een Eyvormige figuut hebben , aan den top met twee Lippen. Zy groeijen by elkander 3 en worden allengs die zo bekende Vrugten , welken men Nooten 3 Groote Nooten , Walnooten of Okernooten noemt. Een aanmerkelyke Verfcheidenheid heeft in X dee- II* DüEL* Ilt.STUK. Eenhüisige^ Bocmen9 deeze Boomèn , meestal 5 ten opzigt van de ^xa L# Nooten plaats. Men vindt 'er die dezelven Hoofd* wel eens zo groot als de gewoone hebben, stuk. (jocj1 flegtften ^van Smaak. Men noemt- wa^oou^ Dubbelde Nooten. Onder de anderen ko- men 'er voor die den Dop broofch hebben , en deeze houdt men voor de besten, als ook de grootfte Kern bevattende. Hier geeft men den naam van Kraaijebekjes aan. De Keulfe Nooten , zogenaamd , zyn dikker en harder van Dop , ook grooter en langwerpiger , wat droo- ger en weinig minder Smaakelyk. Deeze groei» jen enkelder dan de Trosnooten 3 die klein en rond zyn en zeer hard van Dop. Naar dat de Nooten* vaster of weeker van zelfftandigheid zyn , is ook het Gewas der Boomen en het Hout meer of min geflooten. In de Zuidelyke deelen van Europa vindt men 'er die tweemaal 's Jaars draagen. Ook wordt gemeld van een Laaten Nooteboom , die voor Su Jan geen Bla- den, Bloem of Vrugt, vertoont. Gebruik De eigen naam deezes Booms , Juglans , die XT ^er niet wel anders betekenen kan dan ^fovis Glans > Nooten. •> toont de achtinge 3 waar in deeze Vrugten reeds oudtyds waren , en de bynaam van Regia 9 dat is Koninglyke Noot , vereert dezelven niet min- der. Het is zeker , dat de Pitten van Jonge Nooten , uit den doorgefneeden Bolder ge- haald 3 welken men in Vrankryk veel by 't Nagerecht onder den naam van Cerncaux ge- bruikt, van Smaak zeer lekker zyn5 doch vol- , was- M Ö N Ö T X A. 323 Wasfen en inzonderheid oude gedroogde Nooten , II. veel gegeten , bezwaaren de Maag (*) en zyn Af^u in 't algemeen voor Galachtige Temperamenten Hoofd- fcadeelig. Zy werden oudtyds , inzonderheid > STUK' m het eeten van Vifch aangepreezen (f), en is te begrypen , dat zy op zwaare Spyzen niet gemakkelyk te verduuwen zyn. Ondertusfchen hebben de Ouden 'er zelfs eene Tegengiftige kragt aan toegefchreeven , die wederom van de verzagtende Olie , welke zy , verfch en ryp zynde, bevatten, af te leiden is. Die nugteren 's morgens een Mengzel van twee Nooten 3 twee Vygen , twintig Wynruitblaadjes 3 met een greintje Zouts famengewreeven , at , was den geheelen dag voor Venyn beveiligd ; zynde zulks het vermaarde Tegengift van Koning Mithrida- tes geweest. Ook komen zy in veele zogenaam- de Geneesmiddelen tegen de Pest 'en andere kwaadaartige Ziekten. De onrype Nooten * gekonfyt , worden als byzonder dienftig tegen de zwakheid van de Maag, alsook óm Appe- tyt te verwekken en de Winden te verdryven niet alleen 3 maar ook tegen 't Kolyk gepreezen ; dat echter meest aan de bygemengde Kruideryën zal toe te fchryven zyn. Ray nam op zig zeiven waar , dat de Nooten 3 dus toebereid , zag- (*) Volgens het Spreekwoord : Unica Nux prodest , nocet altera , tertio, mors est. (t) Post Pisces Nux ftt> pst Carnes Cafeus efto. SchoL Salern. x 2 II. DEEL. III. STUK, 324 Eenhüizige Boomen# II. zagtelyk laxeerende zyn , wanneer men 'er 5s 4* AFxfxL* vonck> na den Eeten , twee of drie van gebruikt* Hoofd- Ongelooflyk is de Verfcheicjenheid van Ge- stuk. neesmiddelen , welken deeze Boom plagt uit wait^of6^ leveren* De Katten 3 tot Poeijer gemaakt 3 Genees zyn , zo wel als de gedroogde binnen- Bast y middelen. een Braakmiddel 3 het welk, wanneer de Maag met veel Slym bezet is5 van vrugt kan zyn, en dus zo wel tegen Kolykpynen, als tegen Kramp- achtige kwaaien der Ingewanden dienen. Zo is 't dan ook geloofbaar, dat de Stuipen in jon- ge Kindertjes daar door wel zyn genezen : doch dat 9 door dezelven dit Middel in te geeven , de Menfchen hun geheele Leven voor de Val- lende Ziekte beveiligd zouden zyn , gaat wat ver. Een Baading van de Bladen is tot Voet- wasfchingvoor de Gezondheid, en een ftooving niet dezelven tegen 't Voeteuvel aangepreezen. R ay verhaalt , dat het Sap der Wortelen van deezen Boom zo fterk purgeert , dat men het niet dan aan Menfchen van een fterk Geftel moet ingeeven. De Bolfter der Nooten heeft een famentrekkende Smaak, en het uitgeperfte Sap dient tegen Keel - Ontfteekingen in Gorgel- dranken , als ook tot lichting van de Huig. Som- migen maaken 'er een Oogwater van (*). Het ver- dikte Sap der Bolderen , met Honig gekookt , dient tot bereiding van het Rob Nucum , dat men jn de Apotheeken Dianucum of Diacaryon ty- (*) Door het Aftrekzei in Water zagtjes op den Grend t* gieten f komen de Wormen aanftonds voor. den dag. Mo N O I K I A» 325 tytelt. Het Schilletje, dat de Pit bekleedt, op 11/ Jenever gezet , wordt van fommigen voor een Afxd1^l* Middel tegen 't Kolyk gehouden. Niet minder Hoofd- gerügts heeft het gedefinieerde Water van O- stuk* kernooten gemaakt, in 't byzonder 't gene men^^f' Aqua e tribus Nucibus noemt, om dat het van driederley voortbrengzelen des Booms , te wee* ten van de Katten , van de Schepzels of Vrugt- beginzels en v^n omtrent rype Nooten , gelyk men ze konfyt± in 't Franfch des Cerneaux ge- naamd, geftookt wordt. Dit Water is Zweet- en Pisdryvende, Windbreekende en Maagfter- kende. De Doppen cn het Middelfchot der Nooten zyn ook in Zweetdryvende Afkookzels gebruikt. De Olie , die uit volwasfene gedroog- de Nooten geperst wordt , is , verfch zynde , in- en uitwendig niet minder heilzaam, dan de Olie van zoete Amandelen : oud zynde, dient zy de Schilders 5 onder den naam van Olie van Nooten, tot het mengen van hunne Verwen, en de Schrynwerkers om een Glans té geeven aan hun Werk , overtreffende in deezen, als ook in duurzaamheid , wanneer men ze in de Lam- pen brandt, de Olyf - Olie zeer. Alsdan is zy dienftig tot wegneeming van de Puiften, Sproe- ten en Vlakken in 't Aangezigt ; tegen Kneu- zingen ; als ook om de Kliergezwellen te doen verflaan; zo Lemery aanmerkt (*). Vei- (*) Ufus. Disfep. Dyfenteria ; ïfsU Haemorrhagia Dentis. 01. txpr. Cicatrix Variolac : Rob, Angina: zegt Linn/eus , en voegt 'er by , Quatitas fufpeffa 9 rarior %fr*fi*ns* in Mal. MtL X 3 II» Deel, III* Stuk, g26 ÊENHUIZIGE BoOMENo 11. Verfcheide gebruiken heeft bovendien deeze Afdeel» Boom in de Handwerken. Het aftrekzei van XIX Hoofd- den Bolder der Nooten % in Water 3 geeft % stuk» door beftryking , aan het Eikenhout een Noo* tSoomen" teboomkleur ; dus genaamd , om dat hetzelve Hout. als dan in Kleur naar het Nooteboomen-Hout gelykt (*). In hoe veel achtinge dit Hout zy tot verfiering van Kabinetten , Laatafels, Bu* reaux en ander Schrynwerk, daar het in dunne Plaatjes opgelegd > en dan door wryving glad gemaakt wordt, is wereldkundig. Dat der Wor- telen , in 't byzonder > Itrekt door de aartige tekening en mengeling van Kleuren , die eene oneindige verandering van figuuren maaken, tot verwondering. Het is echter aan broeijing en den Worm onderhevig, indien het niet op den behoorlyken tyd en met de noodige zorgvul* digheden gekapt wordt* Vervolgens moeten de Stammen niet op den Grond , maar in de Lugt verheven , gedroogd zyn , en eer menze ge- bruikt, een poos in 't Water gelegen hebben % waar toe dat van Moerasfen zelfs beter daa dat van Rivieren is; dewyl het de Kleuren fter- ker maakt. Uit de kostbaarheid van dit Hout > en de gedagte Voortbrengzelen, ziet men ligt, dat de Noo- (*) Koning Karei de II. van Engeland , voor zyne vervol- gers vlugtende , maakte zig , door 't Aangezigt met het Sap, van deeze Bolflers te beftryken , onkenbaar ; doch behielp 'er, al zyn Leven, een bruine Kleur van. M O N O I K I A. 32.7 Nooteboomcn van de voordeeligften zyn onder II, de Europifchen : mids de Groeyplaats naar den Af%i£u eifch zy. In onze Lugtftreek hebben zy , op Hoofd* ver naa , de aartigheid niet , die zy in Vrank- STUK# ryk hebben : weshalven zy daar ook veel fterker wZnm* worden voortgeteeld. De Voortteeling gefchiedt altoos door Nooten die men plant : want deeze groeijen fpoedig op , en de Boom geeft geene Uitloopers uit» Hy heeft een lommerryke Scha- duw 3 doch die oudtyds niet gezond geacht werdt te zyn 3 ja zelfs voor het daar nevens groeijende of gezaaide fchadelyk (*). Anderen fchryven van een byzondere vyandfehap tus- fchen deezen Boom en de Eiken plaats hebben- de. Wat hier van zy 3 t'is aan den eenen kant zeker , dat de fterke Reuk der Bladen , zig ver uitfpreidende , in Italië en dergelyke heete Kli- maaten fterker moet zyn dan in het onze 3 en 5 terwyl aldaar dikwils alles door de droogte kwynt, veel hinderlyker. Het is dan ligt te be- grypen^dat de uitwerking van het menigvuldige Voedzel , 't welk deeze Boom van alle kanten naar zig trekt uit de Aarde 3 te moeten misfen , aldaar ook zigtbaarder zal zyn op de nabuurige Gewasfen 3 dan alhier ; waar men zelfs dit ten op- (*) Juglandlum Umhra gr avis et fioxla ttiam Capltt hu- mano , omnibusqut juxta fatis. PLIN. Hifi. Nat. Lib. 17. Cap. 12. Dccze Autheur. woonde iii Italier waar uit blykt, dat men dikwils ten onrechte zyn gezegde voor Fabuleus houdt, om dat men 't hier anders ondervindt. x4 II. DEEL* III, STUK* Eenhuizige Boomeh. II. opzigt van het Gras befpeurt (*). Men krygt Afdeel. >er Vrugten best af, door de Takken met Hoofd* Stokken te flaan , en dit heeft tot een zonder* §tuk. ling Spreekwoord aanleiding gegeven (f> ii. (2) Ockernooten - Boom , met zeven Lancets* J«zJanS wyze getande Vinbladen 5 het ongepaards witte ongejteeld. Walnoot., Wy komen thans tot de Nooteboomen van Noord - Amerika > alwaar Linn^us dezelveu fielt Inboorlingen te zyn. Driederley komen 'er voor , waar onder de Witte hier de eerfte is. De Heer Gronovius bepaalt hem, als Lancetswys' gladde Vinblaadjes hebbende , die fcherp getand zyn en fpks gepunt, zo lang als de Steeltjes en byna egaal van grootte. De Heer Clayton hadt waargenomen , dat dq Vrugt famengedrukt Eyvormig is, diep uitge«* fneeden en zeer hard , van binnen een inter- maan Indien gebrek van Licht een voornaam beletzel is vati den Groey der Gewasfen , gelyk de Heer Eonnet wil, dan zou de ongemeene donkerheid van de Schaduw deezer Boo- men hier van een andere oirzaak zyn.. (J*) A Span] el , a Woman and a Walnut - Tree, The more they are tenten the better Jlill they be. (z) Juglans Foliolis feptenis. lanceoJatis ferratis , imparj fesfili. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Juglaus alba Fru&u ovat? compresfo &c. Gron. Virg. 190 , 150. Nux Juglans alba Virginienfis. PAUK. The at. 14.14. CATES-B. Car. I. p. T. 38. Sïxigm. Vog. I, Band. p. 61. Pl. 76. Nux juglans Virginia-, na, &c Pluk. Alm. 254. T. io$. figK s, M O N O I K I A. 329 maate kleine Holligheid hebbende en doorgaans If. zonder Pit. De Engelfchen , zegt hy, noe- Af™U meBze Witte Walnoot. Het is de Witte Vir- Hoofd. ginifche van Parkinson en Catesby, STük# die in Noord - Amerika Hickery genoemd wordt, fr^9*9** De Indiaanen 3 naamelyk 3 maaken van de Pit- ten een Amandel - Melk , welken zy dus hee- ten 3 en daar van heeft de Boom onder de Europeaanen dien naam bekomen. In de Bos- fchen rondom de Stad Phüadelphia , in Penfyl- vanie,is hyna de Eikeneen van de gemeenflen, en men heeft 'er drie of vier Verfcheidenhe- den van , zegt Kalm, Catesby merkt aan , dat dezelve in Karolina of Virginie dikvvils zeer groot wordt , en een Stam krygt van drie of vier Voeten over 't Kruis. Het Hout is zwaar geaderd , doch wordt niettemin flegts tot veele Akker- of Bouw -Gereedfchappen gebe- zigd > en voor een goede Brandttof gehouden» In de Herfst , als de Nooten afvallen 3 gaat de Bolfter in vieren open 5 en de Dop is naauwlyks dan met een Hamer aan ftukken te breeken , be- vattende eene kleine zoete Pit , daar de Indiaa- nen een heilzaame Olie uit perfcn. De meeften, echter > van deeze Vrugten ftrekken de Zwy- nen en andere Wilde Dieren tot Winter-Aas. (3) Ockernooten - Boom met elf Lancetswyze Iu J7inm Jugfons Cixerea. Afchgcaau- (z) Juglans Folioh's undenis hnccohtls , bafï altera bre- we. Viore. Syst. Nat. £11. Veg. XIII. x 5 II» Deel* III» Stuk» 330 Eenhüizige Boomeh. IL Vinbladen , die van agteren aan de eens Afdeeio Zyfa korter %yn. XIX. Hoofd- stuk» yan deeze, ook in Noord - Amerika huisves- tende , vind ik niets naders , dan dat ook de jonge Blaadjes van boven kaal zyn. Misfchien zal dezelve tot de gedagte Verfcheidenheden van den Witten Nooteboom behooren. iv. (4) Ockernooten - Boom met vyftien Lancets- nnri. * wyze getande Vinbladen , de buitenjle zwarte. kleinst: en Knopjes boven de Oxelen. Deeze Soort maakt den Zwarten Nooteboom van Virginie uit 3 die dus genaamd zou zyn 5 of wegens de donkerheid van het Hout, dat zeer bekwaam is om tot Kastemaakers • Werk te gebruiken > of wegens de Kleur der Nooten, Hermannüs, weleer Hoogleeraar te Leiden , hadt dezelven van den toenmaaligen Bisfchop van Londen gekreegen , die van grootte als een gewoone Ockernoot waren , hebbende den Bol- lier dik , groen en Spongieus; den Dop, daar binnen , zeer hard en zwartachtig, ook zeer dik en overlangs diep gelleufd , de helften zonder eeni- (4) JugUns Foliolis qumdems hnceolatis ferratis , &c. Hort. Cliff. 449* Hort. Ups. 287. GRQN. Virg. 150. ROYEN Lugdbat. 82. Ntix juglans Virginiana nigra. HERM. Lugdbat. 452. T. 45 3. CATESB. Car. I. p. T. 67. SELIGM. Vog* IL Band. pag. 28, 29- Pl. 34» M O N O I K I A. 331 e enigenblykbaaren Naad famcngevocgd. Hier II. in v/as een zoete eetbaare Pit. Volgens Ca^Af™u tesby komen zy in hardheid met de voor- Hoofd- gaanden overeen. Virginie en Maryland , tPST^f yeele overige Streeken van Noord - Amerika , Boom? '** daar de Europeaanen hunne Volkplantingen kb- ben, zyn vol van deeze Boomen. In PenfyKa- nie 9 omftreeks Philadelphia , waren zy echter , volgens de Waarneeming van Kalm, zo ge- meen als de Witte niet. Linn^eus merkt aan , dat de jonge Bladen in deeze Soort Wol- lig zyn. (5) Ockernooten - Boom met drie Vinbla- v. *»• *£Sr Dxicbkh Deeze , welken men ook driehladige Noote-dïge. loom zou kunnen heeten 5 is in de Westindiën 3 en wel op Jamaika waargenomen , alwaar zy haare Groeiplaats heeft. Browne geeft 'er langwerpige ftompe , driebladig gevinde Bladen aan , en enkelde Vrugten als Besfen in de Oxe- 3en. Sloane geeft 'er een Vrugt aan, van grootte als een Moskaat-Noot , en zegt dat het een Boom is van twintig Voeten hoog, zo dik als eens Menfchen Been , met eene Afch- graauwe Schors , maakende met zyne Takken een (O Juglans Foliolis ternïs. Syst. Nat. XII Vcg. XIII. Juglans Foliis oblongis obtufis , pinnato- ternatis , Fru&ibus Singularibus baccatis ad Alas. EROWN. Jam. 346- Nux juglans I rifolia &c. SLOAN. Jam. 128. IiiftT II. p. X, T. 157. f. p.Aj. Dendr. 6. II. Deel. lil. Stuk. 332 EENÜUtfclGE BoOMEN. II. een fraaije Kroon, De Bladen , die met hun Afdeel, drieën op een Steel Itaan , zyn vuilgroen of Hoofd, bruinachtig , glad en dun. Uit derzelver Oxe- stuk. ]en komen twee Katten , een Duim lang , en de ww«ö#/f«- yrUgten > Ey vormig en geelachtig zynde , heb- ben een Steeltje van dergelyke langte , bevat- tende onder een dunne Lymerige Schil een Noot , welke hy nooit open gebroken hadt. Men vondt deezen Boom aan de Oevers van Rio Cobre , en .in de Velden om de Stad Sr. Jago de la Vega, op . Bofchagtige plaatfen , overvloe- dig groei jen, Myristica. Nooten - Moskaat Boom, Deezen Boom, zo vermaard wegens de kost- baare Speceryën, die hy uitlevert, en aan walken in het Stelzel der Sexen nog geen plaats was aangeweezen , acht ik gevoeglyk hier te kunnen befchryven. Het zelfde Recht, dat Linnjeus hadt om den Japanfchen Papierboom , by voor- beeld,, zonder de minfte melding van des- zelfs Bloemen of Vrugtmaakende deelen , we- gens eenige gelykheid van de Vrugt tot de Moerbeziën te betrekken ; heb ik om deezen te laaten volgen op den Ocker- of Walnooten- Boom , naar wiens Vrugt de Moskaat - Noot in haare Bolder , myns oordeels , veel meer dan naar een Perfik , gelyk Ray wil , gelykt. Ëïi , fchoon de Vrugtmaaking niet duidelyk is voor- gefield door de Autheuren , febynt my doch uit M o n o i k i a- 333 uit de befchry ving van Rumphius te blyken , IK dat de Bloemen 3 waar uit de Nooten groeijen , Af£ ^el* Wyfjes- Bloemen zyn. Ten minlte wordt in Hooi. d. dezelven van niets anders dan van een StamperSTÜK* of Vrugtbeginzel , in 't midden van een wit Kelkje , dat in drie punten gedeeld is, gewag gemaakt 5 daar hy anders de Meeldraadjes byna nooit vergeten heeft te melden. De Kenmerken van dit Geflagt beftaan dan tot nog toe , met zekerheid , in een Gebolfter- de Vrugt 3 die eene Noot influit 3 in haar eigen Dop vervat , en bovendien met zekere Blader- achtigheid omgeven. Ik zal hier van3 met Rumphius en ande- ren 3 drie Soorten , te weeten de zogenaamde Wyfjes en Mannetjes , als ook den Wilden Nooten - Moskaat Boom , voorflellem (i) Nooten-Moskaat Boom die ronde Vrugt en ~ i. draagt. Myriftica wyfjes- De Groeyplaats van deezen , dien men ook^SiSi. den Tammen of Echten Nooten Moskaat Boom noemt 3 is op de Molukkifche Eilanden, en hy wordt alleenlyk op drie derzei ven 3 welken de Nederland fche Oostindifche Kompagnie 3 daar toe, aan zekere Luiden verpagt of by Perken uit. geeft, (i) Myriftica Fru&u rctundo. Mihu Nux Moschata Fm&ii rotundo. C. B. Pin, 407. Nux Myriftica foemüia. Clus, Exot* 13. DOD. Kruidb. 1393. WEJNM, Kruidh» PI. 760. l\, DE EU III* STUK, EenöuizigE BoöMÈNé II. geeft 3 gecultiveerd- Banda, dat een trop vaft ^xixEL* ^eeze en anc^ere kleine Eilandjes rondom zig Hoofd- heeft , beheerfcht dezelven. Voor 't overige stuk» wordt deeze Echte Nooten - Moskaat Boom in 't M°olkaat Gebied van onze Kompagnie nergens gedroogd Boom. en groeit ook , zo veel bekend is , op geen an- dere plaats van den geheelen Aardkloot. Het is y volgens de befchryving van RüM- p h i u s j een Boom , die de gedaante en groot» te heeft van een Peereboom , maakende een Pieramidaale Kroon. Meest fchiet hy op met een enkelen , regten , maar fomtyds ook wel met twee of drie Stammen. De Bast van den Boom is effen en donker graauw met groen ge- mengd , van binnen rood en Sappig. Als men in den Boom kapt of een Tak daar afbreekt , loopt 'er een kleverig licht rood Vogt uit 3 bynat als dun Bloed ; 't welke ftraks hoog rood be- fterft , en in het Linnen zodanige Vlakken maakt , die men 'er niet gemakkelyk kan uit- wasfchen. De dikke Takken verdeden zig in lange dunne Rysjes 3 daar Bladeren aankomen > die veel naar Peerebooms- of Citroen Bladen gelyken , maar wat fpitfer zyn , aan de zyden niet gekarteld 5 van boven hoog groen 3 van on- deren wat vaalachtig , gelyk die der Kruidnagel* boomen 3 doch zagter , efFener en van boven een weinig glimmende. Zy liaan meest op twee ryën aan de Takjes 3 niet regt tegen elkander over- De jonge Blaadjes zyn niet rood 3 gelyk die van de Nagelboomen , maar witachtig en licht M o n o i k i a. 335 licht groen. Aan kromme Steeltjes komen klei- AfJJ^, ne Knopjes , die zekere witte Bloempjes of L * Kelkjes , met driepunten, uitgeeven, in wier Hoon* midden zig een klein langwerpig ros Knopje""** vertoont, dat het Vrugtbeginzel is van de Noot. Mo skaat Meest groeijen deeze Bloempjes aan Trosjes^771, van twee of drie by malkander : maar de mee* Iten vallen af , zo dat doorgaans de Vrugt en- Iceld groeit : men ziet 'er zelden twee of drie by malkander , en in de negende Maand na 't 't bloeijen wordt eerst de Vrugt ryp , die dan de figuur en grootte van een Perfik heeft , doch wat toegefpitst is aan het Steeltje, en overlangs een Sleuf 5 welke 'er rondom loopt. By deeze Sleuve barst de Bolfter, die dan een roodachtige Kleur heeft , en glad of effen is van Schil , open 3 en vertoont de Noot 3 met haare hoog- roode Foelie omvangen ; welke 3 indiende Vrugt dus eenige Dagen aan den Boom blyft , daar uit valt en door haare Vettigheid ligt verwormt; gelyk ook dikwils de Foelie aan den Boom van Wormen opgegeten wordt. Door de gekonfyte Nooten , die wy hier uit De No°- Oostindie over krygen , is deeze gefteldheid van * de Vrugt iedereen bekend. Anders is de Bol- fter hard 3 onaangenaam van Smaak en famen- trekkende. De eigentlyke Noot, van de Foe- lie gezuiverd 9 zit nog in een dunne Dop 9 waar uit zy 9 door Vuur gedroogd zynde, gepeld moet worden en verder met Kalkwater toebe- reid * om duurzaam en zodanig te zyn * als cn- II,DE££t llh STUK* 33<5 JEenhüikige BooMEtf; onze Oostindifche Kompagnie dezelven ondei A xi£fL' den naam van ^öó^72 Moskaat verkoopt. Dee- Hoofd- ze , in 't Latyn iVia- Moschata of Myristica stuk. genaamd , heeft in alle Taaien van Europa by- Moskaat na dien zelfden naam. Dus noemen haar de £oom. Icaliaanen Noce Mus coda , de Spaanfchen Nuez Moscado > de Franfchen Noix Muscade , de En- gelfchen Nutmeggs , en de Duitfchers Moskaten» Nusfen. Derzelver gedaante en Kruiderige hoedanigheid , als ook het gebruik dat men 'er als eene Specery van maakt in de Spyzen 3 is t'over bekend om daar van te fpreeken. Men weet ook , dat zy , zo wel als de Foelie , een groote veelheid van Olie bevatten, die 'er, zo wel door uitperfing als door Deftillatie , uit te haaien is* Derzelver kragten verfchillen alleen* lyk in meer of minder trap van fcherpheid, en daarom > gelyk de Oliën meest uitwendig ge* bruikt worden a in Pleifters , Zalven en Smee- ringen 5 daar een fterke prikkeling der Zenuw- achtige deelen vereifcht wordt, zyn de Noo- ten en Foelie gepoeijerd beter, tot verfterking der Ingewanden , verdryving der Winden , ftil- ling van Kolykpynen, ftemping van den Buik- loop; als ook tegen alle Ongemakken, die uit Zinkingen en dergelyke koude aandoeningen der Zenuwen ontftaan. Zelfs is het overmaatig gebruik daar van fchadelyk bevonden. Bon. ti u s verhaalt , dat fommigen daar door eenige Dagen , zonder gevoel , fpraakeloos , als in een diepe Slaap , gelegen hebben. Ook merkt men aan^ M o n o i jc t a: 33? -aari, dat het menigvuldig eeten van de gekon- H- (fyte Nooten de Menfchen Slaaperig en vadzig -maakt, en als het Geheugen beneemt. Inzon- Hoofd* derheid is zulks in heete Landen en Saizoe.8™- nen fchadelyk. Om den Loop te ftempen worden de Moskaatnooten geroofterd voorge--6'"*- Xchreeven. Een berooking met dezelven is te* gen de Opftyging dienftig. Den ouden Grieken fchynt deeze Specery onbekend geweest te zyn ; maar de Arabieren kenden zo wel de Nooten als de Foqlie des te beter. Gemeenlyk vallen deeze Nooten byna rond , doch men heeft 'er ook die wat lang- werpiger en niettemin zeer Aromatiek zyn 3 groei jende aan byzondere Boomen. Bovendien komen eenige wanflaltigheden onder deeze jNooten voor, gelyk 'er dus zyn, diemenïVee* iings - Nooten noemt , ook Diefjes- en Konings- Nooten. Men kan dergelyken niet voor by- zondere Soortea houden» (2) Nooten - Moskaat Boom die langwerpige n. Vrugten draagt. Mannetjes Onder deezen naaiii ïs de Boom dér Man*^™^ netjes - Nooten door C. Bauhinüs onder- °S ut* fcheiden. Rümphius merkt denzei ven als den mw 1 ; : 1 ' ';' ' ;- . m% (2) Mytistica Fru&u ©blongó. Mihu Nux Moschata Fruo tu oblongo. C. B. Pin. 407. NuxMyriftica mns. Clus. Exgt* 6 y Jfc DECJL. III* STUK* tl. den voornaatnften ónder de Wilde Nooten - Mö§* **fx,L' ïcaat Boomen aan* Hy zweemt s in geftalte* Hoofd- weinig naar den régten Nooteboom. De Bla« deö zyn oofc veeïgrooter, fommigen een Span * wM'at fommigen anderhalf Voet lang , korter gepuns en ovaalachtiger , met evenwydige zyd-Rib* ben , gelykende dus naar de Kanarie • Bladen , welken in Oostindle zeer bekend zyn. Van boven zyn ze donker groen , van onderen vaal , en hebben een Aromatieken, doch wilden Smaak, gelyk dia van den echten Nooteboom , wanneer menze kaauwt. De Vrugten hangen niet aan lange dun* ne Takjes, maar komen op korte dikke Steeltjes, fomtyds uit de Oxels der Bladen digt by èl« kander voort. Zy zyn rond of langwerpig, hebbende van buiten een Wolachtigen Bolfter, die taaijer en harder is dan in de regte Noo- ten. De eïgentlyke Noot, daarbinnen, heeft ook een dunne Schaal , insgelyks omvangen met een Goudgeele Foelie , doch dezelve i$ byna Smaakeloos , en de Pit van de Noot ge* heel laf, by de regte Nooten Moskaaten te ge* Iyken; waar van ik ze den bynaam gegeven heb* In haare Schaal gelykenze veel, als bekend is t naar onze Walnooten in de Dop, en de Pit, af» gefneeden, vertoont zig gemarmerd, als de ge* woone Nooten Moskaaten, maar heeft weinig Speceryachcigheïd, gelyk ik thans in de mynen ondervind , zynde zelfs wat walgelyk vao Smaak. Op Banda noemt men decze Psla Suker* dat is Berg • Nooteft % en op Amboina Pak Otf- tfc tmg* dat is Wilde of Bofch - Nooten : wantzyA^f^ groeijen eigentlyk ia 't Wilde, in de Eosfcheh Hoofd» en op de Gebergten 5 Wordende niet gecultiveerd STÜK* kan men zig ligtelyk uit y £ ge* 34c ##nhüïzig£ Booms». IL gekonfyte Nooten vergewisfen. Dit zelfde, jè Afdeel, tegendeel, bewyst de onechtheid van het Takjt Hoofd- der Mannetjes - Nooten , by Weinmanh stuk. afgebeeld , alwaar de Bladen volftrekt eveneens booten- aan beiden zyn , en de Vrugt gantfch onnatuur- BoemT lyk. Jk bezit een Nooten - Moskaat Boom Tak* je, dat wederom in Bladen en Vrugten verfchilt, en daarom, zo ik geloove , tot de volgende Soort, of tot den Wilden, behooren zaL M™kca ^3) Nooten - Moskaat Boom met kleine Vrug* Sytoe/lris. ten. [ . Wilde • ' Nooten- Moskaat In Gewas verfchilt deeze Boom , dien meti Boom. Maleitfch Palala Burong noemt, weinig van de voorgaanden , maar de Bladen zyn zeer lang en naar de langte fmal, op twee Spannen maar vier Vingeren breed» Van myn Takje heeft het grootfte op agt Duim langte twee Duimen breedte , dat byna op 9t zelfde uit- komt. Zy ^hebben insgelyks evenwydige Rib- ben, en de bovenfte zyde is donker groen en glad , de onderfte met een digte Wolligheid bekleed. Ook ftaan zy op dikke korte Steeltjes t aan dunne Takken overhoeks, gelyk in het my- ne , en de Vrugten komen by Trosfen van drie of vier voort ; hoedanig eene Tros zig by myn Tak- ( 3) Myrijiica Fruftu minore. Mihi. Nux Moschaw Fru&u rotundo parvo. C. B. Pin. 407. Nux Moschata humlls 8c Jru&u pufillo in Moluccis ; AcostüB. Nux AlQHUtUCS *a« fmftifcra, in Moluccis Zcylan: Garqim* ~ M O N 3 I K I A. S4I Takje bevindt 5 welke 'er fchynt afgebroken te II* zyn. De Nooten zyn vry wat kleiner dan de Af^l' regte Moskaat- of Specery - Noot in de Bol- Hoofd* fier. De natuurlyke Kleur is uit den geelen met STUK* ecnig rood 3 gelyk de Jamboezen. In plaats van Moïklat Sleuf hebben deeze Nooten een uitpuilende Bom% Naad ^ die 'er in de langte om heen loopt , en van vooren een klein Puntje aan den Bolfter 5 zittende daar binnen in zyne Foelie de Noot , welke , doorgefneeden zynde 3 in het midden eene kleine holligheid heeft, waar in een byzondere witte zelfftandigheid is3 als Asbest. Dergely- ke korte Vezeltjes neem ik ook in de doorge. fneeden onrype Vrugt van den Karftengen « Eooin waar. Rumphiüs merkt aan 3 dat deeze Wilde Noote - Moskaaten 3 zo wel als de Mannetjes Nooten , veel tot Aas ftrekken voor den Jaar- vogel 5 anders ook Jaager - Vogel genaamd (*). Die Autheur telt vier andere Wilde Soorten van Nooten - Moskaat Boomen op 9 welke nog veel kleiner Vrugten draagen. Alle deeze wor- den Palala genoemd van de Indiaanen, terwyl de naam van den echten Wyfjes Nooten Boom in 't Maleitfch Pala is, Deeze Wilde Nooten- Mos- (*} Dit is de Rhinoceros - Vogel , BüCEROS Cornu maxilla- ri Fror.tis recurvato : door my in 'tl. D. IV. STUK deezer Natuurt. Hijiorie , bladz. 2S7 , befchreeven. Ik bezit een fchoon Oranjekleurigen Gehoornden Kop en Bek van deezen Vogel , my uit Oostindie prefènt gezonden. Y 3 IU deel* III» Stuk* 34» ËËRIÏOIZfCEj BotMCK II. Moskaat Boomen groeijen ook pp andere Ei» ^ xixEL" lancien> en ze*fs aan ^e Vaste Kust van Indie. Hoofd- Ten minfte komt, in de Malabaarfe Kruidhof, «tuk. cen Nooten-Móskaat Boom voor , aldaar Panan» Jc%at Palka genaamd , welke naast met den genen f Xogm. jje je Mannetjes Nooten draagt, fchynt over- een te komen , zo de Hoogleeraar Burmannus aanmerkt. De Afbeelding 9 welke zyn Wel Ed» gegeven heeft van den Ceylónfchen Wilden Nooten - Moskaat Boom , Iryaghedhi genaamd , verfchilt door de Bladen zeer , welke als die van den Kruidnagelboom zyn , en tegen over elkander aan de Takjes flaan. Ondertusfchen wordt door de Knopjes, die zig daar aan ver- toonen, myne Gisilng, dat de Nooten - Moskaat Boom wel tot dè Planten, wier Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen van elkander afgezonderd zyn , behooren mogt , niet weinig waarfchynlyk gemaakt (*> F A g v s. Beukeboom. De Kenmerken van dit Geflagt zyn, dat de Mannetjes Bloem uit een in vieren gedeelde Kelk beftaat, van Klokswyze figuur, met twaalf $vleeldraadjes 9 doch geene Bloemkrans heeft , \ zo (*) Vid. BWRM. This. Zeylan. p. I7J. T. 7$. Ware het dat ik hict in gemist mogt hebben, zo xnl men't eeniger tyd deezen aanmeikelykcn Boom , die zckerlyk een plaats ver- diende, flegts cen andere in het Stekel der Sexcn moetc» r — momtsxmisz 343 zo min als de Wyfjes . Bloemen , wier Kelk n. viertandig is, met drie Stylen, Gedagte Kelk A™£ï" verandert in een Zaadhuisje of Vrugt, die fte-Hoorc* keiig ruig i* , vierkleppig , bevattende twee$TV* Zaaden. Drie Soorten komen 'er in dit Geflagt voor, waar van de laatfte alleen beantwoordt aan het gewoone gebruik van den Geflagtnaam, de an» deren van ouds Kastanje •Boomen heeten* als volgt. (1) Beukeboom met Lancetswyu , /pits ge» *- tandt, van onderm kaak Bladen. K^jV Booiu. Deeze Soort maakt den gewoonen Europi* fchen Kastanje - Boom uit , die in Vrankryk in* zonderheid menigvuldig groeit, hoewel hy ook voorkomt in Spanje , Portugal en Italië. Duitfch- land en Engeland zyn 'er niet van ontbloot. De naam is van 't Griekfche woord Kastanon af- komflig , dat men , met eenige verandering 5 in de meefte Europifche Taaien overgenomen heeft* De Franfchen noemen hem Chaftaignier 9 de Duitfchers Kesten* of Kastanien-Baurn , de En* gel- (O Foliis lanceolatis acuminato» fèrratw, fubtusnu* dis. Syst. N*t. XII. Tom. II. Gen. 1071. p. £30. Hort. Cliff* 44-7- Hort. Ups. is 7. RoYEN Lugdkat. 7$. Mét. Mtd. 42*. JDalib. Paris. 194. Gron. Virg. iji. Caftanea. Toubnf. Inft. st+.DQD.Pempt. «14. Kruiib. \zj$. Caftanea fvkeffris, £. B. Pin. ^ip. Caftanea fativa. C. B. Pin. 41*. n.Duuin,STUK« 344* EBRHOfëieK BooMfew: II. gelfchen Chestnut-Tree. Dus wórden ook de Af^eL Vrugten of Karftengen , van de Spaanfchen Gwr- Hoofd- ïfl»flJ 5 of Morones , wanneer zy groot zyn ; en stuïu deeze laatften in 't Italiaanfch Marroni , in xt %*mnji' Franfch Marons, getyteld. Deeze Boomen bereiken een aanzienlyke grootte. Men heeft op 't Eiland Sicilië ontzag- lyke Karftengen - Boomen 3 tot welken mooglyfc die behooren zal , daar Kircrer van ge- waagt , als aan den Berg Ethna groeijende , zo groot , dat 9s nagts een geheele Troep Schaapen in deszelfs holte vérfchuiling hadt (*). In En* geland heeft menze zo dik van Stam gezien > zegt R ay y dat drie Man denzelven niet omva- demen konden. Dit komt echter niet by den berugten Karftengen - Boom , in 't Graaffchap Gloucestertdie eenen omtrek hadt van 51 Voe- ^*DEELstten *i dikker moet die zyn, welke nog 1. stuk /onlangs by Briftol groeide 3 hebbende eenen hl H' Stam van 19 Voeten over 't kruis, en deeze werdt geacht meer dan vyf Eeuwen geftaan tc hebben.. De Karftengen- Boom heeft eene donkerbrui* ne of zwartachtige Schors. De Bladen zyn on- gevaar twee Duimen breed en byna een half Voet (*) ADAN30N FamilL des Plantu. Pref. CCXIII. Indien, rnamelyk , 't woerd Chatéfier , by hein , een Karftengen^ Bopm betekent , gelyk ik denk: maar dit woord, hoewel van hem in zyne Lyften gebruikt , vind ik, dat zonderling is, in zyne Regiitevs niet: anders zond' ik, ten opzigt van dc koogte, dikte cn lceftyd, daar uit eenig liÊÖuit maaksn. Monoikia, 345 Voet lang, dun , ruuw en rimpelig, van onde- [IC ren met een dikke Rib 9 waar van zydelings AJf^u veelen zig door het Blad verfpreidcn, dat in Hoofd- de geheele omtrek Zaagswyze met haakjes isSTUK- getand. Hy draagt dunne lange Katten, bezet ^j^*" met Blommetjes in vy ven gedeeld , als Kelkjes , groen van Kleur , verfcheide Meeldraadjes be- vattende , die geele Topjes hebben enjgeil van Reuk, Op andere plaaifen groeijen de Vrugt- beginzels , welke , volgens de Waarneeming van den Heer Adanson, een halfrond Koe* peltje maaken , dat Haairig is, in vier tot zes Tandjes gefneeden , uit welks midden voortko- men van vier tot zes Doornen , die regt , rol- rond, Kraakbeenig en glanzig zyn , als zo veele Stempels , welke behooren tot even zo veel Schepzeltjes of Zaaden , in ieder Eijerftok ver- vat. De Vrugten , hier op volgende , zyn fte- kelige Bollen , van binnen ruig , die ryp wor- dende in vieren fplyten , geevende dan twee , drie of vier, Karftengen uit. Men vindt van c^eezen Boom aanmerkelyke Verfcheidenheden. Daar is een Wilde, die in de Bosfchen by de Stad Parys natuurlyk groeit, zo fommigen willen , draagende Vrugten of Karftengen naauwlyk zo groot als Hazelnooten , hoedanigen ook zelfs de befte Karftengen-Boo- men , in Engeland gezaaid , voortbrengen , vol- gens Ray, die daarom meent, dat de Land- aart alleen het verfchil in de Karftengen maaken zou. Evenwel is het zeker , dat men ze in Y 5 Vrank- XU Deel» HU Stuk* Eenhuizigk BoomERo ïK Vrankryk zelfs grooter en kleiner teelt, aaa Afdeel, byzondere Boomen. Dus zyn de Blaifche Kar-? Hoofd **en&en > WeSens ^aare lekkerheid * ook by om stuk. # vermaard, In 't Lyonnois vallen 'er die zeer Kaftmjf goed zyn > de besten in 't Dauphiné^en men Som. heeft >er aanzienlyke Bosfchen van , zelfs in Bretagne. Zodanigen komen ook in 't Kanton van Zurich , in Lotharingen en den Elzas aan den Rhyn , en elders voor. In de middelfte deelen van Vrankryk , als ook in verfcheide Bergachtige Gewesten van Spanje 3 Switzerland , Savoije en Italië 5 maaken zy het voornaamfte Voedzel der Inwooneren uit. Sommigen heb- ben verzekerd f dat menze aldaar tot Meel maal- de 3 waar van dan Brood gebakken werd ; doch dit wordt van anderen tegengefproken. De Kar* *t Is ligt te gelooven, dat in fchraale Lands* iiengen. bouwen , waar men overvloed van deeze Vrug- ten heeft, de honger nooit dezelvcn fpaart. Zie hier , hoe zy doorgaans in die Landen bereid worden. Eerst fchilt menze geheelenal , dan droogt menze volkomen , door middel van Vuur % en maakt 'er dus een Voorraad van te hebben tegen den Winter ; als wanneer deeze gedroog- de Karftengen gemeenlyk in een Ketel 5 met Varkens -Vleefch en Spek, gekookt, en dus als Bry , of op de manier van Aardappelen , gege- ten worden. Men braadtze ook tot veran- dering wel in de heete Asfche , of in een Pan , gelyk by ons gefchiedt. Die (legt of ondeugend zyn , of 't gene men 'er te veel van heeft t wordt M O K O I K I A. 34? tfordt de Zwynen of andere Jkeften voor ge* II, fmeeten. AFxu.L* Zeker is 't, dat de Karftengen, hoe ook be-Hoonn reid , zwaar om te verteeren zyn , geevendeSTUK- veel grof Voedzel : weshalve zy niet dienen dan^*w^* voor fterke en aan den Arheid gewoone Men» fchen. Die minder fterk zyü of een zagtvöerig Leven leiden 3 behooren daar niet tot verzadi- ging van te eeten. Inzonderheid zyn zy voor de genen die den Steen hebben, of van Kolyk» pynen en een Kwaade Maag gekweld worden , fchadelyk, Zy maaken, naamelyk, ligt Verpop- pingen door haaren famentrekkenden aart. Het Af kookzel van dezelven 3 met den Bast , kan , uit dien hoofde tegen den Loop dienen. Het raauwe Meel of Poeijer der Karftengen , met Honig gekookt , en gemengd met Zwavel tot een Conferf * is voor de Bloedfpuuwing , Hoofd- en andere Borstkwaalen dienftig. De uitmelking van Karftengen en Papaver - Zaad 3 met een Afkookzel van Zoethout 3 kan fomtyds de fcherp- heid in 't Wateren wegneemen. Een Pap van dezelven gemengd met Garfte - Meel en Azyn , doet door uitwendige oplegging de hardheid der Borften van 't geftremde Zog verflaan. Men wil ook 5 dat zy , met Zout geftampt en ge- mengd met Honig , ter plaatfe daar men van een Dol Beest gebeten is, ge - appJiceerd , daar tegen van goede uitwerking zyn zouden. Het Hout van deezen Boom volgt, in duur- zaamheid en hardheid , aan het Eikenhout. Men ver- ïi, dies.» in. srv%* 34* ESNHUIZÏGE BOOMEN» VU verwondert zig over de fraaiheid , netheid en AFxixEL* het lang goed blyven van dit Hout, in het Tim- Hoofd- merwerk van de meefte Kerken en Gebouwen, stuk* jn je Zuidelyke deelen van Vrankryk. 't Is te Mom!2''' begrypen , dat men aldaar veel gebruik van het- zelve maakt , om dat men het zo rykelyk by der hand hecfk De bitterheid van het Sap , dat 'er in zit , zou hetzelve befchutten voor den Worm : doch het moet ook op zynen tyd gekapt zyn , en niet lang op den Grond leggen blyven. Zeker Heer, Carleson genaamd, hadt , geduurende zyn verblyf in Turkye, aldaar een Stuk Kastanje - Booms Hout gevonden , 't welk ten deele verfteend , ten deele nog fny. baar was. Zodanige Stukken zyn zeldzaam on- der de Verlteende Houten. ii. (2} Beukeboom met Lancetswys' ovaale,fpits fljua? getande , van onderen Wollige Bladen , de fch-lfiini" Katten Draadachtig en met Knoopen. Een laage Virginifche Karftengen-Boom , die kleine Vrugten heeft , aan Trosfen , ieder in een afzonderlyk ftekelig Huisje groeijende, le- vert deeze Soort uit , waar toe de Amerikaan- fche Kafianje , die de Bladen van agteren met eene f2) Fagus Foliis lanceolato - ovatïs , acute lerratis , fahtus tomentofis j &c. Gron. Virg. 150. Fagus Foliis ovato- Ian- ceolatis ferratis. Royen Lugdbat. 79. Caftanea pumiJa Virgi- niana &c. Pluk. Alm. 90. CATESB. Car. I. p. T. 9. Seligm. Vog. i. B. bl. 14. PI. !*♦ ftl O N O I K X a4 34$ £ene Zilverachtige Wolligheid bezet heeft, IL ook t'huis gebragt wordt. Men vindt hem el-AF£fxL*! ders de Virginifche Dwerg- Kaftan jeboom gety- Hoofde teld. Nogthans wordt hy fomtyds wel zestien STUiU "Voeten hoog , met een Stam van agt of tien Duimen dikte* De Vrugten , die van grootte omtrent als Hazelnooten zyn , groei jen aan Tros» fen van vyf of zes by elkander. Zy zyn zoet van Smaak en aangenaamer dan Karltengen. f3) Beukeboom met ovaale fiaauw getande ur. Bladen. * fa&V Beuke- * Deeze Soort maakt den gewoonen Beukeboomhoom% uit , wiens Latynfche naam Fagus 3 van 't Griekfch afkomftig , even gelyk wy dit in een Soort van Eiken gezien hebben 3 afleidelyk zou zyn van de eetbaarheid der Vrugten. De Ita- liaanen noemen hem Faggi , de Spaanfchen Haia of Faia> de Franfehen Hêtre> Fau of Fout eau 5 de Engelfchen Beech of Beechtree 9 de Duit» ichers Buchbaum of Buche, de S weeden Bok* Men vindt hem door geheel Europa 3 maaken- de zelfs in de Noordelyke deelen groote Bos* fchen uit. In Engeland en Vrankryk is hy niet minder gemeen 3 dan in Duitfchland en on- (3) Fagus Foliis ovatJs obfolete ferratis. Hort. Ctiff. 447. $1. Suec. 785 , 871. RoVEN Lugdbau 79. Mat. Med. 428. DAL1B. Paris. 294. Fagus. C. B. Pin. 419. CAm. Ept. nz* Tournf. Inft. 584- Dod. PïmfU $3*« IJueckeboom. DOöt Kruidb. 1303. 550 E £ NKITI2 I GÉ BóOMfiR. JL onze Nederlanden* In Switzeriand komt hy 2$ Afdeel* wel daar 't laag is als daar 9i hoog is , doch Hoofd- ïl00lt °P de A1Peö* selfs niet op andere Berg* stuk. toppen voor * zo de Heer Hall er aan- Het is een hooge Boom, die riièt zelden een uitgeltrekte ronde Kroon maakt* hebbende een dikken Stam * met veele Takken. De Schor* is èffen en Aichgraauw, het Höut wit en hard 5 de Bladen gelyken naar die der Popelieren eenigs- zins, doch zyn veel korter gefieeld en ronder; zo dat men dezelven misfehien eèr mét die der Olmen vergelyken zou , kunnen , indien zy niet door hunne gladheid en kleinte daar. van ver* fchilden > als ook door hunne donker groen* Kleun Meest is deeze Boom aanmerkelyk we* gens zyne gefchubde Knoppen , fomtyds een Duim lang , aan 't endfpits , en zo ftyf, dat fommigen dezelven tot Tandeftookers gebruiken, Hier aan kan men hem , zelft in 't midden van den Winter , ligt van ander Geboomte gnder* fcheiden ; maar in 't Voorjaar verdwynen die Knoppen ,. door het ontrollen derzelven tot Bla- dertooi*. Als de Bladen uitkomen , ppenbaaren zig ook de Katten, die naar ruige ronde Bal- • Jetjes gelyken , aan lange Steelen hangende, en uit Kelkjes famengefleld , ieder van agt tot tien Meeldraadjes bevattende» De Vrugtbeginzels komen , van de Bloemkatten afgezonderd, als overendftaande Kwasten voort, en veranderen in Eyvormige gefpitfte Vrugten , die Houtig , H M e i t i i; 35* fcard, en van buiten ftekelig ruuw zyn, en ryp n; wordende aan de Punt in vieren fplyten, zigAraMfc? openende als een Bloem * en in 't midden door- Hoofd* gaans twee driekantige Zaaden bevattende , van stuk. taamelyke grootte» Verfcheide van deeze Vrug«*'**'*"*» ten heb ik , voor eenige Jaaren, in de Dreef voor 't Prinfelyke Lusthuis te Soestdyk, die uit Beukeboomen beflaat, opgezameld. Het voornaamfle gebruik , dat men van denj^- Afcti Beukeboom heeft, is deBrandftof van het Hout, Hout* als ook, dat daar Pot- Afch van gebrand wordt. Linnjeus fchryft zulks daar aan toe, in Sweeden , en H a l l e r , in Switzerland , zegt * het gefchiedt van dit Hout byna alleen (*). An- deren , ondertusfehen , verhaalen , dat men 'm Duïtfchland de Pot -Afch brandt van Eiken* Hout, en zoude de oirfprong daar van zyn, dat men die eerst van Duigen der Weed «Afch Vaten begonnen hadt te branden , van welke Duigen, Chvelli , deeze Afch haaren naam zou hebben , en om dat zy ook fomtyds van de Scherven van Potten , daar de Weed - Afch ia fras geweest , uitgeloogd werdt, Pot -Afch ge* öoemd worden , of naar de Ketels , waar in men dezelve kookte 5 Ketel- Afch. Op die wyze s «egt men, wordt in 't Kasfelfche, als ook by Leipzig , een groote menigte vervaar- digd, doch de ineefte komt uit Poolen en Rus« f») Materia firma , ad Foeum •ptlma , es qut fac fo£& fineces Ciaveliati parantur« KiU» Hdv* p, têu &dui* nx. im 35* EENöÜïzIgE BooME»; fll. Rnsland, over Dantzig, ia Holland, Engeland AxuEL'en Vrankryk (*)• Hoofd» Mooglyk wordt dceze Afch van 5t eene Hout stuk. z0 wej a]s vaI1 >t andere gebrand : want die *eukehm'bëden leveren , gelyk de meefte Planten, door verbranding een vast Loogzout uit , gelyk die zogenaamde Afch bevat. Ondertusfchen vind ik aangemerkt , dat de Kolen van Beukenhout byna de besten van allen voor de Chymiften zyn. Hier aan zal niet ligt iemand twyfelen , die weet, dat het de gemeene Goudfmids-Ko> len zyn , wier ligt ontvlambaarheid en kragtige Gloed iedereen bekend is. Aan de Afch van dit Hout worden ook byzondere kragten toe- gefchreeven. Het is bovendien tot Werkhout dienftig, inzonderheid tot zaaken, die ligt van Stof moeten zyn, gelyk Houwer-, Degen- en Mesfen- Scheeden, Kamhuizen, Pruikedoozen , Zee ven, als ook tot Duigen van groote Vaten, tot Wagen -Asfen en Wielvellingen enz. De Bladen des Booms zyn verkoelende met eenige famentrekking , en dienen derhalve , door uitwen* dige oplegging , tegen Ontfteekingen. ne De fierlykfte hooge Scheer -Haagen worden 'Vrugten. van Beukeboomen gemaakt , die men Mey- Beuken noemt , om dat zy dikwils in Mey reeds Bloem en Blad hebben , maar de Vrugten of Eikels worden niet dan in de Herfst ryp. Zy M ó n ö '{ K 1 L 355 -Xv zvn eetbaat , bevattende een zoet en vet- A lr# , J J , , - ' . , , Afdeel^ achtïg Merg; dcch fomrmgen merken aan, dat xix. men dronken wordt, door veel daar van te1300*'0* I STUK ^etcn: anderen willen , dat *er Koortfen cn au* ütutebnt* dere Kwaaien door veroirzaakt zouden zyn , zo wel in 't Vee als in de Menfchen. Zy ftrekken ondertusfeheti voor 't Wild Gedierte, Beeren, Zwynen , Inkhoorntjes , Rotten , ook Wilde Duiven en Patryzen , veel tot Spyze. De Hoenders worden gemakkelyk met dezelven vet gemaakt. Van het gemeené Volk wordt , óp fommige plaatfen , eene Vettigheid daar uit ge- geperst, welke aan hetzelve voor Olie of Boter ftrekt (*). Het Vogt , dat men in de hollig- heid van oude Beuken vindt , heeft Tragus tegen allerley Uitflag, Ruidigheid en Jeukingea der Huid , aangepreezen (f)* Carp j nüs. Jukboonl, De Kenmerken van dit Geflagt zyn, dat de Mannetjes Bloemen beftaan uit eene eenbladige Kelk, met eene gehaairde Schub , twintig Meel- dfaadjes bevattende zonder Bloemblaadjes : dö Wyfjes Bloemen insgelyks, doch in plaats van Meeldraadjes hebben dezelven twee Vrugtbe* ginzels en twee Stylen : zynde de Vrugt eöa Eyvormig Nootje. (*) Cynos. Mat. MtL cöntln. f. Tom. II. (tj Tournï. des Plant. e»v. Paris. f. 8o, z II. DEEL. X^STUS* 554 .EEWHüïzïcë Boomeh; a Twee Soorten komen in dit Geflagt vóór? Afdeel, als vo] u Hoofd- stuk, (i) Jukboom met de Schubben dn VrugU Carp'inus MiUfl pUU Bttulus. H^gbcuk? Deeze Soort bevat het Gewas, dat men in Vrankryk gemeenlyk Charme noemt 3 misfchien wegens de fchoonheid der Haagen , van het- zelve gemaakt , weshalve het by ons den naam van Haag - Beuk heeft 3 met Fagus Sepium overeenkomftig. De Hoogduitlche naam is Ha- nen- of Stein - Buchen. In de Bosfchen groei- jende , daar het zeer gemeen is in alle deelen van Europa , wordt het een redelyk groote Boom , die dan den naam van Jukboom of Wid~ boom voert > wegens het gebruik van zyn Hout. Deswegen zou hy ook reeds van de Grieken Zugia getyteld zyn , en voor een Soort van Booghout of Ahorn gehouden. De Italiaanen heeten hem Carpino, de Franfchen Charme ^. Het is de OJirys van T 11 E o p h r a s t ü s > dien fommigen OJlrya noemen > en waar van P li- js i- (i) Carplnus Squamis Strobilomrn planïs. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 1073, p. 531. Hort. CUff. 447- ROYEN Lugdbat. 79. Flor. Sun. 786, 872. It. Scan. 4$, 71. DA- JL1B. Parts. 294. TOURNF. Paris 409. Inft. 582. £>OD. Pempt. 841. Kruidb. 13 15. Lob. Icon. II. p. 190. (*) Zeer verkeerdelyk wordt , in 't Franfche Woordenboek van Halma > het woord Charme met Booghout- of Ahoanv boom , dat de Acer of Balierd- Platanus is, vertaald. M o ïi o i k i A. 355 f? I U S ZCgt j j> dat het een naar de Esfchen Ir 3, gelykende Boom is, van East en Takken ; Afdeel. mpt Bladen als die der Peereboomen , doch fjoo^D- :) een weinig langer , dikker en rimpelig, met stuk. 3, infnydingen die over 't geheele Blad loopen. Jukbeen* 3, en Zaad dat in figuur en Kleur naar Gerst „ zweemt." Anderen houden het voor een Soort van Olm , ten minde als naar denzelven ge- lykende. Sommigen meenen dat Oxya en OJlrya van eenerley betekenis waren , en ■ verwarren deeze dus met de Beuken. Ook is het zeker, dat de een zo wel als de ander tot Scheer- Haagen , in de. Tuinen , gebruikt worde , en dan noemen de Franfchen hem Charmiïïe. Lo~ bel heeft deezen onzen Haagbeuk, waarfchyn- lyk oni dat hy eenigermaate naar den Eerkeboom gelyken zou , met den naam van Bettilus be- ftempeld. De Jukboom heeft , als gezegd is , een taa- melyke hoogte. De Stam is dik en regt , met een witte Schors, geevende zwaare Takken uit, die zig in 't ronde uitbreiden , raaakende een lommerryke Kroon. De Takken veranderen ; by ieder verdeeling , hunne ftreek. De Bladen zyn ovaal gefpitst en gelyken veel naar die cler Ypeboomen , doch zyn op de kanten ftekelig getand , en over 't geheel niet alleen rimpelig , maar op 't gevoel zeer ruuw, bly groen en dus lichter van Kleur dan de Beuke - Bladen. Dit geeft een aangenaame Verfcheidenheid in de Z 2 Scheer- II* Deel. m, stuk* EEfrflüïfciGE Bo'omeit; H. Scheerheggefi , van de een en andere gemaakt; AFxI£5?LvBy het eerfte uitkomen leggen deeze Bladeia Hoofd famengevouwen 3 als een Vel Papier. In de stuic* Zomer hangen uit de oxels der Bladen zekere JukbQOm. gtaarten ^ fcQ aan >t en(j tr()s jieJ3jDen yaH kleinere Scheedswyze Blaadjes , met drie Pun- ten , waar van de middelfle langst , en daar tusfehen komen kleine Knopjes 3 als Cicers 3 voort 5 die het Zaad bevatten, dat een enkelde Pit is in ieder Knop of Noot, Hierom is 't ian ook waarfchynlyk , dat het Vrugtbeginzel •*nkeld zy, gelyk de Heer Adanson verze- kert , in de Berk , in de Carpinus en in de Platanus , waargenomen te hebben (*). Ande- ren evenwel willen , dat in ieder Schub van de Vrugt-Aair twee Nootjes aanrypen zouden (f). De Haagbeuk, welken men ook Weisfbuchen of Witte Beuk 3 tot onderfcheiding van den anderen 3 dien men dan Roode of Bruine Beuk noemt , gety teld vindt , is meest in achting we- gens zyn Hout, dat ongemeen taay is, en der- halve tot Handvatzeis of Hechten van veelerley Werktuigen dienftig* Het wordt ook, by ger brek van Ypen- Hout y wel gebruikt tot Wagen « Asfen en Wielvellingen , doch inzonderheid tot Jukken voor de Osfen en andere Werkbeeften. Men maakt 'er Leeften en andere Vormen 9 als ook Klompen en Holblokken van. Uit de dun- (*) Adanson TamMl cUs Plmt, XX, p. 370* (t) HALL. Helv, p. 158, M o n o i k i A. 357 dunne Takken worden zeer goede Horden ge- II. vlogten. Het Afkookzel der Bladen geneest A™EXEL# fomtyds de Kwetzuuren van de Paarden- Met Hoof d- dat van den Bast wordt -de Wol geel geverwdSTÜK* in S weeden, even als met dat van de Berken, 3uk-hom* Uit oude Boomen van deezen aart, heeft men een roode , harde , Harst zien zweeten , die naar Gom Lak geleek (*). (2) Jukboom met de Schubben der Vrugt* Aai» IL Cdrpinut ren gezwollen. ojirya. Italiaan- fche. Deeze Soort wordt dus van de andere, met den ouden naam van OJlrya, onderfcheiden. C. Bauhinüs heeft reeds van zodanig cene , met een Trosachtige Vrugt , naar die der Hop. pe gelykende , gewag gemaakt , zeggende dat deeze in Italië , de andere in Duitfchland ge- meen is. Ik onderfcheidze dan met den bynaam van Italiaanfche , gelyk dezelve door Miche- È jus getyteld wordt , die 'er een Afbeelding van geeft , welke zeer fraay is ; merkende aan , dat 'er van dezelve een Soort is die de Vrugt korter , en eene andere die dezelve langer heeft. (*) P 'ABREGOU descript. dts Plant. env. Paris. Tom. III. p. 60 . (z) Carpinus Squamis Strobilorum inflatis. Hért. Cliff. 447. Lugdbat. go. GRON. Virg. 151. COLD. Novek zzj, Oftrya CJlmo fliTiilis , Fru&u racemofo Lupulo ümilu C. B. Pin. 4-27. Oftrya Italica Carpini folio &c. Mich. Gen. zzi. T. 104. f. 1,2, £# Aceris cognata Ofhya di&a floresceas Pluk. Alm. 7. t. 155. f. 1. Z3 U#De£l«iiIi Stuk» 35§ Eenhitïzige Boqmin, II. heeft. Men zoude, volgens zyn oordeel , dm, ^FxixU toe Virginifchen Olm met eene Hoppe- Hoofd- Vrugt , yan Banister , betrekken kunnen. stuk. Mooglyk is dit de gene , die in de Provincie jukhcom. van ]\jjeuw j0Vk Yzerhout genoemd wordt, vol. gens Colden. Hier toe wordt, door Lin- NiEüs, als eene Vetfcheidpnheid de bloeijende Beukeboo?n of Oflrya, aan den Efchdoorn naver- want, van Plukenetius (*) , t'huis ge- bragt* Doch zoude , volgens Gronöyius5 de gewoone Jukboom zig ook in Noord -Ame- rika bevinden. Deeze Soort heeft, volgens Linn^us5 de Vrugten wel naar die der Hoppe gelykende , maar beftaande uit opgeblazen Schubben , over- al gellooten , aan 't Grondftuk ruig , een Noot- je met twee holligheden inlluitende (f). Platanus. De Kenmerken van dit Geflagt zyn , dat de- zelve Kogelronde Katten heeft , waar van de. Mannetjes beftaan uit. Meeldraadjes rondom be- groeid met Meelknopjes ; de Wyfjes uit veelbla- dige Bloempjes , wier Styleen omgekrulden Stem- pel heeft: de Zaaden rondachtig, met den Styl gefpitst , tot een ronden Bol verzameld in eenet vlokkige Wolligheid. Twee f (*) In Spec. Plant. Unnit Ed. II. is verkeerdelyk 't Woord fl/ivescens voor fl orescens geplaatst, (f) Mant. alt. p. Mokoikia. 359 Twee Soorten zyn 'er van bekend , waar II. van de eene de Oofterfche , de andere dc*™^* Wefterfche heet, als volgt. Hoofd- STUK» CO Platanus met Gevingerde Bladen. i. v y p Platanus Orientalis. De Griekfche naam , Platanos , is van de oofterfche. uitgebreidheid der Takken van dit Geboomte afkomftig. -Elianus fchryft, dat Xerxes zo veel vermaak vond in de Schaduw van een zodanigen Boom, dat hy in Lydie een gehee* len Dag,, met zyn Krygsheir, daar onder ver- toefde. Pliniüs gewaagt van eenen Plata- nus van tagtig Voeten middellyn , in wiens holte Mutianüs at en zig te flaapen leid met eenentwintig Perfoonen by zig. Doorliet voorbeeld van een anderen Platanus , wiens Kroon men met Balken , Tafels en Banken 3 tot een pragtig Prieel gemaakt hadt , daar C a * jus met vyftien Menfchen in gastereerde , wordt zulks opgehelderd. Ten minfie blykt 'er uit y dat deeze Soort , in de Oofterfche Landen voorkomende , een zeer groote Boom wierd welke ook vermaard was 5 wegens de duurzaamheid van zyn Leven. Dus fpreekt The- (i) Platanus Folils palmatïs. Syst. Nat. XII. Tom. ft. Gen. 1075. p. 631. Hart. Cliffl 447- RoYEN Lugdhat. 78, HASSELQ. ltin. 487. Gron. Oriënt» 293. Platanus. C» B* Tin. 431. CLUS. Hifi» I. p. 9. DALECH. Hifi. S>2. BELL. ltin. s. Tournf. Infi. 590. Dod, Pempt. 841. Platanus Orieu* taiis vcrus. £akk;. Tke&tr. 1427. Z 4 %U Deel. III. Stuk* Eenhuizige Rooicek. II. Theophrastus van feenen Platanus op 't ^™EXEL* Eiland Delphos en cenen anderen in Arcadie , Hoofd- beiden door Agamemnon eigenhandig ge- stuk, plant. Zy waren, naamelyk, aan Griekenland riztanus. n-et eigen • maar derwaards uit Afie overge-. bragt , en eerst gebruikt om 't Graf van D 1 o- medes te verderen. Men plantte dezelven naderhand in Italië , en hadt 'er zo veel achting voor , dat de Wortels met Wyn befproeid werden tot bevordering van de groeizaamheid. Thans komthy in verfcheidedeelen van Afie, in Griekenland en op Kandia, in vogtige Valeijen , voor. Te Rome hadc Ray 'er in de Stad verfdieide hooge Boomen van gezien. Men vindt hem ook , door aankweeking , in Engeland en in Vrankryk, omftreeks Parys, alwaar men hem Plane en ook wel Sycomore tytelt. De Oofterfche Platanus , dan , ïs een hooge Bcom , met eene dikke Schors ; de Bladen naar die van den Wyngaard gelykende, doch veel grooter en dieper ingefneeden , zo dat zy zig by- na als de Vingers van eens Menfchen Hand ver- toonen. Van bóven zyn zy groen , van onderen wit. Hy heeft kleine bleeke famengeftapelde Bloempjes , en ronde ruuwe Vrugten , van grootte als een Hazelnoot. Hasselquisï nam dezelven ^ in Paleftina, naauty keurig waar, cn vondt de Zaaden, daar in vervat, rondach- tig, wederzyds met een Puntje , omringd met- zeker Pluis , gelyk in de Kenmerken is aange- tekend^ MONOIKIA. 36I De Bladen van deezen Boom zyn bedekt II* met zeker Meel, 't welk daar af Ruivende, zoAf^l' wel als het Pluis der Zaaden , fchadelyk is voor Hoofd- de Oogen en de Borst, ja zelfs voor het GétSTUK* hoor. Integendeel is een Stooving met Afkookzel der Bladen dienftig tegen de Oog- Ontfteekingen , en de Bast in Azyn gekookt tegen de Kiespyn , zo fommigen verzekeren* Het Hout is fyn van Draad , wit en taay , ligt en Veerkragtig, niet krimpende nochfeheu* rende; weshalve het van de Draai jers, Schryn- werkers , Beeldfnyders , en tot Mufiek - Werk- tuigen , gebruikt wordt. (2) Platanus met gekwabdt Bladtn. n. Platanus Deeze , door den naam van Westerfche ^iff*"** derfcheiden , groeit natuurlyk in Noord- Ame-^es^- rika, van waar men hem ook, door Zaad, in Europa heeft overgebragt en voortgeteeld. C a- tesb y geeft 'er de Afbeelding van , en merkt aan , dat de Boom in Virginie veel voorkomt op laage plaatfen , en dat hy onder de andere Boómën uitmunt , door zyne wit en groen ge- vlakte Schors. Kalm vondt hem, in deBos- fchen (2) Platanus Folils lobatis. Hort. Cllf. 447. ROYEN LugtU bat. 78. Giiqn. Vlrg. 151. K&LM. It. II. p. i die zyn niet Vin- gerachtig ingefneeden , maar hoekig gekwabd a van boven helder groen , van onderen wat Wollig 3 taamelyk groot en breed. De Zaad- knoppen , naar die van den Oofterfchen vol- maakt gelykende , hangen enkeld aan Steelen van vier of vyf Duimen lang. In 'Amerika bly ven zy tot in 't Voorjaar aan den Boom , wan- neer zy zig openen , om het Zaad te verfprei- den. In fnelheid van aangroeijing overtreft hy alle andere Boomen. Van den Bast weeten de Wilden Schotteltjes 5 Bakjes , Korfjes en ande- re dingen te vervaardigen, Li- Mono ikia. 363 Liquidambar. Amberboom, 2R Afdeel, xix De benaaming van dit Geflagt zo veel als Hoofp- vloeibaare Amber betekenende , geef ik 'er den stuk. naam van Amber boom aan. De Mannetjes- en Wyfjes - Bloemen hebben beiden een vierbladigen Kelk 9 waar in de eer- flen eeft groot getal Meeldraadjes bevatten , de anderen , wier Kelk Bolachtig rond is, twee Stylen. De Vrugt beftaat uit veele tot een Kloot famengevoegde Zaadhuisjes , die twee- kleppig zyn en bevrugt met veele Zaaden. Van dit Geflagt zyn twee Soorten, beiden in Amerika huisvestende 3 opgetekend 3 als volgt. (1) Amberboom die de Bladen Handpalms- r. wyf gehoekt heeft. cifiua. In de befchryying van den eigen tïyken Sty-brom!cn" rax - Boom 5 die aan de Middellandfche Zee groeit, heb ik ook van eene vloeibaare Styrax gefproken 3 welke aan de Roode Zee wordt ingezameld en naar Oostindie gevoerd *. Dee- * zie ze is verfchillende van den Westindifchen Bal-'* voo%r- II. STUK, lem jbladz. 460. (1) Llquiiamhar Foliis palmato - angulatis. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 1076. p. 632» Liquidambar. C. B. Pin. 502. Gron. Virg. 15 i. Hort. Ups. 287. Mat. Med. 432. Hort. Ciïff. 486. Royen Lugdkat. 534. Cold. Noveb. 228. Li- quidambar Arbor. PLUK. Alm. 224. T. 42. f. 6. CAT. Car* II. T. 6$. Styrax Aceris folio. Raj. Hifi. II. ió8i, tfM* 1LDEEL. III.STUK» Eenhüizi ge Boomè^ IK fem, Liquidamhar geftaamd, een Harstachtig , Af^el* vloeibaar, Vettig Vogt, van dikte als Terben- Hoofb* thyn en roodachtig geel van Kleur, fcherp en stuk. Kruiderig van Smaak en eenen aangenaamen h?m!im' ^eu^ hebbende, welkaals naar dien van Amber grys en Styrax of Storax zweemt. Hier van heeft deeze Boom , by fommigen, den naam van Storaxboom bekomen, die hem echter niet toebehoort, Ray noemt hem Styrax met Bla- dm van dm Ahornboom , doch anderen hebben hem, beter , Liquidambar - Boom getyteld. De Svveeden , in Noord -Amerika , noemen hem Gyllentra $ dat is Guldenboom , zegt Kalm, doch de Engelfchen heeten hem aldaar Sweefi- gum dat is Zoete Gom. Deeze Heer nam hem aldaar op verfcheide plaatfen , en dus als een gemeene Boom i waar. Hy kwam best in de Bosfchen , op laage Vel- den en aan Beeken voort. Hy krygt een zeer dikken Stam , en bereikt dikwils de hoogte van de groorile Dennen- en Eikeboomen. Terwyl hy in dö hoogte fchiet , verdorren de onderfte Twygen en vallen af , waar door de Stam ge- meenlyk ongetakt is , uitgenomen de Kroon van boven , die een groote uitgebreidheid heeft. Mooglyk zal het de geelheid der breede glanzige Bladen zyn , die 'er den naam van Guldenboom aan doet geeven. De Zaadkor- rels zitten in ronde getande Vrugten , die in de Herfst van den Boom vallen, en, dewyl hy zeer hoog is , verfpreideia dezelven zig door den Wind Jvï & N O l I A. ^65 Wind ver in 't ronde. Het Hout is zeer fyn ir; van Nerf en gantfch niet hard , kunnende zeer glad gepolyst worden, en dus kan men- 'er ,Hoofb- met een Mes , zeer fyn Snywerk in maaken;STUK* ja zelfs zou het, zo hy wil, tot Vormen kun-jj^**". nen dienen voor de Lettergietery. Het wordt veel van de Witwerkers gebruikt om Tafels en ander Huisraad te maaken , doch heeft, even als 't Hout van den Tulpenboom , het gebrek van te krimpen of krom te trekken, inzonder- heid als het wat digt aan 't Vuur komt* De Heer Kalm hadt , in zyne Reizen door pe Li- Penfylvanie , getragt te verneemen , of deezeqUidambe*- Boom weezentlyk den vloeibaaren Amber uit- leverde. Hem werdt berigt , dat 'er altoos uit den Stam , wanneer men 'er een Infnyding in maakte , zekere Harst zypelde , die zeer wel- riekende was ; weshalve de Engelfchen 'er den naam van Zoete Gom aan gaven ; doch de veel- heid was aldaar te klein , om daar van te ver- zamelen. Men oordeelde , dat deeze Boom ei- gentlyk voor 't Klimaat van Karolina was ge- fchapen , dewyl dezelve 3 hoe verder naar 't Zuiden , hoe meer van deezen Balfem uitlever- de. Waarfchynlyk doet hy dit ook in Virgi- nie , dewyl men hem de Fïrginifche Plata* nus , daar Styrax uit vloeit, genoemd vindt. Dat dergelyke Boomen in Mexiko of Nieuw Spanje voorkomen , van waar men de Liqui- damber eerst in Europa gebragt heeft , ïs uit Hernandez blykbaan Wel. LI» Deel. III* Stuk; $66 EENHUI2MGE BoOMEHR? tl. Weleer werdt deeze Balfem by Vaatjes vol eft AFxixL# iQ zulk een veelheid in SpaDJe overgevoerd, dat Hoofd* hy een gedeelte van het Kargazoen uitmaakte ; stuk. Zynde zo fterk van Geur , dat niet alleen de hoGm!diKm -Huizen maar 00^ deStraaten 'er döor, als 't wa- re 5 bewierookt werden. Tevens kwam een vloei- baare Olie over , die door afdruiping daar was af- gehaald ,zynde rooder en nog fterker van Reuk , Olie van Liquidambar genaamd. Men plagtze veel in Reukwerken te gebruiken , en daarom wordt de Lïquidamber nog geteld onder de Win- kelmiddelen. Ook werdt een groote veelheid daar van gebezigd , om Leder en Handfchoenen een aangenaamen Geur te geeven, welke ech- ter 3 door den tyd, begonnen heeft te vervee- len. 't Is zeker, dat deeze Drogery, zo wel uit- als inwendig, de eigenfchap van alle Kruii derige Balfems en Oliën heeft* ii 00 Amberboom met langwerpige overhoeki tarpere- gegolfde Bladen. grinum. Gom- boom. In plaats van Miltkruidbladige wordt deeze thans by genaamd Vreemde , daar ik geen re- den voor vind : want het insgelyks een Virgi- nifch (2) Liquidambar Bolus oblongus , alternatim fïnuatis. Dü HAM. Arbr. I. p. 366. Myrica Fol. oblongis &c. Hert, Cliff* 4.56. Gron. Vtrg* 153. Cold. Noveb. 224. Gale Mariana Asplcnü folio. Pet. Mus. 773. Myrti Brabantics affinis Ame- rican* Pl*UK. Alm, 250. T. 100. f. 7. U * » ü 1 t f A £Q fiifch GewaS is , dat op ver naa zo veel hoog- Ü2 te niet bereikt als de voorgaande. In 't Graaf- AF£fx,L* fchap Lancafter van Noord - Amerika , groeit Hoofd- hetzelve , alwaar Clayton het aan den ftei*STUK- len Steenigen Oever van eene Rivier , in de$öö2^ ichaduw der Denneboomen , in 't begin van Juny 3 zonder Kentekenen van Vrugtmaaking , vondt. Plukenetius zegt, dat het naby komt aan de Brabantfche Myrthus, Gale ge- naamd , en zo wel Katten draagt als Vrugten , hebbende de Bladen , gelyk die van het Milt- kruid , in Hippen verdeeld. De Zaaden waren enkeld en beflooten in tweekleppige Zaadhuis- jes die met elkander een ftekeligen Bol for- meerden. Thans de Veelmannigen onder de Eenhuizi- ge Boomen befchreeven hebbende, gaa ik over tot de Enkelbroederigen van deeze Klasfe , waar onder nog verfcheide Boomen voorkomen , van welken de eerfte en niet van de minfte is* het Geflagt van P i n u s. Pynboom. De andere Kenmerken daar van zyn 3 dat de Mannetjes Bloemen een vierbladige Kelk, zonder Bloemblaadjes , hebben , en de Mëelknopjes bloot : de Wyfjes, tot Pynappeltjes vergaard, een tweebloemige Schub, met eenen Stamper: zynde het Zaad een Noot ^ die . in eene Vlie- zige Wiek vervat is* In II. Deel* III, Stuk* £ E R H Ü 12 I CE B O Ö*M 1 NJ II. In dit Geflagt zyn behalve de Pynboomefl i Afdeel» nenne- en Lorkenboomen 3 ook de Ceder- xi % Hoofd- boomen en anderen begreepen, zo dat het ge- stuk. tai der Soorten twaalf is, als volgt. x (i) Pynboom met tweevoudige Bladen > de T'mut Wortelblaadjes enkeld en glad. Wilde vynbQom.1 Deeze Soort begrypt den Wilden Pynbeom§ die een der gemeenfte Boomen is in de Noor- delyke deelen van de oude Wereld. Men vindt 'er ongemeen groote Bosfchen van , zo wel in Lapland als in Siberië. De Sweeden noemen hem Tall , de Rusfen Cocha , de Laplanders Betze of Bietze. Hy valt ook in Engeland 3 al- waar men hem Berg - Pynboom noemt ; in Vran- kryk, Switzerland, Italië, Ooftenryk, Poolen en verfcheide deelen van Duitfchland , zelfs in onze Nederlanden. Men geeft 'er, in't Hoogduitfch, in 't algemeen den naam van Fichtenbaum aan ; doch fomtyds noemt men hem Fohrenbaum , en ook wel Hartsbaum> dat is Harstboom; naar de verfchillende gefteldheid en bekwaamheid tot het een of andere gebruik. De r (i) Pinus Foliis geminis , primordialibus fblitariis glabrls. Syst. Kat. XII. Gen. 1077. p. 632- Hort. Cliff. 