Digitized by the Internet Archive in 2014 https://archive.org/details/natuuHykehistor23linn \ / NATUURLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE BESCHRTFING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERA ALEN, Volgens het Samenstel van den Heer j$ J se °u oT. Met naauwkeurige Afbeeldingen. TWEEDE DEELS, FT F D E STUK. De HEESTERS. Te AMSTERDAM, By de Erven van F. HOUTTUTN. MDCCLXXV. INHOUD van dit STUK; DERDE A F D E E L I N G. De HEESTERS, VI II. Hoofdst. Befchryving van de Hee- sters 3 wier Bloemen tien Meeldraad- jes hebben 9 des we gen Decandria of Tiemmaknige genaamd, tot welke de Casfia , Rüta en veele andefm behoo-^ 5 ren. ; Bladz. ï * IX. Hoofdst. Befchryving van de TwAALF- man nige Heesters , Dodecaiidria , dus wegens het getal der Meeldraadjes > dat meer dan tien of minder dan twintig, en veeltyds twaalf is , genaamd, mêéêm 124 X. Hoofdst. Befchryving van de Hee- STERS, die TwiJNTIGMANNIGE, IcÓ» fandria , wegens het getal der MeeU \ draadjes , geheten worden, tot welken die Gewasfen > welken men Toorts- planten noemt, als ook de Granaat -Ap- pelen , Roozen 5 Myrten , én ver* fcheide anderen, betrokken zyn. ■" ' . XI. Hoofdst. Befchryving van de Veeé- mannige Heesters , Polyandria 5 dus wegens het onbepaald getal van Meeldraadjes genaamd ; waar onder de verfcheide 'Soorten van Kappers f Ciftus en in 't byzönder de Thee- boom > voorkomen. — — 229 * i . kik XII. Hoofdst. Befchryving van de Tweö>- magtige Heesters , Didynamia , dus genaamd, om dat zy9 van de vier Meeldraadjes 9 twee langer, twee kor- ter hebben ; gelyk onder anderen de La- vendel, Kruizemunt en dergelyken ; die tot de Gekranfte of Lipbloemige be- hoor en, en veele Uitheemfchen > waar in het zelfde plaats heeft. Bladz. 279 XIII. Hoofdst. Befchryving van de En- KELBROEDERIGE HEESTERS , Mona- delphia , dus genaamd , om dat de Meeldraadjes in derzelver Bloemen fa- mengegroeid zyn , of uic één Grond- ftuk voortkomen; gelyk dit plaatsheeft in de Geraniums , Malva's en ande- ren. - 355 XIV. Hoofdst* Befchryving van de Hee- sters f wier Meeldraadjes uit twee Grondftukken voortkomen, deswegen Dübbelbroederige , Diadelphiag*- naamd; tot welken byna alle de Vlin- derbloemige Plantgewasfen betrokken zyn. — — XV. Hoofdst. Befchryving van de Veel- broederige Heesters , Polyadel- phia, in wier Bloemen de Meeldraad- jes tot verfcheide Lighaamen famen- gevoegd zyn ? die als de Voetftukkén daar van uitmatken. — . 563 AAN- AANWYZING der PLAATEN* cn der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden. Plaat XXIV, Afbeelding van TiEiNMANjNUGE Heeftere tegenover Bladz. 7 fig. 1. De Sophora biflora , een fraay Kaaps Bloemge- was. . bh 8 Lett. A. Drie Vrugtballetjes of Nooten van den Gui- landina of Bonduc-Boom uit Westindie, . bh 4.6 *— 2. DoChalcaspaniculata of Camumng van 'c- Eiland Java in Oostindie. bi. 57 Plaat XXV. Afbeelding van Tl EK- EN TwilSTlüMANNI- ge Heesters. , m ■« — — ioj Fzg-. k. Een Kaapfch Gewas " naar de Cunonia of Oo- Jlerdykia eenigszins ge- lykende. . . bh 106 Lett. A. De Styl en Meel- knopjes van hetzelve zeer fterk vergroot, bh 107 * Fig. 2. Een fmalbladige Myr- tus van de Kaap. bh 179 Lett. B. Een Blommetje daar van , met fterke Ver- grooting, afgebeeld» bh 180 Plaat XXVI. Afbeelding van Veelmannigk en twee- magtige Heefters. - T- - r 275 fïg. £. Een Takje van den ^y- ^4r/i Boom of Vifch- * 3 : dooj V döoder , uit Dóstindic , met Bloem en Vrugt.:fr/. 275 Lett. A. De Kelk afzon- deriyk , om de vier Sty- len of Stampers aan te wyzen. bl. - ■ Fig. 2. Een Vrugtdraagend Takje of Tros van het Oostindifche Gewas , Volkameria /errata ger naamd, met het Blad.fr/. 337. Px-aat XXVII. Afbeelding van Tweemagtige en Enkel- broederige Heefters. tegenover Bladz. 34$ Fig. 1. Een Takje van een Kaap- ten Heefter met zyne Zaadhuisjes naar den Kuifchboom gelykende.fr/. 350: Fig. 2. Een Takje van de Genda-Ponra uit Oost- indie, welker Zaad A- üelmofch heet. bl. 416 IÏÏJ.T3. Een Tuiltje of Vrugt- Tros van de Abrus of Weeg - Boontjes , uit China gebragt. bi. 436, Lett. A. Twee grooter Zaa- den van den Weegkor- reis of Koraalboom. bl. 438c Plaat XXVIII. Afbeelding van DuEBELBROEDERIGE Keo Fig. 1. Een Kaapfch Gewas, Polygala Empetrifolia door my genaamd. bl. 433. Lett. A. Wyst aan het Zaad- huisje indetweegroote Kelkblaadjes vervat; b hetzelve kleiner enon» volkomener ; c de oyc- ilge Kelkblaadjes "en de» Kiel van het Bloempje , mee zyne Baardjes , den Styl doorlaatende , die by d zig duidelyker en Iterk vergroot vertoont met de agt Meeldraad- jes en der zei ver lang- werp ige Meelknopjes . By e is de vyfbladige Kelk zeer fterk ver- groot, met de overige Bloemblaadjes , de Kiel weggenomen zynde v voor 't Oog gebragt. Mg. 2. Een Soort van Aspa* lathus , die ik Peduncu- lata getyteld heb, van de Kaap. bl. 475, Lett. B. Wyst een vergroot Bloempje aan , van dit Gewas , welks Haairige Kelk meer vergroot voorkomt by ƒ , met den Styl en de tisnMeel draad- jes , die hier altemaal tot één Lighaam famenge- voegd zyn, gelyk zyzig by g openbaaren ; zyn- de derzelver Meelknop- jes aldaar ookzigtbaar, zo wel als de geknopte Stempel. By h is de Kiel , inet zyne twee dun- ne Nageltjes of Steel- tjes van aanhechting, ook zeer vergroot zyn- de , voorgefteld. Lett. C. vertoont het Zaad- huisje of Haauwtje wat grooter dan natuurlyk. De Haairigheid is hier zo fyn , dat men die niet overal heeft kunnen af- beelden. * 4 Plaat Plaat XX fX. Afbeelding van DUBBRLEROEDEIUGE Ilee- fters, . f tegenover Bladz. 499 Fig. 1. Een Tak van de Li- paria Villofa van de Kaap , zynde een zeer fraay Zilverkleurig Ge- was , met een fyne Wolligheid. bL 50Ja Lett. A. vertoont de Bloem , en b , c , d, e haave Blaadjes : ƒ den Kelk , die zeer ruig is en de Meeldraadjes daar in vervat, die by g en h nader zyn aangewee- zen ; gelyk ook de Styl en het Vrugtbeginzel byiy zeer vergroot zyn- de. Dit alles isbreeder verklaard op . ty* 502.. Fig. 2, Een Tak van den Kaapfen Heerlcr , ge- naamd Pforaleaaculeata.il. 549* Lett. E. vertoont den Kelk , en voorts wyzen de klei- ne Lettertjes de deelen van de Bloem aan en het Vrugtbeginzel , zynde by i ook een Slip van den Kelk en by k een Blaadje van het Gewas met fcerke Vergrooting voorgeftcld , om de Klierachtige Stippen , die zig daarop bevinden, düidelyk aan tetoonen ;. gelyk men dit alles om- ftandig kan leezen op U. 550. B E- BESCHRYVING DER PLANTEN. DERDE AFDEELING, De HEESTERS. VUL HOOFDSTUK. Ëefchryving van de Heesters, wier Bloemen tien Meeldraadjes hebben, deswegen Degan- dria of Tienmannige genaamd , tot welken de Casfia * Ruta en veele anderen be+ hoeren. ^^é^én het voorgaande Stuk zyn de Agt> H j ^ mannigen befchreeven : de Negen- * % mannigen leveren £een Heefters 4t4HMt&ft uit: des begin ik dit Stuk met de Tienmannigen 9 van wier algemeene Verdeeling reeds gefproken is. Het eerfte Geflagt, in die KAasfe voorkomende , heet S O H O RA» Een vyftandige Kelk > aan de bovenzyde bul- tig , bevat een Vlinderbloem , die de Vleugels £!♦ Dmu T« STUK.* £ Tl ENMANNIGE HEESTERS* UI. zo lang heeft als de Vlag. 't Getal der Meel* AJxiiu' draadjes is tien , allen van elkander afgezorb Hoofd- derd , 't welk deeze en de volgende Soort stuk. van £c ancjere Vlinderbloem - Planten onder- ^«Tfcheidt. De Styl is enkeld ; de Vrugt een Peul. Thans zyn twaalf Soorten , uit de drie ande- re Wereldsdeelen af komftig , in dit Geflagt begreepen, naamelyk i* (i^ Sophora met gevinde Bladen , de Blaad* AicpeeX Ps talryk , ruig* langwerpig ; indachtig en Wollig. ( 1) Sophora Fol. pinnatïs , Foliolis numerofis villofis ob- longis, Caule Herbaceo. Syst* Nat, XII. Gen. 503. p. 287. Veg. XIIT. Gen. 508. p. 32*. Sophora. Hort. Cliffl 1 5 6. Er- vum Oriëntale Alopecuroides perenne, Fru&u longisfimo. TOORNF. Cor. 27. DlLL. Elth. 136. Glycyrrhiza Siliquis ttodofis, quafi articulatis. BïJXB. Cent. III, p# 25. T. 46. (2) Sophora Fol. pinnatis, Foliolis numerofis fubrotundif tomentofis. Soph, torn. fol. faUotmdis. Fl, 2eylê ifu In- De Wolligheid der Bladen maakt dit Gewas W. geheel Zilverkleurig , en het is tot de Colu-A ^ff* cea's betrokken geweest door Hermannüs, Hoofd- die aanmerkt, dat het een Heefter van MansSTÜK# langte hoög wordt 5 de Bloemen Aairswyze ver-^*10**', gaard hebbende , welke naar die van Brem ge,- lyketi , en waar óp defgelyke Peultjes volgen als in de voorgaande Soort. Het komt over* vloedig in de , Kreupdbosfchen , aan de Zee- Kust van 't Eiland Ceylon , voor, zynde van een fcherpen, bitteren , walgely ken Smaak. Dat het in de Clifforrfrh*» THuinbefchry ving IndigO- phora genoemd was, is niet om dat het de In- digo zou voortbrengen , maar 3 om dat het tofc dien Geflagtiiaam betrokken werdt. (3) Sophora met gevinde Bladen 9 de Blaadjes nr. talryk en eenigermaate Hartvormig* Occtdentd* Westindi* Deefce, door Eiiret te Londen getekend ,fché, is door Trew zeer fierïyk in Afbeelding ge- bragt* Men betrekt 'er toe de Ongedoorode naar den Koraalboom gelykende Heelter van SloAne met Bladen als die der Esfcheboo* tnen, doch ronder, de Bladen en Takjes ruig: als digopkorü fol. tomentofis. Hért. Cllff* 487. Colutea Zeilani* ca Argentca tota. Herm. Lugêh* 169. T. 17 1# RAJ. Hifi. 1720. (3) SophoTA Fol. piimatis, Fol. numeroiis fubcordatis. Ga- lega ftuticofa 5cc. Brown. Jam. 289. T. 31. f. 1. Corallo- dencUon Fol. Pfeudo - Acacia. Pjlum. Sp. 21. Ic. 10 1. Arbori Coral afÏÏois non fpinofa. Sloin. jam. 144» H*ft% H* p. 4®. T. 107. f. 3. Sophora arhorea &c. Trew» Ehnt, p„ 27, T, S9> A 2 lï. DS1L» V. STUK* 4 Tienmanjsice Heesters. III. als ook de Heefterachtige Galega van Browae; AFviii*Lê deeze Westindifche verfchilt , zo onze Hoofd- Ridder aanmerkt , zeer weinig van de voor- STUK# gaande Soort , dan dat de Bladen veel minder v^nWy' en naauwlyks van onderen eenigermaate Wollig zyn. ' iv. C4) Sophora met gevinde Bladen 9 de Blaadjes Kaapfdie. talryk, Lancetvormig , van onderen Wol- lig , de Steng Heejlerachtig. Deeze, aan de Kaap groei jende, iseenHee* lier iu de JuughefH Wollig * doch ouder wor- dende kaal , hebbende aan ieder Bladfteel drie- en -twintig Blaadjes, en aan 't end der Takken een Tros van witte omgekromde Bloemen , wier Meeldraadjes als met Fluweel doorweven zyn , en de Vrugt is een platachtige Wollige Haauw , bevattende van drie tot zes zeer harde Zaaden. v.f* (5) Sophora met gevinde Bladen; de Blaadjes menigvuldig , ovaal en glad ; de Steng Boomachtig. Deeze valt in Japan , en heeft van zeven tot elf Eyronde, dunne, wederzyds gladde Vin- blaadjes , de onderften een weinig kleiner en kleine Trosfen van witte Bloemen. (6) So- (4; Sophora Fol. pmnatïs, Fol. mimeroGs lanceolatis fubtus toraentofis , Caule fmticofo. M*nt. 67. Sophora Oroboides. Berg. Cap. 142. (s) Sophora Fol. pinnatïs , Foliolis plurimis ovatis glabris^ Decandria. 5 f6) Sophora met gevinde Bladen; de Blaadjes Hi« zeven in getal en glad. Ffm#L* Een Chineefch Heeftertje met fmalle Senne-S^^FD Blaadjes , en een geknoopte Haauw 3 die een VL lange Snuit heeft, van Plu ke net , wordt hier betrokken , zo wel als de Bortftruik vanzevenbia- RümphiüSj Anticlïolerica , dus genaamd , om dl^c* dat dezelve een gezegend Middel uitlevert * tot ftuiting van gevaarlyke Galbraakingen. De- zelve isvry gemeen op Java en dc Oostindi- fche Eilanden daaromftreeks s als ook de Molukkes, grocijende aan het Strand ter hoog- te van den gemeenen Ligufter , doch de Stam krygt wel de dikte van een 'sMenfchen Arm of Been, De Takken zyn Wollig, de Blaad- jes ovaal, de Bloemen geel, de Vrugten knoo- pige Haauwen , naar die van den Koraalboom gelykende , en Zaaden als Erwten bevattende, die een bitteren Smaak hebben, zo wel als het geheele Gewas. De Ternataaten noemen 't zelve het opperde Geneesmiddel, als tegen drie aldaar zeer gevaarlyke Kwaaien, het Bort, de Pleuris en Venyn, dienftig zynde. (7) Sophora met drievoudige ongeftselde Bla- vir. den, de Blaadjes fmal ggg^ Hiertige' (6) Sophora Fol. pinnatïs , FolioKs fèptenis glabris. FLZeyL Ï67. Fruticulus Sinenfis &c. PLUK. ~&malth* 18. T. 451. £» 20 ? Anticholerica. Rumph, Amh. IV. p. de Stop- wftte. pikjes kort en eenigermaate Elsvormig, Deeze* te vooren Crotalaria genoemd ge- weest , heeft een hooge purperroode Steng : de Vinbladen zyn anderhalf Duim lang. *t Ge- was heeft hangende Trosfen van witte Bloe- men, die een Voet lang zyn. De Groeiplaats is in Karolina. Cu) Sophora met drievoudige ge/teelde Bla- xu 9 den , de Blaadjes Haairig en ovaal. LuplmfC Deeze , op Kamtfchatka door Demidoff^* ge- (10) Sophora Fol. ternatis petiolads , elliptïcis glabris; Sti- pulis fubfubulatts brevibus. Syst. Veg, Xl\U Crotalaria alba. Sp. Plant. 1006. Mant, 440. Anonis Caroliniana perennis. Mart. Cent. T. 44. (11) Sophora Fol. ternatis petiotetis , Foliolis cvalibus pi- lofis. Soph. Fol. ternatis Spica verticillati. Am. Acad, 1U P> 3J0' A 4 8 Tiekmann igk Heesters. HL gevonden , heeft een gekranfte Aair en Stöp» ^Fvm^# PeltJe? 20 8root aI$ d$ Bladen ; 't welk deeze Hoofd- Plant zonderling maakt. De Vlag is , gelyk stuk. jn ^ meefte Soorten van dit Geflagt, naauw- v:p'ttwym lyks zo groot of zelfs kleiner dan de Vleu- gels , en de Kiel tweebladig. Men heeft 'er eene , die de Stoppeltjes rondachtig en ftomp ; een andere die dezelven langwerpig en fpits heeft, waargenomen. xn. O 2) Sophora met enhelde Bladen* Enkeibia. Deeze Soort zou de Bladen nu ronder dan pi.' xxiv. langwerpiger 3 nu Wollig dan glad hebben , dc^rh , 1m dat dezelven enkeld zyn , onderfcheidtze ge- noegzaami yan de anderen. Ook zyn de Steel- tjes fomtyds eenbloemig , gelyk in het aange- haalde Takje door S ë b a afgebeeld, naast over- eenkomende met dc; mynen van de Kaap ont* vangen, alwaar zy haare Groeiplaats heeft. Éea gedeelte van één derzelven is hier in Plaat ge- bragt, om de Geflalte naauwkeurig te vertoonen, Hier in openbaaren zig, behalve de Bladen, die eenigszins Wollig zyn , ook de Bloemknoppen zngt als Fluweel ; terwyl de purperblaauwe Kleur der Bloemen nog fland houdt in myne ge- (12) Sopbdra Fol. £L;Wp|icibuf. Mihü Soph. rotundifolia: tomëatpfi , glabra, Berq. Cap. 138 , 139/ Crotolaria Fol. fïmpücibus ovstis &c. Hort. Ctiff, isi< Lu^dbaU 374. Crotal. Arbor Africana Siytïch folio, molli , incano. Pluk» Alm. i2i. T. is $ . £ 2. Genifta acborescens Afric. H.erm* Lugdbat. 270. T. 271. SEB. Kak ll. f. 99. f. 3. Myrte- Genifta Cap. Bcnx Spcu BftEYN. 'Cent, T. »•» Decand.ria* 9 gedroogde Exomplaaren van dit Gewas, het* III* welk door Hermannüs, met de Bloem en A\D*f L# het korte rondachtige Zaadhuisje , is in Plaat Hoofd- gebragt , onder den naam van BoomachtigeslijK9 Afrikaanfch^ Brem , met een blaaiiwe Bloem^t*™^ Deeze behoort zekerlyk tot die Verfcheiden- heid , welke Bergiüs de Wollige ty telt , en die van Breyn, welke de Bladen zeer pun* tig 3 dik en glad heeft, byna als der Myrthen, tot de Gladde van B e r g j u s ; zynde in deeze de Takjes* zeer hoekig en fommige Steeltjes tweebloemig* De Vlag is hier, zo wel ais in de Zevende Soort , groot en breed , gelyk ik dit ook bevind in de mynem In die van Breyn waren de Bloemen Goudgeel, de Zaadhuisjes ïang en plat , gelyk de Haauwen van de Brem ; zo dat men mag denken , of dezelve geen by- zondere Soort zy , gelyk Bergiüs met re- den vermoedt, Tot deeze laatfte behoort ze- kerlyk dat Takje, uit Zaad van Afrika, naar dat van Brem gelykende geteeld, 5t welk door Bartholinüs in Afbeelding is gebragt Immers wegens de Bloemen , Zaadhuisjes of Peultjes en het Zaad, alleen, als ook wegens de Hoekige Takjes , is dit Gewas door fommi* gen tot de Brem betrokken. Anagyris. Een Vlinderbloem , welke de Vlag regt en zo (*) Arbor Afiicanafiüquofa Geniü-ac fcmïnc. Barth» ƒƒ*ƒ*. lts OB3. 13 x» P. 347. A 5. 10 TlENMANNIGE HEESTERS, III. zo wel als de Vleugels korter dan de Kiel AFvni.L' heeft ï terwy^ de ^en Meeldraadjes ook van Hoofd» elkander afgezonderd zyn , met een enkelden stuk. styi 9 die een Haauw voortbrengt , maakt de Kenmerken uit. i. De eenigfte Soort (i) is een zeer bekend fvïidT* Gewas, groeijcnde op de Bergen der Zuidelyke stinkende, deelen van Europa. Immers het komt niet alleen voorwin Italië, Sicilië en Spanje; maar ook in Languedok en Provence. Tour- 3, ne fort hadt ons een Boompje, daar van, 5, gebragt van een kleinen Heuvel, die by Ar- les is, waar Clusius dit Gewas hadt „ waargenomen; (zegt Garidel,) om het-» „ zelve te planten in de Tuin van den Heer de Beatjmont, alwaar men het een lan- gen tyd heeft gehouden/5 Hasselqüist heeftze zelfs by Smyrna in klein Afie, op laa- ge plaatfen , groeijende gevonden, Bauhi- nus wil , dat het de Anagyris der Ouden zy. Gedagte Clusius befchryft hetzelve als een Boompje, zelden hooger dan eens Mans langte; hoewel hy het ook tweemaal zo hoog gezien hadt ; Heefterachtig met veele Takken , die met eene zwartachtig groene Schors bekleed zyn, (i) Anagyris. Syst, Nat. XIU Gen. 504. p, 287. Veg.TLill. Gen. 509» p. 325. Clus. Hifi. i. p* 93. Hisp. p. 188. Icon. Anagyris florihus hteralibus. R. Lugibat. 371. Anagyris foeridi. C. B. Pin. 39 1. DOD. Pempt. 785. TOURNF. Inft, 647, An3g. vera foeLi&t. J. Bauh* Hifl. U 2. p. 364» Decand&ia. ji zyn , geevende Takjes uit , met Bladen als UI? Water. Drieblad, van boven bleek groen , van A™J£L- onderen wit, en Bloemen naar die van Brem,HooFD- in Kleur meer dan in figuur, gelykende; waarST™* op Peulen volgen van een Vinger lang en«i*. °n°sy~ een Duim breed , met drie , vier of meer , Merachtige Boontjes , eerst wit , dan paarfch en eindelyk zwartachtig blaauw van Kleur. Dit Gewas heeft tot zonderlinge Spreek* woorden aanleiding gegeven door zynen Stank, die onverdraaglyk is , wanneer het Loof geicLud of vertreden wordt. Men zeïd', om die reden, Roer de Anagyrïs niet (*) : even als men in ons Land aanbeveelt , den Drek ongeroerd te laaten , en met de zelfde betekenis. Evenwel zyn 'er , die beweeren 5 dat hec Gewas , zelfs in 't voorbygaan, zo geweldig ftinkt, dat men 'er Hoofdpyn van kryge. Dit zal van plaatfen daar het overvloedig groeit, gelyk in Spanje, te vcrflaan zyn. De Ouden verzekerden, dat het Zaad , gekaauwd zynde , een geweldig Braakmiddel uitlevere. Bauhinia. Van dit Geflagt , welks naam ter eere van die twee voortreffelyke Broeders , weergaloozc Verzamelaars van de benaamingen der Planten en (*) Anagyrm nc moveas. Erasm* Adag, ChtU I 22 TlENMANNIGE HEESTERS. III. en befchryvers derzelven, J. en C. Baühi- AFviii.U nus 9 ontleend is> zyn de Kenmerken , toen Hoofd* ik de vier laatfte Soorten onder de Boomen STUK* befchreef 5 uitvoerig medegedeeld *. Thans ii. STiw',^yveDnoS ^e v*er eerftentebefchryven over 3 als bladz. 370, 1* (O Bauhinia met een Klaauwierdraagendt BaubinU Sungm jcandens* 0 de|mm^" Deeze Soort fchynt zo wel in Amerika als in Afia te huisvesten. Loefling namze in Kumana waar en de Naga - Mu - Valli van Ma. labar, een Heefier, met Ranken van een Duim dik , die zig Slangswyze om de Takken van Boomen winden , wordt daar toe betrokken. Zy zitten 'er zo vast aan, dat menze 'er niet af kan krygen. Hier mede komt overeen het Tonge ■ Blad van Rumphius, die ten opzigt van de Bladen aanmerkt 3 dat dezelven naar verdeelde Tongen gelyken ; weshalve de Predi- kanten dikwils daar van gebruik maakten om de figuur der verdeelde Tongen van het Pink* lier • Vuur aan de Indiaanen af te fchetzen. Deeze verdeeling der Bladen maakt mede een Kenmerk van de Bauhiniaas uic. Zy behoort tot de Bofchtouwen 9 en draagt groote platte Haauwen , waar in £aaden , als Dubbeltjes , met (1) Baublnïa Caule cirrhifcro. Syst. Nau XII, Gen. so6+ p. 2S8. Veg* XIII. Gen. 511. p. 326. Loffl. hm. 218. Clem«. tis lndica &c. Raj. Supfc 328. Folium Lineu*. Rl/MPH. Amh. V. p. 1. T. 1. Nap3a-Mu- Valli, Hort. Mal. VIII. p# $7. T. 25?. BURMi Fl4 IrJt p, 94. D E C A N D R I A. 13 met een Zilveren Rand. Weinig gebruik wordt BS» 'er van gemaakt. Al?v:nE.L# (2) Bauhinia met een gedoomde Steng. stuk,0" In plaats van Klaauwieren is deeze met me- Acul^£^ nigvuldige Doornen begaafd , zynde een Hee- Gedoow- fter van Mans langte, welken de Heer Jac- q u 1 n omftreeks Karthagena > in de Westin- diën , in 't Kreupelbofch waarnam. Dezelve hadt de Bladen rondachtig en tweekwabbig ; de Bloemen groot , onaangenaam van Reuk , met witte Bloemblaadjes , vyf in getal en tien Meeldraadjes , de Vrugc eene langwerpige platte Haauw , met dergelyke Zaaden. (3) Bauhinia met Eyronde Èladen , wier nt. Kwabben wyd van elkander zyn. ™v*ri*am Die omftandigheid onderfebeidt deeze , wel- ^ge.kwaj* ke niet gedcornd is , een Amerikaanfche Hee- fter , met grootere en als tweehoornige Bladen , door Plumier afgebeeld , tot welke die andere van M iller, met Hartvormig ovaale Bladen, welke zeer lange evenwydige Kwabben hebben , als eene Verfcheidenheid is betrokken. (4) Ban» (2) BaubiniA Caule aculeato. Hsrt. Ctiff. ijtf. T. 14, P.OYEN Lugdbat. 463* Loufl* 1t. 219. Bauhinia aculeata , Folio urorundo & emarginato. Plum* Gen, 23. 1c» 44» f. I# jA^q. Amer* Hifi. p, 119» T. 177. f. 2» f3) Bauhinia Foliis ovatis, Lobis divaricatis. Eauh;n'a Fo* liis quinquenerviis êcc. Hort. Clijf, is6. T. ij. R. Lugdhat* 464» Bauh» non aculeata , Folio ampliori & bicorni, Plu.iv?, Cm. 23. Ic. 44. £ 2» Bauhinia Fol, ovato • cordatis , Lobis togisfimis parallelis. mill. T* 6i« Tienman is iCE Heesters. ÏIU ^ Bauhinia met Eyronde Bladen, de Kwab* Afdeel. ben evenwydig. VIII. Hoofd* ym feezt Soort, niettemin* ook uit Ame* STUK» IV* rika afkomllig , maakt zulks de Kenmerken VnguUta. uit. Zy heeft zig , zo wel als de twee voor- Gehoefde gaanc}e ^ jQ ^e KlilFortfche Tuin bevonden* C A S S I A. Ëen vyfbladige onregelmaatïge Bloem, met eenen vyfbladigen Kelk, maaken "de byzonde- re Kenmerken uit. Van de Meelknopjes zyn de bovenfle drie onvrugtbaar , de onderfte drie Snuitig. De Vrugt is een Haauw* Dit Geflagt is zeer ryk in Soorten , alzo 'er dertig in gevonden worden 3 waar onder wel veelen flegts Jaarlykfe Gewasfen zyn; doch om de overeenkomst zal ik ze allen hier be- fchryven. De zes laatften heeft Linn^us, wegens de menigvuldigheid der Vinblaadjes , van de anderen, die hy Sennce noemt, onder den naam van Chamcecriftce afgezonderd* U (ï) Casfia met êênpaarige Bladen en Hartvor- diph^/u. mig Lancetswyze Stoppeltjes. 1'weebia • difie. Dit is een Indifche Heefter, met een ronde Steng, twee ftompe,gefteelde, halfronde Blaad- jes, (4) Bauhinia Foliis ovatis Lobis parallelis% Syst. Nat. Bau- hinia Fol. ovatie obtongïs reft4 linea bifidis. Hort. Clitf. 157. (1) Casfia Foliis conjugatis Stipulis cordato - lanceolaris* Syst. Nat. XII. Gen. 509. pMa«8. Veg. XIII, Gen. 514. 326. BURM. Fl. Ind.p. $4. D E C A N D * ï *J jes, die geftreept zyti, hebbende aan een kort^ Steeltje, zynde de geheele Takken met de Stop- Vm. ' , . . , Hoofd* peltjes bedekt. ^ STUK^ (2>-Casfia met tweepaar ige Spat eivormige u Blaadjes en tusfchen de agterjlen twee gft^ Elsvormige Kliertjes. fche. Een Haairig Gewas , dat vierbladige Senna, met een platte ruige Haauw en eene Goud- kleurig Bloedroode Bloem > getyteld is door den Hoogleeraar J. Bürmannus, is de Egypti- fche naar den Lotus gelykende van B au hi- js u s welke by ALf i wits den naam van Ab~ fus voert. Het is zeer laag en groeit ook in Oostindie. (3J Casfia met tweepaarige langwerpig Ey- nL , ronde gefpitfle Blaadjes, een langwerpige Klier tusfchen de agterjlen , en onderste, de Steeltjes jlaauw drietandige Doornen. Op Jamaika groeit deeze Soort 3 een Hee- fter met eenigermaate Wollige Takken , bren- gende uit de Oxels der Bladen yle Bloemtros» fen voort. (ót) Cas- (z) Casfia FoL bijugïfi obovatfs, Gland. duabus fUbulatis in- ter infima. FL Zeyl. 14 3* Senna quadrifolia &c. Burm. ZeyL 212. T. 97. Buem. FL Ind. p. 9$, Senna exigua Maderaspaca- ihu Pluk. Mm. 341» T. 60. f. i« Loto affinis JBgypt. C. B. Pi», 332. Abfus. Alp. J&gypt. 97 • (3) Gzf/fo Fol. bijugis , ov. oblong» acum. Glanduld obl. In- ter infima , Spinis fubpedolaribus obfoletis tridentatis* - waar van f4) Casfia Fol. trijugis * Gland. petïolarl , Stip. ciliatïs É cord. acuminatis. Casfii f. Senna fpuria tetraphylla aibores- eens Sec. Amm* Herk 603. N, 33 ? Tagera Hort. Mal. fl. p. 103. T. J2?RAJ. Hifi. 1743 ? BURM» FL Ind.p. 9$. (s) Casfia Fol. trijugis obovatïs , exterioribus majoribus, Glandula fabulatl inter inferiora* Mant. 378. R, Lugdbat. 468. FL IZeyl. 152. Htrt. Ups. i©o* MiLL» Ditt. T. 82. Casfia Silïqui quadrangularu Dill» Elth. 72. T. 6i. f. 73. ^. Casfia hurailis Siliquis Foeni graeci. Plum* Spec. 18. T. 76. f. 2. Senna Orientalis hexaphylla. HRRM. Lugdhat. 557. Pluk. Jllm. 342. Galega Indica minor hexaphyllos Amnaanni. Raj, H%fi. fiii Burm, FL Ind. p. D E C ja N D li I A9 IJ van het den bynaam draagt. Plükenetius Uk noemt het Oostindifche zesbladige Senna , met AFy^^ lange kromme Haauwen 3 en ^ zo het de Laage Hoofd* Casfia, met Fenegriekbladen, ook is van Plu-stük* Ai i e & , dan zou deeze Sóórt ih de beide In- dien huisvesten. (6) Casfia mei driepaarige Spatelvormige glad- vi. de Bladen , de binnensten ronder en klei- futf^** ner, met een ronde Klier daar tüsfchen£?!£hok~> geplaatst. Deeze Indifche is Boomachtig en zeer glad * hebbende rondachtige Haauwen ,taay van Schil* met een dubbeld rond Hokje. (7) Casfia met driepaarige , gerond Eyvórmi* vu. ge3 üitgerande9 gelyke Blaadjes* Emargh Van deeze , die op de Karibifche Eilanden de!2*™ valt , zyh door Sloane de Afbeeldingen ge- géven, zeggende , dat het een Gewas is s 't welk veele Ryzen van een Vinger dik , ter hoogte van zes Voeten , uitfehiet , draagende Haauwtjes van anderhalf Duim of langer 3 van binnen een pur- (6) Casjftd Pol, trijugis obovatis glabris, inter. totundior* minoribus , GlanduU interje&a globoft. Hort. CHf. i$9» Hort. Ups. 100. R. Lugdbat. 468. Casfia hesaphylla Süiqufc bicapfulaii. Plum. Sp. is. T. 75. £ x. BUKM. FL Ind* (j) Casfia Fol. tiijugii ovatii rotundatis emarginati* «qua- libus. Hort. Cliff. 159. R, Lugdhat. 467. Casfia minor fxuu- cofa hexaphylla Sennx foliis. Sjloan. Jan*'* x*$* ffift* lL 44. f. 18 o» RAT. Dtndr. iie, » th v, stvïi» \% TlENMANNIGE HEESTERS. fflt. purgeerend Merg bevattende, als dePyp-Kas- v&h'fteï en de B'aden werden aldaar even als de Hoofp- Sennebladen gebruikt. $TVF. vul (8) Casfia met driepaarige Eyronde ftompacïh GW/*. Uge BiaadjeS9 ' stompbia. De stinkende Casfïa met Sennebladen van Dilleniüs van Kuba ; de kleine Kruidige Senne , die Itompbladig is , doorgaans zesbla- dig , van Sloane op Jamaika gevonden, wordt hier bygevoegd het Hoenderkruid van RüMPHiüSjdus genaamd , om dat hetzelve op Ambon teg^n 5. (9) Casfia Fol. quadrijugis ovato • lanceolatis f retrorfiw» folcatis, GlancU4 baseos XQUelozw. fftrt. Ciif* is*. D ÈCAÏtbRlA. t§ (10) Casfia me? vyfpaarige Lancet swys* Ey- H& forcde Blaadjes, ruuw van Rand, debui-^mi'* tenjten grootst ; met een Kliertje onder aan Boom* *fe Steeltjes. *TÜ** Deéze is , onder den naam van WmiMifilw^dintd> Sènnd* die den Stank van Heuifap heeft, met^westindi* gefpitfte röndachtige Blaadjes ^ glad zynde ; c # door Commelyn in de befchryving van den Amfterdamfchen Tuin * afgebeeld* Het Ge- was , van Jamaika afkomftig, hadtéeü Steng van anderhalf Voet hoog* met vyfpaarige Bla- den in dé jongheid , en maar driepaarigen iil de volwasfenheid* Dé Kliertjes der Bladfteelen zyn paarfch. (n) Casfia met vyfpaarige* Lancet swys' Ey~ xt ronde f gladde Blaadjes 3 en een Kliertje ' onder aan de Steeltjes. piathaaw- J wigc% Öeeze, door de platheid van haare HaauWen tiitmuntende , is van Plümier in Zuid- Ame- rika ontdekt. f12) Caafia met vyfpaarige fpits Ëyrondè ttt gladde Blaadjes, de Steeltjes ongeklierd. £0** Dit?yp-KajfiSè (io) Casfia Fol. quinquejugls ovato - lancèolatis , ma/gine fcabris ; exterioribus majoribus ; glandula bafeos Petiolorum. Mort. Cltjfc 159. Lugdbat. 467. Sénna Occideiitalis Odore Opii virofo &c. Comm. Hort* I. p. $ u T. 26. (ti) Casfia FoU quinquejugis ovato • lanceolati's g!abri$ f ©landula bafèos petiolortim. Pijum. Ic. 77. B.. Lügdèat. 463* (12) Casfia Fol. quinquejugis ovato - acuminaais , glabitej J3 % ' Hti®» 9É TïÉNMANïf ï GE HEÏSTEftS. HL Dit is het Gewas , dat de g^woone Winkel» *r\n\Lt Kasfie , of Purgeerende Casfia der Apotheeken , Hoofd- uitlevert. Hetzelve groeit zo wel in Oost- en stuk* Westindie, als in Egypte, Ethiopië en Syrië, Eenwyvt' worc]encje ons de mee(te van Alexandrie of el- ders uit de Levant , toegebrapt. Men noemtze daarom Casfia Alexandrina, Casfia Mgyptiaca 9 en Casfia folutiva of nigra ; door welke benaa- mïngen, inzonderheid, deeze van de Casfialig- nea of Hout • Kasfie , te vooren door my reeds ti stuk' befchreeven * , onderfcheiden wordt. Sedert Wadz.jzi eenigen tyd , evenwel, is ook uit Westindie een menigte van dergelyke Pyp - Kasfie in Vrankryk, aangebragt, doch veel ilegter,zegt Geoffroy. Monardez verzekert , dat die van St. Domingo en Porto Rico immer zo goed is als de Egyptifche (*). In Oostindie valt deeze Drogery , niet minder dan de Le- vantfche in hoedanigheid. Fgypti- 't Gewas , dat dezelve voortbrengt , is door ***** Alpinits afgebeeld en befchreeven. „ De s, Casfia fiftula, zegt hy , welke de Egyptenaa- „ teii Chaiarxambar heeten , is een Boom , die s, in Stam , Takken en Bladen , veel gelykt „ naar den Nooteboom , doch de Bladen zyn s, talryker , tien aan eenen Bladfteel , die eens zo » lang fetloli* eglmdulatit. Ft. 2tyl. 149. Mdt. Mei. 199» HA3- 0EL(^ Uin. a6% , 507. Casfia Fiftula Alexandrina. C. B. Pin* 4e $. CoMM. Hert. I. 21 T. 110. Caifia Fiftula. RüMFM» Amk II. p. s». T. zi. Conna. Hert. Mal. I. p. 17, T# %U (•) Ap. CLUs. in Exêtich. p. n». Decandria. al n lang is als in de Nooteboomen en aan 9t end III. „gedoomd. Hy draagt Goudkleurige Bloe-A*™a men , als die der Violieren , maar veel groo- Hoofd- „ ter en talryker , hangende aan Trosfen ne-STUK# derwaards. In 't midden heeft ieder Bloem„^*^r veele Draadjes , gelyk de Roozen , waar van „ allengs dikke Haauwen voortkomen, dieregc en rond zyn, van dikte als een Rotting, de „ grootften byna twee Ellen lang. Een ge» 39 heel Jaar hebben deeze Haauwen noodig * „ om aan te groeijen en ryp te worden : wans „ de Egyptenaaren zamelen niet in , dan in 'c midden van den Zomer, wanneer men reeds wederom een menigte jonge Scheedjes aan de « „ Boomen ziet , die in Juny by Kairo en Ale- „ xandrie in Bloem ftaan. Van die kleine „ Haauwtjes , verfch en groen , gekookt en in „ Suiker gekonfyt , wordt een groote menigte buitenslands verzonden. " Veslincius merkt aan , dat de Casfia* Boom veel kleiner dan een Ockernooten* Boom is , en fraai jer , inzonderheid als hy bloeit , ko* mende veel op laage plaatfen , aan den Zeekant > in Egypte voort , alzo hy de vogtigheid be- mint. Dus vondt ook Hasselquist naby het Kanaal , dat het Nylwater naar Alexandrie leidt, op een vrugtbaar Land, tusfchea de Da* delboomen eenigen, wier Stammen van twee tot drie Span dik en twaalf Voeten lang wa- ren , doorgaans bogtig en glad van Schors. Zy biociden 'er de geheele Mey • maand* JDeeze» Bs ' m 11 PEFX; V. |0 TïENMANNIGE HEESTERS, Hl. ïn 't Arabifch genaamd Hiarfchiamber , hadt Afvn^' maar vier Paar BIaden aan een Steel, die aan Hoofd* de Punt uitgegulpt waren ; doch een ander , stuk* Sopher genaamd , welken hy in de Tuinen te Kai- £*viyvt- rQ voncjt ^ jjadt vyf paaren van gefpitfte Blaad* jes , wordende dezelven , van de agterften tot de voorften , allengs grooter. Een derde , ge- kaamd Ketfchia, hadt zes paaren van Lancets- wys ovaale Blaadjes , de buitenften kleiner; maar deeze kwam zeer weinig in de Tuinen van Egypte voor, wordende gezegd de Vrpgtvoi te hebben van een dikachtig wit Sap. De Groey- plaats van deezen laatften was in Arabie en Indie. jayaanfchc* Rümphiüs befchryft hem , onder den naam van Trommelftok - Boom , die de grootteen fi- guur, in Oostindie, byna van een Nooteboorq heeft, en Bladen van vyf of zeven paaren aan een Steel , ovaalachtig , voor fpits , doorgaans vyf Duimen lang. De Bloemen, zegt hy, be- ftaan uit vyf geele Blaadjes, ongelyk geboogen , en bevatten veele Draadjes f met graauwe Knop- jes, fteckende vier buiten de Bloem uit, entus- fchen dezelven komt het Vrugtbeginzel voort, dat , gelyk hy wel aanmerkt , maar enkeld is in ééne Bloem. De Pypen , die men, zegt hy, in Indie Trommelftokken noemt (•*) f hebben de langte van twee Voeten; en de dikte van een (*) Deez;e naam is niet alleen van de figuur , maar ook van het rammelend geraas dat zy , ryp zynde en hard , door den. Wind aan de Boomen manken , 't welk Mcnfchen en Beeil*ra yerfchiikken doet , afkomftigw D E C A N D 11 I A. 93 een Duim , zynde dezelven een langen tyd III. groen , en zo zagt dat men ze buigen kan , ryp AFyni.U wordende eerst bruin en eindelyk zwartachtig. Hoof©- Op Java groeit deeze natuurlyk in de Bosfchen ,STÜK# wordende aldaar Caju Radja geheten. n^ msy~ De Conna van Malabar, welke ook eene Pyp. Mal». Kasfie is , Iieeft den Stam fomtyds zo groot yhmkh&> dat een Man denzei ven naauwlyks kan omva- demen. De Schors of Bast is Afchgraauw en famentrekkende. De Bladen beftaan uit vyf paaren , met een oneffen Blad aan 't end , en zy loopen fpits uit, zynde taamelyk dik en glad. De Bloemen komen aan Risten , van twee Spannen lang, voort , gely kende naar die, welke men Hemel -Sleutels noemt : zy zyngeel en bevatten tien Meeldraadjes , waar van drie langer , buiten de Bloem uitfteekende, de ande- ren korter, allen met bruinachtige Topjes. Aan de Haauwen wordt, op de dikte vaneen Duim, ook de langte van twee Ellen toegefchrce- ven (f). De Hoogleeraar Bürmannus heeft, on-icoroma** der andere gekleurde Aftekeningen van de KustdeIfchfi* van Koromandel , ook eene onder den naam van Caju Conne ontvangen, welke zekerlyk toe de Casfiaas behoort, doch van de gemelden in eenige opzigten verfchilt. 'c Getal der Vin* blaadjes is wel doorgaans tien, maar de Stop- peU (t) De Ellen zyn op veele plaatfèn korter dm de oi»en m fomtyds maar anderhalf Voet lang. B 4 II. Deel. V, stok» «4 TlENMANNÏGE HfcËSTERS, W- peltjes zyn hier taamelyk zigtbaar , terwyl zy FvniKL" z^g *n deeze Soort, zo de Ridder zegt, naauw- Hoofd- ]yks openbaaren. Ook heeft de Haauw eea stuk. geheel andere figuur, meer naar Trommelftok- yi^rW>" ken gelykende; doch gezegde Hoogleeraar merkt aan , dat 'er een groot verfchil is onder dc Kasfie - Boomen en deeze fchynt tot geen ande- re Soort betrokken te kunnen worden. De Pyp- Kasfie heeft inde behandeling meer oplettendheid noodig , dan veele andere Dro- geryën. Dewyl het Merg der Haauwen , waar in de Zaadep zitten, alleen gebruikt wordt, en hetzelve van eenen ligt bederflyken aart is , zo wordt , met reden , naauwkeurig gelet op des- zelfs deugd. En , om goed te bly ven , moeten de Scheeden geflooten zyn ; terwyl men uit- wendig aan dezelven geen verfchil ontdekken kan. De Egyptenaaren verwierpen die , waar in de Zaaden , by 't fchudden , niet rammel- den , zegt Alpinus; alzo zy oordeelden , dat de zulken door te groote. vogtigheid bedorven waren. Zy bewaarden ze dikwils veertig Jaa- ren lang, in Pakhuizen pf Kelders opgeftapeld, en dezelven moeften vier of vyf Maanden oud zyn , eer men ze gebruikte. De Èuropifche Dro- giften verwerpen hedendaags die rammelen , en agtenze, hoe frisfcher menze krygt, hoe beter, By 't openen van dc Scheeden moet het Merg 7 wart , dik , vet en zoet , geenszins zuur of befchimmeid zyn. Zie hier hoe Hasselquist bevond , dat men 'er hedendaags in Egypte mede te werk gaat. «, De D E C A N D R I A. «5 „ De Haauw of Pyp worde, nog niet vol- IH. komen ryp zynde, geplukt, en in een digtAF£*f# „ geflooten Huis gebragt , daar menze op een Hoofd» ,3 Bedding van Palmbladen en Stroo, die een8TUK* „ half Voet hoog is, ftapelc , fluitende dan ooknifon°sy\ „ de Deur , en de twee volgende Dagen den „ Stapel met Water befprengende. Dus veertig „ Dagen op een Hoop gelaten zynde , zyn de „ Haauwen volkomen zware. Anderen begraa* „ venze in Kuilen, in \ Zand; doch, die op n op deeze manier bereid wordt , is ijïets waardig/* Zonderling is Jt, datDioseoRiDEs,Hip- pocrates en andere Grieken , niets geweten of gemeld hebben aangaande 't gebruik van die Geneesmiddel , hetwelke , door de Arabieren ingevoerd , thans zo algemeen bekend is door de geheele Wereld. Het Merg , verfch uit de Scheeden gehaald , is een ongemeen zagt Pur- geermiddel, dat de Hitte der Vogten tempert, en dus veilig gebruikt kan worden in allerley Heete Ziekten en algemeene of byzondere Ont- fteekingeo. Voor de Kwaaien van de Kieren en Waterblaas wordt hetzelve , van veelen , zeer gepreezen. In heete Landen , daar de Lighaamen zeer uitgedroogd zyn, en in zoda- nige Geltellen , is het dieriftigst , hebbende fom • lüigen aldaar de gewoonte van # tot Gezond- heid , dagelyks voor het Middagmaal een Le- pel vol te gebruiken van dit Merg. In koude Klimaaten of Saizoengm en flytriigc Lighaamen, B f ' " is Ut VtSiLi V, Stuk* %6 TlENMANNI G E HEESTERS, III- is dit Purgeermiddel op zig zelf te flap en te ^ vnf 1 vee* verkoelende ; doch door by voeging van Hoofi- anderen kan het overal gebruikt worden 5 en stuk, bevordert dan derzelver werking , gelyk die *ip!*wy'van ^e Rhabarber, ongemeen. DeKonferfder Bloemen, als ook de ingelegde jonge Haauwen, zyn nog zagter purgeerende* xm. (13) Casfia met vyfpaarigey Eyron eeni* Araris germaate Wollige Bladtn , de Steeltjes cedip^ei. rond en ongeklierd» «te. In Amerika groeit deeze volgens den Heer J A c q u 1 n. Onze Ridder heeftze met de Steng Mans langte hoog gehad, Houtig, Afchgraauw en zeer Takkig : de Bladfteeltjes met Roest* kleurige Stippen befprengd : de Bladen weder- zyds groen en zagt op 't gevoel: de Takken bezet met Elsvormige Stoppeltjes. In de Ko- ninglyke Tuin , te Upfal , hadtze nog niet ge- bloeid, r\ v. (14) Casfia met vyfpaarige ongeklierde BW Pik/a. fien9 faif Hartvormige gefpitjte Stoppel- tjes ; de Steng dun en Haairg. Deeze , op Jamaika door Browne waarge- nomen , is een Heeftertje met regtopftaande Tak- < 33} Caifia Tol qmnquejugis ovatis , fubtomentofis , Pctio- Iis reretibus eghndilatis. Mant. 68, {14) Caifia Fol quinquejugis eglandulatis , Stip. fèm'cor* dans acuinina'is, Caule tiri&o pilof©. Casfia fuffruticofa erec- uhlrluta, Hofibus fingularibas ad alas, Brown. Jam< 225. Dbcanp&I'A, 27 Takken , die overal zeer ruig zyn door veele HL Haairtjes ; de Bladen glad hebbende ; tweeAF£*£u Bloemen by elkander en langwerpige platteHooFa. Haauwen draagende. 't Getal der Meeldraad- STÜK* je$ is hier vyf. (15) Casfia mt zespaarige Eyrondachtige xv- Bladen , (te Steeltjes ongeklierd. senne. Onder deeze bepaaling komt thans het Gewas voor , dat de gewoone Senne -Bladen draagt , welks natuurlyke Groeyplaats , zo wel als die der Pyp-Kasfie, in Egypte of Arabie is , hoewel het ook voorkomt in Italic. Gemeenlyk, ech- ter , wordt de Egyptifche , Syrifche of Oofter- fche Senna, in 't algemeen, als de beste, van die, welke men Italiaanfche noemt , onderfchei* den. Dat de eerfte de Bladen langwerpiger en fpitfer, de laatfte ftomper en ronder heeft, is zeer blykbaar uit de Afbeeldingen van beiden , by Morison en Tab ern^mqnt anus. Lob el en Dodonóus hebben flegts de Italiaanfche , welke van Sloane ook in een Tuin , op Jamaika , in de Westindiën , waar- genomen werdc ; hoedanig eene door den Heer (15} Ctsjia Fol. fejugis fuhovaiis , Petj'olls eglandulatif* C, Foliis trijugis, guadrijugiscjue fubovatis. Hort. Cïttf.isv. Mat. Mtd. 200. K. Lug&hat. 46 s. Senna Alexandiina f. Fqh acutis. C. E. Pin. 397. Morjs. Hifi. JI. p. 201. S. 2. f. 24. f- i. fi. Senna Italica (. Fol. UmCis. C. B* Pin. 397^ MORls* Ibid. f. 2. Senna utra-que, TAB, Sthurx. DOD. Pempi. %Ci. TOUSNF. IhJ}. 618. ji. deïl* v, stvk* 28 TiENWUtfisiGE Heesters UL Heer N. L. Burmannüs, waarfchyèlyk uk ^'Oostindie of uit Perfie f in Afbeelding is ge- Hoofd bragt. stub. j^ec Qewas js Heefterachtig , met Houtige vip!"™*' Stengen , twee Ellen hoog , die taaije Takje* uitgeeyen met Stoppeltjes , overshands bezet met dunne Bladlteeltjes, van vier , vyf of zes paar Bladen of Blaadjes, naar die van 't Zoet* hout gelykende , bleek groen , korter dan een Duim. De Bloemen komen aan 't end der Takjes by Risten voort , zynde Roosachtig , geel van Kleur, met paarfche Aderen, endaar op volgen langwerpig ovaale , Zeisfenvormige , zeer platte Haauwtjes , die men dikwils onder de Sennebladen vindt , bevattende Zaaden als Druifkorreltjes. Met de Atexandrynfche komt overeen die van Sidon of Seyde , in *t Franfch genaamd Sennê de Seyde , wegens de afkomst , of Senné de la Palte , uit hoofde van een Schat- ting , door den Grooten Heer op deeze Dro- gery gelegd. Die van Tripoli , Senné de Tripoli genaamd , heeft de Blaadjes breeder en itomper, ruuw op 't gevoel. Bovendien komt *er fom- tyds ook een Mochafe Senna voor , welke , wederom , de Bladen langer , fmaller en /pit- fer heefc : maar deeze laatrten, zo wel als de Italiaanfche , zyn veel flapper vaja werking en \ dus van minder waarde. De Senne - Bladen zyn een Purgeermiddel , van een geheel anderen aart dan het Merg der fyp* DfiCANDRlA» SQ Pyp-Kasfie. In Hcete Ziekten-, Ontfïeekin- III. gen en bederf der Ingewanden, of Borstkwaa- A™f*u len , als ook in zwaare Bloedstortingen , kan Hoofd- menze niet veilig gebruiken , om dat hunne STÜK- Purgeerende kragt in fcherpe , Harstaehtige^™^' deelen beftaat. Voor 't overige verfchaffen zy een zeer gereed en weinig kostbaar Middel , dat, door by voeging van verzagtende, verkoelende dingen, geheel onfchadelyk wordt gemaakt. De Haauwtjes , die eertyds in meer aehting dan de Blaten waven , worden thans $ zo wel als de Steeltjes , voor menze in 't Water werpt , daar uit gezogt. Het Poeijer is , doordien het meer Krimpingen maakt, zo goed niet als het Afkook- zei , of Aftrekzei liever : want zy verliezen door fterk en lang koöken veel van hunne kragt. Bo- vendien komen zy in veele famengeftelde Win- kelmiddelen* (16) Casfia mei zespaarige langwerpig^ gladde Bladen , de agterjien kleiner en een RU-bifloVa* yormig Kliertje turfchen de aller agterj ten :J^eQ}i0Cm met tweebloemige Eloemfteeltjes. (17) Casfia met zespaarige Eyronde gefpitfte XVïh Wollige Bladen. HirfutM. Dee- Rui£e- (ï€) CasftA Fol. fejugls oMongiusc. gïabris, mfer. minori- bui. Gland. fubulata inter infima , Pedicellis bifforis. Hort. Cliffl I5P. Casf. biflora. Am> Acad. 5. p, 397. Casfia frutico- lk 6cc. BROWM. Jam, 223. Casfia minor arborcscenS, SÜiquis planis articulatis» Flum. Sp. 18. Ie. 78. f« 1. (17) C4i/JjFol.fejugi«ovatis acuminatis lanatis. Hm* CUtf. §0 TlENMANNICË HEESTERS. III* Deeze groeit , zo wel als de voorgaande, m EL' Amerika. Zy heeft den Stank van Heulfap en Hoofd- komt ook in het Loof met de Tiende Sooi^t ituiu overéén. Toürnefort heeftze Amerikaan- .Eenwy{che Hinkende Casfia* met srootere ruige Bla- vige. ~ f ° ° den y getyteld. xvnr. QiS) Casfia met zevenpaarigè Bladen , vyfman* KruipSc. niSe Bloemen en Draadachtige leggende Kruidige Stengen. Deeze , op Janiaika door Brownk waar- genomen , heefc de Blaadjes imal en geftreept en in de Oxelen enkelde Bloemfleeltjes ; de Takken bezet met Elsvormige Stoppeltjes : de Haauwtjcs van eene Ruitachtige figuur* xix. O 9) Casfia met zevenpaarigé Lancetswyze L^ en deeze fchynt overeen te komen met het Gewas dat Merian in Af- beelding gebragt heeft , onder den naam van Zoete • Boonen * Boom , zeggende dat dezelve groot is en groeit in de Bosfchen van Zuid- Amerika, draagende lange Haauwen , waar binnen zwarte Boontjes leggen in een zoet wit Merg. Vo!* gens haare Afbeelding zouden de Bladen maar driepaarig zyn. Het Dauworms - Boompje van Rumphiüs, dat hier toe betrokken wordt, hadt Bladfteelen van anderhalf of twee Voeten lang, (20) Casfia, FoL o£ojugis , ovali - oblongls , Cxtcrioribus xninoribus, Petiolis eglandulatis , StipuHs patulis. Mant. 378. Hert. Cliff. ijg. Ups. 100. R. LugSat. 467. Casfia fylves- tris foetida, Siliqufs alatis, Pltjm. Sp, 18. Faba dulci$, $*r. T. 58. Herpetica, RüMPH. Amb. VII. p« $ƒ, T. 18. $ÜRM. Fl. Ind. p. 9Ó, H. DESU V# STUK, 52 TlENMANNIGE HëESTÈR*;. Hl. lang , Geutachtig uitgehold 3 met . twaalf pöareri Af^ieIj'l< Bladen , van vier tot zes Duimen lang, aan Hoofd- teder zyde en een aan 't end : dus in 't geheel stuk. vyfentwintig Bladen. In de Af beelding , even - vfa?nV/y' we* * komenze geheel anders, en op 't hoog- fle agtpaarig voor 5 zonder end - Blad. De Vrugten zyn lange vierkante Hauwen van vyf Duimen , met vier Vleugels op de kanten. Dit 3 zegt hy, voert in 't Maleitfchden naam van Daun Curap , dat is Schurftblad , om dat men met de gewreeven Bladen, aldaar, de In- diaanfche Curap, een Puiftige Huidkwaal, ge- feest. Men noemt het gemeenlyk Daun Coe- pan y om dat de Bladen naar een Japanfcbe Maat, Coepan genaamd, gelyken. In de Apo- theek , te Batavia , worden de groene Bla- den , in een Mortier gewreeven en met ver- fche Klapper -Olif tot een Zalf gemaakt zyn* de , tot verdry ving van roode Vlakken , aller- ley Zeer en Ruidigheid , met vrugt gebruikt. Tegen 't Scheurbuik zynze ook dienftig. Het verfche Sap geeft een roode Kleur aan blaauw Papier. By de uit Java gezondene was aangetekend, zegt de Heer N. L. Burmannus, dat het een Jaarlykfch Gewas is, groei jende zes Voe- ten hoog. Linnjbus meldt thans dien aan- gaande , dat de Steng dik, doch Kruidig is, met half Hartvormige Stoppeltjes ; de Blad- fteeltjes geelachtig en diep gefleufd , met van ssestien tot twintig Bladen , die ongeklicrd D i c a n d r i A. 33 zyn, doch twee zeer korte Borfteltjes hebben, Ut wac van elkander af. vm!L* (2 O Casfia met agtpaarige , langwerpig Ey-m?™* ronde > gelyke Bladen , die een Klier heb- XXÏm ben onder aan de Steeltjes» MatUatdu ca. Dit is niet eeri tweejaarig maar één jaarig Maryïandk hoog Gewas , met Goudkleurige Bloemen >fche% volgens Clayton, die hetzelve in Virginie waargenomen heeft. Plükenetius noemt het Basterd -Senne 3 die rondbladig is ^ met ruige Haauwen- Het is door den Heet Martyn* onder den naam van Marylandfche Casfia9 met langwerpige Vinblaadjes en eeü omgeboogen ^ Bloemkelk > afgebeeld. (f*2) Casfia met negenpaarige langwerpige xxu Bladen , tusfchen de agterjlen een Els- TenuuL vormige Klier. Suripetó- ge» De ongemeene dunte Van de Haauwën, on- derfcheidt deeze , die een Heefter is > by de Havana groeijende* (23) Gas- (21) Casfia Fol. o^ojugisovato.oblongSs, aequalibus, Gian- düii bafeos petiolorunu Hort. Cliffl Ups. &c. Casfia Mimofae foliis, Siliqua hiifuta. DlLL» Eltb* 351. T. 260. f. 339* Cas- fia Maiylandica. Mart. Cent. T. Senna Ipuria Virginiana* PLUM. Alm. 342. Gl\oN. Virg* 65. (22) Casfia Fo!» novemjugis oblongis , Glandtiia SubulatS intec infima. R. Lugdb, 478. Senna fpuria frutescens Siliquis tenuisfimis» Houst. Mjf. G XL DEEI* V« %%W* 34 TlENMANNIGK He ESTERS, uk Q 23 ) Casfi i met tienpaarige Lancetvormige Arvm.L* Bladen, onder aan een langwerpige Klier. j^u°KF#D" Deeze Soort voert den bynaam van Sophe- xxin. t* y een Egyptifch Gewas 9 naar de Galega spfubiadi- ^e'y^öde , door Alpinüs afgebeeld , en door «c. Camrrarius onder den Indiaanfchen naam Hïxocoqimiacllt befchreeven ; doch daar is een aanmerkelyk verfchil tusfchen die beiden en de Afbeelding van de Twintigbladige Seri' na van Ceylon , door den Heer J. Burman- kus aan 't licht gegeven, welke de zelfde ffchynt te *yn met de eerfte Soort van Hoen- derkruid by Rumphius, behoorende de an- dere tot onze Agtfte Soort , hier voor befchree- ven. De fpitsbladigheid onderfcheidü deeze genoegzaam van de meefte anderen* Geoords, M?kuU Ca^fia met twaalfpaarïg* Stompe ge/pit- fle Bladen, en veele Elsvormige Klieren 9 de Stoppeltjes Nierachtig en gebaard. (as) Cas- (tl) Casfia Fol. dccemjugis lanceolatis, GlanJu'i bafeos oblongè. FL Zsyl. 150. Senna vigintïfolia Sil q. teretibus, Burm. ZeyL 213. T\ 58. Galegae affinis Sophera d &a. C# B. Pin. 352» Gallmaria acutifolia. Rumph. Amb. V. p. 285. T, 97. f. i. Ponnam * Tongera Hért. Mal. II* p. xoi, T, 52» BURMè FL lnd> p. 97* (t+) Cdsfta Fol, duodecim - jugis ©btufis mucronatïs t Oland. fubulatis 'pluubus , Stip. Renif. barbatis, FL Zeyl^ %$U Senna fpuria Madeiasparajia 8cc. Pluis. Alm. 341. T, 1X4. f. 4. Decandria. 35 (25) Casfia met twaalf paarige langwerpige III» Stompe gladde Bladen en geene Klieren. ^j^f u Deeze Soort , onder den Latytffchen bynaam^^1* van Javaanfche, is de Brafiliaanfche Pyp-Kas* xxv# (ie. of Westindifche 5 alzo men dezelve ook"?*™?"* op Jamaika vindt , alwaar net een gemeene fchc* JBoom is aan de Oevers van Beeken. Men heetze 'er Horfe Casfia , dat is Paarden- , of 'Wilde Kasfie. Sloane noemt dezelve de tweede Soort van Zwarte of Pyp - Kasfie : want de andere of Gewoone is aldaar, zegt hy* ook gemeen. Aan den Zee-Boefem , Cul de Sac genaamd 5 van het Eiland Sint Domingo > zegt Rochefort^ ziet men geheele Vlakten 5 van groote uitgeftrektheid , welke met geen andere Boomen bedekt zyn > dan niet die van deeze katfte , welken hy meent van daar door Zaad op de andere Eilanden overgebragt te zyn. De Brafiliaanfche of Wilde onderfcheidt zig genoegzaam door het Loof en de Vrugten. De gewoone Pyp -Kasfie Boom heeft , gelyk wy gezien hebben , maar tien of een weinig meer Vinbladen ; deeze heeft 'er twintig of vieren- twintig aan éénen Steel, Browne noemtze Cas- (1$) Casfia Pol. duodecim-jugisobl. obtufïs glabris , Gland. imlla. C. Fift. Javanica FI. carnèo. COmm* Hort I* p, 21 7» T. nu O Foï. plurimis oblongïs &c. Beown. Jam. 223. Casfia Fift. Brafiliana. C. B* Pin. 403. Tourn. Inft. 619. Casfia nigra f. Fiftulofa fecunda. SLOAN. Jam, 1+6. Hï/ï> IIa pé 44. BURM* FL lnd> p, 97. c i 35 TlENMANNlGE HeESTEHS. Hl. Casfia met veele langwerpige Bladen 9 eenrood- A vinEL* ac,ltige Bloem en zeer groote dikke Haauwen , Hoofd- met drie Ribben. Ik heb een ftuk van zulk stuk. ecne Haauw , dat anderhalf Duim breed en één m^env,ym &u*m &k is , dus in de doorfnyding ovaal , waar aan die drie Ribben, twee by elkander aan de eene zyde , zig zeer duidelyk, dikker dan Pypefleelen , overlangs , vertoonen , niet alleen; maar door haare grove dwars - Aderen , even als Takjes maakende, die zig met elkan* der vereenigen, zeer zonderling en van de ge- woone Pyp - Kasfie , die ook de Haauw veel ronder heeft , verfchillende zyn. De Wanden , van de Haauw, de middelfchotten , en alles, is ook veel grover ; de Kleur van buiten niet zwart maar graauwachtig bruis* Buiten twyfel is het deeze, waar van Brèyn de Afbeelding geeft onder den naam vaft Bra- filiaanfche P yp - Kasfie met eene roodachtige Bloem ("*)• 't Getal der Vinbladen heeft de- zelve , wel is waar , niet meer dan twintig , doch dit valt ongelyk (fj. Die Autheur merkt aan, dat het een ongemeen fchoone 4 Boom is , in Brafil groeijende , 4zo ten opzigt van de Bladen als van de Bloemen , welken kleiner dan in de Egyp- (*j Casfia fiftula Brafiliani Flore incarnato. Cent, I. T*iu (t) De Hoogleeraar N. L. Burmannus maakt zelfs, op deeze Soort, van eene Malabaarfc, uit het Kruidboek van Garcin gewag, die veertienpaarige Bladen heeft, langwerpig gefpitst , eens zo groot als in de öguitf m den bücoemte Deca'ndhia. 57 Egyptifche zyn , doch ook vyfbladig , met III. Meeldraadjes, zwaar getopt, de drie onderden A™f*L* eens zo lang als de bovenden (*). Wat deHooFD- Haauw aangaat 5 dezelve , zegt hy , van die fi-STUK* guur en grootte, als zy door Lobel en Pis o .^miTk is afgebeeld , wordt van Marcgraaf be* fchreeven als twee Voeten lang en vyf Vingeren dik zynde ; (doch dit zal men in den omtrek moeten verftaan,) en een weinig omgekromd % als een Poolfe Sabel. Dezelve fpreekt ook van drie Ribben als aangelymde Peezen , overlangs, en zegt dat de doorfnyding ovaal is gelyk in de myne plaats heeft, Zyn Ed. vergelykt den buiten* Bast by de Schors van een Boom ; moetende de Haauw met een Hamer aan ftukken geflagen worden , om het Merg te bekomen , dat in Celletjes , van een Pennefchaft wyd , tusfehen de niiddelfchotten vervat is , waar in een Zaadkor- rel legt , van grootte en figuur als een Aman- del, in een harde Dop een witte Hoornachtige Kern bevattende. Van het Merg deezer Wilde Pyp » Kasfie hadt Marcgraaf gezegd , dat hetzelve ook wel zwart is , maar bitter van Smaak en famer- trekkende. P i s o zegt , dat de onrype wel van dien aart , doch de rype Haauwen Purgeerende zyn. Lobel , d§ Haauw van deeze Brafili- aan- f (*) Welke gebrekkelyke Afbeeldingen , van deeze en de andere Casilaas , in het Kruidboek van WeinmAAN Vten N. 34©, 34i« voorkomen, is hier uit Zonneklaar* c3 XI ♦ DEEL* V. STtW» 38 TlENMANNIGE HEESTERS» III- aanfche Pyp-Kasfie befchryvende, getuigt dat AFviilL- ^n ®ncc van derzelver Merg fterker Afgang Hoofd* maakt , dan twee Oneen van de gewoone Le- sTufr. vantfche Casfia ; 't welk Bauhinus, in zy- viftWy' r,e Pinaxy ook aangetekend heeft (*). Waar- fchynlyk voert zy daarom , by de Engelfchen 5 den naam van Paarden - Casfia ; (als kon men een Paard zelf daar door doen afgaan ,) en 't is blykbaar dat Johnston zeer gemist heeft , met deeze Brafiliaanfche Casfia van de Pur- geermiddelen af te zonderen (f> xxvi. q26) Casfia met veeïpaarige Bladen, een ge- trifi*™** fteeld Kliertje aan de Bladfteelen en De- Gckuifdcr. genvormige Stoppeltjes. Een Jaarlyks Heefterachtig zeer fraay Bloem- gewas , op Jamaika , Barbados en in Virginie groeijende * is door zyne fmalle Blaadjes , die het echter maar twintig aan een Bladüeel heeft , van de anderen ligt te onderfcheiden. Het be- hoort onder de zes Soorten > welken onzen Ridder Chamacrijla $ als laage Paauwen * Kuif- Plan- (*) De beroemde Totjrnefout hadt deeze Purgoerende kragt der Brafiliaanfche Pyp-K'sde zelf, in Portugal , onJer- vondeti. Zfe zyn Werk de la Mat. Mei. Paris 171 7. O&a- vo. Livr* I* p* 1 1, (t) Dezelve noemende Gpsjïa Tifiula non purgms Br aft* lunfis. Hift. Nat. de ArboribuS. Libr. VIL Cap. 2. Art* z. p. 384. (z6) Casfia Fol. muWjugis , Gland. Pctioli pedicellata, Stipulis Enliformibus. Hort. Ups. 10 1. Casf. Fol. plur. pa- li u in linearibtts, Stip. furalatis, Htrt. Cliff, 158. Grox, Virgm $7* D E C A N D * I A. 39 Planten , noemt. De twee bovenfte Eloombbad- HL jes zyn hier met een paarfche Vlak geiektnd cn V4n; * de Meelknopjes rood. Hoofd- (27) Casfia met veelpaarige veelllierige Dia txvïi. den en Elsvormige Stoppeltjes. G>*nduh- «Jekhcrdc* Deeze door Breyn in Af beeïd'ng gebragt , onder den naam van Amerikaanfche Laage Paau* wenkiiif) is een Gewas met Het fierachtige Stee» len of Takjes, meest naakt , de Blaadjes Lan- cetvormig , by veele Paarcn aan een Steeltje, tusfchen ieder Paar een gefteeld Kliertje heb- bende. Uit de Oxels der Bladfleelcn komen dubbelde, eenbloemige , Bloemfteekjes voort, die korter zyn , en daar op volgen platachtige Peukjes. De Bloemen zyn meest zesmannig met twee zeer lange Meelknopjes. Casfia met veelpaarige /malle Blaadjes 9 die een fiaauwe Klier onder aan de Steel- des* tjes hebben , en Borjlelachtige Stoppeltjes.^"^ Op Ceylon groeit deeze, die tot de Mimo- fa's is betrokken geweest , om dat zy naar de- zeiven gelykt. Zy heeft de Bladfteeltjes on- ge- 47. Casfia fuffruticofa ere&a Sec. Brown. 7a». zi$. Cha- macrifta Pavonis major. Comm. Hort. I. p. 53. T. 37. (zj) Casfta Fol. muitij ugis multiglandulatis , Stipulatis fubulatis. Chamarcrifta Pavonis Amer Siljqua muhiplici. BE3YN. Cent. p. 66. T 24. (28) Caifta Fol. multijugis linearibus , GlanduU bafeos fcciolorum obfoleta , Stipulis fetaceii. Fl. Zeyl. 1*4, C4 II. DESL. V. STUK* 4e TlENMANNIGE HEESTERS. Afdeel Se^ierd' de S£er,§ niet de Stoppeltje v^"Lf Lancetvormig met een Borftel bepaald. Hoof n m stuk. (2£0 Casfia met veelpaarige Blaadje* 3 d$Stop° xxix. peltjes half Hartvormig. TUxuofa* sogtige, Door de enkelde Haauwen wordt deeze, ook door Breyn afgebeeld , van de voorgaande Geklierde ligt onderfcheiden. Men heeftze Westindifche Basterd - Senna gedoemd gehad. De afkpmst is uit Brafil. xxx, (30) Casfia met veelpaarige Blaadjes , vyfman- tu*cnde. niSe Bloemen en een opgeregte Steng. Deeze heeft haar bynaam vau de byna ge» flooten Bloemen , die zeer klein zyn in de Virr ginifche , Basterd -Senna genaamd, by Pl ij- ken e t 1 u s 3 tot welke betrokken wordt een Plantje op Ambon groeiende > 't welk Rum* phius de Droevige blyde tytelt 3 om dat het , heel fierlyk opgefchooten 3 tegen den avond 9 of door 't uittrekken, aanftonds verflenst. Het is in de befchryving van den KlifFortfchen Tuin afgebeelde (31) Gas- (19) Cas/ta Folt multijugis SrïpuTis ditpïdiato • cordatis* Sen- na fpuria Occldentalis &c. Herm. Lugdbat. 558. ShQk^Jam. 150. Raj. SuppU 13. Chamnccrifta Pavonis Brafiliana Siliqui fingulari. BREYN Cent, 64. T. 23. (30) Casfia Fol> multijugis, Flor. pentandris , Caule erec- to. C Calycibus acutis. Hort. Cliffl 497. T. 16. H§rt. Ups; 101. Senna fpuria Virginiana, Mimofa: foliis» Pluk. Alm%i$i. T. 314- £ 3. Amoena raoefta. RuMPH. Amb. VI. p# 147. T. éj* U I. EURM. FL Indé p# 98. D E C A N O R I A. 41 (31) Casfia met veelpaarigo Bloemen, de Tak- III." . , Afdeel» jes neerleggende. vin. Hoofd* Een Kruidig Plantje , dat op dorre droogeSTuiu Velden van Virginie waargenomen is , met Bla- xxxl den van Mimofa als het voorige ; de Bloemend, klein , de Haauwtjes fmal en plat hebbende ,HurkencIe# maakt deeze laatfie Soort uit. Poinciana. Paauwe -Kuif. Dit Geflagt heeft den Kelk en de Bloem zo wel vyf bladig , als het voorige > maar hier is een bovenst Bloemblaadje grootst : de Meeldraadjes zyn lang 3 allen vrugtbaar en de Vrugt is een Haauw of Peul. Drie Soorten, akemaal Indifche, komen in dit Geflagt voor, als volgt. ( 1 ) Paauwe - kuif met enlelde Doorens 3 de lm Blaadjes uitgegulpt. bFiu^1*** De Westindifche Paauwe -Kuif, deeze Soortrige^** uitmaakende , die op Zandige drooge plaatfen van Kurasfau zeer gemeen is , volgens den Heer Jacquin, wordt door zyn Ed. befchreeven als (31) Casfia Fol. multijugis , Caule procumbente. Casfia Americana pcoctimbens Herbacea, AEi. Fetrop, T. XI. Chanix- crifta Mariana Flore iuinore. Pet. Sicc. 243. N. 40. (1) Poincianz Aciileis folitariis , Foliolis emarginaiis* Syst¥ Nat. XII. Gen. 510. p. 290. Feg. XIIÏ. Gen. 515. p. 32$, Jacq, Amer% 20. Hifi, p. i23. ^c?xia gloxiofa Janaaicenfis &c. Pluk. Alm* $* c 5 II. Deel, v. stuk. 42 TlENMANNIGE HEESTERS. III* als een regtftammig , Takkig , onaanzienlyk A*vtm Boompje, fomtyds hooger dan vyfentwintig Voe- Hoófci). ten, met een zwarte Schors cn gedoomde Tak- gtWr, jelke Breynius zo fierlyk in Af- beelding gebragt heeft , onder den naam van Paauwe - Heefter of Paauwe - Kuif , zeggende dat die vyf Ellen hoog groeit, en deeze komt niet alleen met de Ceylonfche > welke ook der- gelyken naam draagt , en met de Malabaarfe , TJictti - Mandaru % die de Hollanders aldaar Paauwejlaarten heeten , overeen ; maar buiten twyfel behoort tot de zelfde Soort de P aanwen* kuif van Rümphius, gemeenlyk in Oostin- die de Paauwe -Bloem genaamd , wegens de Kuif van Meeldraadjes , die uit de Bloemen op waards ftcekt , of Chineefche Bloem, om dat 'er de Chineezen groote Liefhebbers van zyn, hebbende het Gewas van de Vaste Kust van Afie , alwaar het overal beooden de Ganges groeit, op de Eilanden overgebragt. Defchoon- heid der Bloemen , immers, die Goudgeel ea rood zyn , s'avonds niet toegaande , en ver- fcheide Dagen in wezen blyvende. , welke 'er de Chineezen , op Bruiloften ea- Gastmaalen, de ÏU Deel. V, Stuk*- j 44 TlENMANNIGE HEESTERS. HL de Huizen en Kamers mede verfieren deedt ; ^FvufLl ftrookt geenszins mee de voorgaande Soort , en de Hoofd- menigte van Vinblaadjes , wel tien- of elf paar $TÜK' aan een Steel groeijende , die, volgens de Af- vf&?.™yn bcelding , ook geenszins uitgegulpt of uitgerand zyn, doet 'er dezelve grootelyks van verfchil- len. AUta ^ Paauwe"Kuif ongedoornd is. Gevieugei- j}eeze ♦ 0p Ceylon waargenomen , is voor- heen als overeenkomftig met de voorgaande aangemerkt geweest 3 en het fchynt nog tvvy felachtig of de Doornen , die dikwiïs aan een zelfde Gewas ontbreeken , genoegzaam zyn > om de eene Soort van de andere af te zonde- ren. GuiLANDXNA. Van dit Geflagt zyn de Kenmerken reeds opgegeven , toen ik de twee laatfte Soorten , * n, d. die Boomen zyn s befchreef * ; des gaa ik nu bUalsf' tot ^e aderen over, als. j (i) Guilandina die gedoomd is , de Finhlaad* Guiundi- jes Eyrond, met enhtlde Doornen. na Bcnduc. J r ,. . Ba'lerjes- Ee$ Struik, (3) Poïnclana Caule inermu Am. Ac*d. IV, p. 313. Cent. 146. P. Fo\ bipinnat's , Fol. orato , oblongis , Caule inermi. Hort* Clijff\ 158. FL Zeyl> i$9. Crifta Pavonis Flore elegan- tisfime vsriegato, Burm. ZeyL 79, FL IrJ. 98. (1) Guïlar.dina aculeata, Pfnnis ovatis, Folio), aculeis fo- ütariis. Syst. Nat. XII, Gen, $12. p. V*&* XIII* Gen. Decandrïa* 45 Een Geflagt van Planten , door Plu mi er lït Êonduc getyteld , volgens den Amerikaanfchen Af^l* naam , komt overeen mét de Balletjes • Struik Hoofd.1 yan Rumphius , een Doornachtig. Gewas f STUK* dat de Stranden van fommigen der MoIukkifchètt.^w^ Eilanden op eenige plaatfen ontoeganglyk maakte De Stam is dikwils een Arm dik, en breidt zig zydewaards uit met ftyve Takken, dieforri- tyds langs den Grond kruipen , hier en daar zig wat verheffende 5 en aan de dunne Rysjes met haakige Doornen , byna gelyk de Eglan tieren > doch yl bezet, Aan deeze Rysjes komén dë Bladen by vyf > zes of zeven paaren voort , drie of vier Duimen lang zynde en half zo breed f en aan hunnen oirfprong een krom Haakje heb. bende. Zy fluiten zig by nagt onder den Steel famen, gelykerwys de Tamarinden en andere flaapende Plantgewasfen. Uit het end der Tak- ken komeii gebaarde Trosfen voort van Bloe- men , wier Blaadjes agterom geboogeil zyn > en op welken platachtige Haauwen volgen van drie of vier Duimen lang en twee Duimen breed, digt bezet met flappe dunne Stekeltjes, die echter, door den Ouderdom, aan de bruine droo- st, p. 329. Hort. Cliffl 158, Bonduc vtilgare majus poly* phyllum. Pluai. Gen* 25. Acacia gloriofa , Lenrisci folio &c, Pjluk« Alm. 4, T. 2. f. 2. Lobus cchinatus. Sloank. J*7». 144. Hifi. 2. p. 40* Frutcx Globulorum. RumPH» Amb+ V. p. *9. T. 4«. Cafalpinii acuteis reewtris, tolioli* ovatis* #7» Zeyl. is 7. 4<5 TlENMA NN I G E HEESTERS. HL droogc flaauwen redelyk ftyf en prikkelende, AFviiEl' doch niet kwetzende zyru Binnen deeze Haauwen Hoofd» zitten twee , drie of vier , rondachtige Zaadc:n stuk* 0f booten y fommigen van grootte als Knik* mkwywr y.er§ ^ an(jeren kleiner , onder een Houtigen Dop een bittere Kern bevattende. Deeze noemt men Kliisjis en gemeenlyk Klietjes , wordende daar van in Indie tot zeker Spel f dat men Tsjoncka heet, dikwils gebruik gemaakt. Uit deeze befchryving van Rumphïus blykt, dat hier mede overeenkomt de Stekelige Haauw van Sxoane, afkomftig van het Ge» was, dat men op Jamaika de Geele Knikker* boom noemt , om dat de Npóten geel zyn ; doch of tot deeze dan tot de volgende Soort de Stekelige Haauw van Clusius behoore , is duifter. TT» (2) Guilandina die gedoomd is > de Vinblaad- BorJuceiia. jes langwerpig Eirond , met dubbelde Groote J_ ° x 0 9 Balletjes. Doornen. ^Leu.XA^ Tot deeze tweede Soort van Bonduc, welke Plu mier de kleine genoemd heeft, wordt be- (2) CulUndina aculeata , Pinnis oblongo • ovatis , Foliol. Aculeis geminis. Ibid. Fl. Zeyl. is6. Hort. Ups. 10 1. Bon- duc vulgare rainus polyphyllum. Plvm, Gen. 25. Crifta Pa- vonis , Glycyrrhizx folio , nainor repens {pïnofïsiïma &c. Breyn Prodr. III. App. 33. T* 22. Globuli majores. Rumph Amh. V. p. 92. T. 49. f. 1. Lobus cchinatus Fr. cxfio. SloaN. uts. Carettu Uqtu MaU II. p. $s* T. 22, Bukm. J7. 2nd. p. 99. DrCANDRIA. 4? betrokken de kleine kruipende zeer fterk ge- m. doornde Paffwen- Kuif van Breyn, met zeer kleine geele ge^aairde Bloemen , zeer breede Hoofd* Stekelige Haauwen en een rond Afchgraauw stuk. Zaad. De gedoomde Haauw van Sloane Mono^. met langere Bladen en eene blaauwe Vrugt > ko- ma* mende van den Afchgraauwen Knikkerboom , die gemeen is op de Velden van Jamaika, hoort hier ook t'huis ; zo wel als de Groote - Balle- tjes Struik van Rumphiüs, éie Doornachti- ger dan de andere is, brengende Hiau wen voor c van een Vinger lang en twee Duimbreed, met grooter Nooten of Balletjes daar in. Van deeze Balletjes getuigt Rumphiüs, dat dczelven regt Afchgraauw , fommigen blaauw- achtig, ook eenigen naar het zwarte trekken- de, glad, blinkende en Steenhard zyn, van fi- guur uit den ronden wat langwerpig en aan de zyden ingedrukt. Onder een menigte \m dergelyke Balletjes , die ik bezit, vind ik zo- danige verfcheidenheid van Kleur en figuur , zynde fommigen langwerpig Eyrond , fommigen plat of Knolrond ; eenigen grooter , anderen kleiner dan Hazelnooten , met flaauwe Kringe- tjes getekend en een bruin plekje van aanhech- ting hebbende. Twee van de grootfte Afch- graauwe en een kleine geelachtige zyn hier op Plaat XXIV , by Letter A , in Afbeelding gebragt , waar uit derzelver verfchillende ge- llalte blykr. Ik heb ook een aanzienlyke Vrugt- Tros van dit Gewas, in myne Verzameling, met Deel. V* Stuk* 48 TlENM A NNI GE HEESTERS. HL met zeven Haauwen beladen, aan welken nog *Fvnf L' meer Haauwen zyn geweest , gelyk uit de Hoofd- afgebroken Steelen blykt 5 en aan het Takje stuk* vertoonen zig , naar 't fchynt , de merktekens vipïnwym van afgeworpen Doorntjes , waar mede het bo- venfte digt is bezet. De Kleur van deeze Haau- wen is graauwachtig* bruin en zy zyn digt bezet met rosfe Doorntjes. ut. A C3) Guilandiha die den Stam ongedoomd heeft , praatjes. de Bladen en gemeenen Bladfteel , van ofz* deren , met dubbelde Stekels bezet. RüMPHiuszegt, dat men den zonderlingen uaam van Praatjes der Bosfchen geeft aan der* gelyke Struiken als de voorgemelden ; 't zy om dat men , in dezelven verward raakende 3 niet met geweld * maar met geduid zig kan ontwar- ren 9 als wanneer al het vloeken , tieren of raazen niet helpt; 't zy , gelyk ik eer zou denken, om dat die Gewasfen geen het minfte nnt doen met al het Geraas, dat de rammelende Nooten in de Haauwen maaken,- even zo min als yde- le Praat of Beuzelaarye. De laatst befchree- vene noemt men de Groote Praatjes , en deeze tegenwoordige de Kleine Prattjes der Bosfchen; zynde wel het kleinfte in Gewas van de drie, doch het haatelykfte. Het flingert zig door ) al. f3) Guitandina Cauïc inerrni , Foliis Petiolo primario fub- tus Aculeis geminis. Nagas Sylvarum, KüMPH, jimk. V. m D E C A N D R I A. 49 t allerley ruigte heen met zyne dunne Ranken > III. die by den oirfprong der Bladfteclcn , van on- A vnJEL* deren , overal twee Haakjes hebben , waar me- Hoofd- de het zig vasthecht aan de Kleederen of in denSTUlu naakten Huid. De Blaadjes zyn fpits Eyrond 5 m^om^m omtrent een Lid van een Duim lang , by vier , vyf of zes paaren groeijende : de Bloemen , fchoon geel 3 maaken fierlyke Trosfen of Aalren en de Vrugten gelyken wel naar die van de voorgaande Soorten 3 maar zyn veel kleiner en geheel onge- doornd , langwerpige Boontjes bevattende. In de Strand - Soort hebben de Bloemen een lieffe- jyken Reuk. De Land - Soort is yler van Loof en niet minder kwetzende. R u t a. Wynruit. Een vyfdeelige Kelk , de Bloemblaadjes hol ; tien Meeldraadjes en een enkele Styl: het Kasje met tien Honigftippen omringd : doch in fooi- migen alles vier en agt : niet een gekvvabd Zaad- huisje : maakt de Kenmerken uit. Dit Geflagt bevat vier Soorten , al? volgt (i) Wynruit met famengeflelde Bladen > de ^ zydelingfe Bloemen in vieren gedeeld. Rut*. ^^SterkruU (x) Ruta Foüis dccompofltls , Floribus lateralibus quadri- fidis. Syst. Nat. XII. Gen» 517. p. 293. Veg. XIII. Gen, $23. p. 331. Hort. Cliff. Ups. Mat. Med. R. Lugdbat. 461. Ruta fylv. major. C. B. Pin. 336. Mor, Hifi. II. p. 507. S. 5. T, 14.. f. 3* £. Ruta Hortenfls altera, C. B. Pin. ntt RAJ* Hifi. 874. y Ruta Hortenils latifoiia, G» B. Pin, 33$. D Ik ®UU V, SXUIJ* 5° TlENMANN I G E Heesters. Ilt Dit Gewas is door geheel Europa gemeen , ^vjjf1 en in 't wilde, op drooge dorre plaat- Hoofd- fen , zo in de Zuidelyke deelen als in Barba* stuk. rie# Het is i onc]er <]en naam van Peeganon , rt®*wy'8m de Grieken bekend geweest; hoewel zy het cok Ratec noemden , waar van de Latyn- fche naam RuU zynen oirfprong heeft, welken men in de mcette Taaien van ons VVereldsdeel navolgt. Dus noemen het de Italiaanen Ruta9 de Spaanfchen Ruda \ de Franfchen en Engel- fchen Rue , de Duïtfchers Raute en wy Ruit* of Wynruit. Volgens Co r dus ïs het een Heefter, die een Stam of Steng maakt van één of twee Ellen hoog , een Vinger dik, Afchgraauw van Kleur, in veele Takken verdeeld, welke 's Voor- jaars vecle groene Takjes uitgeeven, waar aan de Bladen en Bloemen groeijen. Maar , ei- gcntlyk gefproken , komen van dit Gewas aan* merkelyke Verfcheidenheden voor, die de hoog- te onbepaald doen zyn. Men heeft eene Breedhladige of Gemeene , die hier te Lande zeer wel voort wil, en den Vorst zelfs in de open Grond verdraagt : eene Portugaalfche Ruite , veel fterker van Reuk , doch zeer te- der , moetende des Winters in Huis gezet wor- den en eene Smalbladige Ruite , die men ge- meen» Ruta graveolens Hortenfii. Dod. Pempt. 1 19. J. Ruta Hort* latifolia Arbusculae finftüis. BOïRH. Lugdb* I. p. 260. Rut» Africana maxima. Schweiu Hort. 24. f, Ruta fylveftris mi* nor» Ct B. Pin, 336* CAM* Epiu ws. DOD* Pempt. n©* Decandria. 51 meenlyk Bêrg-Ruite noemt , welke 's Win- III. ters, in deeze Gewesten, nooit overgehouden Af^jL* kan worden , wat moeite men ook daar toe Hoofd» aanwende, zegt Munting. stük# Deeze zal, waarfchynlyk , de Bergruite zyn ^f*6™*** waar van Cl us 1 u s meldt , dat bet een laag Berg. •Gewas is % 3, verfcheide Stengen uit den Wor«Ruite* 3, tel fchietende 3 in zyn geheel van een zeer 3> zwaaren Reuk en zo fcherp 3 dat hy het door 33 drïedubbelde Handfchoenen aan de Handen dikwils gevoeld hadt, verwekkende hetzelve, wanneer iemand met de Hand, daar hy het „ mede afgeplukt hadt , flegts zyn Aangezigt 3, wreef , daar in op llaande voet een hevige „ Ontlteeking , gelyk Dioscorides zeer „ wel gefchreeven heeft." Camerarius onderfcheidt dezelve i doordien zy naar de ge- meene Tamme Wynruit, in Stengen, Takken, Bladen , Bloemen en Kroontjes $ wel gelykt 3 doch het Loof veel dunner of fmaller heeft , maar den Stam , in tegendeel , dikker en Houtig. De Heer H aller hadt uit Italië en Provence een zodanige Ruite bekomen, welke door Ges- nerus op den Pilatus - Berg in Switzerland ge- vonden zou zyn , en die hy aldus befchryft. 3, De Steng' is Takkig i twee Voeten hoog: „ de Bladen zyn blaauwachtig groen 3 fyner „ dan in de Gewoone verdeeld 3 met de uiter- „ fte Slipjes der Bladen niet rond maar zeer 3, fmal, liniaal: de Bloemen ineen kort* Aair, 3> kleiner dan die van de Tuinruite, uit dea D 2 „ gee« 52 TlENMANNIGE HEESTERS. III. ?5 geelcn groen, volgens Clusius, en ins* lyiu^ » gelyks met gefronüte Blaadjes , zo Magi^o- Hoofd- 3j> luis aantekent." stuk. jn (je jjof.Ruite zyn dc Blaadjes bynarond, v&ïnwy' in ^e Wilde Ruite fmaller en Lancet vormig of Liniaal. Ten opzigt van de Bloemen ko- men zy overeen , dat de meeften beflaan uit vier holle Blaadjes, op de kanten als met Fran- je, en agt Meeldraadjes , in welker zonderlinge, fpeeling , tot een bewys van de Minnaary der Planten, iedereen zlg gemakkelyk kan verlusti- *zie 8t gen, gelyk ik dit omftandig befchreeven heb*. stuk ' I' ^ct Vrugtbeginzel , daar binnen , of deszelfs blad».' pp. Kasje, beeft onderaan agt Stippen, die altoos met Honig, als een foort van Balfem, bevog- tigd zyn. De Vrugt is rondachtig met vier ftompe toppen , en beftaat dus als uit vier fa- mengevoegde Huisjes , door een Kruiswys' middelfchon verdeeld, en veele zwarte Zaadjes bevattende. Aangezien Hippocrates meer dan der- tig maaien van de Wynruit in zyne Werken fpreekt, en dezelve inzonderheid voor de Kwaa* len van de beminnelyke Sexe aanpryst , zo mag men onderftellen , dat dit Gewas oudtyds vaa veel gebruik geweest zy in de Geneeskunde. Dioscorides , ondertusfehen , verhaalt 5 dat het , te veel ingenomen zynde , van eene doodelyke uitwerking zy. De zwaare Reuk , zekerlyk , en de ongemeene bitterheid van Smaak , die 'er in heerfcht , wyzen een over- vloed Decandria. 53 vloed van fcherpe Olie in dit Kruid aan , waar IJL van men de Vergaarplaatfen zeer duidelyk in de A^frEL% Blaadjes , tegen den Dag gehouden , kan be- Hoofjd- fchouweflé De vlugge Geest, hier in vervat, STÜK* maakt een fterke prikkeling der Zenuwen ,nta°n°a'- verdunnende de Slymige , dikke , koude Vog- ten en de fchadelyke dikwils door 't Zweet uitdryvende. Uit- en inwendig is hierom het Loof der Wynruit, in veele Gevallen, een voortreffelyk hulpmiddel. In 't algemeen wordt hetzelve aangemerkt een byzonder Tegengift te zyn van de Pest en ingenomen Vergiften , die een Flaauwte of Hartvang veroirzaaken , gelyk de meeften doen (*J , en hier mede heeft de byzondere kragt van dit Kruid , in de Vrouw- en Vryfter • Ziekten of Moeder- kwaaien , zo genaamd , veel overeenkomst. Merk hier uit , wat de reden zy , dat hetzelve in Mannen en Vrouwen eene tegenftrydige uitwerking hebben kan (f). Wanneer de Men» fchen door Zwaarmoedigheid als betoverd zyn, zal dit Middel dikwils hun tot herftelling bren- gen, ïn allerley Kwaaien , daar de kragt der Natuur tot uitwerping van ongeftelde Stoffen door de Zweetgaten moet geholpen worden , gelyk de Kinderziekte, Mazelen en dergelyken, is het , maatig gebruikt zynde , voortreffelyk. Men {*) Salvia cum EUitt , faciunt tibi Pocula mta, SchsL Sukrn. (|) P. facit caftum, incendirque HbidinemV; Eadem. D 3 If. D£EL. V, STUK* 54 TlENMANNIGE HEESTERS, ffi. Men trekt de Bladen als Thee, en den Damp ^¥v"L" ^aar van 'smorgens m ^e 0°8'en ontvangende, Hoofd wordt het Gezigt hier door verfterkt en opge- STUK' helderd , volgens het oude Spreekwoord (*). vife?Wy' Het dient ook tcSen de Vallende Ziekte , Hoofd- en andere Stuipachtige Kwaaien. Het gedeliilleerde Water en de Olie , daar van , wor- den meest inwendig voorgefchreeven. Het Aftrekzei van de Bladen in Azyn of Wyn , met Brandewyn ea Zout geappliceerd op zwaare Ontfïeekingen of beginnende Verfter- vingen , is een der kragtigfte Middelen om dezelveer te doen verflaan , en zonder Verette- ring te geneezen : even als dit door de oplegt ging van het Kruid , op de Gezwellen van Vrou» wen Borden, plaats heeft. Men kan het, zon- der gevaar > uitwendig tot afwending gebruiken, in de aïlerheetfte Ziekten. Het Zaad wordt als een Middel tegen de Wormen aangepreezen. ii. (O W ynruit met meerder famengeftelde Bla- chaiepen* ^en y ^e Bloemblaadjes gehqaird. Aicppifchc. Alle de verfcheidenheden van Wynruit, die de Bladen uit verfcheide Steeltjes met Bladen famengefteld hebben , zyn door den Ridder tot de zelfde Soort betrokken geweest. Thans wordt (*) Nobilis est Ruta , quia Lumina reddit acuta. (z) Ruta Fol. fupradecompofais , Petalis ciüatis. Mant. 69. Ruta ChalcpenfiS latifolia, Perulis Villis fcatentibus. TouRNF. Inft. 257. Eadem angufiifoUa. Mobis. Hifi. IU p. 5°S. S. DfiCANDRIA. 55 wordt als een nieuwe voorgefteld de Aleppifche III. van Tournefort , die de Bloemblaadjes Afdeel» Vill, vol Haairtjes heeft en breedbladig is, waar toe Hoofd- de Ridder, als eene verfeheidcnheid , de SmaI-STUK- Wadige Aleppifche , met dergelyke Bloemblaad-^/ (zegt zyn Ed.), en is daar van voortgeteeld* 5, De eerfte Bloemen zyn in vyven , de anderen ö, in vieren gedeeld : de Bloemblaadjes holrond 9 „ aan den rand gegolfd, gelyk in de gemelde, 5, maar aan den rand gehaaird. De Steng is 5, hooger en de Kwabben van het Zaadhuisje 5, zyn fpits, ftomp. De andere veifchilt door 9? de Bloemblaadjes langer genageld te hebben , 5, en de Kwabben der Zaadhuisjes niet zo ver 3, van elkander af > gelyk men in de Tuin van „ Upfal waargenomen heeft.5' Met reden zou men dan ook van de eerfte uhtnp* Soort mogen afzonderen , die Berg- Wynruit n^ib met dubbeld gevinde fmalle Bladen, de Bloemen fcile. " Aairswyze over de eene zyde , de Aairen met van elkander wykende Trosfen; welke de Heer L o e f l i n o op de Begraafplaats der Proteftan- ten te Lisfabon , reeds verdord zynde, gevon- den hadt en omftandig befchryft, aanmerkende, „ dat het Zaadhuisje in dezelve meer vierkwab- big is ^ met de toppen Stomp gerond; tervvyl 3, de Gemeene , zegt hy 5 die ook op de Ber* 3 gen by Lisfabon groeit , het Zaadhuisje alleen- D 4 „ lyk ÏI. dfel, V. Stuk» 56 Tien m annige Heesters, III. » lyk aan den top in vieren verdeeld en Ipits Afdeel, ^ heeft ; zynde de Stippen op hetzelve , in Hoofd- m deeze Lisfabonfche , ook zigtbaarer." Lin- stuk. NiEUS fchynt dezelve met de Bergruite van Eenvrjvi- Clusius overeenkomltig te achten, doch dan zal het niet zyn met de kleine , hier voor be- fchreeven , maar met de groote Portugaalfche , daar Münting van meldt. itt. (3) Wynruit met drievoudige ongejleelde B!a- Patavina. , Paduaichc. den* Deeze is door den Kruidkundigen Heer Mi- cheliüs 5 op een Berg by Arqua , niet ver van Padua in Lombardie 3 overvloedig groeijende gevonden , en tot een byzonder Geflagt ge- maakt onder den mam van Basterd» Wynruit. Zy verfchilt in de deel^n der Vrugtmaaking alleen , doordien zy een vlak vyfbladige Bloem heeft, zonder Franje of Haairigheid. De Bladen zyn Lancetvormig , komende by drieën uit de Steng voort , gelyk men in zyne Afbeelding kan zien. iv. CO Wynruit met Lancetvormige onverdeelde ïAmfoiia. Bladen, (3} Ruta Foüis ternaris fesfilibas. Pfeudo - Ruta Patavina trifolia, Fl. luteis umhellatis. Mica» Gen. 22. T. 19. (4) Ruta Foliis lanceoiatis indivifis. Syst. Veg. XIII. R. foüis fimplidbus foiitariis. Hart. Qliff. 14$. R. fylveftris Li- nifolia Hisparaica. Eocc. Mus. II. p. 82. T, 7$. BARR. Icon. 11 86. fi. Ruta montana foliis inregris fubïotundis. Buxb. Cent. 1L p. 30. T. 28. R« Oueatalis , Linariae folio , floie parvo. Tour n f« Cor4 19. D E C A N D R I A. 57 In Spanje , als ook in Italië en in de Ooiter- IIU fche Landen 3 is eene dergel yke Soort van Wyn-A'F^*^ ruit waargenomen Zy heeft de zyd - Takken EIoofd* van de Pluim gegaffeld , driebloemig, met deSTlJX* middelfte Bloem ongefteeld. De Bloemblaad%;.^^ jes zyn onverdeeld , gelyk in de voorige* De Meeldraadjes, aan den Wortel Haairig, beflui- ten digt het Zaadkasje , dat doorboord is met Honiggaatjes. De Vrugt heeft verhevene Stip- pen, zegt onze Ridder. C H A L C A S. Een vyfdeelige Kelk , een Klokswyze Bloem uit genagelde Blaadjes beftaande, en een Stern- pel als een Wrattig Hoofdje; maaken daar van de Kenmerken uit. De eenigfte Soort, hier van bekend (i^, on- I# der deezen Gefiagtnaam eerst voorgefteld door cf>**** den Hoogleeraar N. LBurman n u s, wordt f^mu'*" in Oostindie gemeenlyk Camuneng genaamd of nens* Daun Cammuni 9 waar van gemeld wordt, dac hec een Heefter zy , wel twintig Voeten hoog groeijende, dien men in de Tuinen houdt, we- gens zyne lieflyke Bloemen , en ook aldaar tot Haagen , waarfchynlyk gelyk onzen Ligufter , gebruikt. By Rumphius komt de AfbeeU ding voor van die Gewas , door hem endcr- lchei- (i) Crulcas. Sfst. Nat. til. Gen. 1261. p. 293* Mant. 6%. Vêg. XIII. Gen. 1261, p. 331. Burm. FL Jnd, I04.. RUMPH. Amb. V. p. 26. T. 17- D5 |L Deel. V. Stuk* 5B Tl ENMANNIGE HEESTERS. Hl. fcheiden wordende in een Ambdnlch Camuncng , Aïvni.L# ^at een ^aPta^ige Heefter is?en een Javaanfch, Hoofd- hetwelke een fierlyk Boompje wordt , van hoog- stutc. te ajs ecn Granaatboom, met een digte Kroon, wvy en zeer welriekende Bloemen , die des avonds een geheelen Tuin, waar in zy ftaan, met haa- ren Reuk vervullen. De Bladen zyn een weinig bytende op de Tong, gelyk Limoenbladen. De Amboniche wordt meest geacht wegens de fraai- heid van het Hout , dat fierlyk gevlamd is , geel met zwartachtige of bruinroode Plekken , digt en zwaar als Palmhout en dus tot allerley Draai- jers Werk bekwaam : dewyl men 'er ftukken van krygt , die eenige Duimen dik zyn. xnv. Van dit Gewas , en wel van het gedagte Ja- Figt 2' vaanfche , een Takje , dat door den moergemelden Richter medegebragt was , zigin de Verzameling van den Hoogleeraar Bonn bevindende, geef ik daar van , om dat de getteldheid van de Bloem zig aan hetzelve zeer fraay vertoont, alhier de Afbeelding in Fig. 2. op Pla a t XXIV. Men ziet daar in , het getal en de grootte der Vin- blaadjes , vyf aan een Steel ; als ook de Spits- heid der Verdeelingen van den Kelk , en hoe van de tien Meeldraadjes vyf korter dan de an- deren zyn , hebbende geen ronde maar als dub- belde of Beursachtige Meelknopjes. Daar on- der komt het uitgezette Vrugtbeginzel , dat eene Befie wordt , na het afvallen van de Bloem te voorfchyn. MüR- D E C A N D R I A. 59 M U R R A Y A. A ln* Afdeel*; In Kelk en Bloem komt dit Geflagt, naarHJJJJ^ den Hoogleeraar Murray te Gottingen ge-STuK* tvteld . met het voorgaande overeen 3 maar heeft MaMgy* het Vrugtbeginzel meteen Homgbakjeomnnga* en de Besfen eénzaadig. De eenigfte Soort (O , ook in Oostindie i. groei jende , is een kleine Boom met een witten f^Z2 Bast, de Bladen famengefteld hebbende uit ze~vrccmde» ven gedeelde , gladde 3 Homp ovaalachtige Vin- blaadjes , en verfchilt , zo L inn^us aan- merkt 9 zeer veel van de Camuneng voorgemeld. Zou het ook dc Japanfche , by Rumphiüs iosgelyks afgebeeld 3 kunnen zyn ? Z y g ophyllü M. Dubbelblad. Van dit Geflagt zyn de Kenmerken reeds op* gegeven 3 toen ik de Soort 5 die een Boom is, befchreef *. Thans zal ik drie Heeilerachtigen * m D> van de Kaap voordellen, fpaarende de overigen^- stuk, tot de befchryving der Kruiden. Cs) Dubbelblad met gepaarde , byna gejleelde v< Bladen, die Jtomp Eyrond zyn; ds Steng Zygophyi* Heejlerachtig. /anaf0^" Eenvierbladig ge. (i) Murrxa. Syst. 'Nat* XÏt. Mant. 563, Murraya, $yst. N*t> Wég. XIII. Gen. 13*1, p. 331* FvUMPH. Amb. V. Tab. XV lil. hig. 2 ? ($) Zygopbyllum Fo!. conjuguis fubpetiolads , Folio!, obo- vatis , Caule fruticcfo, Sys:4 Ifat. XII. Gen. 524» p. 2.95. 1L Deel. V. Stuk, 60 TlENMANNIGE HeêSTERS. . 1Ir' Een Afrikaanfche Heefter met Porfelein-Bla- ,viii. den, twee uit een kort Steeltje, wordt onder yvuKD' ^cezen bynaam , die van Syrifche afkomst fchyct Eettwy- te zYn » tot dit Geflagt betrokken. Zy is door vi&* den Hoogleeraar J* Bürmannus in Afbeel- ding gebragc , onder den naam van drie* en vierbladige Fabago , met eene vierbladige Bloem en eene Vrugt, die vier Vliezige hoeken beeft , Zyn Ed. verhaalt, dat dezelve op de Zand- Dui- nen ♦ by de Kaap aan Zee, vier Voeten hoog groeit, komende de Bladen by tropjes van drie of vier uit de kanten der Takken voort , met zekere Doornachtige Stoppeltjes daar onder, Zy zyn ftomp Eyrond , dat is , hebben het brecdlie van de Eyvormige figuur uitwaards. De vierbladigheid der Bloemen en de Vliezige Zaadhuisjes onderfcheidtze van de anderen. (6 ) Dubbelblad met ongedeelde Bladen , die Lan» VI. Sesfdifi- Uurn* fleekief" ^eg' X11L Gcn* 53°' P* 333# ManU 379. Fabago ir'ph. & te raph. Fl. tetrapetalo , Fr. membranaceo quadrangulari. Burm. fJtfr. p. 7- 3. ^ 2. Fabago Cap. frutesceus major. Dill. Ehh. 142. T. 116. f. 141. Planta Afr. frul&cens &c. fLUK. Amaltb* 173. T. 429. f. 4. (6) Zyzophytlum Fol. conjug, fesfilibus, Foliolis lanceolato» ovaübus, mnrgine fcabris , Caule fruticofo. Hort Ciijf. 160. R. Lugdbat. 460. Fabago Capcnfis fruc* minor. Dill. Eltb* 142. T. n6, f« 142. Fabago humilis quadrifolia glabra &c. item Fab. Flore lrueo &c. Burm. Afr. T. 2 & 3. f. Fab. Afr. arborescens , FL fufphmeo Fai&u rotundo. Comm Kar. p, 10. T. Xo, Decandria, 61 Lancetvormig ovaal , aan den Rand ruuw zyn ; de Steng Heejlerachtig. Afdeel. Tot deeze wordt, behalve de Laage ^/er*^0OFJ> Matige Jfrikaan/che , met witachtige Bloemefr ^ln9gT en ronde Vrugten van gedagten Hoogleeraar ook t'huis gebragt deszelfs Fabago met geele Bloemen en eene gefleufde fpits langwerpige Vrugt , als eene verfcheidenheid aangemerkt zynde. Beiden komen zy ook op Zandige plaatfen aan de Kaap voort* De Steng is hoe- kig: dc Bloemfteeltjes enkeld , langer dan de Bladen , en de Bloemblaadjes zyn gekarteld y zegt LiNNiEüs. Dit laatfte, echter, vindt men in de Afbeeldingen 9 zelfs in die van Commelyn, welke de Bloem zeer groot vertoont, geenszins aangeweezen, Deeze geeft 'er de hoogte van drie of vier Voeten aan en zegt, dat de Vrugt rond is, plat als een Kaas en vyfhokkig, bevattende vyf platte Zaaden. (7^ Dubbelbad met ongejteelde /malle Bladen , vzr. die Vleezig zyn, van boven plat; del^fomd. Steng Heejterachtig. Deeze Kaapfche Heefter fchiet, volgens den gemelden Hoogleeraar , eene regte , ronde 3 . gladde, bruine Steng, welke zig in veele Tak- ken (7) Zyzophyllum Fol. conjugatis fesfïlibus, Folioiis lineari- bus, Carnofis fupra planis ; Canie Fruticofó, Mant. 380. Fa- bago tenuifolia fpinofa , Fniftti romudo, Bürm, Afr. p. 5. T. 2. f. 2, IL DEEJt, Ya STUK» 62 Tienman nige Heesters. ken verdeelt , met Blaadjes die zeer fmal en Avm!L,Pantig zYn > tweepaaren tegen elkander over , Hoofd- groenen glad. De Bloemen zyn vyfbladig , geel; *TVK' de Vrugt is rond cn plat, vyfhokkig gelyk in vise?nvjy" de andere Soorten. Heisteria. De Geflagtnaam is den vermaarden Hei* ster, wylen Hoogleeraar der Genees* en Heelkunde niet alleen , maar ook der Kruidkun- de 3 in welke hy ook aanmerkelyk gearbeid ♦ zïeii.D.heeft*, toegevvyd. biadz "oi kenmerken , behalven die van tien Meel- draadjes en een enkelen Styl te hebben, zyn, een vyfbladige Bloem met eenen vyfdeeligen Kelk , die vergroot zynde en gekleurd tot een bekleedzel ftrekt van de Vrugt. De eenlgfte Soort (i) is door den Heer Jac- mjierïa quin, die den gezegden Geflagtnaam overge- C*Hoog- dragen heeft , in de Westindiën, en wel aan roode. Beeken in digte Bosfchen, op 't Eiland Marte- nique, waargenomen* Uit zyne Afbeelding is 't blykbaar, dat dezelve als Laurierbladen heeft, doch het is een gantfeh niet fraaije Takkige Boom , zegt hy 5 van twintig Voeten hoog. Met reden mogt dezelve dan van my onder de Boomen befchreeven zyn geweest. S9 De In- (i) Heifterla. Syst.Nat. XII. G&n. sil- p. 297- Vtg. XIII» Gen. sis* p. 32^. Jac<^ Awcr* Hijl. p. IZ6. 7 8i> Decandria. 63 „ gezetenen noemen hem , ("zegt zyn Ed.)5 M. M £oi* P*rdra' , dat is Tortelduiven- Boom ,Af™* „ om dat dienaar de Vrugtcn zeer gretig zyn".HooFD- De Bloemen die klein, op Steeltjes, in de*TUK# Oxels der Bladen voortkomen , hebben ceuniffcmsym klein, groen Kelkje, dat in de Vrugt hoogrood wordt 5 meteejn zeergrooten uitgebreiden Rand , geevende den bynaam aan deeze Soort. Die zeldzaame Vrugt , een Ryronde ftompe Noot bevattende , heeft zyn Ed. in Plaat vertoond. Quisqualis. Warftruik. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn , een vyfdeelige Draadachtige Kelk; vyf Bloemblaadjes, een vyfhoekige Vrugt. De Geflagtnaam , door Rumphius ver- . *• zonnen om de wonderlyke veranderlykbeid van dit Gewas uit te drukken, is door den Ridder ^°snndl" behouden en met den bynaam Indica toegepast op eene Soort Qi), tot welke zyn Ed. zo wel de ruige of Wollige als de Gladde Quisqualis, die beiden door den Heer N. L. Burman- nüs in Afbeelding gebragt zyn, betrekt. Van deezen waren zy door de plaatzing der Bloem- fteeltjes , overhoeks , of tegenover malkander, onderfcheiden. Die van Rumphius is een Gewas, dat eerst als een klein Boompje uit den Grond (1) Quisqualis. Syst. Nat. XII. Gen. 534* p* *97* Veg. XIII» Gen, $39* p* 33*. RUMPH. Amb. V. p. 71. T. su Bukm» FLM. p. 104., pubescens, T, 35. £ glabra. 1% 38. f. 2. Ó'4 TlENMANNlGE HEESTERS, ïï|j Grond fchiet , doch vervolgens fiingerende of AFvjifL liever kruipende Ranken voortbrengt, gelyk de Hoofd Bofchtouwen ; aan welken de Bladen anders ge- STUK* plaatst zyn , dan aan de gezegde Boomachtige v^eT™1" Scheuten. Zy hebben eene ovaalachtige ge- fpitfle figuur en zyn effenrandig. Aan 't end der Ranken komen Bloemfteeltjes voort , die uit een trop Schubbetjes of Blikjes Bloemen uitgeeven , naar die der Thymelaea gelykende , met eenen Draadachtigen van buiten ruigen Kelk. 't Gewas groeit op verfcheidene der Eilanden van Oostindie, wordende te Batavia, in 't Portugeefch , Catappa de Mato geheten. De Vrugten , die van grootte als Eikels zyn, in Bosjes by een hangende , vallen ryp zynde van zelf af, en bevatten dan een Pit, zo zoet als een Hazelnoot; maar , Qtiryp zynde, fmaa- ken zy wat Radysachtig , en zyn dan voor- een goed Middel bekend, om de Kinderen in te geeven tegen de Wormen ; de rype heb- ben , in grooter veelheid , de zelfde , en in fommige Menfchen zeer byzondere uitwerkin- gen. D A I s. De Bloemen , in dit Geflagt in vier of vy ven verdeeld , hebben een vierbladig Omwindzel en de Vrugt is eene éénzaadige Befie. Twee Soorten komen 'er in voor, een Kaap- fche en een Oostindifche , als volgt. CO Dai* D E G A N D I Aé 65 (i) Dais met Bloemen die tienmannig zyn9 , » j AFDEEL» vyvera gedeeld. V11I# Deeze heeft de Bladen gepaard, ftömp ovaal ^vl?' èffenrandig , glad en gefteeld ; de Bloemen aan fc 't end der Takken Bondelswyze vergaard , co?i%foiiï. Wollig, met een Knopachtig, vierkleppig Om-Kaapfche» windzel. In geftalte komt zy de Pasferinaas naby. Ca} Dais met Bloemen die agtmannig zyn , n. in vieren gedeeld. öafndï* OostindU De Heer N. L Bürmankus heeft eenfche. Afbeelding van deeze , die op Java groeit , ge. geven, iri welke nogthans de Bloemen in vy- ven gedeeld voorkomen. Het vierbladig Om- windzel vaü de Blöemcrós is aldaar zeer blyk- baar. De Bladen zyn gepaard , Lancetvormig ovaal , gefpitst , gefteeld en glad , zo Wel als de Bloemen, die agt Meeldraadjes boven hetPyp* je hebben , langer dan de rand van de Bloem. K A L M IA, Een Tfompetswyze Bloem , die deh rand van onderen vyf hoornig heeft, in een vyfdee- lige Kelk , welke een vyfhokkig Zaadhuisje wordt, zyn de byzondere Kenmerken van dit Ge- (1) Dais Floribus quïnquefidis - decandrïs. Syst. Nat. X1U Gen. sis. p. 297. Veg* XIIU Gen. 540. p. 336. (2) Dais Florihus quadrifidis , o&ar*dri$» Mant^ 69, BWM* Fl. Ind. p. I04# T. 324 f, i« É lh DSEL Y, SWS4 66 TïenmAnnige Heesters. 