\ NATUURLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE BESCHRTFING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer *Ê J SY SV SE V eT Met naauwkeurige Afbeeldingen. TWEEDE DEELS, ZESDE STUK. De HEESTERS. Te AMSTERDAM, By de Erven van F. HOUTTU T N. M D C C L X X V L Digitized by the Internet Archive in 2014 https://archive.org/details/natuurlykehistor24linn INHOUD van dit STUK; DERDE AFDEEL1NG. De HEESTERS. XVI. Hoofd st. De Eigenfchappen en on- derfcheiding der Samenteelige Bloe* men. N aamsreden De Samenge- ftelde of Vergaarde behooren 'er toe. Verfchil der Blommetjes , daar de Bloem uit keflaat. Kenmerken in '£ algemeen. Rangschikking in 't by- zonder* - • • Blad?:, i XVII. Hoofdst. Befchryving van de Sa- mewteelige Heesters, Syngene- fia , volgens de zes RangeD , waar in dezelven voorkomen. . ~ XVIIL Hoofdst. Befchryving van de Man- wyvige Heesters , dat is de zoda* nigen, in welken de Meeldraadjes, op de eene of andere manier, met den Styl famengevoegd zyn ; gelyk in de Pasfiebloemen en anderen plaats heeft. ♦ • • — *73 XDQ XIX. Hoodst. Befchryvlng van de Hees- ters , in welken de Mannelyke tn Vrouwelyke Bloemen , op de zelfde Plant 9 van elkander afgezonderd zyn , deswegen Eenhuizige (Monoikia) genaamd; gelykde Hazelaars * Palm, Wonderboom en veele anderen. Bladz, 216 XX. Hoofdst. Befchryving van deTwEE- HrizioE Heesters (Dioikia) , dus genaamd , om dat de Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen op byzondere Planten voortkomen , gelyk in de Wil- gen en veele anderen. • mmSm 251 XXI. Hoofdst. Befchryving van de Veel- wyvge Heesters (Polygamia), tot welken de Pifango/ Banannen, Mtmo- faas en anderen behooren. . . AfiC AAN 45 AANWYZING der PLAATEN. en der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden. Plaat XXX. Afbeelding van Sa- menteelige Heesters, tegenover Bladz. tig, I. Het Wormbladige Byvoct van de Kaap. . bl, 44. — 2. De Uitmuntende Droog- bloem (Gnaphaliwn,) een der fraaifte Kaapfe Bloemgewasfen. bi. 52 A. Een Blommetje daar van met het Zaadkuifje , vergroot. Plaat XXXL Afbeelding van Sa- menteelige Heesters. m ■ ■ *5j tig* 1* Het KruipendeGna$hzYium. H. 67 — — 2. De Kroontakkige Straal- bloem (Xeranthemum pro- liferum). . bi. 72 A. Een Blommetje daar van, met zyn Pluis en Vrugt- beginzel. B. Een Blaadje of Blader- flompje. Deeze beiden zyn met zeer fterkc Vergrooting ge- tekend en het laatfte in 't byzonder is wel vierdhalf honderdmaal Lighaamelyk vergroot. — 3,4. De Smalbladige Straal- bloem van geele en witte Kleur. Allen Kaapfe Ge- wasfen. . bi. 77 Plaat XXXII. Afbeelding van Sa- menteelige Heesters, tegenover Bladz. g9 * 3 Fig. Fig, x. Het Spatelblaiige Kruis- kruid van de Kaap bl. g§ a. De Kelk van binnen met zyn Stoel. De zelfde van buiten gezien. c. Een der Tweeflagtige Blommetjes. d. Een der Vrouwelyken ; maatig, e. Een Tweeflagtig zeer fterk; doch ƒ. Een H ^airtje van het Zaadkuifje of Pluis der Zaadjes ongemeen ver- groot , om dcszelfs Baardjes aan te toonen. Zie . bl. ioo — 2. De Taxisbladige AJler , ook van daar. bh iox ƒ• Een Twetflagtig en g een Vrouwelyk Blom- metje van den Omtrek of Straal, zynde by h een byna volkomen Zaadje met zyn Pluis , allen in fterk e Ver- grootirg, voorgeleid. Plaat XXXIII. Afbeelding van Sa* MtKTEELIGE HEESTERS. Fig. i. De Hebachtige Leyfera , mede een Kaapfch Ge- was, waar van by *, De geopende Kelk met een gedeelte der Blom- metjes daar in ; by b een Tweeflagtig Blommetje met zyn Vrugtbeginzel ; by c een Kafje en by d een der binnenftc Schubbe- tjes van den Kelk , allen vergroot zynde, worden «orgcfteld. Zie bl. 117 Fig. t. BeDunlladigeOthonna.bl.14* Van decze ziet men by e een Tweeflagtig Blom- metje op zyn Vrügtbegin- zel, geflooten; by ƒ een Vrouwelyk ofS tr aal blom- metje en by g een Twee- flagtig dito geopend, met zyneStylen Meelknopjes, fterk vergroot. Plaat XXXIV. Afbeelding van Sa- menteelige Heesters, tegenover Bladz. Fig, 1. De Stcebe Gnaphaloides mee haare Vrugtraaakendedee- len; als by a het Kelkje; by b het Blommetje daar in vervat; by chet Vrugt- beginzel met zyn Zaadkuif- je en by d een der Kelk- blaadjes; allen aanmerke- lyk vergroot. — 2. Dc Éafteria Capenjis , be- febreeven. . bL 158 Een geopendBloemhoofd- je daar van is by e afgebeeld ; een Vrouwelyk of gelubd Blommetje by ƒ , en een Tweeflagtig met zyn Styl en Meeldraadjes zeer dui- delyk , by g : zynde een der laatften afzonderlyk by h9 en het Zaad byi vertoond. — 3. Het Seriphium Gnaphaloi- des. . bL 165 De Bloemhoofdjes daar van beftaan uit Wollige Kelkjes k , witte Bloempjes l bevattende , van Schub- betjes m famengeftcld, waar in het eigentlyke Blomme- tje n verhooien is, welks Pluis ongemeen fterk ver- groot voorkomt by 0. Plaat XXXV. Afbeelding van Een- HÜ1ZIGE. . . m m ■ ~ Tg. ï. De jatrophaHcrbacea uit Westindie , met baare Bloemtros. . bi. 278 A. Derzelver Mannelyke Bloem met de Meeldraad* jes alleen, geopend. B. De Vrouwelyke Bloem , die bovendien een Styl en Vrugtbeginzel heeft, ook geopend. Fig. 2. De Gagel of Brabantfche Myrte niet haare Zaad- hoofdjes. II. 346 Plaat XXXVL Afbeelding van Tweehüizige. ♦ tegenover Blaiz. 399 Fig. 1. De Clutia pulchella van de Kaap, zynde het Wyfje of de vrugtbaare. bh 400 A. Het lang gefceelde Bloemp- je daar var» — 2. Het Mannetje of de on- vrugtbaare van de zelfde Soortt B. Het kort gefteeldeBloemp- je daar van , beiden fterk vergroot , om de Meel- draadjes te vertoonen. Plaat XXXVII. Afbeelding van Veelwyvige. . ~- — — — 423 Fig. 1. De Brabejum of Krans- boom , anders Kaapfe Amandel* . hl. 424 A. De Mannelyke , B de Vrouwelyke C. De Tweeflagtige Bloemen van dit fraaije Gewas, vergroot. D. Een Trosje vandeVrug- ten. • bi. 427 BESCHRYVING DER PLANTEN. X) E R DIE AFDEELING, De HEESTERS. XVI. HOOFDSTUK, Be Eigenfchappen en onderfcheiding der Samen* teelige Bloemen. Naomsreden. De Samenge* ftclde of Vergaarde behooreti Jer toe. Ver* Jchil der Blommetjes 3 daar de Bloem uit be» ftaat. Kenmerken in '£ algemeen. Rangfchik- . king in 't byzonder. t^^ÉSSggJc ben gevorderd tot de Negentiende JjÉ t % Klasfe van het Stelzel der Sexen 9 j| *• $ die geen Boomen heeft uitgeleverd > *$kVhê^ maar in welke verfcheide Heefters begreepen zyn. Dezelve voert den Griekfchen naam Syngenejïa, welken ik S amen teel i- g e heb verduitfcht ( *}. De Heer L i n n m jj s zelf (*) Zie het II. Deels I. Stük van deeze Natuurlyfo Hl- ftark , dat is het Eerfte van de befchryving der Planten • bi, £ SI. öeel. VI» Stok» * De Eigenschappen III. zelf leidt dien na^im af van de Griekfche wocr- AFxvi!Li den ™ (famen) en *iu&iS (Voortteeling), wes- Hoofd- halve zyn Ed. oogmerk , in deezen , myns oor- $tuiu deels , met gezegde benaaming veel beter gevat is 3 dan met die van Zwager - Planten of andere vreemde bewoordingen 3 wier betekenis niet ge- reedelyk in *t oog loopt of zelfs oneerlykheid influit. De reden dier Benaaming 5 van den Ridder opgegeven , is 3 dat de Mannelyke Teeldeelen , te weeten de Meelknopjes (Anthercz ,) van ver- fcheiden Meeldraadjes ( Stamina ) , famenge- groeid zyn en één Cylindrifch of Rolrond Lighaam uitmaaken , dienende dus gezamelyk tot bevrug- ting van een enkel Zaadje. Hier komt by, dat de Blommetjes , in deeze Klasfe , elk tot een byzonder Zaadje behoorende , door het- zelve op een zelfden Stoel (Receptaculum) in- geplant 3 en van een gemeenen Kelk omvangen zyn , waar in veele Zaaden te gelyk tot volko- menheid worden gebragt ; om welke reden de Plantgewasfen van deeze Klasfe ook Samentee- lige genoemd kunnen worden. Die van de laat- fle Smaldeeling alleenlyk, Eenwyvige (Monoga- mia) genaamd , welke maar weinig in getal zyn en als een aanhangzel 'er bygevoegd > moet men hier van uitzonderen. In deeze Klasfe , naamelyk* zyn die Geflag- ten vervat , welken de vermaarde Tourne- forTj naar dat derzelver Bloemen uit een me- nigte van regelmaatige Blommetjes 9 tot een Kop ek Kenmerken. 5 Kop of Hoofdje vergaard ; gelyk in de Diftels III.' en anderen : of uit veel onregelmaatige en als ^F^Ll half doorgefneeden Blommetjes famengefteld wa- Hoofö- ren, gelyk in de Paardebloemen : of uit een ver- SXUKf gaaring van de eerstgemelden 3 door een ge- Itraalde Krans van de laatften omringd, gelyk / in de Zonnebloemen , Afters en dergelyken * beftonden 3 in drie byzondere Klasfen gefchikt hadt. Anderen , gelyk Ray en Boerhaa- ve , hebben dezelven altemaal begreepen on- der den naam van Samengejlelde Bloemen. An- deren wederom gaven 'er den tytel aan van Samengelwoptc ö£ J^orgaarde eenbladige Bloem" pjes : komende dit op een en 't zelfde uit. Sommigen namen den Gemeenen Kelk en Stoel , die tot een Bewaar- en Zitplaats voor deeze Blommetjes ftrekt, 4aar by in aanmerking. Hoe kenbaar 5 nu , die Plantgewasfen aan dit laatfte en hoe gemakkelyk daar door van anderen te onderfcheiden zyn , heeft nogthans in de famenvoeging niet alleen , maar ook in de ge- fteldheid van deeze Blommetjes een wonder- lyke verfcheidenheid plaats , die het onderzoek van deeze Klasfc tot een der keuriglte 3 doch tevens moeielyktte Onderwerpen maakt van de Natuurlyke Hiftorie. Verfcheidene hebben zig , derhalve , daar op in 't byzonder toegelegd. Na To urnefort is dit ftuk door den be- roemden Va illant en Pontedera in 't Daglicht gefield ; maar vervolgens, na dat de Grootc Linn^us 'er gebruik van gemaakt 9 A 2 en 11. mzu vii Stuk» 4 De Eigenschappen IN. en de niet minder Kruidkundige Hoogleeraar A, AxviEL VAN Royen de Rangfchikking veranderd Hoofd hadt, door den Geleerden Heer Berkhey, stuk. thans Leftor der Natuurlyke Hiftorie op de Hooge School tc Leiden > niet alleen tmt een omftandige Befchry ving , maar inzonderheid door naauwkeurige en zeer fraaije Afbeeldingen , van alle de zo algemeene als byzondere Eigenfchap- pen deezcr Bloemen , grootelyks opgehelderde*). Gedagte Hoogleeraar hadt, uit de opgegeve- ne bepaalingen van den Ridder , de volgende Kenmerken van deeze Klasfe opgemaakt.- Syngenesi a, Samentcelige. De Kelk 5 het algemeene bekleedzel van veele Blommetjes , is eenvoudig* gefchubd, of meervoudig. Ieder Blommetje heeft een eigen Kelk > het Kroontje zynde van het Zaad, zit- tende op den top van 't Vrugtbeginzel. De Bloem is famengefteld uit veele Blom- metjes , die eenbladig zyn * met een lang zeer dun Pypje op het Vrugtbeginzel geplaatst, en deeze Blommetjes zyn: of Trechterachtig , met een Klokswyzen Rand , die (*) In zyn Ed. Dijfirtatb In&ugurélis , getyteld Expifith Ckara&erijtica Struïïurt, FUrum% qui dicuntur Compofiti 9 per J LE FRANCQ^ VAN Berkhev Leid, 1760. De Friefche Hoveuier .Meese heeft de befchry ving der Samenteelige- Bloem-Gewasfen , in navolging van Linnjeus , in de Hol- landfche Taal voorgeftcid , en daaromtrent zyne Aanmerkin» gen aan de Wereld medegedeeld ; Leeuw* 17*1 , ia 0&%* vo , met Afbeeldingen, en Kenmerken. 5 die in vyven verdeeld is , de Slippen omge- UI. boogcn uitgebreid hebbende : óf xv^' Spatelachtig , met een lang , plat , uit- Hoofd- waards geftrekt Randftuk , aan den tip ge-STUK* heel, drietandig, vyftandig of geknot: of Gebrekkelyk , wanneer zy geen Rand , geen Pypje of geen van beiden hebben. De Meeldraadjes, vyf in getal , zyn zeer korte , dunne , Haairtjes , in den Hals van het Blommetje ingeplant, met fmalle opgeregte Meelknopjes , die zydelings famengegroeid zyn tot een Pypachtig , vyftandig Rolletje, zo lang als de Rand. De Stamper heeft ccn langwerpig Vrugt» beginzel , waar op het Blommetje met zyn Voet rust , en een Draadachtigen opgeregten Styl 9 zo lang als de Meeldraadjes , doorboo- rende den Rol der Meelknopjes, De Stempel is in tweeën gedeeld , met omgeflagen uitge* breide Slippen. Een Zaadhuisje ontbreekt 'eraan. Het Zaad is enkeld, langwerpig, dikwils vierhoekig , meestal van onderen dunner, en wel , van boven Gekroond met een Kuifje, van veele S traa- len in 't ronde geplaatst, die of enkeld zyn of gejlraald , of Takkig ; en dit Kuifje is on- gedeeld of zit op een Steeltje : of met een klein Kelkje, dat dikwils vyftandig is en bly* vende. Of ' Ongekroond , en dus geheel naakt. A 3 De II, Deel, Vit Stuk» 6 De Eigenschappen De gemeene Stoel der Vrugtmaaking ontvangt A*Dxvi.' vee'e ongelteelde Blommetjes 9 op eene Schyf 9 Hoofd- die hol 5 plat 3 verhevenrond , Pieramidaal of stuk» Klootrond is , en deeze heeft de Oppervtekte Naakt , oneffen door , een weinig ingedruk- te Stippen : of Haairig , als bedekt zynde met opgeregtc Haairtjes; of Kaffig, als met Elsvormige , platte , regtop- ftaande Kaf jes , die de Bloempjes afzonderen , bekleed. Deeze Samenteelige Plantgewatfen , nu, zyn door den Heer A. van RoYENin vier Ran- gen 5 van Spatelbhemige 5 Kopbloemige 9 Naakt- bloemige en Straalblo$mige , onderfcheiden ; heb- bende zyn Wel Ed. daar in de Planten van den Leidfchen Akademie-Tuin, meestal volgens de Soortlyke bepaalingen en Gellagtsverdeelingen van den Heer Linnteüs 3 overgebragt en voorgefteld (*). De eigen Rangfchikking van den Ridder is 5 gelyk ik bevoorens aangemerkt heb, hier van aanmerkelyk verfchillende. Zyn Ed. merkt aan , dat 'er van de gedagte Blommetjes Tweejlag- tige zyn 9 die zo wei Meeldraadjes als een Stamper hebben : Mannelyke, die Meeldraad- jes hebben en geen Stempel: Vroumlyke , die een Stamper bezitten zonder Meeldraadjes, en Gelubde , die noch Man noch Vrouw zyn , als hebbende geen Meeldraadjes en geen Styl of Stem- (*) Vid. F/#r, Uidenfts Predrtm, Leid. 1740. p. IX 7 9 11 * en Kenmerken, 7 Stempel. Dit heeft zo wel plaats in Spatelblom- UI.- metjes als in Trechterblommetjes 3 en hier uit ^^fj^ fpruiten de volgende , weezentlyk plaats hebben Hoorn- de , Verfcheidenheden van Samenteelige Bloemen.STUK* 'Trechterachtige Tweeflagtige in de Omtrek. 1. Trechterachtige Vrouwelyke in de Omtrek. 2. , Trechterachtige Gelubde in de Met Trechter- j 0mtreL ^ achtigelwee- I Spatelachtige Tweeflagtige in flagtige Blom-ï de 0mrrpt_ , metjes op de Schyf en i de Omtrek. 4. Spatelachtige Vrouwelyke in de Omtrek. 5. Spatelachtige Gelubde in de Omtrek. 6. I Naakte Vrouwelyke in de Om- t trek. 7. Met Trechterachtïge Mannelyke op de Schyf en Naakte Vrouwelyke in de Omtrek vau den Stoel. 8. Met Spatelachtige Tweeflagtige op de Schyf; en in de Omtrek 3 beiden. 9* Alle deeze Verfcheidenheden zyn door den Heer LinnjEUs betrokken tot vier Rangen, welke ik bevoorensduidelyk voorgefteldheb(*J3 naamelyk tot die van I. Egaa* ( *) In het IU Deejls I. Stuk van deeze Nstuurlyfc H> $orie > bladz, 247. A 4 II* Deel, ▼!» Stok, 8 De Eigenschappen I. Egaale Veelwyvery. p, 1,4. 1L Overtollige Veelwyvery. 2,5,7, III. Vrugtelooze Veelwyvery. 3,6. IV. Noodzaakelyke Veelwyvery. 8. En daar is bygevoegd een Rang van V. ' Afgezonderde Veelwyvery ; als mede van VI. Eenwyvery, Deeze laatfte Rang, uit de Grondbeginzelen van het Stelzel der Sexen voortvloeijende, heeft 'er, zo L 1 n n je u s zelf aanmerkt, bygevoegd moeten worden , om dat het weezentlyk Ken- merk der Blommetjes van deeze Klasfebeftaat in de famengroeijing der Meelknopjes tot een Rolletje met een enkcld Zaad beneden den Voet van het Blommetje. Dit laatlte, evenwel, heeft geen plaats in alle zeven Soorten , welke tot deezen Rang betrokken zyn, en dus wordt die* by Ibmmigen , van de Samenteeligen uitgQ- monfterd. De Franeker Hovenier Meese , een niet onbekwaam Kruidkenner, zou, in zyne Verhan- deling over de Syngenefia , (welke, zo hy ver- klaart, alleenlyk tot opheldering van het gene Linn^us daar van gezegd heeft , ingerigt was , ) echter tot dit laatfte overhellen. Hy oordeelt , naamelyk , dat de Enkelde Paaring , gelyk hy 't Woord Monogamia verduitfcht, in fommige opzigten tegen de andere Rangen ftryde 5 of liever , niet met dezelven overeen- fcpme, 't Is waar, dat; de Bloemen hier geens- zins III. "Afdeel. xvi. Hoofd* STUK» en Kenmerken. 9 zins in een Gemeenc Kelk vergaard zyn 3 en HU ook niet als enkclde Blommetjes aangemerkt kunnen worden , devvyl zy in verfcheide Ge- Hoofd** Aagten van deezen zesden Rang geen enkeldeSTUK% Zaaden geeven ; maar hy heeft niet opgemerkt , dat de famengroeijing der Meelknopjes het Hoofd - Kenmerk uitmaakt van deeze Klasfe , en dat bygevolg alle de Planten , wier Bloemen die op die wyze hebben 3 daar toe betrekkelyk zyn. De Aanmerking , dat in fommige Soorten van Violen zulks geen plaats zou hebben , is voor iemand , wien de menigvuldige Speeling der Natuur in de Uitheemfche Planten 3 endemoeie- lykheid om dezelven naar de uïterfte ftrengheid in het haar behoorende Geflagt te plaatfen , be- kend is ; derhalve van de noodige toegeeflyk- heid in deezen bewust; van weinig belang. Uit het voorbeeld van't Geflagt van Laarus alleen 5 tot de Negenmannigen t'huis gebragt, waar in Soorten voorkomen met vyf , zes en de gewoo* ne Laurier met van agt tot veertien Meeldraad- jes ; als ook uit dat van JEsculus, waarin de eene Soort zeven 5 de andere agt Meeldraadjes heeft ; en wel inzonderheid uit dat van Vale- riana 9 waar in eenmannige 5 twee , drie en viermannige Soorten begreepen zyn; ziét men klaar > welk een moeite de Ridder aangewend heeft om de Geflagten niet te vermenigvuldi- gen 3 en hoe veel zyn Ed. gelet heeft op de uit- wendige Geftalte. Zo dat de onvolkomenheid, hier in plaats hebbende 3 meet aangemerkt wor- A 5 den II, DeïM VL Stuk, io De Eigenschappen III» den als een onvermydelyk Ongemak , fpruiten- AFxvi!L' de uit de fPeeIzuêt der Natuur. Hoofd» De Klasfe der Samenteeligen vereifcht, in dc «tuk. Kruidkunde, eenige byzondere Benaamingen, gelyk 'er reeds, in dit Hoofdftuk, door my ge- bruikt zyn. Ik meen reden gehad te hebben , om in het verduitfchen van de Latynfche of Griekfche Woorden , door Linn^eus daar toe gebezigd , van die van gezegden Kruidken- ner af te wyken. Ik volg den Ridder in de onderfeheiding van Flores Capitati [Kopbloemi* ge] , Discoidei [ Schyf bloemige ] en Radiati [Straalbloemige] ; waar van de eerlten Flosculofi van Toürnefort gety teld wareo. De Schyf bloemige , wegens de platheid dus ge- naamd , komen met de Naaktbloemige van den Hoogleeraar van Royen, dat eigentlyk orc- gejtraalde Straalbïoemen zyn , nagenoeg over- een. De Afdeeling der Semifloscidoji ; welke door beiden behouden wordt , is naauwlyks in een Nederduitfch Gewaad te fteeken, ]k ge- bruik , derhalve 3 daar toe de benaaming van Spatelbloemige ; om dat de Blommetjes , waar zy uit beftaan , door my Spatelblommetjes ge- noemd worden , in navolging van 't Woord Li* gulati , dat geene Tongblommetjes betekenen kan , en dezelven gelyken grootendeels ook meer naar een Spatel, dan naar een Tong, die altoos fmaller uitloopt , terwyl zy dikwils naar 't end verbreeden of evenbreed blyven. De Floscali Tubuloji , die in de Kopbloemen de geheelc Bloem , i en Kenmerken* ii Bloem , en in de Straalbloemen het midden of 111%* de Schyf beflaan , noem ik niet Pypblommetj 'es (hoewel die benaaming vry algemeen gebruike- Ioofd* lyk is,) maar Trechterblommetjes: want zy zyn3Tüs^ altoos Trechterachtig en men vindt 'er die in 't geheel geen Pypje hebben ; 't welk nooit , by- na 3 aan de Spatelblommetjes ontbreekt. Dus ziet men 5 dat ik maar de verwarring in deezen getragt heb te vermyden. Dat ik het Bedde of de zitplaats van de Eloem [Receptaeulunï] den Stoel noem , is om dat dit Deel deezen naam voert in de Artisjokken. Voor 't overige komen de benaamingen der Vrugtmaakende deelen met ; de genen , die ik te vooren in dit Werk gebruikt heb, overeen. De Plantgewasfen van deeze Klasfe hebben meest de Bladen overhoeks of overshands aan de Stengen en Takken , zelden tegen elkander over of gepaard. Onder de zevenhonderd Soor- ten , die daar in opgeteld waren , vondt de Heer Dr. Berkhey maar vyftig van de laatstge- melden. Eenige weinigen , bovendien , hebben drie- of viervoudige Bladen. In de meeften wordt de Steng van de Bladen eenigermaate Scheedachtig omvat, wanneer dezelven ongedeeld zyn. Zeer veelen van de Spatelbloemigen heb- ben de Bladen door uitfnydingen Vinswyze of Lierachtïg verdeeld. Men vindt 'er veele Hee- fterachtigen of Heefters onder , gelyk uit de volgende befchryving zal blyken. 11* Deel. VI* Stuk* XVII. HOOFD- 12 S amenteelige Heesters. IH# o o o o o. o e 0f0ë¥ölggg Afdeel. xvil XVIL HOOFDSTUK. Hoofd* STUK. . , n Befchryvmg van de Samen teelige Hee- sters, Syngenefia , volgens de zes Rangen 9 waar in dezelven veorkomen. Eerste Rang. Egaale Veelwyvery. Dus noemt men de gefteldheid van deeze Samenteelige Bloemen , wanneer alle de Blommetjes Tweeflagtig zyn , dat is , zo wel een Styl en Vrugtbeginzel als Meeldraadjes heb- ben. Dit heeft plaats in de Eerlie, Vierde en Negende , der gedagte Verfcheidenheden of Soorten van Samenteeling, en hier toebehoort het Geflagt van C A C A L I A. De Kenmerken van hetzelve zyn: een naak- te Stoel ; een Haairig Zaadkuifje : een Rolron- de 3 langwerpige Kelk , die van onderen alleen- lyk eenigermaate gekelkt is. Het bevat vyftien Soorten , waar van de ze- ven eerften Heefterachtig zyn , als volgt. t. f i) Cacalia , die een Heefter achtige Steng Cacalia 7 ' Papillaris. nMjt , Gerepelde. fi) Cacalia Caule Fruticofo , obvallato Splnls petiolaribys truncatis. Syst. Na:. XII. Gen, s>3 3. p. 535. Veg. XIII, p. 611. Kleinja Caule Carnofo &c. H. Cliff. 395. Cacalianthc mum Caudice papiilari? ViLU Elth% ii% T. 5S* ft 6h S Y N G E N È S I A 13 heeft\ bewald met Steelachtige geknotte IK. tV mlm Afdeel; Doornen* XV1I# , , T>, . . Hoofd* Deeze, onder den naam van Kleifiia met eengTUK# Vleezige Steng 9 die bewald is met geknotte Etrpt Steeltjes , in de Kliffortfche Tuin voorgefteld is by Dillenius onder dien van Cacalian- themum met een getepelden Stam afgebeeld. Zyn Ed. merkt aan ? dat die Tepels Houtig zyn , üiectegenfiaande de Bladen de Sappige hoedanigheid van Huislook hebben. Zy blyven van de afvallende verdorde Bladen over. Uit Holland was deeze Soort in den Elthamfchen Tuin gebragt. , (2) Cacalia 3 die een Heefteracht\ge Steng ih heeft 9 met langwerpig Eyronde Bladen ; a£?e£? de Eladfleelen met drie Streepen neder- fhorUum. , Jn * Sreedbla- waards ajioopende. dige. Onder den naam van Ant - Euphorbium is dit Gewas , dat insgelyks zyne afkomst van de Kaap der Goede Hope heeft > door verfcheide Autheuren afgebeeld. Het voert dien naam , als een Tegengift zynde van het Euphorbium; dewyl het door de zagte Lymerigheid van zyn Sap kon dienen om de fcherpheid van die Gom- Harst (i) Cacalia Caule Fruticofo , Fol. ovato - oMongls planls, ïetiolis bafi lined triplici dedu&is* Kleinia Fol. Carnoiïs p!a* nis &c. H. Cliff. 395. Am • Euphorbium. C. E. Pin* 387* DOD. Pempt. 378' MOIUS. Hifi. UI. p. 345. S, 7* T. h\ & 10. DlLL. Eltk. 63. T. 55. f* 3» IL D£iLt VI# Stuk» 14 Samen teelïge Heester-s. I11- Harst tc temperen . Dodonóus acht dat Axv^f.L 'men 't zelve tot de Telephia zou kunnen be- Hoofd-. trekken. Het komt 'er , in 't uiterlyk aanzien , STÜK* eenigszins mede overeen, hebbende ronde groe- M«£fe ne Stengen , met Bladen als van Porfelein be- zet , doch de Bloem- en Vrugtmaaking is groo- telyks verfchillende ; gelyk men dit byMoRi- son en Dillenius kan zien. til. t f3) Cacalia , die een Heeflerachtige Steng Cu«d$*a. heeft en Vleezige Wigvormige Bladen. Wigbhdi- 6e» De Steng van deeze is Vleezig , met onge- ribde vlakke Bladen 3 van onderen een weinig rond. 't Gewas kwam van de Kaap , en fcheen hier t'huis te hooren ; doch de Vrugtmaaking was , alzo het in de Upfalfche Tuin niet gebloeid hadt, door den Ridder niet onderzogt. iv* (4J Cacalia 5 die een Heeflerachtige famenge* Cacalia flelde Steng heeft , de Bladen Lancetvor* smalbia- mig plat , met flaauwe merktekens der di*e' Bladfteelen aan de Steng. Deeze voert thans den bynaam van Kleinia , welken Geflagtnaam Linnjbus verworpen heeft , (3; Cacalia Caule Fruticofo, Fol. Cuneiformibus Carnous. Mant. 11 o* (4) Cacalia Cauie Fruticofo compofito , Toliis lanceolatïs planis, Petiol. Cicatrtcibus obfoletis. Kleinia FoL lanceoL&c* H' Ctijf. $9S. Cacalianth, Folia Nerii glauco. Dill» Elth. €i. T* 54. f» Frut. Ind. Oriënt. Lavandulas folio. C. B. Fin. 40U Nee Cacalia, nee Cacaliaftrtim &c. Klein Mtn^r. BukMi FU hd* P» 175* S Y N G E N £ S ï JU 15 heeft 5 hebbende dien te vooren aan deeze Ge- HL wasfen gegeven. Zy was van zyn Ed.? in de*™!*1* befchryving der Planten van den Kliffortfchen Hoofd* ïuin , Kleinia met vlakke Lancetvormige $Za-6TUK* den en eene gladde Buikige Steng, genoemd ge-R^gf* weest. De vermaarde Klein heeft 'er een byzonder Werkje over uitgegeven , zeggende. 3, Het is geen Cacalia , noch Cacaliaftrum ; „ maar misfehien een Heefterachtige Tithyma- „ loides met Oleander -Bladen." Het zou de Oostindifche Heefter met Lavendel - Bladen zyn van C. Baühinusj die daar toe den Laven- delbladigen Boom van Clusius betrekt: waar van een Tak, uit Oosclndie in Engeland over» gebragt , door deezen Kruidkenner is afgebeeld. Het onderfcheid , tusfehen Lavendel- en Ole- ander-Bladen, is evenwel wat groot. Dille- nius heeft het Gewas , onder den naam van Cacalianthemum, afgebeeld, en merkt aan, dat hetzelve, in vier of vyf Jaaren tyds, opfchiet tot twee of drie Ellen hoogte en tot de dikte van een Arm. Het groeit op de Kanarifche Ei- landen , en misfehien ook in Indie 3 zo Lin- jïjEUs aanmerkt. De Hoogleeraar N. L. Bur- mankus brengt deeze Soort tot de Oostin- difche Planten t'huis. (5) Cacalia met een Heefterachtige Steng en v. gekneepen Vleezige Bladen* FMdef4 Dee- DikbkdE ge* ($) Csctli* caule. Fruticofo , Tol, comprcsfïs Carnofis. Ih DlEU VI, STUgj i6 Samenteelige Heesters Afdol ^ceze is onder den naam van Afrikaanfck xvii. ' Boomachtig Kruiskruid, met Bladen en Geftalte Hoofd* vaH Fjcoides , door Commelyn in Afbeel- STUK. É* ding gebragt , onder de zeldzaame Planten van Roh£. den Amfterdamfchen Tuin. Het maakte 'er , üit Zaad geteeld zynde 3 in twee Jaaren tyds een Gewas van meer dan twaalf Voeten hoog 9 zig aan den top in veele Steeltjes verdeelende, die vergaarde Blommetjes voortbragten in Rol- ronde Kelken en daar op volgden gepluisde Zaaden. Het Loof was Zeegroen en als met een blaauwachtige Daauw bedek t* Men vindt *er drie Verfcheidenheden van in de Hoven * ten opzigt van de grootte en figuur der Bla- den, zode Hoogleeraar N. L. Burmannus aantekent* vi. C6) Cacalia met een Heejlerachtige Steng en tepeZf* Platte ^leeziSe Bladen, Kruipende jjeeze _ zo wej ajs je naastvoorgaande , vaii de Kaap afkomftig, komt in Geftalte zeer met dezelve overeen , maar de Bladen zyn holach- tig plat van boven, niet op zyde, zegt Lin- NiEüs, en het Gewas heeft een kruipende Wortel , dat de andere niet heeft. Te Üpfaï hadt het niet gebloeid. (7) Ca« Kleinïa £ol. Carnofis lanceolatis "&c« tt. Cliff. 595. Senecio Aftic. Arboresccns, Ficoidis Folio & facie. Bradl. Succ. $é p. 11. T. 4.9. f6) CacalU Caule Friuicofo , Fel» depiesfis Carnofa Mm. xx«. S Y N G E N E S I A* 17 (7) Oacalia met een Heejlerachtige Takkige llïi Steng 9 de Bladen Liniaal , vlak > ver* A /pmd. Hoofd4 stuk* Dit is een klein Heefter - Gewasje , in Brafil Vir. groeijende , volgens A r d ü i n u s , met Draad ^^Sfi achtig dunne Takjes , en zeer fmalle , vèrlprei-/* de * niet Vleezige Blaadjes. Enkelde Bloem- Heefter* fteeltjes draagen een vyfbladigen Kelk > dieachtl5* veele paarfche Blommetjes bevat. Het Zaad- kuifje beftaat uit ftekelige Haairtjes. ÉUPATORIUM. Een Naakte Stoel ; ecu gepluimd Zaadkuif- je: een Kelk die langwerpig en gefchubd is: de Styl der Blommetjes lang en ten halve ge- fpleeten : maakt de Kenmerken van dit Geflagt uit* Het bevat meer dan twintig Soorten, onder welken veelen Heefterachtig zyn. fNaar het getal der Blommetjes , in de gemeene Kelk ver- vat , worden zy in Afdeelingen onderfcheiden , als volgt. * Met vierbloemige Kelken. (1) Éupatorium met Lancetvormige geaderde* ' ï* jj Eupato* JimUWrtum Da* len* (7) Cdcdlia Caule SufFruticofo Ramofo ^ FoL Laiearibus, £>alea« planis , fparfis. Mant. 109. Cacalia Fol. Lin. integerrimis , Caulibus unifloris. Ard. Sp, II. p4 39. T. 19, (1) Éupatorium Foh lanceolatis venofis obfolete (èrrarïs glabris, Calyc. quadrifloris , Caule Fruticofo* Syst. Nat. XII. Gen. 935. p. 5 36, Veg. XIII. p. Datea Fruücofa &c„ $rown. Jam 314* T. 34» f. u B l IU DEtt* VI# STUKt i8 \ Samenteelige Heesters. IIL flaauw getande gladde Bladen, de Kelken ï\ooyt>* vierbloemig, de Steng Heeft er achtig. XV1L Door den Engelfchen Heer, Doktor Brow "Eerflt N E \ is Gewas op Jamaika ontdekt , dat hy genoemd heeft Dalea , die Heefterachtig is, met langwerpige , fmalle 5 eenigermaate getan* de 3 wederzyds verlangde Bladen tegenover elkander, en Bloemtrosfen aan 't end der Tak- ken. Hy heeft 'er de Afbeelding van gegeven. TT, (a) Eupatorium met frnal Lancetvormige 9 Eupato- drieribbige, byna effenrandige Bladen. rlumHJjo* ° ?5«alwa- Deeze ] Jour Dilleniüs onder den naam van Virginifche met fmalle Bladen en witte Bloemen , afgebeeld , fchynt die te zyn van PlukeneT) welke ruig is en de Bladen naar 5t Loof van Hyfop gelykende heeft. Die van den Heer Clayt.on met witte Bloemen, op de toppen der Takken digt famengehoopt 3 en vee* le lange , fmalle , ftekelige Bladen , fchynt 'er naar te gelyken. Het groeit een Elle hoog» ni. (3) Eupatorium met een windende Steng 9 en T^mfctn Hartvormige getande , f pit je Bladen. dens* Klimmend. UK (2) Eupatorium Fol. lanceolato - linearibus trinerviis fubin- tegerrimis. Eup. Virg. Fol. angufto , Flor. albis Dill. Elth. 141. T. 115. f. 140 Eup. Virg, Flore albo, HyiTopi Fol. semulum. MOR. Hifi* III. p» 98. Eup, lvrs, Hyflopi Fol, «mula, &c. Pluk. Alm 141* T. $s.£ 2. Raj. Suppl. 189. (3) Eupatorium Caule volubili , Foliis cordatis, dentatis , acutis» //♦ Cliffl 196. H. Ups. z$z. R. Lugdb. 156, GRON. Vir*< 120. Cöjud* Nmk. m% Conysa fawdcjis &c, f ium* Syngenesia, lj} Dit is mede een Virginifche, als een nieuw IIL Soort van Clematis 9 met Komkommer - Bla- A*£yf£' den, by Plükenet geboekftaafd. Men Hoofd» betrekt 'er toe , de Klimmende Conyza , metSTÜK* hoekige Bladen van Nagtfchade , by P l u m i e r. Rj^f* 9t Is een Watergewas , dat welriekende witte Bloemen heeft , de Bladen lang geftceld , zo de Heer Clayton aantekent. Hier toebehoort , zothans aangemerkt word t3 dat Oostindifche Gewas van Java, waar van de Hoogleeraar N. L. Bürmannüs de Afbeel- ding heeft gegeven , onder den naam van Hart» yormig Eupatorium , wegens de geftalte der Bladen , die ook lang gedeeld zyn en de Ran- ken zeer glad 3 draagende Pluimen van Bloe- men (*)• (4) Eupatorium met een windende Steng , de w. Bladen Eyrond effènrandig. rhmHou , Jlonis» Tot deeze Soort wordt het Eupatorium met HartMadfc; fpits Hartvormige Bladen 3 van den Heer Mil- ler f t'huis gebragt ; zo dat de gedagte Oost- > indifche , welke de Bladen van zodanige fi- guur en niet getand heeft y hier nader fchync t'huis lc. 99. Clematitïs novum Genus, Cucumeris folio, Virg. Pluk. Alm. 109, T. 16 3* & 3. <4) Eupatorium Caule volubili , Fol. ovatis integerrimïf.' H. Cliff. 396. Eupat. Fol. cordatis acuminatis &c. Mtix« Dt&. i<5« Conyza Araericana fcandens &c. Amjm. Herh 4>t; (*) Eupatorium Cotdatum. Eurm* Fl. Ind* p* 176* T* 53. f4 2. B 2 II. DEEL, VI. STUK* to Samentee li ge§ Heester s. ' III. t'htlis te hooren. Het is een klimmend Gewas , Axv1f.L"met Aairen van Bloemen , dair alle de vier Hoofd- Blommetjes buiten den Kelk uitfteeken. De stuk. Groeiplaats wordt gefteld te Vera Cruz in de *f5? Westindiën. * * Met vyfbloemige Kelken. Muat* ^ Eupatorium met Piekswys' Eyronde, ge- rium Zei- Jleelde, getande Bladen. lanicum. ceyionfch. De Bladen van dit Gewas , 't welk Houtige Stengen heeft , zyn van boven zwartachtig , van onderen met een witte Wolligheid over- toogen , zo dc Hooglccraar J. ÜÜRMANNU8, in zyn Ed. befchry ving der Ceylonfche Planten > aantekent. Uit de Afbeelding blykt, dat het- zelve de Bladen aanmerkelyk ge -oord heeft , wordende Pupula genoemd van de Ceylonee- zen , om dat het op woefte Steenachtige plaat- fen groeit. vr. (6) Eupatorium met ongefteelds Lancetvormi- riumjhsfi' Se Bladen , die de Steng omvatten. Ufo Hum. Ongefteeld. Een (5) Eupatorium Fol. ovato - hafhtis , petïolatis , dentatis. Fl. Zeyl. 306. Eupat. Zeyl. &c. Mor. Hifl. III. p. 99* Ca* calia Foiiis Aurïculatis ferratis &c* 8 URM» 2?eyt. $2. T. 21» Jacobzea Scnecionis Flore , Zeylanica , odorata. Raj. SuppU 188. BURM. FL InL 17 6. (6) Eupatorium Fol. fesfïlibns amplexi -caulibus diftinéfcïs lanceolatis. IU Ups. 254. Gron. Vtrg. 118. Eupatorium Virginianum Flore albo &c. MOR» WJï. UI, 9%. RAJ» SuppU 188. SYtfGENESIA. at Een Virginifche, met witte Bloemen , en Bla- III» den als van Kruifemunt ? doch fmaller, onge- Axvif.!" iiecld en zeer fyn getasd , maakt deeze Soort Fïooro- wt, STUK' (l) Enpatorium met Lancetvormige getande vir. Bladen , de Kelkblaadjes Lancetvormig , aan de punt Vliezig en gekleurd. hum. Deeze, in Penfylvanïe groeijende, heeft een regtopftaande geltreepte Steng; de Bladen ge- paard, byna ongefteeld, breed Lancetvormige Aan 't end komt een Bloemtuil , die geheel wit is : want èë Kelken zyn gefchubd met Blaadjes 3 wier toppen Vliezig zyn en wk. Hier van heeft deeze Soort den bynaam. ( 8 ) Enpatorium met Eyronde , gefleelde > vnr, Zaagswys9 getande Bladen, rfumChi Deeze, in China door den Heer OsBECKchinccfch waargenomen , heeft de Steng rond gearmd , byfcans naakt; de Bladen gepaard 5 fpits Eyrond, grof getand , gelteeld , glad > van onderen blee- ker. Aan 't end komea de Bloemtuilen voort. (9) Eupatorium met ongesteelde , af gezonder i%m de, rondachtig Hartvormige Bladen. uu^rJ^4' De Rondb!* f7) Eupatorium Fol. Lanceol. ferratis, Calycinis Foliolis ïanceolatis, apice feariofis Coloratis* fóg* XIIL apice mem- bxanaeeis Coloratis. Mant. m. (8) Eupatorium Fol. petiolatzs, ovatis, ferratis. Sp. Plant. 11 72. (9) Eupatorium Fol, fesfilibus diftin&is % fubrotundo • cor- B 3 de onder/ten uitwaar ds eeniger» grootst!" maate getand , de Steng Heeft er achtig. Het Virginifche Eupatorium met zeer lange en fmalle Bladen 5 van Morison, is niet naauwkeurig befchreeven. Men heeft deeze Soort te Upfal uit Penfylvanie bekomen. De Stengen zyn eenigermaate Houtig > en komen uit een blyvende Wortel voort, maar vergaan Jaarlyks. 't Gewas groeit Mans langte hoog. De Bloemtuil is wit , met de Meelknopjes al- leen paarfchachtig bruin. 1 De overigen Soorten, waar onder het Eupa* toriam Cannabinum of Boelkens - Kruid , zullen onder de Kruiden befchreeven worden. Pteronia. Vederkruid. De Stoel is, in dit Geflagt, bezet met Bor- ftel- datis. Eupatoria Valerianoidcs Virginienfïs &c. Pluk. Alm* 141. T. 38. f. 4. Raj. SuppL 189. Cacalia Fol. rotundiori- bus &c. Mor. tèft. Ut, pf 54- (10) Eupatorium Fol. Lanceolotis nervofïs, inferioribus ex* timo fubfcrratis Caule SurTruticofo. H. Ups* 253- GRON* Pirg* ns. Eupat. Virgin, longisfimis & anguftlsfimis Folii?* MOEIS. Hifl% IIU p» $7« RAJ, SuppL nj% S-YNGENESIA* 23 • fteltjes, die in veelen verdeeld zyn : het Zaad- ^ Uk kuifje ecnigermaate gepluimd: de Kelk Schub- Xvn/# achtig bekleed. Hoofb- Het bevat twee Soorten 9 beiden van de*TUK' Kiap afkomflig, naamelyk. (jj Pteronia met verf trooide Bladen > die aan u m den rand gehaaird zyn* CampTJf Tütü. Die gehaairdheid der Bladen , welke daar waldeken* door als Vederachtig zyn in deeze Soort, zalde* waarfchynlyk aanleiding gegeven hebben tot den Geflagtnaam. 't Gewas is Veder dr aager 9 met Bladen van Camphorata , door V A t L- lant getyteld. Men betrekt 'er toe , de Kriiiderige , Heef ter achtige 5 Moorfche Conyza van Plükeket, hebbende eengroote Goud- • geele Bloem 3 uit Pyp - Blommetjes famenge» ■field. Het is een Heefter , met een Steng vm drie Voeten hoog ; de Bladen zeer fmal , vlak , uitgebreid en op zyde gehaaird hebben- de, de Bloemen aan 't end , eenzaam, geel , grooter dan die van de Santolina, zegt de Rid- der. Qï) Pteronia met gepaarde Bladen, de Tak* ir. ken gegaffeld en wyd gemikt. Dit^g? (O Pteronia Fol. fparfis bafi ciliatis. Syst. Nat4 XII. Gen. *paarbladi> 9%1- p. 538. Veg. XIII. p. 614., Am. AcacL.V\. Afr. 48. ge, Frerophoros Camphorata, foliis ad margines pilofis. VAiLL» A&. 375» Gonyza Aromatica Frutesc. Maurit. PLUK* Mant* 56. T 345« f. 56. 2. (z) Pterwia Fol» oppofitis, Ramis dichotomis dmiicztis. B 4 lh DEEL* VI. STUK* 24 Samenteelige Heesters. HI« Dit is een Kaapfch Heeltertje van een Hand- AxvEii.L' Pa,m ll00S > met kleine 3 Lancetvormige eeni- Hoofd- germaate Wollige Blaadjes > de Bloemen aan «tuk. ?t end3 ongelteeld en geel hebbende; de Blom- Rangf* tnetjes diep verdeeld , twee langachtige Stem- pels; de Zaaden ruig, het Zaadkuifje Borftelig* den Stoel Kaffig ; volgens den Hoogleeraar D* VAN ROY EN. Tot dit Geflagt betrekt de Heer B e r g i u s > onder den naam van Pteronia rigida , een Kaapfch Heeftertje , dat zeer Takkig is 9 van een Voet of hooger. Deszelfs Steng en Takken zyn vierkantig , de Takjes vond, allen ftyf en be- zet met Wigachtig fmalle Blaadjes , Wollig en ongefteeld, een halven Nagel lang : de Bloemen aan 't end , eenzaam , hebben een Tolronden Kelk , van fmalle , ftompe, Kafachtige Schub- ben , naar beneden allengs korter 9 ide aller- laaglten Eyrond. De Blommetjes zyn Trech- terachtig, geel van Kleur, met een Rolrond , Buisaehtig 5 Meelknopje , den Mond in vyven gefneeden hebbende. De Zaadjes zyn gekroond met een zeer fyn gepluimd Zaadkuifje. De Stoel is bezet met ftyve , fpitfe , Schubbetjes , in plaats van Kafjes ; dat weinig verfchilt: doch de befchryving is wat duilter , en mooglyfc heeft daarom Linnjeus deeze Soort niet er» kend: S T E* Cyanus Centauroides frutescens Lavandute folio* B$tEy# Prodr. nr# p. 28. T. 17. f, 3. Cent, fase. p. zu , S Y N G E N E S I A. *5 STEHELINA. UI» ' Afdeel. Dit Geflagt naar den Heer Stehelin xvh. van Bazel , van wien men eenige Kruidkun-|^°°FD* dige Waarneemingen heeft 3 waarfchynlyk ge- Ee^ tyteld y heeft zeer duidelyke Kenmerken. De#*«g, Stoel is bezet met zeer korte Kafjes : het Zaadkuifje Takkig gepluimd : de Meelknopjes geltaart. Zes Soorten zyn 'er in begreepen, als volgt. (i) Stehelina met Draadachtige Wollige Bla* t.' den, de Kelk - Schubben aan de Punt Vlie- q^ÜL zig en omgeboogen* Aft Wollige. De Ethiopifche Jacéa van Plukenet, hier aangehaald > heeft de Doorntjes en Schub- betjes der Hoofdjes Goudglanzig. Bergius, dit Gewas , van de Kaap afkomftig, befchry- vende, zegt dat de Bladen twee Duim of lan- ger zyn , Draadachtig dun 3 met een Sleufje overlangs en witachtig Wollig , gelyk ook de Bloemen aan 7t end der Takjes , die als binnen den Kelk verholen zyn , welke uit fmalle Schub- ben beftaat. De deelen der Vrugtmaaking kwa- men overeen met die van dit Geflagt , in 't algemeen, (2) Ste- (i) Stehelina Fol. Filiformibus tomentofis, Squamis Caly. cinis apice membranaceis reflexis, Syst. Nat. XII* Gen. 93 g. p. 533. Veg. XIII. p. 614. Berg. Cap. 232. Gnaphalium Fol. linearibus &c. R, Lugdb. 151. Jacea Ethiopica, Sfoecha- dos Citrinx majoubus & towentofis foliis &c* Pluk. Alm* %9i* TV 30a. f. 3. B 5 II. DfSU VI, STWft 26 Samenteelïce Heesters. MI* ( 2) Stehelina met /malle getemde Blaadjes , ^xvn.L" de Kelkfchubben Lancetvormig; hei Zaad- Hoofd- kuifje eens zo lang als de Kelk. STUK* n. Dit Gewas, dat in de Zuidelyke deelen van dubtalha Europa , Spanje , Languedok en Provence , TwVfisi. groeit , is onder, verfcheide naamen voorgefteld achtige. geweest ^ naar >t ger)e hier onder blykt. Het komt ook voor als een middelflag tusfehen de Serratula, Gnaphalium en Stehelina, zo Ltn- NjEüs aanmerkt , geevende 'er derhalve den bynaam van Twyfelachtige , aan. Tourne- fo.rt noemt het Jacéa die een Hoofdje heeft, met Rosmaryn • Bladen. Men vindt de Af- beelding by Lobel (*) 9 waar uit blykt , dat de Hoofdjes , wegens de langte der Zaadkuif- jes, langwerpig zyn. Het groeit Heeftcrachtig op dorre plaatfen , hebbende de Takjes en Bladen Wollig en de Kelkfchubben paarfchachtïg , zo Gouan aantekent. Volgens Magnol is 't een zeer fraay Plantje., bloeijende in de Maand September. (3) Ste- (i) Stehtlina FoL linearibus dentïculatïs , Squam-s Calyci- nis lanccolasis , Pappo Calycibus duplo longiore. Allion» &ic. 73. Gouan Monsp* 430. Gnaphalium Caule Ftuticofo &c. R. Lugd. HU Stoechas odorata purpurea. Lob. ïlluftr. MAGN. Monsp. 247, 297* Stoechadi clttlnx affinis. J, B. Hijlm III. p. 156. E-Iychryfum fylveftre Flore oblongo. C. B. Pin 265, Chamae « Chryfocomc &c. BARR. Icon. 40*. Jateacapi* tata Rosmarini Faho. Tcurnf. lnjï% 444» (*) Stoechas citrina altera inodora. LOB. Icon* 485* Vid. Gouan. 1. c, Syngenesia* a7 (<\) Stehelina met ovaale Bladen. UU AfDEEIj, Op Kandia , op de Hierifche Eilanden en in H^ri* Provence , groeit deeze , die een Boomachtige3TUI^ Heefier is, met rondachtige Zilverkleurige Bla- Ulm den en Bloemen heeft ais de Koornblocmen* Stebeiina i ournefor r noemtze Boomachtige Jacéa^ms. met Bladen als van den Styrax-Boom. De KelktJ0e;macI^ beftaat uit fiompe Schubben : het Zaadkuifje is Takkig gepluimd , de Meelknopjes zyn van onderen getand : geen gelubde Blommetjes ko- men 'er in voor. (4) Stehelina met Jlomp Lancetvormige Bla- iv* den. Stebelina rruticofa. Deeze groeit op Kandia en in de Levant jachtige.*" volgens Dr. Geraud. De Bladen zyn by die van Weegbree door Tournefort ver- geleeken , en by de Olyf bladen door Vail- lant» 't Gewas is Heefterachtig en heeft Bloem- O) Stehelina Fol. ovalibus, SCHREB. Dec. I/T. 1. Cen* taurea Calycibus ièjuamofis, FoL ovatis fubtus tomentofï.% Gm.Prcdr. 187. Raponticoides Frutescens Styracis felio. Vaill. Aft. 179* ]acea arbor Styracis folio» Töurnf* /«/?• 445* Cyanus Arboresccns altet£ Folio Styracis. Alp. Exot. 33. T, 32. Frutcx rotundo Argenteo folio, Cyani üore. C* B. Pin. 452. (4) Stehelina Fol. Lanceolatis obtufls. Centaurca Fruticofa. Sp. Plant% 1285. Cyanus repens anguftifolius. C. B. Pin. 274. Cyanus repens. Loa. Ic. 548 • ]acea Frutescens Plantag. Folio, Flore albo. Tournf. Cor. 32, JUiaponticoidcs frutes» eens Otex folio, Vaill, Att. 179. IU Disu vit Stuk* 23 Samenteelige Heesters, 111. Blocmhoofdjes gelyk de voorgaande Soort , wor- AxvilL' dende Kru*Pende Smalbladige Koorn bloem gc- Hoofd» tyteld van C« Bauuinus. stuk* C5) Stehelina met fmalle 9 zeer lange, digt Chlm&ptu- geplaatjle, omgejlagen Bladen. "pynbiadi- Onder de Serratulaas is deeze geteld ge- ge. weest , die den bynaam van Chamapeuce , dat is Laage Pynboom , voert, wegens de Naald- achtige figuur der Bladen. Zy groeit ook op Kandia , en is een Heeftertje , dat uit den Wortel veele Stengetjes voortbrengt , die digt bekleed zyn met Bladen van gezegde figuur, witachtig, zo Alpinüs aantekent. Op 't end der Stengen komen , gelyk in zyne Af- beelding, de Blocmhoofdjes voort. VIi (6) Stehelina met Elsvormige , opgeregte , Wollige Bladen* Schubbla^ d'lze* De bynaam van deeze Soort , die aan de Kaap haare Groeiplaats heeft, is ontleend van den Heer Berciüs^ door wien dezelve cm- ftan- (5) Steküna Foi. linearibus confertis longisfimis revolutïs. Sen?tula Chamaepeuce. Sp. Plant, 1147. Centaurea Calycibus inermibus &c. Hs Cllff. 421* R. Lugdk 13S. Jacea fruticans Tini folio. C* B. Pin. 271. PLUK. Alm* is>o, T. 94. f. i* Chsmaepeuce. Alp. Exot. 77. T. 76. Stoebe capitaia , Chia- maptuce. ALP. Exot. 77. T. 75. Stoebe Oetica fruiicans, Pinea: anguftis Foliis. MOR. Hifi* UI. p, 133» Sf 7. T* 26, f. $♦ (6) Stebelin*. Fol. fubulatis ere&is tomentofis. Munt. 28. i4 Stehelina Calycibus turbinaiis, Fol» acunünatis ovatis imbxu catis. liï-KGt C^, 233* Syngënesia* 2? Handig befchreevcn wordt. De Steng is Hee- III; fteracbtigi rond, Wollig, bezet met Kroontjes *rxDvE£L van Takken , die ook Kroont jeswys' bekleed Hoofd- zyn met Draadachtig dunne gebladerde Tak-STÜK* jes , hebbende zeer kleine, Eyrond gefpitfte gladachtige, van onderen wit -Wollige , ver- fpreide , Schubswys' opleggende Blaadjes. Twee Bloemen , de eene ongedeeld , de andere met een kort Steeltje , komen aan 't end der Tak- jes voort. De gemeene Kelk is uit sfmalle Schubben famengefteld , die fpits en glad zyn , aan de kanten met een witte Wolligheid ge- haaird en aan 't end een Kaffig Schubbetje heb- bende, dat blaauwachtig gekleurd is, als een Straal zig vertoonende. De Bloem is korter dan de Kelk -Schubben. De Blommetjes zyn als gewoonlyk. Het Zaadkuifje is zeer fyn gepluimd, blaauwachtig: de Styl Draadvormig met twee lange Stempels: de Stoel naakt, met- verheven Stippen. Chrysocoma. Pronkbloem. De Plantgcwasfen van dit Geflagt hebben een naakten Stoel; het Zaadkuifje eenvoudig; den Kelk half Klootrond, gefchubd; den Stylnaauw- lyks langer dan de Blommetjes. Het heeft zyn naam van de fierlykheid der Bloemhoofdjes , die veelal Goudkleurig of hoog groen zyn , en bevat elf Soorten , waar van de zeven eerften Heefterachtig zyn , als volgt, (i) ProniC* IU DEEI,» VI; $TUKt 30 Samenteelige Heesters. HL (i) Pronkbloem die Heef ter achtig is met ge* Axvii.L* paarde Stomp ovaale Bladen, de Bloemen Hoofd- gehmdeld en gefteeld. STüff. De Heer Bergius betrekt dit Gewas tot chry/oco- het Geflapt van Eupatorium* met den bynaam tifoiia. van divaricatum , om dat de Takjes wyd ge- ge,aarbladl mikt zyn. Het heeft de Steng Heefterachtig , byna rond , rimpelig , regtopftaande 5 en de Bloemen aan Tuiltjes. Linnjeus merkt aan, dat het zeer naby komt aan de tweede Soort van Pteronia , verfchillende daar van byna al- leen, doordien het den Stoel naakt heeft* De groeiplaats is ook aan de Kaap der Goede Ho- pe. De Bloemen zyn geel ; de Kelken Rolrond ftomp. n. C2) Pronkbloem , die Heefter achtig is , met chry/oco- Liniaale , regte , gladde Bladen . die aan ren. de Rug afloopen (*> Goudbloe» ™Se- Dee~ (1) Chryfosoma Fruticofa, Foh oppofitis obovatis , Floribuj fasciculatis pcduuculatis. Syst. Nat4 XII. Gen* 939. p. f5 39. Vegy XIII. p. 615. Am* AcüL VI. Aft. 49. Eupatorium di- varicatum. Berg. Cap. 129. Cyantis arborescens minor, Fol. Majoran*. BBEYN. Prodr. 2. p. 40. lc. T. 17* f. 2. (2) Cbryfocoma Fruticofa Fol. linearibus reétis glabris , Dorfo decurrentibus. H. Ciif. 197. Ups. 252. R. Lugdk 146. Conyza Ethiopica Flore bullato Aureo. Fluk. 400. T. 327. f. 2 Elichryfum fAfr. muhifi. tenuifol. frutescens, Volck. Ncrl p. T. 14S. (*) Dat is langs de Takken heen zig uittrekken met den verlangden Grondfteun* of dus , zonder de Takken te omvat- ten, als aan dezelven kleeven , 't welk Ftlia faurrentia bete- kent, Zie iW, Ito, Tab* UI, f, Syngen. esia# 31 Deeze beantwoordt > door haare Goudgeele HL Bloemen , aan den Geflagtnaam,. Behalve Plu- a™* kcnët 5 die dezelve Ethiopifche Conyfa ty telt, Hoofd* geeft 'er Volckamer de Afbeelding van ,STüK* onder den naam van Afrikaanfch Elichryfum , Rangf' dat veelbloemig , fmalbladig en Heefterachtig is , zeggende , dat hetzelve Houtige Stengen uitgeeft , van een Voet tot twee Voeten en hooger zig verheffende , met een menigte van fmalle , ftyve , blygroene Blaadjes omringd. Op de enden der Takjes zitten eenzaame Bloe- men , die naakt zyn , uit een gefchubden groe- nen Kelk voortkomende en befprengd met een groote veelheid van geel Stuifmeel, 't Gewas zegt hy , blyft altyd groen 5 en groeit van zelf aan de Kaap der Goede Hope, (3) Pronkbloem , die laag Heefterachtig is , nL met fmalle gladde Bladen * de Takkenchriï°€Qt ma palüla* Wya gemikt. Spreibladi- gè. De Heer Bergiüs befchryft deeze , ook een Kaapfch Gewas , dat de Steng Heefter- achtig en famengefteld heeft , met zeer wyd gemikte effene Takken , welke drie- of vier- voudig zyn 3 de Bladen fmal , ftomp , glad en uitgefpreid , de Bloemen aan 't end, eenzaam, naauwlyks gefteeld* Weinig verfchilt deeze , voor 't overige, van de voorgaande Soort. (4) Profik* (3) Cbryjdcpma SufFmücofa , Fol linearlbus glabris, Ramfs divaricatïs. Manu 280. Berg. Cap, 23$» ii9 m%u vu stu* 32 Samehteelige Heesters, III. C4) Pronkbloem die laag Heejlerachtig is 5 Fxviu * mei fma^e omgekromde , eenigermaate nm* Hoofd- we Bladen , de Bloemen gejlooten knik* STÜK- kende. IV. | macefnua. Deeze, door den vermaarden Commelyn Sge^0e" *n Afbeelding gebragt , groeide in de Amfter- damfche Tuin met Houtige Stengetjes van een Voet hoog, bezet met fmalle Blaadjes als vaa Vlafchkruid , en droeg geele Bloemen , gelyk de meefte overigen , enkeld op 't end der Tak- jes. Hy maakt van het knikken der Bloemen, voor de ontluiking, geen gewag. v. (5) Pronkbloem die laag Heejlerachtig is , ma7wlta. met fmalle n&te » gehaairde Bladen en Heybia- migachtige Takken* dlge. Anderhalf Voet hoog groeide deeze, die Afrikaanfche Heybladige genoemd is van Com* melyn, de Blaadjes byna rond en Krans wyze om de Takjes hebbende , de Bloemen Kroon- tjeswyze geplaatst. Het Loof hadt een geu- rigen Reuk en Speceryachtigen Smaak. (6) Pronk- (4) Cbryjocoma Suftmtlc. Fol. linenrlbus recurvïs fubfcabris, Floribus nubilibns cernuis. H. Clif. $79, R. Lugdb. 14$. Coma Aurea Africana fruticans , Fol. Linariar angaftis, major, COMM. Hort, II. p. §9. T. 45- is) Chryfocoma SufFcut. Fol. linearibus re&is ciliatis Ramis pubescentibus. Coma Aurea Aft. fruticans Erica? foiio, Com vt, Hert. II. p. 95. T. 48, S Y N G Ë N E S I A; 33 (6) Pronkbloem die laag Heefterachtig is , VI* met de Takken en Blaadjes Wollig. *xviu' Deeze heeft de Takjes Wollig > witachtig ; SXÜIU 'de blaadjes fmal en regt , van onderen insge- vi, ïyks Wollig , dc Bloemen gelyk in de andere tI^ZJI Soorten. wollige. (7) Pronkbloem die laag Heejlerachtig is 32caJ^ de Bladen Lancetvormig Eyrond, omge» ftuuwe, kromd 9 Zaagswyze getand , de Bloem* . Jleeltjes ruigachtig hebbende. In de befchry ving van den Cliffortfchen Tuin f is deeze Baccharh' genoemd geweest , en by DiLLENius onder den naam van Afrikaan- fche Conyza, die fynbladig is en Heefterachtig ^ met een Goudgeele Bloem afgebeeld. Het is een laag Heeftertje, gelyk alle de voorgaan* den van de Kaap afkomftig. Tarchonanthus. Dragonbïoem. De Stoel is Vezelig , het Zaadkuifje ge- pluimd de Kelk eenbladig, ten halve in ze- (6) Chrjfocoma Suffrutïcofa , FbL Ramisque tomentofis. D* (7) Chryjhcoma Suffrutïcofa , FoL Lanceolato - ovatis recm> Vis, denticulato - lërratïs , Pedunculis pubescentibus. Baccharis Fol. ovato - lanceolatis ferrarïs , Caule furTruticofo. Hortl Cliff. 404* Conyza Afr, tenuifolia fubfruteseens Flote Aureo. ÖILL* Eltb. 104. T* 88. f. 103. (*) Dus vind ik de Kenmerken , niet alleen in Ed. Syst. N*t% kif, maar oök in Ed. Veg% XIÏI. , by de belchryvnng C vo van de &aaP afkom* Hoofd ftig, bevat» stuk. £)e eenigfte Soort van dit Geflagt is door den Tarcbo- vermaardcn Vaillamt geplaatst onder de nuntbus Tarchonanthos , welken naarn hy afleidt van het tt?***** Kruid dat men Dragon noemt ? naar welks tuOrciuie ^loempluim cn Bloempjes die van dit Kaapfe Gewas eenigermaate gelyken zouden • Her- manntis achtte hetzelve naby te komen aan het Elichryfum of aan de Chryfocoma. Hec groeit , zegt hy , van zelf op Steenachtige woes- te plaatfen aan de Kaap , en , van daar in den Leidfen Akademie - Tuin overgebragt zynde , hadt het zyne Stengen of Ryzen wel tot de hoogte van zes of zeven Voeten opgelcbooten , zynde Houtig, Takkig met een wit Wolligen Bast bekleed y en Bladen hebbende , welke eeni- germaate naar die van Salie geleeken. Deeze wa- yonr^efteld* docfi in de Lyst of Optelling voor aan de Klasfe fhat in beiden8; de Stoel is Haairis ■ ; het Zaadkuifje Haairig 9 omkledende ; en in Gen. Ed vU bet Zaadkuifje kroont bet ■Zaad niet , maur kekfadt hetzelve. Van waar komen deeze tegenftrydigheden ? (i) Taichonanthus, Syst, Nat. XII. Gen* 040. p« 539. Veg. XIIU p. 616 BFÏtG. Cap 2*6 H. Ciiff. 398. R. I u^d- bat, 152. Eliciryfo arfims Arborecens Afr. &c. HEEM. Luzdb 2 3». T** p. 229 PUJK Almm 134* T. 174- £ %m WEINM. II, T 47«- E> Tarchonanthos. Vaili AS 1719. Elichryfiim Arb Af- Boerh. Lu^db 1. p. 12 1« Conyza Afr. Ftutescens , fa!. SalvU , odore Oamphont. TOURNI* Inft. 455 Pfeudohelichryfmn Mor'S Htft* l\U p* «fAlR» Bemftf 419, &ni?ü Orig, Cent. JJU Waren dik en ftyf , van boven groen, van on* DL deren wit, met veele fchuine Adertjes, van ecnen fcherpen Kruiderigen Smaak , en van een on Hoof» gemeen iterke Reuk, als tusfchen de Salie en STüK' Ilosmaryn. Aan 't end der Stengen gaf het Rfn^fc veele Takjes uit , met kleine Wollige Bloem- pjes, die paarfch - violette Baardjes hadden rond- om een bleek Schyfje, dat bezet werdt met zeer dunne Kuifdraagende Zaadjes. De kragtea kwamen met die van Rosmaryn overeen* De Hoogleeraar Fabriciüs dit Gewas waarneemcnde in de Helmftadfe Akademie- Tuin, waar het een reeds oud Boompje was , dat alle Winters, doch zonder Zaad te draagen, bloeide , getuigt , dat alle Blommetjes twee- ïlagtig zyn. De gemeene Kelk was flaauw geel , tenkeld vyfbladig, uitgebreid, met roodachtige, vlakke, gelyke Blaadjes : de Blommetjes, van de gewoone Geftake , waren eerst wit , ver- volgens bruin , gelyk de Meelknopjes , die een witten gehoornden Styl , veel langer zynde , doorlieten. De Stoel hadt een ruige Haairig- heid, zolang als de Blommetjes, 't Getal der Blommetjes is door den Heer Bergt üs zes- tien , of daaromtrent 5 bevonden , en de Stempel fpits , eenigermaate Haakig zynde. A t h a n a s 1 a. Duurbloem* Deeze Griekfche naam betekent het zelfde als de Fraufche naam Immortelle , die op fom- mige Soorten van dergelyke Bloemen , wegens C 2 der* 3<5 Samenteeligb Heestêrs. Hl» aerzelver Onverganklykheid , is toegepast , waar* om menze , in 5t Nederduitfch , fomtyds Ze* Hoofd- venjaars - Bloemen tytelt , en ik geef 'er des- STÜK# wegen den naam van Duurbloem aan. Rang. C ^ de Plantgewasfen van dit Geflagt is de Stoel met Kafjes bezet ; het Zaadkuifje Kaffig en zeer kort; de Kelk Schubswyze gekleed. Het bevat elf Soorten , die meest Heefter- achtig en van de Kaap afkomftig zyn , als volgt, ï. ( i ) Duurbloem met eenbloemige zydelingfe f^uarro/a^ Bloemjlc eitjes , de Bladen Eyrond en om" pappige. gekromd. Deeze Soort is , volgens den Hoogleeraar BurMANNuS, een Heeften je , met veete Takjes en Bladen van de gezegde figuur, on- gefteeld , overhoeks , gefpitst , glad. Uit de Oxels komen eenbloemige Steeltjes voort, lan- ger dan de Bladen. De Kelken zyn langwer- pig , gefchubd en effen , met de binnenfte Schubben fmal, Vliezig, uitgebreid. De Blom- metjes zyn door fmalle Kafjes, van langte als dezelven , onderfcheiden en de Zaaden mee een zeer kort Kuifje gekroond, (2) Duur* (ï) Athanafta Peduncuüs unifloris lateralibus, FoIHs ovatïs recurvatis. Syst. Nat. XII. Gen. 943- P Veg. XIII, p. 616. Am. Acad. VI, Aft* 5&. Santolina fquarrofa. Am* Acad* IV. p. 3ip4 Syngenesia, 37 (a) Duurbloem met eenzaame end - Bloemen II?. en Liniaale Bladen. A*?™u (3) Duurbloem met byna ongedeelde end- Moe- ^1°°™' men, de Bladen Lancetvormig ruig. lu Tot deeze Soort is niet alleen de Koppige 5 crenata. maar ook de Gejlippelde van Bergiüs, t'huis^karwl* gebragt. Deeze Heer, evenwel , merkt aan , m. dat in de eerfte de Bloemen eenzaam of en Koppige, keld aan 't end der Takjes voorkomen, gelyk de vermaarde Breyn die afgebeeld hadt, en in de laatlte doorgaans vier by elkander, die cenigermaate gedeeld zyn ; gelyk in de Af- beelding van Pstiveu. Dit fchynt een aan- merkelyk verfchil aan te duiden Bovendien was de Stoel , in de eerfte , bezet met fmal Lancetvormjge Kaf jes , aan, den rand zeer fyn gehaaird,. en in de andere byna naakt, komen- de alleenlyk eenige fmalle gehaairde Kafjes tus- fchen de buitenfte Blommetjes voor. In deeze waren de Blaadjes befprengd met doorfchynen- de (z) Atkanafia Flor. folitarns terminalibus , Foh Hnearibus, Santolina Fol. linearibus , Fiore fblitarïo terminalL H. Cliffl 3-98. Stehelina Fol. fubtrigonis , fquamis Calycinls crenatis. Plant. ï, p. S40 (3) Athanafia Flor, terminaübus fubfesfilibus , FoL lanceo» htis hirfutis. Am, Actd. VI. Afr, 50. Chryfanthemum Co» ny/.oides Ethïopicum Capitulo aphyllo , Fol. Majoranae. &RE7N. Cent. T. 78. MOR» Hifi. UI. S 6. p. 21 T. 1. f. 48. Athanalia Capitata. Berg Cap. p, 237. Ath pun&ata. Ibid. p. 23*. Tanacemm Capcnfe Buxi folio. PET. Gazoplu p4 442* T« 8i. f. 6. C 3 IU Deel. VI» Stuk. $3 Samenteelige Heesters, III. de Stippen, in de eerfte wederzyds ruig Wok A Fxviï.Li JiS > langwerpig ovaal , de bovenften Lancet- Hoofd- vorraig. 't Is een glad Gewas met rondachtige stuk. Bladen en drie of vier end- Bloemen, wordt thans door den Heer Mürray gezegd. iv. (4) Duurbloem , met tweebloemige Steeltjes , Aïïrilima. de Bladen Lancetvormig , gekarteld, Jtomp woiLge. en Wollig. Deeze in de Zuidelyke deelen van Europa en in de Levant , aan de Kusten van de Mid- dellandfche Zee, groeijende, wordt 'er Laage Katoen of Katoenkruid geheten. Anderen gee- ven 'er den naam van Zee - Gnaphalium aan. Het is een blyvend Gewas, dat naar het Gna- phalium gelykt , zynde geheel Wollig. Het Zaadkuifje ontbreekt t'eenemaal en de Kafjes zyn van langtc als de Kelk. Het fchynt als een middelflag te zyn tusfcheo de Athanafia ea Santolina. v. Cs) Duurbloem met enkelde Tuiltjes 3 de Bla* amftifi- rfen Lancetvormig * onverdeeld , naakt , Brêmbia* digt getropt. Dee- digc. f4) Athanafia Pedunculis bifloris, Fol. Lanceolatis , erena» tis, obtufis tomentoiïs. Santolina Corymbo terminali fubdivi- fo , Foliis oblongis integerrimis obtufis. H. Cliff. 393. Gron. Orient. 257. Filago maritima» Sp. Plant, 927. Mill, Dift. 135- Gnaphalium maritimum. C. B. Pin, 263. Chryfan- thernum perennc Gnaphaloides maritimum. MQR. Hifi* III. p. Si. S. 6. T. 4. f. 47. GER. Prov. 211. (5) sAthanafia Corymbis fïmplicibus , Foliis Lanceolatis ir.divifis , nudis confmis. Syst. Nat, XII. p. 5*o« N. 11. Manu p. 4 (6) Duurbloem met enkelde Tuiltje* , de Bla- At£l'a/.a den Lanc eivormig , onverdeeld, met PooLPuhe%cens> ö Riugacnti- De Afrikaanfche Coma Aurea, die de groot- ge* fte in haar Sooit is ^ met Wollig gryze Bla- den , door Commelyn in Afbeelding ge- bragt , wordt hier bedoeld. Hy zegt , dat de- zelve een Stam heeft van wel drie Voeten hoog, met Takken van twee Voeten lang, die aan 't end gekroond zyn met Bondels van gee- le Bloemen , in Schubachtig gryze Hoofdjes vergaard en gevolgd wordende van ftuifachtige Zaaden. (7) Duurbloem met enkelde gedrongen Tuil- vu. A unu4. l]es > jaarlykfe» ft) Hier boven ftaat, in Mant. p, A&f, GtnifiifoL Fhres fiMtorii , dat is , de Brembladi^e heeft eenzaame Bloemen» Dit moet, zekerlyk , door Drukfeil veranderd zyn, en een andere Soott betekeuen; doch weike, valt zw^ar te gisfen. (6) Athmafia Corymb. finnpl, Fol. Lanceolatis ind vifis villoiïs Am. AcaL IV. p» 529 Coma Aurea fruticofa om- fiiium maxima , Fol. tomentofis & incanis. Comm. Hort. II. p. 93. T 47, (7) Atkanafio. Corymb, fimpL coar&atis, JFoliis pinnatin"- C 4 &* ÏU Deel. VI. Stuk, 40 Sa m ent e e lig e Heesters* UI. tjes 3 de Bladen Finswyze verdeeld met* Afdeel, TnmAimt xvir. Landjes. Hoofd- stuk, Decze Afrikaanfche is een Jaarlyks Gewas , Eerfie met groene fappige Steeltjes 5 Bladen hebbende Rang' van een Vinger lang, glad, dik, met eenige Infnydingen. De Bloemen , die ronde gefchub- de Hoofdjes uitmaaken , Goudgeel van Kleur , zyn als Kroontjes aan 't end der Takken fa* mengetropt. Het Zaad is klein ; langwerpig , bruin , met een zeer fyn Kuifje. De Steng is, volgens Macnolius, eqn Elleboog. De Afbeelding en befchryving van ïriuMi f e tt I, hier aangehaald, fchynt. aanmerkelyk te verfchillen* Als eene Verfcheidenheid wordt hier t'huïs gebragt de Reiikelooze Afrikaanfche. Acliilleck met gefnipperde Bladen van dien zelfden Au- theur, welke door den Leidfchen Hoogleeraar A. van Royen, onder den naam van Achil- Iea met Tandswys' gefnipperde effenrandige Bladen , die een driedeelige Punt hebben, is voorgefteld. (8) Duur- dis dentatis. Elichryfum inodorum ^labrum , Coronopi folio , annuiun. Magn. Monsp. 308. HFPvM. Lugih. 228* T. 227. Chrys. Corymbiferum. TriumïETT, Obs. sj. T. 86* Eellis polyclonos annua Africana, Coronopi folio. MOR. Hift* UI. p» 3o« 0, AchilJea inodora. Sp> Plant. 126 s* Achillea Foi. denr. Iaciniatis integerr, apice trifi dis* R. Lugdb* 176. Agera- tum Iaciniatis foliis inodorum Africanum. HERM4 Fku 55* BOIRH. Lugdb* I. p. i2j. S Y N G E N E S I 4* (8) Duurbloem met famengeflelde Tuilen en lil; omgekromde Bladen ; de onder 'flen Liniaal AxviiLf en getand, de bovenjien Zaagswys' gekarteld. Hoofd- stuk. De vermaarde Commelyn geeft een Af vul beelding van deeze , die in de Amfterdamfe^^ Tuin gekweekt een Steng hadt van een Voet , Getande, rond en- bruin, veele Takjes- uitgeevende, met Bladen als gezegd is en Kroontjes van geele* Bloemen 3 waar op gekuifde Zaadjes volgden. Die Soort * welke onder den bynaam van- leevigata , wegens de effenheid der Tuiltjes , is" voorgelteld geweest, wordt thans. aangemerkt als een Verfcheidenhcid van deeze. (9J Duurbloem met enkelde Tuiltjes , de Bla* lXé ^ den driekwabbig en Wigvormig. Trifurc*- Door den zelfden Hoogleeraar is deeze ookSge^^" afgebeeld 9 zynde uit Zaaden van de Kaap voortgeteeld. Zy heeft de Bladen aan 't end in drie Tandswyze Kwabben verdeeld en byna Zilverkleurig, de Bloemen geel, en gepluisde Zaaden. (io) Duur- («) Athanafia Corymb. cempos* Fol. reeuws, inferioribus linearibus denmls , fiiperiorjbus ovatis ferratis. Santolina Co- rymbis ccmpofitis fafhgiaris &c. H. Clïffl 398. R. Lugdb. 147. Coma Aurea Afr. Frutescens &c. Comm. Rar. T. 41. (9) Athanafia Corymb* fïmpl. Fol. trilobis Cimeiformibus* Santol. Corymbo (ïmpl. terminali , FoL trifidis //♦ Cliff. 397. R. Lugdh 146. Coma Aurea Afr. fruticans , Foliis glaucis, ^c. COMM. Hort. II. p. 97. T. 49. c5 II» Deel» VI. Stuk» 4? Samenteelige Heesters. TIL (i0> Duurbloem met enkelde iTicütjes , de XViI# ' Bladen ten halve Liniaal verdeeld. Hoofd- stuk, Onder den naam van Afrikaanfche Beefter- x. achtige Coma Aurea, met Bladen a!s van Zee- tluTmïft Venkel, is deeze afgebeeld , door den zelfden ^venkel Commelyk. Een dergelyk Gewas van de bladige. Kaap is ook door den Hoogleeraar J. B u r* mannus in Afbeelding gebragt. Lunn^us merkc aan , dat deeze Soort weinig van de voorgaande verfchille. XT\ 00 Dunrbloem met famenzeftelde Tuiltjes, T&TvtflQ» Bladefi Vinswyze Liniaal verdeeld Klein bloemige. [)jt Gewas , voorheen onder de Tanacetym geplaatst , is thans hier t'huis gebragt. Gedag- te Hoogleéraar oordeelde het zyne , om dat het veel kleiner was en Mosachtige Bloempjes hadt, (10) jithanafi* Corymbis fimplicibuü , Fol. femitrifïdis linearibus. Santolina Corymbis fimplicibus faftightis Mill. Diiï T, 3*7. f. 2. H. Ups. 252. Coma Aurea Frur, TU'R MT, Afr. 186. T. 69* f. 1. Coma Aur. Afr. fruticans. Comm» Hort. II. p. 99. T. 50- Jacobaea Echiopica Fol. Abrotani tri- £dïs. &c. Pluk ^/w, 19+. T. 302. f. 7. (11) Atkanafia. Corymb:s compo'nts, Fol. pmnatis lineari- bus .Mant. 464. Tanacetum Crithmifoiium. Sp> Plant. 1182» BERG. Cap. 239. Eiichrvmrn Ethiop. f. Stoechas Arborea fol, Abrotani* PLUK. Alm. 134 T. 325 f* 3* Santohm Cor. com- pos. terrainali. H. Clijf. 397* R. Lugdk. 146. Coma Aurea Fol. multifidis glaucis , Fiwsculis Mttscofis, BrRM Afr. 185. T. 68, f. 4 Elichryfum A(r. Frut. Fol. Cnthmi marinu Comm. Hort. ïl. p. 113 T. 57 Ager. Capenfe Cnrhmi folio, Qpitulis parvis. Pet. Gat. T4 34, f. 1. Kniph. ör*v Cent» 6* S Y N G E N E S I A. 43 hadt, in Soort te verfchillen van dat van Com- III. WElyn , in de Amfterdamlè Tuin tot drie of ^ffu' vyf Voeten en hooger geteeld , hebbende de Hoofd* Blommetjes ongelyk grooter en duidelyk on-5TUK* derfcheiden. Men weet , dat 'er veel verfchil^j;^ tusfchen dit flag van Plantgewa.sfen , aan de Kaap gegroeid en hier in de Tuinen aange- kweekt , plaats heeft ; zo dat menze dikwüs niet voor de zelfden zou aanzien y offchoon de laatften voortgeteeld zyn uit Zaad van de eer- ften, 5t Verfchil 3 evenwel , is hier wat groot. De Kelken zyn in deeze Soort vierbloemig , van grootte als een Rogge - Koorntje 3 waar door zy van de voorgaande y die veclbloemige Kelken van grootte als een Erwt heeft, ver- fchilt ; de Zaaden zyn gekroond met Kaf- achtige Schubbetjes > en de Stoel is Kaffig (te^ gen de Waarneeming van V a i l l a n t ;) hoewel de Schubbetjes zeer klein zyn ; zegt Tweede Rang, Overtollige Veelwyvery. Dus noemt men de gefteldheid der Samen- teelige Bloemen a wanneer de Vrouwelyke Blommetjes in de Omtrek zo wel Zaad voort- brengen als de Tweeflagtige , die den Stoel in 't midden beflaan. Hier toe behooren , behal- ve de Kopbloemige , de meefte Geftraalde Bloem- Planten, Het eerfte Geflagt is T A- JU DEEL, VI. STUK, 44 Samenteelige Heesters HL Tanacetum. Reinevaren Afdeel. HoJfd- De Hee(lerachtige zyu thaas van dit Ge- stuk. Aagt ukgemonfterd. De eerfte is de naast- Twiede voorgaande Athanafia 9 de tweede fchvnt tot %**s' de Cotula Tanacetifolia té behooren , ' en de derde maakt, onder den caam van Hippia , een eigen Gefiagt uit (*;. Artemisia. Byvoet. Hier is de Stoel byna naakt of met eemV Pluis bezet; het Zaad heeft geen Kwfje: de Kelk is famengefteld uit ronde op elkander leggende Schubbetjes, die faraenluiken, en de Bloem is in 't geheel ongeftraald. Tot dit Geflagt 9 waar in ook de gewoone Averoon en Alfem -Planten begreepenzyn be- hooren zes Heefterachtige Soorten, als volgt. t (i) Byvoet , die Heefter achtig is, met Kaf- v^flL achtiëe *'*r kleine digt geplaatjle Blaad- wormbla. Jes en een &troste Pluim van ongejuelde dige. Bloemen, Deeze % van de Kaap afkomfiig, is een reot- op.. (*) Ik zie hier op de genen , welken onder den naam van Frutiebfa in Sp Plantarum , Ed. 1L aangetekend waren. Vid. Mant p 464.» (1) Artemifismtescens, Tot acferofis confertis minimis Pancula Racem >fr , Fior. fesfilibms. S^jf# ^r. xu. Gen* 545- P S+l* *3j* Xlll. p, 618. Mant, 281. A bfymhi 11 ml Afric» Ari>oreiceiis , f oiiu V.ermiculato incane, Tournp, ' P5s. "* i K 'S T N 'Ó E N 'E S k A. 45 öpftaande , ftyve > witachtige gepluimde Heë- Uk ( #er, met zeer kleine fmalle Blaadjes, die van ^nu* boven Wollig en plat , van onderen rondach- rioom- tig en naakt zyn. De Pluim is uit zeer vee-STU8:# le Trosfen famengefteld , met ongelteelde s R*n$ï Eyronde Schubbetjes en Wollige Bloemen , die de ondèrlte Schub naakt hebben. Tot deeze Soort behoort zekerlyk dat Kaap- pi. xxx, fe Gewas , waar Van ik verfcheide Takken * - heb , zynde één daar van , gedeeltelyk , hier nevens afgebeeld. Hetzelve fchynt ook over- een te komen met den Mosachtigen Heeltór van den geleerden Breyn , doch waar van alleen een Tak door hem in £laat gebragt is , zonder Bloem of Zaad (fj. Hy zegt 'er van , dat het een Boomachtige Heefier is , met wit Hout 3 zeer zeldzaam 5 als met Afch beftoo- ven 5 hebbende menigvuldige ftyve en verfcheï- delyk gemikte Takken , welke verfierd zyn met kleine Mosachtige Blaadjes , die aan de groa- tere Sterswyze geplaatst zyn , aan de kleine Takjes digter en meer gekruld , byna gelyk de Blaadjes in de Wyfjes Averoon , die men Tuin - Cypres noemt , zynde thans de eerde Soort van Santolina. Op dergelyke manier is in de myne de gefteldheid der Blaadjes , die óók van boven Wollig en plat, van onderen ïondachtig zyn , gelyk onze Ridder van deeze Soort ft) Frutex Cineraceus miiscofus Cap* Bon, Spei, Srevm In/ï. +$9. Gouan Monsp 439. Artemifia Fol. muJtifïdis fecaceis, Caule ere&fr» SAUV. Monsp* 432. 8 t N E N E S I A. 4£ de hoogte van een Menfch zoRay aantekent, UT; Anderen zeggen i van drie of vier Ellen hoo*> f *). Ar^f^1 Dit vveetcn wy , dat het zelfs in de Tuinen Hoofd- van Nederland een Boompje worde , zyndeSTÜK# gantfeh niet teder van aart. zo dat het in deRJ™e^ Vaste Grond kan blyven ftaan, verdraagende alle Ongemakken van het Saizoen. De Wortel is Houtig , en de Steng hard ^ broofch , Takkig , met wit Merg gevuld ; de Bladen zyn zeer fyn verdeeld , en hebben eeu Herken , Kruiderigen niet onaangenaamen Reuk, inzonderheid wanneer men een Takje door de Handen haalt , en dan aan dezelven een poos beklyvende : weshalve men het gemeenlyk Li- moenkruid tytelt. Men noemt dit Smalbladig Mannetjes Averoon, om het vooreerst van eeii Breedbladige , ten anderen van de Wyfjes Averoon , welke het Cypres - Kruid of de San- tolina is , te onderfcheiden ; maar die benaa- ming, van Mannetjes of Wyfjes, is in dit ge- val gantfeh ongerymd ; aangezien zy beiden zö wel Bloem als Zaad voortbrengen. Zy heeft haar afkomst reeds van den alouden Kruidken-^ ner Dioscorides, die gezegd heeft , dat 'er een Mannetjes en Wyfjes Averoon ware; doch , welke hy voor de eéne of andere gehou- den heeft, is niet zeker. De krngten, even» wel, tegen de Wormen , die hy 'er aan toe- fchreef j <*) Geoffr. Mau Mtd4 Tom. UI. p. 3i D II, DBEL. Vit STBS* 50 Samenteelige Heesters. fchreef > worden nog in deeze Soort erkend, AFxvii^' welke deswegen by de Spanjaarden Hierva Hoofd' Lombriguera , dat is Wormdoodend - Kruid , ge- STÜK* heten wordt. Zy gebruiken het , in Zakjes Ra^ï e op den Buik gelegd , daar tegen , in Kinderen. Het Afkookzel gedronken , of in Klyfteer , doodt de Wormen kragtiger dan de Alfeiru Men gebruikt ook het Zaad tegen Benaauwd- heden , Jichtpynen 9 Opftyging en Hartkloppin- gen , zelfs volgens het Voorfchrift van Hir- pocrates. Het Poeijer wordt in de Geeps- heid, Geelzugt, Vryfter - Ziekte en hardnekki- ge Afloopende Koortfen 3 aangepreezen : zelfs het Afkookzel der Toppen in Wyn of Wa- ter ^ tegen de Hoest en Engborftigheid , of Moeder - Kwaaien en Graveel , wanneer die uit Slym ontflaan (*). De Smaak is bitter met eenige fcherpheid , en hier door zuivert het de Zeere Hoofden en Dauworm der Kin- deren. Het maakt den Grondftag uit van ze- kere Smeering 5 welke geacht wordt de aan- groeijing van het Haair te bevorderen. In- wendig , echter , fchynt deszelfs gebruik voor dat van de Alfem 9 die minder heet doch anders byna van dergelyke uitwerkingen is, te hebben plaats gemaakt (f ). (ö) By. (+) Rutty Mat. Mtd. Quarto. 177 S* p. 2. (t) Vid, Trïll* Ths* Medicam. Quarto» 1764. Tom. l% Syngenesi*. 