NATUURLYKE HISTORIE

els 1 î '

k ge oF | UITVOERIGE BESCHRIVING DER

DIEREN; PLANTEN MINERAAL EN,

_ Volgens het SAMENSTEL van den Heer

LINNE UO

Met naauwkeurige Afbeeldingen. EAR ARENA GEGEN EEE DERDE DEELS, EERSTE STUK,

Dr VERSTEENINGEN,

Te AMSTERDAMS; by de Erven van A. HOUTTUYN: MDCOLENE,

ea ki NUE * Wond A de var 7 * fn A

‚ab,

, zals r

_DE WEL EDELE HOOG GELEERDE HEEREN.

AEL nddeBN- He ERE GUALTHERUS lol DOEVEREN; $ Bied Dor EP ColICHHF Prefs

oogde der Geneeskunde te Heiden

Zjf- Medicus van zyne Doorluchtige Hoogheid , den Heere Prince van Orange.

Lid | ap verfcheide binnen- en buitenlandfe |

Genootfcbappen van Geleerden,

DEN AEERE DIONYSIUS van pr WYNPERSSE, Â. | M Fbeol. &. Phil, Door, Hoogleeraar der Philofoptfie „" Sterrekunde ea Wiskonst te Leiden.

Lid van verfcheide binnen= en buitenlandfe

î | Genoorfchappen van Geleerden, | pr Kiaigheabrod oo Mi Ds Als

Als ook

DEN MEER E AARNOUD: VOSMAER, Directeur van het uitmuntende Naturaliën - Kabinet

zyner Doorl. Hoogheid , den Heere Prince

Erfitadhouder. Ni wan verfcheide binnen- en buitenlandfe Genootfchappen van Geleerden. _ Correspondent van de Koninglyke Akademie der Weetenfchappen van Parys.

VOORNAAME VERZAMELAARS en KENNERS van FOSSILIEN, enz.

Wordt dit DERDE Deer van de NATUURLYKE HISTORIE, Zynde de Befchryving der MINERAALEN, -

Uit een byzondere hoogachtinge ‚door den Zutheur opgedragen.

Pe Se

De wyd-beroemde Hoogleeraar ,H. D, Elis tos: den 29 IWovens Der komende te overlyden, heeft de reeds ontworpen Opdragt , aan zyn wel Ed, inden voorfte ‚tot myn leedwezên gèen plaâts Riänben hebbens maar verheuge my by deezen mynen grooten Vrind, reeds den volgenden Dag in deszelfs plaats doar zyne . Dooil. Hoogheid to; LYr - MEDICUS benoemd , in die hoedanigheid te mogen begroeten,

gemmanoesnensaornnansang

ENECO DIE WEEER ; ze

Keen Hette eee

VOORREDE.

ds ik, nu twintig Jaar geleeden, myn Onts _ el werp, om de Natuurlyke Hiftorie te be

fchryven, ter uitvoering bragt, was daar mede myn Oogmerk , een Werk, dat nuttigen vermaakclyk was en dat dus mynen Arbeid vergoeden mogt, te leveren. Dit heb ik in zo verre bereikt, dat het my daar door gelukt is,een Kabinet van Naruurlyke Zaaken te ver- zamelen, zo uitgebreid , als weinige Liefhebbers in alle de drie Ryken bezitten. Meest echter moet ik dit toefchryven aan den zegen van God, die my op- eene byzondere wyze in deezen heeft begunftigds Anders mogt het my wel gegaan zyn als den grooten ALDRovANDuUs, die wegens de overmaatige Kos- ten, door hem aan het verzamelen van Naturaliën be= leed, eindelyk behoeftig is geftorven.

Die onvergelykelyke Man heeft in de Zaaken der Natuur alles, wat van voorige Autheuren gee fchreeven’ en waargenomen of ook beredeneerd was, met zulk eeme naauwkeurigheid en uitvoerigheid by een gebragt , das men zig over zyn geduld moet

| Ma vels

u Vv Q OR RAR EE DK

verwonderen. Zyne Werken maaken nog een Schat- kamer uit, tet het nafpooren en onderzoeken ten

dien opzigte. Ik heb. alleen kortclyk te boek ger

fteld , het gene my aanmerkelykst voorkwam en waar van men eenige zekerheid hade, volgende den Leiddraad van den grooten Leermeefter deezer Eeuw. Het Samenftel der Natuur van Lin Neus, maas melyk , die wegens zyne verdienften eindelyk door den Koning van Sweeden tot Ridder is bevorderd,

kwam my in den aanvang deezer Ondernceminggnier zo uitgebreid voor of ik zoude hetzelve in e&nige,

Jaaren wel met de behoorlyke verklaring, en uitbreis

ding aan licht kunnen brengen. _Ondertusfchen dy» de de befchryving. der Dieren zodanig uit, dat ik. byna aen de. voltooijing wanhoopte;. tot ik, in die der Planten vorderende, wel haast de dn zaaklykheid begreep, om my ook tor die der Mine. raalen in flaat te ftellen.

Dus alles , wat mooglyk was, aanwendende, om, myne Verzameling van Delfltoffen. tot volkomen- heid te brengen, heb ik my inmiddels in de kene. nis derzelven geoefend en uit het mondeling bes rigt van de Handelaars, die my dezelven,, bezorg. den , in deezen ook veel dienst genooren., Ek on-, dernam derhalve de befchryving van dit moegiely: ke fte gedeeke der Natuurlyke Hiftorie: het moeis-

kykle Zeg ik om dat. de Kenmerken tot on- der.

Se

ERR

derfcheiding hier veel verder te zoeken zyn, dan in de andere Ryken der Natuur, De uitwendige gedaante is bedrieglyk en de inwendige zo ER k dat men door de ontbinding der famenftellende deon len dikwils. vervalt in tegenftrydigheden , die onop- losbaär zyn. Uit de Inleiding kan men zulks tea klaarften zien, en dit is de oirzaak, dat ieder Mie neralogist,, byna, «een byzonderen Weg is ingeflagen in de Syftematifche Verdeling, - je Heg zoude regt aan geloopen. hebben, dat ik de

Á ikk ing van den Grooten LINNZUS, wiens (Sep a f menftel ik my van. den beginne. af, tot een rigt- {hoer heb verkoozen. ook hier gevolgd ware; doch aangezien anderen dit Onderwerp veel verder uitge- werkt, en de “onvolkomeudheden der, „Methode, aan welke zyn Ed, ‚zig bleef houden aangetoond ij ben, zo Scheen dit niet raadzaam, Dan , echte was de grootfte zwaarigheid : welk Stcizel van ae geoefende Mannen , ervarene Bergwerks- en Scheid. kundigen, daar ik in de Inleiding berigt van gecf, de verkiezen, * Was, bovendien , een groot verfchil, de Mineralogie, gelyk WaLLErRIUS Vocer, CRONSTERT SCOPOLI, Op. ZIJ, zelve alleen, of die als cen. vervolg der Dierên en “Plansen’ te be- fchryven. Dit laatfte Oogpunrt deedt my eindelyk be-

ds {uisen. tot, die Kl asfik kaale Verdeling 1} welk Ke ik, bladz, BE | ee Tt

cs Kd

vi Vv 8 RRKRE DM

130, heb opgegeven; waar door ik tevens den Rid, der eenigermaate volg, en , zo *t my toefchynr, de Namurlyke Methóté ook in dit Ryk meer in trein breng, dan veele anderen gedaan hebben , ten minfte deszelfs famenvoeging met ‚die der Dieren eg Planten bewerkftellig.

Dit gefchiedt, naamelyk , door de Perffeeningen van Dierlyke en Plantaartige Ligbaamen, welken men in de Mineralogie niet voorby kan gaan, voor aan te plaatzen. De één heeft dezelven hier , de an- der daar, gefchikt en fommigen hebbenze naauwlyks in ganmerking genomen ; *t welk niet te verwonderen is, alzo veele Mineralogisten geheel onbedreven zyn geweest in de Dier- en Plantkunde , welke volftreke vereischt wordt, om de Verfteende Zaaken wel te befchryven. Men moetze met de Natuurlyken vers gelyken,, zal menze onderfcheiden en onder dezels ven die Voorwerpen ontdekken, welke nog niet Nas tuurlyk gevonden zyn. Dit is voor iemand, in de kennis der Dieren en Planten onkundig , geheel on« mooglyk, zonder alleenlyk door eens anders Bril te zien. | 30

In de befchryving der Verfteende Zaaken, nu, volg ik, zo veel doenlyk is, op ’% voetfpoor van den Ridder, zyne Orde der Natuurlyke Schepzelen. Dus | komen eerst die der Zoogende Dieren, dan der Vos

gea

\

VOORREDE)

gelen, der Amphibiën, der. Visfchen, der Infek- ten , en eindelyk die der Wormen; volgens de zee Klasfen of Afdeelingen van het Dieren-Ryk. On der de laatften zyn ook die der Hoorens en Schul pen, der Koraal- en andere Zee- Gewasfen, als ook der Plantdieren, begrepen. Alle deeze Verfteenins gen befchryf ik in dit Eerfte Stuk van *t Derde Deel der. Natuurlyke Hiftorie , en geef , tot ophel« dering, de Afbeeldingen van de meefte Soorten , allen naar nieuwe Origineelen , uit myne Verzamcee liag, door de konftige Hand van onzen Plaatfny- der, G. Puiuies, ten natuurlykfte in Plaat gebragte Fk heb my zeer moeten bepaalen;, om die Voorwers pen van’ Dieren- Ryk, welke als eene Conchylios gie compleeter. dan de Natuurlyke uitleveren, op zo weinige Plaaten van ons formaat te brengen en zo wel dit, als de overvloed van Stoffe , heeft my gea noodzaakt, de Verfteeningen der Planten te befpaaren tot het volgende Stuk, In ‘vervolg hope ik my meer te zullen kunnen bekorten , en denk dac dit Derde Deel niet boven vier of vyf Stukken zal beloopen.

Kortelyk moet ik nog van de hier volgende In- LEIDING fpreeken. By gelegenheid van het onder- zoek naar den oirfprong der Delfftoffen , ‘heb ik myne denkbeelden omtrent die des Aardkloots en deszelfs veranderingen, wat de Oppervlakte aangaat, zo veel mooglik op de Heilige Schriftuur gegrond, vrymoe-

eh, dig

vib Vv ORRED AV

dig voorgefteld. Inzonderheid heb ik zulks ook inache genomen, ten opzigt van de Verfteeningen , of eigene- Iyk van de Manier op welke de Dieren en Planten, in: 't-midden van Europa, ín ’t Gebergte begraven zyn. geraakt, om niet dan na verloop van zo veel Eeuwen wederom het Daglicht te aanfchouwen.- Die zulks niet met SCHEUCHZER en anderen aan den, Zondvloed. willen toefchryven vervallen noodeloos in veele duiss terheden. Noodeloos ‚zeg ik, dewyt ‘er niets tegen ftrydt, dat die zulks veroirzaake zoude hebben; gelyk ik diet uit de gefteldheid der Bergen, waar in mense vinde, omftandig heb betoogd. ) #19 De Gefchiedkunde der Mineralodie en de belaops te voorftelling der byzondere Rangfchikkingen , zal __den Liefhebberen niet minder aangenaam en nuttig. zyn, dan de Onderfcheiding der Mineraalen, ende: Proefneemingen , om derzelwer Eigenfchappen te onta dekkens een zaak van *t grootfte belang tot de gedage te Onderfcheiding 2 in’ byzonder om te weeten tog welke Klasfe deeze of gene Delfftof , die iemand voors komt, behoore, Ik twyfel dan niet; ookin dit opziet alles toegebragt te hebben , wat. tot dige dies nen kans! av kie: Ds Amfterdam | iaito ao MNovernb. 1 ana Ä % beste Hee M, HOUTTUYN, Me | Med, Door, B van de Hollandfthe en Zeeuwfche Maatfchappyin der Weetenfchappen.

INHOUD VAN DIT ‘STUK. EERSTE AFDEELING.

De DELFSTOFFEN.

Inteip. I. De Eigenfctiappen der. MrnE- RAALEN of D&LFSTOPFEN út algemzen _befchouwd, ten opzigt van haaren Oita Áprong, waar omtrent die des Aardkloots, welken zy famenflellen in aanmerking komt. De Aarde is niet uit Water geboo- ren. dat groote Omwentelingen in’s Aard= _Rloots Oppervlakte veroirzaakt heeft , zo wel als het Vuuren de Lugt „door Aarde beevingen en Overftroomingen. Uitwer- kingen van het Water, Vuur en Lugt, | ep de Delf ftoffen , enz. Bladz, xr

Inrein.. IL. Onderfcheiding der Mine- ‚…_ RAALEN „Zen opzigt van laare LZicplaatss syaar omtrent de Bergen in aanmerking koe _ men, en verder-het gene de tegenwoordige Gefteldheid van’s Aardkloots Opper vlake _tebetreft. De hoogften zyn Graniet, Por- _ fierfteen en Ysbergen. Uit Kalk- of. Zand. “_fteen en Marmer, als ook Arduinfteen en Ley, beftaande Laagere Enrs- BERGEN. Eigeufchappen der Aarden, Steenen, Kr y= daden, Zouten, Zwavels, Metaalen. =—m 49

ÄNLEiD. HL Gefchiedkunde der MiNERArO- “\ GIE, Haare Oudheid. Zy is eerst deor de Alchemiften beoefend, De Natuurbefchry-

vers

wers hebben de Delffioffen, vervolgen, naar de uitwendige Gediarite onderfchei- den. Werdeeling van AGricoLa, C - SALPINUsenanderen. Nieuwe Rängfchiks king door de Hedendaagfchen , BROMEL 3 BoErHaAvEs ents Manieren van BAu- MER , HiLL , SCOPOLI 3 enz. Stelzels van WoLTERSDORFF , CARTHEUSER , JUS- TI , CRONSTEDT, Vocen, ern anderen. Het nieuwfte Stelzel yvan WALLERIUS overwoogen : dat van Linneus , veranderd en verbeterd,ter navolging aangenomen. Bladze 85

Ínrerp. IV. Maniet om de DerrsTorrEn „20 Aarden als Steenen en Ertfen of Mine- raalen , gemakkelyk te onderzoeken en tot die Klásfe te brengen , waar onder zy be- hooren: Voeftel en Proefneemingen , ten dien opzigte : te Op Mineraale Stoffen in’t algemeen: o. op Aardachtige en Steee nige Stoffen: 3. op Zoutige zel/flandig- heden: a. op Brandbaare Stoffen : ‚5 óp Ertfen erì Metaalen, N Bladz. 134

IL. Hoorosrt, De VERSTEENINGEN of Pe- TREFAKTEN , anders Verfteende Zaaken genaamd , int algemeen befchouwd. Haa - re Eigenfchappen en afkomst. Verfchil van de Naruurfpeelingen. Plaat fen waar men- ze vindt. Manier van Verfteening. Hoe de Zee -Schepzelen op ’t Vaste Land zyz gekomen, Vorfchillende hoedanigheid der Verfteeningen. Verdeeling derzelven, tot de be) bera ede door LiINNAUsS,. mmm {75

ad St ?

II. Hoorps

Ét Hoorpsr. Befchryving der Verfteeningen

_ van ZOOGENDE DIEREN , genaamd Zoo- lithis derzelyer zeldzaamheid, inzonder- heid die van Menfchelyke Lighaamen en Geraamten. Gebeente van Reuzen, 20 genaamd , waarfchynlyk yan Olyphanten of aridere groote Dieren. Verfteend Èlpe- been en Kenhoorn. Beenders van Her- ten of anderen: van Zee- Dieren, Wal- visfchen, enz, Onbekende Beenders. De ‘Eurkoizen van Fanden afkomftig. _— 194

UI, Hoorpsr. Befchryving der Verfteenin- gen van VOGELEN, zo geheel, als gedeele telyk. Vogelfneb en Kop in Steen, Vern fleende Vogelnesten en Eijeren, enz. _— 22

LSP)

XV. Hoorns. Befchryving der Verfteenine gen van AMPHIBIËN of Dieren van bei- derley Leven ‚tot welken de Schildpadden, Kikvorfchen , Haagdisfen , Slangen , Haai- jen, enz.behooren, Maltheefche en andere Haaijen- Tanden, enz. emme 22'f

N. Hoorpsr. Befchtyving der Verfceenin- gen van VrsscHEN. Afdrukzels van Wise ‘fchen en derzelver Geraamten, op Ley, Marmers en andere Steenen : van Plat- visfchen , Aalen , Snoeken , Baarfen , enz, Werfteende Visch Tanden en Kiezen , _Paddefteepen genaamd en Slangen - Oo- gen of Zwaluwenfteenen,. a 244

VL Hoorpsr. Befthryving der Verfteenin-

_8en van INSEKTEN en daar toe behoorende He : ige

Dieren, gelijk de Kreeften , Krabben en dergelyken , als ook in °t byzonder van die vreemde Schepzels , ‘Trilobieten genaamd; derzeiver Werfchillendheden en bedenkin-

gen over het Origineel, Blade: 263

VIL Hoorpsr.Befchtyving dei Verlieeninden, van

Wormes en Weekfchaalige Schepzelen ; gelyk de Zee=-Sterren en Zee- Appels als Echinieten en Verfteende Zee. Appel Pene

„zen, Joodenfteenen genaamd, —_—_ 003

VIII Hoornsr. Befchryving der Verfteeningen van CONCHYLIËN of Hoorens en Schule pen, zo veelfchaalige als tweefchaalige en eenfchaalige 3 volgens de Orde der Na-

tuurlyken ten Braden deele gefchikt, mm 33

IX. Hoordst: Befchryving der Verfteenin.

gen van Koraaracarier Zee Gewas: SEN (Lithoplryta) gemeenlyk Korallioli- then genaamd; tot welken de. “Tubiporie= tens Madreporieten, Aftröieten , Fun- gieten, Miileporieten en dergeljken , be-

hooren. | Kn iz

X, Hoorpsr: Befchryving der Verfteenim «—

gen van IERPLANTEN (Zoöphyta), Lot selken-die van het Bloedkoraal , de Ein- krinieten, Rader of Rol- en Sterreftees nen, Schroeffteenen ; Gorgonieten, Áls

_cyoniën en Korallinieten behooren.

AANWYZING per PLAATEN,

en der Bladzyden,

alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden.

Praar 1. Afbeelding van Zoöur- THEN, ORNITHOLETHEN , AM- PHIBIOLITHEN, tegenover Bladz. 203

Fig. 1. Reusachtig Wervelbeen van Man. . heim. Zie bl, 204, 2. Een Borstbeen (mooglyk) van een Dier verfteend, Normandie, 3. Een Schenkel. of Ribbe - Beenfluk, dito, ë . mn je Een Vogelkopen Bek verfteend, van Blankenheim. 8 . bl, 225 mmm 5. Hen Kaakebeen, meeft verkalkt, dach harden glad, . bl. 229. mm Ó, Een Rugeegraat- Wervel van een Slang of Vijch ; Normandie, bl. 233. me 7. Een Haaije. Tand wit Duitfchland of van Eybergen. dd bl 240.

Praar HH. Afbeelding van IcuTHYOL te THEN CO ÉNTOMOLITHEN, mmm 247

Fig. 1. Een Verfteende Haring , in Kley ge.

rold, van ’t Eiland Ferro, BL 247. 2, Een Wischje tot. de Baarzen behoo* rende, van Verona, etri bl 256,

mm 3e Een Kreeftje (lang gearmd) op Kalk- fchiefer , van Papenheim. hl 27 Te m_ 4. Een Verfteende Krab, met figuuren op het Borstfluk , Normandie, bl, 275.

aha Fig. 5.

Fig. 5e Zen Ceylonsch rond Krabbetje zeer

fraay getekend, e bl. 275 mn 6, Ken bultig rond dito bruinrood Krab-

betje van Kormamdel. ì bl. 276. —_ 7, Een Kalkachsig verfleend wit dito uit

Deenemarken. , nn, mm 8, Een zeer fraayenduidelyk plat Krab-

betje van Ceylon. bl. 278.

—- 9. Een Trilobiet van Dudley in Enge- land zeer compleet,van de Rugzyde. bl, 29te

_— 19. Een dito în een uitgerekte Guftalte , met Kop en Staart zigtbaar,

== 1, De Staartklep van een Trilobiet, van

Vifet by Maastricht, bl. 292, Praar IL, Afbeelding van HELMEN- THOLITHEN, tegenover Bladz, 295

Fig. 1. Een Worm, die tut de Ruigbekken behoort, ep Papenheimer Ley: bl. 206. em 2, Een zeer aartig Petrefakt met een Worm in 't midden , uit het Hesft-

Jche. « bl. 297: mn 3e Een vyfftraalige Zastien op Okerig

Gefteente uit Frankenland, bl. 3Or, m_ 4e Een af- of ingedrukt Zee- Sterretje

in Vuurfteen of Key, bl. 302. mame 5e Leedjes van een Zee = Pasteitje op

Kryt, uit Engeland. bl, 303 6. Een vyfftraalig. Zee-Sterretje van

den Heimberg by Gottingen. bl, 304» mam 7, Een Kegelvormige Echiniet of Wer-

fleende Lee- Appel, 5 bl. gro. mam B, Een rond getopte dito, uit de En-

geifche Krytbergen, ° bl. 311,

mm 9,10. Fwee Kogelronde of Knoopige,

het laatflevan by Lubek, bl, 313. Fige

TN,

Fig. ti- Len laag tende of gedrukte, die

maar de. Moorfe Tulband gelykt. bl, 3r4s

mn 12. Een geribde Oostindifche Faspisaar- tig verfleend, van Ternate. bl. 316. mm 13. Een groote, die half doorfchynend Chalcedoonachtigós verfieend. bl 320, mn 14: Een Doodshoofd - Echiniet zeer

fraay , van Stevens- Klint, bl. 323. mm 15, Zeldzaame Echiniet - Pennen op En- gelfch Kryt. - bl, 323.

Praar IV, Afbeelding van CoNcute-

TEN, : p tegenover Bladz, 333

Fig- 1. Verfteende Pholadiet - in matrice van Brusfel, zie 6 b). 334. 2. Een dito, bloot, van Verona in Ita.

lie, en an 3, Een Scheeffchaal of Telliniet ver-

kalkt, wit Vrankryk, Dl, 339, me À Ben aartig Hart- Doublet, verfteend,

wit Hesfenkasfel. E bl. 340, a 5 Een Amandel-Doublet, zeer fraay

verfteend, p bl. 542, aaan 6. Een Korf - Doubles , Maâriet, uit

Engeland. Ó bl. 343 mmm 7. Ken zeer zeld3dame Triangel- Dou.

blet Kern van Normandie, Sn …… 8, Hartvormige Veneriet of Venus-

Kous Doublet, dito. bi, 348.

…— 9. Een rondachtige, die tot de Speel. Doubletten bekoort, Vrankryk. bl. 347» 10, De Kernder repte Zotskap - Doublet

werfleend, uit Normandie, bl. 359. mm TT, Een verfbeende Paardevoet - Doublet, wie bl, 351. / ; « «% 2 ú 35

Praar

Praar V. Afbeelding van ConcHrr-

TEN. k tegenover Bladz. 353 Fig. 1. Een Arkiet tot de Poffer - Doublet-

ten behoorende. Zie bl. 354. Een St. Jakobs- Schulpje of Manteltje

uit Spanje. bl. 356. © 3. Een Oefter- Scala op Engelfch

Kryt. bl, 368. —— 4. Een langwerpig Oeftertje van Brus-

fel. 5e De Verfleening van ’t Laurierblad

uit Normandie, tien  m6. De Blader. Kam, eeu zeer ffaay

Petrefakt, dito, 5 bl, 369. 7. Een zeer fchoone groote gegroefde

Anomiet , Engeland, ‚bl, 377

8. Een zeldzaam gedoornde of fteke-

lige uit de Sywartsburgfe Bergriviër. bl. 380. 9. De platkleppige Net- of Kamswyze

van de platte zyde. : ble 38r. mn ro. Een Terebratulietje, Chalcedoonachtig,

van Ternate. . bl. 382. _ ee: 11. Een zeer fchoone Hyfterolieth van Ko-

burg. Dl. 3040 == 12e Een jer dn dat de helft

is van een Anemie. fi bh 28/7. 13: Een driekantige Hyfterolieth by Co-

blentz vallende, 7 bl. 385. —- 14, Een Gryphiet met haar Dekzeltje

verfbeend. 6 bl, 39I.

Praat VI, Afbeelding van CocHLIE-

TEN. 5 mn eer 9)

Fig. 1. Een aartig geflreepte Nautilus in

matrice, wit Italie. Zie bl, 399. 8 Fig

Fig. 2. Een fraaije -geftreepte en mét Kies hekleede Ammoniet van Koburg. bl, 411, 3, Een knobbelige Ammoniet van den Heimberg by Gottingen, bl, Ara: Eon Knoopige met bogtige Scheid- wandjes, van Verona in Italie. =— 5. Een Naad of Wervelfleen van een _ Ammoniet van Goppingen. » bl, 4r5. == Ós Een zeer fraaije en raare doorgezáaage de Orthokeratiet uit Sweeden. bl. 4182 Ze Een dito kleinerege - articuleerde van

Maastricht. ° bl, 421. —8. Een Lituiet uit Sweeden los. bl. 431. —_9g. Een- Litwiet, in rood Marmer, van

Bareith, 3 bl. 432, 10, Een Heliciet wit Sevenbergen, van

binnen vertoond. te 436, OR —= 1. Een klompje met veelé kleinere dito

yan Brusfel. | sh bl, 438.

Praar VII, Afbeelding van CocHLIE- EN. 5 4 tegenover Bladz. 443

1

Fig. 1. Een, virnankte, tot de Builieten eg

rende , van Soisfons in Vrankryk. bl, 444. —— 2, Een dito, zeer fpits getopt, van En zelfden aart en dito plaats. nen 3e Een Volutiet , zynde een, verkalkte Bandpen , van Montmartre, bl. 446, A, Éen fraaije werfbeende Bucciniët uit Switzerland, AD, 441.

5. Een Strombiet, zynde een Trommel- Schroef van „Wetvenbergen by Hano-

yer. ° bl. 449. —6. Een Gekorrelde Penhoorn van Bour-

deaux in Vrankryk. bl, 451. | nikes:

Pig. 2,8,9. Drie dito verfchillende zeet aartige uit het Veroneefchbe. bl. 45%

ms 10. Ben geer fchoone onbefchadigd ver: fleendé Alatiet, Veront, bl. 454.

mma iT. Een dito tot de Kroonhoorens be- hoorende, van dito. bl. 455

Prsar VIII. Afbeelding van CocaLre- TEN. : tegenover Bladz, 453

Fig. r. Een Mariciet of verkalkte Purperhoo-

ren, uit Vrankryk, …_blrsó mms 2, Fen.dito Fufict of- verkalkte Spil,

van Soisfons. ; bl, 458 =— 3. Een dito, van een zeer byzondere fi-

guur , verfteend, uit Normandie, bl 459. en 4, Een Trochiliet, zynde een verfbeens

de Bagyne Drol, uit Engeland, bl, 46t. nn S, Een dito rolletje, zeer fraay, uit

Normandie ee am 6. Een Turbitiiet of geknobbeld Tul- “<1 bandje, van dito Land, ‚…, bl 46% mn 7. Een dito, zeer zeldzaam overdwars geftreept van Sheppey. didi, …… 8, Een fcheef gedrukte? in Kalkflets van Viet. bl, 464. e= 9. Een Globofiet, pot? de Slakhoorens behoorende , vän' St. Gall. bl, 465: 4 == 10. Een Limaciet , lang witluopende , | Switzerland. . | bl, 466. == 11. Een groote Neritiet van „Akenfe | Verfleeningen. ee

man 12. Een-Patelliet, tot de Zotskapjes be- hoorende, verkalkt , van Meaux. bl. 467. 13 Een Vermiculiet van Verona, zeer

fraay. s bl, 469. mam IA en ongemeen dor en raare Slak- „_hoornige uit Indie, . bl. 470,

PLAAT

_Praar IX, Afbeelding van Tugreorte- q TEN. es tegenover Bladz, 479

Fig. 1. Tubiporites Favagites of Honigraat- koraal , uit Engeland. bl, 479. m2, Een zeer fraaije Tubiporiet van Gro-

ningen. À bl. 480,

——3. Een dito vandaar, af gefleetentot een ronde Steen. . mmm

4. Een Kruipende Tubiporiet of Pyp- koraal van Blankenheim. bl. 481.

_— 5, Gebondeld Pypkoraal van de Kust | van Normandie. 3 bl, 482

PraarT X. Afbeelding van MaAprepo- RIETEN , ÁSTROIETEN en Fun-

Fig. zr. Een Takkige, bogtige Madreporiet

uit Westphalen. 7 bl. 485. —— 2, Een gefrraalde Alu öiet in Keyfleen. bl, 488. 3. Een Wafelfteen of Honigraatige

Afbröiet uit Normandie, bl. 490, mh. Een Gefpeldewerkte Sternfteen van Maastricht. . bl, 492.

5. Een Porpiet . Steentje , dat tevens een Azynfteen is, zogenaamd. _ bl, 506. 6. Een Cyathiet of Bekerfleen van Ve- rond. . bl- 507. —_— 7. Een Hippuriet uit het Bergfe Land. bl. 508. —ö, Een Keratiet of Hoornfleen van de Grenzen van 't Luxemburgfe, bl. 509, 9. Een Unguliet, zynde een zeer raare Verfteening, wit den Eiffel, bl. sir,

PLAAT

Paar XI. Afbeelding van FuNcre- TEN MILrEPoRIETEN, enz, tegenover Bladz. 515

Fig. 1e Een Bladerige Fungiet uit Norman- die, Zie . bl. 5rs. mmm 25 Een Poreuze, Stigmiet genaamd ‚van _ Blankenheim. . ble Zr mama 3. Een giadtakkige Milleporiet uit Bo- heme, bl. 519. mm fe Een geknobbelde of Galenos aen Dl, 524. m5. Een Netvormige of Reteporiet van

Maastricht. 6 bl, 526. ama 6. Rood Koraal in een Keyfteen , wit Normandie, bljv53%,

Praat XII. Af beelding van KORALLIE- TEN; ÂLCYONIETEN, ENZ, mmm mmm 535

Fig. 1. Een groote gefleelde Enkriniet of

Lelyfteen van Brunswyk. bl. 544, mmm 2, Een Plaatje Entrochicten- Marmer

uit Sweeden. : bl. 554. 3e Schroeffteenen» in matrice, van Se-

yenbergen in Hongarie, bl, 560. mn he Afteriën of Sterrefteenen, dito, uit

den Gulikker Eiffel. bl. 567. gem 5, Alcyonie, genaamd Verfteende Vyg,

uit Normandie. 5 bl, 580,

mn 6. Geribde of gebilde Vysfteen , Caricoï- de, van dito Land, |

me 7. Een raar Takje Korallyn of Koraal- mos in Steen; uit den Gulikker Eiffel.bl, sor.

DE

Í

ì Der NATUURLYKE. HISTORIE

VOLGENS HET SAMEN SEE: L

VAN DEN HEER

LINNTEDU OA Ee ee ne ge ee DERDE DEEL.

BESCHRYVING DE R

REINE R AA L.E.N. a tn NLEIDING,

E De De EIGENSCHAPPEN der MINERAALEN of DELFSTOFFEN in ’t algemeen befchouwd , ten opzigt van haaren Oirfprong , waar omtrent die des Aardkloots , welken zy Jamenftellen , in aanmerking komt. De Aarde is niet uit Water gebooren dat groote Omwentelingen in °s Aarde kloots Oppervlakte veroirzaakt heeft ‚zo wel als het Vuur en de Lugt, door Aardbeevingen en Overftroomingen. Uitwerkingen van het Water, Vuuren Lugt op de Delfftoffen, cuz.

AAH olgens de verdeeling der Natuur , aam:

{C V De dat is van alle de Schepzelen die teden.

{ DP den Aardbodem famenftellen , in

WD drie Ryken „maaken de DeLFsTor- A

FEN HIL DEEL; lo STUK.

s DE EIGENSCHAPPEN

Inger: FEN daar van het Derde of laatfte uit, Men

DING noemt dit, gemcenlyk, het Ryk vER Mr-

NERAALENS; weshalve ik ook dien naam al-

toos op den tytel deezes Werks gebruikt heb:

niettegenftaande LinN&us hetzelve geheten

hadt het Ryk DER STEENEN (Regnum

Lapideum.) Men behoort, naamelyk, iets toe

te geeven aan de gewoonte, en, hoe kragtig

ook die uitdrukking mogt zyn , om den aart

/ der Lighaamen „onderhoorigen aandit Ryk ‚afte

fchetfens kwam de benaaming van Steenen my

ongepast voor , om een denkbeeld te geeven

van Zouten, Zwavels, Ertfen, enz, Die van

Mlineraalen , beken ik , was ook de eigenfte

niet; doch, als gezegd is, door ‘t gebruik gee

wettigd. De meefte Autheuren íprecken van

eene Mineralogie en van Mineralogijche Schrif-

ten om eene Leerwyze of Kennis te bete-

kenen , die over allerley DeaLrFsTorrFenN

(Fosfilia) gaat: hoewel fommigen ook dat

woord gebruiken(*), ’t welk aller-eigenst is

om de afkomst deezer Lighaamen te betekee

nen; welken men door fomtnigen tot de Ons- __deraardfche Natuurkunde betrokken vindt,

Bepaaling, De Onderwerpen, naamelyk, van die Derde

Delfftoffen Deel Zy he Ì (*) Gelyk Hiflory of Fosfils , Orydologie , enzo (Ì’ De Metaalen en Steenen worden, wel is waar, groo= tendeels niet uit den Grond gegraven, maar gehakt of ges broken; doch de woorden graaven , delven , hakken en breen ken, zyn flegts trapswyze vermeerderingen van het geweld, dat men gebruiken moet ,om de Lighaamen uit den Grond,

DER MINERAALEN, 3

Deel der Natuurlyke Hiftorie, zyn alle Schep= Inrer: zelen, welke , buiten de Dieren en Planten , DING. de Oppervlakte des Aardbodems, zo diep als dezelve door delven onderzogt heeft kunnen worden , famenftellen. Aarden , Steenen en Ercfen of Mynftoffen, zyn daar van de voore naamften. Deeze allen, tot meer of minder diepte in de Grond gevonden wordende; hoe- wel zy ook fomtyds onbedekt in de Opper- vlakte voorkomen kunnen gevoeglyk begree- pen worden onder den algemeenen vaam ven DeELFsTOrFFENs dewyl menze ook t'eeni- ger tyd, en misfchien wel allermeest, uit den Grond graaft of delft. Ten minfte is dit van die Stoffen, welken het meeste waardig gekeurd worden en van het grootfte belang zyn, de Me- taalen naamelyk, eene volftrekte waarheid (T.). Van: de Dieren fpreekende heb ik opge= Haare 4 : Groe: jing merkt , dat zy Schepzelen zyn , die leeven betoogd. « groeijen en zig beweegen : van de Planten , dat zy leeven en groeijen , doch zig niet be- weegen of verplaatzen : maar wat zal men , in dit opzigt, van de Delfftoffen zeggen? Van de meesten is het zeer waarfchynlyk, dat ’er een tyd geweest zy, toen zy niet waren, geen te haalen , naar her verfchil van hardheid der bevattende Stoffen of Moeren {MMartrices} , waar in zy zitten, en al- les kan , volgens den gebruiklyken fpreektrant, tot delven

worden betrokken. Men zegt van iets uit den Grond te delven , al is die Grond nog zo hard,

A 2

JI. DEEL. Te STUK,

4 DE EIGENSCHAPPEN

INLEi- geen zy thans zyn. De Aarden zyn een zeer DING zigtbaare aangroeijing en vermeerdering onder- hevig. Zy komen voort uit de Lighaamen van allerley Dieren en Planten, De Steenen zyn niet alleen baarblykelyk uit Aarden gefproo= ten, maar neemen oogfchyrlyk in grootte toe, Men ziet de Stoffen , waar zy uit famengegroeid zyn, Zand „Steentjes, Glimmer , Spaath en an= dere deeltjes, duidelyk. De groeijing der Zou- ten, Zwavels en Aardharften, gefchiedt onder ’t Oog. In de Erifen is zo groot eene vermen- ging, dat niemand aan derzelver famengroei- Jing een oogerblik kan twyfelen. De GRoEtr- J:NG derhalve is van het Ryk der Delf{toffen onaffcheidelyk , en , aangezien hetzelve de an” dere Rigeufchappen, van Leven en Beweeging ; mist, zo kon men zelve allerbillykst noemen het GroeijeND Ryk; hoewel fommigen dien naam op het Ryk der Planten alleen heb»

ben toegepast (4). zy ver. De Groeijing der Delfftoffen , echter , is van fchilt van gie der Dieren en Planten zeer verfchillende. zapt De meeften zyn vast en droog, en wanneer zy ten. al Vloeiftoffen bevatten , zyn dezelven gelyke- lyk verfpreid door hunne zelfftandigheid , zon= der eenige Omloop , ja zonder eenige Vaten of Vergaarplaatzen zelfs, Naauwlyks heeft in derzelver Vogten eenige beweeging , naauw= Iyks eene blykbaare uitwaafeming plaats, Daar is

(a) Vergelyk het I. STUK van myne befchryving der Plans ten > bladz, 3e

Dre MINERAALEN, 5

is geen fpoor van-Werktuigen, door welken INLEre de Delfftof , op gelyke manier als de andere P!NG Schepzelen der Natuur, Voedzel na zig nee-

men zoude. Zy ondergaat eene famenhoo- ping van Deeltjes , die door eenige Lymige Stoffe , of door Zouten, verbonden worden,

en aan eikander gehecht, een geheel uitmaaken ;

dat dikwils wederom gefloopt wordt door de Lugt, en danop nieuws in een andere ge ‘aante famengroeit , of door Vuur verandert, Zo ftremt de Kalk tot Marmer , dat in Krvt ont- bonden wordt, en tot Pleifter wederom her- eenigd , waar van het Vuur een volkomen Steen vormt. Zo baart het Kwikzilver , met Aarde en Zwavel verbonden, een Erts, welke door Zouten zig van elkander fcheidt, en by nieuwe vermengingen , door Vuur, tot ver- fcheiderley Metaalen ftolt.

Dus blykt , dat, hoe zeer de Mineraalen ook pe van de Schepzelen der twee andere Ryken vere Gaondtof fchillen , zy echter een dergelyke Grondftof over eene hebben. Men kan van de eenen zo wel als van de anderen zeggen: de Aarde is hun aller Moeder. Doch , als men vraagt, wat cigent- lyk deeze Grondítof zy en op welke manier de Natuur de Lighaamen daar uit famenftel- le , dan vervalt men in veele duifterheden.

De Geheimen des grooten Scheppers laaten zig niet ligt ontknoopen door een Stervelyk Vernuft.

Van de Ouden, die zig verbeeldden dat al wamre

VN g het die zy,

EIL. DEEL, Io STUKo

6 De EIGENSCHAPPEN

INLEI- het gefchapene wit één Element gefprooten wa-

DING: ve, hebben fommigen de Lugt , anderen het Water, daar voor genomen. Zy zagen , naa- melyk, dat door die beiden Aardachtige Stof- fen werden afgelegd, zo nuttig tot den Groey der Planten , Dieren en Delfftoffen; ja voor die allen onontbeerlyk,

Belugt. Tot het denkbeeld , dat de Lugt de oir- fprong mogtzyn der Lighaamen, zyn zy waar- fcbynlyk gekomen door de verheffing der Uit- waafemingen: van allerley Schepzelen in den Dampkring die een algemeene. Vergaarplaats is van Dierlyke , Plantaartige en Mynftoffen. Zy namen waar , dat daar uit alle dezelven geboren werden en dat ‘er geen Groeijing plaats had zonder Lugt, Dus kon de Lugt wel als een Voorraadfchuur worden aange- merkt , doch haare. Veerkragt en Vlugheid ftreedt tegen der Lighaamen vastheid , om daar een Grondftof van te zyn, Die zwaa- righeid, echter; fchynt te vervallen , daar men hedendaags zo veel fpreekt van een Waste Lugt, in de Lighaamen, inzonderheid in de Mineraalen, huisveftende (b).

vaste « Behalve de gewoone Veerkragtige Lugt,

Lugt wal? jaamelyk welke in de openingen der Lighaa- men in en uitgaat , heeft men uit de menigte

van

(b) Brau, Nov. Alf. Edimb, VOL, II. BERGMANN #2 „Ait, Stockholm. et Upfai, Item PRIESTLEY Experiments onlangs in ’t Nederd. vertaald , &c. Zie Hedend, Waderb, Letter = Oefeningen, Vi, & Vil. DEEL,

DER MiNERAALEN, rl

van Lugt, welke door vernieling van Vuur INLEL en Opbruifchingen wordt geboren, opge-”“® maakt , dat ’er in Kalkachtige en Loogzourige Stoffen een byzondere Lugt zy , welke door derzelver Opbruifching met Zuuren zig open= baart. De menigte ondertusfchen, van Veer- kragtige Lugt , welke door de Opbruifching voortkomt, die zelfs den grooten BOErHA As ve verfteld deed: ftaan , maakt het waarfchyn- lyker , dat die Lugt ’er van buiten bygekomen zy; te meer, dewyl zy altoos eenigszins Zuurachtig bevonden wordt, en zodarig een Damp veelal plaats heeft in onze Dampkring, De Vaste Lugt, derhalve, die, volgens ’t oordeel der nieuwer- wetfe Natuur- en Scheidkundigen , uit vermen- Singe van Vicriool-Olie met Water , waar in Loogzout gefmolten is, geboren wordt (c) , fchynt flegts een dunne, eenigermaate zigtbaa- re Dampte zyn , van een fyn Mineraal Zuur (d). ‚Dus blyke dan, hoe die Vaste Lugt de oire Mineraale zaak zy van de kragt der meefte Mineraale Vet Wateren. Men vindt dezelven wel gemeenlyk be- zwangerd met Zwavel- en ook met Yzerdee- len , die veelal door Loogzouten ontbonden zyn; doch zy bevatten ook een groote veel- heid

©) Men heeft die zogenaamde Waste Lugt zelfs kortlings

als een Middel tegen den Blaas- Steen , het Scheurbuik en

Voet. Euvel , inwendig aangepreezen: zie Hedend. Vaderl, Letter. Ocfen. Vil. D. bl. 337.

(d) WALLER de Origine Mundi. Stockh, 5779. p. 51e

 4 Lil, DEEL: kl. STUK.

8 De EIGENSCHAPPEN

INtere heid van Aard. en Kalkachtige Stoffen , en

DING.

OE het Water de oirfprong dy?

®

uit de vermenging van deeze met eenigerley Mineralifch Zuur, gemeenlyk Zout-, Salpe- ter- of Vitrioolachtig, wordt die vlugge Damp geboren , welke na de affcheiding der Wate- ren van de Bron, even als de kragt van den Wyn,door * bloot ftellen aan de Lugt ver- vliegt , en dezelven veelal kragteloos maakt of aanmerkelyk verflapt. Men noemtze des- wegen Geeftige of Lugtryke Wateren (e). Sommigen hebben het Water gehouden voor den eerften oirfprong aller Schepzelen. Dit Gevoelen fcheen daar door bekragtigd te wor- den, dat uit zuiver Water Aarde te voorfchyn kwam. De veelheid, nogthans, die men dus erlangt , is zo klein , dat veele Natuurkuodi- gen, met den grooten BOERHAAVE , door wien dit ftuk uitwoerig is behandeld, gedage hebben, dat zulks veeleer toe te fchryven ware aan eenig Stof uit de Lugt of byna onzigtbaare Aarddeeltjes , door ’t Water op-= genomen of van de Vaten afgefleeten, die zig allengs afgefcheiden hadden en doorgezakt wa- ren in het Water. En, waarom zou het Wa- ter zo wel niet een menigte allerfynfte Stof« deeltjes in zig bevatten kunnen, als men die door middel van een Zonneftraal, anders geheel onzigtbaar, in een Donkere Kamer zo. menig- vuldig (e) Zie het Scheidkundig Onderzoek der Bronwateren van Seltz: Uitgezogte Verhandelingen , Ill. DEEL , bladz, 145.

DER MINERAALRE Mm 8

wuldig ziet zweeven in de Lugt en uit dezel- Inter ve, zo fchielyk en onophoudelyk, in een ge- PING: flooten Kamer, zig als een laag van Stof ne- derzetten op gepolyste Lighaamen ?

De Sweedfche Hooglecraar WALLERIUS, of net niettemin beweert tegenwoordig nog met de Water in uiterfte verzekering , dat de verandering vanverandere? Water in Aarde mooglyk is en weezentlyk ge- fchiedt. Zyn Ed. brengt in de eerfte plaats tot bewyzen by, de Proeven, zo van anderen als van hem in % werk gefteld , waar uit blykt , dat door Uitwaafeming , Kooken of Destillacie , het Water , hoe zuiver ook, eenige Aarde af- geeft. Ten anderen door flilftand niet alleen, maar inzonderheid door Beweeging en Wryving.

Hy hadt door een Drachme Water in een Gla- zen Mortiertje , met een Glazen Stampertje , zo lang te wryven dat het geheel droog was, een Scrupel Kalkachtige Aarde bekomen (fj. Andere manieren , zo Konítig als Natuurlyk, door welken het Water, gelyk bekend is, zy als Schuim, als Drabbigheid of als Zetzel, eenige Aarde aflegt , gaa ik voorby. Genoegr zaam, immers, zyn niet alleen dergelyke Stele lingen, al over lang , door den grooten Borr- HAAVE beantwoord 5 maar de Franfche Heer L A= voIstER heeft onlangs , zuiver Water in een Glazen Pellikaan , met een Glazen Stop gefloo-

ten;

Cf) Stockholms, Werhand. 1759 : item Mledit, de Origine Aiundi. Stockh. & Upfal. 1779. p. 61e A 5

EIT. DEEL, Ie STUK,

do DE EIGENSCHAPPEN

/

Inrer ten, honderd Etmaalen in een warme Dige-

PING: {tie houdende door middel van een brandende Lamp, geen aanmerkelyke veelheid van Aarde daar uit bekomen (g).

Herbevat Gezegde WArLLtuRrrus wil wel die voort- viene, brenging van een weinigje Aarde, uit het Wa- Deeltjes. ter niet aan eene verandering , maar aan eene

andere famenbinding der zeer harde Deeltjes, welke in het Water zyn, toefchryven. Ge- lakkig moeten die Deeltjes zig dan maar in een zeer kleine veelheid bevinden in die Vloei= ftoffe : want anders zou de ftremming van Water tot Ys, waar uit inzonderheid de hard- heid deezer Deeltjes blykt , hetzelve geheel tot eene Aardklomp maaken. Ondertusfchen toonen veele Ondervindingen genoegzaam , dat het Water nog ongelyk meer vreemde deelen bevat dan de Lugt, Waar van anders die on- gemeene verfchillendheid van Rivier- , Regen-, Sneeuw-, Voorjaars, Zomers, Najaars, Sloot- en Zee- Water? Is niet even helder Water minder fmaakelyk, zagt of hard, ligt of zwaar ? Sommig Water veroirzaakt Verftoppingen der Klieren en Steenige famengroeijingen , zo in de Lighaamen der genen die het drinken, als aan de kanten der Kanaalen , aan het daar in groeijend Riet of Biezen , of daa: in leggende Lighaamen $ gelyk zulks zo aan de Waterleí- dingen van Arcueil in Vrankryk, als aan de

Rots,

(z) Mem. de PAcad, R, de Paris. 1770.

DER MINKERAALEN,. Kf

Rots, in ’t Meirtje van Rokanje ‘by den Inrer Briel, doch inzonderheid uit de Verfteeningen PING. _ der Karlsbad - Wateren in Bohemen , tover blykbaar is. Dit ‘alles moet aan vreemde

Kalk- of Aardachtige Stoffen , welken het „Water opgenomen heeft , en die mooglyk

door eenig Zout of Zuur daar mede verbon-

den zyn en tot doorfchynendheid gebragt , wor-

den toegefchreeven, *

Zo blykbaar , nu , als het aan den anderen Dient tet kant is, dat het Water tot famenbinding der "S*5E,. Aarddeelen dient; zo onbetwistelyk is het „Sn en dat de Lighaamen der Planten en Dieren door hetzelve gevoed worden. Verfcheide Ondere vindingen, van vroeger en laater tyd, toonen, dat Planten gevoed worden door enkel Wa: ter. Dat veele Diertjes ook van enkel Wa- ter leeven , is te minder onwaarfchyolyk, nu men een Vrouwspeifoon eenige Jaaren niets dan Vloeiftoffen heeft zien nuttigen (h). Maar men zal dic niet kunnen nalaaten toe te fchry= ven aan de Olie: , Zout- en Aarddeeltjes , die ’er in het Water zyn. Hoe veel millioe- nen Zaadjes van byna onzigtbaare Diertjes ;

Mos- en Schimmelplantjes , zyn niet in het- zelve ? Welk een onderfcheid tusfchen ge- kookt en raauw Water „op den Smaak ?

In

(4) Fr. JAC. VOLTELEN, Med, Do&t. Diatribe, Memo- rabilem feptennis Apofitie hifloriam exhibens, Lugdb. & UL- iraj. Anno 1777, OGtavos

Il. DEEL, Ie STUK,

12 Dr EIGENSCHAPPEN

inrele ‚In de famenftelliog der Delfftoffen komt DING: ook wel het Water, als een Element of Grond- ze GE ftof aangemerkt, gelyk uit de Scheidkonftige Delffteffen, OPtbinding der Zouten en Zwavels, uit de

konftige vorming der Steenen, uit de, groei- jing der Kryftallen en andere Omfiandiehnn PF inzonderheid uic de Verfteeningen der Plant- aartige en Dierlyke Lighaamen, blykbaar is; doch, in *t algemeen gefproken , maakt het Wae ter op ver naa geen zo groot gedeelte van die Lighaamen uit, als in de andere Ryken der Natuur, en in de Ertfen of Mineraalen is het= zelve ver te zoeken.

Dieuit Met veel reden zullen wy de Delfftoffen de vier gelyk alle andere Schepzelen , in navolging beftaan. van de Griekfche Wevysgeeren, in *t byzonder

van ÂR!sTOTELES, achten te beftaan uit een verbinding van alle de vier Elementen. De Aarde is ’t zekerlyk , die onder dezelven hier de hoofdrol fpeelt, en het Vuur dient als een voornaame Werkmeefter : terwy! het Wa- ter en de Lugt, ’t zy als behulpen, * zy als gezellen, onontbeerlyk zyn,

Voornaa- De Aarde, als een Grondftof befchouwd , pil U js zwaarder dan alle anderen en verliest in haa-

re zelfftandigheid niets door ’t Vuur, maar wordt tot Kalk of Glas, In haare zuiverheid

heeft

G) Dit fchynt te volgen uit de Aanmerking van den Heer FERBER, ‘in zyne Briefe aus Walschland, Praag 3773» i91:) door wien in de Solfatara ftukken van

Qyêre

DER MINERAALE Ne 13

heeft zy geen Reuk of Smaak. De hardheid, Inter: vastheid, digtheid en zwaarte der Lighaamen , PN®- hangt veelal van dezelve af,

Maar, welke onder de Aarden, die wy als ble, nog kenn en, verdient den naam eenes Ele- keizet- ments; welke is de Grondftof der overigen 2 Arde: Is het weezentlyk de Keizel- Aarde, of , gelyk zy van anderen genoemd wordt , de Glasach- tige, als welke alle veranderingen hardnekki- ger wederftaat dan de overigen? Is het deeze, uit welke de Natuur door vermenging met de algemeene Zuuren der Lugt, voornaamelyk in de Gewerktuigde Lighaamen, Alvin - Aarde teelt (ì) , wier Zuur men in de tot Afch en Slyk geworden Dieren en Planten , en in de daar uit ontftaande Vrugt - Aarde ontdekt, die weder tot Keizel- Aarde wordt , zo dra haar de zuure Deeltjes onttrokken worden, welke haar van de oïrfpronklyke natuur der Aarde vervreemden en nader brengen aan het Zout?

Is niet de geboorte der Keizel- Aarde het be. gin van den teruggang der Kley tot Moeder- Aarde, en is de Verglazing der zuivere en on- zuivere Aluin - Aarde , door de kragten der Natuur, voornaamelyk door ’t geweld der Vul- kaanen , of door het verfterkte Vuur des Werk- meefters , niet ook eene overgang der gemengde

Aluin-

over - Oude Lava gezien werden, die van de uitdampende zwavelzuuren dermaate doordrongen waren , dat menze zeeds half in Kley veranderd vonde.

DEEL, Le STUK:

14 De EIGENSCHAPPEN

Inver: Aluin- Aarde in zuivere Keizel- Aarde , door

DING _ het geweldig verdryven der Zuure deelen ge- fchied 2 í/

of Kalk. Maar, is ook de Kalk- Aarde een afkome:

Aarde, jing van deeze Keizel- Aarde ? Wordt deeze

in de Lighaamen der Planten en Dieren voor-

naamelyk der Zee - Schepzelen , met derzelver

Voedzel ingenomen zynde , ook door bymen-

ging van Waterdeeltjes in Kalk - Aarde her-

fchapen , keerende wederom wanneer zy de-

zelven door lang aan de Lugt bloot gefteld te

zyn , of door verbranding , langzaamer of

fpoediger zyn kwyt geraakt, tot Keizel- Aar-

de terug 2 Toont zulks niet de menigte van

Keyfteentjes en Keizel- Zand aan de Zeeftran-

den en Oevers der Rivieren : de Kalkaartige

bekleedzels of Huisjes der Schaal- en Schulp=

dieren , welke in deeze Wateren leeven: de

Kalk- Aarde , welke men in de Afch van alle

Dieren en Planten , zelfs van zodanigen, die

op Zandgronden gegroeid zyn, vindt: de Kalk-

achtige Schors waar mede de Keijen en Jas-

pisfen zo dikwils omkleed zyn : de zigtbaare

trapswyze overgang der Kalkítoffen in Agaath,

welken CorriNr in de Verfteende Schaal

eenes Zee-Diers , van binnen buitenwaards,

waargenomen heeft (j): zelfs de veranderin-

gen van Dierlyke Lighaamen in Key; de on-

) be-

(5) Journal d'un Voyage, qui eontient differentes Obferoa Aineralogigues. Manheim, 2776, p‚ a69«

pER MINERAALEN, 15

betwistelyke blyken van Kalk - Aarde in de INLrr- meefte Keizelfteenen en de verglazing der daar PING- onder gemengde Kalkftoffen, in een uitermaa-

te flerk Vuur (k).

Door deeze Kalk - Aarde moet men geen wat Kalk verftaan, maar alleenlyk die Aarde, wel. deeze zy 2 ke na het vervliegen van alle vlugge deelen, na het uitloogen van alle Zouten , van de vernieling der Planten en Dieren, ’t zy door Vuur , ’t zy door Verrotting, ’t zy door uite drooging of anders overblyft. Op zig zelf is deeze Aarde onveranderlyk ; doch door bye menging van Zouten bekomt zy eene Glas-

_aartige Natuur , of kan door Vuur tot Ver-

glazing gebragt worden. Uit Zouten, Zwa- vels en Ertfen, bekomt menze zo wel als uit Steenen , doch niet uit zuivere Metaalen (}).

Zou men evenwel , daar men zo duidelyk zy komt den overgang van Kalk- tot Keizel - Aarde *%, de @-

menftel. ziet , niet kunnen vermoeden, dat op derge- ling der

Iyke manier de Grondftof der Mineraalen kon om worden geboren? Laat zulks niet de hardheid, waar in de Keizels alle andere eenvoudige Stee- pen overtreffen: hunne ligte overgang in Glas , welke zy met de Metaalachtige Aarden gemeen hebben; de oplosbaarheid der laatften in Loog- zouten, wanneer menze daar mede in ’t Vuur

brengt

_(%) PORNER Anmerkungen uber Hern BAUME Abhand), vor Thon. Leipz. 1771. p. 27 & 23e (4) BOERHAAvE Chem, Vel. Ie pe 6303 6600

KIT, DEEL, Io STUK;

“6 De EIGENSCHAErPEN

INLEI- brengt en door middel derzelven in Water 5

DING _ afs ook de neerploffing uic deeze Solutie door Zuuren: (alle welke Eigenfchappen men ook in de Keyftoffen waarneemt:) vermoeden ? Moet men niet uit de Proeven van eenen Ger- BARD, die uit Zwavel en Keizel- Aarde eene Mestallifche Aarde zag ontítaan (m) , en uit de wel niet zeer gemeene verandering van Dier= lyke. Lighaamen , inzonderheid der Schulpdie- ren , in Zwavelkiezen , Yzer-Koper- en Zil- ver-Ertfen, met grond befluiten, dat de Na. tuur de eenvoudiger Aarde allengs tot Minc= taal- Stoffen verhooge ?

Maar , van welke kragten bedient zig de Natuur, om deeze Elementen onder elkander te verbinden, en door deeze vereeniging die menigvuldige Lighaamen voort te brengen, welken wy op deeze Aarde zien; om die in zulk eene Geftalte en Orde voor te ftellen , als wy ze befchouwen: als ook om dezelven weder te vernielen en tot famenfteliing te doen dienen van andere geheel nieuwe Lighaamen?

HetVuur Hier fpeelt het uur , dat onophoudelyk de verbindt de Sjeemeene kragt der Zwaarte tegenwerkt „ende ‘Lighaamen, daar het op werken kan, ten deele

door zyne verdunnènde kragt , ten deele door bykomfte zyner ligte Deeltjes naar de Opper.

vlakte des Aardkloots dryft , eene «hoofdrol,

Het-

{m) Beytrage Jur Chymie und Gefihichte des Mineral -Reichs, Vol. [. Berl. 1773. p. 52e

DER MINERAALEN. 17

Hetzelve verbindt de vlugfte Stoffen en ver- INLET- eenigt de genen die vatter zyn; dryvende de PING eerflen in de hoogte en de anderen fyner maakende 3; zo dat van ondoorfchyrende een helder Glas wordt. Dit toont zig blykbaar- Iyk in de nog brandende Bergen en in de over- Iyfzels der genen die uitgedoofd zyn. De vlugge Zwavel en het Armoniak - Zout ftygt tot in den Mond van den Vefuvius op, en zet zig daar aan deszelfs binnenfte Wanden en Kloven : de Kalkfteen brandt tot Kalk: de Kryftallen verliezen haare regelsnaatige figuur , de overige Steenen en Aarden fmelten tot een waar Glas, gelyk het Yslandfche Agaat, dat zekerlyk daar van zynen oirfprong heeft (2): tot eenen Chalcedoon of Agaatfteen, naar de verfchillende bykomende Mineraalen verfchei- delyk gewolkt , gekleurd: of zy worden uiege- brand tot Puimfteen; of door eene ruuwe ver- menging van ten ceele gefmoltene, ten deele verkalkte en uitgebrande Stoffen , leveren zy een Stroom van Vuur uit, welke ftollende een Steenharde Lava wordt, Gemeenlyk heb. ben de uitwerpzels der Vuurbraakende Bergen geen bepaalde Geftalte: ’t welk van de fchie- Iykheid afhangt en van ’t geweld des Vuurs 3

doch als de verandering langzaam gefchiedt en | alle, de

(%) Dit is een zwarte Glazige Lava, die men ook onder de Produkten van den Vefuvius met veele wiste Schirls Staafjes vindt, Zie FERBERS Briefe, p‚ 179.

B

TI. DEEL, Î, STUEe

/ /

18 De EIGENSCHAPPEN

iNLEI- de Stoffe eenigen tyd heeft om te rusten, eer

PING _ zy door de Lugt verkoelt, dan kuppen er zelfs regelmaatige Kryftallen en zuivere Ertfen uit voortkomen (0).

Hetvuur Die nog twyfelen mogt, of het Vuur een

brengt re oroot deel hebbe in het voortkomen der Árg- gelmaatige k 5 gedaanten fiallen; verbeeldende zig, dat zulks ftryde te-

VOO: gen deszelfs vernielende hoedanigheid ; beden: ke dat de meefte drooge, vlugge en-half vlug- ge Zouten, en andere Lighaamen , gelyk;, by voorbeeld , het Ovenbreek , wanneer zy door het Vuur om hoog gedreeven worden, eene be, paalde gedaante aanneemen (p) ; dat alle Metaalen in ’t Veur met eene bolle Oppervlakte vloei- jen; ja dat veelen onder dezelven , gelyk Spi- auter , Bismuth , Spiesglas- Koning , wanneer zy allengs weder koud worden, of ook andere zuivere Metaalen „als zy na ’t fmelten plotslings

in

(es) Zo vondt FE RBER, binnen in de Kava van den Vefuvius, een menigte regelmaatige Schirl - Kryftallen : Briefe aus Walfihlord als beven, p. 164. De Lava, zegt hy, vlaeit fomtyds door overdekte Gangen , en blyft daar nog ongelyk lenger heet, dan in de open Lugr, alwaar hyze, omtrent een Jaar na *t uitvloeijen , aan de Hand niet kon verdraagen. Twee Maanden na de uitwerping wordt op derzelver Oppervlakte nog Armoniak - Zout gefub. limeerd. p. 150. |

(Pp) Dit Ovenbreek ( Ofenbruch) is een Stoffe, die zig aan de Gewelven der Metaal - Ovens , even als de Bloemen (Flores) van Armoniak- Zout, Benzoin en anderen in de Scheidkonst, waar van die zelfde gezegd kan worden , Sub® limeeit.

Jk

DER MINERAALEN. I9

in de Lugt worden verkoeld of door koud Wa- Inrer ter befprengd , eene bepaalde Tekening ver- PING: toonen ; dat Rood Gulden Erts, door een al- lengs , drie of vier Weeken lang, vermeerderd Vuur , een konftig Haair- Zilver uitgeeft (q):

dat Zwavel , door flap Vuur gefmolten en langzaam verkoelende, Spiezige Kryftallen fchier: dat wy in de Natuur zelfs byna elle Metaalen fomtyds in regelmatige Geftalten vinden (r): eindelyk , dat zeer veele Bafaltber- gen, in Talie en elders, niet dan door Vul- kaanen fchynen voortgebragt te kunnen zyn;

ja dat men de Bafalt uit de Lava zelf heeft zien fpruiten (s).

De uiterfte werking des Vuurs , op alle Lig- , B haamen , welken het niet kan doen vervliegen, banken en

is Glas,

(7) WALLER, uber dem Vegetation des Queckfilbers. Stochhe Werhand, KV, Band Pp. 259. ‚{r) Gelyk de Bladerige , Takkige, van Goud, Zilver, Koe per; de Teerlingachtige van Lood , Yzer ; de Kryftallen van Tin enz. enz. 6

(s) Zie FERBERS Briefe > als boven , pag. 65. Ook hebben de Heeren BANKS en SOLANDER zulks op ’t Schotfe Ei- land Staffs, anderen op Ysland, gezien: hoewel men niet twyfelen kan, dat veele Bafalten uie eene natte Kryftailiza= tie ont{taan : zie Cot Linzals boven, p, 283, 316. enz. Aan de oude Vulkzanen , in ’t Gebied van Vicenza, Vero» na en Padaa , bevindt men, zegt FERBER, dat dezware te grove Lava de eigenfchap heeft, van , by ’t verkoelen, groote Kryftallyne Kentzuiltjes of Prismaas, die Bafalt ge. noemd worden, te fchiecen. :t is een Bafalt en gevolg- lyk ook Lâva, zegt hy, anders, dan een foort van Schirl. bid, pag. 170.

B 2

Ell. DEEL. Is STUK,

20o DE EIGENSCHAPPEN

INLere is derzelver verapdering in Slakken of in Glas. DIMG _ Dit ziet men dagelyks in de Smelthuizen der Metaalen, in de Werkplaatfen der Scheidkun- digen. Wat zyn veele Agaaten, Laven , Ba- falten , anders , dan een foort van natuurlyk Glas? Blykt zulks niet uit derzelver oirfprong ;

uit derzelver Glans, brooschheid ; haar be-

Íland zyn tegen ’t Vuur; hzare cnoplosbaar-

heid door Zuure ftoffen ‘en haar inwendig geweefzel aan de breuk ? En alzo, wat de laatfre Eigenfchappen betreft , haar de meefte Keizels zeer naby komen , en eenigen buiten tegenfpraak door *t zelfde Vuur zyn voortge- bragt, ’ct welk de Laven formeert (#): alzo

de Glimmer met de midden in de vuurige Lava ontftaane Schirl- Kryftatlen en de Bla- derige Schuim , welke zig by ’t fmelten eeni-

ger Yzer -Ertfen vertoont , veel gelykheid heeft 5

(1) De vermaarde ARrpuinr beweert , dat de Keizelschtie ge Steenen , die men in gedigte Bergen onder de Lava vindt, waare voorthrengzels zyn van een Glasachtige Ímel- ting des onderaard{chen Vuurs. FERBER p. 62. En,kun- nen niet de (Lapides Hlydrophori) Chalcedoon- Steentjes met Water, aidaar Onlangs ontdekt, ook ten bewyze daar van firekken ?

(vj GERHARD, Beytrage fur Chymie &c, als boven; p. 334%.

(x} Uit Zandfteen met Graniet. Zie NieHBuRs Reisben fchryving naar Arabie enz.

{y) Aan de Noordzyde uit Jaspis - banden. Zie GERHARD , als boven, p. Ist.

(2) Uit Kwarts. LEPECHIN Tapebuch der Reife &c. Al« tenb, 1775, Met groote ftukken Pleifter « Steen van roodach-

tie

DER MEN BRPAA DEN. or

heeft 5 terwyl Aluin- Aarde, vanBimet Zwavel INLEL in een zage Hitte gehouden, door het Vuur Beh Glimmer geeft (y): zou het dan wel onge-

rymd zyn te denken , dat een groot deel der

Key- en Glimmer - Staffan zo niet haaren oirfprong ten minften de tegenwoordige Ge-

ftalte, aan her geweld van een natuurlyk Vuar

te danken hebbe ?

Het Terwyl nu de laatstgemelden juist die foote „heeft

ten van Steenen zyn, welke de vernielende mooglyk

N 5 e eerfte kragt der Lugt , des Waters en van na- omwentee

tuurlyke Zonne- Vuur het langfte tegenftaan: Ïins ver terwyl onze oudfte en hoogtte Bergen 5 gelyk

die om. het Dal Pharan in Egypte (x), de Caucafus (y) en het Uratifche Gebergte in Afie (2), de Andes in Peru, de Swiezer- fche Ce de Schotlandfche , Laplandfche , Kare

tige Veldkwarts met zwarte Blende Grantetiich ingefprengd , waren de Wouden bezaaid aan de Noordzrde der Waldaifche Bergen. PALLAS Reifen. Perersb. 1771. '. Th. p. 6 1e Dergelyke Bergen van Veldípaath met zwarte Schirl gefpren- keld, serpentyn - Steen of groen en rood gevlamde Jaspis, vondt hy aan de Ja'k en elders in Siberies zie p. 253, 259e

(a) De Switzerfche beltian gelyk de meefte volgende, uit Graniet, de uit Veidfpaarh, Glimmer en Kwarts is (ae mengefteld, of uit den zogenaamden Gessherger - Steen, wiens Grondftof Kwarts is, met ingefprengde Glimmerdeel:jes, Dit kan men zeggen van de Rotfen des Grimfels, des Ure feler= Thals , van den gantfchen Gothard en de Gronden der Ysbergen. Zie GRUNER He:vet, Naturgefihe Bern. 1774. ANDREA Briefe aus der Schweitz. 1776. Pe 135 & FERBER als boven, p. 406.

B 3

Ile DEEL, 1. STUK

DINO,

a2 Der EIGENSCHAPPEN

Inger-Karpatifche, Tyrolfche Silefifche , Saxifche,

die van den Haartz (b), en de hoogfte Ber- gen aan den Ryn (c), zy geheel of ten min- fte in de diepte en op de hoogfte toppen , uit ééne der gedagte Stoffen , of uit Rotsftee. nen, die uit verfcheidene derzelven famenge= fteld zyn, beftaan: terwyl op die van mid delmaatige hoogte gemeenlyk eerst Kleijige Leyfteen legt, die weder Laagswyze gedekt is met een Gebergte van Kalkfteen (d)s ter- wyl de laager Bergen uit enkel Ley,en de laag- ften uit Kalkfteen of dergelyke Stoffen be- ftaan (e): terwyl de Bergen aan de Kusten , op veele plaatfen, Krytachtig zyn : terwyl deeze beide laatften gemeenlyk vol zyn van Ver- fteende Zee-Schepzelen , volkomen gelyk aan die, welken men in ’t midden van ’t Vaste Land vindt ; dewyl inzonderheid, het Zee- water fteeds met de Grondftoffen der Kalkbergen

be:

(6) Ook de Wennebergfchen. GrLAzER Verfuch eener hee féhreib. der Greffthaft Henneberg. Suhl. 1774.

{e) Men vindrze daar , die geheel of grootendeels uit Kwarts beftaan, gelyk in het Keur- Paltzifche, aan de Moe- fel en de Hondsrug hy Caftelann Kirchberg en Altley » uit Keizel , Kwarts en Apaat, by Oberftein, enz. COLLINL als boven.

(d) Voorbeelden daar van zyn de hoogfte Bergen in ’t Zuidelyk deel der Keizerlyk Duitfche Erflanden , als ook in Tytol en die van Oeftenrykfch Lombardie, FERBER als boven, p. 4-40. Uit Schiefer of Ley op Kwarts gezet, beftian de meefte Bergen tusíchen Simmeren en Creuzach , volgens COLLINI, p. 378. De ysbergen in Switzerland

| uit

ml

DER MINERAALEN, 22

|

bezwangerd , en zelfs, volgens bet getuigenis INLer- der Ouden, op veele plaatfen terug geweeken?'N9 is: zou , uit hoofde van dit alles, het denk- beeld der zodanigen niet zeer waarfchynlyk zyn» die gelooven dat de eerfte algemeene Omwenteling op onzen Aardbodem door Vuur,

even als de volgende veranderingen door het Water veroirzaakt zy ? Het Vuur zou de oude

fte Bergen voortgebragt , ten minfte daar de tegenwoordige Geftalte aan gegeven hebben, terwyl naderhand de overigen daar tegen aan- gefpoeld en opgezet waren.

Dit Gevoelen door den Heer Doktor GMEe- Of de LIN Hoogleeraar der Philofophie te Gottin red gen, geopperd , ftrydt zeer tegen dat van den LE vooreemelden Sweedfchen Hoogleeraar WA r- LERIUS , die de geheele Aardkloot uit Water ftelt geboren te zyn (f). Dat denkbeeld is wel by veelen der Ouden aangenomen geweest ,

doch.

uit losfe Ley , welke een Glasachtige Grondlaag heeft. GRU. NER ANDREA, ENZ.

(e) Dit wierdt FERBER oogfchynlyk gewaär, op zyn Reîistogt uit ltaiie doer Tysol, daar hy eerst Kalkige , ver- der Ley- Bergen ‚en op ‘t hoogfte Granietbergen overtoog , en tcen weder nederdaslende, uit de bovenfte Landûtreek , eerst Ley- vervolgens Kalkbergen aantrof, eer hy in de Vlakte kwam. Dus is het, merkt hy aan, met alle de ove. rige hooge Bergen in Europa gelegen: waar uit hy beflair , dat Graniet de oudfte Grondfteun en als de Zuil der Ge- bergten is, waar op en aan alle anderen rusten,

(f) De Origine Mundi, Stockh. &z Ups, 1779, p‚ 82,

B 4

Ille DEEL. Ie STUKMe

4 De EIGENSCHAPPEN

INLEr: doch het heeft in de Gewyde Bladeren geen

EING,

den minften Grond. Het zeggen van den Heiligen Perrus:. de Aarde uit het Water en in het Water beftaande (g), is veel te duis- ter om iets zodanigs te befluiten. By Moses vindt men piets gemeld van de Scheppinge des Waters: zo zou dan , indien de Aard- kloot daar uit voortgekomen ware, hetzelve ongefchapen moeten zyn. Die Heilige Schry- ver maakt gewag , dat God in den beginne den Hemel en de Aarde fchiep. Dan zegt hy. De Aarde , Nu, dat is onmiddelyk op dien Schepdaad, was woest en ledig, en duifternisft was op den Afgrond en de Geest Gods zweefde op, of, (gelyk anderen het met meer waar- {chynlykheid vertaalen , ) bewoog de Wateren, Die alles , nu, hadt plaats omtrent den eerften Dag der Scheppinge , toen God ‘zeide « Daar zy Licht ende daar wierdt Licht. Op den tweeden Dag maakte de Schepper het Uitfpanzel, dat de Lugt fchyre te zyn geweest; alzo ‘er Wa-

teren boven waren en beneden, en dit Uic-

{panzel noemde de Almagtige Hemel, Toen wilde God , dat de Wateren onder den Hemel op ééne plaatfe vergaderd werden en dat het Droo- ge gezien werde ; noemende , wanneer dit ge- fchied was, het Drooge Aarde, en de Verga- dering der Wateren Zee (Jo). De (gd UI. PETA. 3, VS. Se (4) Gen. Le vs. I ro. (i) Het Wortelwoord Rachaf , daar het Hebreeuw{ch woord maen

DER MINERAALEN, 25

_ De Schepping, zo als zy door Moses ver- INLEI- haald wordt, fchyne in ’t byzonder beerekking te hebben gehad tot onzen Aardkloot ; hoe ping uit oe klein een Stipje in de bekende Wereld, Nog- gtt thans moet in ’t begin ook die Ruimte ge- fchapen zyn; om dat ’er, op den vierden Dag, Zon, Maan en Sterren, in geplaatst werden. Het was de Hemel der Hemelen niet , daar God woont en van Eeuwigheid heeft gewoond ; maat de Ruimte, waar in alle de ons zigt- baare Lighaamen , Dwaal- en Vaste Sterren zig ‘bevinden , een Ruimte in welke het Lighaam der Zon , een millioenmaal grooter dan de Aardkloot , een Stipje uitmaakt, niet grooter dan de Vaste Sterren voor ons Oog. Die Ruimte werdt toen door het eerfte woord Hemel bedoeld, Door het tweede, de Aarde, begrvpt Moses waarfchynlyk al het Lighaa- melyke , dat tot onzen Aardkioot behoort, en welalie de vier Elementen. Dit was in zo verre onder elkander gemengd, dat het Water al het andere bedekte ; gelyk uic het vervolg duidelyk blykt ; de Aarde was derhalve one zigtbaar of zonder bepaalde figuur en het Water, dat ’er op dreef , werdt door den Geest of Adem des Almagtigen, (die fomtyds by een geweldigen Wind vergeleeken wordt), bewoogen of in ’t ronde omgedreeven (i). Zo

dit

morachepheth van afgeleid is , betekent een omdrazijing, als de kringen, door ’t inwerpen van een Steen in ’c Water. The Scripture - Theory of the Earth. Lond, 1773. p. 26.

id B S

IL, DEEL. I, STUK,

ÍNLEtr: DING.

De eerfte

gefteldheid

des Aard- kloots is duifter :

6 Dr ÉIGENSCHAPPEN

dit een begin geweest is van de Dagelykfe omdraaijfng des Aardkloots op den As, die den eerften Dag reeds plaats hadt; (want het was Avond en Morgen geweest:) dan volgt uit de onveranderlyke Wetten der Zwaarte 4 dat de zwaarfte Stoffen meest naar ’t middel- punt zyn gezonken , zig affcheidende van het Water. De Oppervlakte zal vry gelyk zyn geweest; zodanig evenwel niet, of daar blee- ven holten in dezelve , welke tot eene Vers gaderplaats der Wateren ftrekten, Ook zyn ‘er al vroeg Bergen geweest ; dewyl men van Rivieren leest, die het Paradys bewaterden. Maar , dat de broeijing der van het Water door-= drongen Aardachtige Stoffen, Zwavels en Zou- ten kort daar na, Uitbreekingen van Vuure kolken veroirzaakt hebbe, door welken gedagte Graniet. en Porfierfteenen- of Kwarts en Key- Gebergten reeds voor den Zondvloed zouden voortgebragt zyn; dit komt my, hoewel niet onmooglyk , nogthans , om dat ‘er van zulk een algemeenen Vuurbrand op den Aardklooc nergens gemeld worde, niet zeer geloof baar voor.

Daar zyn echter, die zig , mooglyk niet zonder Grond, verbeelden , dat de Aardkloot in eerst beftaan hebbe uic veelerley Laagen

van Stoffen, door het Puur gebooren, ’t welk waar=

(k) The Scripture Theory of the Earth. als boven, p. 97. (4) Indien zulk eene Omwenteling, als ware, by geval k ge

DER MINERAALEN 27

waarfchyalyk de Stoffe heeft uitgeleverd ,daar Intere

op den eerften Dag het Licht van kwam.®*N® Toen fcheidde de Almagtige dit Element, dat zyne werking op de Stoffen der Aarde gedaan hadt, daar van af , en verfpreidde hetzelve gelykelyk tot verlichting en verwarming , door de onmeetbaare ruimte der Hemelen. Op den tweeden Dag werdt het tweede Element, de Lugt, afgezonderd 9 om den Dampkring te maaken ; doch zodanig niet of dezelve kon ook nog op en in de Aarde werken, Kan die affcheiding ook tevens oirzaak geweest zyn van de algemeene Aardbeeving , door welke, zo men onderftelt , de bovenfte Laagen des Aard. kloots overhoop geworpen zyn en dus die af- gryzelyke Klompen van Gebergten , welke niet dan eene verwoesting of louter Woest- heid vertoonen, weroirzzakt hebben (k) ? Alles, inderdaad , dat de verbeelding , volgens de gewoone werkingen der Natuur , hier toe vers eifchen zou , ziet men, gelyk ik heb gemeld, was ‘er tegenwoordig. Een Aardryk met Zou- ten, Zwavels en Mineraalen vervuld en van Water doordrongen : een uitbarftende Lugt en Vuur! Maar de Onderftelling fchynt te veel en derhalve niets te e bewyzen (1). Zo wel heeft

gefchied mogte zyn , zou daar uit veel grooter verwarring moeten zyn gefprosten : dewyl de Aardkioot alsdan als in zyne Fondamenten aangetast ware geweest,

II. DEEL, I. STUK,

03 DECSEIGENSCHAPPEN

Inter: heeft de” Schepper -de Bergen , waar van

GINGEN allerhoogften zelfs maar weinig verheven

zyn boven de Oppervlakte (m), gelyk ook de

Kolken des Oceaans , die mooglyk niet die-

per zyn; als een noodzaaklyk vereifchte in de

Schepdaad kunnen begrypen :- te meer nog;

wyl derzelver fchikking zo regelmaatig is en

zy ven fommigen gehouden worden voor Ke-

tenen óf Schakels , die de Stoffe des Aard- kloots famenbechten (a). |

het in- Nog meef zyn wy genoodzaakt , den toe:-

wende S& ftand des Aardkloots by de Schepping onbe-

nierte- flist te laaten , om det wy tegenwoordig zelfs

WEEER van de inwendige gefteldheid byna niets wee-

ten. Men is in lang piet tot de diepte van

een Myl in de Oppervlakte doorgedrongen ,

of tot die van een Roede op een Myl, als

men de largte van ’s Aardkloots middele

Iyn in aanmerking neemt. Ter diepte van

twee of drie honderd Roeden is men ’er naauw-

Iyks in gevorderd. Of die Oppervlakte niet

maar een Korst zy , waar binnen een Kloot

van geheel andere Stoffe zig bevinde , wordt

van veelen getwyfeld, Sommigen ftellen dat

het

|

(a) Niet meer dan een Zandkorrel gelegd op een Glo. be van twee Voeten middellyns: want de proportie derzel« ven tot de rmiddellyn des Aardkloots is ongevaar als van een Roede tot eeu Myl,

(n) Ziede Befchryving der Ketenen van Bergen rondom deh Aardkloot, volgens de Stelling van den Heer BUVACHE,

Miers.

„DER MINERAALE N 29

het binnenfte uit Vuur, anderen uic Water, InLer: beftaa : anderen achten dat ’er de Mineraalen PING: voorpaamelyk huisvesten ‚en fommigen den- ken, dat ’er een groote Magneet in verborgen zy. De. Verfchynzelen billyken het een of andere van die, hoe tegenftrydige , Gevoelens. Wat grond is ’er dus voor de Rekening van Doktor Keir, dat de Vloeiftoffen tegenwoor- dig niet meer dan een honderdduizendíte deel des Aardkloots uitmaaken zouden (0)? Welke in het denkbeeld van Bur ron, dat de Aarde van de Zon zy afgebroken , door de fchuu- ring van een Sraartíter ? Immers dan verviel de orde der Schepping t'eenemaal. LeiBNiTZ dagt, riet minder ongerymd, dat de Aardkloot eerst een Zon ware geweest en BurRNET dat zy op ’t laatst een Vaste Ster zal wor- den (p). De grootte, immers, van de Zon en de Vaste Sterren; is in betrekking nog gantfch onbepaald. Dit weeten wy, dat hy op ’t eind der Dagen vergaan zal en verbranden, doch van het ontftaan des Aardkloots door Vuur of vic Water, of van het vloeibaar zyn by de Scheppinge, is geen bewys (*). Lie-

Alem. de P Acad, R. des „Sciences 1752. Uitgezogts Perhandel, Ii. DEEL, blade. 553 9 enz, _(o} Script. Theory als boven p‚ 18.

(p) Dezelfde. p. 97.

(*) Men zegt gemeenlyk , dat de Wereld uirT Niers gefchapen zy. Dit wordt nergens woordelyk in de Heilige

/ Schrift Ul DEBL. Ì. STUB,

zo De EIGENSCHAP PEN

Intet- Liever zullen wy ons dan ophouden met eet zaaken , waar van zekerheid is ; de Omwen- dering derteling in de Oppervlakte des Aardkloots, door er len Zondvloed en andere Overftroomingen

kde veroirzeakt , naamelyk. Het Water is een zeker; niet minder magtig Werktuig , zelfs in fteat om het Vuur te dempen , en heeft veel aan-

deel in de vorming der Mineraalen. De fnelle Stroom der vloeijende Wateren, die op hooge Gebergten ontfpringen , rukt geduurig , inzon= derheid by fterke Vallingen , allerley Deeltjes

der Bergftoffen los en voert dezelven met zig, veranderende dikwils derzelver figuur ín zyne

Loop, of ook het eene van het ander fchei=

dende, tot dat dezelven allengs hier of daar worden nedergelegd. Dus brengen de meefte Rivieren Keizelfteenen met zig „en leggen Zand

aan haare Oevers af, dat niet alleen met veele Yzerdeeltjes; maar ook met Göud bezwangerd

js, De voorbeelden heeft men niet alleen aan

Rio della Plata , deswegen dus genaamd , in

Zuid-

Schrift gezegd. De fterkíte plaats zou zyn, Hebr. XI. vs. 3. alwaar men vindt , daz de zigibaare dingen niet uit zigt- baare [dat is uit onzigtbaare] geworden zyn. Sommige on- zigtbaare dingen zyn Lighaamelyk en derhalve iets; gelyk de Lugt, helder Warer, Geeften , Dimp, Stank, enz. Woord SCHEPPEN is op byzondere manieren gebruikt, gelyk Ps. CIV, vs. 30; daar van de Dieren gezegd wordt: Zendt Gy Uwen Geest uit, zo wordenze GESCHAPEN ende gy vernieuwt het Gelaat des Aardryks. Het Hebreeuwich woord Barab betekent iets voort te brengen dat ’er mier en wasz

maat,

N

DER MINERAALEN SI

Zuid- Amerika , en aan de Rivier Avanvos in Inter- „Sevenbergen (q) ; maar zelfs aan de Loire in DING. Vrankryk en den Rhyn, uit welks Zand, by onze Grenzen, ook Goud verzameld wordt (1). Andere Deeltjes , welken het Water voort- fleept , en die minder zwaar of meer met hetzelve vermengd zyn , legt het Water, tot rufte komende, of wanneer het in zyn Loop ergens geftremd wordt , af. Dus zet zig op den Bodem, en aan de Oevers van ftaande of langzaam ftroomende Wateren, een Kleijige Slym, die fomtyds van een byzondere Natuur is, gelyk men aan de Slyk van den Ysfel, tot het bakken van Klinkers dienende, of aan de Kley der Pottebakkeryëên , hier en daar, zeker- lyk , op dergelyke manier vergaard zynde, befpeurt. Zo worden de Lighaamen, in fom- mige Wateren , overtoogen met een Steenige Korst; zo groeit een dergelyk beflag aan Ke- tels , waar in men lang Water kookt en dus : ont-

* maar , dewyl hetzelve geen voortbrengen uit niets influit, hebben fommigen eene voorbeftaanlykheid der Stoffe gefteld; doch dus vervalt men in veele duisterheden,

(4) Wel negenhonderd Famitiën van Zigeuners winnen de Kost met het Goud zoeken in ’t Zand van die Rivier. BRUNNICH. Not. in CRONsTEDT Mineralogie. p. 178: De verfcheide manieren om het daar uit te wasfchen vinde men by AGRICOLA, de Re Metallica , afgebeeld en befchreeven.

(r) Zie de Aanmerkingen over t Goud van den Rhyn „door den Heer MARTINET, Holl. Maatfchappye , XVI. D. 24 STUK , bladz. 222.

|

ZIT. Deen. Ie STUZ,

32 De EIGENSCHAPPEN Ivser- ontftaat de Dropfteen in onderaardfche Holen BING, of Spelonken, Veele Rivieren ook leggen , by haare Overftroomingen , Laagen af van Kley of Kalkftoffen „en het Zeewater zelfs bc- deke aan fommige Kusten inzonderheid aan die van Syrie , Egypte en Ysland, de Oevers mec Kalkachtige Velden , uit de diepte mede- gefleept , die fomtyds Heuvels en Bergen maa- ken van famengehoopte Kalk- en Keyfteenen ,

aan elkander gekleefd (r). en blyke _Daarde Vlotbergen een gelykloopende , meest-

baar in de Ee vlotber- al regte en waterpasfe rigung hebben, en hun-

gen: ne Laagen regelmaatig afwisfelen ; daar zy zelden geheel uic gelykaartig Vuurvast Gefteen=

te beftaan , maar gemeenlyk flegts iets daar

van ingefprengd hebben , zynde grootendeels

uit Kley- en Kalkftoffen famengefteld ; zo wordt

het zeer waarfchyolyk dat alle Vlotbetgen op

eene

(r) TeRBiR Briefe aus Valfehtand bladz. 218.

(s} Zodanig zyn de Oefter-Bedden of Banken, eenige honderd Schrieeden lang, die men op verfcheide plaatfen in Switzerland aantreft : fomm:gen van een geheel by- zonder Soort van Oefters of dergelyke Schulpen, In Vrank- ryk vindt men-zuik eenen , met anderen onvermengd , tusfchen Compiegne en Soisfons , aan den Weg, en een anderen niet verre vau Bourdeaux: ook verfcheidene in Engeland; ja zelfs, volgens P. FEuILmEér,Ook in de Pe- ruvia:nfche Bergen en volgens anderen in Noord - Amerika, GRUNER von die Eisgeburge, Rein. 1760. lil. Th. p. 93. gs.

(z) De Ammons-Hoorens, by voorbeeld, die by Bath in’ Engeland zo groot en menigvuldig voorkomen , dat

men

DER MINERAALÉH 33

eené dergelyke manier , geerie op eenmaal , maar INLELS de ééne Laag derzelven na de andere, door Dm herhaalde Overftroomingen en afloopingen des Waters. ontftaan zyn. En, daar wy nog bos vendien ; midden in ’% Vaste Land; op hooge Betgen eene afgryzelygke menigte van Zees Schepzelen ; ten aanzien der Geftalte dikwils nog gantfch onverteetd , meest in Kalkftee: nen aantreffen; daar dezelven, op veele plants fen , by geheele Beddingen van eene zelfde Soort, zonder andere daar onder gemengd ; van afgryzelyke uitgeftrektheid voorkomen (s); daar men in ’tmidden van't Vaste Land Zee. Schepfelen verfteend vindt, die zig niet dan in de diepte der Zee onthouden (é); daar de bodem der Zee Volmaäkt met het Vaste Länd overeenkomt (y) ; beftaande grooterideels uit

Laa:

imenzê ‘er gebruikt als Steen, om de Muuren der Huizer mede te Metzelen. Hier van vindt men op een Veld, by Mandach ín Switzerland, een menigte brokken, wier Oris gineel ook wel een Elle breed moet geweest zyn ; hoé groot menze ook in Bergen van een zwarten Leyachtis gen Kalkfteen , aan ’t Meir Champlain in Nootd - Ameris ka, gevonden heeft. Zegenw. Staat van Amerika. Ill. Da bladz. s1o,

(vd MARstG:1 Hit. Phys, de la Mer, & DoNAti, Isè. naturale del mare Adriatico. p. 7- Dit zel waar zyn van fommige doch niet van ale Zeeën. Zie de Waarnee: mingen van DONAT!, ten dien opzigte , op den Grond van de Adriatifche Zee of Golf van Venetie; door my uië de Phil. Tranfaët. gebragt in den Tegenw, Staat van lrgs die, Ie D. bl, 657 4 Enzo

ÍII, DEEL, 1. STUK,

34 De EIGENSCHAPPEN

ingere Laagen, die zo wel als de Laagen der Vlotber= PING. gen , en de Kalkbergen op die van Leyfteen , zeer regelmaatig geplaatst zyn , wanneer zy niet uit hunne ordening zyn gebragt door een geweldige werking der Natuur : zo befluiten fommigen , dat onze Aardkloot , voor veele duizenden van Jaaren, geheel onder Water ges ftaan hebbe; dat het drooge allengs daar uic opgereezen en van de overtollige Vogtigheid ontlast zy, maar nog de blyken van zyn voo rigen toeftand in deeze Kentekenen behouden

hebbe (1). minder _ Geen waarfchynlykheid , inderdaad , ís ’er

waarfchyne

lyk door Voor

een alge.

ann (w) Dit befluit maaken die genen , door welken de rin overbrenging der Verfteende Zee-Schepzelen niet aan den

Zondvloed , maar aan andere Overftroomingen , °t zy by- zonder of algemeen, toegefchreeven wordt. De Heer Bur» FON is van dit Gevoelen, terwyl anderen uit de Schul- pen die men by Banken , hoog in de Grond, aan de Kust van Chili vindt, de algemeenheid van den Zond- vloed willen opmaaken, (D'ULHOA naamelyk: Zie Tegenwa Staat van Amerika U. DEEL , bladz. 240,) Inderdaad zo Ser een andere algemeene Overftrooming ware geweest dan deeze , na den Mofaifchen Zondvloed , moest men daar eenig gewag van vinden in de Gewyde. Bladeren: te meer nog, als het Water dus een langen tyd op de Aarde ge= Saan had. Voor den Zondvloed kan het ook niet ge« beurd zyns om dat die zuikeen Straf was voor het Men(ch= dom, en de andere niet minder zou zyn geweest. Wan- neer dan ? voor den derden Dag der Scheppinge? Dit flaie de groorfte ongerymdheid in, al wìlde men die Dagen neg zo uitgefirekt neemen, om dat de Zee- Schepzelen in de Wateren eerst op den Vyfden Dag were

den

nd

/

DBrrR MiINERÁAÂLE

vöor dit Gevoelen : ja het fluit de grootfte ongerymdheid in, te denken , dat de Aard. kloot ooit , na den Zondvloed of voor den- zelven , na den derden Dag der Scheppinges geheel met Water bedekt en dus eenigen tyd gebleeven zy geweest. Tot het bekende Oog- merk des Scheppers met den Zondvloed zelf, om het geheele Menfchdom en al het Ge: dierte , buiten ’t gene in de Ark van Noacti was, te verdelgen, was geen geheele Over: ftrooming des Aardbodems, naar ’t zig laat aan: zien noodzaakelyk. Wie zal denken dat de leevende Schepzelen ; buiten die der Wateren 3 toen reeds over den geheelen Aardbodem ver:

fpreid den voortgebragt: zo dat Zy dán niet dook die Over: ftrooming in het vafte Land kunnen gekomen zyn: Veel- eer moet men zelfs, om dat zy zig in ’t midden det Bergen bevinden , mer FERBER vastftellen, dat die famens hooping op elkander door een fchielyke afzetting of ne= derplofing veroirzaakt zy : want dat was de natuurlyke Legplaats deezer Schepzelen niet: maar dat vervolgens 4 door ’t uitzypelende Water, Beenlym em andere Kalkgroeis jingen zyn geformeerd: gelyk in Jente Mario, by Romé Waar te neemen is. (Brife als boven p. 234) Hoe ko- inén, by een langzaame nederzetting of afiegging , Verfteen? de Schulpen Hoorens, van allerley Soort , in ’t midden ván groote harde Zandfteen- Bergen; gelyk aan de Kust van Normandie , door ’t affpoclen der Zee; is bevonden. Geeft het, dat menze aan de Zuidzyde van ’t Waldaifch

* Gebergté in Moskovie , en zeer weing aan de Noordzvde

aantreft, Zo de Heer PALLAS meldt, geen aanle ding tot het vermoeden, dat zy ‘er door een plotslingfe uitgulping zyn geb: agt? Zie zyne Reifen. 1. Th, p. 19

GC 3 III. DEBL, I, STUEe

INLEE DING:

96 De EIGENSCHAPPEN

Inger- Ípreid waren. Was de Wereld toen reeds

DING, tweeduizend Jaaten oud ? Van Adam tot No-

ach zyn maar tien Generatiën geweest (*).

Ook vraag ik, hoe de Zaaden der Boomen

en Planten, ja derzelver Plantzoenen, zyn be=

waard gebleeven: daar wy vinden dat Noachs

Duive terug kwam met een Olyfblad in de

Bek? ’: Was niet lang daarna dat Noach een Weyngaard plantte , die Druiven droeg.

dan door Nu kunnen zo wel naderhand door byzon-

byzondere dere Aardbeevingen , wier uitgeftrektheid wy

ligheden. nog onlangs gezien en ondervonden hebben (x) s

en waar van het geweld, op andere tyden ,

oneindig grooter kan zyn geweest; door Vuur-

braakingen , die ’er meer op den Aardkloot

zyn dan men denkt (y); en door hooge op-

wellingen van de Zee (2), groote Omwen-

telingen in des Aardkloots Oppervlakte vere

oirzaakt zyn. Zwaare Aardbeevingen immers

vergezellen doorgaans de Vuurbraakingen en

dee-

(*) Dat zou 3eo van onze Jaaren maaken, ’t welk bee grypelyker is dan by de 3000 Jaaren, gelvk het volgens de Griekfche Overzetting der Zeventigen beloopt , welke de gemeene Rekening 1i5eo Jaaren te boven gaat. (Exz= eyclopedie by de Erven F. HourruyN, bladz. :73.) Zekere Jood Ak1iBA zou den Hebreeuwfchen Text» in dit opzigt, befnoeid en dus de Jaaren van den Leeftyd der Patriarchen ongelyk verkort hebben , die anders, door korter Jaaren te peeimen, welke oudtyds in gebruik waren , misfchien veref- fend konden worden.

(x) Zie dezelve op een Kaart vertoond en befchreeven in

de Nederlandfche Posaryder van 1756, p. 465 ) Cy

DER MríNERAALEN, 37

deeze gaan dikmaals gepaard met groote uit. Inter gulpingen van Water , dat een verbaazende °'*% veelheid van Zand, Modder en Steenen, met zig voert. Op veele plaatfen des Aardkloots vindt men de zigtbaare kentekenen en over- blyfzels van Brandende Bergen, die reeds over lang zyn uitgedoofd , ingezakt en tot Dalen geworden. De Hekla op Ysland is daar van een hedendaags voorbeeld, zynde byna geheel tot Puimfteen uitgebrand, en gee- vende, in plaats van Vuur , thans, gelyk an- dere laater uitgebroken Vulkaanen op dat Ei- land , door het ímelten van Ys en Sneeuw , afgryzelyke Waterftroomen uit (a). Het ge- weld, nu, des Waters, by zulke afftortingen , rukt groote flukken van Gebergten en Rotfen af, en ftapelt dezelven dikwils elders weder op elkander. Niet minder doet zulks de Vorst in de Noordelyke deelen en in de Hemelhooge

Ys.

(y) In 't Gebergte Tucuman , tot Peru behoorende zyn brandende Bergen, die zig twee Mylen ver langs den Weep uitftrekken, Zeg. Staat , alshoven. bl, 143. Op Javazyn ‘er zeven en meer dan honderd op den Aardkloot bekend, Zie STRUYCK Geograpbifche Aanmerkingen, Amft. 1753. pe 144. |

(z) Zodanig eene was het, door welke Callao, de Ha. venftad van Lima, in ’t jaar 1746 geheel overdekt werde. Tegenw. Staat van Amerika , 1. D. blade. 41, 47.

(a) Zie OrorseN and Povrisens Reife durch Islard, Koppenh. 1775. IL, Th, p. 134: item GRUNER als boven, Ul Th, Pp. 76e

C 3

IN. DEEL. ke STUK» Á

INLEI- PING.

8 De ErceENseHArPEN

Ysbergen der Alpen (bh). Waar van anders ook die verbaazende Scheuren en onpeilbaare Kloven in de Yskoude Láplandfe en andere Gebergten? Het Water, by aanhoudendheid daar langs en over vlietende , fchuurt de pun- ten of hoeken af , en voert dus groote of kleinere brokken, van allerley Soort van Ge- flcente of Ertfen , met zig, die het elders, naar geweld van den Stroom, nederlegt , en fomtyds mer Kley weder aan elkander lymt; Cgelyk men dit ziet in de Poddingfteenen,) of ook met Gefteente van den zelfden aart. Dit blyke in de Agaaten, uit oneindige brokjes van Agaaten famengegroeid; hoedanigen ik onlangs uiet Saxen of daaromftreeks bekomen heb. Dus brengt de Lahn een menigte Leyfteenen en veele andere Rivieren ftukken van Keyfteenen met zig: dus vindt men aan de Oevers der Kaspifche Zee een menigte ftukken van O- paal en Karneolen , en groote blokken Grae piet en Glasachtige Steenen, fomtyds midden in Bergbrokken van Kalk of Ley-Steen. Ge- heele Velden zyn daar omftreeks met Key- Steenen bezasid, welke men niet kan denken aldaar gegroeid te zyn. Zo flypt de Rhyn

k \ Zy=

(4)ZieTeg. Steat TIT.D. bl. 594 en GRUNER als boven, p. 7Ie

GRUNER, als boven, Il. Th. bladz, ro , 11, Cd) Het Zeewater is hier van een fterk bewys, door her welke de Mersalen Kanonftukken, uit een Schip der spaan-

_

| ie DER MINERAALEN, 939

INLET-

zyne Keizels , welken men wegens de door- ya DING

fchynendheid , glans , fynte en hardheid, dik- dikwils Rhyn- Diamanten voemt, tot eene ron. de figuur, en de echte Diamanten , uit Oost- en Westindie, zo. wel als andere Ede'e Stee- nen, hebben de gedaante van rondachtige Key- tjes, waar ín menze veelal vindt , ook daar aan te danken. De Bergkryftallen zyn dikwils daar door zodanig veranderd, dat men ze naauwlyks voor Kryftallen kent, als blykec in het zwart Kryftal van Oostindie en de Cey- lonfche Rook - Topaazen, Anderen wederom zyn door de zelfde rolling in de afftortende of afftroomende Wateren, even als een Snecuw” bal , uit veele brokjes of ftukjes famenge- groeid; gelyk de Zandfteenen waarfchynlyk;, en veeie Rotsfteenen , een dergelyken oir- fprong hebben ; des menze ook op minder hoogte vindt dan de Glasachtige (c),

Het Water lost alle Zouten op en ontbindt Het water door middel derzelven zelfs Metaalachtige Lig- de vehing haamen (d). Hier uit ontftaan de menigerley ste Zou: Zoute, Zwavelachtige , Staal- en Koper - Brons nen en andere Mineraale Wateren. Ook heeft het Water in de regelmaatige Geftalten , wel-

ken

Spaanfche Armade tegen Engeland , onder Koningin Eliza- beth , aan de Schotfche Eilanden gezonken , voor eenige Jaaren, en dus na omtrent twee Eeuwen verloops, tot eene broofche Stof verteerd bevonden werden,

Ille DEEL, le STUK,

40 De EIGENSCHAPREN

ÍNLEI- ken de Zouten in zekere omftandigheden aans OENG _ geemen bet meefte aandeel. Dit ziet de _Werkmeefter dagelyks in ‘het vervaardigen van de meefte Zouten. Neemt hy tot derzelver oplosfingen te veel Water, jaagt hy dit Wa- ter door eene fterke Hitte te fnel daar af , laat hy de kookende heete Loog te fchielyk verkoelen; zo bekomt hy weinige, ten minfte geen fraaije Kryftallen. Maar, laat hy dezel- ven zo veel Water als noodig is en beneemt flegts het overtollige , doende hetzelve door een zagt Vuur wegwaafemen; zo dat de Zout. deeltjes tyd hebben om elkander behoorlyk aan te trekken , zonder door een te fchielyke verandering daar in geftoord te worden 5 dan fchiet de Loog sedans van eene goede fis _

guur. als ook © Veel andere Lighaamen, in welken door Vn oe geene Proeven eenig Zout te ontdekken is , fem hebben van ’t Water hunnen oirfprong , ten minften hunne Geftalte, Dit toont de vorming der Drop- en Tuffteenen, der Overkorftingen , door hun Straalig of Spaathachtig geweefzel., t welk zy dikwils in de breuk vertoonen 3 het Takkige gewas der zogenaamde Yzer- bloemen en andere Krystallen van Lood-Spaath; de grocijing der Kryftallen in holen der Ge- BEES. Ce) waaifchyhlijk hebben die Kerften van Kryftallen en Ames thysten waar mede de Wanden der Agaat= Kogelen en zoge- maaide Meloenen van den Berg Karmel inwendig begroeid

zyn,

'

DER MINERAALEN 41

bergten ; die van de Kalkfpaath en Seleniet Inrer in ’t midden van Kalkbergen en Ley; als ook PING: ‘de ligte vernieling van deeze regelmaatige ge«

ftalte door een geweldig Vuur (e).

De Lugt is niet alleen de ryke Voorraad. De Lugt fchuur , uit welke de Natuur onophoudelyk he setsiee de Stoffe tot voortbrenging van nieuwe Lig-derzelvens haamen ontleent; piet alleen komt zy in de famenttelling van de meeften derzelven; maar zy is ook een werkzaam middel, om derzel- ver Geftalte te veranderen. Door vernieling van fommige Mineraalen brengt zy anderen voort. Dit ziet men in de Roest van fom. mige Metaalen en Ertfen, welken zy ten dee- le of geheel door haare Zouten ontbindt en in Water oplosbaar maakt, of alle vastheid doet verliezen, zo dat zy broofch worden en eindelyk in Stof vergruizen. Zulk eene uit- werking heeft zy, door langheid van tyd „ook op veele Steenen ; welke Stoffen men dan ver- geerd noemt, als door het Weder uitgevreten, zo wel als de gedagte Metaalen. Buiten twy- fel dienen die Uitwaafemingen wederom tot famenftelliag van andere Mineraalen. Waar van anders, dat de Pyrieten of Zwavel-Vuur- fteenen , na ’c uitbranden van de Zwavel, of

ook

zyn, geen anderen oirfprang : zo wel als de Kryftal en Spaath, die men in de holligheden van fommige Verfteende Conchyliën aantreft,

Gs

II, Daar, 1, STUE,

42 De ErGENSCHAPPEN

ig ook anders ‚met Vitriool bezwangerd worden,

“dat men door uitlooging uit dezelven haalt,

Zelfs Schirl-Kryftallen , en andere Glasachtige

Stoffen , door * Vuur der brandende bergen

gebooren , worden door Zwavelzuur der

Luge tot een Kleyachtig Meel ontbonden (f ),

% welk , als de overvloed van Zuuren groo-

ter is , tot klompen {tolkt, die Alvin uicleve-

ren {g), en de uit den Grond opftygende

Dampen geeven Arrnoniak - Zout.

zyver De Verrotting der Dieren en Planten, in fcheft f

Aardachti- Welke de Lugt ook zeer werkzaam is (1);

Besioffen, verfchaft insgelyks voorraad aan % Ryk der

Delfftoffen, Die Lighaamen verliezen dus al«

len famenhang, hunne vlugge deeltjes dampen

weg en de Aarde , meer of min met Zouten

bezwangerd, blyft over. De Gisting, zonder

Lugt niet mooglyk, baart, gelyk wy weetens

door ontwikkeling brandbaare Stoffen, zuure

en Alkalyne Zouten, in overvloed. De overs

blyvende Aarde , zo wel van deeze, als van

de rottende Uitwerpzels der Dieren, verhoogt

den Grond, en dus wordt een vrugtbaare Aar-

de

(f) FERBER Briefe, als boven, bl, 19te

(g) De zelfde, p. 193.

(#) Went in 't Lugtledige bederven , zelfs de ligst rot- tende stoffen , nier. Zie Uiigezogte Werhand, V. D, blads s17 „enz.

(E} Hier door zyn de Toppen der Alpen onvrugtbaars ook komen de vrugtbaar maakende Dampen, in de Wolken vervat, zo hoog nei, Op de Eilanden in de Middellandíche

Zee”

DER MINERAALE N, 43

de van veelerley Soort gebooren, die geheele Inret- Vlakten van Zand of Steen bedekt en den Was-PiNGe dom verfchaft aan allerley Planten. Men vindt dezelven ook in de Kloven wan Rotfen of op Steenen zofder eenige Aarde, geworteld, al.

waar zy gedeeltelyk gevoed worden door Vogt

dat uit dezelven zypelt , maar grootendeels door

de Lugt, die, terwyl zy dus Voedzel aan de Planten verfchaft , ook derzelver Aardachtige zelfftandigheid vermeerdert.

Dit alles heeft alleen plaats , wanneer de ook Zwas Lugt zyne vrugtbaar maakende Stoffen in ftilte Zouten. neer kan leggen, en niet in die Woeftynen van Stuifzand , welken ’er in Afrika zyn; op onze losfe Zandduinen , of op Steenige Bergen, te veel blootgefteld aan ’t geweld der Winden, aan Stortregen of aan de Koude (é). Hier fchyne de Natuur zig meer toe te leggen op de vor- ming van Zouten, Kryftallen, Kies- en Kalkachtige Stoffen; terwyl in de Valeijen of fchuinte der Bergen en op vlakke Landsdouwen , haar Tee- ling door Mest bevorderd wordt, of ook door Veen en Asfche (k). De Mest verfchaft de

meefte

Zee , die veelal uit Puimfteen beftaan, bedekt men den Stoel der Wyngaarden met Porfcherven , op dat de Wortels niet ontbloot zouden worden : want dikwils gebeurt het, dat iemand ’savonds een vrugtbasren Akker, morgens een naakten Steen- Grond heeft. Difeafes of Jfinorca by CLEG- HJRN. Lond. 1751. p. 12.

(k) Zie de Verhand. over het nafionaal getruik der Turf- en Hout- Asfche èn Holland, door den Heer Dr, LERKHEY s Amfterd. 1779. Oâtavo,

Aike DEEL, Ie STUK,

44 De EIGENSCHAPPEN

‘Inger. meefte Olic- of Zwavelachtige deelen , het DINe. Veen geeft vast'gheid ago ftuivende Zanden, de Afch balfemt de natte koude Gronden door haar Zout. Geen nuttigheid ondertus- fchen, zou dit alles doen kunnen, zonder de werking der Lugt , welke, behalve ’t Water , door Daauw , Damp en Regen, allerley Olie-, Zwavel en Zoutdeelen aanbrengt. Wordt men niet baarblykelyk gewaar , hoe zeer de Re: gen de Lugt zuivere, door derzelver vreemde Stoffen op den Grond neer te ploffen? Hiere om ís de bevogtiging daar door veel vrugte baarer dan de begieting met Water, ’c welk veel dier deelen verlooren heeft. Hoe zeer wordt de groeijing der Gewasfen bevordert, door eene Overftrooming der Rivieren 5 ter« wyl het Zeewater , door zyne fcherpheid, de Planten , daar aan niet gewoon, den Keel af. byt. Door dit laatfte wordt ook veel Slyk af= gelegd , die door den tyd in Kley en vervol« gens in Ley- of Kalkfteen overgaat, maaken- de hier en daar geheele Bergen van Kryt. Dekragt Men zegt gemeenlyk , dat de Wereld door de in, Verandering beftaat , en, zo blykbaar als dit doet is in de Dieren en Planten, die uit de deelen, veel tot de hi vorming Waarin zy ontbonden zyn, dagelyks herboren

Jer Delf- 4 ade 5 Bogen: Worden, gelyk wy zo even zagen; niet BE er

(4) Men weet dat ’er Hout is, ’t welk wzerhout geheten wordt, om dat het in hardheid naby komt aan Yzer, en dat ook fommige Beenders der Dieren , gelyk de Kiezen der

DER MINERAALEN.: 48

der vertoont het zig in de vorming der Delf. Inet: ftoffen. Die oirzaak, nu, welke dezelven een °!N%

meerdere vastheid geeft , dan de Plarcaartige of Dierlyke Lighaamen hebben (1), is zekere Iyk een grooter trap van Aantrekking. Dat deeze kragt eenige gemeenfchap hebbe met die der bewoogen Lighaamen in ons Wereld- geftel, is my niet geloofbaar: om dat zy,even als de werking der Magneet , van de eigen fchap der Lighaamen fchynt af te ‘hangen. Wat het zy „, dat Deeltjes van één natuur doet aan elkander kleeven, (gelyk inde Kryftalfchieting der Zouten, de groeijing van Zwavels en Me- taalen , de famenbinding der Zandfteenen en anderen ,) is even zo duifter , als de algemecne werking van afftandige Lighaamen op elkander 5 zy in de Zwaarheid, indie van den Zeilfteen of de Elektriciteit. Zo ment daar aan mogt willen toefchryven , dat de Lugt, door naauwe aanvoeging , daar tusfchen uitgedreeven worde : zou het gelykelyk moeten plaats hebben in alle dergelyke Stoffen, Opdertusfchen kleeven ee» nigen aan elkander ; anderen in de zelfde om- ftandigheden niet. Lood fleept alle mindere Metaalen met zig, door den Smeltkroes, weg, doch laat het Zilver onaangeroerd; dat even-

wel door het Spiesglas mede gevoerd wordt, ‘t welk

Olyphanten, deswezen byna onbewerkbaar zyn; dach in ' algemeen overtreffen de Steenen en Metzalen, hier in, de Dieren en Planten zeer,

III, DEEL, Io STUKe

N

INLEIe DINGe

misfchien

ook tot derzelver

46 Dre ErceENscHaArtdeEn

’c welk het Goud overlaat en dus loutert. De Kwik verbindt zig met alle Metaalen tot malgama of ftrykbaare Stoffe, uitgenomen met heet Yzer en de Platina, Deeze wederom heeft zulk een verwantfchap met het Goud ;, dat men haare vermenging. daat meede naauw- lyks ontdekken en hetzelve bezwaarlyk- daar van affcheiden kan. Ik zwyg3 hoe het Wa- ter , met Zouten of Zuuren bezwangerd ; het ééne Metaal ontbindt. en andere weg floot ; gelyk uit de Solutie van Koper 4 door Sterk Water, dat Metaal nedervalt, wan: neer men ’er Yzer in werpt, en het Yzer we: derom deor ’t indoen van Loogzout: als ook hoe het Konings- Water alleen op Goud, Tin en Platina werkt » geenszins op Koper; Yzer, enz. |

Óf , nu, dergelyke oirzaaken ook gewerkt hebben op onzen Aardkloot , wanneer een

famenhoo- menigte Delfltoffen van gelyken aart op fom-

ping op by- zondere plaatien.

mige plaatfen nedergelegd zyn 5 gelyk die on: deraardfche Schatkamers van Steenzout in Poo= len; die ophoopingen van Zee - Zout in de Kass pifche , en Bronnen van Steen=Olie aan de Zwarte Zee: de Voorraadfchuurea van Zwa-

vel-

(#2) Gelyk de Bergen „als ’t ware, de Deftilleerglazen zvn 4 door welken het Water des Dampkrings vergaderd wordt om Wolken, Regen en Rivieren te maaken; zo {chynen zy ook de Stookhuizen der Natuur te zyn, tot bereiding van de Metaalen en Mineraalen, die; als uit een Smelikroes, Aders- wys' deor dezelven loopen.

DER MaINERAALE N Aj & velftoffen in het Napelfche en fommige deelen Intetrs van Oostindie , van Steenkolen in Groot Brit- PING, tannie, Of het ook daar aan zy toe te fchry- ven, dat men de Diamanten en. andere Edele Steenen meest vindt op Ceylon en aan de Vafte Kust van Indie , als ook in Brafil: dat men de grove Metaalen, Yzer en Koper , meest aantreft in de Noordelyke koude; de fyne, Zil ver en Goud , in de Zuidelyke heete Streekens het Tin, Lood, Kwikzilver flegts in byzondee re deelen des Aardbodems: terwyl veele vlak. ke Landen als-van Metaalen ontbloot zyn: dat men die voornaamelyk in de Gebergten wind: dit alles fchynt eenigszins bedenkelyk (mm). Ondertusfchen is ’t zeker , dat alle de ge- . Veele dagte oirzaaken gezamelyk hebben kunnen wer- B ken , om , ingevalle de famenftellende Stoffen Sailee van de Oppervlakte des Aardkloots bevoorens / regelmaatig geplaatst zyn geweest , dezelven eenigermaate in wanorde te brengen. Ge. weld der Aardbeevingen en Vuurbraakingen fchynt , volgens de Hiftoriën, weleer grooter en algemeener geweest te zyn dan in de laatere tyden. De Kentekenen daar van zyn menigvul- diger dan men denkt (x). Dat alle Bergen door Aard-

(n) De Franfche Heer DESMARETS , Lid van de Koninglyke Akademie der Weetenfchappen van Parys, bragt my, eenige Jaaren geleeden , brokken Lava , die zyn Ed. te Hoorn in Noord- Hoiland gevonden hadt, onder’ de zwaare Steenen, aldaar aan den Zeekant leggende , waarfchyn!yk uit Moore wegen afkomftig ; hoedanige ik naderhand ook onder de Dykfteenen te Medenblik heb waargenomen,

III, DEEL. I, STUKe

4 EIGENSCHAPPEN

Inger. Aardbeevingen ontftaan zyn, is zo zeker niet;

DING,

als dat veelen ’er niet geweest zyn voor den Zondvloed, om dat men Zee-Schepzelen daat ip vindt, en dat ’er veelen na denzelven door onderaardfche Vuuren zyn opgeworpen , an- deren met geheele Landftreeken verzonken, Misfchien kan hier aan de affcheiding der nicf- we van de oude Wereld; Ket Kanaal tusfchen

Vrankryk en Groot Brittannie , en wat dies

meer is, toegefchreeven worden (o). Dat ’er. in onze Eeuw nog Bergen verzonken; en Ei- landen , welke niet anders dan Bergen zyn; uie den Grond der Zee , daar eene groote Diepte was, zyn opgefteegen, immers, is one twyfelbaar (p). Bovendien breeken fomtyds de Bergtoppen af of ftorten om en vullen dus groote Valeijen, verftoppende of veranderen: de den loop van groote Rivieren (qì De Laagen van Ley-Steen , die op den top der Alpen, hier en daar, aan den Reisweg, niet wae terpas, maar fchuins en zelfs opftaande voorkoe komen bewyzen een dergelyke Omwente= | ling (o) Zie Raspe Specimen Fil, Natur. Globi Terraguei Ecce Amftel. & Lips. 1763. p. 74. (p} Zie TOURNEFORT , Reize naar de Levant, I. D. bladz, 107» Enz, (4) Duidelyke blyken hier van vindt men in ’t Gebied van, Venetie, alwaar het bedde der Rivieren Adiga en Bren

ta, volgens vaste Kenmerken, wel duizend Voeten laage is dan voorheen, FERBER Briefe, p. 47.

(r) Dus vondtze FrRBER op de Bergen van Veronaen Vis cenza, Zie b'adz. 46,

PER MINERAALE TS 49

ling (fr). Dezelve kan ook; als reeds gemeld INLEL © js, door enkele Overftröoiigen zyn gefproo. P'*®- ten, die groote ftukken Steen ver van hunnen

zetel. gefchooven en ergens anders neergelegd hebben 3 terwyl men met reden befluiten

kan, dat zy ’er niet door Menfehen Handeù

zyn gebragt (5).

ms Daman) + @-

ONDERSEHEIDING dér MiNERAALENs ten opzigt van haare Zicplaats 5 waar omtrent de Bergen în aanmerking komen , en verder het gene de tegenwoordige Gefteldheid was *s Aardkloots Oppervlakte betre’t. De hoog ftè zyn Graniet, Porfietfteen en Ysbergen. Uit Kalk- of Zandfteen eén Marmer, als öok Ar- duinfteen en Ley, heftaaî de Laagere ErTse BerGeEN. Eigenfchappen der Aarden, Stees vien, Kryftallen , Zouten , Zwavels , Metaalen.

WW, hebben gezien, datde vaste Áardklooë pe Ózs

W pervlakte niet uit Water RB Vepsake. maar wel herr

dâar vân afgefcheiden kan Zyn én dat Zyrie Op- k: Gh in nne

| Per- ginne reeds met Bere

(s) Zou die niet de oïrzaak zyn 3 ‚dat men zoveele verbaazend gen voors

grootë Stukken Graniet en andere Steenen, die deor’t roilen Zien. waarfchynlyk afgerond zyn, in ’t Hndiëtap Drenthe én el- ders in vlakke Landen wiridt , welken men niet begrypt; hoe zy ?er kunnen gehrant zyn? Is dit ook niet de oirfprong dex zogenaamde Hünne- Brdden,’t welk groote Steenhoopen zyn;

en det Stone - Henges uit zwaare Barken beftäande, in Egt: land?

SKI, DEEL, Ie STURe

go ONDERSCHEIDING

ÍNLEI pervlakte zig ,wat het hoofdzaakelyke betrefc , DING waarfchynlyk nog in die zelfde Staat bevindt, in welke de Schepper haar ftelde, toen Hy de Wateren van het Drooge afzonderde. Want

de grootfte hoogte der Bergen en de grootfte

diepte der Zee, is niet meer dan een Drupje

aan een Emmer of een Stofje aan de Weeg-

fchaal , om deeze Schriftuurlyke uitdrukking

te gebruiken. Een Roede op een Myl of een Zandkorrel op een Globe van twee Voeten middellyns gelegd, of het minfte Kuiltje dat

men ’er met een Naald kan indrukken, baart

geene noemenswaardige ongelykheid in de Op- pervlakte. Zodanig, nu, beftaat het met den Aardkloot voor een Opperwezen, ’t welk de Hemelen met zyne Span afmeet en de Wate-

ren, bygevolg cok de Aarde, in zyn Vuist begrypt; als ook de Bergen in een Waage

weegt , de Heuvels in een Weegfchaale (#).

wantzy De Almagtige immers, den Aardkloot be: dak. Woonbaar willende maaken moest denzelven Iyk tot tot bevogtiging voorzien met hoogten van van Rie welken de Wateren nederftroomden. Te groo- VICE ahh zige regelmaatigheid heeft in die fchikking plaats, | dan dat die verbaazende Bergruggen , welken men in alle Wereldsdeelen vindt, die de Nyl,

Niger en andere groote Stroomen in Afrika;

de Ganges en welk een menigte van andere

Ri-

(:) Zie Jef, Cap. XL, vs. 12. (v) Mynen Booge heb ik gegeven in de Wolken , ende:

het zal gefchieden „als ik Wolken over den Aardbodem ke brene

Dea MinBrAÂten We

‘Rivieren in Afia 3 die der Amazooneï en Rio Iteh de la Plata in Zuid-Amerika ; de Misfi@ppi Ee | en St. Laurens in Noord - Amerika veroirzaa- ken, aan een gevallige Omwenteling door Over- ftroomingen of Aardbeevingen haar oirfprong zouden verfchuldigd zyn. Mogt men niet een Mirakel heeten , dat juist daar door het hoogfte punt van Europa gefteld ware in de Alpen van Switzerland , van waar Riviefend haar Züiden , Noorden en naár ’: Ooften afftroomen en het grootfte gedeelte van ons Wereldsdeel bewateren. Dit alles, zekerlyk, is een blykbaar gewrochte van Gods Vinger.

Ik weet wel , men zou hier tegen kúnnen , ê& Zy inbrengen , dat het voor den Zondvloed waat- Zeastad fchynlyk niet geregend heeft 3 dewyl men BEaklgke haar alle gedagten voor akon geen Re- niet veran: genboog heeft gezien, welken God toen, als fer:

en teken des Verbonds; in de Wolken gaf CAR Maart ’t is onbekend , hoe verre de Aarde diestyds bewoond zy geweest en door det Zondvloed zelf zyn meer Dampen gebragt in den Dampkring; dewyl het Drooge toen zeet doordrongen was met. Water, In Egypte én daar. omftreeks regent het nóg hedenzeer zelde zaam: Zo ook in Peru ; om dat de Dampedú daar van worden afgekeerd. En door den Zonds vloed kad waarfchynlyk ; hier en daat; äls

zegd

btenge, dat mytteri Boogé zal gezien worden in de Wolker: GEN. Cap, 1X. vs. 13s 14, Da

Hi. DEÉL, L StUÉ,

INLEI- DING.

Hunne tegen- woordige gefteldheid en verfchiie lende hoogte,

3a ONDERSCHEIDING

zegd is groote veranderingen, doch niet het hoofdzaaklyke betreffende, in ’s Aardkloots Oppervlakte te weeg gebragt.

De hoogfte Bergen van Afie zyn tegenwoor- dig, zegtde Heer BurronN,de Taurus, Ímaus, Caucafus en de Gebergten van Japan, allen verhevener dan die van Europa, zo wel als de Atlas en Maan- Bergen in Afrika; doch de al- lerhoogften die van Zuid-Amerika, in ’t by- zonder de Peruviaanfche , waar onder men ’er vindt, die drieduizend Vademen (Zoifes), bo= ven de Oppervlakte der Zee, bereiken (wv). Men befluit derhalve, dat ’er geen Bergen; van een Duitfche Myl hoog, op den Aardklooc zyn. Ìn ’t algemeen ftelt gedagte Heer vast, dat de Bergen tusíchen de Keerkringen hooger zyn dan naar de Polen toe. Tusfchen Noor. wegen nogthans en Sweeden zyn Gebergten van byna gelyke hoogte als de Switzerfche Alpen (x). In Siberie is het Land uitermaate hoog, ryzende by trappen of Terrasfen Oost- waards op die men Steppen noemt, en niet- temin Bergachtig. Even zo verheft zig de

Op-

(w) Detop van den Chimborafo „dat Kaalkop betekent , was 3220 Toifes yerheven; de Piek van Teneriffe ruim zzoe en de St. Gothards - Berg der Alpen, volgens CASSINI,1240 Toifes. Anderen rekenen hem hooger, en volgens MICBE LI zou hy 275o Toifes hoog zyn. GRUNER Swits. Tsbergen. 1. Th. p. 24: doch dat is ongeloofiyk. Een Zee - Myl van 20 in een Graad, of Uurgaans, is 2355 en een Duitfche Myl

806 Toifes lang.

(=)

DER MINERAALEN 53

Oppervlakte des Aardryks Westwaards naar het ÍNLEr midden ven Noord- Amerika, alwaar ook Ber?! gen zouden zyn, Dit maakt een ongemeen verfchil in de gedaante der Bergen, fommigen zig Piekswyze verheffende, en als vry ge- plaatst; anderen zig wyd en zyd 5 anderen ia eene reeks uitbreidende, waar door zy zig aan elkander gefchakeld vertoonen. Van den laat- ften aart zyn die Ketens van Bergen , welken volgens BuacHe den Aardkloot omringen , loopende zelfs door den Oceaan heen, en al- daar Eilanden maakende 3 terwyl bedenkelyk nog een menigte van zulke Bergen in de Zee verholen zyn, die hunne Toppen nimmer laa- ten zien 3 waar van de blinde Klippen , hier en daar , een bewys geeven.

Dat de Bergen in algemeen door Zee. Zy zyn

« door Over- Stroomen zouden veroirzaakt zyn , toen de rooming

Aardkloot eenigen tyd met Water bedekt was , afëe gelyk de Heer BurrFon wil (9), is onge: rymd.- Want , van hoe veel Jaaren lang men die bedekking onderftellen mogt , zou dezelve doch geen de minfte evenredigheid hebben tot

dien

(x) De Risfchop PoNrorrprpANSs rekent zulk een Rerg in de Loodlyn op een halve Noordfche Myl of geco Ellen en BROWALLIUS Ípreekt van Ysbergen in Swee. den , 14009 Voeten hoog, 't welk meer dan 2002 Toifes of Vademen maakt. Zie GRUNER als boven , blads, 21e

(y) Hif. Natarelle Tom. It. Theorie de la Terze,

D 3

II. DEEr, I, STUK.

54 O NDERSCHEIDINE

Inver- dien tyd, welken de Eilanden en Rotfen in DING: open Zee , of de Bergachtige Kusten van zo veele Landen, de fchuuring der Zee- Stroomen federt, zonder aanmerkelyke verandering , heb» ben uitgeftaan, Het eenigfte, ’t welk men zyn Ed, kan toeftaan , is, dat Stoffen van minder famenhang , Zand, À ide en Kley, door den Zondvloed van tusfchen de vaftere Bergen kun- nen weggefpoeld zyn, in Valeijen of Vlakten. En dit is niet te verwonderen, alzo men de Zand- en Modder= Banken nog dagelyks door de Stroomen ziet verplaatzens de Stranden af- fchuuren en op andere Kusten aangroeijen. Ondertusfchen zyn hier en daar, naar de om- {tandigheden, verfcheide dergelyke- Stoffen wee der aangefpoeld en vergaard , zo in-de fchuine te, als in de Kloven der Bergen en tusfchen derzelver Toppen-, ’t welk maakc, dat al- daar een geheel andere gefteldheid waargeno- men wordt dan baven (2) _ Die dus Hier van komt het, dat men in de Vlakten Send heb- veelal de Kley of Aarde met een Laag van ee ie Zand overdekt vinde , ’c welk opde vlakke bodem ze Oe- reste (z} Zie de Bedenkingen over den oirfprong van de Ver- ‚__ fteende Schulpen en dergelyke Delfftoffen. Uizgez, Werhand, Vil. Deer, blads. zor. (*) in ’t Landfchap Touraine, in Vrankryk, vyf of zes Uuren gaans bezuiden de Stad Tours, tusfchen twee Armen van de Loire , ís eene Vlakte, van ten minfte negen vier- kante Franfche Landmylen groot, alwaar een -Stôfe gegra- ven worde, ter diepte van twintig Voeten, die men to,

Mess

/

DeR MIÍNERAALEN. 5$

Oevers tot Duinen is opgehoopt. Heeft woog. Inter.

lyk-de Zondvloed , volgens de wyshêid des PING.

Almagtigen Scheppers , ook dienen moeten ,

om door affpoelinge des Zands den Aardkloot

bewoonbaarer te maaken, en deszelfs Opper*

vlakte te mesten met den Slyk, uit zo veel

rottende Krengen van Menfchen en Gedierten ,

uit zo veel Overblyfzels van rottende Planten

gebooren en alom werfpreid (*), Tot vernie-

ling immers van het Meofchelyk Geflagt, a}-

Jeen, hadt het Opperwezen andere middelen,

mooglyk van minder omflag , gebruiken kune

nen5 de Menfchen, naamelyk , zonder Voort-

teeling natuurlyk of door Peftilentie eensklaps

te doen fterven. Het Vee , heet Kruipende

Gedierte en Gevogelte des Hemels, waar van

het Kroost in de Arke behouden bleef, kan

naauwlyks deel gehad hebben in de wrevel.

‘moedigheid der Menfchen. Offchoon ook

de.wilde Dieren, Beeren , Wolven, Leeuwen,

Olyphanten , Rhinocerosfen en anderen, daar

in gekomen mogten zyn, dat echter nict dui«

delyk is uitgedrukt (a); zo zyn doch de Krui- AM den

Mesting der Landeryën gebruikt, en welke , volgens de Waarneemingen van den Heer REAUMUR , beftaat uit vere gruisde Zee- Schulpen. Mem. de 1720. Oâtavo, p. 519. &ca (a) Van al wat leeft, van alten Vleefche, moest NoacH twee van elks doen in de Arke komen , en daar kwamen in van al. wat óp den Aardbodem kruipt , twee en twee z het Manneken en Wyfke : ook ging, na den Zondvloed , daar uit , al wat zig op den Aardbedem roert, naar haare D 4 Ge. Ell, DEEL, Is STUXe Mi

ONDERSCHEEDING

Isrez- den en van veelen insgelyks de Vrugten en

DING. _Zaader vernield geworden ; in welken men geen misdryf onderftellen kan : des de Almagtige met den Zondvloed waarfchynlyk iets meer bedoeld heeft en uitgevoerd.

Bergen De Bergen, nu, welke de grootfte Magas Wietsenz, Zynen der Delfftoffen zyn, verfchillen in zelf: {tandigheid niet minder dan in gedaante. Vee-

len, die kaale Rotfen zyn, beftaan, gelyk de toppen der hoogfte Bergen , veelal uit Gra- niet, welke een mengzel is, van Glimmer , Kwarts en Veldfpaath; of ook uit Jaspis, Por. fier , Agaat en andere dergelyke Glasaarcige Rots - Steenen. Deeze maaken de puntigfte ruuwfte Bergtoppen en veelal ook de Rotfen aan de Kusten, of die op zig zelf alleen in zekere Vlakten flaan, wie. Men vindt ook wet Rorfen van enkel Kwarts of Kryftal, ja van Ertfen of Metaalen; gelyk men dus Bergen in Siberie ontdekt heeft , die geheel Magneet of Zeilfteen zyn.

úsbesgen. Een korc woord erase hier de Ysbergen ,

die men in Switzerland onder den naam van Gletfchers begrypt hoewel dezelve ook aan groote Ysvelden tusfchen de Alpen, of Yskol- ken, gegeven wordt. Men vinde dergelyke Bergen; die op zig zelve {laan, en van en

WOES

_Gellagten. GEN. Kap. VI, vs. zo: Vlis VS. 8e VEIL vs, 10, Yaa die Kruipende Dieren, welke in 't Watcr leeven , doch ook nu en dan, Cp t drooge moeten zyn, ter Ac zing of: Ademhaclinge » gelyk de Zee« Schildpadden , Bee

oe

BER MINERAALEN 57

Rots zyn, doch anderen van louter Ys., Zo- Inter? danig één is onder anderen de groote Gletfcher „PIN9 in’t zogenaamde Paradys, dat tot het Rhyn- woud behoort , alwaar de Bronnen zyn van den Rhyn, Deeze beftaat uit nevens elkander geplaatfte Ysbergen, van eenige honderd Roe- den hoogte , welken een kromme Keten maa- ken van twee Uuren gaans langte en half zo breed, Aan hunne Zuidzyde leggen zy vry in het Dal, maar aan de Noordzyde tegen de nevensftaande Ysbergen , die wederzyds nog wel eens zo hoog zyn. De hoogte, nogthans , van deeze als ook van andere Gletfchers, ver- mindert door de Hitte van den Zomer en neemt ’s Winters weder toe , of liever in ’c Voorjaar , wanneer het van boven afloopende Water der Sneeuw , in de Dalen , wederom bevriest , en dus die Gletfchers als °c ware, van onderen doet aangroeijen, Ook maaken zy, door uit- holling wegens het doorloopende Water, ver- baazende Ys-Gewelven en geeven zelfs Bee- ken af, van zeer gezond helder Water , dat men zeer duidelyk van het Sneeuwwater kan onderfcheiden. De Kleur van Ys is door- gaans blaauwachtig en fchitterende als Krys- tal, Sommigen hebben deeze bevriezing van Mineraalen , Salpeter en Zouten, willen aflei. den ,

ON

hoe hy dezelven in ‘t Leven gehouden hebbe, wordt niet gemeld. Ook blykt niet , hoe de Vis(chen der Rivieren en Zoete Wateren behouden gebleeven zyn.

\

Ds

II. DEEL» 1. STUK,

58 ONDERSCHEIDING

den ‚doch zonder reden, « Op de ‘Alpen it Switzerland zyn zy beftendigerdan op Ysland, alwaar menze Jokels noemt. Hier gebeurt het

dikwils, dat , daar men den éénen Dag pasfeer-

de, den volgenden de doortogt geheel verftopt js door Ysbergen , die wederom op andere plaatfen zeer fchielyk wegfmelten en dan zwaae re Overftroomingen maaken. Dit is zekerlyk aan de verwarming ven den Grond door het onderaardfche Vuur , dat ‘er op verfcheide plaat- fen hier en daar uitbreekt , toe te fchryven; Op de Grenzen , tusfchen Noorwegen en Swee- den , als ook in Lapland, vindt men duurzaa- mer Ysbergen, waar uit Spitsbergen en Nova Zembla als geheel fchynen te beftaan : terwyl men aan de Kusten van Groenland groote dry- vende Ysbergen in Zee aantreft, hoedanigen nu onlangs ook naar den Zuidpool, toe zyn waargenomen (b).

Men ziet dat de laatstgemelden ook blyven: de Bergen zyn, mooglyk beftendiger dan vee- | | ‚ie

(4) Zie aangaande dit alles GRUNER als boven II en IN. Deer, en van dit laatfte J R. FoRsTERS Reifs um die Welt of Reistocht rondom den Aardbodem, in 1772 tot 1775. Berlyn 1779, Quarto &c,

(c) Zie het Vertoog over °t bevriezen van ’t Kwikzilver door ,Konftige Koude te Petersburg. Uisgez. Verband, VL. De bl. 74. & Vit. D. bledz. ssr. Ja volgens een Brief van den s Jenuary deezes Jaars 1780, uit Witêgra, aan Zuidoos- telyk end des Meirs Onega in Moskovie, te Petersburg onte vangen, is aldaar den 3 diek Maand de Kwik door de na«

tuur

Ed

DER MINERAALEN: 59

le Befgen van Steen of Aarde, Zy behooren INuers te meer tot de Natuurlyke Hiftorie der Delf .P1NGe: ftoffen „om dat fommigen zig verbeeld heb- ben dat Bergkryftal gefprooten zy uit verhard Ys. Wie zal zeggen wat gebeuren kan door den uiterften trap van Koude, daar men zelfs door Konst de Kwik heeft zien ftollen tot een wast Lighaam (c). Zy hebben afgryzelyke Kloven even als men die ook vindt in Steepige Gebergten en Rotfen ; welke Spleeten aldaar dikwils begroeid zyn met Kryftallen wier vorming men niet dan van een Stoffe, welke in Water ontbonden was , kan afleiden, Wie zal zeggen , wat in deeze Kloven der Ysber- gen , door ’t inzypelende Water, gebeurt (d) 2 De laager Bergen , nu, zo die nevens de Bergen anderen ftaan , en derzelver Voet bedekken rd als die op zig zelf voorkomen in andere deelen fteen des Aardbodems beftaan veelal uit Kalk- of Zandfteen. De. verfcheidenheid deezer Steenen is, na de verfchillende vermevgingen en vaste aj heid

tuurlyke Koude, dach, gelyk in de andere Proeven, maar voor een tyd geftremd en tot een vast Lighaim, als Lood, geworden. Ik bezit een Stukje van weezentlyk gefixeerde Kwik , diep uit den Grond ‘gehaald, en hoewel hetzel- ' ve een natuurlyk Amalgama fchyrt te zyn, is het niettes min masfif en hard van Kleur als Zilver, zo in de Exts als daar buiten. Van dir alles in *t vervolg nader.