111. Geflagt , welks naam ter vereering ftrekt van AfvuiL# den Sweedfchen Heer Kalm, door wien de Hoofd- Natuurlyke Hiftorie van Noord - Amerika zo $TUKt veei is opgeluifterd. Het bevat twee Soorten , beiden aldaar huis- vestende , naamelyk. ï# (i) Kalmia met Eyronde Bladen; de Tros/en iJïffua* endelings. ^BreedWa- ^ Gewas gr0eic natuurlyk in verfcheide Provinciën van Noord - Amerika. Door Plu- kenet en Catesby waren 'er Afbeeldin- gen van gegeven 9 doch die aanmerkelyk ver- beterd zyn door Ehret, van wien ook het maakzel der Bloemen ten naauwkeurigfte is af- getekend. Kalm, wiens naam onze Ridder goedgevonden heeft daar mede te vereeren , zege dat men het overvloedig vondt in Penfyl- vanie, alwaar de S weeden het Lepelboom noem^ den , om dat de Wilden 5 weleer in dat Land gewoond hebbende , daar van hunne Lepels plagten te maaken. De Engelfchen noemden het Laurel , om dat de Bladen eenigszïns naar die van den Laurierboom gelyken. Zy be- minnen een laagen vogtigen Grond , en be« hou» fi) Kalmia Folils ovatis Corymbis terminalibus. SysuNat. XII. Gen. 5 37* P« 29$. Veg. XIII* Gen. 547. p. 337- Am. Acad. III. p. 13. KALM* ƒ/;«. II* p. 476. III. p. 168. GltON. V*rg* *5 • Chamac-Daphne Foliis Tini. CAT* Carol. II. p. T. pt. Ledum Floribus fmllatis confertis in fummis Caulibus. Trew. Ebret. T. 38. f. i- Ciftus Chamatrododendros Ma- ■ xïana Laurifolia öcc# IXUMt Mm% 4». T. 37* . f. 6* Decanörïa. $1 hóuden zelfs in de Winter hun Loof , waar HL door zy van de andere Boomen der Bosfcha* ^ff** giën gemakkelyk te onderfeheiden zyn» In 't Hoofd* laatst van Mey begonnen zy te bloei jen , enSTüK:* dan overtroffen zy in fchoonheid , door de nl£tom^* groote Trosfen van hoogroode Bloemen $ die naar Schenkbordjes gelyken , byna alle andere Gewasfen* Door de Zonnefchyn, echter * ver- bleeken die wel dra en worden eindelyk byna geheel wit» Ook vallen de Bloemen fomtyds Roozeldeur. Op eenige plaatfen heeft men 'er de gewoonte > van op Xerstyd en Nieuw- jaarsdag de Kerken met het Loof te verfieren* Het is , ondertusfchen , voor Schaapeü en Kal- vers , die 'er van eeten , even als de Taxis hier te Lande , dikwils doodelyk. Voor de Herten , in tegendeel , ftrekken de Bladen *s Winters , wanneer dezelveü geen andere Groente vinden , tot Voedzel: zonder dat hun Vleefch de Menfchen kwaalyk bekomt. Ook worden dëzelven van zekere Berkhoenders ge- geten* Het Hout is zeer hard en glad, wor* deride des wegen tot Asfen in Katrollen * of ook tot Wevers - Spoelen en Wieldraaijers- Werk , in plaats van Palmboom • Hout gebruikt* Het valt fchoon geel met eenige Straalswyzé Streepen. Sommigen verzekerden, dat, wan- neer by Zomer eens brand ontftond in de Bos- fchen, het Loof daar van niet aangetast wèrde* E 2 tl. ÜE£L, Vi STU«3 (*) Kal* Tienmannige Heesters. IIL (2) Kalmia met Lancctvormige Bladen > de Afdeeu Tros/en op zyde. Hoofd- Deezo , op de zelfde plaatfen voorkomende , $TV** verfchilt bovendien door de kleinheid derBloe- Kaimia men en Bladen van de voorgaande. Zy wordt 7rPf°' niet minder fchadelyk geacht te zyn voor het Smaibladi. \y0lvee# L E D U SX. Dit Geflagt heeft een vyfdeeligen Kelk , eene vlakke vyfdeelige Bloem , en een vyfhokkig Zaadhuisje , dat van onderen gaapt. j De eenigfte Soort (i) is een Heefter, die in Leium Moerasfige Poelen der Noordelyke deelen van Moefatfige. Europa , volgens den Ridder , groeit , doch niettemin ook bekend is in andere Landen. CamerariüSj die 'er , onder den naam van Wilde Rosmaryn , eene Afbeelding van geeft , zegt , dat het groeit op Moerasfige plaatfen in Poolen en Bohème. Het fchynt ook die Plant te zyn, welke Clusius uit Si- (2) Kalmia tolui lanccolatis , Corymbis lateralibus. Ibid. Trsw. Ibid. f. 2. Chamae - Daphne fempervirens. Cat4 Cai\ III* p. 17. T. 17. f. i. Ciftus fempervirens Laurifolia &c. PLUK, Alm. 106. T. 161. f. 3* Anonyma. Cold, Noveb. 100. (ij JLedum. Syst. Nat. XII. Gen. 538. p. 299* Veg. XIII. Gen. 546. p, 337» Fl* Lapp- 1*0» Ledum FoL lineaiibus , fubtus hirfuris , Flor. corymbofis. FU Sutc. N. 341, 352. Ciftus Ledon Fol. Rosmarini ferruginels. C. B. Pin. 467^ Ledum Silcfiacum. Cuus. Pann. 6%. Ledum Fol* Rorisuiarini alt. Lob» Icqh. II. 124. Rosmaxinum fylveftre. Cam. Eph% Decandhia* 69 Silezie ontvangen hadt 5 en derhalve voorltelt UI onder den naam van Silezifch Ledum , aldaar Aly^L* zeer gemeen. Het was een Heefter met Hou- Hoofd- lige Stengen, fomtyds een Elle hoog, die zigSTüK* in veele Takjes uitbreidden, de dunften met ^fIon°s:fm zekere rosfe Wolligheid bekleed , hebbende lange fmalle Bladen , grooter dan die van de Rosmaryn, doch ook aangenaam van Reuk en fcherp van Smaak. De Bloemen , Troswyze op Steeltjes aan de enden der Takjes voort- komende , beftonden uit vyf witte Blaadjes , met tien Meeldraadjes en in % midden een Styl , zynde de Vrugt een vyfhokkig Zaad- huisje, ros van Kleur. De Steeltjes, met de Bloemen overend fraande , boogen zig met de Vrugten om ; des de gaaping van het Zaadhuis- je alsdan naar boven was gekeerd, Dit geheele Gewas, in bloem ftaande, hadt een zo fterken Reuk , dat het tegen de Motten by de Kleederen gelegd werdt , zo M a t t h i o- lüs verhaalt. Het Afkookzel wordt in Swee- den gebruikt om de Luizen der Runderen en Varkens te verdryven ; het Loof tegen de Wandluizen; geevende de Olie, daar van door neerdruiping gehaald, den Reuk aan 'tRusfifch Leder, zegt Linn^us. Zyn Ed, voegt daar by 5 dat het in plaats van Hoppe in 't Bier ge- daan fchrikkelyke Hoofdpyn veroirzaakt , die- nende wederom het Gedeftilleerde Water , uit* wendig , tegen dat Ongemak. Men wil dat het Kruid, tot een Bad gebruikt, van grooten E 3 dienst % \U DEIL. V. STUK* 70 TlENMANNIGE HEESTERS III. dienst bevonden zou zyn tegen de famentrek- A*vuf L# ^inS ^er Gewrichten. De Sweeden noemen het Hoofd- Squatram , in West - Gothland Nummer ; de «tuk. Duitfchers Kuh . Rust. Eenwy. Rhododendron. Roozelaar. Een vyfdeelige Kelk , de Bloem byna Trech- terachtig en van den Styl afgeboogen Meel* draadjes f benevens een vyfhokkige Vrugt , maaken de byzondere Kenmerken uit. Zes Soorten , meest Europifche Plantgewas* fenf komen in dit Geflagt voor, als volgt. I? (i) Roozelaar met gladde van onderen Scharf- dronferru- tige Bladen i de Bloemen Trechter achtig. gineum. aoestkicu- Om dat men den Oleander Rhododendron > t,gC' dat is Roozeboom, in 'tFranfch Laurier -Rofeot Rooze - Laurier noemt 5 geef ik aan dit Ge- flagt , welks Griekfche naam niet gemakkelyk uit te fpreeken is , den naam van Roozelaar. De vermaarde To urnefort hadt den naam van Chamcerhododendros 9 die zo veel zegt als Laa- f i) Rhododtndron Foliis glabris ful*u$ Leprofis, Corollis infundibuliTormibus. Syst* Nat. Xll, Gen. 539. p. 299. feg XIII. Gen. 54$. P* 3 37. JAC(^ Oh. I. p. 26. T. 16, Azalea maculis ferrugineis. Saüv. Monsp. 57. Ledum Alpinum, Fol# ferrea rubigiiie nigric. C. B. Pin. 468. Raj. Hifi» 1005. Le- dum folui glabris Flore tubulofo. Hall. Helv. 417* Ledi Alpini genus altcrum. Clus. Pann. 7$ , Chaiimododendros Alpina glabra. Tournf. lnft. 6*4. Ch. montana Allobrogum Lentiscifolia. Lob» Icon. 366. Evonymus Theppluasti. D4L. Hifi, 17. Decandria. 71 Laage Oleander, van Lobel overgenomen, III. en daar van ook een Geflagt geformeerd , waar Afvdi„eu van dit mede de eerfte Soort is. Zy komtHooFD- voor op de Alpen van Switzerland, Ooftenryk,STÜK# Savoije en de Pyreneen. De Heer Haller^0 befchryft het als een kromtakkige Heefier van één of twee Ellen hoog , de Bladen aan de toppen digt by elkander, droog en hard, ovaal aan beide enden fpits, van onderen ros en met bruine Stippen befprengd hebbende. De Bloe- men , die by ïrosfen uit de toppen voortko- men , zyn hoogrood met geele Vlakjes, Pyp- achtig met den rand in vyven gedeeld, maa- kende een zeer fraaije Roosachtige vertooning. Van de Meeldraadjes zyn vyf langer, vyf kor- ter. De Vrugt is pieramidaal , vyf hoekig , in vyf hokjes verdeeld , die veele Zaaden bevat- ten. Scheuchzer heeft aan deeze en de derde Soort veele Galletjes waargenomen (*). De Heer J a c q u i n geeft een zeer fraaije Afbeelding van dit Gewas , dat hy op de hooge Bergen van Ooftenryk niet ongemeen vondt. Op de hoogfte toppen , aan den rand der Kloven met Sneeuw gevuld, groeide het onder de laage Pynboom - Bofchjes , beminnen- de in de fchuinte der Alpen fteile vogtige met Mos of Gras begroeide Rotfen , breidende zig al- (*) Met reden merkt de Heer H ALLER aan , dat de •Aza- lea, door LiNNiEUs op de Laplandiche liergen gevonden, van deeze verfchik: zie bladz. i$i $ hier voor, E 4 XI, Deel. V. Stuk. ?2 TlENMANNIGE HEESTERS. III. aldaar uit éénen Stoel dikwils zeer wyd uit, ^rviiLL' dewyl de kleine Takjes , op den Grond leggen- Hoofd- de, zeer ligt Wortel fchieten. Hierom kan stuk. men jiet Gewas , fchoon de Pen - Wortel, niet vigee.HWy' ligt te rukken is uit de Spieeten der Rotfen % gemakkelyk in de Tuinen overbrengen , daar het echter niet veel tier heeft en weinig Bloe- men voortbrengt. Zyn Ed. meent , dat die Roestkleurige Schurft der Blaadjes, van onderen met zwarte Vlakjes , door den Ouderdom ver- oirzaakt worde ; als zynde de jonge Blaadjes» aan beide zyden groen. it. (a) Roozelaar met gladde wederzyds. kaafa Rhodod. Bladen , de Bloemen Raderuchtis:. De Heer Amman heeft deeze fchoone Soort , de Rusfifche Velden in Afie verfierende, hem door den Heer Gmelin in Aftekening van Irkut toegezonden , in Plaat gebragt. Uit de befchryving blykt «, dat dezelve, uit een knob- beligen Wortel , verfcheide Ryzen fchiet van een Elle tot eens Mans langte hoog , die in *t midden Takjes maaken , zynde verder , tot aan den top , ieder met een of twee Bloemen verfierd. Zy wordt ook , onder den naam van Groen- landfeh Ledum 3 afgebeeld door Oederüs, en (2) Rhododmdron Fol. ghbiis utrïnque nudis, Corollis ro- tatis, Ch. Fol. glabro majusculo araplo* Flore Rofeo. Amm, Rutb. is 1. T* 27. Anclromedi Fol. ovatis utiinque pun&atis, Gmel. Si*. IV. p. 124. Ledum Groenland.cum. Oed. Dak* DEGANDRIA. 73 en befchreeven , als hebbende een naakte Steng, III. die getakt is , aan den top Bladcrig, met ge-AFy/^L; Heelde Bladen, langwerpig van boven kaal ,[Ioofd* wederzyds digt \ en van onderen zeer digt,STÜK# Roestkleurig geftippeld zynde ; de Bloemenni^"w" Violet, grooter dan de Bladen, met uitgebreide Meeldraadjes , zo lang als de Bloem en eenen Bloedkleurigen Styl. Zonderling is 't, dat de Rusfen , in Daurie woonende , deeze Styltjes gebruiken zouden om de Visfchen dronken te maaken , gclyk men aan Messerschmid hadt verhaald. Ook hadt die zelfde Autheur aangetekend , hoe een Prieller der Tanguten hem zeid' , dat dit Gewas, in hunne Heilige Taal Sfurnak genaamd , tot Reuk - Offers aan de Afgoden , in Tangut , zeer veel gebezigd werde. (3) Roozelaar met kaale op de kant gehaair- m. de Bladen en Trechterachtige Bloemen, ^tfuttm» Ruige, Deeze Soort wordt van de Herders Alproo- zen of Ber gr ooien genoemd, volgens Clu- s hi s , die 'er den naam van Ledum Alpimm aan geeft , komende overeen met de Alp -Bal- fem- (3) Rbododendron Fol. cil. niidis , Corollis Infundtbuli- formibus. Ledum Fol, glabr* ciHatis, Flore tnbuiofo. Hall. Belv. 418. Ledum Alpinum hirfutum. C. B. Pin. 463. RAJ. Hifi. 1005, Ledum Alpinum, Clus. P&nn. 73. Ic. 74. Salfamum Alpinum Gesneri. Lob. U. 167. Ghara, AJpina Villofa. TOURNF. Infi. $04,. E 5 H. DEM., t, STUK. 74 Tien mannige Heesters. III. femboompjes van Lob el > dus genaamd we- AFviiiEL* Sens den voortrefFelyken Reuk. In beide op- Hoofd- zigten is deeze Heefter een Juweel der Berg- stuk. Woeftynen. Hy groeit, zo wel als de eerfte v;geenvJy* Soort > op de toppen der Alpen en Bergen van Ooftenryk 3 doch komt een weinig zeldzaamer voor , hebbende veel met dezelve gemeen ; dan de Bloemen zyn kleiner enbleeker, meest Vleefchkleurig , zo de Heer Hall er aante- kent. iv. C*0 Roozelaar met gehaairde Bladen en Ra* Rhodsd. derachtige Bloemen* Cbam&ci» 0 ^ Laage. la laagheid van Gewas verfchilt deeze meest van de voorgaande , als een Heeftertje zynde van naauwlyks een half Voet hoog, met veele dunne Takjes als Heide , die zeer digt bezet zyn met Blaadjes als der Myrthen , op de kan* ten gehaaird ; de Bloemen taamelyk groot, en zig als vyfbladig vertoonende. Clus i us vondt deeze op de toppen der hooge Bergen van Ooftenryk , en zy groeit ook in 't Sakzburg- fche , alwaar Michelius, die 'er mede een Afbeelding van geeft 3 haar met Bloemen be- laden , nevens den gemeenen Weg, by Rei- chen- (4) Rbododendron Fol. ciiiatis , Coroüis rotatis. Ledum fol. Scrpylli ad margine* Cilii inftar pilofis. Mich* Gen. 225. T. lotf. Chamajcifhis hirfuta. C. B* Pin. 46$. Chamxciftus Myt- tifoliiis. Clus. Pann. 6s. Ie 64. Cift. pumilus Montis Baldi. J. B. Hift. II. p, 19. Raj. Kift, 1005. Cift. Chamzrodcd* &c. Pluk. Alm. 106. T. 23. f« 4. Decandria. 75 chcnthall , gevonden heeft in de Maand Augus- III, tus , en in zyn Tuin overgebragt , in welke zy A* i1**L* twee Jaaren lang gegroeid heeft en niet alleen Hoofd* Bloemen , maar ook Vrugten voortgebragt, VTÜK* welk Clüsjüs vrugteloos hadc onderno- ni^onigj%\ men. Dit flag van Gewasfen , naamelyk , 't welk in de fpleeten van hemelhooge Rotfen en als in een eeuwigduurende Winterkoude groeit , is moeielyker aan een zagten Grond en ge* maatigde Lugtftreek te gewennen , dan de meefte Oost- en Westindifche Planten. Men is niet in ftaat, om 5er een dergelyke Groey- plaats aan te bezorgen , en dit maakt , dat wy deeze zeldzaamheden van ons eigen W ereldsdeel in onze openbaare en byzondere Kruidhoven, hoe keurig ook , en hoe uitvoerig van alles voorzien, niet leevend kunnen befchouwen* (5) Roozelaar met glanzige , Lancetvormige 5 v. wederzyds gladde Bladen en endeling f^J^^fff^ Bloemtros/en, Levant. fchc* Aan de Kust der Zwarte Zee , by Trebi- zonde, nam de vermaarde Tournefort deeze zo wel als een ander Plantgewas, dat hy mede tot dit Geflagt betrokken heeft , doch tot de Azalea behoort * , waar. De hoogte * zte hier voor, ($) Rhododendron Fol. nitidis hncedatis urrinque glabris , Haceaiis term inali bus. Ch. Pontica maxima , Lauroceraf] fo ÜO. TQUKNF. Cort 42. //» H, p. 89, $9, IU Defl* V* SïJK» JK$ TlENMANNICE HEÈSTERS, IIL was omtrent zes Voeten , de Stam zo dik als ^wm eens ^ans Been, met een gryze Schors j het HooofBD Hout wit en broofch de Takken digt , en STUK- a:ta de Toppen alleen met Bladen als die van life!nwy ^m - Laurierkers ' begroeid , van aanzienlyke grootte , waar binnen Trosfen voortkwamen van wél twintig of dertig Bloemen, ieder op een Steel van meer dan een Voet lang , zyn- de de Bloemen anderhalf Duim breed, meest blaauwachtig paarfch , fommigen bleeker, an- deren geheel wit , doch altemaal met geele Stippen, zeer kleverig eer zy ontlooken, heb- bende een aangenaamen Geur , die fchielyk verdween. Dit Gewas werdt voor fchadelyk gehouden ; weshalve het van deeze Soort nog minder te verwonderen was, dat de Honig op derzelvcr Bloemen door de Byën vergaderd, zodanig eene bedwelming onder de Soldaatea van het Perfiaanfche Leger, als gemeld is, kon veroirzaaken. Men vindt dit deeze Soort ook, volgens Alt- stroemeh, by Gibraltar , op vogtige be- fchaduwde plaatfen , en dus wordt daar van door den Ridder gezegd : „ de Bladen zyn „ als van den Laurierkers , niet afvallende , fpits , met korte gladde Steelen : de End- „ Tros heeft de langte der Voetjes of Bla* den, met overhoekfe , naakte, Voetfteelen: „ de Kelk is zeer klein : de Bloem Klokvor- „ mig , van grootte als die des Oleanders , paarfch: t) E C A N I) R * A« 77 „paarfch: de Meeldraadjes , van den Styl af- JtL „ eeboosen, hebben de langte van de Bloem. VUI. " ö ° jj Hoofd* f6) Roozelaar mes glanzige, ovaalc , ftompe ,Stw geaderde Bladen, die een fpitfen omgeboo- jgg era 2£awd 7?e&be» > éinbloemige Steel- maximum^. *=>. VirginiV (the. Deeze Firginifche is aldaar twintig Voeten hoog waargenomen, zo dat zy te regt deü Latynfchen bynaam voert. Dilleniüs, evenwel, merkt aan, dat zy met de voorgaan- de Soort overeenkomftig is. De Steeltjes , naamelyk , zyn wel éénbloemig , maar maaken door hunne vergaaring ook end - Trosfen uit: de Bladen als die van den Citroenboom j we- derzyds glad, byna een Span lang. Collin* son noemt dit Gewas Berg - Laureola of Chamaerhododendros van Penfylvanie. Ande- ren geeven 'er Bladen van den Laurierkers aan ; dat weinig verfchilt. De Bloemen zyn > volgens Clayton, fchoon rood ; de Bladen zeer dik en glad, van onderen Roestkleurig, volgens Miller. 't Gewas blyft altoos grceü en groeit op de Berg-Rotfen in Noord -Ame- rika! A N" (6) Rhoiodendron Fol. nit. oval. obtufis venofis, margine acuto reflexo , Pedunc. unifloris. Ledum Laurocerafï fol. Am. Aead. II. p. 200. Kalmia Fol. lanceolato - ovatis &c. Mill» £i&. T. 229. Charnxrodod. Laurifolia fempervirens , Fl. bullatis , corymbofis. CAT. Car, III. p. T. tjï Azalea Flor. pulcherr. fpeciofis rubris, CjLAYTt N. %iz* Gron, Virg. 66, fs Tiknmann'ige Hek ster III. Androméda. Afdeel. vin. Zekere Planten 5 die in de eerfte opfiag Hoofd- groo^^s naar de Heide gelyken, en op even *TEenwy ^e ze^e pkatfen voortkomen , zyn, wegens vige. de verfchillendheid der Teeldeelen, daar van afgefcheiden. Ra jus en M icheliüs wil- denze onder den naam van Ledum begrypcn ; Buxbaüm noemdeze Chamadaphne en Polii* folia; Heister Ericoides en Dillenius Ericoniaf Toürnefort begreepze 3 met RuDBécK en Petiver, onder 't Geflagt van Erica of Heide, waar van zy echter* wegens de verdeeling van den Kelk* de Bloem en 't Zaadhuisje , in vyven , en wegens het getal der Meeldraadjes , behoorden afgezonderd te worden, zo Linn^üs oordeelt, die, dat zonderling is , zo veel overeenkomst tusfehen dit Gewas en de bekende Maagd der Fabel- Hiftorie vondt , dat hy 'er den naam van An- dromeda aan toegeëigend heeft (*). Dit Geflagt, welks Kenmerken, behalve de figuur der Bloemen, (die echter in allen niet Eyrond is, met den Mond in vyven gedeeld,) met die van 't voorgaande overeenkomen , be- vat thans twaalf Soorten , meest Europifche en Virginifche Gewasfen, als volgt. (O M- (*) SiOvidio* fabulam de Androméda conferibenti , hat'c ante Oculos fuisfec Planta , vix melius quadrarent attributa , qui more Poëtieo ex humili mmulo produxislèc Olympuuu Fl, Lapt>, p. 127* Decandria. 79 (i) Andromeda met enkelde zydelingfe Bloem" DL Jieeltjes en Klokswyze Bloemen; de Blaad*^™^* jes gepaard , opleggende sftomp, omgekruld. Hoofd* stuk. Maar eenmaal was deeze Soort den Ridder i. in de Laplandfche Gebergten, en wel in 'tmid-^^J* den van den Nagt , (zo men 't Nagt mag noe- yierhoc- men 3 zegt zyn Ed.5 wanneer de Zon boven de *se* Kimmen is, en zo fterk fchynt, dat baar Straa* len 't Gezigt belemmeren f 't welk tevens door de fterke Schaduwen van het laage Schynzel als beneveld is ,) voorgekomen. Op zekere plaats , vier Uuren gaans ten Noordwesten van 't Gebergte Wallivari , in 5t Diftrikt van Lu- la , groeide dezelve in groote menigte 5 doch was meest in 't Zaad gefchooten, zo dat hy daar aan flegts een enkeld Bloempje vondt. 't Gewas zweemt veel naar Heide, geeven- de tot een Houtigen Wortel veele dunne Sten* getjes uit, ongevaar twee Voeten hoog, die in Takjes verdeeld zyn , veel dikker door de Blaadjes van een half Duim lang , dezelven Schubswyze bekleedende. In 't eerst meende zyn Ed. dat dezelven driekantig ; doch be- vondt- (i) Aniwneda ped. fölitarüs lateralibus , Cor. campanula- tis, Fol. oppofitis imbricatis obtufis revolutis* Syst. Nat* XII. Gen. 540. p, 299. Veg* XIII. Gen. 549. p. 3 38. Andr. Fol. qiiadrifariam imbricatis , obtufis. Fl. Suec* 123. Andr. Fol. tiiquetre imbric. obtufis, ex Alis florens. Flt Lapp< itiA T. I. f. 4» Hort. CUff. 161* IU Din,V« STUK* $0 TlENMiNNIGE HeESTEËS, III- vondtze naderhand vierkantig geplaatst te tgm AFvm.L" Hier uit komen enkelde Steeltjes voort , Draad- Hoofd- achtig dun , een Duimbreed lang , met een stuk» knikkend Bloempje , dat Klokvormig is, wit, vi&ïnwy' in vyven gefneeden en zeer naar die der Lelie- tjes van den Dalegelykeride , met eenen Vleefch- kleurigen Kelk en tien geelachtige Meelknop- jes , omringende een wit Stykje , dat een wei- nig korter was dan de Bloem, nog overbly ven- de op een Zaadhuisje van ronde figuür, vyf* hokkig, in de Kelk vervat* ih (2) Andromeda met enkelde endelingfe Bloem- ?i?pZ?J?s" fleelties > de bloempjes Klokswyze ; de Mosachti- Blaadjes Elsvormig en digt geplaatst. Een der gemeende Plantjes in de Lapland- fche Alpen is deeze Soort , welke bloeijendè een zeer fchoone vertooning maakt , doch an- ders naauwlyks van de gemeene Mos is te on- derfcheiden. Het heeft naauwlyks de hoogte van een Span , doch is niettemin Heefterach- tig , bekleed met zeer fmalle Blaadjes als Naai* den, hebbende insgelyks Klokvormige Bloem- pjes en ronde Zaadhuisjes. De Meelknopjes zyn in deeze Soort gebaard. f3) An- (i) Andrêmedd Ped. folitams termïnalibus , CoroII, camps- nulatis , Fol. confertis fubulatis. Oed. Dan. 7\ 10. Ancïr. Fol. Acifortnibus confertis. FU LappK \6$% T. I. £ 3, Ft: Succ. 337 > 335. D E C A N D R I A: li (2) Andromeda met vergaarde Bloemjleeltjes Iffi en Eyvormige Bloemen ; verfpreide y fmal- A vJJf** le , Jiompe 3 platte Blaadjes^ Hoofd» STUK» Dceze groeit ook overal in de Laplandfche 1IU Gebergten , van waar dezelve door Rudbeck c«r«tóf* nan Petiviir bezorgd was 3 zynde nader- a hand 5 zö wel als de voorgaande f in Noorwe- gen gevonden, en insgelyks door Oederüs afgebeeld; Onze Ridder ^ naamelyk , heeft deezé drie Soorten allereerst waargenomen, en zeer naauwkeurïg in Plaat doen brengen. De tegenwoordige is van de beide voorgaanden grootelyks , zo in Gewas 3 als in Blad en Bloem , vcrfchillende. De Slangetjes , die ruu# cu bruin zyn 5 groeijen fomtyds een Voet hoog. De Blaadjes zyn óngevaar een Lyn breed 3 een halve Nagel lang, enftaan byna in den winkel- haak aan de Takjes , elkander geenszins bedek- kende 9 maar byna als in het Empetrum , glad en groen. Van twee tot vyf Bloemfteeltjes; komen uit de enden der Takjes voort, zyhde Draadachtig , een Duim lang , ieder met een enkel Bloempje i dat eene Eyvormige figuur heeft en hoög blaaüw is5 met eenen paarfehch Kelk , zynde het Mondje famengetrokken , met eenetl ($) Andromeda Ped. aggregatis, Corollis ovatis, Fol. fpar- fis lincaribus obmfïs planis. Oed. Ban. 57. Fl. Lapp, 16 5 * T. 1. f. 5. fl* Sutc. n6% 354- Hort. Cliff. 165. Androme- da rnrioi Norvegka Burfer. Amccn. Acad. I. p. 332. Erica folio Abietis Piore Arbuti. JiUXB. QenU IV. P» 2*i T.S^i F ft* desl. v. Siuis» Él Tiewmannice Heesters; III. ecnen vyfdeeligen Rand, en de Vrugt een vyf- Af^^Li hoekig Zaadhuisje , met het Styltje ook daar Hoofd- op. Dat topje , daar in 't cene Jaar de Bloem- stuk. pjes uitkomen , fchiet Takjes in 't volgende J^tf- Jaar. De Meelknopjes zyn hier ongebaard. Buxbaum heeft dit Gewas, onder den naam van Heide met Dennebooms- Bladen en Aard- beziebooms l Bloemen , voorgefteld. 1V, (4) Andromeda met vergaarde Bloemjleeltjes mtyhnd m Cytindrtfche Bloemen, de Bladen over* hoeks, Eyrond en onverdeeld. Een Marylands Boompje , met kortere Paa- penhouts Bladen 3 die bleek groen zyn, bren- gende uit een zelfde Knoopje verfcheide Aard- beziebooms Bloempjes voort , die Aairswyze over den eenen kant uitbotten , van Pluk e- netius in Afbeelding gebragt, maakt deeze Soort uit, welke de Meelknopjes als laatst ge- meld en de Bloemen Rolrond Klokvormig heeft: De Bloemen zyn groot en wit van Kleur ; de Bladen Lederachtig en glinfterende, de Zaad- huisjes vyfhoekig en aan 't end gaapende, zo men nader in Virginie, alwaar het ook groeit, waargenomen heeft. (5) An- (4} Andromedd ïed* aggregatïs, Cor* cylindrïcis, Fol. alter- nis ovatis integerrimis. Arbuscula Mariana, brevioribus Evo- aymi foliis &c. Pluk, Manu T. 448. Andromeda Foliis «vatis &C. GRON. Viri* 49 » * DscANDttvA £3 £5) Andromeda met vergaarde Bloemjieeltjes GSb en Eyronde Bloemen , & fi/aden ovef- A viaf1" Aoflfo 3 Lancetvormig en omgekruld. Hoofd- stuk» Onder den naam van Rosmarynbladige Heide v. ïs deeze voorgefteld door Plükenet, maar Jj^Jj Buxbaüm noemtze Poliifolia. Zy komt in biadig*» de Veenige Moeraden der Noordelyke deelen van Europa 3 Lapland , S weeden, Noorwegen, niet alleen , maar ook in die van Switzerland en elders voor ; zelfs in Engeland , volgens RAVj die het Moeras -Ledum van zyn Land noemt. Het is de Ericoides van Heister j de Ledoides van anderen. Hall er noemt het een regtopftaande Heefter , van een Elle hoog. L1NN./EUS vondt hetzelve door geheel Lapland en Sweeden , zelfs in de Gebergten * op vogtige plaatfen, in de Bosfchen met veele^ doch anders dikwils met maar eene Bloem aan een Stengetje, welke door haare fchoonheid van Kleur de meefte anderen van dien oord overtrof* De Meelknopjes zyn in deeze , volgens Oe de. r ü83 gebaard* (6) Afr (5) Andromeia. Ped. ~ aggregatïs , Coroll. oratis ? FoL al- rem» lanceolatis revolutis. Andr, Fol* alt. lanceol. raargi- tae rcflexts, Fl. Lapp. 163. T. I. f. 2. Fl. Suec. 335, 355. Hert. Cliff. I63. R. Lugdk 440* HALL. Helv. 416* Opuse» J40. Poliifolia BUXB. A3. Ptir. \\. p% 345. Cmt. V. \\ 28, T. 49. f. i* Viris Idaeas affiöis Oeb. Ban. T. S4* tnsë barailis Rotmarini folio. PLUK. Alm. if$h T. 175. f. }? F & S4 TienMannïge Heesters: III. (6) Andromeda met getuilde Bloemen , ovaali At\mLm Bladen en neerleggende Stengen. stuk!0* Deeze, door den Heer Gmelin in de be- yK fchryving der Planten van Siberië afgebeeld > §bya'Tht 8roe^ *n Kamtfchatka 3 onder het Empetrum , 1 eu ° ' op de Rotfen , by dikke plaggen gelyk de Wilde Thym , hebbende veelbloemige Steel- tjes. De Meelknopjes zitten loodregt aan de Rug der Meeldraadjes vast. vtï. ("7) Andromeda met hellende Trosjes , vier- ^iedand". deelige Eyronde Bloemen en overltoekfe Lancetvormige omgekrulde Bladen. Deeze , die te vooren , met reden , door den Ridder tot de Heiden betrokken was, wordt thans, om dat de uitwendige Geftalte veel naar die van de Vyfde Soort zweemt , hier t'huis gebragt , niettegenftaande het getal, in de dee- len der Vrugtmaaking , volmaakt met de Hei- de ftrookt. De Kelk is vierbladig, de Bloem in vieren gedeeld met agt Meeldraadjes ; het Zaadhuisje vierhokkig en vierkleppig. En , dewyl dit getal , van vieren en vyven 3 het eenig- (6) Andromeda Flor. corymbofis , Foliis ellipticis , Caule pioftrato. Mant% 23 §♦ Bryanthus. Gmel. Sik. IV, p4 133, T. 57. f- 3. (7) Andromeda Racemis lecundis , Flor* quadrifidis ovatis, Foi. alternis lanceolatis revolutis* Syst. Veg. XIII. Erica Ra- ccmo tcrminali, Foliis alternis, fubtus tomentofïs* Sp. Plant. $09. Erica Gantabrica , Flore maximo , Foi. Myrthi fubtus incanis, Toürnf. Infl. 603. Erica live Dabeoci Hibcrnis, RAJ. Dendr. 98* Deca^d&ia. 85 cenigfte onderfcheidend Kenmerk van de Ge* Hl. Aagten van Erica en Andromeda uitmaakt , niet F^j* u alleen 5 maar ook verfcheide Soorten van dit Hoofd- Geflagt zodanig naar Heide gelyken , dat men- STUK* ze 'er naauwlyks van onderfcheiden kan; zo \sni*ionog)m deeze overbrenging zonderling, Men vindt dit Gewas op zekere Bergen van Ierland , in een Veengrond. Het heeft Hee- fterachtige, Haairige, Roestkleurige Stengetjes, die aan 't end enkelde Trosfen uitgeeven, van eenbloemige Steeltjes , met Violetkleurige Cy- lindrifch Eyronde Bloemen , eens zo groot als die van de Rosmarynbladige. De Meeldraadjes zyn wit , de Meelknopjes bruin , Pylvormig , ongebaard, aan den top geknot , met twee Gaa- tjes. De Styl, die Draadachtig is , van langtq als de Bloem , heeft een flompen Stempel. (8) Andromeda met hellende Trosfen , deBla- Vffl den liniaal met eene kleverige Haairig* Dr°f^^ j . , ö des. held. Kaapfche. Hier wordt dus t'huis gebragt de Lymerige Heide van de Kaap , door Bergius befchree- ven , welke het Loof byna als dat van een Soort van Zonnedaauw heeft , waar van de bynaam ontleend is. Het getal komt, in de deelen der Vrugtmaaking 9 fomtyds de Heide nader, zegt de Heer Murray en de Meelknopjes zyn gebaard. (9) An- ( 8) Andromeda Race mis fecundis , Pol. linearibtis pilofis vi- feidis. Mant. 239. Erica glutinofa. Berg. Cap. 99. Cham^* ciftus Roris Solis foliis, PETIV* Mus. 22. T. IL DEEL. V* Stuk, 36 TlENMANNIGE HEESTERS. ïtl, (y) And onieda met naakte, gepluimde, heU AFl.EtV* Ü&fe Trosjes , en Roïrondachtipe Bloem- Hoofd öte B iaden overboekt) langwerpig eti «tuk. geknield. IK. Panicuia- (10) Andrccieda mét hellende Trosjes , dz> GepIuiiQ- Blikjes hebben , Je Bloemen bult 'g Rol* 4c' )sfö3 , Bladen overnoeks langwerpig 3 Ké£wfa> Tandjes. Ccno te. xt. C11) Andromcda inet hellende makte Trosjes , Baoma'-h-* Bloemen rondachtig Eyvormig, Deeze drie Soorten vallen in Noord -Ame- rika, cn verfchillen zeer in grootte van de an- deren, inzonderheid deeze laatfte 5 welke Boom* achtig is , ja van den Heer Clayton ge- noemd wordt een Boom met Meinc witte Bloe- men, als J3ekerachi?g , naakt, Aairswyze over de cene zyde gelchikt , de Bladen langwerpig ge-pitst s het Zaadhuisje klein , Kegelvormige in vyven gedeeld. Het Afkookzél dcezer Ëla* der) , die zuur zyn , merkt zyn Ed. aan tot ver- moeiing en dorsUes-fchinge ia de Hitte van de Koorts (9) Jfndremeda Rac. fee. fitfcN pnniculatis , Corol), fubcy- i iidr Foh altern.s oblongs cieónlatis, Irutefc Fol. ferraris &c. Catesb. Oir, II. p. 7. 4So Vitis Iua:a Amer. (10; AndtQmeia Rac, fee. BraSeatis, Cor. globofo-cylia- dïicis , Fol. alreiiiis obioiigis femtis. (nj Ardrcmeda Kgc. fcc. nud:s, CorqHis rotundo - ovAtig. .&nd.qraed> Arborea &c« Grojï. l^irg 61. Frurex Fol. oblo:i- gis acixuiinat[s,FJoribus fpïcatis uno verfu cLspoiuis. CAT. Cdr* l, p, T« jr|, S£^xqaf# Jlft Df bi. 36, ?1, XLII% Decandria. 87 Koorts te dienen. Men noemt het deswegen III. de Zuuringboom > die , volgens Catesby, Avniau wel een Stam krygt van een half Voet dik Hoofd- en twintig Voeten hoog. stuk. (12) Andromeda met hellende Tros/en 3 die xn. Bladerig zyn , de Bloemen Rolrondachtig ^ycula' de Bladen overhoeks % (lomp Lancetvor- Groot a. 7 , 3 J r gekelkw. mig, gejtippeld. Volgens den Ridder zou deeze zo wel in Vir > ginie en Kanada 5 als in Siberië en Rusland , huisvesten. Het is een Heefier met Leder- achtige Bladen , van gezegde figuur , die de ïrosfen uit byzondere Takjes uitgeeft 3 met ovaale Blaadjes , de Bloempjes gefteeld voort- komende uit derzelver Oxelen , die den Kelk bedekt hebben met twee Blaadjes. Zy knik* ken over eene zyde. De Meeldraadjes hebben langwerpige Meelknopjes > in tweeën gedeeld en ongebaard. Nog drie andere Soorten van Andromeda 5 in Noord-Amerika groeijende, zyn3 volgens de Berigten van den Heer Clayton, door den Heer Gronovius opgegeven. De eece , uit (12) Andromeda. Racem. fecmidis foliaceis, CoroII. fubcy- lindricis, Fol. alternis, lanceolatis, obtufis pun&atls FL Suee. Ih N. 3 57» Gort. Fl. Ingr. 64. Ciftus Ledon. f. Androras- da Fl. monopetalis , parvis albis tubuloiïs , fpicatim &c. Gron» Virg% 21 ? Chamx- Daphnc. BUXB; AU% Pitr. I< 241» T\ 5. f. 1. Gmel. Sib< IV. p, 119. F4 II. ÖKEJU Y« ZVM* 83 T I ENMANN IGE HEESTERS, uit de Westelyke deelen % in de Winter, aaö ^ hyu\L dcnzelven gezonden , feheen veel naar deeze Hoofd- laatfte Soort te gelyken : de andere , op de stuk. t0ppen der Bergen grocijende , hadt eene roo- vi^n™J' ^c Schors: de derde, met wyde fpitfe Kelken, wordt van hem de Roodknop - Boom geheten E P I G JE A. Be uitwendige Kelk is in dit Geflagt drie-, bladig , de inwendige in vyven verdeeld : de Bloem Trompetachtig: het Zaadhuisje metvyf Holligheden. t. De eenigfte Soort (i) is een kruipend Hee- t^lf*a ft?r - Gewas , altyd groen, op drooge dorre |fujj?endfc. Gronden van Virginie en Kanada , in de Pyn- boom - Bosfchen , groeijende. De Takken van hetzelve a&yn rond, met rosfe Haairtjes bezaaid , en overhoeks bezet met Hartvormige, Leder- achtige , effenrandige, gefteelde Bladen. Het bloeit in 't vroege Voorjaar, geevende, aan 't end der Takken , Trosfen uit van Bloemfteel- tjes, met Pypachtige Vleefchkleurige Bloemen, die den rand in vier of vyf Slippen verdeeld hebben. Mitchel heeft hier van een nieuw Geflagt, onder den naam van Memecylum, ge- maakt. GüAL - (*) Gil OU. FL Vir?t. Luglb. X76Z. p. 67. (1) fpigf^ SftU Nat, XXI. Gen, 541. p. 300, V*g. XHI. £en. 550. p. 339. Am. Ac ad. lil. p* 17- Memccy'unu Mitch. Gen. 13* Arbotiu FqI. ovatis integris Gbon Vtrg. 4.9: 67* Pyrols affinis repens fruticofa &c Vluk. Alm. 30$* T* 107. f. 1. KhJ. SuppU $96. Dkcandria. 89 GüALTHERIA. JIL Afdeel* Dit Geflagt heeft ook een dubbelden Kelk , vm. den buitenftcn tweebladig , den binnenlten in^°°Fo* vyven gedeeld 3 de Bloem is Eyrond. Het Ho- M*n9r,m nigbakje heeft tien Puqten. De Vrugt is een»'*- vyfhokkig Zaadhuisje , bekleed met den bin- nenfien Kelk in een Befie veranderd. De eenigfte Soort (1) door den Heer Kalm l op dergelyke plaatfen van Kanada waargeno -f^ptt men, alwaar het van de Wilden Pollom gehe ten wordt , heeft den gedagten Geflagtnaam U' ( ^ naar den Franfchen Geneesheer Gualthier, aldaar gewoond hebbende 3 en in de Kruidkunde zeer ervaren 3- bekomen. De S weeden 3 zegt KALM^ncemen het Thebuske, om dat zy het Af- trekzei der Bladen in plaats van Thee drinkefu Het heeft naauwlyks meer dan een Span hoog- te, is Takkig en akyd groen, met ovaalachtige Blaadjes, die glad zyn met fpitfe Tandjes; ko- mende de Bloemen enkeld uit de Oxelen voort, aan Steeltjes hangende en wit van Kleur. De Vrugt is een roode Befie. A r b u t u si De figuur der Bloem , die Eyrond of liever Bel- fi) Gualtherla. Sysi* Nat. XII. Gen. 542 p. 300. Peg. XIII. Gen. 551. p- 3 39. Am. Acad. III. p. 14. Du HAM. Arhr. I. p. 286. T. 113. Vitis Idaa Canadenfis Pyrolz folio* Toirnf. fajï. 008. Anowyma Pedunculis arciiatis. CQLD* Noveb. 98. F 5 II ♦ Biel. y. stuk* 90 TlENMANNlGE HEESTERS. 111. Belvormig is $ maakt een voornaam Kenmerk Afvnil' van Geflagt U1C > maar *n d'lt PJpgf ver" Hoofd* fchilt zy weinig van die der Andromeda of stuk* Heide , ja zelfs weinig of niet van de Bloem Eenwy-fcv j}0fchbesfen*. Hier is het getal der Meel- * ^«.draadjes tien , en de Bloem aan den Mond in mum vyven gefheeden 3 van onderen docrfchynen- de (*) : de Vrugt een Befic met vyf Mollig, heden , in de Kelk aanrypende, terwyl in de Bofchbesfen die Kelk zelf dc Bene wordt. Vyf of vier Soorten komen in dit Geflagt voor 3 meest in Europa en Noord - Amerika huisvestende , als volgt. i. (i) Arbucus , met gladde Zaagswys getande vtb?** Bladen , en veehaadige Bes/en. Europi- fche. In de Bosfchen 3 zo der Zuidelyke deelen van (*) Ceroila ov&tai ere ba ft peltucidJ vindt men in Syst. Nat* Ed. XII: het welk de Heer Mtruay, hoe onverftaan- baar ook, in Syst* Nat. Veg* Ed, XIII. flegts nagefchreeven heeft, zonder te letten , dat daar het woord qutKquefid» ontbrak, en dat het moest zyn Ore qumquefido , Bafi pelluci- d&: gelyk men in de Optelling van de Kenmerken aan 't Hoofd der Klasfe , Cor. ovata , Baft diaphana heeft. De Bafis is immers regt het tegengertelde van den Mond. A Pac- tinio differt Fruïïu intra Floreru , eoque psrpetuo qumquefido s Campaniferm'i , zegt de Heer H ALLER. (i) Arbutus Caulc Aiboreo , FoU glabrls ferratiff , Bacris polysperrais. Syst* Nat* XII- Gen. 543. p. 5oo4 J^eg. XIII. Gen. 552. p. 3 39* Hort. Cli ff* 163. R. Lugdbat. 440, SAUv* Monsp. 59. GOUAN Monsp. 207. GER. Prov* 43S>. GRON. Oriënt. 137. Arbutug folio lerrato. C. B. Pin* 460* MiLL. Biïï* T. 48. f. 1,2. Arbutus. CAM. Eptt¥ 16%* DOD, Tempt. 804, Raj. Hift* ij;*. DECAfrDRIA, 91 van Europa , als der Westelyke deelen van III. Ierland , en in de Levant, komt deeze SoorcAFy^L» voor , welke in 't Italiaanfch Albaro , in 't Spaanfch Hoofd- Mandronho , in 't Franfch Arboufier > getyteldSTUK* wordt. In de Noordelyke deeleri van Europa n^mQg> voert hy , in 't Hoogduitfch , den naam van Krdbeerbaum , dat is Aardbefie - Boom , 't welk de Engelfchen met Strawberry - Tree navol* gen. Schoon dezelve , in Griekenland > fomtyds een Boom wordt, naar het getuigenis van Bel- loniüSj blyft hy doorgaans maar laag en Hee- fterachtig , groeijende op de manier der Kwee- Boomen. De Stam en Takken zyn bogtigmet een ruuwe Schors : de Bladen als die van den Laurierboom , op de kanten fcherp getand > dik, groen, aan de enden paarfchachtig: de Bloem- pjes wit van Kleur en aangenaam van Reuk 5 komen aan Risten voort, en daar op volgen de V7rugten , naar Aardbefïën gelykende , maar grooter , volkomen rond , ruuw van builen , ryp zynde fchoon rood en in vyf Holligheden vco le Zaadjes bevattende , niet grooter dan Geerst Deze Vrugt fchynt Unedo van Pliniüs genoemd te zyn \ 't welk daar van afgeleid wordt, (*) Bacc ^at men 'er, wegens de wrangheid, maar vin. eene Befie van zou kunnen eeten. Dit moet dan Hoofd- zjen 0p je onrypeVrugt: want anders is dezelve *TEmvy- zoec * doch tevens ^ > byna als de Lyfterbes- **ge. fen , gelyk zy ook tot Aas (trekt voor dergelyk Gevogelte. Zelfs kan de Landaart en Grond daar in een aanmerkelyk verfchil maaken , ge» lyk men dit aan fommige Peeren, en Haagap- pelen , ziet. Hoe zou men anders de Bladen, Bast en Vrugten, als een Stoppend Middel, te- gen den Buikloop kunnen aangeprcezen vinden. Zo dik wils ik van die Vrugten gegeten hebf maakten zy my Pyn in de Maag, zegt J. Baü- hinus , maar Clusius getuigt , dat hy 'er veelen van , zondereenig hinder , genuttigd heeft, zynde dezelven zo aangenaam als Aardbefiën ; hoewel niet zonder wrangheid en van een by- zonderen Smaak. Te Padua komen zy op de Markt te koop, en worden 'er, van 't Gemeen, niet minder gretig gegeten , dan in Spanje. a. (A) Arbutus met gladde effenrandige en ge* fytfcht*' kartelde Bladen , de Bes/en veelzaadig. Het verfchil tusfehen deeze en de voorgaande is naauwlyks genoeg , om 'er een byzondere Soort (A) Arbutus Cmile Arboreo Fol. glabris mtegsrrimïs ferra- tisque , Baccis polyspermis. Andrachne frutescens , Spiek erec- ta, Fol. ovat. integerrimis & ferratis. Ehret, PhiL Trans. Vol, LVil. p. iif. T. 6. opt. Décandria; Soort van te maaken ; weshalve zy ook thans KEU van het getal is uitgemonilerd. De keurlykeAFy**^ Afbeelding van den Heer Ehret toont niet- Hoofd* temin een weezentlyk veï'fchil aan. Behalve 5TÜK* dat de Bladen maar weinig en veelen in 't g^ni^°nogr heel niet getand zyn , hangen de Trosfen ooi zodanig niet , en hebben ruige Steekjes, met eene aanmerkelyke Lymerigheid. Uit Zaad, dat van Aleppo ï nu ruim twintig Jaar gelee- den, door Doktor Rüssel overgezonden was, is deeze te Londen geteeld en door het enteü op den gemeenen Aardbefie - Boom wat veran- derd. Die Doktor fchreef ; dat de Schors van den Stam en de dikfte Takken, eenigc Maanden in 't Jaar, heerlyk Karmozyn - rood was; gelyk men de jonge Takjes in die uit Zaad geteeld ook bevondt te zyn. De Heer Ehret heeft- ze onder den naam van Andrachne befchreeven. (2) Arbutus met hurkende Stengen, de Bladen IL Eyrond eenigermaate getand, de ^omen^^ht verfpreid9 de Besfen veehaadig. Deeze is , onder den naam van Akadifche Vosfe - Besfen , met Bladen van Alaternus, door Tournefort voorgefteld. (3J Arbutus met hurkende Stengen, de Bladen m gerimpeld en Zaagswyze getand. **ifm*. Dee^Alpilciie. j (2) Arbutus Caulibus procutnbentibus, FoL o/atls fubferra- tis, Flor. fpariis , Baccis polyfperrais, Vitis Idaea Acadienfls Foliis Alaterni. TouRN, /«/?. tfog. 1 (l) Arbutus CauL procurab. FoL rugofis ferr atïs. FL Lapp. tv i-v S*{C9 lï. I>III* V, STUK, 94 TïENM ANNIGE HEESTERS» III. Deeze groeit niet alleen op de Bergen van * viifL# lapland, maar op de Switferfche Alpen en in Hoofd- Siberië ; ja, zo het fchynt, ook in Engeland* stuk. heeft Stengen van een Voet lang en ge- ïip**™*' fteelde witachtige Bladen, met zwarte of blaau* we Besfen, welke, (zo het deeerfte Vitis f Ixa . van Clusius is, door hem op den top van Schnealben of Sneeuw -Alp, boven Newherg, waargenomen ,) Vrugten draagt , die fomtyds de grootte hebben van Kerfcn, niet onaange- naam van Smaak. De Laplanders agten ze weinig en noemenze Kraaijen* Besfen* V 'Ir ■ ^ Arbutus met hurkende Stengen en geheel ongekartMe Bladen. druif. Het Gewas , dat Clusius onder den naam van Uva Urji of Beerendruif afgebeeld , en waar van To urnefort dus een byzonder Geflagt gemaakt heeft, komt in Switzerland en in de Noordelyke deelen van Europa , niet al» leen, maar ook in de Gebergten van Langue- dok, Provence en zelfs in Spanje, voor. Al- daar Suecé H. Ctöffi, R. Lugdbat. 440. HALL. Hdv. 41 j. OED. Dan. 73. Vitis idsa Foi. oblongis albicantibus. C. B. Pin. 470. Vitis Idara I. Clus* Hifl* U p. 61. Pann. p* 77, 78. (4) Arbutus Caul. procumb. Fol. integerrimis, Fl. Lapp. 162. T. 6. f. 3. Fl< Suec. IL CUff. Sec, Mau Med. 211. HALL» Helv. 415. Uva Urfi CL'TS. Hifi. h p* 63« Hisp. p. 794 Icon oprima. item, LOB. Icon. 366. & QED. Dan. T. 33. Radix Idara putafra & Uva Urfi, J* B. Hifi. I. p. 524» Arba* tus Novcboracenfibus Bearberry. Gold. Nevé* 104. Decandkia. ps daar was het een Heeften je, met buiSzaameAF^g Takjes, ongevaar een Voet lang, op den Grond Fvnf* lessende, en Bladen als die van den Aardbefïe- Hoofd* ^oo " STUK Boom , doch naar 't end breeder of Spatel vormig , MJ zynde niet getand* Het is door geheel Lap-™* 'T land en Swceden zeer gemeen , groeijende op de droogtte dorre Zandvelden , en aldaar Meel- bes/en genoemd wordende. Sommigen hebben het aangezien voor een Soort van Vosfehes- fen (Vitis Idaa,) daar het in gefïalte weinig van verfchilt *. De Bladen zyn wat langer of * zie langwerpiger, zo de Heer H aller aan-bladz' *9** merkt , en de Bloemen komen by Trosjes uit de Tóppen der Takjes voort. Linn/bus heeft bevonden , dat de Stengen van een tot drie Voeten lang zyn , en , de jonge inzonder- heid, rood van Schors: het Loof, altyd groen 9 beftondt uit Eyronde Blaadjes , den rand omge- boogen hebbende en byna Wollig: aan 't end der Takken kwamen enkelde Trosjes voort , van twee tot agt Bloemen , elk op haar eigen Steeltje, met een Schubbetje onder ieder Bloem. De Kelk was zeer klein , in vyven gedeeld, ftomp , ftandhoudende * paarfchachtig : de Bloem Ey vormig , wit , met een vyftandigen, omge- boogen , ftompen , Vleefchkleurigen , Mond : 't getal der Meeldraadjes tien , de Meelknopjes tweeborflelig : het Vrugtbeginzel Eyvormig ; de Styl langer dan de Meeldraadjes; de Stem- pel (lomp ; de Vrugt een ronde gladde Befie met een droog Vleefch. Of II. Deel. V. Stuju als de Smak , gebruikt wordt van de Leertouwers. Sommigen willen , dat het de Idcsa radix van Dioscouides zou zyn , waar aan een fterke Samentrekkende kragt toe- gefchreeven wordt f*). In deeze beide Soorten zyn de Besfen niet veelzaadig, gelyk de Vrugten van den Aardbe- fie - Boom , maar bevatten alleenlyk vyf Zaad- korrels. Het fchynt dat de laatfle de zelfde zy, welke men in Nieuw Jork Bearberry, dat is Beerenbesfen 3 volgens Colden, tytelt. C L E T H R A. De Kelk in vyven gedeeld , met vyf Bloem* blaad- (*) Dalech. Hifi, des Planm Lyon Livr. lh Chap, j5. D £ G A N D R I A« £>7 blaadjes een driedeeligen Stempel en een Zaad- Ar Jg* , huisje dac driekleppig is, mee drie holligheden, vul' maakt de byzondere Kenmerken uit. Pioopd- STUK» Maar éóne Soort is van dit Geflagt , tot' * nog toe 3 met zekerheid bekend (i), die men cietbra door Caïesby afgebeeld vindt , zeggende 3 EUï^digc» dat het een Heefter is met Bladen als dei* Haag- appelboomen 3 welke op vogtige plaatfen van, Carolina of Virginie in 'c Water groeit. Hy voegt 'er by, dat dezelve ook het Klimaat van Engeland in de vrye Lugt verdraagt. De Hoog- leeraar Bürmannüs heeft dit Gewas op zyn Ed. Buitenplaats , onder veele andere zeld- zaam voorkomende Planten , in de vaste Grond , alwaar ik het bloeijende gevonden heb , en my een Takje met Bloemen daar vandoor zyn El is medegedeeld. De bynaam is ontleend van Plukene- t I u s, die het Amerikaanfche Elsbladige noemt * zynde dit mooglyk eene verfcheidenheid : want de Bladen gelyken , in het gemelde , naar die der Elzen weinig. Het is, volgens den Heer Gronovïüs 3i in Virginie een taamelyk >P hooge Boom met ronde Takken , de Bladen „ fpits Lancetvormig , gedeeld, de bovenden - 5, brec- (i) Clahra. 'tyst. Nat. XIU Gen. w P- 301. Xlir. Gen, 5 Si' P* 34°* GRON. Firg. 47, 67, Dü HAM. Arbr. I. p. 176. T. 71. Miller lc. 221, Alnifolia Ametlcana fer- rata &c. Pluk» AU. ig. t. 215* f. 1. Catssb. CV. 1, r9 66. Sfl. Vog. II. Band. PI. 42, G TI. DEM* V. Stuk, $8 TlENMANNlGE HEESTERS. III. „ breeder en fcherp getand , de onderften , [die ^vul* w meest naar Elzen Bladen zweemen ,] ftomp Hoofd- 5) Eyrond > doch ock met Tandjes» Aan *t s"11^ 5, end der Takken komen losfe Aairen voort, vi*"e'.nwr » naauwlyks een Span lang , van onge- 33 fteelde Bloemen 3 ieder gevat in een Elsvor- 3, mig Stoppeltje cn met een gryzen Kelk ge- 3, wapend". Het Zaadhuisje is, volgens Clay- ton f vyfhoekig, droog, gevuld met zeer klei- ne 3 dunne Zaadjes. Clethra is de Griekfche naam van den lUzeboom. S A M Y O A. Een vyfdeelige gekleurde Kelk 3 zonder Bloem- blaadjes ; maar een Honigbakje in tienen ge- deeld 3 het Vrugtbeginzel omringende : het Zaad- huisje van binnen Befie - achtig , driekleppig met ééne Holligheid 3 waar in de Zaaden nestelen. Dus zyn de byzondere Kenmerken voorgedra- gen, Vyf Soorten, altemaal Westindifche Planten 3 komen in dit Geflagt voor 3 als volgt. 1. (1) Satnyda met tknmannige Bloemen en Lan- f^flora. cetswys' Eyronde, wederzijds gladde Bla» jcieinbioc- im% ' Van (1) Samyda Floribus decandris , Foliis ovato - oblongis, • utrinque glabris. Syst. Nat. XII. Gen, 547» P* 101.Veg.XllU Gen. 543* p. 340. Samyda parviflora, Loefl* //. 260. Samy- da Fo?» ovatis &c. Brown, Jam» 217. Cafearia Flor. decan- dris, jAcq. Amtr. 21. Hift. 133. Tf %s* Arbor Baccifera Fol. oSlongis &c, 5LOAN. Jam. 173. Hift. II. p. 108» T. 21 z. f« 2. Raj. Dendr. 7U DECANDRIA, 39 Van Sloane wordt decze een Besfendraa- III. gende Boom genoemd 3 doch de Heer J a c q u i n **yf^' zégt dat het een Boompje is van vyftien Voe~HjoFü- ten hoogte , waar van zyn Ed. een Takje af-STUir# beeldt , hebbende hetzelve tot een nieuw Gc-f«i4 ■•Wr* flagt , van Cafearia , betrokken. De Takken zyn dun en niet gedoomd , de Bladen als ge- zegd is, Zaagswyze getand , gefteeld, een Duim lang, aan de jonge groene Takjes. Vergaarde eenbloemige Steeltjes komen aan de oude Ela* derlooze Takken voort , met een menigte van witte Bloempjes. Volgens Sloane is de Vrugt zeor klein en Saffraankleurig. 't Getal der Meeldraadjes is tien. (2 ) Samyda met agtmannige Bloemen , en Hart- tt. vormige gladde Bladen. GkSfc De Bladen zyn in deeze Soort flaauw ge- karteld, en uit de Oxels komen dunne Bloem- trosfen voort. Het is mede een Boompje van vyftien Voeten volgens Jacqüin, ft welk zyn Ed. in het Kreupelbofch by Karthagena veel hadt aangetroffen. (3) Samyda met agtmannige Lloemeii en ge- nï. doomde Takken. Dit (1) Sanjda ïlor. o&andris , Fuliis cordatis glabris. Cafearia nirida inertnis ¥1. octandris. (acc^. Amer Hijl, 132. Samydi Fol. nitidis cordatis &c. Hrown. Jam. 117. T. 23. f. 3. (3) Samyda Flor. o&andris, Ramis fpinofis, Cafearia acu!eata Flor* o&andris. [AC^ Amer. 21. Hifi. 133. Guidonia Auxantii foliis aculeata, Plum. Cm. 4. 1c. 147, f. 1. G 2 ll. deil. v. Stuk. 1 * ioo T i enmannigi Hees te ks. III* Dit is een Boompje van zeven Voeten , vol- Av!nEL*gens dicn zclfdeD Hcer > waar van dc ouc3c Höo:^D' Takken hier en daar met Doornen zyn gewa- STl,K* pend, de Bladen Eyrond fpits, anderhalf Duim Jjjjj*wfc lang, gecvende omtrent twaalf zeer kort een- bloemige Steekjes uit ieder Oxel ; zo dat dc jonge Takken als geheel bedekt zyn met Bloe- men wit van Kleur , de Kelkjes uit den paar- fchen groen , een Pap bevattende die Oranje- kleur verwt. Het was zyn Ed. menigvuldig op 5f. Domingo voorgekomen, tv. (4) Samyda met twaalfmannige Bloemen , de Puhe>ce*s. Bladen (lomp ovaal, van onderen Wollig. Wollige- J ö De Samyda met ruige Eyrondc Bladen, de Bloemen aan tropjes geplaatst , van B * o w n e , komt hier bedenkelyk t'huis 5 zo wel als de Befiedraagende Heefter met effenrandige lang- werpige Bladen en vyfbladige bleekgeele zeer welriekende Bloemen?, van Sloane op Ja- maika waargenomen. De Vrugten van deezen Itatftcn werden 'er Cloven- Berries, dat is Na- gel • Besfen > getyteld. v ($) Samyda met twaalfmannige Bloemen, de StrruUta. Gekartcl- «c« (4) Ssmyeia Flor. dodeeandris t Foliis obovttis fubtus t«men- to£$. Stmyda Fol* ovatis villofis &cé Brown. Jamé zii ? Frutex Biccifer folio oblongo inregr*, Flore ptntapttalo , pallide luteo, od«ratisfimo„ Sloan, Jam. 173. Hifi. II. p, lof ? R^j. Dendr. 75 ? ($) Stmyda Flor. dedecandrïs , Foliis ovato - oblongis fer- ruhtis. Samyda Flor. dodeeandris. jAcqj Amtr* 21. Hifi. 131. Dec andria. lOI Bladen langwerpig Eyrond en fyn ieiai[' teld. vi ii. r . . Hoofp- Dit is een Heeftertje van twee cf drie Voe-STÜK. ten hoog volgens den Heer Jacquin, die Momgr hetzelve op St. Domingo hadt gevonden. De*"i Guidonia met Olmen - Bladen en een Sneeuw- witte Roosachtige Bloem , van Pater Plu- mier, wordt hier t'huis gebragc. Het zonder- linge Honigbakje, dat zig als een Bekertje ver- toont, maakt het voornaamfte Kenmerk uic van dit Gefiagt. De ïweewyvigen onder de Tienmannige Plant • Gewasfen , dat is die tien Meeldraadjes en twee Stylen of Stempels hebben , leveren ook eenige Heefters uit, als R O Y E N A. Een Geflagt , dat benoemd is ter Eere van den beroemden Leidfchen Hoogleeraar den Heer Adr. van Royen , die de Kruidkunde , zo door zyne Onderwyzingen , als anders, ook niet weinig heeft voortgezet. De overige Kenmerken zyn ; een Bekerachti- ge Kelk; een éénbladige Bloem, met een om- geboogen rand; een eenhokkig vierklcppig Zaad» huisje. Het behelst thans vier Soorten > altemaal van 132. Guidonia Ulmi folio, Flore rofco niveo, Plum» Gat* 4» Ic. 146. f. 2. G 3 II. Deel. V. Stuk. 102 TlENMANNlGE HEESTERS, III» van de Kaap af komftig , doch in de Open- AFvmLfc kaare Kruidhoven overgebragt; naamclyk ' ( O ^oyena m€t Eyronde ruuwachtige Bladen. r> l' Deeze maakt in de Hortus Medicus alhier tecida. een Takkig Boomgewas uit, van ruim zes Glanzige. yoeten }100gte 9 c]och bereikt aóclers fomtyds wel de grootte van den Laurierboom, De Schors is Afchgraauw ; de Bladen zyn fpits ovaal , omgekromd , twee Duim lang en een Duim breed , van boven glanzig donker groen , van onderen helder groen , digc bezet met een menigte van zwarte Stipjes. Of dit laatfie na- tuurlyk zy 9 dan toevallig, kan ik niet verzeke- ren. Het bloeit jaarlyks met fraai je paarfche Bloempjes , doch draagt hier geen Vrugt s die volgens Commelyn , welke het Gewas uit Zaad van de Kaap geteeld hadt, rond is, met vier driehoekige Steentjes. n. C2) Royena met Lancetvormige gladde Bladen. Rêyena gla^ra. V7an deeze Soort is 't Gewas , in de Hortus alhier s wel zeven Voeten hoog : de Blaadjes zyn (i) Royena Fol. ovatis (cabriusculis. Syst. Nat. XII. G«n. S5o. p. 302» Vcg. XIII. Gen. 555. p. 341. Hort, Cliff. 145^ R. Lugdbat, 441, Staphy'odeivJron Aft. fempervirens , Fol. fplendenrihus. Comm, Hort. I. p. 157. T. 96. Staph. Afr. folio iioguiari iucido. Htrm. Par. T. 232. P.ftacia Africana* fWK. Mm. 298. T. 63. f. 4. T» 317- f* S- (z) Royena Fol. lanccolatis g^abris, R. Lugdbat. 441. Hort, Cliff. 149. Berg. Caf. 144* Vit?s *dxa JEthiopica , Buxi mi- noris folio , Floiibus albis. Gomm. Hert. J. p. 12$» T. 6$. DlCANDRIA. 103 zyn de helft fmaller , taamelyk ftyf doch regt HL en glad in vergelyking met de volgende : de %™*L' Bloempjes veel kleiner en niet onaangenaam van Hoofd* Reuk. In de Afbeelding van Commelyn STUK*. gelyken zy meer naar die van Palm , dan in de 'syn'a' tegenwoordig hier leevende. Hy hadt 'er een Vitis Idaa van gemaakt , naar welke Plant zy in Bladerloof zweemt. Bergius befchryft deeze Soort omftandig. (3) Royena met Lancetvormige ruige Bladen* ni. De Blaadjes zyn in deeze Soort zo Lancet* hirfuta. vormig niet , als in dc voorgaande 3 en meer Ruise« ovaalachtig ; ook zeer weinig naar die van Ros- maryn gelykende 9 geelachtig groen 5 aan beide zyden Wollig of met een zagt Dons bezet en flap met veele Adertjes. Zy bloeit ook hier te Lande. (4J Royena met langwerpig Hartvormige van ^ onderen Wollige Bladen. Wollige. Deeze gelykt naar de eerfte Soort , maar heeft de Takken ruig : de Bladen zyn langwer- pig Vitis Idaea jEthiopica Myrthi foliis, Flosculis dependentibus. Pluk. Alm. 391. T. 321. f. 4. (3) Royena Fol. Janceoiatis hirfutis R« Lugdb% 441. Arbutus Fol. lanceol. &c. Hort. Cliff. 163. Staphylod. Afr. fol. lanu- ginofo Rosmarini lartore. Boerh. Lugdb. II. p. 235. (4) Royena Fol. cordatis obiongis, fubtus t omen to fis. Syst. Veg. XIII. Royena Fol. ovato - lanceolatk fcabris» Herh G/« jknl. BüRM. Fl. Cap. Prodr. ie4 T ï ENMANNlGE H EEST ER S- HU pig ovaal , van agteren Hartvormig, van pnde. AFvfn.Lè ren Wol!ig> ftompachtig, met korte ruige Steel* Hoofd- tjes. De Bloemen in de Ox?Ien , enkeld , stuk. knikkende , hebben ook ruige Steekjes , niet ?™€wy- iaI]ger daa cje Bloem. Onder den Kelk zitten twee fpics ovaale , ruige , afvallende Blikjes. Het fcHynt die te zyn, waar van onlangs een Takje aangebragc was , met ftomp ovaale ruu- we Bladen ] en Besfen in de Oxelen, volgens den Heer N. L, Bürmanjsus. Maar, hoe kan een Gewas met eene Befïe - achcige Vrugt tot dit Gefiagt bchooren? Een dergelyke thans in de Hortus zig bevindende , heeft Bladen als van den Laurier - Kers Boom , Lancetvormig ovaal, van ouderen Wollig maar niet ruuw, dik en ftyf , wel vyf Duim lang en by de twee Duimen breed. H Y D R A N € E A. Een vyfbladige Bloem , een vyfdeelige Kelk boven het Vrugtbeginzel , dat een tweehokkig, tweefnuidg , rondom befneeden Zaadhuisje wordt, zyn de byzondere Kenmerken van die Gefiagt. i. De ecnigfte Soorc (i ) j in Virginie huisves- Mydrangea ten(jc js een Heefier , niet zeer hoog van cm. Stam, met vierhoekige Takken , Hartvormige gaaanch- (i) Hydranget. Syst. Nat. Xll. Gen. 551. p. 502 Pr^ XIII. Gen. 557. p. 34*. ÜV, flAM. Arbr* ï4 p. ij»s. T. DXCANDR1 A. 105 gefpitfte , Zaagswys' getande , gladde Bladen , 1Ü« de bovenden Eyrond* De Takken loopen uit vuu* in een trop van gepaarde Steeltjes , die langer Hoqfd- dan de tusfchenwydte der Bladfteelen, zeer me-5TÜK* nigvuldig , verfcheide maaien verdeeld , een dig- Diiïm** te Tuil maaken , van kleine witte welriekende Bloempjes. Het Zaadhuisje , dat in twee hol* Jigheden vol is van kleine Zaadjes, heeft twee kromme Hoorntjes, 's Winters verliest dit Ge- was zyne Takjes. Van deszelfs figuur zal de Geflagtnaam 5 een Water - Kruik, Emmer of iets dergelyks betekenende, afkomdlg zyn. 's Win- ters raakc dit Gewas zyne Takjes kwyt. C u n o N 1 A. De Bloem en Kelk zyn in dit peflagfc bei- den vyfbladig , met de Stylen langer dan de Bloem. De Vrugt is een tweehokkig gefpitst Zaadhuisje , dat veele Zaadjes bevat. De eenigfte Soort (1), aan de K:iap groei* T jende , is Oojlerdyhia genoemd geween door Cmlw* d:n Hoogleeraar J. Uurmaknüs, ter eereKaap^ van de beroemde Heeren Oosïerdyk, Va. der en Zoon* Zy maakt aldaar , zo zyn Ed. aanmerkt, een grooteu Boom 3 die bruin enruuw van (1) Cuaonïa. Syst. Nat. XU. Gen. 552. p- 302* Peg. XilL Gen. 555. p. 342. Oofterdykia Flor. fpicatis pentapeta- lis, FoU obiongis ftóncanis ferraris. Burm. Afr. 259. T. s>6. Arbuscula Arbuti alatis foliis A.fricana. Pluk» Alm. 45. T, G 5 11 Deel, v. stuk, I06 TlENMANNIGE HEESTERS. III» van Schors is, en wiens Hout., aldaar gemecn- lyk Esfchen- Hout geheten wordende, tot de Hoofd- Timmeragie zeer dienftig is. De Bladen gely- stuk. y.Qn taamelyk naar. die der Esfcheboomen , als vj! wr zytidQ paarswyze aan een Steel geplaatst, met een oneffen Blad aan 't end , doorgaans ze- ven in getal. Maar het byzondere , dat deeze Boom heeft , zyn zekere Spatelachtige , ge- fleelde Klieren in de Oxels der Bladen. Boven- dien draagt hy dubbelde Aairen , naar die van \ Vosfen - Staart Gras gelykende , geheel uit de Bloempjes famengefteld , met zekere uititee- kende Puntjes, dat de Stylen zyn, rondom be- zet, waar van vervolgens Vrugt - Aairen wor- den, beftaande uit kleine tweehoornige Zaad- huisjes. Het Afrikaanfch Boompje , met ge- wiekte Aardbezie - Booms Bladen , van Plu* kenetius, is hier t'huis gebragt. ti*. xxv. In verfcheide opzigten komt daar mede dat «• Xakje overeen , 't welk zig onder myne Kaapfe Planten bevindt > hier nevens 5 op Plaat XXV , afgebeeld. De Bladen zyn ztevéti of mcerbladig gevind , en hebben ieder op zig zelve byna een Vinger langte, gelyk ten opzigt van de eerfte Gojterdykia door den Hoogleeraar J. Bürman* nus gemeld wordt; maar van gedagte Spatel- achtige Klieren openbaart zig niets , of het moe- iten de Lidtekens daar van zyn, die zig boven aan het Takje vertoonen. Hier zitten de Blad- fteelen tropswyze , van aanmerkelyke langte , eer zy de Bladen uitgeeven 3 die ongekarteld zyn 3 Decandri a. 107 zyn , byna als in de gemelde. De Bloempjes III. komen aan Aairswyze Pluimen uic derzelver A™"u Oxclen voorc , omtrent zo als in de tweede Hoofd- Oojterdykia 9 welke hier van den Ridder aange-STÜK* haald is ; maar volgens gezegden Heer Bur- Diir^ mannds Mannelyke Bloemen hadt. De Bloempjes heb ik ten naauwkeurigfte onderzogt , en bevind, dat zy den Kelk in vyven gedeeld , en fommigen de Bloem vyfbladig hebben , uit vyf holle Blaadjes beftaande , waar binnen tien langwerpige Meelknopjes 3 van gedaante als een Hoorn , ongedeeld , den Styl omringen , die pieramidaal , dik en zeer Haairig is wie met een roodachtig bruin Hoofdje als Stempel, wor- dende van de Meelknopjes overdekt, Deeze deelen zyn hier , met fterke Vergrooting , op de Plaat vertoond. Of dit Gewas toe de gezeg- den behoore , dan een byzonder Gefiagt uit* maake, zal door nader Waarneemingen blyken kunnen. Ik heb het hier, fchoon tot de Een- wyvigen betrekkelyk , ter Proeve voorgelteld en kan nog dit zonderlinge daar omtrent be- rigten, dat eenigen van de door my onderzog- te Bloempjes zes Blaadjes hadden en niet meer dan negen Meelknopjes (*Jk D 1 a n t h u s. Anjelier. Een Cylindrilche Kelk , die eenbladig is , van on- (*) Dewyl de Stamlna , gejyk bekendl is, &in:yds in Pe* tala Veranderen , zo raoet het evenwei rot de Dcsandria behooren. II. dol. Y» Stuk» 10* TlINM ANNIGE HlESTERS. i Uil onderen mee vier Schubbetjes , bevattende vyf ^y^fj^'geaagelde Bloemblaadjes: de Vrugt een Cylin* Hoof»- drifch Zaadhuisje met eene Holligheid; zulks stuk* zyn ^ 5yZOndere Kenmerken van dit Geflagt , J?™nvy~ welks gewoonen naam Caryophyllus onze Rid- der met veel oordeel , wegens de gelyknaamig- heid met dien van den Kruidnagclboom , ver- anderd heeft in den Griekfchen naam Dién- thus , op derzelver voortrefFelykheid zinfpee- lende. Onder de veele Soorten komen maar weinige Heefters voor, naamelyk de drie laatften , als volgt. xviii. 0*0 Anjelier met een Heefteraehtige Steng 9 ^rhleuL Elsvormige Bladen tn Zaagswys* getande loom* Bloemblaadjes. achtige. J Deeze Soort , op 't Eiland Candia in de Mid- dellandfche Zee groeijende, is door Alpinus in Afbeelding gebragt , onder den naam van Boomachiige Wilde Anjelier , die vyfbladig is. Hy zegt , dat dezelve op de Bergen van dat Eiland twee Ellen hoog en hooger groeit , heb- bende een lange , harde Steng, van een Vin- ger dik, witachtig van Kleur en zeer knobbelig, Tak- Diamhus Caule Fmticofo , Pollis fubqlaris , PecalisSer* ratis. Sy$$. Nat. XII. Gen. 560. p. 307. Veg. Xlll. Gen. ^65, p. 3*8. Caryophylïas Arboresccns Creticus. C. B. Pin. 208. Pr oir. ic*4. Betonica Coronaria Arborea Cretica. J, 1. Bijl. 11 U p. ïitl Car, Arboieus fylveflris. Aw, Exv. 3$. T. 3X. D X C A * » K I *• I°9 Takken uitgecvende die zig in kleinere verde%^** len, hebbende hier en daar troppen van fmalle vm. Blaadjes , en aan 't end Bloemen als Anjelier- Hoofd. tics, witachtig paarfch , vaneen aangenaaraenÏT"K* . Reuk. (19) Anjelier met een Heefterachtige StenS en Lancetvormige Bladen. Frutestétk Heefter- Het eenigfte Berigt van deeze Soort hëeft«chtige. men van den fchranderen Toürnefort, die op zynen Levantfchen Reistogt deeze fchoo- ne Anjelier -Struik waarnam , groeijende in de Kloven van afgryzelyke Rotfen op 't Eiland Serpho , van waar zy door Zaad was overge- bragt en voortgeteeld in den Koninglyken Tuin te Parys. Dezelve hadt een kromme Steng van twee Voeten hoog en omtrent twee Duimen dik , Houtig , met eene zwartachtige Schors 9 als geringd. De Takken waren ook bruin , doch aan 't end groenachtig , en aldaar digt be* groeid met Spatelachtige Bladen , dik en Vlee- zig , zo bitter als Gal. De Bloemen waren vyf bladig en volkomen Anjelierachtig > bleek graauw met paarfche Streepen. Dezelven kwa- men fomtyds enkeld 9 fomtyds by Tuiltjes f uit de enden der Takjes voort. Het Zaadhuis- je geleek naar dat der Anjelieren. (10) An- (19) DUnthut Caule Fmtlcofo Fol. Ianceoiatïs. Caryophyl. lus Crrcus Arhoreas Leucoiji folio peramaro. Tour:*. Or. 23. Itin. I. p. is 3. T. p. II. Ï>FEL* V. STUK* 110 TlENMANNIGE HEESTERS, HU f20) Anjelier met eene laag Heefier achtige Afdeel. Steng , de Bladen fmal Elsvormig , de Hoofd- Bloemblaadjes niet ïngefneeden. x Aan de Zeekust van Spanje is dit Gewas i)*w/,«5ontdekt , dat de Bladen eenigszins de Steng 'siceken- omvattende heeft , zynde dezelven platachtig, **e# fmal , gefpitst. De Bloemfteeltjes , die van één- tot driebloemig zyn , komen uit de enden der zyd- Takjes voort, hebbende de Kelk vier Lancetswyze Schubben , en de Bloemblaadjes zyn aan den rand niet ingefneeden, gelyk in de andere Anjelieren. Banisteria. Onder de Driewyvïge Heefters komt eerst in aanmerking dit Geflagt van klimmende Ge* wasfen, 't welk den naam naar den Kruidkundi- gen Banister voert. Hetzelve heeft den Kelk in vyven gedeeld , van buiten met Ho- niggaatjes: de Bloemblaadjes rondachtig, gena- geld ; en brengt dr?e Zaaden , welke Vliezig gewiekt zyn, voort. 't Getal der Soorten, altemaal in de West- indiën, of in Amerika huisvestende, is zeven, als volgt. i. f i) Banifteria met hoekig uit gegulpte Bladen. Banifteri* Hoekige. (20) Diantbus Caule fuffruticofo, Fol. lineari- fubulatls» Petalis integris. Mam. 240. (1) Banifitria Foliis finuato angulofis, Syst. Nat. XIT* Gen. Decandria* III De eerfle Soort ïs , volgens Plömieh, III. een Gewas, beftaande uit lange Ranken 9 van ^f*** weinig meer dikte dan een Schryfpen, die we- Hoofd» derom dunnere Rankjes uitgeeven , en hier aanSTlJK* zitten de Bladen , tegenover elkander , op lange Tr'zym** Steeiep , byna een Handpalm groot. Uit der- zei ver Oxelen komen Trosjes voort of Tuil- tjes, van zes of zeven Bloemen, die uit vyf Lepelachtige Blaadjes beftaan. De Vrugten gelyken naar die van de Schotfche Linden en hebben een heldere Taankleur. De Groey- plaats was op 't Eiland Dominika. (2) Banifteria met Eyronde Bladen en zyde- u. lingfe Aairen, de Zaaden over end. ^Ivindti De byzonderheid der Bladen die Gevind zyn , naar het Loof van de Basterd - Acacia gelyken- de, onderfcheidt deeze Soort veel meer dan de Kleur der Bloemen , welke paarfchachtig is of Purperkleurig. Die Pater heeft deeze in Zuid- Amerika waargenomen. (3) Banifteria met langwerpig Eyronde fiyve m. Laurier. _ r bladige. Gen. 56«. p. 314- XIII. Gen. 573. p. 356. Acer fcan- dens Folio angulofo. Plum. Sp. 18. Clematis angulofo Folio , Aceris frudu. Tlum» Amtr. 77. T. 92. RAJ. Suppl. 32S. (2) Banifteria Fol.ovatis, SpiYislateralibus , Serninibu* erec- tis. Ban. Fol. pinnatis &c. MiLL* Ditt. Acer fcandens Pfeudo» Acaciae folio, flore purpurascente. Plum* $p. 18. /e, 15. (3) Banifteria Fol. ovato - oblongis rigidis, Racemis termi- nalibus. Mill. Diïï. Acer fcandens Fol. Laurinis. SLOAN» Jam, IJ7% Hifi. II. p. z6. RAJ. Dendr. 9+% IU Deel* v* Stuk, 112 TlENMANNIGE HEESTERS. III. Bladen en Bloemtros/en aan 9t end der A™™" Ranken. stuk™ ?t Eiland Jamaika kwam deeze den bc- Z)n>tü>- roemden Sloane voor, die fomtyds drie zc- danige Zaadhuisjes , als de Europifche Efchdoorn , by elkander draagt, 't Gewas is , uitgenomen wat het Blad betreft , met de voorgaanden zeer overeenkomftig, iv„ {4) Banifteria met langwerpig Eyronde ge* Bmghaien- Blafcn \ zydelingfe Tros/en en uit- citroen gebreide Zaaden. De Bladen van deeze onderfcheiden zig dut* delyk van die der voorgaande Soort , niette- genftaande 'er de Laurierbladige van Pluke- neï ook toe betrokken wordt. In Oostindie, in 't byzonder in Bcngale , wordt deeze Soort ook gevonden 3 Loo - Utan genaamd by de Ja- vaanen. v. (5) Banifleria met Eyronde Bladen en gegqf- m£ïcè0t* felde Takken. winde» Madige. £)<» (4) Banifleria Fol. ovato - oblongïs acuminatis , Racernis lateralib«s , feminibus patemibus* Fl. ZeyL 176. Acer fam- dens Fol. Citri , flore coemleo fpicato. Plum. Ïc 14. Acer Benghalenfis , Laurinis foliis, fru&u tergernino, Pluk. ~4laim 7. T. 3. G i.Burm. Fl. Ind. 106. (s) Banifleria Fol. ovatis , Ramis dichotomis* Banift. Fol. ovatis , Ramis diciiotomis &c. Hort. Cliff. 169. Acer fcan- dens Convolvuli folio , Flore ax Aureo coccinco. Pjlum* Sp. IS* Ic. 13* O E C A N v i: I A* lij De Zaadhuisjes van decze zyn met hunne Vleugels uitwaards gekeerd. Zy was Klimmen- AFvnf Lc de Efchdoorn met Bladen van Winde en Goud- Hoofd- kleurig roode Bloemen, van Plumier ge-STUK' tyteld. r***f* (6) Baniftèna met Ëyrondachiige , van onde~ yj^enè ren Wollige 5 Bladen > gearmde Takken R«nd- en Kroontjeswyze Bloemen. Wadigc* Hier wordt de Klimmende Amerikaanfchc Triopteris , met eene groote Goudglanzige Vrugt, van Plukenetius, t'huis gebragt, zo wel als de Kleinere klimmende Efchdoorn , die de gedaante van Hondendood heeft , met rondachtige Bladen, van Sloane* 't Gewas heeft , volgens Browne, de Bladfteelen met twee Kliertjes ; uit de Oxels komen de Bloem* trosfen byna als Kroontjes voort 3 en de Zaa- den zyn gerimpeld met ééne Wiek* (7) Banifteria met Eyrondachtige Bladen, ge* vil armde Takken , en de Zaaden ' inwaards smïvo^I Jmaïler. De se« (6) Bamfiiria Fol. fubovatis , fubtus tottieittofis , Ramts forachiatis> Pedunctilis umbellatis* Banift. Fol. ovatis, Rarais ramofis Sec* Hort. Cliff. 169. Banifi:. Fol. orbiculatis. BROWN. Jam. 231. Acer fcandens minus , Apocyni facie, Folio fu- biotundo. Sloan. Jam. 138* Hifi. II. p. 27. T. 162. f. 2. Triopteris Americana fcandens , Fm&u f ulgente msjore Aureo* ÏLUK. Mant. 18 S • (7) Banifteria Fol. fubovatis , Ramis brachiatïs, Semïnibui introrfum anguftioribus* Ban. Fol. fubovatis , Ramis ramolls &c. Hort. Cliff. 169. Ban. FoL ovatis acuminatis &c* Milt. Di&. H II* Defx. V* Stuk» it4 TiëkMannïge Heesters; MI. Dewyl de Takken, in de voorgaande Soort, AFviilL' ook gearmd zYn > en de Bloemen in de Vyfde Hoofd- Goudglanzig, zo acht ik dezelven bekwaamer stuk» door myne Bynaamen onderfcheiden. Deeze vifc?eVJy' laatfle Soort heefc de Bloemen in Iosfe Aairen , en de Zaaden geeven inwaards geen Wiek u,it. Het is mede een klimmend Rankgewas, dat in de Westindiën valt. H I R M A. Dit Geflagt j door den Heer Jacquin geopperd , is van zyn El. das genoemd ter ge- dagcerisfe van den vermaarden JN. de la Hi- r e , van wien verfcheide Natuur- en Kruid- kundige Vertoogen , in de Verhandelingen van de Kon. Akademie der Weetenfchappen van Parys, aan 't licht gegeven, en van wiens Hand de Afbeeldingen zyn van Plantgewasfen , door een byzondere Konst" gemaakt , vier Boekdeelen vullende, die in de Keizerlyke Bibliotheek be- waard worden. Een vyfbladige Kelk, vyf rondachtige lang genagelde Bloemblaadjes : een Zaadhuisje be- (taande uit drie ronde Hokjes, die ieder twee groote Vliezige Wieken op de Rug hebben , en enkelde rondachtige Zaaden bevatten: zyn de byzondere Kenmerken (*). De (*) De Heer Murray geeft een driehokkig Zaadhuisje met drie Wieken en twee Zaaden op: doch zulks ftrydt tegen de Opgave van dea Heer Jacqüim , van wien zyn Ed. dit Geflagt ontleend heeft. Linnjbüs zelf hadt gezegd, drie twe«- wiekige Zaaden. Syst, tfat, Ve&. XII. D E C A N D R I A. liy De eenigfte Soort (i) 5 door gedagten Heer Hl; omftreeks Karthagena in de Westindiën waar- ™^ genomen, is van zyn Ed. dus gebynaamd3 om Hoofd- dat het Gewas , een Boompje dat zelden hoo-s,füKt ger wordt dan vyftien Voeten , zyne Takken 5 hu** die lang en taay zyn 3 naar den Grond of op de byftaande Ruigte neder laat zakken* Het^°g«n. heeft een Afchgraauwe Schors. De Bladen zyn langwerpig , om hoog een weinig breeder , aan beide enden ftomp , effenrandig , van on- deren glad , van boven met een fyne Wollig- heid of Dons bekleed , tusfchen de drie en ze« Duimen lang. De Bloemen die zonder Reuk , doch fraay , geel van Kleur, een Duim breed zyn , komen aan fierlyke Trosfen voort. Het bloeit in Juny , de Zaaden worden in Septem- ber ryp. Triopteris* Van de drie - Wiekigheid der Zaadhuisjes heeft dit Geflagt zynen naam. Dezelven, niet^ temin 5 zyn drie in getal , en hebben ieder twee Vleugels, welke zes Wieken ook aan het Vrugt* beginzel , even of het Bloemblaadjes waren , zig vertoonen. Ieder Zaadhuisje bevat een en- kel Zaad. De Kelk is in vyven gedeeld. Hee een en ander maakt de byzondere Kenmerken uïu Dc (i) Hirza. Syst. Nat. XII. Gen. s*<>. p. 315. V*g- XilL Ccn. 569. p. isC. jACq. JLmr. Hift< 137» T. 176. f» 42» H j II. Deel V. Stuk. 116 TIENMANNIGE HEËSTERS. Hl* De eenigfte Soort CO is een Gewas, dat op AlvnfL* Jamaika zal waargenomen zyn. Hier mede Hoofd- fchynt overeen te komen de Driezaadige klim' STÜ*# mende Efchdourn van Plumier met Citroen- rw^mbladen en een kleinere Roosachtige Bloem ' jamatcen-.^ Zuid - Amerika groeijende. Het heeft een fcïraika* w^nJen(^e Steng ; de Bladen zyn puntig Ey- rond , en de Bloemen komen by Tuiltjes of Kroontjes aan het opperfle van de Steng voort. Onder de Vyfwyvigen van deeze Klasfe is maar één Geflagt , dat eigentlyk hier t'huis behoort, genaamd Cotyledon. Navelkruid. Een vyfdeelige Kelk , een eenbladjge Bloem met vyf Honïgfchubbetjes aan den Voet van 't Vrugtbeginzel , maakt de byzondere Ken- merken , met de vyf Zaadhuisjes } uit welken de Vrugt beftaat. Zeven Soorten komen thans in dit Geflagt voor, onder welken eene Europifche, als volgt, 1 (i) Navelkruid met rondachtige, platte, ef* Cotyiedon fenrandige Bladen , en eene Heefteraphti- Rondbla- gQ i>teng. di* De ( 1) Triopteris. Syst* Nat. XII. Gen. 57®. P« 3 15. Vtg* XIII. Gen, 574. p. 356. Hort. Cliff. 169* Acer fêandens tricoccos Fol. Citti , Flore rofeo minore. Plum. lc, 9. T. 16 f (O Cotyledon Fol,orbicuIatis,carnofi$ , planis, mtcgeirimi's , Cau- D E C A N D R I A. 117 De meefte Soorten van dit Geflagt hebben , ; Ilt , wegens de dikte der Bladen cn manier van vm!U grbeijing , een aanmerkelyke overeenkomst met Hoofd-» de Sedum , genaamd Huislook of Donderbaard. STTO' Deezc wordt van Hermannus Afrikaan- Jj"'*^ fche Heelterachtige Sedum , mee rondachcige Bladen , geheten, 't Is een Kaapfch Gewas , op drooge Zandige Vlakten aan de Zeekust Heefterachtig groeijende , met eene dikke 9 witachtig groene Steng 3 die van onderen met dikke rondachtige Bladen digt begroeid is , geevende van boven dunne Takjes uit, aan welken Klokswyze Bloemen hangen , die zig als uit vyf roode omgekrulde Blaadjes famen- gefteld vertoonen, en op dezelven volgen vyf Haauwtjes , die het Zaad bevatten. Onder de vreemde Gewasfen in onze Tuinen is het ge* meen* (a) Navelkruid met Spatelvormig Lmcetswy- _ Z6 fpuria. Langui*. Caule Fruticofo. Syst. Nat. XII. Gen. 574. p. 3 16. Vtg^ig* .XIII. Gen. 578. p. 257- H*rt. Cliff. 276. R. Lugdbat. 454. Cot. Afr. fbutescens incanum , orhicutatis fbliis. Herm. Lugdbat. 549. T. SSU MQKIS. Hift. III. p. 474. S. 12. T. 7. f. 39. (2) Cotytedon Fol. alternis Spatulatis carnofïs integeriirnis, Caule Fruticofo. Cot. Afr. frutescens, Fol. longo & aagufto, Flore fhvescente. Comm. Rar. T. 23, BüfcM. Afr. Tab. 18, 19. f. 1. & T. 22. f i. Cot. Afr4 fol. depresfis , cruciatis. "WALTH. Hort. 16. Sedum Afr. teretifolium , Flore Hcmero* callidis. MQRis, Hift. III, p. 474. S. 12* T. 7* f. 40. IU Desi*» Vt Stuk» n8 Tienmannige Heesters. III* ze Bladen , die Vltezig en effenrandig ^thk!0- Behalve de Afrikaanfche Cotyledon met een pifwy- Iang en ^mal Blad en geelachtige Bloemen , van Commelyn, en verfcheidene van den Hoog- leeraar J. Burmannüs in Plaat gebragt f wordt hier ook het Afrikaanfche Vingerbladige Huislook van Morison betrokken. De Steng is zeer dik 5 met ftompe Takken 5 welke aan 't end alleen bezet zyn met dikke , langwerpige > gefteelde Bladen , geevende een Aair uit van een Voet kng , met knikkende geelachtige om- gekrulde Bloemen ^ van binnen rood geftippeld. De Meeldraadjes zyn een weinig langer dan de Styl en de Meelkncpjes rood. ' in. Cs) Navelkruid met half- Klootronde Bladen. Jbmispk&* halfrond ®eeze ls 00^ een Kaaplche, door Dille» biadig. Kius in Afbeelding gebragt, iv4 Q<\) Navelkruid met ovaale gekartelde Bladen r u 5zT,§tan. w eene ge -aair de Steng Van den zelfden is deeze , onder den naam van Cretifche 3 als van 't Eiland Kandia afkom» Itig zynde met een langwerpig Blad metFran* je5 afgebeeld, (5) Na- (3) Cotyledon Foliis fem;giobofïs. Hort. Cliff* 176. R# 454* Cotyledon Capenfis , Folio femiglobatou Dixj,. Elth* 112. T» 9$. U ui. {4) Cotyledon Fol, ovalibus crenatls , Caule fpicato. Hort* WIT* B>. Lugdbat. 454, Cotyledon Cretica Folio oblm* ga Ü2»briato, JDiu,. T, 95. U iu. Decandria. 119 C5) Navelkroid met gekapt Schildvormige , IiL Zaagswys' getande overhoekfe Bladen 5 een A™f^' Takkigc Steng , de Bloemen ovcrcnd. Hoofd- STJK. Deeze Soort is van ouds bekend onder den v. naam van Cotyltdon of Umbilicus F "ener is , dat ¥/*'*ili'u* is Venus- Navel. Men gaf 'er ook wel den Emopifch, naam van Acetabulum , met het Griekfch over* eenkomftig , wegens de Holligheid der Bladen aan. De Italiaanen noemen het Gewas Bellico di Vtnere\ de Toskaners Copertojcle , de Span- jaarden Vafillos , de Franfehen Escudes , devvy! de Bladen Schildvormig zyn , de Duitfchers Frawen - Nabel of Nabelkraut , en de Engelfchen Navelwort. Tweederley vindt men het ; de eerfte noemt J. Bauhinus de Echte, met een Knobbelt gen of Bol- Wortel. Dit heeft Mürïson Geel Huislook der Muuren , dat gcaaird is , met ronde genavelde Bladen, gecyteld. Som- mi- ($) Cotyledon Fol. cucullato • pelmis, ferrato - dentatls alter- bis, Caule ramofo, Flor. ere&fs. Grom* Or. 141. Vir. C/iffl 39. BL. Lugêbat. 454 Cot. Flore Juteo , radice repente. Do- BART Mem. 26$. T. 73. Cot. Rad. ruberofi longa repente. HORIS. Pr&l. 257. RAJ. Hifi. 1578. Umbilicus repens. Cam. Epit. 858 0. Cot. vera Rad. tuberofa. J. B* Hifi. III. p. 683. Cotyledon major. C. B. Pin. 285. Cot. Umbilicus Ve- neris. Ci-us. Hifi. 11, p. 63. Hisp. 332. Gquan Momp. p. 220. GER. /Vöv. p. 429. TOURN. Inft. s>o. DOD. Pernpt. 131. $«dum luteum murale (picatum, Folio umbilicato xetando* Moms, Hifi. III. p. 470* S. 12. T. 10. ff*f H 4 : IU Deel, V. Sxu^, TlENMANNlGE HEESTERS. III» migen hadden verzekerd , dat het nooit voor- AFviiiE.L4 kwam dan op oude Muuragiën , maar C l u- Hoofd- sids nam hetzelve , in het doorreizen van stuk. Spanje- en Portugal , niet alleen op dezelven, vi&fWym maar ook op Pakcn , Rotfen , Aarden Wallen en zelfs fomtyds in een vrugtbaare Grond , aan den Voet van Olyf en Dadelboomen , als ook op de Stammen van oude Kurkboo- men , waar. De Wortel geeft een trop Steelen uit, van een Handbreed lang , die aan \ end het mid- delpunt fchraagen van een rond hol Blad, en tusfchen deeze Steelen fehiet hy twee of drie Stengetjes , welke Aairswyze bezet zyn met groenachtige Bloempjes. Deeze Stengetjes geeven fomtyds verfcheide Aairen uit. Het Zsad, dat op de Bloemen volgt, in vyf Hok- jes vervat, is Klein; In de Zuidelyke deeïen van Provence vindt naen dit grocte Navelkruid , volgens Gerard, nevens de Muuren , maar Gar i del merkt aan > dat het amftreeks Aix zeer gemeen is in de Gaten van oude Muuragiën , zonder Kalk gebouwd. De Bladen zyn door de oude Ge- neeskundigen als zeer vcrzagtende aangemerkt , inzonderheid tegen Ontfteekingen, als ook te- gen 't Graveel c}ienftig , komende , wegens hunne Sappigheid , daar in overeen met de gewoone Huislook of Donderbaard , die thans, in plaats van dezclven 5 in de Popeljoen - Zalf gebruikt wordt, De D E C A N 1) * I A. 121 De andere '3 die ook in Paleftina en in En- III. geland zou gevonden zyn, heeft geen Bolron- A™**L« den maar een langen kruipenden Wortel en Hoofd - geele Bloemen. Uodart merkt aan , dat8TÜK# dezelve de Bladen gekarteld heeft, 's Winters 0 til Cl» groen blyvende , maar in Mey verdorrende , tusfchen welken een dunne ronde Steel opftygt , die in verfcheide Takjes 3 met Bloemen bela- den 3 is verdeeld. Of dezelve een weezentlyk verfchillend Gewas uitmaake van de voorge- melde, is niet zeker. (6) Navelkruid met verdeelde Bladen en vier" yr. Lacini Oos dilch. deelige Bloemen. Z"oostai- De Bladen zyn in dit Gewas zodanig ver- deeld > dat R ümphxüs hetzelve de Eende- Plant noemt , doch dit was beter gezegd Een- de - Poot , en hy moet hier zyn Oog gehad hebben op een byzonder flag van Eenden , Duikers genaamd : want in de gewoone Eenden is de Voetzool gewebd en onverdeeld, leder Blad ftaat op een langen dikken Steel, en is doorgaans verdeeld in drie Lappen , welke s zo hy (6) CotyledöH Fol. laciniatis , Flor, quadrifkils. Cot. fol. t^fidis Sec. I-fort. Cliff. 17 s* R. Lugdbat. 454. Cot. Afra , Folio crasfo lato lac'niato, Floscalo Aureo. Boerh. Lvgdb. U p. iss. T. Teleph. Afr* angufl. folio, Flore Auranriaco, F^uk. Alm* 162. T. 22S. f 3. Telephium Indicum, Bont* Jav. 132. Planta Anatis. Rumph. Amb. V. p» 27*. T. $$* BURM. Fl. Ind. p. 106, h j II, miu v. srvzu 122 TlENMANNIGE HEESTERS* HL hy aanmerkt , elk op zig zelf naar een Haane- ^iïu' kam gelYken- ZY ftaan digc om den middel- Hoofd- Stam als een Kroon , naar fommige Soorten stuk. van Kool gelykende. 't Gewas heeft fappige *wfwy" Stengen , een Vinger of Duim dik, in Leden verdeeld en veelal op den Grond leggende , maakende te famen een Struik die vier Voe- ten hoog wordt. Zelden geeft het Bloem of Zaad : maar is vol van een dergelyk Sap als de Huislook, van dergelyken aart. Het heeft, naamelyk, een zeer verkoelende kragt, worden- de het Sap daar van uitwendig op het Lighaarn gefineerd , om Ontfteekingen te verdryven , of ingenomen in Heete Koortfen , als wanneer het de Hitte tot verwondering maatigt. De Bloe- men zyn in vieren gedeeld en hebben agt Meeldraadjes. Het groeit met alleen in Oost- indie , maar ook in Afrika, zo Linn^us aanmerkt ; zullende dat Gewas zyn , het welke Boerhaave Afrikaanfch Navelkruid met een dik breed gefnipperd Blad en Goudgeele Bloempjes, getyteld heeft. De Heer Gouan tekent aan , dat de onderlte Bladen^ Wigvor- mig , in drieën verdeeld , de bovenften lang- werpig en onverdeeld zyn (*)♦ nJllka Navelkruid met langwerpige byna Spil" spaaniih/ ronde Bladen, de Bloemen aan Tuiltjes. Aan (*) Cotylcdon laciniatï. Hort. Monsp. p. 220, (7) Cotykdon Fol. oblongis fubteretibus , Flor. fasciciilatis„ Losil* It. p. 77, T. i» Cotyl. maiitima Scdi folio, Flore caj> D E C A N D R I A. 113 Aan de Zee -Kust van Spanje, als ook in 't III. Noorderdeel van Afrika of Barbarie , en in de Levant, valt eene Soort van Navelkruid ,Hoofd- die van alle anderen verfchilt, doordien deBla-STÜK* den byna Rol- of Spilrond zyn. Shaw heefrja[ntag7' dezelve Moeras - Cotyledon, met Loof van Don- derbaard cn lange roode of geele Bloemen , ge- tyteld. 't Is een klein Gewasje, met Vezelige Worteltjes , hebbende een enkeld rond opge- regt Stengetje, dat op den top Tuiltjes draagt van Trechterachtige Bloempjes , aan den rand in vyven gedeeld, roodachtig, met dikke uit- fteekende Meeldraadjes, die zeer kleine Knop- jes hebben , en een korten Kelk. In de be- fchryving van Loeflings Reistogt , naar de Spaanfche Gewesten , is het afgebeeld ge- lyk hetzelve uit overgezonden Zaad in de Ko- ninglyk Sweedfche Akademie - Tuin te Upfal was opgekomen, hebbende aldaar gebloeid. Die Soorten van Sedum, welke Heefterach- tig zyn, zal ik billyker in 't vervolg, met de anderen , onder de Kruiden befchryven. De Suriana, die fomtyds klein voorkomt, is reeds voorgefteld onder de Boomen *♦ Des gaa ik * n. i>. thans tot de Klasfe der Twaalfniannigen^;s^s over. IX. HOOFD- carneo , fibrofa radice. Tournf, Inft. 90. CotyU terctifolu Hisp. Sedi teretifolii folio &c. MiNUART. Schei* 3. Cotyl«* don paluftre Sedi folio &ct SHAW» 4fu 177 ♦ f. 17»* JU PïEt. V» STUK, 124 TWA ALFMANNICE HEESTERS. Afdeel. l^®^®5®SfÖ^S8S8SSS$SSS^ ;x Hoofd* IX. HOOFDSTUK. STUK* Befchryving van de Twaalfmannige Heesters, Dodecandria , dus wegens het getal der Meeldraadjes , dat ftï< er dan tien en minder dan twintig is , en veeltyds twaalf , genaamd. Het eerfte Geflagt , tot de Heefiers be- hoorende , dat hier voorkomt , voert , naar den vermaarden Italiaan Boccone , door wien de Kruidkunde , zo wel als de Natuurlyke Hiitorie in 5t algemeen, grootelyks bevorderd is 3 den naam van B O C C O N I A* Behalve de algemeene van deeze Klasfe zyn deszelfs Kenmerken een tweebladige Kelk, zonder Bloemblaadjes; de Styl in tweeën gedeeld: de Vrugt een drooge éénzaadige Befie. I# De eenigfte Soort (i) is een Amerikaanfch Bocconi* Gewas , door Plumier Takkige Bocconia Hecftec- met Wollige Bladen van Beerenklaauw gety- acht5sc' teld, (1) Bocconia. SysU Nat. XII. Gen* 591. p. 325* Veg* XIII. €en. 59'. p. 367. Hort. Clif. 202, JACQ. Amer< Hifi* p. 146. Bocconia ramofa Sphondylü folio tomentofo. Plum. Gen. SS* Trew. Ebret T. 4. Bocconia ramofa &c. Brown. Jam. 244. Chelidonium majus Arboreum Foliis Qyercinis* Sloan. Jum. 82* Wft* U p. w. T. 125, CocoxihiutU HïRN. Mex* Ï58. D O D E C A N B R * A. 125 teld, en ook door den beroemden Trew in IIK ^ Afbeelding gebragt. Men vindt hetzelve j door " VD^U Sloane, Groote Boomachtige Chelidonium , Hoofd» met Elke * Bladen , getyteld ; die wil , dat dit STÜ^ het Bytende Kruid van Mexiko , by Her K^omgym NAi^nEz , zou zyn , hetwelke fomtyds twee of drie Ellen hoog wierdt , hebbende Bladen als die van Boomvaren. De Heer Jacquin, dit Gewas op de Westindifche Eilanden aan- treffende , bevondt het een Boompje te zyn van negen Voeten hoog, hebbende den Stam oneffen, hol , gevuld met een wit Merg, ge- lykerwys de Vlier, en het Hout gaf een rood- achtig Sap uit , zegt zyn Ed. , gelyk de Stin- kende Gouwe. De Stam was boven in wei- nige, ronde , broofche Takken verdeeld 5 met Vinachtig uitgefneeden Bladen , een half Voet lang j geiteeld , van onderen Wollig. Aan 't end van ieder Tak kwam een Pluim van een Voet lang, met menigvuldige Bloemen , groen- achtig van Kleur, Eyvormig zo lang de Kelk geflooten blyft. 't Getal der Meeldraadjes hadt hy altoos twaalf of zestien, zeer zeld- zaam tusfchen beiden , en nooit minder of meer bevonden. Na 't afvallen van eenigen, zegt hy , blyven 'er vier over 9 welken men in de Afbeelding van Plumier voor Bloem- blaadjes heeft aangezien. Dit hadt onze Ridder ook gedaan , gelyk de beroemde Trew te regt aanmerkt (*). JDe N (*) Gen. Plant. Ed. I, & Q. , zegt deeze , en men vindt IU De*l. V. Stuk* 1*6 TWAALFMANNIGE HEESTER^ III. De Heer Jacquin hadt de Vrugt niet Ay^^L# gezien , doch , volgens de Afbeelding van den Hoofd- Fleer Ehret , is die zeer aartig. Een ge- stuk» fleeld Vrugtbeginzel , met een Styltje en dub- vigtT^ beien Stempel gekroond , wordt een droog Zaadhuisje , van grootte en figuur byna als een Druif, het Steeltje en den Styl behoudende. Door de ryplieid fplyt hetzelve in twee afval- lende Doppen, en dan blyft een Ring over5 die in zyn midden een glanzig zwart ZaaJ be- vat , zittende op een rood Sappig Vleefchheu- veltje , waar aan het vervolgens , uit den Ring zakkende , gaat nederhangen. JB A S S I A. De byzondere Kenmerken hier van zyn, een vierbladige Kelk , een agtdeelige Bloem met een gezwollen Pyp , en zestien Meeldraadjes ; benevens een vyfzaadige Pruimvrugt. u Volgens het fchryven van den Heer Koe- Bfsfi* n i g is dit Gewas (i) , op Malabar groeijen» ^fngbii- de , en aldaar Illippe genaamd , een hooge d,s<5\ Boom, met de enden der Takken krom, dik- achtig en grys Wollig. De Bladen, die het aldaar uitgeeft , zyn Eyrond Lancetvormig , efFenrandig , fpits , geaderd , kaal , een half Voet lang, afvallende, met rondachtige, korte Steel- zulks nog in Ed* V. Suck. 1754; naaar in Syst. Nat. Ed. XII. is het verbeterd* (1) Ba$fia% S)»*/, Nat, Veg. XIII. Gen, 1 H7» ?* 3 *7, Mant* Ui. Steeltjes. Uit derzelver Oxelen komen van een II!; tot vyf enkelde, Draadachtige , eenbloemige, ™%*u regtopftaande Steeltjes voolt, die na den Bloey- Hoofd» tvd lang nederhangen (*). STÜK# J Manage* B L A K E A. Een onderfte Kelk * die zesbladig, een ho- vende die onverdeeld is : zes Bloemblaadjes : een zeshokkige Veelzaadige Vrugt, maaken de byzondere Kenmerken uit. Deeze, op Jamaika door Browne waarge- r. nomen (i) , is een Heefter met langwerpigf^^ Eyronde 3 gedeelde , effenfandige , gladde Le- ttë&tSM* derachtige , gepaarde Bladen , die van onderen60* drie uitpuilende zwartachtige Ribben hebben ; waar van de bynaam is ontleend. De Bloemen zyn gefteeld , enkeld , tegenover elkander op de zyden der Takjes geplaatst. fi £ F A R I A. De Kelk is hier in zevenen gedeeld 9 met zeven Bloemblaadjes en veertien Meeldraadjes : de Vrugt een Befie met zeven Holligheden en veele Zaaden. Dit (*) Dit Geflagt in de XII. Uitgaave van het Syst. Nau niet gevonden wordende , heb ik in de befchryving dec Boomen , toen ik de Ed. XIII» Vegttahilium van den Heer Murray nog niet had, niet kunnen plaatzen» (i) Biakea. Syst. "Nat* XII. Gen. 593- P» 3*6. Veg XHU Gen. 593. p» 36*. Biakea FoL ellipticis trinervUs&c. Baow^ Jam. 323. T. 35. IU Deel V. Stuk. 128 TWAALFMANNIGE HEESTER»; Hl. Dit Gewas , waar van ook maar een enkele ^rnJ^EL' Soort , in Nieuw Spanje of Mexiko groeijen- Hoofd- de, bekend is (i); komt voor als een Heerter stuk. van twaalf Voeten hoog, met rondachtige uit- Beflria gcfpreide Takken , de Bladen digt aan elkan- MeS'an-^1"5 langwerpig Ëyrond, ftomp, effenrandig^ fe. glanzig , van onderen Wollig , met zeer korte 9 platte. Steeltjes: de Bloemen meest aan 't end der Takken , op ruige takkige Steeltjes , Vleefch- kleurig. V A T I C A. De Kelk is vyfdeelig, met vyf Bloemblaad- jes en vyftien ongefteelde Meelknopjes , die ieder vier Holligheden hebben, waar van de binnenften kortst. t Dit is, zo wel als 't voorige, een nieuw. Vatica lings ontdekt Gewas fr) , in China groeijen* ^hTnce-' de , dat in Geftalte naar den Citroenboom fche* zweemt. Hetzelve heeft de Takken geftreept of hoekig en eenigermaate Wollig; de Bladen overhoeks , gelteeld, Hartvormig ovaal, effen- randig , wederzyds glad , geaderd , een Span lang , een Hand breed : de Bloemen komen Pluimswyze , meest aan \ end der Takjes ; van grootte ais- die van den Citroenboom. H a- (t) Befaria. Syst. Nat. Ptg. XIII. Gen* 13 io, p. 3*8. Mant, 242» (1) Vatica. Syst. Nat. Veg* XIII. Gen. 13 11. p. i$t* Mant, 242. H A L E S I A. Hl» Afdeel* Dit Geflagt, dat naar den vermaarden H a- hoofd* j.es , door zyne Weegkunde der Plantge- stuk. wasfen bekend , getyteld is , heeft den Kelk Mm& viertandig , boven het Vrugtbeginzel ; de Bloem m*m in vieren gedeeld , en de Vrugt is eenc vier- hoekige, vierzaadige, Noot (*). Twee Soorten, beiden uit Noord- Amerika, komen in hetzelve voor, als volgt. f O Halefia met Lancetswys' Eyronde Bia* t den , de Steelen gekkerd. tetr*pterét Vierwiekfe Dit Gewas is door Catesby afgebeeld en se- befchreeven als een Heefter , in Karolina door* gaans tien Voeten hoog wordende en dikwils met twee of drie dunne Stammen opgroeijen- de, hebbende Bladen als die der Peereboomea of Vogelkérfen en witte Klokswyze Bloemen* De Heer Ellis heeft 'er, naar die uit Zaad in Engeland opgekomen waren , ook een Af- beel- (i) Zo wel in Ed, XltU Veg. door den Keer MusRAYg als in Ed. XIL Syst* Nat. fteat wel Nux 4 angularU z fper» wa ; maar in de Opeelling der Geflngten 9 Perk. 4 fptrmum 4 angulatum ; 't welk met de opgegcvene Kenmerken van ELLIS en met de befchiyving beter {kookt. (1) Halefta Fol* lanceolato - ovatis , pétidlis glandulofis* Syst* Nat. XII. Gen. $96* p. 316. Veg. XIII. Gen. $96. p. 369* Halefia Fru&ibus raembranaceo • qnadrangulatis* ElI. Thil. Trans. Vol* LU p. 331. T. 22. f« A. Frutex Padi fa. liis fenatis &c. CAtesb. Csr. U T. p. 64» Seligm. Feg'k 1 H. DEBL, V.STWX, 130 TWAAtf MANNIGE HEESTERS. III. bedding van gegeven 3 met het volgende Be- Afdeel. rjgt ^ Zyn dien aangaande door den Heer Hoofd- Doktor Garden uit Karolina toegezonden. stuk. ? Deeze fchoone Boom groeit vry gemeen Eenwy- hn^s de Oevers van Santee- Rivier, en ver- 3, heft zig dikwils tot de hoogte van middel- 5, maatige Moerbefie - Boomen. Ik heb hem „ fomtyds Zuidelyker gezien , naby de kleine 3, Waterbeeken ; maar veel kleiner dan die , 3, welke aan Santee groeit. Zyn Hout is hard 3, en geaderd : de Bast van eene donkere ,3 Kleur 3 met veele onregelmaatige ondiepe Scheuren. De Bladen zyn ovaal en fcherp „ gepunt, met het midden ingedrukt, groei- 3> jende overhoeks op korte Steelen. De Bloe- „ men 3 waar van ieder Knop 'er van vier tot „ agt of negen voortbrengt , hangen by Tros- 33 jes langs de Takken ; zynde Klokvormig en „ volkomen zuiver Sneeuwwit. Alzo dit Ge- 3j was vroeg in 't Voorjaar 3 eer de Bladen ,3 uitgefprooten zyn , bloeit 5 en twee of drie 3, Weeken in Bloefem ftaan blyft, maakt het. 3) zelve een allerflerlykfte Vertooning. Op 33 de Bloemen volgen redelyk groote vier wie- 33 kige Vrugten , die insgelyks by Trosfen han- ,3 gen, ieder vier Zaadkorrels bevattende, zeer „ aangenaam van Smaak. " n (a) Halefia met Eyronde Bladen, de Steelen Haiejia effen. Tweewie- J"1JC1 k,8e* (z) Halefia FoL ovatis , Petïolis tevibus» Halefia Fru&ibus alatls. Ell. PbiU Trans, utfupra. Fig. B. D O D S C A N B R I A. I^t Hier van heeft Ellis de Vrugt nevens UI. die der andere in Plaat vertoond , om het on« , VD^U deffcheid aan te wyzen. Dezelve heeft twee Hoofd- groote fpitfe Wieken tegen elkander over, enSTUR\ daar tusfehen twee kleine Wiekjes. De Bla-„^^y# den zyn zesmaal zo groot als van de voorgaan- de Soort, en van onderen hebben zy geen de minfle Wolligheid, zegt onze Ridder, die aan- merkte 3 dat dit Gewas , in de Natuurlyke Rangfchikking , naast komt aan den Styras- boom. Degu MARIA. Dit Geflagt heeft een tienbladigen Kelk , boven het Vrugtbeginzel en tien Bloemblaad* jes , maar de Vrugt is tot nog toe onbekend, zegt de Ridder , die twyfelt , of het ook tot de Tweehuizigen behoore. De eenigfte Soort (i), die uit Afrika of van T# de Barbaryfche Kust afkomftig fchynt te is in de Tuin der Geneeskundigen te Helmftad ra. naauwkeurig waargenomen door den Wel Ede- fChelb"y* len Heer Fabriciüs , die dezelve de Clu- fia met geaderde Bladen meende te kunnen zyn van Linn^us, door my reeds befchreeven * ; * IL o. doch dit is onmooglyk. Dezelve, naamelyk *yLS*u*j heeft, fi) Decumaria. Syst. Naf.Xlh Gen. S97» p. 316. Veg.XllU Gen. S97> p« 3STVKm driekleppig Zaadhuisje , dat veele Zaaden be- Monog^ vat, zyn de byzondere Kenmerken. Twee Soorten bevat dit Geflagt , waar van de eerde wel geen Houtige Stengen heeft , doch wegens de andere en om dat de Tam- me Ruite hier befchreeven is, mede in deeze Afdeeling komt. (ï) Wildruit r$tt fyn verdeelde Bladen. j. Pegar>*m By den Griekfchen naam Harmala is eenn*™*/*. Gewas bekend, dat veelen voor een WUdeH3xm*' Wynruit gehouden hebben , en daarom gebruikt • de Ridder ook den eigen naam der Wynrui- te, Peganon , tot een Geflagtnaam. Bauhi- nus noemt het Gewas Wilde Ruit met een groote witte Bloem. Hetzelve groeit in de Zuidelyke deelen van Europa , doch niet over- al. C lu si os, die het in Spanje, omftreeks Madrit en elders, op de Heuvelen vondt,zegt dat het een Heefterachtig Kruid is , veele Sten- gen uit den Wortel voortbrengende, die zwart- ach- (1) Peganum Folus mulüiïdfs. Syst. Nat. XII. Gen. tfoi. f. 32.7. V*&* XIII. Gen, 601, p, 370. Hort% Ups. 144. Gron. Oriënt. 165. Peganum. Hort. Clfffl 206. Ups4 144. R. Lugd- bat. 461. Ruta fylvcftris Flore magno albo. C. B. Pin, %i<$> Harmala, Dod. Pempt. 121. Tourn, Infl. 257* I 3 IJ» DEEJU V* STUK* 134 T WJIALFMANNIGE lilESTERS, III. achtig groen zyn , met Bladen breeder dan die Afdeel. yan Venkel , en omtrent als van de Imalbla- Hoofd- dige Napellus of het Monnikskappen - Kruid , stuk. taay en Gommig , bicter en . eenigszins byten- &pmvjy' de van Smaak , hebbende > aan de toppen der Stengen en Takken 5 witte Bloemen van vyf Blaadjes , en veele geele Draadjes in derzei- ver midden ; waar op Zaadhuisjes volgden , grooter en zagter dan die van de Wynruit > driekantig, gevuld met zwartachtig roode, hoe- kige, onelfene Zaaden. De Reuk van dit geheele Gewas, zegthy, was zwair en om die reden onaangenaam. Ia ons Nederland gezaaid , bloeit het zelden eo is zeer vatbaar voor de Koude. Die van Ka- ftilie noemden de Zaadhuisjes, daar van, Klei* ne bittere Augurkjes. Bellonius verhaalt , dat het op Zandige plaatfen by Alexandrie in Egypte groeit , en in verfcheiderley gebruik is by de Arabieren en Turken , doch inzon- derheid uit hoofde van eene beftendige gewoon- te onder hun , om 's morgens zig alle Dagen daar mede te berooken , waanende dus voor zfic listen cn laagcn van den Duivel beveiligd te zyn : vyeshalve men aldaar ook , in alle Winkels van Kruiden en Drogeryën , deeze Plant of derzelver Zaad te koop vond. Die Zaad werdt, met Honig, Wyn, Saffraan, Sap van Venkel en Hoenderen - Gal , gewreeven tot opheldering van 'c Gezigt ^ zo Dioscori- pEs verhaalt, (*) Wild- D O O E C A N D R I A. 135 Cs ) Wildruit met onverdeelde Bladen. III» Afeeeu Deeze wordt Wynruit met enkelde over- Bol*'Dw hoekfe Bladen van Gmeljn geheten. ZygTuK. was van Messerschmid Daurifche Berg- iu Harmala, die overblyft en veelfteelig i>, met ££££ Bladen van Polygala en witte Bloemen , ge- sfoerifche. noemd. Dezelve hadt een flaauwe Reuk en eenen Grasachtigen Smaak. Hier wordt byge- voegd de Berg - Harmala , met Bladen van Po- lygala en geele Bloemen % welke Gmelin, in 't Gebergte aan den Mond van de Rivier Borfa , in 't voorfte van Augustus verzameld , onder den tytel van Scorodoprafum met Vlafch- bladen, dus befchryft. 