51 (6) Byvoet, die Heejlerachtig is , met Blaad- ?IL y^j- dt> ui* /malle verdeelingen fa- A ^vif L* mengejteld zyn , en Klootrondachtige Hoofd- Bloempjes. STUK# 1 Deeze Byvoet , welke de Boomachtige Al/em is *jfc$^ van L o cel 5 groeit, zo gezegd wordt, Italië en de Levant. Hier wordt de Breed- tig* bladige Boomachtige Avcroon ? van C. Bau- 'HiNUs, t'huis gebragt* Lobel getuigt , dat deeze, gelyk de Averuit, als een Boompje % eens Mans langte hoog groeit; zynde de ge- meene Alfem, die ook tot dit Geflagt betrok- ken is , in Bladen en Bloemen niet zeer onge- lyk; doch de Bladen witter hebbende. In Ne- derland vergaat , zegt hy , en verderft dit Ge- was , fomtyds , door Vorst en kwaad Weder. De Smaak is wat bitter Speceryachtig en de Reuk niet onaangenaam. Het Soortelyk ver- fchil , van deeze met de gewoone Alfem, is wat klein , zo de Ridder oordeelt. G n a p h a l i u m. Droogbloem. Een naakte Stoel'; het Zaadkuifje gepluimd ; de Kelk rondachtig van figuur cn ruuw , beklred met over elkander leggende Schubbetjes, die los- (6) Artmlfia Fruticofa, Foliis compofitis multifidis linea- ribus , Flor. fubglobofis. Abfynthium Arborescens Lob* Icon, 753. Abrotanum latifolium Arborescens C. £« Pin» D 2 II. deel. vi. Stuk, ^2 S'aa* eNteel'ige Heester^ Afdeel '0S^e ^un|:en 'ie^en^ toeluikende . holrohdV xvilL' gekleurd ; zyn de Kenmerken van dit Geflagr Hoofd- welks Bloemeft de eigenfchap hebben van ge-' sïuk» dro0gd haar Kleur te behouden , erf deswegen geef ik 'er den naam van' Droogbloem aan. Het bevat by de vyftig Soorten , onder wel- ken de negentien eerftcn Heefterachtig zyn en dus hier behoorea-. Zy worden , behalve de eer- fte, naar dat de Bloemboofdjes Zilver- of Goud- kleurig zyn , onderfcheiden. De meeften heb- ben haare Groeyplaats aan de Kaap der Goedje Hope. U (i) Droogbloem , die Ree fier achtig is, met fiumett ongepelde Eyronde , opgeregte , Wollige mium* Bladen* dïgt by een; de Bloemtuil onze» Vimmn* nu tende. Jteéla. pi. XXX; 2. Wegens de ongcmeene fraaiheid voert deezre Soort , waar van men de Takken als iets raars van de Kaap mede brengt en duur verkoopt, den bynaam. Geen Afbeelding vindt men 'er, tot nog toe , van , dan alleen in 't Vogelen- Werk van den beroemden Edwards, of in de nagemaakte Plaaten van hetzelve door Se- ligmann , thans ook in 't Nederduitfch uit- gegeven ff)- Men noemt het aldaar Jfrikaanfch Eli- (i) Gnaphelmm Fruticofiim, Fol. fefi] i bus , o va t]s , eonfrr- tis , ere £èis r tomentolis , Corymbo fesüïi. Syst. Nat. Fe** XIII. Gen. 9*6- p. 620. Ed.XII. p. j43. Mmu S73. Eliehty- fum Afcicanuni Floribus fèsfiiibus Lanceoktis , Capitui/s con« geftis cx rubello Aureis. Edw> Av> p. T. (t) Seugm* VI, Deel , blarïz, pi, LWUL S Y N C E N E S I Aê 53 E-Uchryftim met Lancet swyze ongedeelde Wollige Af^'ft Bladen en ronde Bloemhoofd] es > uit den rooden xvn. " Goudkleurig ; gelyk aan Edwards de Kruid- HoOTri> kenners naam van deeze Plant, zo hy verhaak* ' * , door den Heer Watson .opgegeven was. Ran?. Die Afbeelding , nogthans , is zo onnaauwkeu- rig , ja zo onnatuurlyk, dat ik niet begryp hoe de groote Linnjbus , die zo veele Afbeel- dingen , wegens de gebrekkelykheid 9 verworpen heeft P dezelve heeft kunnen aanhaalen. Ge- dagte uitbeelder en befchryver van zo veele Vogelen en andere Natuurlyke Zaaken , hoe veel Roem ook in dit opzigt verdienende, (om dat hy byna niets , dan 't gene nog niet uitgegeven was, aan 't licht gebragt heeft,) bekent ten op- zigt van dit Gewas zelf 3 dat hy , tot fieraad , aan 't zelve , van onderen 9 Bloemtakjes ge- maakt had , daar hem naderhand bericht was -dat hetzelve niet meer dan een enkelen Tros aan den top draagt. Dit maakt 9 dat men hem , vooral wat het Bywerk belangt , niet altoos kan betrouwen. Maar bovendien zyn de Bloem- trosfen by hem gedeeld , Izo met gemeene als byzondere Steeltjes , en de Bladen geheel anders, dan die in de oyergezondene Takken voorko- men. Ik vond derhalve niet ondienftig , van een der fraai den uit de mynen , in Fig. 2 op PI. XXX , de Afbeelding mede te deelen * waar uit men kan zien , in hoe verre die van .de zyne verfchilt en met de volgende befchry- ying van den Ridder ftrookt. D 3 „De f U Deei-, VL Stuk. 54 Samenteelige Heesters. Afdeel 55 ^e Sten^ is Heefterachtig , van dikte als xvn. een Vinger, Wollig. De Bladen, digt by Hoofd- ^ een geplaatst en ongefteeld , zyn Eyrond , 7W* „ fpitsachtig , ongeaderd , wederzyds bekleed ZUng< „ met eene witachtige Wolligheid. De End- „ Tros of Tuil heeft geen gemeenen Steel, „ maar beftaat uit enkelde Steeltjes , die meest eenbloemig zyn. De Bloemen zyn Klootrond „ en hebben Kelken van grootte als het uiterfte „ Vingerlid , bekleed met rondachtige , oneffe- ne , holle , ftompe , gladde, paarfchachtige Schubben." Myn Takken zyn ongevaar een Voet lang , en fchynen dus van den Wortel afgerukt te zyn. Zy hebben de dikte niet van een Vin- ger , maar zyn van onderen tot boven digt be- kleed met Bladen van eene Lancetswys' ovaale figuur , taamelyk puntig ; en wederzyds zo dik bedekt met eene witte Wolligheid , dat zy zig op 't gezigt en gevoel als Fluweel vertoonen. De Tak is, gelyk in ééne, waar zy afgeplukt zyn, zig openbaart , met een dergelyk dik Dons begroeid. De Bloemen of Bloemkelken, die de End - Tros uitmaaken , gelyken zeer veel naar Aardbeziën , en hebben eene hoog Purper- roode Kleur , zittende ieder op zyn eigen Steel. De hier afgebeelde heeft negen zodanige Bloe- men; anderen hebben 'er meer dan twaalf, waar onder ook twee of drie op een gemeen Steeltje voorkomen ; doch de Tros heeft geeh gemeenen Steel. Voorts is een Blommetje met het S Y N G E N E s i a; 55 ïiet Zaadkuifje by A, zeer ftcrk vergroot zyn- «I. noemt. Gedagte Hoog- xTuf* leeraar zegt , daar van tien en meer Verlchei- Hoofd* denheden, zo ten opzigt van de verandering dersluK# Bloemen , als van de grootte , het getal, feRT™edg plaatzing en het maakzel der Bladen , te kennen en te bezitten, 't Gewas heeft in allen eene Heyachtige Geltalte. * * Met Goudkleurige Hoofdjes* (10) Droogbloem met Elsvormige gefpitjle Bladen , en rondachtige Kelk - Schabben* Hum mu- cronAtum* Tot deeze Soort , wier Soortnaam van densPlcsblac% Heer Bergiüs afkomftïg is , wordt het Hee- fterachtige Xeranthemam , met zeer fmalle Blaad- jes en Zwavelkleurige Bloemen 9 van den Heer j. Burmannüs 9 tluiis gebragt. De Steng geeft Takken van een Voet uit , zegt deeze Hoogleeraar , die de Bloemen klein noemt , doch dit heeft betrekking tot de Xeranthema. Èergiüs zegt , dat de Bloemen groot zyn , in vergelyking naamelyk met die van dit Ge- flagt. (u) Droogbloem , die Heefter achtig is , met xr. Liniaale Bladen , een famengeflelde Tuil^%^ en Roe duchtige Takken. Dce-c6as- &ynb'oe« (10) Gntipbalium Frur. Fol. fubulatls rnucronatjs , Caiycinis111611, Squamis iubroiundis. Mant. 283. Gnaph. mucronatum. Berg. €ap, 269. Xeranthemutii fmtescens , Fol. linearibus anguftis- iiinis, Capkulis Sulphiueis, EuRM. Afr. 179. T. 66. f, 3. £11) Gnaphalium Frut. Fol, linearibus, Rarnis virgatis,Co- rym* II, DfifJU, VhJtlOtf ÓZ SA MEN TE ELI GE ÖEESTERI. ftt Decze Soort is dc eerfte der Europifchen Axvn.L onder do Gnaphaliums. Zy maakt niet de ge- Hoofd- woone Stéchas uit , welke tot het Geflagt van stuk. Lavendel behoort en reeds door my befchree- rT™*' ven is fi maar een byzonder Gewas, wegens t v. STtK.zyne Goudgleurige Toppen Chryfocome en ge- PU284. meen]yj< Stcechas citrina genoemd wordende, 't welk men ook onder de EUchryfa geteld heeft. Het groeit natuurlyk in Duitfchland, Vrankryk, Spanje en het Ooften , op drooge Heuvelen , zo de Ridder zegt. In ons Land vak een laage > Kruidige Soort , welke 'er veel naar gelykt. Het wordt door zyne Smalbladigheid onderfcheiden f en in Languedok V Immortelle jaune des Jardi- niers 9 dat is de Geele onverganglyke Bloem der Tuinlieden s getyteld, zo Goua n fchryft. Sommigen by ons noemen het Sauveto zegt Ga- ridell , die getuigt, dat het op de Heuvelen omftreeks Aix , en door geheel Provence , zeer gemeen is. Zelfs in de Elfaz komt bet voor, volgens Doktor Mappus, daar men het Rein- blumen noemt of Immerfchön, dat is AJtydfchooB. De Bloemen hebben een aangenaamen Reuk en zyn als Geneesmiddelen aangepreezen. Het groeit naauwlyks een Voet hoog, en heeft fmal- le Blaadjes , die zo wel als de Stengen Wol- rymbo compofito. H. Qliff. 401. H. Upst2$6. GouAïï. Monsp. 435. Elichryfum f. Stoechas citrina anguftifolia, C. B. Pin* 164. Helichryfum f. Chryfocoma anguftifolia vulgaris. MORIS. Hiftm III. p 4°i. S. 7. T. ir; £ 7. Chryfocoma f. Stoechas citrina minor* Bar». Uon. 410, 409, 278, Stoechas citrina. l)QU* Pempt% a68, TOURN. Injl* 4S*f Syngenesia* 63 lig zyn , met losfe Bloemkroontjes op den Ü* Jr Afdeel»1 ±°p. xvir. Hoofd» f12) Droogbloem, die Heeft er achtig is 9 met ^rm^ byna Lancetvormige , Wollige , ongefteelde x?i. Bladen en overhoekfe ronde Bloemtuiltj es 9i^%tesi de Bloemen Klootrond. cJns\ ; Vuurkleu- Vuurkleurïg noemt men een Verw , die uitns* het gcele naar 't roode trekt. Het Elichryfum van JBoerhaave, met een bevallig roode Kleur der Bloemen 3 wordt hier t'huis gebragc door den Ridder , die de Groeiplaats onzeker (telde. De volgende zyn wederom van de Kaap afkomftig. (13) Droogbloem 3 die Heefterachtig is9 met xrir. Wigvormige , getande, ongefteelde Bladen y^^dc^0 én een enkelde Bloemtuil. Dit is een klein Kaapfch Gewas , geheel grys 9 met drietandige dikke geaderde Bladen en langwerpige Bloemhoofdjes , van eene Goud- glanzige Kleur. (14) Droog- (12) Gnaphalium Frut. Fo!. fïiblanceolaris tomentofïs fesfïli- bus, Corymb. ahernis conglob^t's , Flor globofis. R. Lugdbat. 149. Elichryfum Florc fuave - rubeme. Bo RH* Lugdbat* I. p. 120, (13) Gnaphallum Frut. Fol. Cuneiformibus dentatis fesfi* ïsbus, Corymbo ümplici. R, Lugdb. 1 Coma Aureaincana, Vol. obtufis tridetuacis, Capitulis oblongts. BUEM» Afr* 185» T. 68, f. 3. II, DssL. Vit Sw&* 64 SamenteeLige HëesteUs. M» (14) Droogbloem, die Heef ter achtte is, met XVII# * omvattende Lancetvormige Zaagswys' ge- Hoöf*- Jaradfe Bladen 9 die van boven kaal zyn. STUK. xiv. Dit Gewas heeft Houtige Stengen , die rond /iumna^a'en 8roen zYn > overtoogen met eene Fluweel- Serratum* achtige Wolligheid : de Bladen, die van onde- zaagswy. ^ ^ Takjes omvatten , zyn fpits langwerpig , aan de kanten een weinig Zaagswyze getand , zagt in 't aanraaken , van boven groen , vafi onderen bleek. Dp 't énd komt een Tuil , uit menigvuldige Kroontjes famengefteld , van Bloemen die klein zyn , Roestkleurig of ros- achtig geel , haarc fchoonheid lang behou- dende. xv. (15) Droogbloem 3 die Iteefterachtig is, mei ^ebrei- omvattende Spatelachtige Bladen en ver<» de. gaarde Tuilen , de Takken uitgebreid. Van deeze zyn de Takken Draadachtig dun, een Voet of langer, wie Wollig, met kleine Takjes overhoeks bezet, die Wollig zyn, ge- lykerwys de Bladen. Deeze hebben eene Spa- telachtige figuur , aan 't end rond zynde en gC" (14) Gnaphalium Fritt. Fol. ampiexic3tilibtis Lanceolads feiratis , fupra nudis. Gnaph. Folio oblon^o atuto molh , Floribus Ferrugineis. BuRM. Afr. 214. T. 7 f. 3. Bbeyn, Prcdr. Itll T. 18. f. 2« {15 ; Gndphaliura Fmt. Fol. amplexicaulibus Spatulatis 9 Corym!)is aggiegatis, Ramis patentibus- II. CUjJ. 402. N. 15. Elichryfum Afr. Folio obiongo tomentofb, Caukmam- plexante3 Floie luteo, Boerh, Lugdb* X« p, Esrg, Cati S Y N G E N È S I A* 65 getand, aan 't begin fmal en ongefteeld , met Bk ronde Hoeken de Steng omvattende , van bo-Axy"u ven groenachtig , een Duim lang. Üe Kroon- Hoofde tjes , by een vergaard, van Bloemen, wier ge"ST^K#e 2al. De uitwendige gedaante is door den Ridder III.' hier meer in 't Oog gehouden dan de gedagte Afxdve^' Kenmerken, die alleenlyk plaats hebben in deHooFD- aerfte Soort, naamelyk *TUK* Tweed* * Met een Kaffigen Stoel en een vyf-Bor-^* ftelig Zaadkuifje. (i) Straalbloem , die Kruidig is , met Lan- Xe^nthto cetvormige uitgebreide Bladen, mum an» nuumH Deeze Soort groeit in Ooftenryk, Switzer- ^aarlykfe° land > Italië en de Zuidelyke deelen van Vrank- ryk* Men heeft 'er Vcrfcheidenheden van , die in eenige op^igten verfchillen , doch daar in overeenkomen 5 dat de Bladen als die van den Olyf boom zyn , en dat de Hoofdjes veel naar die van fommige Koornbloemen gelyken. Clü- s i ü s geeft de Afbeelding van , en befchryft , de eerfte, als een Gewas, dat met een witachtige Steng ter hoogte van eeq Elle opfchiet , die zig (i) Xerantbemum Herbaceum Fol. Lanceoïatïs patentibus. Spti Nat, XII. Gen* $47. p, 546. Veg* XIII. p. 624. jAcq. Vind. 150* Gouan» Monsp. 436. H* Cliff, 400, Xeranthemum' Oles folio &c. MORïS. Hift. III, p. 43. S. 6. T 21. f. 2. Jacea Olex folio Capitulis flmplicibus. C. B. Pip, 272, Ptar- mica Auftriaca. Clus. Hift. II, p. n# Pann. 547. fi, Xer. Olex folio foctens. Moris. utfupra. f, ï\ Xeranth. Cap. inapertis, HALl. Helv. 709. T. 23/ Jacea Oltx folio, reinore FJore. C. B. Pin. 272. y9 Xeranth. Oriëntale Frn&u maxime, TOURNÏ. C#r. 38. jacea Olea: folio Capit. compa&is. C. £8 fin, 272* l, jacea incana Cyani Capitulis, Uid, ë 3 51, Dïuel» Vi Stuk* 7Q Sament e eli c e Heesters. III. zig in eenige Takken verdeelt , op ft end Hoofd- ^ xvu * J*es hebbende van Zilverkleurige Schubben , met Hoofd- twaalf of veertien ftyve , drooge Blaadjes ge* stuk. ftraald , welke in 't eerst wit zyn , wordende ïlZgïede verv°lgens purperkleurig blaauw, en die Kleur, als men ze tusfchen droog Papier legt, Jaaren lang behoudende. Het Zaad zit in een digte Wolligheid, en is zeer klein > de Kelk rappig in deeze , die ook de Kafjes gaaf van Rand heeft. Deeze heeft geen Reuk, doch de Ita- liaanlehe, die een kleinere Bloem heeft, flinke volgens Morison, dat echter de Heer Hal- ier ontkent in de zyne, van hem afgebeeld, plaats te hebben. Zyn Ed. noemt dezelve Xeranthemum van Wallifer Land , met gefloo* ten Bloemhoofdjes , en zegt , dat de Bladen fmaj en fpits, van boven zwartachtig zyn,, van onderen wit , aan beide zyden Wollig , en de Bloemen , die nooit opengaan , van onderen Zilverkleurig gefchubd , van boven Vleefch- kïènrig of wit. Deeze is zo tterk niet van Gewas en heeft de Schubben van den Kelk zo rappig niet 5 maar de Kafjes als gefcheurd , de Krans byna zesbladig en draagt vyf of zes grooterc Zaaden , zegt Linn^us. De Der- de , in de Levant waargenomen , heeft, vol- gens To urnefort, zeer groote Zaadknop- pen en de Vierde zou dezelven hebben als die der Koornbioemen , volgens Ba uüin us. f% Met ** Met een naakten Stoel en Haairige Hl. r/ 11 -r:^„ Afdeel; Zaadkuifjes. XVIU (2) Straalbloem, die Heejierachtig isenregt*l^°™ opjlaande , met aangegroeide fmal Lancet n. yormige Bladen , die Eeltige Punten heh-^^££;> ben; de Takken eenbloemig en gebladerd. Deeze Soorc , gelyk alle de volgende , van 't Zuid - end van Afrika , of van de Kaap afkom- ftig , is door den Hoogleeraar J. Bürman- nüs zeer fraay in Afbeelding gebragt. Het geheele Gewas is met een digte Wolligheid overtoogen. De Takken zyn meer dan twee Voeten lang> rond en dik. De Bladen zyn ook lang , fmal en dikf De Bloemen , die zig by- na als Goudsbloemen vertoonen , hebben den Kelk en Straalen zeer glanzig Zilverkleur: het midden of de Schyf is bruin. Zyn Ed. merkt die met zwarte Punten, van Ray, als een Ver- fcheidenheid van deeze aan. (3) StraalbIoem3 die Heejierachtig is en regt* 5^J?*^ Op mum* Uitman- (2) Xeranthemum , Fruticofum erefèum , Fol, adnatis Lan-tende» ceolato linearibus apice callolo mucronatis , Ramis uniflatis foliolïs* Xer* Frut* Lanuginofum, Burm. Afr. 177. T. 66. f. 1. Xer* Afr. Ramofurn Gnaphalii folio. Raj Suppl. i%z> Xer. Speciofum Capenfc, Flore albo maximo. Pet. Gazé L T, i* f. 9. Chryfocome f, Argyrocome Afh Ericoides. Seb. Thes* II. p. 45* T* 4-3. f. 5* (3) XerAnthemum Frut, Ere&um , Fol. amplexi -caulibus Lanceolatis ttinerviis, Flor. peduncuJatis. Xeranth» tomen tofum iatifolium Flore maximo. Burm. Afr. 178* T. 66* f. s» E 4 II* Dees.* VU Stuk» 12 SAMENïEELlGE tiEEsigRS. |IL op/taande , de Bladen omvattende 9 Lan» ^xvn^ cetvormig en drie-Ribbig> de Bloemefi Hoofd* gefteeld. STUK* Tvuede Deeze is insgelyks afgebeeld door gezegden Hoogleeraar, die aanmerkt , dat de Bloemen ongemeen groot en fchoon zyn , van een geel- achtige Kleur; gelyk zyn Ed. deeze, zo wel als de voorgaande, in 'c Kruidboek van wylen den Wel Ed. Groot- Agtbaaren Heer Wit- sen, gevonden hadt. Zy hebben het Zaad- kuifje gepluimd, zo de Ridder aanmerkt. iv. (4) Straalbloem met een Heeft er achtige Kroon- jProiïfe- takkige Steng , de Bloemen ongefteeld, dè Xroomak- Bladen als ronde Korreltjes op elkandet ffifxxxi. leggende en naauwlyks te onderfcheidm. i Fig. 2. In fchoonheid overtreft nog deeze , die dc Koningin der Afrikaanfche of Kaapfche Bloe- men van Breyniüs genoemd wordt, devoor- gemelden. De grootte der Bloemen is wei- Big minder dan in de laatfte Soorr. Zy heb- ben een ongemeen fchoonen Zilverkleurigen Straalkrans, met een rood Koperigen weerfchyn, ver- EUchryfum Arr, Arbor, BOJJRH. Lugdh. I. p. 121. Elichr. Afr. Lanuginofttni ïarifoL ÉREVN Ic. 27. T. 16. f. 1. Raj. SuppU 1S2 N 13* SER Thes. TI. p. 4>\ T. 43. f. 6. (4) Xeranihemum Caule Frut. prolifero , Flor. fesGlihuï, Fol granulato- fubrotundis , imbneatis, obföletis. Ebchryfum Abrotani foe mnx tóliis. BREIN /f. 28. T. f7. £ i.Seb, A-fas. Iï. T. 2 9.> f. 6. Carduus Xerritithem cider. IUj. Suppl. itor. 467. BERG. Gz/>, 272. verliezende deH Glans , door 't bewaaren , zo III. min als de anderen. Het is een ftyf Kroonswys' getakt Heettertje , op de Bergen aan de Kaap Hoofd- groei jende, welks Takjes kruislings bezet zyn STÜK* met kleine Itompjes van Korrelachtige Blaad- jes, hoedanigen LiNN-ffitrs in geen ander Ge- was gevonden hadt, Zy worden echter door den vermaarden Breyn, die een Afbeelding van dit Gewas gegeven heeft , by die van de Wyfjes Averoon of Santolina vergeleeken. Die Afbeelding, zegt de Heer Bergius, is taa- melyk goed ; myns oordeels is dezelve zeer flegt en niet natuurlyk , doch beter dan die van Se ba , alwaar zy geheel anders voorkomen dan in myne Takken , van de Kaap ontvan- gen. Ook begryp ik niet , hoe de Ethiopifcfa Tamarifch , met gryze Zevenbooms Bladen 9 een roodachtige Bloem en Hoofdjes als van de Jacéa , die tusfchen de Takjes verfpreid zyn , hier t'huis gebragt kan worden. In de mynen komen alle de Bloemen op de Toppen der Takjes voort , die op verre naa zo regt niet als by Seba, maar zeer knoefb'g en hoekig uitge- groeid zyn. Mooglyk zal de Groeiplaats 9 op Bergtoppen of in Vlakten ; eenig onderfcheid hier in , zo wel als in de langte der Bladftom- pjes, veroirzaaken. Om het verfchil, aan te toonen, zo wel als wegens de fchoonheid van dit Gewas, heb ik een van myne Takken , in Fig. 2 , op Plaat XXXI, dóen afbeelden, in ccnige van welker E 5 Bloe^ lh DSFL» VI. STUK. 74 Samenteelige Heesters; III. Bloemen de Stoel geheel naakt en bloot , ia ^^^L' anderen nog bezet is met de Blommetjes, die Hoofd- een Violetklcurigen Mond hebben , en dus uit- stuk, rnunten in het Pluis der Zaaden , hoedanig een Rang!**6 Blommetje met zyn Vrugtbeginzel en hetgedag~ te Haairachtige of Borftelige Pluis, dat Haairig is , doch aan 't end Penfeelswyze zig verdeelt , by A , als ook een Blader - Stompje , beiden fterk vergroot zynde, by B , in Afbeelding zyn gebragt. Breyn beeldt geen andere Bloemen af, dan met een naakten Stoel, zonder Blom- metjes 5 die hy niet gezien zal hebben. De Vrugt- beginzels van 't Gnaphalium hebben , gelyk men op PI. XXX by A ziet , het Zaadkuifje geheel uit Pluis, dat Vederachtig is, beftaande, en dus gepluimd. v. (5) Straalbloem meteen Heeflerachtige Steng k imbrica- Eyronde , eenigermaate Wollige Blaadjes Gefchubcle, en gefchubde Bhemjteeltjet. De Kelken van deeze zyn glanzig wit, van buiten ten halve rosachtig, en het Zaadkuifje is roodachtig volgens den Ridder, die hier de Bonte van Bergiüs heeft t'huis gebragt. (6) Straal. ($) Xernnthemum CmWhns Fruticofis, Fol. ovatis fubtometi» tofis , Pedunculis fquamofis. Xerantheraum Capenfe Tartonraire Folns. Pet. Gaz. T. 5* f. 10, Xeranth. variegatum. Berg. C*p. 271» Elichryfura Pol. Thymi incanis denfe ftipatunv Breyn ton* T. 13. f. u Syngbnesia. 75 (ö) Straalbloem, die Heejlerachtig is, met cpjgfa elkander leggende , Eyrond - Elsvormige , XVn. , nr j Hoofd* gladde Bladen, STUK^ Deeze heeft de Kelken glanzig Puiperkleur,^^ de onderfte Schubben Tegelroodachtig en hetGry,achti- Zaadkuifje of Pluis der Zaaden is wit, de Blom-se- roetjes rood. *** Met een naakten Stoel en gepluimde Zaadkuifjes. (7) Straalbloem met Heefter achtige ™erle£- xJ^he. genie Stengen, en Wollige omgekromde retor. Bladen. omge- fccoincU Dit is een klein Kaapfch Heefter - Gewasje , met dunne leggende Stengetjes , waar aan dun- ne Takjes groeijen , met kromme Blaadjes als van 't Polium , volgens Duleniüs, welke de Takjes eenigermaate omvatten* tiet brengt gefteelde Bloemhoofd jes voort, van taamelyke grootte, die Zilverkleurig geftraald zyn. (8) Straalbloem met de Kelkfchiibben Docrn~ vin. achtig gefpitst. Gedootói De (6) Xeranthemum Fruticofum , Fot, imbricatis ovato-fubu- iatis glabrïs. Xer. Incanum Fol. fubrotundis Flore purpureo. BURM Afr. IS 3- T. 68. f. 1. (7) Xeranthemum CauU Frutescentibns provolutis , Fol. fomentolls recurvatk Xer» Recept, nudls , Seminum Pappo plumofo. H. Cliffl 400* Xeranthenoides procumbens Folii folio. ElLL Elih. 433. T. 3zz. f. 415* Lugdh 152, N, 2. (s) Xeranthemum Squamis Calycinïs mucronaro- Spinofis. Xer* 11. dbeu vi» %vm ^6 Samenteelige Heesters; Hl. De uitfteekende Kelkf chubben , die de Kraps Aitdbel. van je Bloem maaken, zyn in deeze Soort ge- Hoofd- wapend met Doornachtige Punten, 't Gewas is stuk» laag en verdeelt zig in Houtige Takjes, bezee met Lancetvormige Blaadjes , die wederzyds groen zyn, en de Bloemkrans! is geel of rood- achtig. ix. (9 ) Straalbloem met Takken die eenbloemig en fmXad£ Schubswyze bekleed zyn met/malle Blaad- £c* jes. De bynaam 5 Sefamoides, van Plukenet ontleend 3 fchynt niet toepasfelyk op een Ge- was, dat zeer fmalle Blaadjes heeft, en voor 5t overige ook geheel niet naar de Sefamum ge- lykt. Doch gedagte Autheur heeft dien bynaam ontleend van een Plant met fmalle Blaadjes en Steeltjes als de Koorenbloemen , Sefamoides parva Dioscoridis genaamd en afgebeeld by L6- b e l , 't welk hy noemt Xeranthemum Sefamoi- des, geevende vervolgens ook deezen naam aan dit 3fer. Ramofum , Petiolis fimpliclhus, Capite fpinofo. Burm. Jfr. 182. T. 67. f. 3. Xeranth. fpinofum Ethiopicum , Capit. compa&is purpurascentibus. Breyn Prodr. 2. p. 105. ( 9) Xeranthemum Ramis unifloris imbricatis Fol. linearibu^ Xer* Ramofuni Fol. Squamofis linearibus , Floribus Argenteis, BURM. Afu 18I. T. 47* f. 2. fa Xeranthem. $cfamoidesFlor* albo, Ericae Foliis Cauli fomentofè aftri^is. Pjluk. «4malth+ 213. T. 449» f. 5» Chryfocome f. Argyrocome Afr. Ericoides Cap. Bonas Spel Seb. Thes* II. T# 43. f. 5, Elichiyfuip Africanum tenuginofum anguftisfïmo folio ,*calyce Flor. Argen- teo & amplisfimo» Breyn U< 27, T. ft z4 Berg. Cap* 272, R» 152. N. 4« S Y N G E N F, S I A. 7^ ijlt Kaapfchc Gewas, 'c welk van anderen üry- lil. Madzg is getyteld. Hy zegt , dat het Bladen A™r£L* van Hey heeft , die aan den Wolligen Steel Hoof» als vast gelymd zyn j doch aan den Wortel STUK' losfe BlaCen , die langer zyn, als van de R^™eeck bloemen, Die by Seba afgebeeld is , moet daar van cene Verfcheidenheid zyn , als aan de Takjes zelf de Blaadjes niet aangeplakt hebben- de. De Afbeelding van den Hoogleeraar J. Rürmannus vertoone die aanvoeging der Blaadjes zeer duidelyk in een Takje met ver- fcheidene van deeze Bloemen , fchoon Zilverwit van Kleur ; doch de twee van hetzelve , die üit- gefpreid vertoond worden , zyn veel kleiner , dan die men geilooten op 2ydé ziet. In de Af- beelding van B&E YN zyn de Blöemfteelen veel te kort gemaakt. Behalve de zodanigen 5 wier Kelkfchubben van pi.xxxl> de kleinften tot de grootften toe zeer fpits zyn yFi^ 3 ■ 4* * een Zilverwitte Bloem maakende van byna twee Duim middellyn, heb ik 'er, van dergelyk Ge- was, die de Kelkfchubben zo fpits niet hebben en de Bloem wat kleiner , doch het middelftuk of de Schyf grooter , en deeze zyn van buiten Hoozeroodachtig , van binnen geel , met een niet minder fchoonen Glans. Ook heb ik 'er , van dat flag , geheel Zwavelkleurig of zuiver hoog Geel , gelyk die is, waar van de Afbeelding, in Fig. 3 , op Plaat XXXI , is vertoond. Aan een zy- Takje van één derzelven komen inder- daad Blaadjes voor van aanmerfcelyke langte en zeer IX. VI* STüSi 73 Samenteelxce Heesters. UI. zeer fmal , naar die van Rosmaryn eenigszinö A^fiLL' gel y kende, hoedanig eene door Bergius uk Hoofd- Ray, op deeze Soort, is aangehaald (*). Öf STÜK* deezc , nu , een weezen tlyke Verfcheidenheid zyn , dan een enkele Speeling der Natuur, zou misfchien by nader onderzoek blyken kunnen. Onder een menigte van deeze Bloemen , van de Kaap ontvangen, ten minlte, heb ik nooit an* deren, dan de Züverkleurigen , gezien met zo fpitfe Kelk - Schubben , als Fig. 4, in een der- zeiven, volmaakt natuurlyk van agteren uitgc- fpreid afgebeeld , aanwyst, en waar uit blykt^; hoe zeer dezelve van die rood- en geelkleuriger! verfchille. Zy behouden aïtemaa! haar Kleur eri Glans en zyn dus onder de Onverganglyken , in 't Franfch Immortellen , te rekenen , en te- vens van de fraaist gekleurden ; zo dat gedagte Plaat eenigen der fchoonfte Bloemen van de Kaap vcorftelt. té (10) Straalbloem met eenbloemige Rysachtigé RysachtU* Takken; de Bladen Lancetvormig Wollig} 2e- de Bloernfteelen bykans naakt. Deeze zou voornaamelyk van de voorgaande Soort verfchillen , door den Kelk geel , niet wit (*) Xersnthemum Capenfè Rorlsmani foi»o Fiore albo. Suppi App. p. 239. N. 22. (10 Xcrar.thcmur.1 Ramis uniflorïs vïrgatts , Fol. Lanceolatis tomentoiis , Peduncul;s fubnudis. Mant. 284. liSRG Cap.zjt. Elichryfum Africanum tornt- n:ofum , anguftisfimo Polio, Caly- ce Sulphureo amplo, Breyn, Prodr. 3. T4 16. f, 3* S Y N G E N E S I A. 79 Wit of paarfch , te hebben , volgens L i n n m ü s> HL aanwien de Heer D. van Royen berigt ^ . hadti dat zy de Meelknopjes geftaart heeft. Ide-Ioofd» de eerfteopflag zou derhalve myne gemelde hier8™^- fchynen t'huis te hooren ; doch ik bevind niet ,Ran& dat dezelve de Takjes minder gefchubd of Rysachtiger , de Bloemfteelen naakter, of de Bladen Lancetvormiger heeft , dan de Zilver- kleurigen. Gedagte eigenfchap der Meelknopjes heb ik derhalve my de uitneemende moeite niet willen geeven te onderzoeken. Die van Ber- cius, bovendien , fchynt my duïdelyk van de voorgaande te verfchillen. (nj Straalbloem met naakte eenbloemige xi. Bloemfteelen aan 't end der Takken uit^^^ fteekende ; de Bladen Lancetvormig en Wollig. j Deeze heeft , volgens den zelfden Leidfen Hoogleeraar, een Houtige Steng, die teder is, gepluimd Takkig, en , gelyk het gamfche Ge- Was, met eene witte Wolligheid bedekt; gee- vende aan 't end lange Bloemfteelen uit. ( 12) Straalbloem met eenzaame knikkende * Vanegar JjlOe turn. Bonte* (n) Xerantbemum Pedunculis terminaiibns exfsrtis nudis unifloris, Fol. Lahceolatis tomentofis. Syst. Nat* XI C. Veg. XIII. (12) Xerantbemum Flor. folkarns nutantibus, Squamis Ca- lycinis obtufïs maculatis, Royen MsJï Xeranthetuiira Aft* Gnaphalii Fol. tomentofis &c. Raj* SuppL 18 1* II* DE35L* VI, Stuk» S5o Samenteelige Heesters, III» Bloemen , de Kelkfchubben ftomp en ge* stuk.D" Deeze heeft , volgens de aangehaalde van tweedt &AY* Wollige Bladen als van het Gnaphalium 9 die, zo|wel alsdc toppen der Schubben , Roest- kleurig zyn. 't Gewas groeit tot de hoogte van een Voet of hooger, en heeft een dikke flyve Steng , die van onder tot boven bezet is met Wollig gryze Blaadjes , langer dan een Duim en een derde Duims breed , zynde op- waards in eenige Takjes verdeeld , die ieder ; een enkele groote witte Bloem, metRoesckleu* rige Tippen, draagen. xin (I3) Straalbloem, die de Bloemen in een Tuil Fankufa- vergaard heeft , mei fmal Lancetvormige Tuiidtaa- 4 Bladen. gendc, Door veele Bloemen by elkander in een Tuiltje vergaard te hebben, op den top der Stengen of Takken, verfchilt deeze van alle de anderen. Zy zyn niettemin van dergelyke fi- guur doch kleiner , hebbende een Zil verkleuri- gen krans van uitfteekende Kelkfchubben , zeet fpits gepunt , rondom een Schyf of middelltuk van geelachtige Blommetjes. De Bladen, die de Takjes omvatten, zyn lang, fmal, fpits, flap en Wollig, 'c Gewas fchynt weinig meer hoogte (13) Xeranthemum Flor. paniculatis , Fol. lineari - Lanceo- latis» Xer* incanura, Fol. oblongo - acutis , Capitulis plurimiê Argcmcis. Buaivi, Afu 180. T. $7. f. u S Y N G E N E S I A, 8| hoogte te bobben dan dc nnnstvoor^pde Soort. jEt Het is , gclyk alle de overigen , behalve de eer- ^^ff" lte, van de Kaap of het Zuid -end van Afrika Hoofd. afkomftig. STÜK# J Tweede Baccharïs. RoerkruiU Ran&* Dit Geflagf heeft een naakten Stoel : het Zaadkuifje is Haairig , de Kelk gefchubd en Rolrond : de Wyf j?s - Blommetjes zyn onder de Tweeilagtigen gemengd, Het voert den Griekfchen naam, van Dioscorides af- komftig , die aan fommige Soorten van het volgende wordt gegeven. Agt Soorten , altemaal uïthcemfche en de meeften Heefterachtig , zyn 'er in vervat, als volgt. (i) Roerkruid met Lancetvormige overlangs t. }1 Zmgswys' getande Bladen. qvlfïiia?* . Zaagbladï£e Deeze Soort is door Pater F e c i l l é e in Peru of Chili waargenomen , die daar toe de Afrikaanfche laage Conyza van Tournefort, bet imalle geribde Bladen en Kroontjes-Bloe- men , f i ) BaccbarU Fol, Lanceohtis * longltudinaliter ferrato- r dentatis. Syst. Nat. XII. Gen. 949* p. 547. Peg. XIII. p» 625. H. Cliff: 404 R. Lugdbm 152. Conyza frutescens, Fol. anguftioribus nervofis. Feuill. Peruv. 750. T. 37. Eupator. Afr* Agerato affinis Flor. al|>is« Pluk. Alm. 400. T. 328. f. 2. Con. Aft. humilis, Fol. anguftioribus nervofis, FI. urn- beliatis. Touen. /«/?. p. 455. Barth. a&. Hafn. 11. p« 57; t F I>«L, VI, STUK, 8a Samen teelige Heesters, Hl. men , betrekt , zeggende, dat zy een taanie* A xvEnL" ^ aangenaamen Reuk heeft 3 en dat de In- Hoofd- diaanen 'er het Afkookzel van gebruiken tot ver- stuk. fterking van de Maag. 't Gewas is Heefterach-* Tu^!de tJ*S> en k°mt in Bladerloof eenigermaate met een Soort van Balfemkruid overeen. De Wyfjes- Blommetjes, hoedanig de meeften zyn5- komen in drie - en verdeeld voor ; de Tweeflagtigen « die het midden beflaan , weinig in getal 5 zyn in vyven gedeeld. Ditzelfde Gewas zou, volgens den Franeker Hovenier Meese , door den Ridder ook ge- plaatst zyn in 't Geflagt van Iva, 't welk hy alleenlyk uit de aanhaaling van Morison op- gemaakt kan hebben ; maar behalve dat de Sexe der Planten by de Autheuren vooral wat de Samenteelige Gewasf-n aangaat , dikwils zeer duifter is5 zo blykt uit de andere aanhaalingen, van den Hortus Cliffortianus > van Royen H. Lugdbat. enz. , dat hier weezentlyk ver-* fchillende Plantgewasfen bedoeld worden ; zyn- de de Aanmerkingen van Meese der hal ven in deezen ongegrond (f). (2) Roerkruid met Lancetvormige Bladen, die (t) Zie dezelven in zyn Werkje over de Syngenefia 9 Leeuw- 1761* p. 35, (2) 'Baccharis FoL Lanceolcuis fuperne uno èlterové Dentf- culo ferratis. H. Ciïff. 404, R. Lugdh* 152, Arbuscula Folii? Merii. BOERH. Lugdb. II. p. 253. JBaccharis Neriifolia. Langbla» doch heeft den Stam een Arm dik ff). De Bladen > die overhoeks groeijen , hebben byna de grootte van de Handpalm , zyn- de ruuwachtig doch niet Wollig. Aan 't end der Takken komt een Bloemtuil 3 van een Span lang en breed , beftaande uit Klootrondachtige Kelken , digt bekleed met Elsvormige Schubbet- jes, die over elkander leggen. Het Zaadkuifje is Haairig , eens zo lang als de Kelk , vaal van Kleur en de Zaaden zyn geftrcept. (4) Roerkruid met Jtomp Eyronde Bladen , m die aan H end met uitranding gekarteld zyn. ^ifmïfL Dee-^' (3) Baccharis FoL Elliptïco - Lanceolatïs , integerrlmis nu dis petiolatis* Mant. 284. (■j-; In 't Geflagt van Conyza fcomt een Oosritidifche voor , met dergelyken Sram , wel twee Mans lahgten hoog* (4) Baccharis Fol obovatis (uperne emargimto • crenatis» H. Cliffl 405. GRON, 1rirg. 12 1% R« Lugdh Senedo Virg. arborescens Atnplïcis folio. Raj, Hij?. 1799. S§(iBfté. F 2 Parad; ih T>mh* VI* STTjttf Breedbla* 84 Samenteelige Heesters. IIU Dceze Virginifche heeft Bladen, welke nair Afpkel» fcQ £€V Wilde Melde gelyken en blaauwachtig XVII. Hoofd- of Zeegroen zyn. 't Gewas is Boomachtig en stuk. heeft het Pluis der Bladen Zilverkleurig. v. (5) Rocrkruid met breed Lancêtvormige , on- l)hsL£' gejleelde f getande , gejloppelde Bladen. dis% Levamfdr. Deeze zou , misfehien , de Baccharis van Dioscorides kunnen zyn. 't Gewas, dac in Egypte en Syrië groeit, brengt vdele Steel- tjes uit éénen Wortel voort, waar aan langwer- pige Blaadjes als van den Olyf boom , die vet en ruigachtig zyn , van eenen vry zwaaren Reuk, doch met eenige aangenaamheid, gely- kende in Bloem en Zaad veel naar de grootc Conyza. De Ingezetenen van Tripoli, in Sy- rië , noemenze Thaun f zo Raüwolf ge- tuigt. vï- ; (6) Roerkruid met Jlomp Eyronde Bladen , die indïcT** gejleeld en fyn getand zyn. mdt. Het aariich. Parad* p. T, 225. Pfeudo- Ilelichryfum Virg. fmtescens , *ec. MORIS. Hifi. III. p. 90. S. 7. T. 10. f. 4. Elichryfo affims- Virginiana Frutescens &c Pluk. Alm. 134. T. 27. f. 2, Argy- rocome Virginiana Atriplicis folio. Pet. Qaz. T. 7. f. 4. ($) Baccharis Fol* latj - Lancéolarzs cienmis fesCiVihus ftt- pulatis. Am. Acad. IV. p. 289, Conyza imjor airera. C. B. Pm* 265. Conyza Dioscoridis. Rauw. h 54. T. 54. Conyza Syrix. J. B. Hifi. II. p. 1054. Raj. Hifi. 2S2. Gron. Or. I JO. (6) Baccharis Fol. obovatis dentïcularss petiolatis. Euparorio nffinis PJanta Zeylanica Fol, ülmi. BREYN Cent. T# 70. Burm» Tl. Indf 178, S; Y N G E N E S I A» 85 ' Het Ceylonfche Gewas van Breyn, met Hl. Olmen- Bladen, naar 't Boelkens-Kruid gely-^f 4 leende, zou ook aan de Kaap der Goede HopeHooFD- waargenomen zyn* Het heeft de Takken met8T"K^ verheven Streepen ; de Bladen zyn ftomp o-Ra™e* vaal en glad , van grootte als een Duimlid, eenigermaate Zaagswyze getand. Aan 't end komt een groote Tuil van hoekige Bloemfteel- tjes met cenige Elsvormige Blikjes, De Kelken zyn Rolrond en glad. (7) Roerkruid met ftomp Eyronde , effenran- B™;ris dige , ruuwe ongef teelde Bladen , die van Brafiiiana. onderen geaderd zyn. afnfche*. Deeze Brafiliaanfche , die de Steng eeniger- maate hoekig heeft, brengt zeeryle, Takkige> Tuiltjes van Bloemen voort, ver van elkander, wier Kelken fpicfe Schubben hebben en hec Zaadkuifje is Roestkleurig. (8) Roerkruid met Lancetvormige Zaagswys' Bvlxhl- . getande Bladen en gebladerde Tuilen. fxtida Stinkend. Hier wordt de Heeflerachtige, zeer {tinken- de , Amerikaanfche Conyza , van Dillenius, t'huis (7) Baccbaris Fol. obovaris, imegris , fcabris , fesfilibus, fubtus Venofis* Tremate. MARGGR. Brau su Burm. Fl. Jnd. i7g. (8) Bdccharis Fol. LanceoJatis ferrato « dentatis 9 Corymbis Folioils» Gron. ift'f* Conyza Americana Fmtescens 9 fbetidisdraa, DlLL Elth. 106. T. 89. f. 105 ? F3 IU Deel. vL Stuk, 86 S AMEJSf TEELIGE H K E S T Z R £ W« t'huis gebragt. 't Gewas groeit in Virginie, en Axni.L is van Clayton Boclkens - Kruid met witte Hoofd- Bloemen , getyteld. Drie Ellen hoogte hadt stuk. het jn Engeland , in de open Grond, bereikt. Tweede C o n y z a. Tonderkruid. Een naakte Stoel ; een eenvoudig Haairig Zaadkuifje ; een gefchubde rondachtige Kelk^ cn de Srraaien der Bloem in drie -en gedeeld, zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt. 13e eerfte Soort, die Kruidig is , voert * ik weet niet om welke reden , den Nederdultfchen naam van Donderkruid , rnocglyk beter Tonder- kruid gefpeld 3 dien ik derhalve als een Ge- flagtnaam gebruik ff). Onder de drie - en - twintig Soorten van hetzelve komen eenige Heelter- achtigen voor , welke hier volgen. in. (3) Tonderkruid met effenrandige J malle Bla- forlidT* ; driebloemige lange Bloemjleelen ; d$ vmikieu- Steng laag Heef ter achtig. ïig. Dit Gewas , te vooren met den zelfden by- naam ft) Want de benaamïng van Donderkruid weet ik geen re- den voor 5 daar mooglyk de Wolligheid der Bladen qf het Pitifs der Bloemen, gedroogd, voor Tonder zou kunnen ver- ürekken. ( 3 ) Conyza Foh ünearibus integerrimis , Pedunculis longis trifiaris , Caulc fiirfmticofo. Veg. XIII. Gen. 950. p. 6z6. Munt. 466* Gnaphalium fordidum, Sp. Plant. 119$* H. Cliff. 401. GCH'AN Monsp. 435. GER. Prov. 212. GARID* Aix. 1*7. Elichryfum fylv. anguftiC Ca pit. conglobatis. C. B. Tin, 264» Todrnf. InJI4 45 3t Stoechas citrina altera. Los, S Y N G E N E S I £. 87 o:am onder de Soorten van Gnaphalium be*AF^L .:iv;kken, cn dus getyteld, om dat de Bloem- xvn/ kelken niet meer dan eene vuile Goudkleur Hoofd- STUK hebben, groeit in Languedok, Provence en Ita- ïië- op Rotlen en Muuren. Het zweemt veélRang"* naar het Elichryfum , doch heeft langer Bladen en kleine ronde Hoofdjes. Ook is het als een basterd -Soort van de Rynbloemen aangemerkt geweest. Garidell hadt opgemerkt, dat dit Gewas eenen Harstachtigen Reuk heeft, en een laffen Gras - Smaak. Men vindt het by LobeLj onder den naam van andere of |W£§- de StCBchas citrina, afgebeeld. (4.) Tonderkruid met /malle een weinig getan* iv. de Bladen , zeer lange eenbloemige Steelen , s^TaiWsm de Steng Heeft machtig. steenmin- Deeze , die naar de voorgaande vry veel ge- 3ykt, groeit in de Zuidelyke deelen van Euro- pa , in Paleftina en zelfs aan de Kaap der Goede Hope. Men vindt 'er de Afbeelding van by Boe co ne. C B auh in us vertoont ook dit Gewas , en zegt , dat het een Steng van an- derhalve Handbreed heeft , die in eenige korte Tak- (4) Conyza Fol. linearibus fubdentatis , Pedunculis longisfimis ainifioris, Caulc Suffrutkofo. H. Cliff. 401. Helïchryfum Cap. iingular. brevibus. Mor. Mft. II I. p. 87. S. 7. T. 10. f. itf. Helichryfum Saxatile, (ïngulari Opitulo amplo. EOCC, Mus, 142. T. 104. Elichryfo fylveftri , Floie oblongo , finiilis, C» p. Pin. 16 s. Pradr. T. p, Ï23. F 4 U« VI. STOK. 38 $ AMENTEELIGE HEESTERS. III. Takjes verdeeld is. zo dat men het naauwlyks Afdeei v xvn." onder de Heeiters tellen kan. Het was dus Hoofd- op het Gebergte van Italië waargenomen. STUK. xir. (ia) Tonderkruid met een bogtige Heejler- fiï/J/L. achtige Steng , langwerpig Eyronde eflen- Eogcjg. randige Bladen , en omgeboogen Tros/en. Deeze is door Vaillant , onder den naam van Conyza van Madagaskar , die Hee- Üerachtig is , met een bogtige Steng en Kor- noelje* Booms Bladen, voorgefteld. xiii. O 3) Tonderkruid met Eyronde Wollige Bh- Ca\vu?' den , getropte Bloemen , de Bloemjleeltjes zydelings en aan 't end der Takken. Op Kandia vindt men deeze Soort, die we- gens de witheid der Bladen , welke in figuur ook naar die van 't Wollekruïd gelyken , den bynaam voert. De BIoem(teelen loopen op- waards dikken Men vindt 'er eene Verfchei- denheid van , welke met korte kromme Bloem- ftraalen praalt. (14) Ton- (12) Conyza Caule tortuofo Fruticofo , Fol. ovaro -ohlongis imegerrimis, Racemis rcflexis. H. Cliff. 405. Conyza Mada- gs'carienfis, Fruticofa, tortuofo Caule, Corni (oio. Vaill,. Aïï:. 1719. p. 3S>6* f:3) Conyz* Fol. ovatis tomentolis , Flor. conferti's , Pe« duncuüs lateralibus terminalibusque. H* Cliff. 40$. R„ Lugdh. 157» Conyza Cretica Frut. Folio molli candid sGmo, tomen- tofu. TOURNF, Cor. 33. Con. Saxatilis Fol. Filagmis. Bijxb„ Cent. II p 23. T. 17. AÜer tomentofus luteus Vertaci folio. Bocc. Sic. 60. T. 31. f. 2. Jacohxa Crec. incana &:c. BARR. Kar. T. 217. After Ragiifuius folio Verbrei. Z^N. Hiftm JU, S. Y NCENBS1A.' 89 (14) Tondcrkruid met Lancetvoftnig Eyronde III. ruuwe Bladen , eenbloemige Bloemfieelen AixDv^^ en rappige Kelken. Hoofd- 4 ¥- - Jk j , stuk. Dceze Indifche is een Jaarlyks Gewas, doch ^ met EÜoutige Stengen , die rond, ruig en xè&AntèkmniA |yn. Het heeft de Bladen overhoeks, fpits Zm&o* Zaagswys' getand , mee een Steeltje dat vandsnd* onderen paarfch is.. De tippen des Kelks zyn Lancetvormig , verlangd en uitgebreid : de Bloem is klein en paaiTchachtig y uit vyf-en twintig Twceflachtige Blommetjes famengelteld. Het Zaad is bitter en heeft een Wormdoodendc fcragt, volgens den beroemden Hermannus, O 5) Tonderkruid met Lancetvormige , van xv. onderen Wollige Bladen , de Bladjleelen BCJf^tn ook Zaazswyze getand. ra. ö Balfeqn- Onder den naam van Ruikende Cenyza isdraagend* dceze door R u m phiüs befchreeven , die aan- merkt , dat dezelve in Geitake naar het Kruid van dien naam , in Wolligheid der Bladeren naar f14) Conyza Fol. Lanceolato » ovatis fcabris , Pedunculis imifloris, Calycibus {quarrofis. Baccharoides. FU Zeyi> 418* Conyza. Ind. Virgae Aurece folio &c. VAiix. Mem. 1719. p. 358. Scabiofa Conyzoides FoU laris dentatis &c. Bur.vi. FU Ztyl 210. T. 95* Cattu- Schiragam* Hort. Mal. li. p, 39. T« 24.. Raj Hijl. 443* Burins. Fl. Ind. p. 178* (15) Conyza Fol. Lanceolatis fubtus tomeruofis , Petiolis etiam ièrrato dentatis. Conyza Arbor Zeyhnenhs &c. Pluk, Amalth. 64. Conyza odorata. RüMPH Amb. Vï. T. 24. f. 1. Conyza odoma f. Helenium aherum Salviar odorem lpiraas- CLUS. Exot. L. IV. C. 23, p. 92. EuRM. Fl. Ind. 178. F 5 IU Dfel. VI. Stuk. S AM EN TEEL I GE HEESTERS. HL naar 't Alants- Wortel Kruid en in Reuk maf AFxvn.L ^e Salie gelykt. Men noemt het Sambong in Hoofd Oostindie , alwaar het op de Eilanden zo wel STÜK* als aan de Vaste Kust groeit. Daar is een Soort jfas" ' van , die meer dan eens Mans langte hoog op- fchiet, en deswegen wordt het de Conyza- Boom by Pluk ene t getyteld. De Bladen zyn wel een Voet lang en een Hand breed , llerk gea- derd 9 doch zagt in 't aanraaken , op de kanten ongelyk getand. De Bloemen zyn met een Pluis van kleine Draadjes geftraald 9 zoRumphius aanmerkt , zeggende , dat men de Bladen niet als Moeskruid eet 5 onder de Indiaanen, maar dezelven om den Geur onder de Spyzen doet§ wordende die , op Java , in plaats van Salie , en het Af kookzel , zo wel in - als uitwendig , gebruikt. In een Tuin , of op een gebouwd Land , wordt dit Gewas fomtyds een Boom 3 van wel twee Mans langten hoog , met een Stam van eea Arm dik (*), xvu (16) Tonderkmid met langwerpige Bladen en Cvnyzai p, . Cinerea. JTi,Ul~ Afchkleu- Eig. (*) Van die hoogte zegt RumphiüS deeze Ruikende Co«- nyza in zyn Tuin op Ambon gehad te hebben. Hierom is 'c iny onbegrypelyk, hoe Ljnnze: S van de Baccbaris Arborea 9 (zie hier voor bladz. 83.) heeft kunnen zeggen, dat dezelve de Groot fte Boom in deeze Klasfe ty. (16) Conyz* Foi» oblongis , Flor* paniculatis , Coroll. Cy ündricis , Calyce duplo lon^ioribus. Stnecio Indicus Atriplicis folio. Moris. Hift. UU p. ic5. S. 7. T, 17. f. 7. Senecioi- des. Fl. Zeyl 419. Senecio Indica Fol. ternis crenatis. BuRM* ZcyL 21 1. T. 96. f. i, Eupatorium anguftiore folio Bermudenfe. Pl.UK. Alm. 141. T. 243* f. 3. Oius Sc rophiniim, RüMPH% £&h% VI. T, 14. U l.BUBM, Ff, Ind. p, 17 s* S Y N G E N E S I A. 91 Pkii:::cn van Rolronde Bloemen, die eens HL zo lang zyn als de Kelk. ATvuU , . ^ . . HOOFDE Dit Gewas, ook in Oostindie groeijende ,STUK. noemt gedagte Autheur Zeugen- of Varkens- fmtk Moes , om dat het veel van die Beeften gegeten Ran^ wordt ; {trekkende de malfche Toppen , ge- kookt , ook den Indiaanen tot Spyze, Het groeit met eenige Stengen, niet veel hooger dan een Elle , zegt hy , en heeft Bladen naar die der Netelen gelykende, doch wat langer en fpitfer, aan de kanten grof getand* De Bloemen fchy- nen zeer klein te zyn , maakende yle Tuiltjes op de toppen der Stengen of Bladfteelen. Dus fchynt hetzelve van de Ceylonfche Senecio mee drievoudige gekartelde Biaden van den Hoog- Jeeraar Burmannus, te verfchillen, De Bloemen zyn Rolrond en paarfch , met korte Stylen en het Zaadpluis langer dan de Kelk 5 zegt onze Ridder. (17) Tonderkruid met Eyronde , Zaagswys' xvir. getande 3 eenigermaate Wollige , /pitje 0^rat^ kend. f17) Conyza Fol. ovatis ferran's iubtornentofls acutis, Caule Corymboio, Corollis fubglobofk Am. Acad, V* p. 406. Co- nv?a odcrata minor eje&u purpurascens Corymbuü. Brown"* Jan. ais* Conyza Arboiescens purpurea Folio Verbasci den* tato. ?lum. Spec. 9, ic. 97* Conyza mijorodorata f. Saccharis Flor. purpurcis nudis, SLOAN. Jam. 124. Hift. I, p, 258, T. 152. f 1. fi. Eupator Conyzoidas Maderaspanna , fohglabris* flore purpurasceme. PlüK* Alm. 141, X. 177. f. 2. liüEM. Jf!. Ind. p. 179. 9* SaMenteelice Heesters. HL Bladen , en getuilde Bloemen , die Kloot*. *Ï?"L| rondachtig zyn. stuk.D In de Westindiën kómt deeze Soort voor, Tweede welke by Plümier den naam voert van R*"Z* Boomachtige paarfche Conyza , met getande Wol- lekruids Bladen. Sloane vondtze op Moe- rasfige plaatfen aan de Zeekust van % Eiland Jamaika. Een dcrgelyk Gewas fchynthet te zyn , dat Pluk e net onder de Planten van Ma- drasf aantekent , hebbende gladde Bladen en cene paarfchachtige Bloem ; zynde dit op Java onder den naam van Sambong Oatang of Wilde Salie bekend. fi8) Tonderkruid met Lancet swys* Eyronde chinen/ii omgeboogen Zaagswys' getande Bladen 5 chmeefch. ^ ym on(jeren Wollig zyn ; de Bloemen getropt aan 't end. • Dit Gewas , dat Rumphius Ambonfche Senecio tytelt, fchiet, met een dikke hardachti- Steng, fomtyds een Elle hoog. Zelden draagt het meer dan drie Bloemen aan Tropjes by el- kander. Het wordt op Ambon Liefdekruid ge- noemd, dewyl het Vrouwvolk zig daar mede het Aangezigt wafcht , om de Mannen te be- haagen. De Heelterachtige Conyza, met Reuk van (18) Conyza fol. Lanceohto- ovatis, rcflexo - ferratis , fub- tus tcmentolïs , Flor. terminalibus congcftis. Senecio Amhoi- nicus. RüMPH» Amb* VI. T. 14» f* 2. UüRM. Fl. InL p« 179* S Y N G E N E S I A. 9$ van Ciftus , welke de beroemde S l o a n e op l$4 Jamaika waarnam , fchynt naar 't zelve te gely-AF"^ ken. Op Java wordt het, wegens de Bloemen , Hoofd* Paarle - Knop gctyteld. STÜK' (ig) ïonderkruid met ovaale , efenrandiee 9u. *TX- ruuwe , van onderen ruige Bladen. Ruig. Dit Chineefche Gewas heeft eene ruigachti- ge Steng; de Bladen langwerpig of ovaal, ef- fenrandig , ruuw , van onderen zeer ruig en bleek; de Bloemen Troswyze famengehoopt ; de Kelken als van het Sterrekruid. (20) Tonderkruid met Eyronde effent andige xk. f pitje , van onderen Wollige Bladen; deA^lres-* Aairen over de eene zyde gekroond , Mc**^mch« omgeboogen Blikjes. tig. Dit Gewas , in de Westindïën voorkomende 5 en van Plümier BoomacMige Conyza met blaauwe Bloemen , getyteld , geeft de Hoofd- jes Aairswyze tot de zyden der Takken uit , yolgens Sloane 5 die meent, dat het de ' Tnmate der Brafiliaanen zy. Hier toe behoort het f19) Conyza Fol. ovalibus inregerrirnis fcabris fubrus hir- futis. (20) Conyza Fol. ovtth inregerrirnis acutis fubtus tomen- tofis, Spicisrecurvatis fecundis, Brafteis reflexis^ Conyza Ar- borescens Florihus coeru.'eis. Plum. Sp, 10. T, 150. f. 2» Conyza Frut. flore pallide purpureo &c. SLOAN. Jam. 124. Hift.l. p 257 Euparorium. ere&um hirfutum 8cc, Brown. Jam. 313. ÏU Deel. VI. Stok, $4 Samenteelige Heesters. III. het opgeregte ruige Boelkens - Kruid van BroW- [A 1? T\ TT P T XV1U ' jne j dat de Bloem ► Aairen aan 't end der Tak- Hoofp- ken altemaal over cene zyde hellende heeft. STUK* ^ xxr. (ai) Tonderkruid met Eyronde e ff enr eindige Hceiter- Jlompe Bladen ; de Bloemen ongefleeld over- *B»uft hoeks, de Takjes bogtig. Deeze , ook in Zuid - Amerika groeijende \ Is Heefterachtig en heeft Bladen als die van den Kwee- Boom , volgens Plu mi er, wiens Amerikaanfch Heefterachtig Boelkens - Kruid 9 met Bladen van Hondsdraf en eene paarfch- achtige Bloem , hier ook t'hüis gebragt wordt* S e n E c i o. Kruiskruid. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn ; een naakte Stoel; een eenvoudig Zaad- kuifje , dat Haairig is; de Kelk Rolrond, ge- kelktj de Schubben van het Onderkelkje 3 aan 't end 3 als verfchroeid hebbende. Onder de menigvuldige Soorten van hetzel- ve ? waar van het gewoone Kruiskruid ééne is 9 komen eenige Heefterachtige , meest Kaapfche ? voor, welken ik hier zal befchryven. (34) Kruis- (21) Conyza Fol. ovatis integerrimis obtufis , Flor, fesfïlibis alternis, Ramulis flexuofis. Ccayza frutescens Cydonias folio. Plum. Sp. 9. Ic. f. 1. Eupatorium Amer. frutescens 3- Hedene terreftris folio ; Flore purpurasceme, Plum. Sp* 10. S T N G É W E S I A. 9J (34) Kruiskruid met gefiraalde Bloemen en ™j Verfpreide /malle Bladen , de Stóng ifee- xvii.' fterachtig. Hoofd- stuk. Van dit Afrikaanfche of liever Kaapfche «**5fe Gewas » zyn de Ar oeeldingen , hier aangehaald \gifolius. aanmerkelyk verfchïltende. Het komt fomtyds d^bh" Heefterachtig , fomtyds Kruidig voor, hebben- de de Bladen ook breeder of fmaller, maar dit verfchilt op de zelfde Plant , gclyk men uit de Afbeelding van Commelyn kan zien 9 die 'er Lavendel - Bladen aan toefchryfc. Ik heb een Tak daar van , volkomen ftrookende met de befchry ving van den Heer Bergius 3 die deeze Soort van zyne Draadbladige onderfcheidt * tot welke die met groeneHaairachtig dunne Bladen, Van Hermannus , door zyn Ed. t'huis gebragt wordt. Deeze Draadbladige is door den Ridder betrokken tot de Gekroonde , welke de Bladen Vinswyze getand heeft , dat in de befchry ving van Bergiüs niet te vinden is , maar wel in die van zyne Grootbloemige. Linn^e u s vraagt , of die ook mede behoore tot deeze Soort 5 (34) Senecfo Corollis radianribus, Foüis linearibus fparfis , Caule Fruticofo. Jacobaea Afr. Fol. Capillaceo vhldU Hfkm. Afr. 14. Jac. Afr. fruticans oblongis Foliis anguftis imegds incanis, Volck. Nor. 224. Jac. Afr* Frutescens Lavendu!;» Folio latiore 5c anguftiore. Comm. Hort. II. p. 141, T. 71. Jac. Ethiop. Lavendulae folio. Breyn Cenn T. 63. Jic» /Ethiop* anguft* Scpraelongis foi. rarius crenatis. Px.UK. Mans. 107. T. 421. f. 5. ILDeel» VI. Srux* 96 S l ■■■ M E N 1 E E L I G E [ I E E s T E R S?. V IU. Soort , •$ welk my gantfch niet waarfchynlyk ^xviif" voorkomt. De JBladen zyn wel , in deezc Larig- Hoofd- bladige , hier en daar fömtyds wac gefchaard , STVK* doch zodanig niet ingefreeden of verdeeld, ais 7U%gl'dt in dezelve. \ Gewas groeit Heeftc rachtigj mee Stengen , die eerst groen % dan Wollig > en eiri- dclyk Houtachtig bruin zyn \ hebbende de Bladen om laag veel breeder dan aan de Bloemdraa* gende Takjes 5 gekroond met eenige Bloemen » met de bepaalingen van dit Geflagt overeen^ komftig j welke niet zeer groot en geel geftraald zyn , gevuld met het Haairachtige witte Piuis der Vrugtbcginzelen of aanrypende Zaaden. xxxvt; (36) Kruiskruid met gcjiraalde Bloemen en firrif^T ftomP Eyro7lde-> Vleezige 9 getande Bladen, Meidebia- fa Stevg Heefter achtig. De Bladen vsn deeze Soort, die in de El- thamfche Tuin een Gewas maakte van twee of drie Ellen hoog meteen Stam van een Arm dik ; waren rondachtig , glad , dik en ftyf 3 aan de kanten getand , vlak 5 doch een weinig i' men- getrokken , in figuur als tu^fchen die der Made- lieven en Hemelflcutels in ; voorts in gedaante naar die der Zee -Melde gelykende, als bekleed zynde met eenige Wolligheid en fyn geaderd 't Ver- (36) Sentcio Coroll. radiantibus , Fol. obovatis Cawofïs dentatis, Caule Fruticofo, Solidago Fol. obverfe pvatis &c. Hf Clïff. 411. Doria Afr. Arborescens Fol. crasfis et fuccu* lentis, Atriplicem referentibus. DlLL. Eltb% 124, 104. C Ï24, $ T N G E K £ S 1 A. 97 ■t Verfchil fehynt niet groot te zyn tusfchen Hl* deeze en de veertigfte Soort. AxvnE.L* C37) Kruiskruid met geftr aaide Bloemen , en^u™ Pylvormige getande Bladen , de Steng $m- xxxvir. vattende , die Heefter achtig is. ufdfluus. Deeze Kaapfche Heefter bereikt dikwils de EikbUdige^ hoogte van een Menfch, zegt Commelyn, hebbende een ronde Haairige Steng, in der- gelyke Takken verdeeld , waar aan Bladen, die langwerpig 3 Zaagswyze getand en gefpitst zyn , van boven glanzig groen , van onderen witachtig 3 en dus naar die van den Groen-Eik gelykende. De bovenlte zyn fmaller > de Bloemp- jes gèêl geilraald. (39) Kruiskruid met geftraalde Bloemen en xxxrx. Spatelvormige J uitgegulpte , ruuwe Bladen, ri*Zl* de Steng omvattende, die Heef ter achtig styfbiadig* 't Gewas van deeze munt uit door de ftyf- heid f37) Senecio CorolL radiantibus , Poltis Sagïttatis amplexi- caulibus denMiis, Caule Fruticofo. ^Vr. Cliff. 84. H. Cli/Jl 4©6* R. Lurih* Jacobxa Afr. Fnuescens Fol. incifis etiubtus cinereis. Comm. Rar. 42. T. 42. Berg. Cap. 28 1. Seb, Tks* t Tab. 22. f. 4. (39) Senecio CorolU radiantibus , Fol. amplexicaulibus Spa- tulatis repandis , erofis, fcabris, Caule Fruticofo. H. Cliffé 40$, R. Lugdhat. 164. Jacobxa Afr. Frutescens, Fol. rigidis & hirfutis. Comm* Hort. IX. p. ï49. T, 75. Jacobxa Afr, ramolisfima, Fol. Seneciónis pinguis, rigidis et Iucentibusj fubtus incanis* Raj. Suppi. f79. seb. Mus. t T. az. f# $> G 2U DSEfc, VI» STUK* $8 Samenteelige Heestëiu. UI. heid zyner Bladen , die ook den rand als ge- AFxvil " doornd hebben , en van boven glanzig doch Hoofd niet glad zyn , van onderen grys en ruigach- stuk. tjg? j)c steng is fiyf 9 ruuw en onbevallig. Rang!ede Bloemen zyn klein en vyfbladig geüraald met de Blommetjes onverdeeld en ver van el- kander. Uit Zaad geteeld , was het wel zeven of agt Voeten hoog , in de Amlterdamfe Tuin * opgefchooten. xl* (40) Kruiskruid met geftraalde Bloemen en fuUfïtiuu Spat eivormig Kyronde , effenrandige , ftom- bfadïge01" ?e ^a(^en > de volwas/enen glad van bo- ven ; de Steng Heefterachtig» Deeze Soort , mede , gely k alle de hier be- fchreevene , van de Kaap afkomftig , en t'eene- maal met eene witte Wolligheid bekleed , hadc de Bladen rondachtig övaal 5 effenrandig 3 of naauwlyks met een of twee Tandjes blykbaar, en gedeeld ; de Bladfteeltjes lang, en meteen uitgebreiden Voet de Takken omvattende , zegt LiNN^Eus. Zyn Ed. betrekt daar toe de Afrikaanfche met Bladen van den Witten Pope- lier of Abeelboom , door Ray opgegeven , en noemt dezelve Popelierbladig (*J, Die Bladen, nog- (40) Senecio CoroIU radiantibus, Fol. ovatis Spstuhtis intew gris obtufis; udalrioribus fupra glabris, Caule Fruticofo. Jaco* bxa Afncana Populi albac foliis. RAJ. Sappl. 177. (*) PopultfnLus was in Spec. Plant, alsook in Syst, Nat» Ed. Xii. , decze Soort gebynaanid ; doch thans in Veg% Edé XIII., zei^erlyk door een Diukfeil en rexv/nrring metdevoi" gende fierfte Soo;:van Afar f (thans faula ,) PtHfiUuu S Y N P E N E S I A. 99 ïiogthans , zyn , gelyk zyn Ed. zelf in de Soor- HL telyke bepaaling van deezen Boom zegt, hoekig A''"£U getand en we! zeer blykbaar , gelyk iedereen Hoofd- TUK. weet ; ook eenigermaate rondachtig , doch geens- zins Spatel vormig flomp Eyrond , gelyk die van dit Gewas door zyn Ed. worden voorgelteld. Mooglyk zal hier t'huis te brengen zyn de Se- necio Solidaginoides van den Heer Bergiüs, met welke een Tak van myne Kaapfche Plan- ten, in Fig. i , op Plaat XXXII, hiernevens afgebeeld , en tot dit Geüagt beboerende , zeer veel overeenkomst heeft , als uit de volgende befchryving blykt. De Steng is Heefterachtig , de Takjes zyn Smeei§ rond , gcdrccpi en glad : de Bladen dik Wig>;^in'tV vormig , aan 't end getand, ftomp, agterwaards spatelblf* allengs " verfmallende en daar ongetand, onge pfx de &a7i£ Hoofd- njw£ Bladen, en endelingk Bloemen, «tuk. J >i3 ?*_ 3t Gewas van deeze beftaat uit ronde Rys- Afltr Ta- . J jes, naauwlyks een Voet lang , Draadachtig geXlsbiad,*dun, van boven Takkig; de Takjes vergaard, p^xxi11 enkeld , gebladerd , regtopftaande ; de Bladen Els- vormtg , fmal , fpits , regt, fleufswyze uitgehold , op de kant kort gehaaird , van onderen breeder , ongefteeld , op elkander leggende , rykelyk een half Duim lang. De Bloemen komen aan 't end der Takjes voort , op Steekjes die dezel- ven verlangen. De gemeene Kelk is veelbla- dig, Schubswyze famengefteld uit fmal Lan-* cetvormige fpitfe , zeer fyn gehaairde Blaad- jes , waar van de buitenüen kortst. De Bloem beftaat uit geele Trcchterswyze Blommetjes , in vyven gedeeld , die tweeflagtig zyn , en rondom geftraald met Vrouwelyke, paarfche3 Spatelblommetjes. Het Vmgtbeginzel is, in beiden, gekroond met een zeer fyn gepluimd Haairig Zaadkuii je, en de Stoel is kaal. Met deeze befchryving , van den Heer Ber- cit s ontleend, korm Uct Kaapfche Gewas uic myne Verzameling overeen * waar van een Takje (i) Afttr Suffruticofus , Foliis decurrentibus Subulatis , Ca« nalscuhtis cilintis margine fcabris , Flonbus terminalibus* Syst. Nat. XII. Gen. 9$^ P» 55 3. Z^. XIII. p. 63*» 4». Awè* VI. Afr. 96, BSRG. Cap9 z%6> Stngenesia* 103 Takje, in de Natuurlyke grootte, m Fig. 1 , >^fmel op Plaat XXXII, is afgebeeld- Het gezegde Xvn. * behoef ik niet te herhaalen, Men ziet by ƒ Hoofd- een Tweeflagtig Blommetje, en by geen Vrou-STuK" welyk, hoedanigen de Krans maaken, beiden Rw™'*** fterk vergroot ,° blykende daar in het verfchil der Vrugtbeginzelen , dat in de cerftgemelden Draadachtig dun is , gelyk zyn Ed. zegt , en in de laatstgemelden fpits Eyrondachtig en plat. Deeze laatfte gedaante openbaart ?ig nog dui~ delyker in een byna volkomen Zaadje by h , 't welk tot de Vrouwelyke Blommetjes of die van den Omtrek behoort; als nog met hetzel- ve 3 zo wel als met het Zaadkuifje gekroond zynde * hetwelk in de twee anderen zig ook zeer zigtbaar vertoont, zynde fyn gepluimd* (a) Aft er die Heefter achtig is , met Eyron- T*- de , eenigermaate gefchubde , omgekromde s rcfiexus. Zaagswys' gekamde Bladen en endelingfe^foo0m Bloemen* De Steng van deeze, een Voet lang, is regt en rond , Afchgraauw , jruigachtig ruuw , met groene Rysjes en vergaarde Takjes , drie of vier by elkander. De Bladen zyn Lancet swys* ovaal , fpitsachtig f met gedoomde Tandjes , vcr- (2) After Frue. FoK o?atis recums ferrato - ciliatls % Flor, terminalibus. Berg» Cap. 2t$. Am. Acai V\. Afr. 68 As- ter Afr. Frut fplendentibus pnrvis & reflexts foliis. Comm. Mort. IU 55. T. 22. SuppL 159. G 4 io4 SAmën.téelige Heesters» Afdeei yer^Pre^ eixglad3 een zesde Duims lang. De xvii. Bloemen komen, aan 't end der Takjes, op Hoofd- kone Steeltjes voort. De gemeene Kelk is bv- na als in de voorgaande Soort. De Blommetjes in 't midden zyn geel , die aan den Rand , welke de Straalen maaken 3. wit, volgens de Waarneeming van Bergi us. Jfu'r (3) Alter die Heef ter achtig is, met langwer- trinitus. pig Eyronde , fpitfe , van onderen Wollige Gehaaide. Bladen , de Kelken in Haairtjes uitko- pende. Hier zyn de Rysjes minder Takkig , de Bla- den ongefteeld , van onderen men een witte Wolligheid bezet , aan den rand ruuw, zeer fpits: dc Bkrèmftecïtjës aan 't end gebladerd, eenbloemig : de Kelkfchubben hebben aag 'ü end een bruin Haairtje : de Bioemenzyn blaauw geftraald. lvFrum (4) Aft er die Heefter achtig is , met fmalle ticuiofus* geftippelde Bladend en naakte éénbloendge Geftippel- Bloem- Steeltjes. Dec? f3) Afier. Fruticulofus , Fol. ovato - oblongis acutïs fubttis tomentolïs , Calycibus Pilo terminatis. Am. Acad. VI.Afr. <5ö. (4) Afltr Fruticofus , Fol. linearibus pun&atis , Fedunculis unifloris nudis H. Cliff. 409. R. Lugdk 168. After Afrlcanus Frnt, Fol. anguftis & pleruraquc conjutiftis, Comm. Hort. li» p. 53« ^27* j8# After maricimus Fruticofus, Hysfopi folifs confertis, F!ore aibo. Pluk. Mant. 29. T. 340» f> Afer iiysföpifolius» BERG» Cap. 257» Syngene&ïa 105 Dcezc heeft, volgens Bergius, Draad- achtige Takken , die Wollig zyn , met vergaar- AFxvn^ de Takjes , bezet met fmalle ruige Blaadjes ,Hoofd« meer dan een Nagel lang. Aan 't end der Tak-S*UK* jes komen twee of drie Bloemftceltjes by elk-^j^*^ ander voort , die uitermaate lang zyn , en fyn gehaaird , eenbloemig. De gemeene Kelk, de Blommetjes en deelen der Vrugtmaakinga zyn byna als in de voorgaande Soorten. Cineraria. Afchkruid. Dit Geflagt heeft insgelyks den Stoel naakt en het Zaadkuifje eenvoudig gehaaird , maar de Kelk is enkcld , veelbladig en effen. Het bevat ook verfchcide Soorten, waar on- der de vyf laaiften hier t'huis behooren; naa- melyk. (9) Afchkruid met Bloemphdmm ; de Bladen ir, Vinswyze verdeeld met üitgefneeden pen, de Steng Heefterachtig. ^ drh^ Byna geen Afbeeldingen vindt men van dit zo bekende Gewas dat gemeenlyk den naam uan (9) Cinerétrïa Flor. paniculatls , Foliis pinnatifïdis toment o* fis , Laciniis finuatis : Caule Frittesccnte. Syst. Nat. XII. Gen. 2>57« p. 55$. Veg* XIII. p. 63*. Othonna a„ Hort. Ups, 273. 5olidago Foliis pinnatifïdis; Laciniis finuaris, Co* lymbis racemofïs. H. ClijJ* 140. Gron. Oriënt. 277* Jacobsa iiiaritima. C. B. Pin. 131. Tournf. /«/?. 48 ó. Marina Jaco- baca &c. Lob. Icon, 227. Cineraiia. DOD. Pempt, 642, G% Prov. 205. G 5 ty> DISL. VI. S^UK. Tö6 Samentêelige Heesters, III, van Jacobcea maritima by de Tuinlieden en by Afdeel de Liefhebbers, 5t zy al of niet Taalkundig. Hoofd- voert. DoDONéns fpreekt 'er flegts vanen stuk. de figuur van Lob el is door de kleinte naauw- Km™*** ^s ^baar. Weinmann vindt men wel een Afbeelding, die taamelykftrookt; doch de Afchklcurigc witheid der Bladen, weshalve deeze Soort in ?t byzonder den naam van Cine- raria , dat is Afehkruid, voert , is daar geheel vergeten. . Het groeit aan de Oevers der Mid- dcllandfche Zee , zo wel in 't Gebied van Ge* mia als aan de Kust van Provence , natuurlyk , en verdraagt fomiyds onze Winterkoude, doch wordt meest in Potten geplant en ftrekt dus tot verliering der Bloemperken. 't Gewas komt , in Geftaltc , veel met het gewoone St. Jakobs - Kruid , dat hier in de Velden groeit , overeen, waar van het ook den naam heeft , doch is, in alle opzigten , grover en zwaarder. De onderfte Bladen gelyken cenigermaate naar die der Eikeboomen ; de bo- venfte zyn dieper ingefneeden; allen van boven donker groen , van onderen , zo wel als de Stengen , met eene graauwachtig witte Wol- ligheid dik bekleed. Op den top draagt het geele Bloemen, die Pluimswyze famengchoopt zyn. x. (ic) Afchkruid met Pluimbloemen ; de Bladen Cineraria CüKAainJis, fcanadalclu (ic) Cineraria flor. panïculatis; Foi. pinnatifidis mbvilloüs la* Vinswyze verdeeld en ruigachtig) met uit- Iffi gefneeden Slippen; de Steng Kruidig. xm.'* ^ , . 1 Tt « Hoofd- Dccze fchiec , volgens Bauhinus, Stcn-STUK# gen van een Elle hoog, die rond zyn en met Twosé een witte Wolligheid bekleed ,• hebbende de*"**' onderfte Bladen rondachtig , met de Steel en een Voet lang , een Hand breed , gefnipperd of diep ingefneeden en op de kanten uitge- gulpt, van boven groen en van onderen wit , evqn als in de voorgaande; maar de Bloemftraal is uitgebreid , niet omgekruld, en de Kelk aan de Punten een weinig verfchroeid , zo de Rid- der aanmerkt. Voeg hier by, dat dit een Jaar- lyfcs Gewas is, niet overwinterende, gelyk het andere. K.a l m heeft deeze Soort in Kanada waargenomen, (11) Afchkruid met eenbloemige Stengen en xr, verfpreidc Bladen ; de Steng Reeft er achtig. C[ZIftiia. ^ r, " , • tt /■* Viaichbla". De Steng van deeze is Heefterachtig , famen-dige. gefield en ruuw ; zeer di^t bezet met zeer imal- le groene Blaadjes en enkelde Bloemfteeltjes uitgecvende, die Draadachtig zyn , wac langer dan de Bladen , met kleine geele Bloempjes, 't Gewas groeit , zo wel als de volgende , aan de Kaap. (12) Afck Jaciniis finuatis; Caule Herbaceo. Jacob, markiraaf. Cineraria htifolii C. B. Pin. 131. Prodr> 49. (ii) Cineraria Pedunc. umfloris, Pol. iparfis, Caule Fm- iicofo. Am. Acai. VI, Aft. ga, H* Deel. VI. Stuk, tos SaMenteelige Hêester^1 ÏII. (12) Afchkruid met de Steng bykans twee* Afdeel» bloemig > de Bladen eenigermaate Wollig Hoofd* en ftomp Eyrond* *T xn Deeze nieuwe Soort heeft een enkele Kruidi- Cineraria ge Steng , van een Voet lang , met Wolligheid Gepopeld, bekleed. De Bladen zyn Eyrondachtig , ge- fteeld, van boven ruig, van onderen Wollig. Aan 't end van de Steng komen twee zeer lan- ge Draadachtig dunne Steelen , die regtop ftaan, ieder een Bloem draagende, die paarfch gedraald is. Dezelve heeft een veelbladigen Kelk, uit korte, ruigachtige , Lancetvormige Blaadjes famengefteld. Het Zaadkuifje is ge- pluimd; de Stoel naakt. xiit Afchkruid ma eenbloemige Steeltjes, de. Cineraria Bladen gepaard , Eyrond , naakt ; de Steng laag Heefterachtig. Tot deeze Soort, welke zeer naar de AmeU lus Lychnitis gelykt , is betrokken de Afrikaan- Je blaauwe Solidago, die Heefterachtig is, met St Jans Kruid Blaadjes , van V a ill a n t. 't Is een Heefterachtig Gewas , met een ruuwe Takkige Steng en zeer kleine Eyronde groene Blaadjes , geevende enkdde naakte Bloemfteelen uit, r (12) Cineraria Caule fubbifloro , Foi, obovads fubtomen- tofis. Mant. 285. (13 ) Cineraria Pedunc unifloris , FoL oppofitis ovatls n\x- dis, Caule Suffruticofo. Berg Cap* 290 Solidago Aft. Fru. tescens coerulea &c. Vaill. Mem, de 1720. p. {64, After Afric. Frutescens &c. Raj. Suppl, 158, After Caule raraofc fcabro. MiLï.. Ditf. T. 76. f. 2, 3 Y N G E N E S I ÏC$ fcït , ieder met ééne Bloem , volgens R a y. III. Dat de geteelde Plant in deeze Soort niet wei-A™**L» tiis; van de oirfpronklyke verfchille , is door Hoofd- den Heer Bergius waargenomen , als ko-STUK» mende dus aan de Steng Bladen van twee Dui-^J™*^ men of langer, aan de Takken van één Duim voor. I N ü L A. Eeti naakte Stoel ; een eenvoudig gehaaird Zaadkuifje : de Meelknopjes van onderen in twee Borftels uitloopende , zyn de byzondere Ken* merken van dit Geflagt, 't welk, behalve de Alantswortel en veele anderen, ook eenige Hee- fters, van de Kaap afkomfiig, bevat, als volgt. (22) Inula met afioopende , ftomp Eyronde, xm» eenigermaate getande Bladen ; de Steng laagcJrnj£ Heefteracheig ; de Bloemen ongefleeld aanmmvK* end. - Dit Gewas is voorheen After Polifolius ge- noemd geweest , doch thans hier t'huis gebragt door den Ridder , die 'er toe betrekt de Inula Cernua van Bergius, welke een Heefterach- tige Steng heeft van een Voet of langer, die met een Wollige Schors bekleed en ftyf is 3 van (zz) Inula Fol. decurrentibus obovatis fubferratis , Caule fuiïmricofö , Flor. fesfilibus terminalibus. Mant. 471. Inula cernua. BERG. Cap. 288. After Fruticofus Africanus , Fol. parvis Charnaedryos , Flor, cocrulcis. RAJ, Suppl. 160. N. 29* !!♦ D£BU VI. STVSU iio Samente elige Heesters. HL van boven in ftyve Takjes verdeeld , welke HoofdL ^noopig zVn en wederom verdeeld in kleiner xvu. Takjes , allen met een fyne Wolligheid. De stuk. Blaadjes, van grootte als een Nagel , zyn flomp JU^tdt -Eyron(J)als met Spinrag overtoogen , ongelteeld , met een Wollig Knobbeltje , daar boven , waar uit Tropjes van kleine Blaadjes voortkomen. De Bloemen zyn groot en knikkende; zy heb- ben een veelbladigen Kelk: de Schyf is gevuld met Twceflagtige Blommetjes ; de Krans be- üaat uit Vrouwelyke Spatelblommecjes ; beiden hebben zy een langwerpig Eyrond Vrugtbegin- zel , met een Pluimachtig Zaadkuifje, dat broofch is 5 den Stempel in tweeën gedeeld , de vyf Meeldraadjes Draadachtig: de Meelknopjes tot een Pypje famengevoegd , dat boven in vyven gedeeld is, en van onderen in tienen, geeven- de dus ieder Meeiknopje twee Barfteltjes uit en de Stoel is bezet met hokjes als een Ho- nigraat* xxin. (23) Inula met /malle, efenrandige, Wollige, JrTmttiea. verfpreide Blaadjes ; de Steng Heef ter- Kruiderge. achtig. De Blaadjes van deeze Soorr gelyken veel naar die van Lavendel , zynde aan de kanten omgekruld, en wederzyds Wollig : de Bloe- men (23) Iwla Fol. linetribus inregerrimis tomentofis, fparfo 9 Caule Fruticofo. Am. Acad. VI. Afr. 71. Aiter Fimescens lutciu Mauritaaicus. PtUK» Alm. $%. T. 32^ f* 2. S Y K G £ N E $ 1 Ilt men komen enkeld, ongefteeld, aan 't end der III. Takjes voort: de Kelk is langwerpig ,gefchubd; A™n.M de Bloemttraal uit den witten Roozekleurig. Hoofd» STUK* (24) Inula met Elsvormig /malle , driekantige , xxiv. zeer digt famengevoegde Blaadjes ; de Steng pl%f0*ia% Htefterachtig. dig/^ De Steng van deeze is Heefterachtig , een half Voet lang , zeer ruuw door 't afvallen der Bladen. De Takjes komen in een Krans voort , en geeven end -Steeltjes uit, kleiner dan de Bla- den , met byna ongefteelde Bloemen , die geel geftnald zyn. De Kelk is langwerpig en be- jfbat uit fmalle Schubben. De Ethiopifche Ja- cobasa met Lorkenbooms Bladen van Breyn^ wordt hier t'hnïs gebragc Perdicium. De Blommetjes, die de Bloemen famenftel- len , zyn in dit Geflagt in Lippen verdeeld , ko- mende hetzelve voorts , wat den naakten Stoel en 't Haairige Zaadkuifje aangaat, met het voq. rige overeen. Maar ééne Soort van de drie behoort in het- zelve tot dc Hccflcrs , naamelyk (ft) Per- (24) Inula Fol. fubulato - li'nearibus , trïquetrïs , confertisfi. mis, Caule Fruticofo. Mam. 47*. Ara. Acad. VI. Afr 70. Jacobaea Ethiopica Laricis folio. BttEYN Cent, 64. MORM. Hifi. III. S. 7, T. 13. f. 3I. JU Deel* vu stuk» 112 Samenteelige Heesters. IJL (2) Perdicium met byna gejiraalde Bloemen j ^*xvnU wier buitenfie Kelk vierbladig is, de Steng Hoofd- Heejierachtig. STUK. 11. Dit Gewas, op Jamaika groei jende, is Tri* Rfidtlk"' xis getyteld door den vermaarden Browne. Gedraaid. Het heeft de Bladen Lancetvormig ovaal, ge- fteeld , naakt , getand , doch by de Bloemen ongetand , die weinig in getal aan 't end der Takken voortkomen. De buitenfie Kelk is vier-, de binnenfle agtbladig: de Bloem geel, gedraald , maar zonderling. Alle Blommetjes zyn eenbladig, in tweeën gedeeld, de buiten- He Lip breeder , uitgebreid , drietandig , de binnenfte Lip tweetandig hebbende. De groot- Iten komen in de Krans voor. De Geitalte is als die van de Conyza of Inula. L e y s E r A0 In dit Geilagt is de Stoel eenigermaate Kaf* fig, zo wel als 't Zaadkuifje , doch hetzelve komt , op de Schyf , ook gepluimd voor, en de Kelk is rappig. De drie Soorten van hetzelve, allen van de Kaap afkomftig, zyn Heefterachtig , als volgt. (1) Ley- (z) Perdicium Flor* fubradiatis Calyc. exteriore temphyllo % Caule Frucicofo. Syst. Nat. XII. Gen. 960. p. SS9. Veg. XIII. p. 639. Inula Trixis. Am. Acad. V. p. 4.o<>, Trixis Fm- tescens,Fol. nitidis ovatis dentatis, Fioribus comoils, Brqwn, * Jam. 312. T* 33. f. I» SYNCË NËSiA. 113 fi) Levfcra met verfpreide Bladen en gefteel* Hf. de Bloemen. XVII. Hoofde Van dit Gewas vindt men een Afbeelding 5TÜK# door Breyn uitgegeven 3 die de zyne veel 1. beter oordeelt te zyn , danvan Hermannus, ènl^ht welke naar die van Sera meer gelykt. 't Ver-**"* fchil is , inderdaad , aanmerkelyk , doch zal mooglyk afhangen van de Groeiplaats. Het is een fchoone Soort van After , zegt Hermak nus, op drooge Bergachtige plaatfen aan de Kaap voortkomende , die een Houtige Steng heeft, bekleed met zeer fyne Borfleligc gryze Blaadjes, en op den top gedeelde Bloemhoofd- jes hebbende met Goudkleurige Straalen. Lin- NiEüs zegt, dat de Kelken Tolachtig zyn met alle Schubben rappig : de kanten der Bladen met geklierde Haairtjes bezet ; en alle Zaadeti met een Vliezigen rand gekroond , doch op de Schyf komen gepluimde Zaadkuifjes voor. De Stoel is aan den rand Kaffig , in't midden naakt: alles volgens de Waarneeming van den Hoog- leeraar D. van Royen. De befchryving van Bergiüs komt nagenoèg daar mede overeen. O) Ley* (i) Leyfira Foliis (parfis, Flor* pedunculatis. Syst. Nat» XII. Gen. 96 p. 5Ö0. Veg. XIII. p. 64e* Am. Acad.VU A^r. 74. Afteropterus luteus Laricis Foliis lanuginofis. VAiLLt /lm. 1720. p. 405, Aftet Erhiopicus Stoechadis foliis FJore Aureo. HERM. Lugdh. 68. T. 71. BREYtf. Icon. z6. T. 14* f* J. SEB. Mui* II. T. 66. i. 6. BERG. Cap* 25»?,. H n. d*h* vi# STü»t Samenteelice Heesters, lift (2) Leyfera met drievoudige Bladen en bym A?x enge/teelde Bloemen. Hoofd- stuk. De Hoogteeraar N. L. Bürmannüs he- il, fchryft deeze Soort onder den naam van Cal- CaufwriüUcornia ,en zegt, dat het een Heefter is met de DrieWadi- Takken door Lidtekens ruuw, de Bladen drie- voudig , byna regtopftaande , een Duim lang , fmal en Wollig ; de Bloemen eenzaam aan \ end, byna ongefleeld ; de gemeene Kelk Ey- rond 3 bekleed met Vliezige gekleurde Schubben : een famengeftelde Straalbloem ; waar van de Blommetjes ten deele Tweeflagtig, ten deele Vrouwelyk; de eerften ruig en Pypachtig, de laatften Spatelswys' Lancetvormig in drieën ge- deeld. De eerften hebben vyf Meeldraadjes, met Rolronde Pypachtige Meelknopjes ; beiden een klein Vrugtbeginzel , met een Draadachtigen Styl en tweedeeligen Stempel. Het Zaad, dat in de onveranderde Aelk aanrypt , heeft een Kuifje van vyf gepluimde Borfteltjes , en de Stoel is met Kafjes bezet, die de Blommetjes onderfcheiden. Zyn Ed. tekent hier van eene Verfcheidenheid met zeer korte , dunne , gladde Blaadjes ; als ook eene fynbladige en eene drie* bloemige, aan, (3) Ley- (2) Leyfera Fol. trifariis, Flor. fubfesfiübiis. Mant. 2gd?. CaUicornia Gnaphaiodes. Burm. Prgir. p, 24., JfcUK. JMyu T. 350* U H » e è » ë s i Ai ii$ (3) Leyfcra met driekantige Bladen, die aan HIJ de Punt Eeltig en omgekromd zyné Axvn/" Van deeze zegt Linn jeus : de Bladen zyn ^f™* dun met Haairtjes bezet , aan de binnenzyde iir. uitgegröefd met eene Wollige Sleuf* De ge- paef£cre* heele Stoel heeft Kafjes byna van lailgte als Heyachu- de Blommetjes* Het Kroontje van alle Zaaden ff.'xxxin* is Vliezig* zonder eenig Kuifje. Hierom ftrookt u zy met de Buphthalma in Kenmerken ; maar is aan de eerfte zo gelyk, dat .menze in gedaante naauwlyks onderfcheide. De aangehaalde van den Heer Bergiüs 3 door deezen Heyachtige gebynaamd, komt vol- maakt overeen met dat Kaapfe Gewas uit my- ne Verzameling 3 'l welk in Fig. 1 , op Plaat XXXIII , hier nevens 5 is afgebeeld. De Steng is rönd en graauwachtig , met Lidtekens 9 be- paaldelyk getakt > drie vierden van een Voet lang. De Takken en Takjes hebben die zelfde eïgenfchappen en de kleinften zyn geheel wit Wollig. De Bladen , driekantig Elsvormig Homp , van boven diep gefleufd en Wollig , van onderen rondachtig en groen , eenigszins Haai- rig j ongedeeld , met een omgcboogen Tip , twee of drie Lynen lang , digt by één , uitge- fpreid* De Bloemen komen eeszaam , onge* fïeeld 3 aan 't end der Takjes voort. De gemee* ne (3) Leyfcra Fol. ttiquetrïs, npice callofis, recurvatis, VAN ÏIOYEN» Leyfera Ericoides. Berg. Cap. 294, H » II. DEEL. VI. STUK. n6 Samenteelige Heesters* - III. nc Kelk is byna Kiootrond , glad , gefchubd, AFDEEL/met Lancetvormige fpitfe, glanzige, ros -geel - Hoofd- achcige Schubben , de onderften digt aange- stuk. drukt 3 de bovenden aan de Punten een weinig Tweede rappig. De Bloem is platachtig, hooger dan de véinS' Kelk, gedraald. De Blommetjes, waar zy uit beftaat, zyn in 't midden Tweeflagtig, ros-geel, Trechtervormig > met den Mond in vyven ge- deeld; die aan den rand Vrouwelyk, van der- gelyke Kleur, met een Spatelvormige ftompe , drietandige Lip , welke zig met eenige verhef- fing uitbreidt. Het Vrugtbeginzel , Rolrond en krom , is gekroond met een eigen Kelkje , Vlie- zig, geknot, onverdeeld , maar een weinig rap- pig aan den bovenkant. Dit bevat het Blom- metje , dat in de Tweeflachtigen een Pypachtig vyfdeelig Meelknopje heeft , en in beiden een Styl met twee omgeboogen Stempels. De Stoel is bezet met zeer fmalle Kaf jes , van langte als de Blommetjes en tusfchen dezelven geplaatst, vallende ligt af. Men ziet dus , dat de AJleropterus van Vatl- lant , die geel is met Rosmaryn - Bladen , of- fchoon dezelve volgens D. Sherard den Stoel ruig heeft, hier niet behoorenkan ; dewyl Vaillant dien Geflagtnaam van de ge- pluimdheid der Zaaden afleidt, niet alleen , maar duidelyk zegt, dat alle de Soorten van zyn ge- melde Geflagt den Zaadftoel met Pluimpjes ge- kroond hebben , terwyl de Bloem naar die van S Y N G E N E S I A. II7 *t Sterrekruid gelykt. Rergius hadt den- IIK zclven hier t'huis gebragr. A**nu Myne Afbeelding vertoont het Gewas , en daar Hoofd. nevens, by de Letter a, den geopenden KelkSTUK* met een gedeelte der Tweeflagtige Blommetjes pj^^ nog daar in ; waar van 'er één afzonderlyk met zyn Vrugtbeginzel , wel driemaal in langte ver- groot, by b is voorgefteld 3 als ook een der Kaf- jes by c, en by d een der binnenfte Schubbetjes van den Kelk , allen in de zelfde trap. van Ver- grooting. Die in het Geflagt van Chryfanthemum of andere volgende eenigermaate Heetterachtig voorkomen , kunnen in de befchry ving niet ge- voeglyk afgezonderd worden. Ik gaa dan over tot dat van A M E l L u s. Een Kaffige Stoel , het Zaadkuifje uit enkele Haairtjes beftaande en een gefchubde Kelk , maakt de byzondere Kenmerken van dit Ge- flagt uit, 't welk maar twee Soorten bevat. (1) Amellus met gepaarde , Lancetvormige x. Eenbloe-j (1) Amellus Fol. oppoutïs Lanceolatïs obtulïs tomen to lis *mige* l edunculis unifloris* Syst. Nat. XIL Gen. 978. p. $6j, F%i XIII. p 647. Mant. 476. BERG. Cap. 298. Verbefina Aftc roHes. Sp. Plant. I« p. 902. Buphthalmurn FoliJs oppofitis Lanceolato - linearibus &c. Hort. Gif. 415. Chrylanth. vei potius Buphthalmurn Afiic. Aftecis fiore coeruleo. BRfc¥# Prcdr. p. 23. Icon* T, ij, ft 2, H 3 II. D£SL: Vh STWU Ii8 Samenteelige Heesters. III» (lompe % Wollige Bladen en eenbloemiga AFxvlu3 Bloemfteelen. stük^ ^ Gewas , aan de Kaap grocïjende, heeft Tweede een ronc'e Steng en Bladen naar die der Vi(K R**S' letten gelykende , terwyl de Bloem is als die van 'c Sterrckruid, in 'c midden geel, en Vio-, letkleurig geftraald, De Bloemlteelen , aan 't end , zyn bykans naakt. De Blommetjes wor- den door fmalle Kafjes onderfcheiden, Hec Zaadkuifje is Haairig , met weinig Pluis , en dat der Vrouwelyke Blommetjes Kaffig. De- zelve maaken een getal van omtrent vyfentwin» tig aan den omtrek uit. ii. (2) Amellus met gepaarde , drieribbige , van ^mhiutui. onderen Wollige Bladen en Kroontjes-Bloe* Kroonbloe* Wien* Deeze , op Jamaika ontdekt y heeft de Steng Wollig 3 de Bladen als gezegd is en gekarteld j geevende aan 5t end een Kroontje uit van lan- ge Steeltjes , de onderften dikwils Kranswyze, De Kelk beftaat uit fpitfe Schubben. B ü P H T H A L M U M. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt ?yn , een Kafligc Zaadftoel ; het Zaadkuifje een flaauwe (z) Amellus Fol. oppofitis triplinerviis , fubtus tomentofo, Florihus umbellatis. Am. Acad V. p. 407 Solidago villoia incana^ Fol. oyatis oppofitis &ct B&QWN. Jm. 320* T# 32* Syngenesia. 