{d) Ik heb een fluk Kryftal ontvangen 9 dat de Batavia gegroeid was in een diepe Puts

Ill. DEEL, Ie STUXe

Óc ONDERSCHEIDING

Inter. heid, ongemeen groot, Tot de Kalkfteenen

DING.

behooren de Marmers, Alabafters , Gips, Talk en Spaathen 5 tot de Zandfteenen de verfchei- de Soorten van Hardfteen , Bikfteen , Slypfteen , Duiffteen en die broofche Bergftoffe , welke men Gebirge noemt, als ook de Gneis of Kreis ,

in Saxen dus genaamd , welke uit eene vere

menging van Zandfteen met Kwarts, Glim- mer en Talkdeeltjes beftaat. In zodanige Steenen en Gronden vallen de meefte Ver- fteende Zeefchepzelen , wier plaats van af- komst men dikwils aen de Stoffe, waar zy ia zitten , kan onderfcheiden. Geheele Bergen van zodanigen aart komen aan de Grenzen der Nederlanden voor, gelyk de Pietersberg by Maaftricht , anderen by Aken en Vifer. De Bergtoppen der Alpen leveren wel Kryfal- len, maar geene Verfteende Zaaken. uiet , die men in Switzerland , als ook in Italie, over: vloedig vinde in laagere Gebergten of in de Vlakten. Daar is een groot bed’ van Zee- Schepzelen , ’t welk de hoogfte Bergen , die Provence van Piemont affcheiden , doorloopt, verdwynende in de Vlakten van dat Prins- dom (e). In veele andere Gebergten even- wel, van dergelyke hoogte en natuur, komen

kf

(e) Dewyl die Bergen veel laager en van een andere na« tuur zyn dan de Toppen der Alpen, zo verdwynt hier uit de tegenârydigheid, in de Uirgezogte Werbandelingen, VII.

DEEL;

DER MINERAALEN öt

zy zeldzaam of in geheel niet voor; doch YInrei zitten dikwils in het binnenfte van zulke Ber. PING: gen verholen,

Dewyl zodanige Stoffen, ’t zy Kalk- ear bei Zandaartig, veelal Laagswyze geplaatst zyn , rey. noemt men het, als voorheen gemeld is , /lote bergen, die doorgaans Beddingen van Arduin- en Leyfteen tot hunnen grondílag hebben, De Ley, waar van men geheele Rotfen in Swic: zerland en elders vindt, ís veel al donker blaauw , doch ook graauw, gesl of rood. De menige indrukzels van Kruiden zig daar in openbaarende , geeven een duidelyk blyk van de patuurlyke uitwerkingen eener algemeene Overftrooming. Eerst zyn daar door de Krui- den des Velds verpletterd , de Boomen omver. geworpen en met Slyk bedekt , °% welk nadere ' hand Laagswyze is famengegroeid tot Ley en de indrukzelen behouden heeft. Vervolgens is daar boven een menigte Zands, met aller= ley Hoorens- en Schulpvisfchen opgefpoeld, die ’er door bykomende Kalkfítoffen , zo wel vals ’t gezegde Hout der Boomen, welke boven de Slyk uitftaken , in verfteend zyn.

De zwemmende Schepzelen , Visfchen en dere gelyke Dieren, hebben veelal dit noodlot ont-

gaan; DEEL , bladz. 104, Aantek. opgemerkt , eenigermaate z

hoewel de Heer WRICHT wat ver gaat , tet. te zeggen, dat de eigentlyke Bergen niets daar van bevatten,

II. DEEL. Ie STUK,

6% ONDERSCHEIDIËG

IxtEI« gaan 5 zo dat menze in minder veelheid aät- DING. treft op de Ley (f). Gemengde De tegenwoordige plaatzing der Steenen op SIEN den Aardkloot is evenwel , overal, op ver | naa zo regelrmaatig niet. Men vindt fomtyds , op de hoogfte Bergen, Ley , Kalk- en Zandftee- nen, wier Laagen fcheef leggen of als op zyn kant ftaan, en om laag, zelfs op Vlakten , Graniet- en andere Glasaartige Rotsfteenen , als gemeld is; ’% welk men aan byzondere Aardbeevingen en Overftroomingen moet toe. fchryven , die op zekere plaatfen alles ’t on- derfte boven gefmeeten hebben. Ook zyn de Glasaartige Stoffen dikwils gemengd onder de Zand- en Kalkaartige < gelyk men dus in fom- mig Hardfteen als een foort van Nagels vinde ; veel ‘harder dan de Steen, door welken dik: wils Kwarts - Aderen loopen. De Key-Verftee- ningen komen, gelyk men weet, veel in Kryt- bergen voor. Ook vindt men in Switzerland geheele Bergen van middelmaatig groote Keie zels , in een Zandfteen famengegroeid , Mas gelfluhe genaamd. De Poddingfteenen , in Groot Brittannie vallende , zyn van dergelyken aarts Gedag=

(f) Waren die Landftreeken, daar de geweldigfte uit= gulping des Afgronds fchynt plaats gehad te hebben, (ge lyk het binnenfte van Europa,} toen reeds bewoond ge- weest dan zou men ‘er, bedenkelyk > ook veele Lig- haamen of gedeelten van Menfchen en Viervoetige Diezen , verfteend in moeten aantreffen,

DER MINERAALEN

„„Gedagte Zand- Kley- of Kalkaartige Gebergten Invets n ook de Moeders ( Matrices) van allerley P*D& cat of derzelver Ertfen. Deeze, als ge: PERU, het voornaamfre der Delfftofen bimäntmde graalerie veroirzaaken een byzondere onderfcheiding der Bergen. Eenige Bergwerken loopen wel door Dalen, doch deeze Dalen zyn dan , ten op: zigt van andere Landen , als Bergen aan te merken. Zeldzaamer is ’t, dat menze, gelyk het Goud in Peru en Afrika, en by ons bec Yzer, op den vlakken Grond vindt ; om niet van kleine Goud- en Yzerdeeltjes, die byna overal in Zand verfpreid zyn , noch ook van Tinfteentjes en anderen, die men in Rivieren vindt, door Affpoelingen veroirzaakt , te gewagen (g ). | Bergen , die geen Ertfen houden, noemen Ertsbers de Bergwerkers , in Duitfchland , doove off“ doffe (taube) , maar die Ertfen in hebben Erts- bergen (Erisgeburge). “Men verdeeltze in het Voorgebergte , dat van de Vlakte opftygt, in het Middelgebergte , waar in de meefte Ert- fen zyn, en in het hooge of de Bergrug ; waar agter wederom, afgaande, het Agter - Geberg- | te

(z) Geen Zand byna of het bevat iets van dergelyke nae tuur: gelyk men uiet het Ontwerp , om Goud te puuren uit het Zand onzer Duinen, dat voor een reeks van Jaaren zoe danig in aanmerking kwam, kan opmaaken. Voorts blykt het uit de Gouddeeltjes , die weezentlyk in onze Rhyn=_ Zanden, als ook in andere Rivieren, gevonden worden.

UI. DEEL. 1, STUK,

4 ONDERSCHEIDEN G

INLEl- te legt. De meer of minder fchuinheid maaké

DING,

ook onderfcheidingen. Als een Berg van bos ven effen én weinig of niet gefcheurd is, dart noemt men hem een Geheele of Gaave; maar is hy op verfcheide manieren verdeeld en als gebroken , dan noemt men hem een Verweer- de of Verftommelde Berg. Heeft hy groote Spleeten , die hem van een fcheiden , dan heet men hem een Verdeelde , doch kleine Spleeten of Kloven hebbende een Kloviga Berg ; welken gemeenlyk meest Ertshoudénde zyn. Wanneer de Spleeten zo gefchapen zyn, dat de deelen van een zelfde Metaal digt aan elkander leg« gen, zo noemt menze Schlechten ; maar, als dezelven van elkander gefcheiden zyn, Kluf= ten. Strekken zig de Schlechten in zekere langte en diepte uit , fcheidende het Gefteen- te een ftuk wegs van elkander , dan noemt menze Steenfcheidingen , en als het Gefteente Smeerig is Smeerfchlechten. Zo het Gebergte door dezelven in platte Tafels of Laagen gez deeld wordt , dan zegt men dat het Zlot- of Bankswys’ legt,:of het beftaac uit Ley. Dees len zy hetzelve in groote Teerlingachtige ftuk- ken of Blokken, dan noemt men * Blokkig of Teerlingachtig, ’t zy fyn of grof.

Voorts

CB) Van zoo bis zoo Lachtern worde gefproken, Lachter is een Maat Alleen in de Bergwerke kunde gebruikelyk veh omtrent vierdhalf Meisnicfer Elle , die in tagtig Duim verdeeld wordt , zegt HUBNER. Ik rekenze omtrent op een

Yadem of halve Roede of wat meer, 4 (ey

DER MINERAALE Ne 65

Voorts hebben de Schlechten en Kluften tnrees nog haare byzondere benaamingen. WanneerPine. …_ Mineraalen of Ertfen van eenerley foort, zig, En als Loopgraaven in de diepte met deezen oftaslen. genen Koers uitftrekken, of als de Aders door des Menfchen Lighaam loopen , noemt men dit een Gang of Ader (Vena) en zodanige Bergen worden Gangbergen geheten. De Ge- fteente of de Bergftof , daar de Gang door heen ftrykt, wordt het Hangende, en dat gene, daar zy overloopt, het Legsende genoemd , en de gladde Vlakte der affcheiding heet de Saldband. Dikwils loopen deeze Gangen onder ecn Vlak- te door in een anderen Berg, als wanneer zy in langte veel de gemeene Gangen , die op honderd of anderhalf honderd Roeden (4) ge« rekend worden, overtreffen en deeze noemt men Hoofd- Gangen. Sommigen ftryken maar langs de Oppervlakte heen , die men Hemels gangen noemt, anderen byna Loodlynig neder« waards, tot eene diepte van meer dan honderd Roeden, gelyk de ryke Zilvergangen in Saxen,

De grootfie diepte, tot welke men ooit met Meynen gekomen is, wordt op vyfentwintig- honderd Voeten gerekend (ú). Ik

(5) Burron Theorie de la Terre, Tom. Il. p. r5. Dat zou omtrent een vierde van een Myl kunnen zyn, naar men die en de Voetmaat neemt. Rav rekent misfchien op een Engelfche Land- Myl, wanneer hy zegt, dat de diepfte My-= nen geen halve Myl diepte hebben. Een Engelfche gemeten My! bedraagt ruim vyfduizend Voeten, zo'dat dit omtrent op “+ zefde uit zou komen,

IE. DEEL. Ie STUK.

66 ONDERSCHEIDING

Inget- Ik zal van dit alles, inzonderheid van de DING. Bergwerken, nog iets moeten zeggen, als. ik fsd tot,‚de befchryvieg der Mineraalen of Metaal- volgens Ertfén kome, Tegenwoordig wil ik flegts acht geeven op eene nadere onderfcheiding der Mi- neraalen , Steenen of Delfftoffen in ’t alge: _ meen, welke door den Heer Linneus ale

dus opgegeven wordt, AARDEN. AARDEN zyn poeijerachtige opdroogen= de , ontbindbaare , vaste cir!prongelyke Stoffen. -___Sommigen door Kryftallizatie gebooren; naa- melyk het Zand uit troebel Regenwater; an deren door neerftooting , gelyk de Kley, uit Lymerig Zeewater: anderen door Zuurwording , gelyk WVrugt- Aarde, uit vergaane Plantgewase fen: anderen door Roiting , gelyk de Kalk uiet -

rottende Gedierten.

Zand, Het ZAND, een Aarde van Regenwater , „door Lugt-Salpeter bezwangerd , is glanzig , log, ftyf, ruuw , kryftallyn, piet verbonden, Glasachtig van Kleur, ontbloot van Vogt , aan ’c Staal vonkende , in gloeijen ftand houdende , maar Glas wordende door een bes paalden trap van Vuur. Aan de Vaste Kust opgeworpen en gedroogd ,„ wordt het beweeg- Iyk Stuifzand, dat verouderende wryfbaar wordt en overgaat tot Stof. Het een zo wel als andere, onder den Grond bevogtigd , fcheef en dwars gefpleeten , wordt door de deeltjes der Kryftalmaaking verder famengehecht tot Zandfteen , die ontbonden , en met vreemde

Deel-

DER MINERAALEN, 67

Deeltjes vermengd , Gruis of Grof Zand uit- Inrzr- Jevert , ’t welk metverfcheiderley kleiner Steen. PING. tjes zig verbindt en:tot Rotsfleen famengroeit ,

of ook door Water opgelost en wederom ge= kryftallizeerd , in Kwarts herboren wordte

De Krey, een Aarde van Zee- Water, de Kley, Zourdeeltjes voorheen bedwingende, is vuil , lymerig , glibberig, onvatbaar, zonder figuur, taay, donker van Kleur, met Vogt kneedbaar, natuurlyk altoos vogtig, door drôogte wryf- n baar, verhardende door ’e Vuur, en niet vers brandende, maar door bymenging van vreem= de Stoffen veelerley gedaanten aanneemende. Gedroogd enlangduurig famengedrukt verharde dezelve tot een fchraapbaare Tulk, welke, in Mergel ontbonden , dikwils overgaat tot Ve- zelige Asbest, doch inwendig opgelost won: derlyk in een Schubbige Glimmer wordt her. fchapen.

De VRruGT-AARDE, van Planten afkom- Vruzts ftig , worde van het Salpeter bemind, zynde “Ade: Zuurachtig van aart , zwart van Kleur, het Vogt influrpeade , broofch, door droogte tot Poeijer wordende , door gloeijing blaakende doch onverbrandbaar. De langduurige famen- drukking doet deeze tot fplytbaar Ley verhar- den, ’t welke doorgaans , met Bergpek verzae digd , Steenkool is geworden 3 doch niet zelden zig ontbindt in Aardachtige Oker, welke door een vermenigvuldigde Ertsmaaking in Tuffteen overgaat.

B De

II. DEELT, STUK,

ÍN! EI- DING, Kalk.

STEENEN.

68 ONDERSCHEIDING

De Karr, een Dierlyke Aarde, verhbuwe lykt aan het Natron, is van Alkalyne natuur, witachtig van Kleur , het Zuur opflurpende ; de fchraaping toegeevende , door droogte Mee- lig, van ’t Vuur doordringbaar en na ’% uit- branden opbruifchende, Vreemde, Aardachtis ge, Kleijige Stoffen worden "er door tot Mar- mer insgelyks verkalkt, ’c welk , ontbonden en met Zuur verzadigd , weder gekryftallizeerd wordt tot Gips , welke , zonder door ’t Vuur gezuiverd te zyn , met Zuur niet meer op- bruifcht, Het een zo wel als * andere wordt door Weer ontbonden tot een Meelig Kryt, *% welk door Lugtwater, gelyk de Echinieten toonen tot een Keyfteen famengroeits5 doch; ontbonden zynde, op nieuws kryftallizeert tot Spaath , gelyk de Dropfteenen bewyzen.

Dus blyke de groeijing der STEENEN, die echter dikwils door Zouten bevorderd wordt; gelyk de doorfchynende of Edele Stee- nen, die zekerlyk, op de manier der Kryftals len, uit een Waterig Vogt, met meer of min Mineraale deeltjes bezwangerd , zyn gefproo- ten. De oirfprong van de Glimmer, Kwarts en Spaath, welke zig veelal onder de Steen. ftoffen mengen en op duizenderley manieren met dezelven vermaagfchapt zyn, is reeds ge- meld, De Spleetenen Kloven der Rotfen zyn dikwils daar mede bezet, gevuld of toegelymd, met blykbaare Lidtekens.

Glimmer. Glimmer, waar toe ook de Talk of het

Mps:

men

VER MINERAALEN, 69

Moskovifch Glas behoort , ís een Schubbige INLEL- famengroeijing van Kley, buigzaam, ondoor-?!\6

fchynende , glanzig , door Gloeijing ftyver, maar tevens helderer wordende.

Spaath , een Kryftallizatie van Kalkwater , spaath,

is doorfchypend en breekbaar , niet Vuurgee- vende aan het Staal , dan wanneer zy door vreemde bymengingen, inzonderheid van Yzer, is verhard en verbasterd. [Men vindt een Wloey- Spaath , zo genaamd, die in ’t geheel niets Kalkaartigs heeft „en door Wryving Licht geeft in ’t donker „]Zy onderfcheidt zig, door de inwendige Ruitswyze fcheeve verdeelingen van de Kryftallen en komt de Glimmer nader dan de

Kwarts , een Kryftalachtige famengroeying van zuiver Water; doorfchynend , harder, voortkomende uit de holligheid der Rotfen, en daarom altoos op iets anders gegroeid. Zy verfchilt in Kleur naar de bygemengde Stoffen ook zeer, en fpruit dikwils uit famen« gegroeide Klompen van Kryftallen , die als onder elkander zyn gefmolten. [Aan ’t Scaal geeft zy fteik Vuur. ]

Kwarts.

De KrYsTALLEN zyn Steenige Lighaa- Kar- men, die in en uit Water , dat met Zout be, STALLEN:

zwangerd is en niet verzadigd, opgepropt met ontastbaare Aardachtige deeltjes, in de holten der Steenen opgehouden, door rust en langheid van tyd ontftaan , en niet wederom door Wa- ter tot ontastbaare Deeltjes fmeltbaar zyn. De

E 3 veele

ÏIE. DEEL, Í, STUK.

' INLEle DING.

ZOUTEN:

Nitrume Salperer.

73 ONDERSCHEIDINÓ

veelhoekige figuur doetze van alle andere Stee. nen verfchillen en zodanig naar de algemeen bekende Zouten gelyken , dat menze ook door Kryftalfchieting moet onderftellen te zyn ge- fprooten. De Zouteú zelf neemen geen bepaalde figuur aan , dan door Lighaamelyk te worden. Dus groeit de Dropfteen , met Kryftallyne Rokken, even als de Blaasfteen, aan. De ine gewikkelde Mertaaldeeltjes geeven de Kleur, gelyk de Aarddeeltjes de ondoorfchynendheid aan de Krystallen , die ten deezen opzigte on= eindig verfchillen 5 als uit de Edele Steenen en anderen blykt,

De ZoUuTEN, die,door middel van ’t Wae ter , zig inzonderheid aan de Smaak openbaa- ren, zyn doorfchynende , veelhoekige Lighaa- men, niet alleen van de Krystallen verfchilten- de door hunne Smeltbaarheid in Water, maar ook doordien zy, in zeer kleine (takken, aan de grooten gelykvormig blyven en wederom tot grootere, van dergelyke figuur , famengroei- jen. Door vermenging met Aardens van vee- lerley foorc , dienen zy tot voortbrenging van Steenen en geeven door ’t Vuur een Zuuren Geest uit,

Hier toe behoort het Steen - Zout of Salpeter , in langwerpige zeshoekige Kryftallen , koud van hoedanigheid , uit het Zuur der Lugt, welk ontvangen worde van rottende Dierlyke en Kalkachtige Stoffen , gebooren. Naast aan ’% zelve komt het Berg -Kryftal, en verfcheider-

ley

DER MiINERAALEN. 7I

ley gekleurde Gefteenten. De Geest van Sal- peter is een fterk Zuur. | Het Kalk- Zout, voortkomende uit de Kalk van Muuren , door Vogtigheid,en in Bronnen. Dit heeft een byzondere figuur van Kryftallen aan de Enden afgeftompt » gelykerwys’ de See Jenieten en ’t Vrouwen- Ys. De Smaak is bitter en dikwils fcherp. Het {melt door Vuur, zo wel als het Salpeter, doch is van een Loog- achtige natuur.

Het Lym- Zout , dat fommigen willen niet natuurlyk maar door Konst of toeval geboo- ren te zyn, heeft wederom Kryftallen van een geheel andere gedaante, Men vindtze agtkan= tig prismariek , met een geknotte punt aan ice der end. De Smaak is niet fcherp: het heeft een Loogachtigen aart en zwelt uit door ”t Vuur; worderde tot Glas, Tot dit Geflagt behooren de Smaragden, Chryfolithen, Topaazen, als ook de Afchtrekkers, Granaaten en Bafalt.

Ds Kryftallen van het Zee - Zout zyn, als iedereen bekend is, Teerling- of Dobbelfleen- achtig , famesgefteld uit zes byna vierkante Vl:kten. Daar is ook Bron - Zout en gegraven Berg- of Steen- Zout, van die zelfde natuur. Het heeft een eigen Smaak 5 levert een zuu- ren Geest uit en koapt in ’t open Vuur. Hier komt de Phosphorus van Bononie t’huis met fommige Vloey-Spaathen.

De Aluin is een natuurlyk Zuur Zout, zon- der bykoming van Metaal , door bymenging

E 4 vana il DEEL, IL, STUK.

INLEI , DING.

Natrine.

Kalk- Zout.

Borax, Lym-Zoute

Mluria. Zee-Zouts

Almen, Aluis,

INLE Le DINGe

Pits tolum. Yitziool,

7e ONDERSCHEIDING

van Aardachtige deeltjes wrang, wordende door ’t Vuur tot Schuim, Het komt natuur- Jyk veel voor in Ley-Steen , als ook in Steen- koolen , waar uit men het door uitlooging haatc. Somtyds vertoont het zig in gedaante van agthoekige Kryítallen , uit driehoekige Vlak- ten famengefteld , fomtyds Draadig of Veze- lig, als Pluim- Aluin , hoedanig het van fome mige Rotfen uitgroeit : fomtyds in Klompen ; zonder bepaalde figuur. De Diamant, Rebyre, Saphier behooren tot dit Geflagt.

Het Vitricol, uit Alain gebooren en gebuw= lykt met Metaal , komt verfcheiderley te voors fchyn en van verfchillende figuur , naar den aart van ieder Metaal. Deszelfs drie gemeenfte Soorten zyn, die van Yzer, Koper en Spiauter , en van dezelven komen even zo veel Zwavelis ge Pyrieten, welken ieder wederom een Aard- achtige Oker uitleveren. De Pyrieten , dere= halve , hoe verfchillende figuur ook eannee- mende, heet de Aarde, in welke zy ontbonden worden , gemeenlyk Oker: zynde die van Yzer. Pyricten komt geel, doch door ’t Vuur wordt dezelve rood: die van Koper- Pyrieten is uit het Zuure groen „uit het Alkalyne blaauw.

Dus ontftaan de geele en roode. Steenen ge-

meeniyk uit Yzer 5 de groene en blaauwe uit Koper. Beiderley Oker ftremt de Aarden door Kryftallizatie tot Tuffteen,

Het zuiver groene Vitriool, evenwel, bevat Yzerdeelen; het blaauwe Koperdeelen, en het

wite

DER MINERAALEN. 13

witte wordt geacht van Spiauter afkomftig te Uueze zyn. De Kryftallen van het eerfte zyn fcheef ?*N Teerlingachtig , die van het tweede twaalfhoe-

kig en die van het derde langwerpig. Men

vindt ook Vitrioolen, die twee of drie van

deeze Metaalen gemengd bevatten , en derhalve

van eene gemengelde Kleur zyn. Ook valt

‘er in Duitfchland een Glasachtig Steenig Vi- triool, in vierzydige Kryftallen , van een Hand-«

breed lang en een.Vinger dik,

De Zwavel komt natuurlyk helder geel voor, Suipbars * zy in Gips of witte Spaath, of in ftukken Zvaveh zonder bepaalde figuur , of in agtzydige Kry« {tallen of Korrelswyze famengegroeid of Poei- jerachtig. Men vindt ze ook fehoon hoog rood , Goud- Zwavel genaamd. Ook kan hier toe het Amber grys , en veelerley Soort van Barnfleen betrokken worden. Voorts heeft het veele vermengingen met Aarden, waar uit het Fodenlym of Bergpek onttitaat en de Steen. kolen , die veelal met Steen= Olie zyn bezwan- gerd. Deeze komt , onder den naam van Naphtha, op verfcheiderley plaatfen des Aard- bodems, op zig zelf, fomtyds overvloedig en zeer helder voor, Daar is ook een Berg= Olie , die op fómmige plaatfen van Italie en Sweeden uit de Steenen zweet als Leer , „geel of rood- achtig bruin van Kleur, wordende vervolgens dik en zwart. Met Metaalen, meest Yzer en Koper, vermengd , komt de Zwavel voor in de Pyrieten,die de gemeene Zwavel door Vuur

E 3 Uite NI DEEL, Io STUKe :

"Yar ere)! DIN Ge

' METAAe LENe

Hiydrar=

yr.

Kwikzile Were

ONDERSCHEIDING

uitgeeven , en in verfcheiderley Soorten van Arfenicum , zig verraadende door den Look- Stank in Vuur.

De M& TAALE N , meervoudig famengefteld, beftaan uit Aarde, Zout en Zwavel. Het Y- zer, dat overal byna tegenwoordig is, wordt dikwils van Lugt en Weer ontbonden in een Okerige Aarde, Men vindtze deels in de Oppervlakte; dee!s in de Spleeten van Rotfen 5 dee's in Aders of Gingen der Gebergten , als gemeld is. Zeer dikwils zynze ingevreeten door een overmaat van Zouten, Zwavel, of Rortekruid, welk de Roover genoemd wordt der Metaalen, Hier uit ontftaan veelerley Py- rieton , cie fomtyds goed Metaal uitleveren, Men vindize derhalve of volkomen (nativa ,) gelyk dus het Goud meest voorkomt; of ver- ond (larvata ) 3 zodanig naamelyk , dat zy door enkele Scheiding , ’t Zy met wasfching van de fyn gemaakte Ertfen, ’tzy met Kwik- zilver, daar van afgezonderd kunnen worden: of gemineralizeerd , dat is zodanig van Zouten en Zwavelachtige Stoffen doorvreten, dat na de wegdampinge der Zwavel alleenlyk een Me= taalkalk overblyve. Zy volgen elkander in deeze Orde, leed

À. Halfmetaalen Zogenaamd.

Het Kwikzilver is droog vloeibaar, wit van Kleur, vervliegende door ’« Vuur en in Sterk Wa-

DER MINERAALEN 38

Water fmeltende, Dit komt gemeenlyk of in InLer zyn volkomen ftaat , of met Zwavel rood ge" "& mineralizeerd tot Cinaber en fomtyds gekry- ‚ftallizeerd , of ook, doch zeer zeldzaam, met andere Metaalen geamalgameerd voor.

Behalve het gemeenlyk zogenaamde Potlood , Molnbea- komt in dit Geflagt ook de Bruinfteen en Wolf- potlood, ram. Hee Potlood is onfmeltbaar door Vuur en befmet door ’t aanraaken de Handen. De anderen. zyn ’er als in een willekeurig Geflagt toe betrokken (k).

Het Spiesglas maakt onder de Halfmetaalen sibi, een bekender en bepaalder Geflagt uic. Het is SPiesslas: een broofche witte Vezelige Stoffe, die na ’c gloeijen vervliegt , in Konings-Water fmeltbaar,

even als ’% Goud, % welk niettemin daar door gelouterd wordt. Hierom noemt men het den

Wolf der Metaalen, Natuurlyk komt ‘er het Koningje van voor, dat men door Vuur

daar uit bekomt, Het valt ook gekrystallizeerd

en Vezelig gemineralizeerd rood van Kleur. [Ik

heb ‘er bovendien, een Fluweel- Eris van ,

uit Hongarie , Paauwenftaartig , zeer raar en fraay.] Dikwils:is de Erts van ° zelve met

Goud bezwangerd. Het geeft een rosachtig

geel, doorfchynend , Glas.

Het Spiauter, ook wel Zink genaamd, is een Zeur. Metaal dat men kan hameren, doch met fcheu-Spitmer.

Iep

(k) Colloeo obfearas fpecies Metallicas in loco gratis ez

petito , usquedum Regulus coronetur; zegt LINNEUS, Qui ca- pit intelliget! Ille DEEL, Is STUK

INLEIe DING,

ik zSdn

gen

Cobaltume

Kobalt.

e)

ro ONDERSCHEIDEN G

ren, uit den blaauwen wit, eenigermaate klin= kende, Voor * gloeijen fmelt het en wordt; met een geelachtig groen Vlammetje, tot een witte Vlokkige Afch gekalcineerd. In Sterk Water is het fmeltbaar met een witte Kleur. Men vindt het gekryftallizeerd, gelyk men het overvloedig uiet Oostindie bekomt, en met Zwavel of. andere Meraalen, op verfcheide wyzen, gemineralizeerd. Hier tce behoort de zogenaamde Blende en de Kalmey - Steen als een Kalk van Zink van verfcheide Kleuren, Het valt ook Leverkleurig , Glimmerachtig of Schubbig, op ’t fchraapen rood,

Het Bismuth is een Metaal , dat zig niet volkomen laat uitkloppen , broofch , plaatig , uit den geelachtigen wit, In ’t Vuur gioecijende fmelt het tevens en geeft met Sterk Water een heldere , met Konings Water een geele Solutie, Het worde , door Kalcinatie , een Tegelkleurig Glas, Men vindt het volkomen en gemineralizeerd , met Zwavel, Rottekruid , of ook met Yzer, enz. |

Het Kobalt maakt een Metaal-Erts van veelerley Kleuren, dikwils grysachtig wit , met paarfchachtige of Paauwenttaartige Bloemen , ook uit den blaauwen ziende of bruin 5 CllZe Het komt in Kryftallen voor , als geminera- lizeerd zyrde , met Rottekruid , Zwavel en Yzer: ook in Scherven of Slakken enz. Door Sterk en Konings - Water, beiden, geeft het een roode Kleur en door ’t Vuur een blaauw Glas, Men maakt ’er het Blaauwzel of Smalt

van

DER MriINERAALE N, 27

INue{e

van , door Kalcinatie , en dan zet zig, boven nc,

aan ’t Fornuis , ’t gemeene witte Rottekruid. Sommige Kobalt- Ertfen , evenwel , geeven geen blaauwachtig Glas , anderen geen Arfenicum, Met Yzer en Koper komt 'er een Koningje van door Vuur.

B. Metaalen, eigentlyk.

Onder de Metaalen , die fmeedbaar ZyD » Stannum, komt het Tín eerst voor, dat een week Me- en ‘taal is , wit , door ’t buigen knarfende, niet klinkende. Het vloeit in ’t Vuur voor gloei- jen en geeft een geele Solutie in Konings- Water, doch door Sterk Water wordt het tot een wit Poeijer neergeftooten. Men heeft ’er Kryftallen van. De Erts is zeer zwaar , Metaal een der ligtften.

Het Lood is insgelyks een week Metaal, Plumbum. van een byzondere bleek blaauwe Kleur, dof. *°°%* van Klank. Het vloeit in * Vuur voor de Gloeijing, geeft een heldere Solutie met Sterk Water en door neerftooting een wit Poeijer , dat men Ceruis of Loodwit noemt, waar in het Lood door Zuur geheel verteert. De Kalk die ‘er van komt, is, naar de verfchillende trappen des Vuurs, wit, geel of rood , en geeft door Smelting een geel half doorfchynend Glas,

Het laat zig ook door Oliën en Alkalyne Zou= ten ontbinden, én heeft derhalve veel aandoe. ping van de Lugt , geevende aan alle Solutiën

Cen IT, DEEL, Io STUK,

Perrime Yzer,

78 ONDERSCHEIDING

een zoeten Smaak. Het Zilver wordt ’er door gezuiverd van andere Metaalen buiten * Goud, welken ’t Lood met zig fleept door de poren van de Smeltkroes of Kapel, Dat het natuur- Iyk volkomen gevonden worde , is men thans verzekerd, doch dus komt het zeldzaam voor. Te overvloediger en verfchillender zyn des- zelfs Ertfen , door de verandering van figuur en Kleuren, De zogenaamde Loodglans is zeer glimmende, en beftaat uit Teerlingfe, Korre» lige of Plaatachtige deeltjes , in welken het gemineralizeerd is met Zwavel alleen , met Zwavel en Zilver , of nog met Yzer daaren. boven. Onder den naam van Lood/paath komt het of StalaCtitifch, of in Kryftallen voor, die Prismatiek , Kubiek of Ruitachtig fcheef en wit, geelachtig groen , of ook iemelfchblaauw en rood zelden zwart zyn. Zeer dikwils vindt men het met Koper , zeldzaamer met Yzer, doch byna altoos met Zilver vermengd, hou- dende ook wel eenig Goud, Het valt in Zand- fteen , in Kalkfteen , in Kwarts , Spaath en andere Moeders der Metaalen, Daar is ook een witte , geele of roode , Loodhoudende Aarde,

Het Yzer is een zeer hard, doch niettemin fmeedbaar Metaal , donker blaauwachtig Afch- graauw, klinkende. Dit vloeit na de Gloei- jing door een zeer fterk Vuur: Het verbrandt tot een zwarte Schubbige Kalk, en levert een groenachtig bruin Glas uit. Niet alleen door

Sterk

DER MINERAALE N, “9

Sterk Water, maar door allerley Zouten,door Iner- _ Warer alleen en deszelfs Damp , inzonderheid PiNGe

door de vogtigheid der Lugt, wordt het ont. bonden , en geeft aan de Solutie een wrane gen, famenrrekkenden Smaak, Men vindt het ook zeldzaam volkomen , maar dikwils in Kry- ftallen gemineralizeerd, of tot Dobbelfteenen, of tot Erwtachtige Korrels of Boontjes famen- gegroeid, en in veelerley andere Stalaticifche figuuren, gelyk de Bloedfleen toont. De Erts is mooelyk wel algemeenst over den Aardbo= dem verfpreid , en zelfs bevat de Afch der Planten eenig Yzer, ten minfte Deelties die door den Magneet , welke zelf een Yoerfteen is, aangetrokken worden. Voorts heeft men. het in een Steenachtige gedaante, wit, geel of rood, met Kalk. Zand- of Aardachtige Stoffen , ja byna met a}l-rley Meraalen , vere mengd. Het levert door bereiding Staal uit, % welk ook natuurlyk voorkomt. Veele Ert- fen worden door den Zeilfteen aangetrokken, anderen zyn onhandelbaar. Onder de gedaante van Cker is het zeer bekend , als ook in die van Vitriool. Geen ander Metaal komt voor in zo verfchillende gedaanten, |

Het Koper is een hard, fmeedbaar , rood, klinkend Metaal , doch welk door byfimel- ting van Kalmeyfteen geel wordt, Na ’t gloei» jen wordt het vloeibaar door een uirermaate flerk Vuur, geevende een groene Vlam, en maakende een blaauwe Solutie met Sterk Wa-

te IL, DEEL: 1, STUK, Wa:

Cuprsn, Koper,

90 ONDERSCHEIDING

INLEi- ter, doch met andere Zuuren een groene, Het BING: komt op verfcheide manieren, *t zy als cen oppervlakkig beflag , ’t zy Bladerig , ’t zy Korrelig Boom-, Haait. of Draadachtig, vol-

komen voor , in de gedaante van zuiver rood Koper. Zeer dikwils is het met Zwavel en tevens met Rottekruid, of met Yzer, tot een Pyriet of Markafiet gemineralizeerd, Het mengt

zig zeer gemakkelyk met allerley Metaalen, uitgenomen het Kwikzilver, en daarom noe-

men fommigen het de Hoer der Metaalen,

Daar is Lever- en Vaal-Erts, als ook Glas«

Erts van Koper 5 dus wegens de Kleur ge- naamd; zo wel als de Lazuure, Witte en Pek-

Erts: des men ’t zelve insgelyks in veelerley gedaanten vindt. Het Kopergroen en Koper- blaauw komt ook gekryftallizeerd voor ; dik-

wils Fluweelachtig en zeer fraay. Dit laatfte noemt men Bergblaauw , het andere Berggroen,

Men vindt ook Koper -Okers en Koper Zand- Ertfen. Het Koper- Vitriool onderfcheidet zig

door zyne blaauwe Kleur. De Lazuurfteen, Armenifche en Malachiet , hooren hier t’huis. Argent, _ Het Zilver is een zeer fmeedbaar, uitermaa- Zilver. ge wit, klinkend, duurzaam Metaal, dat in __ Vuur na ’t gloeijen fmelt en zig door Sterk Water laat oplosfen. Het beflaat in een Zwa-

velige Lugt , doch wordt niet daar van inge. vreten. Uit de Solutie door Geest van Zout,

“of door Zout zelf, neergeftooten , maakt het

een witte Kalk , die, gefmolten , Hoorn - Zilver uit=

BER MINERAALEN, QI

uitlevert, Het vermengt zig met bypa alle IxLets Metaalen en Halfmetaalen en wordt zeer ligt PING met Kwikzilver geamalgameerd,. Men vindt het zeer dikwils volkomen , in veelerley gedaan. ten, ’t zy Korrelig of Boomachtig of als Mos en fyn gehaaird , of ook by Plaarjes, of ge- kryftallizeerd, of Oppervlakkig, dat men aane gevloogen noemt, Dus zit het in Spaath , Kwarts en veelerley Steenen of Bergítoffe, als ook in Aarde of Oker ingefprengd. Geui- neralizeerd komt het byna doorfchynende voor in Hoorn- Erts , zogenaamd, zeer glanzig als Glas- Erts; rood in de Rood Gulden- Erts 4 die fomtyds zeer fraaije Kryftallen maakt. Dus is ’t door Zwavel en Rottekruid verertst , en fomtyds byna doorfchynende. De Wit Gulden Erts bevat bovendien Yzer en Koper. Dee. ze beide laatften zyn broofch , de anderen fmeedbaar. Glas-Erts, die buiten % Zilver alleenlyk Zwavel houdt, is de rykfte. Men heeft ook WVaal-Erts van Zilver en Zwart Gulden , beiden uit de voorigen ontftaande , en Zilver- Molm, enz. Met Spiesglas geeft het een Lever= Erts , met Spiauter maakt het een Pekblende 5 het komt zeer dikwils in de Load- Ercfen en Pvrieten voors zelfs in Kobalt, As« best en Steenkolen, a's ook in Arfenikaale Kies , wanneer het de zogenaamde Wit- Erts maakt. Deeze laatften houden weinig Zil ver.

F Het

IIi. DEEL, Te STUKe

ÍNLEIe DiNGe

Aurum. Goud.

82 ONDERSCHEIDING

Het Goud is een zeer {meedbaar , hooggeel , duurzaam Metaal , met eenen doffen Klank, dat ook pa ’t gloeijen vloeit in ’t Vuur. Zo beftendig tegen alle aandoeningen der andere Elementen als dit, vindt men geen. Door % Konings Water alleen wordt het volkomen opgelost, en daar uit door fyne Oliën of door vlug Loogzout neergeftooten , als wanneer men het Blikzemend Goud noemt. Het mengt zig zeer ligt met de meefte andere Metaa- len. Molkomen vindt men het meest, ’t zy Klomps- of Korrelswyze , Bladerig of zelfs gekryftallizeerd. Tot heden hebben fommigen getwyfeld, of het wel verertfen kon: doch de Goudhoudende Kies, die men , zo wel als een dergelyke Cinaber, in Hongarie vindt, als ook de vermenging met Blende, Lood. en Antimo- pie - Ertfen , toonen zulks ten overvloede. Sommigen evenwel willen dit maar vermomd genoemd hebben, gelyk het voorkomt in vee= lerley andere, inzonderheid Zilver- Ertfen, Veele Aarden zyn op fommige plaatfen daar mede bezwargerd en ’er fchynt naauwlyks Zand te zyn, waar tusfchen niet cenige Goud- deeltjes huisvesten.

Platina. Ruim veertig Jaaten geleeden is in Zuid- WieGoud. Amerika , en wel byzonderlyk in of aan de

Rivier Pinto van Peru, een byzonder Metaal | Ont-

(15 In Biscell. Bohem. Le 3. Cap. 14. referente WALLE- RIO. Syft Mineral, Tom, II, 1778. Pe 352o

BER MiINERAÂALEN, 83

hoewel het veel van het Boheemfche verfchile , daar zekere ArBinus van fpreekt (1). Het is een blaauwachtig wit, hard , byna broofch Metaal ; in kleine Greintjes overgebragt wor- dende, Waat van fommigen zwaarder dan Goud en dus dan âlle Metaalen ; zyn. Op zig zelf wederftaat het alle Vuur, doch met andere Metaalen laat het zig gemaäkkelyk vereenigen en door Konings Water oplosfen. Met Goud vermengd zynde, kan men het ’er niet gemaks kelyk van afzonderen. Veele Proeven zyn daar omttent, zo in Vrankryk, als in Engeland en Sweeden ; genomen (1) , waar van ik vervole gens breeder zal fpreeken.

Veelerley Lighaamen , uit het Ryk der Die- ten en Planten ; vindt men ; gelyk meermaalen gemeld is, zo op de Oppervlakte des Aardryks als in de Gebergten ; welken PETREFAKe TEN; Verfleeningen of Verfteende Zaaken heee ten, Van dezelven komen fommigen naauw- lyks in gedaante, maar in zelfftandigheid ver- anderd voor 3 gelyk de Verfteende Houten en veele Hootens en Schulpen: van weelen windt men alleenlyk de Kernen, van fommigen is de holligheid met eene vreemde Stoffe gevuld: van anderen, gelyk vande meefte Planten en groos tere Dieren ; komen flegts de Andrukzels Ges

Ohtdeke, dat men gemeenlyk Wit Goud noemt; Intsts DING

Perrefallâs Verfieës, ningen.

raams

(im) Zie onder anderen het HIL. DEEL der Uirgezogte Vers bardelingen , bladz. s26, enz,

ä UI. DEEL. Ie StTui.

INLEi- DING,

84 ONDERSCHEIDING

raamten of Beenderen voor. De Stoffe; in welke menze geplaatst vindt, is Marmer , Kryt of Kalk- en Zandfteen , Ley , Keizel , en enkele Aarde: naauwlyks vallen zy in Kwarts, Graniet of dergelyke Glasaartige Steenen. Zy komen niec alleen in Keyfteen of Agaath ver- anderd -voor maar ook fomwylen met Vitri- ool, Bergpek en Zwavel, doordrongen of Kies- achtig verfteend, of zelfs volkomen gemine- ralizeerd met Koper en Yzer, enz. Daar zyn ook Marmers en Leyfteenen , met veelerley opgegroeide figuren , welken men Florentyn- fche, Papenheimfe en andere Boomfteenen noemt en Stedenfteenen: als ook veelerley famengroei- jingen doorgaars Kalkachtig , gelyk de Stalac- tieten, Puim- en Tuffteenen, welken men hier ook zou kunnen betrekken.

Dus heb ik, zo klaar en beknopt my doen- Iyk was, eerst den oirfprong en algemeene eigenfchappen , vervolgens de onderfcheiding der Mineraalen , Steenen of Delfftoffen , en wel deeze laatfte niet zonder veele invullingen , verfchikkingen en vitlaatingen, van den Rid- der ontleend, voorgedragen. Des gaa ik thans tot hect Hiftorieele van deeze Weetenfchap over,

DER MIiNERAALE Ne 85

INLEI: k Ì Ì. | DING.

Gefchiedkunde der Minrrarocte, Maare _ Oudheid, Zy is eerst door de Alchemiften beoefend. De Natuurbefchryvers hebben de Delfftoffen , vervolgens, naar de uitwendige _ Gedaante onderfcheiden. Verdeeling van AcRI- COLA, C&SALPINUS en anderen, Nieuwe Rangfchikking door de Hedendaagfchen , Bro- MEL, BOERHAAVE, enz. Manieren van BAuMER, HiLt, Scoporr, enz. Stel. zels van WOLTERSDORFF, CARTHEU- SER; JusT1, CRONSTEDT, VOGEL , en anderen. Het nieuwfte Stelzel van W A r.- LERIUS overwoogen : dat van LinNAuUs, weranderd en verbeterd , ter navolging aange. nomen.

DD kennis der DELFSTOFFEN behoort Het is | zekerlyk onder de oudfte Weetenfchap- ree. pen, hoe weinig zy ook voor deeze Eeuw tenfchap: beoefend is geworden. Zelfs voor den Zond- vloed vinde men niet alleen van Goud , maar ook van een Leermeefter der Werklieden in Koper en Yzer, gewaagd, No ac wist reeds het gebruik der Pek , dat denkelyk Bergpek of Jodenlym zal geweest zyn. De Ezypte- naars hadden Zilveren en Gouden Vaten, daar de Israëlieten hun by den Uittogt van beroof. den. Ook maakte Aäron, van de Gouden

oa eb Oor. lil, DEEL, IL STUKe ä Ì

ÍNLEIe PING.

bevorderd door de

Scheidkune

des

86 GESCHIEDKUNDE

\

Oorfierfels of Baggen des Volks , een Gouden Kalf, Welk een menigte van Edele Steenen en Metaalen werdt piet gebezigd tot den Ephod en den toeftel van het Heiligdom der Israëlieten, in de Fente der Samenkomfte, en welke Schatten tot den opbouw des Tempels van SALOMO, die het Zilver in Jerufalem zo gemeen maakte als de Steenen, en van Ophir op eenmaal ontving, vierhonderd en twintig Talenten Gouds (n)? Verbaazende is de veele heid van Koper,die tot de gegootene Zee ‚cen Wafchvat van tien Ellen wydre en vyf Ellen hoogte, tot derzelver Voet of Pedeftal en tot de Koperen Pylaaren van agttien Ellen hoogte en vier Ellen dikte, gebezigd werdt (a); om van veel andere Zaaken niet te fpreeken.

* Gebruik der Mineraalen gaf aanleiding tat de Scheidkunde welke door de Egyptifche Pries- ters lang als eene geheime Konst geoefend is, tot dat zy ook overging in handen van andere Volken, De Grieken bragten dezelve aan de Romeinen over, en zy is eindelyk door de A- rabicren , hoewel meest tot het zoeken van den Steen der Wyzens of ven een algemeen en ans=

dere

(») Zoeen Talent over de honderd Ponden bedroeg, dan was de Schat, onderfteilende dat het louter Goud geweest zy, onverbeeldelyk.

(0) Schoon deeze Ellen waarfchyniyk maar Cubiten of halve Elien , van minder dan anderhalf Voet langte, ge. weest zvn, dat is zo lang als van den grooten Knokkel des Arms, de Sileboog genaamd , rot aan ’t Gewricht der Hand.

(p: ExOn. AXKÌL. vse zo. Vid. BOERHe Chem, VO', le p. 8

DER MtrtNERALOGIE, 837

dere, Geneesmiddelen langs hoe meer vocrt- gezet; terwyldeeigentlyke toepasfing der Scheid- kunde, op het onderzoek cer Delfftoffen , noz weinig werdt behartigd.

Men moet „nogthans , in deeze Konst al vroeg ervaren geweest zyn, dewyl de bereiding van ‘t gegraven Koper en Yzer , tot het gebruik, zeer veel omflags vereifcht, en Moses het Gouden Kalf weetende te verbranden en te vermaaien tot Stof, zodanig dat men het met Water mengen kon en dus drinkbaer maaken, moet 'er verder in geoefend zyn geweest, dan de grootfte Scheidkundigen hedendaags (p). On- der de Grieken leefde, tegen ’t end van de Vyfde Eeuw, een Autheur , die fchryft, dat de genen , welke in de Konst ervaren zyn, Zilver en Tin neemen , maakende daar van louter Goud. Waarfchynolyk is hy bedroogen geweest door het voorgeeven der Alchemisten, toen reeds bekend, welke in de volgende Éeu- wen gebloeid hebben, inzonderheid onder de Arabieren. Deeze , hoe weinig kunnende uit- voeren met het zoeken naar den Steen der Wy- zen,„en naar de Vastgemaakte Kwik der Philo- foophen (q), hebben nogthans daar door de ei-

gere

(4) Men geeft voor, dat die thans ontdekt zy , gelyk ik daar van heb , diep uit den Grond genaald, als boven ge- meld, welke men in Vrankryk noemt Mercure fixé ou Mera cure des Philofophes ; maar dit is een natuurlyk Amalgama van Kwik met Zilver, Zie A, Acad. Theodoro - Palat, Tom. Ile pe 526e

4 F 4

HI. LEEL, Ì STUK

INLEI- DING.

en ine zonderheid door de Alchymiece

INLElIe BING,

det Alche-

B

=> @ 7

Hesoo Pa gd

88 GESCHIEDKUNDE

genfchappen der Metaalen langs hoe meer ont- dekt. Hier by kwam de toepasfing van ver- fcheide Delfftoffen op deezeen gene Lighaams- Kwaalen tot Geneezing ; gelyk van de Zwa- vels, Zouten, verfcheide Aarden en Mineraa- Ten, inzonderheid van het Kwikzilver; dat de kennis derzelven onontbeerlyk maakte,

De Alchemisten vonden zekere Tekens uits om de Lighaamen des Aardkloots te onder- fcheiden en tevens derzelver Ligenfchappen meer of min aan te wyzen..Een enkele Drie- hoek , met de punt om laag , betekende by hun, en nog heden , Water, met een Streep ‘er door Aarde ; met de punt om hoog Zuur en dus coor *t midden geftreept de Lugt. Zie daar de Tekens der vier Elementen zeer aar« tig uitgedagt. Een open Kringetje was Aiuin , met een Streep door ’t midden , overdwars , gemeen Zout; op en neer geftreept Salpeter en dan met cen kruisje op zyde Witriool. Zwae gel werdt betekend door het Driehoekje des Vuurs, met een Kruisje daar onder aan, om voor te ftellen, dat in dezelve een brandbaare Stoffe huisvest, met een fcherp Zuur gepaard, doch hetzelve te boven gaande: terwyl zulks insgelyks in ce Vitriool plaats heeft Een Kruisje, immers , van twee over elkander leg- gende Spiesjes of Spyltjes, gemaakt, was by hun de aanwyzing van alle fcherpheid, zo ia de Planten als in de Delfftoffen. De Grond- flag der Mincraalen was het Goud , welks vol-

maakte

Z

DER MiNERALOGTIE 89

_maaktheid zy aanweezen door een rond Krin- INters getje met een Stip in ’t midden en vergelec. PTNGe , ken by de Zon, waar van dit ook hect. Teken is by de Sterrekundigen. Een Kruisje daar & boven op betekende den geheelen Aardkloot , of een vermenging van alles 5 zynde Goud de Grondflag gedekt met veelerley bytende Stof« fen. Dit Kruisje om laag gebragt, en dus het 2 Zinnebeeld van de Planeet Venus, betekende Koper „, als een Metaal , waar van het voor- naamfte deel Goud was, doch met een aan- merkelyke veelheid fcherpe, koaagende Stoffe.

In « Yzer, door ’t Kenmerk van Mars aange. duid, was ook wel die fcherpheid , doch in veel minder graad, Het Zilver, door ’t Teken van de Maan aangeweezen , kwam het Goud zeer > naby; zo dat , als * binvenfte naar buiten ge- keerd werde, hetzelve zuiver Goud zou zyn.

Hec Kwikzilver was van binnen louter Goud, & doch waar onder veel knaagende Stoffe fchool, terwyl de Kleur uitwendig zig als die van Zil- ver vertoonde, In het Tin , dat onder Jupiters Veken voorkwam, was de eene helft Zilver, % de andere een knaagende fcherpe hoedanigheid. Het Lood, beftempeld met het Teken van Sa- turnus hadt nog meer dn met een fchyn van Zilver.

Men kan niet ontkennen, dat deeze Merk scheid. tekens meer eigenfchap hebben in de aanduie gende” ding der Mineraalen dan der Planeeten , wier der Eite beheerfching van de Groote, op ver naa niet

ks | zo Il. DEEL, Ie STUK»

99 GESCHIEDKUNDE

INLEI® zo kenbaar is , als. die der Kleine Wereld,

DING.

door Nater.

door de Lugt.

het Menfchelyk Lighaam , door de Metaalen. De meeften hebben op hetzelve een zeer kenbaare uitwerking, niet volftrekt overeenkomftig mec de gezegde hoedanigheden, :Dezelven onder. tusfchen, door de Scheidkunde beftuurd, die« nen tot een gegronde onderfcheiding der Delf. ftoffen , en dus tot een grondflag der Mine: ralogie. | |

Sommige Delfftoffen zyn door Water fmelt- baar zonder eenige Kleur, gelvk veele Zouten, vermengende zig daar mede zodanig , dat haare deeltjes onzigtbaar zyn in ’t Water; anderen geeven ’er een aanmerkelyke Kleur aan 3 of zwellen ’er in uit, gelyk fommige Aarden en Kleijen; hoedanigen , daar in week gemaakt, zig dikwils ook kreeden laaten tor allerley fi- guuren. Of zy trekken het Water met groot geweld in zig, gelyk fommige Steenen ; doch de meeften lyden daar door geene verandering : hoewel ook fommigen , gelyk Zwavel , Spies- glas, Yzer en Kwikzilver, door kooken , aan * Water eenige kragt mededeelen,

Het groot{ie deel der Mineraalen en Ertfen wederftaat de aandoeningen der Lugt, maar eenigen worden vogtig of verfmelten t'eene- maal, als zy eenigen tyd in de open Lugt ge-

le-

(r) Kier te Lande ziet men de invrestende kragt der Lugt, zeer blykbaar, aan oude Glssraamen. In Oostindie word: het Lood der Loode Geuten in korten tyd verteerd; gelyk ik ook Ceruis heb die van Lood gegraeid is op

den

DER MINERALOGTIE "9

legen hebben; gelyk men dit ziet in verfcheide Inter: Zouten, Vitrioolen en Pyrieten. In eenigenPENGe derzelven wordt de Metaaiftof , of wel die der Zouten , na de uitputting, door de Lugt als Vernieuwd en herboren. Sommigen beflaan of veranderen oppervlakkig van Kleur, gelyk men dit in ’% Zilver zo blykbaar hier te Lande befpeurt : anderen , gelyk het Koper, Yzer, Lood , worden door langheid van tyd zelfs verteerd of werweeren , gelyk men ’t noemte Dit heeft meer of minder plaats, naar de hos- danigheid der Lugt, ten opzigt der hoeveel-

eid van vreemde Stoffen , Zwavels , Zouten, Zuuren, daar in vervat (r).

Eenige Mineraalen zyn van dien aart, dat doorhet zy het fterkfte Vuur uitftaan, zonder te ver-\"“% vliegen, gelyk het Goud; eevigen dat zy een hoogen trap van Vuur vereifchen,om vloeibaar te worden , gelyk het Yzer en Koper, Ande- ren wederom vervliegen door zeer weinig Vuur of veranderen in Dampen ; gelyk Kwikzilver, Zwavels enz. Eenigen fmelten door zeer wei. nig Vuur, gelyk Lood en Tin, Salpeter , enz. ‘Sommigen worden door het Vuur in zwaarte vermeerderd 5 gelyk Spiesglas en Lood, toc Kalk gebrand ; als ook het Kwikzilver , wan-

neet den Westerkerkse Tooren alhier. In fommige deelen van Amerika is de Lugt zo (cherp, dar 'er de Dakpannen der

Huizen, Steenen Lighaamen en byna alle Metaaten , door Op = gevreeten worden , zeg: BOERHA AVE, Chem, Vol. 1, p. 494.

lil, DEEL. 1, STUK,

2 GESCHIEDKUNDE

INikI- neer men ’t zelve door een langduurig Vuur DING got een zwart Poeijer maakt, —Weinige ver- branden geheel, of worden tot Afch, gelyk de Steenkolen, Ook zyn ’er, die door Vuur gekalcineerd, een lichtende Eigenfchap beko- men, gelyk de Bononfche Steen en fommige Vloey -Spaathen. De Diamant verdwynt, door eeu geweldig Vuur, eindelyk geheel ia

Rook, BE Veele Mineraalen toonen geen byzondere 8 Verfchynzelen wanneer menze klein maakt of op ’t Vuur ftrooit 3 maar fommigen vloci- jen , als gezegd is , anderen knappen, gelyk het Zout: eenigen maaken eenjflag, of uitfpat- ting, gelyk de Salpeter; anderen geeven Vlam, gelyk Zwavel; eenigen maar een dikken Rook; fommigen werpen fchuim op, anderen zwellen uit; maar de meefte Mineraalen worden, na de Kalcinatie , Glas in ’t Vuur en deeze Ei genfchap hebben ook veele Steenen , welke men daarom Glasaartig of Glaswordende (Ji. trescibiles) noemt. In veelen wordt daar toe eene byvoeging van Loogzout of Lood ver- eifcht , gelyk blykt uit onze gewoone Glasbla- zeryën, Van fommige Metaalen komen Glas- achtise Slakken , gelyk het Smalt of Blaauw- ‚zel van de Kobalt; anderen gaan tot Kalk

over, door De Zouten hebben ook aandoening op de Zouten. Delfftoffen. Van die uit Plantgewasfen ,

zy

DER MINERALOGIE 93+

zy Zuur- of Loogachtig lyden de Metaalen INurze meer of min : zy worden ’er door fchoon ge-P'N9: maakt, en formmmigen ingevreeten of ten deele ja geheel ontbonden. Dit blykt in het Spaanfch Groen , dat men door middel van Azynachtig gistend Zuur uit Koper ; door Loodwit dat men dus van Lood maakt, en door de roes- ting van het Yzer. Veele Kalkachtige Stee nen, Aarden ènz. weet men worden door zulk Zuur, fpoediger of langfaamer , doch einde- lyk verteerd, Potasch of ander Loogzout ver- byt ook de gezegde Metaalen. Met den Geest van Armopiak- Zout, een vlug Alkali trekt men een blaauwe Tintuur uit Koper. De uitwerking van het vlugge Zuur der Lugt is uit het gemelde blykbaar. De Onzydige Zou- ten zitten in deezen ook niet geheel ftil, Zelfs ‘het Zout van * Zeewater maakt , door lang- heid van tyd, de hardíte Metaalen broofch. De Granietfteenen Kolommen worden in de Zuidelyke deelen van Europa, aan den Zee- kant , na eenige Jaaren verloops , door de Dampen als opgevreeten bevonden.

Maar de fterkfte uitwerking in deezen doen door zuus de Zuure Geeften , voor welken weinigen Mie? Geeften. neraalen beftand zyn. Ík meen hier het gedes= tilleerde Zuur van Salpeter, Zee- Zout, Zwa- vel en Vitriool. Men weet , hoe dezelven verfchillend op het eene en op het andere Me= taal werken , losfende fommigen met een fter- ke Opbruifching , anderen in ftilte op. De Sal-

| pes TU. DEEL. I, STUK,

INLEI DING.

Verfchil

der Solue tiën,

91 GESCHIEDKUNDE

peter- Geest , genaamd Sterk Water (+), ont bindt het Zilver, Koper , Yzer, Lood, Bis- muth, Spiauter en Kwikzilver, Van hetzele ve met gemeen of Armoniak- Zout gemengd of van Zout overgehaald , komt een Konings Water (t), ° welk het Goud, Spiesglas en de Platina oplost. ‘Tin, Koper en Kobalt wor- den van beide die Geeften ontbonden. Het Kwikzilver , door Sterk Water gefolveerd ; wordt door het Zuur van Zee Zout gemaakt tot een bytende Sublimaat. Dat de Geest of Olie van Vitriool ook op de Metaalen werke , blykt uit de famenftelling van deszelfs moes derftoffe. Hy komt met dien van Zwavel overeen, welke een fterk knaager der Metaalen is. Kwikzilver wordt ‘er door tot een witte Kalk gemaakt, die in Water geworpen de Turs bich uitlevert,

Oimntrent deeze Solutiën is aan te merken ; dat zy naar het verfchil der Geeften, zo wel als der Metaalen , in Kleur verfchillen , en dikwils een geheel andere hebben dan de Stofs fe, daar in opgelost. Terwyl de Platina een hoog geele Kleur geeft aan ’t Konings Water; maakt Koper hetzelve groen, en het Sterk Water blaauw , dat bruin wordt door Yzers De meeften echter zyn wit, of witachtig „ge-

lyk

(5) °t Gemeene Sterk Water (Agua Forvis) zogenaamd 4 is nogthans geen zuivere Salpeter Geest , welke, pm het Proef of Scheide- Water te zyn , moer gegeftilleerd war den uit gezuiverd Salpeter,.

DER MINERALOGIE O5

yk de meefte Metaalen. De fcherpte der IFLEte dk at DENGe 7 Ontbindvogten wordt door fommigen verftompt , door anderen verfterkt. Eenige, gelyk het Lood; geeven ‘er een zoeten; anderen, gelyk het zer, een famentrekkenden 5 anderen , gelyk het Zilver, een birteren 3 of gelyk het Koper een walgelyken Smaak aan. Doorgevans hebben zy de eigenfchap van het eene Metaal meer aan te trekken dan het andere, ’t welk dan uit de Solutie neergeftooten wordt. Dit doet het Yzer aan het Koper , wanneer dat in Sterk Water is ontbonden, ’t welk wederom, door t inwerpen van Loogzout of Zuurbreekende Stoffen, het Yzer vallen laat. Ook worden fommige Solutiën door ’t bygieten van andere Zuuren troebel als Melk , of veranderen van Kleur; ’t welk tot een aangenaame Liefhebbery verftrekken kan.

Veele Mineraalen vereenigen zig zeer ligt , Amaigas door enkele wryving , tot een Amalgama met mer Kk Kwikzilver. „By eenigen van deeze vermen-Zivere gingen behoudt het Kwikzilver zynen Mecal- lifchen glans , en wordt tot een weeke Deeg, die men ftryken kan en indrukkens gelyk het Verfoeliezel der Glazen Spiegelen aantoont.

Het Metaal moet echter daar toe, eerst, op de

Ct) Het befte Konings Water (Agua Regia) krygt men » door uit twee deelen Salpeter, drie deelen Vitriool en vyf deelen Zee- Zout, te famen gemengd, den Geest te treke ken. Boran, Chem. Vol, II. ps 474

III, DEEL le STUK,

ÍNLEI-

DINO,

Beflu'ten

gem

96 -„GESCHIEDKUNDE

de een of andere manier, tot Poeijer gemaâäkt zyn; gelyk het dus met Koper gefchiedt en, Zilver: maar Lood en Tin wordt ten dien einde gefmolten. Met Yzer vereenigt zig het Kwikzilver, op deeze wyze, niet (y), Vee- le Ertfen geeven , wanneer zy met Kolen: Stof , met Pot-Afch of met Kalk - Aarde, gefmolten worden , een Metaal-Grein uit of veranderen in een Metaalhoudende Kalk.

Uit dergelyke veranderingen , welke de Me-

daar uit oPrraalen ondergaan en die aan dezelven eigen

zyn, kan de Mineralogist over derzelver ein genfchap oordeelen en daar van hebben fom- migen de Rangfchikkirg afgeleid. De Ouden moeten reeds hier op gelet hebben , toen zy de Merktekens der Delfftoffen, voor gemeld uitvonden , welke van een over - ouden datum

zyn. Het Alchahest van PARACELSsUS was, volgens HeLMONT, een algemeen Ontbind- vogt , dat alle frekaatien » buiten de Metaalen en Zand , tot een Zout, en dus in Water fmeltbaar maakte of zelfs tot Water ontbond: ; hebbende oek een aanmerkelyke uitwerking op het Kwikzilver, ’t welk daar door een vast, wryfbaar Poeijer wierdt , in ’t Vuur beften- dig (x). Uit Zee- Zout zou dit Vogt door Konst bereid zyn. Mooglyk heeft hy wel, de kragten van ’t Konings Water op ’t Goud,

als

(») Boenn. Chem. Procesf. 203. (z) Chems, Vol, ds Pe 8$7e Sc.

te

Den MiNnERàâröòcie 99

als het beftendigfte wan alle Ondermaanfche en Lighaamen aangemerkt , waarneemende, daar vic het gedagte befluit opgemaakt, Men weet den verwarden en buirenfpoorigen redeneer- trant der Alchemisten.

Veele hedendaagfche Autheuren , of van het Kenmers

ken vandê

midden deezer Eeuw en laater, gelyk W 0 L-girwendigë TERSDORF JusrTi, Voert en CRON- Ree sSTEDT, hebben op het Scheidkundig ondcr- zoek der Delfftoffen hunne Stelzels gebouwd. De woorigen , onder welken AcrIcorLa de oudfte is, die dezelven in eenige Orde be: fchreef , zagen mêer op uitwendige Kenmer: ken , hoewel hunne Hoofd - verdeelingen de Kennis van den aatt der Lighaamen onder- ftelled. Dus werden door hem de Aarden van de Steenen , deeze van de Metaalen;, en die wederom van de famengrosizelen uiet Vogt, gelyk de Zouten, Zwavels en Aardharften , afgezonderd. AGRICOLA, wiens Werken Dog in achting zyn, leefde in de Zestiende Eeuw. Hem volgden , in dat opzigt, Ge s NER, SCHEUCHZER, Woopwarp en D'ARGENVILLE, en van die zelfde manier ‘waren nu onlangs CARTHEUSER, PR tT: NER, WALCH,; HreEL(y)en G O0

yve: (4) Fosfils arranged by Joni, HiLr. Lond. 1751. Öftavös

(2d De Charatteribas Fosfiliam extertìs, Lips, 1757» G

iii. Dier, 1, Stuk

INLEI- DING,

Regels maatige ender-

$cheiding,

08 GESCHIEDKUNDE

yverige verdedigers. De bepaalde Grondfla- gen, om daar in te gelukken, zyn door zeke” ren WERNER , een Leerling van den groo- ten Saxifchen Mineralogist, PaABsT von Oe HAYN» naauwkeurig aan de hand gegee ven (4).

Het is geheel iets anders , of men de Ken- merken opzoeke tot eene Klasfikaale verdee= ling van het Ryk der Delfftoffen, en tot de Rangfchikking , als ook tot die der Geflagten, dan der Soorten. De uitwendige gedaante of figuur , de hardheid , zwaarte of Kleur, komen in ’t eerfte geval naauwlyks te pasfe , doch grootelyks in het laatfte. Hoe zal ik, by voorbeeld, Steenen by één voegen of Marmers in één Geflagt brengen , met acht te geeven op die Kenmerken; alzo dezelven grootelyks in gedaante, in hardheid , als ook in zwaarte en Kleur, verfchillen. Hierom moeten eenige al- gemeene Kenmerken worden gefteld , die men gebruikt „om by voorbeeld Steenen van Metaalen of ook van Aryftallen te onderfcheiden; dar zo wel tot de verdeeling der Klasfen , als tot

‘die der Rangen en Geflagten dient. De be-

roemdfte Mineralogisten , waar onder W Are LERIUS Een Onze Ridder, betraden deezen Weg , terwyl anderen de verdeeling op ge. heel verfchillende manieren gemaakt hebben:

| als

(a) Von den ausferlichen Klunzeichen der Fosfiliën, Leipas 3774 f

DeR MINERALOCHE 99

âls wy nu zullen zien » in het opgeeven der Inter

Voornaamfte Samenftelzelen. in In de oudfte tyden leiden de Philofophen ouate 5 gek 5 verdeelina

zig reeds op eenige onderfcheiding der Delf. gen,

ftoffen toe, ArisToTeres verdeelde ze

in Aardachtige en Metaliyne , wier vloeijing

in Vuur en fmedigheid hy aan den oirfprong

uit Water toefchrcef. Zyn navolger en leer.

ling TrrorPmRasTus maakte daar in on-

derdeelingen , inzonderheid ten opzigt van de

Steenen. Droscoriprs > die in de Eerfte

Eeuw na °s Heilands Geboorte lecfde , gaf

meest acht op die men in de Geneeskunde

gebruikte, PLinNius, misfchien Zyn tydges

noot, heeft dezelven omftandiger onderfchei

den, inzonderheid de Mineraalen, GALENUS

volgde in de Tweede Eeuw byna derzelver

voetfpoor , en maakte gewag van Mineraale

Wateren. Hier op is, in de Vierde Eeuw 7

de Bisfchop EprrPHANius het eerft begon«

nen aan eene Schifting der Edele Gefteenten ,

met betrekking tot de genen , welke zig in

Aarons Borstlap bevonden (1). Vervolgens is de Mineralogie, met de ande- verbass

re Weerenfchappen, in verval geraakt, en niet Ren ie

wederom tot eenige berftelling gebragt , dan gie.

door AVICENNa, in de Twaalfde Eeuw,

Deez’ maakte vier Klasfen van Delfftoffen :

I, Stege

(5) WALLERIUs de Syfiem, Mlineralogicis , dien ik hier meest volg.

Ga ui. DEEL, fi STUK,

190 GESCHIEDEKUNDE

IN!EI- 1. Steenen , waar toe hy ook de Aarden t’huig Dn bragt: 2 Moran door Vuur fmeltbaar : 8. Zwavels , waar toe hy ook het Rottekruid betrok : 4 Zouten en dergelyken , welken hy wezentlyk eerst van de Steenen en Metaalen afzonderde. ALBERTUS MaGNus, die veel over de Mineraalen gefchreeven heeft, verdeel- de ze wederom in drie Klasfen, van Steenen , Metzalen en middelflagtige Lighaamen : dus niet alleen een nieuwe verwarring maakende, maar ook veel fabelachtigs daar onder mengen- de, Diestyds, naamelyk, werdt van de figuur en kleur der Steenen , en derzelver overeen: komst of ftrydighcid in natuur, met de Die- ren en Planten , veel belachelyks afgeleid, „welk LreonaARrRvDUs in zyn Spiegel der Steenen, met het begin der Zestiende Eeuw, befchree-

ven heeft. \ ‚Herkel- Kort daarna bloeide die groote Mineralogist, heen ‘AegRricCOLA, door wien deeze Studie van by- LA. geloovigh- den gezuiverd en niet alleen in eeni- ge Orde gebrazvt, maar ook werkdaadig aange: ‘toond werdt /c). Meer echter gaf hy acht op het zoeken vinden en uitgraaven der Metaa- len, de zuivering van derzelver Ertfen en al het gene de Bergwerkkunde betreft , dan op eene juifte verdeeling. De gebreklykheid van zyn Stelzel is ook op zyne navolgers, ENczr- LI Us,

Ce) Opera Afineralozica G* Metallurgica, Rafil. 1546. Fo- io, item 1558, Kc.

DER MINERALOCIEE Ioï

CARDANUS , FaArrorrius , FasBrri- INtEr C1US‚ KETMANNUS, GESNERUS En gopr

deren overgegaan , en, dewyl men diestyds al-

leen acht gaf op de uitwendige gedaante , bleef - de Mineralogie inde Zestiende Eeuw nog gancfch

onvolkomen. pi

„Met het begin der Zeventiende kwam het Manter Werk van CsaLr1Nus uit, die eep nieuwe san pings, verdeeling maakte , meest op de denkbeelden

der oudfte Philofoophen gegrondvest (d). De Delfftoffen werden door hem in Lighaamen die

door Vogt of Olie {meltbaar waren en onfmelt-

baar, als ook in zodanigen , die door ’t Vuur vloeibaar wierden, verdeeld, Dus betrok hy, zeer oneigen, de Aarden, om dat die zig met Water mengen , tot de eerfte Klasfe. Ook hebben zyoe onderdeelingen , wat de Steenen

betreft, geen aartigheid. . Hy werdt, echter;

ten deele , door ALDLROVANDus gevolgd ;

zo wel als door SCHWENKFELD en anderen,

die in fommige opzigten ook van ’t Stelzel van, AGRICOLA gebruik maakten,

In die Eeuw, naamelyk , werdt de Minera-. Stelzel logie veel meer, zo in * algemeen , als in’ bid byzonder beoefend 5 gelyk blykt uic her Werk ‘nderea, van Boor over de Kidele Steenen, en van C- saus over de Mineraalen in jaar 1635 uitgce

ko:

(d) Arpa, Cmsarp. De ve Metallica, Liber, K-1E, Rom, 1596. Quarto. Norimb, 1602, G 3

Ii. DEEL, Ie STUK.

102 GESCHIEDKUNDE

Incer. komen (e). Deeze volgt AGRICOLA groo=

DING tendeels, doch ftelt, in plaats van vyf, maar vier Klasfen van Delfftoffen; 1. Aarden : o. Sa- mengegroeide Sappen : 3. Steenen: 4. Metaa- len; hebbende die Klasfe van Metaalachtige Lighaamen, gelyk Ertfen, Pyrieten enz. , wel- ken AGrtcorLa afzonderde, tot de Metaalen betrokken. Dus is zyne Orde zekerlyk niet te verachten en beter dan die van WorMm:us en JonHNsToNs; welke wederom vyf Klasfen ftelt, ontleend van verfcheide voorgaande Au- theuren (f).

"Vyf Klas- Zyn Stelzel heeft ; r. AARDEN, welken hy Jounsron, in onedele, dat is Mergels, Vrugt en Kley of Potaarde 5 in middelflag dat is Verw- Aarden ; en in edele of Medicinaale verdeelt , voegende het Zand ’er ten vierden, als naverwant zyn- de, byi2, SAMENGEGROEIDE SAPPEN, en wel magere „‘gelyk de Zouten: veite, Orpie ment en Sandrak; 3. ÂARD HARS TEN welke vogtig als Steen- of Aard- Olie , Zwavels , enz. of famengegroeid , als Amber, Barnfteen, enze of Steenachtig, gelyk de Steenkolen: 4. STEE- NEN en deeze of niet gefigureerd , geheel , half of niet doorfchynende; gefigureerd, tot welken de Sterrefteenen , Koraalen , Donderfteenen , Stalactieten en allerley Verfteende Zaaken: zynde de Steenen uit Dieren op het laatst ge- fchikt, en van de gegravene onderfcheiden: $, Me-

TAA

(Ce) Casir Minerabogia, Lugduni, 1636, Folio.

(f) Jonnsron, Notitia Regni Mineralis, Lips. 166Ia Duodacimo.

DER MINERALOG EE, 103

TAALEN en van dezelven a, Volkomene,'gelyk INtEI- Goud, Zilver, Koper, Yzer, Lood, Tin: b, EAA

| DE ene by anderen Halfmetaalen ge:

naamd , Bismuth , Spiesglas , Kwikzilver: Cc, Metaalachtige Lighaamen; als in 't Aardryk „Ertfen, Pyrieten , Glimmer , enz. zin de For- nuizen de Bloem en Kalk of Slakken der Meraalen ; daar buiten Koper- en Yzer- Roest.

Dit Samenfte!, dat diestyds het befte Was, is naderhand door veelen gevolgd. Het hadt niettemin aanmerkelyke fouten , in de onder- deelingen. Hoe datde Zwavel onder de Vog- ten geplaatst kon worden, de. Spaath onder de Edele Steenen ,en veele andere bedenkingen, zou men daar op kunnen maaken. Hem volg- de BreceHer op het voerfpoor, doch voeg- de ‘er de Chemifche onderzoekingen by , en dus bleef de Mineralogie in die ftaat, toc dat IMPERAT rt, een zeer vermaard Italiaanfch Apteker, zyne Natuurlyke Hiftorie aan ’t licht bragt (g), hoewel fommigenzyn Werk aan een anderen Autheur toefchryven (A).

Hy maakt zes Klasfen van Delf (toffen : r. Aan- Haer DEN ; die in Mergel , Kley , Slyk , Verw- en Iueraarte Vollers- , als ook in Medicinaale Aarden ver- deeld worden: 2, ZOUTEN; 3. VELTIGHE-

DEN of Aardharften: 4 METAALACHT!I- GE

(2) FERRANDo ImpeRATE Ifloria Naturalt. Venet. 1672. C5) Vide BARTROL. Cent. 1. Epift, Med, p. zor. G 4

IL. DEEL, Te STUK.

104 GESCHEEDKUNDE

Intels GE zelfftandigheden, als Zwavel, Orpiment, BING Kwikzilver en Spiesglas : 5. METAALEN, Goud, Zilver, Lood, Tin, Bismuth, Koper , Yzer, Staal? 6. STEENEN. Over deeze laat- ften is hy wel het uitvoerigfte , díe hy in E- dele Steenen, in Gefigureerde , Gipsaartige, Plaatachtige , Kalkaartige , Glaswordende , Zard en Wetfteenen , onderfcheidt; voegende op *t laacfte daar by ,een Rang van Metaal- achtige Steenen ‚als Goudglit , Potlood , Bloed- ficen, Ley , Armenifche, Lazuurfteen, enz. Minera- Omtrent dien zelfden tyd leefde BARBA; Denza, een Spanjaard, die, by de Spaanfche Goud- en Zilver -Myner , in Peru, lang verkeerd hebben- de, een Werkje over de Mineraalen fchreef, het welk in verfcheide Taalen, ja ook in ’t Ne- derduisfch is uitgegeven (id). Deeze Autheur verdeelt de Delfftoffen in vier Klasfen, van Aarden, Sappen , Steenen en Metaaten; doch in de manier van bewerking heeft hy meer lof verdiend, dan in de onderfcheiding.

In ’t voorfte deezer Agttiende Eeuwe kwa« men de Werken uitvan LANGIUS, ‘BAYER; ScnEeucHzER ea WoopwaARrRD, die allen ook een meer of min verfchillende verdeeling maakten, doch niet in zo veel aanmerking ko-

men

(i) Verhand. over de Metaalen , Mynen en Mineraalen , door ALVARO ALONsSO BARBRA, Leid, 1740: zynde een Vietrekzel, uit het Engelfch vertaald. In ’t Hoogduitích kwam het Werk van BARBA , te Hamburg, in *t jaar

1675

DER MiNERALOG TE, 108

men als’t Werk van BROMEL, een Sweed, INLEEs Zoon van Or Aus BROM EL,door wien reeds PING: in ’t jaar 1693 een fchikking der Delfftoffen, paar de manier van WorMIUS, in drie Klas- fen , was uitgegeven. Dat van MAGNus von BroMEr kwam in % jaar «730 te Stokholm aan licht, en, dewyl deeze Autheur ten uiter= fte ervaren was in de Bergwerkkunde , heeft hy een taamelyk goeden Lyst der Delfftoffen gegeven , die nogthans geen Stelzel genoemd kan worden, dewyl ’er de Kenmerken der Ge- flagten en orderfcheidingen der Soorten aan ont. breeken. Zyn Werk is alleen in ’* Sweedfch uitgekomen (k). |

In zyne Rangfchikking komen ook eerst de nromers AARDEN, verdeeld in Medicinaale , Schilders in Polyst-, Pottebakkers en Vrugt- Aarde , waar op volgde de. Turf : 2, Zouten, als Keukens zout, Salpeter, Aluin en Vitriool: 3. Zw A= VELS, waar Onder Bergharst, Steen- Olie , Barntteen en Steenkolen; 4. STEENEN, vere deeld in zes partyen; naamelyk in ’t Vuur bee flendige, als Asbest, Amianth, enz: Kalkwore dende, als Marmers, Spaathen , Selenieten, Glimmers, Ley en Dropfteenen; Glaswordende,

waar

„1676 en wederom ín 1696, aan ’t licht. In % Fransch heb ik Drukken van 275r en 17s2, onder den naam van Aletallur gie.

(&) Inledning silnodig Kunlskap om Eergarter , Mineralier , Metaller fampt Fosfilier, Stockh. 1730. Gs

ÄII, DEEL, Ie STUK.

1o6 GESCHIEDKUNDE:

Inter. waar toe de Zanden , Keijen en Edele Ge.

DING, fteenten, als ook de Kwarts, Kryftallen enz. 3 Gefigureerde , als de Adelaar- en Donderftee- nen ; Verfteeningen , Dierfteenen. 5. Minx- RAALEN en Halfinetaalen , gelyk de Kwik , Spiesglas, Bismuth , Spiauter, Potlood , Kala- mynfteen, Bloedfteen , Magneet, Bruinfteen, Rottekruid , Bergblaauw , Kies , Kobalt, Ba-« falt , Amaril , enz. 6. METAALEN, Goud, Zilver, Koper, Tin, Lood, Yzer,

Verdeer De misflagen , in deeze verdeeling voorko- Kuen mende, gaa ik voorby. Deeze Autheur, Lyf- VE. Arts vaa den Koning, hadt zyne meefte onder-

rigtng, onder anderen, bekomen vanden groo ten BOERHAAVE te Leiden , door wien , in de Grondbeginzelen der Scheidkunde , een befchryving der Delfftoffen gegeven worde, op den voet van eene geheel andere verdeeling (l). In de eerfte plaats ftelc die Hoogleeraar de Mee TAALEN en betrekt daar toe Goud , Kwik- zilver, Lood , Zilver , Koper, Yzer, Tin 5 ten tweeden befchryft hy de driederley gemee- ne ZouTEN, Steen- Bron-en Zee- Zout, de

| Sal.

(1) Crzm. Vol, KL. p. 31, Lugdb. 173ze Quarto.

(Cm) De Heer WALLERIUS befluit, dit BOERHAAVE juist geen volkomen Schets van 't Ryk der Delfitoffen heeft wils len geeven. Zyn Ed, zou hebben kunnen aanmerken, dat die Hoogleeraar zulks alleen gedaan had ten dienfte der Scheidkunde , waar de Steenen van veel minder belang zyn dan de Mineraclen. Voorts geeft hy die verdeeling van onzen Hyogleeraar zeer gebrekkeiyk op: her Spiesglas

on.

DER MINERALOGIEË) 107

Salpeter, Borax ; Sal Armoniak en Aluin: in de Inval, derde plaats de ZwAveLs, waar toe het Or: PINGe piment en Rottekruid, de Steen - Olie er

. Bergharst, de Steenkoolen en Barnfteen , zyn betrokken « ten vierden de STEENEN, on- derfcheiden in geheel , half of niet doorfchy- nende « op welken de Aarden volgen , waar onder vette, gelyk de Kleijen , Pot Aarde en magere, Kryt , Mergel , Oker: ten vyfden, eindelyk,de HALFMETAALEN, welke door

hem allereerst onderfcheiden worden, in zoda- nigen, die uit Metaal en Zout beftaan, gelyk

de Pyrieten en Vitrioolen ; die uit Metaal en Zwavel famengefteld zyn, als Cinnaber, Spies- glas, Bismuth, Spiauter; uit Metaal en Aarde

of Steen, gelyk de Lazuur-Steen , Bloedfteen , Magneet en Oker (1).

Weinige Jaaren daarna, kwam de beroemde „Prieklas Linneus, in de eerfte Schets van zyn Sa- Eraob: menftel der Natuur (2), met een nieuwe Ver- deeling der Delfftoffen ter baan. Drie Klasfen ftelde zyn Ed.; de eerfte van Eenvoudige, de tweede van Samengeftelde ; ; de derde van Sa-

Ien

Onder de Metaalen plaatzende, en de Borax uitlastende on= derde Zouten: als ook de Aarden tot een hoofdverdeeling maakende en niet berispende, dat de Oker eerst onder de- zelven , dan onder de Halfmetaalen komt. Aarde of Steen verandert de natuur der Metaaten niet, maar brengtze tot de Ertfen. Zie WALL. de Sy/lem. Mlineralogicis. p. 70,

(2) CAR, LINNI Sy/Zeusz Natsre, Lugdb. 1735, Tabula in plano, -

II, DEEL, 1. STUK;

J

108 GESCHIEDKUNDE

INLer- mengegroeide Lighaamen , onder de Hoofdnaâ-

gi men van PeTRe, MiNErRde en Fosst- D Î Kla Si RET e . fen van LiA Ieder Klasfe was in drie Rangen verdeeld;

LINNAOS. 3ls volgt

1. PETRA, STEENENe 1. Lap. Apyri. Vuurbeftendige. 2 Calcarei, Kalkwordendee Ze mm Vitrescentes. Glaswordende.

U. MiNERZ.

MyNSTOFFEN.

‘r. Salia. Zouten. 2. Sulphura. Zwavels. 3. Mercurialla, Metaalen,

III, Fos$IcLtra.

1 Terre. 2, Concreta. s, Petrificata,

DELEFSTOFFEN.

Aarden. Samengroeizels, Verfteeningen. ,

In de Zesde Uitgaave van het Samenftel der Natuur, ’t welk die Groote Geest verfcheide maalen heeft nagezien en t’elkens verbeterd, zo de Heer WarreEriIus zegt ;s zyn-de Hoofdklasfen de zelfde gebleeven , doch de Ranzfch kking een weinig verplaatst, naame-

lyk dus (0).

1. Pz.

(fo) CAR. LiNN. Syfl, Nat. Lips. 1743, fecundum Sextam Stockholmienfem einendatam et autam Editioncm,

DER MINERALOGEE, rog

I. PeTra, STEENENe INLEIS | ‚DING.

1. Vitrescentes, Glaswordende. À

2. Calcarie. Kalkwordende. |

3. Apyre. Vuurbeftendige.

1. MINERA, MYNSsTOFFEN,

1. Saiía. Zouten.

2. Sulphura. Zwavelse

3. Mercurialiae. Metaalen,

UI. FossiLIA.

DELFSTOFFEN.

zr. Concreta. Samengroeizels. 2 Petrificata, Verfteeningen. 3 Terre, Aarden,

In de Rangfchikking ziet men dus reeds een aânmerkelyke verandering, welke naderhand in de Twaalfde Uitgaave van het Samenftel der Natuur , wederom. grootelyks hervormd is ; des ik daar van op het laatfte zal fpreeken, na dat ik nog eenige Stelzelen welken op dit van den Ridder gevolgd en ten deele ook daar op gebouwd zyn, zal voorgedragen hebe ben (#). kit ON,

In

(p) Primus anno 1736 Lapides in Methodum Syftematíe cam dispofui, conftituendo Genera fixa Charaéteribus des" fnita, que non omnibus invifa fursfe ex Scriptis fuccesto-

/ zum

Eil, DEEL, Ie STUK. |

ÁNLEI- DING. Vier Klas- fen van WALLEe RIUS,

Èro GESCHIEDKUNDE

In ’t Sweedfch kwam in ’-jaar 1747 eerst aan ’t licht de Mineralogie van den vermaars den WArL'ERI US, welke naderhand ook in andere Taalen , en nu kortlings, geheel verbeterd en uiegebreid , in ’t Latyn uitgee geven is (q), Die verftandige Autheur, van wien de Ridder ook veel overgenomen heeft , ftelt vier Klasfen, „Aarden , Steenen , Mineraa- len en Samengroeizelen , welken ieder wederom in verfcheide Rangen gefmaldeeld worden als volgt.

EERSTE KLAS SB

TERRE. AARDEN.

Dn

1, RANG. Macres. Magere.

Vrugt of Tuin- Aarde, Turf > Kryt en Kalke Aarde, Gips-, en Bruinfteen- Aarde,

hed

a. RANG, Zenaces. Taaije of Vette.

| Kleijen , Pot- Aarde , Bolus; Porfelein = Aars de: Mergels, Vollers- Aarde,

3. RANG. Minerales. Metaalachtige.

Okers of Mineraale Aarden. 4. RANG.

rum intêllexi, quamvis nonnulli , meis Humeris infiftentes circumfpexêre altius, quedam mutando addendoque non fine fupercilio. Zegt LINNZUS in Praf. Ed, Alie.

DER MINERALOGTE. art gs Rane. Dure. Hardeof Zandige. Inter DING “Stuifzand, Gietzand; Tripel; Cement - Tras: Gemeen , Grof, Schuur- , Kalk- en Glimmer: ;, Metaal- en Schulpzand.

TWEEDE KLASSE. LAPIDES STEENEN. 1. Rane, Calcarei. _ Kalkwordende.

Kalkfteen Marmer : Spaath , Yslandfch Kryftal, Stinkfteen : Gipsaartige Alabafter , Seleniet of Spiegelfteen , Phosphorus van Bo- nonie: Vloey-Spaathen.

2, RANG. Vitrescentes, Glaswordende,

Zandfteen , Slypfteen , Molenfteen , Harde fteen : Veldfpaath : Kwartfen en Krystallen z Edele Steenen: Granaaten: Keizels , Agaaten; Chalcedoon, Onyx, Sardonyx , Chryfopraas, Opaalen Kat-Oogen: Jaspis, Graveelfteen,

3. RAN: Fufibiles. Smeltbaare,

Zeolithen , Lazuurfteen , Tourmalin of As- fchentrekker , Schirl , Bafalt: Bruinfteen , Pee rigord , Wolfram : Ley , Toetsfteen , Wet: fteen , Zwart Kryt: Mergelfteenen : Hoorn- fteenen. \ 4: RANG

(7) WALLERim Syflema Mineralogicum, Stockh, 1772 8. 1275. Vienne. 1778. Oûâtavo,. Ille DBELel, STUKe

114 GESCHIEDKUNDE

INLer- 4e RANG. Apyri Vuurbeftendige, DING.

Vier Klas Glimmer, Talk of Moskovifch Glas , Franfchi fen van Kryts Spaanfch Kryt, Spekfteen;, Serpentyn-

Bros fien, Potfteen: Amianth , Asbest , Bergkurk.

5. RANG, Saxae Rotsfteenen.

Graniet, Porfier en andere gemengde of Pod: dingfteenen,

DERDE KLASSE, MINER &e MINERAALENe. r. RANG. Salia. Zouten.

Zuure Geeften: Vitrioolen ; Aluins Salpe= ter: Keukenzout : Aard- Muur- Zout : Vlug A'kali: Onzydig Zout : Armoniak- Zout: Bo- Tax.

2. RANG. Sulphura. Zwavels,

Aardharften , Steen - Olie , Bergpek of Jo: denlym, Steenkolen en Zwavelige Aarden ; Gagaat: Barnfteen, Gom Kop:l: Amber grys * Zwavel, Pyrieten, Kies, Markafieten,

3. RANe. Semimetalla. Halfmetaalen.

Kwikzilver, Cinaber: Rottekruid, Realgar , Orpiment , Mispicke! : Kobalt: Nickel: Spies=: glas: Bismuth : Zink of Spiauter , Kalamyn- Keer , Blende en de Ertfen daar toe behootende.

4. Rane

pER MINERALOGEIE, 113

4. RANe. Metalla. Metaalen, INLEI- DING.

Yzer, Koper , Lood , Tin, Zilver, Goud, Platina en alle derzelver Ertfen,

NAERDE KLASSE, CONCRETA. SAMENGROEIZELS. 1. RANG, Pori, Stalactieten,

Puimfteen , Lava , Bergflakken , Glas-Â- gaat, Steenmerg , Steenkorst „, Eijer-, Kuite Erwtenfteen , Dropfteenen, Sinters , T'uffteen.

2. RANG. Petrificata,. Verfteeningen.

Verfteende Houten, Planten, Wortels , Bla- den, Vrugten of derzelver Afdrukzels in Steen; in Aarde of Ertfen, of gemineralizeerde Plant- aartige Lighaamen en gezraven Houten: Vers fieende Koraalen of Zee-Gewasfen of gemie neralizeerde : Verfteeningen van allerley Gez dierten , inzonderheid Conchyliën ; Echiniee ten; Joodenfteenen , Steenkernen, enz.

5. Rane. Figwrati Lapides, Figuurfteenen,

Natuurfpeelingen , Dendrieten 3 Steden- of Landfchap.Steenen ; Adelaar- of Pee nen, enz.

Belen van Deen

11’. DEEL. Is STUKe

14 GESCHIEDKUNDE

ÍNLEIe 4. Rane. Calculi. Steengroeijingen. DING»

In Planten: ook Dierfteenen , als Kreeft - Oo-= gen, Bezoars, Pedro del Porco,

Aanmer Deeze laatfte en uitvoerige Mineralogie van her sa. Pden geleerden WALLER Us verdiert zekere

ee Iyk den Lof , dat zy in de naauwkeurige be- LERIuS, paaling der Geflagten en omftandige befchry- ving der Soorten alle anderen overtreffe. Zyn Ed. heeft het geluk gehad van zyn Werk, welks leatfte Uitgaave in uitgebreidheid zeer verre de eerfte te boven gaat , door langduu- rige Ondervinding te kunnen verbeteren en vol- maaken. Ondertusfchen is het, gelyk hy zelf erkent, nog niet zonder gebreken; waar van eenigen zig voctsftoots openbaaren, Verfcheide Stoffen, gelyk de Okers, Turf, enz, komen by hem tweemaal op het tapyt5 eerst onder de Aarden , dan onder de Mineraalen. De Vierde Rang van Rotsfteenen , (‘t welk die groote Klompen zyn van Greniet, Porfier of dergelyken , waar uit de hoogfte en kaale Bergtoppen beftaan;) oordeelt hy , om dat zy uit anderen Samenrgefteld zyn, naauwlyks een byzonder Geflagt te kunnen uitmaaken , en maakt niettemin van de Samengroeijingen, in % vervolg, een geheele Klasf:, Ook zal men onder de Delfftoffen weinige Geflagten vinden, wier Onderwerp geen famengeftelde Lighaa- men zyn, De Tweede Rang der Steenen on- dere

DER MINERALOGIE, IS

derfcheidt hy door den tvtet van Glasworden- INLEL de, en dit wel , om dat fommige derzelven , el (geenszins allen ,} met Loogzout tot Glasmaa-

king dienen : terwyl die van den volgenden Rang op zig zelf in ’t Vuur tot Glas fmel-

ten en veele van den Vierden Rang ook door

een zeer fterken trap van Vuur. Is dan het Glasworden iets, ’t welk den Tweeden Rang

kan onderfcheiden ? Is beftendig in ’t Vuur of onbrandbaar (Apyri) te zyn, een gepaste be- naaming voor den Vierden Kang ; daar zulks alleenlyk afhangt van den trap der Hitte 2 Veranderen ook piet alle de Metaalen door Vuur in Glas 2 De Vloey- Spaathen, die van

het doen fmelten der Meraalen den naam heb-

ben; ja ook Smelcbaar zyn en Glas worden ,

en door geenerley kragt van Vuur tot Kalk,

te branden zyn, heeft zyn Ed. evenwel in de Eerfte Rang geplaatst !

Ik zal nu nog een denkbeeld geeven van de Klasfikaale verdeelingen der voornaamfte Mi- neralogisten , wier Werken na de eerfte Uic« gaave der Mineralogie van WaALLERIUS, welke in dat opzigt geheel piet, en in de Rang- Jchikking maar zeer weinig veranderd is: (alzo hy flegts den Rang der Smeltbzare Steenen daar heeft bygevoegd ;) aan ’t licht gekomen zyn.

Het Mineralogifch Samenftel van Wor. samenfel TERSDOR FF kwam eerst in den jaare 1748 Franse in 't Latyn en Hoogduitfch , en vervolgens DOR 5x zeer veel verbeterd , in 1755, te Berlyn aan

H a % NI, DEEL. Ie STUK,

116 GESCHIEDKUNDE

' ÍNLEI- DING,

Dat van CARTHEU* SER,

licht (r). Hy maakt zes Klasfen waat van de Eerfte de AARDEN bevat, die hy in Grondige, Alkalyne , Gipsachtige, Kleijiee en Glaswordende verdeelt: de Tweede de STEE- NEN waar van ook Grondige, Kalkachtige, Gipfige , Kleijige en Glasachtige : de Derde de ZouTEN, ven welken Zuure, Loogachti- ge en Middelflagtige : de Vierde de AARD- HARSTEN, zo vloeibaar als hard: de Vyfde de HALFMETAALEN , waar onder weder-

om Vloeibaare ED Vaste : de Zesde de ME-

TAALEN, van welken Goud en Zilver Ede le; Koper, Yzer, Tin , Lood; Onedele ge- noemd worden. Op ’t laatst komen de VER: STEENDE ZAAKEN, welken hy ín vyf Rangen , als van Dieren , van Infekten, van Conchyliën , Planten en Zeegewasfen afkom- dtig , fmaldeelt.

Het Samenftel van CARTHEUSER, dat in x laatstgemelde Jaar te Frankfort aan den Oder het licht zag (s)» is in veele opzigten op den zelfden leest gefchoeid. Het heeft ook zeven Klasfen , en verfchilt meest omtrent de AAR- DEN , welken hy in Smelt- en Onfmeltbaare ; en

de STEENEN, die hy in Plaatige, Draadige ,

Egaale ; Gekorrelde en Vergaarde fmaldeelt. De

led

qr) Je Le WOLTERSDOREFe Sy/femâ Minerale. Berol. 1748 5

& 1755. (5) J Fr. CARTEEUSER, Elementa Mintralogiee Francf, ad

Vjadr, 1755e

DÊR MINERALOGIE i17

De ZoUTEN zyn by hem Alkalyoe, Zuure, Exter: Middelflagtige en Samentrekkende, Zyn Wiers” TS de Rang is van VUURvVATTENDE dingen, gelyk de Zwavels en Aardharften, Dan volgen de HArFMETAALEN , welken hv in niet fmeedbaare , byna fmeedbaare , en vloeibaare als de Kwik, fmaldeelt; de METAALEN, waar van buigzaame , als Lood en Tin 3 Har- de, als Koper en Yzer; Vaste als Zilver en Goud. Eindelyk de dingen van Veranderde gedaante ,„ waar onder hy allerley Verfteende Zaaken, Sktalaftieten en Figuurfteenen , be- grypt. |

De Manier vanp'ARGENVvILEE(t) heeft, Manieren volgens het oordeel van WaArrERr1us, niets Gn drs nieuws dan verwarring , en veele gebreken , & Brew: inzonderheid wat de Steenen betreft. BRow- NE maakte, in zyne Natuurlyke Hiftorie van Famaika (») „een geheel byzondere Verdeeling der Delf{toffen. Hy ftelt in de Eerfte Klas- fe de Warrens; in de Tweede de Zou: TEN; in de Derde de ZwAVvELACHTIGE;S ia de Vyfde de AARDEN en Aardachtige Lighaamen , waar op de Kr rijrN volgen, dan de Mrreaeers en eindelyk eenigen van een andere natuur ,gelyk Puimfteen , Tuffteen, Zanden, enz. Doch deeze Manier heeft ook

te

Ne

(2 PoryHolagie. Paris 1755. Qtarto. (o) Tie Civil and Natural üiflory of Jemaiha, Lond.

1756. H 3

INLEI- DING.

118 GESCHIEDKUNDE

te veele gebreken, om gevolgd te worden van de Liefhebbers der Mineralogie.

Samenfte! In meer aanmerking komt het Samenftel van

van JUST.

Dar van CRON: STE DT.

Jusrt, die zelfs ondernam het Werk van WerrLERtuste verbeteren, gelyk hy in de Voorrede fchryft (ax). Hy maakt zyne Verdee- ling ook opeen geheel nieuwen trant, ftellende in voorfte de METAALrEN, die zyne Eer- fte Klasfe uitmaaken ; de Tweede de HALF- METAALENS; de Derdede VuurvATTEs- DE dingen ; Aardharst , Steenkolen, Zwavel: de Vierde de ZouTrN, Zuure , Alkalyne , Middelflagtige ; de Vyfde de VERSTEEN IN: GEN, en de Jaatfte de AARDEN En STEE- NEN; welken hy fmaldeelt in Edele en One- dele , Vuurbeftendige en Kalk- of Glasworden- de, Zo dat deeze Autheur zes Klasfen heeft. De Werken van MENDEz DA CosTate Londen (9) en van KLEIN te Petersburg uit- gegeven (z), die alleen van Aarden en Steenen handelen , voorbygaande , komen wy tot de Mineralogie van CRONsSTEDT, een zeer ’er= varen Bergwerkkundige en Opziender der Myn- werken in Sweeden , die zyn naam verborg , doch welke niettemin bekend geworden is, na dat

(x) J-. HENR: Gor. von jusrr, Grundrisf des gefammte ten Mineral- Reichs. Gotting. 1757e {y) EM. MENDES DA CosTA. Natural Hiftory of Fosfils, Lond. 1 757. Vor. 1. Quarto, (z) J. TaEoD. KLEIN. Lucubratiuncula fubterranea prior Lapid, Mlaarócosmi, Petrop. 1258.

DER MiINERALOGEE, 119

dat de Heer BRrUNNIicH zyn Werkje, in ’t INtere_ Hoogduitfch vertaald, aan ’c licht gegeven a heeft (aj. Het was in jaar 1758; in ’% Sweedfch , te Stokholm uitgekomen. Hier ftaan de Aar Den wederom in de Eerfte Klas- fe, waar onder de Steenen zyn begreepen, en deeze worden verdeeld in negen Rangen, van Kalkaartige , Kcizelige , Granaatige , Kleijige , Glimmerige, Vloey - Spaathen, Asbesten , Zeo- lithen, en Bruinfteerige. In de tweede Klasfe plaatst hy de Zouten; in de Derdede V vur- VATTENDE; in de Vierde de Metaalen , Ert- fen en Mineraalen. Eindelyk worden ’er de Rotsfteenen , Samengroeizels en Verfteende Zaaken , als eigentlyk niec tot de Mireralogie behoorende, kortelyk in befchreeven. Het Werk is, wegens de keurige Waarneemingen van een kundig Man , die alles zelf heeft nagegaan zeer nuttig , doch ’er ontbreekt veel aan, om een volkomene kepnis der Deifftoffen in al- gemeen te hebben, en de Methode is gantfch niet behaaglyk.

Door den Bergwerkkundigen Heer Lrr- Dat van MAN werdt, in t jaar 1 760 , het Ontwerp denn OCE, Mineralogie uitgegeven (b), welke in ’t hoofd- zaakelyke weinig van die van WaLLERrIus

ver. (a) Cronsteors Verfuch eirer Jlineralogie ; vermelver

durch BRUNNiCH, Koppenh. en Leipzig. 1770, (1) J- GOTEL. LEHMAN, Entwarf einer Mineralogie, Ber

Jin. 1760. H 4

UI. DEEL, Ie STUKe

ÍNLE1 DING.

120 GESCHIEDEKUNDE

verfchile ‚doch die van den Hoogleeraar te Gots tingen , VocEt, in jaar 1762 uitgekoe men (c), wykt ’er aanmerkelyk af; als zynde, wat de orde aangaat, van verfcheidene ontleend. Hy maakt zes Klasfen ; de eerfte van Aar: DEN, welken hy in tien Rangen fmaldeelt, ais Kleijige , Kalkige , Keifelige, Mergelige, Se- lenitifche , Talkige, Glimmerige, Brandbaa- re, Zoute , Metaslige en Vrugt- Aarde. De tweede Klasfe is van STEENEN , waar van veertien Rangen 5 Kleijige, Kalkige , Mergelí- ge, Selenitifche, Vuurgeevende, Leijige , Bla- derige , Vezelige , Zoutige, Metaalige, Glas. wordende , Rotsfteenen , StalaCtieten en nieu= we Steenen. Zyn derde Klasfe is van VeR- STEENINGEN , waar Onder die van Dieren; Planten, Zeegewasfen , enz. De vierde Klas- fe , van ZouTEN, is in de Rangen van Sas mentrekkende , Smeltbaare , Hardwordende Vlugge en Alkalyne, gefmaldeeld.. De vyfde Klasfe , der VUURVATTENDE , behelst de. Zwavcls , Aardharften en Mineraale Vettighe= den. In de zesde Klasfe zyn de META A- LEN, zo volmaakte als onvolmaakte en de

Halfmetaalen begreepen (*). De Klasfificatie van deezen Autheur, afge- leid

(€) Be Aug. VoeEL, Praëlifshes Mineral Syflem. Lips.

176% N (*) Zie een Kort Begrip van dit Samenftel , in het Ville

DEEL der Uitgezogte Verhandelingen bladz, 587, enz.

DER MINERALOGCIE zor

leid van de houding der Lighaamen in ’t Vuur, Inrers van derzelver oiffprongelyke Stoffe, van dePN& vitwendige Gedaante en van het Scheidkundig onderzoek , is aan veele verwarringen onder-

hevig, Inzonderheid blykt zulks in zyne vere deeling der Rangen, alwaar Lighaamen van

den zelfden aart van elkander afgezonderd , anderen, die grootelyks verfchillen, byeen ge- voegd zyn. Dit ftraalt nog meer in zyne Ge«- {lagten door. Ondertusfchen zyn ’er zeer nut-

tige Aanmerkingen in zyn Werk vervat, mids

men het met oordeel leeze : want hy heeft ook

in verfcheide opzigten misgetsst.

In ’c zelfde Jaar kwam de Mineralogie van Dat van BomARE te Parys aan ’t licht (d). Deeze TARL Autheur hee allerverite van de Ouden, die twee of drie Klasfen van Delfftoffen maakten, afwykende , ftelc tien Klasfen ; onder den ty- tel van WATERS; AARDEN, LANDEN, STEENEN,ZOUTEN,Pyrieren,HALrs METAALEN, METAALEN, AARDHAR Se TEN of ZWAVELS, en DELFSTOFFEN van eene ontleende gedaante. Men ziet klaar, dat deeze onderfcheiding weinig gronds heeft, en in malkander loopt. Zyne meefte befchrye vingen zyn van anderen ontleend , doch niet zonder eigen Waarneemingen , welke zyn Werk ter leezing nuttig maaken,

Van

(d) VALMoNT DE BOMARE , Mfineralogie ou nouvelle Ex- pofition au Regne Mineral, Paris, 1262, 15

II. DEEL. 1, STUK,

122 GESCHIEDEKUNDE

INLEL Van *t Werk van Baumer , Hoogleeraar BINGe Aleid. te Erfurth, de Natuurlyke Hiftorie van + Ryk DAUMER. der Mlineraalen genaamd (e), kan men zege gen, dat hy meer eene nieuwigheid getragt heeft in te voeren, dan eene weezentlyke nute tigheid toe te brengen. De Delfftoffen in Vloeibaare en Vaste verdeelende, heeft hy ’er de vier Elementen tevens ingebragt „en veelen tot de Vloeibaare betrokken , die het niet zyn, gelyk de Zwavels en Pyrieten; de Kwik inmid- dels daar van uitfluitende, Op de verdeeling van zyne Rangen en Geflagten valt ook niee weinig aan te merken. Manier De Werken van andere Antbeuren , die na- Vân HILL. derhand uitgekomen zyn, hebben zo wel als dic hunne verdienften. Hier onder moet men tellen de Konftige fchikking der Mineraalen door den vermaarden Engelfchen Doktor HILL, die zo veele Werken over de Natuurlyke Hi- ftorie aan ’t licht gegeven heeft, dat men ’er byna een Boekekast mede vol kan maaken. Zyn Jaacfte over de Metaalen voert den tytel van, de Delfftoffen in Rang gefchikt naar derzelver voorkomende Kenmerken benevens haare Hifto» rie en befchryving (f). Alle anderen hier in

te boven gaande, heeft hy vyfrien Klasfen van OIR-=

(e) J. WirH BAUMER Natar - Gefthichte des Mineral.

Reichs. Gotha. 1763. (f) Fosfils arranged according to their obvious Charatlers

wit their Hiflory and Description , by Je HiLL , M. De London 577fe

Aj DER MINERALOGTIE. #23

OIRSPONKELYKE Delfftoffen , als 1. Tulk Inter of Glimmer: o. Selenieten. 3. Spars ; Spaathen” ZP of Steenvloeden. a. Kroyftallen. 5. Edele Steenen:

6. Schirls , Bafalten : 7, Asbesten: &. Aarden:

©. Zouten , 10. Zwavels , Aardharflen , Steen- koolen. 11. Halfmetaalen ; 12. Metaalen £ 13. Slakken. Tusfchen die der Aarden en Zou-

ten geeft hy twee Klasfen op van SAMEN- GESTELDE Delfftoffen ; naamelyk Halfdoor- Jchynende Gefleenten en allerley groote Steenen,

in veele Rangen gefmaldeeld. Alles is, ten opzigt vande Geflagten, Zufelswyze gefchikt.

Hy onderfcheidtze ten opzigt van de ge- daante , hardheid , zwaarte, de oppervlakte, kleur en hoedanigheden , en dus in zes opzig- ten. Men moet bekennen , dat zyne Manier zeer byzonder isen van meer dienst zou zyn , indien zy duidelyker was ingerigt en meer met

de Natuur overeenkomítig.

Omtrert dien zelfden tyd kwamen de Grord- Manier beginzelen der Praktikaale Mineralogie , door den Banen vermaarden S cor oL1, te Praag aan ’t licht (2); welken zyn Ed. , by eene nieuwe Uitgave, met eenen anderen tytel, in een vernieuwd ge- waad heeft voorgedragen (h). In zyne Grond- beginzelen maar twee Klasfen gemaakt hebben-

de

(g) Principia Mineralogia Syft. et Prallica per J. Ant. SCOPOLI, M. Dr. & Chem. Prof, Pragz. 1772e

(h) Introduêtio ad Hin. Naturalem, fiflens Genera Lapis dum , Plantarum et Animalium. Prage. 1978.

111 DEEL Ie STUK,

14 GESCHIEDKUNDE

Inrer- de, verdeelt hy de Delfftoffen hierin drie Rans

DING,

gen, van Metaalen Zouten, Aarden, en dees ze hebben wederom haare Onderdeelingen. Zynre Werken bevatten eenige nieuwe Opder- vindingen en veele Redeneeringen , op den oirfprong der Lighaamen gebouwd „en terwyl hy de onderfcheiding der Delfftoffen alleerlyk daar van en van de famenftelling, of ’t Scheide

kundig onderzoek , afleidt , zonder agt te gee-

ven op de uitwendige gedaante , zelfs niet in de Kryftallen; zo is zyne Verdeeling zeer on- bevallig. Wie, immers , zal toeftaan , dat de Zwavels , ja zelfs de Metaalen , om eenig Zoutig Bezinzel , dat ‘er in mogt zitten, tot de Zouten t'huis gebragt worden? Wie zal ge- jooven , dat de Mineraalen, altemaal, uit Zee= Zout zyn gefprooten ? Omtrent de verdeeling der Aarden Is hp uitermaate duifter: doch wat den oirfpropg des Aardkloots aanbelangt, fchynt hy veel naar ’% denkbeeld van W ar-

LERIvUs over te hellen (7). | Was niet laater , dat te Parys, door den Heer LE SAGE, de Grondbeginzelen der Scheide 7 KUN (ij De Heer WALLERIUS fielt > met LEIEN! TS overee komftig , det de Aardkloot eerst geheel vloeibaar zy geweest en uit Water haaren oirfprong gehad hebhe. (Zie bladz, 23, hier voor:) SCOPOLE zegt, dat de Aardkloot een Kwartzige Klomp zy, in. Waterig Vogt ontvangen of geboren , en naderhand bekleed met Kaik van Dieren , Kley en Zand, door de Zee daar op afgeterd. Vervolgens zou hier de Vrngt- Aarde, met Kryftallen , Zouten , Zwavels EnZe

DER MINERALOCEE, 125

kundige Mineralogie uitgegeven werden (k). Inver. Deeze Heer begint met de ZourTenN, wel- PING ken hy vyfderley Zuure ftele, beweerende dat

alle vaste Lighaamen, ja zelfs de hardíte Stec- pen, uit een Zoutige Stoffe famengegroeid zyn.

Van de Mineralizatie ftelt hy vyf Beginzels Zwavel Rottekruid , Zuur van Zout, Vlug Alkali en vette Stoffe, Alles grondvest hy op zyne Scheidkundige Proeven , byzonderlyk door

hem uitgegeven (Ì)e Des komen in zyn Werk veele opmerkelyke Zaaken voor.

Zo zien wy dat in de laatfte Jaaren de Mi- De Me. neralogisten byzondere Wegen ingeflagen en ge Ee door zig te ftipt aan de Scheidkunde te be- meen be-

fchouwd.

paalen, tot ongerymdheden vervallen zyn, ver afwykende van de eenvoudigheid welke in een Samenftel , dat tot onderrigting dienen zal,

vereifcht wordt, Veel nuttiger was het, daar door den weg aan te wyzen tot onderfcheiding der gemengde Bergítoffen , Aarden, Steenen ,

Ertfen , van elkander, dan door de fyne oe, pluizing der Grondbeginzelen, veranderd door de werkinge des Vuurs , de Kenmerken zelfs der oirfprongelyke Lighaamen te verdonkeren

en

EN

enz. bygekomen zyn: maar, hoe kwamen ’er de verkalkte Dieten eer dan de Vrugr= Aarde en wel toen die Kwartse Klomp nog iet Water omkieed was, zou men vraagen mos gen ?

(k) Elemens de Adineralogie Docimastigse pat M, LE SAGE Paris. 1772.

(4) Examen Chymrque de differentes Subftanses Ldinsralesa Raris, 1769.

u DEEL, Le SEUBs

raó GESCHIEDKUNDE

INLEI- en alles weder te brengen tot den eerften bais PING. _ jert van verwarring.

verfenij De voorgemelde Hoofdwèrdeailn nagaan”

de, zien wy dat ver de meeften, van den be-

ginne af , de geheele Mineralogie willende ver-

handelen, even als WALLERtUS, een aan-

vang met de Aarden maaken, vervolgende met

de Steenen , en dan met de Mineraalen. Meest

zyn zy verlegen geweest met de Zouten en

Zwavels , die door fommigen afgezonderd , door

anderen tot de Mineraalen , met veelen van

welken zy gemengd voorkomen , betrokken

worden. De Verfteende Zaaken worden van

fommigen hier of daar geplaatst, van anderen ,

gelyk door CroNsTEDT, geheel agter den

bank geworpen. |

Gebrek De geleerde WarreErius merkt het als

derzelvene een gebrek in de Methoden van JusrTr,

BROWNE en anderen aan , dat zy met de

meest famengeftelde Delfítoffen , de Metaalen

naamelyk , begonnen zyn , en van dezelven

overgegaan tot de Steenen en Aarden 5 niet

opmerkende , dat de Mineraalen Aarden of

Steenen zyn , uit Zout, Zwavel, Halfmetaa®

len , Metanlen , of deeze ondereen gemengd

zynde, famengefteld (m). Derhalve acht hy de

Kennis der Mineraalen onvolkomen , zo lang

men van de Aarden en Steenen, onder welken

Zy

(ma) De Syflem. Mineralog. p. 121, (2) lbid, Pe 92e

DER MINERALOGTIE 127

zy gemengd voorkomen , geen Kennis heeft (7). INLEIs Van de Zouten en Zwavels mogt zyn Ed, dit ichi met reden zeggen , doch wie denkt in het on- derzoek der Metaalen op Steen of Aarde ? ‚Dit heeft alleenlyk plaats in het onderzoek der Ertfen, waar toe een voorafgaande kennis der Mineraalen immer zo veel vereifcht wordt. Ook

is die Manier , om van het eenvoudigfte. tot

het meest famengeftelde allengs op te klim» men, de Analytifche genaamd, meer dienítig

in het onderzoek dan in de Leerzaame befchry-

ving van de Werken der Natuur: alzo het al- lereenvoudigfie doorgaans het duifterfte bee vonden wordt en verst te zoeken is (o).

Dit hadt de Heer LiNNaus in ’toog ge Verbetes houden, toen zyn Ed. het Ryk der Dieren met rennen de befchryving der Zoogende en wel met die var het Menfchelyk Geflagt begon, waar van het Lighaam , zo niet meer famenfteld, ten minfte in alle zyne deelen dieper onderzogt is, dan de Lighaamen der overige Dieren, In de befchryving van het Ryk der Planten is het zelfde, in zeker opzigt, door hem waargenoe men dewyl hy de geringften in de laatfte Klasfe geplaats heeft. In het Ryk der Mine= raalen heeft zyn Ed. , gelyk uit de hier voor gegcvene Schets van zyn Stelzel blykt, ook

met

(o) Autor Syftematis a Particularibus ad Univerfalia ad(cene dat, Doftor vero e contra a Generalibus ad Specialia descendat , Ec. LINN. Sy/?. Nat. Holm, 1758, Tom, 1, p. 8

HI, DEEL, 1, STUK,

128 GESCHIEDKUNDE

Inter- met het eenvoudigfte , de Aarden naamelyk 4

PING, _ willen eindigen; om dus,gelyk hy ergens zegt,

den Menfch weder te brengen tot zynen oif-

fprong: daar de Schepper, in tegendeel, met

zyne onnavolgbaare wysheid, van het eenvou-

digfte begonnen is, eindigende met het vol-

maakfte Schepzel (p).

Zyn In de laatfte of zogenaamde Twaalfde Uit-

laate gaave van zyn Samenftel der Natuur(q), heeft

de beroemde Ridder nog even de zelfde verdee-

ling van het Ryk der Mineraalen, in drie Klas-

fen, van STEENEN Myn-en DELFSTOF-

FEN; behouden; maakende allcenlyk inde eers

fte Klasfe een andere Rangfchikking , en in de

laatfte eene verplaatzing der Verfteeningen Ik

zou zyn Ed, wel in deezen volgen, maar heb daaromtrent deeze bedenking.

sd had ’t Is naamelyk zyn Ed,, zo wel als aller he-

veranderd, dendaagfche Nartuurkenneren Gevoelen, dat de

Natuur geen fprongen maakt, maar dat ’er een

onafgebroken keten plaats heeft in alle Werken

van Gods Vinger. Dit nu blykt, in de overe

gang van de Dieren toc de Planten, alwaar de

Plantdieren volftrekt het eene Ryk aan % andere

verbinden : waarom zouden wy dit ook niet

plaats geeven tusfchen de Planten en Delfftof:

fen? ’t Is waar, de Ridder heeft daar voor eenie

germaate gezorgd, met de Ley- en Kalkfteen ,

als

{p) Creator incepit a fimplicisimis Elementis Terreis, per”

Lapides , Vegetabilia , Animalia in Hominem deûit, Homos incipiat a fe ipfo, definet in Teciam, Jbid,

DER MINERALOGIE rag

als van Planten en Dicren afkomflig, in ’t Inter voerfte te fchikken; doch hoe ver is die ver. eenkomst, nog niet volkomen uitgemaakt, te zoeken 2 Wie denkt , die Steenen befchou- wende, om Planten of Dieren , welken oog- fchynlyk in Aarde overgaan , wanneer de tyd verloopt ?

Hert is my derhalve voorgekomen, dat de en

VERSTEENDE ZAAKEN, wier plaatzing voor aan alle Mineralogiften zo veel hoofdbreekens ver. B°P!2ttste fchaft heeft , billyker wyze vaor aan konden gefchike worden. In dezelven , naamelyk, is een weezentlyke overgang van ’t ecne Ryk in ’t andere: Planten , Dieren zyn tet Steen geworden , ten minften behouden zy meer of min haare gedaante en hebben de Zelfftandig- heid der Delfftoffen , Aarde, Steen of Mine- raal. Wat zwaarigheid , dat men alsdan nog niet onderrigt is in de kennis van derzelver fa- menftellende deelen, op welken in het verza- melen deezer Zaaken naauwlyks gelet wordt. Ìk volg hier in myn eigen voorbeeld, in het vooraan fchikken der Palmboomen , toen ik myne Plantbeichryving aanving ; dat nog nie- mand heeft gewraakt (r). |

Myne groote Voorganger heeft de Verftee- ningen eerst in’de laatfte , vervolgens in de

twee.

{q) CAR. Linn. Sy/?. Nat, Tom. ILL. Holm. 1768. (r) Zie het Ii. DEELS, I. STUK, van deeze Mat, Hiftorie bladz. 249,

Ï

II, DEEL, 1. STUK,

INLEI BING,

{30 GESCHIEDKUNDE

tweede, en eindelyk in de eerfte Rang van zyne Derde Klasfe, daar hy den naam van Pos- filia aan geeft , geplaatst (s). Derhalve kan ik voor ’t overige zyne fchikking volgen , al- leenlyk de Derde Klasfe in voorfte fchik- kerde, welke ik den naam van Delfftoffen, ge- Îyk het woord aanduit, kan laaten behouden 5 hoewel de Steenen en Mineraalen even zo wel Delfftoffen zyn , of uit den Grond gedol- ven worden ; ja meer dan de Verfteeningen ; Samengroeizels en Aarden, Zie hier myne Klasfikaale Orde,

EERSTE KLASSE. FossILrA. DELFsTOFFEN.

1. RAN, Petrificata, Verfteende Zaaken. 2. == Concreta. Samengroeizels. Ze == Terre, Aardens

TWEE

(s) Want de betekenis der Woorden hangt veel af van *t gebruik en is niet volkomen willekeurig: daar de mee. ften alle de Levenlooze Lighaamen des Aardryks Fosfslia, in Engelfch Fosfil noemen; bepaalen anderen dt Woord tot weinig of niet veranderde Lighaamen uit de andere Ryken. Dus wordt het Gepraven Hout, by den naam van Lignum Bosfile, van het Verfteende (Liznuns Peerifisa: tam: geiyk men weet , onderfcheiden. WALLERIUS aelfs zegt, dat men cp isagere plaatfen niet dan Pos/ila | of

s \

DER MINERALOG IE T9r

T WEEDE KLASSE, Inter: __ DING, PETRA, STEENENe I. RANg. Humofe, Grondige. 9, vem Calcarie, _ Kalkaarcige, 3 Argillacee, Kle:jige, , Ge mmm Arenaie. Zandige.

5. Aggregate. Vergaarde, DERDE RLASSE. MINER&. MxYNsTOFFENe

Ie RANG, Sali, Zouten. 2. Sulphura. Zwavels. Je _ Metalla, Metaalen,

Ik hope niet , dat iemand zig ftooten zal rraaineia

aan deeze verfchikking, welke my zo behaag- von

Iyk voorkomt , dat het my verwondert, hoeling. niemand tot nog toe gevallen zy op zulk eene Verdeeling. De Verfteende Zaaken, immers,

Wote

of onverandere vreemde Lighaamen vindt, welke nooit, on- der de eigentyk zogeneamde Petrificata geteld moeten wars den. (Syff. Mineral „Ea. ult pe 5 27.) Wanueer hy hie: mede zeggen wil dat het, uit den Grond gedo!ven te zyn een Vreemd Lighaam niet tot een Verfteening maske » dan heeft hy groot gelyk: maar , wanneer hy hier mede zou wallen beweeren, dar de Perrefskten geen Fosfisia of Delftoften zyn, wordt hy doer de Ondervinding en ’t Gebruik in alle opzigten wederfproken,

| Je II. DEEL. I, STUK.

INLEI- DING,

132 GESCHIEDKUNDE

worden gemeenlyk naar haare afkomst en ges daante , zonder byna op de zelfftandigheid te letten, beoordeeld. Derzelver onderfcheiding moet veelal gehaald worden uit de Ryken der Dieren en Planten , ’t welk met geen der andere Stoffen plaats heeft. Hoe nader, der- halve, zy daar aan komen hoe beter; dewyl men anders die Kenmerken uic het Geheugen, ten minfte uit het Oog verliest. Let eens,

hoe oneigen het is, als men de Steenen en:

Metaalen , in haar geheele uitgebreidheid, heeft nagegaan; dan eensklaps, tot begrip der Petrefakten , te rug te moeten keeren tot de twee voorige Ryken. Terwyl verder byna alle Mineralogisten de Aarden voor de Steenen ge- plaatst hebben , mag men met reden denken, dat diet Natuurlykst zy. De Aardachtige Stee: gen volgen dus onmiddelyk op de Aarden, en de Glasachtige , welke hardst zyn en meest naar de Mineraalen gelyken , komen naast aan dezelven ; terwyl de Metaalen, als de meest famengeftelde Lighaamen , wier Ertfen veelal uit Aarde of Steenen beftaan , op ’t end geplaatst zyn, gelyk by veele Mineralogisten. De E. dele Steenen zelfs , ‘wier hardheid alle anderen overtreft, deels uit Zouten en Mineraalen ge- boren, kunnen nu met de Kryftallen op hunne reg-

(:) Qui Divino zflatu infpirati faa obfervata cum erudito Orbe communicarunt + quibus, quod infinito labore et fin

dore Montium et Nature abyslum penetrarunt, fempiterna ab

Ek: \ DER MINERALOGIE, 133

regte plaats komen. Ik wil echter niet belooven, Inzer dat ik in de Rangfchikking, (inzonderheid wat PING deeze laat{ten betreft , die wel een byzondere en omftandige befchryving verdienen, ) niet ook eenige verandering zal maaken, In ’t alge= meen kan ik zeggen, dat dus de Hiftorie der Natuur, even als zy met het volmaakfte van Gods Schepzelen begonnen is, ook met het edelfte van Zyne Werken in ’t Ryk der Delf toffen , zal eindigen. „Het blykt, bovendien , uit de menigvuldige en byftere verfchillendheden , welke in de Stel- zels, te vooren opgenoemd , gevonden wordt, dat men hier in, fchoon op verre naa de kun- digheid dier groote Geesten niet bereikende , door welken. de kennis der Delfftoffen in de laatfte Jaaren zodanig bevorderd is, dat men: ze deswegen geen genoegzaame Lof kan toe- zwaaijen (&): dat men, zeg ik, den een en anderen onmogelyk , op hunne verfchillende en tegenftrydige Wegen , kunnende volgen , bile lyk zig een Weg verkieze, die als door hunne Waarneemingen is geplaveid en afgebakend ; ten minften het Voorregt heeft van &envoudi= ger te zyn met minder bogten en bypaden. „Eer ik dien Weg inflaa, zal ik, in acht neemende, hoe vermaakelyk en nuttig het zy; pies zig ab omnibos «quis cenforibus debetur. Gloria, LiNN, Praf. ad Syft. Nat. Ed. XII, Tom IT. Ï3

Il, DEEL: Te STUK,

ÍNLEr- DINGe

De Toe- îtel noocig tot dit one

derzoeke

194 PROEFNEEMINGEN

zig zelf te kunnen onderrigten, aangaande de daar op veoikomende Zaaken , hier de Aan- merkingen mededeelen van den Heer Jan ReriNoup FoRrSTER 3 hoe men alle Deif- ftoffen op een vasten voet,tertoets kan bren gen (4).

EV.

Manier om de DetrsTorrFeEN, zo Aarden als Steenen en Ertfen of Mineraalen ge- makkelyk te onderzoeken en tot die Klasfe te brengen , waar onder zy behooren, Yoettel en Proefneemingen , ten dien opzigte, 1. Op Mineraale Stoffen ig ’t algemeen: 2. op Aardachtige en Steenige Stoffen: 3. op Zou-

tige zelfftandigheden: 4. op brandbaare Stof= fen: 5. op Ertfen en Metaalen.

DD onderzoek moet gefchieden door Vuur, door Water en veelerley bytende Vog= ten Zouten of Sappen, en door fommige Werktuigen. Nu is het aanmerkelyk verfchil= lende, of men ’t zelve in Huis, op zyn Ka

er, of in een Chemifch Srookhuis , met den

bea

(u) An eafy Merhod, of asfuijing and Clasfing Mineral

Juhftances s by JoEN REiNHOLD FORSTER, F.R: $. Lond, à77Ze

(v) Zeer d'kwiis gebeurt het, dat een Liefhebber van Natuurlyke zaaken, zelfs hier te Lande, door Heijen of wil.

oP DE DELFSTOF FEN. 135

bekwaamen Toeftel van Fornuizen, werkftel- INLer- lig kan maaken s dan of men , ter opfpooring DE van Natvuurlyke Zeldzaamheden, zig op Reize bevindt , în onbewoonde , ongebouwde , woes-

te Landftreeken, alwaar de Schatten der Na- vuurs in dit opzigt, verholen zyn. Hier dient

men een draagbaaren Toettel te hebben, waar

wan de befchryving door den Heer ENGSTROEM ,

agter de Engelfche Vertaaling der Mineralogie

van CRONSTEDT te vinden is, iy noemt

het een Zak- Laboratorium , waar van het voor- paamtte Inftrument een Blaaspyp is, wier be- kwaame behandeling veel kundigheid vereifcht

en die door de ingezoogene Dampen ligt voor

de Borst nadeelig kan zyn : zo dat de Heer ForsTER dezelve niet fchynt goed te keu.

ren , bepaalende zig tot de overige Werktuigen,

van gezegden Heer voorgefteld , naamelyk (y).

Een Hamertje , een Vuurflag van Staal , een Zak- werk: Zeilfteen, een Vyl, een Yzeren Plaatje om de madeten. zelfltandigheden op te kloppen en te vergruizen ; een Vergroorglas, een, klein Phiooltje , een Bakje om de Ertfen uit te fpoelen of te wac- fchen, dat menze van vreemde Stoffen reinige, enz. Hier voegt de Heer ForsTER by, een

| Kiste

Wildernisfen, over Duinen of Stranden, reizende of gaan- de, Steenachtige Stoffen aantieft, die hy twyfelt, of zy waardig zyn op te raapen, Zy kunnen, ondertusfches , van veel wa:

wasrde zyn, en om te weeten , weken hy moet vare kiezen, kan deeze Toeftel dienen.

4

lil DEEL, Ie STUK,

156 PROEFNEEMINGEN

Irtgie Kistje of Doosje , met eenige Flefchjes , bee

en vattende de volgende'Vogten, 1. De Zuure Geeften van Salpeter , Zee - Zout en Vitriool,- ten fcherpíte bereid , in drie Fiefchjes en één met Konings Water , dat men door vermenging van de twee eerften , 't zy in gelyke deelen, of twee derden van ’t Salpeter- Zuur , bereidt: 2. Een Solutie van Loogzout in Water: 3. Geest van Hertshoorn of een ander vlug Alkali :4, Een Flefchje met het Probeer. Vogt van Wyn ,an- ders Sympathetifche Inkt genaamd: 5. Eenige Olie van Olyven of liever Lyn: Olies 6. Eeni- ge brokjes ongeblufchte Kalk, daar men by ge- legenheid Kalkwater van kan maaken, in een wel digt geftopt Fleschje: 7. Een dito met Kwikzilver : 8. Eenig Laknoes of Tournefol, of Lapjes die men gekleurd heeft , door ze te ftryken aan het roodg gedeelte van lange Rady= zen. Dan vervolgt hy dus,

wereifenie Het Water, dat wen in de Proeven gebrui

zorgval- ken zal , moet gedestilleerd en dus volkomen

gheen. river zyn: want men zou met geene zekerheid fchacting kunnen maaken , aangaande de famen-

stellende deelen der Stoffen , die men onderzoe- ken wil, indien men Water gebruikte, dat met eenige andere Deeltjes was bezwangerd,

De Onderzoeker Imoet altyd zorgvuldig de Dampen vermyden, die van zelfftardigheden komen, welke in ° Vuur gebragt zyn: en der- halve of een Schoorfteen hebben, die wel trekt,

„of, wanneer by ín de open Lugt werkt, zoda-

Dig

—_

OP DE DELrFSTOFFEN 137

nig gaan ftaan, dat hy boven Wind zy ten opzigt van de fchadelyke Dampen. | _ Ik onderftel , dat men de zuiverfte deelen gebruike van de Zelfftandigheden, die onder- zogt moeten worden,en zorg draage de zoda» pigen te neemen, die geheel of ten naaften by eenflagtig zyn, als de bekwaamften zynde tot de Proeven , en om zig van de. hoedanigheid der Stoffen te verzekeren.

Dikwils heb ik meer dan &êne Proef opge- geven, omtrent de zelfde Stoffe. Dit is ge- fchied , of , wanneer ik dagt , dat het ééne Kenmerk uit de ééne Proefneeming fpruitende , niet voldoende was , om zig van den aart der Ze'fftandigheid te verzekeren 3 of wanneer meer Stoffen, in de zelfde omftandigheden, de zelf= de Verfchynzels zouden hebben. Het zal der- halve billyk zyn, zo veele Proeven te neemen als men kan , voor en al eer men eene Zelf- _ftandigheid tot zeker Geflage betrekke, Som- tyds echter heb ik verfcheide manieren opgee geven, tot het toetzen van de zelfde Stoffen ten einde , by gebrek, van het een of andere wereifchte Middel toc de Proefneeming , de Onderzoeker gelegenheid hebben mogte, om den Inhoud van eene onbekende Zelfftandig- heid op eene derde Manier te ontdekken,

1. Proef neeming

Inrer: DINGe

Proeven

do

Giet gedestilleerd Water op de Zelffcandig fen Seo jl 5 heid „S'semieen;

Ille DEEL, Ie STUKe

138 PROEFNEEMINGEN

Incer- heid, welke gy-onderzoeken wilt: indien de- DING. . zelve daar ín geheel of ten deele ontbonden Plein worde: *t zy men *t Water koud, warm of fmelten: heet neeme, zelfs door het te zetten in heet Bouten pand by ’t Vuur, of te doen kooken; en het Water dus met deeltjes bezwangerd wordt die fcherp zyn of prikkelende vp de Tong, dan is de onderzogte Zelfftandigheid van een Zou-

tige natuur of een foort van Zo ur, | Men moet opmerken , dat het grootfte deel der zuiver Zoutige Stoffen gemakkelvk in Wa ter Ímelce, uitgenomen Selenieten Rorrekruid , (die ’er alleen door Kooking in ontbonden wore den;) en zulke Zelfftandigheden , welken men gemeenlyk Ertfen noemt; die evenwel, door Infufie in Water , heare Zoutige deeltjes af- geeven ‚nadat zy op zekere, vervolgens te mel- dene manieren, voorbereid zyn, De Minera« le Zelfftandigheden, die men onderzoeken wil, moeten eerst tot Poecijer gemaakt zyn. De Zou tige zullen gemeenlyk vloeijen , als menze droog op ’t Vuur zet, en fommigen knappen : anderer. maaken onder ’t vloeijeneene Opbrui- ‘fching met Schuim, Zy geeven, onder de

bewerking , fteeds Dampen uit,

z, Die in 2. Proef neeming. Water 7 | | nier, maar De Mineraale Stoffen, die op gezegde ma- in Olie 4 ï /

{melten: nier geheet of gedeeltelyk in Water niet fmel-

‚Zwavels. en, kan men in Olyf« of Lyn-Olie kooken , | en;

or DE DELFsSTOFrFEN. 139

en‚zo zy daar in , ’t zy geheel of ten deele, Intazs ontbonden worden, dan zyn zy van eene Aard=®“% harflige natuyr, Bitumens of BRANDBAARE Mineraalen,

Oim zig dien aangaande naderte verzekeren , moet men de Stoffen op gloeiende Kolen wer=

pen. Indien-zy dus, zonder ecmg byvoegzel , branden en tevens eenen ’t zy aangenaamen

of ovaargedaamen Stank geeven , mag men daar uit vast befluiren , dat zy Bitumineus zyn

of Zwavelachtig.