3, Uit eenen Wortel komen veele dunne 5, Steeltjes voort 3 twee Handbreedten hoog , „ groen 5 rond , met talryke Blaadjes ongefchikt „ bezet 5 en van boven in eenige korte Takjes 53 uitloopende , waar van ieder een geele Bloem „ draagt , die van buiten groenachtig is > uit 3, zes Blaadjes beflaande , welke aan 't end 3, ftomp zyn, en waar op driehoekige Zaad- 35 huisjes volgen > in drie Holligheden ver* 5, deeld." Hüd- (2) Peg/mum Folüs ïndivifis. Harmala montana Daurica perennis multicanüs , Tolygalae foliis , Flore albo & Florc lureo. Amm. Rutb. N# 91 , 92. Ruta Folifs fimplicibus al- mnis* Gmel* Siïer, IV, p. 176, T4 68. f. 2. I4 II, Deel, v. stuk, 1 Tw A ALFMANNI GE HEESTERS, UI* H ü D S O N I A. Afdeel, Hoofd- ^C ^^S' heeft cen vyfbladigen Pypachti- stuk. 8en Kelk , zonder Bloemkrans , met vyftien Meeldraadjes en een enkelen Styl , waar van het Vrugtbeginzel een Zaadhuisje met ééne Holligheid wordt , dat driekleppig is en drie Zaaden bevat. I# De eenigfte Soort (i ) , hier van bekend f Zrtfifa wordt geacht te zyn het Heyachtig Virginijch peyachti- Heejlertje met kleine Bloemen en een lang- *e* werpig in drieën verdeeld Zaadhuisje van Plü- kenet: weshalve ook deeze den bynaam van Hebachtige voert. Het is een Heefter, die de geüalte van Heide heeft, zegt onze Ridder, met Draadvormige verfpreide Takjes en Naalds- vvyze ruige Blaadjes. De Bloemfteeltjes , uk Bladerige Knoppen voortkomende, zynenkeld, langer dan de Bladen , met regtopftaande Wol- lige Kelken. Nitraria. Salpeter* Struik. Een vyfbladige Bloem , de Blaadjes aan 'fc end gewelfd hebbende , met den Kelk in vy- ven gedeeld en vyftien Meeldraadjes : deVrugc een eenzaadige Befie : maakt de byzondere Kenmerken van dit Geflagt uit. T De eenigfte Soort (i), aan Zout • Moerasfen Scho'eri. $iben£he. ^ Hudfonïa. Syst. Nat. XII. Mant. 74. Syst. Nat.Veg+ XIIT. Gen. 1263. p. 370. Ericacformis SurTrutex Virginianus, ïloribus exiguis &c. Pluk» Mant. %%% (1) Nitraria. Syst. Nat. XII. Gen. $02. p, 327. Veg. XHI. Gen DObËÖANDRÏA. 137 in Siberië groeijende , en derhalve als met Sal- lil. peter bezwangerd, werdt Ca/ia met een Wmte ******* Vrugl getyteld van denvermaarden Gme lin,Hoofd- die haar befchryft als een Heellertje, dat zel-sïüK* den een Elle hoog wordt , met verfcheide Hou-,^*w* tige Steelen , wit van Bast : zo dat dikwils twintig en meer Takken uit éénen Wortel zig in 't ronde verfpreiden , maakende dus één Gewas een Bofchje uit. De Takken zyn by troppen bezet met kleine Blaadjes , ongevaar een half Duim lang» Lancetvormig , van een zouten Smaak. De Takjes loopen aan 't end v als in Doornen uit. De Besfen hangen 'er Troswyze, gelyk die der Nagtfehade, van vyf tot vyf tien by elkander aan , en zyn grooter dan die der Berberisfen, van Smaak, zegt hy, zo zoet als Kerfen, De fraaije Afbeelding van dit Gewas, door Stelle rus getekend , is door dien Kruidkenner aan 't licht gegeven. L 1 n N /e u s hadt het bevoorens Osyris met ftompe Bladen getyteld. Het groeit aan de Wolga , by Astrachan en elders in Siberië. Door Doktor Schob erus eerst ontdekt zyn- de, voert het daar van den bynaam. De fchrandere Hoogleeraar Pallas, op zynen onlangfen Reistogt door de Landen om* ftreeks Gen. 602. p. 370." Nov. Petrop. VII. 315. T. ia. MüRR. Gott. p, 191. f. 2. Ofyris Fol. obtufis. Hort. Ups* 29S* Gmfx. Sib. lU p, *37. T* 98. Cafh FnicU n?groa 1 5 \U Deel. y. Stuk, 138 Twaalfman n ice Heesters. III. flreeks de Kaspifche Zee , dit Gewas ook waar. AFIixEL* neemende , befchryft de Vrugtmaakende dee- Hoofd- len op de volgende manier. Het heeft naauw-; stuk. ^ lyks eenigen Kelk. De Bloem is vyfbladig, ^Eenwy-^ wjt^ zeer v]ajc uitgebreid; de Blaadjeslang* „ werpig , hol 3 met een ftompe Huikswyze 93 tip. 't Getal der Meeldraadjes is van twaalf ,3 tot vyftien 3 zo lang als de Bloem , met 3, langwerpige geele Meelknopjes, van onderen 3, in tweeën gedeeld. Het Vrugtbeginzel is n Kegelvormig , in een drietepeligen Stempel 3, uitleopende ; de Vrugt een Sappige , don- 33 kerroode Befie , welke door aanryping zwart 33 wordt 3 van een Zoutachtigen Smaak 3 be- „ vattende een Kegelachtig Steentje, zeerfpits 33 aan 't boven- en rond aan 't onder - end , 33 van buiten met twaalf putjes, van binnen 3> een enkele Kern bevattende, die rolrond is „ en geel , met een geftreept geel bekleedzel. „ Weinige en gegaffelde Tuiltjes 3 die als de 3, Vrugt afvalt overblyven, maaken den Hee- 33 fter Doornachtig. De Bladen zyn Sappig 3 „ Zeegroen 3 langwerpig 3 van agteren dunst; 3, als zy afgevallen zyn met een bruine Stip 33 op het Lidteken van het Steeltje gemerkt" G 1 n o r 1 a. Rivier -Roos. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn: een zesdoelige Kelk en zes Bloemblaad- jes: (*) Fallas Reizen. L Deel, Anhang. p. 454, DODfiCANDRIA. I$9 jes: dc Vrugt een Zaadhuisje met ééne Hol- IIL ligheid, v;erklcppig, gekleurd, veelzaadig. Afdeel* De eenigfte Soort ( i ) maakt een Gewas Hoofd- uit , 't welke den Heer J a c q ü i n op de Zan-STUK* dige Oevers der Rivieren van 't Eiland Kuba is olnorm voorgekomen 3 wordende van de Ingezetenen^"^ Rofa del Rio , dat is Rivier • Roos , genoemd, westmdu Hy hadt dit nieuwe Geflagt dus getyteld ter c c* gedagtenisfe van wylen den Markgraaf Gino- ri, Keizerlyk Gouverneur van Livorno, een Heer de Natuurlyke Hiftorie zeer genegen , door wien met groote Kosten te Florence een Tuin van uitheemfche Plantgewasfcn is aange- legd. Hèt maakt een zeer fraaijen Heefter , van drie of vier Voeten hoog, die zig in ron» de Houtige Takken verdeelt , met fpits Lan- cet vormige effenrandige gladde Bladen , zeer kort gefteeld 9 gepaard , anderhalf Duim lang, Eenbloemige Steeltjes komen uit de Oxelen en aan 't end der Takken voort, met fchoonc Bloemen, byna een Duimbreed, die een roo- den Kelk hebben en blaauw van Kleur zyn , uit zes Blaadjes beftaande. Twaalf Meeldraad- jes , met Nierachtige Knopjes , die groot zyn "> omringen het Vrugtbeginzel , dat een Zaadhuis- je wordt, 't welk na het uitvallen der Zaadjes, met den Styl en Kelk, nog lang, als een rood- achtige Befie, aan de Takken ftaan blyft. Dus (i) Ginoria. Syst. Nat. XII. Gen. 605. p< 329. XIH. pen, 605. p. 372. Jacq^ Amr% zz, Hifi, p, 14.3. T. 91, 140 T WAALFMAKNIGE HfiESTlRS. III. Dus de Eenwyvigen voorgefteld hebbende 'Afdeel. van feeze Klasfe , gaa ik over tot de Twee- Hoofd- wyvigen , waar onder het eeniglte Geflagt > hier stuk# t'huis behoorende , den naam voert van Heliocarpus. Zonnevrugt* Een vierbladige Kelk , vier Bloemblaadjes f twee enkelde Stylen : het Zaadhuisje tweeh >Ic- kig 3 famengedrukc , wederzyds in de langte ge- ftraald ; maakt de byzondcre Kenmerken uit van dit Geflagt , welks naam van de figuur der Zaadhuisjes , die als Zonnetjes zig vertoonen, niet oneigen is ontleend. J* De eenigfte Soort (i) , ook io de Westin» flt°Ami dien zig onthoudende, waar van zy mede den 7^e^:ndUbynaam heeft, is Boomachtige Montia met Zaags- fche. wys getande Bladen van Abutilon en eene Tros- achtige Vrugt , genoemd geweest van Hou- s t o n ^ en onder deezen naam in Millers - Tuinboek gebragt: doch die Autheur goeft *er een Trechterachtige Bloem aan, het bovenfte in vyven gedeeld ; terwyl in de Afbeelding van Ehret de Bloem en Kelk, beiden, zig vierbladig vertoonen. Dat het getal der Meel- draadjes veertien of zelfs meer is , ftrydt niet tegen de opgegevene bepaalingen van deeze Klas* (i) Heliocarpus. Sytt. Nat. XII. Gen. 606. p. 32$. Veg* 5111. Gen. 606. p, 37*. Horu Cljf. 211. T. 16. Trew* Ehret, 14. T. 45. Hill. Hift. Pl. 481. fc. Lugdb. 477. Montia arborescens Arbuti folio ferrato , Fru&ii laccmofo^ Houftoni. MilX. Z)i&f 'I DODECANDRIA. 141 Klasfe. De figuur der geftraalde Zaadhuisjes , HL die by troppen groeijen, is zeer aartig. ixf 1 De Euphorbia en Sempervivum leveren ooIcHoofo wel verfcheide Soorten uit , die Heefterachtig 8TÜK# zyn , maar aangezien dezelven weinig hoogte hebben , en niet Houtig zyn , zal ik die beide Geflagten tot de Kruiden betrekken , en dus hier de Klasfe der Twaalfmannigen ten op- zigt van de Heefters befluiten. X. HOOFDSTUK. Befchryving van de Heesters, die Twin- tigmannige, Icofandria , wegens het ge ■ tal der Meeldraadjes , geheten worden , tot welken die Gewas/en , welken men Toorts- planten noemt, als ook de Granaat- Appelen, Roozen , Myrthen , en verfcheide anderen , betrokken zyn. \T&n de onderfcheiding en Onderdeelingen " deezer Klasfe , in Eenwyvigen, Twee-, Drie, Vyf- en Veelwyvigen, is reeds gefpro* ken; doch daar omtrent komt nog in aanmer- king , dat de Meeldraadjes hier in den rand van den Kelk ingeplant zyn. De meeften van dé gedagte Rangen leveren Heefters uit, en daar onder komt eerst voor, het Geflagt van II. Deel* V* Stuk, C A C~ 142 T WINTIGMANNI G E HEESTERS, TIL Cactus. Toortsplant. Aydeel. x- De Kenmerken daar van zyn : een veelbladi* stvk.D* Se Bloem i een Kelk die eenbladig is en ge» Eenwy- ^cIlubd , boven het Vrugtbeginzel , dat eene Befie of weeke Vrugt wordt met eene Hollig- heid en veele Zaaden. De vier - en. twintig Soorten, hier van voor- komende , altemaal Amerikaanfche Heefterach* tige Gewaslcn, zyn verdeeld in vier Rangen , die door byzondere naamen onderfcheiden wor- den, als volgt. * EchinomelocaEtu Meloen -Distels. i. (i) Toortsplant , die rondachtig is , gedekt jiUmluL met Eyronde gebaarde Knobbels. Gerepelde. Onder den naam van Knobbelige of getepelde Meloen- Dijiel is deeze inde Openbaare Kruid- tuinen bekend , en fchynt die te zyn , welken de beroemde Boerhaave Kleinere Ameri- kaanfche Meloen - Dijlel getyteld hadt. De Ne- derduiefche naam is maar eene vertaaling van den (i) CüBhs fubrotundus , te£his tuberculis ovatls barbatis. Syst. Nut, XII. Gen. 613. p. 338. jreg% xilf. Gen, $13. p* Hort. Cliff. 181. Ups. 119 R. Lugdbat. 273. Echino-. Meloc.i&us minor laftescens , rüb'étmfïs f. mamillis major: - bus* Hf.rm« Par. 13S. T. 135. Ficoides C Meloca&us m*- miljaris , glabra , Sulcis carens , Fr» fimm andique fundens. PLUK. Alm, 148. T» 29. £ 1. Ficoides f. Ficus Americana fphsrica tuberculata la&escens, Flore albo, Comm, Hort. I. p. 105. T. su BRAM- Suee. ÜU p. H* T. 29» Conf. Me- loc. minimus hnugïnofus & mberofus, Plum. Sp. 19* 2CI. f, 1. ICOSANDRIA. 143 den Griekfchcn Melocaftus, aan decze Planten HE gegeven , om dat zy naar een gedoomde Me- £ * loenvrugt gelyken. Het voorzetzel Echinos Hoofd- kan ftrekken om door verdubbeling de Steke-STÜK# ligheid deezer Gewasfen, als een Egel of Pen-«/if^y" ne- Varken, te kragtiger uit te drukken, of ook wegens de Egelachtige geltalte , die de- zeiven van de eigentlyke Toortsplanten on- derscheidt* Deeze Soort is Amerikaan/the, Klootronde 3 geknobbelde Melkgeevende Ficoides of Pyg- pïant, met een witte Bloem, van Comme* lyn genoemd geweest. Zy heeft naauwlyks Sleuven, maar is, in plaats van dien, met groote Tepels, dié Doornen draagen, bezet, en draagt een roode , puntige Vrugt. De natuurlyke Groeyplaats is op Rotfen en Klippen in Zuid- Amerika. Hier mede fchynt eenige overeenkomst te hebben 9 de Zeer kleine Wollige Meloen - Diflel of Vygplant van Plumier, die zagter Door- nen heeft , en geheel befiaat uit een Klomp van Tepelige Knobbels, aan 't 'boven -end met eenige Doorntjes , in Wolligheid, gewapend y geevende de Bloempjes en Vrugten , waarfchyn- lyk, tot de enden van deeze Tepels uit. (2) Toortsplant die rondachtig is , met veer- n. tien hoeken. £a?us Geribde» (») Caiï*$ fubrotundus quatuordecim • angulartis. Hort. lh Deei,. v» Stuk* 144 TwintigMannige Heesters; IIL Deeze is van over lang bekend, en Westirt* Afdeel, difche Melocndiftel getyteld by Bauhinus, Hoofd- die aanmerkt , dat dezelve als van een Meloen , «tuk. Pepoen en Diftel, famcngegroeid fchynt tezyn. ^«wwy. ^yat denkbeeld 9 echter , hy daar van gemaakt hebbe , blykt niet. Clusius, verhaalende , dat in 't jaar 1601 verfcheide zodanigen , van Pena en Lob el EchinomelocaStos genaamd, met Schepen , uit vreemde Landen , in Holland gebragt waren , twyfelde , of het ook een Vrugt rnogt zyn. Hy heeft 'er een, die twaalf Dui- men hoog was , en by den Grond eenen om- trek van vyfentwintig Duimen hadt , doorge- fneeden , en een dikke , taaije , weeke , witte Zelfftandigheid daar binnen gevonden , welke eenigszins den Smaak hadt van Kaauwoerden; doch zonder eenige holligheid , zegt hy , of Zaad. Om hoog gaf dit Gewas een dikke Klomp van Wolligheid uit , zo fyn van Draad als As- best, met eenige paarfche Doorntjes, daar bo* ven uitfteekende , en van binnen Bloedroode Blaasjes hebbende , met een zeer fyn Zaad , als dat van Amaranthen , gevuld , zynde in het bovenfte van die Blaasjes als het overblyfzcl van een Bloempje, Hoe de Bloemen en Vrugten als in een Wol- ligen Kop famengehoopt worden , is door den ver- Chjf. ui, Upu &c, Ca&us humilis fubrotundus fulcatus ct coronatus, Spinis confertis. BROWN. J*m. 238. Meloca&us lud* Occidentalis. O. B. Pin. 384* Echino - Meloca&as, CLüS, ExQt. T* 92. BRADL. Succ. IV. p. 5. T. 3*. IcoSandria. 145 Vermaarden Tournefort zeer duidely k Hl. vertoond ; maar het onderfte of Lighaam van Afi^eu den Meloen - Diftel maakt zeker! yk den Stoel Hoofd- uit van dit Gewas b als in de Aarde geworteld8™* zynde of Worcelfchietende , zo Munting^^ afbeeldt. Het is , derhalve , zekerlyk een Plant- gewas , van eene Meloenachtige figuur, uit- wendig van eene groene Kleur , met veele Ribben , en dus gefleurd , hebbende op die Rib- ben geregelde Knobbeltjes * uit ieder van wel- ken verfcheide Doornen Sterswyze fprciden. Clüsiüs telde negen zulke Sterren van Doornen op elke Rib; doch het getal derzel- ven is onzeker. In een andere vondt hy maar elf Ribben , en op ieder Rib twaalf zulke Knobbeltjes. Ook is de figuur van fommigen ronder 5 van anderen byn.a pieramied&al ; de Groey- plaats op de Westindiiche Eylacden en aan de Vaste Kust van Zuid -Amerika. Zy kunnen hier te lande niet: dan niet veel zorgvuldig- heid, in Potten , werden gehouden, en bly- ven meest in de Broeikasfen 9 gelyk de overi- gen van dit Gefiagt5 welken de minde Koude met nattigheid of Regen krenkt. Drie Vericheid-r heden zyn hief , in het Kruidkundig Woordenboek van den Heer Mil~ ler 3 bygevoegd , maar van de eene Veertienhoe* lig is ,met lange witachtige, kromme Doornen ; de andere Fyftienhoèkig met breede, zeer me- nigvuldige , kromme Doornen ; de derde ook K Vyf- ( iu mvu stuk* 14$ TWINTICMANNICE Heesters, UI. Vyfcienhockig met regte Doornen , de hoeken Afdeel. Spiraalswyze omgedraaid. Hoofd- Wat decze Planten aangaat , 't is zeker , stuk» c]at C|1C van ^ Eerfle Soort ver de gemeen- ïife[KVJr #en zYn » komende dikvvils voor, op ftukken van Rotfen of Steenen , waar op zy , zonder eenige bcvogtiging of oogfchynlyk Voedzel » dan dat haar de Lugt toebrengt, Jaaren lang in 't Leven blyven. Die van de andere Soort gvoeijen in Potten met Aarde en worden door Afzetzels , welken zy rykelyk uitgeeven , voort- geteeld 3 doch derven ligt en kunnen naauwlyks eenig Vogt verdraagen. Zy zyn hier ook uit Zaad gewonnen * door den Hovenier van on- zen Stads Tuin, den Heer Storm , die my ten opzigt van een zeer grooten Meloen - Diftel van deczen aart , zig thans daar in bevin- dende , verhaalt , dat dezelve 'er, zo hy wel meent te weeten , reeds dertig Jaaren geweest is, en in die tyd mooglyk niet meer dan de helft aangegroeid. Het Gewas heeft ongevaar een Voet diameter en drie vierden van een Voet hoogte , met een Kop die veertien Dui- men hoog is en vier Duimen dik. Op het bovenfte van deezen ruigen , fierlyk bruinen Kop, vertoonen zig thans paarfche Bloempjes, De Stoel of Plant fchynt my ten minfte vier- entwintig Ribben te hebben : in een andere 9 die kleiner is , hebbende den Kop naauwlyks een half Voet hoog , is *t getal der Ribben , die veel dikker zyn, dertien, en in de jonge, van een Vuist groot , komt ook het getal der Rib- III. ben op twaalf 3 dertien of veertien uit. Hier Afd|el* uit blykt , dat het getal der Ribben in eenHooFö. zelfde flag van deeze zonderlinge Planten on- STUK* fceker is. ni^°nogr * * Cefei, angulati erefli. Toortfen , die hoekig zyn en regtopjlaande. (3) Toortsplant , dié over end Jlaat, langwer- c™£ pig is en zevenhoekig. hcpta&o- nus. ( 4) Toortsplant 3 die overend Jlaat , vierhoe- i^f^T kig is en lang, met de hoeken famenge* w4 drukt. Tetrag^ nus. (5) Toortsplant , die overend Jlaat, zeshoe kig is en lang , met de hoeken afjtandig. H v* (6) Toortsplant, die overend Jlaat > byna vyf- ^z^sho^ hoekig is en lang , met Geledingen. ki£e* Cl) Toorts- p™;^ nus. (3) Ca&us eré&us oblongus , feptëmangularls. Hert. Cliffl Vyfhoe= til, Ké Lugdhai. 279. klge* (4) CaEïus quadranguJaris longus erecius 9 anguiis compres» fis. Hort% Cliff. 181. Ups. 119. R» Lugdbat. z%o. €♦ ere&us minor, Frudu fplnofo , Coftarom numero varians. Herm, Var. 11 7. (5) Ca&us ere&us fexangularls longus , anguiis diftantibus. Hort. CJiffl Ups* R. Lugdb. Cereus Surinamenfis. Eph, N. C. III. p. 394, T. 7 , %, C. erebus altisfimus Sur. Herm. Par* 11 5, Raj, Dendr. 23» Cer. er. maxïiuus Americanus hexaagu*^ laris, I'Iore aibo radiaco. Bradl. 6W. I. p. u T. 1. Melocac- tus monodonos &c. Flum. Ic 191? (6) Cat'ius erebus ïubquiftquangularis longus act;ct:!atn^# Qiljf. m. R. Lügdbat. 280. K i !!♦ Deel* V. Stuk, TWINTICMANNIGE Heesters* (l) Toortsplant , die overend ftaat, lang ïs en agthoekig , met famengedrukte gegolfde hoeken , de Doorens langer dan de WoL (8) Toortsplant , die overend ftaat, lang is jfn byna negenhoekig , de hoeken ftomp , de Doorens korter dan de WoL (9) Toortsplant , die overend Jlaat, lang is en byna agthoekig , de hoeken ftomp. (10) Toortsplant, die overend flaat , Gele* dingen heeft en negenhoekig is;, de Le- den ovaalachtig ; de Doorens met de Wol gelyk. Decze zonderlinge Gcwasferi worden Cereus 9 dat (7) Catlus erecïus longus o&angularis , angulis compresfis undatis, Spinis JLana longioribus. H Cffffl 182* R. Lugdbat. 2-9. Ca genoemd, fjf om dat veelen de gettaltc van een Flambouw Afdeel. hebben, of ook, zo fommigen willen 5 om dat g^JL^ jJfT de Amerikaancn, wanneer zy gedroogd .zyn , stuk. als Toortfen gebruik van zouden jnaakén ; -f //^^ v/elk zekerlyk gefchieden kan. Of alle de gp?*** genoemde byzondere Soorten zyn , is duifter. Plumier heeft nog veel meer Verfchciden- heden daar van in Afbeelding gebragt; Het ge- tal der Ribben of Hoeken is hier ook niet be- ftendig , geevende die vierhoekig zyn dikwils vyfhoekige Takken uit , en aan een zelfden Stam is met de zyd- Stengen wel verfchil in 't getal der Hoeken. De Vierhoekige komt van Kuras/au , en de Zeshoekige van Suriname* De Negende 'voert , naar haare G roey plaats , den bynaam van Peruviaan] che , hoewel een dergelyke ook op Jamaika groeit, welke digt bezet is met Doornen. Men heeft 'er in on- ze Akademie- en andere Tuinen , vv aar uitheem- fche Gewasfen gekoeflerd worden > die dikwils Mans langte, ja fommigen twintig Voeten hoog zyn , en veel hooger groeijen zouden 5 indien menze niet affneed ; gelyk daar van zodanigen zig in de Hortus Medicus alhier bevinden. In de optelling der Planten van den Leidfchen Tuin , zo door den voormaaligen Hoogleeraar Boer- h aa v f, , als door den nog leevenden Hoog geleerden Heer van Royen, (naar wien de iaatstgemclde, ik weet niet om wat reden, in 't byzonder den bynaam voert,) zyn van deeze K 3 regr* Iï. Deel. V, Stuk* ö %50 Twintig mankige Heesters, III. regtopftaande Toortsplanten verfcheide Soorten Afdeel. voorgefteMt Hoofd- Wat de groeijing deezer zonderlinge Gewas- stuk:, fcn aangaat : daar omtrent is in 't algemeen v&e.KW)' bekend , dat zy beitaan uit enkelde of meer-: vöudige dikke Stammen , bleek groen van Kleur , die of op zyde , of aan den top , een ongeregelde Kroon van dergelyke Takken heb- ben, of zig hier en daar in Armen verdeelen, waar in de bepaalde of natuurlyke Groeyplaats veel verfchil zal maaken gelyk uit de Afbeel- dingen van Plu mi er, die fommigen als ge- heele Kroonboomen voorftelt , te befluiten is. Ook is in 't algemeen waar, dat zy geene Bla- den draagen , maar op de hoeken der gedagte Stammen , die als Kantzuilen of uitgegroefde Kolommen zig vertoonen , veelal met geftern- de Doorens , en fomtyds ook met Wolligheid bezet zyn9 De natuurlyke dikte en langte is ongemeen verfchillende. De Boomachtige van Lob el, die de Peruviaanfche heet, zou fom- tyds de hoogte bereiken van twintig Ellen. Op de één of andere plaats , van den Stam of Tak* ken, geeven zy nu en dan een Bloem uit, die groot is en veelbladeiïg , van eene Trechter- achtige figuur, meer of minder uitgebreid, uit Hartvormige of langwerpige Blaadjes , die veelvoudig op elkander leggen , beftaande en een menigte van Meeldraadjes bevattende , in welker midden een lange Styl uïtfteekt. De Vrugt , die bier op volgt , is roodachtig of lang- I C O S A N O R I A. 151 langwerpig , fomtyds gedoomd 5 fomtyds on- HL gedoomd , en van grootte , in fommige Soor- " " ten , als een Noot of Appel , in anderen ais Hoofd. *en Meloen t van binnen vol Zaad en niet onaangenaam van Smaak. In t midden van den Stam is als een Stok of Staak * van Hou- tïge zelfftandigheid j vervat, welke rondom zig een zagt doch taay Vleefch heeft , met een lymerig Sap , dat onfchadelyk fchynt te zyn , gevuld. * * * Cerei repentes , Radiculis lateralibus, Toortfen 3 dk kruipen , met zydelingfe Worteltjes. fn) Toortsplant 9 Me kruipt > en byna vyf- Xr. hoekig is. Caf»s TU f Dus wordt door den Ridder een foort van Grootblo*. Cerëusfen bepaald , welke uitmunt door haare j ongemeen groote en fierlyke Bloem , voerende daar van te regt den bynaam. By anderen Is dezelve door de Geledingen ondorfcheiden geweest, In de keurlyke Afbeelding van ëhret, komt (11) Csiffus repens fubquinquangularis. Heem. Par. 120. O&us fcandens , ari^ulis quinque pluribusque obtufis. Hort* Cliff. \%z. Hort. Ups. R Lugdbat. 280. Cereus fksüim dens minor polygonus artlcularis. MlfJL. Icon, T. 90. Ccr. fcandens ramofus , plerumque fexangularis, Fl. ingenti ntque fragranti. Trf.w. Ehret. T. 31, 31. E* N, C* 1752. Vol* IX. App. 124. T. 11, 12, 13. Cereus Amer. major articula* ■ms. Volk. Hesp. I. p* T. 134» K 4 m ge Ce- 152 Twaalf mannige Heesters* HU komt dit Gewas voor , onder den naam van Afdeel, Qroote Amcrikaanfche Cereus met Geledingen 3 Hoofd» gemeenlyfe zeshoekig , draagende een groote stuk. Bloem, welke 3s avonds open gaat en 'sNagts v%l"W*' cencn zecr aangenaamen Geur verfpreidt. Die Geur , gelyk ik thans in een ontlooken Bloem bevind, heeft veel van den Reuk van Benzöin, en vervult een geheelen Kamer* De Bloem zweemt naar de zogenaamde Zon- nebloemen , als een Kelk hebbende die zig met Goudgeele Straalen tot byna een Span in qjid- dellyn uitfpreidc , en daar binnen een Sneeuw^ witte Roos , met geel getopte Meeldraadjes gevuld , die ten deele uit de Pyp der Bloem, ten dede van de kanten des Monds, voortko- men. Gedagte ' Bloempyp tot den Kelk be- hoorende , een half Voec lang 5 is van buiten geribd, met fchubachtige Blaadjes , lange Haair* tjes en fyne Doorntjes bezet, die de Hand prik- kelen- Het Vrugtbeginzel , waar op die Pyp gevestigd is, heeft eenen Styl, welks Stempel zig als een Kwispel uitfpreidc. Dus maakt deeze Bloem , op dit wanftaltige Gewas, een zeer pragtige en als betoverende Vertooning, doch welke niet meer dan ééne Nagt duurt: alzo zy met het opgaan van de Zon verflenst. Zo menigvuldig als deeze Cereus - Plant bloeit , zo zeldzaam draagt zy Vrugten in Eu- ropa. Wel vyferi twintig jaaren hadt de ver- maarde Natuurkenner , Breynius, te Dant- ^igs het Gewas 's Jaarlyks blceijende in zyne Tuin ICOASNDRIA. I53 Tuin gehad , doch zonder Vrugten , tot dat, III. in 't jaar 17483 aan 't zelve een Vrugt, op deAFD^EI*" Bloem volgende, verfcheen ; waar van de Afte-HoOFI> STUK. kenine; ook door den beroemden Trew in Plaat gebragt is» Dezelve heeft de figuur als van»**, een Pynappel of Ananasje, bevattende, binnen de Schil of Huid , in een witte Lymerige Pap , een menigte van kleine Zaadjes als Druivenkor- rels. Voorts was deeze Vrugt nog met het over- blyfzel van de Bloempyp gekroond. De Bloem- knoppen vertoonen zig, eenige Dagen voor zy open gaan , als ruige Kwastjes. Het Gewas, dat uit enkel flingeragtige Ranken , van ruim een Vin- ger dik, die hoekig zyn en met Doorntjes bezet, beftaat , geeft op zyde , hier en daar , zekere dunne Worteltjes uit , wordende , gelyk alle andere Cerëusfen , door afgefneeden of afge- broken Stukken der Takken, die men in den Grond fteekt , gemakkelyk voortgeplant, De afkomst is van Jamaika en Vera Cruz in de Wcstindiën. Gedagte Afbeelding met Kleuren 3 door Trew op twee Plaaten aan 't licht gegeven , is djeaftig om een denkbeeld te krygen van deeze ver- wonderlyke Bloem , doch, wat de byzonderc deelen aangaat, zo 9t my toefchynt, niet zeer naauwkenrig. 't Ovarium is} in myne doorge- fneeden Bloemen , veel grooter , met Zaadbe- ginzelrjes gevuld , die ieder zyn Strengetje hebben , en het loopt door tot op den Tak , gelyk het doen moest , wanneer het van het K 5 Merg II. Peel, V. stuk. ■ 154 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. III. Merg der Plapt zou afkomftig zyn. De laagfie Afdeel. Meeldraadjes komen een Duim boven hetzelve Hoofd- uit de Wanden van den Kelk voort. De Styl STÜK# is niet groen , maar bleekgeel , gelyk de Sta- vke?Wy~ mina. De Franje, aan zyn opperfte gedeelte, welke den Stempel (Stigma) uitmaakt, heeft in 't midden zulk een verbaazend Gat niet , maar evenwel een zeer zigtbaar Gaatje, dat open is en den geheelen Styl doorloopt , maakende een Pypje of Geutje daar binnen f wyd genoeg om een menigte der Bolletjes van het Stuifmeel, die geen tiende deel der wyd- te van dat Geutje beflaan , door te laaten : waar uit dan blykt , dat de Bevrugting in fom» rnige Planten ook dus gefchieden kan (*}. Het fchynt my toe, dat de Vrugt van dit Gewas op de gedagte Plaat byna de helft klei- ner dan natuurlyk is vertoond. Immers , in ver- gelyking met een andere afgetekende Vrugt van hetzelve, fchynt de Vrugt wel rykelyk zo groot te zyn, als een der grootfte Ocker- nooten in de Bolfter. Inmiddels is het te ver* wonderen, dat de Natuur hier tot het formee- ren van een zo kleine Vrugt een zo verbaazend groot Bloemgeftel gebruikt , daar in zo veel an- dere Gewasfen , gelyk de Ooftboomcn, Me- loenen en dergelyken , een klein Bloempje de Vrugtmaaking uitvoeren kan. Het Gewas bloeit al- (*) Vergelyk myne Bedenkingen hierover in het II, Deels f ï. Stuk , bl. 9* 9 en eldeis. ICOSANDRIA. I55 alhier in de Hortus Jaarlyks wel fterk, doch HL heeft 'er nog nooit een rype Vrugt gedragen. Af^eel. HOOFD- (12) Toortsplant, die kruipt en tienhoesruK* Hg is» xii. Deeze , veel kleiner van Gewas en Bloem \^mform is niet minder fraav. Men vindtze ^mm-irweeP3ch, J uge. kaanfche Ficoides of zeer kleine kruipende Toortsplant van Plükenet getyteld ; zynde dezelve ook door den beroemden S l o a n e op Jamaika waargenomen 3 welke aldaar by de Boo- men opklimt. Zy is veel Doornachtiger en wilder van Gewas 3 donker groen van Kleur en niet zonder Geledingen, hebbende Ranken van ruim een Vinger dik, die zeer dïgt bezet zyn met tropjes van fyne Stekeltjes , welke Koperkleurig zien, Uit deeze Takken komen , naar de behandeling , menigvuldiger of min- der Bloemen voort , van een Vinger lang, fchoon Roozerood van Kleur, die dikwils in menigte te gelyk dit Gewas vertieren , bly- vende zo wel over Dag als by Nagt open, en niet fchielyk verflenzende 3 doch zonder Reuk. In Geftalte verfchillen zy aanmerkelyk van die der voorgaande Soort , als zig van bo- ven (iz) Ca&ut repens decem - angularis. C. fcandens angdis decem obfo!etis. Ups, 121. Cer, mir?. fcandens polygonns , fpinofisiimus. Trkw. Ehret, T. 30 Khret Sèi. II. f4 2, Ficoides Americanum &c, Pluk. Alm, 148. T, 158. f, SLOAN. Jam, 197. Hifi. II. p. 1 5 2» " in Deel* v* stok» I5<5 T WINTICMANNIGE HEESTERS. Hï. ven niet z0 zeer uitbreidende. Dus fpreekt er Afdeel, ^ x. Ehret van. Hoofd- De Kelk is uit verfcheide onregelmaatige STCJ*- „ Slippen fameneefteld , doch de Bloem be- v%e, ^ ftaat uit twaalf reguliere Bloemblaadjes, van s, buiten en van binnen heerlyk purperkleur. 3, Uit het midden van de Bloem komt een 3, Styl voort, die insgelyks paarfchis, met me- 3? nigvuldige Meeldraadjes omringd, wier Draad- 3, jes ook paarfch, doch de Toppen geel zyn. 3, Deeze Bloem ontluikt over Dag en blyft 33 drie of vier Dagen open ; waar door het 3, Gewas zig van de andere Soorten van dit 33 Geflagt onderfcheidt , wier Blbemen niet dan 3, by Nagt ontluiken en nooit langer dan agt of 3, tien Uuren haaren fleur behouden." Wy kunnen hier by voegen , dat in het Ge- was en de Kleur der Bloemen een weinig ver- fchil is naar de behandeling en Groeyplaats , brengende hetzelve fomtyds ook Vrugten voort, die weinig grooter dan een Hazelnoot , met een dikke Wolligheid bezet zyn , en van bin- nen, in een geele zelf Handigheid, eenigc Zaad- jes bevatten. ynT (I3) Toortsplant die kruipt, rond is en ge- Caft** ftreepty zonder Doornen, Parafiti* Uygewas. A-,cu (n) CdRus repens teres flriams muticus. Ca&us paraflticus iaermis &c Brown* Jam» 23 ?• Opuntia minima Flagelii- formis. Fjlum. Sp< 6. U. 197, f, 2. IcöSANÖRIil* 357 Een zodanige door Bro vv n a op Jamaika ƒ gevonden, welke als een Bygewas op Boomen L n* u proeit , en met dunne Takjes van dezelven ne- Hoofd. STUK derhanst , fchynt overeenkom (tig te zyn met de zeer kleine Zweepachtige Opuntia van Pa-»/*, ter Plumier, die Bloempjes aan 't end van de Takjes uitgeeft , vertoonende zig de Vrug- ten als geknotte Kegeltjes. (14) Toortsplant, die kruipt en driehoekig is. xiv. Ca&us tri* Dit Gewas is in de Kweekeryën van U\t^u[ar\s: J Dnehocki' heemfche Planten door geheel Europa bekend ge, en van verfcheidene afgebeeld. Men vindt het in een byzonder Vertoog , dat in de Switzer- fche Verhandelingen geplaatst is , door den Heer RisLEitus, van Muhlhaufen , alwaar het in 't jaar 1762 gebloeid hadt , (dat in Europa iets zeldzaams is ten opzigt van deeze Soort,) om- ftandig befchreeven. Het was reeds twintig Jaaren in een Brceihuis gekoefterd , zonder Bloem te geeven 9 maar toen 5 des Zomers in de vrye Lugt geplaatst zynde 5 vertoonde zig een Bloemknop , welke den $ September een vol- (14) Ca&us repens triangularis. C. triangularis fcandens at* ticulatus4 Horté Clijj* i82« Ups* 121. R. Lugdbat, 280 G. debilis brachiatus aequalis rriquetrus fcandens f, repens. BROWM» Jam. 468. Cer, Americanus triangularis raüicofus. Eradl. Succ* U p. 4. T. 3. Eph. Nat. Cur. 1752 & 1754- jAC<£» Amer. Hifi* 152. A&. Hetv. V. p, 268» T. 1. Meiuca&us Amer. repens tr/gonus , f lote albo , Fmftii violacco» f lum* Isqh. 199 > 200 ? II* Desju v« stvxi Ij8 TWINTIGMANNIGÉ tl E ESTERS. III- volkomen uitgefpreide Bloem wierdt, ruim zö Afdeel gr00t ajs ^ van ^e Soort, welke Grootblóe- Hoofd- mig wordt getyteld : want de middellyn der stuk. £cjk . i<;ro0n was groofcer dan een Parysfehe ^EenuTyoeU Hec Gcwas ftrekte zig ter langte van zes Voeten uit. Het fchynt dat hier toe betrekkelyk zy , de Amerikaanfche Kruipende Meloendiftd , van Plu- mier 5 die driehoekig is , met een witte Bloem en Vioolkleurige Vrugt , welke van de meefle Kruidkundigen övereenkomitig geacht werdt met de Driehoekige Gewrichte Ceféus van Her* mannus , draagende een zeer aangenaame Vrugt * doch in verfcheïde opzigten daar van verfchi'1* de volgens den Hoogleeraar J. Bürman- nus, die van de Toortsplanten in 't algemeen * lm by de twintig Jaar geleeden 5 aldus fchreef* „ De zuurachtig zoete Vrugten van deeze jj Gewasfen , ftrekken in de heete Landen van ft Zuid -Amerika tot een ongemeene verfris- ^ fching voor de Ingezetenen , vallende dik** 5, wils zo groot als Oranje - Appelen : zo dat 5, deeze Planten 5 hoe onbevallig en akelig ook „ door haare Slangachtige geftalte en Doornen , 3, wegens haare lekkere Vrugten, inzonderheid ?> in het doorreizen der Bosfchen , alwaar zy „ aan de Boomen hangen 9 beminnelyk voor „ de Menfchen zym Want alle deeze krul- „ pende Soorten , geen Steunzel vindende 3 „ loopen langs den Grond en klimmen anders Icosandria. i$g „ by de Boomen op, in welker Bast zy zig -HL „ vast hechten met haare zydelingfe Wortel- tjes en dus Bygewasfen worden , zuigende Hoofd- 99 haar Voedzel zo wel daar uit als uit den*Tl 3, Grond. De Wortels , naamelyk 3 van alle^*^" „ Toortsplanten, zyn ten opzigt van de groot- „ te zeer klein , 't welk duidelyk in de over- 5, endftaande blykt , die dikwils maar als aaa 3, de Rotfen geplakt zyn mee haaren Stoel , 3, zonder aanmerkelyke Wortelen 9 en 'er zo 3, vast aan kleeven, dat men veeleer het Ge- 3, was fcheurt, dan het 'er af te kunnen ruk* ,3 ken. Dit Geflagt van Planten fchynt der- halve naauwlyks door Vezel wortel tjes zyn ,3 Voedzel uit den Grond te haaien ; het welk 5) in andere Sappige Gewasfen, de Aloë, Fi- 3, coides en dergel y ken , ook plaats heeft." De Heer Jacquin nam in de Westin- diën een dergelyke Soort van Toortsplant waar 3 welke de Boomen, zo wel als de Steenrotfen, tot eene aanmerkelyke hoogte beklom en on- gemeen lekkere Vrugten droeg, van grootte en figuur als een Hoender- Ey, wordende des we- gen , op Martenique , Poires de Chardon, dat is Diftel- Peeren, genoemd, en aldaar veel ge- acht wegens haare aangenaame Rinsheid. Op 9t Eiland St. Euftathius kwam een zodanige Toortsplant voor, die gebladerde, roode, on- fmaakelyke , doch niettemin eetbaare Vrugten droeg. By Karthagena , in 't Kreupelbofch aan den Zeekant 9 vondt zyn Ed. een Gewas van dee- 160 T W I H TIG M ü lüUGÊ H E II !>TÊ R Itt deezen aart , door de Ingezetenen Pitahaije ge* Afdeel* noemcj wordende; , hetwelk Linn^eüs thans Hoofd- als eeft byzondere Soort , met dien bynaam , stuk» voorgerteld heeft onder de regtopftaande en vig™Wy" genoemd xxïv. (24) Toortsplant , die orerend Jiaat en drie- Ca&us hoekig is. Kart ha ' geenfche* Gedagte Heer merkt aan , dat dezelve m Geftalte mee de voorgaande overeenkomt, doch zig overend houdt tot de hoogte van agt of tien Voeten , maar hooger wordende het Steun- zei van Boomen noodig heeft , en nogthans geen Worteltjes op zyde uitgeeft; zo dat het een van de Kruipende verichiüende Soort moest zyD* Zy geeft by Nagt een Bloem , die zeer fchoori is en witachtig, zonder Reuk, een half Voet breed 9 met een Kelk van agt Duimen lang. De Vrugt , die de figuur en grootte heeft van een Hoender - Ey, is geheel hoog- rood en glad, met eenige Kelkblaadjes van bui- ten bezet , van binnen een wit , zoet en eet- baar Vleefch hebbende 9 vol van kleine zwarte gianzfge Zandjes. „ Kcrtelyk zal ik hier nog „ by vorgen , (zegt hy) dat van alle de Soor- „ ten van Cerëusfen , welken ik in Amerika ;3 gezien heb , de Vrugten eetbaar zyn, doelt 33 van (24) Caïïus erebus trïangukris* JACQ. Amtr. Hij}. 15 1. Ficoides Americanum f. Cereus ere&us criflatus , Poius t.i angularibus profunde canaliculatis* Pjuus, dl™, 147, T. 22, f. 3. I C 'Ö S A N D R I A. 1^1 „ van weinigen maar, fmaakelyk voor een Eu- XIX. » ropeaan." Aro*aL- Ik moet aanmerken » dat men hier uit met Hoofd* oplettendheid , en de reden gebruikende , eenigSTUK» denkbeeld kan maaken1, wat de oirzaak zy van^/ fle ondoordringlykheid der Westindifche Bos- fchagiën. Wanneer men by de Bofchtouwen, waar van hier voor gefproken is, die den eenen Boom aan den anderen ftrengeTen, deeze ge- doomde Slierten voegt , inzonderheid de Krui- pende 3 en in acht neemt, hoe dézelven dik- wils , by gebrek van Steunzel , digt langs den Grond loopen, alwaar zy ten halve of geheel met Mos en Ruigte bedekt zyn , waar onder wederom Slangen en ander Venynig Ongediert nestelen; zo begrypt men ligt, dat zy als na* tuurlyke Voet -Angels en Valftrikken maaken5 gevaarlyker dan die men door Konst vervaar- digt 3 en befpeurt het gevolg van het doorrei* zen of doordringen van zodanige Bosfchen 9 of Heijen en Woefte Gronden zelfs, zo lang die niet opgeruimd zyn , ten duidelykfte. Thans gaa ik tot de Vygplanten over» * * * * Qpuntfam Vygplanten. (i5) Vygplant met Kogelachtig ronde, ge* XVm doomde Leedjes* Cadus Van: ' (ts) CaBus articulato • prolifer , ArtïculM? globofïs fpinofis' jlomeratis. Meloca&us cxplurmis globulis &c. Plum# 198» L ïï# Deel V, 3xun. mts. Kraal aclm* 161 TWINTIGMANNIGE HEESTERS; III* Van deeze zeldzaame Soort van Vygplanten Afdeel, vjn(jt men jc eeDigfte Afbeelding by Plü- Hoofb- mier, die dezelve in Zuid - Amerika hadc stuk. waargenomen. xvi. fi6) Vygplant , met platte ovaale Leedjes , Ccwoone. zyn met flaPP* Borflelige Door* nen> Deeze Soort m3akt dat Gewas uit, 't welk men gemeen! yk Opuntia of Indiaan fche Vyg noemt, zynde reeds van over lang bekend by de Kruidkundigen. Het Gewas heeft zynen naam van een Stad Opuns in Griekenland 5 by welke, zo Plinius fchreef, een Kruid groeide, hetwelk Wortels fchoot uit zyne Bla- den en dus voortkwam , zynde voor de Men- fchen aangenaam van Smaak. De Eigenfchap van Wortelfchieting en Groeijing heeft plaats in dit Gewas en alle deszelfs mede - Soorten. Het wordt anders ook Indiaanfche Vyg gehe- ten; want , hoewel het thans in de Zuidelyke deelen van Europa gemeen is , wordt het nog- thans uit de Nieuwe Wereld zyn afkomst ge- rekend te hebben» Maar het verfchilt onge- meen van die Indiaanfche Vyg, waar van The- ophrastus fpreekt , zynde een Boom , door zy- (16) Cü&us artïculato- prolifer laïus, Artlculis ovatis, Spf* nis Setace s. Cattus compresfus articulatus ramoflsfïmus &c. Hort. CliJT. Ups. GRON. Vtrg. R* Lagdbat* 2go* Opuntte vulgo Herbariomm. J, B. Hijl. I. p 154. Mlix- /*♦ 19 1« Ficus folw fpinofo, Frufc* majors, Cf £• Pin* 4$99 ÏCOSANDRIA. I63 Evne Wortellchieting uit de Takken ver- IU- * , Afdeel* Het Gewas beftaat uit op elkander gegroei- Hoofd- de Stukken , die men naauwlyks Bladen noe-STUK" men kan, hoewel zy doch het naafle daar aanwJ/K^y* komen , en heeft anders geen Stam of Tak- ken, niettegenftaande het een Boomachtige ge- ftalte aanneemt. Men wil ook , dat het , uit Zaad geteeld, fomtyds een weezentlyken Stam bekome. Gedagte ft ukken of Bladen zyn dik- wils een Handpalm groot , ovaal en meer dan een Vinger haaiende in dikte , gemcenlyk be- zet met Stekeltjes. Uit deeze Bladen komt nu en dan een Bloem ? van aanzïenlyke grootte , voort , die zig Roosachtig uitbreidt 9 en waar van het on derde gedeelte een Vrugt wordt , naar een Vyg gel y kende en niet veel kleiner. Deeze Vrugten zyn van buiten groen, bevat- tende een Vleefch dat zeer aangenaam van Smaak is , maar het VV ater van de genen , die dezelven eeten , Bloedrood kleurt , ja ook de Handen beftnet, even als de Moerbeijen. In Virginïe komt deeze voor , met eene Purper- kleurige Vrugt , die men 'er Prickly - Pear noemt, In Spanje en op fommige Eilanden in de Middellandfdie Zee, gelyk op Minorka in 't byzonder , wordt het Gewas tot Haagen gebruikt , om de Akkers pf Hoven af te fchutten. Ci 7) Vyg. (*) Zie het II. Deels, IIL stuk van deeze Nau HiJïQ* riff, bL 67S- U. Deel, V, Srjxt 164 TwINTIöMANNlGE HëESTËRS. III. f17) Vygplant 5 die de Leedjes langwerpig Afdeel. Qvaal jieejt^ mt Borjlelige Doornen. Hoofd- stuk» (18) Vygplant , die de Leedjes langwerpig y*lï*& ovaa^ heeft'* met visvormige Doornen. xangwer- Deeze beiden verfchilïen van de gewoo- ns* ne Opuntia door de langwerpigheid der Bla- Tu»l! den , en van elkander door de geftcldheid der scherpe, doornen , welken in deeze laatfte zeer lang , fcherp en fterk zyn. Zodanig eene heeft Sloane in Afbeelding gebragt , als ook Dil- leniüs, die dezelve noemt Groote Tuna, met Iterke geelachtige Doornen, Men maakt 5er op 't Eiland St. Euftathius gebruik van, toe befchutting der Verfchanfingen (*). Tuna is de Wesfi- (17) Ca&us articulato - prolifer , ArtiCuIis ovato • oblongïs , Spinis Setaceis. Cactus Compresfus articulatus ramofas &c. Hort. Cliff. 18 3* Hort. Ups* izo. R. Lugdbat. 280. fis} Caiïus articulato - prolifer t A tticul is ovato • ob!ongist Spinis Subulatïs, Ca&us compre^fiis articulatus rairiofus , Ar- ticulis ovato- oblongis, Spinis Subuïatis, Hort. Clifft igj.' Hort, Ups. 120. R, Lugdb. 280. Ca&us brachiatus arttcula- tus &c. Browpv» Jam* 237» Tuna major, Spinis validfs flavi- cantibus, Flore gilvo, Dijll. Eltb. 396. T. z Bit heeft de Hoogleeraar MuRRAY , in Syst. Nat. Pe^ Ed. XIII, daar agter genoegd, even als of'er verfche de Steden waren op dat Eiland, alwaar men zelfs geen e'e'ie Snd heeft, maar tan Fort, 't welk de Haven dekt. De Heer jAcqyiN ICOSANDRIA. 165 Westindifche of Amerikaanfche naam van dce- Hl- ze Gewasfen. Afdeel. (l9) Vygplant 1 die de Leedjes langwerpig^^D ovaal en byna ongedoornd heeft. XIX Dus wordt die Soort onderfcheiden 9 welke/*"*""** de zo bekende Cochenilje uitlevert, Dule^J* nius noemt dezelve zagtere Tuna met eenegende% Bloedklcurige Bloem, en Sloane Allergroot- fte Opuntia, hebbende een grooter langwerpig rond Blad , dat met eenige niet kwetzende Doornen bezet is , de Bloemen rood geftreept hebbende» Oirfpr ^nkelyk groeit deeze in Nieuw Spanje , alwaar zy de Voedfter van de Infekten is , die de thans zo bekende en gebruiklyke Verwftof, welke men Coqchenilje noemt, uit- leveren ; zynde van daar op Jamalka en ook in Europa overgebragt. Het is , volgens Her- na n d e z , in Indie een Gewas , Nopal genaamd 3 van ongevaar drie Ellen hoog (20) Vyg* hadt ook niet gezegd, dat de Verfchanlïngen uit zulk Gewas beftonden , *t welk helachelyk zou zyn# Het dient maai als tot Palisfaden. (19) Caiïus articulato - prolifer, Articulis ovato • oblongis fubinemübus. Hort. Ups. 121. Tuna mitior, Fl. Sanguineo , Coch nilüfera. Dill. Elth. 399. T. 297» 383. Ficus indi- ca major larvis f. fpinofa, Vermiculos proferens. PlüK. Alm. 146. T. 281. f. 383. Opuntia maxima, Fol. oblongo rotun- do majore , Spinui s nonoullis &q. Sloan. Jam. 194. Hifi. II. p. 152. T* 8. f* 1 , 2. (*) Zie dien aangaande het I. Deels. X, Stuk* van deeze Hatuurlyke Hifierie > bladz. 50* : ais ook de Afbeelding vaa L 3 cfó 11. deel V* Stuk. 166 TwintigM annige Heesters. III» (20) Vygplant , die de Leden Rolrondachtig Afdeel. $ht heef^ !I^°/D" Men noemt deeze , een van de kleinften ST UK» xx. onder de Opuntiaas zynde , de Kurasfaufche , Cu™ffJvi-mnr ^e Groeyplaats. Zy heeft het Gewas eus. Heefterachtiger dan de andere Soorten, voor- fiafch" gemeld ; mee Afchgraauwe fterk gedoomde Tak- ken , en bevindt zig hier te lande in de Broey- huizen van uithcemfche Planten. xxr. (21) Vygplant 5 die het Loof Degenvormig HtfiïL $at en ^aaSswy%e uitgegulpt heeft. Langfjladi- Deeze bepaaling duidt de gedaante aan van se* cene Soort van Opuntia, gemeenlyk met Bla- den van Hertstonge getyteld , die geheel onge- doornd is , brengende Bloemen voort uit de Tands- de Inzameling deezer Infekten en Plantag'ën van deeze Vyg- plant, in LEDERMUIXERS Mikroifoopifche Vermaaktycheden. (20) Caft*s articujato • proïifer , Articulis cylindrico - Ven- tricofis compresfïs» Ca&us tereti - compresfus articulatus ramo- fus. Hort. Cliff* Ups. K. Lugdbat. 280. Opuntia minima Amrricnna fpinpiisiïma. üradl* Succ. U T. f. 4. Ficus Ind. f. Opunr. Curasf. minima. Comm- Hsrt. I. p. 107. T. 56. Fic. Ind. fi Op. minor caulcJcens Sec. fLUK. Alm. 147. T. 2S1. f. 3. (21; Cffïas prolifer EnüTormis compresfu* ferrato- repan- dus. C. Fa!. Enfïformibus , obtufe ferratis. Hert. Ctitf. R. Lugdbat. 28i. C. mitis minor. Brown. Jam. 237. Cereus Scolo;e;.]drii fol'o brachi.ito, DlLL, Elth. 73. T. $4. f. 7^ Opuntia non fpinofa minima &c. Sloan. J*m. 216. Hifi. 2. p. 159. Phyüanthus Amer. hnuofis foliis Iongis. Pluk. Alm* 2 Kruisbefie - Vrugt , diq groenachtig wit en ge- bladerd is. Het komt , volgens Browne 3 op Jamaika voor met Ranken , die gebladerd zyn3 hebbende dubbelde kromme Doornen en ?agte. Eyvormige Bladen. De Groeyplaats is in Amerika , op Jamaika en St. Margriet (*) , zegt onze Ridder. xxm. ($3} Vygphnt met een ronde Boomachtige Portuiïuh Steng en Wigvormige Jlompe Bladen. folius. ISg*1* Ze^r iterk gromde Opuntia - jgoêm,, met Hartvormige Pcrfelein • Bladen 3 wordt deeze by Plumieh getyteld. Uit derzelver Af- beelding door hem blykt, dat de Vrugten hier met geen Bladen bezet zyn , gelyk in de voor* gaande Soort 3 die alom bekend is in de open- baare Kruidhoven. P H I L A ï) E L P H ü S. Een vier- of vyfdeelige Kelk , boven het Vrugtbeginzd : vier of vyf Blpemblaadjes be- vat- (*) Dit Eiland legt aan de Kust en op den hoek van Zuid- Amerika , omtrent in't midden tusfchen.Kurasfau en Suriname. (2a j Caiïus Caule tereti Arboreo fpinoio,Fol. Cuneiforrnj- bus remils Opuntia Arbor (pinofisiima , Foliis Fortulacae Gas- flatis. Spec, 6* Ic. 1^7. f, U ÏCOSANDRIA. IÖ9 vattende ; waarop een vier- of vyfhokkig M. Zaadhuisje volgt , dat veele Zaadjes bevat : m^m zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt, Hoofd- 't welk zynen ouden naam behoudt. Twee'TÜK* Soorten zyn 'er van, als volgt. ( 1 ) Philadelphus met eenigermaate getands 'i* Bladen, Coro» narius. De aangenaame Reuk der Bloemen, van ditweiuekea- dc Gewas , heeft 'er in 'c gemeen den naam van ' 'jfasmyn aan doen geeven; hoewel het geens- zins tot de Jasmynen behoort. Anderen noe- men Jiet , om die zelfde reden > Witte Syring , \ welk eene groote verwarring maakt mei het Gewas, dat den naam voert van Syringe, hier ^voor befchreevea * ; hoewel die naam,, moog- *IL D# lyk3 niet minder pasfen zou op het tegen woor*[J# STUK> dige, dat ook Pfeiffenjlrauch genoemd wordt, alzo men de holle Takfteelen tot Pypen ge- bruiken kan. Anderen noemenze Fluitenboom, of Honigbloem , wegens de zoetheid van den Reuk. Clusius befchryft hem , onder den naam van Frutex Coronarius , aldus. „ Het is een zeer fraaije Heefter, die veele (1) PhiUdelpbus Foliis iubdentatis. Syst. Nat. XIL Gen. 6i4«p. 3 19* Peg. XIII. Gen. 614. p, 383. Hort. CIjtf. iSS. Upr. 122. TO RNF. lnfi. 61 7. DOD. Pempz. 777. DOD. KruidK 1219. Syringa alba f. Phüadelphas AtheoxL C. B. Pin. 35,9. Frutex Coronarius. Clus. Bi?. I. p. 55, /jii^, p, 124, Icon' p. 12 j. fub nom. Syringa alba. ts n. Deel, v* stuk, 170 Twintig mannige Heesters. III. 3, regte Stengen , met eene Afchgraauwe Schors f 'Afdeel. ^ ujt jen gtoel voortbrengt , welke doorgaans Hoofd- ,, een Duim en daar boven, ja ibmtyds wel $TUK* „ een Arm dik worden, knoopig exi vol Merg. m . Eenwy M Deeze geeven groene Takken uit , welke „ altoos bezet zyn met gepaarde Bladen, don- „ ker groen , langwerpig, aan 't end gefpitst, „ eerst bitter dan fcherp van Smaak. Drie s 5, vyf, zeven of meer Bloemen, komen Tros- wyze aan 't end der Takjes voort, beltaan» „ de uit vier gefpitfle Bloembladen, die wit» „ achtig zyn, met veele bleeke Vezeltjes, van „ een zwaaren doch aangenaamen Oranje -Ap* ,6 pelen of Citroen - Reuk. Hier op volgen Hoofdjes , als uit veele Klepjes famenge- „ field , die door de rypheid zwart worden en 3, een fyn Zaad verfpreiden ; het welk , op 39 den Grond gevallen , in 't volgende Jaar 3, dikwils nieuwe Plantfoenen geeft." JNiettegenftaande de Afbeelding volmaakt on- zen Philadelphus uitdrukt , valt op deeze be- ichryvïng het een en andere op te merken : in *t byzonder, dat 'er Bloemen aan voortko- men , die den Kelk in vyven gedeeld hebben en vyf Bloemblaadjes (*). Het Gewas heeft geen Knoppen. Het komt hier te Lande, en overal , als een Bloemboompje in de Hoven voor, en verdraagt zeer wel de Koude en Vorst van ( * ) Pttala Aftivmüa obviluta curn SêU , zegt L I N- ICOSANDRIA. 171 van ons Klimaat in de open Grond : doch de Hl. natuurlyke Groeyplaats is onzeker. Clusius/^™* die hen grootfte gedeelte van Europa hadt door- Hoofd- gereisd, zegt, dat hy deezen Heeiier nergens, STUK in 't wilde groeijende , hadt aangetroffen. 8e-^ denkelyk ftelt Linn^us de Woonplaats te Verona in Italië ; gelyk ook Lobel 'er den naam van Italiaanfche Syring aan geeft , en die van Languedok heeten hem , volgens Gouan, in de Landtaal, lm Siringua^ maar men zegt, dat hy uit Spanje gekomen zou zyn, volgens Dodonjeus. (2) Philadelphus met geheel effenrandige Bla» u. 1 Apn Philadd- LWU* phus mode* rus. Dit Gewas is door den vermaarden C ATEs-neukc!#o. by in Karolina ontdekt, die hetzelve Phila-ze' delphus, met een groote witte Reukelooze Bloem, getyteld heeft. M Y R T ü S. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn: een vyfdeelige Kelk met vyf Bloemblaad- jes , en de Vrugt een Befie , die in twee of drie Holligheden eenige Zaaden bevat (| ). De (z) Philadelphus Foliïs integerrimis, Miix. Ditl, 2. PhlI- flore albo majore iaodoro. Cvtesb. Cat. II. p. T. 84. (\) Bacca z% f. 3 fparma zegt JLiNNZEUS aan \ hoofd van liet Geflngt : Bacca 3 Iccularis moKosperma , in de optelling, aan 't hoofd der Klasfe: Bacca trilocuUris , Semina folharia , in Gen. Plantarum: zy is yee!za«dig, IU D£EL» V, STUK* 17^ TWINTIGM ANNIGE HEESTERS. III De meefte Soorten als Boomachtig of Boo* Afdeel. men Zynde, heb ik reeds befehreeven f , zo dat Hoofd- alleen daar van nog de volgende voorkomen. STUK. ■ 1 d. CO Mvmi* met enkelde Bloemen in e§n twee- n stuk , bladig Omwindzel. 537 , enz. pe Myrtcn , door geheel Europa byna on- der deezen naam5 wiens oirfprong nog onzeker Gemeene is Ct). j bekend , zyn van ouds tot heden in jMyitus. achting geweest , wegens de fraaiheid van haar akyd groenend Loof. Men vindt 'er, in de Heilige Schrift b onder de fierlyke Boomen s die men tot het manken der Loofhutten ge- bruikte > gewag van gemaakt ; alwaar in 't Griekfch voor (1) Myrtus Fiortbus fölifariis, in<'oiucrodiphyllo. Syst. Nat. XII. Gen 617 P. 34°- ^s- XIII, Gen. 617. p. 3S4. Hort* Cliff. 42. //♦ lrps. 123. Mau Mei. 224. R. Lugdb. 269. TOURN. Inft. 640. Myrtus Fol. ovatis, Pedunculis longia- ribus, Mill. Biüt, T. 184. ft *• M« latifolia Romana. C. B, 468. M. Fol. ovatis , Baccis lotundioribus. Mill M. mini'r vul garis, C. B, Pin 469, y* M, Fol* ovato - larceoja* tis acutis, Ramis re&iorijus Mill. M« communis Italica. C. Ji. Pin. 468, M. Fol. ovato - lanceolatis confertis. Mill» M» latifolia Bcetica fecunda. C. B. 469. Clus. //(/?. I. p. 65. s. M Fol. ovato- larxeolatis acutis4 Mill. Al. fylveftr. Fol. acmisiimis. C. B. Pim 469» Clus. I. p. 65. f. u M Fol. lanceolatis acuminatis. Mill»M. latifolia Belgica. C Pin 469 «. M Fol. 1 neari- lanceolatis acuminatis. Mill» M. Fol. minimis & mucionatis. C. B. JV«. 469, Clus. I. p 67. (f) Sommigen leiden dien , wegens den Reuk, van de Myrtha af, doch de Grieken noemen de Gom -Harst Smyr* %a , én wraaefchynJyk zyTti de M>rten eer bekend geweest. MyroYi was by hun dc naam van welriekende Zalven, / I C O S A N D R I A. I7ï voor den Hebreeufchen naam Hadas$ in plaat^ ITI. van Myrtos, die van Myrjine gefield is. Dus AFn^EL' heette een Meisje van Athenen , dat wegens Hoofd» haare fcioonheid was om 't leven gebragt en*TÜK' volgens de Fabel- Hiftorie in zulk een Bot)mKfa0*°sï' veranderd , die door een droevig aanzien als * haar dood beweenen zou. Van Minerva was derhalve de Myrteboom niet minder bemind dan de Olyfboom Virgiliüs fpreekt van Oevers , die verrukkelyk fchoon waren wegens de Myrten . Bofchjes , daar op groeijende (f). Volgens Plinius waren de Myrten aan Ve- llus toegeheiligd, die zelfs, onderden naam van Venus Myrta , een eigen Altaar hadt. Zy wer- den tot Kroonen gebruikt , om de Hoofden der genen , die 's Lands Vryheid befchermd , bevogten 3 of Verzekerd hadden, te verfieren. De Wyn van derzei ver Besfen door Gisting bereid, was by de Romeinen , onder den naam van Vinum Myrteum of Myrtites , bekend* In 't algemeen kan men zeggen , dat het een Heefterachtig Gewas is, 5t welk door kundige behandeling een fraay Boompje wordt, haten- de zig van Stek voortteelen , gelykerwys de Rosmaryn , Jasmyn en Oleander. De Takken van hetzelve zyn taay en buigzaam , met eene roodachtige Schors : de Bladen hebben eene ei- gene Lancetswyze figuur , en zyn in de ge- mee- (*) Littora Myrteris tetisfiraa. VmQt Garf. II, v> nu U* Deeju V* STimj 1^4 Twintig mannige Heesters. III. mcene Myrten niet veel grooter dan Palm* Afdeel, blaadjes , donkergroen van Kleur en welrieken- Hoofd- de. Uit de mikjcs der Bladen komen enkelde §vqk< Bloempjes voort, die als een Kwastje öf Pen- v^enwy' feel van Meeldraadjes uitgeeven , hebbende de Blaadjes omgeboogen , aangenaam van Reuk. De Kelk verandert in een langwerpige Befie , die als gekroond is , en drie Holligheden heeft , met Nierachtige Zaadjes bezwangerd* Groot is het verfchil der Myrten, naar de 4 Groeyplaats niet alleen , maar ook naar den aart. Men heeft 'er die in Grootte en Blad, als ook in de figuur en kleur der Besfen, ver- fchillen. Dus is 'er, volgens Munting, een Groote , Middelbaare en Kleine Tarentynfche Myrtus bekend : een Laurier- , een Palm- en een Rcsniarynbladige: een die de Besfen lang- werpiger dan de gemeene, en eene die dezelven wit heeft , met de Bladeren vol Gaatjes of Blaas- jes, gelyk die van 't St. Jans Kruid. Men vindt rer ook met dubbelde of volle Bloemen , welke zeer vaar zyn , en die den Reuk van Citroenen hebben , deswegen Citroen» Myrtus genaamd. Onze Ridder maakt , in navolging van den Kruidkundigen Miller, zeven Verfcheiden- heden van dit Gewas , welken zyn Ed. met naamen onderfcheidt. i. De Roomfche, die de Blaadjes Eyvormig , de Bloemfleeltjes langer heeft: 2. De Tarentynfche , zynde deGemee- ne kleine met ronder Besfen: 3* De Italiaan • fche y met de Blaadjes fpitfer , de Takken ref- ter ; ICOSANDRIA. *7J ter: 4. De Spaanfche met dergelyke Blaadjes, HL zeer digt by een : 5. De Portugaalfche met Ari^EL' zeer fpitfe, doch tevens breede: 6. De Neder- Hoofb- lanclfche met fpitfe fmalle, en 7. De Gefpitjle ,STÜK* met zeer kleine, fmaile , fpitfe Blaadjes. Dee.^"*^ ze Jaatfte is de gene , welke men Rosmaryn- bladige Myrtus noemt. Alle de twaalf Soorten van Myrtus , by Tournefort, zyn hier in begrecpen* Waarfchynlyk hangt dit meest van de Voort- teeling en Behandeling af; doch eenigen der* zeiven fchynen oirfpronkelyk te verfchillen; gelyk de Breedbladige Roomfche, de Spitsbla* dige Spaanfche 5 en de Tarentynfche of Ge- meene kleine Myrtus voorgemeld, zo Ray oor* deelt 5 die de twee laatften overvloedig in Pro- vence, in de Haagen en Wildernisfen , groei- jende gevonden hadt. Volgens Gerard komt de Gemeene , in de Zuidelyke dorre 9 ongehavende Bosfchen , als ook aan de Zee* Kust, uit de Spieeten der Rotfen voert. Men noemtze, in de Landtaal van Provence, Nerto en in die van Languedok, Murtra ou Herba daou Lagui9 dat is Kruid der Meiren of Moe- rasfen ; aan welker Oevers zy veel voorkomt in dat Land. Die met dubbelde Bloemen zou door Peireskius, by het Dorp Castellet, wild groeijende gevonden en van daar overgebragt zyn in deszelfs keurigen Hof, alwaar die Heer dezelve lang gekweekt , en uit denzelven aan de Vorlten en Liefhebbers van fierlyke Ge- was^ ïjfi TWINTIGMARNI GE HEEStERS* !ÖL wasfeii , door geheel Europa , medegedeeld Afdeel heefti 70 Gassend i in zyne Levensbefchry* Hooft ving verhaalt f*). stuk yan ouds was de Myrtüs veel in gebruik ; £enwy- öm dal men ze in die Landen , waar de Ge- neeskundö haaren oirfprong heeft gehad, over- vloedig vondt. Het Loof, dat zeer welriekend is % bevat een Kruiderige Olie , met veele Aard- achtige deelen gemengd ; waar door de Bladen een famen trekkende kragt hebben , dienende > gekaauwd of in Aftrekzei 3 tot Geneezing van *t weeke Tandvleefch, in Scorbutieke Kwaaien* De Besfen , die zuurachtig van Smaak zyn * bezitten een dergelyke en tevens verkoelende kragt: weshalve het verdikte Sap of de Syroop derzelven zeer dienftig is in overmaatige Vloei- jingen 9 die uit verflapping der vaste deelen ontdaan. Dikwils wcrdeiï zy, in famen^eltel» de Middelen , in plaats van de Baccce Myrtilli gebruikt , gelyk wy gezien hebben f , en ook stuk V' doorgaans voor dezelven verkogt (f). De Olie (*) GAK t DEL drs ? Unies d'envlror.s d'Atx. paff. $23« (t) Dk beflu.it ik, om dat dezelven met geen anderen dan met de Myrte- Besfen overeenkomen. Pomkt verhaalt, dat hy van Kooplieden, in Languedok en Provence reizende, ver*, fhan hadt> hoe de Bacc& Myrtilti, d e inen van daarkrygr$ allen voortkwamen van de gemeene k e nbladige Myrte n. Hy zegt ook wel , dat die dojr 't droegen haar Kroontjé vetliezen , doch ik vind hetzelve nog duidelyk aan eenigea der groorften van de gezegde Bace& , uit myne Simplicie. Kas; in vier van welken , geweekt e« dan doorgciaeeden 4 ik IeosAKDRiA; 177 Olie van Myrthe • Besfen , door Infufie gemaakt , III* is een ongemeen verfterkend Middel, door nit- Afï£eu wendige Smeering op verflaptc Lighaamsdeelen .Hoofd- In Sclavonie , dat bezuiden Hongane en be-STUK# ooften Karniolie legt , gebruiken de Ingezete- ,Mom^m nen de Bladen der Myrten tot het bereiden der Runder - Huiden , volgens Bellonius, even als dit hier te Lande met de Run of Ei* ken - Bast 9 en elders met de Smak of andere famentrekkende Stoffen , gefchiedt. Hier uit ziet men , dat de Myrten ook overvloedig moe- ten groeijen in dat gedeelte van Europa* Zy komen in Afrika en zelfs in Aüe natuurlyk voor ; maar die van Rümphiüs , welke de Ambonfche Myrteboom genoemd wordt; en waar aan men in 't Maleitfeh den naam van Caju- Poeti of Witten Boom, zo wel als aan ande- ren , geeft, fchynt van de Gemeene Myrten ^z[e on<5 aanmerkelyk te verfchillen *. 11. deels III. STUK» (6) Myrtus met driedeelige Bloemfteeltjes , debLlZi' Bloemen gepluimd , de Bladen langwerpig. Myrtus Dusdiêka- n rwcehtöip ik telkens drie Holligheden bevind, gevuld met Niervormigezlge* Zaaden zo als Toürneport afbeeldt, wier getal ongemeen yerfchil'ende is , niettegenftaarjde die vier Bes-en nagenoeg even groot waren. Uit eene derzelven kwamen vier zeer groote Niervormige Zaaden, uit een andere ze s vee' kleinere, uit een derde agt , en uit een vierde dertien zodanige Zaa- den* Hce kan dan de Vrugt der Myrten gezegd worden twct *f driezaêdig , of driehokhig te zyn met een Zaad of met en» kflde Z*aden\ gelyk LiNN&us op verfchillende plaat fen doet f (6) Myrtus Pedunculis tiichotomo - paniculaiis, Folüs ob» lengis , Fioribus dioicis. Sy$t. Nat. XII% M H. DïEI„ V. STUK» i78 Twthttgmannige Heesters. W. Dus ftel ik de bcpaaling van deeze Ameri- Afdeel fcaanfche Myrtus , die Mannelyke en Vrouwe- Hoofd- lyke Bloemen op byzondere Stammen draagt j stuk. <]e Bladen dik en gepaard of tegenover elkan* v.getiwym der heeft 5 Lancetswys5 Eyrond ; geevende uit derzelver Oxelen en aan 't end de BloemfteeL- tjes uit, die dus een Fluim formeeren. 't Ge- tal der Bloemblaadjes is klein. til (7) Myrtus met tweedeelige Steeltjes, de Bloe* Cb^trat*- wen WMig gepluimd 5 de Bladen dubbeld > lia' byna Eyvormig aan 't end der Takken. vul (8) Myrtus met veelbloemige Steeltjes, de Znygiu* Bladen dubbeld , byna Eyvormig , aan 't cegaffei- end der Takken, die gegaffeld zyn. De Griekfche naam zal in de eerfte deezer twee 5 welken de vermaarde Browne beiden op *t Eiland Jamaika gevonden hadt , van de figuur der Besfen afgeleid zyn. Dezelve was Boomachtig en deeze laatfte Heefterachtig , met witachtige Takken. De Dertiende Soort , zynde de Kajapoetie» Boom, (7) Myrtus Peduhculfs dichotomis paaiculatis tomenroflfe, lo\ns gerninis fuS'? ovatis terminalibus* Am. Acad. V. p. 398. Chyrraculia Arborea , Foltis ovatis glabris oppofïtis , Racemis terminaïibus. BROWN. Jam. 239- T. 37. C 2. PLUK. Fhyt T. 274 £ 2. (t) Myrtus Pedunculis multiflorïs f Fol. geminis fubovatis term nali bus , Ra in is dichotomis. Am. Acad. V. p. 398 Zr- zygium Frur cofum , Fol. ovatis nitrdis & Rtmulis ubicpe jll- gttis* BttOWN. Jam. 240. T. 7, U Boom , thans , als gezegd is , van het Geflagt der Hl. Myrten uitgemonfterd zynde , (tel ik in plaats die , Afd^ welke de Hoogleeranr N L. B u r man n u s Hoofd- genoemd heeft, Myrtus Capenjis , en waar van*TUK- zyn Ed. de volgende bepaaling opgeeft. m^°mg* Mvrtus met tweehtoemige Steeltje*, die xut de Bladen Lancetvormig en van onderen cqZljh. WölUg heeft. Kaapfche. Want deeze verfchilt dan zekerlyk van de volgende Kaapfche , door den ouden Heer H v r- Mannus afgebeeld en genoemd , Philiytfé met lange van onderen geele Bladen en eene afvallende Vrugc : waar van Linnjeus dé Veertiende Soort gemaakt heeft, dezelve noe- mende Ci 4) Myrtus met Kroontje sw^ze Bhèmfteel xiv. tjes , de Bladen Jmal Lancetvormig Bfyan$/n% byna ongejleeld. ^M Deeze , door den Heer Schreber aan de êe* Kaap waargenomen , is een Boompje met ron- de Takken, de Takjes vierkantig hebbende en glad ; met Bladen als die van de Smalbladige Phillyrea, byna cngefteeld, lang, liniaal -Lan* eet* (15) Myrtus Peduncuïïè bifloris, Foliis lanceolatis fubta* tomentofis. Prodr* Fl C^penjts. p4 14. (14) Myrtus Peiiunculis umbellatis, Foliis Hneari - Innceo» latis fubfeslïlibus. Syst. N*t. XII. Veg. Xdl. Mént. 74, ïhillyrci FoL Jongis fubtus flivis , Fm&i* dcckiuo. BUKMe Jfr. 237. T* S3. f* n. Diftuv. sim*' 180 TWtKTIGMAKlTÏGE HEESTERS; ÏIL cetvormig , effenrandig , glad, verfcheide maa- &*deel. len ]aDger jan de tusfchenwydten ; de Bloem* Hoofd- fleeltjes zydelings 3 gepaard , kort , naauwlyks stuk» langer dan de gezegde tusfchenwydten der Bla- Eenwy- jen ^ voerende een Kroontje , dat enkeld is , zelden famengefteld , klein , uit veele Bloem- pjes beftaande, die de Bloemblaadjes rondach- tig hebben en korter dan de menigvuldige % Borftelachtige, regtopftaande Meeldraadjes. tl xxv. Het Gewas , waar van ik een aanzienlyken *« van ^aap ontvangen heb, in Fig. 2, op Plaat XXV. afgebeeld , komt nader met deeze befchryving , dan met den Hoogleeraar Bürmannus overeen, die duidelyk zegt 3 dat de Steeltjes lang en enkeld zyn, met wei- nige Bloempjes of Besfen , welke ook, volgens zyn Ed., éénhollig zyn en een enkel Zaad be- vatten. Van de Vrugt wordt in gedagte be- fchryving, door SchrebeRj niet gefproken. Ik bevind dat de Bloempjes , van mynen Tak , den Kelk vyftandig hebben , uit welks omtrek vyf Bloemblaadjes en aan de bïnnenzyde ten minfte twintig Meeldraadjes voortkomen , die lang zyn , met aanmerkelyk groote Knopjes : terwyl in 't midden van het Bloempje zig een inkele Styl bevindt, op een rond Frugtbeginzel geplaatst, dat van den Kelk is afgefcheiden , en in ééne Holligheid verfcheide Zaadjes be- vat. Zulks ftrydt , wel is waar , eenigszins tegen de Kenmerken van dit GeJflagt; doch Sliet meer 3 dan het hebben van één Zaad in ééne ICOSANDRIA* lZl ééne Holligheid , gelyk de aangehaalde Bur* III. mannifche. Het Loof, ondcrtusfchen , en deAF^Btl Geftalte, benevens de roodheid van de Schors, Hoofd* heeft veel overeenkomst met de Myrten. DeqTüK; Bladen zyn op 't hoogst twee Duimen lang 3ni^f9m2^- gepaard : de Kroontjes in de Oxelen beltaan fomtyds wel uit twaalf en meer Bloempjes , en zyn zeer kort gefteeld; hebbende de eigea Bloemfteeltjes fomtyds enkeld , fomtyds twee of drievoudig. Punica. Granaatboom. De Kenmerken zyn , insgelyks, vyf Bloem- blaadjes 5 een vyfdeelige Kelk boven het Vrugt- beginzel , dat een Appel wordt met veele Hol- ligheden en veele Zaaden. Twee Soorten behelst dit Geflagt, waar van de laatfte uit de Westindiën afkomftig is. (i) Granaatboom , die Boomachtig is , met pJ\ Lancetvormige Bladen* Gr&natum* Gewoone. De (i) Punica Foliis lanceolatis , Caule Arboreo. Syst. Nat. XII. Gen. 618. p. 341. Veg% XIII. Gen, 618. p* 385. Hort. Ctiff. Ups. &c. Mat. Med. 223. R. Lugdbat. 267, Gron, Or, 144. RüMFH. Amb. II* p. s>4* T. 24. t U Malus Paai- ca fylveftris , fativa* C. B. Pin. 438. Tourn. Inft, 63$. Malus Granata. C Punica. Tabern, Icon, 103 Cam» Mpit. 130, 131. /3# Balauftia Flore pleno majore & minoic» C. 8, jPi*. 438. TREW. Ekret* T. 71, 72, M3 U> DSEI-% V. STUK* i8i Twintigmanni ge Heesters. III. De Granait - Appelboom is van ouds niet ^FrxEBL* minder bekend dan de Myrcen. Zyne Vrug- Hoofd ten werden 3 met de Druiven, Vygén en Oly* stuk. yen^ oncjcr in 't Italiaanfch Granataro 9 in 't FranJch Grenadier , in 't Engel ich Pomt Granaie - Tree ] en in 't Hnogdukfch GranaU baum. De Hebreeufche naam was Rimmon, de Griekfche Roa of Roia. Hy groeit natuur- lyk in de Zuidelyke deelen van F.uropa , in Paleftina en in Barbarie , in een Krytachtigc Grond. Gemeenlyk is het een Heefter, die fomtyds, echter, een taamelyke hoogte krygt. Men ge* hruikt hem in Languedok en Provence tot af. fchut- (*) Dat de Kleur, dfe men Punktus noemt , van de Kleur der Granaat - Appe'en haaren naam heeft, is, myns oordeels, veel wjarfchyn lyker , dan dit de Grananboom zynen naan* 9911 hebben van die Klem % gelyk fommigeu willen» I C O S A N D R I A. ï8g fchutting der Wyngaarden en plant 'er Haagen EB, van in de Tuinen en Lusthoven. Door op Afd£eu fnoeijing worde het een redelyke Boom, met Hoofd» eenen regten Stam , die de Schors roodachtig STUK* en eene Kroon van dunne Takken heeft, ge-„^*w" wapend met eenige ftyve Doornen. De Bla- den gelyken naar die der Myrten of der Olyf- boomen , zynde grooter dan de eerflen en klei- ner dan de laatften. Hier en daar geeft de- zelve hoogroode Bloemen uit , hebbende een grooten Klokvormigen Kelk van de zelfde Kleur , met vyf Bloemblaadjes bezet en van binnen gevuld met een menigte van Meel- draadjes, wier Knopjes laager zyn dan de rand van de Bloem. Het onderfte van doezen Kelk wordt een groote ronde Vrugt, die onderden naam van Granaat - Appel algemeen bekend is, hebbende een Lederachtigen Bast , waar bin- nen in eenige Holligheden , die Sterswyze van het middelpunt fpreiden , doorgaans negen of tien, de Korrels vervat zyn, welke den Smaak geeven aan deeze Vrugt De Kleur des Ap- pels is van buiten roodachtig, het Merg van binnen geel ; de Korrels zyn paarfchachtig , en deeze bevatten in een Vlies , 9t welk hun be- kleedt, een rins Sap, omringende het Zaad in ieder Korrel. Van ouds zyn de deelen der Bloemen Vrugt, van deeze Boom , met byzondere naamen on- derfcheiden geweest. Cytinus werdt de gefloo- ten Bloem of de Reik geheten : het Huidje M 4 dat I§4 TwiHTlCMANNIGE HEESTERS, III* dat de Korrels afzondert, Cicus. Nog hedea Afdeel. noemt mcn ^G Bloemen 3 wanneer zy gedroogd Hoofd- zyli , Palaujlia , en den Bast van de Vrugt Ma- *TUK% licorium; ziende dit laatfte op de Lederachtig- vip™wr heid van deeze Schil : die ook wel tot Leder- bereiding gebruikt is ; waar van fommigen de benaaming afleiden, Deeze Bast is wel het meefle by de Geneeskundigen in gebruik, we- gens zyne uitmuntende famentrekkende hoeda- nigheid. De Bloemen hebben die een weinig minder , doch zyn niettemin ook zeer goed tot ftremming van allerley Vloeijingcn, die uit een^ flapheid der Vaste deelen ontdaan. Zy komen in verfqheidq famengeftelde Winkelmiddelen. Dergelyke eigenfehap heeft in de Pitjes der Korrelen of in het Zand plaats* Het Sap is by uitftek verkoelende en tevens verwerkende; weshalve het in Galachtige Koortfen met groo- te verzwakking , daar geen Ontlasting noodig is, kan dienen. Dus vindt men het tegen de Hartvang , Hoofdpyn 5 Bedwelmdheid en der- gelyke Kwaaien, aangepreezen. Tot bedwang van de Maagpyn 3 die uit Galachtige Stoffen omftaat , is het van de Ouden gebruikt. Het onderfcheid tusfehen de Wilde en Tam- me Granaatboomen zou alleen in de behande- ling of daar in beflaan , dat de Wilde flegts Bloemen draagt en geen Vrugten. Men vindc 'sr ook , die geen Zaad in de Korrels hebben ; doch dit is zeldzaam. De Appelen zyn aan fommige Stammen grooter en zoeter , die men ICOSANDRIA. 185 dan Zoete, of kleiner en rinfer, welken men lil. Zuure Granaat - Appelen noemt, Ook heeft Afd^£l. jnen 'er van een middelbaaren en Wynachtigen Hoofd» Smaak, Dit zyn flegts veranderingen, gelyk5TüK* in de Ooftboomen blykbaar is. De Granaat- n£omzr boom met dubbelde of volle Bloemen wordt van L 1 NNiEus als eene Verfcheidenheid aan- gemerkt. v (2) Granaatboom, die Heefter achtig is3 met Gi- fmalle Bladen. Men heeft den gewoonen Granaatboom ook in de beide Indien , die weinig of niet van den Europifchen verfchik , doch in de West- indien groeit een Kleinere, welke niet boven de vyf Voeten hoogte bereikt, de Bladen kor- ter en fmaller heeft , bloeijende den geheelen Zomer. Hier te Lande, in Potten aangekweekt, heeft dezelve die hoedanigheden behouden. Van deeze zyn de Bloemen , benevens die van den gewoonen Granaatboom , zeer fraay door Ehret afgebeeld. Prunus. Pruimboom. In dc befchryving van dit Geflagt f, heb j.IIiD ik ééne Soort voor de Heefters gefpaard, naa-5' St- melyk. bl ss$* ( 14) Pruim- (z) Tunica Foliis linearibus , Caule Fruticofb. Mill Diïï* funica. Americana nana & humiliima. TQURNFt /«/?. 63 M 5 II. DF.EL, V, STUSÏ, xft6 Twintig mannige Heesters. III. J (14) Prulmboom met byna Kroontjeswyte Afdeel* Bloemen en fmal Lancetvormige Bladen. stükD ^er wor^c bedoeld de Laage Kanadafche XIV^ Kers , met lange fmalle Bladen en eene kleine Prunus Vrugt, van du Ham tl, welke overeenkomt ^Naamjes-met de Virginifche Wilde Niantjes Pruim , rmmu met eene ^]ejne roocje vroede Vrugt en eeneö kruipenden Wortel , van Grono v i ü s. Het is een Heefter, die de geftake van den Naant* jes - Amandel heeft, met paarfche Teenachtige Takken , de Bladen van onderen bleek. Drie ecnbloemige SteekjevS heeft dezelve, in de Up- zalfche Tuin, uit ieder Knop uitgegeven. Mespilus. Mispelboom. Drie Soorten van dit Gellagt zyn onder de f n.D.ii.Boomen befchrceven f , zo dat 'er nog vier iT%bU6oo'overblyven, als volgt. IV. (4) Mispelboom die ongedoornd is , en de Bla- AmeUnl den ovaal > Zaaèsw^ getand y van onderen ehier. ruig heeft. Ooften- ö »ykfche. in provence en Montpellier , daar dit Gewas op (14) Prunus Flor. fubumbellatis , Fol. angu(k>»Ianceo]2tis. Syst. Nat* XII. Veg% XIII. Mant, 7;. Cer. Canad. pumüji &c. nu Ham. Arhr. 149, N. 17. rrunus fylv. humilior &c. Gron. t'irg. ir. p. 76. f4) Mespilus inermis Fol. ovalibus ferratis Cauliculis hirfu- tïs. Mill. Di&. 178. f. i. Hort. Cliff. 139. Ri> Lugdbtt. 271. Alm effigie Lanato folio minor. C. B. Pin. 452. Vit» Id*a Teitia. Clus, P*»». 80. Barb* 7*£ $17, I C O S A N D R I A. 187 op Bergachtige plaatfen gemeen is , noemt men III. 't zelve Amdanchier. Het groeit ook in Swit-AFI^EEL* herland, Ooitenryk en elders. Van Cxusi us, Hoofd- die het als een derde Soort van VoslèbesfenSTÜ^ voorfielt en afbeeldt , wordt gezegd , dat den?enta&y~ Ooftcnrykfche Boeren het Fliegenbaer , dat is Vliegenbcsfen , heeten. Het geeft uit den Wor- tel verfcheide Heefterachtige Stengen , drie , vier en fomtyds vyf Ellen hoog , dik en zeer Takkig , meest bedekt met een zwarte Schors. De Bladen zyn aan de jonge Scheuten wit en Wollig , doch vervolgens kaal en groen , en uit derzelver Oxelen komen Trosjes van witte Bloemen voort , waar op ronde , zwarte , ge- kroonde Vrugten volgen , grooter dan die van den Haagedoorn 3 Sappig en Honigzoet, met tien of meer langwerpige Zaaden. De Tanden van den Kelk zyn langer dan zyn Pypje. ( 5 ) Mispelboom , die ongedoornd is , mei tm ovaale fpits getande gladde Bladen en^*[f*~ Trosachtige Bloemhoofd] es. Aipifche. Deeze verfchilt van de voorgaande weinig, zynde van Clüsiüs voor den Cotonafter van Gesnehus aangezien , en groeijende veel op ($) Mespilas i'nerm's Fol. ovalibus acute * fèrratis ghbris, flor. corymbofo-capitatis, Mant. 39S. jACq. Vind* 2*3* Crat^gus Foiiis ovalibus , utrinque glabris , plicatis &c. H4 OfiP 497. Vir. 43. Lugdbat. 272, HALL» Helv. Cotoneafter Foüo oblongo ferrato. C* U. Pin, 452. Cotoa, forte Gesneri. Clus. Hiji. I. p. 63. Pann. 83. Ic. «4. II. DEEL* V» STÜS, i88 Twintig mannige Heesters. op de Switzerfche Alpen en Pyreneen , alwaar Afdeel, ^ ecn jaagC Heefter is. Het voornaamfte Hoofd- vcrfchil beïïaat daar in , dat de Tanden van stuk. ^en gG*y. fc0ïteY jan het Pypje zyn. Ook is vi^Wy' rfc Bloem aan de Heeren Haller en Jac- q u i n tweewyvig voorgekomen. vi. (6) Mispelboom die ongedoornd is met lang' CanltjiL wpiS Eyronde , gladde , getande jpits- Kaoada- achtige Bladen. Deeze heeft die zelfde eigen fchap , van in de jongheid Wollig, in de volwasfenheid glad te zyn van Loof, gelyk de twee voorgaande. De Bloemen zyn hier in langwerpige Trosfen vergaard. De bynaam duidt de Groeyplaats aan. vu. (7) Mispelboom 3 die ongedoornd is, met ge- Cottnea- heel effenrandige Eironde Bladen. fier. Kuigbhdi- Voigens Clusius is de Chamce - Mespilus of Laage Mispel van Ges ne rus, welke deeze Soort uitmaakt , niet alleen op alle Al- pen , maar ook op fommige Bergen naby Wee- nen 3 (6) Mespilus inermis , Föliis ovato - oblongis glabris ferra* tis acutiusculis. Veg. XIII. Mesp. Fol. fubtus glabris , obverfc ovatis. GRON. Virg. 54* H- P- 7<*- (7) Mespilus inermis, Fol. ovatis ïntegerrimis fubtus to- mentofis. Veg. XIII. H. Clif. 189. Fl. S«w. 403 f 438. R. Lugdbat. 271. HALL, Helv. 352. Cotoneafter Fol. rotundo non ferrato* C. B. Pin. 452. Chamae - Mespilus Cesneri» Cuss. Hifi. L p« tfo. Pann. «3t Chamae-Mesp, Cordi, C* B. Pin. 452- ï C ö 5 A N » * I X. 789 Ben, zeer gemeen» Deszelfs Gewas bereikt III; twee Ellen 3 één EHe en fomtyds minder hoog- Afd|m* te, beftaandc uit buigzaame Takken of Rys, Hoofd. met eene zwarte Schors. Hetzelve heeft de8TUK* Bladen veel naar die der Kwee - Boomen gely- ^^J* leende , maar kleiner en dikker > van boven groen 5 van onderen met eene witte Wolligheid bezet , groeijende overhoeks. De Bloempjes zyn groenachtig , by drie of vieren getrost, en leveren vervolgens een ronde Vrugt uit , van grootte als Myrten- of liever Haagedoorn- Besfen , die van buiten rood is , in een Spon- gieus Vleefch vyf Steentjes bevattende De Bloemen (wordt thans gezegd,) komen zyde- lings in deeze Soort : zy zyn korter dan de Bladen en hangen nederwaards. Deeze Mispel groeit ook op Klippige Gebergten in Switzer- land en in Sweeden. Tetragonia. Vierhoek • Plant, Een Kelk in vieren of vy ven gedeeld , zon- der Bloemblaadjes ; waar van het onderite ge- deelte een Pruimvrugt wordt, die vier of vyf- hoekig is , met vier of vyf holligheden , zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt , dat twee Soorten , beiden uit Afrika afkom - ftigj bevat. (i) Vierhoek -Plant met lange fmatle Bladen. r J3 q Tetragoms Frutico/a. (i) Tetragonia Foliis lincaribiis, Sjst. Nat. Xlh Gen. 617. Heefter- achtige» p, II» Deel. V. Stuk, 1^0 Twi ntïgmannice He este r§* III. De vermaarde Commelyn heeft gedag* Afpeel. ten naam ^ zo van Zyn gj# gezegd werdt, aan Hoofd* dit Gewas gegeven, wegens de vier Vleugelen stuk. 0f Zyden van de Vrugt. Het maakte een Steng 7-yi#i/;-van een voet hoog, in verfcheide Takjes ver* deeld > die eerst groen en naderhand bruin wa- ren , met lange , groene , Sappige Bladen. On- der alle Afrikaanfche Gewasfen kon het , zo hy aanmerkte , de medie koude verdraagen. De Afrikaanfche Plant , naar het Paapenhout gelykende • met geele Bloemen en Bladen als van de Porfekin , by Seéa afgebeeld > worde hier t'huis gebragt doT den Ridder, die zegtj dat 'er drie eenbloemige Steeltjes uit de Mik* ken , die de Takjes met de Steng maaken , voortkomen. In de gezegde Afbeeldingen > als ook in myh Exemplair, komen de Bloemfteel- tjes uit de Oxels der Bladen. (2) Vierhoek - Plant met ovaale Bladen. Deeze , insgelyks door gezegden Kruidkenner Krmdgc. afgehee]^ $ heeft een dikken Wortel, die zoet van Smaak is 3 uit welken eenige Stengetjes voort* f. 344. Vtg. XIII. Gen. 6ij> p. $89. R. Lugd*>. 2*0, Tc- tragonia. H. Clijf. is8. Ups 126. Terraponocarpos Afncana, fruticans , Foliis loneis ct anguftis. Covim Hort II p, 205. T. 103. Evonymo affinis Arricana Portula a: folio en dubbeld getroste "Wïigbiadi- Bloemen. ge. Zo onbekend als de voorgaande 5 zo bekend is deeze , die een zeer gemeen en niet onaartig Bloemboompje in de Tuinen uitmaakt. Men noemr het gemeenlyk Druifjes - Wilg , om dat de Blaadjes veel naar die der Wilgen gelyken , en de Bloemen als Druiftrosjes zyn. Clu- sius heeft het voor de Spircea van Theo- phrastüs, waar van men weinig zekerheid heeft 3 gehouden , en die naam zou 'er , we- gèns (2) Spirta Fol. lanceolatis obtufis ferratis nudis, Flor. du* plicato-racemofis. Syst. Nat, XII. Gen. 630. p. 347. R. Cliff. 191. Ups, 131. R. Lugdb. 277. Spira:a Salicis folio. Tournf. Infi 618. Boerh. Lugdb. 238 Spirza forte Theo- phrafti. Clus. Hifi. I. p. 80. Frut. Spicams Fol. ferratfs Sa. ligms. C. B. Pm. 475. spirea Salicis folio longo ferrato y Flou ribus mbris. Amm. Rutb. 265. ICÖSANDRI JU 153 gens de buigzaamheid van de Takken , op toe- ln* pasfelyk zyn. De afkomst is, volgens Mün- *d*eu tinc , uit Silezie: maar de natnurlyke Grocy-HooFB- blaats wordt thans gefield in Siberië en Tarta-S™K# rie. De Heer Amman, immers, verzekert,^ dat het Gewas, 't welk de Heer Mes se r- schmid aan de Rivier Jeniscea groeijende vondt, het zelfde zy als de Spiréa met Wil- ge - Bladen van Tournefort. Ik zal des- zelfs befchry ving , als te wydloopig , hier niet inrukken. Die , waar van Gmelin de Af- beelding gezonden hadt, zynde door gedagteh Heer op de zelfde plaatfen waargenomen, ver- fchilde weinig van de gewoone Druifjes- Wilg, maar hadt de Bladen wat grooter en wederzyds groen. Zy werdt zo wel als die, van de Rus- fen en Tartaaren , aan gedagte Rivier woo- nende, Tawalgah genoemd. (3) Spiréa met Lancetvormige , ongelyk ge- in. lande , van onderen Wollige Bladen en^nttfa. duhbeld. getroste Bloemen. WoibLdi- .Deeze, in Philadelphia groeijende, volgens Kalm, verfchilt van de voorgaande door de Bladen dieper en ongelyk getand, van onde- ren zeer Wollig en derhalve dik te hebben : de (3) Spir&a Fol. lanceolati's inxqualiter (ènatis fitbtus to^ mentofis , Flor. duplicato racemofis. (Jlmaria pcntacarpos ^ integris ferratisque foliis &c. Pluk. Alm. 393, T.32i*fi U KA) SuppL 3304 Moris. W ft- UI. p. 32 U N iu desju v. stux. Ij>4 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. HL de Endtros ïs digter en langer ; de Bloemen zyn Afdeel. roocjer en agtmaaal zo klein zegt Linnjeus. Hoofd* stuk. (4) Spiréa met Jlomp Eyronde effenrandige iv- Bladen en ongefteelde Kroontjes. ibplV Hypericifo- Het Kanadafche naar de Slee- Pruim gely- Kru\d;)ia- kende Gewas, van Bauhinus , was doof di£e* To urnefort reeds tot dit Geflagt betrok- ken- 3 onder den naam van Spirsea met onge- kartelde Bladen als die van 5t St. Jans Kruid. Van de voorgaarden verfchilt het bovendien, door enkelde Bloemfteeltjes. v. (5) Spiréa met Eyronde diep Zaagswys inge* fitiT**rim fneeden Bladen en gejteelde Kroontjes. Gamander^ lynbiadige. Onder de Soorten van dit Gewas , die in Siberië gevonden zyn, komt deezevoor, wel- ke de Bladen naar die van 't Kruid, dat men Gamanderlyn noemt , gely kende heeft. De Bloemen zyn wit , en komen by Kroontjes , op Steeltjes van' één of anderhalf Duim lang , niet Aairswyze , maar langs de Takjes voort. (6j Spi- f4) Spir&a Fol. obovatis integerrimis Umbellis fcsfilibus^ Hort. Ups, iji* Spir. Fol. integerrimis Pedunculis fimpU H* Clitfi 190. R» Lugdb. 177. Fmno fylveftri affinis Canadenfïs. C, B. Pin. 517. PLUK. Alm. 308, T. 218. f* $. (s ) Spir&a FoU ovatis incifo - ferratis glabris , Umbellis pedunculatis. Spirea Chamsdryos folio. Amm, Rath, 269. i C Ó S A N D II I A. IpS f6) Spiréa met langwerpige 9 aan de Punt 111. , gekartelde, Bladen en zy deling fe Bloem- Atd^u tuiltjes. Hoofd- stuk. De Spaanfche, met gekartelde St. Jans Kruid Vi. bladen van Barrelier, wordt tot een zelf- s?ir** crenata* de Soort betrokken als de Sibérifche, met Bla- Gekarteld den groöter dan die van het St. Jans Kruid, de* nu gataf , nu getand. Van deeze laatlte zyn de Bladen één of anderhalf Duim lang, byna een Duim breed , glad, geelachtig groen, en de Bloemen komen aan Kroontjes op lange Steelen voört. Door de menigte van Bloem- tuiltjes , aan 'l end der Takken , wordt da geheele Heefter Sneeuwwit gemaakt, zegt on- j ze Ridder. (7) Spiréa met gekwabde gekartelde Bladen, VIL en Kroontjes aan 9t end der Takken. TrM*. J , Driékwab* Deeze, in Siberië door Laxman gevon-blge*' den , is een Heelter met ronde Takken . zeer Takkig , wiens Bladen naar die van de Gel- derfche Roozen gelyken , doch klein en rond- achtig zyn , met drie Kwabben 9 waar van de bynaam. (8; Spi- (ó) Spir&a Pol. oblongiusculis aplce fsrratls , Corymbis' lateralibus. Sp. Hispanica Hypen'ci folio crenafo. BARR Rar. 1376. T% 564» Spiraea Hyperici folio ampliore, medo integro 3 mode dentato. Amm. Rutb. 270* (7) Spirtd Fol lobatis crenatis , Umbellis terminalibug. Mant. 244. Spiraa rarno£sfima3parvq fubiotundo öpiüi fó!'iö« Amm. Ruth. 271. N % II. DiÈt. V. Swsfc, 195 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. III» f8) Spiréa met gekwabde getande Bladen , en Afdeel. Tuiltjes aan %t end der Takken. stuk.D" ^e Bladen van deeze Soort gelyken naar viih van ^e Gelderfche Roozen ; zynde het Geid^oos^eWas ^oor Commelyn Paapenhout van biadige. Firginie met Aalbesfen Bladen en fierlyk ge- bobbelde Zaadhuisjes getyteld. Het wordt aldaar Sivenbark genoemd, volgens Clayton, waarfchynlyk om dat men van den Bast Zee- ven maakt. Het groeit ook in Kanada. Deeze Soort is hier ook in de Tuinen bekend. ix. (9) Spiréa met gevinde Bladen , de Blaadjes sorbenbSk getand > eenvormig ; de Steng Heefter ach* dige. tig; de Bloemen gepluimd. De Bladen hebben de figuur van die der Sorben- of Lyfterbefie-Boomen. Deeze Soort- door Messerschmid in Moerasfige Bos- fchen aan de Rivier Jeniscea, in Siberië, menig- vuldig aangetroffen , is een Heefter zelden Mans langte hoog , met Stengen opfchietende van byna een Vinger dik , die taay zyn , en Bla- den hebben , met verfcheide Paaren gevind , don» (8) Spir&a Folüs lobatis fèrratis, CorymWs terminalibus. Spirxa FoL incifis angulatïs , Flor. corymbofis. Hort. Cltff. 190. GRON. Vïrg. 5S* R» Lugdbat. 277. Spirxa Opuli folio. TOURNF. Inft. tfi8. BOERH. Lugdbat. 238*. Evonymus Virginiana Ribefii folio , Capfolis eleganter buliatis. Comm. Hort. ï. p. 169. T. 87» (9) Spir&a Folüs pinnatis , Foliolis uniformibus fèrratis, Caule Fruticofo , Flotibus paniculatis. Sp. Folüs pinnatis, Am. Ac ai. II. p. 352.. Spirxa Sorbi folio tenuitei crenato, Flori- bus in Thyrfo albis. Amm. Ruth* 264. ICOS ANDRIA. 19? donker groen , van de gezegde figuur. De HL Bloemen , zegt hy , komen Aairswyze , op FI£EE]U korte Steeltjes, aan 't end der Takken,- zy Hoofd- zyn klein , wit, vyfbladig, met veele Meel-STUK# draadjes , in 't midden een Styl hebbende 9nfatt*£ym die een Vrugt wordt uit vyf Hoorntjes beftaan- de, in de Kelk vervat en als met een Kroont- je van de verilenfte Meeldraadjes omringd. Dus komt deeze Soort ook overeen met de Ken* merken van dit Geflagt , tot het welke ver- fcheide Kaapfe Gewasfen , die men thans Di* osma noemt , wegens de gelykvormigheid van de Bloem en Vrugt , zonder op het getal der Meeldraadjes te letten, door Commelyn en anderen zyn betrokken geweest *. * zie vt Onder de Veelwyvigen van deeze Klasfewadl'. T' komt ons in de eerfte plaats voor, het zeer be-3Ip,c,IZB kende Geflagt, dat den naam voert van E osa, Roozeboom. Vyf Bloemblaadjes: een Kruikachtige Kelk, die Vleezig is , met een vernaauwden Hals: veel Zaaden , die Stekelig zyn , aan de binnen* zyde van de Befie • achtige Vrugt gehecht : dit maakt de byzondere Kenmerken- uit. De Roozen , die haaren Latynfchen naam , van den Griekfchen Rodon afkomftig , welke van den aangenaamen Reuk, dien zy verfprei- den , afgeleid wordt , in alle Taaien van ons Wereldsdeel behouden , zyn van ouds beroemd. Men vindt 'er wel, in de Gewyde Bladeren , N 3 ZQ II. Deil. Vt Stuk* 198 TWINTÏGMAHNICE HEESTERS, III. zo veel gewag niet van gemaakt , als van de 'Avdeel. jv^yrten en andere geurige Kruiden; doch hel Hoofd- blykt niettemin , dat zy onder de Israëlieten stuk. ^ jn achting zyn geweest. De Turken ver- reelvjy ^\^tn zjg $ dat alle Roozen in 't eerst wit waren , en door het Zweet van Mahometli rood geworden zyn : weshalve zy niet lyden » dat de Roozébladen op den Grond leggen. De Fabel - Hiitorie onder de Romeinen leidt zulks van 't Bloed van zekere Godheid af. De Roo~ > zen waren toegewyd aan de Godin der Min* ne 3 die 'er van gegeven hadt aan Harpocra- tes , om haare Gunden te bedekken , en hier van is het Spreekwoord afkomftig 3 dat men nog heden gebruikt, wanneer men iets geheim wil houden; het blyv' onder de Roos, of onder # SuhRo* de Roos gezegd *. 3) Zo Jupiter een Koning fadütum ^ vvilde over de Bloemen ftellen^ zegt Achil- „ les Tatius, zou de Roos zekerlyk die Eer verkrygen; want zy is het Sieraad der Aar- J3 de 3 de Glorie der Planten 3 het Oog der 53 Bloemen , enz." (*). Van een zagte Le- gerftee en aangenaamen Slaap wordt gezegd 5 dat men in de Roozen legt ; even als in de t in Rofis Roozen te leeven f , oudtyds 3 een onbekommerd , ywl genoeglyk Leven betekende. Tevens is in dee- ze Bloemen een Zinnebeeld opgeflooten van de verganklykheid van 's Werelds fchoón (f ) ; de- wyl (*) Rofa est princeps Florum gr maximum Terra Horto* runtque dscus , item Panacea Morborum, zegt i'LINirS.^ ("f) Sic tranfit Gloria Mundi, ICOSAN DUIA. 199 wyl zy zo fchielyk verwelken , en dan door HL het afvallen der Bladen niet meer te vinden F D£zu zyn. Eicr van komt de Zinfpreuk , dat men Hoofd- een afgevallen Roos niet weder vinden kan ;bTUIU aanduidende , dat een Kans , die voorbygegaan J^f11* is , hoe fchoon ook , niet kan herhaald wor- den (f). Dewyl het Gewas der Roozen fterk gedoomd is en men dus met deeze Bloemen te plukken zig ligt kwetst , wordt hier op acht geflagen , wanneer men betekenen wil , dat iets heerlyks zelden zonder moeite te bekomen ïs; zeggende : Geen Roos zonder Doornen. Mooglyk is daar op wel met de Roos, in 't Koninglyk Wapen van Schotland , gedoeld geweest. Behalve dit laatfte komt nog, ten opzigt van de Roozen in 't algemeen, in aanmerking, dat het Gewas derzelven altemaal Heefterach- tig is, in fommigen hooger, in anderen laager, doch niet veel boven eens Mans langte groei- jende, en niet dan door opfnoeijing Boomach- tig te maaken zynde. Zy worden alle van Uit- loopers of Afzetzels door inleggen , als ook van Wortelflukjes , die men twee Duimen diep in de Aarde plant , voortgeteeld. Veelal moet men de oude Stammen , na verloop van eenige Jaaren , weg fnyden , om van de Uitloopers nieuwe fleurige Stammen te bekomen, 't Ge- was beftaat uit hard Houtig Rys , inzonder- heid (f) Rofam , quz pmeiiit , ne quaere iterunu N 4 H. Deel, V, Sxm> too Twintigman nige Hëestkks» Afdeel C'e WortclIc!:)e^ten^ met kromme Doornen x. * bezet , waaraan men zig ligtelyk kwetst. De? Hoofd- Bladen hebben zy allen gevind , ovaalachti STUK. 6'» vyf of zeven aan een Steel : de Bloemen als gezegd en bekend is, op een roodachtig Voet- ftuk zittende, dat zig doorgaans ia vyf ongelyk gebaarde Slippen uitfpreidt (*). In ieder Roos zyn oudtyds agt deelen door de Geneeskundigen onderfcheiden geweest, i. Calyx heetten zy 3 dat men tegenwoordig den Knop noemt van de Rops3 't zy reeds ontloo- ken of nog geflooten : 2. Cortex de gedagt? Slippen , die de Roos omvatten , van anderen Alabajtri genaamd : 3. Apices de Meelknopjes , die men in de Winkels Anthera tytelt : 4, Ca- pillamenta de Meeldraadjes, hedendaags Stamt* na genaamd : 5. Folia de Bloembladen > (Peta- la,) wier onderfte gedeelte; 6. Unguis geheten werdt, als naar een Nagel van de Hand gely- kende : 7. Lana de Wolligheid , waar in de Zaaden: 8, Sïmina> vervat zyn. 't Gebruik der Roozea is naar de Soorten vcrfchillende , waar van zeventien , meestal Europ fehc Gcwasfcn, in dit Geflagt opgetekend zyn , hebbende daar van de tien eerften de Knoppen of Vrugtbeginzels byna Klootrond, de zeven laatlten Eyrond. Hier volgen zy. (1) Roq. (*) Duo fint b&rbati; duo fine Cr me cre&ti ; Quintus hahet Barham >fed tantum dlm\dlfitam> Dat is. Twee zvn gebaard; twee hebben gantfeh geen Haaks Öc vyuie heeft den Baard, aan eénc zyde rawr, / Icosandria. *CI (i) Roozeboom met ronde, gladde Knoppen , HU Bloem-, en ruuwe Bladjteelen, de rfo-AF"EL* bladen jpits , de Steng dim bezet met Hoofd * regie Doornen. 6TÜK' Deeze, een zeer bekend Gewas 3 gemeenlyk R°f* Eglante- Fglantier of Neglantier genaamd , wordt doorw*: de welriekende Bladen van de andere Rooze-Eglantier* boomen onderfcheiden. Men kan 'er fierlyke Kroonboompjes van maaken , om dat het fyner Takjes heeft en de Bloemen geel. Ray houdt den Eglantier voor een zelfde Gewas met de Hondsroozen, fchoon hy erkent, dat daarvan hier en daar een Struik, aan de ronde Knoppen en welriekende Bladen kenbaar , in de Haagen van Engeland wild voorkome. De Reuk, in- derdaad , der Bladen kon iets toevalligs zyn , maar de rondheid der Knoppen en de regtc Doornen onderfcheiden dit Gewas genoegzaam, dat men, in Engeland niet alleen, maar ook in Vrankryk en in onze Nederlanden , ja ia Duitfchland overvloedig , volgens der, Heer Hall er in 't wilde aantreft. Somtyds ech- ter wordt de Hondsroos , met dikke korte kromme Doornen (*) , fomtyds de fterk ge- doorn- fï) Rcfa Germ, globofis , Pedunculisquc glabris, Cauleacu- leis fparlis redfcis , Petioiis fcabris , Foliolis acutis. Syst. Nau Gen. 63 1. p. 348. Veg. XIII. Gen. 631. p. 393. Rofa fyï- va&ris Folüs odoratis. C. U. Pin, 483. Rofa Eglanteria. TAB. 1087. (*) Alt by la COURT , Aanm. $vcr Lustbiven tn Planta- tl9n. Arnft. 1737. bl. 208, N 5 II. Deel. V, Stuk» 202 TWINTIGMANNIGE He ESTERS. III. doomde witte, die men Duinroos noemt > voor Afdeel- (jen gglantier genomen (f). Hoofd- , * Roozeboom met de ronde Knoppen en Blad- STUK* v ' n jieelen gedoomd , '£ Gewas kromme Ko/aru- Doornen 3 de Bladen van onderen Roest* hizinofa. _ . Rócstbia. kleurig. dige. Dus wordt door den Ridder thans die an- dere Eglantier onderfcheiden , waar toe zyn Ed. de Tiende of Welriekende Wilde Roos van DoDONéus betrekt, die aan deezen in Vrankryk of de Nederlanden nooit wild* maar alleen in de Tuinen , voorgekomen was. Dee» ze zal het zyn, daar Goüan van meldt, als in Languedok , en Gaiudel als in Proven- ce groeijende , met bleekroode Bloemen, die men aldaar Eglantier , doch het gemeene Volk Gratecuou noemt. De Bloemen, zegt Linn^us, zyn paarfch of Purperkleur, en niettemin be- trekt zyn Ed. daar toe de Geele Roos van Bauhin u$: mooglyk om dat de Roosjes , daa* (\) WEINMANN Kruidboek. Pl. N. 871. Rofa fylvefrls fe* Cyiosbatos. Eglmthr* Wilde Rofe. Schoon het Takje aldaar ongedoornd is voorgeleid , met een witte Bloem. De naam zal van Franfthe afkomst zyn. Rofa Eglar.teria is daar van by TABERNiEMONTANUS ; Eglar.tina by anderen gemaakt z doch Eglantier noemt men in 't Franfch de Wilde of Honds- roos, ftraks volgende onder den naam vnii Rofa Caninai zq dat die naam verlcheidelyk wordt toegepast. (z) Rofa Germ. glob. Pedunc* acuieatisque aculeis recurvis, Fol. fubtas rubiginofis. Mant. 564. Rofa Spinis aduncis, Fol» fubtl rubig.' Hall* Flor* Rofa fylv. odorata, decuiu* DOD, Pempt. 187^ ICOSANDRIA. 