450. F/. Suec. 788, J74. Mat. Mcd. 434. ROYEN Lugdb&t. 89. Da- LlB. Par* Z9S- Gmelin. Sib. I. p. 178. Pinus fylveftris. C. B. Pin. 491. Fl. Lapp. 34*. DALECH. Hifi. 45 , Pinas matftima altera. ym Pinafter latifQÜu?, S, Pin. tenuifb- i^us Julo purpiueo. C* B. Pin, 4S>x* M o n o ï ic i Én 309 De Pynboomen , in 't algemeen , hebben eenen ïï. a*egt opgefchooten Stam , naar boven regelmaa- Al^Lw dg verdunnende , £n tot eene aanmerkelyke Hoofd- hoogte ongetakt* Zy groeijen hooger, zo Lin-stuk* njeus aanmerkt , in Lapland dan in Sweeden. Jvllit Deeze Boom, naamelyk, Ichynt de koude Lan- den te beminnen en valt in Duitfchland laager. Clusius merkte in Ooftenryk den Wilden Pynboom tweederiey aan , den eenen met een frisfeher , regter Stam en gladder Bast; den an- deren met een krommer en minder fraaijen Stam, de Schors ruuw hebbende. In Switzer- land blyft het , volgens den Heer Hall er, een laage Boom, overal gemeen, en langs den Rhyn kleine Bofchjes maakende , tot Giesfen toe. „ De Schors daar van , zegt hy , is eer „ veelhoekig dan gefchubd : de eerfte Scheede „ der Bladen bruin, de andere als van Papier , „ Afchgraauw. De Bladen zelf , in die Schee- „ de , zyn dubbeld of twee by elkander gevoegd , „ gekield , aan de eene zyde verheyen , aan de „ andere holrond , Zeegroen en veel breeder „ dan in de tamme Pynboom, De Appeltjes , 5, die onder aan de Bloemdraagende Trosfen „ hangen , zyn kort en breed , Kegelvormig : „ de Nooten niet eetbaar". Aan deeze Soort, naamelyk, heeft onze Rid- der drie Verfcheidenheden ondergefchikt, waar van de eerfte is de Zee - Pynboom van Bauhi- nüs; de tweede deszelfs breedbladige Wilde Pynboom , met de Katten groenachtig of bleek A a van II, DEEL* HU STUKt Eenhüïzige Bogmen, II. van Kleur ; de derde deszelfs fmalbladige > met A*xfx L paarfchachtige Katten. Die van den gewoonen Hoofd- Laplandfchen en Sweedfchen' Pynboom zyn STUK. geei j 0f ftrooijen ten minlte een geel Stuif- rviidê j ^at de dorre Hey- velden als Zwavel be- dekt, >Men heeft 'er aldaar waargenomen , die de Sbhors wit, die dezelve rood en die ze bruin hebben. Ook flaan de Bladen, die men, wegens hunne figuur, Naalden noemt > en welkQ rond- om de Looten of Takjes groeijen , in fommigen ruimer, in anderen digter,in deeze Soort altoos twee by elkander in een Sdieede, daar zy in de Denneboomen enkeld zyn. Eene Verfcheiden- heid , welke byna alle de Hoofdtakken uit deri Top van een korten Stam , regt en gekroond uitbreidt, was onzen Ridder in de Hosfchen van Lapland zeldzaam , doch overvloedig in zyne Reize door Upland voorgekomen* De hooge Pynboomen hebben weinige en maar korte Tak- ken aan de Noord zyde ; dit maakt de Kroon zeer fcheef , waar door de Lappen hunnen Koers in de Bosfchen , als naar 't Kompas, weeten te richten. Aan veelen der hoogften waaijen ook de bovenfte Takken , door de guure Winden , in die koude Gewesten des Aardkloots , dood ; 3t welk door de afvallende Takken de Wegen als verfpert en voor een Reiziger zeer moeielyk msükt. Nirts yzelykrrs , echter , kwam hem over , dan toen zyn Ed. door een Bofch van Pynboomen reisde, verfcheide Dagreizen groot % 't welk kort te vooren door den JBlikfem in brand M o K o i k i A» 371 brand gedoken was geweest en dus ten deele IL afgebrand. Een klein Koeltje aldaar ontftaande AxixEL* deedt een menigte van hemelhooge Pynboomen 3 Hoofd- wier Stammen half doorgebrand waren, om verSTUK; vallen met een gekraak, dat vei fchrikkelyk was ; p^iltm. zo dat zy naauwlyks raad wisten tot berging van hun Lyf* Gclyk van de Eerken , maaken de Laplanders van de Pynboomen , die 'er nog gemeener zyn , zeer veel gebruik. De Brandftof f die zy 'er Van hebben 3 hoewel hoog noodig , is het min- fte. Aan Stammen die fcheef ftaan , 't welk op de Oevers der Rivieren en in Moerasfen dikwüs voorkomt , bevinden zy , dat het Hout aan de zyde naar den Grond zeer hard is , byna als Palm - Hout : zy noemen hetzelve Tioern of Kioern , en maaken 'er de Plankjes van , die zy aan de Voetén binden , om 's Winters over de Sneeuw te kunfren loöpen. Van dat zelfde Hout maaken zy hunne Boog en 5 om Irikhoorntjes ^ zo wel de gemeene als de Vliegende :. die 'er doch zeldzaam voorkomen 5 te fchieten ; voe- gende het met Berken - Hout famen , en dit vast hechtende met Lym uit de Vellen van Ba-arfen gemaakt. Volgens onzen Ridder hadt het Ray mis 3 Pyüboom- toen hy verhaalde dat de Laplanders Broed maak-Brood* ten van Berken - Bast * : maar die Autheur * zfe fchynt zig alleen in den Boom vergist te hebben. bladz; Van den Bast der Pynboomen bereiden zy wce- zentlyk Brood, dat men Pynboom - Brood noe- Aa 2 men it« Dut« III* Stuk* Eenhüiz i ge Boom en* H- noemen kan , of Brood van Boombast, Bark" ^xixFI ' brood in de Sweedfche Taal , en deeze Naam Hoofd- zal waarfchynlyk Ra Y misleid hebben. Ten ST^v en het Berlynfche van allen het minft digte en verganklykfte. De Pynboomen zyn in 't algemeen vermaard Terpen- wegens den Harst dien zy bevatten ; 't welk Harst! meest plaats heeft in de laagfte en Takkigfte van Gewas. Deeze Boom , naamelyk , druipt , wanneer 'er in gefneeden of gekapt wordt , en dat uitloopende Vogt is de Gemeene Ter- penthyn , welke door de Zonnefchyn uitdroogen- de , door Vuur of door den tyd ; Harst wordt. Sommige Pynboomen zyn zo vol Harst, dat zy daar door byna verflikken , en deeze noemt men Tcedce of Toortfen , en het Hout wordt in 't Hoogduitfch Kien - Holtz geheten. Van zulk Hout worden Strookjes of Splinters tot Fakkels of Toortfen gebruikt , in veele deelen van Duitfchland. In Provence vergaderen de Inge- zetenen niet alleen Harst maar ook verfcheide Aa 3 Soor- II. Dieu III, Stuk» EENHUtZIGE EOOMEN. II. Soorten van Pek en andere Harftige Voortbreng- 4f^el> zejen u[t den Wilden Pynboom. Zy maaken Hoofd- groeven in de Aarde by den Wortel* en kap- stuk. pen in >t Voorjaar onder in den Stam, waar F^oct. uit dan het Harstachtig Vogt loopt * dat men uit de Groeven fchept en in zekere Korven doet ; wordende het dunne , dat 'er door loopt , Ter- penthyn genaamd, 't Gene in de Korven blyft * wordt met Water in een Ketel gedaan; men deftilleert 'er Geest en Olie van Terpenthyn van * en het overblyvende is de zogenaamde Rinfe Harst. Teer en Het voornaamfte > dat de Pynboom in de ?ek* Noordelyke Landen uitlevert , is Teer. Ten dien einde wordt dikwils maar een Groef om den Stam gemaakt , en de Pynboom in brand gedoken : 't welk dus tot een groote vernieling van Hout ftrekt. Anderszins kapt men een Har- fligen Pynboom klein \ en fteekt de Hukken in een foort van Oven , wordende dan de uitloo- pende Teer op dergelyke manier vergaderd. Het Roet * dat de Rook uitlevert * is het bekende Zwartzel. Het dikke * dat in de Teer bezakt, wordt door kooking of uitrooking veelal tot Pek gemaakt * waar van 't gebruik bekend is , zo wel als dat van de Teer, in het bewaaren van Houtwerk , Schepen cn Vaartuigen voor 't in- dringen der Vogtigheid ; van het Touwwerk * enz. Een'; menigte Pek en Teer wordt ons uit Finland en andere plaatfen aan de Oostzee , als ook uit Noorwegen, toegebragu " *: Het Moroikia. 375 Het Water, daar de Teer in gekookt wordt II, om 'er Pek van te maaken , kan ook dienen , ^Fvf|u zo men aanmerkt, om het Hout , door beftry- Hoofd* king , eenigen tyd voor de Verrotting te be-STUK' waaren. Dergelyk Teerwater is, federt eenigej06^ Ja,?ren , op de aanpryzing van Dr. Berke- ley, Bisfchcp van Cloyne in Ierland, tegen Borstkvvaalen ingenomen , en fomrnigen hebben zig verbeeld , merkelyke baat daar by te vin- den. De jonge Toppen der Pynboomen houdt het Gemeene Volk in Siberië voor een onfeil- baar middel tegen 't Scheurbuik , zo de Heer Gmelin aanmerkt. De vermaarde Hoff* man zegt, dat door dezelven duizenden Men- fchen daar van verlost zyn. Anderen pryzen een Af kookzel dqr Naalden tegen de Waterzugt. Uit de Vrugten wordt een Olie gedefinieerd , die Goudgeel is van Kleur, zeer doordringende en tegen de Jicht aangepreezen. Van de nuttigheid der Harst en Terpenthyn zal jk, om dat dezel- ven meest uitwendig gebruikt worden , hier niet fpreeken. De Denneboom Igeeft die beide Stof- fen overvloediger en beter. (2) Pynboom met tweevoudige Bladen , de Wortelblaadjes enkeld en aan den Tan&Tmtaü S^ird. p~ Dit (1) Plnut [Foliïs geminis, primordialibas folitariis ciliatis. Hort. Cliff. 450. //. Ups. 2gg. \Mé. MtL 435. ROYEH Aa 4 Eenhuizige BoomehV IL Dit is de Tamme Pynboom , die in Italië „ A?xixl Spanje en ^e Zuidelyke deelen van Vrankryk Hoofd- groeit. By Ravenua vindt men een groot Bofch stu*« van deeze Pynboomen , langs den Zee - Oever , pJnuZ* en dergelyken komen elders in Italië voor. De oude Romeinen zullen dezelven met hunne Pi* neta bedoeld hebben, van welken Ovidius fpreekt (*) , en uit V i r g i l i u s blykt , dat menze ook in de Lusthoven nahieldt, hoewel de Natuurlyke Groeiplaats fcheen te zyn op de Bergen (f ). Men wil dat alle Kroonen , waar mede eertyds te Korinthen de Overwin- naars gekroond werden , die in de Isthmifche Spelen den Prys behaald hadden , van Pynboo* men Loof gemaakt waren (|). De Grieken hebben den Tempel van Neptunus met dezel- ven beplant en befchaduwd ; ter eere van die Godheid, waar aan zy deeze Boomen , (t is ligt te begrypen om wat reden,) geheiligd had- den. Ook werden alle Beeften , die aan den Afgod Pan zouden geofferd worden, daar me-* de bekranst en opgefierd- De tamme Pynboom , oudtyds fativa , urba* na en manfneta genaamd, wordt ten minfte zo groot als de Wilde. Hy heeft de Schors ook ruuw Lugdbat. $9- GOUAN. Monsp, 494. Pinus fativa. C. B. Pin, 491. Pinus. CAM. Epit% 93. (*) Murmura Plnctis fiunt. OviD. (f ) Frajclnus in Syhls pulcherrima , Pinus in ftortis, Vj&G» Piniferum Atlaritis Caput. Idem. (j) Hinc Pin:* Corona. PIJN, Movoikia. 377 hiuw en roodachtig , het Hout ziet geel en is II. welriekende. De Bladen, die op dc zelfde ma-AF^E]U nier voortkomen , zyn veel langer en dunner Hoofd- dan in de Wilde , en maaken Biesachtige Naal-STUK' den van twee of drie Palmen lang, aan 't end^^' fpits , ftyf en fteekende. Zo dun als Paarde- haair, gelyk DodoN^ijs dezelven befchryft , evenwel , zynze niet. Deeze kroonen de en- den van de Takjes of Toppen der Boomen by bosfen 3 zynde van een bevallige bleekgroene Kleur : weshalve deeze Pynboomen dikwils tot Haagen en Dreeven op de Buitenplaatfen en in de Lusthoven , inzonderheid in Duitfchland , ge- bruikt worden, laatende dezelven zig zo wel en in zo veelerley figuuren fcheeren , als de Taxis- boomen. De Vrugten zyn in deeze veel aanmerkelyker De ryn. en grooter dan in de Wilde Pynboomen. MenAppels' noemtze in *t Latyn Strobyli of Coni , in 't Hoogduitfch Zirbels , en hier van heet hy Zir- belbaum. De Engelfchen en Franfchen noemen- ze Pine-Apples , Pommes de Pin, dat overeen- komt met onze benaaming van Pyn- Appelen. Zy hebben een Eyvormige Appelachtige figuur, die in fommigen meer , in anderen minder Ke- gelvormig is* Aan den Grondfteun zyn zy breed , en loopen dunner , ja zelfs in fommigen vry fpits uit. De tamme Pynboom heeft ze dik en ten minfte een Vuist groot , hangende neder- waards gelyk in de andere. Deeze Vrugten beftaan uit Houtige, dikke Schubben, in 'tron- Aa 5 de lh Deel III Stuk. Eekhuizige Boomen* II. de om een Spil geplaatst , en tusfchen zig de Afdebi. Zaadkorrels bevattende, die men Pyn-Nooten Hoofd- noemt. Men kan deeze Pyn- Appels naauwlyks Stuk door eenig geweld of Werktuig aan Hukken Tamme ^rygen : maar, aan 'c Vuur gelegd, gaan de J ' Schubben van elkander , en dan vallen 'er de Zaaden uit, die men ook wel Amandelen noemt. Het zelfde gebeurt door de ryp wording deezer Vrugten. Zy hebben in de gewoone T 'amme Pynboomen insgelyks een harde en als Steenach- tige Schaal, waar binnen zy eene Pit bevatten, die niet onaangenaam van Smaak is. In Italië worden zy , zo Ray verhaalt, opgezet onder de ' Nageregten. De Harstachtigheid van de Vrugt , die aanmerkelyk is , kleeft evenwel deeze Pitten aan, en daarom wordt een uitmel- king van dezelven, of ook het enkele gebruik, dienftig aangemerkt in Borstkwaalen en tot vcr- zagting van de fcherpheid in [t Wateren. Het Water, van de Pyn- Appelen gedeftilleerd , is famentrekkende , zo wel als de Bast en Bladen , in Afkookzel of Aftrekzei gebruikt, pe &foem- Ten opzigt van de Mannelyke Bloemkatten , tïosien. we]jcen beftaat. Dergelykc gefteldheid der Mannelyke II. Bloemen nam die Kruidkenner ook in de Den- xix. nen en Lorkeboomen waar. Lihn^eüs, on» Hoofd- dercusfehen, ïcbryft aan dit Geflagt veel Meel- *™k^ draadjes toe, die van onderen tot een Kolom- r^m. mtijc zyn famengegrocid , 't welk aan den Top verdeeld is , met regtopftaande Meelknopjes. Anderen merken aan , dat de Meeldraadjes uit een gemeenen Houtigen Vezel voortkomen , welke het gezegde Kolommetje, daar ïour- neforï niet op gelet zal hebben , zal zyn. De Kelk zou', volgens den Ridder, uit vier Schubben beüaan. Het gene de Heer Haller dien aangaande aan Tournefort toefchryft , vind ik by denzelven niet. Uit den gemeenen Spil zoude tweehokkige Schubben voortkomen , gevuld met twee Meelknopjes (*> iu. Pinus (3) Pynboom met drievoudige Bladen. Zwarte Dit Kenmerk onderfcheidt den Noord - Ame~ Pynboom. rikaanfehen Pynboom , die 'er de Zwarte of Pek - Pynboom , en ook wel de Wierookboom ge- ty teld wordt , volgens B anist er. Evenwel gaat (*} Diflfert ab Abiete Conis masculis in fummis Ramis confeitis , fub quolibet (feil. Cono) Squams funt aliquot, quatuor facit LiNNfflCS. Ex communi Axi Squaws büocula • res, duabus Antheris fartx Tournf. HALL. Ihte. p. 149- (3) Pinus Foliis ternis. Gron. Virg. 152. Pinus Virginia- «a teimifoüa tripilis &c. Pluk» Alm. 297- RAJ- Den(lr- 8- Jinus Foliis lor.gisfimis ex un& thecA teinis. Cold. Novtbr. 230, lh Deel* III* Stuk* EfiNHUIZIÖE Boo'MEN; II. gaat zulks niet vast , dewyl ook andere Pyn- A*xixL' boomen vo°rkomen met drievoudige Bladen * Hoofd- gelyk twee zodanigen door Miller worden stuk, aangehaald en in Noord - Amerika een Pynboom Zwarte js die de Bladen flegts dubbeld heeft, maar wiens Vrugten gedoomd zyn, de Geelt Pyn- boom , of de Gemeene Pynboom van Jerfey ge- naamd. De Naalden van deezen zyn tevens korter en dikker, van Kleur donker groen, de Appelen kleiner en langwerpiger ; wordende hy derhalve van veelen ook tot de Dennen be- trokken. Het blyft een laage Boom , terwyl de eerstgemelde Zwarte tot een aanzienlyke hoogte ftygt. Groene Van beiden maakt men , in Noord - Amerika , Teer. Pek en Teer. „ Eigentlyk wordt, in de En- „ gelfche Volkplantingen , tweederley Teer „ gebrand, (zegt de Heer Kalm.) De eer- „ fte i$ de gemeene Teer, die van de Stam- „ men. Takken en Wortels, gemaakt wordt; waar toe men meestal Hout neemt , dat van „ zelf verdord en dood is. Deeze manier van 5, Teerbranden is ook de gewoonde in het Land. Een andere beftaat daar in , dat men „ de Boomen , terwyl zy in Leven zyn, aan „ de eenc zyde fchilt, en ze dan nog byna „ een geheel Jaar laat groeijen , vergaderende „ middelerwyl de Harst , die uit de Rieten zy- 3, pelt. Dan wordt de Boom om ver gehou- „ wen en tot Teer gebrand , welke men G?oe- ne Teer noemt. Derzelver Kleur , evenwel , » is » is nagenoeg als die der andere ; doch de be- II* „ naaming ontftaat daar uit , dat men ze vanAF£«^ groene en frisfche Boomen vervaardigt. Even hoofü- zo gaat men in Oofter - Bothnie te werk, en stuk. deeze manier ftrekt tot een groote vernieling pz™™ der Bosfchen, terwyl men in Finland de Teer op de eerstgemelde wyze brandt. Van de „ Dennen neemt men, in Amerika, de Zwar- H ten alleen : want de Witten deugen tot dit „ oogmerk niet 3 zynde integendeel tot Mas- 3, ten , Planken en ander Timmerhout , voor- 33 treffelyk. De Groene wordt duurder betaald 33 dan de gemeene Teer". (4) Pynboom met vyfvoudige Bladen, die iv t , Pinus glad Zyn. Qembra Ceder- De Ouden hebben , met de benaaming vanPyïlboom" Cemhro of Cembri, een Soort van Pynboomen onderfcheiden , welke de Nootjes of Zaaden broofch van Dop hadt, zo dat menze met de Handen gemakkelyk kon aan Hukken breeken. CiESALPiNüs hadt gehoord , dat in de Ber- gen van Trente zodanig een Soort van Pynboo- men (5) Pinus Foliis qulnis laevibus. It. Scan. 32. Pinus Foliis quinis Cono erecto, Nucleo eduli. HALL. Helv. 150. Gmel. Sib. I. p. 179. T. 39. DU HAMEL Arbr. II. T. 32. Pinus fativa Cortice üslb , &c. Amm. Rnth. 178. Pinus fylveftrfs montana tertia. C. B. Pin. 491. Pinus fylveftris Cembro. CAM. EpiL 42. Pinafter. IÏELL. Conif. MiCH. Gen. 223. La- lix fëmpervirens, Foliis quinis Nucleis edulibus» Bre*n. £• C. Cent. 7. Oh. 2. Hi Deel. III« stu&« &EKHUI2IGE B O Q M E N. Afmeel 111 cn v00l'kwam> 'c we^ de 8ene was? die ^ht* xix. ' nius de Tarentynfche noemde. De Graauw- Hoofd* bunders gaven 'er den naam van Zimbro aan. STUK * In de Bergachtige deelen van Europa , die tus- fynfocm. fchen Provence en Italië begreepen zyn , is deeze Pynboom zeer gemeen en bekend on- der den naam van Alvo of Elvo ; zynde 'er naauwlyks een Landman in die Gewesten * wiens Huisgezin niet ten deele leeft vnn het Zaad deezes Booms , dat zeer voedzaam , ge- zond cn lekker is. Deeze Pynappel • Nootjes worden Arvelngo.^ heten in Switzerland ,*zegt de Heer Hatlerj die aanmerkt dat deeze Soort van Pynboomen in de hoogfte Berg - Valeijen der Alpen, zelfs op de barfte Klippen aan de Yskolken van het Grindelwaid, overvloedig groeit , zynde gemak- kelyk van de anderen te onderfcheiden : de- „ wyl hy de Schors ruuwer heeft, en deKnob- 3, bels geen twee maar vyf famengevoegde Bla- den of Naalden uitgeeven , die langer en fty- ver dan van den genieenen zyn , en zeer digc 5, ftaan. De Vrugt rondachtig en ongefteelcf, „ hangt niet, maar ftkat overend, bevattende, tusfehen haare Schubben , zagtfchaalige Noot- „ jes , met Vleezige eetbaare Pitten. De gc- 5, heele Boom overtreft alle zyne mede-SooN ten door, een zeer aangenaamen Aromatieken Reuk : weshalve ook de jonge Spruiten , door 5, Deftillatie , een aangenaamen en kragtigen „ Balfem uitleveren. De Nootjes houdt men 93 & MONOIKIA, 383 „ in de Switzeriche Apotheeken na , cn merkt- W y9 ze aan, als de Amandelen overtreffende, te^™**1* ,, gen üorstkwaalen en tot verzagting van de Hoofb* Ongemakken der Waterwegen. In Walii!er-STÜK* „ Land wordt deeze Boom Arbel en de Vrugtf^w Zirlin geheten , volgens Gesneru Gelyk men dus deezen Pynboom in de hoo- ge Gebergten der Zuidelyke deelen van Euro- pa waarneemt , zo komt dezelve ook op de Bergen van Hongarie cn Ooftenryk voor en valt overvloedig in de N oordel yke deelen van Afie. „ Het is zegt de Heer Gmelin, ,, een natumlyk Gewas in geheel Siberië, dat „ de zwaarfte Koude verduurt en de Moerasfi- ge plaatfèn zeer bemint. Het maakt een hoo» „ gen Boom, zeer fraay van aanzien, regt van „ Stam , hoog groen , .dikwils dikker dan een 9y groflyvig Menlch. ?t Geul der Naalden is doorgaans vyf, nooit meer; zelden vier > zeer zeldzaam drie by eikander: de Appelen groot ,# en rtomp. In zekere Landftreek , die Steen- „ achtig is , met veele vogtige Bosfchen , is & zulk een overvloed van deeze Boomen , dat in een vrugebaar Jaar de Ingezetenen altemaal naar de Bosfchen trekken 5 om de Nootjes in „ te zamelen , die dan 7.0 goedkoop zyn, dat „ men veertig Icnd voor vyftien Kopekken ,5 kan (*) Bruckmann.' Ep. It. Onr. L N. 23 , seeft de afbeel- ding van een Takje en van de Vrugt doemes Bo^ms, in Hon- garie Limbo we Drewo genaamd , waar van r*fn uitneemende Balfein kwam , met de Oleum Carpaticum of Duitfche Krom- hout - Olie overeenkomftig. M# DZUoUh STUK, 3^4 Eenhuïzige Boomen, 1I# 9> kan koopen. Men gebruiktze tot verfnape* Hoofd ransheid in de Maag , als men 'er te veel stuk» ^ Van eet. Vermogende Luiden perfen 'er een %rMom. » 0*ie uic > om *n de basten te gebruiken , die , „ verfch zynde5zeer wel fmaakt, doch fpoedig „ rans wordt. De Doppen van deeze Nootjes 5, gebruiken veelen der ingezetenen , om een 3, roode Kleur te geeven aan den Moutwyn. 3, Het Hout ruikt niet Iterk en wordt van de 33 Witwerkers in Siberië verkoozcn om zyne 33 zagtheid en dat het niet veel Harst bevat." Verfcheiderley naamen geeven de Tartaaren3 volgens den Heer A m m a n , aan deezen Boom , waar uit blykt , dat hy ook gemeen is in de middelfte deelen van Afie. De Laplanders > zegt hy, noemen hem Lygal, en de Nootjes in 5t byzonder Nager : de Rusfen , die in Siberië woonen , Cedr , en de Nootjes Cedroui OreeL Michelius heeft 'er, onder den naam van Pinajler , een byzonder Geflagt van gemaakt, dat hy , door de driekantige Naalden en der* zeiver getal , onderfcheidt. LinnjEüs zegt , dat de Siberifche Cederboom vyf rondachtige Bladen , die aan de binnenzyde kantig en ge- korven zyn, voortbrengt. Dpktor S co poli befchryft (*) de Vrugt- maakendc deelen van deezen Pynboom , die , zo hy aanmerkt, in de Alpen Cirmo genoemd wordt , zeer naauwkeurig. 3, De Mannelyke 3, Ke- (*) Mn. II. Hijïorïco - Ntturalis. p, f*. 93 , Kegels twee by elkander, een half Duim lang , H- rood , komen onder den oirfprong der nieuwe ^xix^ Bladen voort, en beftaan uit gekielde Schub- Hoofd- stuk* „ ben5 die ovaal zyn, en tweehokkige gefteel-8 9J de Meelknopjes. De Vrouwelyke Kegels „ of Appelen , ook ovaal , beltaan uit halfron- 3, de Schubben, met een bruine punt gefpitst , „ rimpelig , bleek Yzergraauw , aan de binnen* „ zyde met twee hokjes , die ieder een bruin „ Nootje bevatten , dat Wigachtig is , met twee hoeken tegenover elkander , en waarin eene „ eetbaare 9 Olieachtige , witte Pit , met een „ roodachtig Velletje bekleed". De Bast van deezen Boom , zegt hy , is effen : de Bladen komen drie, vier of vyf, uit een zelfde Scheede voort-; zy zyn driekantig, met de kanten neder- waards gellreeken ruuw : de eene vlakte glanzig en groen , de andere witachtiger en niet groen hebbende* Eene Verfcheidenheid, door den Heer Gmilin afgebeeld , die de Appelen kleiner heeft , is beoo- ften de Rivier Jeniscea , tot aan de Grenzen van China toe , en zelfs in Kamtfchatka , zeer gemeen. Deeze komt zelden op laage plaatfen of aan de Oevers der Rivieren , maar meest in de{ Gebergten en aan de kanten van Beekjes voor , leggende aldaar met de 1 akken langs den Grond. Evenwel vindt menze nog wel overend ftaande aan den Voet der Bergen , en dan ongevaar eens Mans langte hoog, met den Bb Stani 385 EENïïtrrzioE BoaMÉwj ff. Stam naauwlyks een Duim dik, hebbende eétf AFxix!L* ruuwe > rimpelige , Afchgraauwe doorgaans geel- Hoofd- achtige Schors* Zeer hooge Bergen 3 die als uit stuk» brokken van Rotfen 3 op een gefïapeld , fchee- pfnllom. Een te beftaan \ (zo dat menze van verre by een geploegden Akker vergeleek, daar naauwlyks eenig Kruid op groeide,) hadt zyn Ed. gezien 9 met dit Geboomte op fommige plaatfen zodanig bezet te zyn ; dat zy zig byna als een Heining van Vrugtboomen aan een Muur vertoonden* Dit Gewas heeft de Zee - Kapitein L a p t i e w* toen hy in 't jaar 1736 digt by den Mond van de Rivier Lena overwinteren moest , en zyn Volk deerlyk aan 't Scheurbuik laboreerde , een uitmuntend Middel 3 daar tegen, bevonden te zyn. De Nootjes zyn wat kleiner, doch van de zelfde figuur en fmaak , als in de grootere van deeze Soort. v. (5) Pynboom met vyf Bladen , die aan den skihui rand ruuw zyn » m Mto* gl*dde Schors; Ameri» Icsanfche • Ceder. Een dergelyken Larix 9 als het den Ridder behaagt hier uit Tour ne fort aan te haa- ien, vind ik zelfs op de verbeterde Bladzyde niet (s) PïnusTollls quinis margine fcabrïs Cortïce Izvi. GïiOï*. Virg. 152. Pinus Canadenfis quinquefolia , Floi?ibus albis &c. DU HAMEL. Arbr. II. p. 127. Finus Virginiana Conis longis, non ut in vulgari echinatis. Pluk. Alm. 197* Larix Cauadenfis longisfirao folio. toüRlty. Inft. fim. Die Kruidkenner geeft alleen den Amc- II. rikaanfehen Larix, met vyf Bladen uit den zelf-^¥1^L° den oirfprong , van Plumieh , op, welken Hoofd. Linnjeus wil 3 dat men met deeze SoortSTUiU vergelyke. Hy zegt, „ dat het getal der Zaad & blaadjes van zes tot tien is (*) : dat der Bla Ceder. 3, den vyf 3 die zagter dan in anderen zyn , drie- 33 kantig en ruuw 3 hebbende de kanten byna on- 3, zigtbaar of zeer fyn gekarteld. De Appels ±> zyn een Span groot , en hebben de Schub- 99 ben , waar uit zy beftaan , zeer dik gepunt. 3, Deeze is als een middelflag tusfehen de Pyn- 53 en Denneboomen der Autheuren". Clay- ton meldt, dat het een zeer hooge Boom is, die in de Westelyke Bergagtige deelen van Vir- ginie groeit , wordende de Witte Pynboom ge- noemd van de Engelfchen. De gladde Bast en de nederhangende Appels doen hem inzonderheid Verfehillen van de voorgaande Soort. (6) Pynboom met gehpnddde ge/pit fle Bladen» vi \ Cedrus. Crcie* va» (*) Cotyledones 6 ad io. Sp?c. Plant. ïïï p. 1420. Cotyle- den Liba- donesct Folia Seminalia fynonyma fum in Plaritis. Phil. i>er„non« p. 89. - (6) Pinus Föüis fasciculatis acutfs. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Abies" Foliis fasqcuiatis acuminatis. Hort. ÖijT. 4+9. ROTEN Lugdbat. 89. GilON. Oriënt. 295. Ccdius Foliis rigt- dis &c. Trew. Ehtet. T. tl Cedrus Gonifera Folio Tarief C. B. Pin. 490. Raj. Hifi. 1404. Cedrus Libani. BAÜR. ^ +99* Edw. Av. T. 188. Seligm. V9g. III. Band. Pl. 8 3, Cedrus. Bell. It. .162. Cam ~Ep. 157. Larix OfiCüUÜs Fruéfrii rotundiore obtufö. Tournf. Inft, 586», Bb 2 iï. Dseju ui. Stuk, 388 EteWHuiziGE BooMEir; IT. Onder deeze eenvoudige bepaaling komt hier Afdeel. op het tapyt de yan ouds vermaar(Je Hoofp- boom, die van Bauiiinos Kegeldraagende stuk. ceder met Lorkenbooms Bladen , doch van an- Ctn deren alleenlyk Ceder van den Libanon gety- van LUmon. teld wordt. Men vindt hier van , op veele plaatfen en veelerley manieren , melding ge- maakt in de Heilige Schrift* In een eigently- ke zin leest men verfcheide maaien van de Ce- ders die op den Libanon waren 3 zynde door God aldaar geplant en maakende de heerlykheid van dien Berg uit (*). In een verbloemde zin firekken zy tot zinnebeelden van levendige kragt in Menfchen. De regtvaardige zou groei- jen als de Ceder. Asfur was een Ceder op den Libanon , fchoon van Takken 5 ^haduw- achtig van Loof en hoog van Stam, hebbende zyn Top tusfehen digte Takken (f). Naauw- lyks eenigen Boom of Plantgewas vindt men in de Heilige Schrift zo omftandig en naauw- keurig voorgefteld. Ondertusfchen zyn aan- merkelyke twyfelingen ontftaan , of het He- breeufeh woord Aeres weezentlyk dien Boom5 welken wy thans daar voor erkennen , beteke- ne. Door den beroemden ïrew is hier over een omftandig Vertoog uitgegeven , waar in wel de zaak tot geene zekerheid gebragt wordt doch zeer waarfchynlyk gemaakt, dat de Ce- der (*) i IV. y. si. Pf CIV. v. ie , i7. féf. 1X%*& (t) rs. xcu. v. is. sm. xxxi. r. 3, M o n o i r i a« 389 der van den Libanon een byzondere Soort was van die Boomen • welken de Arabieren , met Afdek l. XIX.. den Hebreeufchen n?am overeenkomftig , Ers Hoofd- genoemd hebben, oetekenende de Harstdraa-»TUK. gende Boomen in 't algemeen , en dus tevens £ef£ de Pyn- en Denneboomen, waar van de Ceder LibmoL een uitmuntende mede - Soort was (*). En , dit is te geloofbaarder 5 aan den eenen kant , om dat de gemecne Pynboom thans nog wce- zentlyk in 't Beloofde Land groeit , zo wel als de Denneboom (f) : aan den anderen kant , om dat Salomo het Cederen - Hout ook over Zee van andere plaatfen liet haaien tot den bouw van zyne Paleizen ; waar nog by komt > dat 'er andere Houten toen reeds bekend en in gebruik waren , die men houdt voor uitmunten- de Soorten van Ceder , gelyk het Sittim- en Algummim- Houts alleenlyk by die Hebreeufche naamen bekend , zynde het laatfte mooglyk rood Sandel of Koraalhout geweest (|). Een (*) PUntét fek&Aypcr EHRET , p. 28. ad. Tab. 60, 61. (\) Jes. XLI. vs. 19. en LX. vs. 13. Op welke beide pfoatfen raen in de Dortfche Overzetting wel leest, de Den- ne, Beuke en Busboom ; doch 't welk anderen vertaaien, Abies 9 TacIa, Arboresque opaca ; dat is Denne-Pyn- en digte Boomen , met elkander de Glorie uitmaakende van den Liba- non. Dit wordt nader bekragtigd , om dat men hedendaags geen Beuken, maar wel Pynboomen , benevens den Ceder , op den Libanon aantreft. Zie Rauwolf. Itin. per Gronq- VIÜM. (I) Het gene Sittim -Hout heette wordt in BibL Hadr. B b 3 1ÜNIÏ \U Deel. III, SKW, ËENHÜI2IC E Boom EN. Hoofd- stuk. Ceder *van den Libanon, ÏL Een der voornaamfte tegenwerpingen vaa A xi|EL' ^en vermaarc*en Sweedfchen Hoogleeraar Cel- sius was , dat men de Ceders op den Libanon hedendaags niet van die uitmuntende hoogte vindt , welke aan dezelven is toegefchreeven geweest. Geloofwaardige Reizigers 3 inderdaad 3 gelyk de Bruin en de la Rocque* geeven 'er Aftekeningen van 3 die in 't geheel niet naar een Boom van het Geflagt der Den- neboomen gelyken. Zy vonden dat deeze Ce- ders een korten Stam hadden, zig in veele dik- ke kromme Takken uitfpreidende , en derhalve , zo het fcheen , geenszins tot Maften 3 Balken of Planken bekwaam. Het getal deezer oude Cederboomen , op dien Berg 5 bevondt Maun- rrel maar zestien te zyn 3 en de Stam van een der grootften was omtrent zes Voeten dik (*). De Boom verdeelde zig > eenige Voe* ten boven den Grond , in vyven , zynde ieder Tak zo dik als een geheele Boom, Jk zie niet, waar uit hun bleek 5 dat dit de echte Cederboomen wraren. Mooglyk zyn het van dat flag van Pynboomen geweest \ welken men JUNII & TREMELUI genoemd , lectisfima Cedrus : van het Algummim - Hout zegt BüXTORF , Lign* Tbyin*: Cedrl fpc- cies prAftantzsfima. : doch hy meldt ook , dat anderen het voor Koraal houden. • (*) In de Heiend. Hifiorie , V. Deel , bladz. 289 , flaat wel van drie Roedtn en zes Duimen ia de Omtrek; doch ik onderftel , dat het Franfche Teifes zyn geweest ; ware het anders 3 dan was de dikte omtrent twaalf Voeten. MONOTKIA. 391 TcedcB of Kienboomen noemt: mooglyk ande- IL ren. Men zou kunnen vraagen 3 waar dat die AFffx^' vermaarde Ceders van den Libanon dan geblee- Hoofd- ven zyn ? Misfchien werden de meeftcn doorSTUK' den Tempelbouw van Salomo uitgeroeid, alzo va£feenr hy naderhand het Cederen -Hout van elders ubamn. haaien liet : misfchien zyn zy door Hemelich Vuur in brand gedoken en verteerd , gelyk ze- kere zinfpeeling in de Heilige Schrift fchynt aan te duiden (*)# Van den Boom, die thans de Ceder van den Libanon genoemd wordt , waren in de Werken der Kruidkundigen nog niet dan Takken , met «enige Pyn - Appelen daar aan , in 't licht gege- ven ; gelyk de beroemde Trew zelf op de eer* fte Plaat der Uitgeleeze Planten , van Ehret te Londen getekend , hadt gedaan : weshalve 5 aangezien die Boom reeds Iterk in Engeland vermenigvuldigd is , hy gedagten Heer verzogt , om eene Afbeelding daar van te bezorgen. Die vermaarde Man twyfelde , naamelyk, niet, of decze Ceder zou 3 vry en vrank opgroeijende 9 geenszins zulk een korten Stam en kromme Takken hebben , als men in de hier voor ge- melde Aftekeningen ziet. Ondertusfchen wa- ren die Ceders , aan den Vyver van de Chei* fe- (*) Zach. XI. vs. 1, 2. Doet Uwe Deure op, o Libanon , op dat het Vyer Uwe Cederen verteere. Huylet gy Dennen, dev/yle de Cederen gevallen zyn ; dewyle die heerlyke Soo* men verwoeftet zyn, enz. Bb 4 il.DsF.L» III. Stuk* m Eenhuizig» Boome*. M. feaanfchen Tuin /Wanr Afdeel. t , ^ fecpwnc 3 even zo monftrpn* zo hy oordeelt en meenr K.„MH- ,1 'S^0» x,w>. Annr (]p A« ... " raeent bevestigd te worden door de Afbeelding op zyne Een . en - zestigfte Plaat , die door den Heer Ehret „Jkad was naar twee Cederboomen vanmiö&vS hoog zig op de Lustplaats van den Herto" van ,Portland Bulfdrode genaamd, bevindende; welke m Geftalte veel nader den Pvnboom ge- yken hebbende een regten Stam , met horizon- taaie Takkenen eene Pieramiedaafe Kroon Lik. mdi vondt 'er in de Tuin van Chelfèa , die van ontzaglyke grootte waren (*) In de deelen der Vrugtmaaking komt de Ce- derboom , gelyk uit de Afbeeldingen in >t Z dagte Werk van TREwbIykc, £ £ J£ boomen overeen ; doch de Bladen of Naalden groenen met twee of drie in eene Seheede , maar in menigte tropswyze by elkander , het welke Tour n e fokt den Ceder tot den Lorke- boom daar hy zeer naby komt , heeft doen t huis brengen. De figuur der Vrugten is ook Dezelven beftaan niet uit Houtachtige, L Tuit Vliesachtig dunne Schubben , die echter vf zyn , meest plat op elkander leggende , doch aan, (*) Cedri labani vastlsfïm* molis Arhm+c Jm- • Chelseano plU(es. Li nu, Htru M H°"a' M o N o i k i A. 393 aan de Punt een weinig omgeboogen , en dit IU maakt de Ceder - Appelen op 't gevoel watAF£fx*^ ruuw. Zy hangen ook niet nederwaards , ge- Hoofd* lyk men dit in de valfche Afbeelding van Lo-STUK- eel, en in de monftreuze van Weinmann * van den dus vertoond ziet , maar ftaan met het End op- Libanon, waards gekeerd aan de Takken. Door laauw Water gaan deeze Schubben van malkander , daar men in de Pyn - Appelen zulks niet kan uitwerken dan dooi: Vuur. 't Getal der Zaad- blaadjes is zes. Van ouds is , onder den naam van Cedriê of ceder. Cedrium, zekere Terbenthynachtige Vogtigheid oue! en bekend geweest , die uit den Cederboom vloei- de, en door uitdrooging de gedaante aannam van eene Traan of Harst. Plinius zegt, dat de Groote Ceder , Cedrelate of Denne- Ceder genaamd , eene Pek geeft , die men Ce- dria tytelt , dat is Ceder • Harst. Anderen gee- ven dien naam aan zeker Waterachtig Sap, dat uit dien Boom door affnyding van de Takken vloeit, en by Colümella heet Liquor Ce- drius. De Egyptenaars leiden 'er de gemeen- Ite Lyken in, die, van dit Vogt doordrongen en dan opgedroogd , eenigermaate gebalfemd waren. Anderen , wederom, en wel de mee- ften, noemden dus eene Olie, welke men op verfcheide manieren uit het Hout van deezen Boom bekomt. Sommigen branden of braaden 'er die Olie uit , en dan is 't een foort van Teer, welke van de Franfchen, in Provence , Bb 5 Hui* IU Dffx, in. stuk. 394 Eenhüizige Boomen, II. Huile de Tac genoemd wordt, om dat zy die A TixEL' gebruikeö te§en de Schurft en 't Ongediert deir Hoofd- Schaapen. Eenigen kooken het Hout van den stuk. Ceder , of ook van andere Harstachtige Boo- 'v^tn men > en fcheppen 'er dan de Olie af , welke Libanon, dus helder en zuiver is 3 genaamd Huile de Ca- de. Een derde manier is , door Deftillatie, zo van Cederen- als andere Houten , en op die manier bekomt men de regte zogenaamde Hui- le de Cedre , gemeenlyk 01. de Cedro , welke oudtyds veel gebruikt werdt tot het balfemen der Lyken , als ook om Boeken en andere din- gen voor de Mot en ander Ongediert te bewaa- ren ; doch mooglyk in déezen niet beter of kragtiger zal zyn dan de Terbenthyn ~ Olie. Ook is deeze Ceder -Olie, inwendig, byna in kragten met de Genever - Olie gelyk , en zeer heet , maar by uitneemendheïd welriekende. Het ce- Het Cederen -Hout was van ouds in zo veel Hout!" achtinge, dat het tot de Offerhanden der Is- raëlieten behoorde. De Arke des Verbonds en al het Houtwerk aan den Tabernakel , was ge- maakt van dergelyke Stoffe. Koning Salomo hadt meer dan tagtigduizend Houthakkers in het Gebergte } om Cederen- en Dennen -Hout te kappen tot den Tempelbouw. Het Huis des Wouds van Libanon , dat die Vorst bouwen deedt , hadt de Pylaaren, Balken , Ribben en Planken , daar het uit beftondt , altemaal van Cederen - Hout. De geheele Tempel van Je- rufalem hadt aan den W and een Cederen Be- M o n o i k i a. 39$ febot , zo dat men geen Steenen kon zien. Door II. de verwoeltiuge dier Stad, een en andermaal yAFxfx^# as dus ccn Schat van dat kostbaare Hout ver-HooFD- nield. Men heeft het naderhand altoos in waar-r,TUlu de gehouden, zo om zynen Geur, als om zynevdneJ^ duurzaamheid* Pliniüs zegt, dat het noch/Jteff** Wormiteekig wordt , noch veroudert. Hier van de Spreekwoorden , die het in deezen by- na met Marmer gelyk ftellen Het fchynt weleer onder de Winkelmiddelen gerekend te zyn (f) , hoewel ik van de Geneeskundige krag- ten van het Hout 5 als Hout , niets aangetekend vind. Het is nog, gelyk men weet, in gebruik tot het maaken van keurlyke Kabinetten: doch tegenwoordig komt het weinig dan uit Oost- en Westindie , dat dien naam draagt, verfchil- lende zeer in hardheid , als ook in fynheid en kragt van dien Geur , welke hetzelve een zeer goed Bewaarmiddel maakt van gedroogde In- lekten , Vogels en Gedierten. (7) Pynboom met gehandelde Jlompe Bladen. vil Pinus Larix. UltLorkea- boom.j (*) Loqul Cedro dign&. PERS. Satyr. I. 7. 42. Id est dig- 21a ImmortaHtate. HQRATius zegt dus ook ; Speramus Car- tnina fingi posfe iïnends Cedro. De Boeken van NüMA zouden hier door langer dan vyf Eeuwen geconferveeid zyn , zo Plinius aantekent. (|) De Ligno Cedri, in Officinis ufïtato , non habeoquod dicam. CAS?. Hoffmann. de Med. OjfrcUalibus. p. 306. (7) Pinus Foliis fasciculatis obtufis. Syst. Nat. XII. Vcg* XIII, Ih DESjUUI.STUK* 39$ Eenhuizige Boom en; II. Dit maakt het voornaamfte verfchil tusfcben AFxixEL' den Cederboom en den Lorkenboom uit: dat Hoofd- naamelyk decze de Naalden Itomp heeft. Hy stuk. groeit in een gedeelte van Europa en Afie. ufm^' ^et is ^oor 8eheel Siberië een der gemeenfte Boomen , zo de Heer Gmelin aanmerkt , die verhevene plaatfen bemint , maakende dik- wils Bosfchen , daar doorgaans eenige Pynboo* men onder gemengd zyn. Even 't zelfde doet hy in de Alpen van Switzerland , hooger op groeijende dan de Denneboomen. In Swee- den , als ook in Groot - Brirtannie , fchynt hy zo min als in de Nederlanden bekend te zyn , doch valt in de Bergachtige Bosfchen van Vrank- kryk , Spanje en Qoftenryk % zelfs omftreeks Weenen. Een groote menigte van deeze Boo- men, en zwaare Stammen, komen voor in de Bosfchen van Tyrol, alwaar jaarlyks veel van dezelven geveld f en dan langs de Rivieren naar Verona worden afgevoerd , tot dienst van Italië (*). Het is een Boom die met een regten Stam opfchiet gelyk de Pynboomen , en ook zeer hoog wordt. Pliniüs fchryft van eenen La- XIII. Abies FoHis fascicuïatJs ohtnCis. Hort. Cliff. 450. Mat. Mid. 457. Royen Lugdb*t. 89. Gmel. Sib. I. p. 17$. La* rïx Folio dectduo Conifcra. J. B. Hifl. L p. 26;. Htrt. Angl. 43. f. 11. Larix. C. B. Pm. 493. DOD. Pempt. Só8. CAM. Epit. 4$ , 46, DOD. JCruidb. 1357. TOURNF. lnft% 5*6- (*) SCOPOLI FUr. Carniolica, p. 403, MokoikiK 397 Larix van honderdtwintig Voeten Startis, die Iri zyne Takken honderd Voeten ver uitbreidde. Afdeel;1 De Bast is zeer dik, met geweldige Scheuren , Hqqfi^ van binnen roodachtig. Aan den Stam geeftsTuic. hy overal Takken uit 3 niet waterpas , maar op- Lorkt*-, waards geftrekt > die aan de Enden taay zyn**"' als der Wilgen , geelachtig van Kleur , en niet onaangenaam van Reuk. De Naalden ko« men by tropjes of bondeltjes i die zig Kroons- wyze uitbreiden 5 rondom de Takjes uit dikke Knobbels voort , en zyn niet hard noch Steke- lig. Het aanmerkelykfte is * dat hy dezelven 's Winters verliest of vallen laat , tegen de na- tuur der Pynboomen. De Bloemkatjes zyn paarfch en welriekende; de Vrugten komen na- genoeg met die der Cederboomen en der Cy- presfen overeen , ftaande op waards of knikkende: zy bevatten 5 tusfchen haare Schubben , kleine gewiekte Zaaden , die een Kern hebben, niec onaangenaam van Smaak. Deeze Boom wordt van de Duitfchers Ler- cheribaum genoemd , niet , als of 'er de Leeuw, rikken "eenige betrekking toe hadden , maar in navolging van den Latynfchen naam Larix , ge- lyk hem de Italiaanen en Spanjaarden Larice heeten en de Engelfchen Larchtree. De Fran- fche naam , Meleze, zal waarfchynlyk van het Honigachtig uitzweetzel deezes Booms , dat men Manna van Briangon noemt , afkomftig zyn. Deeze Manna , wel de helft flapper dan de Italiaanfche , wordt by Briangon , een Stad IQ |I. D££L» Ill< Stuk* gpfc ËENïlUIZIGE BöOMÉÊT* U# in 't Dauphiné , ingezameld ; doch op de med- Afdeel- fte andere plaatfen vindt menze niet, of verga* Hoofd- dert ze liever op de Bladen van andere Boo- stuk. men, inzonderheid van de Esfchen in Kalabrie, ^'r^*"ge!yk wy vervolgens zullen zien, Ondertusfchen wordt deeze Manna der Lorkenboomen , die een weinig naar Harst (maakt, by gebrek der andere nog wel gebruikt. Manna Deeze Manna komt niet altoos op de Lorken- Bladen, boomen voor. In een heet en droog Saizoen , alleen , openbaart zy zig , en is dan moeielyk van de Bladen af te krygen , wegens haare taay- heid. De tyd des Jaars , dat men 'er dus de Boomen mede bezwangerd vindt, is van 't mid- den van Juny tot Auguftias. De Boeren kappen i in dit geval, een menigte Takken met Bladen, daar zy de meefte aan waarnsemen , af , en maaken 'er hoopen van , in de hoe 01}langs ze^er Autheur * Hoofd* Kusterüs genaamd , zulks heeft kunnen be- §TüK. vestigen* Het flrydt niet alleen tegen de na* èewTkenm tulir van een Harstachtig Hout , maar boven- dien is 't zeker , dat veele Bergluiden geen an- dere Brandftof hebben , en dat men de Kolen daar van , in Switzerland , zelfs gebruikt tot de Yzerfmeheryën. ; Het Hout is taamelyk digt en vast, Goudgeel van Kleur , met bruiner Aderen en Vlammen : het laat zig gemakkelyk fplyten en wordt tot Paaien , Ribben, Planken, Geu- ten en allerley ander Werk gebruikt, zynde zeer duurzaam en byna onverganglyk t gelyk uit den afbraak van oude Gebouwen, te Ve- netië en elders , is gebleeken. Sommigen pry- zen het als een Geneesmiddel voor de Melaatfch* heid aan. Linnjêüs hadt dit Geflagt in twee hoofd- Afdeelingen onderfcheiden, naar de groeijing der Bladen of Naalden. In alle de voorgaan- den komen dezelven , uit een gemeene Scheede of als uit eenen Wortel 3 verfcheide by elkan- der voort : in alle de volgende Soorten zyn de Bladen enkeld , en onder van elkander af- gefcheiden. (8) Pynboom met enkelde Bladen, die aan de tippen uitgefneeden zyn. Dee- (s) Finus Foliis folitafiis Cnwginttïs, Syst, Nat, XII. Pinus Harst* goom. bëeze groeit overal in de Bergachtige Bos- it; fehen der Zuidelyke en Ooftelyke deeleö vanAF^a Europa 3 eh zelfs in Ruslanden Siberië, onder Hoofo- de Pyn- en Lorkenboomen. Hy is toe de Den- 'TÜK* ben betrokken geweest , en wordt in 'c byzonder^^' de iVyfjei Denneboom of Denneboom met Ta- xis- Bladen genoemd ; doch de Duitfchers ori- derfcheiden hem daar van , met den naam van Fóhr. Ook fchynt het my die Boom te zyn , welken de Frahfchen Pésfe of Pignet tytelen , wegens zynè ongemeene Harstachtigheid ; 'c welk zeer met den bynaam van Picea, aan dee- ze Soort door onzen Ridder gegeven , ftrookt; De Ëngelfchen noemen de gewoone Dennen Firty en deezen Taxisbladigen Spruce-Firr. Het is 3 volgens de befchryving van Clu- sius, eènzeer hooge , fchoone Boom, die de Schors effen en witter dan de Pynboom heefh De Takken groei jen ook kruislings, [dat is wa- terpas , aan den Stam ,] en breiden zig öp zyde als in Wieken uit , welke aan de Takjes be- groeid zyn met platte Blaadjes, die Vorkachtig uitioopen aan de Punt, zynde van boven groen % van onderen witachtig, en wedefzyds zh Kams- wyze geplaatst; Aan oude J3oomen houden zf die Vtg. XIII. Abies Foliis folitariis apicc ëmargtnatïs. Hort, Cilff, 449. ROYEN Lugdbat. 89. GmeL. Sik h p. 176. Abies Taxi Folio 5 Fru&ti furfum fpèftame. Totjrnef. Infi. Alw'e» fconis ftufum fpe&antibus fïve Mafe C. B. Fin-, AUéè ffcemina fivé Elate thclcja. J. B. *3'fi Ce i l!, DEEÏIi III. SÜ'«» 404 Eenhuizige Boomën. II. die orde niet , dan enkel aan de dunne Takjes , AFxix£L' en wor<^en ftyver met een ftomper Punt. Vol- Hoofd- wasfen Boomcn geeven fomtyds , aan de en- stuk. jen der ui ter (le Takjes van de grootere Tak- B$omSt" ^en ' m ^e Oxels der Bladen zekere Knopjes uit, die korte Katjes uitleveren, welke vervol- gens tot Bloempjes zig uitbreiden ; en deeze Katjes duuren fomtyds tot het tweedejaar. Met de dunne Takken worden te Weenen de Huizen , der genen die Wynkroegen houden , van vooren bekranst , gelyk men oudtyds met Klimop deedt. Die vermaarde Kruidkenner zegt wel , dat men deezen Boom in Duitfchland Thannen noemt , doch die naam wordt eigen tlyk ge- geven aan den regten Denneboom , wiens Vrug- ten niet , gelyk in deeze , opwaards Itaan , maar nederhangen. Dus verwart ook de Heer Hal* lek den Witten Denneboom, die tot de reg« te Dennen behoort, met deezen, en dit maakt zyne befchry ving duifter. De vermaarde Ray, niettemin , en anderen , hebben het zelfde ge- daan. Do&or S c opol i , die deeze Soort in de Bosfchen van Karniolie waarnam, alwaar de- zelve Autza, en de Harst, die ze geeft , Smol- la genoemd wordt , zegt, dat deeze Boom een dun Vogt uitvloeijen laat , naar Terbenthyn ge- lykende , het welk men de Thraan noemt van den Denneboom , zynde in kragten zwakker dan die der Lorkebooméfi. Het Het Hout van deezen Boom * dat de Duit* M O N O I K I A. 405 fchers Fohren - Holtz noemen , fchynt my II. cigentlyk het zo bekende Vuuren - Hout zyn, wegens zyne Harstachtighcid vermaard ;Hoofd- hoewel ik niet ontkennen wil , dat het Vuuren-8TÜK* Hout ook wel van den rooden Denneboom enjB^r,f ■ van de Pynboomen komt, wanneer die, wegens den overvloed van Harst , Kienboomen genoemd worden, of zelfs in de gewoone ftaat, dewyl dit Hout in trappen van Harstachtigheid verfchilt. De S weeden geeven ook den naam van Fur of Furu aan de Wilde Pynboomen, (die zy anders Tall noemen ,) wanneer dezelven volwasfen zyn en tot Timmerhout bekwaam (*)♦ (9) Pynboom met enkelde iets uitgerande Bla- ix. n . _ _ . Pinus den , van onderen Jlreepswyze dubbeld ge-Bai/Lmea. (lipt. _ B?lfeitt- Pynboom. Deeze wordt in Virginie , volgens Clay- ton, genoemd the Hemlock Sprace-Firr. Hy heeft dergelyke Taxis - Bladen als de voorgaan- de Soort , maar de Vrugten zyn ongemeen klein , van grootte als een Aardbezie , Eyrond , gefpitst > en uit dunne Schubbetjes famengefteld. De Bladen zyn breeder , ftomper , en op dubbele ryën langs de Takjes geplaatst. Hy groeit in Kanada en Virginie. (10) Pyn- (*) Stockb. Verhand, XXXI. Band. p. 257. (9) Pinus Foliis folit. ftibemargiriatis , &c. GRON. Virg. 152. Abies minor ps&inatis Foliis , Virginiana , Com's parvis lübrotundis. Pluk. Alm. 2. T. 221. f. u &AJ. JDerdr, *, Cc 3 H. Deel, III. Stuk. 406 gENKUIZIGE BqqmeK. II. fro) Pynboom met enkelde , liniaale, fèomp» ATnxEL Ofhtige, eenigerrnaate Fliezige Bladen. Hoofd- stuk- Deeze wordt van den Ridder 5 in 't byzon- x. der , de Kanadafche Pynboom getyteld. Het; anoden- onderfcheid in de Bladen is aanmerkelyk. De . Heer Miller merkt aan, dat die de Vrug- fchc. ten twee Duimen lang heeft. Het fchynt my toe , dat de JSngelfchen de Denneboomen met Taxisbladen , in 't algemeen , Spruw « Brr noe- men 3 wegens derzelver fraaiheid, en dus wordt deeze the Newfmndland IVhite Spruce- Firn, dat is de Witte Taxis - Denneboom van New- foundlaffd , door hem geheten. Men vindt een fraaije Afbeelding van een Takje met de Vrugc in 't Vogelen - Werk van Seligmann, op de Tweede Plaat van den Derden Band. Var* den voorgaanden fchynt 3 onder de benaaming van den Zwarten Newfoundlandjen f op de Elf- de Plaat , daar aan volgende, ook de Afbeel- ding te zyn : doch daar in groeijen de Bladen niet aan de zyden , maar rondom de Takjes. Hy wordt genoemd Denneboom van Noord» Amerika , met zeer kleine Vrngten. Van een derden, die ook Taxis -Bladen heeft, komt op de Agtticnde Plaat de Afbeelding voor , onder den naam van Denneboom, die naar den Balfem,. van * (10) Pinns Foliïs folitnriis Knearibus &c. Syst. Natt XII. XIII. Abies Folus folit. confertis &c G$ON. Virg. i$ja Ablcs Foliis Vicèx brevioribus , Conis parvis biuncialibus \&<* MONOJKIA. 407 van Gilead ruikt. Deeze heeft de Takjes JL bruinrood , de Bladen van boven groen vanA^£EL* onderen witachtig, even als in de Europifche, Hoofd* en de Vrugten zyn van taamelyke grootte. DeSTUK* plaats der afkomst wordt niet gemeld, Cu) Pynboom met enkelde Elsvormige ge» x%. fpitjle gladde Bladen , van tweederley j^™*5 Jlrekking. boom** Wy komen thans tot den eigentlyken Den- fieboom , die ook wel Mast- en Sparreboom > wegens zya gebruik , genoemd wordt. Hy is door geheel Europa, inzonderheid in de Noor- delyke en Ooftclyke deelen 5 zelfs tot in het midden van Afie, gemeen. De Duitfchers noe- men hem Tanne of Tannenbaum , de Engel- fchen Firr - Tree , de Franfchen Sapin. De oude Griekfche naam, Pitys, fchynt op deezen Boom naast toegepast te kunnen worden. De Sweeden noemen hem Graen , zo Linnjeus aanmerkt , die eenige Verfcheidenheden aange- tekend heeft > welke alle dien naam met eeni* ge fit) Pinui Foliis folitariis mucronatis laevibus , bifariam vcTfis. Syst. Kat. XII. Veg. XIII. Abies Foliis folitariis, api- ce acuminatis. Hort. Cllfi. 449. Mat. Med. 436. Fl. Suec, Lapp. &c. utfupra. Picea. Cam. Epit. 47. fim Picea major prima f. Abies rubra. C. B. Pint 493. y. Abies alba f. foe- mlna. C. R. Pin. 505. Abies minor. C. B. Pin. 493. Abies tenuiare folio , Fruftu deorfum inflexo. TQURNf* Inft. 585» PQQ. Pempt. Z66. DOD. Kruidb. 1349,. Cc 4 / II4D£££* XII* STUK, 408 Eenhüizigr Boomen. TL ge by voeging voeren : de Laplanders Guefa. In AFxixEL" 'c alSemeen wordt hy , naar de Kleur van zy- Hoofd- ne Schors , in een Rooden en Witten Denne- stuk. boom onderfcheiden , waar van de laatfte de Z)^^w' Takken ylder , en de Naalden dunner heeft. In fommigcn is de Stam van den Wortel af met Takken begroeid , tot aan den Top , maa- kende dus een Natuurlyke Pieramied; in ande- ren begint hy hooger boven den Grond te kroonen. De Groeyplaats is in 't Noorden en in Siberië , op vogtige plaatfen , doch in Swit- zerland fchypt hy drooge plaatfen te verkie- zen , zo de Heer H a l le r aanmerkt. Dik- wils vindt men 'er Bosfchen van, met Pynboo- rnen daa!r onder vermengd (*). In Geftalte zweemt hy naar de Pynboomen (zcer3 doch terwyl in dezelven de Takken by- na waterpas zyn , of in 't kruis Itaan met den Stam5gelykin deTaxis-Bladige, hangen zy, in de Roode Dennen , met de Enden nederwaards , doch in de Witte Dennen gaan zy opwaards. Dit heldert eene itrydigheid op, welke men daaromtrent in 't Werk van Ray vindt. Even- wel gaat dit zo vast niet, of men vindtze in de pynboomen en anderen ook wel nederhangen , en (*) Sommigen onderfcheiden hem door den naam van Pi- cm , dat is Pek- of Harstboom, van den Taxisbladigen , dien zy den naam van Denneboom gecven; doch de verwarring in dc bcnaamingen van Fkbtcn , Tonnen , Fob ren , onder de Duitfchers, is zo groot , dat men zelfs alle die naaraen op dcczen enkelen Dcmicbogm toegepast vindu MONOIKIA. 409 en in de Denneboomen waterpas of in 't kruis II. geftrekt. De Naalden zyn bleek groen, enA™£L; fchicten aan vier zyden van de Takjes uit, zo- Hoofd- danig, dat die aan de onderfte zydc een andereSTÜK* ilrekking hebben dan de overigen. Van drooge^™''"^ Takjes gaan zeer ligt de Bladen af, gelyk men in het maaken van Plant- Verzamelingen onder- vindt. De Blaadjes zyn zeer kort , en in dit opzigt verfchilt hy veel van de Pynboomen. Van de Deelen der Vrugtmaaking fchryft Doe- tor S copoli dus. 3, De Mannelyke Bloemkatten korqen ge. paard , geel en kleiner , beneden de tippen „ der Takjes voort. Zy beftaan uit langwer* ,9 pïge , geiteelde , holronde, itompe Schubben, die van onderen tweehokkig zyn en twee 3, Meelknopjes draagen. De Vrouwelyke, aan „ 't end der Takjes, zyn grooter , enkeld , op- ,5 geregt, rood van Kleur, en beftaan uit on- gedeelde rondachtige Schubben, koefterende „ een fpits , klein , Schubbetje van de zelfde „ Kleur/' De Vrugten van dezen Denneboom ftaan niet De overend , gelyk in de Taxisbladige , maar han- vrugt!n* gen nederwaards. De Duitfchers noemenze Zapf- fen, dat zo veel betekent als Zwikken vaneen Biervat, of iets dergelyks, 't welk een rolrond- achtige of Spilronde gedaante heeft , doch de Pynappelen heeten zy Zirbeln. Deeze Vrugten zyn wel een Span lang, en van eene ovaale fi- guur, aan beide enden rond, nagenoeg als die C c 5 der XL DlIL* III, STÜK« 4io Eenhüizige Boomen, lh der Lorkenboomen , waarvan zy inzonderheid A™ixU vcrfchillen , doordien zy beftaan uit dubbelde Eöofb- Schubben , zoTrew aanmerkt, De Zaaden , stuk. ^3,. tusfchen vervat 3 zyn omtrent , van grootte en gedaante , als die van den Gezegenden Dis- tel , Vliesachtig gewiekt en \?xnm van Kleur , bevattende een vlugge, fcherpe Olie, welke de geheele Vrugt , frifch van den Boom geplukt zynde , zeer welriekende maakt. Men rekent , dat de Leeftyd der Denneboo- men zig bykans tot drie Eeuwen uitftrekt. Dat zy ontzaglyk groot worden, heb ik reeds aange* - * n. merkt *j In de Pyrencefche Bergen worden ge- tfsTuit ze8^ zodanige Boomen te groeijen van drie Va-* feiadz. 7. demen orntreks. De Heer Hauer verhaalt , dat in een Bofch van Argaw, in Switzcrland , Dennen geveld zyn , die Masten hebben uitge- leverd van 125 Voeten lang. Dit is wel het voornaamfte gebruik 9 dat men in 5t algemeen van den Denneboom heeft , en om die reden wordt hy ook wel Mastboom getyteld, of, om dat men van de dunfte Takken Juffers en Spar^ ren maakt , Sparreboom. Het Hout van den rooden Denneboom, dat uit den rosfen Kwastig is , vol van een dikke uit- vloeiende Harst , wordt van fommigen verkeer- delyk Greenen -Hout geheten , niettegenfiaande de S weeden deezen Boom Gm noemen ; even als men het Hout van den Witten Denneboom, dat fynst van Nerf en witachtig is , ten onreg- te, Vuurcn-Roitt tytclt, Hec eerftc is eigen t- lyk MONplKXA* 411 }yk Denne- Vuuren -Hout, het andere ^enne*AF^EU Qreenen-Hout, vcrlchillende beiden wederom, xix. zo van het regte Greenen* en Vuuren als van*1001"0' STUK het Dennen - Hout. Het beste Greenen- en n * Vuuren - Hout , dat m de Noordclyke Landen valt, komt van Pynboomen. Een ongemeen verfchil maakt , ten dien op- Het zigte, de Groeyplaats. Het Bennen - Hout is hou". te Parys zeer in gebruik tot Kastemaakers- ei* ander Werk. Dit flag van Hout, inzonderheid als het in een ligte Grond, in een gemaatigd Klimaat, en in digte Bosfchen gegroeid is, kaï* door fplyting tot zo dunne Plankjes gemaakt worden , als men wil. Dus zyn de Denneboo? men, van Vauge en de Ardennes, de bekwaam- ften, in geheel Vrankryk, tot Violen en andere Mufiek - Inftrumenten , zo met Snaaren als met Koperdraad, De Veerkragt , die in hetzelve , is , maakt het daar toe dienliig. Tot Balken Ribben, Stylen, Paaien, Planken, en wat dies meer is , wordt het op de zelfde manier ge- bruikt als Pynboomen - Hout (*). Om aan 9t Vuur te leggen is het , wegens zynen zwarten Rook, en omdat het zo geweldig Lknapt , hoewel het ongemeen vaardig is in 't branden, niet zeer gewild. De Lugt , ondertusfchen , wordt daar door , zo wel als door de enkele uitwaafeming van dit en dergelyke Harstachtige Houten , zo- danig (*) ROUX des Arires a ouvrft, p. 2*5, nu 412 EfiNHülZI G E BOOMEN, II. danig gebalzemd , dat men onder de Arbeiders AxixEL# ^aar in 9 ^a onc^er ^e B°eren ze^s % die in deeze Hoofd- Bosfchen woonen , weinigen aan de Teering stuk* zjet fterven (*). Geen Geboomte is , in 'c algemeen gefproken , meer met Harst bezwangerd dan de Denne- boom, die deswegen fomtyds ook den naam van Harst- of Pekboom voert. Men vindt 'er zo wel Kienboomen van , dat is die in de veel- heid van Harftige of Olieachtige Sappen fmoo- ren, als van den Pyn- en Lorkenboom. De Abt Chappe d'Auteroghe deedt , op zyn Terug togt uit Siberië door onbereisde cn onbewoonde Wildernisfen , van afftand tot af- ftand Denneboomen in brand fteeken, om by Nagt den Weg te vinden ; die als Toortfen brandden. De oude Dennen , welken in de Stam meer Pit dan Hout hebben , noemt men Kiefer-Baumen, omdat van dit Harstachtige Pit zekere Spaanen of Splinters, Kief er s genaamd, tot Fakkels dienen , en van welken men , op veele plaatfen , tot verlichting der Woonver- trekken , in Duitfchland gebruik maakt. On- der het Landvolk in 't algemeen gebruikt men, in veele deelen van Duitfchland , Ooflenryk , Moskovie en Tartarie, geen ander Licht, dan de gedagte Kiefer-Spaanen. Verfcheide Autheuren hebben de inwendige ftru&uur van het Dennen» Hout, door onder- zoe- (*J SCQPOLI, Flor. Carnifl, p. 401, MoNoiriA# 4*3 zoekingen met het Mikroskoop, getragt op te flr. helderen. Malpighiüs vondt 5er Sapvoe- rende Buisjes en Blaasjes in, benevens een me- Hoofd- ] nigte van Lugtpypjes , gelyk gemeld is *; die stuk. als Wanden hadden van Zilver. Ledermul-/ cil d- I. STUK ? ler heeft decze ftru&uur nog naauwkeurigerbi. io,n, nagefpoord , zo in dwarfe als overlangfe Sneed- jes van Hout van den Witten Denneboom (*). Deeze onderzoekingen, echter, op droog Hout in *t werk gefield, hoewel die van Leeuwen* hoek overtreffende , gaven geen denkbeeld van den loop der byzondere Vogten , noch ook niet van de aangroeijing der Boomen, of van der- zeiver verfchil in deezen : 't welk de Heer Doc- tor Hil l onder anderen fraay verklaard heeft door een menigte Afbeeldingen van dwarfe Schyfjes en overlangfe fneedjes van deeze en gene Houten, waar van ik hier, om het onder- fcheid aan te toonen % op PI- XVI 5 eenigen mededeel. In deeze allen wordt door a de uitwendige Schors , door b de Bast , door c het Spint , betekent : terwyl het Hout door h en het Hare of Pit van het Boomtakje door p is aangeweezen ; digt rondom hetwelke zig een Ring bevindt , : van de Jaarlykfe Hout - Ringen onderfcheiden , welken zynEd* de Kroon noemt 3 met k getekend. Deeze Kroon houdt hy voor het (*) Zie PI. XL. en XLIIL in het Derde Deel van zyne MikrosktQplfcht VtrmaaklykhedtKi cu aldaar veikïaard , bladz. $ i en 72. II* DttUlll, STUK) 414 EÉNÜÜI2I0È ÖOOME& , H. hec voornaamftë Werktuig van de Voortteelitig xDixEI"en aangroeijing der Planten door Knoppen s Hoofd- Scheuten en Takken, ten minfte voor dat ge- Stük- deelte , waar van deeze groeijing haaren aan- vang neemt. verfchii- Dit alles zal onze Vaderlanders iri het Vcr- taalde Werk nader blyken (*). Ondertusfchen dec Hou- merk ik tot verdere verklaaring van de tegen- *k xvi. woordige Plaat aan , dat Ég. i. de Afbeelding is van een vierdepart van een Schyfje Eiken* Hóut y door 't Mikroskoop zo veel vergroot 5 als het kleine Stukje daar onder, in de Natuur- lyke grootte > vertoont. Hier in zyn , behalve de ongemeene dikte van de Kroon, en de reeds aangeweézen' deelen3 de gefteldheid der vyf zo- genaamde Jaarlingen des Houts opmerkelyk ? terwyl het maar eeü Takje was van derdhalf Jaar groeijing : des zyn Ed. vastftelt , dat 'er tweè zulke Ringen by komen in een Jaar, eri dit zou het befluit, 3t welk fommigen daar uit, aangaande den 'Ouderdom der Boomen, opge- maakt hebben, vry wat doen wankelen (f), Fig* 2. is een [dergelyk Schyfflukje van den Balfem - Pynhoom , onze Negende Soort. Hier in is het Spint naauwlyks van de Bast te onder- fchei- (*) The conftrü&ion of Timher ffom ii$ early grbvjth , ex* plained by the Microscope, and provtd from Expiriments ± by John. Hiix. M. D. Lond. 1770. (f) Zie daaromtrent eea fterke Gevolgtrekking. Swedfcbê Verhand. XXXI. Band, bladz. 358; doch inzonderheid VJii, Sand, bladz, 117 f "enz* MoNOIKIA* fcheiden j cti de Kroon ook zeer breed. De tt? fraai je famenltelling van het Hout, als op eenAF^Ei-; Wiskonftige manier in- Straalen verdeeld > die Hoofd* tusfchen zig Kegels befluiten , van ontelbaareSTÜls> Sapbuisjes doorboord , ifc verwonderlyk. In het Tit of Hart des Booms komen ronde Vaatjes Voor , duidelyk van de eigen Vaatjes of Blaas* jcs van het Merg onderfcheiden 5 die met roo. de Harst zyn opgevuld > even als men dit ook in het Spint van deezen Boom Waarneemt. Del zulken noemt hy de Binnenfte Vaten des Booms* Van de uitwendige Sap - Vaten is in het Stuk* je Eiken -Hout eene Vertooning gegeveü * zö als dezelven voorkomen in de meefte Boo- men, haar plaats hebbende in de Bast: doch hier tusfchen openbaaren zig andere Sapvaten * welken deeze Heer Inwendige noemt daar men verfcheide ryen Van vindt m het Hout van den Italiaanfchen Pynboom Cembra genaamd , zynde onze vierde Soort; zie Fig, 3. 5, Behalve een enkele ry van byfter groote De saj* 3, Uitwendige Vaten op de gewoone manier J^tea- $y in deszelfs dikke Bast geplaatst, heeft diethy^Vat«« 5j daar buiten een ry kleiner Vaten, en de ge-fcheidêiK 3, zegde groote zyn met nog kleinere omringd. 3, Dewyl in deeze Boom het Vogt dat de groo- 5> te Vaten opvult een zuivere Terbenthyn is , „ van eene byzondere Reuk 3 behoeft men niet te twyfelen , Welke de eigen Vaten zyn > of 3, die het eigenaartig Sap voeren , en welken 33 van eene verfchillende natuur zyn, Behalve » de II, mZi» lil» STÖKë 4itf EENHUrziGE Boomek» U, „ de ongenteehe dikte van den Bast b, is hier AFxixLl » opmerkelyk , hoe het Spint c een vasten , don- Hoofd- „ keren , digten Kring uitmaakt. Het Hout, stuk* )3 daarentegen, is zo doorfchynende, als men 35 het naauwlyks in eenige andere Boomen, uit- „ genomen die van het Geflagt der Pynboomen zyn , waarneemt , en doorboord met een aanmerkelyke menigte van Sapvaten. Hier 3y in treft men , geduurende de Maanden Maart „ en July, een Zuurachtig Waterig Vogt aan , „ dat een waar Sap is , niet gekleurd door de 3, Medicinaale Vogten van den Boom. Op an- „ dere tyden zyn deeze Vaten geheel ledig , %9 wordende nooit eenige Terben thyn daar in ,, gevonden 3 dan die daar in gedrongen mogt „ zyn door derzelver opene Mondjes , uit eenig ,5 ander gedeelte van den Boom. De Kroon k 3, is een dunne , doch zeer onderfcheidene en 3, fraaije Kring , en het Pit of Hart p ,■ ('t welk 99 meer gebeurc in Harscvoerende Boomen, ) 3, is gekleurd en kleverig. Balfamieke Vaten , 33 bevattende een byzondere Soort van Terben- „ thyn, geel van Kleur en Harftig van Reuk , „ ftygen door het Hart op. Inhetdoorfnydenftor- „ ten deeze een weinig uit van haaren inhoud , en verfpreiden dit over de Blaasjes van het 3, Pit, geevende 'er dus die Kleur en Reuk aan 3 3, welke daar in waargenomen wordt," „ Het Sehyfïtukje van den Lorkenboom, Fig. 99 4, vertoont , in de zelfftandigheid van deszelfs a, dikken Bast i, de Monden van eenige wei- v ni- M O N O I K I A. 417 „ nige dergelyke groote Vaten, die een dik- lh 33 ker Soort van Terbenthyn bevatten, welke Ar^- 3, naar gefmolten Maftik gelykt. Het HoutFIooFo* 3, van deezen Boom , zeer naauwkeurig ver*STÜir« 3, deeld, h9 bevat tusfchen de Straalen eeni- 3, ge der Inwendige Sapbuisjes, terwyl de uit- „ wendigen 3 tusfchen den Bast b en de Schors, 33 die hier ukermaate dik is 3 a , zig tropswyze 33 in groote menigte vertoonen. Deeze on- 3, derfcheiden zig 3 in 't Voorjaar 3 door de „ Sappen , die zy bevatten 5 welke van een -3, hooge Karmozyn - Kleur zyn. De Kroon k 3, is zeer fchoon in de Lorkenboom * en het 33 Pit of Hart p helder". De plaatzing en gefteJdheid van de gedagte Terbenthynvoerende Vaten openbaart zig al- lerduidelykst, zegt die Autheur, in een Schyfje van den Pinus Orientcdis of Levantfchen Pyn- boom 3 hier afgebeeld in Fig. 5. Men ziet daar duidelyk 5 hoe derzelver Wanden uit kleinere Buisjes in 't ronde famengelleld zyn , en in Fig. 63 is derzelver plaatzing vertoond in een wat ouder Tak 3 overlangs geopend, waar het Hout en Spint 3 als ook een gedeelte van den Bast, is weg genomen- Hier zyn deeze Vaten, zo 't fchynt , door de verharding der deelen digter aan elkander gedrongen (*). Deo (*) Ex Uvgue Letnim. De Afbeeldingen der vergroete Schryfftukjes van vecle andere Hokten , als ook dootfnydin- gen ovetlangs , enz. zullea dit m het Werk zelf nada* D d *r xi« dsel iilsiuk* 4i3 Eenhuizige Boomen. II. Deeze Waarneemingen van gezegden Engel* AFxuL# fchen Heer kunnen eenigermaate dienen , om Hoofd- de manier te verftaan y op welke de Pyn- , stuk. Lorke- en Denneboomen Kienboomen worden : Vennefoom.