3: Proef neeming.

Wanneer Mineraale Zelfftandigheden , op het 3, pie in

Vuur gebragt , ten laatften , na eenen geweldie t\are” gen trap van Hitte , door uicfmeliing eene baare Stof. glanzige, meer of min fincedbaare, zwaarwig. Beeren tige Stoffe uitleveren, welke in haare deelen gefloopt kan worden door een lang aanhoudend Vuur , of door byvoeging van een Zuuren Geest en wederom, door het bydoen van een brand- baare Stoffe, tot haaren voorigen ftaat door Smelting kan worden gebragt: dan zyn zy Me- taalachtig of MeETAALEN, in een algemeene zin genomen. Zodanige Stoffen als, in de bovengemelde 4, Die in _omftandigheden, haare oirfpronkelyke gedaanterie. vier behouden , zy in Vuur, in Olie of Wa Pettendig ter, hebben een Aardachtig Beginzel , en wryf. dn baar zynde, met Water tot een foort van Deeg Steenen, wordende , zyn het AARDEN , maar vafter

of

III. DEEL, Te STUMKe

140 PROEFNEEMINGEN

InLer: Of meer verhard zynde , worden zy STEEs DING NEN genoemd.

Alle Delfftoffen derhalve kunnen , volgens de gedagte Proeven , tot de volgende Klasfen gebragt worden ; tot tr. arden , naamelyk , waar onder de Stenen begreepen zyn. 2. Zou- tern, q. Brandbaare en 4. Metaalen. De Me- taalige Stoffen moet men in ’t algemeen opmer- ken, doorgaans zeer zwaar , glanzig; fomtyds van een zeer regelmaatig geweefzel en van zeer heldere Kleuren te zyn.

Ertfenbe- Steenige of Aardachtige Lighaamen , gemengd

fchreeven, Ì Ï :

met Zoutige , Brandbaare of Metallyne deei« tjes, worden ERTSEN geheten. Somtyds zyn er eenerley , fomtyds twee, fomtyds alle drie in, en in de laatfte Gevallen worden zy be- noemd naar de gene , welke ’er de hoofdrol in fpeelt, zo wel ten opzigt van de hoeveelheid, als van de waardy.

it. 4. Proef neeming. Proeven steen) Indien eenige weinige Druppels van een Mi- See neraal Zuur, ’t zy van Salpeter, Zout of Vis 1. Diemettriool , geftort worden op een Aarde of Steen , Gobruie ED het Zuur begint dezelve met opbruifching te chen. _ ontbinden ; dan is ’t een Kalkachtige Zelfftan- digheid, ’t Zelfde befluit kan men opmaaken, indien een kleine veelheid Aarde of Steen, in een Zuure Geest geworpen , daar in met Op- bruifching wordt ontbonden. Somtyds dient

se fter«

OP DE DeursTOErFEN. i4r

fterke Wyn- of Bier - Azyn tot het zelfde Inrers oogmerk, en is opmerkelyk , dat de fterk{te BING Mineraale Zuuren hier toe niet altoos de be- kwaamften zyn. Met een verflapten Geest van Salpeter of Zout flaagt het dikwils beter , dan

met een zeer fcherpen, Evenwel is ’t best de fterkften by der hand te hebben; dewyl menze

altoos met Water genoegzaam kan verflap-

pen.

Behalve de gedagte manier , om Kalkachs Kalk wor tige Zelfitandigheden te toetzen, is er nog een Serie door andere ; dat men naamelyk een klein gedeelte eener Stoffe , welke men van dien aart acht te zyn, op een gloeijende Aschfchop over ’t Vuur „werpe: want , weezentlyk Kalkachtig zynde, zal ze gebrand worden tot Ongeblufchte Kalk, welke door bydoen van Water heet wordt en kookt , vervallende in de Lugt tot gemeene Kalk.

Eenige Kalkachtige Zelfftandigheden zyn met of nier een Zuure of Brandbaare Stoffe, of met bei a den te gelyk, of met Meraaldeeltjes gemengdfchen. en bruifchen in dat Geval niet met Zuuren op.

Deeze kan men op de volgende manier uitvin- den.

Indien de Kalkaartige Stof met Zauren gee Gipsachi mengd is , dan behoeft men ’er flegts wat van" 8“ te doen op een Aschfchop in ’t Vuur, Indien Zy, dus heet gemaakt , broofch wordt, en met Water zig vereenigt tot een vaste Klomp, wel ke men gemeenlyk noemt Pleijter van Parys s

dan

t Vaur.

ILL, DEEL, 1, STUK)

42 PROEFNEEMINGEN

Inverse dan is zy van een Gipzige natuur of Gr ese DING, Door aachoudende Kooking ontbinden zig alle zodanige Stoffen , ten miníten voor een Kan in Water. galkear. Dat de Kalkaartige Stoffe met Brandbaare ee deelties alleen , of met Brandbaare en Zuure meng, tevens vermengd is, kan men ontdekken , door Wwriyving van den Steen; welke, in cerfte Gee val, een zeer walgelyken Scank uitgeeft, naar dien van Karten-Pis gelykende, en dan Stink- fleen heet, of in het andere Geval naar rotti- ge Eijeren ruikt, zynde alsdan de Z waAvELre« Lever of Leverfteen, Me: Me: By aldien de Kalkaertige zelfftandigheden ft met Metaalige deelen gemengd zyn, bevindt Okerse menze doorgaans zeer zwaarwigtig,en in vee- le Gevallen van eene meer of min glinfterende Kleur. Yzer, Koper, Lood, komen meest in die vermenging. Het eerfte geeft ‘er gemeen- lyk een geel Oker-achtige, of ook een Oran- jekleurige, roode , bruine ‚zwarte , en fomtyds een witte Kleur aan; het tweede eene fchoon blaauwe of groene : het mengzel , daar Lood in komt , is wit, of bleek gee! , en fomtyds, doch zeldzaam, rood of groen /w). stee Kley Hoewel ‘er, in de MERGELS, een goede en veelheid Kleijige deelen met de Kalkigen ver- meogd zyn, bruifchen zy nogthans met Zuu-

ren

(w) Dit onderfcheid van Kieuren befpeurt men in de Y= zer, Koper en Lood-Ertfen, zeer duidelyk.

or DE DELFSTOFFEN. 143

4

ten op en verbrokkelen, als zy eenigen tydaan Ixter- deopen Lugt bloot gefteld zyn; fchoon zy ge-PENG» heel hard en van een Steenige natuur waren »

toen zy van onder den Grond of tusfchen de Steenlaagen van daan gehaald werden,

5, Proefneeming.

Indien een Steenige of Aardige zelfftandigheid 2. vuur niet onder de Kalkaartigen gerangeerd magvtendize. worden, volgens de voorgaande Proefneeming 5 dan kan mepze fyn ftampen , gieten ‘er eenig Zuur op , en zetten het een poos in Zand by ’t Vuur. Wanneer dus alle de Zelfltandig- heid, of het grootfie dvel daar van, ontbindt, en, door de trapswyze byvoeging van een So- lutie van Wynfteen- Zout, een foort van Pre« Cipitaac geeft, (’t welk men, na herhaalde was. fchingen, bevindt een weezentlyke Magnefia te zyn, of een opflurpende Aarde , die met Zuur van Vitriool het echte Epfoms - Zout voort- brengt (x) ,) dan behoort de das onderzogte Zelfftandigheid tot die Klasfe , waar in de Amianth, Asbest, Talk , benevens de ver- fcheiderley foorten van Pot- , Spek-, Serpen= tyn en Graveelfteen , moeten gefchikt worden,

en

(x) Zie het Vertoog van den Heer BrAcCK, over de Magnefia alba, enz Esfays Phys, and Litterary of Edine burge Vol. Ul. p‚ 157.

II, Dille I, STUK,

T4q UROEFNEEMINGEN

INLEE en de Zodanigen mag men ZLapides ateëli noe-

6. Proef neeming.

8. Kley. Neem zulke Steenige en Aardige zelfftan-

achtige, digheden, als volgens de voorgaande Proeven

noch Kalkachtig noch Vuurbeftendig (atelti)

zyn: framp de Steenigen fyn en wasch de

Aardigen zorgvuldig, dezelven dus zuiverende

van alle Steenen, Gruis of Zand , en zet dan

de gedroogde Aarde of fyn gemaakte Steen

op Zuur van Vitriool, Ircdien een gedeelte

daar van of alles geheel ontbindt, en dat de

Solutie, na ’er eenige Druppels Loog van W yr=

fteen- Zout bygedaan zyn, afgegooten en uitge-

dampt zynde , Aluin voortbrengt , dan is de

Zelfftandigheid van eene KrLerIjrGE natuur.

Alle Kleijige Aarden en Steenen worden in

* Vuur harder en fommigen bereiken daar in

dien trap van hardheid ‚dat zy aan * Staal Vuur geeven (2).

7. Proef.

(9) *t Griekfch woord &rsnros betekent een hard , ons fmeltbaar of onbuigzaam Lighaams zynde oudtyds gebruike om Steenen van Metaalen te onderfcheiden, WALLE- Rrus noemtze Wuurbeftendige , hoewel fommigen Glas wor- den door een overgrooten trap van Hitte. VOGEL noemt de Spek-, Graveel- en Serpentyn- Steen, Thonichte Steinen , dat is Kleijige Steenen , en onze Ridder Argil/aceg ; ter- terwyl nogthans FoRsrER dezelven ftraks van de Kleijigen afe

zonderts

} Í

oP DE DELF-STOFFEN, 145

Proef neeiming. INLEI:. À f 8 DIN Ge

Indien de Steenen , die nier Kalkaartig noch, ee Vuurveftendig zyn, noch Kleyachtig , op zig en En zelf, zonder eenig byvoegzel , in ’t Vuur ge- bragt zynde, met een knappend geraas in klei- ne ftukjes weg brokkelen, dan zyn het Spams of VLOEY-SPAATHEN,

Dit flag van Lighaamen is onlangs bevonden te beftaan uit een gemeene Kalkachtige Aarde en een Zuur van een byzonderen aart , dat men Spaath- Zuur kan noemen. Hetzelve heeft minder verwantfchap tot de Kalkachtige Aarde dan een van de drie gewoone M'ineraale Zuu- ren : want , indien op de geftampte Vloey- Spaath eenig der gedagte Zuuren gegooten zy, en men dan het Mengzel op ’ce Vuur ter Des- tillatie brenge, komt ’er een Zuur over, ' welk byzondere Eigenfchappen heeft, inzon- derheid die van een Kwarts te vormen met den waasfem van Water (4).

8. Proef=

(z) Juist dt zelfde heeft ook in de Spekfteen en dergely- ken plaats. Zie WALL. VoGFL , enz ta) Dit Zuur, ’t welk een Apotheker te Stockholm , ge- naamd D. W. SCHEELE, in de Verhand der Sweed{che kademie, van ’t Jaar 1771, voorgefteld heeft, is het zo even ‚gemelde Spaath- Zuur , dat hy oordeelt de oirzaak te zyn van heet Phosphorieke Licht der Vloey «Spaathen. Zie WALLER. Syfi. Mineralogicum. Tom, 1. p 199, 19Ls K

II. DEEL. Ie STUK.

INLEI- DING:

Keizelige.

Edele Steenen.

fe 146 PROEFNEEMINGEN

8. Proefneeming. p

Neem een Vuurflag van Staal, en flas, daar mede op eenig der Steenen, die volgens de laatfie Proefncemingen, 4-7 niet geran- geerd konden worden. Indien men ‘er Vuur uit kan flaan, en zy op Glas indrukzels maa- ken; dan zyn zy van eene KmeizeL IGE natuur.

Eenige Steenen van deeze Klasfe hebben eene rezelmaatig hoekige gedaante, een fchoo- ne doorfchyvpendheid , helderheid van Kleuren en overtreffende hardheid 5 als warneer menze EaoELE STEENEN ( Gemme ; noemt. De Diamanten , welke wegens hunnen helder ftraa- lende glans en overmaatige hardheid, (die niet toegeeft aan een Vyl of eenig ander Werk-

“tuig, of eenige zelfftandigheid in ’t flypen ,

dan Diamaut - Pocijer alleen 5 ) de eerften in rang zyr onder de Ïödele Steenen , worden nog- thans, door een leng aanhoudend geweldig Vuur, eerst duifter, dar fp'yten zy in plaatjes of fchil- feren af en vliegen eindelyk weg {b). De Ro» byn komt ir hardheid de Diamant het naafte ,

en is ornveranderlyk ren opziet vande groot-

te, kleur en geweefzel. Alle de overigen zyn zage

(b° Pe Proeven van wylen den Roomsch Keizer, FRAN- C'scus, ten dien opzigre , zyn befchreeven in HENCKELS Werken , Parys 15760, Wel, il. p. 413 Quarto, en die van den Heer DARCET , ep Diamanten , zvn te vinden in deszelfs Opzetteiyke Vertoogen over die Zaak.

or DE DELFsTOFFEN. 147

gagter én fomimigen gelyk de Smaragd, Chry- Inter-

folith, Amethyst, Hyacinth en Granaaten, Jaaten zig vylen , ja eenigen verliezen haar Kleur en barften in een fterk Vuur.

DINGe

KwaRrTs, een der Keizelige Steenen; is, Kwarrse

wolgens-de voorgemelde Proeven, een Samena ftelzel van het Spaath. Zuur en den Waasfem van Water ; elkander ontmoetende. Deeze Omftandigheid maakt het ten hoogfte waar« fchynlyk , dat de Diarnanten insgelyks gefor- meerd zya door den fyníten damp van Water en van het Spaath - Zuur : aangezien zy zO vlug worden in een geweldig lang aanhoudend Vuur (€).

Steenen van een Plaatig glanzig geweefzel, wier Plaatjes gemeenlyk buigzaam zyn; op wel. ken , volgens de Proefneemingen q - 8, de Zuu- ren of het Vuur niet werken , uitgenomen dac de Plaatjes hunne buigzaamheid verliezen en in dunne Blaadjes affchilferen , moeten genoemd worden Glimmerfleenen , GLIMMER, in ’% Latyn Mica.

Glimmen,

Daar zyoeen groote menigte Steenen, di e „Gemengde

in de eerfte opflag zelfs, zig voordoen als Gemengde of Samengeftelde, Onmooglyk is ’t, Een korte en gemakkelyke manier aan de hand

(Ce) Dat de Kryflallen, die uit Kwarts betaan, de Spaath= Kryftallen er de Spaathen zelf, een Heika hen oirfprong als de Zouten hebben , zou men ook hicr uit kunnen op- maaken,

Ô K z

ur Przsr. 1, STUK»

teenena

ts

(43 -_PROEFNEEMINGCEN

INLer- te geeven om dezelven op, deezen algemee- DING nen en beknopten trant te toetzen. Steenen en Aarden, die volkomen of ‘ten „naasten by eezflagtig zyn, dienen meest tot deeze „Proef. neemingen. De genen die blykbaarlyk be. ftaan uit Deeltjes van één , twee, drie en meer., Aardige, of Steenige zelfftandigheden , „Boemt men 9 indien hunne Deeltjes alleenlyk Keizelig en klein zyn, ZANDSTEEN; indien dezelven Kalkachtig zyn , en uit ronde Kore reltjes beftaan ;, Zaadfteen 5 indien dezelven groot „zyn, en van eene Keizelige natuur, als * wa- re famengelymd , Poddingfteen ; indien de fa- menftellende deelen meer dan eenerley zyn, RorssrTEENEN, Hey- of Moeras-Steenen, tot welk flag de Graniet en Porfierfleenen , als weezentlyk van den zelfden aart en flegts van een fyner geweefzel zynde, insgelyks behoo-

ren. | verfees; _ Byaldien de Aarden of Steenen een Confi- ningen. _guratie hebben, welke grootelyks zweemt naar eenigen van de Dierlyke of Plantaartige zelf. {handigheden , dan noemt menze VERSTEEN- DE ZAAKEN (Petrefaëta.), Dezelven kunnen onderfcheiden worden in weezentlyke Zerftee. ningen, Overkorftingen , Indrukzels en Natuur- fpeelingen: naar dat het Dierlyk of Plantaartig Lighaam weezentlyk in Steen veranderd is, of alleen mer een Laag van Steenige Stoffe om- kleed, of flegts een Indrukking op dezelve ge. maakt heeft voor derzelver verharding, of dat de

or pere DELFSTOFFEN 149

de Steen een toevallige overeenkomst in ge. INLEI daante of tekening bebbe , met een Dier of PING: Plant , of gedeelten daar van,

Zoutige Zelfftandigheden of ZouTEN, zyn ML

Proeven of van een zuuren Smaak ea knaagende hoedaop zoute

nigheden, in een vloeibaare gedaante gemeen ad lyk , wanneer zy zuiver zyn, en dan worden *

zy Zuuren genoemd; of zy hebben een fcher-

pen, Vuurigen en. eenigermaate zoetachtigen Smaak „en dan noemt men ze Alkalyne of Loog- zouten.

Zuuren komen ’er , in het Geheelal , nergens voot in haare zuivere ftaat, ten ware in eeni- ge Mineraale Dampen , en zelfs dan zyn zy of met Water , met Brandbaare Stoffen of met eenige andere vlugge Beginzelen vereenigd, Met Aardige , Bitumineuze, Alkalyne en Metaalige deeltjes komen de Zuuren dikwils vermengd voor en uit deeze gemengde Zelfftandigheid kan menze haalen in haare zuiverheid ; dat is te zeggen, zo ver zulks mooglyk zy: want, ge- duurig in een vloeibaare gedaante zig vertoo- nende, zyn zy meer of min gemaskerd met Waterige deeltjes,

9, Proef neeminge

Neem Syroop of Tinêtuur van Violen, en 1. doet daar in eenige Druppels van een Vogt. , OP Zaar dat gy vermoedt een Mineraal Zuur te zyn;

K 3 dan

II, DEEL. Te STUK.

150 PROEFNEEMINGE N

IkLEI- dan zal de Syroop of Tinétuur rood worden, DING. indien het weezentlyk een Zuur is, doorRood- De Tin&uur van Tournefol of Laknoes ; tn heeft de zelfde eigenfchap in het toerzen der efblaauw: Zuuren: maar het is nog beter gewoone Rae dyzen te neemen en het fchoon paarfche boe venfte. gedeelte van derzelver Wortelen te ftryken met Linnen Lapjes , die daar van een paarfche Kleur bekomen zullen, Indien een Drurpel van eenig Zuur komt te vallen op de paarfche Vlak , zo wordt die aanftonds rood en veel helderer dan te vooren. Alzode Sy- roop van Violen in heete Landen of in heet Weder aan gisten raakt, is het becer Tour- nefol of van de gedagte Lapjes, met Radyzen gekleurd, te neemen , om die op een Reistogt te gebruiken 3 dewyl men zeer gemakkelyk een ‘Finuur van de Tournefol of Laknoes , met Water, maaken kan (d).

Men moet nogthans in aanmerking neemen det een vlug Zwavelig Zuur de Kleuren vere nielt, en dat een Solucie van Aluin fomtyds de zelfde uitwerkingen zal voortbrengen als de Zuuren , in het veranderen van blaauw eg paarfch uit Plantgewasfen in rood,

19. Proef e

(d) De Heer ForsraR íchynt in deezen het Laknoes met de Tournefol gelyk te Bellen. Het fchynt my toe,

dae

a p *

or DE DíÉrLFsTOrFFENe, H5I

10. Proef neemmnge INLzre DING

Zo gy een Alkalyn Zout hebt, dat gy weet goor op» zodanig te Zvn,(by voorveeld Zout van Wvn- eh {reen of Geest van Herrshoornen,) en gy be- Zouten. geert eenig Vogt te onderzoeken, om u te ver. zekeren of het een Zuur zy; doet 'er dan een weinig in van die Alkalyne Zouten , en het zal een Opbruifching maaken , ‘wanneer het Vogt een Zuur is, Indien gy voortgsat , met ‘er van dat Zout in te doen, tor dat de Op- biuifching , Hitte en Dampen , ophouden; zo hebt gy het Vogt verzadigd (ge/atureerd), of onzydig gemaakt; of men kan zegven dat gy het Vogt gebragt hebt tot het punt van Sa- turatie. Na dat, nu, het overtollige Water uit. gewaafemd is, zal hec regelmaatige figuuren maaken of Kryftallen fchieten , wordende dus. een Neutraal of gemeen Zout.

11, Proefneeming.

Indien de Syroop of Tinétuur van Violen 2,op of Koornbloemen , of die van Laknoes, of K°°6zow de paarfchkleurige Lappen, voorgemeld , groen worden door de byvoeging eener Solutie van eenige onbekende’ Zoutige zelfftandigheid, zo moet dezelve een ArLkKALI of Loogzoutig

Zyn. Men

dat de gewoone Tournefol- Lappen tot deeze Proeven diene ftigst zyn, welken men gemakkelyk op een Reis kan mede

neemen. HI. DEEFA Ìe STUK.

152 PROEFNEEMINGEN

iNtEE- Men dient op te merken, dat een Solutie

DING van Alvin fomwylen de Syroop van Violen

giäciiwr: groen zal maaken : maar de fameptrekkende

Bach of Smaak derzelve zo wyd verfchillende van die

dlaauw. _ fcherpe Vuurige Smaak , de Loogzouten eigen , zou geroeg zyn , om u daar van te verzeke. ren, Men onderfcheidt , voor ’% overige, de vlugge van de vaste Loogzouten gemakkelyk „door den fcherpen Reuk.

12. Proefnteming.

daor Op- Giet een der Zuuren op de: Zoutige zelf. bruifching OU Û : : metzuu-” flantigheid , welke gy onderzoeken wilt: in- kels dien ’er dan een Opbruifching gefchiedt en het mepgzel ‚va de vitdamping, :Kryftallizeert , zo is de gedagte Zelfftandigheid van eenen ZLoog: zoutigen aart. | B De verfchillende mengzels van Zuuren en Mineraale Stoffen , hebben zo veelerley Sa- menftellingen in de Natuur gemaakt , dat het moeielyk zou zyn, dezelven , met eenigen trap van zekerheid, in deeze beknopte Methode te bepalen. Het zal derhalve genoeg zyn, den weg aan te wyzen, om ce genen te toetzen , die meest vvorkomen en nuttigst zyD,

13. Proefneeming.

3e Een Erts hebbende, welke men vermoedt Op Ertfen

mer Zout eenige Zoutdeelen te bevatten , zo moet de- ge nengd: zel.

| \ 4 or DE DELFSTOFFEN. 153

zelve fyn geftampt en in een nieuwe onver- Ingess

glaasde Pot op het Vuur gezet worden; roe- PING: rende dezelve, onder ’t Calcineeren , met een Yzerdraad, of met den Steel van een Tabaks-

Pyp » tot dat zy niet meer Damp geeft, en

dus de Zwavclige of Arfenikaale deelen ver- vlogen zyn. Giet ’er dan een bekwaame veel.

heid gedestilleerd Water op,en, na dat daar door alle Zoutige deelen ontbonden zyn, zo

giet het af in een plat Glas; dek hetzelve en

zet het op een warme plaats ter uitwaafeming ,

tot dat het Kryftallen vorme, welken bewaard ‚kunnen worden tot de volgende Proeven.

Men moet geen geel of rood Koperen of Yzeren Vaten gebruiken , om Zouten in te fmelten, kooken of uit te waafemen : dewyl de Zuuren gereedelyk eenige deeltjes dier Stoffen ip zig trekken, ’t welk de Proef bederven zou, Lood kan men gebruiken ; maar Glazen, Por- celeinen of verglaasde Arrden Vaten, zyn de beste in kleine Toetfen.

Zeer veelen der Zoutige zelfftandigheden ont- dekken zig op het bloote Gezigt en op den Smaak , en dewyl zy geene voorafgaande Cal- cinatie behoeven, als niet vereenigd zynde met Zwavelige of Arfenikaale deeltjes , kunnen zy oOnmiddelyk gebruikt worden tot de in ’t vers volg te meldene Proeven, Sommigen , die minder zuiver zyn, kan men, in Water ont- bonden , door Vloeypapier gezeegen , uitwaa. femen tot dat zy Kryftallen beginnen te íchie-

| K 5 tene IL. DEEL, 1, STUK, l

154 PROEFNEEMINGEN

Inrer ten, Indien de Zeutdeeltjes zig niet gemakke= BING. _Iyk in koud Water oncbinden , neemt men ’er heet of kookend Water toe.

14. Proefneeming.,

Op Erten Indien de gekryftallizeerde Zouten, als voo= BCCHEË gen uiteen Erts gehaald, een famentrekkenden trioolen: Smaak hebben 5 zynde of wit , of Roozekleu- rig , groen of blaauw ; en derzelver Solutie cen Aftrekzel van Thee of Galnooten paarfch. of zwart maake 5 dan is het klaar, dat zy Vr- raroLIsCHE METALLYNE Zouten zyn, In het eerfte en tweede Geval, ten opzigt van de Kleur, bevatten zy Zink of Spiauter , in het derde Yzer, in het vierde Koper , be- nevens hect Vitriool- Zuur, Dus is het witte en roodachtige Vitriool van Zink, het groene van Yzer en het blaauwe van Koper.

Maar weinige voorbeelden zyn 'er, dat men een Metaal natuurlyk met eenig ander dan Vi- triool - Zuur vereenigd vinde: maar dikwils komt hee voor , dat verfcheiderley Metaalen tevens met het Zuur wereenigd zyn, en dan hebben de Zouten, daar uit getrokken, eene gemengde Kleur; ’t welk inzonderheid plaats

heeft in de Koper- en Yzer - Vitrioolen. 15. Proef-

(ce) De Heer FonsreR telt hier het Rortekruid, met V o- GEL Onder de Zouten ;enderen plaatzen het , met LINNZUS, onder de Zwavels; doch de meeften brengen het, op zig

zelf,

en ed Dee

Ef

ore pr DeursTorFrEN 158

35, Proef neeming. INLete DING.

„Indien een Zout , in zyne zuivere natuur- me: Ror- Iyke ftaat , of deszelfs Erts , op glosijende tekruid. Kolen of op een gloeijend Koperen Plaat ge- Ímeten , een Damp geeft die naar Knofiook ftinkt en ’er een witte Vlak op de Plaat bly- ve, of ook de Damp‚op een Koperen Plaat gevangen, zig als een wit Poeijer vertoont ;

dan kan men verzekerd zyn, dat hect dus on-

derzogte Zout of de Erts Arfenikaal zy (ec).

16. Proef neeming.

Wanneer gy in een Solutie, die men ver. _ 4 17 Y £ Oo nzy- moedt ZOUT VAN GLAUBER of Sal mi dige o' ge- rabile te bevatten, eenige Wyngeest doet, zal „55 ‘er, indien het weezentlyk zo is, een wit Poei- jer in doorzinken.

17. Proefneeming.

Indien een Zoucig Vogt , met eene Solutie gtaubers van Kalk in Salpeter- Zuur gemengd Zynde,% Wonder een Seleniet laat wallen , dan bevat hetzelve cen Glaubers of Wonder- Zout, zo even ge- meld, en het overblyvende Vogt kan, na van

de

zelf, met WALLERIUs , tot de Halfmetaalen t'huis Gemeen- lyk merkt men de Kobalt als de Eits daar van aan, welke Jusr: ftelt een Soort te zyn van Axfenicum,

III. DEEL. Ie STUKe

INLer-

Salpeter.

I56 PROErNEEMIN GEN

de neergeftooten Seleniet afgegooten te zyn, uitgewaafemd worden, als wanneer het Kry- ftallen zal fchieten van Salpeter, die verwon- derlyk zyn wegens hunne Teerlingfe figuur, deswegen Nitrum Cubicum genaamd,

Het Sal mirabile heeft, behalve de gedagte Eigenfchappen , die van Ruitachtige geknotte Kryftallen te vormen, welken, in een maatige trap van Hitte , ondoorfchynend worden en weg kruimelen (f). In een fterker trap van Hitte fmelt het Zout, en in een zeer geweldig Vuur dringt het door de Kroes heen, Het heeft een bitteren Smaak.

18. Proef neeming.

Wanneer cen Zoutig Vogt zeshoekige Pris- matieke Kryftallen varmt, welken , in Vuur geworpen , vinnig branden met een witte Vlam, en door maatige Hitte, in een open Vat, vloei- baar worden; dan wederom , door verkoeling, ftremmende tot een vaste, klinkende, half door- fchynende Klomp; zo bevat hetzelve NiTRUM of Salpeter. il

Diet Zout bekomt men gemeenlyk uit een Grond , die bezwangerd is met Pisachtige en andere Dierlyke deelen, welken zig vereenigen met het algemeene Zuur, door een langen tyd

bloot

Cf) Dewy! het zelfde byna in de Vloey- Spaathen plaats heeft, zou men mogen denken dat die van dergelyken oirfprong zyn: zie bladz. 145,

or DE DerrsTOrFPEN rs% bloot gefteld te zyn aan de open Lugt. Der- Kee halve wordt de Aarde van wel gemeste Lan- °° den’, Slagvelden, Begraafplaatfen, de Slyk der Straaten in groote. Steden, enz. , met vrugt gebruike tot het- fabriceeren van Salpeter. Hier worden. de zuure Salpeterige deeltjes met heet Water uitgeloogd, en dan daar by- doende een Solutie van Potafch of Wynfteen- Zout , komt ‘uit het mengzel , door kooking en uitwaafeming , dit Zout te voorfchyn. Na- tuürlyk gekry{tal Ilizeerd Salpeter is tot nog toe maar op eene ssden des Aardbodems gevon- den (g).

19. Proef neeming.

Indien een Zoutige Solutie Teerlingfe Kry- gemeen ftallen vormt , welken „in het Vuur of op gloei- Eeen jende Kolen gefineten, knappen of een kraa- kend geluid maaken, en op ’t open Vuur ge- zet fmelten , na dat zy gloeijend heet ge. worden zyn , ftremmende vervolgens tot een geheel ondoorfchynende Klomp , dan bevat dezelve Gemeen , Pekel- of Zer-Zour.

De Smaak van dit Zout is aan ’t gecivili. zeerde deel van ’t Menfchelyk Geflagt zo wel bekend dat men ‘er naauwlyks eenig ander Kenmerk van behoeft op te:geeven. Het wordt

ges

(g) Van dit alles zal ik in ’€ vervolg at {press ken. /

Ill, DEELe Ll. Sfum,

INL EIe DING.

158 PROEFNKEEMINGEN

gemaakt uit het Water der Zee, of uit dat der Pekelbronnen en ook dikwils by Laagen, reeds geformeerd, in de Grond gevonden „maar zelden gemengd met Aarde of Steenen; Vuil zynde, zuivert men het door kooken in Wa- ter, dit af te gieten en uit te waafemen, tot dat het Kryftallen fchiet (2).

ao. Proef neeming.

zee.zeur Neem fyn Zilver en finelt dit in een Sal-

door Zie ver ont-

dekt.

peter- Zuur , door hetzelve ‘er by kleine dun- ne (tukjes tevens in te werpen. Doet in deeze Solutie eenige Druppels van eene Solutie van Zout / dat men vermoedt van den aart van Zee- Lout te zyn. Het Vogt zal hier door on- middelyk troebel worden , en maaken een Zetzel als dikke Melk : ’t welk gedroogd, en in ’t Vuur gezet zynde, in een Glas of Aat. den Potje, fmelten zal cn een zelfftandigheid vormen die naar Hoorn gelykts weshalve men

het Hoorn -Zilver (Luna Cornea) noemt.

ar, Proefneeming.

Arrmoniake Indien een Zoutige Stoffe Vederachtige hs

Zout.

ftallen maakt $ indien zy een. Vuurigen Pisach- tigen Smaak heeft, in een maatige Hitte fmele en

(5) Van den overvloed , dien men van reeds gekryftallie zeerd Zout aan de Kaspifcle Zse vinde, enz, in ’t vervolg nader,

or DE DeLrsToOrFEN. 158

ont

en vlug wordt in een fterk Vuur; geevende, urk als zy geftampt en met engeblufchte Kalk ge- 2156 mengd is, een Pisachtigen vluggen Geest ,

dan is hect zekerlyk ArMmONIAK-Zour.

2a. Proefneeming. -

Wanneer een Zoutige zelfftandigheid ia ’t gors, eerst een zoetachtigen , vervolgens een bran- denden bitteren Smaak heeft 3; zwellende en _fchuimende in ’t Vuur, maar door langheid van tyd fmeltende tot een doorfchynend Glas : indien deszelfs Solutie de Syroop van Violen len groen maakt en dat zy , ra de byvoes ging van een Zuur , door Uitwaafeming en Kryftallizatie eerst een nieuw Onzydig Zout, genaamd Sal Sedativum formeere ; waar na het overblyfzel een Zout geeft , famengefteld uit het gebruikte Zuur, en het gefixeerde Mie neraale Alkali , *t welk de befis is ven deeze Zoutige zelfftandigheid, Dit alles gebeurende dan moet het Bora x zyn,

Borax precipiteert alle Metallyne Solutiën , als ook die van Aluín, Het komt, in zyn one bereide ftaat, uit Perfie en de Oostindiën, en wordt alsdan Tinkal geheten. Die Stoffe kan tot Borax gerafineerd worden , door opgieting van heet Water, dat men vervolgens afgiet en allengs doet uitwaafeinen.

Ê sa, Proef - III, DEEL, oe STUK, 3 d

169 PROEFNEEMINGEN

ÍNLEI: 23. Proefneeming. DING.

Aluin, Indien een Zoutige zelfftandigheid een Sa- mentrekkende Smaak heeft , zwellende en fchuie mende in ’t Vuur, of wanneer men ze op een gloeijende Aschfchop over ’t Vuur houdt ;en na deeze bewerking weg kruimelt tot een wit Poei- jer: de Solutie van ’t zelve ook de Syroop van Violen groen maakende ; dan is het A- LUIN,. |

24. Proefneeming. Epfoms Wanneer een Zoutige zelfftandigheid een Bron-Zoute

IV.

bitteren Smaak heeft, kan men in deszelfs Solutie in Water het Loog gieten wan eenig Alkalyn Zout; waar door dezelve eerst Melk- achtig, dan Wrongelig zal worden en op ’t laatse een witte Aarde afzetten ; % welk een bewys js, dat dezelve een EÉrsoms-Zour bevatte, uie Vitriool- Zuur en Magnefia famengefteld.

25e Proefneeming.

Indien een Mineraale brandbaare zelfftandig-

Erge orheld bevonden wordt geheel doorfchynende , ï n ä . Ld e Steffen ;alsvloeibaar , zonder Kleuren welriekende te zyn:

Napbtha,

ten

(2) Over de Naphtha- Bronnen in Perfie vindt men een uitvoerig Berigt in BAKERS Nuttig Gebruik van ’t Jie kroskoop. Amfterd. 1756. Octâvo. Aantek. bladz. 145 , enzo

\ {

Eid

or DE DeLrsTorrEN 161

ten uiterfte vlug en ligt Vuur vattende; trek- Inez kende het Goud uit zyne Solatie in Konings 189» Water aan; dan wordt zy NaAPHTHA gee

heten (î).

nj 26. Proef neeming.

Wanneer een vloeijende brandbaare zelf. steen-Olies ftandigheid geel van Kleur, bruin of zelfs zwart is, hebbende een fterken Reuk, doch op een afftand geen Vuur wattende en het Goud ook nietuit Konings Water aantrekkende, dan moet het STEEN-OLieE zyn,

27. Proef neeming.

Een brandbaare Mineraale Stoffe , die maar _zergs weinig vloeibaar is, gelyk Teer, en een on- 1% aangepaamen Reuk heeft, wordt BerG- EER geheten (&).

28; Proefneeming.

Wanneer een Mineraal vast, brandbaar Lig- garnfieene haam, een geele of roodachtige Kleur heeft , zynde broofch, het draaijen en polysten vers draagende en geevende, als men. het brandt , een Kruiderigen Reuk ; trekkende, als men het wiyft,ligte dingenaan :zoishet BARNS TEEN,

De

(R) Deeze Sreen= Olie en Berg- Teer verfchillen alleenlyk in trappen van minder vloeibaarheid , helderheid en zuivere heid, vande Nephtha, vallende op de zelfde plaatfen,

TL. DEELT. STUKe

INLEI- BING

Amber

8ISe

jen.

162 PROEFNEEMINGEN

De Barnfteen is in Kleur zo veranderlyk dat zelfs witte of zwarte Stukken daar van niet ongewoon zyn, en menze ook fomtyds , doch zeer zeldzaam , blaauw of groen gevonden hebbe, Gemeenlyk is zy geheel of half door- fchynende ; zelden geheel duister,

Proefneeming.

Indien een vaste graauwe brandbaare zelfs ftandigheid geen Smaak heeft , „maar, een aan- genaamen Reuk 3 wryfbaar zynde-, «maar, als menze ftampt, aan den Vyzel kleevende ‚doch , met een heete Naald doorbootd zynde, zig niet daar aan hecht; geevende , als menze op een heete Yzeten Spatel brandt, maar weinig Rooks en zeer weinig Afche overlaatende, dan is het AMBER GRYS

50. Proef neeming.

Steenko- Een vaste brandbaare zelfftandigheid, zwart

en glanzig Zynde , en geevende , als menze, brandt, een verftikkenden Zwavelachtigen Damp laatende ook een groote veelheid Kleijige Aars de of Afch agter: dan noemt men. % STEE Ne KOLEN , die van Git en Bergharst Joden- Iym of Asphalt , alleenlyk in trap van hard- heid vastheid van ele en Soortelyke Zwaarte, verfchiilen.

Sq. Proef:

or DE DELFSTOFFEN 163

IT. Proefneeming. | IN: rt: e Í 5 DINGe

Indien een brandbaare Mireraale Stoffe, op Zwavel, gloeijende Kolen gelegd , een dikken verftik- Kenden Rook uitgeeft , brandende met een Bblaauwe Vlam , en hebbende den gewoonen Zwavel - Reuk, dan is het ZwAvEL, of zy bevat ten minfte Zwavelige deelen,

Daar zyn fomtyds MNatwurlyke Zowavels gee vonden , doorfchynend gelyk geel Barníteen, met fchoone heldere Kleuren (1): anderen „in de gedaante van Ertfen , zyn zeer glanzig, met regelmaatige hoekige figuuren en vertoonen zig als weezentlyk gebruireerd Metaal; maar men ontdekt ras. derzelver Zwavelige deelen , door den verftikkenden Rook dien zy uitgeeven , wanneer menze op een gloeijende Spatel of Asch-Schop legt.

Ten opzigt van de Metallyne zelfftandig- prosti heden moet men opmerken, dat het, wanneerop Meral, zy zuiver en onvermengd zyn, niet zeer moeie-gandiehs. Iyk is de hoedanigheid van het Metaal te vin=den: den; maar, ingevalle zy gemergd zyn en de edeler Metaalen , by voorbeeld , eenig Alloy hebben van de mindere, of de Metallyne zelf ftandigheden , ín de verfcheiderley Ertfen, gee mengd zyn met Zwavelige, Arfenikaale en an-

de.

C1) Niet onbekend zyn thans die engemeen fraaije Oost. indilche Zwavel.Stoffen van deezen aart: noch cok de fleik roode doosfchynende uit Hongaie, enz;

ba

IL. DEEL. Ll, Srjx.

164 PROEFNEEMINGEN

InLer- dere deeltjes; dan is het ondoenlyk, Onderrige

DENDE tingen te geeven om derzelver Inhoud te vin- den , zonder een volkomen befchryving van de geheele Konst van Esfaijeeren; ’t welk ons beftek zou te buiten gaan. Wy bepaalen ons tot het. geeven van zulke Inftruêtën, als wel- ke iedereen, die van Verftand niet ontbloot is, met geen anderen Toeftel, dan dien wy in 't begin van ons Vertoog aanpreezen , in (taat zal ftellen, om zig te verzekeren, welk Me: taal ineenige Erts vervat zy (mm)

De Proeven onderftel ik gedaan te worden met kleine gedeelten van Erfen of Metaalen ; zo dat, indien ’er al iets van mogte verlooren gaan, de fchade niet groot zal zyn,

32. Proefneeming.

OpGoude Wanneer gy met het bloote Oog eenige Mi plekjes Goud in een Erts kunt onderfcheiden , zo ftampze fyn, en doeze in een Houten,

Glazen , of verglaasd Aarden Bakje. Neem

vier deelen Kwikzilver tot één deel van

de onderftelde Goup-ERrTs5 giet die op het Poeijer; wryf het zorgvuldig met een Houten

of Glazen Stamper, en , als de Kwik volko-

men vereenigd is met alle de Gouddeeltjes ,

dan

Cm) Deeze verzekering van den Heer FORSTER gaat wat ver, dewyl ze niet op de eigentlyk vere Erfte Metaalen of

FEE

Oor DE DELFSTOFFEN, 165

dan moet de Klomp of het Deeg(Amalgama) Inter door Zeemleer gewrongen worden. Vervol-PIRO: geps doet men het doorgekomepe in een Glaas- je of Porfeleine Kopje, cm het op t Vuur te laaten vicdampen 3; dan zal de Kwik weg vliegen en het Goud overblyven ,’t welk men gemakkelyk fmelten kan met byvoeging van Salpeter en Borax en eindelyk beproeven met Konings Water , waar in het Goud fmelt en niet het Zilver,

Indien de veelheid van Goud, met Kwik- zilver geamalgameerd , zeer klein is en naauw- lyks het Ímelten waardig; zo is het beter, een glad gepolyst Plaatje van Koper of Zilver te neemen , dat men wasfche met Sterk Wa- ter of zeer verdunde Salpeter- Geest: dan op dit gewasfchen Metaal of Zilver een weinig doende van het Amalgama , tot dat hetzelve egaal daar mede bedekt zy , houd het over een gloeijende Kole, zodanig, dat het er niec aan raake, De Kwik zal dus weg waafemen, en laaten het Zilver of Koper verguld: dach, om ‘er glans aan te geeven, moet het gezui- verd worden , door kooking en wasfching in Water, met gemeen Zout en Wynfteen.

33. Broef-

geminerahizeerde, geïyk men * noemt, betrekke!yk is ; gelyk hy zelf zo even aan de hand gegeven hadt.

L 3

III, DEEL, I. STUK,

166 PROEFNEEMINGE H

INLEr- 33. Proefneeming. DING opzit. ÌÏndien gy eenig louter Zirver in een

ver-Ers, Eres ontdekt, zo fcheid het zorgvuldig van den Steen of Erts en tragt het in Sterk Wa- ter of Salpeter- Geest te doen fimelten; ’t welk zeer gereedelyk gefchieden zal, als het Stuke je genoegzaam dun en klein is, en ’er niet te veel van , op éénmaal , in het Zuur gedaan „worde, Doe dan in de Solutie eenige Drup- pels Pekel van gemeen Zout, en dezelve zal ras troebel worden, een Stoffe als dikke Melk afzettende. Zie verder de Twintigfte Procfe neemirg hier voor.

34e Proefneeming.

Alle Erts , welke ’c ook zy, die gy onder: zoeken wilt, moet eerst fyn geftampt , en dan ep het Vuur in een Aarden Bakje of Schottel tje geealcineerd worden, roerende de Stoffe ge= duurig met een Yzerdraad of Tabakspyp-Steel, tot dat zy in geheel niet meer Damp uits geeve (#1).

35. Proef nceminge

Gp Tin Stamp een Erts , welke gy vermoedt Tin Ets, , nd

(») Men zoekt, naatnelyk, hier alleen het vaste Metallys me, niet het vlugge Zwavelige of Arfenikaale; noch ook het Zoutige $ zo dat men de}Ezrts, geflampt zynde , ook wel

eerst

Pe

oP DE DELFssTOFFEN, 167

te bevatten: maak een Aschfchop glocijend en Inst ftrooy de geftampte Erts daar op. Hoe nig ou der de deeltjes knappen of vliegen, hoe meer

Tin dezelve bevat 3 inzonderheid wanneer dezelve , door deeze bewerking, van eene graauwachtig roode Kleur worde en. gedekt met eene witte Arfenikaale Schimmel, Houd

aan met de Erts fterk te calcinceren en fcheid

het Yzer, dat ’er nog in vervat mogt zyn,

met een Magneet. Zetze in Konings Water, doende daar allengs maar kleine brokjes in ,

tot dat het genoegzaam bezwangerd zy, en

giet het dan af. Neem een Solutie van Goud

in Konings Waters laat -daar van een of twee Druppels vallen in de Solutie der vermoede Tin - Erts 5; zo-dezelve daar door paarfch wordt ,

dan houde zy zekerlyk Tin.

36, Proefneeming.

Indien gy, by de gekaleineerde Erts, welke op Loods gy voorreemt te onderzoeken, eenig Poeijerk®* van geftooten Steenkolen doet, en het dan zet in een Aarden Bakje op een goed Vuer in een Smeedery : zo het gemakkelyk wil fmeken , en , het dus bekomen Metaal in Azyn ont- bonden zynde , de Solutie , door middel van een weinig Druppels van ’t Probeer- Vogt van

Weyn,

eerst mag uitloogen; dewyl zy anders Vitriool zon kunnen bevatten of eenig ander Zout,

Ill. DEEL. Ie STUK4

168 PROEFEFNEEMINGE NR

Inrzr- Weyn (o) , onmiddelyk zwart wordt, dan moet DING, het buiten twvfel een Loop-ERTs zyn. De Ertfen van Lood zyn gemeenlyk glan- zig, beftaande uit Teerlingachtige deelen van verfcheiderley grootte , naar dat zy meer of minder Zwavel bevatten. Die groote Teer- lingen hebben, fmelten zeer gemakkelyk, Zul- ke Lood-Ertfen, als door een Kalk van Lood geformeerd zyn, zullen fmeiten , na dat zy gecalcineerd en geftratifieerd zynals boven , met Steenkolen , een weinig Salpeter en Wynfteen daar bygevoegd,

37. Proefneeming.

Opvzer- Neem de gekalcineerde Erts, doet ’er by

Eris eenig Boter , Smeer , Traan of andere Vetti- ge Dierlyke zelfftandigheid : kalcincer het dus ten tweede maale, geduurig roerende, en be- proef dan, of de Zeilfteen of Magneet ceni- ge deeltjes daar van aantrekke; in welk Ge- val het YZER is.

Of giet op de gekalcineerde Erts eenig Vie triool- Zuur ; laatze daar mede digereeren op een warme plaats, en, [indien ’er cen walgelyke Reuk van komt, met een foort: van Opbrui-

fching,

Ce) Dit Proleer- Vogt wordt gemaakt van een Once Or- piment en twee Oncen ongeblufchte Kalk, in twaalf Oncen gedeftilleerd Water, op een warme plaats wel gedigereerd in gen beflooten Glas vierentwintig Uuren lang 5 het inmid-

dels &

or DE DELFsTOFrEN: 16d

fching, en de geheele Infufie wordt donker ín ki bruin of roodachtig of indien dezelve eenvine, Trekzel van Galnooten of Thee zwart maake 3

zo is het Yzer.

Of neem even veel droog Osfen- Bloed en _Wynfteen - Zout : brand de geftooten en ge- mengde Stoffe in een Kroes: ontbind de Asch in een genoegzaame veelheid Water: giet iets van dit Vogt in een flappe Solutie van eene Erts, welke men vermoedt Yzerhoudend te zyn: indien de Waterige of verflapte Solutie blaauw wordt en een blaauw Poeijer laat zak. ken; dan is ’er Yzer in de Erts begreepen.

a8. Proef neeminge

Doet in een Glas de gekalcineerde Erts, Op Ko- met een Solutie van Potafch of Wyntteend"*"* Zout, te famen gemengd met die van Onge- blufchte Kalk „en laac het eenigen tyd ftaan op eene,maatig warme plaats: indien dus de Erts aan haare buitenzyde gedekt wordt met. eene fchoone Hemelfchblaauwe Kleur, dan is ’er ze- kerlyk Koren in.

Infundeer de gekalcineerde en fyn geftamp- te Erts met Salpeter-Geest; zet dit ter dige-

fie

de's dikwils omfchuddende: waar na het , verkoeld zvnde, wordt afgegoten en wel bewaard. Hert is de Sympatheri- Sche haai als boven gemeld: zie BAKER bee Gebruik van te Mikrosksop , bladz, 134

Ls

Ill. DEELe le STUK.

INLEIe DING,

Op Ko- balt en Bitinutie

170 PROEFNEEMENGEN!

flie in een warme plaats; verflap de Solutie met een goed deel Water , en giet ’er traps- wyze eenig Geest van Hertshoorn of ander vlag Alkali in: indien dezelve blaauw daar door wordt, dan zal de Erts Koperhoudende Zyn.

59. Proef neeming.

De gekalcinecrde Erts op Vitriool - Zuur gezet zynde , zo verflap de Solutie met Wa- ter : indien dezelve een wit Poecijer precipi- teert, en vervolgens , door uitdamping en Krys- tallizatie, roode Kryftallen geef: ‚dan is ‘er Ko- BALT in vervat,

Bismuth en Kobalt zyn gemeenlyk in de Erts byeengevoegd ; het eerfte louter , het andere See die met Rottekruiden Zwavel. De Kalcinatie dryft ‘er de twee laatften , als beiden vlug zynde, uicen de Kalken van Bismuth en Kobalt blyven in het Aard: of Steenig overe blyfzel, Hee Vitriool-Zuur ontbindize bei- den ; maar, als de Solutie meet Water verflapt wordt, laatze de Kalk van Bismuth zakken en het overige , uitgewaafemd zynde , geeft het Witriool van Kobalt, dat roode Kryftallen heeft. Dus kan men de Bismuth- en Kobalt» Ertfen te gelyk onderzoeken,

40. Proef-

Co} De Cinaber of Mercuriaale Erts valt we! zodanig , doch ook aikwiis zeer hoog en fchaon rood, zonder zulk een frreepig Geweeizel, Men heeftze ook van geheel andere

Kleu-

or DE DeursTOEFENs 271

AQ. Proefneeming. InLeie DING,

Indien een Erts, voor de Kalcinatie, een Ve: zelig geftreept Geweefzel heeft, is het waar- fchynlyk een Antimoniaale, Men kanzederhalve in een Pot doen „die een klein gaatje in de bodem heeft , gezet in een andere Pot of Kroes , zonder derzelver bodem te raaken , en dan, in een For-= nuis geplaatst zynde, zal ze, met gemak, in de onderfte Pot taauw SprrEsGL as leveren.

Op Spiesglasa

4I. Proefneeming.

Wanneer een fterk gekalcineerde Erts met Vie Eben triool- Zuur begooten zynde, de Solutie, na de uitdamping , door Kryftallizatie witte of Roo- zekleurige Kryftallen geeft, dan is het Sr 1 Aue TER-Erts of Kalamyníteen.

42. Proef neeming.

Een Erts ‚voor de Kalcinatie zeer zwaar ZyD-, Ee vi de, met eene donker- roode of zwart en foOdER sik Ees Kleur en een geftreept Vezelig Geweefzel; zo js ’t waarfchynlyk CrNAgER of Kwrik-ERTs(p): waar van men zig gemakkelyk op de volgende manier kan verzekeren,

Neem een klein zuiver Aarden Potje, welks opening of Mond men, zo nasuwkeurig als ’t doenlyk is, fluite met een Yzeren Plaatje , dat

mec Kleuren. En de Lood -Etts valt ook , doch zeer zeldzaam ,

hoog rood, gelyk de Menie, die uit Lood gehaald wordt , is, hoedanig ik een ftukje heb,

Ill, DEEL, 1. STUKg

_INLEI DING,

172 PROEFNEEMINGE NRN.

met een menigte kleine gaatjes doorboord is, Giet in het Potje een weinig Water, omtrent twee Duimen hoog; dek het toe en leg de Erts op het Yzeren Plaatje, Neem een ander Potje, dat net op de opening fluit en maak de naad der famenvoeging mec een goed Lutum volkomen digt (q). Begraaf het onderfte Potje in Afch of Aarde, en dek het in ronde met Steenen toe, Maak dan een goed Vuur rondom het bovenfte Potje , dat hetzelve gloeijend worde en houdt het dus omtrent een half Uur. Alles bekoeld zynde, zult gy Kwikzilver in het onderfte Pot- je vinden, bedekt met Water.

Dus heb ik de Proefneemingen van den Heer ForsTErR, om allerley Mineraale zelfftandig- « heden of Delfftoffen te onderzoeken, ten einde die in haar behoorlyke Klasfen en Rangen te kunnen plaatzen , geheel voorgedragen. Ik twy- fei niet of de Liefhebbers der Mineraalen zul- len met deeze Inleiding voldaan zyn , en daar- om gaa ik thans tot de befchryving der Minee raalen, volgens de hier voor bladz. 130, door my opgegevene Klasfikaale verdeeling, over,

REG-

(9) Zulk een Zutum of Smeerzel kan van Potaard met Kalk en Zand gemaakt worden. Men neemt ook wel en-

kele beflagen Kalk,

REGNUM LAPIDEUM. Ja HET RYK per MINERAALEN. SSSSSsSsssssssssIsss; EERSTE KLAS S Do Tir OP IN MN DE EN A DELFSTOFEFEN.

N ge EN at NEP 0 BRTN UNE ORT a LEN ze mel ri Mt AE 5 EN SR U as 9

BOR AA AE ig 5 kj bed 4

(PAR NE

\ \ fi 4 8

IJ rn EA k

ne &

ús des e u \ 5 jg k se NT

BESCHRYVINGC ME CE IR MINERAALEN.

SSsSSsssssssss ss CV EERSTEAFDEELING.

De DELFSTOFFEN.

ennn E Lis HOOFDSTUK

De VERSTEENINGEN of PE TREFAKTEN, anders Verfteende Zaaken genaamd , in ’t al- gemeen befchouwd. Haare Eigenfchappen en afkomst. Werfchil van de Natuuzfpeelingen. Plaatfen wáar menze vindt, Manter vân Ver- fteening. Hoe de Zee - Schepzelen op t Vaste Land zyn gekomen, Verfchillende hoedanig- “heid der Verfteeningen. Verdeeling derzel- soyeny tot de befthryving, door LINNAus,

De de Klasfe der DELFSTOFFEN, in het Ryk der Mineraalen', geene al- gemeene befchryving toelaar,' zal ik my thans ophouden met den Eerften Rang derzelven, gemeenlyk Werfteende Laaken genaamd. Hier door verftaan wy, in den eigentiyken zin, al.

ler.

EIT, DEEL. Te STUKe

Iz De VERSTEENDE ZAAKEN

lerley Lighaamen „uit de Ryken der Dieren en Planten , voorheen befchreeven , die, van hunnen aart veranderd, in het Aardryk voor- komen ; doch min of meer, ’t zy in ’t geheel of ten deele, in hunne Natuurlyke gedaante. Ik heb daar van te vooren iets gemeld. Men onderfcheidtze van de Figuurfteenen, door Na- tuurfpeelingen veroirzaakt , doordien zy de ge- ftalte van * Origineel, volkomen uitdrukken. De verandering, echter, welke zy door druk-

‘king , verplettering en vergruizing ondergaan

hebben, maakt hier de onderfcheiding dikwils moeielyk : te meer, om dat men verfcheide zulke Lighaamen Werfteend vindt , waar van ons het Origineel tot nog toe ontbreekt. Dat men ‘er , door een Scheidkundig, onderzoek „nog eenige blyken in zou moeten vinden van-hun- nen voorigen ftaat 3 dat ; naamelyk , die van Dieren afkoinftig zyn , door Destillatie of bran- | ding tot Kalk eenig vlug Alkalyn Zout of Geest; die van Planten komen eenig Zuur Vogt zou- den moeten uitgeeven,gelyk de geleerde Heer WALLERiUsS wil (r), twyfel ik zeer, of wel door de Ondervinding zo algemeen be- vestigd zy dat men geen andere voor ver. Îteende Zaaken zou erkennen mogen; en dat deeze Schepzelen, door de Verfteening, hunne vlugge deelen meestal verlooren hebben, ge-

lyk

{r) Syflem, Jlineralog, Ed, ult, Tom. IL, p. 398.

iN ’T ALGEMEEN BESCHOUWD. 177

Ik hy elders zegt (5)s begunftige weinig dit Ù ereen (1). | Hoorp: _ Dát de Lighaamen s die mien Verfteende B En ge Zaaken noemt ; weezentlyk Dieren of Planten toms. ji geweest , of van dezelven voortgekomen zyn, leert ons derzelver verfchil van andere Steenen , die byna nooit Zo haauwkeurig de Geftalte der- zelven hébbeff. In de Indrukzels der Visfchen ; by voorbeeld, die men op de Mansfeldfe, Oeningle; Veroneefche en andere Schiefers of Leyfteênen aantreft; zyn niet alleen de Geraam- ten én Lighdamen der Visfchen , maar ook de Kop, Vinnen En Staaft, zo duidelyk kenbaar; dat men de Soort derzelven , ten minfte het Geflagt, daar uit bepaalen kan. Even zelf- de heeft plaats met de Kreeftíteenen en dere gelyken. Ja in de Doùbletten der Switzerfche Leijen, hoedanigen ik ’er heb van drie Vocteri langte, zyn biet alleen de Beendertjes van de Ruggegráat onderfcheidelyk en telbaar, maar op de eerie Plaat is dezelve aanmerkelyk ver. heven, op de-andere ingedrukt; ’t welk men aan niets dan aan het weezentlyke overblyf. zel

© Ibid Pp. 584, \

(zr) Men heeft uit fommtigen 8 gelyk uit de zogenaamde joodfche Steenen, Beleüniten en verfteende Beenderen , wel een frinkendeh Geest en eénig vlug Zout bekomen; doch uit anderen, gelyk de Glosfopertre ‚zeer weinig en uit veele. Verfteende Zaaken in ’t geheel niets, GESNER de Pea grificatis. Lugdb. 175 B Cap. 6.

TR, DEEL 1 blok

178 De VERSTEENDE ZAAKEN

Í. zel van zulk een Schepzel-kan toefchryvens Hoorn. Niet minder is men thans ten opzigte van de STUK Jg :

Eeliefteenen en dergelyken;-nu de Zeetchep-

zels van dien aart gevondew zwa, verzekerd:

Welk een naauwkeurige gelykheid: heeft in de

Echinieten , Cochlieten en -Conchieten., met

de natuurlyke Conchytiën plaáts, die dikwils,

nog met de natuurlyke Schaal bekleed in

Steenryk voorkomen. Op fommigen openbaas

ten zig zelfs de Merktekenen van uitknaaging

door Wormpjes en aangroeizels , gelyk ‘er

plaats hebben. aan de uit Zee gehaalde leven.

dige Schulpen, In de Verftéende Houten ko»

men de Vezels , de, Bast , het-Spint en Hart,

ten duidelykfte voor ; de Bladen hebben niet

alleen hunne figuur , maar ook hun eigen ge

weefzel , op” Steenen ingedrukt, eB de Vrug-

ten zyn aan «haare uitwendige. gedaante ken-

baar. É | f

Onder. _ Ik wil piet zeggen, dat ’er geene Natuur-

fcheidvn fpeelingen zyn, die naar. Dieren of Planten de Natuurs : 8

fpeelingen. zweemen; gelyk men dus in. zekere Grotten,

door ’*t afzvpelende Water , veelerley gedaanten

van Menfchen, Dieren, Planten gevormd ziet 3

doch de ongerymde grootte of mismaakte Ge.

ftalte, doet wel naast de onnatuurlykheid der-

zelven doorftraalen. Even zo is het met de

Florentynfche, Papenheimfche en Saltzdalfche

Boomfteenen of Dendrieten , welken men nog:

thans ook betrekt tot de‘ Verfteeningen, maar;

die men eigentlyk geen Verfteende Zaaken of

4 erk Pee

vr

INST AEGEMBEN BEseHOUWD, 179

Petrefakten noemen kan; dew! het flegts KH Boomachtige ‘Gewasjes zyn , toevallig uit ze- enlde 8 ker Mineraal Vogt door de Steenachtige zelf: ftandigheid gegroeid (#).

_ Dat men “zodanige Verfteende Zaäken, by pe rtaar- fa, over den geheelen Aardbodem verfpreid zou fen daz Vinden , gelyk fommigen willen (1) , is gantfch vindt. Onbewyslyk. Wie heeftze ons uiet de mid- delfte of Züidelyke deelen van Afrika, uit Zuid-Amerika of van de Vaste Kust van In= die , tot nog toe geleverd ? In de befchry- ving der Natuurlyke Hiftorie van Karolina en de Bahama's Eilanden ; door den vermaarden CarTEsByY; vind ik geen het minfte gewag daar van. Heeft menze ; tot hog toe, uit de Westindiën of van Btafil, bekomen? Heet eenigfte dat den Heer p'UrL LOA ten dien op. zigte aan de Westzyde van Amerika voor- kwam, was een dikke Bedding van Schulpen

dan de Kust wan Chili, fomtyds wel vyfen- twinctig Roeden boven de Zee verheven, daar men Kalk wan brandde tot den Huisbouw: zo dat dezelven niet verfteend en, fchoon hy ge als een uitwerking van den Zondvloed be- fchouwde, van veel laater oirfprong fchynen

Ä

(ù) Zie daat van veircheide Afbeeldingen, in *t Werk vaa KNORR, over de Verfteende Zaaken, op de voorfte Plaat van 't Eerfte Deel.

_ (w) Vik ulla est habitabilis Osbis pars; im-quâ ea non invenie Antur, GESN. de Peerifleatis. Lugd. 1758. p‚ gr.

berde de WU Ge Ma dh KIT. DEEL, lo STUEe

18o De Venste un DE ZAAKEN

te zyn geweest, De Franfche. Akademisten hebben , op de Bergen van Peru, geen Verfteen: de Zaaken kunnen vinden (x). Ik vind ’er ook geen blyk van ín de nafpooringen on- langs door de Heeren ForsTERr op de Ei- landen in de Groote Zuidzee gedaan. Daar komen eenigen aan de Kust van Kanada voor

en ik heb ’er uit Oostindie ontvangen, alwaar

Meest in Europa.

die verbaazend groote Vaders Noachs Schule pen en andere Verfteeningen vallen, daar R um« pPpHius van fpreekt. De Heer ParrLas vondtze aan de Wolga en Okka, bezuiden de Waldaifche Bergen , in Moskovie ; overvloee dig, maar niet benoorden dezelven, en ons Wes reldsdeel fchynt als de Schee te zyn van deeze Zeldzaamheden der Natuur. | Hier komen zy byvna in alle Landen voor. Men heeftze by Lisfabon in Portugal, in- Spanje en op de Pyreneefche. Bergen verza- meld., Alle Provinciën van Vrankryk leveren dezelven of verkalkt , gelyk omftreeks Parys of volkomen verfteend, gelyk aan de Kusten van Normandie uit, In Piemont en Savoije legt een Bedding van Verfteende Hoorens en Schulpen, in de Gebergten, wel negen vier- kante Mylen groot en twintig Voeten diep: Switzerland , zo wel als Italie, bevat ’er on- telbaare ; Duitfchland niet minder en in de | Noor:

(z} De Geleerde Heer J. GEsNneRusS wil dit daar mede te keer gaan , dat zy dan inde Steenige Bergen verholen konden” zilten: doch op zulk een manier is alles op te losfen,

EN ST ALGEMEEN BESCHOUWD. zêr

Noordelyke deelen ; als ook in:Engeland,maa-_ L_

kenze geheele Gebergten en Eilanden uit. plas „Minder “komen de Verfteende Zaaken in meestin

Vlakten en laage Landen voor, dan in Berg- Bergachtis

achtige Streeken. In ons Nederland. zyn ’er Areeken, eenigen doch zeer weinige waargenomen , dan by Maastricht , Vifet en Aken, in de Ge- bergten. Welk een menigte verfchaffen niet de Krytbergen in Engeland. By Bath bevondt zeker Heer, die my verhaald heeft, dat men Ammonieten , van één of anderhalf Voet over ‘t kruis , in de Kalk plaatfte, tot ftevigheid der Muuren. De hooge Rotfen , aan de Kust van Normandie, bevattenze rykelyk; zo wel als de Oevers van Marmer - Bergen aan de Kusten van de Adriatifche Zee, Haar zit- plaats , naamelyk, zyn veelal Gebergten van eene Kalkaartige natuur , of Kalkfteen en, wat de Indrukzels aangaat, de Leyfteen , gelyk ik bevaorens opgemerkt heb. Zy komen weinig of nier voor in de Gebergten van Graniet of Porfierfteen, en dus zyn ’er de kaale Bergtop-, pen der Alpen en elders doorgaans van onte bloot. In die Gebergten, daar men Mineraas len breekt, vallen zy ook zeer weinig : hoe- wel zy in de Steenkoolen - Groeven en fomtyds tot eene aanmerkelyke diepte uit het Aardryk gegraven worden.

De Kalkfleen- Bergen zyn dan de voornaam», Veelal ine fte zitplaatfen der Verfteeningen, die ’er fom- kalkan tyds byna geheel onveranderd in voorkomen;

M 3 fom-

IIK. DEEL, TI, STUKe

Maniet yvan Ver- fteening,

plaatfen de eigenfchap, gelyk in ‘c Karlsbad in

282 Dr VERSTEENDE ZAAKEN

fomtyds alleenlyk werkalkt in Zand ; fomtyds in Keyfteen veranderd; fomtyds met de zelf- de, fomtyds met eene verlichte Stoffe ge- vuld « feomtyds van binnen met Spaath bezet of gekryftallizeerd ; fomtyds. geheel met Mií- neraal doordrongen ; naar den aart des Gronds. De Heer Linnaeus merkt aan, dat zy niet door de Kalkbergen geteeld zyn , maar zelf

die Bergen voortgebragt hebben ; dewyl alle

Kalk voortkomt van Dieren, Doch men zou- de mogen vraagen , hoe bet dan bykomt, dat zv allen niee wergruisd zyn geworden , maar hunse Geltalte behouden hebben ? Hier om- trent brengt hy in, dat de Sappige Lighaamen ter Verfteening onbekwaam zyn 3 «aan welke hy alleenlyk de vaste Lighaamen , gelyk Schule pen, Beenders en Houten, onderwerpt (y). De Hoornen en Tanden van Viervoetige Dieren, zal zyn Ed. dan zekerlyk begreepen ‘hebben onder de Beenderen en de Bladen onder de Houten. Dat ’er ook Sappige Zaaken, zon- der Been , verfteenen, blykt uitde Wormen op Ley , de Aleyoniën en Zee- Appelen.

De verandering, welke deeze Lighaamen on= dergaan hebben, moet zekerlyk aan een Vogt, dezelven doordringende , toegefchreeven “wor- den. Het natuurlyk Water bezit fommige

Bos

6) Corpoza petrificanda funt folida; Tefte , Osla, Lig ie Si. Nat, Xll. Tom, ill. Pe 5%

Re

id

“IN/T ALGEMEEN BESCHOUWD. 183

Bohemen en in de Waterleidingen van Arcueil yr, in Vrankryk , dat ’er de ingeworpene Lighaa-Hoorps, men hoedanig ook door overcrokken Ld) Aah den met een. Steenige Korst. Hier uit blykt, dat hetzelve Steenmaakende deeltjes bevatten en niettemin ‘helder zyn kan. De Paalen van de Brug van Trajanus in de Donau-Stroom, door langheid des tyds verfteend, en andere zaaken van dien aart, bewyzen zulks. Voeg hier by dat men zelfs Hout; onder Schulp- paden eenige Jaaren gelegen hebbende, in ons Nederland verfteend gevonden heeft. Nog nas der blykt zulks uit de Stalatieten, die in zee kere Holen gevormd worden door het afdrui- pende Water. Dus begrypen wy dan ligt, dat dit Vogt in fraat is, om Kalk of Steen- achtige of Mineraale deeltjes , van veelerley natuur , in de Lighaamen te doen doordringen ; terwyl derzelver Sappen , weeke deelen en zelfs de geheele zelfftandigheid dikwils plaats maaken voor die vreemde Stoffe, Zo ziet

men dat de gantfche holligheid der Conchy-

diën dikwils daar mede gevuld wordt, laaten- de, na ’t vergaan der Schaal, niets dan bloote

_Steenkernen over. Het Vogt der Kalk- en Krytbergen; ja ’t Zeewater zelfs , is door de

deelen die ’t bevat hier toe bekwaam.

Doch hoe die verbaazende veelheid van Vere toe zy fteende Zaaken in de middelfte deelen van Eu ?P,£ et ropa, in taamelyk hooge Gebergten , kome , gekomen» iseen grooter zwaarigheid. Het minfte, dat

M 4 mep II. DEEL, I, STUK,

Tes Hoorp- ETUE,

124 De VERSTEENDE ZAAKEN

men ’er vindt , zyn overblyfzels of. kenmet= ken van Landdicrev ; oneindig. meer van Zees

Schepzelen, en wel van zodanigen die thans

vreemd zyn of niet gevonden worden in onze Wateren. Ook is het zonderling , dat men ge-

heele Bergen en Beddingen van Conchyliën niet

alleen, maar zelfs: van eenerley Soort derzel-

ven, gelyk van Oefterfchulpen, van Penning-

fteenen en kleine Kinkhoorentjes , die tot ge- heele Rotfen famengegroeid zyn , op verfcheide plaatfen by elkander vindt. Dit heeft fommie gen doen vastftellen , dat de Aardkloot, op die plaatfen, niet een Jaar , maar verfcheide Zeur wen met Water bedekt moet zyn geweest , om zulke menigten van Zee- Schepzelen voort te brengen, welke aldaar in ftilheid zouden ge- teeld zyn. Zy oordeelen , dat een fchielyke Overftrooming dezelven aldaar zo geregeld en in zulk een menigte niet heeft kunnen neder- leggen (2). Doch zy bedenken niet , dat ver de meefte Verfteeningen, die men vindt, gee heel of ten deele gebroken , ten’ minfte bee

fchadigd zyn. Een Bedding in Touraine , door

den Heer REAUMUR waargenomen en be-

fchreeven , zynde negen vierkanten Mylen groot, en

(z) Over de menigte en famenhooping derzelven is weinig zwaatigheid nu men weet , dat dergelyke Na- tuurlyke Hoorentjes in niet minder verbaazende veelheld voorkomen aaa de Zeeftranden, Zie GuETra RD Mes re se Tom, Ii, Bs XXL5o

IN'T ALGEMEEN BESCHOUWD. 185

en twintig Voeten diep, beftaat t'eenemaal uit _ I. gebrokene en byna vergruisde, Hoorens en sro Schulpen (a). e _Die fmitecere Natuurkenner befluit zelfs uit Door een zyne Waarneemingen , dat deze Conchyliën Snes. niet door de zwaarte , welke van boven daar ming op drukte, in die Bedding zyn vergruisd ge- worden 5 waar dat zy reeds gebroken waren eer zy daar kwamen. Haar nederlegging op die plaats fchryft hy aan eene Overftroom'ng der Zee toe , door welke deeze Schulpen, die men natuurlyk nooit in zulk een menigte by elkander vindt, waren famengehoopt en als op elkander geftapeld, Doch deeze Hoorens en Schulpen waren flegts verkalkt , hoedanigen men, zo groot als klein, by/ Soisfons , Meaux , Chaumont ‚,omftreeks Parysen elders ‚in Vranke ryk, in’t Zand, zo groot als klein , overvloe- ding vindt. Evenwel volgt uit zyne Stellingen , dat die ontzaglyke vergaaringen veeleer door een geweldigen Stroom , dan door een ftil- ftaand Water gemaakt zyn. Het zelfde pas ik toe op. die Beddingen en Bergen van wee- zentlyk Verfteende Conchyliën , zo even ge- meld: des ik befluit, dat men de overbrene zing der Zee-Schepzelen in *e midden van Europa, ook veeleer aaneen geweldige Over- {100-

__ (4) Mem, de P'Acad, Royale des Sciences de Paris, 1728, Pe SI9. Odtavo, gl ' M Ss

ku. D8&L. j STUKe

kf hr STUE

Die vty

186 De VERSTEENDE ZAAKEN

ftrooming dan aan cen langduurige bedekking door de Zee, toe te fchryven hebbe (b). Die Overftrooming moet vry algemeen Zyn

algemeen geweest, alzo ’er een menigte Dierlyke en

moet zyn geweest;

en geen

andere

Plantaartige Zaaken, zelfs Houten, in over- gebragt zyn; waar van de Origineelen tegen- woordig niet dan op een verren afftand voorko-= men. Verfcheide Beenderen en-afdrukzelseof Geraamten van vreemde Dieren en Planten zyn in ’t midden van Duicfchland gevonden. In lerland heeft men Hoorens van Amerikaanfche Elanden uit den Grond gedolven, Welk een menigte van Ammens- Hoornen , Anomies, Te« tebratulieten „en andere vreemde -Conchyliën zyn niet in Switzerland ontdekt, Deeze allen onderftellen een grooten toevoer, uit afgelegen plaatfen , door zwaare uitgulpingen van den Oceaan (c).

Geen algemeene Overfmeomi nu , heb ik te vooren beweezen , zal ’er plaats gehad

de Emdsloedhebben dan de Zondvloed , waar van de ge-

wyde Bladen fpreeken. Ik kas echter naauw. lyks gelooven, dat de geheele Aardkloot toen tot zulk een hoogte met Water overdekt ge= weest zy, dat de hoogfte Bergtoppen in: Peru ook onder geftaan hebben, Dan waren nood

Welle

(5) Men kan hier mede de bedenkingen vergelyken van den Heer WRIGHT ovêr den Oirfprong van de Verfteende belfftoffen; Uirgezogte Verhsndel, VII, D. bladz. zorg

ENZe (e) Dat evenwel die Verfteende Lighaamen niet zo ver van

IN °T ALGEMEEN BESCHOUWD, 187

wendig, volgens de tegenwoordige gefteldheid L_ des Dampkrings , welke men niet kan denken Hoorne, federt in dat opzigt veranderd te zyn, allede Wateren , en dus de geheele Aardkloot in % ronde, bekleed geweest met een Korst van Ys; zo ontzaglyk dik, dat zy misfchien in geen tien Jaaren hadt kunnen weg fmelten, Op de hoog- fte Bergen in Switzerland ziet men , immers; afgryzelyke klompen van eeuwigduurend Ys, Ik {preek niet van de gefteldheid naar den Noord- en Zuidpool toe „alwaar het Water een geheele vaste Klomp moest zyn geworden. Van zulk eene Yskorst, nu, vindt men by Moses de minfte melding niet „, en dat de Aardkloot toen , op voeten en vademen naa, zo zeer met Men- fchen vervuld zou geweest zy als tegenwoor- dig, is zeer onwaarfchynlyk. Die tien Gene- ratiën , van Âdam tot Noach , hadden geen honderde millioenen kunnen voortbrengen. De Menfchen hadden zig , zekerlyk , toen nog piet over den geheelen Aardbodem uitgefpreid: Naar alle gedagten hebben zy zig maar op de bekwaamfte plaatfen , allengs verder van den omtrek wän ’t Paradys, ter woon-begeven , en misfchien ook wel een voornaam gedeelte van

ons

yan daan gekomen zyn, als men gemeenlyk denkt, is blykbaar ; alzo *er naauwlyks weezentlyke Oostindifche Hoorens en Schulpen , die nergens anders vallen , in Euro- pa verfieend voorkomen en de meeften , wier Origineelen bekend zyn , meer naar de Westindifche of naar die van den Atlantifchen Oceaan en de Middellandfche zee, gelyken.

JIL. Deen. 1, STUK.

2OOFD- ETUKe

Die een

388 DE VERSTEENDE:ZAAKEN

ons tegepwoordig Europa, alseen zeer gemaar tigd en vrugtbaar Klimaat „beflagen, Die Lan- den, toen door Menfchen bewoond, konden dan de Aarde genoemd worden (4): zo wel als kort na den Vloed , toen het getal dier Menfchen zekerlyk nog klein was , van hun gezegd werdt, de gantfche Aarde was van ee- nerley Spraake (e). Dit zag op het Volk, dat,eene laagte vindende in den lande Sinear , aldaar den 'looren van Babel ondernam te bou- wen. Ook vind ik geen reden, om het gezeg- de , dat alle hooge Bergen , die onder den gant= fchen Hemel zyn , bedekt werden ; in een rui» mer zin te “bégrypen ; dan dat ’er Jooden te jerufalem woonden, van allen Volke ‚der genen die onder den Hemel zyn (f ). De Heidenen, die ‘er toen in menigte waren, zyn daar door zekerlyk niet gemeend geweest. Het.is niee waarfchynlyk, dat ‘er zig uit de Oostelykfte deelen van Afie, uit de Zuidelyken van Afri« ka, of uit Amerika, bevonden hebben. Der- gelyke fpreekwyzen vindt men meer in de Schrif-

tuur (}).* Het Opperwezen bedryft zekerlyk niets oe

aferyzely. vertolligs. Tot zuivering der Aarde van ’e ad Godlooze Meníchdom behoefde de Vloed zig

en Er.niet verder uit te ftrekken , dan over de Lan- dekkende, den

‚_{d) De Aarde was vervuld met wrevel, enz. Gen, Vl. vs. 1%, (e) Gen Xi. vs. ke (f) Handel. Il, VB Se (1) De

iN T ALGEMEEN BESCHOUWD. 189

den door * zelve bewoond. Het is, vo'eens ì 5

al dat Water gekomen zoude zyn,’ welk een Plas- Regen, van veertig Etmaalen, over den gantfchen Aardkloot moest uitleveren. En zulks , daar men weet , dat het: op de hooge Bergen nooit regent. Des werden ook, tot vere Oirzaaking van den Zondvloed, niet alleen de Sluizen des Hemels maar ook de Fonteinen

_ des Afgronds geopend, Zou het wel onwaar-

fchynlyk zyn , dat die opening gefchied ware in de Aclantifche Occaan, om en by de Kusten van Afrika, niet verre van den Mond der Mid- dellandfche Zee? Dat gedeelte des Aardkloots geeft nog hedendaags blyken van eene inwen: dige werking, die nu en dan Aardbeevingen ; Waterberoeringen, Uitbarftingen van Vuur en opwerpingen van Bergen of Eilanden uit den grond der Zee, op cene ontzaglyke diepte , veroirzaakt. Neem de brandende Bergen op en by de Kanarifche en Vlaamfche Eilanden , de verwoeftingen van Lisfabon „de Vuurbraa- kingen van den Ethna en Vefùvius , de ops werping van nieuwe Eilanden, enz. ten voor- beelde. Stel eens , dat hier, uit Monden van honderd Mylen wydte , eene Uitgulping ge- fchied Zy, in fraat om geheel Horon; bene

vens.

ct) De- geheele Wereld berekende voormraals by de Romeinen,

volgens den Styl van -Luuwas , het Romeinsch Gebied, J.VAN Ie PEREN. Bataviash eer (ed IL, De bladz, Köze,

Ile DEEL, Is STUS,

Ts

den loop der Natuure, onbegrypelyk, van waar oor d

dl

Waar- fchynlyk- heid van die oir- gaak,.

igo Dr VenstEeNDE ZAAKËN |’

vens een gedeelte van Afrika en Afia te overs dekken, dan begrypt men ligt, welke een me-= nigte Lighaamen, uit de Zee, dezelve op ’e Vaste Land heeft kunnen wetpen, èn die ten deele bedekken met Slyk en Zand ; fleepende tevens, door den toevloed uit afgelegen deelen des Aardbodems,; vreemde Schepzelen met zig en die ook ín ons Wereldsdeel nederleggen- de +). | Deeze Stelling heeft veel waarfchynlykheid, Behalve de gedagte zwaarigheden, zou het moe- ten volgen ; indien de Aardkloot egaal met Wa. ter bedekt ware geweest, dat mer niet alleen de Verfteende Zaaken overal byna gelykelyk verfpreid vond , maar dat ook de Schepzeler van Europa verfteend voorkwamen im andere Wereldsdeelen. Dat men ‘in Oostindie ook Verfteende Zaaken vindt, kan, zo wel als die Beddingen van Schulpen op de Kust van Chilí voorgemeld , aan byzondere Overftroomingen toegefchreeven worden. De Groote Zuidzee; immers, maakt, gelyk men nu ruim twintig Jaaren geleeden aan de overdekking van Cal- laos _€) Immers das behoefé mér’ geerì toëvlugt neëmen tot de nooit beweezene Onderfte'ling, dat de Aardkloot weleer een anderen ftand zoude gehad hebben, ten opzigt van de Zon : waar door Dieren en Pianten van heeter Lugt-Strees ken in Europa konden gegroeid zyns ’t Verfchil ten dien Opzigte ware te groot: anders zou men her misfchien van de gezegde Uitgulping en gedeeltelyke bedekking des Aard

kloots, welke bovendien de veelheid des Waters aan denì aR=

IN'T ALGEMEEN 8 ESCHOUWD. 191

hao; de: Havenftad van Lima in Peru; byeene A _ geweldige. Aardbeeving waarnam , fomtyds | Hoorn. zwaare Verheffingen aan de Kus*,-en kan dgn geheele Eilandew hebben overdekt 3 ’t welke hee ‚vinden van zulke verbaazend: zwaare Fontein: bakken , als naauwlyks zes Man kunnen draa- ‚gen, op. de Gebergten der Molukkes, (die ook “zeer aan. Aardbeevingen onderhevig zyn , en met. brändende Bergen bezet ) niet onwaat- fchynlyk maakt, | De Verlteende Zaaken nu, zo, swelke pen reeds op ’t Vaste Land belki, als die uitder ver- de Zee afkomftig zyn, gerfelilën jn hoedaefteeninscris ïigheden. 1. Sommigen welke men ook daar onder telt, zyn maar weinig veranderd; gelyk de gegravene Houten, de verkalkte Schulpen ; Beenderen en-dergelyken, die niettemin tot de Delfftoffen behooren , om dat zy in het Aard- ryk gevonden: worden. 2. Anderen zyn geheel overtrokken met een Steenige Korst, die flegts de gedaante van deeze Lighaamen aangenoe men heeft, zonder in dezelven in te dringen: rr re onekbe maar

ânderen kant moeste verminderd hebben, kunnen afleiden en dan kon het een andere reden zyn van de langduurigheid des Zondvloeds , weiketot de enkele vernieling des Mensch= doms niet eri werde. Doch“ die- Onderftelling , door _WALEERIUS met zo veel kragt geopperd; vervalt doordien de plaats van ’t Paradys dan onder den Evenaar of tustchen de Keerkringen „endusin een zeer heet Klimaat, moest zyn geweest; ’t welk men niet kan onder{teilen of met hande tee aangenaamheid overeenbrengen.

HI. DEEL, lo STUK,

ig DE VERSTEENDE ZAAKEN

maar deeze behooren tot den volgenden Rang $ oader den naam van Overkorftingen: q. Van fommigen is flegts de holligheid met de een of andere verhardende Stoffe gevuld en zy hebben hunne natuurlyke Schaal , weinig veranderd 3 behouden , of teh del verlooren of geheel ; als wanneer menze Steenkernen noemt : gelyk ket Geval is met veele Verfteende Conchyliën ; die met Zandfteen ; Key of zelfs met Mineraa- le en andere Stoffen gevuld voorkomen; of ge> heel daar uit beftaan, en dus hee Modèl uicle- veren van de holte , doof het Schepzel be- wooud. 4. Van verfcheidene vinde men de bloo- te Indrukzels, en wel meest-op Leyfteen 5 gelyk van Visfchen , Iníekten en Kruiden. 5. Eenigen ; eindelyk zyn volkomelyk. in Steen weranderd, zodanig ; dat men het inwendig Geweefzel , zo wel als de uitwendige Gedaante, daar in nog duidelyk kan befpeuren: * welk plaats heeft in de Verfteende Houten , Tanden , Hoorens, Beenderen enZs

_ verdeeling- Tot een bekwaame befchryving di Wekiedasn terbelcling” op, beginnen fommigen metde Planten, vervol.

ving.

gende met de Plantdieren „en dan metde Schaal. en Schulpdieren , dus tot de Visfchen en ein- delyk tot de Viervoctigen komende (g). Heer LiNN&us fchikt dezelven , niet onge-

voeg.

(2) Op dergelykén trant is de Methode van de Heer WaALEKEEIUsS en die van WALCH , beiden zeer bekwaame Mineralogiften ingerichte

IN!T ALGEMEEN BESCHOUWD, 193

voeglyk , in de zelfde Orde, als de tweevnor- Tr, gaande Ryken door hem befchreeven waren Hoor: * welk tot duidelyker onderfcheiding dient. In se de eerfte plaats ftelt hy die van Menfchelyke Lighaamen en Viervoetige of wel der Zoogen-

de Dieren in ’t algemeen , en eindigt met de Ver- fteeningen van Planten of naar dezelven gely- kende Dendrieten. Dit is dan zyne Methode,

CPETRIFICATA., VERSTEENINGEN,

A. Echte of waare. id d I. ZOOLITHUS, Van Zoogende Dieren, 2. ORNITHOLITHUS, Van Vogelen. 3. AMPHIBIOLITHUS, Van Amphibiën, 4. Ien THYoLITHUS. Van Visfchen, _ $: ENTOMOLITHUS, Van Infekten. 6. HeLMiNTHoLrTaus. Van Wormen, 7. PunyroriTHUS. Van Planten,

B. Onechte of nageboorfte

8 GraPTOLITHUS, Dendrieten. 5

N HI. HOOFD-

III. DEEL: Ì, STUK

194 VERSTEENINGEN

rans IL HOO ED: datde

„STUKe |

Befchryving der Verfteeningen van ZOOGEN- DE DIEREN genaamd. Zoolithis derzelver zeldzaamheid, inzonderheid die van Menfche- Iyke Lighaamen en Geraamten, . Gebeente yvan Reuzen, zo genaamd, waarfchynlyk van Olypharten of andere groote Dieren. WVer- fleend Elpebeen en Eenhoorn, Beenders vân ilerten of anderen: van Zee- Dieren, Wal- visfchen , enz. Onbekende Beenders. De T'ur- koizen van Tanden afkomftige

4

verftee- dope de Verfteeningen van ZOOGENDE zoopende. DiEREN verftaan wy de Verfteende Ditien. Liphaamen, Geraamten of Beenderen, vân Zo- danige leevende en zig beweegende Schepze-

len, alsstot de Berfte Klasfe van het Ryk der Dieren, volgens hee Samenftel van den Heer LiNnaus, door my tot dus verre by uic- breiding en verklaating nagevolgd „behooren (%).

Het zyn, naamelyk, de genen, die leevendi-

ge Jongen baaren en dezelven aan de Berften

ter opkweeking zuigen laaten. Sommigen noe-

men ze, hierom , wat grappig , Geborstte , waar- om piet liever Pramdieren ?

Ten

(bh) Zie *t IT. DEELS, I. STUK. van deeze Natuurlyks Hiflorie, blade. 113, 129, enge

jn

VAN ZOOGENDE DIEREN, 195

„Ten opzigt van deeze Verfteeningen moet 1ú,

men in ’t algemeen aanmerken, dat zy veel Hoorp= zeldzaäamer voorkomen. dan de Verfteende an Schulpen en andere Zee- Schepzelen, Dit Elza

fchynt eenigszins vreemd, en zou weezentlyk Woar,

ZO Zyn, indien men onderftelde dat de Aarde

kloot voor den Zondvloed , zodanig of byna zodanig met Menfehen en Viervoetige Dieren vervuld ware geweest, als tegenwoordig. Die \onderfcheid, bevoorens door my opgemerkt ; fchynt andere Autheuren niet in gedagten te zyn gekomen (í)- Ten tweeden moet men in acht neemen , dat niet alleen de weeke Dee- len deezer Schepzelen ligt verrotten, maar dat ook de Beenderen van dien aart zyn, dat zy _fpoedig vergaan op vogtige plaatfen ; ten mins fte rasfer dan de bekleedzels der Schulpdies ren. Hier by kan men voegen, dat de Men- fchen en veele Viervoetige Dieren , zig by eene Overftrooming beter hebben kunnen bee waaren van begraven te worden in Zand en Slyk, rekkende het Leven zo lang moogelyk, en dat dus derzelver Lyken of Krengen, ein- “delyk , na verdrenken , weder boven drye ‘vende of ergens bloot op de Aarde neders gelegd, ‚niet lang in wezen zyn gebleeven 3 Vvoofa

…… (i) Ten minfte vind ik het niet opgemerkt by den Hoog= geleerden Heer WALCH, in zyn zo voortreftelyk Werk over de Verfteende Zaaken, alwaar zyu Ed. in °c XIIL. Hoofdítuk,

‚des Tweeden Deels, bladz, 337, hier van fpreekt.

N a Ille DEEL. Ie, STUK,

106 VERSTEENINGEN

IL vooral niet van den tyd des Zondvloeds tot Hon heden toe. De Beenderen , welke men vere TUZe }

kalkt vindt. zyn zekerlyk van laater oirfprong (k) en die men , weezentlyk Verfteend , diep uit den Grond graaft, werpen het Gevoelen , dat de Verfteeningen ; in ’t algemeen van een lang- duurige vertoeving, der Zee boven de tegen- woordige Oppervlakte des Aardryks zouden afleidelyk zyn, geheel onder voet. Immers hoe konden de Beenderen van Landdieren in de Bergen zyn gekomen, indien dezelven niet met Aarde overftelpt waren , ’t zy door Aard- beevingen , zy door geweldige Overftroo=

* _ mingen of Uitgulpirgen van de Zee (1).

Onder de Verfteepingen van Zoogende Die- ren‚nus zyn de meeften flegts van losfe Been= deren , en weinigen regt kenbaar, om dat zy zelden onbefchadigd voorkomen. Jk zal hier, in de eerfte plaats , van die van Menfchelyke Lighaamen fpreeken,

)

(k) Ge!yk die genen , waar over de Heer GUETTARD een geheel Vertoog , met Afbeeldingen, in ’t licht gegeven heeft , aanmerkende, dat menze altoos in Grotten op elkane der geftapeld vindt: (Zie zyne Memoires , Paris 1768. Tum. Ie Pe 29,35 &c.) ’t welk niet gezegd kan worden vande Ver- fteende Beenderen der Zoogende Dieren in ’t algemeen.

(1) Dit zal de reden zyn, dat men wel de Beenderen van groote Landdieren Verfteend vindt, maat weinige van groo- te Zee. Dieren CWalvisfchen, by voorbeeld ,) alzo dezelven zig hebben kunnen redden: hoewel ’er nogthans eenigen van “dien aart voorkomen, als uit het gegraven Eenhoorn blykt. Van zodanige Bergen kan men toeftaan , dat zy, (gelyk Bur-

FON

VAN ZOOGENDE DIEREN, 299

_{1) Verfteeningen van Menfchen, 1.

__Hoorps

Verfteeningen van geheele Lighaamen van ens

Menfchen zyn ten uiterfte zeldzaam. Dewyl Zin ‘er, in de laatfte Jazren , zo fterk naar Ver Honrris. fteende Zaaken gezogt is, door dien de Lief- Bran hebbery daar in nog dagelyks Opwakkert , is het ten uiterfte vreemd, dat men zig ten dien opZigte moet behelpen met een Hiftorie van by de twee Eeuwen oud, HeNcKer verhaalt uit de Schatkamer der boveonatuurlyke Gebeut- tenisfen van HAÄprrertus, dat in den jaare 1583, by Aix in Vrankryk, by het doorzaagen van een Steen , daar in een holligheid gevon- den werdt , om het Geraamte van een Men- fchelyk Lighaam fluitende, welks Beenderen zeer hard doch vergruisbaar waren en de Het- feven zodanig verfteend, dat men ’er met Staal Vuur uitfloeg. De Herfenpan zal waarfchyn- Iyk, gelyk in de Echinieten gebeurt, met een Stoffe van Keyfteen zyn gevuld geweest. De | | His«

KON vân de Gebergten in't algemeen beweert ,) door Zeee Stroomen veroirzaakt zyn. Zie de Uirgezogte Verhandelingen, als boven, VII DEEL; bladz. ror, enz.

(2) Zoolithus Hominis. Sy/t. Nate XLI. Tom. IL Gene 36. Sp. fe GESN- Pe: rif. 73. Antropolithus to1ius Corporise CARTE. Miker. 81. WALL. Mineralog. Toi “II: 'p. 578, Ane tropoliebi precipuum Specimen. J. J- ScHEUCHzER- Homo Di- Juvit Testis, Tigur. 1726. Qaarto, cum fig. Phil, Trans. AZ, Uraiisl, &c. B, Petrificatum Hominis. HAPPEL Schâlke 573 ° HENCK, Flora Saturnizanse 532.

N 3

III. Deer. 1. Srux,

1 Hoorv- STUKs

198 intakt oo”

Hiftorie , welke hy ‘er byvaegt , dat te Frey. burg, in t begin deezer Eeuw , eens Menfchen

_Lyk in de Grond zou zyn gevonden, ’t welk ’er anderhalf honderd Jaaren in moest gelegen

hebben , en waar van de Herfenen zig nog Sneeuwwit en geheel frisch vertoonden; doet weinig ter zaake. Die twee Menfchelyke Lig- haamen , welken in de Groeven van Fahlun met Vitriool doordrongen zyn gevonden, waar van CRONSTED*T gewaagt en tot welken de befchryving van zodanig één, in de Sweedíche Verhandelingen, behoort, komen kier nader in aanmerking dan de Momiën, % zy door Bal- feming of enkele uitdrooging geformeerd en de Kinderen in ’s Moeders Lighdam verhard,

De Man van Keyfteen, daar WorMmiusge- wag van maakt en de Verfteende Voeten, by CareroraArtius , zyn waarfchynlyk enkele Natuurfpeelingen (x).

Hier zou men , indien ’er eenig bewys’ van

_was; de Hitftoriën moeten thuis brengen van

geheele Troepen Menfchen, die met Paarden, Rytuigen- en al-hunnen toeftel , werfteend. war rens gelyk p’AcosTaA van Spaanfche Ruiters

in Amerika, HeELMONT van Tatters ín de

Woeltynen van Afia en arideren van zekere Stad in Afrika, Bidoblo genaamd, verhaalen , die met al.

Ox) Zie breeder : WArLcH pied Zaaken, U. Dar, 1. STUK, bladz, 339. (*) Vid, Gammarologia,” SACHS A Lowanama, Pe 337.

a.&

VAN ZOOGENDE,DIEREN. 199

alle d de, Inwooners was verfteend.- By Tripoli 1% zou zulks cen Stad of Vlek, Glerzé genaamd, Hoorrs: in laater tyd, zyn overgekomen; maar het na °° der onderzoek heeft geleerd , hoe deeze Ver- 3 haalen weinig meer gronds hebben , dan dat van de twee Steenen Monniken ín Duitfchland en dergelyken : :_dewyl men toevallige figuuren van Steenrotfen voor Verfteende Menfchen en „Dieren heeft aangezien: (*). -Zo zal * ook zyn met die Plaats , Ras Sem genaamd in Cy- renaifch Libye, gelykende naar een verwoefte Stad , alwaar platte Verftcende Zee- Appelcn CEchino Spathagi) gevonden worden , welken de Arabieren uitventen voor verfteende Brood- jes. N Van Menfehelyke Geraamten of Steletten „Skeler of Geraame wordt dat by SCHEUCHZER, op Oeninger ren. Leyfteen , welk die kundige Autheur als een bewys. van den Zondvloed aanmerkte , thans veeleer voor het afdrukzel van een Vifch dien men Meirval noemt, gehouden (x). Dus ver. valt dan zyne zo. kragtige redeneering , in een Werkje opzettelyk daar over uitgegeven , 'eenemaal (0). Uit een dergelyk Exemplaar , …t welk de Heer GESsNERUS in bezitting hadt,

(td Zie WALcH als boven en WALLERIUS; item de Af Me: by BouRGÜET, Traité des Pecriftcationse Tab, LX. N. 441 , als ook D'ARGENVILLE Oryéol, T. 17, |

lo) Gusn. de Petrificatis, p: 76e

N 4

Ek. DEEL. Le STUK,

ao VERSTEENINGEN

‘y. hadt, was zulks beflooten, Naderhand echter Hoorp hadt die zelfde Natuurkenner , van Reutlingen STUK: ‚, Swaben, een Leyfteen bekomen, welke een

waare Anthropolieth kon zyn (p). De Verhaa- len van KircHeERus bevestigen de beftaan= Iykheid van gedeelten van Verfteende Men- fchen Geraamten en ook anderen, in deeze Eeuw , hebben daar van gefproken (q). Menfchene Veel meer voorbeelden vindt men van Ver- Beenderen. qoende Menfchen- Beenderen „doch meest ge- calcineerd of verkalkt voorkomende, dan wee- zentlyk verfteend , en fomtyds ook, gelyk op de Eilanden Cherfo en Oftto ; in de Adriati- {che Zee , met ‘roode Mergel of Kalkfpaach overtoogen, Dus vindt men Herfenpanven , Kaakebeenen ; Tanden, Schouderbladen , Sleu= telbeenen Wervels , Ribben , Heupebeenders en Beenpypen, als ook Beendertjes van de Handen en Voeten , in Meisfen, in het Hol by Schwartsfeld aan de Haarts ; by het Ste Jans Klooster onder eene Röts, in de Berau- ner Kreits van Bohemen , by Canftadt in Wurtembergfe , in een grover en losfer of fy. ner en vaster Zandfteen , in Dropfteen ,„ als ook, in Spanje naamelyk , in Agaath- Rotfen en dan fomwylen met Kryftallen aangevuld, SCHEUCHZER befchryft 7 erliesede, Wer.

vels

(p) ANDREA Schweits. Briefe, Hanou, Alaggzin. 1764. Ca) Miscell. Nat. Cure Dec. II. Ann, VL p. 176,

(7) Orybologie Tab. 17. Fig. 3. Zie van dit alles breeder ; \ WALCK

VAN ZOOGENDE DiEREMN, sor

velbeenderen , die als met een zwart: Vernis Il. overtoogen waren en DAVILA Eer Herfen- Hoor? “pan, welke door en door met Spaanfch Groen was gekleurd. Inzonderheid is het Verfteende Hoofd , in de Bergen niet ver van Rheims ge: vonden ; dat men by D'ARGEN VILLE afge- beeld vindt, opmerkelyk , als hebbende de geheele holligheid met een vast Gefteente op-= gevuld, en-de Beenderen zelf niet enkel ver- kalkt, maar hard verfteend (rr). |

Kortelyk moet ik hier gewag maaken van , Been- de zogenaamde Reuzen Beenderen. Men kan reuzen, niet twyfelen, of daar zyn oudtyds Menfchen geweest van meer dan gemeene grootte; aan- gezien in de Heilige Schrift van Reuzen ge- fproken en de maat derzelven opgegeven wordt. Zy waren ’er al vroeg en voor den Zond.- vloed bele Naderhand was Og , Koning van Bafan , alleen van de Reuzen overgebleeven, hebbende een Yzeren Bedfiede, van pegen Ellen langte en vier Ellen breedte (#). Hier uit befluit de Heer WaALLERIUS, dat hy zestien en een. halven Voet hoog zou zyn ge- weest, en vindt het niet onwaarfchynlyk, dat de grootte der Menfchen zig, tot agttien of twintig Voeten uitgeftrekt hebbe, Dus zou- den ’er Menfchen zyn geweest, drie of vier

maal

WALCK over de Werfleende Zaaken. II. D. Ile STUK, bladz, ‘341 enz (5) In dietyd waren ’er Reuzen op de Aarde Gen, Vl vs. 4 (£) Deuter. INI. vs. Ite ° N 5 Ile DEEL: Ie STUK |

u, Heooep: eTUKe

203 Veris TENT Ne É

maal ‘zo lang als de tegenwoordige gewoons maat, Wie zou voor zulke Monfters nies fchrikken en beeven { Dan konden met regt de Israëlieten zig by Sprinkhaanen , ten opzigt van de Kinderen Enaks, vergelyken (y). Maar dit is zeer ongetymd , en fteunt op geenerley gezag. Een Mepfch van dubbelde langte is ontzaggelyk-genoeg , zo hy een evenredige dikte heeft! Die Koning van Bafan was ze- kerlyk zo lang niet als zyne Bedftede , en de

Ellen, ftaat ’er woordelyk by, waren genomen

naar eens Mans Elleboog , (dat is naar den Onder- Arm), of Kubiten, van rùim een Voet langte: zo dat Og , op ’t meefte, tien of elf van onze Voeten lang zal zyn geweest. Ik

heb voorheen reeds berekend, dat Goliath

piet langer is geweest, dan ruim twaalf Voe- ten , Amfterdamfe Maat. De vermaarde Cas janus , die wy gekend hebben , en de Spaar- wouder Reus , zogenaamd , waten om en by de negen Voeten lang (x). De Patagonen , waar van de Heer WarrEgius fpreekt , als doorgaans negen of tien ‘Voeten lang zyn: de, zyn, gelyk men naderhand bevondenheeft, niec langer dan omtrent zeven Voeten : % welk dl een aanmerkelyke hoogte is. Zo dat men; met dien Heer, geen heele’ en halve Reuzen behoeft te ftellen: byna gelyk het Heidendom Íprak van heele en halve Goden! Maar het | blykt.,

(ov) Nameri XIIe Voo 33e )

Deel PLAAT I.

LI | B HN HE Kl Il

EN dn

bf ii

WE Hib hk i k

ij

Bit HA ( IDEA KIN KA er

Fir.6.

Ku R

| le

GLhilips, del. ev feudostr: Ge tips, del. cl upsl

A

VEN Zoove ENDE Da, ERER . 208

BMR or ce Fabel van de Pypmeen, een Na- __ IL

stie ven” Menfchjes in Afrika die maar een eben:

__Blle of om en by de twee Voeten hoog zou- °°

EE Zya „geloofd hebbe : alzo hy daar ten _deele zyn bewys uit haalt (y).

-_Dewyl. gedagte Koving van Bafan de laatst MR taebleeven van de Reuzen was , en Go- Viach van «een» uitermaate ‚groot ftatuur onder de Puilifthynen geweest is zou het wel fchy- „nen „daf zy -op Gods ie allen wernield.wa- “rens „Dus moeten -de Beenderen: van Reuzen, „ten minfte die van'laater tyd dan-de Zondvloed’, _shoedanig me en. onder ftellen ‚mâg, meefte Bie deren te zyny welken -mênsop elkander gefta-

peld in Grotten of onderaard{chie: Holen: vinder, vitermaate zeldzaam zyn. Hierom. is ”t- ook niet billyk ; dier by uieftek groote” Beenderen, welke nu.en dan voorkomen al-gelyken-zy eenigermaate in figuur paar die van Ons Ge- flagt:, voor Menfchen Beenderen ‚te houden. „Ribben , Beenpypen , Tanden -hebben de Dic- en veel „naar ‚die der Menfchen gelykende : doch. zo Jang, mem geen Bekkeneelen , Han- den; Voeten df dergelykerftükken , wier on- dericheidende Kenmerken ‘bêkend: zyn , kome te vinden ; „zal -men de gedagte, groote ‘Been. deren (doorgaans , gelyk het mee veele Ver- | _fteen-

« zie dit I, DEFLs, TL, STUK, van deeze myne Natuur. dyke Hiftorie, blaaz. 146. + DAL © KioR

(9) WALL. Mineralogia, Tóm. 1 II. P‚ 53%

III. DEEL: 1, STUKy

204 VERSTEENINGEN

U. fteende, inzonderheid Verkalkte zaaken- gaat 4 in merkelyk afgefleeten en onduidelyk,) waar van men zo veel ophef gemaakt heeft, of voor Been. deren van Olyphanten en Rhinocerosfen, van Walvisfchen en andere Zeedieren , of voor StalaCtietifche Natuurfpeelingen , moeten aan-

zien (2). wervel- Een weezentlyk Petrefakt , dat men tot de agen voorgemelde betrekken kan , levert het Been Pm luit, dat my van den Rhynkant is toegefchikt, hier nevens in Fig. t, op Praar I, afge: beeld. Het was, volgens het byfchrift, ge- vonden in de Swetzinger Tuin, welke my gezegd wordt een -Lustplaats van den Keur. vorst van de Paltz te zyn, paar den kant van Manheim. De blyken van Articulatie, die zig onder aan hetzelve vertoonen , doen vastítel- len dat het een Been geweest zy. Het uite fteekzel aan de bovenzyde, fchynt wel eenigs= zins’ naar dat, op ’t welke het Hoofd in de Mensch en veele Viervoetige Dieren zig om- draait, aan het tweede Wervelbeen van den Hals, te gelyken. De Zoom, welke men daar aan vindt, fchynt gedeeltelyk ook daar toe niet Ondienftig. Maar , op welke manier’ hete zelve aangevoegd zy geweest, en tot welk | een

(z) Van dien aart” waren de Steenen Handen, Voeten, Schenkels , Ribben , enz. die veel by ’t Kaftee! Blanken- fiein , onder den naam van Knochenfleinen, uitgegraven were

dén,

‘Verfteening van Herten ; doch dewyl ’er ook

VAN ZOOGENDE DrIEREN, zos

flag van Dieren het behoord hebbe, of het een geheel Stuk zy, dan afgebroken of afge- Lorne fleeten , ben ik niet in ftaat te beflisfen, Al-

Jes in aanmerking genomen, zou het wel fchy-

nen een ftuk te zyn van % een of ander groot Wervelbeen. Het is hier zeer verkleind.

Züolithus Ouadrupes

De tweede Soort van Verfteeningen noemt: er.

de Heer LiNNaus Züolithus Gervi , dat isvoertige Dierense

(2) Verfteeningen van WViervoetige Dieren, II

gedeelten van andere Dieren Verfteend voor- komen , zo is hetì beter deeze Soort, met WALLERIUS) tot de Viervoetige Dieren in ‘t algemeen uit te breiden. Sommigen noe- menze , met WaALcH , Tetrapodolithen , °t welk het zelfde betekent. Men vindt daar van ook’ zeldzaam de beenderen by elkander of tot Geraamten famengevoegd, en de enkel. de Beenderen zvn zelden zo volkomen vf zo onderfcheidelyk dat men het Geflagt , veel min de Soort , daar uit kan opmaaken. Van fommigen nogthans zyn de Beenderen bekend geworden, |

Die

den, zo SACHS VAN LOWENHEIM verhaalt; daar van zege gende: Natura ex petrofò Semine, in Terra penetralibss, plisculis in locis, Osfa putatitia Gigantum ec Manus Saxeas eiaborat, LiBAv: Libr. Le fing: p. 26E, Gammarologia pe 159e T. 7e

II. DREL.I, STUKe

„206 VAER ST EENAING EN

U, Die der. Olyphanten verdienen hier; om:dât

Deen ‘zy cikwils voor Reuzen, Beenderen gehouden Olyphan-Z9P » de eerfte plaats. Men wil geheele Ge-

tens raamten. daar vdn , verfteend gevonden. heb- ben, en, wanneer mem aanmerkt, hoe ai van overlang nu en dan zodanig cen Dier in Kuropa is gebragt , aldaar geftorven en be- graven, wordt dit niet onwaaffchynlyk. Dus vondt men , in ’t jaar 1695, by Burgton tus- fchen Gotha en Langenfaltza , een zodanig Skelet, en te Baden in Ooftenryk wasal vroe- ger een dergelyk gevonden. Ten opzigt van dezelven nogthans , zo wel als ten aanzien van de enkelde Beenderen , kan men dikwils niet zeker weeten , of die van Olypbanten : dan van Rhinocerosfen of zelfs van Kemels en andere groote Dieren gelyk Aver- Och- fen of Buffels en Paarden zyn. Die men ?r van gevonden heeft, zyn meest ftukken en brokken (a) en worden veelal uit de grootte beoordeeld. De meeften komen flegts ver- kalkt , of weinig van den natuurlyken ftaat veranderd , voor 5 zelden van aanmerkelyke. Zwaarte , ‘hebbende een zoevachtigen Reuk,;, die bederf aanduidt en eene geelachtige LL of bleekgraauwe Kleur.

cEtpen De Fanden en Kiezen der Olyphanten die

Beene men

su

(a) Gelyk die by Warcr in el georagte HER D, Tab, ä 9 V.

We ES

VAN ZOOGENDE DreEREN. f907

Md

vrien uit den Grond delft ; zyn te duidelyker jy

‘kenbaar en «de eerften maaken het Gegrayen Hoor:

Blpenbeen* , dat in de Apotheeken , als een

gelykt zo wel als de Kiezen,-zo zeer naar de natuurlyke Oiyphants - Tanden in figuur,

dat men zig, ten opzigt van ’t gegraven Een-

«hoorn, daar mede niet ligt kan vergisten, Niet

alleen in ons Wereldsdeel, by Esperftadt, by

„Camburg in Thuringen, by Hildburghauzen in ‚Frankenland , by Halle in Swaben , niet ver ‚van Bafel, in Italie en Hongarie, worden dee- ze Verfteeningen gevonden!, maar zy komen ook in Noord- Amerika en in Siberie voor (b). Deeze Tanden zyn ook , meestendeels , maar verkalkc; zo wel als de Kiezes; gelyk ik daar van aanzienlyke ftukken heb, die van buicen byna natuurlyk zyn van Kleur, dae is geelach- tig of bruinrood , van binnen wit. De zelf. ftandigheid.is fomtyds Bladerig of Schilferig en ook wel met zwarte plekjes cf Boomachtige figuurtjes geftippeld, Men vindtze fomtyds glad, fomtyds ruuw van buiten, Zelden heb- ben zy de hardheid en natuur van den Agaat- fteen. Men heeft Tanden tot. vier, vyf en ges Voeten lang, gevonden en tot honderd of anderhalf honderd Ponden zwaar; doch de feesten zyn fragmenten. Van de Kiezen hade gi Kunpe

(EY, GMELIN Relf? darch Sideris.

EI, DEEL, 1, STUKe

STUK...

PE _Ebur

„Zuutbreekend Middel, bekend is, uic. Het ps:

aot VERSTEENINGE N

jj, KUNDMANN ’er eene, die twaalf Ponden Hoorp- zwaar was. De myne is ongevaar de helft van STUK, een Kics , welke, gelyk die van, DavrrLa, wel negen Duimen,hoog en zevendhalf. Duím breed zal geweest zyn als zynde ook drie Duimen dik en beftaande- uit negen Plaa-

ten (*). Beenders Dat men van Rhinocerosfen s Kemels, Paar= van Heiden, Buffels, als ook vsn Runders, Schaapen, Beeften. Bokken, Varkens , ja zelfs van Aapen en an- der Viervoetig Gedierte , nu en dan Beende. ren Koppen of Geraamten gevonden heeft , is uit de omftandige befchryving , welke de kundige Hoogleersar WALCH daar van ges geven heeft , t'overblykbaar, Te minder is ‘zulks van de Herten (2) te verwonderen, die van ouds her het algemeenfte Wild hebben uitgemaakt. SPApA fpreekt van een volko- men Herts Geraamte , dat in het Veroneefch Gebergte gevonden werdt, de hardheid heb. bende van Keyfteen. Ook maakt de geleerde Noorfche Bisfchop PoNnrorPtpANs van verfteende Hertshoornen, die in Deenemarken gevonden waren , gewag , en de Heer van BorN van anderen, met Yzer = Oker door- dron-

(*) In ’t Kabinet van RicHTER wordt van een Perfleende Snytand des O'yphants gefproken; maar, aangezien dit Diez geene Snytanden heeft, zal men ‘er een Honds- of Hoek- tand, welke de gewoone Olyphants= Tanden zyn, door ver- ftaan moeten. Dit blykt te meer, alzo die Autheur hetzelve Ebur fesfile neemt, er heeft de geleerde WarcH hier op

geen

VAN ZOOGENDE DIEREN. cop

drongen, te Bareuth. Op andere plaatfen zyn if; ftukken daar van voorgekomen en een gehee- Hoorb: le Kop, die verfteend was , in Ehgeland met*"®* het Gewey nog daar aan. „Die men in Îer- land vindt , acht men veeleer Beenders van Elanden te zyn, waar van men een geheel Geraamte , in ’c jaar 1729, in Silezie wil op. gedolven hebben, dat in éen byzonder Werk-

je is befchreeven. Twee Jaarch daärna zou

by Oedingen ; in Westphalen , een Elands Hoorn

zyn uitgegraven.

Ten deezen opzigte zyn de Waarneemin- In Vraùks 6 ryk waare : gen van den geleerden Heer GUETTARD „genomen Lid van de Koninglyk Franífche Akademie ee be der Weetenfchappen te Parys , opmerkelyk.

Zyn Ed. verhaalt, dat men nu dertig of veer. tig jaar geleeden, omftreeks Etampes , (een Stad die twaalf Mylen van Parys, op den Weg naar Orleans , gelegen is ,) een groote Veelheid van Beenderen vondt, meest van Herten, gelyk uit de daar by zynde Hoornen

bleek, doch daar onder ook eenigen als Schaa- pen Beenderen , ch buitendien nog twee zeer groote , verre die van al het zo. tam àäls wild

Ge-

geen acht geflagen , toen hy deswegen driederley Werfteende Olyphants= Tanden fielde. Zie zyn Il. Deer, bladz. 350. (a) Zoolithus Cervi. Sy/t. Nat, Xli. Tom. Ilf, Gen. 36. Sp. 2. Syt. Nat. VIIf. p. zor. Ne 2 GESN. Petr. 70. Petrie ficatum Cervi totalis. SPADA. pe 45. Cornua Gervi Taran. di, Phil, Trans, N. z27e Pp. 4390 O

II. DEEL. Le STUK,

IL, Hoorp. STUK.

e

sto NVERSTEENINGEN

_Gedierte, dat thans in Europa voorkomt , ovér«

treffende. Zy waren gevonden door een Werk. man die bezig was aan het in ftukken flaan. en flegten van Bikfteen - Rotfen : fommigen Jagen tusfchen , anderen onder dezelven. Zyn Ed. vergelyktze by de genen, die men op andere plaatfen van Vrankryk, als ook in Duicfchland en elders vindt, en geeft ’er niet alleen omftandige befchryvingen , maar ook naauwkeurige Afbeeldingen van ; waar uit blykt, dat dezelven meest van Herten, Ren- dieren of Elanden, waren en het groote Been, van drie Voeten langte, acht hy veeleer van een Aver-Ochs of Wilden Buffel , hoedani- gen ‘er oudtyds in Gallie waren, dan van een Olyphant afkomttig te kunren zyn. De Gal- liers, zegt hy, waren by wylen gewoon, een

algemeene Jagt in te ftellen , en de aldus ge-

vangen Dieren aan hunne Afgoden op te offe= ten, die dan vervolgens in zekere Holen ge- fmeeten of in de Grond begraven werden. Daar onder kunnen dus veelerley flag van Wilde Dieren , tegenwoordig aldaar vreemd, zig be- vonden hebben. Zelfs wil men dat zy ook wel Menfchen offerden, en die dan met deeze Gedierten in de Groeven wierpen, Dus kun- nen daar van de Beenders, onder elkander, bewaard gebleeven zyn (d).

stane (3)

(d) Guerrarn Jfemoires, Paris 1768, Tome, Ie Mem,i3s Sur les Os fosfiles d'Amimaus cerreftres.

VÀN ZooGEnpe DikRÉN. Ort

(3) Verlteeningen van Walvifchaartige Zee WE : dieren. f ere D-

_Die zelfde Autheur befchryft , in een ander zoorssa Vertoog , verfcheide Beenderen;zo in de Plei- Ceraceo- fter - Groeven omftreeks Parys , als elders in " Verfiee- Vrankryk gevonden, welken zyn Ed. oordeelt Zi0S Sie tot Zee- Dieren te behooren. De eerstgemei-ten. den , zegt hy, waren maat weinig veranderd, geelachtig bruin van Kleur, zittende in mid- den van brokken Pleifter-Steen. Dus beeldt zyn Ed. een Kaakebeen af en een Wervel. been, met alle zyne Graaten ; een fooït van Schouderblad en verfcheide Ribben by elkan= der. In Kalkfteenen ontdekt men dergelyken ; zegt hy, by Bourdeaux, en in Slyp of Wet: fteen , in de nabuurfchap van Provins. Vers fcheide Wervelbeenderen , uit de Gebergten omftreeks Dax , waren volkomen verfteend, in den aart van Keyfteen , en gaven aan 'E_ Sterk Water, waar in menze liet fmelten, een fchoone Oranjekleur. Voorts maakt zyn Ede nog van verfcheide ftukken en brokken gee wag welke tot Ribben fchynen behoord te hebben , en wel van Zee- Dieren of Visfchen , zo zyn Ed,, buiten en behalve de figuur , wel allermeest’ daar uit fchynt op*te maaken, dat __ menze met eenige Zeefchepzels , Kotaal of Korste gewasfen, ja zelfs met Oefters begroeid gevon« den heeft (e). On:

(e) GUETTARD Men, Tom, T. Mem, t, O2

1. DEEL. Ie STUMe

zaza VERSTEENINGEN.

WU. Onder de Zee» Dieren > tot de Zoogende pe behoorende , waar van men met zekerheid Van deneenige deelen in ’* Ryk der Delfftoffen aans Zenhoorn- treft moêten wy in de eerfte plaats het Oog *___flaan op den Narval of Eenhoorn - Visch. Men heeft daar van den Tand, die het gewoone zo. genaamde Eenhoorn is, fomtyds twee Ellen lang , in zyne gedraaide regte figuur, in Sibes rie, als ook in Duirschfand , meer dan eens, by brokken , verfteend gevonden: zo dat daar aan niet te twyfelen is; hoewel fommigen het Verfteende of Gegtaven Eenhoorn verwarren met het Geegraven Elpebeen. By kleine brok: jes is het ook naauwlyks te onderfcheiden , dan dat het wat uit den rooden ziet. Men ‘wil dat het in de Noordelyke deelen van Rus- land, aan de Witte Zee, veel uitgegraven worde ; alwaar het by de Rusfen genoemd wordt -Mammotowa - Kost of Mammons - Beenderens Die Hoorn , by Quedlinburg uitgegraven, daar Leren:tsde Afbeelding van geeft, fchbynt vok geen andere te kunnen zyn {f). Voorts ‘zyn nog andere Hoornen van dien aart in Eu- ropa gevonden. walrus-" Het gegraven Elpebeen fchynt LinNNaus fen. al. . .

(fD In Protogaa.p. 64» T. XII; want die Afbeelding, als

het Geraamte van een Paard , komt zeer verdagt voor. _ (3) Zoölishus Tricheci Rosmari. Sy, Nat, XII, Tom. 1. Gen. 36, Sp. 2. Zoöiithus Phoce Dentibus Caninis exe fettis. Sy/?. Nar, VIIL p‚ 201, N. 3, Sceleton Elephantis. TEN-

VAN ZOOGENDE DIEREN. 213

_ altemaal te willen afgeleid hebben van de Wal- „rusfen , wier Tanden, ’t is waar, in kromte ‚veel overeenkomst met die der Olyphanten hebben. Zyn Derde Soort noemt hy de Ver- fleening van den Walrus (3), en fchyne daar toe/ook de gevondene Olyphanten- Skeletten te betrekken. ’t Is ondercusfchen zeker, dat mea in ’t Aardryk weezentlyke Oliphantse landen gevonden heefc, waar van de Wal- rus- Tanden niet alleen door de kortheid, maar ook door de figuur verfchillen. Zy zyn niet volkomen rond, ongevaar een Elle lang en geelachtig met witte Adertjes, zo de vermaar= de GMELIN waargenomen heeft. In Siberie niet alleen , maar ook op Ysland zyn deeze;, zo wel als eenige andere Beenders van Wal- rusfen en van Robben of Zeehonden, gevon- den , die meer verkalkt waren dan verfteend, Hier toe fchynen ook eenigen der voorgemel- den van den Heer GUETTARD te behoo- ren. | Verfcheide andere Beenderen , welken men hier en daar , door geheel Europa, nu en dan heeft aangetroffen , fchynen tot de een of an. dere foort van Walvisfchente behooren. Sommi- gen hebben daar omtrent wel de Soort willen | be-

MT. Hoorpe STUKe «

Walvis.

chen.

TEeNzeL. Phil. Trans. Ne 234 Pe 757 ? Osfa Fosâlia.

SPLE:SSIL Oedipus Ofleologicus. Scaphus. 170. Quarto. Mo- nuwentum Diluvii in Agro Bononieníi, MONT. Bon, 17/9. Quarto cum Icone. Mlanmotowa= Kost Ruthenis,

0.3 | 9

*

III, DEEL, ls STUK)

IL Hoorp- STUK

ï \ \

214 VERSTEENINGEN

bepaalen doch het is meestendeels onzeker, Van een zodanig Wervelbeen, dat eenentwin- tig Pond gewoogen hadt, maakt p’A rcr na VILLE gewag. Andere kleinere zyn, zo wel als het gene men voor Ribben van Walvis- {chen uitgeeft, wat onzeker. De Tanden van Kazilotten , Botskoppen en dergeïyken zyn kenbaarst. Men vindt cok Kaakebeenen van zodanige Visfchen, met de Tanden nog daar in, als Delfftoffen opgetekend.

rOnbekere Alzo, tot heden toe „de Osteologie der Zoo=

de Beene

ders,

gende Dieren niet tot volkomenheid is gebragt en de meefte Autheuren de Beenders , welke

„onder den Grond gevonden zyn, maar oppetr-

vlakkig of enkel by naamen hebben voorge: fteld 3 ja dezelven ook dikwils door af{lyting;, breeking en verkalking, als onkenbaar zyn ge= worden : is ° geenszins te verwonderen , dat van veele gegravene Beenderen de eigentlyke afkomst onbekend moet blyven. Dus komen in Spanje, Vrankryk , in verfcheide deelen wan Duitfchland , als ook in Noord- en Zuid- Amerika , Herfenpannen of Koppen van nog onbekende Dieren voor, Op andere plaatfen vindt men Kaakebeeneu , Schouderbladen en Wervels ; ook Ribben , Schenkels; kleiner Been. dertjesen Tanden, die men niet kan t'huis bren- gen tot eenig bekend Gedierte (8).

Van

(zg) Hier toe behooren die zonderlinge ftukken Beens; welken men. voor cenige Jaaren in Engeland vondt, door AKER befchreeven en afgebeeld , in de Uitgezogte Verban-

VAN ZOOGENDE Dieren. ors

Van dien aart zyn , zo ’t.my voorkomt, _ Ib de Beenders van de Zeekust van Norman- ts die, uit myne Verzameling in Fig. 2 en 3, puns. E op PraaATI, in de natuuffyke grootte af. Fizz getekend, Het eerfte derzelven is aan de eene Zyde rond, aan de andefe , hier vertoond , platechtig , met een verheven Strook, ter we: derzyde van welke vyf of zes Gewrichtshol- Jigheden- zigtbaar zyn. . Dat dezelven gediend hebben tot ÏÍnleding , is uit de overblyfzels der Kroppen, zig daar in bevindende, blyk- baar, Zo het Been zelf in Geledingen ver- deeld was , zou men het voor de Rugeegraat van eenig Dier mogen houden, maar her is, uitgenomen een breuk, diein ’t zelve voor- komt, een geheel Stuk, Aan ’t end ziet men de blyken van een groote en twee kleinere doorloopende Kanaalen, regelmaatig geplaatst , en nog eenige kleinere Gaatjes , gevuld met Stoffe als Kalkfpaath , terwyl het overige de Kleur en aart heeft van blaauw Ley. Ik vraag, of het ook een arabic kan zyn van ecnig Dier ?

Het andere Stuk , van dergelyke Leyachtige zg. s, ‘Stoffe , mede aan de eene zyde rond, aan de andere platachtig, en een weinig krom , komt voor als een fluk van een Ribs zynde aan

s

delingen; als ook die by Antwerpen gevondene , daar de Heer Baron vAN Hupscu van fpreekt: Marsrforfcher 1Ìl, STUK, bladz, 178 » enz, l O4 II. DEEL, Is STUK,

816 VERSTEENINGE NN

U. “eene end het Merg daar in zeer zigtbaar : Hoorp- |

erug BAD ’t andere is het ongelyk afgebroken, en Ki van buiten voor een gedeelte beloopen met een Stalaêtietifch aäangroeizel, van buiten Kalk- achtig van binnen als Keyfteen , zeer onef=

fen 5 ’t welk in de Afbeelding gedeeltelyk | is onder *t Oog gebragt.

iv. (4) Verfteening van Tanden, van Hemelfch- Zoölithus

RT blaauwe Kleur. Turkoise

Dat ‘er Beenderen in ’t Aardryk gevonden zyn, die Hemelfchblaauw geworden waren , is niet vreemd : dewyl men weet , dat -het Koper , door middel van een vluggen Alkaly- nen Geest , dergelyke Kleur afgeeft. Onder- tusfchen fchynen daar weinig voorbeelden van te zyn. De geheele Hand, in Turkois veran- derd welke zig in het ‘Natfraliën Kabinet des Konings van Vrankryk bevindt, zo Bo- MARE verhaalt , was daar van een onbetwis- telyk bewys. Maar, indien dit zo gereed wae re , als hy fchryft , dan zouden eensdeels zulke zaaken menigvuldiger voorkomen en anders-

deels

(4) Zoölitbus Dentiuimn Colore coeruleo, Mihi, Zoolithus Dentis viridi- coerulei. Syff. Nate XII. Gen, 36. Sp. 4. Sy/7. Nat. VIJL. zor, N. 4, Turcofa. Gallica. REAUMUR. fem. de P Acad. R, des. Sc. de Paris. 1715. pe 230. Petrificata _nimalia Dentium Quadropedum &c. WALL. Min. 359. Ed, ult. Tom. U. p‚ 575. Sp, 618, Turcois, Jusr. din. 383. CRONSTEDT, Pe 282,

VAN ZOOGENDE DIEREN. zt?

deels zoude men door Konst de Natuur heb- my, ben kunnen navolgen. De vermaarden Hen c-Hoorps Ker kon wel een blaauwe Kleur aan Been-°°E- ders geeven, doch geenszins de hard- en vast- heid der Turkoizen. Het voorbeeld van Cas- SIANUS is nog minder beflisfende. Hierom is de verzekering van BoMARE ,gelyk veele ande- re zaaken in zyn Woordenboek (kh), gancfích ongegrond. De vermaarde REAUMUR, zelf, bevonde het onmooglyk, van ander Been Tur- koizen te maaken, dan van die Stoffen, wel- ken men natuurlyk by Simore, in Neder. gn goedek , uit zekere Mynen, daar van zyn- de, groef ; om die reden , buiten twyfel, ge naamd de Moer der Turkoizen.

„> Zodanig, (zegt de Heer BRUKMANN(I);, », noemen de Franfchen die Beenderen, wel- ») ke niet groen of blaauw gekleurd zyn, maar ‚> wit gebleeven, en waar ín zig , gelykerwys > in eene Matrix, de gekleurde Beenders of , Turkoizen als Vlakken bevinden.” ’t Kan Zyn, dat de Hiftorie , in deezen, federt den tyd van den grooten REAUMUR veranderd

El ZY s

(4) Alle Beenachtige deelen der Dieren kunnen op de ‘zelfde wyze in Turkoizea veranderen , zegt hy aldaar, bl. 669. Ned. Vert, Hy is over veele zaaken gantfch op- ‚pervlakkig heen geloopen, als blykt uit de menigvuldige fouten, welken de Heer GUETFARD van hem, in zyne Memsires , heeft opgetekend,

(i) Beytrage von Edelfteinen, Braunschwe 1778. P. 247

Os III, DEEL, I, STUK.

\ * 213 VERSTEENINGEN

Zy; doch * is blykbaar, dat die zelfde Heer hem niet begreepen, of mooglyk zyn Vertoog niet wel gelezen hadt, toen hy REAuMUR mede onder de Konftenaars telde , welke door Konst een blaauwe Kleur aan -Beenders hadt gegeven, en voorts {chreef (k), „„ hoe dezelve s, zeer grondig hadt beweezen , dat de Tur- s, koizen wiets anders zyn dan gegravene en verfteende Tanden; hebbende die Heer te- vens uit verfcheide gegravene ongekleurde Beenders kontitige Furkooizen voortgebragt, doordien hy aän dceeze Beenders de Ture s, koiskleur mededeelde.”” Ee Wylen de geleerde Hoogleeraar V oceLr is in zyne. beknopte befchryvinge van den Tur- kois- Steen gok niet duidelyk (4). », Deeze > Turkois (zegt hy, van de Franfchen fpree- 2 kende ,) zweemt in haar Geweefzel vol- maakt naar Been, gelyke naar Yvoor „kleeft als een Bolus aan de Tong , is breekbaar of „‚ broofch , beftaat uit louter over elkander leggende breukige Blaadjes, is dikwils ruuw en van ‘ongelyke Vlakte, laat zig flypen en polysten , wordt in ’t Vuur blaauw en fche- ‚„ mert dan of in witte, of in ’tgeele, of

s, in ’t groene.” Hier uit zou men opmaaken , dat deeze Steen zig eerst flypen en polysten liet, eer hy zyne 5 Kleur

23

(k) Abhandl. von Edelfleinen, Braunschw. 1773. p. 335 (4) Praëlifihes Mineral- Syflem. Leips. 1762. ps 205.

.

VAN ZOOGENDE DIEREN, 219

_Kleur kreeg ; doch dac hy blaauw wordt in (Ik *% Vuur heeft zyn Ed, zeer wel opgemerkt he. beter dan BRUCKMANN, volgens wien RE- AUMUR door Konst de blaauwe Kleur gege- “ven zou hebben aan ongekleurde Beenderen : ook zegt die vermaarde Man geenszins dat de Turkoaizen wiets anders dan Verfteende Tanden zyn. Hy erkent zelfs, dat men be- halve die Stukken , welke naar ftompe Tan. den of Kiezen , inzonderheid van Visfchen ; nog als in een gedeelte van de Kaak zittende, gelyken , (hoedanig een Stuk hy ter grootte van een Vuist hadt gezien,) nog andere Stuk- ken kryet , welken de dikte van een Arm heb. ben ende langte van een Schenkel: zo dat het Gemeene Volk aldaar zeide, dat fommigen naar Beenen, anderen naar Armen, anderen naar Tanden geleeken. Die groote Beenders, evenwel , waren wegens affplintering in ’t Vuur zo bekwaam niet , en hoe Bladeriger hoe meer daar aan onderhevig : des die groote Stukken ‘Turkois, gelyk van MorTimer en SLOA- NE, zeer byzonder zyn geweest in haare Soort (m). __RAumur verhaalt uiedrukkelyk , dat de “Turkoizen haare Hemelschblaauwe Kleur niet dan in ’c Vuur bekomen. De Stoffe, % zy dan Tanden of Beenders, is. van een Kalk-

fteen-

(1m) Dat van MoRrimeR, zegt BRUCKMANN , was 12 Duim lang, 53 breed en byna 3o Duim dik. Zonderlinge Afmee- tingen: Dat van SLOANE was ook zedanig of dergelyk.

II. DEEL, 1, STUK»

ct. Hoor D: STUK.

820 VERSTEENINGE N

fteenachtige natuur, witachtig uit den gecles , gryzen of Vleeschkleurigen 5- nooit Hemelfch= blaauw. Hy vondt alleenlyk; door *t Mikro- Íkoop zekere zwartachtig blaauwe Stipjes in de Celletjes derzelven 3 welke Stoffe waar- fchynlyk door het Vuur, dat zeer langzaam en zagt moet zyn, terwyl de Steen , uitdroogen- de, dus zyne vastheid krygt, zig verfpreidende

denzelven kleurt; doch vervliegt door te fter-

ke Hitte. De Perftaanfche Turkooizen , zegt hy, verliezen door een fterk Vuur zo wel haa re Kleur als de Franfchen, doch zy zyn beftand tegen Sterk Water , ’t welk de laatften ge- heel ontbindt, De blaauwe Kleur acht hy van een Koperachtige natuur te zyn, maar dat zy in Kopermynen huisvesten, gelyk LuaNEUs zegt, vind ik nergens aangetekend.

Men vindt, wel is waar , in dat gedeelte van Languedok eenige blaauwe Kryftallizatiën , naar brokjes Wynfteen gelykende, doch in de gedagte Mynen , welke gelyk die der Metaa- len haare Gangen hebben, komt niets voor dan een graauw- of blaauwachtig fyn Zand, De gegravene Turkoizen zyn ook fomtyds geheel Aschgraauw , door de menigte van blaauwach- ge Stipjes en Adertjes; hoedanigen in de O- ven her fchoonfte blaauw gaven. Misfchien overtreffen de Natuurlyken uit de Mynen van

Per-

Cn) Ik moet bier een aanmerkelyke Drukfout, in * voore- gemcide Werkje van den Heer BRUCKMANN, verbeteren, Baar hy, bladz. 333, den tyd der Uitgave van °c Werk van

ge

VAN LOOGENDE Diemen, 1

Perfie, hier in, de Franfchen sdoch ‘tis niet 1.

denkelyk , dat dezelven haare Kleur - beko- Hoorns

men zonder Vuur. De Orientaalfche gaan, in *°* fchoonheid van Hemelfchblaauw , de Fran- fchen te boven, maar hebben, zo wel als die, het gebrek , van door den tyd groe nachtig te worden en tevens te verblecken; hoewel ’er ook- bleekblaauwe en groenachtige in de eerfte oplag voorkomen , die men Westerfche noemt. Daar is wel eenig middel tot herftelling van de Kleur, maar zelden ed zy de voorige fchoonheid, In bed niet alleen, maar ook in Span- je en in Duitfchland , komt en Stoffe der T'ur- koizen voor. De Heer LoMMER hadtze gebrand van Verfteende Diertanden,; die by Lesfa in Bohemen gevonden waren. ’t Geval kan al vroeg, zo wel in ’t Ooften als in Eu- ropa aanleiding gegeven hebben tot die ont- dekking. De Turkois, immers, wordt mede geteld onder de Steenen van Aarons Borstlap. Ik zal in ’c vervolg, als ik de Edele Steenen befchryf , nader van dezelven moeten fpree- ken. GurDo DE LA Brosse, een Franfch Geveesheer , die in t voorfte der voorgaande Eeuw leefde , was de eer{te, die den waaren oirfprong deezer Steenen aan ’% licht bragt (7). ger

gedagten DE LA BROsse te Parys, op ’t jaar 1728 ‚in plaats van rézg, felt: ’t welk ren opzigt van den tyd der ontdek» king van dien oirfprong een verkeerd denkbeëld geeft,

TIL. DEEL: Io STUKe

202 VERSTEENINGENR

Zy komen hier alleen in aanmerking als Vet. fteende ‘Tanden van Gedierten $ hoewel, by een naauwkeurige befchouwing derzelven, de kleinften wel als Kiezen, doch de grootere veeleer als ftukken , zelfs van Pypachtige Beenderen , voorkomen. Zodanigen hadt Brucr- MANN ‘er gezien van anderhalf Duim mid- dellyns, Ik bezit ’er wel by de veertig: de grootften zyn platachtig ; de kleinere rond of

Kegelachtig en zeer blykbaar afkomftig van

Dieren, doch flegts van onderen plat , van bo ven geenszins afgefleepen , als wanneer ook de Vezelachtige of Schilferige zelfftandigheid naauwlyks zigtbaar is, Dat zy van Viervoes tige Dieren afkomftig zouden zyn , is nict waarfchynlyk : want dezelven hebben zodanie ge Tanden of Kiezen niete

IL. HOOFD:

VAN VoOGELE Ni 958

Hi en HoorD«

STUKe

ET: HOOFDSTUK,

Befchryving der Verfteeningen van Voczs LEN , zo geheel , als gedeeltelijk, Vogelfneb en Kop in Sieen, MVerfteende Vogelnesten en Eijeren, enz, N

De waare Verfteeningen van Vogels of van gedeelten derzelven uitermaate zeld- zaam zyn, is zekerlyk daar aan toe te fchry- ven , dat zy by Overftroomingen zig beter hebben kunnen redden, dan orgevleugelde Die- ren. Indien de Zondvloed zig over den gee heeten Aardkloot had uicgeftrekt, dan zou men nogthans zo wel van derzelver Beende- ren en Pooten, als van die der anderen,eenig fpoor dienen te vinden, Doch men kan on- derftellen , dat zy door hunne ligtheid boven gedreeven hebben en vergaan zyn-of niet on- der de Slyk geraakt. LaiNNnaus niettemin geeft drie Soorten van Ornitholithen op, naa- elykn

HCT ) annen van een Ere Voge

Ï. aen Ornitholis thus totalise Verfteen- () Ornitholiehas totalis. Syf?. Nat, XII, Tom. HIL, Gen. de vogel.