203 eeU daar van, aan de'eene zyde rood , aan de an- III. dere gco] zyn , gelyk wy dit zien in fommi- Afi^el# gen van onze Eglantieren. Waarfchynlyk is Hoofd* het ook decze * welke de Heer Haller inSTÜK> Switzerland aangetroffen hadt , die door denP°lysyniam Reuk der Bladen de nabuurfchap vervulde (*). (3) Roozehoom met de ronde Knoppen en in. Bloemfteelen glad , de Steng met Doom- eelt- achtige Stoppeltjes , de Bladfieelen byna™6^ ongedoornd. Roo& Gemeenlyk voert deeze, wegens den byzon- zonder lieffelyken Reuk , den naam van Ka- neel • Roos. Weinig verfchiit het Gewas van de Eglantieren voorgemeld. De Bloem is klein, met kleine Bladertjes , doch vol van Blad , hoogrood van Kleur. In de Zuidelyke deelen van Europa heeft zy haare Groeiplaats, Lobel fchyntze met de Hondsroos verward te heb- ben, dewyl hy haar in de Velden van Vrank- ryk , Engeland en de Nederlanden , wild groei- jende Helt. Zy is 'er in de Tuinen gemeen. ('4) Roo~ (*) Hier vnn zegt zyn Ed. Flos exïgaus insarnatus fik denk incantdtus) Ungue albo , 6c Odor Pcmorum tctam Plantam , etiam eminus , prodit* Dit zal zekerlyk Odor Foliorum wil- len zyn, dat is de Reuk der Bladen , aan welke men het Gewas zelfs van verre ontdekt; genaamd Rofa Fbftis fahus ruhiginofis et odoratis. Helv. p. 350. (3) Rofa Germ. glob. Peduncuüsque glahns , Caule Acul. Stipularibus f Petiolis fubinermibus. Rofa Ouatilts Flore ruber- iimo4 Cam. Epit* 99. Rofa Cinnamoraca , Flor, fubmbenti- bus, fpinoia. J. B» Hifi, II. p. 39, IU Deel* V, Stuk* 204 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. lil (4) Roozeboom met de ronde Knoppen en Afdeel, Bloemjleelen glad , de Steng en Bladftee- Hoofd- len gedoomd , de Bloemen aan Kroontjes. STUK# IV< Deeze zal de Witte Akker - Roos zyn van ^^•Baühinus, welke Ray phdèr de inlandfche NoordfchcGewasfeti van zyn Vaderland opgetekend heeft. Door Oedkrüs is 'er de Afbeelding van ge- geven. LiNN£iis fielt de Groeiplaats in Engeland en in Sweeden. (5) Roozeboom met de ronde Knoppen en f°Je*itjoiïa. Bloemfteelen glad, de Bladfteelenrimw , de fyabiadi- Blaadjes ftomp ; de Steng met verftrooide regte Doornen. Deeze heeft de Takken zeer ft ark gedoomd, en is een laag Gewas , met Bladen naar die van Pimpernel gelykende 3 waar van zy den naam draagt , komende by Weenen , in Ooftenryk , overvloedig voor. De Heer Jacquin, im- mers 5 heeft waargenomen , dat de Knoppen niet Eyvormig maar Kogelrond zyn , gelyk Likn^üs dezelven bevoorens hadt opgege- ven (*> (6) Roo- (4) Rofa Germ» g'ob. Peilunctilsque glabris, Ctmle Petio» Usque aculeatis , Flor* cymous. Mant. 24.5. Oed. Dan. T. 398. Hüds. Angi. 142. Rofa Arvenfis canclda, C- E.Pin. 484* Rofa fylv. altera minor* Fl. albo. RAJ. *<4.ngl. III. p. 455. (5) Re/a Gerra. glob. Ped. glabrjs, Caule aculeis fparlis re&is,Petiol. fcabris, Fo'iolis obtulis. Rofa pumila fpinofïsfi- «visFoh Pimp#g!abris , Fbrealbo. J. B. Rofa Pimpincliae Folio. Gekard. Prov. (*j Enumer. Plant . Vindobonenfium. p. KRAM. Au/Ir* p. 144. I C O 5 A N D R I A. *C>5 (6) Roozeboom met de Knoppen rond en glad 9 ni. de Bloemfteelen ftekelig , de Takken en Afdeel. Bladfteelen uitermaate fterk gedoomd. Hoofd* Dit zou een Verfcheidenheid van de Pim-ST™" pernelbladige , volgens H aller 3 en de wel- RcfaSpi- riekende Veld - Roos van Clusius zyn , ko-^^** mende byna door geheel- Europa voor. Zie2edoonitlc» hier de naauwkeurige befchryving van het Ge- was, dat ook in Sweeden groeit, door onzen Ridder. „ De Steng heeft Elsvormige, regte* 59 horizontaale 9 ongelyke Doornen , zeer digc 3, by een : de Blaadjes zyn klein , Homp ovaal , 3, negen aan een Steel, die ongedoornd is: de 3, Bloemfteelen zyn het fomtyds , maar fomwy- 3, len , en de Vrugtbeginzels dikwils , van onde- 3, ren % gedoomd ; de Bloemblaadjes wit, aan 55 de Nagels geel " (f). (7) Roozeboom met de Knoppen rond, en, viu zo wel als de Bloemfteelen , ftekelig; de Cardtn*. Bladfteelen gedoomd 9 de Steng met Doorn*^°linim achtige Stoppeltjes. Dee- (6) Rofa Gecm. glob. glabris , Pedunc hispidis, Caule Pe- tlolisque aculeatisfimis. Oed. Dan, T* 398. Kofd. Canipeftr.'s odora. Cujs» Hift. I. p. 116. Rofa Campeftris fpinofïsfima Flore alboodorato. C, B. Pin. 4g3. (j*) Manüsf. altm p. 399. (7) Rofa Germ. glob. hispidis, Pedunc* fubhispidis , Caule Aculeis Scipularibus , Petïolis aculeatis. Rofa Caroiiira fngrans, Polus medio tenus ferratis. Dill. Eltb. 325. T* 245. f. 316. 205 T WINTIGMANN IG E H E E S T E R III. Deeze Noord- Amerikaanfche , doorDir.* AFxEEL 'lenius afgebeeld, heeft zeven langwerpig Hoofd* ovaale, gladde, Vinblaadjes, die maar ten hal- stuk. ve 2aagswyze getand zyn : de Blaadjes van den Kelk onverdeeld; de Bloem is rood en bloeit laat in de Herfst» vin. (g) Roozeboom met ronde gedoomde Knop- Roja mik- ^n . £e Bloemfteeltj es ftekelig; de Blad* Ruigbladi. fteeltj es en Takken gedoomd, de Bladen Wollig ruig. Deeze, die in Duitfchland, Engeland, Swio zerland en zelfs in S weeden groeit, wordt dc Appeldraagende genoemd , om dat de Vrugten groot , als Appeltjes zyn , van eene zwarte Kleur, rond en ftekelig .; 't welk dezelve van andere Appeldraagende, die de Vrugten rood, als Peertjes, en dus Eyronde Knoppen, gelyk de volgende, hebben 5 onderfcheidt. Rofa SirJ> ta, ix. t (9) Roozeboom met byna Klootronde gladde Knoppen ; Stekelige Bloem/teeltj es ; de Steng chinee> en Blad/teelen gedoomd ; de Kelkblaadjes Lancetvormig eenigermaate ge/teeld. (10) Roo- (%) Rofa, Gertn. glob. Peduncuüsque hlsp. Caule acaleis fparfis , Petiolis aculeatls , Fol. tomentofis. Manu 399» Rofa Fol. utrinque villofis , Fr. fpinofo. Hall. Helv. 350. FL Suectll. p. 129S.K0& fylv. Pomifera major» C* B. Pin. 484. (9) Rofa Germ. fubglob. glabris, Pedunc. aculeatis hispidis, Caule Petiolisque aculeatis, Calycinis Foliolis lanceolatis ftrb- petiolatis. Syst. Vtg. XIIL ICOSANDRIA. 207 (10) Roozeboom met ronde Knoppen > die zo wel als de Blcemfteeltjes ftekelig zyn ; de D^EI* Steng en Bladfteelen gedoomd; de Bloe- Hoofd» men Kroontjeswyze* STÜK* x* Deeze blyfc, wanneer menze in Potten houdt >*f*^ en 's Winters in huis zet , niet alleen altyd Aityd - groen , maar geeft ook het geheele Jaar doorgroaiC* Bloem cn Vrugt, mids menze voorden Vorst bewaare : zo dat die met dubbelde Bloemen, van deeze Soort , een fieraad der Winterhui • zen is , hebbende de Roosjes wit of bleekrood van Kleur. (11) Roozeboom met Eyronde Knoppen, ^eRo^^ <%o wel als de Bloemfteelen ftekelig zyn ;ti/oiL. de Takken gedoomd ; de Bladfteelen cnge-^^ doomL Een der bekendften en gemeenften is deeze onder onze Roozeboomen , daar men wel veel- bladige, van bleekroode witte en geele ofhoog« roode Kleur , doch weinig enkelde van heeft* Clusiüs heeftze de Honderdbladige Holland- fche (10) Rofa Germ. globofis Pedunculisque hispidis , Caule Fetiolisque aculeatïs , Flor* fubumbellatis. Rofa Mofchata fem- pervirens* C. B* Pin. 48 1< Rofa Tempervirens Jungermanm. Clus. Hift. II. App* altera. Dill. Eltb. 126. T. 246. f. 318. (11) Rofa Germ. ovatis Pedunculisque hispidis , Caule his- pïdo aculeato, Petioüs inermibus. Rofa multiplex media. C, B. Pin. 482. Rofa Centifolia Batavica fectmda. Clus. Hijï* I. p. 114. H. Deeu V. Stuk. 20% TwrwTioMANNiGE Heesters. Hl. fche Roos getyteld. Gemeenlyk noemt mcnze Afdeel. provence . R00zen , waar van de Naamsreden Hoofd- zo wel als de afkomst onbekend is. Ik zalze STVK' niet nader befchryven (f). Van de bleekroode %>:p.dwy' worden de Bloembladen hier te lande , daar menze te Noordwyk in onverbeeldelyke me- nigte teelt, tot het destilleeren van Roozewater gebruikt. Men maakt 'er ook een Conferf en Syroop van , die zagtelyk laxeerende is, welke hoedanigheid dermaate in deeze Roozen heerfcht, dat fommige Menfchen door den enkelen Reuk, in een Tuin vol van deeze Roozen, tot Afgang worden aangeperst. Derzelver Geur vervult de geheele nabuurfchap , en maakt dus eene Roo- zengaard nog heden, gelyk van ouds, beminne- lyk , zo voor den Reuk als voor 't GezJgt (4J* Ro/h (l2^ R00ze,D00m de Knoppen Eyrond , GaUica. cn, zo wel als de Bloemfteelen 9 ftckelig> Rooc?Xne de Takken en Bladfteelen ftekelig gedoomd* Deeze, hier Franfche Roos getyteld , is onder den naam van Roode Roos algemeen bekend , daar (t) Flos quafi tomatus , zegt de Heer Mürray. De Bloem is als een gedraaide Knop. (I) Araoena Rofaria. Ovid* Punïcea Rofeta. Virg. (12) Rofa Germ. ovatis Pedimculisque hispidis, Caule Pei tiolisque hispido -aculeatis. Rofa rubra multiplex. C. B. Pin. 431. Rofa rubra flore femipleno. J. B* Hifi. II. p. 34. Rofa prxneftina variegata plena* Mill. Dift. T. 221. f4 a. Rofa verficolor. C. B. Pm. 48 1. Rofa pisneftina alba Sc ver- ficolor. J. B, WJt, II. p. 32. I-GOSANDRlAè ZOQ daar men zo wel enkelde als dubbelde van Ut heeft , die zo fterk niet van Reuk zyn als de FDXKK1" voorgaande. Het Gewas komt 'er, in 't uïter-H°0FD- lyk aanzien , nagenoeg mede overeen. VansTUK* deeze Roozen wordt een Konferf gemaakt , ni^glys^ die eene regt tegenftrydige , naamelyk fameti- trekkende of floppende en verfterkende hoe- danigheid heeft , als ook de Honig van Roo- zen, en derzelver Bladen zyn in de Apothee- ken gedroogd te bekomen. Mooglyk waren het die 5 met welken de Romeinfche Vorftea en Veldheeren Kusfens lieten vullen 5 om ge- makkelyk op te zitten, zo Cicero verhaalt. Wat de reden zy , dat deeze den bynaam van Franfche voert , is my onbekend. De Rofa jPrceneftina , die haaren naam van de Stad Pree- nefte , in Italië of Griekenland, heeft, wordt hier als eene Verfcheidenheid t'huis gebfagt. Men vindt daar van Witte en Bonte. Van de Roode Roozen worden de Meelknopjes , by den naam van Anthem Rofarum, en het Zaad, onder de Winkelmiddelen geteld» (13) Roozeboom met de Knoppen Eyrond en xm glad; de Bloem en Bladfttelen ftekelig} de Takken ongedoornfo fche, Deeze (ï 5) Rc/a Gfirm. ovatis gtabrïs , Pedönc. Pètïoiisque hlspidis % Caule inermi. Rofa Carapeftris Spinis carens biflora. C. B. Fin. 484* Rofa rubello FI. fïmplici rion ipinofa. J. B. pt &o(a nön fpüxofa. Hall. Opmu 2ig, o II. Deu* V, Sn*, V 310 TwiNTIGMANIfIGE HEESTERS. III. Deeze ongedoornde Roos is door den Heer Afdeel. h aller in de Bosfchen der Switzerfche Al- Hoofd- pen waargenomen , zynde zeer Takkig , hard stuk. van Bladen , met een welriekende Bloem , hoog x;£elwy Karmozyn- Kleur, in *t midden bleek , de Vrugt met zagte Doornen , meest van onderen, ge- wapend en de Bloemfteeltjes , alleenlyk , een weinig ruig of ftekelig. 5t Gewas verheft zig tot een of twee Ellen hoogte. XIV# 04) Roozeboom met Eyronde Knoppen, dis ri'/a.0"' zo wel als de Bloemjleelen glad zyn; de juST** Takken en Bladfteelen gedoomd. Dëeze , gemeenlyk Honds - Roos genaamd , gToeit in 't wilde door geheel Europa, en is zelfs in Sweeden zeer gemeen , alwaar menze Niupon noemt. Ook valt zy , in ons Land , op de Heijen , aan de kanten der Akkeren in Zandgronden , en in de Haagen by Naar- den, op de Veluwe , in Vriesland en elders, overvloedig wordende by Harderwyk Wipe- doorn geheten, 't Gewas is flerk gedoomd en bereikt fomtyds wel tien Voeten hoogte , zynde de Bloemblaadjes als in tweeën verdeeld en bleeker of hooger rood met witte Nagels ; de Bloem redelyk groot , zo wel als de Vrugt , die Kegelachtig rond is, glad en rood. De Vrug* (14) Rêfa Germ. o?atï$ Pedunculisque glabris , Canle Pe* tiolisque aculeaiii. Mant* 199* Rofa fylv. vuig. Flore odorato incarnato. C. 2,< Pi&. 4*3* Kof* % Ganina Vttlgo di&a. Do®. Ptmft, 1*7. IC OSANDRlAa SLll Vrugten zyn inzonderheid van deeze Soort in III. gebruik , om dat zy in grootte uitmunten , Afdeel. wordende dezelven , onder den naam van Oy Hoofd* nosbaton of Cynorhodon , na dat het Zaad ?erSTUK* uitgenomen is, gedroogd zynde, 't zy in Poei- mPebir jer of in Afkookzel , als een Bloedzuiverend™** Middel aangepreezen. Een geheel Werkje is over de kragten van dit Gewas , onder den naam van Cynosbatologia , in 't licht gegeven* *t Gedeftilleerde Water der Bloemen is niet minder geurig, dan dat van de gewoone Tuin- roozen. De Konferf heeft een iamentrekken- de hoedanigheid ; maar het voornaamlte gebruik , dat men 'er van heeft , zyn de ingelegde Vrug- ten of Roozenknoppen en derzelver Geley tot verfrisfching en verfnaperiog : want dat het Sponsachtig Uitwas , op de Takken van deeze Roozeboomen groeijende , genaamd Spongia Cynosbati , of de Wortel derzelven tegen de Hondsdolheid of Watervrees zou dienen, vindt by verftandigen weinig geloof. Deeze Spons- jes , die men ook tot andere gebruiken heeft aangepreezen , zyn Nesten van zekere Gall- Wespen , gelyk een ander glad Uitwas der Hondsroozen of dergelyke Wilde Roozeboo- men , 't welke door zekere Boor - Wespjes voortgebragt wordt (fj» Verkeerdelyk zyn dee- ze ff) Zie het I. DEfts XII. STUK vaa deezs Nttwrlykï Hljiorie^ bladz. 112 en 20 9. o 3 H» DEÏL, V, STUK. TwINTIGM ANNTGE HEESTERS III- zc Uitwasfen voor het Bedeguar der Arabieren Afdeel. gehouden en dus in de Winkelen genoemd Hoof iv geweest (f). stuk. xv. il5) Roozeboom met de Knoppen , die Ey- R$f* indu ron(i Zyn ; %0 a;x de Bloemfieelen oostindi. glady de Bladjleelen gedoomd, de Takken ^che# byna ongedoomd. Deeze groeit, zo wel als de Negende Soort i in China ; doch beiden zyn zy van de gemeen- lyk zogenaamde Chineefche Roos wel te onder» fcheiden. Petiver beeldt deeze onder den naam van Rofa Cheufan af, en fchryft 'er een Vrugt als Geneverbesfen aan toe. Zy heeft de grootte van de Lyfterbesfen , volgens onzen Ridder. De Bladen beftaan uit vyf Vinblaad- jes, van onderen Wollig, van boven glad: de Bloemfieelen zyn lang en enkeld: de Takken hebben hier en daar een fyn Doorntje. xat. O6) R°ozeboom met Eyronde Knoppen die Hangende. ^ Bedeguar fnnt Gaïlae hispida: , in quibus reperiuntur TemhreJines. Linn. F/. Suec, p. 148. Bedeguar Fungus Ni- dus lnfe&i. M/11 Med* Vid» HqffmAnn. de Medicam% Ojfm cinalibui & DODOtf. (1$) R*fa Germ» ovatis Pedunculisque glabris , Ctule fubi* nermi, Petiolis aculeatis. Rofa Cheufan glabra Juniperifxu&tu Pet. Gaz> 5** T. gj. f. 11. (ï6) Rofa Germ. ovatis glabris , Pedunc. Cauleque hispidis, Petiolis inermibus , Fru&ibus pendulis. Rofa Sanguiforb* raa- joris folio, Fiu&u iongo pendulo, Dija. SM. $z$. T* 24?, U W IcosandRia, at3 glad zyn> de Bloemfteelen en Takken Ste* HU kelig , ongedoornde Bladjhelen en hangen- 1 £EU de Vrugten. HoOFI* ö STUK» Onder den naam van Roos met Bladen als Poiygy* van de groote Pimpernel , met eene lange han^"* gende Vrugt, is deeze door Dillekiüs af- gebeeld en befchreeven. Haare Groeiplaats wordt gefteld in Europa. (17) Roozeboom met Eyronde gladde Knop' xvn. pen ; de Bloemfteelen ftekelig; de TakkenRo{"^a- en Bladfteelen gedoomd. Koos* Ruim zo gemeen als ééne der gemelden is deeze Soort , die men Witte Roos noemt , in de Lusthoven van Europa, alwaar zy de Bloem* perken en Wandellaancn niet minder verfiertf doordien zy een Boomachtig Gewas maakt veel hooger dan de Provence of de Roodc Roozen , komende daar in naast aan de Kglan- tieren. Indien het de eerfte van DoooNéus is, gelyk de Heer Mürray vastftelt, dan fchynt zy ook niet in 't wilde te groeijen in ons Wereldsdeel, hoewel de Heer Jacquiet haar in 't Kreupelbofch by Weenen vondt en Gerard in Provence, Ray heeft opge- merkt, dat 'er, behalve de groote, die in de Haa. (17) Rofd Germ* ovatts glabris, Pedunc* hispidis , Caule petioli de Bladfteelenid&as™ met Sleuven. Gewoone Braam- Deeze brengt de Gewoone Braamboozenboos" voort , van roode en witte Kleur , wordende naar (i) Ruhus Foliis quinato - pinnatis tefnatisqne, Caule acu- iotfto, Petiolis canaiiculatis. Syst. Nat.Xil. Gen. 631. p, 349» Veg. XIII. Gen. 632. p. 395, F/. Suec. 408. A/at. Mtd> 242. Hart. Cliffl &c. R. Idacus fpinofiis. C, B. Pin. 479. Item Fru&u stfbo & tevis. C* B, Pin. 479* x o 4 ÏU Deel* V» Stuk* ii6 Twintiömanni ge Heesters. III. naar dezelven in 't Franfch Framboifier , in *t Afdeel, Engelfch Rasberry-Tree getyteld. De Vrugten Hoofd* zelf noemen de Duitfchers Raribeeren of Hifi' stuk» beeren , en wy ook wel Hinnebefiën. In v«iwy- sweeden , alwaar zy ook groeijen , is behalve de gemeene naam Halion , die van Bringbaer , Fallbaer en Brombaer of Ullbaer bekend. De Laplanders heeterize Gappsrmurie , *t welk eenigszins naar den Spaanfchen naam Cargamo* ras fchynt te gelyken. De Latynfche Rubus Idceut , by welken 'er Dioscorides van fpreekt, zou van den Berg Ida in Griekenland afkomftig zyn. Op Steenachtige Gronden , die woasc leggen , komen de Braamboozen in Sweë- den , Engeland , Duitfchland , Vrankryk en Ita- lië , ja zelfs aldaar in de Bosfchen , wild voort doch hier te lande vindt men ze niet dan in de Hoven, 't Gewas beftaat uit Stengen , die veelen te gelyk uit eepen Wortel fpruiten , welke in 3t voortloopen naauwlyks te bedwingen is. De Takken zya met fcherpe Doornen gewapend, cn draagen Bladfteelen van drie of vyf ovaale Bladen, van onderen wit en Wollig, van bo- ven helder groen. De Vrugten, iedereen be- kend, zyn zeer Sappig en aangenaam rins van Smaak , van eene verkoelende hoedanigheid. De Syroop daar van gemaakt , als ook het ge- definieerde Water en de Geest 0 worden onder de Winkelmiddelen geteld. Een geurige en geer kragtige Wya kan 'er van gemaakt wor- 1 C O S A N D R I A. 1*17 den. De Toppen, Bladen, TSloemen en on*At*n', rype Vrugten3 zyn wegefns de fefmentrekkende hoedanigheid vermaard. Hoofd- ö STUK* (a) Braamboos met drièvihnige van onderen n. Wollige Bladen , de Bladfteelen rond, &e 0utim& Steng gedoomd. In Virginie en Kanada groeit deeze Soortfche' van Rraamboozen a welke zeer aangenaame V rugten draagt , en door een blaauwen Waa- fsm, die op de Steelen legt, van de gewoo- nc of Europifche , welke in Virginie ook groeit , onderfcheiden wordt. In Penfylvanie vondt Kalm dezelve een groot Onkruid op de Zaaylanden te zyn , niaakende > door haare langs den Grond vportloopende Ranken 5 de woest leggeq.de of verlaatene Akkers gevaarlyk te bewandelen : want het Gewas hadt onge- meen fcherpe kromme Doornen. De Vrugten, die het draagt > zyn gewoonlyk zwart, doch fomtyds ook rood , rinfer en aangenaamer dan de gewoone Braamboozen, zegt onze Ridder, Daar te Lande wordt 'er Wyn van gemaakt. C3) Braam* (z) RubusToU ternatïs fubtus totnentofis» Cauie aculeato, ïetiolis teretibus. Kalm. It. II. p, 283. Rubus Fol longion- l»us &c. SLOAN. Jam. 173. Hift. V. p. 109. T. 213. f. u K.AJ. Denclr> 76. Rub* Idaeus Ff. nigro Virginicmus, DiLL* Eltb. 527. T. 287. f. 319. Rub. Amer* magis erebus ^pinis larioribus, Stipite coeruleo. Pluk. Alm, 325. GRQN. Fitg.lh p. 78. O s JU Desl, v, Stuk» 218 TwiNTIGMANNIGE HEESTERS. ïll. (3) Braamboos met drievinnige kaale Bladen, Afdeel. ^ Sungen en Bladfteelen met Jïyve IIoofu- Haairtjes bezet. STUK. ni. Deeze , in Kanada alleen door Kalm ge- ^fu"iblSm vonden 3 kan daar van te regt den bynaani Ruige voeren. Haar verfchil van de voorgaanden is uit de bepaaling blykbaar* rv. (4) Braamboos met drievinnige , van onderen Wollige Bladen, de Steng ruig, hebben- Moiukki- de * zo wel als de Bladfteelen , kromme Doornen. By Rumphiüs is deeze 3 onder den naam van Kleinbladige Molukkifche, voorgefteld, in vergelyking met de Grootbladige Braamftruik, die aldaar ook groeit , en Bladen als van de Wilde Wyngaard heeft. De Bladen zyn geens- zins kleiner dan in de Europifcbe Braamboo. zen , naamelyk een Vinger lang en twee Vin. geren breed , zo hy zegt , en daarom is de bynaam van Kleinbladig hier verkeerdelyk over* genomen, 't Gewas wordt een hooge Heefier, die iterk gedoomd is, met kruipende Worte- len, en draagt Vrugten ais onze Braamboozen, doch Waterig en laffer van Smaak, (j) Braam. f3} Ruhus Foliis ternatis audis, Caulibus Petiolisque his. pidis. (4) Rubus Fol. tem. fubtus tomentofis, Caule Hiito,PetïoW lisque Ac «leis recurvis. Rubus Moluccanus parvifolins, Rumpi^ Amb. V. p. *S. T* 47» ƒ• IC^SANDRIA. 21$ f5) Braamboos met drievinnige, van onderen m# Wollige Bladen , de Steng , Blad/teekn.^***- en Bladen, Wollig met kromme Doornen .Hoofd* STUK» Deeze3 door Sloane op 't Eiland Jamai- v# ka gevonden 3 kwam in alle opzigten , byna 9J^0^4m met de gewoone Europifche Brummelen > thansj*^»fe** te befchryven, overeen; doch 'hadt de Takken en Bladen Wollig , de Bloem en Vrugten kleiner. Hier is de Braam met dubbelde witte Bloemen 9 van Magnoliüs, t'huis gebragt. (6) Braamboos met drie vinnige > bykans kaale vi. Bladen , de zydriingfe tweekwabbig , de e*J%' lakken rond en gedoomd. bUiuwq Brumine- Icn De Vrugten van deeze Soort y die op de Veluwe , in Gelderland en elders op de Hei- jen voorkomt , noemt men Blaauwe Bramme- Un. Het Gewas fchynt weezentlyfc van het volgende te verfchillen ; hoewel men het mede dikwils onder den naam van Braamen begrypt , op plaatfen daar het een zo wel als 5t andere groeit; gelyk in S weeden , alwaar die vanGoth- land (5) Rub'a.s Fo!. tem. fubt. toruentofïs, Caulè, PetióIlsFo litscjue ptibescentibüs recurvato - aculeatis. Mant. 75. Kubus Fol. longioribus fubtus molli lanugine obcïuSHs &c. Sloan, J&m* II. p. 109. (6) Ruhus Fol. tern. fubnudis , Jateralibus hüobis, Caule sculeato w&öi Rubus repens Fruclu cjrfio, C B. Pin, 479. Kubus minor. Dod. Pempt, 742. Rubus Caule aculeato Fol, ternatis. Hall. Ihlv, 344. IU Dxel V, Stuk, 220 TWINTÏGM ANNIGE HEESTERS. III land hetzelve Pfalmbaer , de Smalanders Bi* Afdeel. oerniaer heeten , enz. Het Loof is laager* Hoofd- minder Takkig en donkerer ; de Takken zya stuk* zeer fyn gedoomd, de Vrugten blaauw. vit. (7) Braamboos niet vyfvinnig gevingerde en fico/Js{rUmj drievinnige Bladen , de Takken en Blad- Braamcn. fteelen gedoomd. Men noemt deeze f die Heefterachtiger en hooger is van Gewas, gemeenlvk Braamen of ook Brummelen > in vriesland Tonbeijen. De gewoone naam is in Engeland Brambles of Blackberries , in Vrankryk Ronce én in Duitfch- lano Braemen. Zy groeijen in 5t wilde door geheel Europa. Zeker Bofch , by Bern ia Switzerland , wordt , wegens de menigvuldig- heid van deeze Braamen , Bremgarten geheten 5 zegt de Heer Hall er. De Vrugten, vol- komen ryp zynde , zyn niet onaangenaam f en dezelven kunnen , als men niets anders heeft, in 't gaan door drooge Zandige plaat* fen , tot verfrisfehinge (trekken. Ray ver* haalt , dat menze in Engeland Schaldberrm noemt 3 dat is Schurftbesfen 5 om dat zy in Kin- (7) Rubus Fol. quinato • dlgitatis ternatïsque* Caule Pedo- iïsque aculeatis. Fl. Suec. 40», > 444. Kubus Caule aculeato, Fol tem. ac quinaris. Hort. Clijf. 192. Gron. 16$. R. Lugdbat. 273. Rusus vuig. f. Rubus Fru&u nigro. C. B* Pin, 479. fim Rubus vuig. mnjor Fru&u aibo. RAJ Angl. IU4 p. 467. y% Rubus Flore albo pleno* MAGN. Hort. 17$*, ICOSANDRIA. 221 Kinderen , die de7 elven veel eeten , de Dau- III. worm en Zeere Hoofden veroirzaaken zouden. A™Et^ Onryp zynde , bevatten zy zekerlyk een on- Hoofd- gezond , wrang , Sap , dat echter als een Sa- STUK- mencrekkend Middel dienen kan, wordendede .Pol^m Bladen daar toe ook wel 3 inzonderheid in Gor- geldranken voor Kwaaien van Mond en Keel, gebruikt. De Groote Wilde Braamen worden in 't Griekfch Batos genoemd en derzelver Vrugten heeten deswegen Mora Bati , die men in 't Rob en Mei Diamorum behoort te gebruiken en niet de Braamboozen , ten zy men dezelven rood en onryp neeme : want in die Winkel- middelen wordt een famen trekkende kragt ver- eifcht. In de Wildernisfen van ons Land, in« zonderheid in de Voetpaden , daar door loo- pende , veroirzaakt het Gewas van deeze Wil- de Braamen , 't welk , aan den Grond raakende , weder Wortel fchiet 3 als natuurlyke Voetan- gels , die een onverhoedfen Wandelaar ligt doen tuimelen en dus dezelven niet gemakke- lyk maaken te begaan terwyl men zig ook deerlyk kwetzen kan aan derzelver fcherp ge- doomde Takken , die oud wordende eeniger- inaate hoekig zyn. 't Gewas is ongemeen fraay met de natuur- lyke Kleuren uitgegeven 3 door den Erlangfen Boogleeraar Schmidbl * die de Afbeeldin- gen van alle andere Autheuren > zo ten opzigü ,van II* DBFXt V* STUK* 2é2 Twintig man ni ge Heesters* i& van het Loof en de Geftalte, als van de Bloerm- Afdeel.^ Vrugtmaakende deelen vergelykt, en aan- Hoofd- merkt, dat de Bloemblaadjes zeer flap cn teder stuk. r£yU^ waar van jiet getai dikwils meer en van tQ£ tjen ^och doorgaans wf is, in deeze Soort , zynde het getal der Meeldraadjes om-* trent anderhalf honderd* Van de Stylen en Vrugtbeginzels komen doorgaans tot veertig of vyftig in ieder Bloem voor, doch waar van het derde deel, op 't hoogfte, tot Besfen of Kor- rels voldraagt , zynde derzelver Stoel rondach- tig, niet pieramidaal gelyk in de Braamböo- zen. De Bladen zyn digt aan den Wortel meest vyfvinnig , naar boven toe drievinnig , en aan den top komen fömtyds enkelde voor; De grootften , zegt hy , hebben de Rib ge- doomd, de kleinften forntyds ongedoornd, In zeer drooge Gronden vindt men de enden der Takken , de Bloemfteelen en Bladen 3 met eene gryze Wolligheid bekleed. By den oirfprong van ieder Bladfteel zyn twee Stoppeltjes. Hoe vetter de Grond is , hoe zwaarder getrost de Bloemen en Vrugten voorkomen. De Stengen of Hoofdtakken leggen , in het wild groeijende Gewas, altyd neder of kruipen langs den Grond, doch de kfeine , jonge Takken verheffen zig opvtfaards. Behalve de Verfcheidenheid die wit* te Vrugten draagt, en die met dubbelde wit- te Bloemen , als iets raars in de Tuinen ge- houden wordende , heeft zyn Ed. ook een on - ge- ICOSANDRlA. 223 gedoomde en anderen opgetekend f*). Met HE dubbelde Bloemen zyn deeze JBraamcn in den Kng&* Elfaz in 't wilde waargenomen ff). Hoofd- stuk* (8) Braamboos met gevingerde 3 tien-% vyfen vut. drieviqnige Bladen, de Takken onge^fe^a' fche. Van deeze Kanadafchs f ook door den Heer Kalm waargenomen , zyn de Takken paarfch- achtig , de Bladen Lancetvormig , wederzyds kaal, zeer dun, met fcherpe Tandjes: de Blik- jes Lancetvormig; de Stoppeltjes fmal enfpits* Mille r heeft 'er de Afbeelding van ge- geven. (9) Braamboos met enkelde gepalmde Bladen; de Takken ongedoornd , veelbladig en veel-odo bloemig. Wdrieken- Deeze, in de Openbaare Kruidhoven bekend, ea (*) SCHMIT)EL Icon. Plant. Norimb. 1762. ad Tab. IL p. S, &c. Flore Albo zegt zyn Ed. wel , haaiende Tourne- TORT, Gari^el, en anderen, die het dus ook hebben, aan; doch , dewyl de Bloemen in de gewoon e Braam en ten naast- cnby wit zyn, volg ik H aller , die ten deeze opzigte zegt , Fru&u albo , en RAY , die de Wilde Braamen met wiet* Vrugten in Engeland gevonden heeft. (tJ MAPP. Al/at. p. 272* (8) Rubut Fol. digitatis denis, quinis, ternatisque, Ca «Ie inermi, Mill. Ie. 223. (9) Kubus Kol. fimplicibus palraatis, Canle inermi muJri- folio multifloro. Hort. Cliffl 192» Ups* 133. R« Lurdb. 274» Mill. Ic. 223. Rubus odoratus, Cgrn* Canad. 149. T« ïfti 224 TWINTIGMANNIGE HEESTER». Ilï# en insgelyks uit Kanada afkomftig , voert by ^*FxfEL,CoRNüTi 3 die haar in Afbeelding gebragt Hoofb- heeft , den naam van Welriekende Braam- ,TUK- boos. M*ucca- (IO) Braamboos met enkelde Hartvormige ge. nus. kwabde Bladen , en neerleggende gedoom* Breedbladi- & Dit is de Breedbladige Molukkifche Braam- „ boos van RuMphius, die te regt deezen naam mag voeren , om dat zy veel breeder van Blad is dan de voorgaande Soorten. Het ge- heele Gewas is met fyne Doornen zo digt be- zet , dat men het naauwlyks kan aanraaken , zelfs de Bladen , die de langte hebben van zes of zeven Duim , en nog meer breedte , in figuur gelykende naar het Loof van den Wilden Wyngaard. De Vrugten zyn beter dan die van de gemelde Kleinbladige , groeijende ook op Ambo». xt» O O Braamboos met enkelde langwerpig Hart - ?*^fche* vormige 9 Zaagswys' getande Bladen; de Takken ongedoomd , 't Gems Heefler- achtig. Dit is een «klein Heeftertje , in Japan groei- jen- (10) Rubus Fol. firapHcibus cordatis fublobatïs, Cauleacu- tcato decumbente. Rubus Moluccanus latifolius.RUMPH. Amb> V. !>♦ 88. T, 47. f. 2. (11) Rubus Fol. fïmplicibus Cordatis ebiongïs fenaris Caute ipeiioi fuffcutLCofo* Mant. z$j. ïcósandria. ac.T Jende, met eeti regtopfhande, gladde* weinig Ut getakte Steng, waar aangefteelde Bladen over^170^ hoeks , die wederzyds glad zyn. Aan 't end Hoofd* der Takken komen enkelde Bloemfteeltjes voort, STÜK* draagende Bloemen met ronde witte Blaadjes J^olyiJm in een kleine Kelk» De vier laatfte Soorten , als geheel Kruidig zynde , laat ik voor de volgende Afdeeling over* PoTÊNTÏLLA. Een Kelk in tienen gedeeld ; vyf BloeixU blaadjes : Zaaden die rondachtig en naakt zyn } aan een kleinen Sappieloozen Stoel gehecht 3 zyn de Kenmerken van dit Geflagt 5 welks Bloemen veel naar die der Aardbefiën gelyketu Het bevat 2eer veele Soorten , waar ondef alleenlyk de Eertte Heelterachtig is3 naamelylc (i) Potentilla met gevinde Bladen» de ^tenSPoJylié Heefterachtig hebbende. Fruticofdi Heeftei- Deeze, in de Tuinen Van Europa bekend - groeis (i) Petintilla "Foliis plnnatis , Caule Fruticofb* Syst* Nét* XII. Gen* 634- P* 35o. Veg. XIII. Gen. 634. P* 39<£. H. Cllff. 193. Flor. Suec. 416 , 451. R* Lugdbat* 27$, HUDS. AngU 195. kalm. Itfo. II, p. 263* Pentaphylloides ere&urri Ftuticofum Eboracenfe. MÓRiS. Htft. II. p. 193* S. 2. T\ 23. f. 5. Hortul. Anti. T. p. 54» Pëataphyllöidej re&um frutes* eens* Walth. Hort. 95. T. 17. Raj. Hifi. \>. 616. Pentaphv fruticofa etatior* Amm* 38. T. 17 & 89. T. 18 A\ *. P Ü. d*u» v# Stuk, «5 Twïntigmanni ge Heesters. IN. groeit natuurlyk in Engeland, als ook in Swee* Afdeel. (jen en sjberie# Het onderfcheid , dat zig tus- Hoofd* fchen de Engelfcbe of Jorkfche en de Siberi- stwk. fcfoQ openbaart, naamelyk, is niet grooter, dan v:£"Iwy'it gene 'er in verfchillende Planten , daar van , uit Siberië wordt waargenomen. De Autheu- ren hebben het Gewas onder den naam van Pentaphylloides befchreeven , en het is by ver- fcheidene in Afbeelding vertoond, wordende van de Oelanders Tok geheten. Zonderling, dat hetzelve dus de koude deelen van Europa alleen verkiest tot zyne Woonplaats. Gme- l i n heeft het in Siberië gevonden , met Rys van een of twee Ellen hoog, bezet met Steel- tjes , waar aan een Blad, diep in vy ven ge- deeld , van boven groen , met witte Haairtjes , van onderen geaderd en minder Haairig, en dus - veel naar die van het Vyfvingerkruid gelyken- de : doch in het gedroogde Exemplaar , door zyn Ed. uit Daurie overgezonden , waren de Bladen weezentlyk gevind. De Bloemen kwa- men enkeld aan 't end der Takjes voort, die van het gezegde Rys zydelings uitgefchooten waren.- In een laager Gewas van dien zelfden aart, niet hooger dan een Voet opfchietende, waren de Bladen dikwils uit zeven Vinnetjes, even als in het Jorkfche , door Ray befchreeven en Htejler - Vyfblad genaamd , waar in de zelf- de eigenfehap als in de Siberifchen , van naa- melyk aan de Takken af te fchilferen, waar- genomen werdt. C A- ICOSANDKIA. 227 Calycanthus. Kelkbloem. é 1H* Afdeel» Een vyfbladige, Kruikachtige Kelk, met ge- H *yD- kleurde blaadjes fchubbig bezet, Veele Stylen STÜK. met een geklierden Stempel, Veele Zaaden , Potjy die geftaart zyn , binnen een Sappigen Kelk*"1' vervat. Dus zyn de Kenmerken van dit zon- derlinge Geflagt van Planten opgegeven, waar toe men twee Soorten betrokken vindt. (1) Kelkbloem met de binnen/te Bloemhlaad* 1. jes langst. Dit Gewas, in Karolina groeijende, maakt Karoiini* volgens Catesby een Heefter van agt offche* tien Voeten hoog , met Bladen als van den Kornoelje - Boom , welks Bloemen , uit dikke Ko- perkleurige Bloemblaadjes beftaande, veel naar die van de Gefternde Anemone gelyken , heb* bende een Kelk met omgeboogen Blaadjes; van de zelfde Kleur. Gedagte Autheur heeft het Gewas , welks Bast Kruiderig is, naar Kaneel ruikende, in Europa ingevoerd, alwaar het driederley Naamen bekomen heeft , die geen van allen door onzen Ridder goedgekeurd zyn: (1) Calycanthus Petalis interiptibus longioribus, Sist, Nat* XII, Gen* 639. p- 3*3. Peg. XIII. Gen. 539* p. 400. But- neria Anenaones Flore. Dü HAM* Arbr% I. p. 114, T. 45* Bafteria Fol. ovatis acuminatis, Caule fruticofo. Miix. Di&. T. 60. Beuteria Petalis Coriaceis oblongis &c» Ehret, Pi&* T. 13. Frutex Corni foiiis &c. CATESB. Car. I, p, T. ifö'.' SELIGM. V§g. PI. 92. P £ éö8 TwintigMANMIge Heesters. III. zyn. Dus hadt de Heer duHamel hetzelve Afdeel, £utneria met Anemones Bloem , en de Heer Hoofd» Ehret Beureria geheten. De HeerMiL- itük. lek hadt hetzelve Baftcria, naar mynen thans v*hy- overleeden Vrind, Doktor Ba ster te Zi- v%ge' rikzee, getyteld , en gaf daar van voor reden, „ dat hy zulks uit Vriendfchap en Achting voor denzelven hadt gedaan , om dat die Heer in „ zyne kostbaare Tuin veele ongemeene Plan- ,5 ten bezat 3 welken hy niet kaarig was , aan 3, zyne goede Vrinden mede te deelen." Lin- NiEus hadt, geloof ik,nietbeflooten ,de^Naam^ geeving zo ver uit te breiden 9 of alle de zoda* nigen , die wel in Geleerdheid uitmuntende , doch geen byzondere bevorderaars der Kruid- kunde waren , daar in te begrypen. Onder- tusfchen is evenwel naderhand , door wylen mynen Vrind , niet weinig ten dienfte van de Kruidkunde uitgevoerd (*). il (2) Kclkbloem met de binnen/te Bloemblaad* Calycan- jes kleinst, thus fr<*- * 'chinee- Dit Gewas s door den vermaarden Kaem- fche» pfer in Japan waargenomen, was van Nan* quin en dus uit China derwaards gebragt, en werdt , (*) Die Naamsverandering, door den Heer Linnjsus, is reeds voor den Jaare 1762 gefchied : wylen de Heer Bas- ter ftierf ia Maart deezes Jaars 1775 ; zynde, in 't jaar 1761 , een Brief van zyn Ed. over 't Kruidkundig Samtnflel van Linnzeus uitgekomen. (z) Calycantbui Petalis interioribus mmutis. t* obti five* Hobay. Kaempf* Ammn. T. «79. ICOSAMDlIA* t29 werdt, wegens zyne fchoonheid, aldaar in de Ap^# Tuinen aangekweekt. Het hadt de Takken Fx?*u vol Merg , ongeregeld bezet met dunne Tak- Hoofd- stuk* jes en Lancetswys ovaale Bladen , effenrandig, , fterk geaderd, wederzyds glad. Voor het uit- # ^ komen derzelven, in 't vroege Voorjaar, open- baarden zig de Bloemen, van eene Sterachtige figuur , uit agt groote Bloemblaadjes beftaan- de , en van binnen even zo veel of meer klei» nere Bloemblaadjes hebbende , geelachtig met Bloedkleurige Stipjes, omringende een pierami- daalen Styl of Stamper. De Reuk der Bloemen was als die van Violen , doch lastig , zo men ze veel rook. Het Zaadhuisje was anderhalf Duim lang , met Schubben bekleed + Koffykleu- rig bruin , in een, weeke Pap eenige Zaaden als Turkfe Boontjes bevattende, vaneen Olie- achtigen, bitterzoeten Smaak. XI. HOOFDSTUK. Befchryving van de Veelmannige Hee- sters , Polyandria , dus wegens het onbe^ paalde getal van Meeldraadjes genaamd 3 waar onder de verfcheide Soorten van Kappers 9 Ciftus en in 't byzonder de Theeboom , voor- komen» De Plantgewasfen , in deeze Klasfe , wor- den Veel ma nni gen getyteld, om dat het getal der Meeldraadjes in dezelven zeer P 3 groot XX. Deel. V* Stuk» 030 Veelmannige Heester?. III. groot is 3 zynde die altemaal op het Vrugtbe- Afdeel gjnzei geplant , en niet in den rand van den Hoofd- Kelk , gelyk in de voorgaande Klasfe plaats «tuk. heeft . welke onderfcheiding van meer belang vife!nvJy" ^an liet eigéntyke getal der Meeldraadjes. Onder de Eenwyvigen, gelyk byna alle Heelters zyn , komen 'er voor die de Bloem Een-, Drie ,, Vier-, Fyf-, Zes> , Agt, Négen, Tien en Veelbladig hebben. Het getal der Geflagten van Heelteren is hier veel kleiner > dan dat der Boomen is geweest. M A R C G R A V I A. Dit Geflagt heeft een Eenbladige geflootenq Bloem j met eenen zesbladigen gefchubden Kelk, zynde de Vrugt eene veelhollige, veel» zaadige Befie. i. De eenigfte Soort (i), in Zuid - Amerika of MarcM* qq{^ in cie Westindiën groeijende, is een Ge- Uta. was dat langs de Boomen kruipt en op dezel- lende!"3* ven Wortel fchiet , alsJ een Bygewas, zynde Heefterachtig , met neergeboogene of hangende Ranken. Klimmende Marcgravia , met de Vrug- ten Straalswyze geplaatst, heeft Plumie r deeze (i) Marcgravia. Syst. Nat. XII. Gen, 640. p. 358. Veg XIIT. Gen. 640, p. 40*. Jac<^ Amer. Hifi, p. \s6. T. 96 Marcgra- via fcandens &c. Plum. Gen. 7. Ie, 173. Marceravia fcandens, FoÜis Caulinis fubrorundis &c. Brown Jam. 244. T, 26. Phyllitidi fcandenti affinis major,. Folio crasfo fubrotunclo. SWhUf; Jam. 15. Hifi. I. p. 74, T, 28. f. i. P O L Y A N D R I A. 231 deeze getyteld. De Bladen zyn in byzondere HL Planten van geheel verfchillende figuur, zo deA™™* Heer J a c q u i n aantekent , Lancet vormig , Hoofd- Eyrond, ovaal of Zeisfenvormig. De Bloemen8TUK* maakcn Kroontjes uit, aan 't end der Ranken ,ni^'mT beftaande uit menigvuldige Steeltjes, van gely- ke langte , in 't ronde geplaatst en horizontaal uitgebreid. De Bloemen verheffen zig, zypde naakt, met een afvallend Blad en Kelk. Het midden van het Kroontje wordt beflagen door Honigklieren , ongefteeld , dikwils vyf in getal f opgeregt > de figuur hebbende als van een Helm of van het bovenfte Bloemblaadje der Bloem van het Kruid , dat men Wolfs wortel noemt \ met den JVlond n3ar den omtrek geplaatst, fom- tyds Bloemdraagende, fomtyds niet. De Vrugt is doorgaans ia tien Holligheden verdeeld , be- vattende het Zaad in een hoogroode Pap, vol- gens den Heer Jacqxjin, die dit Gewas in de Bosfchen der Karibifche Eilanden vondt , wordende hetzelve van de Franfchen Eois des Couilles geheten. T R I L I X* In dit Geflagt is de Bloem en Kelk, beiden , driebladig 5 de Vrugt een vyfhollige Befie met veele Zaaden. De eenigfte Soort (i), Jacquinia door Mu- f TIS Trilt* lutea. (1) Trilix. Syst> Nat. Veg% XIII. Gen. i$ïj*p. *o$*Ma%L Qt^ Alt. 247. Jacquinia, MüTls4 Ms. P4 21» Deel. V. Stuk. Veelmannige Heesters, HL tis genaamd , groeit by Karthagena in de ^FDxi£L' Westindiën. Het is een Heelter van twee Hoofd» Vadem hoog , zeer Takkig , met ronde ruuw- 5TÜK* achtige Takken. De Bladen , overhoeks ge- t^WWJr* plaatst , zyn Hartvormig ovaal , gefpitst ? Zaags- wyze getand, eenigermaate ruig, byna Schild- vormig opSteelen, die rond en glad zyn, De Bloemen y door de Meelknopjes geel , komen meest aan 't end der Takken voort 9 en hebben ieder haar eigen Steeltje, dat rond en ruig is, Capparis, Kappers. De Bloem en Kelk zyn , in dit Geflagt * beiden , vierbladig ; de Kelk Lederachtig; de Vrugt een Doppige Befïe , die gefteeld is , met ééne holligheid. Het bevat thans dertien Soorten , onder 'wel- ken de Gewoone de eerfte is, als volgt. (1) Kappers met enkelde eenbloemige Steel tjes 5 Doornachtige Stoppeltjes y afvallende Bladen en ovaale Zaadhuisjes. Deeze Soort groeit in de Zuidelyke deelen van (j) Capparis PecUincuHs folk. unifioris , Stipuh's fpinofis, Foliis annu's , Caps. ovalibus. Syst. Nat, XII Gen. 643. p. 358. Veg. XIII. Gen. *43. P- 4°5* Capparis aeuleata. H. Cliff. 203. Mau MtL 259* Lugdh, 476. GR ON. Orifxt* x^4. Capparis Folio rotundo & folio acuto. C* B. Pin. 480* LOB. Icon. p. 634 s 635. TOURN. luft. 261, T. I3S>. DOD, Tempt. 746. Capparis Sicula duplicati Spina , folio acuto, JBOCC. Sic. 79. T* 42- 5 !• I. Qapp&rU fpivofa. Gedoom- de. POLYANDRIA. £33 van Europa , in de Levant en in Barbarie. UL Garidel zegt , dat menzc omftreeks Aix in Provence overvloedig in de Muuren ziet Hoofd» groenen, en niettemin verbeeldt hy zig , datST"*# dit Gewas uit Italië of van elders derwaards overgebragt zy , wordende omftreeks Toulon in menigte aangekweekt* Natuurlyk groeit het op 't Eiland Galeta , als ook omftreeks Tripoli en Aleppo in Syrië, zo Rauwolf aantekent. Men geeft het in de meefte Taaien van Eu. ropa, met eenige verandering, den Latynfchea of Griekfchen naam ; gelyk het dus de Iealiaa- ncn Capparo , de Franfchen Capprcs , de Engel- fchen Gapper en de Duitfehers Kapper n hee« ten* Het is een Heefter , wiens Takken niet minder haakig en fcherp gedoomd zyn dan die der Er^amboozen , fpreidende zig , wanneer menze niet onderfteunt , ook in *t ronde langs den Grond uit. De Bladen, daar aan groei- jende, zyn in de eene fpits ovaal, in de an- dere ftomp en byna rond , 't welk eene Ver- fcheidenheid uitmaakt, by Lob el duidelyk afgebeeld. Tot de eerfte behoort die , waar van Boe co ne fpreekt , als op Sicilië groei- jende, met dubbelde Doornen, Uit de Üxe* len komen enkelde Steeltjes met ronde Knop. pen, die open gaande witte Bloemen uitgeeven, tol lange Meeldraadjes , met een zwaar getop- ten Styl , en daar op volgen Ey ronde Vrug- F 5 ten $ H. Dwl. V. Stu*U 234 Veelmannige Heesters, , UI« ten. vol kleine Zaaden, die rondachtig of Nier- Afdeel XL vormig zyn. Hoofd- De vermaarde Tourwefort heeft deeze stuk» gioem en Vrugt der Kapperen zeer fraay in Eenw^ p^^^ vertoond. Men gebruikt , in de Genees- konst,noch de een noch andere; maar de Knop- pen worden afgeplukt , eer de Bloemen ont- looken zyn , en dan, ecnige Uuren gedroogd zynde, in Azyn gezet, met eenig Zout. Dee- ze ingelegde Kappers gelyk menze noemt , firekken tot opwekkinge van de Eetlust en tot verfrisfehinge of tot Toefpyze inzonderheid by Vleefch of Vifch. Sommigen hebbenze , als een openend Middel , tegen de Miltzugt aan- gepreezen. De Bast der Wortelen , gedroogd zynde, is onder de Geneesmiddelen in gebruik, komende in verfcheide Samenftelzels der Ouden. n. (2) Kappers met enkelde eenbloemige Steeltjes , J%Liu** Doornachtige Stoppeltjes, en Eyrondewe- ceyion- derzyds gefpitfte Bladen. Een Ceylonfch Gewas , dat naar het voor- gaande veel gelykt, doch door de fmalheidder Bladen , die by Wilgenbladen vergeleeken wor- den , daar van verfchilt , zou deeze Soort uit- maaken. : ^ (3) Kap. (z) Capparis Ped. folit. unïflorïs, ^ tip* fpinofïs , Fol. ovatis, utrinque acut's Fl. Zeyl. 210. Capp. Zeil» duplic. Spinis, Fol. aciiro, Pft. Mui 6z$. Capp. fpinofa FoL oblongis. BuRM» 5 3. BU&M. FU Ind. n«. POLYANDRIA. 235 (2) Kappers met Kroontjes- Bloemen , gedoom- III. de Stoppeltjes en Eyronde , uitgegulpte , Jaarlyks afvallende Bladen. Hoofd* stuk. Een Malabaarfch klimmend Boompje, dat m. gedoomd is , met bleeke Palmbladen , van Plu- ^f^iadil kbnetius afgebeeld , maakt deeze Soort uit, ge, welke de Bloemen aan Kroontjes van enkelde Bloemfleeltjes, op 't end der Takken, draagt, en Befie - achtige Vrugten. (4) Kappers met Kroontjes - Bloemen , de Bla- iv, den doorgaans digt by een. vfgZtÊ' Onder verfcheide nieuwe Soorten van dit Ge- llagt, welken de Heer Jacquin in de West- indien waargenomen heeft , is deeze een Boompje doorgaans zeven Voeten hoog , 'c welk in digte Bosfchen dikwils twintig Voeten hoogte bereikt. Het heeft Lancetvormige Bladen , tropswys' groeijende, de Bloemen zyn een Duim breed, en de Vrugten donker paarfche Peultjes van een of anderhalf Duim lang 5 bevattende, in een witte zelfftandigheid, eenige weinige Nier- achtige Zaaden. (5) Kap* (3) CétppArls Ped. umbellatis , Stip. Spinoils, FoL annuis ovatis emarginatis. Arbuscula Baccifera fcandens fpinofa , Fol. Buxi pallidioribus. PLUK. Mant» 27. T. 3 3 8» f. 3» BURM. Fl. Ind. 1 18. (4} €apparis Ped. umbellatis , Fol. pasHm confertis. Sp* Plant. 16 74. Capparis frondofa, jACq^ Amer. Hifi. iéz. T« 104* XI t deel. y« srac* a3« Veelmannige Heesters. IU* f5) Kappers met Kroontjes - Bloemen f blyven* Ajdeeu ^ Lancetvormige Bladen , die va» onde- Hoofd- ren JFo/Z/g zyrc , en agt Meeldraadjes. stuk. v De Takken van deeze Soort zyn Roestkleu- Firrugi'x\g en ruuwachtig ; de Bladen Lancetvormig , Rocstkleu- gedeeld , effenrandig. Hier wordt de Heefter* achtige Cratasya t'huis gebragt , welke Doktor Browne op Jamaika waargenomen heeft, hebbende Trosjes van Bloemen in de Oxelen. vi. (O Kappers met eenbloemige Steeltjes , blyven- ^Ma'a*' ^ langwerpig Eyronde, bepaald getropte > baarfc. naakte Bladen. Dit Gewas groeit aan de Kust van Malabar , alwaar men 't Baducca noemt, en daar het een Boompje maakt van byna eens Mans hoogte, met den Stam ongevaar een Arm dik , wordende wegens de fraaiheid der Bloemen in de Tuinen gehouden en Quetbloem van de Hollanders ge- heten. Hier toe betrekt men de Laurierbla* dige Kappers 9 die Boomachtig is , met eene langwerpig Ey ronde Vrugt van Plumier , en (5) Capparh PecL umbelh.tis , Fot« perfift. lanceolatis, fub- tus tcniititofis , Flor, oftandris. Am. Acad% V. p. 398. Cra- tacva fruticofa &c. EROWN. Jam. 247. T. 28. f. 1. (6) Capparis Ped. unifluris, Toh perennant. ovato - obloa» gis , determinate confertis nudis , Capp* inermis &c. Hort» Cïijf. 204. Capp. alia arborescens , Lauri foliis &c. Plum. ïe0 73. f. 2. Bieyrria fruticofa &c. BROWN. Jam 246. T. 27. f. 2. Baducca. Hort. Mal. VI« p. loj, T< 57» RAJ. Dendr, 1630, EURM. F/, /r;*'. ÏIS. V O L t A N D * I A. 237 en de Heefierachtige Breynia, met kleine ronde IIL Haauwtjes, door Browne op Jamaika gevon-AFI^EL* den. De Bladen zyn wederzyds glad en meest Hoofd- van onderen flaauw geaderd. . 8TüK' (7) Kappers met veelbloemige gehoekte end' vu. Steeltjes, de Bladen hlyvend Jlomp ovaal. hp?0%*l~ Langhaau - Tot deeze Soort betrekt men de Laurier ~wisc- bladige Kappers met een zeer lange Vrugt van Plumie r , en de Karibifche Boom, mee rondachtige Bladen , die Haauwen draagt met Pap gevuld , naar een Honden - Schaft gelyken- de , van Plukehet, deswegen Cynophallo- phoros genaamd. Het is de Boom naar de Acacia gelykende , met enkelde rondachtige Bladen, en ronde gezwollen Haauwen draagen- de, wier binnenfte Schil Slymerig cn hoogrood is, hebbende een witte Vezelige Bloem, wel- ken Sloane in de Bosfchen op Jamaika aan* trof. De Heer Jacquin narn denzei ven op de Karibifche Eilanden van zeer verfchillende grootte en gedaante waar, doch altoos iets byzonders, dat den Kapperen eigen is , in zyne Geftalte hebbende. De Bloemen waren zeer wclrieken* de5 (7) Capparis Ped. multi/Uris terminalibns , Vol. ovaübus obtufis perennantibufe , Gland. axillaribus, Capp. arborescens LaurifoHis. Plum* Ic. 73. f, i# Breynia frmicofa , fol. oblon- gis obtuds. Brown. Jam. 246. T. 27* f. 1. Cynophallopho- rus. Pluk. Alm. 116. T. 172. f. 4. Acacia: affinis Arbor fï- liquofa &c. SLOAN Jam. 153. Hifi. II4 p, 59, Dcndr. loz. JACQ. Amtr. Hifl* 158» T. 9%, II. Deel. V. Stüs» t$t Veelmannige Heesters, HL de , hebbende de Meeldraadjes dikwils vief Afdeel. £)ujmen jang en den Styl nog langef , welke Hoofd- een Vrugt wierdt van een half Voet lang5 stuk* omtrent een Vinger dik, van buiten groen met vi&ïnWym een ro°den Naad en tweekleppig. Dezelve gaat aan 't Gewas open, en de beide Kleppen rollen zig naar 't Steeltje op, Jaatende allengs de Zaaden uitvallen , die in een rood Vleefch zitten , en aanltonds uitfpruiten ; zo dat menze niet groeibaar in Europa overbrengen kan. Van de Franfchen , op Martenique , werden deeze Zaaden Pms Mabouia of Duivels - Erwten ge. heten, PukbttrU Kappers met getroste Bloem/zeelt j 'es , lang* ma* werpige ftompe Bladen en Bejieachtige bloSï. rrugten. Met verwondering zie ik deeze 5 die een Be- üeachtige ronde Vrugt heeft, op de voorgaan- de volgen. Zy is zeerfchoone van Jacquin genoemd , wegens de fraayheid haarer Bloe- men , die geelachtig wit en aangenaam van Reuk zyn , hebbende de anderhalf Duimfe Meeldraadjes den eerften Dag wit 9 den vol- genden fchoon paarfch. Zy maaken Trosfen of Aairen aan 't end der Takken, en in ieder Tros komt een of twee Vrugten voort , van twee fs) Capparis Ped* Racemofis , FoL oblnngis obtufïs, Fru£L Baccatis. Sp. Plant. 1674. Capjiaris pulcherrima. JAC<£ Am* Hifi. M%, T* ic*. PoLYANDRIA. 239 twee of vier Duimen middcllyn , ryp worden- III. de zo walgelyk en üinkende , dat 'er geen Dier Xj * fmaak in heeft. Men mogtze dan wel Duivels- Hoofd Appelen heeten. By Karthagena kwam hem ditSTÜK* Gewas op de fchuinte der Bergen voor, be^^fon9£ym reikende in de Bosfchen twaalf Voeten hoogte. (9) Kappers met byna getroste Bloemfteeltjes ix. t en liniaale Bladen. s^aibiacUr ge. Deeze die de Bladen zeer lang en fmal heeft, was een fraaije Kroonboom, van vyftien Voe- ten hoog , gedagten Heer menigvuldig voorko- mende in de groote Zandige Valey, in welke de Hoofdftad van Venezuela in Amerika, Coro genaamd , is gelegen. De Bloemen zyn in deeze Soort , zegt zyn Ed. , zonder Reuk en het Vrugtbeginzcl is hier zo lang gefteeld niet, als in de andere Soorten van dit Geflagt , wordende de V rugten kleine kort gefteelde Peultjes. De Bladen zyn , aan de waterpasfe Takjes , allen opwaards gefirekt en aan derzel- ver end komen de Bloemen Troswyze voort, (10) Kappers met getroste Bloemen, die agt» mannig zyn ; blyvende langwerpige Bladen , j^Tjj^ de Kelken en Bloemfteeltjes Wollig. wige. Dee- (9) Capparïs Ped. fubracemofis , Fol. linearibus, Sp* Plant* 1674. Capparis linearis. JACQ^ *Am. HiJL 161. T. 102. (10) Capparh • Ped. Race moils, Fol. perlïft. oblongis, Cal. ^Skiiiculisq. tomcntofïs , Flor. o&andris, Cnpparis Breynia. ]Acq. Am» Hij}, p. 161. T. 103» Breynia Fol. oblengo-ova- li- 240 V.EËLMACT NIGE HEESTERS, III. Deeze, van dien zelfden Hèer afgebeeld eo Afdeel. t>efchreeven , komt ook by anderen voor. Dit Hoofd- Gewas is het , van welks Bloem Pater P l ü- STUK' mier den Geflagtnaam Breynia gevormd \ife[rrJJym heeft, zo hy oordeelt, begrypende ook, dat de Agtmannige , naar de Breynia gelykende Boom van Lokfling , niet hier toe behoore. De Bloem immers hadt in deeze veel meer dan agt Meeldraadjes. De Vrugt is een zeer lange, dunne, Wollige Haauw of Peul. Het maakte een Boompje van tien Voeten hoogte , niet onaanzienlyk, op de Karibifche Eilanden en de nabuurige Kust , veel aan den Zeekant en el- ders groeijende. xi. (n) Küppers met veelbloemige Steeltjes en pybhdt^ Pylswys" Lancetvormige gladde Bladen. Deeze is van den Heer J A c q o i n Capparis haftata genoemd , wegens de Pylvormigheid der Bladen. Zyn Ed* vondt dit Gewas by Karthagena in de Bosfchen , en merkt aan , dat het Vrugten draagt even als die van onze Ze- vende Soort. XII (12) Kappers met vergaarde end - Trosjes, FUxuêfs. biym Xromtak- k*£e* Jibus. R. Lugdb. 476. Sp% Plant. Lp. $03. Breynia Elaeagni a Foliis. PLUM. Gm, 40. BREYN Ic* 13. (11) Capparis Ped# multifloris , Fol. haftato- lanceolatis nitidis, Capp. haftata. JACQ. Amer, Htfl* 159. Tab. 174. f.5*. (12) Capparis Ped. congeftis terminalibus , Fol. perfift. ob~ longis obtufis glabris , Ramis flexuofïs. Morifonia flexaofa* Am. Acad. V, p. 3 98. & O L Y A D R I A. ilyvende langwerpig ft ompe gladde Bladen lil. m bogtige Takken. * Af Deeze, op Jamaika gevonden , heeft de BIa-^uK!D* 'den fmaller dan de Breynia , knikkend , Leder- M van onderen gejtippeldemg*. Bladen. Boomachtige Breynia , met Eyronde weder* zyds gefpitfte Bladen , en een zeer lange 5 ron- de Haauw, JS deeze van Browne, die haar op Jamaika vondt , getyteld. Het Gewas gè- lykt veel naar dat van dè Zevende Soort en fchynt naast overeen te komen met die Soort van Kappers , welke door den Heer J a c q u i n op 't Eiland St. Euftathiüs gevonden is, zynde door denzelven onder den naam van Cappari's Ëuftachiana voorgefteld , als een van alle de anderen verfchillende Soort (*> M u N- (15) Capparh Ped. raukiflorïs compresfis, FoL perfiftentï- bus lanceolato - oblongis i acuminatis , fubtus pun&atis. Brey* tiia arborescens &c. Brown. Jam. 247. PJanta forte &c> Pluk. Pbyt. 327* f. (*) Capparis Ped. mültiflotis , Fol. ovatis 'v acuminatis * uttinque nitidts , Fru£ibus glabrïs. jACq. Am. Hifi. i$9± *t Oostindifch Gewas 9 door RuMPHius Carandas geheten £ dat men te Batavia veel tót Heiningen gebruikt, is wel door «Jen Heer N. Burmannus tweemaal voorgefteld, oridet q II. DlSU V. STUK» *4& VeelMAnnige Heesters III. MUNTINGIA. Afdeel. Hoofd- ^e Kenmerken van dit Geflagt. *t welk naar stuk* ^en vermaarden Munting , weleer Hoog- leeraar in de Kruidkunde te Groningen , zyneö v%ie* naam draagt , buiten de algemeene van deeze Klasfe en Rang 5 beftaan in een vyfbladige Bloem en een vyfdeelige Kelk ; zynde de Vrugt een veelzaadige Befie. x. De eenigfte Soort £i)f hier van voorkomen- CaUhufT^» voert ^en bynaam van Calaburi, om dat schaft* zy onder den naam van Witte Calabura voor* °elU* gefield was geweest. Muntingia met een Flu- weelachtig zagt Blad en eene grootere Vrugt is zy by Plu mier getyteld. De Plant met fmallere Lotus - Bladen , een Braamen • Bloem cn een veelzaadige genavelde Vrugt , welke dc beroemde Sloane op Jamaika vondt, wordt hier t'huis gebragt. De Heer J a c q u i n , dit Gewas op St. Domingo waarneemende f heeft deszelfs Kenmerken naauwkeurig opgegeven » en aangemerkt 5 dat het een Boompje is van twaalf den mam van Capparh Carandas ,doch zyn Ed hadt het* «elve bevoorens Ecbites fpinofa genoemd. Zie 't voorg. Stuk,, Wadz. 3*8. (O Muntingia. Sysc. Nat. XII. Gen. tfji. p. 3<5n Vtg* XIII. Gen. 651» p. 4oS- jACt^ Amer. Hifi. 166. T. ?©7# Hért CUtf. 203. Muntingia fruticofa villofè &c Brown. Jam* 245. Munt, Fol. Sericeo raolli , Fr, majori. Plum* Ie. 20 ƒ » Calabura alba. Pluk. Alm. 75. Mant. 34. Phyu T. 151. f. ♦ . Loti trboris foliu anguftiore &c, Sloan. Jam* Hift* POLYANDRIA. £43 twaalf Voeten hoog, met lange ruige Takken , Ui. die de Takjes bezet hebben met langwerpige , xuL* gefpitfte, Zaagswys' getande Lyniige, fcheeve Hoofd. Bladen , vier of vyf Duimen lang, brengende STÜK# uit de Okeleh twee JBloemfteekjes Voort * waar mr^'* Van het eene na het andere zig van agtereti naar vooren keert, wanneer de Blöem ontluikt* De- zelve is zonder Reuk , wit 9 Roosachtig , een Duim breed , met een Krans van Meeldraad- jes, die in 't midden een rond en dik Vrugt- beginzel hebben zonder Styl , met een Schild- Vormig gedraald Hoofdje, dat vyf hoekig is, in yt midden van de Bloem uittteekende , 20 lang als de Meeldraadjes. Men kan hier uit eenig denkbeeld krygen van de reden van gedagteö bynaam. De Vrugt is een geelachtig roode Be- fte, welke in de eerfte opflag eenhollig fchynfc te zyn , doch in Water gedrukt , dat *er hefc Zaad en de Pap uitgaan , baarblykelyk in vyf Holligheden verdeeld bevonden wordt. De Mallam - Toddaïi van Malabar , die be* voorens tot de tweede Soort van Celtia betrok- ken was*, Wordt thans hier t'huis gebragt döot *£fèrt LiNN^us. Indien echter de Besfèn van dien^iu.siT Boom eenzaadig zyn , en de Bloem op het Vrugt- z' *7 1 beginzel zit, gelyk de befchryviiig düidëlyk aan- wyst 9 zo kan dezelve niet tot dit Geflagt be- * hooren ; té minder , dewyl deszelfs Bloem twee Pluimachtige Draadjes heeft , die 'er de onzen den iiaam aan doen geeven van tfdanen- Pluimen. Voeg hier by * dat alle de aijderc aanhaalin* Q 2 geö^ *44 VEËLMANNIgE He ÉS TER 5. III. gen 3 hier gebruikt, van Westindifche Gewas* Af^eL- fen zyn. HOOFD- n T7 r t Kir a STUK* wif/.ttv;r De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn; een vyfbladige Kelk, zonder Bloemblaad- jes en een tweezaadige Befie. I. Hier van is maar ééne Soort (i), op Ceylon s^mentt gr°eijende , door de waarneeming van den ver- /*• maarden Hermannüs bekend geworden , die den bynaam van Rankige draagt; fchoon het, volgens de befchry ving, een Boom is, met Beukebladen , geplooid , geribd en gefteeld , brengende uic ieder Oxel een losfe Pluim voort, van gefteelde Bloemen , die langer is dan de Bladen. De Ceyloneezen noemen dit Gewas Koroswael , om dat zy van de Bladen , die hard en ruuw zyn , tot glad wry ven of polyiten gebruik maaken. De Hoogleeraar N. L. B u r* mannus heeft een fraaije Afbeelding daar van uitgegeven. Dewyl Rheede maar vyf Meeldraadjes aan het Malabaarfe Gewas, ge- naamd Piripu, geeft, zo is die aanhaaling twyfelachtig. L a* (i) Dclima. Sjsu Nat. XII. Gen. 672. p. 3*4. Vtg. XIIL Gen. $72. p. 411. FL Zeyl. 2oj. Am, Aead. I. p4 403. Pi» tipu. Hort. Mal. VII. T. 34. Burm. F/. Ind. p. 122, T. 37* f. x.Frutex Indtcui fatmentofui,Foliu hiipidii xigidts. JBinufe | I P O h Y A N D R I A. 245 Lager-stroemia* Een zesbladige gekrulde Bloem ; een zesdee- ^ M* 1 lige Klokvormige Kelk ; veel Meeldraadjes , STÜK(> waar van de zes buitenften dikst en langer dan Monogy* de Bloemblaadjes : maaken de byzondere Ken-W*B merken uit. De eenigfte Soort (1) van dit Geflagt, dat 1. naar den Sweedfchen Heer Lacerstroem, tlfïndi!* die de Kruidkunde door zyne Reizen in Oost- gostindi- indie veel bevorderd heeft , genoemd is, komt by RüMPpius voor, onder den naam van Tsjin- Kin, baarblykelyk van Chineefchen oir- fprong. Die Autheur zegt , dat het een fierlyk Boompje is , met verfcheide Stammen opfchie- t Nat. XII. Gen» 667, p. 365. Veg* XIIU Gen. 667. p. 412. Mant. 402. Tsjin- Kin. RüMFH. Amh* VII. p. T. 28. Sibi. KAEMPF. Am* p* %$$% Q3 II, dbbl. V. Stuk* Veelmanmtige Heesters. III. de, met veele Meeldraadjes gevuld. Van de Afdeel Yxugt van dit Gewas wordt niet gefproken. Hoofd- T h e a. Thee -Boom. STUK. Eenwy* £je Kenmerken van dit Geflagt zyn ; een zes- of negenbladige Bloem \ een vyf- of zes- bladige Kelk , en een Zaadhuisje dat uit drie Bolletjes is famengegroeid. Van hetzelve zyn twee Soorten bekend a naamelyk r. (O Tbee Boom met zesbladige Bloemen. Thee bohea* Thee- boe. Deeze Soort is het Gewas 5 door yerfchei- de Autheuren afgebeeld en befchreeyen , dat de gewoone Thee of Theeboe uitlevert. De eerfte leevende Theebpompjes werden den 3 Oktober des jaars 1763 door den Svveedfqhen Kapkeia EkeeerG) in S weeden gebragt, zynde uit Zaaden , die men, by 't vertrek van 't Schip uit China , op 't zelve in den Grond geftoken hadt, opgegroeid 9 en aldaar in 't leven gehou- den. Sedert weinige Jaaren heeft men ze thans pok in onze Provinciën uit Engeland beko- men % (1) Tka Floribus hexapetalis. Syst. Nat, XII. Gen. 66%. f. 36$. Veg> XIII Gen* 668. p. 412. Am, Acad VU* p. 239. T. 4» Hort. Cliff. 204. Mat, Med. 2 R I A. 247 uien , alwaar men ze duur verkoopt. Natuur- III. lyk groeit dit Gewas in China en Japan , aan Af£lEU de kanten van Heuvels en aan de Oevers der Hoora- Rivieren wild, doch meestal worden 'er Plan srüK* tagien van aangelegd Men vindt het van Can- nif*m**' ton af tot aan Peking, de Keizcrlyke Zetel, toe , die op gelyke Hemelsbreedte byna a!s Rome legt , en waar het niettemin > volgens de Waarncemingen der Jefuiten , 's Winters dik* wils kouder is dan in de middelde deelen van Europa , ja zelfs dan te Stokholm : zo dac men 't mooglyk by ons wel houden zou kun- nen in de open Grond. De gewoone naam is zekerlyk van den Ja- panfchen Theh , of van den Chineefchen Tjjaa af komftig. Het is by Plükeneïiüs, on« der den naam van een Oofterfche naar het Paapenhout gelykende Boom , die Nootjes draagt en een Roosachtige Bloem heeft , taamelyk wel afgebeeld , als ook by Breyniüs, wiens Af- beelding in het Natuur- en Konst - Kabinet van Doktor R a N o u w is nagevolgd ; doch een der besten vindt men by Kaempfer in deszelfs Uitlandfche Vermaaklykhedei}. Gezegde R a- jsouw heeft, wel, zo omftandig van de Thee in 't Nederduitfch gehandeld , dat het genoeg zou zyn , den Leezer der waards te wyzen ; inaar alzo hy geen gebruik fchynt gemaakt te hebben van 't gezegde uitmuntende Latynfche Werk van K a ë m p f e r , die alles op de plaats Q 4 acel^ $4$ VeëlMannigic Heesters. ,H- zelve onderzogt heeft, zal ik daar van het zaa* ^Fxr.EL# kelykc hier plaatzen. Hoofd- De Thee - Boom is een Heefter , die meei ITÜK# dan zes Voeten hoog wordt, vertoonende zig &i™wy' als een Boompje, dat op de manier der Elzen van onderen af Takken uitgeeft , hebbende een zwartachtigen , Houtigen , Wortel. De Stam is met een grysachtige Schors bekleed , doch de Takken zyn Kaftan je - bruin , en de jonge Lootjes groenachtig. Het Hout is hard en Draadig, met weinig Merg. De Bladen, naar die der Kerlènboomen , welken men Morellen noemt, volmaakt gelykende als zy vofovasfea zyn , en altyd groen bly vende , komen , jong zynde, gelyk menze plukt, misfchien meer met die van het Paapenhout, uitgenomen de Kleur, ©vereen. De Bloemen fpruiten in de Herfst uit de Oxels der Bladen , van gedaante als de Wilde of Duin - Roozen , een Duim en meer breed , wit , van een flaauwe Reuk , uit zes holle Blaadjes beftaande , en gevuld met een menigte witte Meeldraadjes die geele Topjes hebben , waar van hy 'er tweehonderd en dertig in eene Bloem geteW hadt. Zy zitten op Steel- tjes van een half Duim lang, en hebben een klein Kelkje, dat vyf of zesbladig is. Het Vrugtbeginzei , binnen de Bloem , wordt een Vrugt , als gezegd en bekend is . dewyl menze fomtyds in de gedroogde Thee vindt. Zy be- ftaan , naamelyk , volkomen zynde , uit drie Zaadjes of Nootjes ^ tegen elkander aangc- yoegds P O L Y A M B K. I voegd , waar van de Pitten zeer Olieachtig VU zyn, fchielyk rans worden en dan een zeer&Fl£jEl* onaangenaamen Smaak verwekken. Hoofd- De Thee - Bladen hebben , verfch zynde , STUK- iets nadeeligs voor de Herfenen in zig , als^'*'** Duizeling en Beeving veroirzaakende ; welke ei* genfchap men , door eene rooflering in Pannen of op Yzeren Plaaten over 't Vuur 5 terwyl men 't Kruid voor 't aanbranden geftadig met de Handen roert, en dan verder door 't zelve op een Tafel of Mat ftyf te rollen , zo dat eenig Sap daar uit gedrukt worde; aan 't zelve be* neemt. Hoe langzaamer die rooflering gefchie- de, en hoe meer dezelve herhaald worde, hoe beter. Vervolgens droogt men de Thee - Bladen op nieuw en paktze in. De Japanners zouden 'er geene drinken , die niet een Jaar belegen zy. Vervolgens is de Thee van haare nadeelige eigenfchap geheel ontdaan , en wordt zelfs Hart- fterkende geacht te zyn , inzonderheid bekwaam om de Geeften op te wekken door haaren aange» naamen Geur : want de Bloedzuiverende en Waterafzettende hoedanigheid, die men 'er ge- meenlyk aan toefchryft , zal meest afhangen van het menigvuldige warme Water, waar me- de men de Thee gebruikt. De zelfde nadeelen , die men daar van onder 't Menfchelyk Geflag. te plaats ziet hebben , zyn over den geheelen Aardkloot gemeen. De beste dingen worden , te veel of in tegenftrydige omftandigheden ge- Q, 5 bruifct S. Deel, V« Stuk» t$o Veeimannige Heesters* III. bruikt zynde, fchadelyk. De Chineezen, die IAfpiel yee| Varkens - Vleefch en Spek en overmaatig Koofd* Vet by de Spyzen eeten, drinken den gehee- stuk. ien [ydg Zonder nadeel Thee. De Huropeaanen xuU van bereiding of ook van de Groeyplaats. af* Hoofd- hangt. Men doet 'er drie Inzamelingen van, stuk. waar van (je eerfte3 omtrent het begin van vip'"™** Maart , altemaal jonge Blaadjes uitlevert en hier van komt die overfyne Thee , Keizers- Thee genaamd , en dus , door de geheele We- reld, als de beste Thee -boe beroemd, wor- dende ook wel Bloem van Thee geheten* De tweede Inzameling , omtrent het begin van April , levert Thee van goede hoedanigheid. De derde a die een Maand laater gefchiedt , geeft niet dan flegte Thee, ten gebruike van 9t Gemeene Volk. Dus gefchiedt de Inzame* ling in Japan , maar in China plukt men ge- meenlyk de jonge en oude Bladen ondereen, die dan uit malkander gezogt worden , en in vierderley Soorten onderfcheiden. Ook is 'er in Japan een Berg, by 't Steedje Udfi, geheel begroeid met Thee .Boomen, ten dienftevan 'c Keizerlyke Hof , alwaar dezelven , netjes ge- plant zynde en ten uiterfte zinnelyk behandeld wordende , een Soort van Thee uitleveren , zo uitmuntende, dat men ze ongemeen hoog waar* deert. Die Thee in Porfeleine Potten gedaan, en in andere Thee gepakt zynde r wordt dus , onder een aanzienlyk Geleide van Krygs- volk , naar 't Hof gebragt , alwaar men 'er geen minder werks van maakt, dan van de kostfriarfte Wynen en Speceryën in Europa. *> In 't Keizerlyke Hof, zegt Kaempfer, werdt 99 werdt my een Kommetje van deeze Thee III, „ te drinken aangebooden , en daar by gezegd : Afdeel; ,, Gebruikze met lust en fmaak, dit Kommetje Hoofd* 5, fort ^ 7tó£o ; dat een vierkante Gouden STÜK< „ Munt is, meer dan een Guinje waardig (*)" nfa'Kêi*m- Uit het gemelde ziet men , dat het onderfcheid van de figuur der Theebladen , waar van wel twintig veranderingen door Ranoüw in Plaat gebragt zyn ff) * grootendeels kan afhangen van de jongheid of ouderdom deezer Bladen. Ten anderen kan de Groeyplaats en behandeling van de Boomen veel daar in doen ; gelyk men dit in ons Geboomte waarneemt. Ondertusfchen komen deeze Bladen zo zeer met die van het voorbefchreeven zogenaamde Theeboompje of de Egyptifche Wilg * , met die van de Ca* * zie mellia of Chineefche Roos f> niet die van een£ Soort van Casfine en anderen overeen, dat men t ni.si. dergelyken voor den regten Thee - Boom ge- ' *57* houden heeft; ja het Gemeene Volk, in Chi- na, gebruikt 'er wel de Bladen van een Soort van Wegedoorn | , en fomtyds gedroogde Mos ± iv st4 en andere dingen voor. Men heeft zelfs debl-*7*- Eerenprys , in Duitfchland , daar toe, in een byzonder Werkje, als byna van de zelfde uit- wer« (*) Vergelyk hier mede Lïnschotew Oostind. VoyagU* II. Deel. Kap. z%. C. B. Pin. 147. item Tulp. Obferv* MtL IV. 59* Deeze laatfte zegt, dat de Japanfchc Thoe niet zelden h«t Pond honderd Ponden Zilver goldt, (t) Natuur- en Konn-Kêkim. 17*1, T, %u BU Dm* V» $xwf 254 VEELitANNiefc Heesters. Afdeel wer^inS zytidë , aangepreezen gezien f*). iö xi. Peru is zeker Boompje , dat dergelyke Bladen Hoofd heeft, ontdekt , die men aldaar op de zelfde ST"K* manier gebruikte, eh dit was, toen ik dat Land verliet , aldaar reeds zo gemeen > zegt Pater F e u i l l é e , dat men 'er alom fprak van de Thee van de Rivier van Lima. Behalve het zo- genaamde Kruid van Paraguay , daar men een groote Vertiering van heeft in Zuid- Amerika * is in de Westindiëri ook een wild Gewas, Cd* praria genaamd > welks Bladen aldaar by fommi- gen voor Thee gehouden en gebruikt worden. De Heer Osbeck^ die, nu vyfentwintig Jaar geleeden, in China Was, zegt, dat de! Thee aldaar zo veel veffchillende naamen heeft ^ als 'er Plaatfen zyn , waar ze van daan komt i en nog anderen naar de verfchillende toeberei- ding* „ De Thee -Kongo of Kong fo der Chi- 3, nëezeri , (zegt hy) heeft de Bladen fyner dan 3, de Thee- bod en is wat duurder : de Sut- „ fchmg, die de Chiheezen Soatjang noemen , „ is de duurfte onder dé bruine Theeën , gee- vende het Water een geelachtig groene Kleuf 3, en een aangenaamen Smaak ; doch zy moet H niet fterk gezet worden. Onder deeze is „ Padre Sutchang de beste Thee die men drin- j> ken kan, niet minder dan de beste Rusfifche Thee , welke met Karavaahen over Land iri i, Mos- (*) J. FRANCI Veronka ThHza*t> JJps. & Coburg, fff** Puod* Moskovie komt. De Bladen van deezeThee Hl. 5l zyn groot , geelachtig , niet in een gerold , n**" „ maar uitgebreid , en by halve Ponden , inPIooFo* „ Papier , gelyk Kardoes * Tabak , ingepakt.STUK4 l Back hao of Packhao , die wy Thee Peckon£on9»* „ noemen, beftaat uit geftippelde Bladen. De* „ zelve is zagt , wel fmaakende, en, zo men 3, zegt, het minst verhittende4 De Linkifaom, 5, een Soort van Thee met fmalle ruige Bladen en Steelen ; wordt zelden dan tot verbete- 3j ring van andere Thee gebruikt. Hier mede 5> kunnen de Chineezen Thee -Kongo tot Pecko 3, maaken. Dit is eigen tlyk geen Thee, maar „ die Soort van Chineefche Roos , Safanqua genaamd *, aan welke de vermaarde Kaemp-*?',"*0' *" ö III. STUK , „ fer dat gebruik toefchryft '\ bi, i$s. Voorts zegt de Heer Osbeck, dat 'er een flegte Soort is, omftreeks Kanton groeijende, Haonam Thee of Kult - Thee genaamd , die niet dan van de Chineezen gedronken wordt. De Theeboompjes, die daarin Potten verkogt wer- den % bereikten naauwlyks de hoogte van een Elle y en derzei ver Bloemen beflonden meest uit zeven witte Blaadjes , waar van de drie on- derden kleinst. Men maakt in China, zegt hy5 ook Thee Koeken , die duur verkogt worden % mooglyk met den Thee- Bol overeenkomstig * welken Ranoüw afbeeldt en befchryft, als een Medicinaale Thee , met verfcheide Gom- men tot een Bol famengeftampt : of het mog- ten Koekjes zyn van het verdikte Afkookzel s5 drieribbige , gil Ca^L tandt) wêderzyds naakte Bidden* Kaapiche, Aan (♦) OsBECK Rtlfen naeb Ostindiën mi China. Rost. 176$» fm 208. (1) €ij9us Arfrorescens exftipulatus , Foliis ovato • lanceola- tis , petiolatis > trinerviis , dcnticuiatis , utrinque nudis. Syst% Nat. Xil. Gen. 6yw p» Y>*. ^g* XJJI, Gen. 673. p* 412* R 258 Veelmannige Herstees. III. Aan de Kaap der Goede Hope komt deeze ^*Dxi&l* voor ' ^ie van ^e voJgcnden door de Tandjes Hoofd- der Bladen verfchilt. «TUK ii. (2) Ciftus, die Boomachtig is , met Eyronde9 gefteelde ruige Bladen. De vermaarde Clusiüs maakte onder de menigvuldige Soorten van Ciftus , die hem in Spanje en Portugal voorkwamen , drie Afdee- Iingen3 waar van hy in de Eerde, die roodach- tige of Purperkleurige Bloemen hadden , plaat- fte, noemende dezelven Mannetjes Ciftus; in de Tweede, die de Bloemen bleek hadden, en deeze noemde hy Wyfjes Ciftus ; in de derde, eindelyk , die de Bladen kleverig of als met Gom befmeerd hadden , en daar gaf hy den naam van Ciftus Ledon aan. Onder de Man» netjes telde hy vyf Soorten, waarvan deeze, die de Bladen ronder en ruig hadt , zyne Vier- de was , door hem nietafgebeeld. Deeze wordt, derhalve , te regt de Haairige gebynaamd , als hebbende de Bladen van grootte en figuur byna als die der Peereboomen , wederzyds groen , gefteeld , rimpelig en met witte Haairtjes dun befprengdj de Bloemen , die gelyk in de ande- ren als kleine Roosjes zyn , paarfch. 't Gewas , dat (2) Ciftus Arfoor. exftip. FoU ovatis, petiolatis hirtïs. Ci« ftus Mas Folio rotundo hirfhrisfïmo. C* B Pin. 464. C Mat nwjor Folio rotundiore. J. B. Dü HAM. Afbr. I. p, 167. T. f4» Ciftus M«s Mathiolt. DAL* Hifi. 222. Cift. Mas quartut,; POLYANDRIA. $5$ dat de Takken eenigermaate grys heeft, groeit HL ^ Mans langte hoog en valt, zohy gehoord hadt, Ar£*EL* zo wel in Italië als in Spanje. Hoofd* STUK* (3) Ciftus , die Boomachtig is , met Hart- m. vormige, gladde, gefpitjte, gepelde Bla^f**** den. Breed- bladige. I Deeze maakt de tweede Soort van Cifttis Ledon by C l v s i ü s uit , waar van hy een groote en een kleine, beiden op het Gebergte, dat men , van Lisfabon naar Sevilie trekkende > . over moet , gevonden hadu De eerfte groeide twee Ellen hoog, met Bladen als die van Klyf of van den zwarten Popelier , vry dik , alleen- lyk in de oude Gewasfen Vettig* De Bloem- blaadjes van deeze Soort zyn wit met een paarfchachtigea rand ; de Meeldraadjes geel ; de Kelken , voor dat de Bloem open gaat, drie- kantig. (4) Ciftus, die Boomachtig zV, met langwerpig m ovaale, gefieelde , drieribbige van boven u^nfi* gladde Bladen, de Bladjleelen onder famenmii^ütie^ gegroeid. Deeze bladige. (3) Ciftus Arbor. exftip* Fol. cordatis Jambus acuminatïs petiolatis. Hért. Cliff 205. R. Lugdbat. 274. Ciftus Ledon Fol» Populi nigrx major Sc minor. C. B Pin. 467. Ledum latifolium fecundum majus & minus. Ciüs» Hifl. I. p. 73. Jiisp. 158. (4) Ciftus Arbor. cxftip» Fol. oblongo* ovatis periolatis rri- nerviis , fupra glabris , petiolis ball connati$. C* Ledon Fol* Laurinis» C. B» Pin. 467. C. Ledon primus latifoiius. Glüs» SUft. I. p. 77» W*p* R 3 affo Veelmacïni g e Heesters, * Afdeel ^eeze ^s ^e Eerde CiflUs L^don by dien FDxEi!L' Autheur , welken hy zegt de alferv^fte , in Hoofd- Spanje groeijende , te Éyfl-, ^ord ) dc- van de Spanjaarden Xara en van de Portugeez/ n Efte- vi&. pa geheten. De voorgaande Soort noemden yy Xaron. 't Gewas groeit aan de Zeé Kust van Spanje, langs den Wegnaar Mallaga overvloedig. v (5) Ciltus , die Boomachtig is met Lancet* L*d^Uift varmige van boven gladtfe Bla< en , d$ rus. Steeltjes onder als een SJieeaje Jammgei Wilgenbla- grQM% Deeze is in 't byzonder Ladanumdrangende genoemd , hoewel zy zulks mee de M^örgaandfe gemeen heeft, en van geen van beiden die Gom in Spanje of Portugal wordt ingezameld, 't Ge- was groeit Mans langte Loog , heeft Houtige Takken , en is zo gemeen op het Gebergte , dat het van de Bakkers veel tot het ftooken der O- vens en van het Land - Volk om op den Haard te branden , wordt gebruikt. De Bloemen van hetzelve vertoonen zig als Witte Koozen , 't welk den Reisweg, dien Clüsiös eens, wel twintig Mylen lang , door zulk Kreupelbofch afleid , ongemeen verfïerde ,• zynde tevens de Lugt gebalfemd door den aangenaamen Reuk der Bladen, die met een vet doorfchynend Vogt, in (5) Cifiui Arbor. exflïp. Fol« lanceol, fupra Iambus , Petiolïg bafi coalitis vaginantibus» H, Clif* 205» Sauv. Momp* 147 % i$o. C. Ladanifera , Hisp. incana. C, B. Pin. +67* C. Lcdo» jprimus anguftifplius. CLU3, utfupxa. P O L Y A N £> R I A. *6l in de hecte Zonnefchyn , zo overvloedig b: Hl; daauwd fcyn , dat men het van verre tem zien. XI< * De edroogde Plant is wat witachtig, doch Hoofd- behoudt 3 Jaaren lang , haaren aangenaamen STUK* Éleuk. Dé Btóëöieïi hebben ook aan den Na-^™'** g< ' der Blaadjes een paarfche Vlak, die in de defde Soort ontbreekt. Zy zyn zo groot als Pariaver Bloemen : haar Vrugtbeginzel heeft tien Béddetjes , en een ongefieeldcn Stempel % zonder Styl. 't Gewas is door Commelyn in Afbeelding gebragt. (6) Ciftus , die Boomacht'g is , met Liniaal vr. Lancetvormige , enge/teelde , wederzyds M0n%t* ruige 3 drieribbige Bladen. ^smalbla* Tot deeze Soort wordt betrokken de Vyfdedïgc* Ciftus Ledon van Clüsius , denzei ven zo gemeen als eenig Gewas in het geheele Ryk van Valence in Spanje , als ook in Languedok en Provence , waar hy geen ander Ledum waargenomen hadt , voorgekomen ; hoewel het in de meefte andere Landftreeken van Por- tugal en Spanje groeide. De voorgaande Soort evenwel, of de Wilgenbladige van Tourne- fout, is door Gouan ook , als een inlandfch Ge. (6) Ciftus Arbor. exftfp. Fol. fi neari - lanceohtis fesfilibu» utrinque villofis trinerviis. H, ClifF. Ups. &c. C. Ladan era Monfpelienfium. C. B, Pin, 467. Ledum. Dal. Hifi, 230 C. Ledon Fol. Oïqx led anguilionbus C. B. Pin 467. Ledon Quintum, Clus. utfupra. GouAN . Mmsp, zss* Ger, Ptqv% 397, GAR1D. Aix, 1 14* R 3 IU Deel* V* Stuk# 262 Veelmannige Heesters. HL Gewas , omftreeks Montpellier groeijende , Afdeel, voorgefteld ; zo dat aan deeze , in 't byzonder, Hoofd- niet billyk de naam van Montpellierfche , door stuk* Bauhinüs, gegeven was. De Bladen zyn vip!"wy' zeer final, zwartachtig of donkergroen, en, zo wel als de jonge Takjes , met een taay Vogt bedaauwd : de Bloemen in dit Geflagt byna de allerkleinften , wit van Kleur, 't Gewas groeit met Houtig, donker bruin Rys, rykelyk een Elle hoog. Op de Wortels van hetzelve werdt de zogenaamde Hypocistis door hem ge« vonden. Vit. (7) Ciflus, die Hoornachtig *f, met Eyronde, Satofotivs ge(leelde> wederzyds ruige Bladen. ^sahebia- tQe ^g^oort de Wyfjes « Ciftus van den gezegden Autheur , draagende witte of geelc Bloemen. Deeze was hem op eenige plaatfen van Spanje en omftreeks Bayonne; de witbloe- mige door geheel Spanje, Portugal, Languedok, Provence en in 't Dauphiné , overvloedig voor- gekomen. De Spanjaarden noemden dezelve Xara - Eftepa , als een mtddelflag tusfehen de Mannetjes Ciftus en Ledon , zo hy aanmerkt ; die van Languedok Mougés ; welke naam , al» daar, volgens Goüan , aan de voorgaande ge- f7) Cijius Arbor. exftip. Fol. ovatls , petiolatis utrinqae hirfutis* H. Ciiff. &c, Ciftus Faemina Folio Salviac. C. 1. Pin. 464 Cift. Fcernina. Clus. Hift. I. p. 70. Htsf* 141. Couan. Md. C*R. Pfv. Md, Gaeio. Md. POLYANDRIA. 263 gegeven wordt. Het is een Heefter 3 zelden 111. meer dan een Elle hoog , met zwartachtige Ar££EU Takken en roodachtige Bladen, ruuw en hard f Hoofd*» doch groen; de Bloemen van middelbaare groot- STUK* te, op lange Steeltjes. De Vrugt > in de Kelk Mmffk aanrypende , was een platrond Zaadhuisje , met zwarte taamelyk groote Zaadjes De Bladen bevondt hy in deeze Soort van een wrange famentrekkende Smaak f gelyk ia alle zyne Mannetjes - Ciftus, (8) Ciftus y die Boomachtig is , met Spatel- vin, vormige Wollig ruige Bladen > de ond$r*infanus\ ften onder tot een Scheede famengegroeid. Gïy*€« De Tweede Mannetjes Ciftus , hier aange- haald , in Spanje groei jende , is een Heefter van Mans langte en fomtyds hooger , zeer Takkig, doch minder witachtig dan de Eerfte, en de Bladen ook fpitfer hebbende, de Bloe- men Lyfkleurig rood. Dit komt zeer weinig met de bepaaling overeen. Linn^us geeft aan deeze Soort paarfche Bloemen. (9) Ciftus , die Boomachtig is f met Spatel- ix> Kandia* (%) Gjlns Arbor. exftlp* FoL fpatulati* tomentofis rugo(is,fche. inferioribus bafi connatis vagi nantibus* H. Cliff. &c. C, Mag anguftifolius. C. G« Pin 464., Ciftus Mas fetunrius. Clus. WJiï I p. 69. Hisp. 117. (9) Ciftui Arbor. exftip. FoU fpatulato ovatis petitlatis enerviis fcabris, Calydbus lanceolatis. Ciftus Ladanifcra Cre- éc*. TOüRNF. Or. ij>.BüX», Cent. Uh p. f*. T» U u R 4 &° IU DSUU V. STOK, 164 VïELMANNlGE HEESTERS. III. Afdeel. vormig - Eyronde gef teelde, ongeaderde ruuwe Bladen , de Kelkblaadjes Lancet* vormig. Hoofd- stuk. Op deeze Soort, die op Kandia in de Mid- vi*e' dellandfche Zee en elders [groeit. , wordt de vermaarde Gom , Ladanum genaamd , van wel- ke zo veele Soorten by Clusiüs haaren naam Ledum of Ledon hebben , ingezameld. Het is een Heefter van omtrent een Elle hoog of hooger, volgens Alpinus, die denzei ven afbeeldt, en befchryft, als veele Houtige Tak- ken uitgeevcnde , met Bladen bezet, naar die van Salie gelykende , twee tegenover, of ook verfcheidene by elkander. Dezelve groeit menig- vuldig op 't Eiland Kandia of Creta, alwaar X o urne fort denzei ven waarnam , met een Bloem van vyf Roozekleurige Blaadjes , ander- half Duim middellyn (*) f die geele Nagels hebben , en daar binnen een menigte Meel- draadjes met bruinachtige Topjes, welke den Styl omringen. De Kelk beftaat uit vyf fpit. fe Blaadjes , byna drie Kwartier Duims lang Hier pp volgt een ovaal , ftomp, bruin, hard Ciftus Ledon Cretenfe. C« B. Pm. 4.67* ladanum Cceticum* Alp. Kxot. 89. T. (*) In de door P. le CLERcq. vertaalde Reize van Tour- NEFORT naar de Levant y vindt men , dat de Bloem anderhalf Voet middellyn zou hebben ; 't welk zekerlyk een groote misflag der Vertaaling is , niet minder , dan dat de liladen zouden getekend zyn met een geel Haakje, Zie I. Deel , blad* 33. Zaad- P O L Y A N D R I A. 265 Zaadhuisje , binnen de Kelkblaadjes beflooten , Ap^*u- in vyf hokjes verdeeld , die veele Zaadjes xi, bevatten. De Bladen bevondt hy van dege«HooF1> J 0 STUK. zegde figuur, aan de kanten Golfswyze gekrin- Moflog^ keld en dik geaderd, byna een Duim lang. ma* Van ouds heeft men reeds de Vettigheid , die op het Loof van deezen Heeftcr legt, op Creta ingezameld. De cerfte en èenvoudigflre manier was , dat die Gom van de Baarden en van de overige Wol der Bokken en Gei- ten , welken daar op gingen weiden , wercit afgefchraapt , gelyk Dioscorides verhaalt. Naderhand is daar toe, door de Grieken, een Werktuig uitgevonden , dat zy Ergaftiri noe- men , gelykende naar een Hark , waar aan een menigte Riemen van onbereid Leder geheeht zyn , die 'er een Soort van Dweil van maa* ken (*). Het Landvolk veegt hier mede » in de heetfte Zonnelchyn , geduurig deeze Heefiers af ; 't welk een ongemeen zwaare arbeid is , dien Tournefort heeft zien verrigten , en, als die Dweilen wel met Vet- tigheid beladen zyn , wordt 'er dezelve afge- fchraapt en tot een Deeg gekneed ; kunnende dus één Man , in goed Weer , ruim drie Ponden op een Dag vergaderen ; welke veel- heid op de plaats zelve een Ryksdaalder goldfr. Clu- (*) Dit Werktuig kan men aldaar, hhdz* 29 , In Plaat ver- toond zien. R s II. Dfc£L, V, STUK, *66 Veelmannice Hbësters. HL C l u s i D s verbeeldde zig , dat men , in Spanje , Afdeel. ürogery met veei minder moeite zou kun- Hoofd- nen verzamelen, en veeïen hebben vastgefteld , *tutt. jat de La ianum draagende Ciftus in Spanje en vige™y' P°rcuëa' > °f zelfs °°k in Provence en Langue- dok groeide, waar van de Zesde Soort haaren bynaam bekomen heeft : doch , 't zy men daar den arbeid niet gelufte , of geen genoegzaam voordeel daar in zie , of dat gedagte Vettigheid •er niet genoegzaam toebereid of van geen goe- den aart valle; de gedagte Inzameling gefchiedt, zo veel bekend is, daar te Lande niet (*). De Gom Ladanum > in 't Griekfch Ladanon, deezen naam van 't Arabifch woord Loden of Laden hebbende , is , wanneer menze zuiver bekomen kan , een taai je , vettige en zo wel. riekende zelfftandigheid , dit de Griekfche Vrouwtjes Balletjes daar van alleen , of met Amber grys gemengd , tot vermaak, wegens den aangenaamen Geur, by zig draagen. Onder de Reukballen , tot afweeringe der befmetting van een Peftilentiaale Lugt, wordt deeze Dro- gen- gemengd. De Parfumeurs bereiden een welriekende Olie, die 'er den naam van voert, van Ladanum en Amandel- Olie. Zy komt in J3alferns tegen de Beroerdheid , in Hoofd- en Maag- (*) Tournet of T *e!f hadt liét bevoorens zig verheeld, zeggende Le Cijfmti qui por te le Ladanum , est Commune* Espo^ne (y Portugal ; en tieevende 'er Bbden van maar 5 of 2 Lin ën lang e aan» Traite de VUfage du Mcdtc* Tom* POLYANDRIA. 167 Maag • Pleilters , en in 't byzonder in zodani- III» gen, die de rypmaaking der Gezwellen of odkA*D£*lé derzelver Opkfcfieg bevorderen, gelyk die wcI-Hoofd- ke Ladanum-Pleifier* genoemd wordt. In-STUK* wendig is deeze Gom weinig in gebruik. Jammer^ is 't, dat dezelve reeds in haar Vaderland zof* Uida™* vervalfcht wordt, met Aardachtige Stoffen, en zo men wil met zeker fyn zwart Yzerachtig Zand, dat in een Pond van de gewoone ge- draaide Ladanum naauwlyks vier Oneen zuivere Gom vervat zy , 't welk de Scheidkundige on- derzoeking heeft doen blyken (*}. (10) Ciftus , die Boomachtig is , met Lan- cetswys9 Eyronde 5 ongefteelde 9 WilUg^J^ gryze, byna drieribbige Bladen. wimbêj De Eerfte Mannetjes ■ Ciftus vanCLUsius, door denzelven afgebeeld en overgenomen door DoDONéus, gelyk menze ook by L o b e l vindt > maakt deeze Soort uit. Dezelve ver- fchilt van de Agtfte, doordien de Bladen breeder zyn en niet Scheedachtig om de Takken fluiten , ook O CeoffroY Mat, MeL Tom. lh p. 542- (10) Ciftus Arbor. exftip. Fol. ovato - Jan ceolatis tomen tofo incanis , fesfilibus , fubttinerviis. SAUV. Monsp. 150. GOUAN. Monsp. 255. Ger. Prov. 398, GARID. Aix. 114, Ciftus Mas Fol. oblongo incano. C* B. Pin. 464. Ciftus Mas quarjus Monspel* Fol. oblongo albido. J, B. Htft4 II. p. 3. Oftu* Mas primus. CLüs. Hifi. I, p» *8- Hisp. p, 135, DöD. Pempt4 «ft. Lob. Ie, II. p. au II. X>E£L. V. STUK. 268 VEELM Atf NIGE HêESTËRS. In* ook bleeker van Kleur of witachtig, gelyk de rD7LLL' Salie -Bladen ; de Bloemen niet paarfch, maar Hoofd- Roozekleur. De Zaadhuisjes zyn in deeze STUK* beiden fpits, niet plat, gelyk in veele anderen. *i£e?nwy' 't Gewas groeit gemeenlyk Mans langte hoog, vallende in Spanje, Portugal, en de Zuidelyke deelen van Vrankryk* Een fraay Bygewas , dat men Hypocijlis noemt , vervolgens onder de Kruiden, en wel onder de Soorten van Afa- rum , te befchryven , groeit op de Wortelen van deeze Soort. xi. (n) Ciftus, die Boomachtig is, met Lancet- Crfffm. vormige, Fluweeligef drieribbige, gegolfde Gekruide Bladen. De krinkeling der Bladen maakt dat deèze Ciflus zig byna als met Bladen van Gamander» lein vertoont. Hy maakt den vyfden Mannet- jes Ciltus van Clusiüs uit; een laag Ge- was , met Takken , niet veel meer dan een Voet lang , die, zo wel als de Bloemfteeltjes en Kelken y met een Fluweelachtig , wit , Dons , bekleed zyn» De Bloemen komen by Kroon- tjes aan 't end der Takjes voort, zynde wat kleiner dan die van de voorgaanden , fierlyk paarfch van Kleur, In Portugal alleen was , hem (n) Gftus Arbor, exftip, Fol. lanceclatis pubescentibus , trinerviis, undulatis. Hort. Clijf. 206. R. Lugdb. ijs. SAU7* Monsp. 147. GOUAN. 74onsp* 255. GER. Prov* 398. Ciftus Mas Fol. undulatis & crispis. TOURNF. Infi. 2*9. Ciftus Mas Folio Chaaudryos. C. B. Pin. 454. Cifius Mas gaintus, CjlüS* Hifi. I. p, 69. Mhp. p. 13p. ra POLYANBJIÏA* 2(5$ hem deeze Soort , in een Zandige Grond , doch III. nergens overvloediger dan by een Kloofter »AFxi.EL* vyf Mylen boven Lisfabon > voorgekomen ; Hoofd. rynde dceze de eenigfte die niet hadt voort ge-STÜK' wild | uit Zaad , in de Nederlandfche Hoven. ni^0H0^ De Mannetjes - Ciftus 5 in 't algemeen 3 wordt van de Spanjaarden , zegt hy , Eftepa , doch deeze van de Portugeezen Rofella geheten. Hy valt ook in Languedok en op de Hierifche of Goud . Eilanden voor de Kust van Provence. (12) Ciftus , die Boomachtig i s 5 nut Lan- xrr. cetswys' ovaale Bladen , hebbende tweeH^^Qm Kelkblaadjes zeer fmal. J J Porfeiein* Eenige andere Soorten van Ciftus hadt CLu-blad,ge' sius in Spanje en Portugal waargenomen , die niet tot den Mannetjes noch tot den Ciftus Ledon te betrekken waren , naast komende aan den Wyfjes- Ciftus. Men zouze fmal of klein- bladigen kunnen noemen. De eerfte derzei- ven , hier bedoeld , hadt Bladen als van de Halimus of Zee - Porfelein 3 en voert daar van den bynaam. Dezelve, zegt hy, heeft Takken af Kys van een Elle hoog , met Elaadjes als van de (ia) Ciftus Atbor. exftip. Foliisovafp « lanceolads , Foliolis duobus Calycinïs lineanbus, H. Clif. R. Lugdb. S\vv. Momp. I47. Ciftus fcemina Portulac* marine folio. C. B. Pin. 465* Oftus Halimi folio primus & fecundus. Clus. Hifi. I, p. 71, Jiisp. p. 144 , 145. y. Ciftus fruticofus erebus» Folii* op»9« fitis leslïlibus utrincjue incanis. Mlj^L, M T. 2$®* II» Dihu V. Stok» 270 Veelmannige Heesters, . de Halimus , die geheel grys zyn 5 van een XL zuurachtigen famentrekkenden Smaak , gelyk in Hoofd* meest alle Soorten van dit Geflagt. De Bloemen STUK» zyn vyfbladig, klein, geel van Kleur, even als vife.n™r de Hypociftis , die op de Wortelen groeit , welke de Kinderen en Herders kaauwen. Een andere Ciftus,van dien aart, groeide hooger, met fty- ver Takken ; hebbende de Bladen wat langer, fmaller en fpitfer, doch was ook geheel witachtig grys s van den zelfden Smaak» Deeze beiden hadt hy in Portugal , aan de Zeekust, in een Zan- dige Grond , tusfchen de Hey , niet ver van Lisfabon, en nergens anders , waargenomen. xm. (*S) Ciftus , die Boomachtig is , met /malle Gjiut omgekrulde Bladen , de Bloemen aan Kroon- Libanotis* . Hosmatyn- tjeS. bladige* De Ciftus met een fmal Blad van Libanotis , en enkelde Bloemen, door Barrelier af* gebeeld, wordt hier t'huis gebragt, zowel als de Smalbladige Ciftus Ledon vanBAUHiNUs, tot welke de Vyfde Ledon van Clusius is betrokken. De Heer Loefling vondt het Gewas in Spanje, zynde een Heefter van ge- ftalte als de Rosmaryn , welke oudtyds ook Libanotis is genoemd geweest , wegens den Reuk. De Takken waren paarfchachtig ; de Bladen (ij) Ciflus Arbor. cxftip. Foliis revoluto - linearibus 9 Flo- iibus umbellatis. Ciftus angufto Libanotidis folio , Flore fïngu- iarL Bark* let 2$*. Ciftus Icdoa anguftis foliis. C. fm. P O L Y A N » K ï A. t?I Bladen ongefteeld , liniaal , wederzyds omge , kruid , aan de toppen der Takken digt by el- P" EL# kander , alwaar Steeltjes voorkwamen , langer Hoofd- dan de Bladen, met eenige witte Bloempjes / - hebbende Eyronde lymerige Kelken (*). De overige Soorten van dit uitgebreide Ge- Jflagt tot de befchry ving der Kruiden fpaarende , gaa ik thans over tot de P R O C K I A. Waar van de Kenmerken zyn, een Kelk die driebladig is , boven en behalve twee Grond crZ'ilt* blaadjes, hebbende geene Bloemblaadjes, maar ym veele Meeldraadjes , met een enkelen Styl en de Vrugt is een vyfhoekige veelzaadige Befie. De eenigfte Soort (i) voert naar het Eiland Santa Cruz , daar zy natuurlyk groeit , den by- naam. Het is een Heefter met ronde Takken; de Bladen overhoeks , gedeeld , Eyrond , ge- fpitst5 Zaagswys' getand en glad hebbende, met fmalle Stoppeltjes , draagende eenige endbloe- men , die gefteeld zyn , overhoeks , door fmalle Blikjes onderfchraagd, Segoieria, Een vyfbladige Kelk % ook zonder Bloem- blaad- ? (*) Agter deeze Soort is , in de Nieuwe Uïrgaave van het Syst. Nat. door den Heer MuRRAT , gevoegd, Floret latei ; gelyk ageer de voorgaande , doch dit zal een mlsflag Syn, dewyl bet tepen de befchryvïng van Lïnn^üs flrydt. (i) Prockia. Syst. Nat. XII. Gen, p.3$S. l^. XIII» &en. 674. p. 416. V* STUK* aji Veelmannige Hees te us. III. blaadjes , heeft deeze , zynde de Vrugt een Afdeel. eenzaac|ig Huisje dat een groote Wiek heeft , Hoofd- met kleine zyd- Wiekjes bezet. stuk, Hier van is ook maar ééne Soort bekend(i)^ Seglieria we^e de Heer Loefling aan de Vaste Kust Americana.'vaxx Zuid - Amerika waarnam , een Heefter kaanfehe. zynde van een of anderhalve Vadem hoog, en de Heer Jacqüin vondt by Karthagena der- gelyk Gewas , ter hoogte van twaalf Voeten , geevende uit zynen Stam zeer lange, ronde, groene , glanzige Looten 5 waar mede het op de nabyftaande fteunt. Somtyds hadden zy, aan de zyde van ieder Bladfteel, een klein krom Doorntje. De, Bladen waren Eyrondachtig \ uitgerand met een Puntje, glad , gefteeld , twee of drie Duimen lang. Aan 't end der Takken kwamen Bladerige Trosfen voort, van menig- vuldige , witte, ftinkende Bloemen, De Vrugt hadt zyn Ed, niet ryp gezien. CüRATEtLA. Dit Geflagt, tot de Tweewyvigen ónder de Veelmannigen behoorende, heeft een vyfbladi- gen Kelk ; vier Bloemblaadjes ; twee Stylen ; een Zaadhuisje in twee Holligheden verdeeld, ieder twee Zaaden bevattende, i. De eenigfte Soort (O, wederom % door den Curateiis „ Jlmericana. txQCï Ameri» luanfehe. (i) Seguferia. Spt. Nat. XII. Gen. €76» p. 396. Veg.XllU Gen. 676. p.4i7#LOEHL.//w. 19 x,25;.jACq.*4flur« Hifi. 170 „ (1) Curatdia. Syst. Nat. XII. Gen. 679. p, 370. J^eg.Xlll Gen. 679* p* 417. LOEFL. Itin4 260 , 33^ P-OLTAN-DK I Aé Heer Loefling in Zuid - Amerika waargenomen; men , en aldaar gemeenlyk Curata genaamd , was Xjf een Heelter van middelbaare hoogte, krom van Hoofd - Stam, met weinige Takken, den Bast, als die*™**, van den Pynboom , Schubbig of Schilferig heb- DlglntAê bende , en Bladen van een Span , langwerpig , verfcheidelyk geboogen en gegolfd , ruuwachtig hard , met korte Steeltjes. Uit oude Takjes- kwamen Trosjes voort van witte Bloemen , op Steeltjes van een Vinger lang, die gevolgd wer- den van zodanige Zaadhuisjes , als boven is ge- meld (*;. F O T H E R GILLA. Een geknotte, niet ingefneeden of verdeelde Kelk , zonder Bloemblaadjes: het Vrugtbegin- zel in tweeën gedeeld ; een tweehollig Zaad- huisje , met enkelde Beenige Zaaden : dus zyn de byzondere Kenmerken opgegeven van dit nieuwe Geflagt (1), in Karolina door Doktor r. Gardsn ontdekt , dat van hem den bynaam ^^A^ voert. Het is , zo zyn Ed. aanmerkt , een Oankm. Boompje , dat in Blad en Vrugt naar de Ha- mamelis, hier voor befchreeven *, gelykt, doch * u. d. eene Bloem daar van grootelyks verfchillendejj- STÜK« heeft* (*) Zyn Ed, zegt , dat de Geflaïte als van het Polygonen trhorescens is en geeft 'er Folio, tota -palmaria aan. Thans wordt gezegd Statura Cocsiiab*,* Ik kan ^daar bezwaarlyk iets siit opmaakeu. (1) Forhergilla, Syst% Nat, Veg.XXlhGzn,. p« 418. 