^ weeten ^ wanneer de Sapvoerénde -Buisjes met Terbenthyn 'en de Terbenthyn voerende , groote Vaten , met geftolde Harst gevuld zyn. Ook kunnen zig in deeze Boomen van buiten Blaasjes openbaaren in de Schors * gelyk ge- woonlyk plaats heeft in de Roode, als ook in de Taxisbladige Denneboom 3 die3 doorgefto- ken zynde , een zeer dunne 5 heldere vloeibaa- re en welriekende Terbenthyn uitleveren, de Thraan van den Denneboom , in 't Franich Bi- gion 9 genaamd. Zy is fchaars en wordt in 'groote waarde gehouden* Een Veehoeder gaat Fomtyds > om zig eenige bezigheid te verfchafV fen , terwyl het Vee graast, mét eenOsfen- Hoorn naar het Bofch; alwaar Denneboomen vindende met eene gladde Schors, die derge- lyke Blaasjes hebben , drukt hy op dezelven , en ontvangt het Vogt in zyn Hoorn 5 doch heeft dus moeite om vier Oneen op een Dag te verzamelen» Gemeenlyk gaat men , by Straatsburg in de Elfaz , daar mede aldus te werk. ophelderen. Ondertusfchen moet ik zeggen, dat myn eigen Waarneemingen op Schyfjes der frisfche Takjes van de Ypen en andere Boomen , my in deezen reeds verrukt hebben 5 doordien niet alleen de gezegde deelen zig daar in zeer dui-» delyk door de plaatzing en ftrucfcmir , maar ook xeer fchooa daor zo wel der Pyn- als Hoofd- Denneboomen , wordt Straatsburgfe Terpenthyn STÜK# genoemd. Deeze wordt door den tyd dik , cn ****** twee of drie Jaaren daarna zyn die gefchilde plaatfen gevuld met Harst, welken het Werk- volk met kromme Mesfen van den Boom fchraapt. Men noemtze Gallipot of Garipot en, gezuiverd zynde , Witte- Harst, waar van men , met Terben thyn , de Bourgondifche Pek of Witte Pek kookt. Door fmelting over ?t Vuur wordt van deeze Harst 1 eer gemaakt ^ even als z;ulks van de Wilde Pynboomen in Fin- land en Noorwegen gefchiedt , en het over- blyvende is de- Rinfe of Spiegel- Harst* Ten opzigt van het gebruik verfchillen dee- ze Produkten weinig van die der Pynboomen , voorgemeld. Het Af kockzel der Knoppen Van tien Denneboom is zeer Balfamiek, en wordt tegen de Verzweering der Nieren aangepree- zen. N eedham vèrzekert , van Bier, dat op zulke Knoppen en jonge Takjes geftaan hadt , rr>ct veel Vrugt gebruik gemaakt te heb- ben tegen het Scheurbuik. Van den Bast wórdt in onvrugtbaare Saizoenen , in de Noordelyke Landen, wql Brood gebakken ;na dat dezelve 9 door kooking , van zyne Harftige deelen is 9nt* bloot. De Laplanders maaken Touwen van de Wortels der Denneboomen , en zekere Korf- jes , die men om de aardigheid in 3 weeden Dd a brengt. U. vi&u III* Stuk, EENHU1ZICE BOOMEN; Ik brengt. Hunne Schuitjes , die tegen 't geweld Afdeel. yan Stroomen en Watervallen beltand moeten Hoofd zyn, maaken zy van dunne Dennen -Planken, stuk* met dergelyl>e Touwetjes aan elkander gehecht, Dennehcw.maï doQr tevens draagbaar zyn. Het Loof van deeze Boomen vlechten zy tot verzagting van de Hoofdpyn om het Hoofd. Zekere Gal* letjes , door het lteeken van Infekten aan de enden der vTakken uitgegroeid , flrekken hun tot Verfnapering , en dc Harst, op zekere ma* nier bereid , (of liever de Gom , op zekeren tyd des Jaars daar uit vloeijende, gelyk wy dit ten opzigt va*> de Lorkenboomen gezien heb- * Biadz. ben *, ) kaauwen zy , of houdenze in de Mond, als een Kwylmiddel , inzonderheid in hunne Samenkomften of Vergaderingen. Een gewoon- te die veel overeenkomst met het kaauwen van Tabak of van de Betel en Areek, op de wy- ze der Oost - Indiaanen , heeft. In geene andere Landen vindt men , op ver naa , zo veele Pyn- en Denneboomen , als in Noorwegen , Finnland en in Sweeden. In Vrankryk , evenwel , groeijen ook veele Den- nen in 't wilde , als by Bourdeaux , en zy worden 'er zelfs , Wegens de Terpenthyn , Harst, Teer en Pek , in menigte geplant, zo de Heer Rüdenschild verhaalt. In Ka- „ talonie en Kaflilie zag hy verfcheide Den- nen • Bosfchen in een Zandige Grond , heb- bende aldaar die Boomen zelden meer dan „ twintig of vyfentwintig Ellen Stam, en drie M O N O I K I A. 4^1 „ Vierendeel Elle dikte. Zy groeijen 'er fterk H. „ in deeerfte Jaaren, doch vervolgens, tot den^ix^ 3, Ouderdom van dertig of veertig Jaaren toe 3Hoofd- „ maaken zy als een Knobbel aan de uiterfte3TÜK' ,5 Enden. De Jaar-Ringen zyn zeer wyd van elkander, krom en warrige Het Spint is ten 3J minfte zo dik als het tfart,- de Schors dik en M ruuw 3 doch de Kroon zeer breed en digt. 3, Men verhaalde hem 9 dat deeze Boomen, in £ 3, 't wilde groei jende , geen Vrugt droegen , en 3, daarom werden zy meest geplant. De Den- 3, nen Vrugten waren wat breeder dan in Swee- 3, den 3 en onder ieder Schub zat een Zaad- 33 korrel , die naar een Pistachie geleek 3 met 3, eene dunne harde Schaal 3 en eene Pit, van 3, Smaak byna als Amandelen. Men ftoot dee- 3, ze Pitten grof 5 en bakt ser, met een wei- ,3 nig Suiker of Honig, dikke Koeken van, die zeer voedzaam en gezond zyn" (*). (12) Pynboom met enkelde vierzydige NaaU xn. Le/ant- De Pyn- en Denneboomen groeijen niet al-„^ leen op het Vaste Land van Europa* zo in de Noordelyke en middelde, als in de Zuidelyke dee- (*) Stockbolms. Vtrkand. VIII. Band, bladz. 12*. (12) Pinus Folïis fölitariis tetragonis. Syst. Nat. XII. 'Flegm XXII. Abies Orientalis Folio brevi et tetragono &c, TOURNA Cer. p. 41. d met een kort yiérzydig Blad, en eene : zeer kleine nederwaards geboogene Vrugt, ge- tyteld. De Stam en Takken van deezen Boom kwamen met die van de Roode Dennen over- een ; ds Bladen waren flegts een derde Duims langs (*} Deeze verfchüden (zegt Hy) n'et van de Deaneboomen, èl$ ia het AlpUehf Gebergte en op de Pyienccn gro«ijca. M O N O I K IA. 423 lang 5 glinfterend donker groen en ftyf :. de I*. Vrugten hadden maar dc Jangte van tusfehen Ali£EU twee en drie Duimen: zy waren fpits3 befton- Hoofd- den uit dunne, rondachtigc , bruine Schubben ,STÜK* waar tusfehen zeer kltine Olieachtige Zaa- den T h u j a . Levensboom. De Kenmerken van dit Geflagt zyn , dat de Mannetjes Bloemen uit één Schubbetje be- ftaan, 't welk vier Meeldraadjes bevat, de Kat- jes famenftellende : terwyl de Wyf jes - Bloemen twcebloemige Schubben hebben , die het Vrugt- beginzel uitmaaken 5 ieder een Stamper bevat- tende , welke een Nootje wordt , met een uit- gegulpte Wiek. Drie Soorten zyn 'er in vervat , als volgt. (1; Levensboom, die de Vrugten effen heeft % met Jlompe Schubben. ^ Occidentétf Deeze voert den bynaam naar de Natuurlyke^^ groey-fchc. f*) Rttze naar de Levant. II. Deel. (1) Tbuja Strobilis Ixvibus , Squamïs obtufls. Syst. Nat. XII. Gen. 107S. p. 633- Veg. XIII. p. 719. Hort. Cliff. 449. ïiort% Ups. 289. ROYEN Lngdb&t. $7. GmEL. Sib. I. p. m. Kalm. It. III. p. 389: 473. Thuji Theophrasti. C. B. Pin. 488. Arbar Vit». DOD. Ptmpt. $30. TOUfiNF. Inft. 586. Dd 4 11. DEEL. UI. STUKf 424 Eenhuizige BooMen, AfdIel êróe5TPIaats ? in ^g^g^ Landftreeken van Ka- F xix L' na&u De Heer K a l m vondtze Zuidelyker Hoofd- in Noord * Amerika , gelyk in Nieuw Jork5 STÜK* zeer zeldzaam , daar dezelve Noordelyker zeer %om?n> overvloedig groeide. Het is , derhalve , een Gewas dat de koude Landen bemint. De Fran- fchen , zegt hy , noemden het overal Witte Ceder , zo wel als de Engelfchen en Hollanders in Albanië. De plaatfen en Grond daar deeze Boom groei-, de 5 was verfchillende. Men vondt hem in Moeras* fen en vogtige Landsdouwen > taamelyk groot; doch meest fcheen hy Heuvelen 5 die als uit byeen geftapelde Steenen beftonden 3 welken met Mos begroeid waren 3 te beminnen ; inzon- derheid aan het Strand en aan Rivieren 3 alwaar hy dikwils groeide in losfe Aarde oF Zand. Op hooge , dorre Gronden , en in de kloven der Bergen , groeide hy ook wel, doch bleef dan zeer klein. Anderszins bereikte hy fomtyds de hoogte van vyf of zes Vademen , en wierdt; dus een aanzienlyke Boom. Onder alle de foorten van Hout 9 in Kanada vallende , werdt dat van deezen Boom voor het duurzaamfte in de- open Lugt gehouden 3 en daarom werden 'er byna alle Hekken en Paaien op de Landeryën , als ook de Palisfaden rondom detSteden en beflooten plaatfen 3 van gemaakt. Men gebruikte ook een menigte daar van in de Kalkovens. Het Rys diende alom tot Bezems , welke in menigte door de Wilden aldaar, des Zon- MONOIKIA, 425 Zondags avonds , in de Steden en Vlekken te IL koop geveild werden , niettegenftaande den^^1* fterken Reuk , dien zy onder 't veegen ver- Hoofd» fpreidcn. Een Zalf , van de Bladen niet Reu-STUK* zei gekookt, of ook een Stooving van de ge.^ww" kneusde Bladen , was dienftig bevonden tot het verdryven van Jichtige Pynen. Het Afkookzel der Bladen werdt van de Wilden tegen den Hoest , als ook tegen de Afloopende Koortfen , ingenomen. Daar deeze Boom in digte Bosfchen groeide y droeg hy [geen Vrugt , maar op opene plaatfen vondc de Heer Kalm hem in de Herfst vot Zaad. Hy blyft 'er den geheelen Winter groen , even als by ons , in Eogeland en andere dee- len van Europa , waar men hem 5 gemeenlyk 3 den Boom des L&vtns noemt. Ten tyde van Koning F r a n 5 o 1 s den I. werdt hy eerst ïn de Koninglyke Hoven van Vrankryk overge- bragt. De Takjes beftaan als uit op elkander gevoegde Schubben : zy zyn plat en maaken platte Twygen uit, groen van Kleur, doch de Stam is rood. Men vindt de Bladen , als Zweet- dryvende > Windbreekende en de Stonden ver- wekkende , ook onder onze Winkelmiddelen opgetekend. Dat deeze Boom de Thuja van Theophras- tüs zou zyn , wordt met reden ontkend ; alzo dezelve voorkwam in de heete deelen van Ly- bie , 't welk t'eenemaal tegen den aart van Dd 5 dee- II» VïEEU l\h SlC*. 4*6 Eenhuizige Boomen. II. deezen Kanadafchen Boom ftrydt. Gelooflykcr Afdeel. js »t dat menze- in Siberië vindt , ten ware dit Hoofd- de volgende Soort mogt zyn. De Heer Gme- stüit. L1N tekent aan 5 dat dezelve van een Chirur- hom™5' gyn > ^e met ^e hooplieden naar China ge- reisd was y hier en daar op de Heuvelen ver- zameld ware ; doch in allen deele kleiner en bleeker zynde 5 dan die men in de Tuinen vindt. Ook is 't zonderling , dat de Boom des Levens , dien wy hier hebben en dus noe- men , in koude Winters doorgaans vaal wordt en in 't Voorjaar weder opgroent , geevende in deeze Landen nooit Bloemen 5 maar wel fom- tyds , in heete Zomers, Vrugten,- doch waar van dan zelfs het Zaad niet ryp wordt , zo Munting aantekent. Men kan hem door Stek gemakkelyk voortteelen , mids men die Boompjes dan niet voor het tweede of derde Jaar verplante: want de Worteltjes zyn teer. Dit alles fchynt tegen de natuur van gedagten Kanadafchen Boom te ftryden. De altoosduu- rende Groenheid zal mooglyk de oirfprong zyn van den naam , Boom des Levens ; hoewel men ook andere Boomen > als bekend is % van dien aart heeft. IL s (2) Levensboom, die de Vrugten ruuw heeft, thkntaiis met SefP^fie omgeboogene Schubben. Chinee- De fche. \ (z) Thuja Strobilis fqunrrofis , Sqttamis acuminatis rcflexls. Hart. Ups. 239. Thuja Strobilis uncinatis , fqunmis refiexo-' acuminatis. Roten Lu&dbaL 87, H«rt, €&ff\ 4*2. M O N O I K I A. 427 De Heer Adr. van Koyen, Hooglee- II. raar in de Kruidkunde en Geneeskunde te Lei-AF^TEVEL* y> La» den 3 heeft deeze Chineefche Soort omftandig Hoofd- befchrccven , en merkt aan , dat dezelve denSTUK* Stam grys en over de geheele langte Takkig^ Lev^- heeft. De Twygjes beftaan uit kromme , ge- *" fchubde Takjes , wier Top -enden in de Herfst uitzwellen 9 en , naar boven omgekromd , zo Mannelyke als Vrouwelyke Bloemen uitgeeven. De eerften zyn Ey vormig als die der Cypresfen ; de laarften kleiner en beftaan uit zes Schubben. Deeze laatften worden in een Jaar tyds een rondachtige Vrugt, door zyne ruuwheid en lang- werpig ronde Zaaden grootelyks van de voor* gaande Soort verfchillende. (3) Levensboom , die de Frugten vierkleppig m. heeft) de Bladen Tapswys in elkander J$**s JW* kende , aan de eene %yde gej pitst > het Loof on^ebia- Schubachtig. ckldc' Onder den naam van Cypres met yierkleppi* ge Vrugten, de Bladen met Leedjes als van 't Paardeftaart - kruid, is deeze in Plaat voorgefteld door Dr. Shaw, die dezelve in Afrika hadt waargenomen. Zy groeit in Egypte zegt Lin- (3) Thuja $tiobi!is quadrivalvibus , Foliis turbinatïs vagi- ï^ntibus , hinc raucronatis , Frondibus imbricatis. Amam* Acad.Vï. p. 295. Cypfcsfus Fm&H cjuadrivalvi , Foliis Eqiu« fèti inftar articwlatis. Shaw. Ah\ iss. T. m. U. PftKL. STUK* 428 Eenhüizige Boomen. II. njeus, De gefialte is als die van den TTaraaris- AFxixU cus. Het Loof is Draadachtig, los. De Tak- Hoofd- ]cen zyn Leedjeswyze omringd met zeer kleine , stuk. Bladerige geknotte Scheeden , aan de eene zyde hemT**' een Puntje hebbende: welke Scheedachtige Bla- den in het tedere Loof Schubswyze op elkander leggen , zo dat het Gewas zig als Bladerloos vertoont* Cüpressus. Cypresfeboom. De Mannetjes Bloemen zyn Schubbetjes met vier Meelknopjes , tot een Katje vergaard 3 zon- der Meeldraadjes. Het Vrugtbeginzel beftaat üit eenbloemige Schubben 5 met holronde Stip* pen* De Vrugt is een hoekige Noot. Van dit Geflagt zyn vier Soorten bekend, als volgt. (i ) Cypresfeboom met Schubbige Bladen en Cupres/u! vierkantig Loof. Jempervi- rens. Deeze Soort maakt den oudtyds zo beroem- den Boom uit , die aan de Rouw en Lykfta- tiën was toegewyd. Hy werdt in 't Griekfch Kr (i) Cupresfus Foüis imbricatis , Frondibus quadrangnh's Syst. Nat. XII. Gen. 1079. p. 633. GOUAN. ,Monsp. 49$. CupresfüS FoL imbrictls erc&is. Hort. CUJf. 4*9. Hort. Ups. 2S8. Mat. Mcd. 433. S O YEN. Lugihat. 88. DALIB. Paris. 295. Cuprcsfitó Meti m fastigium convóluta, f. Foemina. Touivnef. lnft. 587^ Cupresfus. C. B. 488. Cam. Epit. 52. £# Cupresüis Ramos exua fe fpar^ens £ Mas. Tüurne. hfl< 5zj. Mono i k i a* 429 Kyparisfos genoemd , en daar van is niet al- n; ' leen de Latynfche benaamiug Cupresfus , maar Af£eeL" ook die men in alle Taaien byna van Europa Hoofd- gebruikt, afkomftig. Dus noemen hem de stuk. buitfchers Cypresfebaum, de Franfchen Cypres.h^esJl' Zyn Natuurlyke groeyplaacs zou het Eiland Cre- ta 5 thans Kandia genaamd 3 zyn , van waar hy zig door Italië en de Zuidelyke deelen van Vrankryk verfpreid heeft, üp dat Eiland groeit hy zelfs in de Sneeuw ep het Gebergte. Men vindt 'er hedendaags de Graflieden der Turken mede beplant, in klein Afie,en Theoph as- t u s noemt ook andere Eilanden van de Mid- dellandfche Zee op , waar menze vindt groei- jen. Het wordt een Boom van ongemeene grootte , met eenen regten Stam , en eene Pieramiedaale Kroon. De eene" Soort 3 echter, die men het Wyf je noemt , heeft deeze Kroon veel digter dan de andere, die het Mannetje geheten wordt. Sommigen willen , dat door den Ouderdom het zogenaamde Wyfje in het Mannetje verandert* Het Loof van deezen Boom is Schubachtig > gely kende taamelyk naar dat van den Zavelboom, zeer fyn en groen : de Vrugten rondachtig als gezegd is. De Cypresfèn behooren mede onder het Ge- boomte 3 dat altoos groen blyft, en (trekken dus in de warme Landen tot dergelyke verfiering der Lusthoven , als by ons de Taxis , Hulst , «nZf Dus dienen zy ia de Tuinen van 't Vrou- wen- li, deei* uu SïWt 430 Eenhuizige Boüme^ II. wenhuis van den Grooteh Heer te Konftanti- AFxfx.Li nopolen 3 en andere byzondere Tuinen der Hoofd- Turken, om altoos tot eene befcbutting tezyn stuk. yoor >t Gezjgt van buiten. Hier te Lande kun- tom^' ^en zy de zwaarfte Vorst niet uitftaan in de open Grond; doch in Engeland heeft men ge- zien , dat in ongemeen harde Winters nog eeni- gen overgebleeven zyn 9 en derhalve heeft men 'er in Groot Brittannie aanzienlyke Boomen van. In Duitfchland enVrankryk, gelyk alhier,' telt menze doorgaans onder de Bygewasfen , die in Potten en Bakken worden gehouden. Zy geeven wel Vrugt , doch die wordt hier nooit volkomen ryp. Het algemeene gebruik der Cypresfen onder de Romeinen was tot een teken van Rouw , en hier om werden zy Lyk - Cypresfen gehe- ten (*). Men fchikte Takken daar van voor een Huis , om aan te duiden , dat zig daar een Lyk bevofidc: even als dit op fommige plaatièn in ons Land met een zwart Floers Lint, of iets dergelyks,gefchiedt. Weleer fchynt men blaau- we Linten gebruikt te hebben, om Rouw te vertoonen , daar dan een Cypresfen - Tak by gevoegd was : doch dit gefchiedde niet door 'c Gemeen (f). Ook was diestyds eene Cypres- fen - Olie 3 zynde een zeer fyne welriekende Ter- (*) Cxrultïs Hi<*ft& Pri:iss9 airaque Cuprssfo. Vikg. Fera* lts ante Cupresfos. idem. Et nün pkfoys luuus eestata Cuprétfu?, Lyë&K. MONOIKIA. 431 Terbenthyn 5 die dc Boom uitgeeft , bekend. H. Het Loof is tegenwoordig in weinig gebruik ,Af^u maar de Nooten, die eene famen trekkende kragt Hoofd. hebben 3 worden geteld onder de Winkelmidde«STÜK* len. Ter plaatfe , daar deeze Boom Natuurlyk groeit ^ kunnen deeze Vrugten driemaal 's Jaars worden ingezameld. Het Hout is , wegens zy- ne Sierlykheid, tot Schrynwerk zeer bekwaam. (2) Cvpresfeboom , met gevinde Bladen, die **• ' v y , ■ . Cupresfus breed zyn. dijikha. Virgini- Deeze Soort heet eigen tlyfc de Virginifche cie% Cypres , een Boom die * benevens den Tulpen* boom en de Platanus ^ voor de grootften van dat Land wordt gehouden. Eenigen hebben, by den Wortel , dertig Voeten omtreks , en eenen Stam van zestig of zeventig Voeten hoog- te. De Bladen zyn van dien aart , dat menzQ by de Bladen van de Acacia vergeleeken vindt, en zy vallen tegen den Winter af. De Nooten ge- lyken zeer naar die der gewoone Cypresfèn , en het Za,ad heeft een fterken Aromatieken Reuk. Niettegenftaande hy aan , en dikwils in het Wa-» ter groeit, is nogthans het Hout zeer duurzaam en (2) Cupresfus Foliïs diftichis patentibus. Hort. Ciif. 499» Hort. Ups. 289. GRON. Virg. in» ROYEN Lugdbat. 88. Cu- presius Americana. Catesb. Car. I. T. p. 11. Sel. Vog. I- Band p. is. PI. XXII. Cupresfus Virginiaru , Foüis Aca- cia deciduis. COMM. Amfl. I. p. 113. T. $9* Cupresfus' Virginiana Öcc. Pluk. Alm* 13,5. T. f« <». 43- E'ENKÜIZIGE BOOMEN. IL en beftand tegen Weêr en Wind ; wordende ^nxEL tevens om zyne ^gtheid , in Plankjes gezaagd Hoofd- zynde 5 die men 'er gelyk in Duitfchland Schin- sxuk. fa\s noemt , veel gebruikt om de Huizen te dekken. in. (3) Cypresfeboom met Schubachtige Bladen * Cupresfut faf J^QOf wedeTZjds fcherp. Tbyoides. J £ Penfylva- nifche. £)e Naanijes - Cypres van Maryland met klei- ne blaauwe Bloempjes > van Plukenetius, is hier t'huis gebragt. Volgens het Berigt van Kalm zou het echter decze Soort zyn? die als een Boom in en aan Moerasfen groeide 9 wordende Witte Ceder of Witte Geneverboom genoemd , en tot de gezegde Schindels zo fterk gebruikt , dat men hem meest overal weg gekapt had. Hy groeit, volgens de Waarneeming van Doktor Colden ; Natuurlyk niet Noordely- fcer dan Nieuw Jork : hoe komt het dan , dat Lïnn^üs hem in Kanada plaatst ? Veele Moerasfen kwamen in Nieuw Jork voor 9 die men deswegen Cedar - Swamps noemde. Het Hout werdt tot allerley Werk gebruikt 9 zelfs tot het bouwen van Huizen 5 die duurzaamer geacht werden dan van eenigerley Soort van Amerikaanfche Eiken. Het voornaamfte gebruik der- (3) Cupresfut Foliis imbricatls , Frondtbus ancipitibus. Kalm. //. II. p. ijs- &• in. p. 114; 144. Mill. Diïï. KT. 5. Cupresfus nana Mariaria , Fru&u cceraleo parvo. Pluk.. Jlfant. 61. T. 34$. f. h Monoikia* 43$ derzelven j echter , was tot Dak - Schindels en Duigen van Vaatwerk ; wordende Jaarlyks een ^^f4 menigte daarvan, zelfs, naar de Westindiën Hoofü* Verzonden* Men hadt , ten dien einde , deSTUK* meeften van deeze Zwampen reeds van Hout öntbloot, zonder dat 'er Voorzorg gedragen was, tot eene nieuwe aanfokking van dit nuttige Ge- boomte. Hy merkt aan, dat Mi ller het- zelve Amerikaan/die Cypres met een zeer kleine Vfugt noemt , en inderdaad , de Vrugteii zyn maar van grootte als GeneVerbesfen , doch fply- ten even als de Cypresfen - Nooten ; terwyl het Loof naar dat van den Boom des Levens ge« ïykt* (4) Cypresfeboöm mét kruislings gepaarde , iv. Elsvormige Bladen, dk wyd van ^kander j^eef^ Jiaan. des- _ Kaapfcfre. Deeze Soort van Cypres , welke dé Bladen zeer fmal heeft * volgens Mille», komt aan de Kaap der Goede Hope voör. L i K n m u s hadt 'er maar kleine Plantjes van gezien. Moog- lyk zal tot deeze Soort , die > welke te vooren Thuja Cupresfoides genoemd was , en de Vrug- ten als Cypresfen • Nooten heeft, nader dan tot de Ongebladerde Thuja behooren : alzo dezelve geens- (4) Cupresfus Foliis oppofitis decusfatis fubulatis patulis* Sysi. Nat. XII. Veg. XIII. Cupr. Foliis linearibtfs fimplid- bus, dccusfatim pofitis, Mill. N, 6» Ee n, Vim* nu stolt. 434 Eenhuizigê Boomen* II, geenszins met de Afrikaanfche of Egyptifche Afdeel. yan Sh aw flrooku XIX. Hoofd- STUK» C R O T Ö N* De Kenmerken van dit Geflagt zyn > dat de Mannelyke Bloemen uit een Cylindrifche Kelk beftaan , die vyftandig is met een vyf- bladige Bloemkrans en \an tien tot vyftien Meeldraadjes : de Vrouwelyke Bloemen uit een veelbladige Kelk zonder Bloemkrans 5 drie ge- vorkte Stylen , een driehokkig Zaadhuisje met enkelde Zaaden, Een- en -twintig Soorten zyn *er in hetzelve begreepen 5 waar onder verfcheide voorkomen * die enkele Kruiden zyn 3 als maar een jaarlyks Gewas maakende : men vindt 'er pok eenigen onder 3 waar aan de naam van Boom gegeven is 5 door fommige Autheuren > doch by nader on- derzoek is my gebleeken , dat de meeften maar klein van Gewas zyn , en dus gevoeglyk tot de Heefters betrokken kunnen worden. Even 't zelfde valt omtrent de Geflagten van Jatro- ï>ha en R j c 1 n u s aan te merken ; die wel Boomachtige Gewasfcn , maar naauwlyks eigent- lyke Boomen bevatten. Ik gaa derhalve over tot het Geflagt > dat den naam voert van Sterculia. Stïnfcboom. De Mannelyke Kelk , zo wel als de Vrou- welyke, is in vyven verdeeld , zonder Bloem* felaa£« M o ir o i k i A„ 435 blaadjes. De eerfte heeft vyftien Meeldraad- n; jes> de andere een Vrugcbeginzel op den Styl Afdeel. zittende , 't welk een vyf hökkig Zaadhuisje Hoofd* tvordt , met veele Zaaden bezwangerd. stuk. Twee Soorten komen 'er van voor , beiden in Oostindie huisvestende, als volgt, i ( i ) Stinkboom met ovaale , effenrandige , overhóekfe , gejteelde Bladen en Pluimswy- ^ i ^ ze Bloemen. Bailn^hau Kleine De Boomen3 die onder den haam van Klom- pan of Wilde Kapokboomen door Rumphius voorgefteld zyn, verfchillen niet alleen zeer in Bladerloof , maar ook in de grootte ; des hy deeze de Kleine noemt. De Maleitfche naam is Klompan > en daar van hebben zy hunne be- naaming. In de Ternataanfche Taal noemt* menze Marocca ; doch de Boom , die daar vak , is wat grooter. De Malabaarfe Cavalam , hier aangehaald , wordt een hooge Boom , met digte Takken , den Stam zo dik als een Man omvademen kan * een dikke Schors en het Hout , Draa- (i) Sterculla Tóins ovatïs integerrimis petiolatis 9 Fldnbus panicuiatis. Syst. Nat. XII. Gen. io%6. p. 637. Nwx Mala- barica 6cc. Pjluk. Alm. z66. Clorapanuc minor. RümpH. Amk III. p. itfp. T. 107. Cavaiam, Hort. Mal. t. p. 39. T. ^ RA), lüft. 1754. Cydoriia Arbor Balanghas 6i&& ÏÏi$ÈL."&$k BüJRM. Fl. Ird. 207, 1. 107. Ee 2 436 Eenhujzige Boomen. II. Draadig hebbende. De Bladen zyn omtrent ^FxixEL* een ^oet *an^ 5 ky de ViCY Duimen breed , Hoofd- taamelyk dik , zagt en glanzig , aan beide zy- stuk. d€n groen. De Bloemen zyn niet zeer dui- f0wP.an' delYk befchreeven. Als de Bloemknoppen voor den dag komen laat de Boom alle zyne Bla- den vallen 3 die hy met de Vrugten weder aan- neemt. De Vrugt is langwerpig rond, en heef c een dikken Goudgeelen Bast met witachtig Vleefch , vyf kwabbig gaapende als zy ryp wordt , gelyk het Zaadhuis der Peonie - Roozen. In deeze Vrugten , die groot zyn , zitten negen of tien Boonen , welken men gebrand of gebra- den eet. De bynaam Balanghas is van Ceylon afkom- ftig, alwaar men denzei ven aan een Boom geeft, die tot de Kwee - Appelboomen betrokken is geworden door den Heer J. Bürmannus , en onder den naam van Bolanga door Gr im- miüs aldus befchreeven. Het is een groote j 35 Boom , die ronde Vrugten draagt met een „ harden Dop , waar binnen een zuurachtig f> Vogt of Papachtig Vleefch , vol Zaaden , „ vervat is % daar een Geley van gemaakt wordt f 5, in de Buikloop uitneemende. Deeze naame- lyk verkoelt , en verfierkt de verflapte Inge- wanden zeer. De Bladen des Booms zyn „ Balfamiek, en dienftig in Aftrekzeis en Kly- fteeren. Daar komc ook een Gom uit voort * 59 van de zelfde eigenfehap als de Arabifche „ Gom/5 (a) Stink- Monoikia. 437 (2) Stinkboom met Vingerswys' gepalmde II. Bladen. Af™u Hoofd» By Rumpaiüs is dit de Groote Klompan-sim. Boom, die indikte en hoogte den Kapokboom,^ n. hier voor befchreeven *, evenaart , doch geene/S."* Doornen heeft, Zyne Bladen zyn insgelyksGr00te- Straalswyze uitgefpreid, of gevingerd, ttaandei4* Blad2# by zeven teffens op een Steel, doch niet van gelyke langte, 't welk 'er een Handpalmswyze figuur aan geeft. De Vrugt gelykt naar een Beurs , aan de eene zyde regt, aan de andere halfmaanswyze krom , eerst groen , dan geel en eindelyk zwartachtig bruin, aan de ronde zyde open barftende, wanneer zy zig rood vertoont, en eenige zwarte Korrels als Boonen bevat , die in een droog Vezelig Merg leggen, gelyk de Tamarinden. 't Meefte gebruik 9 dat men in de Mo- lukkifche Eilanden , alwaar deeze Klompan* boomen , zo wel de Kleine als de Groote , veel groeijen , heeft , is dat de gebrande Bol- fters der Vrugten een Afch geeven tot het Casfomba verwen bekwaam* Voorts zyn deeze Boo- " (2) Sterculia Foliis digitatis. Fl. ZeyL 349- Nux Zeylaaica Folio multifïdo digitato. Pluk. Alm. zóó. T* zog. f. 3, Clompanus major. Rumph. Amb. III. p. 16%. T. 107. Karil. Hert. Mal. IV. p. 75. T. 36. RAJ. Hifi. 1564. Nux Jug- hns Zeylanica , magna bifida &c. Herm. 2kyl. j. BuRM, Zeyl. 169. BURM. FL hd. p. 307» L 207. Ee 3 II, Deel- III.Jtok, 438 lï. Boomen aanmerkelyk wegens den vuilen Reuk ^7xixL' der B*oemen * ^ie naar ^e omftandighcden en Hoofd- naar den aart der Menfchcn een verfchillend stu?. oordeel 9 gelyk altoos omtrent de Smaak en Reuk Toom^' F^aats heeft , ondergaat. Men vindt een Gewas , op Ceylon voorko- mende , de Ceylonfche Nooteboom 9 met gevin- gerde Bladen en Oranje - geele Bloemen , die jiaar Menfchen - Drek (linken , getyteld. Hier- om is de naam van Sterculia , of Stinkboom , aan dit Geflagt gegeven. De Zaaden zyn ovaa- le , Olieachtige Pitten 3 met een driedqbbelen Bolfter , en men betrekt 5er toe ook het Ameri- kaanfche Stinkhout , dat de Portugeezen Palefou* latio noemen zouden» Het fchynt my toe , dat hier ten onregte het Hout van den Drekboom > * tt. d. te vooren door my befchreeven * 3 welk Grim» Ul 52.UK' miüs bedoelt* is aangehaald: want noch in de befchry ving van Rumphius, noch in de Malabaarfe Kruidhof , wordt , ten opzigc van de Karil , die de zelfde Boom zou zyn, van eenigen Stank des Houts gefproken. De Vrug- ten daar van , ook , naar Wilde Pruimen ge- lykende 3 hadden maar ééne Pit of Steen : zo dat het mede twyfelachtig is , of wel de Te- labo der Ceyloneezen hier toe behoore , en fchynt my , zo wel de Karil als deeze3 veel- eer betrekkelyk te zyn tot den gemelden Drek- boom, Immers * het gene Grimmius van de kragten zegt , komt met het gebruik ? dat men hedendaags in Indie yan het Stronthout maakt , overeen, Bis> M O N O I K I A. 33? II i p p o m a n e. Dolboom. II. Afdeel* xix. De Mannelyke Bloemen , in dit Geflagt, zynnooFD- Katten, uit twcelippige Kelkjes famengefteld ,stuk. zonder Bloemblaadjes , zo wel als de Vrouwe ivke , die den Kelk in drieën gedeeld hebben met een driedceligen Stempel, en de Vrugt is een vergaaring van drie Befiën* Hier in komen drie Soorten voor , allen in Amerika huisvestende, als volgt. (r) Dolboom met ovaale getande Bladen. L Deeze is onder den naam van Boomachtige \a Melkgeevende Hippomane door Browne voor-M gefteld , zyndc door Sloane een Venynige^' Melkgeevende Boom , die naar den Ockernoo» ten - Boom gelykt , doch Peerebooms - Bladen heeft, genoemd en afgebeeld. Hy komt in 't algemeen voor op de Karibifche Eilanden, en veelal aan de Oevers derzelven , wordende met den Spaanfchen naam Manfanilla , dat flegts een Boom betekent , die kleine Appeltjes draagt , naar den Tongval van ons en andere Euro- ( i) Hippomane Folils ovatis ferratïs. Syst. Nat. XII. Gen. loss. p. 637. Hort. Cltff. 584. Hippomane arfooreurn &c, Eröwn. Jam. 350- Juglandi affinis Atbor &c. Sloan, Jam. 129. Hifi. II. p. 3. T. 159. Malus Americana , Laurocerafi folio, venenata. Comm. Amft. I. p. 131. T. 68. Atbor ve- ncnata Mancinello. Raj. Hift. 16+6. Hippomane. JACCJ. Amtr. Hifi. p. 250. T. 159. Ee 4 II* defx. UI» Stuk» 440 ESNHÜIEIGE BöOMEÏf. II pifche Natiën verboogcn, thans gcmeenlyk be« Afdeel, ltempeld. Hóófd- ®c ^eer J A c Q u 1 N > die " na de gezegde stuk» Autheuren in de Westindiën geweest is, heeft ztanceniije bevonden , dat het een hooge Boom is , met een 'm' zeer uitgebreide Takkige Kroon ; de Takken dikwils , doch niet altoos, by drieën hebben- de , met Bladen als gezegd is , wier Steeltje aan de Punt voorzien is met een roodachtig plat, bruin Kliertje. Hy geeft *er Aairen aan, die de Takjes eindigen, en regt op ftaan , groen van Kleur , beftaande uit omtrent dertig Man- nelyke Bloemen , wier Meeldraadjes , uit een hol- le Kelk voortkomende , tot één Lighaam fa* mengegroeid zyn , eens zo lang als de Kelk , en met vier Meelknopjes gekroond, v De Kelk 3, heeft wederzyds een groote ronde Klier , en „ dus bedekken die Klieren byna de geheele 3, Aair. De Vrouwelyke Bloemen , die op der^ 33 gelyke manier geklierd zyn, komen aan de 3, zelfde Am Onder de Mannelyken 5/ of ook 5, wel aan een jong Takje , op zig zelf, voort* „ De Vrugt gelykt in gedaante, reuk en kleur, 3, zodanig naar een Europifch Appeltje , dat „ iemand , die 'er niet van wist, zig zekerlyk „ daar in bedriegen zou. Deszelfs geelachtig 3, groene Schil heeft omtrent de dikte van 3, een Nagel: het witte Vleefch geeft Melk, 3, De Steen breidt zyne Takken , daar door ,3 heen | toe aan de Schil toe uit. De rype ^ V rugten vallen van zelf van den Boom, eu, M O N O I K I A. 44* „ bedekken dan de geheele Grondvlakte daar II. ïi onder, verrottende, als zy droog blyven 3A™L* niet , maar dan wordt het Vleefch fpon.HooFD- 3, gicus en bruin, met veele Spieeten over-STUK- , , , Mancenilje* ^ langs/5 Boom, De Heer J A c q u i n hadt nooit bevonden , dat deeze Mancenilje - Appeltjes van eenig Dier aangedaan waren , hoewel men gemeenlyk zegt, dat de Krabben, die in ongelooflyke menigte om* trent die plaatfen zig onthouden , daar van eeten ; agtende dezelven , om die reden , op Marteni- que voor Vergiftig > waar van ook voorbeelden zyn ; doch alzo men die zelfde Krabben op Gra- nada en andere Eilanden , onder dergelyke Boo- men huisvestende, onbefchroomd en zonder hinder eet ; zo fchynt daar van een andere re- den gezogt te moeten worden , zo hy aanmerkt ; vervolgende dan aldus. De geheele Boom is overal gevuld met vergiftii een witte zeer overvloedige Melk, die zeerfenfpp&* brandig en dus ongemeen Vergiftig is. Een druppeltje daar van , boven op de Hand ge- daan , fchroeit aanftonds de Huid en maakt een Brandblaartje : waar uit blykt , wat dit Vogt , ingenomen zynde , in de Mond en Keel zou uitvoeren. Alzo die zelfde Melk 3, in de Vrugten is 5 kan men ligt gelooven, 3J dat , door daar van meer of min te eeten , 5, de Menfchen nu of dan zig zeer kwaalyk be- 3, vonden hebben, en by de eerfte Ontdekking $3 van Amerika zal dit ontwyfelbaar wel zyn Ee 5 ge-» ïLüjuf.l, III, STOtf 33 35 53 55 44* Eenhuizige Boomek. 11. „ gcfchied : doch 't gene de Autheuren verze* ^ x^xEL' " keren 3 en ^e J^^ers n*et ze^en vertellen , Hoofd- 15 dat 'er zo dik wils en zo veelen van deeze stuk, f| Appeltjes , met of zonder nadeel , geheel $«7mTlje'» z°uden opgegeten zyQ , houd ik voor Ver- 33 digtzelen , die of door ligtgeloovigheid , of „ ter kwaader trouwe, verfpreid zyn. De 3, fnydende Takken van den Steen, naamelyk, waarfchouwen een onvoorzigtigen genoegd „ zaam , dat hy niet voortgaa met eeten , en , „ zo hy evenwel wilde voortgaan , zou 'er „ Konst en lydzaamheid noodig zyn , terwyl „ inmiddels zyn geheele Keel deerlyk ontiio- „ ken werde. Men verhaalt ook, dat de Scha- 33 duw van deezen Boom nadeelig is voor de 3, genen, die daar onder zig ter rufie leggen ; 33 maar my is, drie Uuren lang met myne Reis- ,3 genooten hier de proef van neemende , niets „ kwaads wedervaren. Ook heb ik de door het 33 Loof heen vallende Regendruppels , op myn 3, naakte Lighaam , geen nadeel bevonden te doen : 't welk misfehien zal gebeurd zyn , „ wanneer de Melk uit Takken of Bladen , die ,3 door den Wind of Regen gebroken waren , 3, daar onder was gemengd." Dit alles jn aanmerking neemende, zo is het zonderling en niet wel te begrypen, met welk mzigt deeze Boomen door den Schepper voort- gebragt zyn» Tot geen nut ftrekkende voor Menfch of Dier , en in tegendeel de Wilden een gereed middel aan de Hand geevende om hunh Monoikia* 443 fcunne Pylen , ter vernieling van hunne Even-AF^-£u menfehen , te vergiftigen; fcïiynt deeze Boom xix. geenszins tot een goed einde te kunnen zyn^K D# gefchapen. Te gevaarlyker is hy, om dat des- ! zelfs Appeltjes fchoon van Kleur en zoet van Smaak zyn. Men wil dat zy3 gegeten zynde f cene Slaapverwekkende kragt hebben , zo fterk , dat 'er de Dood op volgt. Het eenigfte nut , dat men van deezen Boom heeft , is deszelfs Hout , 't welk fraay bruinbont is , bekwaam om gepolyst te worden en dus tot allerley fyq Schrynwerk dienftig. (a) Dolboom met langwerpig ovaale Bladen, n. die aan het Steeltje twee Klieren hebben. %$Ï2T Deeze , van Plumier genoemd Mancenil- boomf t# je met langwerpige Laurierbladen > isdoorBnow- ne voorgefteld onder den naam van Sapium , welken de Heer Jacquin tot eenen Gellagt- naam aangenomen heeft. Plukenetiüs noemt hem Amerikaan] che Wolfsmelk - Boom > met groote Citroenbladen , die zeer fyn gekar- teld zyn en een zeerVenvnig Sap* Die vanBar- ba- (i) Hlppomam Folüs ovato - oblongis , Bafï bïglandulofis. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Sapium arboreum &c. Brown» Jam. 338. Sapium aucupariuro. JACQ. Amer. 24.9. T. i$S. Mancanilla Lauri folüs oblongis, Plüm. G«t, 50. Ic. 171. f. Tithymalus arbor Americana , Mali Medicae Folüs amplio» ribus tenuisfime crenatis , Siicco maxime venenofo. Pluk, Alm. z6$. T. 22p. f. «, II» DEEL, IU, STÜ1C» 444 EeNHUIZIGE B O OMEN. II. bados, zegt hy, geeven 'er den naam van Ver- Af^eL giftboom aan. Hoqfp- » Deeze fraaije glanzige Kroonboom (zegt «ÜR- „ de Heer J a c q ü i n ,) geeft veele lange Tak- J5smg^~ *> ^en u*c 9 ^'le meesta* eene waterpasfe Itrek- „ king hebben. Zyne Stam is regt, ter hoogte van zeven tot twaalf Voeten , met eene „ bruinachtige geftreepte Schors , en het Hout „ wit. De geheele Boom is vol van een Melk- 5) wit , lymerig , Sap , dat uit alle gekwetfte 3, deelen afdruipt en gezegd wordt Venynig „ te zyn. De Bladen zyn langwerpig Lancet- 53 vprmig, fpits,. gekarteld, Lederachtig, glan- £ zig met evenwydige dwars - Adertjes , heb- „ bende de tippen dik en ftyf , een weineg om- gekromd , meest aan de enden der bakjes 23 voortkomende , een half Voet lang. Der- 3, zeiver roodagtige Steel is aan 't begin van 't 1 33 Blad wederzyds met eene langwerpige Rol- ,5 ronde, ftompe , Klier voorzien. Aan 't end 33 der Takjes komen dikke , groene , Aairen , 33 ongevaar een half Voet lang, die opwaards ,3 omgekromd zyn , van boven Mannetjes en 33 daar onder Wyfjes Bloemen hebbende. De ,5 eerften hebben insgelyks twee Klieren en be- 5% liaan uit een ronden hollen Kelk, die twee s> Meeldraadjes uitgeeft , welke van onderen ,5 famengegroeïd zyn , van boven ieder twee „ Meelknopjes hebbende : zo dat derzelver getal 3, hier ook , gelyk in de andere Soort, vier is. Dg Wyfjes - Bloemen , ook ongefteeld, en 3} me- MoNoiKiAé 445 9i 3* 35 5) 35 53 35 mede voorzien met twee Klieren i zyn ver- II. der als vooren* De Kelk is in beiden don- ATyf/u ker - paarfch : de Meelknopjes zyn rood en Hoopü- de Zaaden zwart. Stük* „ Wie zou , in zulk eene overeenkomst der ^J1^' Teeldeelen met de Mancenilje3 denken > dat da Boom Vrugten als de Jatropha droeg. De Vrugt is een rondachtig , ftomp , drie* hokkig 9 driékleppig Zaadhuisje, waar in en - kelde rondachtige 3 ruuwe Zaaden , aan dert Rand ongelyk gekarteld* De Amerikaanen zyn gewoon den Stam deezes Booms af te kappen , en vergaderen den volgenden Dag „ het uitgeftorte verdikte Sap, waar van zy tot 3, het vangen van Pappegaaijen en andere Vo- gels gebruik maaken y noemende den Boom „ deswegen Mangle caativo of Vang - Mangle. „ Men vindt hem by Karthagena in de Bos- w fchen 3 ja in de Voorftad Xiximani zelf > „ voor de Hal of Marktplaats." (3) Dolboom , die de Bladen ovaalachtig foef t5 nt. met Jtekelige Tandjes. Gedoem- de Mancenilje mei Hulstbladen is deeze door Plümier getyteld , die 'er de Afbeelding van r (3) Hlppomane Foliis fuhovatis dentato - fpinofis. Syst. Nat. XII. Vtg. XIII. Maneinella Aquifolii Foliis. Plum. ben. 50. Jc, 171. f. 1. Ilex Agrimonü folio Americana, Pj-*;x. Alm. ïP7. T. 196. f. 3. ïu mzu uu stuk. iïi van geeft. Dezelve vërfchilt van de andere xixL Soorten bovendien , dewyl dé Aairen uit kleine Hoofd- Aairtjes famengèfteld zym De Vrugten3 die stuk* ook onder de Bloemen voortkomen, zyn Kloot- tóo*.rgifi' > gefleufd , en Vleezig , bevattende een Houtigen rimpeligen 3 rondachtigen Steen; ?t? Gewas is Heefterachtig. G n E T u M. Moesboom* De Schubben der Mannetjes - Bloemen , die Katten zyn , bevatten 5 in dit Geflagt , ieder één Meeldraadje met twee Meelknopjes : de Wyfjes y in de zelfde Katten 5 hebben den Stem- pel op den Scyl in drieën gedeeld. In beiden ontbreekt een Bloemkrans . De Vrugt is een eenzaadige Pruim, i, De eenigfte Soort (i ) voert den naam van éteZT Gnemon by Rümphius, of van den Tapimea öoftindi- Gnemonboom , welke , zo hy aanmerkt , van ^che* alle de Molukkanen voor den Koning der Moes- kruiden gehouden wordt ; om dat de Vrugten , Bloemen en Bladen van hun tot Spyzeii of Toefpyzen genuttigd worden , niet alleen $ maat ook den besten Smaak , volgens hun oordeel 5 hebben , van alle Moeskruiden* De Boom gé- lykt veel naar een Pinangboom , doch de Léden ftaan verder van malkander 3 en daarom is de- zelvé (1) Gnemm. Syst. Kat. XII. Gen. 1278. p. 637. mon domeltfca. B.ümpb. Amb% I. p« m» T. 71. M o ï o i i i A. 445/ zelve gemakkelyker te beklimmen. De Bladen tti zyn als Laurierbladen en uit derzelver OxelenAF^SLè komen Katjes als -die der Haazelaaren voort , Hoofü* doch wat korter j aan welken de Mannelykeslw# Bloemen als in Rondzekjes liaan , en onder h^es" dezelven komen fomtyds Vrugten voort $ die echter veel overvloediger zyn aan andere Boo± men van deeze Soort , welken hy Wyfjes Gne- mon - Boomen noemt. Deeze Vrugten $ van grootte en figuur omtrent als gefchilde Eikels * doch wat fpitfer , zyn eerst groen , dan geel en eindelyk wordenze rood , hebbende een Vleezi- ge Schil , omtrent een Mesrug dik , waar onder een Noot > die een eetbaare Kern bevat* Van de Schors deezes Booms weeten zy Garen te maa- ken 3 doch beter van de Wilde Gnemon - Boo- men 5 die in de Bosfchen gröeijen* Men houdt en havent deezé in de Tuinen of Plafttagiën op alle de Molukkifche Eilanden 3 wordende dage- lyks Takken daar af gekapt , om derzelver Loof tot Moes te gebruiken % als gezegd is. Het Bloeizel 3 op dergelyke manier gekookt , wordt voor het befte gehouden. H u 11 a. Ratelboom* De Kenmerken zyn 3 een fchubbige Kat 5 van geknotte Kelken, die geen Bloemkrans maar ieder verfcheide Meeldraadjes bevatten m welke Cylindrifch zyn y met een Schildje aan de tip, en omringd met veele verdubbelde Meel- knop- U< Deel, lil. Stuk* 44« EENHUI2.IGE BobMÈHó II. faiopjfes* De Wyfjes - Bloemen , zonder KèïM ^™EL' of Bloemkrans , beftaan uit een enkelen Trech* Hoofd- terachtigen Styl , met den Stempel in twaalven stuk» verdeeld, gelyk de Vrugtook een twaalf hokkig Zaadhuisje wordt, ieder Hokje een enkel Zaad bevattende* i. Van de eenigfte Soort van dit Geflagt (i) is enpttant. een zeer fraaiie eH naauwkeurige Afbeelding ^Ameriv door den vermaarden Trew gegeven. Men vindtze ook in de befchryving van den Amftel- damfchen Kruidtuin door Commelyn^ en in die van den Cliffortfchen Tuin door L i N» n^eus. Hernandez merkt aan, dat het een groote Boom is, met Bladen als van den Moerbezie - Boom > doch veel grooter $ waar in hy gelyk heeft : want ik heb zulk een Blad van twaalf Duimen lang en meer dan negea Duimen breed. Hy zegt > dat men hem den Ratelboom noemt * om dat gedüurig Vrugten daar van aan flukken fpringen , met een flag byna als van een Snaphaan - Schoot. De In* diaanen geeven 3er den naam van Baruce aan ; doch by de Engelfchen heet de Boom, naar dezelven , en wegens de figuur van deeze Vrug* ten, niet onaartig", de Zandkoker - Boom. Men wil/ (ï) Hura. Syss. Nat. XII. Gen. 1087^ p. *38. ffo. XUI, p. 724. Hort. Cliff. 486. T. 34. Royen Lugdbat. 222. Hu- ra Amertcana Abutili indici folio. Comm. Amfl. II. p. 13 i. T. 66. EHR. TiB. 12,. TREW. Ehret. T. 34, 35- f- x« Hippomane arboreum Jam. 351. Arboc acpitnns» KE»NAND. itUxit* SS» M o n o i k i x; 449 wil , dat zy dezelvcn ook Jamaikafche Wdlnoo- H* ten noemen zouden , doch die benaaming is Af^x^* gantfeh oneigen. Hoofde De Vrugtmaaking is nog vry duifter geweest ,*Tüff* voor dat dezelve van den Heer Ehuet naauw- keurig onderzog t werdt en opgehelderd ; waar toe het bloeijen van zulk een Boom, in de Tuin van Cheliea , in 't jaar 1745, hem gelegenheid verfchafte* Ook is in het niet lang daar na uit- gekomen Werk , genaamd Natuurlyke Hiftorie Van Barbados , door den Heer Hughes, een Afbeelding daar van aan 't licht gegeven, die van den zelfden Heer ontleend was. De Man- netjes Katten komeu aan °t end der Takken by de Wyfjes BI; cmen voort. Het zyn fpitsach- tige Knoppen 3 die als uit groene Dopjes be- Itaan , welke ieder een rood Ëyvormig Lig- haampje uitgeeven , c'at aan 't end gevorkt is, en in 't midden gekranst met twee of drie ryëh van zeer kleine Meelfcncpjes» £>ic verfchilt vry veel van de opgegevene Kenmerken (*}. De Vrouwelyke Bloem , blaauwachtig paarfch of Violet van Kleur > wordt van veelen voor een weezentlyke Bloemkrans aangezien : doch het is eigentlyk maar een uitbreiding van den Styl of Stempel* in twaalf of meer Slippen ver- {*) 't Is zonderling dat , rifettegenftaande de Kenmerken als vooren door LiNNiEüs opgegeven zyn , daar onder eene befchryving van de Mannelyke Bloemen , alsdeeze^ öaat , die 'er w geweldig van verfchilt. Ff 5 JU Deel» 111» stuk* 4jo EENHürziGE Eoomen; II, deeld; gelyk ook de Vrugt niet altoos uit twaalf AfxiKU Zaadhuizen of Schyven beftaat. Comme- Hoofd- lyn fchryft 5er dertien ; Ehret veertien STÜK* aan toe. De myne heeft 'er dertien- Het is hm?'** een VruSt z° wonderbaar regelmaatig van maak- sel , dat iemand , die ze de eerfte maal ziet , zig naauwlyks verbeelden kan , dat zy niet door Konst gemaakt zy. Dat de Engelfchen den Boom deswegen de Zandkoker - Boom jnoemen, is zo oneigen niet; want deeze Vrugt gelykt eenigermaate naar een Zandkoker. Men anoetze gezien hebben om daar van te oordee- 3en. Dat deeze Vrugten fomtyds mee geweld aan ïlukken fpringen , en dat deswégen ook de ïtoom niet oneigen den naam van Ratel- of Klapper - Boom kan voeren , (mooglyk nader met de Latynfche benaammg van Arbor ere- pitans of Veestboom uitgedrukt ,> is my door zekere Ondervinding in deeze Stad gebleeken. De geen, van wien ik ze gekogt heb, een Koopman in Naturaliën zynde, hadt 'er twee. De andere , die hy behield, iu de Zonnefchyn hebbende laaten leggen op zyn Kamer, kwam *er onverhoeds een zo geweldige flag, dat de Menfchen van beneden naar boven kwamen > en hy bevondt , dat deeze Vrugt aan zo veel Stukken gefprongen was , als zy Zaadhuizen hadt : welken hy my vertoond heeft. Daar waren van dezelven in een Raam gevlogen , tn haddea Glazen aan ftukken geflagen* De* M O N O I K I A. 451 wvl nu die Geval tot zyn nadeel ftrekte, zo. IL , ƒ• \r 1 Afdeel kon hy met voordagt die Vrugt niet gebro- XIX, ken hebben. Commelyn verhaalt , dat zulks Hoofd- gebeurt , zo men 'er een van de Zaadhuizcn8TYK* , afneemt; doch dit moet niet -gemakkclyk te boom. doen zyn* Ete myne $ welke ifr tot nog toe in myn. Kabinet bewaar, is niets dergelyks we- dervaren. Sommigen verzekeren dat de Zaaden of JNooten > waar van ieder Zaadhuis of Schyf 'er één vervat , grooter dan de Nagel van een Duim , van de Indiaanen gebruikt worden tot een Purgeermiddel 3 werkende zo wel naar boven als naar beneden ; doch , of dit in die van Mexico meer dan ia die vari Jamaika plaats hebbed of af bange van 5t verfchillende Klimaat ; ik vind door Sloane aangetekend, dit hy verfcheide van deeze Nooten , zonder dat 'er Braaken of Afgang op volgde, opgege- ten heefc. Ff* XX. HOOFD* XI, Deel* lil, Stuk. 45i TwEEHUIZIGE BoOMEN, Afdeel. xx Hoofd- XX. HOOFDSTUK. STUK. , Befchryving van de Tweehuizige Boo- men, Dioikia > dus genaamd 9 om dat de Mannetjes- en Wyf jes - Bloemen 3 in dezel- ven 9 op byzondere Stammen van een zelfde Soort groeijen , gelyk in de Wilgen, Popelie- ren , Terbenthyn- 9 Mastik- > en andere Boornen. De Klasfe der Tweehuizige Plantgewasfen 5 daar de Mannetjes en Wyfjes Bloemen elk op een byzondere Plant voortkomen , is zo ryk van Geflagten niet3 als de naastvoorgaan- de. De Onderdeelingen zyn byna eveneens; Onder de agtenveertig Geflagten , daar in ver- vat, zyn 'er ruim dertien die tot de Boornen behooren, als volgt. S a t I %: Wilgeboom. De Mannetjes zo wel als de Wyfjes-Bloe* men [zyn Katten , die uit Schubben beftaan * zonder Bloemkrans of Bloemblaadjes. De Mannetjes hebben doorgaans drie Meeldraad- jes , en van onderen een Honigkliertje. De Wyfjes - Bloemen hebben een Styl , die in tweeën gedeeld is, en de Vrugt wordt een eenhokkig tweekleppig Zaadhuisje, met gevlok- te Zaaden. In fommigen heeft ook een aan- mex« D I O I K I A. 433 flierkelyke Vlokkigheid , tusfchen de Meeldraad- II; jes, in de Mannelyke Blocmkatten plaats. ^™x E Menigvuldig is het getal der Soorten in dit Hoofi Geflagt , waar onder voorkomen , die hoogeSTUKt Boomen worden ; doch de meeften blyven Iaag„ Linn^us onderfcheidtze in vier Ran- gen , naar dat de Bladen getand of ongetand % en glad of ruig zyn. Ik zal de grootften hier befchryven. (i) Wilg met gladde getande Bladen en twee* i. Te Upfal is deeze waargenomen * welke vige wilg* een nieuw blyk zou opleveren , van de wei- nige overeenkomst van het gebruik der Se- xen of Kunnen , in de bepaaling van de Klasfen en Geflagten der Planten , met de Natuur; zo Doktor S co po li oordeelt (*). Ik zie echter niet , dat zyn Ed. beter algemeene manier daar toe aan de hand geeft» Linn^üs zegt, dat deeze met de gemeene Roode Wilg daar in overeenkomt , dat de Bladen glad zyn, ftomp met Klieren gekarteld , omgerold, zes dikwils (i) Sallx Folas fèrratis glabris , Floribus hermaphroditic diandris. Syst. Nat. XII. Gen, io$z. p, 647. yeg. XIjIt 735. (*) Salïx Fltrlhut htrmaphraditit trtdndris , Cl. LlNN$?I, fiovum est Sexus , enz. Flor. Carn. p. 406. Waarfchynlyk zal zyn Ed. deeze Soort bedoelen , hoewel hy triandrh fehiyft* kunnige tweemannige Bloemen. Salix hermaphrO* dïticA. Manwy- uit Ff 3 T.VV EEHUI2SI CE BCTOMEN. II. uit een enkele Knop, geelachtig van Kleur; als Afdeel» qq^ door de ruige Katten > van de zelfde grootte Hoofd» en gedaante; doch daar van verfchilt* doordien stuk, je Takken niet purper - maar bleek rosachtig bwm11'' zyn 5 en ^e ^ac*en aan de bovenzyde uitge- groefde, geen verhevene Adertjes hebben; met uitpuilende Klieren aan de Bladiteeltjes. Ook bloeit hy vroeger en heeft meer Galletjes op de Bladen, dan de volgende Soort* n. (2) Wilg met gladde getande Bladen en drie- Ja"ï;a. mannige Bloemen. , Drieman- i,se' * De Heer H aller deeze Wilg in Switzcr- ]and waargenomen en genpemd hebbende , Wilg met Lancetswys ovaale , wederzyds gladde, ge* lande Bladen* die een byhangzeltje hebben ;kwain de zelfde Soort ook aan den Heer Gmeli-n , in Siberië , voor ; doch was daar klein , den Stam naauwlyks een Duim dik hebbende , met een .Afchgraauwe Schors, enr.djkwils zonder Schors ; de Mannetjes Katten een of twee Duim lang, uit Schubben- b^ftaande met drie Meel- draadjes, aangenaam van Reuk, ,Mqn oordeelt , dat het de buigzaame Wilg met geoorde gladde Bladen zy van R a y , welke Autheur daar in waargenomen heeft J dat liet getal der Meel- draad- f2) Salix Follis femtis glabris , Florjbus triandris. Syst% Nat. Xll. jPjjj XIII. Sa?ix- F0IÜ3 clliptico * lanceolatis Sec, H&ÈL. Hclv. 152. Gmel. M. I. p. 155. T. 34. f. 3. Sa^ lis Folio auaculata fplewtemc; flexilis, Raj, Hijl. 1420. O i o i k i A. 455 draadjes drie is , in deezc Soort 3 en dus kan D#' dezelve, met regt , Driemannig worden gety.A!5xfL* ' teld. Zy behoort tot de JBindwilgen en blyftHooFi* mist Heefterachtig. ' STÜIC* Wilg met gladde getande Bladen en yyf» mannige Bloemen. pentandr*. VyTmanni- De gemeene roode Wilg y die iri ons Land opScibfadigc] veele plaatfen aan de Waterkanten groeit , komt hier in aanmerking. Zy is door de gladheid en breedte haarer Bladen i die naar Amandel- en zelfs fomtyds naar Laurierbladen gelyken , van de anderen wel te onderfcheiden. Ra y noemt- ze de Laurierbladige zoete Wilg 9 om dat de Bladen aangenaam van Reuk zyn 3 doch de Bloemen hadt hy niet onderzogt* De Heer Haller getuigt ook > dat hy het getal van vyf Meeldraadjes ; in dee'ze Soort , zelf nog niet gezien hadt. Hy zegt dat de Rysjes Bloedb- rood ; R a y dat de dunde zwartachtig zyn# Scopoli fchynt deeze Roode Wilg in Kar*, niolie niet aangetroffen te hebben. Ook is de- zelve door Kramer in Ooftenryk niet ge- von. (3) Sallsc Foliis fefratïs glabris , Flosculis pentandrïs. Hort. Cliff. 4*4- FL Suee. 792. 879. GMEL. Sib. I. p. 153. % 34- f. 1. Salix vulgaris mbens C. B. Pin. 473. Salix pentandra. Flor. Lapp. 370. T. 8. f. 2. Ssillx Folio Laureo f. latoglabro, odorato. RAJ. Hift. 1420, Salix fpontanea , Folio Amygitiino t ftagilis non amiculata, J. B. Hift. % p. 214. Ff 4 II, DEEli III, STÖK.' 45<5 TwEèhuiz ige Boom én. IL vonden. In Siberië groeitze te overvloediger * AFxxBL# zYnde ooIc door geheel Rusland bekend , ^o Hoofd- de Heer Gmelin aanmerkt , die 'er zelfs STUK* de Afbeelding van geeft, op den gezegden hm!*'' naam : doch de Bladen daar van komen weinig overeen met Amandel- Perfik. of Laurierbladen. Hy noemt ook de Bladen ovaal of Lancetswys* ovaal , 't welk op geene der gemelden past. Het wierdt aldaar een Boom3 van twee Vade* men hoog, met den Stam zo dik als eensMen- fchen Been* In S weeden wordt deeze Soort Jolfter, en in Dalekarlie Halfler genoemd , zegt Linnüüs. In Lapland was het een Heefter, met dunne rosachtige Ryzen regt opfchieten- de. In 't Werk van J. Bauhinüs vind ilc de uit hem aangehaalde Soort aldus befchree- ven. * Deeze van zelf groeijende Wilg heeft de „ Schors zwartachtig rood , zelden wit , gewel- „ dig famentrekkende met eenige bitterheid. „ De Bladen zyn langwerpig , middelmaatig 3, breed, gefpitst, Sproetig , van boven zo wel „ als van onderen groen en glad, met twee ge- 3, tande Oortjes tegen het korte Bladfteeltje „ aan. Deeze Bladen hebben een fterker fa- „ mentrekkende , doch minder bittere Smaak, „ dan die van de Geele Wilg. De dunne Rys- 33 jes laaten zig naauwlyks buigen , ten zy men „ ze draaije ; de dikkere breeken. Een won- „ derlyke Speeling heeft in deeze Soort plaats ; g zynde de Bladen fpmtyds ge -oord 3 fomtyda D I O ï K I 457 9; ongeoord : de Schors in fommigen wit, in tfc ^ „ anderen piarfchachtig." F xx!L< Onze Ridder heeft in S weeden waargeno- Hoofd* men, „ dat de Bladen van depze Soort, doorSTUK# 3, ver-ouding, geeler worden dan die der ove- b™lgt' „ rigen ; zweecende de Tandjes aan de punten „ een geele Lym uit ; weshalve zy , verfch tus- „ fchen wit Papier famengedrukt , zo veele „ geele Stippen overlaaten , als zy Tandjes 39 hebben. De Bloemen beftaan uit vyf Meel- „ draadjes en derhalve zyn de Katten zeer geel 3, en digt. Het is een Boom". (4) Wilg met gladde , getande , Lancetswyze ^ Bladen , wier Tandjes gegolfd zyn. Pkyikïfr lia. In de Velden van Wester • Bothnie en de bklge^ Bosfchen van Lapland groeit deeze Soort, die de Bladen aan de kanten op een zonderlinge manier Golfswyz' gekarteld heeft , gelyk in de befchryving der Laplandfche Planten afgebeeld is (*). Eene verfcheidenheid komt daar onder voor , die de Bladen meer langwerpig ovaal dan Lancetswys heeft en dus meer met de Li- gus- (+) S*Ux Foliis ferratis glabris lanceolatïs, crenis undatis, FI. Lapp. isi. T. s. f. d. FL Suec. 793, 88o, 0, Salix Foliis fêrratrs glacis oblongo - ovatis. FL Lapp. 350. T. S. f. c. (*) Die de Alaternoides Africana Lauri ftrrat*. fêli* , van Comm. pr&luL kent , heeft een naauwkeurig denkbeeld van deeze Bladen, Ff 5 ÏL Deel. llu stuk* 45$ Twebhuiz.ïqe ^aoiiiN.' II. gufter - Bladen overeenkomftig. 't Getal der AFxxiL# Meeldraadjes is fomtyds twee > fomtyds drie % Hoofd* zelden vier, in deeze Soort. STUK* v (5) Wilg we£ gladde getande > fpits ovaaïe SaUi Bladen > de Tandjes, Kraakbeenig 5 de VGcdt Steeltjes met Eeltachtige Stippen hebben* Wad-Wilg. 4^ Deeze wordt aangemerkt dc gene te zyn '} die men gemeenlyk Bind - Wilg noemt, wor- dende wegens de ongerneene taaiheid en buig* zaamheid van haare Rysjes voortgèteèld. De Schors derzelven is eerst green > dan geel en wordt eindelyk Oranje - kleur., of rood. De Bladen zyn lang en fmal, hebbende de kanten tal eerst ruig 5 dan -fpits getand., doch de Tandjes geenszins Kraakfeenig, volgens den Heer Hal- ier y die aanmerkt 3 dat deeze* Geele Wilg , niet gefnoeid noch gehavend wordende 3 in de Witte Wilg verandere. Hoe 't zy, men vindt deeze 3 volgens de aantekening van den Hoog» leeraar de Gortkr, by 't Huis te Berken* rode buiten Haarlem , als ook in veele Waar- den aan de Rivieren van ons Land , wordende gemeenlyk Geele Wilg geheten. De Franfchen noe- (s) Saltx Foliis fèrratïs ovatis acutls glabris, ferraturis car- tilagineis, Petiolis callofo - pun&atis. Hort. Ups. 295. Sa- Hx Foliis lineari - Ianceolatis acuminatis. Guett. Sttmp. - I. p. 20$ , salix fatïva iutea , Folio crenato. C. 6. Pm 473* D i o i k i M 455 noemenze Franc Ofier , dat is Tamme Bind- IK wilg of Teenboom. AFxx£L* Hoofd- (63 Wilg met gladde, getande Lancetvormi- stuk. ge gejteelde Bladen 3 die Ruitachtige Stop- vi. peltjes hebben. Amy$aïts na» Ten opzigt van de fig uur der Bladen komtbiadigc deeze nader aan de Derde Soort, dóch voor 5t overige ftrookt zy zodanig met de Tweede ? dat menze 'er naauwlyk van kan afzonderen. Inderdaad , tusfchen de Bindwilgen , tot welken ook deeze behoort > fchynt veel overeenkomst te zyn 5 en hier van een geweldige verwarring onder de Autheuren. Deeze Soort , gemeenlyk Wervelen - Hout genaamd , groeit , zo gedagte Hoogleeraar aanmerkt , in de Zalliker Waard, ook buiten Wyk te Duurftede en elders, Van het Hout worden* Sporten van Ladders gemaakt en de dunfte Takjes tot Teenen gebruikt (*>, (7) Wilg met gladde getande ovaalachtige , vit. Jprtmhaftata. Piekswy^ (6) Salix Folüs ferratïs glabris lanceolatis peciolatis , Sti-ze" pulis trapeziformibus. RoiEN Lugdbat, 83. FL Suec. 794. *8i. Dalib. Paris, zryj. Salix Folus. ferratls glabris aeumi- aatis appendiculatis. FL Lapp. 349* y0 S. Folio Amygdalino utrinqne virente aurïto. C. B. Pin. 473. fee. Rajöm. (*) Zo ik zyn Ed. wel begreepen heb , daar hy zegt: E Ligno Scalarum gr&dus conficiuntur ; Ranst tenerlores ad Vi» ülia inferviunt. (7) Salix Folüs ferratls glabris fubovatis acmis fesfilibus^ Sti- II. Deel. III. Stuk» '0i Tweehüizige BooMen: li; fpitfe 5 ongejleelde Bladen 3 en Hartvor* Afdeel. Stoppeltjes. XX» Hoofd- stuk/ Tot deeze Soort 3 die in Lapland waargeno- wiigt- men was door L i n n je ti s , betrekt Haller t9dm' een Wilgeboom uit Switzerland , met gladde , ovaale , Zaagswys' getande Bladen , en zeer breede byhangzels. Deeze byhangzels fchynt on- ze Ridder hier Stoppeltjes (Stipula) te noemen. Ik kan in de Afbeelding daar voor geen reden vinden , en ook niet zien, dat de Bladen onge- fteeld ^zyn, en verder niet, dat die byhangzels zo ongemeen breed zyn zouden , als komende veel kleiner voor dan de zogenaamde Ooren in de voorgaande Soort. ,5 In deeze , (zegt Hal- 3; IER evenwel ,) zyn de Ooren allergrootst en '9% getand. De Bast is groen of paarfch , met 35 eenfyne Wolligheid; de Takken buigzaam, 53 ruig." Hoe komt dit een met het andere over- een ? De ruigte der Takken kan geen plaats hebben dan in de Bast of Schors, en deeze is bekleed met een fyne Wolligheid, „ Het Blad , 3, vervolgt zyn Ed.) ook onder de Wilgen al- „ lerbreedst , [dit zou my" zeer verwonderen 5, is ovaal , met een taamelyke Punt 3 aan den ,3 rand gekarteld , wederzyds ligt" (leve) : glad zal zyn Ed. willen zeggen. Ondertusfchen zal die StipHlIs fubcordatis. Sysi. Nat. XII. Veg. XIII. S. Fol terratis &c. Fl. Lapp. 354» T. 8. f. g. FL Suec. 797, 882. Salix Foliis glabris ovatis feiratis, Appendicibus latbümis. Htiyu D I O I K I A« 46ï die Piekswyze figuur der byhangzeltjes of Oort- & jes 'er den bynaam aan hebben gegeven. My is A™xf ^ deeze Soort van Wilg niet bekend, Hoofb- stuiu (8) Wilg met gladde getande Bladen , die vnr/ Lancetswys' ovaal zyny hebbe?ide TandsyJ^* wys' geklierde Steeltjes. Broofche. Deeze , gemeenlyk de Broofche genaamd * om dat de Takjes zig niet buigen laaten , is hier de derde onder de Ge - Oorde Wilgen. De Wilg met wederzyds groene Amandelbladen , die ge-Oord zyn, vanBAUHiNus, zou vol- gens den Heer H aller tot deeze Broofche, en volgens Ray3 in tegendeel , tot de voor- gaande Zesde Soort behooren. Liefst geloof ik dit laatfte , hoewel die Engelfchman zulks echter maar bedenkelyk voorgefteld heeft. Hy zegt, dat men ze de Kraak -Wilg in Engeland noemt, en hier te Lande, volgens den Heer De Gor- ter, Katten -Hout : misfchien , om dat het zig niet behandelen laat. Die, echter, welke uit Co mm el y & door zyn Ed. aangehaald wordt, (8} Salix Foliis ferratis ghbiis ovato - Ianceolatis , Petiolis dentato - glandulofis. Fl. Lapp. 349. T. 8. b. FL Suec. 79S9 88 3. Salix Fol. ferratis glabris &c. ROYEN Lugdbat. 83. S* fragilïs. C. B. Pin. 474. Prodr. 159. (DiLL. Giesf. 43.) S. Folio Amygdalino utrinque virente aurito. C- B. Pin. 473. (fee. Haixerum) S. Folio longo, latoque fplendente , ftagU Hs. RAJ. Angl. III, p. 443. Canubr, 143, Scan. £00. \j IU Phel, III* stuk; %62 TWEEHÜIZÏGE BOOMEN. u. wordt , ónder den naam van Broofchc Wilg 5 ™|*Lihadt de Bladen onge-Oord. Jk heb, met de tiooFD- Ondervindingen van Ray overeenkomftig , in ST^; ^ myne binnenflandfche Kruidleezingen opgemerkt 3 fo*»/'*'" dat de Bladen van deeze Wilgen fomtyds als kleine Oortjes hebben , fomtyds niet. Hy geeft 'er Bladen aan , fomtyds vier of vyf Duimen lang en één of anderhalf Duim breed* De Heer Hall er befchryft deeze Soort, of liever zyne Wilg met ge -Oor de Perfikbhden, als volgt. 3, Het is een hooge , regtftammige . Boom , „ die de Takken groen en vervolgens zwart- „ achtig paarfch heeft en broofeh : het Blad „ zeer lang , naar dat der Perfikboomen gely- 33 kende 3 op 't breedfle een Duim , in langte een half Voet haaiende 3 fcherp getand , glanzig , wederzyds glad 3 met twee kleine Oortjes aan het Steeltje. Deeze Soort groeit $3 aan de Oevers der Rivieren, by Bern 3 B3- 5> fel cn elders in Switzerland." De broofchheid is in deeze Soort 3 in de Noordelyke deelen van Europa 5 zo groot, dat men met een Knip van den Vinger de Takjes aan de Jaarlykfe Leedjes kan afbreeken , zo Linnjeüs meldt. Men vindt deeze Broofche Wilgen veel by Bloemendaa^ aan den Duin- kant 3 langs de Bleekeryën 3 zegt Comme- lyn 3 't welk waar is; gelyk ze ook in Gel- derland aan de Slooten voorkomen, en elders in onze Nederlanden* Déeze, én de gemeene Wit- 39 9> D i o i k i a; Witte Wilg , maakcn m dit Geflagt de groot- IL - « Afdeei; fte Boomen. Hoofd- xx. (9) Wilg met gladde getande > fmal Laftcet-mvK. vormige Bladen en neerhangende Tak- ™:x ken, BabylonU ca. n * ^ , Oriëntaal* Aan deeze geef ik den naam van OrUntaol-Ccte. feite ? om dat zy in de Oofterfche Landen voorkomt. Men wil dat zy de Garab derMoo- ren en Garb der Arabieren zy, waar van Avi- cenna fpreekt. Zodanige zouden de Wilgen der Waterbeeken zyn , waar van men gewag gemaakt vindt in de Heilige Schrift (*). Baü* hinos, noemtze Arabifche Wilg met Bladen van de Melde, en inderdaad, volgens Rau- wolf, zyn de Bladen diep Tandswyze inge- fneeden , en zeer breed aan de Looten , die in *t Voorjaar uitfchieten. Hy rekent de langte als een Handpalm op de breedte van. twee Vingeren. Van deszelfs Hout zou een ^Salpe- terachtig Zout gemaakt worden , , tot Buskruid zeer bekwaam; dóch volgens zyne befchryving blykt, (s>) Salix Foliïs ferratïs glabrls linertri - lanceolatis , Rarais pendulis. Hort. Cliff. 454. ROYEN Lugdbat. 84. GROIf. Oriënt. 307. Salix Orientalis Flagellis dcorfum pulchre pen- dentibus. Tournf. Cor. 41. Salix Arabica folio Atnolicis. C. 15. Pin. 475. Garb Arabum. RAUW* Itin. 183. DAJ^CH. Jlpp. 30. (*) Levit. XXIII. V. 40. In Pfalm. CXXXVII. V: 2. worde fcelfs van Wilgen aan de Rivieren van Babyion gefproken ; 't yrélk den bynaam billykt» UoDZlU III» STUSï 464 TWEEHUIZIGE BoöftlEtf, H. blykt, dat dit geen ander is dan het Loogzout AFxxEL'uit ^e ^sfche van het verbrande Hout, en, Hoofd, dewyl dit niet tot het maaken van Buskruid sim. dienen kan , zo is het te denken, dat hy de bom?1*' uitgedoofde Kolen van dit Wilgen -Hout zal bedoelen , welke 'er zeer bekwaam toe zyn* De dunne Takjes, niettegenftaande zy Zwiepig nederwaards hangen, paarfchachtig zyn en glad, hebben toeh de buigzaamheid niet van onzie Bindwilgen. Het wordt een taamelyke Boom* die aan den Euphraat menigvuldig groeit. De Tiende en volgende Soorten , als té klein van Gewas zynde om onder de Boomen geteld te worden , laat ik voor de Heefters over. Dus komen 'er ook, onder de Wilgen met geheel ongetande , zo gladde als ruige Bla- den , geen Boomen voor : maar de vierde Af- deeling , met eenigermaate getande ruige Bla- den, kan geheel hier t'huis gebragt worden, als Volgt. xxviil Wilg met ovaale rimpelige Bladen , van rff* on* Caprea. Ruige ^2g^ 54/;^ Folils ovatlf rugofis fubtus tomentofis , undatïs, fupernc denticulatis. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Royen Lugdbat. 83. Fl. Suec. 311:900. Gmel. Sib. I. p. 157, DAL. Parts. 298. Salix Fo!. fubcrenatis Sec. Fl. Lapp. 36 s* T. 8. f. s. Salix Folio rugofö , obiter ferrato &c. Hall* Helv. 155. Salix latifolia rotunda. C. B. Fin. 474. RAj. AngL p. 449. p9 Salix Foliis oblongis, fubtus villoiis,&c. Ft. Lapp. 3^7. T. 8. f. ». Salix Foliis elliptico - lanccolatis , fubtus Senceis, appendiculatis. Gmel, Sik* h p. i6u D I G ! & I A. 465 anderen Wollig , aan den rand gegolfd , H. m naar de Punt toe gekarteld. ^FDxm HOOFD- Gemeenlyk noemt men deeze de Rondblail-wv** ge of Ronde en ook wel alieenlyk Ruige Wilg wegens de uitneemende ruigheid der Bladen , Welke 'er ook den Latynfchen naam van Ca* prea of Geiten -Wilg aan heeft doen geeven. By Tabern^emontanüs is eene breed én eene rondbladige daar van afgebeeld. Vol- gens onzen Ridder hadt die in Sweeden voor- kwam de Bladen flegts van onderen , doch de Laplandfche aan beide kanten ruig. De Heer H aller noemtze Wilg met rimpelige y flaauw gekartelde , van onderen Wollige Bladen en zeer dikke Takken. Zyn Ed. verbeeldt zig5 dat naar den Ouderdom de Bladen fomtyds fpitfer, fom- tyds ruiger zyn 3 ja fomtyds geheel glad* Men heeft waargenomen , dat aan den zelfden Stam wel eens gekartelde etl geheel ongekartelde Bla- den voorkomen : zo dat men hier in eenige toe- geeflykheid gebruiken moet. In Vrankryk noemt menze Marceau. Aan den Duinkant van onze Provincie komt deeze menigvuldig voor. Zie hier hoe gedagte Heer dezelve waarnam > ia Switzerland. 