37. Sp. Syft. Nat. Viil.p. 200. N. 1. Ornithólithi Avium integri Corporis, WALL. Min, Ed, ult. Tom, If. p. 565. Ornitholithus. Zoolichus Avinm, Perrefatumn Avis. VOGEL: Syfi. p‚ 207.

B Ill, DEEL. Te STUK)

mi. Hoorp- STUK,

IL

Ornitholte

&bus pars Bialis.

Gedeel. gei yke,

> : er VERSTEENINGEN

Van zodanige Verfteeningen maaken fommíe ge Autheuren gewag, doch al het gene mên daar van met zekerheid vernomen heeft, zyn flegts Overkorftingen , doot de Verfteenende Wateren van Carlsbad in Bohemenof anderen , in Dropfteen- Grotten of Zourkeeten, gemaakt: Baeccrus gewaagt van een zodanige, als in- gezouten Henne, op haar Eijeren zittende, uit eene Siberifche Zoutgroeve. Men vindt van een Verfteenden Koekkoek , die zig in ’t Ka- binet van ZaANNtcmerLLrt bevinden zou, by D'ARGENviriE gefproken. De indruk- zels van Vogel - Geraamten , door « fommigen gemeld , fchynen ook nog vry veel _twyfeliog onderhevig te zyn. f

BE Re 5. Ees

(2) Vertek van gedeelten e eens js Page

Tot de Verfteende edelen © van Vageleif behooren de Veders ,- waar van men Afdruk. zels op Ley zou: hebben gevonden, die ook twyfelachtig zyn. Van Verfteende Bekken of Snebben , Spooren en, Beenderen, zyn meer voorbeelden : ja de Vogelberg in Hesfenland heeft van zodanige deelen , welken men ’er dikwils verfteend zou hebben aangetroffen ,

| | den

(2) Ornieholithus partialis. Sy/f. Nat. XII. Tom, III, Gen,

37. Sp. z. Ornicholichì Plumarum Avium. WALL. Jin, p,

566. =mr Osfium Avium, item, Roftcorum et Unguiuai, Abid, P. 567e

Van VoernEn aes

baten, , Zo fommigen willen (o). Onder-, Uk hen is het zonderling, dat die Verftee- her: | STÜKe

pingen dan byna nergens voorkomen: ten min-

_ fte zodanigen niet , welke een onderfcheidend Kenmerk hebben. Dunne Beendertjes kunnen

zo wel van Muizen, Rotten , Haazen, Kony-

hen, Wezels en dergelyk Gedierte zyn, als

van Vogelen,

Kromme Bekken , welken men hier en daar Voge!fneb gevonden heeft „, zouden nog wat uitdoen EL ú maar men kan twyfelen of het ook Bekjes Ene van de Zeekat zyn. Dav1irLa hadt, in zyn Kabinet , een Vogelbek , verheven ingedrukt op Leyfteen, van Reutlingen, zynde een vei nig van boven geftreept, ruim een Duim lang en omtrent een half Duim breed (p). De Verfteening , welke ik, als in Fig. 4, PLAAT Ï, verheven heb leggende op en in een Stuk Zandfteen , zou men veeleer mogen denken het Bekkeneel en de Sneb van een Soort van Sneppen of dergelyke Vogels te zyn, dan een Verfteend Infekt van hect Geflagt der Vlie- gen, waar voor zy my was opgegeven, Het agterfte gedeelte is rond en dik , en de holte van vooren ftelc die verdieping voor, welke plaats heeft in de Onderkaak, Het Voorwerp is in de Natuurlyke grootte vertoond, en heeft

de

(o) VocEL Pralt. Min, Syfiers. p. 207. t (pd Catal, rais. Tom. 11: P. 2254

JI. DEEL, Ie STUK.

-

220 VERSTEENINGEN

UL de zelfftandigheid en kleur oogfchynlyk vas

Hoorp. sue den Steen. Jon

Orgieholie thus Nido-

Wende De Nesten of Nestjes, die met de Vogels Vogelnes- en derzelver Eijeren vwerfteend voorkomen, ten, zyn veelal Overkorftingen, ’t zy door Verftee- nende Wateren, Dropfteenige of Zoutige be- groeïjingen , waar van men voorbeelden heeft.

De Heer W. van DER MEULEN bezit

‘er. twee zeer fraây, met de Eijeren daar in,

en zelfs by het één een Vogeltje 5; doch dat is

niet verfteend. 3 ad | |

De Heer D'ARGENVILLE meldt van een

Steen <,. bevattende het Vogelnestje van een Vlafchvink overkorst met Zout van Wyn.

fteen , afkomftig van Arttern. Hy gewaagt bovendien van Vogelnestjes en Eijeren vaâst- gehecht in den Steen. Zodanig was ook dat

daat VaLvassoR van fpreekt , in ’% Ge- bergte van de Krain tot Steen verhard gevon:

den, en vyf anderen, door den ouden Bruckr-

MANN befchreeven en twee daar van afge: beeld, in zyne bezitting , uit Switzerland, zo

hy meende , afkomftig (q). De Heer Gr s-

NE-

U, (3) Verfteening van Pogelnesten.

(3) Ornisholithus Nidorum, Sx/?. Nat. XII. Tom, 1. Gen. 37. Sp. 3, Onitholithus Nidorum Avium. WALL. Min. 360. Ed. ult. II p. 566. WALCH, Werfleende Zaaken, 1e Kap. XIII p. 366. GESN. Perrif, 67.

(4) Epift. lin. Cent. Il. pe 25. T. 73 8%

im nt,

%. <

&

\ $ BS

SAN Vöefcen B2%

WER Us hadt ’er één uit het Baumans Hol(r. ile ín de nalatenfchap van wylen den Heer Pirrer hie BOYER, te Leiden geveild in-’t jaar 1772 ,

vondt men het Nestje van een Kolobriet , zeer fterk verfteend. Verfcheiderley Eijeren heeft men in Tufzchtig Gefteente gevonden , die wan binnen maar verhard waren, zonder Ver- fteening, Daar zyn wicte Keyfteenen , die zo volmaakt de gedaante hebben van Hoene der- Eijeren, dat men dezelven daar voor ge- houden heeft. Allerley Verfteende Zaaken van dergelyken aart kunnen door Konst ges maakt worden en voor iets weezentlyks uit gevente |

SSSSSSSSSS SSS

IV. HOOFDSTUK.

Befchryving der Verfteeningen van AMP Hr BIEN of Dieren van beiderley Leven , zoë spelken de Schildpadden, Kikvorfchen , Haag: disfen , Slangen , Hasijen , enz. behooren, Maltheefche en andere Haaijen- Tanden, enz;

8 ge Aeeaande de Verfteeningen van de Dieren k_van. beiderley Leven Amphiibia , die ook wel Tweeflagtige Dieren genoemd worden, is

(*) Dit is het eenipft hekénde voorbeeld; de anderen zyn

van andere plaatfen geweest, en niettemin zegt ‘er LINNKUS in * algemeen van, Habitat in Antro Baumanni,

Pa

k EL, DEEL, L STUK.

ed

22% VERSTEENINGEN

= IV. is in zeker opzigt meer zekerheid. Zy wor: den, volgens de Orde van befchryving, die wy omtrent dezelven in acht genomen hebben (s), door den Ridder gebragt tot de volgende Soor- telle

7 (1) Verfteening van Schildpadden. Amphibio-

si és _ Onder de Verfteeningen komen fchoone ftuk- .

Verfteende Ken voor, van geheele Zee - Schildpadden, Een

Schildpad, derzelven, in bezitting van Doktor ZoLLER;

op een zwarten Switzerfchen Leyfteen, ver-

toont zeer duidelyk alle de Lighaamsdeelen ,

Kop, Pooten, Ruggegraat , Ribben en Staart ,

ja zelfs de Leedjes der Vingeren, volgens den

Heer GESNERUS. In het vermaarde Kabi-

net van den Heer Hor MANN,te Maastricht,

bevindt ’er zig één, die in de Sint Pieters-

berg is gevonden. Voorts komen hier en daar;

zo in Duitfchland als in Engeland , Verfteende

fikken voor, welken men acht brokken te

zyn van Schildpadden - Schaalen ; waar van men

fommigen voor Runder - Ribben heeft aange.

zien had, wegens de Ribachtige verheffingen,

daar in voorkomende. Andere Stukken zyn

Zo

(s) In het IT, DEeLs Vl. STUK van deeze Narssrlyke Hiftorie,

(1} Ampbibiolithus totalis Testudinis. Syf?, Nat. XII. Gerd, 38. Sp. 1. WALLER. Min. Ed. ult. Tom.Il. p‚ 547. GESNe Petr. 66,84. WALGH Verfleende Gaaken, ll. DEELS, ll, STUK 4 biadz, 373,

SAN AMPHIBÍEN, 229

| zo plat dat menze Lucernaria by Lurp ge- goemd vindt,

Het Kaakebeen, welk ik t'eenemaal Kalk- zeheis verfteend, doch met een gladde Opper- ‚vlakte , in die grootte , zo als hetzelve Fig. 5, PLAAT [, is afgebeeld, beziet, fchyntmy nader te komen aan die der Schildpadden , dan van Landdieren 5 alzo het in plaats van Tan- den flegts negen Tandswyze uitpuilingen heeft. Ik wil het echter niemand daar voor opdrine gen 5 te minder alzo het met dat van den Kop eener zeer groote Schildpad, hier voor eenige Jaaren geflagt en gegeten, (waar van het Schild wel vier Voeten lang is,) niet vol- komen overeenftemt. Het ‘moet de helft der Onderkaak zyn van eenig Dier,

() Verfteening van Kikvorfchen.

Dewy! de Padden tot het Geflagt der Kik. varfchen behooren zo moest hier t'huis gee bragt worden die Steen van byftere grootte, een Pad vertoonende, waar van SPENER ge. wag maakt dat dezelve in bezitting van den Berg - Infpettor MricHaAërrs zou geweest zyn: maar die verbaazende grootte maakt dit Stuk

Ce) Amphibiolithus totalis Rane. Sy/ Nat, XIl, Tom. Ill, Sp, 2. GESN, Petrif. 66. WALL, Min. 547. Lapis in= gentis magnitudinis Bufonem exhibens. SRENR, Misc, Bee ral. 102. WALCH. Perfleende Zaaken. ll. D. 11, SruK , bladz, 376a

E3

MI. DEEL, Is STUKe

IV, Hoor: STUK,

Kaake- been. PLAAT. ko Fig, Se

1. Amphibio- Ëthus Rae NLs Verfteende Kikvorsch,

230 VERSTEENINGEN

IV. Stuk verdagt, en misfchien niet. meer geloof Eg baar , dan dat gene; ’t welk ik gekogc heb, onder den naam, van een Verfleende Pad, Niettegenftaande zulk een’ Dier dáar- voore komt in de natuurlyke grootte en geftalte blykt het nogthans maar een StalaCtiet te zyn; dat is een toevallige famengroecijing van Kalkachtig Gefteente. De Heer GESNERUSs niettemin , verhaalt , dat hy een Verfteenden Kikvorfchen - Kop bezat, op Glarner Leyfteen. De Heer GMELaN geeft een zeer: duidee Iyke Afbeelding van een geheele Verfteende Padde , uit de Steengroeve van Oeningen in Switzerland (#).- Dewyl men aan dat Afdruke zel niet ken twyfelen, en daar op ook eenige losfe Beerdertjes- voorkomen , zou: men tevens om die Kikvorfchen- Beentjes mogen denken, welke in't Záând van zekere Bron, in Graaf- fchap Hohenheim, gevonden worden’: maar de- zelven kunnen ook wel iets anders zyn. Ver- moedelyk , zegt W ALcH,zyn het Beendertjes van kleine onbekende ted

UL (3) Verfleening van Haagdisfen, Am phibioa De äthas La- Ì Le: Gert le |

Verfteende (rs) Natur - Syflem des Minerals Reiehs. Nurnb. 1778. 111, Haagdis, The Pe 464. Te VI. Fig. 83. Eenigermaate komt hier in aanmerking de leevende Pad in een Steengraeve in Gothland, agt Ellen diep, midden in de Steen zittende gevonden, Zie

Uitg. Perhaud, Ville. De. bl. 506

(3) Amphibiolithus totalis Lacerte. Syff, Nat. X11, uts. Spe Je GESN. Peerif. 65. Amphibiolichus Sceleti Crocodili, WALE. Aling pe 548, Crocodili Sceleton e Fodinis Thuringicis &c. Ae

Hel dt Ai

VAN AMPHIBILEN, ost

ke d:

wordt voor een dergelyk Stuk aangezien, alssry myne Verfteende Pad „waar van ik, zo even fprak. Die in Perfifche Albaster., van CHAR- DIN gemeld, zal ook maar eene Natuurfpee- ing zyn: want in Alabaster komen geene Verftceningen voor. Het is ook. vreemd , dat zodanige. weeke Lighaamen in Kieclieeniag zouden overgaan behoudende haare voorige gedaante.

Aangaande de Skeletten van Krokodillen , iKiokadil

die door den Heer LiNNdus tot het Haag-

disfen Geflagt betrokken zyn , is meer zeker- heid. Men twyfelt geenszins aan dat van Spr- NER, uit de Thuringifche Kopergroeven , wel vyftig Ellen diep gehaald, op zwarten Leyfteen N in de Berlyofche Verhandelingen afgebeeld.

De Krokodil heeft den Kop geheel onbefchadigd en legt op den Steen met ecncn opgelperden Bek. Een ander Krokodillen- Geraamte , op der- gelyken Steen (»), in het Kabinec van Timex » te Leipzig, vertoonde ‘de geheele Ruggegraat met eenige Ribben, als ook het onderfte van den | ha, Kop

AE. Berol. 1710. p. 103, É 24. Sceleton Crocodili in Schis- to. ACF, Lips. 1718. p- 183. T. 183. T. Ir.

Cv) Habitat in Schisto rarius, zegt de Ridder van deeze VNerfteening s ’t welk zier dubbelzinnig uitgedrukt iss alzo „men. meer voorbeelden van zodanige Dieten op Leyfteen heeft, dan van Kikvorfchen of Slangens van welke beiden «hy zegt: Habitat-in: Schisto LaArdefia) Glaronenf, ax i P 4

II. DEELe L STUK

r Verfteende Haagdis van SCHEUCHZER Hloorn

Ke

wier

4 add

Ì } 4d

KAAI Ce.

232 VERSTEENINGEN

IV. Kop en drie Pooten , met haare Klaauwen;,

Hon Een dergelyk was, in verharde blaauwe Kley,

‘te Elfton in Engeland , door den Heer S-ru»

KELEY gevonden. Ook wordt, byD'ARGEN-

VIELE, van enkelde Beenderen of gedeelten

daar van, gefproken , en misfchien hebben

die ftukken Beens , welken de fchrandere B a-

KER befchreef en in se beelding bragc » een dergelyke af komst (x).

iv. (4) Verfteening van Slangen, Amphibio- thus Stre Wan Verfteende Slangen hebben, onder den ie naam van Ophiolithen , veele Autheuren ge- Slang. ag gemaakt 3; doch het fchynt dat de mees-

ten of Wormbuizen of gedeelten van Am- mons - Hoorens af iets anders zyn geweest. Toevallige Steenvormingen. hebben Slangen- koppen , of iets dergelyks , kunnen voorftel- len, Zodanig is het ook met de verfteende Slangen , die in de Maagen van Hertebeeften zouden gevonden Zyn ; waar over veel is ges fchreeven (9). Ja fommigen hebben zig door Konst gemaakte Slangetjes in de Hand laaten

op:

(x) Uitgozogte Werhb ndelingen. I. D. bladz, 209. Ple 3e Zie ook de Narturforfcher,1X. Stuk, Tab. IV. Fig. 8

(4) Amphibiolithus totdlis Serpentis. Syf?. Nat. XIL. uts. Sp. 4. GESN. Petr, 65. WALL. Mine S49. WALCH, Werft. Zaaken. IL. D. il. Stuk , bladz, 377.

Cy) Jore DAN. MAJOR , de Cancris er Serpentibus petras fas

/

ii

Vv AN AMPHEBIREN, 239 °

did: De Heer GESNER, evenwel, ver- EV haalt , dat hy in zyn Verzameling een Verfteen: Eobrn: de Slang , op Switzerfchen Leyfteen, van Gla- ris, hebbe. Ook bezat hy een afdrukzel van dat Exemplaar, ’t welk ScreucHzer, als een gedenkteken van den Zondvloed, in Afbeelding hadt vertoond (z). De Heer Da v1rLa hadt in zyn Kabinet een Leyfteen, met het verhe- ven Afdrukzel van een kruipend Dier, ’t welk eene Blindflang ‘fcheen te zyn, in °t Geraamte , en nog een Doublet van een dergelyk Schep- zel , dat minder duidelyk was (a). Op het geloof van deeze kundige Natuurbefchouwers moet men zulks aanneemen. Ook heb ik een Afdrukzel of Indrukzel in glimmerige Zand- fÎteen, dat naauwlyks iets anders wezen kan, dan een opgerold Slangetje ; alzo zelfs de Graaten zigtbaar zyn. |

Dat Stuk uit myne Verzameling , t welk wervel. in Fig. 6 , op PraarT Ì, is afgebeeld, moec P°en. Ì zekerlyk een Wervelbeen zyn , en dewyl het A byna zonder uitfteekzels voorkomt; zou ik het veeleer voor dat van een Slang, dan van een Viervoetig Dier of Vifch aanzien. Men

weet ,

fallis. Jene 1664. Odtavo, Item Serpens in Szomacho Cervi petrefallus, SAM, REISEL, Epb. Nat. Cur. 1670,

(2) Dus verftaa ik ‘het gezegde van dien Heer. De Hoogleeraar Waren fchynt hem een weinig anders te hebben begreepen.

(a) Catal. raifonné. Tom. II. p. 222.

Ps EI. Daar, Ke STUK,

® IV. Hoosn: STUK

yv.

224 VERSTEENINGE y

‚weet ,,dat ‘er Slangen zyn, die Wervels zon- ‚der uitfteekzels hebben in de Ruggegraat (b), By ScirLA vindt men dergelijke Verfteende Wervelen welken hy, zo ’t my. voorkomt ten ontegte, van Visfchen afkomftig oor- deelt (e), Aan ’t myne’ zyn twee knobbeltjes die daar voor verftrekken , op. degene zyde. Het is aan alle kanten, diep, ingegtoefd , en als in. Beenttaafjes verdeeld, die zig aan beïde enden verbreeden. De Oppervlakten zyn Ke- gelswyze uitgehold. Het fchynt Kiesachtig verfteend zyn en heeft een graauwachtig zwars te Kleur, |

65) Verfteening van zwemmende Amphibiën:

Ampbhibive

Ëtas Nan-

zis

Zwem- mers,

Î "ee

Van die Zwemtmende Schepzelen , gemeen-

Verteendelyk onder de Visfchen geteld , doch welken

de Heer LiNN&us, te regt ; wegens. het _Kieuwen-Geftel, daar van afgezonderd heeft 5

(gelyk fommigen ze ook Kraakbeen Visfchen geheten hebben C d)) komen insgelyks Verftee: ‚nine

\ As

(4) Zie- Sana - Kabinet 1l. DEEL, PL. 108 ‚N. z, en de befchryving p. 1166 (s) De Corp. Marinis Lapidescentihus. p‚ s9. P]. 18, …{s) Amphibialithus totális Nantiss Sjft. Nae. XIl. Tome li, Gen. 3357Sp. 5% (4) Zie het 1. Deerg, VL STUK van dêeze Nataurtyka Fdiflorie , bladz, 440, (e} Natur=Syflermn, 111, Theill. p. 465. Tab. VI. Fig. 844 (Ff) Verfteende Zaaken: Ie DEEL. PL. XXII, Fig, 4e

VAN AMPHEIBIEN. ass

pingen voor. Dus vindt men Afdrukzels van rv, Rochen in Boheme, ea by Boll in ”t Wurtem: Hoorns. bergfe „op zwarten Ley(teen. Een HoornvijchSTUE- heeft men ook „zo wel als een Naaldvischje op dergelyken Steen afgedrukt gevonden, Het Lighaam van een jonge Steur wil de Heer GMELIN maaken (e) van dat Afdrukzel op witte Ley , t welke de vermaarde Knorr; _ die het in Afbeelding gebragt hecft , een Horn- fish „dat is een Geep, noemt (f). De Heer WaALcH was hem daar in voorgegaan ‚g) s doch het fchynt my weinig te hebben, dat naar een Steur gelykt.

(6) Verfteeningen van Haaijen= Tanden. VI. Amphibian

Dit is een der meest voorkomende Verftees foie

ningen , waar van men ’%t oirfpronkelyke een _ Heaijen- anden. langen tyd verkeerdelyk in Slangen- of Adders- Tongen , naar welken zy eenigermaate zwee= men, gefteld , en ’er daarom den naam Glos- Jopeira » dien ‘zy nog heden voeren , (dat is Tong.

{gd Clasfifications = Tabellen, p. 39,

| (6) Amphibidlithus Dentis Squali. Syst. Nat. XII. Tom. lil. Gen. 38. Sp. 6. SCHREB. Lith. 1o8 Ichthyolithi Den= ‚tium acutoram Pisciam. WAL, Ain, p: $s4. Glosfopetra OLEAR. A/us. T. 21. BUTNe Dil. 242. Te z4. LERCH. Oryé?, 30. Vos. Min. art, Worm. Hasf, T. zr. Glosf, anceps iere rata. GESN, Fig 162'f. A, B. WORM, Mfus- 67. fi 4. BOCGs Obs. 314: Glosfep, anceps integerrima , refta incurva fub- anceps &c. SCHREBER utfupra, WALCH. Werfleende Zaaken, Ile De Ile STUK) bladze 395.

4

II. DEEL: le STUMe

ÍV. Hooro- $TUKe

236 VERSTEENINCEN

Tongfteenen,) aan gegeven heeft. Beter noemt menze, th:ns van den oirfprong wel onderrige

Haaijen- Zynde, Odontopetre , dat is Tandfteenen of

Tanden,

Lamiodontes en Acanthiodontes , dat is Haaï- jen= Tanden , ’t welk zy weezentlyk zyn; hoe- wel ‘er een aanmerkelyk verfchil in plaats heeft. |

Het zyn weezentlyke Verfteeningen , die van buiten nog het verglaasd van Tanden hebben , maar den Wortel ruuw en veelal van den aart van Zand{teen, Haar figuur is drie hoekig, platachtig, van boven pits, van Kleur bleek geelachtig bruin, blaauw of zwartachtig en van verfchillende grootte , dat is van drie of vier Duimen tot minder dan een Kwartier Duims langte. De grootften, zegt VOGELS zyn onder aan den Voet tot vier Duimen breed , en meer dan een half Pond zwaar. Men vindtze, volgens Scirra , fomtyds, doch zeer zelden , van grootte als eens Men- fchen Hand (2).

Behalve hect Eiland Maltha, van waar de voornaamften afkomftig zyn, vallen zy ook in verfcheide deelen van Italie, by Verona en Vicenza, als mede in Duitfchland in het Wor- tenbergfche , by Alzey in de Paltz, by Aken,

by

(4) De Corp. Zar. Lanid. p. 24. Verfteende Haaijene Tanden , graauwachtig geel van Kleur, over de 3 Duim Jang, met den Wortel, komen by Antwerpen voor, volgens den Baron VAN HuUPsca, die dezelven zegt grooter te zyn

dan

VAN AMPHIBIEN 23%

by Luneburg , in het Holfteinfche , in het IV. Graaffchap Mansfeld ín Hesfenland, in Sa- EEn “gen, voornaamelyk by Querfurt; in de Krain, essen. in Silezie, in Pruisfen, in Engeland en Schot- Zander. land, in Vrankryk en Switzerland. In graa-

ven van een Vaart, by Eybergen in Geldere

Jand, zeven Uuren boven Zutphen, zyn voor

eenige Jaaren verfcheide zodanigen, tien Voe»

ten diep in de Grond gevonden,

Die met regte zydkanten, gelyk toeloopen- Malthee- de naar de punt, zo dat zy een byna gelyke sief zydigen Driehoek maaken, op de kanten Zaagse Haay. wyze gekarteld met fcherpe Puntjes, tevens de grootften en van eene geelachtige bleek bruine Kleur , zyn de eigentlyke zogenaamde Adders - Tongen van Maltha, die door een Weonderwerk van den Apostel Paulus verfteend zouden zyn. Ik heb ’er één van meer dan drie Duimen langte en dus ten minfte van grootte, als die, welke SciLLA op zyne Zes- de Plaat afbeeldt , aan beide kanten even regt, met zeer fyne Tandjes. Uit deeze, die aan de Punt een weinig afgebroken is, blykt , dat zy wel weezentlyk verfteend zyn, Ik heb ser ook kleinere van de-zelfde Kleur en hoe- danigheid. Deeze allen moeten afkomftig zyn van den Ponas- Haay , die dergelyke Tanden

heeft, dan de Lunenburgfe en Maltheefche, Ook verfcheide kleines “ze Soorten, die lang en fmal zyn en wat krom geboogene

Narurf. Ill. STUK. p. 130, Doch zyn Ed. zal de greotften der Maltheefche niet gezien hebben,

EIle DEEL, 1, STUK.

IV. Hoorn: STUKe

Haaijen.

Tanden.

28 OVERSTEENINGENR

heeft op ryën geplaatst , als uit de by hemt daar nevensgaande Afbeelding blykt (6). En „ale zo deeze Haasjen tot een verbaazende grootte vallen ; (zodanig dat zy een Menfchs ja wel een Paard kunnen inflokken , daarom ook wel Paarde - Haay genaamd:) is het niet tegen- ftrydig, dae de grootften van die Maltheefche gelykzydige , bruingeelachtige Verfteende Tan- den, van Haaijen afkomttig kunnen zyn (£). Men behoeftze derhalve , met KoNDMANNs

niet aan andere Zeedieren toe te fchryvene Die Soort van Tanden is nogthans eenige verandering onderhevig, gelyk uit de Vvfe de laat van Sc1iuLrLA blykt, alwaar zy Ver- fteend een weinig kleiner voorkomen, met de eene kant aanmerkelyk hol, «de. andere vere hevenrond en dus de beide kanten kromlynig en de Punt eenigermaate Sikkelachtig. De eene heeft ook aan den Wortel twee Uitftekjes wederzyds , ’t welk kleine Tandjes zyn, zeer blykbaar in een der mynen, welke op de kan- ten naauwlyks is gekarteld, Mooglyk verfchil- len de Tanden dus in die zelfde Soort van Haai-

(2) De Noorfche Bisfchop GUNNERUS heeft een derge=

iyken Haay , mer deszelfs Tandgettel , tot vergelyking

met de Glosfopetre in Plaat doen brengen; doch of hy den regten Jonas-Haay gehad hebbe, fchynr uit de Afbeelding van den Bek by Boccone zeer twyfelachtig: zie Drontf,

Gefelfchaft Schriften. il. Th. Tab. XL. Pe 299. (h) Aangaande de grootte van deeze affchuwlyke Zeee dieren, kan men nazien het Ll. DEELS VL. STUK, van-deee ze

rd Karate A el eN

VEKN Aur WibiEs og

Kijen. Immers SeiEEA ftelt zodanige Sik. IV, |__kelachtige Verfteende Tânden , insgelyks op, Hoorps TUKs Maltha gevonden, by elkänder in een Geftcen- DS. ‘te zittende , op zyne Derde Plaat voor. | Tanden, Een ander flag van Verfteende Tanden, zeer veel op dat Eiland uitgegraven wordende , vol- Andere van gens dien Autheur, is Kaämachtig, met breedefsond. dikke Tandjes, welke zeer blykbaar afkomftig zyn van de zogenaamde Wacca of Zee- Koe, _waarfchynlyk de Ruuwe Haay, die gemeenlyk Galeus of Zee- Hond heet (1). Hy beeldt een brok daar van op zyne Vierde, en de Natuur- lyke ‘Tanden , van veelerley Et op zyne Eerfte Plaat af. De geheele Kop van dien Haay wordt vervolgens, door hem , met het Tanden-geftel daar in, op de zevenentwin= tigfte Plaat vertoond, Even zo is de gaapende Smoel van den voorgemelden Jonas-Haay , (hoewel verkeerdelyk onder den naam van Zee- ‚_ Hond,) in Plaat gebragt , by Boccone ; waar uit men de overeenkomst der gedagte groote Verfteende Tanden met die van dit Monfter ziet (m). Van de anderen, die Kamse wyze kanten hebben, vindt men een Plaat voor. Îy- ze myne Natuurijke Hlifforie , bladz. sro, enz. Toen ik dat fchreef , had ik nog die groote Tanden niet. (4) Ziet laatstgemelde Sruk deezer Nat, Hiftorie , bladz. 49%. (mm) Boccone Natuurkundige Na/peuringen, Amfterd, 17448 Oavo p. 280: doch op de eigen plaat ftaat Lamie Piss gis Dentis, zo ’t behoort. Die Afbeelding is overgenomen in LEIBNITS Protogaa, Tab, Vil. Kil, DEEL. le STUK,

#49 VERSTEENINGEN

IV. Jyker-de Afbeelding , met het byfchrift van es se, Verfleende Tanden, Glosfopetre genaamd : en Haaije. daar nevens de Kaaken van een Soort van de ie Zee- Hond ; dat is van den voorgemelden Zee. Hond (n) , waar van ik den Bek bezit, daar mede overeenkomftig, meer dan een Voet lang. Hier in bevinden zig drie of vier ryén van dergelyke Tanden, Waarfchynlyk heeft men deeze , om dat zy minder fraay zyn en zeer onregelmaatig van figuur , minder in waarde gehouden , hoe menigvuldig zy ook voorko- men op Maltha (o) 5 maar het is zonderling dat menze by de voornaamfte Autheuren, ge- Iyk Warcr en WarLERrius, zelfs niet ge- meld vindt, in de optelling der Verfcheiden- heden van Glosfopétren. Immers de eetstge- melde onderfchéidtze niet van de driehoekigen , waar van zy zeer verfchillen, gelyk uit Scrre LA en Boccone blykt: de ander verwartze on- vergeeflyk : even of SciLLA de Canicula en Wacca voor een zelfde Dier gehouden en dus aan die beiden Tanden met effene kanten toe- gefchreeven had : waar van het tegendeel uit deszelfs eerfte Plaat en derzelver verklaaring zo blykbaar is (p).

Duitfche. De Haaijen - Tanden , welke van onderen

PLAAT. meer Fig. 7e (n) Deeze is, onder den naam van Pacca, in zyn ge- heel, by SCILLA in Fig. 1, op Pl, XXVIII, vertoond. (o) Hufssmodi Dentes affatim in Melisa efòdisnsur s zegt SCILLA van deeze,

VAN AMPHIBIEN a4t

meer Vorkachtig , naar boven fmaller en ron-_ IV: der, ja fomtyds byna driekantig zyn , op de gi kanten effen, hebbende een blaauw- of zwart= achtige Kleur 3 hoedanigen in Duitfchland ; als ook op de voorgemelde plaats in ons Land, in menigte gevonden zyn, mag men Duitfche noemen. Immers de Kleur, die naar zware teof Afchgraauwe trekt , onderfcheide voor- naamelyk de Luneburgfche , zo LeieNtTs aanmerkt; behalve dat zy ook kleiner dan de Maltheefche zyn } en niet in Steen zitten ; maar in Aarde. Die van Reiskrus; welke hy voor een Lunenburgfche afbeeldt, is nog- thans by de vier Duimen en dus zo lang als de grootfte Maltheefchen. Dan ftelet hy ’er nog eenen onder den naam van Gandavenfis voor welke derhalve van Gend zou fchynen afkomttig te zyn. Die in ons Land vallen , hebben dergelyke figuur en grootte , als uit de Afbeelding Pr, 1, Fig. 7 blykt 5 zynde one gevaar een Duim lang , behalve den Wortel , en van gezegde Kleur, Ik heb van dezelven verfcheidene van verfchillende figuur, en eene ‚geelachtig bruine in Kryt, van den Oever der Theems in Engeland. Deeze nu zyn zekerlyk vanden bonten of Stern -Haay , die niet zel. den _£p) Syfle Min. p. 555, zegt zyn Ed. Scrux.a eontendit hos Dentes [{cilicet Orâ integrà] esfe ex Piscibas, Canicula

vel Vacsa Italis- voeatis; quum Carcharig nennifi ferratis grudent Dentibuse.

III. DEEL. fo 8TUMe

ÏV. Hoorp- STUKe

Vogel. Tongen.

a42 VERSTEEN INGEN

den aan onze Kusten- voorkomt : want met deezen hebben zy , volgens de eerfte Plaat van SCILLA, veel meer overeenkomst, dan met die van den Kruis- Haay, ‘op zyne laatfte Plaat in Afbeelding gebragt; hoedanigen ’er, zo hy zegt , ook veel verfteend op Maltha voorkomen.

In hoe verre van deeze laatften die genen verfchillende zyn , welken men wegens de lang- _ werpige Priemswyze geftalte Vogeltongen noemt, weet ik niet, Daar komen onder dezelven ge- noeg voor, die dergelyke gedaante hebben, en aangezien de Ouden deeze, zo wel-als de voor= gaanden , Ophioglosfe genoemd hebben , zullen Zy waarfchynlyk ook tot de Haaijen - Tanden behooren, Immers het zullen deeze zyn , wel- ken ScureBeERr Spilronde regte geftreepte drie deelige of Elsvormigegeftreepte noemt : want”, hoewel: de meeften derzelven glad zyn’, vinde men’er doch die fyne Streepen hebben, zege WarecH van deeze Orgithoglosfe (q), en de aangehaalde van B oure ve T wordt een Glos- fopetra genoemd, tor welken ook die aan den Wortel puntig zyn naar een Piekyzer gely. kende, behooren (1).

Zo zyn dan de groote, driehoekige , Verfteen.

| de

(4) Zie hee IL. D, II. Srum der Werfleende Zaaken , bladz. 2905

(r) Zie BOURGUET Petrifications. Te LVI, Fig 393 2 33 Te

ERN

SUVSAON AMPETBLEN B43

de Tanden of Glosfopetren naar alle waar- _ IV. fchynlykheid. oirfpronkelyk van. den Jonas- of hei, Paarden - Haay : de driehoekige met effene kan. : ten van den Schophaay of Kruishaay : de Kamswys’ getande, platte van ongelyke figuur,

van den Zee-Hond , en de langwerpige Vo- gelopeachtie effenkantige van den bonten of Sternhaay.… Dewyl ’er meer verfchiilende Soor-

en van Haaijen zyn , zou een naauwkeurige vergelyking van aller derzelven. Tanden , mis- fchien, nog nader licht geeven. Daar komen

by de Autheuren ook Kegelachtige voor; of Pieramidaale, genaamd Conichthyodontes, welke

klein zyn eù, of regt of krom, fpits of ftomp gepunt (**).” Deeze kunnen van Dolphyuen en andere getande’ Visfchen; gelyk de Zeebraas= fems , toc het wolgende Geflagt behoorende, afkomftig zyn. Mooglyk zyn die Rihaendg of fcheef vierkante Stukken , met afgeronde Hoeken ; plat, glanzig , bfuïn-òf zwartachtig, paar Peultjes. gelykende, welken“Luip des- wegen Siliguaftra noemt, tot de Kiezen of Kaaken van eenigen Vifch te betrekken.

Vv, HOOF De

e(&)\ van zodänigen aárt zyû' mooëlyk: die Tandjes, door . den kundigen Natuurbefchryver, den Heer Dotof LE FRANK, VAN BERKHEY , by Wieringen gevonden en in zyne Nat. Hiftorie van Holland, 11. D. bladz, 1083 befchreevens als’ ook aldaar by,K‚ op PLAAT IX, vertoond, Zyn Ed. Fie guurên, Ho, ds hehouren tot de voorgemelden. Ook preekt zyn Ed. bladz.- 1078, omftandig van Steentjes, die gepunt zyn, afkomftig van de Doorens der Ro chen,

Q Ille DEELT. STOKe

344 VERSTEENINGEN;:

v Ssesssesrsssssss sur. Vv. HOOFDSTUK.

Befthryving der Ver!teeningen vòn VisscHEN; Afdrukzels van Wisfchen en derzelver Geraam= ten, op Ley , Marmers en andere Steenen; yan Platvisfchen , Aalen, Sroeken , Siaarfen, enz. Verfteende Visch- Tanden en Kiezen, Paddefteenen genaamd en Slangen - Oogen of Zwaluwenfteenen,

Ajan Visfchen vindt men meer. Verfteenin- gen , dan van alle de voorgaande. Die= ren: maar het zyn meestal indrukzels van der- zelver Geraamten in een Schiefer- of Leyach- tig Gefteente, De Heer D'ARGENVILLEs evenwel, ftelt een geheelen Visch voor, dic by Dorp Grandmont, twee Mylen van Beaune in Bourgondie , in een Greppel, door ftroomend Water gemaakt, gevonden was door den Heer VARENNES, Opper-Sekretaris der Staa- ten van dat Hertogdom. Dezelve hadt ’er de Afbeelding en befchryving, die volgt, van ge-

„geven (Ss). Tee Verfteenine van Visfchen met Ichthyoli- (1) ads aje Vleefch en zbus Piscis Schubben, | inteari, k Verfteende 9 De YVische

(1) Iehthyolithus totalis Piseis. Adibi, fIchthyolithi Pisciunt “integrorum. WALL. Sy/?. Min. T, IL p. Ssst DAvILA Cas, Raifonn, T. II, pe 211. T. 4e

(5) Oryäologie. p. 339. Te 18. fe To

her is Ë

4 VAN VisSSsSCHEN. 245

> De bedding is geel van Kleur, naar Ar- wr;

duinfteen trekkende , twee Voeten lang en Hocros

dertien Duimen op breedfte, op *t fmal-“*Ue

(fte vier Duimen. De Visch heeft twintig

s, Duimen langte, van ’t end des Beks te re-

‚, kenen tot aan den inwykende hoek der Staart.

s„ Het Oogho! vertoont zig volmaakt, zo

;, wél als alle de deelen van den Kop, en

9, de Tanden zyn piet van Kleur veranderd,

‚> De Schubben , daar hy mede bedekt is ,

s, Slanzig , gewolkt eneen weinig bruin, fcheie

den zig gemakkelyk af : de Zwemvinnen,

Zydvinnen en Staart; alles is volmaakt ge- conferveerd, In ?c midden is de verheffing van zyn Lighaam dertig Lynen. Hy verfchile zeer, van allen welken men in Switzerland; te Mansteld en op den Berg Bolca vindt, die niets anders zyn dan holle indrukzels „> van niet meer in wezen zynde Visfchen 5 „, daar deeze een waare Werfteende Vifch is: jets zeldzaam en opmerkelyks. Sommigen willen dat het een kleine Zalm zv, anderen een foort van Makreel , daar  RTEDi1 van „> fpreekt,. Ook heeft hy eenige betrekking

‚‚ op de Pelamydes of Thonyn van ArisTo-

‚> TELES, daar RONDELETIUS de Afbeel- __» ding van gegeven heett.

Of.dit een echte Verfteening zy onderzoek ik niet, maar merk alleen zan, dat ook ande- ren gewag maaken van Visfchen, met een ge- deelte van hun Vleefch verfteend, De Pastoor

Q3 SPRUN-

3

23

33

Ille DEBL- N STUK,

Va Hoorns STUK.

246 VERSTEENINGEN

SPRUNGLI, niet ver van Bern, zegt Bere TRAND, bezit een Visch , die verheven legt in Kalkfteen ; waar van het Lyf en Vleefch zo wel verfteend is als de Beenderen en Kraak- beenderen. Meer voorbeelden. vind ik by hem niet (£). De vermaarde Davrra hadt in zyn Kabinet een Verfkeende Visch naar een Karper gelykende, op gryzen Leyfteen uit Duitfchland; waar van de Kop, Staart , Vinnen en de boe venfte helft des Lighaams, bekleed met een Huid in fcheeve Ruiten verdeeld, gelyk in de gekookte Visch ‚zegt hy , verheven waren : dach de agterfte helft met de Staart een enkel ine drukzel van Graaten vertoonden, Het Stuk, zeer duidelyk van hem afgebeeld was een Voet lang en vyf Duimen op zyn breedfte. Ook komt by LrigeNiTs een geheel Ver- fteende Vifch in Plaat voor , hoedanigen men. insgelyks by andere Autheuren vindt (y).

Hier toe behooren de Schiefer- of Koper- Nieren van Ilmenau, welke niet alieen dikwils het Geraamte van Visfchen , maar zelfs den geheelen Visch bevatten , naar welken zy ge- fatfoeneerd zyn. In ’t Koninglyk Kabinet van Dresden bewindt ’er zig zodanig een, die vol-

maakt

(£) Schoon WALLERIUS zegt: BERTRAND, in Dil. Or, fab titulo , Belemnit, p. 74- Note Litr. b, plures enumerat Pisces eum Carne petrificatos, in diverfis Lithophylaciis pre- fentes. Syf2. Min. T. Il p. 552. -

(v) LEIBN, Pro:ogta. Tab. 11, Litt, ba

Peel, PLAAT II.

meren mmm an

BEEN De, Zij

4

DN

Ai ZJde

Zij

Hij

Ji AS

sj

|

…à TN: AN Vers SC H EN; zip °

maakt de figuur van een Puit- Aal heeft. Ik VW. heb een dergelyke Schiefer - Nier, met een tro, TUKe Zeelt daar in , zeer duidelyk kenbaars;;, …— _ Ik moet zijn tot de Verfteeningen, van. gee Fie Us heele Visfchen dat Doublet-Stuk van ’Eis ien aad Ferro , myner Verzame ling, c'huis. brea-, gen, waar van de eene ‚helft in Fig. 1 „op, Praar II, is afgebeeld. Zeer blykbaar be- ftaat hetzelve. uit een Haringje ‘in de Slyk omgerold , daar mede begroeid en dus door uitdrooging werfteend. Niet alleen de Graas ten, maar ook verfcheide deelen van den Kop en eenig overblyfzel van het Vleezige is ’er nog zigtbaar in , zo wel als de Vinnen en de Staart, wier Straalen telbaar zyn, Ik vind ’er echter maar vyftien in de Rugvin ; waarfchyn. lyk om dat het voorfte gedeelte daar van, uit drie of vier Straalen beftaande , is omgeflae gen , en op ’t Lyf nedergedrukt waar van nog eenig blyk. Ô Die Soort dan vastgefteld hebbende, kome ik nu tot de door den Heer Linneus opge-

gevene.

(2) Verfteening van Wisch. Geraamten op tebtbyoki-

Lewfteen. thus Schis= Hier ti.

Vische (2) Zehthyolithus bren Schisti. Syft. Nat, XII. Tom, 111 Ley,

Gen. 39. Sp. 1. SCHREB. Lith. 106. Ichthyolithus Piscis in= têgri. GESN. Peer, £. 6o. Wour. Haif, T. 13-20. Pisces pe- trificati, MyYr, Saxon. 1, p. 4. f. ts 2, 3 & p. 47. Ff. 120 BRAUN. Min, 11, T. 7 „8, Lapis Islebianus, GESN. fiz. 161,

Q 4

II. DEEL. Io STUK.

248 VERSTEENINGEN

Vv. Hier heeft de Ridder ook de Verfteeningen

erug, Van geheele Visfchen t'huis gebragt, waar

van eenigen der voorgaanden 5 ’t zy wat de

Geftalte , ’t zy wat het Gefteente aangaat ,

verfchillen. De meefte Visfchen komen op

de Steenen, die men Wisch- Leijen noemt, ge=

heel plat gedrukt en zodanig voor , dat men

van dezelven buiten het Geraamte niets vindt,

De meeften hebben hunne Vinnen , doch fom-

migen ook de Schubben behouden die wel

eens, bezyden den Vifch , als afgeftroopt voor- komen op den Steen,

Uit Swite Met deeze Soort heeft LinNnaus de zo-

terland, _ganigen bedoeld, die in eigentlyke zwarte Lei-

jen vallen , hoedanigen men meest bekomt uit

het Kanton Glaris in Switzerland , beftaande

uit enkele Geraamten, waar van de Rugge-

graat ingedrukt is of verheven , of uit Dou-

bletten , zynde twee van elkander afgefplees

tene Stukken Ley , daar de Graaten op de

eene verheven op de andere ingedrukt voor-

komen. Niets kan meer dienen om een twye

felaar te overtuigen , dat het geene Natuur-

fpeelingen , maar weezentlyke overblyfzels van

onder de Delfftoffen geraakte Visfchen zyn.

De Ley beftaat uit een verharde Kley , waar

in de Visfchen , toen dezelve nog week en

dun was, moeten vastgeraakt zyn, door fas

mendrukking vervolgens plat geworden , en

door uítdrooging hun Vleefch verlooren heb-

bende behouden zy flegts hunne vastere dee-

len,

VAN VrIsSSCHEN. 249

len, die thans nog tot bewys verftrekken van V. een algemeene Overftrooming van Europa ri mdj den Oceaan,

De Geraamten der Visfchen, op zodanige Uit Duits- zwarte Leijen , zyn fomtyds vry groot. Ik“"*"" hebze Doublect van Glaris, twee Vosten lang s waar in meer dan honderd Graaten telbaar zyn, waarfchynlyk van Zee-Aalen of Naald- visfchen. Zo vallen ’er ook van Hoornvis- fchen, Rochen en Platvisfchen ; ja zelfs van Zwaardvisfchen. In Hesfenland komen, op der- gelyk Ley, Kabeljaauwen of Schelvisfchen Schollen of Botten, Haringen , Karpers, Go- vies, Aalen en misfchien ook Zee - Enge!s voor (x). Men vindtze insgelyks by Mans. bach ín Silezie, by Ílmenau in Thuringen , op t Eiland Sheppey in Engeland , als ook by Gozflar , Badendurlach en Ofteroda aan de Haartz.

In het Graaffchap Mansfeld, inzonderheid uit hee by Eifleben, valt een Leyfteen, die zeer met ie Koper bezwangerd is, en waarin de Visfchen als met hun Vleesch geheel pla: gedrukt en met een glans van Kies of geel Koper, of als verguld voorkomen; zo dat men de Schube ben nog geheel kan onderfcheiden. De Visch legt fomtyds regt, fomtyds krom, en vertoont zig dikwils als van één geborften. Die Ley-

fteen

(x) KRUGER Gefshichte der Erde, Halle, 1746. Oâavo, p. 131.

| Qs JIE, DEEL: Le STUE,

Ve Hoorp. STUKe

250 VERSIEENINGEN

fteen houdt fomtyds welde helft of een der- de Koper en vry veel Zilver ; door welke Me= taalen misfchien de zelfitsndigheid van den Visch meer zal bewaard gebleeven zyn, Der- gelyke Koperige Leijen vallen ook elders. De Visfchen , die daar in te Eisleben verfteend voorkomen zyn meest Snoeken, Baarfen en Haringen. Sommigen zyn als gevernist of met. Pek beftreeken, anderen bont (y).

Omtrent deeze Visch - Leijen is aanmerke- lyk, dar by het aanvangen des Bergwerks in de Vlakte niet dan Ley voorkwam , openbaae rende zig de Visfchen daar in niet, voor dat men den Eislebifchen Berg bereikte, Dit be- vestigt den oirfprong der Vlotbergen , waar van ik voorheen gefproken heb ; als. zynde die door een famenhoopiog van Stoffen eener Kleye achtige natuur , uit welken door opdrooging Ley by laagen groeit, ontftaan. ij

De Geflagten of Soorten van Visfchen , welken mea op den zwarten of graauwen Ley- fteen kenbaar gevonden heeft, zyn: Aalen, waar van de Geraamten op die van Glaris de gemeenften zyn : van Zwaardvisfchen op de-

zel-

(9) Mvrir Saxonia fubterranea. 1. Theill. p. 4 (z) Men moet daar door niet den zogenaamden Z waard= of Zaagvisch van den Noorder =Ocezan , maar den eigent- Iyken Zwaardvisch (Xiphias) die veel in de Middellandfe Zee valt , verftaan. (3) lekhehyolithss totalis Marmoris. Sy}. Nat. Xil. Tom. Kle

VAN VISSCHEN. asI

zelven, als gemeld is.(z): van Kabeljaauwen V. of Schelvisfchen en dergelyken , in Hesfenland : Hoor: dok’ Knorhaanen; van Schollen, Botten en der- gelyke Piatvisfchen 3 Goudbraasfems of Lipvis- fchen; Baarfen Foreilen , Zalmen , Makreelen

en dergelyken, by Eisleben 3 als ook van Snoee

ken, Haringen, en Karpers of dergelyken; op

de Leyfteenen van Glaris, enz.

„(3) Verfteeningen van Wisch- Geraamten op ur. Marmer of Kalkfteen, is on MOT2s,

Dit flag van Verfteeningen komt voor op Va wite of geelachtige Steenen, die ook wel fplyt- baar zyn, doch min of meer den aart hebben van Marmer of Kalkfteen, Dus vallen zy in witte geslachtige of graauwe Kalk - Schiefer in Beijeren 5; in Mergel-Schiefer in ’t Graaf: fchap Papenheim, in ’t Switzerfche Kanton Uri, in de Kerkelyke Staat van Tcalie, als ook op den Berg Libanon in Paleftina, In Stinke Schiefer of Marmer. Ley (a), by Oeningen in Switzerland, als ook op den Berg Bolca in ’t Veronêfisch gedeelte van den Venstiaanfchen

Staat

Ill, Gen. 39. Spe 2. Mus, Tesf, voo, ScHreB. Lith. 107. Rumef. Jus. Te 59. f. H. Marmor, f. Lapis fisfilis Mare smoreus candidus f, fubflavas Eichftadienfis {, Psppenheimen- fis &c, SCrEUCHz. Mus, 97, Tog Ouerel, 17. Herb, 40 ‚tise Piscis in Lapide, KRUCER ut{upra. (a) Schiefers zyn Aplytbaare Steenen , gelyk Ley; doch Kalk= Ill, DEE Jo STUKe

282 VERrRsTEENINGEN

/

Staat. Op dergelyke Leyfteenen, die van een Hone, Kalkachtigen aart zyn , komen de Visfchen

meestendeels in ’t Geraamte ,-doch fchooner afgedrukt en doorgaans duidelyker dan op de

blaauwe Leijen voor : t welk men aan de

fcherpigheid der Kalkftoffen met reden toe- fchryven kan, De Graaten en Vinnen zyn

meestendeels zo duidelyk, dat men de Soort

dikwils daar uit kan befluiten. Dus verbeelde

FERBER zig , op de Veroneefche Schiefers de afdrukzels te vinden van Brafiliaanfche ;

hoewel de meeften zyn van bekende Europie fche Visfchen. Ik zal hier de voornaamften op- tellen,

Aalen, Op de Veroneefche Marmers of witte Leye fee venz,tteenen komen de Geraamten van Aalen mes nigvuldig voor , welken fommigen voor Zege Aalen houden , als ook die van Knorhaanen, Schollen of Botten en dergelyke Platvisfchen 3 Lipvisfchen Makreelen en zelfs Poon, Vlie. gende en WVinger-Wisfchen. Op die van Oee Bingen en Papenheim vallen, behaive de Ag- len, ook Snoeken, Baarfen , Karpers , Forellen ,

Grondelingen , en verfcheide Soorten van klei. ne

Kalk -Schiefer of Marmer: Ley komt dikwils in bepaa!de grootte voor, by Srukkeu , welke als van elkander gebroe ken zyn; fomtyds maar twee, drie , vier tot twintig Vae- ten lang , met eene aanmerkelyke ruimte daar tusíchen , die open is of met Kley gevuld , leggende waterpas en van verfchillende dikte, Zie KNORR Werfleende Zaahen, 1. DEEL

VAN VISSCHEN 253

ne Vischjes, in Duitschland meer dan h'er be.

Ve

kend. Die, by voorbeeld, welke by Kxorr Hoorp-

in menigte voorkomen op een zodanig Ge- fteente van Verona, worden voor Zeeltjes gehouden (b). Van de Albelen of Witvis- fchen tot de Zalmen behoorende , zouden twee by hem afgebeeld zyn (ec). Anderen betrekt men tot den Visch , Schmerll genaamd (d). Van Karpers komen by hem voor op Plaat 26 en 32: van Schelvisfchen op: Plaat 18 en 24: van Baars of Posch, op Plaat 17, N. 1, o en Plaat 18, N, 2e: en van Bot, op Plaat 20, N. 13 zo de Heer WarcH aantekent. Deeze Natuurkenner heeft 'er nog bygevoegd de Afbeelding van den Kop van een Snoek , uit het Mecklemburgfche, volgens de verbeel- ding van wylen den Proost GENZMER; Zy- nen Vriend (e). Zyn’ Ed, fcheen dat Stukje ook daar voor te houden 5 alzo hy hetzelve in zyne Syftematifche Tafelen op dien naam ge- boekt heeft; doch de Verbeelding moet vry fterk zyn , om het ‘er van te maaken, Het Geraamte , door KNoRrrop Plaat 26 ‚a, uit het Gesnerifche Kabinet afgebeeld, is in alle zyne deelen omftandig befchreeven, en met Letteren aangeweezen : dat men zeer weinig | one (6) Verfteende Zaaken 1, D. Pl. 28. f‚ 4. (c) Ibid, Pl, 27. fez: PI. 30. É, 2,

(d) Ibid. Pl. 28. f. 5, s, 6: PL. 29. f. 2,3, 4e (e) Verfleende Zaaken Ill, D, Suppl. Tafel ViIt,„d, N. rs;

LI. DREL, le SEUBeo

áTU

Xe

Snoeken.

_ Zilvere of Maan- Visch.

25 VOERSTEENINGEN

onder de Verfteende Zaaken windt, Daat koe men by andere Aucheuten ook: voorbeelden van Snoeken voor ; des. men dit Dier mec -zeker- heid onder de Verfteeningen kan plaatzen, Die Exemplaaren,, welken. KNorr Hoornvisfern noemt (f ), fchynen my nader te komen aan den Geep of dergelyke langfnebbige Zee-Schep- zels , gelyk-de-Snipvisfchen , dan dat men ’er een Steur van maaken zou, welke zodanige Staartvin niet heeft, andere Vinnen en de geheele Geftalte , wanneer men in acht neemt datde lange’ Onderkaak afgebroken is, komen ook zeer. wel met de Geepen. of Sip vachoe

overeen (2). ne ) Op,de twee- en- twintigfte. Plaat van Eer fie Deel der Verfteende Zaaken; door den vere maarden KNoRrr , iseen. Vischje, op;„Steen afgebeeld , dat hy tot de, Platvisfchen betrekt: Dit komt, inderdaad zeer waarfchynlyk. voor: wat de eigentlyke betekenis--van her, woord aangaat: dewyl het -Lyf, zig. geheel plat wers toont: maar zo. hy-.op‚-dat -Geflagt van -Vis- fchen gedagt heeft „welken onze Li NNAUsj wegens het zwemmen. op zyde ,Pleuraneêtes genoemd heeft en-waar toe-de Schollen , Bote ten, Scharren Tongen enz, behooren; dan was

\

(Ff) Verf. Zaaken, 1, D. Pl. 23 en- 29e \

(zg) Van den laatften , die veel-duidelyker iss aha le Heer WALCH, dat zonderling is, niet : van den eerften maakt hy een Steurs zie boven. Vergelyk onze Afbeelding in het

ke DEELS,

VAN VissCHEN ‘sss

was hy de plank zeer mis. Van de eigent!yke Me Platvisfchen komen , onder de Afbeeldingen , 090 __ weinig Exemplaaren voors - Het gene, daar waa hier van {preek gelykt zo zeer naar de West- indifche Zilvervischjes ook’ wel Maamnwvischjes genaamd, dat men het ’er in de eerfte opflag “zelfs toe betrekken moet, Waarfchynlyk zul= len die “voornaame Autheuten , WArEcH en GMELIN, dezelven niet gekend hebben, ân- ders’kon dàt Origineel” hun niet ontgaan zvn, De figuur -des Lighaatns niet alleen, maar de Vinnen , en“ in *t-byzonder de Staart, pleiten voor dit myn denkbeeld ten hoogfte, De lan- ge Vezelachtige Vinnen, ’tis waar, ontbree. ken ’er aan; doch waar vindt men Verfteende “Visfchen zonder eenig gebrek (2).

Over verfcheide Exemplaaren zou ik derge- lyke Aanmerkingen kunnen: maaken, maar de meeften. zyn zo gebrekkelyk; cat ‘er mer ze- kerheid niet van te befluiten is, « De uitwen- dige Geftalte alleen is hier toe niet genoeg. zaam ‚. wordende een naauwkeurige achtgee- ving «op de Vinnen, gelyk wy in de befchry- ving der, Visfchen , welke ‘het „Zevende ven Agtfte Stuk, van’ Eerfte ‘Deel deezer Natuur- Jyke Hiftorie uitmaakt, gezien hebben, Hier- | Kiek | om LL DEELS, VIJL STUK, van deeze Natuurlyhe Eiflorie, Pte LXV. Fig. 2 : als ook JoHNSToN. Tab. 1s. É£ 16.

(4) Men kar de Afbeelding, in ’t Î. Derus VII. stak van deeze Nar, Hiftorie , Plaac LXX, Fig. 6; daar mede vergelyken.

Ille DEEL, Ie STUMe

256 VERSTEENINGEN

Vv; om dagt ik den Liefhebberen geen” ondienst Hoorp. te doen, met hier nog een Voorwerp in Plaar STUK voor te ftellen, waar in de Beentjes der Vin-

nen telbaar zyn. Zy weeten, hoe zeer zulks tot een juiste onderfcheiding der Visfchen dient, Baarsjevan Het Afdrukzel van een Vischje van Vero- ik na, op Kalk- Ley, naamelyk „in Fig. 2 „PLAAT LAAT II. ° Fig.2. ÏI , vertoond , blyket duidelyk een Soort van Baars te zyn: zo door de Geftalte, als -door- dien het de Buikvinnen onder de Borstvinnen heeft. Of de Kieuwen- Dekzels Zaagswyze getand zyn, kan ik niet klaar zien. De Rug- vin betrekt het tot de Zee- Baars , zynde de zesde Soort van onzen Ridder , welke vyftien Doornachtige Straalen heeft die hier nage- noeg allen zigtbaar zyn; maar de agterfte Rug- vin is niet te zien , wegens afbreeken van den Steen. De Borstvin heeft ook veertien of vyftien * de Buikvin maar vyf of zes en de Aarsvin tien Straalen. Het Afdrukzel van dit Vischje, welks Ruggegraat ingedrukt is, heeft een glanzige bruine Kleur. Het mist zyn agterfte gedeelte en de Staart, door af breeken van den Steen, als gezegd is. Ik zou ’er, met de Vinnen en Lyf compleeter hebben kunnen vertoonen; maar *t beftek der Plaaten werboodt my deeze uitweiding: te meer aangezien één voor allen voldoet. Deelen Wanneer men acht geeft op de verplette-

ahd ting» welke de meefte Visfchen in de Ver. Îtee-

HAN VersseonEs ehh

feening ondergaan hebben , die dezelven zo en onkenbaar , als gezegd is; maakt, dan is Hoord: fiet te verwonderen , dat ‘er ook ftuk ken "ES en brokkea van verfteend voorkomen. Ik zelf heb, op de gezegde groote Zwitzer- {che Leijen, een Geraamte dat in tweeë

js gebroken. Zo vintit men Koppen van Vís« fchen, doch zelden geheel, met Vleefch , Kaaken , Tanden en Oogen , welke laatften „wit van Kleur zyn als gekookt , en van den Steen afgefcheiden kunnen worden. Men - heeft zodanigen in ’t Land omftreeks Bono-

nie in Lombardye gevonden , en’ daar komen ook voor op ’t Eiland Shieppey, in de Theems;

die in Kies zyn veranderd. Van Zaagjes als

tit de Koppen van Kabeljaauwen en Schel- visfchen , welken men voor Gehoorbeentjes houdt, komen ook Verfteeningen voor. Zelfs

de Kieuwendekzels , en „Beenders van den Kep, zyn afzonderlyk gevonden. Zo ook de Beendertjes van de Ruggegraat, Rib- ben , Vinnen en Staarten , ja zelfs Schub- ber.

Maar ’t gehe wel de mecfte opmerking vet. dient, zyn de Verfteende Vischtanden 4 van welke reeds in % algemeen gefproken is, tcen

jk de Haaijen- Tanden befchreef ; des wy meest letten op de volgende Soort,

D R 4) Ver- 1, Dear, IJ. STUK. Kad (4)

| | Ba

258 VERS TEENINGEN

En Vv. (4) Verfteeningen der Maaltanden van Vis- OOFD= STUK: Jchen, |

IV, 85 NN: , Zehebyoli. Even als de Haaijen - Tanden, van ouds , tus afs. voor Verfteende Slangen - Tongen aangezien

Vischtan. werden, zo hebben de Verfteende Maaltanden

den af Kie. é l Á ps zen. van fommige Visfchen de ligtgeloovigen ook zonderlinge denkbeelden in ’t hoofd gebragt. Men noemde ze Slangen-Oogen Padden- of

8 Zwaluwenfteenen : daar mede de figuur of af- komst bedoelende. Dit maakt dan ook, dat men de meeften tot drie Verfcheidenheden van deeze Soort betrekken kan, Zy komen dikwils onder de Haaijen- Tanden vermengd en in de zelfde flag van Steen voor, zynde van buiten glad en glanzig, van onderen zig als afgebro- ken vertoonende , van binnen een Tandachtig geweefzel hebbende, en van allerley Kleu- ren, paddefiee- De Paddefleenen, (Bufonites,) ook Crapaudi- Steenen. ges naar ’t Franfche woord Crapaud, ’t welk een Padde betekent, en fomtyds Batrachite, dat is Kikvorsch - Stecnen ; genaamd, voerden | dien (ap Ichthioliehi Dent. Molarium Piscium, Warr. Sy2. Alin 1e 557. Icuthvolithus Dentis Molaris Anarrhiche. Syfl. Nat. Xil. Tom. mu. Gen. 39. Sp. 3, Ichthyolithus Dentis hemifpherici. Syfi, Nat. VIIl. 598. N, 4. Mus. Tesf, too, N. 4, Bufonites majusculus atro- rubens inftar Cap(ulz Glans dis Quercine. Phil. Trans. N, zoo, p. 7so, LUID, Litheph. 7o, Morr. Norte 244. Lapid's Bufonitis varietas prima. “Boor Lap, 301. Lapis Bufonius. MERR. Pin. 210. Baträe chita f, Crapaudina, GESN, Lap, 16T, BRUCKMAN Edelfteiss. Pe 342

\ Oe YANR er edi 250

älen ytel, dewryl men zig wys maak kte; datzy. Me Hsorpe n bejaarde Kikvorfchen of Baiider: Uitge rok.

fpoogen werden ; wanneer mén dië op. een roode Lap plaatfte, Zy Zouden in de Koppen, of. moog!yk in de Keel van deeze Dieren, gegroeid zyn: % welk “wel niet onmooglyk was (é): maar men twyfelt thans niet of zy hebben een andere afkomst.

Deeze Steenen zyn rond als Krioopen ; doch met eene meer Of min diepe hosligheid van onderen , die ze naar Dopjes gelyken doet. De grootte van fomimigen is als de Nagel van een Vinger , van anderen als Erwten, en zy vallen zelfs kleiner. De Kleur is dikwils Kas- tanje - „bruin of geelachtig; fomtyds uit der graauwen of blaauwen ; fomtyds , gelyk ‘ik de grooten heb, wit. In de Verhandelingen der Koringlyke Sollescie van Londen worden ‘er befchreeven ; die de figuur en grootte hadden wan een Eikel - -Dopje, Zynde van Kleur donker rood, Men vindt by Luip nog vee. le anderen gemeld, zelfs by elkander inde kaak zittende , t welk alle twyfeling wegneemt,

en

( ) Zeker Heer eén langen tyd, (méer dan een Jaar „) Geplaagd geweest met een benaauwden Keel, waar regein, alle Middelen vregteloos waren aangewend, loosde einde. Iyk een Steentje uit de Keel , van grootte ale eën Knikker en was toen van die benaauwdheid herfteld. Waarom zou- den in de holligheden van * Strottenhoofd welken de Kik- vorfchen zeer grcot moeien hebben » wegens haa fterk Gee laid; ook geen. Steentjes kunnen groeijen pro

UL Deer. I. Srux,.

kle zE

a6e VERSTEENINGEN

V. en waar uit blykt, dat zy menigvuldig in Eile oen geland voorkomen. Zelfs in het Zand nevens de Akademifche Wandelpaden, te Oxford,

kan men ‘er genoeg verzamelen van bruine

of Leverkleur, Ook vallen zy op ’t Eitand Maltha, gelyk daar van by SCrLLA , Op zy-

ne tweede Plaat , afgebeeld worden , die daar

nevens de Kaakebeenen voorfteke van een.

Goud- Braasfem of Tand-Braafem, welken zo volmaakt overeenkomen , ten opzigt van de

daar in zittende Tanden of Kiezen, dat niee

mand twyfelen kan , of zy zyn daäar van af= komftig. Op ’t Eiland Sicilie worden cen groote menigte zodanigen gevonden, die Zwarts

achtig bruin en dikwils gevlakt zyn , zo

wel als de Haaijen- Eanden , welken nren ’er

ook vindt , inzonderheid by Corlion. De verandering van Kleur hangt zekerlyk af van

den Grond , waar in zy Zyn verfteend (k}.

slangen” Men noemt die Steenen aldaar Slangen - Oo- Oogen. gen (Cochi di Serpenti,) welke eigentlyk be- hooren tot de Conichthyodontes , voorgemeld, dat Kegelvormige Vifch-Tanden zyn. Zoda- nigen , van boven ftomp, kwamen ook voor in de Kaaken van gedagte Zee - Braasfems , zynde derzelver Snytanden. Deêrgelyken heefs

»

er

{k) Vid. ScrrrA de Corp. Marinis Lapidese. p. 25, Tab. IL. Cl) Zie de befchryving van dit Schepzel, in ’t 1. D. Vits

STUK, van dit Werk , bladz. 126, (mm) Mem, de Edcad, Re. des Sciences de Paris. z7z3. po296s Veze

vAN V rssCHE Ne 26r

ter de Zeewolf , Anarrhichas , die veel omde Ve Epgelfche Kusten zwerft (1), ook in den, EN Bek; maar dan zou men dezelven vry groot moeten vinden 3 dewyl die fomtyds een Duim leog zyn. De Kiezen of Maaltanden van dit Dier vallen ronder en zouden derhalve bekwaam zyn om de gewoone Paddefteenen, die naar Kreefts= Oogen gelyken , uit te leveren. De Heer Jusstieu , niectemin , verbeeldt zig, dat de Slangen- Oogen Snytanden , de Paddefteenen Maaltanden zouden zyn van een Brafiliaanfchen Visch , die eetbaar is, Je Grondeur genaamd , dae is de Knorvisch, naar gedagten ook een Soort van Zee Braasfem (m), Waarfchynlyk is 't, dat deeze Steenen, waar van men ouda tyds veel werks. maakte , van verfcheiderley Visfchen komen (%). / Wat de Zwaluwfteenen (Chelidonie) aangaat, Zwaluws welken men zig verbeeld heeft dat in de Maag®'““n“me van jonge Zwaluwen zouden voorkomen: het gene men dus noemt zyn Verfteende Tanden van dergelyKen aart maat kleiner , omtrent van grootte als Lynzaad of Linzen. De Kleur is geel bruin of graauwachtig, Aan deeze ontbreekt die heldere ronde Vlak , welke aan de Slangen - Oogen den naam gegeven

heeft

Vergelyk het I. DEELS, Vil, SruK deezer Nat. Hif?, blads,

295: want het fchynt de Gallas grunniens of Knorhaan

ia Brafil.Nigui genaamd, van bladz. 296, niet te kunnen zyn. (x) Zie breedvoeriger aangaande de Paddefleenen geen

ik gefchreeven heb in't IL, DEELS VI, STUK , bladz. 220,

RK 3

UI, Dee Ll, STUK.

Ve Hoorn. 5 a Ja, e

263 VERSTEENINGCEN

heeft, alzo fommigen derzelven zig volmaakt als Oogjes vertoonen. De Zwaluwfteenen : zyn over * geheel glanzig eenkleurig en fchyrien , geen anderen oirfprong te hebben dan de voor- gaanden ; waarfchynlyk van kleinefe of van een ande er flag van. Visfchen. | ‚Jk zal niet omftandig fpreeken van de ande- ze Verfteeningen die: meer of. min van de fi. guur der Tanden en Kiezen afwyken ; gelyk daar zyn de Ovaale of Schuitachtige , Scaphois des genaamd 3 ‚de Vierkante of Vierhoekige , welke dikwils een Duim groot voorkomen; de gerimpelde of geribde waar van ik ’er één heb, omtrent een half Duimlid groot: want deeze allen zyn of Verfcheidenheden der voo- rigen of Zy behooren tot de Kaaken of het Gehemel lee van den Bek der Wisfchen(o). Men ziet ligt, dat daar omtrent veele veranderingen

plaats kunnen hebben. | Buirencien zyn ’er nog Verfteeningen , die men Eijertjes- of Kuitfleenen, gemeenlyk Ooc- lithen, of ook Hammiten-noemt , wanneer die vermeende Eitjes zo klein als Zaad zyn: doch de zodanigen worden veeleer voor Samengroe- jingen, gelyk de Erwiefteenen, of voor kleine Zee.

Ce) Daar toe behoort de Afbeelding by D'ARGENVILLE, OryElologie, Tab. 18. N. 8: volgens den Heer WALCH; zie Verf? Zaaken. IJ. D. HM. Stuk, bladz. 397: welk Werk die elles ten omftandigfte verhandelt, Men vindt ‘er de Vier hoekigén, 11: Derk ‚Suppl. Tab. Vilt, & N18: de Ge:

sims

NAN VIsSCHEN, 269

Zee- Hoorntjes , hoedanigen in menigte aant __ V- Strand voorkomen, of voor verfteende Eitjes vn van dergelyke Slakhoorentjes , *t welk echter byna op ’% zelfde uit zou komen, als van Kuit; gehouden. SS SISSSSSISISSISSISIs: Vi HOOFDSTUK,

Befchryving der Verfteeningen vanINSEKTEN endaar toe.behoorende Dieren, gelyk de Kreef-

„ten ‚Krabben en dergelyken, als ook en in ’t byzonder van die vreemde Schepzels, Trilo- bieten genaamd ; derzelver Verfchillendheden en bedenkingen over het Origineel.

Vr de eigentlyk zogenaamde INSEKTEN of. Gekorven Diertjes ,„ Torren , Vline ders , Sprinkhaanen, Wespen, Vliegen en dere gelyken, komen onder de Verfteende Zaaken weinig overblyfzelen voor. Wy kunnen ech- ter.die, met fommigen , niet ‘geheel verwer- pen; te minder, daar zy als aanleiding geeven tot en de, benaaming billyken van dit Ge- flagt; waar aan de Ridder der Griekfchen naam Entomolithus s dat is Infekten - Steen ,

heefe

rimpelde Tab. VIII, d. N17: als ook Il. D. Tab. H „is de Nomm. 4=6, afgebeeld. Van de Paddefteenen komen op de Suppl Ta), VI, b,d,e, verfcneide voorbeelden.

je

JM. Dek. L Seks

264 VERSTEENINGDE N

vi, heeft gegeven. Derhalve ftel ik daar van alg Hoorp. de eerfte Soort. STURe

B a Verfteeningen van vliegende Infekten,

Entamsolie D ein he br Ih Cd

thus Alati. | 0 verfteende Zeldzaam komen deeze é wel is waar, te In‘ekten,

voorfchyn en allerzeldzaamst Lighaamelyk verfteend. Men vindt Indrukzels van Torren , Watertorren Waterwantzen , Haft ; Juffer- tjes en derzelver Maskers of Wormen ; als ook van Vliegen met Wieken op het Kalk. of Marmer- Ley van Oeningen, Verfcheidene ; waarfchynlyk cok Switzerfche „zyn uit hee Kabinet van den vermaardeh GESNERUS Hoogleeraar in de Wysgeerte en Geneeskunde te Zurig, door KNarr zeer duidelyk in Plaat gebragt. De Sweedfche Heer BROMEL maakt gewag van ( verfcheiderley gevleugelde Infcke

ten , die ophet. Stinkend “en “ander ’Kalk- Ley van Oost. en West - Gothländ, als ook

op de Aluinífchiefer in Schoonen vallen. In’ naam hoort hier ook het liegen - Marmer van Moskou t’huis. Doch deeze En derge- Iyke Steenen , waar op men iets naar Vleu- gels of gedeeltens van Infekten gelykende aan, treft gel yk de riders il Wie-

NO ken;

(1) Entomolithus ‘nfettorum volantium, Afibi, Typolithi infetorum ‚WALL. Syft. Min, Tom. Hsp. 54t. GESNe Perrif. s7- KNORR. erft. Zaaken. 1. DEEL.p. 44. Pl. 33e

{p) ne befchryving van een waare Entomolieth,, of Zas Jekten- Sten, met hee afdrukze) van eene By of Vlieg, op

-

wig

Ee

VAN INSEKTEN. 265

kens worden veeleer voor Bladertjes van Krui- VL den of voor Naruurfpeelingen aangezien. Be- EE driegeryën, welken ?er in dit opzigt , gelyk in” des, andere gevallen, ook hebben plaats gehad,

gaa ik voorby (pj.

Hier zal de plaats zyn om kortelyk te fpree- Vliegen ken van de Wliegjes in Barnfleen, waar van Zet LiNnnaus een byzondere Soort gemaakt heêft (g). Dit fchyne in de cerfte opflag zeer oneigen en is ook als zodanig aangemerkt; maâr , aangezien zyn Ed, alle de Delfftoffen begrypt onder den Hoofdnaam van of betrekt toc het Ryk der Steenen, zo behoort de Barn- _fteen ook tot dezelven : dewyl zy in t Wa. ter of in de Aarde gevonden en zelfs uitge- graven wordt. De Infekten komen meest in de Barnfteen van de Oostzee , doch ook fom- tyds in de gegravene en Westiliirene Barne {teen voor. Uit de Koninglyke Schatkamer van Naturaliën te Dresden heeft SENDELIUS daar van een groote menigte in Afbeelding gebragt. Men vindt door hem niet minder neauwkeurig befchreeven, allerley Soort van Infekten in deeze eigenaartige Stoffe: Byën, sensh | Wes. witte Schiefer, van Oeningen in Zwaben , door den Paftoor MEINE GRE , vindt „men in 't Vlie STUR des ve

Johers, p 254. / (4) Entomolithus Succini. Syff. Nat. XII, Tom: IUI, Spa: zo. Ns 3, Infeta Succino inclufa, SENDEL. p: 327, Cum

Fig. plurimis. | R 5 KIL Deer, L Stur, |

206 VERSTEENINGENR

PN KA Wespen ; Rupsdaoders , Haften , Vliegen Ss

srox, Muggen, Dag. en Nagt- Kapellen , Krekels»

___Sprinkhaanen Torten , Spaanfche Vliegen ,

Mieren , Motten , Luizen, Vlooijen , Spinnes

koppen Rupfen en verfcheide Poppen van

Infekten, Om dat de meeften gevleugeld zyn

en meest naar liegjes gelyken, geeft er men

gemeenlyk den naam van Vliegen - Barnfteen (Succinum Pterygophorum) aan. K

‚De meesten „echter, nie de Klasfe der Infek.

ten, die onder de Verfteende Zaaken voor-

komen zyn de Korftige of Schaaldieren n

Kreeften, Krabben en dergelyken + des de Heer

Ware ndaar van een byzonder Artikel maakt,

onder den naam van Gammarolithi, dat-is Zee-

Kreeffteenen. Allerley algemeene Benaamingen.

hebben doorgaans. iets onduidelyks , dewyl.de Natuur zig niet aan Menfchelyke Wetten bin:

den laat, LiNNeus bepaaltze dus. |

In. (2) Verfteeningen van Schaal. of Korst- Die. Eutomolie 5 el, ehus Can- PET

eri. verfteende Kreeft,

%

Deeze Verfteeningen moeten wederom in drie of vier. Verfcheidenheden verdeeld wore den;

(2) Entomolizhas Infe&orum Cruftaceoram. WALE. Syst. Min. 540. Entom. Cancri, Linn. Syft.- Nat. XIt. Tom, NI, Gen, 4o. Sp. re Alas. Tesf, 98. Aftacolichus, f, Game marolithus, Vor. Jfin. 208, Cancer Lapideus, ZANNICHe Mus, SA, 29, 32. SCHEUCHZ, Querel, 29, T. 4. Aftacolie thus, GESN, Petrif. s9. eg, Cancer Lapidefattus, BOURGUET

Pee

VAN INSEKTEN 267

_ dens naamelyk Kreeften, Krabben , Garnaalen en Molukfe Krabben, Van de rekte ko- men , behalve de verkalkten en die in % Karls- bad in Bohemen alleenlyk Steenig overkorst zyn geen anderen voor dan Indurkzels op Kalk- of Marmer-Ley: zo is ’t ook met de Zec- Garnaalen en Molukfe Krabben; doch van veelerley Beurs -Krabhen en dergelyken heeft nen waare Verfteeningen.

Van de Langftaartige komen inzonderheid de gewoone Rivier « Kreeften, -Zo wel verkalkc in Zandfteen uit den Pietersberg , by Maas- tricht als ingedrukt op Papenbeimer Leyfteen voor, zynde dikwils als begroeid met Boom: achtige figuurtjes. Inzonderheid is het Exem- plaar, dat KNorR daar van op Praar XIII heeft , merkwaardig. Men vindtze, zo hy aanmerke 3 alleenlyk in zekere Landftreek , welke zig van Gunzenhauzen in het Aafpachk

fe tot aan Eichftadt, ter langte van zeven of.

agt Mylen uitftrekt, en wier Grenzen bepaald worden door de Altmuhl - Rivier, Aan die Rivier legt het Graaffchap en de Stad Pa. penheim , naar welke deeze Marmer- Leijen

veel.

Perrif. 113 Tesf. loc. cit. RUMPH. Mus. T. VL Is 29 3. Pagurus Lapideus. GesN. figur, 167» DAVILA Car. Ie T. 3. £.G. B, Aftacus petrificatus. ScHEUCHZ. Saer. 64 Ta 36. DAVILA. Catal. IIL. T. 3e fs Ie y. Rulex perrificatus, KLEIN. Dub, 36. f, €, Zo

IL, Deer, L Stug,

VL

Hoornes STUK.

Kreeften

268 VeERrRsSrTEENINGEN

YL weelal genoemd worden. Zy koinen’er, ja de ssh Marmergroeven zelfs zeldzaam voor. Hy Kreeg. geeft de Afbeelding van nog veelerley andere | Kreeftjes of Garnaalen , wier eigeoclyke Ge:

fialte niet gemakkelyk te onderfcheiden is. Vere fcheidene onder (dezelven zyn. lang - gearmde met ecn glad Rugge- Schild, of. zulken, waar wan men byna de Indifche Hoorn - Kreeften zou maaken (r). Anderen , wederom , hebben in ’% geheel geen of zeer korte Schaaren, en ge- Iyken dus naar Garnaalen en Steurkrabbep , of ook naar de Kreeftkrabben, Soldaaten ges haamd, om dat zy in vreemde Hoorens krui- pen en huisvesten (s), De, grootfte Riviere Kreeft, welke hy ooit op Steen gezien hade, was met Lyf en Staart ruim vier-Duimen lang , en op % breedfte ongevaar een Duim, Van Indifche Zee -Garnaalen heef: hy grooter voor- beelden , byna een half Voet tang3 vry wel met de Natuurlyken, die ik ’er van heb , overe eenkamftig. Hy heeft zig verkeerdelyk vere beeld, dat dezelven tot de Zwaantjes - Kreeft

of

“_(r) Zodanigen komen voor in % 1. Deez der Verfteends Zaaken op PLAAT XIil: XII. a,b,c: XIV. ben XV. N 4. Cs) Van dit alles vindt men, op de gezegde Plaaten , veele Voorbeelden, en , wat de Origineelen aangaat, kan men het [. DEELS XIll, STUK deezer Nazuurl,k: Hiftorie daar mede vergelyken. \ (z) Zie de Afbeeldingen op zyne Plaaten XIII. b. N. pe BRIL. Co Ni’, (enten de befchryving, blads. 23. De eerfte gelyke maar de Gehoornde Kreeft , op de eesfte Plaat van

Rume

t it

$

LO wer insekten 500

of Knyper van Rumenrus behoorden;

vi

waar mede zy in geheel geene overeenkomst Hoo: ps

hebben (£). Derge'yke Zee- Garnaalen vindt”

men ook wel aan de Kusten van Europa en in-de ‘Middellandíche Zee: des hier van te veel wonders gemaakt wordt, met de oir- fpronglyken daar van in Oostindie te zoeken (5).

UX.

Kreeftens

Van Krabben , die door haare kortftaartig. Kreeft op arsueke

heid van de Kreeften onderfcheiden worden , reve

komen de afdrukzels op gedagte Papenheimet Marmer- Leijen nog zeldzaamer voor, Een zeer fchoon Stuk van dien aart , ’t welk het Schepzel zeer naauwkeurig voorftelt, is door KNorrs, op zyne Veertiende Plaat, vertoond. De Heer J. F‚ GMmeL:Ns, Hoogleeraar te Gottingen , die 't zelve overgenomen heeft , zegt, dat het ook valt op Solenhofer en Ve= roneefche Leyfteenen (x). Naar een Krab te rekenen ís het Lighaam vry groot , als de grootte byna van de Handpalm hebbende, dat isde breedte van drie Duimen, doch het heeft kleine Schaartjes aan dunne Armen, van wel Vyf Duimen langte , die Elleboogswyze zyn ' Ze- Rumpetus, vey veel. Die van DAVILA heeft geen Hoor- nen.

…(v) Ik hebrthanseen Afdrukzelin Ley van Praag in Bohemen bekomen, dat byna vier Duimen lang is en uit vyfenrwine tig Leedjesbeftaat , behoorende tor een Kreefrachtig Schepzel, waart van het niet veel meer dan de helft fchynt te zyn,

en dit is, vp zyde,.met dergelyke Zwemvinnetijes, als de Zee - Garnaalen , voorzien,

(x) Naztar= Syflera, lil. Theill, pe 479. T. IX, f, 1Or. Ul, Deer. Í, STUK»

270 \VERSTEENING EN

vL geboogen, Zulke dunne Armen, met zuiks ° Hoorp: kleine Schaarties » Vind ik in geenerley var STÜKe, , myne zo menigvuldige Krabben , als ik ge. Arlen groogd bezi De Zee: of Strandkrab, Pd. gurus, welke hec Origineel daar van volgens KNORR en GMELIN zyn zoude of daar naby aan komen, die ik in Liqueur ook hek van een Handpalm groot, heeft geheel andere Schaaren , Armen en Pooten. In ’% algemeen munten de Krabben ; door de dikte dier Buis tenleden, zeer by de Kreeften uicz gelyk men genoegzaam kan waarneemen in de Afbeeldins gen, zo by JonNsToN,als by Rumerurus: De eenigften zouden de zogenaamde Spinne: kops - Krabben en Doodshoofdjes of dergely- ken Zyn, doch deeze hebben een geheel an- | dere figuur van Lighaam. Ook is de Staart in de meesten niet alleen korter dan het Lyf, (alzo zy die gemeenlyk vast tegen den Buik _Omflaan ,) maar ook doorgaans. {lomp ; en nooit ï zo veel ik ‘er in natuur of in Afbeelding heb gezien , met dergelyke Vinnetjes of Bladera tjes aan ’t end, als in de Kreeften, gewapend welke waarfchynlyk aan die Dieren gegeven Zyn, om de Pooten by te ftaan in * zweme men; waar toe Zy in de Krabben 4 wegens de kortheid van derzelver Staart 4 ondienftig zouden zyn.

Hier

Cy) Zie het T, DEELS XUI, Stug van deeze Nat, Hifús zie, bladz. 357.

VAN INSEKTEN, a7i

_ ief uit blyke dan , dat die Afdrukzel van

“VL

geen Zee of Strändkrab, zelfs van geen Krab Hooroe

jn ’t geheel kan zyn. Het kan ook niet be- hooren tot de Kreeft - Krabben van LiNNm Ús;

al welke; volgens zyn Ed. bepaaling ; insgelyks

een ongevinde Staart hebben (9). Onder de Kreeften komen ’er met zujke lange dunne Armen voor; hoedanigen ik ‘er heb, en dan moet de oogfchynlyke breedte des Lighaams haar boven toe, ’t welk ook geenszins tegen de reden ftryde , van de verplettering afkom- fig zyn. Immers dit blyke wel duidelyk vie de Scheuren , die men ‘er op de zyden in vindt , welke geenszins Infoydingen kunnen zyn van het Schild, gelyk de Heer W arcu zig fchynt verbeeldt te hebben (2).

De andere Afbeelding van KNoRrr, op

de volgende Plaat , is nog minder duidelyk, bn

doch komt ten opzigt van de dunte der Ar- men en de Vinnetjes der Staart , als ook in figuur , met de gemelde overeen. Hy beklaagt zig, dat van de Pooten by hem, en in de meefte Exemplaaren van dit Petrefakt, wei. nig is te zien. Dit deedt my befluiten om van het myne , waar in dezelven zeer duide- lyk zyn, in Fig. 3, op Pz. II. de Afbeelding te geeven, hoewel ‘er de Schaaren aan ont-

bree.

(z) Het noemende Caneri brachyuri Thorace levi laterie Bus incifv. Clasfifications «Tabellen. Pp. 36.

UI. DEEL. Ì. STUK,

STUK,

K reef tens

Myn E. mplaars” PL. ii.

Fig. za

_ Vi Hoorp- STUÚKe

8 OVeRSTEENINGeEN

breeken. Het eene Voorwerp kan dus hef andere öphelderen en tevens nader brengen

Rereepien, aan *c Origineel , dat, myns oordeels , aller-

naast komt aan de Tan gearmde Zee- Kreeft ; op de Eerfte Plaat van RumrHius,als ook by Sena, in % III, Deel, Plaat XXI. Mig. 4, zeer wel afgebeeld (a); waar van ik, bee halve een groot Exemplaar; ook wan die klein- te heb, als op deezen Steen. De Staart loopt puntig uiten is wederzyds miet twee Blaadjes voorzien : de Armen zyn van dergelyke lang- te en dunte , en hebben ook dit byzonders dat de ftukken naast aan het Lyf, dunner zyn dan de ftukken, waar de Schaaren dan zitten , die even zodanig gefteld, doch niet zo fterk getand zyn, als zy by KNorKR voorkomen.

Behalve de Baardjes zyn, in myn Afdrukzel

op Steen , ook de Voetftukken zigtbaar van de Sprieten , welken deeze Kreeft zeer lang heeft en de verplettering heeft zyn Borstftuk zodanig kunnen uitzetten , afs de gefcheurde punten op zyde vertoonen. Voorts zyn de Vreetpuntjes , de Stippen, aan de meeffen van dit flag eigen, de agt Pooten , vier wedérzyds en de verdeelingen des Lighaams, allen zeer blykbaar in dit Petrefakt (B). Vaù

(a) Cancer macrourus Carcinus. LiNN. door my Westin difthe gebynaamd. zie deeze Nat. Hift. 1. D. XIL. STUK, bladz. 406. By Seba heer hy Groose Westindifshe Riviers Garnaal; doch heeft de Armen korter dan die by Rum“ PHIUS, om met de befchryving te vergelyken , ingevoegdis 5 komende daar mede ook beter dan de Hoorn-Kreefe, me= vens dezelve geplaatst overeen,

WANINSEK TEN ' 213

* Van eigentlyke Krabben , geheelenal, byna_ VIe in de Natuurlyke grootte en gedaante , Ver HoOFDj fleend , zyn veele Voorbeelden. Men vindtze , zevaszen, zo wel in Oostindie , alwaar zy aan de Kust Lt vân Kormandel en op Ceylon inzonderheid voorkomen, als in Europa. Men geeft ook voor, dat ’er in China en Japan, als mede in Egypte , gevonden zyn, In Italie vallen zy omftreeks Verona op verfcheide plaatfen ; in Switzerland in ’t Kanton van Glaris en el» ders5 in Spanje, als ook in Vrankryk by An- gers , Dieulouard en Dax. Men vindtze ins- gelyxs op Engelfch Eiland Shepey aan den Mond van de Theems.

Byzonder is ’t, dat de Krabben niet in Ley- fteen noch Marmer, ja zelfs byna nooit in Steen voorkomen, en de Kreeften naauwlyks daar buiten, LriNnNaus wil zulks aan eene Steenmaakende hoedanigheid in dezelven. toe= fchryven: doch waarom zouden zy die meer hebben ‘dan de Kreeften. Geen andere reden denk ik daar van te zyn , dan de eigenfchap der Krabben, om by de minfte ontrusting zig rond te maaken en dus tot voortrollen zeer, | _be=

(B) Springvlosijen, behoorende tat de Cancer maerourus grosfipes of Dikpoots in’t gedagte Stuk deezer Nar. Fliffon zie, bladz, 436, befchreeven en op bl. 106, Fig, 1 , afge= beeld, daar de beroemde KLEIN onder den naam van Pa= lex petrificatus van fpreekt , komen afgedrukt op het zware te Switzerfche Ley van Glaris fomwylen voor , zegt GESNEs RUS, Perrif, p. 59.

II, Deer, L Sruk.

4 d

274. VERSTEENINGENR

Pd

vi, bekwaam ; waar door Zy op dergelyke manier Hoorp- als de Wischies inde Ley- Nieren , of als on- STUK ze Haring van Ferro > Op zig zelf hebben

Krabben. | kunnen verfteenen, Ronde De meefte behooren tot de gemeene Zee- gladde. Krabbe (Pagurus)s by de Duirfchers genaamd Taschen- Krebs , dat is Beurs- Krabbe , of. tot de Strand- Krabbe ( Menas), veel naar dezel- ven gelykende , welke in verfchillende graotte voorkomen byna over den geheelen Aard- kloot (c). Zy hebben het Schild ovaalrond en op de kanten meest effen. of ook met | kleine Tandjes. De Pooten zyn in alle dee»

____ze Krabben meest onder *t Lyf gekromd,

gelyk men ziet in de gantfch onduidee

Iyke Afbeeldingen van zodanige Verfteende Zee- of Strand- Krabben, op Plaat XVI, a, van KNroRrRr, die dezelven nogtháns zo goed gegeven heeft als hy ze hadt. Hy merkt aan,

dat men dezelven meest vindt in Italie, om-

ftreeks Bononie, Vicenza, Napels en op meer andere plaatfen. Ik heb een fraaije Verfteende

Krab van Verona, geelachtig van Kleur, over de drie Duimen breed, twee Duimen lang en meer dan een Duim dik; waar van het Schild

op zyde blykbaarlyk is getand , voorts effen van boven , maar van onderen de Schaaren

en Pooten zeer grof en zigtbaar hebbende. In Ee

gc) Zie het gemelde XIII STUK deezer Nataariyke Hse gorie, bladz. 3405 334

VAN INSEETEú, 278

bad gelykt die (tuk, ‚byzonder, naar die Ver- Vi. N fleende Krab, welke op de Zestigfte Plaat van kbegin Roxeuivs, by Nomm. 3, is ibgevoegd. Hrabbeits Maar ik heb ’'er nog een ; van dergelyke Getekens grootte en geftalte, waar van de Schaal bruin®”; PL. IL js en ruuwachtig als Sagryn, met een aartige Fig.455é Tekening op die plaatfen, waar de Schaal is afgefleeten „laatende de harde witachtige Steene ftoffe bloot. Hier van geef ik de Afbeelding, dewyl de Tekening zo regelmaatig is, datmen naauwlyks kän denken of zy meet door de Nattúür vefoïirzaakt zyn. Fig. 4; Pr aar IIs vertoont dit aartige Stuk, * welk de Arm blyk- baarlyk gekarteld of met Tandjes op zydes en de Schaaren zwart heeft, gelyk dezelven id de Zee- Krabben zyn. Van de Pooten ziet men wederzyds, en van de Staart aan de ag« terzyde, duidelyke blyken. De afkomst van dit Stuk meen ik te zyn van de Kust van Normandie. In hoe ver het met de Bloem. krabbe van RumrHrus overeenkome , laat ik onbeflist (d). Kleine ovaale Krabbetjes, met dergelyke Tekening, komen ’er van Ceylon); als Fig. 5, een zeer aattig vertoont, dat van onderen de Schaaren en Pooten zeer duidelyk heeft. Bovendien brengt men ook nog andere Soore ten van ronde Krabben, die tot de Doods- hoofd.

{(d) Cancer floridus, LINN, Zie deeze Mar, Flift, Xills STUK , bladz. 328. Sa

II. Deel. 1, STUK.

VL

Hoorp.

STUKe

278 VERSTEENINGEN

hoofdjes of Spinnekop - Krabbetjes betrokken kunnen worden, var Tranquebar , aan de Kust

_Krabber, van Kormandel. Fig 6, vertoont ‘er zodanig PL. It. Één dat Kastanje. bruin is, omtrent van grootte

Fig. 6

Platte .

Krabben.

»Trals een Moskaat -Noote Denuke kleine Vere

fteende Krabbetjes , zo zwart als wit, komen ook, in Kley, op het Eiland Shepey voor. Men ziet in Fig. 79 een dergelyk klein Krabbetje- uit Deenemarken ’t welk witachtig verfteend is of verkalkt en op de Rug aanmerkelyk ge- voord of groefachtig geftreept; zo dat het zig niet onaartig voordoet. Ik heb hetzelve van iemand , die het aldaar gevonden hade, bekomen. |

Een onvergelykelyk fchoon Exemplaar, dat door den Jefuitifchen Pater D'INCARVILLE aan den Heer GEoFFROY te Parys gezon- den was, geeft Da vrira in Plaat (e). Het is niet alleen aanmerkelyk door zyne groottes als eere langte van by de vyf Duimen en de breedte van meer dan vier Duimen hebbende, zo zyn Ed. aanmerkt: maar bovendien we-

gens de duidelykheid der Pooten en inzonder-

heid der Schaaren , met uitgebreide Armen , even of het Dier iets aanvatten wilde. Zy heb.

ge) ° Schynt dat in die Gewesten fchoone Verfteende Krabben vallenz want de twee Exemplaaren welken Pater TORRUBIA 'er vans Een van ’t Eiland Haysan , de andere van de Philippynen,op zyn XII, Plaat geeft , zyn ook uit-

smuntende,

VAN: NSEKTEN 277

hebbeù vyf Duimen langte en eene evenre-

dige dikte. Voorts ziet men het Schild byna ii

in de geheele omtrek getand , en dus zeer wel bepaald 5; dat weinige Exemplaaren te beurt valt onder deze Verfteeningen, Sommigen noemen dit een Pagurus Lapideus, datis een Steenen Zee-Krab. Zyn Ed, verbteldt zig „dat ze veel overeenkomst hebbe met de Steen Krab van Rumemrus (f). ’t Is waar, de gedaante gelyke veel , doch van die Krabben wordt ‚gezegd dat zy het Schild op de Rug wat bultig. hebben als een Borstftuk; terwyl Davrra de zyne een platachtige Krab noemt (g). Dit doet my dezelven betrekken tof de Platte Krabben of Krabbetjes, die door- gaans zo verminkt en onduidelyk voorkomen, dat men ’er de droevigfte Afbeeldingen van vindt (h). De reden is zekerlyk dat de goede Exemplaaten daar van zo zeldzaam zyn, en uit onkunde worden dezelven nog fomtyds t’on-

derfte boven geplaatst. Ik heb Switzerfche -

met het Schild van zulk een figuur, dat ik dezelven veeleer tot de andere Pagurus van RuMrPHIius, welke hy, om dat zy aan ieder

zy-

(f) Zie Catal, Rais. T. IE. p. 207. T. 3. Lett. G, ge De gedagte Krab van RUMPH. is, volgens zyne aanhaaling , de Cancer Saxatilis, „Amb, Rarit. Pl. V. Lett, M,

Cg) Ce Crabe est de forme applatie. bid,

(5) Zie KNORR 1. D. Te XVI, Lett, A, B: RumePrlus

Tab. LK. N, 1, 2. BRUGKM- Thes, Tab. I, Fig. 2e S 3 / II, Deel, 1. STUK,

Vi.

Krablens

orb VERSTEENINGEN

ae zyde van het Schild een puntig uitfteekzel sruz. heeft (i), de Stekel- Krabbe tytelt betrekken Krabben. zou. Immers deeze is niet alleen platachtigs maar munt bovendien door de kancigheid der Armen en Pooten uit, die zeer lang zyns het welk in alle die Verfteende Platte Krabbetjes, welke têvens zydewaards zeer breed en kort van Lyf zyn, bevonden wordt, Zodanig, nu;

zyn de gezegde Stekelkrabben, | rr... Jk geef hier, in Fig. 8, op Praar II, de Tige 6 Afbeelding wan zodanig een plat Krabbetje van Ceylon, dat in compleetheid en fraaiheid aan de onderzyde vitmunt, zynde de agt Poo- ten en Voetftukken der Schaaren of) Armen in hetzelve zigtbaar, Alles is van een helder glanzige Kaftanjebruine Kleur, leggende dit Voorwerp in bruinachtige Zandfteen. Aan-de andere zyde komt ‘het Ruggefchild verpietterd voor. -De-kantigheid der Pooten blyke daar

zy zyn afgebroken. |

Stukken Gelyk, nu, geheele of byna geheele Krab. gen Keb: ben, onder de Verfteende Zaaken voorkomen, Krcefien, zo vindt men ook , fomtyds , gedeelten van deeze Dieren , op zig zelve, Verfteeningen, van het Ruggefchild alleen, komen voor op % Eiland Shepey , by. Verona en aan de Kust ‘van Kormandel , by Tranquebar. Schaaren p sl | van (é).Plaat VI. Lett. R. pag. ir. Zie * XII, dTuxK deee

zer Nat. Hlift, bladz. 333, (4) ole DIXI. SgUR, bladz, 354. enz,

me van INS E KATTEN. 279

van grooter. en kleiner Kreeften„ op veelerley plaatfen-in Duitfchland ; gelyk in Vuurfteen in

vis OOFDe

STUK,

% Mecklemburgfche en in Kalkfteen by Maas. zeasten,

tricht, ‘Van Pooten en Staarten zyn de Ver- fteeningen zeldzaam, en de Steentjes, die men Kreefts - Okan noemt 5 zyn reeds: befchree. ven-(£)s-

‚Tot de Korst- of Gelstuldianen en dus ook tot de Infekten , maar in het Geflagt der- Wa: ter -Vlooijen (1) beter misíchien Schild-/looijen genaamd , behoort de Moluk/e Krab, die thans ook verfchynt in het Ryk der Delf{toffen. Den werkzaamen KNoRrRr, immers, die de Nat tuurlyke Hiftorie met zo veel Afbeeldingen van Verfteende Zaaken verrykt heeft ; waar van veele door hem zelf ín de Landftreek by Eichftadt en Papenheim, daar de meefte Vische Marmers en inzonderheid de Kreeften - Leijen vallen, verzameld; kwam aldaar , toen hy zig in de Groeven bevondt, een Stuk te vooren , t welk de oud{te Lieden niet wisten daar ooit „meer gevonden te zyn, en dat hy aanftonds kende voor het Afdrukzel van zulk een Schep- zel; Hy was toen juist voorneemens om een Afbeeldzel van zodanig een Molukfe Krab

naar de Natuur uit te geeven men aan zjn. kundigheid, hier in, niet kan twyfelen. Dat

(1) Onder den naar van Monoeulus Polyphemus door den Ridder geboekt: zie het XIIL, STum deezer Nat. Hiftorie , bladz. 456, enz.

94

UI, Desr, I. Stuk,

Molukf{e Krab.

„So VERSTEENINGEN

PE Dat gene , echter, 't welk hy Verfteend in

sruk, Plaat gebragt heeft , was niet het zyne , maar

Krabben, een dergelyk Exemplaar, uit het Beurerifche

) Kabinec: zo dat ’er meer Stukken van dien aart zyn gevonden (7).

Of LiNNaus hier aan gevist hebbes

weet ik niet; maar vind by hem geen gewag van deeze zo aanmerkelyke Verfteening, wele ke veelen als een tastbaar bewys van de alge meenheid des Zondvloeds is voorgekomen. Zy bedenken niet , dat het verblyf der Wateren op den Aardkloot toen veel te-kort was ge- weest, dan dat die Krabben van de Molukfe Eilanden herwaards zouden « hebben «kunnen zwemmen of zelfs dryvende zo ver gevoerd worden. Ook kunnen diestyds zodanige Schep- zels zig wel onthouden. hebben in nader dee= len van den Oceaan , en van daar, gelyk an- deren , verlooren zyn geraakt, «Ten minfte zyn die Voorbeelden wat gering , om tot zo» danig een bewys te ftrekken,

ur. (3) Verfteening van driekwabbige Infekten.

Entomols= thus parae ‚Na doxus.

Trilobiet. ,

(mn) De Glrstien „Handelaar F. Vooer , verhaalt my, ‚dat hy 'er te Hamburg , byden Heer BOLTE , voornaam Vere zamelaar van Natuurlyke Zaaken, ook één gezien heeft.

(3) Extomolithas Infe@torum criloborum, Mihi, Entom. Monoculo affinis Infetti. WALL. Afin, Tom, IL.p. 538, En« tom. Monoculi ? deperditi. Syff, Nat. Xil. Tom. III. Ger. 40. Sp. 2. Mus, Tesf. 98, T. 30 fe Is % AE, Stochh. 175 9e

P:

te

VAN INSEKTEN 28r

Nu ruim vyftig Jaar geleden, toen mende Vr, Natuurlyke Zaaken in naauwkeurige befchou-' bas wing begon te neemen , werdt door een Sweed- ° fchen MSineralogist , BROMELL, gewag ge- maakt van zekere indrukzels wan nog onbe« kende Infekten op een zwarten Aluin-Schie- fer, als ook van andere dergelyke Verfteenin- gen; welken onze Ridder naderhand, op zyne Reistogten door Sweeden , in Oost- en West- Gothland , in Schoonen,als ook op Oeland en elders, zo overvloedig aantrof , dat geheele Klippen daar uit fchcenen te beftaan. Ja, zyn Ed. merkt aan , dat ’er bykans geene Verftee. ning in Sweeden gemeener zy , dan deeze ,

daar hy den naam aan geeft van Entomolithus paradoxus; als iets vreemds, iets wonders } iets onbegrypelyks. Somtyds, zegt zyn Ed. „komt het als een Hand of grooter met uitgebreide Pooten ; fomtyds van grootte en gedaante als een Tor of Spaansche Vlieg , fomtyds byna gelyk een Erwt of Boon voor ; doch dit alles , altoos eenige driekwabbigheid vertoonende , acht,

zena

pe 19. T. L. £eIe:2s 32de Oniscus petrificatus, AZ. Petre 1766, Petrif. Valve Echini referens. Jt. Oel 147. f, 147. Con- chites anomius Valvulis trilobis, SCHREB. Lieh. p. 48. Petzif. ignotum. Je. Westgoth. 87, f. 88. Conchites wibus Lobis Scarabeum referens. WoLTH. Jfin 42. Lena. Flozbe 72, Te L. A,‚B. g, Petrificatum nfeti coleoptrati. Zt. Westgoth. 240 It. Scan. 121. Eepis Scisfilis niger Alum. Infector. Vestigia exe bibens. BROM. AC, Ups, 1729. Pe 494: Te 496, 497. ye Petrif, alt. Pififorme. It. Scan 122. / Ss 5 II. Deer. 1, STUK.

$

08e: VERS1IEENINGE RK

VL. _achttezyn Ed. te behooren tot een zelfde Schep- Hoord: „ej ol

STUKe y Mi Frilobieten, Gezegde Mineralogist-BroMmELL. gaf ’er

Naam, den naam aan van Jn/ekten= Steen , en dewyl hee zig fomtyds Torachtig voordeedt, werde het naderhand van de Duitfchers genoemd Kes yerfchulp. Veelen, in tegendeel „betrokken het tot de Conchyliën of Schulpdieren , en toen kreeg het den naam van Conchites trilobus ,

Concha triloba rugofa, dat is Driekwabbige Rimpelige Schulp, en daar door heeft het dien van Trrirosrer bekomen, Immers dezelve ftroskt veel beter, dan die van. Menschachtige Rups (Eruca Antropomorphites) by -DAviLas van (Lapis trinucleus) Steen met drie Pitten by Lurp 5 van Frigonella-sftriata, Armata Weneris , PetrefaCtum Polypi Marini, en derge- lyken, welken de zaak meer verduifteren dan ophelderen: Daar zyn ’er, die den naam van Kakatoe= Schulp waarfchynlyk wegens de-fi- guur der Staartklep , aan dit Perrefakt geeven. De Heer WiLxe noemt hêt, niet-oneigens de Verfteening van een Kreeftachtig Kieuw- pootig Zee- Infekt (2). |

Legplaats. Men vindt deeze Verfteening in de Engelfche Landfchappen , Merioneth Shropshire , Scaf- ford en Woizester, in Kalkfteen sin de Sweed- fche Provinciën , voorgemeld, dikwils Kieshou- dende in Aluin-Schiefer ; op den Congaler-

Berg ,

(2) Entomolithas Branchiopodis Cancriformis Marini. Nach- richt van feitenen Verfleinerungen. Berline 1763. Oâavo.

VAN ÍNSEK TEN. 283

Berg; by Dantzig , meestal in graauwe rood- VE achtige Marmer- of Kalkfteen ; in het Branden- Honk ai burgíche , zo wel in de Ucker- Mark , by Neu- 7; posieron. ruppin, als by Berlyn en Frankfort aan de O- der; in Mecklemburgfche dikwils in een half verweerde Vuurfteen 3 by Stargard in Pomme- ren in zwarté Zendíchiefer ; by Rostock in roodbruine Jaspis als ook by Gnoym in een zeer fynkorrelige, witachtig graauwe, doch te- vens zeer vooze “Zandficen: by Burgwende in Thuringen, by Stemme in ’t Bisdom Pader- born; by Aken, by Keldenich en Sotenich voornaamelyk aan den Konenberg ir de Eiffel; in Gluksbrunn, niet ver van Altenftein ; by Ginetz, in de Gerauner Kreitz van Bohemen, in graäuwe of zwartachtige Thonfchiefer , als cok by Kofors, nier ver van Praag: in zwar- te Stinkfteen in Switzerland: in Vrankryk op den Leyfteen van Angers; in Spanje , twee Mylen van Molina d’Arragon en in de Land- ftreek van Anghuela : zittende nu los , dan in de Moer vast en dikwils in gezelfchap van an. dere Verfteeningen ; doorgaans. by ftukken en brokken , en. gemeenlyk maar het agterfte ge- deelte, dat men de Staartklep noemt; doch cok wel geheel, en dan of in een famengetrokken rondachtige Geftalte , of uitgerekt als een Rups of Worm.

De geheele Verfteening beftaat uit drie dee- cenane len , welken, uitgeftrekt zynde, te famen een

lange UI, Deer.l, StTux,

- 08 VERSTEENIJN GEN

“VL langwerpig Ovaal maaken : te weeten; Kop,

Hoorde ryf en Staart. De Kop is met een gewelfde STUK.

et. Schaal bedekt , die zelden volkomen glad „meeste

al wac ruuw, en gemeenlyk door zekere regel=

maatige verheffingen en verdiepingen in drieën

is gedeeld, Het Lyf of middelfte gedeelte is

Rolrondachtig en uit drie gelyke.Strooken fa-

mengefteld , hebbende , zo wel als de overige

deelen , tot bedekking een Schaal , welke gelyk

by de Infekten, uit Infnydingen'of verdeelin-

gen beftaat , die drie Boogen hebben. De Staart-

klep is gemeenlyk , zo wel als de Kop « Schaal,

van één Stuk, met drie Ribben overlangs ,doch

zodanig dat de middelfte verfmalt-of puntig

uitloopt. Deeze Schaal is altyd dikker, dan

de gene die het Lyf bedekt. - Zy beftaat, ge-

Iyk de Conqhyliën, uit verfcheide Lamellen of

Plaatjes , die ligt affchilferen en heeft, in

fommige groote Stukken ,„ wel de dikte van

één, twee of drie Lynen. “Overdwars komen

aan de binnenzyde der Schaal dergelyke Stree-

pen voor, als men op het Lighaam of de Kern

ziet. De Kop-Schaal is gemeenlyk. ook dik

en fterk gewelfd , en als een halve Maan

uitgefneeden, van boven op de zyden dikwils

twee

(*) Zonderling is °t; dat LiNNmUs van zyne eerfle Ver- fcheidenheid zegt: WVarietas , expanfa pedara fepe magna; dat iss Uitgebreid met Pooten , komt deeze s En dikwils groot voor: terwyl hy dien Levhas waar op ket zo groot

en met fchynbaare Pooten gevonden was, hadt genoemd Tae

VAN INSEKTEN 285

twee uitpuilingen als Oogen , en fomtyds als Vr. Hoornen of Ooren hebbende. Om die reden Hoorp- geeven fammigen ’er den naam van Zee- Haas aan. LinnNmus heeft, ineen Sweedích E- vage xemplaar , twee Voelertjes of Sprietjes waar- genomen, Van onderen is nooit een Schaal of bekleedzel gevonden ; maar Pooten zyn, min

of meer, ook aan dit Petrefakt ontdekt (*).

Van welk Schepzel deeze Verfteening haate met orie afkomst hebbe , is nog niet volkomen zeker. Beroerd. Uit de Staartkleppen alleen , die, zo ’tfchynt, ligct van het Lyf afgaande, het allereerst en menigvuldigst waargenomen zyn , kwamen de meesten tot het denkbeeld; dat het een Schulp- dier ware, en , niettegenftaande thans al over lang het geheele Schepzel , met zyne Geledine gen, ontdekt is , willen fommigen dit nog met kragt doordryven (o). Wanneer men in= brengt , dat ’er zodanig een Doublet- Schulp , met Geledingen , niet bekend is: zeggen zy , dat het een Schulpdier is van een byzonderen aart. Maar , dat het tot de Conchyliën niet behooren kan, is genoegzaam blykbaar: ten ware men het tot de Veelkteppigen , en wel

tot

Lapis in hoe Dlufto frne pari, en vervolgens in AT, Stocke holm, ontkent dat de Zydkwabben Pooten zyn: ook weet ik niet, wat hy met fimillimus ten opzigt van dig. zen 1, in Mus, Tesfin. zeggen wil, Het een gelykt zeer weinig naar het andere.

(o) Zie Beytrage fur Naturgefchichte, Ye. Theill, Alten= burg 1774. Ps 107 , Enz.

UI, DEEL. 1, STUKe

686 VERSTEENINGEN

VI, tot het: Oscabrion betrekken wilde , daar het Hoorp- zekerlyk meer naar gelykt dan naar de Schild- pentel Vlooijen (Monoculi) ; wier algemeene bepaa-

ling en gedaante ’er tegen ftrydt (p). Andere

infekten, gelyk Kevers, Rupfen , of Weekly- vige Dieren, gelyk Polypusfen en dergelyken, hebben ‘er nog minder overeenkomst medes Het allernaast zou daar aan komen dat Infekt ; ’t welk men de Kabeljaauws- Luis noemt, zo de Heer Warcu met reden vermoedde (4); of liever , om de gelykheid volkomen te maa- ken, een Schepzel, tusfchen de Kreeften , Schildvlooijen en Pisfebedden als middelflagtigs Thans zou de Engelfche Heer Banks het Origineel der Trilobieten, aan den Zuidhoek van Zuid- Amerika, ontdekt hebben,

verfchei- Maar, hoe groot dan ook de overeenkomst

denheden, ; à ke zou mogen zyn , zal men echter nog veel moe- ten toegeeven , om hetzelve te voegen naaf alle Verfcheidenheden ,„ in dit zonderlinge Pee trefakt voorkomende. Zulks raakt niet alleen de grootte, die zodanig verfchilt, dat men ’er gevonden heeft véh eens Peperkoorns maat af. tot die van een vierendeel eener Brabante fche Elle of omtrent een half Voet breedte;

Ik

(p} Want deeze ‘hebben volgens den Heer LinNnzus

zelf, die niettemin dit Gevaclen begunstigde , één Korst-

achtig Schild, daar de Oogen als ingedooken zyn : Zie hét 1, DEELS, Xiil. STUK deezer Nas. Hiftorie, bladz, 457.

(4) Zie wylen zyn Ed, zeer geleerde Verhandeling over

di:

VAN ÍNSEKTÉN. 23j-

Ik heb zelf een volkomen Staartklep van vier vr Duimen breed en eene , buiten op een Steen Hoorns zittende van anderhalf Duim, terwyl zig binn nen den Steen een bevindt van een half Duim, winsten Het indrukzel van een kleintje heb ik , dat zeer

fraay is, van Riddelin of Riedlingen afkomftig , naauwlyks een Kwartier Duims groot. Tot zulk

een verfchil moeten de Origineelen ook zeer verfchillende zyn. Maar buitendien zyn ’er reeds aanmerkelyke Verfcheidenheden in de Geftalte

van ontdekt , welken gezegde Heer WALCH

op verfcheide Plaaten in Afbeelding gebragt

heeft (r), en die hy‚aldus onderfcheidt.

‚‚, Het voornaame verfchil der volkomene, Verfchil

» Frilobieten, beftaat in de Kop- Schaal , dieschaals > Of glad gewelfd is, zonder eenige Ribben „of Groeven, of gegroefd, Van deeze laat- ‚, ften hebben eenigen de Sleuven regt; ande- 3, ten geboogen of krom , waar door dan de. ‚‚ Kop-Schaal in Voorhoofd , Neus en Wan- „gen gedeeld wordt. Uit de verfchillende », evenredigheden van die deelen , nu, ontftaan „de volgende Soorten. 1. Trilobieten met

fmaller Voorhoofd en Wangen, de Neus

on E 2 bree-

dit Onderwerp , in het HIL. Deel der Verfleende Baaken, 3. Hoofdftuk , bladz, 133; en de Afbeelding van zulk een „Kabeljaauws- Luis 9 in't gezegde Stuk deezer Nat, Hiflo= zie, Pl. CVL. fig. 6. (r) Op de Supplement -Plaaten IX, a, b, Cs a %, in' gedagte Werk.

II Dees. 1, STUK.

488 VERSTEENINGEN

VL. breeder: 2. Met fmaller uitgefneeden Voor-

Hoorp. STUK.

Trilobieten.”

hoofd , Ímaller Neus en breeder Wangen : 3e Metbreeder Voorhoofd, breeder Neus en zeer {malle Wangen: 4, Met {malter Neus, bree- » der Voorhoofd en zeer breede ronde Wangen : ‚> 5. Met Voorhoofd, Neus en Wangen byna > van gelyke breedte. In Staartkleppen , even- ‚… wel, verfchillen zy ook , alzo de Zydkwab- s, ber fomtyds glad zyn 5 fomtyds zo wel >, overdwars geplooid als de middel - Kwab. s> Ook zyn fommige Staartkleppen Kegelach- s> tig-gepunt , anderen rondachtig bepaald.”

93

Engelfche Wanneer men de groote verfchillen over-

rilobiete . > e van Dud. weegt, die ’er in de Lighaams figuur der thans

ley.

bekende Kreeft. en Pisfebedachtige Dieren plaats hebben , dan is het te werwonderen, dat van deeze Petrefakten zo veelen nog zo overeenkomftig zyn. Die, welken de Heer GueErrarD op de Bladerige Arduin van Angers in Vrankryk vondt, behooren zekerlyk ook tot de Trilobieten , en gelyken, in ’t hoofd- zaaklyke, naar die, welke in ’t Engelfch Graaf. fchap Worcester zo veel by Dudley voorko. men, dat menze aldaar Dudley- Fosfils noemt, _ DavrrLa hadt ’er zodanig één van den Heer BRANDER ontvangen, by den naam van Mensch. achtige Rups (S). ‚> Het was , (zege hy) een »> zelde. (s) Eruea Antropomerphites, Zie zyn Catal, raifonné, Tom,

IT. Pp. 284. $ (2) Mem. de 1757. Otavoe Ple 9. f. 2, volgens het bo-

venfchrifc der Plaat , maar, volgens den Text >P: 132 Îs

het

VAN ÍNSEKTENR 289

$ zeldzame en fraaije Kreeftfteen, die de, VL . e . OoFDe

s bovenfte Oppervlakte gewelfd hadt en als in spyz,

drie deelen gefcheiden , waar van de mid- zrisbieren;

s delfte meer uitweek dan de anderen , bee

ss flaande, zo wel als de zydelingfen , uit vet-

s, fcheide Ringen, waar van het vervolg zig

s> tot beneden toe verlangt. De onderfte Op-

s Pervlakte toont een omgeboogen Poot , wiens

s> twee Schaaren of Nypets zeer onderfcheie.

s: delyk zyn.” Dit Stukje hadt gedagte Nat

tuurkenner den Heer Gurrrarp geleend

tot de Afbeelding, welke men ‘er van in de

Verhandelingen der Paryfche Akademie vind: (t )a

Bet komt overeen met de gedagte Engelfche

Pelfftoffen van Dudley , welke inde Werken

der Societeit van Londen zeer fraay in Plaat

vertoond zyn; zo wel los,als in de Kalkfteen

zittende; zo wel uitgerekt, wanneer het veel

naar een Rups met een Menfchen- Aangezigt

gelykt, als op de manier der Pisfebedden in

malkander gerold (y). Ik begryp nog niet,

hoe de Heer Waren hetzelve kan aanmerken

veel overeenkomst te hebben met de Zand-

Kreeft van RumrPurius, die men gemeenlyk

Zwaantjes- Kreeft noemt, of met de Garnaal

achtige Watervlooijen. Het zou misíchien nader | ko

het Pl. 7, f, or op welke tekening het de Heer WaAtcHook aangehaald heeft, p. 141. {v) Phil, Tranfat, Vor. XLVI, PaZe 609. Tab, Ï 3 2.

Eh II, Deer, 1. STUZe

490 VERSTEENINGEN

VI, komen aan de Schild- draagende Water Düizend» Hooep: heen van KLEIN, welke de Monoculus Apus STUKe AP Teifoberen. Van Linneus fchynt te zyn, die ik Stomp.

neus heb getyteld (x). Het, voorfte immers

\ van het Schild gelykt veel, naar het, Kopftuk.,

en het Lyf, benevens de Staart, verfchilt ook niet veel: maar in hetzelve ontbreekt, weder om, de driekwabbigheid van het Ruggefchild , welke niet ontkend kan worden, Die Leden van hetzelve, naar Jukjes gelykende , welken de Heer WarcH aanmerkt zo zeldzaam voor te komen, uit drie Boogjes beftaande heb ik zeer duidelyk leggen in een groot ftuk Steens uit den Gulikker Eiffel , waar in, behalve an= dere gedeelten van Trilobieten, ook veele Tro.

chieten en andere. Zaaken zig bevinden, | Spaanfche. Pater ToRRUBIAs, nu, omtrent dertig Jaar geleeden drie zodanige Petrefakten in Span- je bekomende, achtte die zo zeldzaam, dat hy zelfs aanmerkt , hoe twee derzelven aan de Grenzen van Anchuela , by Lucar, door een Meisje van elf jaar , dat. agter de Schaapen liep, gevonden waren, Hy hieldtze voor een foort van Verfteende Krabbetjes , en dagt dat ze veel overeenkomst hadden metde zoge- naamde Zee- Slak van Rumrnius, Plaat X, Nommer 4 (9), welke zekerlyk hee Dier is, dat

Cx) Zie het XIII, STUK ,deezer Nat. Hiftorie , bladz. 4625 Cy) Apparato para la Hifloria natural Espagnolg, Madtid 3754. Lam, IL Fig, 4,

ev AN INSEKTEN agf

dat wy Zee-Pisfebed noemen, behoorende tot WE, de Chitons, en door my in Fig. 12, opHoorps Plaat: CXVI, van ’t IL, Deer deezer Natuur: enn boyke Hijiorie, afgebeeld: doch het fchynt zulk 0 een Dier niet te kunnen zyn. Men zal der- halve, indien gedagte Ontdekking wan den Heer Banks niet doorgaat , in het ontwor. pen Dier vanden Heer W A Lc H,voorgemeld, dat hy Armadil zou willen noemen „berusten moeten, Ik heb een Krab- of Kreefrachtig Diertje van de Kust van Kormandel bekomen, % welk die benaaming volftrekt zou billyken ? zynde ongevaar een halven Vinger lang. | ‘Thans zouden eenige lezers metreden moeen Afbeele Gingen. vraagen, welk een Dier is het eigentyk , waar zer. it. van Gy zo breedvoerig fpreekt? Om de 40. £%5-7* danigen te gemoet te komen , geef ik gerst in Fig. 9. de Afbeelding van myne Engelfche Trilobiet die complecerer is dan de gedagre van DAViILA, alzo ‘er zig de Kop em Oo. gen; benevens de Armen of Voorpooten «aan opepbaaren. Zy ís hier van de Rugzyde voor- gefteld, om de driekwabbigheid over ’c geheel en de Leedjes van de Schaal te doen zien. Fig. ro vertoont het zelfde Pecrefakt in een uitgeftrekte Geftalte ; welk uitermaate zeld. zaam Stuk de Engelfche Heer Pococx aan de Sociêteit van Londen vereerd hadt, waare in het geheele Schild van boven , benevens ce uirpuilingen of bultjes op het Kopfchild ,

Ank die | UL Deer. Ll STUK,

202 VERSTEENINGEN

VL die naar Oogen en Hoorntjes gelyken , zijt

hen baar zyn. By Waren kome dit zelfde op

Trilbieter, SLAAT IX. f, in Fig. 1-5, jn verfchillende Geftalten voor, zynde naar Stukken daar van, die de Heer ANDREA te Hanover bezat, getekend. De eerfte derzelven vertoont in klein de gedaante van cen leggend of flaapend Dier. Dan geef ik,in Fig. 11, de Afbeelding van een myner Staartkleppen, ’t welk een ronde is, in blaauwe Kalkflets zittende , van Vifet , tusfchen Luik en Maastricht of daar omftreeks. Aan de onderkant of aan het end is hier de Schaal wat afgefprongen, waar bui- ten het Lighaam gladder dan anders voorkomt, tegenftrydig mer PrLaarT IX. Fig. 2, in ’% gedagte Werk. Voorts heb ik nog een zeld= zaam Stukje uit Switzerland , dat mooglyk me. de tot dit flag van Schepzelen behoort, zyne de een Vlerkig bruin rood -Afdrukzel of In» drukzel op een ftukje zwartachtige Ley, waar. op zig meer brokjes van dergelyken bevinden. - Het is my , door den Heer Scnurze, one der den naam van Entomon paradoxum medege. deeld, Ik heb het nog nergens befchreeven ge- vonden ; hoewel hee waarfchynlyk ook tot de Trilobieten behoort (2).

vil. HOOF D-

(z) Door wylen den beroemden Hoogleeraar WALCH zyn in het IX. Stuk des Naturforfchers nog drie nieuwe Verfcheidenhelen van Trilosteren uit het Mecklemburgfe ,

dat

\

\

VAN WORMEN. 293

NSS SISSI EEN

v VIL HOOFDSTUK, Befchryving der Verfteeningen van W oRMEN en Weekichaalige Schepzelen ; gelyk de Zee. è Sterren enn Zec- Appels of Echinieten. Ver- fleende Zee - Appel Pennen, genaamd Joodene __fteenen.

He Griekfche Woord Helminx of Helmins, dat voor een Worm gebruikt is, gaf den Heer LiNN us aanleiding , om de Verfteeningen van alle Dierlyke Schepzelen welken hy in de Klasfe der Vermes , dat is Wormen , be- greepen hadt, te beftempelen met den alge- mecnen naam van HELMINTHOLITHI, dat is Wormfleenen. Van eigentlyke Wormen, die verfteend zouden zyn, fpreekt zyn Ed. even- wel niet, en telt alleenlyk de zeldzaamften op van dergelyke Verfteende Zee-Schepzelen beginnende met de Ammons-Hoorens als de voornaamtten. Aangezien de Licfhebbery der Natuurkenneren over allerley Soort van Con. chyliën, Zee- en Koraalgewasfen of Plantdie- ren gaat; zo zal ik de genen, die daar van Verfteend voorkomen, in de zelfde Orde voor- ftcl-

dat hy het eigentlyke Vaderland van deeze Petrefakten in Duitschland noemt, opgegeven: zie p. 276. Tab. JV,

Fig. a, 3a 4e | | T 8 UI Deer. l. STUK,

Vil Hoorne STUE, °

r ss

94 VERSTEENINGEN

VIE. ftellen, als de Natuurlyke Schepzelen door ea dj mys op * woetfpoor van den Ridder befchree: “ven zyn, en die, waar van het Origineel nog onbekend is, zo veel mooglyk ter bekwaamer plaatfe invoegen. Doch ík zal dezelven, we- gens het groote verfchil , afzonderen en in volgende Hoofdftuk befchryven , laatende dan de Verfteende Koraalgewasfen en Plantdieren, welke in het Ryk der Delfítoffen ook byzon- dere Hoofdfoorten uitmaaken , insgelyks af. zonderlyk daar op volgen. Des komen hier dan eerst in aanmerking. |

L (a) Verfteeningen van Wormene

Helminehoe

bran De geleerde Warrerius was nu onlangs elende gag in twyfeling , of ‘er wel Verfteeningen men. van eigentiyke Wormen waren ; niettegenftaan-

de zyn Ed. de Afbeelding aanhaalt, welke Doktor ALBRECHT te Koburg , in den jaare

“1729, aan de Keizerlyke Akademie hadt me-

degedeeld , van een Steen, uit Slyk famenge. groeid, doo hem daar omftreeks verzameld , waar op zig zulk een Worm vertoonde. U derdaad 3 wanneer men niets anders had, dan dit Preinplkar:, 20 zou men weende daar aan mogen twyfelen ; maar , nu wy van zulke fchoo.

43 Helminthelithus Vermium. Zábi, AumnEcHt. Eph

Nat. Cur, Tom. Vl, Obse go. Tabs Il, fe 2e KNORRe Verf,

Zaaken. 5 De Pl. 12

ker Ee

sDeel, PLAAT III.

N NN

EE nemen anche ne

WL EL Eran RRP TEDAEL nn

4

Gr rel

Te Add

| - en £ A

nh WAN WorMeEn. nos

aid

Schoone Exempl aaren ‚op de Papenheimer VI Kalkfchiefers voorzien zyn als de vermaarde Bibi KrouRr ;op zyne Twaalfde Plast „tien in ge-°7** il. vertoont s kan niemand , webral niet die ook zodanige Stukken heeft, hier aan twyfe- len. „De beroemde Warcu zelf, die in ’t eerst gezegd hadt, de Aardwormen din niet verfleenen (a) sis naderhand , misfchien door ‘het naauwkeurig befchouwen dt gezegde Plaat , zo overtuigd geworden van de mooglykheid daar van, dat hy de Verfteende Aardwormen mede in zyne Syftematifche Optelling brengt, en zelfs van een Slymigen Worm , die op der- gelyke manier tot Verfteening zou gekomen zyn de Afbeelding geeft (b).

Is wel waar, dat het de Wormen zelf niet zyn, doch dit ken men zeggen van alle Vers fteende Zaeaken. ’t Verfteende Hout is het Hout zelf niet, maar het Lighaam des Houts heeft tot de Vorm verftrekt voor de Verfteening.

De meefte Conchyliën zyn alleenlyk „na het verteeren. van de Slak, met een Steenmaakend Vogt gevuld,-dat in fommigen een Keyfteen is geworden maakende een Steenkern , „die niet de figuur van de Slak, maar van de hole ligheid vertoont. Even zo is de holte, welke - het Lighaam van een Worm in de Grond for. meere

(5) Vorfeede Zaaien IL. Deet. ne P. 283, Neerd, yel. Bbbbb.. {&) Clasf, zn Tabellen p. 25. T 4 UI Deer. 1, Stur. 6

Vil. Hoorp. STUK.

Ruigbek, Pr. Ul.

Fig. te

205 VERSTEBENINGEN

meerde , met Steenige Stoffe gevuld, welke de figuur aangenomen heeft van den Worm. Dus verklaart gedagte WALECH, niet ten on- regte , het Petrefakt van dien dikken Worm , door zyn Ed, in Plaat vertoond (c). En, zo zal het ook gelegen zyn met de gedagte Afe beeldingen van Verfteende Wormen door Knorr, op Papenheimer Kalk - Schiefer. Want men weet dat de Verfteeningen op Ley doorgaans zodanig voorkomen, als waren de Lighaamen , van Visfchen , Kreeften enz. tusfchen twee weeke Ley-Plaaten beklemd geweest, die beie den daar van de Afdrukzels hebben ontvan- gen, op de eene uitpuilende op de andere in. gedrukt.

Aanmerkelyk verheven legt op myn Papen- heimer Ley-Plaat, in Fig. r, Pl III, de ge- kronkelde Worm a, die meer dikte heeft dan byna alle Wormen ‘op de gezegde Plaat van Knorr, en ook niet glad is, gelyk dezelven, maar overal als met Zandkorreltjes begroeid, Die doet my denken om den gezegden Slymigen Worm , Myxine , welke fomtyds niet meer dikte dan onze Aardwormen heeft , en dien ik Rwigbek genoemd heb, wegens de Draad- jes , Sprietjes of Hoorntjes aan den Kop en

| Bek

(ce) Werft. Zaaken, 1, Deel Supplement Plaat X, b, Ne s 6

Cd) Zie 't L. DErrs XiV. SruK van deeze Pl Hiftorie, Will, Hoofdft. bladz, 127.

„VAN WOR ME Ne 207

Bek (d). Te meer nog dewyl zyn Hals by

VIE,

b „als afgebroken zig vertoont en dat juist op Hoorne

een af{tand , die met het omgeflagen end ftrookt , een Figuurtje c is met twee dubbelde Hoorn. tjes, % welk waarfchyolyk de Kop zal zyn van deezen Worm. Zy vallen doorgaans , beken ik, dikker en langer , hebbende ook de Hoorn. tjes korter , doch daar kunnen Verfcheidenhe- den van zyn , en , zo ik in dit denkbeeld mis heb, zal ’t Voorwerp ten minfte tot de Wor- men behooren (e)e

Deeze Worm. is eenkleurig met het Plaatje , maar op een ander, van de zelfde witachtige Stoffe, legt een zeer dun Wormpje , ook fterk gekronkeld en verheven , dat door eene rood- achtige Kleur uitmunt,. Voorts heb ik, op een Stukje geelachtige Kalkfteen uit Switzerland, eenige witachtig verfteende Wormen , niet min- der blykbaar, en in de holte van een Schulpje een zwartachtige, uit lirol Die groote Steen, met verfteende Regenwormen zo genaamd , van Stutgard, welke ik reeds lang gehad heb,

kan ik met geen zekerheid hier toe betrekken. Het aartige Petrefakt , dat ik geen naam weet te geeven, in Fig. eo, op een graauw Yzerachtig Gefieente, ’t welk met verfcheider- ley

(e) Aanmerkelyk is ’t, dat BArJ&R, én Suppl. Oryéiggre Neorice, p. 5 „ten opzigt van den Verfteenden Worm, dien hy abeeldt, ook derge'yke bedenkingen heeft, dien voor een Zee- Vorm houdende,

F5

NI Deer. 1, Sr ux,

STUKe

Pr. UL. Fis. 2,

898 VERSTEENINGEN

WIL ley Conchyliën vervuld is, leggende, bevat in erleg 9" % midden oogfchynlyk een Worm, Sommigen zouden het aanzien voor een Vrugt en moog- iyk wel voor een ftuk van een Granaat- Appel of iets dergelyks : doch dan zou het maar een Schyfje daar van kunnen zyn ; aangezien het naauwlyks de dikte van een Stroobreed heeft. Buiten twyfel behoort het tot die Verfteen- de Zaaken , waar van de geleerde WALCH Afbeeldingen voorftelt , op. zyne Supplement- Plaat X ,b, in Fig. r, 2, 3, 45 maar geene derzelven heeft de fraaiheid van de myne, Ook fchynt het vry overeenkomftig met dat op een Marmeren Plaat leggende by den Heer Guer- TARD, en zeer onregelmaatig uitgefpreid, vol van dergelyke Figuurtjes, weiken de Marmer- zaagers , zegt hy, Oeils de’ Perdrix , dat ís Patrys- Oogen noemen (f). Hy hieldt dat Stuk voor een Aftröiet de Heer Warca zou dit voor ’t Alcyonium fistulofum RostiNr aamzien(g). LiEBKNEeH T dagt „dat het Ver. fteende Zaadkorrels mogten zyn, en inderdaad de ronde Omtrek doet het veel naar een Vrugt gelyken 5; in welken gevalle men kon denken , dat de Worm daar in zat, gelyk ia Wormftee:- kige Appelen, Hoe komt het, dat dit zo re- gel-

(f) Guerr. Mem. des Perrif. Tom. III. T 67.