11. mtu ¥♦ Stuk* i74 VRfctMANNicE Heesters; ÏÏL heeft. Het zal waarfchynlyk die Heefter syn ; 'Afdeel* waar yan je bidder bevoorens hadt gefproken*, Hoofd- en welken zyn Ed* dagt tot dat Geflagt te be- ituk* hooren. Calligonum. Hier heeft een vyfbladigé Kelk , zonder Bloemblaadjes of Stylen plaats , welke een fte- kelige eenzaadige Vrugt draagt, i. De eenigfte Soort (i) heeft Lïnn^üs Uitgevonden in het Kruidboek, van wylen den **• ouden Heer Gronovius, onder den naam van Polygonoides Toürnefgrtii , waar van zy dan ook den bynaam voert. Zyn Ed. evenwel twyfelde 'er met reden aan , of het die wel ware : want het Gewas , dat gedagte Kruidkenner aan den voet van den Berg Ara» rat, naar de Ephedra zeer gelykende, vondt, hadt de Bloempjes niet alleen vyfbladig, met fpitsbladige Kelkjes , maar het getal der Meel- draadjes was flegts vyf zo dat het zelfs niet tot deeze Klasfe zou fchynen te behooren. De Vrugt alleen kwam 'er mede overeen. Tot de Vierwyvigen behoort een Gewas t waar van ik thans een Takje uit Oostindie ontvang, onder den naam van Ay-Asfa% 't welk ik , dewyl het zekerlyk Heefter- of Boom- achtig is, hier invoeg onder den Geflagtnaam van A s- Cï) Calligonum. Sysu N*u XII. Cea. *8o. p. 370* XIII, Gen. <8o, p. 411* rolygonoides Oriëntale Ephedi* facie* TOURNF. C«r, 47. Itin, II, Jfc 147, P O L T A H » * I JL 3^5 A s s a, Vifchdooder, _ 'It De Afbeelding van hetzelve gaat hier ne- Ho*|^ vens in Fig i , op PI. XXVI. Daar uit Wykt , STÜK, dat de Bladen , gelyk Rumphius van den Tttr^ Ay- As/a Boom zegt ff) , veel naar die vanw'*- den Kanary - Boom gel y ken , en , hoewel geen flfty*u zeven Duimen lang zynde en ruim drie Vin- geren breed , gelyk hy deze! ven befchryft, nog- thans die proportie byna hebben , zynde vaa eene Lancetswys ovaale figuur. Van het Bloei- zei zevx hy weinig. De Bloem beftaat hier uit eenen Kelk die vierbladig fcbynt te zyn , doch waar van de Blaadjes een famenhechting hebben, om het Voetftuk, waar op het Vrugt- bcginzeJ rust. Deeze Kelk , die men eigentlyk Perianthium mag noemen , bevat een groote menigte van geknodfte Meeldraadjes , byaa on- telbaar. Ik denk dat 'er bykans tweehon* derd zyn , voortkomende van het Voetje, on- der het Vrugtbeginzel , en tusfchen dezelven vertoonen zig de vier Stylen , ieder op een Germen zittende, gelyk dit in de Kelk, na het uitplukken van de Meeldraadjes , een weinig ver- groot zynde , by A zigduidelyk openbaart. Wac de Vrugten aangaat, die zyn altyd twee, zegt hy,aan malkander gegroeid, verbeeldende het Balzakje van een Kat , [of eigentlyk gefproken van (tJ KUMnu A*&. five Tom. VII, Cap. 30. p. m s % ^6 VEELMAtfNlGE HëESTÊR»,1 lil. van een Kater ,] in de rypheid donker geel 9 ATOxElL °penende zig met een Naad , en dan het eene v Beursje ledig zynde , het andere een Korrel als stuk* cen Bakelaar - Boontje , bevattende. Hier komt * een dergelyke Vrugt aan het Takje te voos- fchyn , waar van ook het eene Beursje zig geo- pend heeft en ledig is , het andere nog gcflooten, met een Puntje en een dwarfe Naad , zynde een klein onvoldragen Beursje, dat de ge- lykenis niet vermindert, daar agter. De Vrugt is, eenigermaate, in de vierbladige Kelk vervat, Deeze Boom , zegt Rümphiüs, wordt taamelyk groot cn dik , hebbende een hard Hout en eene witachtige Schors , met vuil- graauw gemengd , van een Herken Vifchachti- gen Reuk. Hy groeit veel op 't Strand der Ambonfche Eilanden, Men gebruikt meest daar van de Schors , die , klein geftooten ev± niet Afch vermengd, op de ftaande Plasfen van Zeewater, door overftrooming veroirzaakt, ge* ftrooid wordt, om de Visfchen daar in te doo* den , ten einde dezelven gemakkëlyk te kun- nen bekomen» Indien dergelyke eigenfehap niet in meer Iodifche Boomen plaats had , zou men tè regt denzelven Vifchdooder noemen kun- nen (t). De (t) Vcrgelyk ten opzigt van dergelyke Westindifche Boo- jncn, myn Hl. Stuk, bladz. 170: want de eigenfehap van de Visfchen dronken te miaken, denk ik, 2al op 't zelfde uitkomen. Ook beeldt Rümphiüs , onder den naam van Jchtb]6bw9s 9 twee zodanige itoomen , op dc Molukk<$ groeijende , af, POLYANDRI A. *77 De Vrugtmaakende deelcn van dit Gewas int waren , zo veel my bekend is , nog niet 00- A™*El1 derzogt , veel min aan 'c licht gebragt en het Hoofd* was nog niet afgebeeld. De byzondere Ken-sTÜK# merken zyn , een Kelk die vierbladig is of inj^r^y* vieren gedeeld , het Zaadhuisje gaapende met een dwarfe Naad. / De vyf en zeswyvigen, onder de Veelman* nige Plantgewasfen , leveren geene Heefters uit of zyn reeds onder de Boomen befchree- ven ; maar hier komt, onder de Feelwyvigen , in aanmerking het Geflagc van Illicium. Welks Kenmerken thans door den Heer El- lis uit het leevende Gewas verbeterd zyn ; blykende daar uit, dat hetzelve tot deeze Klas- fe en wel tot den laatstgemelden Rang be- hoort, Zyn Ed. , naamelyk, zegt, dat de Kelk zesbladig is , omvattende een Bloem van ze- venentwintig Blaadjes, op drie ryën of in drie Kringen geplaatst , ieder van negen Blaadjes, de middelden korter, de binnenlten kortst, waar binnen zeer veele korte Meeldraadjes , met langwerpige , ftompe Knopjes, en twin- tig Vrugtbeginzekjes in 't ronde geplaatst , met zeer korte Stylcn , die een langwerpigen Stem- pel , aan den top , op zyde hebben , en de Vrugt beftaat uit veele Eyronde , famengedruk- te, harde, tweekleppige Zaadhuisjes, met en- kelde Zaaden. S 3 Hier II ♦ Deel, V, Stuk* *73 VeeIMANNIge Heesters* tik Hier van komen thans twee Soorten voor 9 *FDxEiEL a,s volSt* Ül?^0- (O IHicium we? geelachtige Bloemen. ■TUK* ///Ie*;** Eeeze is de Oostindifche Boom , welke dé Anifatum. Ster - Anys zou uitleveren > voerende in Japan japanfche. eö China den tiaam van Somo of Skimmi vol- gens Kaempfer, waar van ik te vooren ge* ïLSTTUK^noeS êezeSd heb * bl. jio. ii. (aj Illicium met roode Bloemen. lïêrids- FioHdafche ^an c'ecze5 natuur'y'c in Florida groeijendey Anysboom. is de Afbeelding en befchryving door gedagten Engelfchen Heer , in het Zestigfte Deel der Philofophifche Transactiën , op 't jaar 1770 , gegeven. Zyn Ed« merkt aan, dat de Bloe- men van dit Gewas rood en de Vrugten zeer Welriekende zyn* XIL HOOFD- (t) Illicium Floribus flavescentibus. Spé PUnt. 66+* Syst. Ü*ty Veg% XIII. Gen. tfn. p. 422. Somo vulgo Skimmi* Kaemph. Am. T. 880. Anifum ftellatum. Mat. Med. jio. (1) Illicium Floribus rubris, ELL. PbiU Trtns. 1770, Vol». LX* p. 5*4» T. 12. DïDYNAMIA. ^79 ^m^m^^^m^^^^^^^ A ut AFDEEL XII. HOOFDSTUK. M m sters, Didynamia > dus genaamd, om dat zy> van de vier Meeldraadjes, twee langer, twee korter hebben ; gelyk onder anderen de Lavendel, Kruizemunt en dergelyken; die tot de Gekranfte cf Lipbloemige behooren , en veele Uitheemfchen , waar in het zelfde plaats Van de onderfcheidende Kenmerken der Plant » gewasfen in deeze Klasfe is reeds gefpro- ken , toen ik de Boomen , daar in voorkomen- de, befchreef. Veele Geflagten van dezelven leveren wel Heeftertjes uit , doch die te klein zyn, om van de Kruiden afgezonderd te wor- den. De algemeene verdeeling is in de twee Rangen van Blootzaadige en Schuilzaadige , naar dat de Zaaden , wier getal gemeenlyk vier is , in de holte van den Kelk bloot aanrypen , of als verfchoolen blyven. Onder de eerften behoort het Geflagt van Lavandüla. Lavendel. De byzondere Kenmerken van dit Geflagc zyn , een Eyronde, weinig getande Kelk, met een Blikje onderfebraagd ; een omgekeerde Bloem ; de Meeldraadjes binnen 't Pypje heb* bende. heeft. S 4 II. DSSL» V* STUK* 280 TwEEHACTIGE HEESTERS. III. Van hetzelve komen vier Soorten voor, afl- Arxfi£Lf tcmaa^ Europifehe Gewasfen, naamelyk. iitukT^ CO Lavendel met Lancetvormige effenrandige L Bladen, de Aait en naakt. L&vand'iïél Spha. Deeze maakt onze gewoone Lavendel uk , Gcwoone. ^ .q jpmaj. en breedbladige onderfcheidt. In de Zuidelyke dcelen van Europa groeit dit Gewas in 't wilde , in de middelde en Noorde- lyke deelen houdt men 't in de Hoven. De Breedbladige is op de Bergen en aan de Wegen % in Provence , zeer gemeen. Dezelve wordt een Boompje van taamelyke hoogte , dat uit een Houtigen Stam een dïgt Kroontje maakt van dunne digte Takken , anderhalve of fomtyds ook twee Ellen hoog, met Bladen van twee of drie Duimen lang , een half Duim breed , zeer fterk van Reuk en bitter van Smaak. Uit dit Kroontje komen lange , dunne , Steeltjes voort , die aan 't end een dikke Aair hébben, van eenbladige , blaauwe , Pypachtige Bloempjes , in twee Lippen verdeeld , waar van de bovenfte grootst is , regtop flaat; en in tweeën , de on^ derfte kleinst , nederhangt en in drieën is ver- deeld. (i) LavanduU Foliis lanceolatis intcgris , Spicis nudis. Syst* Kat. XII. Gen. 711. p. 390* Veg. XIII. Gen. 711. p» 44.3^ Hort,Cliff. 303. Ups. 162. Mat> Med. 296. K. Lugdbat. 222. SAUV. Msnsp. 143. GOUAN Monsp. zj6. MlGN. Mênsp, GER. Prtfv, 273. G'ARID. Aix. 272. TOURNF. fajl. 158. POD. Tempt < 273. Lavandula latifolia & anguftifolia. C. B. Pm DlDYNAMIA* üJU- deeld. Dit maakt dat de Bloem zig als omge- III. keerd vertoont. Vier Vrugtbeginzeltjes , ineen*""1* Peperhuisachtige Kelk zittende , rypen in de- Hoorn- zelve aan , en blyven ongedekt ; weshalve ditSTUK* Gewas tot de Blootzaadigen behoort. jf?rw\*ï* De fmalbladige Lavendel blyft kleiner in alle opzigten , doch is witter of gryzer van Loof, en heeft de Bloem -Aairen veel gedrongener, zo los niet, derzei ver Steeltjes korter, doch de Bloempjes zyn in dezelve grooter. De Reuk niet zo fterk , noch het Hoofd bezwaarend , zynde aangenaamer : des ook deeze boven de andere in de Tuinen verkooren wordt. Van briden komt eene verfchcidenheid met witte Bloemen voor. Wegens de gedagte Aairen wordt de Laven- del, die anders in de meefte Taaien van Eu- ropa haaren Latynfchen üaam ten naaften by behoudt , ook wel Spica of Spica Nardi, in 't Franfch Spie of 4spic9 geheten, en de Olie, uit haare Bloemen gedeftilleerd , voert den naam vmOleum Spic(By'm 'tNeerduïtfch Spyck-Olie; De vlugge Geest , hier in vervat , drukt de voornaamfte hoedanigheid van de Lavendel uit , wordende dezelve een kragtig Middel geacht , tegen Hoofd , Zenuw- en Moederkwaaien, 't Is zeker, dat, in alle Gevallen , daar eene te groote flapheid der Vezelen en Vaten , eene taaiheid of overvloed van koude Vogten heerfcht, een maatig gebruik van de Bloemen, Bladen of van het Zaad , op de een of d'andere manier , S5 » II. dt&u v. srax* TWEEMAGTIGE HEISTER!. IJl. in of uitwendig , van dienst kan zyn : doch Aïx"U wanneer de minfte verhitting in 'c Lighaam Hoofd- plaats heeft , dan is 't niet raadzaam veel ge* stuk» bruik' daar van te maaken: 't welk van alle zaadipl Kruidcryën gezegd kan worden* Gedagte Spyck- Olie, onder tusfchen , die ons uit Provence ge* deftilleerd wordt toegebragt , is een by zon der Middel tot verjaaging en vernieling van Onge- diert, wordende de Lavendel - Bloemen en Bla- den, als bekend is, ten dien einde, metvrugc, tegen de Mot, in Kleerkasfen , Koffers en Kis- ten, gelegd. De Olie gebruiken veele Konfte* naars om een glans te geeven aan Houtwerk en andere dingen. „ H. r. Fempt. zjs. (+) Lavdndula Folüi iaace«lato • linearibus , Spici comoHu H. Uê P&U.. V. STVX, 284 TWEEMAGTÏGE HEESTERS. 111. Dit Gewas voert van ouds den naam van AFxiiEL' ^tosc^ias » we'ke van Arabiiche afkomst zoude Hoofd- zyn. Sommigen willen , dat het dien naam stuk. vaQ ^ Hieres- Eilanden 3 by Toulon, welke f£eotza*' den naam van Infula St&chades plagten te voe- ren, hebben zou, gelyk Dioscorides ver* zekert. Hoe 't zy , men kan niet ontkennen , dat dit Gewas op die Eilanden in menigte groeit , hoewel het ook genoeg voorkomt in Spanje en Portugal. Langs de geheele Zeekust van Provence is het zeer gemeen , wordende aldaar, van 't Landvolk , Quercillets geheten , maar de gewoone naam in Vrankryk is Stéchas 3 in " Spanje Tomani , Tomillo of Cantuesfo , in Duitfchland Stichas - Krant , en in Engeland French Lavender. Het heeft een kort Stammetje f dat Heefter- achtige, Houtige, Takken, van eenElle lang, uitgeeft , welke met Bladen bezet zyn , grys als die van de Lavendel , doch fmaller en klei- ner, bitter en- heet van Smaak. Zy loopen uit in vierkante Roedjes , die naakt zyn , en lang- werpige Hoofdjes draagen , nu korter en dik- ker , dan fmal en langwerpig , geevende tus- fchen de Schubbetjes of Blikjes , waar zy uit beltean , kleine Bloempjes uit f als die van de Lavendel , maar donkerer blaauw. De Toppen van IL Cltf. Upu &c. Stcèchas purpures, C. B, Tin. 216. Stee- chas brevioribus & longioribus ligulis. CLÜS, Hift* I. p. 344. Hiip< £}z\ Stocchas. Don. Fmpt, 173+ D I D Y N A M I rfï 285 van deeze Hoofdjes zyn met zekere Riempjes III. gekroond, fomtyds vry lang, van eene blaau- we of paarfche Kleur, fomtyds kort en naauw- Hoofd- lyks te befpeuren. Ook zyn de Bloempjes mSTVJ' deeze Aairen regelmaatig op ryën gefchikt, fpir£ZT Het Zaad komt in figuur byna met dat van de Lavendel overeen , zynde glad , klein en zwart. De Bloemen van Stéchas zyn uit de Voor- fchriften der Ouden onder de Winkelmiddelen bekend , en komen in allerley Samenftelzelen , byna, tegen Beroerte, Geraaktheid, Lammig- heid 3 Vallende Ziekte en dcrgelyke Herfen- of Zenuwkwaaien. Op die plaatfen > daar hetgroeit, zyn zy nog heden veel in achting , maar hier te Lande maakt men van bekender Middelen meer gebruik. Sommigen willen , dat zy in Reuk en kragt zelfs de Lavendel - Bloemen overtreffen zouden. Eigentlyk is het de gehee- le Aair , die men onder deezen naam bekomt, S i d e r i t i s, Yzerkruid. De Meeldraadjes zyn, in dit Geflagt, bin* nen het Bloempypje vervat. Het heeft twee Stempels , waar van de kortfte den anderen omwindt. 't Getal der Soorten is elf, meest Europi- fchen , en de drie eerften behooren tot de Hee- iters, naamelyk (O Yzei> ftS5 TWEEMAGTIGE HEESTERS. III. Ci) Yzerkfuid , d^t Heefterachtig is en ruig, Afdeel. mt j^lts Hartvormig langwerpige ge/teel- Hoofd- de Bladen 5 wyd gemikte Takken en ge- stuk* kranfte Aairen , die voor het blotijen Silrith toiikken. fis%tmm De bepaaling wyst nagenoeg de geftalte aan fchcn"i# van deezen Heefter 3 die by P l u k e n e t voor- komt onder den naam van Stachys met zeer groote Wollekruids Bladen , kleine witte niet gehelmde Bloemen > en de Aairen van Betonie- Kruid. De Bloemen zyn talryk 9 met ruige gefpitfte Kelken Op de Kanarifche Eilanden is zyne Groeiplaat?. ii. (2) Yzerkruid , dat Heefterachtig is , met Kandia^ &ons bekleed > de Bladen fiomp Hartvorm bh* mig gefteeld, de Takken wyd gemikt 9 de Aairen Kranswys hebbende. Aangezien de Breedbladige Kandiafche Stachys van To urnefort hier thans iritgeflooten wordt, zo blyft van de aangehaalde alleen de Kanarifche Heejterachtige Stachys , ook met Wol. fi) Sideritis Fritticofa villofa, Fol. cordato» oblong's petio- latis, Spicis verticillatis ante florescentiam nutantibus, Ramis divaricatis. Syst. Nat. XII. Gen. 712.?, $91. Kg XIII. Gen» 712. p. 443. Stachys fmticofa &<:♦ ƒƒ. Cliff. 310. Stachys am< plisfimis Verbasci foliis &c, Fl^k, Alm. $$6. T. 322. f. 4- (2) Sideritis Fruticofa tomentofa , Fol. cordato- oblongis ohtufis petiolatis , Ramis divaricatis, Spicis verticillatis* Sta- chys Cananenfis fruticans , Verbasci folio, Gomm» Hert, IU p. J57, T. D I D * M A *f I l8? Wollekruids - Bladen , van Commelyn» over , ^UI. die den naam van Kandiafche niet fchynt te ***** kunnen voeren, De Ingezetenen der Kanarifche Hoofd- Eilanden geeven 'er, volgens dien Hoogleeraar, 5T"^ den naam van Arvida falva aan. In de Amfter- damfche Tuin hadt het Gewas een Stam van drie Voeten hoogte en hooger , vcrdeelende zig ïn vierkante Wollige Takken , met lang . gefteel- de , gepaarde 5 van onderen Wollige , breede Bladen. Dezelven zyn van boven groen, van onderen wit. Uit de Oxels der Bladen komen Kransjes voort van witte , gelipte Bloemen , met ftompe Kelken ; waar op vier zwarte Zaadjes volgen. De Bladen, gewreeven wor- dende, geeven een zwaaren onaangejiaamen Reuk. (3) Yzerkruid , dat Heefterachtig is met nr. Donsachtige Wolligheid, de Bladen Lan> s^f*; cetvormig effenrandig , de Bloemen ge- kranst hebbende. Hier is de Kandiafche zeer wit gewolde Sideritis van Toürnefort, t'huis gebragt > tot (3) Sideritis Fruticofa tomentofo - lanata , FoL lanceolatls integerrimis , Flor* verticillatis, CunÜa Calycibus inerraibus lanigeris. H. Clif. 313. Sideritis Cretica tomentofa , candidis- fima, Fl. luteo. TouRNF- Cor. 12* fl. Stachys Fruticofa &c. Hort. Clijf. 310* Stachys minor Italica. C, B. Pin. 23*. Sta- chys Lychnoldcs incana anguftifoHa, Fl. Aureo. BARR. U* JX87. i'ilofella maxima Syriaca, LOS. /<• 470* XI. deel. v. Stuk* TvfEEMAGTICRHjlESrERS, Afdeel. t0t We,ke a,S eene Verfchcidenheid betrokken xn. ' wordt , deGryze Smalbladige Stachys Lychnoi- Hoofd- fa van Barrslier , met een Goudgeele Bloem "mot* a1s °ok de fyrifeb* Pilofelld vanBAUHiNus, xaaüge. naar welke de Soort den bynaam voert. Het wordt befchreeven als een Heefliertje, dat de gedaante van Salie heeft, maar langer is, met dergelyke Bladen , die Wollig en wit zyn , de onderften gedeeld , de bovenften ongelteeld ; en geelachtige witte Bloemen. M e n t h a. Kruifemunt. Het Bloempypje is hier byna gelyk in vieren gedeeld, met de breedfie Slip uitgegulpt, heb- bende regtopftaande Meeldraadjes, die, gelyk in alle de Bloemen van deeze Klasfe, uit de wanden van het Bloempje voortkomen, en van elkander afftandig zyn. Dit Geflagt, door zynea naam zeer bekend, bevat thans zeventien Soorten, waar onder de Wilde, Water* en Tuin- Kruifemunt , Poley en andere , byna altemaal Europifche Kruideri- ge Planten, vervolgens te befchryven. De twee laatfce Soorten , alleen , komen hier in aanmer- king, naamelyk xvi. (16) Kruizemunt met gegaffelde Bloemhoofd- Mtntbé \ Cansritn* ]6S KlWfchc. ■ ^I6) M***b& Flor. capitatis axillanbusdickotomïs, Fol.ova- tis crenatis, Cauie atborescente , Stam, Coroll* brevioribus. H. Cltjf. 307, Mentha Canarienlis frutescens &c Pluk, Alm. 248* r% 307. f. 2. Heüotropmm Fol. ovatis, crenatis, DlDYNAMIA. *$9 jes uit de Oxelen , Eyronde gekartelde HL Bladen, een Boomachtige Steng, de Meel^F^u draadjes korter dan de Bloem. Hoofd* STUK* Van dit Gewas is, onder den naam vznBoom* Gymw athtige Kanarifche Heliotropium , met Bladen^"*"^ van Water- Look, de Afbeelding door Co m> melyn gegeven. Het was te vooren in de Hollandfche Hoven , zegt hy , onder den naam van Sideritis altera Canarienjis , bekend geweest. Het hadt den Stam drie Voeten hoog , zig in Takken verdeelende , die eerst vierkantig , ver* volgens rond , bruin en Wollig waren , met de Bladen tegenover elkander , op lange Steelen * ovaalachtig, diep ingefneeden , zwaar geribd * van boven groen , van onderen grys , en aan beide zyden , zo wel als de Bladfteelen , ruig ; hebbende , gekaauwd zynde , een Speceryach- tigen Smaak. De Bloemen, aan Bolletjes by elkander groeijende , waren wit, eenbladig en Pypachtig , met een ruigen Kelk ; doch rype Zaaden hadt het in de Hortus Medicus, alhier, niet voortgebragt. Behalve de Heefterachtige Kanarifche Krui- zemunt van Plükënet, fchynt naar deezö ook te gelyken de zeer hooge Bloemhoofdjes draagende Mel&r/t van Plumieu, hoewel de- zei* ©ppofïtis &c. MiXX. N, 5. Heliotropium Canarienfè arborescens, Scorodoniae folio* Comm. Hort. II. p. 129. T, Conf. Melisfa altisfima glebularia. Plum» 163* U 2» T II. DHL. V, STUK, 290 Tweemacti ge Heesters. nr. zelve, zo de Hoogleeraar J. Bürmannus AFxu!L: te re8t aanmerkt , doordien de Bloemhoofdjes Hoofd- op enkelde Steeltjes uit de Oxels der Bladen stuk. voortkomen , daar van verfchille. 't Is onder- ^/a?^"tusfchen ontwyfelbaar , dat die mede tot het Geflagt van Kruizemunt behoore. xvtt. ( 17) Kruizemunt met zydelinge Bloemtros/en. Ment ba Peruioidcs* g Cevlonfch Gewas , bevoorens tot het Ceyiüii-i 3 . fche. Geflagt van Ocymum betrokken, is thans hier t'huis gebragt. Het was, onder de Malabaarfe Planten, zomen wil, door Rheepe afge- beeld , aldaar den naam van Cottam voerende , en zoude door Plükenetiüs bedoeld zyn , met den naam van allergrootst Ocymum der beide Indien , dat Melde -Bladen heeft van een zeer onaangenaamen Reuk. Doch de kleinheid der Bloempjes maakt deeze Gewasfen , ten min- fte uit de gedroogde Voorwerpen en uit de Af- beeldingen, niet gemakkelyk te onderfcheiden. Hier zyn de Meeldraadjes korter dan de Bloem» pjes , zo de Heer Mürray aantekent. P E R I L L A. De Kenmerken , waar door dit nieuwe Ge- flagt (17) Mentba Racemis Secundi'5 lateralibus. Syst. Veg.XllU Ocymum frutescens. Sp. PUnu 83Z. Ocymum maximum , perènne , utriusque India: , Fol. Atriplicis ingratï odorïs. Pluk. Alm. i$8. t. 308. f. Cottam. Hort, Mal. X. p» l$U T* 77* biDYNAÜilA. 291 flagt onderfcheiden wordt, zyn, dat de boven- Ut fte Slip van den Kelk zeer kort is ; voorts zyn Ar£f*u de Meeldraadjes hier ook afftandig ; maar het Hoofd» heeft twee famengevoegde Stylen. stuk. De eenigfte Soort hier van (1 ) maakt een f'-lu Gewis uit , het welke met den bynaam van ocymidès. allergrooifte Melisfa voorgefteld is door Ar.^ï00& DiiiNus. Dezelve heeft de Bladen lang- werpig Eyrond , Zaagswys' getand , aan bei- ' de enden fpits , van agteren met fpitfe Klier- tjes 9 en de Aairen hangen over zyde , even als in het laatst befchreevene Gewas 5 het- welke tot deeze is betrokken geweest, en 'er naar gelykt , voerende daar van den bynaam* De Bloemen zyn klein , wit* enkeld of drie* voudig* P R A S I U M. Behalve de algemeene Kenmerken deezer Klasfe zyn de byzondere van dit Geflagt, dat de Vrugt belhat uit vier eenzaadige Besfen, Het bevat de volgende. (1) Prafium met langwerpig Eyrondt^ getan* *• ds> Bladen. majJ Groot» Een (1) Pi*rilla, Syst. Nat. XIÏ. Gen. p. 392. Veg.XUL Gen. 1236. p. 44.5- Melisfa maxima, FoiiiS ovato ■> obiorigis ferratis &c. ARD» Sp. 2. p. 2: T. 13. (1) Prafium FoL ovato -oblon gis fèrratïs* Syst, Nést ( XII, Gen. 73 7* P- 404. XIII. Gen, 737, pf 458, Hort. Clijr. T g I*** IX* mtu V, stuk* TweeMagtige Heesters. III. Een Boomachtig ongevlakt Lamium , met een Arxi£Lt blyvende Wortel, hadt Zanoni uit Zaaden, Hoofd- van 't Eiland Kandia overgebragt , op gekree- stuk. gen ^ joch >t wei^e naderhand ook in verfchei- Bkgtzaa- ^ deelen van Italië, wild groei jende, gevon- den werdt. Hy geeft 'er de Afbeelding van, en zegt , dat het Heefterachtig anderhalf Elle hoog groeit, met Houtige Stengen, van dikte als een Schryfpen , onder bruin en boven groen. De Bladen gelyken veel naar die van het ge- woone Lamium, maar bly ven 's Winters over: de Bloemen zyn gelipt, enkomen uit een Kelkje voort, waar in vier zwarte Zaaden, naar die van de Wilde Nigelle gelykende,aanrypen, zo Za- noni fchryft. Ik begryp derhalve de overeen- komst van het gezegde Kenmerk niet. Ook hadt Tournefort dit Gewas Spaanfche Heefterachtige Galeopfis , met het Blad van Teucrium, geheten , en Barrelier Italu aanfch Heefier achtig Teucrium, met een groo» te witte Bloem. ir. ( a) Praflum met Eyronde, wederzyds duiield Prafium gekartelde Bladen. mmus, Klein. Of 309; Ups. 175* Lamium arboreum perenne Creticum. zan. Hift. H2. T. 4«. RAJ. Hifi. 561. Melisfa fruticofc Cretica. MOR. Hift. III. p. 408. S. 11. T. 21. f. 3. Teucrium fruti- cans &c. Barr. Ie. Ü9U (2) Praftum Fol. ovatis creni utrinque duplid, ƒƒ. Cliff. 309. Lamium fruticans Tcucrii folio lucido Sec» Cu?. Ca? \ D I D Y N A M I A. 393 Of deeze een byzondere Soort zy , dan eene III. Verfcheidenheid van de voorgaande, is twyfel- L* ach tig. Zy heeft dergelyk Bladerloof , dat Hoofd» glinftert , en de Bloem verfchilt weinig in Kleur, STUK* Op Sicilië is dit Gewas gevonden. #232" Craniolaria. Bekkeneel- Plant. Dit Geflagt en de volgende behooren onder de Schuilzaadige , dat is , die de Zaaden in een beflooten Vrugt hebben. De Kelk is dubbeld, een vierbladige , die de Bloem omvat en een eenbladige Bloemfcheede : de Bloem heeft een uitermaate lange Pyp. Het Zaadhuisje komt met dat van de Martynia overeen. Twee Soorten zyn 'er van, beiden in Ame- rika of in de Westindiën natuurlyk , als volgt. (1) Bekkeneel -Plant met Lancetnrmige ge* r. tande Bladen. ri/rh^C" co/a. Dit is een Boomachtig Gewas , in Zuid - A- Heefter- merika door Plumie r waargenomen* hoewel achtlge* het ook by de Havèna groeit. Het werdt Cra- niolaria door Linn^us geheten , om dat de Vrugt of Noot naar het Bekkeneel van eenig Beest gelykt. Men mag het onder de fraaifle Planten tellen , zo wegens den grooten wyden Kelk , als de langte van de Bloem , en de aar- tige ( 1) Craniolaria Foliis lanceolatis dentatis. Syst. Nat. XII, Gen. 752. p. 412. Veg. XIII. Gen. 752* p. 4Ö7. Gesnera arbores* eens amplo flore fimbriato & racemofo. Plüm. Ic. 137. T3 II. Dim.» V, Stuk. $94 T WZ E M A G T I c e FUesters. IEL t'§e FfanJe aan derzelver Mond , als ook om Afdeel dat dezelve van binnen zo ficrlyk geftippeld is. Hoofd* ^y komen op zeer lange Steeten voort, 't welk stuk. de fierlykheid nog vermeerdert. (2) Bekkeneel - Plant met hoekig Hartvormige Bladen , de buiten/Ie Kelk tweebladig. 11. rUAnnua. De Heer Jacquin nam deeze .Soort by Kruidige. Karthagena in Amerika op de Akkers en in de afgekapte Bosfchcn waar, welke van hem afge- beeld en befchreeven wordt. Het was een Jaar- lyks Plantgewas, van twee Voeten hoog, ge- heel Haairig en zeer kleverig Uk den Stam gaf het dikke ronde Takken , cn groote gtfteel- de Bladen , byna in vyf Kwabben , als die van de Komkommer - Planten , of als die v&n den Wilden Wyngaard , maar dieper verdeeld, en by den Steel Hartvormig. Jn alle mikken der Takken komen losfe Trosfen voort , van ortge- vaar tien Bloemen , die byna een Voet lang zyn, beftaande ieder uit een opgeblazen Kelk, welke een Bloempyp uitgeeft van een half Voet lang, zig Klokswys uitbreidende aan den Mond, en aldaar twee Lippen hebbende , waar van de bovenfle in tweeën, de onderfte in drieën is verdeeld. Vier Meeldraadjes, twee langer dan de (2) CrdimoUrl/i Fol. cordat's angulatis , Calyce extcriore uiphyllo. JACQ^ Amer. Jiift. 173. T. 1 10. Martynia annua villofa 6c vise«fa, Aceris folio , Florealbo, Tuho longislïmo. EU*ET« Pi& L f. %. DlDYNAMIA. aps de anderen , komen uit den Keel voort, heb- UI. bende dubbelde, langwerpige, hangende Meel- Af£"Im knopjes* Het Vrugtbeginzel , dat klein is , Hoofd- heeft een Styl , die de geheele langte van de?TUK' Bloempyp doorloopt , en een weinig verder üit^^- Iteekt dan de Meeldraadjes, met een dubbelen Stempel gekroond. De Kelk is groen , de Bloem wit, maar in de holte van den Keel getekend mee drie groote donker paarfche Vlakken. Het Zaadhuisje, of de, Vrugt, wordt ryp zynde geel , en is een Bolder, die een zwarte Noot van een. zonderlinge figuur bevat, om welke het Gewas tot dit Geflagt betrokken wordt. Zy fchynt vierkleppig te zyn , doch gaapt niet, hebbende dus Naaden als het Bekkeneel en bevattende vier Pitten in de middelfte holligheid , in de vier anderen ieder één. De Keel, zynde het lymerigfte deel van de geheele Plant , heeft gedagte Heer altoos vol kleine Vliegjes gevon- . den , die daar in als gevangen fcheenen. De Wortels van dit Gewas , zegt hy , wit zynde met een bruinen Bast , werden van het Volk aldaar met Osfen - Vleefch gekookt gegeten , of in Suiker ingelegd tot Lekkerny, niet alleen» maar ook in plaats van Scorzoneer- Wortels aan de Zieken voorgefchreeven en in de Apo- theeken nagehouden: zo dat de Ingezetenen hetzelve Escorzontra noemden. T 4 Mar* 196 TWEEMAGTICB HEESTERS. HL Martynia. Afdeel. Hoofd ^it: ^eflagt ^ee^c een vyfdeeligen Kelk; een stuk. Smoelachtige JBIoem ; een Zaadhuisje dat Hou* Schuil- tig 9 met een Bast en een Haakige Snuit > maadige. driehollig 9 tweekleppig. Drie Soorten worden thans van hetzelve op- gegeven 3 als volgt. i. (i) Martynia met een enkelde. Steng en Zaags- fere2T wys' Setande Bladen. Ovcrbly- Tcndc/ Deeze door Linn^us in de Cliffbrtfche Tuinbefchryving , als ook door Ehret in Afbeelding gebragt , is een Heefterachtig Ge- was , met ronde rimpelige Bladen , den Wor- tel getand hebbende mee fpkfe Knobbeltjes en eene blaauwe Bloem ; groeijende omftreeks I£ar- thagena in Amerika, it. (2) Martynia met een Takkige Steng en lm* £lT* hige ongekartelde Bladen. 3 3 «♦ £)eeze ^ van yera qvuz jn Amerika afkomffig , is fi) Martyni* Cauk fimplici Foliis ferratis, Syst. Nat.Xll, Gen 753. p. 412» Veg* XIII. Gen* 753. p. 4^7« Martynia Foliis ferrati». Hort, Clijf. 322» T. is. Mart* perennis Sec. Ehret -PAfl?. IX f. 2. Ca^ Martynia Caale Ramofb , Fol. integerrimis angtilatis, FAIR* Helmfi. 240» Mart, C. Ramofo , Fol. cordato- ovatis , pilofis. Mill. / de IJl. Bladen Eyvormig. A™uU De benaamïng van dit Geflagt is op deeze^uK™" Soort en de volgende toegepast door Pater 1. Plu mier, ter gedagtenisfe van den vermaar- ^/J^-/0m den Bbslerüs, Apotheker te Neuremburg 5 /»>. die dat pragtige Werk , Hortus Eyftettenfisbui&~ genaamd, aan 't licht gegeven heefc. Van hem werdt zy Beslcria met Bladen der Melis/a van Tragus getyteld , dat is de gewoone Melisfe, jook wel Meliita genaamd ; waar van zy der- halve den bynaam voert. Zy heeft een Hou- tige, gladde Steng met Geledingen, geevende getakte JBloemfteeltjes uit de Oxels der Bladen. De Bloemen zyn Pypachtig , eenbladig , van ongeregelde figuur aan den Mond : de Vrugt is een Eyronde Bezie met kleine Zaadjes bc* zwangerd. (2) Beslcria met enkelde vergaarde BkemjieeU \u tjes , de Bladen Lancetvormig. %£?Ma Aan deeze zyn , door gezegden Pater, Bla-ge. den van Gouden Roede , en geele Bloemen , toe* (1) Besteria Peduncuüs ramofis, Foltis ovatis. Syst. Nat. XII. Gen. 7 SS- p 4*3* Veg. XIII. Gen. jss- P- 468. Bes- lcria Melisfa: Tragi folio. Pluim, Gen. 29. Ic. 48* (2) Besleria Pedunculis fimplieibus concerns, Folils lancco- iatis. Besl. Virgas Aureae foliis Ilore ïurco minor 6c major. PJLUM. Gen. 29. Ic 49. JAC^ Amw< Hijt. 187. II. Peel. v. Stuk. 300 TwEEMAGTIGE HEESTERS. III. toegefchreeven. Hy vondt 'er een Kleine en Ar"iE.Li een Groote van , welke laatfte de Bladen veel Hoofd- langer en fmaller , en dus zeer Lancetvormig stuk* hadt, zynde meer gekarteld dan getand. Ook" za«d£e[ waren de Bloemen van een verfchillende fi- guur, gelyk men in zyne Afbeelding kan be- fchouwen. De eerfte is menigvuldig in lom* merryke vogtige Bosfchen , op Martenique , door den Heer J a c q u i n waargenomen. ii. (3) Besleria met enkelde eenzaame BloemJieeU *ïfiM. l)es * * Kelken Tandswys' gekamd heb* Gekamde* bende. Deeze Soort , die Klimmende gekamde Besle- ria van Plumier genoemd was , vondc ge- dagte Heer op de zelfde plaatfen van dat Ei- land. Dezelve heeft een kruipenden Wortel ; Eytonde , Zaagswys' getande Bladen , die ge- fteeld zyn , en zydelingfe Bloemfteeltjes met één Bloem, uitloopende in een vyfbladig om- windzel , van Hartvormige , getande , onge- Heelde Blaadjes , die als gekamd zyn ; waar van de bynaam. Deeze Kelk is fierlyk rood, de Bloem geel. De Meeldraadjes komen voort uit een gemeen Vliesje, 't welk aan de Bloem- pyp gehecht is , en overlangs gefpleeten , ver- toonende zig in die Spleet het beginzel van een vyfde (i) Besleria Pechinculis fimpl. fblitariis/ Calycibus lerrato» criftatis liefleria fcandcns criftata Fru&ii nigro. Plum. Gck* 19, Ic. $0, jACC^. Amer. Hifi. 18S. T. 119. D I D T M A M I /. 301 vyfde Meeldraadje, geheel vry van dat Vlies- KL je. Na de uitwerping van het Stuifmeel zyn F£fI?L% de Meeldraadjes , die te vooren regt waren , Hoofd- wonderlyk onder elkander geboogen , even als &TUK*. in de Martynia , met welke deeze Soort veel f^trmll] overeenkomst heeft. Ook is de ruigte van de Bloempyp , van buiten , hier zeer opmerkelyk. Digitalis. Een vyfdeelige Kelk ; een Klokvormige Bloem 5 die Buikig is, in vyven gedeeld; een Eyvormig Zaadhuisje, met twee Holligheden; maaken de byzondere Kenmerken uit. Agt Soorten komen thans in dit Geflagt voor, waar van de laatfte tot de Heefters be- hoort, naamelyk. (8) Digitalis met de Kelkblaadjes Lancetvormig , VI rL de Bloemen tweelippig , /pits; de Steng Heefterachtig* fis. Kanarilche, Dit Gewas is te vooren Gesneria door den Ridder genoemd geweest , in navolging van Plumier, die hetzelve daar toe betrokken hadt. Het Haat ook nog , onder dien naam 5 in (8) Digitalis Calycinis foliolis lanceolatis , Cojollis bilabia- tis acutis, Caule fmticofo» Syst. Nat> Xïh Gen. 758. p. 414. Vcg. XIII. Gen» 758. p. 470. Mill. Di3. T. 120. Ges- neria foliis lanccolatis ferratis &c. H. Cliff. 318. Digitalis Acanthoides Canarienfis frut. Comm. Hort. II. p. los* T. D gitali affinis Canarieniïs, Pu/K. Alm, 400. T* 3 15* f. 1. Gesneria. R. Lugdb. 252. II* DfiftU V, STUK. TwEEMAGTlGE H E E S T E R 3. HU in onze openbaare Kruidhoven bekend, daaf AF^ÉLMiet jaarlyks zeer fierlyk bloeit. Commelyn Hoofd- heeft hetzelve in Af bedding gebragt, onder stuk. (^en naam van Kanarifch , naar de Beerenklaauw zaadht gelykend , Fingerhoedkruid , met eene Goud- kleurige Bloem. Hy zegt dat de Steng fomtyds hooger groeit dan een of twee Voeten, doch deezen Zomer was het alhier, in onze Stads- Tuin, wel vier Voeten hoog. De Bladen ge- ]yken taamelyk naar die van fommige Soorten van Gouden Roede, en de Bloemen komen, in \ uiterlyk aanzien , vry veel met ^die van de Beerenklaauw overeen. Zy maaken lange Aai- ren uit, en zyn ieder in vier Slippen verdeeld, de bovenfte Helmachtig, de onderfte als een Lip ; de zydelingfe veel kleiner , als Vleugeltjes. Uit deeze Bloemen druipt fomtyds, op 't mid- den van den Dag, een bitter Sap , in plaats van den zoeten Honig , die de meefte BIoe« men in de Planten bevatten» De Bladen zyn ook bitter. Van de Ingezetenen der Kanarifche Eilanden , daar men het Zaad van daan beko- men heeft , wordt het Gewas Matera gehe- ten. Bi GNONIA. Van dit Geflagt de Kenmerken omflandig opgegeven hebbende , toen ik de Soorten van * li. d* hetzelve , die Boomen zyn , befchreef *; zal öLwü-K,& t^ans a^een ^e °verigen hier te bock (tei- len. O) Big. D I D Y N A M I A. 303 (a) Bignonia met enkelde Lancetvormige ^*"Af{^ , den en windende Ranken. XIU Een Gewas ; dat Bladen als der Myrten ,^°°*D' doch grooter f en fchoone zeer welriekende geele ff Bloemen heeft , met de Steng eenigermaate BignonU Houtig, maakt deeze Soort uit. Catesb y{^rw" heeft 'er de Afbeelding van gegeven , onder r Alty(l den naam van Welriekende geele Klimmende Jas* myn, en zegt, dat dezelve in Virginie, alwaar Linnjkus de Woonplaats ftelt , niet gemeen is , maar overal voorkomt in Karolina. Ook hadt hy gezien , dat dit Gewas 's Winters fom- wylen zyne Bladen kwyt raakt. De Bloemen ruiken als de geele Violieren. Cs) Bignonia met gepaarde Bladen , en korte 3 nr. kromme, drievoudige Klaauwieren. UnguhcL tl. » De kromme Klaauwen geeven den faynaam -Katte»- aan deeze Soort, welke op 't Eiland Barbados Klaauw* overvloedig groeit, volgens de aanmerking van Sloane, en ook in andere deelen van Ame- rika (1) Bignonia Fol. fïmplicibus lanceolatis , Caule volubilu Bign. Fol. ovato - lanccolatïs , conjugatis , imegerrimis, R. Lugdbat. 291. Syringa volub, Virginisna. PLUK. Alm. 355». T. in. f. s# Gelfem. f* Jasminum luteum odoratum &c* Raj, WJl. 1769. CATESB. Caré I. T. 53. SELIGM, Vog, II.PL4. ( 1 ) Bignonia Fol. conjugatis , Cirrho brevisfimo arcuaro tripartito. Bign. Amer. Oapr* aduncis donata. Tournf. /«/?♦ 164. Gelfem. Ind. Hederaceum , Apocynollmile. Sloan.^j». 90. Hifi» I. p. ïo8. Clematis quadrifolia. Plüm. Amer, 80. T. 94. Clematis MyHïnites. Pi.uk» Almt iopt Tt i*3« ft a» IL DSM*» V* $TIM> 3o| Tweemagtige Heesters. III. rika waargenomen is. Plumier noemtze Afdeel- f^ierbladige Clematis , met geele Vingerhoed- Hoofd- bloemen en haakige Klaauwieren. STUK fa) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Bla* BiïlJrAa den* de Blaadjes Eyrond Lancetvormig , ^H™°m* tweebloemige Bloemjteeltjes en lange fmaU cajenni- \e Haarnetjes. fche. J Plümier geeft de Afbeelding van deezc Soort , welke zeer lange Haaüwen heeft, en daar door inzonderheid verfchillende is van de anderen ; loopende de gemeene Bladfteei ook in een lange Klaauwier uit, gelyk in de Lathyrisfen. Op één Steeltje draagt zy twee groote uitgebreide Bloemen , en heeft een breed Zaad. v. (5) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Bla- PancuU* ^ fiiaa(ijes Hartvormig Eyrond ; Gepinim- de Bloemen getrost , drie op een Steeltje* Uitvoerig befchry ft de Heer Ja c Q u 1 N deeze Soort, hem menigvuldig in het Kreupel- bofch by Karthagena voorgekomen. Het is , zegt hy , een Heefterachtig Gewas 5 met hoe- ki- (4) Blgnoma Fol. conjug. Cirrhofis, Foliolis ovaro - lanc co- latis , Pedwnculis bifloris , Siliquis lincaribus* Bign. bifolia fcandens > Siiiquis latis & loiigioribus t Semine lato. Plum* Sp. 5. Ic* 55. f. % ($) Blgr.mla Fol. conjug. Cirrhofis, Foliolis cordato-ova- cis 9 Floribus racemofis , Pedunculis trifloris. ]AC(^. Amtr* 2s* Hijl* 18 3. T. 116. Bignonia bifolia fcandens, Flore vioUceo odoio, Fru&u ovato duro. Fjlum* Sp% 5, /f. $*« f* U D ï D Y N A M ï A. 305 Mge en ronde giadde Steelen , die aan den III. Wortel naauwlyks een Duim dik zyn, twaalf Af£^l» Voeten lang, by de Boomen opklimmende* De Hoofd- Bladen heeft hetzelve hoekig gefpitst, zeer3TÜEC* glad, van verfcheiderley grootte, de boven ften^^j** zonder Klaauwieren , met ronde Bladiïeelen* De Bloemen maaken , aan 't end der l akken , fierlyke gepluimde Aairen , welke uit driebloe- mige Steeltjes famengefteld zyn. Zy zyn Reu- keloos, paarfch van Kleur, van eene byzondere figuur , en op dczelven volgt een kort Eyrond Zaadhuisje ; zo dat zy in dit opzigt grootelyks van de voorgaande Soort verfchilt : muntende de Bloem ook uit door den witten rand des Kelks. De Ranken en Bladen zyn uitermaate bitter. (6 ) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Bla- vr. denf de Blaadjes Hartvormig, de Ranken^!^^ gedoomd. Sende* Dat de Ranken , dwars doorgefneeden , een Kruis vertoonen , geeft den bynaam aan deeze Soort , die in onze Kruidhoven niet ongemeen ïs. De Bloemen beftaan uit een zeer lange Pyp > met een Styl van dergelyke langte , en vier Meet (ö) Bignonia Foï. —eonjug. Cirrhofis , Foliolis corditis Caule muricato. Vir. Cliff. 6om Hort. Cliffl 317* Lugdbat. 239* Bign. fcandens , Floie acro flavo minori. Grom. F$rg* 73» Bign. fcand. bifolia & trifolia % ligno Cruce fignato. Pjlum» 45. T. 58. Pfeudo - Apocynum Follic, maxmiis obtufls 8éc. MQRiS. Hift. III. p. «72. S. 15. T« 2» 8 i en is gevuld stuk. met 2aaden, die grooter Vliezige Wieken heb» %a*ti£ ben, dan de meefte anderen. Niettemin is de Vïrginijche Bignmia , met een kleine , zwart* geele s van onderen witachtige Bloem 3 hier t'huis gebragt , aan welke eene dergelyke doch iterker Vergiftige hoedanigheid 5 dan in de meefte Soor- ten heerfcht , wordt toegefchreeven. Volgens P l c mier zouden de bovenfte Bladen twee- 5 de onderften drievoudig zyn, vu. ( 7 ) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Capreela- Bladen , de Blaadjes Hartswys' Lancet- Gekiaau- vormig , de onderjien enkeld. wierde* Men vindt deeze Vierbladige Amerikaan fche Clematis getyteld* Zanoni hadt dezelve vee- Ie Jaaren in zyn Tuin gehad , aldaar een Gewas zynde van ruim een Elle hoog , met ronde 9 Houtige Steelen of Ranken. Boccone merkt aan , dat de jonge Takjes , dun en buigzaam «> tot Klaau wieren verftrekken , zig aan alles dat zy (7) Bignonia Fol. conjug. Cirrhofïs , Foliolis cordato-lan» ceolatis* Foliis imis fimplicibus. yir, Cliff» $$. Hort* Clijf. 317» Lug&bat. 289* Bign. Amer, Capreolis donata , SiliquÉ breviore. T. Bbeyn» 1c. 33, T. 25. Du HAM. Arbr* I. p. 104» T. 40. Ctem. Amer. fïliquofa tetraphyllos. DOD. Aft. 71. Clematis tetrapkylla Americana. Bocc» Sic* 31* T» 15* f, ZAN, Hifi. 7*. T. 2. RAJ. Hifi* 132*. zy omvatten kunnen , vast hechtende , en zulks III. zal de reden zyn , ctet deeze Soort , in *t by* Af ^ff ^c zonder , den naam van Geklaaiiwierde voert ; Hoofd* hoewel de bepaaling zulks niet te kennen geeft. TUK» De Bladen zyn hier ook, gelyk in de anderen, fp^fa! met Klaauwieren voorzien. Zy komen twee aan de Steeltjes , die tegenover elkander ge- plaatst zyn , voort, en hier door vertoont zig het Gewas vierbladig , hebbende de Bladen fchoott groen ■> en de Bloemen Kaneelkleurig , waar op Zaadpeultjes volgen. Het heeft vei\ gaarde eenbloemige Bloemmeel tjes , de Kelken Klokvormig onverdeeld. (8) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Blq,- vin. den , de Blaadjes Hartvormig Eyrond , pul*™*™* van onderen Wollig ruig,. Woihge. Deeze , uit de Baay van Kampêche , heeft de Bloemen geel. (9) Bignonia met drievoudige Bladen , de Blaad- ix. jes Eyrond ge/pitst, de Steng overend^£l Jiaande. ge« Deeze, van Vera Cruz afkomftig, heeft de Bloemen wit. Zy is , zo wel als de voorgaan- de, door Miller afgebeeld. (12) Big- (t) Bignonia Fol. conjug. Cirrhoiis Foliolis cordaro - ovatis r fubtus pubcscentibus. Mill. Di&. N. 14. (9) Bignonia Fol. ternatis , Foliolis ovatis acuminatij, Csu* le Fruticofo eie&o. Mill» D'>&> N. 15. V s 11. I)ezi, v. Stuk. 308 TWEEMACTÏCE HEESTERS 111. (ia) Bignonia met gevingerde Bladen, de Afdeel. Blaadjes fönswyze verdeeld. stuk™ ^an deeze , die in Peru natuurlyk groeit , xit. geeft Pater Feuillóe de befchryving, zeg- Gcftraaidc, 8en^e » ^at dezelve » wegens haare fchoon- 'heid, in Afbeelding hadt gebragt. Haar Wor- tel geleek naar dien der Radyzen : de Steng gaf, ter hoogte van drie Duimen , verfcheide lange Bladfteelen uit, fommigen byna een Voet lang, met fierlyk verdeelde Bladen, fraayerdan die van de Beerenklaauw of Kruisdiftel, en als de Vingers van een Hand uitgebreid of Sters- wyze in negenen verdeeld. Voorts geeft de gemelde Steng Steelen uit metTrosfen van Bloe- men , die groot , van figuur ats in de andere Soorten , en bleek geel zyn , twee Duimen lang. xiit. ( 13) Bignonia met gevinde Bladen , de Blaad- wortelen. Jes ^nSefnee^en i de Steng met gewortelde wederzyds ruuw, drie of vier Duimen lang. De Trosfen , naar die van de Hemelfleutels gelykende , aan *t end der Takken neerhangende , zyn zeer fraay , be- ftaande uit Bloemen , wier Kelk zig als de Wieken van een Molentje uitfpreidt, van Kleur blaauw- (i) Petrea. Syst. Nat4 XII. Gen. 764. p. 417. P*%. XVI. Gen. 76+. p. 475. //. Cliff. 3I$>»Mill. Di3. ]hQ<^Awer.WJl. |go, T. 114* V4 II* Deel* V# Stuk» 312 TWEEMACTICE HEESTERS, Afdeel ^aauwachtig, bevattende een Violette fchielyk xii. ' afvallende Bloem , die kleiner is ; maar het Hoofd- Zaad wierdt zelden ryp. Men heeft die Gewas STcüf*., in de CHffortfche Tuin gehad* Sc buil- ° & Lantana* De Kenmerkei beftaan in een Trompetach- tige Bloem , met eenen flaauw viertandigen Kelk ; een haakigen Stempel % die zig als ge- broken vertoont : zynde de Vrugt Pruimachtig met een tweeholligen Steen, De Europifche Viorne , die men ook Lanta* na plagt te noemen , is onder deezen bynaam • zie ii. d. in haar Geflagt befchreeven *. Het tegen- hL *4™K> wo°rdige bevat Uitheemfche Gewasfén > die meer of min naar de Viburnum gelyken , en deswegen onder deezen Geflagtnaam thans be- klyven. 't Getal der Soorten 5 hier van., is ne- gen, als volgt, ï# ( i ) Lantana met gepaarde fpitfè Bladen ; Lantana ronde Bloemhoofd] es : de omwindzels van mijla» J Gemengd- langt e als de Bloem* ue. Deeze Soort vindt men Camara met Blad van doove Netelen en eene gemengelde Bloem, ge- tyteld byDiLLENius. Com M el yn noemt het (l) Ldut/ifta Fpl. opp. acuminatis, Floribus capitatis , in* vclucris Jongimdine Fiorum. Syst. Nat* XII. Gen. 765. p. 417* y^Z' Xfl1- Gen* 76S' P- 473. Camara Lamii albi folio, Tlore mifto. Dill. Eltb, 64., T. 56» f. 64. Viburnum Am^ dcanuoi Urtic» foliis. COMM. Hort, I. p. *$i,,T. D I r> Y N A M 1 A. 313 het Amerikaanfche Viome met Brandenetel Bla» HE A Ft) F FT den-, 't Gewas is by de Liefhebbers van fraai- xn# je Bloemen thans zeer bekend ; doch minder Hoofd- dan die Soort, in welke de Bloemhoofd jes geenST"K\ omwindzel hebben , Camara genaamd, bettaan-^™»*. de uit geele en roode Bloempjes, ondereen gemengd 9 waar van de Bynaam afgeleid zal zyn. (2) Lantana met drievoudige Bladm en lange n. gefchubde Aairen. nifoüa. Driebladi- Van deeze is de Afbeelding door Pater Plu- ss* mier gegeven , waar uit de gemelde geftalte der Bloemen blykt. De Steelen of Stengen zyn Houtig , vierkant , geltreept en glad ; de Bloem is paarfchachtig. Vahlant heeft dit Gewas, dat in Zuid -Amerika groeit, My- robatindum getyteld. (3) Lantana met gepaarde Bladen, een onge- iïK j j rr .,. o 7 - Lantana doomde Kruidige Steng en langwerpige aHnua. Aairen, Jawiykfc Een (2) Lantana Fql« ternis, Spicis oblongts imbricatis. Cama- ra trifolia purpiuasccnte flore. Plum. Gen. 32. Ic. 70. Myro- batindutn fpicatura Vibunü foïüs ex adverfo ternis. VA1LL. AS. 1722, p. 277. (3) Lantana Fol. oppofitis, Cauleinermi, Spicis oblongis. Hort. Ups. 180. Periclymenurn reftum hurnilius Salvia folio rugofiore &c. Sjloan. Jam. 164. Hift* IX. p. %z. T. 19$. B.AJ. Dendr. 30, Mant, 41$. 1L DttU V. STUS, 314 TWEEMAGTIGE HEESTERS. III. Een jaarlyks Kruid 9 dat naar het voorgaande Af xif.L'Veel gelykt, zynde door Sloane Laags regU Hoofd- Kamperfolie 9 met zeer ruuwe Salie - Bladen 5 stuk. een paarfche Bloem en eene langwerpige eet- ~aad£el kaare paarfche Vrugt , geheten , maakt deeze Soort uit* Hy hadt hetzelve omftreeks Spanis- Town , de Hoofdftad van Jamaika > in vogtige Landsdouwen , gevonden en hieldt het voor een Soort van Wilde Salie. Het hadt Stengen van drie of vier Voeten hoog , digt met Bla- den bezet en Takkig. De Bloemen kwamen by elkander voort 3 op ruige Steeltjes , vyfbla- dig zynde en bleek paarfch , wordende van eene Vrugt als eene Braamboos of Moerbezie gevolgd 5 die de Kinderen zeer gretig aten, Het Hoofdje , naamelyk , verlangt zig , als 'er de Bloemen af zyn > tot eene langwerpige Aair van paarfche Besfen , door fmalle Blikjes on- derfcheiden , zo de Ridder zegu iv. (4^ Lantana met gepaarde Bladen, eenonge* cJmArT doomde Takkige Steng ; de Bloemen aan Gcktoon* Kroonswyze Hoofdjes, ongebladerd* èt, Onder alle dc Amerikaanfche Planten is dee- ze (4) Ldntans FoL oppoütis , Caule inermï Ramofo , Florï- hus capitato - umbellatis aphyllis. Camara Melisfae folio, Flore variabili. DlLL> Eltb. 64.. T. $*. f* fl. flavo StOAif, Jam. 163. Dl DYNAMIA. 315 ze de gemeende en bekendfte , zeid de Heer JII. J. B ürmannüSj als wordende , door Takjes *F^*f* in den Grond te fteeken , zeer gemakkelykHooFo- voortgeteeld. Haar verfchil > met de eerftesim» Soort , beftaat daar in , dat de Bloemen meer^*g': Kroontjesvvyze , dan in Hoofdjes , voortkomen 5 en dat zy, eerst geel zynde, allengs Goudgeel worden. Gedagte Hoogleeraar merkt aan, dat 'er een groot onderfcheid in het Gewas plaats heeft ^ of hetzelve in de open Lugt geteeld worde , dan in Huis uitgebroeid. Zelfs komt het fomtyds te voorfchyn met gedoomde Sten- gen, En mooglyk zal deeze maar een Verfchei- denheid zyn van de Eerfte Soort. (5} Lantana met twee- en drievoudige. Wig- La^tta vormige fiompe , gejireepte Wollige Bla den> en Bladerige Bloemhoofdjes. ^bndec fchspte. Deeze is Amerikaanfche welriekende Viome , met een klein rond Blad , die de Bloemen en Besfen , ieder, met een Blaadje onderfchept heeft , by Plukenet getyteld, en dus ook gebcekftaafd by Hermannüs. Plümier noemt hetzelve Boamachtige Canard met Salie* Bladen en fielt het voor als een Heefterachtig Ge- ($) Lantana Fol. opp. ternisque , cuneato- obovatfs ,obtu(ïs lineato- tomentofis , Capitulis fquarroils. Am, Acrd. IV. p# 3 ip* Camara arborescens Salviae foüis. Plum. Gen. 31. / 385. T. 23 »• F, 5. de. D I D Y N A M I A. 317 haare hoogroode Bloemen aanzienlyk. Zy heeft Hf. een hooge , Stekelige Steng , op de hoeken Ap^el; met korte Doorntjes ; de Bladen Eyrond, vati Hoofd- agteren (pits , gerteeld en ruuw. Twee halfSTÜK- Klootronde Aairen, met kleine afvallende Blik^^f^ jes daar tusfehen, ftaan tegenover malkander. In de Kleur der Bloemen heeft ook eenig ver- fchil plaats , zynde die in de jongen geel , ia de ouden rood. De Woonplaats is insgelyks in Zuid - Amerika. (83 Lantana met gepaarde byna ongejleelde vnr„ Bladen en getroste Bloemen. Saivi/0ua% Saliebladi- Deeze is de Afrikaanfche Heefter, met ge- ge- paarde fmalle Salie- Bladen en ruige Bloemen, van Hermannus. Hier zyn twee ovaal- achtige Stoppeltjes , welken de overigen niet hebben. De Bladen zyn Lancetvormig , iterk gerimpeld , geaderd , Wollig. Aan 't end der Takken komt een Bloemtros voort 5 uit Bloe- men beftaande , die Cylindrifch , Wollig, vaa binnen Bloedkleurig zyn , met een zeer korten rand. De Vrugt tot nog toe onbekend zynde , kan men met zekerheid niet bepaalen 5 waar fty t'huis behoore. (9) Lantana met overhoekfe ongejleelde Bla- iX. deny de Bloemen cnkeld. On if*** Africana* (t) Lantana Fol. oppofitis fubfcsfiübus , Floribus Raceino*A^aar*^* fii. Frutex Africanus , Fol. cosjugads Salviae anguftis , Floribus foirfutis. Herm Afr* 10. (9) Lantana Foliis altertiis fèsfilibus , Floxibus foütariis* Hors, 3 i8 Tweemüü i i ge Heesters, HL Onder den naam van Afrikaanfe Jasmyfi * AFxii!L' met ^keidc Bloemen , die uic de Oxels der Hoofd- Bladen voortkomen, is deeze door Comme* stuk* ^ l y n in Plaat vertoond , als een der zeldzaam» zaJdigl. Ite Gewasfen van den Amfterdamlèn Kruidhof , welke zig aldaar nog bevindt* Zyn Ed. merk- te aan , dat dezelve dikwils eens Menfchen hoogte overtreft , hebbende een ruuwe Steng , die zig in Takken en deeze wederom in dun- ne Takjes verdeelt , waar aan ongefteelde , breedc , gefpitfte , ftyve, ruuwe, op de kant Zaagswys' getande Bladen, in de jongen groo- ter, in de ouden kleiner. De Bloemen, door hem afgebeeld , hadden een lang Pypje , aan 3t end als de Wieken van een Molentje in vy* ven verdeeld , zynde van een aangenaamen Reuk, waar op een zwarte Befie volgde, met een enkel rond Zaad. Het Gewas bloeit , zegt hy , in de Amfterdamfche Tuin op alle tyden des Jaar?, Het heeft te Leipzig, in die van L u d wig , een Vrugt voltooid , welke zig bevond in de vyfdeelige fpits geflipte Kelk, zynde een onfmaakelyke Klootronde, een wei- nig gefpitfte , door een Sleuf verdeelde Befie, met een ronde tweehollige Pit , volgens de Waarneeming van den Heer Schreber. Hier van is derhalve het Geflagt thans niet meer twyfelachtig. COR- Hort. Clijf. 3io4 R. Lugdbat* 2$o. Jasminum AfricanumlH* cis folio; Fiore folitario cx Alis foiiorura provoniente. Comm. D I D Y N A M T A. Jïp CORNUTlA. Apntu. Een vyftandige Kelk ; de Meeldraadjes lan- H^D. ger dan de Bloem ; een zeer lange Styl,- cm stuk. eenzaadige Befie. Dus worden de KeDmerk^/^f^ van dit Geflagt , buiten de algemeene van dee* ze Klasfe, opgegeven. Het bevat maar ééne Soort door den „ r* . vermaarden Plumier in Amerika waargeno- Pyramtfa* men, welke op de Karibifche Eilanden en aanr%ienmi, de Baay van Kampêche groeit. Hy noemdeda3le* dezelve naar den Franfchen Kruidkenner Cor* kuti, die zig door een Werk over de Plan- ten van Kanada beroemd gemaakt heeft. Dat de Styl der Bloemen als met twee Hoornen uitpuilt , kon een andere reden geweest zyn van die benaaming. *t Gewas heeft een Hou- tige Steng j die byna vierkant is; de Bladen zyn Eyrond en loopen fpits aan beide enden ; by ons ruuw en gekarteld , zeer (tinkende > naauwlyks gefteeld. Een regtopftaande piera- midaale Bloemftcng verfiert het Gewas. De Bloemen hebben een gelipte Smoelachtige fi- guur, byna als die van de Melisfe of dergely- ken , en de Vrugt is eene rondachtige Sappige Befie , met ééne Holligheid. Vaillant heeft* (i) Cornutia. Syst. Nat. XU. Gen. 766. p. 4u. ff3gg XIII. Gen, 766. p. 474. H. Clif. 319. Cornutia Flore py- ramuiato, Foliis incanis* Turn. Gen. *>z*U, IO K' Lugdbat. 301. Brown. Jam. *63. Capraria Curasfarica. Herm. Par, T. 110. Gratiohe afiïnii frutcscens &c. Comm. Hort. I. p. 79. T. 40. Lyfuaaclüae Peruvianx affinis. &c, Pluk* Alm. 237* T. 9». r. 4. DlJDYNAMlï. jjsi gemeen wild Gewas waar , hetwclke byna 't Hl; geheele Jaar bloeide. Het was Heefterachtig, ^n^* zelden hooger dan vier Voeten, verdeeld in Hoofd. taage Houtige Takkfen , met langwerpige, we- STUK' derzyds gefpitfte , Zaagswys getande Bladen >fpfr^ die ongedeeld zyn , op vette plaatfen byna vyf Duimen lang. Eenbloemige dunne Gxelfteel- tjes , doorgaans twee by elkander , dra apen Reukelooze Bloempjes 3 die in Slippen verdeeld zyn en dubbelde Meelknopjes hebben , met eenen Stempel als gezegd is , een (pits Hoofd- je uitmaakende. Het Zaadhuisje hadt twee- kleppige Klepjes en bevatte veele kleine Zaad- jes (*). t, Sommigen , onder de Ingezetenen det „ Westindiën , zegt gemelde Heer, waren in 3, een vaste verbeelding , dat dit Gewas de „ echte Thee der Chineezen zy. Ik heb hun „ naauwlyks uit den droom kunnen helpen, >9 Niettegenftaande de Smaak en Geffcalte der- 3> maate verfchillen , wTordt het nogthans van 3, de Franfchen , aldaar woonende, Thé duPays 3, of Inlandfche Thee genoemd." (a) Geitenkruid met drievoudige getande Bla • n. Üen > purtnli- (*) Su&m* cordatum hivalve wordt in de Lyst der Ge- Düebladi- fligten , aan 't hoofd der Klasfe , als ook in Gener, Planta- ge. rum , hier van gezegd ; doch jAcqtnN maakt van de twee- kleppigheid des Stempels geen gewag. (2/ Capraria Fol. ternis dentatis , Pedunc* folitariis , kamis aitemis* Am* Acai, V. p, 399» Phe^ypsea ere&a &c. Brown. li. deel. v# Stuk» gi2 TWEEMACTIGÏ HL den , enkelde Bloemfieeltjes en overhoekfe AvDxi\U Takken. stuk™" ^en regtoPftaande Gewas, mn ongedeelde, Schuil- fmalle , geoorde f^aden , aan de Punt Zaags* zaddige. Wyze getand en Kranswyze om de Takken geplaatst , op Moerasfige overftroomde plaatfen van 't Eiland Jamaika groHjende, is door den vermaarden Browne Phelypia genoemd , door S l o a n e Eerenprys met een zeshoekige Steng , en drievoudige getande Blaadjes 9 als die van de Kun of Keule. Deeze laatfte vondt het al- daar op Zandige Velden. De Bladen fchynen dan grootelyks van die der Duranta te verfchil- len. ui. b (3) Geitenkruid , dat kruipt , met overhoekfe Crlfiacèéi. Eyronde , een weinig gejleelde, gekartelde Koiftige. 9 Bladen. In plaats van de Gratioloides , thans het Ge- llagt van Lindernia uitmaakende, komt deeze, die mooglyk ook tot hetzelve behooren zou kunnen. Het is een Oostindifch Gewas , dat Rumpiiius afbeeldt onder den naam van de Korst van de Pot , in 't Maleitfch Cara* nasci ; voerende hetzelve deezen zonderlingen naam, om dat het als een Korst op den Grond maakt , gelyk by ons de Kruipende Eerenprys > naar J*m< 169. Veronïca Caule hexmgulari &c. Sloan. Jam. %u Hifi. h p. t95. T. 114* ( 3) Caprari* Fol. oppos. ovatis , fubpetiolatis crenttis* Mmu 87. Bürm, Fl. Ind. 133. naar welke het in zyn Bladerloof veel gelykt| IIL zynde dus in 't geheel niet van eene Heelter- AFxffu achtige Geftaltei Hoofd- ^.1 : ü STUK* S fc l a g o. Ghmkruid. AngUm De Kelk is, in dit Geflagt , in vieren ge- r deeld (*); het Bloempypje is Haairachtig dun, , met den rand byna in geiyke verdeelingen ; , het Zaad , dat van de Bloem , niet van de Kelk omwonden wordt, enkeld of dubbeld. Hier komen negen Soorten in voor, waar van de meeften Heefterachtig zyïi , alternaal Kaapfe Gewasfen, als volgt, (1) Gümkruïd met een veelvoudige Tuil , van 5J£ afgezonderde Bloemen ; de Bladen Draad- uchtig dun, aan tropjes. d«53l Hier behoort de Afrikaanfe Heefierachtigt Kroontjesdraagende Camphorata van Herman- nus by Co m MELYtN , een Heefterachtig Gewas , dat uit een klein kort Stammetje vee- Ie Takken uitgeeft, die met getropte Blaadjes Krans- en Volgens de Genêra PUntarum en de optelh'wr aan 't hoofd der Klasfe , niettegenftaande 'er by den Geflagtnaam ftaat, CM, $ fidui. (1) Selago Corymbo multiplici , Flore disjun<5Hs, Fol. filï- formibus fascicu^atis. Syst. Nat. XII. Gén. 769. p. 419. Pig, XIII. p. 475- Se!. Cauleere&o, Cory mbo term inali\ Hart* Ciïffl R. Lngdbat. 300 Camphorata Afiicaiïa umbella- ta frutescens. Cömm. Hort. II p. 79 T. 40. RAJ. SuppU I30. Mülefolio afïïnis Maderas|>acana &c. MoKis. R\ft% lil» p. 39. SuppL 21$. X s ga4 " TweeMActïge Heesters. M. Kranswyze bezet zyn , behoudende haar groene AFxnEL< Kleur het geheele Jaar. Veel uitgebreide Hoofd- Kroontjes , van witte Bloemen , komen op de stuk* toppen der Takken , elk in 't byzonder voort , uaïïitt. en daar op volgen twee Zaaden tegen elkander gevoegd , die naakt , klein en niet geltreept zyn, ii. (2) Glimkruïd met een Tuil van gebondelde Seiaxf Aairen > de Bladen Draadvormig , ver* cbi«. gaard. Veel- ° Aairig. Deeze Soort , op Zandige Velden aan de Kaap groei jende , is een Takkig Heeftertje van een half Voet hoog, hebbende aan ieder Knop een Tropje van fmalle ftyve Blaadjes, De end -Tros beflaat uit Aairen van witte Bloe- men , in een kleine ftekelige Kelk vervat , zyn- de de Vrugt Eyrond, in twee Zaaden deel* baar. De Afrikaanfe Heejlerachtige ValerianeU la, met Bladen van Hey, by Cqmmelyjï, fchynt naar dit Gewas te gelyken. Derzelver Loof hadt reuk noch fmaak. 111. (3) Glimkruid met getuilde Kroontjes en ge» Seiago tmfa Bladen. Tandbk- Uit dig. (2) Selago Corymbo Spicls fasdculatis , Fol. Filifbrmibns aggregatis. M*&* 2 5o. Valeriana Afr. fruticans Erica: folio. Comm. Hort. II. p. 221. T. III? (3) Selago Umbellis Corymbofis , Foliis dentatis. Am. Ac ad. IV. p. 319. & VI. Afr. N, 20. Rapunculus Fol. anguftisfimis dentatis, Flor, umbellatis.» Burm, Afr* 113. T. +z> f# 1. DlDYNAMI A. 305 Uit een langen, Houtigen, kruipenden Wor- 1H. tel komt , volgens de befchryving van den ™J*L# Hoogleeraar J. B^rmannus, deeze voort, Hoofd- die niet minder Heefterachtig is, Stengen heb-STUK,# bende van twee Voeten lang, die onverdeeld/^-*'* zyn , met fmalle , getande , fpitfe Blaadjes be- zet , en op den top komt een Bloemtuil , die uit verfcheide Kroontjes fcheen famengefteld te zyn, van Bloemen met fmalle Pypjes zeer on- gelyk in vyven gedeeld (*). (4) Glimkruid met getuilde Aairen en zeer" IV- fmalle gekartelde Bladen, /puria, Baftetd, Dit Gewas, door den kundigen Hermak- nus Afrikaanfcli Melampyrum, met Aairen en zeer fmalle getande Bladen , gety teld , is door ge- zegden Hoogleeraat ook in Plaat gebragt , die zegt , dat het een Heefter fchynt te zyn , draa- gende zeer lange , ronde , Houtige Takjes , paarfch van Kleur, overal bekleed met menig- vuldige Blaadjes , weinig van die der voor- gaande Soort verfcbillende, maar de Bloemtros is geheel uit Aairen famengefteld , van kleine Pypachtige onregelmaatige Bloempjes. (5) Glim- (*) CoflU Umhus 4 partttus wordt wel door den Hee* KuiiRAY gezegd ; maar uit de Afbeelding en befchryving van den Heer Burmannus blykt , dat de Êlofcm weezentlyk in vyf Lippen is verdeeld. M Selago Spicis Coryrabofis, Foliis linearibus denticulatis, Mclampyium Afric, fpicatum Fol. angitfisfimis. BüRM. 4fr* jiS. T. 42. f* 3. x 2 II, Deel. v, stvx* XII. Hoofd $tuk. 3^6 TWEEMAGTIGE HEESTERS. lïr (5) Glimkruid met een veelvoudige Tuil m Afdeel. jj.omp gronde , g/flvys Elsvortnig , eenigev- maate getand. Deeze gelykt veel naar de Derde Soort , maar heeft de Bladen dikker en glad, de on- derden geheel niet getand. #Uit den Wortel brengt zy eenige Stcngetjes vaneen Voet lang, geheel enkeld voort. Hoor *t ^iroogen wordt het Loof zwart. De Bloemen zyn hoog Pur- per-rood. vil (7) Glimkruid met Bloemhoofd] es aan *t end* Capitata. €n gebondelde , Liniaale , Vieezige gladde Bladen. Door f 5) Sela$f Corymbo mulriplici, Fol. obovatis , glabris ler- Mtis. Mant. 250. (ó) Selag$ Spie. Corymbofis , Fol. iaferioribus lineiribus iptëgemmis ? fuperioribus lanceolato - fubulatis fubdemati^ Am Aead. v% p. gs>. Afr. zi. f 7 j SeUg». Capit, terminalï, Fo!. fasciculatis lineaiibus faj* DlDYNAMIA. 317 Door den Heer Bergt üs is deeze, onder III. zyne Kaapfche Plantgewasfen , befchreeven. De " ™ u Steng is Heefteracbtig i met ronde Takjes , Hoofd* geevende, uit ieder Knop, tropjes van vier °f5T^.f vyf Blaadjes , naauwlyks een Duim lang , dik /permU, cn Vleezig, ongefteeld, van de gezegde figuur. De Bloemen maaken Aairswyze Hoofdjes, op 't end der Takken 5 gedeeld , ui: Blikjes en Bloemen beftaande. De Kelk is eenWadig , Vliezig, wvd, in fmalle fpitfe punten verdeeld, die origelyè van langte zyn: de Bloem Trech- tervormig met vier Meeldraadjes en voorts als in de overigen. (8} Glimkruid met een Aair aan 't end, de yin. Bladen byna gefieeld , Lancetvormig , Se. aak* Jlompachtig , Zaagswyze getand en tenfc*c* germaate Wollig. Onder den naam van Lychnidea, dewyl de Blocmhoofdjes veel naar die van de Lychnis gelyken , is deeze afgebeeld door den Hoog- leeraar J. Bormannus. De Takken en Bladen , van dit Gewas , zyn , zo zyn Ed. zegt , ruu-w : de Bloemen komen , Aairswyze , ieder uit een Oxel van een Blad voort, en zyn ver- vat (8) Selage Spici tetmtnali , FoJ. fubpctiolatis lanceolatis , obtufiusculis, ferratis, fubtornentofïs» Am. Acad. VI. p* 89* Afr. 19. Lychnidea villofa, fol. oblongis dentatls, Flor. fpi- catis. Eürm. Afr. 138. T. $9. U 4* Thymels* affinis. Pj.U£» Mant. 179* x4 u. dim* v* 3^8 TWEEMACTIGE HEESTERS. Hl, vat in een langwerpige , geftreeptc, zeer ruige m vYven fpits verdeelde Kelk. Zy zyn zeer Hoofd- lang , breidende het dunne Pypje zig in vyven stuk. ujtj geiyk cje anderen Indien de van Blr* z/J'geï" g i u s op deeze Soort aangehaalde , naar de Tbymelaea gelykencle , by Pi ükenet, hier toe behoort , gelyk de Heer B u u m a n vast* ftelt, dan zou de Vrugt een groot pieramidaal Zaadhuisje zyn, verdeeld in vier Holligheden* IX. (9) Glimkruid met rondachtige end - Hoofd* ^icete-* de Bladen verfpni l . /mal, ftomp , achtte* effenrandig', de Steng Heeft er achtig. Dit is een hooge Heefter, gelyk de. anderen aan de Kaap groei jende, welke de Takken on- gel yk van langte heeft , de Blaadjes klein , ftnal , ftomp, effVnrandig,by trópjes verfpreid, naakt. Ongedeelde, roodachtige, Bloemhoofd- jes komen aan 't end der Takken voor. Ten opzigt van de Plantgewasfen van dit Geflagt, in 't algemeen , moet men aanmerken, dat zy zig door een byzondere Geftake onder-, fcheiden , en dat het Zaadhuisje of de Vrugt in de meefte Soorten nog geheel onbekend is (?i Lip. (9) Selago Capitulïs fubrotundis terrninalibus , FoL.fparfis lipearibus obrufis integerrimis , Caule fruticofo. Mant. $7. (*) DeSelago Pinafiratntomentofa zyn tot andere Geihg* ten betrokken , wordende cje eerfte Spitte Pinajïra , de tweede Manulea tmenttfa gcrytcld > en de dubia is geheel uitgeLïioxH D I D Y N A M I A. 3*9 L I P P 1 Ar III. A. DEEL. Van dit Geflagt zyn de byzondere Kenmer-^*1*- ken een viertandige, rondachtige , regtopftaan ■ STÜ^D" de, Jamengedrukte Vliezige Kelk: een Trom- Anp,m petachtige Bloem : het Zaadhuisje eenhollig /f*rm& tweekleppig, tweezaadig, regt: eenenkei Zaad rfiep twee Holligheden. Drie Soorten , waar van twee Amerikaanfche zyn, komen in hetzelve voor, als volgt. (i) Lippia met pieramidaale Hoofdjes. i. Lippia Dit is een Heelter, te Vera Cruz groei j en -A™™?na' . riekende en Speceryachtig. Hy verdeelt zig séulgli' 'in ^outl"ge ronde lakken, zo flap , dat zy, geen Steunzel vindende , naar den Grond bui- gen, zynde de jongden vierhoekig en Bloem- dragende. De Bladen , die dceze Heefter heeft, zyn Lancetswys' ovaal , wederzyds ge- fpitst , glad , gefteeld , twee of drie Duimen lang 3 tegenover elkander. Uit de Oxelen ko- men enkelde Bloemfteeltjes voort > die in een half Klootrond Hoofdje uitloopen, 't welk ie- der Bloempje met~een Schubbetje befchut. De Bloempjes zyn klein, wit van Kleur, en heb- ben ieder een zeer kort Steekje. in. (3) Lippia met Eyronde Hoofdjes en effen* Lippsa randige Liniaule Bladen. 2 y ronde. Deeze is vsn den Heer Pf, L. Bürman- Ntis, onder zyn Ed. Kaapfe Gewasfen, waar- genomen , en befchreeven als een Heefter , die een leggende Steng van een Voet lang heeft s met Erwtachtige Knoopjes en ronde Takjes 9 bezet met Sappige fmaüe Blaadjes , die glad zyn , geevende uit ieder Oxekje veele kleinere int , fomtyds drievoudig* Aan 't end der Tak- jes komen Eyronde Knopjes , met gladde Blik- jes (i) Lippia Caphulls ovatis 9 Foliis lineaiibws iiitegerriinis* Mént. $5>, BURM. Prêdr. FI. Cap% p, 17, DlDYNAMIA. 331 jes overal belegd , die langer dan de Kelk en HU omgeboogen zyn. De Kelk is Pypachtig , vyf- Af xiuU tanjig ; ck Bloem Trecbterachtig > in vy ven Hoofd- gedeeld 3 zwartachtig Violet : de Meeldraadjes van Plümier, als de Ongedoornde , die Boomachtig fchynt te zyn, beiden in Amerika waargenomen, t'huis gebragt. Hy hadtze den naam van Caftorea gegeven , naar den Doopnaam van Castor Du- (1) Duranta Calycitms Fru&escentibiis contortis. Syst. Nat. XII. Gen 78tf. p* 425. Veg. XIü. p. 482. |AC(^ Am. Hij}» i$6. T» 176. fïg. 76. Caftorea lepens Ipinofa & Caftorea Racemofa, Fioxe cceruleo, Fru&u Croceo. PX.UM. Gen, 30. Is- 79. H« Deel. V* Stuk» 331 TWEEMAGTIGE HEESTERS. Ui* DürantüSj wylen Geneesheer te * Rome , ^FxiiEL' die cen Italiaanfch Kruidboek aan 't licht ge* Hoofd bracht heeft. L i n n je u s heeft , met reden y stuk, deszelfs Geflagtnaam gebruikt, en deeze Soort zafd^e!' den bynaam van Plümier, den eerften ont- dekker van dit Gewas, gegeven. Het is door den Heer JacQüin ook in de Wcstindiën, op 't Eiland St. Domingo 3 gevonden ; een Boompje zynde, zegt hy, van vyftien Voeten boog , met opgeheven óf neergeboogen Tak- ken , die fomtyds met Doornen bezet* fom- tyds van dezelven ontbloot fzyn. Het heeft de Bladen ovaalachtig , fpits 3 tot een kort Steeltje verfmald , in de uiterfte helft ftomp cn ongelyk getand , glad, gepaard, twee Dui- men lang. Uit de Oxels en aan de enden der Takken komen groote losfe Trosfen voort 3 van veele reukelooze blaauwe Bloemen. Het Vrugtbeginzel , dat rondachtig is > heeft eenen Draadachtigen Styl , met een geknop- ten Stempel, Hier op volgt een rondachtig ovaale , flaauw vierhoekige Befie 3 naauw be- flooten in de Kelk , die vergroot en geel ge- kleurd is , van ecne geheel verfchillende fi- guur geworden 3 hebbende den Mond toege- kneepen en fcheef omgedraaid. Hier in zyn vier Zaaden bevat, ieder met twee Hollighedea en twee Pitten. (2} Du. D I D Y N A M I A. 333 (2) Duranta met de Vrugtdraagende Kelken IH; , Afdeel» regtopjtaande. X\u Hoofd. De naam van Ellifia was voorheen aan hetSTuK# Gewas , dat deeze Soort uitmaakt , gegeven, u. Loefling bevondt het een Takkigen Hee-^^^ fter , omftreeks Cumana groeijende , van devanEüis- Spaanfchen Fruta de Polamita genaamd , om- trent twee Vadem hoog (*). De Heer Jac- quin zegt dat het een Heefter is, die zeer naar den anderen gelykt , uitgenomen dat de Kelk hier het Puntje overend houdt» Hy vondt dit Gewas 5 op Jamaika , doorgaans in de Haagen , aan de kanten van den Weg , die van de Stad Kingtton naar de Hoofdftad des Eilands loopt. O V I E D A. f De Bloem is, in dit Geflagt, een zeer lang Pypje, aan 't end in drieën gedeeld ; de Kelk bevat Klokswyze de Vrugt, welke een Kloot- ronde tweezaadige Befie is. Twee Soorten komen , wederom , in het« zelve voor, als volgt. (i) Ovie- (*) Mooglyk moet het zyn Palomita . en dan zou het een Duiven- Struik kunnen betekenen ; misfehien om dat die op de Vrutft aazen , of in 't Gewas nestelen. (z) Duranta Calycibus Fru&escentibus ere&is.jACQ» Amer. Hift P* T87. T# 176. f. 77. El'ifia aeuta. Am> Ac*i. V. p. 400. Loffl. 194. Ellifia frutescens , quandoque (pinofst &c. Kbown* JAm. 262. T. 29. f. i. II. m%u V* Stuk.- 334 Tweemactige Heesters; Hï. Afdeel. XII. Hoofd stuk. I. Ovieda. fpiKofa. Gedoom- de. II. Qvitda mitis. Onji'e- dooxndc. (1) Ovieda met $vaale getande Bladen. Deeze Soort is van P l u mie» VaUia ge* noemd geweest , naar den Bynaam van den vermaarden Spanjaard Oviedo, die, op 't bevel van den Koning van Spanje, een Werk over de Natuurlyke Hiftorie en Plantgewas* fen van Amerika gefchreeven heeft. Hy ty* telde dezelve , Valdia met Diftel - Bladen en ecne bi aan wachtige Vrugt. Niemand anders heeft dit Gewas waargenomen , dat Kruidig is en de Bloemen aan Trosfen heeft , of aan Hoofdjes , doch , volgens de Afbeelding , met zes Meeldraadjes , die zig als van de zelfde langte vertoonen» (2 ) Ovieda met Lancetvormigs , een weinig uitgegulpte Bladen. Hier van geeft de Hoogleeraar N. L. Bur* mannüs de Afbeelding , als een Plant zynde , Bonga Psnjaton by de Javaanen genoemd. Het is, volgens onzen Ridder, een Heefier, die de Bladen en de Bloempyp , beiden , zeer lang heeft. Vol- (1) Ovled* Fol. ovDlibus dentatiV Syst. Nat. Xll. Gen. 787. p* 415. Vii. XIII. p. 483. Valdia Cardm folio , Fm&a fubcoeruleo. Plum. Gin 14.. Ic. zs6. (z) Ovieda Fol. Lanceolatis fubrepaadis* SuflM. Fl, Ind. p. 136. T\43. t 1. Didyhamia» 33? volkameria. . Afdeel» Van den vermaarden Volck am er 5 die^1^ een befchryving der Planten 3 om NeurenburgSTUKt gvoeijende > in 't voorst der voorgaande Eeuw uitgegeven heeft, is de Geflagtnaam afkomftig/^^* Een Kelk in vyven gedeeld ; de Slippen van de Bloem zydelings geboogen ; een tweezaa- dige Befie met tweehollige Zaaden : dus zyn de byzondere Kenmerken opgegeven. Drie Soorten komen in dit Geflagt voor* als volgt. (ij Volkamerïa met de Bladen uit Doornen rolkam* fpruttende. tu n . , t Getloorn- Deeze is Ligujlroides genoemd geweest s ende. Gedoomde Duglasjia met Ligufter - Bladen , al- zo het Gewas, naar ce Ligufler gelykt, zynde van Plümi ek Gedoomde Duglasfia met eene Testikelachtige Vrugt , getyteld. Het kwam Sloane veel op de Velden van Jamaika voor, en de Heer J a c q u i n heeft het doorgaans op de Karibifche of Voor - Eilanden van Amerika aan- (i) Volk*nterla Spinis Petiolorura rudimenti*. Syst. Nat* XIU Gen. 738» p. 42j. yèg. XIII. p. 483. JACQ^ Am>r. Rift, p. i?j T. 117. Clerodendrum Frmicofum fpinofuin &c, JROWN. Jam. 262. T. 30. f. 2. Lïguftroides. Hort. Cliffl 4$ 9, Duglasiïa fp nofa Liguftri folio. Amm, Herb. $76. Li- guftrum acufeirum Frufru tefticulato. Plum. Sp* 17, Ic> 164. f. 1. Paliuro affiuis LiguftrifoLa (pinofa. SLOtN* Jam, 137. Hift. II. p. 137- T. iótf, f. 2 a i. KAJ. Dendr* Pi-Ufcf PbyU 3*2.f. 2, II. D5EL. V» STUU* 33ff TWEErfAGTlGÉ HeESTÊRS. Schuil- saaaige. III aangetroffen. Browne noemt het Heejler* A™?iEI" Mhtig gedoomd CUrodcndrwn 3 met de onderfte Hoofd- Bladen digt by, de bovenden tegenover elkan- «TUK-. fer , driebloemige Bloemfteeltjes uit de Oxels voortbrengende. Hier uit blykt de Geftalte nagenoeg. J a c q ü i n zegt , dat het een Takkige regtopftaande Heefter is, van vyf of zes Voeten hoog , geheel met Reukelooze wit- te Bloemen beladen , daar men zeer dikwils vyf en fomtyds zes Meeldraadjes in aantreft ; hoewel 'er ook zyn , in welken het Kenmerk deezer Klasfe 3 van vier Meeldraadjes, twee langer , twee korter, plaats heeft. De Bloe- men zyn egaal in vyven verdeeld , aan den mond van haar Pypje, doch twee deezer Slip- pen wyken meer van elkander af, dan de drie ovengen s en dit maakt de Bloem eenigszins wanftaltig ; gelyk Sloane daar van zegt. ii C2) Volkameiia mit ongedoornde Takken.1 Inermi$t ^ onge Deeze Soort is de Strand - Jasmynflruik van RüMPHius , die met harde ronde Stengen opfchiet , geevende Bladdraagende Takjes ter zyden uit , in 't kruis by elkander, waar aan de Bladen gepaard voorkomen 3 van figuur als Li- (z) Volkamerla Ramis inerraibus. FL ?eyl. 231. Ja?minum litforeum. ölhmPH. Amk. V. p. $6. T. 46. Periclymeni lïmi* lis Myrtifolia Arbor Maderaspa ten fis. Pluk. Alm. 287. T» zii. f. Jasmini flore Frutex Philippenlis. Petiv. Gax T. 42. f. 7* Niir - Norsjü. Hert. MaU V* p. 97, T, 49. Buras* FL Ind. p, D I B Y N A M I 337 Limoenbladen , van boven donker groen en m# glad , van onderen met Ribbetjes. De Bloe Af^e- men, naar die der Jasmynen gelykende, ko-HooFD- men aan Kroontjes voort , hebbende een fcheef-;T0K. uitgebreiden Mond en daar op volgen Befiey achtige Vrugten , van groette als kleine Ker fen, Peerachtig , op een Kelkje zittende, door vier Sleuven in \ kruis verdeeld , die hard blyven , al zyn ze ryp. Her is een gemeene Strandboom op alle de Oofterfche Eilanden. De Niir-Notsjil van Malabar, dien men den Water - Kuisboom noemt , wordt hier ook t'huis gebragt , door den Heer Bürmaknüs, wiens Stinkende Ceylonfche Jasmyn , de Ghuranda van Hermannüs , een Boom is van der- gelyke Gefialte. 00 Volkameria met breed Lancelvormize l rr 1}U Zaagswys getande , byna ongef teelde Blei -ria /errata* den. de. Deeze , in Indie groei jende , heeft de Tak- ken rondachtig, met een gearmde Bloempluim, zynde de Kelken Klokvormig , onverdeeld , en naauwlyks getand , en de Vrugten uit vier Besfen famengefteld. De overéénkomst van dit alles doet my hier een Takje t'huis brengen , met Vrugten bela- den , 't welk my , onder den naam van Pegou» (l) Volka^na FoU lato - lancöolatis, 'fèrratis, fub fèsfili* bes. Mant. c>o. V 338 TwEEMAGTlGE HEESTERS. III. goet , met en benevens veële andere raare Afdeel. pjantgewasfen , door den We! Ed. Geftrengen Hoofd- Heer Radermacher, Baljuw te Batavia, stuk. ujc Oostindie is toegezonden: te meer, dewyl zatdige *k nog Bloempjes daar aan gevonden heb , niet alleen met deeze Klasfe , maar ook met dit Geflagt overeenkomftig. Dus kan ik verzeke- ren, dat dezelven Pypachtig zyn, in vyf Slip- pen verdeeld , met een langen Styl en vier zeer lange Meeldraadjes , waar van twee zig korter dan de anderen vertoonden. Zelfs heb ik de tweedeeligheid van den Stempel daar in waargenomen. De Bladen zyn juist zo , als hier in de bepaaling van deeze Soort is op- gegeven , tegenover elkander in 't kruis ge- plaatst , geiyk de Afbeelding in Fig. 2 , op Plaat XXVI , aantoont. De Vrugt- Pluim beftaat uit Trosjes , die uit de Oxelen voortkomen , op enkelde Steeltjes , welke zig doorgaans in drieën verdeelen , en dan by ieder verdeeling twee fmaüe Blikjes hebben. Op het end van dezelve komt één of meer thans zwarte Befiën voort, waar van de volkomenften vier-, de an- deren drie , tweedubbeld of enkeld zyn : gelyk zig dit alles aan één Trosje hier openbaart. Ie- der Befie heeft ééne Holligheid, en bevat daar in een rond Zaad. Voorts rusten deeze Vrug- ten op den Kelk, die uitgezet is, en anders zig volmaakt Klokvormig, onverdeeld en naauwlyks getand, even als in de befchryving, vertoont* Dit doet het Gewas van de Volkamtria multiflo* ra ÖlDYNAMIA» 339 fa van den Heer N. L. Bürmannüs, naar HL welke het anders , wegens de Hartvormige ^F£*EL«' Trosbladen > wel gelykén zou , blykbaarlyk Hoofd* verfchillen ; hoewel het , wegens de lange 8TüK' Meeldraadjes cn éènzaadige Besfen 9 n^der^^fjtf* fchynt te komen aan 't volgende Geflagt. Clerodendrum, Lotboom. De Kenmerken zyn 5 een vyfdeelige Kloks- wyze Kelk ; de Bloem een Draadachtig dun Pypje , met eenen Smoelachtig in vy ven egaal verdeelden rand : de Meeldraadjes zeer lang, doch twee korter dan de anderen 5 de Vrugt een eenzaadige Befie* Vier Soorten komen thans in dit Geflagt voor , altemaal in Oostindie groeijende , als volgt. {1) Lotboom met Hartvormige Wollige Bla- r. den. citrod<»> tutiAtum, \ De Griekfche naam , door den Hoogleeraar k°££cluk> J. Bürmannüs aan dit Geflagt gegeven 5 betekent Lotboom , en die benaaming itrookt beter met de bynaamen der Soorten, dan Ge- luks- (1) Cleredenirum Foliis Cordatis tomentofïs* Syst. Nat. XII* Gen* 789. p. 4*6# Veg. XIII. p. 4* 3» ^ 232* Clerod. Fol. lato & acuminat». Buum. ZeyL 66. T. 29. Fe- ragn. Hort. Mal. II. p. 41. T. 25» Raj. Hifl. 1571. Fetafï. tes agreftis. Rüm?h. Amh IV. p. ios, T. 49. BüBM. Fl* Jnd. 137. Y 2 IX« Deel* V, Stuh* 340 TWEEMAGTIGE HEESTERS. MI. luksboom , gelyk men dit verduitfcht heeft (*)# AFxfiEL °P Ceylon werdt het Gewas Pinnakola of On- Hoofd gelukkige Boom genoemd. Hy groeit , zo 't stuk. fchynt , door geheel Indie. Aan de Kust van zaadje!' Malabar noemt men Peragu , een Heefter van drie Voeten hoog , op Zandige plaatfen voor- komende, die de zelfde geacht worde te zyn, zo wel als de Wilde Pestwortel vfcn Rum» phiüs, welke op vogtige plaatfen in alle Am- bonfche en Bandafche Eilanden groeit , zynde door hem aldus befchreeven. Het blyft een laage Scruik^ van omtrent vyf Voeten hoog , met weinige en broofche Tak- ken ; de Bladen Hartvormig , meer dan een Hand groot , by paaren in 't kruis geplaatst , aan de kanten uitgegulpt , van boven Wollig, zwartgroen , van onderen ruig en rimpelig , met zwaare Ribben en dwars- Aderen 5 fterk en Vlierachtig ruikende. De Bloemen , die aan yle Trosjes op roode Steeltjes voortko- men , zyn langhalzig als Jasmyn - Bloempjes , doch boven aan den Mond in vyf Slippen ver- deeld , die aan de eene zyde altoos een ope- ning laaten y als of daar een Blaadje ontbrak, rood (*) Giucfahaum. Zit Gttt. der Planzen , door Dr* Pla- ner. Gotha. i775« Ten opzïgt van de Kenmerken vindt men aldaar, de Kroon of Krans (Corolla) is eenbladig o«- gelykvormig ; het Pypje dun , lang : de Mond in vyven „ gedeeld, telykvormig ; de bovenfte Slippen dieper afgedeeld*" Laciniis omnibus Aqualibus was in Gf«. JPUntEd» V* gezegd: dit kan naauwlyks plaats hebben , wanneer de bgvenften die* per afgedeeld zyn. DlDYNAMIA. 34I rood van Kleur , met vyf kromme ronde III. Draadjes. De Vrugten zyn vierkante Besfen Af^™# op roode Voetjes , bevattende ieder vier Kor- Hoofd* relige Zaadcn. stuk. Van de Malabaarfe wordt ook aangemerkt ^/pe^mia!' dat de Slippen der Bloem meest naar eene zy- de geplaatst zyn ; zo dat derzelver figuur wei- nig overeenkomst zou hebben met die der af- geheelde Ceylonfche van den Heer Bur ma n- nüs, alwaar de Bloem duidelyk in twee Lip. pen is gedeeld , de bovenfte tweedeelig , de onderfte driedeelig, hebbende vier Meeldraad- jes, gelykerwys de gezegde Malabaarfche , en de Vrugt was een eenzaadige Befie. (2) Lotboom met Lancetvormige , geheel ef- F H. fenrandige Bladen, turn Gelukki- Deeze zou zyn, welke de Ceyloncezen Pm«§e» m of den Gelukkigen Bom noemden , zynde van Java gezonden onder den naam van Hee- Üer met een Gepaarlde Bloem en een ronde Vrugt. Op het Deenfch Eiland by Canton in China groeide zy by de Graflieden der Eu* ropeaanen , zo de Heer Osbeck verhaalt, onderfcheidende zig , van alle daar bevindelyke Kruiden, door haaren Muskus* Reuk. De Chi- neezen noemden haar Katag - naong. Hy be- fchryft dezelve als een Takkig Gewasje , onge- vaar f2) CleroderJrum Fol. lanceolatis integerrimis* Am. AcaA* IV. p. 320, Osb. Itin. 223. T. 11. BUBM. Fl, Ind* 137* Y3 II. DEEL. V. STVK. 342 TwEEMAGTIGE HEESTERS, HL vaar een Voet hoog , dat hy afbeeldt a met g©-. ArxnEL# ftee^e Blaadjes , fpits ovaal 3 ongekarteld ea Hoofd- taamelyk glad. Uit derzelver Oxelen kwamen STUK Steeltjes met veelc Bloempjes , die ecnen rood zaldige[' gekleurden Kelk hadden , en de Bloem veel meer naar die van 't voorgaande Geflagt gelykende % hebbende ook gantfeh geen lange Meeldraadjes, Bovendien bellondt de Vrugt uit twee Befiëa aan elkander gevoegd. ui. (3) Lotboom met ovaale , eenigermaate g#- jum!amht' trnde, naakte Bladen. Rarcjnge, j^eeze Soort was aan den Ridder door wyïen den Heer Doktor Bastek, als op Java groei- jende 5 opgegeven, Zy hadt de Bladen tegen- over elkander , gedeeld , Eyrond of ovaal % eenigermaate Zaagswys' getand , wederzyds naakt : een gearmde Pluim en de Bloemen een weinig kleiner dan in haare ^nede - Soorten* Niettemin wordt thans daar tóe betrokken.de Volkameria altemifolia , van den fioogleeraar N. L. B urm animus afgebeeld, en dus ge- noemd , om dat zy de Bladen overhoeks heeft , voerende den naam van Puan Bouga by de Javaanen» iv. t (4) Lotboom met gekwabde , Zaagswys ge- tands Famctdd- Gepluhu- , , _.' 1 (3) Clerederdrum Fol. ovalibus fubdentatis nudis. Mant. 9®, Volkameria alternifolia. Burm. FL Ind. 137- T* 44* (4) Ckroiendrum Fol* lobatis , Temt is , Panicull amplisil- ma, Mant* 90. Volkameria multitoa. F/, Ind, 13 7* T, 45^. DlDYNAMIA. 343 tande Bladen , en een zeer groole Bloem- III. pluim. Af^u Deeze, ook in Indie vallende, heeft v0\3ens^Xö% den Ridder de Steng viervoudig gefleufd ; de A^ Bladsn gepaard Hartvormig, vyf- of driekwabv/^»*'** big , Zaagswys' getand. De Pluim is zeer groot , beftaande uit tweemaal gegaffelde en eindelyk getakte Steelen. Hier wordt de VeeU bloemige Volkameria , van gezegden Hooglee- raar, t'huis gebragt , welke veelbloemige , doch meest driebloemige Steeltjes in de Oxelen heeft en zeer Bloemryk is, ook op Java groeijende. Hier uit blykt , dat de onderfcheiding van dee- ze twee Geflagten niet gemakkelyk is, V i t e x. Kuifchboom. Dit Geflagt heeft een vyftandigen Kelk; de rand van de Bloem is in zesfen verdeeld , de Bloem Smoelachtig met de bovenite Lip in drieën verdeeld ; de Vrugt een vierzaadige Befie. Vier Soorten zyn in hetzelve vervat, waar van de drie laatflen in Oostindie huisvesten , als volgt. (i) Kuifchboom met% gevingerde Zaagswys9 getande Bladen en gekranste Aairen. viux Agnui Dee- c*ft~u\ Europa (i) Viux Foliïs digitatis ferratis, Spicis verticillatis» SystSc^e* Nat* XII. Gen. 790. p, 426. Peg. tlïl. p. 483. Vitex* CAm. Eiit, 105. if. Cliff. 327. R. Lugdb. 2j>i4 GRON* Wirg* 169. Y 4 Ma£* IÏ4 Dm, v# Stuk* 344 TwEEMAGTIGE HEESTERS. Hï» Deeze, die in de Zmdelyke deelen van Evfr AFxuEL* roPa g^eit » is algemeen bekend onder den Hoofd- naam van Kuifchboom , in 't Latyn Agnm stuk. Caftus of ook Vitex , welken naam Pliwius z*Jü*l gebruikt, zeggende: „ van de Wilgen verfchilt niet veel , zo in 't gebruik der Teenen als in 3, in de gedaante der Bladen hoewel hy aan- „ genaamer van Reuk is , de Vitex , by de M Grieken Lygon of anders Agnon genaamd; „ om dat de Atheenfche Jonkvrouwen, op 't „ Feest van Ceres tot Nonnen ingewyd wor- dende, zig daar van Matrasfen deeden maa- „ ken, om haare kuifchheid te bewaaren. Twee Soorten zyn 'er van. De grootc wordt, als ,3 de Wilgen , een Boom ; de kleine blyft „ Heeflerachtig , met wittere Wollige Bladen. „ De eerfte, deswegen de Witte bygenaamd , „ heeft een witte Bloem uit den paarfchen : die van de andere , genaamd de Zwarte Vi- 5, texj is geheel paarfch. Zy groeijen in Moe- rasfige Velden. Het Zaad fmaakt Wynach- „ tig en wordt gezegd een Koortsmiddel te „ zyn , als ook in ülic gemengd , door fmeo ring, Zweet te verwekken en dus de ver- moeidheid weg te neemen. Het zet het „ Wa- Mat. Mei. 319. GRON. Or. 77. TcURNF. Infi. 603. DOD. Pempt. 6ji* Vitcx Fol. anguftioribus Cannabis modo d spofi» tis. C. B. Pin. 475. /3. Vitex latiore folio, C. B. 475. Vitex folio ferrato, J, B, Hifi. h p. L«Bt kon* IU 3 35>. DlDTMAMIA. 345 $i Water af en verwekt de Stonden; doch be- II£ „ roert het Hoofd gelyk de Wyn, als zynde A**™3^ van dergelyken Geur. De Opzettingen dryft Hoofd- het neder, zynde voor Water- en Miltzug- ,TUK* „ tigen zeer dien/tig : ltopt den Loop : maakt jpj^* „ overvloed van Zog en dient tegen 't Adde- „ ren Vergift, inzonderheid dat van de Kleine „ Soort. Men neemt een Drachme van het 5, Zaad in , met Wyn en fmeert 'er mede de Spinnekoppen ■ Beet , verdryvende ook door berooking de Vergiftige Dampen , enz." Men ziet hieruit, in hoe veel gebruik oud- tyds de Kuifchboom was in Italië, daar hy na« tuurlyk, in 't Napelfche en op Sicilië, in Moe- rasfige Velden groeit. Hy moet in Grieken- land , wegens het gemelde , niet ongemeen zyn. Dioscorides fielt zyne Groeiplaats aan de Oevers van Rivieren en aan de Zee-Kust, op ruuwe plaatfen. R au wolf heeft hem , by Aleppo in Syrië , gevonden , en hy komt ook in Virginie voor. Verder wordt hy , in Europa, in de Tuinen gehouden, geevende in onze Provinciën wel Bloem maar geen Zaad, zo Münting aanmerkt , en moetende 's Win- ters in Huis {taan. Men noemt hem ook Boom der Kuisheid en Abrahams - Boom , van welk laatfte de reden niet klaar is. De Italiaaneu noemen hem Vitice of Agno cajlo , de Span- jaarden Gattiilo cajlo , de Franfchen Aignel Chajle , de Engelfchen Chajfe - Tree , en de Duicfchers Schaf smaul of Kaufchhaum, Y j Te- il. D£EU V« STUK* 346 TWEEMAGTIGE HEESTERS. HL Tegenwoordig kent men 'er twee Verfcheiden» ArxnEL heden van. De eene heeft zeer fmaile Bladen , Hoofd- op de wyze der Hennipbladeren by vyven op stuk. een §cec] groeljende, het middelfte langst, van xuiïp. boven êroen * van onderen grys, en geheel on- gekarteld. De Stam is niet zeer dik, de Tak- ken zyn by uitltek taay en buigzaam. Het draagt Bloemen als gemeld is, paarfch, blaauw of wit van Kleur ; doch die de bovenfte Lip dikwils maar in tweeën gedeeld hebben Zy groeijen Kranswyze om een Steel , en maa- ken dus een Aair uit, gelyk ook de Zaaden, welke naar Peperkorrels gelyken. In de Oo- fterfche Landen is ook een Driebladige waar- genomen, zynde, zo men oordeelt, een loutere fpeeling der Natuur ff). Behalven deeze, die de gewoone Kuifchboom is , komt 'er een voor dte grooter is , met gekartelde Bladen , en deeze groeit zo wel als de andere in Languedok , volgens Gouan, alwaar men hem de Peperboom noemt. Hy komt in manier van Vrugtdraaging met de eer- ite overeen , hebbende Aaïren van agt of negen rondachtige Kransjes , en het getal der Bladen is fomtyds zeven op een Steel. Deeze vindt men by Lob el, zo wel als den anderen, af- gebeeld. Het Zaad van den Kuifchboom , dat men nog (*) FAlMCir Hort. Helmst, p. 410. (t) RAUW. Fier. Oriënt, pet GRQN, 77. D I ö r n a M I A. 347 nog heden in de Winkelen heeft, is thans zeer m. weinig in gebruik, 't Gelykt veel naar Kori- ^™*- u ander en heeft een bitterachtigen , fcherpen ftooVo- Smaak, zynde in lang zo heet niet als Peperbus. Dus kan het, als een goed Maagmiddel, Ky^ft genOpftopping van Winden, Kolyk, Miltzugt' en dergelyke Kwaaien , dienen ; maar die voor- naame Eigenfchap , om welke het Gewas den naam bekomen zou hebben , is waarfchynlyk een Verdigtzel, uit misverfiand van den Griek- fchen naam, Jgnos , gefprooten. Wordt het nog heden van de Kloolterlingen gebruikt , ge- lyk fommigen willen, dan kan het zyn, om den fchyn van Kuifchheid te bevvaaren , en onder dien dekmantel de Wellust bot te vieren : want men is door Ondervindingen verzekerd , dat de Minnelust door 't gebruik van het Zaad des Kuiichbooms , in vadzige Geüelien , op* gewekt worde , hoewel hetzelve de Geilheid , in Menfchen van een heet Geitel, verdooft (*;. (a) Kuifchboom met drie- en vyfvoudige ef~ n. fenrandige .Bladen , de Aainn met ge^Twl gaffelde Trosjes. j3itDruüUdU (*) Triller. TheuFharm. Tom* T. 1764. p. 159* (2) Vitex Fol. ternatis quinatlsque integerrimis , PanicuKs dichotomis. Vitex trifolia minor Indica. Pluk* Alm. 390* T. 2o5* f. 5. FU Zeyl. 413. Piperi fimih's , Fiu&us ftrianis foe- rnina. C. B« Pin. 412. Lagondium vulgare, Rumph, Amb IV. p. 48. T. 18. Caranofï. Hort. Mal. II. p. 13. T. 10. Raj. Mifi. iS7Sf Vitex trifolia minor Indica odorata hortenlis. BüRM, Zeyl. 229. fa Vitex trifolia Floribus per Kamos fpai- lis. lhiL T. 109. Bu&M. FL Ind. p, 13 7, II. DfIL» V, STUK» 348J Twee mag ti ce Heesters. III. Dit is een Oostindifch Gewas , voerende in Arxif.U 'l Maleits den naam van Lagondi en groeijen- Hoofd- de byna overal , doch inzonderheid op Malabar STÜK* en elders aan de Vaste Kust. Het is de Drie* %aaèi^ bladige Indifche welriekende tamme Kuifchbvom, met blaauwe getroste Bloemen, van den Hoog- leeraar ëürmannüs, die Nika genoemd wordt van de Ceyloneezen. De Ouden hebben het Negundo geheten. Op Malabar is het een Heefter van anderhalve Mans langte, op Java eens Mans langte hoog, opfchietende met ver- fcheide Stengen , waar aan Takken komen f die zeer lang en buigzaam zyn, zo dat fommigen op de Aarde leggen. De Bladen komen meest drie , doch ook fomtyds vyf op een Steeltje voort, en zyn Lancetvormig ovaal, naar agte- ren verfmallende , gelyk de Bladen van den Nagelboom , doorgaans op de kanten ongekar. teld, het middelde grootst. Trosjes van Bloem • pjes , naar die van de Rosmaryn gelykende , komen aan 'i end der Takken voort, en daar op volgen Peperachtige Besfen , fcherp en heet van Smaak , bevattende eenige harde Zaaden. Ook geeft het geheele Gewas een Speceryach- tigen Zalf -Reuk van zig, zynde de Bladen tot verzagting, verwarming en Pynftilling, uitwen- dig van ongemeen gebruik in Indie. Als eene Verfcheidenheid van deeze Soort wordt aangemerkt, die, welke door den gezeg- den Hoogleeraar in Afbeelding gebragt is onder de Ceylonfchc Planten, en genoemd Driebladi* DlDYNAMÏA. 349 ge Kuifchboom , met de Bloemen langs de Tak- SC ken verfpreid. In dezelve zyn de Bladen van cene gefpitst ovaale figuur , aan beide zyden Hoofd- groen ; terwyl dezelven in de andere , van bo- STVKm ven , door 't droogen zwart worden 3 blyvende^f^ van onderen grys , even als in de gemeene Kuifchboom 5 zo Rumphius aantekent. Die Autheur merkt ook aan , dat aan de afgekapte Struiken dikwils Takjes voortkomen met en- kelde en met gekartelde Bladen ; zo dat die Indifche Driebladige Kuifchboom met gekerfde Bladen zegt hy > welke de Portugeezen be* fchreeven hebben , niet voor een byzondere Soort te houden is* (2) Kuifchboom met vyf- en driebladige ge- m. kartelde Bladen , de Bloemen Troswyze N^u^ gepluimd. Gekattel- Onze Ridder onderfcheidt deeze van de voorgaande Soort 3 doordien de Bladen Lan- cetswys' ovaal , met uitgulpingen , Zaagswys' getand , van onderen naakt en geaderd zouden zyn. Naauwlyks, echter, kan dit ftrooken met den aangehaalden Strand « Lagondie - Boom van Rum- (3) Vlux Fol. quinatis teraatisque ferratis, Floribus race- moto- paniculatis. O SB > Itin. 92. Vitex trifol ia minor Intlicafer- rata. PLUK» Alm. $90. FL Zeyl, 414. Negundo Arbor mas. J. B, Hijl. I, p. 189* Logondium littoreurru RüMfH. Amb. IV. p. 50* T. 19* Ilemnofu Hort. Mal. Ih p. 15. T* 11. PvAj. Hifi¥ 1S7S* Vitex trifolia (ylv, Indica odorata. Burm4 22^» EuRM. FU Ind. 138. MlLL. lc, 275, f, 1, 2, 350 TWEKMAGTIGE HEESTERS. Til Rumphiüs, die de Bladen doorgaans groo* AFxuEL# ter> n^eerendeels ook ongekerfd, aan de kanten Hoofd- langer en lpitfer , boven gras -groen, van on- stuk. deren grys en fchier Wolachtig , meer geaderd zMuUpt cn minder gekruld heeft, dan de GemeeneLa- gondie, welke tot de voorgaande Soort betrok- ken is. Die Strand- Lagondie , evenwel , zcu nader overeenkomen met den Negundt bloeijen , fchudt , geeft het als een Honig- Regen uit. In 't jaar 1672 was daar van het Zaad, van de Kaap,, aan den vermaarden Bartholi* K o s te Koppenhagen bezorgd , door den be- roemden Hrrmannüs, en vervolgens is het Gewas in de Hollandfche Tuinen overgebragt, door Hotton, daar het, 's Winters in Huis bewaard wordende , weelig groeit. Het wordt een Heefter van wel twee Mans langten , ge- duurig frifch en groen , met Stengen van een Duim dik, die van onderen Houtig en bruin, opwaards groenachtig en aan den top rood zvn. De Bladen zyn gevind , als die van de Pim- pernel , doch veel grooter, diep gekerfd, en Zilverachtig groen. Het Stoppeltje , een fpits Blaadje , 't welk ieder Bladfteel omvat, is zeer groot. Het Loof heeft een bezwaarende en byna ftinkende Reuk. De Plant geeft Aairen uit van Bloemen , die zwartachtig roud zyn , op Wollige Steeltjes , ook door een dergelyk Stop- peltje befchut. 't Getal der Meeldraadjes wordt Z ge* U, DEEL* V. STUK. $S4 TwbeMAöttgï Heesters.^ III. gezegd tien te zyn, waar van vyf langer, vyf ^FxilL' korter voorkomen. Toürnefout, even. Hoofd» wel, heeft 'er maar vier afgebeeld. HetVrugt- etük* beginzel is vierkantig en wordt een vierhoeki- za^gu êe Blaasachtige Vrugt , waar van ieder Hollig- heid een Zaad bevat, dat Eyvormig is, zwart en glad , naar Peonie - Zaad gelykende. Op vogtige Moerasfige plaatfen aan de Kaap komt dit Gewas overvloedig voort. n. (2) Honigbloem met dubbelde afgezonderde Meimus stoppeltjes. Kleine. / Deeze voert den bynaam van Kleine, waar- fchynlyk om dat de beroemde Commelyn dezelve Kleine Stinkende Afrikaanfe Honigbloem getyteld hadt: geevende 'er de hoogte, flegts, van drie of vier Voeten aan. De Hyfiquanen- fer Melianthus van IIermannus heeft Sten- gen van drie Ellen en daar boven hoog, groen en ruig, met dergelyke Bladen als de voorgaan- de, welken , ieder uit elf Vinblaadjes beftaan- de, ook diep gekerfd zyn, boven groen, on- der wit of grys , en rimpelig wegens de Ade- ren, Twee fpitfe Stoppeltjes bevinden zig aan den Wortel van ieder Bladfteel. Zeer ftinkt dit Gewas , zegt men, naar het Doorn -Appel Kruid K (1) Meliant&usJStipulis gemïnïs diftïnftis. Hort* Cliff. 49a. K» Lugib. 402. Melianthus Africanus minor fcetidus. Comm. 2t*r. T. p. 4, MeU Hyfïquanenfis minor foetidns. Raj. Dendr. ï2o. Mei. Africaaiis minor* TQURNI* Inft, 411. D I D Y M A M I &• 355 Kruid, hebbende ook in de Bloem een Honig- Ut zoet maar zware Vogt. 't Gecal der Meeldraad Al?xifL; jes is vier. De Vrugt en 't Zaad komen by- Hoofd* kans overeen. TUK* De Heefterachtige Planten, die in de Klasfe^*f£ der Viermagtigen (Tetradynamia) voorkomen, kunnen gevoeglyk tot de befchryving der Krui- den gefpaard en niet bekwaamlyk van de ande- ren afgezonderd worden. Ik gaa derhalve tot de Enkelbroederigen over, XIII. HOOFDSTUK. Befchryving van dc Enkeliuoed er i g e Hees t e k s , Monadelphia, dus genaamd , om dat de Meeldraadjes in derzelver Bloemen famen gegroeid zyn , of uit een Grondftuk voortkomen; gelyk dit plaats heeft in de Ge- raniums, Malva's en anderen. Ik heb voorheen aangemerkt , dat de Smal* deelingen deezer Klasfe van de Vyf-, Ze- ven, Tien-, Elf, Twaalf- of Veelmannigheid der Bloemen , dat is , naar dezelven vyf , ze* ven, tien , elf, twaalf of meer Meeldraadjes hebben, afgeleid zyn. Van de eerden komen reeds eenige Heelters voor , als volgt. L E R C H E A. Dit eerfte Geflagt , naar den Sweedfchen Z % Heef K* Desk* v. Stüs, 35<ï Enkelbroedektge Heesters. Dl. lieer Lerche getyteld , heefteen vyftandi- Afdeel. gen jjg]^ $ eene Trechterachtige vyfdeellge Hoofd- Bloem ; vyf Meelknopjes die in het Pypje stuit. zitten , en een enkelen Styl ; wordende het Vy/man- Vrugtbeginzel een driehollige , veelzaadige Vrugt. i- Maar êéne Soort ïs hier van bekend O ) , in iJ^ÜÏud*. Oostindie groeijende, een gantfeh onaanzienly- staart Heefter , wiens Takken eenigermaate uit aagen c. Qe]ecjingen beftaan f hebbende gepaarde , ge- (teelde 5 Lancetvormige , efFene , geheel onge- kerfde Bladen van een Voet lang, mee Elsvor- mige Stoppeltjes. Aan 't end der Takken komt een Draadachtig dunne Aair, van langte als de Bladen, bezet met kleine Bloempjes, ver vaa elkander, ongelyk verltrooid. Waltheria. Dit Geflagt heeft ook een enkelen Styl : de Vrugt is een tweekleppig Zaadhuisje met ééne Holligheid en daar in een enkel Zaad. Het is naar den Leipziger Hoogleeraar Wal* the rus getyteld. 