3, De Bladen zyn taamelyk groot , met den 53 rand getand of ongetand , byna zo rimpelig )9 als de Salie - Bladen en Sappig 5 van boven X9 ruigachtig van onderen wit, met eene korte ,3 Katoenachtige Wolligheid 5 fomtyds ovaal , G g „ fa lh Bïel« lïl. Stuk» 466 TWEEHÜIZIGE BOOMEN, II. „ fomtyds korter en ronder, Ik heb 'er gezieft AxxE£Lf^ van ^r*e duimen breed en een weinig langer* Hoofd- 5, Somtyds hebben zy geene 3 fomtyds zeer STÜK* i3 groote Ooren 5 meest voorkomende in 't bo- hm* » venfte Gewas, De Zaadhuisjes zyn fraaijer „ en meer gedraaid dan in andere Wilgen* Gal- „ letjes vind ik niet zeldzaam op de Bladen." De bepaaling van deeze Soort zou dan beter wat ruim genomen zyn : by voorbeeld ? Wilg met ovaale rimpelige Bladen, die fomtyds Wollig, aan den rand gegolfd , en eenigermaate gekarteld zyn , fomtyds geheel effen. De Heer Gmelin , immers , heeft ook dergelyke Verfcheidenheden , daar van y in Siberië waargenomen , alwaar het dikwils maar eens Mans langte hoog voor* komt, fomtyds een groote Boom wordt> die de Takken buigzaam , ruig of glad heeft. Dit ge- beurt , volgens onzen Ridder 3 in Lapland niet zelden , en de jonge Takjes zyn daar bezet met een bleeke Wolligheid. Zyn Èd. betrekt hier toe 5 alseene Verfcheidenheid 5 niet alleen eene Laplandfche Wilg > die de Bladen langwerpig , van onderen ruig , de onderften gekarteld 5 de bovenflen effenrandig heeft ; maar ook een Wilg met ovaalachtig Lancetsyvyze Bladen y van onde- ren Fluweelachtig ruig, met byhangzels of Oo- ren, welke de Heer Gmelin in Siberië waar- nam en dus befchryft. 5, Somtyds komt het Gewas enkel voor met j> Teenen of Rys van twee Ellen y of ook maar & één Elle lang : fomtyds wordt bet een Boom D i ö i k i A. 467 $, vin twee Mans langten hoog. De Looten XL ,3 zyn fraay geel of gepoeijerd, of zwartachtig AF^Eij* 3, en dikwils ruig. De rand der Knoppen is Hoofd* 3, Meöié.irood; De Mannetjes - Katten zyn by-sTuic. na anderhalf Duim lang, en, als zy bïoei jen, „ in 't midden meer dan drie Kwartier Duims 3, dik ; beftaande de Bloemen uit twee lange 3, Meeldraadjes met geelachtige Knopjes. De 33 Wyf jes - Katten worden door de rypheid veel 3, langer, en beltaan Uit ruige Vrugtbeginzels , 33 met een dubbelen Stempel, De Schubben 3, der eerstgemelden zyn zwartachtig bruin , aan 33 de zyden zeer Haairig : die der Wyf jes - Kat- 33 ten wat rondef en ftomper. Zy hebben ieder 3, een Cylindrifch, geelachtig , zeer groot Ho- 3; nigbakje. De Bladen, in 't eerst wederzyds i> ruig , worden door den tycl byna geheel glad 33 van boven , en clan aldaar zwartachtig ; zyn- 3, de in 't laatfte van den Herfst zeer lang en 33 ftyf, aati de randen bykans getand 3 van bo- 3, ven geel, van onderen Wollig Afchgraauw: 3, aan 't begin flomp, dan ovaal en aan 't End 3, uitloopende iü een lange Punt. Men vindtze 2) fomtyds langer dan een half Voet, en deezc 3, hebben de Randen doorgaans gegolfd, Zy j3 hebben Lancetswys' ovaale byhangzeltjes , die 33 zeer klein zyn 3 of ook grootere, ligt afval - 33 lende 3 doorgaans effenrandig, fomtyds zaags- 3, wyze getand of op verfcheide manieren ge» 3, hoekt. Dikwils komen 'er. geelachtig roodc 5, Galletjes aan." II* DEEL HL STUK 468 TWEEHUIZIGE BOOMEN. De onderfte Knoppen brengen in deeze Soort AFDxx>L* Bladen , de bo ventte Bloemen voort , zo Lin- Hoofd- N£us aanmerkt , en de Finnen in Lapmark stuk. maaken hunne Schoenen van den Bast* gelyk de S weeden in de laagere deelen van Eiken- Bast- xxix. (29) Wilg met byna geheel ongekartelde Lau- p-fminalis cetswys9 Liniaale , zeer lange , fpitfe, van Teen- onderen Fluweelachtige Bladen ; de Tak- wilg' ken als Rys. Deeze Soort komt onder den naam van Wilg met uitermaate lange Binden , die tevens zeer fmal en wederzyds witachtig zyn, by C. Bau» h 1 n u s voor. Zyn Broeder zegt , dat de Bla- den op de kanten een weinig gekruld zyn , en deeze Soort, gemeenlyk Riesweert genaamd, ('t welk mooglyk in Friesland plaats heeft,) merkt de Hoogleeraar de Gorter aan, dat aldaar in de Wouden , als ook overvloedig aan den Rhyn , Ysfel en Lek, en by de voorgaan- de, aan onzen Duinkant , groeit. To urne- fort nam dezelve omllréeks Paryswaar, en Ray (29) Salix Foliis fubintegerrïmis &c. Ft. Suec. 813: 903» DAL1B. Paris. 297. Salix Fol. imdulatis &c. ROYFN Lugd- bat. 84. Salix Folio longisiïmo angustisfimo utrinque albidcu C. B. Pin. 474. Salix Folio longisfimo. RAJ. Angl. III. p. 450. Salix Fol. ang. & longisfimis crispis &c. j. B. Uist. I. p. 212. pt salix Fol. ex UnearUanceolatis &c, Gmel, Sik. h p. i6z. D I O I K I A. 469 R A Y in Engeland s alwaar menze Ozier , dat II. is Teen* of Rys - Wilg noemt. In Sweeden Afd/xei* groeit zy by de Dorpen , misfchien van elders FIoofd- daar gebragt en wordt Korgpihl geheten. HetSTUir€ is een Heeflerachtig Gewas , dat zyne lange^'7^" dunne Takken zwart en buigzaam heeft , gelyk Hall e r zegt , die 't zelve overvloedig om- Örceks Bafel groei jende vondt. G me l i n nam een dergelyke Wilg in Siberië waar, zynde een Boompje van anderhalve Vadem hoog , met geel Rys , en merkt aan , dat de Bladen , oud wor- dende , byna alle de Wolligheid verliezen , ge- lyk in meer ruige Wilgen plaats heeft. Op* vette , vogtige Gronden fchiet het wel hooger op. De Blad en Bloemknoppen zyn 5 gelyk in de voorgaande Soort, onderfcheiden. (30) Wilg met eenigermaate getande ylang* xxx. werpig ovaale , van onderen ruige Bladen >Ci^rfJ! de Stoppeltjes half Hartvormig. Aich- Van deeze Soort komen in de Laplandfche Bosfchen niet zelden Boomen voor, die twee mans langten hoog zyn 9 fchoon de Stam naauw- lyks de dikte van een Duim heeft. Ook is zy gemeen in de Bosfchen van Sweeden , op Moe- rasfige vogtige plaatfen. De Bloemkatten zyn bruin, (30) Salix Foliis fubferratls , oblongo - ovatis &c. Fl. Saec. 805; 902. Salix Foliis integris glabris lanceolato -ovatis. Fl, Lapp. 353. Gg3 ÏU Deel. III. Stuk* TWEEJBUIZIGE BOOMEN, BL bruin 3 onder de Bladen geplaatst * wier Steel- Ar^EL> tje bezet is met eenige zeer kleine Lancetswyze Hoofd- Blaadjes, De Stoppeltjes zyn wederzyds getand stuk. met (]rje Kliertjes. De Smalanders draaijen Touwen van de Takjes, om de Zeisfens daar mede vast te binden aan het Handvat pf den Steel. xxxi. (3l) Wilg met Lancetvormige 9 g*fpitfte 9 Sali ' 3a. Wit WUg. ^Saiix Zaagswys' getande 3 wederzyds Fluweel? witte achtige Bladen ; cle onderjle Tandjes gc* klierd. Deeze Soort is , ten minfte in onze Provin- ciën, algemeenst bekend en menigvuldigst, on- der den naam van Wilg of Wilgeboom. Men kan^ ze Witte Wilg noemen in onderfcheiding van de Roode en Geele Wilg , of ook van de Broofchc 9 die mede een hooge Boom wordt % Katten - Hout genaamd , zynde onzq Agt- Ite Soort. Deeze Witte , niettemin , heeft het Rys ook broofch , en de jonge Takjes zyn geel - of bruinachtig rood. Het gene daar zy den naam van heeft, en waar aan men deeze Soort f31) Salix Foliïs lanceolatïs acuminatis » ferratis Sec. Hort» Cliff. 473. Fl. Suec. 8 12: 903. Mat. Med. 449. DALIB. Pa- rts. 297. ROYEN Lugdbat. 83. Salix Fol. elliptico - lanceolatis &c. Hall. Helv. 152. Salix vulgaris alba arborescens. C. B. Pin. 473. Salix alba. //. Scan. 200. Salix Dioscorïdis. Lap. Jcck. 136. Salix maxima fragilis alba hirfuta. J, B. Uift. I. p. 112. 1 D 1 O I K I A. 471 Soort onderfchcidt, is de Zilverachtige witheid^^^ van haare Bladen , in Kleur grootelyks verfchil- Xx. lende van de Elzen, Esfchen , Ypen en andere Hoofd- gemeene Boomen van ons Land. De SchorsSTÜK* der dikke Takken is, bovendien, witachtig booml^ Alchgraauw. Men vindtze overvloedig in alle dcelen van Europa , die niet te droog of Berg- achtig zyn : want zy bemint vogtige Landsdou* wen. De Eilandjes in den Donau by Weenen zyn 'er natuurlyk mede begroeid : zo ook de Boorden der Rivieren in Karniolie , en op veele plaatfen wordt zy ook geplant, of gepoot, naar de uitdrukking der Landlieden, dienende zo tot befchutting der Landeryën , als van ander Ge- boomte. Deeze Wilg , naamelyk , kan , door de digtheid van haar Loof en de fraaiheid haarer Bladeren , als ook door derzelver lievigheid en natuurlyk Dons , de guure Winden beter uit- ftaan , dan de Ypen en dergelyk Geboomte. Ook wordt zy gemeenlyk , door afkapping van de Kruin, laag gehouden ; doch anders, en op zig zelf gelaten , ftygt zy tot een aanzienlyke hoogte. De HcerHALLER heeftze, in Swit- zerland , de Eiken zien evenaaren. Holle Wil- gen heeft men gezien , zegt de Heer Adan- son, van zevenentwintig Voeten omtreks aan den Stam, die derhalve rera minfte negen Voeten in püddellyn hieldt (*). De {*} FAmlll. its Plant. Pref. p. ccx^ Doch het moest zyn, Qmtrent 9 Voeten. Gg 4 II, deel» UI* Stuk* TwEEHUÏZlGË BOOMEN, II. De Geftalte van deezen Boom is iedereen be* ^U xxEL ^en<^ 3 z0 We' a's ^e ^§uur ^er bladen 3 met Hoofd- welken men dikwils die van andere Boomen stuk» vergelykt 3 en deeze worden altoos verdaan % Um'llgem wanneer raen van F°iïa Scdigna fpreekt. Zy zyn lang en final, aan 't end fpits3 en volmaakt Lancetvormig > doorgaans duidelyk , doch fom* tyds zeer fyn getand ; van boven bleek groen , van onderen wit , en aan die zyde is de Flu- weelachtigheid meest zigtbaar , welke fomtyds van boven geheel ontbreekt. Dikwils vindt mcnze 5 wederom , met een Poeijer bezet y dat Wolachtig is en 'er afgaat door 't behan* delen. De Wyfjes • Wilgen hebben de Bladen wat glanziger en groener dan de Mannetjes, in welken de Katten geelachtig zyn, omtrent een Duim lang 9 beftaande uit ruige bruine Schubben , ieder met twee Meeldraadjes , die paarfche Knopjes hebben en een geel Stuif- meel ftrooijen. Ook is het Honigbakje van deeze Bloemen geel. De Wyfjes Katten be- ft aan uit groenachtige Vrugtbeginzels, die Zaa- den met Pluis uitleveren. De Wilgen hebben haaren Neerduitfchen , zo wel als haaren Latynfchen naam , Salix > van den weeldigen of gewilligen Groey: dewyl men naauwlyks Geboomte vindt , dat zo ge» makkelyk voort te teelen is , zig zodanig met allerley Gronden en Standen kan behelpen , en zo fchielyk opgroeit tot eene aanmerkelyke- hoogte. Men zoude hetzelve wel 3 uit aanmer- D i o i k i a. 473 king van zyne beftcndige weerftandbieding aan n# de kragt der Winden , den Europifchen Palm- Afdeel- loom mogen noemen*. Daar de Ypen en an-fjooFD- deren , voor Orkaanen , als het Hoofd buigen ,stuk. zig omkrommende om dczelven te ontwyken:^ ziet men naauwlyks ooit een Wilg , hoe zeer * zie il op den Wind ftaande, en hoe hoog opgefchoo-^* LS TUK* ten , fcheef gegroeid. Hier in munten de Witte Wilgen ver boven de Roode uit. De Èngelfche naam Willow en de Duitfche JVey- den, zyn beiden met den Neerduitfchen naam overeenkomftig. Men voegt 'er zekere woor- den by, tot onderfcheiding , gelyk wy in onze Taal; 't zy naar de Kleur, naar de manier van Groeiiing of naar 't gebruik : wordende dus dee- ze gemeene Wilg van de Duitfchers Weisf JFey- den , Baum~Weyden9 Pfahl-Weyden, of zelfs ook Wilgenbaum genoemd, in 'c Franfch Sau* le. De Sweedfche naam van deeze Soort is PUI , en de Karniolifche Verba of Vuïrba , wordende de Wilgen Bladen aldaar Verbanza genoemd , zo de Heer Do&or Sc o poli aan* tekent. Deeze Boom is het, dien men bedoelt, wan- Het neer 'er van Wilgen - Hout gefproken wordt i^j^ want dezelve levert Stammen van aanzienlyke dikte uit, die echter dikwils, als hy aan 't Wa- ter groeit , van binnen hol zyn. Anderszins kan men deeze Stammen tot veelerley Werk bezigen , inzonderheid daar Hout vereifcht; wordt 9 't welk niet ligt barst of fcheurt. Om Gg 5 dis II. Deel, ui, stuk* 474 Twee huizi ge Boom en* II* die reden wordt het wel van de Wagen- ca ^F£yEL' Molenrnaakers gebruikt ; doch hier te Lande Hoofd meest gedraaid tot Kaaskoppen, in welken dc stuk* eigenfchap , van nat geworden zynde en weder blm!^ opdroogende niet te fcheuren , hoognoodig is. Tot Brandftof deugt het weinig; maar de Ko- len niettemin 9 daar van uitgedoofd , worden door de Tekenaars gebruikt tot het fchetfen. Men rekent ze onder de besten tot het maaken van Buskruid (*). • De Bladen der Wilgen, die verkoelende en famentrekkende zyn , komen in aanmerking als Winkelmiddelen : doch zy zyn zeer weinig in gebruik. Men heeft de kragt aan het Afkook- zel toegefchreeven t van verdooving der geile Lusten, De Bloemen leveren 9 in fbmmige Soorten , door Deftillatie een welriekend Wa- ter uit* De Wolligheid der Katten zou tot Eloedftemping kunnen dienen. Van dit Dons kan ook 3 als van Katoen , tot het vullen van Matrasfen, het draaijen van Garen en dus tot het weeven van Stoffen , als ook tot het bereiden van Papier , gebruik worden ge- maakt. Voor 't overige : de Wilgen y hoe gemeen ook en iedereen bekend 5 zou men , wanneer het aankomt op de onderfcheiding der Soorten , te (*) Lc Charbon doit être de Bols de Bourdaine ,autrement Noir Prun, pour le meilleur; celui de Saule est asfez bon,& xneme celui du Coudrier & cfAwne. Ditfionn, Milittire. Pa* ris 1745. Tom. H. p, zój* D i o I k i A» 475' „co t- geen Gcflagt van Boomen is moeiely boom. ker 'dan dit. De Sexe naamelyk en Ouder, * < " dom maakt veel verandering, Sommigen kry- ^ " o-en door den tyd Wolligheid: anderen wer- " pen die af. De Tandjes der Bladen, in de " Tongheid geen plaats hebbende , worden in " de oude Bladen groot. De Kenmerken der * vd-fchillendheid zyn klein: de Schryvers kort " daar over , en van weinigen heeft men Af- " beeldingen". LiNN.ff.us, zig verbeeldende dat door den Grond, de Groeyplaats en het Kli- maat veele Wilgen zeer veranderd zyn , oor- deelt'dat men , „ de Naamen der Ouden ver- werpende, de Hiftorie der Wilgen op nieuws " zou' dienen te beginnen , lettende i. Op de Knoppen, of die eenkleppig dan veelkleppig " zyn : 2. Op de plaatsing en plooijing der " Blaadjes binnen de Knoppen: 3. Of de Kat- % ten uit de zelfde of uit byzondere Knoppen, * boven of onder de Bladen, voortkomen: 4< Of de Bladen gekarteld of efFenrandig, kaal " 0f ruig van Oppervlakten zyn: 5, Opliet ge- ' ' tal der Meeldraadjes s 6. Of het Boomen , \ Heefters zyn, of Kruipende Gewasfen." De drie laatfte Artikelen weet men , dat in 't ge- heel geen vaste Kenmerken van onderfcheiding uit" 476 TwEehuizige Boom ek. n> uitmaaken. Het is den Ridder zelf gebleeken, xx. * De drie eeriten zullen aan het gros der Lief- Hoofd* hebberen wat lastig vallen , en daar op fchynt STUK* ook niet veel fta'at te maaken te zyn , volgens hom. de Aanmerkingen van Doftor S co poli; die aangaande dit Onderwerp aldus fpreekt (*). „ Dat Verfcheide Wilgen, tot dus verre voor ^ waare Soorten aangenomen , Voortbrengzels „ zyn van den Tyd, leert; i. De bevrugting „ der Wyfjes door Mannetjes 'van een andere 3y Soort ; welke ik dikwils waargenomen heb : „ 2, De verfchillende gedaante , alleenlyk af- hangende van den verfchillenden aart der 5, Groeyplaatfen. 3. De veranderlykheid der 55 Bladen 3 in grootte, figuur, gladheid en Kleur, 5, door de cultuur : 4. Onze eigen Waarneemin- 3, gen ten dien opzigte , elders te verhaalen." C e c r o h ii, Trompetboom. Zo wel het Mannetje als het Wyfje, van dit Gellagt, heeft eene afvallende Bloemfchee- de (Spatha). In de Mannetjes bevat dezelve Katten , die uit Tolachtige byna vierhoekige Schubben belhan: in de Wyfjes zynhetVrugt- beginzels [die deeze Katten famenftellen , heb- bende ieder een Styl en eenen als gefcheurden Stempel , en Zaadhuisjes wordende met éénc Holligheid. De (*) Flora C&rrMica, Vienn. 17*0. 41 x« D i o i k i k* 477 De eeniglte Soort (i), by Plukenetius II* voorkomende onder den naam van Surinaamfchs Ap££f ^ Vygen Boom, met gefnipperde Bladen, die vanHooFD* boven zeer ruuw , van onderen met eene digteSTÜK# Wolligheid bezet zyn , is al van ouds bekend, cecl'opu Men vindt 'er 5 onder den naam van AmbaybaP'^*^ der Brafiliaanen , een omftandige befchryvingbiadige. van byPiscen Marcgraaf. Sloane heeft hem afgebeeld , onder den. naam van de Taruma van Oviedüs door Nieremberg belchreeven, met eene zeldzaame Hiftorie, be- treffende de uitholling van den Stam, die, ge- lyk de Vliertakken , flegts met een voos Merg gevuld was , of grootendeels hol ; weshalve Browne deezen Boom Coilotapalus tytelt. De Heer J acqu i n denzelven op nieuws in de Westindiën waarneemende , fpreekt 'er, onder den naam van Cecropia , aldus van (*). „ Deeze Boom , door zyne zonderlinge Ge* „ ftalte van verre genoegzaam kenbaar, groeit 3!> op de meeften der Karibifche Eilanden , en het nabuurige -Vatte Land van Amerika, voor- paamelyk in de Berg - Bosfchen , tot de hoog- 33 te (i) Cecropia. Syst. Nat. XII. Gen. 1099. pag. 647. Veg, XIII. p. 735. IOEFL. Uin. 2jz: 350. Amoen. Acad. V. p» 410, Coilotapalus Ramis excavatis , Foliis amplis peltatts lo- batis. Brown. Jam. li*. Ficus Surinamenfïs &c. Pluk. AIhk 246. T. 243. f. %. Yaruma Oviedi. SLOAN. Jam. 45. Hifi. ï, p. 137- Té 88. f. 2. & T. 89. NiEREMB. Nat. 330. Ambay- ba. MARCCR. Bras. 91. Pis. Bras. 147. Raj. Hifi. 1373. (*) jAcq. Obferv. Bot. Part. II. p. ii. T. 4S. f» 4. UiD££L« III* STVKi 4f8 ÏWEEHUIZIGË BoOME&i iU $, te van dertig of veertig Voeten, De Stam ^FxxEL* » en ^e Takken, die hy weinig heeft , zyn op Hoofd- „ verfchillende afftanden met Ringen gezoomd * stuk. ^ welke met dwarfd middelfchotten ftrooken* lMmmpet~ ^aar tus^hen zyii zy t'cenemaal hol , zonder „ eenig Merg ; weshalven de ftukken Van den 3, Stam, als men de middelfchotten weg doet» 5, niet kwaalyk naar Kanonnen of Mortieren en » de Takken naar Bazuinen gelyken* Hierom £ noemen hem de Franfchen Bols a Canons of Ge- „ fchutboom , de Engelfchen Trompetböom. Zei- 33 den , echter , is de Stam een Voet dik : doorgaans „ veel dunner : de Schors witachtig hebbende. ,3 De Bladen komen meest omtrent tiefr in ge- 5> tal, digt by elkander, aan de enden del- Tak- ken voort. Als hy 'er nieuwen krygt, gaan 3, de ouden weg. Ieder Blad is , voör zync „ uitbreiding , met een Kegelachtig gefpitst 33 Vlies dat aan de geheele zyde overlangs gaapt 33 en afvalt 3 bekleed. Zy zyn zeer groot 3 ge* 3, naveld 3 rondachtig 3 van boven ruuw , van 33 onderen met een gryze Wolligheid bezet ; 3, hoewel de middelrib niettemin , en de groote 33 Aderen 3 ook aldaar ruuwachtig blyven* Zy 33 hebben meer dan een Voet middellyn en zya 33 ten hal ven in zevenen gedeeld, met ovaal- en 33 Itompachtige, effenrandige Kwabben, demid- 33 delfte grootst, de zydelingfen allengs verkiei- 3, nende, de hoeken der infnydingen ftompé Zy 33 zitten öp Steclen van anderhalven Voet 3 die 3, rond 3 geftreept en ruuwachtig zyn. Het II. Deeju UIi Stuk» t> i o i k i Aé AIO , Waterige Sap, dat zy bevatten, wordt in de lh *» open Lugt zwart , en maakt leclyke Vlakken A*D**U % in 't Linnen. Van den Boom geplukt, droo-HoofM \ gen zy aanftonds uit, krullen om en wordenSTUK- Z broofch. De Vrugtmaaking van deezenBoom^^ ' is zeer moeielyk waar te neemen , om dat de ' Bloempjes zo kleiö zyn en zo digt in malkan- *' der zitten* Ik heb aan het onderzoek der- * zeiven Uuren befieed, en 'er myne Oogen, * door Vergrootglazen , dikwils mede vermoeid/' " De Heer Loefling fchynt daar in beter geflaagd te zyn; des ook onze Ridder de Ken- merken van deezen Boom, mooglyk nooit in de Kruidtuinen van Europagezien, van hem onc leend heeft. Dezelve heeft waargenomen , dat de Bladen daar van tot Spyze (trekken voor de Dieren , die men Luijaards noemt. De Veer- kragtige Gom, die men gemeenlyk Gom van Cayenne noemt , zou van deezen Boom komen , naar 't gene Linn^us, uit de befchryving van Condamine, heeft begreepen (*)* Deeze Gom of Harst , volgens de Landtaal öJf**££ Cahoutchou genaamd, laat zig tot Potten, Fles- Harst, fchen en andere Vaten vormen, die tegen 't Water beftand en niet breekbaar zyn* Aan de Rivier der Amazoonen is zulks] door gedagten Heer waargenomen. De Indiaanen van Mexi- ko hadden dergelyke Gom •Harst, waar van zy (*) Mantisf* alttra. p, wf* 4S0 TwEEfiülZlGE BooMEtf* Ilt zy Kaatsballen maakten 5 doch de Boóm , waai? AFxx.EL' van dezelve kwam , Chilli genaamd , volgens Hoofb- Heunamdez, kan deeze niet zyn. Volgens stuk. Plu^enetiüs zou dezelve tot het Geflagt tomT*" van Liquidambar fchynen te behooren (*). Ëxcoecaria. Verblindboom» Onder de Driemannigen der Tweehuizigö Plantgéwasfen is dit Geflagt , welks overige Kenmerken zyn , dat de Wyfjes drie Stylen hebben en eene driezaadige Vrugt. Zy draa- gen , zo wel als de Mannetjes , bloote Kat- ten, zonder Kelk of Bloemkrans, i* . De eenigfte Soort (1) is een Oostindifchè Agaiiocha. Boom, die by RüMPH iüs den naam vail Holt-1" Ëxcoecarict , dat is Verblindende Boom , voert ; Boom. wegens het fcherpe Melkachtige Sap3 daar in vervat , het welk in de Oogen fpattende eene Blindheid kan veroorzaaken. De bynaam is daar van ontleend 5 dat dezelve een Soort van Hout uitlevert , 't Welk zeer naby komt aan het regte Agallochum of Agel - Hout ,en, op zekere manier bereid zynde 3 dikwils daar voor verkogt wordt. De Maleitfche naam Caju Coeda of Ca- pal; de Makasferfche Sambuta, de Ambonfche- Mat- (*) Almag. Bot,' p. 250. Vergelyk bladz. 366 , bier. voor. (1) Exeoecaiia. Syst. Nat. XII. Gca. 1102. p. 650. Ver, XIII. p. 738. Aibor excoecans. Rumph. Amk II, p, 137, T, 79, 80. BUUjtf» Fhr, Ir.d, p, $n. 1, ziu D I O I K I A. 48l Malta Huri en anderen , zyn van die Eigen- jj# Hy groeit op de meeftc Stranden der Moluk- hoofd- kifche Eilanden 9 veelal met de Wortels bloot, stuk. hebbende een krommen, fchceven Stam > die^i-Hout- knoeftig is en gefcheurd , met veele Kuilen en Holletjes. De Takken hangen neder waards ; en draaijen zig aan de enden in veele bogten. Het Mannetje heeft dezelven niet onaanzienlyk* wegens de effene bruine Schors , waar mede zy bekleed zyn ; doch die van het Wyfje zyn graauwer en ruiger. De Bladen gelyken naar die der Peereboomen , zynde vier Duimen lang en twee Duimen breed , met een ftompe Punt, glad , dik en glinlterende 3 met fyne Adertje» overdwars , in het Wyfje zo glad of bly-groen niet 3 als in het Mannetje. Uit de Oxels der Bladen komen Katten als die der Hazelaaren , een Pink lang en een Stroohalm dik, groen-geel van Kleur , met kleine Mosachtige Bloempjes , van drie Meeldraadjes met geele Knopjes. Dee- ze vallen af en geeven geen Vrugt , even als in de Mannetjes - Wilgen (*). Het Wyfje heeft ook Katten, doch veel kleiner, zynde eigen tlyk Aairen van Vrugtbeginzels ; kleine groene Knop- jes , naamelyk , welken in Vrugten veranderen van grootte als Kappers , en veel naar die van (*) Zo dat deeze Soort onvrugtbaar is , gelyk de Trugl Perda Salix zege Rümphius. 't Blykt diiidelyk , dat d't een Drukfeil zy, en dat hy 'er Frugiperda Salix jn^Ie mee»t, fchappen afgeleid» Afdeel. xx. het Hh ILDeel, IH.Stuk» 48a Tweehüizige Boomen. II. het Wolfsmelk gelykende , hangende aan Tros- AFxxEL' -ies# ^e^er Vrugt heeft drie Hokjes en bevat Hoofd- drie gladde Zaaden, stuk. Deeze Boom mag wel , zo RümphiüS ^^"//ö^"aanmerkt \ de Schrik der Matroozen genoemd worden : want zo zy , uitgezonden om Brand- hout te kappen , in den Stam hakken by vergis* fing , of om zig een weg te baanen de Takken daar van komen te breeken , kan ligt het fcher- pe Sap, daar de Boom vol van is, Melkwit van kleur , hun in de Oogen fpatten , en dan maakt hetzelve een fchrikkelyke Ontfteeking met ge- weldige Pyn ; ja, indien men 'er geen hulp aan toebragt , zouden zy het Gezigt kunnen verlie- zen. Bovendien onthouden zig in de Kuilen daar zy ftaan , of in de hc^le Stam , kwaadaar- tige Slangen , Mieren en Wespen , of Muggen , die wel niet lteeken , maar by menigten in de Ooren en het Haair vliegen ; 't welk het naderen vap deezen Boom ook laftig maakt. Men kan ligt begrypen , hoe fchadelyk het inwendige ge- bruik van dat fcherpe Sap zyn zoude. Basterd- Op plaatfen van den Stam of dikke bloot leg- Hout. gende Wortelen s die zig vertoonen als of zy ui tge vree ten waren 5 tusfchen het Hart en de Schors , vindt men een harde, bruine, vette zelfftandigheid , die het Spint des Booms fchynt te zyn. In de Stammen komt het forntyds twee of drie Vingeren dik voor, doch aan de Wortelen niet veel dikker dan eene Mesrug. Van binnen is het doorgaans rosachtig, maar D i o i x i Aé 4S3 van buiten , inzonderheid daar het van de Zon H. befcheenen was , Pekzwart. Het is broofch aIsAF£xfL# Glas en zp vet5 dat het niet alleen, aan 't Vuur Hoofd- gehouden , veel Olie uitzweet , maar ook alsSTUR' een Kaars of Fakkel brandt, Verfbh gekapt^?'*'" heeft het een aangenaamen Geur van Benzöin ^ welken het , lang bewaard zynde , ook door 't branden uitgeeft. By andere Houten of welrie- kende Stoffen gevoegd , verfterkt het in 't bran- den derzelver Reuk. De Smaak is wat bitter , als die van Aloë- Hout, en het gelykt zodanig ïiaar het echte Agallochum , dat het, door de Chineezen toebereid zynde , voor Kalambak- Hout zelfs pasfeeren kan. Men vindt het al- leenlyk in oude, knoeüige, gefcheurde of holle Itoomen , en de gezegde Infekten, zo Mieren als Wespjes of Vliegen, daar op te lang aazen- de , zuigen 'er de meefte Vettigheid uit. Dat van de Mannetjes Boomen is bruiner en beter dan dat van de Wyfjes. Het Ternataanfche is uit den rosfen en graauwen gemengd , met zeer fyne Adertjes , en liefelyk van Reuk. Men vindt ook eene Soort , die uit rood en geel gemengd is , of geheel geel , als het bes- te Sandelhout , met ftreepen overlangs , en dit komt in de grootfte Stukken voor. De geele Soort ruikt liefiyk , als zy raauw is , doch in {$ branden wordt de andere beter gekeurd. Wy krygen, volgens fommigen, in Europa, Kalamtó geen ander Aloë --Hout of Agallochum , dan van^j0^ö öeezen Boom , wordende het Echte ? dat in -Jih 2 $r 4S4 TWREHÜIZIGE BOOMEK. ' Siarn en in China valt 5 als ook het befte , Ka« Apdeel. lambak genaamd uit Cochinchina, door de In- Hoofd- diaanen in zo veel waarde gehouden , dat zy voor stuk. het Once twee Oneen Zilver geeven (*> Dat Agd-HoutA% echter niet waar: in Europa zyn driederley B°om' Soorten van dergelyk Hout bekend 5 die meest in meer of minder Harstachtigheid en fterkte van Geur verfchillen. Sommigen willen , dat het' Kalambak- Hout zoude komen uit het binnenfte van den zelfden Boom , naby den Wortel. Het- zelve ftnelt l op 't Vuur gelegd zynde3 byna als Maftik, verlpreidende tevens een zeer Her- ken Geur. Het is van een veel Kruidiger en bitterer Smaak dan het gemeene Aloë- Hout, ïn Siarn Kisfina , ook in Japan groeijende, en aldaar Kaworiki, dat is de Welriekende Boom genaamd , waar van K aempfer een jong Boompje ontvangen hadt , uit het Gebergte 5 met Bladen als van den Perfikboom > zonder Bloem of Vrugt. De Chineezen verzekerden hem 3 dat deeze Boom in Siarn , Cochinchina en de aangrenzende Provincie van China 3 genaamd junan5 op byna ontoeganglyke Rotfen groeide. Zy zeiden 7 „ dat dezelve niet dan door den 35 Ouderdom zyn welriekende Geur verkreeg , „ plaats hebbende in hetHarftige Sap 3 'twelk* 33 als de Boom vergaat en verrot , zekere in- 3, wendige plekken van het Hout inneemt 5 33 wordende by de Kwasten fterker verdikt door » op- (*) Trillerus de Mtfa* 0#cfo, p, zt$% D I O I K I A. 485 „ ophooping. De brokken hier van , Kalam* H. ha of Kalambak genaamd , worden tegen Goud Af '* opgewoogen : het overige noemt men, met Hoofd- ei den eigen naam des Booms, Kisjina. En"TUK* „ deeze verfchillen , naar dat zy Harftiger ^^9Utt zwarter en zwaarder zyn , als tekenen van „ meer kragt of deugd , zeer veel in waarde. „ De eerften komen in Europa ; de anderen , „ wegens de ongemeene duurte , nooit [of zeer zeldzaam,] Het Werkvolk, dat om dit Hout te zoeken uitgezonden wordt, gaat op zeke- „ re tyden , wel gewapend en met Bylen voor- „ zien , in de Bosfchen , alwaar zy de Stammen van oude rottige, vermolmde of omgevallen „ Boomen , met veel moeite klooven , neemende „ 'er de Harffige brokken , welken zy 'er in „ aantreffen, uit, en het eerfte derzelven aan de Afgoden , die zy voor hunne befchermers „ houden , opofferende. De Chineezen beel* „ den in hunne Kruidboeken deezen Boom af, „ als een byfter dikken , mismaakten , half ver- „ rotten Stam , met een Takje daar aan , dat ,, Bladen heeft die veel naar Laurierbladen ge- 3, lyken , doch eenigermaate gevind fchynen te 9> zyn. Op dergelyke manier en met gevinde „ Bladen , maar met fleurig Loof, wordt door hun de Sandelboom getekend (*)". De agting van het Kalambak - Hout verhaak die (*) Amxn. exot. 904. Hh 3 II. DEEL» III. SrUK. 486 Tweehüizige Bgömew. 11. die Autheur in de Oofterfche Landen zo groot Afdeel, te Zyn 9 fat 70 wel aan de Vorftetyke Hoven 7 Hoofd- als by de Grooten van China en Japan , geen stuk. Gastmaal gehouden wordt > of men verkwist Agi-Hout- j q^Js aan het bewierooken der Vertrek- Mcom. ken met deszelfs Geur , uit pragt en ftaatie* Men brandt het door geheel Indie , daar men 't heeft 3 in de Tempels voorde Afgoden. Het is zeer Hartftcrkende , wanneer men 't inwen- dig, 't zy in Pöeijer of in Tinctuur , gebruikt; inzonderheid dd Olie , daar van gedeftilleerd. De Engelfchen hebben het, tegen de Jicht en 't Podagra , aangepreezen. Het Aloë - Hout komt in verfcheide Winkelmiddelen , volgend *t Voorfchrift der Arabieren» In plaats van 't zelve neemt men dikwils het gemelde Agallo- ehum of Agel-Hout, volgens den Portugeefchen naam Pao (TAguila of Lignum Aquil®, en an- ders ook wel Parades - Hout gety teld. Sommi- gen houden het Kalambak - Hout voor het Ap* palathum der Arabieren, waar van ik met ze- kerheid niet kan fpreeken. w[)d- In ^e Westindiën valt een Soort van Wild Agei. ^o;el- of Kalambak - Hout , dat ligter en minder Harstachtig is dan het Aloë - Hout der Apothee- ken; van Kleur uit den groenen bruin, zoet eii fterk van*Rcuk , bitter van Smaak. Men brengt het in groote Stukken over ; doch het wordt meest van de Schrynwerkers , Draaijers en der- gelyken , tot vcelerley fraaije Werkftukken 9 in* D I O I K I A. 4S7 inzonderheid om Roozekranfen te maaken, ge- H. bezigd. A^ Onder de Javaanfche Planten , die zig in de Hoofd- ryke Verzameling van den Heer J. Bur man ?tu* nus bevinden, komt een Soort voor, mct^^f^ langwerpige gefpitlte Bladen % hebbende een en- kolde bloote Aait van een Voet lang 3 den Kelk driebladig en drie Bloemblaadjes, die langwer- pig zyn , als ook drie Meeldraadjes , langer dan dezelven en geen Styl : weshalve , zo 'er een Wyfje by ware , dat daar mede overeenkwam , men dezelve voor een nieuwe Soort zou moeten houden , zo de Heer N. L. Burman n 0 s oordeelt. Dewyl echter de Kenmerken van dit Geflagt zyn , geen Kelk noch Bloemkrans te hebben, zo fchynt dit wat vreemd. Onder de Viermannigen van deeze Klasfis geene Boomen voorkomende , gaa ik tot de Vyfmannigen over. Fistacia. Piflache - Boom. De Mannetjes - Boomen , in dit Geflagt , heb- ben Katten , met vyfdeelige Kelken en vyf Meeldraadjes , zonder Bloemkrans: de Wyfjes- Boomen , die van dezelven wat verfchillen , een driedeeligen Kelk, zonder Bloemkrans, met drie Stylen, draagende een Bolfter - Vrugt met één Zaad- \: . Vyf Soorten komen in hetzelve voor 3 als volgt. Hh 4 (i) Pis- H DTÏU HU STUK. 488 Tweehüizige Boom e n. II. (i) Piftache - Boom met fomtyds drievoudige Afdilel. Bladen. XX. Hoofd» stuk. Decze Soort , op Sicilië groeijende , is aldaar pJLcia ^oor B o cco n E waargenomen en in zyn Werk trifoii?; omftandig befchrceven. Hy noemtze Manne- aanfche. tjes Pistache - Boom , met zwartachtige Bla- den y en by Tournefort ftaat dezelve onder den naam van Driebladige. Linnjeus merkt aan 5 dat de Bladen gevind , drievoudig en wederom enkeld voorkomen aan den zelfden Tak, De enkelde zyn grooter en rondachtig ovaal : van de drievoudigen de zydelingfe klein. ii. (2) Piftache -Boom met gevinde en drievou* mrtonm- dige Bladen, die rondachtig zyn. fis, ' fchcrb°n" ^en °Pzl"8t van ^e Bladen verfchilt deeze niet veel van de voorgaande. Satjva g e s merkt aan , dat zy dikwils vyf ronde Vinblaad- jes (1) Piftacia Foliis fubternatis. Syst. Nat. XII. Gen. nog. p. 651. Vt£. XIII. p/740. Hort. Clif. 456. ROYEN Lu%d+ bat. 78. Sauv. Meth. 219. Piftacium mas , Siculum , folio nigiicarite. Bocc. Mus. II. p. 139» T, 93. Terebinrhus, f. Pifhcia trifolia. TouRN. Inft. $%o% (e) Pïftacia Fohis pinnatis ternatisque fuborbiculatis. GRON. Cr. 313. GouAN. Monsp. 503. Piftacia Foliis faïpius quinatis &c. Sauv. Monsp. 219. Tereb. peregrina Frii&u majore &c. C. B. Pin. 400. Tour. N F. Ir ft. 579- Ter. Indica major Fmo ta rotundo. J. b. Hift. I. p. 277. fit Terebinthus major Pi« £iaci$ folio. Lob. Mv. 412, D I O I K I A. 489 jcs heeft. By fommige Authcurcn vindt men- II* ze genoemd Groote Terpen thynboom met Bla-AFxxfL* den en Vrugt als de Piftaches. De Arabieren Hoofd- noemenze, volgens R a ü w o l f, Botin enSTÜK# Albotin 9 groeijende deeze Soort niet alleen te Montpellier , maar ook in Armenië > Mefo- potamie en zelfs in Perfic. (3) Piftache-Boom met oneven gevinde Bla* nr. den , de Vinblaadjes ovaalachtig en om*v^-faCia gekruld. mdifche. Deeze is de echte en van ouds bekende Pi- Jlache - Boom , waar van mooglyk de anderen ilegts door verandering van Klimaat verbasterd zyn. Hy groeit oorfpronglyk in Indie, Perfie, Arabie en Syrië. Het moet de Indifche Ter- benthynboom van Theophrastüs zyn. Uit Syrië is hy in Italië overgebragt , door L. VitelliuSj naderhand Keizer der Romeinen geworden , toen die Afgezant was in dat Win- gewest: zo Plinius fchryft. Men vindt 'er g?heele Bosfchen van tusfehen Damascus en Aleppo-, volgens R au wolf, die verhaalt, dat het Boomen zyn 5 dik van Stam met eene Afch- (3) Pi/lacia Foliis Impari - pïnnatls, Foh'oiïs fubovatïs re* curvis. Mat. Med, 454. Gron. Or. 312. Piftacia peregtina Fru&u racemofo &c. C. B. Pin. 401. Plftacia. J. B. Hifl9 I. p. 275. Tercbinthus Indica Theophrafli jPifhcia Bioscoridis. LOB. Adv. 413. TOUBNF. Inft. 580. Hh 5 II, Deel, III, Stuk, 4pO TWEEHUJZICÈ B O OMEN. II. Afcbgraauwe Schors en uitgebreide Takken, '**xr waar aan ^raaije ronc'e Blaadjes (taan, gelyk hy Hoofd- dezelven in Afbeelding brengt* Men behoeft Stuk dan niet te twyfelen of het wordt een taamelyk Iom.che' groote Boom 3 é^yfe veele dien ook, in de«Tui- nen van Italië en zelfs van Vrankryk enDuitfch- land, gezien hebben. Het Mannetje is van helt Wyfje onderfcheiden , doordien het de Bladen kleiner , eenigerm'aate langwerpig en ftornp heeft, dikwils in drie uit den groenen zwartach- tige Blaadjes- verdeeld; terwyl in het Wyfje de Bladen grootcr , vaster , ronder en gemeenlyk vyf- Vinnig zyn, volgens Boe cone, die ten opzigt van de Bevrugting der Siciliaanfchen iets aanmerkelyks verhaalt, hetwelk ik op dezelven in 't algemeen zal toepasfen, Beviug- 3, De Boeren plukken de Katten van dc fcag. ^ Mannetjes Piftache - Boomen , wanneer dezel- „ ven aan 't open gaan toe zyn , af, en zetten- „ ze in etn Pot met natte Aarde \ dien zy han- „ gen aan een Tak van den Wyf jes Piftache» „ Boom, laatende dezelven daar blyven tot dat „ zy verdorren , op dat het bevrugtend Meel zig door den Wind over den geheelen Boom „ verfpreide. Anderen vergaderen de Manne- 3, tjes Bloemefi en bewaaren die droog in een 35 Zakje, fpreidende zelf, wanneer het Wyfje haare Bloemen opent, het Stuifmeel over den 3, Boom. Men moet de Mannetjes Bloemen 5, afplukken , voor dat zy opengaan, om dat zy „ anders haar bevrugtend Stof verliezen zouden ? „ en, D I O I K I A* 49* ^ en, indien decze Bevrugting niet: gefchieddc, 81Ï; ft zouden de Boomen misdraagen ; maar , wan- Av^EL' b neer de Mannetjes- en Wyfjes Boomen digt[j0oFD- 3, by elkander ftaan , zo laat men dit Werk aansTUK. 3, de Natuur over" (*> De Vrugtj welke deeze Boomen uitleveren, De is van zeer groot gebruik in de Oofterfche Lan-Pi!bchc' den. Men noemtze Pijlache-Nooten of Pifiasjes , en die benaaming, byna in alle Taaien van Euro- pa doorgedrongen , is overeenkomftig met het Griekich woord Piflakim , dat van het Arabifch of Barbaryfch woord Fijlici of Fijtuk afgeleid zal zyn. Men noemtze dus ook wel in 't Neer- duitfch Fistichen* maar gemeenlyk^even als in 't Franfch > Piftaches , hoewel fömmigen 'er ook den naam aan geeven van Pimpernooten* De geftalte is byna als die der Hazelnooten y doch zy zyn wat langer en hoekig , aan de eene zyde ronder, aan de andere zyde platter, gefpitst en geribd. Haar Dop is dubbeld , de buitenfte Vliezig dun en broofch , eerst groen dan ros i de binnenfte dikker , Houtig en taay y glad , wit > in de holligheid een bleekgroene Pit be- vattende , die vet is , van een Olieachtige, wat bittere , doch niet onaangenaams Smaak % met een rood Huidje bekleed. De (*) Zo ziet men , dat aldaar in ons Wereldsdeel nagenoeg het zelfde plaats heeft, als in Arabie en Perfïe met de Dadel- boomen. Vergelyk het II. DEÊU I, Stuk, van deeze Nat. ïüftorky bladz. 364. IX. Deel. Stuff* TwEEHUIZ I GE BOOMEN. !!• De Piftaches worden ligt rans en de zodani- AFx|FÏ 8en moct men verwerpen. In Perfie vallen Hoofd- kleinere , die veel lekkerder zyn dan de ge- stuk. woone. In 't algemeen geeft deeze Vrugt een ZlmThe' Soec* Voedzel, wordende ia \ Ooften raauw op- gezet onder de Nageregten. Ook bakt men 'er in Italië Banket en Taarten van , even als van Amandelen. Men teltze onder de Verfterkende Geneesmiddelen , die de veelheid van Chyl , Melk en Zaaclvogten vermeerderen. Zy dienen in Borstkwaalen als ook tegen 't Graveel, door de fcherpheid der Vogten te verzagten. Melk- dranken worden 'er, 't zy op zig zelf, of met Pynappel - Pitten en Amandelen, ten dien ein- de , van gemaakt , en zy komen in verfcheide Samenftelzels der Apotheeken. iv. (4) Piftache - Boom met oneven gevinde Bla- TneH^a &m > & Finblaadjes Lancetswys' ovaal. thus. thyn^bCn" Hier wordt de gewoone Terbenthynboora Boom. bedoeld, die in de Zuidelyke deelen van Euro- pa, in Barbarie en in Indie , natuurlyk groeit. De Latynfche naam is byna zuiver Griekfch , en in andere Taaien van Europa overgenomen. Dus noc- ' f4) Piftacïa Foliis imparï - pinnatis, Foliolis ovato - lanceo- latis. Hort. Cliffi. 45*. Med- 452- Hort. Ups. 296. RóYEN Lugibat. 78. SAUV. Monsp. 719. GOUAN. Monsp. 503. Gbon. Oriënt. 311. Terebinthus vulgaris. C. B. Pin* 400. TOUDNF. Inft. 579. Terebinthus. CLUS. ƒƒ*/?. £ p. iy. DOD, Pempt. 871. D0D« Kruidb. p. 135?* D i o i k i A. 493 noemen hem de Franfchcn Tercbinte, de Duit- H* fchers Terpentin, de Engelfchen Turpetine-Tree.A™™U Het is een altyd groene Boom , van grootte Hoofd-* als een Peereboom , met eene dikke, bar(tige,STÜK- Aichgraauwe Schors , en uitgebreide Takken ub^BoZ, waar aan overhoeks gevinde Bladen groei jen , die liyf zyn , van eene langwerpig ovaale figuur. In yt begin van Mey komen aan *t end der Tak- jes Trosfen voort van Pluisachtige Bloemen , paarfch van Kleur doch alleen tot bevrugting dienende van de Wyfjes - Bloemen , die zig op andere Stammen vertoonen, en de Vrugten ook Troswyze voortbrengen. Zy zyn rond- achtig , byna een Kwartier Duims lang, en bevatten in een Vleezige, paarfch- of geelach- tige Schaal , die zuurachtig en famen trekkende is , en dikwils ledig , een Mergachtige Pit (*). Deeze Boom is inzonderheid vermaard, om Terben- dat hy de beste Soort van dien natuurlyken Bal-£y?v*£ fem, welke van hem den naam draagt, uitle-cyprus. vert. Ik heb reeds van de Veneetfche Ter- benthyn , welke van de Lorkenboomen komt; van die der Dennen of Straatsburgfche , en van de gemeene of der Pynboomen, gefproken. Dee- ze oirfprongelyke en echte, welke uit den Ter- ben- (*) Dit volgens Tournkfort : Clïjsïus , welken anderen ge- volgd hebben, zegr, dat de Vrugten ryp wordende uit den hlaauvjen. groen zyn , van grootte als Genever - Besfèn. De rypheid of opdrooging maakt moogïyk alleen dit ver* fclül. H. Deel» Hit Stuk; Tweêhui£1€E Booten. lïi benthynbootn zelf vloeit i overtreft alle de ge* Afdeel. melden in helderheid 5 zynde fomtyds geheel xx Hoofd- doorfchynende , doch ook wel wit-, geel- of stuk» blaauwachtig van Kleur, Ook is zy geuriger 5 , Tfri^" maar valt niet altoos dun , ja fomtyds zo Harst- iky.-Boom. J # achtig3 dat zy onder t wryven tusfchen de Vin- geren kruimelt. Gemeenlyk heeft zy de dikte van Honig. De Eigenfchappen zyn veel met die der andere Soorten overeenkomftig. Aan deeze Terbenthyn wordt in 't Franfch doorgaans de naam van Terebintine de Chio, m in 't Latyn die van Terebinthina Om of Cypria , dat is Terbenthyn van Chio of Cyprus 3 om dat de beste van die Eilanden kwam , gegeven. Op Chio of Scio in de Archipel 9 daar de vermaar- de Tournrfort de Terbent h y n boom en , van zelf, rondom de Wyngaardcn en aan de Wegen groeijende vondt3 wordt zy vergaderd, door in de dikke Boomen met een Byl over- dwars te kappen , x welk in de Zomer ge- fchiedto De Terbenthyn , die uit de Wonde vloeit 9 druipt op platte Steenen 5 welken het Landvolk daar onder legt 3 en dan vergaderen zy dezelve mer Stokjes in Flesfchen. Geheel Chio levert daar van niet meer dan ongevaar duizend Ponden uit 9 in één Saizoen. r>e Hoorn- Geene Autheuren ? byna 9 hebben van den Bhas^es. Terbenthynboom gefproken , zonder gewag te maaken van zekere Hoorntjes of Blaasjes , wel- ken hy aan de Bladen en Takjes uitgeeft. De Kleur van die der Bladen is bleek of paarfch- D i o i k i a. 495 aehtïg , en deeze gelykcn wel naar de Blaasjes II. der Olmen : maar fömtyds fpruiten aan de en-AF^;rL* den der Takken langwerpige Kraakbeenige Hoofd- Schecdjcs, van vier, vyf, zes Duimen of lan-STUIC- ger , in verfchillende geltalte , die roodachtigr^.^^;# en hol zyn. Deeze , zo wel als de Blaasjes , worden , wanneer menze opent , bevonden ze- kere taaije Stoffe te bevatten , gemengd met kleine gewiekte Diertjes en Vuiligheden. Het zyn niets anders, zo Ray met reden oordeelt, dan zekere Galletjes door het fteeken van Wes- pjes veroirznakt ; hoedanigen men aan veelerley Boomen vindt. Immers 't is zeker, dat deeze Blaasjes niet, gelyk aan den Stam der Denne- boomen *, de Vergaarplaatfen zyn van het Bal- * zie famieke Harstachtige Vogt. .black. 4ifc- De vermaarde Kaempfer maakt gewag wic.c van eene Terbenthyn in Perfie vallende, welke Harsu veel in gebruik is by de Oofterfche Volken. Zy fchynt vergaderd te worden van den echten Tcr- benthynboom , dien hy Wilden Piftache - Boom noemt, veel groeijende in de Steenachtige woe- de Berg - Valeijen van dat uitgeftrekte Ryk. Het Haritige Vogt , dat overvloedig uit de Scheuren van oude of uit de Wonden van gekwetfte Boo» men zypelt , verzamelen de Ingezetenen , en , hetzelve een weinig gekookt hebbende , gieten zy het op een Steen, als wanneer het een Wits- te Harst gelykt. Hier van maaken de Vrouwt- jes, aan deeze zyde van den Indus- Stroom * fteeds gebruik , door ze te kaauwen of in de. Mond II» DfiEX.» III» STUK» 496 TWEEHUIZIGE BOOMEN. II. te wentelen ; even als wy dit de Rusfen zelfs AF xxEL# in Siberie h*ben zien doen met de Gom-Harst Hoofd- der Lorken boomen*. De Tanden, zeggen zy, stuk. worden 'er wit en vast door : het verwekt Ap- tt™tTmP^l> en een Iieflyken Ademgeur. Men vind.6 *Bladz.deeze witte Harst 3 alom, in de Winkels van 400. Drogeryën en Reukwerken, daar te lande, on- der den Turkfchen naam Sakkis en den Perfi- aanfchen Konderuun te koop. v. (5) Piftache-Boom met afgebroken gevinde Le^hctT Bladen , de Blaadjes Lancetvormig. Maftik- boom. Deeze maakt den Mastikboom uit, die, altoos op zig zelf befchreeven , thans ondergefchikt wordt aan de Terbenthynboomen. Hy voert den Latynfchen mam Lentiscus 9 welke overgeno- men is door de Italiaanen en Franfchen ; doch de Spanjaarden noemen hem Mata ; de Portu- geezen Arveira; de Duitfchers en Engelfchen, gelyk wy , Majtikboom. De Griekfche naam is Schinos , welken onze Ridder, in 't vervolg, voor een Gcflagtnaam van den Peruviaanfchen Maftikboom gebruikt heeft. In onderfcheiding van denzelven noemt men hem Lentiscus vul* garis. De natuurlyke Groeyplaats is in de Zui- delyke deelen van Europa, aan de Middel- land- (5) Pifiacia Foliïs abrupte pinnatis , Foliolis lanceolatis. Hort. Cliffl Ups. &c. &c. Lentiscus vulgaris. C. B. Pin. 39*. Tournf. Inft. 580. Lentiscus. Clus. Hifi. h p. 14, DOD, Pwpt. %tu DOD. Krmdb, p. 13S1. D x o i k i a. 497 Jandfche Zee, als ook op fommigc Eilanden en Iï. in Paleftina. ' Af^el- Deeze Boom is doorgaans Hcefterachtig, met Hoofd- veele Twygen uit cenen zelfden Wortel op-SÏUK# fchietende , die taay en buigzaam als het Rys Bo^flli* van Bindwilgen zyn; maar, niet afgefhecden wordende en aan zig zelf gelaten, groeit hy tot een Boom van middelmaatige hoogte en blyft ook altoos groen. De Bladen gelyken naar die van Zoethout , zegt Clüsius, doch zyn fty- ver en donker groen 3 Vinswyze ter wederzyde van een Steel geplaatst , zonder oneffen Blad aan 't end : 't welk deezen Boom van alle ande* ren van dit Geflagt onderfcheidt. De Reuk is aangenaam; de Smaak zuurachtig en famen trek- kende, Dergeiyke Blaasjes , met Muggetjes of Wespjes gevuld , als in de Terbenthynboomen , komen 'er dikwils aan. De Mannelyke Bloemen komen niet zo Trosachtig aan 't end der Tak- ken 3 maar by Aairtjes of Katjes in de Oxels der Bladen voort , zynde Vlokkig en paarfch- achtig van Kleur. De Vrugten 9 van grootte als Cicers, zyn Besfen, ook Olieachtig, met eene witte Pit. In 'c eerst zyn deeze Besfen groen , dan worden zy roodachtig paarfch, en ryp zyn- de geheel zwart* Een aanmerkelyke byzonderheid 3 de Vrugt* maaking betreffende 9 heeft voor eenige jaaren de Gewoone Maftikboom in de Tuin der Ge- neeskundigen te Helmftad uitgeleverd. Ver- h fchei- II#Deel»II]*$tvk« / 4$>S TWEEHÜIZICE B DOMEN* II. fcheide Jaaren hadt hy niet dan een overvloed Afdeel. van Mannelyke Bloemen voortgebragt : maar «, Hoofd- na 't jaar 1758, byna jaarlyks ook Tweeflagci- stüic. ge Bloemen en volmaakte wel aanrypende Bes- ha*fti*r fen' Als de Mannelyke Bloemen 3 naame- 5, lyk 5 verdord waren , openbaarde zig een me- 3, nigte van nieuwe Bloemtrosfen 5 wier Bloe- 3, men met hóogroode, glanzige en veel meer 5, gezwollene Meelknopjes 3 dan de voorgaan- 3, den 3 voorzien en volftrekt van beider Kunne 3, waren. Haar eigen Kelk , die groen en zeer 33 klein was 3 in vy ven verdeeld > bevatte , zon- 5, der Bloemblaadjes , vyf of zes groene zeer 33 korte Draadjes , kleiner dan de Meelknopjes. f3 In 't midden der Draadjes 3 of op den bo- 33 dem van den Kelk 3 bevondt zig een groen 3, Eyvorrnig Vrugtbeginzel , waar uit drie groe«- 33 ne omgeboogene Stylen voortkwamen > met 33 even zo veel Stekelige roodachtige Stempels. 33 De Bloemen verdwynende kwam hier en daar .3 een volmaakte Bezie te voorfchyn 3 die groen* 33 rood en glanzig was ; als de Boom in 't Win- 33 terhuis was overgebragt 3 in de Winter 3 einde- 3, lyk tot haare rypheid komende. In een fmal- 33 bladige Lentiscus 9 met kleiner en bleeker ,3 Bladen 3 die te vooren ook niet dan Manne- 33 lyke Bloemen gegeven hadt , waren eenige 33 Jaaren herwaards ook Mannelyke en Vrouwe- 33 lyke ondereen 3 of Tweeflagtige 3 gelyk de zo 5> even gemelden 3 verfcheenen 3 na welken aan D 1 o i k i ju 495 » dit Booinpje zig > in het Winterhuis , cok II. 1, ettelyke zodanige Besfen vertoonden (*)." Afdeel: Het Hout is > zo wel als dat van den Ter-HooFD- benthynboom, hard en duurzaam; maar de Ma-STUK* flik is eigenlyk het gene , waarom deze Boomen De-Ma$. gehouden en zorgvuldig gehavend worden, Som-tik- migen willen 5 dat zy die Stofte ook in Provence üitzweeten zouden ; doch het gedagte Eiland Chio of Scio , in de Archipel 3 is de Verzamel- plaats van deeze Drogerye , en van daar komt de meefte i die men in Europa gebruikt» De Groote Heer eigent zig , als eene Jaarlykfe Schatting , van de Ingezetenen des Ëilandstwee- honderdtagtig Kasfen Maftik toe , welke te fa- men by de honderdduizend Ponden weegen (f )# Dit maakt > dat men 'er de Maftikboomen niet minder zorgvuldig oppast , dan in Vrankryk den Wynftok 5 zo Bellonius aanmerkt. De Inzameling gefchiedt door in de Herfst Infny- dingen te maakeii in de Stammen der Boomen , waar na het Harftige Sap daar uit zypelt, en tot kleine Klontjes ftolt , gelyk de Martik is * die wy bekomen. Mert maakt 'er , gelyk be- kend is 5 Hoofdpleifters van 9 en voor 't overi- ge komt zy in veele zo uit- als inwendige Win- mkl* (*) FABH. Hort. Helmfiaïl. 1763. p. 43 r, 434. (t) Volgens de vertaalde Reizen van Tourneforï zou <ïe ïnhoad dier Kasfen wel drie of viermaal zo veel zyn .* doch my dunkt , dat een Kas van vier of vyfho*;der;I Pond al eea taamelyke zwaarte heeft. ii % II. Deel» III, Stuk» ,5 TwEEHütZIGE BoOMEN. II. kelmiddelen , inzonderheid in Zalven en Litu- AFxxEL' menten. Op zig zelf kan zy ook dienen tot Hoofd- verwerking van de Ingewanden en verzagting ven ST^" 'h fcherPheden der Vogten. De Turken maaken Be(J?Txy$$ gebruik van Mastik te kaauwen tot een frisfehen Adem en verwerking van het Tand- vleefch. De Vrouwen in ?t Serrail hebben ge- duurig Greintjes Maftik in de Mond. Tot Reukwerken wordt deeze Droogery ook wel gebezigd. De Maftikboom heeft in zyn geheel ecne famen trekkende hoedanigheid, welke zig meest openbaart in het Hout , dat derhalve ook als een Geneesmiddel , ja als onwaardeerlyk , aan- gepreezen is 3 tegen de Jicht, den Steen en by- na alle Ongemakken , die uit een zwakke Maag of fcherpheid der Vogten ontftaan (*). De Tandeftookers van Maftikboom- Takjes, zouden tot verlterking van het Tandvleefch dienen. De Olie uit de Vrugten geperst is zekerlyk goed in uitzakkingen van het Fondament. Z a N t h o x y l u M. Tandpyn - Boom. Het Mannetje , in dit Geflagt, heeft geen Bloemkrans , maar een Kelk die in vyven ver- deeld is , zo wel als het Wyf je : maar dit heeft vyf Stampers in haar Kelk en de Vrugt beftaat uit vyf eenzaadige Huisjes. Twee (*) Eph, mu C*r, Dec. III, Aan, ? & D I O I K I A. Joi Twee Soorten komen 'er in voor5 waar van de eeffte Boom-, de andere Heefterachtig is3HooPD-* als xx. STUK. Ci) Tandpynboom met gevinde Bladen. h Zanthoxy- De Gcflagtnaam , welke Geel - Hout bete-^r^ kent , zal van de Kleur des Houts af komftig Hercules- zyn ; dewyl hem die van Barbados de Groote geele Hercules - Boom noemen , volgens Plu- KENiiïii's. LiNNüiüs hadt dat woord te vooren als een bynaam gebruikt , voor den S tok- vifchhout-Boom, die dus ook genoemd was (*). Ik vind echter niets , dat tot verklaaring vap het een of andere Itrekt by Caïesby, die zegt, dat men in Westindïe hem den Tand- pynboom tytelt , om dat de Inwooners 'er daar tegen gebruik van maaken* Of zy daar toe de Doorens neemen , die aan de Takken groei* jen , dan iets anders 5 zegt hy niet. De Bla» den waren van Geur als Oranje - Bladen . en , zo wel als de Zaaden en Schors , Kruiderig , heet en famen trekkende* Het (1) Zanthoxylum Foüis pinnatis. Syst. Nat. Xll. Gen. 1109. p. 6$z. Veg. XIII. p. 74 1. Zanthoxylum. Hort. CUjj. 487. BliOWN. Jam. 189. Amcen. Acad. III. p, iö. Zantoxy- Jum ipi.no fum Lentisci longioribus foliis &c. CATESB. Car. L p. 26. T. 25. Fagara Fraxini folio. DUHAM. Arbr. I. p. 229. T. 97- (*) Morus Zanthoxylum. Syst. Nat. X. p. 1266. Zie SAC- quin Amer. Ht$. p. 247. Hy is hier voor, bladz, 288, be- fchreevcn. U'S 11 «Peel» III* Stuk* 502 TWEEHUIZIGE BOOMEN, II, Het is volgens dien Autheur een Boom Afdeel» we]ke zelden meer dan zestien Voeten hoog Hoofd- wordt , den Stam een Voet dik hebbende, en stuk* 0p eene zonderlinge wyze bezet met dikke pun» Hercuh- t- e pooj-ne!^ £)e Bladen , anders wel wat naar die der Olmen gelykende, maar fcheef, ftaan by paaren aan zekere Steelen, met een oneffen Blad aan 't end. De Bloemen komen Troswyze voort, en bèftaan uit vyf Blaadjes, hebbende ook vyf Meeldraadjes met roode Knopjes , en op ieder Bloem volgt een rond groen Zaadhuisje met vier glanzige zwarte Zaadkorrels. Dit verfchilt niet minder van de opgegevene Kenmerken , dan de Waarneeming van den Heer Clayton, die in deeze Soort den Kelk in vyven gedeeld, zeer klein en gekleurd, vyf ovaale Bloemblaadjes en vyf Meeldraadjes van de zelfde langte : twee ronde famcnkleeven- de Vrugtbeginzels , met zeer kleine Styltjes en fpitfe Stempels, vondt. Browne, integen- deel, heeft 'er een vyftandige Kelk, een Bloem- krans in vyven gedeeld , met Schulpswyze pun* ten; vyf Meeldraadjes, geen Stylen , vyf Stem- pels en een Vrugt van vyf Beflën aan waarge* nomen ; zo Linn^eüs meldt : maar zoude die *zieonsö°fc de Boomachtïge Aralia * die van de En- ii. sxuK,gelfchen, zo wel als deeze, Toot - Ash -Tree of hl^'zl2'Prickky Ash, dat is Gedoomde Esfcheboom, genoemd werdt, kunnen zyn. Men geeft aan den tegenwoordigen , die Bladen als van den Ma- D I O I K I A, 503 Maftikboom , doch langer, en Zaadhuisjes, als H; die van 't Paapen-Mutfen Hout heeft, vol- AFxxEL* gens Clayton, ook wel den naam van the Hoofd* Pellitory. STÜK* (2) Zanthoxylum met drie Bladen op &KzJfc x Sted. lum trifo- li at urn. Driebladi* Dit Gewas is door den Heer Osbeck ing^ China waargenomen. Het was een Heefier , die onder 't Grondftuk en aan de punt van ie- der Bladfteeltje een krommen Doorn hadt. De Bladen waren cnkeld , drievoudig , aan de Bloe- men drie , uit ftomp ovaale Blaadjes famenge- lleld. De Bloemfteeltjes droegen een enkeld half Klootrond Zonnefchermpje. De Bloemen hadden drie Stylen of Stampers, geen vyf , ge- lyk tot de Kenmerken behoort, en van de Twee- huizigheid wordt ook niet gefproken* Astronium. Sterreboom. De Mannetjes zo wel als de Wyfjes, ia dit Geflagt, hebbende Bloem en Kelk, beiden, vyfbladig : de eerften vyf Meeldraadjes, in de Bloem , de laatflen drie Stylen , en brengen voort een enkel Zaad» De (z) Zanthxylam Foliis temat's. Syst. Nat, XII. Veg. mii. Ii 4 II. Deel. Ut Stuk* 504 Tweehuizige Bóomen. II« De eenigfte Soort Ci) is door den Heer AFxxEL* J a c q ü i n in de Bosfchen by Karthagena in Hoofd* de Westindiën waargenomen , bloeijende in stuk* yiCy en jliny ^ en jn ju]y Vrugtdraagende. Het sttrlntum™ een regtopltaande Boom, van twaalf tot der- zraveoiem.üw Voeten hoog , geheel vol van een Lvmerig, Stinkende- ° . , . . ° i ° I erbenthynachtig Sap , van een onaangenaame walgelyke Reuk , helder , doch in het Zaad Melkwit, Na het afvallen der Vrugten in hec Wyfje en der Bloemen in het Mannetje, geefc dezelve nieuwe Takken uit, welke verfierd zyn met Vinbladen van drie paaren en een oneffen Blad , die langwerpig ovaal zyn , gefpitst , ef- fenrandig of gekarteld , glad , geaderd , drie Duimen lang. Aan de enden der Takken ko- men 5 hier en daar , in de Mannetjes - Boo- men, losfe Pluimen of Aairen voort, van klei- ne Bloempjes , die rood zyn , met Kelk en Blaadjes als gezegd is , hebbende vyf Meel- draadjes , met langwerpige opleggende Knopjes en vyf kleine rondachti'ge Honigkliertjcs in 't midden van de Bloem. Het Vrugtbeginzel der Bloemen in de Wyfjes - Boomen , wordt een enkeld Ey vormig Melkgeevend Zaad , dat eerst bellooten was in de Bladen van de Kelk , doch welke zig door de rypwording openen tot een Ster van drie Kwartier Duims midclellyn , waar van de Boom den naam heeft. De Blocmplui- men fi) Aftronlum. Syst. Nat. XII. Gen. mi. pag. 6sz. Ver9 XIII. p. 74i. Jac(v Amcr% Hifi, p. z6u T* I8i. f. 96* D ï O I K I A. 505 men zvn in het Mannetje een half Voet, In het H. Afdekt Wyfje anderhalf Voet lang, en zwartachtig van xx# • Kleur. HOOFD- STUK» C a n a R 1 u m. Kanarie - Boom, In dit Geflagt hebben de Mannetjes zo wel als de Wyfjes-Boomen een tweebladige Kelk cn een driebladige Bloem : de eerften met vyf Meeldraadjes , de laatften met een ongefteelden Stempel en de Vrugt is eene driekantige Steen, in een Bolfter begreepen , en van binnen een eetbaare Kern bevattende. Hier van maakt de eenigfte Soort (1) de in Lë Oostindie , wegens de zo bekende Vrugt, denw»»»»*r naam van Gemeene voerende , Kanarie - Boom Gemeene* uit. Rümphius merkt aan , dat hy mede een is van de Boomen, waar van de Inlanders in Oostindie hunnen dagelykfen Kost hebben, gelyk van de Kokosnooten, Sagoe- en derge- lyke Boomen, in hetEerfte Stuk van dit Twee- de Deel befchreeven* En , hoewel deeze geens- zins tot de Palmboomen behoort, zo krygt hy doch een aanzienlyke hoogte. Hy heeft een regten Stam , met eene witachtige Schors en uitgebreide Takken , gelyk een Eikeboom , doch aan .welken veel kromme geknobbelde Takjes flaan, (1) Canarium. Syit. Nat. XII. Gen. 128 1. p. 6$z. Veg* XIII. p. 74-x. Rümph. Amb. II. p, 145. T. 47. 506 TWEEHIIIZKJE BOOMEN, II. ftaan , en deeze geeven de Bladen of liever A^EEL#Bladileelen der Vinbladen uit. Aandenoirfprong Hoofd- deezer Bladfteelen zyn dubbelde Stoppeltjes of stuk* , driekantige Blaadjes, aan de kanten diep Zaags- Écow*r'e* wyze getand, welke als twee Lippen den oir- fprong van deeze Bladfteelen omvatten , en dit is een byzonder Kenmerk der Kanarie - Boomen. Aan ieder zulken Bladfteel ftaan drie , vier of vyf paar Bladen , gemeenlyk een Span lang en ruim een Hand breed , met een oneffen Blad aan % end. De figuur deezer Bladen is ovaalachtig met een Punt. Aan oude Boomen zyn zy wat kleiner, met geele Aderen, en de middelde Rib loopt alsdan niet regt door het Blad. De Kleur is zwartachtig of donker groen , en zy geeven , in de Handen gewreeven zynde, een Harstach- tigen Reuk. De Boom maakt een hooge digte Kroon , die zig van verre zwart vertoont. Men vindt 'er Mannetje en W yfje van , waar van het eerfle grooter en meer uitgefpreide Bioemtrosfen aan 't end der Takken heeft, dan het Wyfje. In 't eerst beflaan dezelven uit groene Knopjes , tusfehen twee Blaadjes 3 als in een Kelk , vervat , en deeze openen zig met drie Blaadjes , welke uit den rand voort- komen van een Kroesachtig Honigbakje. Hier in heeft het Mannetje vyf Meeldraadjes , het Wyfje het Vrugtbeginzel met een Stempel ge- kroond* De Bloemen zyn van een flappen , doch niet onaangenaamen Reuk. De Vrugten fitten ook by Tïosfcn 5 twee of drie aan één {teel- D I O I K I A. 507 Steeltje, Zy gelyken, wanneer zy ryp wor- den. veel naar lange blaauwe Pruimen , dewylAF£|E> haar Bolfter , die omtrent een Stroobreed dik Hoofd- is, alsdan uit den blaauwen zwartachtig wordt. STUK* Daar binnen is vervat een driekantige Steen, jj^^ die de Pit bevat, welke van zo veel gebruik is in Oostindie, ten minfte , als in Europa de Ockernooten of Karltengen. Naar de figuur en grootte van deeze Steenen of Nooten, onderfcheidt men vierderley Soor- ten van Tamme Kanarie - Boemen. Daar zyn % naamelyk , groote en kleine , en van die beiden lange en ronde Kanaries. Van de groote lange zyn de Vrugten of Pruimen fehaars drie Vingerbreedten lang en een Duim dik. De groote ronde zyn byna rond: de kleine lange kan men best by Amandelen , en de kleine ronde by Hazelnooten vergelyken. De Pit, in alle deeze Nooten , gelykt in zelfftandigheid en kleur naar beiden, hebbende ook een rood Velletje: maar, tqrwyl de Amandelen en Noo- ten zig flegts in twee helften fcheiden , ver- deelt de Kanarie -Pit zig altoos, natuurlyk , in zevenen , als zy verfch gefchild wordt of gepeld. In de drooge blyvea die ftukkeu aan malkander, en dan maakt de Pit in 't klein de vertooning van een Chineefch, in ztyn Rok met lange Mouwen wandelende, van agteren gezien. Men heeft de bekende Koorentjes , die Kanaritjes genoemd worden , om dat zy naar XI# Deei* Stuk* 508 TWEEHUIZIGE B00MEN. II. naar zulke gefchilde Pitten gely ken, dien naam AFx!EL' gegeven (*). Hoofd- Men kan deeze Pitten raauw uit de hand stuk. eeten 5 waar toe de kleinen beter dan de groo- Gdcr"k ten zyn- ^us dienen ZY tot Leeftogt van een Kanaries, groot gedeelte der Inwooneren van de Oost- indifche Eilanden, zelfs tot op Nova Guinea en het Papous - Land ; komende overal deeze Boomen, 't zy door Menfchen of door Voge- len gezaaid , aldaar voort. Menigvuldig worden zy in de Bolders gelaten en gerookt, om 'er altoos een genoegzaamen Voorraad van te heb- ben ; doch deeze gcrookten dienen niet om raauw te eeten : men perst 'er Olie uit, even als uit de Amandelen in Europa ; wordende, als zy verfch is, lieflyker geacht dan de Klappus- of Kokernooten - Olie. Van zulke Pitten , 't zy voor of na dat 'er de Olie uit geperst is, bereidt men een foort van Amandelbrood , Bangea genaamd ; dat Stokken zyn van om* trent een Elle lang en een Duim dik, by de Indiaanen zeer in achting, doch by de Euro- peaanen , en wegens den Smaak en wegens de hardheid om te verteeren , niet gewild ; hoewel de Kanaries op zig zelf, even als by ons de A- mandelen , te Batavia en elders op Tafel gezet worden onder de Nagerechten , en men zalze 5er , in de eerfte opflag, wanneer zy uit den Dop {*; Zie 't L Dkfxs XVI. Stuk van deeze Naeuurlykfi Hts- fwir, bladst 258. D i o i k 1 A. 5°9 Dop zyn * niet licht van onderfcheiden. Ook tf- wordt 'er van de verfche Kanaries wel Suiker- W™4 * gebak en Banket gemaakt , dat het Europifche Hooi . r STUK. niet nageeft. De Kanarie- Eoomen zyn Harstachtig en gee- weide- ven , als zy oud worden , een foorc van Terben- Gom- thyn, die tot kleine Klontertjes ftolt , gelyk l&gj* Kamfer , doch wit en taay blyfe als Ongel. Zy is zo flerk van Reuk » dat zy, m een Kamer leggende , dikwils Hoofdpyn maakt. De In- landers gebruikenze tot het maaken van Kaar- fen , die onder -t branden ook een fterke Lucht verfpreiden. Men krygtze niet dan van oude als ook vaa de in 't wilde groeijende Kanarie- Boomen , die eenigermaate van de Tammen ver- fchillen en veel Harstachtiger zyn Onze Natie heeft , by gebrek , van de Stammen dier Boo- men wel gebruik gemaakt tot Scheeps- Masten. Zy groeijen meest in 't Gebergte , en draagen op den Stam zeer veele Bygewasfen , uit het Zaad, dat 'er de Vogels op hebben laaten val- len , gelprooten. Voorts komen 'er van deeze Wilde Kanarie - Boomen aanmerkelyke Ver* fcheidenheden voor , allen wegens de gedagte Harst aanmerkelyk , die in eenigen zo welrie- kend is, dat menze voor Gom Elemni , Caran- na, of dergel y ken zoude houden, indien men niet wist , dat die uit Amerika afkomftig wa- ren. Aan eene Soort derzelven, in 't byzonder, geeft Rumphiüs den naam van Welriekende Kanarie - Boom , eu merkt aan , dat deeze wel wei- II, DEEjt, m, Stuk jIO ÏWEËHÜIZIGË BaèMËÊé weinig Harst geeft , doch dat daar uit overvloe- Afdeel. xv. " dig een Thraan druipt of Olie , welke den Hoofd- Geur byna van den Westindifchen Balfem Co* 8™K' . payve of Liquidambar heeft. Ondertusfchen Bew. ' leveren alle deeze Wilde Kanarie - Boomen niet dan kleine Vrugten of Nooten , met voor de Menfchen naauwlyks eetbaare of te geringe Pie- ten. AnTïdesMa. Vlafchboom. Een Vyfbladige Kelk 3 zonder Bloemkrans 3 geeft in de Mannetjes - Boomen 3 van dit Ge* Üagt , vyf Meeldraadjes uit 3 met gefpleeten Meelknopjes , en in de Wyf jes - Boomen be* vat dezelve vyf Stempels ; wordende de Vrugt eene Cylindrifche eenzaadige Bezie, i* Maar ééne Soort is hier van bekend (i) , MlxitT* welke den bynaam van Tegengif tige wegens de ria- .r hoedanigheid 3 daar aan toegeiehreeven 5 voert* Tegengif- ° tigei Plukenetius heeft dezelve Indifche Boom , met waak Bladen , die veele Bloempjes in Aai- ren op de toppen der Takjes gefchikt en Besfen draagt , getytekl Het is de Noelitali van den Malabaarfen Kruidhof 3 dien de Hollanders Wafch- (i) Antidesma. Syst. Nat. XII. Gen. mg. p. 6$z. Veg. XIII. p. 741. Flor.Zeyl. 357. Arbor Indica&c. Pluk. Amalth* 22. T. 339. f. U Berberi fimilis Arbor &c. Herm. Herk Noelitali. Hort. Mal. IV. p. 19. T. s6> Raj. ïiifl. 1616. Antidesma Spicis geminis. BüRM. p. 22, T. 19. 