(g) Zyn Ed. fpreckt vervolgens nader daat van (Naturf, VIII. St. bl 266,) en wil het van ’s Alcyonium Fieus van IMPERAT: afleiden , dat naat een Vyg gelykt: maar wat overeenkomst heeft dit platze Schyfj= daar mede ?

ash

Ar Z

VAN WoRrRMueNs 29)

gelmaatig in deeze Pertrefakten plaats heeft (fom.- vi; tyds niet), en dat de Worm daar in voorkomt Hoor | met verfcheiderley postuuren 2 Hy flingert ° _ zig om de hokjes heen, als dezelven vermore felende. Ondertusfchen is eigentlyk niets in dit Voorwerp, dat naar het Hart of binnenfte van een Vrugt gelykt. ’t Is Roeftig van Kleur en dus roodachtig gelyk het Gefteente. De afkomst zegt de Heer Warcu uit het Hes. fifche te zyn, vallende hetzelve op den Haus- berg by Butsbach.

De Paalwormen vindt men zo duidelyk ver. fteend , of liever derzelver holligheden met een Spaathige Stoffe gevuld, in het verkalk- te Hout van Brusfel , dat men daar aan piet kan twyfelen: doch ik zal naderhand hier van moeten {fpreeken.

Van de naakte Slakken en dergelyke geheel weeklyvige Dieren, die als uit evkel Slym beftaan , komen onder de Verfteende Zaza.

ken geen kenbaare overblyfzels of indruk-

zelen voor: des wy nu Overgaan tot de vol- gende ìn die Rang, welke met een taaijer Huid bekleed Zyn.

(2) Verfteeningen van Zee- Sterreni IL, 10 Blelnsinthov «_…fithus Stele d | Bier ja Mari-

nt. (2) Hebmintholishus Aferie. Alibi. Zoophytolithus Stella “tcllietene Maine: Stellite. WALL. Jin, p. 43. Aftrion, LINN. Sy/fe Nas. Kll. Tom, Ill. Gen, 46 Sp, Is

TIL, Deer, 1, STUK.

zoe VERSTEENINGEN

vil. Hier onder tellen wy, in de eerfte plaats

Hape, de Zee- Sterren , welken men geenszins met

Srelliergn de Zogenaamde Sterrefteenen verwarren moete Om ze te duidelyker van dezelven, die men Afleriën noemt , als ook van de Aftroieten welke een Soort van Madreporen zyn, te one derfcheiden , noem ik ze STELLIETEN. Zy drukken de gedaante der Natuurlyke Voor- werpen, Stelle Marine. genaamd, omftandig door my befchreeven (h), fomtyds zeer wel gits doch komen , Ct welk men aan de Nae tuurlyke weekheid toefchryven moet) zel den zeer compleet voor, en vallen meest in Zandfteen, gelyk in geelachtige niet verre van Siena, in ’t Hertogdom Florence; en Ook in Kalkfteen, als by Maastricht. „Men windtze ook anders doch doorgaans hebben zy den aart van het Gefteente aangenomen, gelyk de Wormen.

Gefeinde, Men kan ze, even als de Natuurlyke Zees Sterren ‚in Gefternde onderfcheiden en Ge- flraalde. . De Gefternde zyn zodanigen als ik Verdeelde genoemd heb , om dat zy het Lige hram als door Infnydingen verdeeld hebben ; daar in de anderen het Lighaam als afgezon- derd is van de Straalen, Van de eerfte komen ,

a on-

(5) Zie het XIV. Srum, deezer Nat. Hift. bl. 427.

() Zie Verfteende Zaaken. 1. Deer, Pleat VI*, Fig. 8-17: bladz. 181, Die uit Italie op Plaat iX-h, zaan van een geheel onbekende Soort moeren zyn.

OS Ie

VAN ZEE-STERREN. sot

onder de Verfteende Zaaken, zelden met min- Vlis der dan vyf Straalen voor, Onder de Maas- Hoops ie e ex STUX. trichter Zee- Sterretjes , die tot de Tweede Soort van den Ridder kuonen t’huis gebragt ‚worden, zyn ’er vier-, vyf-; zes en tot negen

of tien-Straaligen. Zy vallen naauwlyks een

half Duim breed, en onder dezelven vertoonen

zig Lighaampjes , van den zelfden aart, zon-

der Straalen (í).

De Vyfftraaligen zyn , gelyk onder de Na. vyfaraas tuurlyken, hier ook de gemeensten. Van die Yo evenwel , welke aan onze Stranden voorko. #4 3 men, vindt men ’er nog geene Exemplaaren.

De naasten zouden die Koburgfen zyn, waar van WarcH de Afbeeldingen gegeven heeft , als leggende op een geelachtigen Glimmerigen Zandfteen (k) 5; maar welken zyn Ed,, dat ik niet begryp , tot de Zee - Sterren betrekt, die een vyfhoekig Lighaam hebben, van de Worme achtige Straalen afgezonderd, met de zyden Halfmaanswyze (Ì). Dus zouden zy behooren moeten tot de ormftraaligen van LunNmeuss doch ik vind in zyne Afbeeldingen niets, dat naar hect ronde Lighaam , * welk deeze hebben , gelykt , en zy komen veel meer overeen met de genen , die men Komeeten noemt, of ook

met

(k) In't zelfde Werk, II. D. PL. Le Fig. 1,2, 3 (4) Stella Lumbricaiis , Corpore pentagone, Lateribus Lu=

natis. LiNGR. T. 22. Fig, 35e Afterias Ophiura, LINN. Sp: zr. Nat. Hifl. bl. 466.

HI. Deer. IL, STUK,

301 NERSTEENINGEN ws.

VE, met de Uitheemíche Vyfftraalige, beiden door Hoofd: my afgebeeld (m). Ik heb dergelyken Zand- aTUK,

Srelfesen, Íteen , die zekerlyk Okerachtig is, met ver- ‘fcheide indrukzels van zodanige Zee-Sterren, gevonden wordende by Klooster Pauns in Fran- kenland : aan welken zulk een Lighaam ook ontbreekt. Dan heb ik nog een Stuk van de zelfde plaats , waar op een Zeefter zeer dui- delyk verheven legt , met ongelyke Straalen, op welken nog de Pukkeltjes ten deele zigtbaar

_ zyn. Ditlaarfte is, zo om de zeldzaamheid, als om her gezegde aan te toonen, hier in Fig. 3, op de Derde Plaat , naauwkeurig afgebeelde

Ya Vaate Voorts komen hier nog in aanmerking de

js Kamflraalige Zee - Sterren ; Aftropetten by Lancx

genaamd, om dat zy op de kanten als gekamd zyn; waar van hy verfcheide Soorten heeft, Tot die, by hem in Fig. 12, op zyne- Agtfte Plaat, afgebeeld, achtte de Heer Wa rcude Exemplaarsns aan beide kanten van-den Steens in Fig. 4. op zyne Supplement- Plaat VIJL, b, voorkomende, te behooren. _ De Afdrukken van Zee - Sterren in Vuure fteen of Key , Zyn zeer zeldzaam. Ík heb zodanig één, als in Fig. 4, op de zelfde Plaat, wertoond wordt, zeer klein en weezentlyk ook vyfftraalig; dat in het eene Stuk zig uitpuilen. de, in het andere ingedrukt vertoont,

Van

gm) Aldaar Pl. CXIII. Fig. 1, 2. Zie blads. 447 , 448. (n) Zie als boven Fig. 4, en bladz, 450.

VAN ZEE-STERREN, 5C3

Van die Schepzelen, welken men Zee- Pas- Wils teitjes tytelt, de Aranciaca van Linneus Hong De en de Pentagonaster Lunatus van Luip,ook zeep. door my , uit myne Verzameling , in Plaat gig il

vertoond (u), zyn de Verfteeningen niet min- Fi. 5. der ongemeen. De Heer W arcu geeft een ftukje in Plaat, van Neuftrelitz, ’t welk nog- thans maar de indrukzels van zulk een Zee- Pasteitje , gedeeltelyk, hade, en niet was van de eigentlyke Soort (o). lk heb op een ftuk Kalk, van de Krytbergen aan de Theems, de Leedjes van zulk een Zee- Pasteitje , tot de ééne Punt behoorende , op welken de inge« drukte Stipjes volkomen zigtbaar zyn, Zie dat raare Stukje in Wig. $, op gedagte Plaat,

Onze beroemde Ridder maakt , onder den Kleintje: bynaam Aftrion, gewag van een Petrefaktie, dat zeer klein is , uit de zelfde Krytbergen. Hetzelve heeft , zegt zyn Ed., de grootte’en figuur van een Schubbetje der Vrugt van den witten Berkenboom; het is dikwils gekruisc met vier, zelden met vyf , nog zeldzaamer met meer Straalen 3 wit ; in ’t midden verhee ventond naauwlyks blykbaar gepukkeld, By * zelve kwam een andere voor; van hem gee tyteld Afteria Orbium , zynde rondachtig, van grootte als Linzen- Zaad, en van de zelfde fi-

guur,

197.

IL Dear, Ll, StTux,

As

St VERSTEENINGE NY

vil. guur, maar platter en wit van Kleur, Tot na- Hoo:p- der onderzoek zullen wy die overlaaten ; zo STUK. vel als de Yrdoorn, by Malesme in Vrankryk

Stellieten. gevonden en door den Heer GoETTARD befchreeven (p)e

Gefialde Tot de Geftraalde Zee-Sterren, dat is zo- en danigen , die een rondachtig Lighaam hebben,

ê met vyf eenvoudige Straalen, behoort een Pe-

trefakt by BoURrGUET, dat aldaar een eet- baare Zee- Ster genoemd wordt (q) 3 ’t welk men van het Origineel verftaan moet, dat WarcH zegt te zyn Fig. 4 op de Tweede Plaat van Linck, Ik kan ’er geen groote overeenkomst in vinden „en geloof niet , dat die Zee-Ster , door LincK genaamd Stel/a Lacertofa , weezentlyk verfchille van de voor- gemelde Wormftraalige , zo van hem als van den Ridder , die ze Ophiura , dat is Slangítaar- tige, noemt, wegens de gedaante der Straalen. Hoe ’t zy; dergelyken komen ook by Mentua in Italie en op Solenhofer Leyplaaten voor , maar die zyn uitermaate klein en hebben de Straalen zo dun , dat zy naar Spinnetjes gely= ken en ook daar voor zyn aangezien,

Kleine _ Waarfchynlyk zal men hier die kleine Maas. Vyfftraalie trichtfe Zee- Sterretjes moeten t'huis brengen , Sor ur. waar van WarcH zo breedvoerig fpreekt,

Fig. 6. en ze door een rond knobbelig Lighaam , met

Ke- (p) Mem. de P'Acad, R. des Sciences ‚de 1763, Mineralnga

Beluflig. II. Th. p- 91. T. 3e É. 40 Aftetias Glacialis, Nat. Elft, Te D, XIV. STUK , bi. 45e

VAN ZEE-STERREN. 808

Kegelvormige Straalen onderfcheidt. Daar toe vir, behoort ook dat tdi: vyfftraalig wit Zee- Eoorn. Sterretje , ’t welk ik, van dn Heimberg by af Gottingen afkomftig, bezit, in een ftuk Are ke duin leggende : zie Fig. 6 ‚op myne Derde Plaat,

* Is niet te verwonderen , dat ten opzigt ed van de onderfcheiding der Verfteende Zee- Ene ik Sterren eenige verwarring plaats heeft 3 alzo dit reeds het geval is, gelyk ik bevoorens op- gemerkt heb , met de Natuurlyken (r). De Gehaairde en Gekamde van Linneus íchy- nen als in malkander te loopen. Ik zalze der- halve allen tot de Veelftraaligen betrekken, die op de Papenheimer witte Marmer-Ley voor- komen , door KNorr op. zyne Elfde Plaat vertoond 3 terwyl het verfchil derzelven naar alle waarfchynlykheid ontftaat uit de ingekrom= penheid, uitgeftrektheid ea legging der Armen , die van een rondachtig Lighaam fpreiden , doorgaans tien in gecal. De Figuuren, 64 , 66, op de Zevenendertigfte Plaat van L1 NCK, zul- len de Origineelen zyn van deeze Veritetnin: gen. ’t Geen ik dear van op Solenhofer Ley bezit , is duidelyker en compleeter, wat de Straalen aangaat , dan eenig der gemelden op de XI. Plaat van KNORR » wier bovenfte Af.

beel.

(4) Etoile de Mer bónne 2 manger, Bours. des Petrif. Tab. LIX. £. 438.

(r) Bladz. 471, in het XIV. Srur deezer Nâtuarlyhe His forise À

UL Deen. Ie STUZo

306 VERSTEENINGEN vil. beelding misfchien nader tot de Veelftraaligen

Hoorp: behoort, welke by Linex op Plaat XXI en

Se XXII, afgebeeld zyn (s). |

Medua- Van die Zee- Sterren , welken men gemeen-

wid yk het Hoofd van Medufa noemt, komen, dat niet te verwonderen is, geen compleete Ver- fteeningen voor, Men weet , immers , hoe teder «en broofch die Schepzels zyn :-zo dat menze naauwlyks onbefchadigd kan behandelen, Daar worden evenwel Fragmenten van dezele ven Verfteend gevonden „waar van fommigen vry duidelyk en leerzaam zyn, WatcH beeft ‘er tce betrokken welke men naauwlyks daar voor aanzien zoude (#). In tegendeel heeft hy dat fchoore Stuk ;:% welk Korea ’er voor gehouden hadt, in % [.-D. der Verfteende Zaae ken, op Plaat XL, c, afgebeeld, tot de Encrie pieten thuis gebragt. Het zou zelfs met een Steel zyn gevonden , gelyk zyn Id. laatftelyk meldt (*)

U (3) Verfteeningen van Zee- aes

Helmintho= à

lithusEchi- Zo zeldzaam als de Verfteeningen van Zee.

Peehinies À ‚Sterren

ten f (s) Ik twyfel niet of die indrakzels op Leyfteen , welken

RCESEL, op de XC, Plaat van het Derde Deel zynes In= fekten « Werks-, voor Verfleeningen van Polypen opgeeft , behooxen oek tot deeze Veelftraalige Zee- Sterren.

(1). pe twee, Afbeeldingen , naamelyk , op zyne Suppl. PLAAr Vil. 2, Fig. 9, 10. Deeze fchynen my veeleer tot dat zee= Pasteitje te behooren , waar van ik, biadz, 303, heb

gefproken, in (*) Naturforfiher NI. STUK, bladz. 214. ìk heb ’er zodanig

eenzuis denzelfden cord; waar van in ’s vervolg nadere. -

WAN ZEESAEFPELEN. 392

«ò

Sterren voorkomen, zo gemeen zyn die der „ee- Appelen , welken men ECHiNIETEN noemt. Is ook begrypelyk , dat de Schaal derzelven , hoe breekbaar , eene zagte gelyke drukking meer heeft kunnen wederftaan , dan de Huid der Zee-Sterren, en tevens minder verganklyk zynde , heeft dezelve zig in ftand gehouden en is zelfs afgezonderd gebleeven van de Moer; of heeft gemaakt, dat men de Steenkernen op.zig zelf vindt : want veelen komen zonder Schaal ia ’t Ryk der Mine- raalen voor, |

De Echinieten zyn byna door geheel Europa verfpreid. Men vindtze in Sweeden, Deene.- marken en andere Noordfche Landen , dikwils Agaathachtig verfteend. Zy komen veel voor in de Krytbergen van Engeland, in de Graaf. {chappen Oxford en Kent, als ook by ’s Gra- vezend aan. den Mond van de Theems, dikwils van binnen gevuld met Key of Vuurfteen. In Vrankryk vindt menze vol met Kalkftoffe , by Rheims en elders. In Switzerland vallen zy voornaamelyk op den Randberg, den hoo. gen Mesmer en in ’t Graaffchap Neuberg :

in

(3) Helmintholithus Echini. LiNN. Sy/f, Nat, XI. Tom. III. Gen. ar. Sp, to. 2fas. Tesf. 94. SCREBER. Lithol. 103. &. Echinorum Testz Lapidez, WaLE. Min, se7. Echinites, OLEAR, Jus, 22, 2I. WOLT. Alin. 36 GESN. Petref. 34e N. E= 12: GESN. Figur. 168. b. 1, 2 & 156.b. 1,92, RUMPH, Mus,T. sof. 7, 9 & Tab, so. f. C, E, Fa

| Va

Te DEEL, Ì, STUK.

vil. Hoo D= STUK, Echinteten.

Legplaats,

Vil, Hoorp STIK. BEebinieten

werfchil. lende ver. fteening.

308 VERSTEENENGEN

in Italie omftreeks Verona , Vicenza en Sié= na3 als ook op Eiland Maltha, In Du tfche land heeft: menze veelerley in de Wurem- bersfe Landen 3 in Saxen bv Leipzig en ín het Geberg'e van den Plauifchen Grondg als ook by Gozlar en andere plaatfen dan den Hartz, in °* Hüldesheimfche, by Mansfeld en in Silezie. In de Holfteinfe , Lunenburgfe en Mecklemburgfe Landen , komen veelen voor die wel geconferveerd zyn. Zy vallen ook in de Nederlanden gelyk by Maastricht , alwaar menze Okerachtig verfteend vindt, en met Kalkfteenige Stcffe gevuld, Fk heb ’er

uit Oostindie bekomen , doch van Westindí- »

{che of Afrikaanfe zyn de voorbeelden zeld- zaam, KEER

Decze Zee- Appelen , nu, komen fomtyds in hun volkomen postuur woor; zodanig, dat zy de gedaante der Natuuriyken volmaakt uit= drukken en naauwlyks dan op ’t Gevoel en door de Kleur daar van te onderfcheiden zyn. Dus zyn zy met de Schaal verfteend ; doch fomtyds hebben zy die geheel of gedeeltelyk verlooren, en het zyn bloote Steenkernen, tot wier vorming de holligheid gelegenheid gege- ven heeft, Men kan dit fomtyds niet gemak- kelyk ondekken , wanneer de indrukzels van

de Groeven, Wratten en Knobbeltjes, op de .

Steenkern overgebleeven zyn. ; dan , doordien xt geen in de Natuurlyken verheven is, zig hol vertoont en ten dien einde dient men de een

mek.

VAN ZEE APPELEN 305

met de andre te vergel- ken, Dikwils, even- VI, wel, onderfcheidt zig de Schaal van de Steen- Hoorn: kern door de verfchillende zelfftandigheid , af bijcre. zondering, of door de Klear. Men vindt ’er î ook wel die plat gedrukt of befchadigd zyn ,

en ’er kom:n Afdrukzels van dezelven in Kalk-

_fteen of op Ley doch zeldzaam voor. Byna

altoos zyn de Verfteende Zee- Appels van hunne Pennen beroofd ; maar men heeft er, in de laatfte Jzaren „gevonden, die met een gedeelte der Pennen in het Gefteente lagen , en hier _ door is men verzekerd geworden, dat de zoge= __ raamde Poodenfteenen niets anders dan Verfteen- de Zee - Appel Pennen zyn. Voorts komen nog gedeelten van de Schaal , en enkelde Wracten en Beendertjes van dit Zee - Schepzel, onder de Delfttoffen voor,

Op verfcheide manieren wordt de verdeeling ib der Natuurlyke Zee: Appelen of Zee. Egelen zi gemaakt: gelyk ik eenigen daar var opgegeven heb (yv). LINNdus heeft dezelven, naar dat heet Aarsgat boven; of. zo wel als de Mond beneden is, in twee Afdeelingen onderfcheie den, waar van de eeríte by zyn Ed, elf, de laatfte zes Soorten bevat. Aangezien ’er onder de Verfteende wel veelen van de bekende, doch ook fommigen van onbekende gedaante voorkomen zal ik hier den Heer Warcu

/ vol.

(wo) In het IT, DagLs XV, STUK, deezer Nat, Hiftorie, bladze 4929 Enz. ne

Hi. Deer. l. Stuk.

|

310 VERSTEENINGEN

VIL volgen, die deeze laatften zeer naauwkeurig Hang onderzogt heeft. Zyn Ed. onderfcheidtze in a ronde, ovaale of langwerpig ronde en Hartvor-

| mige, dat is , wanneer men alleenlyk acht geeft

op den horizontaalen Omtrek, als zy vlak neer-

\ leggen, met den Mond beneden: maar voor overige maakt hy daar Onderdeelingen van; als volgt,

Ronde Die Echínieten , wier Grondvlakte of Hori- Echinieten. Zontaale Dobitwalis volkomen rond is, on-

derfcheidt hy in zodanigen die de Rug bultig of hoogrond , Kogelachtig of Klootrond , laag= rond of vlak hebben; Van de Hoogronden is

of de top fpits of rond, |

Keget. _ Die fpits getopt zyn of Kegelvormig, wor- vormige. den Pileatt geheten, om dat zy naar een ou- Fig. 7. derwetfen hoog getopten Hoed of Muts gelyken.

Deeze zyn het welke de Engelfchen, om die reden , Capflones noemen. Zy vallen in de

__Krytbergen en zyn by Kr Ein, BOoURGUET,

‘als ook by Knorr of WarcH afgebeeld ; hoewel zyn Ed. ‘er in de Syftematifche Lyst de Figuuren niet van aanhaalt (x). Van deeze vindt men onder de Soorten van LInNeus geen gewag En mooglyk is ’* Origineel daar van niet bekend, De Ouden hebbenze, zegt men ,

{x) By KLEIN vindt menze Tab, XIII. Lett. A, B; by BOURGUET, Tab. Llile Ne 361, en Werfleende Zaaken IL, Diet, Tab. E,I, N. 1,23 welke Figuuren niettemin WALGH tot de rond geropten thuis brengt. Clasfific, Tabelie, p. 26,

VAN ZEE-APPELEN SIT

men, Bufonieten of Scolopendrieten gety. VIL

teld; 'c Zyn nieest Steenkernen die ’er van en voorkom:n en van verfchillende grootte ; ge- Pl eide yk die van myne Afbeelding Fig, 7 5 wel-

ke volkomen naar die van W Arceus; zo

even gemeld, gelykt, zynde ook bruin Hoorn.

fteen- of liever Jaspisachtig verlteend. Men

vinde zodanigen by Gulik ; by stane en el.

ders.

Van deeze hoogronde komen ’er voor die Rond pre.

rond getopt zya, gelyk in myne Afbeelding" rig 4.

Fig. 8, welke zodanig een Zee- Appeltje voor- ftelt , zekerlyk uit de Engelfche Krytbergen afkomítig, dat ook een Steenkern is, op wel. ke de Groefpaden naauwlyks zigtbaar zyn. Het heeft , voor ’t overige; de zelfde hoeda- nigheid, ten opzigt van ’t Aarsgar, dat benes den in de Rand is, en behoort tot de geenen, die, als naar Knoopen gelykende, Fibulares getyteld worden. Hier toe betrekt WarcH de Wagrifche, by hem, zo wel als by Kie N afgebeeld (9), die nogthans zeer weinig naar een hoogronde of rund ddie gelyken, Knoup- achtig zyn zy zo wel als de voorgaende : want hee is bekent , dat men Kpoopen van allerley fivuuren mett. Evenwel zou ik de eerften Knoopachtiger keuren dan deeze , die meer naar

den

(9) Verflernde Zaaken MI. Deel , Suppl. Plaat IX g. Ne 4-9. KLEIN Echinsderm. Tab. Xiil. CeK, V4 MI, Deer. L, STUK,

412 VERSTEENINGEN

Vil, den Bol van een Hoed of naar een Muts ge= er Iyken 3 ’t welk Engelfche woord Capflones Eehiniegen, Cetekent. Behalve die met vyf Groefpaden

als gewoonlyk, heeft men ’er van met vier of zes, doch zeldzaam. „Lisrenr zegt , dat der- gelyken als de eerfte, in Key verfteend, over. vloedig in Engeland voorkomen. Lu1p bee doelt zekerlyk deeze laatften, waar van ik ’er ontzaglyk groot heb , die nog duidelyker hee onderfcheid uitdrukken, tusfchen de Kegelvor- mige en deeze, zynde meer dan twee Duimen breed en hoog (3).

Koget, _ Veel eigener zou men die , daar de Heer rende. Waren den naam van Kogelronde aan geeft, 189 » 10 roopige. mogen noemen, Het zyn, volgens

zyn Ed. bepaaling, zodanigen, die de helft uitmaaken van een Kloot of Kogel; zynde dus Hemispherisch , gelyk men noemt, In de voorgaanden ‘is de hoogte byna aan de middel- lyn, in deeze aan de halfmiddellyn of Straal der Grondvlakte gelyk, ’t Komt eenigszins vreemd voor, dat hier de Discoides van Krzin thuis gebragt worden 5 hoewel die Autheur door Discus geen platte Schyf of Tafelbord,

| maar

(z) Hoe weinig de Afbeeldingen by den Heer GMELIN > Hoogleeraar te Gottingen, gebruikt , dienen kunnen, om de Gefta!te van deeze driederley Echinieten aan te toonen, is uit Pig. 114, zis en 127 in zyn Natur- Sy/lem , Numb, 1779 , blykbaar.

(a) Dergelyke of liever laagronde Echinietjes , komen veika'kt in hee Zand onzer Du nen voor, volgens den Hee?

BERK=

TT er Ve _ ga

VAN ZEE-APPELEN. 318

maar een hollen Bak of Broodmand, Fischkorf

VIL

‘by de Duitfchers genaamd , Verlait en ze Hoorp-

Kamizool- Knoopen noemt. Ik heb kleintjes van dien aart, afkomftig van Aken of Maastricht, die niet alleen half, maar zelfs geheel Kogel. rond zyn. Ik heb Keiachtig verfteende, die zeer afgefleeten zyn, met het Aarsgat boven ,

ook volkomen rond. De anderen hebben het-

zelve in de Grondvlakte en van deeze komen %r , volgens WALCH, voor, die Kegelvore mig en die rond getopt zyn (a).

Van de laatíten geeft myn aartig Exem- plaar, in Fig. 9, een goed denkbeeld, zynde omtrent vyf Kwartier Duims breed en half zo hoog , volkomen half Kogelrond , gelyk tot deeze Soort behoort. In eene zwartachtig graauwe Schaal ís het gevuld mee dergelyke Stoffe als de Maastrichter Verfteeningen en fchynt zes Groefpaden te hebben , die meest doorgefleeten zyn. Her Aarsgat bevindt zig zo wel in de platte Grondvlakte als de Mond en

dit

EERKEEY, (Nat, Hil. van Holl, 11. D. 11. Sruw, bladz, 1131.) die aanmerkt , dat de grootere, aan onze Stranden, waarfchynlyk van de Engelfche Kust overgefpoeld zyn. Of die van deezen aart, welken de Heer MARTINET zegt, op Wieringen gevonden te worden , ook daar toe behooren 3 is onzeker en van die uit Overysfel , door zyn Ed. afger beeld , niet waarfchynlyk , dewyl menze ook in Drenthe vindt. BERKH. als boven. Zie Catech, der Nat. Ii. De bl

417e q Vil

f Vs UL Deer. Il, STUK, | ,

STUKe

chinieten.

814 VERSTEENINGEN.

vil, dit zelfde heeft plaats in de fpits getonte van Hoorne Fig, 10, een allerfraaisc Steenkerntje van 1rae STUE _pemunde by Lubek , dat ik gepolyst bezit, Bellen. jyfpadig met fierlyke Paneelen van fchoon rood-« kleurig gemarmerd Jaspis of Agaath. Het is een Duim breed en weinig meer dan een half Duim hoog (bh).

Leagronde. Van de Laagrende of gedrukte Zee-Appe- Fie. len, die rond van Grondvlakte zyn, wier Nae _ tuurlyken den naam van Moorfe Tulband voe- ren, of ook van Kroon, zynde de Echinomes

tra of Moeder. der Zee- Appelen by Ro m-

PHrUS, komen ook Verfteende Exemplaaren voor, De Natuurlyken , weet men, zyn zeer

fierlyk door haare Wratjes , Pukkeltjes of

Tepels , naar de verfchillende. grootte van

welken zy Pokkige , Geestkorrelige of Gete-

pelde heeten (c). Dit maakt dezelven tot zeer aartige Stukken, en die fraaiheid ontbreekt ook niet

E (6) By KLEIN vindt men derpelyke Gothland(che, Tab.

XIV. Onder de Natuurlyken komen veele zodanigen uit

de Indiën voor , die wit of roodachtig van Kleur zyn, {vale

lende zo klein als een Erwt en wel zo groot als een Vuist,

‚ja byna als een Kinderen - Hoofd, met het Aorsgat bovens

behoorende dus tot de E:hinus Saxatilis vin LINNZUS ;}

doch zeer zeldzaam, zo ’t (chvnt, verfteend. Dus zyn ook

byna alle de genen , welke WaLcH op N bladz, 158,

Bit KLEIN aanhaalt, Natuurlykes maat die op Tab. V:Ife

Letter A , B » voorkomen , “erfteende van deezen aart,

In ’t Werk van KNORR over de Verft. Zaaken , zouden Fig,

3,2. PI, E, Ie as en Fig. 6, 79 Op Plaat E. Kl zodanigen ZYN,

VAN ZEE-ÁÂPPELEN. S15

niet aan de compleete daar van onder de Delf. Vik ftoffen voorkomende (d). Het zyn deeze, rn waar van men Exe mplaaren gevonden heeft, esiniecens met de Pennen daar aan verfteend (e). Ge- dagte Verfcheidenheden vallen ook onder de Verfteende Zaaken. Men heeft ’er Geerstkore velige , dat is met zeer fyne Pukkeltjes als bezaaid ; een van welken zeer groot ‚doch meest aan ftukken ; de anderen kleiner en verkalke vertoond worden, Van de Getepelden heeft Knorr verfcheide Exemplaaren ; die zeer fraay Zyn, gelyk ik ‘er ook beziet; inzonderheid één it Engeland op een ftukje Kryt , als in Fig. Ir, is afgebeeld. Is opmerkelyk , dat van deeze, wier Origineel in de Roode en Middel. landfche Zee huisvest , zo veelen verfteend voorkomen op ’t Eiland Maltha en Sicilie (f)e De Pokkige , zogenaamd fchynen my weinigg van (c) Zie de Echinus Diadema en Cidari: by den Heer Lin- | NEUS) in’tl, DEERS XIV: STUK deezer Natuurlyhe Hift, bladz, sos , 503, Pl. CXIV. Pig, 2. (d) Sommigen noemen deeze Echinometra , door welk _ woord. ARISTOTELES zulke Zee- Egels verftaan heeft, als in grootte uitmunten ; maar RUMPHIUS gebruikt dit woord voor alle zodanigen, die mert lange Pooten als Vingers of Pyleny bezet zyn. Overzulks word: het by KiEin, die deeze bea doelt , zeer gekkelyk , door wylen Doîtor Mak vaN PHELe SUM , my willende verbeteren , Egelmoeders verzaald,. Zie zyn Brief aan NOSEMAN, Rott, 1774. (e) Zie Uitgezogte Verhand, Xe Deel, [Plaat LXIV. Fig, 9,4 (f) SCILLA de Corp, Mar, Lap. Tab. XXIII, XXIV.

1, Deer. Le STuz.

316 VERSTEENINGEN

VIL wan dreze laatften te verfchillen , wat de Ge- isin meene aangaat , maar die met verhevene Ribe Bebinieten. ben hoedanig WaicH een kleincje in Plaat

vertoont, zyn zeer byzonder (4 ).

Van deeze laatíten merkt de Heer WALCH aan, dat Zy wat vlakker dan de voorgaanden ss Zyn, hebbende , zo wel als de andere Leag- ss ronde, ce Afgangs - opening vlak boven. Van 9) Onderen in ronde hebben zy Wratjes als ss kleine Paarlen , doch haare overige verheffin= > gen zyn langwerpig vierhoekig, vertoonende s> Zig ieder op zig zelf als of zy uit eenige s> famengevloeide Wratjes beftonden” Dede ze Soort, zegt hy, is een groote zeldzaamheid en het eenigfte Stukje, door hem afgebeeld, de Schaal Spaath-, de Steenkern Kalkschtig heb= bende , kwam van omftreeks Bafel , in Swit-

gzerland. | oSttide Niet veel hier van fchynt dat fraaije Petre | hehe fakt te verfchillen , ’t welk ik uit Oostindie

Fig. 12. ontvangen heb, zynde op Ternate, één der

| Molukkifche Eilanden , gevonden. Het is tot

een roodachtige Hoorntteen of Jaspis overge- gaan.en van boven een weinig afgefleeten, zo

ú dat de Ribben , die op ce kanten zo zigtbaar ZYN

(2) Van de Geersthorreligen vindt men de Afbeeldingen in het 1 Deers 1. Sruw der Verfleende Zaaken, Plaat E , fz. Ten Plast E‚ 2, fz. 1, 2, $ van de Getrepelde of Moorie Tuibanden Plaat E,‚ fig. 2, 33 49 5. En Pl. E. Ile Ne 45 van de Gerseene Pokkigen Pl. E, fig. 63 78 van die met verhevene Ribben, Pl. E. Ils fig. 3e

VAN ZEB-ÁPPELEN. 817

zyn, zig aldaar niet duidelyk vertoonen. Aan VIE de onder: Vlakte is ’t blykbaar, dat het vyf Es zap derzelven meer verheven heeft, tusfchen ieder peginseren, paar van welken zig nog twee zulke breede Ribben bevinden, die als uit langwerpige Viere hoekjes , overdwars, fchynen te beftaan. Om

dit klaard-r onder Oog te, brengen; ís deeze

Zee- Appel, die maar een Vingerbreed hoogte

heeft, in Fig. to. van de onderzyde in de wee- zentlyke grootte vertoond, Het Origineel zou

men eenigszins in die van KLeiN op Pl. X.

Fig. D, E,‚ welke hy Toreumatica of gegra-

veerde noemt, kunnen vinden.

Nu blyfc van de Laagronds of plarachtige Gefternde. Echinieten nog over de Gefternde , dus ge- paamd , om dat de Wratten of Fepeltjes ie- der als in een Sterretje ftaan, Een zodanig Exemplaartje hadt de vermaarde KLEiN uit het Dresdener Kabinet in Plaat gebregt en twee andere Stukken achtte de Heer W aLCH bier toe ook te beheoren (2).

De platte Echinieten, die rond van Omrrek Ptatte ron- zyn, behopren tot de Pinnekoekjes en Zee: tea Schyven, Echino- Disci by BREYN genaamd;

de Placenta en Orbiculus van onzen Ridder (í). Ver{teend komen deeze zeer zeldzaam voor (&).

tijs Uit

(5) Cidaris Aftcrizans. KLEIN Echinom. Tab. 8. Sg. Fe Werft. Zaaken. UI. DEBL. Suppl. Plaat Xe a, fig. 3, 4

(i) Zie de Nas, Hif?. als boven, bladz. sas, 526.

(k) WaLcr heeft 'er»op zyne Plaat E, lil, in Fig, 3, @> vertoond en SCILLA. Tab. Vall,

HL Deer, Jl. STux,

q18 VERSIEENINGER

Vil; Uit den Elzes heb ik ‘erp een, dat byna ge- Hoorp. heel plat is , en derhalve hier behooren zou ade. kunnen , indien de Tekening hetzelve niet nas

der tot de voorgaanden bragt. Het heeft vyf Korrelige en daar tusfchen vyf gladde Paden, zynde van ‘onderen byna geheel met Korrel- tjes bezet.

Ovaale __Totde Ovaale of Eyvormige, dat is lang- of Pyronde werpig ronde Echinieten , zouden in de eerfte

etepeldee ì é

plaats zodanigen behooren , die LiNNZUS Getebélde noemt, wegens haare groote Tepels, aanzienlyker dan in de Moorfe Tulbanden (1). Rume ius fípreekt ’er van , onder den naam van Langwerpige gevingerde: want die Tepels dienen tot-aanhechting en beweeging van de fraaije gladde. dikke Vingerachtige Pennen, „welken. men Zwaayfteenen noemt: daar de Moorfche Tulbanden , in-de Natuurlyke ftaat die lange ronde dunne ruuwe Pennen hebben, welken met verfteend op Maltha menigvuldig vindt en ze noemt Kapittelflokjes van St, Paulus, Dus verfchillen dan deeze Ovwaale getepelde, | welke

(ij) De Echinus Jlammillaris. Zie dezelve oinftandig be- fchreeven en afgebecld , in ’t gedagte XIV, STUK deezer Nat. Hift, bladz. 513. Plaat CXIV. Fig. 3.

(me) Ik ben hier omtrent een weinig omftandiger, om dat wylen de Sneekfe Doctor MURK VAN PHALSUM, in zyn beuzelachtig Werkje over de Gewelf- Siekken , gelvk hy de Zee-Egels noemt, waar in hy my zo onbeleefd heeft wil- len berispen, zyne vittery inzonderheid bepaalt tot het niet wel vertaalen der Rangfchikking vam KLEIN, terwyl hy zelf de Echini Ovarië van dien Autheúr ; welken ik allerbillykst

\ Ey-

vVÁN ZEE-APPELEN 318

welke uit Oostindie komen, grootelyks van de, Vils ronde, die ’er niet natuurlyk zyn, huisvesten- ron de in de Perfifche Boezem of in de. Roode rarisseren; Zee (m). Maar die Eyronde Soort tot nog toe, zo ’t fchynt, niet verfteend gevonden of niet onderfcheiden zynde (z), heeft de Heer WaArcH daar van geen gewag gemaakt. Dan is ’er nog een andere Ovaale Soort , Borfeelig met kleine Pukkeltjes , gelyk 'er veele Zee-8*toomdee Appeltjes, van weinig grootte, voorkomen uit Oost- en Westindie, welke wit zyn en bruin: roode Naaldachtige Pernen hebben , fommigen zwarte , die ontzaglyk lang zyn: des men dee= ze eigendyk Zee- Egels noemt (o)- Op Plaat XIIl , van Rumruuus. Fig, 5, vindt men de Afbeelding van dit Ongediert , welk de Stranden in Indie gevaarlyk , met bloote Voe- ten, te betreeden maakt. Die Zee- Appeltjes zyn derhalve Natuurlyk gemeen; gelyk menze ook by KrLerN op de Vierde en Vyfde Plaat voorgefteld vinde : doch verfteend fehynen zy

wei-

Eyronde genoemd had, vertaald heeft door Eijerdraâgende , * weik KLEIN 'er nooit mede bedoeld heeft; om van zy- ne verdere grove misflagen in zyne zogenaamde betere Vere taaling , hier niet te fpreeken, 5

(2) Mooglyk is die Verfteende Switzerfche by KLEIN , T. Vil. D. zodanig één : mooglyk behooren ’er die toe van van Fig. 2, 3. op Plaat E‚ van WALCH , inzonderheid de Jaatfte,

(o) Het zou de Eehinus Lucunter van’ EINNAUs, by my bladz, 518, moeten zyn,

HI, Daer, 1, STUK.

320 VERSTEENINGEN

Vil. weinig voor te komen. De Afgangs-opening pe, hebben zy, zo wel als de Getepelde en Tal Eebiiesen, Panden , boven op de Rug, tegenover den

Mond en dezelve is ook doorgaans onbefchoft groot (p). Mooglyk zou die van WarcH, Plaat E‚ Il, Fig. 5, hier behooren kuvnen.

Eyvornis Nu komen wy cot de Eyvormige, waar van

ge. zyn Ed, fpreekt, die men Ova Anguina, dat is Slangen -Eijeren , genoemd vindt; zo we gens de figuur, als om dat zy van buiten by: na effen zyn. Weinig verheffing hebbende } noemt KrrEiN ze Scuta ovata, dat is Ey- ronde Schilden; waar van eigentlyk geene Ver- "__ fteende door.-W aren. te berde gebragt zyns Ik heb ’er zodanigen van Aken of Maastricht , rosachtig geel, by de drie Duimen lang, twee Duimen breed en maar een Duim hoog. Zy zyn rondom effen , volmaakt Eyvormig., en hebben het Aarsgat in de rand der. Grondylak-

te, of een weinig boven dien rand.

Hoog Het zelfde heeft plaats in zekere hoog ge. Berugde. vugde of verhevene, wier hoogte de breedte Fig. 13. byna evenaart, en in welken de Gr oef paden

tot den rand toe loopen 5 hoedanigen ik ver- fcheidene van by Rheims in Vrankryk heb, Voor ’t overige zou men deeze bykans tot de hoogronde , voorgemeld , betrekken; aangezien de

Grond-

(p) Anus deperdita zegt KLEIN.

(4) Uitgenomen de twee figuuren, Tab, E. I, as Fige Ss :waar van de eerfte tot deeze, de andere tot de Ey- vormige fchynt te behooren.

VAN Zetb-ÁrrerLENM set

Grondvlakte piet zeer langwerpig rond is, Men Vik

kanze Galeati of Casfidei noemen , waar mede Hoorn:

het Engelfch woord Helmftones {trookt. De mrsa, zodanigen komen by KLEIN, op Plaat XVI, verfteend voor, Ik geef , alzo daar van by KNorr of Waren weinig blyk is (q),

hier in Fig, 13. de Afbeelding van een zodae

nigen, of wel van de Steenkern, van een der. gelyker, die half doorfchynend Agaat: of Kal-

cedoonachtig is en waar in de dubbelde Groef.

paden zig zeer duidelyk orderfcheïden, Wears fchynlyk is deeze ook uit Oostindie afkomitig. Het Origineel vind ik nergens afgebeeld , maar ik heb onlangs van een dergelyken Zee- Appel,

wit van Kleur en vry groot , de Natuurlyke Schaal bekomen,

Dan volgen de genen die men Echino=Spa- glärachtig thagi noemt , doch Kuen geeft ’er den naam °"®@i° van Scuta angularia aan. Schoone Pettefak. ten, daar van , komen voor op de Tiende en Elfde Plaat Fig. 2, van SCILLA, Ook windt men ’er door den Hooglecraar W ALcH voors gefteld, welken zyn Ed. niettemin elders be- trekt (r). Het Origineel vertoont zig by Gus ALTEIERI » Ïab, 110 » Lett, A53 onder den

naairi

(r) Plaat E. V; N. 1, 2 van zyn IL DEEL, zyn zekerlyk deeze; daar zyn Ed. nogthans die van Pi. E. 11e MN. 2, 5. mede gelyk fielt , welke tot de Eyvormigen bes

hooren en Fig. 1 , op de Supplement - Plaat IX, d, is zekerlyk hier t'húis te brengen.

UI, Deer. Í. STuKe

322 VERSTEENINGE N

vil doorp= STUK

van Echinanthus, wegens de Bloemachtige fi- guur, op de Rug, waar in zy echter gelyk

Eebinieten. ftaan met de Eyvormige voorgemeld: des die

Zee- _ Paftey,

Doodse hoofd.

beiden tot de Roosachtige van LiNNAus be- hooren zouden,

Het Origineel der tegenwoordige , zeer naar” zeker Taart - Gebak of Pasteitjes gelvkende, welk ik bezit, is te vooren omftandig door my befchreeven (s). Men zou het Zee- Pastey kunnen noemen, wegens de gedaan- te, en dit is ook in gebruik. Sedert heb ik zeer fchoone Verfteende bekomen van even de zelfde figuur en niet minder grootte, zyn- de omtrent vier en een half Duim lang, vier- dhalf Duim breed en bykans twee Duimen dik, De Roosachtige Tekening is hier byna zo duidelyk als in de Natuurlyke , de Kleur Oranje-geel , de zelfftandigheid een geelach- tige Spaath en fchynt dit Petrefakt van Aken of daaromftreeks afkomftig te zyn. Zy val- len verfteend, en misfchien ook wel Natuur- Iyk, aan de Middellandfche Zee, in de Le. vant en in Barbarie, De Arabieren ventenze voor Verfteende Broodjes uit,

De twee eerften hebben een platachtige Groudvlakte, doch daar komen voor, die van :

on (s) Natuurl. Hijt. 1. D. XIV, Stuk, bladz, 524 (:) Gelyk men zien kan in ’t gezegde Srux deezer Nar, Hift. bl, szo3 alwaar ik 'er omftandig van fprak. (v) Te weeten Tab. E. I a Fig, 4, s en fuppl, Blaas IX. d., Fig. 3. Clasfifications= Tabellene p. 274

VAN Zere: ÀrPerrEim 324 onderen bol zyn en van boven van een by-_ Vi: zondere figuur 5 weshalve men de Natuurly- Hoord; ken , waar van ik ’er zeer fraaïjen heb , Doods- za, sazeraas hoofdjes noemt, Het zyn de Brisfs van fommi-

gen, en zy komen onder dien naam, by Krein 3 natuurlyk voor , op zyre Tab, XXVI : by Rumeutus Pl. XIV. Fig. 1:-by Gb ars THIERI,diedezelven Echino -Spathagi noemt;

op Tab. 109, Lett. A, B en elders{é). De Franfchen noemenze Pas de Poulain, om dat

zy op de Rug als het indrukzel hebbén van

een Haanepoot, WarcH geeft ’er twee Pee trefakten vän, Tab, E‚ I, Fig. 3,4 die zeef

met het [gezegde Origindel van Rumrut:ius ftrooken ; doch hy verwart dezelven ongena-

dig met de Eyvormige en hoog gerugde en betrekt ‘er een Vierpadige toe , die niet het allerminfte gelyke (9). KrrIiN heeft een

Verfteende wan deezen aart, Tab, XXVII,

Lett. B. Zy hebben de Afgängs-opening zo wel als de volgende wat boven den tand, en zyn behalve de figuur ook in tekening werfchillende.

De Hartvorimigen, die KrrrN op zig zelf „Eertross Spatagi noemt en wel duidelyk door hem van”"fs; ie de voorgaanden onderfcheiden worden (*), be.

hoo-

(ww) Audiant ergo Spatagi , omnes Pleutocyfti Cordäti, ine fguem hatentes Lacunam in Dorfo , Bafin quadantenus plas nam Suleosque in Vertice. Echin. p. 34.

Xa

UI, DEEL, l, Stug,

vir. Hoorp- STUK.

4 VERSTEENINGEN

hooren tot de Echinus Lacunofus van onzen Ridder , door hem wegens de diepe Groef

Fekinieun,die zy hebben , dus geheten, Ik hebze be-

fchreeven en één daar van afgebeeld (x). Be- halve die diepe Sleuf, welke een der vyf Pas den is, naar den Mond toeloopende, verfchil len zy ook , doordien de figuur Hartvormig en de Grondvlakte platter is,dan in de voorigen. Onder de Verfteende heeft Scirra ‘er op Plaat XL en XXV: Krein Plaat XXIIl en XXIII *: Warcu Plaat E. I. N. 5, 6 en Plaat E. Ill. N.

_ Ie. Íkkanonder de mynen naauwlyks tot een keu-

ze komen; doch geef ‘er in Fig. 14, een van Steffens-Klint in Noorwegen , die zeer fraay geconferveerd is, gevuld met Zandíteen en bruinachtig geel van Kleur, Van onderen is dezelve zeer fyn gepukkeld en heeft het Aarse gat ver boven den Rand. Dergelyken bezit ik ook van Aken, van Stettin in Pommeren , uit Westphalen en van de Engelfche Kryt- bergen. Die Groeven echter zyn in allen zo diep en zo zigtbaat niet, en fomtyds weinig dieper dan in de Doodshoofdjes: des die twee Soorten in alle Exemplaaren niet duidelyk te onderfcheiden zyn en de uitwendige figuur bepaalt zig ook altoos zodanig niet , dat men- ze vast kan zeggen tot de een of andere te behooren, \ De

(x) Nat. Fijt, als boven ; bladz, s22, Bl, CXIVs Fig. 6,

VAN ZEE-ÁPDPELEN 325 De doorfchynende Steenkern „door den Heer vri,

Warcu in Fig. 3 , op Plaat E‚ IL, a, inHooen-

Afbeelding gebragt, fchynt van allede tot nog

toe befchreevene Echinieten , door haare opvatze.

ryén geplaatst Celletjes, te verfchillen. Zyn

Ed. noemde dezelve , in navolging van ande-

ren, Favogineus , dat is Honigraatige, en is indetdaad een zeer byzonder Stuk ; maar als

die van de Supplement-Plaat IX. d. Fis. a, ook daar toes behoort, zo zyn Ed. wil, dan fchynen zy veel naar die Jaspisachtige Mo: lukfe van onze Fig. 12, te gelyken , en Fig. 13, half doorfchynend zynde , flaat ’er ook een weinig op. En deeze heiden zyn insge« Iyks bloote Steenkernen , behoorende waare fchynlyk de laacfle tot de Galeati of hoog ge- rugde voorgemeld,

‘Thans moet ik fpreeken van de deelen der wratten-; Zee- Appelen of Zee-Egelen, die men onder veeier” de Delfftoffen aantreft. De ftukjes van deies, enz. Schaal , die men Wrattenfteentjes noemt, ko-

men op zig zelf in Switzerland, voornaame:

Iyk op den Randberg , voor 3 doch verfcheide zulke by malkander en zeer groot , heb ik uitde

Engelfche Bergen , op Kryt zittende. Zy val.

len ook in Switzerland en in Waurtemberg- fe, De Tanden van dit Dier zouden de zo. genaamde Verfteende Vogelbekjes uitleveren,

welke in Opper - Oostenryk in geelachtige , by ‚Weimar in andere Kalkfteen gevonden zyn: doch die zouden „misfchien ook van de Bekken

| X 3 Zee. HI, Deer. 1. STUK.

325 VERSTEENINGEN ViL der Zeekatten hunne afkomst kunnen hebben, Tk De Die van andere kleine Beendertjes zyn met nog minder zekerheid te onderfcheiden,. Jooden- De voornaamfte deelen der Zee-Appelen ; Beenen. elken men verfteend vindt, zyn de zogenaam= de Foodenfleenen. Dezelven kreegen dien naam, om dat menze eerst vondt in Paleftina , het Joodfche Land, en, aldaar meestendeels van eene Eyronde figuur voorkomende, wierden zy Verfteende Olyven genoemd en daar voor ge- houden, Ten minfte kunnen die van deezen naam , welken De BRUIN zegt , dat overe vloedig op den Berg Carmel gevonden wor- den, naauwlyks iets anders betekenen. Hierom zyn zy ook wel Olyffteenen genoemd, Doch dit betreft alleenlyk de genen, welke van cer- gelyke Eyvormige figuur voorkomen: men heeft naderhand veele anderen ontdekt, die naar Pennetjes gelyken of naar Naalden, ep dus in de eerfte opflag met de Pennen der Zee- Ap-= pelen overcenkomftiger zyn. Dit maakt ver fcheide Soorten van deeze Perrefakten , als volgt, zat Of de Olfachtige ven die afkomst EE is (*} Belminrholithus Jadatens: Syft. Nat.’ XI. Tom. II,

Gea, 41. Sp. 9e Lapfs Judaicus smPER, Nat, 743 6A74e VOLKAM. ;Silez. 1: Ts 27e La, 3, ALDBOV. Jus, 711, (CALe SEOL. Mus. 258. WORM. lus, 69 WAGNER. Hall. 1724. MicH, AuBERrI, Disfert. & Cosw'rz, de Lap Pudeicis, (Gy) Zie het X. DEEL der Uitgezogte Verhandelingen „bladz. x36e EL LV, Pgo 3, 4 LiNNAus evenwel zegt: Species

Ec

ONVAN ZEE-APPELEN. 847

islang getwyfeld. WaArrerrus fchynt het VI nog in bedenken te ftellen, om dât Linnaeus Hoorne N STUK. zulks gedaan heeft (*). Deeze merkt aan, dat hec geheele Steentje beftaat uit een zeer harde eenen, Spaath, ’t welk een holiigheid aanduidt, waar in het geboren zy; even of ’er niet menigvul- dige Stalactitifche figvuren van Spaath waren ; zonder Vorm gegroeid, Ook kunnen die Joo- denfteenen ; welke geheel Spaathig voorkomen , Steenkernen zyn. Anderen zyn zeer blykbaar gegroefd of gevoord en geftippe 1, even als verfcheide Zee=Appel Pennên. Hy kende ’er geenen vansdie figuur, Men vindt, is waar, geene zodanige Zee. Appels natuurlyk : maar verfteend heeft menze gevonden met dergelyke Pennen ‘er aan, gelyk bekend is (9).

Derhalve is die zaak thans uitgemaakt en buiten twyfel gefteld , dat de Olyfachtige Joo- denfteenen. Pennen zyn van een Soort van Zee- Appelen , misfchien door de Verfteening wat veranderd. Immers die , waar op zy in Key verfteend , in de Krytbergen aan de T'heems gevonden zyn, fchynen tot de Moorfche Tul. banden of dergelyken te behooren, wier Pen» | BT nen Eechini gui noverit facile dignoscat fpecies Echöita , ejusquê zculeos a Lapide Judaico diverfòss Vid. ScareB. Lith. 103, a. Maar, dewyl ‘er nog onbekende Soorten van natuury- ke Zee=Appéls-zyn; zo kunnen ’er ook Pennen voorke-

snen van nog onbekende figuur , én daarom doet dit niess ter zaake,

| X 4 Ii Deen. LSTur,

VIL Hoorp- $TUEe

In Kryt. Er, ILL.

523 VERSTEENINGEN

nen egaal van dikte zyn en langer, hoedanîi« gen men op Maltha aantreft en in de Mid- dellandfche Zee (2).

De gemeene Joodenfteenen komen glad voor

Fi. 15,16. of geftreept. Men vindt ’er, die volkomen de

figuur van een Olyf of Iikel , als ook. van Augurkjes of kleine Komkommertjes , ja van een Dadel of Peertje hebben. Veelen zyn met een Steeltje voorzien , dat aan ’e end een Kuiltje of Putje heeft , even als de na- tuurlyke Zee-Appel-Pennen, Uic hee Vero- neefche komen ‘er die geelachtig bleek bruin zyn, als ook uit de Engelfche Kretbergen, tot welken die Krodsachtige met een by uit- ftek langen Steel behoort, uit myne Verzamee ling in Fig. 15, Pl, III , vertoond en de by- zondere aartige van Fig. 16, beiden ‘gevóord , doch de eerfte boven ruuw gegranuleerd. On. der alle die zo menigvuldige Echiniet- Pen. pen, door wylen den Heer WarLcH uit zv- ne Verzameling van Perrefakten, op Plaat E, VI, in Afbeelding gebragt, bevinden zig geene zodanigen. In Switzerland vinde men ’er vcen len die een’ Olyfachtige gedaante hebben , met kleine Steeltjes, bleek blaauwachtig gelyk vee- le Switzerfche Petrefakten.

/ | Al

Ez) Datis- de Natuurlyken s de Verfleende, zo wel als derzelver Pennen , de Joodenfleenen worden, gelyk andere Verfteeningen, en onder dezelven , grootendeels in *t mids den van Europa ten minfte binnenslands gevonden, Hos komt het dan, dat LiNNaus kon zeggen? Lap: Jud, habitat

EN

VAN ZEE-ÁPPELEN 329

Aldaar komen , onder ‘veele andere ftukjes,, Vils

en brokjes van Echinieten , ook díe voor, welkesron. Î insgelyks op Maltha vallen , en Kapittelftokjes wapittets: van St, Paulus (Bacilli de San Paolo) genoemdftekies. worden , zo ScirLLa melde, die ’er verfchei- dene in Plaat vertoont , met de Zee - Appelen waartoe zy behooren , welke een Soort van Moorfche Tulbanden zyn, uit de Middelland. Zee (a). Deeze zyn van Cylindrifche figuur , maar verfchillen grootelyks , daar in, dat eeni= gen glad zyn , eenigen Korrelig , anderen Kooe- ftig of Takkig. Opmerkelyk is ’, dat deeze allen , byna van dikte als een Pennefchaft , ook een foort van dun Voetje, met een Kuiltje daar in, hebben , gelyk de Natuurlyken. En- kelden komen byna driekantig voor , en zoue den dus eenigszins naar de zogenaamde Zwaay- fteenen, tot de Ovaale Getepelde Zee- Appels behoorende, de Fortalitia of Palisfaaden- van KLEIN, die men zeer zeldzaam verfteend aan. trefc, fchynen te gelyken.

De Naaldvormige Zee - Appel Pennetjes „Naalden die men ook wel Pooden - Naalden noemt, worden. wegens de kleinte minder opgezogt.

Zy zullen mooglyk zo gemeen niet zyn; al.

in Ovceano, unde ejiciturs dat is, Zy woonen in de Oceaan, en worden aan Strand opgefmeeten, Mooglyk eenige weinia gen in Sweeden, Cad De Corp. Marin. Lapid, Tab. XXII, XXIV en de Naruuclyke, daar zy van afkomftig zyn, Tab. XXI. Xs

UL Deer. £. SrUK.

VIL Hoor Pp? sru K,

Focdene geenen.

356 VERSTEENINGEN

alzo die Zee- Appels , tot, welken zy- natuur. Iyk behooren 5 de Zee-Klitten-en dergelyke eetbaate naamelyk; zeldzaam verfteend voors komen. De Heer WaArcu geeft ’er ook maar ééne Afbeelding van. Zy vallen even: wel op den Salvators« Berg by Aken, en Rols fond op den Randberg in Switzerland ; Kee gelvormig aldaar als in zwarte Stinkfteen, niet ver van Praag in Bohemen 5 ja men vindt- ze by Verona , die als Hoorntjes gekromd zyn. ÌÍk bezit het indrukzel van zulk een regt Naaldachtig Pennetje , omtrent een half Duim lang, in een Keyfteentje , dat uiteen Zand- kuil by Hackney, niet ver van Londen; is ge- haald. af he |

De overige. Verfcheidenheden: van jooden- fteenen kunnen toc de voorigen thuis gebragt worden : des ik hier, het gene de Verfteende Zee- Appelen betreft (*) „zal befluiten ‚, om over te gaan tot de Schulpdicren, fg | VITE, HOOFD:

(*) Van eene. nieuwlinge, ondet. de Maastrichter Verftee- ningen, ontdekte Soort van Echinieten , welke zeer zeld» zaam is; geeft wylen de Hoogleeraar WarcH de Afbeel. dig en -beféhryving in heet IX, STUK des Natunfor/shers., alwaar zyn Ed, ook een nieuw vermoeden , aangaaude de oir- Íprong der Honigraatige , van bladz. 325 , hier voor, ter baan brengt: zie Art, XVII. Over de Suturen of Naaden in dezelven en hoe de Stippen verdiept kunnen zyn , rede- neert den Pastcor MEINEKE aldaar omftandig. Art. VUL. Zie ook ,in 'tVI!ks STUK, eene Verhandeling over de Pom, meifche en Mecktenburgte Echinieten en derzelver Pennen ef Naalden.

VAN CONEHYLIËN 31

SsTSsssssss, NE.

OFDS STUK»

VII HOOFDSTUK.

Beftryving der Verfteeniogen van ConcHys LIËN of Hoorens en Schulpen, zo veelfchaa- _Bige als tweefchaalige en eenfchaalige; volgens de Orde der Natuurlyken' ten grootften deele _ gefchikt.

eeze Rang van Helmintholithen is wel

de uitgebreidfte en aanzienlykfte onder alle de Petrefakten. Dezelve , naamelyk, be- vat niet alleen de grootfte Stukken , maar ook de meeste Verfcheidenheid derzelven; in % algemeen gefproken, en geeft veel Stoffe tot bedenkingen en redeneeringen; dieiende tevens allermeest tot uitbreiding der Natuurlyke His- torie door de befchouwing van zodanige Schep- zelen , welke nog niet. buiten ’t.Ryk der Delf- ftoffen ontdekt zyn.

(1) Verfteeningen van veelfchaalige Schulp 01

dieren. nd mula tivalviun. Verfteende

Tot de SCHULPDIEREN , gemeenlykzee. Tul. Conchryliën genaamd , betrekt de Heer L: N-PERe N&us, in de eerfte plaats, de Veelfchaaligen

óf

Ca ) Helmönzhoüthus Testaceörum multivalvium. JZihi, Con- chylia Lapidea maultivalvia, WALL. JZin, Tom, Il. p. 506.

UI. Dazen. I, STUK.

VIIL foorp Dd

835 VERSTEENEINGEN

of Veelkleppigen , dat is , die meer dan twee Schaalen of Schulpjes in hun bekleedzel heb- ben (bh) ’t Geflagt der Chitans , waar onder de zogenaamde Zee -Pisfebedden behooren , levert weinig Verfteeningen uit. FERBER evenwel fchryft, dat ’er eene by Creazzo, drie Mylen van Vicenza, in ’c Venetiaanfche Ge-

bied, gevonden zy (ce).

Balánieten

Van zogenaamde Balanieten, dat Verfteen- de Zee. Tulpen of Zee- Eikels zyn, ontmoet men meer voorbeelden (d). De meeften , ech- ter zyn flegts verkalkt, niet weezentlyk ver- fteend , en zitten, gelykerwys de oirfprong- Iyken „, veelen by elkander op andere Vere fteende Schulpen , hebbende dikwils nog de Natuurlyke Kleur, Men vindtze in Siberies Sweeden Poolen en Duitfchland , voornaae melyk by Giengen in Zwaben in witte Zand-= fteen; als ook in Switzerland , byzonderlyk jn het Graaffchap Neuburg, in *t Badenfche en op den Randberg 5 als-ook in Languedok , Piemont en werfcheide declen van Italie en op ’% Eiland. Maltha. Ik heb twee kleine, aan

elkander zittende , uit Spanje, verfteend. De Afdrukzels daar van komen ook op verfcheide

plaat=

(5) Zie het I. DEELS XV. STUK van deeze mvne Nat,

_Hiflorie, bladz, 80, enz.

(cd Briefe aus Walfchland. Prag. 1773. P: Ste “(d) Balafrorum Tefte Lapidee, Balanite, WALEER. Min. Tem. II, pe s96, Ziede Afbeeldingen: Derflcende Zaaker,

Île

nn

kn

ie, b

3 Deel, PLAAT IV.

NN N

4)

2

. Z

Ze IG ZL

ZA

SAS

Dd à )

Ls Vi /

(i / 4

/j

/) kr)

if

EES TLAGIG OL

ES

4

OEE Br ie WL Va e ef . ar st iS \ / é , Ei í

n j

mt El ee,

wan ContuvYrrEn) 333

plaatfen voor. Men vindt in dezelven derge- Vils Iyk verfchil in grootte, als ik in de Zee-Tul- EN pen opmerkte plaats te hebben (e). Van de Walvischpokken , Myters en Eendefchulpen ,

allen , met de voorgemelden tot het Geflagt

van Lepas betrokken, zyn de Verfteeningen

nog weinig bekend. Aan de beftaanlykheid der Pholadieten heeft Pholadies men lang getwyfeld. ’t Is evenwel thans ze" ker, dat men de Openingen , waar in Phola-

den gezeten hebben, in verfcheide Stee.

nen ontdekt heeft (f). De zodanigen val= Jen dikwils , in Klippen, Rotfen, of Heuvels

van Kley , Mergel en graauwen Kalk, die nog

in en aan de Zee ftaan of geftaan hebben ,

en weleer doorboord zyn van zodanige Schulp-

dieren. Voor het overige komen dergelyke Gaatjes, in Steenen, ook fomtyds binnenslands

voors gelvk by Ariftotf en Muttenz niet ver van Diekten , als ook in andere Landftreeken van ’t Bisdom Bafel , fomtyds in een Marmer: of. Jaspisachtig Gelloenden in Piemont , by

Siéna en inandere deelen van Italie, in Kalk-

fteen; gelyk ook by Bologna en Trieste, Die Steenen echter welke door Waren als

| Pho-

Ile De IL STUK, Plaat K‚ Ko yen de befchryving aldaar, ‚bladz. 472 ; 431.

(e) Natuurl. Hift. als boven, bladz. sro , enz,

(f) Pholaduin Tefte Lapidez, pholaditz, WALL» sian de, Tom. II. p. 5066

HL. Deel. Ì, STUK.

534 VERSTEENINGE NR

VIII. Pholadieten opgegeven zyn , hebben de“Gaat: Waor jes zo klein en onduidelyk „, dat zy althans niet tot huisvesting zouden hebben kunnen dienen voor zulke Pholaden als hy uit Rum- pm:us aanhaalt (g). Fu. 1v, Ik heb,op dien naam een groot ftuk grof Pe Doe erge van ont waar in Gaten zyn, daar men den Vinger ín kan fteeken. Maar van Tine, niet ver van die Stad, heb ik eenfraai- jer Stuk , zyade eene weezentlyk verfteende Pholade , die in een Koker zit van gegranu- leerde ‚Kalkfpaath , zig zo veel daar buiten vertoonende en in die grootte als hetzelve ia Fig. 1, op Praat IV, ten naauwkeurigften is afgebeeld, De Pholade is een weinig geeler dan de Moer ; die iets naar ’t roodachtige trekt , doch de zelfftandigheid verfchilt weinig: In Fig. 2, daar nevens, is nog eene compleet verfteende Pholade , die een weinig graauwet ziet en bleek; waar daar het voorige nog mee wordt beweezen en opgehelderd (*).

(2)

(zg) Zie zyne Plaat M. in het Il, D. II. STUK en de befchryving aldaar , ia 482, Die in de Merkwurdirkei. ten des Cantons Bafel , Pl. to. Lett. A, is weinig duidely= ker,en in ’t algemeen wk een aanmerkelyke duifterheid in de onderfcheiding der zwees en meerfchaalige Pholaden plaats, welke zyn Ed,,in een uitvoerig Vertoog ten dien opzigte „getracht hezft te verklaaren. Zie Naturf. Ill, Stuk ; p- 184. Als ook myne Aanmerkingen in't I. DEELS XV. STUK deezer Nat, Hiflorie, bladz. 402.

(2) ik

CAR CoNCnHYriën 838

En vi Verfteeningen van gta an Schulp-__ Vil. dieren. sro.

„Weinig lamt de Ridder Linneus zig Hemi te hebben willen bemoeijen met de Verfteende 57% 00% Conchyliën in ’t algemeen , hebbende flegts Edd eenige zeldzaame en waar van het Origineel onbekend was, gelyk de Hyfterolithen, Gry- phieten, Anomies en dergelyken , als Soor- ten opgetekend, Die, waar aan zyn Ed, den naam van Conchidium gegeven heeft , was maar betrekkelyk tot zekere Schulpen, overvloedig op Gothland, welken tot de Patellen fcheenen betrekkelyk te zyn of tot de Nerieten. Ten opzigt van de overigen heeft hy een uitdruk- king , die op de Verfteende Schulpen weinig toepasfelyk is (Jh), daar onder geplaatst. Want of het Oever- of Zee-Schulpen zyn , doet onder de Verfteende Zaaken weinig: al- waar men alles dat kenbaar is in aanmerking neemt , al zyn het Rivierfchepzelen en dus nog gemeener dan de Oever - Schulpen,

On.

(*) Ik wil niet verzekeren , dat de hier afgebeelde weezente Iyk veelfshaalige zyn; ik hebze flegts, volgens*t gebruik , als Pholadieten opgegeven,

(2) Helmintholithus Teftaceorum bivalvium, A4ihi, Conchys lia Lapidea bivalvia. Conchite, Wax. Afin. Tom. IJ. p. 493e Helminthol, Conchidium, Sy/f. Nat. Xil. Tom, ill. Gen. 4, Sp. 3e

(£) Conchilia Littorea funt il acsiede Pelagica , uipote vâriora et minus cognita , funt obfervanda,

II. Derr.I. Stuk.

VI Hoorn STUEe

Gaapers Mziten,

535 VERSTEENINGEN

Onder de Verfteeningen van 'I'weefchaalige Schulpdieren of wel van derzelver Woonin- gen die men gemeenlyk Doubletten tytelt , komen in de eerfte plaats, volgens den Rang der Natuurlyken , de Gaapers ;, waar van ce Schulpen , zo enkeld als dubbeld Verfteend , Myiten genoemd worden of ook Musculieten , om dat het meest Rivier“ Mosfelen zyn (4). Zy zyn kenbaar aan de figuur, door welke menze van de Chamieten en Fellinieten on- derfcheidt, en dat zy aan ’t eene end gaapen, Haar Lighaam , als zy Doublet zyn, trekt naar ’c Eyronde en is gemeenlyk by ’t Schar- nier vry dik , gelyk dit plaats heeft in de ge- woone Verwfchulpen. Als een vast Kenmerk

wordt gefteld, dat de langte , te weeten van

* Scharnier af naar den overkant gemeten, minder is dan de breedte langs de Scharnier. zyde heen. Onder de Verfteende Zaaken vindt menze glad geftreept of ook Roosterachtig gegroefd. Dikwils komen ze veel by elkan- der, in de Matrix zittende, doch ook wel op zig zelf voor , als wanneer het meest Steen. kernen zyn, zonder Schulpen, Somwylen vindt men ook de Afdrukzels daar van op Leyfteen , gelyk by Boll, in Wurtemberg- fe. Somtyds zyn zy nog met de uitwendige Slang.

(GE) Zie de befchryving van de Gaapers , (Afya) , in *t 1. DeELs XV. STUK, deezer Nar, Elif, 32. Hoofdfnk, bladz, 147, ENZ.

JAN ConctiyYriën 387

glaaänge Schaal bekleed, eh daar komen ook Vits “énkele Schadlén van voor, die altoos wat lang- EN “werpig zy, dikwils wat plat gedrukt. am Arabie vallen zy dus in verharde graauwe Mergel ‚in ct Verbneefche in Steenkoolen-Ley 3 in Vrankryk, meest enkel verkalkt , by Mous- fon niet verre van Montpellier en by Is'y om. Îtreekë Partys: by Busfweiler in de Elzas zeer harde Kuicftéên:; Dáar is, om kort te gaan, haauwlyks eee Matrix bekend, waar in me ze niet werfteend vindt, zo in Switzer- land als in verfcheide deelen van Duitschland, Dy Betlingen, dan de Bodenzee, zouden ver- fteende Paatl - Schulpen voorkomen. IR heb Myie ten van Aken in geelachtige , van Maastricht in witte Zandfteen; uit Engeland met geelach- tige Mergel of zwartachtigen Kalkfteen opge= vuld; eh vit den opgedolvén Grond van de Twikkelfe Vaart ini Ovetysfel, heb ik ze Kley- achtig verfteend bekomen (&). Uit' het Pettefakt, dat wylen de beroemde Watrcr hier toe betrekt , blykt het verfchit …_ “der Musculieten met de Tellinieten, volgetis “gyn denkbeeld 5; dewyl zyn Ed, de miiddelfte Schulp, wegens de langte, toc-de eerften ; de anderen tot de laat{ten betrekken zou {}). De

| Afe Ck) Meri noëmt de eigentlyke Pholaden ook wel Gaapers, ‘tm dat zy mede die eigenfchap hehhen , doch de figuur on-

derfcheidtze genoegzaam, De tweefchaaligs Fhaladen, tot de Mosfelen behoorende, gaapen niet,

MIL Deri. L, Stur.

328 VERSTEENINGENR

vir, Afbeelding van een los Doubiët, daar onder, Hooroe in Fig, o. wyst evenwel, als ook in Fig. .q,

ST UK»

op eene volgende Plaat, nader de weezentlye ke Geftalte aan (an). Drie of wier Afbeel. dingen, op eene andere Plaat , uit zyn eigen Kabinet gegeven , vertoonen Musculieten van een andere figuur (7).

Scheeden. De Scheeden, die men verfteend Solenieters

Dolenieten,

noemt , zyn aldus niet minder kenbaar dan Natuurlyk Co). De naamen wyzen genoegzaam de Geltalte aan. Gedagte Natuurkenner brengt ’er noch in befchryving noch in Afbeeldings voorbeelden van te berde, in zyn. vervolg van * Werk van KnNrorr over de Verfteende Zaa- ken, Än zyn Steenryk niettemin, zo wel als by anderen, vindt men daar van eenigen vere toond (p).- Bourecuer ftelt eene Soleniet voor die geflooten is, welke hy het Wyfje, en een gaapende, die hy het -Maanetje noemt. Deeerfte, evenwel , fchyot nader tot de Phola- dieten te behooren; zo wel als die beiden van BAITER , door WALLERIUS aangehaald-s dewyl de BBA zodanig. niet, verfmallen.

De-

U) Verfleende Zaahen ‚IL, Deel. Plaat B, nm Fig. 1, ze (‚n) Plaat B. VL. Fig 3, a {x) Plaat B. (l, b**. Fig. 435 6 7e (o) Zie de befchryving der Scheeden ( Salenes) tot wel:

ken de Geuten , Mesfehechten , Peul. en Boere - Boon Doue

bletten behooren „in °t gedagte STUK, 33, Hoofdftuk ;

k bladz. 187. at

(p) EouRG Petrif. Tab. XKle Fig. 124, 128, BAIJES Ory, Nor. Supplen. Ted, IV, Pig 142 13) SCHEUCHZe i @ryee

WrASN- CONCH-YL-IËN. 339 Dezelven gelyken veel naar dat van onze Fig, vint: 2 ’t welk echter een waare Pholadiet is, * Is Hoorps daar uit blykbaar, dae zy zeer zeldzaam voor-""* komen. Die, welke Pater Torrusta af- beeldt. en zegt overvloedig gevonden te wot- den in de Velden van ‘Anghuela in Spanje, drukken de gedaante van her Boeren” Boon Doublet taamelyk wel uit (q). De genen, die wat befchadigd zyn, kan'inen dikwils niet van de Pholadieten of Tellinieten onderfcheiden, et De Latynfche „naam Jelling is, met een _ scheef. Nederduitfchien ‘uitgang, door my voor zekere (Ssslen Doubletten gebruikt, wier Verfkeeningen men de hd -Tellinieten noemt. Dezelven zyn wel, gelyk de ak Musculieten of Rivier- Mosfelen , breeder dan Jang „doch tevens fcheef: van Schaal hoewel gy de beide. Schaaten. gelyk of even groot heb-« ben (r). Ook vallen zy zo dik niet als de Cha- mieten en haar Scharnier is als (lomp afge fneeden niet fpits ; gelyk-in de Mytulieten. Haar figuur is: derhalve ovaalachtig. Daar ko-

men doorgaans van ennen maar enkele Schaa-

Jen

Ora. Helv. rig. 118. WALCH Sucinreieb Tab.) XVII, Ne 5e Baum, Min. T. 1. Fig, 36.

“UD Apparato para la Hit, Nas. Espagnola, Lam. Vila Fig. s.

(-) Zie de befchryving ‘der. Tellinen 1( Teiline ,) tot wele ken de Sasryvn …„Doubier nof …Katte-Toug van fommigen; de ‚Ceylomfche Zonneftraalen ; Roose ven “Bacasfams Daudierten ,

Goude Tong, Robbe « ‘Dong ven dergelijken ae DEn » vs Hoofd; vals. boven „blades. aes: 7 ‚z 0.7

Ye UL Dar. 1. Serua

340 VeERSTEENINGEN

VIEL len voor en 7y zvn onder de Verfteende Zage paer ken niet zeer gemeen. Men vindtze echter in Italie, Duitschland, Vrankryk en Switzerland: gemeenlykin Kalkfteen of Kalkfchiefer, WarcH

geeft "er drie Afbeeldingen van , in alle welken

de figuur zeer vreemd is en tot geene der be-

kende Tellinen behoort (s) Echter wil men;

dat van de Katte- Tong of Sagryn - Doublee

op de Switzerfche Alpen; van de zogenaamde Bapket- Hammetjes in ’t Wurtembergfe , by

Boll en Nahren , zouden gevonden zyn. Op

de tweet en -twintigfte Plaat by Bo URGUET

komen eenige dergelyke Scheeffchaaligen voor, en

elders zynze ook afgebeeld (#). Ik heb verkalk=

te, by Meaux in Vrankryk gevonden , die

fraay geribd zyn en veel naar de Bacasfan«

« Doubletten gelyken ; dach enkele Schulpen; gelyk Fig. 3 zodanig eene vertoont. ie

Hart- Wy komen nv tot de veriteende Hart- chen Doubletten , daar men den naam aan geeft an kes Bucardieten. Sommigen willen daar welon- _ %1, 1v. derfcheiding in maaken achtende dat de eix Fig 4 gentlyke Bucardieten dikker en byna Kloot- rond zyn3 doch men kanze gevoeglyk allen

onder dien naam begrypen (y). Immers zo

zyn

(s) Volgens zyn Ed. Clasfifications - Tabellen; Il. DEELe ‘Supplement -Plaat V. C. Fig. 2, en V. & Fig.s , 6e

(t° Bourg. Perrif. Tab. XXI! Fig. 151, 132, 134 OR ab XXI’. Fig. 143: SCHECCHE Or. Helv. Fig. 110. WALGB, Stcinre Tal. XXe N. a. BAUMe fins Tbo Le Fig. 35

Wan CoNeHYLIEN Sar

gyn ook , by den Heer LiINN&Us, in het vim. Geflagt der Hart- Doubletten, zo wel de Kar-Hoorp= thageeníche Nagel- en Aerdbey- Doubletten Kd, als het eigentlyke Venus- Hart , de geribde Ve- pus - Doubletten en dergelyken , thuis gee bragt. (y). Het komt ‘er maar op aan, dat de Schaalen, die gelykvormig zyn , te famen „gevoegd een Lighaam maaken, dat de geftalte heeft van eens Menfchen of Beesten - Hart. Meest komen van dezelven bloote Steenker= pen voor , die gemeenlyk los zyn , dikwils van, aanmerkelyke grootte, Men vindtze in verfcheide Soorten van Steen veranderdop vee- le plaatfen van Duitschland 5 ook in het Oost. enrykfe, in Vrankryk, Italie en zelfs in Ame- rika, Het Venus- Hart heeft men verfteend gevonden by Prugg aan de Leutha in Ooften= ryk: de Karthageenfche Doublet in de See verbergfe Gebergten van Hongarie, als ook in Boheme, Champagne en by Algiers, In Fig, g geef ik de Afbeelding van een regte Bu- cardiet, ten deele met haare Schaal verfteend, van Landwernhagen in *t Oppergerigt Munden, op eene Kasfelfche Straat, in de aldaar uitge. gravene Mergel gevonden en zeer fchoon ge» conferveerd. Verfcheide van deeze Petrefak. L ten (v) WALLER: p. 504. Chame vel Conche Cordiformes, Bucarditen,

(w) Zie het 1, D. XV. Suk deezer Natuurlyke Hiftorigs als boven, bladz. 322, Enz.

Ul Daal. k, STUK,

d43 VERSTEENINGESG

CIL, ten zyn door den beroemden Hoogleeraat gen Warcu in Plaat gegeven, waat onder eenie : gen glad, anderen geriod; de meesten zonder

anderen met de Natuurlyke Schaal (x). Buiten twyfel behooren hier ook veele , bevoorens on= den naam vân Kam- en Hartvormige Chamie- ten en dikbuikige PeCtinieten zonder Ooten ; befchreevene Verfteeningen, Amendel- Dus kan ik hier zeer gevoeglyk * huis bren- tar gen dat zeer fraaije en geheel onbefchadigd Fig. s. bewaarde Petrefakt , ’t welk ik bezit onder den naam wan Amandel- Doubletten uit Nore mandie. Zy hebben evenwel de Kleur der Akenfe Verfteeningen, In Fig. 5. wordt één derzelven in zyne grootte voorgefteld. Zy verfchillen , beken ik , vry veel van de Na» tuurlyken deezes paáms , welken ik tot de Rots- Doubletten en tot de Chamaas t’huis gebragt vind (ye Die, welke uit BONANNr aldaar is aangehaald (2), gelykt veel naar de Aardbey-Doubletten en niet het allerminfte paar de Amandel - Doublet van VALENT YN (a). Hy zegt, dat menze Zee- Noot noemt, maar de laatstgemelde heeft inderdaad de figuur van’ een Amandel ; naar welke de onzen ook taa- ì } lb $ mes (x) Zie Werfleende Zanken, II, DEEL , Plaat BI. a Fig. 1, 2,4: Be Le b, Fig.1, 29 3:-B, IIe a, Fig. rest B. IL. b*, Fig.4, s: en B. V, Fig. 1, ze Als-ock Plaat B, 1, Fig. 6 en Suppl. Pl. V;d, iz. 3. (y) Catalogus van ’t Kabiner van cwylen den Heer A, Lsers , bladz, zer, 329.

' VAN CONCHYSYLIËN 343

melyk zweemen , doch , in plaats van over- VIil- dwars! geribd te zyn, in de rondte gebandeerd EoorDs zynde; waar vic blykt, dar zy nog metde Na. *

_ tuurlyke Schaal 7yn bekleed.

Die ongelykzydige dikbuikige Chamieten ,Korf-Doas welken LiNNeus, onder den naam van ‘Mac ’p Marien tra,tot een bvzonder Geflagt gemaakt heeft, 6. noemde ik Korf» Doutletten (b). Hier van ko- men Verfteeningen voor, by T'acin in Piemont als ook ‚ten deele in Kalkfpaath verwandeld , by Verona, enin zwartachtige Kalk(teen, bv Wal. denheim in de Elzas : in Engeland Olyfkleurig in graauwe Kalkfteen , en Yzer. Okerig in Thu ringen. WarucH geeft ‘er eenige Afbeeldin- gen van (c), onder welken eene die hem een Verfteening fcheen te zyn van de Gerimpelde Oude Wyfs Doublet , welke echter tot de Kous- Doubletten zou behooren. Die van Fig,

6, waar van Ik veel grooter heb, in verhard blaauw of graauwachtig Gefteenis , zyn uit Engeland afkomttig.

“De Triangel. of Driehoek. Doubletten , wes Triangel. gens haare Geftalte dus by den Ridder gety- Pole teld, bevatten eenigen : ie anderen mede, ä rigonele

ge” Pa. 7e

(2) BoNAnNt Reer. Mentis Ey Ocul, Clasí. IL. Fig. 58,

(a) VALENTYN, Tab. ult Fig. 30. Deez’ noemtze twee zeldzaame geribde Amandel - Doubletten.

(é) Zie Nat. Hift, als boven: 36. Hoofdft, bladz, 241 > enze

te) Bl. B. Fig.r, 2: Be Ib) Fig, 3e Be IL be, Fig. 3. De II, Fig. 3, 4

INL, Deels l, STUK.

344 VERSTEENINGEN

VI, geteld hadden onder de Kous- of Venus- “Dou: crux. Dletten (d). Men noemze, volgens Lune RE NAUS Geflagtnaam , Denacieten, doch anders en duidelyker , Triangulieten of Trigonellen 3 Onder welken uden naam WALCH ’er op: geeft , welken hy Kernen zegt te zyn van Venus - Kous Doubletten (e). Een veel na- tuurlyker Steenkern , byra volmaakt de Geftals. te uicdrukkende van de Doublet, welke wy Triangel noemen, heb ik in Spaath veranderd uit Italie, Nog raarder is die uit geelachtige Kley verharde Steenkern , my bezorgd van de Kust van Normandie, in Fig. 7, op meet gemelde Vierde Plaat hier voor 5 als in welke de indrukzels der twee Tanden en de overige deelen van ’t Scharnier, zeer zigtbaar zyn, Keus-Doue Zeer bekend zyn die Doubletten , welken EAU LiNNAus in %% Geflagt van Venus betrokken heeft, onder den naam van Vewvwse Kousjes, of Kous Doubletten : gelyk ik ze heb getyteld. Tot dezelven behooren ook de Oude Wiyfs Doubletten, zo gerimpeld , als geftreept, gee plooid, Wrattig , gefleufd , getralied, be gaapende en veele anderen. Deeze zyn een» _germaate driehoekig 5 doch bovendien komen

er. (d) Zie het 27, Hoofdftuk van ‘t L. Dimts XV. STUK, dezer Nar. Hift, bladz. 246 , enzo | (e} Verft. Zaaken ruig D, 1. STUK ; Plaat B. IL, bek Fig. 8 en B 11 Fig 6. ( Pe) Zie van dit alles omftandig het 33 Hoofdftuk » Aj boven, bladz, 253 Enzo

7 OAN CONCHYTLIËN 345

®ir veelen in voor die Hartvormig zyn, gelyk vang | de Kwaakers , Speel -T yger- Doubletten , Griek. Hoorps fche A, ’t Wafel- Yzer, en ronde , gelvk de°*?® Venus-Labaaren, Strik - Doubslerten enz (ff).

Van de echte Veruse Kousjes wil men de Verfteeningen gevonden hebben , zo wel in de kleine van Switzerland (g ), als indie van’e Waurtemburgfe , by Pfullingen , daar zy by- zonderlyk in witten of geelachtigen Kalxfteen veranderd voorkomen. Sommigen hebben nog de Natuurlyke Schaal, maar anderen, die men overvloedig by Jena en Wurtsburg aantreft; zyn bloote Steenkernen ; waar toe ook die van Normandie , door Warcu in Afbeelding ge? bragt (kh), behooren.

Deeze, waar van ik de gedaante voorftel in Hartvar Fig. 8, gelyken evenwel , zo de Heer MARr- PL. IV, TIN! te regt aanmerkte , allermeest naar het Fig. & Driezydig Venus- bart , ’t welk tot de Hart- Poubletten behoort (4). Het eenisfte onder- fcheid maakt de rigtiog der zydftreepen of plooijen van de Schaal, die in % zelve aan het Scharnier evenwydig en in deeze Verfteende of Steenkernen overdwars loopen ; waar in dezelyen meer naar de Kousjes gelyken. De | | Klink

(z) AEF. Helvet. Vol. II, Tab. Viil, Fig. D, E,‚ F‚

(5) Verfl, Zaaken ille DEEL , Suppl, Plaat V. a, Fig. 6 en V. c, Fig 3.

Ci) Zie Nat, Hit, %. D. XV. Stuk ais boven, bladz, 226; X 5 IN. Deer. 1. STux.

940 VERsSIEENEN 6 B

Witt, Klink is hier insgelyks zeer uitpuilende en met” Boord. Boopswys’ f:men'oopende Streepen:-zo dat zy STUK, | eene Verfcheidenheid van. de gezegde raare

Doublec fchynen te zyn , hoewel menze , wee gens de Klink , betrekken moet tot de Vene.

rieten. r pange- Daar komen echter ‚in het-Piemonteefches äbde. gun geribde of geplooide voor die verkalkte zyn en meer naar de Venus-Kousjes gelye ken, of wel near zekere Venus- Doublet, daar DARGENVILLE den paam aan geeft van Levantfche of Orientaaifche , zo Ware aanmerkt (k). Dic zo zynde, dan moest het Origineel daar van zyn de Geplooide Oude Wyfs Doublet , Venus Dyfera van den Heer LiNNaus(l). VALENTYN zegt van de zyne, wel twee Duimen over ’t kruis groots. dat het de WVredevlag was van den Heer Ko- NING, Ik hebze van weicig minder grootte. Verfteend komen dergelyken op de Rotfige Bergen van het Eiland Kurasfau, een half Uur agter de Vesting, op Maltha, en verkalkt in Piemont en Vrankryk, by Chaumont, voor. Die geele Kalkachtigen uit Switzerland, wel- ‘ken WaArcH in Plaat gebragt heeft (1), fchynen meer of min naar die nieuw ontdekte Westindifche Doublet , welke men ’t Ge- draaie

(£) Verf. Zaaken II. DEeL, bladze 173. Plaat V.e, Figs A, Want die naam is door DAvira flegts aangehaald. Catal Je pe 365 die ook daar hy te pas brengt RuMPH. Tab, XLVIE. NW. t. en VALENTe Dive Fig. 21.

(4) Zie deze Nat, Hit, els boven, bladz, 256. 5

vaN CoNCHYLrIEN 84%

draaide Menfchen Hart noemt (2), te gelge tig N ken. | en vi Wegens ’t Scharnier , waar van men in de Rondachd Verfteende Zaaken doorgaans onderfcheidentigs kan, dat de Klink en Aars van elkander afge- Fig, 5, zonderd zyn, heeft de Ridder tot de Kous- Doubletten ook veel rondachtigen t'huis ge. bragt, als gezegd is, en daar van komen veele Verfteeningen voor, die men weleer tot de Chamieten betrokken heeft. De Yslandfche Doubletten, by voorbeeld , vallen op Ysland , met Kalkfpaath en zwartachtigen Kalkfteen opgevuld ; ook zyn dergelyke Schulpen over- vloedig in de Akenfe Verfteeningen, Men vindt. ze insgelyks in de Engelfche Krytbergen en in Vrankryk by Soisfons , van waar ik ’er heb; in welken het Scharnier volkomen blykbaar is; gelyk Fig. 9. in zulk een fraay verkalkte Schulp, welke hier ter de helfc in langte en breedte verkleind is , duidelyk voorftelt. Het Scharnier is volmaakt als in de zogenaamde bpeel - Doubletten , en de Schaal uitwendig op dergelyke manier geftreept (o). De fyn geftreepte, gerimpelde , geplooide wafele gan deezen aart, op verfcheide plaatfen van 2 Eu.

_{m) Perfleende Zaaken, IL, De Ie stuk, Pl. B. 1, 2, Fig, 7e 8,

(#) Le Cceur d'Homme en volute, ‚0 Zie KNORR Hoorens en Schulpen, Zesde Deel, Pl, 1Va dige Le

u, Deer. L, STUK:

343 VERSTEENINRGEN

VII Europa, in ’t een of ander Gefteente , voorkos Hoorn. mende, moeten met de Natuurlyken zo veel STUEe p=

mooglyk vergeleeken worden , om het Origis

neel te ontdekken , waar Uit dan dikwils

zal blyken, waar menze moet thuis brengen,

Dus blykt , dat die, welke men het Wafel.

Yzer noemt , het Perrefakt is , door Pater Torri Bia afgebeeld , ’t welk hy zegt zeer o= vervloedig en groot te vallen aan de Grenzen

van ’t Pardo by Madrit in Spanje: zo dat ’er

van gevonden zyn tot zes Ponden zwaar (p). gezaruse Blykbaarer zyn de Verfteeningen der Dou gr: ke bletten , die men Lazarus - Klappen noemt;

azarie 7

fen. welken de Ridder, wegens haare vaste Gele« ding, Sphondyli getyteld heeft (q). Anderen hebbenze genoemd Stekelige Ostracieten (1).

De beroemde W arcu heeft er eene in Afbeelding gebragt, die nog met haare Stekels

is voorzien, volkomen verfteend, uit Switzere

Jand, en twee anderen , die Kalkachtig zyn

en nog de Natuurlyke Schaal hebben, met bly-

ken, dat zy getakt zyn geweest of Stekels gehad hebben. Deeze gelyken meest naar de Westindifche, en de laatífte was uit Ameri-

ka (s). Ik heb ’er eene in de Moer, die bleek graauw.

(p) App para laFlif, Nat. Espagn. Lame VIT Fig. IF,

{q) Zie myne Nat. Hlift. als boven , 39. Hoofdft, bladz. 2764

(r) Gelyk WarcH, die ’er de Afbeeldingen van geeft , Yerft. Zaaken , Il. Deel, Plaat B. Il. D*T.Fig. 1: De Xie Fig. z, 23 en Plaat D. Xile

/

WAN ConeutLiër 425

graauw is en Spaathachtig, zittende met ände- wrm

te Verfteeningen , waarfchynlyk uit Switzer- Hoorvs

fand, en deeze is ook met blykbaare Stekels SI9E-

voorzien. Zy zweemt veel naar de Malthees

Ache Lazarus= Klappen. Voorts vindt menze

werkalkt in Vrankryk : met Kies gevuld in

Waurtembergfe en by Rysfel in Vlaanderen,

Daar- komen ook ftekelige Kleppen van voor

in graauwe Kalkfteen , by de Zoutwerken in _Opper-Ooftenryk-: doch onbefchadigde Ver-

fteeningen van deezen aart zyn zeldzaam,

Dat de Doubletten, die men Chame tytelt, xKom- zeer oneigen Gaapers of Gaap -Doubletten Dovviet” geheten worden, heb ik bevoorens aange- Chamietem, toond (t), Hierom is de Hoogduitfche naam,

Gien- Muscheln , voor dezelven zeer opgepast. „Wegens de holte fchynen zy dus genoemd te yn 5 want zy gaapen niet meer dan andere DPoubletten. Te minder moet men dan om «eene gaaping derzelven , gelyk mr ae Pholaden, denken onder de Verfteende Zaaken, Die, welke LiNNA&us tot dit Geflagt betrekt, zyn seer dikbuikig en hebben dus een aanmerkelyke holte ; doeh verfchillen voor overige in ge- daante zeer, gelyk de Zotskappen , Nagelfchul« pen , Paardevoeten, Foelie en Rots . Doubletten , Zee“ Nooten , Eikels enz, De meesten welken de ts) zie Verft. Zaaken, Ile De 1. STuw j in ze werklaas

king der gezegde Plaaten.. . {6) Als boven 40. Hoofdftuk , bean 3852

KIK DEB: Is Srums

Vi. HoorD. STUKe

Zotskap. -

PL. IV. Fig, 10e

Paardee

850 NVERSTEENIN GEN?

de Hoogleeraar War cm onder den-naam vär Chamieten voorgefteld heeft , behooren derhal- ve niet tot dezelven.

Van de eigentlyke Zotskap sDdiblef zyn de „Verfteeniùgen zeer zeldzaam; eu, zo men ‘er van heeft, dan komen Bucardieten in plaats (»)- Ten minften heb ik nog nergens eene Afbeel. ding daar van aangetroffen. De figuur der Na: tuurlyke Zotskap is bekend. ‘Men weet, dat dezelve niet enkel opftaande- en haakige maat weezentlyk omgekrulde Ooren of Hoorens heeft, even als dezelven voorkomen in: die fraaije “_Steenkern uit Normandie, van Fig, 10, op onze Vierde Plaat.” Dic is eene Verfteening als van Zee-Slyk , welke de Normandifche Petrefak- ten, die men verkeerdelyk'alsvän Busfweiler uit den Elzas afkomtftig opgegeven heeft, kenbaar maakt, »-Hec- Stuk half zydelinge psa ;

heeft juist deeze ervorté, E Tot die zeltde. Veriteeningen wan: zeer

raare Stukken, ook binnen weinige Jaaren eërst ontdekt ; die de Lithologisten zeer in vérwat* ring gebragt hebben, over her Origineel en wáat dezelven ‘te plaarzen. De geleerde. Warca hadtze eerst t’huis gebragt tot de Venerieten;, of-tot de Trigonellen , maar’ nadefhänd betrok

hy zetoe de Hart. Doubletten ( ww), met dep -

Heer MARTIN, wien het Origineel voor= ik me? 7 et ne 5 „kwam

» 30 aA

() Gelyk ) GMELIN', Mineral gziin: IV, Th, p. Ki Tab. XV. Ag. 161, id

VAN CONCHYLIËN, 35t

kwam geheel onbekend te zyn. Zy-hebben, wrr, op zyde gezien „een driehoekige figuur, « is Hooros waar, en zyn overdwars gebandeerd met boo-**®5- gen , die alleenlyk uit koobbels beftaan ; ten minfte is in de ‘kleinen de vertooning zodanig (zie onze: Fig. I1.) maar in zeer grooten, hoedanig- ik ’er heb van by de drie Duimen over * kruis en aan de Klinkzyde langer, ziet then duidelyk dat de Knobbels' Schubachtig hol naar agtêren zyn. gelyk in de’ Nagel . Dou- bletten (x). De geffalte, voor ’t overige , als menze wel befchouwt , zweemt zo zeer naar die der Paarde- Voeten, zogenaamd , welke met de Nagel- Doubletten vermaagfchapt zyn en ook dikwils knobbelig gedoornd , dat menze niet beter dan tot dergelyken kan t’huis bren- gen. Wanneer men een Paarde- Voets Doublet op zyde befchouwt, en vergeïykt hetzelve met deeze- Petref akten , den eal men een groote Overeenkomst vinden. Dat mêer ze; de platte kant puilt in dezelven even Zodanig uit, en is op dergelyke marier geribd of gefleufd 5 hoewel men ’er die Koraalswyze Korreltjes , welke fommigen van deeze Verfteende Doubletten dan de Klink of ’t Mondítuk' verfieren , niec in waarneemt. Misfchien zal men in vervolg van tyd nog wel nader het eigentlyke Origineel

dae

| (w) Clasfsfse. Tabelle. UI. Deel, Suppl. Plaat V, a, Fig. *‚5&V.c, Fig. Ïe : ' _…{*) Zie Nat. Hif, XV, Stu , als boven , bladz, 259» =swe

Ml Ozn. d. Sryms

852 VERSTEENINGEN

(VIE. dat âls een middelflag der voorgemelden. moet SPAR zyn, in de Atlantifche Oceaan ontdekken (*), Fomteins De voornaamften, der Chamieten , mag men bak._ wel noemen die Oostindifche Fonteinbakken , tot de Nagelfchulpen behoorende , waar van RumrPHrus zo omftandig fpreekt; die dezel- ven Vader Noachs Schulpen noemt op den Zondvloed zinfpeelende, ’t Is nogthans zeer onwaarfchyniyk , dat zy zo veel Eeuwen in het Gebergte der Molukkes gelegen hebben 5 dewvl menze ‘er nog even zo gaaf vindt ,alsde genen die verfch uic Zee gehaald warden, Ik fprak ’er bevoorens omftandig van en merk thans alleen aan, dat zy op de Verfteeningen weinig rn hebben; hoewel zy é@enigere maate , als in 't Aardryk gevonden wordende ,

tot de Delfftoffen behooren. | Rotse Van Rots - Doubletten komen in de Kryt- eden Bergen , zo van Engeland. ale van Vrankryk, aanmerkelyte stukken voor, die verkalkt en zeer fraay zyn. Ik hebze uit de nabuurfchap van Soisfons, Meaux en Montmartre, Dee. ze betrekken fommigeu tot de Schilferige of krombekkige Oftrecieten. Zy vallen ook by Regensburg en in het Bannaat van Temes. Ware Atken: De Arken of Arke- Noach Doubletten , lever Arkietens ren

{*) Hoe de Hoogleeraar WALCH , En in navolging van hem GMELIN, die tweé Veroneefche Petrefakten, Perft. Zaak. Ale Ds Rlaar Be il. br, Fig. 42 53 tot de Paardevoce | En

ed

El 15 Deel, PLAAT V.

gie ant On RA RLS

dh NHD uier

RN SSS

G

g

Gd G

4 HP Gp

AD;

l/

14 1),

En en

eN SEN

\

É VAN CONCHYLIËN 353

‚ten ook Verfteeningen uit, die men, naar den VII Latynfchen naam , Arkieten noemen kan. Ik Hoorp: heb. derzelver enrtnjsnas gedaante voorge= Rik: | fteld (y). Het Scharnier verbindt de Soorten , hoe verfchillende ook van figuur, gelykdce Pof. ferssen dergelyken, met de Arken. Van de Noachs - Ark - Doublet komen Steenkernen voor, by Turin in Piemont en by Creazzo, niet ver van Vicenza in ’t Venetiaanfche Gebied: van de Baard - Ark by Mousfon , niet ver van Monte pellier, alleenlyk verkalkt: van andere , mec __de beide voorgaanden naverwante Soorten, by Dresden, Jera, Neuftad aan den Rubenberg in *t Hanoverfche; in Hesfen en by Ulm in Zwa- ben ‚alleenlyk verkalkt; by Roche in ? Kanton Lafel en elders in Switzerland, Duitschland en ä Lualie, De Basterd- Arken „naar ongelykzydige Hart- Rn Doubletten Beken komen verfteend voor ° in de Zuidelyke deelen van Amerika en in het Bannaat van Temeswar. Van het gedraaide Menfchen Hart , boven gemeld, dat men ook wel-her Korfje noemt , vallen zy by Eden. burg in Hongarie, in witte Kalkfteen, alsook in % Engelfch, Graaffchap Oxford. Tot de Ì Poffer Doubletten behooren verfcheidene die

men tén hebben kunnen betrekken begryp ik niet. Zy gely= ken» immers, naar dezelven zeer weinig.

(7) Nat. Hijt, xv. STUK, van % L DEEL, Ie Oet, bladz. 325a L

Ni, Deer. Ie STUK:

334 VERSTEENINGEN

VIIt. men anders tot de Chamieten of Pe&tirieten

hade betrekt , voorkomende onder de Maastrichtfe

Petrefakten. Ik heb een zwaar Stuk , waar

fchyrlyk tot de Basterd- Arken betrekkelyk;

wel twee Duimen breed en dik , by de drie Duimen lang, van de Kust van Normandie.

Polfers, Men moet , verder, alhier verfcheide Cha-

PL. Vs : Staas ks Fig, mieten thuis brengen, die in geftalte naar de

Poffer » Doubletten eenigermaate gelyken, en de

Billen wat van elkander afwykende hebben zynde dus eenigermaate breed van boven, of cok met gekromde Ooren voorzien; die ’t zy in Afdrukzel , op Gefteente, of enkeld voor- komen: wanneer men het Scharnier niet on- derzoeken kan.

Zo natuurlyk drukt die fed Verfteende Doubler , van Pr. V. Fig. 1, de Geftalte van een Poller uit dat ik niet kan nalaaten dezel. ve hier te. vertoonen. Bovendien zyn de Straalss wyze en overdwarfe Boogftreepjes, den bleeke Poferen eigen (2), in dezelve zo blvkbaar, dat men de Natuurlyke flegts daar mede be- hoeft te vergelyken. Is een compleete Ver- fteeving in de Natuurlyke Schaalen, uit eenig gedeelte van Duitschland , misfchien uit hee Wurtembergfe, afkomftig en kaam geel van Kleur.

Kam-Dou- Schoon de Ridder, wegens de gelykheid van

lerren- / h Feltigseten, É

(z) Zie deeze Nas, Hifd. als boven, bladz. 314,

VAN CoONCHELEIËN. 853

5e Scharnier, de Pettinieten tot het Geflaet der vrij Oefteren betrokken heeft, zal ik doch; wegens Hoorns de opgelykheid van Geftalte; dezelven hier mied be wibi : elZiniëesidg eerst afzonderlyk voorftellen. In platachtigheid eN en rondheid van omtrek koten zy ; evenwel , den Oefteren naby, doch verfchillen door eene vlakke of effene , regelmáatig geftraalde opper- vlakte 3 weshalve menze Kam-Doubletten of Mantels noemt; De Franfche naam Peigne betekent weezeridiyk een Kam (aj. __Ontelbaar zyn byna de plaatfen in ons Wee reldsdeel , daar men dezelven als Delfftoffen santreft. Overvloedig komen zy flegts ver- kalkt voor , in Engeland aan de Theems, iu Vrankryk: by Parys, in den Pietersberg by Maastrichts ‘ín Zandfteen en daar mede opge-- vuld, vindt men zein Zwaben en andere mid: deideelen van Duitschland, als ook in Honga- tie en elders in Kalkfteen, gelyk in Switzer- land, alwaar menze, by Madhren, fomtyds in Zwavelkies veranderd , of daar mede gevuld of. het afdrukzel op zwarten Leyfteen, aan- treft, in Saxen fomwylen op Vuurfteen; Dik- _wils wallen zy taamelyk groot; doch ook wel geer klein en veelen in een zelfde Gefteente by elkander : gelyk zy dus in °% Hesfifche ia een geel: Okerige Yzer Aarde voorkomen. De Pelunculi , zogenaamd , dat Koktiaaneri ef (a) Zie gedagte Stuk , blada. 320,

Us Deer. Ì. STUEs

356 VERSTEENINGEN

Vil en dergelyke Strandfchulpjes , geftrecpt of onà Dee geftreept, van onze en andere Kusten zyn, tot Peltinieten, VOorige Geflagten behoorende, moet men hier

mede geenszins verwarren. Uit myre omftane

dige befchryving der Kam: Doubletten blykt;

dat men die gemeenlyk kept aan de Ooren;,

welke zv wederzyds by 'c Scharnier hebben ;

zynde of gelyk of ongelyk, kleiner of grooter

en de Kleppen of Schaalen ook fomtyds on-

gelyk , beiden platachtig , beiden rond verhe-

ven, of de eene plat de andere rond, gelyk

jn de St. Jakobs - Doubletten en anderen, Dus

bevat dit Geflagt de Kompas- , Koraal - Doue

bleiten , Konings Mantels en dergelyken; als

ook fommigen. die byna geen Ooren hebben ;, gelyk de Ys- en Rasp- Doubletten. :

St. Jakobse Van de St. Jakobs - Schulpen , zogenaamd „’t

ee zy enkeld „’t zy dubbeld, ’t zy los, ’t zy op

eene Gefteente , komen aanmerkelyke en zeer

fraaije Stukken voor, die door den Hoogleer-

aar WarcH in Piaav gebragt en befchreeven

zyn (b). Zyn Ed, geeft ’er die zeer fraay zyn

vit Piemont in geelachtige Kelkiteen veranderd.

Eenandere van Thionville uit her Luxemburgfe,

in zyn Derde Deel , hadt geen Ooren en de bei-

de belften waren eenigermaate verhevenrond ,

zo dat dezelve, gelyk zyn Ed, aaninerkt, van

| ie de

Ld

£ (B) Werfleende Zaaken. MT. DeE'., Tab. B: BI, Fig.1, 2, 8,9; Hos B. toc. Pig. 1y2, 3505 * Di All -a,-Fig, 3:K; IIs Ïig. Ig 2, 3e IL, D5E&, Suppl. Plaat V, c, Fig. Ge

ie. ‘a

{

VAN CoNCHYLIËN 357 if _ de gewoone St, Jakobs Mantels , wier ééne vins Schulp vlak is, werfchilde. Ik heb zodanigen, Hoorpe veel grooter. , uit Normandie , (van waar ik Wa, | vermoed dat ook de zyne geweest is,) mec - ‚kleine Ooren , de eene helft meer, de andere

minder verhevenrond, en de Oppervlakte met

ronde Straalen. ‘Een dergelyke heb ik zeer

fraay Hoornfteenachtig verfteend, en van bin-

nen Kalkachtig gevuld, uit het Veroneefche,

ook byna zonder Ooren, Wy hebben West.

‘indifche Natuurlyken van dien aart , en van

aanmerkelyke grootte, tot welken deeze veel.

„eer te betrekken zyn, dan tot de gewoone St.

Jakobs - Doubletten. De gemelden zyn ber

mooglyk, die men in ’t Fransch de Snuifdoos

van Neptunus noemt, In ’t klein heeft men ’er

ook en van deeze komen de Verfteeninzen ins-

gelyks in Europa voor. Het fraay verfteen de

platte. of eenigszins holle Manrel- Schulpje ,

geel van Kleur, in Fig, 2, op Plaat V. afge.

beeld, fchynt de platie helft te zyn van eeh

Doubletje van dien aart, Kwartsachtig ver.

fteend.

Van de eigenclyke Kompas Doublet, die de Komvas. beïde helften byna plat, en wel peftreapt °oubien, doch weinig geribd heeft (c), zyn de Verftee. pingen zeldzaam. Sommigen noemenze Disci

ten

Ce) Zie deeze Nat, Hit. L, DEELS XV. STUK, als boven e bladz. 326. 23 $

UI Deer.l, STUK.

»

253 VERSTEENINGEN

Vil Zen of Discüiden ; om dat zy als een vlakke Hoorr Schyf voorftelleg, en ook wel, om dat zy niet ee dwbel ai zyn, gladde Peftinieten, WaArcH Petinieter.

B geeft 'er, onder de Verfteende Zaaken , geen ééne neel ding van. Die, welke de Heer GMELIN daar van tc berde brengt (d), is zeer klein en duifter, Zy vertoont een rond Schulpje , omtrent een Duim breed, op de Moet. Hy zegt, dac menze in Piemont enkel ver. kalke vindt, in Zand, by Reutlingen in Zwae ben zeer klein , âls cok in Thuringen, niet ver van Weimar. Ik heb de helft van een echte Kompas-Doublet verfieend, met de fyne Ri pries aan de bimmeidgae), ‘die een weinig hol is, derdhalf Duim over ’t kruis groct , en uit het. Veroneefche , zo ’t fchynt äfkomftig; hoewel menze, als uit Spanje zyn= de, opgegeven heeft. Men vindt by Pater Forkurra, den eerften die de Spaaníche Peuefakten nagegaan heeft, niets van dien aat, Ik had deeze , zo wel als het voorige Manteltje;, uit her Kabinet van wylen den kun- digen va als uit Spanje afkomftig , gekogte

_Mautg. Van de zogenaamde WMantel- Schulpen komen

he veelal kleinere, op verfcheide plaatfen vân Eu- ropa voor. Wan Namen heb ik daar van eca fiaay Pesrefakt in Bitumineuze Aarde met an-

dere

(8) Natur -Syflas des Plincral. Reichs XV, Theill, p. 37. EV. Elize 176 |

f

VA N CONEHYLIËN. 359

dere Verfteeningen. Ik hebze ook van Aken VIL in geele , en van Maastricht in witachtige Icom Kalkfteen een zeer fraaije Oranjekleurige , peszinsesen, doch wat befchadigde Peftiniet, met meer dan twintig platachtige Straalen, Een andere die ongeoord is ,{waarfchynlyk uit Vrankryk , heeft

'er byna dertig. Maar in ’t Kryc van Enge-

land komen zy zeer fchoon voor; gelyk ik, on»

der anderen van daar een zeer aartig Mantele Schulpje heb, dat zeer fyn is geftreept , heb-

bende maar één Oor.

Zo zegt men, dat ’er van de Koraal- Dou- bletten, op den Kaasberg, by Buswetler in de Elzas; van de Ysdoubletten of Katten-'Ton- gen by Odolka in Bohemen, en van de Rasp- Doublet by Ariftorf in ’c Kanton van Bafel, ook Verfteeningen gevonden zyn. De Oo. ren der Pectinieten komen fomtyds op zig zelve , afgebroken , verfteend voor, die dan Hamelli, volgens SCHEUCHZER, genoemd worden, alzo zy naar de weerhaaken van een Pyl gelyken, volgens Luin; doch ik wil wel bekennen , dat ik ze niec heb gezien,

De eigentlyke Oefler - Doubletten bevatten, Oefters, onder zig de zogenaamde Laurierbladen , Win=s “© kelhaak , Poolfe Hamer en Zadel (e). De ge- meene Oefters komen op menigvuldige plaat- fen, in Europa, verfteend voor, Meestal vindt

men

(e) Zie deeze Nat. Hift, 1D. XV. St, blade. 332, enzo

| 44 IL Deer. 1, STUm. |

VIJL Boorr- STUKe

_Offracie- 36%.

350 VERSTEENINGEN

men de Schaalen enkeld , doch dikwils zitten zy, gelyk io de Quedlinburgfche Steengroe- ven , met. Wormbuizen en op elkander tót Klompen famengegroeid , die veelal ook bezet zyn met Zee-Kikels; gelyk de Natuurlyken. Veelal zynze van aanmerkelyke grootte, Oftra: cieten genaamd of Oftréiten ; doch daar vallen ook zeer kleine, welken men noemt Limnos- tricten en wanneer zy rond of ovaal en wat buikig zyn , Oftreo- Chamieten : langwerpiger zynde Oftreo- Pinnieten,. Ten opzigt van den aart der Verfteening ús de gefteldheid zeer ver. fchitleude. |

Dus vindt menze in de Gebergten van Italie, voorneamelyk in het Venetiaanfche Gebied , als ook in de Valeijen van Piemont, dikwils in zwarte Gips veranderd 5; niet ver van Civita

Vecchia, in de Kerkelyke Staat’, in graauwach.

tigen Kalkfteen overgegaan en, in Zandfteen leggende „, een geheele Bedding daar van by Siëna, regt voor de Florentynfche Poort , als ook by Huidlingen ín ’t Kánton van Bern. Ver-

der treft menze in Switzerland op verfcheide

plaatfen aan , en overvloedig aan den Oever der Birfe in ’t Kanton van Bafel; op den Rand- berg, in dat van Schafhauzen. Zy vallen by Tuudlingen in Erwien-Erts, op den Hangberg in ’t Wurtembergfe en elders de platte Schaa. len in Kalkfteen, die geelachtig is by Giengen

in

(fy Ze deeze Nat. Hifl, IL. Do KV. STUK als boven : blada. 384, Enz |

VAN CoNCHYLIËN gs6t

in Swaben en by Biberach in Zahdfteen. Enkel, Vill _ wverkalkt komen zy in Vrankryk niet Velen van Montpellier voor ; by Oxford in. Enge- ogari. land zeer groot: als ook by Maastricht; in de” Eiffel ; in Westphalen, in Hanoverfche , in Saxen - Weimar, by Quedlinburg in Zandfteen- groeven , by Dresden in de Plauifche Grond , in Frankenland; in de Gebergten van Seven- bergen aan de Grenzen van Hongarie ; by Ofen, in ’c Bannaat van Temeswar, in witten Kalkfteen veranderd, enz.

Tot de Verfteeningen der Oesteren zal ik paart. ook die der Paarl- Schulpen t'huis brengen, P'Pere fchoon Linneus dezelven tot het Geflagt der Mosfelen betrokken heeft (f).’ Dus zou- den hier dan ook de Paarlemoer - Doubletten , en alle die rond van Omtrek zyn, behooren; gee lyk de geleerde WaArcH de Paarl- Schulpen betrekt tot de Schilferige Oftracieten. De Paarlen komen, gelyk ik aangetoond heb, ook in anderen, dan de eigentlyke Oostindifche Paarl- Doubletten, voor. En,of ’er van dee. ze laatften wezentlyke Verfteeningen in Europa zyn, mag men met reden twyfelen. Van Schil. ferige ronde Oftracieten heeft gezegde Hoog- leeraar vericheidene , doch meestendecls kleine Stukker „in Plaat gegeven (*). Zyn Ed, noemt

de. (*) Ziein het Ie DEEL der Verfleende Zaaken; op de

Plaaten D. II!, rat D. VIE, verfcheide Afbeeldingen : op D,V: D. Visen D, XII, heeft men de voornaamften,

Ul Deer, 1. STUK,

862 VERSTEENINGEN

VIIL dezelven Oftréo- Chamieten en betrekt daar toe

Hoord. STUK.

Offraciee

Jes.

ook de Geplooide , tot welken de Haanekam-« men, zegt hy , behooren; als ook de Steke- lige, ’t welk de Lazarus- Klappen zyn. Van onze gemeene Oefters zouden Verfreeningen by Marmaros in Sevenbergen , in bieck geelach: tige Kalkfteen, by Offen en Edenburg in Hon- gârie,in witten Kalkfteen veranderd, in Zand» fteen voorkomen (£)- |

Paruwen- Veel ophef heeft men gemaakt van den zo-

Geen.

genaamden Paauwenfteen , wegens de verander. Iyke Kleuren dus genaamd. Hy was van ver- fcheiderley grootte en werdt verkogt voor den opregten Slangenfteen. Li 1 NNaus hieldt hem voor zeer kostbaar (h) en befchryft hem nog als een byzondere Soort van Petrefakten (*, daar hy geenszins tot dezelven behoort, en _ hem naderhand de regte afkomst zelf bekend was geworden. Hy komt, naamelyk, van het Scharnier eener Paarlemoer - Schulp , ’t welk , gedroogd zynde, uit digte fyne Straalen be= fraat, welke in ’t blaauw en groen fchemeren , en,als hy dwars over die Vezelen gefleepen

wordt ;

(2) GmeLiN Natur- Syflem des Mîn. Reichs. IV. pe 41

(hj Penne Pavonss inftar hic Lapis preciofisfimus &c, Afuss Fesf, p. 24.

(*) Helmintkolithus Androdamas. Sy/l, Nat, XII. Tom, Ille Tom UI. Gen. 41, Sp. Penna Pavonis viridí coerulescens. Mus, Tes. 24. N. 2. Habitat in Mari Indico e Tendine Cas einis, AZ. Stockh. 1759, p. 24e Te 1. Fig. 5, 62 72 Se

VAN CoNCHYLIËN 363

Band

wordt , dan bekomt het uitgefnèeden Stuk VI

dien voortreffelyken weerfchyn , waar door het LON

in ’tgroen en blaauwe fpeelt. Hierom heeft ogracie. hy ook doorgaans een overlangfe Streep, naar” welke de zydelingfe fpitshoekig , als in een Veder, famenloopen: weshalve de Ridder hem eertyds de Paauwen- Veder noemde, Dat mea hem gemakkelyk af!chraapen kan , onderfcheidt hem ligtelyk van de Edele Steenen , en in byzonder van den thans bekend geworden Labrador - Steen , die zeer hard is, en met de zelfde Kleuren fpeelt , welk misfchien de eerfte aanleiding tot dit bedrog zal hebben ge. geven, Van deezen, zo wel als van gedagten Paauwen- Steen , bezit ik zeer fchoone groote ftukken, Tot de Oftracieten betrekt men ook de Bratten= zogenaamde Brattenburgfe Penningen of Bellan keneel- Steentjes (6). Zyn Ed, zegt, dat dee zelven in Sweeden aan den Zee - Oever en in ’t Gebergte van Schoonen voorkomen. Men wilze ook by de Abtdy Steinfeld, in den Eiffel , gevonden hebben. WALcH maakt ’er gewag van met eén enkel woord (5). Uit de Afbeel- ding

(6) Helmintholithss Anomie -Craniolaris. Syt. Nat, XIE, Tom. lil. Gen. 4àr, Sp. 6. Faun, Sues. Ed. 1. 15347, Tab. ze Ed, 1e N. 2150. Tab. 2. Oftracites Numismaticus. STOBä&t Disfert. de Numm, Brattenb.

(:) Verfleende Zaaken. 11. D.I, STUK, bladz. 135 , ale ' waar, ik weet niet door welk een toeval, de naam verkeeze

des

WW. Deel, IL. Stur,

VIIL ding van den Ridder blykt genoegzaam, dat, Hooep- j STUKs

564 VERSTEENINGEN

het Anomies zyn en dus heb ik ze voorheen omftandig befchreeven (£).

Kam-Oes.- Andere Oefter- Doubletten komen ’er voor,

ler.

die aan de kanten Tandswyze of Kamswyze in malkander fluiten en de Oppervlakte meer of minder oneffen hebben , welken men fomtyds SNeptunus Doozen tytelt. Zy worden meest al, niet gelyk de gewoone Ocefters’ aangekleefd maar gelyk de Laurier - Bladen vastgegroeid gevonden ;’t zy aan Klippen , Steenen of Hout, en in de Indiën zeer veel aan de in ’: Water nederwaards gewortelde Slierten der. Mangles- Boomen (4). ’t Verfchil met onze Strande Oefters is, dat zy dikker van Schaal, dikwils grooter , en aan de kanten Kamswyze getand zyn. Ik heb zodanig een Naruurlyke Schaal, die plat is , omtrent ecn Vinger dik en byna een Voet over ’t kruis. Ven buiten hebben zy de Schaal op allerley opregelmaatige ma« nieren oneffen, hobbelig, geplooid, gefchubd; zo dat menze te regt kan noemen Wilde Oefters. Zybehooren , buiten twyfel ‚tot het Rastellum curvirostrums, dat, volgens WoonwaARr p,een

‚Oese

delgk is, Brandenburgfe, het moet zyn Brattenburgfe Pen- ningen, naar zekere plaats in Sweeden vRarfchynlyk dus genaamd. CZ) Nat. Hif. 1. D. XV. Stuk , bladz. 364. (4) Zie IL, DEELS II. SryK deezer Nar. Hift, bladz, 108, 502. (m) WOoDwARD Catal. of Fosfils. p, 44. D'ARGENV. Oryblelogia, p. 345 & die echter , geheel belachelyk , op Ie.

VAN CONCHYLIËN, 365

_Oefter is, met Randen die getand zyn als een VEL Hark (Rastrum) en de Snuit wat krom: Boom. aber: Oefler van hem genaamd , om dat zy aan de ograsi. in ’t Water groeijende Boomen en Struiken": gewoon zyn te kleeven (mt). Sommigen gee- ven ‘er, om die reden, ook wel den naam van Kleef - Oefers aan; doch ’er zyn ock anderen van dien naam (7).

Wy vinden, by den Heer LiNNeaus, een Oefter , de Schaal ongelykkleppig, van buiten geplooid hebbende, aan den rand met opftaan- de fcherp gehoekte Tanden; welke zyn Ed. Oftrea Diluviana getyteld heeft (o). Hy zegt, dat dezelve verfteend voorkomt in de Kalk. bergen van Sweeden , zynde van grootte als en dikwils grooter dan een gewoone Oefter, Dus maakt hy ’er een Soort van onder dit flag van -Verfteeningen , waar toe hy de Jndifche Oefter , Laurier- Blad Oefter van DAvILA, betrekt C*).' Dit Petrefakt , merkt hy aan, kome in Schoonen en elders in Sweeden, als ook in Duitschland voor , en is van een ver= looren Origioeel. Hy voegt ’er by, ‚> dat het

fchynt kening van WooDwARD felt ; dat zy Arbarea genoemd wordt als naar de Boomen en Viugten, die op den Zee- Oever groeijen , gelykende. Hoe ligt zou men dit nafchry= ven? *

(“) Zie Nat, Hil. 1. D XV. STUK, bladze 366.

Co) t Zelfde, bladz. 339.

(*) Helmintholithus Diluvianus. Helm. Oftree Diluviane, Gen, 41. Sp, 8. Oftrea indica Feuillée, Davin, Catal, Toma Tt. re, Zn

UI Deet. l Srux.

866 VERSTEENINGE HN

4 VII. Hoor» STUKe Oftracie- Lela

»> fchynt te zyn een Scharnier van een Oes »» ter» hebbende Schuirachtige Kleppen of 9) Schaalen als die van ’t Venus: Hart, aan de ‚‚ eene zyde (maller , minder getand en Kams- wyze geplooids met de Plooijen agterwaards » Op elkander leggende en diep getand,

Wat de reden zy, dat de Ridder dit Voor- werp in ’t byzonder van den Zondvloed af. leidelyk rekent, is my duifter, Van de ande- ren in algemeen hadt hy gezegd. „, Die s, plaatfen , daar men Schulpen en Zee- Ge- > wasfen in mepigte verlteend vindt, zyn 9, weleer de Oever of Afgrond van-den Oce- „> aan geweest : alzo het loutere gedenkteke- 9, Een zyn van de Zee, ouder dan alle Ge. ‚> fchiedenisfen. Den Zondvloed bewyzen zy s‚ nogthans niet ; maar alleen het overblyfzel s) van langer Eeuwen” (p). Het byzondere; zeg ik, dat deeze meer tot den Zondvloed betrekkelyk maakt ; dan andere Verfteende Conchyliën , begryp ik te minder; alzo meù deeze Schepzelen 4 die in de Zee woonen en zig aan alles vasthechten ; meer mag denken ja de Zondvloed overgebleeven te kunnen zyn in de Natuurlyke {taat ; dan veele anderen. Of men uit dat gezegde ook kän opmaaken , dat zyn Ed. het Gevoelen , van het ondet Water taan des Aardkloots, verfcheide Beu-

| wen

\s

(p) Diuvium vero non demonftrant ; fed tantum longio- gie Evi zuderae Syfl. Nat. Xi, Tom, Lil. p. 162%

e

__(befchryft gekoesteg! hebbe, laat ik daar, Bee sos,

VAN CoNeHYLIËN. 567

Eeuwen voor de Schepping, welke Moses, VIJL OOFDs voorens heb ik aangetoond , dat , offchoon og, acies dit zo ware, (gelyk fommigen dien tyd op “* veertienduizend Jaaren begrooten ) zulks nog- thans niet zou kunnen helpen , om den oor- fprong dier binpenlandíche Beddingen of Ban: ken van Pertrefakten te verklaaren; dewyl voor gedagte Schepping nog geen Dieren of Plan- ten beftonden. Dan , (om tot deeze Kam- Oefters weder te keeren ,) ik vind geen reden om te den- ken, dat zy niet , zo wel als de Leaurierbla= den, ieder een Woonplaats zouden zyn van een Schulpdier. Immers , dat zy het Schar- nier zouden uitmeaken van den een of anderen Ocfter ,-ftryde ZO zeer tegen de Tandeloos- heid , door LiNNAUS zelf aan derzelver Scharnier toegefchreeven , „dae ik niet begrye pen kan, hoe zyn Ed. toe dit zonderlinge denkbeeld heeft kunnen komen ! De grootte bovendien , gelyk zyn Ed. zelf gezegd hadt, welke zy in Sweeden hebben, be. wyst klaar, dat het Oefters zyn en geen Schar- nieren. De Natuur heeft in derzelver figuur doen blyken , dat de onregelmaatigheid zelve een Konstwerk is. Ik heb verfcheidene van een zelfde zeer fraay geel Katkachtig Gefteen. te bekomen ;, wel een Hand groot, doch wat langwerpig , die uit Oostindie zouden afkom= dod ftig IL Deer, 1, STurs j

868 VERSTEENINGEN

vii. flig zyn (q). Van buiten ‘zyùze Schubbig Hoorp- geribd , op de kanten gpplooid en fommigen STUK, _Kamswys' getand , hebbende voorts een Oes-

Oflracie- é ten. terachtige figuur en in één derzelven zit op,

pr. Vv, de plaats der gewoone aankleeving van den Fig 3,+ Visch , naar-allen fchyn, een ingekrompen

verfteende Oefter. Het kleine Schulpje op ’% Engelsch Kryt verkalkt, in Fig. 3 , fchynt , wegens de Franje , ook hier thuis te hao- ren; zo wel als dat langwerpige van Brusfel, ’x welk fommigen tot de Offreo - Pinnieten zoucen thuis brengen, in Fig. 4. vertoond. Immers, gelyk men zodanige Natuurlyken heeft , komen daar van ook Verfteende voor; van welken de meergemelde Hoogleeraar W arca verfcheidene voorftelt (r). |

Lauriers Dat Voorwerp , ’t welk Davtrain Plaat PE „, VErLOODt, is hét Origineel van de Laurierbla-

dige Petrefakten , die zo fchoon vallen aan de Kust van Normandie, De zogenaamde Lau- rierbladen hebben tweederley Schaal , de eene, waar mede zy om Stokjes en Riíetjes gegroeid voorkomen, is platter en aan de kanten meer getand dan de bovenfte, die een overlangfe Rib heeft , van welke de zydribberjes fpits-

hoekig

(9) Of men dezelven ook uiteen Klomp , onder de Steenen van Scheeps Ballast , gehaald hebbe; waar ik van dergelyk Gefteente en Kleur heb gevonden, laat ik daar; en dan Kunnen zy wel uit Noorwegen , alzo ik van Stevens-Klint deigelyke Verfteeningea heb, overgebragt zyn,

vaN CoNcHYiiën. 269

hoekig afloopen naar, den rand, die doorgaans _ Vifit; maar geplooid is. Zy komen van verfchillen- Hoorp- de geftalte voor, doch meestal Bladerachtig, EN waar van de naam. Zo is ’t ook met gedag. ten. te Petrefakten , die dikwils zodanig in Klom- pen famengegroeid. zyn, dat menze naauwlyks kan onderfcheiden. Een fraaije , die los is, waar in gedagte gefteldheid blykr, vertoon ik in Fig. 5, van de Rugzyde. Ik heb ’er, welke volkomen de gedaante hebben van die Doosachtige door GuarLTHtERI, by de Letter F, op zyne Plaat ro4, afgebeeld, en anderen volkomen gelykende naar zyne ronde Oestertjes, by Letter G, welken LinNnaus het Schyfje noemt (£). Deeze laaätften zou- den van Aarburg in Switzerland afkomftig zyn. Bovendien heb ik van het regte Laufietblad verfcheide Brokken , geel Kalkfteenig , vati Giengen in Zwaben, alwaar hetzelve, in witten Vuurfteen veranderd , ook vällen zou, zo GuE- Lin meldt (é). |

Zeer zonderling is dat Normändifche Petre. Bladet: fakt vân áanzienlyke grootte, in Fig, 6 afges A ii. beeld, In zyn geheel gelykt het veel naar de dikke Kwatwormen der groote Indifchë Tor- | E fen,

(r) Verpeende Zoaken, ÎI. Diet , Plaat D, D*, D. iv, Bec. \ (s) Oftrea Orbiculus, Zie deeze Nat, Hifl, XV, STUK van Di 1. Dirr , bladz. 3ár. (£) Natur - Syflem, als boven, p. 40. Aa UI. Deer. Le STUKs

VIEL Hoorp STUK.

870 VERSTEENINGEN

réns Het is halfrond krom geboogen, te _

langte van by de vyf Duimen: de breedte

“Ôftracie- overdwars is twee, de dikte bykans een Duim

Ben,

„Haane- kaine

Voetmaat. Het beftaat overlangs uit twee Stuk- ken, die met fpitfe Tandjes in elkander flui- ten , en ieder op de wyze der zogenaamde Laurierbladen gerugd zyn. En dewyl het dus als een dubbeld Laurierblad voorftelc , dat we= derzyds gekamd is, zal ik het Bladerkam hee- ten, De beide helften zyn nagenoeg van de zelfde figuur; ’t welk in de Laurierbladen geen plaats heeft. De langwerpigheid en fpitsheid aan ’t end, onderfcheide het van de Haanekam= men. Het is geheel in witte Spaath verfteend én overal egaal gegroefd of overdwars geribd; gelyk de Afbeelding aantoont. Ik vind he by Warcu oiët in Plaat vertoond (y). Moog: Iyk zal hee tot nog toe onbekende Origineel als eene byfoort cot het Gekamde Lawrierblad van den Ridder behooren (w).

Die Doubletten, welken men Haanekammen noemt, voegen hier veel beter , dan in ’”t Ge, flagt der.Mosfelen (x). De Geftalte der Ver- fteende komt volmaakt met die der Natuurly-

ken

(v} In zyn vervolg van KNORR over de Verfleend: Zaa: Ben, als boven. Het naafte zou zyn Plaat D. VII. Fig. 1 Á 2; alwaar iets dergelyks in ’t kiein voorkomt, waar van hy de plaats der afkomst niet wist : doch ’t zelve fchyne tot de voorgzande behooren, Eindelyk heeft zyn Ed, diz Eigenfte in her IX, STUR des Narurforfihers , uit het Nae

tue

VAN CoNCuYLrêm 871

ken overeen; gelyk de Afbeeldingen op de, Viils Plaaten D. Ten D.1*; door den Heef Warcr Salie dantooien. Zy komen veelal los en dikwils | maar ééne Schaal en van aanmerkelyke groot-

te, op t Eiland Maltha , in Swaben en by

riftorf in Switzerland ; als ook op de Sevenni-

fche Bergen en in Languedok; in ’t Wurtem« bergfe en Bohemen, zelfs by Duisburg in Westphalen voor. Men verwart ’er dikwils de Laurierbladen zo gekamde , als ongekamde , me»

de, en derhalve behooren zy tot de Oftraciee -

ten thuis gebragt te worden. Van de regts Heaanekammen vallen geen fchoonere dan onder

de Normandifche Petrefakten , hoedanigen. ik

‘er twee en drie op malkander zittende heb volmaakt in. witte Spaath verfteend,

Hier volgen, natuurlyk, de Mytulieten , dat à Mosfts Verfteeningen zyn van de gewoone Zee - Mos- “ryraliss felen, wier Griekfche naam Mytilos was , en ** de Latynfíche Museulus; doch den laatften laa- ten wy voor de Gaapers, die verfteend Mus- culieten genoemd worden, over (y). De ge- meene, die in -’t Hoogduitfch Mies - Musch-

len

turaliën « Kabinet van den Heer Erfprins van Rudolftadt, van twee zyden in Afbeelding gebragt en befchreeven: zie aldaar p. zó2. Tab. IV. i

(w) Mytilus Frons, Zie Nat. Hiff, Ie D, XV, STUK 3 bladz. 383.

(x) De zelfde bladz, zer. (y) De zelfde bladz. 408. en hier voor, D Aaa UL Deer. 1, StTux.

VIII. Hoorp- STUK.

Mytüliee

ten.

372 VeERSTEENINGEN

len heeten, zouden verfteend voorkomen id Piemont , in Swaben , Ooftenryk , Bohe= Á men , Frankenland en Saxen , als ook in Tharingen , inzonderheid by Weimar. Van zodanigen op een ftuk Kalkfteen leggende , geeft WALCH de Afbeelding op Plaat B. ie, in Fig. 4. Zy gelyken, inderdaad ‚beter, dan die van BourcurrT, door Warrr- RIUs op deezén tytel aangehaald, niet dan Rivier- Mosfelen of Gaapers zynde (2). Even- wel hebben zy iets, dat van de figuur opzer

Zee- Mosfelen afwykt , naamelyk een uitftee-

kende hoek, eigen aan fommige Magellaanfche Mosfelen; terwyl die van onze en de Franíche Kusten van de Purt af allengs verfirâllen, ge- Iyk bekend is, Na is het zonderling , dat onder verfcheidene, zeer fchoone, verfteende van de Kust van Normandie, in myne Verza- meling', zig geen anderen bevinden dan zoda- nige platte, breede, welke de Ridder, onder den naam van Mya Perna ,totde Gaapers t'huis brengt (a). Ík heb ’er, by KNORR,&en fchoo- ne Afbeelding van gegeven onder den paam van breede: blaauwe Mosfel (b). Dan heb ik ook van daar Verfteende , die volmaakt gely- ken naar de Papous- Mosfelen, wier guur en dikte ze genoegzaam van onze Zee- Mosfelen onderfcheidt (c). ’t Eene Ey is andere niet

(zì BourGe Perrif. Bl. XXI, Mias -134 $ WALE: díi: nor. p. 50%.

(a) Nat. Hif, als boven , bladz. 185e (b) Hoorens en Schulpen, v. D, Pl, 25, Fig. zo

VAN CONCHYEIËN. 873

gelyker dan. deeze aan die, - Die ik op Gee fteente leggende’ heb, zyn ook van dit flag; hoedanigen in ’t-Waurtembergfe met Sneeuw: witte en verkalkte Schaalen , als ook in T'hu- ringen en elders in Kalktteen voorkomen. Dus moet ik bekennen , van de gemeene Mos- felen onzer Europifche Stranden, noch in na tuur noch in Afbeelding, Verfteende gezien te hebben, Van de groote breede Rivier- Mos- fel, welke de Ridder Zwaanen Mosfel noemt, als ook van zyne Kenden- Mosfelen (d) , zou-

den de Verfteeningen in ’t Wurtembergfe zyn

gevonden. Voorts komt het Roode Mosfel. tje (e), in zwarte Kley- Schiefer , by Heut. lingen in Switzerland, in graauwe Zandfteen by Pirna in Saxen, en by Blankenburg aan den Haartz voor.

Van de Ham-Doubletten, in ’t Latyn Pin-

ne (f), vinde men ook Verfteeningen Pinnie- …n

ten getyteld, doch zy zyn zeldzaam. Die uit Frankenland, welke de geleerde Warcn,op zyne Plaat B. VL, heeft afgebeeld , zyn naauw- lyks een Vinger lang. Op zyne Supplement- Plaat V.e, Fig. 1, 2, in ’t Derde Deel, geeft hy twee afgebrokene Stukken van Pinnieten, het eene uit het Piemonteefche, het andere uit Switzerland. Op zyne Plaat D. X, vertoont

hy (s) Nat. Hift. als boven, bladz. 425, {d) Zie de zelfde, bladz. 430, 435» (e) De zelfde. bladz. 436. (f) De zelfde, blada. 440. Aa 3 II, Deer. STUK,

VIIL

Rd o Te) Foe

STUK.