119 STUK» flaauwe Rand ; de kanten der Zaaden, inzon- derheid van die aan den omtrek, gezoomd: de Stempel der Tweeflagtige Blommetjes onver- Hoofd- deeld. Onder de Soorten van hetzelve 5 welke Tour- Rang, iv e fort Asterisci genoemd heeft, komen twee voor , die Hccftercchtig zyn , beiden Westin- difche, als volgt. (1) Buphthalmum met gepaarde Lancetvar - nu^thaU mige Bladen en tweetahdige Bladfteekn 5 mum Fru~ de Steng Heefterachtig. Heffii Dit Gewas is onder verfcheide Benaamingen voorgefteld en afgebeeld. D 1 dl enius noemt het Asteriscus , niettegenftaande het Kenmerk van den Gefternden Kelk, gelyk hy zelf aan- merkt, daar aan ontbreekt. Tot een of twee Ellen hoogte groeide het in de Broeihuizen van den Elthamfen Tuin. Het hadt dunne Houtige Takken , en dikke Bladen , Fluweel- achtig en grys, naar die der Violieren gelyken- de, ( 1) Buphthalmum Fol. cppafitis Lanceolatis , Pstiolis biden- tatis, Caule Fruticolö, Syst. Nat> XII. Gen. 977. p. 568, Veg. XIII. p. 649. //. Ciiff. 4IJ.GK0N. Virg, 127. R. Lu$dh. 170. Afteriscus Frut. Leucoii Fol. Sericeis & incanis. Diix» Eltb* 44. T. 38, f. 44, Corona Solis Frut. Plum. Sp. io. Ie, 307. Chryfanth. ex Ins. Caribais &c. Pluk. Alm. 102» TV 115. f. 4. MORIS, HiJl. llU p* 25. RAJ. Suppl. zit', Chry- fanthemum Frut. maritimum, Fol. glaucis oblongis , Flore luteo. Sloan. Jam. i2S, HU, I. p. 2€q« Catesx. Car. X, T, 93. Sel» Vog. IV. D. p. 77. Pi. 86, II. Deel. VI, Stuk, 120 Samenteei*ige Heesters JBuphthai mum xAr^ III* de. Wegens de Bloem is het , van anderen Axv5lL tot dc Chryfanthen of Goudsbloemen t'hufc Hoofd- gebragt. Catesby zegt, dat het aan de STUK- Zcekuften der Bermudifche Eilanden , ter hoog-* ïUr^h te van vier °f vyf Voeten , op de Rotfen groeit, Dc Woonplaats van deeze Soort is anders gefteld op Jamaika en in Virginie. ii. (2) Buphthalmum met gepaarde Lancetvormi* ge 5 wederzyds Wollige , ongetande effen* Boomach- randige Bladen ; de Steng Heeft er achtig. Deeze heeft ook haare Groeiplaats in Ame- rika , en zou door Catesby onder den naam van Zonnebloempjes van de Bermudes - Eilanden bedoeld kunnen zyn : maar zync Afbeelding verfchilt aanmerkelyk van die van Dille- kius9 naar zulk een Gewas uit den Elcham- fen Tuin , 5t welk byna van hoogte als 'c voorgaande was > gemaakt. , Dit hadt ook de Bladen glanzig groen : des ik niet begryp , hoe dezelven Wollig kunnen gezegd worden te zyn. Dc Amerikaanfche Zonnebloem , met Bla- den van Laureola > door Plu mier waarge- no- (a) Buphthalmum Fol« oppofitis Lanceoïatis utrinque to- mentofis édentulis integerrimis , Caule Fruticofo. Afteriscus Frutoocens Leucoii Foliis viridibns 6c Ipiendentibus Dill. JSUb. 43. T. 38. f. 43. Chryfanth. Bermuden:e, Moris* Hifi. III, p. is* PLUK- Alm. loi», RAJ. Suppl. 210. Coro* na Solis Frutescens Laureolx folio , Flore luteo. Pluimt. Sp. IQ. T. io€# f. 2? CATESB* Car* I. T. 92 ? SE£, Pog* IV. D. «♦ 84. SYnGENESIA. 121 nomen , komt daar mede overeen. Dc GeftaU III- te is Boomachtigcr dan in de voorgaande Axvi?.L* Soort. Hoofd- stuk Derde Rang, nerdt Rang. Vrugtelooze Veelwyvery. Dus noemt men het , in de Samenteelige of Samengeftelde Bloemen , wanneer de middelfte Blommetjes , die dc Schyf beflaan , Tweeflagtig en vrugtbaar zyn , doch de Vrouwelyke , aan den Omtrek, geen Stempel hebben en derhalve geen Zaad voortbrengen. De meeften van dee* zen Rang hebben Gedraalde Bloemen, als O s m i t e s» Reukkruid, Een Geilagt , 't welk op de zogenaamde Zon- nebloemen volgt , en , gelyk die , den Stoel Kaffig of met Kaf jes bezet heeft , en gedraald met Spatelblommetjes , maar het Zaadkuifje zeer klein en den Kelk rappig gefchubd. De Griekfche naam is van den fterken Reuk afkomfcig. Het bevat drie Soorten 9 allen Kaap- fe Gewasfen , die Heefterachtig zyn , als volgt, (i) Reukkruid met Liniaale Vleezige Bladen r. en rappige Stengen. jS3? Jlrum. vaDachüge, * (i) Osmltes Fol. Linearibus Carnofis , Caulibus fcariofïs. $yst. Nat. XII. Gen» 983. p. S?u PH' xia« P* 6**< An* themis fuffruticofa , Fol. linearibus triquetris &c. Am. Acai* H 5 iv. II, DtSfc. YI. STVS^ 122 Samenteelige H e e s t e k s. Derde HL Van deeze Soort maakte Vaillant zyn *xviiU Geflagt van Bellidiaftrum , om dat derzelvcr Hoofi* Bloem naar die der Madelieven, zegt by, ge- stuk* lykt, en de Autheuren haar daar toe betrokken hebben. Van Herman nus , immers 3 was dit Gewas genoemd Afrikaanfche Bellis , die Kroontjes draagt en Heefterachtig is , met eene Kamfer - Reuk. Hy noemt het ruigachtig, met Bladen als van Vlafch. De Bladen zyn drie- kantig , ongefteeld , en zitten digt by een , meeft Wollig , aan de enden der Takjes , alwaar de Bloemen eenzaam , ongefteeld , voortkomen , hebbende den Kelk met Schubbige Blaadjes bekleed, de Straalen wit en Borftelige Kafjes. II» Osmiies CamphorU na. Eamfeiigc (2) Reukkriiid met Lancctvormige een weinig gekartelde Bladen , die aan "t agter-eni getand zyn. Dit is een Heefter met overhoekfe Bladen , een end -Bloem draagende meteen bladerigen Kelk 3 wit geftraald en geel in 't midden , dc Zaaden naakt , de Kafjes blaauwachtig getipt» Dit Gewas heeft een zeer fterken Kamfer- Reuk. Dë Afrikaanfche Water- Madelieven , met IV* p. 330. Bellis Frutescens Afr. Camphorata. Raj, SuppL zzi. BelÜdiafo'um fubhirfutum Linifollum» VAIXX» Mem% 1720 p* 588. fij Oimitcs Fol. Lanceohtis fubferratis , Balï dentatis. Mant. 477. Am. A;ad, VI. Afr. 78. Bellis Camphorifera Africana Aquatic* Fiore albo. SEB» Mus. L p. 143» T. 90. f. 8. & Anthcnis I^ucajtfha. Sf>. Plant* jaSi. Amt Acad, VI. Afr. 7U SYNGENE3IA. 133 met een witte Bloem, van Seba , zyn hier IIL t'huis gebragt ; zo wel als de Anthemis Leu- cantha » die op zyde van ieder Blad twee of Hoofde drie fcherpe Tanden heeft» stuk. (3) Reukkruid met Lancetvormige geflipte nr: Bladen en gebladerde Stengen: AfitüLL des, Deeze heeft ook een Heefterachtige Steng t^S1*^ met vergaarde Takken en verfpreide Bladen y die nu breeder dan fmaller Lancetvormig zyn , zeer fpits , wederzyds Wollig > rykelyk een Duim lang , dik en Vleezig. De Bloemen komen , drie of vier by elkander, aan *é end der Tak* ken voort. De Groeiplaats is op Waterige PlaatièDo G O R T E R I A* Dit Geflagt, naar den vermaarden Hooglee^ raar D. de Gorter , die de inlandfche Kruidkunde |niet minder dan de uitheemfche bevorderd heeft , getyteld , heeft een naakten Stoel , een Wollig Zaadkuifje ; de Bloem is met Spatelblommetjes geftraald , en de Kelk bekleed met gedoomde Schubben. Een bykans naak- ) : (3) Osmites Fol. Lanceaïatis pun&atis s Cauübus foliofls^ Am, AcaL VI. Afr. 79. Leucanthemum Fmt. foliis crasfis» BURM. Afr. i6i. T. 58. f. 1. Bellis Frut. Africana Cam- phorata. Raj. SuppL züi. Bellis Aq. Camphorata Umbeil. Frut, SEB. Mus. I. p, 24. T. !<>♦ f. 3,4, BER&. Ca?* 477. II* Deel, VI« Stuk* 124 SaMENteelige Heesters. IHi naakte Stoel en een Haairig Zaadkuifje , wordt; A "vu.1" 'er elders aan toegefchreeven (*). Hoofd- Vyf Soorten , allen Kaapfche, komen 'er , *TUK« door byvoeging van een nieuwe , terwyl de jk^T* laatfte uitgemonfterd is , thans in voor 3 naa~ melyk. i. (O Gorteria met effenrandige en uit gehoekte ^r/oTJta. Lancetvormige Bladen , de Steng regtop- Kliffen- (iaande , de Bloemen gefleeld. koppige. ° J Deeze. heeft haar bynaam, om dat de Bloem- toppen naar die der Kliffen gelyken. De Zaa- den fchieten Wortel door den afgevallen Kelk* dien men derhalve onderaan den Wortel vindt, uit welken verfcheide Stenget jes voortkomen van een Span lang, die rondachtig en Haairig zyn, en riet zeer Takkig. Van de Bladen overhoeks * fmal Lancetvormig f ongefteeld > ftekelig , van onderen met een witte Wolligheid , hebben de grootften meest twee diepe Infnydingen weder- zyds. De Kelken , aan 't end , zyn Eyrond , eenbladig , met gefpitlie Schubben bekleed > die ftyf zyn, doch naauwlyks fteekende. De Blom- met- (*) Naamelyk in de Optelling aan't Hoofd der Klasfe, en het voorige aan 'c Hoofd van het Geflagt. Dit zelfde ver- fchil , 't geen zonderling is , vindt men zo wel in Ed, Veg. XIII. als in Ed. XII. Doch ik heb dergelyke meer opgemerkt. Of het met voordagt dan by verbetering zy, is my duifier* (i) Gorteria Fol. Lanceolatis inregris Cnuatisque , Caule eie&o, Floribus pedunculatis. Syst. Nat. XII. Gen. 98 1. p. 57 1. Peg* XUI. p. 652. Carduus Ethiop. perpufiiius öcc. Pluk. Afm 86, 1\ 273* f*. 6. Jacea minor ftferacii folio, Captec fpinofo, Hispanica, BARR, lu T. i6o< Berg, C*/>« 3©o« Synoenesia* 125 nietjes, op de Schyf ,zyn blaauwachtig , die van Ut ^ den Omtrek, welke de Bloemen geftraald maa* FXV1L * ken , korter dan de Slippen van den Kelk 5 geel , Hoofd- doch van onderen Violet. Het Vrugtbeginzel5™*^ der Tweeflagtige Blommetjes is Eyrondachtig , Rans/ van boven gekroond met een overvloedig, een- voudig , gekruld Pluis , een weinig langer dan het Pypje. (2) Gorteria met eenbloemige Steelen , de Bla- ^ H. # dm Lancetvormig , Vinswyze verdeeld , det'lgens\ri Steng neergedrukt. tige!^* Dit Gewas is onder verfcheide Naamen voor- gefield geweest. M iller geeft 'er een fraai- je Afbeelding van, onder den naam van Arc- tötis met leggende Takken , de Bladen fmal Lancetvormig en ftyf , van onderen Zilverkleu- rig , met eene groote Goudgeele Bloem , die zeer lang gefteeld is. Volgens den Heer Ber- gios is de Steng Heefcerachtig met neerhur- kende Takken , die aan 't end gebladerd zyn. Onder de Blaadjes vindt men fommigen enkeld , anderen Vinswyze verdeeld , twee Duimen lang , met Steekjes van een Duim, die ineen Schee- de zitten, welke Vliezig is, van boven met ftyf-* ach- (2) Gorteria Scapis unifloris , Foliïs Lanceolatis pinnatïfïdis , Caule depresfo. Am. AcaL VI. Afr. 3o. Ar&otis Ramis de- cumbentibus &c. Mill. Ditt. T. 49. Arótotis Fol. Lanceo v latis &c. LfVs. Orig. 6. Ar&otheca Fol. rigidis leniter disfèo cis. Vaill. Mem. 171%. N, 9. Anemonospermos FoL rigidis &c. Raj* Suppl. 182. berg. Cap. 304. Zfe Dssh» VI« STUK, 126 S AMENTEEtlGE HEËSTÊR& III. achtige Haairtjes. Dc Bbemfceelen komert* AxvnL' enfceld of dubbeld , aan 't end der Takken Hoofd- voort: zy zyn dik * rond, regtopftaande , een stuk» Handbreed lang en naakt. De Kelk is van on- R*ngf* ^eren eenbladig , van boven bekleed met regt<* opftaande Schubben, die Doornachtig gehaaird zyn. De Bloem heeft een geele Schyf , zo hoog als de Kelk , en Straalen ongelyk langer , ook geel, maar aan 't Grondftuk, van binnen, paar fchach tig. Het VrugtbegiazeJ is aan alle zyden omringd met een eenvoudig, ongefteeld Pluis, korter dan het Blommetje» De befchry- ving was door zyn Ed. naar een Plant , in Holland geteeld zynde, opgemaakt» in. (3) Gorteria met Lancetvormige , afloopenden SquAmjL Doornachtig gehaairde , aangegroeide Bla- . Kzppige. den en ongefteelde Bloemen. Deeze Soort, door Co mmèlyn in Af- beelding gebragt , wordt door hem als een Soort van After aangemerkt, die Heefterachtig is met kleine glinfterende omgeboogene Bladen. De Blaadjes, zegt de Ridder, zyn ongefteeld, een weinig langs de Takken afloopende , aan de Punt gedoomd , en wederzyds gehaaird met drie of vier Doorntjes. De Steng, die ruig • is$ (i) Gorteria Fol. Lanceolatfs, deairrentïbus , actaatis, ci* liato - Spinulofis , Flor, fesfilibus. Mant. 475. Am. Acad. VU Aft. 77« Xeranthemum Caulibus Frutescentibus provolutis &cé Sp. Plant. I. p, S59. After Africanus Fmt, Coivim, H$ru IU $5* T» zt. EERG. Cap. 301. Syngënesia* itf is y geeft getroptc Takjes uit, aan *t end iedci' Ut een Bloem draagende , wier Kelk rappig isAF°**j* wegens de omgekrulde Schubben of Blaadjes 3 Hoofd* naar die van de Takjes gelykende ; en deSTÜK# Bloemen zyn geel geftraald. Rang!* (4) Gorteria met Lancetvermige afioopende , iv. omgekromde , Doornachtig gehaairde Bla~ £.°0r/"id den, de Bloemen endelings. Borfteiige. In de voorgaande Soort leggen de Blaadjes nederwaards over elkander, in deeze zyn de- zelven omgekromd 3 volgens de aanmerking van den Ridder en de Takjes groei jen niet by trop- pen maar overhoeks uit de Steng . die ook niet ruig is. Voorts komen de Blaadjes met die van de voorgaande Soort overeen , doch de Bloemen zyn gefteeld , geel en van onderen Violet ge* ftraald , komende menigvuldig voor aan dit Gewas, 't welk op Rotfen aan den Zeekant groeit. (5) Gorteria met Schrikachtige duhbeldgehaair- % de Blaadjes 3 die de buiten/te Haairtjes ^ir*4 en het end -.Voorntje omgeboogen hebben. Gehaairde* Een (4) Gorteria Vol. Lnnceolatis decurr. recurvis , ciliato-fpi- nofis , Flor. terminalibiis» Mant. 287. (s) Gsrteria Fol. imbricaris , bifariam ciliatis, Ciliis ex?e- rioribus Spinaque terminali reflexis. Carlina Fol. imbricatis , ©blongis reticulatis &c. Burm. Afr. 151. T, $4, f« 1. Car- duus Afr. luteus Atra&ylidis facie» Raj. Suppk 196. Aculeoia Ethiopica, Atra£ylidis facie. Pluk, Amitb* $n T« 354* 5. SEB. Mvu I. T* 23* f* X. 128 Samenteëlïgë Heëstërs, III- Een verwonderlyk Gewas is deeze, meest A xvn.L" gelykendö naar fommigen van onze Diftels , die Hoofd- de Stengen digt bezet hebben met gekrulde stuk, ftekelige Blaadjes ; dóch hetzelve heeft geen Rmgf* andere Bladen, dan zulkcn , die de Steng en Takken bekleeden. Het is door den Hoog- leeraar J. Bürmannus ten naauwkeurigfte naar 't Leven afgebeeld , met aanwyzing van de figuur der Blaadjes , Bloemen , Zaadhuisjes en Zaaden , die geheel zonder eenig Pluis fchy- nen te zyn. De Takken, zegt zyn Ed, , zyn twee Voeten lang en dik , draagende aan 't end groote geele geftraalde Bloemen , omvangen met een Krans van fmalle Blaadjes, den Kelk uitmaakende, waar in de gezegde Zaadjes aan- rypen. De Groeiplaats is , gelyk die der an- deren , aan de Kaap , en van dit byzonderlyk in de Kloven van Rotfen, daar zig de afloopen- de Vogtighcid vergaart. Vierde Rang. Noodzaaklyke Feelwyvery. Dus wordt het genoemd , wanneer de Twee* flagtige Blommetjes, die het midden beflaan, wegens gebrek van een Stempel onvrugtbaaf zyn , maar de Vrouwelyke, aan den rand , Zaad voortbrengen , en dus dezelven tot de Voort- teeling noodig waren. Hier in komt voor, het Geflagt van Os TE O- STNGENE8IA. 12£> Osteospermum. Eeenzaader. In- Afdeel, Dus genaamd wegens de Beenige hardheid der Zaaden , die rondactnig cn gekleurd zyn,STÜK# zonder Pluis of Zaadkuifje ; beltaande de ovc- nerde rige Kenmerken in een naakte Stoel en een szeVRani% bladige Kelk, Het getal der Soorten , altemial van de Kaap afkomliig en meest Heelterachtig , is thans ne- gen , als volgt. (i) Beenzaader met getakte Doornen. ojiJspr- De beroemde Co mm el yn gaf aan dit {lagTo/T^ . van Afnkaa» fche Gewasfen, om dat zy naar dedgCda0ina Chryfanthcn gejykcc 5 doch een Zaad > als ge- meld is, voortbrengen , den naam van Chryfan* themoides Ojieospermon , waar van Linn^üs het laatftc woord, meteen Latynfchen uitgang, tot etn Geflaiit^aam gebruikt. Zyn Ed. nam deeze wSoort in onze Hortus Medicus waar , zynde die aldaar uit Zaad van de Kaap voortge- komen , en hy merkt omtrent dezelve aan y dat zy een Stammetje van een Voet heeft , waar uit ronde groene Takjes fpruiten , bezet met on- (i) Ofteospermum Sptiiis Ramoïïs. Syst* Ndtm Xlt. Gen. f*2. p. 578- Mant. 4§o. Veg. XII'K p. 660 H. Cliff. 424. R. Lugdb. 179 Berg Cap 331. MouiS Hift. lil. S. 6* T. 3. f. $6, Chryfanthemoides Ofteospermum Afh odoramai fpi- nofum & viscolum. Comm. Hort, IL p. 35. T. 43. Chrysa Afr Frut. fpinofum Volck. Nor. p. T4 105. Mtnilifera y/iïtescens aculeara Sc Baccifera. Vaill. Htm, 1720^,374* \ JL Deel. VI* STtjk» f30 SamEnteeltge Heesters Hl. ongedeelde Jarigachtige fmalle gefchaarde Bis* *xvu*L" den. De Takjes , zegt hy , Icopen in een Hoofd- Doorn uit, wiens punt , allengs zwellende, een STL1 , Straal -Bloem voortbrengt , vervat ineen Kelk Vierde Rang* die in agten verdeeld is , en daar op volgen in dit Land gemeenlyk drie of vier ronde zwarte Beenige of Steenige Zaaden , naar Besfèn gely- kende en een witte zoetachtige Pit bevattende* 't Geheele Gewas is Lymerig, met een Reuk als van Terpenthyn en fmaakt naar den Balfcm Kopayve. Volckamer merkt aan, dat dit Gewa& eerst zyne Doornen uitgeeft , wanneer het de hoogte van een Elle bereikt , en die Doornen zyn veel zigtbaarer in zyne Afbeelding dan in die van gedagten Hoogleeraar , in welke laatfte de Bladen ook veel meer uitgehoekt zyn , dan m de zyne. Deeze beiden zyn niettemin naar ïn de Tuinen geteelde Gewasfen gemaakt. Ber- cius betrekt hier toe een dergelyk Gewas 5 dat de Bladen kleiner, fmaller, en byna onver- deeld heeft , zynde met grooter en fterker Door- nen gewapend. De Straalen der Bloem zyn in beiden drietandig , zegt hy ; waar van zig in geen der beide Afbeeldingen eenig blyk vertoond LiNiSiEüs merkt aan , dat de Vrugt aan een lang Steeltje hangt , uit Besfen in 't ronde ge- fchikt beftaande , die bruinachtig paarfch zyn , Beenig , Klootrond , en dat deeze Soort zeer aaby komt aan de naastvolgende (*)• O) Been- (♦) Ajfkt Opifero ftaat 'er in Ml Vtg* XIII. doch dat dit Syngenesia: 131 (fi) Beenzaader met Lancetvormige gefpitfle; IIT» eenigermaate ge/teelde , gladde Bladen > A ™E£U die Zaagswyze getand zyn, de Takjes met Hoofd- Tandachtige hoeken. stuk* ïi. De Zaadkorrels 5 in deeze Soort, byna van °fleo%"; J mum Ptji- grootte en figuur als Kerfen - Pitten of als Erw- ft™*». ten zynde, heeft dezelve daarvan den bynanm, gcndcf3" De Bladen zyn taamelyk dik en ftyf, Wigvor- mig, aan de Punt gelpitst ; zy hebben korte Steeltjes en fpitfe Tandjes , zynde glad en twee Duimen lang. De Bloemen komen op gefchubde Steeltjes, eenigermaate Tuilswyze, voort De Schyf ^ Blommetjes hebben een zeer klein ; de Rand - Blommetjes , die de Krans uitmaaken , een rond en groot Vrugtbeginzel , gelyk in de andere Soorten. (3) Ëeenzaader met ftomp Eyronde , %aags- o^ll^? wys' getande, gejteelde> een weinig afloo-mum m§. pende Bladen. De^^ ttn Drukfeil is * eri dat het moet zyn Affine O. Pififero , is uit de Mant. blykbaar. (z) Ofleospermum Fol. Lsnceolatis , mucrönatis , fubpetiola* tis, glabris xèrratis > Ramulis denticulato • angulatis. Mill» Jc. 129. T. 194. f. U Ofteospermum Frutkans Lanuginofunu BuftM. Afr. tyiï T. 6i, f. 2. Berg. Cap. 330* ( 3 ) OJïeospermum Fol. obovatis ierratis , periolatïs f fubde- currenribus. H. Cliffl 124. K. Lngdb. 179. Chryfanthemoides Afrum Populi albx foliis. DitL. Ëlth. 80. T. 68. f. 79* Chryfanth, Afr. Frutescens, Telephii fere Foliis crasfis Ofte- ocarpon. Pluk. AmtUb. 55, T. 382 f 4. Chryfrnthemum Arborescens Ethiopicum Fol. Populi albx. KUEYN Cent. i$sé T+ 7^. Monilifera Frutescens Baccifera , Folio fubrotimd© crénato. Vaill. Mem. 1720. p. 573* 1 2 II. Defx. VI, Stuk, SAttÉNTEÉLiGË Heesters; fiü Dc Pynaam is afgeleid van 't woord Motii* ^xviiL Ufera,vrdk Vajllant tot een Geilagtnaam; Hoofd- gebruikt hadt voor deeze en andere Soorten , stuk. om jat tjerze]V(T ^aaj Ilaar Kraaien gelykt. jUngde Boerhaave en anderen hebben 'er, onder den naam van Chryfanthemoides met Abeelbooms- Bladen , gewag van gemaakt, 't Gewas is Boomachtig volgens fommigen > volgens anderen Heefterachtig. In de Elthamfe Tuin wierdt het , in zeven of agt jaaren., een Boompje van vyf Voeten hoog , met den Stam twee Duimen dik. De Takken en Bladen waren hier en daar met Wollige Vlakken befpmigd. Onder de Bladïteelen zit een Knobbeltje , dat uit drie deelen beftaat of driedubbeld is. Het heeft de Bloemen gedeeld en geel , met vierribbige , ilompe , drietandige Straalen, Voor 't overige beitaat hec voornaamfte verfchil met de Voor- gaande Soort daar in, cfat die de Tandjes der Bladen als uitseknaagd heeft en dat in dezelve de kleinfte jonge Blaadjes glad, in deeze Kraat- draagende Wollig zyn. iv* (4) Beenznader met langwerpige , Tandswyf mum5per~ gehoekte , ruuwe, half omvattende Bladen iuufoiium. en vejleufde Takken. Hulstbla- 3 J J dlge* Deeze heeft Bladen als de Groen -Eik of als (4) Ofteosptrmum Fol ohlong's, dentato - angulatis fcabris, femi - amplexiciulihus ; Ramis fulcatiS. Ofteosp. Fol. fcaoris^ iimtto - denticiilatis, Bürm4 Afr< 172, T. 62* Stncjcnes } k+ 133 •«lis die van Hulst, cngefleeld, bynade Takken Hit omvattende , wedcrzyds met drie Tandjes, ge hoekt, aan de hoeken gefpitst, met den rand Hoofd- een weinig omgeplooid , van boven ruuw , vanSTÜK* onderen ruig en byna gewold, zegt de Ridder, f5) Eeenzaader met ovaal- Lancetvormige , gekartelde, gehaairde Bladen. Gehattëe, De Wolligheid der Bladen onderfcheidc voor- naamelyk deeze, waar van een Takje door den £ioog!e£raar J. Bürmannüs, zo wel als van de voorgaande Soort , is afgebeeld. L 1 N- m u s hadtze niet gezien en fchynt de Kaairig- beid aan den randdqr Bladen , daar gedagte Heer in die Soort van fpreekt, op deeze toegepast te hebben. De Bloempjes zyn zeer klein en bren- gen kleine Zaadjes voort : ook fchynt het Ge- was ongel yk teerder te zyn dan in 'de voor- gaande. (6) Beenzaader met Liniaale fpitfe gekielde vi. afflandige Bladen en een eftdelingfe Bloem- ^un^^x pluim. tige. De Steng van deeze is, volgens den Ridder, vyf (5) Ofteospermum Fol. ELiptico » Lanccqlatis crenatis cilia- ïis. Berg» Cap* 322. Ofteo$p. Frucicans Lanuginofum Sec, BURM Afr. 171. T. 61. f .2, (6j Ofteospermum Fol, Lincaribus acutis carinatis diftanü* bu5,Pjnicula terminali. Mant. z9o»0(ïeosp* Juïiceum. BEKG» Gap. 3 34» II, DfiEL.jVI* Stuk. *34 S AMJENTEELIGE HEESTERS. III. vyf Voeten hoog , regtopltaande ; de Bladen xvif.L' Elsvormig , effen , ongedeeld 5 zeer ver van Hoofd- elkander: de Pluim, aan 'c end, beftaat uit een» S™K*d bloemige Steeltjes , met kleine Blaadjes yl be- Rangl zet. Volgens Bergius zyn de Bladen maar een Nagel lang en de Kelken Wollig of kort gehaaird. *h. (7) Beenzaader met Lancetvormige gladde tmS'ST Bladen en geiuilde Bloemen. rymbnfum* Cfta-M* Deeze, op Steenige Bergen aan de Kaap groeijende , heeft een Heefterachtïge regtop- ftaande Steng van een Vinger dik: de Bladen overhoeks , ongefteeld , glad , ter langte van een Vinger , doch aan Bloemdraagende Takken kleiner. De Bloempluim , aan 't end , is ge- tuild, met Lymerige Bloemfteeltjes van geele Bloemen. De Zaaden zyn langwerpig, grooter dan Tarwe - Graantjes. wm (8) Beenzaader met Eyronde , fiompe , op el- PfrMfl» kander leggende Bladen* c chuDJe. De gteng van deeze is twee voeten hoog, met ongefieelde Blaadjes Schubachtig bekleed, die glad zyn , doch aan den rand met korte Ly- merige Haairtjes en ruig in de Oxelen. De Bloemfteel , aan \ end , is Draadachtig dun t een- (7) Oflmptrmum FoU fcanceolatis glabiis , Floribus panicu» Jatis. Mant* 290. ( %) Of.sespermum Fol, ovatis , obtufis , iinbricalis» Mant. z$c\> S Y N V E N E S I A. 135 «cnbloemïg i cngcbladcrd 3 de Bloem geel, de ^ Kelk eenvoudig. xvn. . Hoofd- (9) Beenzaadcr met Lancetvormige verfprefi- 8XÜK. gZadJe , effenrandige Bladen en gewol- ^ix^ de Oxekn. des. . Kleinbhai- In decze Soort , door Bergiüs omftundigge, befchreeven 9 is de Steng naauwlyks een Voet hoog, paarfchachtig bruin, geftreept, glad; de Takjes zyn groen ; de Blaadjes een Duim lang , ïpitsachtig , eenigermaate gekield , ongefteeld ; de Bloemen komen 5 aan 't end der Takken , eenzaam voort, op lange Draadachtige Bloem- fteelen. De gemeene Kelk is veelbladig, met een geftraalde geele Bloem , welke de Straa- Jen drietandig heeft. Voorts komt de Vrugt- maaking , nagenoeg , met alle de overige Soor- ten van dit Geflagt overeen. Drie nieuwen heeft 'er de Hoogleeraar N. L* Bur mankus , onder de bynaamen1 van Ge- Unde , Gryze en Roodachtige , bygevoegd. De twee eerfte beoaamingen zyn met de hoeda- nigheden van verfcheide andere Soorten ge- meen , en het laatfce Gewas wordt , zonder mel- ding van eenige Roodachtigheid , door den ou- den (9) OJleotpermum Fol* Lanceolatis fparfis glabris integerri- mis , Axillis Lanntis. OCu Polygaioides. BERG. Cap* 3 3 3. 0ft. FoL Lanceol. imbric. feslilibus, R. Lugdh. 179. Chry- fanth. Frutic. Polygoni folii's Africanum. Pl.UK. Mant. 47» T. 38i. Moniüfera Poiygalx foiiis. VAIIX. Mem. F* I 4 H« DW+ VI, SVJ&i 136 Samenteelige Heesters. xIII. den Heer Gürmannüs Wollig en getand 'Att genoemd (*). Hoofd stuk O T H O N N A. Rang% De Kenmerken van dit Gefiagt beftaap voor* naamelyk in eene éénbladige Kelk , die van bo- ven in veele punten verdeekl is en Rolrondach- tig van figuur. Voorts heeft hetzelve een naak- ten Stoel „ gelyk het voorgaande ; maar het Zaadkuifje ontbreekt in fommigen, in anderen is het Zaad Haairachtig gepluisd. lr\ eenige Soorten zyn de Straalblommetjcs alleen vrugt- baar, in anderen ook die van de Schyf, en de Kelk is fomtyds diep verdeeld / fomtyds flegts getand. Daar toe behooren thans elf Soorten , ook akemaal van de Kaap afkomftig en meest Hee- leerachtig , als volgt. t. O ) Othonna met langwerpige naakte gefteelde Qjboima Bladen, een Kruidige Stengen zeer hn- uobbei- ge eenbloemige Bloemfieelen. Xot (*) Olecsperm. Frut. Lanuginofum Foh oblongis den t ar is. Afr* T 61.(2.' '| (1; OiboKna Fol. oblongis nudis petiolatis, CauIeHerbaceo 9 Fcdunculis unifljiis lon^isftmis. Sysi, Nat. XII. Gen, p93.p.° 579- Xïlï. p. 661. Othonna Fol. ovatis mregris , qua: Jacobxae affiuis Pianta tuberola Radice, Cap. B. Spei. ÜRKYtt ■Cent. T. 66. MOKIS. Hijl. UT. p.ilï. S 7. T 18. f. 33. fim pLrbonna, Fol. ovaro Cuiteiformibus dentatts quz Solidago fol. oblongis dentatis glabns , Fl >ribus magiüs umbellatf^ Burm« 4/"r« ié*j.t T. su> cum VariCtatibus. gYNGENESIA* 137 Tot dit Gewas , dat onder den naam van HL Knobbelwortelige Kaapfe Plant die naar 't St.A™**L» jakobs Kruid gelykt, door Bueyjn afgebeeld Hoofd- is, wordt t'huis gebragt de Solidago met lang-STÜK- werpige getande gladde Bladen en groote Kroon- R%"£[ tjes ■ Bloemen , van den Hoogleeraar J. B v R- mannüs. ' Deeze laatfte is een Heefter 9 groeijende in de Kloven der Rotfen , en dikke Takken hebbende , aan welken de Bladen > by- na als in iömmige Soorten van Sedum, trpps- wyze voortkomen , gelykende , door hunne "landjes , veel naar die van Hulst. Uit het midden der Bladen fchieten lange Bloemften^ gels , die zig boven in dikke eenbloemige Steden , Kroontjeswys', verdeelem De Kelk is als gezegd is , maar het Zaad aanmerkelyk geplui.dr Uit de gezegde Afbeeldingen blykt, dat 'er een groot verfchil van Geftalte plaats heeft in dit, Gewas 9 mooglyk veel van de Groeiplaats afhangen de. In het Kruidboek van O l den- land komen van het Kruidige Verfcheiden* heden voor, die de Wortelbladen gevind heb- ben , of de Bladen geheel Eyrond , of ten uiter- fte fmal en Liniaal , of Lancetvormig getand en ongetand ; van het Heefterachtige met de Bladen" overhoeks, Lancetvormig en getand 3 of ^e getropte Bladen Lancetvormig , byna onge- ileeld. De Bloem fteelen, en de Bladen by de- ze! ven , zyn dikwils gepaard en de Kelken fom- tyds in vyven gedeeld. I 5 60 0> IU DF£L. Vlf STUK, Samenteelige Heesters. HU (») Othonna met Liniaale gevinde, eeniger- maate êetande Bladen. £T°i^D" Deeze Soort, naar de Fluweelbloemcn^gely- 1I# kende, munc uit door haare kleinte en fynbla- £ïge°*T digheid. De Steng is Draadachtig en bogtig ; Fyubiadi-de Kelk Bekerachtig, aan den Mond met on- êC* gevaar veertien Tandjes > en zy heeft veele Straalblommetjcs. ni. (o) Othonna met de Bladen Finswyze in lan« Aistbhdi- ge Jmalle öufptn verdeeld. I* Door Commelyn is deeze als een mede- Soort van Jacobssa aangemerkt , en , zo als de- zelve in de Hortus Medicus uit Zaad was voort- geteeld , befchreeven. De Steng is een Vin^ ger dik , met Lidtekens der Bladen , en ver-* Ipreidt zig in gryze Takken 3 met Bladen naar die van de Kroontjes draagende Alst gelykende en grys. Uit het end der Takken komen Stee- len voort met een groote gèele famengeftelde Bloem , en daar op volgen gepluisde Zaadjes, De Reuk der Bladen , zegt hy , is als die van % Loof dergeele Wortelen en de Bloemen Hinken, (O ot. (2} Othonna Fol. Linearibus pinnatis fubdentatis. Tagetes minimus tenuiter divifo Folio Breyn Prodr. II. p, 101. Chry- fanth* Afric. pum.ium &c. Raj. Suppl. 212. (3) Othonna Fol» pitifrttifidis', Laciniis Linearibus paralle* lis. H Cliff 419. R. Lugdb 179. Mill. Dia. T. 194.. Jacobaea Africana Frutescens Foi. Abfynth. umbelliferi incanis* Comm. Hort, 11. p 137- T« 69* fi, Jacobaca Abfynthitesj CGiaeatolTs Cineraria foliis , Etiuopica. Fu;k. Alm. ic£. Syncenesïa. 139 (4) Othonna met de Bladen Finswyzeinfmal- III. le Slippen verdeeld ; de Stengen met ruige FXDVE£U , Knietjes. Hoofd- 9 STUK. Dat Afrikaanfche Gewas , ook in de Stads iy. Kruidtuin alhier geteeld , aan >i welke de be- roemde Commelynj wegens deszelfs breedM'* • . . i Averoon- Gefternd Zaadhuisje, een byzonderen naam ge-bladigc. geven hadt, maakt deeze Soort uit. Hier wordt ook t'huis gebragt de Heejlerachtige Afrikaan- fche Jacobcca , met Bladen van Averoon of Zee - Venkel ; door Volckamer van dien Hoogleeraar ontvangen, en welker Afbeelding aanmerkelyk verfchüt , niet alleen , maar in welker befchryving van zulk een Zaadhuisje geen -het minfte gewag gemaakt wordt* Die Neuremburgfe Doktor zegt alleen , dat het bruine , naakte Zaadjes, onder Pluis verfchoo- len, voortbrengt. Zyne Afbeelding houdt Ber* cius voor beter dan die van Commelyn, doch merkt aan, dat dit Gewas niet in 't Ge- ilagt van Othonna plaats kan vinden , dewyl de Kelk veelbladig is. Hier op antwoordt de Ridder niet , die hetzelve daar toe betrokken hadt. (4) Othonna Fel. multifido • pinnatis Linearibus , Caule Gc- aiculis viiioiis. R. Lugdb 380. Cineraria Abrotanifolia. Uerg. Cap. 292. Afterophtycarpos Afr. Frutescens öcc. Com M. Hért» II. p. 61. T. 32. Jacobsa Afr» Frut. Fol. Abrotani, major & minor. VOLCK. Nor. 225. RAj. SuppL 179* PLUK. Phyt. 323. f. Conyza .montana Frutescens. Seb. Mu$. II. T. lU^Dmu VI, Stuk. T$0 S A MENT EE LIG E HEESTERS* HL hadt. De door zyn Ed. aangehaalde Berg- ^E^L Conyza van Seba heeft , volgens de Afbccl- Hoofd cling , weezentlyk den Kelk eenbladig ; doch stuk* jc Bladen zyn meer overcenkomftig met de Rang** voorgaande van Com me l y n. Volgens Volc- kamer zou dit Gewas wel twee en door den tyd meer Ellen hoog groeijen; te wee ten zy- ne groote; want de kleine, die het Loof fyn als Venkelbladen heefc , fchynt daar van te verfchillen. Nogthans is het de Afbeelding daar van, die Bergius bedoelt, zeggende dat de Vinnetjes pf Snipperingen der Bladen Draadachtig dun zyn. (5) Othonna met de onderjle Bladen Lancet- yormig onverdeeld , de bovenjlen Tands- wyze uitgehoekt. De Hcclicrachtige Afrikaanfche Jacobasa a met Bladen die naar Herts -Hoornen gely ken , van CommelyNj is deeze, insgclyks in on- ze Akademic- Tuinen bekend. Dezelye heeft een Stammetje fomtyds een Voet hoog, met lange Takken ; de Bladen een Duim lang , van boven Afchgraauw, van onderen Wollige de Bloemen geel en daar op volgen Zaaden met Pluis gekroond. Othonna Conr.0pi- folia. Herts- h»ombla . (6) ot. (5) Othonna Hol. infimis Lanceolatis integerrimis, fuperio- tibus finuoto» dentaus. H. Cliff. 419. R. Lu$db> 179. jacobaea Africana Frutescens Coronopi folio* COMM. Hort* p. 139. X* 70. BLAJ. Supplê 17 s. S Y N G E N E S I jft. 141 (6) Othonna met Lanc eivormige , drieribkige , III. effcnrandige Zaaden, de Steng laag Hee- *™™* fierachtig kruipende. Hoofd- . STUK» 't Gewas van deeze beftaat uit kleine groe- vr. ne, leggende, enkelde Takjes, met drieribbigec^^^ Sappige Blaadjes , alles Zeegroen en de Bloe- smalbladig men geel, wier Steeltjes lang, van boven ver- êC* dikc en Pypachtig zyn , de Kelken meest in vyven of zesfen gedeeld. Het Zaadkuifje is wit en lang. Het bloeit byna het geheele Jaar , doch brengt in Europa , gelyk veefe arderen, geen ryp Zaad voort. Dus befchryfc de Heer Goüan deeze Soort , die in de Ko» ninglyke Tuin te Montpellier ove.: winterde in de open Lugt. De aangehaalde Afrikaanfe Heefter achtige geele Aflet met Bladen van Thy- meléa, van Ray , fchynt veel fterker van Ge- was te zyn. (7) Othonna met Lancetvormige , effenr andige , vir. eenigermaate Vleezige Bladen , de Steng D'^mfi^ tegtopflaande. £c* Deeze gelykt veel naar de voorgaande , maar groeit vier Voeten hoog en ftaat regt overend , zegt LiNNiEus. (8; Ot- (6) Othonn* Fol. Lanceoïatis trinerviis integerrim's , Caule Suffruticofo repente R. Lugdb. 179* Do Ham. Arbr. II. p#«?4. T. 17- Gouan Monsp. 464. After Frutieofus Africanus luceus, Fol. Thymetes. Raj, SuppU 167. Mill. h 245. f. 1. (7) Othonna Fol. Lanceoïatis integerrimis fubcarnoiis , Caule erc&o. Mant. ng. H. Cliff, 419. R, Lugdb* 179, MiLh. Ie. M>%. T. 245. f. 2. lh VI* Stuk» X42 S AMENTEELIGE HeeSTÊRS* UL (8) Othonna met Lancetvormige , gladde, wn« n L vattende Bladen en gepluimde Bloemen. J*l00FD r stuk. De Heer B e r g i ü s heeft deeze Soort Klein- \v>. bloemige getyteld ; om dat de Bloemen kleiner JJ^ zya dan in de anderen. Zy heeft de Bladen 5*\ Piekachtig van figuur, de Steng omvattende, Kleinbloe- j j n mige. ftyf en Zeegroen, zynde deswegen Senecio ri* gens genoemd geweest. Met twee, drie of vier Stengen fchiet het Gewas uit den Wortel tot twee Ellen hoogte, zo Volckamer aan- merkt. ix. (9) Othonna met 'Draadachtige Vleezige Bhh fin*™"* den, de Steng Heefter achtig. Dunhladi* ge. Dit Gewas /5 een Steng van twee Voetefo Fi.xxxin.of ]anger hebbendej hadt onze Ridder lang gekweekt , zonder dat het heeft willen bloei- jen. Het fcheen echter zyn Edé hier t'huis te hooren , niettegenftaande de Heer Mille» hetzelve 3 wegens de Geftalte, tot de Craslu- laas betrokken hadt. Tot geen ander Gellagt febynt, wegens den eenbladigen Kelk , en tot geen andere Soort, wegens de fmalheid der Bladen , betrokken te (8) Othonna FoU Lanceolatis glabris amplexicaulibus, Flor. Paniculatis. Berg. Cap. 33J. Mam. 289. Senecio rigens. Sp* Plant. I224> Jacobaea Afr. Frut. Folio Jongiorc glauco. Comm. Hort. lït p. 143. T, 72. VoLCK» Nor. T. p. 226. (9) Othonna Fol. Filiformibus carnofis , Caule Fruticofb. Mant. 118. Crasfula Frur. Fol. longis tereti bus alternis, Caulë Hut, lamofo. Mili- Diti. T* 8. Fluk. Pbyt.T. H9.f*$. Stngenesia. 143 te kunnen worden liet Gewas , waar van ik &f» in Fig. * , op Plaat XXXIII, de Afbeeld ingg™»^ gegeven heb. De Steng of Tak van 't zelve xv.ii. is geheel Houtig en dik, met een geele Schors >STU^ overhoeks digt bezet met zeer dunne Bladen, gJ^* van drie of vier Duimen lang , vertoonen- de zig als gladachtig , en fommïgen hebben zydelingfe Uitwasjes. Hier cn daar geeft deeze Steng , Kranswyze , eenige Bloemftee- len uit , die niet minder dun cn lang zyn dan de Bladen, allen zeer weinig uitgefpreid. Aan 't end van ieder Bloemfteel is een eenbla- dige Kelk , ten halve verdeeld in veele Punten , op wiens Schyf of Stoel, die yrd in Hokjes als een Honigraat verdeeld , dcch niet Kaffig en dus naakt is , de Tweellagtige Blommetjes geplant zyn. Het Vrugtbeginzel van deeze heeft een Wollig bekleedzel , en is van boven met korte Pluimpjes voorzien , welke als tot een Kelk voor het Blommetje verftrekken , gelyk men ziet by e 9 alwaar hetzelve, in langt? eens ver- groot , is voorgefield ; zo ook een Vrouwelyk of Straalblommetje van den Omtrek 3 by ƒ : maar by g is een Tweeflagtig Blommetje , op zig zelf, viermaal in langte, en dus in Lighaa- melyke grootte vierenzeftig maal vergroot zyn- de, vertoond, om den Styl en de Meelknopjes of Vrugtmaakende deelen van dit Gewas te ver- tegenwoordigen. Wat zekere witte Wolligheid en bruine Vliesjes , Tropswyze aan den Tak zittende , betekenen , en of die aan denzelven na* II. Deel. VI, Stuk» i44 Samenteelige Heesters* III- natuurlyk dan onnatuurlyk zyn, en van zekeré xvii. " Irifekteü of Schildluizen afkomftig, is my dui* Hoofd- fter (*;. TUK. x. (io)~ Othonna met O vaak eenigermaate gè* rrutesans. tande Bladen , de Steng Heejterachtig. Heetoge, 't Gewas van deeze , in de Akadfcmie-Tuin te Upfal geteeld , hadt een Steng van een Voet hoogie in 't eerrte Jaar, die rond was en glad ; de Bladen geleeken naar de Steng- Bladen van Witte Kool , ftomp - Eyrond zynde met een klein Steeltje > en aan 'c end een Puntje , dik cn fappig , de onderlten ongetand, de middel4* flen een weinig, de bovepften met veele Tand- jes. Op 'é end van de Steng kwamen eenige Draadachtige, regtopftaande Bloemtteelen voort , ieder met ééne Bloem , die een Rolronden 3 ftompen , gelyken Kelk hadt , in agten verdeeld', en een Krans van agt geele Straalen , eens zo lang als de Kelk , aan 't end byna drietandig, met twee Lancetvormige korte Stempels , zyn- de de Schyf ook geel. De Zaadjes der Straal- blommetjes hadden èeri overvloedig Haairig Pluis, van langte als de Kelk. Waarom deeze , in 't byzonder, den naam v£n (*) Zonderling is 't , dat in de Vierde Soort , by Volc» KAMER , zig iets dergelyks openbaart. (10) Otbanna Fol, Ovalibus fubdenraris , Ciule Frutescente. Mant. 288. Cineraria Orhonniics 5/>. Plant 1244. Jacobia Afr* Frutescens craflïs & fuecu'entis FoI?is. Comm H)rt. tl. p. 147. T. 76. Solidago Afra Fruresccns Fol, crasfis dentaris* VAM.L* Mtm< 172c, Syngenesia. 145 van Heejierige yocre, terwyl anderen veel fier- Af"V^ ker van Gewas fchynen te zyn , is my dui- xvil fter. Ook zie ik niet , dat die van Pluke-^oopd" netiüs, welke Chryfanth met Hemeljleutels-* v^rdt Bladen getyteld wordt, wegens den naam hier Rang. meer behoore, dan tot de Derde Soort van 9t voorgaande Geflagt , aangemerkt hy dezelve den bynaam van OJteocarpon, dat is Beenzaa- dig, geeft, 't Verfchil van deeze met de vol- gende is aanmerkelyk. (ij) Othonna met langwerpige effenrandige 0*j[* - Bladen^ de Steng Boomachtig , Vleezig , Arhres- met gewolde Lidtekens. Doornach- tige. Het Gewas , dat hier bedoeld wordt, was ïn de Elthamfe Tuin, vyf Jaaren oud zynde, maar een Boompje van een Voet hoog, bloei- jende aldaar , in 't jaar 17295 in het Winter- huis, De Stam van 'c zelve was een Vinger dik, taay en Vleezig, gelyk in de Boomach- tige Huislcok , met een bleek bruinachtige Schors gedekt en hier en daar bezet met Wol- lige Knobbeltjes , hoedanige Wolligheid men ook waarnam aan den oirfprong der Bladen* Deeze hadden nagenoeg de gedaante van de ( Bla- (11) Othonna Fol. oblongis integemmls , Caule Arbores- cente Carnofo , Cicatricibus Lanatis. Doria Africana Arbores- cens, Floribus fingularibus. DlLL. Eitb> 123. T. 105. f.123* Cotyl. AFra Arberea crasfo Caudice , Folio Auricula: Vxü aiï- guftiore. Boerh. Lugib+ II. p. 288. N. 9 ? K II, Deei*. VI. Stuk. 146 S A MEK TE ELI G E II E E S T E R 5. III. • Bladen der Auriculais , eogènaSipfM ; z\Tdc A^^L dik en föppigy 't end ftomp , otfirckartcld,- Hoofd wederzyds groen , maar als befprd%!l met stuk, eenige glinfterende of Mceligc Stippen. Aan vierde '£ enc] der Takken kwamen lange dunne Blocm- fteeltjes voort, in 't midden een Vlokje, en op 't end een vyfdecligen Kcik hebbende , met een Bloem van vyf breedc , geele Spatelbïom- metjes, in 't midden met Trechterblommcrjes ; leverende de eerftq alleen het vrugtbaarc Zaad uit 5 dat dik cn rond was , met een kort bruin- achiig Zaadkuifje, Van de Blommetjes , in 't midden , kwamen niet dan lange , onvrü^tbaare Zaadjes , met een wit Pluis , voort. H I P P I A. Een naakte Stoel ; geen Zaadkuifje : dt Zaaden zeer breed gezoomd en naakt : de Kelk half Klootrond en eenïgermaate Schubachtig bekleed: tien Straalblommetjesnaauwlyks zigt- baar éneenigefmaate in drieën verdeeld ; maakt de Kenmerken van dit nieuwe Geflagt uit. t. De eenigfte Soort van hetzelve (i) heeft aan- Fwuceïs nicrkelyk gedwaald , eer zy tot deezen Zetel Hecfteiige. kwam- LiNNiEüs hadtze eerst Hecjlerach- tig (t) Hlp.oïa. Systm Nat. Plég. XilT. Gen. 1324. p- 661. Êrio- cephalus PecVnifolus. Sys% Nat. Xü. Gen. 994* p. 579. Tanncetum Frutescens yp Plant. 1 is 3. Tan. Fol. Pinnaris integerftmis. t7, Cliff'. 398. R Lugdb. 154 Tan. Afric, Ar- borescetis Lavenclui«e multifiio folio. CoMM. Hort. II. p»' 201. T. 101. S Y N G E N E S I A, 147 tig Tanacetum genoemd ; vervolgens overge- ni; bragt in 't Geflagt van Eriocephalus ; doch Afdeel. eindelyk oordeelde zyn Ed., dat haare byzon- Hoofd* dcre Vrtigtmaaking een eigen Geflagt verdien- ST,JK» de. Zy is het Boomachtige Afrikaanfche Reine- j^f* varen van Commplyn, welks Loof naar dat van de Lavendel met gefnipperde Bladen van ClüsIüs, zegthy, veel gëlyfct. De Bladen waren , op ieder zyde, als een Kam verdeeld» In de Amfrcrdamfe Tuin maakte het , volgens dien Amheur , een Stam of Steng van zes of zeven Voeten hoogte , rond en met een brui- nen Ba*t bekleed , van boven Takken uitgee- vende, die aan 't end Wollig waren en zig in Kroontjes verdeelden van geele Bloemen, heb- bende het Loof den Reuk en Srcnak van het gewoone Reinevaren. Dien zelfden Reuk word ik nog eenigermaate gewaar in de Bloemen van een gedroogden Tak van dit Gewas, byna an- derhalf Voet lang, van de Kaap overgebragt, en in myne Verzameling beruftende. Eriocephalus. Wolköp. In dit Geflagt , dat zynen naam van de Wollig- heid der Bloem hoofdjes ontvangen heeft, zyn de Kenmerken; een eenigermaate Haairige Zaad- ftoel, het Zaad zonder Pluis,* de Kelk-uit tien gelvke Blaadjes beftaande 3 en vyf Straalblom. nietjes Het heeft twee Soorten , beiden van de K -2 Kaap II* Dsel* VI. Stuk. 148 Samenteelige Heesters. UI. Kaap afkomfcig , in beiden Heefcerachtig * AxDvEif als volgt. $tvk.D CO Wolkop met geheele en verdeelde Bladen , k de Bloemen aan Tuiltjes. E'riocepha* l**sAfricam Deeze Soort is in naauwkeurige Afbeelding Gemiide, gebragt door den geleerden Dilleniu & Zyn Ed. merkt aan , dat het Gewas gewoonlyfc Hee- fterachtig opfchiet tot twee of drie Ellen hóog- te, maar dat het, wanneer men 't opfnoeit,een taamelyk groot Boompje wordt 5 dcwyl de Sten- gen Houtig zyn. De Takken zyn Bondelswy- ze begroeid met Zeegroene Bladen , van eenen Kruid er igen Reuk en Smaak , de buiten den kor- ter en doorgaans in drieën , de binnenften lan- ger en niet verdeeld. De Bloemen, by Tuil- tjes , van zes , zeven of agt , op den Top voort- komende, beftaan jedcr uit drie, vier, of vyf , korte breede Spatelblommetjes, en zes, zeven of meer Trechterblommetjes , die het midden beflaan , zynde beiden begreepen in twee Kel- ken, de buitenfte zo wel vyfbladig als de bin- nenfte, waar tusfehen een witte Wolligheid is vervat. Van de Spatelblommetjes alleen komen goede Zaadjes , zynde - die der Trechterblom- metjes fchraal en onvrugtbaar. (a) Wol- (i) Erhcepbalus Fol. integris divifi betekenende den Voet (lap van een.Oly* phant , welken de Bladen van dergelyk Ge- was , door hunne finmr , zouden uitdrukken. Dat is evenwel het zelfde Gewas niet. Het tegenwoordige groeit byna in de gedaante van Bern::gie, anderhalf of twee Voeten hoo^s met een fty ve fuigé Steng ; en de Bladen ook zeer röig, tenigermaate geplooid en gekarteld. Uit derzelver Oxelcn komen Sreelen voort , met Bloemhoofdjes , die in Bladertjes vervat zyn, beftaandc uit afgezonderde Kelkjes van fteke- lige Schubben , welke ieder drie ; vier of vyf, paarfchaehtige Trechter - Blommetjes , welke ^eer diep ingefneeden zyn, bevatten (*). De-* zel- (i) Elephantopus Fol. oblongis fcabris* Syst. Nat.XIL Gen. 997. p. 5SO. Peg, XIII. p« 663. H. Cltff. 390 H. Ups. 147. Gron Vi?g 176. R. Lugd^^ 13 u Elephnntópus ere&iis &c* Brown J .m, 312 Eiephanropus Conyzx fol o. Dïll. EUb* 126. T. 106, f. 126. Bidens Frutescens, &c RREfN. Ie T. 24. Echinophorx Indicae affinis Sec* Pluk, Alm, 132. T« 388. f. 6. Ana Schovadi. Hort. M*L X. 13. T« 7. BüRM. F/« (*J DiLLENins , van wien ik de befchryving ontleend bêb | zegt , dat het waaxe Fiosculi zyn } en ik houdze ook voos SYNGENESïA. I5I zciven zyn Tweeflagtig, en hebben een Vrugt- Hl. beginzcl met witte drooge platte Puntjes, in*™**** plaats van Pluis, gekroond. De H?eJierachti-llooFT>- ge Bidens van Breyn , en de Indifche Scabio 5TL^- fa van Bontuis, fchynen nader met het Ma-^g e labaar% Gewas, voorgemeld, te ftrooken. ( 2 ) Olyphants - Poot met Eyronde Wollige ToJeTn'(0_ Bladen. f*s Wollige. Decze , in de Westindiën en in Vïrginie groeijende , verichilt niet uitcrnvaate van de voorgaande Soort; De Bladen > gely ken v: cl fièar die van het Kruid , dat men Primula Veris noemt, waar van die van de andere ook niet grootejyks verfchiüen , en de Gcftalte is byna de zelfde. Alleen zyn de Bladen wat ronder en nkt zo ruuw. O E D E R A. De byzondere Kelkjes zyn in dit Geflagt veel Wormig ; bevattende Trechterblommetjes die tweeflagtig zvn en één of twee Vrouwe- ly- voor zodanl^en f offchoon de Verdeelingen der Blommetjes zo cngelyk zyn, dat Linn^us dit Gewas als een voorbeeld heeft asngenaaid, waar door her vollltekte onderfcheïd, tus- flhen de Fitres Floseuloji en Jemiflosculoft van 7 ournefort , 70U verdwynen. Zie GmeL Flor. Siber, Tom. II, Praef, p, vi (z) Elephantopus Fol. ovatis tometatofls. GRON* "Virg. 11$, Elephant. eicóhis hirfutas &c. Brown* Jam. 311, K 4 lï. DEEL, VI. SïlIK. 15* Samenéteelige Heesters. Afdeel Spatelblommetjes ; de Stoel is Kaffig en xvii. ' het Zaadkuifje beftaat uit verfcheide Kafjes. Hoofd- Het is benoemd ter Eere van den Deenfchen stuk. Hoogleeraar in de Kruidkunde, den Heer O e- Oedera derus, cn bevat maar ééne enkele Soort (O , Xïnfaen- van ^e ^aaP af komftig , welke te vooren Kaapfch dc. Buphthalmum is getyteld geweest. Wat de reden zy van den tegenwoordigen bynaara, die ten opzigt van fommige Bloemen, gelyk van de Madelieven en anderen , zeer gebruikelyk is 3 doch in de Stengen en Takken een ande- re betekenis heeft (*) , begryp ik uit de be-r fchryving niet. Mooglyk ziet het op de groei- jing der Bladen , die alleenlyk aan de toppen der Takken zig groen bevinden zouden , zynde het overige met Lidtekens der afgevallene of met dorre Bladen bedekt. \ Gewas heefc een Hee [terachtige famenge- flelde Steng en opftygende Takken. De Bladen zyn gepaard, ongedeeld, fosal, fpits.,gefleufd, omgekromd, op zyde met Tandjes of Haairtjes^ Aan 5t end komen ongefteclde Bloemen voorc^ welke Kelken hebben van Lancetvormigc Blaad- jes , breeder dan clie/ van de Steng. De Straal- blommetjes zyn eens zo lang als de Schyf , van boven geel 3 van onderen paarfch; de middel- den (i) Oedera. Syst. Nat. X1U Moku 29I4 Peg. XIII. Gen, 13 zs* p- 663 Buphthaliuum Capenfe, Sp. Plant% 1x7+, Aw. Acad. vt Afr. 76. Berg. Cap* 227, (*) Caulis prolifcr^ ex apicis centro emittens tantum Ra- 21203. finus. Philos* Bh* p* 40. Syngenesia* 153 itcn Tweeflagtig , doch omringd met andere Hl* Vrouwelyke Blommetjes, die zo wel een Vrugt- ^xwfu' beginzel hebben als de ïweeflagtigen. Hoofd- STUK» S t oe b E. Stebe. jrtffa Rang. De byzondere Kelkjes zyn, in dit Geflagt, cenbloemige, of bevatten ieder maar één Blom- metje , dat Trechterachtig en Tweeflagtig is ; de Stoel naakt ; het Zaadkuifje uit Pluimpjes beftaande. . Het voert den Griekfchen naam , die op eeni- ge Soorten van Gewasfen is toegepast , welke nu meest tot het Geflagt van Centaurea betrok- ken zyn ; moetende dezelve dus uitgefproken worden ; gelyk men die Gewasfen , in 't Hol* landfch , ook plagt te noemen Stebenkruid. Vier Soorten , altemaal Kaapfche , komen 'er van voor, als volgt. (1) Stebe met Haakig omgekrcmde naakte u Blaadids. J[xbe. . J Jrijthiopica* De Bladen van deeze zyn Elsvormig, om-fche!lopi% gekruld , agterwaards krom , Ityf , en als die van den Geneverboom fteekende, glad, behal- ve aan het Grondftufc. De Afrikaanfche Hee- Sterachtige Conyza , met Haakige gryze Hey~ Blaad- (1) Stxbe Pol. recurvato - uncinati's nadis. Syst. Nat. XII. Mant. 48i« Veg* XIII4 Gen, looi. 664, H. CUff. 390. Conyza Afir, Frutsscens , Fol. Eucx, ToüKNF. Inft* 4*5. He- lichryfoides jmiiperi foliis. Vaill. Mm, 17 15. p# 393* K5 tl* Deel* VI, Stuk* 15* Samenteelige Heesters. » t Blaadjes van Oldenland, als ook de He- xvii. lichryfeides van Vaillant met menigvuldige Hoofd- h^^ge Bladen als van den Geneverboom cn STUK* *je Bloemen aan de 'Fopjes der Takken , wordt hier R&ng. rtiuis gebragt. De gemeene Kelk beftaat uit Elsvormige Schubben , die den Stoel rondom bekleeden ; de eigen Kelk is vyfbladig, enkeld in ieder Schub van den anderen begreepen, en begrypt één Blommetje , yt welk Trechterachtig is cn Ty^cflagtig, behalve de Meeldraadjes en Knopjes een Styl bevattende met een fpitfen tweededigen Stempel: de 2'aaden zyn langwer- pig, m t een lang gepluimd Zaadkuifjp. ii. ('2) Sèëbé met omgekromde gryze T> laad] es en Erlwdes. twe8 ong*lyfo Blommetjes by een. Keyachu peezg js fteyachtig Eupatorium door Breyn gétytétd , die 't zelve redeïyk wel afbeeldt» Het is een fcröm Heyaebtig He< fterrje, digt be- zet met fmalle , fpitfe, kromme, gryze Blaad- jes, hebbende ongedeelde B'oemhoofdjes aan 't end der Takken , wier gemeene Kelk ge- fchubJ, et n w einig rappig is en veelbloemig , bevattende tien byzondere Kelkjes , die Rolrond zyn , ieder met twee Blommetjes , het cene Trechter-, het andere Spa- eivormig. Het eer- fte is Twef fl 'gtig, het andere heeft geen Kun- ne. (z) Steehe FoL recurva^s inennis , CorolIi*Mflt>ris dirTormi- Lus Bi bg C.if ns>> A'ant 574* Eupatorium Ericoides Cap. B S/c $R?,YN Cent, \+ot T. 6j>. MQRIS. Hijl* III, p. 97* S. 7- 1. i*. U .10. Syngenesia. 155 ne. Het Zaadkuifje is ongedeeld, gepluimd; m. , c 1 tx? AFDEEL, de Stoel Vvollig. xvn. Hoofi>- (2) Stebte omgekantelde Blaadjes , die aan >TUK% d£ ^72« Wollig zyn , en leggende nu Stengeijes ^jjjfc Decze heeft de Stengetjes Draadachtig dun )Hutkcnde* eenigermaate Houtig , neerhurkende , bepaald Takkig, aan de toppen Afchgraauw, van groot- te als de Wilde 1'hym, enoverhoekfeongelteel- de , ovaale , zeer fpitfe Blaadjes , van grootte als die van 't Duizendgrein , van boven wit Wollig , van onderen naakt , omgekromd en zodanig omgekanteld, dat de Wollige zyde de onderfte worde. Zy draagt enkelde Bioem- hoofdjes , die ongedeeld zyn 9 van grootte als een Erwt , aan 't end der Takjes. (4) Stebe met Schubswys' aangedrukte Blaad* iv- Stoere Gnx- ]^* pbaloides* Schoone» De befchryving van deeze, onder den naamw. ,xmv. van Ssriphüm Corymbiferum voorgeftcld, door ^* u den Ridder, was -als volgt: De Stengen Hec- „ (krachtig, Kroomakkig , Ry?achtig, ander- 5, half Voet lang, met Draadachtige Takjes, 3, die door aangedrukte Blaadjes bedekt zyn» r\ De (3) St&he Vol refupinatis hinc tomentofo, Csulibusproftra- tis. Mant. 291* , (4) Btqèe FoL irabricatis appresfis* Stp&e Gomphrenoides. Berg Cap. 336* Seriphium Coryrabiferum -Mant* up.Gna* phalium mveum, Spt Plant. iij>2. IX* Deel. VL Stuk* 156 Samenteelige Heesters. IIL 3, De Blaadjes Lancetvormig Eyrond , onge- ^xv?i L 35 ^ee'^ 5 °P ^e kant gchaaird , van buiten Hoofd* ,, naakte van binnen Wollig, overendftaande , stuk* m digc tegen de Takjes aangedrukt. De Bloem- ■gj^f6 hoofdjes aan 't end, half Klootrond, wit, 39 uit veele Kelkjes famengehoopt , maaken 3, ongefteelde Tropbloemen , die ongeltraald 3, zyn , famengefteld uit gefchubde Kelkjes, 3, die glad en wit zyn , van Lancetswys' Els- 3, vormige Schubbetjes. Dezelven bevatten „ één wit Blommetje en witte Meeldraadjes, 3% zynde het Zaad gekroond met zes gepluimde „ Borfteltjes en de Geflalte is als die van het 3, Kaapfche Xeranthemum." In het weezentlyke der Geflalte van 't Ge- was , als ook wat de Blaadjes en Bloem aangaat , komt met deeze Soort volmaakt overeen , dat Takje uit myne Verzameling van Kaapfe Plan- ten, 't welk in Fig. 1 , op Plaat XXXIV, na- tuurlyk is afgebeeld. Zelfs ziet men hier die groeijing der Takjes plaats hebben , uit hoofde van welke zy Proliferi genoemd worden door den Ridder. Niet minder ftrookt hier deStcebe Comphrenoides van den Heer Bergius, die zegt,, dat derzelver Steng Kroontjes van Tak- ken uitgeeft , en aan de Blaadjes de grootte van een halve Nagel , aan de Bloemhoofdjes die van een Kers toefchryft. De Gemeene Kelk , zegt zyn Ed , bvfhaat uit Blaadjes, welke naar die der Takken gelyken. Dit heeft plaats in de myne : de Eigen Kelk uit omtrent tien Schub- betjes, S Y N G E N E S I A. Iff betjes, die fmal, fpïts 5 Kaffig , geelachtig wit, Hu opltaande, Schubachtïg geplaatsten ongelyk Axvn.U zyn , naar onderen verkleinende. De vergroote Hoofd- Afbeelding van een zodanig Kelkje , uit één*TÜIU myner Bloemen van dit Takje, bya.wyst zulks aan. Het Blommetje , hier in begreepen, is by b afzonderlyk voorgefteld , dat eenbladig en Trechtervormig is , met een Cylindrifch Pypje , en den Mond in vyven gedeeld heeft met fpitfe Slippen. Het rust op een Vrugtbeginzel, af- zonderlyk by c vertoond , dat ftomp Eyrond 9 Hoekig , van boven gezoomd en gekroond is met vyf Borfteltjes of Haairtjes , die een Sten- getje hebben , dat van boven in Pluimpjes uit- loopt , zynde meer dan eens zo lang als 't Vrugtbeginzel. De Schubbetjes van het by- zondere Kelkje zyn geelachtig wit en de Mond der Blommetjes is ros van Kleur , 't welk de Hoofdjes niet onbevallig maakt. De figuur der Kelkblaadjes en derzelver Haairigheid op de kant is by d , alles met aanmerkelyke Vergrooting, voorgefteld , gelyk uit de kleinheid van de Blom- metjes in de Hoofdjes blykt. Tot deezen zelfden Rang behoort een Kaapfch Heeftertje , uit myne Verzameling , dat een Bloem heeft uit geheel afgezonderde Blomme- tjes beftaande , en tot geen der Geflagten van deezen Rang betrokken kan worden. Ik geef 'er , aangezien de naam van mynen onlangs over- leeden Vrind, Doktor Bas ter, niet onver- diend in de Kruidkunde , thans uitgevallen was, ge- il, mzu vi, stuk» 153 Samentbelige Heesters. TIL gelyk ik bevoorens op zyn plaats gemeld heb*, AF^^*tLT zyner roemwaardige nagedagtcnüfe den naam Bmo»d aan van STU H . | r,fde Basteria. Rang'. ^ * zien. De Kenmerken zyn: eenbïoenvge Kelkjes : bi 22?' ^e middelften Tweeflagtigë Blommetjes be- vattende , die met Vrouwelyke omringd zyn ; en ongekuifde Zaadjes, ieder in een Vliezig CeDetje bcflooten. Het Gewas in Fig. a, op de zelfde Plaat, wuUnT. naar 'l Leven vertoond, heefteen ronde, Afch- Geeoom- grauwe, taamelyk gladde, doch overlangs een pl*xxiy weinig uitgegroefde Houtige Steng, die zigGaf- Fig 2,4 felswyze in Takjes verdeeld ; welke Takjes , overhocl s en zeer ruim, bezet zyn met Lan- cetvormige gladde Bladen, ongevaar een Duim lang, geribd, taamelyk dik, wederzyds begroeid met weinige , zeer iange, geelachtige, ityve, fpitfe Doorntjes. Op 't end der Takjes komt een Bloem voort, of Bloemhoofd je, welks Kelk Schubswyze beftaat uit Blaadjes van de zelfde Kleur , ieder in een dikken grooten Doorn , die mede geel is, uitloepende. Ziïks blykt duide- lyker uit de vergroote Afbeelding van het Bloem* hoofdje by e , 'c welk ik geopend en de meeite Blommetjes daar uit genomen héb. Hier ziet men de gefteldheid der Hokjes of Celletjes , welke de Zaaden bevatten of Vrugtbeginzels ; zynde Vliezig en zig van boven uitbreidende tot Syngen esia. 159 tot een taamclyk grooten Kelk voor het B^om- Ut roetje, dat 'er met zyn Pypje byna geheel in *xviu* vervat is, doch met zyn Trechter of Moüdfcuk Hoorn ver daar buiten ukfteckt. De gedagc^ Blom-STUK metjes, die ten getale van elf of iwaa'lf , Ros-/^^8 geel van Kleur, in dit Hoofdje waren, bevond ik allen tot over 't midden in vyven gedeeld te zyn, doch byna de helft waren Vrouwelvk, gelyk 'er één, geopend en vergroot, by ƒ is voorgefteld , de anderen Twecflagiig. Liever zou ik de eerften Gelubde kunnen noemen , de- wyl zy wel een Styl , doch geen Stempel had- den , beflaande den Omtrek zonder Zaad of Zaadbuisje. De andere Blommetjes , ook geo- pend, waren, gelykbyg een derzei ven vertoond wordt , niet alleen met een Styl en Stempel , ' maar ook met zeer duidelyke Antherce voor^ zkn, zynde dezelvcn, van elkander afgefchei- den, zeer langwerpig of Draadachtig t groen v:m Kleur , en rondom vol van een menigte Stuifmeel , dat zig ook aan den zw j tachtigen Stempel openbaarde. Men ziet gezegde dee- len duidelyk in het Twecflagtig Blommetje g, en zu]k een Anthera afzondei lyk by ft, nog fi erker v Tgroot , waar nevens de uitgedrongen Zaadjes of Vriïgtbeginzels, by iy eens zolang als natuurlyk, vertoond zyn. Hier zyn dan dui- dèlyk de V;u ;tmaakende deelen van dit Gewas in Plaat gebragt. II. Deel. VI. Stuk, Zes- i6o Samenteelige Heesters» Zesde Rang* Afdeel. hSJÏ- Eenwyvery. STUK* gese(e Dus wordt de gefteldheid in deeze Klasfe genoemd , wanneer de Bloemen , ten opzigt van de famenvoeging der Meelknopjes , die Eigenfchap bezitten, om welke zodanige Plan- ten Syngenejïa , dat is Samenteelige, genoemd worden , maar niet uit veele . Blommetjes, in een zelfde Kelk vervat , befcaan. Dit laatfte maakt eigentlyk de völftrekte onderfcheiding tusfchen deezenen'den voorgaanden Rang, ge^ lyk wy zien zullen in 't Gcflagt van Seriphiu m. De Kenmerken zyn; een gefchubde Kelk, bevattende een eenbladig Bloempje van gere- gelde figuur ; waar op volgt een langwerpig Zaadje, beneden de Bloem gebooren. Vyf Soorten , altemaal Heefterachtig en van de Kaap afkomftig , zyn 'er thans in opgete- kend, naamelyk h (O Seriphium met erikel&e Bloempjes, Kram- cinereum. wyze geaaird en uitgebreide Blaadjes. Afchkieu- ö* Dec- (i) Seriphium Flor. verticillato- fpicntis unifloris , Fol. pa- tentibus. Syst. Nat, XII. Gen. 1003. p. 582* Mant. 481* Veg. XHL p. 66$, Tainariscus jfcthiopicus Coridis Folio gla- bro , Heibx Iropia; Capitulis in Spicam fesfilibus. Pluk. Mant. J7** Syngenesia. 161 Deeze Soort is het, waar omtrent de Frane- III. ker Hovenier Meese den Ridder doorftrykt , als had dezelve mee voordagt een zelfde Ge- Hoofd- was in twee verfchillende Rangen en GeflagtenSTÜK* willen plaatzen. Hy maakte zulks daar uit op , Rf^d' dat hy by deeze Soort en by een Soort van At± temifia 9 waarfchynlyk de JEthiopica als thans de Derde zynde , gelykiuidende aanhaalingen vondt, het welk , zo hy met reden aanmerkt, ook in andere Gevallen gebeurd is ; doch hy fchynt niet bedagt te hebben , dat de Synony* ma geenszins de weezentlyke Kenmerken uit- maaken , en dikwils 9 ten opzigt van de Deelen der Vrugtmaaking , zo duifter zyn3dat men met geen mooglykheid kan bepaalen , tot welk een Geflagt de Plant 3 die afgebeeld of befchreeven is , behoore. Plukenetiüs zelf verzekert f dat van dit flag van Gewasfen , die zo Afchkleu- rig of als met Afch beftooven zyn, en Mosach- tige Blaadjes hebben met geaairde kleine Bloem- hoofdjes , aan de Kaap verfcheide Soorten voor- komen, Zekerlyk zal L i n n m ü s deeze< naauw- keurig onderzogt 5 en de Bloem zodanig be- vonden hebben 5 dat zy niet tot den Tweeden maar tot deezen Vyfden Rang onder de Sa- menteeligen behoorde (*). Ten 171. T. 297. f. 1. Frutex cinereus Muscofus &c. Pluk. Alm. 159. Mant. $5, Breynia Cincroides Capenfis. Pet. Gaz. i. T. 5* f« 9« Artemifia Floribus fimplicibus. H. Gif, 4.03. Se« riphiuin cinereum» Berg. C*f> 340. (*) Voor 't overige kan ikf de Werketi ram LUTNJÉDi » II. Defx. vi. Stuk* 1Ö2 Samenteelick Heesters. III. Ten opzigt van de Geftalte komt het Gewas Afdeel vry veel met het gene in Fig. i , op Plaat Hoofd- XXX , hier voor afgebeeld is 5 overeen , en stuk. verfchilt 'er ook weinig van , ten opzigt van Zesde de Blaadjes, maar de Jakjes komen Kranswy- ze aan den Steng voort en de Aairen zyn Vos- fenftaartachtig , vaal of bleekrood van Kleur, 't welk in die Takken van de myne geen plaats heeft. Ook zyn de Schubbetjes van dén Kelk zeer fraai, en byna Borftelachtig zegt de Rid- der \ in de myne taamclyk breed en fïomp. Van Blommetjes heb ik daar in geen blyk kun- nen vinden. De Heer Bergius fpreekt-, in zvne befchryving van het Seriphium cine- rewn, ook van dezelven niet> zo dat het twy- felachtig is ^ welke hy bedoele. (2) Se- we!ken Meese met aanwyzing der Bhdzyden aanhaalt , na- ziende, niet begrypen wat de Man wil zeggen* De Ridder heeft, t'is waar, de Artemifia Flor, fimpltcibus , fdat is Ar- temifia met enkeide Bloemen,) van de Kaap afkomftig, ge- plaatst onder de Seriphiums , en daar van de eerfte Soort ge naakt ; doch welk blyk b 'er , dat dit zelfde Gewas djor zvn Ed. ook in 't Gefligt van Arxmifii gelaten , veel min, dat het nog dc Derde Artemifia zou zyn: want deeze is in de Spec4. Plant, p 845, de Santonicum , en in deSyst. Nat, Ed, X de Abrotanum ; beiden Gewasfen , wier Groeiplaats in de Ooflerlche Landen aange weezen wordt. Zo hy nu al de Artemifia Mtbiopica , de de eerfte is, gelyk ik denk,, bedoeld mogt heiden , vervalt toch zyne zo langwylige als lalHt^e Aanmerking; dewyl dair geen gelyke aanhalingen als by de Seriphium , noch 1» he: eene noch het andere Werk, zyn gebruikt* Zie Mees*, over de Synienefta. Leeuw, 17^1* p. 3<>> Syncenesia* 1C3 (2) Seriphium met zesbloemige Bloem - Aai HU ren> de Blaadjes gekorreld Eyrondachtig. ^F£**tj' Decze Soort voert den naam vm*Kaapfc^™m Sreynia , met witte gepluimde Hoofdjes 5 by !I# Pet 1 ver . en was Stoebe met eenbloemigè $*r}?biltm Kelken en geaairde Bloemen , door den Hoog- Gepluimd leeraar van Royen getyteld. Ook wordt hier t'huis gebragt de Afrikaan fche Abrotanoi- des van Ray, met groote ronde Bloemhoofd- jes , en Afchkleurige Mosachtige Blaadjes, 'i Schynt vreemd , dat Linn^eus de Blaadjes Draadachtig noemt , terwy! hy ze als boven bepaald hadt ; doch zyn Ed. verklaart zulks met te zeggen , dat de Bloemen zydelings on* gedeeld , vyf- of zesbloemig voortkomen 5 zyn*> de gefchubd met gekorrelde Blaadjes. mm (l) Seriphiüm met eenbloemigè Hoof dies tn n .TIr« gefchubde Blaadjes. fmcum* Bruin. Hier moet een weezentlyke misflag begaan zyn : want de Stosbe Ericoides van Bergiüs, die in 't voorgaande Geflagt aangehaald was en aldaar behoort , komt hier op nieuws te voor- (2) Seriphium Flor, Spicatis fexfloris , Foliis gMnulato-ora- tis. Mant. 48 1. Stoebe Fioiibus capit;:ns, Calycibus unifloti's. R. Lugdh* 14,, Breyuia Capenfis , Capitulis albis pluraofis. Pêt. Gazt 9. T. 5. f. 4. Abrotanoides Africantim. Fol. ci- nercis Mu?cofis , &c. Raj SuppL 233. (3) Seriphium Floribus capitatis , Foüis .imbricatis. Mant 4 4S1. Abrotanoides Capenfis Erica: folio. ££T. Gaz* 9* T0 5» f. 2. L 2 II. Deel» VI» Stu&i i °P Plaat XXXIV.) Ik heb daar in de Kenmerken van een gefchubden , rondachtigen , gekieurden Kelk , tot de Gnaphaliums behooren- de, niet kunnen vinden, en, hoewel het niet volftrekt met de befchryving van Bergius overeenkomt , zal het nogthans nergens beter dan hier voegen. 't Gewas heeft bruine Stengetjes , waar aan wyd gemikte gegaffelde, Wollig witte, Tak- jes voortkomen, die bezet zyn met Elsvormig fpitfe , ftekelige , en weezentlyk verdraaide of omgekeerde Blaadjes , van een vierde Duims lang, ftaande meest nederwaardt geftrekt aan de Takjes en in de Wollige Oxelen tropjes van zeer kleine fpitfe Blaadjes hebbende. De Kleur deezer Blaadjes is groen ; zy zyn glad en Priemswys, rondachtig , doch hebben een L 3 Wol. IU 1)511* VI, STUK? i66 Samenteelige Heesters. BI. Wollige Sleuf of Holte , die zig maar ia de Axvu.L,°ucircen openbaart. Hoofd- In de Mikken en aan de enden der Tak- stuk, jcs ^ Jcomen ronde Hoofdjes , van grootte Roks? aIs een gr00te Erwt voor, die zeer Wollig zyn , en wel door eenige Blaadjes befchut , doch geen gemeenen Kelk hebben. Zy be- ftaan uit een famenhooping van zeer Wollige Kelkjes , k , wier buitenfte Schubben zwart- bruine Punten hebben , doch de binnenften een wit Bloempje maaken, als /, waar mede dee- ze Bloemhoofdjes praaien. Dit Bloempje, dat eigentlyk maar een Kelkje is , uit Schubbetjes als m beltaande, bevat een Blommetje n> dac ros of bruingeel is , zittende als verholen in een Pluis, 't welk geenszins Pluimachtig is , gelyk in de Gnaphaliums , maar uit twaalf witte Draadjes of gedoomde Haairtjes, die aan 't end geknod&t zyn, als o, beftaat ; zynde dit laatfte byna tienmaal in langte vergroot. De Blommetjes , in dit Gewas uitermaate klein en byna geheel Pypachtig, zyn derhalve zeer moeielyk voor 't Mikroskoop te ontlee- den. Een der zei ven in een Druppeltje Vogt opfcheurende , leverde het een menigte van Stuifmeel -Bolletjes uit, die de gewoone Ver? tooning maakten , waar van elders gefproken is. Zy hebben ecne ronde eenigszins ovaal- achtige figuur , en in het Blommetje vertoon- de zig de dubbelde Stempel van den Styl, om- ringd van zyne Meelknopjes , terwyl een me- StNGENÊSIA. 167 nigte der gezegde Bolletjes van het Stuifmeel ö & 0 , , , Afdeel, zig in en buiten , en aan de kanten van het Xvn. Blommetje openbaarden. Hoofd* J r STUK* (5) Seriphium met drieUoemige Bloemen ge- v. uaird en zeer /malle Blaidjes. ambigu™ \ Twyfel- Deeze , voorheen tot de Artemifia t'huisachnge, gebragt , is een leggend Afchkleijrig Heefterts je, met enkelde finalle Blaadjes digt by elkan- der, en , aan 't end der Takjes, lange Aairen van rondachtige Bloemen , met Afchgraauwe Kelken , die de binnenfte ry der Schubben Vliezig gekleurd, wit hebben, gelyk in deGna- phaliums, zegt de Ridder. Vier of vyf Haair- aebtige Straalen, die aan 't end gepluimd zyn, van langte als de Blommetjes , omringen de- zelven. Het Zaadkuifje betrekt dit Gewas , zo zyn Ed. aanmerkt , tot dit üeflagt. De Afri- kaanfche Kruiderige Heefter, met een klein ge- aaird Blommetje, van Commelyn, zou hier toe misfehien kunnen behooren. Strumpfia. Een vyftandige Kelk ; een vyfbladige re~ gelmaatige Bloem : het Vrugtbeginzel onder de Kelk wordt eene eenzaadige Befie. Dus zyn de Kenmerken opgegeven van dit Ge- ($) Seriphium Flor. Spicatis tri flor is , Fól. linearibus. Arte- mifia arnhigua. Sp. Plant, 1190. Frutex Afiicanus Aromati- eus Flore fpicato exiguo, Comm. Hart. II. p. 1 17, T. $$ $ L 4 II. Dmu VI. Stuk* i655 Samenteelige Heesters. IH. Geilagt , het welk van den Heer J a c q u i n ^x$m.L benoemd is ter eere van den Dnitfchen Hoog- Hoofd- leeraar Strumpf. De eenigfte Soort (i) STÜK# door zyn Ed. op de Rotfen aan de Zee -Kust Strumpfia van Kurasfau , inzonderheid by de Plaats de ""TuraT ^']P 8enaamd , waargenomen , is een Heefter faufche. van drie Voeten hoog , met ronde Afchkleurige Takken en drievoudige Bladen 3 naar die van Rosmaryn zeer gelykende. Jn de Oxels komen korte Bloemfteeltjes voort, ieder met vyf klei- ne witte Blommetjes , waar op weeke witte Besfen > van grootte als een Erwtje 5 volgen. De Meelknopjes zyn vyf in getal , tot één Lig- haam famengegroeid , dat den Styl omringt 5 even als in de Samengeftelde Bloemen. By Plu mier en Slo ane zyn, onder den naam van Thymelaa , Afbeeldingen , zo't fehynt,van dit Gewas gegeven : ten minde worden dezel- ven daar toe betrokken ; doch die van Plu- mier, Tournefortia door den Heer B u r- mannus gety teld , verfchilt aanmerkelyk van de befchryving van Jacquin, Lobelia, De Kenmerken van dit Geflagt , welks naam ter gedagtenisfe van den ouden Kruidkenner Lo- (i) Strumpfia. Syst. Nut* XIL Gen. 1002. p, sg2* Vtg. XIII. p. 665. Jacq. Amtr. Hijtt p. 218. Thymetea humilior Foliis acutis atrovirentibus. Sloan. Hijl. II. p, 93. T. 189. f. 2» Thymelara frutescens Rosmarini folio, Florealbo, FiLUM. 17* Je i$u U U Syngenesia* 169 Lob el flrekt * zyn: een Kelk in vyven ge- HL deeld; een ecnbladige onregelmaatige Bloem : A™viïU het Zaadhuisje beneden, met twee of drie Hoofde Holligheden. STÜK* Tn dit Geflagt komen die Planten, welke jjjjj* Toürnefort begreepen heeft onder den naam van Rapimtium , bevattende de zoge- naamde Kardinaals - Bloemen , wegens haare on- gemeen fterke hoogroode Kleur, den Liefheb- beren van Flora t'over bekend* Hier uit kan men eenig denkbeeld van de Bloem opmaaken , die , voor 't overige * door gezegden Kruid- kundigen niet alleen zeer fierlyk in Plaat ge- bragt , maar door den bekwaamen Bloem - Ont- leeder , den Heer Berkhey, nader en ten naauwkeurigfte , in alle haare deelen is onder- zogt, afgebeeld en befchreeven (*). Het bevat veele Soorten , die naar de effen» randigheid of infnydingen der Bladen, en naar dat de Steng opgeregt of leggende is, gefmal- deeld zyn. Onder de eerften, die geheel on- verdeelde Bladen hebben , komt , na dat de Eerfte, of die van Plumier, uitgemonfterd en tot een byzonder Geflagt, onder den naam van Sccevola , gemaakt is , alleenlyk eene Soort voor , welke hier t'huis behoort, naa- melyk O) Lo- (*) Expos. Fhr, compofit, Leid, 1760, Tab. I, F(g> L 5 II* Pêel* VI. SnJK. i7o S ament eelige Heesters, HL (2) Lobelia die Heef ter achtig is , met Lim- Axvii.L' aale , gctropte , efenrandige Bladen. w?JD* Dat de Bloem van deeze Soort ook zeer on- 11. .regelmaatig is , blykt eenigermaate uit de Af- LorkfaPi'becldin^ van Brryn, doch beter uit die , pynboom- welke de Heer J Bürmannüs, in zyn biadige. YVerk over de Afrikaanfche Planten , gegeven heeft, onder den raam van Heejierige Rapun- culus met gelpitfte fterk geribde Bladen, die Bloempjes aan de enden der Takjes draagt. Breyn noemtze gehelmd en zegt, dat zy niet veel van de Kardinaals - Bloemen verfchil- len, doch violet zyn van Kleur, beftaande uit een Lipje , van vooren in vyf Slippen ver- deeld, en een Pypachtlg Grond- of agter-Stuk, uit welks midden , als een Peperhuisje , een lange Styl uitfteekt , die aan *t end een dik langwerpig , witachtig , van vooren Haairig Kopje heeft , even als de Rapuntia en andere Helmbloemen. De Bladen vergelykt hy by die van den Pynboom» Gezegde lioogleeraar noemt het een Heefterachtig Gewas, met Hou- tige ronde Takken, die zeer digt bekleed zyn met langwerpige , fpitfe , van boven groene , van onderen bleekere Bladen , zeer naar die van den (2) Lobelia Fruticofa Foliis linearibuS confertis intei:errirnis. Syst. Nat. XII. Gen iocS p. 583. Vtg* XII U 666. Berg. Cap. 172* R> Luj^dk, 241. P^apunculus iEthiopicus &c. Briyn. Cent. 173. T. 87. Rap. Fruticofus &c. Eurm. Afr. m. 41. f. 2, Rap. ÏFI. coeruleo galericulato* RAJ. Suppl, 3 $4. Rapuntium jEthiopicum &c. IbiL 3 8 5. Syncenesia. 171 den Rosmaryn-iioom gelykendc , doch kleiner f ü& , aan het end der Takken en /eer digc by een ; '" tusfehen welken aldaar de Bloemen op korte tfoooH^ Steekjes voortkomen, die gehelmd zyn, van'A^fi boven verdeeld in drie grooterc, van onderen^^. in twee kleinere Slippen, enz. Deeze Soort is derhalve, van de Kaap afkomfcig. Viola» Een vyfbladige Kelk ; een vyfbladigc onre- gelmaatigc Bloem, die van agteren gehoornd is ; het Zaadhuisje boven den Kelk , drie- kleppig , met éénc Holligheid. Dit zyn de Kenmerken van het Geflagt deezes naams, 9t welk de gemeene Violen en veele andere Kruiden bevat 3 onder welken wel ecnige wei- nige Heefterachtige voorkomen, doch die niet gevoeglyk van de anderen afgezonderd kunnen worden , dan alleen deeze Amerikaanfche. (25) Viool die Boomachtig en gedoomd is , xxv.> Ranks wys' klimmende , mst langwerpige , j^^J Jlompe, gladde Bladen. Bochel.* Bloem, Door Loefling is dezelve in Zuid-A- Amerika ontdekt , een Gewas zynde , dat langs (25) Viola Arboresccns , fcandens, aculeata , Fol. cblon- gis , obtufis , glabris. Syst, Nat. Xü» Gen. 1007. p. 584. Vtg* XIII. p* 668. Calceolaria Frutesceias. Loefl, Itin. 2S2, I85. N. 3« Hybanthus. JACC^ Amer. Hift, p, 77, T. 175, fig. 24 , 25. II^Deel. vi, Stuk* #i7* Samenteelige Heesters. langs de Boomen Heefterachtig opklimt, met ^xvn£L'een kromme gedraaide Steng, van dikte als Hoofd- ecns Kinds Arm, laatende om hoog Draadach- STÜK' tige Takken nederhangen , die Houtig zyn , Mm& met gebladerde Takjes hier en daar begroeid. De Bladen zaten tropswyze aan de enden van die Takjes , zynde Lancetvormig of langwer- pig, ftomp en wederzyds glad , twee, drie of vier Duimen lang. Uit de Oxels der Bladen kwamen hangende Bloemfteeltjes voort, twee of drie by elkander, ieder met eene bleekgee- le onregelmaatige Bloem , enz. De Heer J a c q ü i n vondt by de Hav&na , in de Westindiën , een Gewas , dat naar de- zelve fcheen te gelyken , door zyn E J. Hy- banthus genaamd , wegens de bultigheid van de Bloem , die een zeer groote rondachtige Honig • Kleur hadt , in een Bochel van den Kelk, tusfchen de Meeldraadjes en 't vyfde Bloemblaadje geplaatst. Volgens zyne vergroo- te Afbeelding moeten de Bloempjes byfter klein zyn. De Vrugt was iets grooter dan een Erwt , bevattende eenige ronde Zaadjes. 't Gewas maakte aldaar , in de Bosfchen , een onbevalligen , regtftammigen , Takkigen Hee- fter uit , die gedoomd was , van zeven Voe- ten hoog. XVIII. HOOFD- Gynandria* 173 Afdeel; XVIII. HOOFDSTUK. H*5£; STUK. Bef chry ving van de Manwyvige Hee- sters , dat is de zodanigen , in welken de Meeldraadjes , op de eene of andere manier , met den Styl famengevoegd zyn; gelyk inde Pasfiebloemen en anderen plaats heeft. Dat de Plantgewasfen van dien aart, naar het getal der Meeldraadjes, in de Ran- gen van Twee- , Drie-, Vier-, Vyf-, Zes-, Tien- , Twaalf- of Veelmannigen , zyn ver- deeld, heb ik, toen ik de Boomen befchreef, reeds gemeld. De Driemannigen leveren hier één Geflagt van Heefters uit , naamelyk, dat den naam voert van S A L A C I A. Deszelfs Kenmerken zyn : een Kelk in vy- ven gedeeld , en een vyfbladige Bloem, be- vattende een enkeld Vrugtbeginzel > op welks Top de Meelknopjes zitten. Maar ééne Soort is van dit Geflagt be- kend (1), die den bynaam van Chineefche naar Sa]^is haare Groeiplaats voert. Het is een Heefter Chmenfts* met hoekige , gladde , zeer wyd gemikte Tak-fc^1U€c* ken, die van onderen dikachtig zyn. Dezelve heeft (1) Salacia. Syst. Nat. ?eg. XllU Gcd. uz6. 6tz* II. Deel, VU Stuk* 174 Manvtyvi.ge Heesters. III heeft de gladen overhocks, ver van elkander, AxrvErf geftcelcU ova^ gelyk die van den Pruimboom, Hoofd- effenrandig , fpicsachtig en glad. De Bloemeu stuk. tornen , in de Oxelen , veel uit ecne Knop J^ieman' voort 3 met cenbloemige Steeltjes, die korter *z/eii.dan de Bladfleclcn zyn. 't Geffagt komt in Sadz 22«" Kenmerken dat van den Salamanderboom* na- by , doch 't Gewas is in Geflapte verfchillende. Tot den Rang der Vyfmannigen behoort , in de eerfte plaats, 'c Geflagt van G l u T a. Hier van zyn de Kenmerken : een Klokswyze afvallende Kelk ; een vyfbladige Bloem 3 die de Blaadjes onder het Vrugtbcginzel aangelymd heeft: zynde dit Vrugcbeginzel enkeld en de Meeldraadjes op deszelfs Top ingeplant. Het ftaat op een Stander. Giuta ^e een,"gfte Soolt k vaïl £]t nieuwe Geflagt Mmgbni. bekend (i)., voert den Oostindifchen bynaam« Javaanfchc'Het is een Boomachtig Gewas , met de Tak- ken aan 't end gebladerd. De Bladen groei jen överhoeks ; zy zyn ongedeeld , breed Lancet- vormig, bvna een Voet lang, geaderd, naakt: aan de Bloemdraagende Takken flegts een Handpalm groot , ftomper , digter by een of meer getropt. Aan 'c end komt een gefteelde Pluim (i) Gluta. Sysu Nat, jr^ xill. Gen, p, *g3. Mant* zyi* Gynandria. 