3ukm, jFI. Ind. p, 312, D I O I K T A. 5H Plafchbóom of Vlafch - Hout , cn de Portugee- . »• zen Cordueira heeten , om dat men aldaar van xx/ den Bast , even als van Vlafch of Hennip , Hoofd Draad . Garen of Touwen draait. In 't Kruid- STUK* T-r ii Vla fel boek van Hermannus komt hy voor , on- h9Mt der den naam van Boom , die Besfen draagt als Berberisfen 3 en deeze worden in die Landen tot verfnapering gegeten. De Griekfche Ge- flagtnaam is $föt van af komftig , dat de Bladen een Geneesmiddel zouden zyn tegen de gevol- gen van den Vergiftigen Beet van fommige Slan- gen. De Hoogleeraar J. Bürmannüs heeft van den Ceylonfchen , Anlidesma met dubbelde Aairen getyteld , de Afbeelding gegeven , en oordeelt, dat ook de ï sjeriam - Cottamvm Ma- labar, die men aldaar Lysbesfen noemt, zo wel als zyn Ed. Witte Aalbes/en - Boom ven Ceylon, daar toe behooren. De èerstgemelde is een Boom van middelbaar re grootte , den Stam taamelyk dik hebbende met een Afchgraauwe Schors en veele groene Takjes. De Bladen zyn langwerpig rond , met een Punt en gelyken naar Oranje- of liever naar Citroenbooms - Bladen , dik, glad3 donker groen 3 glanzig , zonder Reuk of Smaak. De Bloempjes , die Aairswyze aan dunne Steeltjes voortkomen , hebben drie kleine Meeldraadjes , waar op Cylindrifche roodachtige Besfen vol- gen , als Berberisfen. De Boom is altyd groen 9 en blyft dikwils zeventig Jaaren vrugtbaar. Dé Tsjeriam-Cottam is een laag Boompje 3 dat der- 11. m%u iiu irmi 512 TwK £ HülZIGE BoOMEH. II* dergelyke üesfen draagt , zynde de Bladen van AFxxKL* eene ^amentrekkende hoedanigheid, In dit al- Hoofd- les vind ik van geen Tweehuizigheid gewag stuk. gemaakt , zo min als in de befchryvingen van hom^' He^r Bürmannus, die ook drie Meel* draadjes toefchryft aan deezen Boom, Populus* Popelier. De Agtmannigen onder de Tweehuizige Plant- gewasfen leveren maar één Geflagt van Boomeri uic ; naamelyk dit , waar van de overige Ken- merken daarin beftaan , dat zy Katten draagen , famengefteld uit Bloempjes , wier Kelk een ge- fcheurd Plaatje is , met eene Tolachtige , fchee- ve 5 onverdeelde Bloemkrans , die in de Wyfjes eenen in vieren gedeelden Stempel heeft, en het Vrugtbeginzel wordteen tweehokkig Zaadhuisje, met veele gepluisde Zaadjes bezwangerd. In dit Geflagt komen vyf Soorten voor , waar van drie in Europa huisvesten , de anderen In Noord - Amerika. (i) Popelier met rondachtige9 Tandswys9 ge* aiba^ulu* hoekte, van onderen Wollige Bladen. Abeel- -p» boom. Dee- (i) Populus Foli-s fubrotundls dcntuo - angulatis fahtux tomentofis. Syst. Nat, XII. Gen. 1123. p. 6s6. Peg. XIII. p# 74.5. Hort. CUff. 460. Fl. Suec. 820 , 910. ROTEN Lugdbat. $2. HALL. Helv. 156. GmëL. Sib. h p. 151. Dalib. Pa- ris. 302. Populus alba majotibus foliis. C. B. Pin. 42^. Po- pulus alba Pod. Pwpt, 8 35* D ï o i k i ju 513 . ;Dcczc voert gemeenlyk den naam van Witte II» Pcpclier of Abeelboom. Hy groeit door geheel AFx|EÏ" Europa , gaaro op vogtige , doch kan zig ook Hoofd- behëlpen met drooge Zandgronden. In Duitfch-STUK* land noemt men hem Alberbaum oïWeisfPo felweyden : in Sweeden Poppeltraod , in Engeland • Poplar of Abele - tree , in Bohemen Topel 9 in Italië Popoh blanco , inVrankryk Peuplier bkmc , dat is Witte Popelier. Zo algemeen is deeze niet, als de zwarte, en in Sweeden fchynt hy van buiten ingebragt te zyn: doch men vindt hem overvloedig in fommige deelen van Sibe- rië , alwaar hy klein van Bladen en laag van GeWas " voorkomt , gelyk in onze Dui* nen* De Abeelen zyn in 't grodjen zeer gewillig 5 en worden daarom dik wils geplant tot befchut- tinge van Hoven , Boomgaarden en andere Plan- tagiën , voor den Wind. Sommigen merken evenwel aan , dat zy ligt omwaaijen , doch 't is zeker , dat zy ook wel den flerkften Wind ver- duuren kunnen , mids zy in de jongheid eenige befchutting hebbeq ; wordende , door den tyd , zeer hooge Boomen. In 't eerst is de Schors wit en effen , doch in de ouderdom vol fcheu- ren en bruin » gelyk gewoenlyk. In de jonge Boomen is het Blad ronder, en, minder getand, dan in oude Boomen , die 't zelve zeer hoekig hebben , en naar Wyngaardbladen eenïgermaate gelykende. De Wortelen fpreiden meest zyde* waards , en gaan niet diep in den Grond. De Kk Bias U. Deel* III* Stuk* 514 TWEEHÜIZIGE BOOMEN. II* Bladen , van boven zwartachtig of donker groen ; AFxxEL" en van onderen Wollig wit , geeven aan die HooFB- Boonsgewas eene zonderlinge fraaije vertooning. stuk» j3e x^atten zyn in *c eerst paarfchachtig en hom!'1* worden door 't bloei jen wit, gelyk zy o©k , wegens het Wollige pluis der Zaaden, in de Wyfjes zig geheel wit voordoen. Men houdt de Abeelen , wat het gebruik aangaat, voor de flegtften, byna, onder die van dit Geflagt niet alleen, maar ook onder het gros der Boomen* Zyne Bladen, evenwel, of lie- ver de Knoppen , geftampt en met Honig opge- llreeken , zouden het Gezigt verftérken , en de Schors of Bast 5 in Afkookzel gebruikt, tegen de Jicht en pynlyk Wateren van dienst zyn* Het Hout ook , hoe onbekwaam tot Timmera- giën , om dat het zo ligt vermolmt , is niettemin , wegens zyne witheid en zagtdraadigheid, by de Beeldfnyders in gebruik, tot Lyften van Schil- deryën : men maakt 'er Rolftokken van, voor de Pafteybakkers , en Kapblokken voor de Vleefchhouwers ; ook Spinetpoppen en Wip- pertjes in de Snaarentuigen. Laadjes en Doo- zen worden 'er veel van vervaardigd* (2) Popelier met rondachtige , Tandswys gt* Populus hoekte , wederzyds gladde Bladen, tremula, IVateiaat Dee- (a) Pcpulus FoIHsfubrotundis, dentato * aagulatis , uttlm- quc glaHis. Hort. Cliff. Sec. &c. utfupra. Popuins rremula, C. B. Pin, 42P. PopulttS Lybica» DOöt PtmfU ïtf.lOümi* D I O I K I A. 5X5 Deeze voert - gemeenlyk den naam van Ra- II. telaar of trilionde Popelier 3 wegens de geduu-^F^EL rige trilUng en rammeling zyner Bladen tegen Hoofd- elkander , door den mlnften Wind, In 'i:FranfchSTUK* geeft men 'er , om die reden 5 den naam van ia%*ts* Tremble aan;fiji Daitfchland dien van Sitterpap- pel ; doch daar is de gemeene naam Asp of Es* pen, gelyk men hem zelfs ook in Engeland en in Sweeden Asp noemt , in Lapland Supp. In Nederland wordt hy inagelyks Espenboom ge- heten. Hy is vry wat gemeener dan de Witte Po- pelier , doch groeit ook zo hoog niet. In Switzerland vindt men hem overal in Haagen3 Kreupelbofch en Bosfchagiën , fchryft de Heer Hall er. In Engeland is hy5 volgens Ray, de gemeenttevan alle de drie Soorten 3 komende veel onder de Berken voor. Doktor Scopo- Li vondt hemomftreeks Idria menigvuldig. Het zelfde kan men zeggen van Daitfchland 3 zo aan den Ryn , als op de Eilandjes in den Do- nau, en elders. In Sweeden is hy zeer gemeen* Hy komt in onze Provjnciën , van Gelderland en Overysfel, voor; als ook in 't Haagfche Bofch en op andere plaatfen. Men wil, dat het de Lybifche Popelier van Pliniüs zoude zyn, In gedaante komt hy met den Zwarten meer dan met den Witten overeen. De Bladen zyn ronder en' harder , aan beide zyden glad , groenachtig van Kleur, v- Kk 2 m IU Dst&hi III* Stuk* Tw EEHUÏZI GE B 00 MEN* II. en hebben veel langer Steelen dan in de Wim Afdeel, ^ere Soorten ; 't welk maakt , dat zy , droog Hoofd- zynde, door den Wind Iterk rammelen of een stuk ratelend Geluid flaan. Men vindtze fomtyds, laf*"* aart de IcanteT1 > als met êTOOte hoeken uitge- gulpt.' Oök is 't in deeze Soort, dat de Blad- fteelen wel eens geknobbeld voorkomen ; 't welk de Populus nodofa van W e i n m a n n zal zyn* De Bloemkatten komen met die van den voorgaanden overeen. De Knoppen geeven , als zy in de Hand gewreeven worden , een aan- genaamen Geur. „ In geheel Siberië , zegt de Heer Gmelijst, 35 is dit Geboomte zeer gemeen , wordende „ deszelfs Afch de allerbefte gerekend te zyn „ om Zeep te maaken. Volgens 't verhaal „ van Steller ns gebruiken die van Irkut 5, het Afkookzel van den Bast tegen *t Scheur* 33 buik en de Venus - Ziekte : 'i welke, zo ik ,3 hoor , ook gefchiedt op andere plaatfen. Byna 3, aan alle Bladfteeltjes hangt een blaauwachtig 33 Lighaam 9 dat naar een Bezie gelykt." Rei Hout van deezen Boom, dat insgelyks zagt en wit is \ wordt van de Draaijers bemind. Men maakt 'er Schaatfen van, om de ligtheid, en het dient tot Beeldfnyders Werk ; volgens RüY. Hier te lande worden de Jukken der Melkboeren van Espenhout vervaardigd» (3) D I O I K I A. 517 (3) Popelier met driehoekige , gefpitjle ,gekar* fl; ttfrfe jBiatf^». Afdeel- xx. Hoofd- Deeze wordt door den bynaam van Zwarten stuk* Popelier van den voorigen onderfcheiden ; hoe- 111. wei men hem op zig zelf alleen Popelier- o?n^r°lulus Peppelboom , in ons Land , tytelt , gelyk depo^rrte Duitfchers hem Pappelbaum heeten* De Fran- fchen noemen hem Peuplier noir , de Engel- fchen black Poplar-Tree , de Spaanfchen Alamo nigrilho. In Sweeden is zyn naam Flugtraod^ in Karniolie Tagned of Tehitza. Hy is taame- lyk gemeen in geheel Europa , doch fchynt meer de gemaatigde Lugtftreek te beminnen , gelyk de Abeelen ook: terwyl de Ratelaar zelfs in Lapland voorkomt: doch, wat Siberië aan» gaat, aldaar is deeze Zwarte niet minder ge- meen dan die. In de Geftalte heeft een aanmerkelyk verfchil plaats. Hy groeit fomtyds ook tot een hoogen , dikftammigen Boom 9 doch blyft veelal laag, cn is dan zeer kenbaar aan zyne witte Schors , waar by de donkere Kleur der Bladen zeer af- Iteekt. Hy wortelt dieper dan de Witte , en is hierom 5 jong zynde % beter befland tegen Storm- (3) Populus Föliis deltoidibus acumïnatis ferratis. Hort, Cltffl 460. Flor. Suec. 821, 911. Mat. Med. 462. RoyEN Lugdb&t. 82. GROM. Virg. 194. HALL. Helv. 156. Gmel. Sib. I. p* 151. Dalib. Paris. 310. Populus nigra. G. ïL Pin. 429. DOD. Pempt. S35. Kk 3 ZÏ.DEH- III, Stuk. TWEEHUIZIGE BoOltEN. ï$| Stormwinden. De Bladen zyn kleiner en van AF xx?L' figuur a^s SezeS^ *s > gkd" en donkergroen. Hoofd- Linnjeüs merkt als een weezentlyk ondcr- stuk. fchèid tusfehen deezen en den Ratelaar aan $ dat frpdktl een dubbele Klier, welke dezelve inwaards heeft aan den Grondfteun der Bladen, aan dezen Zwarten Popelier ontbreekt. 3, In den Elfaz bloeit hy tegen % end van Maart en in April ( zegt Doftor Mappus 3j „.als wanneer de Bloemdraagende Stammen 3, Katten voortbrengen, eerde Bladen uitfehie- 3, ten , gelyk de overige Soorten van Popelieren. Deeze Katten ftorten eindelyk het bevrugten- 3, de Meel uit 3 van eéiie Zwavelkleur. In de „ Vrugtdraagende hangen de Aairswyze Vrug- 35 ten Troswyze by elkander , en gaapen einde- 3, ïyk vol zynde van eene witte Wolligheid met 33 Zaad , vallende in Juny en July af. Aan de 3? Bladen zitten dikwils roodachtige Blaasjes, ,5 met Afchgraauwe Muggetjes bezwangerd , ,3 gelyk in de Eiken 5 Beuken , Ksfchen en 3, andere Boomen plaats heeft" (*). De Het Aftrekzcl met Brandewyn uit de Knop» Knoppen. Pen bereid , wordt een byzonder Middel ge- zegd te zyn 5 tegen verouderde Buikloop en inwendige Verzweeringen ; wanneer men 's mor- gens (*) Een Uirwas aan het Sseeltje van een Popelier-Blad door my te Muiderbvg gevonden , het welk een menigte van zeer kleine Wespjes bevatte , is in het I. Dekls XII. Sruit van deeze Natuurlyfe Hlfiork , op fl. ïüv, Tig. 4 , in Afbeelding gebrngt. O I O I K I A. 519 gens of 's avonds een half of geheel Drach- H# me , daar van, in een Lepel heete Vleefchfop AF^Btj inneemt. Zeker is 't > dat de Knoppen van Hoofd* deezen Zwarten Popelier een zeer Balfamieke 5STUTU verzagtende eigenfchap hebben ; weshalve ookp^^e de bekende Popelier - Zalf van dezelven be- reid wordt, welke de groote Boerhaave aangepreezen heeft als een kragtïg Plaatsmiddel tegen /t Zydewee. Deeze Knoppen zyn in 't Voorjaar met een kleverig welriekend Vogt bezwangerd, Sommigen willen dat de Bladen , met Azyn ge-appliceerd y tegen 't Podagra en de Jicht zouden dienen. Wat het Hout aan- gaat, dit is zo wit niet als het Abeeleri - Hout, doch men fielt het, in 't gebruik, veelal ge* lyk met dat van den Ratelaar , voorgemeld 9 wordende hetzelve ook wel Espenhout getyteld. De dikke Bast werdt door de Ingezetenen van Siberië in plaats van Kurk gebruikt , op de Flesfchen ; doch is wat hard daar toe. Zy maaken hunne Schuiten van het Hout. Populus (4) Popelier met hyna Hartvormige &^r-r^airem telde Bladen. Dee-geeveade." (4) Poputus Foliis fubcordatis denti'ctilatis. Horu Cllff. 460^ Royen Lugdbat. 82. Populus Foliis cordatis crenatis , Bafi nudis , Petiolis teretibus. Wachend. Ultr. 294. Populus nigra Folio msximo &c. CATESB. Car. I. p. 34- T. 34. BüHAM. Arhr. II. p. 178. T. 38. f. 6. Populus Foliis ovatis acutis ferratis. Gmel. Sib, I. Populus Foliis fubcordatis &c. Miia. Dift. 7. Tacamahaca Foliis crenatis. MiLL, Z)i#. App, TilEW. Ebrtt. T. 4** Kk 4 ILDESL, III, STUK» TwËEIlüIZIOE BOOMEN. II. Deeze Soort is de Karolinifche Zwarte Po* A*xxEL' pUer , met zeer groote Bladen , wiens Knoppen Hoofd- een zeer welriekenden Balfem uitgeeven , van stuk, Catesby, die deeze Boomen , zeer groot en Poptkn ll0°g > aan ^e Rivieren boven de bewoonde dee- ]en van Karolina» aangetroffen hadt, en uitliet Zaad befloot , dat het Popelieren waren. 'Hy geeft alleenlyk de Afbeelding van een Takje met Bladen; doch de vermaarde Trew heeft, volgens de Aftekening van Ehuet* zulk een Takje aan 't licht gebragt met de Mannelyke Bloemen , die in 't jaar 1 748 , in Engeland , ge- tekend waren naar zulk een Boom , welke aldaar diestyds , eerst zonder en daarna wederom met de Bladen , bloeide. Voor eenige Jaaren werden zy uit Kanada in Vrankryk overgebragt , en verder , door eenige Liefhebbers, op 't Eiland Jerfey aangefokt , die 'er van aan de laatfte Koningin van Engeland , onder den naam van Konitiginne - Boom , tot een Gefchenk zonden. Sedert is deeze Boom niet alleen in de Kruidho- ven van Engeland , maar ook in die van onze Provinciën 5 en elders , voortgeteeld , kunnende zeer wel de Winterkoude uitflaan van ons Kli* maat. De Bladen van deezen Boom zyn Hartvormig ovaal 3 van onderen wit, met eene naauwlyks zigtbaare Wolligheid, met naakte Aderen door- weven , cn in de Oxels der inladen zyn Harst- draagende ecnigermaate gedoomde Stoppeltjes, 2egt Li nNjE us. Het ecrstgemelde , ten op- ligt D I O I K I !• 521 zigt van de Bladen, heb ik hier ook waargeno-Ap^EL; men , en bevonden , dat de Oxels fomtyds met xx, een Terbenthynachtige , kleverige 3 zeer fterkrui- HoOFD* kende S toffe gevuld zyn. Anderen fchryven B^emm zulks aan de Knoppen, in 't vroege Voorjaar > Popelier. toe. Uit den Stam van deezen Eoom , dien men in Westindie Zadelhout noemde, zouden de Ingezetenen ^ door in denzei ven te kappen, een Balfcm bekomen , die aldaar hoog gefchat werdt door de Geneeskundigen : doch , gelyk het zeer onwaarfchynlyk is 5 dat een zelfde Boom eigen zoude zyh aan het brandend heete Klimaat van Nieuw Spanje en. het Yskoude van Nieuw Vrankryk, zo meende ook de vermaarde Trew, dat men met recht kan twyfelen > of dit wel de regie Tacamahak - Boom zy. Deredenen , welken zyn Ed. voor die twjr- De Gom feling hadt , zyn, dat men by de Autheuren£k!ma' een geheel anderen Boom voor den oirfprong van die Gom geboekftaafd vindt. Pomet geeft 'er Bladeren als de Palm en roode Vrug* ten als onze Nooten of Pruimen aan ; gelyk dezelve by W E i n m a n n ook voorkomt , en de Tacamahak - Boom van Hernandez bragt kleine , rondachtige , Gcudgeele Besfen aan de enden der Takken voort 5 met Zaad 5 naar Perfiken- Pitten gely kende , bezwangerd; het welk in't allerminfte niet met een Popelier-Boom llrookt. Wy moeten dan den oirfprong van deeze Gom , welke niet in Noord - Amerika , maar in deWestindiën valt, nog metBREYjsius Kk 5 in Ti. Oeel. III. Stuk» TWEEHÜIZIGS BOOMEN. IL in 't onzekere laaten. Men wil , dat dezelve AFxxEL* een Terbenthyn zy «, die uit den ingefneeden Hoofd» Bast vloeit > en > door de Zon ongelyk verhar* stuk, dende 3 verfchillende Kleuren aanneemt , komen- de dus in Klonten voor 5 die half doorfchy- nende 3 geel , wit en rood of groenachtig bont zyn , van eene fterke Aromatieke Reuk (*). Dezelve is uit Mexiko, en ook van 't Eiland Madagaskar 3 in Europa gebragt. Men maakt *er inwendig weinig gebruik van , doch uitwendig is het een kragtig verwarmend , verdryvend 9 verfterkend Middel, inzonderheid in Zalven of Pleifters gemengd zynde. Dus heeft menze tegen Maag- en Buikpyn , Opftyging of Dam- pen*, als ook tegen de Lammigheid , zeer nuttig bevonden. Met den Pleifter, die daar van den naam voert , op het kaal gefchooren Hoofd ge- legd ? zou de Doofheid zyn genezen, sibeiïfche Tot deeze Soort wordt door Linnjeus Bairem- betrokken die Popelier 5 welken de Heer Gmelin ropciier. ^ de Rivieren van Siberië waarnam, en Pope- lier met ovaalë ,fpitfe * gekartelde Bladen noemde. Deeze blyft of laag of wordt een taamelyk Boom. In 't eerfte geval is 't een Heefter van vier of vyf Voeten hoogte, bedekkende ge- (*) Een uitmuntende Soort is 'er, die men Tacamahak in de Dop (Tacamahaque en coque) noemt , van een zeer aan- genaam welriekende Reuk, eenigszins naar dien van Laven- delblóereen en Ambergrys trekkende , zeer Krniderig van Smank; doch deeze komt weinig in de Winkelen voor. Geoffk. M&t. MedJ Tom. II. p. 57©. D I O ï K I At geheele Velden tusfchen Rivieren, Dan is de II. Stam dikwils knobbelig , ook zyn de Bladen AF^Et* naar de langte breeder. Anders worde -het een Hoofd- Boom , die den Stam Afchgtaauw heeft 5 deSTUK:* Takken geel, fomtyds zeer knobbelig, fomtyds p^f/^ glad , met geele , welriekende 3 lymerig vette^ ° v- /* Knoppen. De Bladen zyn glad 3 als uit twee wat ongelyke Kwabben famengegroeid , en ryk-elyk drie Duimen lang op anderhalf Duim breedte > met Steelen van een Duim* De Kleur is van boven donker 5 van onderen bleeker groen. Op de kant zynze gekarteld , en ook kleverig door de hier en daar aanhangende Lymerige Stoffe* Men vindt 'er eene Verfcheidenheid van , In de zelfde Velden , die als met groene Gainooten is bekleed. „ Uit de Knoppen van deezen 3, Boom , die zeer Aromatiek zyn , in 't vroege „ Voorjaar vergaderd en op Koorn - Brandewyn 3, gezet 3 deftilleeren fommige der Ingezetenen r 3, van Irkut 3 zo Steller verhaalt 3 een 3, Vogt 3 dat aangenaam om te drinken en zeer 33 Pisdry vende is 3 wordende van hun * in 't 3, moeielyk Wateren 3 uit Wrattige overblyf- 3, zelfs van Venuskwaalen ontitaande, als me- 33 de in het Scheurbuik * zeer heilzaam ge- 33 acht." (5) Popelier met Hartvormige Bladen 9 de Ym jonge Bladen ruig hebbende. Populus Dee-'*- Verfchü- bladige. (5) Populus Folüs cordatis j Jiinioribus villofïs. Sysi. Kat. TWEEHUIZIGE BOOMEN. ir. Deeze voert den bynaam van Verfchilbladige 5 AFxxEI" om dat ^ommiSe Eladen Hartvormig, anderen Hoofd- rondachtig zyn, volgens den Heer Clayton, stuk* die dezelve Groote Popelier met breede Bladeren noemt. Du Hamel geeft 'er den naam aan van Groote Virginifche Popelier, met zeer groote Bladen , de Takken gepeesd en als vier- kantig hebbende* De doorfnyding derzelven vertoont 3 zo ik thans aangemerkt vind 5 een Vyfhoekige Ster. Mooglyk zal hier ook die Popelier van den Utrechtfen Akademie-Tuin,. welke de Bladfteeltjes aan de zyden plat heeft, behooren. De woonplaats van deeze Soort is in Virginie. C a r i c A, Pompoenboom. Den Geflagtnaam van Pompoenboom. gebruik ik 3 om dat de Vrugt by Pompoenen of Pe- poenen vergeleeken wordt, en dezelve zal ten minfte zo eigen zyn als die van Qarica% door Linn^üs daar aan gegeven , welke van ouds her en nog heden een naam der drooge Vygen, mar de plaats van derzelver afkomst, is. De Kenmerken van dit Geflagt zyn, dat de Mannetjes - Boom \ Trechterachtige Bloemen heeft, die in vyven gefneeden zyn , byna zonder Kelk, / XII. Veg. XIII. Populus Foliis cordatis , obfolete ferratis. Wachend. Ultr. Populus magna Virginiana &c. Du Hamel Arbr. II. p. 178. T. sp. f. 9. Populus magna Foliis araplig ScC. GKON. Virg. 194: 157, D I O I K I A. 525 Kelk , en tien Meeldraadjes in de Pyp der Bloem 5 II; beurtlings het eene korter 3 het andere langer, ^^xf^ De Wyfjes-Boom heeft vyfbladige Bloemen Hoofd*. in eene vyftandige Kelk , met vyf Stempels.STÜKm De Vrugt is een Appel met ééne Holligheid en veele Zaaden. Twee Soorten komen in dit Geflagt voor, die beiden in de Indien huisvesten, als volgt. (O Pompoenboom met de Kwabben der Bla* r* den UltgegUlpt. Papaya* Papaja» Dit Gewas is thans zo wel in Oost- als in Westindie bekend, by den naam van Papaja* Boom , en heeft zo zeer geen Inlandfche naa- men , 't welk , gepaard met het Berigt der In- diaanen 3 Rumphius deedt denken, dat het door de Portugeezen uit Amerika op de Mo- lukkes overgebragt zy. Hy befchryft dien Boom , niettemin , zeer omftandig , en geeft zo wel Afbeeldingen van het Wyfje en Mannetje, als van de Wilde Papaja • Boomen. Even zo geeft Merian 'er ook drie Afbeeldingen van, (O Carïca Foliorum lobls finuatis. Syst. Nat. XII. Gen. 1127. p. 658. Hort. Cliff. 4<»l. FL 2Teyl. %6$. ROYEN Lugdtrat. 225. Carica Fronde comofa &c. BROWN. Jam. 360. Arbor Platani folio , Fru&u Peponis &c. C. B. Pin. 131. MER. Sur. T. 40 & 62 , 64. Ficus arbor utiusque Indt*. PLUK. Alm. 145. T. 278. f. i. Papaya-Maram. Hort. MaL \. p. 23. T. ï|. f. n Papaya, Ehr. T. 13. f. *♦ Trew. Ebret. T. 7. RUMPH. Amh. I. T. $0 , 51. HüGH, M*rh liu T. 14» !$• Burm. FL Ind, 315» U 21$% IX.Dui* III. Stuk» Tw£EHüIZIGE BOOMEN. II. van , met Rupfen en Torren daarop vallende ; Afdeel en de Heer Ehret heeft ten naauwkeurigftc xx Hoofd de Bloemen gefchetst , die door Trew aan 't stuit, licht gebragt zyn. Men haat ook reeds Afbeel- Fapaj* dingen daar van gevoegd in de vermeerdering van DoDONéus Kruidboek , onder den Por- tügeefchen naam Marmer a , om dat de Vrugten fomtyds naar Vrouwen Borflen gelyken 3 ge- bruikt , en deeze Afbeeldingen ontleend van Clu- sus, die dezelven naar Tekeningen gekopieerd hadt (*) , zyn zeer gebrekkelyk nagebootst door Weinmann, met verklaaring ? als of het Mannetje vaii dit Gewas Katten droeg (f ). Het wordt een aatozienlyke Boom5 meteenen regten Stam 5 byna als een Palmboom opfchie- tende 3 en 'aan den Top alleenlyk gekroond met Bladfteelen van ruim drie Voeten lang 5 die op 't end Bladen hebben 3 van eene zeer fraai je Vin- gerswyze of gepalmde en fierlyk aan de kanten uitgefneedene figuur ti nagenoeg als de Bladen Van den Platanus. De Stam is zeer Spongieus, hebbende binden een Houtachtigën Bast5 van een Vinger dikte, Merg als een Koolïïruik , cn in 't midden 5 in plaats van Hart 3 een groote Holte. Men gebruiktze, overlangs door midden gezaagd zynde 3 tot Geuten -aan de Huizen re Suriname ; doch deeze vergaan fchielyk of wor- den (*) Vide ejus Cur. pofter. Quatto , p. 79 > So. (t) Papaya Aibor f. Mammei fm&us* cum £ loxc feu Juli, ÏL N. 797* D I © I K I A. 52/ den lek* De Kleur der Bladen is van boven II. groen , van onderen wit. De Stam geeft , A*d«W< v/aar hy ook gekwetst worde , een Melkachtig Hoofde Sap uit , dat. niet fcherp maar bitterachtig is ,Stuic^ komende hetzelfde ook uit de Steelen en Eiade- ren. De Wortels hebben een Radysachtigen Reuk en Smaak. De Vrugtmaakïng aangaande 3 geeft het Man- netje uit het bovenfte groene gedeelte van den Stam , tusfchcn de Bladeren % Trosfen van Bloe- men , veel naar die der Syringen gelykende % zynde van buiten wit 3 van binnen vol geele Knopjes , en van een lieffelyken , doch fiaau- wen 3 Lelie -Reuk- Op deeze Bloemen volgc niets 9 maar het Wyfje draagt Bloemen , als gemeld is > die eenen Stamper en Vrugtbeginzel hebben > zonder Meeldraadjes ; hoewel 'er ook enkelde Bloemen op hetzelve voorkomen, van beiderley Sexe , door den Heer Ehret aller- eerst waargenomen. Hier van* nu, komen de Vrugten 3 wier gedaante in rt algemeen wel Pom- poenachtig , dat is dikker dan de gewoone en by- ca als de Kantaloup - Meloenen , doch fomtyds ook fchier Komkommerachtig is. Niet minder verfchillen deeze Vrugten in grootte., vallende de besten omtrent zo groot als onze Meloenen, De Kleur is in 't eerst , als zy klein zyn , groen ; dan wit , en op 't laatst wordenze geel of Oran- jekleurig. Deeze maaken eigentlyk de nuttigheid van den x>$ Boom uit y te grooter, om dat hy alle Maanden V«*P** 5^8 TWEEHÜIZIGE Boomen. ,11. nieuwe Vrugten geeft. Men kan dezelven 9 AFxxEL' even a's een ^e*oen > aan Rierr*en 'ftyden ; dan Hoofd- ftnaakt het V!eefch5 dat Goudgeel is, zeer lek- stuk. : onryp zyhde 5 loopt 'er in 't fnyden Melk Bom?*'*'^11* en, wanneer men dan de Stukken kookt , fmaaken die als de beste Raapen. In dit laat- fle geval zyn zy veel voedzaamer dan ryp zynde, als wanneer menze meest tot verfrisfching en verfnapering eet : want zy verfterken de Maag en verwekken appetyt. Het binnenfte is ten deele hol 9 ten deele gevuld met zwarte, lang- werpige , gladde Korrels , gelyk Peonie-Zaad. De Smaak is laf zoet 5 vermengd met een gei- le Reuk , doch de Korrels hebben geen gebruik , dan tot zaaijeh , wanneer 'er zo wel Mannetjes als Wyfjes uit voortkomen , die fomtyds met de Wortelen onder elkander geftrengeld groei- jen ; gelyk Rumphiüs 'er twee op Ambon , in een oude Muur , gevonden hadt. Dat 'er van deeze Soort ook fommigen zyn 3 die zo •wel Mannelyke Bloemen als Vrugten draagen , fchynt uit de befchry ving van Makcgraaf geloofbaar. ii. (2) Pompoenboom met de Kwabben der Bla- T^pofa. den onverdeeld. Dee- Pofo'pofo- Boom. (2) Carka Foliorum lobis integris. Hert. Cïtft. ^cic ROYEN Lugdhai. 225. Caricn fy!veüris minor &c. BROWN. Jam. 360. Papaya ramofa Fru&u Pyriforrai. Feuiul. Per. lil. p. 52. T. 39. f. 1. Ficus arbov Papaja: fylveftris &c. Pluk. Alm. 14S. T. 278, f. 2 ? Platani folio arbor Pofopofo Phü. Pet, Ga&t *S. T. 43» f. 27* D I O I K I A. 529 Decze fchynt die te zyn , waar van Ro- II. chefort de Afbeelding geeft , onder den Af££*u naam van Papayer , terwyl hy den voorgaanden , Hoofd- wegens de uitmuntendheid, Papayer franc™** noemt. Het is een Boom van vyftien tot twin- Zm!^ tig Voeten hoog, met een dergelyken Stam en Bladfteelen 3 maar de Bladen zyn flegts drie- puntig of liever driekwabbig , als Vygebooms- Bladen en de Vrugten van grootte als Kwee- Peeren of als een kleine Vuist. Het fchynt ook die te zyn , welken Petiver, als van de Philippynfche Eilanden afkomftig, Pofopöfo- Boom metr Platanus - Bladen tytelt. Die van Pater Feuillóe, welke hier aangehaald wordt , in een Tuin te Lima in Peru gevon- den, verfchilde voornaamelyk van de anderen , door getakt te zyn, Zy verhief zig tot de hoog- te van omtrent twintig Voeten, Haar Stam hadt by de agt Duimen middellyn, met eene graau* we oneffene Schors. De Bladen , als een Waai- jer uicgefpreid , verfchilden weinig van . die der andere Soort , uitgenomen dat derzelver negeii Snippers weinig öf geen Onderdeelirgen hadden. De Bloemen waren Roozekleur, in vyveii ver- deeld : de Vrugten , die 'er op volgden > had- den de gedaante van een Peer, doch waren on- gelyk van grootte. De door hem afgebeelde was agt Duimen lang , vierdhalf Duim dik , geel van buiten zo wel als het Vleefeh , dat zoetachtig was van Smaak, hebbende in 't mid* delpunt veele Eyvormige Zaaden. L! Sein* tl defl. HL Stuk. 530 T WE EHUIZIGE BöOMEK. II. Schinus» Heilboom. Afdeel* i xx Hoofd* ^e Bloemen der Mannetjes- en Wyfjes- stuk* Boomen , in dit Geflagt , komen ten opzigt van de Kelk, die in vyven gedeeld is* met vyf Bloemblaadjes 5 overeen. De eerften heb- ben tien Meeldraadjes : de anderen een Vrugfc- beginzel, dat eene driezaadige Bezie wordt. Twee Soorten bevat dit | Geflagt, beiden in Amerika huisvestende. o ï: (i) Heilboom met gevinde Bladen , de Vin* Molk?** blaadjes getand 9 hetoneffene zeer lang; de Gekarteld Bladfieelen effen. Dit Gewas wordt in Peru zo waardig gehou- den 9 dat de Indiaanen het op fommige plaatfeö aan hunne Afgoden toewyden 5 en daarom geef ik den naam van Heilboom aan dit Geflagt. Schinos is de Griekfche naam van den Maftik- boom. Zy noemen deeze Soort Mulli of Mai- lt 3 en daar van komen zo wel Groote als Kleine , Boomen voor , in Peru , die Bladen als befchree- ven is hebben 9 en , wegens de Geftalte 9 Fe* ruviaanfche Majlikboom van C. Baühinus ge- (i) Schinus Foliïs pinnatis, Foliolis fèrratis impari longisfi- mo, Petiolo aequali. Syst. Nat. XII. Gen. 1130. p. 658. Veg) XIII. p. 747. Hort. Cliff. 483. Lentiscus Peruviana. C. B. Tin. 399- lentiscus Africana. SEB. Kab. II. p. 7. T. 5. f. 5. Molle. Clus. Cur. poft. 9$. adMonard* p, Inft, App, 66 1, Kfuidb* p. 13^, ï) i o i k i a* 531 genoemd zyn. Die Bladen hebben den Reuk 11; van Venkel en het Afkookzel van de Schors Af££*l* deezes Booms is tegen de Pyn en Zwelling Hoofd* der Beenen , tot Stooving , in gebruik. Van deSTÜK- Takjes maaken zy Tandeftookers , en van deHfi/*"w' Vrugten , dat Besfen zyü , zekeren Drank als Bier of Wyn , ook Azyn en Honig, naar de manier van kooken* De Gom , die zo wit als Manna is, in Melk gefmolten, zou door betting de duiflerheid der Oogen wegneemen , enz. Te Mechelen hadt Clüsius, in de Tuin van zeker Heer j twee Boompjes van deezen aart gezien , die uit Zaad aldaar gefprooten wa- ren, en op 't derde Jaar ftierven, van welken hy een Takje afbeeldt, met een Vrugt-Tros, welke hem uit Spanje toegezonden was , daar nevens. Een dergelyk Takje heeft Seba in Afbeelding gebragt, vergelykende de Bladen by die van 't gewoone Varen * Kruid i dóch het Gewas Lentiscus Africana noemende , waar» fchynlyk , om dat hy hetzelve uit Afrika of van de Kaap der Goede Hope gekreegen hadt. Immers de Heer 3NL L. Bürmannus heeft ook hetzelve onder de Kaapfche Gewasfen op- getekend (*). Noch Seba, noch Clusiüs, hadden de Bloemen van deezen Boom gezien , maar vol- gens (*) In Prodroiko Flora Capenjïs ad calcem Flor*. Indien $ libi & Schini fpecies , quam Indiea cognominavit , p. i\% 1; 2,15. piofiat. hl 2 n. msu ui. srun. TwEEHÜlZIGE BOÖMEK; ÏI. gens andere Autheüren , zegt de laatfte, zon* AF^xEL* ^en dezdven klein zyn> aan die vanden Wyn- Hoofd- gaard niet ongelyk. De vermaarde Toürkefort stuk. merkt aan, dat de Bloem Roosachtig is, en dat Haboom. kaare stamper een Befie wordt , naar een Pe- perkorrel gelykendc. Dit kan zeer wel waar- genomen zyn (*)': want in Italië aart dit Ge- was zodanig, dat men het, in korte Jaaren, te Rome , de hoogte van een Peereboom heeft zien bereiken, Omftandiger kan men de krag- ten van deezen Peruviaanfchen Maftikboom opgevyzeld vinden , in de vermeerderde Ne- derduitfche Uitgaave van 't Werk van Dodo- Néus, alwaar, behalve het gezegde Takje , nog een ander vertoond wordt 5 'twelkCLu* sius naderhand afgebeeld heeft, hebbende in 't jaar 1596 zodanige Takjes, met onrype Vrug- ten , van Sevilie gekreegen, 'c , Is blykbaar , hoe zyn denkbeeld was , dat door den Ou- derdom des Booms de Bladen zodanig veran- deren zouden , dat zy geheel ongekarteld v/aren en fmaller, zonder dat lange Vederachtige on- effen Blad aan 't end ; doch w7aarfchynlyker zul- len die Takjes geweest zyn van de volgende of een andere Soort. n (2) Heilboom met gevinde Bladen, de Pïn* Schir.us blaad* Artira. On ge- kartelde. (*) Toemlna etiam Stamina gerit 9fed fierilia : zegt LlNNJEUS. (2) Scbinus Foiiis pinnatis , Foliolis integerrimis acqualibus, Petiolo arquali. Syst. Nat. XII* Veg. XIII. Mollc Folüs no* Ikratis. FüUiLL. ftr. III» p. 43. T, D i o i k i a. 533 blaadjes geheel ongekarteld en even groot ; IU de Bladjteelen effen. " HOQFD- Pater FEuiLLéE heeft deeze Soort vanSTUK« Molle in Peru in een zeer droogen Zandgrond, H«b"m* daar het nooit regent 5 op zeventien Graaden Zuider Breedte, groei jende gevonden. Hy geeft 'er een zeer fraaije Afbeelding van , en zegt dat het Gewas in geenerley opzigt , dan wat de Bladen , als gezegd is , betreft , van den gedag- ten Peruviaanfchen Maftikboom verfchille. De Heer Alst roemer heeft de Vrugtmaaking eveneens als in dezelve bevonden. Het groeit ook in Brafil. Het een of andere mag wel dat Gewas zyn 9 waar van de Indiaanen , naar 't Zuid -end van Amerika, de Besfen in een Kuil doen , dezelven daar in laaten gisten , en dan zig vrolyk maaken met dien Drank. Misfchien zal hetzelve , wegens zyne heilzaame kragten , uit Amerika aan de Kaap overgebragt en aldaar vermenigvuldigd zyn. De Heer N. L. B u r- MANNUs ftelt een Soort van dit Geflagt uit Indie voor b welke de Bladfteeltjes gewiekt en ^enigermaate Geutachtig heeft (*;. Coriaria* Lederboom. De Bloemen zyn in dit Geflagt vyfbladig met een (*} Schinus (Indica) Folüs pinnatïs, Foliolis ferratis impa* ti aquali , Petiolis alatis fubcanaliculatis. Fkr, Ind. uts, LI 3 TwEEHüïZIGE BOOMEN. II. een vyfbladigen Kelk , naar welken de Bloem- Afdeel. krans zeer gelykt en 'er mede famengevoegd Hoofd- is* Het Mannetje heeft tien Meeldraadjes , «tuk. met de Knopjes in tweeën gedeeld : het Wyf je vyf Stylen , en de Vrugt beftaat uit vyf Zaa- den , met Bezieachtig Sappige Bloembladen ge- dekt. Twee Soorten komen in hetzelve voor, waar van de eerfte in Europa 3 de andere in Ame- T rika huisvest. fi) Lederboom met langwerpig ovaale Bl& Coriaria v ' ■ »• " ' / j$£yrtifoBa2 defl+ Euro- pifchc. Dit Gewas groeit tot de hoogte van een Menfeh 3 en wordt een Boompje dat den Stam een Duim dik f broofch en hol heeft als de Vlier. De Schors is grysachtig en gevlakt, waar onder een roodachtige Bast , die zekere Knobbels maakt ^ daar de Takken uit voortko- men , welke taay en buigzaam zyn. Aan de- zelven groeijen de Bladen by paaren , even als die van de breedbladige Myrten y doch een weinig grooter , vol van Aderen 5 en aan de eene (i) Coriaria Foliis ovato - oblongïs Syss. Nat. XII. Gen. 1119. p. 658. Hort. Ups. 299. SAUV. Monsp. ifi. GOUAÜ Monsp. 508. Coriaria. Hort. CUff. 462. RoiEN Lugdbat. 222. Rhus Myrtifolia Monspeliaca. C. B. Pin. 414. Angl. Hort. $4. T. 20. f. 1. Rhus Plinii Myrtifolia Monfpelienfium. Lqb. Ie. II. p. 98. WElrtM. Herb. PI. N. 864. Plant, de Lyons. Tom. I. p. 92» Coriaria hermaphrpditica. Tubh. Fatftt. 13. D i o i k i a. 535 eene zyde roodachtig. De Bloemen zyn paarfch , ir; en komen als bv Aairen aan 't end der Takken Afdeel. xx voort. De Vrugtis zwart, aan een dun Staartje Hoofd» gehecht en als gefronfeld , een weinig plat en stuk. van een gefcheiden door vier kleine Aderen. Zy heeft eenige fcherpheid , en bevat een Zaad , w dat wit is en gefronfeld , naar Druivenkorrels gelykende. Het komt op de Velden omftreeks Montpellier, in zwaare vette Aarde > voort. Uit de befchryving der Planten , die om- ftreeks Lyons groeijen , is deeze zelfde be- fchryving van dit Gewas, doch zeer gebrekkea lyk , in 't Kruidboek van W einmann, be- nevens de Afbeelding ontleend, met by voeging van den Hoogduitfchen naam Gerberbaum, dat is Leertouwers - Boom. Mooglyk zal die naam uit hoofde van het Latytifeh woord Rhus> *t welk Sumach betekent, waar van de Bladen tot de Lederbereiding dienen , daar aan gegeven zyn. Een tweeflagtigheid is daar in opgemerkt, doch het Wyfje heeft, volgens fommigen , on- wugtbaare Meelknopjes. (2) Lederboom met Hartvormig • ovaale on* Um gefieelde Bladen.} 7>CoZa?* Ameri- Deeze Soort >is veel grooter van Gewas dan kaanfehej de (2) Corlaria Folns cordato - ovatis fesfïlihus. Syst. Nat: XII. Veg. XIII. Coriaria Ruscifolia vulgo Deu. Feuijll, Fe* tuv. III. p. 17. T. 12. LI 4 n. vmu iïu stuk; 536 TwE.EHUI ZIGE BOOMEN. II. de voorgaande, Pater Feuillce geeft 'er ^?xxEL* ^en nevensgaan^en naam aan , zeggende dat Hoofd- men het in Chili 9 alwaar het by een Rivier sim. 0p «evenendertig Graaden Zuider Breedte groei* kom?"' de 3 &eu noernt* Het wordt een Boom van drie 3, of vier Vademen hoogte > den Stam zo dik als een Menfch hebbende 3 welke zig van „ om laag af in Twygen verdeelt , die gefmal* 3, deeld zyn in Takken > en deeze komen al- 3y tyd uit de Oxels der Bladen voort. Aan de 3, Takken groeijen de Bladen altoos by paaren 9 ' „ twee en twee 3 doch by drieën aan de Twy- 5, gen of dikkere Takken ; welke laatften drie- 33 hoekswyze gefchikt zyn 5 omvattende den 3, Tak met hunnen Grondfteun. Zy gelyken altemaal zeer naar die van de Ruscus of Stee- ./ kende Palm, maar zyn veel grooter5 als an- 33 derhalf Duim langte hebbende op een Duim 0 breedte. Overlangs zyn zy geaderd 9 en dee- 33 ze Aders geeven aan de zyden kleine Ader- 33 tjes uit. De Kleur der Bladen is wederzyds 3, bly- groen. Uit de Oxels van dezelven komt 33 hier en daar een Takje en dikwjls 5 inzonder- ,3 heid aan de enden der Takken , een Bloem- 33 Aair voort 3 die tot Vyf Duimen langte heeft, 33 en beladen is met Bloempjes 5 welke eenigs- 33 zins naar die van de Myrtebladige Rhus van 3, Montpellier gelyken. De Chiliaanen bedie- 33 nen zig van dit Boomgewas om zwart te verwen." De Twaalf en Veelmannigen van deeze Klas- D i o i k i a. 537 fe leveren geen Boomen uit, maar onder de En- tt- kelbroederigen komt voor, het Geflagt van FxxEL* Hoofo- JüNiPERUs. Geneverboom. stuk. De Kenmerken der Vrugtmaaking zyn in hetzelve vry duilter. De Manmtjes hebben Kegelvormige Katjes , beftaande uit een gemeen Spillet je, waar aan drie Bloemen tegen elkan- der over, drievoudig geplaatst zyn , en de tien- de maakt het einde van het Katje uit. Ieder Bloem heeft tot haar Grondfteun een kort breed Schubbetje , zittende op een Voetje dat aan het Spilletje gehecht is. Geen Bloemblaadjes heb- ben 'er plaats , maar in het uiterlle Bloempje drie Elsvormige Meeldraadjes , van onderen tot één Lighaam famengegroeid. De Meelknop- jes , in dit Bloempje onderfcheidelyk , zyn in de zydelingfen aan de Kelkfchubbetjes aange- groeid. De Wyfjes hebben een Kelk in drieën gedeeld en drie fpitfe blyvende Bloemblaadjes , famengegroeid met het Vrugtbeginzel, dat drie Stylen en enkelde Stempels heeft. De Vrugt is een rondachtige Vleezige Bezie , van onderen drie Knobbeltjes, uit de Kelk gefprooten , heb- bende ; van boven met drie Puntjes, dat de Bloemblaadjes geweest zyn , gekroond. Ieder Bezie bevat drie langwerpige Zaadkorrels. Dus naauwkeurig heeft onze Ridder de Teel- deelen nagegaan en befchreeven in de Genever- bpomen , van welken men dezelven gebrekkelyk LI 5 vindt IkDEEL. XXI,SïUXC# TWEEHUIZIGE Bo'OME N. H. vindt voorgefteld door den beroemden T. o u r- ^"FxxEU nefort 3 die om geen Wyfjes Bloemen in Hoofd- deeze Plantge wasfen gedagt 3 en dezelven onder stuk. Boomen geplaatst heeft 3 waar deKatyormi- ge Bloem op denzelfden Stam van eene weeke Vrugt is afgezonderd ; terwyl het ondertusfchen zeker is , dat de Mannetjes en Wyfjes - Bloe- men op onderfcheidene Planten voortkomen. Tien Soorten bevat dit Geïlagt3 welke alte- maal hier befchreeyen moeten worden 3 als volgt, I- (i) Geneverboom met drievoudige uitgefprei- fommunis. de gefpit st e Blaadjes > die langer dan de Gemeene, ^ Deeze Soort maakt den alom bekenden Ge- neverboom uit 3 die in de middelfte niet alleen 9 maar ook in de Noordelyke deelen van Europa 9 fcn in Siberië , gemeen is. Hy ontbreekt ook niet in de Zuidelyke deelen. Men geeft 'er > in Italië agtervolgens den Latynfchen naam Juniperus 3 dien van Ginepro > in Spanje dien van f i) Juniperus Foliis ternis patentibus mucronatis , Bacc* longioribus. Syst. Nat. XII. Gen. 1134» P- 66o. Veg. XIII. P» 749» Juniperus Foliis patentibus. Hort. Cllff. 465. Fl. Suec «24; 915. Mat. Med. 465. Hall. Helv. 145. Gmfl. Sib. I. p. 182. binerviis. Sauv. Mensp. Juniperus vulgaris fruticofa. C. B. Pin. 48?. fi9 juniperus vulgaris arbor. C,B. Pin.^.%9. y# juniperus minor montaua. C. B. Pin. 489. Omnes. Tournf» ïnji. s%S , S%9. DpD. Pcmpt. $51. DQD. KruHb. 1532. D ï o i k i A» 539 van Enebro, Ginehre en Zimbro, aan; noemen- H. de hem ln Vrankryk Genievre , in Engeland * xx!U Juniper - Tree. De Hoogduitfche naam is Wach- Hoofd- older , de Sweedfche Enbuske , de Laplandfches™** ^ , Gaskes. Onder ons Landvolk 3 op de Veluvv hom.\ ' en in yt Sticht > daar men dit Gewas op veele plaatfen aantreft 5 wordt het ook wel Vyokel- pes/en en Dammeren - Hout getyteld. By de Autheuren wordt van een laagen of Heefterachtigen en van een Boomachtigen of hoogen Geneverboom , als twee verfchillende Soorten uitmaakende , gefproken : doch het fchynt , dat dit verfchil flegts uit de Groey- plaats ontftaa. In Lapland geeft hy uit den Wortel veele verfpreide Twygen , die byna langs den Grond kruipen , zonder een Boom- achtigen Stam ; doch op veele plaatfen van S weeden wordt het een groote Boom,, zegt on- ze Ridder , die fomtyds de Geftalte van den Cypresfeboom met een getopte Kroon , aan- neemt. De Heefterachtige , zegt de HeerHAL- ler , komt in Switzerland meest voor in Steenachtige Landftreeken ; de Boomachtige in Hoven en Bosfchen , en is aldaar taamelyk ge- meen. Men vondt 'er een geheele Laan van op zekere Hofftede. In Spanje, tusfchen Sego- vie en Madiit, worden het zo groote Boomen, dat het Landvolk daar van Stylen en Balken tot den Huishouw vervaardigt 3 zegtCLUSius: weshalve P l i n i u s niet ten onregte gefchree- yen heeft, dat in Spanje de Geneverboom eenc by- 11, DT.E1** HU STO 540 TWEEHUIZIGE BOOMEN. byftere grootte krygt, In Siberië komt de ^F xxELè Heefterachtige byna overal , zegt de Heer Gme- Hoofd» lin, zo de plaatfen niet al te open zyn, voor; stuk* terwyl men 'er in Rusland dikwils taamelyk hoo- ioQmTmr'$£ Zoomen, tot Planken bekwaam , van heefu De Geftalte is derhalve zeer .verfchillende. De Heelterachtige , van eens Mans lang te en laager, heeft den Stam zelden regt, meest bog- tig en ruuw , geevende veele Takken uit : de Boomachtige is regter van Stam , doch heeft ook een ruuwe Schors. In beiden zyn de Bla- ,5 den (zo de Heer Hall er aantekent), wel 3, enkeld, maar met beurtlingfe en on volmaak- „,te Kransjes, in drievoudige rang, de Takken „ omringende, met taamelyk fterke punten, de randen famengetrokken hebbende, zo dat het onderfte blaauwachtige deel hol zy." Boer* iiaave merkt aan 9 dat hun Loof uit platte fpït- fe Blaadjes beftaat, die by drieën in de omtrek der Takjes op zulk een manier beurtlings ge- plaatst zyn , dat , wanneer men den top van het? Takje naar zyn Oog keert, zy by zesfen fchy- nen te ftaan. Het geheele Gewas , en inzon* derheid het Hout , heeft een byzonderen , Aro* matieken 3 Geur. Van de Bloemen heb ik ge- Iproken. Cordus hadt reeds gezien , 't welk Camerariüs nog nader bevestigd heeft 3 dat dit Gewas op den eenen Stam Vrugten , op den anderen Bloemen draagt , zo de Heer Hall er aanmerkt , die 'er by voegt, dat de Besfen flegts in het tweede Jaar blaauw worden# Dit D ï O I K I A. 541 Dit vind ik nader verklaard door Doktor Map- pos , die 'er dus van fpreekt. „ De kleine *x>c?U „ groeftc Besfen, in Juny uitfpruitende, krygen Hoofd* „ in 't volgende Jaar eerst haare blaauwe Kleur >STUK* 3, cn worden met het aankomen van de Herfst 5> ryp ; terwyl 'er nog ouder aan den Boom s> zyn : zo dat men niet zelden Vrugten van „ driederley Jaaren en grootte te gelyk aan den ï} Boom vindt* (*). De Gcnever - Besfen maaken inzonderheid De Ge- deezen Boom berucht. Men heeftze in 't Griekfch e*"J Arkeuthis genoemd , en deezen naam zelfs toe- gepast op het Gewas 5 dat zulke Besfen draagt. "Behalve dien van Wacholder • Beeren, geevea 'er de Duitfchers'pok den naam van Krametbee- ren aan 3 en hierom misfchien noemt men de Ly fiers , die dezelven eeten , Kramsvogelen. Van deeze Besfen , die in de Winkels by den naam van Bacca Juniperi bekend zyn, wordt een Conferf gemaakt als die van Vlier, welke , wegens haare uitmuntende hoedanigheden , de Theriaak der Duitfcheren genoemd wordt. Zy ïs verwarmende , de Maag verwerkende , en de W aterloozing voortzettende , inzonderheid , wan- neer zy , met den Geest van Geneverbesfen tot een Elixer gemengd , wordt ingenomen. Van het gebruik of misbruik van deezen Geest, ge- meenlyk, 5t zy meerder, 't zy minder met dien van (*) MAPP. Hifi. Plant. Alfatic* Argcnt. 1742. p. *St* IU III. STUK» 541 TWEEHUIZIGÊ BoÓMEN, Ü. van Koorn-Brandewyn gemengd zynde, onder AF xxEL' den Daam van Jenever bekend (*) % noch ook Hoofd- van het gebruik der Geneverbesfen by de Duit- stük. fchers in de Keuken , om de Spyzen een Geur hm™™''10 geeven; (weshalve fommigen die de Specery der Duit/dieren noemen , ) zal ik hier , om dat dezelve zo zeer niet naar onzen Smaak is eh veel te kort fchiet £>y de Oostindifche Spece- ryën, niet fpreeken. In Duitfchland , Vrank - ryk, Sweeden en elders, wordt 'er, door Gis- ting , Bier of Wyn van gemaakt, welke zeer kragtig is. öenever- De voornaamfte kragt van deeze Besfen zit ih de Olie, daar van gedeftilleerd , en zeer be- kend onder den naam van Genever - Olie 9 dié ongemeen heet en fcherp is : zo dat menze niet dan met Suiker gemengd , öf in zuivere Geest gefmolten , en dan nog by weinig Druppelen teffens , gebruiken kan. Inwendig heeft men dus een uitmuntend Pisdryvend , afzettend en Windbreekend Middel , doch men moet het* zelve niet dan met voorzigtigheid ingeeven. Iti fommige Menfchen is zelfs het gebruik der en- kele Geneverbesfen, of van derzei ver Conferf, niet veilig ; wegens de fcherpheid , welke zy in het Water en de andere Vogten veroirzaaken ; geevende altoos 3 even als de Terbenthyn, aan dc F (*) Het ftooken van Jenever , uit Besfèn met Koorn ge- gist, zou door J. Baptist a , Zoon va» Henrik den IV*, uitgevonden zyn. Eph. Nat.Cur.CtnU IV. Oh. fiALJU Hclv, D j o i k i a: 543 de Pi» een Violen- Reuk. Uitwendig, in Zal- IV ven en Liniraenten , is het gebruik van deeze ™U Olie zo onveilig niet, en de Beslèn dienen tot Hoofd-. een Rookmiddel. Zy komen in veele Elixers STUK* en zogenaamde Tegengiften. Het Hout van den Geneverboom heeft een^a niet minder Aromatieken Geur , die zig, wan- neer men 't zelve brandt , duidelyk openbaart. Ook worden 'er , in Zweetdranken , byna de zelfde kragten als bet Pokhout heeft, aan toe- trefchreeven. Het geeft, door Deftilïatie , ins- gelyks een fgeele , Aromatieke Olie uit , en door de Retort een zwarte dikke Olie als Teer, welke uitwendig, even als die op der* gelyke manier, of door enkele branding, uit Cederen - Hout gehaald wordt , tegen de Rui- digheid en Schurft, zo van Menfchen als van 't Vee, kan dienen. Voorts is dit Hout, ge- lyk gemeld is , tot Werkhout gantfch niet on- bekwaam. Behalve de gewoone Heefterachtige en de^Berg- Groote Geneverboom, is tot deeze Soort nog eene t'huis gebragt, die de Kleine Berg- Gene- ver , met breeder Bladen en langer Vrugten , door Bauhinus getyteld werdt. De Heer H aller vondt dezelve, in Switzer- land, niet dan op de Alpen, zo in de hoogte als in de laagte. Ray merkt aan , dat zy op de hoog- fte Bergen , in de Noordelyke deelen van Engeland , groeit. Men vindt daar van ook , in Sweeden, zo het Mannetje als het Wyf- je. , II, DSS1, UIi Sius. TwEEHülZIGE BOOMEE II. je. Plükenetiüs fpreekt van een Swa* Afdeel. kjfche of Poolfche Berg-Genever, die gemeen Hoofd- zou zyn op de Heijen van Nederland. De stuk. Heer Haller vondt, zowelals Linnjeüs, èQm*™'*^0^ genoegzaam verfchil tusfchen deezen Al- pifchen en den Gemeenen - Geneverboom , om daar van een byzondere Soort te maaken. Zy wordt omtrent een Elle hoog en legt met de Takken meest op den Grond 3 hebbende een zo fterken Reuk , dat het Engelfch Landvolk haar ook wel Savelboom noemt. ii. (a) Geneverboom met drievoudige uitgefprei- oT/cdrL. de gefpitfte Blaadjes 9 die korter dan de ceder- Besfen zyn. achnge. J J Deeze ,by Clüsius Oxycedrus genaamd 5 wegens de Stekeligheid der Bladen, verfchilt weinig van den Gemeenen Geneverboom, dan daarin , dat de Besfen zo groot als Hazelnoo» ten zyn. Ik vindze , echter 3 in zyne Af- beelding, niet korter dan de Besfen; ja hy zegt 'er zelfs van 3 dat zy een weinig langer dan in de Gemeene Geneverboom zyn , fcherp * en met (2) Juniperus Follis ternatïs, patentibus , Bacca brevioribus. GOUAN. Monsp. 509. Juniperus Foliïs quaterm's patentibus fu- bulatis mucronatis. SAUV. A3. Monsp. 1743. Juniperus Fol. quaternis fubulatis pungentibus. Royen Lugibat. 90. rrinerviis* SAWV. Monsp. 169* juniperus mnjor Bacca rufescente. C. R* Pin. 489. Oxycedrus. Clüs. Hift. I. p. 39. Rar. 102., TOURNF. Inft. 589. DOD. Pempt. 853* DOD. Kruidt 1335. X) I O I K J Aj 545 met haar drieën by malkander groeijende. Som- II. migen hebben 'er vier by elkander waargeno- ^n^u* men. De Groeyplaats is in de meefte Land- Hoofd. ftreeken van Spanje en Languedok, die eenenSTüK* Steenachtigen Grond hebben. Het is een Gewas , dat veel naar den Ge- neverboom gelykt , en fomtyds ook groore Uoomen uitlevert , met Stammen zo dik als een Man om zyn Middel , waar van het Hout , even als dat der Geneverboomen, daar zy on- der vermengd groeijen , tot de Timmeragie gebezigd wordt. Hier uit kan men begrypen , waarom Bauhinus deezen Groote Genever- hoorn met rosachtige Besfen, tytelt. De Vrug- ten 3 naamelyk , eerst groen , dan geelachtig 9 worden eindelyk, ryp zynde, rood, en hebben dan fomtyds de grootte van een Hazelnoot 9 zynde bezet met zekere Schubbige Knobbel- tjes , en bevattende drie of vier ongelyke Pit- ten , grcoter dan die der Geneverboomen , van binnen met een wit Merg- In eigenfchappea komt hy ook veel met deTDeGo^- ö %jr , , Harst Sart* anderen overeen. Men krygt van deezen 3 zo&uackg*. wel als van de Gemeene Geneverboomen , of naamd» ook van eenige der volgende Soorten , de ver- maarde Gom -Harst, Sandarack genaamd, wel- ke , in de Zuidelyke deelen van Europa , van zelf of door Infnydingen , uit de Schors vloeit* De gédagte naam is van de Arabieren afkomftig : men noemtze anders Gom of Harst van den Geneverboom, en ook wel Vernix, om dat ty M m veel II. Deel. HL Stuk» 545 TWEEHUIZIGE BOOMEI?; !!• veel tot Vernisfen gebruikt wordt , in Lyn- } Afdeel* -j^erbenthyn- of Lavendel - Olie ontdaan zynde. Hoofd Men plagtze ook wel Schryf -Vernis te noe- stuk* men ^ dewyl men het Poeijer daar van tot het homTrr beftryken van Schryfpapier gebruikte, op dat de Letters zig fraaijer daar op vertoonen zou- den. Het is een drooge, doorfchynende 3 bleek- geele of Citroenkleurige Gom -Harst, in derge- lyke Greinen als de Maftik ons uit Barbarye over Marfeille toegebragt wordende ; die , als menze in brand fteekt , een aangenaamen Geur heeft , niet fmeltende in Water, maar in Olie of Geest. Byna de zelfde kragten in de Ge- neeskunde, als de Maftik heeft, worden 'er aan toegefchreeven. nu (3) Geneverboom met viervoudig op elkander leggende fpitfe Bladen. Spaanfche» Waarom deeze in 't byzonder den bynaam van fflierookdraagende voere, terwyl ik 'er gee- ne befchryving van vind, is my duifter. De hooge Spaanfche Ceder , met een zeer grootc zwarte Vrugt , dien Toürnefort waarfchyn- lyk op zynen Kruidkundigen Togt in Spanje zal waargenomen hebben , is hi§r t'huis ge- bragt. (4) Ge- (3) Junïperus Folüs quadrifariam imbricatis acutis* Roïen Lugdbat* 90, Cedrus Hïspanica procerioj: a Fmftu maxime ni* gco. TOUW. Inft* $%%+ D i o i k i a. 54? (4) Gencverboom met drievoudige , overal op n. elkander leggende , ovaale ftompe Bla- AFxx£L* den. Hoofd- stuk. In de aanhaalingen fchynt hier een misflag- l?- te zyn : want de Boom3 die de Wierook uit- Lycia. levert , groeit zekerlyk niet in Vrankryk noch jn Franrdie* Siberië, alwaar Linn^üs de woonplaats fielt van deeze Soort. Ik noemze, eenvoudiglyk 5 de Franfche > of fchoon het tevens wel de Ceder van Phcnicie zyn ïuogt van P l i n i u s en T h e o- phrasïüs, Volgens Gronovius is het de Oxycedrus van Lycie $ by D o d o n é u s afgebeeld , die in Loof zo zeer naar den Sa vel- boom gelykt , dat L o b e l 'er den naam aan geeft van Sabina major en Oxycedrus met Cy- presfebladen 5 by Montpellicr groei jende. Men vindtze Middeljlag - Ceder j met Cypresfebladen en groote Besfen , by Bauhinus getyteld* De Heer Gmelin vondt een geheelen ke- ten van Bergen en Steenrotfen > aan de Irtis- Rivier in Siberië , begroeid met deeze Soort 3 welke by de Rusfen den zelfden naam als de Gemeene Geneverboomen voert. De Takjes waren byna rond , dub en fiomp 3 zo digt Schubs- (4.) Junlperus Folils ternis , undique imbrïcatis , ovatis ob- tufis. ROYE\' Lu?dbat. 90. Méit* Med. 4.66. SAUV. Monsp. 169. GOUAN. Mor.ip. 509. GMEL. Sih I. p» 182. GRON. Or. 320. Cedrus FtfHö Cupresfi , media , mnjoribus Baccis. C. B» Pin. 4S7. Cedrus phcenlcea altera Plinii & Theophrafti. Lo»« Jc. zzi. Mm 2 II, DEEL, Ul.SmU TwEEHUÏZIGE BoöMEtf* 1L Schubswyze bezet met Blaadjes , dat liet Ge* Afdeel* was zjg byna als Bladerloos vertoonde. De Hoofd- Besfen waren blaauwachtig , grooter dan Ge- stuiu neverbesfen y elk met vier Pitten of Zaadkor- rels. (5) Geneverboom met drievoudige , naauwlyfa ondsrfcheidelyke * op elkander leggende , ftompe Bladen. Dit zou de Groote Ceder met Cypr esjebladen cn eene geelachtige Vrugt, van C. Bauhi* nus, en de Groote Geneverboom van Clu- s 1 ü s zyn, Deeze Autheur onderfcheidt den- zeiven van den Savelboom door de ftompheid der Bladen en door de purperachtige Kleur der Besfen (Colore phoeniceo) ; 't welk voor den Land- aart fchynt te zyn genomen. Ray oordeelt, dat deeze van den voorgaanden naauwlyks in Soort verfchille. Hoe 5t zy , indien de Wierook baare afkomst van een dergelyken Boom heeft , dan zou het van deezen moeten zyn ; dewyl die in de Oofterfche Landen groeit (*). De (5) Jumper us Folils ternis obliteratïs imbrïcatïs obtufig, GOUAN. Monsp. 50P. Cedrus Folio Cupresfi major Fru&u vescente. C. B. Pm. 487. Juniperus major. Clus. HM. \. p, 38. BOERH. Ind. alt. Hort. Lugdbat. p. 207. (*) Onze Ridder geeft In zyne Materxa Medica , Anno 3749 , deeze Soort of de voorgaande daar voor op, doch zon- der te zeggen 5 cp wat grond, en thans noemt hy de Derde #f Spsonfchd Tfr*riftra% V. Juniperus Fhatnicea.. Orien» taalfche. ( D i o i k i a. 549 De oirfprong , ondertusfchen , van die Dro^ geryc , is , tot verwondering , nog gantfch 0^^^ zeken Lemery zegt, dat dezelve uit een xr. Boompje met Maftikbooms Bladen vloeit, »tSTUK* welk overvloedig groeijen zou in Paleftina enwiecook. Gelukkig Arabie , wordende het zuivere ; dat in Thraanen ftolt , Olibanum of Mannetjes ; het onzuivere , dat men in Klonten op den Grond verzamelt , Wyfjes - Wierook of Thus geheten. Van 't zelfde Boompje meent hy dat de Reuk -Bast komt , Cortex Thymiamatis genaamd , doch dan zou het de Rofa Malles moeten zyn , welke de vloeibaare Styrax uit- geeft * , en dit kan geen plaats hebben vol- * z?e gens Geoffroy, die den Boom van de^^1;^ Wierook, en derzei ver afkomst, in *t onzékere laat. Zie hier wat Hasselqui^t, op zy- nen Reistogt in de Levant , dienaangaande waar- genomen heeft. De Olibanum der Winkelen wordt in „ beide de Arabiën ingezameld , en gebragt v naar Gidda , dat de Haven van Mekka is , „ van waar menze , door de Roode Zee , naar 3, Suez , een Haven van Egypte , en verder „ Jaarlyks in groote veelheid te Kairo brengc. „ De Karavaanen van Mekka brengenze ook , 3, over Land , aan. Dus overkomende , is zy met zo veele Spaath- en Glimmerachtige Ve- M zeltjes vermengd , dat na het zuiveren flegts van vyftig tot zeventig uit anderhalf hon- 5* derd Ponden overblyven. Het grootfte deel Mms 33 daar XI#DS£I* III* STüSf 550 Tweehuizi ge Boomen. II. 5, daar van voert men' naar Marfeille, daar de AFxx£L' » Hollanders deeze Drogery koopen en over- Hoojfd- 5, brengen naar Moskovie, alwaar dezelve meest STUK* tot de bereiding van Jugt - Leder gebezigd , bo?mTVer~ » en ook n5et wciniS tot berooking in deKer- 91 ken der Rusfen en Roomfchen gebruikt „ wordt. In Prys verfchilt zy niet minder 35 dan in deugd. De beste komt in Thraanen f „ van eene doorfchynende geelachtig witte „ Kleur 3 broofch en zeer welriekende." De Geleerden , die op order van zyne Ko- ninglyk Deenfche Majefteit nu kortlings Ge- lukkig Arabie doorkruist hebben , of wel de eenigst overgebleevene derzei ven , Kapitein Nie- buhr , bericht ons (*) , dat men tegenwoordig alleenlyk in het Zuidooftelyk gedeelte van Ara- bie de Wierook 9 die de Arabieren Liban of Oliban noemen , teelt of inzamelt, en dezelve, zegt hy , is nog zeer flegt , wordende niet veel geacht van de vermogende Arabieren 5 die veelal Indifche Kruideryën, gelyk Benzöin, tot Reukwerk gebruiken , zo wel als Maftik van 't Eiland Scio. Dit komt in zo verre met het Bericht van Hasselqüist overeen, dat de Wierook 5 zo als zy uit Arabie in Egypte komt 5 zeer onzuiver is : de plaats der afkomst fchynt hier door met Boe hart tot Arabie alleen bepaald te kunnen worden , daar men te vooren (*) DescriptioK VAraUt par Niebuhr, Koppenh. 1771, D I O I K I A. 551 vooren dagt , of zy ook uit Ethiopië kwam ; IL doch het Geboomte of Gewas, 't welk deezeAFxxEU Drogery uitlevert, blyft even onzeker. Hoofi^ stuk. Geneverboom met alle Bladen viervoudig „ V* ■» j Jumpertts op elkander leggende ; de jongften ovaal >Barb aden- de OUden fpitS. Barbal* (che. Deeze voert , volgens Pluken et, den nevensgaanden bynaam , niettegenftaande 'er de Bermudifche , uit den Engelfchen Kruidtuin , toe betrokken wordt. De eerstgemelde zegt, dat zy Cypresfebladen en vierkante Takjes heeft, wordende van de Engelfchen, op Bar- bados y Savelboom of Cypres gëtyteld. Zyn Ed» betrekt 'er toe den grooten Amerikaan fchen Juniperus van Parkinson : want dat het een Boom van ontzaglyke grootte is, zegt hy, heeft Pet 1 ver ons uit het verhaal van anderen berigt. (7) Geneverboom met de onderfte Bladen drie- 5 „ Y11- . v * J r ü Juniperus de boven/ten tweevoudig !, afloopende Els - Bermuda vormig, uitgefpreid en puntig. Bermuda fche. On- ^6) Juniperus Foliis omnibus quadrifariam imbricatis; ju- nioribus ovatis , fenioribus acutis. Royen Lugdbat. 90. Juni- petus Barbadenfis , Cupresfi Foliis Ramulis quadratis* Pluk* Alm, 201* T. 197* 4. Juniperus Bermudiana. Hort. AngU 42. T. 1. fig. 1. (7) Juniperus Foliis inferioribus ternis , fuperioribus binis Mm 4 4*. Twee müïzige Boomek. II. Onder die bepaalingen vindt men deeze^ zo AFxxEL' wel als ^e voorëaande 5 *n de Voorftelling der Hoofd- Planten van den Leidfchen Akademie-Tuin , stuk. geboekftaafd door den Hoogleeraar Adr> van fofmïver~ Royen. t'Is uit de Afbeelding van Her. mannus blykbaar^ dat het een ander Gewas zy dan de voorgaande Soort: want zy gelykt, zo die aanmerkt, in gedaante, zo wel als in kragten , den gemeenen Geneverboom ; doch heeft de Blaadjes fmaller en dunner , in ftyve Puntjes uitloopende, en de Takjes in een fraai- je fchikking omringende , zynde van boven blaauwachtig, van onderen bly- en altoos groen. Zy draagt kleine Katachtige Saffraankleurig paarfche Bloempjes en ronde Besfen van groot- te als Hazelnooten ■> uit den bruinen paarfch- achtig , met eenige Schubbige knobbetjes be- zet, en bevattende drie of vier hoekige Zaad- korrels 3 gelyk haare mede - Soorten* In En- geland was deeze uit Zaad van de Bermudes Eilanden geteeld , en laat zig in Nederland y zegt hy , gernakkelyk , door aflegging of van Stek ^ voortkweeken. vin. (8) Geneverboom met drievoudige Bladen f Jumperut Virgmia* ms na, fche"1* decurrentibus , fubulatis, patulis, acutis. Royfn Lugdbat, $>o# Brqwn. Jam. 362. Juniperus Bermudiana. Herm. Lugdkat* S45. T» 347* BOKRH. ïnd. alt, p. 20 g. (8 ) Junipsrus Foiiis ternis Bafi adnatis , Junioribtis imbri- c^ris , fenioribus patulis, ÜQrt^ Cliff. 464. RoïEN Lugdïat, *?o', GRON. Virz» 157. KALM. ÏU III. p,« U91 ï5©« Junipe* lus D i o i k i a. 553 die by den Grondfteun aangegroeid zyn; de II. jongften op elkander leggende, de oud/ten AT^fL* uitgejpreid* Hoofd- stuk. De Groote Boerhaave hadt de Geftalte G*uvcr* van deezen Virginifchen Geneverhoom veel dui-^w' delyker uitgedrukt, met de benaaming van Ju- niperus Virginiam , wiens onderfte Bladen Ge- neverboomachtig zyn , de bovenfte naar die van den Savel- of Cypresfeboom gelyken. Dus fchynt die als de beide voorgaande Soorten in zig te befluiten , en zo de Geneverboom van Barbados met Cypresfebladen 3 door Pluke- netius als een zeer hooge Boom 9 die het Loof vierkantig heeft, opgegeven , hier ook te huis ware , dan zouden deeze drie Soorten wel als ééne Amerikaanfche , mooglyk , kunnen aan- gemerkt geweest zyn : doch thans wordt deeze laatfte, als tot de Zesde Soort betrokken zyn - de , uitgemonlterd. De vermaarde Ray oor- deelde zelf 5 dat deeze drie, de Barbadifche , Ber- mudifche en Virginifche , in malkander liepen 3 en dat daar tusfehen mooglyk geen meer ver- fchil , dan tusfehen de Europifche Groote en Klei- nis major Amerïcana. Raj. Htft. 1413, 1414. Junïpems ma- xima , Cupresfi Folio minimo , Cottice [exteriore in tenues Philyras fpirales du&ili. Sloan. Jam. 128. Htft. II. p. 2. T» 157. f. 3. RAj. Dendr. 12» Juniperus Virg* Fol. in fer, Juni- perinis , fuperioribus Sabinam vel Cupresfum *eferentibiu, EOERM. W. alt* p, 208. Mm 5 XI» Deel UI Stuk 554 TvVEEIIÜtZIGE B OOM EN. II. Kleine Geneverboomen , die ook hun Loof door AFxxEL' den veranderen, ware; doch wanneer men Hoofd- daar van Boompjes van byna egaale grootte , stuk. g^yj, aihïer in de Openbaare Kruidtuinen 3 heeft , è9om?er' zo toont i uit de verfchillende manier van Groeijing 5 Tak- en Bladmaaking, het onder* fcheid baarblykelyk. In de Helnxftadfche is ten opzigt van deeze laatfte Soort 3 waar van een Stam veele Jaaren niet dan Mannetjes - Bloemen voortgebragt hadt , in 't jaar 1761 waargeno- men 3 dat dezelve veele Vrouwelyken uitgaf en vervolgens Besfen , naar die van den Gemeenen Geneverboom gelykende, droeg (*)• Roode- De Heer Kalm merkt aan 3 dat de Engel, ceder, f^hen d in Noord- Amerika , zo wel als de Fran- fchen in Kafiada, deezen Boom Roode Ceder noemden 3 terwyl de Sweeden 'er den naam van Rcode Genevtrboom aan gaven. Mooglyk 7 al dit verfchil uit de Heefter- of Boomachtigheid ontdaan zyn. Het byvoegzel kwam van de fchoon roode Kleur des Houts. Eerst op- 35 fchietende (zegt hy ,) gelykt defcelve taame- 55 lyk naar onzen Sweedfchen Geneverboom , 33 maar , wat grooter geworden zynde , krygt 33 hy geheel andere Bladen. De Besfen ko- 3) men , zo wel in figuur als in Kleur, met „ die van onzati Sweedfchen overeen 3 doch „ zyn (*) Het zelfde hadt men daar gezien in de Maftikboom , ais hier voor gemeld is. FAbs. Hort. Hdmiu bl. 43 %• D i o i k i a. 555 5, zyn gemcenlyk niet volkomen zo groot , of- ft fchoon decze roode Genever de hoogte vaaAF*|f^ 5, een grooten Boom bereikt. Meest vindt Hoofd. ^ men hem op hooge kanten van Rivieren ,STUK* „ als ook op dorre Zandheijen , gvoeijen ,^ver' „ even als onze Sweedfchc Geneverboomen , 3, en by wordt daar bykans zo groot als de „ heoglte Dennen. Op omtrent vierenveer- 3, tig en een halven Graad Noorder Breedte J3 was de Noordelykfte plaats , daar ik hem 5> wild heb aangetroffen , doch op een Ei- 6 land by de Stad Momreal in Kanada 5 al- 5> waar hy geplant was 3 wilde hy zeer wel 33 voort. 3, Onder alle Soorten van Hout, aldaar val- duurzaam lende , werdt dit voor het duurzaamfte , en 3, minst aan de verrotting onderhevig zynde 3 „ gehouden. Men verbeeldde zig5 als een Koe- ,3 voet 3 te gelyk met een Paal daarvan , in den 3, Grond geflagen werd , dat dit Yzer eer ver* 33 roeften zoude dan die Paal vergaan. Op vee- 33 le plaatfen zyn 'er de Hekken zo wel van ge- 5, maakt als de Paaien. In Nieuw Jork heb ik 3, taamelyk groote Jachten gezien 3 die daar van 3, gebouwd waren , en tot Dakfchindels is dit 33 Hout ook voortreffclyk , doch op plaatfen 33 daar deze Roode Ceder niet zo overvloedig 3, groeit 9 noch zo hoog wordt of zwaar van 3, Stam ; gelyk in Penfylvanie : neemt men daar 33 toe het Hout van den zogenaamde Witten „ Ce- II. Deel. III* Stuk* 1 TWEEHUIZIGE BOOMEN, H. 3, Ceder, die tot de Cypresfen behoort 3 of van Af^el. ^ Levensboom in Kanada *; maar dat van Hoofd- „ den Rooden wordt duurzaamer geacht te zyn. stuk» w Behalve de fchoone roode Kleur 3 heeft dit hom.Vtr~ n Hout ook een zeer aangenaame Reuk ; doch * zie 5, beiden verliest het door veroudering. Hier- BiadzV.Ü°r ii om is het tot befchot der Wanden in Huizen 3 4*4*432. 