Hamme. Doublet.

Pinnteten.

VII Hors: STUK.

374 VERSTEENINGEN

hy», uit het Kabinet van wylen den Heet SCHMIDEL , twee Stukkên uit de Steen. groeven by Pirna , welke zyn Ed. tot de O- ftracieten betrekken zou; doch het eene, ten minfte, van Fig. 2, komt my voor een Pinniet te zyn. Het heeft een aanmerkelyke grootte ,

zynde meer dan zes Duimen lang. . Ik bezit een Stuk dat pog grooter is, zyade zekerlyk een

Verfteend Ham Doublet van de gewoone plats te Soort , op een witachtige Kalkfteen, met de Natuurlyke Schaal boogswyze overdwars gebandeerd rosachtig van Kleur. % Is wel waar, dat het naar de figuur van zekere Nieuw Torkfe Oefters veel gelykt doch die hebben de Punten krom en ín dit Stuk zynze regt welk een weezentlyk verfchil maakt. Ook hebe

_ben fommige Ham - Doubletten dergel yke Schil-

ferige dwars- Banden. Bovendien heb ik » uit het Saltzburgfe, de volkomene Verfteening van een ander flag van Pinnieten of wel de Steen- kern daar van, lang zes Duimen op * breed. fte derdhalf Duim en meer dan een Duim dik, Het is redelyk puntig, een weinig krom, vier- kantig en overlangs geftreept of gefleufd, ‘Asch- graauw van Kleur, ruuw , met glinfterende {lipjes en in de reeten met witte Kalkftoffe gevuld. Dit gelykt byzonder naar de geribde Stekelige Hammetjes (ade

On-

fg) Zie deze Nat, Hifl.als boven, xy, STUK; Pl, 119 2 Fig. 5.

VAN CoNCHYLIËN, 375

Onze Ridder heeft, in de befchryving der vin. Conchyliën , een Geflagt gemaakt onder den Hoorpe paam van Anomia. Die benaaming heeft haa- “TEE re afkomst van zekere Verfteende Doubletten , “Same. Welke dus wegens haare onregelmaatige figuur *”- genoemd zyn (h). Ik wil thans niet onder- zoeken, of dezelve nict immer zo veel, ja meer , op de Oftracieten pasfen zoude, maar al- leen opmerken , wat de eigentlyke Kenmerken der Anomieten zyo._

Zo menze alleenlyk Anomies noemde , om dat de Schaalen ongelyk zyn; dan zouden ’er de Rots- Doubletten en Laurierbladen , ja zelfs de Haanekammen , ook toe behooren. Wan- neer men met WarcH ftelt dat de ééne helft Buikig of verhevenrond , de andere vlak en plat is, dan kan men ’er , op ver naa, alle de Anomies , die reeds bekend zyn , niet in be- grypen. De meeften hebben beide helften ver- werhevenrond , doch de eene bultiger dan de . andere. Zy komen het naafte aan de Kok- haanen onzer Stranden , dat de Peclunculi of Peloncles zyn , die men in ’t Engelfch Cockles . noemt; zo dat men moeite heeft, om de klei. pen daar van te onderfcheiden : maar bchilve de ongelyke bultigheid der Schaalen , en dac de eene Sncbswyze boven de andere uitfleekt, is de {luiting derzelven ook bogtig en als in

male

(5) Het zeifde, blacz, 363. Aa 4 II, Deer, 1. STUKe

376 VERSTEENINGEN

Vi, malkander fchietende, fomtyds gelyk het gene foorp men, by de Timmerlieden, een Zwaluwftaart STUK. poemt. Deeze drie Kenmerken hebben de A- eAnomieten, 4 \

nomies vry algemeen, Voorts verfchillen zy zeer, gelyk de Ridder , thans dezelven als een Soort opgeevende, en die, welke hy in de be- fchryving der Conchyliën daar van gemaakt hadt, aanhaalende, voorftelt (4.).

Twaalf Soorten, naamelyk , brengt hy daar van te berde, welke in ’t Kerfte Deel deezer Natuurlyke Hiftorie , zo veei mooglyk, reeds door my befchreeven zyn (í); uitgenomen de laatfte, welke zyn Ed. daar bygevoegd heeft, onder den naam van Negenftreepige, als zeld- zaam zynde, breeder dan lang, effen, bulrig, overlangs met Screepen getekend voor bloo- te Oog niet zigtbaar , zeer digt; maar negen duidelyk verhevene Streepen of Ribberjes „ook in de langte, hebbende; waar door deeze Aro» mie,zegt hy, zig van de anderen genoegzaam onderfcheidt. | |

Linneus was de eerfte, die de A. nomies op deeze wyze van de TFerebratulen onderfchcide, waar in hem WarcH gevolgd is 5 terwyl anderen , met Barjer en Ber-e

TRAND

(4) Helminthalithus Anomie deperdiee. Sy/2. Nat, XI. Tong. Ill. Gen. 4r. Spe 4. Aldus. Tesf 88, Peltinata, Sp. 217. Peten. Spe 227 Striatula. sp. 228. Reticularis, Sp. 2302 Fesf. T. 51 £, s. Plicatella. Sp. 231. Crispa. Sp. 232. É. 7, Lacunofa. Sp. 233. f. ó. Fartta, Sp. 235. Angulara. Sp. 23%.

* É, 4e Biloba. Sp. 240. Spinofa. Sp. z4le Novemflrigta,

VAN SCONCHYLIËN, 377

TRAND, in navolging van CoLUMNA, de. vir,

laatften alleen Anomies noemen en de voorge- Hoorpe

melden met WarLrLErrus befchryven onder” feta

den naam van Oftreo-Peêtinieten. Zy gelyken,

als ik gezegd heb, naar de Pellunculi of Kok-

haanen , doch verfchillen door de ongelykheid

in de plooijing der Schaalen. Deeze laatften,

die den top niet doorboord hebben, begryp ik

onder den naam van Anomies of Anomieten ,

en onderfcheid dezelven , ‘door de rondachtige

figuur , van de Trigonellen , welke driehoekig

zyn , en door den top van de ‘Terebratulieten ,

wier Bek met een Gaatje is doorboord. Onbegrypelyk is *, dat van een Peerefakt, uitge

» welk zo overvloedig in ons Wereldsdeel voor- bm

komt (k), het Origineel nog niet gevonden zy. #7

Meestal vallen zy kleiner dan een gebolfterde

Ockernoot , veelen niet grooter dan Erwten,

aan de Kust van Normandie , in Switzerland ,

in Duitschland , Sweeden en elders, De ge-

meenfte Anomies , die ik in kleia van meer

dan vyftien plaatfen ; als uic Engeland van

Glocester ; Derbyshire en Newcastle; uit Vrank-

ryk van Pont a Mousfon en Normandie; uit

Switzerland van Bafel , Neufchatel en by Ge.

ne.

ieten.

fi) Bladz. 365 en vervolgens, als boven.

(k) By Sherborn in ’t Graaffchap Gloucester in Engeland, daar menze Puxrdsbs noemt , leggen zy zo dik op de ge- pluegde Landen , zegt Luip, als hy ergens ooit Keyfteen- tjes had gezien. /

Aa 5

HI, Daer, Ll STUK,

|

\

378 VERSTEENINGEN

VOL neve; vit Frankenland, Waurtemberg, Bruns- a wyk, de Paltz, Lotharingen , en uit de Nes „Apomisten, dErlanden van Namen heb, komen ia geftalte

nagenoeg overeen met die zeer fchoone groos te uit het Noorden van Engeland , in Fig. op Plaat V , ten paruurlykfte vertoond, Dat is, zy hebben de kleicvfte Schaal buikiger dan de andere en in ’t midden uitgezet meteen vet- heven Rib of Kiel ; de grootfte Schaal, die van boven de Speb maakt , diep uitgegroefd , met een holle Sleuf, Die uitpuiling echter en ingroeving heeft meer of minder plaats. Zy zyn byna de helft breeder dan lang. De Opper= wlakte is , op de wyze der Kokhaanen of Strand. fchulpen , overlangs met veele Ribbetjes voor- zien. In fommigen, evenwel, van dergelyke grootte, zo uit Engeland , als van Vifet en le Maire in de Nederlanden, die de zelfde figuur hebben , ontbreeken de Ribbetjes t'eenemaal en de Oppervlakte is volkomen glad. Deeze hebben den aart van Arduinfteen, de anderen van een geelachtig bruine Spaath. De Sluiting der Schulpen is in fommigen byna als die der Haanekammen ; in anderen, gelyk in dee.

ze

(1) Dit zal mooglyk het verschil uitmaaken van de Ano- mia Lacunof/a, Plicatella en crispa by den Heer LiNNmus: {zie Nat. Hifd. als boven, bladz. 3735) want de Afbeel- dingen by LIsTER, Fig, he 57, zyn tot deeze betrekke= Iyk , inzonderheid de eerfte, waar van hy veelen aan de Engelfche Kusten half verfteend vondt : maar de Af beelding by TESSIN, Fig. 7, rookt weinig daar mede, Pater TOR-

Rue

VAN CONEERZAE 379

ze afgebeelde » weinig meer dan een enkele VHL Naad (1). E EPN

„Veel zeldzaamer zyn in Anomies „die men , gsonieren, wegens de figuur, Trigonellen noemt, hoewel men deeze naam ook wel geeft aan Steenker- nen van Driehoek - Doubletten. De Heet WarcH geeft; onder den paam van Anoe mies, de Afbeelding van zodanigen (im), Twee derzelven waren van Metz afkomftig; een dere de van Ariftorf in ’t Kanton van Bafel. Ik heb die van Namen , als ook uit Switzerland en van den Duivels- Aars in Derbyshire van Engeland. Eenigen der Sweedfchen , welken de Heer LiNNmus uit het Kabinet van den Ryksraad Graaf vaN Tessin aan % licht gegeven heeft , komen naast hier mede over- een, in ?% byzonder de Gekrulde en de Nete vormige.

Zeldzaam zyn die Anomies , welke LIN- Gedoorns Naus Gedoornde noemt, door SoLaNprRind= Engeland verfteend waargenomen, met Door-= nen zo lang als de Schaal (2). En naby daar aan fchynen die te komen, welken men Ge-

hoornd

RUBIA heeft, op zyne eerfte Plaat, zeer duidelyk die van Spanje, met haare Tandswyze fluitinge , afgebeeld, LIsTER heeftze » op zyne laacfte Plaat Fig. 56, 57, met de enkele Naad.

(ma) Verfteende Zaaken. II. DEEL» 1. STUK , blade, 95e Plaat B. IV, Fig. 7 >8,9, Io.

(*) Anomia Spinofa, Nat, FER, IL, D, XV. STUK , bladze 350,

UL Degre 1, Stom

380 VERSTEENINGEN:

virg, Hoornd noemen mag, als aan beide zyden een Hoorn. Hoorntje of Stekeltje hebbende, Zy zyn Kalk- STUK, achtig, van eene bruingeele Kleur, overlangs tnomieten, geftreept , met de boven Schaal ook uitge= groefd en de onder- Schaal zeer fterk gewelfd of verheven, Zy vallen op den Achelberg ín Wurtembergfe, De Heer W arcu fpreekt ook van cen Gedoornde Anomiet , van Mute tenz, door den Heer D'ANNoONeE befchree« ven , doch dezelve hadt een menigte zeer klei- ne korte Doorntjes.

Fr Getkte Veel blykbaarer Stekels hebben die zeld. Anomies. zaame Aromies , welken de. kundige Hande-

PL. V. É de | Fig, g. laar in Naturaliën , Heer Danz, van Swarts- burg - Rudolftad , zelf nu onlangs gevonden heeft in de Swartsburger Berg - Rivier, by Pug , agt of tien Mylen van Gera ten Zuidwesten, Zy zaten dertien Vadem diep in de Grond in Stinkfteen , met ingefprengde Vaal-Erts van Zilver , gelyk ik ze van hem heb bekomen. Een derzelven, op een ftuk Steen zittende, is in Fig. 8 van de Rugzyde afgebeeld, Men ziet hier, met hoe byfter lange Stekels deeze Aromies getakt zyn, die zig als louter Zil- ver vertoonen , gelyk het Lighaam ook volko- men verzilverd is. De wier andere Stekels , welken zy hadt, zyn kore afgebroken, Ik heb een grootere , van den Steen afgefcheiden als een Schulp, en aan de holronde zyde met klei- ne Pukkeltjes ook geheel verzilverd. Een der. de, die ik bezit is doorgeflagen , en in de | hoi.

VaN CoONCHYEIEN 33f

holligheid van binnen, op de wyze der Ame- wrr. thyst-Kogelen , met zeer fyne Kwarts-Kry- Hoorp- fealletjes begroeid, die roodachtig aangeloopen °TPE

d Andraietene zyn, met een zwart Stukje , dat naar een Steen- kole gelykt „in ’t midden 5 zo dat zig deze als een brandend Oventje vertoont.

Dan heb ik oog verfcheidene, welken tot de kia _Peltiniet - Anomie wan den Ridder moeten bes? trokken worden {o) 5 alzo zy de eene Schaal vlak hebben, de andere Malf Kogslrond en eenen byna gelyken rondachtigen Oimtrek, Beide de Schaalen zyn digt verdeeld door zeer fyne Ribbetjes , en dus gelykt het Petrefakt van de verhevenronde , zo wel als van de platte zy- de, veel naar de Pedtinieten, Bovendien heefe het eenige dwars - Banden, {pruitende uit de Schilferigheid van de Schaal; gelyk my zeer duidelyk blykt in twee Anomies van Binsberg by Keulen , wier grootfte anderhalf Duim breed is en een weinig korter , ongevaar een Duim dik. De platte of maar weinig verhevenronde Schaal is hier de grootfte, fteekende met een puntje boven de andere uit. Wat kleiner val- len die uit het Bergfe Land, waar van ik ver. fcheidene heb , ongevaar als Figo. vertoont Uice het Aarbergfe en van by Namen heb ik ‘er ruim half zo breed, en van Schafhaaufen , in Switzerland, wier eene Schaal zelfs een weinig

mi hol

(o) Anomia Peten. Nat, Hijf, als boven, bladze 3410

ii Dae

HL Deer, Ll STUKa

_ Vall. Hoorp- 8TUKe

‚„Boor-

332 VÉRSTEENINGE À

hol is. Misfchien zouden alle deeze tot de

Netswyzé van den Ridder kunnen behooren (#). Die Anomies, welke de Snebbe van de Rug:

fleenen. ges Schaal met een. Gaatje doorboord hebben ;

Terehratu- lieten. PL Ve Figo Ïo.

zyn de genen ; welken men hedendaags Tere- bratulieten noemt (4) Men kan ze ook den naam geeven van Boor- Schulpen of Boor- Dou- bletten. Zy vallen niet uitermraate groot. Ware beelde ’er twee van de grootften af ; zo by aanmerkt , die ’er gevonden zyn 5 geelachtig van Kleur; deeene van Bafcl , de andere’ uit Piemont , zynde twee en derdhalf Duim lang, anderhalf Duim breed. IK heb ’er, zo % byfchrift luidt, van Gonningen; van weinig minder grootte, als ook verfch&idene, die klei ner zyn, uit Engelánd, als Ierland , Fran. kenland , Switzerland en van de Grenzen van * Luxcmburgfe, Zy komen allen in geftalte overeen met die Natuurlyke Doubletten, voor eenige Jaaren aan de Magellaänfe Eilanden ont- deke, welken men Pappegaais - Bek, in’: Fransch le Coq © la Poule „tytelt: gelyk ik aangemerkt heb (r). Dat is, zy zyn van omtrek rondach- tig , meer of ‘min langwerpig , hebbende “de beide Schaalen effen en de eene met cen krom, uitfteekend , Snebbetje „dat in fommigen zeer

blyk-

{pd Anomia Reticularis, Nar, Hi/t, I. D. XV. Stuk , bladze 32e (7) Anomia Terebratula. Het zelfde „bladz. 375. (r) Op bladz, 375-377 , als boven. Een Schoone Af- beel=

ván Concutiiën 583

blykbaar , in alléen meet of min met een rond wiris gaatje doorboord is ; gelykerwys de natuurly- Hoorp- ke voorgêmeld , waar van dat raare ; byna er Be, dóorfchynend ‘Hoornachtig verfteend , in Figs gesen. 10; bruin geelachtig van Kleur , afkomftig van „Ternate, ef dêr Mölakkifche Eilanden , my vân Batavia overgezonden, zeer factie de 'geftalte uitdrukt, De anderen vallen door- gaans langwerpiger, Sommigen zyn aan de on- derzyde rond , anderen tweepuntig , anderen geplooid of driekwabbig. Dit verfchil bevind ik zo wel plaatste hebben in de Normandifche als in de Switzerfche Terebratulieten. Ook hebben eepigen-, ’t zy geheel of ten deele , nog de Natuurlyke Schaal. Die ik uit lerland heb zyn blaauw , de overigen meestendeels uit den bruinen ros of geelachtigen Aschgraauw, Ik heb ze, die klein als Erwten en wit zjn , gevonden in de Rüifien van ’% ‘Kasteel Schnabel. berg , op den Berg Kohnftein , nièt ver van Northaufen in ‘Thuringen. Ook heb ik ze’ uit Engeland met Kryt gevuld , in eene helder geele Schaal ‘en dus op Kryt zittende, enz,

Zy komen, als de Anomies, byna overal in Europa voor; gelyk BAryer daar van ver- fcheidene uit de Opper“ Paltz afbeeldt, waar

Zy

beelding daar van,naar myne Voorwerpen gemaakt, is in E

Iv. Dier der Heorens en Schulpen van KNORR, Fig. 45 Plaat 30, te vinden.

IL, DEEL, I, STUK,

534 VERSTEENINGEN

| VIIL zy verftrooid leggen op de Bergvelden. Soma Hg “_ migen zyn rimpelig, gevlakt of bezet met fyne Pukkeltjes en Streepjes. In ° Waurtembergfe , in Frankenland , in de Elzas, in Swaben, in - Neder -Oostenryk , zyn ze niet: minder ge- meen dan in Switzerland en: Piemont, Somwy- len leggen ‘er veelen by elkander in Gefteente. of ook in Yzer-Erts. Pater ToRrRRUBIA vondt deeze en andere Anomies , overvloedig in de Velden. van Pardos , Anghuecla, als ook

in Gebergte Molina in Spanje (s). Moeder. _ Zekere zonderlinge Steenen, als in Fig. Ir Feofrerolid voeren „… wegens de grappige gedaante , den be „. Paam van Hofteroliethen (5). Men noemtze in Fig, 11. Hoogduitfch Muttermufchel , Mauzenftein , Bun- zenftein en Venus- Stein ; in ’t Nederduitsch Schaam” Kous- of Moederfteen.. Sommigen heb- benze verward, met de Bukardieten dat tegen alle reden ftrydt.. De Diphyieten van Prr- NIUS , dus genaamd omdat zy. van de eene zyde de. Mannelyke, van de andere de Vrovs welyke deelen voorftellen , (gelyk die , welke WarcH in Afbeelding gebragt heeft (#), door WarLERIvS afgezonderd ,) hooren ook hier thuis: want zulks heeft meer of. min plaats in

alle Hyfteroliethen. Ka Zone

(s) Appare para la Hifl. Nat. Espagn, Lamina IX & Laa mina TL, &c. | | | (5) Helmintholithus Anomie Hyfteritz. Syf?. Nat, Kil. Tom. HL Gen. 41. Sp, s. Tom, I. p. 1154. Sp 939, Nat, Hift, Ll. B. XV. Stuk, bladz. 378, Hyfterolithus. Mus. Tes- Fn.

ERE | VAN CONCHYLIËN 389 / Zonderlinge denkbeelden heeft men aangaande. ville Beeze Steeren gekoesterd. Uit hunne gelykenis HoorDe _paar de Teeldeelen hieldt menze voor eene mis-“ T“** es vorming der Natuur en voor Lighaamen, dieneenen. toevallig gegroeid waren. Ook gaven fommi-4,2{"* gen daar kragten aan tot Geneezing van de Kwaalen der Schaamdeelen , en ver wekking van Minnelust. Anderen hadden ze gehouden voor Verfteepingen van Ocker- of Walnooten, waar van zy doorgaars de grootte hebben , en meen- den dat de Spleet en Lippen derzelver Kiempje Öf beginnend ‘uicfpruitzel aanwees, Wor r= ARTH was , in zyne befchryving van Hesfens land , daar menze overvloedig vindt, de cera fte, die derzelver cirfprong toeïchreef aan Zee= Doubleiten. Men zagze, in het begin deezer Eeuw , verkeerdelyk aan, vóor Steenkernen van Bukardieten. Naderhand is men op ’% reg- te fpoor gekomen , mêtze van Anomies afkome flig te rekenen, en de Heer WALLER:iUS heeft zelfs de Soort bepaald, zeggende dat het Steenkernen zv van zekere Oflreo- Peêtia wiet, die eene vierkantige figuur heeft en gete. kend is met zeer fyne Streepjes. Waarfchyne _Iyk meent hy die platkleppige Anomies , hier voor

fin. ps oo. T. 3. Ff. 1, 2, 3. WORM Mus. T. 93. WOLE. Hasf. 39. T. 3, A, $- BRAUN. Min. 1. T. 28. Cochliteg Prundus ex alréra parte Vulvam pra fe ferens. Wor Min, 42. Lapis Hyftericus &c. Vor, Min, 226, Ct) Venfl, Zaaken, 11. D. Pl. B. IV, Fig. 5, 6 bladze dia | Bb UI, Deer. 1.STus.

886 VERSTEENINGEN

VIT. voor door my befchreeven en in Fig. 6; af.

denn gebeeld ; de eene Klep plat «n de andere zeer

…Moeder- bultig hebbende, Inderdaad, wanneer ik de.

fBeenen, _ grooten, van Binsberg by Kculen, aldaar ge= meld, nevens myne Hyfterolierhen houde. dan is de overeenkomst in figuur zo groot, dat men

‘er niet aan twyfelen kan, De mrefte Moeder-

fteenen hebben, wel is waar, eene ver ‘ieping aan de vlakke zyde, die ze hol en als gevleue geld maakt, doch van gedagte Peiniet- Ano- mie komen ook voor, welke aan de eene zyde hol zyn. Het eenigfte , dat reden van twyfe- ling mogt geeven, was , hoe die uitpuilingen ; welke de Schaamdeelen affchetzen, in deeze Steengernen kunnen gevormd zyn. Dit fchyne W arca nog in 't midden te laaten, als ver-

moedelyk ftellende , dat de inwendige vlakte. der Schaalen , by ’t Scharnier , daar toe een

bekwaame geftilte hebben moest. Behalve, dat ik in de Natuurlyke Terebratuliet - Schule pen iets zodanigs waarneem, wordt het buiten twyfel gefteld door de zeer kleine helft van een Anomie. welke ik onder mvne Petrefakten vind, in Fig. ta, duidelykheids halve , wat grootef afgebeeld, Ù In

(v) Het kwam wylen den Gottinger Hoogleeraar VOGEL voor, als of cen foort van Hyfterolichen Sreenkernen van, de zogenaamde Vuiva murina mogte zyn Min Syflens. pag, 226. Zo hy daar door de Venus- Kous Schulp verfiaan

heeft, dan was zyn denkbeeld zeer ongegrond, Dagt hy om

Cn

var Comtiùvyrùtiën. 83%

In de holte van dit Schulpje, dat een aan- wits merkelyk Snebbetje heeft, doch niet doorboord, Hoorp- loopt regt nederwaards een fcherpe verheffing , ek

welke noodwendig in de Steenkern de middel. Fi. 523 Spleet moet maaken. Ter zyden zyn hollig- heden voor de Lippen, en twee andere krom- me verheffingen , waar derzelver figuur bepaald wordt door de Sleufachtige kneep, welke de Vleugels affcheidt van de Lippen: moetende het gene aan de bovenkant en aan de bultige Rugge -zyde zig bevindt, gevormd worden doof de uvitpuilingen der andere Schaal? want die verheffingen en indrukzels maaken ten decle het Scharnier uit, gelyk blykbaar is in de natuute __ Iyke Terebratulen (). N De Heer LinNauss die ván deeze Pee | trefakten een byzondere Soort gemaakt hadt onder de Anomies , gelyk wy gezien hebben; verbeeldde zig nader ; dat hetzelvede Steenkern zoude zyn van eene naaf de zogenaamde Slan< - gekop, een ander flag van Anomies, gelyken= de (wj. Ik weet niet wat reden hy daar voor hebbe gehad5 alzo dezelve een geheel andere figuur had en doorboord was gelyk de Tere. bras

om een Soort van Álcyoniem , Zee- Metel of Kwal , dat

nog meer. LANGIUS evenwel, die ze Urtices nöemde , was vok van desgelyke zonderlinge gedagten.

(ws) Hic: videtur mere Nucleus Anomig cujisdam , affinis

Anomie Capur Serpentis Ec, Utfupra. pe 164» Zie deeze Daz. Hifd. 1. D. XV. Stuk, bladz. 3750

Bb 2 UI, Dean. 1. Sruk, e

989 VERSTEENINGEN

‚Vill, bratulen (ax). Men vindtze , zegt hy ; op Lon Gothland en elders in Kalkbergen, De Hyfte- Moed, tOlithen komen fomtyds ín Keizel met K warts fltenen. _ overtoogen , in ’t Bergfe Land , by Bechen in glimmerige Zandfteen, by Wipperfurth, naar Gimbarn toe, ook in Zandfteen voor, die geel=

achtig is in het Trierfche en in het Mentzie

fche. Inzonderheid, echer, vallen zy in Hes- fenland, in bruine Yzerfteen, en zodanig heb

ik een ftuk dat op de Heide, by Arnhem in Gelderland, ís gevonden, bn De Geftalte verfchilt aanmerkelyk. War. PL. V. LERIUS maakte ‘cr Gevleugelde en Onge- Pig n, vleugelde van. WaArcH hadt geen Gevleu- gelde gezien (y), ’t welk te verwonderen is?

want ik heb ‘er meer dan één van geftalte zodanig als Fig. rr vertoont, en volkomen

rond vän omtrek , niet vierkantig gelyk de Hes» fifche, welke zyn El, in Afbeelding heeft ge.

bragt. Die Gothlandíche of Sweedfche, in ’t Kabinet van den Ryksraad Tessin, trekken

veele

(x) Zy is in het f. Srum, der Nova Alfa Uo/al PL.V., met het Dier „afgebeeld en bladz. 38-43, befchreeven.

{y) WALLERIUS leidt zelfs de oîirzaak van dee verfchil daar van af, naar dat zy in een gefleufde of eenvoudige Schuip of Douhlet zyn geboorten Det heet verduifteren in plaats van ophe'deren. En ‘tis hier uit zeer twy'e achtig, wat zyn Ed. door de Vleuge!s verftaa. Ik neem daar voor

die zvdelingfe deelen, welke zig van de Wulwa wederzyds uitbreiden, en dus zou men de zodanigen Ongevleugeld kun= nen noemen, die, als in de Steen zittende of gebrekkelyk , dezeiven niet hebben; gelyk ‘er voorkomen ; want eigent= ne lyk

VAN CoNCHYLIEËN 39%

‚___ veeleer ook naar t ronde , en zyn insgelyks _ Ville Gevleuúgeld. - Maar allerblykbaarst hebben de lager: | zodanigen dit, die ik. driekantigen noem, waar _posdere van ik veelen in een bruin rosachtige Yzerfteen {eeen Zittende, van Lohnftein by Koblen:z heb , van eene zo zonderling: figuur, als in Fig. 13, op ‚Plaat V vertoond worde. He Vleugels zyn dik geribd , en het Kousje is zeer uitpuilende en verheft zig veel boven de regtlyrige zyde. Niemand zal twyfelen of deeze ook tot de Moe. derfteenen behoore. Zo duidelyk, als ‘hier van verfcheidene , van deeze grootte, in het Ge- fteente zitten , vind ik ze nergens afgebeeld, Die Klomp uit het Hesfifche , by WarLcH, Plaat B. HI. a, fchynt ’er ook te willen voor- ftellen. Het Origineel zal buiten twyfel tot de Trigonelten of Driehoekige Anorimies, hier voor , behooren. Hier laat ik thans de Gryphieten (7) volgens _snavel- die haaren naam hebben van kromme Sneb Ela. of ben

yk gefproken zyn alle compleete Hyfterolithen meer of min gevleugeld,

(7) Helmintholithus Anomie Gryphi. Syf?, Nat. XI!. Tom. “Ht, Gen. 41. Sp. 7. Concha Lapidea Globcfa, CoLuuN, „Aguat, sa. T. 52. BOCG, Obs. ro4. f‚ fr. Concüites oblon- gus tugofus Rostro valde adunco. WorT. Min. 42 Conchis tes, anomius rugofus, Roftro fubrtereti infigniter adunco, List. Angl. 233. T. 4. f.4s, WORM. Mus 80, f. 1 Gry- phires. Mus. Tesfin. 92. T. 5. f. 9. SCHEUCHZ. Diluv. 743. „Änon. Bafil K748o Part. 3. Te 3. £ Sa VOG, Alin. 225. RUMPH. Mus. T. so, f. B. f

| Bb 3 UI, Deer. L, STUK.

VIIL

30 VERSTEENINGEN

of Snavel , eenigermaate naar dien van den Gryp.

Hooip: vogel, zogenaamd, in ’t Latyn Gryphus, gea

STUK.

Snavele Meenen,

Iykende. Ik wil nu niet onderzoeken. of de kromming, in dezelven meer naar die van den Bek der Gieren, dan der Arenden en Val-

ken, zweeme (2) ’t Zy hier genoeg , aangeduid te hebben den oirfprong van dien naam. Dac de Fraofchen dezelven Corne de Moife of Hoorn van Mofes ; de Engelfchen Agueshell of Koorts- Schulp noemen zouden”; is zeker ver gezogt, Ik geef er den naam van Snavelfteenen aan. Linneus hadt als van het Origineel gefpro-

‚ken, en ze, by den naam van Anomta Gryphuss

voorgefteld onder de Conchyhën; doch dat by BoNaNN1 was zekerlyk een. Petrefakt (a). De Gryphieten komen niet alleen in de Kalk-

bergen van Engeland en Îtalie,.gelvk de Rid-

der zegt, maar door byna geheel Europa voor, Men vindtze fomtyds veranderd in witte A- gaath in Champagne, in Keyfteen in Saxen, en in Zwavelkies- aan den Main, of ook daar me- de aangevuld en overtoogen. Zy ontbrecken ook niet in ’* Veroneefche of andere deelen van Italie, in Switzerland, in ’* Wurtemterg- fe, by Regensburg, Aken, Maastricht, Weee aen en elders in Ooftenryk en Bohemen. Zy vallen fomtyds veelen by elkander in een Ges (zj Men kan her onderfcheid daar van in : TV. Stuk van

Pel. DEEL deezer Nat, Ziflorie, blade 96, enze op Plaat 29, 30 befchouwen,

VAN CONCHYLIËN. 391

Gefteente of fimengegroeid, doch meest en- Vil keld, en dan zyn het Spebbige Steenen, veel at paar de Nauilusfen gelykende, of naar een sg. Schepper en Hoosvat, wanneer het maar een ie 4 enkelde Schulp is ; doch mee betde Schaalen, zig «4. of. gedekzeld ‚zo men ’t noemt, dan hebben

Zy de gedaante van die in Fig. 14, op myne

V, Plaat, verroond is en natuurlyk afgebeeld,

Die is de. gemecne Soort , die overvloedig in

' Graaffchap York van Engeland en elders by

de Steengroeven gevonden wordt , zo Lis-

T ER meldt, en ook op de mecfte plaatfen van Europa , gelyk ik zodanig eene uic Bohemen

heb. De buireníte Oppervlakte is doorgaans

Schilferig als in de Oefters ; weshalve fommie gen ze tot de Oftreo- Pinnieten thuis brengen, Somtyds hebben zy de Oppervlakte rimpelig of

glad; welk flegts veranderingen zyn. Meer verfchil baart de breedte , die in fommigen

veel aanmerkelyker is , zo dat zy veel wy-

der gaaping hebben „en de kleir.e Schaal of

het Dekzeltje , dac anders maar zeer dun is,

dikker en grooter. Dus heb ik ze, van de Kust

van Normandie, breeder, platter , wyder ;

meer dan een Hardpalm groot, en evenwel ,

wegens de kromme Snavel en Geftalte, hier

thuis behoorende, Ík heb een dergelyke , van binnen met Veriteende Mosfeten gevuld: | een

(a) Zie deeze Nat. Hit, Ie D. XV, Stuk, bladz, 970, Bb 4 bl, Deen. l Sruz,

592 VERSTEENINGEN

VI. een andere daar een tweede Gryphiet zeer aats

rk tig met zyn Sncb in het Dekzel van de ecrfte

saaie ingeklonken zit; zo dat het Lighaam, ook ge-

he dekzeld., uitfteekt , maakende dus een zonder: linge figuur.

Geflenfde De Grvphieten , zeg ik , vallen gemeenlyk

Gryphie- zodanig, uitgenomen , dat ’er dikwils de gee ten. ie |

heele Sneb of Snavel aan ontbreekt, als wans

neer menze voor iets anders zou aanzien. Om-

ftreeks Gera in Saxen, of wel in 'e Graaffchap

Meisfen , in zekere Streek Lands van wel twee

Uuren laogte, komt een ander flag voor , wel.

| ken W aALcH met gefpleeten Sneb noemt ;doch

derzelver Rugzyde is eigentlyk maar tot aan

%* end van de Sneb gefleufd of gegroefd , ge-

lyk zyn E4. he: zelf verklaart en uit zyne Af

beeldingen blykt (hb). Het verfchil, dat in der

zelven plaats heeft, kan men uit de befchry-

ving van den Heer Horre by hem ziens

als ook , dat men ze wel Gevlerkte zou kun-

nen noemen; alzo zy de Gaaping wederzyds

hoekig uitgezet hebben, en mer een inwykend

hol Dekzeltje geflooten. Zy hebben (omtyds

een blaauwachtig Zilverkleurigen glans, fom-

tyds zynze gefpikkeld als een Slakkerhuid,

| fom-

(5) Naamelyk Plaat B. IL. de Fig. 5, 63 en Plaat D. in b, Fig. 1, 29 3. Zie bladz. 79, in ’t 1. STUK , van jI- itt:

(&‚ Nummuli Brattenburgenfes. Conchita inequalibug Vale vis. WALLEB, Afin, Tom, IL. pe 50e

\

VAN CoNCHYLIËëN 593 fomtyds t'eenemaal roodachtig geel; van welke VIII, beide laatften ik zeer eri Exemplaren be. £ En zit, saak

Het Origineel dkar Snavelfteenen, buiten nere twyfel ook een Doublet zynde, ís nog geheel Onbekend, zo wel als dat der Penningfteenen , waar van ik hier gewag maak, dewyl fommie gen hetzelve ook tot de Doubletten t'huis bren« gen (c); daar zy nogthans , wegens ’t inwen- dig Geftel, tot de volgende Soort behoo- Ten.

(3)'Verfteeningen van eenfchaalige Schulp- gijn.

dieren, tholirhus Cochieau

De Eenfchaalige Schulpdieren, die men ge- verfteende meenlyk Hoorens noemt, leveren niet minder S°orens byzonderheden onder de Verfteende Zaaken uit. lk zal, in derzelver befchryving, weder- om de orde volgen van het Samenfel der Na- tuur van den Heer LiiNN&us, ten opzigt ' der Natuurlyke Conchyliën , waar van zy af- komftig zyn , en begin derhalve met de Nau- tilusfen (d).

De figuur van deeze Hoorens, dikwils bok Nautilie-}

| Schip=

(3) Helmintholithus Testaceorum univalviume Miki. Con- chytia Lapidea univalvia, Cochlite, WaLs,. Zin, Tom. U, Pp: 468.

(d) Cochlitz kent concamerati Nautilorum, MNantië- Ee WALL. Min, Tom. lt, Pe 476 Bb s HI. Deer. 1, STUK.

VIII, Hoorp- STUK.

Nauti. hieten, /

394 NERSTEENINGEN

Schippertjes genaamd, is iedereen bekend, Men weet dat ’er tweederley Geflagten door den Heer LrnNaus van gemaakt zyn, in twee Hoofdíftukken door my befchreeven , waar van het eene de Dun/chaatige of zogenaamde Pa- pieren Nautilusten , het andere de gemvene of Dikfchaaligen, bevat ‘e), Dit geeft aanleiding tot het onderfcheid , ’t welk onder de Verfteende, gefteld. wordt door den Heer WarcH, dat naamelyk- fommigen door Scheidwarden an Kamertjes verdeeld zyn , anderen niet; ’t welk echter niet altoos in dezelven waar te neemen is. Hrs tf '

De Geftaite onderfcheide de NAUTILIE-: TEN; gelyk men deeze Petrefakten noemt; van de meer berugte ‘Ammons. Hoorens. Men kan als vaste Kenmerken ftellen , ,, dat de buiten- s fte Draay zo groot, breeden wyd is, ‘dat de s Andere Draaijen of in ’t geheel niet of zeer >> Weinig en wel niet ín middelpunt, maar »s gemeenlyk digt by ’t Mondftuk zigtbaar zyn: zo men, dan verder ontdekt, dat de Hooren halfmaanswyze Scheidwarden heeft en de Pee:

„zige Buis midden door dezelven heen loopt,

kan men volkomen verzekerd zyn, het Voor- werp te moeten plaatzen onder de Nautilieten. Wanneer dit laatfie niet te ontdekken is, kan

men-

(e) Nat. Hif I. D. XVI, STUK) 46 en 47. Hoofdftiuk, bladz, Ze Che /

VAN CONCHYEIËN 395

menze fomtyds bezwaarlyk van de Ammonie- VIIj. ten afzonderen. Hoorps

De Heer WALLER rus onderfchéidt de SEAN

Dunichaas Nautilieten in Gewrichte en Gladde of Schub- lige, bige, die niet gewricht zyn, Door de eer{ten verftaat hy zodanigen, wier Scheidwanden van buiten zigtbaar zyn; door de anderen die geen sScheidwanden- of Verdeelingen hebben , en deeze behooren tot de Dunichaalige Nautilus-

‚fen, ’t zy fmal, ’t zy breed gerugd. ik heb

daar van een zeer fraay Stuk uit Normandie, een half. Voet over ’t kruis, en geheel fcherp gekield. Dit heeft ten deele de Natuurlyke Schaal waar uit derzelver dunte bìykt, en is op de Steenkern vol van Bladerige fijuuren , die zig ecnigermaate als de Naaden van ’s Men- fchen Bekkeneel vertoonen, Ik heb een klci- nere van Halberftad , rosachtig meteen wite achtige Schaal ten deele. bekleed, niet minder fcherp gekield en over ’t geheel zeer dun, De Schaal heeft blykbaar de Kreuken der Smal- kielde Nautilusfen en is drie Duimen breed, Een ander van den zelfden aart, van Wurtzin- gen een derde kleiner , heeft by het Mond: ftuk een kleintje, van dergelyke ghink Zitten. de in-het Gefteente,

Van de Dikíchaalgen of Dikke, gemeenlyk pikfchaas Nautilus. crasfus genaamd, komen menigvuldi- lige. ger. Verfteeningen voor. Dezelven zyn aan de dikte van het Lighaam kenbaar. Zy vallen dikwils twee en drie Span gtoot zegt Warca s

| en UI, Deer, J. STUE.

VL en dus grooter dan de bekende Natuurlyken 3 ij welken ik niet groorer dan cen Voet over % Naut. Kruis gezien heb. Rumeparus begroot de bien, _gewoonen op zes en zeven Duimen. Drie Span zou meer dan twee Voeten zyn. Ik heb een aanzienlyk Stuk van de Kust van Normandie ;

Zynde een doorgezaagde Nautilus van deezen

aart, byna een Voet breed en ieder helft een

vierde Voets.dik ‚met eene Mond opening van

vyf Duimen. De Scheidwanden niet alleen, -

maar ook de Fepels der Pcesbuis in dezelven:,

zyn vap br=nen zeer blykbaar en de Schcidwan-

den ock van buiten, Men-ziet ’er de binnentte

Krul byna tot in ‘t midden, en in deeze, zo

wel als in de. Mond , komen veele Belemnieten

voor3 ’t (welk iets byzonders is, Ook beftaan

twee der binbenfte Scheidwandjes uit Marka-

fiet, Vóor ’t overige is de Verfteening Kley- achtig, gelyk veelen van die Kust, Het is

een bloote Steenkern ,-gelyk de meeften van

deeze Verfteende Nantilusfen voorkomen ; doch

men vindezeook fomtyds vry groot; die de Paar- lemoerachtige. Schaal nog in ’t geheel of ren

deele hebben zynde voor ’t overige met ver-

harde Kley gevald; hoedanig eene, uit Enge-

hard, Warcu afbeeldt (f In ce Weymar-

fc'e , Sondershaufifche en andere nabuuri-

« ge Kandftrceken , vallen , zegt hy , fomtyds

| zeer

(7) En De Pho A. IV*%

ik En b

_

VAN CONEHYLIËM 497

geer groote , daar de holligheden der Kamertjes vis uitgebroken ZyD » zo dat de Peesbuis zig af- toorpe zonderlyk als een Ketting Kralen vertoouts vn waar van hy ook een voorbeeld geeft (g). Uiteer, is F de Afbeelding, nogthans, ken ik die naauwlyks

begrypen. Duidelyker vertoont zig % zelve by

P'ARGENVILLE, Plaat VIT, Leet. C, Van het

Stuk, dat men by Aristorf in ’t Kanton van Bafel scevonden hadt,ook deor hem afgebeeld, zou ik eer toeftaan, dat het een Verfteening van den Perfpettief- Nautilus zy: alzo het in midden" weezentlyk een gat heeft (h) ; maar dan moet het zyn van een kleine Soort, als zyrde maar vyf Duimen breed vertoond.

Ik heb , juist van die zelfde grootte, een Kenriyke geer fraaije doorgezaagde Nautilus van de Kust gu: Sen van Normandie, die ik wenschte hier in Plaat Norman. te kunpen brengen ; doch ‘het beftek der Plaa- * ten, tot meer andere Dingen benoodigd, ver« biedt zulks. Schoon ‘er het Mondftuk aan ont- breekt: (des ik gis, dat hee Stuk anders wel een Span breed zou zyn;) komen daar in de Scheidwanden en Kamertjes met zulk een aar= tige marmering voor, dat het zelfs aangenaam js-voor ’t Oog. De Verfteening ziet uit den geelen , en deeze Kleur is met witachtige Spaath gemengeld in de meefte Kamertjes 3

hoe»

(5) Suppl. Plaat V. b. TI DEELs (4) il. D. Bl, A. IV*, Fig, Ie

II. Deer. Ì. STUKe

VIIL Hoor STUK.

Nautt- bieten,

Kleine Nautilus- jes.

,

593 VERSTEENINGEN

hoewel men ‘er ook onder vindt die met Krys ftal zyn aangefchooten , dat als Diamanten glinftert, Andere Kamertjes, met Kley gevuld 4 bevatten een menigte bruinroode Stippen , fchy- nende zeker Zaad te zyn, ’t welk ook veel voorkomt aan de Kleijige buitenzyde. Hier mede is de Peesbuis, ter lengte van twee Duimen , ook zeer zigtbaar en onafgebroken opgevuld (ú). De Draay loopt tot in °%t mid» den voort, zo wel als de allengs verkleinende Kamertjes , waar van ik tot by de veertig tel in dit Petrefakt,

Van kleine Naurilusjes, heb ik één, insgelyks uit Normandie, wit Spaath- of Hoornachtig verfteend, en ten deele nog bekleed met zyne dikke graauwe Schaal. Dit is twee Duimen op % breedfte en anderhaf Duim dik; aan't Mond- ftuk Vleugelachtig uitgezet, gelyk ‘er fommi- gen zyn. Ook heb ik ’er één , dat de helft fmaller is, in Yzer veranderd, van Câlle, uit den Eiffel in Gulikker- Land, Hier zyn de bin- nenfte windingen in ’t midden zigtbaar, doch diep induikende; zo dat het zig âls doorbord vertoont, Maar het allerraarste van dien aart;

hoes

(£) Ik heb bevoorens van die Peesbuis , anders de Sinha of het Spuitje , gefproken en ganzemerkt, dat het geen on- afgebroken Kanaal is: (Nat. Hfl, I, D. XVI. STUK , bl-de. 25.j doch dit ziet aileen op de Schaal: want het leevende Dier heeft een Peesachtige Buis , weike een weezentlyk Ka- naa! maakt.

„{k) Ik heb daar van in dseze Nar, Hiff. 1, D. XVI

STUK, bladz. 27, gefproken, en één zodanig is op da ile Plaat «

mad

Deel, PLAAT VI.

SSNANNN ANIEENN

\

Vd

kl 4

ijt ij

EN ND

ij

ij

Ns Ò XS

Ze ZELAT

“ij

WÁN Conenyrrën 868

ig ik ’er geen in Plaat gebrat of be. _ VIT hreeven vind, is dat kleintje uit kalie, in een 5 UK, Ka vachtig Zand-Gefteente zittende , in Fig, waer. u op Plaat VI, bier nevens, ten naauwkeurig, dieten e voorgefteld. Het gelykt cenigermaate naat Pen onze kleine Natvurlyke Nantilusjes (kj, doch fverfchile in verfcheide opzigten, en fchynt nader overeen te komen met die ongemecne kleine Nautilusjes in ’t Zand van Rumini „waar van LiNNsus een byzondere Soort gemaakt heeft (1). Deze'ven, immers, hebben vitwen- dig zigtbaare hokjes, door verhevene Bongs. ik ba dwarsftreepen uitgemonfterd ; als uit de aa! \gehaalde benaam ingen en bepaalingen blyke, Het is naamelyk zeer plat, het heeft geen uits puilefide Navel en is aande Rug gerand , ja door Streepen onge!yk verdeeld, gelyk GUALTH:E. Ri zegt. Elf of twaalf verhevene Boogs= wyze Ribbetjes verdeelen de Oppervlakte zeer fraay. Zo dat wy hier onder de Verfteende Zaaken van lralie een Voorwerp vinden , ’t welk het aldaar gevonden Origineel , in Lighaame- lyke grootte, duizendmaal te boven gaat (1). De

B

en

9-

Plaat, in Werk van KNORR, over de Hoorens en Schule pen, in Fig. 1, afgebeeld.

(4) Nautilus Calcar. Nat, Hift. als boven, bladz, 30, Naus tili genus valde depresfum , umbilico carens et plerumque marginatum. PLANG, p.13, Cap, V. Tab. Le Fig. 4. GUALTH, T. 1) Fig. B. LRDERM. Mikrosk. 1, D, Pl. VliL, Leet. d.

Ce) Zie ook de Afbeelding en befchryving eener in ’t Meck-

leme

IL, Daar, 1. STUK,

vijl ‘Hoorp- &TUK. Ammonse Heorens. | Ansmoniee gen.

400 VERSTEENINGEN!

De Ammons - Hoorens of . Ammonieten zyù bevoorens als een Soort van Naatilusfen aange. merkt geweest; maar federt de ontdekkingrdet Originee!en in ’t Zee- Zand van Riminien van de menigvuldige Verfcheidenheden derzelven ; befchouwt menze als een byzonder flag van

Hoorers. De Naam is ’er al van ouds aan

gegeven, om dat de draaijen in fommigen veel gelyken naar die der Rams-Hoernen, met wel- ken Fupiter Ammon werde afgebeeld Men heeftze ook wel Slangenft enen of Verfteende Slangen ge yteld ; om dat zy dikwils naar op gewonden Slangen zweemen , waar van de naam Ophiöides, by fommige Autheuren, afkomftig is. Woermius noemt zelfs de Ammoniet een Steen, die het Geraamte voorftelt van een Slang.

De naam van Ceruteides, of Hoorniteen, wel- ken MercarTus ?er aan geeft, is zeef on- bepaald, en die van Chryfolithos, by fommigen, geheel niet toepasfelyk.

Dit Petrefakt vindt men by ongelooflyke mee nigte en ongemeene Verfcheidenheid in ons Europa. ‘Het komt fomtyds ter grootte van een Wageprad voors gelyk in Noord - Ameri- ka, zo ik aangetekend heb, aan ’t Meir Cham plain, in Bergen van Leyfteen, onder andere Verfteende Zaaken , Ammonieten gevonden

ZyD s

lemburgfe nieuwlings ontdekte Soort van Nauti'usjes doot den Heer WALCH, in ’t VII. STUK des Naturforfihers ; pas. 2143 Tab. iv. Fig, 3 8 Cs

VAN CONCHYEIËN zor

yn, van byna een Elle over *t kruis, De _Vilk __ Heer Chr. P. Meijer verhaalt my, gezien Pae te hebben, dat tusfchen Briftol en Bath, in snmonien Engeland , de Ammons -Hoorens , waar van zyn *- Ed. ’er heeft medegebragt , meer dan anderhalf Voet breed, nog veel grooter en zo menigvul- _digzyn ‚dat zy’er geplakt worden aan de Kleye Wanden der Huizen, Daarentegen komen zy ook in de middelfte deelen wan Duitfchland en in Switzerland , overvloedig , zo klein voor als, ‚de Linzen of Lupinen. Tusfchen deeze groots ten fpeelen’ zy in ’t oneindige. Dikwils vallen zy los, dikwils zitten zy in ’t een of ander Ge: fteente , fomtyds zyn zy zeer fchoon gemine- ralizeerd., Ook vindt men de Afdrukze!s dere zelven, gelyk van andere Conchyliën, op Leye fteen.

In algemeen zyn de Ammenieten kenbaat ceftattes aande ronde platte figuur , als een dikke Schyf, die uit Spiraale. Windingen beftaat, meestal tegen elkánder ‘aangevoegd ; ‘even-als’een op. gerolde Slang. Die Windingen ‘of Draaijen zyn bovendien door zekere dwarsftreepen of knobbels in Geledirgen onderfcheiden , waar van de loste ftukken en brokken, die me fom= tyds- vinde, een blyk vertoonen. _ Ook komen wan buiten; op -fommige , “inzonderheid gemi- neralizeerde Ammonieten , de Kenmerken daar van. voor, 2 aan zekere Bladerachtige tekening, welke de Oppervlakte. verfiert. In eénigen Bs fpeurt men vok de tekens van een Pees- Kanaal ,

| Ce doch EL Deer. Le STUKe

402 VERSTEENENGEN

Viit. doch ’t welke niet, gelyk ín de Nautilusfen 3 Hoos p- midden door de Kamertjes , maar langs den STUKS OE , à Ammogj, Puitenften omtrek loopt 5’ geen, fommigen ten, heeft doen befluiten, dat de Armmonieten zulk

een Buis niet hadden. Aan breedfte end vertoont zig in eenigen een wyder holte, waar in de Slak zyn voorpaamfte Woonplaats ge- had zal hebben. Hoewel de meeften Schyvig placr zyn, komen ’er ook byna ronde voor; in eenigen verdikt de Winding van het middel- punt zeer fchielyk: ook hebben fomimigen de Oppervlakte door ontelbaare fyne dwars - Rib: betjes verdeeld ; anderen glad, en daar zyn: ‘er, die men als een middelflag kan aanmerken tusfchen de Ammonieten en Nautilieten,

«Orgie De Ouden hieldenze voor Verfteende Slan- sel gens hedendaags twyfelt niemand of het zyn

Zee - Hoorens , nabykomende aan, doch ver- fchillende. van. de Nautilusfen, Dit Gevoz- len, door den Franíchen Akademist, pe Jussieu, nu byna zestig. Jaaren geleeden reeds met Waarneemingen geftaafd, is nader

bee

(x3) De Conchis minus notis, Ven. 1738, Zie LEDER Me Zikr. Vermaalil. I. D. Pl. 8. Cx) LinNaus zegt wel , {Ubi Testacea et Fosfilia exiftunt ân magnâ copid , ibi quondam fvere Maris Littora aut Abysfus; cum fint mera veftigia Maris, omni Hiftorià ane tiquiora. Diluviuns vero non demonftrant, fed tantum lon- gioris JEvi rudera) dat zy geen Kentekenen van den Zond-

vloed zyns maar overblyfzels van ouder Eeuwen : doch ik

VAN CoNeuvyrLIiën. 403

bevestigd doör de Hoorentjes welken de ge- Vi Jeerde PLANCus naderhand in * Zeezand van! LOON Rimini ontdekte Cm) bewyzende dat ‘er Na.” tuurlyk zodanigen zyn; hoewel die allen, zegt ese Lineus, in Soort van de Verfteende ver- fehillen. Men kan zig dan, met reden, ver- beelden , dat de Origineelen der Ammonieten

inde diepte van den Oceaan woonen of ge- woond hebben , en door den Zondvloed over

óns Wereldsdeel en de nabuurigen verfpreid

zyn (u). Waarfchynlyk is haare Schaal ce zwaar, dan cat zy zouden: kuoren in ?% Water opftygen , om op hetzelve te fpeelen;, vaaren!of aan Strand te komen, gelyk de Nau- tilusfen doen, die men deswegen Schippertjes

of Zeilers noemt, huisvestende insgelyks in de diepte.

“De Soorten, ondertusfchen , van de Ammo- Verfcheis

geent ent ebde + A : s denheden nieten, zyn verbaazend menigvuldig, ScHeucH- 6

ZER heeft ’er byna anderhalf honderd opge: teld, en Rösin Us tot driehonderd , zo men

wil

ik, heb voorheen getoond , dat 'er zulk een algemeene Over rooming des Aardkloats , door Water, niet kan hebben plaats gehad , voor: of na gen Zerdiaaks en dat het door onder Water. {taan vanden Aardk!oor voorde Schepping niet kan veroirzaakt-zyn ; want dan moesten zy Verfteend zya geworden eet;ey gefchapen waren, Wefigia Maris, zegt hy omi Alifloriâ antsguiora. Dat is, Blyken van eene bedekking door, de „Zee, ouder dan alte Geichiedenisfan,

Cc 2

IL, Deer. l, STUK.

304 VERSTEENINGEN

VII wil (o). Doch ten allerhoogfte zyn dit maar srur, Verfcheidenheden , die in ’t een of ’*t andere Anmsonie. Opzigt verfchillen „dat men naauwlyks befchry= id ven kan, Zulk een naauwkeurige onderfchei- ding zou te overtolliger zyn $ dewyl men niet: weet hoe veel de kleintjes, dat waarfchynlyk Jongen zyn, van de grooteren in gedaante _verfchillen, Ook verminderen anderen het ge- tal der Soorten tot zestig, veertig, en vyf- tien of veertien (p). Sommigen hebben ’er- drie Hoofdfoorten van gemaakt: Gladde, Gee frreepte en Knobbelige , en dear toe dan dezel- vens in haare Verfcheidenheden , betrokken 5 naar dat de Rug fmal of breed, effen, gekar- teld of ftekelig is, als ook naar de wydte of dikte van ’t Mondftuk. De Rug is fomtyds overlangs gegroefd; de Oppervlakte Boomach-, tig of Bladerig getekend, en de Streepen zyn ingedrukt of verheven , enkeld of gefpleeten enz. Verdeeling Onze Ridder, by wien deeze Petrefakten de. rinwus, eerfte Soort in zyn Geflagt van Helmintholí- then uitmaaken (1), geeft daar van, uit de Ü ges N ; - (0) Rosinus dicitur , in Brest. Samlungen 1725 Varierates 3oo enumerasfe. WALLER. Jin, Tom, II. p. 478. (p) Sensderzen en a erabli 149; LANG 153 BROMEL 40? Mr. D'ARGENVILLE 14’ BERTRAND DiB. p. 157, (1) Helmintholithus Hammenites, Helminthol. Nautili Tetâ Spitali , Aperierà Cordatà , Anfraêtibus contiguis rugofo« inaqualibus. Sy/?, Nat, XlI, Tom. Ill, Gen, 4fe Sp. 1. Core aus

VAN CONCHYEIËN, 405

genen, die in het Kabinet vanden Sweedfchen Vilt, Ryksraad Graaf van T'essrx waren, de ne. Hoorn.

gen volgende Verfcheidenheden op, a a 4 aM ON Ee

Len.

(1) Ammoniet die den Omtrekeffen en fcherp heeft; de Schyf plat met bogtige dwars- Naaden. Tess, Fig. tr,

(2) Ammoniet die den Omtrek effen en ge. kield heeft 5 de Schyf plat met twee- deelige bogtige Sleuven. Tess, Fig. 10,

(3) Ammoniet die den Omtrek gekarteld en gekield heeft; de Schyf met verhevene afftandige Sleuven. Tess. Fig. ge

Ca) Ammoniet die den Omtrek ftomp heeft,

_ ‘de Schyf platachtig geftreept, Tesse Fig. 7.

(5) Ammoniet die den Omtrek (tomp heeft,

___de Schyf plat met tweedeelige Sleuven in de Rug. Tess. Fig. 2.

(6) Ammoniet die de Schyf in ’t midden in«

. gedrukt heeft , met Knobbelige zyden.

T rss. Fig. 8. (7)

nu Ammenis Lepideum. Yoe. Min, 220, Worr. Has. Te Vil. Fig. IE, 2, & T. 8 f. 6, Cochlites polythalamius , Spic utrinque apparente, Siphunculo ed marginem eaterio= tem. WoLTB. Jlin. 40. Helminth. Testaceâ Nautili. Mus, Lesf. 36. T. 4e Ainmonites GESN, Petr. 47. GESNe Figur. Lape ió4. Fig. 4 B, Ambira acuto integro ôtc. TESS. Fig. Kle

GG DA C 3 HI. Deer 1, STUK.

vil. Hoor pn. STUK Ammonige ten,

405 VERSTEENINGE N

__ (7) Ammoniet die de Schyf in ’t „midden in- gedrukc heeft , met fcherpe Streepen. Tess. Fig. 3. |

(8) Ammoniet die den Omtrek byna vierkant

en gekield heeft, met fcherpe afftandi- ge Sieuven.

(9) Ammoniet die den Omtrek gerond heeft en Knoopig, met bogtige Sleuven over- dwars. Tess. Fig. 1.

Deeze Verdeeling naar die, welke zig in %

gedagte Kabinet bevonden , gefchikt , komt

my, hoe zeer ik ze merde Afbeeldingen ver-

.gelyke, piet duidelyk noch genoegzaam voor.

Beter is de voorgemelde van Doktor Ber- TRAND, waar mede Warcutaamelyk over. eenftemt, en dus zal ik eerst acht geeven op de Gladde of effene Ammonieten.

Gladde of Van deeze telt Ber T RAND vierderley : I.

effene Am MmonIeten.

Die platachtig zyn , dikwils t'eenemaal Blade- rig getekend, met de Rug gaaf en fcherp, zonder Doornen : ae. Die platachtig zyn, met weinig Draaijen , dikwils Bladerig 5 de Rug gedoorrd: 3. Die de Rug rond hebben en on- gedoornd: 4, Die de Rug gekarteld hebben of getans met een enkelde en dubbele kartee ling, middelmaatig famengedrukt. Zy komen zeldzaaimer voor dan de Geftreepte en veelen fchynen als tusfchen de Nauiieten middel. fleguig. —Warcn heeft ’er eenigen die klein

ZyD

VAN CONCHYLETEËN. 407

zyn, ZO wel als Bourcuer (q). Die groote vir.

(een Ammonietachtige Nautilus genaamd, zou hier ook behooren kunnen. Zekerlyk moet ser. men hier die brokken van een groote Ámmo.

niet thuis brengen , welken de Hoogleeraar op Plaat A. III, vertoont , waar in het Pees- Kanaal Fig, 1o, zeer duidelyk is, Ik heb zo.

danigen ; en in ’t byzonder het Mondítuk daar „van, van Stevens- Klint in Noorwegen, met

onteibaare brokjes van Zee-Koraalen gevuld en zeer fraay geelechtig verfteend: Ook be=

„zit ik een gedeelte van zulk cen gladde Am.

moniet uit Siberie in een Stuk Zondfteen , wier Oppervlakte een aartigen Hemelfchblaauwen weerfchyn heeft, zynde, zo wel als die groo- te , rond gerugd. De Gladde, met cen ge. doornde of gekartelde Rug , zyn ook niet ge- meen,

De vn Ammons-Hoorens , inderdaad en dg

zyn Geftreept of hebben Ribbetjes en Sleufjcs

overdwars. De elf volgende Soorten worden van deeze door den Heer BERTRAND opge=

geven. 5. Die platachtig zyn met fyne Srreep-

jes en fcherp gerugd: 6. Die enkelde ftreepjes

hebben en een ronde Rug, zonder Doornen: 2. Die enkelde dikke Ribbetjes hebben ver van

(4) Tr. des Petrif. N. 258, 259, 260: 206 309, 310 8 311, 312,

| Cc 4 UI, Deer, 1. STUKe

van Pl. A. IV , uit het Weymarfche, van hem OOrD-

STUK e A rmmauie.

erbde.

Vil Hoorp- STUK.

,

4c8 VERSTEENINGEN

van elkander en een ronde Rug: 8, Die tweg. "en driebeenige , getakte , Streepen hebben en

Airmonie-TONd gerugd zyn: 9. Dergelyken meteen wy-

Bere

den ronden Mond en maar een enkele Win- ding blykbaar, gelyk in de Nautilieten (r). 30. Met weinige en gegolfde Streepen , de Rug effen: vr Met weinige en gegolfde Stree- pen , de Rug gedoornd : ra, Met enkelde of gevorkte Srtreepen , de Rug gekarteld en ge:- tand. 13. Met weinige enkelde of halfvorkige verhevene Streepen , die uitloopen in twee

“_ryên van Doorpen, door welken de Ruggroef

wederzyds bepaald wordt: 14. Met weinige enkelde Streepen en eene enkelde Ruggegraat, tusfchen twee Sleuven: 15. Mert enkelde Stree- pen, de Rug drievoudig overlangs gekarteld,

de middelgraat boven de anderen uitfteeken=

de, Tot deeze Afdeeling behooren ver de meg- fte Ammopieten , waar van de Indrukzels by KNorr, in ’t 1. Deel der Verfteende Zaaken , op Piaat XXXVII,en vervolgens in ’% IT. Deel verfcheidene Lighaamelyk vertoond zyn Cs). Men vindize ook by BourcueT op eenige Plaa-

Cr) Watrom deeze dam geen Nautilieten zyn , zou men vraagen mogen; doch hy enderfcheidt de Ammonieten daar wan, inzoncerheid, door de Bladerige Tekening der Schaal : % welk geen plaats heeft in de door hem aangehaalde van Bourne. Te. des Petrif N. 267. Maar dewyl hy zelf ere kent, dat die Bladerige Tekening in zeer veele Ammonieten ontbreekt zo vervalt dig Kenmerk 'eenemaal; uitgenomen

daz

VAN CONCHYLIËN 409

Plaaten in de Figuuren , die door den Heer vir, BEeRTRAND aangehaald zyn (t). Anderen zyn Hoorp. afgebeeld door BAijerR, KUNDMANN, 5 Laneius en andere Autheuren. De Lief- pir hebbers kunnen zig in derzelver vergelyking en onderfcheiding verlustigen. -Ik zal alleen melden , dat ik zodanigen, als de veertiende Soort, heb , mee byna de geheele Schaal, wel. ke zeer dun is en glanzig wit. Ook bezit ik zodanigen , Okerachtig verfteend, van Koburg, zo in ’t Gefteente als daar buiten. Ík heb daar van fchoone doorgezaagde en gepolyfte Stukken. Ook heb ik dergelyke geftreepten , die vry groot zyn , Zandfteenig, van Hei- denheim , Oefchingen, Goppingen, enz. Vere fcheiden kleinere zeer fraaije uit Engeland , Switzerland en van ‘Thurnau in Franken. Maar de aanmerkelykften , die ik heb, zyn van de Kust van Normandie, alwaar de Am- monieten zeer fchoon en groot vallen. Ik heb een doorgezaagde , tot de zesde Soort behoo- rende , een Span breed van zes draaijen , in welke de Peesbuis , aan den Omtrek , zeer blyk-

| baar

dat een Nautilus=achtige, dezelve hebbende, deswegen tot de Ammonieten kan betrokken warden.

(5) Naamelyk op de Plaaren Tab, I, Tab. IT, as Tab, BIERENS A. III, A. IV, A. Ven D. Ia N. 4, s.

(«) Tr. des Perrif. se Soort. Fig. 261, 2640269:6. S. 265 : 2683 7. S. 2718 8. Se, 277, 300, 3033 9. S. 267. IO. Se 286, 2903 2985 IT. S, 296, 297. 12e Se 302, 3043 13. So 2722750 „Gc 5

Ill, DEEL, Ie SEUK)

410 VERSTEENINGE N

vir. baar is, Van binnen vertoonen in dezelve zig

Hoorp-« de Concameratiën, of Kamertjes, van welken

STUK. _fommigen met verharde Kley gevuld zyn, waar

vingen in het voorgemelde fyne bruine Zaad zeer dik

legt: anderen mec zeer glinfterende Kryftallen

aangefchoorten , de Sneede geel en witachtig

gemarmerd. In dit Stuk blyke ook, dat de

Bladerige tekening van buiten de fcheiding, der

Kamertjes aanwyst. Fen ander heb ik van

niet minder grootte, van de zelfde Kust, die

egaal geribd is, met dikke Streepen , maar de

Rug, welke rond is, als afgezonderd heeft

door een bekleedzel , ’t welk veel digter is

geftreept, en waar onder zig het Pees- Kanaal,

aan ‘tend dooreen ovaal merkteken blykbaar,

bevindt, Deeze is op de kant wel twee Duis

men dik. Dit zal een bloote Stcenkern zyn,

hebbende geen bladerige tekeningen , op de

oppervlakte, en zig Hoornachtig vertoonende.

‚Kiesach-. Hen Ammoniet met evenwydige dwars{treep- tige Am- 4 gd - 3

monieten. jes; die de Schaal geheel! Kiesachtig heeft, van

binnen Spaathaartig, ook van de Kust van Ner:-

mandie, daar ik een Stuk van heb, dat byna

zo dik is als breed, zou byna tot de negende

Soort behooren kunnen , ais zynde naauwlyks

meer dan ééne Winding daar in zigtbaar en

het middelpunt zeer diep weg gedooken (u).

De

(u) Deeze zou tot een middelgefl:gr tusfchen de Ammo- nieten en Nautil eten behooren kunnen waar van men Ípreekt (Beysrage Jur Nature gefskichte des diineral Reichs. Alten:

burg.

N T

on B

VAN CoNCHYLIËN. gir

De Oppervlakte is zeer fraay getekend met

Vil,

Bladerige figuuren, en het dikke end vertoont Hoorp-

de articulatie van de Kamertjes. Omftreeks

Ue

„Amimsniee

Koburg in ’: Weymarfche vallen veele Kies- zen.

achtige Ammonieten , waar van cenigen zeer fraay zyn. Ìk heb ’er , in Fig. 2, zodanig gene onder *t Oog gebragt, die ik naauwlyks tot eenige der gemelde Soorten betrekken kan. De Streepen zyn bogtig en fommigen gevorkt; de Rug is fcherp en eenigermaate gekarteld; zo dat dezelve van de tiende en elfde Soort van BE RTRAN»D aanmerkelyk verfchilt. Nader zou zy komen aan de eeríte of tweede Soort van LiNneaus. Men ziet hier uit, dat die Sorteering haare onvolkomenheden heeft, Eene, die vry dik is , en door haare evenwydige Streepen aan de buitenzyde naast met de voor- gaande frookende , heb ik doorgezaagd en gepo- lyse: waar binnen zig alseen Jongje vertoont. Ik geloof nogthans veeleer , dat het kleine ronde fi- guurtje detopzy der Windirgen , wat verfchoo=

ven 5 t welk waarfchynlyker wordt door de

verwarde tekening naar den Mond toe. Voor t overige zyn de Scheidwanden der Kamertjes blykbaar en zouden , door haare Boogswyze figuur , dit ftukje bykans tot een Nauriliet maa- ken, „Het is in midden roodachtig gemar-

merd ,

burg. 1274. p. 140 :) doch de Articulerie der Kamertjes be. trektze hier, Ook zou men dezelve roemen kunnen sene Nautilietachtige Ammoniet,

Ke]

UI Deer. I, STum,

P.L. VL. Fis 2e

412 VERSTEENIN GEN

VIil, merd, aan den rand met-Spaath gevuld , cn il P: alle verdeelingen zyn volkomen Kies of Mar: Ammonse. Cafiet met eenen Zilverglans ; zynde hetzelve Hi ook van buiten Koperachtig daar mede beloo-

pen, hoewel het, in zyne ingedrukte top - hol. lieheden, een vulling heeft van Kalkfteen. Een geftreepte Ammoniet , met een geka- belde Rug, heb ik volkomen in Yzer verane derd, zittende in een ftuk zeer fraay gekor- relde Glaskop van Breidbach by Keulen. Ook heb ik een fluk van een vry groote uit Swit- zerland , met eene Belemniet , welken ook voorkomen in myne fchoone Ammoniet: Plaa- ten van Altdorf by Neuremburg, in welken: de Ammons . Hoorens doer hunne gedoornde Randen en witte Spaathkleur zig zo fraay uit. monfteren. | ME De Knobbelige of geknobbelde Ammonieten zyn zeldzaamer. BERTR AND niettemin , heeft daar van nog de zeven volgende Soorten. 16, Die elad zyn met een gaave Rug; op de bui- tenfte Winding: 17. Dergelyken , met twee 1yën Knobbeltjes, de eene om het middelpunt geplaatst, van Rolronde figuur; de andere op *% midden van de buitenfte Winding. 18. Die glad zyn met een gefleufde Rug; en Rolronde. Knobbeltjes hebben cm het middelpunt. 14, Lie gefireept zyn met een gedoornde Rug »

heb. (w) Zie het il, Dasls XI. Stuk deezer Nat, Hijt, blads,

3: 2e

/

VAN CoNcHYLIËN: 413

hebbende eenvoudige en knobbelige Streepen, Vilt, verheven , met een ry Knobbeltjes naar de gd Rug toe: 20. Die gaaf van Rug-zyn, met ge- monte gafFelde verhevene Streepen, en ronde Knob: zer.

_beltjes aan * begin der verdeeling van de Stree-

pen: z1. Die enkelde en gegolfde Streepen hebhen , mse Doornige en pieramiedaale Knob. bels: 22. Die’ geftreept en Bladerig getekend, uitermaate Knobbelig zyn, de geftalte hebben: de van een Pompoen of wel naast van de Kroon: Kalabasfen (y); gelyk nader blykt uie de door zyn Ed. aangehaalde Figuur van de Merkwaar- digheden des Landfchaps van Bafel , waar een ftuk van zodanig een is gevonden (w). Men vindte ze, zegt hy, dikwils te Mandach in * Kanton van Bern, fomtyds een Voer of een halven Voet in middellyn , en zeer ftaaije in’t Ar« gau ‚„ ook daar toe behoorende, als mede in Neufchatel en elders.

Tot geene van deeze Soorten » wederom, kan ik die aanzienlyke, Geknobbel Je Ammonie- ten van de Kust van Normandie t’huis bren.

“gen, meer dan een half Voet breed, ten deele

Kley- ten deele Spaatachtig werfteend, met een Kiesachtige Bladerig getekende:Schaal , wier Rug effen is, rond en onverdeeld, met twee ryën Kaobdels, zo wel op de inwendige als

: op

Cw) Merkwurdigk. der Landfch. Bafrl, WIL. Stuk, blad:, 289. Tab. 5. Fig. b: niet Fig, 6, gelyk BERTRAND heefc,

HI Deer. I. Sruz.

44 VERS TEENI NEEN

VIIL op” de buitenfte Winding. Die Ammoniet ; pi welke zig in zodanige gedaante, als Fig. 3 __Ammonie- Vertoont bevindt in een zeer fraay gepolyst. Zen. Plaatje, ’t welk ik ook bezit, fchynt tot de Fe Zok Geknobbelde te behooren. De andere van Fig.

4 > vertoont zeer fraay de bogtigheid van de Scheidwanden der Kamertjes in een Knoopige Ammoosiet , waar van ik verfcheidene beb, in een Stukje bleekgraauwe Kalkflets 3 die van Vee ropa in Ítalie, zo fchync, afkomstig zyn. Door den gedagten Heer BERTRAND zyn uit BoureGuerrT eenige Figuuren aangehaald om deeze Geknobbelde Am:monieten aan te wyzen (x). Ik heb ook kleintjes van dien aart. Behalve de twee van den Heer D'AÁN NONE; afkomftig van Ariftorf ia ’t Kanton Bafel, Plaat A‚V , Fig. 1, a, in geelachcige, Kalk- fteen veranderd , die zekerlyk tot de ‘laatfte Soort van BEerTRAND behooren. vind ik-by. Knore ééne: Geknobbelde Ammoniet, Plaat La, Fig. a; welke tot de Zeventiende Soort behooren moet , en op Plaat A eenige klein tjes; dat nog meer de annie derselven aanduidt,

Nand-of Ten pieds van de Ammons- Hoorens, in't eg Ô al.

Soondyloe vee birhen, (x) Als Tr. des Peerif. N. 250. Ct moet zyn 254) en

256, voor de 16, Soort. Ne 262, voor de 17. S. N. 250» voor de Is, S, N. 274 voorders. S3 N. 278, 281 voor

de zo. S: N.284, 285, voor de ar, Soort. (y) Naamelyk N. 313, 314, 315 3 316, De Hoogleeraar WAL.

WE AFB 4 | 7 8, , \ F D 3 À

vAN CosecHvyrriën. 4rs

algemeên, moet men opmerken, dat de Gele- vir, ‘dingen of Gewrichten , die in fommige der. Hoores zelven zig vertoonen, de Vulligg is of Steen-ST £ kern van de Kamertjes , wier Scheidwanden Be ae zulk een zonderlibge geftalte hebben , dat zy gedagte Bladerige Tekeningen op de Schaal vormen, niet alleen, maar fomtyds zelfs naar de ‘Naaden van ’t Bekkeneel in een Mensch gelyken. Allerblykbaarst is dit in zodanig een Stukje , myner Verzameling, in Mig. 5 afgebeeld, daar die Naad zo wel in ’t midden als aan de kanten zigtbaar iss dewyl het, als ’t ware, uit twee Leedjes beftaacr. De Ver- fteening is geel Okerig en van Goppingen afkomftig, en moet uit een ftuk van een vry groote Ammoniet zyn. Zekerlyk behoort zy tot "_de zogenaamde Spondylolithi of Wervelfteenen wäar van Bourcuver zeer lompe Afbeeldingen heeft , door WarLrErrus aangehaald {y),

De Heer LINNeEus heeft niet alleen Orthoke- de kleine Ammons-Hoorentjes , door Pran-e cus in *t Zeezand van Rimini ontdekt, tot zyn Geflagt van Naucilusfen t'huis-ge- bragt; maar hy betrekt ook daar toe het nog nooit gevonden Origineel der Ouruo.- | KE-

te noemen ,‚‚‚nzyne verdeeling der Ammonieten (Syst, Min,

Tom. Mp 478-481, gevolgd; uitgenomen, dat hy in pizats

van de:zelfs lazctte Soort, die hy nie: gekend zal hebben %

felt de Brokken van, Ammons -Hoerens en daar onder vak / deeze Spondylolithen,

EL Deer, I, Stuk,

a. VERSTEENINGENR

VIII KERATIETEN (3). Men moet evenwel be Hoorp. kennen , dat die Kleintjes in t gedagte Zees STUK. Zand , naar een Rammenas-, Radys- of Slaa- Orthokeras : tieten, __ Zaadje gelykende, zeer veel overeenkomst daar

mede hebben ,gelyk Gra rLTa1Er1 door ont- zeelyke Vergrooting toont , dezelven- ook den paam van Orthoceras geevende , dat is regte Hoorn (a). Zy maaken verfcheide Soorten daar van uit (hb), die met de Verfteende, welke in Sweeden - zo. overvloedig vallen , nict vol- maakt ftrooken. Deeze ftelt de Ridder tot de tweede Soort onder de Helmintholithen (2), en merkt aan, dat de Schaal regt is, voorko- mende van de dikte van een Pennefchaft tot die van een Arm, dikwils één of twee Voe. ten lang (e) 5 de Oppervlakte in fommigen glad, in anderen met gekielde Leedjes , gaande hee Spuicje of Pees- Kanaal in de meeften langs de eene zyde. [ dn

Lige

(z) Nautilus Orthoceras. Nar. Hif. Ie D. KVL. STUK,

bladz. 4r. v(a) Ind, Te. Tabe 19. Fig: L, M‚ Ne Os P, Qe Rs Se | (6) Nat. Hijt. als boven, bladze 37-41, ‘Nautilus Raphae niftrum, Raphanus, Radicula, siphunculus, Legumen &c, (a) Hebmintholithus Nautili Orthocerz. Helminth. Or:poe cerotese Syfle Nat. XII. Tom. LI. Gen a4r. Sp. 2, Hele minthe Nautili rei. Muse Tes/, 36. SCHREB. Lith. 108 N. 12. Orthoeerotes. BREYN. pofyth. 28. VOG) Min. Alveos lus. ScHeucuz. Helv. 7. £. 2, Diluv. 938. Radius erticulatuse GMEt. AF, Petrop. Ill. p. 246, Tubulites polythalamiuss Wort. Aline 38e Tubulus concameratus, KLEIN, Zub. 7. Te 2%

Tinde / } ik Jen

VAN C oncurerën âry LaiNN&us merkt aan „dat het Origiteel Viti

deezer Petrefakten die hy onderftelt in de Hoorne

diepte der Oostzee te huisvesten , „verlooren°T®

Zy. Zonder twyfel, zegt hy, onthoudt het zig bel

aldaar ; doch ik meen dat ’er veel reden is

cm daar aan te twyfelen (d). Men kan geens-

zins den oirfprong aller Petrefakten van de

naaste plaats afleiden, offchoon dit wel de

grcotfte reden van zyn vermoeder zal geweest

ZyB, dat men dezelven zo overvloedig aantreft

op Oeland, Gothland en ir, andere: deelen van

_Sweeden. In Kalkfíteenen kwamen zy in Weste gothland vcor , zo wel als op. Oeland , een Eiland aan de Sweedfche Kust, alwaar menze Dartar noemde en overvloedig waarnam, ine zonderheid in de roodachtige Kalkfteen met blaauwe Streepen. Zy waren meestendeels uit- wendig roodachtig, fomtyds als Bloedfteen ;

ec=

et

2-8, Cochlite non turbinati, Conici vel Cylindfici , concae perati, WALL. Zfiv. Toin. IL. p. 471. s

(ed Ja wel vier Voeten lang vindt menze in de Sweedfe Steen, die tot Vloeifteenen wordt gebruikt , volgens den Heer WALCH, Verfl, Zaaken Tt. D. bladz, 163, Zo dat die Schryver dan niet rept heeft, die zegt, zy zyn zelden langer dan een Span. Deytraze Jur Naturgefsbichte. Altenb, K774a Pe 1720

(d) Habitat fine dubio in Abysfo Maris Balthict , zegt hy in Syf?.- Nat. uts. Maar in zyne Westgorhifshe Reize vers klaart by , niet te weeten;, of deeze Schepzels zig nog „op den Grond der Oostzee onthouden , dan door den

ss tyd, gelyk de Haringen, zig in het Gete dex Westzee begeven hebben”,

D d IH. Dezer. L STUKe

418 VERSTEENINGCEN

VIIL eenigen hadden de Kamertjes inwendig hol, ERN met witte Spaath-Kryftallen opgevuld , waar Orrsohs. Van de meeften zeskantig als het Zee. Zout, vatieten, Gedagte Steenen zyn het, daar men Kalk van brandt in dien oord, Te Koppenhagen, daar de Kerken, de Voorzaslen in veele groote Gee bouwen, ja zelfs de Voetpaden aan de zyden der Straaten, met Plaaten, van graauw en rood Oelands en Gothlands Marmer, gevloerd zyn komen in die Plaaten hier en daar, volkoe meneen duidelyke Orthokeratieten voor, Elders zegt zyn Ed. dat zy in Sweeden meest gevone den worden in Laag- Marmer, zeldzaamer in

Ley- of in Wertfteen (e). Schoone Het is een donker graruwe Marmer - Steen Sweed che git Sweeden, in welke die fchoone Orthoke-

Orthokera- 5 : tier. ratiet legt , waar van de Afbeelding in Fig.6

rb op onze Zesde Plaat, is gegeven. De inwen- dige gefteldheid vertoont zig,in geene der door KNORR en WArcH aan % licht. gebragte Verfteeningen van dien aart (f ), zo fraay en duidelyk. Het Stuk, dat de langte van meer dan zeven. Duimen heeft, is aan ’t afgezaagde end anderhalf Duim breed. De doorfnyding loopt een weiniz fchuirs, ’t welk maakt, ged

men in de Grondvlakte het Pees- Kanaal, E hek

(e) Nobis frequentisfimus in Marmore ftratario tarius in Scisto, Cote; Oelandiz, gekan Westrogothiz, Kin= nekuile. Sy/?. Nat.

(f) Naamelyk in % werk over de Werfleende Zaaker ,

HH.

,

WAN CoNCHYEIËN q19

swelk ‘hier nagenoeg regt in midden is, over- __ Vil, dwars-byna rond afgefnheeden , en op de zy- ete de, daar het anderszins onzigtbaar moest ZyD, o,sokse voor een gedeelte overlangs geopend ziet, zo rerieren als het door de Scheidwanden der Kamertjes loopt, Deeze zyn halfmaanswyze bepaald, in welk opzigt de Orthokeratieten nader aan de Nautilieten komen , dan aan de Ammonieten, je welken menze voorheen betrokken heeft gèhad. Uit die fcheeve doorfnyding ontftaat ook misfchien de fchynbaare d:kte der Scheid- wanden, welke gemeen'yk zeer dun zyn. Wie weer ; hoe lang wel dit Petrefakt in zvn ge- ‚heel geweestzy? Het heeft thans nog by de twintig “zigsbaare Kamertjes. De Verfteening is Spaathaartig met eenige Oker- Vlakjes en in de holligheden ziet zy zwartachtig, % welk mooglyk van eenig ingemengde Yzerdeelen ontítaat.

Deeze myne behoort dan tot de Kegelvor- mige Orthokeratieten , die eene gladde Schaal hebben, Sommigen komen voor met eene ruuwe , anderen met een gegroefde of gerib- de en eenigen met eene Schaal die als mee Naaden aan malkander is gevoegd. Men vindt ter ook die byna Rolrond en die eenigszins

ge-

It. Dent MA. VI, A. VILT, in *e IL Deer Supplemente

Plaat (Vea, Pig. as IV. b, Fig. 2, 3% WW. Cc, Fig, 2, 53

6: WV. d, Fig. 4, Ss 6; 7 iv. €: v.d, Fig. Es Be Za Dd a

UI. Deer. Je STUK.

ge VERSTEENINGEN

VII geboogen zyn en fommigen- een weinig plat maas gedrukt, % welk ‘er te meer den naam van Orshoken Cene Verfteende Kreefte- Staart aan kon doen ratiesen. geeven, door de Natuurkundigen vande Zese

tiende Eeuw. Ik heb ’er zodanig een van aan= merkelyke grootte , in Arduinfteen zittende van Vifec by Namen: of daaromftreeks en-kleine uiet Bareuther Land,allen in witte Spaath vers anderd. Daar is ’er een gevonden, in wier Peesbuis een kleintje legt , van een andere Soort (2)

In het begin der tegenwoordige Eeuw was dit Petrefakt nog zeer weinig bekenden. voor een. medefoort der Belemnieten- aangeziens Omtrent vyftig Jaaren geleeden werdt ‘hetzel= ve door de groote Natuurkenners , KLEIN en BREYN,ten naauwkeurigfte onderzogt en in Plaat gebragt (Ji). Sedert zyn de Orthokeras tieten langs hoe bekender geworden doordien menze niet alleen in Sweeden en in"’t Meck- lemburgfe , maar ook in andere deelen van Duitschland en in’ ‘Switzerland, ja zelfs in Sie berie , zo wel les als in Gefteente zitten. de, en van allerley grootte, gevonden heeft.

Gewrichte « Behalve die Orthokeratieten welke half= Orthoke: maanswyze Scheidwanden. hebben, komen ’er ook enkelde woor, met geflingerde Middelfchot= jes; ten minfte befluit men zulks uit de brok-

ken

(2) Beytrage fer Naturgefchichte. Alsenb, 1774» Pag: 173s,

VAN CONCHYLIËN 422

ken. van Steenkern die dergelyke getande Ge- VII, wrichten’ hebben als de Ammonieten en niet Soerp- eb W beelde zodanigen op et ey OVIALSN SEN OP orakea

zyne laactfte Supplement- Plaat af , omftr@e-Ks rarieten,

Dantzig gevonden en byna een Vuist dik. De Franfche Heer DavrrLa hadt ’er drie uit Nofmandie, van eene Cylindrifche een weinig, famengedrukte figuur; twee de Schaal nog heb= bende, met eene Bladerige tekening gelyk de Ammons - Hoorens, als een blyk der geflinger- de Scheidwanden , zo hy aanmerkc. In Af. beelding is het maar een Pink dik. De Heer Baron vaa HurscH deeze Gewrichte Ortho= keradieten in Land by Aken ontdekkende , gaf 'er , by de befchryving , den naam van Homaloceratiet aan. Kurrin hadt deeze Ver- fteening zo duifter gevonden, dat hy dezelve Lapis Sphingis of Raadzelfteen doopte.

Dit moet, buiten twyfel, de duifterheid op= helderen, van die aartige Maastrichter Petre- fakten , naar een Staartje gelykende, waar van myn Exemplaar, uit twintig Leedjes beftaan- de , welke ten deele los in malkander zitten , ten naauwkeurigfte hier, in Fig. 7, is vertoond. Zeer duidelyk ziee men dus de wederzyafche Inleding, gelyk die der Wervelbeenderen al.

leen-

fb) Krein de Tubulis Zfarinis, Gedani 1731. & BREYN de polythalanstis. bid. 1732, | / Dd 3 UL Deer. 1, Sruk,.

PL. Via Fig. Je ad

VII Hoorne $TUKe

Orthakee raticten.

Beleme mieten;

422 VERSTEENINGEN

leeniyk ontftaande uit de bogtigheid der Scheid- wanden en de opvulling der Kamertjes, met eene Kalkachtige Stoffe , die vic den geelen ziet, Het Pecs - Kanaal , dat langs de ééne buitenzyde loopt , is zigtbaar in een Leedje van een wat dikker Stuk, dat ik heb van dee- ze Verfteening , welke ook door den Heer Warcu is befchreeven (ú).

Van de Orthokeratieten zyn thans, zo ge- zegde Hoogleeraar aanmerkt , ten opzigt van de inwendige geftalte vier Verfcheidenheden bekend, De eene heeft de middelfchotjes near de Punt verheven., de andere omgekeerd of holrund; een derde heeft dezelven fcheef en een vierde , hakkelig gehoekt , gelyk deeze laatften (k). Dan komen 'er nog geringde voor , welke zeer klein zyn, door hem ook in Afbeelding gebragt (6).

Hier moeten ru, naar het denkbeeld der kun. digfte Lithologisten, de BELEMNIEEN vols

gen , als insgelyks tor de Weelkamerige Eoypen

be.

(i) Nearturforjcher VI, STUK. p. 170.

(kò Nasurforfcher IX. STUK , p. 228.

(4) Verft. Zaaken, MI. Dr*L , Plaat IV a. N. 2. Zie Narurf. Vti. Stuk, p. arte

(*j Heiminshoiishus Alcyonii Eyncurii. Sy. Nat. XII. Tom. Ni. p- 170 Gen. 41. Sp. 23. òyfl. Nat, Tum. l. p. 2 po 1295. N. 7. Helmincholithus Nautilí Conici. Jams. Pesf. 88. GRON. Lap. 71. Peirificata Vermium Holothuriorum SCHRE Be Liihe p. 47: Tubulites polythalamies Comformis. Worte Mis. 38. 'Tubulus Marinkse KLEIN, Gedan, 1731, Quartoe

Te

VAN CoNCHYLIËN: 423 behoorende, Dit zyn die Petrefakten, welken vain, de groote LinNnaus,zeer zonderling „noemt , Hoorp- Verfteening vanden Zee Oranje Appel (*). .

Die Alcyonie , naamelyk , 1s een: rondachtig Press Lighaam , gelyk zyn Kd, dezelve als Bol- of Klootrond befchreef , en dus kon zy wel hee Origineel zyn van den Steen van Bononie, doch niee van de Belemnieten , gemeenlyk Loyncy. rium getyteld. Veeleer mogt men deeze van Wormachtige Schepzelen afleiden, hoewel zyn Ed. weleer dagt , dat zy tot de gegravene onveranderde Schaaldivren te betrekken wa. ren (m ), Dus is die Groote Man in zyne denkbeelden zeer veranderd : wanneer hy ze als de Verfteening van een geheel week Zee. Schepzel aanmerktee

Hy achtte het wenfchelyk , dat de genen, die door de Krovs- Zee voeren , aldaar het Origineel mogten opfpooren van dit Petre- fake (2). Mooglyk is dit de leus geweest

voor

T. 7, 8, 9e Lapis Lyncis, GESN. Lap. or. DALE Pharm. 50, RUMPH. Mus T. sof. I-s. BAUH. Boll. fig 32, Belemnita Prusficus, BREYN Polysh, 41, Fig. 1, 7. Belem= nites. ALDR. Mus. 6:53. GESN. Perif. 40 B, Belemuiies Suevicus. ERHART Dis/, Wien, 1727. Quarto Fig. 2.

(sa) Strutura indcat, Lapidem non esfe inter Petrilicata transfubftantiate referendam ‚(ed ad Testacea Fosulia ez im- snutata amandandum. Jfus. Tesf.

(nj Veinam hee fedulo quxrerent, qui Mare Pzcificum , Faco narante obtetum, adeunt. Zlid Het bigkt dat zyn Ed, de Kroos- Zee bedoelde, hoewel men die niet zodanig

noemt, Dd 4 UI Deer. IL, Srux,

Ville Hoorp- STUK.

Belsnnies '_É&rze

04 OVERSTEENINGEN

voor den Heer FerMiN, weleer Apotheker te Suriname, om op zyn terugtogt hetzelve aldaar, zo hy meende , te vinden, ‘Ven min- fte heeft die daar van breed- opgegeven, in een Vertoog dat met de-Afbeelding is publiek gemaakt (o). De gelykheid van geftalte heeft het fommigen ook daar veor doen houden; doch anderen , het naauwkeurig befchouwende, meenden , dat het niets anders dan het van Kop en Armen beroofde Lighaam wan een Spaanfche Zeekat zy. Waarfchynlyk zal hy dan ook niet de vyfhonderd Dukaaten beko- men hebben, welken hy eischte voor-dat raare Schepzel (p )

Dus blyfc dan de afkomst der Belemnieten nog duifter, welken W oep wARD voor een Mineraal Voortbrengzel en LANGtus voor SralaCtieten gehouden hadt; GEsNERUS en Lisawtus voor verfteend Barnfteen. Niet minder wordt de gisfing van GHEDINUS, in de Verhandelingen van Bononie, dat zy door Kryftellizatie of Tartarifatie mogten voorigee bragt zyn, door de regelmaatige ftruétuur om- ver geftooten. Om die zelfde reden kunnen zy ook niet, volgens anderen, voor Hoorens of Tanden van Dieren, voor Penren van Zee= Egels of voor famengroeizels in de holte van

Worm:

(o) Biblioshegue des Soiences Gys. Tem. XXVI. Parte I. Anmx 1766 Att.4 ps 33e

(p) Beytrage fur Naturgefchichte, Altenb. 1774. p. 130% Zie ook WarcH Werfteende Zaak, Il. DrEL, die daar van zeer omfiandig (preekt, IL, STUK , bladz, 4340

VAN CoONCHYLIËN 425 Wotmbuisjes., of enkele Steenkernen gehouden _ VII

worden. Men kan ze, nu derzelver Kamertjes Hoor De

STUK, of Celletjes en Peesbuis ontdekt zyn, tot de nasa Veelkamerige Zee-Pypjes betrekken , met den zer, geleerden W arcu, die ze venen de Tu- bulieten en A bakdentieten plaatst (q).

Dat zy het Lyncurium of de Lapis Lyncis verwhi der Ouden zyn, ís nog niet volkomen uitge-, "de be: maakt. Men noemtze gemeenlyk Pylfteenen „zen. Straalfteenen of Donderfleenen 3; welke laatfte benaaming afkomftig is van het ongerymde denkbeeld , dat zy met het Onweer uit de Wolken zouden nedergefchooten worden. Die van Pylfteenen zou wel de eigenfte zyn, als met het Griekfche woord Belemnites, dat op de uitwendige fpitfe Spiesachtige gedaante ziet, overeenkomftig, Straalfteenen kunnen zy hee- ten, wegens de Straalige verdeeling van bin- nen die zig in de breuk openbaart. Men heeft- ze ook Raavenfteenen genoemd, als naar een Raaven- Bek gelykende en Tover-Kaarfen , wegens de geftalte, Dit alles ftrookt beter dan de naam van Los-Steen (Lapis Eyncis): om dat zv , zo veel men weet, geen de min- fte betrekking hebben op het Dier van dien naam (1).

In

(4) Clasfifications Tabellen. p. 32. Item Naturforfêher 1. Stuk. M. 8. p. 199. Tab. III. Fig. 1, 2. Item EHRHART de Belemn. Suevicis , Fig. 8.

(r) De Lapis Lyncis was by de Ouden een cdele Steen ,

Dd 5 doors

IL Deer. 1, STUEe

Vil,

Hoorp-

STUE.

Belemni2-

8e

46 VERSTEENEINGEN

In de meeste deelen van Kuropa komen de Belemnieten, zeer dikwils, geheel los en vry, doch ook in het Gefreerte zittende, en van veelerley grootte voor. Van kleiner dan Schoen= maakers Pennetjes, hoedenigen ik ’er verfcheie dere uit Switzerland en het Wurtembergfe heb, loopen zy tot de: langte van een Voct of meer en de dikte van één of twee Duimen, Men heef ze ook gezien van byna een Elle lang en cen Arm dik (*). Ter langte en dikte van een Vinger , of daaromtrent, vindt menze meest, De fizuur is gemeenlyk Cylindrifch „aan ’t end gefpitsc, of Kegelvormig , en fonswylen in’ mide den dikker, gelyk een Weevers Spoel, Het on= der - end is veelal afgebroken , en vertoont dan een geftraalde Oppervlakte ; ande:s heeft het een infchietende Kegelvormige holte, Het boe wenend eindigt ftomp rond of {pits , en heeft ook wel een puntig Knopje, dat in eene Be. lemniet van Maastricht , welke ik in het Zandig Gefteente leggende bezit, zig zeer dui- delyk vertoont , en, alzo dezelve nog haaren Natuurlyken Rok heeft, zou men met den Heer WaArcH mogen vermoeden , dat het in an=

de=

doorfchynend , rood of Vlammig van Kleur , zonder bepaalde figuur. LERTRAND. Difliot uit TH&OPHRASTUS, by wien % Lyneurium gegraven Bainfteen fchync te zyn, als uiet de Pis van den Los geboren. De Lapid. p. 395. (*) Naturforfcher Vi STUK, p- 185e (s) WALLER. Syf?. Min, Tom, Il. p- 448 WALCH Vere fende Zaaben. IK. De Ile STUK , bladz, 423, Deeze Spreekt van

VAN CoNCHYLIËN 427

deren, die glad zyn afgefleeten ware en dus ee de Belrmniet Nartuurlyk toebehoorende. Im- sruz, mers, dat zy op die manier rond of ftomp ge- zeternie, topt geworden zyn , is fommiger denkbeeld (5). *%

Deeze Belemniet, een half Voet lang, ichynt Het ins nagenoeg volmaakt te zyn, alzo de Wand der MendE, holligheid, van onderen, daar die geheel met Zandfteen is opgevuld, de dikte maar van eens Menfchen Nagel heeft. De op zyde loopen. de Sleuf fchynt de diepte te bepaalen van die Holte , wier Steenkern of opvulling, Alveolus genaamd, in anderen als uit veele Leedjes of Gewrichten is famengefteld en dus zal die Sleuf waarfchynlyk met de Peesbuis, wier aanhechting mooglyk door eene Naad, in de meeften tot den top loopende , aangeweezen wordt, overeenkomftig zyn. Voorts behoort zy tot de half doorfchynende, van Kleur byna als Barnfteen 5 gelyk onder den witten Rok zig hier en daar openbaart,

Van die zelf{tandigheid vallen de Belemnie« ten in Zandíteen by Maastricht en Kalkfteen by Aken, en deeze, die men ook overvloedig in Sweeden, Deenemarken , in *t Pruisfifche,

Oos:

van een rondachtig Knopje , doch vertoont hetzelve , zo veel ik weet, nergens in Plaat; gelyk ik het ook by KLEIN of anderen niet vertoond, ja zelfs niet gemeld vind: want her doorboorde Tepeltje van EREYN, de polyshalamiis , p. 4t, kan naauwlyks daar voor verftrekken,

ill Deer, Ì, STUK,

48 OVERSTEENENGEN

VIIL Oostenrykfe en Wurtembergfe vindt, zouden Hoorn qe eigenklyke Lyneuria of Los -fteenen zyae

STUK. Belenanie.

en,

De overigen zyn donker graauw. bruin, wit of zwartachtig , welke laatften men Raavenftee- nen noemt. De oppervlakte is dikwils geheel glad , fomtyds ongelyk en als ingevreeten , fomtyds overlangs of overdwars geftreept , of diep gefleufd,. Die geheel Cylindrisch, aïs Kapittelftokjes., zyn, noemt men Zingerftee- nen. Somwylen hebben zy de Punt een weinig krom en vallen ook wel Kogelrondachtig , wanneer het kleine brokken zyn.

Huisje der Zeldzaam, immers , komen deeze Petrefake

Belemnie=

Ei

ten compleet voor. Het onder-end is door. gaans afgebroken, en het Huisje, zo genaamd, dat de Holte opvult , wordt ook wel op zig zelf gevonden. Anders zit het nog in zye ne Holte. gelyk ik ’ef een bezit, welk uit meer dan vyfentwintig lueedjes of zoge- naamde Schottelfteentjes beftaat, die men ook wel afzonderlyk vindt, Verfcheide Afbeeldin- gen zyn daar van door KrEIN(#), BREYN en WarLcH gegeven (4), welke laac{te ook derzelver inwendige zelfftandigheid , doorge- fneeden ‚vertoont, en daar uit bewyst, dat zy aan de Puntals uit ín elkander fteekende Schaae len of Doppen beftaan, Dic blyke ook duide-,

lyk

(:) De Tubulis Marinis. Tab, VII, VIIL {u) Verfleends Zaaken. ll. D. U. STUK s Plaat 1 & 1% S5 Supplement» Plaat Tab. iVof. in 111. Deel,

VAN CONCHYLELIËN 420

Iyk ineen Plaatje van Altdorfs Marmer , *t geen ik bezit, en waar in de Belemnieten by andere!

_Zee- Sehepzelen leggen ; ’t welk derzelver oir.

rd

Hoor

soan «

{prong uit den Oceaan niet minder bewyst, dan zer.

de menigte derzelven, zig bevindende in de Mond dier groote Verfteende Ammoniet van de Kust van Normandie , waar van ik hier voor gefproken heb. De geleerde BREYN vondt in de Pruisfifchen , omftreeks de Stad Dantzig, een doorloopend Buisje, van den cop der Holte zig uitftrekkende tot aan de Punt , eindigende in het doorboorde Tepeltje of «.nop-= je, voorgemeld 5 ’t welk de Strutuur deezer Schepzelen nog nader brengt aan die der Am monieten en Orthokeratieten (y).

Oudtyds werden de Belemnieten voor Ge. neesmiddelen gehouden. Gewreeven , geftampt of. afgefchraapt , geeven zy doorgaans den Stank van gebrand Hoorn ,Zwavel of Stinke fteens ’t welk derzelver Dierlyke afkomst aan« toont; om dat zy dien Reuk niet bebhen van de Legplaats of Bedding. Heet gemaakt, en

met koud Water befprengd fplycen zy ge-

woonlyk overlangs en worden door een fterk Vuur, tot een geel doorfchynend Glas, Met Sterk Water bruifchen. zy op en worden daar van

(wv) Dz polythelamiis. Tract. de Belemnitis Prusficis, ute fapra: De Hoogleeraar WarLcH tracht ook die doorloopend

Buisje aan te toonen, Natarf. Ie STUK; doch die voorwere pen ge!yken weinig naar de gewoone Bejemnieten,

UI, Daer. Il. Srux.

VIIL. Hoorp- STUK.

Lituieten.

430 VERSTEENINGEN

van ontbonden , terwyl de buitenfte Rok on- befchadigd blyft. Door Destillatie geeven zy een brandig ruikend Vogt , dat met een vlug Pisachtig Zout bezwangerd is doch leveren geen Olie uit (ww).

Tot de Orthokeratieten zyn door fommigen ook t’huis gebragt die zeldzaame Petrefakten , welken men , wegens de kromhoornige figuur , LITUIETEN noemt. Zy gelyken, in alle opzigten naar de voorgaanden , uitgenomen dat de Punt, of ’t dunfte end, Spiraal is ome gedraaid, vertoonende zig met het zogenaam- de Posthoorntje van RumrPHius, zo in als uitwendig, dermaate overeenkomftig, dat men xt zelve als een Origineel daar van kan aane merken. Men heeftze, meest in andere Stee= nen zittende , zo wel in Normandie, als by Verona in Ítalie, in witte Kalkfteen; niet ver van Praag in Bohemen in zwart en wit Mar- mer; in Pommeren als ook in Sweeden, aan- getroffen,

By KLEIN vindt men de Afbeelding van zulk een Petrefakt, ’t welk hy zegt de Peess buis tusfchen ’t middelpunt en den Omtrek te hebben (4). BreyN gaf een niet minder fchoon Stuk ; van dien aart, aan 't licht, welk hy eer dan KLEIN bezeten hadt (y). Beiden

gaf

(u) EHRMART de Delemn. Suev. p. 50. WAL! ERe SyÂ, Min. Tom, Ile Pp. 450, lj Cx) De Tubul. Marin, Tab. V. Letts 3.

WAN CONCHYELIEN ást

zaten zy in dat Aschgraauwe Oelandfe Mar-_ VIM.

mer, welk te Dantzig veel gebruikt wordt Honk

”»

tot bevloering der beneden « Vertrekken en Keu. PGE if

kens. Warcs heeft het zelfde Stuk, zo %

_fehynt met Kleuren in Plaat gebragt , benevens

werfcheide anderen, die min of meer volkomen zyr(z). Op Plaat IV, by KNorr, vindt men ’c zelve en op de volgende , in dergelyke Sweedfe

Steen , een andere die weinig omgekromd is doch een derde, op Plaat IV. b, in rood Mar-

mer uit het Mecklemburgfe, heeft een zeer fraay gekrulde Staart, in mentgvuldige Ka» mertjes verdeeld. Zyn Ed, heeft daar in, gelyk in de overigen , opgemerkt , dat de end. {pics of Punt het midden niet fluit, gelyk in

de Ammons-Hoorens, maar een ledige plaats

overlaat , welke gevuld ís met het Gefteen.

tes zynde de Draaijen geheel of gedeeltelyk

van elkander , ten minfte van het regt loo- pende Lighaam, afgezonderd. Hy hadt ’er niet meer dan twee of ten hooëfte drie Draaijen in waargenomen en alle de Lituieten , door hem afgebeeld, leggen in Gefteente,

Ik heb uiet Sweeden een zeer fehoonz Li- tuiet, met byva dertig Kamertjes, geheel los en buiten de Marrik met de Gieren digt tegen elkander aangevoegd , en een zeer zigtbaare

dik-

(y) De polvehalanstis. p. 27. Tab. IL. Fig. II. (z) Naamelyk in ’t 11. Deel der Verflersde Ziaken* Suppl - Plaat IV, 1v a, b‚c,den Plaat IA. b, c,

II, Deer. 1, STuK,

Pr. VI. k Fig, 8 Pp Ve

432 VERSTEE NINGEN

wijn, dikke Peesbuis naby den Rand, als in Fig. 8, Hoorp- Dezelve is gevuld met een Afchgraauwe Stee= STUK. nige Stoffe. Uit deeze blykt # dat ’er weer

Liraieten. entlyk zyn met niet meer dan twee Gieren

Ook bezit ik een dergelyk Petrefakt in rood Marmer van Bareith, alhier in Fig. 9. voorge fteld , welks Staart of Top -end ten minfte drie Windingen heeft, zynde in ’t midden gevuld met witte Spaath , en voor ’t overige, gelyk het Lighaam , met Marmer van de zelfde Kleur als Gefteente. Het is in Kamertjes verdeeld, die, in het omgedraaide end hier niet zigtbaar, mooglyk door % een of andere toeval vernield zyn: ten ware de fcheeve legging ten opzigt van de Plaat zulks veroirzaaken mogte. Dic is misfchien ook de reden dat hier de Pees- buis zig niet vertoont (a). |

Tubulie= De TuBUL ETEN verfchillen van de Orthoke- Dn ratieten en Lituieten alleenlyk daar in , dat zy

een doorloopende holligheid hebben „zonder Scheidwanden of middelfchotjes, Dit is al- toos wanneer dezelven zeer klein zyn, niet zo gemakkelyk te onderfcheiden , en maakt echter een weezentlyk verfchil (bh). Daar ko-

men

(a) De Heer WALCH merkt aan , dat ‘er maar drie ge- deelten van Europa bekend waren, in welken men Lituie. ten gevonden hadt; Gothland en Oeland in Sweeden , Nore mandie aan de Kust van Vrankryk en her Meckiemburgfe, by de Oostzee, De afkomst deezer myne is derhalve uit een nieuw. gedeelte , naamelyk Frankenland of de Frankie fehe Kreits. Voorcs wordt door hem een nieuwe Soort van

Lie

wa

Lituieten hebben , dar is aan ’t end geheel

VAN Conentr LIË NH. 4335

wen van dezelven voor die de geftalte van VEE OOFDe

STUK. krom geboogen zyn (c). Anderen zyn volko- zrupaties

men regt en maaken eenvoudige Pypjes uit ; “” doch wel de meeften hebben eenige kromte

en fchynen niet dan de Verfteeningen te zyn

van die Natuurlyke Hoorntjes , welken men Entalia en Dentalia noemt , in de Conchyli- ologie bekend, onder den naam van Olyphants- en Wolfstanden. Naar die Geftalte worden zy dan ook in Entalieten-en Dentalieten on= derfcheiden. Men vindt aanmerkelyke Vere fcheidenheden van Dentalieten, tot één of an- derhalf Duim lang, by Sternberg in het Mec-

_lemburgfe (4). Van beiden heb ik voorbeel.

den onder de verkalkte Conchyliën. Daar ko- men in het Steenryk ook voor, die van de Natuurlyken verfchillen en niet gemakkelyk tot de een of andere t’huis te brengen Zyn (e). "De Geleerde Heer JoaANNeEs GESNER Us Helicieten; heeft den naam van Melicieten gegeven aan ze. oeil

ke. nen. ;

Lituietén, die niee Cylindrisch maor Kegelvormig zyn, in Plaat vertoond en van dezelven omftandig gefproken, Na« ori eli Il. STUK, Art, 7. Tab. Ie.

(6) Zie Naturf. VIT. STUK , p 211214. kia

(ce) Verft. Zaaken, IL. peel; Suppl. Plaat VII „a, pee Hie

“_(&) Naeurforfcher XI. STUK, Pp. Ist. |

_e) Zie erft. Zaak:n, U. Deer , XVI, Hoofdftuk en Blaat T,& N. ï dat Dentalieten Baden zyn: {15 D. Supol. Plaat V, a N. 3. Entalieten, als ook hetizo even gedagte VII, Stur des Naturforfchers , Tab, LV,

Ee UL Deer. 1, STuK, A,

VIII Hoorp: STUK

Hebicie. Sen,

A34 VERSTEENINGEN

kere platte Steentjes , welke volmaakt de ges ftalte hebben van Penningen ; weshalve men- ze billyk ook Penningfteenen geheten heeft (f). Zy voeren dien naam met meer regt dan de Brattenburgfe Penningen van STOBA&US voore gemeld en befehreeven , als welke de figuur van een Bekkeneeltje hebben, Anderen gaven ‘er den naam aan van Phiacieten , om dat vee len derzelven , van de kleinften , zeer naar Linzen gelyken : des menze ook Lentes La: pidee geryteld heeft; als of men zeggen wilde, Linzen Steenen. Anderen vergelecken ze by de Lenfen', die men tot Vergrootglazen ge= bruikt. En ,om dat zy , in het Gefteente dwars doorgefneeden of afgefleepen , dikwils de fie guur van Koorn - Graantjes voorítelden , gaven zy aanleiding tot den naam van Komsn-. Koorn, en Zandfteenen , welken men die Steenklomp. jes heeft toegelegd,

Waren geeft een geheele Plaat met meet dan dertig Afbeeldingen van Helicieten , gelyk dit Pertrefakt , wegens de inwendige Spiraale draaijing, genoemd wordt (£). Alle dezelven waten afkomftig van Verona in Italie en bleek bruinachtig uit den geelen gekleurd, De groot- ften

(f) Cochlite occulte Spirales , utrinque convexi, fore ma Numismstis vel Lentis Optice. Helicitz. WALL EB, din, Sp. 490. p. 483- Lapides Numismales CLUSI1. Lae pides Frumentacii [| MPER AT 1. Lentes Lapidea SCHE UC He ZERL, :

ls

S, VAN CoNeHvYrLiën, 43%

fen waren opeen Kwartier naa twee Duimin Viit, middellyn , de kieinften byna een vierde Duims Heer: en tusfchen deeze grootten zyn de meeften ed Ù bepaald. Daar komen echter in de Switzerfche zen. Alpen en in de Saxifche Gebergten voor, van derdhalf Duim over * kruis, zo gezegde Heer GEsSNERUS aantekent, De menigte derzel-

Ven is op fommige plaatfen van Europa zo groot , dat men in Sevenbergen in Hongarie

een geheel Veld , waar de Rywez door heen loopt, met dezelven als bezaaid vindt, zo dat

fen ’er ín een Kwartier Uurs of minder ear Schepel van zou kunnen opraapen, zo Bruck:

MANN meldt (%). De grootften , zegt hy, hebe

ben aldaar omtrent de grootte van een Gulden;

zynde wat dikker dan de Veroneefche en bruis

per van Kleur: ten minfte die ikk van beiden bezit, rykelyk een Duim breed, Die van Chau

mont vallen omttent een half Duim groot en kleiner , hoedanigen ik ook heb en van Maas-

tricht alwaar zy geel zyn. In Switzerland

zou een geheele Berg vol zyn van dergelyke platte Penningfteentjes, die ook in andere dee-

Jen van :Duitfchland , Vrankryk en Italie, zo

los, als in Kalkfteen , Marmer of ander Ges

fteen=

(5) Naamelyk Tab. A. VL in't iT. DEEL der Perf?. Saas ken en hy {preekt 'er uitvoerig van , blade. 6os enz.

(h) Hift, Nat. Lap. Nummal. Tranfylvania. Wolfenhutfs 1727. Hy zegt van een Himbren, dat een Duitíche Maat iss. die naast aan eén Schepel korst.

Ee 2 JZan DEEL: L. STUK,

VIIL Hoorp- STUK.

Helicieten

436 VERSTEENINGEN

fleente, gevonden worden. By Prugg aan de Leytha komen Bergen voor , byna geheel bee dekt met vergruisde Trochieten en Helicie-

ten (£).

Pr. vi. De inwendige ftrutuur , (waar van ik uit

Fig. re.

één myner Sevenbergfen, die gefplesten is, en merkelyk vergroot, in Fig. ro. de Afbeelding geef ,) toont duidelyk, dat het Gewerktuigde Lighaamen zyn of Huisjes van Zee -Schepze: len, naby komendeaan de Ammonieten, W arcH

_ftelt met GESNERUS vast, dat zekere Hoorn-

tjes, in t Zee- Zand van Rimini door Prancus ontdekt, de Origineelen van dit Petrefakt zyn 3 doch hoe meer ik derzelver befchryving door PrANncus en de zo kcurlyke vergroote Af- beelding door GUALTHIERI daar mede ver. gelyke , hoe: meer ik my verwonderen moet over ’t zeggen van GESNERUS, dat zy ter wereld niet , dan in groote en kl-ur, daar van verfchillen. (k). >, Die Hoorntjes zyn, zegt 5 PLANCUS, rondachtig , geftreept , met een > uitpuilende Navel , van welken alle Stree- ss pen en Hokjes afkomen,” Waar vindt men dit in onze Helicieten, wier Winding , van den Om» €£) Deytrage fur Naturgefchichte. Altenb. 1774, pag. 91e {k) Vide Prance. de Conchis minus notis. Tab. Ie. Fige 2e Litt, E, F. GUALTHI. Ind, Teff. Tab. 19. GESN, de Petrif. Pe SI (4) Volgens den Heer Gusrrann, Memoires Tom. II, Pa=

‘zis 1770. Quaro. p. zie , o13. Die het op Rekening van

BOERHAAVE fteit, zulks vermoed te hehben ; doch ik weet niet

VAN CONCHYLIËN 437

Omtrek af, met menigvuldige en fomtyds by-

VIII,

na ontelbaare Draaijen , Slangswyze naar ’Hoorp-

middelpunt loopt en Scheidwandjes heef: ,

die STUEs

Helisie.

in ’t minfte niet geregeld derwaards ftrekken 5 „a, gelyk Warcra ze zelf befchryfe. In myne

afgebeelde tel ik teg minfte vyfentwintig zulke Windingen. Ik zie ook niet, dat GESNEt RUS het Mondftuk waargenomen heeft, gelyk WaArcH verhaale. Hy merkt alleen aan, dat men de opening van Mondje zo bezwaarlyk in,de Verfteende als in die natuurlyke Hoorn- tjes kan vinden, Het fchyrt nogthans ontwy- felbaar, dat menze houden moet voor Veelka- merige Hoorntjes,

Doch buiten deeze zyn ’er merkelyk verfchil- fende platte rondachtige Steentjes, die wee- zentlyk naar gezegde Hoorntjes gelyken , zo de Heer GUETTARD. aanmerkt en die hy niet onwaarfchyolyk acht, dat wel kleine Zee- Naveltjes zouden kunnen zyn, of Dekzeltjes van de Aftroieten , die men Sternfteenen noemt; hoedanigen ’er fommigen onderftelden plaats te hebben (J). De Porpieten, een foort van

platte

niet waar ? LiNNAUs, zegt hy, hadt ’er in een Aanteke. ning op zyne Disfertatie de Coralliis Balthicis (Am, Acale Tom. 1.) gewag van gemaakt. Men vindt daar in, pag. 92, tis waar, „, dat fommigen de Porpieten, welke fom s‚tyds met de Penningfteentjes verward worden , voor Zaad s of Vrugt der. Koraalen uitventen: misfchien near ’t Ge- „‚ voelen der genen, die de andere Kampernoclige Koraalen

Ke 3 > als

HI, Deer, IL, Stu.

Pr, VL Fig. 1ze

438 VERSTEENINGE NR

VEL platte Madreporen , doch die geen Spiraale

near, Wirdingen van binnen hebben, door fommís

Hetzie. gen ook Penningfteenen genaamd , onderfcheide

gp hy te regt van de Helicieten, en geeft ver=

der een Plaat met de figuuren van veele der-

zelven uiet Vrankryk (mm) 4 onder welken ook

voorkomen zodanigen , als ik , in eene broo-

fche Kalkachtige Steenklomp vergaard, uit de

pabuurfchap van Brusfel heb, Een brokie daar

van, met eenige Vergrooting hier in Fig. 1re

voorgefteld, toont aan , dat deeze ten opzigt

van ’c inwendige meer naar Ammonieten of

Nautilieten gelyken, als maar weinige Draai-

jen hebbende, met halfmaanswyze Scheidwan.-

den of Middelfchotjes , die eenigszins naar ’t

middelpunt fchynen geftreke te zyn: doch de

placheid en uitwendige vlakte doetze evenwel

zeer van de gedagte Hoorntjes van PLAN-+

cus verfchillen. In eenigen derzelven is zelfs

‚hee Mondftuk blykbaar, Uit deeze blykt nog

duidelyker, dat de Heliciecen georgatizeerde Huisjes van Schepzelen zyn.

Concen- Op veelerley Soorten van Verfteende Lig:

Wieien. haamen, wier Origineelen tot de Zee - Schep.

Zee

‚Als met zulke Dekzelrjes meenen geflocten te zyn” : doeh wy meenen reden te hebbenom hier aan 1e twyfelen, volgt 'ex ® _onmiddelyk op. Waar uit niet blykt, dat LiNN=Us van die denkbeeld is geweest, ge!vk men onverhoeds uir het zeggen van GUEFFARD hefluiten zou en Waar mede hy misfchien zyn zonderlinge denkbeeld , dat de Helicieten tot de Ko« zaalen behooren konden , een glimp heeft willen geeven,

VAN CoNCHYLIEË Ne. 459

gelen behooren , komen zekere plekjes voor, VIEL, „dikwils weinig grooter dan Stippen, welke Hoorp- > STUE .

zy op 't bloote Oog, zy door een Vergroot. concen. glas, zig voordoen , als of zy uit evenwydige frissen. Cirkeltjes beftonden. Men vindtze meest op gladde Petrefakten , gelyk Terebratulieten , _ Eelemnieten , Oftracieten ; zelfs Fungieten en “Tubiporieten. Somwyten vindt menze tusfchen de Plaatjes, vit welken de Schaalen der My- _tulieten beftaan , en op de Steenkernen van Hoorens. De zelfftandigheid is Kalkachtig. Sommigen hebben gemeend, dat zy van Poly- pen, anderen, gelyk GvETTARD (7), dat zy van her uitgeftorte Vogt des Schulpdiers ontftonden, De Heer Warcu,deeze Ge- voelens te regt ongegrond oordeelende (co); houdtze wel niet voor eigentlyke Verfteende Zee. Wormpjes; aangezien ’er met geene moog: lykheid eenige hole in te ontdekken is; maar- voor het Kalkachtig overblyfzel van zodani- gen als men zo dikwils op de Natuurlyke Hoorens en Schulpen ziet, ja tusfchen de ‘Plaatjes der Oefteren aantreft (p). Immers, dat van de indrukzelen van dergelyke W orme buisjes, op de Conchyliën , evenwydige Cire

kel.

(a) Tom. Il Pr, XI, derzelfde Memoires.

gd Mem. de FP Acad, Ra des Sciences, de VAn. 175te

(o; Naturf. Il. STUK. AXL. 9. Pe 136e

£p) De Serpula planarbis, fpirorbis filograna , glemera- ta Ec, Ee 4 HI Deer. L STUK.

449 VERSTEENINGEN

VII keltjes overbiyven , heeft Linneus reedg COFDs E srur, Waargenomen en gemeld (q). Ook is het zes ker, dar men onder en tusfchen dezelven zoe danige Stippen aantreft, die uic Spiraale Krin.

getjes beftaan (r).

Opercu- Hier mag ik, met reden, fpreeken van de men ef Operculieten of Dekzel- Jettenties dat eigent- Seentjes, lyk Verfteende Zee- Naveltjes zyn. De Na

tuurlyke Dekzeltjes der Hoorens hebben, als bekend is, veelerley figuuren ; fommigen zyn rond , anderen langwerpig , Tongachtig of Bladerig, gelyk ik opgemerkt heb, en zo- danige platte Steentjes zullen het zyn geweest, welken men ,ten tyde van Prinius, Daphe nites hedde: om dat zy geleeken paar Läu- rierbladen, Hier toe moet men alle zodanigen van dergelyke Petrefakten thuis brengen, welke piet aanmerkelyk zyn geftraald of met Windingen voorzien , en tevens de G eftalte van deeze of gene zodanige Dekzeltjes heb- ben. Men vindtze aan geene Verfteende Hoo- rens , zegt Warcu, ”t welk zo zeer niet te verwonderen is, aangezien de Slak vergaat

en

(4) Sy. Net. Ed. XII, p. 1264. Zie deeze Nat. Hift. I. D. XVI. STUF, bladz, 560, 568.

{r) In de aangehaalde Afbeelding van BouRGUET, Fig, 194 en zelfs in die van SAUVAGES, Mem. de 1745, is zu'ks zeer blykbaar; zo wel als ep twee zeer fraaije Terebratulie. ten van by Streitberg in Frankenland , welken ik in ì myne Verzameling bezit,

VAN Bedel: ot schik 441

en dus het Dekzeltje hoodwerdie afgezonderd Vil, “wordt. Maar hoe komt het, dat men dieHoorp= Zee -Navels zelf, gelyk hy aanmerkt (s), zo° T°" zeldzaam aantreft ? Is die ook een nader be pp Opere

wys, dat de Petrefakten van den Zondvloed,

dat is van een geweldige uitgulping des Oce- aans over Vaste Land , gelyk ik voorheen gefteld heb , afkomfeig zyn, en piet van een bedekking der Aarde door de- Zee, veele Eeu- wen lang, gelyk fommigen willen ? Immers; als. die Hoorens ftil en op de Natuurlyke plaats gelegen hadden, toen zy de Verfteening on- dergingen, dan moeften by dezelven ook vee- len van deeze Dekzelties en Dekzels gevonden worden, Ik bezit aogthans een rondachtigen Verfteenden Zeenavel, die vry dik is en by de drie Duimen breed. Niet onwaarfchyolyk zullen eenigen van die platte Steertjes, wel- ken men Penningfteenen noemt, ook daar toe behooren (£).

Thans gaa ik voort tot befchryving der verige Verfteende Eenfchaalige Conchyliën , volgens die orde als de Natuurlyken door den Ridder gefchike zyn, en dus volgen de

| | Vo»

Cs) Verfleende Zaken. TT. De Il, STUK, Dladz. 102,

(£) Ten nenfte is dit van die , welken de Heer Gizre TARD ‚op zyne Pl, Xi'l, voorgemed, in Fig 11-16 af« beeldt , ruim zo veel als , volgens zyn eigen vermoeden, van Fig. 17-20 , waarfchyniyk.

Ee 5 HL Deer. Is STUKe

YI, Eoorp- STUK Cauieteu of Vvolu- ELEN,

/

442 NVERSTEENINGEN

VoLUTIETENS; de Verfteende Toor ten naamelyk en dergelyken , die men oud- tyds Woluuten plagt te noemen, wegens de omwinding. LinNnnNdsmus heeftze Coni ge- tyteld (»), uit aanmerking van de Kegels achtige figuur. De Verlfteende kunnen wy derhalve ook Conieten heeten. Zy verfchillen, even als de natuurlyken , doordien het breed. fte end of plat is , of eenigermaate Toorens- wyze verheven 5 gelyk uit de Afbeeldingen daar van by Krorr blykt (w). er zyn zeldzaame Petrefakeen , die men meer ver- kalkt aantreft , dan volkomelyk verfteeud ; gelyk de Piemonteefche en die van Chau- mont in Vrankryk, Jk heb ’er uit Piemont eene die vry groot is en eene van een half Duim lang, hoedanigen in Switzerland vallen, Ook heb ik ’er van Troizy, by Meaux niet ver van Parys, die zeer fchoon en hoog gee topt zyn. De Turinfche Bergen leveren de fchoonften uit, met de natuurlyke Schaal ver- fteend. Ook komen 'er in Poolen voor en in Hongarie van middelmaatige grootte, Op Eiland Maltha vinde men zeer fchoone Vo- lutieten, bruin van Kleur met donkerer Vlak. ken, zo glad als ef zy gepolyst waren, zegt

NALCH, die twee derzelven in Plaat ver. toont

{v) Zie het 1. De, XVl, Stuk van deeze Nar. Hiflorie;

(w) Werfleende Zaaken Ii. D.I, -STUK, Plaat C, Fige $3 C 1 Fig 1,3: Cs lis Figs 33 49 6. CUT, Pig 6, 73 C. SL. Fig. 3e

\

END P iN De Kf oi

Á

id ke .

de

zen

4 Û Oe , \ : E id Br ds = r + Blier » ee Ki [dd ê N hes Kc dt a Ae 1 ze Ain oi: fi N is : « gf " al Ant - . Ans « Aan \ > = X « st An 3 z ús 7 à 3 jn ä EN A d n e p z - z De 1 k En u / Af ú Ì N hk AN = Fi 1 : = : Dr b A Rn k « 1 PI ot / « EN N ; KU d je nd N\ : Pe] oe CW NS Ld ie ' er 1 \ 1 * 4 t « N È : ü le bi 0 - *

3D ee |l, PLAAT VII.

SA 21) Jeg Á

GL)

AN

B HIN | | UNS Lt MN \N Ni A

ANN NN

Nt 1

2

Ai it

ARA N Ni

AN AN NN SEN INN AES NN Ee SEN N N

SKRS

ft 7) LF

Ei ar

ser dt er oke Zh

\ IN NN NN KN N NN NN EN NN NN

LLL EL Z/, TIA DJ EE GND / Z7 Hij

"

NN

YgAN ConNnenYLIën 443

toont (x). Deeze zyn aan % dikke end plat; VIIL doch hy laat ’er op volgen een zeer fchoone\100r5- met een Puntje verkalkt uit Piemort ; meer dan vier Duimen lang en derdhalf Duim breed.

Verfteende Porfelein. Hoorens , Porfellanie- Syprier ten, die men, volgens den Latynfchen naam feilanis. der Natuurlyken (y), Cyprieten zou kunnen" noemen , zyn nog zeldzaamer en de genen; die men vindt, niet meer dan ongevaar van grootte als de Kaurisfen of kleiner. Zy ko- men byna alleen by Turin en elders in Pie* mont, van welke by Knorr drie afgebeeld zyn ; als oek zeer kleine in ’t Mecklemburg- fe voor. By Prugg aan de Leytha zyn ook Porfellanieten en eenigen die naar Volutieten zweemen, gevonden (2). Ik heb er uit Dee- nemarken die verkalkt zyn, van duidelyke f- guur en grootte.

Van de Blaashoorens zyn de Verfteeningen , guttie- die men Bullieten noemt, niet minder melden zaam, en komen ook byna niet dan verkalktten. in Piemont en by Chaumont in Vrankryk voor. Men heeftze evenwel volkemen ver- fteend, by Nothberg in ’t Gulikfe, aangetrof fen. Van de Globofieten kunnen deeze naauw. lyks onderfcheiden worden ; want het ùitloo-

pen (x) Plaat C, II*, Fig. 6,7. als boven,

Cy) Nat. Hift., als boven, bladz. 812, enzo _€2) Beytrage fur Naturgefch, Altend, 1774. p. gio

Ill. DEEL, Ie STUK,

444 NERSTEENINGEN

vim. pen naar onderen is niet altoos even blyke Hooro- baar. Dezelve komen, wederom, zeer naby STUKe gan de Neritieten , die men aan de eigen. fie

guur der Nerieten moet kennen, Verkalkte, Van dergelyke Elaas- of Bel-achtige Hoo- Fi1,a,rens komen zeer fraaije ftukken voor, onder de Verkaikte Conchyliën van Montmartre ,

Meaux en Soisfons, als ook van Chaumont s in Vrankryk , eenige Uuren van Parys (a). Ik vind 'er onder die minder of meer getopt en geftaart zyn, fommigen met de Natuurlyke Voorwerpen van dit Geflagt overeenkoinflig, anderen aanmerkelyk verfchiilende ; gelyk blykt uic dat Hoorentje van Soisfons in Fig. 1, op Praar Vil, welk naby kome aan de Vy. gen of Knolletjes , doch geenszins tot dezel- ven betrokken kan worden , hoewel het, zo wel als die , volgens de Kenmerken. en in« zonderheid de dunte der Schaal, tot de Blaas- hoorens behoort. Het andere ook van Sois- fons, in Hig. 2, gelykt wel veel in geftalke naar de zogenaamde Agaete Peeren , doch. het heeft geen geplooide Spil, en de Gieren heb- ben ook geen dubbelden Naad : des ik het- zelve, om de aartigheid, daar nevens heb ge- voegd. Het zoude, in het Samenftel der Na. tuur, op de Franfche Belhoorens moeten vol.

gen,

/

(a) Montmartre is een Voorftàd van Parys aan de Noord- zyde : Meaux legt in Champagne zeven Uur gaans ten Ooften 3 Chaumont in Isle de France, tien Uuren ten

| | ( ‚Noerd-

VAN CoNCHYLIËN,. 448

‚geny en misfchien door den naam van Bulla VIK. acuminata, wegens de ongemeene fpitsheid van Hoos ak den Top , als een byzondere Soort kunnen aangetekend worden,

Hier op volgen de Hoorens, die Linn a us „olie onder-den Gefllagtnaam van WVoluuten begree-1indrieten. pen beeft (Lb), doch welken men, tot onder- fcheiding van de Verfteende Tooten , Cylin- drieten tytelt. Men merkt aan , dst zy niet minder zeldzaam zyn dan die. Ik heb nog- thans van de eerfte Soort , in dat Geflagt , naamelyk van het Midas - Oor , een zeer fchoon en zeldzaam Petrefakt , uit Sevenbergen in Hongarie.. Van de Cylindrieten geeft Warcu wel de Kenmerken op, doch vertoont ’er gee« ne van in Plaat, De Dadels maaken , als be. kend is, een groote figuur onder de Voluu- ten van onzen Ridder, en zyn onder de {ndi- fchen geen ongemeene Conchyliën : des men die, zo dezelven by den Zondvloed uit Ooste. indie herwaards verfpreid waren; zekerlyk in meer veelheid Verfteend zou moeten aantref- fen, Daar komen evenwel enkelde onder de Verkalkten in Vrankryk en in Piemont, voor, die dergelgke Geftalte hebben; hoedanigen ik twee kleinen bezir,. De geplooide Spil be- trekt hier ook de Bandpennen , Paufekroonen, Mufiekhoorens , Vledermuizen of Varkens= Spui.

ten,

aad

Noordwesten ; Saisfons zeventien Uuren ten Noordoosten van Parys ; naar den regelynigen afftand gerekend,

(5) Zie Nat. Hifk. „als boven , bladz, 136 , enz, ‚MI Deer, L STux,

villi. Hooep- STUKS,

Verkalkte Bandpen.

f PL. vi.

Fig. Je

Verfteende

445 VERSTEENINGEN

ten , ja zelfs de Vaazen , Switzersbroeken 4 Morgenftarren, Peeren en Laphoorens.

Van veele derzelven komen onder de Verkalk- ten uit Vrankryk Exemplaaren voor 5 gelvi van de zogenaamde Wilde Mufiek en dergelyken, als ook van de Vespertiljes en Bandpeonen voorgemeld; van welke laatften, die in Fig. 3 vertoond wordt , een zeer compleet en raar Stuk , by Montmartre, een der Voorfteden van Parys verzameld, uitlevert. Men ziet klaar, dat hetzelve wel tot de hoekige of gee plooide Bandpennen behoort , maar geenszins tot de Geknobbelde of Gedoornde en dat het van de gewoonen nog aanmerkelyk verfchillen= de, hoewel zekerlyk tot dat flag van Con- chyliën te betrekken zy. 5

Tot diet Geflagt behooren , volgens Lins

Tepelbake yypus, ook de Tepelbakken. Ik heb een Pe-

trefakt van Verona, een halven Vuist groot, dat volmaakt de Geftalte: daar van uitdrukt, De Schaal voor een gedeelte zigtbaar , een Mesrug dik, is in bruinachtige Chalcedoon verandert „, voor ’t overige bedekt met Zande fleen, die vok ’t inwendige opvult en de Kern maakt van de Hooren: van boven en onderen de Gieren vertoonende, Dit is een zeer fraay en Ce) Zie Nat. Hil. 1. D. XVI. Srux , bladz. 187. (4) Werfteende Zaaken, Plaat C.{*, Fig. 1, oe.

(e) Als Plaat GC. Is G, ll, CiV en Supplement = Plaat 8e Fig. Ze

vAN ConNncuYrriën. 447

en aartig Stuk , wegens de ‘ruuwheid en het_ Vil, klein beftek niet in Plaat gebragt. Peers

Tot de Kinkhoorens (Buccina) behooren , mac ke volgens de Kenmerken van dat Geflagt, ookten, sie ‚de Kasketten , Bezoars, Harpen, Pennen en tide dergelyken (c). Onder de Buccinieten zal ik derhalve ook de Kasfidieten en eenige anderen thuis brengen. Zy hebben de Spil ongeploord , een ftompe Staart , die kort is, loopende aan den top dikwils vry lang en puntig uit. Het Lighaam is doorgaans wat bultig uitgezet, gelykende min of meer naar dat' der gewoone Kinkhoorens en Trompetten. _ Weinigen komen onder de Verfteende Zita- pr. vite ken van dien aart voor. WaArcH of Kroum ZE % heeft twee taamelyk groote, uit het Kabinet van den Raadsheer ScnMIDEL, in Plaat gee bragt (d): de overigen welken hy onder den paam [van Buccinieten opgeeft, zya kleine verkalkte Hoorentjes of behooren tot de Spil- Jen (e). Die uit Hongarie, door hem in de vyf eerfte Figuuren op Plaat C.1i*, vertoond, gelyken zeer naar de Gezootmde Hoorens , welke naby aan de Topflakken komen, door my voorheen in Plaat gebragt (f ). Zy heb. ben inderdaad veel, dat naar de eigentlyke Kinkhoorens zweemt , en zodanigen bezic ik,

| van

(Ff) KNORR. Hoorens en Schulpen. Vi. DEEL Plaat XXXL, Fig. 3-

Ti. Deer 1, STUK.

443 VERSTEENINGEN

_ Vil. van aanmerkelyke grootte, compleet verfteend

Hoorb- git Switzerland; gelyk Fig. 4, op onze Praat

AE VIL, van ‘een dergelyke uiet Switzerland af- Büccinie- g s

ten. komftig , de Afbeelding geeft.

Onder de verkalkte Hoorentjes , in Vrank- ryk, komen zeer veele kleine Buccinieten of Kinkhoorentjes voor; zo wel als men daar van een geheele Bedding , in geelachtig Oker-Zand, by Katwyk aan onzen Zeekant, heeft gevon» den , die veel naar de zogenaamde Muizens Oortjes onzer Zoete Wateren gelyken (g ). On- der de Sternbergfche Verfteeningen ‚in ’t Meck- lemburgfe, valt een groote menigte, zo gladde; als overlangs of overdwars geftreepte; geribde en geroosterde Buccinieten (%).