175 Pluim voort, van Bloemen ter grootte van die III. van de Kool. De Groeiplaats is op Java. ^vm^ Een byzondere Vrugtmaaking vertoont zig Hoofd* hier , zo de Kidder aanmerkt ; aangezien het Vrugt-*TU** beginzel gedeeld is , in de eerfte plaats, en,rffJ^; ten anderen , om dat de Meeldraadjes aan des- zelfs Voet ingeplant zyn en de Bloemblaadjes, aan het gchcele Steeltje des Vrugtbeginzels, als aangelymd. De Bloemblaadjes daar van afge- fcheiden zynde , zo zal de plaatzing der Meel- draadjes, zegt zyn Ed. , overeenkomen met het volgende Gefiagt. Passiflora. Pasfiebloem. Tot den zelfden Rang behoort hetzelve , dat den Kelk vyf bladig en vyf Bloemblaadjes heeft , maar een Vrugib?ginzel met drie Stylen , \ welk een gefteelde Befie wordt. Het Honig- bakje is een Kroon, die den Stander omringt. Sommige Soorten wyken meer of min van deeze Kenmerken af, die ontleend zyn van de Bloemen der zodanigen , welken men van ouds , . onder de Roomfchgezinden, de Werktuigen van 't Lyden des Heïlands agtte te verbeelden. Tot omtrent het midden der voorgaande Eeuwfchync maar ééne Soort bekend geweest m befchreevea te zyn , waar uit men zulks opmaakte. Ver- volgens zyn langs hoe meer andere Soorten , in- zonderheid door Pater Plumier, ontdekt en aan 't licht gebragt; zo dat To u rne fort 'er reeds een aanzienlyke Lyst van heeft, die na- ÏS. Df-SE* VI» STUS. 176 Manwyvige Heesters. HL naderhand nog aanmerkelyk is vergroot. Hy ge- ^xvnh' bruikte tot een Geflagtnaam , 't woord Grana- Hoofd dilla , van Spaanfche of Italiaanlche afkomst, «tuk. betekenende een Gewas , welks Vrugt naar een J[t/mAn' Granaat - Appel gelykt. Verfcheidene zyn hem hier in nagevolgd. Plümier begreepze on- der den Geflagtnaam van Clematis , om dat het meestal Rankswyze klimmende en omflingeren- de Gewasfen zyn. Wegens de Heefterachtigheid van veelen , en om datze niet gcvoeglyk afge- zonderd kunnen worden , zal ik alle de Soorten van LiNN-ffiüSj wier getal zes -en -twintig is, alhier befchryven. Aanmerkelyk is 't , dat zy allen uit de Westindiën, of uit Amerika, haa- ren oirfprong hebben. Men vindtze, door den Ridder, naar de Verdeelingen der Bladen ge- fmaldeeld, als volgt. * Met onverdeelde Bladen. i. (i) Pasfiebloem met onverdeelde , Zaagswys* s*sfatï™ getande, Bladen* zaagMati- Deeze Soort , in de openbaare Kruidhoven ge* bekend , heeft haare natuurlyke Groeiplaats te Suriname, De Steng is rond, Haairig, klim- mende : de Bladen zyn Eyrond Lancetvormig en gefteeld ; de Bloemen rood van Kleur, met de (i) Pdsftfiora Fol* indivifis ovatis ferratis. Syst. Nat. XII. Gen. i#2i. p. 593. XIIL p. 684. Am. Acad. I. p. 217, f. 1. Pasfiflora Fol. ovato • lanceolatis intcgris ferratis. H. Ciiffl 431. R. Lu^dbat. &60. Granadilla Americana Folio oblonga fcc. MIKT, Cent, i€ % T. 3*. JAC^. Hort* T. io. Gynandria. 177 de Kroon in 't midden purper en aan de tip- pen geelachtig groen; de Meelknopjes van bo- xvm^ ven witachtig, van onderen geel; het omwind- Hoofd - zei driebladig. De Amerikaanfche Wilde Hop- pe 9 met Klaauwiercn , van P l u k e js e t , ge- dr'Z lykc3 buiten de deelen der Vrugtmaaking % naar deeze zeer* (2) Pasfiebloem met onverdeelde Eyronde ef- pasrtfioré fenrandige Bladen > die aan de Steeltjes twee Klieren hebben. . * . Touunefort noemt deeze Granadilla met Blad van Androfemum en Vrugten als van den Jobenboom.: Volgens d$ Afbeelding fchyntze overeen te komen met de Murucuja van Brafil 9 door P 1 so en Marc gr a a f aan 't licht ge«* bragt. De bleekheid der Bloemen geeft 'er den bynaam aan. Het Honigbakje is zeer kort ën het Omwindzel uitermaate klein. (3) Pasfiebloem met onverdeelde Eyronde bynapj^$m effenr eindige Bladen ; de Bladjleelen onge- klier d. ■ nge. , , , , 1 . , , De I (2) Pasfifiora Fol. indiv. ovatls imegerrimïs , Petiolis bi* glandulolis. Am. Acad. h p. 21S. f. z4- Clematis Indtca alm Flore m'more pallido. Pi/jm. Am. 74. T. 89- Clematis Mutucuja Pyriforniis minor. MORIS, Hift. III. p. 7» T. 2. f. 4» . : {3) Pasfi flora Fol. indiv. ovatis fubuicegerrrmis , Pdtiolit atqualtbus. Am, Ac ad. I, p, 219» f. 3, Granadilla Fioie Cu- preo , Fru&u Olivsformi* DlLL. 1*5» T. 138. £ i6s* Gra- nadilla Am. Fru&u fubrotundo &c» MART. Cent. 37, T* 37* Oran. Fol. Saifaparilix trinervus , &c, CATESB, Car, 11. j> 1 » M O. DSLSLL* VI* STUBK, ij8 Ma n wy vi ge Heesters. III. De Kleur der Bloemen geeft den bynaaro /fpeel aan jeeze, welke echter by Catesby onder Hoofd den naam van Granadilla met drieribbigc Sal- stuk, faparille- Bladen , purpere Bloemen en eenblaau- yyftiM'vtQ Olyfachtige Vrugt , is voorgefleld. Die wgu Bloemen zyn by anderen , misfchien door de verfchillende Groeiplaats , als Vuurkleurig of rosgeel befchreeven. 't Gewas heeft Bladen als van de Kappers , dik en (tyf : de Bloemen gaan 's avonds open : het Honigbakje is Saffraan - kleurig , zeer kort en geflooten : de Stamper uitermaa^e lang. Het groeit op de Bahama- Eilanden. ÏV (O Pasfiebloem met onverdeelde Hartvormige Pas/fiflra ejfenrandige Bladen; de Bladjieelen onze- TUUMia. ... , Lindebla- Riiera. digc. Pater F e ui l l é e vondt dit Gewas in de Tuinen en op verfcheide andere plaatfen der Valey van Lima in Peru, Hy is de eenigfle van wien men eene befchryving van hetzelve heeft. De Stam, omtrent een half Duim dik, verdeelt zig in verfcheide dunne Ranken , die met haare Klaauwieren langs dq Boomen klau- teren. De Bladen, die ongevaar vyf Duimen lang zyn en vier. Duimen breed, hebben Stee- len van twee Duimen en de figuur is byna als die der Linden. Ook zynze dun en wederzyds bly- (4) Pasfiflora FoI« indivr, Cordatis integerrimis , Periolis aqualibus. Am. Acad, U p* 219, f. 4. Granadilla foroifeiö Tilia folio. Feüill. Peruv. IU p. 720* T. 12. G Y W A N D R I A%' / I?g> bly - groen. De Bloem komt met die van de III. andere Soorten overeen, dan dat haare Kroon A™^1* Karmofyn - rood is , met een witten Band of Hoofd- Ring* De Vrugt is rond, derdhalf Duim dik ,SÏUff- rood en geel van buiten, wit van binnen, èn9dr^ent^iu binnen een vry dikke Schil, vol van een Wa- terige zelfftandigheid , die zoet van Smaak is , doch gemengd met eene menigte Korreltjes van het Zaad. Hier uit ziet men dat die Vrugt dö grootte van een taamelyken Appel heeft. f5) Pasfiebloem met onverdeelde, Hartvof- mig langwerpige efenrandige Bladen ; Bladfieelen met twee Klieren; de Om-miu wmdzels onverdeeld. gende* De Vrugt van deeze is eigen tlyk, door den ingedrukten Navel , Appelvormig, gelyk dezel- ve van P l u m 1 e r genoemd wordt. De Bloem komt, in Kleur, Reuk, maakzel en kleinte, met die van de Twee - en - twintigfte Soort overeen. De Bladen zyn een half Voet lang. 'i Gewas groeit op St. Domingo en het Schildpadden Ei- land. C6) Pasfkbloem met onverdeelde , byna Hart- trr. yQYm Quadran* {$) Pasfijïora Fol. indiv. Coïdato • oblongis inrègerrimis , verhoek!* Petiolis biglandulofis ; involucris intègerrimis, Am, Acad. I.ge% p. 220 , f* s* Lugdk. q.61* Clematis Indica latifolia , Flore clavato, Fiuftu Maliformi. Plüm. Amer. 67. T. 82. Raj* Suppl. 340» (é) Pdsfifora Fol. indiv. fkbeordads integérrimis 3 Petiolis M 2 f** SU DEEL* Vlf STUK. i8o Manwyvige Heesters. lil. vormige% effenrandige Bladen, wier Sté&- Afdeel. ien zesklierig zyn , de Steng met vier Hoofd- Vliezige kanten. stuk. ; vtfnun* Zeer fraay is deeze in Afbeelding gebrast Ki&% door den Heer J acquin , die haar ook op de Westindifche Eflaóden waarnam, en, behalve de Vliezige hoekigheid der Heefteraehtige Sten- gen van dit Gewas , 't welk Bladen van der- gelyke grootte als de twee voorigen heeft , de Bloemen befchryft als zeer fchoon en welrie- kend, gelykende in Kleur naar die van de vol- gende Soort , doch een weinig grooter. Vol- gens zyne Afbeelding , inderdaad , moeten zy wel zo groot als de Handpalm zyn. De Vrug- ten waren Eyrond en glad , uit den geelen groen , grooter dan een Ganzen - Ey , zeer lek- ker van Reuk en Smaak , doch zeer grof van Schil. In een Spongieuze Bast van een Vin- ger dik , die tot voedzel van Zwynen en ander Vee ftrekte , was een Vleefch vervat , van een aangenaamen Rinfchen Smaak , zittende binnen dien Bast , welke als den Bolder uitmaakte , in een eigen Vlies. Men acht deeze Vrugten aldaar hoog onder de Nageregten , wordende het daar in vervatte Vleefch of Sap veelal met Wyn genuttigd, dien het zeer verkoelde. Alom vondt zyn Ed. dit Gewas aldaar in de Tuw fexglandulofis, Cauïe membranaceo tctragono. Pasfiflora Foh &c. Cauïe quadrangttlo alaco. BaowN.J^;». 317. Jacc^ Amr* p. *3*« T, 141% < Gynandria. 181 Tuinen , alwaar het tot bekleeding van Priee- Ui. len en tevens tot vermaak voor 9t Oog Itrek- AF£vm j te , doch dit nadeel toebragt , dat de Slangen Hoofd- 'er door aangelokt werden , om te aazen op de STUK# Rotten , die groote Liefhebbers van deeze drfa?**"* Vrugten zyn. Hierom neftelen de Slangen , zegt hy, dikwils in het Loof* Zyne Afbeelding y inderdaad 5 vertoont ons deeze Vrugt wel vyf Duimen lang en drie Dui- men dik, zynde dus byna van grootte als een Vuist, overlangs een weinig geribd; doch een ander Gewas van dien aart 5 't welk zyn Ed< als ecne Verfcheidenheid aanmerkt, groei jende aan de Vaste Kust , hadt eene Vrugt als een Me- loen 5 of dikwils grooter dan eens Kinds Hoofd 5 zynde rondachtig , en. overdwars met een ron- de Sleuf , van een Vinger diep , uitgegroefd. Het kwam in Bladen en Geftalte met deeze Soort overeen. £7) Pasfiebloem mei onverdeelde Eyrotide ef- Fa^0ra fenrandige Bladen, tweeklierige Bladfiee- Laurif?iia< len en getande Omwindfelen. bkdlgc!^ De Afbeelding van deeze Soort vindt men by (7) Pósfiflora Fol. indiv. ovatïs intcgerrimïs , Petioli» , biglandulofis , involucris dentatis. *4m> JLcai I. p. 220* f» 6. R. Lugdb* 532. Pasfïflora Arborea , Laurints folüs Arneri- cina. Pluk, Alm* i%z. T. zi\* f. 3. Clematis Indica Fru&a Citriforrai, FoL oblongis. Pltjm. Am. *4, T. 8o*RAJ. SuppL 341. Marquiaas. Mfr* Sur. T. 21. ]ACq. Oh. I. p. 5 M 3 ih Seei,» VI. Stuk» - i8i Manwyvige Heesters. III. by Me iuan , diq aanmerkt > dat men de ^xvmT Vrugten te Suriname Marquiaas noemt , wek Hoofd, ke naam waarfchynlyk van 't Amerikaanfch STUKt woord Murucuja, waar mede het Gewas door ^y/maf f"Piso beltempeld werdt , afkomftig zal zyn, Zy zegt dat de Bloemen grooter dan de gewoo- ne Pasfiebloem , en zeer aangenaam van Reuk zyn, lokkende dus allerley vliegend Gedierte aan, en tevens niet weinig Ongediert; 't welk mooglyk de reden zal zyn , dat dc Hollanders te Suriname 'er tot Prieelen weinig gebruik van maakten. Zie hier wat de Heer Jacquin, op de Westindifche Eilanden , alwaar de Fran-. fchen de Vrugten Pommes de Lianne of Klim*, op - Appelen , de Engelfchen Honey - Suckles of Honig - Prammen tytelen , .heeft waargenomen. Het komt op Martcnique overal, zo wel op de Bergen als aan de Oevers der Rivieren en onderloopende Zee -Stranden , doch meest in Bcsfchagie , dat niet te veel belommerd is , van zelf voort : beklimmende de hooge Boomen tot aan den Top, Het is Heefterig en Hou- tig , maar de jonge Takken zyn Kruidig en groen. De Bladen zyn langwerpig Eyrond, fpits offtomp, niet ingefneeden , glanzig, bly- groen , vlak , derdhalf Duim lang , met ecu kort Steeltje» Uit derzelver Oxels komen zeer lange Klaauwieren voort De Bloemen zyn zeer fchoon , Violet , paarfch » wit 9 op eene geregelde wyze gemengeld 5 en welriekende. £)e Vrugt heeft byna de figuur en grootte van •eea G YNANDRlAt 183 een Hoender - Ey * ruikende ook zeer Kruide- III. rig en aangenaam* Zy zyn ryp als de Schil AxviS" geel is, die dan> Lederachtig taay zynde, aan Hoofd* het end met een Mes of bytende wordt gco- STÜK« pend, als wanneer men, door een zagte fa-^"'"1" mendrukking , het daar in bevatte Vleefch en Sap met de Zaaden kan uitflurpen. Het is Waterig wit met eenige Lymerigheid , zoet en zeer Smaakelyk met een lieflyken Geur ; des het van de Europeaanen niet minder dan van de Inboorlingen bemind wordt. De Zaaden zyn Hartvormig. (8) Pasfïebloem met onverdeelde langwerpige vm. effenrandige Bladen en getropte Bloe-^fyrr*m men. veeibloe* mige. Dewyl in meest alle Soorten de Bloemen cnkeld uit de Oxelen voortkomen , zo is dee- ze genoegzaam onderfcheiden door haare Veel- bloemigheid , als geevende vyf of zes Bloe- men , elk op een byzonder Steeltje 3 uit ieder Oxel. Dezelven hebben de Kroon of het Ho- cigbakje geel en de Vrugt is Violet; de Groei* plaats op 't Eiland San Domingo. ** Met ($) Pasfiflora FoL indivifis oblongis integerrimis, Flori- bus confertis, Am. Acad. I. p, 221* f. 7. Pasfiflora Lauri* nis foliis polyanthos Amer. Pluk. Alm. 282. Granadilla Flore noinore Corymbpfo. Plum. S/>. 7. Clematis Indica polyanthos odoratisfimal Plum. Am. 75. T. 90. Rij. SuppL M 4 II. Dssl. VI. Stuk, 184 Manwyvige Heesters» III. ** Met tweekwabbige Bladen. Afdful $ izvittó (p) Pasfiebloem met tweekwabbige , dwars lang- stuk?' wsrpige, de Steng omvattende Bladen, die IX gejleeld en van onderen geftippeli zyn. Paififlera \ ' ftrfoiiat* De Bladen van dit Gewas gel y ken in groei- de.00* jing naar die van dc doorbladerige Kamperfo- lie , zo Sloane, die 't zelve op Jamaika waargenomen heeft , opmerkte. Het hééft de Bladen niettemin tweekwabbig , of zelfs drie-' kwabbig zo Browne wil , zyn de het mid- delde Kwabbet je zeer klein en door een Bor- fleltje bepaald. x. 0°) Pasfiebloem met tweekwabbige Hartvor* mi& Kefpüfie Bladen > die van onderen Tkoodc eenigermaate Wollig zyn. De Roodheid van de Vrugt geeft den by- naam aan dceze Soort, die op Jamaika en aa-' dere Westindifche Eilanden , als ook op Cay- jenne , natuurlyk groeit. De Bladen zyn Half- maan- (9) Pasftflora Fol. bilobis oblongis transverfis amplexicau- Jibus t petiolatis, fubtus pun&atis. Am. Acad. I. p 222. f. 8. Pasiifloca Fol. trilobis Sec. BROWM* Jam% 3 2 8. Flos Pas- fionis perfoliatus f. Pericl. perfoliati folio. Sloan» Jam. 104.» Hifi. t p. 130. T. f« 3,4* ïUj- Suppl. 342. (10) Pasftflora Fok bil» Cordatis acuminatis , fubtus fub- tomenrofïs Am.. Acad \* p. 222. f. 9. Pas'iflora Fol. tenu'o* ribus trinetviis Sec. Brown. Jam. Clematis Indica Flo- * re clavato &c. Plüm. Am. 6j?. T. 83. Raj Suppl. 34r„ Flos Paffionis Folii media lacinia quafi abscisfa f Florc mtuöie €arneo. Sloan» Jam. io+, Hifl. I. p# 219. Gtnanpria. i85 maanvormig als met twee Hoornen: de Blad- UI, fteeltjes ongcklierd. De Bloem -Kroon is witAxvnf.L# en paarfch bont, in fvne Draadjes verdeeld» Hoofd.- tuk. (ïj) Pasfieblocm met tweekwabbige van agte xi. ren uitgerande Bladen; de Kwabben J mal ,N0?mfiïï? ftomp en wyd van een> waar tusfchen eenHockl^* klein Puntje. De Bladen van deeze beilaan uit twee lange {lompe Kwabben , die een regten Hoek beflui- ten, zegt de Ridder, en daar van heeft zy den bynaam. Hier tusfchen is een klein Borttelig Kwabbetje. De Bladfteeltjes zyn ook onge- klierd. 't Gewas komt voor in Zuid - Amerika , en zou door Hernandez onder den naam van Cohtrayerva voorgefteld zyn , daar hy Bla- den als een Hoefyzer aan geeft; doch het is de Wortel van dit Gewas niet, daar men van ouds- her in de Geneeskunde onder dien naam ge- bruik van gemaakt heeft. Cia) Pasfiebloem met tweekwabbige , Jlompe , xtr. van agteren onverdeelde Bladen én Mu/^u lladige Konigbakjes. Dee- omgé- kromde» fn) Paififlora Fol. bi!, Bafi emarg'natis; Lobis 1 inearibus obtufis divancatis , intermedio ob(bleto mucronato, Am% Acad. V. p. 408. Pasfiftara Fol. irilobis &c. BROWN. Jam, 328. N- xi, Conneneptlli f, Contrajetva. Hern, Mex. 301. (12) Pas/flora Fol. bilob. oiuuiis Bafi indivHïs, Ne&ariig inonophyllis, Am» Acad. L p. 223, f, 10. R. Lugdb. 261. Clematis Indica Fiore puniceo, Folio hmato. PLU.vr. Amer* 72. T. 87. RAj. Suppl. 342, Murucuja folio lunato. Tourniu Jnfi. p. 241. M 5 186 Manwyvige Heesters. VU Deeze Soort maakt de Murucuja van Tour* ^xvinL NEF0RT Ult 5 een Gewas , 't welk die Kruid- Hoofd kenner van de andere Granadillaas , tot een stuk. byzonder Geflagt» heeft afgezonderd; om dat w^Jm*n ^ ^'oeni geen Kroonswys' maar een Koker- achtig Honigbakje heeft. Dezelve is , volgens fommigen, paarfch, doch volgens Plümier, die het Gewas eerst ontdekte , hoogrood vanN Kleur. Hy vondt hetzelve op 't Eiland San Domingo. De Bladen zyn Itomp tweekwab- big , met een Borfteltje in 't midden van on- deren geltippeld,* de Bladfteelen ongeklierd; de Bloemfteelen met Borftelige blikjes > zegt L i N- N m u s. 'xin. 03) Pasfiebloem met tweehvabbige , van ag- p^/yfrrtf teren ronde en geklierde Bladen , die van Gtviexta! onderen gefiippeld zyn , met de Kwabben /pits en van één wykende. De bynaam komt daar van , dat de Bladen naar de Vlerken van een Vledermuis gelyken. Zy hebben aan den Voet twee Honigkliertjes. De Bloem is klein en wit met omgedraaide Meeldraadjes; de Vrugt Sappig en Eyrond. 't Gewas is uit Amerika in de Kruidtuinen van Eu- ro- (13) Pasftflora Fol. bil. Bafi romndatis glandulolisquc t Lobis acutis divnricatis , fubtus puti&ath. Am. Acad. I, p. 223. f. iU Pasfiflora Fol. obverfe lanatrs , pun&is duobis Meiiiferls fub bafi. Vir. Cliff. 91. H. Cliff. 43-x. R* Luvdb. z6o, Granadilla bicornis Flore candido , Fil, intorris. DiLL» Ehb. 164. T. 137. f. 154. Granadilia Fol. lunato &c- Mart. Cm. sz* T* 52. Gynandr ia. 187 ropa overgebragt en door Dilleniüs zeer fraay 1IL r , Afdeel, afgebeeld. - XVIII/ (14) Pasfiebloem met tweekwabbige , Hartvor-l^t!** mige, langwerpige gejleelde [Bladen. xiv. Pasfiflor* Deeze fchoone Soort van Pasfiebloem is door CapfuUris* Pater Plu mi er, by Leogane op 't Eiland acinig°e~ San Domingo , ééns of tweemaal gevonden. Dezelve fchoot dunne Rysjes met Bladen , fom- tyds groot er dan een Handpalm , hier en daar bezet, welke tweehoornig, blygroen, en lang gedeeld waren , geevencle uit de Oxels Bloe- men , gelyk in de andere Soorten, wat breeder dan een Duim, geheel wit van Kleur, en daar op volgde een wederzyds gefpitfte, zeshoeki- ge , roode Vrugt , die zig dus eenigermaate Doosachtig vertoont, vol zwarte Zaadjes. * * * Met driekwabbige Bladen. (15) Pasfiebloem met byna driekwabbige Jtom- xv. pe rondachtige Bladen , die van onderen ro/uJlïf* gehippeld zyn. Ha. 6 ' rr J Rondbla- Deeze , op 't Eiland Martenique door gezeg-dlge* den Pater waargenomen , beklimt , met haare Ran- f14) Pasftflora Fol. bilobis cordatis oblongïs petiolatis. Granadilla Fru&u rubentc, Folio bicorni. Plum. Sp. 1c. 138. f. 2. Earkel. Icên. in Tit. JFVjr. 1. Ci s) Pas/i 'flora Fol. fubtriiobis obtufis fubrorundis , fubms pun&atis. Granadilla Folio Hederaceo , Flore albo, Fru&u globofo villofo. Plum. Sp. 6* Ic. 138. f. I4 BARREL» Icm. in Tit. Fig. 2. Jac^. Oh. II. T. 46. f. u 11, Deel* VI» stuk* iSS ManwtvicejHeesters. rM HL Ranken 3 even als de andere Soorten van Gra~ xviii/ ' nadilla , zegt hy , de hoogde Boomen. Zy Hoofd- heeft Bladen grooter dan de Handpalm, wel- B™K* ken hy Klyfachtig noemt , eenigermaate naar rij*. ma" die van de Hondsdraf of Aardveil gelykende, doch niet volkomen rond (f) , zo men de Af- beeldingen raadpleegt , inzonderheid die op den Ty tel van 'c Werk van Barrelier, alwaar dit Gewas nevens de Afbeelding van dien Monnik, tegen over de voorgaande Soort, en ( in de zelfde grootte vertoond is. De Heer Jacquin geeft een nieuwe Afbeelding van het Blad , welke nog minder naar rond gelykt. Zy hebben een Parabolifche figuur, loopende in drie zeer (lompe ronde Kwabben uit, tot ie- der van welken een Elsvormig Puntje uitfleekt. De Bladen zyn zeer glad, en gelyken dus, meer of min, naar die van den Tulpcnboom. De Bladfteelen zyn ongeklierd ; de Bloemen . Reukeloos , van middelmaatige grootte , wit van Blaadjes met een geele Kroon , en de Vrugc js een ronde Belle. Van onderen , tusfehen de Ribben , is het Blad bezet met een ry van Klier- achtige Stippen. xvt. (16) Pasfiebloem met driekwabbige langwer- T as n flora ^* Gevlakte» (f) Folia funt circlnMtA rotundatis, wordt in het Mtnitum agter de Voorrede gezegd. (16) Pasftflora Fol. fubtrilobis oblongïs fubtus pun&atïs intermedio minore. Am. Acad. L p. 224, f. 12. Pasfiflora fo* liis bilobis obtufïs , Ne&ario multifïdo, R. Lugib. 260. Grt- nad. Folio tricuspidi obtufb & oculato. Feuill. Peruvt I p. 7 18. T« xi» H$rt* AngL z$> G Y N A Jsr ü R I A# l8p pige9 van onderen getippelde Bladen , heb- bende de middeljle Kwab kleinst. xvm.L# De Bladen van deeze Soort zyn , aan beide zydeOi met eenige Vlakken getekend, zegt Pen(a^ F EüiLLéE, die , met het Mikroskoop gz-dria* zien, zig vertoonen als geele Kringetjes, heb- bende een middeiïiip als een Kwastje in vy- ven gefneeden , bruin groen , en hier door af- fleekendc op de Kleur der Bladen, die aan de bovenzyde donker , aan de onderzyde helder groen is. Van agteren zynze rond, van vooren driekwabbig en veel breeder dan lang. Hy vondt dit Gewas alleenlyk in een Tuin be- noorden Lima , de Hoofdftad van Peru. De Bloem is witachtig , met Blaadjes korter dan de Kelk , en de buicenfïe omtrek van het Ho- nigbakje beltaat uit dertig geele Straalen , die : geknodst zyn , byna van langte als de Blaad- jes: de middelfte ry is Haairachtig en korter: de binnenfte geplooid , geknot en ook groen. De Stoel is gedekt met een holrond , gefcreept , witachtig Dekzel. De Bladen zyn byna twee- kwabbig met ongeklierde Sceelen , zegt de Rid- der. (i 7) Pasfiebloem met driekwabbige Hartvor- xviu -Pasjlflora mi iutea. ( 17) PasJifUra Tol. trilobis Cordatis ajqualibus , obtufls ^*CQiS* gtabris integemrais. Am. Acad. I. 224. f. 13, GRON. Virg* 140. H. Clif. 4ji. R. Lugdh 26U Clematis Pasiionalis tri- phyllos FI. lutetx Moris. Uift. I. p. 7. S. 1. T. 2. f, 3. Flos jfasfionis minor , Folio in tres lacinias non ferrabs , minus profundas, divifo. ShQkN» Jam< 104» Hift* JU p» 331, IU D£SL. VX. STÜS. 190 Manwyvige Hk esters. TIL miSe 8etyke , Jlompe gladde effenrandige Afdeel. Bladen, xvm. HcorD. Deeze Soort , gemeenlyk den naam voeren- tT^fmsndc van Geelt Pasjiebloem , heeft eigentlyk de mgv Bladen van Klyf of Klim -op, maar driepun- tig of driekwabbig. De Groeiplaats is in Virginie en op Jamaika, in Landftreeken , die Zand- of Steenachtig zyn. 't Is een Jaarlyks Gewas, met gladde Ranken, hebbende kleine Bloemen , wier Blaadjes kleiner dan de Kelk zyn en groenachtig geel , het Honigbakje van de zelfde langte. De Vrugt is ook klein , wor- dende in de rypheid zwart. Müjnting heeft- ze als een Tuinplant gekend en 'er de Afbeel- ding van gegeven. xvm. (18) Pasfiebloem met driedeelige effenrandige minuia™ Bladen ; de Kwabben eenigermaate Lan- zeer cetvormig ; de middelfie langst. kleine* ° Deeze, op Kurasfau groei jende, heeft een zeer kleine vyfbladige groene Bloem , en de Vrugt is een kleine zwarte Befïe. De verdeelingen der Bladen zyn fmal cn fpits , loopende totover 't midden door,- de Bladen ruigachtig , de Blad* fteelen ongeklierd. (19) Pas- (\%) Pasftflora Fol« trifidis integerrimis ; Lobis fubianceo- latis: intermedio longmore. Am. Acad. I. p. 229. f, ii. Lof.fl. Itiné 247* Fasfiflora f. Flos Pasfionis Curasfavicus Pluk. Alm. 282. T. 210. f. 3. JACQ; Hort. T. 20. Grana- diila Folio glabro tricuspidi & angufto, Flore virescente mi* nimo, Tocrav. Inft. p« 240. Gynandria. 191 (19) Pasficbloem met driekwabbige , byna ^ J£fj* , Schüdvormige Bladen ; de Schors Kurk- xviii." achtig. Hoofd* stuk. Dceze groeit op St. Domingo en de nabuu- X\x. rige Westindifche Eilanden. De Bladen zyn fpitsachtig driekwabbig , van agteren onver- KurkbastU deeld, effenrandig glad, hebbende twee Klie-ge' ren by het Steeltje. De Bloemen zyn Reu- keloos bleek , in vy ven gedeeld ; de Vrugten Violetkleurig. Het is een Heefterachtig Ge- was, met een blyvende Stam, die een witten, gefcheurden . Kurkachtigen Bast heeft. De Bla- den zyn , als de Plant nog jong is , Schildvor- mig ; doch in de volwasfene als die van Klyf of Klim - op , altoos zeer glad en weinig ver- schillende van die der Geele Pasfiebloem. (20) Pasfiebloem met driekwabbige Wollige xx. Bladen , die aan den Voet , wederzyds , een[?"${j°™ omgeboogen Tandje hebben. Fluweel* f19) Pasfiflora Fol« trilobis fubpeltatis , Cortice Suberofo» tAm. Acad, I. p« 226. f, 14. R. L-uvib* z6i. Clettl ind. Fol. Hederaceo major, Fru&u Oüv^brrni. Plum. Amer. 70. T. 84. RAj SuppL 359. Pasfifl. affini's, Hedersc folio America* na. Plv k Alm 202. T. 210. f, 4. fit Ciem. ïnd, fol. angu» fto trifido, Plum. Am. 70. T. 8;. Hos Pasfionis minor, Fol. in tres Jacin. nou ferratas &c, SLOAN, Jam. 104. Hiji. I. p. 320. (20) Pasfi flora Fol. trilobis tomentofis , Ba(ï utrinque Den- ticuio ïeflexo Am. Acad. I. p. 226 f, 15. H. Cliff. 432. R. Lugdb. Granadilia Folio hafhto holofericeo &c. MART, Cmt, SI. SI* tl. Dbejl. VI. Stuk» I92 MANWYVIGE ÓEE5ÏER5, III. De Groeiplaats van deeze is by Vera Cruz Afxvui' in Amerika. Zy heeft de Bladen Piekswys' Hoofi? driekwabbig en met eene Fluweelachtige Wol- stuk. ligheid bedekt. De Kleur der Bloemblaadjes iryfman js witachtig > maar die van de Franje paarfch en geel bont; zo dat de Kroon paarfch is met een geelen Zoom 3 't welk de Bloemen zeer verfiem xxt. (* 0 Pasfiebloem met drickwabbige zagt Haai- ^wfutata bladen en gepaarde Bloemen. Haamge* zagte Haairigheid der Bladen , eeniger« maate als die van de Heemst, heeft plaats in deeze , welke van T oürnefort GranadiU la met een Kijfachtig Blad getyteld is. Zy is zwaar en onaangenaam van Reuk; hebbende zeer kleine witte Bloemen en niet minder klei- ne blaauwe Vrugten. De Groeyplaats wordt gefield op St. Domingo en op Kurasfau. xxii. C22) Pasfiebloem met driekwabbige Hartvor- Pasjifiora ^ fuettdu. k Stinkende. ,'/.', f21) Pasfifiora Fol. trilobis villofiS, Flor- oppofitis. Am, >Acad. I, p 227. f. 16. Pasfifl, non ccenata Americ. triphyl- la Fluk. Alm 2g2, T. 212. f, 1. Clem Indic? Flore minirao pallido Pluim. Amer. 7& T, 88 Flos Pnsfïonis albus, Folio Hibisci Sericeo trilobato, HERM, Parad. T. p. - 176. (22) Pasfiflora FoL trilobis Cordatis pilofis , Involucrïs multifido capillarïhus. Am. Acad. \. p. 228, f. ij. PhiC Bot. 260. H. Clif 431. Lugdb. 261. Flos Pasfionis albus Reticulatus. Herm. Par. T, p. 173. Clematis Indica hirfuta fpetida. Plum. Am. 71. T. 86. Pasiïflora Vefïcaria He. deracea, Fol. Lanugiaofis , odore tetro, &c. Pluk. Alm; 3U. T. 104. f, 1, Gynandria. 193 mige , gehaairde Bladen , de Omwindzeh III.' Haairachtig dun gefnipperd. Axvnu' Hoofd» Deeze, een Jaarlyks Gewas y dat op de Ei- stuk, landen St. Domingo , Martenique en Kurasfau , Pentas groeit 9 wordt door haaren Stank gekend, Zy heeft een ronde Haairige Steng , meer dan Mans lang te hoog , doch zwak : de Bladen zyn we- derzyds begroeid met veele witte Haairtjes ; de Bladfteelen met Elsvormige Kliertjes : de Bloem- fteelen komen enkeld uit de Oxelen voort, niet dubbeld f gelyk in de voorgaande. Het Om i windzel of de Kelk is driebladig, en heeft de Blaadjes Haairachtig verdeeld. De Bloem is wit , doch in eene Verfcheidenheid van Pluke- Wet zyn de Vezels der Bloemen wit en paarfch bont opgegeven. (23) Pasfiebloem met driekwabbige , Zaags- xxnr. wys' getande Bladen. j%gj£ Rooze- Deeze , in Virginie , Brafil en Peru % groei- kleurige jende, is de Soort van Pasfiebloem, welke al- lereerst, en tot omtrent het midden der voor- gaande Eeuw eeniglyk en alleen , in Europa fchynt (23) PasJifUra FoU tri lob is fèrratis. Am. *4.cad. U p* 230 I. 19. Hort. Ups. 278 Gron. Virg. 140. Pasiifiora &c. Lo- bis ovatis. H. Cllff. 432. R, Lugdh. 260. Granadilla Hispa« nis, Flos Pasfionis Italis. HERNF. Mex. T. p. 388. RAJ. Hifi. 649. Clera. trifolia , Flore Rofeo clavato- C. B, Pin. 301. Tourne. lnfi% 240» Murucuja Malifonms alia. Mars GS „ Bras. ju N IU DlEï.. VI. STUK» ip4 Manwyvige Heesterö, 'II. fchynt bekend geweest te zyn. Men noemt- ^xvni* ze Roodkleurige , wegens de Kleur der B!oe- Hoofd- men , die een bleek paarfche Kroon hebben , en STUK* de Meeldraadjes zo wel als de Stylen gevlakt ; mp?maM'de Mcelknopjcs overlangs gefchikt ; het Om- windzel fpits, gekarteld en zeer klein, op zy- de 3 dit den Rand , een rond Kliertje voort- brengende* De Bladen hebben drie Eyronde Kwabben , die op zyde gekarteld zyn , en de Bladfteelen twee (lompe groene Kliertjes. De Wortel blyft over , doch jaarlyks vergaan de Steng en Takken , die fomtyds wel de hoogte van twaalf Voeten bereiken, hebbende in de Akademie- Tuin van Upfal drie geheele Maan- den dagelyks gebloeid. , In haare Groeiplaats draagt deeze Soort een groote Eyronde Vrugt , die eetbaar is; zelfs in Virginie. **** Met vceldeelige Öladen. xxiv. f24) Pasfiebloem met eftenrandige gevingerde Paififior* Bladen. eoerulea. Deeze , die wegens de Hemelsblanuwe Kroon den bynaam voert , is de gemeende onder alle de (24) Pasfiflora FoL pslmatis integerrimjs. Am. Acad I. p. 231. f4 20. H. Ups. 27S. Goüan Monsp 476. Pas^flora Fol. palm, quïnque-part. integerr. Involucris Cordatis triphyl- Ks. H. Cliff. 432, K. Lugdb. 160. Granad. polypliyllos Fruc- tu ovato* Tournf. Inft. 241. Gran. Pentaph. PI. cosriileo magno. Boerh. Lugdb. ÏI. p. 81. Du Hamel Arbr. 1. p„ 272, T. 107. Gramdilla Jndica fcandens Mich. Flor. 4^ Clematis quinquefolia. ROB. Icon. Flos Pa*fïoni$ major peiï- taphyllus. SLOAN* Jam. 104, Hifi, U B.AJ, Suppl* 33$* Gynandrta. ipy de Pasflebloemen. 't Gewas , dat uit Brafil IIÏ; afkomttig zou zyn, verdraagt zeer wel de Win- ^vfii1-* terkoude der Zuidelyke deelen van Europa , Hoofd» doch kan niet tegen zwaare Vorst. In ons Kli- feTUK* maat moet^het, derhalve, '$ Winters in Huis^nf^ gezét worden , wil men geen gevaar loopen van het te verliezen. De Bladen zyn meest in vyven of in zevenen verdeeld , met Lancet- vormige effenrandige Slippen. Het heeft groo- te Hartvormige Bladerige Blikjes en Nierach- tige getande Stoppeltjes. De Blaadjes van den Kelk , anders zeer naar die van de Bloem gely- kende , zyn beneden de tip met een Tandje ge- wapend. Het Horrigbakje, dat de Kroon maakt, heeft zyne Straalen naar 't midden donker- paarfeh , aan de enden Hemelfchblaauw of Vio- let, en daar tusfchen wit. Dus geeft het een zeer fchoone Bloem , welke maar éénen Dag bloeit en gevolgd wordt van een ronde Vrugt, die zuur van Smaak is, bevattende een Saffraan- kleurig Sap. Zelden ziet men het Gewas , hier te Lande, Vrugt draagen ; doch het fchietfom- tyds op, tot meer dan twintig Voeten hoogte. Tot deeze Soort fchynen eenige Pasflebloe- men betrokken te moeten worden , die of dui- fter voorgefteld , of met geene zekerheid bekend zyn. Hier toe behoort de Vyfbladige met een blaauwe geftippelde Bloem van Munt in g, waar in de middelde der vyf Kwabben drie- puntig is verdeeld , gelyk de tweede appelvor- mige Murucuja van Brafil , door Piso, ook N 2 VOOT- II. Deel. vl. Stuk. If6 Manwyvige Hee'sters, Afdefl v00rSefl:eW wordt , en zulks heeft insgefyivS xviii.' plaats inde Klokvormige van Rochefort, Hoofd- wjer Bloemen volltrekt overeenkomen met die STUK» * andere van Müntin g ; doch men denkt dat nip? m de Afbeelding , hier van , naar verflenfte Bloemen zal opgemaakt zyn , of mooglyk naar een ge- droogde Plant (*). De Veelbladige met een Ey- ronde Vrugt van Tournefort., die van Bar- kere en anderen 5 zullen hier ook t'huis behooren. xxv. (25) Pasfiebloem met gevingerde Bladen , die Sn™!** Zaagswyze gekarteld zyn. Gekarcel- . _ de. De Vrugt van eenige Soorten is, niet onge- past, by een Komkommer vergeleeken , maar ik vind zeldzaam , dat Plumier aan deeze de Vrugt van een Koloquint gegeven heeft. Niet alleen 't verfchil van Smaak , maar ook de figuur , die Peerachtig ïs x fchynt weinig daar mede te ftrooken. Mooglyk zal hy de grootte maar bedoelen, 't Gewas , dat op Martenique gevonden is 5 heeft de Bladen in zevenen verdeeld en op de kanten Zaagswyze ge- (*) Men valt hier over en affronteert dien braaven Kruid* befchryver in Am. Acai. als waren byna alle zyne Afbeeldin- gen pefchetst naar gedroogde Planten ; dat ik geenszins geloof en al was het zo , waren zy daarom nier te verJgten ; zynde de Uitheemfche Gcwasfen, hier in de Tuinen geteeld, dik- wils van de in ha:r Land gegroefde zeer verfchillende en dus de Afbeeldingen naar dezelven fbmtyds onvolmaakt. (25) Pasftfiora Fol, palmatis ferratis. Am* Acad. L pt 232* f. 21. Clematis Indica polyphylla major, Flore clavato,Fruc^ tu Colocynthidis. PUM. Amer. 6z. T\ 79. RAJ. Suppl. 340» Granadilla polyphjllos Frudu Colocynthidis. Tqurnf. Inft* HU Gynandria. i$j getand: de Bloemen zyn zeer groot: de Om- ïgV windzels effenrandig , geftippeld , van grootte ?xmu als de Bloem , beftaande de Kroon uit Vezels Hoofd-, of Straalen , die Violet en wit bont zyn, ge-STUK' boogen en gekruld. Voorts is de Stander oïdJaT™* Steel van het Vrugtbeginzel, met zyne vyf Meeldraadjes onder aan , en drie Knodsachtige Stylen op het Vrugtbeginzel zittende, 9t welk het weezenlyke Kenmerk uitmaakt van dit Ge- flagt , hier even als in de andere Soorten. (26) Pasfiebloem met fretachtige Zaagswyy xxvr getande Bladen. Pssjtf/ors Deeze Soort verfchik inzonderheid door dev°etbladi*i figuur der Bladen , die niet egaal verdeeld zyn, maar zodanig, dat het Steekje voorloopt in een enkeld Lancetvormig ovaal Blad, van vier Duimen langte , doch wederzyds een an- der Blad uitgeeft , het welk in drieën is ge- fneeden , zodanig , dat twee agterfte Slippen maar als Oortjes zyn. De Bloemen zyn groot en hebben dergelyke Omwindzels. De Vezels, die het Honigbakje of de Kroon maaken , zyn rood met witte Ringen , de enden Violet , en gedraaid als de Haairlokken van Medufa. Hier wordt ' een Afbeelding t'huis gebragt van Roche- fort, die zegt, dat de Hollanders, in dc West- P/isftflora FoU Pedatis ferratis. Am. Aead. Lp. 233. f. 22. Clematis Indica polyphylla , Flore crispato. Pium* Amtr* t6> T. gï4 Rij. Supfl. 341* Flos PagfioniSt &OCHE#, 4nt. p. 119* T. p. 118. f. 3. N3 SI, Dssl, VI. Sn», ip8 Manwyvige Heesters. IJL Wcstindiën , den naam van Rang - Appelen gec- 'Axvfu.L' vcn aan ^e ^rugten der Pasfiebloemen. Van Hoofd deeze Soort worden zy zo groot als een gemee- . stuk. ne ^ppel . ZyDdc geel van Kleur en hebbende Bat? n*$én Bast zo dik en taay als die van een Gra- naat-Appel. Van binnen bevatten zy ongemeen harde zwarte Pitten of Zaadkorrels , in een Sap- pig Vleefch, dat zeer rins en verfrisfehende is, wordende inzonderheid tot verkoeling gebruikt in Heete Koortfen. Men konfyt in Brafil ook de Bloemen en Bast vm deeze Appelen, even als by ons de Oranje - Schillen en Bloefem. Tot opwekking van den Appetyt is 'er een Sy- roop van in gebruik , welke haar wedergaa niec heeft. Voorts beminnen de JBrafiliaanen , zege hy , het Loof van dit Gewas , over Priee- len en Gaande'ryën gelegd zynde, en dezelven belommerende, niet alleen, maar ook met een aangenaamen Geur vervullende. Plumier hadc deeze Soort op Sc, Domingo waargenomen , en merkt aan, dat de Bast van de Vrugten overeenkomt met die der kleine Kalabasjes , daar men Tabaksdoosjes van maakt ,zynde glad van Opperviaktc en glanzig groen van Kleur* met eenige heldere Sappen gevlakt. Aristolochia. Ofterlucie. Dit Geflagt, tot de Zesmannigen in deeze Klasfe behoorende , heeft geen Kelk , maar een qenbladige Tongwyze onverdeelde Bloem % , wor- G f N A N V R I A* ISO wordende het Vrugtbeginzcl , dat onder deAFD^v Bloem zit , een zeshokkig Zaadhuisje. xviu'. * Een -en -twintig Soorten zyn 'er in begree- Hoofd- pen, die, meestal Heefters of Rankgewasfen zynder akemaal hier befchreeven zullen wot-dria. aK* den. (i) Ofterlucie met tweehvabbige Bladenen A^°l0m eene windende Steng. biioU* ta. Deeze, op St. Domingo waargenomen door, 'T™?m ^ ^ , . . n , kwabbige* Pluvier , fchiet uit een renwortel, van een Voet lang en een Duim dik, zwart van buiten , geelachtig van binnen en zeer bitter van Smaak , dunne , gladde, Knoopige Ran- ken , die langs de Haagen kruipen. Hier aan f zyn Bladen , die naar eens Paards Hoef gely- ken; Bloemen als van de gewoone Ofterlucie en daar op volgen Vrugten van grootte als een Duiven -Ey. Qi) Ofterlucie met driekwabbige Bladen, een windende Steng en zeer groote Bloemen» firijiofo ° cbiu trilo- De Bladen van deeze zyn als die van Klyf ,-Driekwab» in drieën gedeeld. Hec is een klimmend Ge-bise' was , ( i) Arijlolocbia Fol, bilobis Caule volubili. Syst, Nat, XI T, Gen. 1022. p. óoo. re%. Xlir, p. 686. Arift. longa fczndens, Foliis Ferri Equini effi>ie. Plum. Sf>* 5. Amen 91. T. 106. RAJ Suppl 39$* (z) Arijhlochia Fol. trilobis, Caule volubili , Florbusma- ximis. JAC<^ Spec. 8. T. 3. Arift. Fol. Hederaceo trifïdo&c* Flüm. Sp, 5. Ar. fcandens &c. Brown. Jam* 328. N 4 II. DEEL. VI* SïUK* 2oö Manwyvice Heesters. III. was, in Zuid -Amerika groeijendc , dat een A1?m,EtL' Kruidende of Aromatieke Steng heeft , wor- Hoofd- dende als een Geneesmiddel gebruikt tegen STUK* den Venynigen Beet der Slangen. lil (3J Ofterlucic met Hartvormige Pickswys' ihfa'p^ byna driekwabbige Bladen, een windende tandra. Steng , en een Hartvormig omvattend ai£'fman~ Blikje. Dit is een Windend Gewas, dat de nabuu- rige Heelters tot agt Voeten hoogte beklimt, hebbende eenbloemige Oxel - Steelen , wier top een Hartvormig Blikje draagt, waarin de ongedeelde Bloem geplaatst is , zynde van bui- ten groen , van binnen bruin, 't Getal van vyven heeft hier zo wel in de Meeldraadjes als in de verdeelingen van den Stempel en van het Zaadhuisje plaats. De Heer Jac- quin heeft deeze Soort in de Bosichen by de Havana gevonden. iv. (4) Ofterlucie met Nierachtige byna Schild- tüapha*' yormige Bladen en een windende Steng. schild- Deeze, in Zuid- Amerika huisvestende, heeft bUdigc. BJa_ (3 ) Arifiolochia Fol. Cord. HafUto-fubtrilobïs , CauJe volubiH, Sra&ea Cordata amplexante. Arift. Flor. pentandcis. jAcq. jimer. Hifi. 23 3* T, 147. (4) ArifioUcbia Fol. Reniformibus fubpeltatis , Caule vo- ïubili. Jac^ Sp. ?t T. 4» Arift. Afari folio urabilicatis , Florc fon^isfinjo , Radicc repe»te* Pjlum. Sp* s* £ 2. Gynandria- *oï Bladen als die van Mans - Oor , welke in ^ XFm\ midden op de Steel ftaan. De Bloemfteeltjes 5$5fi* hebben één Bloem, die ruig is en eene ui ter- Hoofde maate lange Lip heeft, zynde van buiten ge-8™** ffippeM. (5) Ofterlucie met langwerpige gefpitfte Bla- v; den , een windende Stengen veelbloemige chu^u Bloemjteelen. 1 • 1 Tr vrugtige. De Heer Jacquin3 die deeze m de Kar- thageenfche Bosfchen vondt , merkt aan 5 dat het Gewas de Boomen beklimt tot dertig Voe- ten hoogte. De Stengen zyn rond , de Bladen fomtyds een Voetlang ; de Oxel-Steelen meest twee - of- drieblo emig , hebbende ieder Bloem een Lancetvormig Blikje. Zy zyn donker* paarfch en groot , doch kort van Lip. De Vrugt is uïtermaate groot , gelykende naar een Mandje , en fplyt aan den Steel in zesfen open , tcrwyl zy aan den Top geheel blyft 9 kunnende vervolgens famenge vouwen en als een Reis -Zak of Beurs gebruikt worden; de- wyl zy geheel doorweven is met dwarfe Ve- zeldraaden. (6) Ofter- ($) Arijlêltchia Fol* obfongls acuminatis f Caule volubiït, Pedunculis multifloris. jACq. Amer. Hift. 233. T. 145. Ari- ftolochia FoL oblongo - ovatis obtufïs integerrimis , Caule fcandente &c. Mill. fiiïï. 13. N5 U* BESX4 VI, Stuk» 202 Manwyvige Heesters, énttu ^ 0fterIucie met ^ngwerpig Eyronde drie- xvni, * ribbige Bladen , een windende Steng en Hoofd- tweelippige Bloemen. STUK. Ariftoo» ^ Odcrlucie met Lancetvormige , ongejieel- cbiahiU de, esnigermaate ruige Bladen, een opge- ^Twee- reëte StenË en eenzaame eenbloemige Bloem* üppige. Jleelen-, de Bloemen by uitjtek lang. jugto^> ^ Ofterlucie met Hartvormig Lancetvormu ftaatide. ge Bladen , de Steng regtopftacmde en Ree* Arhres* Jlerachtig. *Boom- (ö) Ofterlucie met Hartvormig gef pi tjle > drie- aehtige. ribbige bladen en eene windende Steng. Ceftaane/ Zodanig eene klimmende Ofter'ucie heefü Browne op Jam:iika gevonden y wier Bloem- lippen als Waaijc^s maakten , uitloopendc in een dunne Draadachtige Staart» De Heer J a c- quin nam dccze zonderlinge Bloemen ook waar op 't Eiland van St. Domingo, bekleeden- de het Gewas de Heelterige Heuvelen by Kaap Fran- (6) Arifloloebia Fól. ovato - oblongis trinerviis, Caule volu- bili , Corollis bilabiatis. f . Ariftolochia icanJens IoU oblongis, Radice. repenre Pn>'M« Sp. 5. Ie iz. f. !♦ (7; Arific'ocita Fol. lanceolatis fesfilibus fubhirfutis, Caule ere&o , Pedui.culi; folitauis unifloris , Floribus longisfimis. JMiLL Ditt, iz. f. (g | Arljlolochla Fob Cordfto - hnceotatïs , Cau'e ere&o Fnuicofb H. C.ijJ 433. Ariftol; polyrhizos, AuriculatiS fblii s Virginiani Pluk, Ai*; Bloem» mikeade. Tot deeze Soort zouden de aangehaalde kun- nen behooren , waar onder de Klimmende zeer fterk ruikende van Sloanf een Gewas is met een groene Steng, zig om Boomen of Heelters windende tot zes of agt Voeten hoogte. De Reuk van rt zelve was zeer aangenaam. De Lip der Bloemen is zeer groot en paarfch van Kleur. Men wil dat het de Mexikaanfche van Her» wand ez zoude zyn. (11) Oflerlucie met Hartvormige gefpitjle xr. Bladen > een HeeJUrachtige windende Steng; M§^^?* en 1 doodende* (10) Arifiokcbi* Fol Cordatis y Caule volubili Fruticofo, Pcdunc folitarüs , Labio CorolÜs majore Ar. ft, icaudens odoratisiïma SL(MN. Jam. 60, Hifi* L p. 162. T. io.l, f i, Raj. SnppL 394- BBOWN. Jam. 329, Ariftol. -So.ïo C.ordi- formi &c. Plum Sp. 5. /*♦ 34. (11) Arijlolochia Fol Cord. acuminatis , Caule volubili Frurtcofo , Pedunc* folitariis. Stipuiis Cordatis. j^CQ^ Amtt\ Hifi. 23 3*Tt H*- Arift, Mexic Flore acutiore. Mor, Mjl. UI, p. 509. S. 12, T. 17* f. 7. 'BUBM. Fl. 2nd. p# 191, IU ÜUU VI* STUK, 204 Manwyvïge Heesters. MI. Afdeel. enkelde Bkemfleelen en Hartvormige Stop* peltjes. stuk. De Reuk van dit geheele Gewas is walgelyk -Ztsm komende 3, het, na verloop van eenige üuren 3 (zegt hy) 3, eerst weder tot zig zelve. Doet men het „ meer Druppeien inzwelgen , dan wordt het 33 op {taande voet door een Stuipachtige trillen- 33 de beweeging , die over 't geheele Lighaam 3, zeer zigtbaar is , bevangen , en fterft wel 3, dra. De Amerikaanfche Kwakzalvers maa- 3, ken hier gebruik van, om de Menfchen te 3J overrceden , dat zy een Geheim bezitten , 33 't welk hun Lighaam voor den Beet, zelfs „ van Venynige Slangen , beveiligt. Ik heb Gynandria, 205 v ondervonden, dat die Dieren voor den Reuk Ilfc „ van deezen Wortel weg vlugten. Een Menfch A^*u „ kan veilig eenige Druppels van het Sap in-flooFD* „ zwelgen , maar het maakt een Walging, ge 8TU** lyk ik zelf gewaar wierd , en geloof f der-^'**** „ halve, dat het in grooterGifte een Braak snid- 5, del 5 of op een andere manier fchadelyk zou 5, kunnen zyn. Men wil, dat door hetzelve op 3, te leggen of in te neemen een Venynige Beet kan worden genezen. Dit zou dc Indiaan , 3> die my het Geheim ontdekte , driemaal op 3, zig zelf ondervonden hebben : doch ik kan „ niets daar van zeggen. De Ingezetenen , die „ de Plant flegts by naam kennen, heeten de- zelve Contracapitan ,en die met de zeergroo- 3, te Vrugten wordt van hun Capitan ge- 3, noemd." (12) Ofterlucie met effenrandige Piekswyze xu Bladen , een Jlappe enkelde Steng en om- ArijioU- gekromde eenzaame Bloemen» rofuJ?""' Moorfchc. Deeze Orientaalfche groeit by Aleppo in de Plantagïën van Olyfboomen volgens Rauwolf y wordende van de Mooren Rhafut en Rumigi geheten. De Reuk van dezelve , zegt hy , is niet (12) Arifiolochia Fol. Haftatïs integerrimis , Caule infirmo fimpHci , Floiibus foÜtariis recurvatis. Gron. Oriënt, aso. Ariftol. Orientalis , Fo!4 lanceolatis. Tournf. Infi. Cor. ic6 Manwyvigè Heesters. Hl, niet aangenaam. Zy geeft uit den Wortel door- "^xv^a 8anns v*cr -unne Stengetjes , Welke van boven Hoofd- eenïge Bladeren hebben, gelykende naar die van stuk* Water - Varen , doch met Oortjes als in deEde- .ZemaK\c Salie. Tusfchen de onderlte Bladen kwamen de Bloemen voort , welke naar die van de ge- woon e Ofterlucie gelyken zouden. xm. (13) Ofterlucie met Hartvormige fpitsachtige tbtlndkn. Bladen , een windende Steng en veelblo?* ^oost.ndi- m{ge Bloemfteelen. Deeze Oostindifche wordt Carloe - Vegon van de Indiaanen en Kokerlingen van de üollanders op Malabar genoemd. De Ceylonfche naam is Sacfanda of Sacfada volgens Hermannüs, De Mexikaanfche is hier van vcrfchillende. B&:'cn Ofterlucie met Hartvormige fpitsachtige Spaanlche. Bladen ? een windende Steng en byna drie * voudige Bloemfteelen , langer dan de Blad- fteelen. Op verfcheidc plaatfen van Spanje heefc de vermaarde Clu s 1 u s deeze in Haagen en Kreu- pel- (13) Ariflokchta FoL Cordatis , acutïuscuüs , Caule voiu- bili , Peduncuiis multifloris. Fl. Ze^l. 323. Cnrloe- Vegen. Hort. MnL VilLp. 48. T. 25. RAJ Supp*. 394. fi. AriftoU Caule volub. &c. Hort, Clijf. 433. Burm. Fl h:d. p. iph (14) Arijiotochia FoJ. Cordat:s ncutiusculis , Caule volubili, Pcdunc. fubternis Petiolo lon^ioribus. Ariftolochia Clematu ferpens C. B. Pin. 307. MORJS. Hi(ï. III. p. 509» S. 12. T. 17. f. <5. Ariftolochia Clemjtitis Boerica. CLUS. Hifi. II. p. 7i. P- 323. Gynandria. 207 pelbofch groeijcnde gevonden. Hy noemt de- HL zelve tweede of andere Klimmende Ofterlucie ^Txvut* cn Lob el voegt 'er den bynaam van Spaan- Hoofd* fche by. ï Gewas heeft lange dunne Ranken 5STU^ waar mede het allerley Geboomte omflingert \jrfoX(mm ichietende dikwüs boven den Top uit. De Bladen zyn als die van Klyf ; de Bloem is uit den paar- fchen zwart, zittende op een zeer lang Steeltje. (15) Ofterlucie met langwerpig Hartvormige xv; gefpitfte gegolfde Bladen, eenjlappe Steng ch£r$ïm-m en eenzaame Bloemen. ^AUyT* De bynaam drukt de hoedanigheid uit, waargroene# in deeze van de andere Ëuropifche , die men Piftolochia noemt, verfchilt. Haare Groeyplaats is op Kandia. (16) Ariftolochia met langwerpig Hartvormi- xvi. ge vlakke Bladen; Jlappe , bogtige , ronde ri^mt*m Stengen en eenzaame Bloemen. slangen- ö Wortel. Van deeze Soort , die in Virginie groeit , komt (15) Ariftolochia Fol Cordato - oblongis acuminatïs umlatis, Caule infïrmo, Flor» foïitariis. Arift. Caulibus infirmis &c. Hort. Cliff. 432. SAUV. Monsp. 1 1 1. Piftolochia Crerica C* B. Pin, 307. Moris. Hifi. III. p. yio. S. 12. T* 17. f. 16. Piftolochia altera fempervirens. Clus. Hifi. II. p, itfo, (16) Ariftolocbia Fol. Cordato- oblongis planis , Caulibus infirmis flexuofis teretibus, Flor. foïitariis, Gron. Pïrg* 140. Ariftol Caul infirmis &c. Mat, Mei. 416 Anft Piftolochia f. Serpentaria Virginiana, Caule riödofö, Pluk Alm. 50» T. I48. f. 5< Ca^esb. Car i. T. p. 29 SELIGM. t^og II, Deel. bi. 47- Pl 58. Raj. Suppl. 394- Arift polyrhzos Virginiana. MORIS. Hift. UUp* 510. S. 12* T, 17. f. 14. XL duu vu Stuk* 2o9 Manwyvigi Heesters. IïL komt de Wortel , die in de Geneeskunde , van Af deel, overiang s bekend is , onder den naam van Fir- JHoofdi- ginifche Slangen -Wortel *. De befchryving, stuk. we]ke van het Gewas door Doktor Banister r.ifcfman aan R A Y was medegedeeld , komt vry wel * &r^*- overeen met die van Catesby, doch in '*r%Jrtr' geen van beiden, zo min als in de Afbeelding, vind ik gewag gemaakt van de Knoopigheid der Stengen. De eerfte meldt, dat die ge- meenlyk regtopftaan, niet Rankachtig finge- rende zyn noch kruipende; de ander , dat zy buigzaam zyn en vertoontze Rankachtig* Dit verfchil kan daar uit ontdaan , dat de laatfte een wild groeijende Plant voorgefteld heeft, die in de Tuinen , zegt hy , overgebragt zyn- de, een Steng krygt zo dik dat menze niet omfpannen kan: terwyl de eerfte mooglyk een dus gekweekt Gewas bedoelt Hoe 't zy, beiden komen daar in overeen , dat de Bloe* men flegts by den Wortel groei jen en donker paarfch gelipt zyn. Het Zaadhuisje, zegt Ba- nister 3 wordt byna een Duimdik, bevattende veele kleine Zaadjes. De Wortel van dit Gewas, uit veele dunne Vezeltjes beftaande , is onder de Amerikaan en als (|) D.it het verfchil des Ouderdoms en det Groeiplaats een aanmerkelyk verfchil m dit Gewas maakt , wordt ook aangemerkt in 't Werk van den Heer Gronoviüs , over de Virginifche Planten, pag. cit. Doch dat CATESBY hetzelve met «eer Knoopige Stengen , of zeer gezwollen Leedjes , afgebeeld zou hebben , kan ik Biet befpeuren. Gynandria. 209 als een groot Tegengift van den Beet der Ra- IH* telflangen bekend , en wordt derhalve van de A£y$. Wilden vly tig opgezogt. Niettemin is dezelve ,Hoofd- gedroogd zynde, in Virginie gantfeh niet duur.ST"** Van buiten is hy bruin, van binnen geelach-^ri*!* **" tig, fterk en Kruiderig van Reuk, hebbende eenen fcherpen bitterachtigen Smaak. Men houdtze voor een Middel , dat de Ontlastingen , zo door de onzigtbaare Gaatjes van de Huid, als door de Waterwegen , kragtig bevordert , zynde tevens Hartftcrkende en tegen de Op- flyging dienftig; doch allermeest wordt 'er ge- bruik van gemaakt tegen Afloopende Koortfen , die van langen duur zyn , inzonderheid de Der- derdaagfe. Het Osfenvleefch wordt door dee- zen Wortel langer voor 't bederf bewaard dau door Zee -Zout (*). (17) Oüerlucie met Hartvormige gekartelde , xvtu van onderen Netswyze, gef teelde Bladen /t™^* de Bloemen eenzaam. wond. In Spanje , in Languedok en Provence, is deeze Soort een wild Gewas, dat men Pifto- lochia noemt , als van vertrouwelyke kragten zyn- (*) Ruttï. Mau Mei. Quarto. Lond. & Roterod. 17?$. p. 48 (17) ArifloUchla Fol. Cordatïs crenulatis, fubtus ree-Icuk- tis, petiolatis; Flor. Iblit^riis. GouAN* Momp. 476, SAtm Monsp. u l« Ho**- Cliffl 433. Ariftolochia Piftolochia di&a. C B. Pin. 307. Piftolochia. CLUs, Hift. II. p. 7z3 DOD. Fm ft, 5 ij» Gek» Ptov. 131. Garib. J&4 39, O II* DEEL. VI. Sim, tio Manwyvige Heesters, III. zynde; dcch ik vind niet 3 dat dezelve ten dicïf AxvinL' °Pzigte byzonderlyk in aanmerking komt, of Hoofd- gelyk ftaa met de Piftolochia van Plinius, stuk. £]C zegt , dat het Afkookzel of Aftrekzei van ni#:/m**'dGn Wortel in Water, voor de genen die Stui- pen of Kneuzingen hebben , of van om hoog gevallen waren , zeer nuttig zoude zyn. 't Is een laag Gewas , met dunne Ranken of Steel- tjes , van de volgende weinig verfchillende , dan dat het een Hartvormig, ongefteeld, klein Blikje heeft aan den voet der Bloemfteeltjes. xvm^ ( £g) Ofterlucie met Hartvormige , byna onge« chia rotun- Jieelde , Jlompe Bladen , zwakke Stengen ^Rondc. tn eenzaame Bloemen. Drie Soorten van Arijiolochia hebben Dios- cokides en Galen us gefield , de Ron- de, Lange en Dunne > waar by gemeenlyk een Vierde , die men Boontjes Holwortel noemt hier niet t'huis behoorende , gevoegd wordt. De Ronde, 't welk deeze Soort is, voert van de gedaante des Wortels dien naam. 't Gewas > dat in Italië , Spanje en deZuidelyke doelen van Vrankryk groeit , brengt uit den Wortel veele Ranken voort , fomtyds een EHe hoog , die vier- (iO ArtyoUebia FoL Cord. fubfesf. obtufïs , Caule infirmo, Ploribus Solitariis. Goüan. Monsp* 476. Hé Cliff. 432 Mat. Med. 4T4. SAUV. Monsp. 111. GlR. Prtv, 133. GARïEfc Aix . 39. Ariftolov hia rotunda &c. C* B. Pin* 307. Arift. rotunda prima» Clüs. Hifi. i,p. 70. Hisp* 3i84 Cam» Epit. 419* Vierkant zyn, overhoeks bezet met donkergroe- W. ne Bladen , van middelmaatige grootte , die *™Jfk kort of naauwlyks gefteeld zyn, en in derzei» Hoofd < ver Oxeïcn donkerpaarfche Bloemen i met eenSTUK* taamelyk breede Lip j waar op Zaadhuisjes voï-^r£*r**" gen als kleine Meloentjes ^ met zwartachtige Zaaden. De Wortel is Bolachtig rond, rim- pelig, zwartachtig , van binnen van Kleur als Palmboom - Hout en heeft een groven Bast , fomtyds wel drie Duimen dik, Kruiderig van Reuk en Smaak , doch eenigszins bitterachtig* (19) Oftcrlucie met Hartvormige gefteeldé xix. effenrandige ftompachtige Bladen , een Lange! zwakke Steng en eenzaame Bloemen. Deeze, op de zelfde plaatfen voortkomende? verfchilt aanmerkelyk , doordien de Bladen blee- ker groen en lang gefteeld zyn* De Bloem beftaat, even als in de andere Soorten, uit een Trechterachtig Pypje , op het Vrugtbeginzel zittende, en zig in een Lip uitbreidende, doch is uit den groenen witachtig van Kleur , van binnen ruig , gelyk in dc anderen. De Vrugt is eveneens, maar de Wortel, van geftalte al$ een Franfche Raap ^ wordt fomtyds wel een Arm (19) Aripolochia Fot. Córiï. petiol. intencrrimïs obtufiuscu- lis, Caule infïrmo, Flor. folitariis. GoiMN , Monsp . 477. SAUT* Monsp. in. GsR* Prov. 133. AïiftoU longa vera. C. B. Pin. 307* MltX. Dift. 51, fxm. long*. CLUs. Hifi. 2. p. 70, Hisp, 319. fi, Aiift* longa K'spanica. C. B* Pin. 3©7* O % IU DEtl.. VI. STUK, 212 Manwyvige Heesters. Hl Arm dik en een half Elle lang gevonden, zegt: AxvmL Clusiüs, Zodanig een Plant groeide in de Hoofd- Zuidelyke deelen van Vrankryk tusfehen 5t stuk. Koorn of in de Wyngaarden, maar in Spanje ^^'kwam 'er hem eene voor, die in de Kleur van de Bloem, als ook in de figuur van den Wortel een weinig verfchilde, Decze wordt , in 't byzonder , de Spaanfche getyteld van Ba u- HJNüS. xx. (20) Ofterlucie met Hartvormige ftompachti- chia™*0^ ëe> ru*Se Bladen en eenzaame hangende 9 Jiir/uta. omgekromde , byna geknotte Bloemen.' Ruige. De vermaarde To urnefort vondt dce- ze Soort, welke hy keurlyk in Plaat gebragt heeft , in zyne Levantfche Reistogt op 't Eiland Skio. De Steng is geftreept en ruig ; de Bladen zyn Hartvormig ftomp met een Puntje ; de Bloemen omgekiomd zonder een verlangde Lip , zegt de Ridder. Uit de be- fchryving van To urne fort blykt , dat dit Gewas ook een taamelyk dikken Wortel heeft , van anderhalf of twee Voeten lang % van buiten paarfchachtig , van binnen geel- achtig gemarmerd en uitermaate bitter, zo wel als de geheel e Plant, Oi) Ofter- f20) Arlflolochia Fol. CorcL obtuflasculis hirtis , Flor. fo- Krariis pendulfs recurvatis fubtruncatis. Arift. longa iiibhirfh* ï»a Folio oblongo, Flore maxuno. Touunf. It. u p. T. 147, G Y N A N D R I A. 213 (21) Oflerlucie met Hartvormige Bladen, HU regtopflaande Stengen en getropte Oxelbloe- men. Hoofd* STUK* Deeze,die in de Zuidelyke en middelde dee- xxr* len van Europa natuurlyk groeit , wordt van ^ae?'* Clusius gezegd de anderen in grootte te over- treffen, verheffende zig meer dan een Elle hoog, met een ftevige, ronde ,geflreepte Steng. De Bladen zyn ook grooter dan in de overi- gen, bleek groen, lang gedeeld. \ Gewas draagt veele bleeke Bloemen en Vrugten als kleine Appeltjes. De Wortel isfterker van Reuk dan in de anderen, doch dun, wordende nooit een Vinger dik , lang en Iterk voortkruipende ; 5t welk dit Gewas zeer gebaat in de Tuinen maakt, om dat men het naauwlyks kan bepaa- len of uitroei jen. Zelfs is het in de Wyngaar- dtn, op fommige plaatfen van Languedok, zp gemeen , dat de Wyn 'cr een onaangenaamen Geur van krygt. De Ofterlucie heeft haaren Griekfchen naam , zo fommigen willen , van het nut , dat haare Wortel toebrengt, om de Ontlading te bevor- de- (%\) AriftolochU Föl. Cordatis, Caule ere&o , Flor. Axil» laribus confertis. Hort* Upf. 279. Mat Med. 4T5. DaliL Par. 279. H. Cltff, 432» SAUv. Monfp. UI GovAN. Monfp* 477. Ger. Prov. i?3* Garid. Aix* 39. Arift, Clemnitis re&J. C. B* Pi*. 307* Ar. Clera. Vulgaiis, ClVS, Hift* 2. p. 71. H*ft>. p. 321. Ariftolochh rotunda. FüCHS. Hift* 90^ HALL. Helm 196. TqüRNF. Par. ij6* o 3 II. DX£L« VI« STUK* $14 MaKwYvige Heesters* W. deren in Kraamvrouwen. Sommigen noemenze * xvitu in Vrattkryk, Sarrafine\ anderen, m Langue- Hoof i>- dok , Fauterne; de Engelfchen, volgens M er- STUK ^ r et, Birthwort. De Ronde en Lange worden, «wis?* in de Geneeskunde, meeft gebruikt; de Dunne zeldzaam. Allen zyn het Middelen , die inwen- dig werken door verdunning van Slymige Vog- ten, dezelven uitdryvende en de Zenuwen prik- kelende ; waarom zy als Hoofd- en Borftmid- delen worden aangemerkt. De Ronde is , in dit ppzigt , boven de Lange te verkiezen ; doch wer gens de fcherpheid is het niet altoos buiten ge? vaar. Men heeft dcezen Wortel ook tegen de Jicht aangepreezen 3 en de groote Boerhaave merkt aan, dat door dcszelfs langduurig gebruik wel de Pynen der Podagristen verzagt , doch derzelver Leven tevens naar oogeDfchyn, door affchuuring van de Maag en verzwakking des Lighaams , verkort zy. De Lange is een zeer goed uitwendig Middel , tot zuivering van Won- den en vuile Zweeren, als ook tegen de Schurft en andere Huid-kwaaien. Zy komen altemaal in deeze en gene famengeftelde Winkelmiddelen , en verfchillen in hoedanigheid flegts van meer of minder fcherpr.e. De Paarden - Dokters leggen op Gezwellen der Paarden , die anders ongenees- baar zyn , den gekookten Wortel van Ofterlucie met Lyn7.aadmeel,ofook den Wortel alleen in Olie gekookt (*). Sommigen merken aan, dat men deeze laatfte Soort van Ofterlucie, in plaats van de anderen, ge- (*) Kutty Mad. Md, ut fupia. p* sQ« G Y N A N D R I A« 215 gebruiken kan; dewyl zy vooral niet de jmnllc Hl. is in fcherptc en bitterheid, Veelen twyfelen A™ni!* ook niet , of het zal deeze geweeft zyn > waar Hoofd- van Andromachus, onder den naant van D^-STUK- ne*9 in de Theriaak gebruik maakte, 't Gewas , cbUmuu dat in alle zyne deelen uitermaate bitter is, door Tournefort Scheikundig onderzogt , gaf veel zuur Vogt, veel Olie en Aarde, een weinigjePisachtigen Geeft , doch geen vlug Zout, Het vafte of Loog -Zout, door verbranding 'er uit getrokken, maakte de Solutie van Sublimaat, dat zonderling is, niet geel. Het moet derhal» ven van een byzonderen aart zyn , meer naar dien van Zee-Zout of eenig ander neutraal Zout, trekkende, Hy vondt deeze Plant in de Graften by de Abtdy van Longchamp , doch nergens an- ders, nmftreeks Parys. Ray hadtze, in zyne Kruidleezers Togten door Duitfchland , nergens aangetroffen. Zy groeit, niettemin, overvloe- dig aan den Donau en den Ryn f*J, ja zelfs in Engeland (f), In onze Provincie komt dee- ze Oflerlucie , die men ook wel Lange Holwor- tel noemt, rykelyk voer, op den Kruidberg by Brederode, en omtrent de Stad Utrecht, in het Sticht (§). Haare Bloemen zouden door de Lang- poot, welke fik Vederfpriet genoemd heb i-iv be-bi. 45i* (*) KRAMER Auflr* JAC<^ PiKigbinens. MAPPI AlsdkU (f) MERRET. Pinax. ( j.) CommEL. Cat. Ind, HolU DXKL* VI» ai6 Eenhuizige Heesters. III* bevrugt worden , zo de Erlangfe Hoogleeraar AFxDviÏl ' Schreber opgemerkt heeft (*). Hoofd STUK. gf0f0 fQ.foff0lOfi¥glf 1^ XIX. HOOFDSTUK. Befchryving van de Heesters, in welken de Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen , op de zelf- de Plant, van elkander afgezonderd zyn, des* wegen Eenhuizige (Monoikia) genaamd; ge- lyk de Hazelaars , Palm , Wonderboom enveete anderen. TP\e Klasfe der Eenhuizige Planten , in hec Stelzel der Sexen , is , gelyk wy gezien heb- ben , naar het getal der Meeldraadjes en andere * ii. D.nu hoedanigheden , gefmaldeeld *. Onder de feia4™K244. Driemannigen komen Heeiters voor ; naamelyk in 't Gellagt van A X Y R I S. Waar de Mannelyke Bloemen de drie Meel- draadjes in een diiedeelige Kelk hebben , zonder Bloemblaadjes : de Vrouwelyke een tweebladi- gen Kelk , geen Bloemblaadjes , twee Stylen en een enkeld Zaad, dat rondachtig is. Vier Soorten , altemaat Siberifche of Tartari- fqhe Planten, zyn 'er in vervat, als volgt. CO (*) Tiputa Pennicornis foocundat Hores* D. ScHRiBEa. Vtg* M O N O I K I A. 217 (1) Axyris met Lancetvormige Wollige Bla- III. den, de Wyfj es -Bloemen vlokkig. De Woonplaats van deeze wordt gefteld in Tartarie en Moravie. Toorn efo kt heeft L het Gewas op zynen Levantfchen Reiftogt, c^**£ mooglyk in Armenië , waargenomen , en 'er , we- Gehoor^ ' gens het 'gehoornde Zaadhuisje, den naam vande* Heejierachtige Ceratoides, met Bladen van den Olyf-WÜg, aangegeven. De Hoogleeraar van Koyen noemt het Brandenetel met Lancet- vormige Bladen , de Wyfjes-Bloemen ruig. Hier uit kan men eenig denkbeeld opmaaken van het Gewas , 't welk door den Heer Gmel i n in 't Derde Deel zyner Plantbefchryving van Sibe- rië, 't welk my nog ontbreekt 3 zo wel als de drie volgende Soorten > is befchreeven en afge- beeld. (2) Axyris met Eyronde Bladen ; de Steng u regtcff taande en enkelde Aairen. thoides. Dit Gewas fchynt te zyn de GrysachtigeG^emdo* Berg-Meldc van den Heer Amman, door Mes- SCHER- (1) Axyris Fol* Lanccolatis tomentofls, Flor. Foemineis Lanatis. Syft, Nat. XII. Gen* 10*7. f. 61%. Veg. XUU p. 7p6. Am. Acad. III, p, 24, Urtica FoL Lanceolatis Fioribus Foemininis hirfutis, R. Lu?db. 2io« Ceratoides Orientalis Fruticofa Eteagni folio. TouRN. Gr, $z. Gmel, Sib. UI, p. 17. T. 3, (. 2. (i) Axyris Fol. ovatis, Caule erecto Splcis fimplicibus, Am. Acad. III, pag. 24, Gmel, Sib. III. p. 21, T. 3. Atru plex Monrana incanescens &c, Amm. z% ? o 5 U> Deel. VI, Stuk» aiS Eenhuizige Heesters* III. schersciimid in Ruftend waargenomen, 't Ge* AFxixEL# was hecft ruuwe Bladen met gefternde Haairt- Hoofd- jes : de Vrugtdraagende Takken zyn tot ver stuk. van onderen kaal: aan derzelver end komt een J£"em*n zeer klein Aairtje , dat rappig is t bevattende zwart Zaad. nr. (3) Axyris met Eyronde Bladen ; de Steng Kybrida. regtopftaande en getrapte Aairen* genopte. Deze gelykt naar de voorgaande zeer, doch verfchilt 'er van , door eene lang gefteelde Tropswyze Aair , over zyde hangende en ge- draaid: de vrugtdraagende Takken nevens de Steng famengehoopt en de Bladen ruuwer. iv. (4) Axyris met Jtomp Eyronde Bladen ; de Huikendei Steng eenigermaate verdeeld; de Bloemen Koppig. Dc Steng van deeze is zeer Takkig, een Span lang , wyd en zyd verfpreid ; de Bladen zyn ftornp Eyrond, gedeeld: de Bloemen aan de enden der Takjes famengehoopt, met veele Blaadjes daar onder gemengd zynde. Het is een Jaarlyksch Gewas, even als de twee voor- gaande ; doch niettemin van een tfeefterigc Geftalte. Om. (3) Axyrh Fol ovatis , Caule erecto, Spicis conglomera. tis. Am. Acad. III. p. 24. GmIL. Sih UI* p. 2*. T. 4# f, 1. (4) Axyrh Fol. obovaris , Caule fubdirifo , Flor. Capita- ti$. Am, A:aL III. p. 25. GMEL. Siï* HU p. T, 4« f. 24 ZittN. Coat. M O N O I K I A. 219 Omphalea. III. Afdeel. In dit Geflagt hebben deMannelyke Bloemen een vicrbladigen Kelk, zonder Bloemblaadjes $TÜK# en een Eyronden Stoel , waar de Meelknopjes TriAndri*. op zitten : de Vrouwelyke komen 'er , wat Kelk en Bloem aangaat, mede overeen , maar heb- ben een driedeeligen Stempel: het Zaadhuisje of de Vrugt is Vleezig en driehollig : het Zaad enkeld. Het bevat twee Soorten , beiden West- Indifche, die hier volgen, CO Omphalea met Eironde Bladen. i. V J r Omphale* Deeze is, onder den naam van Omphalandria ,Twccman* door den beroemden Doktor BROWNE,in des-niSc- zelfs Natuurlyke Historie van 't Eiland Jamai- ka, voorgefteld. ?t Gewas maakt een uitge- fpreiden Heester, met groote Eyrönde Bladen wier Steelen tweeküerig zyn 3 en aan 't end der Takken komen Trosjes van Bloemen of Vrug- tcn voort, (2) Omphalea met langwerpige Bladen* IL De Bladen van deezen Heefter zyn gefteeld,tr^£b! een Handpalm groot , Lancetswys' Eyrond , doch^uai1* met het ftompe End naar buiten ; geheel effen- ran- (1) Qmpbaka Foliis ovatis f. Hyft. Nas, XII. Gem 1039. p. 619. Vt%, XIIL p* 706^ Omphalandria Frucesfcensdifïufa, Foliis ampl. ovatis Brown, J*m. 3 34* (2) Omphalea Foliis oblongis. Am. Acai* V* p. 4©8. Om» phabndria FoU obovatis glabris &c. B&QWN. J&m% 33*. T« 22. f. 4. II. DEEi.. VI. STUK. 2io Eenhuizige Heesters. IH* randig, naakt. De Bloemfteelen , uit de Oxels AxixfLt voortkomende, drie by elkander, zyn eenbloe- Hoofp- mig , naakt , van langte als de Bladfceelen, stuk* Voorts hebben de Mannetjes -Bloemen in dee- Jg"maK ze Soort drie, in de voorige twee Meeldraadjes, waar van de Bynaam. Beiden zynze, door ge- melden Doktor , op Jamaika , en tot nog toe nergens anders gevonden, T R A G I A. De Mannelyke Bloemen hebben hier een drie- deeligen Kelk zonder Bloemblaadjes : in deVrou* welyken is de Kelk vyfdeelig en de Styl drie- deelig, ook zonder Bloemblaadjes. Het Zaad^ huisje beftaat uit drie Besfen en heeft drie Hol- ligheden, waar in enkelde Zaaden* 't Getal der Soorten van dit Geflagt is vyf , waar van de meesten Heesterachtig zyn en uit Indie afkomftig, als volgt. ï. (i) Tragia met Hartvormig langwerpige Bla- TT&i den en een windende Steng. Windend* Door Sloane is deeze Soort jn de West- Indien gevonden en afgebeeld onder den naam f van (i) Tragia Fol. Cordato • oblongïs , Caute volubilw Syftm Nat. XII. Gen* 1048. p. 619. Veg. XIII. p. 707. LOETL* ltin. 233. Tragia feandens Fol. haftatis ferratis hispidis. BROWN. Jam. 3 3*. Tragia alia &c. Plüm. Gen. 14* Ic. 252. f. 2 Urtica Racemosa feandens anguftifolia , Fr. tricocco. Sloan. jam 38. Hifi. I. p. 123. T. 82. f. 1* RAJ. SuppU 205. Funis urens. RüMPH. Amb% V. p* 13. T. 9. BURM. FL Ind. p, 2^4, H Tragia feandens longo Betome* fol.- M-um* Gen* 14. 2,5** *« Monoikia. tcld vindt. De Landnaam is aldaar Scho- stuk. rigenam , doch het valt ook op Cëylon, en is DrimaH -door den Hoogleeraar J. Burmannus in Afbeelding gebragt, onder den naam van Ri- cinokarpos ; om dat de Vrügt eenigermaate naar die van den Ricinus gelykt. Uit de Oxels der Bladen brengt het een Steeltje voort , dat aan 't end vyf Blikjes heeft , die Vinswyze verdeeld zyn 3 en tot Omwindzels ftrekken voor een Vrouwclyke Bloem , waar boven zig een Aairt- je verheft van Mannelyke Bloemen. Voorts is de Geltalce van deeze Soort aanmerkelyk ver- fchillende , komende de Steng nu ruig dan glad voor s zo wel als de Bladen, die ook nu breeder dan fmaller zyn. ilt' Cs) Tragia met Ëy ronde Bladen* Tragia wy Merend £)eeze , op Malabar genaamd Pee-Cupameni , Gladde» heeft 'de Vrugten zonder Omwindzels en is glad van Loof; weshalve aan dergelyke Ceylonfche het calypha ïnvolucris Foemineis pentaphyllis pinnatiiïdïs* FUr. j£eyl. J40. Croton Fol. ovrato Lanceolatis Sec. R. LugAb. 201. Ricinokarpos Zeylanica hirfufa &c. UURM. 2!eyl. zoz* T. 92. Schorigenam. Hort. Mal. II, p, 73. T. 39. RAJ. Hlft: 160: (ij Tragia Fol, ovutis. Fl Zeyl» J34« Am, Acad. V. p. 4°9- Mercurialis Maderaspatenfis. Pluk. 248. T. 205, f* 4* Pecupameni. Hort. Mal. X T. S2. Raj. SuppL 205. fi. Croton Fol, Cordatis ferratis petiolatis, Floribus fpicatis* Gron. Vïrg* 153. Manihoc minima Chamxdrifolia. Pli/m. Sp. 20. Ic. 172. f. 2. Urtica minor inersSpicata &c» Sloaw, Jam. 38. Hifl. U p. 12$. T. 82. f. 3. MoNOlfcïA. 123 het Blad van Bingelkruid is toegefchreeven, III. Als eene Verfcheidenheid wordt hier t'huis ge-A™^' bragt de Kleine Westindifche Doove Netel , die Hoofd* Aairen draagt, van Sloane; welke veele ver-sTüK* fpreide dunne Stengen heeft en gedeelde > Zaags- TnWrk. wys' getande Bladen , die ftomp en naakt zyn * brengende dikwite twee Aairen aan de toppen der Takken voort , waar in veele Mannelyke Bloemen boven de Vrouwelyken zyn , met Ey^ ronde fpits getande Blikjes omgeven. Op Zan- dige Velden 5 rondom de Hoofdftad van Jamai- ka , groeitze veel. (4) Tragia met ftomp Lancetvormige >eeniger- jy. maate getande Bladen. T^1**' Deezc kleine brandende Ricinus , met Eike-Brandcn*c* booms-Bladen , van Pluienet, groeit in Virginie. (j) Tragia met ftomp Lancetvormige , effen- y randige Bladen. ckamdU** Smalbladi- Deeze is Heesterachtig en heeft Bladen alsge* die van Vlaschkruid , gelykende in Gefcalte naar (4) Trugta FoU Lanceolatïs obtufis fabdcntatis. Ricinus parvus mens, FoU Quercinis V/rginianus# Pluk, Alm>iz*. 107. f. s. (j) Tragia Fol. Lanceolatïs obtufïs integerrimis. FL Zeyl. 335. Chamxlea FoU linearibus , Flofculis Ipicatis, «chinato Fru&iu Bükm. £>y/. 59. T. 52. Codi-avanacu. Hort. MaL IL p. 4}t T. 34» RAJ* Hift. 1710. Tithymalus tenuifolius aquaticus, FoU iaris« Bü»M. ZtyU zzs* Burm# FL Jnd. p# U. DEEL, Vh SttHU 224 EEtfHUrziGE HEESTERS, III. naar de Wolfsmelk zéér. De Vrugten , die ge- ATx\xL% doornd zyn > komen in de Oxels der Bladen Hoofd- voort. De hoogte is twee of drie Voeten. Het f tuk* groeit op Zandige plaatfen van Cevlon en Ma- Onder de Viermannigen der Eenhuizige Plant- gewasfen , behoort hier het Geflagt van C IC C A. Waar van de Kenmerken zyn : Mannelyke Bloemen , die den Kelk vierbladig hebben , doch geene Bloemblaadjes, zo wel als de Vrouwe- lyken , wier Kelk driebladig is; 't getal der Sty- len vier; het Zaadhuisje uit vier Hokjes famen- gefteld. ti Maar ééne Soort (i), zynde een Oostindifch dipeha. Gewas, komt in dit Geflagt voor, den bynaam vtcrbiadi- voerende van de tweezydigheid der Bladen (*). Dezelven zyn overhoeks geplaatst , gefteeld , Eyrond gefpist en effen. Het is een Heefter, die enkelde Trosfen draagt van Blommetjes, aan. ieder Stip famengehoopt , gemengd, ge- fteeld, van grootte naauwlyks als in de CIu- tia , naar welke bet Gewas gelykt. B ü x u s. Palm, De Mannelyke Bloemen hebben hier een drie- (i) QS&OU Syft. Nat. Veg. XI 11/ Gen. 1274. p. 708. Mant. 124* (*) Hier mede wordt die plaatzing der Bladen bedoeld, wanneer dezelven, gelyk in de Taxis, flegts aan twee tegeno- verzyden van de Takjes zitten , en dus zou menze Veer Maden kunnen noemciw M o N o i k : i a. 325 dricbladigen Kelk en twee Bloemblaadjes, met iF^L een fchyn van Vrugtbeginzcl : de Vrouweiyken * xif . een vierbladigen Kelk , drie Bloemblaadjes en Hoofd- drie Stylen. De Vrugt is een dricfnuitig , drie- T^ran% hokkig Zaadhuisje met twee Zaaden. ina. Tot deeenigfte Soort (i) van dit Geflagt,den bynaam van een voornaame Eigenfchap van dit zeer bekende Gewas hebbende, worden de Verfcheidcnheden van hetzelve t'huisgebragt > die in Boomachtige en Heefterachtige Palm be- itaan. De eerfte is by Dodonjeus zeer wel afge- beeld onder den naam van Buxus , dat is Palm of Boom - Palm ; want de Duitfchers noemen hem Buchsbaum, de Engelfchen Boxtree , en fommi- gen in de Nederlanden Busboom oï 'Bosboom , waar van de reden blykbaar is; zyndc het Hout om Doozen van te draaien zeer bekwaam. Deeze Boomachtige of grove Palm bemint Uoófi koude, lugtige, Bergachtige Laodfcreeken y doch ram. " is niet eigen aan de Noord elyke deelen van Europa. Ongemeen glinfteren de Bergen ia Heuvelen 'er van in Languedok cn Provence. Men vindt het Gewas ook veel in Savoije, Bourgondie en Switzerland. Op de Heuve- len omftreeks het Meir van Geneve groeit het overvloedig. Daar is in Engeland, by Dar- king- (i) Buxus. Syst* Nat. XIL Gei?» 105.51. p, 621. Vef.XUL p. 705. H. Cliff. Ups. &c. &c. R. Lug&h. 400, Mat. Mtd% 423. GOUAN. Monsp. GER. Frov. 545- TOURNF, Inft* 578. Gario* Aix. 72. am Buxus Arborescens. C. ü. Pm; 471» Biueus. DOD. Pempt* 7%z. fi. Buxus Fol* rotundioribu?.- C» B. Pin. 471. Buxus humilis* DODt Pempt. 782* P 21. Desl. VI» $rvn< Eenhuizige Heesters. IH* kingham in Surrcy , zekere Hoogte , wclké Axix!L mcn Boxhill noemt wegens de menigte van Pahru , Hoofd- Of zy in Nederland ook natuurlyk groeije, komt stuk. my^ niettegenftaande men ze in 't Duin ag- rti&.rman' ter Overveen vindt , bedenkelyk voor. In Duitfchland fchynt zelfs de Grove Palm niet bekend te zyn, dan in de Hoven. Het is in die Landen een zeer bekend Boom- Gewas, dat tot een aanmerkelyke hoogte op- fchiet , krygende fomtyds een Stam van een Arm of Been , ja ook wel een half Voet dik: wit van Schors, zeer Takkig en Blaadjes hebbende die wat grooter en langwerpiger zyn , dan in de gemecne Palm* Die vermaarde Kruid* kenner, de Heer H aller, fpreekt 'er dus van. „Boerhaave fielt de Wyfjes-Bloemen „ en de Mannetjes op byzondere Planten. Ik „ vind de laatften in de Oxels der Bladen , en , op de zelfde Plant, in de Kroontjes, aan 't ,. end van ieder Tak, de Wyfj es- Bloemen on~ ,3 der de Mannetjes gemengd. De Kelk beftaat „ uit vier roodachtige drooge Blaadjes. In 5t 3, midden van de Bloem is een vierkant Stoelt- ,, je, dat vier Meeldraadjes uitgeeft, met zwaa- „ re Toppen beladen. De Wyfjes-Bloem heeft „ een dergelyken Kelk, maar de Vrugt is Pris- 5, matiek, driehoekig, driehokkig, driehoornig. ,, Uit de Hoornen komen Pypjes voort, die naar elkander toegekeerd zyn. In ieder „ Hokje zyn twee Zaaden. Hier voegt Ray „ by , dat het Zaadhuisje zig Veerkragtig „ opent" (*). Het (*) Tourneïort hadt suiks ook gezegd. Mono i k i 227 Het Kout, dat van fommigen in Afkookzel tegen de Venus- Ziekte zo fterk geprezen is, F£fx.