93 als ook tot Tafels en Kasfen3 niet zo dien-? j) Itig > als men wel zou denken. „ Omftreeks Philadelphia vond ikgemeenlyk, 33 aan de Buitenplaatfen der Luiden van Vermom 33 gen 3 een Laan van zodanige Boomen 5 die „ van den Heeren Weg tot aan de Voorpoort 33 ftrekte. Men hadt 'er 9 door het afkappen 3, van de onderfte Takken , een fraaije Kroon 33 aan gegeven* Dit maakte des Winters 3 wan- ,3 neer de Bladen van andere Boomen afgeval- 33 len waren , door derzelver blywnde groen- 3, heid , een bevallige Vertooning. In 't groei- 3, jen is dit Geboomte echter wat traag. Meest 33 wordt hetzelve 3 in 't wilde , door de Bes* 33 fen 3 die de Vogels eeten , en waar van zy 33 de Zaadkorrels 3 onbefchadigd > met den Afgang 33 loozen 3 voortgeplant. Om deszelfs aankwee- 33 king te bevorderen , was in de Penfylvani- 33 fche Almanach van 1749 een Berigt , daar 33 toe ftrekkende 3 en aangaande de nuttigheid 3, van dit Geboomte 5 ingelafcht." Thans is , als een nieuwe Soort 5 hier byge- voegd een Chineefche Geneverboom , die de Bla- den uitgefpreid 3 wederzyds groen 3 digter dan m ll4 Deel. III. Stok» D i o I k i JU 557 in de overige Soorten heeft ; naauwlyks flee- n. * kende, aan den Stam drievoudig en viervoudig Af£x.EL* aan de Takken. In de Koninglyke Akademie- Hoofd.* Tuin te Upfal bevond t zig dezelve , uit China Stük* aflcomftig zynde (*). (9) Gene verboom met gepaarde , regtopftaand # ttf. aflvopende , Blaadjes , de paaringen famen- dSZ*3 i god. Pempu 854. 0. Sabina Folio Ta snarisci Dioscoridis, C, B. Pin* 48 7 ♦ DEgl* III* ST\JK# 558 TWE EHUIZIGE BOOMEN, II. Gewas veel groeide , afkomftig zou zyn. De Afdeel. natuurlyke 1 Groeyplaacs fielt onze Ridder in Hoofd- Portugal , Italië , Siberië, de Oofterfche Lan- stuk. den , en in 't byzonder op de Bérgen Olympus Stvïnbtm.™ Ararat. Van den. Savelboom zyn door de Autheuren twee Soorten , de eene met Bladen als die van den Cypresfeboom , de andere als ,van den Ta- marix opgegeven. Men merkt die tegenwoordig als Verfcheidenheden , en wel misfchien als Mannetje cn Wyfje aan. De laatfte is de ge. woone Sabina der Apotheeken , welke zeer zwaar van Reuk is, laag en Heefterachtig blyft. Men zietze evenwel fomtjyds de hoogte van een Menfch overtreffen > hoedanig Tournefort ook zegt, dat dezelve in de Valeijen der Alpen zoude voortkomen 3 doch onder de Planten van Switzerland vind ik ze door den Heer Hall e?r niet aangetekend. De Katjes daar van verge- lykt hy by die van den Geneverboom, en de .Vrugten , op andere Stammen groeijende , by Geneverbesfen 9 zynde dezelven donker - paarfch , vol met hoekige of knobbelige Pitten : s, waar uitblykt, zegt hy, dat de Sabina behoort tot 5, het Geflagt van Ceder , verfchillende van den Geneverboom door de geflalte haarcr Bla- „ den" (*). De kundige Muntinc hadt vier Soorten van (*) Tournf. de ÏUfage des Med. Tom. I, Paiis 1717. p. 40L D i o i k i a> yjft van dit Gewas gekend : te weeten de Laage Se- H# venboom ; de Besfen draagende : die met blaau-AFÏ)YEYEl* AA» we Besfen en de Syrifche die ook VrugtenHooFD- droeg. De drie laatiten, derhalve , zyn WyfjesSTUK* geweest, en deeze, zegt hy, waren veel tede- s^nhm. rer dan de eerfte Soort , moetende 's Winters , hoewel niet veel gebroeid 3 doch voor den Vorst bezorgd worden. De allerlaatfte was , in 5t jaar 165a, uit Zaad opgekomen, dat van Tripoli in Syrië gezonden ware , en maakte wel de fraaifte Boompjes , met het Loof uit den blaauwen zeer fchoon glanzig groen: maar dezelven had- den , in deeze Gewesten , geen Bloemen of Vrugten voortgebragt De Sevenboom met Cypresfebladen is , vol- Groots ; gens Belloniüs, een Boom van aanzienly- ke hoogte , en veel naar den tammen Cypres gelykende, met den Stam fomtyds zo dik, dat een Man hem met zyn Arm niet kan omvatten. Het Hout is , gelyk dat van den Geneverboom , van binnen rood ; de Bast niet zeer dik en ros : met Bladen zeer fchoon groen , als die der Cy- presfen , doch digter van Loof. Zy fmaaken bitter , ruiken Kruiderig met eenige Harstach- tigheid. Aan de Takken komen zekere vlee- zige Vleugels, waar in Besfen nestelen, als die van den Oxycedrus , in 't eerst groen , maar rypwordende blaauwachtig zwart. Hy hadt de- zel- (*) Waan oefening ier Planten, bladz. 40. H»D££L> ui. Stuk» $6c TWEEHUrziGE BoofttEN. >$• zei ven gevonden op de Bergen Taurus, Ama- AFxx.EU nus en Olympus , in klein Afie. De gemelde Hoofd- To urnefort, door Armenië reizende , 8TÜK# vondt dat 'er, op de Bergen , Bosfchen waren &wX^{van Sevenboomen zo hoog als Popelieren, Zy hadden echter de Bladen , van het zelfde Ge- weefzel als die der Cypresfen, niet tegen elkan- der aangeplakt , maar uitgefpreid op zyde, en drie aan drie, als by Verdiepingen , geplaatst. De Schubben van die Blaadjes waren een half Kwartier Duims lang, en liepen in een Stekel uit , van boven bly groen Meelachtig 3 van on- deren uit den geelen ziende. Die Boomen wa- ren altemaal beladen met groene Vrugten van een half Duim middellyn (*)* sitó- De beroemde Hoogleeraar Gmelin kreeg fcht% eenige Takjes van den Savelboom met Mannet- jes Bloemen , als ook van den Wyfjes Savel- boom , te Jeniscea 5 in Siberië > werwaards de- zelven gebragt waren van de Vesting Uden niet ver van het Baikulfe Meir, groeijende dezel- ven nog zes dagreizen Zuidelyker, en dus in het1 binnenfte van Afie. Die Takjes hadden de Bla- den gepaard en kruiswyze gefchikt , zeer digt aangevoegd , maakende de Takjes vierhoekig* In (*) Reize naar de Levant , II. Deel , bladz. 125. Dewyl die vermaarde Kruidkenner deeze een Sevenboom , Sahine , noemt, zo heb ik 'er hiervan gefproken ; hoewel het «volgens de fchikking der Bladen, veeleer een der voorige Soorten van Gencverboomen fchynt re zyn> D I O I K I A> 56I ïn cte genen > die ouder waren, gingen zy 'er II. een weinig af en gaapten, maar mee een zeer*™**1* fcherpen hoek. De Besfen waren blaauw en Hoofde byna rond van figuur , fluitende een witachtigSTUir# Steentje in , dat ook rond was en overlangs van Se^sslq^ de eene Punt tot de andere uitgegroefd , bevat- tende een langwerpige Pit. Die van JenisCea berooken , met in brand geftoken Takjes van deezen Sevenboom, de Vertrekken der Zieken, wier Kwaal zy aan de werking van den Duivel toefchryven , en, wanneer zulks niet helpt, dan wordt het Afkookzel door hun gebruikt. Ook doen zy hünne Tovenaars , die na vrcezelyke Lighaamsbeweegingen en folteringen , en yze* lyk Gefchreeuw , als dood op den Grond neder- vallen , door zulk eene berooking weder tot zig zeiven komen ; waar van , buiten het Duivel- bannen , een natuurlyke oirzaak kan zyn. De Sevenboom % naamelyk > is , gelyk wy weeten, met een menigte Olie en een zeer lier- ken Geest, van eene byzondere hoedanigheid % bezwangerd. Hy werkt kragtig op de Water - löozing, de Maandftonden en bevordert de Veii losiïrg, als de JBaarensnood daar is. Gemeenlyk wordt het Aftrekzei der Bladen daar toe inge- geven 5 en de gedeftiüeerde Olie is van geen minder kragt. Onder gepoeijerde Kandy- Suiker mede tot Poeijer gebragt , en in de Oogea geblaazen , neemt hy fomtyds de Vlakken vau het Hoornvlies, of ook de Uitwasjes der Hei* melyke deelen, weg. Van een ander en fchan- VU DEEI-t Zilt wTUKt 562 Tweehüizige Boom en* II. delyk gebruik of liever misbruik van het Loof des Sevcnbooms 3 zal ik geen gewag maa- De Bloem beflaat 3 zo wel in de Mannetjes als in de Wyfjes van dit Geflagt , in een drie- bladige Knop - Kelk , zonder Bloemblaadjes. In de eerden bevat die Kelk veele Meeldraadjes , met Schild vormige in agten gedeelde Meel- knopjes : in de anderen is flegts een Vrugtbegin- zel.» zonder Styl , dat eene holle Befie wordt, met een enkelen Zaadkorrel. Twee Soorten komen in dit Geflagt voor : de cene in Europa gemeen ; de andere in Aütt huisvestende. . ï. (1) Taxisboom met de Blaadjes digt by Hoewel de Taxis hier te Lande gemeenlyk Jaag voorkomt 3 groeit zy in de Zuidelyke en middelde deelen van Europa , in een goede vette Grond aan zig zelve vry gelaten , tot een hoogen (1) Taxus Foliis approximatis. Syst. Nat.Xïl. Gen. 113^ p. 661. Veg XIII. p. 750. Taxus. Hort. Cliff. 464. Flor. Suec. 825: 9 16. ROYEN Lugdbat. 87. HALL. Hclv. 146. DAL1B. Paris. 303 . C. B. Pin. 505. CAM. Epit. 840* JDOD. Pempt. 559. DOD. Kruidkn i?43. TQURNF, Injt. J$9. BOER». M. *lu II, p» ao§» Hoofd* ken. stuk. T a x u s# Taxisboom* Taxus Baccata. Europi- elkander. Kroon- D I O 1 K I A* 5^3 Küoonboom j inzonderheid in Vrankryk, Enge- r land * Duitfchland en Italië. Dit heeft in En- 'xT. geland zelfs op open Heijen plaats: doch hierHo0KD* te Lande dient zy alsdan voor de guure Winden ST^VJ wat befchut te zyn of verderft ligtelyk. Daar.w*" in , nogthans > heeft een groot verfchil plaats tusfehen de fyne en grove ; welke laatfte op de Stranden van Pommeren en Sweeden, aan de Oostzee > als ook in Kanada , in 't wilde voortkomt. Men geeft 'er in 't Italiaanfch den maam van Tasfo, in 't Spaanfch dien van Taxo, met den Latynfchen Taxus overeenkomfiig aan ; doch de Duitfchers noemenze Eihenbaum en hier mede fchynt de Franfche naam If, en de Engelfche Tew-Tree te ftrooken. In 't Neder- duitfeh noemen fommigen hem, om die reden t ook Ibenboom ; doch dit is niet gemeen, en 5 om dat het in de Uitfpraak verwarring baart met den naam van den Yp of Ypeboom , en de benaaming Taxis zeer bekend is , behoort men 't niet te volgen. Dat men hem doom des Doods noemt , wegens zyne Vergiftige eigen- fchap ten opzigt van het Vee* is wat ver ge- zogt. Van de Geftalte 3 als iedereen bekend , zal . d<* ik niet fpreeken, maar alleen acht gëeven op Beklag?0** deelen der Bloem en Vrugrmaaking, die in 8ê Kenmerken niet al te duidelyk voorgefteld zyn. De vermaarde Tournefort hadt de Man- nelyke Bloemen zeer fraay afgebeeld , cn is door den grooten Boerha a v e ia de be- <-•... , . Np z fcbrjN II» 0EEL. III. STUXU 564 Tweehuizige Boom e n, II. fchryving gevolgd , doch beiden hebben zy hetr AFxxEL' daar voor gehouden , dat dit Gewas eenhuizig Hoofd- ware. De Heer Haller zegt, dat de Man- stuk. nelyke Bloem naar die van 't Paardeltaart • Kruid tóf™*1*' zweemt. In het Mannetje , naamelyk , ko- „ men. aan de beginzels van het nieuwe Loof, „ famengehoopte Steeltjes voort, leder van 3> dezelven draagt vier , of meer , tot zeven * 53 Schubbetjes voor een Kelk ; waar van de bui- ,3 tenften hard , de binnenften teder en als Zil- 3, verachtig zyn. Binnen de Schubben fchiet ,3 een Styltje op, dat met een Paddeftoelachtig 3, Hoofdje gekroond is , waar uit aan alle zyden 3, Bloemlteeltjes voortkomen 3 die iedereen zes- 33 of agthoekig Schildje draagen , dat flaauw 3, gefleufd is en van binnen met Stuifmeel ge- 53 vuld. Deeze Mcelknopjes heeft Tour nefort ,3 niet al te wrel , even als vyfdeelige Rader- 3, bloempjes , in afbeelding gebragt. In een 3, andere Wyf jes - Plant openbaart zig een der- 9» gelyke Schubbige Knop, wier Steel door den 33 tyd Sappig wordt, naar een uitgeholde Befte 3, gelykende , en één Zaad bevattende 3 dat 3, buiten dezelve uitlteekt." In de Taxisboomen is , ten opzigt van het Loof 3 eene verfcheidenheid met breedere 3 en eene met bonte Bladen 3 door Boehhaave aangetekend, 't Is zeker, dat die hooge Boo- men, van grootte als Linde* of Appelboomen5 daar van voorkomende 3 de Bladen veel grover hebben > dan de kleine Scheerhaagen en Boom- pje?* D I O ï K I A» 565 pjes. Maar voor 't overige brengt het zaaijen ff. der Taxisboomen aanmerkelyke Vcrfcheidenhe- A™* EL# den , niet alleen in de grof- en fynheid van hetHooFDr Loof , maar ook in de meer of minder groen.8TÜK* en glanzigheid te wege; daar men, door dezel-^***' ven van Stek tc tcclen , gelyk zeer gemakkelyk en vaardig gefchïeden kan , de zelfde Soort be- houdr. Naar dat dit Stek van regtopgaande zyd- Scheuten , of van zyd-Veeren, genomen wordt, is ook de groeijing van 't Gewas, voor altoos , verfchillende. Het gene verder de ma- nieren van behandeling om fraaije Haagen en aHërléy Figuuren , van Zuilen, Vaazen, Men- fchen- en Dieren Beeldtenisfen , daar van tevor* men , betreft , laat ik voor de Tuinlieden over. Dioscorides heeft den Taxisboom voor . yergip zo Venynig uitgemaakt, dat de Schaduw zelfs, of de uitwaafeming, voor de genen die daar onder gingen zitten of flaapen , nadeelig , ja fomtyds doodelyk ware. Sommige Menfchen hadden zig door het drinken van het Sap of hec eeten der Besfen om 't Leven gebragt. Men fchreef die uitwerking aan de Üerke verkoeling toe , en het Tegengift zoude beftaan in het rykelyk gebruik van Wyn. Of zulks mooglyk ain de grooter Hitte van 't Klimaat, gelyk ten opzigt van de .Nooteboomen * , toe te fchry- * z'e ven zy : hier te Lande, ten minfte, bevinden ^zvo^7# wy de Schaduw niet nadeelig, en Ray brengt de Berigten van Lobel en Gerard te berde, waar uit blykt, dat de Besfen in Enge- Nn 3 - land li. Df.il. Ut4 Stuk» 566 TwEEH UILIGE BOOMEN, II* land 3 zonder nadeeüge uitwerkingen, doorKin* AFTxxU ^eren geScten zYn* hadtze zelf aldaar ge- pooi d- proefd , en laf bevonden met een weinig bit- stuk. terheid; wordende dezelven van de Varkens ia hm!*** Engeland , even als de Eikelen , zonder hinder gegeten. Camerarius meldt , dat 'er de Vogelen zeer gretig naar zyn , doch als be- dwelmd worden, door dezelven te eeten;zodat menze alsdan met de hand kan grypen of ge- mafckelyk vangen, Van de Besfen heb ik hier te Lande niets nadeeligs vernomen, doch het eeten van het Loof der Taxisboomen weet ik by Ondervinding , hier zo wel doodelyk te zyn voor het Vee , ten minften voor de Schaapen t als elders, J. Bauhinüs hadt van geloof- waardige Lieden verflaan , dat in de Bergen van Bourgondie Rundvee geftorven was, doo? 't gebruik van de Bladen en den Bast. Het Ondermsfchen is de Taxis het voornaamfte Hout Sieraad onzer Tuinen en Buitenplaatfen in de Winter, door haar altyd groenend Loof. Het Hout van deezeiiBoom was oudtyds in gebruik tot Schietboogcn, Men maakt 'er hedendaags om de fraaiheid niet alleen , maar ook om de yegtheid en duurzaamheid , wel Pieken en Wan- delftokken vanf Het is, gepolyst zynde, fier- lyk uit den roeden gevlamd , en dient dus toe allerley Schryn- enDraaijers Werk, wordende, wegens zyne hard- en vastheid, ook tot Pennen van Molenraderen en andere dingen, in plaats van Pokhout , dat echter meer te vertrouwen D I O I K I A« fa ; ja fomtyds wel 9 daar groote Boomen val- n# len , tot Wagen - Asfen en dergelyk zwaar tomn»ï Werk , gebezigd. Hoofd- STUK* (2) Taxisboom met de Blaadjes wat van eh **• ' 1 r Taxus kander af. Nudfera. Japanfcbe, Deeze,de NootdraagendeTaxü ,in 'tjapanfch Kaja genaamd , en aldaar waargenomen door den fchranderen. Kaempfer, voert hiervan den bynaam. Zy is gemeen 3 zegt hy 5 in de Noordelyke Landfchappen van Japan 5 en groeit hoog 3 maakende Boomen , aan wier Twygea de Takjes tegenover elkander liaan , digt en plat gevind met kleine Blaadjes. De Schors is roodachtig en Schubbig , vol Sap en Vettig- heid , byna als in de Denneboomen : ook wet riekende en zeer bitter : het Hout droog en ligt 3 met weinig of geen , of niet dan Houtig Merg. De Blaadjes zyn ongedeeld 9 als Rosma« ryn - Bladen , doch ftyf en veel harder 3 met een zeer kort puntje y van bqyen donker , van onderen bleek groen. Schubbige Knoppen komen hier en daar te voorfchyn , en befluiten het Vrugtbeginzel , dat al voort groeijende een Noot wordt met een Bolfter, veel naar onze Walnoo- tcn gelykende. De Bolfter is groen met bleeke Stree- (2) Taxus Folii's diftantibus f« Syso. Nat. XII. Ptg. XIII. Taxus Nucifera. Kaem?E. Amoen, 814. T. 8 15, JBüRM, Fhr4 hid. p. 3ió. 1. 216. \ Nn 4 II.Dïfl. iil Stuk» TwEEHUIZIGE BöOMEN, II. Streepen , een weinig Balfamiek van Smaak, Afdeel. jjq Noot3 van grootte als een Hazelnoot , doch Hoofd- ongelyk van rondte en fomtyds krom, aian één stuk» 0f beide enden gepunt , rosachtig of bleek van Um**'' *^eur5 heefteen Houtigen, broofchen, dunnen Dop 5 en daar binnen een ruuwe Pit , die Olie-* achtig en zoet is * maar zo famentrekkende, dat men de verfchen niet kan eeten% Gedroogd zynde komen zy op Tafel onder de Nagerecht ten. Men gebruikt de Olie , daaruit geperst, in de Keuken, XXL II O O F D S T U K, Befchryving van de Veelwyvige B o o« men , Polygamia, in welken de zelfde Soort Mannelyke of Vrouwelyke en ïweeflagtige Bloemen draagt; gelyk de Lotus 3 Efchdoorn % Esfcl.en f Vygen en andere Boo?nen. 't \]iToord Polygamia 5 dat de Ridder voor ^ * deeze Klasfe gebruikt , altoos Veel- wyvigheid betekend hebbende , noem ik die van decze Klasfe Veelwyvige: om dac die Eigenfchap anders niet gemakkelyk beknopt uit te drukken is. Veelvoudiger - Echt vind ik nog minder overeenkomstig met de zaak. Men tjioet aanmerken , dat de Tweeflagtige Bloemen eigen tlyk het Echte Bed in. deeze Klasfe uitmaa-t kqn > en dat de overigen als Overfpeelig zyn of F O L Y G A M I A. 569 of Bywyven. Dan ziet men , dat onze benaa- n. ming niet kwaalyk itrookt. in de meefte Ge- A^EL# Aagten , evenwel, oncbreeken de enkele Wyf- Hoofd* jes- Bloemen. Daar komen voor, die alles opsïui^. een zelfden Stam , op twee of op drie Stam- men , hebben , en hierom worden zy in de Rangen van Een- Twee- en Driehuizigen onder- fcheiden. Veertien Gefiagten van Boomen zyn van dien aait, C e l t 1 s. Lotus t Boom* Dit heeft alleenlyk Tweeflagtige en Manne* tjes - Bloemen op een zelfden Stam , beiden zonder Bloemblaadjes. In de eerften is de Kelk in vyven gedeeld a met vyf Meeldraadjes en twee Stylen : de anderen hebben den Kelk in zesfen gedeeld met zes Meeldraadjes en niets meer. De Vrugt is Pruimachtig met één Zaad. Drie Soorten, waar van de eerfte in Europa, de anderen in Indie en Amerika groeijen, maa* ken dit Geflagt uit, als volgt, (1) Lotus -Boom, die de Bladen Lancetswys* ^ oyaql heefu Celt'1* lvienZuidelykea fi) Cellis Folüs ovato - Iarïceolatïs. Syst. Nat. XlU Gen. X143. p. 66%. Veg. XIII. p. 766. Hort. Cliff. 39. RoYEN Lugdbat. 207. DALIB. Paris. 304. GOUAN Monsp. 512. £otus Fru&u Cerafï. C. B. Pin. 447. Lotus live Celtis. Cam. Epit. 155. Lotus aibor. LOB. Icon. II. 186. DOD. Pewpt.ifj, 3DOD. Kruidb. 1324. TOURNF. Inji. 6 12. Nn j ;r. Deel, III. Stuk. Veelwyvige Boom en. !!• Men geeft deezen in 't gemeen den naam ArxD^ELt van Lotus ~ Boom 5 om hem dus van 't Kruid 3 Hoofd- dac den naam van Lotus voert, te onderlchei- stuk. jqn ; tcrwyl men hem meer of min overeen- Mom?'" k°mftig oordeelt met den Lotos der Grieken , wegens het eeten van wiens Vrugt aan zeker Volk de naam van Lotophagi gegeven werdt. De Latynlche naam is Celtis. De Itaüaanen noemen hem Perlaro> en die van Trente Ba- golaro, de Franfchen Micocoulier. Zyn Groey- plaats is in de Zuidelyke deelen van Europa en in de Noordelyke deelen van Afrika 3 aan de Middellandfche Zee. Het is een Boom, van grootte als een Peere- boom 3 of ook grooter en hooger ; waar over men zig niet zal verwonderen , als men in acht neemt 3 hoe Pliniüs verhaalt % dat zig te Rome 5 op 't p lein van Lucina , een Lotus- Boom bevondt , die vierhonderd en vyftig Jaa- ten oud was , en een andere y in 't Vulcanaal , gelykjaarig mei de Stad. De dikke Stam is met een zagte en blaauwachtig groene Schors bedekt. Hy heeft lange Takken , die zig breed uitfprciden, en Bladen gelyk die der Groen -Ei* ken of byna als der Ypeboomen , aan de randen flerk gekarteld. De Vrugten zyn rond , han- gende aan lange Steeltjes, als Karfen, in 'teersn geelachtig wit 3 vervolgens rood en door aanry- ping zwart wordendec Deeze Vrugten hebben in lang de lieflykheïd niet j welke aan de Vrugten van den Lotus der Ou- POLYGAMIA. 571 Ouden toegefchreeven werdt; misfchien wegens II. 'e verfchil van den Grond en 't Klimaat. ZyAF^* zyn zagtelyk famentrekkende en dus Hoppen- Hoofd» de; wordende het Afkookzel van het Hout, 't^1"17*» zy ingenomen of ingefpooten, dienfhig 'geacht voor te groote Ontlastingen , 't zy door den Afgang of de Stonden. Het uitvallen des Haairs zou daar door ook verhinderd worden. Men vindt den Boom wel in de Openbaare Kruid- tuinen hier te Lande 3 doch hy draagt 'er Bloem noch Vrugu (2) Lotus -Boom > die de Bladen fcheef Hart- n. vormig gekarteld , van onderen ruig heeft. Orientln5% Oostindi* fche. De Oostindifche Boom met Salie - Bladen , die zeer fyn gekarteld zyn 5 van Plükenetiüss fchynt overeen te komen met den Mallam-Tod* dali van Malahar, welken R ay noemt Indifche Boom , die Trosfen draagt van eenkorrelige Besien 3 de Bloemen met twee Meeldraadjes. Het is aldaar een middelmaatige Boom > met een (2) Celtis Foliis oblique cordatis ferrntis , fubtiis villofis, Fl. Zeyl. 169. Ulmus Fru£hi baccato. Hort. Clif. 83. Sal» vifolia arbor OrientaJis , Foliis tenuisfime crenatis. Pluk» Alm. 329. T. 221. f. 4. Mallam Toddali. Hort. Mal. IV. p. S3.T. 40. Arbor Ghaduba di&a. Burm. Zeyl. 26, 102. Baccifera Indica racemofa. Kaj. Hift. 1597. Celtis &c. Eurm. Fl. Ind* p. 218. Papyrus fpiuia. Amqsn. 474-. T. 472, G 2* an? Mant. alt. p. 500, 5*^ Veelwyvige Boomen. II. een dikken wkachtigen Stam, die groenachtige AYxxiU bollige Takjes uitgeeft, en Wortels heeft van Hoofd- eenen Kruidigen Geur* Hy groeit op Bergach- sTuit. tjge plaatfen , als ook aan de Oevers der Rivie* Af»!** ren > en draaSc tweemaal 's Jaars Vrugten , dat kleine , groene , bittere Besfen zyn. Alle de deelen van deeze Boomen worden voor byzon- dere Middelen tegen de Vallende Ziekte, YN hoofdigheid en andere Kwaaien der Herfenen , gehouden* De Muntinghia van Plumie r $ met ruu- we Olme- Bladen 5 die enkelde Besfen draagt, kan hier toe niet behooren ; maar wel de Glim* duba of Gadhumba van Ceylon, door den Hoog- leeraar J. BUKMANNUS Uit HeRMANNUS vcorgefteld , die zegt, dat men hem dus noemt wegens het Lymige Sap, dat in de Bast zit, daar de zwangere Vrouwtjes gebruik van maa- ken tegen Verhardingen en Pyn in de Borften» Ook werden de Kolen van deszelfs Hout tot het bereiden van Buskruid gebezigd. Thans betrekt Linn^üs hier toe ] op eenc bedenkelyke wyze f den Basterd - Papierboom van Japan , daar Kaempfers nogthans , Bloem Doch Vrugt van opgeeft , zeggende dat het een Heefter is , die met lange , buigzaame , Takken kruipt, welke zeer voos zyn, en een Melkach- tig Sap hebben ; weshalve , fchoon de Bladen > door hunne Hartvormige figuur , als anders , wat naar die van deezen Boom mogten zwee-. men 3 POLYGAMIA. 573 men 5 de overeenkomst my wat ver te zoeken n; fchynt (*). Afdeel; (3) Lotus -Boom 5 die de Bladen fcheef ovaal > stuk. " Zaagswyze gekarteld en ge/pitst heeft. uu Celtis Deeze is door den Heer Miller, in na- °c^denta~ volging van den vermaarden Tournefort, nfche*" voorgeiteld onder den naam van Celtis met eene donker paarfche Vrugt , en Ra y noemt hem Virginifche Lotus - Boom 3 met roode Vrugten. Het fchynt een groote Boom te zyn : want de Heer Claytgn tytelt denzei ven Hooge Celtis met ovaal - Lancetvormige Zaagswys getande Bladen en eene bruine Vrugt ; aanmerkende dat 'er van dien zeifden aartin Virginiezyn, met donker paarfche en met zwartachtige Besfen# Dezelven zyn 9 zegt hy , zoet van Smaak. Lin- njeus merkt aan 9 dat deeze Virginifche zeer naby komt aan de Eerfte Soort. Ter- (*) Van deezen Heefter is , ten opzfgc van het gebruik vau deszelfs Bast, tot hetmaaken van grof Papier, hier voor , bladz. 285, iets gezegd. (3) Celtis FoJiis oblique ovatis lêrratis acuminatis. Sysu Nat. XII. Veg. XIII. Celtis Fru&u obfeure purpurascente. Mill. Diff. T. 88. Celris procera , Foliis ovato - Ianceo!ati$ ferratis, Fru&u pullo. Gron. Vir^t 158. Lotus ar box Virgi- niana, Fru&u rubro. Raj, Hifi. 1517, qejtjj frafttt èbföttc purpurasfente. Tournf, /«/?, 6iu Ih T>izh> III, SjUKi 574 VE EtWYVlGÉ B ö O M E Sfé II. Termi nalia. Hoedboom* Afdeeu XXI ^ Hoofd- De Bloemen befiaan, in dit Geflagt, uit eert stuk* Kelk die in vyven gedeeld is 3 zonder Bloem- krans 3 en hebben tien Meeldraadjes ; maar eenigen zyn enkel Mannelyk, de overigen hebben een Styl en Vrugtbeginzel , dat eene Schimachtige Bolftervrugt wordt. L De eenigfte Soort (i) maakt de in Oos tindie 2j5?4bekende Katappe-Boom uit. Men vindt, onder Katappe- deezen naam3 by Rump h i us voorgefteld een Tamme en Wilde , beiden op de Molukkifche Eilanden groeijende. De eerlte is een wyd uit- gebreide Boom , regt doch niet zeer hoog van Stam, aan welken de Takken overdwars ftaan , en deeze geeven wederom andere Takken uit 9 daar op 't end de Bladen rondom aan hangen byna gelyk een groote Lamp met Pypen. Hier zal de Latynfche Geflagtnaam op zinfpeelen , en 5 dewyl de Kroon zig als een breede Hoed vertoont , zo noem ik hem de Hoedboom. De agterfte en oud (le Bladen zyn kleiner dan de voorften 5 die wel een Voet lang en een half Voet breed vallen 3 van eene Waaijerachtige fi- guur. Zy zyn dik geribd en geaderd 5 van bo- ven hoog groen 5 van onderen een weinig geel cn z;agt in *fc aantasten. Aan lange Steelen ka- men (i) Terminalia. Syst. Nat. XII. Gen. 1133. p< Ó3S. Veg> XIII. p. 7^4. Mant, 123. Catappa. Rumph. Amh. I. p. 174. T. 68. Adamaram. Hort. MaL IV. p. 5. Amygdalus ImiOu Kmboff. RAJ, Hifi. 1$ 21. T, 3 , 4 j 5* P O L Y G A M I A. 575 men Trosfen voort vm Bloempjes, die klein zyn en zig als een Sterretje vertoonen 3 vol ~ F£x,E1 witte Meeldraadjes ; doch de meeften, dat de Hoofd- "Mannclyfcen zyn, vallen af, en maar weinigen SJUK* zyn vrugtbaar. Het Vrugtbeginzel , naamelyk , ;s*/«^* in fommigen onder de Kelk zittende , worde cene Pruimachtig fpitfe Vrugt , van drie Dui- men langte , hebbende een Rand die zig wac omkromt , en geeft 'er dus de figuur van een Schuitje aan. Zy is aan 't end gekloofd , en be- kleed met een dun Velletje, in 't eerst groen 9 daarna Roozerood wordende , met geele Plekken en Streepen. Binnen dit Velletje zit een Haai- rige Bolder 9 die eenen langwerpigen Steen be- vat , als een Amandel , een eetbaare fmaa- kelyke Pit hebbende, die zo Olieachtig niet is als de Kanaries. Ook geeft de Bolfter , die verfch opengefneeden wordende fraay Kerfen - rood ziet , geen onaangenaamen Reuk. Wegens deeze Vrugt is het Gewas de Oostin- difche Amandelboom by Nieühoff getyteld , dien Ray uit den Malabaarfen Kruidhof, al- waar dezelve Adamaram heet (*) , befchryfr. Hy wordt 'er , wat de Kroon aangaat , by een Pyn- of Denneboom vergeleeken , hebbende de Stam zeer hard wit Hout, met eene Afch-. graau- (*) Niet Acamaram , een Soort van Anona, tpr welker befchryving by RAV , p. 1650, in Mant. prima. , p. 128 , verkeerdelyk gewezen wordt : zynde de Kaneel - Appel , op #nze PL XII. afgebeeld ; zie bh 1$. ih s&x» nu 576 Veelwyvige BoomeïC. II. graauwe Schors en rooden Easc. De Vrügfc f Afdeel* opdroogende , barst en werpt den Amandel Hoofd uit , wiens Pit in de Mond , onder 't kaauwen , stuk» geheel weg fmelt, doch van Smaak is als onze Katappe- Amandelen : en , in Water geleed , breidt zy Boom, J zig tot twee witte Blaadjes uit. Hy groeit van zelf in de Bosfchen op de Kust van Malabar , en wordt ?er in de Hoven gehouden, alzo hy driemaal 's Jaars zodanige Vrugten geeft, die men voor de lekkerheid eet, niet alleen, maar van de Bladen maaken de Inlanders een groot gebruik y zo tot Spyze als tot Geneesmidde- len. Brabejum. Kransboom. De Kenmerken van dit Geflagt worden thans aldus opgegeven (*). De Bloemen zyn Kat- ten. Men vindt 'er die Tweeflagtig zyn , en een Stamper hebben met twee Stempels, waar van het Vru-gtbeginzel een rondachtige Pruim- vrugt wordt , met een Klootronden Steen of Zaadkorrel. Anderen hebben , behalve de Meel- draadjes, een enkelen Styl, die gevorkt is, en misdraagen. In deeze zyn de Schubben van de Kat driebloemig : in beiden is de Bloem* krans in vieren gedeeld. Dit Gewas , bevoorens door den Ridder on- der de Viermannige Eenwyvige Planten geplaatst zyn- (*) Syk Nau Ve&. XIII. p. 7*4, M Vy^ 0f zesbladigen Bloemkrans heb- ben, 't Getal der Meeldraadjes, in de eerften* is groot. De anderen hebben een Honigbakje van famengegroeide Meelknopjes 5 het Vrugt- beginzel influitende , dat een vyfhokkig, vyf- kleppig Zaadhuisje wordt 3 met Merg gevuld. Van dit Geflagt komen vier Soorten voor* allen Westindifche Planten zynde, als volgt. i. (i) Lymboom met ongeaderde Bladen en z?s- r*feï?a Wadige Bloemen. Roozc- Wcunge. jqc jjeer jACqÜIN) die alle 'de gedagte Soorten in de Westindiën waargenomen heeft 5 zegt dat deeze Soort een hooge Kroonboom is van twintig of dertig Voeten , groeijende 5 dat te verwonderen is , als een Bygewas aan Steen- rotfen en Boomen. Dit heeft dezelve met de beide volgende Soorten gemeen 3 zo wel als de geheele Geftalte. De Bladen zyn ovaalachtig , ongekarteld, Homp, glanzig, Lederachtig, taay en niet geaderd, met evenwydige fchuinfedwars- , flree- (i) Clufia Folifs aveniis , CorolHs hexapetalls. Syst. Nat» XII. Gen. 1154. p. 674. Veg. XIII. p. 76 ƒ♦ JACQ. Amtr. 34- Hifi. 270. Ccnchramidea Aibor Saxis adnascens , obiotundo pingui Folio, Fruftu Pomiformi. Pluk. Alw% $z. T. ï57> f» CA ESB. Car. II. p. 99* T. 99. j?OlYGAMIA» 579 ftreepjcs , kort geftceld , zittende by paaren aan II* de enden der Takjes. De Bloemfteeltjes vfo^nu* korten dik, veeltyds driebloemig: de Bloemen Hoofd- groot en zeer bevallig , uit zes Roozekleurige STUK# Bladen famefigetteld , in hetWyfje een Vrugt. LimUm- beginzel bevattende 9 met zeven , agt of negen Stempels, zonder Styl, en een Honigbakje, 't welk , met alle de Teeldeelen , door zeker Lyme- lig helder Vogt bedaauwd is. Het geheele Ge- was is vol van een zeer taay , Balfamick, groen- achtig Sap , dat door blootftelling aan de Lugt tos wordt , en waar van de Indiasnen gebruik maaken als van Teer , om hunne Schuitjes of Kanoos te beftryken. Deeze Soort kwam hem op St. Domingo voor. (2) Lymboom met ongeaderde Bladen en vyf* n. bladige Bloemen. aroa. Witte. Deeze Soort vondt zyn Ed. in de Bosfchen pl- XVIIè van Martenique. Zy verfchilt van de voor- gaande byna alleen door de Bloemen, die geen zes- maar een negenbladjgen Kelk hebben, en daar in vyf Bloembladen , wit van Kleur, en allen , die hy 'er van waargenomen hadt , twee- flagtig. De Vrugt is langwerpig Eyrond * doch ftomp vyf of zeshoekig, en van binneö ook (? ) Clafia Foliis avenas* Corollis psuïnpcialis. JAGQ. Amer* 34. Hijl. 271. T. 1Ó6'. Clufia Fiere albo, Fru&u eoccmc&i •PtUM. Qen. 21. Ie 87. f, 1. ' Oo 2 II. Dïel. III. Stuk» 58o VEELWYVIGE BoOMËiT. II. ook in vyf of zes holligheden verdeeld , bevatterf* Afdeel- je . jn een week Merg , veele langwerpige , glad- Hoofd- de Zaaden, hoogrood en dus met de Clufia van stuk. Plumier, die eene hoogroode Vrugt heeft , Lymbom. overeenkomftig. Naar die Zaaden zyn verfchei- derley Vogeltjes zeer gretig, en weeten dezel- ven, met den Bek, te haaien uit de Sterswys' gaapende Zaadhuisjes 5 middelerwyl op hunne Wieken flodderende in de Lugt , even als de Kolibrietjes op den Honig der Bloemen aazen. De opgezetenen des Eilands noemen deezen Boom Aralie. Hy wordt ook wel dertig Voeten hoog , met eenen Stam van een Voet dik 5 en eene zeer uitgebreide Kroon 5 niette- genflaande hy mede als een Bygewas op andere Boomen groeit. Van een* Takje met Blad en Vrugt is hier de Afbeelding in Fig. i , op Plaat XVII. medegedeeld. in. ciufiA (3) Lymboom met ongeaderde Bladen en vier- Gecle. bladige Bloemen. Deeze derde Soort kwam gedagten Heer op Jamaika , aan den voet der Bergen 5 voor. Zyn Ed. fpreekt 'er dus van. Het is een Boom „ de voorgaanden zeer gelyk , [ook] aan Rot- ?> fen en Boomen als een Bygewas groeijen-i 3> de, (3) CMa Foliis avenüs, CorolHs terrapetalfs. Ucq. Amer. 34. Hift. 272. T. \6j. Clufia Arborea Foliis crasfis nitidis obovato - fubrotuadis , Floribus (blirariis. Brown. Jam. zi6. Tetebinthus Fol. fingulan nonalato, Fr. rotundo fucculento &cV SLOAN. Jara. 167. Jlijl, J. p, jy, T„ 200. f, u RAyDendr. 51. POLYGAMIA. j8l „ de , en vol van een Lymcrig witachtig Sap, II. De Bloemen, die [ook] Reukcloos zyn,heb A^EL# 3, ben de Bladen geel. Onder 't reizen had ik Hoofd» „ veele Bloemen en Vrugtcq, van den zelfden STUK- Boom geplukt, ter onderzoeking mede geno- Lym 00m men, en bevondt, dat de Vrugten geenszins 5, overeenkwamen met de Vrugtbeginzels , in de Bloemen vervat ; zo dat dezclven moeftcn 5, voortgekomen zyn van onderfcheïdene vrugt- „ baare Wyfjes- of tweeflagtïge Bloemen , „ die ik vervolgens geen gelegenheid had te onderzoeken. Deezen, nu, fchynt Browne befchreeven te hebben , by wien men de 5, Kenmerken kan nazien* SloAse heeft voor „ de Vrugt een nog niet geopende Bloem afge* „ beeld en befchreeven ; weshalve hy , het „ Vrugtbeginzel in de uitgedroogde Bloem mis- „ fchien voor Zaad gehouden hebbende , de Vrugt eenzaadig ( monopyrenwu') genoemd heeft. De Stempels in de groenachtige Vrug- „ ten geleeken flegts naar groote uitpuilende v bruine Stippen. " De beroemde Sloane hadt deeze Soort ge- Baifem- noemd Terbenthynboom met enkelde , niet ge.A?peItjes' wiekte , ronde Sappige Bladen , en vierbladige bleekgeele Bloemen , in *t gemeen de Balfem* boom getyteld wordende. De Vrugt, merkt hy aan , wras een Kogelronde Bezie , groen of rood- achtig van Kleur , van grootte als de tip van eens Menfchen Duim. Die van de tweede Soort moet , volgens de Aftekening van den O o 3 Heer II. deeu lil» Stuk* 582 Veelwyvige Boomen. II. Heer Jacqujn, zeer langwerpig en Pruim- AFxxiL* achti§ van figuur zYn- Op >c Eiland Barbados Hoofd- wordenze 3 wegens het gedagte Balfamieke Sap , stuik* Balfem - Appeltjes geheten , zo Plukene- tius aanmerkt. ivr. (4) Lymboom met geaderde Bladen. Cl ufia Geadelde. Deeze Soort is door gedagten Heer Jacqüin in de Bergachtige Bosichen , die vogtig ^van Grond waren , op Martenique gevonden. Het js 5 zegt zyn Ed. , een regtopftaande Kroon- boom van dertig Voeten hoogte; gelyk de an- deren , doch meldt niet, dat het ook een By- gewas zy. De Bladen waren vier Duim lang; de Bloemen anderhalf Duim breed > met witte Blaadjes. De Vrugt hadt hy niet gezien; doch de gedaante fcheen met de Kleinere Clufia , die wit van Bloem is , met eene geelachtige Vrugt, van Plu mier befchreeven en afge» beeld , overeen te komen. De Ingezetenen noemden hem Paletuvier de Montagne. F u s A n u s. Spilleboom. De Kenmerken van dit nieuwe Geflagc zvn t Tweeflagtige Bloemen 3 die een vyfdeeligen Kelk hebben , zonder Bloemkrans , cn vier Meel- ' (4) Clufia Foliis Venofc. jAcq. Am>r, Hij?. 273. Clufia rioie rofeo minor , Fru&n fhvescenre, Plum, Gen. n. POLYGAMIA. 5U3 Meeldraadjes : waar van het onderfte gedeelte IL het Vrugtbeginzcl is , niet vier Stempels en h*Yxu* de Vrngt Pruimachtig of met een Bblftör. Be- Boofd- halve de zodanigen komen 'er Bloemen , op STUK* den zelfden Stam, in voor, die misdraagen , en derhalve als Mannelyken kunnen aangemerkt worden. Een enkele Soort (i) is hier van bekend , die den bynaam van Samengedrukte 3 mooglyk wegens de platachtigheid van de Vrugc, voert/s^enge- Het is een Vrugtdraagencje Boom , met een(]ruluc-~ driebïaderig Omwindzel , onder den Grondfteun van het Vrugtbeginsfcl , door eenige Klieren onderfcheiden. Meer vind ik 'er niet van ge- meld. Acer. Ahornboom* De Bloemen zyn , in dit Geflagt, vyfbla- dig , met agt Meeldraadjes , voortkomende uit een Kelk , die in vyven gedeeld is. Behalve deezc Mannelyken komen 'er in voor, die bo- vendien een Stamper hebben , en deeze brengen een Vrugt voort , welke uit twee of drie een- zaadige gewiekte Zaadhuisjes befiaat. 't Getal der Soorten is vry groot ; dewyl 'er , behalve de gewoone Europifchen , drie of vier Noord Amerikaanlèhe en anderen, in begreepen zyn, als volgt. (i) Ahorn- (i) Fufanus. Syst. Nat. Veg. XITI. p. 7*5. Oo 4 II* Deel* stuk* Veelwyvige Boomen, II. (i) Ahornboom met Hartvormige, onverdeeh ^FxxiL# ^ » getande Bladen , die fiaaaw gekwabd Hoofd- zyn ; de Bloemen Troswys* hebbende. tuk. ï. Onder den mam van Ahorn met langwerpig s/Jun- Hartvormige ongelyk getande Bladen , is dee- Tartaa- ze 9 a^s in Tartarie groeijende 5 in de Verhan- fcfcc delingen der Kejzerlyke Akademie van Peters- burg , op 't jaar 1 74S? 9 afgebeeld en befchree- ven. Het is een Boomachtige Heefter, die de Bladen als van den Jukboom en Troswyze Bloe- men , gelyk de volgende 3 heeft, maar in far mengeftelde Trosfen. Men vindt hem aan de Oevers van de Wolga , op vogtige plaatfen. 11. (2) Ahornboom met vyj 'kwabbige ongelyk ge- jiccr. tande Bladen en Troswyze Bloemen. Pfeudo- J Platanus. cewoone. Deeze Soort maakt het Gewas uit , waar van de Geflagtnaam zynen oirfprong heeft. Men noemt het, in 't Latyn > Acer, of Ace- ris (1) Acer Folüs cordatis indivifis fcrratis, Lobis obfoletis, Floribus racemofis. Syst. Nat. XII. Gen. 1155. p. 638. Acer Folüs oblonge cordatis inaxjuaiiter ferracis. Kreschen AEf. Petr. 1749. p. 285. T. 13. (z) Acer Folüs cpinquelobis insqualiter (erratis, Floribus racemofis. Syst, Nat. XII. Acer Folüs quinquelobis acutis &c* Hort. Ups. 93. SAüv» Momf. 212. Acer Folüs palmatis &c. Hért. CUff. 143. ROTKN Lugdbat. 457. GORT. Gelr. Acer montanum candidum. C. B. Pin. 430. Acer majus. DpD. Tempt. 240. DOD. JCruidb. 13Ï4, TOURNF. Injl. 615. HALL, Hdv. 411* POLYGAMIA. 585 ris, zo fommïgen willen ; welke benaaming IL waarfchynlyk van de duurzaamheid of fyndraa- dighcid des Houts, dat zonder Kwasten is , en Hoofd- dus van het Griekfch, zal afkomftig zyn* Men STÜK# wil echter dat de Griekfche naam van deezen Boom , by Theophrasïüs, Sphendamnos zy. De Italiaanen heeten hem Acero, dc Span- jaarden El-Azre. In de overige Taaien van Europa heeft hy verfcheiderley benaamingen. De Engelfchen noemen hem Maple-Tree of Witten -Tree ; de Franfehen Erable, Opier of Sycomore; welke laatfte naam 5 zo wel als die van Plasne , zeer oneigen is ; alzo 'er andere Boomen zyn , dus eigentlyk geheten. De Duit* fchers geeven 'er den naam aan van Mafeholder- of Masf kolder, en fomtyds ook van Lein Baum , dat is Linnenboom 5 wegens de zagtheid van het Hout t en deszelfs witheid. De gemeenfte naam, by ons 3 is EfchdoornofSchotfche Linden; hoe* wel men hem ook Ahorn en Maasboom (*) , in navolging van de Duitfchers , en Luitenboom 3 wegens zyn gebruik tot Mufiek • Initrurnenten , genoemd vindt (f ). Dat (*) De naam van Masthem is in de Uitgezogte Verhande- lingen. II. Deel, bladz. 449 , zeer verkeerde!yk aan deezen Boom gegeven j dewyl die aan anderen toebehoort ; zie hier voor, bladz. 407. . (t) De naam van Haver- Efcbe y (GORTER Flor. Belg. p. 390. en by Commelyn, daar aan gegeven ,) behoort aan de Lyfterbezie- of Qualiïerboomen, Oo 5 tl defl. ni. Stuk* 586 VeelwyvIce Boomen- II. Dat deeze Boom een gemaatïgde Lugt b$? Axxi?L m*nt 9 hec^ Theophrastus reeds aange- Hoofd- merkt. Hy groeit niet alleen in de Gebergten stuk* van Switzerland en Oolienryk, maar ook in de hm!™' v^kke deelen van Engeland en de Nederlanden ; hoewel hy mooglyk zynen oirfprong uk die Ge- bergten heeft. Tournefqrt vondt hem in 't Bofch van Fontainebleau tusfchen de Rotfen groeijen. Hier te lande komt hy in de Haar- lemmer - Hout en andere Plantagiën of Bosfchen by Buitenplaatfen voor , alwaar hy waarfchyn- lyk geplant zal zyn. Zyn fierlykheid kan deeze Boom wel draagen* Hy groeit tot een aanzienlyke hoogte , doch maakt geen fraai je ronde Kroon, gelyk deLin- den. Deivyl ook de Bladen vroeg afvallen, en , fchielyk verrottende , hier door de Laanen f Pleinen en Straaten , in 't wandelen , onbevallig doen zyn ; zo wordt hy niet veel geacht. De Schors is voor 't Gezigt niet aangenaam , en het Hout der Takken broofch ; zo dat zy ligt aan Hukken waai jen door een Stormwind. De groot- heid der Bladen, die fierlyk uitgefneeden zyn 9 byna als Wyngaardbladen , wat donkerer groen van Kleur , is het eenigfte dat hem bekoorlyk maakt in Lusthoven. Men vindtze fmaller of breeder , meer of minder ingefneeden 9 ook donkerer of ligter groen en bont. De Bloe- men groeijen aan Trosjes , van verre naauw- lyks zigtbaar, bleek groenachtig van Kleur, en de Zaadhuisjes zyn gevleugeld , ' vertoonende Polygamie 587 zig, dewyl 'er veelcn by elkander zitten , byna II. als bosjes van gevleugelde Inlèkten , en in 'tAF?**k byzonder als van de genen die men Juffers of Hoofd» Puiftebyters noemt. In derzelver dikke end isSTUK- een wrangachtig Meelig Zaad vervat hot^™* De Wortels van deezen Boom , gekneusd sujkerach- uitwendig opgelegd , zouden , volgens Plinius,*^ Vo£c' tegen de Lever -Pyn, en volgens Ser. Sam- monicus j in Wyn afgetrokken en gedron- ken , tegen het Zydewee van dienst zyn. In 't Voorjaar , wanneer de Knoppen zwellen , geeft hy, ergen^ gekwetst of gebroken zynde, een zcet en drinkbaar Sap uit, even als de Wyn- gaard - Ranken , wanneer men • die te laat fnoeit , en veele andere Boomen. Lister heeft door veele Waarneemingen op de Ahorn- boomen ontdekt, dat zulks ook in de Herfst en den geheelen Winter door , met maatig vriezend Weer , gefchiede. Het Sap , dat 'er dus uit- loopt , is zoet en fchynt veel overeenkomst tc hebben met dat der Suikergeevende Ahorn- boomen in Noord -Amerika, waar van ik üraks zal fpreeken. Middelerwyl kan ik niet naJaaten gewag te z^nrre V 1 ijkkcn roaaken van een zonderling Verfchynzel , my0pde deczen Zomer in de Haarlemmer- Hout voorBhderu gekomen , en denkelyk aldaar niet ongewoon. Ik (*) Uit hoofde van hetzelve kan men hem geen Eike!- dmgende Boom (Arbor Glandifera) noemen, gelyk gedaan is in Blancardi Lexica Msdico, png. 7, IU Deel, iii. Stuk» Veelwyvige Boomen# II. Ik vond de Bladen van jonge Efchdoornen of ^FxxiL' Schotfe Linden , aan de zyden van een Laan Hoofd- omtrent eens Mans langte hoog groei jende, met stuk. menigvuldige groote zwarte Vlakken gefpren- hm'™* keld. Terwyl ik over die Vertooning peins; flaa ik het Oog naar boven , en zie , dat zy onder den Drup van Eikeboomen (tonden. De- wyl, nu , het Sap der Eiken van dien aart is , -gelyk wy weeten , dat her , in overeenkomst met andere famentrekkende Vogten uit Plant- gewasfen, door by voeging van Yzer- Vitriool, of enkel van Yzer of Staal, zwart wordt; zo heb ik gedagt , dat 'er iets Vitriolifeh in de Bladen van den Efchdoorn moest zyn , om zulks uit te werken : ten ware het uitzweetende Sap , op de Bladen der Eikenboomen 3 reeds die zwar- te Kleur mogt bekomen hebben , door aandoe- ning van de Lugt 5 en dan door den Regen op de Efchdoorn - Bladen neergedroopen zyn. Dit zal mooglyk door nader Waarneemingen blyken. Ondertusfchen heb ik die zwarte Vlakken op geen ander Loof gezien. Het Het Hout der Efchdoorn- of Ahornboomen is , Uoüu wegens zyne fyndraadigheid en vastheid , zeer be- kwaam voor den Draaybank , en wegens deszelfs witheid , dikwils 5 inzonderheid' in 't gene van de Knobbels komt, met Oogswyze ronde Vlak- ken, die uit den rosfen zien , aartig als een Paauweftaart gefchakeerd* De Engelfchen en Duitfchers maaken van hetzelve niet alleen Bak« ken en Tafelborden , waar ook Theekopjes en Bak, PoLYCAMiju 589 Bakjes , zo van gewoone grootte als van onge- II- meene kleinte, tot Kinder Speelgoed. Die won-^rx^EL* derbaare Stelletjes , daar wel vyftig in elkander Hoofd- üeekende Bekertjes , zo dun als Papier 3 in eeneSTUK% Eeker , van niet meer dan twee Duimen wyd f beflooten zyn , worden daar van gedraaid» De dikte van de Wanden dier Bekertjes is omtrent het honderite deel van een Duim (*)4 (3) Ahornboom met vyf 'kwabbige , eenigermaa- nr. te getande , van onderen blaauwachtige fr^^ Bladen ; en enkelde byeen vergaarde Bloem- &oodc. fteeltjes. De Virgïnifche Ahorn met groote Bladen , die van onderen Zilverkleurig, van boven glan- zig groen zyn , wordt hier bedoeld* Cates- by (*) Le Bois de Tespece d'Erable , apeïé Glinus par Theo* phrast 6c Origuela par les Efpagnols , eft jaunatre , vené de gris & fert a divers Ouvrages de marqueterie , zegt de Heer ABANSoN, Famill. des Plantes , p. 38i.De Glinus van Theo- phrastus wordt gehouden voor den laagen Efchdoorn of het Booghout , welk wit en liegt is. Origuela is da naam vaa een Stad in Spanje, 't Kan zyn dat men die Boomen , moog- lyk aldaar groeijende , naar deeze Stad noemt , doch dan zullen zy van deeze Berg - Soort zyn , en in allen gevalle ïs de Kleur van het Hout niet wel uitgedrukt. (3 ) Jlctr Foliis qninquelobis fubdentatis , &c. KALM. Itl II. 28 S ; 309. Acer Fol. quinquelobis acuminatis &c. Hort. Ups, s>4« Acer Virginianum Folio iubtus incano. Herm. Par+ I, T« ï. Acer Virg. Folio majote &c. Pluk. Alm» 7. CATESB. Car. I. T. 62. Sel. Vog. II. Band. MlLL. l/. T. 8. f. 3.. TREW. Ebret. T. 85 , Stf. XI* Deel Hl Stuk 59ó Veelwttvice Boombk* II. b y geeft 'er , onder den naam van Ahornboom Afdeel» met roode Bloemen , daar zy den bynaam van Hoofd- heeft, een fraaije Afbeelding van. Niet minder stuk* fierlyk is de Aftekening van Ehret, door Abom- Trew aan 't licht gebragt* Deeze Boomen verfieren door hunne roode Bloemen en Vrug- ten5, die wel zes Weeken lang duuren , zegt hy, de Bosfchen in Karolina ongemeen. Zy vallen zeer hoog $ doch zelden zeer dik van Stam* In Penfylvanie vondt de Heer Kalm deezen Rooden Efchdoorn op moerasfige plaat* fen overvloedig , gemeenlyk met Elzen verge- zeld. Van het Hout werden Borden , Spinne- wielen , Rollen , Pooten van Stoelen en Ledi- kanten , en dergelyke zaaken meer , gemaakt Met den Bast verfde men zo wel Linnen als Wollen Stoffen donker blaauw. Men kookte dien Bast, daartoe, eerst in Water, en deedt daar dan wat Koperrood in 9 wordende 'er, op die manier , ook een goede zwarte Inkt van be- reid. Als men vroeg in 't Voorjaar in defl Boom kapt, loopt 'er een zoet Water uit, ge- lyk uit de Europifchen. Men hadt 'er eene Verfcheidenheid van , de Gekrulde of Mazel - Ahorn genaamd (*), wegens de fchoone mar- mc- (*) In *t Engelfch Curled Maplet dat is Acer crUpum , en het wordt by Kalm.* in 't Hoogduinen , vertaald Mafurim Ahorn. Sommigen willen , dat de Hoogduitfche naam, Mas- J 'bolder ,van Mafern, dat is Mazelen, afkomftig zouzyn, we- gens de vlakkigheid van het Hout : doch die naam komt van Mafchen of Maazen, gelyk in een Net, en betekent al* leen maar Suis madrê , dat is, gelpikkeld Hout, P o t t g A m i a. 591 mcrïng van dcszclfs Hout , hetwelk zeer be- II. tónd werdt tot alleiicy Kastemaakcrs Werk ,Av^t: wordende hetzelve hoogcr geacht en duurder Hoofd- betaald , dan het Kerfeboomen of Nooteboo-STUK* men - Hout , het Wortelhout uitgezonderd.^0^ Men vindt Boomen , die alleenlyk aan den buitenkant gemarmerd zyn > en van binnen niet. , Deezc Soort is tweehuizig en het Mannetje heeft dikwils de Bladen tot aan het Grondftuk ingefneeden , zo dat het zig als een byzondere Soort vertoont. (4) Ahornboom met de Bladen Vinger swyze V£ in vyven gedeeld met fpitfe Tandjes. SacbarU num. Van de voorgaande Soort zegt Kalm, datgefyenie] men daar in Penfylvanie geen Suiker van maakt , maar wel in Kanada. Elders merkt hy aan , dat zulks ook gefchiedt van den Rooden Ahorn , en dat die Suiker bruiner of zwarter is, en te- vens gezonder of beter voor de Borst, dan de gene die men van den zogenaamden Suiker- Ahorn , in Kanada , bekomt , welken Boom de Engel- fchen in Noord - Amerika Suikerboom of Zv/arten Efchdcom ; de Hollanders en Duitfchers Noord- fchen Nooteboom; de Sweeden , in Penfylvanie, Rintrao , en de Wilde Irokooizen Ozekéhta hee- f4) Aar Folils qulnqucpartito - palmatis , aevminaco • den- taiis. Syst. Nat. XII. Veg. XIII. II «Deel* XII* Stuk, 592 Veelwyvige BooMEtr. H# heeten. Hy zegt, dat het een Soort is, die ^xxifLi van ^en Europifchen Efchdoorn verfchilt; dat Hoofd- zeer wel te geloovenis; doch hoe Linnjeüs stuk. a]s zeer verfchillende van den voorgaanden kim*™' ^00c^en Ahorn kan aanmerken, begryp ik uit de bepaaling te minder, aangezien het Manne* tje van den Rooden , als gezegd is, de Bladen ook zo diep ingefneeden of in vyven verdeeld heeft. Onder de Vertoogen der Buitenslandfche Ge- leerden , die in 't jaar 1755 door de Koning- lyke Akademie van Parys aan 't lieht gegeven zyii , komt 'er een voor van den Heer Gau- tier, over het maaken van den Efchdoorn- Suiker in Kanada. Twee Soorten zyn 'er , zegt die Heer , waar van de Suiker aldaar be- reid wordt. De eerfte komt , vólgens zyne befchryving , vry] veel met den Europifcheli Efchdoorn overeen. Deszelfs Bladen , zegt hy , zyn hoekig en gerond , byna van figuur als de Wyngaardbladen , maar gladder en zagtef, van boven donker groen , van onderen witachtig , met roöde Steelen : de Bloemen groenachtig wit en Troswys groei jende. De andere Soort \ftas de Roode Ahornboom, voorgemeld, die de Bladen kleinef, minder gerond eh puntiger < hadt , in de geheele omtrek getand , maar in 't byzonder drie groote fpitfe Tanden hebbende. Zo fchynt dan de diepe Infnyding der Bladen f tot eene Vingerachtige gedaante , geen Ken- merk te zyn van den Suiker - Efchdoorn. Den eer- POLYCAMIA. 593 cerften van decze Boomen , zegt hy, noemde AfiJ^el- men in Kanada den Witten of Mannetjes, den xxi. * anderen den Wyfjes- Ahorn of Erable Plane , Hoofb^ en by verbastering plaine ; zynde die onder geen 9 anderen naam bekend , en de Suiker , die van ham. den eerften kwam werdt Sucre d'Erable , die van den anderen Sucre de Plane geheten. „ Geen ,3 andere Soorten van Ahornen (zegt hy) gee- 3, ven in Noord -Amerika dat helder Water, 3J zo klaar als Kryftal , waar van een vette roo- „ de Suiker gemaakt wordt , lekker van Smaak 3, en van een aangenaamen Geur, wanneer zy onvervalfcht is toebereid" (*). Dat die Suikergeevende eigenfehap niet aan ^ de Ahornboomen van Noord - Amerika bepaald is, hebben de Proefneemingen van den Heer Dalman, nu twintig Jaar geleeden, aange- toond. Zyn Ed. liet in 't Voorjaar een Gat van een half Vierendeel diep , fcheef nederwaards booren , in agt Sweedfche Ahornen, waaronder geene jonger waren dan dertig Jaaren. In het Gat fchroefde men een gewoone Houten Kraan , om den Boom niet langer te laaten bloeden dan men wilde. De eerde maal wierden 'er, in vier Dagen, twintig Kannen afgetapt, en, dit Vogt zeven Uuren zagtelyk gekookt zynde, gaf het overblyfzel derdhalf Ponden bruine Suiker, Dc twejè- (*} Mém. de Math. h> P&yh Tam, IL Fans, f75;, p. pP II. Deel, III* Stuk» VeELWYVICË BoOMËIf. Ih tweedemaal liepen uit de agt Ahornen vyftïes AFxxfL' Kanrsen Sap j waar van men, na dat hetzelve Hoofd- eenigen tyd gekookt ware> eerftelyk een half stuk* ponj Syroop , vervolgens ren Pond dcrgelyke km! rT" Suiker , als de voorige was , en eindelyk agfc Loot Pceijer- Suiker kreeg. Van aïïe Soorten hadt gedagte Heer aan de Köninglyk Sweed- fche Akademie Proeven gezonden* Men be- vond t dien Suiker zeer zoet y doch van een byzonderen niet onaangenaamen Smaak te zyn , en twyfelde niet , of door rafïneeren zou dezel- ve nog veel verbeterd kunnen wórden : maar wegens de kleine veelheid en befchadiging van den wasdom der Boomen 5 werdt die Uitvin- ding , voor dat Ryk, niet oirbaar geacht te zyn (*). 2;r (5) Ahornboom met vyftandigé gefpitfie 9 [pits- Tiatano- getande 5 gladde Bladen 5 de Bloemen in Dee- sweedfchc. Kroontjes. (*) Stockb. Verband. 1754. XVI. Band, p. 236. ($) Acer Folüs quinquelobis acuminatis , acute dentatis» glabris; Fïoribus CorymboHs. F/. Suec. 303: 924. Acer Folüs palrnatis acute dentatis &c. Hort. Cliff. 143. Acer montanum tenuisfimis & acutisfimis Folüs. C. B. Pm. 431. Acer major. Cam* Epit* 63. Acer montanum Orientalis Platani folüs atro- virentibus. Pluk. Alm. 7. T. 252. f. 1. Acer Folüs quin- quanguüs undique ferratis. HALL. Hcfa* 421. Acer major Coidi. Lob. Ic. II. 199. Acer montanum candidum. Weïnm. Tab. N. 15. TREW. Eknt, T. su PoLYCAMIJW 595 Deezc Soort moet de Sweedfche Ahorn , zo IL even gemeld , zyn , welken de vergaaring der Bloemen tot een Kroontje veel meer van deHoöFo- voorgaanden , en in 't byzonder van den ge- STÜiC» woonen Efchdoorn onderfcheidt, dan de ficuur , 'Ahsirn' der Bladen > niettegenftaande dezelve in yt by- zonder Ptatanoides , als naar den Platanus ge- Jykende, getyteld wordt. Onder deezen by- ïiaam is 'er door den vermaarden Trew, uit de Aftekeningen van den fchranderen Eh r et, een Afbeelding van gegeven 5 die alle anderen by* na , uitgenomen die van S c h m i d e l uit G e s- nerüSj in naauwkeurigheid en volkomenheid overtreft ; hoewel die van Weinmann , cp Plaat N. is, ook niet kwaalyk ftrookt. De eerfle Afbeelding van denzelven vindt men by Camerariüs , onder den naam van Groote Ahorn , by fommigen Duüfche Platanus , by anderen Carpinus Plinii; by de Grieken Sphen- damnos , by de Franfchen Plasne , en by de Duitfchers -4Aor» of Wald~efchern gemamd. Hier uit zou men mogen denken , dat deeze Soort ook natuurlyk voortkwam in de middclfte dee- len van Europa , terwyl onze Ridder deszelfs woonplaats alleenlyk in de Noordelyke deden , als ook in de Bergen van Stirié en Savoije, fielt. Kramer vondt hem in Ooftenryk > en de Heer H alle r heeft hem zelfs als een ge- meene Boom, in de Bosfchen der Gebergten van Switzerland, waargenomen ; ja de gedagre T rew Pp 2 toont ii. Dtf h* nu stuk* 596 Veelwyvige Boomen. Ahorn- !!• toont aan , dat men hem byna in alle oorden AFxxlU van ons Wereldsdeel aantreft. Hoofd- De figuur der Bladen is in deeze Soort zo STÜK* zeer vcrfchülcnde , dat men hem niet ligt met den gewoonen Efchdoorn verwarren zoude, indien menze by elkander zag. De Heer H a l l e a geeft 'er flegts vyf hoekige , in de geheele om- trek Zaagswys' getande Bladen aan. Lin- NiEus bevondtze als gemeld is. Zy gelyken byzonder naar die van den Westindifchen , niet van den Oostindifehen Platanus , gelyk by Plu- kenetius gezegd wordt: want zy hebben by- na geen Infnydingen. Het is een hooge Boom, met wit, geaderd , Hout, zegt H aller. In S weeden komt deeze Soort , zo onze Ridder zegt , veel by de Huizen en in de VeldeE , in- zonderheid in de Zuidelyke Provinciën, voor, wordende van de Sweeden Lönn gehetqn. Het zou degene zyn, die men in Duitfchland Lein- haum , dat is Linnen - Boom noemt , wegens de witheid van het Hout. Op de Eilandjes aan de Sweedfche Kust, die men Scheeren noemt , groeit deeze Boom zeer overvloedig , en men ziet hem ook hier en daar op 't Vaste Land , doch meest aan den Zee- kant. In de harde Winter, van de Jaaren 1759 en 1760, bevondt men evenwel, dat verfchei- dene van deeze Boomen , zo groote als kleine ; die om Tuinen geplant waren , of zig in Laanen en Plantagiën , zo wel binnen de Stad Abo in Finnland P als daar buiten , bevonden ; van bo- ven* POLYGAMIA. 597 ven , zo verre zy met den Stam buiten de II. Sneeuw ftonden , geheel verftorven waren ; doch ^xfEL* m t volgende Voorjaar gaven zy, uit den Wor-HooFD- tel en hetonderfteder Stammen , nieuwe Scheu-STUK- ten. De genen , die in de Bosfchen flonden,^ ^6r"J wsren door de Koude niet befchadigd (*). Deeze Ahornboom, die eigentlyk, evenwel, tot de koude Landen fchynt te behooren , wordt 'er eveneens als de gewoonc Europifche Elch- doorn, wat het Hout aangaat, gebezigd; zyn- de dat der'Knoeften en Wortelen , inzonderheid , zeer fraay gemarmerd. De jonge B!aden , ty> vendien, gebruikt men om als Augurkjes in te leggen , tot Verfnapering , en de volwasfen Bladen tot Moes. Uit het Sap des Booms kan, als gezegd is, Suiker gemaakt worden , even als van andere Soorten. De Mannetjes Bloemen , op 't end des Bloeytyds afvallende, verfpreiden zig als een geelc Sneeuw over dea Grond. (6) Ahornboom met driekwabbige , fpits ge- vr. kartelde Bladen en Troswyze Bloemen* ptt/yha- Men vindt deeze Soort, volgens den HeerJ*^ K alm f in Penfylvanie. De Bladen , in drie geheele zeer gelpitfte Kwabben verdeeld, heb- bea ($) Stokholrns. Verhanl 17*3. ÏXttt. Band. p. $z. (6) Aeer Foliis trilobis acuminatis ferrulatis , Floribus ra* CCmofiS. Dü HAM. Arbr. I. p. 28. T. 12, 13. f. II* 3L Defx, III. Stuk» Veelwyvige Boomeh. lli ben den Rand met uitermaate fyne en fcherpe A VT\n" Tatl^Jes Zaagswyze bezet. De Bloemen groei- Hoofd jen in neerhangende Trosfen, Het is een laage row Boom. vu, (7) Ahornboom met gekwabde Jlompe uitge- De laagheid van Gewas onderfcheidt dee7e aller. necst van de anderen , weshalve menze Kleine - Ahorn noemt , of , om dat zy meer ten platten Lande dan in de Bosfchen groeit , Veld* Ejclidoorn. De naam van Booghout. ? om dat men 'er wel Schietboogen van plagt te maaken , wordt; in 't byzonder toegepast op deeze. Men vindt- ze door geheel Europa , zo wel in de Zuidelyke en middelde als in de Noordelyke deelem Sommigen willen, dat deeze Soort > in de Bos- fchen , ook wel een aanzienlyke Boom wordt ; doch anderen flellen de hoogte op niet meer dan tien Voeten, Niettemin heeft het Gewas een rimpelige, gefpleetcne, ruuwe Schors, volgens den Heer H a l l e a , die de Bladen zegt „ over 3, elkander in *t kruis , op lange Steelen ftaan- „ de i half driekwabbig , met de zydelingfe 3, Kwab* (7O Acer Foliia lobatis obrufis emargmatrs. Tl. Suec. II. N«. $zt. Acer Folits tripartlro -palmatis &c„ Hort. CUff. 147, roycn ,Lu?db<%t. 4C9. Gort. Gel?. 78. Fl. Belg. p. 291. Acer Foiüs fetrsi - rrilobis , Lobis obtufe incifis. HALL. Helv* .i„i. Acer Carrjpeftre et minus. C. B. Pin. 431. Acer minus. J)Q8. Pmfu H°« Kmilf, 131*. Tquot. lnfts 6i§, POLYCAMIA, 599 Kwabben half in tweeën verdeeld en de ^ „ middelften drietandig , met alle de uiterfte Afxxi^ 5, Slippen ftomp , van onderen glad en groen Hoofd- $i te zyn". Men vindt 'er evenwel 3 zo zynSTÜK* Ed. erkent, ook andere en grootere Bladen aan , fom*nm die hoekig zyn , en meer gclyken naar de Bla- den van den gewoonen Ahornboom. Uit de figuur der Bladen zyn zy derhalve niet gemak- kelyk, maar eerder door derzelver witheid of ruigte van onderen , te onderfcheiden 3 hoewel dit ook niet zeker gaat. „ Ieder Top - Takje 5, brengt een Bloemtros voort , van gepaarde a, Steeltjes , met uitgefpreide Bloemblaadjes en % y agt of tien Meeldraadjes , uit haar eigen Kuil- 9, tjes", volgens dien zelfden Heer. Hy voegt 'er by dat de Wieken ruig zyn 3 en in de- greote Ahorn wel ruig in de Jongheid , maar in de volwasfenheid kaal : verfiaande mooglyk daar de Oxels der Bladen door. Eene Verfcheiden- heid, die niet dan Mannetjes -Bloemen draagt 5 en derhalve onvrugtbaar is , heeft men om- ftreeks Farys waargenomen (*)* De Hoogleeraar de Gorter merkt aan t dat deeze Kleine Efchdoorn, die op veeleplaat» fen in ons Land voorkomt , van de Boeren Ef- fen • Doorn genoemd wordt, en gemeenlyk Spaan* Jthe Aak. Voor geen van beide die Benaamin- gen vind ik ecnige reden. Doornachtigheid is , myns (*) MAFPI Hifi. Plant. Mfat. p, u Pp 4 U.Deel. nr« Stuk, 600 Veelwyvige BoomeiT, VU myns weetens 3 in de geheele Boom niet* en *X3U?^ evenwel noemt men hem Efchdoorn. Zou dit Hoofd- ook van het Hoogduitfeh afkomftig kunnen stuk. Zyn • alwaar men een Wèissthorn of Witten Doorn , dat is de Haagdoorn ; en eenen Zwarten of Schlehe-Thorn, dat is de Slee -Pruim, in't * zie Engelfch Blackthorn 9 heeft * ? Men mogt dit sVJ0K>g' Booghout i als ook in de Haagen en Kteupel- biadz«576.bofch veel groeijende, wegens de Afchgraauw- heid van de Schors Afchthom genoemd heb- ben ; waar van dan Efchdoorn kon gemaakt zyn? Met de Esfchenboomen , immers, heeft de gedaante de minite overeenkomst niet. vin. (8) Ahornboom met driekwabbige , ongetande , Mon/pes/u- gladde Bladen, die jaarlyks afvallen. lanum. tochcf01". Van een Driebladigen Ahorn, wiens Bladen in drie Slippen verdeeld zyn 3 is reeds door C. Bauhinüs gewag gemaakt* Zy heeft de ge- dagte Slippen der Bladen niet gekarteld of ge- tand , en de Bloemen groepen by Trosfen. De Heer Gouan , die deeze Soort by Montpel- lier waarnam , merkt aan , dat de Kwabben der Bladen fpitfe punten hebben, (A) Ahorn- (s) Attr Foliis trilobis integerrimls glabris, annuis. Royen Lugdbat. +59» GooAN jfonsp. 5 IS* Acer trifolium. C. B. Fin. 431. PLUK. Alm. 7. T. 2S I. f. 3. DU HAM. Arbr. t. f> 28. T» 10. f. t. POLYGAMIA* COl (A) Ahornboom met driehvabbige , vngetan- II. de , ruigachtige Bladen , die niet afval- AFT£fh* kn. Hoofd- stuk» Ahornboom uit de Levant met Klim - op Bladen wordt deeze van Tournefort gé* Cmkm. tyteld. Ik kan echter niet zien, dat die Kruid- fcl^evanu kenner daar toe betrekt den Kandifchen of Kre- tifchen Ahorn van Alpijnus , als een by- zondere Soort daar onder geplaatst, en verge- leeken met dien, welken Belloniüs op 't Eiland Kandia waarnam , zeggende daar van , „ de Ahorn, op koude Bergen groeijende, van „ het Landvolk Asphendannos genaamd, heeft „ op den Berg Ida het Hout meer gekruld , dan op eenige andere plaats." Waarfchyn- lyk wordt daar mede flegts de gewoone Groo- te Ahornboom bedoeld , en dus geenszins die van Alpinus, welken die Autheur kreeg als een klein Gewas , met ruige Steelen , dat na- by fcheen te komen aan den Efchdoorn van Montpellier f dien Dalechamp, zegt hy, aldus geheten heeft , en befchryft „ als een ,, Boom van maatige hoogte , met de Takken „ taamelyk uitgebreid , de Schors eenigermaate „ paarfchachtig hebbende , en het Blad naar dat „ van ( A) Acer Foliis trilobis integerrimls pubefcentibus pcreiman- tibus. Mill. Di&. io. Acer Orientalis Hederae folio. TOURNF. Cor. 43. Poe. Oriënt* 191. T. 85. Acer Cretica. ALF* ExQt% 9. T. 8. Du HAM. Arbr. I. p. 28. T. 10. f. 9» PP 5 II. Deel* III. Stuk* 6oa Veelwïvige Eoomen. U- 35 van den gewoonen Ahornboom Sgely kende , AfxxEL# maar fleSts driepuntig, dik en geaderd." De Hoofd- Wolligheid 5 inderdaad , van een klein 5 jong stuk. Boompje , zou geen weezentlyk verfchil maaken , zo min als de figuur der Bladen y die in deeze als een Klaverblad zyn ; weshalve zy thans flegts als een byfoort worde aangemerkt , niettegen- ftaande 'er de onderscheiding , van het al of niet afvallen der Bladen , is by gedaan (*). 1X* (9) Ahornboom met famengejlelde Bladen en tiegvnio. Troswyze Bloemen. Virgini* Dëeze Virginifche Ahorn verfchilt, doordien hy Esfchenbladen heeft, volgens Clayton, veel van de anderen. Dezelven zyn drie- en vyfkwabbig volgens Plukenetiüs, die het een zeer groote Ahornboom tytelt , betrekkende daar toe den Vreemden Boom 3 met Bladen als die der Esfchen gevind en Zaagswys' getand , welken men t 'onrechte voor den Negundo heeft gehouden , van Ray ff). Dit fchynt even- wel aanleiding gegeven te hebben tot den by- naam. (*) In de l&é&e of Dertiende üitgcarc van het Syst. Nat*, ïre£ttabiïtum , naamelyk. (9) Acer Foliis compofïtls Floribus racemofo. Hort, CliJJl 144. Gron. Pïrg. 154. Royen Lugdhat, 460. Acer maximum 9 Pollis trifïdis, Virginianum, Pl'?k* Alm. 7. T. 123. f. 45» (f) De Bladen zouden volgens dien Autheur, uit vyf Vin- bladen bert aan , en juist zulk een Boom vind ik onder den mmi van Platanus , Mas/ folder , afgebeeld by Lonicbrüs. FOLYGAM IA. 603 aaam. Dat het de Suikergeevende Ahorn der H; Afdfff Kanadieren niet zy, is uit het voorgaande blyk- XXL * baar , niet alleen , maar die , welken Clay- Hoofd- ton als den Suikerboom opgeeft , hadt deBla-STU*# den groot en driekwabbig uitgeknaagd , de Bloe- men wit en de Schors witachtig (*). (10) Ahornboom met ovaale > ongekartelde , x. altoos groene, Bladen. fmJeZ v:rens. Deeze Scortvanden Heer Mille r, als de Levant voorkomende , opgegeven , is nader- hand van hem wederom gewraakt. Dit brengt my den Ahornboom in gedagten, die volgens Theophrasïüs en Pliniüs byeen Fon- tein omftrecks Gortyne op Kandia gedaan zou hebben, en wonderbaar was, om dat hy altoos groen bleef- Men vindt dit in de vertaalde Reizen van Tournefort verhaald , doch die beide Autheuren fpreeken van een Plata- nus. By die gelegenheid zal ik hier een aanmer- kelyk Bericht van den fchranderen Hasskl» quist invoegen , dat tot bevestiging dient van- het gene hier voor 3 aangaande de over- maatige dikte der Platanus -Boomen, is gezegd*. *y 3^ Hy (*) Gron. Flor. Wr%. p0 16 1. 