Van Kasketten , Bezoars en dergelyken ; vinde men onder de Verkalkten , hier en daar , in Vrankryk , Engeland en lecalie, eenige L- xemplaaren 5; zelfs van Geknobbelde Belhoo» rens en Geplooide. Kasketten maar zelden wel geconferveerd. Drie zyn ’er, by KNoRrr; welken de geleerde W A rLcH tot de Kasfidie- ten betrekt (2). Zy vallen ook verfteend in- dongarie, in Oostenryk , in ’t Wurtembergfe en elders in Deieschland ; doch zyn insgelyks niet zeer gemeen.

Van de Hoorens die men „nis noemt ; .

Verfteende

Pennen. hier ook t'huis gebragt, zyn verkalkte in Pie- ae mont

. A

(g) Bearuer Nar, Hit, van Holland, II, D ,bladz, 1160, Pl, IX, Letter E.

ma,

VAN Concururê Ns 449

mont en by Parys gevonden. Kuipers-Boortjes Ville heb ik van Soïsfons in Vrankryk. Allerover- Hoofbe vloedigst komen aldaar, als ook by Meaux in Champagne en by Chaumont, Verkalkte Pen: bissen, nen voor. Veelen van deeze behooren tot de Buccinieten , om datde Origineele , volgens LinNaus, daar toe betrokken zya , wan- peer zy niet tot de Tollen of Maanhoorens behoorden : gelyk de Marlpriemen , Tyger- « pennen, omwonden Naaldepennen, enz. De Gier, die verst van de Punt is , moeten zy eenigszins gezwollen en bultig hebben , om tot dit Geflagt te behooren: doch, om dar dit onderfcheid in de Petrefakten dikwils niet waar te neemen is, zal ik, volgens ’t gewooe. re gebruik , alle de Verfteende Pennen hier onder den naam van Strombieten woorftellen : betrekkende daar toe alle zodanige Tolach- tigen, wier hoogte veel grooter is dan de dik. te of grondfieun,

Naast aan de Maripriemen komt die Vere Trommel.

ke {chroef, fteening welke men my onlangs bezorgd Pr vir.

heeft“ van Wettbergen in 't Hanoverfche ‚af. Big. Se

gebeeld in Fig. s, op Pl, VIL De geleerde WarcHn zou dezelve een Turbiniet genoemd hebben 5 als weiken naam zyn Ed. gege. ven heeft aan wike dikke Penhoorens.

Die

ch) Natätr forfcher XL STUK, bladz.“1s je | (5) Naamelyk II. D, Plaat C, Fig! 6: G.I, Fig.4, 7. FE > ;

I', Deet. Le STUK

450 VeRrRsTEENINGEN

VOL

Hoorn. STUK.

Strom Bieten,

Die, welke zyn Ed, uit de Querfurtfe Steët= groeven aan ’t licht gaf (k) , heeft in Geftalte daar veel overeenkomst mede ,‚ doch verfchilt zeer in Kleur, De myne heefc een fchoonen bruin zwarten glans als van gepolyst Metaal. Tot de Trommelfchroeven , die onder de Vere kalkte Hoorens in Vrankryk zo gemeen zyns en wier gedaante ten opzigt van de Gieren zo aanmerkelyk verfchilt , zou zy misfchien ook en wel nader , wegens de “dwarsftreep« jes, die langs dezelven loopen , behooren kun- nen (Ì). Jammer is ’t , dat de Hooren aan Mondftuk en Top befchadigd voorkomt. De Verfteening fchynt- Aardharftig of Bitumineus

te zyn en zit in verharde graauwe Kley. Van veelerley S trombieten of Turbinieten heeft WarcH de Afbeeldingen medegedeeld. Daar zyn ‘er, die naar Trommelfchroeven zweemen , van Maastricht, door zyn Ed. op laat C. VII, vertoond. Volgens de kleuring van de Plaat zouden zy echter meer naar En- gelfchen fchynen te gelyken: want de Maas trichtfe Petrefakten vallen iets geelers Ik heb. uiet Engeland verfcheide dergelyke Strom-= bieten, Ook heb ik ’er van Aken sin het Gefteente zittende , met gladde ronde Gieren, van elkander afgefcheiden , veel gelykende naar die

(&) Verft. zaaken. II. D. Plaat C. VIII. Fig. 1.

(1) Het Exemplaar , door my in ’tVI. DEEL der Hoo- wens en Schulpen. Bl, XIXe Fig 5, in Afbeelding gebragt , komt 'er naby. _

Ve

,

VAN Coneutrrës. ast

die, welken zyn Ed. van Quedlinburg in Fig, Vit. Ts 2, op Plaat C. VI, afbeeldt. Op Plaat C, Hoorp.. IV. Fig. 5, 6, heeft hy gebrekkelyke verkalk. ‘TUE. te Franfche Trommelfchroeven. Padd ‘Thans bekome ik een Strombiet van ont- zaglyke grootte , zo ’t fchynt van Brusfel

of daar omftreeks. -*t Is het onderftuk van

een compleet in Zandfteen egaal verfteende Hooren , veel gelykende naar het Lighaam der „Mochafche Starrepennen; met drie omgangen , moetende in zyn geheel wel anderhalf Voet

Jang- zyn geweest. Hert is omtrent vier Duie

men dik, aan de onderfte giers en heeft een

effene oppervlakte ; doch maakt flegts een Steenkern uit.

Van gekorrelde of geknobbelde Penhoor Ens Gekoirel: komen ook zeer goede Verfteeningen voor. °%,. vir, Men vindt ’er die veel naar de zogenaamde Fig. 6, Basterd -Paufekroontjes, in * Fransch Chenil les, gelyken, in Vrankryk, inzonderheid by Bourdeaux iets graauwachtig uiet den rosfen en dus minder wit dan die van Chaumont en Soisfons. Zodanig één ziee men hier in Fig.

6, op Paar Vil: waar uit blykt dat het Snuitpennetjes zyn, gelyk ik heb gemeld (#ò)w Maar, gelyk de Natuurlyken, zo vallen deeze eerde ook aanmerkelyk verfchillende, Men

viundes

"a In” t zelfde hie Vi, DEEL, Dlasz, 99. Pb. XXVZs

Fige Za Ff 2 HI, DEEL Ì, STUK:

452 VERSTEENINGEN

Vilt, vindtze Achaat- of Chalcedoonachtig zeer fraay Hoorn: in een Kalkachtig Gefteente zittende , te Ísfy be "niet ver van Parys, doch blaauwachtig van: ee aad Kleur, hoedanigen ik bezit. WarcH ver-

toont twee Klompen van zodanigen uit Vrank- ryk, daar dergelyke Hoorntjes in menigte zit ten in een Gefteente , ’« welk van binnen Achaatachtig was, doch van buiten zig Kalk- achtig vertoonde (xn). Op Plaat C, VI, heeft by een klompje Steen, van Neuftad aan den Rubenberg in ’t Hanoverfche, afgebeeld , met veele geelachtige gekorrelde- Strombieten in een blaauw Gefteente, De zodanigen zyn gee meenlyk met een-dikken Korst bedekt , die ‘er zig piece gemakkelyk affcheiden laat. De- halve deeze heb ik ook een bruin Okerige Steen, vol van zeer kleine Naaldepennetjes, afkom:

{tig zynde van Bulvenich in de Paltz. Rin Uit het Veroneefche heb ik drie zeer aart ige ‘Pr vir. Pennen , welke eigentlyk tot, de Turbinieten 2& 7s®spehooren zouden, om dat zy wat kort zyn, naar de dikte. Een derzelven, in Fig. 7, is met ryën var groote en kleine Knobbeltjes zeer aartig gebandeerd en gekorreld, of zo men goemt gegranuleerd, Die van Fig. 8 heeft, tusfchen de banden van puntige knobbels, ge- korrelde bandeerzelen en gelykt dus veel naar de voorgemelde van Bourdeaux, Fig. 6; maar RN

|

(x) Werfleende Zaakene 1. D. Pa. C. VITE

RRT

VAN CONCHYLIE N A53

het is de zelfde niet, ‘Aan ’t Mondftuk zyn vue

_puatig gekartelde kanten en heeft de Gieren siezen,

,

deeze beiden een weinig befchadigd, Die van Hoorp- Fig. 9 is een Pennetje met vyf uitfteekende “45

Stro na

insgelyks korrelig gebandeerd. Het Mond- ftuk is hier in meer volkomenheid , doch de Top een weinig afgebroken. Met een verkalk- te van Courtagnon in Frankryk, by D'ARGEN- ViILLk afgebeeld , door hem by de Toorens der Moskeen of Pagoden vergeleeken, heeft zy veel overeenkomst; maar die fchynt vier. kantig te zyn geweest (o). Alle deeze beftaan uit een graauwachtig witte Spaath,

Verfteende Vleugelhoorens worden gemeen: verfteende Iyk- Alatieten geheten. Tot die Geflagt betrekt}, "eer Linneus, onder den naam van Strombus, in Atatieren t algemeen de genen die een Lip hebben en dus meer of min gevleugeld zyn. De meeften onderfcheiden zig, door eene Vaasachtige fi- guur, van de Muricieten, Dus behooren daar toe de Boortshaaken , Krabben , Duizendbee- nen Wyzers, Liphoorens , Vleeschhoorens , en-dergelyken niet alleen , maar ook eenigen wier Lip dikwils zeer klein is, gelyk de Kroon- hoorens , Statrepennen , enz. Van die allen. komen byna niet dan verkalkte Exemplaaren voor, en zelfs deeze hebben zeer zelden de Lip onbefchadigd.- Een zodanige Hooren, uic

Drek Zuid- (4) Conchyliologie. Pl, 29. Fig. 7. PD. 349 Ff 3 UE Dreu. L. STuxe | e

454 VERSTEENINGE N zl

vir, Zuid-Amerika overgebragt , zo de Hoogleer- Hoofp- aar WarcH meldt, zig in het Kabinet wan en den Raadsheer Scum Miper bevindende, door sen KNorRr op twee Plaaten voorgefteld , zegt hy, was een der grootften , en hadt nog haare byna geheele en tevens half verfteende Schaal (p)e Het blykt , zo uit de Afbeelding en befchry- ving, dan , dat dit ftuk, in een Kleyachtig Ge- fteente zittende, vol kleine Conchyliëg gantsch giet compleet ware, pe.vij. Ik geef derhalve „in Fig. 10, de Afbeel. Fig. 10 ding van een pronkfcuk onder de Verfteende Hoorens: een Alatiect, naamelyk, van Verona, “jn alle opzigten. volmaakt en volkomen ver fteend, uit myn. Kabinet, Dit, Petrefakt „in zeldzaamheid niet alleen maar ook in fraaie beid vitmuntende, heeft eene rosachtig donker bruine Kleur. Het drukt zeer wel de geftalte uit van die Conchyliën , welke men Zlerkhoo- rens noemt, naar de Wyzers eenigermaate treke kende s-maar, terwyl alle de Hoorens van dien naam de buiteofte Gier knobbelig hebben, maakt die alhier een breeden byna gelyken Zoom: of. Kraag, en de binnenften , naar den Top, zyn-cok weinig geknobbeld. Of dit-eene- Verfcheidenheid. zy , den. eene Speeling der Natuur, ken ik niet -beflisfen, Kroon: —_ Het Petrefakt van Fig, II uit de zelfde. Paasen. Land. 35. IIe

(p) Zie Werfleende Zaaken. M. De ke STUK > bladz, 2195, Blaat GINT em Co 1 AM

ae

3 Deel PLAAT VIII.

ED

SNN EN

SS

ST SS SES

Aes,

S SE NSS

EL

SS

SS

Ip

IJ ii Hi

EH

1

HEEE Osse

IKE

le Te

ee

DE

1 Û

EA Hd A PLEN arran, ran Dj, OR

laders OAD laster,

P/

Nes

zj

Zp

de

FIG

gp

ki VAN, ComcayYriës. 455

Landitreek , ook by my berustende, vertoont VIEL

Hoorpe duidelyk de geftalte van een: Kroonlooren, 8095

De Knobbels welken het op de,Gieren heeft, ‚n,

Zyn buiten twyfel afgefleeten Takken of pun- ten.

Len. Die Hoorens , weet men komen dikwils

bynd zonder Lip-of Vleugel voor. In deeze

fchyut dezelve afgebroken te zyn. „Het is zo onbefchadigd Diet, als ’c andere „en heeft de schaal Spaathachtig in geele Zegt hd

Van die Hooreus, welke men Vogelpootjes Getakte,

noemt, zyn de Verfteeningen niet ongemeen.

_SciLLA vertoont ‘er een , dat geelachtig is,

onder den naam van Vyfvingerig Tolletje, uit

de Bergen van Kalabrie(g). D'ARGENVIL- LE geeft het niet op, onder de Verfteeningen

‚van Vrankryk. Het valt ’er evenwel , gelyk

blykt uit myne Verkalkte Conchyliën van

“Montmartre, een Voorftad van Parys, en van

Bourdeaux ; drukkende volmaakt de geftalte de er Natuurlyken uit.

Wegens de ongeplooide Spil , die een vast gredoain- Kenmerk der Voluuten maakt, heeft de Rid. der, zo ’t fchynt, van dat Geflagt een Hooren afgezonderd > Gie in Vrankryk erder de Vere kalkten vry gemeen is, doch Natuurlyk zeer

zeldzaam. Zyn Ed. betrekt dezelve , onder

den naam van Gedoernde (1)s tot de Vleugels | hoo-

(2) De Corp Marinis Lap. Tab. XVI. Fig. 1. Zie decze

Nat, Hil KD, KVT, Srux, bladz; 245.

(r) Strombus Spinofus, Zie Nat. Hift. als boven, bladz, 269, Ff 4

II. Deer. 1, STux,

456 OVERSTEENINGEN kn

VIJL, hoorens, Ook is het waar; dat zy fomtyds

bet met een Lip voorkomt, gelyk uit de Afbeel«

Alarje. dingen van D'ARGENVILLE blykt (s). Somtyds

ben, is dezelve minder en byna geheel niee ge=

doornd. Ik heb daar van fraaije Exemplaaren

van omftrecks Bourdeaux, die eenigszins geel:

achtig zyn, Men vindt de meeste Conchyliën, verkelkt zynde, van dergelyke Kleur.

“Purpu- _ ’t Geflagt van Stekelhoorens , onder den naam

SMumseieren, van Murex door den Ridder voorgedragen (+),

PL. ViilJevert de Muricieten uit. Hier toe zouden

Fig. Ie Ï eng

derhalve de Spinne- en Snippekoppen, Krul.

hooreris, Padden , Oliekoeken, Voethoorens,

Beddetyken en dergelyken, indien zy Verfteend

voorkwamen , thuis gebragt moeten worden.

Alle deeze hebben het Lighaam rondachtig; de

meeften geftaart en in *t algemeen ftekelig of

f gedoornd. Doch , zo wel onder de Verkalke

te, als onder de echte Petrefakten, zyn deeze

zeer zeldzaam, Van de Purpurieten, als van

de Krulhoorens en dergelyken afkomltig , vinde

men nog eenigen verkalkt in Vrankryk en Pies

mont (y). Zodanig één , die een regte Murií-

ciet is, uit myne Verzameling vertoon ik in

| Fig.

Cs) Conchyliologie.- Pr. 29. Fig. to. By KNORR vindt men geen Afbeelding van deeze Hoorens op Plaat C. II, daar zekerlyk veele zodanige Verkalkte, uit Vrankryk , worden voorgefteld,

(1) Zie 't XVI, STUK, van 't 1, Derr deezer Nat, Lif bl, 274, €22

/

vaN Concarriën. 457

Fig. 1, op Praar VIIL hier nevens. Zeer VIII, naby komt dezelve aan de Parperhoorens (w). Hooro- |

TUE, Veelen, die men gewoonlyk tot de Muricie-* Wins wricsen

ten betrekt, behooren , wegens de Vaasachti- ter,

ge figuur ,‘offchoon zy zeer ftekelig zyn, ge. lyk voorgemeld is , en wegens de geplooide Spit, toc de Volutieten. Dus blyven dan ook die fcherp gedoornde, uit Champagne in Vrank- ryk (hoedanigen ik zeer groot heb, naar de Vespertiljes gelykende ,) van de Mauricieten afgezonderd, De Knolletjes , Raapen en ge- takte Vygen, of Hoorntjes van dergelyke fi-

guur, die men zo veel by Rheims in Cham:

pagne, als cok in Engeland, verkalkt aantreft , ondertusfchen komen hier huis.

Deeze laatften plaatst de Ridder in de Vyf. Verfeende de Afdeeling van dit Geflagt , welke zodanigen reen begrypt die geftaart zyn en ongedoornd, en dus de Spillen , zogenaamd, in *t algemeen (x)3 tot welken ook verfcheidene , die men anders Kinkhoorens zou noemen ‚gelyk de Zee. Wul. ken , Tritons, Agaate Peeren , gebandeerde

Mooren; zelfs de Babylonfe Toorens en Bor-

des - Trappen betrokken zyn. Men zouze,

naar

(wv) Zie Werft. Zanker, IL. D. Plaat C. 1, Fig. s, 8 en GC: AIT, Fig. 79 8e (w) Zie KNoRR Hoorens en Schulpen, V, D. Pl, 13. Fig, 4, Pl. 19. Fig. 6. id Zie Nat. Hif?. als boven , bladze 308, enz, Ff s u. Deer. L STux,

vl. Hoorp- STUK.

Fa fiezer.

PLAAT yu. Fig. 2,

45% VERSTEENINGE NR

naar ’t-Latynsch «woord Fu/us, dat een Spil betekent Fufieten kunnen heeten, Gemeen. Iyk berreke menze tot de Buccinieten; anderen noemenze Geftaarte Strombieten,

Geheele Banken van.verkalkte Hoerentjes van dien aart, door LinNus met den bynaam van Hoornachtige beftvempeld , vondt zyn Ed, in de Gebergten van Westgathland , gelyk ik voors heen omftandig heb aangetekend (y), eu daar benevens aangemerkt, hoe dezelven veel naar onze Kinkhoorentjes gelyken. De Afbeel- ding , inderdaad , zouze daar toe nader, dan tot dit Geflagt, of tot de Spillen, betrekken.

Onder,de verkalkte Conchyliën , welken ik. ùit Vrankryk heb, komen niet alleen féhoone Exemplaaren voor, van zogenaamde Fran/che Spillen, maar ook een ander flag, wier Origi- neel minder blykbaar is, Ik meen die, waar van ik in Fig. 2, op Praar VIII, de Afbeel- ding voorftel. Zodanigen zyn insgelyks by P'ARGENVILLE van Courtagoon , als ook in

“’t Werk van Sena, van Avignon in Vrank-

ryk afkomftig , in't klein vertoond(z), De my- nen , die ik, van deeze grootte zeer compleet heb, zyn uit de nabuurfchip van Soisfons en van Meaux in Champagne, als ook van Mont- martre., een. Voorftad van Parys Onder de

Na.

| (+) Aldaar, bladz. 226, > (z) Conchyliologie.Pu. 29. Fig. En Srma Kabinet. IV. Deel, Er. CVI, Lig, 14 = 21 , onder den naam van Buccinieten.

\

VAN CoNCHYLEËN. 459

Natuurlyken komen geen. Spillen van zodanige VI. Gefialte voor. Men vergelyke de Plaaten , die pien

daar van zyn , zo by Rumenrus en Gu- ALTHIEREs, âls in ’t byzonder die van Sz- BA (a), elwaar de meeste bekende Soorten zyn vertoond, Deeze, zo wel als alle die van myne Verzameling, zyn op de Gieren ge« karteld geknobbeld en gefieufd, «Geene is my bekend, met geheel effene gladde Opper- vlakte, dan de Agaate Peer en Offerhoorer; maar de eerfte heeft de Gieren rond, daar zy in deeze platachtig zyn, en in de laatfte is de Top geenszins geknobbeld , gelyk in decze Verkalkte Hoorens, Oak verfchillen zy. van beiden, doordien de Windingen van boven als ingekneepen zyn , met een vlakken. rand en door ‚de figuur, Het Origineel derhalve, van deeze , zal nog niet zyn voorgekomen : zo min als dat van een zeer fraaije geknobbelde Spil meer.dan een Voet lang, die ik verkalkt vind in het ryke Naturaliën -Kabinet van den Heer W. vaN DER MEULEN, alhier,

TUKe

Fufietens

Naar de Tritons of Trompethoorens, die Fig, 3.

by onzen Ridder ook tot dit Geflagt behooren, zou in Geftalte die Normandifche volmaakt Verfteende, van Fig. 3, taamelyk gelyken , in- dien zy ook niet zulke platte Gieren had, die

vau

(a) Rumea. Amb. T, 29. GUALTH. Test, Tab. 'sa. SHBA NH. Deel Pr. LXXIX.

UI. Deer. 1. STux,

4Co VERSTEENINGE N

VII van boven insgelyks plat zyn of als een ome Haorp- gang maaken, gelyk ín de Bordes: Trappen. STUK, Boven is zy redelyk zuiver van Punt; doch

Fefieten, qe Staart van onderen fchynt wat afgebroken

te zyn. Ik heb het Lighaam van een derge- Iyke , die byna rond is als een Kloot, met een afgebroken Staart „af komftig van Sevenber- gep in Hongarie. Het Origineel van deeze Spiilen is -my niet bekend. Naar die.van Wazca vit Switzerland; Supplement-Piaat V, a, Fig,

7, fchynen zy veel te gelyken, Werfteende Van de Tollen komen taamelyk veele Ver- Yelien fteeningen voor ; die men Trochieten noemt, gen. naar den Latyofchen naam Trochus; doch, tot onderfcheiding van de Raderiteenen, noêm ik ze liever Trochilieten. Zy hebben een Kegel. vormige Geftalte {pits getopt en zyn weinig hooger , ja fommigen veel minder hoog dan breed. De Zee- Tonnen evenwel, in % Fransch Telescopes genaamd , en eenige anderen van aanmerkelyke langte , zyn daar toe ook be- trokken. Voor overige behooren hier de “Pieramieden, ‘Fulbanden , Bagyne Drollen , Perfpeftief en Zonnehootens , Prins Robberts Knoopen, en dergelyken. Eenigen derzelven komen verkalkt in Vrankryk en Engeland. eenigen in geelen of graauwachtigen Kalkfteen vers

(4)-Waren Naturforfcher III. STUK , bladz. 216. (ce) Trochus Zizyphinus, Nar, HiB, 1, D. XVL Stuk, bladz. 355e

- VAN CoNCcHYLIËN 46t

weranderd , in Duitschland en? Switzerland ; Vik

in’ Wurtembergfe voor,

Kiezig in Swaben en Yzerhoudende by Bolin

Fufieren,

Een verkalkte Zonnehooren, die vry compleet pr. voir

is, heb ik van Montmartre by Parys en een

‚taamelyk groote die ,door haare fcherpe Rug,

zeer naar een Perfpeltief- Hooren gelykt, wel twee Duimen over kruis , zynde op den Kleijigen Oever van Eiland Sheppey , aan *% inkomen: van de Theems, in Engeland, gevonden. Een Perfpcttief-Hooren is onder de Verfteende Zaaken een groote zeldzaam- heid (hb). Lot de Bagyne Drollen behoort die volkomen verfteende uit de Provincie van Gloucester in Engeland, in Fig. 4 ‚afgebeeld, welke daar van naauwlyks werfchilt „dan dat zy de Gieren minder plat heeft, By Knorr

worden op Plaat B. VI*dergelyken , doch niet

zo compleet, vertoond, Uit Normandie heb jk volmaakte Tolletjes , met platte Windingen , die byna volftrekt overeenkomen met de Na- tuurtlyken welken ik Gerande heb geheten , om dat de Gieren fcherp gerand zyn (c). Een ‚derzelven is afgebeeld in Fig. s. De Natuur- Iyken zyn by Knorr in Piaat vertoond (d). Van de Zee- Tonnen zouden Verfteeningen voorkomen by Brendola in ’t Gebied van Ve-

ô nee

(á) Hoorens en Schuipen, IUI. De PLa 14, Fig. 3, en Vlo D. PL. 27. Fig. so

Ul, Deer. L, STUK,

Fig.a, 5e

iö2 VERSTEENTNEËN

VIEL. netie, tot Vicenza behoorende, in zwâtte

de D-_bruinen of zwartachtigen Kalkfteen.

Maanhoo. Die Hoorens welke eenigermaate Tolachtig

AN of liever Slakhoornig van figuur zyn ; zoda- rinse à

ten, nig dat de Heer WaArca dezelven Trochiet-

achtige Cochtieten noemt, hebbende een ronde Mond - opening , betrekt Liynaus, onder den naam van Turbines, tet een Geflagt , daar ik, volgens ’t gebruik , den naam van Maan- hoorens aan heb gegeven (e). Op de Perre: fakten van dien aart zal ik den naam van Twrbinieten toepasten, dien men anders ook wel geeft aan de Tollen, wier Opening hoekig is en langwerpig of als plat gedrukt. De mees. ten, welken D'ARGENVILLE ,op zyne Plaat van Slakhoorens met een ronden Mond, ef. beeldt (f), komen hier thuis. Van de Coch- lëiten of Umbilicieten , die daar aan volgen;

verfchillen zy door den verheven Top. pr.vur, Behalve de Aliekruiken onzer Stranden , hoes Fig. 6. danigen men in Switzerland , Ooftepryk, in Swaben en elders in Duitschland , verfteend wil hebben gevonden , behooren hier de Nas- fauwers , Zilver- en Goudmonden , de langlee- vende Tollen , Spoortjes , Slangen- en Knob- | bel.

(e) Zie Nat. Hiflorie , Te D. XVIe STUK, bladz. 358 5 enz. Ay

(f) Limacons a bouche ronde. Caonchy!. T‚ 9 of T. 6

(g) Plaat B. VL. a, Fig. 21-23. B. VI. be Figs 30.

(4) Turbo rugolus, Nat, Hil. Ie. D. KVL, STUK, bladä. 377°

nd >

hd

WAN Concarrrën. 468

Belhoorens , Soldaaten, Dolphynen en zelfs Hei

vin.

Wenteitrappen.. Van de meesten derzelven Hoorn:

komen weinig Verfteeringen voor, en veelal

STUK. Turbis

kleinz gelyk men dus eenigen by K NoR R zien.

afgebeeld vinde (2). Van de Slangevelle. Hoo. rens, evenwel , vindt men aartige Verftcenin-

“gen , met een gedeelte der nog onveranderde ‘Schaal, in Kies veranderd by Boll in ’%

Wurtembergfe. Ook vallen er van die aarti- ge Tulbandjes, welke rimpelig en geknobbeld zyn (h), zeer fchoone Exemplaaren, Uit het Neurembursfe heeft BarjER zodanig een die

taamelyk groot was , wel vwee Duimen mid-

dellyns aan ’t licht gegeven (i). De Heer Waren vertoont ’er een van Thionville in * Luxemburgfe , en ik heb ’er nog meer gelykegs de van de Kust van Normandie , waar van ééne in Fig. 6, op Plaat VIII, is geplaatse, door zyne Streepen en tevens door zyne Knob- beltjes aanzien!yk.

‚Zo gemakkelyk zal men niet het Origineel Pe. virr,

aanwyzen van die Verfteende Maanhooren uic de Eogelfche Provincie Shropshire , in Fig. 7; hoedanig eene maar kleiner van formaat, ik van den Kleijigen Oever des Eilands Sheppey

in

(£) Naamelyk. Orydlogr. Norica, Tab, I. Fig. ao & niet Tab. Vil , dat een Drukfeil is by WALCH , Verff. Zae- ken. It, D. 1. Srug , bladz. 172: zo wel als de Nomm, &, op de vierde Regel , moetende zyn Nomm.s, Suppl» Blaat V. c,

UL Deer, 1, Stug,

Fig. 7e

VIiL Hoorp: STUK.

Turhie nieten,

Pr. Vil. Fig. 8.

464 VERSTEENINGE N

in de Theems bezit. Dezelve onderfcheidt zig door haare dwarfe plooitjes, in fyne Knob- beltjes uitloopende op den rand der Gieren en is op ver naa zo hoog niet getopt, anderszins zou zy meest naar de geribde Zilvermond ge- Iyken , om dat zy de Gieren overdwars ge ftreept heeft. ’t Kan zyn, dat door de Ver- {teening de Top aanmerkelykneergedrukt zy (k)»

Die verandering van figuur is zeer blykbaar in een Turbiniet , welke ik, in blaauwe Kalk- Flets zittende ,heb van Vifet by Namen in de Nederlanden. Deeze, in Fig. 8 vertoond, is taamelyk Tolachtig , doch «van eene ovaale geftalte, en heeft eene geheel effene Opper- vlakte, vertoonende zig van de zelfde Kleur als het Gefteente (Jl).

Van de Getraliede , gelyk de Wenteltrappen , zo genaamd , wil men Exemplaaren , zo in Swite zerland als in Ìtalie , gevonden hebben ‚doch zy zyn zeer zeldzaam. De Getoorende, dat de Trommelfchroeven en andere Penhoorens zyn ‚, behooren tot de Strombieten, voorge= meld.

Ik

: P \ (R) Ik heb ’er zodanig eene, die geheel plat is, van de zelfde plaats, en over ’t geheel fchynt dit Petrefakt zeer naar die zeldzaame Cochliet van Watcu , Natuwforfcher

‚NI. SrUx, Tab, lil, Fig, 6, te gelykent zie bladz. z15,

aldaar. « (ij Uit deeze Verfteende Hooren blykt, dat het Gevoelen van wylen den beroemden Hoogleeraar WaLcH» niet be= ftacn

P

heeft. Wy kunnen ze verfteend echter geen”

vaN CoNCHYLIEN 465

Ik gaa dan over tot de Slakhoorens, welken vit Linneus in * Geflagt van Helix begreepen Hoorne

Slakhoos Helicieten noemen , alzo die tytel gebruikt is rens.

voor de Penningfteentjes * Denaam van Coch: «zie bieten , die aan de Verfteende Hoorens in %bladz.435 algemeen gegeven wordt , is te onbepaald. Som-

migen komen, by WALCH , onder den naam

van Umbilicieten anderen onder dien van Globofieten, anderen van Verfteende Tuin. Slak-

hoorens of Tuinflakken voor. Ik zal deeze on-

der den naam van Limacieten begrypen.

De Umbilicieten, dus wegens de Navel -ope- ymbiricies ning genoemd zyn meestendeels vlak als een ten. Schoiteltje , en gelyken veel paar de Ammo- nieten, zo dat menze met de Gladde ligt ver- warren kan. Ook is derzelver onderfcheiding van fommige Wermbuisjes niet zeer blykbaar.

Men vindtze dikwils verkalkt in Engeland, Vrankryk en Îtalie, doch ook weezentlyk vers {teend in verfcheide deelen van Duitschland, Ooftenryk en Hongarie.

De Globofieten hebben een rond Lighaam ge- globofies Iyk de Nerieten , doch de draay loopt op een“, andete manier. Zy komen zo veel niet voor als

| de

Baan kan, wanneer hy zegt; (Naturforfcher IX. Stuk „Art. 18, bladz. 267 ; dat de Conchyliën « Schaalen zig in de Vere fteening niet zonder breeken verbuigen laaten; want her is niet begrypelyk hoe anders deeze Steenkern een zo gelyke pvaale figuur zou hebben kunnen bekomen, Gg UL Dae. l. STUK

466 VERSTEENIN GEN

VII. de voorgeanden, hoewel menze nogthans vere Br kalkt en verfteend, gelyk dezelven,en op der- gelyke plaatfen aantreft. Ik heb ’er uit de Bergen by St. Gall in Switzerland, waar van

een kieine in Fig. 9 vertoond is. Limacie-. Wat die Hoorens belangt, welke men Zuin- rie ‚o, lakken noemt, deeze hebben een zeer bekende figuur. Men vindtze dikwils met de natuurlyke, bykans onveranderde Schaal, verkalkt in Engec- land en Vrankryk. In de Switzerfche Alpen komen verfcheidene van dien aart, Kiezig of Verfteend voor , en dus vallen zy ook Kalk- fteenig in Duitschland. Ik heb er vry groote en ook kleine, doch het zonderlingfte is , dat in fommigen uit Switzerland de onderfte Win- ding zo lang uitloopt, als in Fig. 10 „iste zien, Of zulks door drakking ontftaan, dan natuur- Iyk zy , kan ik niet bepaalen. Ik heb ook een Hoorntje van de eigene geftalte der Tuin- flakken , waar in de Slak zelve fchynt verfteend

te ZyD..

Neritie. De Verfteende Nerieten zyn aan de byzon- Ear iin. dere gedaante zeer kenbaar, doch hier toe bee Fig. zi. hooren ook de zogenaamde Halve Maantjes en Eijer- Dooijers, ín de Verfteening insgelyks Neritieten genzamd , welke men menigvuldig onder de Verkalkte Conchyliën uit Vrankryk aantreft. De ecigentlyke Netieten komen ver: fteend

(2) Pazella Ungarica, Zie Nat, Hift. Ll D. XVI, STUK; bladz. 534.

en

VAN ConeayYLIËn, 4627

fieend zeldzaamer voor, Ik heb een zeer kane kleintje van Berlingen in de T urgau ; ijf migen 4 grootere, die zeer compleet is, in Kalk-Flets,

vân Vifet, en een zeer groote in Fig. it, gE

gebeeld, in de hoedanigheid der Akenfe Ver-

feningen, naamelyk Kalkachtig bruingeel van

Kent. Van Verfteende Zee-Ooren , welken fom. planieten. dost Oorfteenen , anderen Planieten noemen, zyn de voorbeelden gastsch ongemeen, en zy vallen meest alleen in afdrukzel, Men vindt- ze aan den Ryn, by Dausfeldorp, in een Yzere

_… houdend Gefteente, en in de Pietersberg by

Maastricht , in wicte Kalkfteen.

Van de Patellen komen eigentlyke Verftee- parellies pingen , die men Patellieten noemt, zeldzaam", voor. Ik heb ’er nogthaus kleine ronde, die glanzig zwart zyn , op cen verfteende Oefter- fchulp zittende, welke by Oxford in Engeland zyn gevonden, Ook het indrukzel van een gaamelyk groote langwerpige Patelle , zeer blykbaar in een brok Kalkítcen, van Mentze Verkalkt vallen die, welken men Zotskap- Patellen “noemt (un), vry overvloedig in Ene geland en Vrankryk. DavrrLaA bezat ‘er zes- tien, waar van eenigen verlteend uit Icalie en Switzerland , doch de meesten uit zyn eigen Land (0). Krein heeft ’er by Dantzig ook

gs

(2) Catak, Rais, Tom, 111. pe 52.

dart Gas a UL Daer. kl, STuK.

268 VERSTEENINGEN

Wil, gevonden, die hy. afbeeldt (p). Ik heb ’er uit. floorp- de Krytbergen by ’s Gravefend , nog de Na-

STUK.

Pateljie-

661.

tuurlyke Kleur bezittende van de Schaal, en van Meaux iu Champagne zodanigen. van ver- fcheiderley grootte , geheel wit 5. als Fig. 12 eene zeer duidelyk voorftelt, Op de Gebergten van Piemont , als cok in het Brunswykfche, vindt men dergelyke- Verfteeningen. Het Con-

chidium van LinNaus, dat overvloedig in.

de Sweedfche Provinciën Oeland en Gerhland. voorkomt, zal- hier thuis behooren (ge

In een byzonder Vertoog over, zodanige Pa- tellen, als onder de Verfteende Zaaken reeds bekend zyn, heeft de Heer SCHROTER van Weimar eee Rangfchikking derzelven opgee

„geven. Hy onderfcheide dezelven , hoofdzaa.

kelyk, in Patellen die een geflooten en die een open Top hebben. Van de eerften „daar ver de meeften. van zyn , hebben fommigen den Top regt, en daar van komen «. Kegel- of Trech- tervormige voor, met een gelyken of inge- fcheurden rand: a. Pieramidaale : 3. Ovaal van Grondvlakte. Van de genen,die den Top krom of geboogen hebben, zyn ook verfcheide

Sour-

{(p} Descript. pelrefs Gedanenfium. Nurnb, 1770. Tab. L. Fig. 1-4. (4) felrsieeholithue Patells bilocularis Conchidium. Mus, Tesf. g0.T.s.f. 8, (*) Naturf. V. STUK. Art. 7. Onder anderen geeft gezegde Heer, by die gelegenheid, de Afbeeiding Tab. 3. Fig- 6; van

WAN GC ONNT HY IEN. 4159

Soorten, met of zonder Stekels, bekend. Van vir, die met een open Top, merkt hy aan, heef: Hoorp: men verfcheidene, doch meest Verkalkte , gee He, vonden, In veele deelen van Europa, die hy Moen opgeeft , heeft menze waargenomen doch » zo-men de plaatfen: in Vrankryk, Switzerland: _en het Brunswykfe , uitzondert , maar enkelde. voorbeelden : des: de weezentlyk Verfteende Parellen , zo hy op ’t laatfte aanmerkt , nog zeer zeldzaam zyn (%).

De Verfteende Wormbuizen, int algemeen , vermis: heeten Wermieulieten. Even als de Natnurly- en be. ken in veelerley Geftalten voorkomen , is dit ook waar van deeze, In de eerfte plaats zal ik hier acht geeven op de genen die Spiraal ge. wonden zyn en dus veel naar de Ammops- Hoorens gelyken; verfchillende van de Gladde byna alleen , doordien zy een doorloopende holligheid hebben zonder Kamertjes. Het Ori- giveel derzelven is als eene Soort door den Heer Linneus opgegeven (#). Zy komen zo veel niet voor als de anderen. Men vinde-

ze

van eene aan de ééne zyde geftieepte, aan de andere glad. de Patelle van Wrietzen , die door eene dergelyke Mece klemburgfe , van den Heer WALCH , in ’t Vil, STUK, pag: 216 nader bevestigd wordt: gelyk ScrRoTER zelf in ’t VIIL ST’K pag. 245 , zyne befchryving der Ver- fteende Patellen vervolgt:

(r) Serpula Spirorbis. Zie Nat. Hift, I. D. XVI STUK , blidz. 551.

ne 3 HI Deer. LSrur,

47 VERSTEENINGEN,

vi, ze in ’* Wurtembergfe „als ook op ’t Eiland Hoorp- Sheppey aan de Theems. Naar deeze velyken STUK. zeer, die van Verona, uit myne Verzameling; pr al waar van ik in Fig. 13 de Afbeelding geeve 5

hoewel zodanigen tot de Eurorifche Posthoo- rentjes fchynen te behooren , welken de Heer Linneus in ’t Geflagt der Slakhoornen bee trekt (s). Ik-heb’er uit de Engelfche Krytbere gen één, dat zeer fraay is ‚met eenen gezoom- den Mond. 4 slakhoor- _ Het Voorwerp van Fig. 14, maakt een zeer Nn za, fraaije en aartige Verfteening uit. De Fran- _fche Heer Davira heeft daar van eerst gee wag gemaakt, in de befchryving van zyn ryke Kabinet en ook de Afbeelding , doch wat gebrekkelyk, daar van. gegeven (#). Hy noemt het», een Verfteende Zee - Buis der Indiën, ss die zeer zeldzaam is, Een van derzelven En- ss den windt zig fpiraal met vier gezwollen Gie- ren maakende een verheven Top, gelyk ss in de Slakhoorens die men Culs de Lampe noemt (y) 5 terwyl het andere zig in een regte Lyn, die een weinig bogtig is, vere s langt, om cene Buis te maaken , met Plooi- ‚> jen in ’t ronde, die naar zeer naauwe rims „‚ pels gelyken , bezet , hebbende een zyde-

» linge

(s) Zie *t zelfde Stuk, bladz. 419. (:) Catalogue raifonné. Tom, ITL. p. 59. N. go. Tab. (v) Volgens den gemeenen trant zyn dit de Langkrevende Toilen, die de Gieren tot aan den Top geknobbeld heb- ben ;

VAN: CONCHYLIËN 471

s, linpfe platting fcherp gekield , over de ge VIJL

OOFrDs -

ss heele langte’” Zya Ed. vertoont het in tweet ftukken, waar van het ééne een byna regte pn Pyp is, derdhalf Duim lang en drie vierde Duims osfiecer. breed3 het andere byna van grootte en figuur als ’t myne , hier afgebeeld in Fig. 14 3 doch hetzelve is maar aan den eenen kant met die rimpels bekleed , welke aan den. anderen kant meest afgefleepen of afgefleeten zyn. Het Top-end eindigt, met zyne gezwollen Gieren, in een ronden verheven Knop en maakt dus de figuur van een gewoone Slakhoorn; gelyk ook het zyne zig vertoont. De rimpclige Huid is wit en Kalkachtig; het Lighaam anders geheel en zuiver Hoornachtig doorfchynende Chalcee doon. Daar is aan ’t afgebroken end een ron- de opening , die maar een Duim diep inloopt en aldaar Kegelswys’ eindigt. _ Wat nu myn denkbeeld omtrent dit raare Petrefakt aangaat: W arcu telt dat van Dae V1iLA Onder de Wermiculieten, die ruim doch niet zo regelmaatig gewonden zyn, met eene Spi- raalachtig gedraaide Staartpunt (w ). Door de genen , die dan regelmaatiger zouden gewonden zyn, verftaat hy de zogenaamde Hoornflange- tjes van RumrPnius, Praat XLI, Nomm, I;

ben, op eén hobbeligen Grond en den Top zeer fpits; ’t welk in geenen deele met zyne Afbeelding (trookt.

(w) Verfleende Zaaken. Ile DERL» XV. Hoofdâink , bladze 464e G H. Deer 1 Stuk. a

VI.

Hoorp- STUK.

Vermie eulieren,

Dikke

Wormen.

42 NVERSTEENINGEN) 1, welken men hedendaags noemt de Schepter van Neptunus. ÌÍk heb het voorheen befchree- ven; maar myne Afbeelding is tot een ander flag van Wormbuisjes betrekkelyk, die men Gekrulde of gekronkelde Hoornflangetjes noemt (x) , zynde Nomm. 4 , by RuMePurus. Wat nu de reden zy, dat de geleerde WArcH deeze regelmaatiger gedraaid achtte, dan dit Voorwerp, waar van hy zegt het onderfte, in: Origineel, op Nomm. 2, by gezegden Autheur voor te komen, en of zyn Ed, hetzelve com= pleeter gezien hebbe, om van de draaijingen ; die in ’‚myne taamelyk regelmaatig zyn, dus te oordeelen, weet ik niet. MARTINI, zegt hy, heeft , op zyne Praat II, Fig. 12, 13; het Origineel afgebeeld. Volgens DaviLa is de Buis regt en dus zou het veel naar eene Lituiet gel yken, indien men ‘er eenig blyk van Kamertjes in vond. Ik houd het myne voor de Steenkern uit het Top-end van een Worm- buis, waar in het Lighaam van den Worm zig zo ver,afs ’t Gaatje inwaards loopt , heeft uitgeftrekt, zynde verder met een fyn Peesje aan den ‘Top gehecht ; gelyk plaats heeft in veele Spiraal gedraaide Conchyliën.

WarcH beeldt op eene der laatften van zyne Supplement-Plaaten een Verfteening af, welke zyn Ed, zegt voor te komen in een

ver-

F(x) Nat. Hift. 3, D. XVI. STUK, bladz. 571. Plaat 125. Fig, 2e

epen

ke men by Luttich omftreeks Maastricht aan»

Î VAN CoNrNeHYLIËNe. #79 verharde graauwe niet al te vaste Mergel, wel.

treft (y), Dezelve vertooat zig als bevattende

VIIL

Hoorn. STUK.

Werimie

Wormen , byra een Pink dik, die meestal Cir-s#liezer.

kelrond geboogen leggen, en fommigen glad, anderen geheel ruuw van Oppervlakte zyn, Die ruuwheid fchynt veroirzaakt te worden door kleine Wormpjes of liever Maden, een half

ef derde Duims lang en naauwlyks dikker dan

een Naay- Naald , welke de Oppervlakte van den Worm digt bekleeden. Ik bezit een groote Klomp van zodanige Verfteende Mergel. Aar- de , waer in verfcheïdene dier Wormen zig dus vertoonen. Het zullen waarfchynlyk groo« te Zee- Wormen zyn geweest, die rottende door Maden worden gevreten, en dus daar mede bezet raakten eer zy verzonken of be- graven werden in de Slyk.

Veelerley gewondene of gevlogtene Worm- gevlogte-

buizen, van meer of minder dikte , komen hier en daar verkalkt voor; gelyk ik dezelven van

dikte als een Naald, als een Pennefchaft of

ook als een Vinger heb. Deeze voldoen aan de benaamingen van Vogel- en Hoenderdarmen,

of ook van Slangepypen (x) , vallende in Sile-

zie, Switzerland, Swaben en elders. Weleer zyn dezelven tot de Alcyoniën betrokken ge. weest,

(y) zie zyne Supplement - Plaàt X. b. Fis, s, 6 en de belchsyving bladz. 235. (z) Zie Nat. Hit. als boven, bladz, 575, 576. | GEIN III. DEEL, Ús ST UKe

ne Wormie buizen,

vil Hoorp- STUK.

Venus. Schaften,

Koker- Wormen,

* Bladz, 29e

474. VERS T:EENINGEN

weest, ‘Die der zogenaamde Osfen « Darmen maaken dikkere Verfteeningen uit.

Van die Wormbuizen welken men Venuse Schaften noemt (a), komen. een menigte Stuk- ken en Brokken voor, onder de verkalkte Con= chyliëa' in Vrankryk. Zy vallen meest byna regt , fommigen wat geboogen , en eenigen met het Mondftuk , gelyk ik ’er van Meaux in Champagne heb. Van de Neptunus= Schaft weet ik niet dat nog Verfteeningen zyn ge vonden. Kan zyn, dat eenigen der voorgee melden tot die der Zandkokeren , welken men dan Sabellieten zou kunnen noemen, behooren.

Van den Zee - Houtworm „die by den Heer LIiNNeauseen Geflagt op zig zelve uit= maakt (bh), ’t welk zyn Ed. wegens de Ko- kers , daar dit Dier in woont, hier thuis brengt, zyn, gelyk ik reeds met een woord heb aangeroerd* , onder de Delf(toffen ken- baare overblyfzels. Men vindt in de Heuvels van het Graaffchap Asti in Piemont, by An- none , flukken verfteend Hout , welke blyk« baarlyk van zodanige Wormen zyn doorknaagde Nog duidelyker openbaart zig zulks in die Brokken verkalkt Hout, van Tine by Brus- fel, alwaar de Kokers deezer Wormen met eene Stoffe als Chalcedoon gevuld zyn, en dus de Vertooning maaken van Paalwormen in

het

(a) Nat. Hif. als boven, bladz. s72. (5) Zie Nate Hift. als boven, bladz. s8o,

PPN | KR {

\ „VAN CONCHYLIËN. 475

het Hout verfteend. Ik heb daar van fchoone VIIe

Exemplaarcn. En

_Door geheel Europa, hier en daar, komen enriche

Steenen voor, die-men Megarifche noemt (cj steenen.

op ’t voetfpoor van LAcHmuNp. Volgens

deezen zyn dezelven door JonNnsrToN dus

geheten ‚„om dat dergelyke Steenen, weleer by

Megara uitgegraven zynde , tot Gedenkítuke __kén en andere Werken, in die Stad, gebruikt

werden. Een menigte van Schulpjes of Hoorn=

tjes, ’t zy elk op zig zelve, ’t zy onder mal-

kander , ook van eene zelfde of van verfchil.

lende Soorten , zyn daar in , door eene Kalk«

achtige of andere Steenige Stoffe, als ge=

ftremd en famepgelymd 3 weshalve fommi-

gen het Schulpftremzels voemen of Schulpflee-

Hen. Somtyds komen zy verkalkt in Zande

fteen voor; fomtyds verfteend in Kalkfteen ,

Marmer of Agaath. Zodanig zyn die fraaije

Schulp - Marmers of Agaathen, welken men

voornaamelyk in het Koburgfe en Bambergfe,

doch ook in de Noordelyke en Zuidelyke' dee-

Jen van Europa, en zelfs in Siberie aantreft,

laatende zig zeer wel polysten. Men kan ’er

dikwils de Soort der Schulpen in waarneemen

en onderfcheiden , gelyk ik dus een fchoone

| Plaat

fe) Lapis Megaricus Lachmundi. Cenchylia complicata, WALLER $y//. Min. Tom. Me p. 534. Coagula Concharume vid. figuram LACHM. Oryéfogr. Hlildesh. p. 45.

TI. Deen. 1 Stuk,

VI. Hoorp.: STUKe

Megarifche

Steenen,

476 VERSTEENINGEN ‘Plaat van zwart Marmer met Anomies uit Iets | land heb , die 'er zig witachtig in vertoonen. Op dergelyke manier komen enkel Hoorn- tjes, in Steen famengelymd, op dergelyke plaatfen en in dergelyk Gefteente , zelfs in Jaspis voor. De Vestingwerken van Mentz en Oppentcim beftaan t'eenemaal uit een zo danig Samenftremzel (Coagulum ) van kleine Kinkhoorentjes of dergelyken. Hier toe be- hooren ook de Komynfteenen zogenaamd, en de Zaadfleenen „uit Hoorentjes beftaande, byna zofyn als Zand. Ja in die deelen van Vranke ryk , waar de verkalkte Conchyliën voorko- men, ‘nzonderheid in Champagne , vindt men een Soort van wit Zand, Falun genaamd en el- ders Cron, tot mesting der Akkeren in gebruik ; dat van vergruisde en vergaane Hoorentjes en Schulpen moet voortgekomen zyn. Insgelyks wordt de oirfprong der Marmers en ander Kalkaartige Steenen, daar van of ook van de Eijertjes der Conchyliën afgeleid (d). „Zeer dikwils vindt men, in zulke Megari- {che Steenen Hoorntjes en Schulpjes onder een gemengd, die dan op de gefleepene zyde van den Steen,of in Plaaten,een fraaije men- geling maaken. De Hoorntjes zyn meest Strom- bieten of Buccinieten ; van de Schulpjes kan men dus zo wel niet oordeelen, Ik heb een door-

(d' Zie Natusforfoher VI. STUK, p-243 , en GUEFTARD ; far la Champagne. Mem, de l Acad, 1754.

VAN CoNCHYLIËN 477

deorgezaagde Keifteen , uit het Veroneefche, _VIIL vol van dergelyke kleine Conchylien. Doch ki wel het aarmerkelykfte , in dit opzigt is een zeker flag van deeze Steenen, onlangs ontdekt en van eene graauwachtig bruine Kleur, in welke fommigen van deeze Schulpjes grooter of kleiner Vlakken maaken , die , in zekere plaatzingen tegen ’t Licht, metden heerlykften gloed van allerley bedenkelyke hooge Kleu- ren, tot Vuurig rood en geel mer groen en paarsch, fchooner dan de fraaifte Opaalen íchee neren. De plaats der afkomst van dit raare Petrefakt , daar ik fraaije ftukken van heb, is hes 3 met geene zekerheid bekend,

NSS SIS SSS SSS ie OEDS IUU K

Befchryving der Verfteeningen van KorAaALr-

ACHTIGE ZEE - GEWASSEN (Lithophy-

ta) gemeenlyk Koralliolithen genaamd ; tot wel-

ken de Tubiporieten , Madreporieten , Aftröie-

ten, Fungieten , Milleporieten en dergely- ken, behooren.

ie de befchryving der Delfftoffen, die men

gemeenlyk tot de Koraalachtige Zee-Ge= wasfen of Koralliolithen betrekt , kan ik eeni. germaate: de orde der Soorten volgen, welken L'NNaus van dezelven, in zyn Geflagt van Helmintholithus , opgegeven heeft. Dus komt

| by IL. Deel. I, STUK.

IX. Hoorp. STUKe

L

Flelmin=;

gholishus

428 VERSTEENINGEN

by zyn Ed. een Tubiporus Madreporus , Mil-

leporus, enz agter elkander, voor. Het zyn de Verfteeningen van die Kalkaártige” Zee. Schepzeleùn , welken de Ridder in de Rang der Lithophyta geplaatst heeft door my onder den naam van Steenachtige Zee = Gewasfen befchrees ven (€).

(1) Verfteeningen van Pypachtige Koraal. gewasfene

Turinortsse

Tabipo- KieLen.

Van de Verfteende Koraalgewasfen worden zodanigen [ usBiPoRrRIETEN (13) genoemd, die uit famengevoegde Pypjes, met eenvoudi- ge Openingen of Mondjes, beftaan. . De be- naaming heeft haaren oirfprong van een Geflagt van Zee-Gewasfen, dat onze Ridder Tubipora genoemd hadt, bevattende de zogenaamde Pypkoraalen (f ). Hier toe betrekt zyn-Ed, drie Verfcheidenheden , waar van de eene ‚on. der den naam van Gekettingd, de andere on- der die van Kruipend , de derde van Gebon- deld, als dus aan de Oevers van de Oostzee

opgefmeeten voorkomende, bevoorens zyn „bee fchreeven en afgebeeld.

„> Die

Ce} Natuurl. Hit. 1, D. XVII. Srum, aan ’t begin. (13) Helmintholithis Tubiporus. LiNN. Syfi. Nat, XI, Tom. III. p. 167. Gen. 41, Sp. 13. Helminth. Tubipore (deperditz). Sy, Nat. 1. pe 1270. Coralia congerie Tubiú- leram, Cannularam vel Celielarum in unà masfà, fuperf- cie-

ahd

A

LN

sik

s*

5

ie renten

ë

on

oe

peel PLAAT IX.

ZE.

zudps: óps

Let fe

7

Lios, de

Ae an 0

IV VDISE

SE

en

F Philips) del. et feulpsit.

VAN KORAAL-GEWASSEN, 429

Die van het zogenaamde Orgel-Koraal of 1% roode- Pypkoraal , de eerfte Soort by. Lin-Hoorps Naos, vinde men in de Gulikker Biffel, in ie sp _geele Zandfteen, in Engeland in Kwarts; als nerd in Sweeden en Noorwegen, fomtyds in Orgel Ka:

raal, Dd de De Heer Waren heeft

agt, als zynde van: Maastricht af Fkomttis N

doch welk hy te regt aanmerkt , daar in

‚van het natuurlyke Orgel. Kotaal:te verfchile len, dat de Pypjes niet, als-by Verdiepingen,

ns zekere sais cheater afgezonderd zyn (ge),

maar door. dwarfe Pypjes famengevoegd. Het

zelfde heeft plaats in myn Exemplaar van die Soort, welks Pypjes cok van buiten graauwachtig zyn, van binnen gedeeltelyk mee Kwarts gevuld, Anders heeft het veel over- eenkomst met het gemeene roode Pypkoraal uit Indie.

Tot het Gekettingde Pypkoraal behoort , wan nos volgens myne. voorige aanmerking, een Soort , Pigratko- die de gedaante Van een Honigraat heeft. Zo- pr. 1x,; danigen komen ook voor onder. de Afbeeldin- Fig. Ie gen der aptblandíe Verfteeringen ; door den

Heer

ciebus Rp folidis, compefita. WALL, Syt. Aline Tom, Îi, Pp. 427

(f) Zie het f. DeErs XVII. Srum van deezs Nae, Hijt, LXV!. Hoofdft, bladz. 88.

(5) Verfieende Zaaken KI. DEEL blads, 194. Flaat VL £ Fig. I,

ML Deer. Ie STux.

sBo VERSTEENINGEN

_ UL Heer FoucHr in Plaat gebragt en tot de med ri Milleporieten betrokken (hj. De Excemplaa- Tubipo- TED, welken de Heer GurefTARD Onder rieten. den naam van Aftröieten afbeeldt , als Kalk- achtig verfteend in Vrankryk gevonden zynde,

komen zeer compleet voor (i). Zy behooren

tot de Tubiporieten met hoekige Pypen van de Heeren WarcH en WALLERIUS (k).

Het aartge Stuk uit Engeland , hier nevens in Fig. 1, op Plaat IX afgebeeld, is van dee- zen aart , en hoewel de Wanden der Pypen van boven fcherp loopen , hebben zy onder een aanmerkelyke breedte en zyn aldaar met

fyne Kryftalletjes aangefchooten,. Ten deele

is dit Stuk nog gevuld met”zyne Kleijige

Matrix, waar door het te meer naar een Ho-

nigraat gelykt. De Pypjes zyn meest vyf=

doch ook zes- en viethoekig: zo dat dit geen weezentlyk onderfcheid fchynt te maaken,

Groninger Naby de Stad Groningen, in een verheven

sg Grond, zyn voor weinige Jaaren een menigte

Pu.ix, Petrefakten ontdekt, die naast met deeze

Lg. 2e ftrooken. Een derzelven, welke ik bekomen

heb, is zeer duidelyk een Tubiporiet met

‘hoekige Pypen, waar van men ’*t geheele Ge-

was in Fig. 2. afgebeeld ziet, Het is van eene

Kalkachtige natuur geelachtig van Kleur en

aan

4 {h) Am. Acad. TI. Tab. IV, Fig. 16, zoe _(i) Mem. Tom. Ill. p. s22, 523. Pl. 6o, 61. (4) Werft. Zaaken, Il, D. Ile STUB, blads. zo5. Pl, F‚, Xle

De

VAN KorAAL-GEwASsEN gêt

gan de enden broosch, Sommige Pypen, e- fs venwel, fchynen met Kwarts gevuld te zyn, Hoorpe Haar opening is vyfhoekig, Men vindt in tees zelfde Landítreek afgefleetene Stukken, meten —_ kleiner Pypjes , byna rond van omtrek, gelyk in Fig. 3: alwaar de Pypjesenderzelver Mond- Fig. 3 __ jes zig ter naauwer nood openbaaren en ande- | __ren daar dezelven geheel weg gefleeten zyn 5 „zo dat het enkel Steenen. gelykeo , witachtig uiet den graauwen, Hier uit zict men de vor- ming van zodanige Steenen ;-welken ook voor- komen in het Koburgfe , in Silezie en Swee:- den, wordende fomtyds voor Verfteende Sp one fen aangezien (l). - Van die Soort welke de Ridder Kruipend Pyp: kruipende koraal genoemd heeft , door my voorheen bessen fchreeven (m), vindt men het Sweedfche door £% % den Heer Foucur in Afbeelding gebragt (1). Ik heb een zeer fraay Stuk van deezen aart van Blankenheim , in #ig. 4 vertoond; het welke gegroeid is op eene Alcyonie of Fungiet. De ‚Takjes of Pypjes , die herzelve famenftellen zyn rond en hebben haare Mondjes opwaards geftrekt , zynde de tusfchenwydte met derge- Iyke-Schubberjes, als in het Sweedíche, gevuld, Het legt op een Zandfteen, van graauwachrig * geele

(4) Globus cryftallinus fistulofus: zie Werft, Laaken Ill. DEEL , Suppl, Plaat VI. b. Fig. IE. (m) Natuurl, Hlifl, I. D. XVII. STUK , bladz. rot, (u) Am. Acad. 1. Tab. IV, Fig. 26. Eh UT, Deer, L. STUKe

ix. Hoorp- STUK,

432 VERSTEENINGEN

peele Kleur. Het wordt met de Gekettingde van fommigen verward; des ook de Heer

Tubiporie. WALCH in 't byzonder geen gewag daar van

62e

Gebon- elde,

Fig, Se

maakt; hoewel het nogthans zeer daar van verfchilt, als uit myne Afbeelding blyke (0).

Eindelyk heeft ook de Ridder een Gebondeld Pypkoraal, als de Vierde Soort , opgegeven , doch piet afgebeeld (p). Eene Figuur van den

Heer FoucHr, evenwel , fchynt daar toe

betrekkelyk (g), volgens WALLERiUs, die bet Tubularia met ronde geboogene Pypen noemt. De Afbeeldingen van BourcveErT, door zyn Ed. aangehaald , zyn droevig (r). De meeften van dit flag hebben Sterretjes aan % end van de Pypjes en behooren dan tot de Aftröieten of Madreporten 5 doch dit kan men niet zeg- gen van het zeer fraaije Stuk , myner Verzae meling, in geele Kalkfteen , ’t welk uit fyne Pypjes beftaat , die eenigermaate gearticuleerd fchynen te zyn, loopende zodanig als de Af. beelding Figs, duidelyk voor Oogen ftelt (+),

(2)

(o) In de eerfte opflag zou men't voor een en % zelfde aanzien ; doch de Pypjes kruipen langs de Oppervlakte van

» den Steen, overeenkomttig met den Soortnaam van Lire

NES. WALLERIUS maakt Zyne Zubslaria Catenuian ta van °t een en andere. Sy/?. Min, Tom. II. Pp. 429. (Cp) Zie myne Nat. Hifl,, als boven, bladz, roz. (q) Fovcur de Corall, Balt. Am, Acad. I. Tab. IV. Fig. za. Cr) Pesrifisations. Fig. 48 , 50. (s) De Pypjes leggan te digt aan malkander , dan dae mn men

3 Peel PLAAT ni

EN

E

I/P)

27 Kd

Se @, Were

To

NID

LE JI Se 8

AN SEN ss

NS

(y/

He

7, HAS Si ES

SN Z

VÀn KonÀar-GEwASsEn.

@) Verfteeningen van Bóomachtige of Tak. kige Koraal -Gewasfen met gefternde Pyp- jes.

Deeze Soort vân VWerfteende K oraalgewasfen begrypt de zogenaamde MADREPORIETEN óf Verfteeningen van de Zee-Schepzelen, welke men Madreporen tytelt (4). Dewyl de Heer LiNNaus daar onder ook begreepen heeft de zogenaamde Sterrefteenen en. Steens zwattmen , zo zal ik niet beter kunnen doen; dan de Aftrüieten en Fungieten hier op te laa« ten volgen als byzondere Soorten, gelyk zy in het Ryk der Delfftoffen aangemerkt worden ; bepaaleùde my thans tot de Boomachtige , Takkige of Pypachtige Madreporen.

Van deeze zyn compleete Stukken niet zeer gemeen. Een uitmuntende, van dien aart, dât met Sterretjes aan ’t end der Takker is voor. zien, heeft de Hoogleeraar WArcr uit de Verzameling van den Heet WANNONE, Doc-

tor men het voor de Kroon van een Pentacriniet zou kunnen

houden: zy zyn te tegt en egaal, om van een Medufte Hoofd te zyn.

ip:

ioorpd $ STUK. alike Helminshss thus d las dreporuse

„Madrepos

rietene

(Getaktë:

(2) Hebmintholithus Madreporus, Linn. Syft. Nat. XII

Tom, 711. p. 167, Gen. 4t. Sp. I4: Helminth, Madrepoiz (deperdicae.) Syft. Nat. Ie ps 1272, Cotalla in fuperficie vel ektremitatibus Afteriscis notata, Ramafâ, Arboris vel Suf. fruticis facie, WALL. Syft. Min. Tom. IL Pe 425» (0) Zie «1. DEELS XVIl. STUK van ì decze Nát. Hijs Tie, bladz, roa. Hh à

UI; Deet. Ie, STeÈ,

| S IX. Hoorp- STUK.

Madres Parieten,

484 VERSTEENINGEN

tor in de Philofophie en Regtsgeleerdheid te Bafel , aan Licht gegeven (v). “Het wos Marmerachtig en kwam van Pfeffingen, vol- gens de opgaave van dien Doktor , die het oordeelde te behooren tot de Madrcepore , daar LinNaus den bynaam van Takkige aan geeft, welke , indien men ’er alle door hem aange: haalde toe betrekken zal , op verfchillende

plaatfen zeer in Gewas verfchilt. In *% alge-

meen is zy wel getakt en de Takken zyn aan ’t end gefternd , doch dezelven hebben niet altoos een dikken Stam, of Klomp, waar uit zy ontfpringen. Dit blykt uit die fraaije Af» beelding , welke Dona Trivan het gene in de Middellandíche Zee groeie, met het. Dier geeft, dat naar een Polypus gelykt. Sommigen noe- men derhalve zodanige Zee-Gewasfen Poly- Piers of Polypites , dat is Polypus- Nesten. ’t Gedagte Verfteende moet dan een groot Nest van dien eart geweest zyn. Zeldzaam komen de Natuurlyken zo vol en digt gedrongen van Takken voor, en ’t gelykt weinig naar het Ka- dix- of Kruidnagel- Koraal , als het voornaam- {te daar van door my befchreeven en afge- beeld (1) 3 want de Takken blyven tot om laag toe even dun. Het wordt ook van Warcr

| tot

(uv) Verfleende Zaaken. 11. DEEL, PLAAT G. Fig. ij:

(aw) Madrepora ramea. Zie het I. D. XVIle STUK van

deeze Nat. Hifl, bladz 163. Plaat 129, Fig, 1 Ik heb daar van een Verfteend Stukje, geelachtig van Kleur, |

gi

Bk

VANK@RAAL* GEWASSEN. 485

tot de bagtige Madrepore van den Riddert'heis zx,

N Le ebraet {% 1OOFD- Be STUKS

_% Is zeker dat de Takken bogtig,zyn , doch het zelfde heeft plaats in die van Donarr, voorgemeld, ík heb een aartige Madreporiet, die geheel Boomachtig is , van een Stammerje zig in ’t ronde Takkig uitbreidende, byna op de wyze, van ’t gene men Knokkel. Koraal noemt of Knokkelgewas (9), en die zal be= hooren tot de zogenaamde Gemberfteeven (Zin: gibrites) welken men dus noemt, om dat zy naar Gember- Wortelen gelyken, Zy is Spaa= thig verfteend in een Kalkachtige geele Moer, zynde misfchien van, Aken afkomftig. Ruim

zo naa kome mooglyk dat Stuk uit Westphae.

len, ’t w@lk ik beter in Plaat heb kunnen daen brengen: zie Fig, 1. Praar X. Hetzele ve beftaat uit twee Takken , welke onder en boven famengegroeid zyn, of door een zyd- tak vereenigd. Van buiten heeft het veele ge- groefde holligheden en van binnen is het in de na turlyke buisjes der Madrepore t'eenemaal met eene Chalcedoonachtige Stoffe opgevuld, zynde de overige zelfftandigheid geheel in Kalkfteen veranderd met eene geelachtig graau« we Kleur. De enden der Takken vertoonen

de natuurlyke gaatjes van deeze Zeegewasfen. Van (x) Clasfifications = Tabelle , p. 15. (y) Natuurl. Hif?. I. D. XVII, STUK; bladz, 152, Hh's UI. Deer, 1, STUK,

Bogtige, PL. Xe Fig. Te

485 VERSTEENINGEN

IX. Van het zogenaamde Witte Koraal , eene Hoorn, Madrepore die overal met Sterretjes als Oog- STUK. jes als Oog- Geaopde. jes bezet is, waar van het den byraam voert ( 8), komen ook Verfteeningen voor. Men vindt het, volgens SciL LA, overvloedig op of in de Heuvels by Mesfana op Sicilie, Hy geeft ’er de Afbeelding van (a), hoedanige men ook by GuerTTARrp aantreft, van een Stuk , om- ftreeks Soisfons gevonden en zeer Baay in het Kabinet van Madame pE CouRrTAGNON. Het wordt door zyn Ed. ook van het Wit Koraal der Apotheeken afkomftig gerekend, en gelykt het, zelve inderdaad zo zeer als ’t eene Ey her ande- re (b). Ik heb daar van verfcheide Takjes, ko. mende zo ‚wel uit de nabuarfchap van Sois- fons , als van Montmartre by Pafys en van Bourdeaux , die tuim zo veel naar het- Maagde- Koraal gelyken (c). | rypachtie Tot de Madreporieten behooren de Gefterh= ze de Tubuiieten, die uit regte Pypjes beftaan 5 welke aan end een Sterrecje hebben, Som- migen derzelven ftaan evenwydig , anderen fpreiden- en maaken dus het gene ik Kruidna- gel. Gewas genoemd heb (4). De Heer Gu- | ee | ET: (z) Nat. Hift, als boven, bladz. 166.

Ce) De C Corp. Marinis. Tab, XX. Fig. Ze

(6) Memoires, Tom. II. p. sar. Te 59e (c) Mkdrepsr Virginea: zie Nat. Hift. als boven, bladz,

568, Pl, 129. Fig, 2

(4) De zelfde bladz, 151. Pl. 128. Fig. 1. Madrepora Fascí= cularis, LINN: Made. Geryophvilises. FALL. El Ziuphye.

VAN KORAAL GEWASSEN. 487

ETTARD geeft Afbeeldingen van zodanige Stuk. IX ken , in Vrankryk gevonden , met gemrichte Zo0v»r Pypjes , Spaathachtig verftcend in eene Kalk- Madrepan achtige Stoffe, die als een Klomp uitmaakt (e). 7'eten Hy noemtze Calamites of Pennefchaftfteenen,

en heeft ’er van verfchillende figuur, Een dergelyk zeer fraay Exemplaar, dat verkalkt

is, mooglyk van de zelfde afkomst en byna Klootrond, heb ik in myne Verzameling (f

i j et OE (3) Verfteeningen van Klompachtige Koraal sE

gewasfen met Oppervlakkige Sterretjes. lithus An froites. Stern=

De benaaming van Aflröieten wordt door geenen, fommigen gegeven aan alle de Gefternde Ma-« dreporen , die verfteend zyn; ten minften ook aan de laatstgemelden , gelyk WALLERIUS doet (2) 5 doch WarLcu, die deeze betrekt tot de Tubulieten , onderfcheidt de Aftröieten op de gezegde manier, Doorgaans noemt men dezelven Sterreffeenen , welke benaaming, die zy met de Afteriën , volkomen uit één Sterretje beftaande , gemeen hebben, ik , tot ondere fcheiding , hier met STERNSTEENEN vere

wisfel ; alzo zy flegts Geflernd zyn. Het valt fom-

(e) Mem, Tom. III. p. 482, 483. PL. 33, 34) &Ce' (SD) Zie SrBa Kab. Itt. Deer. Tab. 103. Fig. 9 (3) Helmintholithus Madreporz Stellalis fuperfcialibus, AZ: hi, Aftroite. Draconiti, Nonrullis, i {z) Coralla Columnis parailelis Sc. Syf?, Mine Ile p.429s \ Hh he k IL Deer. I, Srum

438 VERSTEENINGEN

„IX. fomtyds moeijelyk, de Verfteende van de Na= hete tuurlyke of onverfteende te onderfcheiden 5

Aftröiezen, inzonderheid , dewyl de laat{ten, lang op den Oever droog gelegen hebbende, zig als vere fteend, ten minfte als verkalkt voordoen.

Onder de Petrefakten , dan, betrekken wy

alle die Gefternde, welke niet Boomachtig ;

Takkig, noch Pypachtig zyn, tot de Aftröie:

ten. Dezelven werden naar de figuur en hoe-

danigheid der Sterretjes door den Heer Warca

in zeven Soorten onderfcheiden. : naamelyk r.

Met regte Straalen ongerand: a, Dergelyken

die gerand zyn3 3. Met geboogene Straalen z

4, Met een ongeftraalde plek in * midden: 5,

Met ongeregelde hoekige Sterren : 6, Met Knods.

achtige Straalen : 7. Geftaarte , die men Ko. meetieten noemt.

gefal Die met regte Straalen behooren grooten.

An x, deels tot de Geftraalde Madrepore van den

Fis. 2 Heer LiNNAEUS, voorheen door my bee

fchteeven en die gerand zyn tot de Uicge-

holde (bh) of. dergelyken. Voorbeelden van

dezelven komen by D'ARGENVILLE op Plaat

23, als ook by, Boureuere Tr en elders voor,

In ’t Werk der Verfteende Zaaken van Knorn

vindt men zo wel de eene als de andere en te=

vens

(5) Madrepora Afträites , acropera, cavernola, Zie Net, Hit. 1. Deeis XVII STUK, bl, 137 = 139.

(£) Te weeten , de ongerande, met regte Straalen „IF. D. Pl F‚ vI, Fig. 4; de gerande Pl, Fr, V. Fig, 1, 2 eu

die

/

VAN KoRrRAAL-GEWASSEN, 439

vens die met geboogene Straalen , zeer fraay

en duidelyk afgebeeld (#). Dezelven komen Hoor ook voor onder de Maastrichtfe Petrefakten in ar witte Kalkfteen (£), De regtítraalige maaken te

‘vens de eigentlyke Sternfteenen uit , hoedanig

ik ’er een heb die byna half Kogelrond is omtrent anderhalf Duim in middellyn , uit Hon-

garie, zeer digt bezaaid met ronde kleine Ster- retjes, die den geheelen Steen doordringen ,

doch glad van Oppervlakte. De Verfteening fchynt van eene Marmerachtige natuur te zyn, Voorts heb ik een afgezaagd en gefleepen Plaatje , volkomen Keyfteen, dat regelmaatig doordrongen is met zodanige Sterren van ge=«

Iyke grootte, elk in zyn eigen Perkje befloo.

ten: zie Fig. a, Pr. X. Een ander ftukje vertoont dezelven in randjes gevat en zeer digt

aan elkander, als voorheen gemeld is.

Die Aströieten’ wier Straalen niet tot aan, Zonne- het middelpunt loopen, hebbende deswegen in we * midden een ongeftraalde Plek , noemt men Zonnofteenen: gelyk de Heer GuarTTARD dezelven Heliolithen, heeft getyteld, - Ik gaf, in de befchryving der Madreporen, de Afbeel- ding van een zodanigen welke zeer fraay is,

uit die met gebaogene Straalen, PL. F. VL. Pig. ren F‚ VIJL, Fig. 1.

(k) Zie Perf?, Zaaken IL. Dee!, Suppl. Plaat VI, d.

Fig. €‚7.& Guerraan Alem. Pl, XL. Fig. ho

hb 5 IL Deer, L, Stur,

IX, Hoor p- STUK. Aflräittene

Wwafel-

fteenen. Pu. X.

Fige Je

A50 VERSTEENINGEN

uit myne Verzameling , aan licht (1). Ge- dagte Heer vertoont ‘er twee die Agaath of Keyachtig verfteend waren, van omfireeks Be- fangon ia Vrankryk (xm). Door den Heer WAreH vinde men ook een zeer fraay Stuk van derge= Iyken Zonnefteen dat Keizelachtig was, uit het Bisdom van Bafel sfkomftig, ín Plaat ge- bragt (nj. Zy komen insgelyks by andere Aue theuren , doch niet zo veel als de anderen , voor.

Overvloediger vindt men de Aftröieten, die onregelmaatige hoekige Sterren hebben, zo nas tuurlyk als in Afbeeldingen (o). Dewyl deeze Sterren doorgaans eenigszins ingedrúkt zyn, zo heeft menze verward met het Honigraat- Ko- raal, dat geheel iets anders is , als blykt uit de Afbeelding van FoucHr, welke door WaALrLLERr1ius ook hier is thuis gebragt (p)e Zy behooren tot de Madrepora Favofa van Lin- NAUS, door my afgebeeld en befchreeven (q). Dus komt dan hier t’huis, dat fraaije Norman- difche Petrefakt , waar van ik een gedeelte in Fig, 3,op PLAAT X, vertoon. De zelfftan» digheid is een geele Zandfteen en bekleedt de Oppervlakte van een fchoone Fungiet of Steen=

zwam

(4) Nar, Hift, I. D. XVI, STUK, ble I4de FL, CXXVIIe Fig. 4 Ces) Mem, Pl. LI, (x) Verfl, Zaaken. III, D. Suppl. PL VI. g. N.z , 3e (o) Zie BourgyaT Petrif. Fig. 34, 39, 43. D'ARGENV. PL:

VAN KORAAL-GEWASSEN. 491

zwam van regelmaatige figuur. De Sterren 1x. zyn diep ingedrukte Celletjes of Ruitjes, vee- Hoor» len een half Duim breed, vier-, vyf: of zese Ten hoekig, met veertig, vyftig of zestig, Straa- mh

len. Zy leggen in twee Verdiepingen op mal-

kander; waar uit blykc, dat de Ktomp of Korst

weinig dikte heeft, zynde met de Fungiet famengegroeid en vereenigd. Ik heb derge-

lyke Stukken meer van de zelfde Kust, met

andere Sterren, gelyk ftraks zal blyken.

Die Aftröieten , wier Sterren uit Knodsach- Geknedr tige Straalen beftaan, zyn veel zeldzaamer. “* Men vindt ’er echter voorbeelden van by p’'Ar«= GENVILLE, op Plaat XXIII. Fig. 3 en 11; als ook in ’t Werk der Verfteende Zaaken van Knorr, Plaat F, III, a, Fig. 5. Dit was een fraaije gladde Steen, veel naar myn voor- gemelden Sterrefteen uit Hongarie gelykende;, die door den Bediende van een Arabisch Prins , zo hy zeide , uit de Landfítreek by Jerufalem

was Mede gebragt. Hier uic begrypt mens hoe de Aströieten oudeyds onder de Edele Steenen geteld hebben kunnen worden.

Myn gedagte Steen toont duidelyk, hoe Scheef van de gewoone Sterrefteenen die kunnen Strnlde . | voort-

ru, 23. Pig. 3, 6, 14 KNoRg. Werft. Zaaken, 1. D, Pa, F. 5. Fig. 2. EF, VI. Fig. 2.

(pd Aftröites Stellulis angulatis. Favagites. Sy/?, Jin, Tom. 1. pe 430. Ars, Acad, 1, Tab, IV. Fig, 16.

(4) Zie Nat, Hifl, I, De XVII, STUK, bladz. z3r, Pr. GXXKVII, Fig. 3e

UI, DasL, 1, Srux;

492 VERSTEENINGE

kbd voortkomen, welken men, om dat zy fcheef Hoof: siefirandeltriecies hebben „Komeetieten noemte STOK. __Aan deszelfs „Voet naamelyk, daar hy plat- fröden achtig is, vertoonen” zig verfcheide fcheef af- gefleepen Sterretjes, weezentlyk als Komee- ten of Staartfterren: zo dat dit, gelyk de Heer Waren billyk aanmerkt , geen weezentlyk ver{chil uitmaakt 3 hoewel men ‘er Afbeeldin= gen van vinde by fommige Autheuren. Ook vallen onder de Maastrichter. Petrefakten , die mea deezen naam kan geeven (r)3 hoewel zy eigentiyk zig als een fraay borduurwerk vertoonen. Het zelfde heeft in grat hide

mandifche plaacs.

K Sal: Van zodanigen aart is dat Stukje uit myne ru, X. Verzameling, waar van een gedeelte, een weie big. 4e nig vergroot, in Fig. 4, ten naauwkeurigfte

afgebeeld is, om een denkbeeld te geeven van dit frazije, dat naar Speldewerkte Kant gelykt. In. ’t midden ziet men de Steenkernen van het middelpunt der Sterreties , maakende verheven Knobbeltjes , gelyk. in de meefte Perrefakten van dien oord, welke tot de Aftrröieten bee hooren, en zelden met zulk Borduurzel pron- ken,

De geleerde WarcH Rn by een uits voerige en zeer fraaije Verhandeling der Aftröie. ten (s) een nieuwe Rangfíchikking derzelven

8e

(7) Zie Gurzrarp Alem. Pr, 27, Fig. 4 ) 65) Zie Narturforfiber WV, STUR, Art, 3

VAN KoRAAL-GEWaASsSENR. 495

gevoegd, met gepaste benaamingen. Hoofd- vaakelyk verdeelt hy dezelven in Regi ens. Kromftraaligen, De Regtftraalige hebben of. Afrieten. Hoekige of Ronde Sterren. Van de eerstge- “melden zyn de Sterren of verheven, welke Soort hy noemt TI. Organum: of verdiept, en dan heeten dezelwen 2, Favites, als de Straa- Jen ‘afgeftompet zyn , en 3, Striatus , wanneer ‘zy in malkander loopen. Van die mec ronde Sterren hebben de Straalen of een fcherpen gekartelden Rand; 4. Denticulatus , of een breeden geftraatden- Rand: s. Peëtinatus; of de Rand is glad, 't zy geheel niet of maar weinig boven de Oppervlakte uicftcekende, ‘De zodanigen komen voor , of met enkelde Sterren , van elkander afftandig, die vlak zyn of verdiept of verheven, Aftröieten met ens kelde vlakke Sterren, van cgaale Straaten » noemt hy 6. Rotularis: met verwisfelende lan= ge en korte Straalen 7. Tubularis: Aftröeten met enkelde verdiepte Sterren, 8, Calycularis : met enkelde verhevene Sterren , die de Straa- len ; beurtlings kort en lang Bbben, s 9. Mam- millaris, Van de zodanigen met even lange Straalen , komen ’er voor’, die groote en die ‘kleine Sterren hebben. De Gladrandige , met verhevene groote Sterren, hebben dezelven op een gladde Oppervlakte uit een klein middel- punt , ro. Patelloides; of uit een groot door- boord middelpunt „1 ;. Globularis; of zy ko- men op een fyn. geftippelde okeee met

zeer UI, Deen. I, STUK,

404 VERSTEENINGEN

jg) zeer kleine Sterren voor, 12, Stellaris heeten. Hoorp- de, Van de Aftröieten met dig famengevoegde STUX Sterren, zonder tusfchenwydte , zyn dezelven AA eenigen verheven en groot met een verdiept Gatig 13. Ananas, of klein met een verdiept Straalig middelpunt, 14. Radians: in eenigen vlak met een Straalig weinig verdiept middel. punt, 15. Filum « in eenigen verdiept, en uit louter doorboorde Plaatjes famengefteld: 165 Perforatus. De Aftröieten met gekromde Straa- len , maakende de andere Hoofdfoort uit, heb- ben de Sterren , op de Grondvlakte, of vlak of verheven, Van de vlak leggende komen voor met lange Straalen, die-hy 17. Wermicularis, of met korte Straalen, die hy 18. „Árachnöides noemt en aan de verhevene werdt naam van 19, Undulatus door hem gegeven. Dus zyú negentien Soorten van deeze Petrefakten door den Heer WarcH gemaakt , welker zyn Ed, verder omftandig befchryft in alle haa- te byzonderheden , waar van dit de korte Îne

houd is, | : ee Ie Aftröites „rganume ORGELSTEEN. Uit digt geplaatfte hoekige Oylinders is deeze fa- mengefteld, die aan beide enden eene Ster- vlakte fatfoeneeren. De Sterren hebben eer hoekigen gak en leggen een weinig verhe- ven,

(2) Nat. Hie 1. De XVIle STUK, bladz. 144. Plo 2473 Fig. s. (#) Het zelfde, bladz, 131, Pl, 127. Fig. 3.

BE

VAN KorAar. GEWASSEN, 435

ven. Men vindt 'er fchoone Verfteeningen IX, van te Bansberg in 'c Bergfche Land, geel. Hoorp: achtig van Kleur, hebbende Cylinders sah vier. 7 hare dhalf Duim lang. Naast fchynt dezelve af. k komftig van die Soort van Madreporen, wel- ken ik dus genoemd en waar van ik de Afbeel. ding gegeven heb (s). De Verfteende zou by Guerranp, Tab. 49, Fig. 1, voorko- men,

os Aflfdites Favites, Honieraar. De Sterren hebben een hoekigen omtrek en zya verdiept met geknotte Straalen, De Klomp beftaat uit loodregte en horizantaale Plaat. jes, maakende digt nevens elkander geplaatfte _ Rolletjes. Sommige Klompen zyn veele Duis men hoogs anderen naauwlyks een vierde Duims. De Natuurlyke is, door my , ook voorheen befchreeven (y). Van de Verfteende vindt men verfcheide Afbeeldingen (5).

3. Aftlröites Striatus, STRAALBLOEM: Van deeze , wier Sterren ook hoekig en ver= diept zyn , loopen de Straalen in en tusfchen elkander, De omtrek is meest vyf- of zes= doch fomtyds ook vierhoekig. De Sterren ftaan enkeld en hebben van veertig tot vyftig Straalen. Natuurlyk is deeze nog niet ge- vonden : maar het hier voor befchreevene en

in

3

(w) Als by Myrrus , Saxon, Jubt. T. 4. Fig, 19: by GUETTARD , Mem, Pl, 28. Fig. 1: 52. Fig. 2, en op de Blaaten van KNORR, F. 5, Fig. 3 en F. 6. Fig, ze

IN, Drau, 1. Struve, Î

\

_à96 VERSTEENINGEN

“js. in Fig. qe afgebeelde Normandifche Petrefake

Heors- fchynt daar toe te behooren,

STUE, 4. Aftrüites Denticulatus, K RooNrap, Hier

fröicteny bben de Sterren een ronden Omtrek «ende Straalen"een fcherpen gekartelden rand, Ook is de tusfchenruimte der Sterren geftraald, Zy hebben gemeenlyk twaalf Straalen,- Het Ori- gineel is de Madrepora Aftröites van Parras en Cavernofa van LiNN&us (x). Veriteend kort dezeive by Knorr en anderen;voor.(y),

Ss. Aftlröites Peétinatus, KAMRrAD., De om- trek der Sterren is een breede verhevene Straalige rend , die uit fyne Plaatjes beftaat; gelykende dus naar de Kokhaanen of ruuwe Strandfchulpjes, Niet Natuurlyk maar ver- fteend komt deeze in Afbeelding woor (z).

6. Aftrüites Rotularis. STERNRAD. Hier zyn de Sterren rond , met eenen vlakken rand ; ftaan enkeld en zyn vlak, noch verheven, noch ingedooken, met Straalen” van gelyke langte. De geheele Klomp ís zeer Spongieus, uic de fynfte loodregte en waterpasfe Plaatjes famen- gefteld, - Gemeenlyk hebben de Sterren maar twaalf Straalen , en zyn zeer klein, Het O- rigineel dat veel op Conchyliën groeit, is

| | be.

{x) Nat. Hift, als beven, bladz, 139.

(9) Zie Werft. Zaaken il. D. PL. F. 5e Fig, 2 en F. VI. Fig. 5. VOLGKMe Siles. Jubt, Te 19. Fig, 1e ARGENV. Ov „yol, T. 23, Fig. 9, 10:

(z) VOLCKMAN T. 19, Fig, 2. GUEFT, Pl Ste Fie. Pa WALCH. Suppi. PL. Vie 2. Fig. 2e |

gr

\

VAN KORAAL .GEwAs SES. 409

bekend zegt Warcu en vânde Verfteende _ IX: vindt men Afbeeldingen (a). | Hin 7. Aftröites Tubularis. PyrsTERN. Van agrizen deeze zyn de Sterren rond en vlak, met den rand een ‘weinig verheven en Straalen van on= gelyke langte. Onder alle Aströieten heeft deeze Soort de duidelykfte Cylinders; van dike te byna als een Pennefchaft. Zy komt de Tubiporieten zeer naby, en verfchilt meest ‘daar van door het Eamelleus geweefzel, 8. Aflröites Calycularis, KreukKsTERrRN. De ronde ingedooken Sterren , met verwisfelende lange en korte Straalen en een verheven mid- delpune , onderfcheiden deeze , waar van de befchryving door my gegeven is; en de Af. beelding van den Zonnefteen komt dezeive zeer naby Ch). Alleenlyk verfchile die door gelyke Straalen, g. Aflröites Mammillaris. Terr LSTERN. De Sterren die rond zyn en ongetand, ver= toonen zig als Tepeltjes of Wratten: Zy be- ftaan uit lange en korte Straalen, zynde niet meer dan een zesde Duims breed , twaalf-” ftraalig. De Heer GuerTramrpgeeft van zulk een Petrefakt , by Befangon gevonden, de Afs beelding (c). zo

(a) Guerr, Pis 47. Fig. 7. Werf. Zaak. Tab, FE, 55 Fig. any / (b) Zie het IL. D, XVII. STUK, deezer Nat, Hi fB, bl, 1402 Pl, 12). Fig. a, en hladz. 489 , hier voors (ce) Mem. Tora, INL, pag. 514. Pl. 54, Fig. 3e | li MI, Deer, L Sruw,

498 VERSTHEENINGEN

IX, 10. Afbröites Potellöides. ScnOTELSTERNe Hloorp- De vlakke taamelyk groote Sterren, die glad OE. van rard en fond zyn, geeven hier den. naam

aan. Zy beftaan uit tusfchen dertig en veer. tig Straalen , van gelyke langre , die op de eene Klomp digter dan op de andere ftaan, van een Kwartier tot ecn half Duim breed,

GuerTTARrD telt het mede onder de Zonne-

fieenen (d). |

ri. Aftröites Globularis. KNOPSTERNs

De Sterren ftaan enkeld , zyn groot, rònd’en

werheven met even lange Sträâlen: die uit een

groot doorboord middelpunt voortkomen (e).

12. Aftröites Stellaris. ST iPPELSTERN, Kleine ronde verhevene Sterretjes, die enkeld ftaan onderfcheidt deeze Klompen , aan de

Zee- Rotfen groeijende en zeer geftippeld (f_)s

Oplangs heb ik zulk een Origineel bekomen.

33. Aftröites Ananas. BOUQVETSTERN.

De holligheden der Sterren, Trechtervormig ,

zyn hief’ bondelswyze famengevoegd , des zy „veel naar de Fungieten gelykt. Somtyds val-

deze een half Duim breed, Parras geeft

‘er , in navolging van LiNNaus, uit dien

hoofde den naam van Ananas aan, als naar

die

(€) Mem. Tom. II! pag 514. Pl. 48. Figs 2e

(e) Zie KuNDM. Rar. Nat, €&p Artis Pl, X. Fig. 7.

(f) Hier toe fchynt de. Punlfata van LiNNmus en de Stellaris van Pallas te behooren: zie Zöoph. p. 323. |

(z) Zee: Ananas. Nar, Hifl, Ie D. XVil. STUK, bl. 135.

WN KorRAAL-GEWASSEN: ' 409

die Vrugt gelykende (g). Onderde Verfteen- 1 ie : Hoorpe de Zaaken sis deeze bekend (7). deuk

14. Afbröites Radians, STRAALSTERN. apr úietens Deeze is die Sternfteen , waar van de Ouden zo veel werks gemaakt en ‘er zelfs byzondere Geneezende kragten aan toegefchreeven heb- ben; ja die men , voor twee Kcuwen reeds , ‘wist, in Azyn gelegd zig te beweegen (7). De Sterretjes zyn zeer klein en rond, ftaan digt by elkander, een weinig verheven. Zy maaken ronde Steenen uit, die oudtyds voor iets raars werden gehouden, Linneus noemtze Á- _flröites en ik hebze Straalende Sterrefteen ge heten, ín navolging van PALLAS, door wien zy Maâdrepora radians getyteld werdt (4). Ten minfte fchynt die ’er toe te behooren. Af- beeldingen daar van komen by Sena en elders voor. |

15. Aftröites Filum. DRAADSTERN, De Sterren, die ook rond zyn en digt aan elkander geplaatst , middelmaatig, omtrent een Kwar- tier Duims groot , zyn uit een zeer klein en ondiep middelpunt geftraald. Zy loopen door de geheele Klomp heen en hebben taamelyk

E fyne

(6) Zie Verft. Zaaken, Ille Deer. Suppl. Plaat VI, ge Fig. 1 E

G) In Acetum impofitus, ut Aftröites bullas egit, atque reperituf interdum, qui fe, tanquam Aftröices, moveat de loco. GESN. de Fig. Lapid. p. 88.

(£) Nat: Hift. als boven, bladz, 237,

li 2 Ui, Deer. 1. Stur.

T,

goa VERSTEENINGENR

fyne Plaatjes, Verfteend komt daar van éen

Hoo-p- Exemplzar by SCHEUCHZER voor (}).

STUK.

16. Aftröites perforatus. Nersrenn. Uit

Aprüten. cer fyne Netswys’ doorboorde Plaatjes, als

van het fynfte Korstwier , beftaan de Sterre: tjes in deeze Soort, van welke de Hoogleer- aar WaArcH een Exemplaar van den Heer Erfprirs van Rudolftadt bekomen hadt, °t welk hy ten omftandigfte befchryft. Zyn Ed. merkt aan, dat dezelve halfronde Klompen maakt 4 welke een half Elle en meer in middellyn hous den, Hy verbeeldt zig, dat de meefte Kalk- fteenen , op den- grond der Zee, weleer det- gelyke Koraalachtige Klompen geweest zyn. By onzen Ridder, noch hy den Heer Pare LAs, vondt hy eenige Madrepore hier mede overeen omlig. | |

Iz. Afbr ites Vermicularis. WoRMSTERNs. Uit vlak leggende, lange, kromme Straalen, beftaan de Sterren van deeze „die enkeld op regelmaatige af(tanden geplaatst zyn. Zy heb-= ben agt hoofdftraalen uit een zeer klein mid- delpunt en vallen zeer groot. Men heeft ’er tor nog toe geen andere dan Verfteende.ftuk= ken van ontdekt (71).

18,

(4) Spec, Lithogr Helw. Fig. 49,

Á1a) Zie BourGuer des-Perrijs: Pl, 3. N. 19, En VOLCK- MANN Siléz. Jubterr. Tab. 13. Fig. 4.

{z) Als by GuErrARD Mem, 1 IPL. 49 Fig, 2, VOLCEMe- Tab, 13. Sig. Il, SCHEUCAZ. als boven, Fig. s4s

ma

VAN KOoRAÂL-GEWASSEN,. Sor

28. Aftrüites Arachnüides. SPINNEsTERN, Ie De kortheid der Straalen onderfcheidt deezosnes hoofdzaakelyk van de voorgaande. De Ster- 41, giesens vetjes zyn ook zeer klein , en hebben twaalf Straalen, Het Origineel daar van is ook nog niet gevonden, maar men heeft ’er Exemplaa= ren van onder de Verfteeningen (nj. Dik wils maakt zy Kwabbige Klompen,

19. Aflriites Undulatus. GorursTerN,; Verhevene Scerren , met gekromde Seraalen , die Golfswyze geboogen zyn, heeft deeze, en de Sterren zyn wel een half Duim breed, Het Origineel is nog onbekend, zegt WaucH, doch verfteend komt deeze voor {o), Gue Tu TARD heeft een Exemplaar daar van, uit de Maastrichter Perrefakten , in Plaat gebragt hoedanigen ik ook onder de mynen heb, zo wel als onder de Normandifche Kromftraaligen van. deeze of de voorgaande Soort.

Dus heb ik kortelyk , de nieuwe Rangfchik- king der Aftröieten of Sternfteenen door den geleerden WarcH voorgelteld. Zy kan in- zonderheid dienen voor de genen , die deeze Lighaamen ten naauwkeurigfte willen nagaan. Anderen kunnen zig met myne voorafgaande befchryving te vrede ftellen, Ik gaa nu over tot de

(4) Vere

(o)Ey Bourcuer, Fig. 23. GURTT. PL. 49 & 40 Fig, Te SCHEUCHZ. LANG. item Werft, Zaaken, RLEs Vie Fig, zo li 3 UI. Derk, Io STUe

so VERSTEENINGEN

IX. (4) Verfteeningen van Paddeftoelachtige Kou

Hoorp: raalgewasfen.

STUK.

la zn Deeze Soort van Verfteende Zaaken bevat menko Ë Ë «

litbus Fun-alle die Lighaamen , welke min of meer de

Bnbieten: gedaante hebben van Zwammen, Kampernoel-

jes of. Paddeftoelen. Onder de natuurlyke Madreporen komen verfcheide zodanigen voor, als bekend is. Men heeft ’er de Fungites,, A. garicites en verfcheide anderen , de elf eerfte Soorten by den Heer LiNN aus uitmaakende., waar van de meeften by de Autheuren den naam voeren van Zee - Zwammen (p). De twez eerfte Verfcheidenheden der Madreporieten van den Ridder, behooren. hier , zo wel als de vier Soorten, die WALLERiUs maakt, van Meandrieten ‚, Hippurieten , Porpieten en Fun- gieten, gelyk wy zien zullen,

De cigentlyke bepaaling der Fungieten moet van derzelver geftalte en geweefzel afgeleid worden; om ze te onderfcheiden van de Vere fteende Alcyoniën , en daar toe wordt een naauwkevrige kennis der natuurlyke Zee « Schep- zelen van dien-aart vereischt, De Fungieten zyn, in ’t algemeen, van cene Plaatige , Blades

8 ri-

Ca) Helmintholithus Madrepore Fungiformis, Miki. Hel mintholichus Madreporus, LiNN. Sy. Nat. XII. Tom, 3. Gen. 41. SP. t4: Var g, B, Maandite, Hippuuite, Porpie tx, Fungite. WALL. Sp. 6, 7, 8, 9

(pd Faugi dderizi, Zie derzelver omftancige befchryving

in

VAN KORAAL-GEWASSEN. ‘03

rige, of Poreuze zelfftandigheid, en uit dien _ IX. hoofde maakt de zeer kundige Hoogleeraar 0D: WaALcH daar van drie Hoofdfoorten: {ík zal Ehr zyn Ed. in deezen volgen, en befchryven dus in de eerfte plaats:

De Plaatige of. Lamelleuze Fungicten, rijke | Átaande uit regelmaarig geplaatfte Lamellen of rlaatiee „Plaatjes, dus toonen die , dat zy Verfteeningen zyn van dergelyke Madreporen, In ’t bvzon. der moet men hier het Oog flaan op de zoge- naamde Zee-Paddeftoelen , welken fommigen zelfs Steenzwammen genoemd en voor Vere

fteende Paddeftoeien gehouden hebben; doch van welk Gevoelen ik de ongerymdheid voor lang reeds heb aangetoond (q). De Plaatjes, „naamelyk, hebben zy boven en haar ontbreekt een «Steel. Onder de Normandifche Petre- ‘fakten, evenwel, heb ik ’er één, die van on. deren zig Plaatig vertoont en weezentlyk een Steel heeft, zynde boven met een Aftröiet gee dekc (r).

Het eerfte, dat hier voorkomt, zyn de La. melleuze Fungieten met een verhevenronde Rug. Hier van vertoont de Heer W arcu

een

int 1, D. XVU, STUK van deeze myne Nat, Hiflorie, bladz, 107 - 130,

(4) Nat, Hil. 1D. XVII. Srux, bladz, 113.

(r) Dergelyke gefteelde Fungieten , by Mezieres gevon den , vertoont de Heer GUSTTASD , in zyne Mfemoires ,

Tom, Ii PL. 54 i ô li 4 UI, Deer, 1 STUK

Ze

so VERSTEENINGEN.

EX. een zeer fchoon Exemplaar, volkomen de gee Hoorp- galte hebbende. van de. gezegde Natuurlyke ette sore, Zee-Champignons; maar zyn” Ed. twyfelde. 507 of het wel Verfteend; ware. en. meldt de plaats der afkomst niet. De Heer GoETTARD, geeft de Afbeelding van een dergelyke, ome. ftreeks Perpignan gevonden , welke. hy zegt de gemeenst bekende te zyn (s). Wat hy daar. mede zeggen wil, is my duifter. Zou dat Pe- trefakt aldaar zo gemeen zyn? Of: zou het betekenen. , dat de afkomst van hetzelve be- kendst ware 2 Dir is zekerlyk waar: zo wel als det zyn Ed. hetzelve betrekt tot de Por- pieten, wier figuur eenigszins Penningachtig moet zyn of. Knoopachtig , volgens de bepaa: lingen ; hoewel het Griekfche woord, Porpe:, een Gesp of Ring betekende (t). GUE Te TARD verftaat ’er zodanige Petrefakten doors die de figuur van een Schildje hebben, dar is aan de eene zyde ingeboogen of platachtig s aan de gade verhevenrond gerugd zyn (yv).

Zyn,

Cs) C'est le plus communement connu. Mez, Tom. Ile Pp. Hoa Per Eike ië.

(zt) Zie BERT. Diklionn. WALCH. Werft. Zdin) IL. De II. St. bladz, zar.

(2) Corps d'une forme qui approche de celle d'un petië Bouclier. Mem. Tom, 1. p. 28Te

(ez) Vergelyk zyne Afbeeldingen, Pl. 12 en 13, en derzele ver befchryvingen. Van de Helicieten heb ik bevaorens 2 onder de Verfteende Conchyliën 4 gefproken en de inwerie dige in in plaat vertoond: zie Pl, VI. Fig, le ; 1e *

%

VAN KORAALsGEWASSEN, sos

Zyn Ed. beeldt ‘er verfcheidene van dien aart tx, af, van welken zig de Helicieten meer door Hoorps | STUK. inwendig. maakzel, dan deor de uitwendige fi panget: guur , onderfcheiden (37). Van de Porpieten î ide immers komen niet alleen platachti ige, maar

ook, zo de Heer WArcH aanmerkt, die bya

na Kogelrond zyn, voor, en de eigenfchap der-

zelven is, dat zy op de doorfneede geftraa!ld

zyn, zo wel als op de Oppervlakte, loopende

die Straalen of in een middelpunt famen of in

een langwerpige middelftreep. Men vindt ’er

ook van Ovaalachtige of langronde gedaan- (4)

Onder de Fungieten van deeze Soort komen _zorpie- voor , die zeer hoog getopt zyn, en dus veel **° van de Porpieten verfchillen , als uiet de Af. beeldingen van Warca blykt (y). Zodani- gen bezit ik ook onder de Maastrichter Petre. fakten , hooger. dan breed , en niettemin tot deeze Plaatige te betrekken. Van de Porpie- ten, die men eigentlyk dus. noemt, wordt het

Orie

(x) De Porpieten, behooren , zegt WALCH , tot de vierde

Rlasfe der Fungieten van BERTRAND, welke de Verfteende Zee. Champignons (Madrepora Fungites) in °t algemeen be- var 3 die deeze Autheur ftoutelyk , allen afleidt van de Neptunus - - Muts. à zeggende C'eft de Banner de Neprane: 2 daar in zeer mistas'ende.

(9) Zie Verft. Zaaken 11. Deel, IL. Stuk , Pl. F,‚F. 3 ea F. IIa: als ook de Supplement - Plaaten vi. VI* en VI, de in 'e Ile Deel; s als ook Bourguar, Fig. 12, &c.

lis

II, DEEL 1, STUKe

506 VERSTEENINGE N

ix, Origineel menigvultig aan de Oevers van Gothe Hoorn. land opgeworpen, zynde meestendeels plat gee A fleeten en dus paar Penringjes gelykende , dig

ST zelden grooter-zyn, dan Lupinen- Zaad, Dic

zegt de Ridder die daar van een byzondere Soort maakt onder de Madreporen (z). Ver- fteend komen dezelven meest los voor, zo in Switzerland als by de Zoutwerken in Opper: Ooftenryk, en in andere deelen van Duitsch- and , in ’t ‘Mecklemburgfche , by Dresden Haarburg en zelfs by Aken , doorgaans in Vuurfteen. In de Pacherftolln ‚by Schemnits in Neder- Hongarie , vindt mernze negenentag- tig Vadem diep in Goudhoudende Sinopel , een foort van roodachtige Steen.” „Ik twyfel pr. x. niet of het Steentje , dat ik in: Fig. 5 , éens-in

Ëig. 5 middellyn vergroot vertoon , hoort hiert’huis (a).

Ik heb ook een gefleepen Plaatje- van Halber- ftadt, een foort van Marmer zynde, dat geheel vol is van ronde .Lighaampjes, ‘weinig grooter dan Raapzaad , welke , vooral op de ruuwe onderzyde , blyken geewen van juist die zelf de Kogelronde Porpietjes te zyn , waar van de Pastoor MeiNECKE te Oberwiederftadt ,

de

(2) Madrepora Porpita. Zie Nar. Hit. 1, D. XVII. STUK

bladz, 1x1, Vide Mus. Tesf. pe 96» (a) Het is een zeer goede Azynfleen , zogenaamd , en met het byfchzif:, dat by zig op een Bord met Azyn gelegd bewoog, heb ik reeds voor tien Jaaren een Aftroiet op een " Veikooping bekomen. Hoewel die e'geníchap van ommige Steen=

Í

VAN KorAAL-GEWASSEN, 507

de Afbeelding en befchryving geeft, welke door den Hoogleeraar WarcH nader is ver

klaard en beoordeeld geworden (b). leusbers Fergus.

‘dat dezelven niet tot de Kuic{teenen of Ooli= then behooren , ís uit de inwendige Raderach: tige figuur zeer. blykbaar.

Die Fungieten , wier afkomst is van de Madrepora turbinata van LINNGUSs, noem ik, wegens de Kelk- of Bekerachtige figuur , Cyathieten. Zelfs fchynct de Heer Parras onderfteld te hebben, dat de zulken niet dan Verfteend voorkomen; doch ik heb het tegen-

IX.

wan

Cyathiza ten.

in À Xs; iig. Óe

deel aangetoond (c). Evenwel vallen op Goth.

land zodanigen, gelyk ik ’er heb, als ook van Blankenheim, Men vindtze in Duitschland, als uit de Afbeeldingen van Knorr blykc, en in Vrankrvk komen zy in Keyfteen veran- derd voor (d). Jk heb een zeer fraaije van Verona, in witte Spaath verfteend, wier Af. beelding in de Natuurlyke groote in Fig. 6 is gegeven, De Plaatjes daar zy inwendig uic beftaat, vertoonen zig zeer duidelyk en indien de Rand tot gelykmzaaking niec wat afgeflee-

| pen

Steentjes eerst nieuwlings ís ontdekt. (Hed, Vad, Letzeroefes ningen, IV.D. Ile STUR, bladz, 4055} bìyke echter dit de- zelve ieeds voor twee Eeuwen bekend geweest zy. GESNs de Fig, Lap. p. 88. verld.

(b) Natwrforfcher IX. STUK } Tab, IV. pag. 248 & 238.

(c) Zie het 1, D, XVIL. STUK van deeze Nat. Hiflorie, bladz. 110.

(d) GUETTARD Mers, Tom. II. Pa, 8, pag. 419,

3, Dez. LôTur,

IX,

Boorp

STUK.

Hippu-

zieten,

Pek.

Fig e Je

sc VERSTEENIENGEN

pen ware, zou de holte veel grooter zyn ge weest,

De benaaming van Bekerfteenen ( Lapides Cyathiformes) wordt door. fommigen gegeven aan gefteelde Perrefakten …van--deezen aarts die men gemeenlyk Fippurieten. noemt; met om dat zy nar een Paardeftaart gelyken zoue den, maar om dat zy dikwils als uit in elkan- der zittende Dopjes of Kelkjes, of uit Leede jes fchynen te beftvan , even a's het (Equifz- tum) Paardeftaart- Kruid (e). De geft-lte dere zelven fpeelt van het Cylindrifche tor het Kee gelvormige met oneindige , Verfcheidenheden. Zy hebben doorgaens de Oppervlakte geftreept, aan ’t end met een ingedooken of ingedrukte Ster en zyn dikwils krom geboogen. Men kane ze aanmerken als enkelde „niet Takkige, Mae dreporieten of Fungieten , wier groeijing en geftalte. meest naar de Tubiporieten zweemt. Ik heb een groot ftuk Steen uit den Gulikker Eifel, dat, aan deeene zyde, byna geheel be-

ftaat uit zodanige evenwydige Cylindrifche

Hippuricten , meer dan een half. Voet langs waar uit blyke, dat fommigen op zig zelf ge- heel Cylindrisch zyn , niet middelftukken waar

| van

(e) Coralla Figurà Conicâ vel Cylindricâ, aut per arti- culationem conjunQa &c. Hippurite Corallini. WALL. Sy, Alin. p 484. Fungitz. EROMELI, Lithogr. Suec, Madre-e porta compofira &c. Mierchwurd Bafel, P. Vs Ter. Fig. L. io. Acad. LT. IV. Pig. 4 Bip 18.

VAR KorAAL-GEWASSEN, $0%

Yan deenden Bekerachtig, de Wortels krom 1 voorkomen ; gelyk by fommigen plaats heeft bod fi Ammers dit ís blykbaar genoeg uit de in Fig,

afgebeelde Hippuriet uit het Bergfe Land, hoedanigen ik ’er wel een Duim dik heb en

een half Voet lang: ook dikker en grooter ,

aan welker onder: en boven-end blykt , dat

zy niet afgebroken zyn. Hier toe fchynen de Brechieten van den Heer Gurs1 TaRD, wier manier van groeijing zyn Ed, aantoont, als ook zyne Caryophyllöiden te behooren (f ).

Anderen, als gezegd is, zyn op een geheel Keratië- verfchilleade manier, krom en fcheef gegroeid, pr. x. zodanig , dat ik ‘er heb, die aan bovenfte F2 & of Bekerige end byna zo dik als een Arm en onder naauwlyks een Vinger dik zyn. Op Gothland zag de Ridder ook andere enkelde Madreporen , die ter langte van een Vinger als Kalfshoornen zig vertoonden , en daarom ‚by ’t geneene Volk dien naam voerden, hebe bende aan het dikfte end een Ster. Van de zodanigen geeft wylen de Hoogleeraar Warcu een geheele dubbelde Plaat vol(g), zynde alte. maal uit Gothland, Het is, zegt hy, de Hip= purites explicitus van WarLrertus en de Madrepora fimplex turbinata van GESNERUS,

Om dat zy niet in elkander fteeken ‚gaf War. LE.

(f) Zie zyne Mem. Pl 7 en Pl. 22.

fg) Plaae F‚ S in herll, De Il STUK, dez Verleende Zaaken van KNORR

LT. Deer L Stur.

1E Hoorp- STUK.

Eyngiesen ë

En,

Zio, VERSTEENINGE

LERTOUS, in tegenftelling van ümplicitus , daat” aan dien zonderlingen naam. Tegenwoordig noemt hy dezelven Bekerachtige, niet gewricht

te Korallinifche Hippurieten (h). Hier door,

en door de gedagte bepaaling van den Heer

GESNERUS; zouden wy ongevoelig verval len tot de Tolachtige Madreporen , die de Origineclen der Cyathieten zyn(4). Veelen brene

genze ook daar thuis, maar de gezegde Hoorn-

achtige kromte onderfcheidize daar van- genoeg= zaam : gelyk dit blyke uit de Afbeelding van zulk een Petrefakt van de Grenzen van ’t Luxem. burgfe, dat overlangs geftreept is , doch ten deele bekleed met eene overdwars gerimpelde of geplooîde Schors, en het breedfte endgevuld heeft met eene Steenige Stoffe: zie Fis.g. Men vindtze ook by Dollendorf , by Keidenich en op den Konenberg , by Sotenich, in den Eif- fel (k).

Golumel- Deeze Keratieten , 't zy krom of regt,

worden, als gezegd is , voor de onder-enden

der Hippurieten gehouden, wier Lighaamen

dan de Cylindrifche , onder den naam van Columellen , als van een Kolomswyze figuur, en de boven-enden, hol en Bekerachtig, gee dagte Cyathieten zouden zyn. Ik wil piet ontkennen, dat het fomtyds plaats heeft ; doch

cat

(5) Hippurite Corallini, Crateriformes non articulatì, Sy/Z. Alin TI. 435. 8

(£ì Madrepora turbinata. Zie het I, D, XVIL Srux ‘deee zer Nat. Hiftorie, bladz, ros.

TK

HAN KORAAL=GEWASsEN, &tte

dat het niet altoos daar mede zodanig gele- IX, gen zy, blykt uit de Waarneemingen van on- sa zen Ridder op Gothland alwaar zyn Ed, op ragsners zeker Strand , onverbeeldelyk ryk in Madre. poren, de genen; die eene Ramshoornige fi- guur hadden , duidelyk van de anderen onder» faheidt. Het blykt uit de Waarneemingen van den Franfchen Heer GueTTARD, die zyne Kruidnagelfteenen geheel afgezonderd vondt, en op zig zelf voorkomende: terwyl ik nog geen Exemplaar of Afbeelding van eenig Pe- trefakt, ’t welk die drie deelen vereenigd zou bezitten, heb gezien. Ook zyn myne Cylin- drifche Stukken, boven gemeld, (zo die ik los heb , als in een Gefteente zittende, dat rood- achtig is , uit het Graaffchäp Blankenheim ,) fommigen aan ’t boven -end gefternd, welk aanduidt , dat zy niet afgebroken zyn. Men heeftze heren voor Verfteende Wortels van Kalmus of Bryonie aangezien. Hier moet ik fpreeken van de Ungulieten, yngua een zonderling Petrefakt, °% welk deezen naamlieten- PL. X.

van den eerften ontdekker , den Heer Baron von Fig. 9. Hurscr, bekomen heeft. Onze Afbeelding in Fig. 9, vertoont hetzelve zeer duidelyk en doet blyken , dat het zo wel naar een Muilcje gelykt, als naar de Hoorn der Pooten van eenig

Dier,

(k) Fragmenta Hippuritarum, que Cornua referunt , Co- nica vel incurvata. Ceratite, WALL. uts. p. 4365

HI Deer. L, STyx.

zie VERSTEENIENGEN

4%, Diers des men het ook Pantoffel - Steentjes Hoorpe noemt. Ik heb, in eene Aantekening op STUK. Werk der Verfteende Zaaken , omftandig ge- maai roken vân de genen, die ik bezat, naar een van welken, de gezegde Afbeelding is ge- maakt (1). Zy zyn voor eenige Jaaren gevon- den in ’t Graaffchap Blankenheim , behoorende tot den Eiffel , een Luandftreek, ten deele on- der het Gulikfe , ten deele onder het Trier- fe en Keulfe Gebied, Gezegde Baron betrok dezelven tot de Conchyliën en plaatfte ze on- der de Anomies. Ondertusfchen is de uitwen. dige ftruêtuur dermaate met die der Fungieten en in ’t byzonder der Hippurieten of Keratie- ten overeenkomítig dat de kundige Hooglee- raar WatrcH, in navolging van den Heer GUErTrTARDs daar toe overheide. Zy beiden hebben het, zo welals de gezegde Baron, in Afbeelding gebragt am ).

Het is van vooren rondachtig, van agteren plat, doch aan de punt opgewipt ; rondom overdwars gerimpeld of geplooid, en heeft boven &en- ingedrukte holte. De Streepjes aan de agterzyde als ook een Sicuf in de boven-

kant;

(1 Verf. Zaakén. Ui. D. bl, 222,

Ca) ’e Zelfde, Pl. IX. d, Fig. 5,6, Guzrr. Mea, I1L, T. za. Fig. 8. HuPscH Neue Entdechungen, T. 1, in. Zie ook Berl, Samml. Il!e B. Ve St, Fie. 8,

(x) Alzo ‘er thans vetfcheide Pateilen met Klepjes beïkend zyn; (Nararfurfiber X, SrTum , blade, 81.) zo zou men dit

Fee

E00 MNS Je En , / ed = Ld e,

VAN KoRAAL-GEWASsSEN “srâ

kants welke myn Exemplaar zeer zigtbaar heeft,

IX Hoûrps

vertoonen inderdaad iets Scharnierachtigs : zo Tux,

dat, indien men weezentlyk zodanigen met

en in byzonder tot de Gryphieten , Anomies of dergelyken behooren (n). Voeg hier by, dat zy in een zeer fyne Gips- Spaath zyn ver.

fteend, Sommigen begunftigen dit Gevoelen zeer , doch ik laat het onbeflist en heb dit

Petrefakt., in navolging van gedagte Autheu- ren, hier plaats gegeven (0).

De Petrefakten, diemen Meandrieten noemt ; tot de Lamelleuze Fungieten beboorende, zyn Verfteeningen van den Herfenfteen of Dool. hoffteen , bekend onder de Steenachtige Zee. Gewasfen (@) Echte Verfteeningen van dee: gen aart zyn zo gemeen niet. Een’ zodanig fraay Stuk vinde men by KNORR vertoond ; op Plaat F. Il. a, en zeer zonderlinge cp Plaat,£. VIII. Meest fchynen die te gelyken paar de Steen - Amaraath, door my afgebeeld (q). Elders komen zy iosgelyks voor en IR heb ’er

n die

Petrefakt misfchien tot de Pareliieten könnef huis bren: gen,

fo) Zie nadere bedenkingen ten dien opzigte: Beytragd Pr Nätúrgefchichte, Aitenb. 1774 3 pag: 173,

(Pp) Madrepora Latyrinthiformis, item Mazandritëss Zie ’% 1D. XVID STUK deezer Nat, Hift blada. 122, t23: alg ook Madsep. Areola of Perkfteen.

(2) in ’t zelfde stuw ,blädz.:28. Pl, CÉViT. Fig. ta

Kk |

XI Deer. Ie STE

Fungie=

„Dekzeltjes gevonden heeft, ‘er naauwlyks te” twyfelen Zy, of zy niet tot de Conchieten,

Mears

drietene

IX. Hoorsp. STUK.

Bladeri-

ge Fune Zieten.

514 VERSTEENINGEN

die zeer naar den Perkfteen gelyken ook be. hoorende tot dit flag van Verfteende Zaaken. De Bladerige Fungieten zweemen in geftalte meer naar de Zwam of Paddeftoelen , waar van zy den naam draagen. Zv zyn als uit op elkander gevoegde Blaadjes famengefteld , die fomtyds regelmaatig , fomtyds onregelmaatig leggen. Van deeze vindt men onder de Ma- dreporen een Origineel , de Agarieites, naa- melyk, door my Steenzwam getyteld , welke de Bladeren tevens gefternd heeft (r), on zoe danigen komen onder de Maastrichter Petre. fakten voor, zegt GMELIN, Jk vind by Warcr eene Fungiet onder dezelven gea meld, met Ringswyze rimpels, welke zyn Ed. hier toe betrokken heeft (s). Deeze vergelyké hy met eene van den Heer GUETTARD bee fchreevere en afgebeelde, welke aan den Weg van Rhetel naar Mezieres in Champagne ge- vonden was , zynde uit de Sleuven van ’t af- ftrcomend Water gekomen (4). Van binnen was dit Petrefakt volkomen Keyfteenaartig , wit van Kleur van buiten Roestig geel. Het beftondt van onderen als uit op elkander leg. gende Bladen, met een merk wan aanhechting [ in P (r) Madrepora Agaricites. Zie het I. D. XVIT, Stuk van deeze Nat, Hiflerie, bladz, 130, PL. CXXVIl. Fig. z. (5) Eerst. Zaaken 111, DEEL, bladz, zor. Pl. Vid, Fig, ze (2) Afem. Tom. 111, ps 446. Ple-20 Fig. 2, 3. (v) Coraiio= Fungite formâ Agaricie Fucus Gallepavonius. Aga

Des SAAB

ze,

Ô

2

vote,

Wan KonhAr-Ge WASSEN. 515

ik % midden: boven was het met een Aftröiet ix, gedekt. Van dergelyken maakt Warrerius Hoorp: ter loops gewag, ofderden naam van Mineraale EN Zwammen (W); als uit de Afbeeldingen, door koe ak uit Bourcuer T aangehaald , blykbaar

KNormr heeft ‘er ook eenige in Plaat ge= brage G).

De Aftroiet van de Kust ven Notmandie 4 hier voor befchreeven en in Fig. 3, op Plaat Xsvertoond, rust ook, als een horifontaal bekleedzel , op zulk een Steenzwam, die geheel,

eftaat uit dergelyke Bladerige EAKSEn 5. El veel overeenkomst, met de gemelde van den Heer Gorrrarp heeft, Ik bezit ’er ande- fen van de zelfde Kust, welke insgelyks met Aftröieten, doch minder vlak en veel fynder gefternd bedekt zyns Een heb ik ’er met zodanige Sterretjes , als het Maasttichter Pe- trefakt van Fis, 4, op Pl, X, heeft, Deeze allen zyn van aanzienlyke grootte, en grooter

dan dat van Fig, r, op Pl. Xí, een zeer fraai- ee

Normandifche ‘Fun giet, die door haaren Steel Ben ij uitmunt, zo wel als door den byna rezgelmaa- tigen rondea Omtrek en de duidelykheid van hee Geweefzel der Bladeren. Zy is hier in de Nas

Aaarici minerals. Sy7. Min. Ìl. p. gat. Tr. des Petrifice Fig. 28-33 & 39, (w) Verft, Zaaken ll, D. ll, Stug, Plaat Fe lis F. IV

& FE. IV $ de, 3 | Kk a- UI Deer, 1 Sruxs

516 VERSTEENINGEN

IX, _Natuurlyke grootte voorgefteld., De Draad

Boorp- Ë À 5 ) syyx. achtige Vezelen, zig langs de Vlakte uitfprei-

Fungie- dende, en op fommige plaatfen zig als tot ori Cylindertjes vergaarende , fchynen een derge” Ilyke manier van groeijing als in de getakte Madreporen , of in de Hippurieten , aan te dui- den, en wastfchynlyk dienen zy tot vorming van de daar op leggende Aftröiet, die met de Fungiet één Lighaam uicmaakt ; gelyk aan de kan= ten blykt: want deeze Fungiet is ook met een fraai je fyoftraalige Aftröiet gedekt. Ik geloof derhalve dat, gelyk fommige Hippuricten zig Bekerachtig uitbreiden , anderen eenvoudig gefternd zyn: zo ook albier de Aftröiet eigentlyk tot vol- tooijing van de Fungiet ftrekt en de zitplaats is geweest der Polypen, die aanleiding geeven

tot de groeijing der Madreporen (x).

Poreufe Die Petrefakten van eene Paddeftoelachtige

Fungietene , 5 figuur , welke vol Gaatjës zyn, hebben fom-

migen tot de Alcyoniën betrokken, waarfchyne lyk, om dat dezelven cok een Poreus of Spon- gieus geweefzel hebben. De geftalte , in- middels, onderfcheidtze , hoewel fomtyds niet alte duidelyk , daar van, en brengtze hier t’huis, De Hoogleer Waren heeft driederley Poreus fe Fungieten geteld ; gefteelde, naamelyk, mee eene verhevepronde of verdiepte Oppervlakte en ongefteelde, Van ieder geeft Knorr eene Afbeelding Cy). De Heer GUETTARD heeft

op

3 M (x) Zie het E,D. KVL, Stug , deezer Nar, Hiflorie, blade. 113; ERZ.

VAN KoRAAL-GEWASSEN. 512

op Plaat IX. twee fraaïie Afbeeldingen , van

IX.

zodanigen in Vrankryk gevonden, beiden ge, Hoorv.

fteeld, waar van de eene een uitgeholde , de

STUK,

Fungiee

andere een platte Oppervlakte heeft. Verfchei zen,

de ongefteelde , van dien aart, heb ik onder den naam van Alcvoniën bekomen, wier ge. ftalte genoegzaam blyken doet, dat het Fun. gieten ZyB. Zy zyn vit het Hertogdom Berg, dan de Grenzen van ’t Luxemburgfe of verder uit den Eiffel, in Guliker - Land, afkomftig, Eenigen vind ik met de kruipende T'ubiporiet, waar van ik hier voor geproken heb , ge- deeltelyk beloopen.- De geftalte is zeer on- regelmaatig ‚doch in allen Paddeftoclachtig , en fommigen hebben eenig blyk van Steel.

“Onder deeze Poreufe Fungieten munt in

fraaiheid uit, die van Blankenheim, een Graaf-

fchap tot het Trierfe behoorende, aan de Gren- zen van Gulikerland, id den Effcl. Hier val- len Verfteeringen die Tegelroodachtig zyn van

Kleur , hoedarigen men byna nergens anders

vindt, Deeze UAB de helft breeder en

dikker dan ze is vertoond, heeft een cikken

Steel, waär op een Wrong legt , van boven rondachtg plat; en met menigvuldige Gaatjes of Kuilijes, die als met een Pontfoen daar in fkbynen geprik te zyn, Dit zal de reden zyn, dat

{y) Van de eerfte Tab, F. 3. Fig. 2: van de tweede Tab. F. 4e Fig. 35 en van de derde Tab. F. Vil. a. Fig 1, 28 in til D. 1, Srum der Werfleende Zaaken,

Kk 3

HI. Deer. 1. STux.

Stigmiete FL. Äl. Fig. de

518 VERSTEENINGENR

IX. dat ScreEucHzeER zodanig Petrefakt Stiga Hoorn: smiet genoemd heeft. Niet oneigen zou men Ste dezelven ook Porieten noemen kunnen, en bes

en kwaamer, of met meer reden , dan de Heer

GuvrrraRrD dien naam aan fommige Steen- Paddeftoelen , die zonder Gaatjes zyn, heeft gegeven (2), om dat zy naar fommige Aardse Champignons gelyken, die men Pori noemt. Ik weet niet, welke dit anders zyn, dan de meg uitgeholde Putjes of gevenfterde Hertszwams men: zo dat die benaaming dan van de zelfde oirzaak zou ontftaan. Men onderfcheidtze van

° de volgende, die ook met Putjes of Kuiltjes

zyn, wel eenigermaate door de groote hollig= heden maar allermeest en naauwkeurigst doof de Zwam- of Paddeftoelachtige figuur, die heg eigen Kenmerk is der Fungieten,

v, (5) Verfteeningen van Takkige of Bladerigs

Hebrmina j Abn, Koraalgewasfen vol fyne Gaatjes. Miilleporuse Miliepo- mt 7 ien. Die Verfteende Koraalgewasfen, welke gees

ne Zwam- of Paddettoelachtige figuur hebben en ook geenszins gefternd zyn, maar vol van kleine Gaatjes , maaken een byzondere Soort

uit,

(z) Blem. Tom, MU. pe 295 & Tom. III Pl, 14,

(5) Helmintholithus Millepore, Alibi. Coralla in fuperficie et cxtremitatibus Poris, Fiftulis vel Tubulis minimis, Cavis tatem plus minus tranfeantibus, notata; Ramofa. WALLe Syt, Alin. II. pe 426. Poxi nonnullerum. Hac? Helmins

those

ei VAN KORAAL-GEWASSEN. 519

uits de Milleporen van LinNeaus bevatten-

de (a). Men noemtze deswegen MiLrero- k

RIETEN, en onder dien naam maakt niet

IX.

Hoorpe TUKe

Jillepos

alleen nnen. maar inzonderheid WaArcH , eisen.

verfcheide Soorten daar van. ,, Eenigen van », dezelven , (zegt deeze laatfte „) ftellen ge- ss tegelde Boompjes voor; anderen vertoonen ss Zig als Bosfchagie en nog anderen zyn ger groeid als Elands- Hoornen.” Van de Ma-« dr=porieten verfchillen zy , doordien haare Po. ren of Gaatjes hol zyn en open , niet als ’% waten met een Sterretje geflooten., Veelen heb- benze , deswegen, Porieten getyteld en men kan ze, inderdaad, dikwils ter naauwernood van de Poreuze Fangieten voorgemeld, on- “derfcheiden.

Aangezien de geftalte der Natuurlyke Zee- Gewasfen van deezen aart zo verfchillende is, kan men van de Verfteende niet minder vere wagten. Hierom js een saauwkeurige onder- fcheiding in deezen ondoenlyk, Ik zal my voornaamelyk fchikken naar de Natuurlyke

Soorten,

In de esrfte plaats kohit dan de Gladde denke

Take

tholichus Millepore orbicularis punttatuse LINN. Sy//, Nate

Xll. Tom. III, Gen. 4. Sp. 15, (a) Zie ’t Geflagt derzelven, door my befchreeven, in 't

LXVIIL. Hoofdftuk , blade, 175; enz, van 't Ie De XVIle STUK, deezer Natuurlyke Hiflorie. Kk 4 HL Dreu k STUKe k

4 Tee

Pr Kle Fig. Je

Ic. Hoorp STUK.

_Millepo:

rieten. EN

Rond. takkigge

520 VeERSTEENENGEN

Takkige Milleporiet (b)» met plat en fondachs

tige Takken. Deeze is afkomftig van het Water - Koraal, dat men ook wel Suiker - Koraal noemt, in de’ Westindiën zeer bekend, waar toe het Elands= Koraal: behoort. Deszelfs ver- fchillende manieren van groeijtag heb ik bee fchreeven en aangetoond (ce). «Men vindt ’er een fchoone Verfteening van in de Merkwaar- digheden des Landfchaps om de Scad Bafel, Pl. 8. Fig. c. Het heeft zo wel rondachtige als platte Takken, en onderfcheidt zig door zeer fyne, paauwlyks zigtbaare Stipgaatjes. “Waar-

fchynlyk behooren hier. toe eenige Stukken van

Plaat XXIX by den Heer GUETTARD, ine zonderbeid die hy. Madreporite en. Omoplate , cat is Schouderblads Madreporiet noemt , wegens

„de gefiaiee, Ook kan ik geen andere plaats

_Piaat Xl. afgebeeld.

geeven aan dat Takje uit Bohemen van my- ne Verzameling, % welk onder rond is en zig platachtig uitbreidt, zodanig dat het naar een, Handje zonder, Duim gelykt of gelyk de platte Hoornen der Elanden en Herten: Het is be. ftipt met kleine Gaatjes, en in Fig. 3, op _ Een byzondere Soort maakt de Hoogleeraar. | | | __ Warc# (é) Mi'lepora Bamofa levis, Warv. Syft. Alin, uts. WALGHe Werfieende Zaaken. 't. D tt, Stu , bladz: 183.

Ce) Mrllepora Alcicornis. Zie. Nat, diifforie, Ie D. XVII STuw, blada. 176, à

(4) Millepora CCalegrea) Crustaceo- Ramescens, folidise

ama a

En

y

VAN KORAAL-GEWASSEN. 521

velde, met anderen , van de Rondtakkige Mil- leporieten welken zyn Ed. afleidt van de, Kalkachtige » Korftige Takkige Miüllepore van

IX Hoorpe”

STUK,

Millepg=

der Heer PArras (d). Deeze is het Kalk= rien

Koraal van Lins aus, door hem polymorpha gebynaamd, om dat het zig in zo verichijlen- de geltalten vertoont. Meest omkleedt het Korttig het Zee-Ruy en andere Lighaamen , en maakt ook fomwylen ronde Takjes , die zig eenigermaate Heefterachtig vertoonen , maar byna altoos verward door malkander gegroeid Zyn, op die wyze als ik het in Plaat gebragt heb (e). Niet regelmaatiger is de Afbeelding van hetzelve by den Heer ErLLIs (f), die

kleine Gaatjes daar in waargenomen’ zou heba

ben, welken: de Heer Patras, zo min als ik, daar in heeft kunnen vinden. Sommig van de Rondtakkige Petrefakten , welken de Heer Waren hier toe betrekt , zegt hy onregel= maatig, ander regelmaatig verdeeld te zyn en dit laatíte is onder de Veriteende Zaaken, zo hy aanmerkt , niets zeldzaams, Geene der Af. bee eldingen , ondertusfchen welken zyn Ed, daar toe betrekt , zyn myns oordeels met dit

K alk in

fima, albisfima, levis. PALL, Zóopb. N. 163. Millepora poe iymorpha, Linn. Kalk= Koraal. Zie deeze Nat. Hiforie als boven , bladz. 203. (e Nat. Hift. als ! hon. Pl CSXK, Fi 5, (fj Natar. “Hiftory of Corals. Tab, 27 Fies a | Kks ; UL DEEL. 1. STUK,

522 VERSTEENINGEN

ix, Kalk-Koraal overeenkomftig. Zo min ftroge Hoorp- kendaar mede , die uit het Werk van Kronr(g)s

STUKa

fielen

als ndere Autheure o veel ik heb -e erlepe. als van a dere Autheuren(k), zo vee

kunnen nazien, De Takken zynvof te dik ,of te regelmaatig verdeeld , of, hebben veel te wyde Gaatjes. Ik zou ze derhalve veeleer af»

eiden van die Soort, welke de Ridder Gee knotte \Millepore getyteld heeft (2), als ten minfte zigtbaare Gaatjes hebbende en gelyke ronde Takken ,die, dat meer is, Gaffelachtig verdeeld zyn3 even als in hee Petrefakc van KNoRrr;, Plaat G, I, a, Het valt overvloe- dig in de Middellandfche Zee , en is vok aan de Noorder Kuysten van Europa waargenos MED,

Ruuwtake * Tot de Ruuwtakkige Milleporieten betrekt men

kige.

alle de genen, wier Takjes op ’t gevoel ruuw als Puimfteen, en doorgaans met wyder Gaat. jes zyn voorzien (k). Hier toe behooren vere fcheidene van Plaat 3r by GuETTARDydie titdrukkelyk aantekent ,dat-zy de kanten der Gaatjes fcherp hebben, WaArLeH noemtze Ötekelige Milleporieten die getakt „met T'wrygens en

Cg) Verfleende Zaaken. II. Ds IN, STUK, Pa. G, Fig. 35 &: Ge Isa, Fig. 1, HI. De Suppl. Pl, VIX, Fig. 20

(4) Louraurr Perrif. Fig. sr. FouGHr de Corall, Balth. Fig Ee. Mlerkwurd, won Bafsl, Part. IX. Tab. IL. É. GUETT« Jem, Pl. age 32. Kc.

CG) Millepora truncara, Nat. Hift. als boven, bladz. 186 DALLe Ne 153. Myriozöon, DONAT, ddr. Te 8. Fig. Ee

Kd

VAN KORAAL-GEWASSEN. 528

en fyn geftippeld zyn. De Afoeeldingen van mx; Knrorr, Plaac F. VIL a, Fig. 3 - 7. moeten Hoorps hier thuis gebragt worden ; maar dat Stukje, Pi uit de Merkwaardigheden van Bafel, door hem „seren. vann aangehaald, behoort waarfchynlyk hier niet (1). Ik heb zodanigen , als voorgemeld , uit het Hertogdom Berg en van de Grenzen van Luxemburgfe. Men vindtze ook onder de Ko: raalen van de Oostzee dat echter geen Pea trefakten zyn , opgetekend (m). Ik heb een Steen van Namen, op dergelyke manier belegd met Takjes van deeze ruuwe Milleporiet, wier. Origineel , in de eerfte opflag , de Millepora aspera fchynt te zyn, van den Heer Lin- NZE US of de compresfa ‚door my afgebeeld (2); doch de Heer WarcH leidt ze af van de Miltepora pumila van PALLAS of van deszelfs Pumicofa, welke LiNNnaus tot het Geflage van Ceilepora betrokken heeft. De Afbeeldin= gen en befchryvingen echter, inzonderheid van dit laatfte (o), komen zeer weinig met de gee dagte Petrefakten overeen, Het maakt doors gaans wanftaltige Klompjes, of bekleedt fome mie

as. Millepora Ramis vagis Punêtis imbricatis, WALL, Silk Min. U. Pe 426.

(é) Merkward, von Bafel, P. 8, T. 3. Pig, Ze

E Cz) Fovenr de Corail, Balt, Fig. 14 3 15.

(#) Nat. Hil, Ie. D. XVIl. SLUK , bladz. 184, 138, Pis CXXX. Fig. 2.