Ï4* wordt hedendaags weinig, en de Olie, die men Hoofd - 'er uit deflilleeren kan , wegens zyne fcherp- %T^d heid en ftank , byna niet dan uitwendig ge- dril bruikt. Men viedtze door Qüercetanus :l!s een zeer goed en kragtig Pynftillend , Be- derfverhoedend en Wormdoodend Middel, in 't by zonder tegen de Vallende Ziekte, opgehe- meld. Het Aftrekzei van Palmhout in Wyn zou tegen Kolyk en Afloopende Koortfen dis* nee Het Afkookzel is met Vrugt gebruikt tot zuivering van zeere Hoofden , en doet het Haair groeijen. De Bladen , die onaangenaam van Reuk en walgelyk van Smaak zyn , kunnen tot een Purgeermiddel ftrekken. De Wormen in de Paarden worden 'er door verdreeven. Het Hout, zynde het hardde en zwaarfte onder alle die in Europa groeijen, overtreft dezelven ook in duurzaamheid, zynde den Worm niet onder- hevig. Tot Draaijers* Sny- en Beeldhouwers- Werk in 't klein, als ook tot Kammen, Mes- hechten en andere Snuisteryën , is het derhal- ve zeer in gebruik. Ook maakt men 'er tot Plaatfnyden in Hout geen minder werks van, dan tot Fluiten en andere Mufiek-Inftrumen- ten. Van de Wortels, die fraay geaderd zyn, worden fierlyke Tabaksdoozen vervaardigd. Het Zaagzel dient de Tekenaars, om Potlood- ftree- pen uit tc doen van Papier. IU DSEL* VI. SfirUKi 228 Eenhuizige Heesters. ïiï. De Laage Palm, anders fyne Palm genaamd* AFxix,L' is hier te Lande bekender dan de Boom-Pjhn. Hoofd- Hoewel men deeze ook wel tot fieraad, 't zy stuk* tot Heiningen of Kroonboompjes , Kandelaars paim! en Pieramiedcn 3 in de Hoven bezigt , is de laage Palm van oneindig meer gebruik in het bepaalen der Bedjes en Rabatten en het formee- ren van Bloemperken. Dezelve heeft de Blaad- jes wat ronder dan de Boom - Palm , van wel- ke zy anders in hoedanigheid weinig of niet verfchilt. Van beiden komt 'er voor , die de Blaadjes met Goudkleurige of geelachtige Rand- jes heeft f of ook witachtig , voerende den naam van Bonte Palm by de Tuinlieden. Zo- danig is 'er met de Bladen aan de Punten al- leenlyk verguld , of ook met fchoone Goud- kleurig geftreepte Bladeren. Deeze Bonte Palm dient niet tot Heiningen 9 Haagjes of om de Bedden ; dewyl men aldaar een egaale Groente verkiest : maar zy liaat $ zo in 't groot 5 als in *t klein, op zig zelf, tot Kroonboompjes en an- dere Figuuren, zeer fraay Men begrypt ligt, dat deeze verandering van Kleuren alleen door de konst der Tuinlieden veroirzaakt zy (*). De zogenaamde Boom- of Heesterachtige Soort van Brandenetelen , voor dat Geflagt over- laatende , gaa ik over tor de Vyfmannigen 7 on- der welken voorkomt N E- (#) Dat men de Tuin •Palm, die gemeenlyk door fcheuren vermen' gvudigd wordt, ook uit Zand kan voortreden, heeft de Heer Osbeck bevonden. Zie St9C^Mm/cPrcr handeling. XXVI, Band. p* so< MoNOlKlA* 229 N E P H E L I U M. HU Ajdeel. Waar van de Kenmerken zyn : Mannelyke Bloemen die den Kelk vyftandig en Vrouwelyke STUK> * die denzelven vierdeelig hebben , beiden zonder Peman» Bloemblaadjes ; de laatsten twee Vrugtbeginzels , drta* ieder met twee Stylen; waar op volgen twee drooge Pruimvrugten , die gedoomd zyn , ieder één Zaadkorrel bevattende. De eenigfte Soort (i ) is een Indifche Hee- fter, welke de Bladen overhoeks gevind, van twee paaren zonder end-Blaadje , heeft : de Vin- blaadjes ttomp Eyrond , de buitenfcen grootst. Hy draagt een Tros, die overend fcaat en korter dan de Bladen is 5 uit eenige Aairtjes famenge- field. I V A. In dit Geflagt hebben de Mannelyke Bloemen een gemeenen Kelkf die driébladig is, bevat- tende eenbladige Blommetjes, die in vyven ge- deeld zyn en op den Stoel door Haairtjes onder- fcheiden. De Vrouwelyken hebben een derge- lyken Kelk en vyf Straalblommetjes , met twee lange Stylen en een naakt ftomp Zaad. De twee Soorten , in dit Geflagt voorkomen» de , zyn beiden tot de famengeftelde Bloemen fhuis gebragt geweest, doch, om dat de Meel- draadjes niet famengevoegd zyn, daar van afge- zon- (i) Nepheliatn, Syfl. Nat. Veg. XIII. Gen. 12,77* p. 711* Mant. izs, p 3 II» Deel» vl» Stuic. Eenhüïzïge Heesters* Hl. zonderd. Beiden zyn zy uit de Westindiën af A™£h> komftig. TToofd STUK» CO lya met Lancetvormig Eyronde Bladen en u eene Kruidige Steng. f£*id"geü.a' Deeze Soort , in de Akadernie - Tuinen zig bevindende, is door den Heer B. de Jüssieu genoemd Tarchonanthos met Hartvormige Zaags- wys getande 5 drieribbige Bladen, 'c Gewas , uit Zuid- Amerika af komftig, moet Jaarlyks ge- zaaid worden en heeft niettemin een regte ge- ftreepte Haairige Steng van Mans langte , met weinige Takken , en fpitfe gefteelde Bladen , van gezegde figuur. De Tros, aan 't end , beftaat uit knikkende Bloemhoofd] es , van driebladige Kelken met Blaadjes omgeven , waar in vyf Vrouwelyke Blommetjes , die de Mannelyke Bloemen van de Schyf omringen. (2) Iva met Lancetvormige Bladen , de Steng IvVftu- ) Heejterachtig. f.tfcens, neefterach- Dit Gewas gelykt zeer, wat de Bloem aan* fiige* gaat , naar het Ëlichryfum , zynde derhalve Peru- (1) Iva FoL Lanceolato-ovatis , Caule Kerbaceo. Syft. Nat. XII Gen. 1059. p- 624* Veg. XIII. p. 711. H. Ups, 2*5. Am. Acad. III t p 25. Tarchonanthos FoL Cord. Serratis, :rinerviis, R* Lugdh. 5 3 8 (2) Iva FoL Lanceolatis , Caule Fruticofo, Am* Ac ad. III. p. i$. Farthcnimn FoL Lanc. ferratis H Cliffl 443. Gron. Virg. 147* R. Lugdb. %6. Agerato aföm's Peruviana Frutes- Dffl. VI. Stvk« Eenhuizige Heesters. III. Rusland en 't Ryk van Cafan, zegt hy, gemeen Af^el* is. In de Bosfchen en Haagen van Sweeden, Hoofd» Engeland en Duitschland, is het Gewas ook stuk. overvloedig doch nergens gemeener , zo 't J£elm*n' fchynt, dan in de Elfaz, aan den Ryn, en in Switzerland. Men vindt het by ons , in veele Bosfchen van Holland , Gelderland en Overys- fel, als ook in de Wouden van Vriesland en elders. De manier van Groeijing is , in de Wilde en Tamme 5 byna de zelfde. Veele taaije ronde Ryzen of Teenen komen uit eenen Wortel voort , en maaken dus opgroeijende een Bosfchagie, dikwils meer dan eens Mans langte hoog. Op die wyze vindt men 't Gewas der Hazelaaren in 't Kreupelbofch , in Haagen, en ook dikwils aan de Slootkanten van Plantagiën , aan de Oevers van Beeken en Moerasfen; want zy beminnen vogtige plaatfen. De Bladen zyn in de Wilden kleiner, de Nooten ronder en zitten in de Hul- fen niet verborgen , groeijende by dikke Trop- pen , fomtyds van tien of meer witachtige Noot- jes, waar van echter veelen misdraagen en ledi- ge Doppen, zonder Pitten , zyn. Het zonder- linge, dat in de Vrugtmaaking van dit Gewas plaats heeft , is door den Kruidkundigen Doktor M A p f u s , in de Elfaz , aldus waargenomen. Kort na dat de Vrugten afgevallen zyn, „ zegt hy , in de Maanden September en Ok- tober naamelyk, komen de Katten voort, die geduurende den Winter aangroeijen, en „ om- ïvj o o i x i iw 235 „ omtrent het end van February of in Maart HL „ geel worden , open barften , en een overvloed A™Jf ^ „ van bleek geel Stof in de Lugt verfpreiden. Hoofd- 3, Op den zelfden tyd,en dus byde twee Maan-STUK* den voor de Bladfchieting , ja het eerste ymdr™y^m „ alle de Bloemen der Boomen , openbaart zig , zig de Vrouwelyke Bloesfem,op andere plaat- fen van de zelfde Takken , zynde Vrugtbc- „ ginzeltjes met bevallig roode Krulletjes, die „ voor Stylen of Buisjes verftrekken aan de te- „ dere Schepzcltjes* Als deeze door het Stuif» „ meel der Katten genoegzaam 'bevrugt zyn , „ verdwynen de Krulletjes of verflenzen, en „ dan groeijen de Vrugtbeginzeltjes allengs aan. Uit derzelver < menigte wordt een rykelyke „ Oogfl: voorfpeld (*).>' De vermaarde Heer, Doktor S co poli, in Karniolie, alwaar men 5t Gewas, groeijende in dat Land overal aan den voet der Bergen, Les- nik noemt , de Hazelaars waarneemende , fchryfe 5er dit volgende van. De Mannetjes- Kat komt voor de Bladen, hebbende de vyf of zes laagfte Schubben Bloemloos. De Wyf- ^ jes- Bloem , onder de Mannetjes geplaatst, heeft van zes tot twaalf ongedeelde Vrugtbe- 3, ginzels, die rondachtig zyn, wier paarfche Stylen dan eerst zig openbaaren , wanneer „ de Meelknopjes het Stuifmeel hebben uitge- ?, worpen. Ik telde op éónen Boom meer dan drie- (*) Mappi Hift. Plant. AlfdU Argentor* & Amft. 174*. II. De*l. VL Stuk, S3$ Eenhuizige Heesters, III. J5 driehonderd Katten, in ééne Kat tweehon- Afxix^ » derd dertiS Schubben , in ééne Schub agt Hoofd- „ Meelknopjes , en twee Beursjes in ieder stuk* ^ Meelknopje. Wie zal 't getal der Stuifmeel- JgtmdKm » boII^tjes in ieder Beursje begrooten ? Zie daar 35 een wonderlyk Voorbeeld van Vrugtbaarheid 3? en nogthans vergaan de meefte Schepzeltjes 55 uit gebrek van Bevrugting , ja fomtyds komt 3> naauwlyks eenige Vrugt van den geheelen „ Boom(*> 't Voorjaar van 1755 zeer Winde- 5, derig zynde, groeiden 'er byna in 't geheel 3> geen Hazelnooten, en even 't zelfde was in 't 5, voorgaande Jaar 5 door de menigvuldige Voor- 55 j aars-Regens 5 veroirzaakt (f)." Tamme. De t2mme Hazelaars zyn , ten minfte in onze Gewesten 3 die wisfelvalügheden zo veel niet onderhevig. Dit kan daar uit voortkomen , dat dezelven hier te Lande niet zo zeer aan den Wind bloot gefield zyn 5 veelal door ander Ge- boomte befchut , en door hunne laagte het ge- weld van den Wind ontduikende. Men maakt 'er nogthans, door wegneeming der geduurig opfchietende zyd- Scheuten of Uitloopers, taa- melyk grootq Boomen van 9 met Stammen van aanmerkelyke dikte (4.) , die 5 het eene Jaar meer (*) De opgegevene Telling maakte op den Boom meer dan een MÜlioen Beursjes uit , en zo ieder Beursje maar eens dui- zend Stuifmeei-Boiletjes bevatte, dan was de Vedpilüng van *r Manrie'yke Zaad hier verbaazende. (|) Flora Catniolica. Viennac* 1760. p. 41^ (|; Hodie Francofurti ad Mcenum, in ipfi Urbe, in Ar- tais vafte magnitudmem culcma excrevit. MfiNTz. lndt p. 4£, M P N O I K I A. meer , het ander minder , doorgaans reddyk Vrugt- III. baar zyn. Het Gewas vereifcht, om goed van rÈg?*1» Dragt te zyn , dat men het door Uitloopers ver- Hoofd- menigvuldige. De groote lange witte, die in STüK» ruige Bolfters zitten , zyn de finaakelykften. De- g ?*iyan- zeiven groei jen met één of twee, en ten hoog- 1 # ftc drie of vier Nootei> aan éénen Steel (*) De Hazelnooten, hoe zeer ook tot Vcrfhape- ringin gebruik , leveren, inzonderheid gedroogd zynde, een hard cn niet ligt verteerbaar Voed- zel uit* De Olie, uit dezelven geperst , is on- der den naam van Oïeum Nucum bekend en te* gen de Tandpyn aangepreezen geweest. Men vindtze in de Winkels, doch zy wordt meese gebruikt in Handwerken. Verfch zynde komt zy vry veel met de Amandel-Olie overeen en de EmulGe van Nooten is tot verzagting der Wa- terwegen niet onnut. Van de Kolen , die van het Hout in een beflooten Yzeren Potje gebrand zyn , bedienen de Tekenaars zig gaarne. De Ryzen of Uitloopers zyn, belachelyk, tot Wi- chelroeden , om verborgen Schatten , Mineraa- Jen of Waterloopen op te fpooren, gebezigd. In 't Graaffchap Tyrol maaken 'er de Boeren , met beter uitflag, gebruik van tot Vogelknip- pen x?n Mollenvallen. Tot Hoepen van Vaat- werk gebruikt men de gefpleeten Twygen el- ders, en het Hout is in de Werktuigen niec on- dienftig. De Olie, door Deftillatie daar uit ge. trok- (*) Aanmerkingen op 't aanU^gen vun Lusthêven en Plan- têgiè'n, p. 1$6, II, deel» VI* Stuk* 238 Eenhuizige Heesters. III. trokken, en door verfchcide Overhaalingen, op ATxifU ongebluschte Kalk, tot eene Goudkleur gebragt. Hoofd- is onder den naam van Oleum Heraclinum te- stuk. gen ^e Vallende Ziekte opgehemeld door «den ft;^^"Kcizerlykeh Lyf-Arts Rulandus; doch heeft reeds lang haar achting verboren. Ik heb nog niet gefproken van de byzondere benaamingen , welken dit Gewas in Europa voert. De Franfchen noemen den Boom Cou- drier of Noifettier, om dat zy de Vrugten Noi- fettes heeten , dat is Nootjes, in vergelyking met de Ockernooten of Walnooten, die men by ons gemeenlyk door den Naam van Groote Ncoten onderfcheidt. Zo let ieder Landaart meest op het gene by haar gemeenst is. Zy ge- bruiken echter ook 't woord Avellane$> gelyk de Italiaanen, die ze anders Noccivoli of NoceU li tytelen. De Engelfchen noemen de ruigen Filberds , doch zeggen anders Hafelnuts , 't welk weinig van de Hooguuiffchc benaaming verfchilt. Voorts zyn de Hazelnooten onder den naam van Nuces Pontic® , pranejlincz , Heracleoiic® > by de Romeinen bekend geweest (*). u Ca) Hazelaar met fmallefpitfe Stoppeltjes. Corylus Cdiurna. Levamfche. (*) E&torrmur zegt PjlinïUS , dat is, deeze worden ge- braden; weke gewoonte nog in Italië en elders plaats heeft ^ als wanneer zy tot Spyze beter en minder bezwaarend zyn voor de Maag. Bon* quippe MatronA Hifpani€A toftis vulgari- ar utuntur ad gratificandum Stomacbo , Ortbrumque confor* tandum% non fine fuccesfu. KkJ. Car. Plant. Angl. p* 80. (a) Cor^hs Stipalis linearibus acutis. H. Cliff* 4+3, R. Lugdb. M O N O I K I A» Het laatstgemelde zou echter meer zien kun- fII# nen op deeze Soort, welke door Plinius Fxi£Li fchynt bedoeld te zyn met den naam van Nu- Hoofd- ces barbatcB , dat is Gebaarde of Baardnooten.STÜK* Deeze zyn het\mooglyk, welke hy zegt Abel-dria. lina genoemd te worden naar de Groeiplaats, waar van 't woord Avellana zal gemaakt zyn , of van Avellanum een Stad in Campanie , zo Servius wil. Uit Klein Afie waren zy in Griekenland overgebragt , en daarom voerden zy den naam van Nuces Ponticce en van He* racleotica naar de Stad Heraclea in Pontus. De bynaam Colurna, een woord dat by Vir~ giliüs van den Hazelaar, by Festüs van den Kornoelje - Boom afkomftig fchynt te bete- kenen, zou, wanneer de Bladen zo als in de Indifche Hazelaar by Seb a zyn, in de laat- fte zin hier te pasfe komen. Doch, hoe kan dit itrooken met de zeldzaame kleine Hazel- nooten-Boom , die van Konltantinopolen , nu omtrent twee Eeuwen geleeden, in Ooftenryk overgebragt was, zo Clusius meldt, zynde deszelfs Vrugt zeer in achting aan 't Turkfe Hof, als een Lekkerny? Die Heefter groeide zelden meer dan een Elle hoog , draagende , op dunne Steeltjes , zeer Lugdb, 8u Coiylus Byzantina. HfcRM. Lugdh 191* Seb« Mus. U T. 27. f. 2. Avellana peregrina humilis. C. B. 418, Avellana pumila Byfaiuina, Clus. Hifi. I. p# 11. Pann, p, 120* II» De&U VI« $ïUK# Eekhüizic'e H E £ S ï 1 rs HL zeer dikke en grootc Hulfen , in veele dikke AFxlxL' en 'an£e ^^PPen verdeeld , van agteren ook Hoofd- veele korte byhangzels hebbende. Deeze Hul stuk. fen waren van buiten zeer hard en ruuw, van inttmtn- kjcnen glad ^ bevattende eene Vrugt gelyk die der Wilde Hazelaaren , maar korter en met een harden Dop : zynde die Vrugt door ge- dagten Autheur afgebeeld. De Nooten, daar van gezaaid , bragten hem Gewasfen voort , die tot eens Mans langte en hooger opfchoo- ten , hebbende Bladen wat langwerpiger dan de gewoone Haazelaar 3 doch niet minder rim- pelig en ook op de kanten Zaagswyze getand. Toen hy > in 't jaar 1593 , van Frankfort ver- trok, bevondt zig daar zulk een Boom, wel- ken hy liet blyven, en die in 't jaar 1595, zo hem berigt werdt , nog geen Vrugt gedragen hadt. De Enkelbroederigen leveren verfcheide Ge- Aagten uit , waar onder hier eerst in aanmer- king komt C R O T O N. In het welke de Mannelyke Bloemen v'yf- bladig zyil 9 met een Cylindrifchen vyftandi- gen Kelk en van tien tot vyftien Meeldraad- jes hebben : de Vrouwelyken zonder Bloem- blaadjes een veelbladigen Kelk , met drie Sty- len die gefpleeten zynv3 en een drichokkig Zaad- huisje met enkeldc Zaaden* Vee* M G~ N O I K I A. 24l Veele Soorten komen 'er in voor, waar van III. de mcefte Heefterachtig zyn , als volgt. Boon^ xix (1) Croton met Lancetvormige > effemrandige 3SXÜK/ gladde , gemarmerde > gefteelde Bladen. I# Dit Gewas , dat men aan de Kust van 7*™»$*. Malabar Tsjerc- Maram , en in 't Neerduitfch '™onu Meerling noemt , is onder den naam van Codinho of Bahingora bekend op Ternate, alwaar het meer groeit dan op Java, in Oostindie. 't Is een Gewas , meer dan Mans langte hoog , verfchillende door de figuur der Bladen , die in de tamme Soort breedcr , in de Wilde fmaüer en als gekruld zyn. De eerstgemelde munt uit door een fierlyke Marmering der Bladen , welke zig byna eveneens vertoonen , als of zy met ftukjes en brokjes Bladgoud beplakt waren ; gelyk men dit door 't ge- meene Volk de Maagdepaim tegens een Brui- loft zien doen 5 en om die reden worden de Takjes van dit Gewas in dergelyke en ande- re plegtigheden , of op Gastmaalen, van de In- diaanen gebruikt : ja hier door flrekt dit Ge- was op Java ook tot verfiering der Bloemho- ven. Men heeft het insgelyks met Riemachtige Bla- (1) Cnton FoU Lanceolatis, integerrimis glabris pi&ïs pe» tïolatis. Sysu Nau XII. Gen. 1083. p. H» Veg* -XIII- p. 721 Codiaeum chryfoftichum , teniofam & fylveftre. RumPH» Amh* IV. p. é$ *%. T. 25-27- Tsjere - Marani» Hert* Mal, VI. p. 109. T. 61* BURM» FU Ind* p. 3 33 • Q. II» DBIL, VI* STUK* <2]i Eenhuizige Heesters. Bladen , die geheel geel zyn. De Bloemen 9 A?x^L' zo wel als de Vrugten, komen aan lange Ris- Hoofd- ten of Aairen voort. De Bladen zyn tot stuk. Moes niet onbekwaam, bevattende een Wey- broedt, achtig Sap , dat uit de afgebrokene Steelen druipt. ir. (2) Croton met fpits Lancetvormige > effen- Cascaliiïa. randige 3 gejleelde Bladen, die van onde- Kaskarüla. ren Wollig zyn ; de Steng Roomachtig. Deeze Heefter , door Catesby overvloe- dig op de Bahama - Eilanden gevonden en van hem Ricinoides met Bladen van den Olyf-Wilg genaamd , groeit zelden ter hoogte van tien Voeten cn heefc langwerpige fmalle geinkfte bleekgroene Bladen. Dezelve geeft aan 't end der Takken , uit zekere Kelkjes 3 kleine zes- bladige witachtige Bloempjes , met geele Meel- knopjes. Hy draagt witachtig groene Besfen, in drie Huisjes , van grootte als een Erwt 5 gefcheiden 9 welke ieder een zwart Zaad be- vatten. Het zoude , volgens hem , 't Gewas zyn 5 dat de zo bekende Cortex Cascarilla uit- levert, welke ons uit Peru toegevoerd wordt, val- (z) Croton Fol. LanceoL acutis , intcgr. petiolatis , fub- tus tomentofis, Caule Arboreo. Am. Acai. V. p.411. Cro- ton ere&um glabrum &c. BroWN. Jam, 347. Ricinoides Elxigni folio. CATESB. Car. II. p. +6> T. 4*. PLUM. Sp. 20. Tc. 240, f. 1. Ricino affinis odorifeta Fruticofa major > Rosmarini folio , Fr* tricocco albido. Sloan. Jam. 44. ffljl. I. p* X33. T« se. f. 1. Cascarilla Mat. Md. 470* MoNOlKIA. 24$ vallende des Boomachtiger in Zuid - Amerika Öfe, dan op dc gedagte Eilanden. ™X#L< Deeze Bast , die in de Winkels ook Chaca- Hoofd . rz/Za en fe)fÜ?i Eleutherii genoemd werdt, ÉfT^': voor een Basterd - Soort van Kina gehouden ddphilT geweest. De Hoogleeraar Stisserus heeft 'er , allereerst , gewag van gemaakt , in 't laatst van de voorgaande Eeuw. Hy hadt 'er iets van bekomen door een Heer uit Engeland , die hem verhaalde, dat men aldaar het Schraap- zel daar van onder den Tabak mengde, om ?cr, in 't rooken , een aangenaamen Geur aan te geeven. Deeze Bast, naamelyk, heeft dit byzonders , dat hy > verbrand wordende, een ilerken Moskeljaat - Reuk verfpreidt. Vervol- gens ontving hy dien ook van een voornaam Koopman te Amfterdam , met geen melding van eenig ander gebruik. Naderhand is deeze Bast in Duitfchland uitgevent geworden als een Koortsmiddel ; doch 3 hoewel 'er een aanmer- kelyke verfterkende , de Geeften opwekkende en Zweetdryvendè hoedanigheid in heerfebt , en hy derhalve in fommige Epidemifche Ziek- ten , die uit verflapping en Slymigheid der Vogten ontftaan , dienftig bevonden zy, kan men hem echter , in geenen deele , met de Kina gelyk (lellen. In Borstkwaalen is deeze Bast , tot verzagting en om de uitloozing te bevorderen , van Stahliüs zeer aangepree- zen. Het voornaamfte en weezentlykfte gebruik heeft 'er men van tegen den Buikloop, inzpn- .:,n* (^2 > der- li. tHiU VI» STUSU 244 Eenhuizige Heester $♦ III. derheid wanneer die met bloedige n Stoelgang 'Afdeel. gepaar bris. Hort. Cliff* 44*« R» Lvidb. 201. Ricinoides paluftre , Foliis oblongis ferratis , Fru&u hispido. Mart, Cent. 38. T. 38» (6) Croton Fol. ovatis obtuflusculis integcrrimis , lsvibus , Fru&ibus pedunculatis. Am. Acai. V. p. 409. Croton fru-' ticofum &c. Brown. Jam. 34g# Malt folio Arbor Artemifï* odore & flore. Sloan. Jam. 139. Hifi* II. p» 30. T. 174. f. 3,4. RAJ. Dendr. 5,1. (7) Croton Fol. rhombets repandis, Capfulis pendulls * Cau- ïe Herbacco. H Ups* 290. Mat* Med. 441. Gouan. Monsp* 495. Gron. Oriënt. Croton Fol. ovatis , plicatis fcabris &c. R. Lugdh. 532. Sauv. Monsp. 305. Ricinoides ex qua pa- :amr Tournefol Gallorum. Tournf. Jnfi. 6s$* Niss. Mtm. de MONOIKÏA. 247 den> hangende Zaadhuisjes en een Krui- in» « Afdeel» dige Steng. Xlx. Hoofd - Dit is een Europilch Gewas, dat eene ver- stuk. maarde Verwftof uitlevert. Toürnefort noemde het Ricinoides , waar van de Tourne.delfk*' JU der Franfchen, zegt hy, bereid wordt. Be- halve de gewoone Soort, de Driehokkige Zon- newende van Bauhinus, heeft hy nader- hand nog van eene, die de Bladen langwerpig cn Haairig, en van eene, die de Bladen wel langwerpig en Zaagswyze getand , doch niet Haairig heeft, gefproken. Deszelfs voornaamfte Groeiplaats is in Languedok 3 omflreeks de Stad Montpcllier, op woefte plaatfen. By Aix in Provence ziet men 'er ook geheele Velden van , zo Garidell getuigt ; doch het zal miflchien daar gezaaid worden. Men vindt het Gewas ook in de Ooflerfche Landen en zelfs , zo 't fchynt, in Oostindie. Ten minfte is een Plantje van dien aart , uit het Kruidboek van Garcin, op Java verzameld, door den Heer N. L. Burmannus in Afbeelding gebragt. Uit een ronde Penwortel fchiet het een rondachtige Steng van verfchillende hoogte , •met Takjes bezet , die meest uit de Oxels dei- Bladen voortkomen. De Bladen zyn van eene ver- de 1712. p. 337. T. 17* Heliotropium tricoccum. C. B. Pm. 2f J. RAJ. llift. 165. BUKM. FI. Ird, p. 304. T« 6z. f4 £, £OB Icon, Ztl. IL Deel. VI* Stük* Züfi Eenhuizige Heesters. III. verfchillende figuur, nu breeder, dan Ian^wer* Afdeel . . ö „ ö xix. P'ger » eenigermaate naar die van Heemst ge- il oofd- ïykende, bleek groen en als Afchkleurig, zeer STU^ t lang get*eeld. De Bloemen maaken Trosjes deri/e, r uit , voortkomende aan de Takken , en be- ftaande uit onvrugtbaare en vrugtbaare Bloemp- jes , beiden niet de opgegevene bepaalingen van dit Geflagt overeenkomflig. De Kelk en Bloem is vyfbladig : de Meeldraadjes , agt in getal , zyn , even als in de Enkelbroederige Planten f te famen gegroeid. Het Vrugtbegin- zel wordt een ronde knobbelige Vrugt, donker groen met witte Puistjes , in drie hokjes ver- deeld, die ieder een rond wit Zaad inhouden* Zy zit met haaren Kelk aan een taamelyk lang Steeltje., zo dat , wanneer de eerfte of Man- nelyke Bloemen , die aan den top van het Trosje zitten, afgevaren zyn, dit Steeltje zig ombuigende, de volwasfen Vrugt aan de Tak- jes op zulk eene manier hafegt, dat veelen zig verbeeld hebben, dat de Bloemen en Vrugten van dit Gewas op afgezonderde Stammetjes voortkwamen. De Franfchen noemen het, moog- lyk om dat het naar de Nagtfchade gelykt , Maurelle. De Tour. In de Geneeskunde is hetzelve van weinig ueioi. 0£ geen gebrujjc. c]an moog!yk uitwendig; alzo het Sap een zuiverende kragt heeft. Het is de Grondflag van een voornaame Verwflof, welke echter niet, gelyk Lemery en Po- met gefchreeven hebben, uit de Vrugten, maar MONOIKIA. 249 maar uit het Loof van dit Kruid vervaardigd III- wordt. Men gebruikt de geheele Plant, dieA^L- in de Nazomer wordt ingezameld , den Wor-HooFD- tel alleen wegfmycende, en, na dat dezelve 'in%T^P ^£ een Molen is gekneusd of fyn gemalen > wordt p^*4 * 'er het groene Sap uitgeperst , door middel van een Werktuig, dat naar een Boekbinders Pers gelykt. Lappen van oud Hennipdoek , hier toe in menigte vergaderd , worden dan, een en andermaal , in dit Sap geftoken , zo dat zy van 't zelve wel doordrongen zyn ; 't welk door Vrouwvolk in een foort van Wafchtob- bens gefchiedt. Zy leggen dan die Lappen, in de Zonnefchyn , op een Haag te droogen. Vervolgens een Kuip hebbende met Pis , waar in men zekere veelheid levendige Kalk fmyt, worden die Lappen in menigte op een Houten Rooiter daar boven gelegd 3 om den fcherpen Damp te ontvangen 5 die dezelven paarfchach- tig blaauw maakt. Dit gelukt zelden in eene reis : men moetze , op nieuws gedroogd zynde , nog een en andermaal in het Sap fteeken, en dan wederom over gezegden Damp leggen 5 tot dat zy de vereifchte Kleur aangenomen heb- ben» Grand - Galargues , een Dorp in Langue- dok, vyf Mylen van Montpellier , is lang de voornaame en byna de eenigfte Bercidplaats ge- weest van deeze Verwftoffe (*> Dee- (*) Zie het Vertoog over 't maaken van de Tonrnefol ia Vrankryk, door den Heer Montet, uit de Mem. de VAc&d. ie Paris , de 17*4, vertaald overgebragt in het IX. Deel der Uitgez* Vtrhandé p. 27 s« II. DSït. VI, Stuk, Het Lak noes, 050 Eenhuizige Heesters. III* Deeze gekleurde Lappen , ons van Cette aan A xix[L de Middellandfche Zee onder den naam van Hoofd- Tournefol toegebragt, zyn, een reeks van Jaa- sTUKe ren ^ door de Noordhollandfe Kaaskoopers in menigte gebruikt , om de ronde Zoete Melks of zogenaamde Edammer Kaazen , van buiten , daar mede te beitryken , en dus daar aan een donker paarfche Korst te geeven. Dit maakt deeze Kaazen , na dat zy afgefchraapt zyn , fraay voor 't Oog, en zou, zo men zig ver- beeldt, ook dienen tot derzelver duurzaam» heid; fchoon het binnenfte daar van, oogfchyn- lyk , niet aangedaan wordt. By myn geheugen zyn deeze Lappen zo duur geworden , dat ge- zegde Kaaskoopers zig van Brafilie of Fernam- bucq en blaauw Hout ten dien èinde begon- nen hebben te bedienen ; als waar van het Af- trekzei dergel yke Kleur uitleverde. Of die duurte door een mindere inoogfting van 't ge- zegde Kruid , 3t welk , in 't wilde en maar op fommige plaatfen van Languedok en Provence groeijende , mooglyk meerendeels verbruikt zal zyn, dan door een andere befteeding van deeze VerwftofFe ontftaan zy , is my duifter. De Franfchen hebben zig wel verbeeld , dat het Laknocs, 't welk zy Pierre de Tournefol noemden , door de Hollanders , van wien zy dat ontvingen , van gezegde Lappen of van de Verwftof , daar in vervat , gemaakt werde. By fommigen wordt dit , niettegenftaande zy erkennen dat de bereiding van het Laknoes nog een M O N O I K I A. 251 een Geheim is, volkomen vastgeftcld (*)• On- UI» dertusfehen is die Verwftof reeds lang in me- xJ*f*^ nigte hier vervaardigd; zo dat zulks naauwlyks Hoofd* oirzaak fchynt tc kunnen geweefe zyn , vanSTUK* gezegde duurte. Men wil, dat van de Tom- deipbZT ncfol ook gebruik gemaakt worde om den Roo- den Wyn te kleuren en miffchicn gefchiedt dit daar mede in Vrankryk zelf. Men zegt, dat dergclyke Lappen, metCon- chenilje gekleurd, ons ook wel uit de Levant, onder den naam van Tournefol, worden toege- bragt. Zy heeten in ?t Italiaanfch Pezzetta , in 't Franfch Bezette , of liever Bellette , in 't Hoogduitfch JFarb - oder Schminkfleeklein of Spa- nlfcher Flor ; alzo menze tot Blankctfel bezigt. Daar zyn roode van en blaauwe, die dan ook dienen kunnen om een Kleur te geeven aan de Liqueuren en Pottagiën. De beften komen uit Turkye (f). Mooglyk zyn het deeze of dergelyke , waar van Garidell, hoewel zeer verwardelyk , fpreekt (|). (8) Cro- (*) Zie BOM ARE TVcordenbo'k)0$'t Artikel van Tournefol; als ook Linnt. Mat, Mèd.'jwïzt hy zegt , Lacmus foccus Tor- nefolis ên 't gedagte Vertoog, (t) TRILLER! Thes. Medicam. Francof- 1764. p„ 34. Sub nomine Tornafolis rubra & cxrulea, Conditoribus, 'zegt hy) Coquis atque Coquabus, ad Gelatinas tingendas Liquo- refque infïciendos utilitatem fuarn dant , dicant , confecranr* (4.) Le Tournefol qui eft en petits pains cubes , qu'on vend chez nos Droguiües , eft thé des Gousfes du Fruit de cette Plante. Le Tournefol nous eft aporté d'HolIande ou on le prepare, On en teint aufil des vieux Linges, qu'on pre- pa- XI» Deel. VI Stuss* $5* Eenhüizige Heesters* IIL (8) Croton met langwerpige Zaagswys' getart* ' AFxixL# de Bladen, die aan het doetje twee Klie- Hoofd* ren hebben > en ongedeelde Vrugten. STUK* vin. Cp) Croton met Hartvormig Eyronde , van GiIrTuh' onderen Wollige , effenrandige een wei- fum. nis getande Bladen. Gekeerd. 6 ö *x Dceze, uit Amerika afkomftig, bevondt zig ve?züveid'in dc Europifche Tuinen, de voorgaande groeit op Jamaika. x. (*o) Croton met Ruitachtig geronde , weder- Srdr«- %yds SefPi1;fte > tffwrandige, gladde Bla- fende, den* De Heer Osbeck nam deeze in China, doch zeldzaam, op vogtige plaatfen waar. Het is , zegt hy , een kleine Boom , in 't Chineefcb 0-ka*o genaamd, en in 't eerfte aanzkn naar den Europifchen Ratelaar gelykende, Hygroeic zeer pare dans les Piys feptentrionaux , dont on fè fert pour don* tier cette Couleur aux Gelees , aux Vins &c. Plant, d'Aix 403. (8) Croton Fol. obiongis fêrratis Bad biglandulofis, Fruo tlbus fesfilibus. Am. Acnd, V* p. 409. Croton minus tricho» tOjnum fubhirfutura &c* BJROWN. Jam. 346. (9) Croton Fol* cordato - ovatis fubtus tomentofis integiis fubferratis. //. C*/^ 444.. R. Lugdb. 201* (10) Croton Fol. rhombeo - rotundatis urrinque raucronatis integeirirnis glabris. Osb, 245. Ricinus Chinenfïs Sebifera Popuii nigr* folio. Pet. Ghz, 53. T« 34. f* 3* Evonymo afH. ais Sinaruai &c. FLUK Amaltb. 76, T. 390 f. 2. Arbor Scbifcra Chineaüs Km*yeu, Mart, jlb Compte, amaï. MONOIKIA, 253 zeer Takkig en omtrent eens Mars langte IHfe hoog , hebbende de Takken rond en glad , met Knoppen. De Bladen , die Jcr overhoeks aan Hoofde ftaan , zyn glad en gelyken naar die der zwar-5TUK# te Popelieren , van onderen wat Wollig, QWdeipbiaT met veele Ribben , hebbende lange Draadach- tige Bladftcelen. De Bloemen, die geel zyn, maakcn Trosfen uit, aan 't end der Takken, 20 wel van Mannelyke als Vrouwelyke Bloe- men. De laatften , zes of zeven in getal , ziuen onder de anderen , en hebben een Ey- rond Vrugtbeginzel met drie omgeboogene Sty- len of Stempels. Geen rype Vrugt hadt hy 'er van gezien ; zo dat hy niet verzekeren kon , of het de Smeerboom is , waar van men in ze- kere Provincie van China Kaarfen maakt, vol- gens Pater du Hal de, Deszelfs Vrugt , zegt deeze , is met eene driekantige Schaal bekleed , waar in drie zwarte Zaaden , als Erwten , vervat zyn , die ieder een bekleedzel hebben van Vettigheid als Kaars -Smeer; ope- nende zig deeze Vrugt , in de rypheid , als de Bolder der Karftengen. (11) Croton met Eyronde gladde, gefpüjie , xt. Purgee» (11) Croton Fol. oratls, glahris, acumïnatls fèrratis , Cau!erend. Arboreo. Fl. 2?eyL 343» Mat* Med. 440, Rïcinoides Indica Folio lucido. &c* Burm. 'ZeyU 200. T. 90. Finus Indica nu- cleo purgsnte, C» B Pin. 492. Lignum Moluccenfe foliis Malvee , Fru&u Avellana: &c. C. B. Pin. 3 93- Granum Mc luccum. Rumph. Amb. IV. p. 98, T. 42* Cadel - avanacu. Hort* Mal. II. p. 61. T. Hift taamelyk lang geiteelde , gladde Bladen , aan den top Aairen van Bloemen draagende, tusfehen twee Takjes van den zelfden aait. De Aairen beftaan bo- ven uit Mannelyke Bloemen 3 van agt Blaadjes en zestien Meeldraadjes, zonder Kelk. Onder dezelven komen de Vrouwelyke voort, die in een veeldeelige Kelk een rondachtig Vrugtbe- ginzel hebben , met drie Stylen , wordende een ronde driehokkige Vrugt , welke in ieder M O N O I K I A. 255 holligheid een glad en glanzig 5 langwerpig III. Zaad bevat, dat aan de eene zyde bultig, aanAF^4 de andere platter is , eenigermaate vierhoekig , Hoofd* Afchgraauw met eenige bruine Vlakken. HetSTÜK* is een weinig dikker, doch gelykt anders taaueijïlï™* melyk wel naar de Steentjes of Nootjes der Pynappelen. 1 Dit Zaad bevat , in een dunne Dop , een Purgeer» witachtige Kern , verfch zynde van een wal-Pmen% gelyken , fcherpen Smaak, den Keel branden- de als men 't inneemt, Om die reden is het zelfs by de Indiaanen veel buiten gebruik ge- raakt , die naderhand begonnen hebben de Wortelen in te neemen van het zelfde Ge- was. Her man nu s getuigt by Ondervin- ding, dat ieder Grein van de inwendige zelf- ftandigheid één Stoelgang maakt; zo nogthans, dat men 'cr, van drie Grein, vyf heeft. Het was meest tot flcrke Purgatiën in gebruik 5 voor Waterzugtige Menfchen , en de fcherp- heid van deeze Zaaden werdt door dezelven onder de Afch te braaden , in Pis of Azyn te kooken , of met verzagtende Pappen in te gee- ven f gemaatigd. De Europeaanfche Genees- heeren, nogthans , onthouden zig, wegens de onveiligheid , van deeze Purgeer - Pitten , ha- tende het ingeeven derzelven voor de Kwak- zalvers, die den Patiënt dikwils op de proef zetten , over. Boerhaave zelfs , en ande- ren , hebben dézelven voor Vergiftig gehou- den. De uitgeperfte Olie is uitwendig , om door H* Dbel. VI, Stuk» 356 EENHttiziGE Heesters III. door beftryking Afgang te verwekken , van AFxix^ vciIiSer gebruik. Hoofd* Grïmmius zegt', dat de Grana Tigliu «tuiu van Boomen komen, die menigvuldig groei jen Panava.Vanby Colombo op Ceilon , wordende Gajapala genoemd aan de Kust van Malabar. Hy merkt aan , dat binnen in de Pitten zeker Vliesje zit 9 't welk men 'er uit moet neemen , om dezelven veiliger te kunnen laaten gebruiken. Voorts twyfelt men niet , of het is dit Gewas , waar van het Hout van Panava komt, dat van ouds beroemd is , wegens zyne Purgeerende kragt, zullende, naar alle gedag ten, de boven- gemelde Wortel zyn. Het voert den naam van Lignum Moluccenfe by A costa , en heeft den anderen van 't Maleitfch woord Pana war3 't welk allerley kragtige middelen aanduidt Som- migen , nogthans , fchryven Lignum de Pavana. In Europa is hetzelve naauwlyks bekend» xi t. (ia) Croton met Eyronde gladde Bladen , iu?td°uT geaairde Bloemen , die veeldeelige Stylen Gladbla- hebben , welke neergedrukt ruigachiig dlg' zyn: de Steng Heejlerachtig. Dee- f12) Croton Fol. evatis glabris , Flor. fpicat's, Stylïs multi- fidis depresfo - pubescentibus , frutescens. Syst Nat XII , XIII. depresfo* patentibus* Loefl. It. 234. Mant. 407. Croton Fol. ovatis glabris, Ramis nudis, Racemis fpicatis. Berg, TbiL Tranfaft. Vol. LVIII. p. 132. T* 7> Croton Foi. fub- ferratis glabris oppofitis fubterminalibus Articulorum. Am. Ac ad. v. p% 410. Croton erefturn glabmai &<;♦ Brqww. 7*m. 347. M O N O I K I A; iyj Deeze Westindifche of Amerikaanfche gelykt .10. veel naar de voorgaande, maar de Bladen zyn AF£f£L; gepaard , minder getand, cn in 't geheel niet Hoofd- geribd. De Mannetjes - Bloemen hebben $ft8™*^, Kelk tienbladig, Schubachtig bekleed, van bin-^** nes ruig : den Kelk der Vrouwelyken vyfbla- dïg; het Vrügtbeglnzèl ruig, met drie Stylcn, die in zesfen gedeeld zyn , gekroond. Een fraaijc Afbeelding en befchryving daar van , door den • Sweedfchèn Hooglecraar Beroiüs, is in de Verhandelingen der Koninglyke Sociëteit van Londen, op 't jaar 1758, aan 't licht gebragt. (13) Croton met Ey ronde , Wollige f Zaag- xiru, tandige, gefieelde Bladen, m Wollige Kei- ken. rum. Dc eigenfehap van een Soort van Gom LakgclK" te draagen, die zig als een Knop aan den oir- iprong der Takken en in de Oxels der Bladen ver- toont , geeft den bynaam aan dit Ceylonfche Gewas , het welk ook valt in andere deelen van Öostindie. Volgens de Waarneeming van Her- ma n n u s is deeze Lak zeer fchoon rood , fraaijer en zuiverer dan die$ welke men uit f13) Crotcn FoLovatis tomemofis fermlatis periolatls, Caly- cibus tomentofis. Fl. Zcyh 344* lücinoides Aromatica Arbor &c* DURM. ^?>f *o.ïi T. 91. BURM. FL InL p. 304. Rici- nus Aromaticus fpicatus , Fol. Circaea: &c. Pluk. Alm, 320. RAJ. SuppL 113- Hakcus terreftas, Rumph, Amk III. p; 15,7. T. 127* R lh DEEL, VI. STU3S. fjS Eenhüizige Heesters. III. Pegu en Siam krygt , en welker verzameling of AFxixL bereiding aldaar aan Vliegende Mieren tcege- Hoofd fchreeven wordt (*). De Ceyloneezen verlak- stuk* y,eü >cr verfcheiderley Rottiijgjes , Piekfteelen tofrT'1 T'e en Mesfen- Hechten mede, zegt die Waarnee- mer, noeme nde het een Boom. De Land Ha- leky van Rumph jus, welke men hier toe be- trekt , mag , zo die Autheur zegt % geenszins een Boom geheten worden, als laag zyndemet een Stam van een Been dik en van Gewas als onze Hazelaaren, draagendeook dergelyke Bla- den, Men vondt ze driedtrley ; een gemeene , een w^tte en een ruige, allen in 't wild groeijen- de. De Vrugten , nogthans , fchynen, volgens zyn berigt, niet volkomen te ftrooken met die van dit Gellagt. Men maakte , op de Moluk- kes, meest van het Hout tot Sparren of Lat- ten gebruik* De Bast van den Wortel des Ceylorfchen Booms , is Kruiderïg en purgee- rende , wordende het Aftrekzei daar van , zo wel als dat der Bladen , in Melk of heet Wa- ter, ingenomen en dan dikwiïs een geweldige Ontlasting maakende naar boven of beneden. xiv. (14) Croton met Lancetvormig Eyr rum» Balfemgee* (*) Zie dien aangaande rayne bedenking, in het I. Deel* vend, x. Stuk , vin deeze Natuurlyke Historie , bladz. 521. al- waar mooglyk , met de Gom Lak van Beng^ie en CeyJon 9 deeze wor ic bedoeld. (14) Crêton Fol. ovmo-LanreoJar'.s ïnregerrïmis , fcabris, fubtus tomentoHs. Mant. iz$, Croton Pol, Lanceolatis &c, JACQ» Amtr* Hifi. p, 25 s% T. 172. f. MONOIKIil. jfitjp m , effenrandige , rara onderen ïVollige III. JZadro. Afmel. De Heer Jacquin vondt deeze Soort mc-g^^' ftigvtildig op Rots- en Steenachtige plaatfen aan MonadeU den Zeekant , op de Eilanden Martenique en?*;* Kurasfau. Het was een Takkige zeer welrie- kende Heefter, van drie of vi(;r Voeten hoog, overal met een digte geelachtige Wolligheid be- kleed, en uit ieder afgebroken deel een dikken Balfem , Drups wyze , uitgeevende. Dezelve hadt de Bladen van boven groen , van onderen ros, twee of drie Duimen lang* Aan 't end der Takken kwamen Aairtjes voort, van kleine wit* te Bloempjes. Die van Martenique , het noe- mende Kleine Balfem, destilleerden uit het Loof met Brandewyn een Geeftig Vogt, by hun over Tafel in gebruik en Èau de Mantes genoemd wordende. (15) Croton met Hartvormige ruuwé, eeniger- xv. maate Zaagtandige, gefteelde Bladen $ de^ï^lZ Steng Boomachtig. **m. 0 0 Kruiacrïgw Deeze, op Ceylon waargenomen door Her- mannüs , was maar een Boompje , ?t welk ook een (15) Crotcn Fol. Cordatis fcabris fubferratis petiolatïs, Cau- le Arboreo. Fl% Zeyl. 345, Ricinoides Arbor Aromatica Cir- ca:» foliis media. Burm. ZtyU 202. Arbor Zeylanica acris Laccam fundens media. Kerm. Zeyl. 46. Halecus Littorei, &UMFR. *4mb. III. p. 196. T. i2St BUBM. Fl. Ind. p, fi'44 R 2 II. Deel. VI. Stot. Eenhuizige Heestêrs* Uk een Gom-Lak uitleverde. Het droeg lange Bloem> Afdeel Aairen. De Strand-Haleky van Rumphius, Hoofd- hier t,huis §e^agt, maakt een veragt Struïkach- stuk. tig Gewas, op de Amhonfche Eilanden, uit; ifrfoi e Ebbende ^es^en °f Vrugten 3 gelyk die van den ne en té y^on^QX^oom ^ jn ^rie-en verdeeld. Op Ceylon heeft het Loof een fcherp Kruiderigen Reuk. (16) Croton met Hartvormige effenrandige ruuwe9 eenigermaate gehaairde , van on- deren Wollige Bladen; de Steng Heefter- achtig Dit gelykt eenigermaate naar het Molukkifche, doch heeft de Bladen geenszins van boven Wol» lig noch uitgegulpt aan den Rand. Het groeit io de Westindiën. crAm< Acad. V. f. 410. Croton Frucïcofum minui, Fol. villofis Cordatis &c* BROWtt» Jam 347. (17) Croton Fol. fubcordatis crenatis; PedtincuÜs Racemo- fis oppofiti-foüis ; Cmle Herbaceo. Mercurialis Androgyns; Vir. Clifi. oft R% Lugdb. 20?. Ricinokarpos Americana Flora albo fpicato &c< BOERH. Lr.gdb. I. p. Z54« XVI. Croton bumile. Laag» M O N O ï K I A# 5ÓI h een Duim dik, met overhoekfe Takken en III. Bladen; de Bloemfteeltjes daar tegenover, lan-*™**1" ger dan de Bladen. De Tros beftaat uit Manne- Hoofde lyke en Vrouwelyke Bloemen, wier Kelk drie- STÜK* bladig, fmalis en wit, (18) Croton met Hartvormige gehoekte rm- xym. we, van onderen Wollige Bladen* nu*™**9 Molukki* Terwyl deeze Soort ; in 't byzonder, den by* naam van Molukkifche voert , is 't zonderling , dat daar van geen Afbeelding voorkomt by Rum- phuds , die de Ambonfche Planten zo uitvoerig heeft befchreeven. Men vindtze Molukkifche tweedeelige O okernoot % by den Hoogleeraar J. Bürmann us, getyteld , welke de Ceylonee- zen , zegt zyn Ed. , Uitheemfch Kaekuna noe- men. Dezelve draagt Vrugten grooter dan Wal- . nootens hebbende een Bolfter, een harden Dop en een Kern, waar uit men veel Olie haalt. Aan de toppen der Takken komen lange getakte Trosfen van Bloemen , die een ruigen Kelk heb- ben met vyf Bloemblaadjes en omtrent zeventien Meeldraadjes: doch de Vrugt kennen wy niet j aegt Linn^üs. (iS) Crêton Fol. Cordatïs angulatis icabris, fubtus tomen, tofis* Fier. ZeyL 340, Nux Juglans Moluccana bifida, Buras, ZeyU 170. ft 3 IL Deil# VI, smis* a62 Eenhuizige Heesters. XII. (19) Croton met langwerpig Hartvormige , efi ^Tix^' fenrandige , wederzyds Wollige Bladen , Hoofd- de Takjes met een dikke Wollighlid. STUK. xix* Deeze , een Heeftert je dat op Jamaika is waar- ceei^hdg.genomen ^oor Doktor Browne , heeft de Tak- ken met een zo digte Wolligheid bezet, als het Kruid * dat men Phlomis noemt , en deeze Wol- ligheid beftaat uit dergelyke gefteelde Sterretjes , als door my aan de Blaadjes eener Soort van Wollige Nagtfchade , in myne Plant- Verzame- ling berustende, waargenomen en door het Mi- ix iv. kroskoop afgebeeld is *. Hier zal waarfchynlyk stük,w. die Wolligheid van eene geelachtige Kleur zyne 252, Pi. 0 0 J \x.'U (ao) Croton met driekwabbig Piekswys9 Lan- ji%°atum cetvormige getande Bladen. Piekbla* Hier is de Malabaarfe Ricinoides van Surat- te, uit het Kruidboek van Garcin, welke echter de Bladen ongetand heeft, als ecneVer- fcheidenheid door den Hoogleeraar N. L. Bur- mannos, die 'er de Afbeelding van geeft , t'huis gebragt (*). (21) (ip) Croton Fol. Cordatis oblengis integerrirrus, utrinque TQ.neiitolis , Hamulis denfius tomencofïs. Am, Ac&d. V. 41*. Croton Friuicuiofarn et cliiofura &ct Brown* Jam* 347. N. 3. (20) Croton Fol. trüobo«hafhtis lanceolatis dentatis» Rici* nus afperor Alceae Venet* foüis aliquatenus acccdens* PLy% Alm 320. T. 220. f. 2» (*) BüRM. Ft. Ind.p. 305. T* 41. f. I, M o n o i k i !♦ 563 HE {21) Croton metftomp gekartelde Bladen, de onder/ten vyf-, de boven/ten driekwabbig stuk. Deczc bevondt zig in Tuinen vnn Europa, uhaium* Het is een Kruidig Jnarlykfch Gmas, waar van GekwaM- de Heer Martin een fraaije Afbeelding ge- geven heeft. (22) Croton met vyf- en driekw bbig gepalm- xxir. de , Doornachtig gekartelde Bladen % de Qeaooind» Bloemen ongefteeld langs de Takken ver* fpreid. Hier behoort de Ricinus van Madras/^ met vyfdeelige harde Bladen , die aan de kanten ge- doomd zyn, van Plükenet afgebeeld. (23) Croton met drievoudige Zaagswys7 getan- xxiw de Lancetvormige Bladen. Bnndcntk Deeze Soort heet Brandende Ricinus , die driebladig is , met Hennipkraki- bladen, by dien zelfden Autheur. Haare Groeiplaats is, gelyk die der voorgaanden, in Oostindie. Nog {21) Croton FoL i'nermï (èrratis, Inferiorihus quinquelobis, fupetiorlbus triiobis. H. Cliff. 445, R. Lugdb. 201. Ricinoï. des Herbaceurn FoU triidis S. qainquefióis & Serratis. MART* Cent. 4** T* 46. (22 ) Croton Fol. palmatis quinquelob?s trilobisque Ipinofo» ferratis , Flor. Cauii sdfperfjs fubfesliübus. Fl. Zeyl. 23 8* Ricinus Maderaspatanus &c. Pluk Alm. 320. T. ioj. f. 3. (23) Croton Fol. ternatis feriarïs lanceolatis. Ricinus urens Cannabinis foliis , triphyllos ex Maderaspacan. Pluk. Alm* 320. T. 120, f. 6, R4 H. DEEL. VI, S-XVK* 264 EfiNiiuiziGE Heesters. 111. Nog vier Gewasfen, die onder den naam van Afd^l» Qroton ^oor jen Heer N. L. Burmannus Hoofd- voorgcfldd , en waar van twee door zyn Ed. stuk. afgebeeld zyn, heefc L i n N-ffiu s, misfchicn' bmdH^e wegens de onzekerheid der Vrugtmaaking , niet erkend of aangehaald» Dceze waren ook, zonder naam, van Java over gezonden. Het zelfde, dat meer verwondering baart, heeft plaats om- trent vier Westindifchc Soorten, die door den Heer J acquin naauwkeurig waargenomen zyn 9 in de frisfche Planten , omftreeks Katha- gena groei jende , doch waarvan de Vrugt niet wordt befchreeven. Allen waren die Heester- achtig en de vierde, genaamd Croton lineare, neemt zyn Ed. voor het naar den Wonderboom gelykende , welriekend, Heefter-Gewas, met Rosmaryn-Bladen en eene driezaadige witachtige Vrugt, dat de beroemde Sloane op Jamaika gevonden heeft, aldaar Wilde of Spaanfche Ros- maryn genaamd. Onze Ridder hadt hetzelve betrokken tot den Kaskarille-Boom, die than$ de tweede Soort uitmaakt van dit Geflagt. C u P A n i A. De Kelk is driebladig, zo wel in deMannely* ke als Vrouwelyke Bloemen ; hebbende de eer- flen vyf Bloemblaadjes en vyf Meeldraadjes, de laatften drie Bloemblaadjes , een driedeeligen Styi , een driehokkig Zaadhuisje en dubbelde Zaaden. Van Mono t k i j*. 265 Van die Geflagc is maar ééne Soort bekend UI» Afdeel v (i), welke in Zuid-Amerika groeit , zynde voor- XIX# ' heen tot de Vyfinannigen betrokken geweest > Hoofd- doch thans hier t'huis gebragt volgens de Af-STUK# beelding van Plümier. Deeze Pat;er noemt Cu^'ma het Gewas Cupania vntt KarfteDgen-Bladen , en-^j^J?*^ cene Fluweelige getakte Vrugt. Dit wil zeg kaanfche, gen, dat de Vrugt-Trosfen uit Trosjes lam en- gefield zyn. lïet is een groote Boomachtige Plant, met enkelde Takken, die den Geflagt- naam naar een Italiaanfchen Pater Cüpani, door wien in 't laatst der voorgaande Eeuw een Lyst der Planten van Sicilië aan 't licht gebragt is , heeft bekomen, Jatropha. De Bloemen hebben, in dit Geflagt, zegt de Ridder, geen Kelk. De Mannelyken zyn eenbladig , Trechterachtig , met tien Meeldraad- jes, beurtlings langer en korter: de Vrouwely- ken vyfbladig en gaapende, met drie gegaffel- de Stylen 9 een driehokkig Zaadhuisje en en- kelde Zaaden. Tot hetzelve behooren agt meefiendeels Ame- rikaan fche Soorten, dje byna allen Heefterach- tig zyn en hier volgen. CO Ja- (1) Cupanta. Syft. Nat.XlU Gen. 279 p/*3*. Veg. XIII. p. 722, Cupania Caftanex folio, Fru&ti Sericco & flacemofo* Plüm. Gen, 45. ƒt gev0nden , groeijende agt Voeten hoog. De Bladen , naar die van 't Vyfvingerkruid gelykende, waren rondom be- zet met kleine geknopte Haairtjes , wordende aldaar tot Purgatiën en Klyfteeren gebruikt : men gaf ook het Afkookzel aan dc genen die de Beljak, zekere Landziekte in dat Klimaat,' hebben. Het groeit mede in andere deelen van Amerika , en wordt als een Wonderboom , die overblyft, met paarfche Bloemen en Luiskruid* Bladen, door Commelyn voorgefteld. Sóm- tyds komen de Bladen driekwabbïg voor, fom- tyds vyf kwabbig , gelykende in 't algemeen naar die van den Katoenboom , en 1'oürnefort bragt het Gewas in zyn Geflagt van Ricinoi- des, om dat het zweemt naar den Wonderboom» Aan- (i) Jatropha Fol* quinquepartitis, Lobis otratïs integtis , Setis Glandalofis ramclis. Sy/i Nat. XII, Gen. 1084. p. 636. Veg fclll. ?. R» LugdK 202. jatropha humilior &c. BROWN Jam* 348 Ricinus tninoc Staphifagria: ïblio &c. SLOAN. Jam, 4U Mifi L p. i*9- T. 84 R'cinus Amer. pc- renms &c* Commu Hort. l, p. 17, T. 9. M*.R. Sur. T 38. Ri- cinus Iiuficus Pilofus &c. Pluk Phyt. $6* f, 2, & Tt 220, f. 4» Ricinus Ameriomas Mio Sraphilagriae, C. B Pin. 432. 5 ix* Ricinoidcs • Amer, Staphifagriae folio, TOUKNF, Monoikiju 267 Aangaande de Vrugtmaaking heefc de Heer D. van Royen, Hoogleeraar te Leiden, het "* volgende waargenomen. De Mannelyke Bloe. Hoofd- 5> men hebben een Bloembekleedzel , dat tenS™^ 3, halve in vyvcn gedeeld is, met Lancetvor „ mige, gehaairde, fpitfe Slippen: de Bloem Roosachtig, gaapende, beftaat uit vyf rond- 5, achtige Blaadjes, van binnen bol, van bui- „ ten hol en dus omgeboogen ; het Honigbakje „ uit vyf Kliertjes, die in den Stoel ingeplant 3, zyn. 't Getal der Meeldraadjes is tien, die Elsvormïg zyn , in 't midden digt aan elkan- „ der ; waar van beurtlings vyf korter dan de Bloem en regtopftaandc. De Meelknopjes zyn rond en kunnen draaijen. Van den Styl is een flaauw bewys. De Frouwelyhe Bloe- „ men , in 't zelfde Kroontje met de Manne- „ lyken, hebben Kelk (*) en Bloem eveneens 5 „ met een rondachtig Vrugtbeginzel en drie „ gegaffelde Stylen met enkelde Stempels, , Het Zaadhuisje is rondachtig , ia drie Hol- „ ligheden verdeeld, die ieder een enkeld Zaad , ?, dat byna rond is , bevatten." (2) Jatropha met effenrandige Eyronde Bla- jj'^ ckriy die eenigermaate getand zyn. MoIuccm*. ^ Molukki- Defche, (*) De helft der Soorten van dit Geflagt , naametyk de vïer eerften, zyn gekeïkt ; 't welk tegen de Kenmerken %dt; maar het zal, geloof ik , zeggen willen, dat de Kelk niet behoort rot de Kenmerken der Jatropha, (2) Jatrepha, Fol, ovatis integerrimis fnèdentatis, Fl, Zeyl. II. vnu vu stuk, H*' $63 Eenhuizige Heesters. III. Dc Molukkifche Nooteboom , met Bladen ApxixELï van ^en Wonderboom en zware Zaad , door Hoofd* Hermannus op Ceylon waargenomen , maakt 6TUic* deeze uit, 't Gewas is Boomachtig en ver- fchilt , door vier Stylen te hebben 3 van de overige Soorten. ui. (3) Jatropha met Hartvormige gehoekte Bladen. Jatropha ^ygbia- ^en §eheele Lyst van Autheuren , die dit dige. Gewas belchreeven hebben , is door den be- roemden Sloane te berde gebragt. Hy telt 'er onder de Noix de Medecine van Rochefort, zeer gemeen zynde op alle de Franfche Eilan- den in de Westindiën , en aldaar groeijende aan een Boompje, 't welk men 'er doorgaans tot Haagen om de Tuinen en Wooningen ge- bruikte. Het groeit , zegt die Autheur , als men het niet verhindert, tot de hoogte van een gewoonen Vygeboom , waar van het ook de figuur he&ft. De Bladen , van agteren rond , loopen in drie Punten uit. 't Gewas is zeer Takkig , doch week van Hout , en geeft een Melkachtig Sap, dat het Lywaat bevlekt. Zelfs doet 348, Nux Moluccana , Folio inftar Ricini, Scmine nigro. HFRM. Zeyl. 34 BURM. Zeyl. 170. BURM. Fl. Ind. 3o5„ (3j Jatropha Fol. Gordatis angulatis. H. Clijffl 445* Mat* Mcd, 439. EU Ltigdb. 102. jatropha asfurgens Ficus folio, Flor. Herbaceo. Brown* Jam, 34g. Ricinus Amer. major Semine n/gro C. ft. Pin* 432» Ricinus Ficus folio &c. SLOAN, Jam* 40. Munduy Guacu. MARCGR. Bras. 97. BüRM. FU b:d. p. 306. Ricinoides Amera Gosfypii folio* TOURNï» Inft, $66, M O N O I K I A. 2Ö9 doet het Regenwater zulks, dat van de Bladen UK op de Kleederen druipt. In de Helmftadfe Tuin ^ïxl** hadt die Melkgeevende eigenfchap , mooglyk Hoofd ^ wegens de gedwongen groeijing, naauwlyks STUK# plaats in de Heefter , dien wylen de Hooglee- deipllT raar Heister onder deezen naam was toege- zonden, komende met de- Afbeelding van Piso anders zeer wel overeen ( *). De Groeiplaats van deeze, die Curcas, vol- Purgeer- oï gqus den Amerikaanfchen naam , getyteld wordt , Nooten, is ook aan de Vaste Kust van Zuid- Amerika, in Suriname en Brafil. Zy heeft een vyfbladige Bloem die groenachtig geel is met tien Meel- draadjes, en de Vrouwclyke brengen, by Tros- fen, Nooten voort van grootte als Walnooten in de Bolfter, bevattende ieder Noot drie zwarte Boonen. Het zyn deeze , welke men in Vrankryk gemeenlyk Pignons d'Inde noemt, of onder de» zeiven begrypt ; in Engeland Phyfick-Nuts , dat is Purgeer- of Braaknooten. Haar kragt is groo- ter dan die der Zaaden van den Wonderboom* zodanig , dat drie of vier van de witte Kernen 9 cpgekaauwd , de Maag byna t'onderfte boven keeren. Piso, nogthans, pryst derzelver gebruik aan, in langduurige Verftoppingen der Ingewan- den, 't Is zeker dat zy, van de binnenfte en buitenfte Vliesjes. gezuiverd, zagtelyk gebraden en dan in Wyn geweekt zynde , met eenige Kruideryën veel veiliger kunnen ingegeven wor- den (*) FA BRIC Hirt. Hetmjïad* p, 237, II, deeu VI* Stuk» 270 E e nh üizice Heeste r s. HL den , dan raauw. Zo het dc Diarak Cofta dér Alxix!U Javaanen is, gelyk de Hoogleeraar N. L. Bur- Hoofd- mawküs ftelt ; dan zoude, volgens het JBerigt f stuk. aan Zyn jEd. gezonden 3 een halve Boon daarvan l™dt%. naar boven en onderen werken. De Olie, die 5er door de Amerikaanen uitgeperst wordt, is tot uitwendige beflryking der Lighaams , en om koude Zwellingen te doen verflaan , uitmunten- de. In alle foorten van Waterzugt het Lighaam daar mede beftreeken en dan eenigc Druppeltjes ingenomen zynde, maakt zy Ontlasting en dient dus ook tegen de Wormen in Kinderen 3 en tot zuivering van Huid-Zeer. Men gebrciktze ech- ter meest om in de Lamp te branden en tot an- dere Huishoudelyke Zaaken* jltropha Jatropha met veeldeelige gladde Bladen en muiüfida. fyn verdeelde Borftelige Stoppeltjes. Veeldec- Kge- Van dceze Soort , daar de beroemde Breyn flegts dc Afbeelding van een jong Boompje van gegeven hadt, is de Geftalte volkomener voor- gefteld door den kundigen Dillenius, die echter ten onregte de Amerikaanfche Ricinoides van Tour NE fort met Luiskruid-, zo wel als^ (4) Jatropha Fol. multipartitis lacvibus, Stipulis Setaceis raultifidis. H. Cliff. 445. R. Lugdb. 202. Jatropha asftirgens Foüis digitatis. BROWtf. Jan, 348. Ric'noides Americaim» tenuiter divifo folio. Brevn Cent. 116. T. 53. SLOAN. Jam* 40. Raj. Hij}. 167. Moris. Htfl. III. p. 348. S. 10. T. 3. f*. uit. Avellana purgatris. C. B. Pin. 41S. Manihot folio tenui- ter divifo. Dill» Elth* 217* T. 173. f. 213» Ricinoides Atboï Americana multifido folio» Toübnf. Infim $66* M O N O I K I A. als die met Katoenbladen, daar toe betrekt. Het III. is de Boomachtige Atncrikamfche Ricinoid getyield zyn , om dat zy naar dezelven gelyken. Men reken tze voor de derde foorc van Purgeer- Nooten of Pignons ft Inde , by fommige Genees- heeren Ben magnum genoemd geweest , en van niet minder geweldige uitwerking dan de voor- gaande. Tien of twaalf Bladen van dit Gewas, in het Nat van een Jonge Haan gekookt, maa- ken hetzelve zagtelyk purgeerende. Men kan het eigen tlyk geen Boom noemen , zegt DfLLKNius, hoewel de Stam dikwils opfchiet tot agt en meer Voeten hoogte. P l u- mier geeft 'er maar de helft van die grootte aan , en zegt dat de Stam ongevaar een Arm dik is , loopende aan \ end in eenige lang gedeelde Bladen uit , die fomtyds wel een Voet breed zyn , doorgaans in negen flippen , en decze wederom Vinswyze verdeeld. De Kleur is van boven donker, van onderen Zeegroen, met witte Rib- ben of Aderen* Bloemen bragt dit Gewas jaar- lyks in het Broeihuis van den Elthamfchen Tuin, aan Kroontjes voort, van eene hoogrood? Kleur, vyfbladig , in eene eenbladige Kelk vervat en lang gedeeld, doch onvrugtbaar ; komende in het Kroontje , aan de Mikjês der Bloemfleeltjes , eenige weinige ongefteelde Vrouwdyke vrugt- baare XI» deel, VIi Stuk» 272 Eenhüizige Heesters. IH* baare Bloempjes voort. De Vmgt is , naar uit A^xfL> de Westindiën overgebragte Nooten , door Hoofd Breyn naauwkeurig afgebeeld en befchreeven» STUK' „ Zy hebben de grootte en b'yna de figuur brft&L. » van een kleine Walnoot , zynde rondachtig „ met eeü Puntje , eh dus eenigermaate Hart- „ vormig. Een dunne witachtige weeke Bolfter , „ van buiten met Ribben en Aderen doorwe- „ ven , is in twee Holligheden , zegt hy , ver- „ deeld, die ieder een Zaad bevatten, dat in 5, Kleur eri figuur naar een Hazelnoot of naar „ een Karftengetje gelykt. Dit heeft in zyne 3, Schil öf Dop een- zoetachtige witte Kern." Anderen merken aan , dat de Vrugt in drie Hol- ligheden, ieder zulk een Noot .bevattende, ver- deeld is. Het binnenfte en buitenfte Vliesje deezer Nooten heeft wederom de meefte fcherp- heid. Als in de Stam met een Mes gefneederi of gehakt wordt met een Zwaard, of de Bladen afgeplukt, loopt 'er een helder, geelachtig Sap, In overvloede, uit. V. (5) Jatropha met gepalmde Bladen , de Kwabben Maiï£* Lancetvormig, effenrandig, glad. Maniok. (s) Jatropha'BoU paltnatls, Lobls Ianceolati's mtegerrimis laevibus. Jatr. Fol. palm* pentada&ylis &cl Brown. Jam. 349. Ricinus minor, Viticis obtufo folio &c. SLOAN. Jam. 41. Hlft* I« p» 130. T. 85. Manihot IncJomrn, live Yucca - Tol, Cannabinis. C. 71. Pin. 90» Pluk. Alm. 141. T. 205. f. 1. Manihot Thcveti , Yucca & Casfavi. j. B. Hïft. IL p, 794. Mer. Sur. p. 4. T. 4, 5. Arbor Succo Verienato , Ki. dice csculenta. C. B. Pin. 512. Tournf* /«/?♦ 6$%* 43 MoNOlKIA. 27$ Dit Gewas is zeer bekend en van ongemeen IH. veel gebruik in Amerika; om (Jat de Indiaanen A^"U hun Brood , genaamd Casfave of Casfavi , van Hoopd- deszelfs Wortelen bereiden. Alle oude Autheu- STÜK* ren, byna, hebben 'er, als eenegroote byzon- de derheid , gewag van gemaakt , inzonderheid , dewyl het tegenftrydig fcheen, dat een Wortel* waar van het Sap Vergiftig was, een onfehade- lyk en goed eetbaar Brood kon uitleveren* Zulks is nogthans door nader onderzoek beves- tigd en thans algemeen bekend. Sommigen hebben het Tacca geheten , maar dat Amerikaanfche woord is thans als een Ge* flagtnaam in gebruik, voor geheel andere Ge- wasfen *. Men noemt het , op de Franfche * z\è Eilanden, gemeenlyk Manyoc of Maniok,- by stw/^ti de Engelfchen Mandeoch* en het Brood, dat de Ingezetenen van de W estindiën tot Voedzel ftrekt, in 't algemeen Casfave. In Brafil wordt veelal het Meel van deezen Wortel tot de Spy- zen gegeten % maar in onze Volkplantingen bakt men 'er Koekjes van , en dus heeft het byna den Smaak van grove Biskuic, zynde een niet ongezonde Spyze. De manier van beïeiding van dit Brood is duKjóslivfc, delyk afgebeeld door Rochefort, zo welBrood* als een Koekje zelf door Juffr* Meria n, hoe- danig ik 'er een heb , dat volkomen rond is 5 vyfd- half Duim in middellyn , een Kwartier Duims dik > van Kleur en gedaante als ware het van die fyfie foort van Zemelen , welke men Korteliiig noemt , S IU DSÏL. VI. STUK, 2^4 Eenhüizige Heesters, III. gebakken en niet onaangenaam van Smaak. M e> AxfxEEL versch ge- dronken , Menfchen en Beesten doet derven. De lodiaanen hebben dikwils daar van gebruik gemaakt, om de wreede Handen der Spanjaar- den te ontgaan, en de Negers doen het nog heden iömtyds uit fpyt of uit fchrik voor ftraf. Een Etmaal geftaan hebbende , nogthans , of gekookt zynde, verliest het geheel die hoeda- nigheid. Zelfs is 'er, in onze Koloniën, een zoete Soort van Maniok bekend, in wier Sap geen het minfte kwaad (leekt ; zo dat menze "er , als de Amandelen , in zoete en bittere on- derfcheidt s wordende de Wortel van de laatst- gemelde, wier Sap Vergiftig is, zonder hinder van Viervoetige Dieren ja gebraden zynde van de Menfchen gegeten (*). Waarfchynlyk zal de Grond en Groeiplaats, en de behandeling , in dit opzigt , gelyk men hier te Lande met alle eetbaarc Wortelen plaats ziet hebben , veel onderfcheid maaken. Men teelt de Maniok zeer gemakkelyk voort 5 de- wyl alle ftukken van de Takken , in de Aarde geftoken , Wortel fchieten , en zy is zo vrugt- baar, (*} Zie de befchryving van de Kolonie der Betbiesjes 2 Tezenvj. St, van Amerifo: II. D. bl. 6ij% Monoikja. 275 baar, dat een Akker, daar mede beplant, wel IK. zo veel Spyze uitlevert als zes Akkers nj^rf*$^ Koorn, zegt Rochefort. De Wortels gq-FiCOFD- lyken wat naar lange of Franfche Raapen. 5tsTUK» Gewas maakt een kromtakkig Boompje , van J^S7 zes tot agfc Voeten hoog, dat in de heetfte Klimaaten envrugtbaare Gronden, binnen twee of drie Maanden, opfchiet, met een Stam van dikte als eens Menfchen Been. Het is rood van Bast, en heeft Bladen, welke als die van de Hennip of als die van de gewoone Pasfie- Boom, Vingerachtig verdeeld zyn. Sloane heeftze by die van den Kuischboom vergelee* ken. Hy zegt, dat de Steng of Stam Wrattig is, de Bloemen beflaande uit vyf geelachtig witte Blaadjes. De Vnjgt, in haar Bolfter ver- vat, is driekantig en driehokkig gelyk die van den Wonderboom ; \ welk duidelyk blykt in de Afbeelding daar van door To urnefort volgens Plumier, zo wel als die der Vrou« welyke Bloemen , welke aldaar flegts in vyven gedeeld zyn, gegeven. Likn^eus merkt aan dat het getal der Meeldraadjes tien, de Bloem naakt is of zonder Kelk. De Bladen fchynen ± volgens de Afbeeldingen , meest in zeveneri verdeeld te zyn. Men vindt 'er ook Boompjes van , die den Bast wit of groen hebben , en deeze leveren wel een fmaakelyk Brood uit, maar de Wortels zyn zo duurzaam niet als die van de Maniok met een rooden of Violet ten Bast , welker Wortelen tot drie Jaaren goed S 2 bly - IU Déél. vu stuk. 2?6 Eenhuizige Heester?. HL blyven in dc Grond , wanneer die Zandig en AFxixL' D*et 20 V0S"S ^at dezelven verrotten zou- Hoofd- den (*). STUK* vi. C6) Jatropha met gepalmde Bladen , die effen» Jat?!!*?* randig zyn , de middelfie Slippen weder- uitge. zyds uitgehoekt hebbende. hoekte» De Heer Jacquin vondt, by Karthagcna in de Westindiën, dit een gemeen Gewas te zyn , 't welk Loefling Jatropha , die Hees- terachtig is en hooger, met een gladde Houtige Steng , genoemd hadt (f). Dezelve groeide aldaar, in belommerde Bosfchen, Rankachtig en naauwlyks getakt, tot twintig Voeten hoogte, altoos flap van Steng. In open Kreupelbosch be- reikte zy maar de hoogte van zes Voeten en kwam dan de Geftalte van de voorgaande zeer naby. Op de Steenen Wallen van 't Kasteel van Boca chica , na de laatfte verovering dooi- de Engelfchen verwoest gebleeven , zegt hy , hadt hy ze opgegroeid gezien tot een Boompje van agt Voeten hoogte , met een Stam van vier Duimen dik en een fraaije Kroon. Hier uit ziet men, dat dit Gewas naar de Groeiplaats zeer verfchilt , en nabykomt aan de gewoone Ma- (*) ROCHEFORT « des AntilL p. $9* (6) JéLtropha FoL palmatis , Lobis integerrimi's , interma. diis utrinque Sinu lobatis. Mant. 126. JAC<^ Amer* Hifi. 256. T. 162. f. 1. jatropha frmercens* Loefl It, 309. (f) Janipba frutescens wordt uit dien Schryver aangehaald a doek ik yind by hem Jatropka* M o N o i k i MÏ *77 Maniok. De Wortel was ook Knobbelig als die. m* , der Asphodillen. De Bladen hadt het vyfkwab- ?xix*" big , met Steelen van een half Voet lang. Hoofd* Het droeg losfe Bloemtrosfen met weinige STj^ ; Vrouwelyke beneden de Mannelyke Bloemen y dat is Kruisboom. Men vindt 'er twee Soorten van , een Witte en een Roode, De Steng van beiden is Houtig, maar (*) NlEï^üHR Defcript. d' Arabie* Coppcnh. 1773* p. 1%U 3 5 il< PEEL, VI* $TÜK% Eenhuizige Heesters, lik maar van binnen hol of gevuld met een voos AFxix!U Merg, byna als de Vliertakken, en fpreidt zig Hoofd- opw aards in Takken uit; hebbende een groen- stuk. achtige Schors met een Meelach eigen Waafem, frotdertie. zo dat de Takken zig paarschtig blaauwofook bruinachtig groen vertoonen. De Bladen , veel grooter dan Vyge-Bladen , zyn aan den Omtrek Vingerachtig ingefneeden 3 met Zaagswys' ge- tande Slippen , flap en zagt op 't gevoel , don- ker groen van Kleur , geribd en Neuwyze gea- derd > op lange holle ronde Steelen , die in 't midden van het Blad worden ingeplant , en het- zelve dus Schildvormig maaken. Deeze inplan- ting is echter niet volmaakt in 't middelpunt 9 maar zodanig dat de Slippen of verdeelingen , wier getal van zeven tot negen of tien is , al- lengs vergrooten. Ieder Bladiteel is met vyf Klieren op verfcheide plaatfen bezet , en deeze hoedanigheid maakte te vooren mede een Ken* merk uit. In de Witte Wonderboom vondt Rum phius deeze Bladen anderhalf Voet lang en breed , maar in de Roode waren zy nog veel grooter > tot by de drie voeten over 't Kruis , dat eene ontzaglyke grootte is. Zeer bekwaam kon derhalve dit Gewas zyn , om den Profeet tegen het ftceken van de Zon te be- fchaduwen. Het draagt de Bloemen by Aairen, van meer dan een half Voet lang, voortkomende tegen- over de Bladfleelen , en beladen met Kelkjes die een menigte van Meeldraadjes bevatten 9 wek M O N O I K I As 283 welke Takswys' famengegroeid zyn. De Kelk UI; der Vrcuwelyke Bloemen is in drieën gedeeld, AFx^f^ en bevat een Vrngtbeginzel met ilappe Doorn- Hoofd* rjes bezet, wordende een ronde Vrugt, grooter8TÜK' dan een Hazelnoot, naar die der Kïisfen ge-dclphïZ lykende , en in de Roode geheel Roozerood, ïn de Witte groen , dceh ryp en droog zyn- de zwartachtig. Deeze Vrugt fplyt in drie deelen, welke ieder een Huisje bevatten of Dop , waar in een Pit , die de grootte en figuur van een Tek of Hondsluis heeft Naar deeze vuile Diertjes, wier Latynfche naam Ricinus , de Griekfche Kroton was, voert ditGe- flagt , en deeze Soort in 't byzonder , den naam. Deeze Boontjes zyn , op een Zilverachtig vmgttxï Afchgraauwen grond, met donkerbruine Streep-Boont>s* jes en Vlakjes niet önaartig getekend. Zy maa- ken het Zaad uit, dat men in de Winkels Sem. Cataputitt major is noemt (f) 3 zynde de eerfte der Indifche Purgeerboontjes of Pignons d'Inde, ia Rang', by de Franfchen gemcenlyk Grains de Ri- (*) De Afbeelding van zulk een niet zeer bekend Infekt f is te vinden in het IX, Deei der Uitgezogte Verhandelingen, PU LX. Fig. s* en de befchryving in het I. DEELS , XIII* Stuk van deeze Natuur ly ke Historie , bladz. zzz. (f) Men plagt weleer fier Soorten van Sent. CataputU te tel* jen; naaraelyk maxima, , majoris % minoris et minima; doch he- dendaags bepaalt men zig tot twee, de Giooie en de Kleine, zynde dat der eerde , met algemeene tceftemmibg , het Zaad vau den Wonderboom hier befchreeven ; Zie Trillsbi Tkefaurus en RUTTY Mater* MedtQuMto* Lond. 1775. Semen CatxputiA vnaxint zou anders het Zaad van de Ooft» of weilindjfche Ja* iropba% hier voor, bladz, 268, 26$, befchreeven % zyn; II. Deei,. vu'sras» 2Ö4 Eekhüizige Heesters. III* Ricin genaamd, Deeze bevatten in haar Hiaid- AFxixEL' 3e een witachtige Pit , veel naar die van een Hoofd- Amandel gelykende en in 't eerst zoetachtig , stuk. maar vervoigens walgelyk en fcherp van Smaak. hfctoige. Van ouds zyn zy bekend als Purgeermiddelen, waar van Dioscorides dertig beval in te neemen ; doch Matthiolus oordeelt dat hier een Drukfeil ingefloopen zy; want, in zo verre men hedendaags dezelven kent , is dit getal te groot. De Ouden, evenwel, gebruik- ten veel fterker Purgeer- en Braakmiddelen dan de Hedendaagfchen. Mesue, onder de Ara- bieren , prees 'er op 't hoogfte vyftien aan , en by de Brafiliaanen, zegt Piso, zou men niet boven 't getal van zeven deezer Boontjes dur- ven komen. In zelfstandigheid kunnen zy tot een Scrupel T en in Emulfie tot een half of ge- heel Drachme , op 't hoogfte , in zes Oneen Water, worden voorgefchreeven : doch hoe ook gebruikt, maaken zy, door braaken en afgaan , zulk een geweld in 'tLighaamvan eenMenfch, dat een voorzigtige Arts zig in Europa liever van dezelven onthoudt. Het inflokken of op- kaauwen van deeze Zaaden , welke ook van geen Gedierte, zegt men, aangetast worden, is vooral ten uiterfte gevaarlyk. Men vindt het voorbeeld bygebragt van een Jongman , die door het gebruiken van een half Boontje zulk een brand in de Keel en Ontfteeking in de Maag kreeg , dat hy 'er den negenden Dag aan ftierf. Twee of drie Korrel* evenwel * uit« MOHOIKIA. 285 uitgemelkt en met eenige Syroop verzagt , le- Ut veren een uitmuntend Middel voor Waterzug. AF£f£u tigen , wier Ingewanden niet te veel verzwakt Hoofd- zyn, uit. STÜff* Nog verdient onze byzondere opmerking, de olie vaa Olie uit deeze Zaaden geperst, die in Indie vande"b^^ zo algemeen gebruik is, dat men 't Gewas om die reden overal , even als by ons het Koolzaad f kweekt. Deeze Olie, naar de manier van be- reiding byna gelyk de Amandel-Olie verfchillen- de, kan, verfch zynde, inwending tot verzag- tinge by een Lepel vol gebruikt worden ; maar rans en door Vuur of met heete Plaaten uit- geperst , of uitgekookt met Water , dient zy niet dan uitwendig tot beftryking der Leden in Lammigheid en wat dies meer is. Het algemeen gebruik derzei ve, by de Indiaanen, is, om in de Lamp te branden. De Javaanen, Maleijers en andere Volkeren van Oostindie , befmeeren 'er hunne Vaartuigen mede of gebruikenze als by ons de Teer en Pek. In Egypte , Arabie en Perfie , wordt 'er van tegen de Schurft , en el- ders tot inwryving van het Hoofdhaair tegen Ongediert, even als van die der Amerikaanfche Purgeer-Pitten, voorgemeld, gebruikgemaakt. (2) Wonderboom met Schildvormige uit ge- ^!J: gulpte Bladen. Tanariu$. Taanboom* De (z) Ricinus Foliïs peltatis reprmdis. f. Tanarius minor. ULüM^H. Amh, III p. 190. T. 12 1, BüiiM* FL Ind. p. 307. IU DEEL, VI, STUK* 286 Eenhuizige Heesters. III» De Geftalte van deeze Soort, die op de Mo- A™|^L,lukkes groeit, en Taanboom genoemd wordt % Hoofd- om dat men met het Afkookzel van den Bast de stuk. Netten taant , is zeer wel uitgedrukt door Rum- hfe^e. phiüs, die aanmerkt, dat het veeleer een Hee- fter is dan een Boom 9 groei jende op Ambon en de Eilanden daaromftreeks. Dezelve wordt ook in een witte 'en roode onderfcheiden , die beiden een Vrugt als de Wonderboom draagen, doch daar de Zaaden niet zodanig uitfpringen. De Bladen, die twee Spannen breed' en wel twee Voeten lang zyn , zegt hy, worden van de Am- boineezen tot Servetten gebruikt (*). m. (3) Wonderboom met Schildvormige onver* 'SStt deelde Bladen- Tafclia* kens- Wegens de ongemeen c grootte der Bladen Boonu voert deeze den naam van Tafellakens- Boom by RüMPHiüs, die aanmerkt, dat de Bladen wel derdhalf Voet lang en anderhalf of twee Voeten breed vallen , kunnende dus zo wel tot Tafella- kens dienen, als de voorgaande tot Servetten. Men maakt, zegt hy , een dergelyk gebruik in Indie, van alle groote Bladen; doch grooter d^n deeze waren hem nooit voorgekomen aan eenig Geboomte. Zy hebben eenigszins de gedaante van (*) Men vindt by hem van twee Spannen breed en twee Vingers of meer lang. Uit dit gebruik en uit de figuur Mykt, dat het twee Voeten moet zyn. (i ) Ricinus Foliis peltatis Lndivifis j\ Folium Mappa:. RüMFri* Amb. III. p, 172. T. 108. BURM. FL Ind. p, 307, MONOTKIA. 28? van een Roch , en de Steel is 'er ook niet aan III. de kant, maar middenwaards, ingeplant. Aan A™\xL* de bovenfte zyde zynze effen , doch van onde- Hoofd* ren Wollig. Van dit Gewas, dat Boomachtig 5TUK» is, vindt men mede een Witte en Roode Soort. Het verfchilt van den Tafelblad-Boom, boven befchreeven *. De Vrugt is driehokkig gelyk *n.D. die van den Wonderboom. 1>L 31*. 1 De Hoogleeraar N. L. Burma nnus heeft, onder den naam van Ricinus Speciofus , een nieu- we Soort by dit Geflagt gevoegd, waar van een Blad met den Vrugt-Tros door zyn Ed. is afge- beeld, wordende dit Gewas Djarak Gorito ge- noemd van de Javaanen , die den gewoonen Won- derboom Djarak heeten. De figuur van dit Blad is inderdaad zeldzaam , en , zo het geen misge- was zy van de gewoone Soort, zeer aanmer- kelyk (*). Stillingia. In dit nieuwe Geflagt, naar den fchranderen JMatuur-onderzoeker Stilling fleet, een Engclschman , getyteld , is de Kelk der Manne- lyke Bloemen half Klootrond, veelbloemig; de Bloem Pypachtig en als uitgeknaagd: de Kelk der Vrouwelyke Bloemen is eenbloemig ; de Kelk onder, de Bloem boven het Vrugtbegin- zel, dat een driedeeligen Styl heeft en een drie- hokkig Zaadhuisje wordt. De „ (*) Ricinus FoU peltatis palmato-digïtatis &c. Fl. Ind. T% 6%. f. 2. LU DML* VI» STÜS* aS8 Eenhüizige HeestëHs. III. De eenigfte Soort (i), hier van bekend 3 ia A*xï£*' *n de Pynboom-Bosfchen van Karolina door Dok- Hoofd- tor Garden waargenomen , en draagt daar van stuk. jen bynaam. Het is een Heester met veele ^.^./egtopftaande ronde Stengen , drie Voeten hoog, ^ótod Melkgeevende, ^ie uitloopen in een ongefteelde fche.