21e ook hier voor , (10; Acer Folüs ovatis integerrimis fempervirentibus. MlLU £i&, Syst. Nat. XII. Peg. xilh Mant. u%9 11, Deel, lil. Stuk* Veelwyvige Boomen. II, Hy fchryft dus in zyne Zesde Brief* „ De Afdkel- , Maat van veertien Ellen , welke ik hier in- XXI Hoofd- *> ^ult^ is ^e ^te van een Ahorn (Platanus) > stuk. 5, die een wonder verftrekt in het Ryk van on- hém°rn' " zen ^^0Y> ^ meen Stanchio, dc Geboorte- „ plaats van Hippocrates (*). Deeze «>, Boom heeft zeven - en - veertig Twygen , waar „ van ieder een Vadem dik , en met Steenen Py- 3, laaren onderftut is. Zy befchaduweneenruim- 5, te ^ welke zekerlyk wel zo groot is, als de groo- te Markt te Stokholm. Onder zyne Schaduw zyn 3, meer dan twintig, zo groote als kleine, Woon- „ huizen gebouwd. Ik geloof in deezen Boom „ een der grootfle , oudlte en merkwaardigfte f 5, Inwooners van het Ryk der Planten 5 te heb- „ ben gezien" (f> Mimosa. Stuipboom, Dewyl de Latynfche of Griekfche Geflagt- naam van de Gevoeligheid , welke fommige Soorten van dit Geflagt hebben , af komftig is f zo geef ik 'er , niettcgenftaande dit geenszins op allen past, den naam van Stuipboom aan. De (+) Men weet dat die Vader der Geneeskundigen den hy naam van Cius voert , als gebooren zynde op 't Eiland Co of Cos , aan de Kust van Natolie in de Griekfche Archipel ; maat dit Eiland wordt van de Tuiken en andejren hedendaags Stan* ebio of Stanku geheten. Cf J Hassel^ Reizc fiack PakjHna. Röstock , 176Z. |>. •227, POLYCAMIA, 605 De Bloemen zyn in vyven gedeeld en heb- fft ben een vyftandigen Kelk } met vyf of meer ™L dat ecne Haauw wordt % die het Zaad bevat. 6: De menigte van Soorten, tot drie - en - veer- tig toe 5 welken dit Geflagc heeft, deedt on- zen Ridder daar Afdeclingen in maaken, naar dat de Bladen of eenvoiidiglyk gevind , of twee. en driepaarig, of gepaard en teyens gevind > of dubbeld gevind zyn. De twee eerfte Afdeclin- gen hooren hier t'huis > en bovendien van do anderen nog verfcheide Soorten. (1) Stuipboom , die ongedoornd is , met ge- *• yinde Bladen van vyf paar en ; de Steel Inga m° * met Leedjes en gezoomd. peulen^" Eoonu De bynaam is van Plumier afkomftig * die dit Gewas Inga , dat waarfchynlyk de Bra- filiaanfche naam zal zyn, genoemd hadt. Ons Volk noemde het3 volgens Marccraaf, £0- (1) Mlmofa inermis , FoJiis pinnatis quinquejugis , Petiola ardculato marginato. Syst. Nat. XII. Gen. iisj. p. 67$. Vtg. XIII. p. 757. Hart. Ciïffl 209. Arbor Siliquoft Bra- filieafis. Sloan. Jam. 153. Hift. II. p. 58. T. 183. f. U IUJ. Hifi. i76z« MA», Suu T. ju Ip&i fiore albo fimbrla^ to, Fm&ii dulci. Pludï, Ié. 2$, XLD^i ui. srvm 606 'VEÈLWYVIGË fiöOMÊN. jI# Lotus : doch hy befchryft vier Soorten vaft Afdeel. Inga * allen de Bladfteelen op zyde gewiekt Hoofd- hebbende of gezoomd ? en deeze heeftze bo- stük. vendien met Leedjes. De Brafiliaanfche wordt Suiker- geen groote Boom 3 maar brengt Haauwen voort SST van twee 9 drie of vier Duimen lang > met eenige bruinachtige Boontjes , die als in een Bed van witte Zyde of Fluweel leggen , even als onze Boeren Boonen; doch die zelfftandig- heid is zeer lekker en wordt van de Inlanders met fmaak gegeten. Met reden kan ik hem derhalve Suiker - Peulen Boom noemen. By Me- rian vindt men gezegd , dat het een groote Wilde Boom is in Suriname, met Pluisachtige Bloemen , wiens Zaadhuisjes lange , gedraaide Peulen zyn 3 die zwarte Boontjes bevatten in zekere Lymigheid leggende 3 welke men af- zuigt f en ze des wegen Zoete Boontjes noemt. Van de geftalte der Bladen kan men uit de Afbeelding oordeelen. De Bloemen zyn een- bladig 5 enkelbroederig en veelmannig. Tl'. (2) Stuipboom , die ongedoornd is , met ge- T^gifoil yinde Bladen van twee Paaren , den Steel blader* gezoomd hebbende. Een Amerikaan fche Haauwdraagende Boom met Beuken - Bladen , op 't Eiland Barbados groeijende , en aldaar de Spaanfche Eik gety- tcld, (z) MimofA inerrais, Folii's pihnatïs bijugis , Fetlolo raargi- mto. J&C(^ Amtr. Hijï. 261. T. Ui. Arbor Siliquofa Faginis ïoliis Ameiicana, &c. Pluk, Alm* Boomachtige , Phqfeolus van Ceylon, in de Konïnglyke Tuin van Hamptor- Court zig bevindende. Men vindt 'er, door den Hoogleeraar J. Bürmannus, in zyne befchryving der Planten van dat Eiland, gewag van gemaakt. lY' (4) Stuipboom 5 die ongedoornd is% met twee» paange. Tweepaarig wordt deeze Soort genoemd , om dat 'er , in dezelve , twee gepaarde Bladen voortkomen op twee gepaarde Steeltje?. Men acht het de Katou*Conna te zyn van Malabar, by R a y genaamd Indifche Peuldraagende Boom , met een vyfbladige Bloem Dezelve is (4) Mimofa insrixus, Foliis bigeminis acuminatis. FL ZeyL 218. Ceratiae quodamrnodo affinis&c. Pluk» Almt 95. Katou- Conna. Hort. Mal. VI. p. 21. T\ 12. Raj. Hijl. 1746. Ul- handa, Eurm. ZeyL 231. Bürm. FL Ind. izz. (*) LlNKMVS*, niettemin , verzekert, dat de Bloemen ook in deeze Soort tenbladig , enkcibroedca'g , en vedmannig zyn. bigemina. Twee- jarige gefpitjle Bladen. eea P O L Y G A M I A. 609 een hoogc Boom , met den Stam drie of vier Voeten dik, den Bast en het Hout bruin heb- xxi?u bende, met een rood Merg; de Bladen door*HoOFD» STUK gaans gepaard op hunne Steeltjes ; de Bloemen St * Pluisachtig de Vrugten zyn fpiraale, Wolli-to*».*1'* ge, Haauwen, door 't open gaan haare zwar- te gladde Zaadkorrels vertoonende op een van binnen roode Schil, De Boom is altyd groen , en altoos met Bloemen of Vrugten beladen. Men noemt dezelven Favas Orelheiras in 't Portugeefch, en Oorhangers in de Nederduit- fche Taal, om dat zy een zo fraai je gedaante hebben, (ai) Stuipboom, die ongedoornd is> met dub- xxl beid - gevinde Bladen 3 de halve Vinnen ArZ°r{t. /pits; den Stam Boomachtig. migeftam" Deeze , op vogtige plaatfen van Jamaika en de Karibifche Eilanden door Sloane en Browne waargenomen, fchynt echter door den Heer Jacquin in de Westindiën niet gevonden te zyn* De eerfte Autheur noemtze Boomachtige aller grootjte Acacia , die ongedoornd (21) Mime/a inermig [Folifs bipinnatis , V'mnis dimidiatls acutis &c. Syst. Nat. XII. Teg. XIII. Mimofa Arborea, Ofr- tice cinereo &c. BROWN. Jam. 252. Acacia non Ipinofa &c. Pluk. Alm. V. T. 251. f. 2. Acacia Arborea maxima, &c. Sloan. J&ra. 157. Üift. II. p. S*. T. *8z. f. 1, *. RAJ. 'Sufpl. 477- _ Qq IU Deei* HU Stuk, , : - 6io Veelwïyige Boomen, II* is , met de Vinbladen zeer groot, witte Bloe- AFxxiEL'men' en omgecfraaide , hoogroode, dikke zeer Hoofd— fraaije Haauwen. Bk o wne geeft 'er den naam stuk* aaa van Boomachtige Mimofa , met eene Afch- tnmT graauwe Schors: de Bloern- Aairen Klootrond ; de Haauwen van binnen rood , met zwart glin- fterend Zaad. Plukenetius merkt aan 9 dat de Bladen van een breeden Grondfteun fpits uitloopen. De groote Bladfteelen , zo wel als de Takken en alle de Steekjes ruig, zyn bezet met zeven paaren van zydeiingfe Bladfteelen 9 die ieder zeventien paaren van Vinblaadjes heb- ben, waar van de onderften kleinst, volgens on- zen Ridder. (2a) Stuipboom y die ongedoornd is , met dub" Md gevinde Bladen van vier paaren , de Vinnen langwerpig ovaal; de Bloemen en- kelbroederig gebondeld , den Stam Boom* achtig. Door Hasselquist werdt> in Egypte, deeze Soort van Mimofa waargenomen , wel- ke hy een Boom tytelt , in 't Arabifch Lebbek genaamd , en, dewyl die in de Hoven te Kai* ro groeide ■> zal het Gewas mooglyk uit Ara- bic ( 22) Mimofa inetmis , Foiïis pinnatïs quadrijugis &c» Syst. Nat. XII. Veg. XIII. Mimofa Foliis pinnacis &c. HASSEi.q. Aïïm Ups. 1750. p. 9.1 Itm. 473: 512, Acacia non fpinofa In4. Or, Colute* Foliis &c. Flus, Hmu U. 33i« f. u XXII. Mimofa Lebbek. Aiabifche. POLYCAMIA. 6ll fcie afkomftig zyn. In tweejaarigen , die hy II. aldaar gezien hadt, was de Stam naauwIyksAF£*f.u een Arm dik , en de grootte als een Kerfen- Hoofd- of Amandelboom ; doch het worden Boomen 36TÜK* zegt hy , van hoogte als de Gebouwen. UyStuipkim' meldt alleenlyk , dat de Bladen gevind zyn, dat is met korte Steeltjes aan een gemecne Rib gehecht, fluitende zig, met het ondergaan van de Zon , tegen elkander. De Bloemen Honden ieder op een eigen Steeltje, en hadden een gekleurden , vyftandigen Kelk5 waar in een Trechterachtige Bloem , van dergelyke Kleur, dat is , uit den witten geelachtig , met veele zeer lange Meeldraadjes , en een langwerpig Vrugtbeginzel , wordende een platte Haauw of Peul , van anderhalf Voet lang en rykelyk een Duim breed. LinnjEüs geeft maar een Span langte aan de Peul ; zyn Ed. zegt , dat de Bloemen by gedeelde Bondeltjes voortkomen , en dat het getal der Vinblaadjes , die een Duim langte hebben , van twaalf tot twintig is* In de Af- beelding der aangehaalde Oostindifche van Plü- kenetiüs , vind ik op 't hoogst maar tien Vinblaadjes , en de Bladen hebben geen 'c minfte blyk van dubbeld gevind of vierpaarig te zyn. Van waar is dan de bepaaling deezer Soort afkomftig ? * C*3) Stuip* II, Deel. III, Stu*, Veelwyvige Boomen, II. (23) Stuipboom , die ongedoomd is , met dub* ^xxf L* Sev^e Bladen , de buitenjle Vin* Hoofd- blaadjes grooter, omgekromd en Wollig. STUK» Mmo/a Aangezien Linn^üs deezen zelf m de v*g*\ Cliffortfche Tuin gehad heeft en du-s befchree- Wollige zq men niet twyfelen of die zal wel, gelyk zyn Ed. zegt , de Vinblaadjes gladachtig niet Wollige Steeltjes , de Bloemen Kroonswy* ze en Veelmannig , met ruige Kelken , de Bla- den dubbeld gevind 5 van vier paar Bladfteel- tjes, wederom met vier paar Bladen aan ieder Vinfteeltje, hebben. Zou dan ook dit 5by abuis > op de voorgaande Soort toegepast zyn ? i Zyn Ed* brengt hier bedenkelyk 't huis, den BrafiUaanfchm Haauw-Boom van Breyn, die door denzelven geacht wordt de Guabi- pocaca~ biba te zyn van Marcguaaf, een Heefter- achtige Boom , in Stam 3 Takken , Bast en Hout , naar den Vlierboom gelykende , hebben- de ook dergelyke Reuk en Spongieus Merg : maar Bladen als die van de Fraxinelle , mids dat dezelven niet getand zyn , bly - groen 3 dun en Ityf 5 van boven glad 3 van onderen Wollig ruig, als de Salie - Bladen. Steeltjes van een Handpalm lang , die meest twee of drie by el- kan- (23) Mim&fa incrmïs Foliis bipmnatis , Pinnis exterioribus majoribus incurvatis pubescentibus. Hort. Cliff. 209. Arbcn» filiquofa Brafiliana , Siliqu£ tortuoü, frtftescens, Fraxinellae fo-« liis. Breyn. Cent. I.T. 15. au ?Gu»bi- pocaa- b»ba»M4RCöB* Mrasé m, Sras% 17* PöLYGAMIA. 613 kander , zelden één alleen , uit de zyden der H# Takjes voortkomen, hebben ieder een Kroontje A¥xxi^ van meer dan twintig zeer welriekende Trech-fIoOFD^ terachtige Bloempjes, vol van Pluisachtige Meel- !* . J draadjes met geele Knopjes. De Bloemen af- ' vallende, 't welk , volgens Piso , in Maart gefchiedt, volgen zoete Haauwen, die krom ge- draaid en mismaakt zyn , in 't eerst groen , door de rypheid zwart wordende en verrottende. Voorts heeft deeze Boom ook de eigenfchap van zyne Bladen 's avonds te fluiten en 's morgens we* derom te openen : zo dat men hem mede onder de Simpende Boomen tellen kan. (29) Stuipboom 9 die Doornen heeft in plaats xxix. van Stoppeltjes , twee aan elkander gegroeid 3 arrig{?a. met dubbeld gevinde Bladen. . Ho0™- 0 diaagcndc. Van deeze vindt men , onder den naam van Gehoornde Acacia uit Costindie , in 't Werk van S e b a de Afbeelding , doch het is een Gewas uit Westindie , wordende by Hehnandez de Hoomdraagende Boom getyteld. Dus noemt het ook Commelyn een Mexikaanfch Ge- was , naar de Acacia gelykende 9 met Hoorn- ach- ^9) Mimofa Spinis Stipularibus geruims connatis, Foliisbi* pintiatis. Htrt. Cliff. 208. Royen Lugdbat* 470. Acacia cor- nuta Indte Orientalis. Seb. ICab.l. p. 113. T, 70. f. 13* Acacia Americana &c. Pluk. Alm, III. T. 122. f. 1. Acaciac fimüis, Spinis Corniforraibus , Mexicana. Comm, Hort. Amft< I. p# -20S>. T. I07. Qq 3 II. Deel. III. Stuk.. 6i4 VeeI'WYvige Böomen* IL achtige Doornen , die naar Osfen - Hoornen Afdeel. zweemen , volgens Plukenetius. De Heer Hoofd» J a c q u i n trof het in de Bosfchen by Kartha- stuk. gena aan. Hy bevondt het een Boom te zyn , stuip- zeiden hooger dan twaalf Voeten , met veelc hom. , ■ , ° _. . , Takjes als een Pieramied opgroeijende. De- zelve heeft de Blaadjes klein , zo wel als de Bloemen, die geel en reukeloos zyn, tot een digte dunne Aair verzameld. De Peulen bevau ten een Boterachtig Merg , waar in de Zaaden leggen. Zeer zonderling kwamen zyn Ed,, aan dit Gewas, de gedagte Doornen voor, onder de Oxels der Takken en Bladfteelen , volmaakt naar Osfe. Hoornen gelykende. Zy waren fom- migen langer dan vyf Duimen, van buiten glad cn bruin , van binnen hol, en, die aan 'tend open waren , vol van Mieren , welke, op het minfte fchudden of ftooten aan den Boom , als een Regen daar uit vielen. Zo dezelven op de Huid kwamen , ontltondt onmiddelyk , door haa* ren Beet , een vuurige Jeukt , welke dikwils over 't Kwartier Uurs aanhieldt , en waar op een Zwelling volgde , die in een Dag ver- dween. xxxii. (32 ) Stuipboom met drievoudige Doornen , Mimefa Senegalen- fis- Senegalfche Mimofa Spinïs ternis, ïnterraedio rcflexo, Foliis bi- £cacia. pinnntts , Floribus fpicatis. Syst. Nas. XII. Vtg. XIII. Mi- Kiofa aculeaxa , Floribus polyandris fpicatis , Legumïne com- presfo lar vi elliptico. ADANSON ex B. JüSSiEU. Mimofa fpinis gemmi3 diftin&is &c. Heru CJiff.zo^, Hert. Ups* j*6.Royeni P O L ¥ C A M I A, 615 de middelfte cmgeboogen , dttbbeld gevinde Bladen en Aairswyze Bloemen. A TxifLi HOOFD- Deeze Soort, welke den Heer Ad aï\ sonstur. in 't Land van Senegal was voorgekomen , J adt een gladde ovaalachtige, fomen gedrukte Haajw tot haare Vrugt. Men vindtze in de Europifche Kruidtuinen x onder den naam vaa Mimofa met twee gepaarde Doornen , de Bladen dubbeld gevind , hebbende ieder Vinfteeltje wederzyds meer dan vyf Blaadjes. Het zou de Acacia vaa Alpinüs zyn , die 'er aldus van fpreekt. Men vindt 'er menigvuldige Boomen van , m de Bergen Sinaï , naby de Roode Zee, alwaar die de grootte van Moerbezie - Boomen berei- ken , breidende zig meer in de breedte dan in de hoogte uiu De Stam heeft een zwarte, ruu» we Schors , bezet met zeer fcherpe witte Door* nen. De Bladen zyn langwerpig , zeer fyn in- gefneeden; de Bloemen klein, bleek geelachtig 3 naar Wol - Vlokjes gelykende , als ronde Bol- letjes. Die men te Kairo aanfokt hebben geele of bleeke ; die in de Gebergten van Arabie groei - jen witte Bloemen. Sommigen van deeze Boo- men zyn Mannetjes , die geen Vrugt draagen ; anderen Wyfjes , met veeïe Haauwen beladen , naar Lugdbat. 4x1. Mat. Afed. 26 ?. Acada. C« B. tht, 592, ALP. j&gypt. 9. T. 15. Acacia ah era vera &c# Pluk. Alm. j. T. f. 1. ArborFoiiis pinnatis, Spica pendula, CAT*Car,llt T* 44- Qq 4 II. DEF.U UI. SïUK, Veelwyvige Boomen. II. naar die der Lupinen gely kende, en, zo wel *TxiEU a,s ^e Bloemen en Bladen , van een zeer famen- Hoofd- trekkende Smaak. stuk* j)at deeze de zelfde zou zyn als die van jcacia. p lukenetius , welke een witachtige Schors heeft en eene lange, ruige Haauw,of als die van Catesby, met hangende, Fluweelachtige Bloem - Aairen , komt wat onwaarfchynlyk voor* tocxiii. (23 ) Stuipboom met onderfcheidene Stoppel- F^nifii- Doornen , en dubbeld gevinde Bladen, de r.a. Vinlleeltjes agtpaarig ; de Aairen kloot- fche Aca- rona en ongejteela. Deczc Acacia uit de Westindiën , en wel van 5t Eiland St. Domingo afkomltig, kan daar- om met regt Westindifche genoemd worden. Ook gaf 'er de Leidfche Hoogleeraar Herman* nus den naam aan, van Indifche Acacia , met Bladen van het Peuldraagende Scorpioenkruid f cn bruine , Spilronde , Harstachtige Haauwen. Omtrent den jaare 1611 in de Farnefiaanfche Tuin , te Rome , gezaaid zynde , en aange- kweekt, is zy voorts in de Tuinen van Europa gemeen geworden , wegens den lekkeren Geur der Bloemen, De Geneesheer Aldus ,Qpziender cia. van (33) Mlmofa Spïnis Stïpularibus diftin&isj foliis bipinnatis » partialikis o&ojugis: Spicis globolls feslilibus. Hort. Ups. 146. Acacïa Indica Farnefiana. Ald. Farn. 2. Raj. Hifi. 977. Tournf. Infl. 605. Acacia Ind/'ca, Foliis Scorpioidis legunu» mof*. &c. II. La$dbut< P O L Y G A M I A. 617 van dien Tuin , heeft dit Gewas afgebeeld en n# befchrceven. AFxxiEU Hy verhaalt in den jaare 1623 , dat het toen Hoofd- reeds Boomen maakte van twaalf Ellen hoog ;stuk. ja dat die grooter zouden geweest zyn , indien ****** het niet door de Winterkoude veel geleeden had. Dewyl hy tevens de grootte by die van een Hazelaar vergclykt, zo geloof ik niet , dat hier door hem gewoone Ellen gemeend worden , maar op 't hoogst Cubiti, gelyk V itruvius heeft , van anderhaiven Voet. Dit blykt te meer , om dat hy den Stam zegt maar een hal- ve Palm 3 of ongevaar een Handbreed , dik ge- weest te zyn. Aan de Takken waren lange , taai je , Looten, gelyk die der Hazelaaren, met dergelyke Schors bekleed, doch bogtig, en hier en daar, zo wel als aan den oirfprong der Blad- lleeltjes , bezet met tweevoudige, aan de zy* den met het Steeltje famengegroeide fcherpe Doorens, wel een Duim lang, eerst roodachtig en vervolgens wit van Kleur. De Bladen be- itonden uit verfcheide Steeltjes met ovaalachti* ge gepaarde Blaadjes , insgelyks tegenover el- kander aan een langen Bladfteel gevoegd. De Bloemen kwamen als kleine groene Bolletjes te voorfchyn , gelyk het Vrugtbeginzel van een Aardbezie t wordende vervolgens geel en na verloop van twee of drie Dagen een ruig wit Bolletje , als een Wy - Kwast , van Meeldrac- jes der menigvuldige Trechterswyze Bloempjes famengefteld. Qq 5 Twee- i IUDEEUHItSTUKf Cl$ \VEELWYVIGE BoOMEtf* lij Tweemaal 's Jaars , in 't Voorjaar en de Afdeel. Herfst , bloeide dit Gewas te Rome, en wel Boofd- ^et overvl°e<%tfe *n September , doch die stuk. Bloemen gaven geen Vrugt. In een zodanig iftfirö*. Bloembolletje heeft hy wel honderd en meer Kelkjes geteld , die ieder veertig of vyftig Haair* dunne Meeldraadjes , met geele Ktiopjes , uitga- ven ; zo dat het getal dier Draadjes , in zulk een Bolletje , ten mintte vier- of vyfhonderd was. De Smaak dcezer Bloemen was famen- trekkende met eenige bitterheid: de Reuk als die der welriekendfte geele Violieren of Muur- bloemen, en zy behielden zelfs gedroogd zyn- de dien Geur. De Boomen raakten 's Winters haare Bladen kwyt > en bleeven kaal tot in Mey. Op de Bloemen, die zy dan uitgaven, volgden trosfen van Haauwen 3 lömtyds tien by malkander, een half Voet lang en een klei- nen Vinger dik , rondachtig en knobbelig we- gens de ingellooten Zaaden. Deeze Peulen waren eerst groen , en ryp wordende zeer zwart van Kleur : de Smaak der jongen of groenen was zeer famentrekkende , en deeze hoedanig- heid verminderde door de rypwording, geeven- de de Zaaden, die men daar in vondt, als één zulke Zaadkorrel maar een weinig tyds in de Mond gewenteld en gekaauwd werdt, niet al- leen een heetcn Smaak , maar ook een zeer ilerken Stank van Look. (34) Stuip- (34) Stuipboom met uitgefpreide Stoppel-Door- II.* nen9 de Bladen dubbeld gevind, de buiten- Afdeel. Jle der zydvinnen door een Klier onder- dooi^ fcheiden : de Bloem - Aairen Kkotrond enSTX3K* Nilouca. Deeze Soortelyke befchryving, op rekening ^£fch* van Hasselqüist, is by hem als volgt. Hy noemt het Gewas , Mimofa met dubbelde * afgezonderde , kortachtige Doornen ; de Bladen dubbeld gevind } de fmaldeelingen wederzyds van meer dan agt Blaadjes. Het is , zegt hy, een groote , zeer Takkige 3 Gommige Boom , die Bloemen als Hoofdjes, geel, een weinig klei- ner en donkerer dan in de nabuurige Soort heeft; de Peulen uit famengedrukte , langach- tige 3 Leedjes famengefteld , lang en los : de Zaaden rondachtig , famengedrukt. De Door- nen zyn even als in de nabykomende Soort , maar merkel yk korter, en niet naar de punt verdun- nende. Van ( 34) Mimofa Spin is Sripularibus patentibus ; Foliis bipin- natis , partiahbus extimis Glandula1 interftin&is: Spicis globofls pedunculatis. HASSELq. Itin. 475. Mimofa Spinfs geminisap- proximatis , Foliis bipinnatis , partialibus bijugis. Hort. Ciijfl 108. Royen Lugdhat. 470. G»ON. Oriënt. 159. Acacia Foliis Scorpioidis leguminofa:. C. B. Pin. 392. Acacia vera. J. B. Hifi. \. p. 429. VESLING. jftgypt. T. 8. Dos. Pempt. 752. ToURN. lnft. 60$. Acacia jEgyptiaca. HERN. Mexicstn, %66. Acacia vera f. Spina ^Egyptiaca , fubrotundis Foliis , Flore lu- teo , Siliqua paucioribus Isthniis glabris nigdcantibns. Alm. ui. T. I23..f. u IU DS£L«IU» STUK, 6ao Yeelwyvige Boomen. II. Van deeze Soort komt, zegt die Autheur, APxxiEL#c*e Arabilche Gom, de Gummi Thuris en Suc* Hoofd- cus Acacia , en niet van de andere , die men stuk. tot verre daaj- Voor gehouden heeft. Om Acacia. ^ dezelve by toeval alleen in Europa over- gebragt was , en Alpiküs ook geen onder- jfcheiding hadt gemaakt, hebben alle Kruidkun- digen , en befchry vers der Enkelde Geneesmid- delen , die aangezien voor de Echte Acacia JEgyptiaca , daar ze door de Egyptenaaren naauwkeurig van onderfcheiden wordt , niette- genftaande deeze twee Soorten aldaar onder malkander groeijen. Zy noemen , naamelyk , de gene die de Gom en het Sap geeft, Cha- rad ; de andere , die van geen gebruik is 3 Fetne. Het verfchil beftaat : i. In de Grootte : 3, want de Echte Acacia wordt een zeer groo- >y te Boom , en de andere bereikt naauwlyks 3, meer dan agt of tien Voeten hoogte: 2. In 3, de uitwendige gedaante der Bloemen , welke in 5, de Echte donkerer , een weinig kleiner en 3, niet zo bevallig voor 't Gezigt of den Reuk 3, zyn : 3. In de figuur der Haauwen , welke „ in deeze met Leedjes , als gezegd is , in de „ andere Rolrond en effen zyn : 4. In 't getal „ der Vinblaadjes aan de Zydvinnen, 't welk „ in de Echte grooter is , zelden minder dan 3, agt en dikwils tien Paaren uitmaakende; in 3, de onechte zig dikwils tot vyf Paaren be- „ paalt. >i Bei- P O L t C A M I A." 621 „Beiden komen zy , in Neder -Egypte tjJL^ „ zeldzaam, en meest in de Tuinen voort XXI. I hoewel men 'er ook fommigen van zelf ge-Bjoto- groeid vindt; gelyk in de Zand - Woeftyn8™^ bv de oude Begraafplaatfen der Egyptenaa- ren- maar in de hovende deelen van Egyp- " tg geheele Bosfchen van de Echte Aca- " da als ook in Steenachtig Arabie, alwaar * de Arabifche Gom in groote veelheid verga- " dcrd Wordt, en nevens den Noordelyken In- " ham van de Roode Zee , aan den Voet van " den Berg Sinai , waar de Witte Gom , ge- " naamd Gummi Thuris , voortkomt. Men geeft aan deeze laatfte alleenlyk dien naam naar 1' een Haven in die Zee, by de Stad Kairo, Thur of Thor genaamd. Men moet hier om " geen Wierook denken. De Gummi Thuris ■ is alleenlyk helderer , witachtig of geheel " zonder Kleur 3 de Gummi Arabicum minder " doorfchynende en uit den rosfen of graau- „ wen geelachtig". Zie hier dan den oirfprong van de Arabifche Com, zo van de grove als van de fyne of wit-Gom> te Soort , die van de Gom van Senegal zekerlyk in plaats en ook waarfchynlyk in af komst verfchilt , als komende dezelve , naar alle gedagten, van de andere Soort, hier voor befchreeven, de Se- ne«alfche genaamd , of ook van andere Boo- men. Ik heb van derzei ver gebruik en nwng-^-». heden reeds gefproken *, «• Wat II. DEEU III. STUK» 62 2 Veelwtvige Boomên* II. Wat het van ouds zo beruchte Succus Acda Afüeel. c-l(Z aangaat 5 dit wordt geperst uit de onrype , Hoofd- groene, Haauwen van den Echten Acacia - Boom , «tuk. en dan 5 dik gekookt zynde , tot Koekjes ge- Het sttp maakt 5 en dit is tot ftemping van Bloed , en vanAcacia'andere te groote Ontlastingen, wanneer die uit eene flapheid der Vaste deelen ontftaan , zeer dienftig. Men heeft 'er ook een Hartfterkenctë kragt aan toefchreeven , die zekerlyk in derge- lyke gevallen plaats heeft , en hierom is het een der Ingrediënten van de Theriaak, Mithridaat en andere Winkelmiddelen. Doch , aan den eenen kant , krygt men dikwils daar voor hed verdikte Sap van onrype Duitfche Slee- Pruimen, en5 aan den anderen kant \ wordt het Sap der Echte Acacia teKairo, van de Lederbereiders y in groote menigte tot het zwart maaken van Huiden gebezigd , zoAlpinüs meldt. Veslingiüs geeft , in zyne Aantekenin* gen op dien Autheur, eene zeer goede Afbeel- ding van een Tak van den Echten Acacia-Boom, met zyne Bladen, Doornen , Bloemen en Vrugten. 9> Het Succus Acacice heeft , nu twintig Jaaren 5, lang 5 (zegt hy , dit fchryvende in den jaare 3, 1638,) debraave Man, Cos mus de Ni- 3, gris, Apotheker te Venetië , in Europa „ overgezonden. Deeze drukt, met een Pers, 3, het Sap uit de Haauwen , die nog groen zyn, „ in een Steenen Mortier gedampt , en laat niet j, hetzelve s op de manier der Ouden , in de 9, Zonnefchyn dik worden , maar in een vertind „ Bek- POLYCAMX A. „ Bekken , door de hitte van een Stoof lang- IV „ zaam uitdampen, tot dat een Druppeltje daarAF^J* „ van koud wordende volkomen ftolle. Dan , Hoofd- „ op een zuiveren Linnen doek uitgegooten ,STI „ befluit hy 9t zelve , zo dra het laauw gewor- „ den is , in Oslen Blaazen. Het Sap , op „ deeze manier bereid, geenszins verbrand zyn* „ zynde , rosachtig bruin , niet ©naangenaam 1 Acacia* ruikende, wordt tot de gebruiken, van onzen Alpinus voorgefchreeven , zeer dienftig „ bevonden." Uit Zaad van deeze Acacia, 't welk Fabiüs Columna van Keizer Feudinand bekomen hadt, kreeg hy, te Napels, Boompjes van drie Jaaren , ter hoogte van drie Voeten, doch hy kon 'er niets dan de Bladen aan waarneemen : zy ftiervën door de ftrenge Winter - Koude. De Keizer , zegt hy , perfte zelf het Sap uit de geweekte Haauwen, dat zuur, famen trekkende, rosachtig doorfchynende , en in Koekjes famen- gegroeid , diende om beste Theriaak te maaken , waar op zyne Majefteit zig byzonder toeleid % gebruikende byna alle de Ingrediënten volgens, *t Voorfchrift. Het drooge Zaad , uit de knoo- pige y platte , Haauwen genomen , fcheen als met zekere glanzige Gom beftreeken te zyn* die men 'er door fmeking in Water af kreeg en dan verdikte cot Klonten. Waarfehynlyk zal dit een Soort van Arabifche Gom geweest zyn. Hy merkt aan 3 dat de Farnefiaanfche geenszins dee- ze Echte Acacia is> 'twelk hy doof fergelyking der Kt Deeli III* Stuk* 624 Veelwyvige Boomen. II. der Afbeeldingen van de Egyptifche met de AFxxi.U Mexikaanfche aantoont, voegende 5er vervol- Hoofd- gens de Afbeelding by van eene Mefopotami- stuk* fchQ, welke zo wel van die beiden als van de ^'"'Senegalfche aanmerkelyk verfchilt ( *). Met de befchryving van deeze drie Soorten van Acacia , onder de Mimofa's betrokken 5 flap ik af van dit uitgebreide Geflagt , om de overigen onder de Heefters te befchryven , gaande daarom thans tot de Tweehuizigen onder de Veelvvyvigen over ; welker eerfle Geflagt den naam voert van Gleditsia. De Geflagtnaam flrekt ter vereeringe van den Leipziger Heer J* Gotlieb G l e d i t s cIh , door wien onze Ridder nu ruim dertig Jaareïi geleeden > tegen de beoordeelingen van den Heer Sigeseekj zo dapper werdt verdedigd : en die naderhand ook een Samenftel der Kruid- kunde , in 't jaar 1764 , wel insgelyks op de Sexen der Planten gegrond 3 doch op een andere manier gefchikt , aan 't licht gegeven heeft. De Mannetjes - Bloemen hebben zo wel den Kelk als de Bloem driebladig en zes Meeldraad- jes : de Wyf jes beiden vyf bladig : de Twee- flagtigen den Kelk in vieren gedeeld en de Bloem (*) In fcyne Aantekeningen opRtccm Uirgaave ckr Wer- km van HEHNANDEZ , utfuprïu ï? Ö t Y C A M j A. 6^5 Bloem vïerbladig en zes Meeldraadjes, Zö wel IK in deeze laatften als in de Wyfjes - bloemen isAF£^L* een Stamper, en Vrugtbeginzel > dat een Haauw Hoofde wordt* TUK* Twee Soorten bevat dit Geflagt, de eene in Noord • Amerika 3 de andere in Oostindie t'huis* (1) Gleditfia met drievoudige Doornen aan de i. Oxels der Bladen. «jgj^ £)it Gewas , bevoorens Cafalpinoides óootmgQm den Ridder getyteld , en door Michelius genaamd Melilobus , voert thans den naam van •Gedoomde Gleditfia. In de Zuidelyke deelen van Europa kan het in de open Lugt blyven liaan, zo de Heer Gouan aanmerkr. Ca- tesby bevondt hetzelve zeer hooge , wyd uit* gefpreide Boomen te maaken , welken zeker Heer aan de Rivier Ashley geplant hadt, alwaar die op verdronken Land groeiden. Doch fchytit ook de eigentlyke woonplaats van hetzelve ia Vir- (1) Gkdttfia CauJe Spitus triph'cibus axiïlaxibus. Spt.Nat* XII. Gen. 1159. P- 678. Peg. XIII. p. f71* Gleditfia. Hort. Üps. 2Q8. GRON. V*rg* 1 8 3 • GouAN. Monsp. 520, Gleditik fpinofa. Du HAM. Arbr. I. p. 265. T. 105. Melilobus. MlCH. Gen, 15. Caefalpinoides Foliis pinnatis ac duplicato - pinnatis, Hort. Cliff. 489. Acacia Americana Abruse folio triacanthos„ PLUK. Mam. I. T. 3*2, f. ï. Hm. Angl. T. 21. fi, Acacia Abrux folio triacanthos , Capfuia ovaü &c, CATESB. Car. X, T. 43. Srl. Vogel. I. Baud. PI. Rr lh Deel HL Stuk $25 Veelwyvige Boome», H. Virginie te zyn > aangezien de Heer Clay- ^FxxlL# T0N aanmer^t> ^at men 'er den naam van£fe- Hoofd- ney- Locust aan geeft, Itrekkende de Haauwen,, stux. mooglyk na dat zy uitgebeld zyn, des Winters veel tot Voedzel van het Vee. Deeze Haauwen zyn kort en Eyrondaehtig , bevattende een Boon. Het wordt van denzelven Driedoornige Aeacia , met breede bruine Haauwen , die een groene zoetachtige Pap bevatten , gety teld. Plu- kenetiüs hadt zodanig een Acacia 3 met Bla- den van Oostindifche Boonen , te Londen voort- geteeld 9 die van Suriname af komftig was , ge- zien. De Bladen zyn dubbeld gevind, en ge» lyken veel naar die van 't voorgaande Geflagt, ~ ^ * (2) Gleditfia zonder Doornen. inermis. éoonfdê. Deeze Soort groeit op 9t Eiland Java m Oostindie. Men vindtze derhalve Javaanfche ongedoornde Acacia 5 met zeer groote glanzi- ge Bladen 3 Cadawang by de Ingezetenen ge- naamd , in de Beaumontfche Tuin getyteld. Niettemin wordt daar toe ook de Ongedoornde Amerikaanfche Acacia van den Heer Mille r 5 met paarfche Bloemen en zeer lange Meel- draad» (z) Gkditfta ïnermïs. Du Ham. AtW. I. j>. 266. Acacia javanica non (pinofa , Foiiis maximis fplendentibus. Pluk. Alm. 6. T. 12 3 • £ 3. Acacia Americana non fpinofa , Flor* purpureo , Staminibus longisfimis , Siliquis planis villofïs* Milu Ie* T. 5, Gkditfia ineuijis. BUKM. FL Ind. p* POLYGAMI A. 627 draadje 5 de Haauwen plat en ruig hebbende 9 II. t'huis gebragt. De Bladen, zegt Linnjeus, ^j^" zyn dubbeld gevind ; de Vinlteelcjes met vier Hoofd- paaren van fpitfe , gladde , glinfterende Bla^d- SÏUK* jes , en de gemeene Bladfteel loopt in een zag- ten Doorn uit, Fraxinus. Efcheboorn. In dit Geflagt komen Tweefiagtige en Wyf- jes -Bloemen voor. Sommigen van dè eerften hebben geen Bloem noch Kelk , anderen een Kelk , die in vieren gedeeld is, en eene vierbladige Bloemkrans 3 met twee Meeldraadjes cn een Stamper y welken de Wyf jes - Bloemen 9 ook , van eene Lancetswyze figuur hebben | en zodanig is insgelyks de figuur van het Zaad. Drie Soorten zyn in hetzelve opgetekend 3 als volgt. (1) Efcheboom met Zaagswys' getande Vïfir i. bladen y de Bloemen zonder Blaadjes. ^Itifm^ Gemeene. Deeze Soort is door gantfeh Europa gemeen. JRay zegt, dat dezelve zo wel in de warn^e ds (1) Fraxinus Joliolis ferratis , Floribus apetalis. Syst. Nat* XII. Gen. 1160. p. 679. r€g. xill. p. 771. Fraxinus Florjbüs tiudis. iferf. Clif. 469. FL Suec. 830: 926. Mau Med; 475:* RotEN Lugdkat. 196. DALIB. Paris.' 306. Fraxinus exc&U fior. C. B. Fin. 4 16. Fraxinus. Dop. Fmpt, 771. Tqvrn?» tnffi. 577- Rr 2 II.DSEL» Uh £KJS* VÊEtWYvïGË BöOftfEtt. tl. als ïn de koude Landfchappen groeit: evenweï Arxxf.L fcbyvt W m de Zuidelyke deelen van Europa* Hoofd- oven! , zo veel niet voor te komen , als in de 8Wt; Noorddyko. In Karniolie, immers, werdt zy £/fWwWrdoor Doktor S co po li niet aangetroffen. In Duitfchland, Vrankryk, Engeland en onzePro- vintiën , is zy zeer gemeen ; ja in S weeden zodanig , dat menze byna overal ïn de Haa* gen , nevens de Landeryën , aantreft. Men noemtze aldaar Ask , dat veel overeenkomst beeft met den Hoogduitfchen naam Efchen- Baum en met den Engelfchen Asli- 7V^3moog- lyk, zo Ray wil, van de Afchkleurigheid der Schors afkomitig. De Italiaanfche naam Fras- Jino , de Snaanfche Fraxino en Fresno 5 de Fran- lcl .e Freme, zyn buiten twyfel flegts verande- ringenvan den Latynfchen naam Fraxinus >mar den Tongval der byzondere Natiën , gelyk men d->n in de Landtaal van Provence noemt lou Fraisfé. Deeze wordt door de hoogte , onder den naam van Fraxinus exceljior , van de volgende onderfcheiden. Hy munt by andere Boomen uit door zynen regten Stam , die op zig zelf ftaande Weer en Wind verduurt , en dus als den Palmboom van Europa uitmaakt. In 't procijen en in 't opfchieten is hy zeer gewil- lig, doch verdraagt het afkappen zo wel niet als de Ypen en Wilgen , wordende daar door dikwijs geheel mismaakt. Anders kroont hy flerlyk uit. Hy wil gaarn groeijen aan Rivie* ren POLYGAMIA. 629 ren en Wateren., en niettemin is zyn Hout zo IJ* droog 5 dat men de levendige Takken, zo als AxxffL zy van den Boom gekapt of gebroken zyn , Hoofd- aanftonds kan branden. Men teelt hem alleen- STUK' lyk van Zaad. De Wortels hebben die eigen- fchap, dat zy zig ver langs de Oppervlakte uit- ipreiden 3 't welk niet alleen een groote vas* tigheid aan den Boom geeft , maar ook den Grond zodanig te famen houdt, dat men dit Gewas van een kundigen Hovenier niet alleen aangepreezen vindt 5 om de Stranden en Dy- ken onzes Lands daar mede te beplanten , ten einde die voor den flag van 't Water en voor Stormwinden te beveiligen 3 maar ook om Aarden Wallen voor het inftorten en uitkabbe- len te befchutten, enz. {*% Op alle Efcheboomen, nogthans, h dit nief Verfchei- toepasfelyk. Men krygt'er uit Zaad, die nqöiren c groote Boomen worden : men krygt 'er , die zeer knobbelachtig opgroeijen : ook komen 'er niét zeer glanzige Bladen voor^ die weinig deugen: zo dat hier in een uitkiezing plaats moet heb- ben. De beroemde Michelims, te Floren- ce, vertoont zevenderley Bladen van ËfcHeboo- men , met Bloem en Zaad , om het vertlhil aan te wyzen , 't welk zyn Ed. onder de Groote Efch.n (*) Verhand, der Holt. Maatfckéipp. X. DEEL. II. St«;k , blsdz. 133. Wenfchelyk ware het, inderdaad, dat deeze Boom hi onze Provincie, inzonderheid in Noordholland , tot Wind» breeking en tot vor-deel , meer werd aangekweekt. Rr 3 II. Deel. III. Stuk» 630 Veelwyvige Bóomer. Efchen gevonden hadt. Het zyn maar enkele AFx>üL' Vinbladen , die hy afbeeldt : want de Bladen Hoofd- der Efcheboomen beftaan , gelyk bekend is , uit stuk. verfcheide langwerpig ovaale , gefpitfte 3 aan E/cbekom,^ nnd gg^artelde Bladen, die aan fommige Plantfoenen breeder > naar die der Ockernooten- Boomen gelykende , voorkomen > en de zodani- gen groeijen in de Bosfctaen door geheel Toska- nen y wordende op de Velden geplant om de; Wynftokken daar by te laaten opklimmen. Hier f van vondt hy 'er één met de Vrugt lang en ftomp : een anderen met de Vrugt kort en pun- tig. Op de zelfde plaatfen kwam 5er hem met rondachtiger Bladen voor > en eene Spatelswyze : een andere met eene Hartvorinige Vrugt, tot het zelfde oogmerk dienende'* Sommigen had- den de Bladen Laurierachtig , of Lancetswys' ovaal en eenigen geheel Lancetvormig; te wee- ten ruim driemaal zo lang als breed. Deeze laatlie was kleiner van Gewas , hebbende het Zaadhuisje dun en ftomp. In 't geheel zyn door deezen Kruidkenner ten minfle twaalf Verfchei- denheden van den Groöten Efcheboom , in Tos- kanen van zelf voortkomende , aangetekend. De Heer L inn^eüs geeft aan dit Geflagt alleenlyk Tweeflagtige en Vrouwelyke Bloe- men , gelyk in de Kenmerken is gezegd. Tour- nefört merkt aan , dat in de Bloemen van den Efcheboom fomtyds, het Vrugtbeginzel ont- breekt , en deeze zouden dan Mannelyke Bloe- men zyn. Dit wordt door den gedagtcn M 1- C H E- POLYCAMIA* 63I c h el 1 ü s bevestigd , zeggende , dat zulks zo II. wel in Bloemen met Bloemblaadjes als in dieAxxi.EU met enkele Meeldraadjes plaats heeft. De groo-HooFD- te Boerhaave vermoedde derhalve nietSTÜK# zonder reden, dat 'er 3 onder de Efchen, Manne-E^'#'*J" tjes , Wyf jes en Tweeflagtige Boomen zyn : ten minde hadt hy , door een oplettend onderzoek 9 eenigen vrugtbaar , anderen onvrugtbaar , be- vonden: het welk door my en anderen ook waar- genomen is. In beiden , zo wel die vrugtbaar als die onvrugtbaar zyn , komen de Bloemen reeds in 't vroege Voorjaar te voorfchyn , eer de Bladen uitbotten 5 doch het Zaad 3 dat in langwerpige Zaadhuisjes , als Sleutelbosfchen by elkander hangende 3 vervat is 3 wordt niet eer ryp dan in de Herfst. De Mos - achtige Bol- letjes , die men als tusfehen deeze Trosfen voor- komende afgebeeld vindt, zyn zeldzaam. Men heeft aan dit Zaad, dat in de Genees* Gebruik, leunde van gebruik is , wegens de zonderlinge figuur , den naam van Ornithoglosfum bf Lingua Avis, dat is Vogel - Tongetje , gegeven. Tot een half Drachme 's morgens met een Glas Wyn ingenomen , is het zeer Pisdryvende , en dienflig voor de genen die met Waterzugt of de Geluw gekweld zyn , zo men zegt» Van «den Bast des Efchebooms hebben veelen als van den Koorts - Bast en in deszelfs plaats , niet •zonder vrugt , in Af kookzel of Aftrekzei , ge- bruik gemaakt Het Poeijer van denzelven dient tot hetzelfde oogmerk. Men neemt den binnen- R r 4 Bastd n. msu 111, sxuKt «32 Veel wy vi ge $P9M&n* lh Bast, die eerst wit ïs en door 't droogen geel Afdeel. Wordt, hebbende een bitteren Smaak, ook dien- Hoofd- ftig zynde tegen andere Kwaaien. Aan het Hout stuk. is van Et t muller een Sympathetifche kragt ffcbehw. in ft ftempen van Bloedftortingen toegefchreer ven ; weshalve de Duitfchers aan deeze Soort ook wel den naam van Wondboom geeven. Aatj de Bladen fchryft men gemeenlyk een WoncU heelende kragt toe; doch zy worden zeldzaam inwendig gebruikt. Pliniüs heeft het Sap* dat uit deezen Boom vloeit , als een onfeilba^ Middel tegen een Vergiftige Slangen - Beet aan- gepreezen , mids men dan tevens de Blade** op de Wonde legge. Een groen Takje , met het cene end op 't Vuur gelegd , laat tot het andere end een Waterig Vogt uitloopen , 't welk tegen d$ Doofheid zeer dienftig zou zyn. Om kort te gaan , deeze Boom levert , volgens fommigen , een geheele Huis- Apotheek uit, Zekere Jefuit, ge- naamd Pater Schott, heeft zeven - en - der^ tig Artikelen by een vergaderd van byzondere kragten , die aan fommige deelen van deezen Boom zyn toegefchreeven. Het meefte gebruik wordt, hier te Lande van deszelfs Hout p zo tot Brandftof , als tot Wagenmaakers , Stoelen- maakers , Draaijers en ander Werk gemaakt. Het is witachtig gefprenkeld van Kleur , zeer taay en ligt: weshalve men óok Snaphaanen of Musketten uit Efchen Planken zaagt, en vaa de Takken Hoepels om ToJ>ben en Kuipen firn (2) Efche- Polygamia; 6^3 ($) Efcheboom , die de Finbladen Zaagswyze Iï# getand heeft , de Bloemen met Bloem- Af£^ blaadjes. Hoofd- stuk. Om deeze reden geeft onze Ridder, elders 9%J£nu$ aan deeze Soort den naam van Efcheboom metOmus. volmaakte Bloemen. Onder de Verfcheidenhe-aanfchc.j den vanMiCHELius fchynt het de Dertien- de te zyn, daar ik van gefproken heb, als klei- ner zynde van Gewas en de Bladen langwerpig, zeer fmal , hebbende , en deeze wordt de Bloem* tros/en draagende getyteld; hoewel 'er, volgens dien zelfden Autheur, ook een groote breedbla- dige Soort is van dien aart. L i n n je ü s on- derfcheidt deeze Soort van de voorgaande, niet alleen door de gezegde fmalheid der Bladen , maar ook doordien zy allen aan den gemeenen Bladfteel, die effen is, even groot zyn ; daar in de andere het uiterlte Blad grooter isendeBlad- fteel gezoomd* Men noemt deeze Soort van Efch , die ook 5n 't Gebergte by Lyons valt, in de Kruidkun- de Ornus. Zy groeit in de Zuidelyke deelen van Europa , in 't hyzonder in Italië, en van dee* fi) Fraxinus Folfolis ferratls, Floribus corollatis. Syst . Natm XII. P&g. XIII. Fr. Floribus completis* Hort. Ups> 304. Hort. Ciïff. 470. ROYEN Lu^dbat* 39^. Mat. Med. +j6. Fr. humiliot f. altera Theophrasti minore et tenuiore folio. C. B. Pin. 41$. Fr. Florifera botryoides. Mqr. Pr zo van de eene als Anx eel* 3, de andere Soort dier Efcheboomen 3 te maa- Hoofd* j, ken door den Bast tot op het Hout , en dee- stuk. V) ze geeven een grooter overvloed van Sap 3 „ het welke van den middag tot den avond 5, vloeit 5 loopende dikwils tot op den Grond , SJ en aldaar in groote Klonten Hollende , die 3, men dan aan Hukken fnydt en op dergelyke „ manier droogt. Men noemtze Forzata of 5) Forzatella , dat is geforceerde of gepynde 5> Manna, Dezelve is roodachtiger, flegter en s5 dikwils met aarde en vuil gemengd. Deezer 3, twee Soorten noemen zy Manna di Corpo, als komende van het Lighaam des Booms. M Een derde Soort van Manna, welke zy op 3, de Bladen van deeze Boomen verzamelen 3 3, wordt Manna di Fronda door hun geheten. 33 Dezelve zweet 3 in de Maanden July en Au- 3, gustus 3 omtrent den middag , Druppels wy ze 3, uit de Bladen der Efcheboomen 3 en, door 3 9 de Hitte der Lugt uitgedroogd , groeit de- 3, zelve famen tot witachtige Greintjes , als „ Geerst- of Tarwekorrels 3 waar door fomtyds 3, de geheele Boom zig als met Sneeuw gedekt „ vertoont. Weleer was deeze veel in ge- 3, bruik; doch tegenwoordig wordt zy, om de 3, moeielykheid der Inzameling 9 zelden ïn de ,3 Winkels van Italië gevonden. „ De Icaliaanen maaken onderfcheid tusfchen 3, de gepynde Manna van Boomen die reeds oi> U defx, III, Stuk» 6$6 Veelwyvigf, Boomen. ïï# ongepynde van zelf hebben uitgeleverd , en AFxxi.U i> die van Wilde Efchen , welke 'er niets van Hoofd „ gegeven hebben , houdende de laatlte voor STUK# „ de beste. En , in de Wonden of Sneeden, E/cMom. we$k£fy zy jn zui^e Boomen gemaakt hebben, „ een Houtje , Takje of Strookje fteekende, „ laaten zy het uitvloeijende Sap daar om ver- dikken , waar door zy die fchoone , lange t groote Stukken van Manna bekomen , welke men Uitgelezen Manna noemt : zynde daar j5 aan dikwils nog een teken van dat Stokje „ te befpeuren. Die men in heldere, zuive- „ re, rondachtige Greinen bekomt, in 'tFranfch s, genaamd Manne en Larmes , is niettemin wel zo goed. Hier aan volgt, in waarde, de ge- 9, woone Manna Calabrina, en die men in „ Apulie verzamelt , hoewel deeze niet zeer „ droog en wat geelachtig is : dan de Siciliaan- „ fche , die witter is en drooger : eindelyk de gene , die by Civita Vechia , in de Kerkelyke Staat , valt , welke drooger , duifterer en „ zwaarder is , en van minder waarde." Uit het gezegde blykt , dat de Manna van Kalabrie het eigentlyke Sap , en wel waarfchyn- lyk het overtollige voedend Sap der Efcheboo- men is ; even als wy dit van de Manna van Briangon , uit de Lorkeboomen , en van den Suiker der Ahornen reeds gezien hebben. Le- meky houdt deeze ook voor een Soort van Man- na, en de Vierde Soort zou die zyn, welke in Arabic valt op ftekelige Heefters , en Terema- hin bin genoemd wordt, waar van ik in 't vervolg ir* zal fpreèken. xxi. Onder alle deeze Soorten van Manna is die Hoofij- der Efcheboomen het kragtigfte Purgeermid- S^*hm del, doch niettemin van een zeer zagten aart : zo dat zy veilig kan ingegeven worden aan zeer jonge Kinderen , zeer oude Luiden , hoog zwangere of Kraamvrouwen en allertederfte Geitellen. In andere Menfchen wordt dikwils een groote veelheid , om zelfs maar een zagte Ontlasting te maaken, vereifcht. En, wanneer zo wel de Gifte als de werking der Manna , door byvoeging van andere Ingrediënten , gelyk gewoonlyk , naar den eifch , door een kundigen Arts gemaatigd en bepaald wordt, dan is 't een zeer heilzaam Middel. Zy komt in verfcheide laxeerende Eleótuariën der Apotheeken, (3) Efcheboom met ongekartelde Bladen en m. -\ ronde Bladfteelen. Virgini- De Karolinifche Efcheboom met imalle nc- che* derhangende Bladen , aan beide enden fpits , wordt deeze van Catesby genoemd ; zeg- gende , dat het Boomen van taamelyke grootte zyn. Clayton voegt 'er by , dat zy de Zaad- (3) Fraxinus Foliolis integerrimïs , Petiolis teretibus. Groi*. Wvr%m 120. ROVEN Lugdhat. 533. Fraxinus Garolinienfis , Foliis anguftioribus utrinque acuminaris pendulis, CATESB, G?r» I. p, tT. 80. SELIGM. hg. Ifc fiajid, 60. 638 Veelwyvige Bqomen. II. Zaadhuisjes gewiekt of gevleugeld hebben* De- AFxxlL* zei ven komen ronder en breeder voor, dan in Hoofd» de gewoone Efchen. LiNNieus zegt van stuk* fma]ier , dat ik niet kan zien. De groeyplaats is dan in Karolina en Virginie. Diospyros. Basterd - Lotus. Ia dit Geflagt hebben de Bloemen den Kelk en Bloemkrans, beiden, in vieren gedeeld, en de laatfte Bekerachtig , met agt Meeldraadjes. Dit zyn de Mannelyke, maar de Tweeflagtigen hebben bovendien een vierdeeligen Styl, woe- dende het Vrugtbeginzel een Befie met agt Zaa» den. Twee Soorten komen 'er in voor, als volgt* 1. (O Basterd - Lotus <, die de' Bladzyden van jDiospyrds yerfchïlknde Kleur heeft* Lotus, Italiaan- se. Door Theophrastüs vindt men den Kerfeboom vergeleeken by een Gewas, jQioy- pyros genaamd , dat 'er alleen door de hoeda- nigheid der Zaadkorrelen van verfchilde. Die naam is door onzen Ridder gegeven aan den Bas* (1) Diospyros Foliorum paginis discoloribus. Syst. Nar. XII- Gen. 1161. p. 679. Mill. Dift. T. 116. D. Fol. utrinque bicoloribus. ROYEN Lugdbat. 44.1. Hort. Cllff. 149» Lotus Africana latifolia & angufüf. feu faemina, C. B> Pin. 44.7. Pfeudo- Lotus & Lotus Africana altera, "Cam. Efh< fjj$f 357. Guajacana, TOUENE. lnfi% tfoe. P O L Y G A M I A. 63$ Basterd - Lotus van Matthiolüs of Ca- Jf*^ MERARiüs, waar van gezegd wordt , dat het ^ een hooge Boom is, met breede, langwerpige , Hoofd- ftyve en fterk geaderde Bladen ; een Vrugt alss™K# ^' de Sebesten hebbende , maar veel kleiner, dieLof^' door de rypheid blaauw van Kleur wordt , van binnen met veele Steentjes en niet onaangenaam van Smaak. Deeze Boom was vreemd in Italië, en wordt van C. Bauhinus de Afrikaan- feite breedbladige Lotus getyteld ; behalve wel- ken 'er nog een andere is , die hy noemt Smal- bladige of Wyf jes Afrikaanfche Lotus. Deeze is , volgens Camerarius, mede een hoo- ge Boom , die Besfen draagt van dergelyke fi- guur, kleur en inhoud , op de zelfde manier, ongefteeld, in de Kelkjes aan de Takken zitten- de. Deeze kwamen ook wel in Italië voor 5 doch waren 'er van elders gebragt. Hy merkt aan , dat zy , zeer ten onregte , van de Italiaanen voor Pokhoutboomen gehouden , en deswegen Legno Santo getyteld werden. Linn^us «egt, dat de Woonplaats van deeze Soort is in Languedok, Italië en Barbarye. (2} Basterd - Lotus met de Bladzyien eveneens n. , 7 , Dhspyrss gekleurd. virgini^ ~Dtna . . fche. (%) Dtospyroi FoILorum paginis concoloribus. Kalm. Iz* II. p. *°°» 255» 437* D. -Foliis utrinque concoloribus. Hort. Cliff. 149. ROVEN Lugdbat. 44.1. D. Floribus dioicis. Gron. Virg. i;<>. Fl» Pirg* Gtt^acana Lofio atbori aiSais Virgt- ni" ILDESJ* IU9 STUK* ©40 Veelwyvige Boomê& B. De Kleur der Bladen, die aan beide zydefl ™xiEL' eveneens is, onderfeheidc deeze, welke de Man* Hoofd- netjes- en Tweeflagtige Bloemen op byzondere Jtomtf Stammen heeft* De Mannetjes hebben zestien lïLZ Meeldraadjes ; agt onder de anderen. Men vindt- ze Guajacana getyteld door Catesby en Parkinson verzekert, dat het de Pishamin der Virginiaanen zy, die zeer gelykt naar den Pokhoutboom. Het wordt een groote Boom , die het Hout witachtig , hard doeh broofch , met een dunnen groenen Bast gedekt heeft , maar de Schors der dunne Takken is grysachtig 4 en hier aan komen veele fchoone breede groe- ne Bladen, zeer naar die van den Pokhoutboom gelykende. De Vrugt trekt in grootte naar een Dadel , met een zwart Huidje gedekt, en heeft een zoet Vleefch , waar iu drie of 'vier groote, dikke , platte Steenen of Zaadkorrels Deeze Vrugt zit in een Kelk met vier ftyvê punten , even als die van de voorgaande Soort. De Heer Kalm vondt deezen Boom, in Pen- fylvanie en Nieuw Jork, overvloedig opvogti- ge Velden en aan de Water - Beeken. Dezel. ve werdt van de Engelfchen Perfimon, en van de Sweeden, aldaar woonende, Mispelboom ge- heten. In de Herfst wierden eerst deszelfs Appeltjes ryp, doch zy waren te wrang en bitter niina Pishamin di&J. Pr.UK. Alm. iso. T. 244. f. s. Ra/. H>ft. ï$>i8. Guajacana. Catesb. Car. 11. p. t; 76, Touhkf] Jnji. coo. loti Aftican» fitniüs Indwa, G. S. fin, w. P O L Y 0 A M ï A. 641: bitter om te eeten, eer zy van den Vorst door- W drongen waren geweest. Dan wierden zy zo^^f1* imaakelyk, dat men 'er zelfs gebruik van maak' Hoofd* te onder de Nageregten. Waarfchynlyk hebbenSTUK* zy den aart van onze Mispelen, dat zy naame- Iyk eerst tot een beginzel van Rottigheid moe-? ten komen 5 eer zy eetbaar zyn . Men zuigt ook het Vleefch af, en werpt de Steenen weg. Van deeze Appeltjes, zegt hy , werdt, met by- voeging van Mout , Bier gebrouwen 5 dat zeer aangenaam was, en Brandewyn geftookt. Het Hout van deezen Boom is tot allerley Werktui- gen dienftig ; doch men moet het niet lang in de Lugt, aan Zonnefchyn en Regen bïootgefield , leggen laaten , of het verrot, 't Gewas loopt op een Akker lterk voort, en kan van Stek wor- den aangekweekt , maar het is niet zeer beftancl tegen de Koude. N y s s a. Waterboom. Geen Bloemkrans of Bloemblaadjes heeft dit Geflagt , maar een Kelk in vy ven verdeeld , en de Mannetjes -Bloemen hebben tien, de Twee* flagtige vyf Meeldraadjes , benevens een Stam- per. Het Vrugtbeginzel in dezelVen wordt een Pruimvrugt. Onze Ridder heeft maar ééne Soort opgete- kend (1); doch aangezien door den Heer Mil- LER Itaaijfthe, •' >r ,t>»m*r:\ jok ~*q M .11 M- •]$ (1) Nysfa. Syst. Nau XIL Gen, 1163, p, 679* Vtg. XIII. Ss p. 771. 11, VttU III» STUK» Veelwyvige Boombk* II* ler een andere met geheel effenrandige Bfa- AFxxfL' den > terwy1 de onze getande Bladen heeft , is Hoofd- voorgefteld, zo vraagt L i nn mus, of die ook stuk* .n goort verfehillen ? Inderdaad , wanneer men }J£ater':óe beide Afbeeldingen van Catesby, hier aangehaald 5 befchouwt , dan fehynen het wel byzondere Boomen te zyn» Die Autheur noemtze beiden Tupdo, waar- fchynlyk volgens den Amerikaanfchen naam , cn zegt, dat het hooge Boomen worden, groei- jende op Moerasfige plaatfen, op Ondiepten in de Rivieren , en zelfs in *t Water» De Bla- den van den eenen gelyken zeer naar Laurier- Bladen; die van den anderen zyn breed 'en rond- aehtig , als Lindebooms Bladen ; maar aan de kanten met groote hoeken onregelmaatig tiitge- fneeden, In deeze gelyken de Vrugten , in groot- te , gedaante en Kleur, zeer naar een kleine Spaanfche Olyf : in de andere zyn het Eyvor- mige zwarte Besfen , die aan lange Steelen han« gen , fcherp en bitter van Smaak , doch tot Aas dienende voor Gevogelte en Wilde Dieren. Deeze bevatten zo wel een geflreepten Steen als die anderen. Het Hout van den Laurierbla- digen is taay en hard* tot veelerley Werkhout dien- p. 771, N. FolHs ïntegernmi's. Hors. CKf. 462. N\ Pttlimcu- lis multifloris GBON. Firg. 121. Arbor in aqua nascens &e* CATESB, Car. I. p. T. 4,1 & 60. Selicm. Veg. L Band. p> 66. PU 82. Hè B. p. i6> PI. 20. FotmiYia. Nysfa pedunculis «tnifloris. Grqn. yirg. 121. Cynoxylon Amcricanum Folio «ïasfiasculo molii tenad* Alm. «7, T* f# & -POLYOAMIA.- $43 dienftig? dat vati den anderen is wit, week en Af^6ei^ Spongieus , wordende van dat der Wortelen Xxi. als Kurk gebruik gemaakt. Hoofd* De eerfte van Catesby, met Laurierbla-ST^f^ den, is in de Virginifche Flora van den ouden few. Gronoviüs genoemd Nysfa met veelbloemige ; de andere Nysfa met eenbloemige Steeltjes. Dee- ze laatfle wordt voor het Wyfje gehouden, èü dezelve zou het Ameriksanfche Hout zyn , 't welk de Engelfchen Black Dogwöod, dat is zwart Honden - Hmt heeten 5 volgens Plükene» tius: maar hoe komt zulks met het zeggen van Catesby, dat het Hout van deezen Water - Tupelo wit is , overeen ? P I S O N I A. Naar den vermaarden Piso, die door zyn Reistogt naar Brafil , en de befchry ving der Natuurlyke Hiftorie van dat Land, by de Kruid* kundigen zeer bekend is , heeft Plu mier deezen Geflagtnaam ontworpen. In hetzelve hebben zo wel Tweeflagtige, als Mannetjes- en Wyf jes - Bloemen , 't zy op de zelfde of op byzotidere Stammen , plaats, 't Is een Klokswyze Bloem, aan den rand in vy ven ge- deeld, met vyf of zes Meeldraadjes en eenen Stamper, welke in fommige Tweeflagtigen mis- draagt. Anders levert die een Vrugt uit, wel- ke vyfkleppig is, met ééne Holligheid en da3r ïn een enkel Zaad. /Twee Soorten komen 'er in voor, als volgt,, Ss 2 (i) Pi- H. Deel. IU* Sïük^ 644 Veelwyvige Boomea; II. (i) Pifonia met de Oxeldoornen zeer uitge* 'AFxxiBI" breid* Hoofd- stuk. Onder deeze bepaaling komt thans het Ge- 2i I# was voor • dat onze Ridder weleer eenvoudiglyk ccuieata. Gedoomde Pifonia getyteld hadt. Plumie r Gedoom- ,^ een Lymerige Tros - Vrugt aan. Brow- noemt het Klimmende Pifonia, met fterke Ranken , ovaale , wederzyds uitgerekte Bladen en zeer fterke kromme Doornen. Sloane noemt het een naar den Paliurus gelykende Boom, met Doornen, een groenachtige Bloem, die uit vyf Blaadjes fchynt te beftaan , aan 1 ros- fen, en een e drooge, naakte, gefleufde Vrugt, als van de Klisfen , zynde een Soort van Rham- nus of Lycium, Fringego by de Jamaikaanen genaamd. De Heer J a c q u i n nam dit Gewas op Ja- maika en St. Domingo waar. Het is , zegt zyn Ed., een onaanzienlyke Boom, die zwaare Tak- ken als Ranken uitgeeft , welke zig zelf niet kunnen ophouden. Daar aan zyn , by de Oxels der Bladen , fterke , fpitfe Doornen f regthoekig op den Tak , met haakswys' omgekromde pun- ten, (i) Ptfinia Splnis ax'llaribus patentisfimis. Syst. Nat.Xll. Gen. ii62. p. 6%o. Hort. ClijjT. 457. pifonia asfurgens &c. BRÖWN. Jam. zs 8. Pifonia aculeata , «Fruftu glucinofb 5c lacemofo. Plüm. Gen. 7. Ic. 227» f. 1. Rhamnus T. Lycium Fringego Jamaice nfibus di&urr». PLUK. Alm* 318. T. io8* f» z* Paliuro affinis arbor Ipinofa &c. Sloan- Jam. 137. Hifi. II. PoLYGAMIA. 64J ten. De Bladen , die ovaal , fpits en gedeeld H. zyn, groeijen tegenover elkander. De Bloemen AxxfEl<* zyn klein en talryk > uit den geelen groen , en Hoofd. komen by Trosfen voort. Zyn Ecl. bevondt ,Stük% dat fommigen van deeze Boomen onvrugtbaare Tweeflagtige , en anderen vrugtbaare Wyfjes- Bloemen > zonder Meeldraadjes > voortbrag- ten, (2) Pifonia met ongedoornde Takken. xr. PifofaA Die zelfde Heer vondt in de Bosfchen om« onge- ftreeks Karthagena in de Westindiën, een O^d;om{le* gedoomde Pifonia. Deeze maakte een regtftam- migen Kroonboom , van twaalf en fomtyds twin- tig Voeten hoogte, met eenen Stam van vyf Dui- men dik. In digt Kreupelbofch groeijende * evenwel 3 nam zy eene dergelyke Geftalte als de andere aan. De Bladen en Trosfen verfchil- den weinig , zo min als de Bloemen , maar van dezelven kwamen op den eenen Stam onvrugt- baare Tweeflagtige , op een anderen Stam vrugt- baare Tweeflagtigen voor. De Vrugt was een zwartachtige weeke Befie, langwerpig rond en flomp, een witachtig Vleefch bevattende, met één Zaad* Meest vondt men deeze Besfen als van (1) Pifonia inermis. Syst. Nat. XÜ. Veg. XIIT. ]ACQ. témtr.-Hift. 175. Pifonia Malabarica non fpinofa. Amm Herb. 582. Kam-kara-walli. Hort. Mal. VII. p. 33. T. 17.BUIIM. Fl. Ind. p. 224. Ss 3 II. Deel. III. stok. Veelwyvige Boomen, II. van Infekten opgevreten , zo dat het Zaad al- Afdrel- leenlvk overbleef, XXI Hoofd- Zyn Ed. merkt aan , dat met deeze Soort stuk* geenszins overeenkomt de Katu - Kara - walli van Malabar , welke daar toe betrokken was door onzen Ridder. Sloane, inderdaad, hadt zulks bedenkeiyk geacht, ten opzigt van de voorgaande Soort , en , dewyl de Neerduit- fche naam , volgens Commelyn, Salk - Doom (ik denk Slak- Doorn) is , zo heeft dit weinig overeenkomst met een ongedoornd Gewas. De derde Rang van deeze Klasfe behelst de Driehuizigen , dat is te zeggen, die op byzon- dere Stammen driederley Bloemen, wat de Kun- ne aangaat 5 hebben , en daar van zyn alleenlyk de twee volgende Geflagten gemeld. Ceratonia, Karoben * Boom. Hier heeft een Tweeflagtige Bloem plaats, met eenen vyfdeeligen Kelk , zonder Bloem- krans y vyf Meeldraadjes 3 en een Draadachti- gen Styl. In fommigen komen Mannelyke, in anderen Vrouwelyke Bloemen voor. De Vrugt as een Lederachtige Haauw , met veele Zaa- den, i. De eenigfte Soort (i) voert, om dat die smqua. xiaau- St. Jans Brood. (i) Ceratonia. Syst. Nat. XII. Gen, 1167. P- Veg^ XIII. p. 773. Hort. Ups. 296. Mat, Med. 4;$. HASSELQ^ It. 492J 531. GRON. Oriënt. 315. Siliqua edulis. C. B. Pin. 400, Fcem. Siliqua, CAM. Epit. 139, Dod. Fempt. 787.TOWNF. /«/?. $7%, PoLYCAMIA. 647 Haauwen 'er den Nederduitfchen naam van St. Jans Brood aan geeven , daar van den bynaam. AFx^t* Men noemtze in 't Italiaanfch Caroba en Gwo-Hoofb- bola, in 't Franfch Carobe of Carouge , en denSTUK% Boom zelf Camugier , dat is Karoben Room. Sbm en die van den Boom Görovo.; welke benaamingen alte* maal haare afkomst van den Arabifchen naam Charub , of van den Egyptifchen Carob t heb- ben. De gemeenfte Naam , nogthans, in de Winkelen 3 is Siiiqua of Siliqua dulcis , Zoete Haauw. Men geeft 'er in 't Hoogduitfch en Engelfch, zo wel als by ons, den naam van 8t* $ans Brood aan : misfchien dewyl men onder- ftelt, dat de Vrugt van dit Geboomte 3't welk in de Ooft erfche Landen gemeen is 3 aan Johannes den Dooper , in de Woeftyn , tot Spyze geftrekt zal hebben (*). De Griekfche naam van den Boom is Keratonia , en die van de Vrugt Kera* tion , waar uit de grootfte Geleerden met reden opmaaken, dat de Draf der Zwynen , op welke in de Gelykenis van den Verlooren Zoon gezin- fpeeld wordt > in zodanige Haauwen beftaan heeft ff). Pe ' (*) Arbores Charnubi 4 noljïs Sillquac, quaram Fru&ibus Joannes Baptifta vesci confuevit. COTOV. Hodoep. Libr. II. Cap. 8* p. 249. (t) LUC. XV. v. 16- Et cupiebat impkre Ventrem fuum de Siliquis quas Porti manducabar.t . heeft de Vulgata , met de Overzetting van JüniüS en Tremellius , en met den <5tiekfchen Text ^ overeenkomflig. Zie T-RU.LERUS m Me* S s 4 II. DEEL. III, STUKt 648 Veelwyvige B0OMENt De Groeyplaats van dit Gewas is , boven* AFxxiEL# dien* in het Ryk van Napels , op Sicilië, Kan- Hoofd- dia en Cyprus , in de Middeltandfche Zee , in STLK* Spanje en de Zuidelyke deelen van Vrankryk, Mi**?* Men vindt het in 't wilde meest Heefterachtig, doch in de Hoven en Plantagiën fchiet het op tot een Boom van taamelyke hoogte , met dikke Takken zïg uitbreidende. De Bladen zyn rond- achtig ovaal , zittende tegenover elkander, by paaren , aan een gemeenen Bladfteel , als die der Ockernooten. In het gedroogde Takje, dat ik *er van heb , is geen oneffen Blad aan 't end , zo min als in de Afbeelding by C a m é r a r i u s 5 hoewel men het in die van DoDowéua vindt. De Bloemen zyn als in de Kenmerken ïs gezegd. LïnnjEüs heeft het Mannetje en Wyf je uit de Zuidelyke van deelen Europa , ea de Tweeflagtige uit de Keizerlyke Hoven gekree-» gen: zo dat 'er ten opzigt van de Driehuizig- heid geen twyfel overblyft, De Vrugten , van welken deeze Boom zynen Latynfchen naam heeft, zyn breede platte Haau* wen, fomtyds wel een Span lang of langer, dik en Vleezig. Zy hangen aan den Boom , en zyn in 't eerst groen , doch , door de rypheid en het droogen, worden zy uit den rosfen zwartachtig, en bevatten verfcheide Zaaden , die in een zoete dicétmentis Officmalihus , die Grqtius , BQCHART , en een jnenigte andere Autheuten , van welken het zelfde beweerd wordt 3 te berde brengt» POLYGAMIA. 649 zoete Pap leggen, Verfch zyn zy walgelyk en IE» laxeeren ; maar gedroogd worden zy eenigszins ^*xxl U famentrekkende , zeer aangenaam van Smaak enHo°FD- gezond. Het Afkookzel derzelven wordt geachtSTÜK# een wonderbaar Middel te zyn tot ftilling vm^J™** den Hoest en verzagtinge van de Borst ; inzon- derheid , wanneer zy gevoegd worden by Opi- aaten, In de Oofterfche Landen is het een ge- meen Voedzel voor de Menfchen en het Vee. Waarfchynlyk zal daar omtrent het zelfde, als omtrent de Dadels , plaats hebben j dat men, naamelyk, de flegte onvolgroeide Haauwen den Beeften voorwerpt , en de goeden voor Menfchen Leeftocht bewaart. Dit blykt te meer uit de Ceratonia met oneetbaare Haauwen 3 welke Touii- nefort 9 benevens die met korte en met bonte Haauwen 3 als Verfcheidenheden opgeeft , van welke laatfte de Vrugt zeer fmaakelyk zou zyn# Ficus. Vygeboom. Dit Geflagt 3 bevoorens door L 1 n n je ü s onder de Cryptogamia, wier Vrugtmaaking ver- borgen is , geplaatst geweest , heeft zyn Ed. al voor tien Jaaren, op de aanraading van den Ba- ron Munchausen, en uit aanmerking van de nader Ontdekkingen omtrent deszelfs Bloem- en Vrugtmaaking , hier onder de Veelwyvigen plaats gegeven. De Kenmerken , die zyn Ed. daar aan toe- fchryft > zyn een Tolronde, Vleezige, famen- Ss 5 !ui„ lli Deel» III» Stuk» e$o Veelwyvige Boomen, IU luikende Vrugt , die als een gemeene Ontvanger ^*\xhh (Receptaculum) de Bloemen , 't zy op den zelfden Hoofb- Stam of op byzondere Stammen , influit enver- stüx. bergt* Het zyn Mannetjes - Bloemen met dea Kelk in drieën of Wyfjes - Bloemen met den Kelk in vyven gedeeld ; beiden zonder Bloem- krans j hebbende de eerften drie^Meeldraadjes de laattten eenen Stamper en een enkel Zaad. In dit Geflagt komen thans tien Soorten voor, waar van ver de meeften in Iadie huisvesten $ als volgt. F*" CO Vygeboom met Handpalmswys* verdeelde Bladen. Hier wordt de Europifche Vygeboom bedoeld , die natuurlyk groeit in de Zuidelyke deelen van ons WereJdsdeel , op de Eilanden van Grieken- land 5 en verder Oostwaards in Afie. Het is een Geboomte , dat wel de Koude der Gemaatigde deelen van Europa , dcjch geen al te ftrengen Vorst verdraagt , en in de Noordelyke deelen #s Winters in huis moet ftaan. De Latynfche naam Ficus is bewaard in 't Italiaanfche Fico , in (i) Ficus tqIüs palmatïs. Syst. Nat. XII. Gen. iitfs. p« 681. Veg. X'IL p. 774. Hort. Clijf. 471. Hort. Ups. 30*. Jj*t. Med. 478. Amosn. Ac ad. I. p. 24 ROTEN Lugdbat* 211. Go* JAN Monsp. 521» Ficus communis. C. B. Pin. 457* Ficus. DOD, Pempe. 