9t Getal der Soorten is twee of ten hoogften drie, als volgt. U (O Waltheria met ovaale , geplooide % Zaags* WA^rtl plande Ma*™ i de Hoofdjes ge* na. fteeld. Wcstindi- X7 fche. Vaa (i) Lerchea. Sysu Nat. Veg. XIII. Gen, 13 a. p. s<>9» Mant* 257. (%) Waltheria Fol. walibus, pUcatisjfcrrato -dentatis, to. MONA DELPHI A. 357 Van dit GeWas , dat op de Bahama - Eilan- III. den , te Suriname en in de [ierbiesjes , natuur- AFf *Ji.U 1 groeit , heeft de Heer Da n t y d'I snar D Hoofd* eene A -beeldim? en uitvoerige befchryving aan 9TUK* *t licht gegeven , onder den naam van Mono- drf™tm fperm - Althéa of Eenzaadige Heemstwortel , om dat het naar de Althéa eenigszïns gelykt y vcrfchillende ineest daar van door het hebben van een ei,kel Zaad. Hetzelve waarneemende in de Orangerie van den Koninglyken Tuin te Fans , bevondt hy het een Boompje van pie- ramidaale figuur te zyn , 9t welk op den ouder- dom van twee Jaaren byna vier Voeten hoog van Stam was, met veeJe Takken, hebbende Hartvormige Bladen , aan de kanten getand en op lange ruige Steelen overhoeks geplaatst, zynde Wollig zagt in *t aantasten, donkergroen van Kleur , de groocften drie Duimen lang. Uit de Oxels der Bladen gaf het Bloemfteelen uit, met dïgte Tropjes van Bloempjes, door Blikjes van elkander gefcheiden , geelachtig van Kleur, en veel naar die van de Althéa gelyken- dc , doch zeer klein. De vyf Meeldraadjes wa- mentolïs, Capitulis pedunculatïs. Syst. Nat. XII* Gen. 827» p. 451. V*g- XI II. p. 509. walth, Fol. cordato ovatis ferra- tis. Hon Clijj. 342. R, Lugdb. 348. Monosperm - Althxa asborescens villofa , Folio majore. ÏSnard. Aü. Par 1721. p. $62. T. 14. Alth. fimüis Americana, flore luteo, Boerm. Lugdb. II. p. 267* Bctonica arhorescens foliis amplioribus. Pï-uk. Alm. 150. f* 6. Althaa Amer. pumila floic lui€0 fpicato. Breyn Cent4 T. 57. II. ütiu V, stuk. 358 Enkelbroederige Heesters. III. waren tot een Cylindrifch Pypje famenge- AxDinEL voegd, 't welk den Styl omringde. Het Vrugt- Hoofo beginzel wierdt een klein rond Zaadhuisje , dat $tujk« jn tweegn 0pcn ging 5 bevattende één rond m&:fmu* Zaadje. De Heer d'Isnard twyfelde , of het wel die Flant ware, welke de wydberoemdc I3oer- H a avp. heeft voorgedeld onder den naam van Amerikaanfche « naar de Ahliéa gelykende met een geele Bloem; en , inderdaad, wanneer men de ornttandige befchryving door dien Hooglee- raar daar van gegeven , met deeze vergelykt 9 dan zal men 'er een aanmerkelyk verfchil in vinden. Het Zaad was langwerpig, fpits ge- topt; de Meelknopjes waren roodachtig en het Vrugtbeginzel glad. Die van de Laage Ame- rikaanfche Althéa, by Breyn, hier aange* haald , is ook zeer twyfelachcig daar toe be- trokken. Dezelve komt overvloedig voort op Steenachtige plaatfen van 't Eiland Kuraslau. a. (A) Waltheria met Lancetvormige 3 Zaags* ^uflifï* wys £etandc> naakte Bladen. smaibhdi- Tegenwoordig fchynt deeze niet als een by- zoodere Soort aangemerkt te worden, hoewel zy als zodanig door den Heer d'Isnard voor* gefteld was , die haar door een kleiner Blad * al- (A) Waltheria Fol. lanceolatis ferratis nudis. Veg. XIII. R. Lugdb. 348. FL ZeyL 244. Monosperm - Althaca arborescens villofa Folio minore. Isnard uts. Beconica arb. Maderaspacana* ?i,UKt JÜm.'éj. T, 150» f« 5« RAJ. Hifi. IU. p. **7# MoNADELPniA. 359 alleen , onderfcheiden hadt. Het zoude, vol- III. gens hem , de Boomachtige Betonie van Ma ^xri!^ drasf aan de Kust van Koromande! zyn , doorHooFD- PLUKEMfirius afgebeeld. Misfchien is hetSTUK# flegts eene Verfcheidenheid van de voorgaande dril?'*** Soort. (2) Waltheria metovaale, Zaagswys' getande , w^t'hefla geplooide Bladen , en ongejteelde Hoofd* Jndka. Oostiiidi* f*> fche. Deeze is , volgens onzen Ridder , de gedag** te Betonie van Plukenetius, die de Bla- den ruig en diep geaderd , met Bolachtige trop- jes Bloemen in de Oxelen heeft. Het fchynt die te zyn , waar van door den Hoogleeraar BüitMANNüs, onder de Ceylonfche Planten , de Afbeelding, met den naam van Olmbladige Malvinda is gegeven : zynde Ceylonfche Alcéa met Bladen van Haagbeuken > de Bloempjes tropswyze famengehoopt 9 door Hermannüs getyteld. Hermannia. Dit Geflagt voert zyn naam naar den laatst- ge* (2) Wdltberia FoL ovatïs fenatis plicatis , Capitulis fesfili* bus. R. Lugdb. 348. Melochia FoL oblongis obtuUs &c. H» Ciiffl 343. Betonica arborescens, villofis Foliis profunde ve» flofis, &c. Pjlux. Mant. 31. Malvinda Ulmifolia , Floacu» lis pufillis. B'j&a*. Zijl. 149. T. 6S. BUftM» Tl* Ind* p, Z 4 li* ®mu V* SrvXt 36o Enkelbroeder i ge Heesters* gemelden . een ieverig Kruidkenner, in Saxen AFxmh gebooren, die geheel Europa niet alleen door* Hoofd- gereisd , maar ook gedeelte van Indic en «tuk. Afrika aan de Kaïp uit liefde voor de Kruid* ifc^^kunde bezogt , en na zyne terugkomst , in 't laatst der voorgaande Eeuw , als Hpogleqr-aa; den Leidfen Akademie- Tuin bediend en onge- meen verrykt heef t. De vermaarde 'FbükNl fort , met vvien hy zeer bekend en ge mernzaam was», heeft deszelfs naam dus vereeuwigd (*)m De Kenmerken beÜaan in een Bloem van Ppperhüisachtige bolle Blaadjes , fcheef in 't ronde geplaatst, omringende de Meeldraad j' s , die famengegroeid zyn , of van een Buisje voort? komen, 't v/clke het Vrugtbeginzel Ik var. dat vyf Stylen heeft en een vyfhollig Zaadhuisje wordt. Negen Soorten , alt^maal Heefterachtig en van de Kaap of uit Afnka afkomltig, syn 'er in vervat 3 als volgt. i. (i) Hermarmïa met ovaaïe > geplooide > gekar* 1 %™£*ia ulde Wölli&e Bladcn- £: Dee- Heemstblt- dige. <*) A prseftantisfimo Viro , Paulo Hermanm , a quo Plan- tam accepenm ^ Nomen inr pofut : zegt hy Infl Rei Herb. p. 656. Ik bezit een" Exemplaar van de Synop/ïs Mtthadica flir- p'tum Britannvarum auHon {. RAJO'dnr TOURNFFORT eigen* handig in ge* jss, Arbuscuia Africana tricapfularjs Z j On0* ïï. Deel. V. Stuk. 362 Enkelbroederi ge Heesters. III. Deeze bepaaling ftróokt weinig met Elzen* AFxmL" Bladen i welken Commelyn daar aan toe- Hoofd- fcbreef , zig verbeeldende , dat het die zy , stuk, welke Tournefort van Hermannus ^/***-0ntvangen hadt en noemt: het Heeficrachtige Hermannia met langwerpige Zaagswys getande Bladen ; doch van die Tandjes openbaart zig ia de Afbeelding niets 'ter wereld. Hy zegt, dat de Bloemen ook fpiraal gedraaid en Zwavelgeel zyn. Thans wordt 5er van gezegd: de Bladen zyn geftreept ; de Kelken klein ; de Bloemen eerst wit*, dan geelachtig. iv. ( 4 ) Hermannia met Jlomp Lancetvormige % fluaf0^ effenrandige Bladen. Hyfopbla- digc Hier wordt de zelfde, van Volckamkr, aangehaald , als op de Tweede Soort , niette- genftaande derzelver Bladen naar die van Hyfop gelyken. Zy zyn breeder dan die van Lavendel, ftomp, van boven Zaagswyze getand: de Kel- ken gezwollen : de Bloemen hebben een zeer korten Zwavelkleurigen omgeboogen rand. v. (5) Hermannia met Jlomp Lancetvormige ef* $Z*dulU fmrandige Bladen. Lavendel- De btedige. Ononidis vernac fingulari folio. Plux. Mant. 14. T. 139. f. 1. Ketmia Afr. Veficaiia Fmticans ere&a. Comm. Hort, II. p. ISS* T. 78. (4) Hermannia Fol. lanceolatis obtufïs femtis. H4 Cliff. 342- Ups. 195. R Lugdb. 347. Alth. Afr. frutescens , Flori- bus Aureis Sec. Volckam. Norimb. T. p. 24. ($) Hermannia Fol, lanceolatis % oktiiils integerrimi^ //• cm MONADELPHIA. 363 De ongetandheid der Bladen maakt het Ken- III. merk van deeze Soort , tot welke de Heefter- ^xui^ achtige Hermannia van Boerh aave, met Hoofd- een ftomp Lavendel - Blad en kleine Goudkleu- STÜK" rige Bloemen 3 is t'huis gebragt. dri*.**** (6) Hermannia met f malle Bladen en eenbloe- n IJnifolia. mige steeltjes. viaichWa- dige. Deeze is, als een nieuwe Soort, voorgefteld door den Hoogleeraar N. L. Burmannu s. (7} Hermannia met drievoudige ongefteelde , vu. geplooide, ftompe , Wollige Bladen. m^S* Die van Boerhaave met een langwer-SCw pig, Hartvormig, zagt, ruig Blad, wordt hier betrokken. Zy komt de Elsbladige naby : heb- bende de drie Blaadjes ftomp, geplooid , Zaags- wys' getand; de zydelingfen kleinst. (8} Hermannia met drievoudige, gejleelde, vin. platte, {lomp ovaale Bladen. 1SS&. De5" Clif. R. Lugdb> Herm. frutescens , Folio Lavend» latiore , Flore parvo Aureo. BOE&H. Lugdb* I. p. 273, Dill, Eltb. 179. T. 147. f. 176. (6 ) Hermannia Foi. llnearibus peduncuüs unlfloris» BURM* Frodr. 18. (7) Hermannia Fol. ternatis , fèsfiltbus , plïcatis retuds to- ixicntolis. Hort. Cliff. 342. R. Lugdb% 347. Hetm. frutescens Folio oblonge r»olli cordato hirfuto. BOERH. Lugdb. I. p. ^73. (8 ) Hermannia FoU tertiaris , pedolatis 3 ptenis obovatis. Am9 4$&d VU Afr. 25. 3) Htrmarma FoL lanceolatis pinnatifidis. Herm. Fol* tigeSVIU^" öbovntis acute incifis, Pedunc» bifloris. R. Lugdb. 347. (*j Zie myn voorg. STtJR , Madz, 440. fi Melochia Flor, umbellatis , Capfulis pyrarmdarfs penta* gonis , anguhs mucionatis 5 FoÜis nudis» Syst. Aat.zu. Gen» M O N A D E L * H I A* over de Bladen , Pieramidnale Zaadhuis- III, met vyf fpitfe hoeken; de Bladen kaal. Den ouden naam Melochia , die door Alpi Küs aan een Egyprifch Kruid 5 eenigermaate /w*»- naar Melde gelykende, en by de Egyptenaaren drta* van zo veel gebruik in Warmoes of Vleefch* fop, als hier de Beet en dergel y ken, gegeven was , heeft onze Ridder verlevendigd in dit Geflagt , misfehien wegens de Pieramidaale fi- guur der Zaadhuisjes van deeze Soort* Dezel- ve , nogthans 5 heeft op gelyke manier in de volgende plaats 9 die 'er weinig van verfchilt, zynde door den Heer Jacquin mooglyk voorgefteld onder den naam van Melochia Do» mingenfis. Een dergelyke Heefter van vier Voeten hoog, was hem, op Steenachtige plaat* fenvan 't Eiland Kurasfau, menigvuldig voorge* komen. Linn^eüs Helt de woonplaats in Brafil. (2) Melochia met Kroontjes van Bloemen in ïi. de Oxelen , de Zaadhuisjes pieramidaal to^omettm met vyf fpitfe hoeken : de Bladen Wollig w»Madi- DegC* «29. p, 451. Veg. X?IT. p. no. M. CHjtr 343. FL ZeyLi^s. LOEFL. Ufo* *SS* Melochia herbacea &c. Erown* Jam.zj6. Althxa Bras. frutescens. Pluk. Alm* 25. T. 131, ff 3. Me- lochia Domirrcenfis. JACQ Amet. Hifi. 198* Hort. T. 30. (2) Mttecbi i F!or. umbell axillaribus , Cipiiilis pyram'd. pemag> n;s , angnjis mucronatis , FoL rometuolïs. Melochia frutescens vVc Bj own 7**** 275. Abutilon herbaceum pro- cumbeus&w. Slo n. Jam. 97» fflji» I. p%22o*T. 139. f» s. II. Deel. V* Siw% 3 bleek paarfchachtig met een geelen Bodem. (<5) Melochia met Bloemhoofdjes ; de Bladen vr. ovaal Eyrond getand ; de Takken «W'hb^ leggende. Een ($) Melochia Flor. capitatis fesfilibus Capfulii fubrotundis. TL Zeyl. 24S. Melochia Corchori folio. Dill Eltb. 221. T* 27$. f. 417. Atthaea peregrina &c. Pluk. Alm. 25. T» 44. U 5. Tsjetu-Uren. Hort. MaL IX. p. 143. T. 73* Burm* JFL Ind. p. 143. (6) Melochia Flotibus capitatis f Foliis oratis (enatis Cauli- fcus procumbcntibus. Alcea iupina pufdla fcc* 2luk# Alm, 14» T. 13 a* ft 4. IS. Dmu v# stuk. 368 EtfKG LBROE DERICE HEESTffRS* III. Een klein Oostindifch Ptahtje , naar Oije. A""L' vaars • Bek gelykende , maakt deeze Soort uit» Hoofd- Het heeft de Vrugtcn als Bolletjes op den top STÜK* van de Steeltjes , hard van Dop. Nog twee *ï*?fmm^ Sodrtën , de eene op Java 3 de andere op Ko- romandel groeijende , zyn hier door den Heer N. L. Bormannüs bygevoegd (*). Geranium. Oi je vaars - Bek. Onder de Tienmannigen van deeze Klasfe komt hier alleen dit Gèflagt in aanmerking , waarvan de Bloem maar éénen Styl doch vyf Stempels heeft % en de Vrugt is vyfzaadig met een Snuit, waar van men den naam ontleend heeft. Ongemeen uitgebreid is hetzelve, als bevat- tende meer dan zestig Soorten , die tot Onder* deelingen gebragt zyn , naar dat onder de Meel- draadjes meer of minder voorkomen , die geen Meelknopjes hebben , 't welk eene aanmerkc* lyke hyzonderheid is van deeze Plantgewasfen. Ik zal in 't vervolg daar van omflandiger moeten fprrek-n , merkende thans alleenlyk aan , dat de eerfte Afdbeïing , met zeven vrugtbaare en Kr oontj sar aaiende Steeltjes , alleen de Hee- fterachdgen bevat, welken altemaal Afrikaanfche o van de Kaap en danromftreeks afkomftig zyn, als volgt. Dezelvca hebben de Kelkea eenbladig. (O Oi. (*) Mclochia ete&a & cordata. Fl, hd, p. 1*3. (1) Oijevaars - Bek met driedeelige gekerfde Hl; Bladen , for miaddftuk grootst} dubbttae^^ Kroontjes; de Steng A leezig Beejter* Hoofd* r STUK* achiig. Wegens de Schitterend hoogroode Kleur derf^£^ Bloemen heeft deeze den bynaarn. Het Suri -schiwacn- naamfe Geranium, mee Bladen van Chelidonia, door T 1 ll 1 u s dus genoemd 3 worde hier t'huis gebragt. (a) Oijevaars - Bek met Èierachüg ronde , xr. Wollige , gekartelde , byna onverdeelde ^J^^ Bladen', de Steng Heefteraehtig. de« Het Loof van deeze Soort , met de Vingeren aangeraakt zynde 5 bennet die als ' met Yzei> roest , waar van zy den bynaarn heeft. De Bladen zyn eenigermaace Hartvormig en naar die van de Malva gelykende ; des het onder de Afrikaanfe Geraniums met Kaasjes- Bladen >j die CO Geranium Cal. monophyÜis , Fol. tripartiets ineifls, in- termedia majote ; Uihbeflis geminis . Caule fruricofo Carnoia. Syst* Nat. Xil. Gen. $32, p* 452* t^eg* Xlll, p. 510. fïr* Cliff. 67, H. Cliff. 49 8 j R. Lufdbat. 353, ft URM. G^r, $2* Geran. Africj Folio Alcëae* DiLL. £/tf T. 130. f. 137. Ger, Sur. Chelid, folio. TlLL. P«« 6s. T. 26. f2) Geranium Cal» neon. Fol. tfrbic kèiif. tornentofis cre- natis integris, Caute fruricofo. H. Upsm ifs Burm. Gen 46. ü/. BUI tfogito* &c. Ger. Aft. arbor. Mülvae fo'io p'inguu DlLL. k/r& 151. T. 125. f- i52« Ger. Afr. arbor. MatvaS folio plano lucido, FU eleganti Kennefino, Mast. Cr»/. 3* f. 3. Aa II» DEEL» V* JfO E$KE CféRÖEDEUi GÊ HEESTERS.1 die in deeze Vettig zyn , betrokken wordtj A*xmlt Het heeft fchoon Karmozyn-roode Bloemen. , stuk» * (S) Oijevaars - Bek met rondachtige gladde IU. gekerfde onverdeelde Bladen , de Steng ISteS' Heefterachtig. Als eene Verfcheidenheid van de Tweede Soort is deeze door Dilleniüs voorgefteld. LinnjEus verbeeldt zig , dat zy uit die en de volgende gefprooten zy 3 't welk een aan- merkelyke waarfchynlykheid beeft , alzo tlezel- ve zig als middelflagtig tusfchen beiden ver- toont. (4) Oijevaars - Bek met ovaalachtige Vleezigt 4ceto/um. gekerfde Bladen , de Steng Jlap Heejter- Zuurbla* 7 , • achtig. Deeze heeft de Bladen altemaal dik5 Zee- groen , en van Smaak als Zuuring. Zy zyn gefleeld en van figuur byna als een Schilders Palet. De Bloemen , aan Kroontjes op de top. pen der Takken voortkomende , beftaan ^uit vyf fmalle Blaadjes, van aanmerkelyke grootte. (5) Oije- (3) Geranium CaU mon* Fol. fuborbkulatis , crenstis, gla- bris, inregris, Cau'e fruticofo. Mant» 97 Ger. Afr. arbores- cens, Malvac folio pmgui% varietas* Dill. Eltb. 152. T. 12$. f* ( 4. ) Geranium Cal. mon. Fol. gldbris obovatis, carnofis , crena- tis; Ciu;e Fruncoló laxo. Bukm. Ger. 47 Ger. Afr. fruteseens3 Bolio crasfo & glauco % Acetofx fapote. Comm. Pr&l, p. $ T* M O N A D E l V H I A. (5) Oijevaars - Bek met Vlinderachtige Bloe ITT, , men . df* -*fc Vleugels tn Kiel klem hebben : ^xfn Si»fl^9 Hoekig 3 de Stefig Heefier Hoofb- "acfafc. ' &TÜK- v. Deeze behoort mede onder de Boomachtfce P/J/>^ naceum* Afrikaanfche Oijevaars - Bekken met Kaasjes- vlinde*. Bladen, welke hier gefpitst zyn. De drie on-bloeimsc* derde Bloemblaadjes zyn korter dan de Slippen van den Kelk ; de bovenden ftomp. Deeze bloeit vroeg in ?t Voorjaar, , (6) Oijevaars- Rek mei Wigvormige geplooide , VI* . ruuwe , aan t end Zaagswys getande f» Hum. Bladen; de Steng HeefUrachtig» wigbladi* Dit is een regeopftaande Heefter met Wollige Takjes , de Bladen Wigl Wittig ± geplooid , aan de punt getand , onverdeeld en zeer ruuw hebbende , de. Bloemen rood. By Bergiüs vindt men deeze, zo wel als de volgende, be- fchreeven. (7) Oijevaars • Bek met Nierachtige > gekrul- vit; a Crisi>um. ^'Gekrulde. (O Geranium Cal. rr,on. Cor. PFprionaccis* Alis Carinaque minutis, Fol. angulatis , Ciule fruticofo, H Cilff. 6cc &c, Ger. Afr. arb. FL vcluti dipcu o, elegante* variegito. DiLLt Eltb. 154. T, 128. f. 155. Ger, Aft. atboresceuj, , Malva: folio mucronato» MART, Cent ss* T. 15* (6; Geranium Cal. morh Fol. Ctuieifbr 2. T4 33. f. I, 2, Ger. £etul« foU© AfV kaj. Suppl. 513. BEBG. Csf* 175» fl-UK» ManU T. 4.IS. f. 3. MoNADELfHIA, 373 Deern* bragt van deeze Soort 3 tot welke zo wel die HL met kleinere rondachtige , als met grootere I^KJ^ broede Bladen , onder den bynaam van Berke- 3oofd- lladige is tehuis gebragt , welken Bêrgiüs,TUKi daar aan gegrven hadt. 't Gewas heeft een^ Houtige Steng en dergelyke Takken met een ruuwe Schors en is in Vrugtmaaking met de Geraniums overeenkomftig. De Bloemen zyn paarfch of roodachtig. (10) Oijevaars - Bek met Huikvormige getande x. Bladen, de Steng Hei/ter achtig. fum.1*** Huikbladi» De Bladen van deeze Soort, naar die vang- Heemstwortel gelykende , zyn opwaards Huiks- wyze famengevouwen , waar van zy den by- naam heeft. R 1 v 1 n u s noemtze de Grootfte jifrikaanfche Oijevaars -Bek. By den Voet des Tafelbergs, aan de Kaap, groeit zy , zo H er- man nus aanmerkt, met een ronde, ruige Steng, van drie Voeten en hooger, zynde dik- wils van den Grond af in Takken verdeeld* Of nu S eba niet mis hebbe gehad, met 'er den naam aan te geeven van Ceylonfche Oi- jevaars - Bekken , heeft weinig twyfeling. 't Ge- (10) Ger&ntum Cal. men. Fol. cucaHntis dentatis, Caule Pruticofo. Burm. Ger. 42. Ger. Afr. Arboresc Fol* cucullatis. DlLL. Ehh. 155- T. 129. f. 150. Ger. Afr. Arb. Ibisci folio» HERM. Lugdb. 274* T. 275. SEB Kah. I. T ft*, f* 2. MART. Cent. 28. T. 28. Mant. 432. BERG, Capt 174, Getaniuiia Mdc. maximum, Riv Pentap. 9U Aa 3 %h DEEL. V« STUBfc 374 Enkeleroederige Heesters. III. Gewas is hier, byde Liefhebbers van uitheem* AFxuiL ^e P'anten » zeer aeniecn > en fet zig van Hoofd- Zaad , Stek en Afzetzels ligt vermenigvuldigen. «tuk, j}e fraaiheid beftaat in de fchoonrood geiheep- Tbr.ma* te jjioemcn en jn cJe fterke Reuk der Bladen, naar dien van den Cailina Wortel trekkende. De Bladen hebben een Kruiderigm Smaak, met eenige Lymerigheid. H e r m a n n ü s hadt dezelven , een ' weinig gedroogd zynde r niet zonder Vrögt doen mengen onder de Krui* den tot verzagtende Klyiïeercn , te~cn Kolyk, Graveel , den Steen > Opltoppin^en van het Wateren, enz. x\ (li) CKjevaaïS- Bek met de Hcefteraclitige J^SSjT SteT]g WeeziggefoiobbcU, de Bladen l ins- wyze verdeeld , de Bloem blaadjes zeer Jmal. Deeze is, door den beroemden Dille- ïüiüs , onder den n^am van Vleezige Afrikaan- fche Geranium 9 met fmalle witachtige Bloem- blaadjes , in Afbeelding gebragr. xn. (12) Oijevoars- Bek niet de Heeflerachtige SS Stm& geknobbeld, de Bladen eenU ge. germaate gevind. De (11) Geranium Cal mon. Caule Ffufïcófo Articul's cnrnofo» gib!)ofis, tol. pinnstifid's , Peralrs lineinb i& Am> Acad. 1V# p 281. Ger. Aft Carnofum &c. Djll. Eitk. 153» T. 127. f. 154. Geranium Cal, mon. Caule Fruticofo Gen'cuh's carno- fllgibfotó», FoL fubpnnatjs» BüRM. G*r. 50 Fol. duplicato- pinnaüfldis, H% Ups. 3^;. R. Lugdb* 353., fol. lobato-pinns- Monadelphia. 375 De Bladen , naar die der Akelcijen gelyken- Hl; de , onderfchciden deeze Soort meer , zo 't my toefchynt , dan de Knobbeligheid der Stengen Hoofd- of Takjes, die by Hermannus gezegd "tük# worden Houtig te zyn , en de Hoogleeraar ] drial'** BtuMANNüs oordeelde dezelve te verfdiillen van zyn Ed. afgebeelde, welke niettemin thans tot deeze Soort betrokken wordt. De eigen» fchap , van een ongemeenen zoeten Reuk 3 ge- duurende de geheele Nagt,uit tegceven, maakc dit Gewas zeer aanmerkelyk, dat aan de Kaap, nevens de Beekjes , aan den voet der Bergen , als ook in de fpleeten van Rotfen, dikwils ter hoogte van vier of vyf Voeten groeit. (13) Oijevaars • Bek met vyf kwabbige , effen- xm# randige , gladde > byna Schildvormige Bla* p^(^ den y de Steng Heefterachtig. di^e, Deeze Plant > in 't voorfte deezer Eeuw uit Zaad geteeld in de Amfterdamfche Kruidtuin, is een Rankgewas , welks onderfte Bladen naar die van 't Mans - Oor Kruid gelyken, debo- ven- tifidis. Ihid, Geran* Fol* kq\i\z%\x. Riv. Pentap. ioo4 Ger. Afr. noftu olens, tuberofum & nodofum, Acjuilegiae foliis» HERM. Lugdb. 284. T. 2§?« STtsS* Bot. HU T* nr. Telargonium Fol. multifidis , Rad. crasfa bulbofa. Burm» Afr. T. 3 7- f« 2* (13) Geranium CU, mom Fol, qiunquelobis integerrim is , glabris, peltatis , Caule Fruticofb. H. Ctiff. 345. R4 Lugdk* 3 52. Eurm. Ger. 43. Mïll. Di&. T. 140. Geranium Africa* num Fol. iufer. Afari &c. Comm. Pr&U 52, T. i, Aa 4 K. Deel* V* 37Ö Enkelbuoederige Heesters, HL venften diep ingefneeden en Schildvormg zyn ^xw^ a^s van ^et Luiskruid, allen de Smaak van Koofd Zuuring hebbende. De Bloemen zyn groot en stuk* Vkefchkkurig rood. xiv. Oijevaars* Bek m:t Hartvormig ronde, £oombla- ingefneeden Bladen , die gezoomd zyn > de #s* Steng Heejterachtig* Deeze , op gelyke manier geteeld , heeft een dikke groene Sé ng , van drie of vier Voere n hoog , welke van d^:n Grond af 1 akken uit- geeft, met ruige, ronde, aan den rand gekerf- de Bladen , die breed gezoomd zyn. De Bloe- men komen in Kroontjes voe t, van dergelyke Kleur als in de voorgaande Soort, xv. (15) Oijèv'ÜaV* - Bek met opklimmend? « ge- Wy£^ hvabde , Wollige Bladen; de Bloemen rond blaaige, getropt j de Steng Heefterachtig. Deeze Boomaclitige Afrikaanfche , zogenaamd 5 heeft als Wyngaardbladen en den Reuk van Melisfe, Zy is door Dilleniüs afgebeelde (16) Ou f14) Geranium OnL mon. Fol. Cordato - orbiculatis iucifis 2.0'ni nomis, Caule Friiücotb /ƒ. Ups 196. Bhrm. Ger. 43. Ger. Afr. Arboescens % Alchemillse hirfuto folio, Flonbus rubicundK Comm. PraL $i. T. 1. (55 Gersmum Cal- mon. Fol. adscendemibus lobatis pu- b65centi*ms, Caule Fruticofo. H. Ups. 196. Burm. Gert 40. Geramun» Afric. Arborescens , Vitis folio , odore Melisfa:* P5LL, Eltk,. ijz, T. 12*. f, l$3% Mokaoelphia. 377 (16) Qijevaars Rek met gekwabde , gegolfde , III# Haamgê Bladen, de Steng Heefterachüg^^ ungejprtid. Hoofd- stuk. "Men vin it cleeze , onder den naam van XVL Aüikaanfche Geranium , die Heetterachtig \$ Capitat™*. met iögcfnecden welriekende Malva- Bladen 3 door Herm nni1 s afgebeeld ; die aanmerkt 5 dat het Gewas nederhurkende Takken uitgeeft, met knobbelige Knietjes , ter Jangtc van een Elle; hebbende de bloemen als in Hoofdjes of Kroonrjes , met Blaadjes daaronder, vergaard. Een goede Afbeelding is hier van by Rivi- V v s. (17) Oïjevaars - Bek met Hartvormige , ge- xvir. kwabde , gekartelde , gladde 5 aan d§1l vlakbiadi- rand gehaairde Bladen; de Steng Hee- &e* ft er acht ig. Deeze Soort , door den Hoogleeraar N. L. Burmannüs, in zyn Ed. bovengemelde Ver- toog over de Geraniums , ook in Afbeelding gebragt , heeft leggende Steelen, die ruuw en Ste- (16) Geranium Cal. won Fol. Iobatis, «ndatïs , villafis , Fleribas Cupitatis , Caule Fruticofo diffufj. H« Ups* 196. Burm. Ger 41. Ger. Afr Fratescens Malvx folio &c* Herm* Lugdb T. 27g. Riv. Pent. 99. (17) Geranium Cal. rnon, Fol cordatis, fubïobatis , crena- to-dcntatis, glabris , fubciliatis ; Chu'e Fruticofö. BURM. Ger0 T. 1. f- 44 Ger Afric. Hederx Arborex folio, Flore parpa- ico. Raj. S*/>/>/, 514 & Ger* Arr. Floribas xubeliiS &c, Ibidem* Aa 5 H. Defx. V, Stuk. 378 E NKELBR OEDER IGE HEESTERS. III. ftekelig zyn ; Nierachtig Hartvormige Bladen, Arxii?.L m 'l midden paarfchagtig , en zeer lange Bloem- Hoofd- fteelen met paarfche Bloemen. Ray hadt een stuk. Afrikaanfche Oijevaars Bek , met Klim - op Tjenman' Bhdcn . voorgefteld. welke hier toe betrokken wordt. xvni. 0*0 Oijevaars - Bek met Hartvormig ron&êï Cotyiedo- Schildwyze , Huikvormige , ge^an Me % Genavelde. Wollig ruige Bladen. Deeze Soort bevondt zig aan de Kaap, ge- lyk alle de voorgaande. Onder de Veelmannigen , in deeze Klasfe, komt hier in aanmerking het Geflagt van M a l a c H R A. Waar van de byzondere Kenmerken beftaan in een gemeenen bladerigen 9 veelbloemigen f grooten Kelk; vcele Stylen 5 en vyf eenzaadige Korreltjes tot een Vrugt te hebben. Twee Soorten , thans van het Geflagt van Sida afgezonderd 3 komen 'er in voor 5 als volgt. i. C1) Malachra met ge /teelde driebladige Hoofd* MaUchra :es van zeven Bloemen. capitata. J Gctropte. ' fi8) Geranium Cal. mon. Fol. Cordato • orbicul. peltatis, cucullatis, crenatis pubescentibus. Mant, $69. (1) Malachra Cipitulis pedunculatis trïphyllis foptemfloris. Syst. Nat. XII. Gen, 1266, p. 458, Veg* XIII. p, 518. Sida Ca- MONADELPHIA. 379 Onder deeze bcpaaling is 'er een befchryving III. rn al beelding van gegeven , in de Verhandelin- F^3J^J gen der ' Academie van Uplal op 't jaar 1743 , Hoofd- d r 1 Rid cr , die hier toe betrekt de Rui^rX3K* ge regtopftaandt Sida van B r o w n e , met Hart- vormig ï,' oekte , gekwabde, ftomp getande Bladen, gebladerde Hoofdjes, op ftevige Steel- tjes uit de Oxels voortkomende : als ook de Groote rauwe Water - Mal va van Sloane, naai de Tuin-Stokroozen gelykende , met een kleinere witte Bloem en ftekelig Zaad. Deeze groeit , overvloedig , in ftaande Wateren cn Moerasfen , op 't Eiland Jamaika en de Karir bes. Hier mede komt de Heef terachtige ruige Malva, met geele Bloempjes tot een Hoofd- je vergaard , die in de Europifche Hoven thans vry gemeen is, overeen. Dezelve draagt zeven Bloempjes in een driebladig Omwindzel tot een Hoofdje vergaard. (2) Malachra met goj teelde vyflradige veel* n. bloemige Hoofdjes en Palmswys^ vw*R&diata* deelde Bladen. Gedraaide. Dee- Êaplmtts &c. Sp. Plant, IX. p. 9 Afdeel. dat p L ö M i E R in de Westindiën ontdekt en Hoofd onder den naam van uitermaate ruige Heefter- stuk» achtige Alcea in Afbeelding gebragt heeft. Het nel***- gfoeit 'er ook in Moerasfen, en wordt, in de Hoven overgcbragt zynde, zo rank en teder, dat het grootelyks naar de voorgaande Soort gelyke , zo de Hoogleeraar J. Burmannus aanmerkt* Limn^üs hadt hetzelve niet ge* zien. In het Geflagt van Malva komen twee Soor* ten voor , die Heefterachtig zyn , doch ik zal die van de anderen niet afzonderen ; des ik overgaa tot dat van L a v A T E R A. 't Welk met de Malva en Althéa gemeen heeft een dubbelen Kelk en veel Zaadkorrels tot een Rondzekje famengehoopt , die een en« keld Zaad bevatten ; verfchillende alleen vanx dezelven , doordien de buitenfte Kelk niet drie- bladig , gelyk in de Malva's , noch , gelyk in de Althéa's in negenen, maar in drieën ver- deeld is. Dit Geflagt bevat zes Soorten, die Heefter- of Boomachtig zyn , als volgt. i. (i) Lavatera die Boomachtig is , met zeven- LJZZ* hoekige. Wollige, geplooide Bladen, en ïfahaan- getropte eenbloemige Steeltjes in de Qxelen. (i) Lavmera Caule Arboreo , Fok feptangitfaribijs tomen» Dceze, Boemachtige Malva ,de Venetiaaniche IIT. gei.aamd , mei een kleine Bloem, die blaauwA™^ is, getyteld by Baühiisüs, bereikt fomtyds Hoofd* de hoogte van agt of tien Ellen , dat meerSTÜiï# da«- twiun'g Voeten zoude zyn, volgens Ca-^^" merariüs, die dezelve , aan den Weg van Pifa raar Livorno , fomtyds gevonden hadt. Dezelve heeft een regten Stam, van een Arm dik y zonder Takken 5 die boven uitfchieten , met gladde groene Bladen , grooter dan die van de Wilde Malva. In de Tuinen valt zy kleiner , en is aldaar een tweejaarig Gewas y dat in de middelde deelen van Europa 's Win- ters in huis moet liaan. (2) Lavatera die Boomachtig is , met zeven- n. hoekige fpitfe , gekartelde , geplooide y Wol- m*r* lige Bladen , en Bloemtros fen aan 't end ^imm^ der Takken. De Bladen zyn met Zwavelgeele Stipjes , die ÏE de Zonnefchyn günfteren , befprcngd 3 't welk den bynaam geeft aan deeze Soort , de Spaan* Êofis pHcatis ; Peduticulis confertis unifloris Axillaribus. Syst, Nat XI. Gen. p 46 1. Vtg* XIII. p- 521» H. Ups. 202 H. Cliff. 34*. R- Lugdk. 355. Malva Arborea Vencta di&a, parv< Flore C B. Pm. 315. Malva Arborescens. ( oi>» Ftmpt. 6$3 GAMER, Hort. Mtd. p, 95. (2) Lavatera Caule Arboreo , Fol. (eptangularibus acutis , ctenatis, plicatis tomenrofis , Racemis terminalibus. K. Lugdh* 356. Malra Fol. mollibus imdaiatis 8cc, Mor. Hifi. l. p. 523* $• j. T\ 17. f. 9. Maiva Hispanica. MOR. Pt&U zts*+ 21. Deel, V. Stvk* 3§'2 Enkelbroederice Hefsters. III. Spaanfche Malva genaamd by Morison, Afdeel ajz0 zy jn Spanje en Portugal natuurlyk groeit. XI II* (3) Lavatera die Heefterachtig is, met %yf- Hoofd- stuk. iiL kwabbige Piekswyze Bladen en enkelde 0éhia* Bloemen. Proven- Deeze Soort voert hier den bynaam van Oh Ma , om dat Lobel 'er de Woonplaats te Olbia in Proverce aan toëfc'firyft (*|. Hy zelf zegt, dat zy aan den Zeekant van Provence, by de Ëfériïche Eilanden, gevonden worde; alwaar zy zo weeldig en zo hoog groeit , dat men 'er Haagen en befchtftfeéfe der Tuinen van maakt: gelykende naar een Wilg, met een dik- ken vasten Stam , en bykans van Boomachtige Geftake , hebbende Bloemen als die van de gewoone Althéa , zo ook het Zaad* Bv zyne Afbeelding is gevoegd die van de Heefierach- tige Althéa van Ci.usïüs, welke, volgens 'c oordeel van dien Kruidkenner, aanmerkelyk daar van verfehilt > maakende de volgende Soort uit/ (4) La- (l) Lavatera Caule Frutïcofb , F©ï« qnïnqucïo^o • hafht's , Florihus fbhtariis. li Ups 202 Lac»nia media pr.duc- tiore. FL CVff. 3+8* K Lugdh, 355, Ahhxa frmescenss Folio acuto parvo flore. C. B Pin. 3?5< . Foao acire virente rnotli, JFiore fpeciolb. Plu-<, Ph(t. 8. f. u Alth. Arborea Oi- blx in Gallo Provincie Lob 653. (*) Door dit Oi ia bedoelt Lohfx geen Eiland van Pre* vence , gelyk onze Ridder zig verbeeld heelt, maar de Stad Hieres , omftreeks welke in TCpuion die Gewas zeer gemeen js, zo Pena en Lobel fciuyveu , zegt Plant* d'Aix. p, z$% M.ONADELPHIA. 583 (4) Lavatera die Heejterachtig is , met de HU Bladen byna driekwabbig Hartvormig rond , A^}f*u gekarteld, Hartvormige Stoppeltjes 5 en Hoofd- ecnbloemige vergaarde Bloem/teelt jes. STÜKï iv; Dit is , volgens den Ridder , een Wollig, Tri^ Plagge wis , geheel bezet met kleine Lymgee- vende Haaivtjes, en andere grootere, die aan de tippen Sterswyze verdeeld z^n , daar onder gemengd. Drie of vier cenblocmige Steeltjes komen uit de Oxels der Bladen voort. Het heeft groote Paarfchachtige Bloemen en de bin- nenfte Kelk is in de Vrugt eenszo lang. Volgens Pluken etiüs heeft het een Zeepachtigen Reuk 9 en de Groeyplaats is, volgens Clu* siüs, in Spanje. (5) Lavatera die Heejterachtig is , met zeven- v. hoekige geplooide , Wollige Bladen en en p*;^^** delingfe Bloemtros/en. fchc, 0 Hier wordt een Portugaalfche 3 van T o u r- f4) Lavatera Óaule Fruticofb , ?ol. fbhcordatis, fuhtrila- bis, rotundatis crenatis, Stipulis cordatis, Pedunculis unifloris aggregatis. R. Lagdb. 355 Malva Fol. fubcordatiS tniobis &c* ff. CUff. 347. Alth. Frut. folio rotundioie incano. C. B Pin* 316 Althaea fruticans Hispanica , Acerïs Monspesf. ine .mis foliis. Pluk. Alm. 24. T. 8* f. 3. Alth» Frutex. Clus» Hhp. $0, T. p 9% ( s ) Lavatera Caule Frutlcofo , Fol. feptangularibus tomen- tofis plicatis , Racemiü terrainalibus* R* Lugdb. 355. Alth. frutesc. Lulïtamca , Folio ampliore minus incano. Toubnf* Jnft. 97. II. DEEI* V. STUK. 334 Enkelbroederige Hee*te*s. Hl. ne fort gevonden , die men ook aan de ^xr*1* KaaP der Goede HoPe zou aantreffcn , be- Hoofd* doeld. Hy geeft 'er een grooter Blad , dat stuk. rainder grys is , dan in anderen , die door hem M vl: gemeld zyn, aan* ^westindi- ^ Lavatera die Heefteractifig is , met on- ver dee1 de Hartvormige fpitfe gekartelde Wollige Bladen > en enkelde eenbhemige Bloem/teelt) es . » Deeze , op Jimaika groei jende 3 is geheel Wollig en komt met de bepaaling overeen. De buitenfte Kelk is gioorst , en befhat uit Hartvormige, famenge^rocide , een weinig Wol- lige Blaaéjès* De drie andere Soorten van dit Geflugt fpaar ik tot de befchryving der Kruiden. U R E N h. Een Bloem die den buitenften Kelk in vy- ven gedeeld heeft , met een enkelen Styï ; het Zaadhuisje Stekelig , uit vyf Korreltjes , in 't ronde geplaatst , die ieder een enkel Zaad inhouden , beftaande , onderfcheidt dit Geflagt van dat der Malva's , Akhasa's en van het naastvoorgaande. Vier Soorten , altemaal uit de Indien af- komttig , zyn daar in thans opgetekend , als volgt. CO Ure- (O Ltvttera Caule Fruticofb, Fol. corditis indsvifis cre- mtis acuminatis tomentofis , Pedimculis foiitjtfiis unifloris* Am* Acsd. V. p. 400. MONADELPHIA. 3B5 (1 ) ürena met Hoekige Bladen. ■ HL v Afdeeu De geleerde Breyn hadt een fraaije Af«Ho*^ beelding gegeven van dit Gewas, waar van$TUIU cenige Takjes uit Oostindie aan zynen Neef i. gezonden waren. Het hadt , zo hy oordeelde , ^Y™* wegens het Loof de gedaante van Xanthium ^Gekwabde. en de Vrngten deeden 't zelve gelyken naar een Soort van Klaver. Dillenius heeft hetzelve nader, onder de Planten van den El- thamfchen Tuin , levendig afgebeeld , en het komt in de Malabaarfche Kruidhof voor , onder den naam van Uren , waar van de Geflagtnaam is gefmeed. Rumphius noemt het Klisfe- Kruid, om dat de Vrugten eenigermaate naar de Klisfen gelyken of liever naar die van ons Kleefkruid (Aparine ;) kleevende zo vast aan de Kleederen , ja zelfs aan de bloote Handen , dat menze 'er naauwlyks af kan krygen. Het s> valt ook op Ceylon , hebbende kleine Roos- achtige Bloempjes , en groeit overal als een Heefterachtig Onkruid, waar van de Wortels gehouden worden ;voor een Middel tegen den Venynigften Slangenbeet. (a) Ure- (1) Vrena Foliis angulatis. Syst. Nat. XII. Gen» 844. p. 462, Vtg. XIII. p* hu H% Cliff. 348. Ups. 200. Ft, ZeyU 256. Ré Lugdb* 358. ürena Sinica Xanthii facie. Dill« Eiih* 340. T. 519. £ 4i2,« Trifolio affinis Indica Xanthii facie. BBKVN. r' 35. Lappago Ambonica. RumBH, Amb* yU P« S9< T. 25. f« 2. Bukm. Fl. Indf p, Bb IT* deei« V« Stuk* S8<5 Enkelbroedërige H'eesters. flU (O Urena met gepalmde Bladen , die Jiomp Afdeel. zyn uitgehoekt. Hoofd* £)e ukfnyding der Bladen, die het byzonder STU** Kenmerk van deeze Soort uitmaakt y is aan- Urena merkelyk verfchillende in dit Gewas, 't welk ^utrgel" de onderften byna als de Vingers van een Hand hoekte. ver(ieeld heeft en veel breeder dan de boven- ften 3 gelyk blykt uit de Afbeelding van den ouden Hoogleeraar Bürmannus, en uit de befchryving van den jongen Heer , die aan- merkt , dat men hetzelve , in 't Maleitfch , vol- gens 't Berigt van den -Heer Pryon, Popu- loan noemt. De voorgaande Soort heeft een Klierachtig Gaatje , van onderen , in de drie middelde Ribben der Bladen 3 doch deeze heeft hetzelve maar in ééne Rib. in. (3) Urena met ovaale Bladen > de Huisjes om* ^ovaate* gekromd drietandig. De gedagte eigenfehap der aankleeving van de Zaadhuisjes , welke hier drietandig zyn t aan de Kleederen , heeft ook in dit Gewas plaats , 9t welk in de Wesdndiën is waarge- no- (2) Urena FoL finuato- palmatis, finubuis obtufis. Fl. Zeyi9 2 57* Alcei ïndica frutescens , Fol. in laeïnias varie divifis. PLUK. Alm. 15. T* 74, f# i# & T. $. f. 3. Malvinda FoL inferioribMS miiltïfidls êcc. Rijrm. 2eyl4 150. T. 6p. ƒ. 2. BuRM» FL Ind. p. 149. (3) Urena foU elliptïcis , Capfïilis recurvato - tridentatis. Mant, 25 8 ♦ ITrena Fruticulofa , Foliis ferratis oblongïs, TlozU bus congiobatis &c. Brown. Jam. z%u Malva Scabiof* feli* BAAR* JE>fu\n% 7Jf M ó A b Ë L * tt I A. 3S? foomen , zynde wegens de lange Bloemfteelrjes HL aan >t end der Takken merkwaardig. A xiiilU (4) Urena langwerpige uitgehoekte > ge» ^u^D" kartelde Bladen en leggende Steelen* IV# Deeze , op Heuvelen in China waargenomen font. door den Heer Osbeck, heeft Heefterachti-Huikend** ge * zeer Takkige , op den Grond leggende Stengen ; de Bladefi van grootte als die der Orégo , zyn Hartvormig § niet gekwabd > effen , fcherp getand , en de Bloemen grooter dan de Bladen. G o n y m ü m, Katoenboom* Dit Geflagt heeft ook een dubbelen Kelk » waar van de bukeiifte in drieën gedeeld is; het Zaadhuisje vierhokkig , waar in de Zaaden met Wol omwonden zyn: de Bloem is Roos- achtig, beftaande uit vyf Blaadjes, die rondom het Vrugtbeginzel zyn famengegroeid , voorts de Kenmerken hebbende van deeze Klasfe. Men kent 'er vyf Soorten van , die altemaal ïn de indien huisvesten 5 als volgt, ( 1) Katoenboom met vyf kwabbige Bladen , T. van onderen ongeklierd, de Steng Kruidig. ^^^7 r (4) Urtna FoL oblonps flnuatïs fèrratis, Ca*le procum- bente, Ur» FoU haftato - fulxorUatis &c. Sp. Phrn, II. p. (1) Gusfypium FoL quiwpelobis, fub*R5®gltnduIofïs> Caule Bba m 388 Entkelbroedb rige Heesters. III. Dit Gewas is laag en Kruidig in vergelyking AFxmU met d^ volgende Soort, en kruipt, als Jt ware, Hoofd- fomtyds langs den Grond. Het wordt ge- stuk. meenlyk Katoen genoemd , in 't Italiaanfch mnrip. Bombagia of Cotone , in 't Spaanfch Algodon* in 't Franfch Coton , in 't Engelfch Cotton. Bui- ten twyfel heeft het zyn afkomst uit Arabic of Perfie , zynde van daar op de Eilanden in de Middellandfche Zee , als ook in Italië en elders , ja tot in Amerika , overgebragt en door Zaad vermenigvuldigd. Theophrastus, immers, maakt gewag van Woldraagende Boo- men van Tylus, een Eiland dat in de Perfifche Inham zoude gelegen hebben , en Pliniüs zegt , dat Opper - Egypte , naar den kant van Arabie, een Heefter voortbragt, van fommigen Gosfypion , van anderen Xylon geheten , welke , in eene Vrugt als eenc Noot , Wol uitlever- de , daar men Stoffen van maakte, die van de Priefters en Luiden van hoogcn Staat zeer bemind werden. Alpinus verhaalt, dat van de Wol der Katoenboomcn , in Egypte Cot- nem Segjar genaamd > een zeer fyn Lywaat geweven werdt, dat men in Arabie Sesfa noemde. Hierom is 't bedenkelyk, of de Ko. Herbac«o. Syst. Mat. XII. Gen. 84*. p. 4*2> Wkg. XIII. p. Siz. Hort. Ufs. 205. M. Mei. 341. «osf. Cmle decum- bente. H. Ctifl 350. R, Lugdh. ss9- Gosf fmrescens Sémine albo. C. B. Pin. 430. Gosfypiuin» CAM. Epit. 205, Rumfh. JLmb. IV. p# 3?# Tm I2# DQDt pmpt. $4, LOS« /ff 6;** Xyloa. TöURNf, lol. MONADELPHIA. 389 Koninglyke Gcwaaden , waar mede Jofeph door IIE Pharao werdc omhangen, als ook de Stoffen ,A™L die men tot den opfchik des Tabernakels ge» Hoofd- hruikte, Fyn Linnen in de Nederduitfche Ver-STUK# taaling genaamd , (alwaar men 't Hebrecuwfche^.^*** woord Schefch heeft , in 't Griekfch Bysfus overgebragt , ) wel iets anders dan Katoe- nen zyn geweest. Het weeven van Linnen was evenwel ook bekend in de Oofterfche Landen , zo wel als het Vlafch , dat de He- breen Pifchtha noemden , maar 't Chaldeeuwfch Kethan fchynt afkomftig te zyn van 't Ara- bifch woord Coton of Cotoun 9 't welk de oir- fprong is van de hedendaagfche benaaming. Dat woord, niettemin, is flegts van Draaden, Touw , Garen of Lint, gemaakt, en dus zou Coton onder de Oofterfche Volken van een dergelyke algemeene betekenis kunnen zyn ge- weest , als men hedendaags van Katoene Ly- waaten fpreekt. De Duitfchers noemen het Katoen Z?oomM>Z, om hetzelve dus van de Beeften - Wolle te onderfcheiden. Deze benaaming fchynt niet zeer eigen , wanneer men op de geftalte van de gewoone Katoen* Plant ziet, die in de ge- zegde Landen maar drie of vier Voeten hoog groeit. Dezelve is op de Vaste Kust, in In- doftan en Bengale , zeer gemeen , doch aller- meest op Koromandel , wordende overal Jaar- lyks gezaaid. Dus levert dit Gewas die ver* Bb 3 baa- II. deel. V. Stuk, 3S>o Enkelbroede&iG;E Heesters, III, baazende menigte van Katoen uit, welke raei^ A xuf1" ^aar tot het weeven der Chitfen en Katoene Hoofd- Lywaaten bezigt. Op de Oostindifche Eilan- STUK, den heeft men een grooter Soort van Katoen- wtniüfu Zoomen , die wel eens Mans langte hoog wor- den , kunnende fomtyds twee of drie Jaaren duuren, en men weeft *er ook wel Doek , doch maakt 'er meest Katoene Garen van s za Rum« phius verhaalt, 't Gewas, dac de Katoen voortbrengt, heeft volgens de befchry ving Bladen , gelykeftdc naaf die van den Wilden Wyngaard* zagt en wit- achtig met eenige Wolligheid. Het draagt geele Bloemen , die ie 't midden paarfchaehtig zyn , en eene Vrugs als een klein Appeltje of Groote Noot, rondachtig gefpit;st , welke, iq eene witte Wolligheid , rondachtige bruine Zaa- den bevat , grooter dan Peper , met een wit , vet Merg. Deeze Vrugt gaat in drie , vier of vyf deelen open, welke de Wol als in een Kelk bevatten. Ik hebze van alle die gedaan- ten. De Zaaden zyn in de Geneeskunde van gebruik, wordende geteld onder de verzagten- de Middelen, in 't byzonder dienftig in Melk- dranken tegen de Hoest en Borstkwaalen , als ook tegen het Bloedfpuwen en den Rooden Loop. De Olie , daar uit geperst, kan van de zelfde vrugt zyn als de Amandel- OJie. (2) Katoenboom met gepalmde Bladm , de (z) Coifypim Bol. palmatis , LobJs hnceolatïs , Caule MONADELPHIA. 391 /lippen Lancetvormig , de Sterg Heefier- \Vk achtig. èÊSu* Deeze is het , dien Alpinüs afbeeldt ens^UK# bcfchryft, zeggende dat dezelve in eenige Tui- II# nen en PJantagiën van Egypte groeide, doch G*f zo Linnjeus fpreckt. Hier door is deeze Soort van de voorgaande genoeg- zaam onderfcheiden. Toürneforï zegt, dat de Bloemen donker paarfch zyn , 't welk we- Fruticofb* Gosf. Cau!e ersfto. H4 CUff, GRON. Oriënt* zos» &. Lugdt. J59- Go$f4 latifolium. Rumph, Amb. IV. p. 3% T. 13. Gosf. Arfeoreura Caule laevi. C. B. Pin. 430. Gos£ Kerbaceum , f. Xylon Maderaspatenfe , mbicundo fiore pefc- taphyileum. Pluk. Alm. 172» T. 188. f. 3. Cuduparitu Hort* Mal L p. 55. T. 31. Xylon Arboreum. ToüRNF* Inft. x#x, iVRM. FU Ind. p. 150. Bb 4 js. deeu v, stu» 392 ENKEL3R0EDERIGE HEESTERS. HU " wederom een aanmerkelyk verfchil uitmaakt. ^*xuuL' ^c Breedbladige Katoenboom van Rumphiüs , Hoofd- met Bladen van wel een Voet, in vyf groote stuk. Slippen verdeeld , fchynt , zo wel als de Cudtt- m*mige. Pariti van Malabar en vooral de Kruidige Katoen van Madrafs by Plükenet, D*Mte*hier van te verfchillen. Mooglyk zal dc be- handeling , Grond en Grocyplaats, hier van de oirzaak zyn. Aan de Oostzyde van Celebes plant men hem by de Huizen , zo om de Kost als om de Wol : de Bladen , naamelyk , worden als Moeskruid gekookt en gegeten , en de Wol gelyk het gewoone Katoen gefponnen. Op Malabar groeit dit Gewas wel twaalf Voeten hoog > en krygt een aanzienlyken Stam 5 zynde de Vrugten wat langer en grooter dan die van de gewoone Katoen en driekantig. De Egyp- tenaaren maakten van de Wol , in 't geneezen van Wonden , in plaats van Vlafch gebruik , en, gebrand zynde, diende die tot Bloedltem- ping* ra. Cs) Katoenboom met vyf kwabbige Bladen , die Cos/ypium vm on^eren ééne Klier hebben ; de Takies Ruige. en BladfteeUn Wollig ruig. Dee- fO Gosfypium Tol. qiunquelobis fubtus uniglandulolïs , Ramulis Petiolisque pubescentibus. Gosf. friirescens pentaphyl- lon ex Infiüa Karbouthenfi. Pluk. Alm. 172. Pbyt. T. mjg* f. i. Xylon Americanum praeftant. ftoine virescente«T0URNF. Inft, iou MONADELPHIA. 393 Deeze, die een Takkige, ruige, Steng heeft, lil. levert de beste Katoen in de Westïndiën uit, '"f1 volgens Toürneport. Plükeneti usBoofd. noemtze Heejlerachtige Katoenboom , die yyf*$TVKé bladig is, van 't Eiland Barboude (*). Dit^J^ zal het Gewas zyn , dat men Siamfch Katoen noemt , met groen Zaad wordende op ver- fcheide der Westindifche Eilanden voortge- teeld, en leverende mooglyk die fyne Katoen uit , welke op de Engelfche en Franfche Ei- landen in de Westindiën thans overvloedig valt 3 zynde wat grooter van Gewas dan de Levantfche 3 en mooglyk door de behandeling, Grond en Groeyplaats , in Bladerloof en Geftal- te veranderlyk. De fynfte Katoen komt voort op Jamaika, alwaar, behalve de Laage of Krui- pende , een Heefterachtige Katoenboom ge- vonden wordt , van grootte als een Perfikboom of Hazelaar , en eene die de hoogte krygt van een Eikeboom , hoedanige ook in Brafil cn op andere plaatfen van Amerika voorkomt, fchynende aldaar natuurlyk te zyn. Deeze is het, van welken men getuigt, dat hy de hoog- te van tien Ellen bereikt. Het byzondere is , dat hoe grooter de eigentlyke Katoenboomen zyn , en hoe grooter de Vrugt , hoe grover Wol (*) Hy zegt ex InfuU Barboutbenft , waar van men Bar- bddenfe gemaakt vindt door den Ridder; doch ik geloof, dat hy daar mede niet het groote Eiland Barbados , maar het kleine Eilandje Barbuda , of Berhuda beloften St. Kriftoffel en be- noorden Antigua, ook de Engelfchen toebehooxende, bedoelt. n. Dkel. V. Stuk. 394 Enkelbroeder ige Meesters. III. Wol zy uitleveren. Dit maakt, dat de Laage A?xmEL" Katoen > die echter °P de Seze£de Eilanden Hoofd- wel eens Mans langte hoog wordt , byna door stuk. geheele Wcteld is voortgeplant ; gelyk in J£ïjte. China daar van een onverbeeldelyke menigte wordt gefponnen. iv. (4) Katoenboom met driekwabbige fpitfe Blo* rIü$M,. den> van onderen metéêne Klier; de Tak- Godsdien* jes zwart geftippeld. Ik vind de reden niet , van den zonderlingen bynaam deezer nieuwe Soort, die een Heefter is , de Takken naauwlyks Haairig , maar , zo vrel als de Bladfteelen , met zwarte Stippen befprengd ; de Bladen Hartvormig hebbende , zynde diep in drieën , maar , in een vrugtbaa- rer Grond , in vyf Kwabben gefneeden , ge- fpitst, en hebbende onder de middelfte Rib al- leenlyk ééne Klier, De Groeyplaats wordt in de Indien gefield. Die van Plukenetiüs, hier aangehaald , was afkomftig van 't Eiland Providence. v. f j) Katoenboom met driekwabbige effenrandigc Barbtbn- Bladen , van onderen met drie Klieren. fchc!badl Tot deeze Heefterachtige Katoen, op 't Ei* land Barbados groei jende , betrekt Plukene- tius f4) Gosfyptum [Fol. ttriIobis acutis fubtus un'glandulolis , IUmulis nigro - pun<§aris. Gosf. Frutescens annium , Fol. Vkis ampHore quinquefido. PLUK. Alm. 172. T. 188. f. 2 ? ($) Gosfypium FoL trilobis integerrimis , fubtus triglandu- loCii^H. Ups. 204. Gosfypitim frutcsccos annuiim Barbarienffc. PLUK. Alm, 172. T. 188. f. 1* / MONADELPHIA. 395 tiüs het Laagc Kruidige Katoen- Gewas van III. onze eerde Soort, Linn^us onderfcheidt dezelve daar van, door de drie Klieren onder de Hoofde Ribben der Bladen , niet plaats hebbende in deSTUK# Gewoone Katoen. Zou dit ook eene veran^r£^4'" dering of Verfcheidenheid kunnen zyn? Immers men vindt aan de laatstgemelde iomtyds Bla- den die in drieën zyn gefneeden , en het is te denken , dat menze op Barbados zo wel van Zaad gewonnen zal hebben , als in de overige deelen der W estindiën. Men heeft federt eeni- ge Jaaren , in onze Volkplantingen en Bezit- tingen, zo aan de Vaste Kust van Zuid - Ame- rika , als in de Westindiën , Flantagiën van Katoen begonnen aan te leggen, die zo wel gedaagd zyn , dat 'er veel beter en fyner Ka- toen gewonnen wordt , dan in de Levant , geldende die van Suriname , Esfequebo en de B:rbice,wel eens zo veel en de Kurasfaufche fomtyds byna viermaal zo veel als die van Smyr- na. Sedert het jaar 1753 tot 1770 is van Su- riname herwaards overgebragt, meer dan agt- iionderd zestigduizend Ponden Katoen, H I B I s c u s. De Bloem gelykt, in dit Geflagt, veel naar die van de Althéa, wier Griekfche naam hier op is toegepast, en het heeft ook een dubbel- den of twee Kelken , waar van de buitenlle veelbladig is, de binnenfte Bekerachtig, in vy- ven verdeeld. Het Vrugtbeginzel y dat rond- ach- lh DE2L. V. STUK* 39ö Enkelbroederige Heesters. IIT. achtig is met een enkelen Styl , wordt een AFxiiiL4 Vru8t» die uit vyf Samengegroeide Huisjes be- Hoofd* ftaat, bevattende veele Nierachtige Zaaden. stuk. >t Getal der Soorten 3 byna altemaal indifchc n\&elman Gewasfen , de meeften Heefterachtig en veelen in 't Geflagt van Ketmia by To urne fort begreepen > is vyf- of zes - en - twintig , als volgt. t# (i) Hibiscus met Eyronde, gefpitjle, Zaags* Mojlhtu- gaande Bladen; de Steng geheel en- t<». keld en Bloemdraagende Bladfieelen. Sreelbloe- ö Deeze , in Kanada en Virginie groeijende , wordt voor de Rofa Mofcheutos van Plinius aangezien, waar van debynaam. Hy zegt, dat dezelve groeit aan een Steng als van de Mal va 5 met Bladen van den Olyfboom. De Bloem zit hier op den Bladlteel, even als in de Turcera met Olmen - Bladen. 'li. (2) H'biscus met een geheel enkelde , Kruidige Groofbioe- Steng 5 de Bladen Eyrond , byna drie* roige. kwab* (1) Hibiicus Fol. ovatis acuminatis fenatis, Caule fitnplicis- fimo, Petiolis Floriferis. Syst. Nat> XII- Gen. %+6, p. 463. Vtg X II. \u 522. Hib. Fol. ovat. crenatis , angulis lateralibus o'ifqktis, H. Clif 349. R* Lugdf>> 3 f8- Alcea Rofea peregrina &c. CORN. C*nad. 145. Müftls, Hifi. II. p. fji. S. 5. T. 19. f. 6. GRON firg. 102. ( 2 ) Hibhcus Canle Herbace© fimplicisfimo , Fol. ovatis fub- trilobisfu! tustomsntolis, Floribusaxil anbus. Althaea paluftris. C B Pw. 3 16. Althaea Horrcnfisfive peregrina DOD# Pemptt 6ss» Kctmia paluftüs Flore putpureo. Tour n f. /«/?♦ ioq* M O N A D E L P H I A. 397 kwabbig, van onderen Wollig; de ^omen ^¥^L in de Oxelen* xm.# , , , Hoofd- De gefjtalte van deeze is als de voorgaande. $TVK^ Het fchync te zyn de Moeras - Ketmia , die p0iyan< Heeflerachtig is , met zagte Bladen als van^' Efchdoorn en een zeer groote witte Bloem , die paarfch genaveld is, van Claytom in Virginie waargenomen en door den Heer Gro- Novius tot de voorgaande Soort betrokken. Die welke DoDowéus in de Nederlandfche Hoven waarnam , onder den naam van Vreemde Witte Heemst of Wïite Hof -Maluwe 9 by hem afgebeeld , heeft de Bladen meer gelykende naar die der Popelieren (*). Zy zyn breed- Eyrond, ftomp getand , drieribbig, van onde- ren Wollig, 't Gewas duurt maar één Jaar, zegt onze Ridder , en heeft Stengen van ander- half Voet hoog , die niet Takkig zyn. De Bloemfteeltjes komen enkeld voort uit de Oxels der bovenfte Bladen , zyn langer dan de Blad- fteelen , eenbloemig, geknikt. De Bloem is zeer groot. (%) Hibiseus met Hartvormige effenrandige w. ■«W popeher bladige, * (*) Ketmia AmericanaPopuli fo'fo. Tottrnï. tkft3 100. wordt hier aangehaald door den Heer Gronovits , doch zodanige, maar wei Africma , is by Tournefort niet» (i) Hibiseus Fol. Cordatfs inteijerrirnïs , Caule Arborea, Calycc exteriore indivifo, Fl. Zeyl. 258. Alcea Malabarienfo , Abutiü folio &c. Raj. lijft. 1669 Novella Uttoiea. Rumph. Amb. h. p- 214 T. 74 Buparici. Hort. Mal, I. p. 51. T. Z9. Burmu Fl. Inié p. 150, 398 Ejskelöroederj&ë H é fe s ï & & $> Hoofd- stuk. III. Bladen, een Bwmachtige Steng, de bul- AFxm.L' UnJle K*lk onv'rdeeldl Deeze Oostindifche voert den bynaam van preel_ Pope lier hladigc. Het zou de Strand Nieublad- aannige. £mn van RüMphiüs zyn, wiens Bladen , oud wordende, veel naar die van den Zwarten Popelier gelyken. De Bloemen zyn als Roos- jes , geel van Kleur , gaapende den geheelen voormiddag , doch 's namiddags zig fluitende , en dan ligt rood wordende» In 't midden is een Stykje met geele Meelknopjes bezet, de Vrugt wotdt een vyf hoekig Zaadhuisje van twee Vingeren lang en een Duim dik, in vyf Hol- Ügheden veele Zaadkorrels bevattende. Hier mede fchynt overeen te komen de Buparüi van Malabar , die een hooge dikke Boom wordt , daar de Ambonfche doorgaans maar een Struik blyft > of den Stam zelden dikker dan een Man om zyn Middel heeft. tv. (4) Hibiscus met Hartvormige, rondachtige , Tiliace**. ^ Linde biadige. f4) Hibiscus M. Cord. fubrot. indivifc acum. creuatis, Cnu- le Arboreo, Cal. extericre decem - dentato. R. Lu%db* 532. Fl. Zeyl. 259. Malva Arborea maritima. Sloane. Jam. 9;* Hifi* I. p. 215. T, 134» f. 4» Alcca Mal, Abutili folio, Flore minore. Raj. Hifi. 1070. Alcea Indica Sinarum Fiore luteo Malvaceo. Pluk, Amalth* VI. p. 355. f- 5* Althxa ma- ritima Arborcscens diffufa. Brown# Jam9 284. NovclTa. Rumph, II. p 2i3. T. 73. Parici f. Tali-P:ria. Hort. Mal. h p. 53^ !*♦ 30. Ketmia Zeyianica iëmpervi* rens & fiorens, Fl, Lwteo. Bi/km. iZirjA p. 13*. Bu*M. fL lui. p. 150» MOBADfcfcpHIA. 399 onverdeelde , gejpitfte , gekartelde Bladen , Ut een Boomachtige Steng 9 den buitenjien AF£f*Lè tientandig. Koofd* TUK. Deeze Soort is de eigemlyke Nieuw -Blad mhm* Boom van Rumphius, dusgenaamd, omdat'** 'er geduurig jonge Bladeren aan voortkomen. Hy groeit op alle de Oostindifche Eilanden, en ook zo 't fchynt in Westindie: ten minfte wordt hier t'huis gebragt de Boomachtige Zee» Malva van Sloane , met een rondachtig, klein , gefpitst Blad , dat van onderen wit is , en van wiens Bast men Touw kan maaken : zo ook die van Browne, beiden op Jamaika waargenomen. Hier toe behoort de Parit i of Tali - Pariti van Malabar , een Boom van drie Mans langten hoog , wiens Bloemen van bui- ten ruuw, uit den witten geelachtig in 't mid- den rood zyn, met den bui ten ften Keikuit tien fpitfe Blaadjes beftaande , 't welk met de Ken- merken van dit Geflagt beter ftrookc. De jon- ge Bladen zyn driekwabbig, van onderen met drie Gaatjes. Aan den voet der Bladfleelen komen groote rondachtige Stoppels voor. Men maakt van deezen Boom veel gebruik in Oost* indie , en 5 zo het de Ceylonfche Ketmia met Linde -Bladen , die altyd groen is en bloeit 5 van den Hoogleeraar Bürmannüs zy , daa wordt hy aldaar Surigahas of Zonneboom ge- noemd > om dat de Bloemen by het opgaan vaa ïl# Debi* y* Stuk* 400 Enkelbroederige Heesters. Iu* van de Zon geel ontluiken, rood wordende en ArxmL' afvallende by derzelver Ondergang. stuk»0" O) Hibiscus met Hartvormige driekwabbige v# uitgeknipte effenrandige Bladen 5 de Steng Lciieach-% Boomachtig geheel cnkeld. De Bloem van deeze is Lelieachtig by Slo- ANE, en tevens niet alleen hoogrood, maar van aanzienlyke grootte. Hy voegt 'er by, dat de- zelve ook Mahot of Mangrove -Tree genoemd wordt , en dus zou dezelve mede tot de Man- * zie onsgliers behooren *. Derzelver Bast wordt wel st. Dbiadz.tot Run of tot Lederbereiding gebezigd 5 doch 104 1 455. niet tot het maaken van Bïndzels en Touwen, gelyk deeze , in de Franfche Eilanden Mahot genaamd , waar van het gebruik , ten dien ein» de, in de Westindiën algemeen is, en moog. lyk zyn die Touwen, welken men Vyge-Tou» wen noemt, daar van afkomftig. vt. (6) Hibiscus met Eyronde gefpitjte Zaagswys* S'^nf*. getande Bladen, de Steng Boomachtig. Roosach- tige. j3c ( s) Hibiscus Fol. CorcL ttilobis repandis integerrimis , Caule Arboreo fimplicisfimo. Malva Arboret Folio rotundo , Flore Liliaceo. Sloan. Jam. 95. Hifi. I. p* 9*. T. 1 344 f. 1,2,?. (6) Hibiscus Fol. ovatis , acuminatïs , feiratis , Caule Arbo- reo. Fl. 2eyl. 260. Alcea Javanica Arborescens, Flore pleno rubicundo. BREYN. Cent. T* s6. Flos Festival is. RumPH. Amb. IV. p. 24. T. 8. Schcm - Paritu Hort. MaU II. p. is* T. 16. Ketmia Sinenfis,Fr. fabrotundo, Flore plcno, Toubnï. M O N A D « L P H X 1. 40t De bynaam van Chineefche Roos komt eige* III. ner toe aan de Camellia 3 hier voor befchree- Af^l- ven *. De tegenwoordige is , niettemin, ook Hoofd- een zeer fraay Heefter - Gewas 3 dat Rum STük« phius Feestbloem ty telt , volgens den Maleitfcn^^'1* naam * Bonga Raja; zeggende dat het een der * n D, uitmuntendfte Bloemen is in Oostindie, van{-)IlI;ïsJ7UK, gedaante als een Roos , 't Gewas , daar dezel- ve aan groeit, heeft omtrent de grootte van een Hazelaar, maar een dikker Stam, zegt hy, gemeenlyk als een Kinder -Arm. Onze Haze- laars hebbenze wel dikken De Schors is ruuw en licht graauw , fappig , laatende Hg gemak* kelyk affchillen. De Takken verdeelen zig ia dunne Looten , die naar den Grond hangen, wegens de zwaarte der Bloemen ; 't welk ge- legenheid geeft , om 'er Prieelen en Gaande* ryën mede te bedekken. Daar komen Roode en Witte van voor , en onder dezelven , weder- om , enkelde en gevulde (* ). De Enkelde Bloem is Klokvormig als die der Stokroozen , van vyf groote Bladeren gemaakt, die van een dunnen Hals breed uitioopen , en dus > op zig zelf, wei- (*} Vfiriat l fchilt. Cc \ ji, Dsel y»] Stuk. 4öi Enk^lbroederïge Heesters* HL weinig gelyken naar Rooze - Bladen. De Kleur AF\iEiEL is' in de R°oJ^oemige> hoog Karmozyn Rood* Hoofd- en in 't midden bruin Rood. Deeze Bloem *TUR komt voort uit een Kelk van vyf Slippen , die ,reeiman' óoor een anderen Kelk van Sterswyze puntjes omvangen wordt. Uit het midden ryst een Styl, van by de drie Duimen langte* die fom- tyds met verfcheide Bloemen, als by Verdie» pingen , omringd is , en dus een zogenaamde Bloem met Kindertjes vertoont ; fomtyds ge- heel met Bloembladen : zynde de Meeldraadjes die in de enkelde als fyne Draadjes met roode Knopjes , van een Pypje rondom den eigently- ken Styl, die een rood Pylaartje is met vyf Fluweele Topjes , voortkomen , dus veranderd. Dit Jaar heeft voor de eerfte maal zulk een Plant hier in de Hortus Medicus gebloeid. Rümphius getuigt 5 dat dit Gewas geen Vrugt of Zaad voortbrenge; doch zulks is zo onwaarfchynlyk , ten opzigt van de Enkelde 3 als van de Dubbelde, dat die een rondachtige Vru^t zou geeven gelyk 'er de Chineefche Ketmia met eene rondachtige Vrugt en eene vol- le Bloem % van Toükwefort, 't zy dan te resit of t'onregt, toe betrokken wordt. Een fra^y Bloem - Gewas , in China Meutan of Bou* tan genaamd , ook Bloemen als koozen draa- gen ie , (zo wel als de Camellia of Tsubakki> voorgemeld *) verfchilt 'er veel van , en y dewyl defve , hier befchreevene , op Ceylon en Ma- labar natuurlyk groeit, zo verdient zy den naam nkt M O N A D E L V H I A. 403 niet van Chineefche , maar veeleer van jfcif. IIK fche of Javaanfche Roos , gelyk Bontius haar noemde. Zonderling is 't , dat men te Hoofd. Batavia en elders, van deeze Roozen,de Roo-STUK- de gebruikt , om de Schoenen en ander Leder jj%lya** zwart te maaken , en des wegen geeft men daar ook wel den naam van Schoen 'Roos aan. Som- migen noemenze Gekken -Roos; 't zy3 om dat het jonge Volk , in de grootfte losbandigheid, zig daar mede het Hoofd en Haair, op vro- lyke Gezelfchappen , verfïert ; of om dat het Roozen zyn zonder eenigen Reuk. Het Vrouw- volk , onder de Javaanen y misbruiktze wel * toe afdryving van de Vrugt. O) Hibiscus met Hartvormige gekerfde Bla* vir. den y de buitenjte Kelken tweemaal io jfj^^ lang, de Steng Heejterachtig , de Takken fis- . Moerbe- TUlg. fiebladige. Bedenkelyk wordt door Linn^üs hier de Heefterachtige Ketmia met Moerbezie - Bladen en eene paar fche Bloem , van Plümier, t'huis gebragt , daar hy den bynaam aan geeft van Brafiliaanfche. Het is, volgens zyn Ed.3 een kleine ruige Heefter , veel gelykende naar de Negende Soort. (7) Hiïiscns Fol. Corddtis deaticulatis , Calycibus exterio- ribus duplo ïongioribus, Cauie Fruticofo. Ramishirtis» Ketmia ftutescens Mori folio , Flore purpureo. SiMM. i*o. f. 1 ? Cc a 11. dhu v, mm* 404 Enkelbroederige Heester ti Afdeel ^ Hibiscus met Lancet swys Eyronde , ge-» xirr/ fpitfte 5 Zaagswys getande Bladen 3 Hoofd- Kruidige Steng en ruuwe Takken* stuk. vin* Dceze heet, by Plukeneïiüs, de Hee« Hwige:' flerachtige Malabaarfche Alcéa, met ftyfachti- ge fmaüe Bladen , fchoon roode Bloemen en een gepluisd Zaad. Het is een klein Gewas , overal bezet met ftyve Haairtjes. Het valt ook op Java en elders in Indie. !X. (sO Hibiscus met vyf hoekig Hartvormige "vertol flaauw getande Bladen, de Steng Boom- iyke. achlig* De veranderlykheid van Kleur geeft den by- naam aan deeze , welke Rumphius Uurbloem ty telt 3 om dat haare Bloem fs morgens ontlui- kende Wit, 's middags Vleefchkleurig , en te- gen den avorid regt Rooze-Rood is, wanneer die zig toefluit , en niet weder open gaat , wordende *s daags daar aan door anderen ver« vangen. Zy is grooter dan de Stokroozen , wyd (s) Hibiscus Fol. hnceolato - ovatïs acumïnatïs ferratis , Caule Hcrbaceo, Ramïs fcabris. Alcea Frut. Malab* anguftis foliïs rig'd.usculis &c. PLUK» Mm. 14, T. f. 3. (9) Hibiscus Fol. Cordato - quinquangularibus obfblete fer- ratis , C.iuie Arboreo. Hort4 Ups. 205. Cliff. 34.9. R. Lugdk. l$t BrowN. yam. *%6. N. 7. Althxa Arborea Rofo Chï- lienfis. MORIS. Hifi. IU p. 530. S. 5. T. 18. f. 2*RofaChU nenfis. Ferr. Flor. 495. T. 497» Mer. Sur. T. 31. Flos- Horarius. Rumph. Amb> IV. p. 27. T. 9. Hina Pariti. Hert* H*U VI. p. 66. T. |S*4** BURjf. 27. p. MONADELPHIA. 405 Wyd uitgefpreid , wel twee Handpalmen breed , voor 't overige als dezelven , komende altoos Af^l« enkeld voor , en eene Vrugt voortbrengende Hoofd» van vyf Hokjes , met veele Zaaden bezwan-5™*- gerd. Deeze fchynt uit China afkomftig ^^rfjlym% zyn, wordende dikwils Chineefche Roos gehe* ten , en onder dien naam bekend in de Open- baare Tuinen ; zynde by Ferraiitos en Me ri an afgebeeld. In de Malabaarfe Kruidhof vindt men 'er vier Plaaten van. Hy heeft ook geen Reuk , en wordt van Rümphiüs als een oprechte Stokroos aangemerkt, Morison heeftze tot de Althéa betrokken (*), (10) Hibiscus met Hartvormige gekartelde Mafvmavism Bladen , die kleine zyd- Hoekjes hebben de Steng Boomachtig. ftSkaf*' Deere is, door Dillenïus, onder den naam van Malvaviscus met een geflooten Me- nie-roode Bloem, afgebeeld, en komt anders overeen met de Malva, die Klyfachtige 'Bladen heeft, van Plu mier , zynde de Indijche Boomachtige Alcéa met een zagt Blad en eene zeer (*) Zie }t I. Deels, XI. Stuk va» deezc Nat, Hijïerie % bl. 195. alwaar dit Gewas worde bedoeld. (10; Hibiscus Fol. Cordacis crenatis, angulis lateralibus ex- timis parvis, Caule Arboreo. Hort^Clif, 349. Lugdb. 358. Hibiscus frutescens &c. BROWtf. Jam. 284» Malvaviscus Arborescens &c. DiLL. Eltb. 210. T, 170. f. 208. Ma!va Folio Hederaceo, Flore coccineo, Plum. Ic. i6p, f. 2. Alcê» Indica Arboreafcc Pluk. Alm. 14* T* 257* f> Cc 3 IS* Deel* V* Srvsu 40Ö ENKELBROEDERI GE HEESTERS* III. zeer groote fchoon hoogroode Bloem. In de A*xn?U ^ortus Medicus alhier bloeit thans deeze Soort 9 Hoofd- wel eens Mans langte hoog, en heeft de Bloem stuk. 00k zodanig geflooten , als Dillenius £*lman' die afbeeldt. De Vrugt is een Klootronde Be- zie met vyf eenzaad ige Hokjes , zegtLusN^Eus. De natuurlyke Groeiplaats zou in Nieuw Spanje zyn. xt. (n) Hibiscus met Hartvormige, gekartelde, c^down- onverdeelde Bladen , de Zaadhuisjes met de. uitfteekende Doorntjes. Deeze Soort is van den Heer Jacqui N aan de Zee -Kusten der Karibifche Eilanden waargenomen. Het was een Heefter van vyf- tien Voeten hoog f met regte , dunne , Takken , waar van de jongden ruuw en Haairig 5 de Bladen Hartvormig gefpitst , ongelyk op de kanten ge- fchaard , wederzyds ruuw 5 gefteeld , altemaal onverdeeld. Eenbloemige Steeltjes kwamen uit de Oxels der Bladen voort 3 met fraaije, reu- kelooze , geele Bloempjes , den buitenflen Kelk (*) altoos in vyven gedeeld hebbende , met een Haairig Vrugtbeginzel. Vyf Zaadhuis- jes (ii) Hibiscus Foh Coidatis crenatis indivifis, CapfuüsSpi- nis exftantibus. Abutilon Amer. frut. FoL iubrot. FI. luteo , Fru&u aculeato raajore. Plum. Spsc. 2. Ic. 1. Jacc^ Amtr* Hijl. p. is>*. (*) Ik twyfel niet, of hier zal de binnenfte Kelk gemeend worden ; want anders zou het ftryden tegen de Kenmerkea ▼an dit Geflagt. MO NADELPHIA. 407 jes hadden fedcr drie Doornen, een langen, III. twee korten, doch die zo tegen elkander floo- Afx ^ ten, dat het getal der Doornen , 't welk wee- H • ifd- zentlyk vyftien was, maar vyf fcheen tezyn.STÜK- Zy bevat teden ieder een enkeld Zaad. JHier kan , myns oordeels % als eene Ver- fcheidenheid bygevoegd worden dat Westindi- fche Gewas , waar van onder den naam van Malache een nieuw Geflagt gemaakt is by 't uitgceven der Afbeelding van Ehret, als of hetzelve niet tot één der Geflagten van deeze Klasfe , en in 't byzonder van de Maluwach- tige Planten, te brengen ware Het ee- nigfle is , dat de Bloemen hier in eene Aair vergaderd zyn ; want de Zaadhuisjes , die ook gedoomd zyn , en een enkel Zaad bevatten , komen nagenoeg overeen ; zynde de Bladen mede ruuw , en 9t Gewas een Heefier , met verfcheide Stengen van vyf Voeten hoog , door Sloane aan de Oevers der Rivieren op Ja- maika waargenomen. Men kan de befchryving verder aldaar nazien. O 2) Hi- (*) Malacha fcabra* Trbw, Ehret Tab. XC. Abutilon Fo- His ovato • cordatis acuminatis rugofis &c. MlLL. Abridgm* Ed* V. Abutilon Americanura paluftre, Spiek Florurn pyra- midali, Flore parvo exalbido, Plum. Sp, 2 ? A'cea Fmt. aquatica, Folio cordato fcabro~; Flore pallide luteo. SloanS Jam, 97. Hifi. I. p. 2*1. T. 119* C 2« KQY&N Lfi&dfraê* p. stu Cc 4 4^3 Enkelbkoedirxge Heesters* 11 *• (i*) Hibiscus met Wigswys' Eyrende , aan AFxni.U '* end dieP g*kerfde Maden , de Steng Hoofd • Boomachtig. STUK* xn. Raüwolfiüs heefc deeze in de Oofter- jfyrlï'cu's. fche Landen ontdekt, waarvan de Af beelding syrifche. cj00r hem aan Camer arius is medegedeeld. Uit Zaad is zy voortgeteeld in de Hoven vaö Europa , waar men Verfcheidenheden van de- zelve ziet, met paarfchachtig blaauwe, wit en rood bonte en geele Bloemen, door Tour- kefort , die het Gewas Syrifche Ketmia noemt , opgetekend. Deeze Soort maakt de gewoone Althéa- Boompjes van onze Bloemho- ven uit. xnt (13) Hibiscus met vyfdeelig gepalmde Bladen; ^fibiadi* een gedoomde Steng ; de Bloemen gefteeld. Onder den naam van Ceylonfche Ketmia met Vygebladen is deeze zeer fraay in Afbeelding gebragt door den kundigen Dillenius. Men vindtze ook in aradere Europifche Kruid- hoven , dan die van Eltham , door hem be- fchree- fn) Hibiscus Fel. cuneiformi - ovatis, fuperne incifö • den- nt s, Caule Arboreo* H. Cliff. 3$°* Ups. 205. Alcea arbo- mcens Syriaca. C. B. Pin. 3 16* Alcea srborescens. Cam. Hert. *T. 3 t 4* Ketmia Syromrrw TOURNF. Inft. 99. (li) Hibiscus Fol„ quinquefido - paiiaatis , Caulc aculsnto , Floribus pedunculatis. H Cliff. 49*. R. Lugdb. 359. Fl Zeyt. 9.6 3. Ketmia Zeylanica Fici folio, Perianthio obJongo intejro* PiLL. Eltb. 190. T. I57t £ 150. BUK.M. Fl. Ind. isi% MONADELPHIA. 409 fcbreevcri. 't Gewas heeft een ruuwe regte IIL Steng , van twee Voeten hoog , met kleine AF3[>1JfIEL* Doorntjes: de Bladen vyfkwabbig ; de Bloe- Hoofd* men enkeld , knikkende. STÜ^ (14) Hibiscus met Zaagswys* gelande Bladen*, xiv. de onderften Eyrond , onverdeeld; de bo- 5zuiubi2" venjien in zevenen verdeeld ; met een on-&&- gedoomde Steng en ongejteelde Bloemen. Verfcheiderley is de verdeeling' der bovenlte Bladen opgemerkt in deeze Soort , ook in Oost* indie groeijende , en van daar in de Europi- fche Tuinen overgebragt. De gemeende heeft de bovenfte Bladen in drieën verdeeld , en deeze is de Indi/che Althéa, met Katoenbla- den, den fmaak van Zuuring hebbende, door Herman kus onder de Plantgewasfen van den Leidfchen Akademie-Tuin befchreeven , als een Jaarlyklch Gewas, met een Steng van drie Voeten , die groen en glad is ; de Bladen driekwabbig , bly - groen en lang gefleeld : geevende op korte Steeltjes , uit de Oxelen , groote Roosachtige Bloemen , gelyk die van dit Geflagt, waar op Vrugten of Zaadhuisjes vol- gen als gewoonlyk. De Bladen , zegt hy 9 die Zuurachtig en wat Lymerïg van Smaak zyn y worden van de Indiaanen 5 of alleen 5 of (14) Hibhcus Fol. ferratis , iijferioribas ovatis indivifis , fupcrioribus feptenis partitis , Caule inetmi , Fioribus iesfilibu$> jACC^. Oh. II, T. 3$. tripartüs, Sp. Plant. II. p. Cc 5 II. Dkzu V, Stuk* 4to Enkelb roederige Hekstërs* ML of met ander Moes gekookt en gegeten. Van ^Fxn?.L' ^e Steelen maaken zy , even als wy van die Hoofd- van Hennip, tot Touw draaijen gebruik» Men stuk, zaajt [let daarom jaarlyks in Indie. fche zuu "^'s eene ^erfcheidenheid was hier toe be- ring, trokken, de Ongedoornds Hibiscus, met Zaags- wys' getande Bladen , de oncierlten geheel # de middelden in drieën , de bovenften in vyven verdeeld , van den Hoogleeraar A. v, Royen ( *) 9 welke de Indifche Alcéa met een groote Bloem , van Bauhiwus, en de Sabdarifa der Autheu- ren zou zyn. Dezelve heeft, zo men aanmerkt, de Bladen fomtyds in drieën , fomtyds in vy- ven 9 fomtyds ook in zevenen , verdeeld , en hier toe behoort de Amerikaanfche Alcéa van Clu sius. De Heer Jacqüin vondc dee- ze Soort als een Zaaygewas in de Tuinen op de Westindifche Eilanden , zynde derwaards, zo men zyn Ed. berigtte , van Guinéa uit Afrika overgebragt ; weshalve ook de Franfchen die Ozeille do Guinée , dat is Guineefche Zuuring noemden, Hier van kwamen voor , die de Kelken Bloedkleurig of donker rood , of uit den groenen witachtig hadden 3 zynde dezelven dik , Vleezig, Sappig, ftyf en broofch. „ De s, Stengen volgen de Kleur van den Kelk ,3 meer (*) Hïbiscus inermis > Fol. ferratis : infimis indivifis, me- diis tripartitis, fammisquinque - partitis, R. Lu%lb. 359. Al- cxa Indiea magno Flore. C* B. Pén. 317. Akxa Americana. Ci-us. Hifi. it. p. %6. Sabdaiifa. Dod* Lob. CAac« &c. Jacc^ Ots. li. p* 10. MONADELPHIA. 411 „ meer of min. 't Is een jaarlykfch Gewas , ijg 3, van eens Menfchen hoogte. De Doorens Afdeel. „ heeft het niet, waar mede de Hennipachtigeu0,)F^ 3, gewapend is, daar het in Geftake zeer me-sTr/K. 3, de overeenkomt 5 en, dewyl die in de Eu-^.p^«- ropifche Broeihuizen niet ongemeen is, zal ik het Gewas niet nader befemvven. De 3, dubbelde Kelk , begaafd niet een aangonna* 3, me Zuurheid, is byna het eeniglte, dat men 3, van deeze Plant gebruikt. Het Zaadhuisje „ wordt doorgaans weg gefmeeten ; hoewel men a> de Knoppen zelden afplukt , voor dat de Vrugt haare volkomene grootte bekomen heeft. Zy worden niet raauw gegeten , maar 3S men kooktze ruim een half Kwartier in Wa- „ ter , en dan , een weinig gedroogd zynde , „ worden zy bekwaam tot allerley foort van „ Konfnuur , welke in Smaak gelykt naar de „ Europifehe Aalbesfen - Geley , zynde naar de „ Kleur der Knoppen, die men gebruikt heeft , 33 wit of rood. Maar , om deztlven zoet te „ maaken , wordt magtig veel Suiker vereifcht. 3, De Geley daar van , welke onbedorven „ naar Europa kan overgebragt worden , is zeer „ aangenaam van Smaak. Het uitgeperfte Sap , „ met Suiker gemengd , geeft door Gifting een niet onaangenaamen Wyn , die rood of wit „ van Kleur is , doch naauwlyks een Maand goed bïyft. Dt Franfchen noemen dien „ Zuuring - Wyn , de Engelfchen Zuuring- „ Koeldrank. Om kort te gaan, alle Konlituu- i> ren, IU DBEJL, V, STUK» 41* EWKELBROEDE RIGE HlESTERS. ra IIL ren 3 daar van gemaakt, zyn in de Westin- xiii. *i diën zeer geacht; om dat menze ftnaakelyk* Hoopd- fJ en tevens , door de verkoeling, tot de Ge- STUK* „ zondheid ftrekkende vindt." Hibiscus Zaagj^j' gftatóe Bla- Cannabi- den , bovenflen Palmswys'* in vyven *Hcnnip- gedeeld , van onder én éénklierig; met een gchtigc gedoomde Steng en ongef teelde Bloemen. De gedoorndheid van de Steng onderfcheidt voornaamelyk deeze Soort , die met de voor* gaande anders in hyna alle opzigten overeen- komftig is : want de verdeeling der Bladen is aanmerkelyke fpeelingen onderhevig. Hier zyn de Bladrteelen van onderen met regte, en in de voorgaande met kromme Doorntjes gewa« pend, die in de Vygbladige op roode Wratjes zitten. Zulks kan dienen als een onderfchei-r dend Kenmerk van deeze drie Soorten. De tegenwoordige, die op Ceylon natuurlyk groeit, van Ga r ci as Bangue getyteld, volgens den ïnlandfchen naam , heeft een Steng van vyf Voeten hoogte, en draagt een rondachrige rui- ge Vrugt, in de Kelk vervat, Dc Steelen kun- nen (15) Wbiscut Fol.ferratis, fuperioribus palmatis , quinque- parcins, fubtus uniglandulofls , Caule acuieato , Flonbus fes- filibus. Alcéa Benghalenfis fpinofislima tkc. Comm Hort. 1. p. 3 5. T. is. Kerma India , Fol. d'jitatïs , Fiore magnJ SUlphureo, ümbone atro- purpureo , Pedolis ip:rjofïs. Ehret. Td. VI. Fig. u Ketmia Indica Cannabis foliis, éangnc dida. Bu»m, Z*iL 13*. Fl< M. is*. nen, als die van Hennip, tot het maaken van^m^ Touwwerk gebruikt worden , en het Zaad xuu * zou , benevens de Bladen , by de Oofterlingen Hoofd- in achting zyn , tot opwekking van de Minne- p^ drift : immers zo het de Bangue is 3 die van^w*. Ac os ta befchreeven wordt. Deeze Soort is door Commklyn, inde Amfterdamfche Hor- tus Medicus , onder den naam van Sterk ge- doomde Bengaalfche Alcéa , met den Smaak van Zuuring i en een bleekgeele Bloem , die een purperachtigen Navel heeft , afgebeeld ; doch de konftige Ehret heeft dezelve ten keur- lykfte afgetekend* (16) Hibiscus die met kromme Doornen bezet ™^ is 9 de Bladen driekwabbig hebbende , de Suratte** luiten/te Kelken met byhangzels ; hal/{^ntfchCt Hartvormige Stoppeltjes en gej teelde Bloe» mem Deeze behoort mede tot de Zuurbladigen ; zynde in de eerfte plaats daar toe betrokken het Haairfteekers - Kruid van Rumphiüs , dus wegens de aartige byhangzels van den bui- ten* (16) Hibiscus recurvato aculcatus , Foliis trilobis , Calyci* bus exterioribus appendiculatis , Stipulis fêmicordatis , Flor. pe- dunculatis. Herha Crinium. Rumph, Amb. IV. p. 46. T. 1$. Hibiscus Fo!. palmato - digitatis quinquepartitis &c. FU IZtyL 264* Alcca Maderasp. Saporis acidi. Pluk. Alm. i$, T. 5. f- 4. Narinam - Pouill, H§rtt Mal> VI, p. 7*. T. 44, BURM« Fl. Ind. 152. H« dml. v. stuk»! 414 Emkelbroederige Heesters; ul* tenften Kelk genaamd; waar van een Tamme A xin!L# en Wilde op de Ambonfche Eilanden gevon- Hoofd- den werdt; en, in de tweede plaats , de Ma- STUK' labaarfe Narinam- Pouilli , in 't Nederduitfch iria!yan Krabben - Doorn. Het Gewas komt in Geltalte 5 zegt Liwnueus , met de voorgaande Soort overeen , verfchillende daar van inzonderheid door de kromme Doornen 3 waar mede zy aan de Kleederen blyven hangen. De Bladen wor- den van de Indiaanen by Vifch gekookt. xvn. O 7) Hibiseüs met Palmwys9 gevingerde Bla* Hibïscus den die in zevenen verdeeld zyn ; de Stenz chinee- en Bladjleekn ongedoomd. fche. Om dat de Bladen van deeze Soort , in fi- guur, veel overeenkomst hebben met die vaü den Manihot van ïhevetüs, anders Yucca en Casfave genaamd , zo voert dezelve dien bynaam. Dillenius heeft het Gewas 5 on- der den naam van Ketmia met getande Mani- hot-Bladen , en eene groote Zwa velkleurige Bloem , afgebeeld en befchreeven. De Vrugt is een lang pieramidaal Zaadhuisje ? in vyven verdeeld. Het groeit in Indie, en wordt van Plükeretiüs Chineefche Alcêa geheten. (18) Hï. (17) Hihiscuslol: palmato - digitatis fèptem • partitis , Caul« Petiolisq. ïnermibus. H. Cliff* 3*0. Ups. 206. ft. Lugdb. 35S. Ketmia Folio M;?m!iot ferrato* Florc ainpio Sulphureo* DlLL» Elth. *$9 T. ij6# f. $9. Alcéa Sinica Manihot ftdlato fo- lio , Capful& longa , piiofa* , pyramidata , quinquef. divifit* *LUK. Amdtb. p. ss J. <• a. ÖUBM. Fl< lnd. p. i$z. M O N A I> E £ * V I A. 4*5 (18) Hibiscus met Schildswys' Hartvormige, IIL zevenhoekige , Za^jwyj' getande Bladen > AFxnIL# rf* Steng Jtekelig ruig. Hoofb- STUK» Het van ouds bekende Gewas , dat men A- xvnr. belmofchus noemde 3 waar van het Zaad nogy.^6"*1" een plaats bekleedt, in de Verzamelingen van Egypti- Winkelmiddelen, komt hier te voorfchyn. BAU-fchc* hinus heeft hetzelve ruige Egyptifche Alcêa getyteld. To urnefort neemt het Egyp- tifche Kttmia met Zaad dat naar Moskeljaaü ruikt, ten minde is dit waar, volgens Rum- pui us , wanneer men 't zelve in de Mond kaauwt. Die Autheur noemt het Muskus-Zaad, en zegt, dat de Indiaanfche naam Genda-Pou* ra is of Caflorie van Ambon , dewyl zy het Moskeljaat dus noemen , en het Gewas veel op de Molukkes groeit , hoewel het op Java nog beter valt. Het is niet alleen door ge- heel Oostindie $ maar ook in Westindie en zelfs in Brafil bekend , wordende vanMiiuAN, onder den naam van Muskus -Bloem, afge- beeld ; doch de afkomst zal mooglyk uit Egypte zyn (is) RibUt%i Fol. fubpeltato - cordatis fep tem - angularibus ferratis, Caule h spido, H, Clif. Ups, R, Lugdb* utfupra, ft< Z^L z6i Mat Med 342. Alcea hirfuta &c. BROWN. Jam z?5 N. 4. MARCGR Bras, T* 45. Alce'a jfcgyptiaca villofa C* B. Pin. 317. flos mofchatus. MER* Sur. T 42» Granum Mofchamm Rümpb Amh* IV* p. 38. T. 15* Cat- tu-Gafturi% Hort. Mal. II. p. 7 1 , ' T* 38. Ketraia Egypr>3ca Semine Mofchato. ïouenï* Inft* p. 100. Burm, Zt}l< 1^ Tl, Ind. 153. XL Deel, v. Stuk* 4ï6 Enkelbrorderige Heesters. ïir* zyn of uit Arabie,- dewyl de naam zulks fchynt xnf.L' aan te duiden. Hoofd* Het is een Heefter, die alle Jaaren gezaaid stuk* moet worcjen 9 opfcnictende mee een Steng van Hipe'lman" meer dan eens Mans langte, die zig in weini- ge zyd- Takken verdeelt. Het zonderlingfte is , dat deeze Steng , die wel een Duim dik wordt, doorgaans boven dikker is dan om laag; weshalve hy ook niet op zig zelf kan ftaan. De Steng en Takken zyn geheel ftekelig ruig* en de JJladeri niet minder. Zy zyn , zo hy aanmerkt 3 van figuur als de Kaasjes - Bladen , met drie uitfleekende hoeken van vooren, en nog twee van agteren , loopende voorts met ronde billen toe , by het Steekje. Dergelyke vyfhoekigheid komt ook in de Afbeelding van Merian voor, zonder dat ik de Bladen ze- venhoekig afgebeeld vind , gelyk dezelven in de Europifche Akademïe- en andere Liefheb- bers-Tuinen, alwaar het Gewas thans gemeen is , waargenomen worden» In de Afbeelding , ook, welke door Alpinus gegeven is van dë Bamwtia Mosfchata der E wptenaaren , wel- ke zy Mofch en het Zaad Abelmofch noemden 5 zyn de Bladen altemaal zèvenhoekig j terwyl in dezelve , zo min als in de bepaaling vaa Linn ^os, geen het minde gewag gemaakt wordt van de driekwabbigheid der bovenfte Bladen , van welke Rümphiüs fpreekt , die in een Takje van dit Gewas, my uit Oostin- die toegezonden , zeer blykbaar is. Ik geef der- derhalve van die Talye , uit mync Verzame- III*1 ling, hier, op Plaat XXVII, in Fig. a, deA\D^;L* Afbeelding'. De ongemcene Stekelige ruigte Hoofd- van hetzelve is daar in zeer blykbaar. STÜK* De Bloemen , zegt Rumpkius, zyn ten minfte zo drfafyaH* groot als die der Stokroozen, licht geel met eenn, xxvir. rooden Navel , en beitaan uit flappe Blaadjes. F's' 2# *s Morgens onriooken, gaan zy 's namiddags weder toe en verflenzen, Op dezelven volgt de Vrugt, die een pieramidaale Kegel is, ruim een Vinger lang en een Duim dik , vyf kantig, in vyven qpen fplytendc , en dan de gezegde Zaadjes vertoonende, die Nierachtig van figuur zyn en bruin van Kleur. In Oostindie worden dezel- ven byna alleen van 't Vrouwvolk om den Reuk gebruikt 9 die dezelven op Kolen ftrooijen , om : & dus het Vertrek te bewierooken. In Westin- die rygen de Meisjes dezelven aan Zycen Draa- den , ten einde zig daar mede te verfieren» Met de Bladen worden 'er de jonge Kalkoe- nen vet gemaakt. De Franfchen noemen 't Zaad Ambrctte 9 om dat de Reuk wat trekt naar dien van Amber grys 3 en het wordt 'er gebruikt van de Parfumeurs. In de Geneeskunde heeft men 'er , tegen, de Beimetting van Uitflaande Ziekten 9 gebruik van gemaakt. {19) Hibiscus met vyfdeelige lroetswyze Bla* xrsr. dm% en den binnmjlen Kelk zyielings op*tss^^f br tekende* On P*tbaate. <(i*) Hibhcus Fol. quinquep^tito - pectetis s Calycibiis in* Dd .' w~ 11, DIF.U V. STTJ3, 4i8 Enkelbroedeuige Heester»; III. Onder de Planten van den Amfterdamfen Axiil1 Tuin is deeze in Afbeelding gebragt door den Hoofd- vermaarden Commelyn , die het Jaarlykfe stuk* Amerikaanfche Alcéa , met eene zeer groote J^efman' witte Bloem en eene by uitftek groote gefleuf- i de pyramidaale Vrugt, noemt, 't Gewas hadt 'er een Steng van twee Voeten hoog , een Duim dik; Bladen als die van den Wyngaard met lange Steelen, drie-, vyf- of zevenpuntig, op den rand diep ingefneeden , laf van Smaak. Uit derzelver Oxelen kwamen Bloemen op dik- ke Steelen voort , witachtig 3 zeer groot en fraay. Hier op volgde een groot Zaadbuis , dat zig in vyven verdeelde , bevattende rondach- tige Zaaden met een wit Merg. Sloane noemt dit Gewas Allergrootste Alcéa , met Bla- den van Stokroozen , en eene tienhoekige reg- te, dikke, eetbaare Vrugt. Hy betrekt 'er toe de Qiiingombo van Brafïl , doch heeft nog eene met een dunnere kromme Vrugt, die men op Jamaika in de Tuinen plant, gevonden, welke hy meent de Fgyptifche Bammia te zyn , ten minfte zulks bedenkelyk voorftellende. Deeze befloeg de Akkerlanden by Memphis in menig- te , om dat men 'er tot Spyze zo veel gebruik van maakte, zegt Veslingius. Het was een Ge- terioribus latere riimpentibus. 'Alcéa Araer. anima Flore albo &c. Comm. Hort, I. p. 37» T. 19. RAJ. Suppl. 518. Alcéa m;ixU ma Malvae Rofeae folio , Fru&u decagono &c. Sloan. Jam. S84 Hifi. h p- 22 3 ♦ BROWN. Jam* 284, N. 3. Okra. KALM. II. p. 20$. Q^ngombo* MAEGR* Bras* 31, BU&M» Fl9 Indt p» MONADEJLPHÏA. 41$ Gewas van vier of vyf Ellen hoog , met Bla- III. den als van de Maluwe, doch ruig en grooter , Ar^Ll gelyk die der Kalabasfen , op lange Steelen. Hoofd» De Bloemen waren ook grooter , bleekgeel met STUK' een paarfchen Navel en de Vrugt als die der dr?olyan Ezels - Komkommeren 3 fomtyds tien-, fomtyds vyfhoekig , welke van het gemeene Volk nog groen, met het Zaad daar in, by \ Vleefch werdt gekookt en gegeten» De Heer Jacquin verzekert , dat deeze Eetbaare Hibiscus- Plant op de Karibifche» Ei- landen in 't wilde groeit of van zelf voortkomt* 3, De Franfchen noemen dezelve , zegt hy , 3, Gombo, de Engelfchen Okro. Zelden bereikt 3, zy eens Mans langte. Zy verdeelt zig iu 3, weinige Takken : de Bladen zyn groot en 3, wat ruig , de Bloemen zeer groot en Zwa- 33 velkleurig; de Vrugten hebben tien Sleuven, 3, zyn Haairig , langwerpig Kegelvormig en 33 twee of drie Duimen lafig. Deeze, nog on- „ ryp en groen 3 van allerley grootte 5 in Water 33 gekookt en dan een weinig gedroogd en koud 3, geworden zynde3 worden, met het Zaad daar 3, in 3 overdwars doorgefneeden , nevens elkan- 9, der overend op een Schotteltje gezet , en ,3 met Olie , Azyn , Zout en Peper , toege- 3, maakt , en dan van de Europeaanen zelfs voor 33 een niet onfmaakelyk Geregt gehouden. Voor 3, iemand , evenwel 9 dien het de eerfte maal voorgezet wordt , heeft het iets walgelyks 33 in 3 dat by 't afneemen van het Tafelbord D d 2 33 een II. Deel. V* Simt* 4iö Enkïlbroeüerige Heesters, III. „ een Sliert van Slym daar aan blyft hangen } AFxnfL » ziS uitftrekkende tot aan den Mond; wam Hoofd- „ deeze Vrugt is vol van een zeer taaije Lym. STUK' Om eenigc dikte aan Vleefchnat te geeven, reelm**1' wordt 'er dezelve, in kleine veelheid, met 3, goed gevolg in gedaan. Voorts komt zy in 3, verfcheidcrley Geregten der Wilden, In de 3, Keizerlyke Broeyhuizen wordt dit Gewas 33 met gemak geteeld en geeft 'er rype Vrug- ,3 ten." 5, De Okr a , een Bloem die in deWcstin- 3, dien , of op de Amerikaanfche Eilanden , 33 wüd groeit C zegt Kalm); wordt hier [in 3, PeDfylvanie] in de Tuinen geplant. De Vrugt, 3, welke uit een lange Haauw beftaat , nog 3, groen zynde 3 aan ttukken gefneeden , en in 3, Vleefchnat gekookt , maakt hetzelve zo 3, dik als Warmoes. Dit Gercgt wordt van 3, eenigen voor byzonder lekker gehouden, „ Inzonderheid beminnen het de Negers on- 3, gemeen.5' xx. (20) Hibiscus 772^ Hartvormige gehoekte Bla* CT^aw den 5 en bolronde , geknotte , Jlekelige sch dvoc- Zaadhuisjes. cende. De bynaam komt daar van 5 dat de Zaad- huisjes als met een Schild gewapend zyn. Zy heb» (20) Hibiscus Fol. cordatis angulatis , Capfulis turbines? tmncatis hisjftuïs. Ketmia amplisfimo folio angulatp &c, Plum. Ui 160. f, 2» M O K A D E L P H I A. 4*1 hebben een rondacbtige figuur en zyn zeel*^^^ kfeiig, verwekkende zelfs Jeukt op 't aanraa- xin." ken/ 't Gewas is Heefterachtig en groeic ^ Hoofd- Amêrika. m '™* overiëe Soorten fpaar ik totST^ de befchryving der Kruiden. dria. GORDONIA* De Kenmerken van dit nieuwe Geflagt, be- halve de algemeene van deeze Klasfe en van den Rang der Veelmannigen in dezelve , be« itaan in een enkeldcKelk; een vyf hoekige Styl met een vyfdeeligen Stempel; een Zaadhuisje met vyf Holligheden , die ieder twee Zaaden met een Bladerige Wiek bevatten. De eenigrte Soort (i) maakt een Gewas uit, dat te vooren in 't Geflagt van Hyperkum , onder den bynaam van Lafianthus , is geplaatst' u$* ^eweest, dien het thans nog voert. Men vindt het by Mille r 5 in zyn Kruidkundig Woor- denboek, Hypericum met flyve Lancetvormï- ge getande Bladen , en Bloemen in de Oxe- ]en , zeer lange Bloemfteelen > de Zaadhuis- jes Houtig , gctyteld. Het is de Fhrida- fche vyfhokkige Alcéa , voorzien met Laurierbla- den die flaauw gekarteld zyn en gewiekte Zaaden > van Plukenet, daar Catesby de (ï) Gor<ïonia, Ellts. Phil. Trans. 177c. VOJL. LX. p. ci8. T. 11. Hypeiicara Lafianthus. Spec. Plant. II. p. 1101. Aicla Floridana quniquecapfularis &c. CATESi* C*r« I. T. 44. Sel» Vog. II. Band. p. 70. Pi. LXXXVIH. Dd3 K. PEEL. V* SïUKt 422 Enkelbroederige Heesters, III. de Afbeelding van geeft. De Bloemen 3 als die **xmh van de Alcéa> hanSen aan Steelen van vyfDui- Hoofd men lang. Het is een hooge Boom , met eenen stuk. regten Stam, en een regelmaatige pieramidaale Jge!lman Kroon , groeijende in Karolina , doch niet in Noordelyker Volkplantingen. Men vindt hem ook te Suriname. De HeerELLis heeft den- zelven , in de Verhandelingen der Koninglyke Sociëteit van Londen , afgebeeld en omftandig befchreeven. XIV. HOOFDSTUK. Befchryving van de Heesters, wier Meel- draadjes uit twee Grondftukken voortkomen , deswegen Dübbelbroederige, Dia- delphia genaamd ; tot welken bynfi alle de Vlinderbloemige Plantgewasfen betrekken zyn. Van de Algemeene Kenmerken deezer Klas- fe heb ik reeds gefproken % Onder de biadz. i6z. Vyf- en Zesmannigen komen geen Heefters voor, maar wei onder de Agt- en Tienmanni- gen , als volgt. POLYGALA. De byzondere Kenmerken zyn : een vyfbla- dige Kelk , met twee Wiekachtige gekleurde Blaadjes : en een ftomp Hartvormig tweehokkig Haauwtje. DiC DlADELPHIA. 423 Dit Geilagt heeft zynen naam van gemeene III. Europifche Veldkruidcn, wegens de Eigenfchap AFxfvEL* van het Wolvee veel Melk te doen geeven Hoofd* dus getyteld. Het bevat tegenwoordig meerSTUK# dan dertig Soorten , onder welken eenigen Hee- d9j***m fterachtig zyn , als (10) Polygala met gekamde getroste Bloemen, x* driebladige Blikjes; de Bladen fmal Lan-//Ja**f£ cetvormig , de Steng Heejterachtig. Geblikte* Verfcheide Kaapfe Gewasfen , die in de fi- guur der Bladen, welke of geheel Liniaal, of Lancetvormig , of Elsvormig zyn , en tevens een weinig in Geftalte verfchillen 9 door den Hoogleeraar J. Burmanjsus op ééne Plaat afgebeeld , zyn hier t'huis gebragt. Dezelven komen in Gewas, meer of min, met de Eu- ropifche Polygala overeen. De Heer B e it- em s befchryft 'er een 5 dat zyn Ed, meent de Jfrikaanfche Polygala met Vlafchbladen>van Oldenland, te zyn , komende overeen met de Heefterachtige , die lange fmalle Blaad- jes en een groote paarfche Bloem heeft, van ge- (\o) Polygala Floribuscrifhtïs raccmofis, Brn&eis triphyllis, Foliis lineari • lanceolatïs, Caulc Fruticofo. Berg. Cap. 182. BUXB, Cent. III. p. 41. T. 71. Am. Acad. II. p. 137. Poly- gala Africana glabra &c. Pluk. Alm. 300. T. 53. f. 2. Po- lygala frutescens sngiiftifolia ramofo* RAJ. SuppL 640. &• — FoI# lineari - fubulatis. ƒ/♦ Ciiff* 353. y. — Fol, fubulatis. i. — Pol. linearibus obtufis fcabris. Am* Acad* utfupra. BuHm, Aft. 202 , 203 , 204» T* 73» f. 2 , 3 , 4. Dd 4 li. Desl, v. Stuk» 4*4 DüfiBÏLBROEDERIGfi HeÉSTER^ IH* gezegden Hoogleeraar. De Steng daar van is AFxi vE.U Heefterachtig en verdeelt zïg in lange , gladde , Hoofd- ronde Takken , bezet met veele fpitfe Bladen , STÜK# van twee Duimen ïang. Hier aan komt een ,fgfmün' langwerpige. Tros , van drievoudige Blikjes , omvattende een Kelk , die twee zeer groote Bladen zydewaards, en een klein Blaadje heeft 9 boven de Vlinderachtige Bloem. Hier van is de Kiel Helmachtig hol, gehaairdjde Vleugels Ruitachtig ovaal , fpits en groot : de Vlag, uit twee Wiekjes beftaande. Voorts hangt, aan den Kiel , een driedcèlïg , Penfeelachtig getakt ftuk , dat de Bloem weezen tl yk onregelmaatig maakt , gelyk T o u rneforï die der Poly- gala's aanmerkte te zyn. XL f (11) Pulygala met gekamde byna gekroonde Vmheiiïna. Bloemen, de Bladen Liniaal en eenwrinig Gciuoon- gehaaird. Dit is een Kaapfch Hecfïertje , een Span hoog, dat de Bloemen aan *t end der Takjes in me- nigte, als in Kroontjes, draagt. Het komt de voorgaande Soort zeer naby. xn. (12) Polygala met gekamde Bloemen , die een Tol-gaU. half. Mvrtcbla- dige, f11) Pefygala Flor. criftatis fubumbellaris , Fol. linearibus fubciliatis. Mant. 2 59. Polygala Fol. oblongis acutis, BüRM. Afr* 204. T. 73. f. 5* (11) Polygala Flor* criftatis Carina lunulata , Caulc Fruti-» cofo , Foliis Ixvibus oblongis obtufis. Am. Acsd. IL p. i?S» Hort. Cliff. 353. Polygala Arborea Myctifolia y Floribds albis s , üuus purpmeis, Cqmm. H*ru. U p. 8 7. T. 46. IUJ. Suppl. DlADELPHIA. 425 halfmaanswyze Kiel hebben , de Steng UL Heefter achtig > de Bladen langwerpig ftomp^™*ZLm en effen. Hoofd- stuk-. Dcezc maakt de Heefterachtigë Polygah , o&*n~ met langwerpige gladde Btaden en eene paar-,jfri*' fche Bloem , van den Hoogïceraar J. B u r- mannus, uit. Dezelve was hier, in de Hor- tus Medicus, Mans langte hoog gegroeid, met eene regte , rauwe , bruine Steng, die enkel- de , ronde , groene Takken van een ; Voet lang uitgeeft , welke zig in BIcemtèkjes verdeelen , met Bloemen als in de overigen van dit Ge- flagt, maar zeer groot, paarfch van Kleur, en aanzienlyk. 'c Gewas is mede van de Kaap qfkoniftig. Os) Pölygala met gekarnde Bloemen een Het- xni. fterachtige Steng ; de Bladen gepaard )0ppt}utf* Eyrond en /pits. ^iwbix Dit is een Kaapfche Heefter van twee Voe-dlse* ten hoog , de Kelkbladen Hartvormig rood en groot hebbende. De Heefterachcige van Ber- gjüs wordt hier t'huis gebragt, (i4) Po- 640 Poïygala Arborea Myrtilli fubrotundis foüis , Fr. magno TordyUi. Pluk. M*n**i§$; T. 4^- 4. Polygala frutesceas &C. BlJRM. Afr, zoo. T. 73. f, 1. (13) PilygaU Flor. criftatis , Caule Frut'cofo, Fol, oppo* fitis ovatis acutis. Mant. 259. Folygala Ffuticofa» Berg, Cap4 18 3» ' Dd 5 II. Deel, Vi Stuk,- 426 DüBBELBROEDERIOE HEESTERS, III. Polygala met gekamde zy deling fe Bloe* AFxivEU men* ^ Steng Heefterachtig gedoomd; dc Hoofd- Bladen ovaal ge/pitst. stuk. XIV. Dit is een Kaapfch Heeltertje met hoekige spino/a. Takken, die in een Doorn uitloopen , hebben - <*e. de kleine Blaadjes als van Huislook, glad, ef- fenrandig, verfpreid, en byna ongefleeld, aan den tip een weinig gefpitst. De Bloemen ko- men in de Oxelen ongedeeld, witachtig, en- keld of twee by elkander voort, en de Vrugt is een eetbaare Befie. xv. O 5) Polygala met ongebaarde Bloemen , elk ^Tiee1'' em Steefy'e> een Heefterachtige Steng achti'gc en overhoekfe Lancetvormige Bladen. Deeze is , by den naam van Heefterachtige Polygala , met Lavendelbladen die groen zyn en eene blaauwe Bloem, door den Hoogl. J. Burmannus voorgefteld onder de Ceylon* fche 'Plantgewasfen. Zy heeft d;:t byzonders, dat de Takken van de Steng af tot aan de Bladen wit , en verder groen zyn , zo gedagte Hoogleeraar aanmerkt. De Heer N. L. Bür- mannus zegt , dat een dergelyk Gewas van Java is gezonden onder den naam van Japanfche Ba fterd - Thee* (16) Po- (14) Polygala Flor. criftatis lateralibus, Caule fpinofö Fm- ticofo, IoU oraiibus mucronatis. Mant* 437. Am. Acad4 1L p. 141. O %) PölygaU Flor. imberbibus , Pedunculis unifloris , Caule Frmicofo, Fol. aJternis lanceolatis* Mant, 260, BURM. Ind. ï>4- Polygala frutescens Lavcndul* folio viridi , Fiere corruleo, ÉUBm. Zcyl. 19 s. T. $5. Diadel? h ia. 42} (16} Polygala met öngebaarde zy deling fe en- II f. helde Bloemen, de Steng Boomachtig , xvn. men\ een Boemachtige Steng; de oiidjte®™^0* Bladen langwerpig ovaal, de jongften o-ie^refchlU y aalachtig. Door BrownEj die dit Gewas Heef ter ach' tige Polygala , met gladde Eyronde Bladen , rondachtigb uitgerande Zaadhuisjes en kleinere losfe trosüfnin de Oxelen noemt > was hetzelve op Jamaiki waargenomen. Het behoort derhal- ve, gelyk de voorgaande, tot de Amerikaanfche Planten. (18) Polygala met öngebaarde getroste Bloe- xnu. men , MiGfopty* f16) Polygala Flor. iraberbibus laeeralibus fi&ttrilf-, Caule^*1 nb!a" Arboreo , Fol. obtufis petioiatis, Am. Acad. II. p. 140. Pen^a srborescens Buxi folio aspero. Plum. Ic. 214. f. 1. ( 17) Polygala Flor. imberbibus raeemofïs , Caule Arboreo, Foliis fenioribus oblongo - ovatis , recentibus Tubovatis. Am, Acad. II p, 140. ƒƒ. Cliffl 35?