(o) Zie ’t zelfde, bladz, zog. Pl, CXXX, Piz. 73 als cok die van ELLIS , aldaar aangehaa.d,

z24 VERSTECENINGEN

IX. mige Zeeplanten en het andere kan door zyne ni kleinte hier naauwlyks in aanmerking komen, Mig De veranderlykheid ín de grogijing der Milles fitten, poren is zogroot, dat men de Natuurlyke

paauwlyks tot vaste Soorten bepaalen kan NN

veel moeielyker nog ‘de Verfteende.. Astra Ik zal derhalve de Takkigen befluiten met pr, xj, de Geknobbelde Milleporiet , dus geaaamd , Fig. & om dar de Gaatjes uit knobbelige Wratjes voortkomen ; weshalve fommigen hier den 4- yeroonachtige Steen van Crus ros t’huis bren- gen (Pp). De Oppervlakte, zegt WarreERIvS, is als met Schubbetjes of Blaadjes, die op- waards ftrekken, befcrooid 5 zo dat ‘het dikwils de gedaante wan ’t Lycopodium naby- komt. Verfcheide Afbeeldingen , welken zyn Ed. aanhaalt, fchynen nader het voorgaande Ruuw- takkige te bedoelen (q). De Heer Warcu ‘betrekt ‘er toe , een Perrefaket uit Zuid- Ame rika’van een geheel andere gedaante (r). De Heer Guerranp ftelc een zeer fchoon Stuk daar van voor , in” Keyfteen of Agaath vere fteend, waar door deeze Sopre vastgefteld en “van de voorgaande onderfcheïden wordt. Het hadt Takken. van een Duim dik , op ’t minfte, ‘famenloopende en bezaaid met Tepeltjes, ieder een ° (pd Millepora Ramofa- flets Saxum bera Erusrr. WaLr. Syfl, Jin. p. 427. fg; Als FouGur, Fig. 25, volgens de befchryving : Boug-

GUEr Fig, 53 , 54 volgens de afbeelding.

VÂN KoRAAL- GEWASSEN: êog

&en Mondje hebbende, Zodanigen waren hem, 1% onder den naam van Verfteende Wortelen, uit Hoorod. Champagne toegezonden (s). Van derfelyken HE’ aart is dat van Bohemen î uit myne Verzamca rieel : ling, in Fig. 4, vertoond; daar in werfchillen- ‚de, dat het voozer is van zelfftandigheid, en in de openingen eenigermaate gefternd; des men het misfchien betrekken zou Mn tot de Madreparisten. Myns oordeels behoort hetzelve, zo wel als het Ruuwtakkige, voor- ‚gemeld, tot de Celleporen, De Heer Wa LCH maakt gewag van Mille- Rondban porieten- Ballen, ‚> Deeze (zegt hy) zyn ge. lige. meeniyk rond en beftaan vit louter kleine, s laage, digt gegroeide Knoopige Stukjes van ‚> Milleporen, wordende in de Krytbergen van s Engeland gevonden.” Hier toe fchynt te be- hooren die rondballige geftippelde Milleporiet in Italie waargenomen door den Heer Van. DELL1, volgens den Ridder (é) , en aldus befchreeven. „„ Zy beeft de breedte van een groot Kreefts. „Oog, van boven verhevenrond zynde, van „> onderen hol, gelyk het Hoedje van een Pad. „» deftoel, met den rand ftompachtig. Van ons s, deren is hec middelpuntig geftraald; van bo- 5, ven

(r) Verf?. Zaaken. II. D. II. STUK ier G,I**, Figz.

(s) Mem, Tome, :IL. p. 481. Pl, 32.

(£) Helmintholithus Milleporz oxbicularis punêtatus, 5y/, Nat, XII. Tome Ill, Pe 167.

II Deer, L. STugs

F6 OVrsrTeEeEnineëi

\ AK Hoerp- STUK.

pieten,

Netvore mice,

Retepo= Pieten.

Fige se

‚, ven insgelyks van ’t-midden, naar den ós » trekygeftreept met ryén van zeer klein Stip-

Mlieps-so ÎeS , leggende tusíchen ieder paar Streepen

;, een reeks van grootere Stippen, die insge- „> lyks uitgehold zyn; doch zodanig niet (#); » dat de groote Stippen overdwars met elkan- „, der ftrooken en de kleinen beurtlings de » grooten vervangen. Het Origineel (zonder

> twyfel een Millepore) is my onbekend,” Onder de Maastrichter Petrefakten komen van de Madreporieten niet alleen, maar ook van de Milleporieten , voorgemeld en veele anderen zeef fchoone Exemplaaren voor , in geelachtige Zandfteen (w). Behalve de Tak- kige MÊilleporieten heeft men ‘er ook Bladerie ge of Vliezigen , welken de Heer WALCH, wegens het Netvormig Geweefzel, tot de Re- teporieten, (die eigentlyk de Korstkoraalen bes vatten en daarom in ’t volgende Hoofdftuk komen) betrokken heeft. Zyn Ed. noemtze Reteporieten van eene bepaalde Geftalte (4) Hy maakt ’er twee Soorten van. De eerfte behoort tot het Net. Koraal , dat men de Lob- | ben

gw) Of die woord niet ook overtollig zy, èn dat hee moet zyn, if@ tamen wt, in plaats van ita zansen ne, oor . deel ik bedenkelyk, :

(w) Eene Lyst van vyftig Soorten derzelven , met veele naauwkeurigheid , zo % fchynt , opgemaakt, vindt men in de Beytrage fur Naturgefhichte, Alteab. 1774» p. 803 EnZe

(2) Verft, Zaaken: Ile De Ile STUK, bladze 2050

VAN KorAAtl-GEwassene sa7

benof Manchet van Neptunus noemt, waar IX. van ik de Afbeelding heb gegeven (y). Ten Hoo minfte heb ik daar van zeer goede Exemplaa- Beerze ren van Maastricht. De andere ís betrekkes ter Iyk tot het Kantkoraal, ook door my in Plaat vertoond (2). Kalkachtige Verfteeningen van Pofeneck, tot dit flag behoorende, om dat zy eenigermaate naar Kool. of Slaa. Bladen gee Jyken heeft gedagte Hoogleeraar, uit zyn Verzameling, in Plaat gebragt (a). By n’Ar:- GENVILLE vind men dergelyken en by Gu- ETTARD. Op myn Maastrichter Steen, in Fig. s vertoond, is het Net- Koraal, voorgemeld, zeer fraay en duidelyk te befchouwen. De Heer MEiNREcKE , Paftoor te Obere wiederftède in ’t Graaffchap Mansfeld , vondt in de Keizelsof Vuurfteenen van dat Landfchap , het Bladerig Korstgewas (b) zeer duidelyk, De Blaadjes waren wel niet zo zeer met fpitfe hoe= ken Beicelswyze geknot, als afgerond; doch in % Natuurlyke komen ook zodanigen: voor. Hy hadt 'er met twee, drie en ook wel vier Twy= pir | gen s

(9) Nat. Hift, 1. De XVI STUK, Pl, CXXK. Fig, 3e blada; E94e

(z) De zelfde Pl. Fig, s , bl. 197.

(a) Werft. Zaaken, als boven, Pl, F, VI b,

(4) Fluftra Foliacea. Nat, Hijl. le D. XVI. STUE , bladz; 47% PE, CXXXVI, Fig, 1. Efchara Foliacea, ELL13, T. 287 N. Ie Ze

HIE, Drerr, E STUK

„IX. Hoorp- STUK,

Retepo- wiesen.

$23 VERSTEENINGE NR

gen, doch nooit buiten den Steen; aangetrof- fen (Cc). |

Voorts is ’er van Verfteende Kor raalgewasfen , tot dit Hoofdftuk behoorende , nog eene aane merkelyke Verfcheidenheid, die naauwlyks toc eenige der gemelde Soorten betrokken kan wore den; ’t welk minder te verwonderen is, aan- gezien de Kalkachtige. Zee- Koraalen zelf, in haare manier van grocijing , zulk eene veran- dering onderhevig zyn , als boven is gemeld. Men zal derhalve, zZodanigen aäntreffende , die met andere befchreevene Soorten verges Ìyken kúnnen, of ze in midden moeten laa ten: aanmerkende, dat veelen door afflyting; drukking, kneuzing, verplettering of vergrui- zing, dermaate verbasterd zyn of door famen= groeijing verward , dat men de Origineelen niet kan uitvorfchen: terwyl ook het Ryk der Delfitoffen in deezen alleenlyk tot behulp dient van die der Dieren en Planten (a).

fe) Naturforfiher XL STUK, P. 137e (4) Zie verdet daaromtrent , de vedrgemelde Beyerars, p- 143 ÖCe

VAN DIERPLANTEN. 82

SSS SISSIS SIS SEE X. HOOFDSTUK,

Befchryving der Verltceningeù van Drerrran- TEN (Zoöphyta), tot welken die van het Bloedkoraal, de Enkrinteten of Lelyfteenen, Pentakriniecen, Rader of Rol- en Sterreftee. Ben , Schroeffteenen , Gorgonieten , Alcyo= niën ens Korallinieten „behooren.

4 Nen komen wy tot de befchöuwing det Verfteeningen van zodanige Zee-Schep- zelen , welken de Groote LiNnNaus, zeef billyk onder den algemeenen naam van Zeöe phyta, dat is DIERPLANTEN, in een by= zondere Rang voorgefteld heeft onder de Worm- achtige Dieren. Hert zyn, maamelyk, niet zos danigen die alleenlyk hun Nest of Wooning fnaaken in eene Káâlkachtige Stoffe, welke zig paar hun Lighaam fatfoeneert (d); maâr zoda: nigen , in welken de Plancaartige zelfftandig. heid als bezield is met een Dierlyk Leven ; zo dat zy op de manier der Planten uitbottett en levendige Bloemen draagen (e). Hiet

(&) Deeze Wormachtige Dieren gelvken meestal naar Po= Îypen, en hierom worden gedagte Lighaamen; (in ’t voors gaande Heofdftuk befchreeven,) in ' Franích Polypiers ges

heren , als boven is gemeld. (e) Zie dit omftandig aangetoond in myn LXX. Hoofd.

Huk van “IE, Deen deezer Natuurlijke Hiflorie, XVII. SRUK 3 bladz, 216 en vervolgens,

UL Deer. 1, STUE,

X. Hoorpá. STUK

53e VERSTEENINGEN

ke Hier toe behooren de Edele Koraalen

szux, Zee-Heefters , de Alcyoniën, Sponfen , Korste gewasfen, Koraalmosfen, Korallynen3 zelfs de Zee Pennen, enz. Ík zal daar van hoofdzaak- Iyk in die Orde, als de Naruurlyken befchree- ven zyn, fpreeken ; ftellence derhalve in de ecrfte plaats de S

1 (1) Verfteeningen van Kdele Koraalen. Helmiutho=

dithus !fi- 4 dis. ___ Allereerst komt hier, onder de Petrefak= perlen, in aanmerking het Rood Koraal of Bloed- koraal , waar van men groote en gaave Stuk- ken, zo de Heer DAvriLA aanmerkt , zeld. zaam verfteend vindt. Daaf komen evenwel, in de Heuvels en Rotfen by Mesfana op Si- cilie, aanmerkéelyke Stukken van voor, welke verkalkt zyn. SeneucnzerR heeft de fi- guur van een fchoonen Tak zulk Koraal , op zyne T waalfde Plaat ‚van SerrLa ontleend (f); die aanmerkt, dat het nog zeer hard was, maar

zyne Kleur verlooren hadt (g) Niet ver. , wonderlyk was hee , dit aldaar te vinden , alzo het aan de tegenover- Kusten der Middelland- fche Zee zo overvloedig groeit, Onder de Merk.

(1) Helmintholitbus Corallii nobilis. Mfipi, Coralla Mmperfi-

cie planâ vel ftriatâ, Ramofa, Arboris vel Suffruticis facie, Gerallithes. WatL. Syft. Min. IL, p. 424. Gladde Koraltio= lithen, WALGH, Perfl, Zaaten. Ile De II. STvK bladz,

193

VAN DreRPrANTEN 53i

Merkwaardigheden: des Landfchzps van Bafel E

komt cen aanzienlyke Klomp voor, welke „ion STUKe

volgens de befchryving, wel tien Pond zwaar - rorak

was en meer dan een half. Voet hoog, aán wier heit;

buitenzyde zig fchboone Koraaltakken, naar het

echte gelykende , uitgenomen de Kee, ver-

toonen (£). In een Krytgroeve van Hertfords-

hire, in Engeland, is ook rood Koraal gevon.

den, ’t welk de Heer S Teer heeft in Af.

beelding vertoond (k} De meeste Keyftee.

hen, daar in voorkomende bevatten meer of

min Takjes en brokjes van Koraal, Of deeze

Takken een weinig Boschachtiger gegroeid en

eenigszins geftreept of ruuw van Oppervlakte

Zyn; doet weinig ter zaake ; alzo het Bloed«

koraal in dat opzigt ook zeer verfchillend valt,

Men heeft de Streepjes , in de Afbeelding van

SCHEUCHZER door den Plaatfnyder gemaakt ,

voor iets weezentlyks aangezien terwyl men

‘er by ScirLrLa geen blyk van vindt, Des-

zelfs Pypachtig gefternd Koraal , daar nevens

afgebeeld, naar het gemeene Witte Koraal ge-

Iykende, behoort tot de Madreporen.

_… Weinig-zekerheid is *r, dikwils, omtrent add

Tâkjes, die voor Verfteende Koraalen uicge- KO

PE xiz vent Fig. 83

eig) Herbar. Dilav, Tab. Z1l, Vid. Scii.LA de Corp. Mar. Tab, XX Fig. 1. (6: ; Coralium ûmplexdurisfitnum fed decoloratum. Expl. Tab. (2) Merkwardigk. der Landfih Bafel, Tab. 3. Fig. a. (£) LuiD Catal. Tom. li, p‚ 75. Lle

UI, Dezer, I. Stug,

532 VERSTEENINGEN

X. vent worden 3 dewyl men zelden let op gee HOOFD: dagte onderfcheidin lles maar d

ne 2 g en alles maar dea naam

Koralle. geeft van Zee-Koraalen. Die Petrefakten ,

io evenwel, uit Normandie, welken de kundige

Heer GUurTTARD op twee Plaaten, onder

den naam van Corallöiden , wvoorftelt (1), hoo-

ren zekerlyk hier thuis. Zyn Ed, verhaalt;

dat dezelven in Keyfteenen zaten, die een

witte Schors hadden, welke fomtyds door de

Lugt wat roodachtig was geworden. De Tak-

jes, daar in beflooten , waren doorgaans wat

minder dan een Vinger lang, dunner dan de

Pink , witachtig uit den graauwen of geel-

achtig van Kleur (m). In fommigen was de

Oppervlakte glad 5 in anderen geftreept of als

Netswyze verdeeld ; in eenigen korrelig of

gegranuleerd. Hy vondt ’er met twee of drie -

Takken en eenige knobbeltjes. Volgens de

Afbeeldingen fchynen zy de holte geenszins

gevuld te hebben; zo min als dit plaats heeft

in een Petrefakt van dien zelfden oord , dat

ik bezit, zynde een gekloofde Keyfteen , wel-

ke een Koraaltakje bevat, dat van binnen ook

Keyfteen is geworden. In Fig. 6, Plaat XI,

ziee men de Afbeelding van hetzelve, en hoe

dat het ruim zit in zyne holte, die, zo wel

als

(1) Mem. Tom, UI. P1 XL", XLILe Cm) Men weet dat het Bloedkoraal zyne roode Kleur, door Konst of door de Natuur, mist of verliest: gelyk ik daar van Takjes heb, die geheel wit zyn: ook ten deele wit, ten

oee PAANS

AAN

ar

ee dc

en dee rn

SEREN

ENERNTEKERBANBNRENENKAN dans

NEELIE

ESSEN

eene

ee RASE RENEE er

EERE EEN

ea SSS

SSS ESS

Ss Se

SS

SNN SNN SAN

IMEA ESET TS EEL OTLET

EREN eer ern,

Re

SS

EE ee ee

ESR RE

KS Ee ne

SSSR

| | | |

VAN DIERPLANTEN 532

als het Takje digt bezet is met Tepelach.… Xe tige Pukkeltjes , zekerlyk van de Natuurlyke, 19% Korst , welke het Bloedkoraal in de Zee om- zoa. kleedt (n), afkomftig. Immers , dat die Korst „fz uit Bolletjes beftaande, ’er ligt af gaat, is ondervonden , en zulks kan de reden van de gezegde ruimte zyn. Ook is ’t zonderling , dat de gezegde Tepeltjes, even als in de Na. tuurlyke Korst van ’t Koraal waargenomen is; jeder uit verfcheide kleine Bolletjes beftaan. Het heeft, op fommige plaatfen, nog een aan- merkelyke Bloedroode Kleur , ziende anders uit den blaauwen of Aschgraauwen, Dus fchynt

het my immer zo inftruêtief te zyn, als de gezegden van den Heer GoeTTARD, wier ftreepigheid. en Netswys’ geweefzel ook door

de Natuurlyke Rokken van het echte Rood Koraal verklaard kan worden : waar van zy buiten twyfel insgelyks Verfteeningen zyn.

Of ’er in het zo fchoone Blankenburgs Mar- Leedjes- mer met Koraalen weezentlyke Takken vanfeend. Bloedkoraal vervat zyn , kan ik, hoewel ‘er een zo fchoone roode Kleur in fpeelt , niet verzekeren. Ik hebeen grooten graauwen Steen, van de Grenzen van Luxemburgfe , vol dunne meest evenwydige Koraaltakjes , dach

| niet

ten deele rood : aok bleekrood of Roozekleurig, Zie ’t Fe D, XVIL Srum van deeze Marnurlyke Hiftorie , blads, 269; 237, nd Het zelfde , bladz, 275 sla UL Daer, 1. Srux.

v

54 VERSTEENINGEN

X, ‚niet duidelyk genoeg hier thuis te brengene Hoorp: Meest zouden dezelven gelyken naar het Leede En fi jes-Koraal waar van ook Verfteeningen be: ben” kend zyn. Scirra heeft daar van een fraay

Exemplaar uitgefchiiderd, dat by Scurucuzea ; wederom overgenomen is en nagetekend (o)e Hy vondt hetzelve met het Gewrichte Koraal van IMPERATI, dat wy Konings - Koraal heeten (p), taamelyk overeenkomftig , als zyns

de de gefleufde Rok daar afgefleeten. Myne Afbeelding, van een zeldzaam Stammetje daar vau , maakt zulks nog waarfchynlyker (q% Voorts zyn de Verfteeningen van Leedjes- Koraalen zeldzaam. In Engeland worden fome tyds Stukjes gewonden, die ’er iets naar gee lyken. Enkelde Leedjes zyn ook elders in Plaat gebragt (fr).

zine. (2) Verfteeningen van Bloemachtige Diers üghas der os planten. | zhepord.

Antho- zeven be pezieten, De Zee-Heefters zouden hier thans moe-

ten volgen 4 indien niet de Heer LiNNzus | e tog

(e) Zie Herb, Diluu. Tab. XIV. Fig. z. & ScirLa, de Corp. Mar. Lap. T, XXI: ook BASTER Nat. Utifpann. Bla VL. Fig 4. | ka: zel

(pj Zie het I. D. XVII, STUK deezer Nat. Hijs, bladz, 234.

(7) Aldaar Pr. CXXXI. Fig. Ie Zie bladz. 240.

‚(r) WALca Suppl. Plaat VL. £. Fig. 6, 7

(2) Helmintholithus Zöophytotrum eflorescentium. Miki

Bnthoporita, HOEER AE, Heiv, IV,

VAN DIERPLANTEN. #35 tot het Geflagt der Edele Koraalen een Zee-. X- Schepzel betrokken had (s), welks Verftee- Bean a ning by fommigen hier, by anderen daar, antposs. geplaatst wordt 5 zo dat men ‚dien aangaande it „niet eenftemmig is, De beroemde W arcen liet het-op de Alcyoniën volgen- onder de Ver- fteende Zoöphyten, tot- welken hy alle de Koraalgewasfen , zo wel als de Plantdieren , thuis bragt, WaALrLErrus geeft ’er, onder de Zöophytolithen een plaats aan agter de Zee -Sterren. Het Origineel worde door den Hoogleeraar ParrLAs tot de Zee. Pennen bee trokken; doch tegen zyn eigen bepaaling aan, wanneer het zig zo ’t fchynt niet kan verplaat- zen (£). LiNnaus zelf , brengt het, dac _y zonderling is, tov de Basterd - Polypen t’huis (»). Ik bedoel hier, in de eerfte plaats, den zo: Enkriniet genaamden LELIESTEEN of Enkriniet , wiens eraa Stam of Steel de: Entrochieten, dikwils Rader. Koraalen genaamd , uitlevert,’ Onder de Ver- fteende Zaaken maakt de Ridder hier een Soort van in % Geflagt der Helmintholichen , waar van

_(s} De reden zal waarfchynlyk zyn, dat de Leedjes-Ko. raalen heizelve als met het Bloedkoraal verbinden ; hoewel

het anders weinig, daar mede ftrookt.

(t) Gelyk ik aangetoond heb, blade. 5,in het l. DEELS XY IIl. Sruk van deeze Nat. H:forie, (vj) Want met wet reden kon hetVerfteende dan van hem onder de Korazlen geplaatst worden ? Zie 'e XVII, STUK,

bladz 254, 255,

„IE Deer. 1, STUK,

Te

a Hoorpe STUK

„Aathops- Ziele.

556 VERSTEENINGE N

van hy de ardere afzondert (21). Dus wote den ook de Rader- en Rolfteenen door anderen als byzondere Lighaamen en zelfs voor de Leliefteenen befchreeven ; maar ik zalze met den geleerden Waren als deelen daar van, gelyk zy weezentlyk zyn , aanmerken, en dus als zodanig op dezelven laaten volgen,

Lang zyn de Enkrinieten bekend, doch maar federt weinige Jaaren in haar eigentlyke toe- ftand befchouwd geweest. De menigvuldige vafpooringen van Petréfakten in deeze Eeuw en byzorderlyk in onze Leeftyd; de verfcheie denheid der gevondene Stukken; de opletten- de befchouwing en ontdekking van Natuurlyke Schepzelen van dien aart ; heeft zulks veroir= zaskt. Dat zy de Afteria van Boëruius zyn zouden, gelyk de Heer BERTRAND verzekert, is niet waar. Dit is de Sterrefteen;, afkomftig van den Steel der. Pentakrinieten , welken men t'anregte verward heeft met de Enkrinieten. Zo min behooren zy ook tot den Sphragis Afleros of Sigvetfteen van GESNeE= RUS. De ‘lrochieten, van den Steel der Er- kripieten afkomftig, zyn rond van omtrek, en deeze heeft men veeleer gekend, dan het Lig- haam, dat op’t end der Zestiende Eeuw eerst

be-

(ax) Heimirtholithus Encrinus, SyA. Nat. XII. Tom, lil Gen. at, Sp 21. Zöophytoliehi Stelle Marine Radiis con= gratis Be, WALL. Syfi. Zlin. 11. p. 459. Heiminthol, Me- Gale Ramofisfimus. GEQNe dupeli. 94, N. ze. Encrinus.

ds Worm.

/

Í VAN DIERPLANTE N. 538

bekend geworden is , en toen, in Duïitfchland, _ X% den naam gevoerd heeft van Liliënflein, dr OAN js Leliefteen; om dat het de figuur byra vaneen phteh, Lelie heeft. Men gaf het vervolgens, daar.ritt. om, den Griekfchen naam Enkrinos , waar van de basterdnaam, ENKRINIETEN, is gefmeed,

De zonderlinge denkbeelden der Natuurben

fchryveren over den oirfprong van deeze Pe. trefakten , tegenwoordig nu men van ’t weezent- Iyke is verzekerd, geheel nutteloos, ftap ik over. De geleerde Waren heeft alles, wat daar toe behoort, zo omftandig voorgefteld 5 in die zo uitmuntende verklaaring, uitbreiding ‚en vervulling der Plaaten van de Verfteende Zaaken, door KNoRrRr verzameld , als men zou mogen wenfchen. Naderhand, echter, heeft zyn Ed, nog eenige nadere Waarnee. mingen ten dien opzigte aan ’* licht gegeven (w), waar van ik hier gebruik zal maaken.

Na eene nadere onderrichting, aangaande, Verfchite

se ek . lendeSoore de Lotgevallen wan de fchoone Enkriniet, die ten. op Plaat XI. a,in ’tÍ. DEEL van KNORR , voor. komt, welke hem te vooren onbekend waren; zegt hy, cat in laater tyd op drie verfchillen- de plaatfen Ontdekkingen gemaakt zyn, van Ver-

WoLT. Min. 37. Encrinus {. Lilium Lepideum. HABENS. Encr. 1229. T. Ie Fig. 1, 3,4, 7. Encrinites, DAVvItA. Cat Rais. Ul. T, 1. KNORR, Werft. Zaaken, II. D. IL STUK, b'adz. 277 , enz. | }

(w) Naturforfcher \lL, Srum bladz. zoo. &c, Lls

ui, Deer. LSTuxs

pr Hoorn: STUK,

Antha= Berieten.

538 VER STEEN INGE N

Verfteende Lighaamen , welke zeer naa vere wand. zyn met de federt LAC HMUN DS Leeftyd algemeen bekend geworden Enkrinie- ten; waar uit blykt, dat 'er byzondere Soora ten moeten zvn van. dit interesfante Petrefakt, De eerfte Landftreek is de Wurtembergfe, 9, Alwaar by Bebenhaufen dat aanmerkelyke Stuk is gevonden , van °t welke wylen de ‚, Heer GMEL1N,Hoogleeraar te Tubingen, eene Afrekening op Plaat XI. b, in ’t ge- dagte Eerfte Deel der Verlteende Zaaken, heeft laaten invoegen. De tweede is om- ftreeks Praag in Bohemen, alwaar zig, een Uurtje van die Stad ten Zuidoosten aan de Moldau een middelmaarig Kelkgeberg= 2 te tot over Coforz uicftrekt, in welks zwar-

‚ss te Gefteente gewrichte Plancdieren voor

komen, meest dun getake, digt met Twy- 9) gen en zydrakjes bezet, die gezamelyk uit ss dunne , fyn geftreepte „en als gewoonlyk sin ’t midden met een Gaatje of Peesbuis «‚ voorziene Raderfteenen beftaan; dikwils van 9, minder grootte dan Slaapbollen- Zaad. De „, derde Landftreek is de Altorffche, alwaar de Heer Burgemeester BAupr rinsgelyks een merkwaardig gewricht flag van Zöophv- ten ontdekt, en in den Jaare 1772, Onder de van hem omtftreeks Altorf waargenomene Petrefakten, aan ’% licht gegeven heeft. Ek beb de leerzaamfte Stukken, van alle deeze „„ in laater tyd ontdekte zo zeldaaame Ver-

ftee-

53

23

4

eten

\

VAN DrIrERPLAN ETEN. 539

2 fteeningen, in handen gehad en die met on- al 2 Ze gewoonlyke voorheen bekende Enkrinies spys. zp ten op % zorgvuldigfte vergeleeken ; waar An:ho=, ‚ap Uit eene Rangíchikking derzelven gefprog=?1 s, ten is, welke ik hier, alles overftappende ss dat ik in t Werk der Verfteende Zaaken, 2 raakende dit Onderwerp ; gezegd heb, den 2 Liefhebberen mededeel,

De Verfreende Piantdieren , die Geledin: pad hebben en met een Zenuwgeftel voorzien » Zyn, verdeelen zig, als een Geflagt bee » fchouwd zynde, in twee Soorten , naamelyk Enkriniecen en Pentakrinieten.

> De Enkrinieten zyn uit ronde Raderftees s, nen famengefteld, en hebben een ongetakten «2 Steel of Steng. Men kent ‘er: tot heden » toe, met zekerheid, nog maar twee Ver-

Ícheidenheden van, te weeten; > Enkrinieten met een Leliebloemige Kroon, s, De Steel beftaat uit dikke weelftreepige Ra- ss derfteenen : de Kroon uit een bepaald getal ss gewrichte dubbelde Takken, die wederzyds 2, Enkelde inwaards getrokkene zytakjes heb: s> ben , en op eenen Gewrichtfteen rusten, 9, welke de Kroon met den Steel verbindt, 2, Het Origineel is nog niec ontdekt. By ver- Ícheidene komen daar van Aftekeningen s, voor (x), De en kften hebben tien | „; dub-

(x) Gelyk by Rosinug Tent, de Lithozüis. Tab, il. HA- RENBERG. Enerings f, Lilism bagiken, 1729, Quarto. Rur- EBB:

„840 VERSTEENINGE Ne

%, 5 dubbelde Straalen en een vyfhoekigen Ges Hoorp: „, wrichtfteen ; men vindt ’er ook met twaalf STUK. __ Straalen en den Gewrichtfteen. zeshoekig 5 Br | Rosie. Tab. 1, 3: maar veel zeldzaamer,

8 Sommigen hebben van zodanigen met twin- > tig en meer Straalen gefproken, doch waar- 2 fchynlyk zullen zy de fplyting voor twee » geteld hebben, en die met minder dan tien !s, Straalen behaoren , misfchien, tot de vol- > gende.

‚> Evkrinieten met een uitgefpreide Kroon. In , dezelven beftaar de Steel uit dunfchyvige 9, fyn geftreepte Raderfteenen. De Kroon is ‚‚ tit een onbepaald getal , ongefpleeten Tak- „» ken, met Geledingen , famengefteld , die uit- „» gebreide Twygige zydtakken hebben. Deeze ‚‚ Takken rusten op geen Gewrichtíteen , maar ss fchynen onmiddelyk voort te komen uit „, het end van den Steel.. Het Origineel is s nog niet ontdekt. Een Tekening van dit s, flag ven Enkrinieten vindt men onder de , Verfteende Zaaken by KNorr, op Plaat XI, ec. Ditis de eigenfte Soort, als welke „‚ men gelyk boven gemeld is, omftreeks ‚, Praag in eene Kalkfteengroeve heeft ont- „, dekt, In myve Natuurlyke Historie der Ver- Ítecningen heb ik, in * Eerfte Deel, pag.

ss 147. TER. Spee, Oryogr. Calenb, BRUCKMANN: Ties. Subt. Duss cat. Brunsv. SCHULZE Deir. der Varft, Zeeflerne. KNORR. Verft Zaaken kl D. Tab, Xl & enz,

VAN DIERPLANTEN, Sá4f

ss 147» gözegd, dat men nog geen Eokri- xv, „, niet van dit flag met een Steel gevonden Hoorps ‚s hebbes doch thans kan ik daar van een Ex- ie al emplaar toonen. Kres „, De Pentakrinieten zyn uit Afteriën, dat „» is vyfhockige Steentjes , met een vyfblade- s tige Bloemachtige figuur op hunne Vlakten, s, famengefteld. Eenige hebben een gerakten, „, anderen een ongetakten Steel of Stengel. ‚„ De Kroon beftaat in eene uitgebreide Bons „, del van gewrichte Straalen of Takken, die 9, ten deelen cok zydeakken hebben, Men heeft er twee Soorten van onder de Verfteenin- 2 gen. „‚ Pentakrinieten met eenen ongetakten Steel Tot deeze Soort behoort de Gmelinfche, op de Plaaten der Verfteênde Zaaken by Knorw , ‚, Tab. XI, bs die, welke HiIEMER in zyn ». Caput Medufe befchreeven en de gene waar > van DawvrLa de Afbeelding medegedeeld ‚> heeft (y). Ik heb deeze Soort van Penta- ‚, Krinieten zorgvuldig onderzozt, en aan den ‚9, Steel geen het minfte teken gevonden, dat > dezelve weleer uitwasfen of zydrakjes ge- >, had heeft; ’t welk blyken moest, indien zy ‚‚ er aan geweest waren.” » Pentakrinieten met eenen Takkigen Steel. Het

» Origineel van deeze Soort is ontdekt ; zynde | de (y) Catral. Syflem. & raifonné. Tom, III. Tab. Ia

UI Derr, I. Sruxe

542 VERSTEENINGE

X, de zogenaamde Zee-Palmboom, welken de Hêet Hoorp- Gure TrTARD in een Vertoog overde Enkris nice ‚‚ pieten en Sterrefteenen befchreeven heeft (2).

Anthepos AN el k zieien. _ s, Onder de Verfteende Zaaken ís het die zelfde „, Soort van Pentakrinieten , welke de Heer Bave-

DERte Alcorf hadt gevonden:” zeldzaam. Van de eigentlyke Enkrinieten of Lelieftees bend dee” gen komen op verfcheide andere plaatfen , dan fakten. de drie gemelde; Exemplaaren voor. Zy val len in eevige deelen van Switzerland, als ook in * Weimarfche, in Lotharingen en Franche Comté; maar zeer zeldzaam. Zelfs heeft dit plaats in ’* Brunswykfe, by Erkerode, alwaar men het Vaderland der Enkrinieten heeft ges fteld gehad, Dit Dorp; is, omtrent twee Mylen van de Hoofdftad, digt aan het Woud den Elm, gelegen. Men heeftze aldaar in de fchuinte van een Heuvel, die met Bosch en ander Hout begroeid is, nisactele anderhalf of twee Voeten diep onder de Vrugt- Aarde , in een Kalkfteen gevonden , die met een menigte van andere Verfteeningen is opgevuld. Overs vloedig vindt men daar in enkelde Trochieten ; als ook Entrochieten, van zes, acht, tot twine tig Geledingen , die brokken van Steelen zyn3 maar de Kroon of Bloem komt zeer zeldzaam voor, «Veel doet hier toe de brooschheid van % (2) Aers. de P Acad. R, des Sciences , de 1755: zie het

VI; Demn der Uitgezogte Verbandeiingen , bladz, 389. Plaat XL!

vAN DiriERPLANTEN 543

* Gefteente , door ’t welk in flukken teflaan % de meefte Enkrinieten , die ’er nog in zyn , Hoorp- befchadigd , gebroken of wergruisd, ten minfte als van haâre Steelen beroofd worden. Naar eene ed Enkriniet met een Steel , buiten de Matrix,

is op bevel van den voorigen Keizer gezogt,

doch men heeft ze toen niet , fchoon ‘er hons

derd Daalders voor gebooden werdt, kunnen bekomen. Naderhand is ’er zo eene, met een

Steel van zes Duimen langte , gevonden (a)s

Ook heb ik zelf een kleintje, geel van Kleur s

met een Steelrje van een Vingerbreed langte; afkomftig van Bulvenich in den Gulikker Eiffel,

Daar zyn, waar aan men door Konst een Steel gemaakt heeft, die zig vry natuurlyk vertoonte

Ik zag nu twee of drie Jaaren geleeden ,

een zodanigen, daar de Steel kon ingeftoken

en uitgehaald worden. Losfe Enkrinieten, die onbefchadigd zyn, komen ook vry zeldzaam ® vaor ; doch inzonderheid die gefteeld zyn , zelfs in ’t Gefteente zittende; om dat ’er tot

het graaven weinig gelegenheid is, en de mees:

ten, by ’t breeken van den Steen , vergrui-

zen. Het Werkvolk weet dezelven fomtyds

op de een of andere manier te herftellen, en

op nieuwste zettenin ’t Gefteente, waar doot

men dan meer of min bedroogenwerdt{b). Ik

(a) Beytrage fur Naturgefthichte, Altenb, 1774. p. 150.

(b) Zie dit alles breeder in een Brief van den Pastoor MFINEGRE aan den Hoogleeraar WALGH, Naturf, Xl, STUK 3 Art 54e

II. Deer, L SrTun,

844 VERSTEENINGEN

X. Ik heb van den Koopman in Naturaliën 3 Hoorp- Heer DANz, deezen Zomer, volgens zynê STUK. _ belofte , een fchoone Brunswykfe Enkriniet

Geftalte. Pr. Xtie bekomen; waar van de Fekening in Natuur- Me lvke grootte en geftalte, in Fig. 1, op PLAAT XII, hier nevens gaat. Zy legt in een Kalk: fteen , die geelachtig is, en waar in zig vers fcheide Trochieten bevinden. De Kleur is; gelyk gewoonlyk , Aschgraauw; de zelfftan- digheid Spaathachtig. Men ziet hief de aans merking bevestigd van den Pastoor ME te NEEKE, * welke ook uit de Afbeelding van KNorr zeer blykbaar is; dat de Steel, een groot end onder de Kroon , als uit plat ges drukte Kogeltjes, gelykerwys een Paternos- ter, beftaat , welke buiten twyfel de Ton: netjes- Steentjes van Lurip (c) uitleveren, Hier is dezelve; digt onder de Kroon, aan- merkelyk krom geboogen , en beftaat laager uiet eigentlyke Trochieten , die Cytindriífch zyn. Als iets zeldzaams was dit door gedagten Pastoor waargenomen 5 terwyl het in de ge= melde van KNorr reeds lang te vooren afgee beeld en door W Arcu zeer omftandig op= gemerkt was (d). Hoe kon zyn Ed dit dan als iets byzonders aan den Hoogleeraar Ware berigten (e)° Dat ’er verfcheidene, waarfchyn- ee haare Steelen op eenen zelfden Grond. fteun

{e) Lapilli Dolioli figurà. | (dj Werft. Zaaken, U. D. IL Stux , bl, 278

VAR DiERPLANTEN 545

fteun’ zitten, is een nieuwe bedenking; als is s _ook dat de Steelen uitermaate lang zyn5 welksryx. de reden aan de hand geeft, dat men zo me- „4n:hopgs niigvuldige Trochieten of Raderfteenen, dat is "77% Leedjes van den Steel , en zo weinige Lelie- fteenen vindt.

Aan ’t boven-end van den Steel zit de vyf- ve Get ‘hoekige: Gewrichtfteen , welke zo duidelyk er niet alleen in deeze, maar ook in een andere Leliefteen, van dergelyke grootte en geftalte, welken ik buiten het Gefteente heb; zig ver= toont, dat het naauwlyks te begrypen is, hoê gedagte Pastoor denzelven in twaalf Bruns- wykfe Enkrinieten niet hade kunnen vinden (f )e Waarfchynlyk zal die 'er afgebroken zyn ge- weest : gelyk hy elders meldt, in alle, ook enkele Breukftukken , welken zyn Eerw. te onderzoeken gelegenheid hadt gehad , niet meer dan tien Straalen te hebben gezien (g). Is zeker dat ’er ook voorkomen met twaalf Straa- len, in welken dan die Gewrichtfteen naat een Bloemkelk gelykende , zeshoekig is. Som:

‘tyds zyn deeze Gewrichtfteenen afzonderlyk gevonden , en dan heeft menze Scyphiiden of Bekerfteentjes genoemd 5 welken naar de groots te van de Enkriniet verfchillen. In die van vyf Duimen langte , hoedanigen ’er voorge= Komen Zyù, moet zulk cen Gewrichtfteen wel

| een

(e) Natusforfcher XL STUK, Pag. 165.

Cf) Natarf VWV, Sum. Art. 9. p- 176.

(zg) De zelfde X1. STUK, pag. 166.

M ra

BIE, DEEL, Io SVU)

546 VERSTEENINGEN

een Duim breedte hebben; terwyl dezelve, int Hoorp- dat Kleinte uit den Gulikker Eiffel , van on- STUK gevaar een Duim lang, waar ik bevoorens van „gehope prak, minder dan een half Duim breed is. Hier op nu zitten de driekantige Straalwortels met de platte zyde, elk op een zyde van den vyfhoek vast , infchietende met de punt tuse fchen de onderfte Leedjes der Straalen , en dus alles zeer vast verbindende (%).

De Straas De Straalen , die de Kroon uitmzaaken, zyn

ge boven veel fmaller dan onder, doch blyven in %t midden , een end wegs , byna even breed, Aan de buitenzyde , die meest in ’t gezigt komt, zyn zy rond , aan de binnenzyde, plac- achtig. Zy hebben zo wel een Pees- of Zee nuwbuis , die in de langte door ’t midden loopt, als de Steel zelve, van wien zy die ontvangen. Zy zyn ook geheel uit Leedjes famengefteld; doch op een andere manier als de Steel. Drie of vier van de onderfte Leedjes zyn geheele Schyfjes , die horizontaal op elkander leggen: het onderfte , dat op den ‘Straalwortel {luie , fcheef en dikst. Daar bos ven zyn het maar ruim halve Schyfjes, die

‘Tandswyze in malkander fluiten , om laag zeer diep

(5) Zie dien aangrande omftindig : Perfleende Zaaken „1 D. 1. Stuk, bladz. 279, 240.

(i) Zie Naturf, VIIL. StuK . Tab. V. Fig. 4e

(£ì Zie het I, D. XIV. STUK deezer Natuurlykhe. Hiforss

bladz, 473

van DrerebANnTenN. 54?

diep Rehietende ; naar boven allengs minder, _ Xa tat aân de fplycing toe, waar zy zig Korrelig, ho beginnen te vertoonen. Aan de binnenzyde stolt bebbeû zy kleine Stràaltjes, uit ieder Leedje rieten. ontfpringende, die ook gewricht zyn (); gelyk

aan eene afwykende Straal van myn kleintje

uit den Eiffel, voorgemeld , blykbaar is. Men

kan het ook in eene gaaping van de Langifche Enkriniet, by Knorr, Plaat XI, &, zeer wel befpeuren 3 des die zaak geen twyfel overe

laat.

Dat , nu; noch die Zee- Schepzelen, dóor Het ori den Heer humans en anderen tot de Beanie onb Sterren betrokken , welken men Medufu - Hoof-kende den noemt (k); noch anderen van det Geflagt, \ het Origineel der Enkrinieten zya kunnen , is door den Geleerden Warceu uitvoerig aans getoond (1). Dat zelfs het Groenlandfche Plant- dier ‚door de Heeren Mvyrius en Érris befchreeven , hoe zeer ook in Geftalte gely. kende (mt) , geenszins daar toe te betrekken Zy, blykt , volgens gedagten Hoogleeraar , in verfcheide opzigten. Deszelfs Steel is viere hoekig en zonder Leedjes; de Straalen hebber: geen Infnydingen en zyn ook niet gefpleeten.

Daar ontbreeken zo wel de Gewrichtfteen alg de

(4) Werfteende Zaaken. Il. D. ML. Stuk, blad, 20î ; enz.

(ou) Zie daar van de Af PR en befchryving, in Ket ï. Deer der Uitgezogee Verhandelingen » El, IL, blade. 98.

ie M m 3 UI. Deer L, STUK,

X.

549 VERSTEENINGEN

de Straalwortels aan. Sommigen , niettemin s

Hoorp hebben hetzelve voor het Origineel der En-

STUK.

3 Anthop

tieten,

Ô-

krinieten gehouden (xn), en, fchoon het in ges dagte byzonderheden grootelyks verfchilt , geeft het nogthans een bewys aan de hand dat ’er gefteelde Polypen , van dergelyke Ge: ftalte, in de. Zee zyn: ja het doet met grond vertrouwen , dat wel t'eeniger tyd het regte Origineel ontdekt zal worden. De langte van den Steel , getal der Armen en de famenge: trokkere figuur, hebben te veel overeenkomst s om het geheel uit het Oog te verliezen; te meer , nu men verzekerd is, dat ’er byzondere Soorten zyn van Enkrinieten , waar ondereene, die, als gemeld is, geen Gewtichtfteen heeft. Ven deeze laatftc heb ik een fchoon Exem- plaar, in zwarte Stinkfteen, by Praag gevone den; ’t welk zeer veel overeenkomt met het gene by KNormr is afgebeeld (o). Hetzelve komt de Medufa. Hoofden veel nader dan ge- dagte Enkrinieten , en wordt, van fommigen ; voor een Pentakriniet gehouden. - De tyd zal mooglyk leeren , wat het eigentlyke Origineel

daar van zy. Dat

(») Op derzelver Gevoelen rust het gezegde, Nat, Hift, Te D. XVIIL SrTijK , bladz. 4 : dat men het daar voor hou- de. Eu Ls zelf achtte het waarfchynlyk daar van afkom- fig 2 des Corallines Kc, als volgt.

(o) Verfleende Zaaken |. D, Plaat XI, c.

(9) Trochites TFrogses. C'est une Perrification des Attis cu'ariens de Vers de Mer rameux, qu'on nomme Zéte de

Ale:

A

í VAN DiERPLANTEN. 549

Dat die Petrefakten, welken men Entrochie. _X, gen en Trochieten of Raderfteenen noemt, van ZOorD: de Steelen der Enkrinieten afkomft'g zyn ek. 4 worde thans algemeen erkend. Zo wel der- «ol stee- halve is derzelver Origineel , als dat der Le- "“* liefteenen , nog onbekend; hoe froutelyk ook

de Heer BERTRAND verzekere, dat het Leedjes van de Armen der Medufa- Hoofden zyn (p). BomareE volgt hem getrouwelyk op ’t fpoor en zegt , men wil dat de Tro chieten de Gewrichten van getakte Zee - Wor- men zyn, die-men Medufaas - Hoofden noemt, of Boomachtige Zee - Sterren. ELLIis zOU; volgens hem, het gedagte Groenlandfche Planc- dier onder dezelven geplaatst hebben (q): daar ‚hy hetzelve een ‘Tros- Polypus genoemd heeft (7), niet alleen , maar het uitdrukkelyk onderfcheidt van de Zee-Sterren (s). Dat de ‘Trochieten of Entrochieten geen Leedjes of brokjes van derzelver Armen kunnen zyn, heeft de geleerde Warca duidelyk aangetoond, _ WALLERSUS, niettemin, zoektze wederom is | daar

Medufe et Helmintholithus, en Allemand Gewarm. Dit laat- fte komt ’er byzonder gekkelyk by en toont, hoe groot een Natuurkenner die EERTRAND is geweest, Zie Dil, des Fosfiles. p‚ 231.

(4) Algemeen Vlvordendeek, bladz 940.

‚{r) Zie Uitgezogte Verhandelingen le DEEL, als boven. (5) Il me (emble donc que notre Polyge est d'un tout autre Genre, Des Coralbines,la Haye 1756, p‚ Ki4, So that this curious Polype is rather, ij shouid think, ef another

enus. Nat. Hif?. of Corals. D. 99. a

b Deel. Ì Sri de di dl

X. Hoorr: STUK.

„Anthopoe ziel.

55e VERSTEENINGEN

daar mede te verwarren werpende zelfs de Epkrinieten en Pentakrinieten ondereen (4). Onze Ridder heeft een byzondere Soort ge- maakt van deeze Petrefakten (17) , waar aan zyn Ed. reeds een plaats onder de Natuurlyke Dierplanten toegeweezen hadt (y). Hy fteltze als eene vierde Soort der Edele Koraalen voor , laatende die op de Leedjes - Koraalen volgen, De fchikking was niet ongevoeglyk , indien men flegts eenig Origineel daar van ge- vonden had, De voorige Natuurbefchryver, Aer1coLA , hieldtze voor produkten des Aardryks3 LisTER voor gebroken Koraalen; doch de regelmaatige en fraaije figuur van dee ze Steentjes maakte dit denkbeeld ongerymd. Zy zyn deswegen Penningen van Benifacius, Molenfteentjes , Ketting fleentjes ; doch gemeen Iyk RADERSTEENEN, genoemd geweest ; of ook RorsTEENEN; wanneer verfcheide- ne te famen gevoegd voorkomen. Luip ein- delyk, merktze aan als Wervelbeenderen van Visfchen , inzonderheid van Zee - Sterrén ; 5 waar door hy de Liefhebbers der Natuur op den

…__ koers

Ct) Zöophyeolithi Stelle Marine, Radiis utplurimum con- traCtis , meris Afterijs Columneribus compofti Sc. Enerin zus, Pentacrinus, Lilium Lapideuns nonnullorum. Syfl. Min. il p. 459. dik, |

(17) Helmintholithus Ifidis Entrochz. Syfl. Nat. XII, Tom. HL p. 163, Sp, 17. Caput Medufz Articulis utrinque figurà Solari. WoLr, Min. 37. Asteria Coluinnazis Articulis erena= tis. HARENB. Eucrin. Tso Fig. 8, 9, 19, Entrochus. Vole berek Bu

VAN DIERPLANTEN. SSH

ee

koers bragt, om dit geheim te ontwikkelen; _X%, „hoewel fommigen daar in wederom te ver ge. Et gean zyn, dezelven van het reeds ontdekte pen Plantdier, dat men de Zee- Palmboom noemt , rieten. afleidende (w).

De Trochieten, nu, zyn Steentjes, volmaakt Troehies paar een Molenfteen gelykende, zelfs in dit'° opzigt, dat-zy zig als gebild vertoonen, Van eene kleinte als die van Mosterd. Zaad, ftygen zy tot eene breedte van een Duim of meer over ’t kruis ; hoedanig menze in Gothland heeft gevonden, De dikte is niee met de grootte evenredig, doch dikwils met de breed te byna gelyk. De meeften vallen ongevaar een Kwartier Duims breed. Vaorts verfchil len zy, ten opzigt van de vlakten en den rand, zodanig , dat de geleerde W Arcr daar van de „elf volgende Verfcheidenheden opgeeft.

2. Raderfieenen met eene geftraalde Vlakte en ronde Opening in ’t middelpunt: 2. Met eene ‚gladde Vlakte, een ronde Opening en een ge- kerfden Straaligen Rand : 3. Met eene Ster-

achtige figuur om het Middelpunt: 4. Mec eene

RAM. Silez. Te Te 27, Fig. 193 93 1oe Helmintholithus zeptilis. Adus. Tesf. 96. N. 15.

(v) Zie Nat. Hif, 1. De, XVII STUK, bladz. 254.

(w) Zie het Vertoog over den oirfprong der Lely- en Sterrefteenen, als ook dien der Rader- of Rolfteenen , door „den Heer GUETTARD, Uitgezogte Verband, VI. D. ede 389 ENZ»

Mm 4 HL Deer. ke STU Es

pd Hoorp- STUK.

Anthop 0e zielen.

ss VERSTEENEINGEN

eene vyfbladerige Bloem: 5. Met eene Tak- vormige Tekening: 6. Met afgebrokene Straa- len en kades trekken : 7. Met ver. fcheiden Omtrekken: 8. Met een uitpuilenden Rand en verhevenronde zydvlakte: 9. Met fterk verdiepte. en tevens fyn geftreepte boven- en onder = Vlakten « ro. Met fyne Wratjes of Korreltjes aan de zyden bezec: zr. verg be ken met grootere Wratten.

Veele Autheuren hebben over-deeze Petre- fakten gefchreeven en Afbeeldingen daar van medegedeeld (x). Ook komen ’er, onder de Verfteende Zaaken van K No RrRr, eenigen’ voor {9). Men vindtze door - geheel Earop: vry algemeen onder de Verfteende , niet où- der de Verkalkte Conchyliën en” meestal ín eene Aschgraauwe Spaath veranderd, In de Noordelyke deelen, als ook in het midden van Duitschland byzonderlyk daar de.-Jegplaats der Enkrinieten is , komen zy wel allermeest vaor. Dit is zeer ligt te begrypen, alzo zy buiten twyfelLeedjes uiemaaken van dat Schep- zel; gelyk uig deszelfs. Steelen blykt. Gemelde

„veranderingen moeten uit een Soortelyk ver-

fchil, dat voor onze Nazaaten nog, te ontdek- | 7 j ken

(+) Zie RosiNus de Lishezüis. LANG. Hifl, Lap. Helvee tie. p. 62. Tab, XX. BAURGUET des Perrifications, Tab, LvL 1, HOFER de Polyporitis; AËZ, Heivet, Vel. IVe.p. 169, Lurb. Li hopb. Britanan. &e,

(y) In ’t 1, DEEL, Plaat hk XXXVE en II DEar, Sapplem, Plaat Ilie 3 Fig. z

|

VAN DIERPLANTEN. 553

ken is, ontftaan, Ten minfte is het zeker, x, dat men tusfchen de Gewrichten , der hier voor Hoorp: gedagte Soorten van Enkrinieten, reeds een “TUE

„Anthopos aanmerkelyk onderfcheid heeft waargenomen, sier, *

Wanneer twee of meer Raderfteentjes fa- gnrros smengevoegd zyn , dan maaken zy die Petre, chien. fakten uit, welken men Zntrochieten noemt of ROoLSTEENEN, Deeze benaaming is zeer eigen, wegens derzelver Cylindrifche of Rol ronde figuur en komt vry wel met den Floog- duiefchen naam, Raderfaulenfteine , overeen, ImreRATI hadize Columne Judaica gehe= ten ‚om dat hyze voor een byfoort der Joo- denfteenen hieldt. LiNNaus noemtze Worm-

Steen van Edel Koraal met uitgegulpte Leed- jes (16). Die benaaming ziet eigendlyk op

de Brunswykfe of meest en oudst bekende Ene trochieten en anderen, die men in Duitschland vindt , terwy! door de Helmintholithus Entro- -chus, voorgemeld, van zyn Ed, inzonderheid de Gothlandfe bedoeld worden. Hy on- derfcheidtze daar van door den Soortnaam Helmintholithus Jururatus dat is Wormfteen met Naaden ; even of die andere ze ook niet had. Ik zal op deeze Gothlandfë nog een weinig {taan blyven.

Paar komen op Gorhlaud zodanige Rolftee- Gothtand. | nen“” (26) Helmintolithss Ifidis Genmiculis repandis, Sy/f. Nap, Xi Tom, $-p. 167. Sp, 16, Entrochus. Wors. Hasf. T, 4: £, Ee GESN, de Fig. Lap. Fol. 89. verlo. Fig. à.

Mm 5 IL Deer. L. Stura

54 VERSTEENINEGEN

nen voer, die overdwars gefleufd zyn en dee-

ze of glad, of geftippeld of Wrattig, zo de

Anthops- Ridder aantekent, Het zyn Cylindertjes, dike

Tieler.

wils twee en meer Duimen dik, doch fomtyds ook zo dun byna als een Pennefchaft. De-

zelven beftaan uit veel dunner Leedjes of

Schyfjes, fomtyds niet dikker dan een Kaar- teblad, welke de Oppervlakte met zeer fyne

Streepjes geftraald en in * midden een Gat

”_ Entro- chieten- MAartnere. 2. Xil. „Figo te

hebben dat fomtyds rond , fomtyds vyfhoe- kig ie, en men vindtze ook wel met een Bloem- achtige Ster van vyf Straalen getekend, Die Middelpunts - opening is in dezelven naar es venredigheid grooter dan in de gewoone en zy hebben op zyde kleine doorloopende Gaat- jes, welke vermoeden doen , dat de Scam miet Takjes bezet zy geweest. Ook loopen derzele ver Leedjes of Trochieten naar middelpunt aan beide zyden een weinig hol, Men vindze op Gothland, niet alleen buiten het Gefteen= te, in ftukken van zes , agt en meer Duimen langte, maar ook in een graauwe Kalkfteen, welke vol van Koraalachtige Verfteeningen is. Op de Velden , omftreeks Potsdam, is niet lang geleeden een Soort van bruioroode Jaspis gevonden met dergelyke Verfteeningen gevuld, waar van gezegde Koopman DANz my een fraay ftuk bezorgd heeft, Men vindt dergee lyken ook by Kalmar, aan de Sweedfche Kust , daar het Entrochieten - Marmer genoemd wordt ; als

al

VAN DIERPLANTEN. 555

Z

als mede in het Mecklemburgfe en Pomme-, X ren » inzonderheid omftreeks Stargard, Ik geef HOOF De: hier, in Fig. 2, op Plaat XII, de Afbeelding antsogss van een gedeelte eener Plaat van zodanig paarfch-1#ter. achtig bruin Marmer, myner Verzameling , met witte Entrochieten , uit Sweeden. Aan- gezien dergelyke Steenen aldaar, zo wel als in het Brandenburgfe gedagte Jaspisfen, los op de Velden , ja, gelykerwys Sweedfche Steenen met Orthokeratieten , dikwils op den Zee- Oe- ver voorkomen, is het niec onwaarfchynlyk , dat ‘er dezelven door zwaare Overftroomin- gen van de Oostzee gebragt zyn. Het zelfde denkbeeld hadt de geleerde Warcn van de Entrochieten- Faspis en Agaath, in bet Bran- denburgfe gevonden : ’t welk nog te meer de Waarneeming van FERBER, dat in die Glas. achtige Steenen ook Dierlyke Verfteeningen vallen , waar aan die Hoogleeraar bevoorens getwyfeld hadt , bevestigt (z).

De gewoone Entrochieten komen zelden van aanmerkelyke langte buiten het Gefteente voor, In hetzelve vindt men ook oneindig meer en= kelde Trochieten of losfe dan famengevoegde Leedjes der Enkrinieten-Steelen. Die in ’t gezegde Marmer, meer naar de gewoonen ge- lykende, toonen aan, dat ‘er in Sweeden ook

ans

(2) Zie Naturforfcber XIIL. STUK, Art. 12, p. too, Verge-

lyk IV. STUK , Art. 13. p. 202, en FERBEUS Bricfe aus Valschland, p. 15,29 &c. |

KI, Dear. 1. Srux.

pl Hoorp. STUK,

Anthopo PLEN.

Schroef.

fteenen,

556 VERSTEENINGEN

anderen zyn: terwyl men in den Eiffel derge- Ilyken vindt, als de gemelde Gothlandfe, zeer dun en fyn geftreept, doch meest indrukzels,

PP paauwlyks van de Leedjes der. Schroef fleenen

te onderfcheiden; welke men thans van Entro= chieten afkomttig rekent. Immers befpeurt men ’er in gedagte Potsdammer Jaspis, die, ten halve afgefleepen , de figuur eener Schroeve volkomen hebben. Dergelyken komen ook in dat Entrochieter- Marmer voor. Echter leg- gen zy bier in geene open holligheid , als ge= woon!yk; maar digt in ’t Gefteente beflooten; % welk men hedendaags aan derzelver manier van vorming toefchryft.

Dewyl, naamelyk, deeze Schroeffteenen-ge- meenlyk-in een. Yzer= Okerig Gefteente voor- komen, zo verbeeldt men zig, dat eenige Vi- trioolifche of dergelyke knaagende Vogtigheid de zagte deelen , welke. tusfchen de Leedjes gelegen hebben opgevreten, en dus die ruime te tusfchen dezelven veroirzaakt hebbe, welke de Schroef formeert. Door dergelyke uitknaa- ging-van zagte deelen , zou ook-die Cylindríi- fche ruimte veroirzaakt zyn, waar in menzê gewoonlyk vindt, Die is ’t Gevoelen van den Pastoor MEINECKE (a), in navolging van. den Hoogleeraar WarcH (b)s Ik heb hier te- gen, dat zy een Staafje in ’t midden hebben,

al.

(a) Natarf: V. STUK à ps 179. (b erft. Zaaken, Ka D. Il STUK , bladz: 327

DER DIERPLAN TEN 557

‘alwaar het Gat is in de Entrochieten, buiten X% twyfel tot doorgang van zeer weeke deelen Hoor»: _gefchike , die dan ook moesten opgevreten bns ok zyn. Ten anderen dat men geen blyk van rieren, eenig zagt Geftel , noch tusfchen de Leedjes; noch om den Stam, in eenige Entrochiet heeft waargenomen. Geheel verfchillende zouden dan de Origineelen der Schroeffteenen moeten zyn, en wel misfchien zo zeer , als de gewoo- ne Lighaamen der Dieren, die een Beenig Gee hd {tel inwendig hebben , van de Schaaldieren , wier. Beengeftel uitwendig is. Dit zou eenie germaate overeenkomen met het Gevoelen van LieBerRoTnH; ’t welk door LEHMANN zo kragtig is beftreedens terwyl de Heer Scuur- ze deeze Petrefakten voor Steenkernen van groote Rolfteenen houdt. Dit laatfte denkbeeld fchynt my door het beftaan van zulke Lighaamen, tusfchen de Entrochieten in , merkelyk ver. zwakt te worden (c). Evenwel is het, wanÉ« peer men de Wanden der holligheden be- fchouwt , waar in de Schroef{teenen zo ruim zitten, naauwlyks twyfelbaar , of zy zyn mec een Lighaam omkleed geweest, als dat der Ene trochieten,

Van deeze Schroeffteenen heb ik uit den Gulikker Eiffel fchoone Stukken , als ook van

Sevenbergen in Hongarie in Kwartzige Steen, enZe

(«) Zie aangaande dit alles omftandig, ’t zelfde Werk, bladz, 328 = 330.

TL, Deer. £, STexs

853 VERSTEENINGEN

£‚ enz. Degeleerde W arcuH heeft op Plaat Gi

Hoorp. Vil, inhet Tweede Deel der Verfteende Zaat

STUK pen, eenige fchoone Exemplaaren , van Hut:

MD enrode in ’t Blankenburgfe afkomftig , aan

licht gegeven. De Pastoor MEiNEckeE hade

van daar een Steenen Cylinder bekomen, naar

een Entrochiet gelykende, in wier midden ee

Schroeffteentje zat, dat men ’er uit fchudden

kon, Hier uit acht zyn Ed. bedenkelyk , of

* niet fomwylen de oirfprong der Schroeffteenen

inwendig zy. » De Entrochieten (zegt hy)

hebben in ° midden een kleine holle Buis.

3 Deeze kan misfchien eerst met eene Oker.

‚achtige Vogtigheid gevuld zyn geworden;

9, die allengs verder om zig heen gevreten

„hebbe , zynde op de weekfte plaatfen die.

5) per dan op de hardften ingedrongen ,

> hebbende dus van binnen als een Schrvef.

> moer gefatzoeneerd, in welke vervolgens ,

s, by meerder toevloed van eene Steenachtige

, Stoffe, een zulke Schroef ontftaan zy (d':

Het komt my zonderling voor , dat eene in=

wreeting zulke regelmaatige figuuren, en zo fyn verdeelde plaatjes, zou kunnen vormen.

De Heer WALLER1Us geeft zyne beden:

kingen , dien aangaande, aldus op (e). Wy

», hebben aan deeze Steenen de laacfte plaats

Onder de Steenige Plantdieren gegeven ; als

» Ons

(d) Minevalogifehe bemerckangen. Naturf. Vo Seun, blade. 13e.

VAN DIERPLANTEN S59

$„ onzeker, van waar zy hunnen oirfprong x, ss hebben. Voor Verfteende Zaaken kunnen Hoorp- - 9) wy ze niet houden, dewyl zy nooit, op de eN 7 manier der Petrefakten, gevonden zyn van rieren. Spaathachtige , Kalkachtige of Keifelige , maar doorgaans van Yzerachtige , en fomtyds ook Kwartzige Stoffe , zo VoaEr (in Min. p. 237 ») verhaalt; welke nimmer waargenomen js te komen in de Verfteeningen : om te s, ZWygen; dat ‘er nooit iets overeenkomttigs , veel minder nog een. Origineel derzelven, onder de Planten of Dieren gevonden zy, van deeze figuur, Om ze als Kernen te bee fchouwen verhindert hun uitwendig maak- zel, dat aan geene Steenkernen toekomt; ja ook de Kwartzige Stoffe , uit welke men nog geene Kernen bevonden heeft te be- ftaan. Het zyn derhalve Steenen van een byzonderen oirfptong , misfchien uit een Y- zerachtige Aarde , welke in de tusfchen- wydten van een Entrochiet of andere. Cylin- drifche Steen, die gebroken was , zig neer» gezet heeft, gefprooten.”’

In dit laatfte geval zouden 't immers Steen- ophet kernen zyn, wier maakzel afhangt van de fi. ien guur der holligheid. Het komt my waarfchyn. Fig. s lykst voor , dat het overblyfzels zyn van ze- ker Soort van Entrochieten na de verteering

| der

Anthopen 99 23

„3 5 33

{o) Sy/?. Mineralog. Vienn. 177%, Tom. II. Pp. 465,

HI Deer, I. STux,

/

56o VeERSTEENING EN

x, der weekere deelen; * welk,als gezegd is, uit Hoorp- de indrúkzels der Wanden en de fyne verdee- STUE. ling der Plaatjes , derzelver Sáämenhechting enz, je “blykbaar ís. Hier toe geeft aanleiding, de be-

fchouwing van een gedeelte van mynen Hon- garfchen Schroeffteen uit Sevenbergen, in Mig. 3, op Plaat XIL, Hier komen Eûtrochie- ten voor, die nog byna geheel zyn, vullende de holligheid ; ook die half en zodanig ver- teerd zyn, dat alleenlyk een gedeelte van de Spil is overgebleeven : waar uit dan blykt , hoe de Entrochieten în Schroeffteenen veranderen, Aan de tegenzyde zit ’er één in deeze Steen; die van binnen gevuld is met Kwartzige Stof- fe, van Pypachtige figuurs terwyl het uitwen- dige ten deele maar is overgebleeven.

De Heer LiNNauvus geeft aân deeze Petrefakten den bynaam van ZEpitonium, en noemtze Wormfteen met Schyfrondachtige afftandige Middelfehotjes, die door een mide delpunts - Draad verbonden zyn of famens gehecht (24). Zy komen , zegt hy, te Blane kenburg voor, binnen Yzer -Marmer, met ans dere Verfteende Zaaken., Men vindtze ook in % Engelfche Graaffchap Derby, in witâchtig

| graaus

C24 ) Helmintholitbus disfepimentis orbiculetis diftanti- bus, Filo centrali connexis. Sy/?. Nat. XII. Tom. UL, p. 170. Gen. 4f. Sp. 24. Schraubenftein. Hamb. Meraz, IX, Pp 73, & 14, Ps 94: VOG, Min, 236, BAUM, Alin. il. Pe 205

VAN DrERPLANTEN. S6ï ‘praauwe Vuurfteen, en by Bristol; by Kelde- , Xe nich in de Eiffel; by Dahlbenden en Blatten gone in Westphalen; in ’t Hildesheimfe Ampt Stuer- Anthopds veld, voornaamelyk in de Cubachsgroef by 7#% __Rubeland en by Huttenrode if ’t Blankenburg: fche, in bruive Yzerhoudende Steen , welke onze Ridder Marmer noemt, als voorgemeld, _Aanmerkelyk verfchillende zyn zy, naar het rakkige verfchil der Entrochieten , die wel gemeenlyk Entrochiës bngetakt voorkomen, en dan of met gladde en enkelde Infnydingen , hoedanigen ’er WarcH werfcheidene afbeeld: (g ), of met gekartelde en Zaagvormige, of mer gewelfde en Golfach- tige Infnydingen : doch van welken men ook getakte aantreft. Deeze verfchillen , wederom; in figuur, gelyk zyn Ed. op de Plaaten G. II;

II, IV en elders aantoont. Onder dezelven zyn, die men de Roos van Jericho noemt en anderen’, die men naauwlyks van de Madrepoe rieten en Korallieten onderfcheiden kan (%). Sommigen willen zelfs, dat de Stam flegts een Entrochiet zy , met Takken ván Koraal bes groeid, Men vindt ook ‘Takkige , die als ware langs een vlakte kruipen. Somtyds zyn de Takken uitgebreid en van elkander afges zonderd : fomtyds komen daar van alleen de

overs

=S

| (5) Verft. Zaaken, IL D. Supp'ement - Plaat VIL a, Fig: 8, ss: Vil. Cc, Figa z-Sen Vil.d. Fig, 1, 23 3 _(4à Zie Uitgezogte Verhandelingen, Vi. DEEL , Plaat XLIIs

Fig, May 15e | on UL Deer. 1, STUK.

A. Hoorp= STUKe

Anthopos rieten.

Pentakri= nieien.

* Zie

bladz. 541.

s6à VERSTEBNENCHN

overblyfzels, als witiek aan de Entrochiet te voorfchyn. Van alle deeze zyn voorbeel - den door gezegden Hoogleeraar in Plaat ge- bragt (Oe

Ik heb een ftuk van Vifet , anders. Weert genaamd , aan de Maas , tusfchen Maastricht en Luik, afkomftig zynde een wederzyds Tak- kige Entrochiet , een Vinger dik, met Leden van een Stroohalm breed. Van le Maire in Vlaanderen heb ik een Entrochiet in Kalkflets van dergelyke dikte, met veel dunner Leedjes. Een ander dergelyk Stuk, uit de Maas by Er- langen , beftaat uit knobbelige Leedjes, van byna een half Duim dikte; zo dat ’er in dit opzigt ook een groot verfchil plaats heeft in deeze Petrefakten.

Ik gaa nu over tot de PENTAKRINIE: TEN, die bevoorens reeds. befchreeven zyn* Van de genen, die ongetakte Steelen hebben ; is een fraay Exemplaar op Plaat XI, b, in ’% Eerfte Deel van Kronr, geleverd. By DáA- VILA komt ‘er ook één voor en hier wordt

thuis

(GE) Ferft. Zaaken III, Deel , Suppl. Plaat IV, b & Vil, asc, d.

(20) Helmintholithus portentofus. Syff. Nat. XII. Tom. III. Gen. 4t. Sp, zo. Zoöphytolithus Stelle compofite Radiis fecundariis ex eodera trunco numerofis. GESN, Petr. 32, N, 5. Capur Medafz. Hrem. Stutge 1724, Quarto. T, Ie AE, Lips. 1725. p. 376. cum Fig,

_(&) Zoöphytelithi Srelie Marine ctinitz. Stellite criniti. Capita Medufe nennullorum, Syff. Alin. IIe p. 452

VAN DrertAN TEN 563

thuis gebragt het Verfteende Hfedùfa- Hoofd, Ze Van HieMen, waar van LiNNA os een by- aon zondere Soort gemaakt hade (20); noemende. 4nrpopez hetzelve Wormfteen van Draadachtig dun Ko- rieten raal, dat Takkig is , met gebondelde toppen. Die bepaaling ftrekt alleen om hetzelve van de En- krinieten , wier Lelicachtige toppen geflooten Zyn, te onderfcbeiden, GE sNE Rus hadt het getyteld, Dierplantfteen van een fumengeftelde Ster, met menigvuldige zydiakken uit een zelfdé Stam. WarLrRriuvs telt bet onder de Ver- fteeningen van Gehaairde Zee Sterren (k). De Heer W arcu zegt uitdrukkelyk, dat hetzelve tot de Pentakrinieten behoort en bewyst zulks dear door, dat HrEMER zelf gezegd heeft , dat deszelfs Leedjes uit Wyfhotkige Raderfleen- tjes beftonden (Ì).

Dic fchoôhe Stuk, in *t Wurtembergf: by Ombden, niet ver van Bollerbaden , gevonden, is een Leyfteen , van by de vier Voeten lang- te (im), op welke dit zonderlinge Schepzel | jaah legt,

(45 Verft, Zanken ‚It D, MH Stug, bladz. 287. Entreë thi pentagoni + dit zegt ze veel als A:teriën of Sterrefteer: tjes, -

{m) Warci zegt , vier Voeten hoog en meer dan drie Voeten breed. |. Grenkaus bepaalt de langte op 3 Voeten jo Duimen, de breedte op 3% 33”: waar daor men ruiat drie Duimen zou verftaan. Vier Pieten hoog by WircH is. Zeer vreemd. tk weet niet wat ik uit het een andere moet opmaaken, De Verhandeling van HieMER zou misfchien dit kunnen: ophelderen.

Nn 3

Mii, Deer. I, STUK.

X.

364 VERSTEENINGE HN

legt, dat uit veele lange gearticuleerde, en

Hoorp. * welk zeer byzonder is, overdwars door el- +

STUKe

Anthopo-

rieten,

kander gegroeide Steelen beftaat , aan wiet en- den dikke Bordels van zulke gearticuleerde Twygen en zytakken , die byna naar een Bea zem gelyken, zig bevinden, Hier uit blyke nog meer, dat het geenszins een Meduf/a- Hoofd kan zyn. geweest, De vermaarde KeiszLER hadt hetzelve voor vyftig Daalders gekogt en daar mede het Kabinet verrykt van, den Heer Huveo, Lyf-Arts en Hof- Raad van den Ko- ning van Groot Brittannie; zo hy in het Ie Deel van zyne Reizen meldt,

Dat Petrefakt met ronde Takken ,’t welk op Plaat XI, c‚ by KNorR voorkomt, iseen aanmerkelyke twyfeling onderworpen. De Heer Warcu hadt het eerst tot de Pentakrinieten - thuis gebragt ea heeft ’er naderhand® een twee- de Soort van Enkrinieten van gemaakt. De Vederachtige plaatzing der zy- Takjes, in het Stuk, dat ik ‘er van heb, zo wel als in het andere blykbaar ; onderfcheidt het duidelyk van die Zee - Sterren , welken men Medufa-

Hoof.

(a) Zelfs gefchiedt dit nog door BERTRAND ( Dillionn.} die zegt, dat het Gewrichten van Medufa- Hoofden zyn, gelyk de Trochieten, /

(9) De Fig. Lapid. Tiguri 1565. p. 37.

18} Helmintholithus \fidis Afterie. Syff. Nat. XII. Toms IL, Gen. 4i. Sp. 18: Caput Medufe Articulis urrinque Stellâ pentaphylleâ. wout. JZin. 37. Modiolus Stellarus, SCHEUCHZe Helv. 108 Fig. 3e LANG, fig. 67. T. 19, Fig, a. Afteria pens

gaa

VAN DiRRPLANTEN. s65

_ Hoofden tytelt5 piettegenftaande my verzekerd _ X. wordt , dat ’er geheele Tafels van gezien zyn, met een Sterswys’ Lighaam in’t midden:doch ds dat zal mooglyk het bovenfte van den Stam rien. ef de Gewrichtfteen geweest zvn.

Nu komen wy tot de eigentlyke STERRE- Sterreftee- STEENEN, welke door de benaaming Afte- NE iReriën. riën van de Aftröieten , voorgemeld*, onder Ag Pien fcheiden worden. Men noemtze ook Lapides ** Ötellares of Stellarie, en zy zyn van ouds be- kend, doch met de Trochieten, die ook dik- wils een Sterachtige Tekering hebben, vers ward geweest (7). De oude GEsNERUS heeftze' reeds daar van afgezonderd , en voor- gefteld onder den naam van Afterias (o), wel- ken LiNNausaan de Zee. Sterren geeft, be= trekkende deeze onder den naam van Afteria Columnarisstot de Wormfteenen van % Edele Koraal deezes naams (18). Immers dit blyke uit het gene ik voorheen daar van gezegd heb (p). De Ridder verzekerde te regt, dac ket Leedjes vanden Westindifchen Zee. Palm-

boom.

tagona pentaphyllea. Rosin. Stell. 35. T. s. Afteria Coe Jumna angulis acutis f. obtufis, Rirr. Calenb, Fig. q. a & c‚ Bas. Merchwurd Ple 2. Fig. e‚, ScHEUuCHz, Helv, VI, p. 323. Fig, 152. Stella Marina. VOLCE. Sil, I. T. 27. F. 22. Baur. Boll. T. 31. Lap. Judaicus pestagonus angulis obtu(is. WAGN. Jud, 11e Big. 26.

Cp) In *t IT. DeELs XVII. Srum van deeze Nat, Hiflorie , bladze 255 Enzo

Nn 3

UI. Deer. IL, STUKe

566 VERSTEENINGEN

X, boom zyn 3 doch daar van zeggende, dat dee: ol ze Asteriën dikwils voorkomen in het Zand der. Anthopo- Lee- Oeveren, is hy niet minder wonderfpreu- zits. kig, dan wanneer hy een Draadachtige Geftal- te aan dit Pecrefakt geeft. Van de gewoone Sterrefteentjes, die een Bladerig Sterretje met gekartelde randjes hebben , onderfcheidt zyn Ed. anderen , onder dezelven huisvestende , door een Sterretje met Lynregte Straalen „en maakt daar van een byzondere Soort (19).

Op zig zelf zyn het zeer dunne vyfhoekige Steentjes, met de figuur van een Sterretje we derzyds getekend ; doch meestal komen ’er eenigen famengevoegd voor die dan een Cys lindertje maaken van meer of minder langte. Men vindeze fomtyds met Entrochieten in een zelfde Gefteente , of ook los onder maikan- der, maar meest afzonderlyk en zelden mieer dan een Kwartier Duims breed, In *% midden is gemeenlyk een ingedooken Stip, die tot middelpunt ftrekt van een vyfbladerige Bloems. wyze figuur , niet door Lynen maar door dwarfe Streepjes , als een Zoom , bepaald, Doorgaans bedekt deeze Tekening de gantfche Vlakte ; de Blaadjes zyn breeder of fmaller, meestendeels regt, fomtyds krom; ook wel

fpits ,

(rv) Helminsholiehus Midis Srellularis. Syff. Nat. XII. Tome IN, Gen. 4£. Sp. 19, Lapis Judaicus pentagonus angulis acu- tis. WAGN. Jud. ir. Fig. 27.

(5) Van de Sterrefteenen ‚tot Cylindertjes famengevoegd ,

ko

"VAN DrIERPLANTEN. 567

fpits , doch gemeenlyk rond en Knodsachtig X. vaitloopende, Zeldzaam zyn ’er vier in plaats Mei van vyf. Ook komen wel eens vyf ronde uit Anthage: hollingen voor, om het middelpunt. De Vlaksrieten. ten der Leedjes zyn meestal plat, maar fomtyds

ten weinig uitgehold (q).

De Bloemswyze Tekening op de Oppervlak- _ verfchit teis dan een vast Kenmerk der Asteriën , maar , de AE aangezien (ommige Trochieten die ook hebben, bilal moet men het verfchil in aanmerking neemen,

In de Trochieten beflaat dezelve maar een klei- ne ruimte om het middelpunt en de geheele overige Vlakte is Straalig, welk geen plaats heeft in de Sterrefteenen, Dit onderfcheid komt

te pas, dewyl ’er ook ronde Afteriën zyn , voortkomende van den zelfden Zee- Palmboom - of Pentakriniet „welke zo wel ronde als hoekige Leedjes heeft , gelvk door den Heer GUz r- TARD is aangetoond (rr). Î

Hierom is ’t niet te verwonderen, dat men, Fr. XIT, in fommig Gefteente, zo veelerley Afteriën by elkander heeft, gelyk blykt uit het gedeelte van een Spaathigen Yzer-Steen myner Verzame: ling, uit den Gulikker Eiffel, hier in Fig, 4, op Plaat XII, afgebeelds alwaar zig veeler«

ley

komen , behalve de aangehaalde Autlieuren, ook Afbeeldin= _ gen voor op de Knorrifche Supplement-Plaaten : Vik a, Fig. 1rgta: Vil e, Fig. 6,7 en Vil. g, Pig. 3-9 (r) Zie het Vi. Demn der Uitgezogre Verhandelingen , bla'z. 389, PL, XLIL fi Nn 4 WLDerr, 1, STUKe

568 VERSTEENINGEN

% Hoenn STU

dan gieten,

ley Sterrefleenen zo ’t fchynt ook met rrös chieten gemengd vertoonen. Men ziet ’er. veelen met eene Bloemswyze Tekening , van breeder of fmaller Blaadjes, fommigen vyfpun= tig als een Ster, anderen vyfhoekig of vyfkan- tig, eenigen byna of geheel rond en een enkelde. met eene gantfch geftraalde Oppervlakte. Behalve. degenen „diede breedte ongevaar der dikte van een Pennefchaft hebben , komen ‘er veel klzine= re , tot byna als Zandkorrels, in voor, byna als temaal rond zynde. Volgens den Heer GUET= TARD zyn de Leedjes der Takken van 't gedags

‚te Plantdier rond, die van den Stam

& Bladze 357

% welk dan hier mede ftrookt,

Onder de Verfteeningen , welke, nu weinige Jaaren geleeden, by het graaven van de T wik- kelfe „Vaart, boven Zutphen , waar van ik voorr heen’ gefproken heb*, gevonden zyn ; vallen cok van deezen aart. Immers ik vind by: den Wet Eerwaarden Heer A, Buurt , Predikant al- bier, keurig Verzamelaar van zeldzaame Nae turaliën, een grooten Steen,zyn Ed. van daar bezorgd , welke volkomen het aanzien van den gemelden uit den Gulikker Eiffel heeft ; als digt bezaaid leggende met Takken en Leedjes van Eokrinieten of Pentakrinieten. De Kleur echter is bruin , niet geel, en dergelyke Steen

komt

(s) AE. Helvet. Vol. IV. Tab. Vl, (£) Caryophy!li Lapidei, WAGN, Eph, Nat, Curios, Mos gioli Steliati, LuiD,

VAN DriERPLANTEN S69

komt my ook by den Heer W.vAN DERMEv- LEN VOOr. | Behalve het gedagte verfchil, vindt men oo

Afteriën, die Wrattig of Knobbelig en getakt „;

zyn , doch deeze laatften zeer zeldzaam. Door den Heer Horer zyn ’er eenige, uit Swit» zerland , in Plaat gebragt (s). De Afbeeldin- gen van den Heer GurT raap befchouwen-

de, ziet men klaar, hoe alle de zodanigen van

den Stam en Takken des Plantdiers, dac men de Zee- Palmboom noemt, haare afkomft hebben. Het zelfde kan gezegd worden van

eenige andere Verfteeningen, in ’t byzonder

van de Schyphöiden of Bekerfteenen, wat de Enkrinieten aangaat, en misfchien ook van de

Kruidnagelfteenen of Caryophyllieten., dus genaamd, om dat zy nagenoeg de figuur heb-

X%

Hoorp. STUK. k ke

Anthopse elen.

Kruid-

nagel{iee. nen.

ben van een Kruidnagel, Sommigen hebbenze Caryo

zelfs Steenen Kruidnageten, anderen Geftern Kroesjes geheten (#). LIiNN&us maakt ’er een byzondere Soort van , onder de Worm- fteenen (22) en befchryftze dus.

‚De geftalte is als der Kruidnagelen , de 2 kleur wit. Zy zyn eenigermaate T'olrond „, aan den voet geknot , met den beveiizänd „> viegebreid, binnen welken een Zoom is van 25 CEDC

( 2) Helmintholishus ( Carvophyllires ) Midis ? turbinatus Limbo pentagbno quinquedentato. Sy/?, Nat, Xil, Tum, ill, Gen. 41. Sp. 22. Carpoiichus Caryophyllöides, Mus, Tesf, 56. Te 4. Fig. 2.

Na s

UL DxeL, LL STUK

db ph ylliesen.

Sjo VERSTEENINGEN

he > eene vyfdeelige Ster, de Straalen in ’t mid.

stug, 9 den overlangs gefleufd. De rand geeft vyf

_Anthope-s, Tandjes uit , famengehecht door den top

ele, van den Zoom, onder wiens Slippen, tus- s, fchen ieder Tand, twee Gaatjes zyn.”

Hy ftelt derzelver Legplaats in de Zuidely-

ke deelen van Europa , doch men vindtze o-

vervloedigst op den Randberg in Swiczerland,

als ook by Schwerfeld in den Eiffel. Somtyds

zyn zy Klokswys’ uitgezet en hebben ook wel

een Steeltje, dat , afzonderlyk voorkoniènde

en wat krom , den naam van Colútes voert by

LANe ius. Daar vallen ook zeshoekigen van;

gelyk dit alles blykt uit de daar van gegevene

Afbeeldingen (u). Somtyds worden zy Kruide

nagelige Koraalbloemen geheten,

De geftalte deezer Petrefakten heeft zo veel -

overeenkomst met die der voor befchreevere Gewrichtfteenen der Enkrinieten , dat menze niet wel anders-dan voor een Soort derzelven, afkomftig van eene nog onbekende Veríchei- denheid deezer Zee-Schepzelen , kan aanzien : te minder , aangezien op de gedeeltelyk hier voor afgebeelde Steen , uit den Eiffel, ook iets voorkomt , dat naar zulke Kruidnagelfteentjes gelykt (v). Een

(u) Als Bourcuer des Petrif, Tab, XIil. Fig. 72-79. HOrER A€, Helv, IV. Tab. VI. Fig.73 ,74 375. SCHEUCHZe Oryë. Felv, Fig. 1653 1663 167, BAIJER, Ory, Nor. Te 1e Fig. 18e

ee

VAN DiERPLANTEN 871

Een byzondere eigenfchapvan alledeeze Ver- X, fteende Zaaken, de Enkrinieten , Pentakrinie- Hoorp- ten, Trochieten, Entrochieten, Afteriën, enz. (die aa sd ik onder den algemeenen naam van Anthoporieten riezen. begryp ;)is, valgens den geleerden Warcu, dat Zy alcernaal beftaan uit eene fyne glinfterende Kalkfpaath , wier Blaadjes met de zydvlakten een fcherpen hoek maaken, weshalve zy ook; aan ftukken geflagen , meest in fpitfe brokken Ípringen. Men vindtze nogthans op de eene plaats glanziger, harder of broofcher en anders gekleurd , dan op de andere , welk daar uit moet voortkomen , dat de Kalk meer of min „van een Krystallyn Vogt is docrdrongen of ook gemengd met Kleijige of Okerige Stof- fen (9). De natuurlyke zelfftandigheid deezer Dierplanten moet van dien aart zyn , dat dezelve, uit eene Kalkachtige Stoffe deeze Spaath for- meert. Ook komen zy fomtyds Kieshoudende voor. De Matrix is gemeenlyk een Kalkfteen; doch men vindt de Rader- en Sterrefteenen insgelyks in Kleijige Ley{teenen en derzelver afdrukzels in veen

(3) Ver-

(v) Van Trilobieten, die men onder de Trochieten dik. wils vindt, zie ik daar in ook eenige Brokjes der Schaa- len.

(w) Dat kleine Enkrinietje immers , van myne Ver- zameling, voorheen befchieeven, uit den Eifel, ig gantích geel.

HIL Deer, 1, STUK.

572 VERSTEENINGEN

x. (3) Verfteeningen van Zee - Heefders,

Hoorp- STUK. Van die Zee-Gewasfen , welken onze Rid-

ERE: | ap : Hetminsko. der Gorgonie genoemd heeft, gemeenlyk Zere lisbus Gor-HerEsTers genaamd (a), komen ook Verfteee

genes seningen voor. Zeer zeldzaam vindt men ’er

zeerHees onbefchadigde ftukken van , en de meeften zyn “niet zeer duidelyk , and dat men zelden de Soort kan onderfcheiden, Van de Takkige,

dat is die vrye Takken en Twygen hebben, heeft men naauwlyks voorbeelden (y). Even: wel zou men mogen vraagen, of eenigen van die, welken de geleerde Warcu, als van ’t Noorweegfche Steenhout afkomflig , opgeeft, piet wel daar toe te betrekken konden zyn (z)e Dergelyk vindt men in Graaffchap Neuf. chatel in een Kalkachtig Gefteente leggende

en van die natuur. Verfcheide. Stukken, wele ken men voor Wortels heeft aangezien , kun= nen ook daar toe behooren. Het Origineel moet het Zwarte Koraal , zogenaamd, de Gore gonia Antipathes van LiNNeaus, of derges lyk zyn. Die, welke de Heer GueTrTaRrD

op zyne Plaat LV, afbeeldt, met Aftroïeten

gen

(3) Helmintholitbus Zöophytorum Frutescentium. Mibi. Cov ralia Origine Corneâ tenuiora Ramofa, Keratophyta, WALL. Sy. Min. 1. pe 443. (x) Zie het t. DeFrs XVII. STUK , van deeze Nat. Hift, 72. Hoofdft. bl. 294, enz. (y) De cude Gesner heeft zekerlyk alleen het Natuur:

Iyke Zee- Gewas bedoeld met zyne Afbeelding, p‚ 135, a: de,

VAN DIERPLANTEN. $73 gedeelcelyk begroeid , kon wel het Wor: XK 3 _tel-Stuk zyn van zulk een Zee- Heefter a). Hoorns |

„Van die Zee. Heefters, wier Takjes een beni Netswys’ Geweefzel uitmaaken , gemeenlyk nizcen. Zee-Waaijers genaamd , vindt men, zegt WArcH, ile. of enkelde Stukken ‚op Steenen plat leggende; of Afdrukzels op Leyfteen ; of brokken van ‚Stammen of vande Wortelvlakte, Deeze laatften _komenby Wieliczka in Poolen op Steenen voor, Zynde glad en van eene witachtige Kleur. De Stamfítukken kan men naauwlyks , als gezegd is, vande voorgaande Takkige onderfcheiden. Het voorbeeld, dat zyn Ed. van een zodanigerì Boom, zeerfyn op een Saxifchen Mergelfteen , van by Dresden, leggende, uit zyn Kabinet ge- geven heeft, vertoont niets van dat Netachtig Geweefzel , den Zee- Waaijeren eigen , noch Ook van de daar doof loopende Takken, en wordt te regt van den Heer ScHurze, niet tot de Gorgonia Flabellum van LinNaus, maar tot de Wentalina thuis gebragt (b).

Dit Zee- Gewas, naamelyk, ’c welk ik Platte pratte zeez

Zee. Boome

Rd

de Fig. Lapidum, niet het Verfteende , gelyk Watca zig verbeeldde. Werff. Zaaken, 11. D, Il. Sruu, bladz. 220.

(z) Verft. Zaaken. Rl, F Vil, d* Fig, 3, en G.I. âe Fig. 2-7.

(&) Of beiden, dan eeneder Soerten van WALLERIUS hie tae te berrekken zyn , of tot de volgende, doet weinig tet zaake.

(6) Verft. Zaaken, als boven. bladz, 243. Pl, F, VII, b*.

IL Deer, 1. Stuc,

ps Hoofp:

STUKe Gorgs.

Bieten.

Iv.

Helmin-

zholithus Alcyon,

4 VERSTEENINGE ú

Zee. Boom genoemd heb (c) , onderfcheidt zig aanmerkelyk van de Zee- Waaijers, doordier het Takkiger is en Boomachtiger, hoewel ook de Takken door kleine zyd- Takjes Netswyze zvn famengeknoop:. Aangezien dit echter niet altoos plaats heeft en de Takjes fchains op- waards loopen : zon men de gedagte Verftees ping hier thuis brengen kunnen : inzonderheld 4 dewyl men die thans aldaar met duidelyke blyken van overblyfzelen der roode Schors of Korst , welke deezen Zee- Boom natuurlyk bea kleedt „op Mergelachtige Steenen waaïgenomen heeft (d). ip.

(4) Verfteenitigen van Kutkáchtige Zee. Gez

wasferie

Verfteende Ps | Avon Die Zee=Gewasfen , welken LinNmus

onder den algemeenen naam van Arcyos= NIËN begrypt hoe voos van “zelfftandigheid ook zynde; leveren verfcheide Petrefakten uits Misfchien is dit aan den Lederachtigen Rok; waar mede zy omkleed zyn, en die de druk- king aanmerkelyken weerftand biedt, toe te

fehry=

(ec) Nat. Hif. als boven, bladz. 352.

(d) Zie Beytraze fur Natutgefthichte &zc, AÎtenburg. 17745 Pag. 153 * doch waar men, op het gene WALCH {chryft ; niet naauwkeurig fchynt gelet te hebben.

(4) Helmintholithus Zöophytorum Suberoforum. Mibi,

le) Nas. Hik, I. D. XVIIe. STUK , 73. Hoofdft, bled, 369, Enz,

nne

‚vAN DIERPLANTEN, 83

fchryven: Veelen noemenze, wegens de zelf.

frandigheid , Zee - Kurk. Men vindt de Na- H

tuurlyken van veelerley figuur , gelyk ik ze

heb befchreeven (e), doch de Verfteende ko- ziesen:

men dikwils ín andere Geftalte voor en zyn {omtyds moeielyk van de Fungieten te onder- fcheiden.. WaArLLERIUS zelfs betrektze, on. der den naam van Corallo- Fungite , tot eene zelfde Soort (f ).

In de eerfte plaats moeten wy hier acht gec-

Alcyon

Boouis

ven op. de Boomachtige Alcyoniën. Ik gaf voor. “chtis®-

heen de befchryving , met de Afbeelding van een Stuk van zodanig eene Zee: Plant opgee helderd (g). Grooter en volkomener komt zulk een Gewas in de befchryvinge des Kabi= nets van den Sweedfchen Ryksraad, Graaf van TeEssiN, voor {hn). De Bisfchop GuNNE- Rus heeft ook deszelfs Voet, van grootte als eens Menfchen Hoofd, zeer Natuurlyk in Plaat vertoond (í).- Hier van komen fomtyds Vera fteende Brokken voor : ten minfte zodanige Pecrefakten , die men niet anders kan t’huis brengen , dikwils vry groot en dik zynde: want het Gewas zelf is als een geheele Boom, Men betrekt hier ‚toe verfcheidene , welken Vers

(f) Syl. Min. Tom. ll, p. 438.

(2) Nat, Hift. XVIL St. bladze 3740 Pl CEXXII', Pig to

(2) Mus. Tesf. Tab X. (2) Dronth. Gefelfch. Schrift. Vol, IV, Tab. sr.

mi. Det: IL SrTux.

Re Foorp- STUK. Alcyon Wieten,

15 VERSTEENINGEN

Verfbeende Wortels zyn genoemd. geweest door fommigen tot de Madreporen thuis ge- brag: «k). Bryonie - Wortels werden. zy/geheten. Dergetyken zyn in Vrankryk; Engeland ; alsook

„by de Zourwerken in Opper ee ge-

Schaft- fteenen. Priapolie then,

vonden, Maar van die Boomachtige , welke naar eens Menfchen Hand gelyke (U), zyn de Verfteeningen duidelyker. Hier toe, immers, worden die Vingerachtige Uicfteekzels betrok- ken , welke op de Maastrichter Kalkfteenen voorkomen, doch zelden meer dan één. Die de geftalte hebben van Spillen , Stampers of als van Belemnieten , kunnen hier ook gevoeg- lyk thuis gebragt worden, zo de Heer Warcr oordeelde (m). GurtrrTaArD geeft ‘er vore fcheide Afbeeldingen van (xn). | Hier behooren die Verfteeningen ; welken men Priapolithen , dat is Schaftfteenen noemt; waat van eenigen op Plaat F ‚by KNorr, zyn afgebeeld (0). Veeleer, dan dát dezelven brokken van Boomachtige Alcyoniën zyn zovs den, acht ik ze afkomftig van de Derde Soort der Alcyoniën van onzen Ridder, genaamd Honden - Schaft (p). Dezelve immers heeft juist "_(k) Als die afgebeeld zyn op Plaat 1**. én % IL DzEL der Verfleende Zaaken 9 volgens WaLcHs Cias/if, Tabêlie $ vergelyk de befchryving bladz. 456. | (1) Gevincerde Alcyonis Main de Ladie. Nat. Hift, als boven , bladz. 277,

(in) Verfleende Zaaken. TT, D. IT. Srux , bladze 2235 (#) Mem, de V'Acad, R‚ des Se. de 1751.

VAN DiIERPLANTE N. 577

juist dergelyke figuur. Men vindt zodanigen , A2 in verfcheide deelen van Switzerland en elders. En ‘Gelyk ook de Pastoor MeriNgckeE fchryft, ago dat òmftreeks zyoe Plaats , in Graaffchap iet. Mansfeld, » veele Fragmenten voorkomen van ei vermoedelyke Alcyoniën , doch daar van was s> niets, dân de inwendige vulling haarer Sap- S > buizen, overgebleeven. Fen derzelven ge. >) leek naarde holte van een Perfpettief-Hoorn. á 2) rondom bezet met kleine Pypies > waare ie fchynlyk weleer gediend hebbende tot voeding ‘ss van dit Zee - Schepzel (q).” Een ander flag van Petrefakten zyn het, die Vrugtachz tige Alcys men weleer voor Verfleende Vrugten heeft aan- oniën. | gezien, Buiten twyfel is derzelver afkomst van die Alcyoniën, welke de geftalte van Âp= pelen, Vygen en dergelyke Vrugten ; hebben (1). Men kanze geen Vrugtfteenen noemen ; om dat ‘er weezentlyk Verfteende Vrugten zyn. Som- migen hebben eene byna Klootronde figuur; ‘en voeren deswegen den naam väán Alcyoniën: Ballen, die buiten twyfel van den Zee- Oran- je- Appel, van de Zee-Bcurs of Zee- Bal () af. (6) Zie ook BAIJER Orsë. Nore Tab, Ll. Fig. 38. er D'ARGENV. OryElolozie. PL: . Fier, t. (p) Nat. Hi. als boven, biadze 385. Pr, CXXXII Fig. (4j Natarforfeher Xt. Bila. bladz. 138. Cr) Het Alcyonium Aurantium, Cydoniam, Ficus , der Au- theuren:, naamelyk, ís) Alcyonium Lyncurium, Burfa, Cydonium : zie Nâs Hift. 1. D. XVÍl STUKs blade. 404, 407 , 409.

| Oo | « Ki Deer. L STUKe

-

s75 VERSTEENINGEN

afkomflig zyn. Men vindt dergelyke Virtreën ik gen in Switzerland en byzonderlyk in 4 Kan.

„ton van Bafel (t) , als ook by Stargard in ’t

Mecklemburefche. Anderen, Alcyoniën- Bekers genaamd hebben van boven eene ingedrukte holte en dikwils eene Kegelachtige of Trech.. terswyze figuur , zo dat men ze ook wel tot Be Alcyoniën . Zwammen betrekken kan, die van de Fungicten daar door verfchillen , dat zy een Poreus, niet Plaatachtig Geweefzel hebben, In Vrankryk komen veele zodanigen voor , welken de Heer GUETTARD, zeer fraay, in Afbeelding heeft gebragt (yv). Der-

gelyken vallen ook by Maastricht , en die

kleine Knobbeltjes welken men zo veele by

elkander op het Kalkachtig Gefteente aldaar

aantreft , fchynen my hier toe betrekkelyk te

zyn.

Gedazte Autheur , noemt de laatften nog Frechterachtige Fungieten, in zyn voortreffe- Iyk Werk , over verfeheide deelen der Wee- tenfchappen en Konften , waar in hy een me- nigte Afbeeldingen van dergelyke Lighaamen geeft. Inzonderheid is aldaar opmerkelyk het Geflagt , waar aan hy den naam toepast van Caricöiden, daar in die Petrefakten begrypen=

de,

(2) Zie Werft, Zaaken. 11, D. Pl. F. 1. en IL, D. Suppl. Plaat IV. d, Fig, 8

(vw Mem. de P Acad, de 1751, PL, VL, VITs VIIL en in zyn eigen Memoires, Tom, ill, Pl, VIlL

VAN DIERPLANTEN. 579

de , welken hy te vooren Werfteende Vygen _x,

genoemd hadt, en welken men Ficöiden zou Hoorns _ __Kunnen heeten, zo hy aanmerkt , indien die°T&Ee naam piet, al van over lang , aan zekere Plan- Pe it ten gegeven ware.

Dit zyn de zogenaamde Alcyoniën . Vypgen , Vyzschtige die men van het Zee- Gewas deezes naams eavcbiden moet afleiden, hoewel hetzelve niet altoos een zo tegelmaarige geftalte heeft (w). Somtyds

vallen zy wel een Vuist groot ‘en grooter 5 ja menig Stuk heeft de langte van tien Duim en daar boven, zegt Waren. De kleinften zyn ongevaar &ls een kleine Peer of groote Pruim, volgens de aanmerking van den Heer GUETTAR D,diedeeze Lighaamen zeer naauwe keurig heeft befchreeven. Hy geeft op zes Plaaten zeer fchoone Afbeeldingen, van dea ricöidendie men in Vrankryk vinde (x), en daat uit blykt, dat dezelven van zeer verfchillende

e figuur zyn. Een rondachtig Lighaam, dat bo- ven een indrukzel als een Oog heeft, en onder uidloopt in een taamelyk dikken Steel , maake fommigen met de Vygen dermaate overeene komftig, dat menze, by * gemeen , daar voor aanziet. Anderen gelyken meer naar Uijens naar Raaper, naar Peeren ef zelfs naar Appece len, wanneer Zy van Steel ontbloot zyn. In

fome

(w) Zie deeze Nat, Hill, D. XVII, STux „bladz grz.

Cx) Mem. far. diff. parties des Sciences et Artsa Paris 3 770n Quartoe Tom. Ill, Pl, le 6, |

UL Dezer. Ll. Srux.

580 VERSTEENINGEN

X. fommige deelen van Vrankryk zyn-zy gantích rien piet zeldzaam en veelal in Keyfteen veran- Alcyo- derd. ens Ik heb van de Kust van Normandie zoda» Pen nig eene Verfleende Vys,dus genaamd, welke ik in Fig. 5,op Praar XII, vertoon, Des zelve zit in cen dikke Keizelachtige Korst, welke raar dit Lighaam gefatzoeneerd is , en dus een weezentlyke figuur heeft, die naar het Klootrondachtige trekt, De gedaante doet ze in de eerfte opflag aanzien vooreen Vyg; ter- wyl zy zo blykbaare rimpels niet heeft, als de meesten van den Heer Gurrrarp. Het Oog is met eene Keizelachtige Stoffe gevuld. Ik heb ’er anderen van eene Peerachtige fi-, guur , met eenen dikken Steel, van binnen geheel Keyfteen, Gedagte Franfche Heer betrekt tot de Ta- Gebilde ricóiden ook een zeer zonderlinge Verfteening, ne waar van ik een Exemplaar insgelyks uit Nore maendie bekomen heb, dat in Fig. 6 is afge- beeld, Het verfchilt van de zynen alleenlyk daar in, dat het zeven , in plaats van zes, Ribben heeft. Ik zal, om de zeldzaamheid deezes Voorwerps, van zyne zeer geleerde bee fchryving alhier gebruik maaken (y). | „> On-

,

(y) Mem als boven, pag. 414, Enz,

(z) Côtes zegt hy, dat is Ribben: wy zouden liever zezgen Billên , alzo men van de Molenfteenen , met zulke bteede uits fleekzels „zegt , dat zy gebid zyn. lee

p °

VAN DIERPLANTEN. sör

5, Onder de Fungieten en Verlteende Vy- x. ‚… gen, weiken ik in de Vertoogen der Aka- Hoorn. „> demie befchreeven heb, is 'er geen zo zon- “TUE ss derling als deeze Caricöide, Derzelwer fi- en s, guur is eenvoudig 5 zy heeft geen kreuken s>-noch uicranding: wanneer de kanten van één s of twee Beker- of Vaasachtige Fungieten s s met weinig verhevene randen , eenige uit > gulpingen- hebben, zyn die van weinig be- ss lang. De Vygfteen, daar wy hier van ípree= ‚, ken,is verdeeld in zes wel onderfcheidene , »» dikke Ribben (2) , byna egaal van grootte, ss In ’t middelpunt, daar zy famenloopen, be- Vindt zig eene vry aanmerkelyke Höllisheid. 2 Aan de tegenoverzyde is een korte platachti- ss ge Steel. De uitwendige oppervlakte van ss alle deeze Lighaamen is met Sleufjes en kleine Gaatjes: doorzaaid. Het heeft de 3, langte van ‘twee en een half, de breedte s, van vierdhalf Duim (a).

‚‚ De zonderlinge figuur van dit Lighaam s heeft het doen aanzien voor geheel iets an- »» ders dan her is, Ik heb Menfchen gevonden, > die het hielden voor de Kern van een onbee 3, kende Echiniet, Men wilde dat het Gat, 5 in ’t midden van de bovenzyde , de Mond s geweest ware van dit Zeedier, en de Steel

vers

Ca) Het myne is een, Duim, fmalier en heeft geen Steele Oo 3 HL Dear, L. STüxe

Ns Hoorr- STUK.

î Aicyo= Mieten,

582 VERS TEENS KORN

«… veroitzaakt bes het uitloopen der Stoffe uit

de bovenfte Opening, Belonen de Vere fleening.

9, De regelmaatigheid deezer hiehaa: de. », opderfcheide Ribben, de Sleuven, de kleine ‚> Gaatjes op de oppervlakte verfpreid het ‚> Gat in ’t middelpunt, de Steel; dit alles s) te famen heeft my doen denken , dat dit Lig- »‚ haam van het Geflagt der genen is, welken s, men vergeleeken heeft by Vygen;, Peeren, s, Appelen, Kroollen , enz.

‚… Ik gelcof dit nog te meer , alzo ik van deeze Lighaamen gezien heb met vier of-vyf s> Ribben , en.dat in anderen deeze Ribben »‚ meer of min fcheef geboogen waren en min- »> der cuidelyk: % geen. veranderingen van fi- ss guur te kennen geeft , welken geen plaats s zouden moeten hebben, vooral niet wat het getal der Ribben aangaat , indien dit Petre» s, fakt niet dan de Kern ware van een Echinieta > Men zou mogen inbrengen , dater verfchil- s lende Soorten van geribde Echinieten zyn »; kunnen, en dit is, inderdaad , niet onwaar- ss fchynlyk; maar de andere eigenfchappen van ss dit Lighaam brengen hetzeive, buiten twy- ss fel, naby aande Verfteende Vygen of Cari- 9 Cóiden, Het heeft, gelyk deeze Perrefakten , „, de buitepfte Oppervlakte vol kleine Gaatjes : z het heeft dat groote Oog in ’t middelpunt en eer Steels bygevolg is Hin ontwyfelbeaar van

dit Geflagt. è EN Ik

N

VAN DIERPLANETE Ne, 533

3 Ik heb andere Menfchen gevonden, siket U „… vergeleeken byeen Verfteend Been; een Wer- Hoorn: ss velbeen by voorbeeld ; of ei Kop van arjo eenig lang Been. De Gaatjes op de buiten- lime "2 apr oppervlakte en de Sleufjes geeven in de ») eerfte opflag dit denkbeeld ; zelfs de hollig- s heid aan de bovenzyde. Maar dit Been » ZOU. niet van een genoegzaam groot Dier 5 Zyn , om een Ligament te vereifchen „’t welk » Zyne danhechting had in een zo groote holte: Niet meer waarfchynlykheid is 'er myns oor= deels voor , dat het een Wervelbeen zou s) kunnen zyn; alzo het eigentlyk geen doors »> gang heeft: ten ware men wilde voorwenden, ss dat de tusfchenwydten der Ribben holle Kà- ‚„ naalen waren , met een Vlies bekleed, om s‚ dus het Rugge Merg te laaren doorgaan , dat >, alsdan in verfcheide De verdeeld moest js Pyi. > Bekend is *t, dat de Wervelen der Vis- v> fchen het Rugge - Merg niet in ’t midden s laaten doorgaan ; maar tevens weet men , dat ‘9, deeze Wervelbeenders ter wederzyde van ‚‚ hun Lighaam een Gat hebben , waar door ‚s een Stam van dit Merg pasfeert, Dat meer s is, het geen ik voor den Steel deezer Vyg- ‚> fteenen houde, zou dus een Tandswys’ Uit- » fteekzel moeten zyn, welk ingenomen werde »> van een Gat in ’t boven{te gedeelte van een pie ander Wervelbeen; maar alsdan zou dit ron- Oo 4 to de

II, Deer. 1, STUK,

Xe Hoorp-

Alsyen ? wiebene

584 VERSTEENINGEN

de Oog in figuur moeten overeenkomen meg, » den Steel , die doorgaans plat is, en te dik. „om ingenomen te worden van: zulk eene. ' ““holligheid, Men zou zeggen kunnen, dat alle deeze Lighaamen maar eenerley Soort >, van Wervelen zyni, en juist die , welke inde. ‚‚ Dieren alleen het Tandswys’ Uiefteekzel. s heeft: maar dit vergndert in de Dieren niet, s gelyk de Steel van onze Caricöiden: Het is „> wel grooter of kleiner , naar derzelver Ou- „, derdom , maar heeft altoos de, cigene figuur: s> daar de Steel deezer Vygfteenen Kegelvormig ss is of op zyde famengedrukt (h). | «ss Alles fchynt my dan te bewyzen, dat dik » Verfteende Lighaam geen. Been. zy, maar » vanhet Geflagt der Zee- Vygen, „Die hee by ‚> een Vrugt zou willen vergelyken ; had myns 2 oordeels, geen meer reden voor.zyn denk- », beeld. Men heeft ’er misfchien geene , daar z het meer overeenkomst mede hebben zou , » dan met die van eenige Soort van Hurg

s Of

(4) Deeze bewysreden van den Heer GUETTARD verliest eenigermaate haare kragt, om dat myn hier afgebeelde Pee trefakt geen Steel en zelfs aan beide zyden een even groot rond Gat heeft, met Kalkachtige Stoffe gevuld. Her komt nietteinin in figuur dermaate met de zynen, overeen , dat het , van den zelfden oord afkomftig, voor een zodanig Pes trefakt, ’t welk zynen Steel verlooren heeft, en bovendien zeer afgefleeten is, veeleer dan voor een Wervelbeen moet worden aangezien.

(c) Zie het IL. DEELS, Derde STUK, deezer Nat, Hiflos zie, blade: 4470

VAN DxXERPLANTEN 585

js of Rarelboom, welke een Veerkragtige Vrugt x, geeft, die met een flag aan Stukken fpringt Hoorp- (ec): maar de overeenkomst mer de Verfteen- "PU de Vygen is te groot , dan dat ik het zwak- rits pi ke van deeze laatfte vergelyking zou behoe?

» ven aan te toonen (d).

9, Bovendien is dit Petrefakt, reeds, als van

», een Zee- Schepzel afkomftig zynde , erkend.

3 Van hetzelve wordt als van eene Verftee-

2 Ning, die tot hect Geflagt der Fungieten bes

„> hoort, gefproken in de Catalogus van den

„„ Heer Davrira, Dit is het eerfte. Werk,

> zo ik meen , alwaar men gewag „gemaakt

> vindt van deeze raare Petrefakten , die ’er

js genoemd zyn Aleyonie- Fungieten (e). 3 Die door my in Plaat gebragt is, heb ik » bekomen van den Heer Hugon , Groot Vie s, karis van Bayeux. Deez’ hadt ook een drice z hoekigen en een vierhoekigen: zyndede drie.

2 ein byna in Achaat veranderd, en be-

5 kwaam

(d) Een fobere uitvlugt van den;Heer Guerrarn, die op het andere even toepasfelyk zou zyn. Men behoeft maar die Vrugt” met dit Petrefakt te vergelyken , om te zien ‚hoe weinig % een mer het andere {trookt, Ook heeft deeze Vrugt geen Steel, '

(e) Fongites - Alcyons, Câtat, Ree Tom. IIL p. 39, Byzonder is’t, dat men aldaar gefproken vindt van twee zydelings aan elkander gegroeid, en zo digt vereenigd, dat menze voor ééne neemen zou, indien het tegendeel niet bleek, ut den dubvelen Navelen dubbelen Steel. Het zyn dan zekerlyk zodanige Vrugten niet.

Oa s II. Deer. I, Stuk,

Xx. Hoorp- STUL.

„Alc yoe nieten,

586 VERSTEEN INGEN

ss kwaam om een fchoonen glans aan te nee- s men door *t polysten, Naderhand heb ik » er ontvangen van den Heer BACHELET, s> Pastoor te Saint: Himer in Normandie, die s er in de omtrek zyner Parochie gevonden 2 heeft. De genen ; welken hy my zondt > „> hadden-zes-Straalen, gelyk de door my af- s gebeelde ; doch deeze Straalen waren niet > zo wel gevormd noch, zo van elkander af- „, gezonderd: men vondt ‘er drie. vereenigd « > Zy waren byna allen van Jangte en dikte on- „> gelyk. Het Oog is in dezelven gevuld: ss maars ’t gene één deezer. Lighaamen op- ss merkelyk heeft , is, dat men ’er zeer dui- „> delyk de Vezels in waarneemt , die eindi- s) gen aan den omtrek van het Oog ; een ei-

„» genfchap. welke deeze Lighaamen nog al ‚> nader brengt aan de Caricöiden; welke op „‚ de zelfde plaats dergelyke Vezels hebben ; s, gelyk ik in myn Vertoog over deeze Ver- ‚‚ fteeningen , als ook in dit Werk , heb aan- gemerkt (f)-”

Dus breedvoerig befchryft de Heer Gbë Te TARD deeze Petrefakten , waar van men by Waren noch WALLERIUSs myns wee. tens, eenig gewag vinde. De laatfte maakt

flegts

(f)'t Gedsgte Vertoog ftaat in de Mem, de PAcad, de

25 si, bevoorens aangehaald.

(z) Caryophylius Marinus fesfilis, WALL. Sy. Alim IL pe 439.

ad

vAN DrIERPLANTEN,. 5837

flegts van de Vygfteenen een Artikel onder Í zyne Koraal-Fungieten , geevende daar een Hoorp- „Kegelvormige of Klootronde figuur aan , van TUE. “gedaante als Vygen of Peeren , zonder het „4 voornaamfte in aanmerking te neemen , die hol.

ligheid van boven, naamelyk , welke men het

Oog noemt in gedagte Vrugten, en waar door

ook deeze Petrefakten , meestendeels, van de Fungieten onderfcheiden worden. SCHEUCH.

ZER, zegt hy, heeftze Gegraven sive

nagei getyteld (2).

De Heer Warcu heeft tot de Bonhisehd Worm- ge Alcyoniën dat raare Petrefakt betrokken GN rants an waar van ik in Fig. 2, op myne Derde Plaat, de Afbeelding gegeven en dat ik in ’c Hoofdftuk der Wormen befchreeven heb*, De Worm. * niadze achtigheid van hetzelve billykt de gedagte *97>*5 plaatzing , te meer, alzo het van anderen voor jets anders is- aangezien. Eenigen hebben de vergaarde Wormbuisjes , verfteend , Wormache tige Alcyonie geheten (ú).- Zy zyn afkomttig van ’t Alcyonium Milefium van ÍMPERATUS, die ’t zelve de derde Alcyonie van Drosco- RIDES agt te zyn, Jk heb daar van verkalka te Exemplaaren.

(5)

= (5) Clasfifieations= Tatelle p. 21

(iy Alcyonium Vermiculare. WALI, suf. Min. U. p. 471. Halcyonium Milefium, IMPERATI, Ef, Nat. p. 835 pe 639. Miihi. we We

MI. Deer, IL, STUK,

Hoorp. STUK.

533 VERSTEENINGEN (5) Verfteeningen van Sponfen,

Dat ’er in de Sponfen dikwils Steentjes voor=

_Helmin- komen, die men Spons- Steenen noemt, heb ik

zholithus Spongites.

bevoorens omftandig opgemerkt, toen ik de

Verlteends Winkelfpons befchreef (k). Deeze Steentjes ;

Spons.

echter behooren tot de zelfftandigheid van de Spons niet, maar zyn een vreemde Samen- groeijing in dezelve, Het Geftel fchync tot Verfteening “niet zeer bekwaam en men vinde ook veel;minder Pertrefakten;.die daar van af» komftig fchynen, dan van Alcyoniën. By Nord- lingen , Giengen, en dáaromftreeks in Swaben,

evenwel, komen zekere Steenen voor, die naar

de Winkel. Sponfen zeer gelyken. Het Gefteen- te is Zandachtig en vast wan zelfftandigheid , met duidelyke blyken van-de ‘Natuurlyke O- peningen der Sponfen, Daar zyn’ zogenaam- de Steenen Moriljes in Frankenland gevonden, welke van de ‘Yralie-Spons afkomftig zouden kunnen zyn (l). Mooglyk- behooren ook {om mige anderen , die, men: voor Fungieten houdt; tot deeze Soort. Of dat Petrefakt , ’c welk LiNN&us uit het Kabinet van den Ryks-

| | Raad

Cs) Helmintholitkas Spongiarum. Mit.

(2) Nat, Hift. 1. D. KXVIl. STUK , bladz. 450.

(/) Zie BoUrg. Perrif. Tab, Il. „Fig. 14e Merkw. "van Bafei. Pl, XIV. Fig,‚9. & vergelyk-GUETTARD Mers, Pl, VI. Fig. 4,5. WALLER. ps 440, Sp. C.

Co) Helmintholithus Ramofus angulatus imbricatus poros

fus,-

VAN DIERFLANTEN. 539

; | % Raad, Graaf van Tessin ,voorftelt onder den, &-

naam van Spongdies (m) , hier thuis te brengen srux. zy, kan men uit deszelfs befchryving oordee-. Spongièe len, his

„> Een Steen, doorgaans een Voet laùg ‚met

5, Takken naauwlyks een Vinger dik, die ge= » gaffeld of famengefteld zyn, hoekig, wit, „> bekleed met digt aangegrocide, regtopftaan- s> de, Eyrond-Lancetvormige , gekielde Schub- 5, ben. De Takken zyn met hunne toppen, »> gelykerwys de Spons , doorgaans Netswyzs vereenigd. Als men dezelven breekt , open= „> baaren zig overlangfe Gaatjes, die ongelyk zyn, als in de Planten , op welker maniet het fchynt te groeijen. Tot de Madrepo- 9, ren kan men het niet betrekken , om dat het „, geen Sterretjes heeft, noch tot de Mille ‚‚ Poren ; dewyl het niet doorboord is. De » gedaante komt veeleer overeen met een Ver- fteende Spons (n).”

De Heer WarcuH heeft uit het Kabinet van den Ryks. Hofraad Scum m1 per in Plaat gebragt een zwarten Leyfteen van Eisleben, waar op zig kaa indrukzel van de Rivier-Spons

Zeer

fus. Syf?. Nat. XII. Tom. IIÌ Gen. 4r. Sp. Corallinum Ramofum 8e, Mus. Tesf. p, 118. Ne 8. T. XL Fig. 2.

(x) Hier voor hebben wy opgemerkt, dar de Tabipoe rieten fomtyds voor Veriteende Sponfen worden aanges zien,

EIL, DEEL. 1, STUK.

Xx. Hoorp- STUKe

VIe Helmin= tholithus Fluftra, Efcharice tere

598 VERSTEENINGEN

zeer duidelyk , met eenen wicht vefe toont (0).

(6) Verfteeningen van Korstachtige Zee- Gê» wasfen.

In het Geflagt der Korstgewasfen , welken de Heer W a ren altemaal, wegens het Netse wys’ Geweefzel , Reteporieten noemt , komen ‘er voor van bepaalde geftalte, de Bladerigen 3 naamelyk , welken ik voorheen tot de Millce porieten heb t'huis gebragt en aldaar befchreee ven *, Die van eene onbepaalde geftalte zyn, behooren tot de eigentlyke Korstgewasfen , en worden deswegen E/charieten geheten. Van deeze zal ik hier fpreeken.

Tweederley komt dezelve onder de Verfteene de Zaaken voor. De eene vindt men als een- bekleedzel van Lywaat, met gelyke zeer fyne Gaatjes, op veelerley anderen Petrefakten. Dit js zeer wel te begrypen , dewyl zy de Natuur- Iyke Zee- Gewasfen dikwils op dergelyke ma- nier bekleedt, gelyk ik verhaald heb (p). Som. tyds vindt menze ook afzonderlyk , gelyk ik

ftuk-

(0) Spongia Fluviatilis LiNN. Zie Verf, Zaaken. UIL. De bladz. 113. Plaat Q. Fig. 3.

(6) Helmintholitbus Zoöphytorum Crustaceorum. likt, Coralla inftar Corticis vel Crufte extenfa, tenuia, punêtas. ta aut perforata. WALL. Sy/l. Jin. li. p. 433.

(p) Fluftra Membranacea et Lineata. Nat. Hil. Ie De XVIL STUK, bladz, #32, 4830

VAN DtERPLANTEN., 59I

ftukjes bezit op Kalkfteen van Maastricht, _ Xe „GESNERUS noemt dezelve, Wliesachtige vlak- ke Milleporiet , die naar Linnen gelykt. De an _pysa. dere heeft groote Gaten , of rond of hoekig fiet of regelmaatig of onregelmaatig geplaatst. Deeze , die zeldzaamer is , fchynt van de E- fchara Lutofa van den Heer Parr as afkome ftig te zyn. Men heeftze in ’t Land omftreeks Bafel gevonden (q).

(7) Verfteeningen van Koraalmosfen. VII. Helminthos lithus Co=

Onder deezen naam begryp ik alle de drie gen

Geflagten , welken LiNNneaus Tubularia, Coe nieren.

rallina en Sertularia getyteld heeft, gelyk zy pgr „ook dus door my te boek gefteld zyn. Niet dac ik de onderfcheiding van den Ridder , door my gevolgd (r), thans wraaken zoude; maar deeze Dierplanten komen zo zeldzaam onder de Verfteeningen voor , dat de beroemde Waren byna aan derzelver beftaanlykheid in °t Steene ryk twyfelde, Buiten BERTRAND, zeid hy, hadt nog niemand gewag gemaakt van Zer-

fleende Korallynen , en zelf hadt hy ze, met | Zee

(4) Zie Verfleende Zanken II. De Pl. F‚ Vils (7) Helminthotithus Coraltinarum, Miki, Corallinites, Gus

EITARD, Mem Tom, il, p. 233. {r) Natuurlyke Hiflorie I. D. XVIE, STUK, Hoofdf. 76, 27, 78, ven p. 484» tot het end,

MI. Deer. 1. STUKe

592 VERSTEENEINGEN

“x, zekerheid, niet gezien. Zo zy voorkwameft ; Hoorp- dagt hy , moest het op Leyfteenen zyn (s): STUX. Naderhand; echter, erkent hy zelfs de Sertus Ei? lariën onder de Maasrrichter Verfteeningen en

geeft de Afbeelding van Korallynen op een Ge- fteente van. Prattelen (f). Op een geelachtigen Zandfteen uiet den Eiffel; die, behalve veele

Trochieten en Afteriën;, ook ftukken van Frie fobieten bevat, legt by my het Takje; in Fig. >. eenmaal vergroot afgebeeld, Spaathachtig , * welk waarfchynlyk tot het een of andere Koraalmos behoort.

De Heer GuErTTARD heeft, zo WarcH te regt aanmerkte ; alle dergelyke Verfteenin= gen begreepen onder den naam ván KoraAre: LINIETEN , welken dezelve tevens erkent

, zeldzaam te zyn, Van te meer belang acht ik derhalve de laatere Waarneemingen van een Man, die zig inzonderheid in dit gedeelte van de Natuurlyke Hiftorie reeds veel achting hecft verworvene

De Heer MerrtNecke, Pâstoor te. Ober: wiederftedt in Graaffehap Mansfeld, naas melyk, heeft van de Verfteeningen van Kò- rallynen , daaromftreeks , verfcheidene in de Vuurfteeren , welken ’er los op de Velden legs gende voorkomen; ontdekt (y). Veelen, zeet hy, vallen op fraande voet in % Oog: ande.

ren.

(:) Verft, Zaaken, 11, D. LL. Stur „bladz. 218,

(2) Verft. Zaaken, lll, D, Pi. VL £, Fig. 2. bladz. 194à

(v) Natsrforfcher XI, STUR , bladt, 128, enz,

VAN DaiERPLANETEN. 593

ren openbaaren zig, wanneer men den Steen, aan ftukken flaat, Somtydsleggen zy enkeld, dn ú fomwylen hoopswyze op elkander. Meesten- zr. deels zyn verfcheide Soortenondereen gemengd, »ietene De meeften zyn zo fyn , dat menze met het bloote Oog niet genoegzaam duidelyk kan na-

gaan , doch wel met een Vergrootglas. Zy komen , bekent hy, wel niet volmaakt met de- Natuurlyken , door den Heer ErLLis gevon-

den en afgebeeld , overeen ; maar men kanze

daar mede eenigermaate vergelyken.

Zyn Ed. begint met de Opuntia, een Soort Aen

van Korallyn, door LiNN&us bepaald als Opsnzia. een Koraalmos , dat in drieën verdeeld ís, be» ftaande uit platte Niervormige Lcedjes (w). Het behoort tot de Westindifche Dierplanten. Tweemaal hadt hy hetzelve, zeer duidelyk en hard verfteend, op een Vuurfteen aangetroffen. Het waren korte Steeltjes , met een foort van Hoedjes gedekt , in fcheeve Lynen, onder en boven elkander, gerangeerd. Hy kon ’er on- gevaar twee-en negentig van tellen ; zynde jeder Leedje omtrent een halve Linie hoog, Het geheel lag op de buitenzyde vaneen wits “ten wat geelachtigen Vuurfteen, en was in leinte en plaatzing der Leedjes meest van het gewoone rondledig Koraalmos verfchilten- de. id

| Een

(w) Corallina Opuntia. Zie deeze Nat, Hiff, TJ, D, XVII STUK bladz. 507,

Pp

Ii Deer. 1, STUKe

, ES

Zake Boorp. STUK.

Korallis gieten.

rd

594 VERSTEENINGEN

Een tweede Soort van deeze Opuntia; by hem insgelyks op Vuurfteenen en wel veel overvloediger te vinden , hadt met de eerfte een groote overeenkomst, en fcheen ‘er flegts ecne Verfcheidenheid van te zyn. Zy geleek naar Kegelvormige Mutsjes , even als de Boom- Moriljes, die men Spitsmorcheln in Duitschland noemt, zittende digt aan en over elkander , bvna zonder Steeltjes, Deeze waren langer dan de voorigen, ftaande ook gemeenlyk in fchee« ve Lynen, en by kon dikwils honderd Leedjes nevens elkander tellen. Veel geleeken zy naar het Zee-Kelkje van den Heer Err Is; doch

ín lang zo groot niet zynde , meer leggende

dan ftaande, veelen aan elkander en geen Dek. zeltje hebbende , kon hy dezelven niet daar voor houden (x).

De derde Soort van Opuntia ín grove door- geflagene Vuurfteenen doch niet zeer dikwils, gevonden , zweemde zeer naar geborduurd Werk. De Bekertjes of Paddeftoeltjes, wat het ook: were, lagen niet geheel digt aan el- Kander, maar een ieder was boven, onder en op zyde, door kleine , zeer korte, ronde Steel: tjes, met de anderen verbonden, Dus maak. ten zy een uitgebreid Net uit, los van het

Ge.

(x) Deeze ZeeeKelkjes vindt men in de Nat. Hifi, der Koraalen van dien Heer, Pl. XXX, ce Dezelven gelyken een:gszins noar dat Zee Gewasje van wylen den Heer La T. GaoNuvius. Uitgez. Verband, lk, DEEL, Pl Xlit,

DER DAERPLAN ERN. sos

Gefteente , maar op kleine Kolommstjes rus- X. tende, die als de Steeltjes fcheenen te zyn van Hoorp: de Bekertjes en alles was zo fyn, dat men het A niet dan met een Vergrootglas kon onderfehei- delen. den.

Voorts vondt hy eene andere Verfteening, Pyrgewase beftaande uit een, weinig boven den Sieen ver. heven, boven rond en eene Linie breed Blad, dat op zyne Oppervlakte louter fcheef geplaat- fte Ruiten heeft. Hier van kwamen hem flegts epkele Bladen of Leden voors, naast overeen- komende met het-Bug'e - Coralline van Er us, welk onze Ridder gearticuleerd Pypgewas noemt (9). Het behoort tot de Koraalmosfen , en gelykt in geftalte veel naar. de, van Érr rs afzebeel. de op zyne Pl. XXIV, in Fig, H. 1 , hoewel een andere Soort door ’t Mikroskoop vertoond,

Men zou ze , immer zo wel als de voorgaande, tot de Opuntiaas kunnen betrekken.

Van ’t gewoone Koraal- Mos der Apotheee Koráats ken (2) waren „in de aldaar leggende Rans Se fteenen , de voorbeelden niet ongewoon. Het werfchilde daar van alleenlyk , dat niet de gydeakjes uit verfcheide plaatfen , als overhoeks, maar by elkander uit ééne plaats, ten minfte tef

| (y) Tubularia Fitulofà. Zie Nat. HÌf. 1. D. XVIL STUK;

bladze 489. (2) Corâllina Officina'is, Nar, Ilf, 1, D. XVII, STUR,

bladz. sog.

108 DEEL, STUK»

5eó VERSTEENINGEN

X, tegenover elkander , voortkwamen ; bykans gelyk Foorp. een Palmbooms-Twygin ’t klein. Dat zy uis aaa Leedjes beftonden , toonde het Mikroskoop, ieten. Maar het zo duidelyke uicftek van ieder Leed-

je, dat men in de Natuurlyken waarneemt, was door de Verfteening onkenbaar geworden , en misfchien zal het ook eene Verfcheidenheid van ’t gezegde zyn.

Korallyn. Tot deeze-Korallynen (zegt hy ,) behoort ‚, buiten twyfel nog eene andere hier voorko» », mende Verlteening. Zy is klein maar aartig 5) te befchouwen, Even als of uit eene half ‚, opene of cok geflootene Tulip eene andere, „, en daar uit wederom anderen , allengs. ver- 2, kleinende, in de hoogte waren opgegroeid; s> vertoont zig dezelve, Deeze Leedjes, waar s, van ik tot tien of twaalf boven elkander tel 3, len kan, zyn meer Kogeltrond dan langwere ‚, pig. De volkomenfte zyn door Infnydingen 9 als in Blaadjes werdeeld , welke boven een > weinig uitwyken , met een ftomp puntjes Zelfs in de vorm, daar zy gelegen hebben, sis die geftalke duidelyk zigtbaar. Het gee s, heele Lighaam is verder met zeer kleine, zelfs, dac te verwonderen is „ook verfteende s, puntjes, als kleine Haairtjes, bezet, Daar ‚het door de Lugt geleeden heeft, zyn de Kogeltjes van Sleufjes ontbloot, hebben een

s, Íchoo=

Ca) Sertularia Antennina, Nae, Hil, 1, D, XVIls STUK, bladz, $53e ELIS, Tab, 1Âe

ee

VAN Dir ERPLANTEN. 597

‚‚ fchoone Kleur als Yvoor, en vertoonen zig %. |

s, âls aan elkander gereegene Kraalen.”” Het Hoorp:

kwam hem zeer overeenkomftig voor, met het an ä.

Spriet- Korallyn van den Heer LinNmus(a). niezen, Voorts vondt hy nog verfcheidene, ten dee-

le Druivenvormige , ten deele Bloemachtige

Leedjes- Korallynen 5 inzonderheid zodanigen ,

wier Leedjes Rolrondachtig , in ’t midden dik-

ker waren, als een Tonnetje 5 doch deeze of

te onduidelyk of niet tot eenige bekende Soort

t'huis te brengen zynde, ftapte hy over. Dat

‘er van het Gehoornde en gebaarde Koraalmos ,

Diet ver van Praag in Boheme, op zwarten ,

als ook by Brendola in ’t Venetiaanfch Ge-

bied, op witten Kalkfteen voorkome, vind ik

aangetekend (b). Veelen der Dendrieten en

Graptolithen, die allerley Soort van Boom- en Boschachtig Mos op ’t Gefteente voorftellen , gelyken zodanig naar Korallynen, dat men zig ligtelyk daar in vergisfen zou kunnen: terwyl

_ het loutere Natuurfpeelingen zyn of Takfchie-

tingen van eenig Zourig Metallyn Vogt, gelyk de nabootzing door Konst aantoont.

(8) Verfteeningen van zig Deweegende Plant-_ vur.

elmintho 5 dieren. lithas Pans

natule,

Ver-} Verfteen de Zee =Pen- nele

(6) GMELIN Netar - Syflem, IV. p. 125. (8d Flelminthoiithus Zöopkytorum fe moventium, Jihi,

Pp 3

UI. DEEL, 1 STUK,

we

598 VERSTEENINGEN

KS Verfteeningen van de Polypen der Zoete Lions Wateren , Diertjes zoklein , dat menze naauwe Pennatu- lyks zien, en zo teder, id menze niet vatten nieten. kan (c), zou niemand verwagten. Roser,

niettemin die groote befchryver der Infekten, heeft Papenheimfche Leyfteenen ter baan ge- bragt, gemeenlyk Spinnenfteenen genaamd, op welken zig Verfteende Armpolypen bevinden zouden (d). Het is mys zo uiet de befchou- wing zyner Afbeeldingen als uit een Exeme plaar daar van, % welk ik bezit, blykbaar, dat het Zee. Sterretjes zyn; gelyk ik bevoorens heb = * Bladz, Opgemerkt.*

305. Van de Zee- Pennen is meer zekerheid (E)e Men zou ze by Maastricht , in * Waldekfe , als ook op den Baldus- Berg , by Verona, Italie , vinden, In de voorgedagte. Lyst der Maastrichtfe Verfteeningen , komen twee E- xemplaaren voor, van Zee- Pennen , in het Gefteente leggende, met Alcyoniën. Haare Hoogheid, de Princesfe van Wa rpercxK, hadt in haar Kabinet een Fragment van een gee vederde Zee-Pen , verfteend (f). De Hof: raad HEYDENRErCH bezat een Exemplaat daar van hem door den grooten Verzamelaar

van Narain, den Geneeskundigen Heer Hor-

(c) Zie het l. DErrs XVill. STUK » deezer Nat, His _ gorie, aan ’t begin.

(4) In zvn ïnfekten- Werk, 1ÌL DEEL. Tab. XG.

(e) Zie derzelver befchryving in t 81 Hofdftuk vn

t Bee

1

VAN DrIERPLANTEN, 599

HorMaNN ‚te Maastricht , toegefchikt. In x, zekere Brief wordt ten dien opzigte het vol. Hoorn: gende gemeld (g ). er „> De Pennatula is by ons zelf eene groote Pe 9) zeldzaamheid. Ik bezit flegts een geheel ss Exemplaar en een Fragment , * welk tot verklaaring van het eerfte, ratione flriarum ‚> Penniformium , dient, Geen onzer Liefheb- ‚, beren heeft een ander , dan de mynen, ge- ‘9 Zien , en dat Exemplaar, *t welk ik aan > Kabinet van den Prince van ORANGE toege „, fchikt heb , en groote verplichting baarde, is niet zo goed als dat, ’t welk Gy beko- men hebt. Valt door den tyd, by een ge. lukkig toeval, een beter voor , dan wil ik ‚> het gaarn voor UEd, opraapen” Van Lintwormen weet ik niet, dat men tot nog toe Verfteeningen waargenomen heeft, en van die kleine Schepzelties , waar aan ik den tvtel van Wardiertjes heb gegeven (h) of der- gelyken , zal iemand, die wel by ’t hoofd is, niet ligt dezelven zoeken, Des hier de be- fchryving der Verfteeningen van Dieren-

Ryk beflooten wordt. de

gezegde XVIII STUK, bladz. tro, en de Afbeelding Plaat CAL!; als ook WALcu Verft. Zaaken, lil. D, bladz, 190, (fj) BEurRAND Ditt, des Fosf. II. p. daë. (2) Beytrage fur Naturgefchiehte. Altenh. 1774. PD. 16te (4) in °t Gedagte XVIIL, Srux, laaste Hoofdtuk.

IL Deer. 1, STuKs

de

55e VERSTEENINGEN

In ’t volgende STuK zullen wy de Ver.

Hoorp- fteeningen der PLAxKTGEWASSEN , Hou-

STUKe

ten Bladen, Vrugten , als vok vervilgens de Natuurfpeelingen , als Dendrieten , Stede- fteenen , enz. de Stalaëtieten of Drupfítee- nen; de Tuffteenen , Overkorftingen enze befchouwen ; vervolgende dan met de Aarden, Steenen enz. op den voet der Syftematifche Verdeeling, welke hier voor, bladz. 130, is op= gegeven. |

A A

De PLAATEN moeten dus ingevoegd worden.

Praar LL. tegenover Bladz. 203. mm, ae a 047. oe ee 695! reren Al hen men Vo smet eee IIe wrs meta ggn mm Vil, me en 4430 mm me VIN, en en a 45e mm [A mn ee 419 mm Km A TETN, XL. omne sn nt men SIS.