° " Bloem- Aair. De Bladen komen overhoeks , ge- fteeld, ver van elkander voort: zy zyn ovaal, Zaagtandig, glanzig, uitgebreid. De Bloemen van de Aair zyn klein en geel. Men houdt het voor een byzonder Middel tegen de Venus- ziekte. De Samenteeligen onder de Eenhuizige Plant- gewasfen, leveren geen Heesters uit, maar de beide Geflagten der Manwyvigen hoorei* bier t'huis; als Akdrachne. De Kelk der Bloemen is, in ditGeflagt, vyf* bladig , doch zonder Bloemblaadjes in de Vrou- welyken en met vyf in de Mannelyken, dievyf Meeldraadjes hebben , ingeplant op een onvol- maakten Styl. De Vrouwelyke Bloemen zyn met drie Stylen voorzien en het Vrugtbeginzel wordt een driehokkig Zaadhuisje met dubbelde Zaaden. Buiten de eerfte Soort , die een laag teder Kruidje is , dat To urnefort in de Levant hadc (i) Stillingia. Syst. Nat. XII. Gen, 1273. p. 637. Vc$* XIII. p. 724, Manu 125. M O N O I K I A. $89 hadt gevonden , komt hier de Tweede in aan« Hl* merking, naamelyk A™*EU HoOFD- (2) Andrachne wz££ e zynde in vyven gedeeld. A G Y N E J A. XIX. 8TUK. In dit nieuwe Geflagt is de Kelk zesbladig zonder Bloemkrans of Bloemblaadjes. DeMan- nelyke Bloemen hebben drie Meeldraadjes ? aan- gegroeid aan een onvolmaakten Styl: de Vrou- welyke het Vrugtbeginzel aan den top gaapen- de , zonder Styl of Stempel. Twee Soorten, beiden in China gröfcijendc, zyn hier toe betrokken , naamelyk i. fi) Agyneja, die de Bladen wederzyds glad hnpuYes. heeft. Gladbla. Sg* Een regtopftaande Heester, met de enden der Takken ruigachtig, de Bladen ovërhoeks, eenigcrmaate gefteeld , ovaal , maar een wei- nigje fpits, ongekarteld, een Duim lang, we- derzyds zeer glad ; veel Bloemen famengehoopt in de Oxelen , wier Steeltjes zeer dun zyn ; de Mannelyken onderft klein en glad ; de Vrou- welyken boven, grooter, met Wollige Steel- tjes. n. O) Agyneja , die de Bladen van onderen Woh XI* H heeft. Ruigbla* lige, Dit (i) Agyneja Foliis utrinqae glabrï*. Syst. Nat< Veg. XIIL Gen. 1330. p. 728» Mant 296 & (*) Agyneja Folüs fubtas tomentefo» Ikii* MONOIKIA» 29* Dit onderfcheidt voornaamelyk deeze, welke HL in Gettalte eenigermaate van de voorgaande ver- ^ix^* fchilt , doch de Bloemen eveneens heeft* De Hoofd* Bladen zyn langwerpig ovaal, anderhalf Duim5TÜK* lang; de Takken ruigachtig. XX. HOOFDSTUK. Befchryving van de Tweehuizige Heesters, (Dioikïa) dus genaamd , om dat de Mannely- ke en Vrouwelyke Bloemen op byzondere Planten voortkomen, gelyk in de Wilgen en veele anderen. Deeze Klasfe is wederom , gelyk ik bevoo- rens aangemerkt heb * , naar het getal * n. t>< der Meeldraadjes in Rangen verdeeld. Onder b"'/™* de Tweemannigen , daar in, maaken de Wil- gen hier het. eenigfte Gefiagt uit» S A l i X. Wilg. De Kenmerken van dit Gefiagt zyn by de Boomen opgegeven, alwaar ik de grootften be- fchreeven heb , gaande dus tot de Laage Wil* gen over; als (10) Wilg met Zaagswys' getande Lancet- x. Vor- San* purpurea^ (10) Saiix Fol. Serratis glabris lanceolatis , inferioribus Roocie* oppofitis. h. Scan. 252. Fl. Suec. IU Nt 18*» Salix folio T & lon%° II. Diwu VI* Stuk. $$2 ÏWEEfïüïZÏGÊ HEESTÊRS* III. vormtge gladde Bladen , de onderjlen z& 'Afdeel. Hoofd- stuk. Men noemt deeze Soort , die de Takken ge- Twee- meenlyk Koraalachtig Bloedrood heeft, in ons mannin Land RQode of pmrjche mig^ Volgens de aanhaaling van Ray door Commelyn, zon dezelve in Zeeland en in de Zyp groeijen. Die van J. Baühiküs, genaamd Röode geenszins broofche Wilg , met lange /malle Bladen , kan geen andere dan de gewöone Bind- Wilg zyn, óf mooglyk een kleinere Soort : want de'Teen- ♦ iï. "D. Wilg > te vooren befchreeven *, groeit in de SuVöjÜ* ' Zuidelyke deelen van Sweeden wel vyftien El- len hoog (*). Deezé, "die meest voorkomt in de middelfte deelen van Europa ,• heeft de allertaaitte Tak- ken, zegt de Ridder. Zy onderfcheidt zig van • dé tovenjten ge- III. De bynaam is ontleend van T h eophr as-STUk tus, die eene Soort van Wilgen Helice gety- Diandri** teld heeft, om dat derzelver Rys zig laat bui- gen en draaijen als Teen, Zy verfchilt van de meefte andere Wilgen , door dien de Bladen byna tegenover elkander aan de Takjes voort- komen en blaauwachtig zyn; hebbende onder zig Knoppen 3 aan de Oppervlakte dikwils Gal- letjes als de Eiken, en aan de toppen der Tak- ken fomtyds de zogenaamde Wilgen - Roozen > van famengegroeide Blaadjes , welken van vee- Je voor de Bloem of Vrugt gehouden zyn. Het Is alleen zonderling, dat hier toe ook de broo* fche Wilg, van J. Baühinüs, betrokken ^vordt. In de middelde en Zujdelyke deelen van Eu- ropa komt deeze Wilg, aan de Riviertjes, Beeken en op vogtige plaatfen, voor. Men noemtze in Engeland de Geele Dwerg- Wilg > wegens de geelheid van haar Rys: want de Bla- den zyn blaauwachtig groen. Zy groeit ook aan den Duinkant van onze Provincie , in 't byzonder by Berkenrode buiten Haarlem ; zo. Commelyn, die dezelve Roos-Wilg noemt, ds &c. HAL£ Helv. isi, Saiix humilior &c. RAJ. Hifi. 142, r. Cant. 144» Angl. III. p. 443, Salix tenuior , Folio minore utxinque glabro fragiüs, j. B. Hifi. I. p, 213. f. Salis fielice Theophrasti, Dalech. Hifi. 277. T 3 11* Dll£* VI» STUK* paard en fcheef. Afdeel» xx. HOOFD- heeft $94 TWEEHUIZIGE HEESTERS. HL heeft aangetekend Men noemtze in den EI* AFxx!L faz RheynAVijdm^ dat is Ryn- Wilgen , omdat Hoofd- zy digt aan den Ryn veel voorkomen, en fom- stuk* migen geeven 'er den naam van KrebsWeyden , mamige* dat is Kretft- Wilgen aan ; doch de algemeen- fle naam is aldaar Swmpff-Weyden , of Moeras- Wilgen, met Schubbige Koppen, niet alleen we- gens de gezegde Roozen , welke, van enkele Bladertjes gemaakt , ook wel in ander flag van Wilgen voortkomen , maar wegens zekere ver* harding van de Katten , die , in plaats van Wolligheid, een harden knobbeligen Kop kry- gen ; 't welk door Wormpjes , daar in groeijen- de, veroorzaakt wordt. De Heer Haller vondt deeze Soort in Switzerland op Waterige plaatfen, en meent dat het ook de Wilg met Oleander Bladen , aan beide zy den groen, zy, van Vaillant; alzo de grootfte Bladen die gedaante hadden. Pon- teder a heeft 'er, onder den naam van Berg* Wilg> met gepaarde, langwerpige gefpitfte Bla- den , van gefproken. Hy noemtze, Wilg die de Bladen wederzyds glad , van onderen Zee- groen heeft , de Schubben en Zaadhuisjes Wol- lig. De Takken of Ryzen waren taay ? hoe- kig , groen , en wierden door den tyd donker paarsch; \ welk in 'c geheel niet met de Gee- le Wilg van Ray fchynt te flrooken , maar meer overeenkomst fchynt te hebben met de voorgaande Soort. Deeze Wilg is aan de ruigte van haare Wy£ jes jcs Katten, en aan de zwarte Schubben, de Wolligheid van de Mannetjes-Bloemen be- xx. • kleeden, kenbaar, volgens den Heer Haller, Hoofd* die deeze Soort nader befchryft , als , 't zy broosch SJJJ^fc of buigzaam , behoorende tot de Laage Wilgen j de Bladen fmal, niet ruig, van boven donker blaauwachtig groen, van onderen Zeegroen heb* bende , ten dcele getand en niet volftrekt ge- paard. Men maakt 'er , in Switzerland , een gemeen gebruik van om de Dykjes aan de Bee- ken of Rivieren te itutten en te fteuuen (*)♦ De Takken zyn hoekig, groen, doch worden door den Ouderdom donker paarfch. (xa) Wilg met eenigermaate Zaagtandige , ™* Lancetswys9 Eyronde , naakte, geaderde &gypt& Bladen , en enkelde Bladjteelen , die niet Egyptifche, geftoppeld zyn. Het Egyptifche Gewas, Calaf of Ban ge- naamd , dat Alpinüs befchryft en afbeeldt > komt overeen met de Syrifche Wilg, die ver- zilverde Olyfbladen heeft, van Bauiiinüs, Onder de Wilgen munt dezelve door den aange- naamen Reuk der Bloemen , en in Kragten uit ^ zo (*) Entend. Stirp. Helv. A8. Hrfv. VOL. V. p. 32. (12) Salix Fol. fubfèrratis, laneeolato-ovatis nudis Venofó^ f etiolis fimpltcibus cxftipulatis. Am, Acad. IV. p* 295* Saii* Syriaca, Folio Oleagineo Argenteo. C. B. Pin. 274. Calaf & Ban. Alp. <&&tft> 6u T. «2. Bied-Miisk* £»UN. Itin* 3$svan onderen Zeegroen , ArbuZj^ de Steng laag Heefierachtig. Naamje/ Drie Verfcheidenheden van Dwerg- Wilgen , ip de Laplandfche Gebergten voorkomende * worden hier toe betrokken. Twee hadden de Bladerï getand , de derde ongetand. De figuur der (14) Salix Fol. fubferratis, glabris , fubdiaphanïs , fubtus glaucis: Caule fuffruticofo. Fl Suec. 79% : 3 86. Gmel» Siè>* 1. p. 165. Salix Fol. ferratis glabris o'xwatis. FL Lapp, 352. Tf 8. & E. Sal. Fol. integris &c, FL Lapp. 3 5 6* Salix FoL lèrratis glakis &c. FL Lapp> 360. T» 3. U M. T 5 II* deel» VI. Stuk» 298 Tweehüizige Heesters. III* der Bladen was in de eene ovaal; in de ande- AFxxEL* re Spatelvormig, of naar 't end verbreedende ; Hoofd* in de derde Lancetvormig , aan 't begin en STÜK* end , beiden , fpits. In alle warenze zeer mZrigc. dun en byna doorfchynende, van onderen groen- achtig 5 en 't Gewas groeide aldaar wel als een Boompje , maar naauwlyks een Voet hoog. In de Tuin voortgeteeld zynde was hetzelve wonderbaarlyk veranderd , eens Mans langte hoog geworden , met veel dikker Bladen ; zo dat het naauwlyks naar het Wilde geleek. De Heer Gmelin nam dergelyke Dwerg- Wilgen door geheel Siberië % op Moerasfige plaatfen van de Berken-Bosfchen , dikwils waar , verfchillende alleen van de gemelde Laplandfche daar in , dat de Zaadhuisjes zeer glad en niet Fluweelig waren, gelyk LinnjEüs van dezelven meldt. Dc Mannetjes Katten vondt hy dun , de Wyf- jes dikker , meer dan een Duim lang , beftaan- de uit Zaadhuisjes, naar 't Gewas te rekenen groot , paarsch van Kleur , niet digt by een , gefteeld. Deeze Siberifche hadt de Blaadjes byna onzigtbaar getand. De gedagte Lapland- fche , met ongetande Bladen , zou de Myrtebladi* ge Wilg van Rüdbeck zyn. Haller nam dit Gewas op de Switzerfche Alpen waar , met glinfterend Fluweelachtige Schubben der Mannetjes Bloemen > wier Katjes in Lapland zeer klein waren. (ij) Wilg D I O I K I A 599 O 5) Wilg met eenigermaate getande , gladde , HJE^ zeer Jlomp Eyronde Blaadjes. Hoofd* Te regt voert deeze , die op de Gebergten stuk. van Switzerland , Oostenryk en Italië groeit, xy* den bynaam. De Heer Hall er merkt aan,r^j* dat zy op alle de Rotfen der Alpen , zelfs op die^°mPl>1^ van 't Gebergte Jura, gemeen is,maakendeeen zeer klein en veranderlyk Gewasjeuit, dataltyd langs den Grond kruipt. Jong zynde heeft het zelve zeer kleine Blaadjes , naauwlyks grooter dan die van de Wilde Thym , ongetand , met evenwydige Ribben , (een zeer zeldzaam voor- beeld (*) onder de Wilgen ,) geltreept , zeer glad en glanzig. De volwasfene , die Stengetjes van een Voet hoog voortbrengt, heeft de Blaad- jes Eyrond en in de geheele Omtrek met Tand- jes. De Katjes zyn omtrent een Duim lang , komende voort uit getropte Blaadjes en beltaan- de uit gladde Schubben , die in een witte Wol* ügheid weinige Blommetjes , ieder van twee Meeldraadjes, met roode Knopjes, zeer yl ge- plaatst, bevatten. De Vrouwelyken, op an- dere f15) Salix PoL iubfèrratis glabris obovatis obtuflsfimis. Salix Fol. laevibus ovatls, Spica rarisfima. Hall. Helv. 154* Opusc. 301. Salix Alpina angufttfolia lepens non incana. C. B. Pin. 474, Prodr. 159. Salix Alpina Serpilli folio lucido* BQCC. Mus. II. p* 18. T* u Salix pufilla hiinüiis» CAM. Epit. 104. (*) Unico in Sallcibus exemplo ; zegt de Heer H ALLER , Emerd. ucf. p. 34: maar de Egyptifche , hier voor befchree* ven, (cliynt de Bladen ook evenv/ydig geribd te hebben 9 cnzm li, DSEL, VI, STÜ5* 3oo TwEEHuiaiGE Heesters. Twee- manni&e* III. dere Stammetjes groeijende, zyn ronde Katjes 5 A*xxEL* van wclnl*§e Zaadhuisjes famengehoopt. Hoofd- Camerarhjs geeft een zeer goede Afbeel- itük, ding van dit Gewas , dat , zo hy aanmerkt * niet oneigen, Aard-, Berg- , Steen , of Kruip- Wilg) genoemd wordt Boccone heeft het- zelve ook zeer wel in Plaat gebragt en genoemd Zeer kleine- kruipende Alpifche Wilg met ftom- pe glinfterende Wilde Thym-Blaadjes. Scheüch- zer heeft ook dien naam gebruikt en van Tour- wefort is dezelve, wat de Blaadjes aangaat, mede nagevolgd, 't Geheele Gewas is zeer glan- zig groen, niet grys , gelyk Bauhinus te regt aanmerkt. xvi. (16) Wilg met Zaagswys' getande , gladde, HertL. rondachtige Blaadjes. Kruid- ( " m Wg. Deeze is de allerkleinfte Boom , zo Lin- njeus aanmerkt; geevende een Afbeelding van het grootlte Gewas daar van, hem oojt op de Laplandfche Gebergten voorgekomen , geen hal* ven Vinger hoog. Aan een Steng van naauw-; lyks een Duimbreed lang, droeg hetzelve drie of vier byna ronde Blaadjes 9 en geleek dus veel (16) Salix Fol. ferratis glabns orbiculatis* FI. Lapp. 35 T. 8. f* H. & T. 7. f, 3 , 4- FL Suec. 800: %%y.K. Lugdb* 8.2, HALL Helv* 155. Jacq. Viudob. 296* Salix faxatilis mi- nima. C. B. Pin. 474. Prodr. 159. Salix AlpiRalucidarepens, Alni rotunda? folio. BOCC. Mus. II. p. 19» T. 1. f. uit* Rij, Suppl. i24 AngL III- p. 4-f8, Herba facie Pyroi«f MARTt Spitst* 47. T, G« f. B» Q£D. Dan* T. 117* D I Ö I K I ü. veel naar het Kruidje , dat men noemt Win- HL tergroen. Het heeft een taamelyk dikken Wor- Af£x#el* tel , en vertoont zig als een onderaardsch Hee- Hoofd- ftert je , dat flegts met de topjes der Takken STUK* boven den Grond komt. De Sexe maakt in Dimdria* htc Loof eenig verfchil. De Mannetjes-Plant heeft de Blaadjes byna rond en de Bloemen geel: de Wyfjes-Plant heeft dezelvenHartvor* miger en de Zaadhuisjes zyn rood. Van dit Gewas heeft Boerhaave ook, onder den naam van Allerkleinfle Wilg> met een zeer fraaije geele Bloem , in de Optelling der Planten van den Leidfen Akademie-Tuin , gewag gemaakt. ^Boccone noemtze Alpifche glinjterende Kruip-Wilg> met ronde Elzen-Bla- den, en M arte ns, in de befchryving van Spitsbergen , een Kruidje gelykende naar Win* tergroen. Zie daar , hoe een zelfde Gewas na- tuurlyk groeit op plaacfen des Aardbodems in hoedanigheid overeenkomende , doch ver van elkander. Op de toppen der Switzerfche Al- pen vondt de Heer H aller hetzelve van dergelyke kleinte, fomtyds naauwlyks een Duim hoog , hebbende de Katjes ook zeer yl, van weinige Blommetjes , maar de Vrugt- of Zaad- huisjes, (dat zonderling is,) van de grootiten in het geheele Geflagt der Wilgen. Dit is ech- ter maar betrekkelyk tot de grootte of liever kleinte van 'c Gewas te verftaan ; gelyk de Heer J a c q u i n te regt aanmerkt , die deeze Kruid -Wilg op het hoogde van den Schnee- II* deïu vr, stuk, berg ïweehüizige Heesters, llL berg by Weenen , zeer digt aan de Sneeuw* AF^?L*groeijende , heeft waargenomen (*). stuk!0* 07) Wilg met effenrandige3 gladde, Eyroft* xviu & Jiompe Bladen. Salix Gttdvdt. Deeze, die door de Netswyze Adertjes van haare langwerpig ronde Blaadjes , welke geheel niet getand zyn, onderfcheiden wordt 3 hadt op de Laplandfche Bergen ook maar de hoogte van een Vinger , met blaauwachtige Aairen. Op de toppen van den Schneeberg vondt de Heer Jacqüin dezelve insgelyks als een Krui- pend Gewasje > met dikke Takjes byna^ Plag- gen maakende als Hey , en de Blaadjes van on- deren grys hebbende > fomtyds met roode Ader- tjes doorweven. Op de Switzerfche Alpen nam de Heer Hall er deeze Soort waar, als een Heeftertje van omtrent een EUe hoog, dat de Blaadjes fomtyds glad 3 fomtyds ruig hadt of met Zilverkleurig Dons overtoogen, en dè Katjes zeer dun , onderfcheidende zig door de lange Steeltjes der Bladen van haare mede- Soorten. De Zaadhuisjes der Vrouwelyken, en de (*) Capfulas maxima; ratione Stirpis. Jacq. Vindob, 297. (17) Salix Fol« integerrimis glabris ovatis obrufis. JACCJ. Vind. 196. Salix FoU integris glabris ovatis fubtus reticulatis* JFL Lapp. 359. T. 8* f, L, & T. 7. (. 1, 2. Ft.Suic.Z01: 88$. Salix pumiia folio rotundo. J. B. Hifii I. p. 12. Scheuchz* Alp. 43 : 340* Raj. Hijl. 1423* Salix pumiia , folio rotundo integerrirao* HAUU Hete. 154* Oed. Dm. zit* D i o i k i a: 303 de Bloemen der Mannelyken, zyn uitermaate Ut Wollig (*). Ar^fw (18; Wilg met effent andige % gladde. Spits1*™™* Eyronde Bladen. xvnu Salix Dit is een Heeflertje, dat de Geftalte heeft ^rtiM' van de zogenaamde Myrtillus of Blaauwbesfen Myrtiiadw Cf). De Bladen van hetzelve zyn wederzydstiee# glad en groen , fomtyds volmaakt Eyrond 5 doch dikwils een weinig fpits of langwerpig. Het kwam in Veenige Moerasfen van Lapland voor, en hadt de gedaante van een Boompje met paar- fche of roodachtige Takjes* doch de hoogte was niet meer dan een Voet, Op dit Gewas nam L 1 n n m u s die Wilgen-Roosjes waar , van wel- ken ik, het Infekt, dat dezelven vormt, be- fchryvende, te vooren heb gefproken (|). (19) Wilg met geheel e ff enr andige > vanonde- xix. deren ,Salix Zeegroene» (*) Emend. utfupra, p. 36. (18) Salix FoU integris glabris ovatis acutis. Salix Fol. in- tegris glabris oyatis alternis. FL Lapp. 357» T, 8* f# I, K. FL Suec. 804 ; 889. (f) FL Suec. Ed. I. p. 292. (|) Zie het I. Deels XII. Stuk van deeze Natuurtyfe Hifiorie, bladz. 131. De reden van den bynaam dcezer Soort heb ik thans beter opgegeven. Het is de gewoone Wilgen* Roos niet, die daar bedoeld wordt. (19) Salix Foi. integerrimis , fubtus tenuisfime villofls % ovato-oblongis» FL Lappé 363. T. 7. f. 5 & T. 8. f* P« FL Suec. 802,- 890, Salix Alpina Pyrenaica, C. B* Pin. 474» Prodr* 159. BuRSFR. XXIV: I2©# II» DEEL. VI. STUK» 3ö> Twéehuïzïgé Heesters; Am. %& de™n Zeer fyn £eIjdairde 9 langwerpig ÉyU xx. * ronde Bladen. Hoofd- stuk. In de La^landfche B'erg-Valeijen was dit een Twee- Heeflertje van twee Voeten hoog , dë Bladen mdnm&> van boven glad , dceh niet glanzig, van onderen bleeker met eemge Haairtjes hebbende. De Mannelyke Bloemen maakten dikke Wollige Knoppen uit. De hier aangehaalde, welke Bur- serus op de Toppen der Pyrcneen vergaderd heeft, naauwiyks een half Elle hoog, hadc lang- werpige Blaadjes, zagt als Fluweel , met Haai- tjes op de kanten , en Aairëp van een Duim lang , dun eo Wollig. Misfchien komt deeze nader aan de twee-en-twintigfte Soort. Deeze drfe maaken de Wilgen met ongetande gladde Bladen uit, waarvan voorheen gelproken *ii.d* is *: thans volgen die met ongetande ruige JBla- biadz™*l^en> waar van Soorten zya, 464» xx. (ao) Wilg meteffenrandige, wederzyds ruige ,< JSL ftomP Eyrmde> ge-°or de Bladen. Ge-oordc. n In de Wceftynen van Lapland is deeze, vol- gens den Ridder, gemeen, fchieténde dikwils op tot een dunnen buigzaamen Boom. De Bladen hebben, aan het Steeltje, kleine, ronde, by~ hangzeltjes of Oorlapjes* Dillenius hadt dee- (20) Salix Fol. integerr. utrinque viliofis obovraris appen- diculatis. Fl. Lapp. 369. T. g. f4 Y. Flé Suec. 8Io; 891. R. Lugdb. 84. Salix Folio rotundo minore, Pxll. App< 37, Raj. AngL III. p* 45 o« D i o i k i a. 305 deeze Soort, by Giesfen, met een weinig ron- Hl, der Blaadjes waargenomen. Men ziet klaar, XJC dat dezelve zeer van de Ge-oorde Wilgen, met Hoo*n- Amandel-Bladen *, vcrfchüle. De Heer Hal-8™^ LEr fchyntze te houden voor eene Verfcheiden- u. beid of verandering van de gewoone Ruige wüg (*). ( ffift* 1426. HALL. Htlv. 154. Salix depiesfa FoL integris h\btu$ Villofis &c FL Lapp, 361. T. 8, f, N, Fl4 Svsc II. N ss>*« V IU Desl. VL Stue» 306 Tweehüizige Heesters. III. cetswys' Eyronde, aan beide enden fpitfe, van AFxxEJU on^eren ruige Bladen , welke door de aankwee- Hoofd- king gebleekcn was 3 dezelfde te zyn. De aan- stuk. gehaalde van Baühinus groeide ia Switzer- land maar een Elle hoog. xxn. (22) Wilg met geheel effent andige , ruige % Jpponum. Lancetvormige Bladen. Lap- bndfch. Geen gemeener was 'er in alle de Valleijen der Laplandfche Bergen ; weshalve deeze te regt de Laplandfche gebynaamd wordt. Zy kwam menigvuldig in de Bosfchen van geheel S weeden voor3 zynde een Heefter van vyf of zes Voeten hoogte. Ook ontbreekt zy niet in andere deelen van Europa. Ten minde wordt de Portugaalfche , met ge-oorde Salie - Bladen , hier t'huis gebragt door Linnaus. En de Afbeelding, welke door den Heer H aller , wegens de fraaiheid, is gegeven, fchynt nader tot deeze dan tot de volgende te behooren. Die Kruidkenner merkt aan , dat 'er een groote ver- anderlykheid in de Bladen plaats heeft naar den Ouderdom, In de Jongheid zyn dezelve zeer Wollig zagt, wederzyds Zilverkleurig, zonder eenig Groen : vervolgens komt het Groen eeni- germaate doorblinken aan de bovenzyde, en de onderzyde is ook veel dunner gehaaird, zo dat de Ribbetjes zig vertoonen : eindelyk worden de (22) Salix Fol. integerrimis hirfutis Ianceolntls. FL Lap?. zes. r% g. f. t, Fl% Suec. 8og; 85>3, hall» Hdv. us. t. 5. f. 2. D I O I K I A. 307 de Bladen van boven geheel glad en groen (*)♦ JÏ. ZWart hadt zyn Ed. dezelven van boven ge- zegd te zyn en glad ; van onderen alsgefluweeld , Hoofd» fcn dus ook afgebeeld: 't welk door den HeerSTUK# GmêlJn 9 die anders zyne Siberifche laage Dumdrt{t* Wilg, met wcderzyds witachtige Wollige Bla- den , gedagt zou hebben de zelfde te zyn 9 nooit 'was gezien (f). (23) Wilg met effenrandige fpits EyrondeBla * xxnt. den , die van boven ruigachtig, van onde* Arenaria* ren WolUg zyn. Jjgfa Deeze komt 2cer naby , en is mooglyk een enkele Verfcheidenheid van de voorgaande, zo de Ridder heeft aangemerkt. Zy komt 'er in hoogte mede overeen , als ook in de Klelïr der Stengen of Stammetjes, welke Ascbgraauw o£ uit den rosfen zyn. De Bladen, alleenlyk, zyri wat minder ruig, inzonderheid van boven, eil ook zo langwerpig niet. Hier wordt , door Lïn- njeus, de gedagte Wilg van Gmelïn t'huis gc- bragt , en de Woonplaats geïteld in de Moeras- Fen van Europa* Men vindtze in Engeland eü Düitfch- (*) Emenêl. utH p. 3$; (t) Fkr. Siber< Vol. 1. p. i ^ n 9 en ons overv'oe(^1g in ^e Duin-Valei- Hoofp jen, wordende gemeenlyk, volgens den Heer stuk de Gorter, Kleine Wirf genoemd (* ) , dat Twee" mooelvk tot den naam van Wervelen-Hout , die manntge. o J aan een Boomachtige in ons Land gegeven wordt, ecnige betrekking heeft xxiv* (24) Wilg met effenrandige Lancetvormige iJuhïcea. Bladen, die van onderen ruig en glanzig Leggende. zyn, en Eyronde gefpitfie Stoppeltjes. Deeze , in harde Grond op laage Velden van Europa groeijende, was gemeen in S weeden, alwaar derzelver verfchil van de voorgaande Soort door Linnüüs opgemerkt is, daar in te beftaan , dat de Bladen langwerpiger ayn , van boven glad, van onderen glanzig alsZyde, en dat zy de Takken witachtig groen heeft. Zy regten zig niet op en maaken dus een leg- gend Gewas uit, 't welk Hall er, naauw- lyks een Voet hoog, by Bern hadt waargeno- men , hebbende geelachtige Rysjes en ronde Bloem-Aairtjes. 05) (*) Flor* Belgic. p. 279. (t) Zie het voorg. III. Stuk, deezer Nat. Hifi, bladz. 459. (24) Salix Fol. integerrimis Lanceolatis, fubtus villofis m« tidis ; Stipulis ovatis acutis, Fl. Suec. '807; 895. Salix Fok ovato-Lanceolatis integerrimis , Ramis decumbentibus. R, Lugdb* 84. Dalie. Paris. 299* Salix Fol4 integris ovatis &c. Guett. Stamp. Salix pumila , Fol, eliipticis integerrL mis* HALL. Hdv. i$u D I o i k i a; 20% {25) Wilg met effenrandige Lancetvormige , III. wederzyds omtrent kaale Bladen , de Steng Ar£xf U kruipende. Hoofd» stuk* Deeze , die ook in andere deelen van Euro- xxy. pa waargenomen is , komt tusfchen de Bergen nfei#* in S weeden , op vogtige plaatfen , voor. InKïl*ipende* kleinte tart zy dc Kruid- Wilg , hier voor be- fchreeven , als hebbende de Steng dikwils maar een Duimbreed lang , doch een Vinger dik, met roodachtige Takjes , die witte Haairtjes hebben 3 als Rysjes langs den Grond uitgeftrekt. De Blaadjes zyn langwerpig Eyrond, gefteeld, wederzyds glad, van onderen Zeegroen , zon- der Stoppeltjes en de Katjes komen zydelings voort. De Ooftenrykfe kleine Berg- Wilg van Clusius, hier aangehaald , hadt leggende Rysjes van een Voet lang en een Vinger dik, met dunne Takjes zig tusfchen het Gras ver* heffende en Blaadjes van byna een Duim lang f van boven glanzig groen ; van onderen eeni* * germaate grys. Aan de Takjes groeiden zag- te Aairtjes, uitgeevende een witte Wolligheid. (26) Wilg met effenrandige , Eyronde Bladen , xxn. die van onderen gehaaird zyn. fjcaï* Van 2mine. (25) Salix Fol. integerrimis Lanceolatis , utrinque fubpilo- üs% Caule repente. Fl. Suec. 814; 8p6. Salix Alpina puraila lepens inferne fubcinerea. C. B. Pin. 474* Raj» Angl. III. T. 44 s, Salix pumila latifolia prima* Clus* Hifi. I. p* %s. Patin, loz, (z6) Salix Fol. inregerrirais ovatis , fubtus pubesccns« Salte V 3 ïoL II* Deel, VI. Stuk» gTO TWEEHIJIZIGE HEESTERS, III. Van deeze, die ook een zeer laag Heeftertje Afdeel jg ^ dat ^ikwils kruipt, heeft Linn^us, ge- HooFD lyk van alle de andere Laplandfche Wilgen, stuk. de Bladen, op eene byzondere Plaat, tot ver- T7T gelyking , 't welk zeer fraay en nuttig is, af- gebeeld. Thans echter merkt zyn Ed. aan., dat deeze met de Kruipende , Leggende en Ereede Duin - Wilg, veel overeenkomst heeft. Zekerlyk loopen deeze vier grootelyks in één , en zyn niet gemakkelyk te onderfcheiden : waar door men van byzondere plaatfen wederom an- dere Soorten krygt. Niettegenftaande de Blaad- jes van deeze , in Lapland, van onderen ee- nigszins gehaaird waren, oordeelt Dilleniüs, dat de Kaantjes- Wilg , met wederzyds gladde Bladen, van Bauhinus, hier t'huis behoore. Deeze fchynt het te zyn , die onder de Duin- wilgen van ons Land, door den vermaarden Commelyn, is opgetekend. Mooglyk is die* welke Mee se in de Wouden van Vriesland, op Hey velden en Veenagtige plaatfen , veel waar- nam , hoewel door hem tot de Negentiende be- trokken , ook deeze Soort. Immers de Zee- groene, de Laplandfche en deeze laatfte, fchy- nen weinig te verfchillen. Onze Ridder merkt aan , dat zy de Knoppen eenkleppig , in tweeën gQ- Foï. integ. ovat fubt* villofis nitidis. Fl. Lapp. 364. T. %¥ £ R. Fl. Suec. 805; %97* R* Lugdb* 84. JACQ. Vindob* 197+ Sah'x pumiia Folio utrinque glabro, J. B» Hift. u p. 217* Sal. puin. bievi anguftoque Folio incano> Comm, Holl. 102. Go^r, Belg. 279. Mees. Ftisf N. 403, D i o i k i X* 311 gedeeld en de Katjes ongebladerd heeft. De HI« bruinheid der Bladen van boven geeft 'er den AFxx*U bynaam aan. Hoofd* STUK. (27) Wilg met effenrandige fmal Lancetvor- xxviu mige , uitgejlrekte , ongejleelde, van onde- R^^ini. ren Wollige Bladen. Sbiadi- ge Duin* Deeze is door de fmalheid der Bladen gemak* wilg. kelyk te onderfcheiden. Men vindt daar van een fraaije Afbeelding by Lob el, die deeze Smalbladige Laage Wilg by Antwerpen op de Heide, met kruipende Steeltjes van een Palm of anderhalf lang, Bladen als van het Motte- kruid en Bloemkatjes als der gewoone Wilgen, groeijende vondt, zynde het Loof bitter van Smaak. Onder de Ooftenrykfen heeft Clusius ook twee Smalbladigen , waar van de laatfte mooglyk door Commelyn bedoeld zal zyn, met zyne Laage Wilg, die korte frnalle gryze Blaadjes heeft, zynde de eerfte van gedagten Autheur buiten twyfel deeze : want die zegt 'er van : dat dezelve Rysjes van een Voet of kor- ter heeft, die geelachtig zyn, met Blaadjes van ' een Duim, als die van 't Vlaschkruid, van bo- ven (27) Sahx FoU integerrimis lanceolato-linearibus , ftri&is, fêsHlibus, fubtus toraentofis. R. Lugdb. 84. 13* F/4 Suec. II. N. %99. Salix humilis auguftifolia. C. B* Pm. 474. Salis humilis repens auguftifolia. Lob. Ic. tl. p. 137* J* B. Hifi. I. p. 214. GORT. Belg. 280. MEES. Fris. N. 404. Salix pa- mila anguftifolia prima* Clüs. Tam. p» io>, T. 10^ V 4 IU DEM* VI. STUK* , 3i2 Tweehuizige Heesters. III* ven groen , van onderen Aschgraauw en nog AFxxfL j°nS zYnde geheel grys. Dezelve groeit in vog- Hoofd- tige Hakbosfchen beneden Frankfort aan de stuk. jvlayn 9 volgens J. Bauhinus (*). Een der- gelyke fchynt in Switzerland in de Beeken te groeijen volgens Haller, die gewag maakt van een Wilg met fmalle , zeer lange , van on- deren witachtige Bladen , welke de Wilg met het allerlangste Blad, van Rat* zou zyn, en dezelve dus befchryft (f). „ De Takken zyn lang, regt, broosch ; de ,> Bladen fomtyds genoegzaam Eyrond en Ovaal- J9 achtig , doorgaans echter langwerpig a van 3, drie Duim en daarboven; fmal, met even- 55 wydige Ribben Oj-), die een fcherpen hoek „ met de middel-Rib maaken, van onderen be* ftendig Wollig en wit , van boven nu eens ruig dan glad; de Katjes tusfchen de Bladen ongedeeld , niet uitpuilende 5 Rolrond : de 99 Zaadhuisjes 3 als zy jong zyn , met esne wit-. » te Wolligheid bekleed,"' In (*) Die echrer verkeerdelyk zegt, dat Dodoneus de Af» beelding van de Lobelfche gegeven zou hebben : het is dia yan de Clufiaanfche. Ook fchynt Bauhinus 'er dat laatfre bygevoegd te hebben , niettegenftaande Ray het op rekening van ClüSIUS ftelt ; want die kon dan immers deeze niet als de derde Soort van Wilg der Ooftenrykfe Bergruggen op*» geeven. ff, Emend. utiupra, p. 38. (I) Zie daar wederom een Voorbeeld, dat de evenwydig- beid der Ribben ook in andere Wilgen plaats heeft ; vergo lyk bl. 199. D I O I K I ü. In de holte der Beeken was deeze laagcr, IIK zegt die Kruidkenner : waarfchynlyfc dan daar ^™TU buiten. Ik vindze ook aangetekend onder de Hoofd* Planten van den Elfaz, door Doktor Mappus8TUK# (*), die zegt 3 dat menzo aldaar GirrlWeyden Diandria' of Girrlen noemt* Dat dezelve Katten eer dan Bladen voortbrengt en wel het Mannetje over- vloedig, fomtyds twee Duimen, fomtyds maar één Duim lang, bleek geel en van een ongemeen aangenaamen Reuk 2 des hy ze by de Perfifche of Egyptifche Moskaat- Wilg , hier voor befchree- ven y vergelykt* In April en Mey, voor die anderen , bloeide deeze Wilg aan de Riviertjes van den Elfaz , en men maakte 'er fomtyds ge- bruik van de Bloemen, om gedestilleerde Wa- teren een Geur te geeven , dien zy lang behiel- den. De Wyfjes-Wilg van deeze Soort bragt haare Trosfen van Zaadhuisjes ook voor de Bla- den voort. Op drooge en ongebouwde Vel- den, (zegt hy^) is deeze Wilg een laag en kruipend Gewas, wordende dan KlettenWei- 3, den of Kruip- Wilg genoemd: doch anders 3, groeit dezelve op, tot een taamelyk hoogen 3, digten Heefter , die 5 zo 'er de Takken dikwils 3, afgefneeden worden , een zeer dikken Stam » „ krygt." Zie daar een ongemeene veranderlykheid , ook door deezen Kruidkenner, in de Wilgen waar- ge* (*) Hift. Plant, Al/at. p. 275. vs 3i4 Tweehuizi ge Heesters. HL genomen 5 we^e 5 het gene ik te vooren daar van (Afdeel, gezegd heb *, bevestigt. Ray zegt, dat dee- Hoof'd. ze Smalbladige Laage Wilg in Engeland over- stuk. vloedig , op Moerasfige plaatfen en Hei jen , met * ii. d. dunne Rysjes groeit, fomtyds een Voet, fomtyds biadzST474,,een E1,e ho°g ' dikwi,s leggende op den Grond en enz. een kruipende Wortel heeft. Mee se, die de- zelve Rosmaryn - Bladig noemt , hadt ze by en onder de voorgaande, in de Wouden van Vries- land, gevonden, Zy groeit ook, volgens den Heer de Gorter, veel inde Gagel-Kampen by Harderwyk , ook wel elders in onze Duinen cn in Zeeland, ja buiten twyfel op meer plaat- fen van onze Provinciën. De overige Wilgen reeds onder de Boomen befchreeven zynde , gaa ik over tot het Geflagt van Emfetrum. Bes-Heide. Dat tot den Rang der Driemannigen , als drie Meeldraadjes hebbende , behoort. Hier zyn dezelven lang* De Kelk der Mannelyke , zo wel als der Vrouwelyke Bloemen , is in drieën gedeeld 5 bevattende drie Bloemblaadjes. De laatften hebben negen Scylen en de Vrugt is een Bezie met negen Zaadjes. Twee Soorten , beiden Europifche , komen 'er in voor, naamelyk. (0 Bes. I D I O I K I Ai 315 f O Bes-Heide die regtop Jiaat. Hl. v y Afdeel, Deeze is in Portugal alleen waargenomen door HoJJ^ den vermaarden Clusius* Hy vondtze boven STUK# Lisfabon in een Zandige Grond , met een me- i, nigte vanhaare witte Basfen beladen; waar door Jfi£fm het hem in 'c eerst van verre voorkwam , als of witte» het Gewas met Greintjes Manna was begroeid. Zy maakte 'er een Heefter met Takjes vaneen Elle hoog , die broosch en zwarter waren dan de andere Heide, hebbende de Bladen, op een byzondere manier, by drieën, om de Takjes gefchikt. De Vrugten waren witte doorfchy- nende Besfen , als Paarlen , zeer Sappig en zuur van Smaak, bevattende gemeenlyk drie harde Steentjes. Van de volgende, naar welke zyin Geftalte veel gelykt, verfchüt deeze, zo Linn^us aanmerkt, door de Takjes ruighaairig, de Bla- den langer en van boven eenigermaate ruuw, van onderen gelleufd te hebben. Toürnefort heeft 'er een fraaije en duidelyke Afbeelding van gegeven. (a) Bes-Heide die nederhurkt. Ir Dee- Empetrum ni^rum. (\) Empetrum ereftum* Syst. Nat4 XII. Gen. Iioo p. 649* Zwatte» Keg. XIII. 737. K» Cliff. 470. R. Lugdk* 206, Empetrum Lufltanicum Fru&u albo. ToüRNF. Inft. 579. Erica ere&a Baccis candidis. C. B. Pin4 4g6. Erica Coris folio decima, Clus. Hifi. I. p. 45- Erica feptima. Hhp. p. 114. T. 117, TOURNF* Infl, 579. T. 42I« (z) Empetrum procumbens. JU Cltff* R, Lvgdb. utf. FU 11. I>E£L. VI* SHJIC* 3i6 Tweehuizige Heesters. III. Deeze valt in vogtige Berg - Valei jen der AFxx.EL' Noordelyke deelen van Europa , niet alleen , maar Hoofd- ook in die der hooge Gebergten van Ooften» STjQK* ^ en ^witzerland. Men vindtze op de Hei- nannïzi jen van Engeland , alwaar het Landvolk de Vrugten Crow-Berries en Crake Berries , dat is Kraaije-Besfen noemt , volgens Ray, en dus geeven ook de Boeren op de Veluwe , in ons Land , aan 't Gewas den naam van Kraay-Hei- de, zo de Hoogleeraar de Gorter aantekent: Het groeit aldaar op verfcheide hooge Hey- Velden, als ook in de Wouden van Vriesland, in Zeeland en elders. Men vindt het onder den naam van Leggende Camarinna der Noor- delyke Landen door Petiver gemeld , zyndc die Portugeefche naam van 't voorigc hier op toegepast. In Lapland, daar deeze Bes-Heide in de dor- fte en droogde Zand-Woeftynen der Alpen niet ongemeen is, hadtde Groote Linn^eus daar van Mannetjes, Wyfjes, Manwyvige en Twee* flagtige Gewasfen, waargenomen, en derhalvq dezelve tot de Klasfe der Polygamia t'huis ge- bragt. De Heer Jacquin eenige Planten daar van, in de Herfst op de Gebergten uitgerukt, in den Kruid-Tuin overgebragt hebbende, be- vondt Sïuci $22; 904. HALLt Helv. 162* Jac<^ VindoL 298. Em« petruim Fl. Lepp. 379* Eiica Baccifera procumbens nigra. C. B. Pin* 43<>. Erica Co ris folio undecima. Cius. Hift. Baccifera Pann* 79. Gort. Belg. 28U MEES. Fris, N. 409. JSmpetrum montaniira Fru&u nigro. TOURNF+ Inft. 579, D I O I K I A. 317 vondt dat dezelven , in Maart van 't volgende Hf. Jaar , op den zelfden Stoel veele Twceflagtige Af^£l' Bloempjes voortbragten , met drie , twee of Hoofd» één Meeldraadje voorzien, en weinige Wyfjes , STUK* maar in 't geheel geene Mannetjes - Bloemen. nan na* Hierom oordeelt by, dat dit Gewas teregtbe- hoore tot de voorgemelde Klasfe, en niet tot deeze. De Ridder merkt ten dien opzigte aan , dat hy 'er één met Tweeflagtige Bloemen te Upfal gezien hadt, tegen duizenden, die wee- zentlyk tweehuizig waren» Dit doet dan deeze Bes-Heide hier bekïy- ven, waar omtrent de Heer Haller, by nader onderzoek, deeze nieuwe Waarneemingen te berde brengt f*). „ De Kelk is in drieën „ gedeeld , met rondachtige punten : drie Bloem - „ blaadjes , die Eyrond en ros zyn , fteeken daar buiten uit, en drie lange Meeldraadjes „ komen uit de Bleem voort. De Vrugt is „ een Bezie met negen Korrels , die toe een 3, rond Kogeltje Wigswyze famengevoegdzyn. Een Styl is 'er , met negen purpere Stem* „ pels. De Meeldraadjes zyn zeer dikwils „ met een misdraagend Vrugtbeginzel gepaard." Dit geeft eenig Licht aan het voorige en be- vestigt de regtmaatige plaatzing van dit Gewas volgens de laatfte goedkeuring van den Rid-* der, die ten opzigt vandeBesfen, welke zwart en rond zyn , byna als Geneverbesfen , aan- merkt 3 (*) Emend. mf. p. II* Dz&u VI, Stuk» 318 Tweehüizige Heesters. III. merkt, dat dezelven, (fchoon op zigzelfinme* A xxEBL# n*Ste gcgetcn t het Hoofd bezwaarende ,) zo Hoofd- wel als de Bofch-Besfen , waar van voorheen STUK'. gefproken is, in plaats van Korenten in deKaas- ild! Beulingen der Laplanderen komen % Het blykt U'*™K'dan> fchoon fommigen deeze Besfen voor Ve- nynig uitgemaakt hebben , dat zy eetbaar zyn» O laos Borrichius verhaalt , dat zy niet alleen tot Voedzel Itrekken voor 1 Gemeene Volk, maar dat hy, nog een Jongen zynde ,de- zelven dagelyks by handen vol hadt gegeten (*}. Waarfchynlyk (trekken zy voor het Gevogelte gelyk de Kraajen, en andere Dieren, tot Spyze. Men ziet daar in de alwyze voorzorg des Schep- pers 3 om de koudfte deelen des Aardbodems * zelfs in de Winter, van Voedzel niet ontbloot telaaten, uitblinken. Clusius, immers, vondt het Gewas, op de Steen-Rotfen van Hooge Ge- bergten in Ooftenryk en Stirie* bloei jende en met groene Besfen beladen ; terwyl 'er nog vee- Ie rype Besfen aan zaten van 't voorgaande Jaar. Het was in Switzerland, volgens Hall er, een Takkig Heeftertje , met Rysjes van een Voet lang of hoog, en digt gebladerd , byna als de voorgaande Soort , met dikke Vleezige Blaadjes , doch droog kort en ftomp , veelal by drieën , maar fomtyds ook by vieren , Krans- wyze om de Takjes geplaatst. De Coris van fommigen 5 wier Blad Clusius aan deeze Heide geeft * (*) BARtHOL. A3. Mit. Vol. II. p, D I O I K I A. 319 geeft, heeft ze ook zodanig; doch wy gebrui- III. ken liever het Loof van dit Gewas , als voor Af^eeu ons bekender zynde (*> Hoofd- stuk. O S Y R I S. Triandria. De Kelk der Bloemen is hier, zo wel in de Mannetjes als in de Wyf jes-Planten , in drieën gedeeld, zonder Bloemblaadjes, en in de laat- flen ook zonder Styl, maar met een rondachti- gen Stempel en een Vrugtbeginzel , dat eene Bezie wordt met ééne Holligheid, waar in een ronde Sreen. De eenigfte Soort (i), gemeenlyk onder den *\ naam van Ca/ia bekend, groeit overvloedig in alba. de Zuidelyke deelen van Europa , zo in fommi- Wlttc' ge Gewesten van Spanje , als in Provence en Languedok , byzonderlyk omftreeks Montpel- lier , alwaar het Landvolk dezelve lou Rouvé noemt. Hier van heeft zy den naam by fommi- gen gedragen, dien Lob el 'er aangeeft; hoewel de fchrandere C l üs i us oordeelt , dac zy (*) Gelykin debenaaraingvan Erica Empetrifolia : zie 'tlV. STUK, bladz* 5i7# Pl XXIII. Fig. 2, en de Pofygala Empe- trifolia: V. Stuk, bladz. 433. W. XXVïII. Fig. i, enz. (1) Ofyris. Syst. Nat. XII Gen. f tók. p 649- PVg,. XIII. p* 737. Lugdb. 202. SAUV. Monsp. s6. GOUAN. Monsp* 502. GBON. Oriënt. 308. Loefl. Itin. 169* Ofyiis frutescens Baccifera. C. B. Pin. 212. Cafia Poëtica Monspelienfium» Cam. Epit. 26 Lob Ic. 432. Cafia Latinorum. Alp. Exot. p. 41. Cafia Monspelii difta. Gbsi*. Epift. 50. Cafia quo- xundam, ClüS. Hift. isx# Ic. 282, IU deel. VI. Stuk, 3io Twfeöuizige Heesters. STUK» Dne- mannige* Afdeel z^ geenszins de Ca/ia van Virgilius kaft xx. ' zyn : zo min als het Kneoron van Theophu a- 5?,°FD" siüs, 't welk Cafia genoemd was van H y o r- nus, zo Pliniüs verhaalt/ De bcnaaming van Cafia Poëtica is derhalve zeer oneigen. Waarfchynlykcr zou dit Gewas de Ofyris kun- nen zyn van Plinius, en daar van is de Geflagtnaam ontleend. Men vindt het ook zeer fraay in Afbeelding gebragt door Clusius, die het in Spanje, daar men het Guardalobo noemt, op verfchei- de plaatfen aan de Wegen groei jende waarnam* Het is een Heelterachtig Gewas van een Elle hoog, met dunne, taaije, groen-, en fomtyds ook zwartachtige Rysjes , begroeid met ver- fpreide fmalle Blaadjes als van 't Vlaschkruid. Het draagt Mosachcige groengeele Bloemen , als die van den Kornoelje- Boom, Pluimswyze famengehoopt volgens de Afbeelding van Ca- merarius. De Vrugteq zyn Besfen gelyk die der Aspergie - Planten , Koraalrood van Kleur, en bevattende een rond Steentje, met een witte Pit , die zoet is , zo wel als het Vleesch der Bezie, maar de Bloemen zyn wrang en het Kruid is bitter. Het bloeit in de Zo- mer; de Vrugt wordt in Oktober ryp. In de W yngaarden van den Berg Libanon is dit Gewas ook gemeen, wordende aldaar Mack- mudi en de Besfen Habel mickenes geheten s volgens Rauwolf. Loefling nam in Spanje waar , dat het een zeer aangenaamen D i o i c i ü. 32* Reuk heeft, welke dikwils de nabuurfchap ver- UL vult , inzonderheid van de Mannetjes Heerters ' ™*fL# die Iteik bloeijen. De Wyfjes zyn, dewyl zy Hoofd- Meeldraadjes hebben , veeleer Tweeflagtig , doch STUK' zonder de Mannetjes brengen zy geen Vrugten TrtandrU voort, zegt Linnjeus. C A T Ü R Ü S. Die van de MannelykeSexe, in dit Geflagt* hebben geen Kelk maar eene driedeelige Bloem : die van de Vrouwelyke een driedeelige Kelk, zonder Bloemblaadjes ; drie Stylen en brengen voort een Zaadhuisje van drie Greintjes. Twee Soorten , beiden Indifche Gewasfen , komen in dit Geflagt voor, als volgt. (i) Caturus met hangende Bloem- Aairen in 'V de Oxelen. Spidfiorus Aa.irbio€' Schoon 't Griekfche woord, hier tot een Ge mige' flagtnaam gebezigd, volftrekt het zelfde bete- kent als Katte-Staart , gelyk Rumphius zegt dat men dit Gewas in 't Maleitfch noemt, we- gens de figuur der Bloemen; gebruik ik nog- thans die benaaming niet, alzo dezelve by ons aan andere Gewasfen of Kruiden gegeven wordt. Volgens hem gelyken de Bloemen veel naaf die (i) Caturus Spicis Axillnribus foh'tariis pendulïs. Syst. Nat* XII. Gen. 1280. p. 650. Vegt XIII. p» 739. Acalypha Wspi- da. Bijkm, Fl. Ind. p, 303, T. 61. f. 1. CaudaFelis, RujyjfH» Amb. IV4 p. 24. T. 36 & 37, Watta-Taly, Horu MM. V. p. 62. X ÏVDWL. VI, STUK. 322 Tweehuizige Heesters. HL die van onze Katte-Staart Amaranthen, doch m AF^EL,alle demoniters3 van Java gezonden, ttaan de Hoofd- Steeltjes van deeze Katten overend, zo de Heer stuk» js^ l# Burmannus aanmerkt ; uit wiens Af- nanni&e. beelding niettemin men ligt befluiten zoude , dat zy van den zelfden aart als die van R u m- p hius , en mooglyk op 't Papier rcgt geleid en dus gedroogd waren. Want die Afbeelding zal , naar alle gedagten , volgens een gedroogd Takje getekend zyn ; dewyl de figuur der Bloe- men of Vrugten 'er niet in aangeweezen is : zo dat men zelfs niet onderfcheiden kan > of het Bloem- dan Vrugt-Aairen zyn (*). Het Gewas , dat men in Oostindie Katte-Staarc noemt y is , volgens gezegden Autheur , een Struik als een laage Hazelaar, vyf of zes Voe- ten hoog opfchietende , met Takken , die van boven meest krom ftaan, wegens de zwaarte der Bladen. Het wordt in tam en wild ver- deeld ; waar van het eerfte Bladen heeft als die van den Moerbezie - Boom > wel twee of drie Handbreedten lang en meer dan half zo breed , donker groen , van onderen rood geaderd. Uit derzelver Oxelen komt een Staart, die maar een Vinger dik , doch wel twee of derdhalf Voeten lang is , hoog Bloed- of Karmozynrood van Kleur , gely kende dus veel naar het bloeizel der gezeg. (*) Die van Plaat XXVI, in 't voorg. Stuk waren my v gelyk vecle andeten, in Hesfchen met Liqucui overzon- den* DlOIKIA. 323 gezegde Amaranth. Deeze Staart is Wollig UI. zagt , en bcftaat uit veele Draadjes , die op Axx"U Knopjes zitten , welken zig als Kelkjes vertoo- Hoofd- nen en een ocgfchynlyk Vrugtbeginzel bevatten, *XXJKm doch 5t gene altoos misdraagt. De Wilde in te* 7 Wn* gendeel , waar van een Witte is en Roode , die hooger opfchieten , heeft Zaaddraagende Katten. 't Gezegde komt taamelyk met de opgegevene Kenmerken overeen; doch ik begrypniet, hoe hier de Watta-Taly van Malabar, welke aldaar door de onzen Looghoom geheten wordt, betrok- ken kan zyn. Ray noemt dezelve reeds, Bes» fendraagendè Malabaarfe , met gc-aairde Bloe- men , die tweebladig zyn , en een éénkorrelige Vrugt (*J. Dezelve wordt befchreeven als een Boom , vry dik van Stam en omtrent twintig Voeten hoog, met veele Takjes in 't ronde, de Bladen rondachtig fpits op lange ronde Steelen hebbende ; de Bloern-Aairen uit veele Knopjes famengefteld , die opengaande uit twee Blaadjes beftaan en twee dwarfe Meeldraadjes, die uk- waards omgeboogen zyn, en met veele geelach- tige Topjes pronken. Op dc Bloempjes volgen ronde , groenachtig geele Besfen , welke reuk- en fmaakeloos zyn, bevattende een ronden, groenen, Zaadkorrel (f). Uit (*) Baccifera Malabarica Floribus Spicaris dipetalis, Fruaa aionopyreno. RaJ. Hifi* 13-95. item Comm. Fl. Malab* p. 49* (\) De Vrugtmaakende deelen, in de Malabaarfe Kruidhof, zyn , wat fommigen ook zeggen mogen , volgens den Ridder iiaauwkeurig opgegeven. Vid. Gen, Plant, Ed, V. Fr*f. fa m» X 2 II. Sul. VI. Stuk. STUK, Drie mannigt 334 Tweehuizice Heester?, 111. Uit de Bladen van deezen Boom 3 met groene ATx.EL' Tabak en Rystwater gewreeven , werdc een Hoofd- Zalfje gemaakt tot zuivering van oude Zwee- ren, en van de Bladen alleen, in Water ge- kookt, een Stoo ving of Bad tegen Koude Koort- fen. De Bloemen van de gedagte Katte-Staart , op Java Tambang genaamd, in Water gekookt of met Suiker tot een Konferf gemaakt, werden als een byzonder Middel tegen den Buikloop en andere Kwaaien, van flapheid der vafte deelen afhangende, gebruikt, cllirus ^aturus met zydelingfe ongejteelde Bloe- Ramift»- men. rus, Takbloe snige. De Heer Jacquin vondt op Martenique 9 aan de Oevers van St. Pieters-Rivier, een Ge- was, 't welk hy ter eere van den Heer Boeh- mer , Hoogleeraar in de Ontleed- en Kruidkun- de op de Wittenbergfche Akademie , Boehmeria doopte. Hetzelve is door Linnjeus hier t'huis gebragt, met den bynaam van Takbloemu ge, om dat het een menigte tropjes van Bloemen aan Bladerlooze Takjes uitgeeft, die Mannelyk zyn of onvrugtbaar, en de Vrouwelyken komen aan jongere Takjes op den zelfden Stam voort: des deeze eigentlyk tot de Eenhuizigen zou be- hooren. De Vrugt was , bovendien , door ge- zegden Heer niet gezien ; \ welk nog meer dui~ (2) Caturus Floribus lateralibus fesfilibus* ttid* Mant. 127^ Boehmeria ramiflora. ]ACC£. Amer. Hifi. p. 246. T* 157* d i o i * i a. a«y duifterheid maakt. Hy bevondt het een Boompje I". vta agt Voeten hoog, met lange Takken, aan *%£u 't end doorgaans omgeboogen , en daar bezet met Hoofd- kromme fpits Lancetvormige getande , rimpelige STUff# Bladen, van zeer verfchillende grootte. Tnandn^ LiNN-ffius hadt derhalve byzonder weinig reden om te twyfelen , of dit Gewas van het zelfde Geflagt kon zyn als zyne Caturus : te minder, alzo de Heer Jacquin in de Vrou- welyke Bloemen, zo wel als in deMannelyken, geen Kelk, en een enkelen zeer langen Styl> met een enkelen Stempel, waargenomen hadt. De uitwendige Geftalte alleen zou het hier be- trekken. Onder de Viermannigen van deeze Klasfe ko- men verfcheide Heefters voor , naamclyk in de eerfte plaats het Geflagt van T R O P H I S. Welks Kenmerken , behalve die der vier Meeldraadjes, in de Mannelyken zyn een vier- bladige Bloem , terwyl de Vrouwelyken geen Bloemblaadjes hebben en de Kelk in beiden ontbreekt. De Styl is in tweeën gedeeld en de Vrugt eene eenzaadige Bezie. De eenigfte (i) is door Bro wne op Jamai- Tl;o hh ka waargenomen en afgebeeld, die 'er deezen^^L^' Westindi* Ge-£he, (r) Trophls. $y$U Nat. XII. Gen 1103. pa 6So. ^eg.Xlll. p. 739. 4m Acad. V. p. 410. Trophis Fol, oblongo^ovatis glabris &c. BROWN. Jam, 357. T. 37. f* 1. x 3 II, D£ËL» VI. STUK. 3*6 Tweehuizi ge Heesters; III. Geflagtnaam aan gegeven heeft. Zy maakt een AFxxEL' Heefter, met langwerpig Eyronde, gladde Bla- Hooed- den overhoeks en in derzelvcr Oxelen Aairen stuk. voortbrengende van Mannelyke Bloemen. Voorts menige. 'comt dezelve in hoedanigheden de Brandenete- l«n en het Glaskruid zeer naby. De Ridder vraagt, of het Bucephalon Racenio- Jam ook een Soort van dit Geflagt zy. Dat Gewas voert by Plümier den naam van Bu- cephalon of Osfenkop met eene roode getrojle Vrugt De Bladen zyn Eyrond, gelpitst, efFenrandig > overhoeks geplaatst en zeer kort gedeeld. Het draagt enkelde zydelingfe Bloem- Aairen. De Stylen der Vrouwelyke Bloemen zitten met haar beiden zodanig op het Vrugtbe- ginzel , dat zy daar mede een foort van OfTen- Kop maaken ; doch de Vrugt heeft daar van de gelykheid niet in dit Gewas, dat een Heefter is, in Amerika huisvestende. Ik heb een Oost- Sndifch Zaadhuisje, dat volmaakt beantwoordt aan dien naam. B A T I S, De Mannelyken hebben, in dit Geflagt , een Kat die viervoudig gefchubd is : de Vrouwelyken Eyronde Katten, met een tweebladig Omwind- zel. In beiden ontbreekt zo wel de Kelk als Bloem- (*) Bucephalon Fru&u Racemofo rubro» Plüm* Ge*, sz» Ic* 67. Bucephalon Racemofura. Sp. Plant. p. i€6i* Bloemblaadjes. Dc laatften hebben een twee- U3U ^ kwabbigen ongefteelden Stempel, en de Vrugt ™f h; beftaat uit vierzaadige famengegroeide Besfen. Hoofd- Hier behoort een Gewas (i), dat door Sloa- stük* ne genoemd is Heejierachtig Kali dat Pynappel- Batis tjes draagt , met een witte Bloem* Browne ^oute * hadt hetzelve Batis geheten , en mede op Jamai- ka waargenomen. De Heer J a c q ü i n merkt aan , dat hetzelve de Zandige Zeekusten beflaat van de meefte Eilanden en het Vaste Land in Westindie , wordende van de Spanjaarden te Karthagena en elders , die van de Afch gebruik maaken tot het Glasblaazen , Barrilla getyteld. De Smaak zegt hy , van het geheele Gewas , is uitermaate zout. Het komt als een Heefter voor , van vier Voe- ten of minder hoogte 9 die de oude Stengen Houtig, broofch, Afchgraauw, zeer Takkigen leggende heeft; de jongen vierhoekig , groen, met vier Sleuven, regtopftaande. De Bladen zyn Vleezig en Sappig, dik, aan beide enden fpits en naar die van fommige Soorten van Huis- look gelykende, naauwlyks een Duim lang. De Vrugt is uit den groenen geelachtig of geheel geel, Sloa ke fchynt de Stempels, die wit zyn, voor-Bloempjes te hebben aangezien. Vis- (i) Batis. Syst. Nat. XII. Gen* 1104. p. $;0. Veg. XIII. p. 739. JAG<^ sAirnr. H\ft, 260. T. 40. f, 4. Bntis maritima ere&a ramofa &c. Brown. Jam. 356. Kali Fruticofura Coni« ferum Plore albo. £loan. 7am. $0, Hijl. L p. 14.4, x4 IU Deel. VI, stuk* 3*3 TweehuïzIgë He les TER s." III- V i s c u m. Marentakken. Hoofd- Mannely ken hebben een vierdeeligen Kelk , stuk. zonder Bloemblaadjes of Meeldraadjes, zynde mtr- de Meelknopjes aan den Kelk aangegroeid ; de 4mwm£?. ■gejjc ^er Vrouwelyken is vierbladig , zonder Styl of Bloemblaadjes. Het Vrugtbeginzel , on- der den Kelk geplaatst , wordt eene Bezie , met een enkel Hartvormig Zaad. Dit Geïlagt bevat zes Soorten , waar van de vyf eerden Bygewasfen zyn, naamelyk x (i) Marentakken met Jlomp Lancetvormige riscum Bladen , een gegaffelde Steng en Aairen in wute. de Oxelen* Dit is de eenigfte Europifche Soort, een Ge- was, dat men Marentakken noemt, groeijende in de Bosfchen op veelerlcy Boomen , door ge- heel Europa. Het is onder den Latynfchen naam Viscum , van de Lymerigheid der Besfen afkom- ftig , den Romeinen bekend geweest , voerende - nog in Italië den naam van Vischio of Pania , in Spanje Visco> Liga Mordago en anders gehe- ten wordende. In Griekenland noemen de Boe- ren fi) Viscum Fol. Lanceolatis obtufïs , Caule dfehotomo, Spies Axillaribus. Syst. Nat. XII. Gen. 1105". p. 650. Vtg. XIII. p. 739- Viscum. Hort. Cliff. 441* FI. Sttecj 81$; 90$, Mat. Mei. 450» Lugdb. 400. HALL. Helv. 162. DALIB» Paris. 300* GOUAN Afonsp. 502» SCOP. Carn, 269. Viscum Baccts albis. C. B. Pin 423. Tournf. Inft. 61 o, Ie. 380*. TOURNF. Par. 370. FABREGQU. Par. 323* VisciW|, Do$+ ftmpt. %z6> CAM. Epit. MAPP. Als. 329* D I O I K I A. 3*9 ten het , volgens den ouden naam Ixos, nog he- HL den Oxo. De Franfche naam is Guy * de En- Af£*el« gelfchc Misfeltoe of Misjeltree , eenigermaate Hoofd - gelykende naar den Hoogduitfchen Mijhei , die STUK- gemeenst is, wordende het in Duitichland oókjrj£tra*" Kenfter , Affelter en Vogel-Leim, en fomtyds ook het Hout van 't Heilige Kruis getyteld. 't Is een Hceftcrcje , dat zig meer in de breedte dan in de hoogte uitftrekt , met Hou- tige Takken , doorgaans omtrent een Vinger dik , bedekt met eene groene , fomtyds geel- achtige Schors. Deeze Takken hebben Knoo- pen , waar uit dunner Takken, GafFelswys', voortkomen , en deeze geeven wederom , op de zelfde manier , nog dunnere buigzaame Tak- jes uit. De Bladen zyn langwerpig, fmal en dik, aan 't end rond, overlangs geribd, bleek of geelachtig groen. Deeze zitten gepaard aan 't end der dunde Takjes , en maaken dus een Mikje, waar in drie Bloemen by elkander voort- komen, die Bekkenswyze hol, met vier ronde Punten , dik als Leder en geelachtig van Kleur zyn. Zy zitten ook , op de zelfde manier , ia de Mikken der Takjes , en bevatten vier Meel- knopjes , als Kusfentjes ieder op een der ver- deelingen van de Bloem geplakt. Het zelfde Gewas, of een ander, heeft Wyfjes-Bloemen (*), die uit drie Vrugtbeginzels beftaan, ieder ver- (*) De Heer Haller zegt , dat de Vrouwelyke Bloemen sp het zelfde Gewas als de Mannelyke voon komen; Doktor X 5 scq. Ui DEEL. VI» STUK* 330 Tweehuizxge Heesters. HL vervat in een Kelk van vier Blaadjes of Schub* AFxxEL* ketjes 9 welke fpoedig afvallen en dan leveren Hoofd- zy, aangroei jende , drie ovaale witachtige Bes- stuk. fen uit# Deeze , van grootte als Erwten , niet dan Iaat in de Herfst aanrypende, verfieren dit altyd groene Gewas in de Winter. Zy bevat- ten een plat Hartvormig Zaad , bedekt met een Zilverkleurig Vliesje, en met een zeer Lyme- rig Vleefch overtoogen, waar in het Zaad na- tuurlyk begint uit tefpruiten, met twee Knop* jes op zyde, gelyk Tournefort hetzelve afbeeldt (f). Dit laatfte maakt de Voortteeling der Maren- takken begrypelyk. De Besfen worden veel van de Lysters of Merels en andere Vogelen gegeten , en het Zaad , in derzelver Drek vervat, op de Takken of Stammen van Boomen vallende , wortelt ligt in de Reeten van de Schors (|). Dat zulks mooglyk zy, hadt een Apotheker van Londen, door het Zaad van dee- ze Besfen in den van hem geopende Bast van een Scopolt hadtze altoos gevonden op byzondere Planten : Toubnesort heeft nu eens 't eene, clan het andere, waar- genomen : Herb, aux env* de Paris, p. 37 1 , en dit laatfte wordt door Doktor Mappus , in zyne befchryving der Plan- ten van den Elfaz, bevestigd. Hift* Plant. Alfat. p. 329» (f; FABREGOü Defcript. des Plant. env. Paris. Tom. VI. (4.) Hier van 't bekende Spreekwoord ; T urdus eacat in fui excidium : (de Lyfter fchyt tot zyn verderf:) om dat hy weleer door de Lym der Besfê» gevangen werdt. D I O I K I A» 33* een Abeelboom te ftceken, ('t welk aldaar op- . §W . rr» Afdeel* fchoot ,) aan Ray beweezen. Tournefort xx. en anderen hebben zulks ook waargenomen. Hoofd- stuk. Hier uit is blykbaar, dat dit Gewas toevallig groeijen kan op allerley Soort van Boomen. Ra J beeft het, in Engeland, op Efchdoorn en Esfchen 5 op Hazelaaren , Linden , Olmen 9 Wilgen, op Lyfterbesfen cn anderen gevonden, ' Op Appel- en Peercboomen, en op de Haage- doorn , zegt hy , is het aldaar gemeen , doch zeldzaam op de Eiken , welken het, in Duitfch- land, allermeest fchyntte beminnen. Clusius, immers , verhaalt , dat de breedbladige Eik , in de Ooftenrykfche Bosfchen , de Marentakken overvloedig uitlevert. Op het Eiland van den Donau , tegenover Pofen, hadt hy groote dikke Wilgen , met een menigte van groote Heefiers van dien aart, begroeid gezien. Hem was ver- haald, dat zy, omftrecks die Stad, ook voort- kwamen op Karftengen , Hazelaars en Roozc- boomen. In een gedeelte van Griekenland is geene Eikeboom, die geene Marentakken draagt, volgens Bellonius. In Karniolie groeit dit Gewas , zegt Doktor Scopoli , op de Abeelen , Pynboomen en Beuken. In Provence is het op de Amandelboomen , die aldaar aan de Wegen groeijen, zeer gemeen (*> 't Gene men in 't Bofch (*) OLAüS Bo^richiüs fchryfc, dit hy zulks by Sifteron heeft waargenomen. Th. Barth. Aft. Md. Vol. I. p 127: gelyk aangehaald wordt door Garibell , in deszeifsbef-hry- th DFfL, VI. STUK* 332 Tweehüizigk Heesters* III. Bosch van Vincennes , in Vrankryk niet ver AFxx.U van Parys> vindc> beflaat degezondfte Takken Hoofd- van de Haagedoorn , zege Toürnefort, STÜK* die zulks met eigen Oogen hadt gezien. Com- Jm£i<. melyn Itelt de Groeiplaats der Marentakken, binnen Amfterdam op dc Olmen of Ypen, in de Haarlemmer-Houc op de Berken, by Dor- drecht op de Pruimboomen > en verder op de Eiken en meer Soorten van Boomen (f). Moog- ]yk was dit ten zynen tyde zo. Ik hebze op de ving der Planten , die omftreeks Aix en op andere plaatfat in Provence groe>jen, p. 491; doch wanneer deeze Autheur op rekening van BartholinuS ftelt, dat de Marentakken aldaar ook op de Palm (Buxus) groeijen , zo ichynt hy het aangehaalde niet verftaan te hebben. In de eerïte plaats hadt niet Bartholinus maar Borrichius zulks gezien, en inde tweede plaats blykt aldaar niet, dat dit Bygewas op de Palm, die in Provence ook aan de Wegen gemeen is , groeijen zou* de, maar wel op de Amandeiboomen. Dit maakt het nazien der Autheuren , waar iets uit aangehaald wordt , ten uirerfte noodzaakelyk , om eene ongerneene zaak daar uit voor te draagen. Nog grappiger is 't, wanneer men inde IrJ. Llhr. Ribliotb. Botan. van SegüIERIUS, p. 19 , leeft: Ds Vhc9 AmygdaU 6* Flori CaryopbylUo innato* Zekerlyk die Au- theur heeft Borrichius nog vry minder begreepen dan Ga- rïdell , en hoe fraay zou iemand, die wat onvoorzigtig of niet oplettend was, daar uit kunnen nafchry ven , dat Bcr* »ichius de Marentakken waargenomen hadt op de Bloem van een Anjelier ! (t) Catal. Plant, Indigen* HollaniiA. p. 11 6è De Hooglee* raar D# de Gorter heeft, in zyn Ed. Flora Belgieay het ge- zegde van Co m melyn fiegts woordelyk geplaatst, en voegt 'er geen andere Groeiplaats by. D I O T K I A. n o ^ dc Ypen , ten minfte in deeze Stad , nog nooit HL . r /5kx Afdeel; gezien (*}. xx. Dat de Boomen, waar een menigte van Ma- Hoofd* rentakken op groeijen 5 door dit Bygewas zeer ST^# . benadeeld worden, gelyk Plinius wil en dn*'.™* Theopurasïüs verzekert 9 is niet ongeloof- baar : want hetzelve trekt buiten twyfel eenig Voedzel uit den Boom, en hierom is het ook, wat lömmigen zeggen mogen (f), even zowel als Planten die in een magere of vette Grond geteeld worden, naar den aart des Booms ee- nigszins verfchillende. Dit blykt te meer, om dat het niet , gelyk fommigen willen , geen Wortels heeft, maar met fyne Vezeltjes dooi- den Bast indringt tot op het Hout. De Ouden hebben dat der Eiken byna als Heilig aange- merkt, wegens de uitmuntende kragten, mis- fchien al te bygeloovig. Hier van komt het (*) De Hortuhnus van den AmPcCïdamfchcn Hortus Medï* eus , de Heer Storm , niet verzuimende alles wat m zyn Ver- mogen is toe te brengen , om denzelven met nieuwe Planten te verryken , heeft vee! moeite aangewend om de Marentak- ken aldaar te teelen. Hy heeft het Zaad oerzelven gezaaid of inge-ent in den Bast van Eiken, Ypen, Linden en veeïer- ley andere Boomeri , doch het is op geen derzelven gegroeid, dan alleen op de Acer Saccbarinum , een Soort van Eschdoorn, door my in het li. Deels III. Stuk van deeze Natuurlyke Historie, bladz. 591, befchreeven; waar op dit Bygewas , niettegenftaande de vinnige Koude, welke het in deeze Win- ter uitgedaan heeft, thans, in 't laatst van Maait 1775 , zeei frisch en tierig zig vertoont. (f) Vid* BRADJLEV Leiïures on the Mat> Jifedka. p. nV II. Deel» VI. Stuk. Tweehuizige Heesters, III. mooglyk , dat men in de Winkelmiddelen al- x& toos ^scus Q^ercwus voorgefchreeven vindt. Hoofd- Anderen hebben die der Hazelaaren aangepree- STUK* zen, als een veel nuttiger middel tegen de Val- »émigi lende Ziekte , Lammigheid en andere Zenuw- Kwaaien , dan die der Eiken (*). Anderen pryzen , wederom , die der Berken of Linden en Karftengen: anderen fcheeren ze allen over de zelfde kam , en Marentakken zyn by hun Marentakken , op welken Boom ook groeijen- de; gelyk Col batch, een Engelsch Dok- tor, die de uitmuntendheid van dit Geneesmid- del , in alle Stuipachtige Kwaaien of Ziekten , door veele Ondervindingen heeft willen beves- tigen (|); waar in hem Cartheuzer, Vo- gel, Loeseke en andere voornaame Hoog- duitfche Geneesheeren , toegevallen zyn ; doch , niettegenftaande dit alles , wordt het door den beroemden Rich. Mead voor een nutteloos Hout verklaard (!). Geen Samengefteld Middel tegen de Vallen- de Ziekte, evenwel, is 'er byna, waar in de Viscus Quercinus niet komt, en van het Poei- jer of Afkookzel des Houts, op zig zelf inge- nomen , hebben veele Geneeskundigen goede uitwerkingen gezien , in 't byzonder tegen Kwaa- (*} HENR. AB Heers Obf. Mtd. Libr. I. ObC 8. (\) A Dijfertatisn concerning Misletoe. LoncL O&avo. (J. ) Celebratum a longo tempore Viscum Quercinum , inu- tile Lignum esfe, jam dudum Experientia compcrtum ha- beo. Comm. de Morbis Mfci*> Cap* X, D I O I K I A» 535 Kwaaien, uit Happigheid der Vaten fpruitende ; HL gelyk in fterke Vloei jingen, en in dat opzigt Af^u zou het ook tegen de gezegde Zenuwkwaaien Hoofd- dienen kunnen , mids men het lang gebruike STUK* (*). Het is wat fcherp en famentrekkende van^"^ Smaak* De Bast wordt gezegd kragtiger te zyn dan het Hout; doch fommigen gebruiken wel het geheele Loof. „ Het Woordenboek 5, van Trevoux wil , dat het een byzonder „ Middel zy in de Vallende Ziekte, Beroerd- „ heid, Slaapziekte en Lammigheid, maar, 3, wat my belangt , ( fchryft Fabregou,) 33 alzo ik het voor een foort van Vergift hou- „ de , zou ik 'er my niet dan uitwendig van 3, bedienen willen, tegen Gezwellen; want het 3, is zeer bekwaam om die te verflaan" (t). Van Heers befchryft een wonderbaare Smee- ring , welke men daar van zou kunnen berei- den , gefchikt om de kragt van Venyn te bree- ken (|). De Besfen, welke een aangenaamen Reuken Smaak hebben, zyn doch niet van fcherpheid ontbloot. Sommigen willen , dat zy van een Menfch gebruikt, of veel gegeten zynde, door haa- (*) Lignum ejus , quod in Quercu nascitur , ü in pulverena contritum potandum exhibeamr , maximum Epileptici s eft auxüium : fcd in quadragefimum diem usque potandum eft. Camer. Epit* (t) Defcript. és Plant, environ Paris. Tom. VI» p. 325. (i) ünguentum ad infringendam Vcneficiorum vimmirabi- le4 GeoïF. Mat. Med. Vol. III. p. 3*6* U. D£?X* VI, STUK* 336 TwEEHurziGE Heesters. III. haare Lymerigheïd aan 't Gedarmte kleeven eÊ fAFxx£L ^us gevaarlyke Ontfteekingen en Bloedloop ver- Hoofd» oirzaaken kunnen (*). Men maakte 'ereertyds stuk. Vogel-Lym van; doch heden wordt dat van den * ïi d. Bast van Hulst bereid *. Sommige Vogels zyn Mi™ 'er byzonder gretig naar en hier van voert de grootfte Soort van Lyfteren den bynaam (f). Camerariüs geeft , behalve een fraaije Afbeelding der gewoone Marentakken, ook die * p?w«wvan cene Soort 5 welke hy veelbesfig noemt *, poiycoccon Qm ^ ,er ^ dezelve veel meer dan drie , ja een menigte van- Besfen, aan tropjes voortko- men. Door H aller wordt dezelve ook aan- gehaald en t'huis gebragt tot de getroste Ma- jentakken van C. Bauhinus, die in Swit- zerland, doch zeldzaam , gevonden waren, ko- mende het Gewas , in alle andere opzigten , met het gewoone overeen. Het zal derhalve eene fpeeling der Natuur, of eene loutere Verfchei- denheid zyn ; gelykerwys die Marentakken met roode of paarfchachtige Besfen, welken Clu- sius in Spanje op dé Olyfboomen waarnam , dezelven grootelyks benadeelende en een plaag der Boeren ; dewyl het dikwils deeze Boomen kwynen doet en dus onvrugtbaar maakt, Moog- lyk hangt die verandering van Kleur van hen voedend Sap der Boomen af: want Bellq- nïus fchryft , dat op de Olyfboomen 9 oitn ftreefcs (*) Nucleus Belg. Mat. Jlfed. p. 307. (t) Turdus Viscivorus. Zie deeze Nat. Hift. I. I). V, St* bi. 4Sa. D i o i K i 4 337 ftreeks Jerufalem, ook Marentakken grpeijen, HL met roode Besfen. ?xx^9 Hoofd- (i) Marentakken met fiamp Lancetvornv'ge 3tuk." bladen en zydelingfe Aairen. ïr. Pensum, Het laatstgemelde geeft den bynaam aan dee- rttRo"(S*e. ze, die echter een byzondere Soort is, dewyl de Bloemtropjes , die onze Ridder Aairen noemt t niet in de Mikjes f maar op de zyden der Tak- ken voortkomen. Zy groeit ook op de Boomen , maar in Karolina aan de Kust van Noorc}- Amerika. (3) Marentakken met {lomp Eyronde Bladen en zydelingfe Tros Jen t , p%rpm-eum^ BreddbU- Deeze heeft de Bladen breeder en paarfchedise' Besfen die gefteeld zyn , volgens Catesby, komende ook in Karolina op de Boomen voor, en hier worden de Marentakken van Plumier, met Sneeuw -witte getroste Besfen en geele Blaadjes als van Palm, fhuis gebragt, als wel* Jee de Besfen ook fomtyds paarfch hebben 5 gelyk de andere Soorten, (4) Ma* (2) Viseum Fol. Lanceolatls obtnüs , Spicis I^teralibuj ,> Viscum Fol. longipribus Baccis rubris. Catssb. Cüt. IL p. $1* T. 81. (j) Viicum Fol. obovatis , Racspils lateraübus. Viscim Fol. latioribus, Baccis purpureis a Pediculis infidentibus. Cv» ÏESB» Car. II. p. 95- T. 95. 0# Viscum Baccis «ivfia ^ ^ moiis, Fol. Buxi Iiueis, Plum. Sp. 17, U> f, ■< , Y 338 Tweehuizige Heesters. III. (4) Marentakken met een Kromtakkige , Jlerk ^xxEL" getakte, ongebladade , platachtige Steng. stukT* Dit zonderling Gewas , dat Draadachtige iv. Takken , met Leedjes 5 wederzyds nederhan- olunZT gende 3 uitgeeft , die , als zy aan een anderen des , Tak raaken , daar mede famengroeijen . zo dat dcidc. men er geen begin noch end aan kan vinden, is door Plumier in Amerika ontdekt. Hy noemt het ongebladerde Marentakken , mee Goudgcele Besfen die genaveld.zyn, Dergely- ke, zweemende naar de Opuntia, heeft Sloa- he op Jamaika waargenomen» v. (5) Marentakken met een gekranjte Steng \ de vericitu Bladen drieribbig Eyrond en ftomp. Gekranfte. Deeze heeft Kransjes van Takken , die zeer lang en digt geftraald zyn en geftreept , met Bladen als van Porfelein. De Besfen zyn Saf- fraangeel 5 drietandig en komen aan Trosfen voort. Het groeit insgelyks op Jamaika. (6) Ma- (4) Viscum Caule prolifero Ramofisfimo aphylïo. Viscum geniculatum aphyllum &c* BROWN. Jam* 357. Viscum aphyl- lum Baccis Aureis umbilicatum. PLUM. Spec, 17, 2;s> £ I. Viscum Opuntioides, Ramis compresfis. Sloan. J-m* Hifi. II. p. 93* T. 201» f% u RAJ. Dendr. 52. (s) Viscum Caule verticillaco , Fol. ovatis trinerviis obtufis. Viscum parafiticum, Ramulis verticillatis &c« BROWN. Jam. 356. Viscum PortiHacae foliis, Baccis Croceis et Racemofls. Plum. Sp. 17. Ict 258, f. 2, Viscum Ramulis et FoL longü &c. Sjloan. Jam* 16%% Hift* II, p. 93. T, zou z* Dmir. si» j) X O I K I A» 539 (6) Marentakken met eene Kruidige , vierhoe- ^ Jj^ gearmde Steng , de Bladen Lancet- xx. ' . Hoofd- VOrW^ .TOK. In vogtige Velden by Philadelphia in Penfy!- Y.(- vanie heeft de Heer Kalm deeze, die m de Terreftre* Aarde groeit , gevonden. De Steng was maar Awükhc* een Voethoog, met gedeelde effenrandige on- geribde Bladen , en Vleezige langwerpige onge- fteelde Aairen in derzelver Oxelen. De Vrugt- maaking is tot nog toe duifter en dus onzeker of dit Gewas hier behoorc. Zou het ook een Soort van Loranchus zyn ; vraagt de Ridder. Behalve de Tweede Soort , die in Oost- indie op de Boomen fchynt te groei jen , heeft de Hoogleeraar N. L. Surmankus eene met een driekantige gewrichte Steng en platach- tige Takken , welke als een middelflag tusfehen de Vierde en Vyf de fchynt te zyn, opgegeven (*). Hippophae. Duinbesfen. De Kenmerken van dit Gefiagt zyn , een tweedeelige Kelk zonder Bloemblaadjes, in de Mannelyken vier Meeldraadjes , in de Vrouwe - lyken een enkele Styl op het Vrugtbeginzel, dat eene eenzaadige Bezie wordt. Twee (4) Viscum Caule Herbaceo tetragono brachiaro t FoIHs ILanceolatis. (+) Viscujn articularum. Flor. IrJ. p. $iu Y i i 340 TweeHuïzige Heesters* fel* 27 3* III. Twee Soorten , een Europifche cn eene Arae* AFxxfL# nkaanfche , zyn 'er in opgetekend, als stuk#D (O Duinbesfen met Lancetvormige Bladen. wppïpba? Alzo men dit Gewas het Hippophaè' acht te Kh^mou zyn van djoscorides, heeft LinnjEüs ^^Êuropi- dat Griekfche woord tot een Geflagtnaam ge- bruikt 3 in plaats van Rhamnoides , gelyk Tour- kefort hetzelve getyteld hadt. Het gelykt * inderdaad , veel naar de Rhamnus of Wege- doorn, en wel naar de tweede Soort, te vooren * iv* befchreeven *. Ik geef 'er5 om dat het by on& stuk , en elders meest in de Duinen of in 't Zand aan de Zee-Kust groeit, (weshalve het in Duitfch- land ook Zand-Down, en in Engeland Boom- Wilg of Zee-Rhamnus genoemd wordt ,) den naam van Duinbesfen aan. Dit Gewas , hoe weinig ook in vergelykin^; met anderen bekend 3 groeit door geheel Europa. Men vindt het niet alleen aan de Zee-Kusten van Engeland en Vrankryk, maar ook in fom- mige Berg-Valeijen van Spanje, zo Clusius verhaalt > die hetzelve onder den naam van Twee- (i) Hippêphaë FoU Lanceölatis. Syst. N#t. XII. Gen, iios. p. 6su Vtg* XIIT. p. 740. Oed. Dan. z6s* Hippophacs. FL Lapp. |7X, FL Suec. gij; 906. Hort. Clijf, 454. R. Lugdb* 207, Rhamnus Salicis folio angustiore Fru&u favcscente. C, B* Pin. 477. Rhamni fpecies* Cam. Epit. gi. Hort. 139. Rhamnoides Florifera et Fru&ifera Salicis folio. Tourna Cou si. Gort. Fl. Belg. 282. Mapp. Au *i * % Utaouw primus Dioscoiidis. LOB. lm, 11% p. \%9% D I O I K I J. 34 ï Tweede Ramnus befchryft doch niet afbeeldt, HL fchoon anderen zulks gemeend hebben (*). Af£|£L# Ray vondt het op zandige plaatfen by Augs- Hoofd. burg, als ook aan den Ryn en Rhöne,- ja hetSTÜK* groeit menigvuldig aan de Rivieren van Beije-^#fr^1, ren, zo Camerarius verhaalt , en dus in't midden van Duitfchland , doch in Ooftenryk is het door de hedendaagfche Kruidkundigen niet aangetroffen. Zeer veel komt het voor in de Rivieren van Switzerland , op Zandige Eilanden en Oevers, als ook laager aan den Ryn, in de Elfaz , op verfcheide plaatfen» Daar noemt men het Ryndoom, Ryn-Wïlg of Duitfche Wilg- Doorn , wegens de figuur der Bladen : weshalve het ook Oleafter Germanicus> by Cordüs, getyteld wordt. Buitendien en behalve die van Camerarius of Gesnerüs, is byna de eenigfte goede Afbeelding daar van te vinden by Lobel, die het Gewas, met zyne Vrug- ten, voordek onder den naam van EerfteRham* nus van Dioscorides , groeijende , zo hy aan- merkt, ook op verfcheide plaatfen van Italië*. De Oevers van Swcedfch Pommeren zyn 'er op eenige plaatfen mede bezet (fj , als ook die van Sweeden op Aland in de Oostzee, worden- de (*) In Dalechamp. Hifi. Plant. Lugd. Tom. I. p, u«t wordt de Afbeelding van den Rbamnus primus alter Clufii , «die men ook by Dodoneus vindt, daarvoor te boek gefield onder den naam van Rhamne Sec dnd, {t) VVEIG. Fl. Pomeruno-Kugic*. p, isi, Vs II. Dssiu VI, Stuk* 342 TwEËHuiziGE Heesters» illé de het aldaar, in 't algemeen, Haf torn of Zee* ^FDXEXEL* Doorn geheten : doch in het eigenilyke Lapland Hoofd- heeft L i NN./E us het niet gevonden. stuk. Het is, volgens de befchryving van den Heer v2lZ, H aller, een laage Heefter , met regt Rys en eene Roestkleurige Schors» De Bladen ge- lykcn naar die van fommige Wilgen , of ook naar die van den Olyf boom, volgens anderen, waar van het den naam van Oleajler gevoerd heeft. Zy zyn echter veel kleiner (*), en vol- gens myne Waarneeming een weinig ftomper, van onderen met eene witte Wolligheid be- kleed , van boven donker groen , en dikwils befprengd met Roestkleurige Vlakken, 't Ge» heele Loof vertoont zig als of 't met Poeijer beftooven ware. De Mannetjes Planten draa- gen Bloempjes , als gezegd is , van groenachti- ge Kleur: de Wyfjes-Pfanten Besfen, die geel of Oranjekleurig zyn. Jong zynde is dit Gewas ongedoornd * doch volwasfen heeft het Door- nen, niet onder de Bladen geplaatst, maar af- zonderlyk als Takjes voorkomende. Het is met minder Doornen op Aland gewapend dan in de Nederlanden , zo de Ridder aanmerkt, die 'er by voegt , dat men het aldaar Finbaer noemt, dat is Finnbesfen 9 om dat de Visfchers , die gemeenlyk Finnlandcrs zyn , aan den Bothni- fchen Zee-Boezem woonende, van deeze Bes- fen (*) lk weet niet, hoe de Heer Hali.fr dezelven by die van de Wilg met alierlangfle en allerfmalfte Bladen vergely- ken kan. > D i o i k i a; 343 fen een Geley maaken , welke hun een fmaa- Ap1II# kelyke Saus verfchaft, tot den verfchen Vifch. Xx. Dezc lven zyn, zo zyn Ed. zegt3 van een wran- Hoofd- gen Wynachtigen Smaak. Wat my belangt , S™** ik hebze altoos walgelyk bevonden. Hal le Rdruï zegt 9 dat zy in Switzerland ftinken en van geen gebruik zyn* Camerariüs zegt wel, dat 'er een zeer zuureRob van gemaakt wordt; doch het blykt , dat hy de Besfen van den Wegedoorn , die men ook wel Rynbesfen en Duirbesfen noemt, daar mede verward heeft; zegende, dat men ze by de Hollanders Schyt- besfen noemt. Dewyl zy 's Winters nog aait 't Gewas zitten, worden de Takjes daar van, met deeze Goudgeele Besfen , by het Land- volk fomtyds tot verfiering der Vertrekken , op Bruiloften en Gastmaalen , gebezigd (*). (2J) Duinbesfen met Eyronde Bladen. llm Htppophaê Deeze Soort, in Kanada door den Heer Kalm Canad^sk gevonden , is een Heefter van Geftalte als de fche. voorgaande, maar de Bladen breeder, half zo lang en Eyrond of langwerpig Eyrond hebben- de. De Takken zyn gepaard. Eokelde Tros- jes komen tusfehen de eerfte Bladen voort , regtopftaande en de helft korter als het Blad. De Bladen zyn van boven groen , met bondel* tjes f2) Hipp9phaé' Fol. ovatis. Syst. Nat. mfupr?. (*) MAPP. Plant. Alf. p. 269. XL Deel. VI. Stuk, 344 TwÊËHüIZÏGE' FÏEESTEfcè. Afdeel ^* vail kIeine Öaairtjes befprengd ; van on^ ™k. ' der en met een Zilverkleurig Dons , vol Roest» Hoofd- kleurige Stippen. STUK. mZii. Myrica, CageL Een Eatje met Halfmaanswyzê Schubbetjes * dat in de Mannetjes-Planten vier Meeldraadjes , in de Wyfjes twee Stylen heeft, en de Vrugt een eenzaadige Bezie; maakt de Kenmerken uit van dit Geflagt, waar in vyf Soorten , endaar onder drie Kaapfche, begreepen zyn , als volgt. Myrica C1') Gagel met Lancetvormige eenigermaate &aie. getande Bladen ; de Steng laag Heefter* Ruikende. M 7 . . achtig. Deeze Soort voert in ons Land den naam van Gagel, doch wordt in Engeland genoemd Sweet JVülow of Ruikende Wilg; zo wegens het Loof als deszelfs niet onaahgenaamen Harstachtigen Reuk, dien men van verre zelfs gewaar wordt, 5n de nabuurfchap der Heyvelden , met dit Kruid begroeid , Gagelkampen genaamd , höedanigen 5er by Harderwyk, Zwoll, Zutphen en elders in (ï) Myriea Fol. Lanceolaris fiibferratïs, CauJe Süffmtico- fo. Syst* Nat. XIU Gen* 1107. p. 651» Ver. XIII. p. 740. Myrica Fol. Lanceolatis Fru&u ficco. Fi* Lapp. 373. Mat. Afed. 4jfi, Ft. Saee. 817; 907. Hort. Ciif. 455. hugiK J27. DAL1B. Paris. 300. Rhus Myrtifolia Belgica. C. B. Pin± -414. Elaeagniis. Lob. Jet*. II. p* 110. Chamaelcagnus. DGBj, $empu 710-, D i o i k i a. 345 ffi onze Provintiën, voorkomen. In Vriesland Ut groeit het menigvuldig op zeer veele plaatfenA^EL<' in de Wouden, op Hey-Veldcn, als ook aanHooFD- Wallen en Wegen, zo Meese aanmerkt.STÜK# Het is in Zeeland ook niet onbekend , dochin-^v,' ran\ wonderheid overvloedig op de Moerasfige Hei- den in Brabant, weshalve het by fommigen den naam gevoerd heeft van Myrtus Brabantica of .Eelgarum, dat is Brabantfche of Nederlandfche Myrte, doch Lobel geeft 5er een Afbeel- ding van , onder den naam van Elceagmis Cordi, zeggende , dat het by de Engelfchen Gold ge- heten wordt , anderen zeggen Gaule , of Ga- gel der Duitfcheren, waar van onze benaaming zal afkomüig zyn ; doch het wordt ook Post genoemd by die van Zutphen en Twent, vol» gens den Heer de Gorter* In Duitfchland ichynt het niet bekend te zyn ; veel minder in Vrankryk en Italië. Het groeit overvloedig in de Noordelyke deelen van Europa, en , in de Moerasfen der Noordelyke deelen van Sweeden en Noorwegen, is byna niets gemeener, wor- dende het in Sweeden Pors geheten. De Geflagtnaam Myrica , dat de eigen naam van den Tamarifch was by de Grieken , zal wegens de gelykheid der Bloem-Aairen hier op toegepast zyn, door den Ridder: want het Loof heeft 'er geen de minfte overeenkomst mede. De Bladen gelyken meer naar die der Wilgen of Olyfboomen, of naar die van den OIyf-Wi!g, Elceagms; weshalve ook Dodo- Y 5 êmsui m Des!» VI. stuk. 346 Tweehuizige Heesters. III. n^üs het Gewas Chamceleagnus noemt, gec- A*xxEh vcnc^e ^aar van een goede Afbeelding, met de Hoofd- Vrugt-Aairen. Die van Lob el fchyntmyhet iTUKt bloeijende Gewas af te fcbctzen. Het is een menige. Zakkig Heeftertje, dat doorgaans een Elle of ook hooger groeit, met Bladen, langer dan die der Myrten , welke fomtyds een weinige getand zyn. Zy zyn glad en eenigermaate grys , maar de Bast der Takken is bruin. De Bloem-Aairen komen in 't vroege voorjaar aan 't end derzei ven voort, en daar mede verfiert het Landvolk, in fommige deelen van Engeland, de Vertrekken, om den Reuk , zo Ray verhaalt. In Vlaan- deren en Brabant werden de Takken met Vrugt- Aairen , in de Herfst, by geheele Zakken ter Markt gebragt,* zynde Olieachtig en niet min- der fterk van Geur : doch by Harderwyk vindt men alleenlyk Struiken met Mannelyke Bloe- men , zo gedagte Hoogleeraatf aantekent (*). pu xxxv. De Vrugten van dit Gewas worden oneigent- u lyk Besfen genoemd, ten ware men ook dien naam wil geeven aan alle Zaaden , hoe klein ook , die met een taaije Schil of Bolfter bedekt zyn. Het is , volgens Linn^eus, een langwerpige Aair, uitvyfryën van Zaadkorrels beftaande, die dezelve 'er vyf in ieder ry heeft. De Zaa- den zyn dikachtig, rondachtig, hoekig, gefpitst, ten halve in drieën gedeeld , (met een weder- zyds aangehecht Tandje naamelyk,) Lederach- (*) Verhand, ier Heil. Maatfeh. XV. STUK, bhdz. 13*. D i o i k i a. 347 tig , een klein Pitje Muitende, Van buiten zyn III. zy met Goudgecle Harstachtige Stippen be-AF^fL! fprengd, Dit l^^tfte bevind ik in de Vrugt-HooFD^ Aairen van een Takje van dit Gewas, in myneSTuK# Verzameling berustende, 5t welk ik, om dat dr?etraft de Vru(;tdraagcnde van deeze Soort, volgens den Heer de Gorter, hier zo zeldzaam zyn; in Fig. 2, op Plaat XXXV, heb doen afbeelden. Daar uit blykt , dat die zogenaamde Besfen naauwlyks zo groot zyn als Koriander-Zaad. Van Mcdicinaale hoedanigheden bezit het weinig. De Boeren in Noorwegen maaken van het Poeijer met Boter een Smeering, die zeer kragtig is om de Schurft te geneezen. Het is ook dienftig tot het dooden of verjaagen van Ongediert, gelyk de Vlooijen, wanneer het in plaats van Stroo onder de Bedden gelegd wordt. Sïmon Paulli verhaalt , dat het Landvolk in Poolen daar mede de Luizen der Varkens verdrvft. Die zelfde Autheur hadt gefchree- vcn , dat men het in plaats van Thee gebruiken kon ; ja dat het de Thee zelf ware (*); doch dit houdt geen proef. Men plagt het in Swee- den te gebruiken om 't Bier duurzaam te maa- ken , in plaats van Hop : maar zulk Bier veroir- zaakte Dronkenfchap of Hoofdpyn, en daarom is dit lang uit de gewoonte geraakt» Waarfchyn- ]yk zou 'er een Olie of Harst uit gehaald kun- nen worden, die veel naar Kamfer zweemde. In (*) Thee Europ&um nut noftras, Sm PAui-Ll Monogr. lh DEEL. VX.SïUK. 34» TtvEEHUxzicE Heesters. In Kasfen of Kisten gelegd , bewaart het de Afdeel. Kleederen yoor dg Mq^ Hoofd- stuk. (2) Gagel met Lancetvormige eenigermaate n. getande Bladen en eene Boomachtige Steng. De voorgaande Soort komt ook in Noord- gendc» Amerika voor, zegt de Ridder, zo wel als dee- ze, die weezentlyk Besfen draagt, waarvan een Soort van Smeer ofWafch gekookt wordt: des men het den naam geeft van Wafch- of Smeer- Boompje. C atesb y beeldt 'er twee Soorten van af, de eene tot twaalf Voeten hoogte op- Ichietende, de andere maar drie Voeten hoog, en befchryft omlïandig de manier van bereiding deezcr vette StofFe in Karolina, uit de Besfen van dit Gewas. Het groeit ook in Virginie en Penfylvanie, alwaar Kalm het waarnam, zeg- gende dat de Sweeden hetzelve aldaar Smeer- ftruik , doch de Engelfchen Kaarsbezie - Boom noemden. Het groeit 'er op eenige plaatfen , die vogtig van Grond zyn , overvloedig , en fchynt de Zee-Lugt te beminnen (*)* De Bes- fen, UpJ. 295. Gron. V'trg. 120; 153» Lugib. 