812. Mas. Caprificus. J. B. Hift,. I. p. 134. /3. Ficus hunulis. C. B. Pm. 457. Ficus fativa ejusque» fpecles plurim* , humilis , & fylvcfhis, qua? Caprificus. TOURNJ* Jrft.662, IUj, ftjl. 143 1* PoLYGAM IA* 65Ï in 't Franfche Figuier , in 't EngeKche Fig-Tree y ÏIJ en zelfs in 't Hoogduicfche Feigenbaum , met Ar^IfiLt den Nederduicfchen naam overeenkomftig. De Hoofd. Spaanfchen noemen hem Higuero. De Griek- STUK* fche naam is Syké, de Hebreeuwfche Theenak Van geen Geboomte , misfchien, vindt men zo veel gewag gemaakt in de Heilige Schrift (* ) , en in dat opzigt is het een van de alleroudften. Wy leezen dat onze eerlte Ouders , onmiddelyk na den Val , zig Voorfchooten maakten van de Bladen des Vygebooms, tot dekking van hunne Schamelheid. Vervolgens komt deeze Boom onder de uitneemendften voor3 ten aanzien van zyne Vrugten 9 die met het Koorn, de 01 y- venf Druiven en Granaatappelen f den rykdom uitmaakten van 5t Beloofde Land. Daar wordt onderfcheid gemaakt tusfchen goede Vygen en kwaade Vygen , die niet eetbaar wareh : ja haare voornaamfte hoedanigheid in de uitwendige Ge- neeskunde, is in het geval van Koning Hiskia opgemerkt (f ). De Vygeboom heeft, op zyne natuurlyke Groeyplaatfen y eene taamelyke grootte , doch geenen regten Stam, en dezelve is ook altoos van binnen gevuld met eene weeke zelfftandig- heid, (*) 't Is by de veerttg maaien , dat in het Oude en Nieu- we Testament van deezen Boom , deszelfs Bladen of Vrug- ten , gelproken wordt. (t) Zie het eerfte Jerem. XXIV. y. 1 , s : het andere IL Kon. XX. v* 7. II. Deel* III, Stuk» 65a V E ELWYVIGE BOOME N. II. heid , geheel Spongieus 3 als die van den Vlier* ^FxxiEI k°om ' 'l we^ 00^ *n ^e ^a^^en en Looten Hoofd- blykt. De Schors van deeze laatflen is bruin- stuk. achtig groen , die der Takken en Stammen van F^hom- jonge Boomen Afchgraauw of witachtig en glad; doch in oude Boomen worde de Schors taamelyk ruuw* Dat zy niet zeer groot worden 3 zou aan de Uitloopers , welken zy uitgecven , toe te fchryven zyn. De Wortels fpreiden zig wyd en zyd uit , met veele geele Vezelen, De Bla- den heeft hy groot en breed ; ja de grootften , zo men aanmerkt 3 onder de Vrugtboomen van Europa. Zy zyn door vier diepe infhydingen in vyf groote Kwabben verdeeld , en daarom eenigszins Vingerachtig , donker groen , ruuw en dik , vol van een Melkachtig Sap , gelyk derzelver Steden, Takken en de geheele Boom. jMdkach- Dit Sap heeft een byzondere 3 en van de Vy- tig sap» gen zeer verfchillende hoedanigheid. Het is bitter en fcherp , van reuk naar Wynruit trek- kende jlymerig en van eenen waJgely ken Smaak. Inwendig in eenige veelheid gebruikt 5 werkt het vry fterk naar boven of beneden : ja als de Runderen Melk maar met den Tak van een Vy- geboom omgeroerd werdt, zou die een Purgee- rende eigenfehap hebben, volgens Camerarius. Doch de Melk ftremt door het indoen van dit Sap 3 zo anderen verhaalen. Het dient tot Ge* neezing van Kwetzuuren door Venynige of ver- dagte Beeften, gelyk Scorpioenen, Spinnekop- pen y Hommels en Wespen, wanneer men een wei* t P O L ¥ C A M I A. 653 weinig daar van op de gekwctftc plaats ftrykt ; 11^ als ook tot wegneeming van Puistjes, Zweer- Af^eu tjes en andere Huidkwaaien. De Letters, daarftooFD- mede op wit Papier gefchreeven, droogen on-STUK# zigïbaar op , doch worden , als men 't Papier tegen *t Vuur houdt , zwart en leesbaar. De Ou len hebben zig verbeeld , dat de Vy-Devmgf geboom de eenigfte onder het Geboomte ware,maakms* die geen Bloemen hadt. Ondernusfchen was van het bloeijen des Vygebooms in het oude Testa- ment gefproken (*). Cordüs, die in het voorlte der Zestiende Eeuw ter wereld kwam 9 en te Rome ftierf in 't jaar 1 544 , was de eer- lle , door wien men eenige opheldering kreeg , en Jaar by bleef het wel anderhalve Eeuw : want de beroemde Toürnefort ftelde , in 't laatst der Zeventiende Eeuwe,op het gezag van Cor- düs de ; Bloemen voor , die binnen in de Vyg begreepen waren. Doch behalve deeze Bloem- pjes , welken men enkel als Flores piftUlati y en dus niet anders dan Vrouwelyk kon aanmerken, nam de jonge la Hire, weinige Jaaren daar na, in de Vygen, bovendien, ook Mannelyke Bloempjes waar , welke boven by het Oog za- ten , en de Vrouwelyken in 't midden van de Vyg. Men vindtze beiden zeer duidelyk be- fchreeven en afgebeeld , in de Vertoogen van de Koninglyke Akademie der Weetenfchappen van (*) HABAKHK. III. V. 17, 18, IU DBEL, HU STUSt 654 VeELWYVIGE B 0 0 MEN* II# van Parys , op 't jaar 1712. Mag nol een Afdeel, der Leden van de Koninglyke Sociëteit van Hoofd- Montpellier , hadt dergelyke Mannetjes Bloe- stuk. men in de Vygen reeds eenige Jaaren vroeger Vygeboom. waargenomen (*)• Dit laatfte zou tot eene aanmerkëlyke beves - tiging fchynen te ftrekken van de Waarneeming van gedagten Franfchen Akademist ; maar alle moeite , welke de beroemde Keizerlyke Lyf- Arts en Hofraad Trew, met de twee grootfte Mikroskopiften van onzen Leeftyd, Leder- muller enden Heer Baron van Glei- chen $ beiden door hunne Werken bekend , aanwenden kon, om gedagte Mannelyke Bloem- pjes in groene Vygen te vinden 5 was vrugte- loos. Inmiddels hadt de Italiaanfche Kruidken- ner jPontedera, in de holligheid der Vrug- ten van den Caprificus , Mannelyke Bloemen ontdekt 9 en derhalve heeft onze Ridder denzél- ven federt vóór het Mannetje van den Ëuropi- fchen Vygeboom gehouden ; behalve welken 'er ook zouden kunnen zyn , die in 9t Voorjaar Vrugten met Mannelyke Bloemen 3 onryp af- vallende, en in 't Najaar Vrugten met Vrouwe- lyke Bloemen , die in de volgende Vportyd éérst ryp wierden, voortbragten 5 van dien Italiaan jÉ- rinofyccB genaamd : als wanneer deeze Vygeboom weezentlyk driehuizig ware (f J. Die (*) Hifi. de la Societê R. de Mompelt. Lytfn p. \sG, (t) Aangaande dit alles kan men een zeer uitvoerig Herige Vinden in de befchryving der Planten ' van 'dé X, Decade; Plant* Polygamie, 655 Die Waarneeming heeft aangaande de Ee- 1B vrugting der Vygeboomen een denkbeeld terAF^L# baan gebragt , het welke met het Stelzel vanHooFi>- Linnjeus ftrookt. Men weet , dat tot deSTÜIU rypwording der Vygen in de Levant zekere wer-fi^£3^ Icing, de Caprificatie genaamd , vereifcht wordt. Uit verfcheide befchry vingen , zelfs in onze Va- derlandfche Taal, is 't Wereldkundig, hoe de* zelve gefchiede (*> In 't algemeen zal ik maar zeggen , dat aan den Wilden Vygeboom, Ca* prificus genaamd , een foort van Vygen groei- jen , die nooit ryp worden , maar dienen om de Vrugten der tamme Vygen, in de Levant, ryp te maaken. Van de manier, hoe zulks gefchiedt , geeft J.' Baühinüs , het denkbeeld der Ou* den dienaangaande voorfiellende , deeze beknop- te befchryving (fj. 9i Muggen of Vliegen, in de rottende Vrug- „ ten van xJen Wilden Vygeboom gebo- „ ren , vliegen daar uit op de Vrugten vanr „ den Tammen , en , dezelven door haaren » Beet Pkmt. Set* TREWII, deiïn. per Ehret: (welk Werk ook in *t Nederduitfch is vertaald en uitgegeven ,) ad Tab, 73 & 74 ? alwaar men alle de deelen van den Vygeboom , waar van hier gefproken is , ten duidelykfte en ultvoerigftc vindt afge» beeld. (*) Zie het Vertoog over de rypmaaking der Vygen in dé Levant , door G. DE R1V1I.LE. Uitgezogte Verhand. VI. O* bh 277, enz. ais ook de Reize van Tourkeïoet naar de Levant. I. D. bl. 134.. (t) Hijt. Plant. Tom. h p, 1%U ^ [ 11. pin* nif pm 6$6 VeELWYVIOE BoOMEft r II. „ Beet geopend hebbende 5 neemen zy daar Al?xxiLf 5> van de overtoI^ê'e Vogtigheid naar zig, laa- Hoofd- >, tende tevens de Zonneftraalen in, waardoor STUK* 3, zy die niet alleen beletten af te vallen , maai4 Vygeboom. ^ QQ^ derzeivcr rypwording bevorderen en ver- 5> haaften" Tournefort , die de zaak op de plaats zelve onderzogt heeft , was ook van dit denkbeeld, en brengt tot bevesti- ging van dat Gevoelen , als of 'er door het fteeken van die Vliegen, zynde een foort van Wespen , in de groene Vygen een Gisting te weeg gebragt werde , die de Rypwording be- vorderde , het voorbeeld by van de Peeren en Pruimen , die door Infekten.geftoken eer ryp worden dan anders; als ook, dat in Provence, en zelfs te Parys, de Vygen fpoediger aanry* pen , wanneer men in het Oog van deeze Vrugten een Strookje fteekt. Manier . Dit is , wanneer men uit de overeenkomst *an be- redeneert * byna ontwyfelbaar ; maar als men * vrugtmg. * aan den anderen kant , de Wegen der Natuur in de Huishouding der Plantgewasfen gadeflaat, dan fchynt in deezen iets anders te moeten en te kunnen gebeuren. Dat het overbrengen der Takken van den Wilden Vygeboom , op de Tammen, door de Boeren in de Levant, niet zonder reden gefchiedt , heeft Tournefort reeds be weezen ; doordien een Vygeboom al- daar gemeenlyk meer dan tienmaal zo veel Vrugten voortbrengt als in Provence,, alwaar de Caprificatie niet werkftellig gemaakt wordt. Die Polygamia* £57 Die Steek - Wespjes , welken Hasselquist h# ^elf by Smirna in de Botten der Vygen gezien Afdèeu heeft en befchrceven , Pfenes in 't Griekfcb Hoofd* genaamd , en dus door den Ridder in zyn Sa- stuk. menftel gebragt (*) : doen buiten twyfel 0$t$teioiml de aan ry ping en volkomenheid der Vygen 3 veel; doch Pom t e der a verbeeldt zig, dat deezë Wespen , uit de blueijende. Wilde Vygen overvliegende , zekerlyk haare Wieken met het Stuifmeel, daar van, meer of min beladen heb- ben , en dat zy dus, door het Oog der tamme Vygen , die nog groen zyn \ inboorende ,: en de holligheid van die Vrugt doorwandelende , dé Wyfjes - Bloemen met dat Stuifmeel bevrugten; Dit is niet onwaarfchynlyk , wanneer men de noodzaaklykheid in acht neemt, welke de Grie- ken dwingt om zorgvuldig op te pasfen> dat zy Takken van den Wilden Vygeboom, eer nog èe Vygen open zyn , op de Tammen overbren- gen: want anders kondefi zy dit Werk wel aan 5e Natuur overlaaten , en Plïnitjs meldt 3 dat zy die Takken of Boómen zodanig plaat- zen ; dat de Wind de9 Vliegen op de Vygen clryft Sommigen bèweeren echter , daü decze manier van Bevrugting geen plaats kan' hebben, om dat de Vliegjes, eer zy in de Tam- fne k (*) Zk liet lï mihé Xif, Sfük van deezë' Kat. hMz. 13+. (X) Hinc Flcetis Caprifïcus permittiau- ad nrionem Venti^ ut flatus evolaotes Cu!ices in Ficus ferac, . " Tt' 1 65S Veelwïvïge Boomeït; II. me Vygen booren , haare Wieken zuiveren zon* Afi>eel. den van het Stuifmeel Wat my belangt: Hoofd- ik zou het denkbeeld van Ponteder a niet stuk. z0 voetrtoots verwerpen. rwhm. Aangaande de Vygen , die zonder Caprificatie ryp worden , gelyk die wy uit Provence en uit Spanje bekomen , moet men aanmerken 3 dat het Lighaam van de Vyg eigentlyk geen Zaad* huisje Per kar pium 3 maar een gemeene Vergaar- plaats (Receptaculum commune) is ? van de dee* len der Vrugtmaaking , of van 1 Bloemen en Vrugtbeginzels ; zo dat hetzelve kan aangroei* jen zonder Bevrugting , of misfchien door zig zelve bevrugt wordt; mids het Oog zig alleen- lyk opene of door het infteeken van eenStrooit- je geopend worde. En , waarom zoude het met deeze Vrugten niet kunnen zyn gelyk met de Da- dels, twelke groeijen enaanrypen, al zynzeniet bevrugt ? 't Is waar 3 dat het aldus niet dan flegte Dadels zyn : maar die hebben ook alle de deelen der Vrugtmaaking niet in zig beflooten. De Levantfche Vygen , die de Caprificatie on- dergaan , in de Oven moetende gedroogd wor- den om de gedagte Infekten of derzelver Eije- ren cn Wormpjes te doen fterven , worden hier door 'minder fmaakelyk gemaakt dan die van Provence. Deeze ondertusfchen , leveren wei- nig vrugtbaar Zaad uit , zo min als de genen 9 wel- (*) Zie het VI. DEED, der Uit&xt&t VtrhatMwz** t biads. kelken men in Vrankryk, Duitfchland, Enge- it land of de Nederlanden , teelt : maar in die AfdeelS X KI van Griekenland of Italië , daar men den Wil* Hoofd- den Vygeboom heeft, is een menigte vati vrugt-STü*w baare Zaadkorrels Meest echter worden zy, mri&eh*m* onze Landen , van Uitloopers door aflegging vermenigvuldigd , dewyl het Zaaijen veele ver- wilderde Soorten voortbrengt* De Verfcheidenheden van Tamme Vygeboo- verfchet* men, ten opzigt van de Vrugt, zyn zo menig- ya™ v^k' Vuldig , dat Tourixefort daar van agctien Soorten gemaakt heeft. Men vindt 'er met een vroege of laate , met eene groote of kleine Vrugt 5 maar het meefte verfchil heeftin de Kleur plaats ^ en tevens inde figuur* Van de gefialte der gewoone Vygen, die Tolachtig {$K wyken eenigen af door byna rond te wordeii. Sommigen zyn van buiten wit df witachtig; gelyk 'er dus zes onder de gedagte agttien voorkomen i men heeft 'er vyf onder die Violetkleurig, donker- rood of paarfch zyn, en twee zwarten: mee- Itendeels van binnen Roozeklcurig, of uit den rooden. Onder de vyf ovengen komen twee van buiten groenachtige , twee geelachtige en een bruine voor. In 't Franfch worden deeze allen door byzondere naamen onderfcheideii. De Ronde Witte- , die van buiten geelachtig groen zyn , worden het eertfe ryp , en deeze houdt men hier te Lande voor de fmnakelyklten : ook geeft die Boom 5 in warme Zontèrs * dikwils tweemaal rype Vrugten : doch deeze worden Tt 2 fehie* II. Deel. HL Stuk. ■ éép VEELwtviGE Boqmeïï; lï# fchielyk rottig: hier aan volgen de Lange Witte ; Afdeel en die van binnen rood zyn : de Violette en Hoofd- Paarfche worden veel minder geacht, stuk» Ik moest niet vergeten te melden, dat men Gdermik ^e onryPe groene Vygen Grosfi > en de gedroog- Vygen. de Vygen Carica noemt. De eerstgemelden , met het fcherpe Melkachtige Sap des Hoorns nog bezwangerd > zyn, even als de onrype Ap- pelen en Peeren, en in veel hooger trap, on- eetbaar wrang , ongezond , ja byna Vergiftig : de rype Vygen , in tegendeel , hebben , naar de Soort , een zeer aangenaamen y doch wat al te laf zoeten of mierfchen Smaak , welke door het droogen grootelyks wordt verbeterd. Hierom iirekken zy dus, in Provence en Italië , met Brood en een weinigje Zout, tot een zeer ge- meen Ontbyt. In Griekenland maaken drooge Vygen met Gerftenbrood het voornaamfte Voed- zei van de Boeren en Monniken uit* Van ouds waren zy 'er zo geacht, dat men Menfchen van Vermogen , en die een zagtvoerig Leven leid* den , Fygen- eeters noemde. De Vygen van Athenen waren zo lekker, dat de Uitvoer der- zelven door een openbaare Wet verbooden werdt , en daar werden , in die Stad , Oppas- fers aangefteld, om zulks te beletten , waaraan men den naam van Sycophantx gaf. Xerxes, de Koning der Perfen 5 werdt door de aange- naamheid van deeze Vygen , onder anderen , Verlokt , om zyn Krygsheir over te voeren in Griekenland* Het nootlot der verwoelting van POLYGAMIA. 06i Karthago was zynen oirfprong fchuldig aan de II. uitneemendheid der Afrikaanfche Vygcn (*)♦ ELf De Vygen , die wy hier gedroogd bekomen , Hoofd- zyn in grootte en aangenaamheid , gelyk wy5TUK* weeten , zeer verfchillende. Tot Verfnapering ^ys'h"** kunnen zy dienen , mids men 'er niet te veel van gebruike : want zy geeven een zeer Sly- mig Voedzel , en veroirzaaken dus niet minder Ongemakken in het Lighaam 3 dan de overmaat - van andere Zoetigheden. Hier door kunnen zy ook ligt tot Wormen gelegenheid geeven ; maar dat het eeten van Vygen f in Kinderen 9 Lui- zen zou voortbrengen , gelyk het Gemeene Volk zig in fommige Landen wys maakt, is zeker- lyk een Fabel. Een kwaade Adem 3 Schurft en dergelyk Uitflag , kan uit het veel gebruiken van Vygen zeer wel ontdaan* Men heeft echter verfcheide voorbeelden , dat Menfchen en Dieren daar door vet geworden zyn. In de Geneeskunde ftrekt het Afkookzel tot een zeer verzagtend Middel , in Ongemakken van dc Borst en Waterwegen ; als ook in het Kolyk : men maakt 'er Gorgeldranken van, in Keel-Ont- fteekingen , en tot het doen aanrypen der Ge- zwellen is een Pap van Vygen niet minder dien- ftig dan oudtyds* Gebraden hebben zy, uit* wendig , de grootfte weekmaakende kragt. Het Hout der Vygeboomen dient, door zyne voos- heidj \ (*) Amxn. Acad. VOL. L p. ƒ2, SI* Tt 3 D$Ei* III. SXUK» 662 Veelwyvige Boome$ H. heid , tot polyfting ; dewyl hetzelve de Amaril ^Fxxi.L' #erk °Pneemt- Van den Laagen of Naantjes Hoofd* Vygeboom 3 die volgens fommigen maar ander- ^Tü?* half Elle hoog wordt , vind ik niets byzonders aangetekend. n. (2) Vygeboom met Hartvormige > rondacbti- ^cïmïtus, &> onverdeelde B aden. Ègyptikhe yygeboom. *t js t>e]cen(j ^ Schikmim , waar mede gemeenlyk de Boomen 5 en eens ook de Vrugten betekend worden in de Heilige Bla- de- (2) Ficus Foli;s cordatïs fubrotundis Integerrimis. Hort. Clifi* 471. RoYEN Lugdhat. 211. Am. Acad. I. p. 26. GRON. Or. 329. Ficus Folio Mori Fruótum in Caudice ferens. C. B. Pin. 459. Sycomorus. J. B. Hifi. I. p. 124. f. 1,2. Sycomorus, Ficus Pharaonis. Cam. Math. 103. f. 3* Epxt. 180. HAS^ SELQ. //. 495. Ficus Cypria. RAUW. T. 5?. (*j Zie zodanige Scheuten afgebeeld. Am&n. Ac&d. VOL. I. Tab. 2. PotYOAMIA. 663 <3eren (*). De Griekfche Overzetters hebben hier van gemaakt Sycamina 9 en in 't Neder- xxifL* duitfch is het Wilde l'ygeboomen vertaald. Dce- Woofd. ze moeten ongemeen overvloedig in de Valei jen van Paleftina gegroeid hebben : want men vindt, ze wel viermaalen tot voorbeelden gefteld van menigvuldigheid. Koning Salomo maakte de Cederen te zyn als de Wilde Vygeboomen , die in de laagte waren , in menigte (f). De ver- woefting deezer Boomen werdt derhalve ook als een Straf des Hemels en een Landplaag aan- gemerkt (!)• Men vindtze tegenwoordig op den Berg Libanon, in Syrië, op de Eilanden in de Middellandfche Zee en in Barbarie, Has- selquist vondtze op de Velden der laage deelen van Egypte zeer menigvuldig, In 't Werk van J. Bauhinus komen drie Afbeeldingen voor van den Sycomorus , de eene Van Matthjolüs , de andere van Alpi- 3NUS ontleend, en de derde de Cypria, van 't Eiland Cyprus , welke door Dioscorides daar van onderfcheiden wordt. Die van A l p i- NUS (t) Amos. VII. v. 14. Ik was een Os fen - Herder en las Wilde Vy%en af , zegt de Profeet. Sommigen willen , dac het Moerbeziën betekenen zou , doch w t leden , daar men Uie met het woord Becaïm, van Bak of Baka afkomftig, aan- geweezen vindt, zie bladz. 279. hier voor. (tJ I. KON. X. V. 27. I, CHRON. XXVII. V. 28. II. CHRON* I. V. 15. IX. V, 27. (J.) Psalm. LXXVIL v, 47. Jes. IX. v. $. Tt 4 11% BUU Uit Srast 654 Veelwyvióe JBooMErr; 11* kus heeft de Bladen een weinig uitgegulpt 9 /U^xfL* c1ie van DoDONiEus aan den rand gekarteld \ Hoqïd- byna als der Olmeboomen, by' welken Theo- phrastüs dezelven vergelykt. Wanneer zy rygeboom. met die der Moerbezie Boomen overeen zullen komen, dan kunnen zy niet geheel efferi- randig (integerrima) zyn , en dus past de opgege- Vene bepaaling niet voor deeze Soort; Ik vind *er thans bygevoegd , dat zy van onderen Wol- lig zyn ; doch Hasselquist fpreekt daar van niet. Zie hier hoe die1 Autheur den Sycomö- rus in Egypte waarnam, Het is, zegt hy, een byfter groote Boom, wiens Stam fomtyds vyftig Voeten middellyn heeft; maar dezelve is door Knobbels en uithol- lingen zeer ongelyk , geevende veele zeer difc- ke 5 magtig uitgebreide Twygen 9 die ongelyk ssvn en knobbelig , zig weinig verheffende, uit. V £ s l i n g i u s zegt , dat hy zig uit een laagen breeden Stam , in twee of drie bovenmaatig dik- ke Twygen verdeelt, uit welken verder zwaare Armen van Takken digt aap elkander voortko- men, die door hun Bladerloof een verkwikke- lyke Schaduw maaken. Men vondt in Matte- réa s een Tuin by Memphis , ten tyde van Al- pinus zulk eeri Boom, die reeds over de vyf- iienhonderd Jaaren oud moest zyn , als van de Kriftenen geduurig, op een Godsdien ftige manier, bezogt wordende , om dat de Heilige Maagd, van Bethlebem naar Egypte gevlugt, haar Gé- zegende Kind in deszelfs holte in V eerst ver- kor. > borgen zou hebben. De Bladen vergelykt hy lh by die van den Moerbefie - Eoom , mids dat zyAF£*** dikker, witter, grooter en ruuwer waren. Zy Hoof^ vallen ook jaarlyks njet af: de Boom blyft al-STuTC* toos groen. Volgens Hasselquist zyn Vn'bo^ '■ zy langwerpig ovaal , efrenrandig, met ronde dunne Steelen en ftaan tegenover elkander. Aan derzei ver joet is een Knop , die uit twee Blaad- jes beitaat, waar tusfchen het beginzel van een nieuw Blad of van een nieuwe Knop is begrce- pen. Van de deelen der Vrugtmaaking fpreekc hy aldus. „ De gemeepe Kelk (zegt hy , verflaande De .Vraftë- 3, daar door de Vrugt,) is Kjootrondachtig,aandceien. 3, het Oog zeer plat, aan het Steeltje een wei- 3, nig uitgerekt , groot y Vleezig, bleekrood > ^ 3, van fbinnen hol 5 aan het Oog geflooten met 33 veele Schubbetjes , waar van de buitenften „ óp ééne ry korter , de binnenften tweemaal 3, langer zyn , allen half Lancetvormig , met 33 omgeboogen punten, aan den rand dunner, 3, ongekarteld. In de holligheid van deezeKelk „ zyn Mannetjes- en WyfjeS - Bloemen ver- 3, vat, gelyk in de gewoone Vygen. De eer- v ften , naast aan den rand , zyn van gefteldheid 3, als in dezelven: de andere bekleeden de ge- 3, heele holte. De Bloemkelk is ook gelyk in 3, de gewoone Vygen : het Vrugtbeginzel ovaal f 3, famengedrukt , zeer klein , ongefteeld 9 zo 3, wel als de Mannetjes Bloemen ; niet gedeeld , h gelyk in dezelven: de Styl even als in die: Tt 5 3. de lh Deel» III* Stuk.- ^66 VEELtoYvjTQR ROOMEIHT. II, „ de Stempel geknodst , platachtig, verhard 3 '^xxiL' ** ^et een met ^et anc*ere zeer naa^w verbon- Hoofd- „ den Het Zaad ovaal , zeer klein en uitge- 8Tuk« ^ droogd." of deeze Boom een Tweeflagtfge of Man- wyvige (*) Vrugtmaaking had, durfde hy nog niet bepaalen. Hy hadt Tweeflagtige Bloe- men by de anderen , < in de Vrugt , zo hy meende , gezien ; doch het was zeer moeielyk het waare geftel der Vrugtmaaking te ontlfnoa- pen , zo wegens de kleinheid der Bloempjes % als wegens de Korst van verdikte Stempels 5 waar mede de holte der Vrugt van binnen is overtoogen , en wegens de Loopgraaven , die het Infekt, dat de meefte Bloempjes vernielt, daar in maakt. Aangaande het Steeken dee- zer Vygen door zulke Diertjes fpreekt hy al- dus. Het stee- „ Tegen den tyd der Rypwording worden .Vygen^ deeze Vygen gedoken van een dergelyk In- „ fekt, als het gene de gewoone Vygen fteekt, 3> doch veel kleiner en misfehien in Soort daar 3, van verfchillende. Daar komt aan het Oog 3, een opening , 't zy , wanneer de Schubbetjes x die daar zyn , verflenzen , en inwaards om- 3, geboogen worden , gelyk in de gewoone Vy- » gen (*) Manwyvïge (Androgyn*) zouden deeze Boom en zyn % indien zy Vrugten met enkel Mannelyke en Vrugten met en- kel Vrouwelyke Bloemen voortbragten : Tweeflagtige (Her- mapt>rodh&) zo zy die beiden hadden in eene zelfde »f in al- le Vrugten, ?| gen plaats heeft, doch dit ziet men in deeze ^ weinig : de andere manier is veel gemeener xxifL# 5, en verwonderlyk. Een weinig beneden de Hoofd- v Schubbetjes, naamelyk, aan de zyde der nog onrype Vrugt,komt een Vlakje, als een foort m Qm* „ van Veriterving , dat zig in een taamelyk groot Kringetje, dor en zwart, van breedte „ als de Pink uitfpreidt , wordende het Vleefch „ aldaar in 't midden , ter grootte van een Pen- „ ne- Schaft , doorgeknaagd; zo dat de Man- „ netjes- Bloempjes zig bloot vertoonen , die „ digst aan derf rand zyn , en 'er dus een open Weg is voor het Diertje, 't welk zig, hier en daar, langs dengeheelen wand van binnen, „ verfcheide Loopgraaven baant , laatende de Stempels altoos vry , maar de Vrugtbeginzels „ dikwils uitknaagende. In 't begin is de ge- kwetfte plaats nog door Bloempjes geflooten, „ maar vervolgens wordt het een open en taa- „ melyk wyd Gat , waar van de randen altoos „ veritorven, zwart, hard en omgekruld zyn# Dit zelfde bederf der randen wordt men aan het Oog gewaar, wanneer het Diertje aldaar „ is ingedrongen," De Vrugten komen , in deeze Vygeboom , uit den Stam en dikke Twygen, niet aan de dunne of bovenfte Takken voort , gelyk Dioscojudes te regt heeft opgemerkt. In 't end van Maart geeft de Boom zyne Knoppen uit, en draagcia 't begin van Juny rype Vrugten , op zyne na- tuurlyke Groeyplaats. Hier te Lande kan men hem II. Dïel* III* stuk. 668 Veelwtvige BoOMEK, II. hem wel in Winterhuizen overhouden , maar hy AFxuU draagt hier nimmer Vrugt. De Vygen wel ryp Hoofd- geworden zyn, volgens het Berigt van Hasselt stuk. qüxst , zoet, een weinig Waterig, met ee- Py&bow. >jge Kruiderigheid3'en zo aangenaam van Smaak, dat hy zig in 't eeten derzelven naauwlyks kon maatigen. Bovendien geeft deeze Boom , door zyne uitgebreidheid en breede Bladeren , terwyl hy dikwils op de woefte Heijen voorkomt , in de Oofterfche Landen , voor de Reizende Lui- den een zeer verkwikkelyke Schaduw. Zyix Hout is byna onverganglyk, en heeft daarom, van over -oude tyden her,geftrekt tot Lyk-Kis~_ ten om de gebalfemde Lighaamen te bergen. Hy hadt in Egypte Momiën in zodanige Kis- ten , van een uitgehold ftuk deezes Booms ge- maakt , beiden onbedorven , uit de Graffteden zien haaien , welken men vastftelde tweeduizend, Jaaren daar ïn begraven te zyn geweest. il*. (2*) Vygeboom met Hartvormige , rondach- :us zifolia >mpen Fkus Nym- t{g gefpitjie , effenrandige , gladde , van plompen- onderen blaauwachtige Bladert* Daar is by de Kruidkundigen een Vygeboom be? (z*) Ficus Foliis cordatïs fubrotundis 'mucronatis integerri- ïius , glabris fubtus glaucis. Syst. Nat. Veg* XIII. p. 774» Mant. 305. F. Fol. ovato - cordatis integerrim^s glabris. Mlix. Diïï. 9. Ficus Nymphsx folio , vulgo. ROYEN Lngdbat. 211. Ficus Indica Tiliac folio fubtus albo & villofo , poiyrhUo£? F^UK. Pbyt. 144. T. 172. f. 3. P O L V r, A M ï É bekend , met de Bladen van Plompen , en van H* . deezcn wordt door den Ridder thans een nieij; ggf^ we Soort gemaakt. Hy zegt, dat de Bladen in Hoofd- dezelve grootelyks naar die der GeelbIoemïgeSTUIC* Plompen gelyken, ftomp zynde met een punt yv^ho^ eenigermaate gegolfd, als Schüdvormig hangen- de, glad en van onderen witachtig. Hier toe zal buiten twyfel de Ficits Cyprid behoonn , welke van J. Baühinus' in de dêrde plaats wordt afgebeeld. Ook twyfel ik niet, of de Indifche Vygeboom met Linde - Bladen, die van onderen wit en ruig zyn % van Plukene- t i u s , te vooren door den Heer N. L. Bür- man nu s tot de voorgaande t'huis gebragt , behoort tot deeze Soort. Hier zal ik een algemeene aanmerking, vaff den Heer Adanson , omtrent de Vygeboo- men , plaatzen. ,, De Stoel (zegt hy) die de „ Bloemen van den Vygeboom bevat , verfchifó „ niet van dien der T)orftenia\ dan dat hy nage- 51 noeg Klootrond is en byna als een Beurs ge* „ flooten , wier opening is gezoomd met om- „ trent tweehonderd op elkander leggende Schub* 3, betjes , naby welken de Mannelyke Bloemen „ boven de Vrouwelyken gerangeerd zyn. On* 3, der alle Soorten van Vygeboomen , welken 5, ik te Senegal waargenomen heb , is my flegts 3, ééne voorgekomen , welke de Mannelyke „ Bloemen dus in een zelfde Omwindzel ver- 3, zameld hadt: de overigen droegen die op an- & dere Stammen dan de Wyfjes - Bloemen. Dee- II» Deel* lil, Stuk, II. „ Döeze aanmerking verdient bevestigd te wof* AxxiELt " ^en ^00r anc*ere Waarneemingen" (*). Hoofd- stuk. (3) Vygeboom met langwerpig Hartvormige} in. effenrandige 5 uitermaate fpitfe Bladen. Ficus Rtligiofa. Afgods- Deeze wordt , in de Tuinen van Europa* Boom* gemeeniyfc de Duivels - Boom getyteld ; doch ik noem hem liever de Afgods - Boom ; dewyl door de Indiaanen daar onder geofferd wordt aan hun- ne Afgoden ; waar op ook de Latynfche bynaam flaat. Het is de Malabaarfe Vygeboom met pun* tige Bladen en kleine ronde , dubbelde Vrugten , van Plukenetiüs, dien de Malabaaren Are-Alu heeten. Hy is aan hunnen Afgod VIèu nu geheiligd en doorgaans met een Muur om- heind. Volgens den Heer Burmannus hoort hier ook t'huis de Ceylonfche Boom , Boghas of Budughaha genaamd , wiens Bladen in ge- duurige beweeging zyn. De Ceyloneezen een Propheet gehad hebbende, Buddu genaamd, die onder de Schaduw van zulk een Boom hun on» derwees , wordt dezelve van hun voor Heilig gehouden en vereerd met Offerhanden. De Vrugten zyn van grootte als Erwten , en komen in (*) Famill. des P tantes, p. 36$. (3 ) Ficus Foliis cordatis oblongis integerrimis acumïnati's Hm. Cliff. 471. Fl. Zeyl. 371. Am. Acad. I. p. 30. Ficus Malabarienfis Folio cuspidato , Fru&u rotundo pajrvo gemino. ÏUUK. Alm. 144. T. 178. f. 2. Are-Alou. Hert. Mal. \. p, 47. T. 17. Aibor Zeylanica xeligiofa, Jübm. Sfèy^ ïh de Oxels der Bladen , orgefteeld, twee by lt. elkander , voort , hebbende van onderen een drie- ^ ^xi*** bladigen Kelk > zegt L i is jn m u s. Hoofd- STUK. (3*) Vygeboom met ovaale gefpitjle^ dwars m* geftreepte i glad gerande Bladen. Benjamin*. Banjaanea» De Vygeboom 5 met digtere kleine onver-Boom% deelde Bladen , door Plukenetïus afge- beeld > wordt hier toe betrokken. De bynaarn fchynt van den Vygeboom der Banjaanen , die tot de volgende Soort behoort , volgens eene meermaalige gewoonte van den Ridder, afgeleid te zyn. Tot deeze Soort behoort de Pitsjaar - Boort van Ru mp mi us, dus in Indie genoemd wor- dende , om dat de Indiaanen daar onder hunne Samenrottingen maaken , eensdeels , dewyl zy 'er dikwils hunne Pagoden of Afgods - Tempel- tjes en Beelden onder hebben ; andersdeels , om dat die Boom door zyne digte Takken en Schaduwe hun daar toe uitlokt en een bekwaa- me Schuilplaats geeft. De Boom is kort doch dik van Stam, en breidt zig langs den Grond uit met een menigte van Takken , die op een wonderlyke manier door malkander gegroeid zyn, f3*) Ficus Foliïs ovatis acumïnatis transverfè ftrïatis, mar* gine Ixvl. S;st. Nat. XII. Veg. XIII. Ficus arbor , óenfioribufi Folüs parvis mtegris. Pluk. Tbyt 243. T. 4« Arbox Concilie* wm. RUMPH, Amb. III. p. 142. T. pu II. DEEL* HI« STUSf VeELWYVIG^E ^OOMEfe jï. zyn, met puntig Hartvormige Bladen* en ronde Afp^el. Vrugten van grootte als Piltool • Kogels , in de Hoofd- rypheid zwart 3 zoet en eetbaar ; doch men vindt- stük. ze weinig aan de Boomen 7 om' dat het Gevo- gelte en allerley Gedierte dezel ven zo bemint. t)e Bladen, die zeer mals zyn , (trekken tot Voedzel voor de Meniehen en allerley Vee. IV. f4) Vygeboom met ovaale effenrandige , Jiom* Bengalen* P Bla&en> & Stam om ^aaS Wortelfchfa P- , , iendé* Bengaal- (thé* , % / * ö „. r. . - - « üh:\1£& Deeze wordt de Bengaalfche Vygeboom ge*- noemd , om dat men hem veel in Bengale vindt, Hy heeft met de volgende die byzon- dere eigenfchap , van Wortels uit te fchieten * die aan den Grond komende daar in vatten, en ^elf nieuwe Stammen worden; zo dat een en- kele Boom , door den tyd g een geheel Bofch uitlevert , even als wy dit in de Mangles - Boo- 1^ d men gezien hebben Om die reden worden ri. stuk zy 5 van de Nederlanders , Wortel Vygen ge- bladz# *85>'tyteld. De Malabaarfe naam van deezen , die hier bedoeld wordt, is Per*Alu: doch alzo die Boom > f4) Ficus Folils ovatïs integerrïmls obtu/ïs , Caale ïnfernc rfa&cato. Hort. Cliff. 471. Am. Acad. I. p. 29. RoYEN Lugdbat. 212. Trew. Ebret. 50. Ficus Americana latiore fo- lio venofo. Fluk. Pbyt.' 17S. f 1. Ficus Benghalcnlis Folio fubrotundo, Fru&u orbiculato. Comm! Hort. Amfl. I. p. 119/ *ï\ 62. Per-Alu. Um% Mal. I. p. 4$. T. i%. ttüRM. Jntf. p, 22'j?. / OLYGAMIA. (Ï73 Boom , volgens de Aantekening van Syen een H* dubbelde Vrugt, welke hoog rood is, heeft , enAF£xjU grootc dikke Bladen; zo fchynt die betrekking Hoofde wat duifter, Linnjeus zelf heeft 'er aan ge-STUK* twyfeld volgens Trew, die de Afbeelding van^W' een Takje geeft ; maar dit voldoet weinig, en aangezien de Hoogleeraar J. Burmannds onder anderen een fraay gefchilderde Afbeelding van dergelyken Vygeboom , van Koromandel , my hadt medegedeeld , zo heb ik daar van , by verkleining, op Plaat XVII., gebruik gemaakt. By deeze Afbeelding is gevoegd , dat de Boom Korman* Ahamarom heet,. Men ziet dat hy een dikken ^\k^w\i Stam , van onderen geworteld , heeft ; 't welk zou % £ doen denken op de uitdrukking door LiNNiEus gebruikt , welke , alzo zyn Ed. met Caulis in 'c algemeen den Stam of Steng betekent , zulks fchynt aan te wyzen; doch , aangezien alIeBoo- men van onderen geworteld zyn , kan zyn Ëd. 'er dat niet mede zeggen willen. Daar zyn wel onder deeze Boomen , gelyk wy ftraks zien zul- len, die om laag uit hunnen Stam, boven den Grond , een menigte Wortels uitgeeven, maar van den Per-Alu van Malabar wordt duidelyk gezegd , dat die Draaden of Wortels uit de Tak- ken nederlaat. Ik neem het derhalve voor die Wortelfchieting der Takken, waar van hier een blyk gegeven wordt, en welke aan verfcheide Oostindifche Vygeboomen , van byzondere Soor- ten , eigen fchynt te zyn > zonder te kunnen V v die- EI.DEFJ- ÏXI. STUIfc 674 Veelwyvigf, B.oomen. H» ■ dienende tot eene Soortelyke onderfcheiding (*)9 AFxx*h De Stam en Takken zyn bleek? graan w ge* Hoofd- kleurd, maar aan de enden, daar de jonge Bla- STÜK' den uitfchieten , rood getopt. De Bladen zyn Wygefom. Ey vormjg j [\elfe geaderd , fchoon groen van Kleur. De Vrugten zyn Kogelrond , naar oo- genfchyn ongedeeld , en groei jen tropswyze aan de Takken by elkander. Eerst fchynen zy bleek groenachtig 3 dan geel te zyn , wordende in de rypheid hoogrood , en dan van binnen het Zaad bevattende ; gelyk yer dus een 3 misfchien in de Natuurlyke grootte , geheel en doorgefneeden , nevens den Stam vertoond wordt* ito» C35 Vygeboom met Lancetswyze effenrandu Jndica. ge y Wortel- Vygeboom. % , " (*) Zie dien aangaande het meergemelde Wetk , genaamd Plant. Decades f van Trew , in de verklaaring der aangehaald de Plaat 50 , alwaar zulks breedvoerig beredeneerd wordt» (5) Ficus Foliis lanceolatis integerrimis petiolatls , Peduncu> lis aggregatis, Ramis radicantibas. Syst. Nat. XII, Veg. XIII. BURM. Fl. Ind. p. 225. Ficus Indica Foliis Mali Cotonexfi- milibus. C. B. Pin. 457. Ficus Indica Theophrasti. Taberk» Hifi. 1370. Amm Acad. I. p. 27. Katou-Alou. Hort. MaL III. p. 73. T. 57- Raj. Hifi. 1437- & Ficus Foliis lanceola- tis integerrimis. Hort. CHffl 471. Royen Lugdbat. 212. Fi» cus arborea asfurgeris utrinque brachiata &c. BROWN. Jam* IX o. Ficus Indica maxima &c. SLOAN. Jan** 189. Hifi. II. p. 140. T. 223. RfcJ. Dmdr. 16. Ficus Americana Arbuti foliis &c. Pluk. 144- T. 178. f. 4« Ficus Citri folio., CATESB. Car. III. p. T. 18. Varinga Iatifolia. RUMHf. Amb. III, p, 13.7. T. «4» Tsjela, Hqtu Mal. III. p. %u T. f |. ge 3 gejleelde Bladen , vecle Vrugtjleeltjes H. r by elkander en TVortelfchietende Takken. A™^u Hoofd» Vooreerst komt hier in aanmerking de van stuk. öuds vermaarde Indifche Vygéboom van Theo- rjr^rt^ i>rastü8, waar van Cl u s 1 u s en anderen de Afbeelding gegeven hebben , die elders Qogthans veel natuurlyker is vertoond (*)• By den eerst- gemelden , die ten tyde van Alexander den Grooten , wiens Togt naar Indie wereld- kundig is, geleefd heeft , vindt men van eenen Indifchen Vygeboom gemeld , die uit zyne Tak- ken Wortelen nederwaards fchoot, welke inden Grond gevestigd als een Heining maakten om den Boom, en een uitgebreid Prieel, waarin veel Menfchen hun verblyf konden houden ; zodanig zelfs dat die Vorst , met zyn geheele Krygsmagt, daar onder gelegerd was geWeest. De dikte van den Stam was meer dan zestig, doch dikwils veertig Voeten: Bladen hadt hy niet kleiner 'dan een Schild ; doch ongemeen kleine Vrugten , byna als Erwten, naar Vygen gelykende. Wel twee Stadiën Gronds werdt door deezen Boom, die een ontzaglyke hoog- te hadt, befchaduwd. Linschoten , die eenigen tyd te Goa is geweest , geeft de Af- beelding van een Boom aldaar groei jende , cn van de Portugeezen Wortelboom genaamd , doch (*) In de Heiend. Hifiotie of Tegenw. Staat van alk F$f> fcrc»,III. Deel, bl. 537. Vv 2 ILDfSlnUI* 6~i6 Veelwyvige Boomeh. TI. doch de bosjes van Wortelen , die dezelve ^xxf1" toc zyne ^a^ken u^gaf * doen hem meer ge- Hoofd- lyken naar den Koromandelfchen , hier voor stuk. vertoond. PteXwm. De vermaarde Hermannus hadt een der- gel yken Boom gezien 3 die zo groot Was; dat verfcheide duizenden van Menfchen onder des- zelfs Schaduw konden rusten. De Indiaanen - hielden 'er hunne Markten onder. 1 Zyn Stam was echter zo overmaatig dik niet, maar uit de Tvvygen liet hy andere Takken nederzak- kefi, die in de Grond Wortels fchooten. Hy hadt voos Hout , vol Melk , met eene groene Schors en Bladen , dik en glad , van boven groen 3 van onderen Wollig , zynde zagt op 't aanraaken. De Vrugten , die even alsdegewoone Vygenonmiddelykuit de Takken voortkwamen , waren rond en rood , van grootte als groote Kerfen , van boven met een Kroontje , bevat- tende van binnen een fyn Zaad. Hy noemt denzelven , de Malabaarfe Vygeboom met een tonde roode Vrugt. Of deeze, nu, de Ka- tou-Alou van den Malabaarfen Kruidhof, die van de Nederlanders aldaar Glas - Fygeboom genoemd wordt , zy, zou men , alzo dezelve de Bladen langwerpig rond heeft, mogen twy- felen : want die van deezen Jndifchen Vyge- boom worden in figuur by de Bladen van dea Kweepeeren - Boom vergeleeken. Westlndi- Als eene Verfcheidenheid wordt hier toe be* ^ trokken de Westindifch* met Lancet vormige i Bk* POLYGAMIA. 677 Bladen , door Sloane genaamd Zeer groote II. Indifche Vygeboom , mee een langwerpig Blad 9^^Lé die zig uitbreidt door Wortellchietende Tou-fïoofd* wen , uit de hoogfte Takken nedergelaten /tuk. hebbende een kleine Kogelronde Bloedroode^^^ Vrugt. Deeze hadt die Autheur op Jamaika gevonden , en vraagt , of het ook de Tsjelct van Malabar zy, welken ons Volk den Vleder- muiien - Boom ty telt , volgens Commelyn. Het zoude alleenlyk de grootte van de Vrugt moeten zyn, die daar van den verwonderlyken Amerikaanfchen Vygeboom onderfcheidt, welke door de Franfche Schry vers , Rochefort en du Tertre, is voorgetteld , en waar van gezegd wordt , dat dezelve de Wortels , die in den Grond vatten 9 van Takken of Twy- gen, wel veertig of vyftig Voeten hoog, ne- derlaat ; maakende dus dat de Boom zig als een groote Houtftapel , gelyk Pürchas zegt > vertoone. Deeze heeft een zwartachtige Schors , volgens Sloane, en Vrugten als de Caprifi- cus of Wilde Vygeboom, voorgemeld; groei- jende opwoefle, Steenachtige, dorre Velden , van de Kanbifche Eilanden, overal. „ Van het onderfte van den Stam geeft hy 5, naar alle kanten Wortels uit, die verfcheide Ellen langs den Grond voortloopen , zig „ hier en daar tegen de Rotfen ombuigende „ en verwarrende met anderen , hebbende een „ bleek gryze Schors. De Stam wordt , in 5, dikte en hoogte, van weinige Boomen over- V v 3 „ trof. 11, Deel. III* stuk, 678 Veelwyvïge Boomen. Afdeei 35 tro^en 9 hebbende de Schors byna glad ea xx" L# 3) donkerer grys 3 het Hout week» Boven ver* Hoofd- fr deei(; hy zig in verfcheide Twygen 3 naar ST^ 3, alle kanten uitgebreid , wier Takken hier Vygcboom. 3) en daar met Bladen bezet zyn 3 van vyf „ Duimen lang en half zo breed, glad, don- 5, ker- groen , met een Middelrib en dwar&« „ Ribben 3 op Steeltjes van een Duim lang 33 zittende. Uit de Oxels der Bladen komt een 3, Vrugt voort, in 't eerst als een Erwt, ver- 33 volgens de grootte krygende van de Wilde 39 Vygen , dan volkomen Klootrond , van bui- 99 ten groen 3 van binnen met veele roode Korreltjes gevuld 3 naar die der Europifche 35 Vygen gelykende , maar fmaakeloos, De Boom 33 geeft overal een Melkachtig Sap , of Wey , 9, uit ; waar men hem ook kwetze, Dikwils zie? 3, men deeze Boomen den een of anderen ou- f, den Boom omvatten 3 dien zy vervolgens „ verflikken , laatende uit hunne Twygen lan* 3> ge Vezelen neder 3 tot aan de Aarde toe , „ die zig onder elkander en met andere dee- „ len van den Boom vereenigen , waar door ,3 de Stam hol wordt 3 en dikwils afbreekendó „ de Wegen verfpert , als wanneer hy om* tuimelende weder Wortelen fchiet 3 worden» 3, de dus de Top des Booms in den Wortel 3, veranderd." oostïndU Van dergel yke verwarring der Stammen , fche' Takken en Wortelen , die de Bosfchen in de beide Indiën byna ondoordringelyk maakt, kan mm P O L Y € A M I A. 67$ mm een nader denkbeeld bekomen uk de om- IL Handige befchry ving > welke R u m p h 1 u s Afdeei; geeft van de Breedbladige Varinga of Warin*^{Q0^m ge - Ëoomen > die men van Java OostwaardssTUK* aan , over Baly en Celebes , tot in alle Mo- woruu lukfe Eilanden vindt. Het zyn groote wydr^*MW* uitgebreide Boomen , die ieder op zig zelve een geheele Wildernis maaken , verfpreidende zig van den Wortel aanftonds in verfcheide Twy- gen ^ als ware het een Kruid of Plantgewas, en ieder Twyg is zo wonderlyk vol Reeten , Ho- len en Kuilen , dat 'er millioenen van Slangen cn ander Ongediert in zo ééne Boom kunnen nestelen. De Twygen groeijen bovendien dik- wils aan malkander , en geeven Wortels uit naar den Grond , die nieuwe Boomftammen maaken , even als meermaalen is gezegd ; zo „dat men dikwils te vergeefs zou zoeken naar den Hoofd- of Moederftam. Doch het gaat «Jaar mede , even als by ons met de Hazel- noten , Vlier en andere fterk uitloopende Boomen, die op zig zelf in 't wilde groei jen- de geheele Wildernisfen worden , daar men* *ze , door het havenen , tot fraaije Boomen maakt. By de Huizen en Negeryën krygt de Waringe - Boom , door het afhaalen der ver- wilderde Takken en Slierten, eene vry regel- maatige figuur. De Bladen zyn langwerpig rond ; de Vrugten als Olyven , wordende van het Gevogelte en ander Gedierte zeer bemind doch van de Menfchen weinig gegeten , als V v 4 zyü« \ II J3£FX. HL STUK* (58o Veelivyvige Boomêw. II. zynde hard en droog , zonder merkelyken ArxxirL* Smaak. Zy komen, zegt Rumphiüs, aan Hoofd- alle Waringen zonder bheizel voort, gelyk de stuk. Vygen : Linnjeus zegt, dat de Bloemen V^ikolt. rood zyn j of dat deeze Soort node Bloemen heeft (Flores rubri) : hier door zal men die roode Zaadkorreltjes in de Vygen , waar van Sloane fpreekt , naar aïïe gedagten , ver- liaan moeten , en dus fchynt de Vrugtmaa- king ook veel overeenkomst te hebben met die van onze Europifche Vygeboomen. vi. (6) Vygeboom met /pits ovaale ejfenrandige -radmofa. Bladen, een Boomachtigen Stam en Trof Aan deeze Soort , die den Stam allerminst Boomachtig heeft van al dit flag van Vyge- boomen 5 geeft Linn£üs, door een zonder- linge kiefchheid ,een Boomachtigen Stam, waar van hy in de anderen geen gewag maakt. Men behoeft alleen maar het Oog te flaan op de Afbeelding van Rümphiüs, waar in die allermismaaküe Stam van deezen Boom ver* toond wordt, 't Is wel waar , dat dezelve in yt (ó) Ficus Foliis ovatis acutfs ïntegerrimis , Cauïe arboreo, Pruólu racemofo. Am. Acad. I. p. 30. Grosfalaria domesti. ca. Rumph. Amk. III. p. 136. T. 87, 88.Atty-Alu. Hort, Jfal. I. p. 43# T. zs. RAJ. Hift. 1434. BURM. Fl. Ini. p. P O L Y G A M I A; 681 't eerst met een enkelen Stam opfchiet, doch IL die Stam geeft aanitonds aan de zyden Wor-^™^ tel - Vezels uit > die in de Grond vatten , en Hoofd- den Stam niet alleen als 't ware honderdmaal STU*. verdubbelen, maar ook maaken dat dezelve f^p' zig als een Schraag of Stel van verfcheide Krukken , die de Kroon onderfchraagen 5 ver- toont , zynde uit veele Armen famengefteld , die groot'e Kamertjes of Cellen vormen, waar in men zig kan verbergen. Een enkelde Tak van deezen Boom is zeer regelmaatig bezet met Bladen van ruim een half Voet lang en twee Duimen breed ; dus zeer langwerpig zynde* Rumphius noemt hem den Tammen Besfeboom, om dat alle de Takken zeer vol van kleine Vygjes als Erw- ten zitten , doch niet aan Trosfen, en daar- om is de bynaam van Racemofa of Tros-Vy- geboom ook niet eigen. Deeze Besfen wor- den van 't Gevogelte veel gegeten 3 waar in het Volk dezelven met rust laat , vergenoe- gende zig met de Bladen 3 welke van de Men- fchen zeer bemind worden , zo om raauw te eeten 3 als by de Saufen van Vifch en Vleefch te kooken : ten welken einde men deeze Bla- den by bosjes op de Markten van Amboina en andere Molukkifche Eilanden te koop vindt. Hier wordt t'huis gebragt de Atty-Alu f*) van 68a Veelwyvige Boomek. II, van Malabar , welke een der vier Soorten van AFxxi L* ^u °^ ^lou ' aldaar vallende , is ; een hoo- Hoofd- ge Boom , met een digte Kroon , uit den Stam tuk. Wortelfchietende , en uit afgefneeden Takken JbnmP ecn Waterjg y niet een Melkachtig Sap , ge- lyk de Besfeboom , zo even gemeld , uitgee- vende , en de Vrugten ook niet als Besfen , maar als de Europifche onrype Vygen, hebben- de; wanneer zy ryp worden róód en eetbaar. Deeze groeijen eenigermaate aan Trosfen, zo dat men deezen de Tros - Vygeboom zou kun- nen noemen. Het zyn de eenigften Vrugten van dit flag van Vygeboomen , welken de In- diaanen aldaar voor Spys gebruiken. Die van de Tsjela , tot de voorgaande Soort betrokken 9 1 zyn inderdaad als Aalbesfen , van figuur en grootte. Maiabaaife Onder andere Soorten komt op Malabar ook worteivy- voor o» boom , Teregam genaamd , van dertig Voeten hoog , met Bladen als van den Citroenboom , welke zo ruuw zyn 3 dat menze tot het fchuu- ren en polyften van Houten en Tinnen Vaat- werk of Meubilen gebruikt. Deswegen noemt men hem den Ryfboom^ en eene andere Soort, die grooter is , Perin - Teregam genaamd t den Grooten Ryfboom. Deeze fchynen eenigs- zins overeen te komen met het Polyst - Blad van Rumphius , in 't Javaanfch Ampelaas genaamd , waar van de Heer N. L. B u R- mannös 9 onder den naam van Ficus Ampe- los , een nieuwe Soort gemaakt heeft (*). Op (*) Ficut Foliis ovato « oblongis integernmis (cabris, Fru&a parvo Uvsfornju. SURM, Fl, Jnd. p. zzó. Folium politorium. &UMFH, U> Psew Ui# Stuk» 684 Veelwyvige Boomen. II. Op Malabar is ook een Vygeboom , genaamd Ar^h0 Handir - Alm > en deeze noemen de Neder- Hoofd- landers Kraay - Vyg. Hy behoort tot de stuk. Wortelvygen , doch geeft de Wortels niet • Kraay- tot de Takken , maar tot den Stam uit. dien hy daar door uitermaate dik heeft. Gedagte Hoogleeraar betrekt daar toe den Schadelyken Vygeboom van Rümphius 3 dus wegens zy- ne bytende Melk genaamd , die echter nut- tig is tot geneezing van fommige Huidkwaa- ien (*> Heup- Voorts vindt men door zyn Ed. gewag ge- boom- maakt van den Tsjakela van Malabar, dien de onzen Heupboom noemen 9 van wiens Bast men Peezen tot Schietboogen draait en daar een Kleur uit trekt 5 dienende tot het rood verwen van Stoffen of Kleedjes. De Bladen daar van geleeken naar Moerbezie - Bladen (f ). stomp- Van den Suratfchen , die Vrugten al* Aal- bladige. £>esfen welke geel en Vergiftig zyn , of van twee Japanfchen 3 de een met Peerebooms-Bla- den, Rümph. Amb. IV. p. 122. T. 63. Teregam. Hort. Mal.llU p. 79. T. 60. (*) Ficus Caule ere&o, Tol. ovatis acuminatis integerrfmi's, Fiuftu folitario. BüRM. Fl. Ind. p, 226. Ficus feptica. Rumph. Amb. III. p. 153. T. 96. Handir- Alou. Hort. Mal. III. p. 77- T. 59. (t> Ficus Foliïs ovato - oblongis inregerrimis & crenatis BüRM. Fl Ind. p. 227. Ficus Suratrenfis &c. fim Malabarica , Mori folio. GARCIN. Herb. Tsjakeia. Hort. Mal. III. p. $7. T. 64. PO LYCAMIA. 685 den , zal ik niet byzonder fpreeken : maar al-*^ W leen aanmerken, dat Linn^üs thans ook Xxi. een Stompbladigen Vygeboorn als eene Soort Hoofd- heeft voorgefteld, die de Takken hoekig heeft, ^u** - en de Vrugten ongelteeld (*). Hier komt by , de Vergiftige Vygeboorn , vergiftige, onder den naam van Ficus Toxicaria f welke in het Dorp Padan op Sumatra gevonden wa* re, en deswegen by den Heer Burman- Nus den bynaam van Padona voert. Hy heeft Bladen die Hartvormig ovaal zyn , byna een Voet groot , eenigermaate getand en van on- deren Wollig , draagende ronde zeer ruige Vrugten (fj. (7) Vygeboorn met langwerpige >gefpitfie > ge» ^ tande Bladen. macuiata. Gevlakte» Deeze voert den bynaam van Gevlakte, om dat de Vrugten, volgens Plum 1 er , Kogel- rond en gevlakt zyn. Eigentlyk zynze geftip. peld of eenigermaate Wrattig. Deeze Ameri- kaan- (*) Ficus Foliis obovatis , oblongis , obtuffsfïmis, Ramis j^jgulatis , Fruftibus fesfilibut. Syst. Nat. XII. Veg> XIII. ft) Ficus Foliis cordato - ovacis , fubdenticulatis , fubtus tomentofis. Syst. Veg. XIII. Mant. 305* Ficus Padana, Burm. Fl. Jnd. 226. (7) Ficus Foliis oblongis acuminatis ferratis. Syst. Nat» XII. Veg. XIII. Ficus Caflanex folio, Fru&u gioMo macu- Uto* Plüm. Sp. 21. iji. fï 1, £LDstfU IILSruKf 686 VEEtWtVlGÊ BooIèNo H. kaanfche Vygeboom heeft Karfiengeüboom§ A3?xEiEL BladeD' Men vindtze by To urne fokt* Hoofd die ook eenen Vygeboom met Laurier- en drie stuk» me£ Citroenbooms Eladen, door dien zelfden Autheur in Amerika waargenomen en afge- beeld , heeft opgetekend* vin. (8) Vygeboom met /pits ovaale effenraniigfi pumiia* Bladen , langs dc Aarde kruipende. Laage Vygeboom- £)eeze goort , hoewel niet volftrekt tot de Boomen behoorende , kon ik echter niet ge- voeglyk van dit G^flagt afzonderen. Het ge- ne by Rümphiüs van dien aart voorkomt, heeft den naam van Kruipende Waringa> een Rankgewas , dat op Ambon gemeen is , klau- terende veelal langs de Boomen op en Vrug- ten draagende , die wel eetbaar zyn , doch meest dienen tot Aas voor de Vledermuizen, Kaempfer vondt in Japan een dergelyk Ge- was , dat hy hurkende Wilde Fyg noemt , een Soort van Sycomorus 9 met eene laffe Vrugt. Hetzelve befchryfc hy als eene warrig Takki- ge Melkgeevende Heefter > die by Muuren en Rotfen opklimt , Vezelige Wortels hebbende,, De Takken zyn kort en krom 3 met geflipte Ringen en eene rosfe of uit den groenen bruin- roods f (8) Ficus FoU ovatis acittis integerrimis , Cnule repente, Anusn. Acad. I. p. 3°- Ficus fylveftyis procumbens 9 Folio fimplici. KAEMPF. Amosn, 803. T. 804. Varinga repens, RtJMPH» Amb. III. p. J34« T. 85. BüRM. FL Ind. 226. POLYGAMIA. 6f>7 roode Schors ; het Hout vast > met eene Hout- jj# achtige Pit. De Bladen zyn dik, hard en ftyf 3 Afdmi> ovaalachtig met een Punt, doorgaans drie B%g^^t; men lang , groen en fterk geaderd , met lange stuk, - Steelen , uitermaate fraay. Geen Bloemen ver- Jkfffó toonen zig 9 maar Vrugten van grootte en fi- guur als een Ockernoot in de Bolfter, op kor- te dikke Steeltjes zittende , van buiten vol Kuiltjes en Pukkeltjes > fomtyds paarfchachtig , fomtyds groen met witte Stippen , van binnen een voos 3 Melkachtig wit 5 Vleefch hebben- de 5 waar in veele Zaaden zitten , grooter daa Papaver - Zaad , met Steeltjes 3 die hy naauw- keurig befchouwende bevondt een vierbladig Bloempje of Kelkje te hebben 5 beftaande uit fmalle witte tedere Blaadjes , door welken hec Zaad digt omvat wordt. De Vrugtmaaking fchynt derhalve met dia der gewoone Vygeboomen eenigermaate over* eenkomftig te zyn. LinnjEüs geeft 'er wel een driebladigen Kelk aan , doch by Rum* phius wordt van geen Kelk eenig gewag ge- maakt, en in zyne Afbeelding is ook niets dat naar een Kelk gelykt. „ Het zyn , zegt hy , s, Vrugten , die met haar tweeën of drieën 5, by elkander aan de Takjes hangen s de eer- 5, fle Knoppen van Vygen gelyk , doch voor 3> wat plat en met een Kuiltje , in 't eerst geel , daarna hoogrood , en bykans bruin 9 » zon- K« Deeju III. Stuk» 6Z9 Veelwyvige Boomen, 1L 3, zonder Puntjes. Als zy geheel ryp zyn, AFxx£L* •* hangenze meest enkeld , en zyn wat week Hoofd- 3, in 't aantasten , van binnen vol kleine Grein- STÜK* 5, tjes y en byna zonder Holligheid. De Smaak riSK*. » is laf zoet ï doch komt n^by aan die der „ Vygen, met eenige rinsheid. De Menfchen ,3 maaken 'er weinig gebruik van , om dat zy „ de moeite van het afplukken naauwlyks waar- 33 dig zyn. De Takjes of Looten 3 daar de 3, Bladen en Vrugten aan voortkomen, Ioopen „ in zekere Hoorntjes uit 3 [gelyk men dit in 3, de Afbeelding van den voorgemelden Kor- „ mandelfchen Vygeboom kan zien,] en deeze 3, Hoorntjes zyn eigentlyk het beginzel van 53 een nieuw Blad 3 [of beftaan uit nog famen- 3, gerolde jonge Bladen.] Dit, zo wel als het 3, uitgeeven van Melk, uit de gekwetfte Tak- 3, ken en Bladen , is een algemeen Kenmerk „ van de Waringen of Wortel- Vygeboomen". Dus de B 00 men befchreeven hebbende, gaa ik in 't volgende Stuk tot de Heesteks over. BLAD* 4* fc ' 4*4 BLADWYZER DER B O O M E N. Van de Letters > voor de Getallen geplaatst y wyst a het EerfteStuk, b. het Tweede en c. het Derde ,van de befchryving der Planten , aan. , jLalen-Touw. ^.455 Aapenbrood - Boom» 607 Arabifche Gom. 579 Azarolboom. Z>. 594 Azedaracht ^431 Baardboom, r« 131 Balfem - Boom. b. 278 Bal Tem - Appel Boom» 58 1 Balfem Copay ve Booin. b. 461 Balfem van Gilead B00m.fr.282 Bal fem van JV^ekkaBoom.fr. 286 Balfem van Tolu Boom. ft.412 e. 520 c* 405 j- 79 k joo c.671 h. 467 f. 190 b. 13 1 P.638 c. 572 ^399 £.383 Balfem - Popelier. Balfem -Pynboom. Bamboes-Riet Boom. Bancal-Boom. Bancudie-Boom. Banjaanen- Boom. Barbados - Kenen. Basterd -Ceder. Basterd Rerfenboom. Basterd - Lotus* Basterd - Papierbooni. Basterd-Pokhout Boom Basterd -Sandelhout* Basterd Sprinkhaanboom ♦ b.265 Bedelfnoeren. b. 535 Beer boom. b.216 X x Ben- BLADWYZER. Benzöin-Boom. ^* 357 Berg -Roos* c. 129 Berg Sorbenboom. b. 5B5 Berkeboom. r. 2.52 - (Amerikaanfche)6.243 Besfen- Boom. b. 446 Besfen-Boom.(Indifche) Beukeboom. c. 342. 349 Beverboom. Bilakboom. Bind Wilg, Bintangor-Boom. Bitterhout - Boom. Bhmbing-BoQm. Boonboom. Boeton- Boom* Bombeenen. Booghout. Boom des Doods. Boom des Levens. Braaknooten - Boom. Braamboozen - Boom. Brafilie - Hout - Boom. Breedblad - Boom, c. 71 *• 519 C' 45B C. 22 ^•473 c 130 *-534 b. 518 c 598 c. 563 ib. 116 b. 99 jfc.464 &. 383 c. 58 Cananga-Boomen, c, 79 Cannane-Boom, (West- ind. 378 — (Oostind Zie Kanarie. Catalpa - Boom. c. T04 Catsjoe- Appel Boom, &.405 Ceder. (Amerikaan fche) 386 van den Libanon, c. 387 •5 (Roode) Cé 554 — (Westindifphe) b. 158 — (Witte) £.424*432- Ceder - Pynboorq. c. 38 1 (Pederaat-Bocin. r. 195 Chineefche Roos. c. 137 Citroen -Boon. c. 192 Cypers -Hout Boom. b. 127 Cypresfebooni. c. 428 Dadel boomen. Dammeren - Hout. Denneboom. (Levantfcbe. metTaxisbkd4 Dennen - Hout. Dol boom. Donsboom Doorn-Brem Boom. Draad- of Garen Boom Draakboom. b. 227 Drekboom. Droevige Boom. Druiveboom. Duivels - Boom. DuizendbeeneiT. Durioeri-Boom. c. 539 c. 407 c\ .,21 c 4U C*439 f< 14? Z?. 3- 1 &. 39 *■ 3<*3 75,77 c. 161 ^495 c. 209 Egyptifche Vygebqom. £. 6i5z Eijeiboom. c. 247 Eikeboom. c 292. Eik. (Europifche) c. 305 Eiken. (Virginifche) c. 302 Elzeboom. 271 EmblifcbeMyrobalaan.c. 249 Efchdoorn. c 58? Efcheboom^ c« 627 EspenboouT# c*5xf / A D W Y Z E R. F* franje - Boom, h. 33 Gari terboom, 37 G ren- Poonu a. 297 Gedboom c 224 Gcele Gom- Appel Boom. c. 24 465 2?. 424 c. 684 ^•574 c, 294 Geiten- Wilg Geiaia-Boom* Gene verboom» Gdchutboom. Glas- Vygeboom. Gojaves - Boom. Gomboom. Gom Animé Boom* Gom Caranna Boom c. c. ïjo 537 c. 478 c. 676 b. 5^4 c. 366 M76 fc« 205 Gom Elemni-Boom. £.243, 29 4. Gom Gutia Boom. c. 4 Gom Kopal Boom. b, £13 Granaat Pruimen. b, 527 Graveelhout. £.39* Greencn - Hout. 372 , 410 Gioen-Eik. c. 295 Groenhout Boom," b. 54 7 Guldenboom. c. 3^3 Guldenblad - Boom. 6. 144 H. Haag- Appelboom. b. 583 Haagbeuk. c, 354 Haagdoorn. #o93 Haanekam - Boom. c. 1 73 Haanepoot-Boom. b. 590 Harstboom. 3685402. 412 «— (Indifche) c. 42 Haver -Esfchen. \ h. 597 Heilboom. c. 530 Heilig Hout Boom. 6, 396 Heüpeeren - Boom. Hemd boom. Hercules - Boom. Heupboom. Hoedbóom, Hol land fche Boom* Honds-Hout (Dogwood- Tref) c.177 Honig-Appel Boom. c. 92 Hoorndraager. b. 506 Hout-Casfia - Boom, -b.327 Houten. ( verfchülende ftrüftuu^ der) ^4f4 L Ibenbóom. c. 563 Icaco - Pruimen, b. 581 Indiféhe Vygcboom. c* 669,67 S L Jagerboom. Jamaika- Peper, jamboes - Boom. $t. Tans - Brood, - ^ (Dol of Wild), Judas -Boom. Jukboom. K. a> 261 529 Kaasdraagende-Boom. b. 50$ Kaarsboom. h 503 Kajupoetie - Boom. c. 21 2 KakaU-Boom. c. 186 Kalabas - Boom. r.iif Ralambak* Hout. r.483 Kalappus- Boom. rf«S©{ Kamfer -Boom. K 338 Kampêche-HoutBoom. &.414 Xx 2 Ka- BLAD WYZER. Kanarie - Boom. (Oost) c<5^5 . . (Westind.) Zie Canarie. Kaneelboom. 3!9 Kaneel-AppelBoom. c. 89 Kapokboom. c. 147 Kapokboomen. (Wilde) c.435 Karoben - Boom. Lederboom. c» 533 Leertouwers - ftoom. b* 464 Lemisjes - Boom. b. 49 8 Letterhout - Boom. b. 3 83 Leugenblad - Boom. b. 234 Levensboom. ct 423 Licuala- Boom, tf. 279 Ligihout - Boom. c, 207 Limietftruik. b. 234 Liraoen - Boom. c. 19? Lindeboom, c. 27 Linnenboom. c, ^96 Liquidambar - Boom. c. 364 Lontarboom. fl. 261 Lorkenboom. c 395 Lotus -Boom. c. f69 Luitenboom. c-5s5 Lymboom.- 6.577 Lyfterbeziè'n - Boom. fc. 596 BLADWYZER. M. Maagden-Pruimboom, l Maasboorrv, c. JMagellaanfche Kaneel* h Malakka -Booneru c. Maïuw-Boom. c. Mammee Boom. c Mancenilje- Boom. c. Mangas Boom. Mangles - Boom. b. 104 , Mangoftan Boom. b. Mastboom* c. Mastikboom. b. Nooten-MoskaatBoom,£\ 332 Nypboom. 0,422 - (Peruviaan- fche. c. Mazel -Ahorn. c, Melkboom. (Oostind.) b. Meloenboom. c. M ieren - Hout Boom» c. Mispelboom. (Europ.) b* — 1 — — (Amerik.) b. Moerbezie - Boom. c, Moesboom. c. Morellen. h. Myrobalanen - Boom . b. Myrtus, (Boomachtige) b. N. 513 125 12 439 160 495 509 407 243 I 496 | ïio I 590 ! «74 136 I 246 | 600 238 276 446 567 4^ 538 O. Ockeröooten - Boom. Oefterboomen. Olmboom Olyfboom. (Europ*) (Oostind.) c. 219 b, 495 6.198 b. 22 c.3<> c. 170 b. 604, c. I5>7 c.7 Nam • nam Boom. b. 401 Nani-Boow. K*ic Nie-Boom. 0*4*8 Nierpluimen-Boom. c, 240 Nieuwblad -Boom* b. 125 Nooteboom (Ceylonfche.) c. 43§ ^ (Groote) c. 321 Nootenboomen. (Ameri- kaanfche) c. 328 Olyphants - Boom Ooftboom. Oranje-Boom. Orleane-Boom. I\ Paarden Karftenge Boom. 6.549 Palrnboomen. 0. 253 Palmietboomen, a. 375 Papaja -Boom. 52? Papierboom. 7;# 306 (Japanfche) c, 283 Paradys-Hout. c. 480" Pavia-Boom. 253 Peereboomen. b. 60$ Pekboom. c\ Ax% Pek - Py nboom4 c. 379 Peppelboom* c. 517 Perftkboom* be 546 Piinento* h. 54-; Pinangboomen. a. 383 Ptftache-Boom. f.487 Pitsjaar - Boom. c. 67 1 Platanus. (Duitfche) c 595 Pokhout - Boom. b, 394 Pollwiller»Peeren*j b 6?s Polyst-Blad Boom. c. 683 Pompelmoes Boom. ^ 203 Pompoen - Boom* c 52.1 Popeiier. c. 512 — ! (Wirte) £.5*3 (Zwarte.) ts 5*7 Xx 3 po- bLadw^zeïl Pofopofo-Boom* Potboom. Prammen -Boom* Pruimboom. Pynboom. i . — (GeelaJ (Tamme) (Wilde) — (Witte) . ; (Zwarte) Pynboom van Kanada, Qualfter - Boom. QuasÜe- Hout. £ Ratelaar. Ratelboom. Rinkelboom. Roode Laurierboom. Roodboon-Boom. Roodhout-Boom. Roos p Aypel -Soom. Roozenhour-Boom. Roukou - Boom. Ruige Eik. Ruige Wilg. Runboom. Runder -Boom* Ryfboom. Rys - Wilg. S. SafFraanboom. Sagoe - Boom. Sagueer-Boom. c 528 c 39 #♦236 c. 12 6 554 57o c. 367 c 380 €,&?$ c. 368 c.387 c.379 c. 406 &- 437 c 514 c. 447 6. 171 M55 6.370 6.472 c 60 6.281 c< 10 c 316 c.465 6.491 K 35 c.683 469 6. 300 «.282 a.410 Salamander * Boom; c. n& Sandelboom. (Oostindi- fche) 6. 205 Sandelboom. (Westindi fehe. Sapan - Hout Boom. Sapodille-Boom. Sariboe - Boom. Sas fafras- Boom» Savcl- of Sevenboorn* Schaamboom. Schiidboom, Schoolhou: - Boom. Schoonblad - Booirn Schotte Linden. Schroevenboom. Sebesten - Boom. Simarouba - Boom. Slackhout- Boom. Slakdoorn, {Pijonia) Slangenbout Boom. Slee-Doom of Slee- Pruim. . 5.576 Slym - Appel Boom* Snot - Appel Boom, Sorbenboom. (Tamme) 6.1 09 6.386 6.237 *7S 6, 366 c* 557 cm 6.423 ,6.185 C. 21 585 c* 230 6. 122 c. 170 c. 646 bi I 19 (Wilde) Spaan fche Pruim. Sparreboom* SpillebooiDi Splitshoorens. Sprinkhaanboom. Star -Appel Boom. Steen- Appel Boom. Sterreboom. Ster-Anys.' Stinkboom. Stink -Appel Boom. Stokvifch - Hout Boom. c. 288 Storaxboom. (Onechte) c. 364 Strand* 6.518 b. 596 6.598 6 587 6. 481 c 407 #. 582 b. 5C6 37 7 6.Ï47 c. gz c 503 /;. 52 r c 434 6. 516 BLADWY2ER. Strand - Berkenboom, b. 488 Strand- Nagelboom. b. 25B Stuipboom. c. 604. Sryrax of Storax Boom. i>. 457 Stotter- Ahorn. 5.91 Suiker - Appel Boom. c. 92 Suiker -Berk. c. 265 SuikerpeuJen • Boom. c. 605 Tabak -Boom. b. ji$ Tacamahak Boom* c. 521 Tackboom. Z>. 276 Talera Boom, 6, 37 Tamarinden - Boom, fi. 4; Tandpyn - Boom. c. 500 Taxis - Boom. c. 562 Teen - Wilg. c 468 Terben thyn - Boom. c 492 St. Thomas Boom. &.37I Tover -Hazelaar. 75 Trompetboom. c. 470 Tros-Kerfen, ft. 558 Tros- V/gen -Boom, c. 680 Tulpen -Boom. c. $3 Tupelo-Bqorru c. 642 V. Varkens -Pruim, M83 Vedelhout- Boom. c, 110 Verblindboom. c. a8o Ver^iftbesfen - Boom, b. 142 Vergiftboom. c. 443 — (Ameri- kaanfche) b. 208 • — - ( Virgin i- fche) K 2.17 Vernisboom. (Ghïnee- fche) Z?. 212 (Japan fche) 6. 2 lo Viltboom."" &. 74 Vifchboom. c.175 Vlaade- Appel Boom. c. 93 Vlafcbboom. c. 510 Vledermuizen- Boom. c. 677 Vlothout. c. 290 Vcjgëlbesferi. b. 597 Vogelkerfen. É. 555 'Vrakclbesfen. c> 5^9 Vuuren - Hout. c. 405 , 410 Vyfhoek - Boom, b. 477 Vy^eboom. c 649 (Egyptifche) c.66z — ~~ — (Hurkende , Laage) f. 626 ■— (lndifcbe) 0.669, (Vergiftige) c. 685 (Wilde) %o- morus. €,66} W. Walnoot (Europifche) 319 Waringe- of Wortel Vy- ge Boomen. C679 Washout-Boom. c. J70 Water -Boom. c. 641 Waterkruik (Oostind.J K 223 Water- Appel Boom. c. 97 Wéegkorrels - Boom. fc. 4x1: W tl tekende Kers. b. 561 Wervelen • Hout, c. 459 Wielboom. r. 354. Wierookbootn. - c. 547 , 548 379 c. 368 Wilde Pynboom, ^ — Syringen. Wilde Vygeboom. (Syto- morusj c. 663 Wilgeboom, Wilgen . Eik. 452 293 BLADWYZER. Wit- Hout Boom. c. 107 Witte Boom, c. 212 Witte Doorn, h% 593 Witte Kaneel Boom. h 512 Witte Straal Boom. £.586 Witte Wilg. c. 470 Woldoorn - Boom. c. 1 5 ; Wortelboom. b. 490 c, 672,675 Wortel-Vygeboom. £,674,682 Ypeboom, higt Yzerboom. b. 151, 271 _ — - (Chineefche) b. 232 — (Kaapfche) 6. 158 Yzerhouu c. 358 Yzerhout-Boom. c. 159 Z. Zadelboom. 70 Zandkoker -Boom. r. 448 Zeekants - Hout. fc. 495 Zeepboom. b, 310 Zilverboom. b. 538 Zoethout • Boom. c. 1 80 Zomer - Laurier. b. $ 56 Zonnefcherm - Boom. c. 74 Zoutboomu c. 124 Zuurknoop - Boom. c. 479 Zuurzak -Boom. £. 85 Zyde- Katoen Boom» c. 149 o 0 0 Cl O * # Q R E- REGISTER VAN DE GESLAGTEN, Die of geheel of gedeeltelyk tot de Boomen betrok* ken zyn , en derhalve in de drie eerfte Stukken vaa het Tweede Deel deezer Natuurlyke Hiftorie befchreeven. Met de Letter a wordt hier ook het Eerfte 9 met b het Tweede, en met c het Derde Stuk aangeweezen. A. Acer. Achras* Adanfonid. Adenanthera. JEfchynomene. JÈsculus. Allophyllus. Amygdalus. Amyris. Anacardium. Annona. Antidefma. Aralia. Areca. . Arundo, Aftrcniwn. A errhoa. Ancennia. Betula. c 5S3 b. ^35- c 135 b. 419 • c. 183 b. 247 b» ad2 b. 547 b. a?8 b. 404 c. 82 c. 510 b. 221 a. 383 b, 57 c 503 b. 475 c. 123 c. sjs Bixa, Bombax. Borasfus. Bofea. Brabejum. Browncea. Bucida. Burfera. Ccefalpmia. Calophyllum, Cambogia* Camellia* Cameraria. Canarium» Capura. Carica. Carisfa. ( arpinus. Caryocar. Caryophyllus. Caryota. Yy b. C. c 7 c. H7 . a, 26 1 b. 197 73 c. 576 c. 12S b. 464 b. 24a • b. 382 C. 21 c- 3 c. ijö • P« 195 c. 524 b. T70 • c- 35"? c. 59 • c. 44 a, 4.2 S REGISTER* Cecropia. Cedrela. Celtis. deratonia. dtrbera. , Qercis. Cejirum Chamarops. Chionanthus. Chryfobalanus., Chryfophyllum, Ginchona. Citharexylum. Citrus. dlujïa. ♦ Coccoloba. Cocos. Coffea. Comocladia. Cmnarus. Conocarpus. Copaifera. Cordia. . Coriaria. domus* dorypha. < Cratcegns. Crazeva. drtsceniia. Crbtofi. Cupresfus. Cycas . Cynometra, Datvra. J ialhm. Dülerna. jDiofpyros. D. c. 476 t>. 158 c 569 c. 646 b. I7i b, 367 b. 242 a. 257 b. 33 b. 580 b. 144 b. 82 c. 110 c. 192 c 577 b. 3°3 a 3^5 b* 90 b« 54 c. 130 b. 1Ö4 b 461 b. 1522 c; S33 b. 63 a. 275 583 b. 5^5 c. 115- c, 434 C 4*8 a. 282 Bi 40 1 b. tï^ b 36 c. 60 c 638 b. 226 Durio. E, Eckite?. , Ehretia Elaocarpus. ♦ Elate. . Er it haMf. Frytkrini. ♦ Erythroxylon, i'ugenia. Excoscaria. , F. Fagara. Fagas. * Ficcs. f ï raxinus. Fufanus* G. Garcinia. , Genipa * Geoffroya. ■ Glabraria; Gïeditfia. « Gmelina - , Gnetum. I Grewia. . Grias Giiajacum* . Guarea. Guettarda* Guilandina. H. Hcematoxylon. Holler ia. Ham melis. . Helifteres. f Hernandia. Hippomand f Hirkllft. c. 209 b 184 b. 129 <% : 6 a, 3?5 a. 405 b. 109 e. 169 bi 4 2 b. 529 c. 480 b. 70 0 342. c. 6x9 c. 627 c. 58a b. 509 b. in c. 178 c. 2: 7 c. 624 c. 1 20 c. 40 c. 239 c 20 b. 393 b. 260 c. 291 b. 3S8 b. 414. c 113 b- ?5 c# 230 c- Q44 c 439 REGISTER. Jlopea. Hugonia> Hura. Hymenaa. Jllicium. Jambdifera. 'juglans. Jumpcms. Kleinhovia. K. J^aetia. Laugieria. Laurus Lecylhis. Limonia Liquidambar. Liriodendron. M. Magnolia. Malpighia. Mammea. ♦ Mangifera. Melakuca. Melaftoma. Melia. Meltcocca. IV'emecylon. Mef pilus, MeJ'ua. Michelia. Mimofa. „ Mimufops. . Morinda. JMorifonia. Morris. . Myriftica. Myrobalanifera. c. 224 c, 131 c 447 b. 376 b. 519 b. £72 c. 319 ê> 537 c. 228 c 34 b. 140 b.3i8 c* 39 b. 438 c. 303 c. 63 c, 6q b. 466 0 13 b. i6q c. aio b. 44f b. 431 K 276 fa. 3C0 b. 6co c. 158 c. 74 C. 604 b? 366 b. 90 c 160 c. 0176 C. 332 b. 485 Myrtus. Naiiclea Nicotiana* Nvjblu. Xyilanthes. Nysfa. Ochna. Üiax. Oka. N. O. P. Parkinfonia. Pmt&pues Phmrix Pnyllanthus. Pinus. Piscidia. Pijonia. Pijlacia. Platanus. Pleêtronia* Plinia. Plumeria* Pcpulus* Portlandia. Prinos, Pr of opis, Prunus. Pfidium. Pterocarpus. Pwus. ( Quasjia Qiiercus. Rauwolfia* Rheedw. Rhizópfwra, Rhus, b. 537 b. 79 b. >i4 bi 39 c. 641 c. ig b. 51 b. 21 b. 380 c- «33 a 3JO c. 348 c- 3 7 c. 643 C. 487 c 353 b. ió6 b 53ö b. 177 c 5ifc b. 80 b. 240 b. 4^8 b. 555 b 524 c, iÓJ b- 604 b. 436 c. 292 b 167 c. 2 b, 490 b ';07 25a i REGISTER. Robinia. R .tnphia. 5. SaHx. • Sant al' fm. « Sapindus. S^raca. Schvms ♦ Sideroxylon* Sloanea. Sorbus. Spoxhelia. Spondias. Sterculia. Stewartia. • tilago. Strychnos* Styrax. Suriana» ♦ Swletenia. Symplocos. Symplucos. T. Tabernamontana. Tamarindus. Taxus. Terminüia. c. 170 t>. 53 b 95 b. 310 c. 103 c 530 b. ijx c. 10 b. 596 b, ai9 b 480 c 434 c 155 c. aaö b. 115 b- 457 b. 48 B b. 4%g c. 225 c. 56 b. 187 b. 43 c. 56a c> 574 Tetracera. Theobroma. Theophrajla. « Thuja. Tilia. Tinus. . Toluifera* omex. Trewia. Trichüia. • Triplaris. Turrcea. U. Ulmiis* Uvaria. V. Varronia. Vateria. W. Wïnterania . X. Ximenia. Xylopia* Z. Zamia. Zanthoxylon. Zygophyllum, c. $ c8 186 b. 78 c. 423 c. 37 b. 365 b» 412 b. 72 c. 11 b 425 b. 62 b. 411 b. 198 c. 77 b. i35 c. 40 b. 512 b. 263 c. 237 a. 4*5 c. 500 b. 435 De Plaaten zyn dus ingevoegd. Plaat XII. tegen over Bladz, 49* , . . XI 'T. ■ 135. # . • XIV. 187- . . . XV. _ 217. , . . XVI. 413. . . . XVII. ~ 579- ! i