* Polygala fruticofa Foliis gla- bxh ovatis &c« BROWN Jam. 287. T« 5. f. 3. (18) Polygala. Flor. iraberbibus racernofo, Caulibus Frutico- fïs, Foliis miniitisfimis ellipticis. Polygala Lutonica frutesceas inagno FJore , Fol. minimis. TOUHNS. Inft. ijs* U. Dek Li V* Stuk, 428 Dubbele roëderige Heesters, FJoöfd* STUK. Hf. men 5 Heejlerachtige Stengen , en zeur Afv,uEL* kleine ovaale Bladen. XIV. Deeze , in Portugal door Tournefort 4gtm gevonden , groeit ook in Spanje. Zy heeft mannigc Heefterachtige Stengen als Roedjes , een Voet lang , groen , getand door de Voetjes der afge- vallene Bladen , die allen zeer klein , Elsvormig of ovaal zyn , zonder Steeltjes ? met korte en- delingfc Trosjes van taamelyk groote Bloemen. xïx» f1^) Polygala me£ mgebaarde Aairswyze Oxel- Cch qq bloemen , de Stengen Heejlerachttg , de fche. Bladen ovaal. Hier is de Boomachtige Polygala van Brownb t'huis gebragt, en, volgens den bynaam, zal de Groeyplaats ook in China zyn. 1 Gewas heeft leggende Houtige Stengen, van een Voet lang, die niet glad zyn: de Bladen ovaal , effenrandig, van grootte als het uiterfte Duimlid , ftomp meü een Puntje. Het geeft weinig zydelingfe Takken en Aairen , die groen zyn , dikwils langer dan de Bladen. De tVrugt beftaat uit twee platte Haauwtjes. xx. (20) Polygala met ongebaarde verfpreide Bloe- Cham&bu- men, Ooften- ryklche. (19) FclygaJa Flor» imberbibus fpkatis axillaiibiis, Caiilf» bus furTruticoiis , Fol. ovalibus. Polygala Arborea&c«BnoWN. Jam. z%7+ (20) Polygala Flor. imbezbibus fparfis % Car/nl Apice fub- rotundo* Caule Fruticofo, Fol. lanccolatis. Am„ Acad. II. p. 140, ]Ac^ Vi%L 126. Chamaebuxus Florc Colutea:. C, B> Fm, DlADELPHIA. 4*0 men , Kiel rond getipt , A Steng Hee- (krachtig , & Lancetvormig. . r Hoofd* Een Gewas, dat Clusiüs overvloedig opSÏUK- de Bergen van Ooftenryk , onder de Pyn'. en 03Mm Denneboomen , tusfehen de Steenen ] vöïidt^. groeijen , was door hem afgebeeld, en door B a u h i n u s genoemd Chamce - Buxus , dat is Laage Palm. Het is door de hedendaagfche Botanisten , Jacquincïi Kramer, ook op de hooge Gebergten , omftreeks Weenen en by Baden, gevonden. ïoürnï fort noemt het Heefterachtige Polygala met Palmbladen , en geeft 'er eenc Verfcheidenheid van op3 met paarfch roodachtige Bloemen , maar Clusiüs befchryft het als een Heeftertje, dat met veele korte Steeltjes den Grond bedekt , die Palm- achtige Blaadjes .hebben 5 duurende het geheele Jaar; weshalve het van fommigen aldaar Win- tergroen genoemd werdt. „ Aan 't end der f, Takjes > zegt hy , tusfehen de Bladen, ko- \, men drie of vier langwerpige Bloempjes voort 9 die geen de minfte Reuk hebben , „ maar op fommige plaatfen byna zo welrie- kende zyn als Narcisfen. Zy beftaan uit „ drie Blaadjes 3 waar van twee wit zyn , als M Wieken uitgebreid , met een witachtig Helm- „ pje dat derzelver oirfprong bedekt , en het v der- Pin. 471. Anonymos flore Colutes. CluS. Hijl. li» p. io** Pann. 47. Ie p. 4*. TO'JRNP» 'Afp. Inft. p. 66s- jACq. 4uflr. KRAM. EUnck. 208, j 430 DüBB ELI5R0EDERIGE HEESTERS. III. „ derde , als tot een langwerpig Pypje omwon- AFxfvL' 5> den 9 is van k°ven overIangs geopend, aan Hoofd- het end als een Broek gevormd en geel , stuk. fi door den Ouderdom fomtyds geheel paarfch ■ Agtman- Q£ r00(jaciltjV wordende. Op de Bloemen 5, volgen breede platte Haauwtjes, een weinig 55 kleiner dan die van de breedbladige Thlaspi , „ meestal twee, doch fomtyds maar één Zaad- 55 je bevattende, van grootte als kleine Wik- „ ken, maar zwartachtig, ruig, en naar 5t een „ of ander Diertje gelykende , niet ongelyk „ aan 't Zaad der groote roode Polygala, doch „ kleiner, vallende tot de Huisjes, die zig op „ zyde openen , door de rypheid van zelf uit." (21) Polygala met ongebaarde ongefteelde Bloe* Poiyt*?* mn> de Bladen getropt, Eyrond > fpits , Alo?tcuroi. gekidd m Haairig9 ftewtfge? Dit is een Takkig hurkend Heeftertje aan de Kaap groeijende, zeer digt bezet met onge- fteelde Blaadjes en Bloempjes , van de gezegde figuur. xxii. Q12) Polygala met ongebaarde zy deling fe Bloe* Polygala men een Boomachtize Steng* de Bladen Jieijteria* 0 0 stekelige. driekantig , Doornachtig ge/pitst. Dit (21) Polygala Flor. imberbibus fesfilibus, Fol. confertis , ovatis , acutis , carinatis pilofis. Mant. 263. (22 ) Polyzala Flor, imberbibus lateralibus , Caule Arbo- rescente , Foliis triquetris mucronato - fpinofis, Thymbra Ca- penfis Nepetac Theophrafti foliis acukatis, Flore paryo pui. Dïadelphia. 43f Dit Gewas, te vooren Heifteria door L in» HU N je u s genoemd , en onder dien naam in de A ^ivf ^ Leidfche A kademie - Tuin geplaatst zynde, is Hoofd-; al voor twaalf Jaaren door den Ridder tot eeneSTUK# Soort van dit Geflagt gemaakt, met doezen ^f*** bynaam; terwyl de naam van den vermaarden Heister thans vereerd wordt door een an- der Geflagt 3 hier voor hefchreeven % De ge- * z\a leerde Bergiüs, evenwel, was van oordeel, bhd'L 6z> dat hetzelve gevoeglyker van de Polygala's af- gezonderd konde worden , dewyl de Bloem en Vrugtmaaking niet alleen , maar ook het Bla- derloof grootelyks daar van verfchillen , en we* gens dit laatfte het Gewas nader tot het Ge- flagt van Aspalathus fchynt te behooren. Hy noemt deeze Soort Heifteria pungens , dat is ileekende Heifteria, om dat de Bladen ftyf zyn f met Doornachtige punten. Door zyn Ed. wordt 'er toe betrokken de Polygala Aftragaloiaes van den geleerden Breyn* die Heefierachtig isf met de geftake en Bladen van ïhymbra, heb- bende een kleine paarfche Bloem , en eene Vrugt met een dubbeld Hoornig Snuitje , van de Kaap der Goede Hope, welke onder den naam van Afrikaanfche ïhymbra 3 met gedoomde Bladen , redelyk wel in Afbeelding is gebragt door Bartholinus. De Bladen komen aan trop. jes parco. Pluk. Alm, *66. T. 229- f. ƒ. Heifteria. Hort- Clif. 3$2, R. Lugdb 395. Berg Cap. n$> ïhymbra Africana £oliis fpinofis. £arth. Hafn. 167$, p* $7* II» Deel. V. Stuk, 432 DubkelbroederigeHeesters» III. jes voort : de Kelk is vyfbladig: de Bloemen A xif[EL' heW>en een ^ubbeld Vaandel, en daarboven Hoofd- een langwerpige groene Kiel, waar in de Meel- stuk, draadjes verholen leggen, die tot twee Vliezige Li o haarnen famengegroeid zyn. Het Vrugtbe* ginzel is met vier Hoorntjes gekroond , en heeft een Styl zo lang als de Meeldraadjes , zynde het Zaadhuisje ook vierhoornig, als ge- meld is , tweehokkig , met enkelde Eyronde Zaaden. xxni. (23) P°'YS^a met ongebaarde zydelingfe Bloe* Polygala men de Steng laas: Heefterachtig , met D'ricbia. drievoudige J malle Jpitje Bladen* dige. > Hier wordt thans de JUfrikaanfehe Heeft er- achtige Spartium met Hey- Bladen van COi\j> MEL YNj zo wel als het Afrikaanfshe Hey- Gewas met purperachtig roode Bloemen en kleine Bladeren , als die van Thym , uit S e. ba, t'huis gebragt. Volgens den Heer Ber- giüs, die hetzelve Heifteria welke zagter is , als niet ftekelig zynde , neemt, is de Afbeel- ding van Se ba de beste, alwaar het gezegd wordt een Heefter te zyn van twee of drie Voeten hoog , met de Bladen koppelswyze rond* om (23) Polyzala Flor. imberbibus lateraübus , Caule Frutt* c#fo FoL ternis linearibus acutis» Mant. 260» Burm* Prodr, 20. Heifteria mitior. Berg. Cap. 187. Spartium Afxicanutn frutescens Erics folio. QOMM. Hort, ir. p. 193. T. 97. £ui- friuex Erica; forrua Fiore rubemmo Breynii. Seb, Kakm Uk p. 63. T. 62, f. 2. Ö 1 A B E L p iï ï 435 cm den Stam en de Takjes zittende , die met UC $ een licht Afchgraauwe Schors bekleed zyn. 't Af£v^ Gewas komt, zo Liinnjeus aanmerkt, in Hoofd- terfchillende gedaanten voor, naar den Ou-STUK:\, dcrdom en mooglyk ook naar de Groeyplaats.^, ^ Bérgius geeft 'èr fmalle getropte Blaadjes aan , die van boven pl&t, van onderen verhe- venrond zyn, gladachtig, twee Lynen lang, en zydelingfe Bloemen , de helft kleiner dan in de andere. De Kelk is vyfbladig en klein, be- ftaande uit ongelyke, ftompe, gehaairde Schub- ben; de Bloem Vlinderachtig ehongelyk, heb- bende geen Vleugels maar een Cylindrifché Kiel en een tweebladige Vlag, in welker Na- gel een Meeldraadje beflooten is, aan de bin- netifcyde van den top agt Meelknopjes hebben- de. Het kleine ronde Vrtigtbegihzel is ook met vier Hoornen gekroond , waar tusfehen een Styl opftygt, die van boven dik is, hebbende een geknöpten, ruigachtigen , knikkenden Stem- pel. Ik bezit, onder niyne Kaapfche Planten, eeit P*tyg*ti Takje van een Heefter , die zekerlyk tot dit GeyST'"" flagt behoort, gelyk de figuur der Bloemen uk~n ™nü> wyst. Dezelven , naamelyk1, hebben die twee Wiekachtige gekleiirde Blaadjes \ vën den Kelk of tot denzelven behoorende , waar van in dè Kenmerken is gefproken, en, tot meer verze- kering , vertoont zig in eenigen het Hartvor- mig tweehokkig Zaadhuisje reeds geformeerd. Het Gewas zweemt in manier van Bladmaaking Ee veel D O BB Et BROBDERIGE HEESTERS. DL veel naar die Soort van Hey, welke Empetri* Afdeel xiv. 4/ö/ia genoemd wordt, en is hiernevens, in Hoofd* Fig. i , op Plaat XXVIII, wat het bovenfte stuk» gedeelte van het Takje aangaat, in de natuur- nifrtmSn'lykc grootte afgebeeld, zynde het onderile on- gebladerde gedeelte nog eens zo lang. De Kleur van het Takje is bruinachtig en die van de kleine Takjes Wollig wit. De Blaadjes, omtrent een Kwartier Duims lang , hebben eene Rolrondachtige figuur , met een Puntje , zyn groen en zeer gefronzeld, komende niet Tropswyze, maar digt by elkander voort. By A ziet men het Hartvormig Zaadhuisje in de gedeelde Kelk tusfchen de Kelkblaadjes , zynde de Bloem, zonder dezelven , aldaar ook met zyn gebaarden Kiel , den Styl en Meeldraad- jes, afzonderlyk, vertoond. Securidaca. Een driebladige Kelk; een Vlinderbloem die een tweebladige 3 Vlag binnen de Vleugels heeft : de Vrugt een Eyronde éénhollige Haauw , uitloopende in een Bylswyze Wiek , en be- vattende een enkel Zaad, zyn de Kenmerken van dit Geflagt. Twee Soorten , beiden West- indifche Gewasfen, zyn daar in begreepen, als volgt (i) Se- ( *) 't Geflagt van Securidac* by Tournëfort , bevatten- de de Securidacéi lutea major van BAUHINüs, wegens deByls- wyze figuur der Zaaden van CMJSIUS dus genaamd , is onder tfe CmnHWs betrokken. f ï) Securidaca met een regtopftaande Steng. 11E Afdeed In Bosfchen op Steenige Gebergten van ^^001»-- Eiland Martenique heeft de Heer Jacquin8tuk* deezc waargenomen ,di' een Room is van twaalf l Voeten hoogte, met lange, flappe Takken lug- tig begroeid ; en getroste paat Tche Bloemen, ^gdte»- De Vlag is hier ftomp, de V leugels zyn rond-111'66* achtig , de Kiel heeft een plat omgeboogen byhangzel, (a) Securidaca met een klimmende Steng. n. Scandens. Deeze, een klimmend Heefterachtig Gewas ^KUmmeii- is den zelfden Heer by Karthagena , in digt * Kreupeibofch 3 voorgekomen. De jonge Takjes van hetzelve loopen in zeer fterke Klaauwieren uit. De Bladen zyn langwerpig ovaal , ftomp en glad 3 gedeeld. Tegenover dezelven komen Trosfen van reukelooze roode Bloemen , die de Vlag fpits , de Vleugels langwerpig, en aan de Kiel een groot byhangzel hebben. Onder de Tïenmannigen in deeze Klasie komt eerst voor het Geflagt van (1) Securidaca Caule ere&o. Syst. Nat. XII. Gen. 852. po 472. Veg. XIII. p. 5 3 3* jACq. Amer, Hifk r. *8jvf. 39. Securidaca Fruticoia Foliïs lubrocund-s Czc. Brown, Jam. (2) Securidaca Caule fcandente. jAcq. Amer. Hifi, 197* T. 183* f. 83. Spartium fcandens , Fru£hi c ft ro Sc aiacoP ^iorerubro. Plum. Ic. 2+7, f. 1. Securidaca foliis öblongisj fplcls ramofïs. Brown. Jam. II. p« 241» Ee % 1U Deel, V. Stuk, ?3tf DüBSELIROËDÏErÏGÉ HEËSTÈRSi ni. A B R U S. Afdeel. Hoofd- behalve de Vlinderbloem zyn de Kenmerken stuk. een flaauw vierkwabbige Kelk, met de boven- Tien- fte Kwab breedst, negen Meeldraadjes, aan 't m*nntge. Qxon^u^ van onderen famengegroeid , van boven gaapende: een ftompe Stempel, en Kloot- ronde Zaaden. i. De eenigfte Soort (i) , te vooren in het frtltoria. Geflagt van Glycine geplaatst , is een Gewas * . Wef£ dat men van öuds Abrus genoemd heeft. Ten boontjes» ° pi. xxvii. minfte worden daar toe betrokken die Koraal- 3' roode Erwtjes, welken, uit Gelukkig Arabie in Egypte gebragt zynde , meer dienden tot verfie- ring van 't Jonge Vrouwvolk, dan tot Spyze, zo Veslingius aantekent. Mooglyk zul- len zy ook wel , hier of daar , als Kraaltjes aan Draaden gereegen , tot Paternosters in ge- bruik zyn ; waar van de bynaam ontleend. Men noemtze in Indie , alwaar het Gewas algemeen is 3 Weegboontjes , om dat van dezelven , by fom. (i) Abrus. Syst. tfat. XÏL Gen. u%6* p. 472. Fég.XIII. p- 53 3. Glycine Fol. abrupto - pinnatis , Pinnis numerofis ob- tufis. Sp. Plant. ÏU p. lozs. FU Zeyl, zi+> BURM. FL Ini. f. lêu Hort. Ups. M* Phafeolus Glycyrrhizites , Folio alato &c. SLOAN. Jam. 70. Hifi. I. p. 180, T. 112. f. 4, 5, Hort. Clif. SS. HlLI*. *An*t. 21. Orobus Indieus, Abrus Alpini di&us , Fru&u coccineo atr* macuia notato., BüRivff* Zeyk ToURNï. Inft. p* 393. Abrus Frutex* RumphI Amb. V. p. S7% % **♦ Konni. Hert. Mal. VIM. ]?. 7*. T. 39. DlADELPH IA. 437 fommigen , in plaats van Gewigt gebruik ge- ur. maakt wordt; doch by ons voeren zy dikwils Af^*l^ den naam van Weesboontjes , wegens de hoog- Hoofd4 roode Kleur met een zwarte Vlak aan \ end, To- even als men fomtyds de Weeskinderen uitge-^"*^ monlterd ziet. In Oostindie noemt menze Za- ga, welk woord van Arabifche afkomst is en op het gebruik derzelven 5 in het foldeeren der Metaalen , zoude zien. Eenentwintig van deeze Korrels , zo zy groot zyn, maaken een Maas zegt Rümphiüs-, 't welk zo veel is als een Drachme of Vierde Loots ; van de klei- ne vierentwintig , en men moetze zekerlyk , daar toe, egaal uitzoeken en frifch neemen: want van de mynen bevind ik dat wel dertig in een Drachme gaan. Te vroeg afgeplukt ^ voegt hy 'er by , of door 't leggen op een doffe plaats $ wordenze geheel zwart ; gelyk 'er ook veelen onder de mynen , en wel de groot- Hen zyn ; fommigen van de kleinften bruin 9 in plaats van rood , maar even 't zelfde heeft plaats in een Tuiltje van de Zaadhuisjes of Haauwtjes deezer Weegboontjes , gelyk die zig geopend vertoonen. Dit Tuiltje, waar van de Afbeelding in de Natuurlyke grootte, op Plaat XXVII, in Fig. 3, is gegeven, heeft men uit China overgebragt , en daar zitten , behalven de gewoone rood en zwarte 5 ook bruine en zwarte Boontjes in de omgedraaide Haauwtjes ; gelyk men 't zelve , in myne Verzameling 3 befchouwen kan* Ee 3 *t Ge* JU DEI L, V. STOKf 438 DUBBELBRPEDERIGE HEESTERS. III. 't Gewas , daar bynaalle Autheuren van fpree- ^FxivEI" ^en' ver^chilc aanmerkelyk van den Weegkor- Hoofd reis -Boom of Koraalboom, tevooren befchree- stük. ven * . wiens Zaaden van 't zelfde gebruik doch miwïfX vee* grooter zyn 5 tot onderfcheiding hier ne- *ij n. vens by A vertoond. Het i$ een Heefter, bladlui met taaye' fling^^ende , platachtige en als dub- belde Ranken , die zig om Boomen , Kruiden, Staaken , Takken , of door elkander vlechten , maakende een wonderlyke verwarring. Aan dee- ze Ranken komen gevinde Blaadjes als die der Tamarinden , en van eene ongemeen fterke Zon- newendende eigenfchap. 's Morgens , als de Zon opgaat, fpreiden zy zig uit, en 't Gewas vertoont zig op 't al!erfïer!ykfte bly- groen; te- gen den Middag, als de Zon furk fchynt, flui- ten zy zig opwaards re.<>en elkander; vervolgens openen zy zig wederom , en tegen den avond voegen zy zig ncdcrwaards famen , bly vende dus den geheelen Nagt, Dit moet men van alle de Vinnetjes aan een Blad verdaan en deeze Ei- genfchap wordt betrokken tot den Slaap der Planten ("*). Voor 't overige komt het Gewas, in hoedanigheid , veel met ons Zoethout over- een , wordende de Blaadjes , tot verzagtinge van de Borst en Keel , als Thee getrokken. De gedagte Zaadkorrels hebben mede een verzag- tende eigenfchap ^ doch, tot Voedzel gebruikt 9 oordeelt menze kwaadfappig , hard om te ver- tee- (*) Zi§ 't V« Deel der Uit&zogtt Vcrhanklmgm 9 bladz, 1 3 s« Diadelphia. 439 teeren en Winderig te zyn; mooglyk, omtrent III. als onze Turkfe Boonen. Zy werden , naarAF£*^; A lp in u s getuigt 5 in Egypte, evenwel, ge Hoofd- kookt cn gegeten; doch in Oost* of Westin-STUK* die gebruikt menze tegenwoordig , ten minde drfj^ by de Europeaanen , niet (f). B O R B O N IA, Een uitgeran de Stempel reen Kelk met Doorn* achtige Punten, en de Vrugt een fpitfe Haauw; zyn voor Kenmerken opgegeven van dit Ge- flagt, 't welk zes Soorten, altemaal Kaapfe Ge- wasfen, die Heefterachtig zyn , bevat, als volgt. (i) Borbonia met zeer /malle , fpitfe, Haairige i0 Bladen en endelingfe Bloemhoofdjes. eh^L Afrikaanfche Brem met Heyblaadjes, en zeerg^eybladi* kleine geele Bloempjes aan Hoofdjes vergaard, vindt men deeze getyteld by Ray. Het is een klein , ruig, Heeftertje , dat de Blaadjes fmal ovaal- (t) Onbcgrypelyk is 'r, waar Linnjeus het van daan ge- haald heeft, dat deeze fïerlyke Boontjes ten alleruiterjle Per- gifvg zouden zyn , zeggende , Semina pulcberrima , maxime deleteria ; offchoon C. Bauhinus dezelven met den naam van Pifum virulentum Chinenfe fchynt te' bedoelen. Den naam van Klootrond (Sp&rica) mogen zy ook geenszins voeren? zy zyn akemaal meer of min Eyrond. (i) Borbonia FoK fublinearibus acutis villofis, Capitulis ter- minaübus. Syst4 Nat. XII. Gen» 857. p. 473* XIII. p, 5 Am, AcaL VI. Afr. 29» Genifta Afr. Ericx folio, flor. parvis luteis in Capitula congefüs. KAJ» SuppL iost Ee 4 II, deeu v» Srjs* 440 DuïjbELbrgederig? II eksters, III. ovaalachtig, van boven glad, van onderen ruig> ^FxiEv.L' aan de kanten omgekruld heeft. Hoofd- stuk. (» Borbonia met Lanatvormige , ongeribde 3 ii. gZadie Bladen 5 de omwindzels en Kelken se ; Van deeze zyn de Takken rond, aan welker end Kroontjes voorkomen van Bloemen , die een vierbladig omwindzel hebben, dat Haairig is, en gefteeld zyn , met een Klokvormigeü Kelk en geele Bloemblaadjes* Het Vrugtbe- ginzel is ruig. Zy groeit aan de Kaap. nt. (3) Borbonia met Lancetvormige , drieribbige , Dricribbi- effenrandige Üladm. Een Ethiopifche Heefter, met Bladen als van de Sceekende Palm, doch fmal en kleiner, var) Pluken et, wordt hier t'huis gebragt. De Heer Bergiüs befchryft deeze Soort om- flandig. De Steng , zegt hy , is van onderen kaal met Wratjes , van boven Kranswyze be- zet met Takjes , dje gebladerd zyn met. fmalle fpitfe Blaadjes , ter naauwer nood een Duim lang , wederzyds glad. De Bloemen , als by Trosjes , gefteeld , op de toppen der Takjes voört- (2) Btrfonïa Fol. lanceolatis , enerviis glabris , involucris Cilycibusque hirtis. Mant* ioo* (r Borbonia FoL lanceolatis trincrviis integerrimis. Berg* $*p. m. H. Cliffl 494, Frutex jÉthiopicus Rusci angufto 8c* aainore foliot PlüK. Alm< T. 2^7, f. 4. DijBldsli>hia. 441 voortkomende , zyn geel 5 van buiten ruig , en UJ> hebben tien Meeldraadjes, tot een Cylinder ****** famengroeid , met een Elsvormigen Styl en Hoofd? ftompen Stempel. STÜ3U (4) Borbonia met Lancetvormige y veelribbige> jv. Lanceola* I ta. Lancet* effenrandige Bladen. Hier wordt het Afrikaanfch Heejterachtigvotaxi^ Spartium , van C o m m e l y n , bedoeld , welks Bladen de Steng omvatten , en het zou de Ree* fierachtige Afrikaanfche Brem van Tourne- for i' zyn , met Bladen als gezegd is. Van de Fluweelachtige ruigte der Bloemen maakt Com- melyn geen gewag. De Steng is glad3 zegt onze Ridder. ($) Borbonia met Hartvormige , veelribbige^ v. effenrandige Bladen. Hartvor- mige. Een byna zo groot verfchii fchynt tusfehen de aangehaalde Afbeeldingen van Seba en Breyn plaats te hebben 3 als tusfehen deeze en f4) Borbonia Fol. ItnceoJatis multïnerviis integerrimls* Ge- ril ft a Afrïcana frutescens Rusci nervofis foliis. Tournf* Inft. 644. Spartium Afr. frutescens Rusci folio eaulem araplexante. COMM. H«rt. II4 195. T. 92.RAJ. Dinar. 107. Frutex iEthio- piicus Fol. Rusci, Flor. Papilionaceis, Sericea lanuginc villofis. Pluk, Alm, 159* T. 297. f, 3. ($) BorbonU Fol. cordatis multinerviis ïntegernmis. Ihrt^ Ciiff. 494» R. Lugdh. 372« Mam* 438. Genifla Africana fru* tescens , Rusci foliis &c. SEB. Kab* I* p» js. T. 24. f. 3, Tlaiita Uguminofa Ethiop, Fol. Rusci, Breyn» Cc»r. T# z%t Ec s 44& Dubbelbroede r i.g e Heesters. IH^ en de voorgaande Soort , aan welke beiden Bla- Afdeel» den van Steekende Palm toegéfchreeven wor- Hoofü» ^en 5 maar een we™3 *n figUür verfchillen» stuk. De Kelk is byna gelyk in vyven gedeeld en Tier.' rujg met fpitfe punten ; de Bloem van buiteu M'e' geheel Wollig. vi. (6) Borbonia met Hartvormige , veelribbige gS- gekartelde Bladen. de. De Heer Bergius befchryft deeze Soort, tot welke door hem de Afrikaanfche jBoomach~ tige Brem , met een breed rondachtig Blad , van HermannüSj t'huis gcbragt is, om* Handig. De Takken 5 zegt zyn Ed. , zyn rond èn glad , met weinige dunne Takjes. De Bla- den , die overhoeks ftaan , zyn Hartvormig rond, de Steng omvattende, gefpïtst, aan den rand bezet met regte Stekeltjes 5 een Duim lang , uitgebreid en glad ; de Bloemen geel , gefteeld, aan Haairige Trosfen voortkomende 9 zyn ook van buiten ruig en hebben de Meel- draadjes, alle tien ? insgelyks tot één Lighaam famengegroeid. Dit fchynt te ftryden met de algemeene Kenmerken van deeze Klasfe, hoe- wel het in de meefte Gefiagten plaats heeft Spar» (6) Borbonia Fol. Cordatis mukinerviis crenaeis. Frater JÊthiopïcus leguminofus , Fol. Rusci majoribus in ambitu Spi- nulis fïmbriatis. Pluk. Alm> 159. Berg. Cap* 191. (*) In de Geflagten van Nisfolia f"Ptertcarpus , Erytbrma\ Fiscidia , ónder de Boomcn befchreevera ; in die van Am§r» '48- DlABELPMIA. 443 S p a r x i u m. Priemkfuid. ni« AfdsêL. In dit Geflagt is de Kelk nederwaards ver- xiv. langd, de Meeldraadjes kleeven aan 't Vrugt-^°°*D~ beginzel : bet heeft een op zyde aangegroeiden Dec Stempel; die van boven ruig is. dria. Het bevat zeven Soorten met enkelde en zes met drievoudige Bladen , of drie Bladen op een Steeltje, De meeften hebben haare Groeyplaats in ons Wereldsdeel en zy zyn altemaal Hee- fterachtig. (O Priemkruid met ronde Takken, de Bladen S*t overhoeks , Draadachtig 3 aan 't Grond- intimi! fluk tevMt. «J-J^ Tot deeze Soort is de Heef ter achtige Afri* kaanfche Brem, met fmalle Vlafchkruid- Bladen die blaauwachtig groen zyn, én geele Bloemen , van Doktor Sherard, t'huis gebragt. 't Gewas is Heefterachtig met lange Trosfen van Bloemen aan 5t end der Takken 3 en groeit aan de Kaap* (2) Priem- fha , Ebenus9 Ahrus , Spartium9 Gemfta\ Anthyllis , Bor fo- nt a , Ulex > Ehenus 9 Oncnis , Aspalathus , Crotalaria 3 onder de Heelters; en in die van Lupinus^ Arachis onder de Kruiden te bcfchryven , zyn al de tien Mqeldraadjes fasuengcgroeid. (1) Spartium Ra^is teretibus , Fol. alternis Filiformibus Bafi contaminatis. Syst, Nat. XII Gen» 85 8» p. Veg* XIII. p. 535. Mmt. 268. Genifta Afr. Frutescens , FoL Xinaria: anguftioribus glaucis s Floxe luteo. RAJ. Bcr.in IU Deel* V, Stus« 444 Dubbelbroederige Heesters* UI. (2) Priemkruid met ruuwe Takken , de hoven-, A?xvr&L' fte Bladcn di& by één> $n Padachtig. sto&D" üeeze, ook een Afrikaanfch of KaapfchGe- n. was 3 heeft verfpreide Draadachtige Bladen , van 5Vt**&g' ^Tlc duimen lang, eenkleurig met de Takken, die geelachtig groen zyn. De Bloemen maaken een lange 9 gladde Aair uit , aan het end der Takken. De Kelk is eenbladig, in vyven ver- deeld, de Bloem Vlinderachtig en geel, heb- bende tien Meeldraadjes tot een Scheede, die van vooren 'gaapt , famengegroeid , met lang- werpige Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel was I lang en fmal, plat, met veertien Schepzeltjes van Zaaden ; de Styl opklimmende en glad ; de Stempel geknot en fcheef. Dit alles heeftlde Heer Bergius dus waargenomen, m. (3J Priemkruid met ronde Takken , die aan jumeum. fa toppen Bloem draagen 3 tegenover el- kander, dt Bladen Lancetvormig. Dee* (2) Spartium Raniis lcabris , Fol. luperioribus coflierris Ft» iformibus. Spartium Fol, fpirfïs Füif% &c. Berg. Cap. 195. Spart, Cap. luteum, foU &c. Pet. Gaz. T. 83. f. 3. Ge- nifta Afr. Fol. Linariae anguftisfimis. Ccc. Raj. Dendr. ioj# Lacbyroidcs Linaria: folio &c. Pluk. Mant. 114. T. 224. f. 1. (3) Spartium Ramis oppofitis teietibus apice Floriferis , Fol. lanceolatis. H. Clif. 356. ƒƒ. Ups. aos. R* Lugdb. 37o« SAUV. Monsp. €0. GoUAN. Jlfonsp. 3 55» GER. Prov. 48 Qf GARiD. Aix> 204. Oriënt. 215. Spartium arborescens, Scm.. Lenti fimilibus. C% £. Pin. 39*. Spart. Dioscor. Narboncnic & Hisp» LOB. Icon. pi. Spartium macrolobiutm Rew. Spy 34» T. 33. Genifta Juncca, ]. ü, Hlfl, X, p, ^95% Toürnf. D t a ft ï t f ï i 445- Deeze is algemeen 9 in de Kruidhoven , be« IITJ kend, onder den naam van Spaanfche £rem,A™*zLj in 't Franfch Genet d'Efpagnc, in 't Spaanfch Hoofd- Hiniefta, en Tniesta , in 'c Engelfch Spanish*™. Broom. Zy maakt een Gewas van agt of tien^'**%: Voeten hoogte , dat uit een taartielyk dikken Stam veele dunne groene Rysjes, die rond zyn, uitgeeft , aan welken hier en daar 3 zeer en- fceld, Lancetvormige Blaadjes voortkomen; ca Goudgeele Bloemen aan 't end der Takken, zo groot en fraay , dat men het dikwils gebruikt tot verfiering der Bloemhoven. De Zaadpeul- tjes zyn lang , fmal en plat, bevattende veele naar Linfen gelykende Zaadjes , doch kleiner. In kragten komt het overeen met de gemeene Akker. Brem, doch heeft dezelven fterker. In Spanje , Provence , Italië en in de Oofterfche Landen, is dit Gewas 3 aan de Wegen , in Haa- gen en Kreupelbofch , niet ongemeen. (4.) Priemkruid met geftreepte Takken , zydc- m lingfe Tros/en en Lancetvormige Bladen. JJ^s?er~ , Deeze Soort is op drooge Velden in Spanje56*3**** waargenomen door Clüsiüs. De Sweedfche Heer Osbeck merkt aan , dat dezelve op 9t " Schier- f4) Spartium Ramïs ftriatïs, Raeemïs lateralibus, Fol. lan- ceolatis. Sp* Ram. anguL Sec. Hort. Cliffl 35^. R. L«g&„ 370. SAUV. Monsp. 60. Osb. hlnt 37. Spartium tertiumFIo* ie albo* C» B. Pin. 396. Spart. 3. Hispanicmn. Clus. Hifa I. p. 103. Spart. 2. ClMS.HUp. 204. IU Dm. V. Stuk, 446 UUBBELBROED ERI GE H|5E S^ÉRS^ IÏÏ Schier - Eiland van Kadix, byna geheel bedekc AFxivE.L' zynde met een fYn wit ^and > ongemeen tiert j Hoofd* niettegenftaande men aldaar naauwlyks eenige stus. andere Planten, behalve deeze en het Kruipen- &&?man de Stalkruid , vindt» De Spanjaarden noemea haar Reiamas. Zy groeit 'er meer dan eens Mans langte hoog; dienende dus de Bokken en Zvvynen tot befchutting tegen de brandende Hitte der Zon , terwyl de eerften ook de groe- ne Takken eeten , en men gebruikt dezelven om de Moeskruiden , die ter Markt komen > aan Bosfen te binden. Bovendien belet hetzel- ve de verftuïving van het drooge , losfc Zand , ongemeen , en verfiert de dorde Velden door zyne Bloemen, De Starn is dikwils een Arm dik ? Afchgraauw van Kleur ; de Takken of Rys- jes 2yn groen: de Bladen glin lieren als Zyde: de jonge zyn Lancetvormig , de ouden ftöm- per 3 van voeren een weinig gefpleeten en ora- geboogen* De Bloempjes komen in ontelbaare menigte 3 klein , wit 5 met roode Kelkjes voert. v. (5) Priemkrnid met ronde Takken , de Bladen potfr°Sarm Lancetvormig origefteeld f van onderen Rondzaa- ruigachtig. Van deeze is thans een byzondere Soort ge- maakt s {$) SpnrtiuM Ramis teretïbus , Fo! lanceolatis fesfilibus, fubtus pii'^escentibus. Mant. 57 u Spart, akerum monofper. mum Semine Reni firaili. C. B Pin. 396. Spartium hypo» fphacrolobium. Ren. Sp. 35. T. 33. Spart. 1. CLUS. Hisp, 203* Spart* 2, Clus, Hift. h p. "P t A D E L f ** I A. 447 iïiaakt , die naar de voorgaande veel gclykt , Hfi doch bovendien de Bloemen geel heeft. 2y*^Jf!^ verfchilt evenwel veel in grootte, als den StamfiooFo^ doorgaans maar een Elle hoog en een Duim$Tü** dik hebbende, met een ruuwe Schors en veele, Rysjes , die doorgaans Bladerloos zyn , komende de BJoemen met die van Zoethout en de Zaad* huisjes met Paardeboonen byna overeen. Dee- ze bevatten een Nierachtig Zaad , dat in de Huisjes rammelt , doorgaans enkeld in ieder Haauwtje. Hier van is de bynaam der voor- gaande afgeleid , die de Zaadhuisjes en het Zaad , beiden , kleiner heeft, doch anders van de zelfde gedaante 5zoClüsius aanmerkt. De tegenwoordige groeit in Zand velden , op ver- icheide plaatfèn van Kaftilie. (6) Priemkruid met ronde geftreepte Takken , vr. de Bladen Lancetvormig , byna ongefteeld p^t?* en ruigachtig. rende. Deeze is Purgeerende Brem genoemd geweest 5 en groeit op drooge, Bergachtige, opene plaat* fen , in Provence. Het is een Heefter , met Biesachtige Takken 9 die aan de enden Bladen en Bloemen tevens uitgeeft. De Bladen zyn Lancetswys' ovaal, ongefteeld , Fluweelachtig 5 korter dan de Bloemen , die gefleeld zyn, en een (6) Spartiam Ramis tereti?)us flriatis , Fol lanceolatis, fubf^libus pubescentibus. Gm Prcv. 4*0, Geniftapurgans* Sp, Planu 999. Gemih £ Spamani purgans* ]« B. Hifi. I. p. 404* ToURNF. In ft. 644» , I IU Deel. v* sruis. 44& Dubbelb&oedErïgk HfiEsf Ürs; III Afdeel. eeD tweelippigèn Kelk hebbèn, dè Meeldraad* xiv. jes allen famengegroeid , den Stempel Haakig,* sttoFD- het HaauwtJe langwerpig , famengedrukt en Haairi£- De Takken zyn ongedoörnd , zege de Ridder, 't Is waar , dat het Gewas geeö weezentlyke Doornen of Stekels heeft , ge- lyk andere Soorten van Brem hebben /maar dé enden der Takjes vertoonen zig als Door- nen , en hierom is het onder de Stekcligen ge* plaatèt geweest. Van eene byzondere of uit- muntende Pürgeerende hoedanigheid, in het- zelve, vind ik nergens gemeld* 5cl%. (?) Priemkruid ™* uitgejpreide gedoomde Doombia- Takken 3 de Bladen Èyrond. Deeze voert wegens de ongèmeene Stekelig* heid den bynaam. De Takjes van het geheele Gewas , 't welk een klein Bofehje maakt van bngevaar een Elle hoog, verdeden zig in Ste- kels en deeze wederom in kleiner Stekeltjes, waar aan de Blaadjes zydelings groeijen, die de Punten der Doornen zodanig verbergen , dat men het niet voor ftekelig zou aanzien, eri dus kwetst het den aanraaker, even als de Scor- pioen, onvoorziens met zynen Angel. De ver- maarde C lus ius heeft Het in Spanje drieder- lëy (7) Spdrtium Ramis Qrinoiïs pateatibug, Foliis ovatig,Ge« nifta - Spartium fpinofum majus * prinura , fecundum , tcrtium; C. B. Pin. 3*4. Tournf. Inft. «45. AspaJathus altera, i, 2, 3. Cjlus, Hisp. 20g. LOR. Icon. zz. GOUAN. Monjf.sss* SïR. Pnv. 4«o, GARID, Aix* 204, DïADELPHIA. 44$ ley waargenomen , zynde van allen de Bloemen Ut geelachtig en naar die van Brem gelykende. ^y*1* Hy begryptze allen onder den naam van As- Hoofd- palathus altera, die 'ervan de Liefhebbers der s™** Kruidkunde, zo te Salamanca als te Montpel-^J^ lier, aan gegeven werdt. Aan den voet der Pyreneefche Bergen groeide een derde Soort % die ruig van Takken was, welke men Hallada roemde. De Bloemen van de eerfte , met Sui- leer gegest , werden , zegt hy , in Spanje , tot hèrftelüng der vervallen kragten gebruikt. Dceze is in Languedok en Provence , zo wel als de anderen , ook niet ongemeen. Zy worden al- daar Argielas geheten. (8) Priemkruid met enkelde en drievoudige vin. Bladen, de Takken zeshoekig, aan den topt^ful**- Bloemdraagende. Hoekig. Drie Ribben , van ieder Blad afkomftig 3 loopen langs de Takken heen , 't welk dezelven in deeze Soort zeshoekig maakt. To urne* fort heeftze in de Levant gevonden. (9) Priemkruid met drievoudige Bladen, Rys* xx. achtige Takken en zydelingfe dubbelde yttTl knikkende Bloemen. Van^wid^ {%) Spart hm Foliis fblitariis ternatisque , Ra crus fexangtila- iibus apice Floriferis. Spartium Oriëntale Siliqul ghhii com- presfa et aanulata. Toürnï. Cor. 4^ (9) Spartium FoL tem. Ramis Virgatss , Flor. lateralibus geruims cernuis. Gytifas Lufitanicus Medicac folio, Floribiw ïsk Foliomm alis. Tgurnf, /«/?. Ff II. Deïl, v.= Stvs, 450 DüBfeELBROEDEHTGB HEËSTËRS. III. Van deeze , die Portugaulfche Cytifus doof A*xivh den zelfden Kruidkamer getyteld was, zyn de Hoofd Blaadjes ftomp Eyrond , byna gelyk, van on- stur, deren ruigachüg : de Bloemen groot, gezwol- ^en * hoog £ee'> nederhangende, met een rood* achtige Vlak op de rug van de Vlag getekend^ x. Compl\ca> (10) Prietnkruid met drievoudige Bladen, de Blaadjes dubbeld gevouwen , de Takken Gevou- ongedoornd , neerhurkende , glad , met ruu* we Haauwtjes. Hier wordt een Gewas bedoeld , dat de Twee- de Cytifus is by Crusius, door hem zeer fraay afgebeeld. Hy vondt hetzelve in Span- je, en het groeit ook in de Zuidelyke deelen van Vrankryk. Hy befchryft het als een Hee- fter van twee Ellen hoog, met witte Rysjes, die dun en Takkig zyn , de Blaadjes grys en altyd famengevquwen , zeer bitter; de Bloemen aan den top der Takjes, buiten 't Loof, Goud- geel , waar op Peultjes volgen die langwerpig zyn, met een omgeboogen punt , zeer ruig , als bezet zynde met Itompe , lymerige , Bor- ftel - Haairtjes, (ii) Priem^ fio) Sp&rtlum Fol. tem. Foliolis conduplicatis, Caulibus inermihus proftratis glabrs , Leguminibus fcabris. Cytifus Ramis humifufjs &c. Sauv. Monsp, 190. Cyt. Fol. incanis anguftis er quafi compl'catis C, B Pin 390. Güett. Sttmp* H p. 417. Cytifus Moutis CaJcaris. J. B* Hifi. I. p. 370. ' Cytifus 2. Ctüs. Hifi. h p. 54. Mhp. ijo* Ic. ijk. DiADELPHIA. 45t (n) Priemkruid met drievoudige en enkelde HL Bladen , de Takken hoekig en ongedoornd. AF£ . yEI* Deeze is onder den naam van Gemeene of stuk!*** enkel Brem , in 't Franfch Genest, in 'i En- xf< gelfch Broom , in 't Hoogduitfch G'enfter ofSc°Parium* Ginfter , bekend. Men zouze Bezem- Brem uiem! kunnen heeten , gelyk de bynaam luidt ; om dat haar Rys dikwils van de Boeren tot Be- zemen gebruikt wordt , en hierom noemen de Spanjaarden haar Soobas. De natuurlyke Groeyplaats is niet alleen in de Zuidelyke dee- len, maar door geheel Europa, tot in Swee* den. „ Byna in geheel Duitfchland, inVrank- „ ryk , Engeland en de Nederlanden , vindt J5 men het zeer menigvuldig, inzonderheid op 3, Zandige, fteenachtige en dorre Velden, (zegt ,5 Ray): hoewel Clüsius, dat te verwon- 3, deren is , geen blyk van cjit Gewas, van „ zelf groeijende 3 in Ooftenryk 5 Bohème of „ Moravie , heeft kunnen vinden'' (*). Zy groeit Heefterachtig, dikwijs eens Mans langte hoog , hebbende dunne Houtige Stengen , met veele groene Rysjes 5 die zig wel verheffen , doch (ii) SpartiumloL ternatis folitariisque , Ra mis inermibus angularis, Oed. Dan, 313. Hort. CKff. 356. Lugdb. 370. JF7. Suec. 589, «3$. GORT. Belg. 203. Gemfb angulofa Se Scoparia. C. B. Pin. 3*6* Genifta. Dod. Lob. &c4 GouAnt* Monsp. z$6t Ger* Pr§v. 48 1. Cytifo - Genifta $coparia vul« garis. TOURNF. Infl. 649. (*) Zie CLUS. Pan*. Hifi. p. 4j. Ff % li. Deel» v* stuk, 45* DüBBELBfcÖEBERIC* HEESTERS» III. doch zeer ligt buigen laaten , bezet met rond- ^ xiEEL ach"ge Blaadjes , en kleine gcele Bloempjes Hoofd ♦ draagende , waar op taamelyk groote platte stuk, Haauwtjes volgen met klein Zaad. mZr?&. Deeze Brem heeft geen nadeelige Eigen- fchappen. De Bloemen, verfch geplukt, zegt „ Lobel, eet het Gemeene Volk van Aver- „ ne cn Aquitanie , in groote menigte , voor ,, Salaad. Dezelven, naamelyk, zyn zeer lief- „ lyk van Reuk en Smaak. Ja, dat meer is, 5, in Brabant worden de ingezouten Knoppen, „ met Olie en Azyn , even als de Kappers „ en Olyven ; voor een goede Verfnapering $y gehouden : want men meent , dat zy niet „ alleen het Hart verfterken en Appetyt maa- 3, ken , maar ook de Verftoptheden openen en 5, den Steen breeken. Met een Afkookzel van het Zaad kan men, wel is waar, doen braa- ken , doch , hoe veel Zaads men ook neeme , 3, zal 'er niet dan een gemakkelyke Braaking % „ even als door Radyzen, Vygen of Olie, uit ontftaan" (*). xii. (12). Priemkruid met drievoudige ? /malle , on~ ÏÏee- len% (*) LOBKL Kruiihoek, bhdz. i«4. <12) Spartium Fol. ternatis linearibus fesHIihus , petlolatfs perliftentibus , Ramis oppofitis angulatis. Mill» Ic. t. 2S9ê f. 1* Spart. atquicolorum minimum montanum trlphyUum* Col. Ecphr. 1. t. z?$. Cenifta radiata üve fteliaris, J. b. Hifi* I. p. R*diat«m. ge/teelde Blaadjes, en blyvende Stee. D i a b i t p h i i; f 4JJ len: de Takken hoekig, tegenover elkan- III; j Afdeel; der (*). XIV. HOOFB» De Geftraalde of Gefternde Brem wordt dusSTUK# genoemd, om dat zy zig byna als de Krans- bladige Kruiden vertoont. In de Hiflorie dcr^r,#% Planten van J. Bauhinus wordt 'er dus van gefproken. „ De Brem, welke wy Geftraalde 3> °f Gefternde heeten, is een fchoon, Takkig M Plantgewas. De Steng, die enkeld is, ver- 3, deeld zig in drie Takken, en deeze weder- 3, om twee, drie of viermaal in anderen, wel- fl, ke altoos driedubbeld zyn , met Leedjes van 3, twee Duimen lang, geevende van ieder Knoop zes Bladen uit, die Kranswyze om het Tak- je ftaan , gelyk in het Walftroo of Kleef* „ kruid , doch breeder dan die van het Wal* ftroo en zagter , grys en ruig, zo wel als „ de geheele Plant. Aan 't end der Rysjes 9 „ die zeer teder en hoekig zyn, komen geele „ Bloempjes , naar die van de Brem gelyken- s> de , digt by elkander voort, zo ik het wel 3) onthouden heb. In de Hiftorie der Planten „ van Lyons noemt menze Genijla Ilvenfis" Aldaar wordt gezegd, dat dezelve op 't Eiland Elba , voor de Kust van Toskanen leggende , groeit, (*) Deeze bepaaling is, 't zy men petictis leeze, gelyk in Sp. PUnt- of petiolatis , gelyk in Syst. Nat. Ed. XI !♦ en Veg. XIII. , my duifter / want Polia petiolata zyn Gcftcelde, en Sisftli* Ongefte*lde Bladen , (PhiU Bot. p. 233.) va!* waar komen dan de (Pètiol:) Bladfteeitjes in deeze Sooitï Ff 3 U* DESt» V. STUE, 454 DüBBKLBKO JtDJS-RIGK HjCESTERS. takkige. HL groeit , cn in Bloem en Vrugt overeenkomt A™wU met de gemeene Brem. stuk!D Ci3) Pnemkruid nut drievoudige Bladen en jrni. hoekige gedöörnde Takken. Spinofunt. Jlu?I? Dit Gewas, dat in de Zuidelyke deelen van Europa , op Steenachtige plaatfen , aan de Zee- kust groeit , is in de openbaare Kruidhoven be« kend , en onder de naamen van Cytifas > Aca* cia en Aspalathis , by deze en gene Autheu- ren, befchreeven geweest. Het heeft, naame- Jyk, in de gedaante iets, dat naar alle die Ge- fSagten zweemt. Vc]gens R au wolf komt het ook op den Berg Libanon voor. G e n i s t a. Brem. Een Kelk met twee Lippen , die in tweeën of drieën verdeeld zyn : de Vlag langwerpig, van den Styl en Meeldraadjes nederwaards om- geboogen. Dus zyn de byzondere Kenmerken opgegeven Veer- fn) Spartlum Fol. ternatis , Rnmïs angulatis fplnoGs. H0 Clif. 356» H. Ups* 208. R. Lugdb. 370. SAUV* Monsp. 191^ Geon. Oriënt* iifc. Acacia trifolia. C. B. Pin. 392. Aspala- ihus fecunda trïfolia. J. Hift% I. p, 17S* GOUAN. Monsp* 356* Cytifus fpinofas. ToüRNF, Inft. 648. Acacia altera. Doq# Pcmpt. 753. (*) Of hier een Drukfeil fchuife, weetik niet, maar wel, dat deeze bepaaling zeer duifter is; teiwyl ook in de Lysr der Ken mei ken ftaat Pifiiilum deprzmens Carinam , en in Gen* Plant Catina reïïa. Men zal het misfehien zo moeten begry- pen , dat door den Styl en Meeldraadjes de Vlsg van den Kiel «gehouden ca dus agcerwaaids omgebogen werds* Veertien Soorten komen 'er in voor, waarAF^L^ van tien gedoomd en vier ongedoornd zyn; XIV% * meestal groeijende in ons Wereldsdeel of in Hoofd* de Ooflerfche Landen. STUK" (i) Brem met drievoudige , wederzyds ruig- Ge^d achtige , Bladen en hoekige Takken. Cancan. fis. Deeze voert den naam van Kanarifche, om Kanarifche. dat zy u't Zaad, dat van de Kanarifche Elan- den gebragt was > in Europa is voort^eteeld* Men betrekt 'er toe den Eerften Cytifus van Clusius, in Spanje groeijende, die fomtyds ter hoogte van een Boompje opfchiet , welks Stam geel Hout heeft met een zwart Merg s zynde de Schors der Takken witachtig en de jonge Takjes geheel ruig. De Blaadjes komen drie op een Steeltje, en de Bloempjes Aairs- wyze aan 't end der Takjes voort, geel van Kleur , waarop Peultjes volgen als die van Brem, maar ruig, met kleine zwarte Zaadjes. De Wortel is Houtig en fpreidt zig naar ver* fcheide kanten uit. De (i) Cenifid Foliis retnatis , utrinque pubescentibus , Ra «sis angulatis. Syst. Nat. V eg. XIII. Gen. ZS9* p $l<>. Ed.XU. p.474. /ƒ. Cliff. 355. Mat. Mei* 347» R. Lugdb. 371. Cyti- fus minonbus Foliis Ramulis renellis villolïs. C. B. Pin. 390. Cytifus. I. Clus. Hifi. I, p. 24. fi. Cytifus Canarienfïs fem- peryirens & incanus. Co mm. Hort. II. p. 103. T. sz. Cyt, Can Fl. candido & citrino SFB Kab% II. p. 6. T. 4. f. 6 , 7* Cyt. Can microphyllosanguftLfoliusprorlusiiicanus.PLUK* Alm. T. 277. *- 6* Ff 4 11. mzu v, stüs» 456 DüBBELBRO E DER I 6E HEESTERS. III» De Kanarifche Cytifus , uit Seba aange- AVnv^ ^aald ' ^chynt van een geheel andere natuur te Hoofd- zyn, als dunne fliertige Takjes hebbende, die stuk» }aDgS jen Grond kruipen 5 en zig fomtyds maar J™man' een Voet hoog met de Bloemfteeltjes verhef- fen. Linnjeus of de Heer Mürray zegt van deeze Soort: 3, de Bladen zyn itomp Ey- ?5 rond , eenigermaate gefpitst , vvederzyds ruig- achtig , doch die by de Bloemen voortko- „ men byna ongciieeld en zeer klein : de Kelk „ in drieën gedeeld , met de onderfte Slip „ drietandig : de Aairen van vyf of zes Bloe- „ men : de Haauwtjes witachtig ruig : de Bloe- yy men fterk van Reuk." Roozcn- Het algemeen bekende Lignum Rhodium of Rofaceum, in de Apotheeken dus, en gemeen- lyk Roozen-Hout , wegens zynen zeer aange- naamen Reuk byna volmaakt met dien der Provence - Roozen overeenkomlbg , genaamd , wordt de Wortel geacht te zyn van een der- gelyk Gewas. Het plagt eertyds van de Ei- landen Rhodus en Cyprus , in de Middelland- fche Zee 5 te komen, en kreeg daar van den naam , dien het nog behoudt. Tegenwoordig wordt het ons meest van de Kanarifche Ei* landen en uit de Westindiën toegebragt. Som- migen verzekeren , dat het de Wortel zy van den Kamrifchtn Cytifus. Het is geelachtig , met bruine of Rosachtige Streepen en Harst- Aderen, Men moet het van 't gewoone en thans niet minder bekende Roozen -Hout, dat al- DXADKLfHlA» 457 alleenlyk wegens de fierlyke marmering van in. Kleuren dus genoemd, en tot het keurlykfte Af^# Schrynwerk gebruikt wordt, wel onderfcheiden. Hoofd. Het andere dient meest tot het ftooken vanSTUK* Roozen-Olie* die uit de eigentlyke Roozen , Peean* raauwJyks te bekomen is. f i) Brem met drievoudige van onderen Haai~CaJJ;aHs rige Bladen ; de Bloemjteeltjes zydelings ,*witachci* meest vyf Bloempjes hebbende en gebladerd de Haauwtjes ruig. De Groeyplaats , van deeze Soort , is in Languedok en Italië. Zy gelykt naar de voor» gaande veel , maar heeft de Blaadjes grooter, ovaal, van onderen ruigaehtig eu aan beide en- den fpits: de zyd- Takjes kort; de Kelken in drieën gedeeld ; de Bloemen Reukeloos : de Blaadjes , die by de Bloemen groeijen , gefteeld cn naauwlyks kleiner dan de overige Bladen van 't Gewas > waar van de Takken hoekig en Haairig zyn. (S) Brem met drievoudige , ongedeelde , li- m. m"Vlafchbia- digi. (z) Gertfta FoU ternatïs fuhtus villofis, Pediuiculis latera» iibus fubquinquefloris foHatis ; Leguminibus hirfutis. Am. ^fcad. Iv. p. 284. Cyt. fl. lateralibus , Flor, hirfutis, Caule ere&o ftriato SAUV. Monsp. 191. Sp> Plant, I. p. 740. Cy- tifus MonspesC Medxje folio Sec* Tournf. /«/?. 6>8* Cyr. fylv. candicans. Cssal?. Plant. 113. Gouan Mtnsp. $js. (3) Genifla Fol. ternatis fesfilibus linearibus fubtus Seri* ceis» Cytifiis Argenteus Linifolius Inful. Stoschaduna, TQURNF UJl. 641. GER, Prav, 4$ $. GARIO. A\x* 147» Pf 5 U. deel. V. stuc». 453 DüBBELBROEDER I GE HEESTERS. III. maak , van onderen Fluweelachtige Bla* Afdeel. d ^ux™* Deeze heet de Vlafchbladige verzilverde Oy» Tienman tifus van de Hieres - Eilanden by Toürne- fort, en deeze Eilanden leggen by Toulon , voor de Kust van Provence. Die groote Kruidkenner hadtze zelf op het grootfte der- zelven Porqueroles , en op het Ooitelykfte , Titan genaamd , gevonden , zo Garidel aanmerkt , hebbende het Gewas lang in de Tuinen by Aix gekweekt, tot dat het einde- lyk in 't jaar 1709, door den ftrengen Vorste fneuvelde. Het zou ook in Spanje groeijen volgens Altstroemer, en in de Levant/ Het is een Heeftertje met knoopige Takken, getand wegens de afgevallen Bladen ; de Tak- ken bladerig, hoekig, regtopftaande, Wollig, met Trosfen aan 't end , van Bloemen als die der Akker -Brem en ruige Haau wen. iv. 9 (4) Brem met Vliezig tweefnydende gewrich- fyftakkigê. te Takken ; de Bladen Lancetswys' Ey* rond. Op Bergachtige plaatfen , in de Zuidelyke deelen van Provence , groeit deeze volgens Ge. (4) GemJIa Ramis ancipltibus membranaceis articulatis , FoU ©vato - lanceolatis* Mill. Ic. z$9> 'f. 2. H. Ciïff, 355. R, Lugdbat. 371. Genlfta Herbacea f. Chamae ^ Spartiutn. J. B# JUfi* I. p« 35>3* Chamx- Gcnifta faxatilis C4 B Pm. Chamx - Genifta fagittalis Panuonica, Cam. Hort. T« rs, Genifklla. TOUBNF, Inft. 6\$. Tab. 413* GEB* Prtv. 4%u DïADELFHIA. 459 Gehard. Zy is, om het zonderlinge Gewas HL aan te toonen , door T.oürnefokt afg^ beeld. Men vindtze ook in Pannonie , dat is Hoofd- : in een gedeelte van Neder - Ooflenryk » vol-STUK* gens Camer ariüs, die er mede de Ar- drta. beelding van geeft. Het aart niet veel in de Tuinen en groeit naauwlyks een half Voet hoog. (5) Brem met Vliezig driekantige 9 byna ge- v wrichte Takken ; de Bladen driepuntig. \ Tridenta* Deeze, door L oeflino in Portugal waar-di^nctan' genomen, geleek veel naar de voorgaande, doch was in alle opzigten grooter , en de Vleugels der Bladen liepen in drie Doornen uit, zynde <|e Haauwtjes bekleed met een witte Wollig- heid. (6) Brem met Lancetvormig gladde Bladen , vr. en geftreepte , ronde, regtopjiaande Tak*TI^f*J*j> ken. Brem. Dit is het Gewas , dat men gewoonlyk Ak~ ker* (s) Genlfta Ramrs triquetris Membramceis fubartïculatis , Pol. tricuspidatis. Chamx - Geiiifta peregrina* Dalech. Hifi. 177. Genlftella fruticofa Lufitanica latifelia. Tqurnf. Inft. 646. Chamae - Genifta Caule foliato. C. B. Pin. 196. (&, Ge* niftella ftuticofa Lufitanica anguftifolia. Tournf. Infl. 6^6. .(6) -Genifta Fol. lanceoïatis glabris s Ram is fin at! s terecibits ei$$S. IUrt. CUffi 355. R. Lagdb. 371. GORT. Belg. 204. IX Suec. J87, 634. Gen;fta Tinftoria Gennanica. G. B. Pin. 395- TOüRNI?. /«ƒ?♦ (543. LOS. lc. II. p, S>* II. DEEL. V, STUK, 4&> DüBBELBÈOBDf RIGE HlEfTE*& ArHi.ker'Brem noemt> 20 wel in deNoordeïykeak xiv. m de Zuidelyke deelen van Europa, en inzon- derheid in Duitf^Iand gemeen. Men noemtze in Italie Cerretta of Braglia , in Vrankryk, ■fr* G*w> of Gttttf ; in Engeland Greenweed of Dy*™ ïFwi , en in Duitfchland Heydenfchmuck of Ferbblumen. Deeze laatfte benaaming, met die van Flos tinElorius overeenkomftig, heeft zy , wegens de Kleurende eigenfchap van haare geele Bloemen , die van de Verwers gebruikt worden , om met het blaauw der Weede een groene Kleur te maaken. Deeze blyft laager dan de Driebladige of * Bïadz* Bezem - Brem , hier voor befchrecven *, en groeit ook zo regt niet op, maakende Bosjes van haare Kruidige Rysjes , veeltyds fcheef hangende , of tegen ander Gewas fteunende J begroeid met veele dergel yke Blaadjes als de f Biadz. Spaanfche Brem f , glad en groen. Op 't end *iS% der Takken komen Aairen van Bloemen voort die geel en fraay zyn, waar op dergelyk§ Haauwtjes volgen als in de andere, In de Geneeskunde maakt men zo wel van deze als van gene gebruik, hoewel het eigent- lyk deeze fchynt te moeten zyn. Men plagtze te houden voor een uitmuntend Middel tegen de Miltzugt en 't Graveel; als ook tegen Ver- ftoppingen van de Lever. De Bladen , Takken en Toppen , in Wyn of Water gekookt , zo wel als het uitgeperfte Sap daar van, zyn fom- tyds dienftlg bevonden tegen de Waterzugt, Het \ D 1 A D £ t * H ï A. 461 Het Zaad heeft een purgeerende hoedanigheid IIU en de Afch van Brem is aangepreezen als by-A™**L* zonder kragtig in het afzetten der Slymerige Hoofd- Stoffen door de Waterwegen. STÜK- Sommigen merken aan* dat de Akker- Brem, ïn 't byzonder, den Melk der Koeijen, die daar van eeten , zo wel als de Boter en Kaas y daar van komende , bitter maakt. In ons Land heeft nienze weinig, zynde haare Groeyplaats, door den Hoogleeraar de Gorter, alleen- lyk by den Ouden Ysfel , in Opper - Gelder- land , aangetekend ; terwyl men de Bezem-Brem , hier voor befchreeven , overvloedig in Zandige Landsdouwen van de andere Provinciën , en zelfs in Zuid- en Noord - Holland , aan den Duinkant aantreft. Op de Wortels van beiden groeit de zogenaamde Brem - Raap , een SoorC van Orobanche, vervolgens te befchryven. (7) Brem met Lancetvormige gladde Bladen viu en gelyke % ronde > regtopfiaande Takken, slbtófcbê. Deeze gelykt naar de voorgaande , zegt de Ridder 9 maar de Stengen zyn niet gevoord of hoekig en naauwlyks geftrcept : ja in het ge- heele Gewas heeft geene ruigte plaats. De Bladen zyn een weinig fmaller ; de Bloemen zeer ver van een, in gepluimde Aairen. (8) Brem (y) Geni/la Fol. Laneeolatïs glabris , Rarais arqualibiis ra» &tibus ere&is. Manu 571. * IU DkHm T. Stuk» 462 DüBBELBROEDERIGE HEESTERS. III. (8J Brem met Lancetvormige Fluweelachtige AxivEÏI Bladen, de Takken geftreept , rond: de Hoofd- Bloemtros/en over ééne zyde. STUK. vnL Deeze, die in Spanje voortkomt, wordt door Fhrid*. den vermaarden Clusius aldus befchreeven. 161 y ' Tot twee Ellen hoogte groeit fomtyds deeze Heefter op , met een naakten Stam , zonder Knoopen , regt , een Vinger dik > van buiten met een witachtige Schors begroeid, van bo- ven zig verdeelende in veele tedere broofche Takken, welke met menigvuldige Blaadjes als die van Vlafch of Thymelsa verfierd zyn. Van boven zyn deeze Blaadjes groen, van onderen grysen byna Zilverkleurig, in Smaak eerst droog op de Tong en een weinig faméntrekkende , vervolgens bitterachtig. De Bloemen, aan de toppen der Takjes Aairswyze groeijende, ge- lyken naar die van de Duitfche Akker -Brem en zyn geel. Het Gewas in zyn geheel is fraay voor 't Gezigt. ix. (9) Brem met Lancetvormige fiompe Bladen Pihfa. en een leggende geknobbelde Steng. Dit (3) Gemfia Fol. Lanceol. Sericeïs, Ramis ftrlatis tereti- bus, Racemis fecundis. Ge-Jfta Tin&oria Hispanica. Ci/JS» Ihft. I. p. 101. Hhp> p. 199, 200, Gen. Tinft. Frutescens Por, incanis» C. B. Pin. 595. O) Genifla Fol* Lanceolatis obtufis , Caule tuberculato de« cumbente. H. Clift. 355. FL Suec. s%% , 65 s- R Lugdb. 371. Ge- niftaRamofa Fol. Hyperici C. B. Pin. i$s. Chamac- Genifou &c* . Ibid* Chamjc - Geniüa prima. Clus, Hifi, I. p. 103. Pann. 4*. Dl A DE L? H l A. 463 Dit is een laage Brem , die deswegen den HL naam van Chamcd - Genifia voert by Clüsiüs, zynde van hem in Opper- en Neder-Ooften- Hoofd* ryk waargenomen , doch ook voortkomendeSTÜK* m Duitfcbland en de Zuidelyke deelen van^"*^ Vrankryk, Zy is zelfs in Provence, op dorre plaatfen , zeer gemeen. Men vindtze Takkige Brem met Bladen van St. Jans Kruid, byE$AU- hinüs, gety teld. Het is een laag Gewasje , van veeïe Takjes, , die uit hunne Knobbeltjes Blaadjes uirgeeven , welke langwerpig zyn, als die van de Akker - Brem, en zodanig geplaatst, dat fommigcn onder 't Landvolk in Qoftenryk, aan den kant van Hongirye , hetzelve Gelbê Klee y dat is Geele Klaver noemen* (10) Brem met Lancetvormige ap de kant ge- x. haairde Bladen > de Takken neerleggende 'icggindc* geftreept ruig. Deeze is door den vermaarden Tourne* fort, op zynen Levantfen Reistocht, waar- genomen* (11) Brem met enkelde Doornen; de hloeijen- xi. Cenifta Fol. Lanc, ciliatis, Ramis proftratis ftriatis pilofis. Gen. Oriënt, minima humifufa ♦ Fol, flibt* ad oras pi- lofis. TOURNï. Cor. 44, (11) Gcnijia Spin» fimplicibus, Ramis Floriferit inermibus, Fol. lanceolatis* H. Ciiff. 35 K. Lugib. 371. Gcnsfta minor Aspalathoides. C. I. Pin. $9$. Prodr. 1S7. GeaifMla aculea- n. Lob, Ic. II» T. 93, Geniftella. Dod. PwfU Ut D£CU V« STUK* 4^4- DüBBELBKöEDERICE HttBSTEftS. III. de Takken ongedoornd; de Bladen Lan* Afdeel, cetvormig. ^ükF.D* Deeze groeit niet alleen in Engeland , op Tienman* vogtige Hei jen , maar komt ook op de Hey- Velden van veele Woudplaatfen in Vriesland 3 als mede omtrent Harderwyk , Naarden , U- trecht , Zwoll , en elders in onze Provinciën voort, zo de Hoogleeraar d e Gorter aan* tekent. Men noemtze by ons Stekende Brem of Katte - Boom. Bauhinus befchryftze als een Heeftertje van ruim een Voet hoogte, fond van Stam met een roodachtige Schors , bier en daar met Doornen , doch yl 9 gewa- pend, in kleiner Takken verdeeld, aan welken rondachtige en langwerpige Blaadjes, met Door- nen daar tusfchen en kleine geele Bloempjes als die van Brem* By Orleans, in Vrankryk, hadt hy ook zodanige Brem verzameld. xït. (i<0 Brem met famengeftelde Doornen ; de DuUfche.^ hloeijende Takken ongedoornd ; de Bladen Lancetvormig. Hier wordt de Gedoomde Brem , die men Gaspeldooren noemt , bedoeld , welker Groey- plaats , by ons, op den Muider -Berg is aan- getekend. Sommigen hebben deeze verward met de voorgaande , waar van zy door de ma- nier (12) Genifia Spin. fimplicibus , Ramïs Florneris i'nerraibus, Fol. lanceolatis. Lugdb. 371, GOBT, Belg, 205, Doi>, Pempt, Riv. Tetrap. 67. D I A D E L P H I A. hier van Groeijing , de Bladerloosheid , waar in Hï. zy meest verfchynt , en de Doorens y die üit4^^ elkander fpruiten, aanmerkelyk verfchilt. Hoofd- stuk. (Ï3J Brem met dubbeld famengejlelde Door xm. nen : de bloeijende Takken ongedoomd -9 de^^fë Bladen fmal en Haairig. Behalve de voorgaande, groeit ook deeze in Languedok cn Prövénce overvloedig. Zy wordt Kleine, Gedoomde, zeer ruige , Spaanfche Brem, getyteld van C, Baühinüs, zynde een Hee- ftertje van naauwlyks een half Voet hoog» (14J Brem met een ongebladerde Steng m kruis lingfe Doornen* xiv. LufitsmcéQ " Tot deeze wordt de Tweede Scorpioen*fchefUgee* Brem van dien Autheur t'huis gebragt, welke van hem nergens dan op de Heuvelen in de nabuurfchap van Granada in Spanje was gezien, wordende aldaar Molino geheten by de Inge- zetenen. De hoogte van 't Gewas was zelden meer dan een Voet , maakende 't zelve eeii digÊ (13) Gerij?* Spin* decompofltis, B,amis ïloriferis inerrai- bus, Foi. linearibus pilofis. Gen. fpinofa minor Hispariicat villofisftma, C B. Pin. 395. Gen. MonspeL fpinola C» B. Froir 157. Geniftella Montts Ventofi , fpinofa. J. B, Hifi. U p. 400» GER. Prsv. 483* GOUAN. Monsp. 357» (14) Genifia Cautc aphyllo , fpinis decusfatis. Genifta* fpartium fpinofum minus, C B. Pin. 394, Scorpiitf. 2, CLUS» Hijl. L p> 107. J. B. Hifi. I. p. 403. Gg H« Rsel. v« stok* 466 DlTBBELBRQEDËRTCE HEESTERS, III. digt Bofchje van gedoomde Takken , aan wel- ^FxivEL ^en ^e 13°ornen *n 'c ^ruis 8ePlaats- waren, Hoofd- beurtlings twee tegen elkander over ; zynde het stuk- Loof met een digte Wolligheid bekleed, zo T^-an' dat het zig als vol Spinrag vertoonde , hebben- de kleine korte Zaadhuisjes of liever Zaadea als Erwcjes (*). ASPALATHUS. Dit Geflagt , waar van het getal der Soorten negen - en - twintig is, bevat byna a!temaal Afri- kaanfche of Kaapfche en maar eenige weinige Indifche Planten. De oude benaaming van Jispalathus , welke op het Hout van dien naam geen betrekking heeft, is 'er, mooglyk in navolging van Clüsiüs, wiens Aspalathi 5er echter niet toe betrokken zyn , aan gege- ven. De meeften waren te vooren Genifia genoemd en zyn altcmaal Heefterachtig. Zy hebben de Bladen Bondelswyze uit één Knop- je voortkomende, 't welk tot een gemakkelyke onderfcheiding dient. De (*) Dteze Soort zou dan eenigermaate fchynen te voldoen tan het Kenmerk , ten opzigt van de Zaadhuisjes van dit Geflagt in Gen, Plant, opgegeven ; naamelyk Legumen fu- hrotundum , dat is een Rondachcige Haauw; terwylde andere Soorten, in 't brzonder de Akker- Brem , langwerpige platte Zaadhuisjes of Haauwrjes hebben : des ik met zie , hoe de gedagte Kenmerken daar op in 't algemeen toepasfelyk zyn. Zonderling is 't ook, dat 'er maar een enkeld Zaad, door den Ridier, ann toegel' h reeven wordt, terwyl in alle de bekende Soorten het Haauwrje van de Brem verfche de Nierachtige Zaadjes bevat, gciyk ÜAU-IK te zegt heeft aangemerkt. De opgcgevene Kenmerken zyn ; een Kelk Hft in vy ven gedeeld, met de bovenfte Slip grootst : ^xvr!^ een Haauwtje dat Eyrond , of langwerpig is ,Hoofw bevattende weinige Nierachtige Zaadjes* STÜ1U (1) Aspalathus met gebondelde naakte /malle *• Blaadjes , die rondom een Knopdoornfiaan.thus? *' fpinofa> F De aangehaalde van den geleerden BREYN>cI^edoom" op deeze Soort, is een Kaapfch Iterk gedoomd Heeftertje , dat de kleine Takjes grys heeft , met fpitfe Doorntjes van een half Duim lang, door fmalle, groene Blaadjes omringd, die van tien tot dertien uit ieder Knop voortkomen f gelyk inde Lorkenboom, geevende een of twee Bloempjes uit , waar op fpitfe Haauwtje? vol- gen , van een half Duim lang , die grys zyn > bevattende drie of vier geelachtige Zaaden (*). (2) Aspalathus met gebondelde Draadachtige ^ n* Bladen , en naakte , Wrattige , Wollige w7mig Deeze wordt befchreeven als een Kaapfe ^ xlv?1" Heefter van twee Voeten hoog ; die Houtig Hoofd is, met groote Knoppen of Wratten: de Bla- stüR". deu Vleezig , glad , fpitsachtig , een Duim lang ; de Bloemen zydelings , korter dan de Blaadjes en byna ongedeeld : de Kelk ruigach- tig: de Vlag van de Bloem Hd.iirig. in. (3) Aspalathus met gebondelde /malle fpitfe Kopp^'c.' Bladen , de Bloemen aan Hoofdjes > mst naakte Blikjes. By Se ba is deeze zeer wel afgebeeld, on. der den naam van Ethiopifche Genijla, draa- gende een Goudgeele Bloem , met kleine om- geboogene Bladen > befranjet met een Spinachtig Geweefzel , op het verheven fte der Takjes , omtrent de Bloemen , in 't ronde opgeftapeld. Bergiüs heeft daar van een groote en klei- ne waargenomen, riv. (4) Asp-ilathus met gebondelde Elsvormige ge- Ccftcrnde' fpüfo > gladde Bladen , een ruige Steng en verfpreide Bloemen. Deeze vindt men ook by Seba, alwaar de- zei* FE (3) Aspalathus Fol. Fase. finearibus acutls, Flor. capitatls , Bra&eis nudis. Am. Acad. VU Afr. 30. BERG. Cap. 202. *L Phyt. 397. & 6* SEB, Kah. L T. 23. f. 6. (4) Aspalathus Fol. Fase. fubulatis mucromtis gla^ris , Caule villofo , Flor. fparfis. Genifta Aftroitcs Juniperinis pun- jentihus foliis &c. Pluk. Mant. 8 8. T* 41 3» f. 3. £tndr% 104* Se». Kak. U T« 24, f, 6^ DiADELPflIA. 409 zelve genoemd worde Boomachtige Jfrikaanfche III; Brtm , met lichtgraauwe Bladen, gelykende Af^el* naar de Lanx, met Saffraangeele Bloemen. Hoofd. STUK. Cs) ^ spalatttfïs met gebondelde Elsvormige ge- y, fpüfte Jlekelige Bladen , en zeer ^tkefig^ Jjloemhoofdjes. De Bladen van deeze zyn Stekelig als die van den Genever - Boom. Men vindtze in 'c zelfde Werk ook zeer wel afgebeeld, zo Ber- cws aanmerkt , die het Gewas Kruidkundig befchryft. Breyn geeft 'er een Afbeelding van , onder den naam van Laage Lorkeboom of Chenopoda van Monomotapa 5 aan de Kaf- fers - Kust , ten Noordooften van 't Land der Hottentotten. Seba ftelt het , wegens de Kroestachtig gezoomde Bloemhoofd jes, voor, onder den naam van Ricinus of Ricinoides , een Boomachtig Afrikaanfch Gewas , zynde die Bloemhoofdjes van grootte als een Kers, vol- gens den gemelden Breyn» (6) Aspaïathus met gebondelde Elsvormige Fin- vi. weelachtige Blaadjes , aan de tippen uitge- witachd- breid, en ferfpreide Bloemtros jes. ge. Dit (5) AspaUt hus Fo! Fascic. fuhulatïs mncronatis hirtfs. Flor, CJapïtatis hir&tisfious. BlftG Cap. 200. Genifta Africana lutea &c HIRM. Afr. 11. Chamz- Laxix f. Chenopoda Monoiao- patenfis. Breyn. Cent. 25. T. iï. Seü. JCtk. I. T. 23. f, 4* 5. (€) AspaUthts Fol. Fascfc. fub - $eri<:cis , apice patulisa Jasciculis Florcis iparfis. Mant. 261. Gg 3 470 D U B E E L B UO E D 2 R Z Q E HEESTERS, Hfc Deeze heeft de Steng Heefterachtig , mefe AxivfL#een bruine barftige Schors, de uiterfte Takjes Hoofd Wollig; de Blaadjes komen by vyven voort, STUH:* en zyn witachtig gefluweeld. Aan 't end der ?£*mmm Takken zyn verfcheide Bondeltjes van Wolli- ge witte Bloempjes , met een ruigen Kelk. De gedagte Bondeltjes of Bloemhoofdjes zyu gedeeld. vu. (l) Aspalathus met gebondelde Elsvormige on* "rhjmifo- gedoomde gladde Blaadjes , die zeer kort Thymbla. zyn , en overhoekfe Bloemen* iigz. Deeze is van Plhkenetiüs afgebeeld , onder den naam van zeer kleine Ethiopifche Brem , met glinfterende gladde Blaadjes, als van Thym , digt by een . vut. (8) Aspalathus met gebondelde /malle onge- HeyWad? doomde ruige Blaadjes , overhoekfe Bios* men en f malle Kelken. Dit is een zeer ruig, ongemeen Takkig Hees* tertje, met kleine fmalle Blaadjes; de Bloemen zydelings , naauwlyks langer dan de Bladen, hebbende, met een Baairige Vlag. (9) As-» (7) Aspalathus Fol. Fascic. fub - inermibus glabris brem» fimis y Flor. altsrnis. Gcnifla minima /Ethiopica Fol, Thymi ronfertis &c. PLUK. Mant. 88. T. 413 f% 1. {%) Aspalathus Fol. Fascic. Linearibus inermibus hirfinïs^ Jloribus alternis, Calycibus linearibus. BKRG. C&p> 205. Ge- fta Ethiopica aon fpinofa &cf ?im» Mant. %%. T. 4-1 3. U DlADELPHTA. 47Ï (9) Aspklathus wt grhondtlde /malle ftomp- HL achtigt Blaadjes , de Bloemen Houfuswys ^fv^ geaa rd tn ruigachtig. Hoofd- stuk. Deeze, gelyfc aHe de voorgaande op 't Zuid- %u end van Afrika groeijende, is een zeer Takki N'Zr** ge Heefier met een bung van drie Voeten hoog, de Tikjes fomtyds ruigachtig, met digt geplaatfte Wollige Knopjes, de Bladen gebon- deld , zeer klein , fmal en ftomp hebbende , die glad zyn of ruigachtig en door 't droogen zwart worden. De Bloemen komen , aan 'e end der Takken, in Hoofdjes of Aairen voort, en zyn ongedeeld , de Kelk ruig , met twee fmalle Blikjes, zo wel als de Bloemblaadjes, die geel zyn, (10) Aspalathus met gebondelde, rondachtige , ^ flompe Blaadjes , de Kelken eenigermaate ruig en /pits , de Bloemen glad. Deeze heeft een zeer Takkige Steng van drie Voeten, die naakt is, met bondeltjes van vier tot zeven Rolrondachtige, Vleezige, krom- me, gladde, ftompe Blaadjes. Aan 't end der Takken komen Kroontjes voort , van vier tot zes Bloemen , met zeer korte Steeltjes. De Kelk (9) Aip&Uthu% Fol. Fascfc. Llneaiibm obmJmscuüs t Flox* -Cap taco- Spicatis pubescentibus. Manu 261. (iOj Aspalathus Fol Fase. teietiusculis obtufis,Ca!. fubpn» bescentibus acutis , CorolJisglabris. Mant. 26 x, E%&G* Cap. 2e£» Gg 4 H» Dsa. f; stuk, 47* Dubbelbroederige Heesters* III. Kelk is Klokvormig en fpits , met drie Lancet- A;?fNf L vormige Blikjes : de Bloem glad en geel. stuk. (*0 Aspalathus met gebondelde Draadachtige xi# ruawe Blaadjes > de Bloemen aan 't end en G$$iïc. ongejleeld met ruigachtige Plaggen. De Steng van deeze is Heelterachtig 3 twee. Voeten hoog , met Haairige Takjes en naakte Wratjes. De Blaadjes , die roodachtig fpits zyn , van boven plat , van onderen ruuw 3 zyn in de jongheid op zyde gehaaird, ouder wor- dende glad. De Bloemen komen , ongedeeld % van drie tot vyf in getal , aan 't end der Takken voort. Zy zyn geel , met een ruigachtige Vlag en hebben een Haairigen Kelk , met fpitfe ^ Doornachtige Tanden, XTL (12) Aspafathus met gebondelde Draadachtige Cenifiotdes. gladde Blaadjes ; de Kelken by?ia Trox- ichtfce. achtig hangende en de Bloemen glad. Deeze heeft een Heefterachtige Steng van negen Voeten , die regtop flaat , met een Nets. wyze Schors en ruige witte Knoppen , komen- de dus uit de Spieeten der Rotfen voort. De Bladen zyn gebondcld , Draadachtig , glad , byna rond , een half Duim lang. De Kelk is gtod % met kleine tandjes en twee Blikjes ; de Bloem glad en geel 3 met een uitiieekende Styl* (13) As- \ (n) Aspdathus Fol.Fafc. Filiformibus fcabris , Flor. termi- nalibus fèsfililms , Vexiüis pubescentib-js Mant. 262. (12) Aspalathus FoL Fase. Filiformibus Isvibus , Calycibsi fubracemolïs pendulis Corolhsque glabris. Mant. 16 1. DlADELPHI A. 47 j (13} Aspalathus met gebondelde fmalle gladde III. Blaadjes, en lange tweebloemige Steeltjes die aan den tip gebladerd zyn. Hoofd* 1 , „ STUK. Decze heeft een leggende Steng van twee Voeten lang, met Takken, die Wollige Knop» Gam&s. jes hebben; de Bladen gebondeld, fmal enfpits 7^ns,)ladi- als die der Aspergie - Plant , glad; de Bloem* Heekjes veel langer dan de Bladen, glad, aan den tip met gebondelde Blaadjes , waar uit twee ongedeelde Bloemen voortkomen , die geel zyn , met een eenbladigea gladden Kelk , zo lang als de Bloem en getand ; waar op volgt een Lancetswys Eyrond, gladachtig Haauwtje. ("14) Aspalathus met gebondelde Elsvormige 5 xiv. zeer kleine gladde Blaadjes , Draadachtige > zeer uitgebreide Takken, en enkelde Bloe-®™^*00" men aan derzelver enden. Dceze heeft zyn afkomst ook van 't Zuid- end van Afrika of van de Kaap, gelyk alle de voorgaande en de drie volgende Soorten. (15) Aspalathus met gebondelde fmalle onge* xv. doomde Uniflora- (15) Aipalathas Fol. Fase, Linenribus Isvibus, Peduric. bi- floris elongatis , apice Foliolïs. Munt* 260. Berg. Cup, ziof (14) A$p*Uthus Fol. Fase. Subulatis glabris minimis , Ra- mis Filifoimibus patentisfimis , Flor» foliranis terminalibus* Sp Plant. (15) Aspalathus Fol. Fase. Lmeartbu? inerraibus, glabris, Sti^ulis acutis perfiftentibus , Flor. foütadis, Calycibus laciniis Cymbiformibus. Genifta Ethiop. glabra, iongioribus foliis ex Gg 5 w° H. deel. V. Stuk. 474 DüBBELBltOEDERÏGE HEESTERS,' III- gedoomde Blaadjes fpitfe blyvende Stop* AFxïv.L* pitjes en enkelde Bloemen , wier Kelken Hoofd- Schuitachtig gejlipt zyn* STUK. Tienmtn- Dit is een Hcefter met overhoeks gèplaatfte, mge' digt groeijende, Wollige Takken; de blaadjes rondachtig, fmal, kort en ftomp; de Bloemen enkeld , aan \ end der Takken , ongefteeld : de Tanden van den Kelk verbreed tot ftompe Schimachtig holronde Slippen ; den Kiel van de Bloem Wollig hebbende. xvi. 0<5) Aspalathus met gebondelde , BorJleHo;ef aneof*. OflËedoOV eagde. hoofdjes. A^e f** ongedoornde, Stekelige Blaadjes, en Bloem Deeze Soort fchynt veel overeenkomst te hebben met de Derde, gclyk 'er ook de zelfde van Seba toe betrokken is. De kleine van Bergiüs zal hier t'huis behooren. xvit. (17) Aspalathus met gebondelde, Elsvormigè9 Gr^whti. gefluweelde Bladen , en zy deling fe Blo*. sc- men, die de Vlag ruigachtig hebben. Dit unti ?ufc&o p'urïmis, Flore majors Imeo. Pi/ti;. Mant. tu T. 414. f 7. f16) Aipalatbus Fel. Fase. S&fcëzs inermibus hispidis, Ploribus Capitaris. Genifta Erhioplca Flore fl.ivo , FoüolsB mflexis &c PLUK Mar.i. gg.T 414 f 4 SEB Kak, I p. 38. T. 23. f fc* Aspalathus Capitata humitfor. Berg. Cup. 203, f17) AipatAthü* Fol. Fase. tomrntofo Sericeis* Hor. late» OdS^us, Vexillis pubescêntibas. Mant, 2*2, Dïadelphia. 475 Dit is een regtq llnand llyf Heefter* Ge- III. was , byna ge-cel grys met overhockfe Tak- ken , de Bladen gebundeld, Wollig grys en Hoofd- fpitsachtig , de Bloemen aan 't end der Tak-stüK- ken zydeiings en ongeiteeld hebbende, Zy^ft"**" zyn ge^l van Kleur, met ecne ruigachtige Vlag en komen voort uit een Klokvormige ruige Kelk , met twee Borttelachtige korte Blikjes. De Tanden van den Kelk zyn Elsvormig, ver van elkander en korter dan het Kuipje; waar in deeze Soort voornaamelyk verfchilt van de voorgaande, die de Punten of Slippen van den Kelk viermaal zo lang als het Kuipje heeft , zegt onze Ridder» Dat Kaapfche Heefter - Gewas , uit myxxzAipaUtbut Verzameling , waar van een gedeelte van den^uesduKCula' Tak, in Fig 2, op Plaat XX VIII, vertoond^^de.^ wordt, behoort zekerlyk tot dit Geflagt, maar i%. *. * verfchilt, in *t een of ander opzigt, van alle de tot dus ver opgegevene Soorten. Naast zou het fchynen te komen aan de Aspalathus parvifiora van Berg jus, indien dezelve cok geen ongedeelde Bloempjes had , gelyk de rneeften : en daarom geef ik hier den naam van Gefieelde aan. Ik heb te meer daar van in Afbeelding gebruik gemaakt , om "dat onder alle de gemelden maar van één of twee de Zaadhuisjes fchynen gezien te zyn ; als in de befchryving niet gemeld wordende: terwyl zy aan mynen Tak, zo wel als de Bloemen, zeer duidelyk zig openbaaren , zynde fpitfe Haauwt- 3es* Ih Deex*, v* stuk» 4?6 Dubbelbroederige Heesters. III jes , van omtrent een half Duim lang, even AfxivEl a's in de eer^e Soort, Twee der/ilven ko- Hoofd- men geflooten , twee opengebarften , en omge- stük* kruid , na de uitwerping van het Zaad , aan Tienman 'jp^ V00V9 j-]y js van onderen vry dik en geheel rioutig , byna een Voet lang , zo dat dit Gewas niet van de kleinfte Hccftertjes fchynt te zyn. De Schors is barftig, waar door zig de geelachtige binnen- Bast, die het Hout bekleedt , zeer duidelyk vertoont. Hy geeft i als overhoeks , Takjes uit , en deeze wederom kleiner Takjes , die digt bezet zyn met eene witte of Zilverachtig gryze Haair- achtige Wolligheid , als Fluweel , gelyk ook de Blaadjes , die de langte van omtrent een Kwartier Duims hebben. Zy zyn rondachtig en dun , doch loopen niet zeer fpits uit , en ftaan getropt aan de Takjes ; meest naar bo- ven , by vyven of meer, opeen Wolfig Knopje, dat na 't afvallen van dezelven overblyft, als een Wollig Wratje , hoedanfgeo men veel aan de kleine Takjes vindt. Uit den Schoot, als 5t ware , van die Bladtropjes , of ook daar buiten, komt een Steeltje voort, van meer of minder langte , waar aan een Bloempje , dac door twee. Blikjes is gefchoord. Men kan de gedaante van dit Bloempje , in zyn geheel , aanmerkelyk vergroot zynde , by B befchou* wen. Het heeft een vyfpuntigen Kelk, die, zo wel als de Bloemblaadjes , met dergelyke Haairachtige Wolligheid bedekt is , en waar DtAÖELPHIA. uit, behalve dezelven , de Styl en Meeldraad- III. jes voortkomen , geiyk zig laager openbaart. ' ^J^^f De Kiel , en de Meeldraadjes daar in vervat, Hoof*- ayn daar onder, met fterker Vergroening, nogSTUK% duicielyker aangeweezen. Het Haauwtje, by Cdriaï*"** vergroot voorkomende, is met dergdyke Wol- ligheid als de Blaadjes en Bloempjes, bedekt j doch anders wat bruinachtig van Kleur. ( i2) Aspalathus met vyfvoudige ongejleeldi xviil Blaadjes , en eenbloemige Bloemf teelt jes* ol^k^ Een Gewas , door den vermaarden Com- Melvn 'ot de Akker -Brem betrokken, dat men op Malabar lranneli noemt en op Ceylon Rathocomba , wordt hy P lfkeneti ö s , on- der den naam van Smalbladige Lotus van Ma* drasf y met een enkelde gladde Hanuw , afge- beeld. Ray heefc hetzelve Oostindifch Doryc* nium , met cnkelde roode Bloemen op lang- werpige Steeltjes en zeer kleine Haauwtjes gervteld. Het is een Heefter met dun, hard5 rond Rys, als Hoedjes, en korte Takjes over- hoeks. (ip) As- (i8^ A Pedunculis uni- floris Gertifta FoL qnu.atis fesfiübus &o Flt Zeyl. zju Lotus tenüifolitis Maderastmanus &c Pluk. Alm% 225, T. 201. f. 2 Dorycnium Indrctim , Flor «ingu iaribtts rubris &c„ Raj Suflpl. 471. Mannelü Hert, Mal, IX, p. 69* T* 37* BüBM. Fl. fnd. p. 1J5% JU DEKL, V, STUK* 4?8 DüBBELBROEDE RIGB HeESTBRS. III» (*9) Aspalathus met vergaarde , langwerpig Afdeel. ftomp ovaale , van onderen Wollige Bla* Hoofd* den > tweebloemige Steeltjes en tweekwabbi» stuk. ge tweezaadige Haauwtjes. xix. Dit is de Boom niet , die het eigentlyke fXe?tm 1 Zwarte Ebbenhout uitlevert, welke gezegd worde tot de Palmbootnen te behooren ; maar een Gewas, dat het zogenaamde Groene Ebbenhout Verfchaft \ in de Westindiën 3 en op Jamaika in 't byzonder , groeijende. Rochefort zegt , dat hetzelve Heelierachtig opfchiet met veele Stammen 3 hebbende gladde , fchoon groene Bladen. De Stam heeft twee Duimen Spint, dat wit is 9 en het Hart zwartachtig groen 5 met geele Aderen, geevende, in 't verwen , een licht groen Aftrekzel. Sloane heeft dit Ge- was afgebeeld onder den naam van Boomachtige Aspalathus of Bastaard - Ebben boom , met Palm* bladeren , een gaapende geele Bloem en een korte breede Papierachtige Haauw. Het komt onder den naam van Brya voor by Brow. ne, en Plumier noemt het Spartium^ dat gedoomd is , met Porfeleinbladen en Ebben- hout. (ao) As- r (19) Aspalathus Fol. aggregatïs, obovato » oblongs fubtut tomentolis, Pedunculis bifloris, Leguminibus biiobis dispeio mibus. Aspalathus Arboreus feu Pfeudo- Ebenus &c» Sloant* Jam„ 140. Hifi. II. p. 130. T, 175. f. u Brya Arbores» eens ere&a fpmofa. Brown. Jam. 299. Sparriutn Portulac« foliis aculeatum Ebeni materie, Plum, Sp* 19. U, itf» DïADEL*H*A. 470 (vo) Aspalarhus met drievoudige Wigvormige III. gladde Bladen , < o N i zoude zyn , een Boompje , dat in weinige Jaaren , in zyn Tuin, drie Ellen hoog was opgegroeid 5 en eenigszins fcheen te gelyken naar het Spartium fpinofum van Alpimjs, doch daar van niet alleen door het gemis der Doornen, zo hy aan- merkt , maar ook door enkelde Blaadjes , die in 't gezegde Spartium vyf voudig waren , ver- fchilde. Het Spartium Creiicum van dien Au- theur, dat mooglyk hier bedoeld wordt, hadü drievoudige Blaadjes , zonder Doornen. De Groeiplaats wordt gefield in Ethiopië, (ai) Aspalathus met vyfvoudige on*efteelde Jxr Bladen , de Bloemfteeltjes ge - aaird. &n*qwfi- Ethiopifche Cytifus , met fmalle , kleine ^J{oi*dim fpitfe gryze Blaadjes , de Bloemen ruig door eene ros geele Wolligheid, is deeze van Plu- KENET (20) Aspalatbus Fol4 trinïs Cuneiformibus glabn's , lateraU- bus brevioribus, Stipulis obfbtetss, Floribus congeftis Genifta Arborea Cretica. Zanoni. Hifi. 99. T. 39. (n) Aspalatbus Fol. quinis Icsfilibus, Pedunculis fpicatis, Am. Ac*d. VL Afr. 31. Cytifus anguftis parvis acutioribus & incanis foliis &c. Pluk. Alm. \z%* T. 273. f. 4, 11* Bï&U Y» STUX» 48o DüBBELBROEDERlGE HEESTERS. Afdeel k e n e t getyte^* ^e Woonplaats wordt ge* Tiv. ' fteld aan de Kaap der Goede Hope. stuk!D Aspalathus met drievoudige Lametvormi- xxn. ge gladde Bladen , drictandige gefpitfte *Tridenu- Stoppeltjes , en Bloemhoofd] es. Drictandi Aspalathus met drievoudige /malle Haal- xxiii* rige Blaadjes, zeer Haairige end -Hoofd* HMingi. Jes en migachtige Bloemen. Het Bloemhoofdje van deeze is zeer ruig, zynde de Kelken en Blikjes, wier getal drie is* als bewald met witte Haairtjes, en de Bloem- blaadjes , zo wel als de Kelken , zyn ook van buiten ruig. xxiv. ("24) Aspalathus met drievoudige , Lancetvor* AntbylUi* ? gelyke , een weinig ruigachlige Bla* Getopte. den ; geene Stoppeltjes : Hoofdjes aan 'i end der Takken. \ Deeze, van de Kaap afkomïb'g, is efen Hée- fter met een ruige Steng, de Bladen zonder Stoppeltjes, ongedeeld, drievoudig, Lancetvor- mig, eenigermaate Vleezig, de onderflen glad* die naast aan de Bloemen zyn een weinig Haai- (22) Aspalathus Fol. trinis Lanceolatis glakis, Stipulistri- dentatis mucronatis, Flor. capitatis. (23 ) Aspalathus Fol. ternis Linearibus villoiïs , Capitulis terminalibus pilofisflmis , Corollis pubescentibus, Mant. 262. f24) Aspalathus Fol, trinis Lanceolatis xqualibus fubpubes- centibus, Stipulis nullis, Capitulis terminalibus. Anthyllis As-» palathoidesFiuticoIa&c» Am.Aca&Vd p. 32^Berg» Cap.zii, DlADELPHlA. rig, getropt, hebbende, met end - Hoofdjes die III. enkeld zyn en ongefteeld. De Kelken zynAF^u rüig, en onder ieder Kelk komen drie fmalle, Hoofd- zagte, ruige, Blikjes voor. 't Gewas heeft deSTÜV gedaante van Lotus , maar de Meeldraadjes zyn ^ vereenigd, de Haauwtjes kort en rüig. Door Bergius is deeze Soort befchreeven als Draadachtige Takken hebbende, die Wrat- tig zyn > met een Pluim van korte Takjes 9 waar aan drie Blaadjes uit ieder Knop, die fpits uitloopen , van agteren fmal , byna een halven Nagel of een vierde Duims lang» Drie kleine Blaadjes komen uit de Oxels der Bladen voort. Aan 't end der Takken zyn losfe ge- vorkte Aairen van roode Bloemen , met een vyftandigen fuigen Kelk , hebbende de Vlag witachtig ruig, enz. (25) Aspalathus met drievoudige >Jmalle , Haai- xxv. r m fige Bladen , vyf Bloemen aan een Tros- vyfWoel je y Wollige Kelken en neerleggende rondéml^Q* Stengen. De Blaadjes zyn , in deeze Soort , gefteeld , flap, met zeer korte Steeltjes, de Bloemen on- gefteeld , zonder Blikjes ; de Bloemblaadjes glad en geel. Het Gewas is, gelyk de vier voor- gaande en twee volgende Soorten P van de Kaap afkomftig. (26) As- (25) AsptUthus FoU ternis Linearibus villofis, Flor. Fas- ciculatis quinis , Calycibus Lanatis, Ctaulibus profaans tereti^ bus. Mant, z€z4 Hh 482 Dubbelbroederi ge Heesters, Hl- Q26) Aspalathus met drievoudige /malle geflu- Arxfv.L' weelde Bladen, enkelde Stoppeltjes die ge- Hoofd* /pitst zyn , en verfpreide Wollige Bloe* STUK* mm^ XXVI. vwziiver- ' E>eeze Soort 3 die naar den Cytifus gelykt , de. komt eenigermaate overeen met de Gefluweelde van BïRciüs, hoewel aan dezelve Lancets- wys' ovaale Blaadjes worden toegefchreeven , en geaairde Bloemen. Aan de Takken komen dezelven by troppen van zes, agt of tien, uit ééne Knop voort , doch aan de Takjes zyn zy verfpreid en grooter ; allen met een witte Fluweelachtige Wolligheid bezet. xxvii. (27) Aspalathus met drievoudige Elsvormige Cdiiêja. gelyke Blaadjes , rondachtige Stoppeltjes E-ittge»; ^ Eelt, en gladde ge - aairde Bloemen. iDeeze is door Pluken et afgebeeld, on- der den naam van Driebladige Cytifus van de Kaap, met Genever - Bladen en geele Bloemen in een gedrongen Aair vergaard. Bergius heeftze omftandig befchreeven. Linn^eus wien (26) Aspalathus Fol. trinis Liuearibus Serieels, Stipulis fim- plicibus mucronatis , Flor, fparfïs tomentofis. Cytifus Africa- nus anguftifolius &c. Pluk- Mant, 63 ♦ Genifta Afr. Argen* tea. Fol. minimis* Alopecurioides, Herm. Afr. ué Aspala- thus Sericea. Berg. C*p. 212. f27) Jispalathus Fol. trinis Subulatïs jequalibus , Stïpulfs fubrotundis callofis, Flor. fpicatis glabris. BERG. Capé 2op* Cytifus trifoliatus Juniperinis foliis &c# Pluk. Mant* T. 3*5> f. 4* D I A n E L * H I A. AH wien de meeften deezer Afrikaanfchc Gewas- ^ fen , door den Leidfen Hoogleeraaf der Kruid- FJf^* kunde, den Heer David van Ro yen , Hoofd? onder den naam van Achyronice , zo hy zelfSTUK\ bekent, medegedeeld waren 5 befchryft deefce-jtofc : als een Heeftertje , dat de Takken , door het afvallen der Bladen , met ronde Eeltachtige knobbeltjes, van binnen ruig, befprengd heeft; de Bladen drievoudig, op een Eeltachtig Voet- iluk , ocgefteeld , Elsvormig Liniaal , naar die van den Geneverboom gelykende, fpits, glad, plat , maar van onderen verhevenrond : losfe Aairen aan 't end der Takken: eenbladige Blik- jes , die Elsvormig zyn , van langte als de Kelk , wederzyds aan deszelfs Voet enkeld geplaatst : de Kelken glad met Elsvormige Tanden i de Bloemen geel en glad, C28) Aspalathus met drievoudige Lancetvor- xxviil mige ruigachtige Bladen ; de Bloemen vyf aan een Trosje, de Kelken ruigachtig; de^* Stengen hoekig regtopfiaande. Deeze heeft haare Groeiplaats in de Le- vant. De vermaarde Toürnefort heeft dezelve onder den naam van Orientaalfche Cy- tifus voorgefteld. De Steng is Heefterachtig , regt- f28) Asptiatkus Eól. terms Laneeolatis pubescetitibus , Flor* Fasciculaus quinis , Calyc. pubescentibus , Caul, ere&is wfr gulatis. Mant< 263. Cytifus Oriënt. Hor, ampüs glomerari^ TOURNF* Hh % > 484 DübBElbroederxge Heesters. III* regtopftaande , met hoekige Takken , waar aan AFxiv.L* Blaadies als van Vlafchkruid, en Bondeltjes of Hoofd- Tropjes van vyf Bloemen aan 't end der Tak- stuk. jes^ Meeldraadjes altemaal famengegroeid ^—hebben. piïnata ^spalathus met gevind- vyf voudige ftomp Gevinde/ Hartvormige Bladen , de Bloem/ teelt j es Hoofdig. Deeze , ook tot de Kaapfchen behoorende 3 is een Heefter • Gewas , dat naby komt aan de Vyfbladige, de Blaadjes, die ftomp Hartvormig zyn (*) en een weinig Haairig, met zeer kor- te Steeltjes, gevind hebbende, vyf in getal: het Bloemfteeltje langer dan de Bladen ; de Aair rondachtig; de Bloemen van buiten eeni- germaate Wollig. U l E x. Hey-Brem. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt , onder de Tienmannigen van deeze Klasfe , zyn , dat de Kelk tweebladig is en het Zaadpeultje naauwlyks langer dan de Kelk. Twee (29) AspaUthas Fol. pinnato - quïnatis obcordatis , Pcdim* culis Capitatis. Am. Acad. VI. Afr. 32. (*) O foordat* Folia vertaal ik ftomp Hartvormig en wil daar mede uitdrukken , dat de ftompte van de Hartswyze figuur uit waards gekeerd is in het Blad , tegenttrydig met Cerdata , in welke die inwaards is , gelyk men dit Iaat/te zien Jcan in Linn. PhiL Bot. Tab. I. f. ïo. Het zelfde begryjj ik met Folia ohvata ftpmp Eyronde te vertaaien. D I A D E L F H I A. 485 Twee Soorten bevat hetzelve , de eene in HL Europa, de andere op 't Zuid -end van Afrika A*™^' groeijende. Hoofde stuk. Ci) Hey-Brem met ruige fpitfe Bladen en l verjpreide Doornen. eZo^ EuropU Deeze , onder den naam van Gedoomde Brem®*** voorkomende , is de Eerfte Scorpioen - Brem van Clüsiüs, door dien Kruidkenner omftreeks de Pyreneen, dikwils twee Manslangten hoog, met een Stam van een Arm dik, waargeno- men. Gemeenlyk, echter, groeide dezelve in Spanje maar ruim een Elle hoog, zo hy zegt, met veele Ryzen opfchietende , die digt met Doornen bezet zyn, en geen Bladen hebben, dan in 't vroege Voorjaar, in 't kort afvallen- de» De Bloemen waren kleiner dan die van de gewoone Brem , bleek, en fomtyds rood- achtig, de Haauwtjes rond. Deeze wordt van de Franfchen Jonc marin , dat is Zee - Bies , en door die van Gascogne Jauge genaamd. Zeer menigvuldig vondt hy dezelve, op zyn Reistogt van Bourdeaux naar Bajonne , in woefte (1) Ulex Fol. villofïs acutïs, Spinis fparfTs. Syst. Nat* Xir. Gen. 381, p. 47$. XIII* p. 539. £T« Clig. 3S<>. Ups* si 2. R. Lugdb. 372. Genifta fpinoia major longioribus Acn- Icis. C. B, Pin. 394. Genifta fpinofa altera» Dod, Tempt, 659» !• 759. fis Genifta fpinofa major brevioribus Aculeis. C. B. JPin. 394. Genifta - Spartium majus brevioribus & longioribus Aculeis. TOURNÏ. Injt, 645. Scorpius, I* CLUS, Bijl* 10**. Hisp. an# 1c* 212, Hh % H.DEEL, V,$T0S, 486 Dubbel broederige Heesters. HL woefte Velden groeijende. In Engeland is zy 9 AF?fv.L' °P derSe,yke plaatfcn , zeer gemeen , walgend Hoofd- Ray3 wordende aldaar Furz , Whins of Gorfs tuk. genoemd, en Hey-Brem, in Duitfchland en de mmnigu Nederlanden, alwaar zy naar den kant van Bra- n bant groeit. Kwpfche. CO Hey - Brem met enkelde Jlompe Bladen , en enkelde Doornen aan 't end der Takken* Deeze is , ender den naam van Afrïkadnfcli Genifta-Spartium met Hey bladen, dat Besfen draagt, door Pl uk e net, doch flegt,in Plaat vertoond. Petiver heeft 'er beter Af beel- ding van gegeven. A m o r p H A. Dit Geflagt heeft zynen naam van het ont- breeken eeniger weezentlyke deelen in een Vlin- derbloem , zo dat het als mismaakt is of wan- Hakig ten dien opzigte. Het heeft, naamelyk, alleen maar de Vlag, zonder Vleugels of Kiel, en daar door is het genoegzaam van alle ande* ren onderfcheiden. ï. De eenigfte Soort (ï) vindt men in de be- frMiof*. itnry- achcï e ^ Vlex Fol. folitariis obtufis , Spinis fimpli'cibus termina- libus. R* Lugdb. 372. Genifta - Spartium Bacciferurn , Ericss foliis , Africanum, Pluk. Alm. 166. T. w. f. mala. Pet. Gaz> IX. T. S3. f. y. (1) Amorpba. $yst. Nat. XII. Gen. 8 XIIIt p. 540. Hort. Clijf. 3 $3. T. ip. H. Ups* 208 , R. LugdL 393. Mill. Di#. t. 27. Barba Jovis Americana &c. Angl^ Hojt. 11. T« 4. DlADELBHlA. 4$7 befchry ving van den Cliffortfchen Tuin zeer Hl. fraay afgebeeld door L i n n teus. Zy is uit *xiv.U' Noord - Amerika afkomftig ; zynde een Hee- Hoofd ; fter , meer dan Mans langte hoog, die eeni-STUK# germaate naar de Lombaartfe Linzen of Colu-^," téa gelykt , met gevinde Bladen als die van de Basterd - Acacia , dertien of vyftien aan een Steeltje , en zeer kleine paarfche Bloemp- jes. De Meeldraadjes zyn veel langer dan de Bloemen en de Knopjes geel. Het is ool< door den Heer Miller in zyn Kruidkundig Woordenboek , en in een Engelfche Verzame- ling van Plant - Afbeeldingen , aan 't licht ge- bragt. Schoon in het Geflagt van Crotalaria eenige Heefterachtige voorkomen, zal ik dit, om dat de meefte Soorten Kruidig en de anderen niet zeer hoog zyn uitmonfteren; doch in het volgende Geflagt zyn dezelven beter onder- fcheiden.- O n o n i s. Stalkruid, De Kelk is hier in vyven gedeeld, met Li« niaale Slippen ; de Vlag geftreept ; de Haauw dik gezwollen , ongefteeld ; de Meeldraadjes fa- inengegroeid zonder Spleet, Dit Geflagt bevat een menigte Soorten , waar i (*) Daar is wel een Boomnchtige Ceylonfche Crotalaria van den Heer J. Burmannus aangehaald , doch die heeft cte Steng, volgens Ray, maar twee Voeten hoog, Hh 4 II» Deel. v. Srus. 488 DüBBEtBROÜDERIGE HEESTERS. ÏM. waar onder de vyf Iaatften Heefterachtk zvn , *S?' als volg, Hoofd- stuk. £21) Stalkruid dat Heefierachtigis , met drier xxi.; voudige , Vleezige , byna Liniaale, drie- iridenZta. tandige Bladen en tweebloemige Bloem- fteelfjes. Het Spaanfch Heefterachtig Stalkruid met Vleezige drietandige Bladen 5 van Tourne- fort, is een Heeftqr van een Elle hoog , groeijende in het Zout - Gebergte van Kordona in Katalonie, als ook langs den Weg van Gra- nada naar Mallaga in 't Zuidelykfte van Spanje.,, Hy heeft een regte gepluimde Steng , mee kleine Elsvormige Stoppeltjes en fmalle Vlee- zige Blaadjes , aan 't end drietandig. Aan 't end der Steng komen Bloemtrosfen voort, die kleverig en ftekelig zyn , van paarfche Bloe- men, twee op een Steeltje. xxit. C2*) Stalkruid dat Heefterachtig is , met drie- c^h(f' youdige rondachtige f gegolfde , getande , Lym- (11) OnonU Fnnicofa , Fol. Carnofïs, linearibus tredentatis, Pedunculis bifloris. Syst. Nat. XII. Gen. 863. p. 478. Veg% XIII. p* 541. Anonis Hispanica Fruresccns , Folio tridentate,, Carnofo. TOURNF. Injï. 408. MAGNOL*. Hort. itf. T. 16 + RAJ. SuppL 466. ' (22) Ononis Frut. FoJ« ternatis fubrotundis undulatis, den- tatis , viscofb- pubescentibus, Pedunculis unifloris muticis. Ado- nis Hisp. Frutescens Folio rotundiore. MAGN, Monsp. 17. T. 17. Raj. SuppL 466. fi* Anonis Hisp. Frutescens Folio Rafx frlvefttis* TouiWF. Injl. 403 V Diadrlphia: 489 Lymachtig ruige Bladen en ongedoornde Hl; Bloemf teelt jes. A*xiv?" _ Hoofd - Die met roodachtige Bladen, heeft Tourne-Stuk. fort op 't Gebergte Mariola , niet ver van pecan. Valence in Spanje, gevonden. Het Gewas heeft*7** een dergelyke Steng als het voorgaande, die Lymerig is en ruig , met ongekrulde ftompe Blaadjes en zydelingfe Bloemen, enkeld voort- komende op een kort Steeltje. Zy zyn geel, met een roodachtige Vlag, en hebben den Kelk m vy ven gedeeld met drietandige Slippen. Mag- SïQL heeft de Bloemen Aairswyze afgebeeld. (23) Stalkruid dat Keef ter achtig is 9 met xmu ^ drievoudige Lmcetvormigs Zaagswys' ge-FHce&{?S tande Bladen , Scheedachtige Stoppeltjes^1^ en meest drie Bloemen op één Steeltje. In 't Gebergte van 't Dauphiné komt deeze vpor, die door den beroemden Franfchen Heer Dodart onder den naam van Ongedoornd Heefterachtig paarfch Stalkruid is befchreeven. Het bloeit vroeg in 't Voorjaar en heeft een groote roodachtige Bloem. Deszelfs Gewas beftaat uit veele Heefterachtige Stengen, met korte (1 3 ) OnorJs Frut* Fol* fesfilibus térnatis lanceolatis (èrratïs , fti- pulis Vaginalibus , Pedunculis fubtrifloris. H* Cliffl 358. R. LurS. 376 Anonis montana pr:ecox purpurea frutescens. DOD. jtffe 4. p. T. 249. Anonis purpurea &c. Dor>. Mem* 57* T. 57. MORiS. Hifi* II. p. 170. Mill. -D/tf, T, 36* Dü HA* #2EL. Arbr* I. T. $s* GER* Prev. 437, Hh 5 II* DEEL» V. STUK* 490 DüBBSLEROEDERIGE HEESTERS. dis III. korte Takjes en gladde Blaadjes. De Stop- A^rsL!pelcjcs 9 die als een Scheede' om de Takken Hoofd- fluiten, loopen in vier Baardjes uit. Het groeit stuk. ook in de Bergachtige dcelen van Provence. jcxiy* (24) Stalkruid dat Heefterachtig is mei drie* R°Jundif$m roudige , Eyronde , getande Blaam , de Kei- Rondbla* j,en driebladig geblikt , en meest drie hken men op êén Steeltje. • Deeze , in de Switzerfche Alpen voorko- mende , is door den vermaarden Hall er overvloedig waargenomen op den Berg Gem-* mi 3 tusfehen de Bosfchagie en den kaaien Top. Zy heeft de Steng Heefterachtig , een Elle hoog, ge-armd, met een ruige Schors, zonder Doornen de Bladen lang gefieeld , rond of Eyrond , groen en ruig , met fcherpe Tandjes. Uit de Oxels komen Trosjes voort .van Bloe- men , welke veel naar die van *t gemeene Stalkruid gelyken , zynde de Kelken met drie Hartvormige Blikjes omringd. Hier zyn de Stoppeltjes groen en in de voorgaande dorach- tig , zo Doktor Gekard, die het ook in Provence waargenomen heeft, aanmerkt* 05) Stal- f24) Ononis Frut, Fol. ternatis ovatis denratis, Calycibus triphyllo-bra&eatis , Pedunculis fubtrifloris. H. Cliff. 358. R. Lugdb. 376. Cicer fylveftre latifoiium triphyllum. C. B. Pin» 347. Cicer fylv, tercium. DoD» Pempt. 525. Cicer fylveftl^ veriiis* Los, Ic. II. p, 73, Hall. Hefo. DïADELPHIA. 49! fft5) Stalkruid 7iiet vyfvoudige Jlomp Eyron- IIL de, gefpitfte, van onderm Fluweelachtige k?^u Bladen , Draadachtige Stoppeltjes en ge- Hoofd- trofte BloemJ teelt j 'es. STUK:* xxv. Dit is een Kaapfch Heeilertje, met Draad- /Wit- achtige fly v\e Takjes de Bladen gefteeld , (lomp Afrikaan- ovaal , gefpitst , wederzyds met vvitachtigefche% Haairtjes de Stoppeltjes Lancetswys' ovaal van grootte als de Bladen : lange getroste Bloemfleekjcs in de Oxelen en gladde Haauw- tjes hebbende > die anderhalf maal zo lang zyn als de Bladen. Zy zyn vyfvoudig en hebben een omgeboogen Punt. Anthtllis. Een Blaasachtige Kelk , die een rondachtig Haauwtje bedekt , maakt de byzondere Ken- merken uit van dit Geflagt 3 op 'c welke de Griekfche naam Anthyllis is toegepast. Dertien Soorten zyn 'er in vervat , van welken de zes laatfien hier t'huis behooren3 als volgt. (8) Anthyllis die Heefterachtig is , met drie- vul • voudige ongefteelde Degenvormige Blaadjes if^iaU en Hoofdjes - Bloemen. \ viafchbi* Dee-dise- f2 s) OnorAs FoL quinaris obovatis mucronatis fubtus Seri- eels, Stipuns Filiformibus, Pedunculis Raeemofls. Mant* 277* 453. Lotus Mauritanicus, FlanU 1091. Lotus Fruticofus. Berg, Ca?. 226, (%) Anthyllis Fruticofa Fol. ternatis fesfilibus Erififórmlbus , Flor. Capitatis. Mant. 265. Syit, Ndt, XII* Gen.. S*4*p. 48®. Y*g. XIII. p. 544. DEEL» V, SlTO. 492 Duebelbroëderice Heesters; III. Dceze komt met een Steng , van agt Voeten ATivEI#k°°S» uit de fpleeten der Steenrotfen aan de Hoofd- Kaap voort 5 en heeft ruigachtig gryze Takken. stuk. £)e Bloemen zitten in gedeelde Hoofdjes , wel* rige™™' ke met ruiSe Bli^jes omwald zyn. Ba la' 7*- të) Anthyllis die Heeft er achtig is , met gevin- v?s. a de 9 gelyke , Wollige Bladen en Hoofdjes- züver- Bloemen. Kleurige* De bynaam is afkomftig van een Geflagt,dat Xo urnefort dus getyteld heeft, zyndc deeze daar van de eerfte Soort. Die naam i$ overgebragt in Donderbaard (*^ , waar mede echter gemeenlyk de Huislook wordt betekend. Het Gewas , dat een fierlyk Bloemboompje onder de vreemde Gewasfen uitmaakt, groeit in 't wilde aan de Zee -Kusten van Spanje, Provence, Italië en de Levant, op Rotfen en Klippen* De Bladfteelen zyn wederzyds gevind met zeven of negen Blaadjes van Zilverkleur, de Bloemen geel met gevingerde Blikjes. Bar- RELiEa heeftze , onder den naam van Linzen* hkidige gryze Barba Jovis y afgebeeld. ( iq) An«. W (9) Anthyllis Frut. Foh pinnatis arqualibtis tomen tofis , Flor, capitatis. H. €lif* 371. Ups. 221. R,. Lugdb. 