527. Myrtus Brabant, ilmilis 9 Carolinienfis Baccifera &c. Pluk. Alm. 250. T. 48. f. 5. CATEsi. Car. I. p. T. 69. /8. Myrt. Brabant* fimilis Carol. htimilior &c. Catesb Car. I. p. T. 13* Seligm. Vog, IIU D. p. 32. Pi. 38. & I. D. p. 21. PI. 26. (*) Hier te Lande verdraagt dit Gewas de Koude , als berin* D i o i k i a, 349 fen ,die men ryp zynde in de Herfst verzamelt, III. groeijen Tropswyze aan de Wyfjes-Struiken :Af££eL# zy zyn blaauw doch vertoonen zig als waren zy Hoofd» met Meel beftrooïd. Dezelven in een Ketel metSTUK- Kookend Water geworpen zynde, fchuimt mQüdr^tra^ 'er het Vet af, 't welk geftold zynde zig als Wafch voor doet, vuil groenachtig van Kleur, maar door 't zuiveren helder groen wordende. Deeze S toffe was duurder dan Smeer doch be- ter koop dan Wafch, De Kaarfen, daar van gemaakt , brandden langer en gaven minder Rook, ja zelfs een aangenaamen Reuk, wan- neer men ze uitblufchte, De moeite, echter, om deeze Besfen in te zamelen hadt, na dat men rykelyk Smeer van Slagtvee bekomen kon , zodanige Kaarfen in minder gebruik gebragt. Van het Vet werdt nog een foort van Spaanfche Zeep gemaakt , en de Chirurgyns gebruikten hetzelve gaarn tot Pleifters jn Kwetzuuren. Een Sweed van een hoogen Ouderdom verhaal- de hem , dat de Wortel van deeze Smeerftruik door de Wilden weleer tegen Kiespyn gebruikt werde. Men maakt 3 zegt hy , in Karolina , van de uitgekookte Wafch der Besfen , niet alleen Kaarfen , maar ook een foort van Zegel-Lak. Onder den bynaam van Conifera is door den Ul* JOU- jÈibbpicfS. Kaapfciie, bevindende zig, na den Strengen Vorst van deezen Winter, ia de Hortus Medicus nog in de open Grond in *t Leeven , sen Heefter van ten minften agt Voeten hoog. (i) Atyrica Fol. Lanceolatii dentatis infirnis integerrimk» Mmu Ho DOL-» VI, wmi 35o Tweehüizige Heesters. HL j°Dgen Heer Bürmannus tot dit Geflagt be- Afdeel, trokken dat Afrikaanfche Gewas , door Pluke- Hoofd» J>ET> a's ecn Myrtus naby aan de Gage! ko- sTutó mende, afgebeeld, welke Zaagswys9 getande, ner- welriekende , Laurier van de Kaap genoemd is manmge. ^ Amfterdamfen Doktor Bod^eus van Stapel in deszelfs Aantekeningen op 'tWerk van Theophrastus. Dcrgelyke komt ook uit Amerika , wordende op de Bcrmudes Wel- riekende Laurier geheten zegt PlükeiNët, en fcheenen de Aairtjes van dit Gewas, als kleine Pynappeltjes , veel naar die van onze Gagei te gelyken, zynde uit verfcheide Schubbetjes famengelteld, zo Ray aanmerkt. De Bladen, lang en fmal , als die der Wilgen , hier en daar een weinigje ingefneeden of getand, gaven een aangenaamen Reuk , wanneer men ze aan de Handen wreef. Gedagten bynaam heefc Lin- n^us veranderd in 2Ethiopica> welke ook tot de drie volgende behoort , en bovendien niet past op gedagte Westindifche. De Ridder merkt aan, dat het een Kaapfche Heefter is, niet regt bekend , doch nabykomende aan de twee voorgaanden. iv. (4) Gagel met langwerpige wederzyds egaal uitgthoekte Bladen. Eikebla- dige. Mant. 298. Veg. XIII p- 740- Myrtus Brabanticae accedens 9 Africana Conifera. Pluk. Alm. 250, Pbyt. T. 48 , f . 8, Arboc Conifera odorata , FoL Salicis rigïdis ferratis, Haj Hijï. 1800* Myrica Conifera Uurm. Prodr* Cap. p* 27. (4) Myrica lol. oblongis oppolite finuaus. H. Clijf* tsG* D I O I K I A. 351 Byzonder gelyken de Bladen van dit Afrikaan- III. fche Gewas naar die der Eiken, waar van het Afdxexel* den bynaam heeft. Men vindt het by C o M- Hoofd* jvi e l y n afgebeeld , onder den naam van kleine 5TÜK» Afrikaanfe Laurier met liladen van den Eike- drtaT*** boom. Het was een Boompje met een ronde bruine Stam , van twee Voeten hoog , in ver- fcheide roodachtige Takjes verdeeld, waaraan Bladen als gezegd is , taamelyk dik en ftyf. De Vrugten, uit Afrika overgezonden, waren Bes- fen als die vari den Laurierboom, befluitende ccn eenig Zaad. Dit Gewas is, volgens de Af- beelding, welke 'er op order van den Gouver- neur van der Stel aan de Kaap van gemaakt was, met de Vrugten , door den Hoogleeraar J* Bürmannus naauwkeurig in Plaat gebragt. (5) Gagel met byna Hartvormige , Zaagwys* v* getande , ongefteelde Bladen. CordJf07£m . Kattbia. Deeze Soort heeft getande Bladen , naar diedise- van den Groen-Eik gelykende , zynde dezelven ^v niet R. Lugdb. 527. Coriorragematodendros Africana Botryos am- pHoribus Fo};.$ denfis. PlUx. Amalib. 65. Laarus Africana minor Folio Quercus* COMM. Hert. p. i6i# Raj. Dendr. 85- BURM Afr. T. 98. f T* (5) Myrïca FoU fubcordatis ferratis fesfilibus. H. Cliff. 456. R* Lugdb. 527. Alaternoides llicis folio crasfo h-rfuco. Walth. Hort. III. T. 3. Tithymali facie Planta Ethiopica, llicis aculeato folio. Pluk» Alm. 373. T„ 319» f« 7- Gale Capeniis llicis Cocciferx folio. Pet. Mus. 774. fl. Myrica FoU fubcordatis integris fesfilibus. BURM. Afu 'z&i* T. 58. f. 3* li. m%u VI» STUK* Pier mannige 352 ïweehüizige Heesters. III. niet ingefneeden. Derhalve zou het kunnen AFxxEL* zyn 5 ^er ^e Tweede van gedagten Hoog- Hoofd- leeraar, op de zelfde Plaat, die de Bladen fom- stuk. j-yjs getand, fomtyds ongetand heeft, zo wel behoorde als de Derde , welke als eene Ver- fcheidenheid daar toe betrokken wordt. Deeze laatfte, die de Bladen enkel Hartvormig heeft , was ook op order van gedagten Gouverneur aan de Kaap getekend. De Bladen zyn fpits gepunt , en in derzei ver Oxelen zitten tropjes vanfehoon^ roode Bloempjes , brengende dit Gewas kleine ronde gladde gedeelde Besjes voort. vi. (6) Gagel met drievoudige getande Bladen, Myriea lflDcteWa- ^eeze> °°k van ^e ^aaP afkomftig, heeft de digc» Bladen overhoeks , gefteeld , drievoudig de Blaadjes ongefteeld , Lancetvormig gefpitst % diep getand, van onderen Wollig: de Vrugten aan een Trosje, niet ge-aaird, uit Besfen be- ftaande, ruuw. De Viermannigen zyn dus altemaal Heefter* achtig : onder de Vyfmannigen komen geen Heefters voor : des ik overgaa tot de Zesmanni- gen in deeze Klasfe , waar onder het Geflagt van S m 1 l a x. Struik- Winde. De Kenmerken zyn, een zesbladige Kelk zon- der Bloemblaadjes in de beide Sexen, hebbende de (6) Myrti* Fol. ternatis dentatis. Am Aw4< VI. Afr,* L D i o i k i a: de Bloemen der Mannetjes - Planten zes Meel- 1U.M draadjes en die der Wyfjes-Planten drie Stylenj Am*^* welker Vrugt een Bezie is met drie HoIÜghe- Hoofd- den 3 in ieder twee Zaaden. stuk. De Soorten van. dit Geflagt zyn gefmaldeeld dJl'***' naar de gefteldheid van de Steng , die in de vier eerden gedoomd en hoekig is, in de vyf volgende gedoomd en rond, in de twee vol- gende ongedoornd eh hoekig , ih de twee laat- ften ongedoornd en rond. Zy zyn meest Hee- ft erachtig ; en daarom geef ik deü naam van 'Struik-Winde aan dit Geflagt, om het van dut der gewoone Winde (Convolvulus ,) daar Smilax de Griekfche naam van is, te onderfeheiden. O) Struik -Winde met een gedoomde hoekigè , % oteng ; de Bladen landswys' gedoomd , aspera. « Hartvormige met negen Ribben. cj*?0*** Deeze voert gemeenlyk den naam van Stee* kende Winde , om dat zy geheel bezet is mee Doorntjes, of Rüüwe in 't Griekfch Tracheia^ onder (i) Smilax Caule aculeato anguiato „ Foliis dentatc-aculea» tiÈ cordatis novcmnerviis. Syst, Nat. XIU Qen, nzo. pt6$~.« Vtg* XIII. p, 743» GOUAN Monsp. 505. GRON Oriënt. 3^. H* Olijf. 458. R. Lugdb. 228. Smilax aspcra Fru&u rubem<% C. B. Pin, 296, Smil. aspera rutüo fru&uu Clv$. Hift lp 112. /tm Smil. aspera minus fpinofa Fr* nigro, C» B. Pm. 296 ', Clus* Hifl\ I. p. 113. y'9 Smilax Viriculis aspera , 'toi.i oblongis angustis mucronatis tovibus &ct PLUK» ; T. Ilo. f* 3» Z l|. Deel, vï. Stuk* 554 TwFEHDIZIGE Heester & mannigel TIL onder welken zy reeds by Dioscorides AFxx.EL' bckend ttaac* Zy §roeir: in sPanJe> Italië, Grie- Hoofd* kenland en verder in het Oeften. R au wolf stuk. vondtze aan een Beek by Tripoli in Syrië, als ook tusfehen Rama en Joppe in 't Beloof- de Land. Aan de kanten der Haagen of Land- fchcidingen komt zy in Provence voor , wor- dende van de Ingezetenen des Lands genoemd Gros-Gramé, volgens Garideel, die aldaar ook de Smila,x met zwarte Besfen vond t , daar Clusius van fchryft > hoewel de gemeeniïe die met roode Besfen is , groei jen^e , volgens hem , in de Zuidelyke deelen van Vrankryk , Spanje en Italië. 'c Gewas klimt, even als de gewoon e Klok- jes- Winde , met zyne gedoomde Ranken by allerley Geboomte op ; doch welke Ranken Houtig zyn en overblyvende. Het heeft Bla- den byna als die der gemelde 5 doch fpitfer , en Zeisfenswyze een weinig omgekromd ; ook har- der en kleiner , bezet met Doorntjes Zy zyn fomtyds met witte Vlakken getekend, de Bloe- men wit en welriekende. De Vrugten komen aan Trosjes voort , zynde roode Besfen , ee- nigszins fcherp, bevattende zwartachtige Kor- rels als Kennipzaad. Bonetus verhaalt, dat de Boeren, in het Napelfche, de Bladen van dit Kruid ge- bruikten om 'er uitwendig Vuurige Gezwellen mede te geneezen. Clusius erkent, dat de Wortels Zweetdryvende zyn 3 en fommigen heb* D i o i i a. 355 hebben 'er, in dit opzigc, Afkookzels van ge*A$Ju maakt tegen de Venus - Ziekte , in plaats van xx. de Sarzaparil. Ook zyn 'er, die ze daar voor^^ gehouden hebben; doch dit is fout, gelyk wy Itraks zien zullen. (2) Struik- Winde met een gedoomde hoekige CJ^X Steng; de Bladen ongedoornd , Hartvor- exeei/a. < mig met negen Ribbe?i. ««S^'* To urnefort heeft deeze voorgefteld , als jmet haare gedoomde Ranken hooge Boomen beklimmende. Het Gewas , door hem in de Levant waargenomen , fchynt dat gene te zyn , 'c welk Alpinus afbeeldt en befchryft onder den naam van Smilax aspera ; want hetzelve heeft de Bladen ongedoornd , en, zode Afbeel- ding echt is , ook van eene zeer verfchillende figuur , niet fcherp maar ftomp van Punt en by het Steeltje niet uitgehoekt , gelyk Veslin- giüs zeer wel aanmerkt > hebbende ook Knoo» pige Wortelen: welk alles deeze Struik- Winde, op 't Eiland Zacynthus, nu Zante, groei]endeé aanmerkelyk van de Italiaanfche deedt verfchil- len. Ten onregte wierdt deeze ook , door Al* pinus, voor de echte Sarzaparil gehouden; Zy (2) Smilax Caule aculeato angulato , FoU inermibus corda- tïs novemnerviis. R» Lugdb* 22$. N. 2. Smilax Orientalis Sarmentis aculcatis &c. Tournf. Gr, 4$. BuxB» Cenu I p. IS. T. 27» male. Smilax aspera. Alp* J&gjft* x-jo. T* xa* f z * II.Deeu VI* Stuk» 35Ö Tweehuizige Heêsters. III. Zy groeit, volgens den Ridder, in de Levant AxxEEL en in syrie- Hoofd- stuk. (3) Struik- Winde met een gedoomde hoekige ui. Steng ; de Bladen ongedoornd , die aan de &™anica> Steng Hartvormig , aan de Takken lang- ceyiou- werpig Eyrond. Tot deeze Oostindifche behoort de Ambon* fche Basterd-China van Rumphius, onder de Ceylonfche Planten door den Hoogleeraar Bürmannüs befchreeven , als een Rankach- tig gedoomd Gewas, welks Bladen zeer naar die van den Kaneelboom gelyken, en de Wor- tel , van zyne Vezels gezuiverd zynde , veel overeenkomst met den China -Wortel heeft. De onderfte Bladen ? evenwel , zyn Hartvor- mig en de Bladfteelen met twee Tandjes, ko- mende de Klaauwieren van de Struik -Winde hier niet uit dezelven, maar als 't ware uit de Oxels der Bladen voort. De Virginifche van Plükenet, met breede Kaneel-Bladen , die niet gedoomd zyn , en eenen dikken knoopi- gen Vleezigen Riet-Wortel, wordt hier t'huis gebragt door den Heer N, L. B u rm ann u s* (4) Struik. (3) Smilax Caule aculeato angulato ; Foliis inermibus ? Caulinis Cordatis , Rameis ovato-oblongis, FL Zeyl. 3$+, Smilax Indica fpinofa, Folio Cinnamomi , Pfeudo- China quj> busdam. Burm. ZeyL ai7. China Amboinenfis* Rumph. Am&> V. p. 417. T. 161. BüRMf Fl* Ind. 313. D i o i k i a» 35? (4^ Struik- Winde met een gedoomde hoekige ^H*^ §teng ; de Bladen ongedoornd , Eyrond , * Jlomp ge/pitst 9 drieribbig. Hoofd- STUK» Hier wordt het echte Gewas bedoeld , in iv. verfcheide deelen van Amerika groeijende > dat rnufa*** den zo bekenden Sarzaparil-Wonéi uitlevert, rif1aertzapa* üy deezen naam , die Spaanfch is , en een Klim- mend Rankgewas , dat Stekelige Takken als de Uraamen heeft, betekent (*)3 is hetzelve reeds meer dan twee Eeuwen bekend geweest in. Europa (f). Scaliger beweert , dat die Wortel van ecnen Spaanfchen Geneesheer P a- RiLLüSj die de szelfs gebruik eerst ontdekt en den Wortel in ons Wereldsdeel overgebragt zou hebben, den bynaam bekomen heeft (|); doch dewyl Parra, in 't Spaanfch , een klim- mende Wyngaard aanduidt 5 is de eerfte aflei- ding , met MathiolüSj zonder nader be- wys3 f4) Swilax Caulc aculeato angulato, Fol. inermibus ova- tis, retufo mucronatis , trinerviis. R« Lugdb.zz%. N. 3. Smi- lax Caule aculeato angulato , Fol. dilatato-cordatis, &c* H* CU ff. 4*9. Grom. P?r%* 120; 156. MaU Med* 460. Smilax Viticulis aspera Virginiana ; folio Hederaceo leni : Sarza nobi- ÜsGma. Pluk. Alm. 348. T# i.itl f, 2» Raj. Suppl. 345* Smilax aspera Virginiana S. Sarzaparilla. C. B* Pin* 296* (*) C. HOJMANN, de Med. Q-ffi:ïnalibui% p, 348. (t) rrimurn importabatur in Europamab Hispanis Ann, D» 5563. Rutty. Mat. Med. Lond. 1775» p. 464. (|) In Scaligerianis primis , p. 132. TRILL» Tks. Med« , £7^4» P* 8 3. ' Ui DEEU VI# STÜ1U / Sj3 Tweehüizige Heesters. wy s y natuurlyker. Hoe 't zy , Hernandez, Lyf-Arts van Koning Philips den Ö.5 die Hoofd- in de Zestiende Eeuw verfcheide Plantgewasfen S>TÜK' van Amerika befchreef , telt 'er vier Soorten mawiigi van °P> wier laatfte, met Hartvormige Bladen, eigentlyk den Wortel uitlevert , dien men in de Winkels gebruikt; deswegen by Plüke- netius den naam voerende van Sarza no* bilisjïma. . Want, fchoon die Autheur zulks toepast op de eerfte van Hernandez, wier Afbeel- ding naast overeenkomt met de voorgaande Soort van Smilax, blykt nogthans, dat hy 'er eene met Bladen als van Klyf of Winde be- doele ; als (lellende de Eerite Scort of Euro- pifche Smilax , met zwarte Besfen , van C.Bau- üinus, daar mede gelyk. Veclen hebben zig ook ingebeeld , dat het de zelfde Plant wa- re. Al pijsus hadt op het Eiland Zante, aan de Kust van Morea in de Middellandfche Zee , van waar men hedendaags de meefte Ko- renten krygt, vernomen, dat de Wortels van de voorbefehreevene Hoogklimmend'e Struik- Winde van daar onder den naam van Sarzapa- ril vertierd werden. Sommigen verzekeren ook, dat die Wortels in veele plaatfen aan de Mid- dellandfche Zee gebruikt worden, en niet min- der kragtig zyn in Afkookzel , dan de West- jndifche , als zynde tot Bloedzuivering zeer be- Kwa^am (*). De M j}e groote Bqerh^ave fchynt mede van dat 4enk.beeI4 D i o i k t a; 359 De Sarzaparille Wortels zelf, die uit Ame- Hf- jfSka ovcrgebragt worden,, zvn, naar dat zy uit r££EL Peru , uit Nieuw Spanje of Mexiko , of uit Woofd- Brafil, (zeer ver van elkander afftandige Lan-STUK* den,j hunne afkomst hebben ,aanmcrkelykver-^;^^" ichülende. Sommigen fchryven zulks aan het Klimaat , anderen aan de byzondere Soort van Planten toe : waarfchynlyk komt het van bei- den. De S ar za pa ril is, volgens de aanmerking van Mónardez, driéderley. Eene, die in Nieuw Spanje groeit \ bleeker en fchraalder: cene betere , uit de Honduras , zynde dikker en donkerer van Kleur: eene uit de Provincie van Quito, in de nabuurfchap van Guayaquil groeijende , die men naar deeze Stad plagt te noemen , zwartachtig graauw \ nog dikker en grooter Wortelen hebbende ; zo dat men dik- wils eens Mans langte diep moest graaven , omze uit den Grond te krygen. Deeze is het, die men anders ook wel de Peruviaanfche noemt en gemeenlyk voor de beste houd'r. Voor het overige is ten opzigt van deeze Wortelen , die geen byzondere maar wel een fterker kragt tot Bloedzuivering , dan andere Openende Wortelen, bezitten, aan te merken, dat de Landaart veel invloeds daar cp heeft; zynde dezelven , in de Westindiën geteeld f meer te zyn geweest. De regte Plant van de Sarzaparil was hcaa niet bekend. VU. ejus Hift. Plant, p, 495. z4 IU Drel» VI* Stuk* fcfy T W EE !|ü lt If % Ë^EE^TE R S„ lil- niccr bezwangerd met fyne zoute of Olieaph- / xi/^ r£e dec'cn5 ^ie in Virginic vallen , (gelyk ia Hoofp meer gevallen plaats heeft,) kragteloozer en die " ?TUK van de Middellandfche Zee nog flapper. Men manïap kerft federt eenigen tyd zelfs de lange dunne Wortelen der Sarza, uit de Spaanfche Westin- dien, te flap geoordeeld, en derhalve de zoge* naamde Koppen of dikke Knobbels, daardezel- ven aan groeijen , diè te vooren weg gefmeeten werden, alleen begonnen te gebruiken in Vene- male Dranken ; daar men zig meer uitwerking van belooft, 't Is zeker dat de Spanjaarden en andere Europeaanen, in de Westindiën , zig daar mede van de Pokken plagten tegeneezen; doch eensdeels fchryft men zulks toe aan de Hitte van 't Klimaat, welke de Zweetdryving meer begunftigt: andersdeels was ook de langduurig- heid van het gebruik en de ongemeene fchraale Levennvyze, daar by te houden , naauwlyks uit te flaan. Hier te Lande, zeker, bevindt men de fterkfte Afkookzels van Sarzaparil, op zig zelve, daar toe niet bekwaam. Tegen Borst- ziekten of tot Geneezing van Schurft , Zweeren en andere Huidkwaaien , zo het geene overblyf- zels van de 'Venus-Ziekte zyn , hebben wy an- 3ere even kragtige Middelen. Sommigen hebben hier uit opgemaakt , dat men de Sarzaparil ea China- Wortel, beiden, in de Winkels wel ont> beeren kon (*). (♦) Cartheus* JW, Med. Part. II, Se&. i$. Cap. 7, f. 427. Vid. TRILLER* Tbts. Med. p. D I O I K 1 A. 3ÓI (5) Struik-Winde met een gedoomde rondach- HL tige Steng; de Bladen ongedoomd, Hart- Af££el# vormig Eyrond, met vyf Ribben. Hoofd- stuk* De Jaatstgemelde wordt hier bedoeld. Hy is v. de Wortel van een Gewas , in China en Japan china?* ''roeijende , 't welke veel overeenkomst heeft China* met het voorgaande. Dus moet zekerlyk de benaaming van de plaats der afkomst berekend worden : hoewel men ook een Westindifche China- Wortel heeft. K^mpfer, die alles op de plaatfen onderzogt heeft 9 zegt, dat men het Gewas, daar te Lande, Sankira en gemeenlyk Quaquara noemt ; niet Sankiva 3 gelyk fommi- gen ver k eerdel yk fchryven. Het groeit, zegt hy, zonder behulp, een Elle of anderhalf hoog , doch eenig Geboomte kunnende vatten , met zyne Klaauwieren , dan ftygt het hooger. De Ranken zyn Houtig , van dikte als een Stroo- Halm* knoopig, met eenige Doorntjes en heeft aan ieder Knoop twee Stoppeltjes > die deKlaau- ivieren uitgeeven en de Bladen bevatten, welke rondachtig zyn, met korte of geene Bladfteel- tjes, aan den rand Golfachtig geboogen, met vyf {5) S^ilax Cau'e aculeato teretiusculo, Foliis inermibus ovato-cordatis quinque- nerviis. Mat. Med< 461. Gron* Oriënt. 3 17» Snul. Sarmento tereti interne aculeato &c. Rbown. Jim. 359. Smilax minus fpinofa &c4 KiEMPF, Am, 781» T. 7S2. China Radix. C. B. Pin. 296. China Michuacanenfïs. Tijuia. Ie is 3. Fruticulus Convolvulaceas» Pluk. Am. 101. X 408» f. 1. BlJBM. FL Ind. p. 313. | IU DEEL. VI. STUK. 362 TWEEHUIZIGE HEESTERS. III. vyf Ribben ; twee ter wederzyde van de Mid- Afdeel ? van het begin tot aan de Punt zig uit- Hoofd* trekkende. Op een dun rood- of geelachtig jtuk. Steekje komen tien Bloempjes , of daar omtrent, in een Kroontje voort. De Bloempjes zyn geel , met zes Bloemblaadjes en zes Meeldraadjes, in 't midden een Styl hebbende mee een blaauw Knopje, en daar op volgen Vrugten van grootte en Kleur als Kerfen , doch met weinig , droog , wrang Vleefch , waar in vier vyf of zes Zaa- den , tot eene Sterswyze figuur famengepakt, droog wordende zwartachtig , van binnen wit. De Wortel, welke groot hard én knoopig is, met eenige Vezelen, zegt die Autheur, maakt den China- Wortel der Geneeskundigen uit, die volgens Linschotejs in China Lampaton ge- noemd wordt , zynde hoe zwarter hoe beter. De Oostindifche is van buiten donker-rood, van binnen roodachtig wit ; de Westindifche van binnen rooder. Men plagtze voor afkomftig van een Gewas te houden , dat naar de Iris of Lifch- Planten geleek, hebbende Amatüs hetzelve onder de Soorten van Riet geteld , en V e s a- ltus een Vertoog over deszelfs gebruik ge- fchreeven. Van over lang is deeze Wortel ook bekend. Hy kreeg zyn eerlte gezag , omtrent het jaar 1535, van Chineefche Kooplieden , die verze- kerden , dat men 'er de Venus-Ziekte het Po- dagra en andere Kwaaien, zonder zulk een be- paalden Levensregel , als in het gebruik des D I O T K I A. 363 Fokhouts toen waargenomen werdt, in minder Ilti tyds en met minder walgelykheid, door genee- Af£" u zen kon. Op dien voet werdt dc China- Wor- Hoofd- tel Keizer K^rel den V. aangepreezen , die 8TtJK- ?er, zonder zyne Lyf-Artfen raad te pleegen y^^*"* van gebruikte ; doch zo weinig baat daar by vondt , dat hy wel haast tot het Pokhout we- derkeerde. Toen de zaak rugtbaar wierdt, ver- langden niettemin alle de Ryks-Vorlten en Ho- velingen, het Geheim te weeten; doch 't werdt nergens Souverein bevonden, en hierom is fe- dert de China en de Sarza, gelyk men weet, tot het maaken van Afkookzels, by het Pok- hout gemengd ; hoewel men naderhand ook dikwils den China- Wortel, (die meest Wormig en dus van weinig kragten is , wanneer menze koopt 9) agterweg gelaten , of onzen frisfehen Kiisfen- Wortel , by plaats vullinge , daar voor genomen heeft. (6) Struik- Winde met een gedoomde ronde ^mU Steng; de Bladen on gedoomd , Hartvormigrotu d$ ge [pitst , omtrent zevenribbig. ^iLondhto» ?t Getal der Pvibben zou byna het eenigfte önderfcheid fchynen te maaken tusfehen de voorgaande en deeze , die door Kalm in Ka- nada is waargenomen ; en niettemin worden de J81aden,in de befchry ving, ook vyfribbig gezegd te (6) SmiUx Caul. acul. tereti , Fol. ineraübus Cord. acu^ $pinatis , fubfeptemnerviis. Kalm, IX. DJKEjl, VI. STUK* dgc. 3<5| Tweehüïzige Keester?, III. te zyn ; 't welk de onderfchciding duifter doet Afdeel, voorkomen. XA. stuk. * (7) Struik -Winde met een gedoomde rondt vu. Steng; de Bladen ongedoornd , Lancetvor» L*w!fo*i*é m*£ Eyrond* drie-Ribbig. Laurier- biadi^e. Deezc heeft de Bladen dikker dan eenige andere Soort, en van figuur als Laurierbladen, draagende zwarte Besfen. Het Gewas , dat zyne Stengen met zeer ftyve Doornen gewa- pend heeft, is altoos groen en hier door ftrekt hetzelve, 's Winters, tot befchutting voor het Vee, klimmende wel tot zestien Voeten hoog- te by het Geboomte op. Sommig Gevogelte aast op deszelfs Besfen. De Groeiplaats is in Virginie en Karolina. vin. (B) Struik -Winde met een gedoomde ronde Tamnfidts Steng ; de Bladen ongedoornd , Hartvor- vceirib. mig , langwerpig , zevenribbig. In de voorgaande was maar éene Rib, door 't midden loopende, volgens Catesby, doch dit getal is wat onzeker, zo 't fchynt, cn on- beflendig. Men kan deeze ten min (te Zeven - ribbig (7) Smxlax Caul. acul. tereti,Fol. inermibus ovato-Ianceo Jatis trinerviis. GRON. Virg. 193; 156. Smil. Ixvis Lauri- folia Baccis nigris* CAT. Carol. I. p. T. 15. SEL. Vog. I. D. p. 24.. T. 30. China altera aculeata &c. Plum. /<:. *ƒ♦ (%) Smilax Caul. acul. ter. Fol. inerra. Cord. oblongis fep. tctfinemis. Smilax Bryoniae Fol. Caule fpinofo, BaccUnigri^ CAT* Car. I. p. T. 5^ SEL, Vog* II, V* p. 3. T. 4. D i o i k i L 265 ïibbig noemen 3 volgens de Afbeelding van ( dien zelfden Autheur , welke aanmerkt, dat F££fL" het Gewas met Stengen , zo dik als een Rot- Hoofd* ting, twintig Voeten hoog, over de nabuurige STtJK# Heefters en Boomen heen kruipt. Het draagt dn™*** grooce Trosfen van zwartachtige ronde Bes- ?en , die aan Steelen hangen. De Wortel is Knobbelig en wordt 4oor 't droogen zo hard als Hout. De Ingezetenen van Karolina koo- ken 'er Dranken van, tot Bloedzui vering , en noemen het China- Wortel. De Groeiplaats is ook in Virginie en Penfylvanie. De bynaam duidt aan a dat de Bladen naar die van den Zv/arten Wilden Wyngaard gelyken. (9^ Struik -Winde met een gedoomde ronde ix. Steng ; de Bladen ongedoomd , Eyrond , JdZa* drieribhig. Af Wade rende. De Heer Kalm vondt deeze in Kanada. Zy verfchilt van de anderen , zo door het jaar- lyks afvallen der Bladen, als doordien de Kroon- tjes op korte Steeltjes onder de Bladen voort- komen. Het eerstgemelde zou kunnen veroir- zaakt worden door het Klimaat. (10) Struik -Winde met een mgedoornde hoe- x. Ija» Smilax Kl&& Bona Nox* (9) SmiUx Caul. acul. ter. Pol. inernubus, ovatis, tri-Nag°CC*e nerviis. (10) Smilax Caule inermi angulato , Foliis ciliato-aculeatis. Smihx aspera Ind. Occid. C. B. Pin. 29$. smil. Fol. Jatisin imarg'ne fpinofo, item Smil. Caroliniana Stip, quadiato lenï &c. Pluk* Alm, 348. T. ui. f. 1 & 3. II. DIEL. VI. STUK. 366 Tweejhüizige Heesters. III* kige Steng; de Bladen als met Ooghaair» Afdeel. tjes gedoomd. stuk*0* Dit Gewas heeft zynen bynaam van de Spaan- fche Avond-Groet Buenas Noches , dat is Goede mênniiu Nagt , welke 'er aan gegeven wordt, zo Clu* sius niet onbillyk zig verbeeldde, om dat de Bloemen, 's morgens ontlooken, tegen deNap.t verflenzen. Hy hadt 'er de Zaaden van uit de Westindiën ontvangen, die een zodanig klim- mend Rankgewas voortbragten , als de vccr- gaanden zyn , met hoekige Bladen als die van Klyf , 't welk in Karolina groeit volgens P l u- kenetiüs, wordende Gedoomde Westindifche Smilax, van C. Baühinus, getyteld. XI. O O Struik- Winde met een ongedoornde hoe- lM*ces kige Steng ; de Bladen ongedoornde Ey- Kruidige. rond, met zeven Riboen. Deeze , als niet Houtig zynde 3 wordt door den bynaam van Kruidige onderfcheiden, 't Ge- was , dat in Virginie en elders aan de Kust van Noord-Amerika groeit , heeft geribde Bladen als van Klyf, die op zeer lange Steelen zitten, en zeer kleine Bloempjes tot een Kroontje fa- mengehoopt , die van een ftinkende garftige Reuk ( ii) Smilax Caule inermt angul. FoU inerra. ovatis fep- temnerviis Gron Vfrg. \ \$6* Smilaxlxvis Marilandica,. Fol. Hederac nervofis &c, RAj, Suppl. 34$. Smilax Clavieu- lata Heder* folio &c. Pluk» Mm. 349. T. 22$. f« D i o i k i a. 357 Reuk zyn. Het is een jaarlyks Gewas , dat Uf ^ met eene bruin paarfche Steng tot de hoogte van Ar££fU zes of zeven Voeten opfchiet 5 hebbende een Hoofd- blyvende Wortel , volgens Clayton, die5TÜK# zegt dat de Bladen vyfribbig zyn. (12) Struik-Winde met een ongedoornde ronde xu. Steng ; de Bladen ongedoornd Lancetvor jj™^** Lancetvor« Hier wordt betrokken, de Ongedoornde Smi-m{ge* lax , met roode E5esfen , van Catesbv, maar niet die, welke in zyn Rerfle DeeK Tab. 51. voorkomt . als welke de Bladen hoekig en Klyf- achtig heeft , gelyk de voorbaande ; doch in het Loof van dceze Gcwasfen heeft een aan- merkelyke Speeling plaats, als blykt uit de vol* gende. (13) Struik- Winde met een ongedoornde ronde xin. 0j Smilax Steng ;Pffudo. China. (12) Smilax Caule inermi reretï , Foliïs inermibu* Laneeo- Easterd- latjs. H. Cliff. +$9* G»on. Virg. 120. Smilax non fpinofaClxina» - Baccif rubris. Catfsb. Cau JI. p, 82* T. 84» (15) Smilax Cauh inerm. ter- Pol. inermibus , Caulinfs Cordatis , Rameis ovato oblongis quinquenerviis. Syst, Nat* XII. Vegt XTIÏ. Tedanculis longisdmis. GRON. Virg, 193: , ijs. Petiolis bidentatis. H* Cliff. 459* Grom. Virg. 120, Smil. aspcca, Fol. trincrviis oblongis, Petiolis biclaviculatis. Brown. Jam. 359* Smil. Virgin. Spinis innocuis armata. Sec. Pluk. Alm, 349. T. 110. f. s* Smil. asp. Fr, nigro öcc. SLOAN. Jam. ioj* Hifi. U p. 31. T. 143* f. I. Stoil. asp, nod. Rad. rubra majore. Flum. U. $2. China fpuria nodoOu C. B. Pin. 297. Pfeudo-China Radix, Clus. Exot. Libr* 4, Cap. 9. p* $3. IU Deei* VU SïOTU 3(58 Tweehuïzige Heesters. III. Steng; de Bladen ongedoornd5 die aan aé ^FxxfL* Steng Hartvormig , aan de Takken lang- Hoofö- werpig Eyrond , vyfribbig. STUK» Zes- De Wortel van deeze is eigentlyk de West indifche China , waar van ik boven gefprokcn heb. Veelen hebbenze daarom ook China ge- noemd, gelyk uit de menigvuldige aanhaalingen , by Sloane, die byna een geheelë Bladzyde beflaan, blykbaarisj doch by Clüsius komt de Wortel voor , onder den naam van Basterd- China uit Virginie, zynde dezelve hem, in \ jaar 1591, van Londen toegefchikt. Uit de naauwkeurige Afbeelding , welke hy 'er van geeft , en uit zy ne Aanmerkingen , blykt , hoe zeer die van den echten China -Wortel verfchille, niettegenftaande veelen denzelven, uit onkun- de, daar voorgehouden hebben. Metregtgeefc 'er Linnjeüs, derhalve i den naam van Basterd- China aan. 't Gewas , dat op Jamaika zo wel als in Vir- ginie groeit , heeft lange Bloemfteelen 9 en twee- tandige Bladfteelen , die ieder twee Klaauwieren uitgeeven volgens Browne. De Wortel is Rietachtig , dik , Knoopig en Vleezig , doch gedroogd zynde Meelig, zo Sloane aanmerkt. 't Is een jaarlyks Gewas, volgens den Heer Clay- ton, die hetzelve in Virginie onderzogt heeft, en het volgende daar van fchryft. De Wyfjes- „ Plant is laager dan de Mannetjes, met de s, zelfde Bladen , een kleiner Bloemfteel, de; 5, Bloemhoofd jes digter maar ook kleiner. A!>è *2 de D 1 O I K I 369 „ de deelen der Vrugtmaaking zyn als in de Jttn Opgave van het Kenmerk der Smilax Linn. * xx. * 3, Gen. N. 992. De Stylen heb ik &§k$OOFD- het blöote Oo^ niet onderfcheiden kunnen ;^UK* , . , . Hexan* mair dne langwerpige omgeboogene ruige ^ 3, Stempels heb ik 'er taamelyk zigtbaar aan n gevonden. Van den Tamnus verfchilt het , 9, door het Vrugt beginzel boven den Kelk, 3, door zeer veele Klaauwieren te hebben, en „ door -x ontbreeken van het Honigbakje. 3, In 't laatst van Mey bloeit het/' Onder de Tienmannigen komt voor , hetGe* flagt van KlGGELARÏA. Welks Kenmerken, zo wel in de Mannetjes* als in de Wyfjes-Planten , een vyfdeelige Kelk en vyfbladige Bloem , met vyf driekwabbig§ Klieren, zynde de toppen der Meelknopjes in de Mannetjes open. De Wyfjes hebben vyf Stylen , en de Vrugt is een eenhokkig , vyf* kleppig, veelzaadig Zaadhuisje. De eenigfte Soort, (1) uit Afrika afkomftig, is door LinnjEus in de befchryving van den AfrTefnT ClifFortfchen Tuin in Afbeelding gebragt. ZyKaapfch^ was door Sterbeêk voorgefteld onder den naam (1) Kiggelaiia. Syst. Nat. XII. Gen. 1128 p. 6;8. lre^ XIII. p. 747- WW- 462. T, 29. R- Lugdh 478, Evron-y- mo affinis -45thiopica fempervirens Pluk.* 7* 176- - 3. 11, peei-. VI» Stuk* 370 TwEfcBuiziGE Heesters. III- naam van Reukelooze Laurier met ecne Kloot* AFxxEL" rondc V*u&' 'c Gewas, dat naar den Pauper^ Hoofd* boom gelykt, is altyd groen cn heeft ftyve ge- s-rus:, tande Lancetvormige Bladen. mwnigeT Tot de Twaalfmannigen behooren de twee volgende E U C L E A. De Mannetjes hebben vyfeien Meeldraadjes ; voorts is de Bloem in deze! ven ook vyfbladig en de Kelk vyftandig, zo wel als in de Wyf« jes-Planten, die het Vrugcbeginzel boven hel> ben en twee Stylen, wordende de Vrugt eenc Bezie met twee Holligheden* Dus wordt thans dit nieuwe Geflagt opge- I# geven (i) 3 niet de aanhaaïing als hier onder 9 nfcTJlfa welke zekcrIyk gebrekkelyk is. Zo het Tab, Getroste. 84, f. 2 , moet zyn, dan wordt hier bedoeld het Kaapfche Gewas 5 't welk door den Hoog- leeraar J. Burmannus in Afbeelding was gebragt onder den naam van Padus met lang- werpige Bladen en eene enkelde VrugU 't Is wel waar, dat dit tegen den bynaam fchyot te ftryden, doch 't is ook waar, dat de Vrugten redelyk Trosachtig aan de Takken voortko- men , zynde ronde blaauwe Besfen , die een Steentje bevatten en groeijende aan een zelf- den Tak als de Bloemen : 'c welk tegen de Ken- merken van de Klasfe zowel als van 't Geflagt, ftrydig is. Ik laat dit derhalve in 't onzekere. Mje- (1) Euclea* Veg. XIII. p* 747. Burm. Afu 4. 84. f. 2. D I O I K I Menispermum, Gulpzaad. III. Afdreu XX. ■ XX In dit Geflagt zyn vier uitwendige en agt in- wendige Bloemblaadjes. De Mannetjes-Bloe- stuk- men Ijebben zestien: de Wyfjes-Bloemen ^ drf^can onvrugtbaare Meeldraadjes , en brengen twee n&* eenzaadige Besfen voort, \ Getal der Soorten , allen Indifche Gewas- fen, en de meeften Heeftcrachtig ; is agt, als volgt. (i) Gulpzaad met Schildswys' Hartvormige, i. Aan deeze heeft To urnefort den ge- Kanadafcfo segden Geflagtnaam gegeven , om dat de Zan- den Halfmaanswyze uitgegulpt zyn; weshalve ik ze Gulpzaad noem. Het is een Klimmend Gewas , m Virginïe en Kanada groeijende , dat JZenbladige Virginifche Klyf, met Bladen van Winde , door Plukenet getyteld wordt. De Steng draait tegen de Zon om. De Bloem- fteel, korter dan de Bladfteelen , knikkende, komt boven de Oxels der Bladen voort , en draagt twee Trosfen, De Stamper beftaat uit drie Stukken , waar van ieder een Bezie wordt , met zulk een ronden Zaadkorrel, als gezegd is. (2) Guïp- (1) Menlspermura Fol. peltatïs Cordatis fubrotimdo-aiigtila» tis. Syst> Nat. XII. Gen. 1131. p. 6$$. Veg. XIII. 748 H> Clif* 140. Uffé 9i< GRON. Virg. $6. Menisp. Canadenfo fcandeus , Umbiltcato folio. Tournf, Mem. 1705. p. Ute rondachtig gehoekte Bladen. Hedera monophyllos Virg. Pluk. Alm. iSi. T. 3^ U f4 Aas, $J« dj&el. vx. stim* 37^ Tweeiïuizige Heesters. III* (2) Gulpzaad met ScMdswys' Hartvormige AFxxEU gekwabde Bladm. stuk* Een zeer fraaije Afbeelding, waar uit derg.e- ïi. Jyke figuur der Zaaden blykt, geefi Dille. ^ini Virginifch, jnr&in?' Nius van deeze Soort, Echter kwamen hem die Zaaden voor , eenig^zins naar verfteende Ammons-Hooi entjes te gelyken. 'c Q^vashadt, onder aan de Ranken , de Bladen ecnigszins hoekig, doch boven waren dezelven flegrs Hart- vormig. Aan een droogen Tak , in Karolina verzameld, warende Besfendrie, vier of vyf, op een Steeitje famengeboopt. Het groeit aan de Zee-Kust, volgens Clayton. Iir« (3) Gulpzaad met Hartvormige , van onderen oli mfch. CS3T ruige t Bladen. Weinig fchynt deeze van de voorgaarde, die de Bladen van onderen ook taamelyk Haairig heeft , te verfchillen. Zy groeit mede in Ka- rolina, c«*ui«s ^ Gulpzaad met Hartvormige Jlompe ge/pit- Vei giftig, jte Bladen en eene rappige Steng. Hier (2) Menispermum Fol. peltatis lobatis- GRON. Firg, sg, 34enisp» Folio He bid, p. 316. ($) Menispermum Fol. Lmeari-Lanceolatis hirfütïs. Cocculi Indici fpecies minima &c. Pluk. Amalth, 6z\ T* 3 84, f. 3. SüaM. FL Ind. p. 216, Aa 5 U, DEEL. Vit STUKt 378 Tweehuizige Heesters. W- tus Cliffortianus : om van de Mufa Cliffortiana AFxxf U €n anderen niet te fpreeken. Hoofd- De Kenmerken van dit Geflagt zyn , een stuk. driebladige Kelk zonder Bloemblaadjes ; zynde mannin de Vrouwelyke Gewasfen het Vrugtbeginzel met twee Stylen gekroond, 't Getal der Meel- draadjes is , in de Mannelyken , byna dertig. De Vrugt wordt een tweehokkig Zaadhuisje met één Zaad in ieder Holligheid. Zes Soorten , alcemaal Kaapfche Heefters , komen in dit Geflagt voor, naamelyk i. (i) CiifFortïa met byna Hartvormige getande Wcifoiia. maaen. HuUtbla- dise* Deeze is, volgens de naderq befchry ving van den Ridder , die daar van een fraaije Afbeel- ding , in 't gezegde Werk, gegeven heefteen Heefter met overhoekfe afgeboogene Takken , die met geknotte Vliezen en Stoppeltjes zyn bekleed. De Bladen , ook overhoeks en ongc- fteeld , zyn rondachtig 5 met zeven of negen Doornige Tandjes , vlak doch aan 't end om- gekromd, met een Kraakbeenigen rand, glad, geribd, laatende, als zy afvallen, een rosach- tig Scheedje over. Vooraan den voet des Blads , boven (0 Ciiffortia Fol. fubcordatis dentatis. Syst* Nat. XII. Gen. 1133. p. 660. Vcg> XIII. p, 748. Ciiffortia Fo!. denta- tis, H. CKff. 463. T. 30. R. Lugdb, z$2. Arbuscula Afra Poho acuto llicis Caulem amplexo rïgido. Dilu Eltb* 36. T. %U f« 35. D i o i K i a. 379 boven dc Scheede, is een fpits gedoomd, bly- III. vend Stoppeltje. De Bloemen komen zyde- Afi^L* lings , in de Oxelen , ongefteeld , eenzaam , Hoofd. voort: zy zyn groen van Kleur met witte Meel-5TÜK* draadjes ën geele Meelknopjes. 't Gewas maakt , dria!^*" in de Tuinen , Boompjes van twee of drie Voe- ten hoog. (2) Cliffortia met Lancetvormige effenrandige . gfc \ t»t j Cliffortia Bladen. Rusdfoüa, Steckende _ t 1 t Palm-bla- Deeze Soort , ook door Linn^üs zeerdige. fraay afgebeeld, is door Bergiüs nader be- fchreeven. De Takken zyn van boven bruin, met overhoekfe zeer digt gefchubde korte Tak- jes j aan 't end gebladerd en Bloemdraagende. De Bloemen komen aan Tropjes voort en zyn door driepuntige Blikjes onderfcheiden. De Vrouwelyke Bloemen, hoedanigen zyn Ed.flcgts gezien hadt, en die ook op mynen Tak, van de Kaap ontvangen , zig bevinden, zyn aan de twee bruin gepluimde, uitfteekendeStylen, ken- baar. De Blaadjes die dc Bloemen omringen, hebben nevens de end-Doorn wederzydsnog een Doorntje zegt de Ridder. Dit bevind ik in fommige Blaadjes van myn Exemplaar , doch niet algemeen. (3) ciif- (1) Cliffortia Fol. Lanceolatis integerrimis. H. Cliff. 4*3. 31. R. Lngdb. 2*2. Frutex Ethiop, Conifer , Fm&upaiva* &C* Pl-UK. Mr.\ 159. T, 197* U z* IX. DEEL, VI* SXÜK# sSo ïweehüIzigë Heesters» HL (3) Cüffortia met Liniaak gehaairde Blaadjes* Hoofd- T)-Czc , wier Blaadjes naar die van 't Var- stux* kens-Gras gelyken , is onder den gezegden by- iii' naam ook door Linn^us afgebeeld. Cliffenui Folygoni» fduil (4) Cliffortia met drievoudige Bladen , het smaïbiadi- middelfte Blaadje drietandig. iv. Trifoiiata. Deeze was door Boerhaave voonrefteld djgc. *" onder den naam van Afrikaanfch driebladig Boompje, mee pngefteelce Blaadjes en het Zaad gepluisd. LiNNiEus badt 'er, te vooren. eene Myrica v in gemaakt gehad. In de 'aangehaalde van Plükeneï zyn de Bladen aan alle kan- ten ruig, Sarmen- (5) Cliffortïa met drievoudige Liniaale > Haai- to/a. rige Bladen. Kysachtige. Aan de Zee-Kast van de Kaap komt deeze vcor, bloeijende in de Meymaand. De Steng is Heefterachtig 3 vier Voeten lang, fliertig, ongefchikt, met overhoekfe> enkelde , kortere, ronde 3 ruige Takken. De Bladen 3 die over- hoeks, ( s ) Cüffortia Fol. Lïnearibus pÜo/Ts. H* Cii/f. 501. T. 32. (+J Ciifonia Fol ternntis , imermedlo uidentato* R LugdL *5 3. Myrica Fol. ternaris , intermediis Cuneiformibus triden- tvcls. H> C~-ff. 456. Thymelacac forte affinis jEchiopica &c. Fluk. 367. Tc. 319. U 4. Arbuscula Afra , Foliolis tri- foiians, fine pedun ulo ad Caukm mtis, Semine pappofo* JBOERH. Lugdb- II. p. 262. (S) CHJJoriia pol. tsuiztïs Linearibus villofis. Mant, 1$$+ 1 D I O I K I A hoeks , drievoudig grocijen , zyn zeer fmal , on- HL gedoomd, grysachtig ruig; hebbende zeer kor-^F^EI'! te, breedc, Vliezige, naakte Bladfteelen. De Hoofd* J'ioemen koincn zydclings in de Oxelen , on-STÜK# gcttceld , eenzaam voort. Zy zyn wit en heb- drfl^" ben een drieblaciige , Eyronde , holle Kelk , met veele Meeldraa djes. Het VVyfje hadt de Ridder van decze niet gezien. (ó) Cliffortia met drievoudige Liniaak fpitfe VI gladde Bladen» ferSJ™^ Deeze is een lieefter met ronde Takken ,gcnde. niet zeer Takkig , en ongedeelde fmalle fpiife Blaadjes, als die van den Geneverboom* De- zelvcn hebban een zeer kort Scheedachng Steel- tje , dat tweetandig is. Van deeze Steeltjes blyven rappigÉ , Eyrondachtige, gladde Stop- peltjes over. De Vrugtmaaking hadt de Ridder niet gezien, maar verzekert, dat de Fynappel- achtige witte Knobbeltjes aan dit Gewas geen Vrugten maar Galletjes zyn. Het is, gelyk alle de anderen, van de Kaap afkomftig. By gisfing uit de Geftalte heeft hy hetzelve alhier geplaatst. Onder de Enkelbroederigen van deeze Kiasfe hehooren hier de twee volgende Geflagten. E P H E- (6) Ciiffortia Fel* ternatis Linearibus acutis Isvibus. SysS. Nat, Vig. XUI. p. 749. Cedrus Conifera, juniperi foliis, Racernoilï, Conis candicantibus parvis. Plux;, Alm, 91* T, ^95. L u 38a Tweehüizige Heesters, III* E ? h e d r a. Zee-Druif, Afdeel* Hoofd- ^e Bloerncn ^er Mannetjes-Planten , in ck stuk. Geflagt, zyn Katten, van tweedeelige Kelken* Enkeibtoe met zeven Meeldraadjes, de Meelknopjes vier *eri&* laager drie hooger geplaatst. De Wyfjcs heb- ben een tweedeeligen vyfvoudigen Kelk met twee Stampers. De Bloemblaadjes ontbreeken in beiden. De Vrugt is een Kelkachtige Bezio met twee Zaaden. Het bevat twee Soorten, als volgt. x. (i) Zee-Druif met gepaarde Bloemjleelen en i^Icbya. dubbelde Katten. Europi» fche. Dit Gewas , aan de Zee-Kust der Zuïdelyke Doelen van Vrankryk gemeen , wordt aldaar Raijin de Mer , dat is Zee-Druif, geheten. De Kruidkundigen hebben het ook Uva Marina ge- noemd , en onder den naam van Montpeliier- fche Zee- Druif is het by Lob el in Plaat ge- bragt, wiens Afbeelding veel gelykt naar die van Camerariüs, doch merkelyk verfchilt van die van Clusius, door wien het in Spanje, niet alleen aan de Stranden, maar ook ver bin? nens* (i) Ephedra Pednnculis oppofitls, Amentis geminis. Syst* Nat. XII. Gen. 1136. p. AF£f£L beelding van Camerariüs , uit die van Hoofd- Ges nerus ontleend , wordt voor de beste stuk. gehouden : als zynde aldaar ook , behalve het dn^u "gehcele Gewas en deszelfs Bloemen, de Vrug- ten en Zaaden vertoond. De vermaarde Tournefort betrekt tot dit Geflagc niet alleen het Klimmende Bes/en- draagende Duizendknoop van C. Bauhi n v s , maar ook zo wel de Groote als de kleine Zee- Druif van Clusiüs, welke by Barrelier ondereen gemengd zyn , en moeielyk te onder- fcheiden volgens den beroemden Heer H aller, die dit Gewas, in 't jaar 1733 , op 't berigt van Gesiserüs , overvloedig in Wallifer-Land aantrof. Dus wordt hetzelve van zyn Ed. be- fchreeven. „ De Stengen en Bladen zyn BiesachtJg. „ rond j met grof gefnipperde Scheedjes. Ia 35 het Wyfje, hoedanig ik in Wallifer-Land heb 5, verzameld , worden de hoogfte Takken be- „ paald door Knoppen, beftaande uit een vccU bladigen Kelk , wiens tweedeelige Blaadjes „ beurtüngs in elkander zyn geftoken , en hoe meer in waards hoe grooter. De middelden 3> bevatten twee Zaaden , aan de eene zyde 5, bultig aan de andere plat , met de platte zy- „ den naar eikanderen. Door de aanryping „ worden deeze Schubbetjes Vleezig en vci% „ toonen zig , eenigermaate , als een Bezie. 5, Het Mannetje, aan zyne Teeldeelen op by-* zon* D I O I K I A* 335 i) zondere Stoelen kenbaar, heb ik niet gezien, fff. „ De Bloemen van hetzelve zyn rond famen- *F1^£t* .„gehoopt, tot Mosachtige Knodsjes , byna Hoofd* „ gelyk die van de Salicornia. 't Gewas groei t5TÜK* „ een Elle hoog." (2) Zee-Druif met veele Bloemfteeltjes en en- g*iedra keïde Katten. mono/ia- cbya Deeze Soort is in Siberië waargenomen Zy Sibcrifchc« maakt aldaar een klein Heeftertje, op de dorre Velden aan de Rivieren en elders , zynde de Besfen daar een aangenaame verfnapenng , voor de genen die op 't heetfte van den Dag door dezelven reizen , gelyk de Heer Amman on- dervondt. Zy zyn zuurachtig zoet van Smaak, fchoon rood van Kleur en rondachtig doch van boven hoekig en fmaller , beftaande ook uit Vleezige Schubbetjes, die het Zaad bevatten. Men heeft 'er gevonden met een enkel Zaad. 9t Gewas, voor 't overige, dat door gezegden Heer, met de Besfen, zeer fraay in Afbeelding gebragt is, komt even naakt en Bladerloos voor, als in de andere* Bloem hadt hy 'er niet van gezien. Linn^üs merkt aan , dat deeze Soort zeer naby aan de voorgaande komt. Door wylen den uitmuntenden Kruidkenner Gme- (2) Ephedra Pedunculis plurihtis, Amentisfolitariis. Gmel» Sik. p. 17 1. T. 38. f. 1* Ephedra minima JFlagellis breviori- fcus et tenuioribus* Amm. Ruth. 25*. T. 26. Ephedra monos* iermos. Ihid. N. 255. Bb S8ö Tweehui zi ge Heesters. 111. Gmelin is vervolgens dit zonderlinge Gewas AFxxfL# vee^ uitvoeriger befchreeven en met de Vrugten Hoofd* niet alleen, maar ook met de Bloempjes, zeer STUK* naauwkeurig in Plaat vertoond. Die Hooglee* fer&b.r6e raar zegc3 dat 'iet zeer gr°ote veranderingen in Geftalte en hoogte, naar de Groeiplaats, onder* gaat. Men behoeft zig flegts een Heeftcrachtig Paardeflaart-Kruid , met Vrugten die naar Besfen gelyken , te verbeelden. Steller u s heeft op bloeijende Stammetjes fomtyds ook de een of andere Bezie , en op de Vrugtdraagende ook wel eenige Bloemtrosjes waargenomen» Het zelfde is reeds door den grooten Boerhaave, aangaande dit Geflagt , opgemerkt. A D E L I A. De Mannetjes , in dit Geflagt, hebben zo wel als de Wyfjes geen Bloemblaadjes. By de eerden is de Kelk in drieën gedeeld , en bevat veel Meeldraadjes , die onder famengegroeid zyn : by de laaclten in vyven , met driegelcheur- de Stylen. De Vrugt is een driehokkig Zaad- huisje. Drie Soorten , altemaal Westindifche Hee- fters, komen in hetzelve voor, naamelyk. i. {i) Adelia met langwerpige, Wollige, Zaag* BeitïrL. tandige Bladen. Tandbta- J}^ dige. (i) Adelia Fol. oblongis tomentolïs ferratls, Syst. Nat. XIX* Gen. 1137. p. C6z. yeg.Xllh p. 751* Bernardia Tiuticofa^ FoU tomentofis ovatisTertaus althuis, lrown. Jam. z$u Ö t Ö I K ï tl ï>e bynaam is afkomftig van Doktor Brow- III. NE, door wien dit Gewas Bernardia genoemd *F£jGXS,# was. De Bladen komen overhoeks aan de Tak- cïoofd* ken vooï-. Hy heeft hetzelve -9 benevens deSTüK# beide volgende, op Jamaika waargenomen* (2) Adelia met ftomp Eyrmde effenrandiw ir. Rondbls* Deeze brengt de Bladen üit de Knoppen ge- di£e* tropt voort, even als ïn de Berberisfen, zyzyn ïtomp Eyrond > effenrandig , naakt , gefteeld* Üit die zelfde Knoppen komen twee öf drie Bloemfteeltjes , die Draadachtig dun , naakt eenbloemig zyn, met eenen ruigachdgen Kelk* CM Adelia met bogtise Takken en gedoomde M Knoppen. Knopdoc** Dit is een Heefter, die, aaïl zyne kromme ilyve Takken, uitpuilende Knoppen in de Mik- ken en op de hoeken heeft, van buiteö meteen Fyn Doorntje gewapend. De Bladen zyn* even als in de voorgaande, getropt, naakt, klein, ityf en geaderd. Uit die zelfde Gedoomde Knoppen komen Haairswys' dunne , naakte, een* (2) Adelia Fol. obovatis integsrrimis. Am Ae&i. V. p* 411. Bernardia Fruticofa Foi. fubrotundis &c. Brown. Jam. (3) Adelia Ra mis flexuofis» Spinis Gemmaceis. Am. Ata&^ V. p. 411* Acidoton Frutesccns aculeatum diffafnm êét* SaowN. Jam. 355. Bb ê Ih Diï^ VI, Stm* 382 TwEEHUIZlGE HEESTERS. III» cenbloemigc Steeltjes voort, van langte als de Afxdxeel' Bladen. Hoofd- : r„ stuk* Ruscus. Mmsdoorn. ^Samentec- Samenteeligen is in deeze Klasfe maar één Geflagt bekend, naamelyk dit, welks Ken* merken zyn s een zesbladige Kelk , zonder Bloem- blaadjes, en in 't midden een Honigbakje dat Eyrond is , aan den top doorboord. De Wyfjes- Bloemen hebben een Styl op 't Vrugtbeginzel f dat een driehokkige Bezie wordt , met twee Zaaden in ieder Holligheid. Hier van komen vyf Soorten voor , meestal in Europa huisvestende, als x. Ruscus (i) Muisdoorn met de Bladen van boven naakt Blosmdraagende. Gewoone. Deeze is de gemeene en meest bekende in Europa. Men noemtze, onder de Kruidkundi- gen, Ruscus > in \ Italiaanfch en Spaanfch Rus- co of Brusco , zekerlyk van 't Latyn af komftig. Veelerley naamen heeft dit Gewas in Vrank- ryk , te weeten die van Petit Roux of Housfon , dat is Kleine Hulst, Fragon, Bouis piquant of Stee- (i) Ruscus Fol. fupra Floriferis nudis. Sysu Nat. XII. Gen. 1139. P 662. Pèg. XIII. p, 7.J1. H. CUff Upf.K. Lugdb. &c. DAL. Paris* 304. Toürnf. Par% 528 HAssELq. Itin, 492: 5 3i« Ruscus Myrtifolius aculeatus. Tourf Inft. J9* Ruscus. C. B. Pin* 470. Ruscum. Dod. Pempt* 474, Myrthacamha a Mutina Spina fivc Myitus Sylvefois. hom, / D i o 1 K i A* Steckende Palm , en Hwx-Frelon. De Engel- Jir> fchen r oemen het Knee-Holly, of Butchers-Broom, Afdeel. dat is Slagters- Bezem. In Duitfchland heeft B(™'Bm het de naamen van Rusken , Brusken enMausf- ;Tuk. dorn, waar van de onze, Muisdoorn, ontleend is ; Syngoxj;* doch meest wordt dit Gewas, in de Nederlan- den, Steekende Palm genoemd , of Kleine ge- doomde Myrte : gelyk men het ook , in 't Griekfch, Oxy Myrfine oï Myrthacantha 9 gety- teld vindt. Natuurlyk groeit hetzelve f op ruuwe Bofch- achtige plaatfen , in de Zuidelyke deelen van Europa , en fchiet fomtyds twee Ellen hoog op ; des het aldaar, en ook in de middelde deelen, dient tot het maaken van Haagen , die wegens de fcherpe Doornen allerley Gedierte afweeren. Omftreeks Parys komt het in 't wilde voort, ja ook in Groot - Brittannie , doch in Duitfch- land, en zelfs in Switzerland, vind ik het, als zodanig, niet aangetekend. Het maakt doorgaans een Heeltertje als de Palm, dikwils maar een Voet hoog, uit taaije Takken beftaande, die eenigszins gefleufdzyn, en digt bezet met Blaadjes byna als die der Myr- ten, doch fterk geribd en uitloopende in een fcherpe ftyve , fpitfe Doorn. Zy zyn zydelings omgeboogen ; zo dat men het Gewas naauwlyks behandelen kan3 zonder zig te kwetzen. Uit het midden van die Blaadjes, op derzelver Op- pervlakte, groeijen de Bloempjes: iets dat zeef zeldzaam is onder de blykbaar bloeijende Plan- Bb 3 ten, vjo TwFehuuige Heesters III. ten. Die Bloempjes hebben een Kelk van ^FxxEL kleine Blaadjes , waar uit als een Bekertje voort* Hoofd komt, het Vrugtbeginzel bevattende, 't welk f tuk. éoi Bezie wordt, grooter dan die der Aspergies3 Sa™7m zynde roodachtig van Kleur en niet onaanger naam van Smaak. De jonge Scheuten , hoewel een weinig bit- ter '1 kunnen als Aspergies gegeten worden en dc Wortels hebben dergelyke Vezelen als die. Het Loof dient niet alleen gelyk Hey5 tot Be- zems , maar het wordt van het Landvolk dik- wils gebruikt , om 't Vleefch en Spek tegen de Muizen en Rotten 5 die voor de Doornen bang zyn , te befchutten, en dit's de reden van den Naam. De Wortel is geteld onder de f^yf grote te Openende Wortelen ; hoewel men hem 'er he- dendaags zelden onder gebruikt, neemende van de vier anderen die gereeder en beter te beko- men en misfehien ruim zo kragtig zyn , wat meer , of den Gras-Wortel in de plaats* Sommi- gen meenen evenwel groote uitwerkingen van deszelfs Af kookzel , in de Waterzugt en andere Verpoppingen , ondervonden te hebben. De Wortels werden te Smyrna door een Turk aan de Apotheek te koop gebragt volgens Hassel- quist; zo dat dezelven aldaar zeer in ge- bruik zyn. De Geley der Besfen is ook tegen de Pynlykheid der Waterweaen , met byzondere vrugt , ingenomen geweest 9 zo Riveriüs verhaalt, (2) Muis- D I O I K I A. 39I (a) Muisdoorn met de Bladen van onderen naakt Bloemdraagende. . AFx£EL' Hoofd* Deeze in Italië , aan de zyden van Heuvels ,stuk. voortkomende , is Alxeandrynfe Laurier ge- ^ ' noemd geweest en heet Chamcedaphne of Lazge Hypopbyi- Laurier by Column a, 't Gewas groeit zo^jdeibia- hoog niet , maar de Bladen zyn veel breeder^ge. en grooter , de onderden wel twee Duimen lang. Dilleniüs heeft een Gewas afgebeeld, dat hier t'huis gebragt wordt , zynde van hem als middelflagtig tusfchen de Breed- en Smal- bladige van Tour ne fort, dat is tusfchen deeze en de volgende Soort, aangemerkt* Hier groeide de Vrugt wel doorgaans aan de onder- zyde 3 doch fomtyds ook aan de bovenzyde der Bladen , zo wel als de Bloem , wier verfchil , in de Mannelyke en Vrouwelyke Gewasftn van dit Geflagt , ik boven vermeld heb. Want , zo wel als in de gewoone Muisdoorn ? zyn hier fomixiige Planten Bloem-, anderen Vrugtdraa- gendc. Tour ne fort, merkt hy aan, heeft verkeerdelyk het Honigbakje, dat in de Man- netjes f2) Ruscus Folii* fubtus Fioriferis nudis, H, CUff. Upf. K, Lugdb. 227. Laurus Alexandrina Fru&u Folio infidente* C. B. Fin, 30U Laurus Alexcmdrina Chamsedaphne Col. Ecphr. I. p# 164. T« 16$ > f4 1. Ruscus latifolius Fruftu folio innasceme. Tourn. Jnft. 79. 0. Ruscus latifolsus Fru&u e& medio Foliorum extra pendente. DlLL. EUb. p* 3 3 3.T. Bb 4 II, D£SL» VI. $TVK< Tweehuizïge Heesters. IIL netjes de Meeldraadjes , in de Wyfjes den Styl Afdeel bCVat ? voor een Klokswyze Bloem gehouden. stuT.9 (3) Muisdoorn met de Bladen vanboven, m* ni. der een Tongetje, Bloemdraagende. Ruscus Hypogks Deeze Soort groeit op lommerryke Bergen > %iu t. 250. f. 332. Bb 5 II, D£?L* Vï STUK, 594 TWEEHUXZIGE HEESTERS* III. Deeze wordt Manwyvig genoemd, omdatzy xxElf^ °P ^en ze^cn Stam Bloemen cn Vrugien voort- Hocfd brengt, volgens Dillenius> die 'er de Af- stuk, beelding van geeft en aanmerkt dat de Mannetjes- \f£m"m€ü Wyfjes - Bloemen , in dit ÖeV^s, daar in verfchillen i dat de eerften tot hun Bekertje Stuifmeel uitgeeven , de anderen daar in het Vrugtbeginzel bevatten , zonder Stuifmeel ; zynde door hem gecne Meeldraadjes, in eenige Soort van Muisdoorn , waargenomen. Wat de Geftake aangaat, die is niet onbe- vallig ; zynde het een zweepig Gewas , met Stengen van twee of meer Ellen , bezet met Takjes van een Handpalm of byna een Voet lang, die digt gebladerd zyn. De Bladen gely- ken naar die van de gewoone Muisdoorn , doch zyn driehoekig en ecnigszins Piekvormig ; fom- migen met een hoekje op zyde uitgefneeden , nevens het welke , aan de onderzyde des Blads, de Vrugtmaaking gefchiedt. Hier, naamelyk, komen, in de Maand- Mey, tropj es voort van groene Bolletjes , die, in vyf of zes Weeken volgroeid, zig openen als een Bloem, in zesfen ten bodem toe verdeeld, en een dergelyk Beker- tje als in de andere Soorten bevattende, 't welk aan den rand met zes Blaasjes, die het Stuif- meel uitgeeven , in 't ronde famengevoegd , be- groeid is. Hiér uit blykt dan , dat onze Ridder te regt die Geflagt onder deSamenteeligen geteld heeft; dewyl het, naamclyk, ook dus gefield is in de gewoc- D I O I K I A. 593 gewoone Muisdoorn , die echter maar drie UI.' Mcelknopjcs heeft op den top van ft Honig- A*D™^ bakje, welke van onderen famengegroeid zyn. Hoofd- De VrugjC a een ronde Bezie, kreeg in de El-STüK' thamfche Tuin haare volmaaktheid eerst in \Syn£ene^ volgende Jaar, De Groeiplaats fcheen te zyn pp de Kanarifche Eilanden. (s) Muisdoorn met een tweejlagtige Tros aan j^s'cu5 't end der Takken. , Getroste. Tot deeze Soort betrekt men de Smalbladige Muisdoorn , wier Vrugt op 't end der Takjes groeit, van Tour ne fokt, die aanmerkt, dat 'er de Afbeelding van gegeven zy in 't Aunhangzel van den Leidfen Tuin 5 door H e r- mannüs, onder den naam van Alexandrynfe Laurier , welken naam , als gezegd h , de Tweede Soort ook voert, zo wel als de Derde«x Gedagte Hoogleeraar befchreef dezelve dus. „ Deeze Alexandrynfe Laurier is een Hee- 3, fterachtig Gewas met veele buigzaame takkige 3, Rysjes,van een Elle lang , verfierd met helder bly- groene gefpitfte Bladen, naar die der „ Myr- ($) Ruscus Racemo rerminali hercnapHroditico. H. Cliff\ 466, R. Lugdh. 227. Goüan Momp. 511. Ruscas aflgilftffa* lias Fru&u fummis Ram u lis innascente* Tournf, In/2. 79, Laurus Alexandrina Fru&u e fum;mrate Caulium prodeunte. H. Reg* Par. H. Lugdbat. 679 Ie p 68 1 MiCH Pis» 52. Laurus Alexandrina anguftifolia Ramola. MORls. Hij}. III* p. 5s komen uit de toppen der Takken kleine Hoofd- ^ ronde groenachtige Knopjes , van onderen STUK' met eene ecnbladige bleek groene Bloem 'foT**'» [of Kelk] , die in zes kleine Tandjes ver- „ deeld is , bekleed , welke verflenzende de Knopjes veranderen in Kogelronde fchoon 3, roode Vrugten, naar de Besfen van de As- 5* pergies zweemende. Deeze bevatten , onder een dun Huidje , in weinig Vleefch , een „ enkele, ronde, harde, blecke Pit. Het geeft „ van onderen veelelangfe, witte, Vezel-Wor- „ telen, als die der Aspergies , uiteenenKnob- „ beligen Stoel." De Vrugt is derhalve eenzaadigen de Bloem tweeflagtig; maar hoe de Kelk en Bloemkrans hier vercenigd kunnen zyn tot een Vleezig Lig- haamj tcrwyl die van dit Geflagt geen Bloem- krans (Corolla) gezegd worden te hebben 9 is my duifter. C l u t i i\t De Rang der Manwyvigen levert ook maar èén Geflagt van Tweehuizigen uit, naamelyk dit, *t welk ter eere van de Kruidkenners Clu- tius, in 't Neerduitfch Kluit, Vader en Zoon , wien de Leidfe Akademie - Tuin zyne opkomst grootendeels te danken heeft , is be- noemd. De Kenmerken zyn, dat de Kelk en Bloem vyfbladig is , bevattende in de Wyfjes drie Sty- D i o i k i a. 397 Stvlen, en de Vrugt eendnehokkig Zaadhuisje . IW* met enkelde Zaaden. xx. Zeven Soorcen , die altemaal Heeftcrachtig Ho°^- en meest van de Kaap afkomftig zyn, komen STÜK* thans in hetzelve voor; naamelyk, (i) Clutia met ongefieelde [mal Lancetvormi- t ge Bladen en eenzaams opjlaande Bloemen, temoides. Smalbfc* Het Afrikaanfche Gewas, naar den Alatcrnus di£e* geiykende , met Bladen van de zogenaamde Hemelileutels , door Gommelyn afgebeeld, behoort tot deeze Soort. Hetzelve was uit Zaad in de Amfterdamfe Kruidtuin geteeld , hebbende een Stam van anderhalf Voet hoog , bezet met ongedeelde Sappige Bladen, die vol- gens de Afbeelding taamelyk Lancetvormig wa- ren, en wat famentrekkende van Smaak. Uit derzelver Oxelen kwamen kleine Steeltjes voort, met een Bloempje in vyven gedeeld , uit een vyfbladigen Kelk, behalve de Meeldraadjes met geele Topjes, een Styl hebbende, die aan den top gekroond was met vyf geele Draadjes. Zie daar de reden, dat dit Gewas Manwyvig ge- noemd (i) Clutia $pL fubfesfilibus LineariLanceolat5s,( Flor. fö* ütariis ere&is. Syst. Nat. XN. Gen. 1140. p. 6Ó2. Veg* XIII. p. 75*. H. Clif. 500. R. Lugdb. 203. Croton Fol. Xineari-Lanceolatis* H. Cliff* 444. F<*m. Tithymalus Arboreus &c. Pl^k. Pbyt* 230. f. 1. Chamxlea Fol, oblongis &c. Ïubm- *Afr. u6t T* 43. f. 1. Alaternoides èSu Tclephi5 £pliot COMM. Horté II. p. 3* T, 2» Méts, IU DSSL« Vit STUK* 358 TwEÉHüiiicfc Heester^ III. nocmd wordt. De Vrugt aangaande, die is 'er ^FxxEL ze^e^y^ Ult ^e van ^e ^aaP gezondene byge- Hoofd- vocgd : want het Gewas hadt in de gezegde stuk. Tuin nooit Vrugt gegeven. Zo was de Gut " i Atanwy. 00^ onvrustbaar in de meefce HollandfcheTui- nen , maar te Leiden vondc Linn^üs dat dezelve Zaad voortbragt, en beflooc hier uit ^ dat 'er een Mannetje moest zyn , ?t welk zyil Ed. ook ontdekte (*\ Van het VVyfje deezer Soort fchynt de Af- beelding te zyn, welke door den Hoogleeraar J. Bürmannus, onder den naam van Cha* mcelea met langwerpige geribde Bladen , de Bloe* men uit derzelver Oxelen voortkomende 9 in Fig* i, op zyne drie-en-veertiglte Plaat van Afri- kaanfche Plantgewasfen , is medegedeeld, 't Is waar, zyn Ed* zege, dat de Bladen als die van Rosmaryn zyn , doch de uitdrooging heeftze aanmerkelyk kunnen veranderen. In de Af- beelding zynz;e byna volftrekt Liniaal of overal even breed, en de Kelk was, volgens de be- fchryving, in vieren gedeeld, met korte, ron- de Bloemblaadjes en kleine Meeldraadjes, den Styl omringende 5 die van boven in drieën was gedeeld : maar de Geftalte toont een aanmer* kelyke overeenkomst met het Boomachtige Wolfsmelk van Plükenet, dat Bladen heeft als de Peperboompjes , en dit Gewas hadt de Ridder Croton, met Liniaal Lancetvormige Bla- den i (*) Tkiku Bot* p, $2, D i o i K i A. 399 den, in de Cliffortfe Tuin getyteld. Zyn Ed. III; zegt, dat de Bladen aan de kanten ruuw zyn. Af^l* (2) Clutia met Lancetvormige Bladen en ver-$rvKm fcheide Bloempjes in de Oxelen. ir. J Clutia Poi Tot deezc Soort, de Blaadjes byna als die^g^ van 't Varkensgras, dat men ook wel Duizend- d;s°- knoop noemt , hebbende , wordt t'huis gebragt de Chamcelea met breede langwerpige Bladen , de Bloemen uit derzelver Oxelen en ookAairswy- ze aan 't end voortkomende , zynde Fig. 3 5 op de zelfde Plaat van gedagten Hoogleeraar; doch in dat Gewas hadt zyn Ed. de Bloemen in 'ü geheel maar zesbladig bevonden, verbeel- dende zig dat het drie Blaadjes van den Kelk en drie, van de Bloem mogten zyn. De Bla* den verfmallen allengs naar de tippen, zyn ge- fpitst, effenrandig en glad: de Bloemen komen uit de Oxelen voort , dik wils twee by elkan- der , hangende en klein , zegt L 1 n is je u s. (3) Clutia met Eyronde effent andige Bladen , ut. de Bloemen zydelings. pSul Van'Schoone. (2) Clutia Fol. JLanceolatis Flor. Axillaribusplunmis. Syst. Nat. Veg. XIII. Chams?Iea Fol. latis oblongis , Flor. ex Alis et In Spicatn congeflis* BuRM. Jfr. m. T* 4?. f. 3. Cifti Helianthemi folio Planta, Pluk. Phyt% 23. f. 7? (3) Clutia Fol. Ovatis intes^ïrimis , Floribus lateralibus* Clutia Fol. peüclatis. H, CQf. 500 , 431. IU Lugdb. 202. Boekh. Lügdb. II. 2S0. Fmtex TEthiopicus Torttilaca: folio, ? lore ex albo yirescente. Comm, Hor:, u p, 177. T. > lenden Kelk , en daar in een vyffradig bleek » Bloempje. De Eijerftok, (zegt die Hoog- 5J leeraar) in 't midden van den Kelk , geeft „ een lange regte Buis uit, met een rond Top- „ je , daar een tedere Buis om heen groeit, „ Straalswyze met vyf Meeldraadjes , byna in 3, 't bovenfte, bezet,- wordende de Eijerftok, „ door aanryping, een driehokkige Vrugt, ge- „ lyk in de Ricinus plaats heeft" (*;. pi xxxvi* Ik heb gelegenheid om de Afbeelding aan 'c 9 2,licht te geeven, zo van het Wyfje als van hec Mannetje , met en benevens de Bloemen , waaruit derzelver verfchil eh tevens blykt, dat de Vrugt- maakende deelen hier boven ondereen gemengd zyn. Het Takje van het Wyfje, PI. XXXVI. Fig. i- naar alle waarfchynlykheid uit den Leid- fchen (*) Hort. lugdkat. II. p* 2$Qt D I O I K I A. 401 fchen Tuin geplukt , heeft de Bloempjes zeer Hfr lang gefteeld , gelyk ïn de fterk vergroote Af- beelding van een derzelven by A blykt , alwaar Hoofd- men ziet 4 hoe dezelven vyfbladig zyn , in eenSTÜK* dergclyke Kelk vervat, en hoe in 't midden van^J dit Bloempje zig een drieribbig rond Vrugtbe- ginzel bevindt, dat een Styl heeft , die zig ver* deelt in drie gegaifelde Punten , aan 't end een weinig dikker of geknodst, 't welk de Stempels zullen zyn* Van het Mannetje heb ik verfchei- de Takken van de Kaap gekreegen , die bezet zyn met zeer kort gefteeld e Bloempjes, Een Takje daar van is in Fig. 2. vertoond. De Tak- ken zyn , tot boven toe, vol kleine witachtige Pukkeltjes , zo wel als de Bladen , inzonderheid aan de onderzyde: welke Bladen ook langwer- piger voorkomen , dan in het Wyfje, en op dergelyke manier naar onderen roodachtig wor- den, 't welk den bynaam van Schoone aandeeze Soort geeft. De bovenften zyn dikwils aan den rand ook een weinig uitgegulpt, en fmaller dan de onderften, ja byna Lancetvormig; insgelyks redelyk lang gefteeld. De Bloempjes komen hier menigvuldig, en dikwils meer dan één, uit de Oxelen voort, op zeer korte Steeltjes. Een derzelven is , met fterke Vergrooting , by B vertoond, waar in men een deel ziet, dat de Geftalte van een Styl heeft , boven uitloopende in een zwartachtig Puntje met een geknopten Stempel , doch daar beneden Straalswyze ge- kranst met vyf Meeldraadjes , die byna I]ori- C c tm> 402 TwEEHllIZIGE HEESTERS. HL fontaal geftrekt zyn, hebbende groote rondacn* AFxxEL Mcelknopjes. De Bloemfteeltjes zyn zo Hoofd wel ruig in dit als in bet andere. £TUK. iv. (4) Clutia met Ovaale Bladen > die wederzyds uZX WMig zyn. Woliige. Deeze , gelyk de drie voorigen aan de Kaap natuurlyk groeijende , is een zeer Takkige Hee- Her van drie Voeten hoog , met ronde ruige Takjes. De Bladen , digt by een , zyn onge- fteeld, fpitsachtig, van grootte als die van de Thym , wederzyds Wollig : de Bloemen zyde* lings voortkomende , enkeld, ongedeeld; lan- ger dan de Bladen , wit* De Kelk is vyftandig van buiten Wollig. Hy heeft vyf Bloemblaad- jes, genageld 5 Ovaal 3 van langte als de Kelk; vyf Meeldraadjes op den Styl en een gebaarden Stempel. Het Wyfje hadt Linn^üs niet gezien. v. (5) Clutia met Eyronde fiompe Bladen , en ge- rmfaT lrofte Bl°emm in de Oxelen. stomp^ia- j)ecze en de twee volgende zyn Indifche Ge- wasfen (*). Het is een Boom met kort gefteel- de (4) Clutia Fol. elllpticis utrinajue tomentofïs. Mant* 299. ($) Clutia Fol ovalibus retufïs , Flor. racemofïs axiilaribus, Fl. ZeyL 367. Corni f. Sorbi fpec/es. Bont. Jav, 103. Sche- runam Cottam. ff. Mal. II. p. 23 T, 18. ma!a, Raj. Rift* 162 3 ♦ Arbor Fol. latis fubrotundis Venofo. Burmu Zc)L 29+ Burm. Fl Ind, p. 217. (*) &e Clutia pulckella is ook van Java gezonden , zo de Heer N. L, Burmannus aantekent, en fchynt derhalve ins- gelyks in Oostindie te groeijen# D ï o i * ï A. met Zilver- kleurig Popelier - Blad % heet by Plukenetj zynde gemcenlyk onder den naam van Wilde Kaneel, in de Westindiën, bekend. Hiervan is een Takje in 't Werk van Séba afgebeeld > *t welk die Autheur uit de Verzameling van Kichf.laar bekomen hadt ; zynde dit Ge- was, volgens het Getuigenis van Bueynius, leevend geweest in de Tuin van den Heer F a- cel, en hem een Takje daar van met deBloe» men , door den Heer Beaumont, prefent; gedaan. Hy betrekt daar toe den Zoeten Cey- lonfchenJVonderboom van den Hoogleeraar Bur- mak* (6) Clutia FoL Cordato-Lanceolans. Tl. ZeyU 166. Mat. Med. 470. Am. Acad. V« p. 411. Elutcria. Hort. Clljf. 4?6* Croton Fruticulofum , ere&um &c. BROWN* Jam. ?47- ivïci* nus dulcis Arbocescens Araericanus, Populnea Fronde Argen* tea, PLUK. Alm. 321» T* 220. f. 5, SEB, Thtt, I. p £** T* 35. f. 3* BuRM FL ïnd. p, 217* Cc 2 El, Deel. VI Stok* 404 TWEEHÜIZIGE Uk mannüs, en vraagt , of het ook de Boom zy * A*xx EU waar van ^e Cortex Eleutherii , dat is de Kaska- Hoofd- ril 5 komt? De Petersburgfe Hoogleeraar A m- &TÜK' mak hadt hem gefchreeven , dat hy eenige ju™™y bakjes van dien Boom van de Bahaina's Eilan- den^ en in 't byzonder van Eleutherp , of 't Alabafter-Eiland,daar deeze Bast zyn naam van heeft, bekomen hadt, welke volmaakt geleeken naar die van deezen Wonderboom (*). Bevoorens is de afkomst van die Drogery aan een Gewas, tot het Geflagt van Croton of Ricinoides behoorende , op 't Gezag van Ca- * Biadz. tesby 3 toegekend *; doch hetzelve is maar *42" een Heefter , en volgens anderen zou dezelve komen van een Boom in Peru, alwaar de Kina valt , zynde die Bast voor een basterd - Kina gehouden geweest en in eigenfchappen naar den Koortsbast eenigszins gelykende. Hier- om , aangezien verfcheide Soorten van C!utia voorheen, wegens de Vrugt, tot den Ricinus betrokken zyn geweest , en deeze Soort tien Meeldraadjes heeft , zo is dezelve door L 1 n- n^eü's als twyfelachtig hier geplaatst , en uit de andere deelen der Vrugtmaaking nader te onderzoeken. (7) Clutia met ovaale van onderen Wollik 8$&,. ! bladen. Geftop- peide. Dit Gewas, in Oostindie groei jende , heeft bog~ (*) BREYN PrUr, p, 94. (7) Qiutia Fol, ovalibus fiibtus tomentofis. Manu izy^ D I O I K I A# 405 bogtige Wollige Takken, met Bladen van ge-^J^ iégde figuur, die taamelyk groot, effenrandig 1 Xx. * zyn en kort gefteeld , hebbende fpitfe Stoppel- Hoofd- tjes. De Bloempjes komen, byna ongefteeld f ST^^ in de Oxelen voort. Zy hebben een eenbladigen dria. Kelk, welke in vyven gedeeld is ; en korte rond- achtige Bloemblaadjes , tusfehen de punten van den Kelk ingeplant. De Styl met zyne Meel- draadjes komt met de overige Clutiaas over- een (*}. Befchryving van de Veelwyvige Heesters (Folygamia) , tot welken de Pifang of Banan- nen, Mimofaas en anderen behooren* o nder de Veelwyvigen , van welke benaa- ming ik bevoorens reden gegeven heb *»I* irs^ komen , in de Rang der Eenhuizigen , de vol- u. 5ss. 9 gende Geflagten van Heefters voor. M u s A. Pifang. Dit Geflagt heeft tweederley Bloemen : Twee- Jlagtige Mannelyke of onvrugtbaare, naamelyk en (*) De Clutia Anirogyna , in Syst. Nat. XII. geboekt,, en Mantiff, p. ia!- befclueeven , is thans tot de Anirachne be« «tokken. Zie bladz. 289, bier voor. Cc 3 11. DEEL. VI', STOK. 4p6 Veelwyvige Heester^ IJL en Twceflagtige Vrouweiyke of vrugtbaare» Ia Ai xxiT' beiden is de Kelk een Bioemfcheede , bevat- Hoofd tende een tweebladige Bloem i waar van het stuk cenc j3ja(^ i-egtopltaat en vyftandig, het andere Eenbui' Uonigvoerende holrond en korter is: zesMeel- draaden , waar van vyf volmaakt in de Man- nelyke , één volmaakt in de Vrouweiyke Bloe- men, en een enkele Styl inheiden. HetVrugt- beginzel , dat beneden de Bloem is 5 misdraagt in de eerften, doch wordt in de anderen eea langwerpige, driekantige VJeezige Vrugt. Na dat de Bihai> onder den naam van He- liconia, als een byzonder Gellagt is uitgemon- *z;eii.D,fterd *5 komen 'er thans maar drie Soorten in E\E?*\voor.jP aIs volgt, i. (i) Piftng met een knikkende BloemJleng9 d$ tld{na^ Mannelyke Bloemen Uyvende* üostincU* feta. Dit is de vermaarde Pifang of Pisfang-Stxmk % in Üostindie by deezen naam bekend , en mis- fchien afkomftig uit de binnenite deelen van Afie, Afrika of uit het Beloofde Land, Men noemt- (i) Mufa Spadiec nutatite, Fbribus masculis pcrfiftentibus» Syn. Nat. XII. Gen. 1141. p. 6-67* Veg* XIII. p. 757* Mufa Rnccmo iimplicisfirno* H. CU ff*. 467. Upf. 3.91» ftr ZejLi6%¥ }t. £u?$t 10. H-isSELq. li, 492. GïtOtt* Oriënt* 32f. Mufai CtëfïbrtiaiÏ3* LiNN. Monogr. TREW. Ebret. T. 18 , 19, 20, Maft. CjuUS» Exot. 229. STERR* Citr. T. 4. RlJMPH. Amb. V, p. 125. T. 60. Ficus Indica Fru&u Racemofb , Folio oblon- £o. C. B. Pin, 508» Palma humilis longis latisque foliis. CA B> Pin. 507. Bala* Hort* Mal. I. p4 17* T. |2, 13, ify BüRM. FL ln4. p, 217, POLYGAMIA. 407 noemtzc gemeenlyk de Vygéboom van Adam*, DL en de Vrugten Adams-Vygen , willende dat dit *F£f *L# de Verbooden Boom in 't Paradys zou zyn ge- Moofd- weest, genaamd de Boom der Kennisje van Goed™ K\ en Kwaad. Inderdaad , wanneer men op de °m %a* hoedadigheid van de Vrugten, die naar de min of meerder rypheid gezond of ongezond zyn , op derzelver bevalligheid en lekkeren Smaak, als ook op den Hebreeuichen Spreektrant agt ge^ft 3 is zulks niet onwaarfchynlyk (*> In de Oofterfche Landen in 't algemeen , zo by de Jooden als Grieken en Arabieren , werdt weinig daar aan getwyfeld. Maar dat de Bla- den, daar van, door onze eerfte Ouders zou- den gebruikt zyn, om hunne Schaamte te dek- ken , is by my niet geloofbaar (f> Ook denk ik niet » dat de Tros , dien de Verfpieders van *t Land Kanaan met zig terug bragten, draa- gende dien aan een Stok ; een Tros Druiven genaamd , een Vrugt-Tros zou zyn geweest van dit Gewas (|). Het (*) De Kennisje van Goed en Kwaad kon niet huisvesten ia de Boom, zo min als het Verbond m de Ark huisveste, maar werdt van den Menfch verkreegen door het eeten van deszelfs Vrugt , die hoe fchoonder en bevaliiger , iti dit Ge- was, hoe gevaarlyker is, en door onrnaatig gebruik dik wils de Dood veroirzaakt : des mogt hy te regt een Boom der Voor* zigtigktid genoemt worden. Vergclyk het Vertoog inde HolU Maatfcb. IX. D. III. St. bi. 160. (t) Deeze Bladen zyn veel te groot, om (amengehecht te worden tot Voorfchooten voor een Menfch , en ten anderen worden , die zy dus tot dekking gebruikten, Vygebladen genoemd. (4-) Want de duidelyke Letter zegt een Tros Druiven f waai Cc 4 vaa IU DEEL. VI. STUK, 4o8 Veelw*vige Heesters HU Het voorgemelde is dan de reden van denBy- Af xxiL naam deezer Soort, wier eenigst gefchapenc Hoofd Stoel in 't Paradys zoude gedaan hebben , vol- STUK gens 't denkbeeld van L i n n je u s , en dus daar »ke?hut' van a^e vagende Gewasfen van dien aart, die thans op den geheelen Aardbodem, tusfehende Keerkringen , groeijen , zyn voortgeteeld (*). Naderhand echter wil zyn Ed.3 dat deeze Mufa een Basterd -Tuk zou zyn , van de Bihai als Moeder met een onbekenden Vader (fj. De Bihai , ondertusfehen , is federt bevonden t'ee- nemaal in Vrugtmaaking te verfchillen (|). In de heetfte Streeken des Aardbodems groeit de Pifang best, en valt overvloedig in Oostin- die. Men wil dat zy uit Guinea op de Kanari- fche Eilanden , en van daar op St. Domingo overgebragt zou zyn in 't jaar 1516, en verder voortgeplant door de Westindiën. By van de ongemeene grootte meer zeldzaamheid voor de Israë- Jieten kon zyn, dan de Pifang , welke zelfs in Egypte, om goede Vrugt te draagen , zorgvuldig moet worden aan- gekweekt. Hierom kunnen deszel's Vrugten de Daiaim^ Gen. 30. v. 14, Hoogel. 7- v. 13 , niet zyn. Voeg hier by, dat een Tros of Vrugtfteng van de tamme Iianannen zo zwaar is en zo lang, dat ik niet kan begrypen , hoe twee Mannen die aan een Stok, zo ver , en op zulke onefFcne Wegen, zou* den hebben kunnen draagen. (*) Mufa Cliffortiana* p. 44, (t) Hybrida Planta , Marre Bihai, Tatre ignoto. Sp* Plant. Üj P« *477* De reden van dit denkbeeld vindt men Ar», Sicai. Vol. VI. p. 294. (l) Zie >c Geflagt van Heliconia , onder de Vyfmanmgt Heeften, in 't IV. Stuk van de Planten, bladz. P 0 L Y G A M I A: 409 By de Ouden vindt men van dit Gewas, min III. of meer , gewag gemaakt. Want hoewel de AF£f fLi vierderley JBoomen, waarvan Theophras- Hoofd- tus meldt, my niet fchynen hier toe te be- mjK* hooren , kan zulks van de Pala van P l i n i ü s , Monoi^ van wier Vrugt de Brachmannen of Wyzen in 't Ooften leefden 9 niet gezegd worden. De Arabieren hebben hem , in laater tyd , naauw- keurig afgefchetst onder den naam van Mufay gely k hy dus by Serapio en Avicenna voorkomt ; welke naam , buiten twyfel , gevormd Is van 't inlandfche woord Mauz of Meuz, en die naam is van de Syftematifche Autheuren , tot heden toe, in 't algemeen aangenomen: hoewel fommige anderen hem onder de Vygen anderen onder de Palmboomen geteld hadden (*). Men geeft 'er , by de Perfiaanen , nog den naam van Palla aan. In Indie, aan de Ganges 9 noemt men hem Quelli of Kelly; aan de Kust van Ma- labar Palan of Bala; aan de Kust van Guinee Banannen, zegt Clusius, en in Portugal, waar hy eenige Gewasfen daar van , doch geens- zins Vrugtdraagende , hadt gezien, werdt het Gewas genoemd de Vygeboom> die de Banacnen voortbrengt. Hoewel fommigen het een Boom heeten , is het (*) Men vindt hem Ficoides feu Ficus IrJica ~ Af u/a Serapionis di&ay door Hermannus getyteld. C O MM EL. FU ftlalah. p. in. Cc 5 II. DEEL. VI. SlWL 4io Veelwyvige Heesters. III. het flegts een Struik-Gewas 9 doch dat3 door AFxxfLt ^c ^te van zyn ^tam en ^e uitgebreidheid van Hoofd- zyn Loof , veele Boomen overtreft. De Stam stuk. groeit 9 in Oostindie, tot tien of twaalf Voeten égt*"* hooSce en meer ^an een Voet dikte , maar heeft de mintte Houtigheid niet , zynde zo zagt , dat men hem met eenen Zabelflag kan afhouwen of doorhakken. JDeeze Stam is met verfcheide in elkander fteekcnde Bladfcheeden bekleed , even als die van de zogenaamde Spaanfche Tar- we , Mayz genaamd , waar tusfchen een Spon- gieuze zelfftandigheid zit, vol van eenSlymerig Vogt : zynde de Kleur van buiten groen en glad , met Vellen van dorre Bladen behangen* De Bladen 5 die aan den Top op Steelen van een Arm dik, Geutswyze hol , uitkroonen, heb- ben een verbaazende grootte. Derzelver langte is agt of tien , ja fomtyds twaalf Voeten op de breedte van twee Voeten , overtreffende dus niet alleen de langte van twee of drie Ellen , welke door de Ouden opgegeven was , maar ook verre de grootte van die van den Tafellakens - Boom, hier voor befchreeven Uit de Bladen 5 die men met de ingepakte Waaren hier dikwils te zien krygt , is 't blykbaar dat dezelven van verfchillende grootte en dikwils ook veel kleiner vallen. 't Ge« (♦) Zie bladz. 286. Dit is een Soort van Ricinus, welke de groot ft e Bladen zou hebben van alle Boomen ; doch de Mufa behoort eigentlyk tot de Boomen niet. Polygamie, 411 t Gewas wierdt, nu veertig Jaar geleed en , W. in Europa eerst regt bekend, toen hetzelve door Af£^# onzen Ridder zo deftig werdt befchreeven en in Hoofd » Afbeelding gebragt, onder den naam van Mufa^K* Cliprtiana. Het hadt, zo veel bekend is, in >tMonQij«*> jaar 1731 de eerftcmaal gebloeid te Weenen, in de Tuin van Prins Eu geen; de tweede maal, in 't volgende Jaar te Carlsruhe , in die van den Prins van Baden-Durlach ; 's Jaars daar aan te Leipzig. In de by uitftek geftoffeerde Verza- meling van allerley zo inlandfche als uitheemfche Planten 3 van den Cliffortfen Tuin , op de Lust- plaats Hartekamp , buiten Haarlem 5 hadt de Pifang-Plant, uit Amerika leevendovergebragt, vyf Jaaren agtereen gegroeid , tot dat > door het geeven van meer Vogtigheid en het vermeerde- ren van den trap van Warmte in het Broeihuis, dezelve, met Nieuwjaarsdag 1736, een Bloem- knop toonde , die den 24 January reeds begon te bloei jen (*). Deeze bloei jende Plant werdt door Linn^üs, in 't gemelde Werkje, om- Handig befchreeven. In *t zelfde Jaar bevondc zig te Londen , in 't Broeihuis van den Heer Baronet Ayloffe, insgelyks een bloeijende Mufa 5 welke veele rype Vrugten voortbragr. Dit Gewas is door den konftigefi Tekenaar Ehret naaukeurïg afgetekend, en, benevens de (*) Welk eene manier Linnzeus daar toe gebruikt heeft, is omftandig te vinden in het I, Stïjk der Stokholmfe Ver- handelingen , pag. z6„ en daar uit door my ontleend in de Pbtlof. Verband, by F. HOUTTUYN % IV. D. bl. 436. Vëelwyvige Heesters, III- de Vrugt - Tros en Vrugten , in allen deele , Axx^EL zccr ^raaY ' m^t de Natuurlykc Kleuren, in Plaat Hoofd- gebragt en uitgegeven door den beroemden Kei- sTüic. zerlyken Lyf-Ans en Hofraad Trew, die het dfaj* maakzel der Bloemen vervolgens nader onder- zogc en befchreeven heeft (*), zynde door den geleerden Breyn al het voorgemelde ter toets gebragt en beoordeeld (f). Om niet te breed uit te weiden , zal ik niet omltandig fpreeken van de vrugtelooze poogin- gen, welke naderhand in Sweeden dcor Lin- ïïjevs aangewend zyn, om de Pifang-Planten Zaad te doen draagen ; noch van het voorge- melde Befluit, daar uit opgemaakt , dat deOost- indifche Pifang een Basterd-Tuk en dus natuur* lyk onvrugtbaar zoude zyn (I). Ik zal alleen- lyk de Waarneemingen van den fchranderen Hasselqüist, in het midden deezer Eeuw , ten dien opzigte in 't werk gefield , gedeeltelyk hier inrukken. De groote Leermeefter ftelc zes Meel* „ draadjes , doch in ontelbaare Bloemen , door „ my in Egypte onderzogt , heb ik 'er niet meer kunnen vinden dan vyf , die allen van gelyke geftalte, famengedrukt , aan de eene zydc platachtig en een weinig gefleufd , aan „ de andere zyde verhevenrond , een weinig „ lan- (*) Commerc* Lztttr* Norimb. Ann. 1739* p. 42 * 4P»io6 & Ann. 1741. P« 385 , 393. (|) Jlead. Cd/. Nat, Curiofor. VOL< VIII» Jpp, p. -I8o« (\) Viel Amoen. Ac&L VOJU. VI. p. 294» POLYGAMIA. 413 langer dan het Bloemblad , en allen met Meel- UT* „ knopjes voorzien waren , omringende den Styl. ^xf11* 3, De Meelknopjes , ieder aan de voorzyde van Hoofd* 5, zyn Draadje, in de bovenfte helft, aangc-STUK» „ groeid* hebben een Sleuf daar het Draadje M,mi^ „ doorloopt, en vereenigen zig opwaards, doch „ fcheiden nederwaards van elkander, loopende dus ieder in een klein 9 vry geplaatst, Puntje 3, uit. Dezelve omvatten den Styl digt met hunne Randen als met twee Armen , inzon- „ derheid wanneer de Bloemfcheede nog maar „ weinig gaapt , dat zeer bekwaam is tot de 33 Bevrugting; zynde boven een weinig van el- „ kander en van den Stempel afgeboogen." Aan den Voet van den Styl, pas boven het Vrugtbeginzel , is een Honigkuikje, 't welk „ gedekt wordt door het onderfte breede end van een Haairachtig dun Draadje, dat zeer „ kort is , zynde buiten twyfel het zesde van „ den Ridder. Veeleer, nogthans, zou ik dit „ Kuiltje, met het gezegde Draadje en het Ho- 33 nigbakje van Ltjnn/EUs, een tweede Bloem- blad of de onderfte Lip van de Bloem heeteo. 33 De Stempel is niet geknopt maar gekncdst, „ De Bloemfcheeden 3 anders bleek groen, zyn 3, ryp wordende getekend met 'donker paarfche „ Streepen. De Meelknopjes zyn bleekrood: „ de grond van de Bloem is witachtig geel ; de tip van eene droevige bleek blaauwachtig 3, roode Kleur. De Wortel is zeer fchoon hel- „ der groen.55 'h B Uè 'VI. sita^ 4t4 Veelwyvigë He&ste&S, III. Afdeel. XXI. 35 Hoofd- 5) 53 33 33 15 3? 3? 5> 53 35 35 3> 35 33 33 33 J 33 33 33 33 >> 33 33 33 33 „ In Egypte heeft het Gewas zyn Bloeityi in de Maand Oktober en 't begin van No* vember. Na het afloopen van 't Nylwateiv naamelyk 5 begint het een Blocmfteng tefchic* ten. In 't midden van December £yn de Bloemfcheeden met volle Bloemen beladen. Tegen 't end van 't Jaar 9 of in \ voorst van 't andere , verflenzen allengs de onderfle Bloemfcheeden , die bevrugt zyn , met de Bloemen , en anderen daar boven gaan we- derom open. In Maart is de Bevrugting voleindigd en de Vrugt geformeerd, die al- lengs aangroeit tot de Mey-maand , als wan- neer zy haare rypheid heeft bekomen. Zy bloeit derhalve als de Warmte gemaatigd en de Grond met Vogtigheid zeer vervuld is; doch wordt ryp met zeer heete Zonnefchyn , gelyk men 's Voorjaars in Egypte heeft. Naar dat de Bloemfcheeden afvallen , wordt de Steng grooter , tot de langte van twee of drie Voeten aangroeijende." 5, De Vrugt bevat , binnen een Lederachtige Huid , een zoetachtig Vlecfch > harder dan dat van een Pruim en weeker dan dat van een Dadel, een weinig Lymerig en Meelach- tig , doch gemakkelyk fmeltende in de Mond ; zo dat men t niet, ten minfte niet veel, be- hoeft te fcaauwen. Zy kan niet langer dan een Week bewaard worden > in 't Klimaat van Egypte , of zy wordt zuur , en dan heeft zy den Smaak volkomen van Brood-Deeg, „ dat PoLYGAKlA. 415 3, dat eerst begint te giften Menkanze, UC 3) van 't begin j van Mey tot het end van Ok- A™*?t: s, tober, in dit Land frifch hebben, en over- Hoofd- 35 vloedig bekomen te Rofette, doch te KairoSTUK\ *» zyn zy zeer fchaars^ hoewel 'er geen Boo-^92'^ men van dien aart ontbreeken : want deeze „ zyn meestendeels onvrugtbaar , brengende 3, maar weinige Vrugten voort, ten dienfte van 3, de Vrouwen der aanzienlykfte Luiden." Van het algemeene gebruik , dat men van Gebruik deeze Vrugten in de Oost- en Westindiën^rnnBea^. maakt , zal ik niet uitvoerig fpreeken. Wy hebben in Europa geen Vrugt , die dezelve evenaart. Onryp en groenachtig zynde (trekt dezelve voor Brood , kunnende of raauw gege- ten, of op veelerley manieren gekookt, gebra- den en gedoofd worden , zo dat men 'er aller- ley Pottagiën van maakt, die, naar de manier van bereiding en het gene 'er by gedaan wordt, meer of minder lekker zyn. Eenvoudig door- gefneeden en gedroogd, fmaaken deeze Vrug- ten als Vygen, en zyn tevens zeer voedzaam. Aan Schyfjes gefneeden en in de Pan gebak- ken , overtreffen zy , in Smaak , de lekkerfte Peeren. Veelal worden zy , gelyk de Aardap- pelen 3 van de Indiaanen en Negers by Vleefch of (*) Men be^rype eens, hoe de gedagtc Verfpieders van 't Land Kanaan, Num. XIII, dan een Tros van Eanannen zulk een verren Weg, in byna een dergelyk Klimaat, goed zon- den hebben kunnen houden , om die Vrugten aan 't Volk te «'£rtoonen. Zie B!adz8 403, lï. DEEL, VI. STUK» 4i6 Veelwyvige Heesters III. of Vifch gekookt en dus gegeten. Met Wyn ; Af£££L' Suiker en Kaneel , gedoofd zynde , wordende Hoofd- 'er de lekkerfte Geregten voor de Europeaa- stuk. nen van gemaa]ct ; ryp zynde is de Vrugt Ci- zife[nhu> troengeel, en dan ook zeer lekker, doch moet met voorzigtigheid gebruikt worden even als. alle verkoelende Vrugten in de heete Klimaa- ten. Maar 3 wanneer de groene Banannen in Huis aanrypen en geel worden, dan zynze zo gcvaarlyk nier. Overryp geworden aan den Boom , is de Schil zwart en het binnenfte ge- lykt naar Boter. De Vrugt heeft een Komkommerachtige ge- ftalte, zynde dikwils een Voet lang en een Duim of daaromtrent dik, met een dikke Schil als een Citroen. Ik heb 'er een, in Liqueur, die agt Duimen lang is en omtrent twee Dui- men dik ; komende dus overeen met de ge» meenfte Soort in Oostindie , volgens het zeg- gen van Rumph. De Pifang-Struik brengt, als hy een of twee Jaaren oud is , eenen Tros van zodanige Vrugten voort , zo zwaar dat een Man hem naauwlyks kan draagen. . Aan een dikken Steel, die de Bloemftcng is geweest, zitten van tien tot vyftien en meer Bondels, ieder van tien tot twintig zodanige Vrugten overhoeks , 't welk den geheelen Tros, van verre , niet kwaalyk naar een der zwaarfte Uijen-Risten doet gelyken. De onderften zyu rypst , de bovenften onryp ; ja , daar zitten doorgaans nog Bloemen , die met haare vyf ïoq* P O L Y 4 O M I A. 4*7 foode Meeldraadjes praaien, welken Merian^ llt voor Bloemblaadjes genomen hecff , boven aan ™**ht den Tros , wiens dikke Punt naar een blaauwe i-iooFo- Pniim gelykt. Deeze Punt , uit nog in haar^™^ omwindzels of Scheeden beflootene Bloemen en Vrugtbeginzcls - beftaande , is door den be- roemden Hoogleeraar B. S. Albinus , on« der den naam van Bol van den Pifang-Tros , doorgefneeden in Plaat vertoond en befchree* ven (*). % Schoon de Pifang-Struik na het voortbrengen van deezen Tros verflenst en (terft , is doch dit Gewas zeer ligt voort te teelen. Niet door middel van Zaad, 't welk men in de Banannen nog niet fchynt ontdekt te hebben, maar door middel van de zy-Scheuten , welken het Gewas alsdan uitgeeft, en die, verplant zynde, naar de hoedanigheid van den Grond en van 't Kli- maat , meer of minder aangroeijen. Merian zegt, dat 'er 5 te Suriname, in zes Maanden een Boom van groeit, met een Stam van dertien Voeten hoog , zo dik als die van een Mastboom. De Heer Fermin zegt, dat hy in negen Maan- den zyne volle grootte bereikt , zynde alsdan ongevaar een Voet dik» Diegemakkelyke Voert* teeling maakt, dat de Vrugt de gewoon e Kost der Slaaven is in de Westindiën. Op 't Eiland Barbados krygt ieder Slaaf Weekelyks een Ba« nannen-Tros of twee zo zy niet groot zyn , voor zyne (*) De Bulbo Racemi Muf*. Aeai, Amt Lft*. VI. Cap. V, Dd 15. DlSL» VU STUK, 418 Veelwyvige Heesters. HL zyne Huishouding en Gezin. Men maakt 'er AFxxi L van deeze Vrugten een Soort van Wyn , door Hoofd- Gisting , en het enkele Afkookzel wordt als stuk. Drank gebezigd. Ik zwyg van de nuttigheden. Eenbui- welke zy hebben tot verzagting van den Borst en de Waterwegen , als ook van het gebruik der Bladen en Bloemen, enz. ii. (2) Pifang met een knikkende Bloemfteng, de $apim?um. Mannelyke Bloemen afvallende. Westindi- 1 fche. Behalve de Verfcheidenheden van grootte Kleur en Smaak, die door eenige Autheuren als byzondere Soorten opgegeven zyn , komt 'er ee« ne voor , van Westindifche afkomst, of het moest de Wilde Pifang zyn van Rümphiüs, die dan ook wel de Spys der Brachmannen of Oofterfche Wysgeeren , volgens den Bynaam , kon zyn geweest. Hoe 't zy, deeze verichüc door een gevlakte Stengen eenregte, ronde, kortere welriekende Vrugt. Men vindtze, iris- gel yks , door Ehret keurlyk afgebeeld naar een Gewas, dat in den Jaare 1739 het eerst in Engeland , in het Broeihuis van den Hertog van R icHMOND, gebloeid heeft, en waar in men waarnam, dat de Mannelyke of onvrugt- baare (2) Mufa Spadicc nutante Floribus masculis dcciduis. Mufö Spadice nutante , Fru&u breviore oblongo. BROWN. Jam* 363. MlLL. Di&9 2. Mufö Caudice maculato. &c. SLOAN. Jam. 191. Hifi II. p. 147. TREW Ehret IV. T. 21,22,13* Mufs affinis altera* C. B. Pin* 508. Ficus Indica Racemofa Fol# venufte Venofis, Fru&u minore. Pluk* Alm* 145. P O L Y G A M I A, 419 baare Bloemen afvielen; 't welk Linn.se us Hï. voor een Soortelyke onderfcheiding gebruikt. Onder de zeventien Soorten van tamme Ba-HooFB- nannen , die Rümphius opgeeft en befehryft, fchynt deeze niet te behooren. Het zyn deBakoven^ kleine Banannen van Rochefort, Cmorins by de Portugeezen en Bacovos by de Spanjaar- den genaamd, waarvan de onzen Bakovens ge- maakt hebben. De andere of gemeene Banan- nen worden van de Spaanfchen Plantains ge- heten , en daarom noemen de Engelfchen het Gewas Plantain - Tree , doch dit the Bonana- Tree of Banannen-Boom. Of het de Muskus- Banannen zyn daar Labat van fpreekt , daü de Fygen van Amerika , gelyk Rochefórt zyne kleine Banannen noemt , is my duiften, Die beide Vrugten zyn van dergelyke figuur* doch maar een half Voet lang en omtrent eeii Duim dik. De Tros, welken de Franfchen^ in de Westindiën, Regime noemen, is dikwils met één of tweehonderd zodanige Vygen be- laden. Haar Vleefch is witachtig en lekkerder , zegt Labat, maar ook Slymachtig en met minder Sap aangevuld. Wanneer zy ryp en op den Roofter gebraden zyn , fmelt het in dë Mond als een Geley. Men kan 'er, zo wei als van de Banannen , Taarten van maaken j mids 'er wat Suiker en geftooten Kaneel ^ als ook wat Citroen- of Oranje-Schillen bydoende j maar,dewyl zy weeker dan de Banannen zyn? Dd 1 ' feèS 42o Veelwyvige Heesters. UI. kan menze op zo veelerley manieren niet fae* reiden. Hoofd Die Vygen worden in onze Volkplantingen Bakovens of Bakoves genoemd , en deeze zyn Eenbu het , waar in men , dezelven doorfnydcnde , duidelykst een Kruis van bruine Streepen of iets naar \ zelve gelykende vindt, 't welk maakt dat de Spanjaarden, uit zeker Bygeloof, die Vrugten nooit willen doorgefneeden heb- ben , zig verbeeldende , dat hier het Geheim van 't Kruis des Heilands in verborgen zit. 5t Gewas verfchilt weinig van dat der andere Banannen. Mt/oTro ^ Pifar|g met een regtopjlaande Bloemjleng g.odyta- en afvallende Bloemfcheeden. rum jMoiukki. yet onderfcheid , van een regtopftaande Bloem- fteng te hebben , deedt den Ridder een by- zondere Soort, maaken van deeze Pifang , die de Hemelwyzende door Rumphiüs getyteld w^rdt , om dat zy in de Maleitfe en andere Oostindilche Spraaken dergelyken naam voert, van gedagte hoedanigheid afkomftig. Dezelve groeit natuurlyk op de Molukkifche Eilanden. 5t Gewas verfchilt weinig , doch de Stam en Bladfteelen zyn harder van zelfftandigheid dan in de andere Banannen, de Bladen fmaller, de Vrug- (3" Mufa Spadice ere&o , Spathis deciduis \. A'ufa Ura- noscopos. RuMPH, Amh* V. p, 1*7. T. hebben de verdeelingen van de Hoofd- Bloem zodanig, dat dezclvcn meer naar Bloem- stuiu j blaadjes gelyken : 't getal en de figuur der m&. n m Meeldraadjes en Knopjes is eveneens : maar in deeze Bloempjes bevindt zig een Rolrondachti- Styl van dergelykelangte , bruin van Kleur. Die zelfde Styl openbaart za$ alleen, zonder Meeldraadjes , in de F'rouwelyke Bloempjes , als by Letter C ; hoedanigen ik maar zeer wei- nigen in zodanig eene Aair , die de anderen uitleverde, heb aangetroffen. De Verdeelingen van de Bloem zyn hier ook langwerpiger of. fnaaller, dan in de Tweeflagtigen , wier Stuif- meel eene volmaakt driehoekige figuur heeft. Zo blykt dan, dat dit Gewas te regt door den Ridder is t'huis gehragt in deeze Klasle(*). Dat 'er van de Vrouwelyke Bloempjes zo wei- nigen zyn , indien deeze alleen vru2;tbaar waren , komt overeen met de Vrugten, wier Grootte maakt , dat 'er maar weinigen aan den Steel dee- zer Bloem-Aairen kunnen groeijen, naar de me- nigvuldigheid van de Bloempjes te rekenen. Want het is buiten twyfel de Ethivpifche Aman* delboom , met eene Fluweelachtige Vrugt, waar van een Tak door den vermaarden Biieyn is afgebeeld. Hy zegt dat dezelve kleiner is dan de Europifche , doch fierlyker van Blad en Vrugt, gelyk ik gemeld heb. Een Trosje der Vrugten i is (+) Zie II. D I, Stuk, bladz. 245. P O L Y G A M I A. 427 is 'er hier , uit de gedagte Af beelding bygevoegd , I«. A pnppl by Letter D , zynde dezelven met een Kaneel- xxu • kleurig Fluweelachtig Dons bekleed , en binnen Hoofd- haar Schil een Amandel bevattende, die veel*™*; naar onze Amandelen gelykt (*), O p h 1 o x y l u M.( Slangenhout. De Tweeflagtige Bloemen hebben , in dit Geflagt , den Kelk in vy ven , de Mannelyken in tweeën gedeeld; de Bloem in beiden in vy- ven. Dezelve is Trechterachtig en haar Mond maakt een Cylindrifch Honigbakje. De eerst- gcmelden hebben vyf Meeldraadjes en een Stam- per, de anderen alleenlyk twee Meeldraadjes. De eenigfte Soort ( 1) heeft den Griekfchen 0hhxyi naam Ophioxylum , dat is Slangenhout, beko-/«>» Ser- men, om dat het Gewas een Soort van Slangen- Vwmmt* hout, welke echter het hignum Colubrinum der (*) Dc Erabejatia van den Heer N. L* BurmANNUS kan hier , aangemerkt de Wolligheid der Bladen en de fpitsheid der Bloemfchubben , als ook wegens de verfchillende Teel- deelen, volgens zyn Ed. Opgave, niet t'huis hehooren: ter- wyl ook zyn Ed. dezelve tot de Klasfe der Gynandrix be- trekt. Flor* Cap4 Prodr. p. 26. Men ziet hier f hoe zeer de deelen der Vrugrmaaking daar van verfchillen. (1) Ophioxylum, Syst* Nau XII. Gen 1142. p. 66j4Fe%. XIII. p, 765. Ophiox. Fol. quaternis. Fl. Zvjl. 393. Mat» JHed. 474.. Liguftrum Fol. ad fmgula internodia ternis , Jüg- num Colubrinum Oüicinis creditum. Burm Zeyl. 141» T. 64. Clematis Indica Perficae foliis , Fru&u Perïdymeni. C. 3. Pin. 304, Radix Muftelae* IM/MPH. Amh. VII. p, 26. T. 2f . / BURM. FL Ind. p. a 1 8 » 42tS Veèlwyvige Heesters. III. Apotheeken niet fchynt te zyn , uitlevert. Het Afdeel. rc^tc q( was van dat van de zelfde betekenis is, genoemd wordt, zynde door den Hoogleeraar J. Bürmannüs afgebeeld en aldus bcfchree- yen. De Steng is driekantig, met Leden, ge- „ ftreept; de Bladen aan ieder Gewricht drie, „ langwerpig gefpitst , niet ingefneeden noch 3, getand , waar door zy van de Perfikbladen > 5, met welken zy anders, in figuur, veel over- 5) eenkomst hebben , verfcbillen , hebbende 3, korte Steeltjes. Aan den top van de Steng komen veele Bloempjes, als Kroontjeswys', 3, zynde Trechtervormig, vyfbladig, met klei- 3, ne vyfdeelige Kelkjes, en twee Meeldraadjes hebbende met eénen Stamper, die een rond- 5, achtige , ten halve verdeelde , tweehokkige „ Vrugc wordt in ieder Holligheid een enkel ?, rondachtig Zaad bevattende." 't Ge- POLYCA MIA. 429 't Gewas van den Inkhoorns - Wortel , by III. Rihiphids evenwel , verfchilt aanmerkelyk jxl hier van ; als hebbende de Bladen tegenover FIoofd» elkander aan de Sreng ; hoewel de Bloem enSTUK* Vrugt 'er taam lyk mede itrookt. 13e Tio-Monoiku' >3 vanna van den Malabaarfen Kruidhof, zegt „ LiMi>^us; gelykt meer naar hetzelve daa „ naar de Ophioriza ; doch de Koning der Bit- 5l terheid» by Rumphius (*j , is een ver- 3, fchillende Boom. Men diende ook het Ken- „ m rk des Geflagts nog nader in een volmaakt „ Voorwerp te onderzoeken/' G O ü A N I A. Dit Geflagt is , ter eere van den Heer Gouan , die zig door de befchry ving van den Koninglyken Kruidtuin te MontpeUier, en dus tevens van de Planten omftreeks die Stad groeijende, beroemd gemaakt heeft, door den JHeer Jacquin getyteld. De Kenmerken zyn 5 een Tweejlagtige Bloem , die een vyfdeeligen Kelk heeft, zonder Bloem- blaadjes, en vyf Meelknopjes, ondereen Huikje verborgen , benevens een driedeeligen Styl , waar onder het Vrugtbeginzel, dat een Vrugt wordt, die in drieën deelbaar is. De Manne- lyke Bloemen komen 'er mede overeen , doch hebben geen Stempel noch Vrugtbeginzel , en fomtyds zelfs geen Styl. Twee (*) Herh Amhoin* II. p. 129. T. 4- Re* Amatsris , \ weVk veel van Rex Amoris of Koning da Liefde verfchilu li, DSftL, VI» STUK* 430 Veelwyvige Heesters. IK Twee Soorten zyn door zyn Ed. opgegeven t A xhBIm naame'y^ stuk!0" (O Gouania met Wollige Bladen. Gouania Deeze, van zyn Ed. op St. Domingo wasr- 'wdHge- genomeD> is een Rankachtige Heefter, beklim* mende de hoogfte Boomen , en zig vasthouden- de met zyne Klaauwieren. De Bladen zyn langwerpig Eyrond 3 fpits, flaauw gekarteld, Wollig , gefteeld , overhoeks geplaatst , vier Duimen lang, Hy draagt Trosfen van vyf Duim, in de Oxels en aan de enden der Tak- ken, van gefteelde kleine Reukelooze geelach- tige Bloempjes s hier en daar famengehoopt. Het Huikje, dat de Meelknopjes dekt3 fpringt 'er Veerkragtig af , in de uitfehieting van het Stuifmeel. De Mannetjes-Bloemen hebben geen Vrugtbeginzel , hoewel men in dezelven altoos een Styl ziet , zonder Stempel. De Zaaden zyn glinfterend zwart. De Heer Jacquin hadt dit Gewas bevoo- rens tot de Rhamnus betrokken, doch nader- hand hetzelve , met het volgende > dus daar van afgezonderd. (a) Gouania mtt gladde Bladen. Dee~ fi) Gouania Fól. tomentofo, JACQ: Amer* Hifi. z6}m Rhamnus inermis , Ramis Cirrhiferis , fcandentibiis y Fol, to- mentofis. Id. Enum> p. 17. (z) Gouania Fol. glabris. Syst. Nat. XII. Gen. 1157. P* 675, Vtg* XIII. p* 7*7« ]ACq^ Amr, Hifi* 2rie£aarigë genoemd wórdt, dóet deeze Söoft jlt» bv alle anderen uitmunten. Zy voert d?ü naam Afdeel* XXI van Hèeflerachtige Ongedoórndè Aóacia by Plu- fj^r^ mier , en is ook door den Heer Jacquin , in dD stuk. Bosfchen van Martenique, waargenomen. Ie- Mondpa* der Bloempje heeft een menigte van Draadach- tige Meeldraadjes , die tot één Lighaam fameh- gegröeid zyn, en dikwils viermaal langer dan het Bloempje , vertoonende zig het Vlies , dac dezelven famenhecht , door zyne vyf Lippen , als waren 'er twee Trechterachtige Bloempjes ia elkander geftoken. De Haauw is lang en plat- achtig, gefpitst, eenhokkig met twee Kleppen* die na het open barften Spiraal zyn opgewonden* *** Met de Bladen gepaard en tevens gevind» (7) Mimofa dié ongedoornd ü en Paarfteeligê vti. Vinbladen heeft , aan de zy den van denla^fd Steel overhoeks , aan het md gepaard. Brecdbin* Deeze is , onder den naam van Óngedoornde Acacia, met Walnooten-Boomfc Bladen en eene paarfchachtige Bloem, door Plu mier opge- geven. De Bladen zyn in dezelve zeer groot en fpits Ëyrond, by vyven , op de gezegde manier 3 aan een Steel , die zig met een anderen famen- voegd 5 geplaatst* De Bloemen ongefteeld > tropi- (7) Mimsfa ifiermïs, FoU conjugatis, Finnls termïnatifous oppofitis , lateralibus airernis. Acacia non fyinofa è ]^ghndi$ folio. PLUM. Spee. 17. Ii. !>. E e te. Deel» V?. $?ü&. Veelwyvige Heesters. III. tropswyze, uit de Takken fpruitende, zyn zeef AlxxEiEL gr00t» en hebben een langen uitlteekendenStyl > Hoofd- maakende , op de gewoone manier, Hoofdjes itük* ujtj Welke by die der anderen in grootte uit- munten. viu. (8) Mimofa die ongedoornd is, met Paarftee- ?%p™{1 lige Vinbladen P waar van de binnenjlen ïaaxfche, kleinst. De paarfche Bloemen geeven den Bynaam aan deeze, die door gezegden Pater in de West- indiën gevonden en insgelyks tot de Acacias be- trokken is. De Blaadjes komen meest by vier - Paaren aan ieder Steeltje voort, wordendenaar \ end langs hoe grooter. In twee zodanige Steel- tjes is ieder Bladfteel , mikswyze , verdeeld. De Bloemen, die Hoofdjes maaken , zyn niter* maate groot. ix. (9) Mimofa die ongedoornd is, met Paarjlee* n™™0^ Vinbladen , vierpaarig en rondachtig : zeer de Steng Kruidig. kleine. Éen klein Gewasje, vannaauwlyks drie Dul men hoog, maakt deeze byzondere Soort van Mi* (3) Mimó/a inermis Foliis conjugatis Pinnatis 9 Foüolb Intimis minoribus. Acacia Frutesccns non aculeata, Flore pur- pura scen te. Plum. 'Spet, ij, Ie. io» f. 2, (9) Mimofa inermis, Foi. conjugatis Pinnatis, partiaübus quadrijugis fubrotundis , Caule Herbaceo. Mimofa minima 7 Herbacea, vix tripollicaris &c. EROWN Jam 254, Mnnolk Herb. non fpinofa minima repens. Sloan. Jam, 153» Hifi* II. p. $8. T. 182. f. 7* KAJ. Suppl* 480, POLYCAMIA. 435* Mimofa uit, welke by Sloane den tytel afmfï. voert, van allerkleinfte , kruipende, zynde in 4*1? de Velden en Savaanen op Jamaika gemeen. Zy j^S?^ heeft eenzaadige , ruige Zaadhuisjes. (10) Mimofa die gedoomd is, met Paarjtee- x* lige Vinbladen , gelyke Blaadjes en ge- cifïiZft., doomde Stoppeltjes. Rondte. Deeze voert , wegens de Slangswys' rond ge- draaide Haauwen , den bynaam. Zy komt met de Katten-Klaauw byna in alleopzigten overeen , uitgenomen de Bladen, die 'er zes zyn aan ie- der gepaard Steeltje. De Bloemhoofdjes zyn rond, en komen op lange Steelen voort. De Groeiplaats is in de Westindiën en in Karolina, (11) Mimofa die gedoomd is , met Paarjtee- . tt..ut lige Finbladen, gelyke Blaadjes en krom- Afcbkictt- me Doornen. tl&* De Bast van deeze is Afchklcurig of als me: Afch beftooven,waar van zy den bynaam heeft, ge- (10) Mimofa aculeata, Fo!. conjug. - plnn. Pinnis arquali- bus. Stipuüs Spinofis» Mimofa Frut, Spïnofa et aculeata. BiowN. jam, 2S3. Acacia Fo!. amplioribus, Siliquis circinR- tis. PLUM. Sp. 17. Ie. 5. CATESB Car. II. p. 97, T. 97. (11) Mimofa acul, FoL conjug. pinn. Pinnis arqualibus Acu* leis recurris. Mimofa Frut. Spinis aduncis undique arnw Cor« tice cinereo, BROWN. Jam. 252. Acacia Maderaspatana fyU nofa, Intfia: accedens, Cortice cinereo &c* Pluk, Alm. % Fkyté T. z* f. }* Burm. Fl. Ini. p. 222, Ee % 436 Veelwyvige Heesters. III. gelykende dus eenigermaate naar het Gewas f ^?xkiL ^at mcn °P Malabar Intfia noemt, vervolgens Hoofd- te befchryven, zynde een mede-Soort van dit stuk. Geflagt. Deeze is rondom gewapend met haa- zigee.nhut kige Doornen, en heeft kleine Blaadjes en ron- de Bloemhoofdjes als gewoonlyk. Dergelyke groeit op Jamaika. xiv C12) Mimofa die gedoomd is * met Paarftee* Ca/u"'^* VinMuden ; de Steeltjes drie-Paarig Kmfche. met byna gelyke Blaadjes. Deeze en de twee volgende behooren tot die Gewasfcn , welken men , wegens de Gevoelig- heid, Nolime tangere, of Kruidje roer myniet, noemt , en hier op ziet de bynaam. Anders heet en zy ook wel Herba vivaof Senjitiva, om dat 'er een aandoening in plaat?? heeft, weïke zweemt naar dergelyke beweegingen in de lee- vendige Schepzelen. Deeze heeft de Bladen taamelyk breed , rondachtig en Haairig. De Bloemen komen Aairswyze voort, waarvan de onderden onvru^tbaar , de bovenfte vrugtbaar zyn, hebbende beiden tien Meeldraadjes. Dc Groeiplaats is in Indie* 03) Mi* f12) Mimofa acut. FoL conjup. pinmt panialibiis trijugts fubarqualibus. Mimofa Fol. conjugatis, Fol* pinnatis &c. ƒƒ. Uff i45' Mim. undique aculeata &c. H. Cliff. zo%. iEfchy- nomene Spinofa latifoÜa S. Herba viva &c. Comm. Hort* V p. 55* T. 2«. Mimofa Folio lato Sennfc fpinofa# BOERH. lij p. 5J# BURMf fi% ind. p« 222. FOLTGAMIA. 437 (13) Mimofa die gedoomd is, met Paarftee- III. ligt Finbladen; de Steelt es twee- Paar ig, AFxXP,EL" met de binnenfie Blaadjes zeer klein. Hoofd- i STUK, Deeze is de eerfte Soort van de Brafiliaan- jrw. fc!,e Gevoelige of Schaamkruiden by den be- s£jjj££ roemden Breyn, zynde hetzelve een der Gevoelige, breedst-Bladigcn. In dit Gewas is een byzon- dere blyk van de Almagt van den Schepper, welke onze redenecring paaien ftelt: want daar men byna altoos de Vinbladen , ter wederzyde van den Steel , egaal ziet groeijen , heeft hier doorgaans een der onderfte Blaadjes , aan de eene zyde , geen zestiende of twintigfte part der grootte van het andere. Waarom, mag men zeggen , is hier de toevloed van Sappen tiaar den eenen kant zo veel minder? Nog ruim zo duider is de oirzaak der Ge- voeligheid van deeze Gewasfen > door welker al te diepe overpeinzing een Malabaarfe Wys. geer, zo men ter goeder trouw verhaalt, zyn V erfland verboren heeft. De enkele Veer- kragt der Vaste deelen hier ten behulp te nee* men , met B o in t i u s , die zulks door het weg- springen der Zaaden in de Ezels-Komkommers % wanneer men die aanraakt, tragt te verklaaren , is f15) Mimofa acul. Fol. conjug. pinnat. partialibus bïjugis ; 3mirr.is minimis Mtmofi Caule acul. Fol. -geiuinatïs &c. R« Lugdb. 471. iEfchynomene Spin. prima S. Braiil. latifolta , Siliquis radiatis» BREYN Cent. 31. T* i$# TREW. Ebrtt* T. s>5. ^ Ee 3 II* Dm., VI. Stuk» 433 Veelwyvige Heesters. III is ètet echt. Zulks met Regius en ande- AFxxiEL ren af te 'cic]en van dc opklimming en neder- Hoofd daaling der Vogten , door zekere Pypjes , over- stuk. eenkomende met de bovenfte en onderfte Op- afc* M' Pervlakte der Bladen en van de werking der Klapvliesjes daar in ; ftrydt tegen de fchielyk- heid der aandoening, en de onverfchilligheid, v/aar en hoe men het Loof aanraake : zo dat die verklaaring ook geenszins ftrookt. Men moet hier acht geeven , dat hetzelfde in dit Geval gebeurt, 't welk plaats heeftin de Slaap der Planten; want deeze Gevoelige laaten te- gen den Nagt , op de zelfde manier , haare Blaadjes hangen, even of zy verflenst waren, en herftellen zig 's morgens. Des men in de eerfte plaats niet denken kan, dat de Loop der Sappen zo lang zoude Üx\ geftaan hebben ; in de tweede plaats duidelyk ziet, dat de Veer- kragt de Oirzaak niet kan zyn. Men moet die zoeken in een fterke aandoenlykheid voor Prik- keling , gemecnlyk Irritabiliteit genaamd, en in Stuipachtige beweegingen, daar uit voortko* mende, die derhalve, even als zy in fommige Menfchen plaats hebben, in anderen niet: zo ook maar in eenige Planten heerfchen. Daar ioe wordt iets, dat met de Zenuwen yan 9t Menfchelyk L^haam overeenkomst heeft, ver- eifcht , 't is waar , en wat ftrydt 'er tegen , dat 'er zodanig iets in de Planten zy ? De £)eelbaarheid derzelven , nu de Polypen der u* ' Zoete POLYCAMIA* 439 Zoete Wateren ontdekt zyn , geenszins. El- UI. dors heb ik daar van iets meer gezegd (*). A*xxïU Het Gewas is Heelterachtig , met bleekgroe- Hoofd* ne Stengen en Takken , die broofch zyn , met STUK; een wit Merg gevuld, vierhoekig, digt bezet MonQl^ met ryën van geele Doorntjes. Op omtrent een Duim afftands van elkander komen hier Bladfteelen aan, van dergelyken aart, ruim een Duim lang, ieder aan 't end zig in tweeën ver- deelende en met vier Blaadjes bezet, die van agteren ruig zyn , van vooren glad en bly-groen. Zy zyn niet veel kleinder dan de Sennebladen , en gelyken ook eenigermaate naar die , doch zyn fcheef , in de eene helft fmaller, en het binnenfte Blaadje , naast aan den Tak , zo veel kleiner , als ik gezegd heb. Aan de Oxels der Bladfteelen zyn ityf gehaairde Stoppeltjes, tus- fchen welken een of meer Bloemfteeltjes , ins- gelyks hoekig en gedoomd, die aan 't end een ruig Bolletje hebben , beftaande uit paarfche Bloempjes , met witachtige Meeldraadjes , en veele bleekachtigegedoorndC' Schubbetjes. Hier op volgen Vliezige Haauwtjes, meer dan een Duim lang , in 't ronde op het Steeltje ge- plaatst, bleek van Kleur en ruig, op de kan- ten als met Doorntjes gehaaird , en famenge- fteld uit gezwollen Leedjes. Het Zaad ryp zynde wordt in de omtrek van het Haauwtje een (*) Zie het II. Deïls r. SrvK van decze Nat. Hijlorie^ Hzdz. '4* êmn Ee 4 II. D££U VI. SïUK, Veelwyvige Hees té lts. III. een Draad los , en hetzelve fpringt open tot AFxxfL v*er °^ v^ Hokjes, ieder een platachtig ovaal Hoofd- Zaad bevattende , dat klein is en aan beide stuk. Oppervlakten met een rond Perkje getekend (*), XIV* (14) Mimofa die gedoomd is , de Bladen byna fjf^a. yingerachtig gevind hebbende , met eene chtig^"1" Stekelige Steng. Deeze is Mimofa met gevingerde Bladen ge- tyteld geweest , en wordt Heefterachtige ge- doomde, die laag van Gewas is, met rondhol - lig getropte Haauwen , by Plumier gety- teld. Het is de derde Gedoomde Schaam-Hee- fler van Breyn, uit wiens Afbeelding de Vin- gerachtigheid der Vinbladen zeer blykbaar is. Menigvuldige zeer kleine Blaadjes , naamelyk, Vederachtig aan Steeltjes wederzyds geplaatst, maaken ten getale van agt of tien met elkander de figuur van een Waaijer van Paauwen-Veders uit. 't Gewas is een Heefter als de Rooze- boompjcs, met veele ronde Takken, die een zeer ruige donkerroode Schors hebben, zo wel als de Biadfieelen , die aan den Tak niet alleen met (*) Brïy^ Cent. I, p. si. Linn.eus tekent aan* dat de Bloemen in dee^e Soort Vyfmannig zyn. (14) Mime/a acuL Fol. fubdigitatis pinnatis, Caule hispï« do* Mimofa Fol. digitatis, Foliolis pinnatis &c. H. Cliff. 2oS# Upf. 144» Mimofa humilis Frutescens et fpinofa f Siliquis conglobaris* Plum. Sp. 17. ïe* 202. ^fchynomene Spinofe f erna t Siliquis parvis echinatis. BREYN Cent, 40» T. 18* JEfchyn. fpinofa , Flore globofo albido &c* CQmm. Hott* ^ ^ 57. T. POLYCAMIA, 441 iriet twee haakige fcherpe Doornen zyn gewa- IIL pend , maar in de Oxels ook verfcheide fmalle ^xi*" Stoppeltjes hebben. Tusfchen deeze komen de Hoofd- Bloemfteeltjes voort, van drie tot zes en fom-STüK- tyds meer by elkander, hebbende kleine Bloem-^*^"* hoofdjes, en de Haauwtjes zyn dun, in drie hokjes verdeeld. Aangaande de Vrugtmaakende deelen , zegt de Ridder; dat de Kelk is Trechterachtig, in drieën gedeeld, zonder Bloemblaadjes : 't getal der Meeldraadjes vier, die zesmaal zo lang als de Kelk zyn. en regtopftaande : het Vrugtbegin- zei rondachtig, de Styl Elsvormig, iets korter dan de Meeldraadjes en de Stempel fpits. **** Met dubbeld gevinde Bladen. (15) Mimofa die ongedoornd is> en Paarftee- xv. lig met een Klaauwier aan H end; de Se^e^a Blaadjes van twee Paaren aan ieder Klimmen, Steeltje. Tot deeze Soort wordt t'huis gebragt , de Haauw* f15) Mimofa inermis , Fol. conjugatis Cirrho terminali , Poliolis bijugis. Gigilobium fcandens Ciaviculatum. BROWN. Jam. 362. Lens Phafejloides. Burm* ZefL 139. Phafeolus maximus perennis , Folio decompofito &c. Sloan. Jam* 68* Arbor Siliquofa , Juglandis folio, Brafiliana &c. C. B. Pia, 404.* Faba marina. R.UMPH. Amb. V. p. 5. T. 4. Pufetha TL ZsyL $44. Perim Kaku-Valii. Hort. Mal% p. S9> T. 32, 33, 34. Burm. Fl. Ind* p. 222, Phafeolus novi Orbis &c. Pluk. Pkyt. Ee 5 JU D*?l. vi. Stuk. 442 Veelwyvige Heesters. III. Haauwdrasgende Brafiliaanfche Boom van Bau- AFxxiEL hinüsj met Walnooten- Bladen en eene uiter- HoorD- maate lange Haauw : zo wel als de allergrootfte stuk» overblyvendc Phafeolus van Sloane, met ■Etnhur verdeelde Bladen en een zeer groote gedraaide Peul, op Jamaika waargenomen. In Oostindie valt zy op Ceylon, wordende aldaar Pufatha van de Inlanders geheten en Perim Kaku Valli op Malabar , dat de zogenaamde St. Thomas Boonen zouden zyn. Rumphius noemtze Zee Boonen, om dat zy veel aan ?t Strand ge- vonden worden, en zegt, dat die Vrugten , wel- ken C l u s i ü s onder den naam van Zeer groote Brajiliaanfche Haauw , Boomachtige Boon en *t Kart van St. Thomas , in 'c eerfte , zevende en agtfte Hoofdftuk van zyn Derde Boek der Uit- heemfche Zaaken voordek , allen toe het Geflagt van Parran of Haauwdraagende Touwe- Strui- ken , gelyk ook dit Gewas is , behnoren Dewyl die Haauwen en Boonen zeer verfchillen , zo moe- ten 'er dan aanmerkelyke Verfeheidenheden van dit Gewas zyn , 't welk men in de eerfte opflag niet ligt tot de Mimofaas zou betrekken. Het k een der meest verwarrende Bofchtou- wen in Oostindie , zegt die Autheur, beklim- mende met zyne Wenteltrapswys' gedraaide Struiken de hoogde Boomen , en dikwils ver- fcheidene derzelven zodanig aan elkander verbin- dende , dat de een zonder den ander niet om kan vallen. Niet verder kunnende oploopen^ dan laat het zyne Touwen nederhangen , die P o l y g a m ia. 443 zig alsdan in groene Ranken verdeden , welke Ut een zo digt Loof maaken , dat men fomtyds dat A^KL# van den Boom niet onderkennen kan. DewyilIooFD- het veel by de Yzerhout-Boomen opklimt , heb-STÜK- ben fommigen de Vrugt daar van voorde Vrugt^0*^ dier Boomen aangezien* De Bladfteelen ver- deelen zig in tweeën 3 en daar komen doorgaans twee paar Bladen aan, regt tegen elkander over s loopende de Steel in een Klaauwier uit. De Bloemfleelen , die een Span of anderhalf Voet lang zyn , komen voort uit de Oxelsder Bladen. Zy zyn Aairswyze digt bezet met kleine Knoop- jes van Mosachtigc Bloempjes , beftaande uit tien Meeldraadjes , en de onderfte derzelven brengen gezegde Haauwen voort, welke drie of vierdhalf Voeten lang zyn, vyf Vingeren breed , plat doch als in Leden verdeeld en knobbelig naar 't getal der Boonen, die daar in leggen. Sommigen zyn regt , anderen krom als een Sa- bel, en het getal der Boorien is groötelyks ver- fchillende. Men vindt 'er in foinmigen zeven , in anderen meer, tot vyf den toe. Deeze Boonen , die men gemeenlyk St. Tho- st. Th*. mas-Boonen noemt, hebben, zo hy aanmerkt ,™s;*00' omtrent de grootte van Tiktakbord.Schyven; zynde fommigen meer, anderen minder plat, niet volkomen rond , maar van boven een wei- nig ingedrukt, en aan de zyden dik wils als ge- drongen ; dus eenigermaate Hartvormig. De Kleur is glanzig Kaftanje-bruin. De Ambon* fche zyn twee Duimbreedten lang en breed. Die II. Deel» VI. Stuk* 444 Veelwyvice Heesters. ÏIL Die in de Westelyke deelen van Oostindie 'Afdeel groeijen zyn grooter , ronder , dikker , beter Hoofd- gefatfoeneerd en lichter bruin , maar zo glad stuk. niet als de Ambonfche. Ik hebze van veeler- vin9**"' %uur > fommigen zeer plac en nagenoeg rond , twee Duimen over 't kruis : fommi^en Hartvormig en anderhalf Duim dik; en ook ee- ne3 die nagenoeg vierkant is, van geltalie als een Naaykusfentje , twee Duim lang, anderhalf Duim breed en een Duim dik. Deeze laatfte heeft op de zyden zulk eene Straalswyze Te- kening , als een Zonnetje , gelyk Rumphiüs aan de Ambonfche toefchryft. Voor 't overige is 't zonderling, dat men zo weinig gebruik van die , zo vermaarde , Boonen heeft. Eertyds werden 'er Snuiftabak of Reuk- doosjes van gemaakt , doch dit is thans byna uit de mode. De halfrype Nooten worden in Jndie gebruikt om het Hoofd te wasfehen en dus te zuiveren van Schurft of ander Zeer. Zy bevatten een Pit , die bitter is , maar van het Arme Volk in Indie, als Karftengen ge- braden, gegeten wordt. De Malabaarfe en de Westindifche heeft de Haauwen veel meer ge- kruld en langer dan de Ambonfche, Die van 't Eiland St, Thomas , in de Bogt van Guinée , waar van gezegde Boonen haaren naam zouden hebben 9 geeft Haauwen , welke kort , dik en breed zyn , bevattende ieder maar twee Boq- Oen, zo Clusiüs aanmerkt en uit zyne Af- beel- Po LtGAMIÜé 44^ bedding blykt. Decze worden Pttrgeerboonen III; genoemd by fommige Autheuren Afdeel* xxi* (16) Mimofa die ongedoernd is , met dubheld^J^ gevinde Bladen die aan 't end geklaau- Xvx wierd zyn% de Bladjlteltjes vyf-Paarig. ^M^f^ Veei- 't Gewas van deeze , zegt de Heer Jacquin5 Aainge. zelf Boomachtig, beklimt aüerley Boomen , en van de Toppen des eenen in den anderen voortgaande, verbindt het 'er een menigte te famen , zig vast hechtende aan het Loof, en hetzelve eindelyk door zyne zwaarte zodanig verdrukkende , dat de Boomen moeten fterven. Men kan de uitwerking van de Klim-op, in 't klein , daar mede vergelyken , en zig verbeel ■« den , welke verbaazende Natuurlyke Prieelen dit Gewas, derhalve, op de Westindifche Ei- landen maakt. „ Het is by de Ingezetenen si van (*) Phafeohis novt Orbis t five Faba purgatrïx latisfïma Co^dis fïgura. J. BAUH. Hifi, T. II, Libr. XVII. p, 27^ Faba pureatrix latislïma ex Infuli Divi Thorax. C. B. Pm, 338. Maar die Autheureir-fchynen 't gezegde van ClüSiuS te vee getrokken en mooglyk de Purgeerende hoedanigheid daar uit befloeren te hebben, dat hy 'er op 't Hoofdft. de Faha purgatrice van MONAKDEZ gewag van maakt. Dezelve •waren hem , met andere Vrugten , onder den naam van Purm geerboonen gezonden (16) Mimofa inermis. Fol. bipinnatis Cirrho terminatis, partialibus quinquejugis, Fl. Zeyl< 219. Acacia alia fcandens Siliqua multtplici, Siliquis latis. Plum. Sp. 7. Ic. 12? En- tada Hort. Mal. IX. p. T. 67, Mimofa polyftachya, JACQ; Amtr 265. T. 183, llf DBSjU. YI. STUS, 44 met dubbeid xnr. gevinde Bladen en vyfmannige Bloem- pk^T^* Aairen, de onderften vol. ?°IbIoe* z migc. Een Kruidig Gewas maakt deeze uit, die tot \ de - (17) Mimofa incrmïs,Fol. bïpinn. Spicis pentandris, Flor, inferióribus plenis. IL Upf4 l^s* MlLL» Dift. T. i%z. f. 2. Mimofa Herbacea non fpinofa procumbens et palufhis, Flore luteo pleno. Houst. Mfm T, l« Iï# Dbel. VI. Stuk» Eenhui 448 VEEjLWtfVlGE HËESTÊR& III. de Gevoeligen behoort, van Verd Cruz afköiü-s AFxxfU ^S* het Jaar'y^s daar van m ^e Upfalfche Hoofd- Tuin in Sweeden geteelde, heeft Linn^üs stuk. hetzelve befchreeven* Het heeft leggende Rys^ achtige Stengetjes : de Blaadjes groeijen by vier paaren aan de Vinfteeltjes : uit de Oxels der- zelven komen eenzaame gedeelde Aairen voort % die Eyrond en ömgeboogen zyn , hebbende de onderfte Bloemen volbladig, grooter en uitge- breid, geel van Kleur; dö bovenden met vyf Meeldraadjes, die lang zyn, en een korten StyL xvin. (18) Mimofa die ongedoornd is , met dubbeld p^tet*. gevinde. Bladen , regtopftaande Aairen; de Geftippei. Bloemen tienmannig y de onder/ten gelubd* de. 0 Deeze Amerikaanlfche heeft de Stengen hiér cn daar begroeid met Eeltige Stippen : de Blad- fteelen vierpiarig met een neergedrukte Klief tusfchen het eertte paar; de Vinblaadjes twin- tigpaarig : de Blöemfteeltjes met twee over- hoekfe Blikjes , die half Hartvormig zyn : de Aairen langwerpig: alle Bloempjes tienmannig; de ondcrften met enkele Meeldraadjes zonder Meelknopjes: de Bloemen vyfbladig. (19) MU (18) i&lmofa Inerm. FoL blpïnn. Spicis erc£Hs , Flor, de- candris , inferioribus caftratls. Mimofa Frut4 in, Silicj, co;n- presfis falc, umbellatis, Pediculo longisfima, Brown Jam, 255. ^fchynomene mitis prima, CO;»im. Hert* 1. p. 6i# T. iu POLYGAMIA. 449 (19) Mimofa die ongedoornd is y met dubMd llll gevinde Bladen en tienmannige Bloem- ^v^^9 Aairen , de onderften Mannelyk zonder Hoofd* Knopjes: de Steng hoekig enregtopftaandë.STÜK* XI 3C. Behalve het gezegde , is deeze kenbaar aan rf^{^ haare lange fmaile y gladde , Haauwtjes , en Rystó zoude , volgens den Heer Burmannüs, det,Ke' Niti-Todda- Valli van Malabar zyn , welke ech- ter brecde , platte Haauwen fchynt te hebben. De zodanigen waren , met haar vyven aan één Steeltje, overgekomen, uit welken Syen een Plantje óp kreeg , dat naar de kleine Mi- mofa geleek. Door den Heer Jacquin is deeze Soort in Afbeelding gebragt. De Tak- ken zyn Rysachtig. Sommigen hebben deeze met de volgende verward. (20) Mimofa die ongedoornd is9 met dubbeld öL^. gevinde Bladen , en vyfmannige knikkende ianaT * Bloem- Aair en; de Steng neerleggende. \Sm^im (19) Mimofa, ïnerm. Fol. bipinn. Spicis decandris , Flor. inferïor, Caftratis Masculis ; Caule erefto angnlato, ]ACq» Hort. T. 80 Mim. Or. non fpinofa, rarioxibus Ramss Flor» (picatis. PLUK. Alm. 252. T. 307* f. 4. Niti-Todda- Val!. Hort. Mal, IX, p. 35. T. 20. TL Zeyl. 505. Hórt. Üpf. 145. H. Cliff. 209* BüRM. Fl. Ind. p. 22$. M?mofa Heibi Zèylanica. &c. BURM. ZeyL 160. (20) Mimofa inerm. FoL bipinn, Spicis cernuis pentandrls J ïlor inferioribus cafiraris; Caule decumbente. H. Upf 145; Mimofa Amer. nigra , Siliq* longis angustis Allium ölenn» bus. Pluk Alm. 552. i\ 307, f 3* Mimofa fpuria qc Per* aambucó, di&a Mimofa Italica. £an. Hlfi\ iiü Ff tt. Diit. vi. sitiü. 450 Vëelwyvige Heesters* IIT* Dit Gewas , reeds in Italië bekend , en on- AFxxfU ^er ^cn naanl van Mimofa Italica afgebeeld Hoofd- door Ambrosinus, meende men uit Egypte stuk. afkomftig te zyn , doch Zawoni, Opziender Ui^eenhutm van den Openbaaren Kruidtuin te Bononie 9 kreeg hetzelve uit Zaad, dat hem uit de Hoofd- ftad van Brafil toegezonden was , en noemde het derhalve Basterd -Mimofa van Fernambuk. Maar dceze fchynt geen leggende Steng te heb- ben gehad , als groeijende ongevaar een E!le hoog. 't Getal der Vinblaadjes was groot, en onder het eerfte Paar , op den gemeenen Blad- fieel , vertoonde zig een Kliertje of Blaasje , rood als een Robyn , en een zodanig Sap be- vattende , 5t welk , door uitdrukking , een roodc Vlak op een Neusdoek maakte. Uit de Oxels kwamen , by de Bloemfleelen , Stekels voort. De Bloemen groeiden tropswyze, en daar op volgden twee lange fmalle Haauwtjes , met klei- ne ronde Zaaden, De drie volgende Soorten onder de Boomen befchreeven zynde (*) > gaa ik over tot de xxiv. (24) Mmiofa die ongedoornd is^ met dubbeld Uüft^qua. gevinde Bladen , vyfpaarige Bladfteeltjes ; Breedaaau- hogtige Takjes en Klootronde Knoppen. Dee- (*) Zie II* Deels IIL Stuk van deeze Nat. Hifi. bladz, 609. (24) Mimofa inerm. Fol. bipinn. partialibus quinquejugis , Ramulls flexuofis , Gemmis gtobofis. Acacia non (binofa, Siliquis btis coinpiesfo, Florc albo. PLUM. Sp. 17. T. 6> P o i y ö A m i A. 451 Deeze , in dc Westindiën groeijende , heeft ÏB| half Hartvormige Blikjes en drie Bloemfteeï- tjes , de Bloemen aan Hoofdjes : een foorc van Hoofd* Klier op den gemeenen Steel 5 agter de onder- S™K;. fte Vinfieelen ; ook rondachtige tweekleppige MonoikUi Knoppen , uit twee holronde Blaadjes beftaan- de. De Bladen zyn zeer glad* (25) Mimofa die ofigedoornd is9 met duhbeld xxv. gevinde Bladen , zestienpaarige Blad/teel- pff^Xt; tjes s en veertigpaarige Vinblaadjes ; dan .veeivi/. h Grond/tuk een Steelklier. mge' 't Getal der Vinblaadjes is ontzaglyic groot in deeze Soort ,• alzo de gemeene Bladfteel , volgens deeze uitdrukking, twee-en-dertig Blad- fteel tjes draagt , aan ieder van welken tagtig Blaadjes zyn. Dit maakt tweeduizend vyf- honderd en zestig Blaadjes, die een enkel Blad famenltellen. In de Cliffortfche Tuin heeft die Getfras,.uit Amerika afkomftig, zig bevonden,; Het droeg langwerpig Eyrondc platte Haauwen. {16) Mimofa die ongedoornd is, mét duhbeld iïru gevinde Bladen, de Blad/teiltjes vyfpaa- ^8fö rig* (is) Mimofa inërm. Fol. bipirm. partial. fedecimjugis * pröpriis quadcagintajugis : Glandula Bafeos petiolari* Mimofa inermis^ Fol. duplicato-piiinatis, Gland. ad bafïri Folio*. Sih övato oblongis planis» Hort, Cliff* 109. (z6) Mimofd inenn. Fol. bipinrf. partiaL cjuincjuejugis j pm- priis raultijugis , Caule muricato. Acacia latifoitè Aio'pecuM- 4es Flote albo. Plüm. Sp4 17. Ie. iu Ff i iïé ifcEi* vu éÊÊk 4;2 Veelwyvi ge Heesters. III. rig> de Blaadjes veelpaarig; de Steng fte~ Hoofd- . . stuk. In deeze Soort is de Steng niet gedoomd, Eenhui- maar ruuw en als ftekelig door verheven Knob- wge' bekjes, 't Gewas heeft (lompe Blaadjes , wier getal aan ieder Bladfteekje , in de Afbeelding van Plumie r, ten minlten zesentwintig en fomtyds dertig is ; waar door het getal der Vin- netjes by de driehonderd beloopt. Het draagt verfcheide Bloem -Aairen en de Haauwen zyn lang en breed , tropswyze op den Steel ge- plaatst , bevattende verfcheide ronde platte Zaaden. xxvii. (27) Mimofa die 'ongedoornd is met dubb. ge* gUues! vinde Bladen, de Bladfteütjes zespaarig , Zee* met veele Finblaadjes en om laag een Steel* klier. Dat de Blaadjes van onderen Zee-groen of blaauwaclitig zyn, onderfcheidt deeze, welke Boomachtiger groeit dan veele andere Soorten. Men yindtze* onder de Afbeeldingen der Uitge- leezene Planten door Ehret, zeer fraay af- ge- (27) Mimofa inerm. Fol. bipinn, partial. fèjugis ; Pinnis plurimis ; Ghndula inter infima, Mim. inerm. . Siliq* planis >Iembranacei*. R. Lu%db. 472. Mimofa Arboreseens Americ. non fpinoü &c. Breyn. Prodr. II. p, 83. Acacia non fpinota &c. MlLL. Di&. T. 4. Trew, Ebret. T. 36. Acacia IJuxi Foh rotundioribus &c. Catesb. Car. II. p. T, 41. Acaciac fimilis &c. Kigg* Beaum* 3. groene. P o L Y G A M I A. 453 gebeeld , en in 't licht gebragt door den ver- maarden Trew, die zïg verbeeldde , dat zy toen nog nergeris afgebeeld of beichrecven wa- Hoofd- re. My dunkt ook dat de Vinblaadjes zeer fmal %™K\ zyn, cn wemig naar Palm gelyken, veel min dat zy breedachtig , of ronder zouden zyn dan Falmblaadjes , gelyk in de aangehaalde uit Ca- tesby. De Bloemhoofdjes zyn Kogelrond en wit: de Haauwen plat, doch aan beide enden fpits , volgens de gedagte Afbeelding, 't Ge- was, uit Amerika afkomftig, is in de Kruidtui- nen niet ongemeen , en wordt tienmannig ge- zegd te zyn of tien Meeldraadjes te hebben , zon- der Bloemblaadjes. Het vertoont zig, door de veranderende Kleur en de fyne verdeeling van het Loof, zeer fierlyk ( *). (28) Tvlimofa met enkeïde Doornen, dubbeld. xxynr. gevinde Bladen en geaairde Bloemen. tmtreaf* Afchklei* Deeze heeft van haare Afchkleurige Schors r Ee* den bynaam. De Blaadjes zyn zo klein en me- nigvuldig , dat dezelven de Vertoon ing van Vo- gcl- (*) Bbeyn hadt een Haauw daar van, zegt hy , van den Heer Kiggsxaar , onder den naam van Wattepena beko- men; doch die naam fchynt eer Oost* dan Westmdifcli te zyn. Afimofa fpinis fbütariis, FöL bipinnm's , Fiör fy»ca« tls, Fl. 2ïeyL 215. Acacia fpinofa ex Alis, fpicata Fol pen- nas Ayium referenribus. Burm. Zeyl. p, 3. T. 2. Acacia Ma» chraspatana, mtniuisfimis FoliL , &c. PujK» Alm, p, 3» TV 13*. f. S* Ff 3 XI ♦ D&SU* VI . STÜK. 454 Vbelwtvige Heesters. III. gelveders aan het Loof geeven. 't Getal def ^xxlEL Bhdfteelen is tien en dat der Blaadjes twee-en- Hoofd twintig Paaren. De Hoogleeraar J. Bukman- *T™nbui N ü s ^ee^ er een £oec*e Afbeelding van , en T:*e. bcfchryft het Gewas aldus. (*) Uit een witte „ Schors komen , by den oirfprong der Blad- „ fteelcn , enkelde Doornen , van onderen breed , si regt uitloopende in een zeer dunne fcherpe „ Punt,- ook witachtig: tusfehen welken fom- ?| tyd§ een Bloemfteel fpruit. De Bladfleelen 3, zyn tegenover elkander bezet met Steeltjes, v vol van kleine gevinde Blaadjes , die op 't; „ aanmaken zig niet famentrekken , zynde glad f groen en ftomp. De Bloemen komen hier en U daar, in \ midden tusfehen de Doorens en 5, Bladen , op lange Steelen geaaird te voorfchyn 3, als die van den Tamarifch van Narbonne, p Donsachtig en van verfcheiderley Kleur, in „ 't onderfte gedeelte rood in 't bovenfie geel, „ dat door vermenging met wit een fraay aan- 3, zien geeft. Als de Bloemen afgevallen zyn, volgen gewrichte gedraaide Haauwen , gelyk «, blykt uit de benaaming , welke door H a ?, togh, op de Natuurlyke Groeiplaats, aaa „ dit Gewas gegeven is." De Negenentwintigfte Soort, genaamd Hoorn- draagende , is voorheen befchreeven : des kome ik tot de Dertigfte, wier Soorrelyke befchry- ying is als volgt In Tbis, Zeylanica., loco ciat de Vin- hlaadjes zestienpaarig ; de Bloemhoofd] es Klootrond. Deeze gelykt zeer naar de voorgaande, maar heeft de Doornen een weinig korter; de Tak- ken ruigachtig ; de Vinblaadjes geaderd en het Bloemfteeltje is effen onder de Bloemen eeni- germaate geblikt. Op Jamaika heeft Do&or Browne dit Gewas, dat zowel als het voor- gaande met dubbelde Doornen gewapend is , waargenomen. De fsc) Mimofa Spinis Stipu!aribus , Longltudine Foliorum, Fol. bipiirnatis , Partialibus fexjugis, Ram is tevibus, Acacia Maderaspatana , Fol. parvis , Aculeis e regione binis piaegran» dibus horrida, Cortice cinereo. Pluk Alm. 3. T4 121. £ 4„ (31) Mimofa Spinis Stxpul. Fol, bipinnatis quadrijugis , Glandula inter ïnüma; Foliolis fedeclmjugis : Spicis globofoo Mi mof i tortuofa, Aculeis re&s geminatis, Fol. teiiuhilnif> Spies" g'.oboÜ, SiKquis crasfis Brown. Jam. 251. Ff 4 H, DsfiL, VI. Stuk. 456 Veelwyvige Heesters. tlU U)e drie volgende Boomachtige, als die vaa A" xxi.L Senegal, de Westindifche uit deFarnefiaanfchen, Hoofd Tuin, en de Egyptifche, welke de Arabifche «tuk. QQm uitlevert) ook reeds befchrceven zynde*, iSmlff^. ik over tot de h\. 615 » V1Z* (35) Mimofa die gedoomd is , met dubbeld ge- XJnZ/u vinde Bladen , de Vinblaadjes langwerpig **fi*> ovaal en fcheef gepunt. dige. De Klootronde geele Bloemhoofd jes en de Bladen die van onderen blaauw zyn , onder- fcheiden voornaamelyk deeze, die haare Groei- plaats in Oostindie heefr. Het is een Rankge-^ was, met kromme Doornen , die niet alleen aan de Steng en Takken, maar ook aan alle deBIad- fteeltjes en den gemeenen Bladlleel verfpreid zyn.' Men vindc het zo wel op Ceylon als aan de Kust van Malabar. Ook fchynen twee ge- fchilderde, welken de Heer J. Bürmannus van de Kust van Koromandel ontvangen heeft, tot geen andere Soort te kunnen behooren, Pe- zelve hebben deHaauwen, gelyk die welke in de Malabaarfe Kruidhof Jntjia genoemd wordt* taamelyk breed. m 05) Mmofa aai!cata,Fol. bipinnatis , Pinnis ovaU-obJonT £ts oblique acuminatis. FL ZtyU 217. Acacia Spinofa Indix Órfentaüs', Fol. fubctis cxCüs , Flor. globofis luteis. Pluk, Mant. I, T. 330. f. 3. Acacia Zeylanica farmentoft flcse luitto globok. BURM. ZeyU p. $. POLY CAMIA. 457 f36) Mimofa die gedoomd is , met dubbeldge- Wt vinde , byna ontelbaare , Naaldachtige ^xu* Blaadjes , en een gedoomde Pluim met Hoof» Klootronde Bloemhof dj es. STÜKe xxxvr. De ongerneene dunheid en fynte der Vin- nMim°f* 0 J Pennata. blaadjes , doet de Bladen zig vertoonen , even veerbiadu a!s of het Vogelveders waren, en hier van heeft ge* deeze Soort den bynaam. Gedagte Hoogleeraar geeft 'er een fraaije Afbeelding van , onder de Ceylonfche Planten, en merkt aan, dat het een zeer fierlyk Gewas is , 't welk tevens de Ge- voeligheid der gewocne Mimofaas heeft. De Stam is Houtig, eenigermaate hoekig, overal fcezet met haakig kromme Doornen , wel klein maar fterk als die der Roozeboomen , zittende in een bruine Schors. Aan den oirfprong der Takken komen fly ve Bladfteelen , ook gedoomd, en decze zyn Vinswyze bezet met Steekjes, aan welken wederom een groote menigte van Vinblaadjes ftaan, die, als menze aanraakt, zig i amen trekken en tegen elkander fluiten. VVaar- fchynlyk doet dit Gewas zulks ook tegen de Nagt , even als de andere Stuipgewasfen *. Het * zie geeft , aan % end der Takken , een. getakte bIadz#* 3 u Bloem- (36) M'mofa acul» FüK bipinnatis numeroGsfïmls iineïri* acerofis , Panlcula aeuleata, Capirulis globolls. Fl. Zsyl. zis. Acacia aciil. multiflora , Fol. Pennas Avium referentibus* ZeyL p, 2. T. U Mimofa tenuifolia. Sp. PI. I. p. 5.23* Acacia repens aculeata , Fol. •mniacn minimis. Ptim, $pt 17. LiSM. FL Jnd. p, 224* Ff 5 H. Def.l. VI. Stuk» 458 Veelwyvige Heesters. TH. Bloempluim uit , welke even als de Steng go A xxiEL doomd is 9 en °P 'an8e Steeltjes als bezet met Hoofd- Braamboozen 9 wier Knopjes zig ontfluitende STUK* een gedraald Bloemhoofd je maaken ; van Blom- ^nhui' metjcs rondom met Pluis 3 byna , gelyk in fom- mige Soorten van Kruiskruid of dergelykefamcn- gefrelde Bloemen. Men heeft 'er enkel Tak* ken van, die uit Oostindie overgezonden zyn, en de Vrugt was nog niet bekend A!s eene Verfcheidenheid is de Kruipende Gedoomde Aca- cia van Plümier,' met allerkleinfte Blaadjes , hier t'huis gebragt, xxxvït. (37) Mimofa die gedoomd is en glad; de Bla- figra!^U den dubbt ld gevind met gepaarde Hoornen, Tiaage. en fön regtopj taande tusfchen ieder paar Bladf teelt jes. Deeze is , onder den naam van Vyfde ge- doomde jEfchynomene of Schaamplant by Brf.yn afgebeeld. Aan den gemeenen Blad- fteel heeft het Gewas on gevaar zes paaren van Bladfteeltjes , bezet met een menigte van Vin- blaadjes. Aan de Stengen of Takken zyn ge-, paarde korte kromme dikke Doorntjes hier en daar verftrooid, zo wel als aan den gemeenen Bladfiecl, tusfchen ieder paar van Bladfteeltjes , en (37) Mimofa ac«feata laevis, FoUis bipinnatls oopofïte acu- Iearis , Spina ere&a lon^iore iirer fimrula pirtialia. Am. Acad. IV. p, 27+. jElc^iynomene Spinoia Qjinta. Pol» Acacise tetia* ribus , Frond bus laagisfimo* Aculeos habencibus. BBEyif« Cent. I. p, 44» T. 20. POLTCAMIA. 459 en uit derzclver famen voeging ryst een lanSeAFJ#EL# regte , dunne Doorn. De Bloemhoofdjes zyn Xxu # Klootrond ; de Haauwtjes Vliezig famengedrukt , Hoofd- geleed en ruuw. In de Tuinen vau Eur0Pa^c^ groeit decze Soort tierig , maar is traager van famentrekking, zo op 'taanraaken alsby avond , dan cc anderen zege Breyn, die dezelve by 's Gravenhage, in één Jaar, drie Ellen hoog opgefchooten back gezien , met een ronden Steng of Stam , van een Vinger of Duim dik. (3?5) Mimofa die gedoomd is en ruuw; de ^'xxj^^* den dubbeld gevind met gepaarde Doornen asperata. en één die regtop Jlaat tusjchen ieder paar Ruuwe- Bladjleeltjes. Deeze is , onder den raam van Vyfde G$« doomde JEfchynomene of Schaamplant, door Commelyn in Afbeelding gebragt. Breyn heefc ook een Blad, met de Doornen, daarvan vertoond , zeggende dat de Blaadjes naar Vo- gelvederen gelyken. Hy noemt het een Bra- filiaanfch Gewas, Het groeit ook op Jamaika en te Vera Cruz in de Westindiën. Behalve de Vinblaadjes, wier getal menigvuldig is aan veertienpaarigc Steeltjes y is hetzelve geheel ruuw f 3 s) Mimofa acuL hrna, Fol. bipinn. opp. aculeatis, *p:nü , cre&I longiore inter iïngula partiaüa. Mimofa Cau'e Frutico- fo &c. Mill. T. 182. f. 3» Mimofa Fmtescens Spinofa et acnleata. Bbown. Jam. 253* j£(chyn. Spinpfi Quarta, BREYN Cent. I. p# 43. t. 19. j£,fchyn. Spinola Quinta, CöMM. Ihrt. L p. 59> T. 30. IU D&el* VI, Stü»# 4<5o Veelwyvige Heesters. HL ruuw op 't anntasten en gevoelig. De Door- AFxxiEL nen ^omen nagenoeg met die van 't voorige Hoofd- overeen. De Bloemen maaken ronde Hoofd- stuk. jc§ ^ ujt weiken de Zaadpeulen voortkomen , je & ^.^ kefprengj Zyn met ftyve Haairtjes, rood- achtig van Kleur. De geleerde Breyn vraagt , of deeze ook het Gewas zy , waarvan Rochefort in zyn befchryving der Voor - Eilanden van Amerika verhaalt, dat de genen, die de Land -Engte tu^fchen Noord- en Zuid- Amerika, van Nom- bre de Dios tot aan Panama , doorgereisd heb- ben , aldaar geheele Bosfchen vonden van een Geboomte, 't welk op 't aanraaken zyne Tak- ken en Bladen, met een groot geraas, zodanig famentrok, dat het Loof naar een Kloot ge- leek. Dit fchynt tegenftrydig met de hoeda- nigheid der meefte Mimofaas, welke haar Loof, op 't aanraaken, flap laaten hangen of op den Grond vallen. Die Schryver meldt niet of het Gewas gedoomd ware dan ongedoornd ; fyn of grofbladig , enz. Men kan 'er derhalve niet* uit opmaaken. X*Tmïf* f39) Mimofa die gedoomd is , met dubbeld intfta. gevinde Bladen, omgekromde Vinblaadjes , Krombia- ' «ige. ten (30) Mimofd acul. Fol. bipinn. rinnis incurvis, Caule angu- Iato , S.ipulis aculeo Ionpioribus. Mimofa Acuieis undiqtis fp?.' is folitariis &c, II. Ctlff. 209. GBON. Virg. 19$. Acacia Maderasparana fpiiioft; Pinnis veluti Lunulatis, Ncrvo Pinnu- larum ad unicum latus vergente. Pluk» Alm* 4, T# izz, f. $t Intfia* Hqtu Msl. VI. pt 7. T. 4. PolTgamia. 4(5 £ hoekige Steng en Stoppeltjes langer dan III* de Doorn. Afdeel. xxi* Dceze Soort, op Malabar Intjia genaamd, [tuk™* verfchilt van de anderen inzonderheid door dcMonoHia* fcheefte der Vinblaadjes , die als Halfmaans- wyze omgekromd zyn en zy heeft bovendien de Steng niet rond maar hoekig. Men noemt het Gewas in 't Nederduitfch Wond- Doorn 9 volgens Commelyn, die daar toe betrekt de Boomachtige Javaanfche gedoomde Mimofa met zeer fyne Vinnetjes en een zeer groote breede Haauw, welke bruinrood is , van B a e y n. Zelf hadt zyn Ed. het Malabaarfe Acacia ,met eene Klootronde Bloem en breede Haauwen, getyteld. f40) Mimofa die gedoomd is f met dubbeld xl. gevinde Bladen 5 de Leedjes van de $tengfs^i™°'^ van boven alleen met Doornen, nofa. HalfdoQE» In de Kliffortfche Tuin heeft deeze zig be-nigc* vonden, die afkomftig was uit Amerika. (41; Mimofa die gedoomd is , met dubbsld %u. Quadrivtl- Vieddcp* (40) Mimofa zeul, Fol. bipinn. Articulis Caulinjs fuperne pigs, aculeatis, Mim. Aculeis ad fummicatera internodiorum conres> tis &c. Hort. Cliff» 208* (41) Mint§fa acul. Fol. bipinn, Caule quadrangulo , Acu- leis recurvis, Leguminibus quadrivalvibus. Mill. DiÏÏ. T. T. i8i. f. i. Loefl. hm. 266. N* 145. Mimofa undique aculeara , Caule angulato &c. R4 Lugdb 471. Mimofa Her- bacea procumbens ac fpinofa &c. Hoüst. Mf Fig. bon, Amm. Herb. $%6, IL DERL. VI» STUK* 45i VbeLwyvice Heestêrs. UI. gevinde Bladen en een vierhoekige Steng Afoeel. met kromme Doornen ; de Haauw'en vier- XXi.. Hoofd- kleppig hebbende. Eethui- Volgens den vermaarden Loëfling, die deeze in Zuid - Amerika waargenomen heeft , zyn de Bloemhoofd jes fond en paarfch vari Kleur ; de Haauwen frnal, hoekig, Elsvormig, overlangs niet vier Klepjes opfplytende, waar van de bynaam. Deeze Soort is een Kruidig leggend Gewas , met vierhoekige Scengen , de Bladen dubbeld gevind , met drie paaren van Bladfteeltjes in de Leidie Akademid-Tuin waar- genomen. Kromme Doornen zyn over de Steng , Blad- en Bloemfieélen , verfpreid. Het heeft zyne afkomst van Vera Cruz. xl*ï (4a) Mimofa die gedoomd is , met dubbeld gé* Cetawnfa. **** WtÈM , de Bladfteeltjes vyfpaarigi Rondbiadi- fa Finblaadjes driepaarig en drieribbig. ge. Het Loof van deeze gelykt, min of meer, naar dat van den Boom , die den naam van *zieuv-Ceratonia of Sc. Jans Brood voert % Plu- bi!'/*™K,MiER , die 'er de Afbeelding van geeft, ge- tuigt dit zelf, en noemt het Gewas Kruipende Gedoomde Acacia, met Witte Bloemen enSto Jans Brood Bladen. De rondheid der Vinblaad- jes (42) MlmoféL acul. Fol. bipmti. quinquejugis , partialibtfsr jrijugis Pinnis trinerviis. Acacia repens aculeata Plore albe + Ï©U Siligux, Plum. Sp. 17. Is. %$ P O L Y O A M I A 463 jcs ondërfcheidt hetzelve van de mecfte andere lil. Soorten van dit Geflagt. A?xr!L# (43) Mimofa die gedoomd is , met dubbeld &£-Jtuk!D" vinde Bladen , de Bladjleeltjes vyfpaarig$ xuu. de Vinblaadjes tienpaarig , de gemeene TM%mr,f* Bladgeel ongedoomd. difoü* Tatmrin- Deeze Amerikaar.fche , wier Bladen naar diedebudifie' van den Tamarinden- Room gelyken , volgens Plüm.ier, heeft zeer breede Stoppeltjes , die gefpitst zyn en paarfch: de Bloemen zyn eeni- germaate gepluimd , in Hoofdjes , zydelingy* Weinige kromme Doornen komen aan de Tak- ken voor. Het onderfte Vinblaadje heeft geen weergaa aan de binnenzyde. (44) Mimofa die gedoomd is , met dubbeld ge» TXL.*V/- vinde Bladen , de Bladfteekjes twintig» T$ynbïJt* paarig y met menigvuldige paaren Vin- ge* blaadjes. (45) Mimofa die Stoppelachtige Doornen heeft , xlv. de Bladen Paarjteelig , met zes paaren Vinblaadjes y zynde de BladJ teelt jes met een Doorn en Klier bepaald. Dee- f43) Mimofa acul. Fol. bipinn. quinquejugïs , partialüms itecemjugis, Pctiolis coramunibus ineunibus. Acacia aculeat* Fiore albo, Foliis Tamarindü PLUM. Sp. 17, 1c. 7. (4+) Mimofa acul. Fol. bipinn parriaiibus viginrijugis , Pia- ms muitijugis. Syst. Nau XIL et Veg. XIII. N. 37*. (4$) Mimofa Spinis Sripularibus , Fol coajugatis, Foliolis fexjugis, Petiolïs Gtanduü Aculeoque terrainatis. $ys:< Nat* Xli. et Peg XIII, N. 43 *• th D&el» vi» Stuk» 4$4 Vëelwyvige Heesters. III. Decze beide Soorten zyn 'er * zonder nadert A£xiEL "omfchryving, door den Ridder bygevoegd, die Hoofd- ten opzigt van de Mimofaas in 't algemeen stuk. aanmerkt, dat fommige Soorten eene eenbladi- *ife[nhm ge anderen een vyfbladige Bloem hebben: dat eenigen viermannig, anderen vyfmannig, tien- mannig , veelmannig en enkel broederig zyn : dat fommigen ecnige Bloemen zonder Meel- knopjes hebben : dat de Haauwen Vliezig of Korstachtig 9 of Lederachtig , of Vleezig , ja zelfs fomtyds Bezieachtig zyn. Welke ver- fchillende Vrugtmaakingen zyn Ed. wenfchte» dat de Kruidkundigen oplettend befchryven mcgten. Ik voeg 'er by, dat de Bloemen ih fommigen Aairswyze, doch in de meeften Bols- v/yze vergaard voorkomen» en datdeezeBloem- hoofdjes zelf de Haauwen ukgeeven, die dik- wils byna volgroeid zyn 3 terwyl het Bloem- hoofdje nog beftaat* Onder de Tweehuizigen van deeze Klasfe komen nog twee Geflagten in aanmerking , naa- melyk eerst het gene den naam voert van Anthöspermum. Amherfïruih Hier is de Kelk vierdeelig zonder Bloem- blaadjes : de Tweeflagtige Bloem heeft vier Meeldraadjes en twee Stylen. Ook komen 'er Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen op de zelfde Plant of op verfchillende Planten voor. Twee Soorten , beiden van de Kaap afkom- ftig, zyn 'er in begreepen, als volgt. (i) Am-* P öLYGAMIA. 465 (1) Amberftruik met gladde Blaadjes. III. AfdekW Deeze door den Heer Linn^eüs, in de H bcfchryving der Planten van den Cliffortfchen6TUIU Tuin , in Afbeelding gebragt , is de Afrikaanfehe u Heefter , die dm Reuk van Amber heeft , b^iTmllhi Plokeretius, en daarom noem ik die van ^ dit Geflagt Amberftruik. In deeze Soort komen ge, voor, die Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen draagen 3 en anderen 5 die alleen Vrouwelyke hebben , van welken onze Ridder de Vrugt of Zaaden niet gezien hadt. Pontedera, die dit Gewas . JTournefortia noemt 9 zegt dat de Bloem eenbladerig is en Trechterachtig , op den Kelk zittende , welke een rondachtige hoekige Vrugt wordt , agt langwerpige Zaaden bevattende 5 die paarswyze famenhangen. Of nu die Kruidkenner den Kelk voor de Vrugt en de Meelknopjes voor de Zaaden gehouden , dan de Vrugt weezendyk gezien hebbe, zal door nader onderzoek moeten blyken. (2) Amberftruik , die de Blaadjes aan den ir. Kiel en aan den rand gehaaird heeft. GehaaSrdê Dee- (1) Anthospermum Foh'Is tevibus. Syst. Nat. XII. Gen. ÏI64. p. 679. Vegt XIII. p* 772. Hort. Cliff. 455» T. 27 "SL Lugib. 208. Fmtex Afrtcanus Ambaram Ipirans. Pluk. Alm. 159. T. is 3 * U U Walth. Hort. 24. T. Tourne* fortia* roNTED. Ep. «. (2) Anthospermum Fol. Carind margineque ciliatis. Clino- podium Africanum procumbcns , Pfyllii foliis et Capitulis 9 cum Calyculo Lanugine veftitis* Pjlüx* Mant» $u T# 24t# Gg II. deel. VI» Stok, 466 Veélwyvige Heesters, HL Deeze, Afrikaanfch leggend Clinopodium by A? xxi L ^cn ze^en Plükenet getyteld 3 is niettemin Hoofd, een Hedtertje, dat uit een blyvende Houtige «tuk. Wortel maar vecle Stengetjes van een Span hJ%Tge ^ar,§> ^e naauw'y^s getakt zyn, uitgeeft, met fmalle Lancetvormige gehaairde Blaadjes en ongedeelde Oxelbloemen ; de Kelken in vieren gedeeld hebbende , met vier Meeldraadjes. Vrouwelyke Bloemen waren van deeze niet ge- zien. S T i l B E. De Kenmerken van dit nieuwe Geflagt zyn : fommige Gewasfen Tweejlagtig , hebben een uitwendigen Kelk die driebladig is, een inwen- digen die vyftandig is en Kraakbeenig : een Trechterswyze vyfdeelige Bloem , met vier Meeldraadjes en een enkel Zaad, dat in de in- wendige Kelk als in een Huikje zit. Anderen zyn Mannelyk , hebbende geen inwendigen Kelk en geene Vrugt. Twee Soorten , beiden ook van de Kaap af- komftig, komen 'erin voor, naamelyk. i. (i) Stilbe met ruige Amen en zes fmalle pSL baadjes. (l) Stilhe Spicis hi'rfutfs, Fol. fenis Unearibus. Syst Nat. Fegt XIII. Gen. 1336. p. 772. Sfilbe vesrita. Burg. Cap. p. 30. ï\ IV, f. 6. Selago Pinaftra, Sp Plant. $36. Valcnanellai Africana Fruticans Fol. longis ct angustisiimïs. COMM. Mtrt. II. p. 21$. T. z 10. PoLYGAMIA» 467 'TUK. Door den Heer Bergius is een Kaapfch UI, Gewas in Afbeelding gebragt onder den naam AF^fL van Stilbe veftita, 't welk de Ridder tot deeze Hookd- Soorc i'huis brengt. Ook betrekt zyn Ed. daar toe het gene te vooren door hem genoemd was Selago Pinaftra, als in Lcof en Geftalte naar den Pynboom gelykende , welke zou zyn de Afrikaanfe Heef ter achtige Valer ianelle van Co M- melyn , in de Amlterdamfe Tuin befchree* ven* 't Schync my nogthans toes dat 'er een aanmerkelyk verfchil plaats heeft in deeze Hee* ftertjes, en, dat de blaadjes by zesfen gekranst zouden voortkomen , ka,n ik in geen van beide de Afbeeldingen befpeuren, veel min, dat de Aairen ruig zyn. De Bloempjes zyn wederzyds gewold en het groeit aan Beekjes, zegt Linn^eüs. (2) Stilbe met gladde Aairen en Lancetvormige tl Blaadjes by vieren geplaatst. ErïcfL. Heyach- Deeze Soort heeft de Geftalte van de voor-*2** gaande, doch is in alle opzigten kleiner. Zy heeft viervoudige, langwerpig Eyronde, gladde fpitfe Blaadjes, die klein zyn en byna Schubs- wyze op elkander leggen. De Bloemen zyn aan 't end vergaard in een Eyrond Hoofdje, dat, als 't Gewas gebloeid heeft , uitgroeit en het Takje verlangt; zo dat de Vrugtjes op zyde ko- men. f2) Stilbe Spicis Jxvibus FoU quaternis Lanceolatis. M*nt> 305» Selago Ericoides. Mant» 87, Gg a H. DESIm VI. STUK* 4$8 VfiELWÏVIGÉ HëESTERS. Dl» men. De Meeldraadjes zyn langer dan het **xxuU Bloempje, 't welk glad is, niet Wollig gelykin Hoofd* de voorgaande Soort. stuk. £jus dg Heefters befchreeven hebbende , gaa ik in 't volgende Stuk tot de Kruiden over. DRUKFEILEN. Bladz. 60. Reg. ti« Lees Droogbloem. - 115. op de kant Lees Paleacea. m 1 — 143. Reg. 21. Voor eens Lees driemaal. BLAD. BLADWYZER. DER HEES TEREN. Van de Letters , voor de Getallen geplaatst , wystd het Vierde , e het Vyfde en f het Zesde Stak van het II. Deel. der Natuurlyke Hijlorie , aan. A. A. k.albesfcn. • Aapedruiven. Aardbezie-Boom. Abelmofch. Abrahams-Boom. Adams Vygen-Boom. Akker-Brem. Alaternus. Alcanna. Alexandrynfe Laurier, ƒ. Alfsranken. . d. Alp- of Berg-Roozen. e d. 336 d. 376 e. 91 415 MS 407 459 286 474 391 241 73 ƒ• e. d. d. Althéa-Boompje. U 408 Amandelboom van Cayen- ne. • *• 566 • (Ethiopifche)/.426 Amber-Scruik. Anjelier. • Anysboom* Arabifche Jasmyn. Armringen-Boom. Afchkruidi After. Averoon of Averuit. B» Bakovens. Balifier-Boem. ƒ• 4 10 d. 263 ƒ• 105 ƒ* 101 /. ƒ 419 ƒ. 421 Gg Balletjes-Struik. Balroozen. ♦ Banannen Gewas, ƒ Basterd-China. ƒ Basterd-Senna. • Beenzaader. ♦ Beerendruif. Bekkeneel Plant. Belladonna, Benzoïn. Berber isfen. > ; Berg-Besfen. * Berg-Boon. Berg Peper* Berg-Ruite. Berg-Vlier. Bes Heide. Besfenboom. Betel* Bezem-Brein. Bitterzoet. Blaaskruid. Blaasnooten-Boom» Blaauwbesfen. Blaauwe Brummelen, Bois de Garou. Boksdoorn. Bokshoornen. « Boom tegen de Roos Boom-Palm. . e. 44 a. 420 409.419 3S6.307 e. 40 ƒ. 129 e. 96 e. ^93 d. 231 ƒ. 244 d. 4*3 <*. 339 527 d. 54o *• 51 d. 429 ƒ* 314 * 335 * 73 e. 45i d, 240 234 432 d. 4B3 219, ^ 542 * 257 e. 545 e. 297 . 130 ƒ. 22f Bort- BLADWYZER. Bortftruik. Bofchbesfen: Bofc^praatjes. Bofchtouw. Bofchvlam. Braamboos. Braamen. e. 48 d. 124 e. 21S e. 220 — — c Amerikaanfchc) d. 496 Brem (Ethiopifchej 468 (Laagej . e. 463 — — (Gemt'cne) e. 451 '■ (Kanarifche. e. 455 — — (Kandiafche) et 479 (Spaanfche) e. 445 — w (Sceekende) e. 464 . » ffterk Gedoomde) e. 494 Busboom of Bosboom, ƒ 225 Bu.kruid-Kolen Hout. d 285 Byvoet. . ƒ. 44 C. China-Wortel. Chinecfche Roos Christus- Doorn. Ostus. Coccygria, Conchenilje-Plant. Conesfi-Boom. Conyza-Boom. Cypi es Py nboompje. D, Dauworms Boompje. Distelpeeren. Donderkruid. ♦ Doodkruid. • Doornkerfen. Doorn wilg. ƒ. 361. 368 e. 401 , 405 d. 296 *- 257 d. 409 Purgeer-Pitlen. Pylhout. Pyp-Kasfie# Qualflcr, i8Blad. ' . Sirie-Struik. . Slangenboom. Slangenhout. Slangen- Wortel. Smeerboom. Smeerftruik. Sneeuwballen. Sneeuwbezie. Sodoins-Appeh Spaanfche Brem. Sporken of Pylhout Spuitbloem. Stalkruid. Stebe. Stcchas. Sieekende Palm. ~~~~ — Winde. Steenlinde. Stckelbeifen. Stinkboom. Stink-Struik." Straalblocnu Stirand- Jobenboom. Struik- Winde. Syring. (Witte) Sumaefc. Bh 55 136 d. 1501 cl. 262 d. 137 ƒ. 357 ƒ- 43? ff. 242 d. 129 403 e. 32 d. 419 ƒ• 343 ff. 48S e. 27 ff. 516 d. 7+ d. 156 d. 279 /. 207 ƒ. *53 ƒ. 348 d. 42a *f< 20(S d. 247 *• 44* d. 283, d. 125 *. 487 ƒ• ti% ff. 283, ƒ. 389 / 353 di 27 <*• 347 d. 283 ff. iar ƒ. 68- 29X 0. 31 *. 1*9 d. 40^ Jaan- BLADWYZER* T. Taanboom, ƒ. 285 Tafelblad. . d. 336 Tafellaken» Booin. ƒ. 286 Tamarifch. . & 452 vanMoncmo tapa. Thee-Boom. Wagenboom. rf. iof Warftruik. • e. 63 Wafch ofSmeerboompje./.348 (Valfche) Sc Thomas-Boonen. Thymehea. Tonderkruid» Tongeblad. Toortsplanten. Tortelduiven-Boom* Toumcfol- Gewas. Touwe-Strutk. Trommelftokboom. Trompetboom. Tuba- of Tuba-Struik Uurbloein. V. d> 330 ? e. 246 ' 4 152 28S $oy f. 22A f. 12 REGISTER. CaEtuï. Calamus. Callicarpa. Lall'gonum. Calytanthus. Qnpparis. Capraria. Casfia. Casfine. Catesbcea. CaturuSé Ceanothuï. Celajirus. CephalanzJms. Chalcas Chiococca. Chryfocoma Ciccat Cineraria. Cisfus . Cifius. Ciaufma* Claytonia. Clerodendrum. Clethra, Clifförtia. Clutia. Cneorum. Colutéa. Combretum. Conyza- Cornutia* Cc>ronillci> Corylus* Cotykdon. CraniUaria. Croton. Cunonia. Qdpania* Curatdla. Cyfilla. Cytifus. d. 445 d. 134 e. 274 C. 227 e. 232 c. 320 e. 14 cL 421 d. 124 f. 321 d, 304 d. 310 d. 120 e. 57 d. 206 f. 29 f. 224. f ioj d. 143 e. 257 d. 4^2 d. 380 e. 96 f. 377 f. 306 d. 8« ^ fij d. 47 x f. 86 e. sX9 | f. 231 * e. 116 | e. 293 I f. 240 e los f. 264 e. 272 d. 33' e. 503 D. Daphne. Decumaria. De Lima. Dianthüs. Digitalis. Diosma. Dirca. Duranta. < j i£. Ebenus. Echites. Elceagnuï. Elephantopus. Embelia, Empetrurru Epfiedra. Épigcea. Erica. ♦ Ëriocephalus* Euclea. Eupatorium* Evonymus. F. Fagara. Flagellaria. Foihergilla. G. Galenia. Gaura. Genifta. Geranium* Ginoria. Gluta. ê. 64 d. 531 e. 131 e. 244 c. 107 e 301 d. 319 d. j44 e. 331 e. 49 < d. 392. d. 157 f. 149 d. 347 f. 314 f. 382 e. 88 cL 497 147 f-,37Q f. 17 d. 314 d. 151 d. 465 c. 273 d. 555 d. 470 c. 454 c* 36* e, 138 f- 174 REGISTER. Gnaphalium. Gnidia. ^Gordonia. Gorteria. Gosfypium. Gouanift • Grislca* Gronovia. Gualtl^ria^ Guüandina. H. d. 545 e. 421 f. 123 e. 387 f. 429 d. 473 d- 348 e, 89 e. 44 Ilalefia. 1 e. 129 Hameilia. « d. 20& Hedcra d. 35<> Redyfarum. e. }24 Heijteria. e ♦ 62 Heliconia. f d. 385 Helitcarpus. e. 140 Hermannia. e. 359 Bibiscus. c. 39 S Hillia. ♦ d. 462 f# 146 Jlippocratea* d . 9Q Jlippophae. 339 Hircea. e. 114 Hudfonia. ♦ e. 136 Jrlyclrangea* e* 104 Hypmcwn. e. 564 L Ilex. d. 166 Jllicium. e. Jndigrfcra. e. 537 Iniila. f. ic9 Jtea. • d. ?35 Jva. ♦ f. 229 Jxora. d. 124 d. 262 H Jasminum. Jatropha. Jujlicia. Kalmia. Kiggclaria. K. Lachnea. Lager ftremia, Lantana, . Lavandula* Lavatera. Ledum. Lerchea Leyfera. Ligullrum. Linconia. Liparia. Lippia. ♦ Lifianthus. Lobelia. ; Lonicera. Loranthus. Lotu%. Lychim. M. Macrocncmum. Mahernia. Malachra. MarcgravitL. Martynia. Mattïnola. Medicago. Melianthus* d. 17 f. i6s r 67 . . XXXII 99 . . XXXIII. 115 . . XXXIV. ■ 155 . . XXXV. 277 . . XXXVI. — 399 , . . XXXVII. -r- 423 ' ' V:.