37$. Sauv. Monsp* 237. Barba Jovis. C. B* Fin, 397» TOURNF. Inft. 6son GOUAN Monsp* 36 1. Ger. Prov. 48$. Barba Jovis pulchre lucens. J. B. Hifi, I. p. 3?5. (*) Zie BlANCARDI Lexicon Medkum, op 't woord Barba Jovis, alwaar alle de benaamingen van de Huislook (Sefafy), ten onregte zyn toegepast op dit Gewas. f D I A D E L P H I Ai 495 (10) Anthylüs die Heefterachtig is , met ge- III. vinde Btefe», ^ d met en- sterk ge- kelae Bladen. doomde. Deeze kwam Clusius overvloedig voor in (12) Antkyllis Frut. Fol. ternatis fubpedtmculatis , Calyci- bus nudis, Dorycniura Fol. folit. Flor* ad Alas confertis. H* CiïJT* S7d« Barba Jovis Cretica , Linarise folio , Fiore luteo parvo. TouRNF. Cor. 44. Baiba Jovis Cretica. Riv. Tetrétp. Spartiuuï fpinofum, ALF. Exot. 27. T. 26. (13) Anthyllis Frut. fpinofa , Fol. fircplicibus. Genift*- Spartium fpinofum, Fol. Lenticulsc , Flor. cjenileo- purpuras- centibus* c* B. PU. 1*4, Erinacea, Clus* Hifi. h p. i&7* Hisp. 213, lc* XI4. ïn 't Ryk van Valence , 'tusfchen de Hoofdftad Hl. en Madrit, op Steenachtige plaatfen en langs ^f*** de Wegen. Zy groeide geen Voet hoog 5 Hoofd. feynde niettemin een fraay Gewas , doorgaansSTüK* geheel beftaande uit een Bosje van Doornen >fof£m* dewyl de Blaadjes 3 naar die der Water -Lin- fen of Eende -Kroos gelykende, in 't kort af-, vielen. De Bloemen , als die der Erwten , zegt hy3 uit den blaauwen paarfchachtig, doch klei- lier 3 kwamen altoos 3 twee of drie te gelyk, tut ftekelige ruige Kelkjes voort. De Span- jaarden noemden het Erizo > als naar een E- geltje gelykende , weshalve hy 'er den naam van Erinacea aan gegeven hadt. E B E N U S. De Tanden van den Kelk zyn/in dit Ge- flagt, zo lang als de Bloem, die geene Wie- ken heeft en een enkeld ruig Zaad. Twee Soorten komen 'er thans in voor, als volgt. fi) Ebenus met vyfvoiidige Bladen. V01" Kandia- fche% (i) Ebenus Fol. quinatis. Mant. 451. Ebenus. Syst. Nat* XII. Gen. 895. p. 4$o= Veg. XIII. p. 545. Sp, Plant. II* p. Ï076. Ebenus Cretica. Alp. Exot. 279. T. 278. PON* ItmU 128. Trifol. fpicis ovatis villofis, Caule Fruticolo. R. Lugdb. 380. Anthyllis Fruticofa &c. SAuv. Meth* 237. Cytifus Snca- nus Creticus. C. B. Pin. 390. Barba Jovis Cytiil folio, Fl. rubello. Barr Har. 1389. T, 377. & $n% Loto aiïïnisalat» &C. VlJCK. Air». 227. T4 67. f. 5. tU DEEI- V. STQ1&, 49 die een Soort van Gedoomde Palm- f*gBladz* booni fchynt te zyn > gelyk ik opgemerkt heb *. Het is , volgens hem > een Heefterachtig Boom* pje , op Bergachtige drooge plaatfen van 't Ei- land Kandia veel voortkomende , zeer fraay verzilverd. De Stam is drie Ellen hoog en geeft Takken uit met Bladen , drie op een Steeltje als die van den Cytifus (*) , doch fmaller 3 geheel wit. De Bloemen komen Tros- achtig asn end der Takken , zynde met veele witte Haairtjes , als Zyde, doormengd* De Wortel is lang, Houtig en zwart. c 'lx, (a) Ebenus met drievoudige Bladen, Xaapfche. ^ de Kaap der Goede Rope ^ Gewas, dat de vermaarde Be rcius genoemd heeft (*) Folia ternata five pinnato ■ qumata zegt onze Ridcfër Mant% p. 451* Dit dient om de tegenftrydigheid , van drie- of vyfbladig , op te helderen. (z) Ehenus jol, ternatis. Mant. 2*4. Spartium Fol. alrcrhis petiolatis ternatis &c. Berg. Cap. 199* Trifol. Afr. frnfi- cans , Fol. angtiftiore Fioie rubicame, CqmM, Hirt, II. p< zi3. T* 107» D X A D E L ï» H I A. 497 heeft Spartium met overhoekfe drievoudige H£ a Bladen, op een Steeltje cn fmalle ftompe aifc ^v?^ gedrukt ruige Blaadjes , de Bloemen trosachtig. Boofd- Hier toe betrekt zyn Ed, het Afrikaanfche^^ Htelterachtige Drieblad v dat in 't jaar 1698 , in de Amfterdamfche Tuin , geteeld was uit overgezonden Zaad. Het was een Boompje met een Stammetje van een Voet hoog , dat zig in Takjes verdeelde , ia de Jongheid Wollig , doch ouder wordende , zo wel als de Stam bruin, bezet met drie fmal- le groene Blaadjes op een kort Steeltje. Aan de toppen van de Takjes kwamen de Bloem- pjes voort , roodachtig van Kleur , ia een vier- puntige Kelk vervat en daar op ^volgde een Haauwtje , in de Kelk verborgen 5 met een enkeld Nierswys Zaad* Volgens Bergius was het Vrugtbegiuzel rolrond cn lang 5 met de blyken van veele Zaaden. Men zou daar uit mogen twyfelen 5 of die van hem wel het zelf- de Gewas, als de befchreevene van Comme- lyn, v/are. L 1 p a r u. De Kenmerken van het nieuwe Geflagt , dat deezen naam voert , zyn ; een Kelk in vy- ven gedeeld, met de onderfte Slip langer; de Vleugels van de Bloem om laag tweekwabbig: onder de Meeldraadjes zyn drie wat kor* ter : het Zaadhuisje is een Eyrond Haauw- tje. Iï £C£ £ï. Deel. v„ StotJ 498 DüBÖËLBKOÏDERÏGE HEESTER^ lik Zes Soorten 3 van de Kaap afkomftig, ko« stuk?' C1^ Lïparia met Bloemhoofdfes 9 de Bladen I# Lancetvormig , geribd en glad. Lip aria /ph^rk^ Deeze Soort, waar van de Geflagts-Kenmer- Rondkop- * r r r pige. ken ontleend zyn , is een zeer fraaije Kaapfe Bloem - Heefter zegt Linn^eus, die een Steng heeft van vier Voeten hoog, lievig en glad , met ongefteelde breed Lancetvormige Blaadjes > als die van Steekende Palm 3 doch langer * glad , effenrandig 5 ftyf 9 fpits , met fcherpe punten. Het Bloemhoofdje s aan 't end der Takken voortkomende, is als een Kelk omringd met Blaadjes, van langte als de Bloe- men 5 en gelykt veel naar den Kelk der Artis- jokken. De Bloemen zyn geel. €r]mini (2 ^ kiparia mei Bloemhoofd] es en fmalle fpit* ftiu. Je 9 ongedeelde Bladen overhoeks> de Keh ff* ken ruig. Deeze , ook aan de Kaap , op Zandvelden groeijende , is een Takkige Heefter met Gras- achtige Blaadjes , die ftyf , glad en fpits zyn 3 byna gelyk de Naalden der Pynboomen. Het Bloem- f i) Liparia Flatibus Capitatis * Fol. Lanceolatis «eironV glabris; Syst. Nat. Vtg. XIIU Gen. 13 19. p. 554. M&nu 258. Genifta Afric. Rusci Fol» longïoribui, Floribus luteis In globum coageftis. Raj, Dtnir. (2) Liparia Flor* Capitatis , Fol. linearibus alternis acutis fèsfiUbus, Calycibus villofis. Mant. 258. Genifta Africana Fo* iiis ftnaftri. Raj, £>endr4 10 5 . \ DïADEi-PMIA. 4fp Bloemhoofd je beftaat uit geele Bloemen, wier III* Kelk Haairig is , en van de Meeldraadjes zyn A™*f** negen tot één Voetftiifc famengegroeid > het Hoofd* tiende los en vry, 'c welk dit Geflagt van deSTUK' Borboniaas onderfcheidt. ir?£"* (3) Liparia met enkelde Bloemen 3 de Blaadjes nu by dezelven gepaard. Pa^f Deeze is Kaapfe Spartium genoemd geweest.2 * Het is een Heefier met gladde Takken over- hoeks* en- Bladen van Akker -Brem of Vlafch- kruid , digt geplaatst y brengende eenige Bloe- men aan de Toppen der gebladerde Takjes «voort. (4) Liparia met Kroontjes -Bloemen en Lan~ iv. cetvormige gladde Bladen. GzktooÉ' de. Deeze zou van anderen Borbonia Umbellata getyteld zyn , doch by wien vind ik niet. Waarfchynlyk is het ook een Kaapfe Heefter* (5) Liparia met getropte Bloemen en Eyronde Haairig Wollige Bladen. Die ww*9 Haairlge. (z)Lipnria Flor. fbütariis, Fol. Floralibus oppofltis* Spar-^N^. tïum Capenfe. Sp. Plant. II. 995. Genifu Foi; Geniüx Tinc- ^ rorix majoribus* Herm. Afr. 11. Am. Acai, VU Afr< zs. (4) Liparia Flor. Umbdlatis , Fol, L^nceokcls taxibus* Borbonia Umbellata. (5) LipAria Flor. Fasciculatis , FoL ovatis Villofo - tomen- tofis. Mant* 43 s. Borbonia tomentofa. Berg, Capt 150. Ge- siifta Africana tomentofa, arborescens. Seb* Kah> f* p, 3^; T. 2+. fig« 1 , z. Cytifus Afric, Argenjtëös fpicatus, HERatf. ïi 2 li, vut* v, $to&, Soo Dübbelbröeberige Heester^ Dl. Ik heb , in myne Verzameling , Takken van A™ivU ccn Kaapfen Heefter, welke tot deeze Soort Hoofd' fchynt te behooren. 't Is wel waar , dat stuk. dezelve aanmerkelyk van de uit het Werk meman.yan 3 eba aangehaalde Afbeeldingen verfchilt, doch hy komt nader overeen met de befchry- ving van Bercius, die de Borbonia tomen- tofa , thans hier t'huis gebjagt , aldus voor- Hek. 5, De Steng is Boomachtig; de Takken zyn „ rond Wollig , met Lidtekens , Kranswyze 3, bezet met Takjes , die op de zelfde manier 3, wederom getakt zyn , digt Wollig, Zilver- 3, kleurig Afchgraauw , gebladerd : de Bladen 53 verfpreid 5 Eyrond , aan beide enden fmal , „ fpits, wederzyds Wollig, ook Zilverkleurig , „ glanzig, ongefteeld, menigvuldig, naauwlyks „ een Duim lang , taamelyk uitgebreid , langer dan de tusfchenwydten : de Bloemen eeni- 3, germaate geaaird , aan 't end der Takjes , „ ongefteeld 9 met Bladen omheind : de Kelk „ eenbladig , byna Pypachtig, Wollig, vyfpun- 3, tig; drie Slippen fpits Lancetvormig , de bo- „ venfte , die brceder is , in tweeën gedeeld „ hebbende : de Bloem Vlinderachtig, rood? „ langer dan de Kelk: de Vlag Eyrond 3 ftomp, „ uitgerand, gekield, holrondachtig, uitgebreid: „ de beide Vleugels Maanvormig, ftomp, half pylachtig , met Draadachtig fmalle 3 lange 9> Nageltjes : de Kiel gelykvormig aan de Wie- „ ken 3 van boven uitgerand 3 van onderen in 33 tweeën D I A D E L 2 H I A. 50I tweeën gedeeld, met twee Draadachtige Na- III. „ geitjes. Van de tien Meeldraadjes, die in ^u „ de holte van den Kiel verholen leggen, ko- Hoofd» „ men negen uit één Lighaam voort, en hctSTUK* „ tiende is vry , geheel daar van afgezonderd. d?"f** 3, De Meclknopjes zyn rondachtig. Het Vrugt- 5J beginzel , dat langwerpig en ruig is, heeft „ een Elsvormigen Styl, aan 't onderfte wat „ Haairig , zig een weinig verheffende , met „ een ftompen Stempel." Myn Tak , waar van een gedeelte in Figm 1 , op Plaat XXIX, vertooed is , geeft laager Takjes uit , die eveneens gekroond zyn met Bloemen , nu gedroogd nog bruin rood van Kleur. Hy is digt bezet met eene Zilver- haairige Wolligheid , zo wel als de onderzyde en rand der Bladen , doch aan den bovenkant zyn de Bladen groener , gladder en eenig^ins bruinachtig geel geboord : welk Boordzel niet Haairig is. Zy loopen fpits uit , en hebben anders eene Eyronde of Ovaalachtige figuur. Stoppeltjes hebben zy niet, maar komen voort uit eene langere digte Haairigheid. Hunne Rib- ben , behalve de middel - Rib , zyn door de Wolligheid naauwlyks zigtbaar. Zy omringen de Bloemhoofdjes , die menigvuldige Vlinder- bloemen bevatten, waar van de figuur, afzon* derlyk ', by A vertoond wordt, met aanmer- kelyke Vergrooting , gelyk ook de deelen van de Bloem: als by b de Vlag, bye, d,deVleu* li 3 gek^ II. DEEL. V. STUK. 502 Dubbelbroederige Heesters» Tienman III* gels, met hunne Draadachtige lange Nageltjes AFxiv,L# en de Kwabbetjes daar nevens ; by e de Kiel , Hoofd* die een Schuitswyzc holte heeft: by ƒ de Kelk, stuk, byzonder ruig gefteeld is , met zyne vyf ruige Punten, en de Meeldraadjes daar in ver- vat , die , door 't openen van den Kelk , by g nader aangeweezen zyn , zo wel de negen fa- mengegroeide , als het ééne enkelde daar bo-* ven* De eerstgemelde negen zyn afzonderlyk by h met hun Lighaam of Voetfcuk vertoond, cn by i ziet men het ruige Vrugcbeginzel en denStyl, die de weezentlyke hier voor gemelde byzonderheid heefc, van aan zyn ondèrfte gedeel- te ook ruig te zyn. Het Pluis der Bladen , door fterke vergrooting met het Mikroskoop be- fchouwd , beftant uit doorfchynende Haairtjes, die eenigzins bogtig zyn, niet zeer fcherp ge- punt. Uit dit alles ziet men, dat de Vrugtmaaken- de deelen grootelyks overeenkomftig zyn, en dat zekerlyk dit myn Gewas het Kenmerk heeft van weezentlyk tweebroederige Meeldraadjes, die niet alle tien zyn vereenigd, gelyk in de Borboniaas -0 weshalve Linn^us de Lipa- riaas daar van heeft afgezonderd : hoewel zya Ed. zelf aanmerkt , dat zulks nog nader onderzoek vereifchte in de vier laatfce Soor- ten (*). (fi) Li. (*) Mant. altera, p. 269. (6) Liparia Floribus fïïbfpicaris , FoUovatis a villofls tomcr*» |jfis. V4 Dubeeleroederige Heesters. Tien Soorten , meest Europifche Gewasfen , AFxlv?L- en akemaal Boom- of Heefterachtig , komen in Hoofd- hetzelve voor, als volgt. STUK* i. (O Cytifus met enkelde hangende Tros/en en tiïir^L langwerpig Eyronde maden. Deeze Soort is Laburnum genoemd en tot de Anagyris t'huis gebragt geweest. Zy groeit in Switzerland en Savoïje op de Bergen, wor- dende deswegen Cytife des Alpes , -dat is Alpi- fche Cytifus 9 getytek!. De Heer Hallek vondtze menigvuldig in de Zuidelyke deelen van Switzerland, alwaar menze Auhours noemt. Het is , zegt hy, een Takkige digte Boom , van tien Voeten hoog , dc Bladen drievoudig op een langen Steel, ovaal, van boven green, van onderen bleek , hebbende, met een Flu- weelachtige Wolligheid bedekt. De Takken loopen uit in lange, hangende, Bloemdraagen. de Trosfen van Goudgeele lang gefteelde' Bloe- men, wier Vleugels langer dan de Kiel zyn , en daar op volgen ruigachtige platte Haau- wen. Dit (i) Cytifus Rscenus iimp'icibus pendulis , Foiioüs cvnto- Öblongis, Sy$t. Kat. XII. Gen. Vf6. p. 4*9- ififr. XIIT. p. Cliff. 554. H* Ups. 2to. .R. L'ugdb. 369. Hall. Ilelv. 591. Arr-gyrïs non foet-ch raajor Alpma & non fcetens minor. C. B. Pin. 391. Cytifus Alpinus larifolius & angufti- fbiius TOURNF* I*ft* Eghelo. DQD. Ptmpu 78 ƒ . Laburnum Arbor trifolia , AttBgyridi fimilis. J. B. Hift, I{. jP. 3i&. T. 107. f, 1. Cytifus glaber nigricans. C. B. Pin. 390. Cytifus 4. Clus. JUft* I. p. 95. I. Pann. 36. HALL. Belv. 591. TOURNF. Injï. 6«j-s , Pfeudo- Cytifus. Dod. Pempt* 750. Ü5 12» Dbil. V. Stuk* J06 DüBB EL2R0EDERIGE Heestzrsj KI- Bladen als van Klaver , draagende geaairde f ^xiv!' 8ec*e Bloemen van een aangenaamen Reuk« Hoofd- H aller vondt Verfcheidenheden in Switzer* stuk. jand^ welken zyn Ed. hier toe betrekt. Cyti/ffs (3) Gytifus met opjlaande Trosfm> de Kelken 'onfÊZ^ een driedubbeld Blikje hebbende j de Bla- cie.° den by de Bloemen ongejleeld. Deeze wordt Cytifus met gladde rondachtige Bladen , die zeer kort gedeeld zyn, van Cf Bauhinüs getyteld* Zyn Broeder noemtze* Gladde Cytifus met een breede Haauw. Ia Vrankryk/ voert hy gemeenlyk den naam van Cytifus en wordt 'er in de Tuinen veel ge- bruikt tot Haag of Heining- Werk, waar toe dezelve door zyne buigzaame Roedjes zeer be? kwaam is , die wel de hoogte van drie of vier Eilen bereiken , glad zyn en rond , doch naar 't end toe hoekig. De Bladen , in 't algemeen drievoudig, hebben Steelen korter dan een Duim, en komen aan de uiterfte Takken sby de Bloe- men 3 tweevoudig of enkeld, niet rond, maar langwerpig voor. Tropswyze komen de Bloe- men aan 't end der Takken voort, en daar op volgen Haauwtjes van één of anderhalf Duim feng * (3) Cyii/as Racemis ere&is , Calycibus Bra&ei triplici , Fd. Floralibus fesfilibus. Cyt. Fol. fxp'ms fesfilibus &c, Vir* CU ff. 71. H% CUff 355. R. Lugdb. 169. S\uv. Monsp. 191. Gouan Monsp. 375. Ger. Prov. 48^, Cytifus glaber Siliqti^ lata. ]♦ B. Hij}, h p. 373. DlADELFHIA. 507 ?ang, die plat zyn , een half Duim breed , metAp^; bruine plat roodachtige Zaaden. Fxfv.U' Hoofd* (4) Cytifus met opflaande Oxel - Tros/en , desTUK. Bladen byna Lancetvormig en Wollig , iv. het middeljte langst gejieeld. Ctjwf?* Oostindi- Volgens den Oostindifchen naam van dit Ge-fche' was , 't welk de Javaanen Kajan of Cadjang heeten, is hetzelve gebynaamd. De Malabaa- ren noemen hetzelve Thora Pacrou f en het is de Indifche Boonen - Boom 9 met dikke ronde Haauwen , van Hermannü s. 5t Gewas komt ook cp Ceylon voor , alwaar het Rathatora heet 3 zynde door den Hoogleeraar J. Bur- mannus zeer fraay in Afbeelding gebragt, Zyn Edi, noemt het een Boompje , dat driebla* dig is , met rond gedraaide fpitfe Haauwen. Dergelyk Gewas fchynt ook in Westindie voor te. komen : ten minde gelykt de Heeft er achtige Cytifus, van Plümier, veel naar hetzelve, als ook het Laage Laburnum van Sloane, dat de Haauwen als gewricht heeft by ieder Zaad- (4) Cytifus Racemis AxJlIaribus ere&is, Foliolis fublancco- latls tomentolls, intermedio longius peciolato* Fl. ZeyU 3 $4, H. Ups. 211. Cytifus FoL ovato- lanccolatis &c* ïL Clif. 354. R. Lugdk 369. N, 3. Cyt« Folio molli incano Eurm. ZeyL 86. T* 37. Cyt. frurescens. Plu Af» $p. 19» Ic% 114. f. 2. Laburnum humilius , Siliqua inter Grana & Grana jun&a , femine esculcnto. Sloan* Jam* 139. Hift, II. p. jïi Phafëolus erebus incanus , Süiquis torofïs, FlüK, Alm, 293, T* 213. f. ?,« IU D?EU V. STUK* 503 DüSBELBRQEDERI GE HEESTERS* III, Zaadkorrel , en eetbaar Zaad draagt y worden- Afdeel. je in £Q Westindiën genoemd Duiven - Boonen. Hoofd- Op fchraale Gronden van Jamaika en de an- stuk, Buikig langwerpige met drie ftolnpe Punten. Deeze , zynde de Vierde van Clusius onder de Spaanfche Cytifusfen, wordt van de Ingezetenen aldaar, zegc.hy, Escahon geheten. Hy groeit eens Mans langte hoog , met lange Roeden , zegt hy , welke een zwartachtige Schors (5) Cytifus Flor. pedunculatis fubbinatis , lateralibus nütan- tibui. Cytifus Lufitanïcus Medicae folio, Floiibus in fblforiun aÜs. TOURNF, Inft* 648. (6) Cytifus Pedunculis fimplicibus lsteralibus , Calyc. hir- üms , triftdis obtufis, Venrrïcofo - oblongis. Hort. Ups% 211. Fednric, ilrnplic brevislimis, H. Cliff. 355* R* Lugdb, 370. Sauv. Monsp* 190. Cyt. incanus Siliqui lonpore & Cyt# fol. fubrufa Lanugtne hirfuth. C. B* Pin* 390 Cytifus 3, CLUS. Hifi. I. p, 96. Quarfus, Hisp. i$o, Lob. Icon, 45, DlADELPHIA. 509 Schors hebben, en Bladen als van Klaver , die van boven groen , van onderen rosachtig ruig Afdeel,* zyn , cn geeft groote Bloemen 5 die Goudgeel Hoofd- zyn, uit de Oxels der Bladen. Veel overeen-sTuK. komst fchynt deeze Soort te hebben met dedrPecaK- Tweede , door dien Kruidkenner in Ooftenryk waargenomen. De Kelken zyn in dezelve s volgens Linnjeus, zeer Haairig. (7) Cytifus met Kroontjes - Bloemen aan 't vir„ end, zelden opf taande ; de Bladen ^-kTSc. rond. Deeze vondt de Heer J a c q ü i n overvloe- dig op de Akkers, op drooge Heuvelen, aan de Wegen en elders in het Ooftenrykfe. Zy groeit bovendien 5 zo wel als de voorgaande, ook in Italië en Siberië, ja zelfs in Provence volgens Likn^üs, die het maakzel van dc Bloem in beiden zeer overeenkomftïg vondt; Goüan betrekt ook de Ruige van Tour- isefort tot deeze Soort. Zy heeft de Tak- ken en Bladfteelen ruigachtigj de Bladen byna glad ; den Kelk Pypachtig , Buikig , Wollig met twee Lippen. (3)Cy- (7) Cytifus Flor. umbeüatis terminalibus , rarius ereóHs, Foliolis ovatis. R, Lugdb. 376. H. Ups, 211. Cytifus fupi- nus, Fol. infra & Silicjuis molli Lanugine pubescentibus. C. B. Pin. 390. Cytis. 7. Sp» altera, „Clus. Hiftt I, p. $$t JAC$. Aujlr, p. 135* T, 3 3. IU Deel* V* Stuk* 5io Dukgelbroederige Heesters,; IIL f8) Cytifus met Kroontjes * Bloemen aan *t Axiv!U end 9 de StenSm opftaanie , ie Bladen Hoofb- Lancetvormig. STUK* vnu Behalve het verfchil der Bladen 5 met de u*«y?w**«*.voórgaande Soort 5 heeft deeze ook de Sten- te? eRiy gen overend ftaande, zeerTakkig, en Pluims- wyze met Bloemen bezet. Zy komt mede voor in Italië en Siberië , doch inzonderheid in Oo- ftenryk , waar van zy den bypaam voert, C l u- s i u s vondtze overvloedig omftreeks Weenen * groeijende Heefterachtig met Rysjes van om- trent een Elle hoog, met Bladen, die ruig en veel fmaller waren , bitter van Smaak , gelyk in andere Soorten , en gewreeven Vetachtigfchy- nende. Kleine Takjes kwamen uit dezelven voort, met vyf of zes Bloemen, Goudgeel eü niet zonder Reuk , waar op platte ruige Zaad* huisjes volgden, met rondachtige, harde, rosfe Zaaden. ix. (9) Cytifus met naauwlyh ge/teelde 3 meest 'Jlrgenteus. o-^ Zilver- ö kleurige, ^ Cytifus Flor. umbellatïs terminalibus , Caul. ereftis , Foliolis Lanceolati?» Jacc^ Auftr. T. 21, Cyt. Flor, capita- tis, Foliolis ovato > oblongis , Caule Fruticofo, Mill. Diïï. T. 107, f. 2. Cyt. iacanus Folio oblongo Auftriacus. C. B<> Pin. 3po. Cytifus 5. CLUS. Hift. I. p. 19$* Cyt. 2. CLUS. Pann. Pfeudo - Cytifus 2. DOD. Kruiih. p. 90 $. (9) Cytifus Flor. futbfesfïlibus fubbinatis , Fol, tomentofis,' Caui. decumbentibus, Stipulis minutis. GER. Prtv. 424, N. 4. GouAn Mensp. p. 357. Cytifus acaulis 8t£. SAUV. Mcnsp. 19 u Lotus Fruticofus incanus Siliquofus. C. B. Pin* 332. Lotus asperior Fruticofa &<:♦ Lob. Ie II. p. 41. TtifoU genteum Flor, luteis, ], B, Hift% II, $S9* D i A D E h t h t a. 511 gepaarde Bloemen , Wollige Bladen met HU kleine Stoppeltjes, en leggende Stengen. h™iyU Deeze is thans onder den naam van Zilver^^I^ kleurige Cytifus bekend , groeijende in Proven- ce en Lacguedok , en deswegen by Lobel^ genoemd de Ru uwer Heefterachtige of gryze Lotus van Narbonne. By Gouan wordtze li Cytife Argenté de Montpellier geheten. To ur- ne fort geeft 'er den naam aan? vanLaage5 Zilverkleurige , fmalbladige Cytifus. Dezelve is 9 by LobeLj zeer wel afgebeeld , zynde een laag Gewas, met leggende Takken die Houtig zyn p doch zig Kruidig opregten 9 met meest vierbloemige Steeltjes zegt Gouan, en lange Bladfieeltjes , Elsvormige Stoppeltjes en een drievoudig Blikje aan den Kelk. 't Geheelc Gewas is grys glinfterende en komt tusfchea Steenen voort. Di\ Gerard heeft het om. ftandig befchreeven , zeggende , dat de Slippen van den Kelk langer zyn , doch de Haauwen eveneens als in de andere Soorten van dit Ge* flagt. (10} Cytifus met enkelde , fmal Lancetvormi- ^ ge Bladen en Hoekige Takken. Qï2cè& Grieidche, Deeze 5 onder den bynaam van Griekfche voor- gefteld , fchynt de Donderbaard met Vlafchbla- den (10 j Cytifvs Fol. flmplicibus Lanceolato • Lïnearibus , Ra- mis angaiatis» Batba Jovis Limria folio , Fiere luteo parvo» IU DEEL, V. STUK* $1% DüBBELBROjfeDERICÏ HeEsTIÈRS; UI- de« en een kleine Bloem, te zyn, welke Tour* xiyEL' kefort 3 op zynen Reistocht in de Levant, ge- De Kenmerken van dit Geflagt zyn , een vierdeelige Kelk, en een bultige, langwerpige Haauw ; waar by komt , dat de Vlag rondach* tig, uitgebreid en agterwaards omgeboogen is. Ik heb reeds vier Soorten daar van 3 onder de Boomen;, befchreeven , des de overigen hier volgen: naamelyk kV? * Robinia met enkelde BloemJIeeltjes, afge- brokene Vinbladm» en ongedoomde Blad* Siberifche. fteelen. In Bergagtige ,S treeken aan dc Rivier Tom, gemecnlyk in Lorken- en Pynboom - Bosfchea die dor en droog van Grond zyn , doch fom- tyds ook aan de Oevers der Wateren, is deeze door Messersc hmi i) gevonden. De Tar- taren noemenze Caragana of Carachma, waar van de bynaam. Zy heeft vyf > zes of meer Paaren van Vinblaadjes : de Bladen komen met de Bloemtrosfen uit zekere Knobbels by elkan- der voort. Het wordt een taamelyk hooge Boom 5 welks Hout Vuurige Vlakken heeft, die- nende aan de Ingezetenen van dc Stad Toms- koe, (é) Rohir.ia Pedunculis fiinplicibus , Foliis abrupte pinnatis v Petiolis inenaibus. Syu. Nat* Ve%. XIII. Aspalatlms arbo - lescens &c, Amman, Rutb. z%$. Caragaoa Siberica, Roïen. Lugibat. 537, Hoofd- vonden heeft, stuir. Tienman» Robinia. DïA DELP HI a. 513 koe, in Siberië , om Stókkén te maaken3 wel- HL ken zy voor Handrottingen gebruiken. A*x\vU (8) Robinia me£ enkeïde Bloemjleeltjes , ö/^-^^0' brokene Vinbladen , rie Stoppeltjes en Blad- vin. jfet/t!» Doornachtig. 1 1 1 . GedoorH* Onder deezen tytel wordt thans een meufrede. Soort voorgefteld , welke , buiten die Doorn- achftigheiÜ 3 weinig of niet van de voorgaande Verfchilt, zynde onder den naam van allermeest gedoomde Robinia , onlangs -5 door den Heer Laxmund, in de nieuwe Verhandelingen der Akademie van Pecersburg befchreeven. (5) Robinia met enkelde Bloemfleeltjes , de yr Bladen by vieren , kort gefieeld> en in een R°hini* Jlappe Doorn uitkopende* Hèeftec^ achtige, Deeze wordt Heefterachtige groote Aspaia- thus , met breede Bladen en eene Goudgeele Schors , door den Heer A m man gety teld. Mèsserschmid hadt dezelve voorgefteld onder den Tartaarfchen naam Aldachana > en tekent aan , dat het Landvolk aan de Tom en Abacao , om dat de Takken zeer taay en buig* zaam (z) Robinia Peduncuïis fimpïicibus, toU abrupte pinnatis -9 Stipulis , Petiolisquc fpinescentibus. Mant* alt. 269* Rob* fjrinofisfïma» Laxm. Aïï. Patrop. 1770. p. 558, T. 30* (5) Robinia Ped. fïmplicibus, Foliis quatern. fubpetiolatis, terminatis Spirit inermi. Aspalathus Fiuteicens major latifo» Kus , Cortioe Aureo. :'Amm, N. 283* * Kk 514 DüBBELBROEDERlGE HEESTERS, III. zaam zyn, 'er als Bindwilgen gebruik van maa* AFxivEL ^en > zYQde de buitenfte Bast Goudgeel en Hoofd glanzig, de binnenfte groen. Menigvuldig komt stuk. ^it Gewas by de Stad Tomskoe, op den zo» Tienman- genaam(jen Taf elberg , vcort ; maakende vry groote en lievige Heefiers. De Bloemen zyn geel en taamelyk groot , komende aan oude Takken , even als in de Caragana , met de Bladen , en als tusfehen of in 't midden der- zelven , die veelal een kruis maaken, uit ze- kere Knobbels voort. De Zaadpeulen zyn an- derhalf Duim lang , een zesde Duims breed , bruin , glad en hard , bevattende Rolronde roodachtige Zaaden. vi. (6) Robinia met enkelde Bloemjleeltjes , de Robinia Bladen hy vieren en ongefleeld. achiige.rg" In alle de Siberifche Soorten van dit Ge- flagt zyn de Zaadblaadjes drievoudig* In deeze alleen komen aan dezelven Bladerige Lancetswyze Stoppeltjes voor. Uit een Wor- tel , die in de Grond kruipt, en byna van Smaak as als Zoethout , fpruit dit Heeftertje , meest- al een Voet , fomtyds een EUe , en ook wel twee Ellen hoog , hebbende , in de weeligften , een Stammetje van een Pink dik , met een groenachtig Goudglanzige Schors , zig in dunne Rysjes verdeelende. Smalle ftompe Blaadjes ko- (6) RtemU Pcd. funpücibus , Fol. quaternatis iesfilibus» Hort. Ups. 213 Aspalathus Frutesccns minor anguftifpüusg Coiticc Amt9* Amm* R*tk. N, zsz. T# 3f* DïADELPHIA. 515 Komen by bosjes van drie , vier , en fomtyds III. tot agt toe, hier en daar uit de Takken voort, Af^u waar onder drie Doorntjes zitten , van een Hoofd- Kwartier Duims lang , vinnig fteekende en*TÜK* witachtig , tusfchen welken een Bloemfteeltje^"**" met een geel Bloemetje , waar op een Zaad- peultje volgt , dat ryp wordende fplyt en omr krult , Hortende de Zaaden uit. Deeze , zo wel als de drie voorige Soorten , verfiert de dorre Velden van Siberië» Men vindt 'er een aanmerkelyke verandering in , zo de Heer Amman aanmerkt : want in jongere Plantjes van deeze Soort zyn de Bladen wee- zentlyk gevind , en na het afvallen der Vin- blaadjes blyven de Ribben of Bladftceltjes o- ver , die zig in 't volgende Jaar als Doorntjes ^ertoonen. G O L D T £ A, Een dik gezwollen Waasachtige Haauw, die door de rypwording aan de bovenzyde open barst , maakt de byzondere Kenmerken van dit Geflagt lilt. Het bevat drie Soorten, waar van de eerfte Boomachtig, de tweede Heefterachtig , de der- de Kruidig genoemd wordt, des het ge voeglykst hier behoorde. (1) Colutéa die Boomachtig is, met fiomp t Hartvormige Bladen. Dit {1} dlutêa Arborea Foliis obcordatis, Spu Nst. XII. G€n^Boomack* Kk 2 listige, IU DEEL, V, STOS» 516 Dubbelbroeder ige Heesteo* III. Dit is het Gewas, dat men gcmeenlyk Lom* AFxivEL btódifthe , maar door verbastering Lombaartfe Hoofd Linzen noemt , eensdeels , om dat het Zaad stuk. naar Linzen gclykt , en andersdeels , om dat TtoM^'het Zyne afkomst heeft uit Lombardie. Het groeit natuurlyk in Languedok , Provence en Italië; ja op den Berg Vefuvius, in de nabyheid van den Vuurkolk , daar naauwlyks andere Ge- wasfen voorkomen , vindt men het overvloedig. Dus fchynt het de Hitte te beminnen ; maar- het valt ook in Ooftenryk , volgens F abri* gius, en in Engeland zelfs, volgens den' Rid- der. De Nederlanders noemen het > ten on- regte , Sennehoom , zegt Dodoncüs, Het fchikt zig naar ons Klimaat, zelfs in de open Grond , verdraagende Koude en Vorst. Het wordt een Boomgewas , meer dan Mans langte hoog, welk de Franfchen Baguenaudier ty telen, fierlyker zynde door zyne Vrügtb!aasjes3 dan door zyne Bloemen. De Stengen , die glad zyn , .verdeden zig in dunne Takken 5 waar aan Bladen voortkomen veel naar die van 't Zoet. hout of van den Senneboom gelykende; alzo zy uit een menigte van Vinblaadjes beftaan. De Bloemen zyn geel als die van Brem, op ieder S8o. p. 490* Veg. XIII. p. $$9. H. Cllff. %6s9 H. Ups. 212, K. Lugdk* 374. Coluïca Veficaria. C B. JPi», 396. Coluréa. Dod. Pempt. 784. ToüRNF. Inft 640. 0, Col. AfiicanaSen- nscfoliis, Flore Sanguineo. Co vim. Rar. 11. T. 11. ^ CoJ. Fel. ovatis integerrimis , Caule fruticofo* M,lLh* Dift, TV 100* DlADELPlIIA. 517 ieder van welken een groote Blaasachtige Haauw llh volgt 3 uit den witten dikwils paarfchachtig , A^L# waar in eenige kleine, platte, zwarte Zaaden. Hoofd- Aan dezel ven wordt eene Braaken verwek- STUK- kende en Purgeerende kragt tpegefchreeven *d^!caKm even aJs die van Brem hebban, en de Bladen zyn bitter van Smaak. Als eene Verfchcidenheid wordt hier toe be- trokken de Afrikaanjche Colutéa met Scnnebla- den cn eene Bloedkleurige Bloem , onder de zeklzaame Planten van den Amlterdamfen Tuin door Commelyn afgebeeld. Deeze groeit eens Mans langte hoog , met een Steng van naauwlyks een Vinger dikte. Een tweede Ver- fcheidenheid zou de Heeflerachtige Colutéa > met Eyronde Blaadjes die geheel effenrandig zyn, van den Heer Miller, zyn. (2) Colutéa die HeeJ ter acht ig is, met lang- lr. werpig Eyronde Blaadjes. Frï°Jco}a Deeze zeer fraai je Colutéa , uit Zaad datac}lt,ge% " men van de Kaap overgebragt hadt gefproo- ten , maakt thans een fierlyken Bloemheefter , onder de uitheemfche Gewasfen , uit. Hy is geheel grys , met Wollige Blaadjes die van boven glad zyn 5 en roode Bloemen , die de Vlag korter dan den Kiel en de Vleugels zo klein (2) Colutéa Fiuticoft Foliolis ovato => oblongis. H. Clitfl B66. ƒƒ. Ups. 228. Colutéa Ethiopica flore purpureo« Bkeyn* Cent. 70, T. 29. MlLLi lc 99. Kk 3 II, Deel, v, stuk. 518 DüBBELEROEDERIGE HEESTERS» m« klein hebben , dat menze naauwlyks kan zien. Axiv;L< De Haauwtjes zyn Blaasachtig en zeer groot, Hoofü- wegens hunne Vliezige doorfchynendheid ook STUK* zeer fraay. Zy gaapen aan het onderftc van J™ma*9 ^en Rugnaad , daar de Nierachtige Zaadjes aan gehecht zyn. De Bladen hebben een bit- teren , de Stengen of Takken een zoetachtige!* Smaak, veel naar dien van Zoethout gelyken- de , zo Breyn aanmerkt. IIT# (3) Colutéa die Kruidig is > met de Viriblaad* HerlTceM. jes fmal en glad. Kruidige, Deeze, ook van de Kaap afkomftig, heeft een Jaarig of fomtyds tweejaarig Gewas, dat zeer dun en teder is, door Commelyn fraay in Afbeelding gebragt. De Haauwtjes zyn breed en plat , waar door hetzelve van de voor- gaande grootelyks verfchilt. De Bloemen zyn donker rood met een geftreepte Vlag , die zo lang is als de Vleugels en de Kiel. CORONILLA. In dit Geilagt is de Kelk twee-Lippig5 met de bovenfie Lip in tweeën , de onderfte drie- tandig, even als in de Cytifus plaats heeft, maar de bovenfte Tandjes zyn famengegroeid. De Vlag (3) Celutéa He rhacea Foliolis lincaribus glabris. Syst. Nak XII. Veg. Xllf. Ups. zóó. R. Lugdb. 374* Col. Afr. an- ima Foliolis parvis mucronatis , Veficulis compresfis. Comm, Hort, 11. p. 87. T. 4+. Golutea Africana Veficulis compresfis &c VOLGK. Nor. T. p. \ DlADELPHIA. 519 Vlag is naauwlyks langer dan de Vleugels en liï. de Haauw als uit Leedjes bef taande. Verfcheide Plantgewasfen, die te vooren Co-Hoofd- lutéa Scorpioides wegers de Vrugt genoemd ST^' v/aren, zyn thans hier t'huis gebragt, en dus drial'**' bevat dit Geflagt elf byna altemaal Europcaan- fche Soorten, van welken de zeven eerften Hee- fterachtig zyn , als volgt. (1) Coronilla die Heefier achtig is , fomtyds r drie Bloemen op een Steeltje , wier Nagels c*r***u* 1 j ir 17 « hmerus. driemaal zo lang als de Kelk , en de Steng DrieWoc hoekig hebbende. mi&* Deeze maakt by Tournefort het Ge- flagt van Emerus uit , welken naam het Ge- was voerde volgens Cjesalpinus. Daar was een Kleine van en een Groote , welke laat- ftc, volgens Clusius, twee of drie Ellen hoog groeide , maar de andere laag bleef, zyn- de die beiden hem op de Bergen omftreeks Wee- nen voorgekomen. Met verwondering vondt LiNNiEUS dit Gewas, dat men, zegt hy, in Sweeden zo wel als buitenslands gewoon is in de Winterhuizen te zetten, en dat men ookby Ge- (1) CorêmlU Fruticofa Pedunculis fubtrifloris , Coroll. Un- guÜHis Cal. triplo longioribus , Caule angulato. Syst. Nat. XII. Gen» S83. p. +91. Vtg< ZUL p. 557. R. Lugdb. 387. H„ Cliff. 363. Fl. Suec. 590 616. h. Gotbl. 229. Col. fili- D I A D E L P H I A. 52Ï (3) Coronilla die Heefter achtig is, tot negen III. Finblaadjes hebbende, en rondachtige Stop'- peltj es. Hoofd* STUK» Gemeenlyk is deeze bekend by den naam van m. Polygala , welke de ingezetenen van Valence ^^fJZ in Spanje 'er aan gecven, volgens Clus i us,spaanfcte% doch die van Salamanca , zegt hy, noemenze Coronilla de Rey , als Koninglyk Kroon • Kruid % en gebruikenze in de Winkels voor de Meli- loten : die van Granada en Murcia hee ten- ze Lentejuela , als kleine Linfen* Men ziet hier uit , dat het Gewas in Spanje gemeen is % doch het groeit ook in Provence en Italië. Het valt zeer klein, naauwlyks een Voet hooggroei- jende , met taaije Rysjcs en zeer kleine Blaad- jes, als die van Wynruit, vyf, zeven of negen aan een Steeltje. De Bloemen zyn zwaar vaa Reuk > inzonderheid by nagt. De Vlaggetjes luiken (amen tot een geel Hoofdje , dat Straals- wyze omringd wordt van de Oranjekleurige Kieltjes en Vleugels. De Blaadjes hebben een omgeboogen Punt , waar door zy zig ftomp ver- (3) CororMU Frut; Foliolis fubnoveniR St'pulis fuborbicula- tis. Cor. Frut. Leg. tereti'ius , Peduncuh's multifloris^ Caule Fruticofo. Hvrt. Ups. 2,34. R Lu% T. I©7. H Clijf. 16$. GliETT Stamp. L p 2&%é GOUAN Monsp.m-. GER, Prev, 501* Cor^niMai". Co'iuea minima. LOB. te. II. 87 Tournf ïnfl. 650, Coluteae parva fpecies, J. B , Hift. I. p. ?s h Polygala r-ltera. C H. Pin* 3+9* Polygala Valentina. Clus. Hifi, 1 p 98-. Hhp. ic. 19,7. Kk 5 II. Deel. V, Stuk. $12 DUBBELBROEDEUIGE HEESTERS* III* vertoonen. Bloeijende werpt het Gewas zyne AFxivEU Stoppeltjes af. stuk™ ^ Coronilla die Heejlerachtig is> met zeven 1V* Blaadjes en Lancet swyze Stoppeltjes. Decze groeit menigvuldig in Languedok, en aSt?geT w°rdt by To urne fort door de Kleur der Blaadjes onderfcheiden , wier getal G o ü a n zegt ook vyf , zeven of negen, te zyn. Zel- den worden baare Stengen een Elle hoog , zegt Bauhimvs. De Blaadjes zyn zeer klein en Hartvormig , blaauwachtig of Zeegroen van Kleur; de Bloemen zyn niet by nagt, maar over dag, zeer aangenaam van Reuk* v* (ƒ) Coronilla die Heejlerachtig is , met ne- c*rmAt* genvinnige Jlomp ovaale Blaadjes ; de bin* Gekioon* nenflen digt aan ie Steng; een Stoppeltje, dat in tweeën gedeeld is % tegen de Blad- fteelen over. Deeze is de tweede Colutéa Scorpioides van Clusiüs, die dit byzondere ten opzigt vai de (4) Cersnilla Frut. Fol. feptenis StipuIIs lanceolatis. A>*. Acad. IV. p> 235» Ccr. markiizia glauco folio. Tournf. Injl. 6$o. Col. Scorp. maritima glauco folio. C. R. Pin. 397» Prodr. j$7* Colut. Scorp. altera. Clus. Pann* Ic. 46. MiL- 3LER. Ic. T. 289 U i; GOUAN. Monsp. 378. (s) Coronilla Fol» novenis obovatis , internis Cauli appro- ximatis Stipula oppofitifolia bipartitL Coron. montana. Riv. Tetrap, 207. Colutea Scorpioides minor coronata» C. B» Pin. Col. Scorpioides z. CX.U8. Hift. h p. 9i. DlAD££*HlA« 523 de Vinblaadjes heeft , dat de twee agterften ni, digt tegen de Takken aan zitten, gelykerwys Af£&e*-« ia een Soort van Wikken, die de Erwtachtige Hoofd- genoemd wordt ; daar deeze nog thans geen5TÜK» Stoppeltjes zynf Clusius verhaalt, dat %y drPfeane' veel Rysjes uitgeeft die taay zyn, fomtyds een Voet, fomtyds een Elle hoog, en aar tige Kroon- tjes draagt van Bloemen , die van Kleur zyn als in de Spaanfche, maar zonder Reuk. 't Gewas groeit aan den Voet der Bergen by den Donau , in Kreupelbofch en aan dc kanten der Wyngaar- den. (6) Coronilla die Heefterachtig is , met elf vit gefluweelde Blaadjes , het buitenfte grootst, ^tgentesl Veczilver- Onder die Planten, aan welken de naam van de. Colutéa Scorpmdes , wegens de Scorpioen - S taart- achtige figuur der Haauwtjes , is gegeven , munt deeze Kandiafche van Alpinus in fraayheid uit, door de Zilverkleur van het Loof, 't G*e- was , getuigt hy , is zeer teder , verdraagende zelfs naauwlyks de Winterkoude van Italië. Het groeide een Elle of hooger. De Bloemen wa- ren welriekende , en de Zaadhuisjes zeer fraay Koraalswyze geknobbeld. (7) Coronilla die laag Heefterachtig is , neer- vu. hur- CoronlU" minima* (6) CêtonUla Vmt, Foliolis undenis Serieels, exumo ra&kieine jore. Colutea Scorpiojdes odorata. Alp. Exot. 17. (7) Coronilla. SufFrudcofa procumbens , FoI„ novenis ovatïs, Stipula oppofitifolia emarginata" ; Legumin* anguhtis nodofis, Am, II. D2EL. V. STOK* 5^4 DUEUELBR0EX)ERICE HEESTER5. III- hurkende , met negen Eyronde Blaadjes , ^ xi vf L% een u*tgeran& Stoppeltje over den Blad/teel y Hoofd- de Haauwtjes hoekig geknobbeld. STUK» Tienman- Dit Gewas groeit in de ZuidclyVe deelen **'f van Vrankryka in Spanje en Italië. Het draagt de agterfte Blaadjes Stoppelachtig* even als de Gekroonde, maar het blyft flegts een zeer laag, hurkend , Heeftertje , dat de Geftalte van den Gehoornden Lotus heeft* De Stoppeltjes, zegt G o u a n , zyn zeer klein» Hedysarüm. De Kenmerken van dit Geflagt zyn: een over* dwars als ftomp afgefneeden Kiel : de Haauwtjes uit eenzaadige Leedjes famengefteld. Het bevat thans meer dan vyftig Soorten , waar onder eenigen Heefterachtig zyn, als volgt* j. Ci) Hedyfarum met enkelde Lancetvormig Bedyfarum am> Mbagi. J lche.eVam" d*** ^c/s^* W' P- 327# Ferrum Bqtiinum Galiiciun S liquis in furnmitate. C. B. Pin. 349. J-otus enneaphyUos, DAlfch. fflft. 510. Polvgalon Cortufi. J. B. Hifi. II 351. Coronüla minima. TOUBNF» In/9. 650. GER. Pre*. 501. GOUAN. Monspm 738. CiJ IJeiyfarum Foliïs fïmplicibus lanceolatis obtufls, Caule Fruticofo lpinofo. Syst. Nat, XII* Gen. 887. p. 4i>3* Peg. XIII. p. S59 GRON. Oriënt. 228. Genifta- Spartium fpino- fum Fol Polygoni. C. B. Pin. 394. Genifta fp.'nofö Flore rubro. WHREL. hin. Alhagi Maurorum Rauvvolfïu Tourn. Csr. 54. & Itin. Agul & Alhagi Arabum, RAVW* 7*. T. 74. DlADELPHlA, $ bieren of Mooren Alhagi, Agul en Algul hoé**** men , op welker Loof men , vooral in Perfie , Manna vergadert > even als in Europa op de Esfchen. Dezelve is het tegenwoordige Gewas, dat veel omft reeks Aleppo groeit , meer dan een Elle hoog. Uit een Houtïgen Wortel geeft deeze Plant veele Stengen ; die dun zyn en fterk gedoonjd , niet Blaadjes als van het Var^ kensgras hier en daar verfpreid. De Bloemen zyn een half Duim lang , roodachtig , en zit- ten by paaren aan 't end der Takjes , worden- de gevolgd van gewrichte Haauwtjes, die een Duim lang zynè De Manna, welke dit Gewas , dat men ook Manna, op de Griekfche Eilanden vindt, in Perfie zo overvloedig voortbrengt, is die Soort, Terenia* bin genaamd , waar van ik bevoorens als de Vierde Soort van Manna fprak *. In 't heetfte *it.d. van den Zomer komen 'er op de Blaadjes Ho-^L^Ks nigachtige Druppen , die verdikken tot Grein- tjes en deeze worden van het Landvolk verga- derd , om 'er Brooden van te maaken, welken met veel onzuiverheid en gruis van Bladen , K Takjes , Doornen , vermengd zyn, Die aan Greintjes blyft is derhalve de beste» Zy moet veel flapper zyn dan de Europifche Manna; aangezien men in de Levant haar Gifte rekent op ÏU Deïl. V, Stuk, 5*5 D U B B 2 L B ROEDËRIGÈ HEEST&fcS* Hl. op vyfentwintig of dertig Drachmen , dat is by AFxj vEL ^ vjer Oneen , laatende haar dan nog in een Hoofd- Aftrekzei van Sennebladen fmeken* De Heer stuk. Niebuhr vernam te Basfora, dat men dee- ^nrnm "ze Manna omftreeks Ispahan overvloedig op een ftekclig Heeltcrgewas inzamelde. Dezelve beftondt uit kleine ronde geele Greintjes. Men kon 'er veel van eeten zonder dat zy Afgang verwekte , en hy fchynt tot het denkbeeld over te hellen , of zy niet wel de wonderbaare Man- na der Israëlieten mogte zyn. Men vindtze ?er , als een Soort van Meel , ook op de Bladen van andere Boomen verfpreid (*}. De Ouden verbeeldden zig , dat zy als een Daauw van den Hemel viel. vïït. (8) Hcdyfarum met enkelde , Eyronde , ge* Hedvfirum fpitfte Bladen y die geftoppeld zyn. ^engaalfch. De eenbladige Onobrychis, met enkelde glad- de Haauwtjes , van de Ganges afkomftig , by Plükenet afgebeeld , geeft aan deeze Soort den bynaam. Hier toe wordt betrokken het Ceylonfche Hedyfarum van den Heer J. Bur- MAN* (*) Description d'Arabie , par M. NiebüHR. Koppenh. 1773^ f, 123. (%) Hedyfarum Fol. fimplicibus ovatis acuris Sti>u!atis. He» dys. monaphyll. latifolium, Siliculis pl urimis Spicz longa dl- geftis. BURM. Zeyl. 113. T. 4*. f. 2. Onobiychis Gungetica tuonophyllos Sec. Pluk. Alm. 270, T. 50. f. 3. Onobiychis Zeylanica &c. Raj. Suppl. 453. Phaseolus montanus. Rumph» Amb. VI. p. H<». T« S*. BUBM. Fi. Ind, p, 154, D ï A t) Ë t * H I MANWus, met cnkelde brecde Bladen en Vee- Hf; le Haauwtjes in een lange Aair gefchikt. De A™ivU Bladen , hier van , gelyken taamelyk naar die van Boofd- de LQvantfqbe Perficaria , door ïournefqrt stuk- uit het Oorten in Europa overgebragt en thans jr?"*H' alom gemeen. Dus behoort ook hier toe de Merg -Boon van Rumphiuï, een Strand- Bee- fter 5 in Oostindie Katjang Goenong genaamd , vier Voeten hoog groeijende , met paarfche Bloemen , waar op Haauwtjes volgen, die ge* wricht zyn , in ieder Leedje bevattende een zwart, glad Boontje, (13) Hedyfarum met enkelde Bladen en Bloem- xin. Aair en , die bekleed zyn met Blaasachtige , Hartvormige , ftompe Blikjes,, runt, Ccyionlch. Deeze wordt van gedagten Hoogleeraar aan- gehaald , onder den naam van Ceylonfche Carpi- ms die Haauwtjes draagt, of een Ceylonfch Boompje, naar den Haagbeuk * gelykende. Het*Zi.eIT ^ is in de Flora Zeylanica van Linnjeus af-m. stuk" geheeld, en wordt 'er een Boom genoemd, dieblack" m' enkelde, langwerpig Eyronde Bladen heeft , en uit derzelver Oxelen zekere Bloem - Aairen a?s Pyn- of Ceder - Appelen uitgeeft, die fterk ge- blikt (13) Hedyfsrum Foï. finaplicibus, Bra&eis Strobilorum in- fiatis, Cordatis obtufis. Fl. ÏZiyl. p, 134» N. 289. Tab. 3% Onobrychis India: Orientalis , Fagi foliis alternis &c. Raj. Suppl. 234. Carpinus Zeylanica Siliculofa &c* EURM,, 54, BURM. WL Ini. 16 lh DEELt V, STUK* 528 DüBBELBROEDERIGE HEESTERS* III. blikt zyn , hebbende onder ieder Blikje een A™EVEU Bloem, tuk™ O 5) Hedyfarum met drievoudige Bladen en x v. dubbelde gepaarde Blikjes > die rond zyn SBS ™ Sleept. Sieriyk. Deeze heeft de Aairen op dergelyke manier met Blikjes bekleed , en wordt derhalve , van P l u ic e N I T , Ovstindifche driebladige Ombry- chis, die groote gefpitfte Bladen , en kleine Peultjes in een lange Aair, voortkomende tus- - fchen twee ronde Blaadjes ^ welke digt famcn- luiken, getyteld* De Hoogleeraar Bürmak* nus, deeze afbeeldende in zyn Ed. Ceylon* fche Schatkamer , noemt het een Boompje , dat ruuw en ruig is. Zyn Afbeelding is van die van Plukenet eenigermaate verfchillende. Ray tek het onder die van Madrafs \ door Petïvkr verzameld , met by voeging , dat de Haauwtjes fierlyk gebladerd zyn , waar van de bynaam. Volgens Hermankus zouden de v Vrngt - Aairen van hetzelve ook naar die van den Haagbeuk gelyken. (16) He- r fis) Hedyfarum Foï. ternatïs, Bra&eis Strobilorum orbïcu- 1-atis coniugatis. Fl. ZeyU 292* Hedyfarum trifoliatum frutes- cens &c Buntö. Zeyl. 116. T. 52. Onobrychis Maderasp. triphylla &c. Raj. SuppU 234. Onobr. lndica triphyllos &c, PlüK. Amaltb. 161. T. *33. f. 7* B U R M* Fi, Ind, DïABELPHÏA. 5S£ (16) Hedyfamm met drievoudig en enkelde IIR eenigermaate Wollige Bladen , & S^wgAFxIJ^t* gegaffeld ^ de Bloemen by paaren > de Hoorn* iiaauwtjes gewricht en Jlekeiig. ST™* Deeze is, zo wel als de volgende, door denjf^f Heer N. L* Bürmajmnüs in Afbeeldingeer gehragt onder de Indifche Planten, 't Gewas !. / gelykt veel naar dat van Ibmrnige Brem. (17) Hedyfarum met drievoudige langwerpige Xvtï. geftreepte Bladen en hangende Tros/en inll^um!* de Oxelen. Getoept» De Haauwtjes befïaan hier ilegts ieder uit één Leedje en niaaken Trosfen , van lang- te als de Bladen , uit fculke Haauwtjes Aairs- wyze famengefteld. De Bladen zyn fraay gc* flreept. De Steng is regt> (18) Hedyfarum met drievoudige Bladen en r egt* tnn op/taande Trosfen van hangende Haauw- Hedyfarum tjes 3 die uit veele Leedjes beftaan. lm*!** Omge- Fïetbo°sene' Hedyfarum Fol, ternatis fïropïicjbusque fubtom mtofis4 Caule dichot. Flor* geminis, Leg. articu'* his^idis., RtjB rvr* Fl* Ind. p, 166. T, 5Ï. F, 3. (17) Hedyfarum Fol. ternar. oblongïs lïneatis , Racemi's Axillaribus pendulis. Burm. F;, 7» Heiyfarurn Fol. terfistic, Tegurnmibus Membranacels laevibus foitegris , Caule Ra'mi E L r H I a. 533 Dit Gewas , dat in Virginie groeit , heeft UI- een Heetterachtige Steng met klimmende Ran- Fxfv.U ken , die zonder Steunzel langs den Grond Hoofd» kruipen 3 gelyk Sloane hetzelve in de W est-STÜK# indien vondt. Voor 't overige fchynt daar m^i*.0*** een aanmei*elyke verandering plaats te heb- ben* Het is allergrootst Klimmend Hedyfarum > met haakig ruige Stengen en groote Aairen aan 'c end, van Browne getyteld, (25) Hedyfarum met drievoudige rondachtige xxv# Bladen^ de Steng Takkig HeeJ ter achtig 9 Jf^Uanmi de Haauwen gewricht en glad. Mary- landfch* Het driebladige kleine Marylandfche Hedyfa- rum van Ray, hier aangehaald 3 heeft korte , platte, ruuwe gewrichce Haauwtjesj des het- zelve van de bepaaling verfchilt; doch moog- lyk hangt dit van de rypheid af. (26) Hedyfarum met drievoudige , byna By- xxvx. ronde , van onderen Haairige Bladen 5 de ^eefte£* Steng Heeft er achtig. Waar-achüs* Gson". Virg* iog* R. LugS. 385. Hedyfarum triphyllum maximum fcandens &c. Brown. Jam* 301. Hed, triphyllum Fruticofum (fupinum) Fl, purpureo. Sloan. Jam. 7. Hift« I. p, 185. T. 118. f. 2, PvAJ. Suppl. 458. Onobrychis Ame» xscana Flor. fpicatis &c PLUK* Alm. 270. T. 308. f. 5. (25) Hedyfarum Fol. ternatis, Foliolis fubrotundis, Caule Fmtescente Ramofisfimo , Legum. articulatis laevibus. GRON. Virg. 109. Hed. trifoliatum Siliqud breviore. Dill. Eltb* i74# T. 144. Hed. triphyllum Marilandicmn minus. RAj. Suppl. 45 5. (26 ) Hedyfarum Fol. tern. fubovatis fubtus yillofis r Caule LI 3 Em« SI. DS2I* V* STUK* 53 1 DüBfiELBROEDE&IGE HEESTERS, III. Waarom deeze, in 't byzonder3 denbynaani ^FX!\\U voere van Heefterachtig , is my duifter. De Hoofd- Groeyplaats is ook , zo wel als van de drie stuk» volgende, in Virginie. xxviu (27) Hedyfarum met drievoudige fpitsachtige Vi,iiifio> Bladen , een regte Steng , en zeer lange Groen- ov er endf taande Tros/en. bloemig» Deeze Soort groeit ook op 't Eiland Java m Oostindie , volgens den Hoogleeraar N. BURMANKü S. Hirtuw* Ru xxvni. (q8) Hedyfarum met drievoudige avaale Bla- den* een Heefierachtige Steng, langvser* pige Aairen , de Kelk en Vrugten ruig eenzaadig. Dit Gewas is ruig Heefterachtig Drieblad , met langwerpige gedeelde Aairen 3 byden Heer Gkonovi lis genoemd geweest, in de Tui- nen bloeit hetzelve 't eerfte Jaar met vermink- te Bloemen , niettemin Vrugtdraagende ; in hec volgende brengt hec witte Bloemen voort. (46) He- jFrutescente. Gros» Vlrg. 109. Caule Frut. villofo. Mill. Dia n 16. ai) Hedyfarum Fol, ternatis acutiusculis , Caule ere&o 6c Ra.euv^ lorjgisC ere^is» Gkon. &irg. 109. Onobrychis Amer. PJcr !>us f;>icat;s , Fob terru canescentibus , Siliquis asperis. Pluk. Alm 176. T. ?qs. f, 5» Burm. Fl. Ind 167. (28) Hedyftrum Fol. tem. ovilibus, Caule Fruticofb , ?pi- cis oblongis > Cal. Fuift, hirfutis monospermis. Gron* Virg* 308. Trfol Fnuicofum hirfutum, Spicis oblongis pedunca-» h& GaoN# Virg% I. p, 173* DlADELPHIA. 533 (46} Hedyfarum met gevinde Bladen ; de Steng III. Heef ter achtig ; de Haauwtjes gewricht 3 -g**1* glad, gejteeld, regtopftaande. Hoofd-! STÜK. Dceze voert, in 't byzonder, den bynsam Xlvi. van Virginifche. De Bladen zyn blaauwachtig^^^^ of Zeegroen. virtfni- fchc. (47) Hedyfarum met gevinde Bladen , laag xlvii. Heef ter achtig , de Vleugels korter dan de TmT* Vlag en deeze korter dan de Kiel hebben* de; met eenzaadige Haauwtjes. Dit is een Heeftertje van een Handbreed hoog, in Spanje groeijende, dat gevinde Bla- den heeft van die langte, de Vinblaadjes lang- werpig ovaal 5 en eene gladde Aair van Bloe- men , wier Vleugels eens zo lang als de Kelk en maar half zo lang als de Vlag zyn , met een zeer grooten breeden, (lompen. Kiel. (52^ Hedyfarum met gevinde Bladen, lange tu. Trosfen, omgeboogen Haauwtjes ; de Steng Q^f^* Heef terachtig. Dit (46) Hedyfarum Fol. pinnatis , Caule Fruticofö 9 Legu mi- nibus artlculatis glabris, pedunculatis , ere&ts* Gron. Virg.l* 174- II. 109. jEfchynomene Foi. glaucis pinnatis. CLAÏT. (47J Hedyfarum Fol. pinn. Caule SufFruticofo , CorolLAÜs Vexillo, Vexiiloque Carina brevioribns, Legum. monospermis. Mant. 448. ($z) Hedyfarum Fol. pinnatis, Racemis longis , Legum. in- Hcxis, Caule Fruticofo. Burm. FL Ind, p. 169. T, 56. Mant* 10%, LI 4 II. Deei.: V. Stok. 536 D UB BEL BROEDER I GÉ HEESTERS. Tienman- fa HL Dit is een Oostindifch Gewas , door den ^xiv.L' Hoogleeraar N. L. Bürmannüs in Af beel-. Hoofd- ding gebragt cn befchreeven als Heefterachti-. stuk. houtige Takken hebbende, met Lancets- wys' ovaale Blaadjes, oneffen gevind, en fpiu fe Stoppeltjes , geevende een groote Aair uit , wel een Voet lang , van Bloemen wier Steel- tjes krom en Iterk gehaaird zyn 3 waar van de Bynaam , en roodachtige kromme Haauwtjes. zm' (53) Hedyfarum met gevinde finalk Blaadjes % Ge£cu»d, gladde eenzaadige Haauwtjes , en blyvende* Doornachtige Steeltjes; de. Steng Qeejter- achtig. Deeze , in Armenië door den beroemden Tournefort gevonden , en door hem af- gebeeld , maakte een Struwel van een Voet hoog en twee of drie Voeten breedte , zeer paar die van den Boksdoorn gely kende, heb- bende Houtige Stengen van een Duim dik. De Takken liepen in Stekels of Doornen uit , en waren bezet met gevindq Bladen , tot zeven of negen aan een Steeltje. Het bovenfte van de Stekels droeg paarfchachtige Vlinderbloempjes yan eene zonderlinge figuur^ fis) ïkdyfdrum FoLipinaatis Linearibus, Legnm. monos- permis lajvibus, Pediinculis perfiftenti - fpinofïs , Caulc Fruti-v cofo. Onobrychis óncmalis frutesc, lpinofa 5 Tiagacanthg; fa$ie^ TpLT.N?.* CV. 2,6. ƒ/, II, p.( T. iq%% D 1 A ï> E L P H I A. J3? Indigofera. Indigo. IJl. Afdeel»' De Kenmerken zyn, een wydgaapende Kelk : XIV* J , . Hoofd- de Kiel der Bloemen wederzyds met een EIs-STUK# vormige uitgeftrekte Spoor. Het Zaadhuisje Decan* overal evfen breed* dria* In dit Geflagt 3 dat zynen naam van ééne Soort j die de Indigo uitlevert 3 heeft , zyn thans veertien Soorten 5 altemaal uitheemfche,begree- pen 3 waar van eenigen tot de Heefters behoo- ren, als volgt. (i ) Indigo met enkelde Lancetvormige geflii- i. weelde Bladen , ongejteelde Aairen ; de ^tfctl™ Steng Heefterachtig. ikfluwc* Deeze op Zandige , vogtige, Bergachtige Vel- den aan de Kaap voortkomende, is Heelterach- tig met dunne ruuwe Stengen 3 vol Lidteken- tjes, en gebladerde Takjes. De Blaadjes zyn enkeld ovaaTachtig, dïgt geplaatst , als wit Flu- weel y fomtyds den rand gekleurd hebbende. Aan % end komt een ongefteelde , Eyronde, ruige .Aair voort 3 wier Bloemen den Kiel korter dan de overige Bloemblaadjes , donker paarfch , lan- ger genageld , en wederzyds met een Spoor hebben. Hier door wordt dit Gewas van de Gefluweelde Liparia onderfcheiden , welke* een Bultje aan den Kiel heeft 3 in plaats van deezc Spoor. (8) In» (i) Indtgofera Fol. fmiplicibus Innceolatis Serieels , Spicis fèsiilibus , Caule JFruticofo. Syst. Nat. XII. Gen. 3Sf°ifes- welke te vooren tot de Pforalea werdt betrok- r Cytilus • achtigc ken, thans met den zelfden bynaam, als naar den Cytilus gelykende , hier geplaatst. Het is een Heefter met hoekige Takken, de onderfle Bladen drievoudig, de bovenften vyfbladig ge- vind hebbende; de Blaadjes langwerpig, grys, gefpitst en byna even groot ; de Stoppeltjes Elsvormig; Trosfen, langer dan de Bladen, van afvallende Blikjes; de Meeldraadjes niet allen famengevoegd , de Vlag opgeregt : de Vrugt een rolrondachtig Haauwtje, als uit Leedjes beftaande. tx. (9) Indigo met gevinde Bladen > ruig; de Steng ^Kmgt regtopf taande ; geaairde Bloemen en han- gende Wollige Haauwtjes. Volgens den Hoogleeraar J. Bürmannus fchynt dit ook een Heeflerachtig Gewas te zyn, fs) Indigo/era Fol. quinato - pinnstis ternatlsque, Racemis Axillaribus, Caule Fruticcfo. Peg. XIII* Pforalea Cytifoides. Sp. Plant* 1076. Lotus Africana Frutescens , Flore fpicsto rubicundo. Comm. Hért. IU p. 167. T. 48. Genlfta Capenfis fpinofa Liguftri folio &c. Pluk. Pbyt. 1%$. f. 5- (9) Indigofera Fol. pinnatis , hirfuta, Caule ete&o, Flor. fpicatis, Legum. pendulis Lanatis. FL ZeyL 272. Am. Acad. I.p. 408* Aftragalus fpicatus Siliquis pendulis &c. 8 URM* ZeyU 37. T. 14, Kattu - Tagera. Hort. Mul. U p, 55. T. 30* DlADELPHlA, 539 zyn, als hebbende Houtige, fterke, harde Tak. HL ken , waar aan Bladfteelen komen met zeven VFXDL*;EU Eyronde Vinblaadjes, zeer Wollig. Een lange Ijofd- Aair, byna van een Span, komt uic de Oxels1™** voort, met Vlinderbloemen , tegenover elkan-^^**" der, waar op Zaadpeultjes volgen, die uiter- maate ruig zyn , fpits , met kleine witachtige Zaadjes. Het groeit in Oostindie. (ld) Indigo met gevinde Liniaale Blaadies en x- verlangde Irosjtn ; ae Steng Heejterachtig* u Deeze , aan de Kaap groeijende , heeft ne-ge- gen of elf gelyke , fmalle, fpitfe Vinblaad-» jes , die eenigermaate ruig zyn : de Bloem is van buiten paarfchachtig , hebbende een ge- fpoorden Kiel en fmalle Meeldraadjes ^ gelyk in de andere Soorten. (i i) Indigo met gevinde Lancetvormige Bland- jes en korte Tros/en; de Steng laag Hee-vicemde. Jterachtig. Linnjeus geeft aan deeze den bynaam van Anil , cm dat zy veel naar de volgende gelykt , verfchillende daar van , zo door de kleinte van 't Gewas , als dat de Blaadjes van onderen ruig zyn ; de Haauwtjes omgekromd en fpits. Zy groeit in Indie. (12) In- (10) IrJhofera Fol. pimians Linearibus, Racemi's elonga» tis, Caule Fruticofo. Munt, 272. (11) Indigo/era Fol. pinnatis Lanceolatis, Racemis bievi- bus, Caule SufTmticofo* Mant% 27a» II. Deel» V* Stuk, 540 DUBBELEROEDERIGE HEESTERS* III. (12) Indigo met gevinde ftomp Eyronde Bla* ^FxivEL* ^en en k°r£e Tros/en ; de Steng laag Ree» Hoofd- fterachtig. 6TUK. xii. Dit Gewas levert de berugte Verwftof uit > Gcwoont gemeenlyk Indigo genaamd , die by de Ouden reeds bekend is geweest, en nog in veel ge- bruik by de Indiaanen (*). m De Arabieren ^ Turken 3 Periiaanen 3 noemenze Anü of Nil9 doch te Suratte , daar eigentlyk de Stapel is van deeze Verwftof , heet zy Gali. De Ma- leitfche naam is Tarron 9 de Javaanfche Tonu De gewoone naam. Indigo, van Portugeefche afkomst ? is door hunnen Tongval van Indi- cum , gelyk men die Verwftof in 't Latyn noemde', geformeerd. In grootte en gefralte is het Gewas, naar de Groeyplaats en behandeling , zeer verfchillen- de* Een Wilde komt 'er van voor, die ibm- tyds (12) Indigo/era Fol. pïnnatis obovatïs , Racem. brev* Cau* Ie fuftmticolo. Veg. XIII* lndig. Leg. arcuatis incanis, Ra- cemis Folio brevioribus. TL Zeyl. 273» Am, Ac ad. Lp- 408» JFf. Ups. 208. Mat. Med. 348- Mii^L h. T* 34. Indigofera ïoliis nudis. H. CliJ. 4*7- Ifatis Indica , FoL Rosnauini , Glafti affinis. C» B* Pin. 113. Anil £ Nil Indorum color. J, B. Hifi* II. p. 495» Indicum. R.UMPH. Amb. v. p. 220. T. 8oé AmerL Hort, Mal. L p« ioi» T. 54. Coluréa Indi- ca humilis , ex qua Indigo , Folio viridi. BURM. ZeyL 69+ RURM. F/. Jnd. 170. (*) Hierom wordrze Anil five Nil y Indorum color genoemd van j. Baühinus,. 't welk door een handtascelyken Drukfeil was veranderd in inodorum color, (Spcc. Plant. Linn.) en niettemin, gelyk veele anderen * voetftoots overgenomen m gevolgd. Diadel phi a. ^41 tyds eens Mans Jangte hoog groeit , doch de IH* ^ gewoone Tamme, welke men op Akkers zaait en aankweekt, blyft veel kleiner, doordien zy Hoofd* laager gehouden wordt. Men leeft 'er mede,Sf als hier te Lande met de Tabak. Niet leen wordt de Grond ten zorgvuldigfte bereid, maar zo dra de Boompjes, uit de Zaailingen in orde geplant, een EHe hoog zyn opgefchoo- ten 3 dan topt menze , om niet in 'c Zaad te fchieten , en deeze afgeplukte Blader - Takjes zyn het , uit welken de Verwftof gehaald wordt. Voor 't overige is het Gewas zo fier- lyk als de fraaifte Colutéa - Boompjes , doch blaauwachtig van Loof , gelyk de Wynruit, en draagt Vlinderbloempjes die bont zyn, waar- op Trosfen volgen van een menigte kromme Haauwtjes , ieder op zig zelf naar een Scor- pioen (taart gelykende. De manier der bereiding is zo uitvoerig yoorgefteld door Doktor Ranouw, die ook alle gedeelten van 't Gewas ten uitvoerigfte in Afbeelding gebragt heeft (*), dat ik daar van niet behoef te fpreeken. Het zy genoeg, dat in de Bladen en Takjes van hetzelve die blaau- we Verwftof zit , welke door aftrekking in Wa- ter daar uit gehaald word: , zynde, het gene daar in doorzakt , het Lighaam derzei ve , 't welk men droogt en tot Koekjes maakt Drie Jaa- (*) Natuur* en Konst - Kabinet* Zie 't Regifter op Woo,td Indigo. Ook Marchant, Mm* de ï A c ad, de Paris, 171% ^ IJ. Deel* V* Stuk* 54?- DüfiB EL8R0ÈDERIGE HEESTER^ III. Jaaren heeft men een Oogst van de zelfde Boom* AFxivEl PJCS ï doc!l de eer^e levert de beste Indigo uit, Hoofd Ten opzigt van de Behandeling en Groeyplaats stuk. verfchilc cok deeze Verwftof zeer. Die uit tóJT "Wescindie komt, van een dergelyk Gewas ge- teeld , geldt dikwils meer dan de Oostindifche of Javaanfche. Zy wordt aldaar op drooge plaatfen, van jamaika en andere Eilanden, ge* zaaid , en men vindt 'er bovendien insgelyks een« Wilde Indigo , van zelf voortkomende* Men teeltze ook in de Franfche, Hollandfche en Deenfche Volkplantingen > doch die uit de Spaanfche Westindiën , Indigo di Guaiimala gcmamd 5 hoewel , geiyk alle de anderen , in Soort grootelyks verfchillende , is ver uit van de meefte waarde * geldende fomtyds tot negen of tien Guldens het Pond , daar die van Barba- dos naauwlyks zo veel Stuivers gelde ? Men trekt die Verwftof ook uit andere Gewasfen (*)♦ xm. (,3) *nc"80 met gevinde ovaale Bladen > vet' TwcezTa*' langde Tros/en en tweezaadige Haauwtjes. d,gCs (14) Indigo met gevinde . Wollige fiomp Ey- Ar genie** ronde Bladen > de Steng Heefterachtig. Verzilver- Dec- (*) By voorbeeld , ütt een Soort van Galega, op Ceylon, enz , eelvk wy mderhand zien zullen. fi£) JrMïofera Fol p'nnnis ovalihus > Raeerms elongatis, Legnmini'ms disnermis. $yst, Nnt. 3. p. 252. (14; Indi^ofera Fol. pinn. .tomentofis obovaris, CWeFru* ticolb. Mant. 273. Anil Legura. arcuatis incanis, Racemis D 1 A d E l ^ Bi i a. 543 Deeze, in & Indion huisvestende, «tStó 1* door haare Zilverkleurige Wolligheid van alle ^ andere Soorten. De Heer Mille r heeftzcHooFD- onder den naam van Anü met gekromde gry- ^ Be Haauvven en Trosfen die korter dan heU«*. Blad zyn , voorgelteld. De Jamaikafche , naar de CWtttóa gelykende, vanSLOANE, dieHee- fterachtig cn verzilverd is , met Aairswyze uit den groenen paarfche Bloemen , wordt van hem een Wilde indigo genoemd. De Haauwtjes van deeze Soort zyn , volgens Linnjeus* Wollig, famengedrukt, dikachtige eenigermaate gewricht, en veeltyds driezaadig. De Perfijchi Verzilverde Coronitla van Garcin is onder deezeri naam geplaatst (*). ASTRAGALUS. De byzondere Kenmerken van dit Geïlagt zyn, een Haauw, die dik is en door een mid* delfchot in twee Holligheden verdeeld. Het bevat meer dan veertig Soorten, meesten- deels Europifche Planten , onder welken de twee laatften , als Houtige Stengen of Tak- ken hebbende > hier t'huis behooren ; naame- ïyk. (41) Aftra- Folio brevioribus , C2u!e Fruticofo, Mill. £):&. ï> Colutex ai&nis Fruticofa Argentea , Floribus fpicatis &c. SLOAN. J*m% i+z. Hifi* II. p. 37* T- *7** f. 3* (*) Indigofera Argentea* Buaivn FU bid. 17 u H. DEEL. V* STUK* 544 DubbElbröederige Heesters* Afdeel (40 Aftragalus , ^e MMuwlykt een Steng xiV, # heeft* met een menigte vanbyna ongeftcelde Hoofd- WortelbUemen. STUK. xli. Een zonderling Gewas , dat ToürneforT nagfÊl'in Armenië heeft waargenomen 9 maakt deezö Iwhtige.0"1 "^oorc uic > welke ook groeit in de Noordelyke deelen van Afie. Het heeft geen Steng of Bloemfcheede , maar Takken, uic den Wortel voortfpruitende , langs den Grond verfpreid en als daar tegen aan gedrukt ; bekleed zynde mee kleine, gevinde, Haairige Blaadjes. De Bloemen komen ongedeeld , digt getropt , aan den Wor- tel voort: zy zyn geelj hebben ruige Kelken met zwartachtige Tandjes , en daarop volgen rond- achtige gladde Haauwtjes. 9t Gewas is , naar de aanmerking van Amman, zo digt, dat het een fraaije Aardzoode gelykt. Het verfchile aanmer- kelyk met dat van Buxb aüm. Gmelin heeft het, ïn *t vroege Voorjaar , menigvuldig in de Woefty- nen aan Rivieren in Siberië bloeijende gevonden. AftraSaIus met een Hoornachtige Steng en tba. gedoomde Bladjieelen. Boksdoorn. Dit (41) Jifiragalu* fubacauïos , Florïbus humerofïs fubfesfili- GmeL. Sib. IV. p. 52. Aftr. Orientalis acaulos Flore luteo. TOUKNF» Cor. 28. BUXB. Cent. III. p. 21. T. 38* f. 2. Aftr. röpens Batbae Jovis foliis. Amm. Rutb% 170. (42) AJlr&galui Caudice Arboresccnte , Petiolis fpinescentï- bus. Aftrag. aculcarus Fruticofus Masfïlienfis. Pluk» Alm. 4« p. 500* Veg. XIII. p. S7Q. FoL lin. ^cuminatis. R, Lugdb. 373.DorycniumCai*. lc Fmticofo FoL pinn. &c. li, Cliff. 370. Spart. Africanum. jUv, Tetr. fk Berg. Cap. 218. Genito affiais Arboi Aff.&c« HE&M. Lu&db. 272. T. DlADELPHIA. 549 gedekt. De Steeltjes der Bloemen zyn enkeld III; en ruig. ArxD=f" T2) Pforalea met drievoudige Blaadje > die^J^ Wigachtig zyn , met een agterwaards n krom Doorntje ; de Takken met Bloem- Pfirate^ hoofdjes aan 't end. GeYoo'rn* de. De aanhaaling van Plükenetius moetPL XXIX« uitgemonfterd worden volgens den Ridder, en ** derhalve zou nog geen Afbeelding uitgegeven zyn van deeze Soort. Ik heb aanzienlyke Tak- ken , van de Kaap overgebragt5 die tot geen andere fchynen te kunnen behooren. De Af- beelding , Plaat XXIX. Fig. fielt een gedeelte van zodanigen Tak voor3 welk de overeenkomftigheid doet blyken met de opgaa-. ve van Linn^üs, die zegt : 3, het is een 9, Heefter met zydelingfe enkelde Bloemen , „ zonder Blikjes , hoekige Takken , die niet ruig zyn , en Wigvormige Blaadjes." Ik heb verfcheide Bloempjes daar van ontleed y en had dus gelegenheid om de deelen der Vrugt- maaking ten naauwkeurigfte , by Vergrooting, in Plaat te doen brengen, als volgt. De Kelk B is eenbladig, in vyven verdeeld, met de bovenfte Slippen minder diep gefchei- den , (i) Pforalea Fol. rernatis, Folioli's Cuneiformibus recurva- to,*mucronntis, Capltulis tejminalibus. Pfor, FoL terms,Fol» Cuneiformibus &c. R. Lugib. 373* Genifta- Spartium Afr* trifoliuni, Flor. coeruleis, Fol. minimis in Spinulam deftig gientibus* B.AJ. Dendr* 304.. Linn. Munt. 440* Mm 3 lU v» stuk* 55o Dübbel'bkoederi ge Heesters** III. den , de onderfle Slip Schuitswys' hol en wat Af^ei" grooter ; allen bruinachtig met roode Pukkels* Hoofd- De Bloem Vlinderachtig geaderd, geftreepu stuk. Vlag b bleek Violet, byna rond, van onde- mMm ren met een dikken S^e!en N^gel : de Vleugels C3 d Halfmaanswys' Homp 3 geelachtig , met bruine Streepjes en lange dunne Steeltjes : de Kiel e tweebladig , kort en ttomp > ieder helft een groote zwarte Vlak hebbende en een lang Steeltje. De Meeldraadjes , als by ƒ , uit een Scheede voortkomende , die het Vrugtbeginzel op den bodem des Kelks omvat. Negen van dezelven zyn famengegroeid, maar het tiende is een groot end wegs, op zig zelve, van de anderen afge- fcheiden. Haar Knopjes zyn rond. De Styl vertoont zig by g. Hy komt van 't Vrugtbe- ginzel , door dc Scheede der Meeldraadjes , en loopt, zo langs dezelven, doch doorgaans zig omkrommende , uit in een geknopten ruigen Stempel. Het Vragïhegimel , reeds aanmerkelyk aan» gegroeid , by h vertoond 3 is een Haauwtje met één Zaad. By i is een Slip van den Kelk, met fterke Vergrooting , afgebeeld , om de roode Klierach- tige Pukkels , waar mede die bezet zyn , te vertoonen. By k is , op dergelyke manier % een der Blaadjes voorgefteld; waar uit, in de. eerfte plaats, derzei ver volmaakte Wigvormig-, faeid, ten anderen de agter waards omgekromde Dopra Diabelfhia. 551 Doorn aan 't end , en eindelyk , de zwarte Ht Vlakken, waar mede zy befprenkeld zyn, zigA^**Li openbaaren. Het eenigfte is , dat ieder Bloem Hoofd- twee Blikjes heeft 9 en de Bladen of Bladfceel-STÜK** tjes kleine JEbvormïge Stoppeltjes, (3) ^ora'ea mt drievoudige Jlomp ovaale Bla- p11*^ den, agterwaards krom gedoemd 5 en Ey* ronde Bloem- Aair en. Geblikte De grootte van de Blikjes, die fpitsEyrond* óp de kanten gehaaird > en byna van langte als de Bloemen zyn , onderfcheidt deeze Soort meer, dan derzelver tegenwoordigheid. Ber. cius heeft gedagten bynaam deswegen daar aan gegeven. Men acht het Kaapfch Ge- was , dat Commelyn Heejlerachtig Afri« kaanfeh Drieblad , met een paarfchachtige Bloem 9 getyteld heeft, hiermede overeenkomftig; doch de Afbeelding is niet naauwkeurig. De Bla- den zyn byna ongefceeld ; de Blaadjes ftomp ovaal , glad , gefrippeld , met een uitgeftrekc Doorntje aan 't end , hebbende Lancetvormi- ge Stoppeltjes. Aan 5t end der Takjes komen ongefteelde Bloem • Aaïren voort , wier Kelken Haairig zyn , met de vier bovenfte Slippen zeer fmal en puntig; door de gezegde groote Blik- jes \ (3) Pfêraka Fol. ternatis obovatis reairvato-mucronatis* Spicis ovatis. Mant. 264. Berg* Cap. 224. Trifolium fruticans. Sp. Plant. 1085. FABB. Helmst. II. p. 30*. Trifirft Afx. ftli- gfcans. Comm. Hort. ïl* p. ziu T. ip$t Mm 4 J3U Deel, V* $tuk. <$2 Dubbelbkoederige Heestërs* HL jes van elfander gefcheiden. Dus ziet men ^ AFxivEL' dat m^ne af8ebeelcle n*et bedoeld wordt met üoüfiv deeze Soort, ST IV* (4.) Pforalea met drievoudige , langwerpige , Spicata. Jlompe Bladen en Rolronde Bloem- Aai* Ge-aairdc, ren. Deeze , ook een Kaapfche 5 is een Heefter met overhoekfe, ronde, regtopftaande ruigachti- ge Takken. De Blaadjes langwerpig, ftomp, (zelden met een klein flap PuntjeJ geftippeld; flaauw gehaaird 9 met hun drieën op een zeer kort Steeltje. Aan 't end komen ongedeelde , Rolronde, enkelde Aairen voort, van Bloemen die blaauw zyn, en ruige Kelken hebben met korte Tandjes * door Elsvormige Blikjes van een gefcheiden. (5) Pforalea die Bladerloos is , maar zeer kor- te gtfpitft8 Stoppeltjes heeft, die naar de Bloemen toe als Schubswyzfi op elkander leggen. De Heer Bergiüs merkt aan , dat de Bla- den aan deeze Soort, die zeer fraay door Breyn is afgebeeld , wel niet ontbreeken , maar dat zy Els- \ • (a) Pforaka Êol. ternatïs oblongis obtufïs, Spicls cylindri- ciV Mant, 264. Ci) Pfiralea YoK nullis ? Stipulis mucronatis brevfsfimts veifus Flores fubimbricatis, Pfor. Fol. nullis, Stipulis ovatis fesfiJibus adpresds zcut's. Am. Acai, VI. Afr. 34» Genifta- Span'um ccerafeura Gap» B* Spei. Breyn Ccntê T, zs* Pfora- lea decidua. Berg» Cap. ;;o, ' V. Blader, locze. DlADELPHlA. 553 Elsvormig en fpits zyn, byna een Nagel lang, III. komende niet voort dan aan de tederfte Tak- jcs en derzelver Toppen, en ligt afvallende: Hoofd. terwyl de Stoppeltjes, van Eyronde figuur , klein , STUK* fpits en ftyf , altoos aan de Takken en TakVrf^ jes overbly ven. De Bloemen komen , aan der- zelver Toppen , op Schubbige Steeltjes zegt hy, byna enkeld voort. (6) Pforalea met de onderjie Bladen drievou- vt. ^ dig , de boven/ten enkeld en Lancetswys^e^{^ Elsvormig. £e* Uit de Oxels der Bladen komen , in deeze , zydelingfe tropjes voort van Haairachtige Bloem - Heekjes , zo lang als de Bladen , hebbende in 't midden twee Borftelachtige Blikjes. (7^ Pforalea met drievoudige Bladen , de Blaad- V1K jes Jfovip Eyrond , met kromme Doorn- R^r*- tjes , drie Bloemen by elkander , onge- Jleeld. Dit is een Heefter met ftyve ruige Takken. De Bloemen komen ongefceeld, drie by elkan- der, dikwils op drie plaatfen , aan het end der s Takken voort en zyn Violet van Kleur , met ruigachtige Kelken. (8) Pfo- (ö) Pfomlea Fol. inferioribus térnatls , fuperioribus fimpli- cibus lanceolato • fubulatis. Mant* 450. (7 ) Pfiralea Fol. ternatis , Foliolis 'obovatis recurvato- mucronatis, Floribus ternis fesfilibus. Am* Acad* VI. Afr. 35. Mm 5 IU DMI* V. STUK.. 5§4 DüBBELBROEDER IGE HEESTERS^ III. (8) Pforalea met drievoudige , Jlomp Eyronde AFxfvU uitgerande Bladen', een kruipende Steng; Hoofd» de Bloemen bykans Kroontjeswyze. STUK* vii*i Het Gewas heeft kruipende 5 Wortelfchie- Éipini. tende , byna Houtige, zeer lange, zeer Tak- kende. kjge ' Stengen# De BIaden zyn geftippeld, ftomp en naakt. Op zyde , zo wel als aan de enden , komen ongefteelde Kroontjes , van blaau- we Bloemen , voort. Deeze , en alle de voor- gaande , hebben haare Groeiplaats aan de Kaap der Goede Hope, ix. (9) Pforalea met alle Bladen drievoudig 9 de ^humino- Blaadjes Lancetvormig met gladde Steel* Stinkende* ijes y en Hoofdjes - Bloemen. Deeze Soort groeit natuurlyk in de Zuïdely- ke deden vari Europa, Spanje, Italië en Pro* vence, meest op Heuvels aan den Zeekant. Zy heefteen onaangenaamen Reuk , als die van Joo- denlym , 't welk 'er den bynaam aan; geeft. De Franfchen noemen het deswegen Trefle Bi- tumineux of fomtyds Stinkende Klaver. Dien Reuk , (8) Pforalea Fol. ternatis obovatis emarginatis, Caule rt» pente, Flor. fubumbellatis. Mant. 265. Berg. Csp, 223. (9) Pforalea FoU omnibus ternatis 5 Foliolis Lanceolatis , letiolis tevibus; Floribüs Capitatis. H. Ups. 225. Trifol. Ca- pitulis fubrotundis , Cal. Ventricofis , Caule Arborescente. ji. Cliff* 373. Trïf. Bitumen redolens. C. B. Pin. 327. Tri- foliuin bituminofum. DoD. Pcmpt* s$6. Trifol. Bitumen redolens anguftifolium. Boerh. Lugdb. 1U p. 32» Trif. Bituminofum inodoxmn. fyft* i£.ftir« T. iit f, z* 3fëRGt C*p. ZZU DiadelpHIA. jj5 Reuk 3 evenwel , raakt het kwyt door de ver- uu hindering van Groeiplaats. Men trekt de Bla- Afdeel, den als Thee, en gebruikt dit Aftrekzei tegen Hoofd- de Opftyging en Moederkwaaien. stuk. *t Gewas is Heefterachtig met dunne Rys-rf jes , ten grootften deele opgeregt , van twee Ellen en hooger, Deeze geeven lange Blad- fteelen uit, met drie Eyrondachtige Bladen, die groot en zwartachtig zyn3 aan 5t end; uit wel-, ker Oxelen de Bloemfteelcjes voortkomen 3 met Kroontjes van blaauwe Bloempjes, en daar op volgen ruige Zaadpeukjes. De Heer Bergius haalt deeze Soort ook aan onder zyne Kaapfche PJantgewasfen, heb- bende eene Verfcheidenheid daar van gevon- den, die door de gladheid der Kelken , welke In de Europifche ruuw zyn , verfchilt , en , wat de fmalheid der Bladen aangaat, nader overeenkomt met de fmalbladige , van B o e r h a a v e gemeld, Zyn Ed. bevondt in dezelve , dat van de tien Meeldraadjes één flegts ter halver wege van de anderen, die tot een Scheede famengegroeid waren , afgefcheiden was. Men kanze derhalve niet volftrekt Dubbelbroederig noemen, gelyk de andere Soorten (*), By (*) Verfcheide Gefbgten , in deeze Rang der Tienmanni- gen, hebben, gelyk ik Biaiz. 442. aanwees, alle de Meel- draadjes famengegroeid , doch dit Geflagt is , met veele an- deren , daar van uitgezonderd , hebbende een daar van afge- fcheiden, los en vry. Zulks heeft plaats in meest alle Soor- ten van PforeUa , en daarom is 't zonderling , dat de Rid- der, Mant, p, 450, van deeze Soort zegt; „ Het tiende Meel- II. Deel, V« Stq%>) 4$6, DÜBBELEROEDERIGE HEESTERS* III. By Montpellier heeft het Gewas van A ™ vEL" deeze Stinkende «Klaver , zo de Heer Goüan Hoofd- aanmerkt , de hoogte van een Menfch ; de. stuk. Blaadjes zyn Lancetvormig en zeer glad; de T*nman' Blikjes Eyrond : de Haauwtjes loopen uit in een Degenvormige Punt. Hét is, volgens Ga- ridell, zeer gemeen in het Diftrikt van Aix in Provence en volgens Camerarius door geheel Hetrurie bekend. Indien men 't in Duitfchland , van Italiaanfch Zaad, voort- teelde , en dan van dat Gewas wederom Zaad won , bragt hetzelve een Plant voort xzonder Reuk. x. 0°) Pfcralea met alle Bladen drievoudig $ de GUnduh* Blaadjes Lancetvormig ruuw gefteeld^ de "geklierde. Bloemen acm Aairen. Deeze , in Chili waargenomen door Pater Feuillee is een Boompje, dat zig aU daar „ Meeldraadje is , gelyk in de Geklierde en Amerikaanfche , „ onderfcheiden " , en daar op vraagt: zyn deeze derhalve „ ook van een byzondec Gefljgt •*? Ik denk dat hier een Drukfeil fchuile, en dat men, in plaats van Stamen dtcimum diflinïïwn , zal moeren leezen , Startten decimum"non aut vix diftinïïum : Het tiende Meeldraadje is niet of naauwlyks on- derfcheiden. (10) Pforalea Fol;. omnibus ternatis > Fol. LanceolatIsv Petiolis fcabris , Flor. Spicatis. Pfor. Fol. omn. ternatis , Caule ere&o Arborescente. Arduin» Sp. 24* T. 8. Karba Joris tripbylla Flore ex albo coerulco. FeuiI-l. Peruv. III, T. 3. (*) Men heeft , door fchielykheid , de Woonplaats in Pe« D ï A t> È L * H i A. 557 daar eens Mans langte hoog verheft > hebbende III. den Stam by den Grond omtrent twee Düimea A,FxDIyEL,i dik* Het geeft verfcheide Takken en Takjes Hoofö- uit, waar ' aan Bladfteelen met drie Bladen aan *TUK* 't end , het middelfte grootst , de geheele Op- drfaecarlm pervlakte geftippeld hebbende 5 doch anders fehoon groen en zeer fpits , het grootfte by de drie Duimen lang. Sommige kleineren komen uit de Oxelen voort en aan 't end der Takjes de Bloemen, die kleine Tuiltjes maaken. De Haauwtjes zyn zeer kort en byna ovaal , een- ^aadig* Het Loof heeft den Reuk van Wyn- ruit, en wordt van de Indiaanen tot verfchei- de Geneesmiddelen gebruikt. ( 18 3 Pforalea met gevinde Bladen en Qxel- xvnu Aairen. Negen* De Lotus * achtige Colutéa uit Oostindie , met^s*. ' famengehoopte Haauwtjes 3 van Plükenet , wordt hier t'huis gebragt. Door den Heer Jacquin is deeze Soort , by Karthagena in de Westindiën, waargenomen, alwaar zy een regtopftaande Heeftcr was van vyf Voeten hoog , met gevinde Bladen , van een of twee Dui- ra gefield , doch dcezc Pater zegt , dat hy hetzelve in een Valey van Chili , op drieëndertig Graaden Zuider Breedte, vondt. (i8) Pforalea Fol. pinnatis, Spicis Axillaribus. jAC^.^«*r. 2,7. Hifi. 2o5# Colutea enneaphyllos Lotoides , Siliculis cou« ^ongloineratis. Pluk» Alm. 113. T. iSS, f, z* 558 DüBÖSLBROEDERIGE HeESTËRS, Hl. Duimen ; de Vinblaadjes doorgaans vyf , ovaal- AF^v!L4achtig, uitgerand, glad , gefteeld , een half Duim Hoofd- Jarig. Deeze Blaadjes waren op de Rug met stuk. Blaasjes getekend 3 welke zig als Stippen ver- nil%ma toonden, gelyk in het St. Jans Kruid , vol van een Lymerig Sap , niet aangenaam ruikende. Zagtjes gewreeven, kleurden zy hier mede de Vingers geel, zo dat men 't 'er naauwlyks kon afwasfchen, en , in koud Water geworpen, ga- ven zy daar aan een zeer fchoon geele Kleur. 't Gewas heeft digte , enkelde , kort gefteelde Aairen, van roodachtige Bloempjes, wier Kelk niet geftippeld is* De tien Meeldraadjes zyn famengegroeid , en dus , als ook in andere op- zigten, fchynt deeze Soort als in 't midden te ftaan , tusfchen de Geflagten van Pforalea en Ebenus. Lotus. Een ronde fpits gepunte Haauw, met Rol- ronde Zaadjes : de Vleugels van de Bloem aati de bovenzyde overlangs famenluikende ; een Pypachtige Kelk : dus zyn de Kenmerken op- gegeven van dit Geflagt. Onder *de Soorten van hetzelve komen 'er voor, die de Bloemen en Haauwtjes tot een Hoofdje vergaard hebben , en hier van zyn eeni* gen Hesfterachtig, als volgt (13) Ld' Diadelphiï; 555 (13) Lotus met rondachtige Hoofdjes , een op- III; geregte ruige Steng en Eyronde Haauw-A™^é tjes. Hoofd- stuk. Dit Gewas groeit in Languedok, Provefice xuu Italië en de Levant, op ongebouwde Heuvel-^!™ achtige plaatfen. Het is een Heefter met on- 'luige, gefteelde Bladen, aan de Stoppeltjes in grootte gelyk, draagende aan het end der Takken plat- te Hoofdjes van zeven of negen Bloemen, die de Kelken van onderen rood en Wollig heb- ben , de Vlag vaal , de Vleugels witachtig , den Kiel aan de tip zwart. Men noemt het, in Vrankryk , le Lotier ou Trefle Hemorrhoidal volgens den Heer Gou an , door wien de Lo* tus Hcernorrlioidalis van To urnefort hier ook is t'huis gebragt. (14) Lotus met rondachtige Hoofdjes, een op- xrv. geregte Steng , vyfvoudige Bladen en Ey-G^°Jc75 ronde Haauwtjes. Griekfchev Dee^ (13) Lêtui Capitulis iubrotundis, Caule ere&o hirto , Le- fuminibus ovatis. H, Ups, 220* SAUV. Monsp. 188. GouAW» Monsp. 395» GER. Prcv. 513 , GAR* *4ix. 293. TOURNF. Inft. 403* Lotus. Caule Frut. Flor. Cap. depresfïs , Calycibus Lanigeris. H. Clijf. 332. R. Lugdb. 387. Lotus pentaphyllos Siliquofus viHofus. C. B* Pin. 332. Lotus pofyceratos Fru- tesc. incana alba. Mor. Hifi. IJ. p. 177. S. 2. T. 18. f. 14. Lotus incana. Riv. Tetr. 191. Oxytriphyll. alt, Scriboniï &c. Lob. Ic§n. ( 14) Lotus Capït. fubrot. Caule ere&o , FoU quinatis , Legu- jninibus ovatis. Mant. 104. Lotus Gntca mautima , Feü$ glau«o & veluti Argenteo. TOURNF* Or, 27, IX* Deel. V, Stue, $6o DubbelbRoèderige Heesters. III. Deeze komt voor in de Levant, in Grie- AxivEL ^en^an<^ en in Arabic. Zy is als een middelflag Hoofd- tusfchen de voorgaande en volgende Soort , stuk. hebbende een regtopftaande Steng met witte Tienman- Bloemen , kleiner dan in de Ruige en grooter dan in de Regte Lotus, De Haauwtjes zyn Eyrond. Van allen verfchilt zy door vyfvou- dige Bladen buiten de Stoppeltjes , die langwer- pig gelyk in de voorgaande > niet Hartvormig gelyk in de volgende zyn. Men heeft zulks in de Akademie - Tuin van Upfal waargenc^ men. xv. (15) Lotus met byna Klootronde Hoofdjes teen rettT' opgeregte effene Steng en regte gladde Regte, Haauwen. Deeze komt opN de zelfde plaatfen en nevens de Ruige voor, zegt Gouan, groeijende tot eens Mans langte hoog. Zy heeft de Blaadjes ftomp Eyrond met een Puntje; de Stoppeltjes byna Hartvormig , eens zo klein als de Blaad- jes y doch de Bloemfteeltjes langer dan die 5 met zeer kleine Blikjes, van het Hoofdje afltandig, Dc ( 1 5) Lotus Capit. fubglobofis 9 Caule ere&o lam , Legum, reftis glabris. Lotus villofusalrisfimus Flore glomerato. Tournf, lnfi. 403 ♦ Ttifolium ic&. Montpesfulanum. J. B. Hifi. II. p. 359. Lotus Libyca. Riv. Tetr. 192. Lotus Caule Fruticoft &c. H. Ups. &c. Lotus Siliq* glaber. Flore rotundo. C. U. Fin% 332. Lotus polyceratos hirfuta alba &c. Mom. Hifi* IU p. 177. S. 2. T4 m f. 13, GQUANt Momp. 3?5t G*ftt Fr§v. JX3% GAR* Aix. 2 p. 505. règ.Xlli. p. 577. H. Clijf. 376. Ups, 2,30. R. Lugib* 382. Mill. Diiï. T. 175. Cytifus incanus Siliquis falcatis. C. B* Pin. 389. Cytifus Maramhae. Lob. Ic> II. p. 46. Cytifus ut exi- ftimatuu Dqd. Pempu stfp* Medicago trifolia frutescem inca^?; TOURNF. Iftft. 412. Nu !!♦ DSESi* V. 5<5l DüBBËÉtSRÖEBERïGE HEESTER^ III* veel Zuivel uitleverde, In Italië, niettemin, ^FxivEL"was ^'lt ^ewas zeldzaam , komende alleenlyk om- Hoofb' ftreeks de Stad Napels voor. Het is Takkig, STÜB:' en bereikt fomtyds wel de hoogte van drie of y^[nman' vier Ellen. De Bladen hebben geen aangenaa- men Reuk. De Bloemen zyn als die van Brem ; de Haauwtjes als een halve Maan , gelyk de Tuinlieden gebruiken , gekromd f zeer plat. Het Hout is zeer hard en bruin; zo dat fommigen dit Gewas voor den Heefter , die het Roozen- Hout voortbrengt, gehouden hebben. n# (2) Medicago met een regtopfiaande zeer Tak* ^vitgM^ ^e ^tenS en &etr0Pte Endbloemen* Deeze Soort , in Virginie huisvestende, is mede Heefterachtig en gelykt naar de Barha Jovis , zogenaamd. De Bladen, drie aan een Steeltje, zyn insgelyks gedekt met eene gryze Wolligheid. De Bloemen , rood en wit bont, Icomen van het midden tot aan den top der Stengen uit digte Bladeren voort. Het Zaad- huisje is klein , famengedrukt, gefpitst, bevat- tende een enkeld Nicrachtig Zaad. XV. HOOFD- (2) Medicagó Caule ere&o Ramofisfïmo , Floribus fascicia- latis tetminalibus. Gron, Virg. 85. Loto afluiis tiifoliata fmtescero ghbia, Pluk. Mant. izo% Ö L Y A D É L P H I XV. HOOFDST ü K. Roofi^ STUK, Befchryving vó,n de Veelbroederige Heesters, Polyadclphia , in wier Bloemen de Meeldraadjes tot verfcheide Lighaamen fa- vtengevoegcl zyn , die ah de Voetflukken daar van uitmaaken. \Tqo\ Boomen 9 gelyk wy gezien hebben * , * n* & V doch weinige Hèefters en Kruiden, naarbi, «5^** het getal der Gellagten gerekend , komen in de Agttiende Klasfe van het Samenftel der Se- xen , dc Polyadelphia bevattende , voor* Het ëerfle derzelven voert den naam van MUNCHAUSIA. Naar den Baron van Munchaüsem^ hiet minder in het onderzoek der Plantgewas- fen dan der Dieren thans vermaard, door wied dit Chineefche Gewas is afgebeeld en befchree- ven. De Geflagts « Kenmerken zyn: een zesdeeli- ge dikachtige Kelk: zes Bloemblaadje die gena- geld zyn : zesmaal vier of vyf Meeldraadjes : het Vrugtbeginzel boven , hebbende een Draad- schtigen krommen Styl. De eenigfte Soort (1) ï die wegens haare,, ii ' Sieriykev ft) Munchaufia, Sysi. Nat. Pe£. XIIL G&b *3*1» p» Nn % )*M 11. Deel, Vt s*m< 5^4 Veëlbroeperigê Heéstèrsï ÏII. Schoonheid den bynaam voert , is een Boompje AFxvEL4 met ronde §ladde Takken. Het heeft de Bla- Hoofd» den Qverhoeks > gefteeld * Eyrond of langwer- stuk. pjg Eyrond, gefpitst > effenrandig, glad, van onderen bleeker. Aan 't end der Takken draagt het een regtopflaande famengeftelde Bloemtros» De Groeiplaats is in China. Hypericum, Dit Geflagt heeft den Kelk in vyven ver- deeld en vyf Bloemblaadjes, 't Getal der Meeldraadjes is menigvuldig , die van onde- ren in vyf Troppen famengegroeid zyn. De Vrugt is een Zaadhuisje. Onder de menigvuldige Soorten van dit Ge- flagt, daar het gewoone St. Jans Kruid in be- greepen is , komen eenige Uitheemfche 3 die Heelter- of Boomachtig zyn > voor , en wel meest de zodanigen, die vyf Stylen of Stem- pels hebben, als volgt. (ij Hypericum met vyfwyvige BUemen, een Bak*ru Heejltrachtige Steng % de Bladen en Tak* ^Middel- ken mt L^ckens. kndfeh. " Dee- 581. Manu *4J. MvKCH. Hausv. V. p. 357* **♦ 35 op Martenique ge- bragt. Naar de Lajïanthus > die thans onder den, Geflagtnaam Gordonia van dit Gellagt is uitge- * zlc monfterd *, fchynt het veel te gelyken. hot voor* 1 (43 Hy* ft \*i « ■ ET * . >■ '«V (*) In de verkorte Opgave der Kenmerken , door Lin- Ï^EüS, ïn zyne Manüsfa altera , p. 278 , vindt men, Fila» mnta quinque 3 apise in PcuicilUm divlfa : Anthera &Lobcfcï, P O L Y X D' E L' * H I A. 5^7 (4) Hypericum met vyfwyvige Bloemen 5 & III. JB/*&n effenrandig van onderen grys % ' F^u de Fruzten Befie - achtig > de Sten? Boom Hoofd* cc/mg. 1V Deeze, in Mexiko huisvestende volgens D.*%^™ Muïis , is een Heefter van drie Vademen turn\ % boog, regtopftaande , met vierhoekige Takkeneend. Bladen hebbende van een Span lang , fpits Eyrond , gepaard s met korte Steelen : de Bloe- men komen Pluimswyze aan 't end der Takken voort: zy zyn geel van Kleur, vyfbladig, uit- gebreid; zy hebben een Kelk die ook vyfbla- dig is en menigvuldige Haairachtige Meel* draadjes , in vyf Troppen ; zynde ieders Voet een plat Penfeelswyfe kolommetje , met rond- achtige Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel is Eyrond, vyfhoekig en heeft vyf Draadachtige Stylen ; de Vrugt een Eyronde gcfpitfle Befie met vyf Holligheden, een groot getal langwer- pige Zaadjes, op twee ryën , bevattende. Dit geheele Gewas is vol van een Lymerig, taay , SafFraankleurig Sap , zo wel als 't voor- gaande. Het komt , wat de Vrugtmaakende deelen aangaat , genoegzaam overeen met de Kenmerken van dit Geflagt. De Beiïeachtige Vrugt , alleen , zou 'er tegen fchynen te ftry- den , (4) Hypericum Flor. pentsgynis , Fol. inregerrimis , fubtKS iacani's , Caule Arbcreo , Fru&ibus baccaüs, Mant» 277. Cao» pia. MARCGR. Er as. 96. Pl*« Bras* n$# K, DEÏL, V, STUK. 568 Veelbroederige Heesters; III* den , doch in het Androfemum van Tou ^FxvfL NfiFORT gelykt hec Zaadhuisje ook veel naar Hoofd- een Befie. STUK. v. C5) Hyperlcum met vyfwyvige Bloemen', en» llypericum fcid aan end der Takken ; de Stens: vier- Calyomum* 77 rr n i • _? ^ . vrugckei- ftoffog Heejterachtig ; de Bladen langwer* ^ jtóg Eyrond9 taay als Leer. In, Noord - Amerika komt deeze voor v die de Steng Takkig, rood, vierhoekig heeft; de Bla- den een Handpalm groot ; de Bloemen aan 't end der Takken , enkeld , gefteeld : een Vliezigen Kelk , die eens zo groot wordt in de rype Vrugt: een geele Bloem met geele Meeldraad* jes en een rood VrugtbeginzeJ , komende de ge- ftalte veel met die van de zevende Soort over- een* / vi. (6) Hypericum met vyfwyvige Bloemen , een ^trw? vierhoekige Kruidige regtopjlaande enkel» Grboibioe- de Steng > en gladde effenrandige Bla* den. Dit (s) Hyperlcum Flor. pentagynis folitariis terminalibus , Ou- le tetr3gono Fruticofo , Pol. oblongo - ovatis Coriaceis, Mav>t» (6) Hyptrïcum. Flor pentagynis, Cauie rerragono, Herba- ceo ere&o fimplici , Fol. lacvibus , integernmis. Gmfl. S/% IV. p. 178. T. 69. H. Ups. 236. M. Cliff. 380. R. Lugib* 473* Androf&mum Fl. & Theca quinquecapfulari , omnium maximis. Mor. Rift* II. p. 472. Ascyrum magno Flore. C. B.» Pin, 280. Prodr. 130, BURS. XVI. 25. TQURNF. Infl.zsè^ rOLYADELPHlA. 569 Dit Gewas 3 dat iri Siberië, Kanada en op dc lil. Pyreneefche Eergen , natuurlyk groeit , munt Afj^ei* door de grootte zyner Bloemen en Zaadhuis- Hoofd* jes uit , onder de Soorten van dit Geflagt.STUK* Het gelykt naar 't gemeene Hertshooy; heb- bende de Steng anderhalf Elle hoog , rond 5 glad , rosachtig , met bleekgroene Bladen , een Duim lang, een half Duim breed , rondachtig, tegenover elkander. De Bloemen, op den top der Stengen 5 zyn geel , en beftaan uit vyf Blaad- jes, ieder een Duim lang, vcele Meeldraadjes van de zelfde Kleur bevattende, (7) Hypcricum met driewyyige Bloemen en vit. Befie - achtige Vnigten ; de Steng Heefter- H}^Iro/Z acht tg 9 wederzyds fcherp. Grootbi* Dat de Bladen , met de Vingers gewreeven , een d,g* Bloederig Sap af kleuren , geeft dit Gewas zy. nen Griekfchen naam , die ook op^ andere Soor- ten van St. Jans Kruid is toegepast geweest. Het tegenwoordige heet , tot onderfebeiding, allergrootst Heefterachtig Mansbloed , 't welk die Griekfche naam betekent , en men noemt het , in 't Franfch , Toute Saine. In grootte der (7) Hypencum Flor, tiigynis , Pericorpiis baccads, Caule fruticofo ancipiti, H* Ups. 237* Hyp» Pior. trig, Fr. bac- cat© , Foliis ovatis pedanculo longioribus* H. Cliff, 380. R«. L*gdbé 374> Dalib.. P*r. 235. Androfarmurn maximum Frucescens» C. 15. Pin. '280. Androfjemum. Dod. Pempt* 78. GOUAN Monsp. 402. GEJX. Prov* 3f?2# TOURNF, Infl, 251» 128. Nn 5 IL DXEL. V, STOT, 570 Veelbroeberige Heesters. Iïl* der Bladen munt het uit5 by alle andere Eu* AFxvf L" roP^che So°rten van dit Geflagt. Aan 't end Hoofd* der Takken komen meest vyf of zeven Bloe-* stuk. meDj ^ie bynaeen Kroontje maaken , zo Gouan aanmerkt. Het groeit , natuurlyk , niet alleen in de Zuidelyke deelen van Europa > maar ook in Engeland 5 zo Ray aantekent» Hier te Lande wordt het in de Hoven 'gehouden a wegens de fierlykheid van zyn Gewas en Bloe- men. Hpt Loof wordt tegen 't end van den Zomer donker rood. De Vrugten , die op de Bloemen volgen , zyn volmaakt als Besfen , eerst groen y dan rood en eindelyk zwarte een me- nigte van kleine Zaadjes bevattende. Eypnkum (8) Hypericum met driewyvige Bloemen 9 oiympi- fpitfe Kelken i de Meeldraadjes korter da% oiympifch» de Bloem > de Steng Heefterachtig. Dit Orientaalfch St. Jans Kruid , op den Berg Olympus in Klein Afie groeijende ge- vonden 3 is klein van Blad en groot van Bloem, Men vindt het by Dilleniüs en in 't Kruidkundig Woordenboek van Miller afgebeeld. (9) Hy-v (g; Hypericum Flor. trigynis , Galycibus acutis, StamTnibus Corolla brevioribus , Caule Fruticolb. 11. Cliff. 380, R. Lugdb. 374. Mill. Di&. T. 151. £ Hypericum Montis Olympi. WHEEL» hin. 222. DlIX. Ehh. 182. T. UïT f. x*3. Hype- ïicum Oiicntale fiore magno. TOURNF* Or. 1$. t pOLYADSLPHIA 571 f5) Hypericum met driewyvige Bloemen ; de III. Bladen Eyrond , gefteeld , effenrandig*™^* Van onderen Wollig ; de Steng Heejterachtig. Kananich. Dit is een fraay Heefter - Gewas , uit Zaad yan de Kanarifche Eilanden geteeld , dat veel Bloemen draagt , en dus tot verfiering flrekt van de Openbaare Kruidtuinen. De Blaadjes zyn hier $iet als met Gaatjes doorboord; an- ders (9) H%j>ericum Flor. trigynls , Fol. ovatïs, petiolaris, inte- gerrimis, fubtus toraentolls, Caule Frutkofo terragono com- presfo. (10) Hypericum Flor. trigynis, Calycibus obtufis , Stamini- bus Corolla brevioribus, Caule Fruticofo , H, Cliffl 381. Lu% ïo$9 (iz) Hypericum Flor. trigynis, Ne&ariis Petalorum Lanc* «latis, Caulibus lufFruticofïs coraipresfi$< ff O fc f A D E L P H I A. 37* betje komt binnen de Nagels van ieder Bloem- «*• blaadje voor. Het heeft de gedaante van een xv. * Heyachtig ' Plantje , dat op Zandige Velden Hoofd- •> STUK» groeit- xxxnr.i (32) Hypericum met tweewyvige Bloemen e»BoftoigT" zwr /malle Blaadjes. Dit kleine Heefterachtige Virginifche St. Jans Kruid, met Takjes als Paardeftaart , van Plu- kenet, heeft, volgens den Heer Clay- ton, een vierkante ruige Steng, met zeer kleine ruige Blaadjes, die zo digt tegen de Takken aangedrukt zyn , dat menze naauwlyks kan zien. De Bloemen zyn Goudgeel. (34) Hypericum met eenwyvige Bloemen* xxxxv*1 Mcncgy* Dit Chineefche- Gewas , het eenigfte onder *««♦ de Soorten van dit Geflagt dat een enkelen Eenwyv*s* Styl heeft, voert des wegen te regt den by- naam van Eenwyvig. Het heeft, volgens den Heer Miller, die 'er een Afbeelding van geeft, de Meeldraadjes langer dan de Bloem, de Kelken gekleurd , en de Steng is Heefter- achtig. A s« (3 5) Hypericum Flor. digynïs , FoL linearibus. Gron. Virg. 88. p* 112. Hypericum Virg, parvum Frutfcofum , Rainulis Equifeti* PLUK. Alm. I8p, (34) Hypericum Floribus mpnogynis &c, ïiiLi» DicT* T# ÏSl* £ 2« XI. Deel* V* Stuk* 574 Veelërosderige Hnftf HL A S C Y R Ü M. Afdeel* Hoofd* ^e "^elk *S in dit GeflaSt vïerbïadig, met sTüic» v^er Bloemblaadjes en veele Meeldraadjes, die in vier Troppen famengevoegd zyn. Het heeft den naam van Ascyrum* hoewel dat Gewas , 't welk gemeenlyk dien naam voert, en tot de Europifche Kruiden behoort, in het voorige is begreepen. Het tegenwoor- dige heeft alleenlyk drie Soorten , altemaal in Virginie of daar omtrent haare Groeiplaats heb- bende, te weeten. i. (i) Ascyrum met Eyronde Bladen, een tondé fruxA™ Steng en gegaffelde Pluim, dre van Banifter, was getyteld. Het groeit derhalve zo wel op Ja- maika 5 naar 't fchynt , als in Virginie. Tot deeze Soort wordt betrokken de over- fcndftaande Hypericoides met een geele Bloem , van Plumier. afgebeeld onder de Ameri- kaanfche Planten , waar van gezegd wordt : het is een Heeüerachtig , zeer Takkig, Plant- gewas , met de grootlie Takjes zeer dun en gegaffeld , de kleinere in drieën verdeeld ; de Bladen langwerpig , ongedeeld , effenrandig , twee tegen elkander over , met de Middel- Rib afleopende. De Bloemen, aan 't end der Tak- ken , eenzaam voortkomende , zyn vierbladig en uitgebreid, met de twee tegenover elkander ftaande Blaadjes breeder dan de twee anderen, 't welk echter in de Afbeelding zig niet dui- delyk openbaart, Fimicofum minus fuptadecompofitum , Ramulfs &c. Beown. yam. 309. Hypericoides Frutescens ere&a , Flore luteo. Plüm G*n. $1 T. \$z f* 1* Hypericum pumüum lempervi- sens, Caule compresfo &c»FLUK. Jtant, 104, RAJ. SuppU 495* n. Deel* V* Stok» 576 VJEËLÉftQEDERIGE HEESTËRS. III. rg) Ascyrum met ruige Bladen en een regtè TDEEL XV. Hoofd» De ongemeene Haairigheid onderfcheidt dee- ut. ze Soort , welke ook haare Groeiplaats heefc f3) Ascyrum Foliis hirfutis Caule ftri&o. Hyperkurn Vir- glnfcnum Friuescens pilofisfimum. Fjluk. -<4/>». is^. T. 245. De Syngenefia of Samenteelige , anders Sa* mengeftelde Bloem- , en alle de overige Hee- fters , zal ik in 't volgende Stuk befchry- ven. De Plaaten zyn dus ingevoegd: Plaat XXIV. tegenover Bladz. 7 é . , .XXV. i ■ 105 . . . * XXVI. . . 275 . . . . XXVII. 349 ♦ . , • xxvm. — '433' . , ♦ ♦ XXIX* iW.n.i; 499»